/0
VROEGSTE TIJDEIV TOT OP IIEI)Ei\,
door
VAN HET JAAR 900 TOT 1581 NA CHRISTUS.
t m
MET PLATEN, KAARTEN EN PORTRETTEN.
TE AMSTERDAM, BIJ
J. F. ISCIILKIJKR.
1849.
^•ί,τηι^ιΰ· · y
Λ Ί' Ι'^Τ
i\i ajviui
Δ β
viir
η
yj) ƒ ƒ
•—-χ-'"
r . rv'V ï
..■..'.'.■/· ..;( .! J'Ji, .Λ lij , ί· jj jjh i'JU ι· ύ J; ΐ·
BI.46i ·
AW^'^r^HJMMJpi/
ïQ 5 1:
-iJ .
■χ/-'J-V.· ■χ-·«·--:;,.;'·:, j, '■
-ocr page 3-■ ''M
:λ·Γ
τ
VA?< DR
VEREENlCxING VAN AL DE NEDERLANDEN ONDER KEIZER KAREL V,
ÏOT 01>
DE AFZWERING VAN FILIPS II.
1.."
-ocr page 4-•Ψ J1 .^yiupj rnmmmmm
; " ν** .
mi
α' f
tr- γ.
Φ·'' '.
I >
-ocr page 5-van de
VEREENIGING VAN AL DE NEDERLANDEN ONDER
KEIZER KAREL V,
tot op
DEN AFSTAND VAN DIEN VORST ALS HEER DER NEDERLANDEN.
K.AREL· V was in den veldtogl legen de Franschen maar len deele geslaagd (1). 1543_
In den winter raaakle hij zich gereed , hen met groeier magt Ie bestrijden, en trachtte ^^^^
zich lot dat einde door bondgenooten ie sterken. Overeenkomstig het verdrag van
Fenlo met Hertog willem , om zoodra mogelijk een onderling verbond van verdedi-
ging en bescherming te bewerken, werd dit door de wederzijdsche gezanten Brus- 2 v.
sei gesloten, hetwelk de beide Vorsten en de Staten van Braland, en
Gelre bekrachtigden (2). Op den grooten Rijksdag te Spiers troffen de Keizerlijke 1544
gemagtigden met de zaakgelastigden van ghristiaaw III, Koning van Denemarken,
en der Hertogen van Sleeswijk-Holstein een wederkeerig hulpverbond , waarbg de stad
«
Amsterdam, de drie groote steden van Overijssel, en de stad Groningen in al de
voorregten, haar door de vorige Deensche Koningen verleend , uitdrukkelijk >verden 23 τ.
^^ bevestigd (3). In dit verdrag was ook de Koning van Zweden begrepen , mits hij
zich binnen zes maanden verklaarde, en de Koning van Engeland^ wien de Keizer
bewoog, om gezamenlijk met een heir van vijftig duizend man in Frankrijk te vallen.
i
f
(l) Alg. Gesch. d. Faderl D. IL St. UI, bl. 651.
y (2) Groot Placaatb, D. IV. bl. 31—35.
(3) DiMorti, Corps Diplom. T. IV. P. IL p. 274-277.
-ocr page 6-2364 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1543—Hierloe besloot heisdrik VIII Ie gereeder, omdat hij op frahs I verbitterd was,
1555
welke het huwelijk van zijn zoon en de jeugdige Schotsche Koningin mabia , reeds
met het bewind van Schotland gesloten, omver geworpen en Engeland in een krijg
met dat rijk gewikkeld had (1). Het is opmerkelijk, dat de naauwe verbindtenis van
FRANS I met de Turken als beweegreden wordt opgegeven , waarom de drie Vorsten de
zijde van Frankrijk verlieten. Het behoeft wel geen betoog, dat staatkunde en eigen-
belang ook hier de hoofdrol speelden; Hertog Willem werd aangespoord door de vrees
voor het verlies zijner staten, iierrdrik, VIII uit zucht om zich te wreken, en chris-
tiaaiv III, dewijl hy niet zoo veel voordeel van Frankrijk trok, als'hy zich had voor-
gesteld , en zelfs groot nadeel in zijne lollen leed door het sluiten van de Sond voor de
Nederlandsche schepen; daarenboven leverde het aangaan van een verdrag met den
Keizer een stilzwygend bewijs op , dat karel V hem voor Koning erkende , ofschoon
deze hem nog geen hoogeren titel toestond dan dien van : verkozen Koning in Dene-
marken, en dus het regt van zijnen zwager in het midden scheen te laten. Hoe
weinig, of veeleer in het geheel niet, de belangen van de godsdienst in aanmerking
kwamen, blijkt, daar de Keizer al zijn ijver voor het Roomsch-Katholyke geloof vergat,
loen hij den Protestantschen Vorsten in Duitschland vrije uitoefening van godsdienst
veroorloofde, om hunnen onderstand legen Frankrijk Ie verwerven. Hierdoor wer-
den hem voor den tijd van zes maanden op kosten des Rijks, twintig duizend man
voetvolk en vier duizend ruiters toegestaan (2).
De vrede met Denemarken verwekte algemeen vreugde in de 'Nederlanden , bo-
venal in Holland en Zeeland (3), De i^o/ii/, sinds twee jaren gesloten, werd geopend,
en de allerbelangrijkste handel op de Ooii^^ee herbloeide, te gewenschter, dewijl
de granen tot een buitengewoon hoogen prys gestegen waren (4). Daartegen had
's Keizers verbond met Hendrik VIII de Nederlanders in moeijelijkheden met de Schot-
ten gewikkeld, waardoor men elkander wederzijds een tijd lang op zee alle mogelijke
nadeel toebragt (5). Middelerwyl waren door de Landvoogdes, lot voortzetting van
den Franschen oorlog, zesmaal honderd duizend gulden van JBraband geëischt,
van welke zy echter, na vele onderhandelingen, alleen een derde gedeelte ont-
(1) robertson, IllSt. of charles V. B. YII, p. 584.
(2) sleidakus, Coniment. Lib. XV. p. 435—448. robeutson, Hist. of charles V, li. VII, p.
583, 584.
(3) reigersbergen, Chfon. V. Zeel. D. II, bl. 477, 478. veliüs, Chron. v. Hoorn. bl. 258.
(4) GOÜTUOEVEN, Chron. v. Holl. bl. 615.
(5) REIGERSBERGEN, Chron, V. Zeel. D. II, bl. 476, 477.
Μ
y
1
[ii
pi
DES VADERLANDS. 2365
Ting (1). Even schoorvoelend bewilligden de Stalen van Holland ^ welken zij honderd 1543—
1555
en acht en negentig duizend gulden afvorderde, in eene bede van honderd en vyflig
duizend gulden (2).
De Keizer verscheen, zoo als gewoonlijk, laat in het veld, maar had nimmer een
talrijker en beier geoefend heir tegen de Franschen aangevoerd dan thans. Het be-
stond uit bijna vijftig duizend man, en de voorhoede, onder Graaf willem van Fur-'
stenherg had Luxemburg hernomen , vóór karel zelf er zich met het hoofdleger
bijvoegde en in Champagne rukte. Hij had zich meester gemaakt van Commerci
en Ligni en belegerde St, Disier^ toen Hendrik VIII met eene krggsmagl landde.
Men was overeengekomen, met do vereenigde strijdkrachten regelregt naar Parijs te
trekken. Naijver en wantrouwen verijdelden dit plan. Hendrik sloeg zich voor Bou^
logne neder en gelastte den Hertog van Norfolk , het beleg van Montreuil voort te
zetten , hetwelk vóór zyne komst door Keizerlijke en Engelsche benden geopend was
geworden. Do Keizer verloor zes weken voor St. Disier ^ toen de dappere bezetting
tegen het einde van Oogstmaand zich overgaf, misleid door een valschen brief op
naam des Herlogs van Guise, van wiens geheimschrift de Heer van grakvelle den
sleutel ontdekt had (3), De Prins van Oranje, resé van Chalons, was in dit beleg
aan de gevolgen eener wonde in den schouder overleden. De Keizer had hem op zijn
sterfbed bezocht, minzaam troost toegesproken en met tranen in de oogen verlaten.
Hy was zes en twintig jaren oud, en liet eene weduwe, anna van Lotharingen,
doch geene wettige kinderen na (4). Het prinsdom Oranje en zijne overige heerlijk-
heden kwamen derhalve, overeenkomstig zijnen uitersten wil, aan onzen willem[I,
den zoon van den broeder zijns vaders (5). Lodewijk van Vlaanderen^ Heer van
Praat van Moerkerken ^ volgde hem op in het Stadhouderschap o^cï Holland, Zee-
land en Utrecht ; en filips van Lalaing in dat over Gelre (6).
Het steeds toenemend wantrouwen lusschen den Keizer en den Koning van Enge-
(1) V. HEDRN, Eist. V. 'sHcrtogenb. D. I. bi. 511, 512.
(2) adriaan V. d. goes, Register d. Dagv. v. Hall. D. II, bl. 1—52. wacenaar, D. V, hl.
204-267.
(3) pontüs heüterus, Rer. Austriac, Lib. XII, p. 282, 285. itabaeus, Annales Brab. T. II,
p. 633. garmer, Eist. de France. Τ. XXV. ρ. 434--448, robertson , Bist, of charles V. B.
VII, p. 585, 586.
(4) var wijn op wageiïaar , St. V, bl. 61.
(5) Supplem. au Corps Diplom. T. III. Ρ. I, ρ. 308, 309.
(6) wagenaar, D. V, bl. 271. van wijn Op wagekaar , St. V, bl. 62 , 63.
-ocr page 8-i!.
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
ii
1543— land veroorzaakte, dat elk trachtte, afzonderliik inet den Koriins: van Frankrijk la
1555 Ό 'j
onderhandelen. Tussehen karel V , die inmiddels dieper in Frankrijk was doorge-
18 v. drongen, en frans I werd te Cr es pi ^ eene kleine stad naby Meaux ^ een vrede ge-
maand Ooder vele andere punten , hernieuwde hierbij do Koning den afstand zijner
I 1544 aanspraken op Gelre en Zutphen, De Hertog van Orleans zou kakels oudsle doch-
ter maria, of de tweede dochter des Roomsch-Konings ferdinasd , naar keuze van
den Keizer, huwen; niet de eerste de Nederlanden, met de andere het her-
togdom Milaan ten bruidschat ontvangen (1), De Keizer verklaarde later bij een
afzonderlijk stuk, dat hij de dochter zijns broeders voor dat huwelijk bestemd had (2).
De onverwachte dood van den Franschen Prins in het volgende jaar, verhinderde
daarvan den voortgang en alzoo den afstand van het Milanesche (3). Na het slui-
ten van den vrede te Crespi, welke sedert op hoog bevel ook door de Staten van
Holland onderteekend en beëedigd werd, kwam de Keizer in de Nederlanden.
De Koningin van Frankrijk , zijne zuster, bezocht hem te Brussel. Het is zonder-
ling , dal zij verzeld werd door do Hertogin van Estampes, de minnares van haren
gemaal, en dat de Keizer, in weerwil van alle welvoegelijkheid, in weerwil van
de verontwaardiging der Nederlanders, die vrouw moer eer bewees dan aan de Ko-
ningin , en bij een openbaar gastmaal deze aan zijne linker, gene aan zijne rogter-
hand plaatste (4).
Karels tegenwoordigheid in de vergadering der Algemeenc Staten te Brussel,
bevorderde ongetwijfeld het inwilligen eener nieuwe bede, hoezeer ook de meeste
gewesten door zware lasten en oude schulden gedrukt werden. Holland stond de
gevorderde honderd duizend gulden toe, maar verkreeg daartegen de afschaffing van
den honderdsten penning op de koopwaren. Daar men evenwel bijna tweemaal hon-
derd duiz^cnd gulden ten achter geraakt was, en de groote sleden met eene rentebe-
taling van drie duizend zeven honderd gulden 'sjaars bezwaard waren, ging het innen
der nieuwe bede met groote moeijelijkheden verzeld en te meer, dewijl verscheidene
Edelen , eenige steden en dorpen, om verschillende redenen , ongenegen waren lot
(1) DüMOM, Corps Ihplotn. T. IV. l\ II, p. 279—287.
\
(2) DÜMOM, Corps Diplom. T. IV. P. II, p. ?88. ·
(3) ronti's ueuterüs, Rer. ^ustr. Lib. XII. garkier, Hist de France. Τ. XXV, ρ, 289.
ρ. 473. nobeutson, Ilist. charles V^, Β, VII. ρ. 591.
(4) goi'thokven, divon. t\ Holl. 1)1. 616. garnier, Hist. de France. T. XXV, p. 456. ceri-
SIER , Hist. Gén, d. Froc. Unies. Τ. II. ρ. 558.
f
DES VADERLANDS. 2367
nieuwe opbreDgsten (1). Van Brahand werden, behalve het Ie kort aan de vorige
lüOO
bede van zesmaal honderd duizend gulden, nog twee tonnen gouds geëischt. Tot het
eerste konde men niet besluiten, maar de laatste werden, na veel onderhandelens,
toegestaan (2). Ondertusschen kon de hoop op de herleving van handel en scheep-
vaart door den vrede met Frankrijk alleen ten deele verwezenlykt worden, zoo
lang de oorlog van dat rijk legen Engeland voortduurde, welke eerst met het
verdrag te Campo in vijftienhonderd zes en veertig eindigde. Eene koopvaardyvloot
van Brabandsche , Hollandsche en Zeeuwsche schepen naar Frankrijk bestemd, werd
door de Engelsehen aangehouden en niet dan op sterken aandrang van den Heer I545
VAN MOLEMBAis, 's Kcizers afgezant in Engeland^ Aveder ontslagen. Kort daarna
bragt een Engelsche kaper een Fransch schip van oorlog, hetwelk, ondanks den
vrede, een Zeeuwsch vaartuig had aangerand, in Arnemuiden op. Het scheepsvolk,
zeventig man sterk, werd naar Middelburg gevoerd, en men was op het punt, hen
naar bevél van het Hof als zeeroovers aan het leven te straffen, toen een vreesselijke
brand in de stad de uilvoering daarvan belette. Door de verpeste lucht van den
kerker, ^γaren er alleen negen of tien overgebleven. Ora hun treurig lot in Frankrijk
bekend te maken en hunne verlossing te bewerken, vond een van hen middel te
ontsnappen, door zich als een doode te laten wegdragen. Op het kerkhof sprong hij
uit de kist, en de omstanders waren te verschrikt, om hem het vlugten te verhin-
deren (3).
Was de vrede met Frankrijk minder dan men verwachl had bevorderlijk voor do
belangen van den handel, hij was het even weinig voor die der fabrijken. De laken-
weveryen leverden in de Nederlanden, bovenal in Holland^ een zeer voornamen tak
van bestaan op (4). Men sloeg derhalve naauwkeurig acht, dat zij door buitenlan-
ders bedorven , noch door inlanders naar elders verplaatst werden. Zoo waren in Arn-
hem in vijftien honderd negen en dertig drie lakenwevers {drapeniers) y welke,
tegen hun burgereed , die nering naar Munster hadden overgebragt, bij Schepenen
gevonnisd, de oogen uitgestoken en twee vingers afgekapt te worden, welk vonnis
bij de uitvoering, door het gemis der beide vingers alleen verzacht was geworden (5).
Thans verzuimden de steden Tlaarletn en Leiden niet, door den Stadhouder bij het
(1) WAGENAAB, ü. V. hl. 274-277. VAK WIJS op WAGEKAAR, St. V. hl. 64.
(2) V. HECUS, UisU V. hHertogenb. D. 1. bl. 514.
(3) REIGERSBERGEN, Chron. V. Zeel. D. II. bl. 478 , 479.
(4) Vgl. Charterb. ν. Vriesl. D. III. bl. 50.
(5) Kron. v. Arnhem, bl. 94.
II Deel. 4 Stuk.
10 ALGEMEENE G Ε S GH IE D Ε IN 1 S
Flansche Hof ernstig aan te dringen, dat het namaken van de merken harer lakens
Ji oO 3
in Frankrijk verboden werd; doch, naar het schynt, zonder gevolg. Men verzocht
naderhand , dat de nagemaakte lakens, welke te jéntwerpen aangehouden waren,
openlijk verbrand wierden ; het is onzeker , of hieraan gehoor gegeven is (1).
Middelerwijl waren de bevelschriften legen de Hervorraingsgezinden in de Neder-
landen weder hernieuwd geworden (2). Ook werd den Bisschop van Utrecht door
den Keizer vrijheid verleend, alle Geestelijken onder zijn stift, welke hij van ketterij
verdacht hield, te laten vatten en in Utrecht te regt te stellen (3). Dit baarde in
Holland groot misnoegen, en de Staten toonden zich ongezind , zulk een groot gezag
over hunne ingezetenen in den Kerkvoogd te erkennen (4). Niets scheen de Keizer
thans vuriger te wenschen, dan in zijn geheel gebied de eenheid van geloof, endaar-
door de rust van Diiitsehland te herstellen. De vrede met Frankrijk , het sluiten
van een bestand met solyman , en de verzekering van den Pauselijken gezant op den
rijksdag te Worms , dat de Paus niet alleen genegen was, hem tot dat einde op de
b^eengeroepen algemeene kerkvergadering te Trente met geestelijke wapenen , maar
ook met geld en volk te ondersteunen, begunstigden dit voornemen (5). Hy
voorzag echter te wel, dat de handelingen dier vergadering slechts de Pro-
testantsche Duitsche Vorsten in hunne gevoelens zouden bevestigen en hen tot
krachtige zelfverdediging opwekken , dan dat hy zich niet tijdig en met nadruk tot
het voeren van den krijg tegen hen zou in staat stellen. Hy eischte aanzienlyke
sommen van de Nederlanden^ en liet niet af tot zij er in toegestemd hadden,
Brahand bewilligde in eene bede van tweemaal honderd en vijftig duizend gulden
voor den tijd van drie jaren (6). Holland moest zesmaal honderd duizend gulden
in vier jaren opbrengen (7). Ongetwijfeld om geldelijken onderstand te verwerven ,
kwam de Landvoogdes met een schitterend gevolg in den Zomer te Utrecht (8). Van
daar trok zij naar Gelre, alwaar de Staten den Keizer driemaal honderd duizend
(1) ADR. V. D. goes, Regist. d. Dügv. D. If. bl. 228—230, 232, 239.
(2) Charterl·, ν. Vriesl. D. ΠΙ. bl. 31, 35.
(3) Kepert. der Plac. bl. 52, bij WACENAAfi, D. V. bl. 279.
(4) ADR. V. D. goes, Jlegist d. Dogv. ü. II. bl. 97, 98.
(5) ROBERTsoji, llist. of coAULEs V, E, VII p. 5S9—597.
(6) V. DEiRN, Hist. V. 'sHertogenb. ü. I. bl, 510.
(7) ADR. V. D. goes, Register d. Dagv. D. II. bl. 235.
(8) Π. V. ERP, Annales ρ ρ. 119.
1
-ocr page 11-DES VADERLANDS. 11
goudgulden toestonden (1). Toen begaf zij zich naar Groningen en verwierf van 1543—
die stad en de Ommelanden haren eisch van twee en veertig duizend gulden, in drie
jaren te voldoen. De Groningers schonken haar daarenboven een gouden beker met
guldens gevuld, drie voeders wijn, drie last tarwe, drie Jast haver en drie vette
ossen (2). Hierdoor trachllen zij waarschynlyk *s Keizers bescherming te winnen tegen
de stad Emden ^ met welke zij over het heffen van een tol op de Eems in hevig
geschil geraakt waren; en drie jaren later besliste karel inderdaad het pleit te hunnen g ^
voordeele (3). Van Groningen vertrok de Landvoogdes naar Leeuwarden en verkreeg
van de Friezen zeslig duizend Karelsgulden, binnen vier jaren te voldoen, op voor-
waarde , dat zij eenige grieven en bezwaren uit den weg zou ruimen (4). Hierop
keerde zij naar Bru&sel terug, en zond eerlang eenige zaakgelastigden naar Hol-
land ^ dewijl men bespeurd had, dat de ontvangers, denkelijk in overeenstemming
met de Staten van dat gewest, om het vermogen der ingezetenen voor het Hof te
bedekken, bij de invordering der twee tienden van do inkomsten veel oogluiking
gebruikten. Het geheim werd ontsluyerd en hot vermogen van elk naauwkeuriger
bekend , hetgeen met den tijd tot zwaarder opbrengsten aanleiding gaf (5).
Do Keizer had zich intusschen naar Duitschland begeven, doch kwam tegen den
Winter in de Nederlanden terug. Plegtig werd hij te V Hertogenbosch ontvangen
en door de regering met twee voeders wijn, twee vette ossen en honderd malders ter«!·
haver beschonken. Van hier toog hii naar Utrecht en hield er in hot begin des
jaars een kapittel der Ridders van het Gulden Vlies. Vervolgens liet hij zich in
Arnhem, Zatphen en Nijmegen huldigen , en vertrok weder over Maastricht, om
den Ryksdag te Regenshurg by te wonen (6). Vergeefs nam hij den schyn aan, de
geschillen met de Protestantsche Vorsten in der miane te willen slissen. De oorlog van
het Opperhoofd des Rijks tegen do hervormingsgezinde Rijksleden was onvermijdelijk
geworden. De Keizer bragt in Duitschland eene krygsmagt bijeen; uit de Neder-
landen waren dertig duizend man voetvolk en zeven duizend ruiters onder maximi-
(1) posta^üs, Eist. Gelr. Lib. XIIL p. 847. slicdtenuorst , Geld. Gesch. Ii. XlIL bl. 479,480.
(2) E. BENINGA, Uïst. V. Oost-FHesl. bl. 718.
(3) schotanus, Fr, Ilist. li. XX. bl. 684, 690.
(4) Charterb. ν. Vriest. D. III. bl. 63—78. schotakes, Fr. Rist. B. XX. bl. 680^687.
(υ) WAGENAAR, D. V. bl. 285—287.
(6) π. v, erp, Annales, ρ. 119, 120. pojïtüs heuterus, lier. Austriac. Lib. XII. p. 289.
ooctuoeven, Chron. v. Holl. bl. 618. ponta!ïii.s, Ilist. Gelr. Lib. Xlli. p. 848. siichtekuobst
Geld. Gesch. Β, XllJ. bl. 480. v. hecrr, Ilist. v. 'sHertogenb. D. I. bl. 515, 516.
O *
■ig
12 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
. 1543—liaan van Egmond, Graaf van Baren, lamoraal, Graaf van Egmond, iiewdbik
van Brederode en andere Edelen derwaarts ia aantogt; en uit de staten van den
j9 Paus naderde een leger onder bevel van ogtavio farnese. De Protestantsche Hertog
Zomer-jj^uRiTS van Saksen schaarde zich aan de züdo des Keizers, en ^veΓd hierin door
maand.
1546 verscheidene Vorsten en steden gevolgd, toen het leger van den Keurvorst van
Saksen en don Landgraaf van Hessen, tachtigduizend man voetvolk en tienduizend
paarden sterk, uit gebrek aan eenstemmigheid in de krijgsbewegingen tusschen de
heide Opperbevelhebbers, zonder iets belangrijks verrigt te hebben was uiteen ge-
raakt. De Graaf van Buren maakte zich meester van Darmstadt en Frankfort aan
den Mein, Augsburg, Straatsburg, Ulm violen insgelijks in handen des Keizers,
en van de verwonnen steden werden overgroote sommen afgeperst (1). De Heer vain
KRuriviNGErr, een Zeeuwsch Edelman, bemagtigde aan het hoofd eener aanzienlijke
krijgsbende onderscheidene graafschappen en sleden in Tf estfalen. Een aanslag
1547 op Bremen mislukte; hij zelf werd bij een uitval der belegerden door een geweer-
kogel doodelijk getroffen (2).
Tcrwyl de oorlog in Duitschland woedde, bediende zich de Landvoogdes van de
rust, welke in de Nederlanden heerschte , tot verbetering van het burgerlijk bestuur,
van eenige takken van handel en nijverheid , en bovenal van de zeeweringen , in-
zonderheid die bij Petten en hel Hondshosch, van de duinen aldaar, en do vuren
langs de stranden van Holland. Zij bezocht Zeeland en vorderde en verkreeg ter
versterking van Walcheren togen vijandelijke aanvallen, geldeiijken onderstand van
de Stalen. Het bouwen van eenige blokhuizen op dat eiland, welke zij op 's Kei-
zers kosten van volk en geschut zou voorzien , werd mede ingewilligd , en het kas-
teel Zeeburg of Rammekens om dezen tijd opgeworpen , doch eerst tien jaren later
voltooid. Voorzeker zal de groole invloed van den Admiraal maximiliaatï van
Bourgondië, welke door den vrijwilligen afstand van lodewijk van Praat, tot Stad-
houder van Holland en Zeeland was verheven, hiertoe medegewerkt hebben. Bij
het aanvaarden zijner nieuwe waardigheid, had hem 's Lands Advokaat Mr. adriaan
van der goes, welltc zyn vader Mr. aert sinds drie jaren in die betrekking was
ii v.
Lloeim. opgevolgd, uit naam der Staten van Holland, in den Raad pleglig en met den
titel van: »Edele, vermogende, welgeboren Heer" begroet. De gewigtige bedie-
(1) sleidands, Comment. Lib. XVI. p. 481 sqq. pontus heüterüs, Rer. Aiistriac, Lib. Xll.
p. 289—295. robertson, Hist. of charles V, 13. VIII. p. 597—607. wacenaar, D. V. bl.
287—291.
(2) ueigeksbergen, diron. V. Zeel. D. II. bl, 486, 487. tontus heuterus, Rer. Austriac.
Lib. Xlll. p. 297. goutuoeven, Chron, v. Holl. bi. 618. vai? wijn op wagenaar, St. V. bl. 68.
DES VADERLANDS. 13
nÏDgen van Vioolvoogd en Stadhouder waren alzoo in ééuen persoon vereenigd , en 1543 —
1555
iiierdoor die hevige twisten, uit naijver ontsproten en van welke reeds is gespro-
ken (1), vooreerst althans geëindigd. Denkelijk was hel doel des Keizers, zijn
eigen gezag door de uitbreiding van dat eens ambtenaars, welke hem vertegenwoor-
digde en van zijne wenken vloog, te verhoogen ; hij voorzag niet, dat deze magts-
vergrooling voor zijn opvolger noodlottig zou worden , tegen wiens geweld de veel-
vermogende Stadhouders zich verzetten en als verdedigers der volksreglen optraden.
Zijn streven naar het volstrekte oppergebied in de Nederlanden was niet te misken-
nen , sinds hij na het eindigen van den Duilschen krijg besloot, voortaan, ook in
lijd van vrede , op de grenzen dier gewesten drie- of vierduizend ruiters te onder-
houden , die van hem afhingen en in zijnen eed stonden, maar door de Slaten moes-
ten bezoldigd worden; hij bevroedde niet, dat zijn zoon filips , door het navolgen
van dit verleidelijk voorbeeld, den ondergang zijner heerschappij over de Νederlanden
zou voorbereiden (2).
Ondertusschen belemmerden de Schotten , thans met de Engelschen in oorlog en
daarin door de Franschen ondersteund, grootelijks de haringvisscherij der Nederlan-
ders , ofschoon deze laatste zoowel met Frankrijk als met Engeland verbonden waren.
Ten einde hieraan perken te stellen , sloeg de Landvoogdes voor, dal elke tiende buis
ten krijg zou uitgerust worden. Dit echter vond geeno goedkeuring in Vlaanderen ^
Holland en Zeeland, die eindelijk besloten, eenige schepen van oorlog in zee te
brengen. Tol bestrijding der kosten werd een inkomend regt van twee gulden op
elk last haring en visch gelegd; maar do meeste visschers, om dit te ontduiken,
verkochten hunne lading in Engeland, hetgeen tot vele en ernstige klagten van den
kant des Stadhouders aanleiding gaf (3). Moeijelijk was het, in hetgeen op deze
wijze der schatkist ontvreemd werd langs een anderen weg te voorzien. De open-
bare geldmiddelen bevonden zich in verwarden toestand. Do zes groole sleden van
Holland waren sinds drie jaren met eenen rentelast van zes en zeventig duizend gul-
den bezwaard, en wegens wanbetaling daarvan had men in/^/aa^irferen eenige burgers
van Dordrecht aangehouden en rviet ontslagen, vóór het verschuldigde was afgelost.
Ten einde verderen achteruitgang te voorkomen, werden nieuwe maatregelen genomen ,
om de onwillige kleine sleden en Heeren tot voldoening der gemeene lasten Ie nood-
(1) AJg. Gesch. d. Vaderl D. Π. St. III. bl. 644.
(2) waoenaar, D. V. hl. 292—296, 298, 299. v. wm op wagenaar, St. V. bl. 72. JVa/eez.
op de Vaderl. Jlist. hl. 238—240. te wateb , Faderl. Bist. D. III. bl. 43, 44. cerisieb,
fifst. d. Prov. Unies, T. II. p. 566 , 567.
(3) wagenaar, D. V. bl. 296—298. v. wijk op wagehaar, St. V. bl. 69—72.
ψ
u ALGEMEENE G Ε S C II ί Ε D Ε Ν ί S
zaken, welke dan ook hiertoe bijna allen gedrongen werden. De geestelijkheid moest
weder de helft harer inkomsten afstaan, en die van Utrecht, welke vier jaren te
voren met tienduizend gulden was vrij geraakt, zag zich thans verpligt, omtrent drie-
maal honderd en zestig duizend gulden in twee bepaalde tijden op Ie brengen (1). In
Brahand stond het geldwezen op geen beteren voet dan in Holland, De stad 'i Eer-
togenhosch had, om aan de keizerlyke beden te voldoen, elders gelden opgenomen,
doch door don beperkten staat harer middelen, vele rentheffers onbetaald gelaten,
waardoor op onderscheidene plaatsen hare burgers in groote moeijelykheden geraakten.
De regering trachtte het te kort door het heffen van nieuwe of verhoogde belastingen
lo dekken, doch dewijl, naar het schijnt, de meeste last op de schouders van het
gemeen gelegd werd, verwekte dit een hevig misnoegen, hetwelk in een volslagen
opstand dreigde te ontaarden. Do komst der Landvoogdes bragt de gemoederen tot
bedaren, en tevens eene verandering in de wijze van het innen dor stadsbelastingen,
hetgeen do rust herstelde (2).
Inmiddels trok eene zaak van groot belang voor de 'Nederlanden de aandacht tot
zich. Zij betrof de leenroerigheid dezer gewesten aan het Duitsche Rijk, en het bij-
dragen in de Rijkslasten, hetgeen daaruit van zelf voortvloeide. Men weet, dat sinds
de ontbinding van het Rijk van karel den Groote ^ onder welk alle Nederlanden
behoord hadden, cenige daarvan als leenroerig aan Duitschland^ en andere aan
Frankrijk of aan Lotharingen gerekend werden. Holland en Zeeland schynen
oudtijds soms ten deele tot het Duitsche , ten deele tot het Frankische Rijk behoord
te hebben. Het graafschap Holland althans is zijne stichting deels aan een Duit-
schen, deels aan een Frankischen Vorst verschuldigd (3), De Zeeuwsche eilanden,
die van Vlaanderen afhingen, Avaren ongetwijfeld, even als dat gewest, leenroerig
aan Frankrijk. Later werden beide Holland en Zeeland geheel onder het Keizer-
ryk begrepen, en zelfs ten tyde der Graven uit de drie laatste stamhuizen , oefende
men er het regt uit »in naam des Keizers en van den Graaf van Holland (4)."
Minder zeker is, dat zij , gelijk Gelre, het Sticht en Friesland, in de Rijkslasten
gedragen of het Rijk met manschap gediend hebben, hoewel beide dikwerf van hen
gevorderd zijn. Bij do verdeeling van het Duitsche Rijk ten jare veertienhonderd acht
(1) WÄGESAAR, 1). V. 1)1. 299—301, 325.
(2) ν. uEüRN, Hist. ν. 'sEcrtogenb. ü. I. bl. 517—521.
(3) Alg. Gesch. d. Vaderl, D. II. St. I. bl. 18—23.
(4) Vgl. Alg. Gesch. d. Faderl. ü. II. St. I. bl. 16, 346, 378, 483, 484. St. II. bl. 159
160, 169, 453, 467. St. III. bl. 5, Gl.
DES VADERLANDS. 15
en dertig in Tier kreilsen, werden Brahand. Gelre, Holland en Otrecht onder den 1543—
1555
derden gerekend. Keizer fäederik III ontsloeg echter vier jaren later Braband
van leenroerigheid aan het Rijk (1). Maar toen maximiliaan in vijftienhonderd
twaalf het Rijk in tien kreilsen splitste, omvatte de zoogenaamde Bourgondische kreils
al de Nederlanden, behalve Gelre en het Sticht Utrecht, Avelke onder den West-
faalschen behoorden. Blijkbaar waren deze verdeelingen hoofdzakelijk geschied , ten
oiode de omslagen der Rykslasten te regelen. Maar de Nederlanders betwistten den
Keizer het regt, de erflanden van zijnen kleinzoon ten behoeve van het Rijk te be-
zwaren, hetgeen men echter in Duitschland geheel anders begreep. Hel geschil
werd op den Rijksdag te Neurenberg in vijftienhonderd drie en veertig, nu Otrecht,
Gelre en Ziitphen aan den Keizer waren afgestaan , weder opgehaald, doch door de
krachtige verloogen van viglius vatr Zuichem onbeslist gelaten. Daar evenwel de
Rijksvorsten het als ontegensprekelijk beschouwden, dat Utrecht ten minste in de
Rijkslasten moest deelen, Avaarloe het sinds lang niet had bijgedragen, verzochten zij
eerlang den Keizer, gevolmagligden uit het Sticht naar Spiers te zenden, om niet
het kamergerigt, hier sinds vijftienhonderd dertig gevestigd, hel achterstallige te
verrekenen, Viglius vertoonde den Stenden, aldaar in vijftienhonderd vier en veertig
vergaderd, dat de Stichtschen, naar het oordeel des Keizers, y> zooveel lot do Rijks-
lasten moesten bijdragen, als zij onder de Bisschoppen gewoon geweest waren; dat zij
zelve echter beweerden, van al die lasten vrij te zijn; en dat men hun , die zooveel
tot eigen bescherming tegen maartew van Rossem hadden opgebragt, geen nieuwen
last behoorde op te leggen." De zaak der Slichtschen werd eenigzins gewijzigd en
tevens het geschil over de achterstallen verelTend. Moeijelijker werd do taak van
VIGLIUS, toen de Stenden op den Rijksdag te Worms in vijftienhonderd vijf en veer-
tig, welken hij op last des Keizers bijwoonde, niet van de Rijkslasten spraken, maar
hel geschil lot dit punt bragten, of de Nederlanden door eenigen band aan hel Rijk
verknocht waren. Immers konde hij dit, met opzigt lot eenige landschappen, in ge-
moede en zelfs zonder de bedoelingen des Keizers tegen lo werken niet ontkennen.
Men rekende het ook in strijd met de belangen der Nederlanden, hen geheel aan
het Rijk te willen onttrekken, en moest daarenboven den Stenden geene aanleiding
geven, om, gelijk zij reeds gedreigd hadden, insgelijks te weigeren in de Rijkslasten
te dragen, of den Keizer te verwijten, dat hij zijne onlangs gedane beloften vergal
en verbrak. Viglius trachtte derhalve van de Rijksvorsten eene verklaring Ie erlan-
gen , welke gewesten zij loch onder den Bourgondischen kreils begrijpen wilden. Maar
hierover liepen de gevoelens zoo geheel uiteen, dat men tol geen besluit geraken
(1) v. πεοβ:^, nist. V. 'snertogenb. ü. I. bl. 525.
-ocr page 16-1543-
1555
IG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
konde. Het geschil bleef nu , door den oorlog tegen do Prolestantsche Vorsten, twee
jaren hangende, maar werd toen op den Rijksdag te Augsburg van den grond op
behandeld en wederzijds met ijver bepleit (1). Karel V bepaalde eindelijk, dat zijne
Bourgondische erflanden met Gelre ^ Zutphen en Utrecht in éénen kreils begrepen
zouden zijn, zoo veel als twee Keurvorsten in de Rijkslasten dragen, en onder de
bescherming en hoede des Rijks gesleld worden, behoudens hunne vrijheden, reg-
ten en regtsgebied. Op denzelfden dag trof hy eene overeenkomst met de Stenden ,
het verdrag van Augsburg genoemd, in hetwelk de betrekking tusschen de Neder-
landen en het Duilsche Rijk aldus nader geregeld wordt: de Keizer en zijne opvol-
gers , als erfheeren der Nederlanden, en deze gewesten zelve , staan voortaan onder
de bescherming, hoede, bewaring en huïpe der Keizers, der Koomsch-Koningen en
van het Heilige Roomsche Rijk Avelks vrijheden en regten zij zullen genieten als
Aartshertogen van Oostenrijk hebben zij , of hunne afgevaardigden, zitting en stem
op alle Rijksdagen; zij dragen tot de gemeene lasten des Rijks in geld en manschap
zooveel bij als twee Keurvorsten, of als drie in geval van oorlog met de Turken; de
achterstallige schulden komen in geene aanmerking; al de genoemde gewesten vor-
men eenen kreits alleen, de Bourgondische genaamd, 't zij zij daar te voren toe
behoord hebben of niet; bij gebreke van hun aandeel in do gemeene lasten te be-
stemden tijde te voldoen, moeten zg zich voor het kamergerigt Ier verantwoording
stellen, en, gelijk andere Rijksstenden, daarvoor in regten betrokken worden; in alle
andere gevallen blijven zij in het bezit hunner vrijheden, regten, voorregten, ook
van hun regtsgebied, zonder aan dat des Rijks in eenig opzigt onderworpen te zijn;
voorts zijn deze landen geheel vrij en onafhankelijk, worden als zoodanig door den
Keizer en de Stenden erkend, en zijn slechts in het voorgemelde alleen aan de Rijks-
wetten verbonden , mits zij, die leenen van het Rijk waren , dit blijven; zij moeten
den Landvrede, door maximiliaan afgekondigd, onder elkander en met Duitschland
onderhouden, en wie daartegen handelt, wordt door den beleedigde voor zijn gewonen
regter betrokken; ten slotte belooft de Keizer, de bevestiging van dit alles en de
toestemming zijner erflanden binnen hel jaar te leveren (2).
Men gist, dat karel met dit verdrag ten doel had, zich van de bescherming
en hulp des Rijks tegen Frankrijk te verzekeren, aan welks vgandelijkheden de
Nederlanden bij eenen kryg tusschen de huizen van Valois en Oostenrijk terstond
blootgesteld waren, gelijk de ondervinding in vijftienhonderd twintig en vyftienhonderd
(1) WAGENAAR, D. V. bi 301—313.
(2) DUMOKT, Corps Diplom. T. IV. P. II. p. 340-343. Charterb. r. Friesl. D. Iii. hl.
133^138.
26'ν.
Zomer-
maand
1548
DES VADERLANDS. 17
vier en dertig haJ bewezen (1). Ofschoon nu do Augsburgsche overeenkomst het Rijk 15^-
ItjSS
nadeehger was dan den Νederlanden, werd zij evenwel in vele gewesten mei moeite
bekrachtigd. In Gelre geschiedde dit niet vóór het midden des volgenden jaars,
en welligt hebben do bedenkingen, welke men aldaar maakte, tot 's Keizers verkla-
ring aanleiding gegeven, dat beide Gelre en Zutphen geene engere betrekking lot
het Rijk hadden dan de overige Nederlanden ^ en dat de burgers van Nijmegen niet
meer voor het Keizerlijke geregt Ie jiken konden gedaagd worden (2). In Rolland
\vilde men do Rijkslasten uit do gewone Keizerlijke beden betaald hebben, en hoewel
dit onbepaald bleef, gaven echter eindelijk do Staten aan de gemaakte schikking hunno
goedkeuring (3). Minder rekkelijk waren de Staten van Friesland. Zij verklaarden,
het verdrag niet Ie zullen aannemen dan op voorwaarde, » dat Friesland daardoor nu
en in do toekomst niet gehouden of verbonden zal zijn, in eenige aanslagen des Rijks
te dragen; dat de Keizer het aandeel van Friesland in de Rijkslasten, uit zijneBild-
landen en de gewone inkomsten betalen zal, welke hij in dil gewest ontving; dat do
ingezetenen, krachtens deze goedkeuring, niet builen Friesland behoeven te
trekken; en dat alle voorgaande verbindtenissen van den Keizer met do Friezen, go-
lijk mede hunno vrijheden, voorreglen en gewoonten onverkort zullen blijven,''
Het Hof van Brussel nam in deze voorstellen geen genoegen; en het is ons uiel ge-
bleken , dat de Friezen , ondanks de bedreigingen van 's Keizers zijde , hel verdrag
bekrachtigd hebhen (4). Men verwondert zich, dat hoezeer er bij gecne mogelijkheid
twijfel bestaan kon over Hollands leenroerigheid aan hel Rijk, de Staten van dat
gewest evenwel om dezen lijd, in zeker geschil mciBrahand^ geregtelijk beweerden,
dat zij lot hel Kijk nimmer in eenige betrekking gestaan hadden. Het is waarschynlijk ,
dat de Nederlanden in het algemeen, en Holland met Zeeland in hel bijzonder,
sedert niet veel lot de Rijkslasten bijgedragen hebben. Filips , de zoon en opvolger
van KAREL, Irachlte do Kcderlandscho Staten aan de leenroerigheid des Rijks, in het-
welk hij niets te gebieden had, steeds meer en meer Ie onltrekken. Zij daarentegen
drongen in vijftien honderd negen en vijftig, en tijdens den opstand legen Spanje,
gelijk in vijftien honderd zes en zeventig, op de handhaving daarvan ernslig aan, en
verklaarden Iweo jaren later op den Rijksdag te Worms ^ bij monde van marnix van
(1) te wateu, Vaderl. Hist. ü. III. hl 51.
(2) pontakus, Bist. Gelr. Lib. Xlll, p. 854—85ö. sLicniEKnonsT, Geld. Gesch. Β. XIII, bi.
482. Chroti. V. Nijmegen, bl. 124.
(3) wauenaar, β. V, bl. 316-319.
(4) Charterb, van Vriesl. ]). III, bl. 164, 166—172, 174, 176, 181-188. Vffl. τκ water
Faderl. Jlist. 1). III, bl. 53-58.
11 DLEL, 4 STUK. 3
-ocr page 18-18 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1543—St. Äldegonde ^ dat de Nederlanden van ouds aan Daitschland verbonden geweest
1
waren, en Keizer rudolf nog onlangs verzekerd had, dat hij hen onder de voortreffe-
lijkste leden des Roomschen Ryks rekende; op welken grond zij dan ook de hulp des
Rijks inriepen, zoo als dit reeds in vijftienhonderd acht en zestig door den Prins van
Oranje^ en twee jaren later door de Graven van Kuilenburg, van den Berg., van
Hoorne en een groot aantal gevlugle Nederlanders geschied was. Ten tijde van het
verbond [Unie) te Utrecht en der afzwering vanFiLiPS, gaven de Vereenigde ISederlanden
ondubbelzinnig te kennen, hoe zy , en met reden, veel belang stelden, om als leden
des Ryks beschouwd te worden. In vijftienhonderd twee en tachtig zonden zy hunne
gemagtigden naar den Rgksdag te Augsburg^ niet slechts om den Keizer en Stenden
de redenen te ontvouwen, welke hen tot het afzweren van filips en het nannemen des
Herlogs van Anjou bewogen hadden, maar ook tevens om , gedachtig aan de verbind-
tenissen met de Ν ederlanden ^ de hulp des Ryks tegen hunne vijanden in te roepen.
Op gelijken toon spraken zij nog in vijftienhonderd negentig , doch veranderden dien
en zwegen zelfs geheel van leenroerigheid aan het Rijk, toen de dikwijls verzochte
onderstand achterbleef, en de Keizer met de Stenden in vijftienhonderd vier en ne-
gentig , acht en negentig, en zestienhonderd drie zich als middelaars tusschen hen en
Spanje aanboden. Immers als Keizer rudolf H in zestienhonderd zeven hun zijne
bevreemding uitte, dat de Vereenigde Nederlanden ^ welker leenroerigheid aan
Ouitschland boven allen twyfel verheven was, voor een vrij en onafhankelijk gemee-
nebest wilden erkend worden, gaven zij eenvoudig in een antwoord, waarin de Ne-
derlanders als een vry volk beschouwd worden, hunne verwachting Ie kennen , dat de
Keizer en het Rijk, om een einde aan den krijg te maken, zouden goedkeuren, wat
hier verrigt was. Van leenpligtigheid wordt geen enkel woord gerept, en deze ver-
loor men te meer uit het oog, naar male de Ν ederlanden in aanzien stegen , zoo verre
zelfs, dat de Staten in zestienhonderd negentien en zestienhonderd een en veertig den
Keizerlijken gezanten gehoor weigerden, omdat men hen in de geloofsbrieven, »Onze
en des Ryks Lieven en Getrouwen" betitelde. Hoewel door Keizer ferdinakd III in
zestienhonderd zeven en dertig beweerd was, dat al de Nederlanden een leen dee
Duitschen Rijks waren, werd dit punt echter bij den Munsterschen vrede, en in de
bekrachtiging van het drie en vijftigste lid des verdrags door den Keizer en de Stenden
in zestienhonderd vier en vijftig, stilzwijgend voorbij gegaan. De Algemeene Staten
der Vereenigde Nederlanden behielden den titel van Hooge en Mogende Heeren ,
hun in dat verdrag gegeven, tot in zeventien honderd tien, toen de Keizer hen
Hoog Mogende Beeren noemde, welken titel zij sedert gevoerd hebben , maar
dio hun zeer ongepast zou gegeven zijn, indien zij als den Rijke onderhoorig beschouwd
waren (1). Vatten wij , na dezen uitstap , den draad dor geschiedenis weder op.
(1) WAGENAAR , D. V, bl. 320—324. VAN WIJK op WAGESAAR , St. V, bl. 75. TE WATER, Ρ^οάβΗ.
Bist. D. III, bl. 58—61.
DES VADERLANDS. 19
De Toortdurende vijandelijkheden der Scholten en de vrees voor een krijg tusschen 1543—
1555
Frankrijk en Engeland^ leidden tot veelvuldige doch vruchtelooze beraadslagin-
gen over de middelen, om handel en zeevaart te beveiligen. Tot bescherming der
haringvisscherij echter werden weder vyf schepen ten oorlog uitgerust (1). Eenige
maanden later trof men eene schikking met den Koning van Denemarken j over de
tollen in de So?id, die merkelijk verhoogd geworden waren (2). Intusschen had de
Keizer eene nieuwe bede van twee maal honderd en vijftig duizend gulden van ffol-
land geëischt, welke door de Stalen in de eerste opwelling van vreugde over hel win-
nen van een reglsgeding voor den Grooten Raad te Mecheleny betrekkelijk de at-
schaiïïng van het verlofgeld op het uitgaande koorn, zonder tegenkanting was ingewil-
ligd. Behalve de gewone geschenken van toortsen en suiker, zond men nog verschei-
dene amen wijns aan de leden van dien Raad (3). Te midden van al deze onderhan-
delingen overleed te Brussel maxisiiliaan van Egmond , Graaf van Buren, Stad-
houder van Friesland, Overijssel en Groningen ^ ea Kapitein-Generaal der Neder·' 2lir.
landen. Plotseling door eene ongesteldheid aangetast, kondigde *s Keizers lijfarts, an-
DRIES VAN WEZEL of VESALIÜS , hem aan, dat hij, zoo de regels der kunst niet faalden, 1548
binnen vijf of zes uren moest sterven, en het derhalve raadzaam ware , zijne zaken Ie
schikken. Zonder te ontstellen, ontbood de Graaf terstond zijne twee voornaamsto
vrienden granvelle en den Graaf van Aremberg by zich , maakte zijn uitersten wil,
en gebruikte den gewijden ouwel. Hij liet zich daarop geheel geharnast, in pleglgewaad
en versierd met het ordeteeken van het Gulden Vlies naar de groote zaal zijner wo-
ning voeren, waar de bedienden en vele aanzienlijke mannen, op het berigt van zijn
naderend verscheiden, waren zamengevloeid , om hem het laatste vaarwel te zeggen.
Hij sprak allen minzaam toe, beval zyne bedienden den Heer van granvelle en
den Graaf van Aremberg ernstig aan, bepaalde voor hen gedachtenissen, drukte
lum de hand, en eischte toen den rijkversierden beker, welken hij gewoonlijk
bij vrolijke maaltijden ledigde. Na het schetsen van zyn levensloop, gaf hij het
ordeteeken van het Gulden Vlies aan Aremberg , om het den Keizer te overhandigen,
eu wijdde , door twee kamerjonkers gesteund, de laatste teug aan karel V, die hem
met gunsten had overladen en wien hij , hoe dikwijls daartoe aangezocht, nimmer
ontrouw was geworden , zoodat hij zelfs nooit met Protestanten gedronken had. Hierop
(1) adr. v. d. goes, Regist. d, Dagv. D. II, bl. 440,442, 451, 4ö3 , 471, 479 , 498,
o02—505, 510.
(2) adr. v. d. goes, Regist. d. Dogv. D. II, bl. 541, 591, 621, 625, 638, 648. veuus,
Chron. V. Hoorn, bl. 261.
(3) adr. v. d. goes, Regist. d. Dagv. ü. II, hl. 514 , 515 , 517 , 518 , 519 , 520-526 , 540.
3*
-ocr page 20-20 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1543— dankte hij granvelle en Aremberg τοογ de hem thans bewezene dienst, zeide nog-
1555
maals de omstaande Hop- en Edellieden vaarwel, omhelsde vesalius en beval, dat men
hem weder te bed zou helpen, doch gaf, onder het nederleggen, den geest (1). In
Friesland, Groningen en Overijssel, alwaar de Graaf van Aremberg hem als Stad-
houder opvolgde, werd zijne uitvaart plegtig gevierd (2). Anna van Egmond, zijne
eenige dochter en erfgename, bragt door haren echt met Prins willem in vijftien
honderd een en vijftig, Buren, iJsselstein , Leerdam, St. Maartensdijk in Zee-
land, en andere heerlijkheden aan het huis van Oranje (3).
Na het beslissen van het geschil over de leenroerigheid der JSederlanden aan het
Duitsche Rijk, was de eerste zaak, welke de Keizer behartigde, de inhuldiging
van zijn eenigen echten zoon filips, als »toekomenden oversten Heer en natuurlijken
Prins" dezer gewesten. Men is oneens, wat hem hiertoe bewogen hebbe. Zeker wilde
hij daardoor den nieuwen band, welke de Nederlanden aaneenstrengelde , nader aan
zich en zijnen zoon hechten, do vereeniging van alle onder éenen wettigen Heer met
de daad verzekeren en tevens, terwijl hij nog het oppergezag in handen had, de
1 V- erfopvolging, naar de wijze door hem bepaald, invoeren. Immers betuigde hij den
maand Staten, dat » zoo om andere merkeUjhe redenen welke echter verzwegen worden , » als
^^^^ ten blij'ke zijner genegenheid voor de Nederlanden, welker rust, vrede en welvaart
hem zoo na aan het harte lagen, hij zijn zoon herwaarts had ontboden, om hem te
laten huldigen en tevens in de gelegenheid te stellen, de Nederlanders te leeren ken-
nen en hun blijken van zijne liefde te geven;" maar voegde er bij, dat hij, »in
het welbegrepen belang der onderzaten , het noodig oordeelde , dat de Nederlanden
onder éénen Vorst vereenigd bleven, en derhalve besloten had, met toestemming der
Algemeene Staten, eene wet te bepalen, naar welke de erfopvolging in het hoog be-
wind , zoo in de regte en zijdelingsche, als in do mannelijke en vrouwelijke lijn in al
de gewesten zou stand grijpen; van daar dan ook verklaarde hij eerlang, dat in Gelre
en Zutphen insgelijks vrouwen in do regering mogten opvolgen (4). Filips kwam uit
Spanje, waar hij geboren en in de staatkundige en godsdienstige begrippen des volks
geheel was opgevoed, met een schitterend gevolg van Indelen over Italië en Duitsch-
(1) buastome, Oeuvres, Τ. I, ρ. 275—280. La Uaye, 1740.
(2) Charterb. v. Vriesl. ü. 111, Li. 130, 147.
(3) GOüTnoEVEN, Chron. v. Holl. bl. 132, 133.
(4)war,enun, υ. V, bl. 328—330, 334-33Π. van vij^ op wagexaar, St. V, bl. 81.
te water, Fadcrl. Ilist. Ü. III, bl. 62, 03, 64. cerisier , Ilist. d. Prov. linies, Τ. li, ρ.
574 , 575. bilderdijii, ϋ. V, bl. 157, 158. Jonkh. Mr. α. μ. c. ν. asch ν, wijck, Plegtige
Intrede van philips II, binnen dc stad Utrecht, bl, 1—3.
DES VADERLANDS. 21
land in TSainen en weldra te Brussel aan. Te zyner Blijde Inkomst hadden de 1543-
Staten der JSederlamden aanzienlyke sommen afgezonderd. Door Braband waren
lot dat einde honderd duizend Filipsgulden toegestaan (1). Bolland had in vijftig-
duizend dezer guldens, elk van zeven en twintig stuivers, bewilligd, ofschoon het
vele moeite haarde, hen bijeen te brengen (2). Vtrecht zonderde daartoe twaalf
duizend Karelsgulden af, waarvan elk nagenoeg op twee onzer hedendaagsche guldens
berekend Avordt (3). Gelre bragt dertien duizend gouden leliën op (4). En Friesland
schonk tienduizend Karelsgulden met tien of twaalf van de schoonste paarden, die men
in Groningerland vinden konde (5). Filips werd in het begin van Hooimaand eerst
iQ Leuven^ toen te Brussel tot toekomstig Hertog van Brahand gehuldigd. Hij be-
zvtoer te onderhouden , al wat filips de Goede en zyne opvolgers als Hertogen van
Brahand bezworen hadden, en nog daarenboven eenige punten, welke in de Blijde
Inkomsten dier Vorsten niet waren uitgedrukt. Onder anderen bevestigde hij » alle
regten, vrijheden, voorregten, gewoonten en herkomsten des lands en der ingezete-
nen, voorheen door de Hertogen en Hertoginnen van Braband verleend en gegeven,
zwerende bij het Heilig Evangelie voor zich en zyne opvolgers, deze eeuwiglijk vast,
zeker en ongeschonden te handhaven en te laten handhaven. Mögt door hem of zgne
nakomelingen, heizij in persoon, hetzij door anderen, hiertegen, op welke Avijze ook,
gehandeld worden , zoo gaf hij den Geestelijken, Edelen, Steden, en al zijnen onderdanen
vrijheid , hem noch zijnen nakomelingen eenige dienst te bewijzen , of in eenige zaken ,
die hij verzoeken of noodig hebben mögt, gehoorzaam te zijn; verklarende, dat alles
wat men voortaan tegen het bezvvorene ondernemen of verrigten mögt, van geener
waarde zijn zou, en hij nooit zou mogen inbrengen, aan zijne geloften niet gehouden
te zijn" (6). Nadat de inhuldiging in Braband^ Flaanderen, Henegouwen, Artois,
te Mechelen en inzonderheid te Antwerpen met groote pracht en praal geschied
(1) v. heduk, llist. V. 's liertogenb. D. I, bl. 527.
(2) ADR. V. D. GOES, Rcgist. d. Dügv. D. 11, bl. 559, 561, 564, 571, 574, COJ. Ü. Hl, bl.
82, 121.
(3) VAN Ascn VAN wijcK, Plegtige Intrede van pbiups 11, binnen de stad Utrecht, bl. 42. (1).
(4) sLicHTEsnoRST. Gcld. Gcsc/i. B. XIII, bl 482.
(5) Charterb. ν. Friesl. D. III, bl. 161, 162.
(6) Blijde hiloomsi van phiups, bij van mieris, Eist. d. NedcrL Vorst, D. III, bU 222,
223. v. ijel'rs, Hi.st. V. '5 Hertogenh, D. I, bl. 527—532. Vgl. de redenering vaa bildebdijk,
1λ V, bl. 158, 159, wier {jczochiheid en onjuistheid wel jjeen betoog behoeren.
22 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
■ was, begaf filips, die zgn Irotschen en stuggen aard ie midden der opgewondene Nederlan-
ders niet verloochende, zich over Bergen op Zoom naar Zeeland (1). Om spoed te
maken liet hij zich niet in Middelburg en Zierikzee, maar alleen te Reimerswaal
huldigen, alwaar de voornaamste Zeeuwsche Geestelijken en Edelen zich bevonden.
Hij beloofde onder eede de handhaving der gewoonten en herkomslen , welke tot het
overlyden van filips den Schoone en voorts onder Keizer karel in gebruik geweest
waren. De Zeeuwen zwoeren hem trouw, doch voegden er bij »volgens de regten
en voorregten van Zeeland" (2). Toen keerde hij onverwijld naar Bergen op Zoom
terug, kwam over Breda te ^s Hertogenhosch en ontving er do hulde (3).
Van hier trok hij door Heusden en Gorinchem naar Dordrecht ^ werd er statig in-
gehaald, en door de Staten μάπ Holland gehuldigd in tegenwoordigheid van de Land-
voogdes der Nederlanden, van emanuel , Herlog van Savoije, Ferdinand de Toledo,
Hertog van Alka, Prins willëm van Oranje, maximiliaan van Bourgondië, Opper-
vlootvoogd der Nederlanden en Stadhouder van Holland^ Zeeland en Utrecht,
de Graven van Egmond en Hoorne, den Markgraaf van Bergen, en onder-
scheidene andere Spaansche en Nederlandsche Groolen, onder welke viglids van
Zuichem (4). Ook hier zwoer filips plegtig dat, »wanneer hij het bewind over
Holland zou aanvaard hebben, hij een goed en regtvaardig Heer zou zijn; alle der
Edelen, Sleden, Gemeenten en onderzaten, zoo geestelijke als wereldlijke, en des
Lands van Holland en PFest-Friesland, voorregten en vrijheden, hun door zijne
voorzaten, Graven en Gravinnen van Holland, verleend, en voorts hunne gewoonten,
herkomsten, gebruiken en regten, die zy in het algemeen en in het bijzonder
bezilten en genieten , wel en getrouw zou houden en laten onderhouden, en in één
woord verrigten , al wal een goed en braaf Vorst en Heer van reglswege verpligt is."
Hierop zwoeren hem de Staten trouw en gehoorzaamheid, en beloofden » zijnen amb-
tenaren onderwerping en hulp in het waarnemen hunner bedieningen , zoo als zij van
(1) portus neuterüs, Rcr. Austriac. Lib. XIII, p. 305, v. meeris, Üist. d. NcdcrI. Forst.,
ü. 111, bl. 224—228.
(2) keigersbekgen, Chron. V. Zeel. D. II, bl. 494, 495. εοχποκκ op reigersberceh , ü. II,
bl. 497—499.
(3) REIGERSBERGEN, CliroTi. V. Zeel. D. II, bl. 495. V. nEURN, Hist. r. 's Hertogenb. D. 1,
bl. 532-535.
(4) adr. v. d. goes, Rcgist. d. Dugv. D. II, bl, 598, 603, G06, 608. gocthoeven, Chron. r.
Holt. bl. 619. BEVERwycK, Bcschr. v. Dordr. bl. 345, 346. balen , Beschr. v. Dordr.
bl. 828, 829.
1543-·
1555
20 V.
Herfst-
maand.
1549
22 V.
Herfst-
iiiaand.
DES VADERLANDS. 2381
regts- en redenwege schuldig waren (1)." Rotterdam^ Delft^ Leiden ^ Haarlem —
en Amsterdam ontvingen en huldigden den aanstaanden Graaf met groote plegtig-
heid (2). Den volgenden dag na zijne komst te Amsterdam y begaf hy zich naar
Utrecht (3). In de aloude bisschopsstad bovenal werd de Prins, overeenkomstig zyn 2 v.
lioogen rang, met ongemeene pracht en luister ontvangen (4). Als toekomstig Heer
van Utrecht zwoer hy, »den Bisschop, de Geestelijken, de Edelen, Ridderschap, 154Ü
stad, steden en alle onderzaten des Lands van Utrecht, in personen en goederen
le zullen beschermen en beschutten, hen in hunne regten, voorregten, vryheden en
gewoonten le onderhouden en te laten onderhouden, het regt te handhaven, en alles
le verriglen wat een goed Vorst betaamt." Daartegen beloofden hem de Bisschop en
de Stalen onder eede , en genoegzaam in dezelfde bewoordingen als de Hollanders,
»trouw en gehoorzaamheid (5)." 's Prinsen inhuldiging te Deventer ontmoette tegen-
kanting van de steden Kampen en Zwol^ als strijdig met hare oude voorregten, naar
welke de Vorsten voorheen in persoon binnen hare muren den eed deden; en de
Ridderschap met do kleine steden verklaarden er zich insgelijks tegen, omdat
zij niet naar ouder gewoonte op den Sjwelderherg geschiedde. Men sloeg geen
acht op deze vertoogen, en in Deventer werd do wederzijdscho eed afgelegd (6).
Toen trok filips naar Zutphen, Arnhem, Nijmegen en Roermonde, en word maand,
er, onder genoegzaam dezelfde verpligtingen als elders, voor toekomenden Landsheer 13—21
(irkend (7). In Friesland^ Groningen en Drenthe echter ontving do Graaf van
Aremberg, in zijn naam, de hulde der Stalen, en legde hun in het begin des vol-maaod.
genden jaars den eed af (8). Veel was in Friesland over den eed, van gelijken in-
houd als die aan karel V in vijftien honderd vijftien, onderhandeld , dewijl de Staten
eenige veranderingen daarin voorgeslagen, doch welke den Keizer niet behaagd had-
(1) Groot Placaatb. D. IV, bl. 35. v. wijk op wagenaau, St. V, bl. 82.
(2) Poms iiEüTERus, Rer. Austr. Lib. ΧΠΙ, p. 306. G0üτπ0EVE^, Chron. v. Boll. bl. 619.
(3) WAGEKAAR, Beschr. v, Amst. St. I, bl. 258.
(4) van ascii van wiJcK, Plcgtigc Intrede van philips II, binnen de stad Utrecht, waar deze
gebeurtenis uitvoerig en naauwkeurig beschreven wordt.
(5) IHr. Placaatb. D. 1, bl. 33, 34.
(6) 3. REvics, Daventria lllustr. Lib. 111, p. 270—273.
(7) Geld. Placaatb. D. I. Praelem. Punkt, bl. 36—46.
(8) Charterb. ν. Friesl. D. III, bl. 175, 178. bor, Nederl. Jlist. D. I. Bijvoeg$. v.
Authent. Stukk bl. 3. portüs deüterus, lier. Austr. Lib. XIIl, p. 306. picart. Chron. v.
Drenthe, bl. 220.
24 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1543—jjgjj^ die het ongepast oordeelde, dat men in eene zaak van zoo veel gewigt eenige
1555
verandering invoeren, of zijn zoon verpligten wilde , meer te zweren, dan hy zelf
ΛνβΙβΟΓ bezworen had. Voorzeker stond den Keizer deze aanmerking vrij, maarniet,
om tegen de waarheid aan er bij te voegen, dat al de overige Nederlandeny den
ouden eed onveranderd gelaten hadden, waarvan het tegendeel in Brahand^ Hol-
land, Zeeland en Utrecht gebleken was (1). Doch de verstandige voorzorgen van
eenige Nederlandsche Staten, beveiligden hen even weinig als anderen voor overheer-
sching en inbreukmaking op hunno vrijheden en voorregten. Inmiddels liet de Keizer
van de inhuldiging zijns zoons aanteekening houden in den groeten' Raad te Mechelen,
in den Raad van' Braland, en in de Rekenkamers van Rijssel, Brussel, en den
Haag. In vijftienhonderd een en vijftig beleende hij fiups bij eene gouden bulle, met
de Erf-Nederlanden j en deed dit door den Roomsch-Koning bevestigen (2).
Zoodra de inhuldiging afgeloopen, en de Koningin-Weduwe maria , welke haar ont-
slag verzocht had , in de landvoogdij bevestigd was (3) , verklaarde karel V, met be-
williging der Staten, dat de Nederlanden nooit van elkander zouden gescheiden wor-
den, maar altijd onder éénen Vorst moesten blyven (4). Men vermoedt, dat de Kei-
zer, even als karel de Stoute^ in den zin had, de Nederlanden lot een Koningrijk
te verheiTen, maar dit ontwerp liet varen , dewijl hij geen middel kende, deze gewes-
ten, Λvelke van elkander in taal, zeden, belangen, vrijheden, voorregten, herkomsten
en gewoonten verschilden, onder éénen vorm van besiuur te brengen (5).
18 v. Om dien lijd handhaafde karel, door een gewijsde, Holland en de ^icilcn Middel-
maand > Goes en Mechelen, in het oude regt, eenen vreemdeling, op wien men iels
1550 te vorderen had , aan te houden , w elk regt door de Brabanders , op grond van de gou-
den bulle van karel IV, was betλvist geworden (6). Minder bekommerde zich de
Keizer om regten en vrijheden, wanneer het de uitroeijing der Hervormingsgezinden
betrof. Er werd alom in de Νederlanden een bevel afgekondigd , waarbij de leen-
goederen van veroordeelde ketters verbeurd verklaard werden, in weerwil der voorreg-
(1) Zie de Actc van den Franeker Landdag, den 17 van Louwmaand 1550, in liet
Charterb. ν. FricsL D. III bl. 181—188.
(2) wagesaait, D. V , bl 339—341. te wateh , P'aderL Ilist. 1). III, 1)1. 6G.
(3) ADR. V. D. goes, liegist. d. Dagv. D. II, bl. 620.
(4) Suplem. au Corps Diplom, T. II, P. 1, p. 131.
(5) strada, de Bello Belgico. Dcc. I. Lib. I, p. 35. Ληίν. 1650.
(6) Groot Placaatb. D. II, bl. 2987. wagekaar , D. V, bl. 350, 351.
-ocr page 25-DES VADERLANDS. 25
ien en gewoonten , naar welke men in vele plaatsen, de verbeurdverklaring der goe- 1543—
(leren van ten dood veroordeelden, met eene kleine som meende te kunnen afkoo-
pen (1). Aan de bekeerlingen uit de Joden, die men Nieuwe Christenen noemde
en welke, uit vrees voor vervolging, Portugal ontvlugtten, werd herhaalde malen het
verblijf in de Nederlanden ten strengste ontzegd, om » de eenheid des geloofs al-
daar gelijk rnen zich uitdrukte , » niet te verstoren," en levens de verdere ont-
volking, ook van Spanje, waar nog vele dezer Nieuwe Christenen leefden, legen
te gaan (2). Veel opzien en schrik baarde een allerscherpst en uitvoerig bevelschrift,
of veeleer eene verzameling en uitbreiding van al de vorige strafbepalingen legen de
ketters (3). Allen ambtenaren werd gelast, »den geloofsonderzoekers in het aan-
brengen van verdachte personen behulpzaam te^ zijn; den aanbrenger en hem, die
eene ongeoorloofde vergadering aanwees, Averd de helft van de goederen der ver- 29 v.
Grasm,
oordeelden beloofd (4)." De geloofsonderzoekers ontvingen bijzonderen last van den ^550
Keizer, voor de slipte uitvoering van dit bevelschrift te waken; en de Paus ver-
maande schriftelijk buakd ύkwek Enkhuizen, Opper-geloofsonderzoeker in de Ne-
derlanden zich wol van zijnen pligt te kwijten (5). Do besluiten worden aanstonds
ten uilvoer gelegd en verwekten overal klagten, gemor en verslagenheid. Men vreesde
hel invoeren van hel Spaansche geloofsonderzoek met al zyne verschrikkingen, het schen-
den van'slands voorregten, en het verloop van den handel door de vervolging , welke de
vreemde kooplieden , die meestal de nieuwe gevoelens omhelsden, Ie wachten had-
den. Onderscheiden Brabandsche sleden, bovenal Antwerpen, waar zich reeds vele aanzien-
lijke handelaars tot hun vertrek voorbereidden, hel koopen en verkoopen stil stond,
en de huizen eensklaps in prys daalden, weigerden het bevelschrift af Ie kondigen (6).
ViGLius, naar het schijnt, de ontwerper er van, trachtte hel Ie verdedigen, beloo-
gende, dat geen ander geloofsonderzoek bedoeld werd, dan hetwelk reeds in de
Nederlanden in gebruik en op beschreven kerkelyke regten gegrond was, terwijl
(1) wagenaar, ü. V, bl. 344, 345. brakdt, Ilist. d. Reform. D. I, bl. 156.
(2) Charterb. v. Vriesl. D. III, bl. 211. Mr. n. j. κοελέν, Gesch. ά. Joden in Nederl. bl.
127—130.
(3) Vgl. Alg. Gesch. d. FaderL D. II. St. III. bl. 301, 610, 621, 622. bor, jÜist. d. Ne*
derl. Oorl. ]). I. li. 1. bl. 6.
(4) Charterb. v. Vriesl. D. III, bl. 191—207-
(5) Repen, d. Placaat. bl. 63, 64, bij waüekaar , D. V, bl. 345.. ï)ewe2, Eist. Générale
de la Belgique. T. V. p. 256—261. Zie over roabd tappeb, brasdt, Rist.v.Enkh. bl. 296—307.
(6) brahdt, Ilist, d. Reform. D. I, bl. 158, 160,
Π Deel. 4 Stuk. 4
-ocr page 26-26 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
)543—'het algcmecne belang bet weren der ketterij vorderde. Hij bekende echter aan
den Kanselier van Brahandy »dat hem de gestrenge maatregelen tegen de borst
stuitten, en zij hoofdzakelijk aan den invloed van 's Keizers biechtvader en van
eenige monniken toegeschreven moesten worden. Hij zelf had er reeds veel in ver-
zacht, doch minder dan hij wenschle, de^yijl men aan het Hof beweerde, dat ge-
strengheid van straf alleen van ketterij kon afschrikken. Thans bleef er, naar zijn in-
zien , alleen over, dat hij en zijne ambtgenooten voor eene gematigde uitvoering der
bevelen zorgden (1)." De Landvoogdes deelde in dit gevoelen. Zij begaf zich naar
Augshurg , om zelve den^Keizer tot matiging te bewegen, en bewerkte eindelijk het
uitvaardigen van een nieuw besluit, waarin do bepalingen omtrent de uitheemsche
25 V. kooplieden eenigzins verzacht, en do gehate woorden: Inquisitie en Inquisiteurs ,
|| inaan'i. ^oor die van )) Geestelijke regtersmet welke men echter hetzelfde bedoelde, ver-
li vangen waren. Overigens was het even scherp als het vroegere, alleen werden
ί er ook straffen in bepaald tegen valsche aanklagers, en dit was ten minste een
middel , om hel vermenigvuldigen van boosaardige aantijgingen en onregtvaardige
pleitgedingen tegen te houden (2). Het stuk stelde het volk tevreden, en werd
zoowel te Antwerpen als elders afgekondigd, docli onder openlijke betuiging, dat de
stad met geen geloofsonderzoek bezwaard , of in hare voorregten en vrijheden verkort
zou worden (3). Nu ging het vervolgen van andersdenkenden over de godsdienst
hevig voort, en velen werden van goed en leven beroofd; echter schijnt het, dat de
Noordelijke Nederlanden , in do laatste regeringsjaren van karel , minder daarby geleden
hebben dan de Zuidelijke, waar do slraiTen met onverbiddelijke gestrengheid ten uit-
voer gebragt werden (4). Van meteren beweert, dat vijftigduizend menschen, onder
het bestuur des Keizers, ter zake van godsdienst, door beulshanden zijn omgeko-
men (5). Hugo de groot voert dat getal tot honderd duizend op (6).
Had karel door het beslissen van het geschil met Bruland de genegenheid der
Hollanders gewonnen, van den anderen kant trachtte hij ook zoo veel mogelyk voor-
deel van hen te trekken. Dit bleek uit het plan, de quohieren der verponding in
(1) viGLii Epist. Select, p. 348, 351.
(2) Charterb. ν. Vriesl. D.III, bl. 210—226'. bor, Hist. d. JVederl. Oorl. D. I. ß. ί.
1)1. 7-12.
(3) brandt, Eist. d. Ref. D. I, bl. 161, 162. hooft, Nederl, Ilist. B. I, bl. 32.
(4) BRANDT, Eist. d. Ref. D, I, bl. 162 enz. glasiüs, Gesch. d. Christ. Kerh en Godsd. in
de Nederl. D. ΠΙ, bl. 179.
(δ) Nederl. Hist. B. I. bl. 16. Dit getuigde ook de Prins van Oranje openlijk in 1568.
(6) Annalium Lib. I. p. 12, Amstel. 1658.
-ocr page 27-DES VADERLANDS. 27
Holland te laten hernieuwen. Do Staten zelve hadden sedert jaren de noodzakelijk- 1543--
1555
heid daarvan ingezien, doch tevens begrepen, dat dit niet door gemagtigden des Kei-
zers alleen , maar ook door den Stadhouder en eenen afgevaardigde uit elke der zes
groote sleden moest verrigt Avorden, uit vrees , dat anders eenige sleden , inzonderheid
Amsterdam, te zwaar belast wierden. Dertig duizend Karelsgulden Averden den Stad-
houder MAxiMiLiAAw vaii Bourgoiidië, van wiens invloed ten Hove men zich veel goeds
voorspelde, ten geschenke gegeven; doch reeds bestaande en te voorziene zwarigheden
maakten de zaak zoo moeijelijk , dat zij geheel achterwege bleef (1). Dit betrof
Holland in het bijzonder, 's Keizers hernieuwd bevelschrift legen de kleederpracht,
welke , naar het schijnt, in alle standen lot hot buitensporige was opgevoerd , betrof
de Nederlanden in het algemeen. Verbeurdverklaring der kleedingstukken en geld-
boeten daarenboven, waren op de overtreding van 's Keizers bevelen en bepa-
lingen in dezen gesteld (2). Om denzelfden tijd werd een scherp Keizerlijk bevel
uitgevaardigd tegen het schrijven van brandbrieven , hetgeen dagelijks in Friesland
geschiedde, en ten strengste verboden , op gedane bedreigingen , gelden naar aan-
gewezene plaatsen te brengen, W^io eenen brandstichter in handen van het geregt
leverde , ontving vergoeding der kosten van hel gevangennemen, en vijftig Kareis-
gulden tot belooning (3).
Belangrijk voor de handeldrijvende gewesten der Nederlanden, was een verdrag
met Frankrijk. Hekdrik II had bevolen, dat niet slechts vijandelijke en verboden
koopwaren op de schepen of wagens, waar zij aangelroilen werden, maar ook al do
overige daarbij gevonden goederen verbeurd verklaard zouden worden, waarop de
Keizer een gelijk bevel in de Nederlanden had uitgevaardigd. Thans echter kwam men
aan beide kanten overeen, de verbeurdverklaring bij de vijandelijke en verboden waren
alleen te bepalen (4). De langdurige vijandelijkheden lusschen do Nederlanders en
Schotten, namen insgelijks vóór den afloop dos jaars een einde door een verbond van
vrede en vriendschap te Binch in Henegouwen gesloten, waarin de Koningen van jg ^
Frankrijk, Engeland, en Denemarken, de Roomsch-Koning en de Rijksstenden Win-
van wederzijde begrepen waren, en hetwelk door den Keizer ie, Augshurg bekrachtigd 1550
werd (5). Ondanks den herstelden vrede, Averd evenwel het verbod , mondbehoeften
(1) wagenaar , i). V, 1)1. 351—354. van wijn op \vage!*aar , Si, V, 1)1. 85, 86.
(2) Charterb, ν. Friesl. D. III, LI. 208-210.
(3) Charicrb, v. friesl. D. III, bi 214-216-
(4) uümost, Corps Diplom. T. IV. P. UI. p. 3, 4.
(5) DC3I0ST, Corps Diplom, T. IV. P. III, ρ. 10—22. Groot Ptacmib. 1). IV, hl. 260. Chur^
terb. γ. Friesl. D. III, bl. 229. Vgl. wagesaar , D. V, bl. 354—357.
1 *
-ocr page 28-28 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
voeren, niet opgeheven, en zelfs het verlof, lot verzending van eenige bepaalde
100c>
levensmiddelen, onlangs toegestaan, weder geheel ingetrokken (1). En dewijl de
zeerooverijen, zoo al niet door de Schotten, dan toch door vrijbuiters en kapers van
andere volken werden voortgezet, vaardigde karel V eene regeling [ordonnantie)
uit over het toerusten van zeeschepen en omtrent de zeeregten, welke voor de ken-
l9 V.
Hooim-nis van het zeewezen dier dagen belangrijk is (2).
Iji Onderlusschen was do geschorste Kerkvergadering op aandrang des Keizers, welke
II het vernietigen der nieuwe leer nimmer uit het oog verloor, weder te Trente bijeen-
geroepen , en ging nu voort. Op zijn bevel waren uit de Nederlanden ruaed
tapper, en do Onder-geloofsonderzoeker frawgiscus sopiiviüs , die zich beide door
den bittersten haat togen de Hervormings-gezinden kenmerkten, met jouannes
UASSELIUS GERARD Vail HaiUericOUrt , JOHANNES MAHüSIüS , MARTINUS RIETHOVEIV en
CORNELIUS JANSENIUS dcrwaurts gezonden, om alzoo deze gewesten aan de besluiten
I der Kerkvergadering te onderwerpen. Het is opmerkelijk, dat de vier laatstgenoemde
mannen , even als sonnius , by de oprigting der nieuwe Nederlandsche bisdommen
eenige jaren later, elk met een daarvan begiftigd werden (3). Doch de opstand van
aiAURiTs van Saksen, en de snelle voortgang van de wapenen der Protestantsche Vor-
sten in Duitschland legen den Keizer, veroorzaakten, dat de Kerkvergadering hel
volgende jaar in de grootste ontstellenis en verwarring uiteenging, en niet dan tien
jaren daarna weder bijeengeroepen is (4). De Keizer werd zoo langer zoo meer in de
engte gebragt, sinds de verbonden Duitsche Vorsten Koning Hendrik II, den erfge-
naam van den haat zijns vaders tegen het huis van Oostenrijk , in hunne belangen
overgehaald hadden. Hij voorzag wel den oorlog met Frankrijk ^ maar kon dien
noch voorkomen, noch zoolang de zaken in Duitsch land niet tot rust gekomen wa-
ren , zich er met nadruk tegen wapenen (5). Onverhoeds begonnen de Franschen de
vijandelijkheden door het nemen van een aantal Nederlandsche koopvaardijschepen en
haringbuizen; zelfs te Hamburg· werden schepen, voor hunne rekening, ten oorlog
uitgerust. Men vreesde een aanslag op Zeeland en had geene vloot, om het gevaar
af te weren (6). Ook was men voor eenen inval der Franschen in andere gewesten
(1) Charterb. ν. Vriesl, D. III, bl. 260, 277.
(2) Charterb. ν. Vriesl D. III, bl. 261—277.
(3).WAGENAAR, D. V. bl. 362—365.
(4) ROBERTSON, Hïst. o/cuARLEs V. li. X, p. 633—636 , 639—641, 643 -649.
(5) viGLii Epist. Select, p. 355.
(6) ADR. v. D. GOES, Regist. d. Dugv. D. III, bl. 131, 188, 287—298.
Is
) j, I*
DES VADERLAINDS. 29
beducht, en had den Graaf vaniioo^iimie« , Stadhouder van Ge/re , met eenig krijgs-1543—
volk naar do grenzen gezonden , om den vijand den toegang Ie beletten (1). De handel
met Frankrijk en het reizen derwaarts werd elk gestreng verboden en uit Nveerwraak , 21 v.
al wat Franschen onderdanen in de Nederlanden \i&\xoovAQ, verbeurd verklaard (2). ^Qfj^^j^
Vijf dagen daarna kondigde men Frankrijk plegtig den oorlog aan (3). Niet alleen l^^l
werd het verbod van verkeer met Frankrijk herhaald, maar ook uitdrukkelijk allen 9 en 1(5
Franschen gelast, die hier geen jaar vast verblijf gehad hadden, de Nederlanden te
ruimen (4). Men begon nu met meer ernst aan middelen van tegenweer te denken, maand.
Van rossem kreeg bevel, volk te werven, en bragt spoedig een goed aantal geoefende
krijgslieden bijeen (5). In Holland sloeg de Stadhouder den Staten voor, eenige
sterkten in de Maas, het Marsdiep en HVlie te leggen, of het getal der oorlogs-
schepen te vermeerderen. Het eerste oordeelden de Staten nutteloos en to kostbaar,
en het vergrooten der zeemagt beschouwden zij als eene zaak, over welke al de Ne-
derlanden, en niet Holland alleen, moesten beschreven worden. Het uitvoeren van
oorlogsbehoeften werd verboden , en een tweehonderdste penning op alle andere uitgaande
koopgoederen gelegd (6). Later werd dit verbod ook op hel buitenlandsch vervoer van
granen en zuivel toegepast, en niemand mögt zich , zonder toestemming des Keizers, in
dienst van vreemde Heeren of landen begeven. Do Stadhouders ontvingen last, den
derden weerbaren man te wapenen, en daarover eene naauwkeurige wapenschouwing 15 v.
te houden (7). De Landvoogdes beschreef al de Nederlanden to Brugge, en eischto
van elk eene bede ter bestrijding der oorlogskosten legen Frankrijk. Brahand be- 1552
willigde in viermaal honderd duizend Karelsgulden (8). Holland en Zeeland beslo-
ten , na vele bedenkingen en beraadslagingen over de middelen om geld to vinden ,
lot het opbrengen van twee tonnen gouds. De belasting op de haardsteden, tot dat
einde uitgeschreven , werd met gestrengheid ingevorderd. Men verpligtte de steden,
voor hare onvermogende ingezetenen te betalen; de Prins van Orainje en de Graaf
van Hoorn, die hun aandeel Aveigerden, werden in regten betrokken (9). Uit de
è
(1) Kron. V. Jrnh. bl. 105—107. sLicniENnousT, Geld. Gesch. Β. XIII, bl. 484.
(2) Charterb. ν. Friesl. D. III, bl. 279.
(3) HARAETis, ^niial. ßrab, Τ. II, ρ. 662.
(4) Charterb, ν. Friesl. D. III, bl. 280—285.
(5) poRTus HECTERüs, Rer. Austr. Lib. XIII. p. 318. poktakus , Hiat. Gelr. Lib. XIII, p. 857.
(6) adr. v. d. goes, Regisi. d, Dügv. D. III, bl. 138, 146-148.
(7) Charterb, v. Friesl. D. III, bl. 285—287, 290, 291.
(8) v. heürit, Bist. V. 's Hertogenb, D. I, bl. 538.
(9) WAGESAAR, D. V, bl. 371—377.
-ocr page 30-30 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1543— onderhandelingen mei de Landvoogdes en den Voorzitter viglius had men genoegzaam
1555
bespeurd , dat deze gelden niet tot beveiliging der Hollandsehe en Zeeuwsche haring-
vaart zouden aangewend worden. Men sloeg derhalve ter staatsvergadering voor: het
verwerven van vrijgeleibrieven van Frankrijk, of het uitrusten van een behoorlyk
getal oorlogsschepen. Rolland en Zeeland verklaarden zich voor het eerste;
doch de Landvoogdes, welke beweerde, dat men den Koning van Frankrijk niet
konde vertrouwen, dreef door , dat acht schepen ten oorlog werden uitgerust. Dit
verhinderde niet, dat omtrent vyftig haringbuizen door de Franschen genomen Averden,
wier vloot denkelijk talrijker was, dan men vermoedde. De Landvoogdes, op het
beveiligen der Hollandsche , Zeeuwsche en Friesche kusten en stranden bedacht, gaf
aan de Stadhouders daartoe de noodige bevelen. Tot dekking van do kosten der
scheepsuitrusting, legde men een impost van twee len honderd op alle waren , die
van en naar het Westen gevoerd werden (1). Deze en andere voorzorgen tegen de
Franschen, verwierven de goedkeuring des Keizers, welke den Koning van Frankrijk
van verstandhouding in de Nederlanden verdacht hield. Dit vermoeden was niet on-
gegrond. Immers beklaagde zich de Landvoogdes over de trouwloosheid en lafhartig-
heid dergenen, aan wio zij do versterkte plaatsen had toevertrouwd, zoowel als over
"t·
de verwaarloosde krijgstucht in het leger, het gebrek aan een bekwamen Opperbe-
velhebber, en over den heerschzuchtigen naijver der Grooten op elkander (2),
Ondertusschen was het Franscho leger in Lotharingen en Liiwemhurg gevallen
en had verscheidene plaatsen bemagtigd. TquI, Verdun en Mets waren reeds
vroeger door hesdrik. II veroverd»· Vak kossem en de Graaf van Reulx ^
Keizerlijk opperbevelhebber, daarentegen verwoestten Champagne en Artois (3).
Prins willem van Oranje , toen nog geen twintig jaren oud , nam als bevelhebber
van tien vaandels voetvolk wakker deel aan dezen togt (4). Doch niet dan na het
sluiten van den vrede te Passaii^ welke de rust in Daitschland herstelde, was hel
m,
2 V. den Keizer mogelijk, zelf iets van belang legen Frankrijk te ondernemen. De
nmli Landvoogdes had dikwejf bij hem vruchteloos op geldelyken onderstand aangedrongen ,
1552 Je belegering san ^Jets te openen (5). Thans bragt hij een leger van zestig duizend
(1) wagenaar, ü. V, bl. 377—381. van wijn Op wag ek aa ß , St. V, bl. 87, 88-
(2) κ. la!sz, Corrcspondenz des Kaisers karl V, B. ΠΙ. S. 171, 201, 299, 344, 388.
Leipzig, 1846.
(3) roNTiis uECTERüs, Rcr. Austritte. Lib. XIH, p. 319, 321.
(4) gachard , Correspotidance de gciuausie Ie TaciUirne, T. I, p. 29—42. Jrchives de la
viaison d^Orange-JVassau , T. I, p. 1—14,
(5) LAKz, Correspond. v. karl V. 13. lil. S. 493.
-ocr page 31-DES VADERLANDS. 31
man bijeen, hetwelk door den Herlog van ^/ία, den Graaf lamoraal van den 1543—
1555
Heer van Bossu en andere krijgshelden aangevoerd, en door eene talrijke hulpbende ^q ,,
van den Keurvorst albert van Brandenhurg nog versterkt werd. Men sloeg het be- Wijn-
leg voor 31eis; maar ofschoon alba niets onbeproefd liet, om door hot hernemen dier 1552
stad zyn krygsroem te verhoogen , zag do Keizer, welke er dertig duizend man voor
verloren had , zich eindelijk genoodzaakt af te trekken. » Ik ondervind nuzeide 26 v.
hij, »dat de fortuin, even als andere vrouwen, hare gunsten aan jonge mannen schenkt,
maar den ouden den rug toekeert (1)." Hij wanhoopte evenwel niet, haar weder
voor zich to winnen. Om den kryg spoedig en met kracht voort te zetten, werden
van de Algeraeene Stalen der Nederlanden te Brussel weder geldelijke offers geëischt;
van Braband zesmaal honderd duizend Rarelsgiilden, van Holland do helft dier som,
en van do andere gewesten naar evenredigheid. De Hollanders bragten, naar gewoonte,
vele zwarigheden daartegen in, maar moesten, evenzeer naar gewoonte, ten laatste
in do volle bede bewilligen. Hierbij bleef het niet. Weinig maanden later, dwong
men hen nog tweemaal honderd duizend gulden af (2). Het blijkt, dat ofschoon alles
werd ingewilligd, echter niet alles dadelijk in 's Keizers schatkist vloeide. Immers ziet
men uit eonen oorspronkclijken Staat van Oorlog, dat Holland, Zeeland, ütreoht,
het Land van Voorne en Putten^ Overijssel, Groningen en Drenthe te zamen
ruim vijfmaal honderd twee en dertig duizend gulden , van welke Holland alleen
viermaal honderd duizend leverde, den Keizer dit jaar hebben opgebragt, welko som
nog ver af was van de ingewilligde bede. Het is opmerkelijk , dat Gelre en Fries-
land in dat stuk niet opgenoemd >vorden. Do uitgaven overtroffen dit jaar de inkom-
sten der Νederlanden met meer dan vijfmaal honderd en vijftig duizend gulden (3).
De kleine steden, welko in deze drukkende lasten moesten deelen, zonder op de
Grafelijke beden, gelijk oudtijds, beschreven te worden, dienden een geschrift in ,
dat zij ten minste vier stemmen mogten hebben , om hare belangen voor te staan, en
eindigden het verzoek met do woorden .· »dit doende zal uwe Keizerlijke Majesteit
weldoen." Men gevoelt, dat de Keizer, wien het reeds zoo veel moeite kostto, het
klein getal afgevaardigden der groote steden naar zyn wil to buigen, to verstandig
was, voor zich zei ven nieuwe hinderpalen op te werpen. Het verzoekschrift werd dan
ook ontwijkend door de Landvoogdes beantwoord, en daarbij bleef de zaak rusten (4).
(1) roistds heütercs, Ref. Austriac. Lib. Xill. p. 323, 324. eobebtso« , Eist. of cnanies V,
B. XI, p. 656, 657.
(2) WAGENAAR, D. V, bl. 381—384.
(3) VAN WIJN op WAGENAAR , St. V , bl, 88 , 89.
(4) WAGENAAR, D. V, bl. 385. CERISIER, Ilist. d. Prov. Unies, T. II, p. 585.
-ocr page 32-32 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1543— "Vroegtijdig bragt karel het volgende jaar eene strijdmagt in het veld, om de smet
jg^g der nederlaag voor Mets uit te wisschen, en de Franschen Ie tuchtigen. Vaw
ROSSEM werd naar Luxemburg gezonden, om er het bevel Ie voeren. De Graaf van
Reulx belegerde Terouane, welk stormenderhand bemagligd, geheel uitgemoord,
en op 's Keizers bevel, tot den grond geslecht werd. Hesdin onderging eerlang het-
Zomer-zelfde lot door emanuel fiubert van Savoije^ welke later een der grootste veldheeren
maand, ^yner eeuw geworden is. De Graaf van Egmond en eenige andere bevelhebbers
rukten met een gedeelte des heirs lot Amiens door, en geraakten in een hevig,
doch ongelukkig gevecht met de Franschen onder den Hertog van Montmoreticij,
waarmede dit jaar do veldtogt eindigde (1).
Inmiddels had de Keizer, steeds bedacht op het uitbreiden van de grootheid en den
luister zijns geslachts , het plan ontworpen , ook de kroon van Engeland daarin over
Ie brengen. Engeland^ Nederland, Spanje en Duitschland, met elkander onder
één Huis vereenigd , konden het vijandige jFrawArjy^ van alle zijden insluiten (2). Tol
dat einde stelde hij aan maria tudor , welke haren broeder eduard VI op den Engelschen
troon \tas gevolgd , een huwelijk voor met zynen zoon filips , weduwnaar van maria
van Portugal, de moeder van don garlos. De Koningin van Engeland , niet
minder vol ijver voor het Roomsche geloof en afkeerig van de nieuwe leer dan
I FILIPS, vond, even als hij, behagen in *s Keizers voorslag. De Engelschen daarentegen
§1 beefden op het denkbeeld, dat zij onder hei Spaansche juk zouden geraken, en het
|i Huis der Gemeente verklaarde zich openlijk tegen dezen echt. Doch karel hatl
II door goud en beloften, de meestvermogende staatsdienaars van maria voor zich gcwon-
I nen, en zond een plegtig gezantschap met den Graaf van Egmond aan hel hoofd naar
II 1554 Engeland (3). Onverwyld Irad men in onderhandeling over de huwelijksvoorwaarden ,
|: Avelke viglius had ontworpen (4). Er werd, onder meer andere pnnten, bepaald,
dal »filips, gedurende het huwelijk met do Koningin, den titel van Koning
van Engeland zou voeren , maar het bestuur van zaken en het begeven van ambten
geheel aan maria moest overlaten, wier lyftogt [douarie) op zestig duizend gulden
werd bepaald, van welke twintig duizend haar uit de Nederlanden werden aangewe-
(1) poKTüS neütercs, RcT. AustHac. Lib. ΧΠΙ, p. 325, 326. haraei Annal. Brabant. T.
JI. p. 669. GARNiEU, UisL de France, Τ. XXVI. ρ. 453—456, 461—466, 472.
(2) ν. kampen, Verk. Gesch. d. Nederl. D. I, bl. 236.
(3) pontxis heuterüs, Rcr. Austriaca Lib. XIII, p. 327. Robertson, Uüt. of charles V, B.
XI, p. 664.
(4) viGLii Vita, p. 30.
-ocr page 33-DES VADERLANDS. 33
_
zen; de kinderen uit dil huwelyk zouden, benevens de kroon Tan Engeland, ook
Bourgondië en de Nederlanden, ja zelfs, wanneer bow carlos kinderloos overleed ,
ook Spanje en de overige staten van filips erven, onder voorwaarde, dat zg de
wellen, regten, gewoonten en vrijheden der landen, die hun ten deel vielen, onge-
schonden lieten en het bewind alleen aan inboorlingen opdroegen." Bij een geheim
punt zag FiLiPs af » van allo regt op de Engelscho Kroon, indien maria vóór liem
Konder kinderen overleed; en beloofde, dat hy geen oorzaak lot eene vredebreuk lus-maand.
15
sehen Engeland en Frankrijk geven , noch Engeland in den beslaanden kryg van
den Keizer met uendrïk: II wikkelen zoude (1)." Deze voorwaarden, hoe gunstig en
veelbelovend ook, konden geenszins de vrees der Engelschen voor Spaansche overhcer-
sching en geloofsdwang verdringen. Het beraamde huwelijk verwekte onder hen
algemeen misnoegen. Zelfs brak een opstand uit, die evenwel spoedig bedwongen werd ,
en derhalve alleen strekte tot bevestiging van het gezag der Koningin, die eerlang hel
weerstrevend Parlement ontbond en een ander, dat geheel van haar afhing, bijeen-
riep, welk hel huwelijksverdrag bekrachtigde (2). Oe Nederlanden konden insgelyks
geen genoegen vinden in eene echlverbindlenis , -welke hen niet alleen met groote
geldelyke opofferingen bedreigde, maar ook in gevaar bragl, Ie cenigen tijde onder
eenen Koning van Engeland te geraken, of lusschen verscheiden Engelsche Prinsen
of Prinsessen verdeeld, en alzoo vaneen gescheurd Ie worden. Hel eenige nul, welk
dil huwelijk voor hen Ie weeg bragt, was, dat maria aan do Maatschappij van Duil-
sche en Wederlandsche koopheden te London, onder den naam van Stillyard en
Duitsche Hanze bekend, de vryheden weder verleende , welke onder een vorig be-
stuur waren ingetrokken (3). Fiups was inmiddels mot de rijken van Napels en
Jeruzalem door den Keizer begiftigd , opdat men der Engelsche Koningin niet mögt
verwijten, dal zij hare hand aan een Vorst schonk, welke niet den titel van Koning
voerde (4). Met een schitterend gevolg slapte hij eerlang Ie Southampton aan land,
en voltrok weinig dagen daarna zyn huwelijk te Westminster. Vruchteloos beproefde 1554
hij zich de genegenheid der Engelschen Ie verschaffen, zelfs niollegenslaando hg zyne
gemalin, welke de andersdenkenden in geloofszaken met buitensporige woede ver-
volgde, lol gematigdheid en zachtheid vermaande. Teregt mistrouwde men zijne he-
Λ
--ί
il) rijmer, Act, Puhl. Angl. Τ. VI. Ρ. IV. ρ. 27—31.
(2) πϋϋΐΕ, IlisL of Engl. Ch. XXXVl. p. 370—379. Ed, London, 1838. rohertsok, IHst. of
CJUULES V, ß. XI ^ p. QC)5.
(3) wagesaak, D. V. bl. 395-397.
(4) campana, Vita del filippo II, T. I. Lib. VI. p. 127 verso.
Π. Deel. IV. Stuk, 5
-ocr page 34-34 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
lo43 - doelingen, sinds de Keizer op de kusten van F laanderen twaalf duizend man gereed
J 555
hield , om zich naar Engeland in te schepen en zijn zoon in alle ondernemingen
te ondersteunen (1).
Terwijl kakel V zijne geheele aandacht op de handelingen over het huwelijk van fiups
had gevestigd, waren de Franschen in de Nederlanden gevallen. Reeds hadden zij
Artois verwoest, onderscheidene steden en sterkten in Luxemburg en Ilenegomoen
bemagtigd, en op den "terugtogt het beleg voor Renti geslagen , toen de Keizer zelf
zich aan het hoofd zyns legers stelde en hen derwaarts volgde. In een hevig gevecht
behaalden zy wel de overwinning, maar met zulk een verlies, dat zij vooreerst niels
verder ondernemen konden en zelfs de belegering van Renti moesten opbreken. De
keizerlyke benden trokken over de Somme en verwoestten verscheiden plaatsen,
waarna de wederzijdsche legers de winterkwortieren betrokken (2). Ter zee was een
hardnekkig gevecht geleverd. Eene Nederlandsche koopvaardijvloot van twee en twintig
schepen, wel bemand en van geschut voorzien, ontmoet op hare terugreis uit Spanje,
tusschen Douvres en Calais, eene Fransche scheepsmagt van negentien groote en zes
kleine ten oorlog gewapende schepen. Ofschoon door de koopgoederen belemmerd ,
ontwykt zij den strijd niet, die spoedig met gelijke hevigheid aan beide zyden
gevoerd wordt. Dikw erf pogen dc Franschen , sterker in getal, de Nederlanders aan-
te klampen, die racer ervaren in het besturen der schepen en het gebruiken van
het geschut, steeds trachten de ruimte te behouden. Eindelijk echter hechten
vijftien Fransche schepen zich aan een gelijk getal Nederlandsche bodems vast.
Het gevecht Avordt elk oogenblik geweldiger, bloediger, en woedt van des mor-
gens negen tot des namiddags drie uren voort, toen de Franschen vruchteloos een
wapenstilstand voorslaan. De strijd eindigt niet dan nadat do vlammen , voorbedachte-
lijk of toevallig ontstoken, door den wind uil de zeilen der Franschen in die der Ne-
derlanders overslaan. Velen springen in zee, zwemmen naar de schepen, welke het '
vuur nog niet bereikt heeft, en worden, zoowel vijand als vriend , opgenomen. Deze
raenschlievendheid kwam den Nederlanders, die eene menigte Fransche drenkelingen
geborgen hadden, duur te staan. De Franschen immers, bespeurende dat zij op eenige
Nederlandsche schepen de sterkste waren, maakten er zich meester van en bragten
op die wijze vijf bodems te Dieppe op. Aan beide zijden waren zes schepen ver-
'Λ
(1) POKTÜS nEtTERCs, lïcr, Ausir. Lih. Xill. c. 20. p. 327. nüjiE, Jlist. of Engl Ch. XXXVI
p. 379 , 380. ROBERTSON, Bist. of CHARLES V, ß. XI· ρ. 666.
(2) roNTüs HEUTEUÜS, licr. Amtriac. Lib. XIII. c. 21. p. 329. uaraei Annales Br ab, Τ. II.
ρ, 674—677. GARNIER, Eist, de France, T. XXVI. p. 515—524.
DES VADERLANDS. 35
brand, en een Fransch vaartuig ^vas in den grond gescholen. Elk aan zijnen kant 1543·—
verzekerde, dat hij drie honderd, maar de vyand duizend man verloren had (1).
De nadoelen, welke den handeldrijvenden Nederlanden uit dezen krijg voortvloei-
den , werden nog door nieuwe beden verzwaard. In Lentemaand dezes jaars had
Holland in eenen cisch van tweemaalhonderd duizend gulden, en in Oogstmaand daar-
aanvolgende, in eenen anderen van hetzelfde bedrag bewilligd, ofschoon het land voor
den schuld van viermaalhonderd en tachtigduizend gulden, jaarlijks zeven en veertig
duizend gulden, alzoo byna tien ten honderd, aan rente opbrengen moest (2). Van
ßrahand werden insgelijks viermaal honderd duizend gulden gevorderd en verkre-
gen (3). De toenemende bloei en welvaart dezer gewesten door den handel, de
vermeerderde opbrengst der imposten door de weelde en do verteringen der ingeze-
tenen; die met de rijkdommen in gelijke mate stegen, en hel aflossen van verschil-
lende oude renten , hoezeer dit in het geheim geschiedde, waren ten Hove niet onbekend.
Dit gaf aanleiding tot steeds verhoogde beden, zonder dal men zich sterk om do ge-
wone klagten der Stalen bekreunde, die , daar zy telkens en somtijds zonder genoeg-
zamen grond werden aangeheven, hüre kracht verloren en met koele onverschilligheid
aangehoord werden. Bij het inwilligen van bijna elke bede, trachtten do Stalen van
Holland, die zich geene gelegenheid lieten ontglippen, om voor hunne regten en
vryheden te waken, eenige voordeden Ie bedingen. Thans wenschten zij, dat de
Landvoogdes de ambten alleen aan inboorlingen der Keizerlijke erflanden zou geven,
wier landtaal Duitsch was, en dan nog slechls aan dezulken, in wier gewest de
Hollanders niet buiten de ambten gesloten werden. Door het eerste wilde men de
S[)anjaarden, door het andere de Brabanders uil hel bestuur houden. De Landvoogdes
verklaarde bij monde van viglius , »dat het thans geen tijd was, hierop aan
te dringen; dat zij uitheemschen zoowel noodig had als inboorlingen; dat zij ech-
ter geene Brabanders tol ambten in Holland zou bevorderen, zoolang men de Hol-
landers daarvan in Brahand bleef uitsluiten." Nog minder slaagden do Stalen in
hunne op nieuw herhaalde klagte over het gedurig schenden van het belangrijke
(1) rosTus HEI-TERÜS, Rer. ylustriac. Lib. Xlil. p. 334, eo tiiuaküs , Hist. T, 1. Lib. XVL
p· 493, 494 plaatsen dezen scheepsstrijd in 1555, welke door GotTHOEVEsr, Chron. v. IfolL
1j1· 622 in 1553 {jcsleld wordt, velics , Chron. v. Hoorn, bl. 265, 266, geelt, meer waar-
schijnlijk, bet jaar 1554 aan, en wordt hierin door wagekaar , D. V. bl. 400—402, van wij«
op wagf.kaak, St. V. bl. 90, de jOi\ge, Gesch. V. h. Nederl. Zeewezen, D. L bl. 164 en aude-
irn gevolgd.
(2) WAGESAAR, D. V. bl. 402—405, 419.
(3) v. iiedrs , Hist. r. 's Hertogcnb. D. I. bl. 541, 542.
8
-ocr page 36-ÄLGEMEENE GESGHiEDENlS
-Toorregt, dat een Hollander niet buiten hel graafschap in regten kon betrokken
en gevonnisd worden. Men beweerde ten Hove, dat Majesteitschennis niet tot de
gewone reglbank, maar tot 's Keizers bijzondere TÏerschaar behoorde; dat ketterij
oene Majesteitschennis omtrent God was, en derhalve degenen, die daaraan schul-
dig waren, door eene vierschaar buiten Holland konden gevonnisd worden.
Dit wanbegrip kostte menigen braven het leven, en onder hen den eerbiedwaardigen,
hoogbejaarden Priester te Heenvliet, ewgel Willemszoon de merle , of merula, die in
vijflienhonderd drie en vyftig om ketterij in hechtenis geraakt, van kerker in kerker
gesleept, en na talloozo mishandelingen, in vijftienhonderd zeven en vijftig te Bergen
in IlenegouiDen lot den brandstapel veroordeeld werd, doch op het punt van do straf-
uitvoering, biddende den geest gaf (1). Intusschen maakte het verkrachten van een
der grootste voorregten des volks, de Staten opmerkzaam, om de oorspronkelijke voor-
regtsbrieven, welke hier en ginds verstrooid bewaard werden, bijeen te zamelen , ten
('inde ook daardoor te voorkomen, dat zij niet, gelijk men ton Hove begeerde, naar
elders gcbragt en verdonkerd wierden. Er werd bepaald, dat voortaan alleen echte
afschriften daarvan aan het Hof zouden geleverd worden (2).
Behalve do rampen des oorlogs, teisterden dit jaar onderscheidene landplagen een
groot gedeelte der Nederlanden. Eene gestrenge vorst had tot diep in hel voorjaar
de wateren gesloten gehouden, en onverlet reed men mot paarden en sleden over de
Zuiderzee en HanOollart van den eenen oever naar den anderen (3). Op den harden
winter was een vochtige zomer gevolgd. In Brahand kon door do geweldige regens
het koorn niet opkomen, hetgeen eene groote schaarschheid verwekte, welker vrees-
solijke gevolgen voor de schamele gemeente , door het opkoopen van granen in Hol-
land voorkomen werden. Hierbij kwam eene aanstekende ziekte, die een gerui-
men tijd voortwoeddo en in ^s Hertogenhosch inzonderheid eene menigte slagtoffers
maakte (4). Overijssel, waar twee jaren geleden, onweders en watervloeden
schromelijke verwoestingen hadden aangerigt, werd thans door brandstichters in
onrust gehouden (5). Grooter ramp dreigde Gelre door do Jezuiten, die er zich
poogden te vestigen. Merkwaardig is het scherp besluit, hetwelk in Nijmegen tegen
hen uitgevaardigd werd en hoofdzakelijk hierop nederkomt: »sinds eenige lieden j
(1) BUAiïDT, Tlist. d. Reform. D. I. bl. 198—213.
(2) WAGEWAAR, ü. V. bl. 405—411. TE ΛΥΑΤΕΐι, Vadcrl Hist, 1). UI. bl. 85—97-
(3) sciroTAisus, Fr. Hist. B. XX. bl. 695.
(4) V. HEUUN, Bist. V. 'süertogcnb. D. I. bl. 542.
(5) Ä. siCoriEji, Chron. v. Detanter^ bl. ]00, lOf.
Η·
it^
1543-
j 555
DES VADERLANDS. 2395
37
die zich Jozuiten noemen, allengs de stad zijn binnengeslopen, en zich ver- 1543—
stouten in eenige kerken dienst te doen; daarenboven zekere zaraenkomslen hou-
den, om het zaad van tweespalt beter te zaaijen en tevens stedelijke erfgoede-
ren aan zich te brengen, zoo heeft do regering van Nijmegen deze nieuwe ingeslo- 1555
pen Jezuiten uit hare muren gebannen, binnen \Yelko reeds meer Geestelijken zijn
dan men voeden of onderhouden kan, en hun door een roedrager bekend ge-
maakt, dat zij eerstdaags de stad moeten ontruimen." Toen do Jezuiten den Raad
de reden van zulk een vreemd en, naar hun oordeel, onheusch vonnis afvroegen,
werd hun slechts het besluit voorgelezen en ver^γittigd, dat men zich daaraan stiptelijk
duclit te houden. Krachtens dit besluit, werd eenige jaren later de verkoop van zeker
huis aan do Jezuiten, door de stedelyke regering van geener waarde verklaard en
vernietigd (1).
De Keizer en de Koning van Frankrijk door den langdurigen krijg uitgeput, haak-
ten beide naar vrede, maar de onderhandelingen deswege geopend, liepen vruchteloos
af (2). Karel bragt derhalve in het begin des jaars bij Givet een leger van twintig
duizend man te zamen, en gaf het bevel daarover aan maarten van Rosxem,
Doch deze veldheer, eerlang door de besmettelijke ziekte aangetast, welke reeds groote
verwoestingen onder zijne benden had aangerigt, werd naar Antwerpen gevoerd, al-
waar hij, volgons eenigen, aan het eten van vergiftigde duiven overleed (3). Men
heeft van RossEM den Gelderschen aghilles, een tweeden nanwibal genoemd, en
voorzeker heldenroem noch uitstekende krijgsmansbekwaamheden kunnen hem betwist
worden. Maar menschelijkheid moet wel zelden do borst van den man verwarmd
hebben, die »branden het sieraad {magnißcat) van den oorlog" plagt te noemen; die
alleen streed uit lust om te strijden, en zich weinig bekommerde, wien en welke be-
langen hij diende, indien hij slechts het oorlogszwaard voeren konde. Hel huis door
hem te Arnhem gebouwd en bewoond, is nog aanwezig Zijn graf in do kerk to
Rossem werd in den opstand legen Spanje geheel vernield, doch zyn gebeente, op
last des Kardinaals van Oostenrijk, in vijftienhonderd negen en negentig in de
hoofdkerk van 'i Eertogenhosch bijgezet. Hy liet eene eenige, doch stomme dochter
na, die echter in volwassen leeftijd, door eene plotselinge ontsteltenis of schrik, hel
gebruik der spraak wederkreeg en voorts behouden heeft. Zijne nalatenschap geraakte
door do twist- en ijverzucht der erfgenamen grootendeels in vreemde handen, en van
•ï^i
Μ
(1) SLicnTEiïnonsT, Geld. Gesch. IJ. ΧΙΠ. bl. 487. Chron. r. Nijmcg. bl. 125.
(2) Corrcspond. de gcillacme ie Taciturne. 'Γ. 1. p. 60.
(3) postüs heltercs, Eer. Austriae. Lih. XIH. p. 334. tuiasbs, Jlisf. T, I. bib. XVI. p. 489·^/, \
".-Λ
' - ' -"Λ
-ocr page 38-38 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1543 daar het gezegde, dat » kossems goederen met den degen waren gewonnen, en met
de pen weder verteerd (1)·"
Met Yoorbijgang van zoo vele wakkere krijgslieden, die zich in vorige oorlogen
onderscheiden hadden, zoo als de bossu's, de lalaings, de Arembergs, de megiiems,
de egbionds, werd de twee en twintigjarige Prins willeh van Oranje, door den
Keizer met het bevelhebberschap in slede van van kossem bekleed, 's Prinsen
eerste zorg was maatregelen te nemen, om de Fransehen te beletten, Mariënhury
van leeftogt te voorzien, en levens de vestingwerken van Charlemont, eene sterkte,
op last des Keizers nabij Givet opgeworpen en naar zyn naam genoemd, te
voltooijen. Hij vermeesterde middelerwijl in den omtrek onderscheidene sloten door de
vijanden bezet, doch behandelde de verdedigers menschelijk. Het ongunstige jaarge-
tijde, do slechte staal der wegen door de zware regens, en bovenal de sterfle onder het
volk, meer aan gebrek van het benoodigde, dan aan de immer voortheerschende pest-
ziekte, maakten het den Prins onmogelijk, in Frankrijk^ overeenkomstig 's Keizers
verlangen, te rukken, om zich op de Franschen over de verwoestingen, in Jrtois
aangerigt, te wreken. Opdat evenwel de krijgslieden »hun loon niet werkeloos
en met niets doen zouden verdienen," beval de Keizer het stichten eener sterkte,
welke Henegouwen en Brahand tegen de bezetting van Marihihurg konde dek-
ken , en liet de keuzo van de plaats, den vorm en de grootte daarvan geheel aan
den Prins over. Weldra werd het werk begonnen en de vesting gebouwd, die
Herfst-willem , ter eere van Koning filips, Philippeville [Filipsstad) noemde (2). Men
was intusschen weder in vredesonderhandelingen getreden. Tot het welslagen daarvan ,
looo
waren gebeden en plegtige ommegangen in de ISederlanden uitgeschreven (3). Doch
er werd alleen den vyfden van Sprokkelmaand des volgenden jaars een vijfjarig be-
stand gesloten (4).
Hoewel men thans den krgg niet dan ilaauw en piepend gevoerd had, waren
de Νederlanden echter tot het inwilligen van zware beden genoodzaakt geworden.
Van Brahand had men viermaal honderd duizend gulden geëischt en verworven (5).
(1) I'ontanüs, Ilist. Gelr. Lib. Xill. p. S(jU sliciiteshorst , Geld. Gesch. Β. Xill. bl. 488.
v. iiï;drn, Hist. V. ^s Hertogenb, J). I, bl. 543.
(2) Correspondance de guillaiime Ie Taciiurne, T. I. p. 65—315, Vgl. de Préface van
gachard, p. XIX—XXIV. touaisus, Uïst. T. I. Lib. XVI. p. 491. poktcs hectercs, Rer.
Austriac. Lib. XIII. p. 334.
(3) Ckarterb. v. VriesL D. III. bl. 375.
(4) DUJiONT, Corps Diplom. T- IV. P. III. ρ. 82-84.
(5) ν. BEURN, liist, V. ^s Uertogenb. D. I. bl. 544.
-ocr page 39-DES VADERLANDS. 39
Eene gelijke sorn was van Holland gevorderd, en de aanzoeken der Staten, om in dat 1543^
ellendig jaar, gelijk zij het noemden, van deze bede verschoond te Wijven , had-
den even weinig ingang gevonden, als hunne klagende vertoogen. De Edelen en sle-
den dachten intusschen na over de middelen, om de Landsimposten vruchtbaarder [ψτο-
ducUver) te maken. Do eerslgenoemden begrepen uit dien hoofde , dat dezo niet,
gelgk tot nu toe, door ontvangers, van Landswege aangesteld, geïnd, maar jaarlyks
in de steden verpacht moesten worden. Dordrecht en Amsterdam, waar do ont-
vangst door leden van de vroedschap geschiedde, rnet wier belang het verpachten
misschien minder strookte, vonden aanvankelijk hierin eenige zwarigheid, doch wer-
den overstemd. Hoe ongegrond hun gevoelen geweest was , dat de voorgestelde nieuwe
wijze niet aan het doel zou beantwoorden, bleek reeds in het eerste jaar, nadat de
verpachting was ingevoerd , toen de imposten op de wijnen en bieren meer dan veertig
duizend gulden opleverden, welke bij de laatste afrekening, nog geene twintigduizend
hadden opgebragt. Sinds dien tijd heeft het verpachten van 's Lands gemeene midde-
len bijna twee eeuwen stand gehouden, toen het in zeventienhonderd acht en veertig
op eenmaal werd afgeschaft (Ij.
Te midden der krijgsbedrijven en vredesonderhandelingen, besloot Keizer kakel Jiet
voornemen, zich van de heerschappij te ontslaan, om in stille afzondering in kS/jajyc
zijne dagen te eindigen, welk hij reeds lang gekoesterd had, ten uitvoer te brengen.
Vele zijn de gissingen naar de oorzaken, welke dien Vorst, bijna nog op do mid-
daghoogte van den mannelijken leeftijd, lot dezen afstand , welke Europa met ver-
bazing vervulde, bewogen hebben (2). Zeker is, dat *sKeizers ziékclijke toestand
veel invloed op dit besluit gehad , zoo niet geheel of grootendeels alleen daartoe aan-
leiding gegeven heeft. Toen hy ten volle in het werkzame leven trad , was hij niet
gezond meer: en op zijn veertigste jaar, naar de getuigenis eens lijdgenoots, gevoel-
de hij zijne krachten reeds half gebroken. Hem verliet het vorige vertrouwen in zich
zelven en in zijn geluk; en het is opmerkelijk, dat hij zijne lotgevallen vóór dien tijd
zich beter wist te herinneren, dan de volgende, ofschoon deze zoo veel naderbij
lagen. Sinds werd hy, inzonderheid na zijn vijftigste jaar, door do jicht gekweld,
wier aanvallen steeds heviger werden en dreigden, hem eenmaal plotseling van
het leven te berooven. De neiging tot zwaarmoedigheid en eenzaamheid, hem van
(1) wagenaar , 1). V. hl. 417—422.
(2) STRAÜA, de Hello ßelgico, ρ. 16—23. ν. d. vijivckt , Ilist d, Troubles d. Pays-ßas.
Τ. I. ρ. 107-109. WAGENAAR , D. ν. hl. 423-427. te water , Faderl. liist. D. 111. bl. 98, 99.
cerisieb, Uist. des Prov. Unies. T. II. p. 59'4, 595.
40 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1528 zyne moeder aangeërfd, vermeerderde met do jaren en ongemakken. In den laai-
looo
sten lijd zyner regering verscheen hy zelden in het openbaar en zag niemand,
vvien hij niet uitdrukkelijk had ontboden, bij zich, behalve zijne beide zusters en
eenige gunstelingen of vertrouwde dienaren. Dikwerf koude hij zich met geene staats-
zaken bemoeyen, en was maanden achtereen niet te bewegen, zijnen naam te tee-
kenen, noch vermögt, door het handeuvel, zelf eenen briefte openen. ïn een met
zwart laken behangen vertrek, door zeven fakkels verlicht, lag hij uren lang op de
knieën ; en toen zijne moeder, johanwa van Arragon , die sedert den dood van haren
gemaal bijna eeno halve eeuw in eenen kindschen toestand van geest verkeerd had,
overleden was, meende hy somtyds hare slem Ie hooren, die hem riep, haar te vol-
gen (1). Behoeft men staatkundige of andere beweegredenen op te zoeken, om
'sKeizers besluit te lerklaren , zich aan het gewoel der wereld te onttrekken? Was
het in den Regent, naar geest en ligchaam afgemarteld, te verwonderen, dat hy ,
niet langer in staat zelf de teugels van het bewind behoorlijk te voeren, die vry willig
aan eenen zoon overliet, van wiens kunde en bekwaamheden, om zoo vele landen
te besturen, hij zich verzekerd hield? Ongetwijfeld echter zullen 'sKeizers tegen-
genspoeden en teleurgestelde verwachtingen,] misschien ook de wenschen van filips ,
de uitvoering zyns plans verhaast hebben (2).
Dit plan Averd in de Nederlanden verschillend opgenomen. Vonden eenigen daarin
een bewijs van 'sVorsten grootheid, zelfbeheersching en godsvrucht; anderen, welke
zich weinig goeds van den aanstaanden Heer voorspelden, keurden het af. Vigliüs
zag althans de toekomst met bezorgdheid te gemoet; hy vreesde , dat de Landvoogdes
zich nu aan het bestuur van zaken onttrekken, en filips, onbekend met den aarden
do instellingen der Nederlanders, het oor aan nieuwe , onervarene staatslieden leenen
zoude, waaruit onvermijdelijk heillooze botsingen moesten voorlvloeyen; hy zelf sprak
van hel nederleggen zijner ambten en het verlaten van het Hof (3). Vóór de Keizer
zijn besluit voltrok, wilde hij eenigen Nederlandschen Groolen bevvyzen geven van
zijne genegenheid, en verhief de heerlijkheden van Bossu en van Kuilenburg tot
graafschappen, en die van Feere en Vlissingen tot een markgraafschap. Belangrijker
(1) L. RAKKE, Fürsten und Kölker von Süd-Europa, Β. I. S. 112, 113. vos scflEPELrii,
Beitrüge zu der Gesch. Span. S. 134. të water , Faderl. Eist. 13. Hl. bl. 90—102.
(2) ROBERTSON, Hist. o/" CHARLES V, B. XI. p. 680. WAGENAAR, 1λ V. bl. 426. YAN WUN Op
AVARENAAK , St. λ^ hl. 91 (i). Mr. G. GUOEN VAN i'RiNSTERER , Prolcgonicnes in de Archives de
la ßlaison d'Orange-Nassau. T. 1. 2de Edit. p. 125, 126.
(3) viGLU f'iia, in iioijnck van fapenurecut, y^na/cc^ '1'· 1· 1'· 1· P· 31.
-ocr page 41-DES VADERLANDS. 41
Avas zijne verzekering aan de Edelen en sleden van Bollandj dal de ambten aan geene ■
i oo5
vreemdelingen zouden gegeven worden, de Stadhouders en Ridders van het Gulden
Vlies daarvan echter uitzonderende, hetgeen naderhand mede door filips bekrachtigd
>verd (1). Ondertusschen was deze Vorst, op onlbod des Keizers, uit Engeland,
waar hij zich een groot jaar had opgehouden, teruggekeerd, even ontevreden over de
Engelschen , als teleurgesteld in de hoop op erfgenamen uit zijn huwelijk met hunne 8 v.
tj 4
Koningin (2). Slalig was hij te Brussel ontvangen, in welke stad de Algemeene ^^^
Staten en do aanzienlijkste Edelen der Nederlanden legen den dertienden van Wijn- 1555
maand, ter bijwoning van de overdragt des bewinds aan filips, beschreven werden (3).
Op den dag, lot do belangrijke plegtigheid bepaald , zette karel V zich voor de
laatste maal op den staalsiezetel in de groole zaal van het paleis te Brussel^ nadat 25 v.
hij vooraf filips tot Grootmeester der Orde van het Gulden Vlies had verheven. Hij j^j^jl^jj
was in rouwgewaad over den dood zijner moeder. Aan de eene zijde was zijn zoon
geplaalst, aan de andere de Landvoogdes der Nederlanden^ omgeven door een schil-
lerenden sloet van Vorsten en Vorstinnen , Rijksgroolen , Ridders van het Gulden Vlies,
en afgevaardigden uit do Stalen van al de Νederlanden, behalve Overijssel, Op zijn
bevel verklaarde filibert de bruxelles, Lid van den Raad van State en van den Ge-
heimen Raad , dat » do klimmende jaren en ligchaamskwalen den Keizer ernslig ver-
maand hadden, aan zijn einde te denken en zich van den zwaren last der regering Ie
ontslaan, welken hij naar eisch niet meer lorschen konde; dal hij derhalve besloten
had, het bewind over Bourgondië en de Νederlanden aan zijnen zoon filips , welke
genoegzame jaren en wijsheid bezat, af Ie staan, in do verwachting, daardoor hel
geluk van zichzelven, van zijn zoon en van de landzaten te bevorderen; dat hij uit
dien hoofde zijne onderdanen van den eed aan hem ontsloeg, en van hen verlangde,
dien op zijn zoon over Ie brengen, wien hij vrijwillig en van ganscher harte het op-
perbewind afstond; dat hij eindelijk den Slalen do handhaving van de godsdienst, van
regl en billijkheid aanbeval en verzocht, zynen zoon met die trouw en dien
ijver te dienen, welke zij hemzelven zulk eene lange reeks van jaren in bel bestuur
van zaken bewezen hadden." Toen rees de Keizer, steunende op den schou-
der van Prins willem van Oranje^ met een papier in do hand, om zijn geheugen
Ie gemoet te komen, van zijnen zetel op, en hield in de Fransche taal eene aanspraak,
(1) WAGEKAAR, D. V. bl. 427—429.
(2) hume, Uist. of Engl. Ch. XXXVII. p. 380, 385. bobertsow, Hist. of cnanies V, B. Xi.
j). 681. Dat zich echter nog kort Ie voren een gerucht van de zwangerschap der Koningin, zelfs
van hare op hand zijnde bevalling verspreid had, blijkt uit een brief des Keizers van den 8"»" van
Zomermaand 1555. lasz, Correspond, d. Kaisers karl V. B. III, S. 661.
(3) Archives de la Maison d'Orange, 'J'. I. p. 16. gouthoeveit, Chron. v. Holl. bl. 623.
Η Deel, 4 Stuk. ' 6
42 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1543—in welke hi] met waardigheid, maar zonder pralerij, zijne raoeijelijke reizen, zware
J
krijgstoglen, belangrijke overwinningen, veelvuldige verbonden van vrede en vriend-
schap, en andere groole zaken vermelde, welke hy sinds het begin zijner rege-
ring verrigt had. » De bescherming der godsdienst en van den slaat," vervolgde
hij )) is steeds het eenig doel van al mijne pogingen geweest. Zoo lang mijne
gezondheid het gedoogde, heb ik met Gods hulp ijverig getracht, dit te berei-
ken , zoodat het mijnen vijanden alleen smarten kan, dat ik geleefd en geheerscht
heb. Maar nu mij de kracht en het leven zelf bijna begint te begeven , gaal mij de
welvaart myner onderdanen meer ter harte dan de lust van te regeren. In de plaats
van een oud man , die het gebruik zijner leden mist en met het eene been in het
graf staat, stel ik nu een jongen, wakkeren , kloektnoedigen Vorst, en bid u uit den
grond mijner ziel, dat gij en alle onderzalen hem gehoorzaam, onderling eendragtig
cn in de ware leer standvastig blgfl. Houdt my ten goede , zoo ik in het behartigen
uwer belangen te eenigen tijde mögt gefaald hebben; wat mij betreft, ik zal uwe trouw
en gehoorzaamheid, bij Gode, voor wien ik in den korten tijd, die mij nog overschiet,
eeniglijk denk te leven, altijd ten goede gedenken." Zich toen tot filips wendende,
zeide hij; »Indien ik u deze rijke erfgoederen, zoo groolelijks door mij vermeerderd,
bij mijn dood had achtergelaten, zou ik reeds eenige aanspraak hebben op uwe
achting; maar nu ik u vrijwillig afsta, wat ik nog konde behouden , mag ik met regt
de warmste erkentelijkheid van u verwachten. Ik begeer die echter niet voor my ;
uwe belangstelling in de liefde en welvaart uwer volken , zal ik als het beste , het
eenige bewijs uwer dankbaarheid jegens mij beschouwen. Andere Vorsten achten zich
gelukkig, dat zij hunnen zonen het leven gegeven hebben en het gebied zullen
nalaten. Ik wil de dubbele vreugde genieten, u te zien leven en regeren. Wei-
nigen zyn my hierin voorgegaan; weinigen zullen mijn voorbeeld volgen. Men zal
echter mijn besluit dan eerst prijzen, wanneer gij door wijsheid, godvreezendheid,
onverwrikte gehechtheid aan de Katholijke godsdienst, en stipte handhaving van de
wetten en voorregten uwer volken , die te zamen de hechtstc zuilen der regering zijn ,
u het vertrouwen waardig maakt, hetwelk ik in u heb gesteld. Ik eindig met den
wensch , dat de Almagtige u ook eenen zoon schenke, wien gij het bewind kunt, maar
niet behoeft af te staan." De Keizer, wien slem en krachten begaven, zonk in zijnen zetel.
Nimmer inderdaad had karel zich grooter getoond, dan nu hij afstand deed van alle
grootheid; nimmer voorzeker was hij beminnelijker geweest; zijne aanspraak, welke van
zijne teederheid voor zijnen zoon, en van zijne liefde voor het volk zoo treffend getuigde,
had den ongevoeligste zelfs tranen ontperst. Diep bewogen gaven de Staten bij monde
van den weisprekenden Pensionaris van Antimr-pen, jakobmaes, hunne innige smart te
kennen, » over het verlies van eenen Vorst, welke de ISederlanden ^ zijn geboortegrond ,
steeds door bijzondere bewijzen van achting en verknochtheid had onderscheiden ; en
DES VADERLANDS. 43
zy verklaarden , overeenkomstig 's Keizers verlangen , filips tot Heer aan te nemen , 1543—
Χ 555
en hem hulde en trouw te zweren." Nu naderde filips zynen vader , viel voor hem
op de knieën , en erkende , dal hij zoo vele gunst onwaardig was. » Ik ben echter zoo
snood en ondankbaar niet," zeide hij, »van mij legen uw welbehagen te verzetten.
Op uw hevel aanvaard ik het gebied over de Nederlanden, en zal u nooit reden
geven, mij van pligtverzuim Ie beschuldigen in iets, wal een reglvaardig bestuur en
eene ernstige bescherming en handhaving der wellen en der godsdienst van mij eischen.''
Hierop drukle hij vol gevoel de hand des Keizers, en smeekte hem om zijnen zegen,
dien hij onder een vloed van tranen ontving. Toen oprijzende, wendde hij zich mei
een minzaam gelaal lot de Staten, beluigde hun zijne onbedrevenheid in de landtaal,
om zijne genegenheid en liefde voor de Nederlanders uit te drukken, en verzocht hen,
om heigeen de Bisschop van Atrecht in zijn naam zou zeggen, aan te merken,
alsof hij zelf de gevoelens van zijn hart ontdekt had. Granvelle ontvouwde nu
in sierlijke woorden, de opgegeven redenen, welke karel tot den afstand der Nedér-
den genoopt hadden , en verklaarde voorts, dal 's Keizers wil en de wensch der Sta-
len den Koning aanspoorden, hot bewind op zich Ie nemen , in afwachting van *s He-
mels hulp en der Staten bijstand. »Filips," verzekerde hij , » had alles, zijn leven zelfs,
voor deze gewesten over , en zou er zoo lang vertoeven, of er telkens in wederkeeren,
als het noodig en hem mogelijk was; de onderschraging van de Kalholijke godsdienst
ging hem boven alles ter harte; de Nederlanders wilde hij naar billijkheid regeren, hen
met kracht verdedigen, hunne oude vrijheden, voorregten en gewoonten ongeschonden
laten, en, niettegenstaande hij dit laatste reeds voorjaren bezworen had, op begeerte
der Stalen , zich hiertoe op nieuw door den eed aan de bijzondere gewesten verbin-
den ; eindelijk beloofde hij niets te verzuimen, wat tot do pliglen van eenen goeden
Vorst behoorde." Na hel eindigen dezer beluigingen, maakte de Landvoogdes
in eene uitgebreide aanspraak, in welke zy den afstand des Keizers billijkte en
veel tol lof van filips uitweidde , den Stalen bekend, dat zij hel bewind over de Ne-
derlanden , sinds vijf en twintig jaren aan haar toevertrouwd, had nedergelegd. De
Pensionaris maes bedankte haar in naam der Stalen voor haar reglvaardig en wys
bestuur, en voorde zorgen en moeiten, welke zij zich, ten oorbaar van het land, ge-
troost had. Hiermede eindigde deze merkwaardige plegtigheid, die het begin was
der rampen , welke eerlang de Nederlanden met eenen geheelen ondergang bedreigd
don (1). Op denzelfden dag toekende en bezegelde Keizer kakel het staatsstuk, in
(1) PONTDs HEUTERCS, lUi'. Austriac. Lib. XIV, p. 335—341. haraebs, Annal. Brabant ï.
II, p. 081, 682. v. d. iiaer, de Initiis Tuniultuum Belgicorum^ Lib. I, c. 2, p. 48—01.
strada, de Bello Belgieo. Lib. I, p. 6—10. van meteres, NederL Hist. L. I, hl. 17, 'sGra-
renhage, 1G14. bor, Jlist. d. Nederl. Oorl, D. 1 li. I, bl. 3—5. Amat. 107^.
44 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1543-—heUvelk hij de 'Nederlanden^ ten behoeve zijns zoons, afslaat en zich uit die overdragt
1555
Teel heils belooft, dewijl »door de nabijheid van Engeland, filips te beter in
slaat zou zijn, dat ryk en de Nederlanden te regeren, en tegen den aansloot van
vyanden Ie bo\Yaren of te beschermen (1)."
Des anderendaags werd in eene vergadering der Algemeene Stalen, Koning filips
voor natuurleken Erfheer en Vorst ontvangen. liij vernieuwde en bevestigde toen den
eed bij zyne inhuldiging in vijftienhonderd negen en veertig afgelegd, waarna de Sla-
ten, elk afzonderlijk en naar rang, hem trouw en gehoorzaamheid zwoeren (2).
In den eed aan de afgevaardigden van Friesland y onder welke viglius zich
bevond , beloofde filips , onherroepelijk te handhaven en te lalen handhaven, al wat
de Graaf van Aremberg in vijftienhonderd vijftig op zijn naam beloofd en bezworen
had; ook bekrachtigde hij de voorreglen der Friezen , en wel de verbindlenissen dooi-
de Herlogen van Saksen en Keizer kakel met hen aangegaan. Het is opmerkelijk,
dat hunne gevolmagligden, niet knielende, gelijk de andere, maar staande beloof-
den en beëedigden , dat zij voortaan goede en getrouwe onderdanen des Konings zijn
zouden , en onverbrekelyk onderhouden en laten onderhouden alles, wat hem tijdens
zijne inhuldiging beloofd en gezworen was, en waarloe zij , na 's Keizers overlijden ,
verbonden zouden geweest zijn (3). Kort daarna bragten zij vele grieven over het
3 v. schenden van verscheidene hunner voorreglen en vrijheden, welke bij den Keizer en
Urm. ^^ Landvoogdes geen gehoor gevonden hadden, onder de oogen van filips, die op de
1555 meeste bezwaren een schriflelyk antwoord zond , hetwelk hun geenszins bevredigde (4).
Van daar dat zij naderhand op den Landdag te Leeuwarden in vijftienhonderd acht
en vijftig beslolen, den Koning geen geld op te brengen, vóór dal aan al do punten
van hun beklag gehoor gegeven en alles hersteld werd, wattegen 's Lands voorreglen ,
verbindlenissen en oude gewoonten misdreven was (5). Niet minder sterk dan de Frie-
zen , hielden zich do Stalen van Overijssel aan hunne regten en gebruiken. Zij wei-
gerden volstandig, afgevaardigden naar Brussel te zenden, op grond, dal, naar ouder
GOUTnoEVEN, Clirou, V. Holl. bl. 623—627. robertson, Hist. of charles V, 13. Xi, p. GSl, 682.
TE AVATER, Vaderl. Hist. D. III, bl. 104-110.
(1) poiïTus hetitertis, ReT. Austriac. Lib. XIV, p. 341. bor, Hist. d. Nederl, Oorl. D. I,
bl. 5. DuaoNT, Corps. Diplom. ï. IV. P. III, ρ. 93. Charterb. ν. Vriest. D. III, bl. 377.
(2) pontüs heüteuus, Rev. Austriac. Lib. XIV, 341. boihorh op reigersbergen, Chron. v*
Zeel. D. II, bl. 505. Groot Placaatb. D. IV, bl. 38.
(3) Charterb. ν. Vriesl. D. III, bl. 378—384.
(4) Charterb. ν. Vriesl D. III, bl. 386—398.
(5) Charterb. ν. Vriesl, D. III, bl. 422—428.
-ocr page 45-DES VADERLANDS. 45
gewoonte , de inhuldiging van een nieuwen Heer in iiun gewest zelf moest geschieden. 1543—
Derhalve werd de Graal' van Arembergs hun Stadhouder, gemagtigd, om er in
naam van filips de hulde te ontvangen, hetgeen den zestienden van Wintermaand
vijftienhonderd zes en vijftig te Deventer geschiedde, doch niet dan nadat hij de
handhaving hunner Toorregten en vrijheden plegtig bezworen had (1).
Kort na de overdr^gt der Nederlanden, stond Reixer karel de kroon van Spanje
met do landen, die er toe behoorden, beide in de Oude en Nieuwe wereld,
aan fiups af, en behield van al deze uitgestrekte en rijke bezittingen niets voor zich,
dan een jaarlijksch inkomen van honderd duizend kroonen. Gaarne had hij tevens 1550
het bewind van het keizerrijk aan zijn zoon opgedragen. Het herschenschimmige
plan, zijn huis lot de wereldheerschappij te verliefTen, hetwelk zyn geest steeds
had bezig gehouden, was hij nog niet gezind op te geven. Do ondervinding
mögt hem van het ydele aller aardsche grootheid overtuigd hebben, zeker had
zij hem niet overtuigd, dat er meer dan menscheiijke wijsheid en kracht gevorderd
werden, zoo vele verspreide staten, van elkander verschillende in zeden, belangen,
wetten en bestuur, naar eisch te regeren. Door hecrschzucht beneveld, wilde hij
filii's eenen last opleggen, onder welken hij zelf bezweken was. Niet dan na herhaalde
vruchtelooze pogingen, zynen broeder, den Roomsch-Koning ferdinakd, Ie bewegen,
van do keizerlijke waardigheid af te zien, liet hij dit ontwerp varen. De Prins van
Oranje ontving bevel, den brief van afstand, op het kasteel Zeeburg in Walcheren,
den zeven en twintigsten van Oogstmaand geteekend, met de rijkskroon en den schep-
ter naar Frankfort over te brengen. Met smart en tegenzin verrigtto willem twee
jaren later dpzen last, want toen eerst namen do Keurvorsten 's Keizers afstand aan,
en erkenden Ferdinand als zijn wettigen opvolger (2).
Door niets langer verhinderd, zyn geliefkoosd plan te verwezenlijken, had karel V,
verzeld door filips, do Koninginnen-Weduwen van Frankrijk en Hongarije, en een
groot aantal Nederlandsche Edelen, zich uit Brahand door Vlaanderen naar fVal-
cheren begeven, alwaar eene grooto vloot gereed lag, om hem naar Spanje over te
voeren. Hij wachtte eenigen tijd op het kasteel Zeeburg of Rammekens naar gun-
(1) REVius, Davcntria Illustr. Lib. III, ρ. 307—310, 314—321. hoonen, Chron. v. Deven-
ter. bl. 101, 102.
(2) lanz, Correspond. v. karl V, B. III, S. 15, 67, 624, 708. poktüs heüterüs, Rer.
Austritte. Lib. XIV, p. 342, 344. bor, Eist. d. JVederl. Oorl. D. I, B. 1, bl. 6. D. II,
Authent. Stukk. bl. 71. v. meteren, Nederl. Eist. 13. I, bl. 17 verso, welke verhaalt, dat karel
een jaarlijksch inkomen van tweemaal honderd duizend Dukaten voor zich bedong, noori, Nederl.
Eist. B. I, bl. 3, 4. Amst. 1677. gouinoeveii, Chron. v. Holl, bh 627. robertsoiï, Hist. of
cnAELEs V , B. XII, ρ. 682, 695.
46 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
^^^^"sligen wind, en ging toen aan boord met zijne beide zusters, welke hem vrijwillig
-iooo
volgden, nam van allen een leeder afscheid, en omhelsde zijn zoon voor het laatst,
hem nogmaals do handhaving der Katholijke Godsdienst en van do voorregten der
Nederlanders dringend aanbevelende. Den volgenden dag , den zeventienden van Herfst-
maand , slak hij in zee, en landde binnen weinige dagen voorspoedig te Zarei/o in ΰζί-
catje. Bij zijne aankomst viel hij op den grond, kuste de aarde en zeide: »Naakt
kwam ik uit den schoot mijner moeder, en naakt keer ik nu tot η terug, gij alge-
moene moeder der menschen." Van hier vertrok hij naar Burgos ^ en konde zijne
verwondering noch misnoegen verbergen, over het klein getal Spaansche Grooten,
Avelk hem begroette, en het wachten naar de gelden, om zijne lijfwacht en andere
bedienden te beloonen en weg te zenden. Men heeft daaruit het gevolg getrokken ,
dat hem de afstand van het gebied toen reeds berouwde; en er wordt bijgevoegd, dat
pilips zich later aan granvelle liet ontvallen: »dat de dag van 's Keizers afstand, ook
do eerste dag van 's Keizers berouw daarover geweest was;" hetgeen echter, het karakter
van FiLips in aanmerking genomen, ten minste zeer onwaarschijnlijk is. Eindelijk begaf zich
KAKEL over Falladolidy in welke stad do twee Koninginnen-Weduwen op zijn bevel,
doch met tegenzin, achterbleven , naar het klooster van st. Justus nabij Piacenza in
Estramaditra, en betrok de kleine woning, welke men er onlangs, naar zijn eigen
plan, voor hem had ingerigt. De Vorst, die eene halve eeuw geheel Europa in be-
weging gehouden en met den schrik zijns naams en zijner wapenen vervuld had,
trachtte hier den troon en den luister der wereld te vergeten. Van zijn talrijk gevolg
had hij alleen twaalf huisbedienden by zich gehouden, veroorloofde zelden den toegang
tot zijn persoon, en nimmer, dat er over staatszaken gesproken werd. Hij hield zich
bezig met te paard rijden, het kweeken van boomen en planten, het lezen van stich-
telijke boeken, het getrouw bijwonen der godsdienstplegligheden, en hel vervaar-
digen van kunstwerken , waartoe hij veel aanleg bezat, met behulp van den beroemden
werktuigkundige turriaso. Beweegbare beelden (automaten), door hem zamengesteld,
wekten somtijds bij do monniken het vermoeden op, dat hij met den boozen geest in
aanraking stond. Bovenal trokken klok- en uurwerken zijne aandacht lot zich. Men
verhaalt, dat hij eens, na vele vruchtelooze pogingen, om er twee naauwkeurig gelijk
te laten gaan, de dwaasheid erkende van getracht te hebben, alle menschen aan ééne
en dezelfde kerkleer te onderwerpen. Zes maanden vóór zijnen dood , werd hij, na eene
langere tusschenpoos dan gewoonlyk, geweldig door de jicht aangetast. Zijne geest-
en ligchaamskrachten verzwakten. Hij werd somber, zwaarmoedig, en verviel tot de
buitensporigheden van een kinderachtig en Avoest bijgeloof. Tot uitdelging zijner
zonden, tuchtigde hij zich in het geheim met zoo veel gestrengheid, dat na zijn dood,
de zweep, door hem gebezigd, met zyn bloed bespat gevonden werd. Hij geraakte
op hot zonderlinge denkbeeld, zijne lijkdienst bij zijn leven te laten vieren. Op zijn
DES VADERLANDS. 47
berel was een graf in de kapel des kloosters gedolven. De bedienden gingen der- 1543 —
X
waarts, gelijk by eene uitvaart, met zwarte waskaarsen in de hand. Hij zelf volgde
gewikkeld in een doodskleed. Men legde hem met veel plegtigheid in de kist. De
lijkdienst werd gezongen. Karel vereenigde zijne gebeden met die, welke voor de
rust zijner ziel werden opgezegd, en mengde zijne tranen met die , welke de aanwezigen
stortten , alsof zij inderdaad eene begrafenis bijwoonden. Men eindigde met hel gebrui-
kelijk sprenkelen van wywater op de kist, en toen elk vertrokken was, werden de
deuren van de kapel gesloten. Karel stond nu uil de doodkist op, en begaf zich naar
zijn vertrek , vervuld van de sombere indrukken, welke zulk eene gebeurtenis moest
achterlaten. Den volgenden dag werd hij door eene koorts aangetast, en bezweek
daaraan den een en twintigslen van Herfstmaand, vijftien honderd acht en vijftig.
Hij had acht en vijftig jaren, zes maanden en vgf en twintig dagen geleefd (1).
Het vermoeden, dat karel , kort voor zynen dood, de gevoelens van luther omhelsd
heeft, is even ongegrond, als dat hij in zijn laalsten leeftijd zou getracht hebben,
Paus te worden (2).
Karel V was onlegenstrijdig de grootste Vorst van zijnen lijd. De natuur had hem
met uitstekende geestvermogens begiftigd, die zich echter eerst laai ontwikkelden. Bij
een helder oordeel groot versland en sterk geheugen, paarde hij de gelukkige gave,
zoo onontbeerlijk in eenen regent, miskende of sluimerende verdiensten in anderen Ie
ontdekken , aan te kweeken en voor zich dienstbaar te maken; hierdoor vormde hij ora
zich henen een kring van voortreil'elijke mannen, zoowel in de raadzaal als op het
veld. Grootmoedig, regtvaardig en openhartig, wanneer zyno belangen hem niet tot
geveinsdheid , willekeur en trouweloosheid verleidden; milddadig, spraakzaam , vrien-
delijk , toegankelijk voor elk, gemeenzaam zelfs, zonder echter zijn verheven stand
ooit uit het oog te verliezen, boeide hij do harten; terwijl de vlugheid, met welke
hij zich in het Fransch, Spaansch, Italiaansch, Hoog- en Nederduilsch uitdrukte, hem
te gemakkelijker de genegenheid der verschillende volken verschafte, welke aan zijnen
schepter onderworpen waren, en naar wier zeden hij zich met bewonderenswaardige
bekwaamheid voegde, )) Zoo veel talen een man kentplagt hy te zeggen , » zoo:
veel malen is hij een mensch." De schranderheid, het geduld, de omzigtigheid, de
(1) pontüs deuterbs, Bcr. Justnac. Lih. XIV, c. 6. p. 344. strada, de Bello Belgico. Lib.
I, p. 11—17. v. meteren, Ncderl. Hist, B. I, bi. 18. robeutson, UisU o/" chaules V, B. ΧΙΓ,
ρ. 686, 687, 698, 699.
(2) te water, Faderl. Hist. D. III, bl. 114. braktome, de eenige schrijver, welke dit laatste
Terhaalt, Oeuvres, Τ. V, ρ. 112, heeft waarschijnlijk rarel met haxiihiliaait vcrwisseld. Zie -^Ig.
Gesch, d. Faderl, D. II, St. III, bl. 299. Hoe weinig kabel naar de Pauselijke waardigheid
streefde, blijkt uit lasz , Correspond. v. karl V, B. Hl, s. 654, 666.
48 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1543—buigzaamheid en bedaardheid van geest, het bedachtzaam Avikken en wegen van alles,
J
en do zelfbeheersching van den staatsman, vereenigde hy met de standvastigheid, het
beleid , de voorzigtigheid en den onverschrokken moed van den veldheer. Geen Vorst
overtrof hem in onverpoosde werkzaamheid, in rusteloos streven naar het voorgestelde
doel, bij hem het stichten eener wereldheerschappy. Hij was overal, waar zijne te-
genwoordigheid gevorderd werd; nu in Rome, om bij de Kardinalen , zich over de on-
verzoenlyke vijandschap van frans I te beklagen, en dan weder in/'ar, om de gunst
van 's Konings minnares d'estampes te verwerven; nu in Duitschland de rijksdagen
leidende, om de godsdienstgeschillen bij te leggen, dan m Ag Nederlanden, de Staten-
vergaderingen bijwonende, om de beden door te drijven, of in Spanje^ om de Cortes
naar zijnen wil te laten stemmen. Italië^ Frankrijk^ de Nederlanden^ Duitsch-
land, Hongarije y de kusten van Afrika zelfs, waren getuigen van zijne oorlogs-
daden ; de Middellandsche zee en de Oceaan van zijne veelvuldige scheepstogten. Als
Heerscher moeten ongetwijfeld zeldzame begaafdheden den man gekenmerkt hebben,
die in eenen hoogst woeligen lijd van overgang tot nieuwe godsdienstige en staat-
kundige begrippen, in zijne erüanden, hoe onmetelyk ook en van elkander ge-
scheiden , geweldige botsingen voorkwam, rust en vrede handhaafde, cn de volks-
welvaart , bovenal in de ISederlanden, onder zijne magtige bescherming, tot eene
Yroeger ongekende hoogte opvoerde. Doch niet alleen als regent en krygsman , ook
als vriend en bevorderaar der letteren, onderscheidde zich karel V. Openlijk erkende
hij menigmalen de voordeelen, welke do omgang met kundige mannen hem ver-
schafte. » Do groote Heeren vleijen mij was zijn gewoon gezegde, » de Geleerden
onderrigten mij, en de Kooplieden verrijken mij." Hij was met de taal der Geleerden
vertrouwd; men beweert zelfs, dat hij een roman, de Kloeke Ridder getiteld,
geschreven, of in het Spaansch overgezet heeft. Het nageslacht zou gewis hem den
eervollen naam van: »Vader zijner volken" niet betwisten, indien onbegrensde
heerschzucht, en overdrevene gehechtheid aan de Roomsche Kerk, deels uit overtui-
ging , deels uit staatkunde, hem niet tot veler gcesel gemaakt hadden. Indien hij
aan het Nondum (V «V nog niet bereikt.) de zinspreuk zijner jeugd, en aan het
Plus Ultra [Verder l) de spreuk van zijnen rijperen leeftijd, niet eigen rust en
die van Europa had opgeofferd, zou hij bij het nederleggen van het gezag, welligt
niet betuigd hebben: » dal zelfs do grootste voorspoed, hem nooit eenig waar genot had
opgeleverd (1)."
(1) poisTüs hedterüs, RcT. AusiHac. Lib. XIV, c. 7. p. 345—347. eor, Bist. d. Nederl.
Oorl. D. I, B. I, bl. C. Vgl. robertson, Eist. o/charles V. B. XII, p. 699. v. kampen, Va-
derl. Karakterk. D. I, bl. 236—249. stijl ^ Opkomst en bloei d. Ncderl. bl. 459, Uitg. 1772.
bilderdijk, D. V, bl. 172—176. L. bakke, Fürsten und Fölker von Süd-Europa. Β. I. S.
103-113.
van den
AFSTAND VAN KAREL V ALS HEER DER NEDERLANDEN,
tot uet
BEGIN VAN DEN TACHTIGJARIGEN OORLOG TEGEN SPANJE.
Toen FILIP3 het gebied aanvaardde vond hij de Nederlanden, over het geheel 1555—
genomen, »in het breedste van hun bloeijen , bebouwd met meer dan tweehonderd ^^^^
steden , honderd vyftig openo vlekken, zoo goed als vele bemuurde sleden, zesduizend
dorpen, alle vol inwoners, rijkdom, nering, welvaart en woelde lot dartelheid loe(l}."
Zij braglen, het eene jaar door het andere, alleen aan buitengewone heden ^ viermaal
honderd en vijftig duizend dukaten in 's Vorsten schatkist (2). In negen jaren had
Keizer karel meer dan vierhonderd ton gouds of veertig millioen gulden van hen
getrokken (3), Van al zijne staten braglen zij do grootste sommen op, zonder dal
hun dit hinderde (4). Nederlandy getuigt men, was het rijksle gewest, en Ant-
werpen de grootste handelplaats van Europa (5). In die stad lelde men tweemaal
honderd duizend inwoners , twaalf duizend huizen , van welke er vele achthonderd of
duizend kroonen in huur deden, die eene eeuw vroeger voor honderd kroonen ver-
(1) HOOFT, AWer/. /Jüt. li. I, 1)1. 4.
(2) RAKKE, Fürsten und Völker von Süd-Europa, Β. I, S. 342.
(3) HOOFT, Nederl. Hist. ß. I, bl. 4.
(4) p.AKKE, Fürst. U. Falk. t. Sud-Europ. Ii. I, S. 342.
(5) bertivoglio, Nedevl. Hist. B. I, bl. 5.
II Deel. 4 Stuk.
2408 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1555—huurd waren. ITit alle oorden der aarde werden er de voorlbrengselen van natuur,
nijverheid en kunstvlijt aangebragt; zij was een prachtig schouwtooneel van de werken
des Scheppers en der menschen. Dikwijls lag voor do haven op de Schelde eene
koopvaardyvloot van meer dan vyf en twintig honderd zeilen; dagelijks voeren vijfhon-
derd vaartuigen, en op marktdagen bijna een dubbel getal, af en aan; en wekelijks
kwamen er tweeduizend vrachtwagens, tienduizend boerenkarren, en twaalf of veer-
tienhonderd rijtuigen binnen. Er waren meer dan duizend vreemde handelshuizen ,
en do beurs werd tweemaal daags door meer dan vijfduizend menschen bezocht. Men
wil, dat Antwerpen toen in ééne maand meer en grooter handel dreef dan F'enetië,
in het bloeijendste tijdperk zijns bestaans, in twee volle jaren. Koningen zelfs namen,
door zaakgelastigden, deel aan dezen wereldhandel, welks aangebragte schatten de
weelde, overdaad, en wulpschheid ten top voerden, die kauel V te vergeefs ge-
tracht had door beperkende wetten te beteugelen. De stedelijke inkomsten aan regten,
marktgelden, tollen en dergelijke beliepen jaarlijks bij de twee millioen gulden,
eene som, welke toen veel meer dan thans beteekende; de belasting op den wijn
alleen bedroeg zestigduizend dukaten 'sjaars. En echter, in weerwil van dien over-
vloed aan geld, was de wettige rente twaalf ten honderd in het jaar. Brussel, de
prachtige hofstad, met vijf en zevenlig duizend inwoners; Brugge^ ofschoon door het
verleggen des handels naar Antwerpen in bloei verminderd, echter nog eene belang-
rijke koopstad; Gent, eene der grootste steden van Europa, hoewel sinds den even
stouten als heilloozen oorlog tegen filips den Goede, allengs in welvaart afgenomen
en tot eene bevolking van zeventig duizend zielen teruggebragt; Luik, met honderd-
li duizend inwoners, waren de zetels van verfijnde weelde en genietingen. Aan de zijde
van het ongemeen bloeijende Brahand en Vlaanderen, verhief zich Rolland, be-
schouwd als de voornaamste korenschuur van Europa , in welke jaarlijks zestig dui-
zend last graan alleen uit de Oostzee werden ingevoerd. Amsterdam was, na Ant-
werpen , de grootste koopstad van Nederland, en werd toen reeds met Fenetie ver-
geleken. Menigmaal lagen over de vijfhonderd groole schepen op het IJ, en twee-
maal 'sjaars zag men er vloten van twee of driehonderd zeilen uit de O os t zee hmntn-
loopen. Mögt de oude stapelstad Dordrecht, den aanwassenden bloei van Rotterdam
en andere zustersteden gevoelen, zij was echter welvarend. Doch niet alleen de han-
del, ook de volksnijverheid was eene bron van rijkdom. In de meeste steden waren
alom vermaarde lakenweverijen, en in Amsterdam werden jaarlijks twaalfduizend stuk-
ken laken vervaardigd, welke met de voortbrengselen der zaag-, papier- en oliemo-
lens, der linnen-, mutsen- en kousenfabrieken, door geheel ^tiro/?« vervoerd entegen
andere benoodigdheden ingeruild werden. Aan boter en kaas werd 'sjaars voor een
millioen dukaten gewonnen. De haringvangst was, inzonderheid voor de Noord-Hol-
landers, eene goudmijn; onder de zevenhonderd buizen, die jaarlijks uitzeilden, waren
DES VADERLANDS. 51
er honderd veertig van Enkhuizen. In het vruchtbare Zeeland heerschle insffeliiks 1555—
1568
welvaart, welke in de thans vergane stad Reimer swaal ογ Zuid-Beveland A^AaxiehiQ
weelde had gekweekt. Friesland ^ eeuwen lang door binnenlandsche onlusten ver-
scheurd en door buitenlandsche Vorsten in de laatste lijden uitgemergeld, ging, even
als Gelre ^ hetwelk na een vijftigjarigen kryg, naar verademing hijgde, onder het
vreedzaam bestuur des Keizers eene betere toekomst te gemoet; het weleer handelrijke
Stavoren verviel echter geheel door de toenemende ondiepte voor de haven. Do bloei
en welvaart van Groningen hadden minder onder de woelingen van den rusteloozen
KAREL van Gelre geleden, dan die der koopsteden van het Boven- en Neder-Sticht,
wier vroeger uitgebreide handel, naar het schijnt, aanmerkelijk was afgenomen, en
zich hoofdzakelijk thans tot het binnenland bepaalde. Luiky Namen en Henegouiven
bloeiden door mijnen en steengroeven (1).
In dien toestand onving filips de Nederlanden ^ rijk en magtig, maar bewoond door
volken, die door alle eeuwen heen, zoo ver de herinnering reikt, buitengemeen ge-
hecht waren aan hunne voorregten en vrijheden , welke zij hunne Heeren , wel verre
dat het dezen immer gelukt zoude zijn , hen daarvan te berooven, verpligt hadden ,
sleeds te vermeerderen of uit te breiden, en die door hen legen den ontzaggelij-
ken KAREL van Oostenrijk zelfs, naar vermogen beschermd waren. Overigens vindt
raen hen afgeschilderd als » over het geheel, groot van gestalte, even blank van zeden
als van ligchaam, den handel genegen, vreedzaam en zachtmoedig van aard , wanneer
zij niet getergd worden, maar weerspannig en onbedwingbaar, wanneer het gevoel van
smaad en de begeerte tot wraak hen aanprikkelt (2)." Elders worden zij echter als
onmatig aan den drank verslaafd , voorgesteld (3). Onder de geestelyklieid en den adel
hcerschte een schroomelijk zedebederf; en de Landvoogdes maria had aan den Keizer
de verregaande losbandigheid der jonge Edelen met sterke kleuren afgemaalil (4).
Hoewel de Nederlanders toen do beminnelijke kunsten des vredes aankweekten, was
echter de krygsmansgeest onder hen uitgedoofd, noch het handteren der wapenen
in onbruik geraakt. De heldhaftige karel van Gelre, die eene halve eeuw met
(1) Vgl. GuicciAKDiiii, Belgü Descriptio, aangehaald bij vak kampen, Verk. Gesch. d, Nederl.
1). I, bl. 239—244. La Richessc de la Hollande, Τ. I, ρ. 19—42, 186—191. schiller ,
Gesch. d. Abfalls, d. Vereinigt. Niederl. 11. I, S. 793—796. Sämmil. Werke, München 1830.
coRvis.v.iERSßiTzKY, Oc tachtigjarige oorlog, ü. 1, bl. 6, 7.
(2) bemivoglio, Nederl. Hist. ß. 1, bl. 4, 5.
(3) PEDRO coRNEjo, Sumofio de las Geurras Citiles de Flandres, aangehaald in de Gids
ΤΟΟΓ 1845, D. I, bl. 27β (I). '
(4) Brief van mabu, aangehaald in de Gids voor 1845, D. I, bl. 273—279.
7 *
-ocr page 52-1543-
1555
IG ALGEMEENE GESCHIEDENIS
onyerzwakfen moed het Huis van Oostenrijk bestreed ; 's Keizers oorlogen tegen de
Franschen en de Protestantsche Vorsten van Duitschland^ in welke vele Nederlanders
deel namen; de zeevaart, die krachtige en onversaagde mannen vormde door het
bestrijden van kapers en vrijbuiters; en eindelijk de schutteroefeningen en feesten,
steeds het geliefde vermaak des volks, hadden beide levendig gehouden; de Friezen
waren zelfs nog zoo krijglustig, dat jaarlijks bevelen bij hen moesten uitgevaardigd
worden, legen het dienstnemen bij vreemde Heeren. Daarenboven waren er, betrek-
kelijk , slechts weinig jaren verloopen, sinds de hevige en langdurige burgeroorlogen
in Holland en Friesland, in welke zelden het zwaard was afgelegd geworden,
geëindigd waren. De ingezetenen hadden zich daardoor in het voeren van den
binnenlandschen oorlog geoefend, kenden volkomen den bodem op welken zij streden,
en wisten van zijne sterkte en zwakte voordeel te trekken. De Noord-Nederlanders
waren alzoo, evenmin als de eeuwig woelende Vlamingen, een volk, welk het voeren
der wapenen vreemd was, of dat den krijg schuwde. Niets kan derhalve meer in strijd
zijn met de waarheid dan hen, bij het ontwikkelen van den opstand legen Spanje ,
als enkel stille kooplieden , rustige visschers , en eenvoudige landbouwers voor te stel-
len. Men moge dit den dichter vergeven , welke daardoor eene treffender tegenstelling
met do reuzenmagt van Spanje poogt te leveren , om de daden van het wakker voor-
geslacht te schitterender te laten uitkomen , en er een waas van het wonderbare over
te werpen. Maar die daden behoeven geen geleenden tooi; en er bestaat geene nood-
zakelijkheid wonderen aan te nemen, >vaar zich alles natuurlijk laat verklaren (1). De
Edelen hadden hunne aloude fierheid, dapperheid, en het besef van onafhankelijkheid
oven weinig als de burgers verloren. Hiervan getuigen de brieven van floris van
JSgmond, van Hendrik van Nassau, van jan van Wassenaar en andere Grooten aan
de Landvoogdes Margaretha van Oostenrijk zoowel, als de stoute eischen van
REiisouD van Brederode tegen karel V (2). Zelfs velen van den Nederlandschen
adel onderscheidden zich door uitstekende veldheersbekwaamheden, en eerlang zou de
tyd toonen, dat de weelde , welke hunne schatten verslond , hunne geestkracht niet
verlamd had.
Om zulke volken te besturen en in het gareel te houden, werden al de hoedanig-
heden van eenen karel V vereischt, welke zijn opvolger niet bezat. Filips had
uiterlijk veel overeenkomst met den Keizer; hetzelfde meer blanke dan bleeke gelaat,
hetzelfde blonde haar, dezelfde kin, denzelfden mond, Zij waren beide niet groot.
(1) Vgl. hierbij bosscha, ISederl. Heidend, te Land^ D. I, hl. 127—133.
(2) Vgl. ^lg. Gesch. d. Faderl. D. II, St. III, hl. 637. v. d. bergd , Gedenkstukken, D,
Hl, hl. 26i.
BES VADERLANDS. 53
Fiups was nog iets kleiner, fraaijer, tengeriier dan zyn rader; in wezen geleek hij ]555—
den Nederlander zoo veel Ie meer, als hij in zeden den Spanjaard had aangenomen.
Z,eer middelmatig waren zyne geestvermogens, en ïijne deugden grensden na aan
zwakheden. Het ontbrak hem aan doorzigt, schranderheid en geestkracht, om zoo
vele onderscheidene staten te beheerschen; echter wilde hij , uit argwaan en wantrou-
wen , eigen aan kleine geesten , alles zelf bestieren , zelf verrigten, ofschoon zijne gun-
stelingen gewoonlyk naar wdllekeur regeerden , terwijl hij zelf doof bleef voor de klagten
der onderdanen, die trouwens zelden, daar hy bijna voor elk ongenaakbaar was, den
troon bereikten. Vreesachtig en beschroomd, waagde hij zich nimmer in het oorlogs-
veld; en geneigd tot rust, had hij een afkeer van al, wat eenige vermoeijenis van hel
ligchaam vorderde. Daarentegen werkte hij te ijveriger in het kabinet, doch op eene
wijze, die meer eenen geheimschrijver dan eenen Vorst betaamde. Do kleinste , beu-
Kelachtigste zaken ontsnapten zyner opmerkzaamheid niet, maar daardoor werd hy
ongeschikt, zich tot de groote op te heilen. Zonder uit eigen oogen te zien, meende
hy de wereld uit zijne afgezonderde eenzaamheid te kunnen beheerschen, en moest
zich derhalve geheel op de berigten van anderen yerlalen, die hem ongetwijfeld dik-
werf misleidden. Even dralend in het uitvoeren zijner plannen, als langzaam in het
besluiten, liet hij niet zelden de gelegenheid voorbijgaan van wel te slagen. Is het
raadselachtig, dat bijna zijne geheele regering, in welke hij , naar men berekent,
vijfduizend vijfhonderd vier en negentig millioen dukaten verspild heeft, eene
aaneenschakeling werd van staatkundige misslagen en voor hem heilloozo teleurstellin-
gen? In heerschzucht was hij karel V gelijk, maar overtrof hem in kalmte van geest.
Bedaard, schier ongevoelig, bij den grootsten voorspoed zoowel als bij de treffendste
rampen, konden vreugde noch smart eenige verandering op zijn gelaat voortbrengen.
Z,ijn somber, ernstig, trotsch voorkomen, hetwelk hij te vergeefs nu en dan
])oogde af te leggen , maakte hem by de Franschen bespottelyk, bij de Engelschen
verachtelijk, by de Duitschers gehaat, bij de Nederlanders onverdragelijk, en de Keizer
r.elf had hem do noodlottige gevolgen daarvan voorspeld. » De Spanjaarden echter aan-
l)aden hem,'' zegt een tijdgenoot, »en hielden zijne bevelen voor zoo hcilig,datmcn
deze niet konde weerstreven zonder God te beleedigen." Opregt en te goeder trouw
mogen 'zijne denkbeelden over do godsdienst geweest zijn; zij waren geheel gevormd
naar de kerkleer van Rome^ buiten welke, naar zijne meening, geene zaligheid
mogelijk Avas. Zijne onverzettelijke gehechtheid aan die leer, moge, van zijn stand-
punt beschouwd , verontschuldigd , zelfs verdedigd kunnen worden , dewyl 's Vorsten
gezag en het Roomsch-Katholijk geloof naauw aan elkander Terbonden waren; maar
de blinde drift, met welke hij haar, in weerwil eener welbegrepene staatkunde,
handhaafde, bewijst tevens, hoezeer de priesteropleiding zijner jeugd, zijnen geest
beneveld, zijn verstand verwrongen, zijnen blik beperkt had. Geheel door eenen
2412 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1555— raonnikachtigen geloofsiifver beheerscht, zelte hij, anders geenszins oorlogszuchtig,
veeleer lafhartig Tan aard, Europa in vuur en vlana; zichzelven overredende,
dat hij daardoor het welzyn der wereld, ja zelfs het heil der zielen
bevorderde. Rampzalige verstandsverbijstering, door welke een aanzienlijk deel
der Nederlanden voor hem verloren ging, zijne Afrikaansche bezittingen in
handen der ongeloovigen geraakten, Zuid-Amerika grootendeels ontvolkt, en
de grondslag van Spanje's ondergang gelegd werd! Deze geloofsijver maakte hem ,
die oorspronkelyk goedhartig, regtvaardig, zelfs toegevend, minzaam en niet geheel
van edelmoedigheid ontbloot was, wreed, geveinsd, onverbiddelijk, onmenschelyk.
De zachtmoedige Vorst, welke zijne gemalin, maria tudor, lot gematigdheid in het
vervolgen van andersdenkenden vermaande, en in een geheimen brief aan de Hertogin
van Parma schreef: »God weet, dat ik niets liever vermijd dan het storten van men-
schenbloed , bovenal van mijne Nederlandsche onderdanen ; en ik zou het voor eene der
gelukkigste omstandigheden mijner regering achten , indien dit nimmer noodig mögt zijn
werd door dien ijver in een monster vervormd , hetwelk de buitensporigsle vreugde over de
verschrikkelijke bloedtooneelen van den afgrijsselijken St, Bartholomeusnacht betuigde ,
en aan zijnen verdelgenden geloofsdwang de dierbaarste en heiligste regten zijner onder-
danen, de belangen van den staat, millioenen schals en duizenden menschenlevens on-
gevoelig ten oiTer bragt. »Ik wil liever al mijne rijken derven, ja het leven lalen,
dan de geringste verandering dulden in het Katholijke geloof, of in de lucht der Kerk"
zeide hij; en liet zich zelfs eenmaal ontvallen » dat hij liever in het geheel niet, dan
over ketters regeren wilde." Kunnen de misslagen, de wandaden en gruwelen van
dezen Vorst, als uit geloofsijver gepleegd, vergoelijkt worden; welke andere misdrijven
van godsdienstige dweeperij zal men veroordeelen ? Filips was een zwak hoofd , een
geloovig, maar bekrompen zoon der kerk, wien de natuur lot een stil, vredehe-
vend, ingetogen , werkzaam burger bestemd, maar het lot op den eersten troon der
Avereld geworpen had, op welken hij noodzakelijk eene treurige verlooning moest ma-
ken. Aan het einde zijos levens zag hij dan ook zijn rijk aan menschen uitgeput,
met schulden beladen ; z'jne vijanden en opgestane onderdanen magtig, krachtig en
len aanval toegerust. De Prins van Oranje getuigde van hem » dat hij noch de be-
kwaamheid bezat, noch waardig was te regeren (1)."
W
X
(I) Apologie van willem I, bl. 70. Leiden 1581. Vergelijk over het karakter van filu's,
hooft, Nederl. IJist. B. I, bl. 4. v. meieren, Nederl. Hist. 13. XX, bl. 417. v. ueyd, UisL
d. Nederl. Oort. bl. 346—348. nrco grotiüs, Jnnalium Lib. f, p. 6. Lib. VII, p. 331, 332.
eentivoguo, Nedeil, Hist. 630-632. str&da , de Bella Belgico, Lib. II, p. 81, 82. Los
digos y hechos dei Reij paEUPE II, Brusselas, 1666, in welk werkje de denjjden, die riiips
DES VADERLANDS. 2413
En juist thans werden meer dan ooit buitengewone begaafdheden gevorderd, om 1555—
hel roer van slaat wel te sturen. Filips besteeg eenen troon, welken karel V
iü neleligen toestand verlaten had. De magt en bet aanzien zijner erfstaten
hielden steeds den naijver en argwaan der naburige mogendheden in beweging.
Frankrijk inzonderheid, op de vernedering van zynen gehaten mededinger, hel
huis van Oostenrijk, bedacht, greep elke gelegenheid aan, welke daartoe leiden
konde. Hadden de tegenspoeden des Keizers geloond, dat do Ooslenrijksche reuzen-
magt niet onverwinnelijk was, nog minder werd zij te duchten, sinds de Duilsche
kroon op een ander hoofd dan van fiiips was overgegaan; Oostenrijk en Spanje wa-
ren hierdoor verschillende, soms van elkander gescheiden Mogendheden, en de eenheid
en kracht van het Habsburgsche huis verbroken geworden. Maar niet alleen had filips
bijna zoo vele vijanden als naburen, ook de uitgebreidheid en verscheidenheid zyner
staten , de tegenstrijdige belangen van zoo vele verschillende volken, en de natuurlijke
afkeer, welken de meeste van elkander hadden, waren bronnen van onophoudelijke
zorgen en botsingen. De Roomsch-Kalholijke godsdienst, len naauwste met de slaats-
inriglingen verbonden, werd van allo kanten door geloofsbegrippen aangevallen,
welke tol de omverwerping des bestaanden maalschappelijken verdrags schenen lo
strekken. De beleedigende trots en onverzadelijke hebzucht der Spanjaarden,
wekten haat en wrok bij de onderhoorige volken, wier eigenliefde reeds door do
vreemde overheersching alleen, geweldig moest gekwelst worden. Men ijsde , en voor-
zeker nergens meer dan in de Nederlanden y bij het denkbeeld aan do godsdienstige
en staatkundige instellingen van Spanje (1). Hel groot verschil lusschen de geaardheid
der Nederlanders en die der Spanjaarden had reeds, naar men wil, tijdens het verblijf
van FILIPS den Sohoone in Kastili'è wederzijds eene vyandschap verwekt, welke hel
bezat, en die welke hij niet bezat, 'even als bij leti , Leten v. mlips II. D. II, bl, 693--744.
hemelhoog verheven worden. Leven van willem I, D. I, bl. 136—184. watson. Eist. v. rmups
II, ü. I, bl. 57-59, D. IV, bl. 284-288. stijl, Opkomst en Bloei d. Nederl. bl. 470—473.
v. d. vynckt, Hist, d. Troubles des Pays-Bas, T. II, p. 1—7. scuillkr , Sümmtl. Werke,
S. 7Ü9, 801. coRViN-wiERSBiTZKY, de Tachtigjarige Oorlog, D. I, bl. 8—16. vaw kampen,
Faderl. Karakterk. D. I, bl. 281—287. Ferk. Gesch. d. Nederl. D. I, bl. 246-248. banke ,
Fürsten und Völker ν. Süd-Europa, Β. I, S. 113—130. groen ν. prinsterer , Archives de
la Maison d'Orange, Τ. I, 2de Ed. ρ. 152*—157*. Π, ρ. 91, 212 , 443—448 , 487, IV, ρ.
330-358. Α, ρ. 30*. V. ρ. 4. VI, ρ. 283—28Ö, 629, 657—665. VIII, ρ. 45, 55, 147, 157.
Supplement, 46*, 98*, 125*. gacqard, Rapport ά Möns. Ie Minisire de i'Interieur, ρ.
XLVII-LV , in de Correspondance de I'Iiilippe II, T. I. l]rux. 1848·
(1) Vgl. guoek van prinsterer, Archives de la Maison d'Orange, T. I, p. 127, 12S*, 151*,
152*, 158\ 2« Ed.
2414 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
J 555—gedrag der Nederlanders, die zijnen zoon kakel naar Spanje verzelden, versterkt
had, en onder filips II, welke geheel Spanjaard Avas, lol volle rijpheid gekomen, den
lachtigjarigen krijg ontstak (1). Hoe dit zij, in de Nederlanden waren buitendien
overvloedige brandstoffen, om den opstand te ontvlammen, w elke in de gevolgen voor
de Noordelijke gewesten zoo heilrijk geweest is. Reeds onder het bestuur van maxi-
MiLiAAjf waren de zaden tot eeno omwenteling uitgestrooid. Toen immers werden
de regten des adels en der steden miskend, de Stalen slechts bijeengeroepen, om hun
gewone en buitengewone beden , die elkander schier onafgebroken opvolgden, af te
persen, de krijgsbenden en ambtenaren, uit volslagen geldgebrek, onbetaald gelaten ,
en do ingezetenen met steeds zwaarder en zwaarder belastingen gedrukt, terwijl de
handel door de oorlogen en den naijver der omliggende volken, verkwijnde. Het
volksgevoel (nationaliteil) werd daarenboven grievend beleedigd. De Landsvorst aiAxi-
MiLiAAii hield zijn verblijf in Duitschland, en weigerde herwaarts te komen, ten
ware men hem de reiskosten vergoedde. Alles werd in het Fransch behandeld , de
volkstaal veracht, en menig vreemdeling met de eerste waardigheden in den slaat en
aan het Hof bekleed. Dit laatste vooral, een hevige inbreuk op 's volks voorregten ,
bragl de gemoederen in zulk eeno onheilspellende gisting, dat de Heer van Chevigmj
hiervan de Landvoogdes uitdrukkelijk verwittigde , en eene geweldige muiterij voorzag,
welke door do Groolen geleid werd , indien de Keizer niet in persooii verscheen (2).
Karel V, onder wien dezelfde misbruiken en grieven in verhoogden graad voort-
duurden, had daarenboven, door het vervolgen der Hervormingsgezinden , den wrevel
en het misnoegen vergroot. De leer van volksvrijheid en oorspronkelijk volksge-
zag, naar welke bel Protestantismus, even als het Kalholicismus tol die van god-
delijken oorsprong dos gezags en volstrekte onderwerping daaraan, scheen heen te
leiden, vond meer en meer ingang bij de Nederlanders, wier gezigtskring door de
beoefening der oude letteren, wetenschappen, kunsten en van het Ilomeinsche regt,
het dagelijksch verkeer en den omgang met vreemden uit alle oorden der wereld, en
een uitgeslrekten handel verbazend was uitgebreid (3). Men meent de oorzaak
dezer gemeenebestgezinde rigting nog dieper, en wel in de aloude staatsregeling der
Friesche volken lusschen de Maas en de Wezer ^ die veel van de Frankische ver-
schilde , en in den Frieschen vrijheidszin te vinden , » welke , ook nadat het volk voor
der Franken overmagt had moeten bukken, eenen niet geringen invloed bleef uitoefenen
op de inrigting van hel geheel, op de stemming der menigte, en op de gebeurtenissen
(1) v. kami'en, Vadevl Karakterk, D. I, hl. 231—233, 239, 268.
(2) v. d. eerfth, Gedenkst. I). III, bl. 204—266.
(3 Vgl. ν. kampen, Vadcrl. Karakterk, D. 1, LI. 272—277. eilderdijk, D. VI, LI. 5, 6.
-ocr page 57-DES ν AD ER LANDS. 57
der volgende eeuwen." Wat vóór de geheele onderwerping der Friesclie volksstammen 1555—
aan karel den Groote, zegt men , regtens bestond, bleef later, als blijk van de gun-
stige stemming des overwinnaars, voortduren, maar was levens van die gunstige stem-
ming afhankelijk. De wellen en regten, welke door de grafelijke handvesten bekrachtigd
werden, waren dikwijls ouder dan het landsheerlijk regt; maar de steden verlangden
die regten door handvesten bekrachtigd te zien, dewijl zij vreesden, dat op hare
volksgewoonten inbreuk zou worden gemaakt. Beweert men, dat de Landsheer deze
handvesten uit vrije gunst, volgens zijn regt verleende , dan was dit regt dat van
den sterkste , en de gunst bestond hierin, dat dit regt niet tot het uiterste word ge-
handhaafd. Deze onuitroeibare vrijheidszin kampte tegen de aanmatigingen van den
Frankischen adelstand, welke tegenover de Friesche bevolking ontslaan was; en hier-
uit Avordt die vijandschap lusschen de Edelen en steden afgeleid , » welke naderhand
in andere omstandigheden voedsel vond, en, schoon door den lyd gewijzigd, eene
worsteling veroorzaakte , die eigenlijk niets anders was dan de voortzetting van der
Friezen eeuwen ouden strijd om volksvrijheid en onafhankelijkheid , tegen het Franki-
sche beginsel van adelheerschappij (1)." Kakel V verhinderde het uitbarsten van het
smeulend vuur der omwenteling. Als Nederlander van geboorte en aard, beminden hem
de Nederlanders; en terwijl » zijne roofgierige benden bezig waren in hunne bezittingen
te wroeten , zijne legers hunne koornvelden vertrapten , zijne stadhouders geld afpersten,
en zijne beulen slagtlen , >vist hij zich door eene vriendelijke houding van hunne har-
ten te verzekeren (2)." Buitengewone, schier bovenmenschelijke kracht werd in
riLiPS, geheel zijn tegenbeeld en die geen hoog gevoelen van zich had ingeboezemd,
gevorderd, om te breidelen, wat hij , de lieveling des volks en met zoo vele bekwaam-
heden toegerust, naauwelijks had kunnen beteugelen. Filips , de alleenheerscher in
Spanje, moest wantrouwen verwekken in volken, wier staatsregeling wel eenhoofdig,
maar bij wie het vorstelijk gezag door do regten der drie standen: geestelijkheid,
adel en gemeente , beperkt was (3). Dit wantrouwen bleek ten duidelijkste uit den
meer bepaalden eed, welken de Koning aan de verschillende gewesten moest afleggen,
hetgeen hij gevoeld, en zeker zijne welwillendheid jegens do Nederlanders niet ver-
hoogd zal hebben (4).
De eerste daad van filips by de aanvaarding van het bewind, was een besluit, dal
(1) de Gids voor 1842, D. I, bl. 140-142. .
(2) scuilier's, Sä?nmtL Werke. S. 7ü9.
(3) GROEN V. PRISSTEKER, Arckives de la Maison dWrange, ï, I, p. 159*—165*. 2dc lid.
(4) CORVIK-WIERSBITSK.Y, de Tachtigjarige Oorlog, D. I, bl. 16.
-ocr page 58-58 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1555—alle ambtenaars vooreerst in hunne posten zouden blijven, doch aan hem of aan de bijzon-
^^ dere Stadhouders hunne lastbrieven moesten lèr hand stellen, om door hem vernieuwd
Wijn- te worden, hetgeen bij sommigen aanstonds veel opzien en achterdocht baarde (1).
1555 plaats der Koningin-Weduwe van Hongarije , benoemde hy kort daarna tot Land-
voogd der Νederlanden ema^nuel filibert , Hertog van Savoije , bijgenaamd iJzer-
hoofd, zijn neef van moederszijde, Ridder van het Guldenvlies , in vijftienhonderd drie
en vijftig opperbevelhebber van het Keizerlijk leger, en wiens vader, als bondgenoot
van KAKEL V , door de Franschen grootendeels van zijn land was beroofd geworden.
Om hem in het bestuur van zaken te ondersteunen , werden verscheiden aanzienlijke
mannen tol leden van den Raad van State aangesteld. Men vermoedt, dat de Bisschop
van Atrecht, αντηοϊτιε perrenot vafi Granvelle, de Hertog van Aarschot, de Gra-
ven van Egmondy van Bossu, van Megen, en de Heer van barlatmont er onder
geweest zijn , bij welke naderhand de beroemde en geleerde yiglius gevoegd werd (2).
Zeker is, dat filips den Prins van Oranje met die waardigheid bekleedde , » zoowel
^^ uit hoofde van zijn verstand, zijne voorzigtigheid en ondervinding, als der goede, ge-
Slafjt- trouwe en aangename diensten, welke hij den Keizer bewezen had, en hemzelven
maaud. ^^^ dagelijks bewees (3)." De Heer van beveren bleef Stadhouder van Holland,
1556 Zeeland en Utrecht, en waarschijnlijk werden ook de overige Stadhouders in hunne
betrekkingen bevestigd (4). Om de Nederlandsche Groolen nog nader aan zich te
p verbinden , benoemde filips op de eerste plegtige viering van hot jaarfeest zijner ver-
heiïlng tot Grootmeester der Orde van het Gulden Vlies, Prins willebi vaii Oranje,
filips van Montmoreney , Graaf van Hoorne, filips van Croy , Hertog van Aarschot,
li arel , Baron van Barlaymont, karel van Brimeu, Graaf van Meyen , jan van Glimes,
Markgraaf van Bergen, filips van Stavele, Baron van Chaumont en Glaion , jan
van Montmoreney , Heer van Courrieres, jan, Graaf yd^nOost-Friesland, tot Vlies-
ridders (5). De leden dezer Orde hadden op de belangrijke zaken van staat, tenminste
eenen zijdelingschen invloed; de handhaving der godsdienst was hun in het bijzonder
aanbevolen. Nevens hen waren er nog drie ligchamen in de Nederlanden^ welke aan
(1) Charterh. v, Vriesl. D. ΠΙ, bi. 384. te water, Faderl. Eist. Ό. III, bl. 112.
(2) wagenaau , D. Vi, 1)1. 7.
(3) Archives de la Maison d'Orange, T. I, 2« Edit. p. 23, 24. Correspondance de cm-
tAUME Ie Taciturnc, ï. I, p. XXVIII, XXIX. p. 217, 227.
(4) wAGENAAn, D. VI, 1)1. 6.
(5) le petit, Cronique de Hollande, Τ. II, ρ. 6. bür, Bist. d. NederL Oorl. D. I, B. I,
bl. 18. Vergelijk echter wagenaar , D. VI, bl. 6.
DES VADERLANDS. 59
het bestuur van zaken deel namen: de Raad der Geldmiddelen voor hel beheer 1555—
van 's Vorsten eigendommen (domeinen) en inkomsten, de Geheime Raad voor de
regtszaken, en de Raad van State voor het slaatsbestuur, die echter, evenals de
overige, slechts berigt uitbragt en overigens den Vorst gehoorzaamde (Ij. De waardig-
heid van Landvoogd was van weinig beteekcnis, zoo lang filips in de Nederlanden
vertoefde , dewijl hij zelf de teugels van het bewind voerde , en de Bisschop van Atrecht,
BAKLAYMONT en viGLius het meest op hem vermogten (2). Het pleit voor zijn karak-
ter, dat de uitstekende mannen, welke des Keizers gunst genoten hadden, ook in zijn
vertrouwen deelden, en dat hij trachtte, hen aan zyne dienst te verbinden. Hiertoe
had hij, onder anderen, viglius bewogen, die willens geweest was, zijne betrekking
van Voorzitter des Geheimen .Raads neder te leggen. Hij begiftigde hem met de
waardigheid van medehelper [Coadjutor) van den Abt van st. bavo te Gent, naar
welke de Markgraaf van l^eere, de Graaf van Bossu, de Heer van Brederode en
andere Grooten voor hunne zonen of nabestaanden gedongen hadden (3).
Zoowel uit overtuiging en staatsbelang, als overeenkomstig do belofte aan den Keizer, trok
de handhaving der Roomsch-Katholijke godsdienst, in de eerste plaats de aandacht des
Konings tot zich. Door zijne opvoeding geheel vooringenomen tegen al wat van de H. Moe-
derkerk afweek, werd hij hierin versterkt door de hevige beroerten en burgeroorlogen,
welke de nieuwe leerstellingen in Duilschland ^ Frankrijk en Engeland verwekt
hadden; en te wel begreep hy, dat de verandering van godsdienst in eenen staat
nooit geschiedt, zonder dien staat zeiven te schokken, om niet alles aan te wonden,
dit in de Nederlanden te voorkomen, rondom welke alles ontvlamd en in beweging
was, en waar zelfs de Hervorming menigen aanhanger vond (4). Hij behoefde derhalve
voorzeker de aansporing van granvelle niet, gelijk men vermoedt, om reeds den vol-
genden dag, nadat hy het bewind over de Nederlanden had aanvaard, den ambtenaren
uitdrukkelijk te gelasten, des Keizers bevelen tegen de ketters sliptelijk op te volgen (5) ;
evenmin als om eene maand later 'sKeizers berigtschrift aan de geloofsonderzoekers,
en het bloedbevel van vijftienhonderd vijftig tegen de Hervormingsgezinden te vernieu-
wen en te bekrachtigen (6). Door den ernstigen tegenstand echter , welke do afkon-
(1) GROEN v. i'Bii^sTEREK, Archires de la Maison d'Orangc, T. 1, p. 165*". 2® Edit.
(2) BURGUSDUS, Hist. Belgictt. Lib. p. 7, 23. Ingoistad, 1633.
(3) Fita viglii, p. 31, 32. V{jl. van wuw op wagekaar , St. VI, bl. 12, 13.
(4) v. d. vynckt, IJisi. d. Troubles. T. II, p. 6.
(5) Charterboek v. VriesL D. UI, bl. 384-^386.
(6) V. ü. HAER, Inii. Tumult Lib. I, c. 13, p. 161—175.
8
-ocr page 60-2418 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
CO
1555—diging van dil besluit in Antwerpen en eiders ondervond, ^verd liel eerlang , op'sKo-
10 ν geheel Brahand ingetrokken of builen werking gesteld (1). Vreemd
Louw- zou deze toegeeflijkheid schijnen, indien niet Brahand het aanzienlijkste gewest der
]55g'TV geweest ware en grooten invloed op de overige uitgeoefend had, aan welke
het, in de meesie gevallen, ten rigtsnoer strekte. Zoo beroemd waren de voorregfen
van Brahand, dat zelfs moeders uit de aangrenzende landschappen tegen den lijd
harer verlossing derwaarts trokken , om daar haren kinderen door de geboorte de regten
der Brabandsche burgers Ie verschaffen. Bovenal moest filips thans trachten, dit rijke
gewest aan zijne belangen te verbinden. Hij voorzag, dat het vijfjarig bestand met
Frankrijk spoedig zou verbroken worden en wenschle deswege, het leger in de
Nederlanden voltallig te houden, waartoe geld vereischt werd, hetwelk ten eenenmale
ontbrak. Uit wanbetaling liep het krijgsvolk het platte land af, en men vreesde zelfs
voor muiterij onder hen (2). De geheele magt bestond uit drie afdeelingen voetvolk
en verscheidene benden ruiterij , aan welke men twee millioen , zeven duizend gulden
achterstallig loon schuldig was. Bovendien moesten ook de drie duizend Nederlandsche
ruiters, of zoogenaamde Benden van Ordonnantiën, door karel V aangesteld en
sedert in dienst gehouden , betaald , de onlangs aangelegde vestingwerken voltooid, en
de bezettingen in do grensplaatsen versterkt worden; lot bestrijding van dit een en
ander werden achttien tonnen gouds gevorderd (3). Het onderhoud der benden van
Ordonnantiën alleen kostte den Stalen jaarlijks meer dan driemaal honderd duizend
gulden (4). Do geheele schuldenlast der Nederlaiiden bedroeg, naar eene opgave,
den Staten, onder aanbeveling van geheimhouding voor de Franschen , in Wijnmaand
des verleden jaars op last van filips overgelegd, drie millioen, drie maal honderd
duizend gulden (5). De Koning, die nu meende alles genoegzaam voorbereid te heb-
ben, beschreef do Algemeene Staten te Brussel, werwaarts hij den Hertog van Sa-
voije, den Prins van Oranje, de Graven van Brederode, van Bossu, yaxx Εgmond,
van Aremberg, van Megen , den Heer van barlaymont en andere Grooten had ontboden ,
» om hem met hunnen raad, ten nutte van het Land te ondersteunen (6)." Bij monde van
(1) bor, Uisi. d. Nederl. Oorl. D. I, bl. 14, 15. bkasdt , Ilist. d. lief. D. I, bi 192, 193.
(2) Correspondance de gdiuadme Ie Tacikirne , T. I, p. 181—291.
(3) wagenaar , D, VI, bl. 9, 10.
(4) v. wijpf op wagenaar , St, VI, bl. 13.
(5) wagesaar, D. VI. 1)1. 10.
(6) adr. v. d. goes, Regist, d. Dagv. D. IV, bl. 245. Correspond. de güiil, Ie Tacitnrnef
T. I, p. 316.
DES YADERLAIVDS. 61
FiLiBERT DE BRuxELiEs cischle hy lol bede , den honderdsten penning van alle onroe-
rende goederen , en den vijftigsten van alle kooptnanschappen. Dergelijke belastingen ,
door welke men tol de ontdekking van ieders vermogen geraakte, waren bij de han-
deldryvende Nederlanders zeer gehaat. Daarenboven was hel niet mogelijk den Koop-
man , door zijne ondernemingen aan vele wisselvalligheden blootgesteld, juist te schatten ,
en dikwerf liep hij gevaar van Ie hoog te worden aangeslagen. Liet men de opgave
aan de opregtheid der belanghebbenden over, dan had men voor vele valsche eeden
te vreezeu (1). De gewesten weigerden, en filips trad terug. Hij verzocht de toe-
stemming der Staten van Brahand, om vijf maal honderd duizend gulden , in minde-
ring der gevorderde bede , op te nemen , en bovendien eenige domeinen in hun ge-
west, len bedrage van zes maal honderd duizend gulden, te verpanden (2). Dit vond
veel tegenkanting in ''s Ileriogenhosch ^ werwaarts de Prins van Ormije door filips
gezonden werd , om de regering voor zich te winnen (3). Na lange beraadslagingen
verklaarden de Stalen , » dal zij tot de opneming van gelden , in mindering der bede ,
niel konden toestemmen , vóór dat de Koning hunne klagten over de regtspleging en
andere zaken uit den weg geruimd had; het verpanden van eenige zijner domeinen
werd hem echter toegestaan." Niet dan na geruimen lijd , bewilligden zij in eene
opbrengst, wier bedrag ons onbekend gebleven is (4), In stede der bede, bragl
Vlaanderen achtmaal honderd duizend gulden op. Van Holland werd de helft dier
som gevorderd , doch naderhand lot drie maal honderd drie en dertig duizend gulden
ingekrompen , uit aanmerking , naar het schijnt, dat de Koning onlangs den Prins van
Oranje en de Graven van Egtnond en Hoorne van do opbrengsten voor hunne goe-
deren in Holland gelegen, ontheven en daardoor de inkomsten van dat gewest aan-
merkelijk benadeeld had. De Stadhouder va?i beveren en de Heer van Brederode
hadden veel toegebragt, om de Staten, welke eene menigte van bezwaren in het mid-
den bragten, tot bewilliging over Ie halen (5). Om dezen tijd had filips bij de Frie-
zen op do voldoening van den tweeden termijn eener opbrengt van zestig duizend
gulden aangedrongen, doch ten antwoord ontvangen , dat men deze aan den Keizer
______ ■ = ^ ' ■:■)
(1) adr. v. d. goes, Rcgist. d. Dogv. D. IV, hl. 246', 251, 290. wagenaau, D. ^ VI,
hl. 10, 11. · · ^ ■ · ■ ' >
(2) v. iiei'un, Hist. r. ^s Fiertogenb, D. II, bl. 4.
■ 1 ■ . ■ f > )
(3) Correspond, de güillaüme Ie Taciturne, T. I, p. 326—336. Archives de la Maison
d'Orangc, T. I, p, 24—26. 2° Edit.
(4) v. nedrii, Hist. V. 'slierlogenb. D. 11, bl. 4. ' ' ' ' · ■ .
(5) adr. v. d. goes, Kegist. d. Dügv. D. IV, bl. 299, 304—307, 311, 314-322,328—334,
341—351, 361-389, 393—403, 411-432, 437-448. wauenaar , 1). VI, bl. 11—13, ' . i
1555-
1508
12 V.
Leiitc-
inaaiul
1556
62 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1555— had toegestaan op voorwaarde , dat hij de grieven zou ophefien over welke men klaagde ;
en, dewijl dit niet geschied was, de Koning verpligt was, de inbreuken op der Frie-
zen voorregten te verhelpen, vóór zij in de betaling stemden (1). De Gelderschen
bewilligden den Koning tweemaal honderd duizend, en den Stadhouder filips oan
Montmorentnj tien duizend Karelsguldens, na de verzekering, dat men het verdrag
van Venlo onderhouden, hunne voorregten handhaven, en de ingeslopen veelvuldige
misbruiken uil den weg ruimen zoude (2).
Ondertusschen had de Koning van Frankrijk, overeenkomstig oen verbond met Paus
PAULUS IV" in vijftien honderd vijf en vijftig gesloten , krijgsbenden naar Italië ge-
zonden, om do plannen van den Opperkerkvoogd tegen de Spanjaarden aldaar te on-
dersteunen (3). Het bestand van Faitcelles, dat nog vier jaren moest loopen, werd
1557 hierdoor verbroken. De Franschen openden, vóór dat de oorlog verklaard was, op
aandrang en onder bevel van den Admiraal be goligny den veldtogt in de Nederlan-
den met een aanslag op Doiiai·, welke mislukte. Zij trokken toen naar Len^ m
Artois en legden het in de asch (4). Filips liet terstond op deze vredebreuk den
Franschen gezant aan zijn Hof in hechtenis nemen , verbood alle handelsbetrekkingen
met Frankrijk , en legde beslag op do Fransclie bezittingen in de Nederlanden (5),
Hij gelastte , eeno aanzienlijke krijgsmagt op de grenzen van Picardi'é bijeen Ie trek-
ken , en trachtle do dapperste bevelhebbers van Duitschland aan zijne dienst te ver-
binden. De Prins van Oranje ontving deswege bevel, met den Kolonel george vor
HOLL in onderhandeling te treden, hetgeen echter niet aan het doel beantwoordde (6).
Inmiddels stak filips zelf over naar Engeland, en verkreeg van zijne gemalin eene
versterking van achtduizend man onder den Graaf van Penihroke, nadat zij aan
Frankrijk den oorlog verklaard had. Granvelle zond hem het plan vaa den veld-
togt, door 's IConings Fvaad goedgekeurd, en welks juistheid de uitslag heeft be-
wezen (7). Hel leger bestond nu uit twaalf duizend ruiters en veertig of vijftig
(1) scnoTANCs, Fr. Uist ΰ. XX, bl. 700, 701.
(2) SUCÜTEKUORST, Geld. Gesch. IJ. Xlli, LI. 491.
(3) garnier, Eist. de France, Τ. XXVIl, ρ. 300—343. watson , }list. ν. puiLirs 11, ü. I,
1)1. 38—65. nobertsoff, Hist. of charles V. p. 687, 688.
(4) van meteren, Hist. d. Nederl Oorl 15. I, bl. 19. hooft, Nederl. Hist. U. 1, hl. 6, 7,
garmer, Hist. de France, Τ, XXVII, ρ. 343—346.
(5) GARNIER, Hist. de France, Τ. XXVII, ρ. 346. Charterb. ν. Friesl. D. III, bl. 398.
(6) Correspondance de gtjillaume le Taciturne. T. I, p. 339—346, 349, 350, 351—359.
(7) Papiers d'état du Cardinal de granveu.e, T. V. p. 115—119.
-ocr page 63-DES YADERLAIVDS. 63
duizend voetknechten. Onder de Nederlandsehe Grooten, die er zicli in bevon- 1555—
1568
den, waren de Prins van Oranje, de Hertog van Aarschot, de Graven van E^-
7nond, van Roorne ^ van Megen ^ van Mansfeld ^ van Arembergs do Heer
VAN BARLAYMONT en LODEWiJK van Brederode. Filips , die nicl eerzuchtig \vas naar
krijgsroem , liet het opperbevel over aan den Hertog van Savoije, en de uitkomst
regtvaardigdo zijne keus. De Connétable de moktmorency voerde het Fransche leger
aan , beslaande slechts uit zes duizend ruiters en achttien duizend man voetvolk. Om
hem te misleiden , maakte do Hertog eene beweging naar Champagne en berende
Guize, maar trok terstond af, zoodra do vijand hier heen gelokt was, en sloeg het
beleg voor St. Quentin, dat geene sterke bezetting in had en welks verovering
hem den weg lot in het hart van Frankrijk baande. De goligny geraakte er echter
met eenige manschappen binnen. Twee duizend voetknechten , door de montmorengy
tot ontzet afgezonden, werden geslagen. Nu trachtte de Connétable zelf met zyne
geheele krijgsmagt de plaats te ontzetten ; hij wierp er cenige versterking in , maar
werd bij zijnen terugtogt, op raad en sterken aandrang des Graven van Egmond,
aangetast. Eghokd , aan hel hoofd der ruiterij, begon den aanval en werd door het 10 v.
voetvolk , onder den Hertog van Sacoije zeiven , dapper ondersteund. De overwinning ^afn^J
bleef bij zoo veel overmagt, niet lang twijfelachtig. De Franschen leden eene volko- 1^57
men nederlaag. De Connétable zelf, wanhopig strijdende en gevaarlijk gewond, werd
met den Maarschalk be st. akdré en den Rijngraaf krijgsgevangen gemaakt (1). De
Franschen hadden acht en veertig vaandels voetvolk, vyfduizend ruiters, eenige Prin-
sen van den bloede, en een groot aantal hoofdbevelhebbers, zoo aan gesneuvelden als
gevangenen verloren, en zestien stukken geschut, behalve eene menigte wagens met
krijgsvoorraad , achtergelaten. Vijfduizend Duilsche en vijftienhonderd Fransche gevan-
genen werden vrijgelaten onder eede , van binnen een bepaalden lijd niet legen den
Koning van Spanje te dienen (2). Den aanzienlijksten krijgsgevangenen wees men
in onderscheidene Nederlandsehe steden , onder behoorlijk toezigt, eene verblijfplaats
aan (3). De Maarschalk de st. andre en de Rijngraaf werden op het slol te Breda
(1) roKTus HEBTERüs, Rcr. Austriac. Lib. XV, c. II, p. 350. thdarcs , Lib.XIX, p. 647—650.
LE petit, Chron. de Holl. Τ. II, ρ. 6-9. van hetere?», Hist. d. Nederl. Oorl. J}. I, bl. 19
verso. uooFT, NcderL Hist. B. I, bl. 7, 8. gausier , JJist. de France , Τ. XXVII, ρ. 354—370.
robertson, llist. of charles V, B. XII, p. 689, 690. watson, HlSt. Π. rhïlips II, D. I. 1)1.
65—74. gachaud , Rapport, p. 193, en de schrijvers aan{jehaald door schotel, flor is I eit II
van Pallant, Aant., bl. 10.
(2) Charterb. ν. Friesl. D. III, bl. 416. Vgl. vak wijs op wacekaar, St. VI, bl. 13-15.
(3) LE ΓΕΤΙΤ, Chron. de Holl. ï. II, p. 9.
-ocr page 64-2422 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1555—gekerkerd (I). De Hertog van Brimswijk ^ in wiens handen zij gevallen waren,
had hen reeds naar Duitschland gevoerd, doch legen honderd en twaalf duizend
gulden aan filips afgestaan , welke hem, voor het derde gedeelte dier som , het slot
en de heerlijkheid oerden verpandde , ofschoon μακοακετηλ van Henegouwen en
riLips de Goede beloofd en bepaald hadden , dat men deze heerlijkheid nimmer zou
mogen verpanden of vervreemden (2). De overwinnaars hadden slechts taclilig, naar
anderen twee honderd geneuvelden , onder welke de broeders des Hertogs van Bruns-
wijk, de Heer van Brederode, twee Graven van Spiegelherg en de Graaf van
fValdek (3).
De tijding dezer belangrijke zege werd den Koning te Kanierijk overgebragt, waar
hy do uitkomst van den slag afwachtte en, naar eenigen, in zijne kapel tusschen
twee geestelijken lag te bidden, terwijl zijne dapperen voor Iiem streden. Verrukt
van vreugde , begaf hij zich terstond met een schitterend gevolg naar de legerplaats ,
ontving den Hertog van Savoije en den Graaf van Egmond op de minzaamste wijze ,
en omarmde den eerste hartelijk, welke knielde, om zijne hand te kussen. » Het voegt
mij veeleer" zeido hij , » uwe handen te kussen, welke mij zulke eene schitterende
en byna bloedelooze overwinning verschaft hebben." Tot gedachtenis van dezen
veldslag , welke op den dag van sx. laürektius was geleverd , slichtte filips , inge-
volge eeno gelofte , ter eero van dien Heilige het kostbare Escuriaal en wel in
den vorm van eenen rooster, waarop deze martelaar gebraden was (4).
Ondanks den raad des Hertogs van Savoije en andere bevelhebbers, om nu onmid-
dellijk naar het ontstelde Parijs op ie rukken, begreep filips , dat hij zich eerst
van St. Quentin moest meester maken. Hij hield het voor te gevaarlijk, deze
vesting in handen van den vijand achter zich te laten en in een magtig ryk te drin-
gen, zonder zich, bij mislukking, van eenen veiligen terugtogt verzekerd te hebben.
De bcYclhebbers stemden te gereeder in dit gevoelen, dewijl zij vertrouwden, dat
St. Quentin slechts weinig tijd weerstand zou bieden. Maar de dappere de goligny
had besloten zich met de bezetting, achthonderd man sterk, tot het uiterste te verdedi-
gen , om zijnen Koning tijd te verschaffen , eene nieuwe krijgsmagt bijeen te brengen;
en Frankrijk voor grooter onheil te bewaren. Zestien dagen had hij het overmagtige
(1) Correspond. de GuiLi.AtMf Ie Taciturne , T. I, p. 382—384.
(2) wagkjiaar, D. \'I, 1)1. 15, lö.
(3) pontcs heuteriis, Rcr. Austr. Lib. XV, p. 351. le petit, Chron. de Holl. Τ. II, ρ. 9.
van meteren, ïJist. d. Ncderl. Oorh B. I, bl. 19. verso, watson, Äisf. t. pdilips Π, D. I, bl. 74.
(4) robertson, Hist. of cuaries V, B. ΧΠ, p. 6Ό1 , 692. vatsos, Jlist v. i-mups II, D. I,
bl. 74.
DES YADERLAIVDS. 65
vijandelijke leger opgehouden, toen de stad, nadat er elf bressen waren geopend, aan ^'Jggj"
vier kanten te gelijk aangetast en stormenderhand ingenomen werd. De colignr zelf 27 v.
was, onversaagd strijdende, krijgsgevangen gemaakt. By het bestormen had filips
voor den eersten en laalsten keer in zijn leven, zich in volle wapenrusting vertoond. 1557
Hij gaf de stad ter plundering over, maar beval stiptelijk , de kerken te sparen en
vrouwen en kinderen ongemoeid te laten. Do verovering van St. Quentin en het
vermeesteren der steedjes Catelet, Ham en Noyon waren de eenige vruchten van
eene der meest beslissende en schitterende overwinningen in die eeuw behaald. Do
Franschen hadden, naar de bedoeling van de coligny, zich inlusschen hersteld
en do geheelc Noordelgke grens van Frankrijk in staat van tegenweer gebragt,
heigeen den vijand het verder doordringen belette ; terwijl de bloedige twisten tusschen
de Eogelsche en Spaansche benden , ziekten onder de hoofdbevelhebbers zelfs , en on-
getwijfeld ook geldgebrek filips noopten, een groot gedeelte zijns legers af todanken
en de Engelschen huiswaarts te zenden (1),
Middelerwijl heerschte in de Nederlanden y bovenal in Brahand en Holland ^ een
verschrikkelijke hongersnood. De felle vorst van vijftienhonderd zes en vijftig had de
winlervruchten bevrozen en bedorven; en de Hollanders, ofschoon van hooger hand op
den dreigenden krgg met Frankrijk opmerkzaam gemaakt en vermaand , middelen
te beramen ter beveiliging van handel en scheepvaart, hadden met beraadslagingen,
wie de kosten tot uitrusting der oorlogsvaartuigen zou dragen, den lijd verspild, en
de krijg was losgebroken vóór de korenschepen waren binnengeloopen. Een lasl rogge gold
honderd zestien goudgulden: en de Enkhuizers weigerden zelfs aan do burgers van/foorw
drie last tarwe , welke eenige regeringsleden van hen verzochten. In Brussel, waar
de levensmiddelen tot een bovenmatig hoogen prijs gestegen waren, trachtte Koning
FILIPS den nood der schamele menigte zoo veel mogelijk te verzachten , en hij voorzag
dagelijks in de dringendste behoeften van meer dan driehonderd noodlijdenden. Maar
hierdoor werd eene menigte armen derwaarts gelokt en hun aantal op eene onrustba-
rende wyze vermeerderd. De pestziekte , Avelke het gebrek gewoonlijk verzelt, sleepte
duizenden ten grave. Eindelijk zonden de Stalen van Holland, in overeenstemming
met Amsterdam en de Noord-Hollandsche zeesteden, zes oorlogsvaartuigen met vijf-
(1) Archives de Ia Maison (Γ0range y T. I, p. 27—30. 2® Ed. tucanus , Ilüt. Lib. XIX,
j). 660. postbs iieijteuüs, Lib. XV, p. 351. le petit , Chron. de Holl. ï. II, p. 9, 10, 11.
V, METEREN, Hist d. NcderU Oorl. B. I, bi. 19, 20. garhier , Hist. de France, Τ. XXVII, ρ.
393-398, 414-420. uobertson , Hist of guaries V , B. ΧΠ, p. G91 , 692.
66 ALCxEMEENE GESCHIEDENIS
lïonderd koppen bemand in zee; hierdoor geraakte de korenvloot gelukkig binnen,
en de hongersnood eindigde (1).
De herhaalde oorlogen mei Frankrijk hadden de schalkist uitgeput; cn tot voort-
zelling van den krijg was veel noodig. Karel van Lalaing, welke het opperstad-
houderschap in de afwezigheid des Ilertogs van Savoye bekleedde , had uil dien hoofde
do Afgevaardigden der ISederlanclen om dezen lijd te Brussel beschreven. Op bevel
des Koniags, werd den Stalen van Holland voorgehouden, achl gelasligden derwaarts
te zenden, welke de Fransche (Waalsche) taal magtig waren, die sedert lang aan het
Hof te Brussel gebezigd was, en thans ook meer en meer in de Algemeene Staten-
vergaderingen in gebruik kwam. Uit liefde voor de moedertaal echter namen zij het
hooghartig besluit, »dat do Gedeputeerden, ten Hovq komende, niet en sullen treden in
Communicatie met do Gedeputeerden van de andere Staten nog oock yet pogen in Walsch
Ic besoigneren , dan midls eerst hebbende Acte van geen praejudiciey Kort daarna
besloten zij den Koning schriftelijk te verzoeken » hun eene zoodanige acte lo verlee-
nen, gemerkt de Stalen Privilegie hebben, niet te besoigneren, ofte eenige antwoord
te doen dan in Duylsche tale ;" en weinig dagen laler, stelden zij, onder verbetering
van viGLius, het ontwerp van zulk eene acte op (2). Het schijnt, dat filips niet
verder op deze zaak heeft aangedrongen. Zeker is, dat hij later, de kennis der Neder-
landsche taai in zijne onechte zuster, Margaretha van Parma, als eene reden van
hare benoeming lol Landvoogdes voordroeg, dewijl zij daardoor den Wederlanderen te
aangenamer zou zijn (3). Ondertusschen had lalaing den Algemeenen Staten eene
opgave der staatsschulden overgelegd, uil welke bleek, dat de jaarlykscho reuten der
opgenomen gelden, tegen acht ten honderd berekend, omlrent vier tonnen gouds be-
liepen. Het land was daarenboven meer dan twee millioenen gulden schuldig, en de
overige uilgaven, zonder do renten, gingen de jaarlijksche inkomsten omlrent drie
tonnen schals lo boven. Om in dezen ongunstigen staat der geldmiddelen te voorzien ,
opperde men wederom een honderdsten penning op do onroerende goederen, en een
vijfden en tienden penning op sommige koopwaren. Maar de Stalen merkten aan ,
dal de bewuste schulden den Koning , niet de Nederlanden bclroifen , dewijl zij uit
oorlogen voortvloeiden, die evenzeer ten behoeve van het Duitsche Rijk, Milaan,
Napels Q,r\ Spanje gevoerd waren, en deze gewesten derhalve zoo wel als i/eiYei/er/an-
(1) ie petit, C/iron. de Holl. Τ. II, ρ. G. gouthoeve?« , Ckron. υ. Holl. D. II, bl. 5, 6'.
wagenaar , I). VI, bl. 19, 20.
(2) ADR. v. D. GOES, Register d. Dagv. D. V , bl. 189, 256, 202.
(3) VAM WIJS op wAGEKAAn, St. V, bl. 17, 18.
-ocr page 67-DES VADERLANDS. 67
den er hun aandeel in moesten dragen. Filips zag van deze opbrengst ^veder af, 1555—
en vroeg nu eene jaarlijkscbo Lede van acht tonnen gouds voor negen achtereenvol- j^^g
gende jaren. Met meer of minder goedwilligheid, Averd dit eindelijk ingewilligd,
onder voorwaarde nogtans, dat de Stalen deze gelden beheeren en het krijgs-
volk betalen zouden. Zulk een openlijk blijk van wantrouwen, en het gedurig wei-
geren of bestrijden van 'sKonings voorstellen, waren zeker niet berekend, filips
gunstig voor de Nederlanders te stemmen , wier genegenheid , men kan het niet ont-
kennen , hij door toegeeflijkheid aan de wenschen des volks en door gunstbewijzen aan
de Grooten trachtfo te verwerven. Enkele gewesten bewilligden den Koning nog
eene buitengewone bede; de Hollanders onder anderen stonden hem driemaal hon-
derd duizend gulden toe , van welke hij het aandeel liet korten , hetwelk oranje ,
EGMOND, en ποοκΛΈ daariu behoorden to dragen (1). Eene zending van den
Prins van Oranje naar Antwerpen, om met de kooplieden aldaar over eene lee-
ning van honderd duizend kroonen , onder waarborg der Nederlandsche Heeren , Ie
handelen, mislukle , dewijl eene vroegere leening, onder denzelfden waarl)org geslo-
len, nog niet was afgelost (2).
Calais, welk tw ee eeuwen in de magt der Engelscben gew eest was en hun te allen 8 τ.
lijde een gemakkelijken en veiligcn weg verschafte, om lol in het harl van Fraii^rrijVc
Ie dringen, was onderslusschen door de Franschen veroverd. Filips had het Engelsche
bewind vruchteloos vermaand, die stad te versterken; en zijn aanbod , er eenig krijgsvolk
in te legeren, was uit wantrouwen van de hand gewezen (3). Hel verlies van Calais
Toor Engeland „ was eene winst voor de Nederlanders. De slapel der Engelsche wol werd nu
van daar naar verlegd, toen het middelpunt van den handel tusschen Italiëcn
hel Noorden van Europa^ dewijl men de reis uil de Middellandsche naar de Oost-
zee niet binnen een jaar volbragt, en alzoo tusschen beide eene overwinteringplaats
noodig had (4). De Franschen besteedden hel voorjaar mei hel versterken hunner
krijgsmagt , en rukten legen den Zomer in de Νederlanden. De Hertog van Guisc nam de
sterke vesling Diedenhoven [Thionville) 'm , nadat de Graaf van te vergeefs be- 22 τ.
proefdhad, haar Ie ontzetten. De Maarschalk de tiierjies maakte zich meesier van
' maand.
herken, St, Wijnokshergen ^ en drong, alles op zijnen weg verwoestende, XoVNieuio-
(1) wagekaar, D. VI, bl. 20—26.
(2) Correspond. de gcillacme Ie Tacilurne, T. I, p. 385—393, 395, 300.
(3) düme, Ilist. of Engl. Ch. XXXVII, ji. 387. robertsok, Jlist. (ƒ charles V, li. XII, p.
094. garmer, ƒƒ/si. t/e ii^i-ance, T. XXVII, p. 424-427, 436-445.
(4) bilderdijk , 1). VI. Opheldering, en Bijvoegt, bl. 222 , 223.
9 *
-ocr page 68-GS ALGEMEENE GE S C II i Ε D Ε 1S
1555— poort door. Filips zond in allerijl den Hertog van Savoye naar IS amen, den Herlog
van Guise te gemoet. De Graaf van Egmond moest aan het hoofd van twaalfduizend
man voetvolk en twee duizend ruiters, den Maarsciialk de theumes het verder voort-
dringen in F laanderen beletten. De thermes truchlte met den aanzienlijken buit
langs de kust der Noordzee op Calais terug te trekken, maar egmojsd volgde hem
op den voet. Toen hij echter de Aa was overgetrokken en stand moest houden,
plaatste hij zijn leger naby Grevelingen in eene zeer voordeelige stelling; de regter-
vleugel ten Noorden werd beschut door de zee, de linker ten Zuiden door eene
13 v. verschansing, uit den wapentros opgeworpen, en de Aa dekte hem den rug. Eg-
1553'MOND was derhalve genoodzaakt van voren aan te vallen. »Ons is de overwinning,"
roept hij uit, »mij volge maar degene, wien de eer en het vaderland ter harte gaat."
Een goed gerigt en wel onderhouden geschutvuur van den vijand, maakte eene groote
slagting onder zijne ligte ruitery, welke het gevecht opende. Den Graaf van Eg-
mond, die haar aanvoerde en buitengewonen moed aan den dag legde, werd een
paard onder het lijf doodgeschoten. Wederzgds streed men met gelijke dapperheid ,
en spoedig vocht woedend bende tegen bende , man tegen man. Welligt zou do over-
winning zich eerder voor egmond verklaard hebben, indien zijne Duitsche knechten,
zich, even als de Nederlandsche , behoorlijk van hun pligt gekweten hadden ; nu
bleef het krijgsgeluk een tijd lang wankelend, en het gevecht werd steeds hard-
nekkiger , bloediger, Eene dier toevallige omstandigheden, welke geene mensche-
lijke wijsheid kan voorzien en die, over het geheel, meer dan zij groote zaken
beslissen, verhaastte den uitslag van den strijd. Een smaldeel Engelsche schepen,
welk op do kust kruiste, door het gebulder van het geschut en den kruid-
damp gissende , wat er gebeurde , verscheen op de hoogte van Greüelingcn, Eenige
der ligtste vaartuigen liepen de Aa in en openden het vuur op do Franschen ,
doch rigtten, door den verren afstand, weinig uit. Zulk een onverwacht voor-
val te midden van den strijd, moest bij de vijanden ontsteltenis en verwarring verwek-
ken , van welke de Graaf van Egmond zich uitmuntend tol zijn voordeel bediende.
Met al zijne magt aanstormende , werd de Fransche ruiterij overhoop geworpen , welke
in hare vlugt hel voetvolk medesleepte. De zege was niet meer twijfelachtig. Bijna
twee duizend Franschen bleven op het slagveld, en velen vonden hun graf in de Aa,
of werden vlugtende door de verbitterde boeren vermoord. Slechts een klein getal
ontkwam. Do zwaargewonde Maarschalk de thermes , verscheidene Edelen en bevel-
hebbers van rang, en drieduizend strijders met den geheelen legertros vielen in handen
der overwinnaars, wier verlies vierhonderd man niet te boven ging. Twee honderd
krijgsgevangenen werden in zegepraal naar Engeland gevoerd. Egmond , aan wien
filir; ten tweedemale eene schitterende en belangrijke zege verschuldigd was, werd
dooi den Hertog van Alha, welke uit Italië was gekomen, berispend toegevoegd:
DES YADERLAIVDS. 69
»Gij hebt builen noodzake en op eigen gezag slag geleverd, en daardoor 'sKonings 1555—
landen en onderdanen onvoorzigtig in de waagschaal gesteld." » Indien de Spanjaar-
den antwoordde egmond » hier even veel als de landzalen te verliezen hadden , zou-
den zij de zaak met een ander oog bezien.Dit voorval is welligt niet zonder invloed
geweest op het lot, hetwelk egmond tien j -en later heeft getroffen (1).
Eene landing op de kust van Frankrijk door eene Engelscho vloot van honderd
twintig zeilen, bij welke tilips dertig schepen gevoegd had, die grootendeels in Hol-
land an Zeeland waren uitgerust, was ongunstig afgeloopen. Men had bedoeld Dieppe
of Brest Ie veroveren , doch was, na het verbranden van Conquet in Νormatidye,
door eenige Fransche benden, in der haast zamengebragt, met verlies van zes honderd
man naar de schepen teruggedreven, die onverrigter zake huiswaarts keerden (2). Ko-
ningin maria overleefde niet lansr dezen mislukten logt. Filips verloor met zijne
.. Sla{;t-
gemalin den titel van Koning van Engeland en van Frankrijk, en de hoop op maand,
onderstand uit dat ryk (3). Ongetwijfeld zal deze omstandigheid zijn verlangen naar
het einde van den oclog met Frankrijk versterkt hebben, waartoe reeds onderhan-
delingen in het geheim geopend waren, terwijl de beide vijandelyke legers werke-
loos tegenover elkander lagen, en men wederzijds een beslissend gevecht vermeed.
Niet minder dan filips, wiens hart bovendien iidLdLVSpanje getrokken werd, haakte
HESDRiK II naar vrede, tot welken de onlangs geleden tegenspoeden, de vrees dat do
vijand, wanneer er zich de gelegenheid weder toe aanbood, niet verzuimen zou, in
het hart van Frankrijk te dringen, gebrek aan geld en verwarringen in hol rijk
hem aanspoorden. De Hertogin-Weduwe van Lotharingen had den eersten weg
lot do vredesonderhandeling gebaand , toen zij verzeld door den Bisschop van Atrecht
te Peronne was gekomen, om, zoo 't heette, haren zoon, Hertog blarel van ZoiAar«'«-
gen , welke de zydo van Frankrijk aankleefde, te bezoeken, tot welk einde de Kar-
dinaal van Lotharingen zich. insgelijks derwaarts had begeven (4). Granvelle oefende
1558
(1) THüAsüs, Bist. Lib, XS, p. 0'94. pontus nEüiERüs, lier. Amtriac. Lib. XV, c. 4. 5.
V. meteren, lUsL d. Nederl. Oorl. B. I, bl. 20, 21. noorx, Nederl. üist. li. I, bi. 12—15.
bok, Nederl. Oorl. B. I. B. I, bl. 16. te ιέτιτ , Chron. de Holl. Τ. II, ρ. 14, 15. stbada,
de Bello Belgico, Lib. I, p. 26. garsier, Ilist. de France, T. XXVU,.p. 512—517. watsok,
Bist. V. philips H. D. 1, bl. 82—85.
(2) garnier, Bist, de France. T. XXVII, p. 517. hoopt, Nederl. Bist. ß. I, bJ. 15. v. me-
TEREN, Bist. d. Nederl. Oorl. B. I, bl. 21.
(3) portüs hedterüs, Rer. Austriae. Lib. XV, p. 355. watsok, Bist. v. phiiips Ii, ü. I,
bl. 91. VAU -«'Ujf Op WÄGEKAAR, St. VI, bi. 19, 20.
(4) Papiers d'état du Cardinal de grahvelle, ï. V. j). 168. ^
-ocr page 70-70 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
in de Nederlanden^ en de Kardinaal in Frankrijk den groolslen invloed op het
bestuur van zaken uit. Gene hield dezen voor, »hoe Tcel leed het den Koning van
Spanje baarde , dat de twee magtigste rijken van Europa elkander door een aanhou-
denden krijg verzwakten , daar men veeleer met vereende krachten logen den ouden
vijand der Cliristenheid , den ïurk, behoorde te veld trekken; of, zoo men liever na-
derbij bleef, do ketters, nog erger vijanden van het ware geloof dan de Muzelmannen ,
moest uitroeijen. » Deze vervolgde hij , » strooiden hun vergiftigd zaad zoowel in de
Nederlanden als in Frankrijk uit, terwijl de oorlog ondertusschen de Koningen be-
lette , het insluipend verderf te keer te gaan. De Kardinaal zeide hy ten slotte , » zou
dus zijnen Meester eene v^ezenlijke dienst bewijzen en zichzelven eenen onvergankelijken
roem verwerven, door eenen duurzamen vrede tusschen de beide Vorsten te bewerken,
om dan naderhand met gemeen overleg de ketterij , beide in Frankrijk en in de
Nederlanden, te verdelgen. Hij zelf was gereed hem, tot bereiking van dat doel ,
de hulpzame hand te bieden , onder voorwaarde , dal men over eene zaak van zoo
veel gewigt slechts door vertrouwde personen handelde, en voorts over alles het slil-
zwygen bewaarde," Men wil, dat deze voorstellen bij den Kardinaal van Lotharingen
ingang vonden , en hij sedert over den vrede als ook over het uitroeijen der ketters
met GRANVELLS Onderhandelingen heeft aangeknoopt (1).
Op bevel van filips , had insgelijks do Prins van in het geheim den Maarschalk
de st. andré, welke op zijn eerewoord was ontslagen, en den Gonnetable de μογ^τμο-
nENCr, die steeds te Rijssel in hechtenis gehouden werd, over den vrede gepolst, met
dien uitslag, dat hij weldra, benevens rüy gomez desilya en den Bisschop van ^/rec/ii ,
naar Rijssel was gezonden, om de voorslagen des Konings van Frankrijk te verne-
men en , zoo mogelijk , de bedoelingen zijner staatsdienaars te doorgronden. JNadat men
met het beramen der voorwaarden tol zekere hoogte gekomen was, waren de openlijke
onderhandelingen omtrent hel midden van Wynmaand te Cercamp, eene abdij in Ar-
tois lusschen Dorillens en de legerplaats des Konings van Spanje, begonnen (2).
Filii's had den Hertog van Jlha, den Prins van Oranje^ ικνχ gomez de silva ,
GRAWVELLE cn viGLius , die cchlcr wegens ziekte eerlang naar Brussel terugkeerde ,
derwaarts gezonden (3). Van de Fransche zijde waren de Kardinaal van ,
do Gonnetable de montmorengy , de Maarschalk de st. apfdré , jeaw de morvilliers ,
Bisschop van Orleans , en do geheimschrijver van staat glaude d'aubespine afgevaar-
digd. De Koningin van Engeland en de Hertog van Savoye hadden er elk drie ge-
(1) WAGENAAR, D. VI, bl. 29—31.
(2) Correspond. de gdillaume Ie Taciturne , T. I, p. 402—410.
(3) rHa vKiiii, p. 32, 33,
-ocr page 71-DES YADERLAIVDS. 71
volmagtigden gezonden. De Hertogin-Weduwe van Lotharingen was mei haar zoon ^
insgelijks tegenwoordig geweest, om de rol van bemiddelaarster te vervullen. Terstond
had men een wapenstilstand van veertien dagen gesloten , die later nog tweemaal ver-
lengd werd , en wederzijds was een groot aantal krijgsbenden afgedankt (I). Bij de ge-
heime onderhandelingen, in welke men onder anderen een huwelijk van don carlos,
den zoon van filips , met elizabeth , de oudste dochter van ηενοκικΙ!, en eene echt-
verbiudtenis van den Hertog van Savoye met do zuster des Franschen Konings had be-
paald , waren de vredesvoorwaarden reeds in zoo verre geregeld , dat er nog maar twee
voorname punten ter behandeling overbleven : de teruggave van Savoye aan Hertog
EMANUEL piLiBERT, CU van do slad Ca/a^'.v aan Engeland [2). Door den onverwachten
dood van Koningin maria echter werden do beraadslagingen afgebroken, en niet vóór
Sprokkelmaand des volgenden jaars Ie Chaleau-en-Camhresis herval, dewijl deze
plaats beter dan Cercamp, voor de zamenkomsl der gevolmagligden geschikt was (3).
Filips , verbolgen op Koningin elizabetii , welke zijne voorslagen lol een huwelijk
afwees, nadal zij hem aanvankelijk door hoop misleid had, liet hel regelen der
zaak van Calais met Frankrijk aan haar over. Er kwam dan ook spoedig,
doch niet zonder medewerking der Spaansche gezanten, een afzonderlijk verdrag
tusschen Frankrijk en Engeland lot stand, waarbij Koning iieisdrik zich ver-
bond , de genoemde stad binnen acht jaren den Engelscheu over te leveren; 2 v.
en zoo hij dit weigerde, of daarmede op eene onbehoorlijke wijze vertraagde, 1559'
vijfmaal honderd duizend kroonen als eene boele aan Engeland uil te kceren, zon-
der dat deze boete hem ontslaan zoude, Calais af te slaan (4). Den volgenden dag
werd do vrede met Spanje geleekend , de minst eervolle dien Frankrijk ooit geslo-
(1) nuHONT , Corps Dipl. Τ. V. Ρ. I, ρ. 23—27. Papiers ductal du Cardinal de granvelie,
T. V. p. 169—208, 215—379. noorx, Nederl. Uist. R. I, hl. 16, 17. garkieb, Ilist. de
France T. XXVII, p. .525—530.
(2) Papiers d'état du Cardinal de grakvelle, T. V. p. 243, 321 , 327, 339.
(3) v. aiETEREif, Ilist. d. Nederl. Oorl. B. I, bl. 21 verso. Zeker moet Cercmnp eene zeer
ongeschikte plaals voor het houden van vergaderingen geweest zijn, daar van Chateau-en-Cambresis,
hetwelk men voor beter hield, gezegd Avordt: » urie porlion en est assez logeable, rnais Ie surplus
est tout défourni de Ibnétres et de verrieres: a quoi se pourroil remcdier pour bien peu d'argent,
en faisant faire ä grande diligence: fenestres de papier et chassis de latteaulx. Papiers d'état
du Cardinal de guanvelle , T, V. p. 410.
(4) dümokt, Corps Diplom. T. V, P. I, p. 31—34. Vgl. -waoeiiaar, D. VI, bl.33 (2), wien»
gissing over dc voorwaarden betrekkelijk Calais, bevestigd wordt door de Papiers d'état du Car··
dinal de ena?ivelle, T. V. p. 534.
ALGEMEENE GESCHIEDENiS
len heeft, en waarbij Hendrik II bijna tweehonderd sleden en vestingen yerloor. De
hoofdpunten kwamen hierop neder: de Hertog van Savoye zou met de zusier des Ko-
nings van Frankrijk huwen en al de staten, zynen rader ontnomen, terug ont-
vangen , behalve eenige steden, welke in het bezit van Hendrik Π bleven , tot dat
beider geschillen in der minne bijgelegd waren. Filips zou Hendriks dochter Eliza-
beth lot gemalin nemen (1). Hij moest St. Quentin , Ham en Catelet aan den Koning van
Frankrijk wedergeven, maar daarentegen in het bezit van het graafschap C^aro/ozi en
van al de ingenomene steden hersteld worden. Wie van beide het eerst de plaatsen,
by het verdrag aangewezen, overleverde , zou vier gijzelaars kiezen uit den hoogen
adel van den andere, totdat deze insgelijks aan zijne verpligtingen voldaan had. Den
wederzijdschen onderdanen moesten de leengoederen , Avelke zij in 's vijands land beza-
ten , teruggegeven worden. Prins willem , onder anderen, zou het prinsdom Oraw/e,
waarvan hy tot hiertoe versloken geweest was, terugbekomen even als zijne overige
bezittingen , en hem regt wedervaren betrekkelijk de goederen, op welke hy aanspraak
maakte; dit gold ook ten opzigte des Herlogen van Aarschot en des Graven van Eg-
mond. Voorts beloofden de beide Koningen elkander wederkeerig de Katholyke gods-
dienst te handhaven; waaronder men zeker niets anders verstond dan de ketters te
vervolgen en eene algemeene kerkvergadering bijeen te roepen , om, zoo mogelijk, de
rust in do Kerk te herstellen (2).
Kort na het sluiten van het verdrag, werden, op verzoek van Hendrik II, de Her-
tog van Alha, de Hertog van Aarschot, de Prins van Oranje , en de Graaf van Eg-
mond als gijzelaars naar Frankrijk gezonden en om tevens by het voltrekken der
^Q ondertrouw van 's Konings dochter tegenwoordig te zyn, waartoe alba door filips was
Hooim. gemagtigd (3). Op een steekspel, te dezer gelegenheid gegeven, ontving Hendrik IÏ
1559
(1) Den van Lentemaand beraadslaagde men nog over den schat, welken elizabeth van
Frankrijk aan don carlos zou ten huwelijk brengen. Zie Papiers d'état du Cardinal de gran·
velle, T. V. p. 544. En reeds den van Grasmaand schreven de zaakgelastigden aan hlips:
(jue Ie roy de France se contenterait que Ie mariage de votre Majesté se fist sur les mémes articles
et conditions que celluy dudict Si·. prince son filz était traictc etc. p. 576.
(2) dl]mo^'t, Corps ΏψΙοηι. Τ. V , Ρ. I, ρ 34—41. Correspondance de guillaüme le Taci
turne, T. i. p. 407—412, 415—418, 428. gaukier, Ilist. de France, T.XXVll. p.534—542,
554—570. robertson, Hist. of charles V, B. XII, p. 701—703. πγμε, Eist, of Engl. Ch.
XXXVIII, p. 394.
(3) Correspond. de guillaume le Taciturne, Ϊ. I. p. 416—419. hooft , Nederl. Hist. Ii. I. bl.
19. v. d. daeft, Init. Tumult. Belg. p. 67 , 68, welke in plaats van den Hertog van Aarschot,
den Graaf van Hoorne noemt. Papiers d^état du Cardinal de gkanvelle , T. V. p. 578 , 649.
DES VADERLANDS. 73
eene wonde, aan welke hij tien dagen daarna in den ouderdom van een en veerlig
jaren overleed. Het huwelijk zijner zuster Margaretha van Κalois met den Hertog
yzxa Savoye, was echter in stille nog vóór zijnen dood voltrokken (1). Het verblijf des
Prinsen van Oranje te Parijs, hoe kortstondig ook , was van de belangrijkste gevol-
gen voor Europa in het algemeen en voor de Nederlanden in hel bijzonder. Koning
hendrik, Avelke oranje als een der vertrouwdste raadslieden van ïilips beschouwde en
die zelfs aan de geheime onderhandelingen had deel genomen, was eens op de jagt met
hem in gesprek geraakt over den bijzonderen last des Hertogs van^Ma, om middelen te
beramen , ten einde allen, die van ketterij verdacht gehouden werden, in Frankrijk,
de Ν ederlanden ^ endoor de geheele Christenheid uit te roeijen. De Prins, veinzende,
dat hi] der zake volkomen bewust was, had den Koning al de bijzonderheden van
dit groote geheim ontlokt en, naar zijne eigene getuigenis, van dat oogenblik het
onverwrikt besluit genomen, dit plan met kracht tegen te werken en de Spanjaar-
den , welke het moesten uitvoeren, uit het Land te jagen (2). Dit is echter moeijelijk
overeen te brengen met eene andere getuigenis , mede van den Prins zeiven en meer dan
een jaar na zijne terugkomst uit Frankrijk afgelegd. Hij verklaart daarin aan grak-
VELLE, dat hij met smart vernomen heeft, hoe ook de verfoeijelijke (méchantes) ket-
terijen in zyn prinsdom Oranje zijn doorgedrongen, terwijl hij levens do maatregelen
mededeelt, welke hij daartegen genomen heeft (3). Hetzelfde meldt hij een jaar
(1) TnüAOTs, Hist. ï. L Lib. XXÜ. p. 678. gauwer, Ilist. de France, Τ. XXVII, ρ.
508—600. ASTORGA, Leven van den Ilertog van Alba, D, II. bl. 151—161.
(2) Apologie van willem I, bij bor, D. II. Autkent. Stukk. lil. 77.
(3) »Je suis mcrvilleusement inarischrijft willem den 21 van Wijnmaand 1560 vixi den Uaag,
» de veoir comme ces méehantes hcrèsies se aufjmenle parlout, t;f, mesmes qui sont venu en ina
principaulté d'Orange. L'aultre jour, aiant receu novelles de France qu'il y commenciont ja a
próclicr, jc escripvis incontinent a mon gouverneur et a cculx de mon conseille qu'ilx regardis-
sent par lous moiens du monde, de point cndurer que 1'on fisse alUraiion α nostre vray et
ancienne religion, et que nullement ilz consentissent ä ces méchants de se ritirer a ma prin-
cipaulté , et que incontinent ilz me mandissent en quel estat que les choses estiont, affin que
selon cela je puisse pourveoir. Maintenant, véant qiae les choses se augraenlent, je ne dclesseray
d'y amvoier urig gentilliomme expresscment, selon 1'advis de Son Al leze, avecque araple com-
mandemcnt qu'il fasse tout debvoir du monde, tant par puplication, comme par force (autant qui
j'enjoonois la avoir) de rcmédier a teile désordre, qui est si domagable ά tout la Christienté.
Mais je crains bicn fort, puisque tout Ie royauhne de France est si fort emfecté, et mesmes en
ce quartier la, que nul commandement ne petite force aiderat, si ne fusse avecque une bonne
force; et, ne 1'aiant si grande comme il conviendroit bien pour ung tel efiect, je vous vaul-
drois supplier que je puisse avoir quelques lettres, tant de Madame, comme de vous,
adressantes au Icgat, ou, cn son absence , au vicc-le'gat ü^Avignon, que, estant requis par Ie
II Deel, 4 Stuk. 10
-ocr page 74-74 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1555—later aan Paus pius IV, ^TÏen hij Tan zijne verknochlheid aan het Koomsch-Katholijke
geloof verzekert (1). Het is daarenboven bekend, dat hem later uog vooral ergerde
do onvoorzigtige belofte van bescherming door do Edelen aan de Hervormden verleend ,
(!n dat hij den raad gaf, den scheurmakers het vertrouwen, λυοΗ^ zij op de Edelen
stelden, te ontnemen (2). In tegenspraak met dit alles is insgelijks 's Prinsen verkla-
ring » dat hij do Hervormingsgezinden rwozi gehaat heeft; dat hunne leer, in Avelke
hij van der jengd was opgevoed, en waarin zijn vader geleefd iiad en gestorven
was, zóó in zijn hart was gegrift en er zulke diepe wortels in had geschoten, thil zi]
te haren tydc vruchten heeft gedragen , en hy groofe reden heeft God te danken ,
dat dit heilig zaad, door God zeiven in hem gestrooid, niet is verslikt geworden,
ofschoon hij zoo vele jaren aan hel ïïof des Keizers was opgevoed , en zich toen met
de vermaken der jeugd , met kriigs- en staatszaken meer had bezig gebonden, dan
met heigeen zijno zaligheid betrof (3)."
Geldgebrek , zoowel als de zucht naar Spanje, had ïilips aangespoord , den vrede
met Frankrijk te bespoedigen. Vruchteloos had de Koning, omtrent het midden des
vorigen jaars, van de Algemeene Slaton der Nederlanden , te j4trecht beschreven , op
nieuw den honderdsten en den vijftigslen penning , of wel eene aanzienlijke som in
eens geëischt, en tevens op het verhoogen der belasting op het zout en het verdui)bc-
len van die op de wijnen voor den tijd van vier jaren aangedrongen (4). In Bra-
hand hadden de Geeslelijkheid en Edelen hem daarentegen wel eene bede van vijfmaal
honderd duizend Karelsgulden willen aanbieden, doch hiertoe de sleden niel kunnen
overhalen (5). Door de Slalen van Friesland was den Koning eene goede som [pro-
pyn) beloofd, mits hij herstelde, Avat legen 's Lands voorreglen verrigl en gehandeld
was (6). Filips had , zonder op zijne eischen verder aan te dringen , zich om gelde-
{{enlilliommc qui je amvoieray la, que, pour cliosc qui touohc tant Ie sermcc de Dieii et Ie
bien de la Christienté, qu'il luy vcuillerit cslre lavoraljle, et luy assister avecque les forccs de
Sa Sainctite' si y hcsoi{jnc fusse (s'il en fut besoiïi): car je aimercy mieulx emploier Ie forces
du pape, que non celles de France, pour ino non préjudicler a ma souvcrainitc, etc. etc.
GAcnARi), Correspondance de güillaüjie Ie Taciturne, Τ, I. ρ. 461.
(1) okoen ν. trinsterer, Arcliives de la Maison d'Orange, T, I. p. 119, 2'·« Edit. Zie ook
hovenal p. 197* , 202^—205*. Vgl. hierbij w, broes , rnjp van biarkix aan de hand van wa-
lem I, ü. I. hl. 140-149.
Μ
(2) Het tijdschriit de Gids voor 1845, D. I. bl. 348, 349.
(3) Jpologie van willem I, bij uon, D. Π. AiUhent. Stukk. bl. 77.
(4) wagenaar , D. VI. bl. 36. '
(5) v. nedrif, Eist. V. 's Ilertogcilh. I). Π. bl. 1 , 11.
(G) Charterb. ν. VriesL D. III. bl. 426—430
-ocr page 75-DES VADERLAPJDS. 75
lijken onderstand tot Spanje gewend. Men heeft deze toegeeüijkheid als zwakheid 1555—
beschouwd van een Vorst, » die geen tegenspraak gewoon zijnde , tegen hot tegen-
spreken niet bestand was, en dus glippen liet, wat hij de bekwaamheid niet had,
vast te houden (1)." Hoe dit zij , een teeken van dwingelandij of willekeur was het
zeker even weinig, als een bewijs van afkeer van de Nederlanders. Spanje hiid aan'sKo-
nings verwachting beantwoord , en door pilips was den twaalfden van Sprokkelmaand dezes
jaars aan GRANVEr.T.E verwittigd, dat hij, tot onderschraging van den krijg, eenmillioen,
tweemaal honderd duizend dukaten, uit dat rijk getrokken, binnen den tijd van Iweo
of drie maanden verspild had; en nog een millioen dukaten tot aan Lentemaand zou
behoeven (2). In Grasmaand daaraanvolgende hadden de Staten van Brahand, na
kort te voren , door tegenwerking der sleden , eene opbrengst van vijf en zeventig
duizend gulden den Koning, naar het schijnt, geweigerd te hebben, hun aandeel van
ruim tweemaal honderd duizend gulden in de negenjarige bede van acht tonnen gouds
bewilligd , onder voorwaarde , dat zekere andere bedo van tweemaal honderd vijftig duizend
gulden , in vijftien honderd zeven en vijftig voor den tijd van zes jaren toegestaan , zou op-
houden (3). Door de Staten van //oZ/aMc? waren twee honderd en vijftig duizend gulden
bewilligd ; ook hadden zij nog in eene bedo van honderd en vijf en twintig duizend
gulden gestemd, maar een latercn voorslag van filips , hem een rentebrief van jaarlijks
vijftienduizend gulden te tcekenen ter betaling van hel krijgsvolk, van de hand gewe-
zen (4). De moeijelijkheden, welke steeds het eischen van beden veroorzaakte, schij-
nen FfLiPS op het denkbeeld gebragt to hebben , in de Νederlanden, oven als mei
goed gevolg in Kastili'è geschied was, in stede daarvan, het regt op de verkoopen
[alcabalas , droit mr les ventes) ten behoeve van 's Vorsten schatkist in to voeren.
(iRAisvELLE steldc hct den Staten voor, doch vond bij hen geen ingang. Hij zelf raadde
het den Koning af. »De Statenschreef hij, » gaan gebukt onder een zwaren
schuldenlast voor welken zij renten betalen; en al hunne bronnen zullen niet alleen
niet toereikend zijn, de hoofdsom af te lossen, maar zelfs niet, om de renten te
dekken, die hen knagen (5)." Nu wenschte de Koning, bij wijze van bede, nog
driemaal honderdduizend gulden Ie heffen; en loen dit mislukte, verklaarde hij aan
GRANVELLE , den geldclijkcn onderstand , dien hij in de Νederlanden niet kon vinden ,
(1) bilderdijk, D. VI. LI. 10.
(2) Papiers d'état du Cardinal de grasvelle, ï. V. p. 454.
(3) v. DEUiiN, Hist, V. 's Herfogenb. J), II. bl. 10, 11.
(4) wagenaar , D. VL bl. 37.
(5) Papiers d'état du Cardinal de gbarvelie, T. V. p. δ94 , 597 , 598.
10 ♦
-ocr page 76-76 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
Spanje te gaan zoeken. Nadat granvelle hem hierop het volslagen onvermogen
löuo _ .
der Staten, wier hulpmiddelen geheel waren uitgeput, ontvouwd had, schreef hij
terug: « Ik ontveins evenmin het geldgebrek, Avaarin dit land zich bevindt. — God
weet, hoe zeer ik tracht aan een dergelijken staat van zaken een einde te maken, al
ware het ook ten koste van mijn eigen bloed. Kastilië bevond zich insgelijks in den
uitersten nood; ik had reeds myne renten in dat rijk verkocht en verpand , en nog-
tans heeft men mij verscheidene millioenen kroonen gezonden , zoo dat men op deze
bron volstrekt niet meer kan rekenen , om in de behoeften der 'Nederlanden te voor-
zien, zooals ik vurig wensch te doen, indien het in mijn vermogen ware. Maar dit is
ongelukkig het geval niet; men moet dus een middel opsporen, welk zoo min moge-
lijk zwarigheden oplevert, want men kan niet verwachten, zo alle ie vermijden (1)."
Na zulk cenc getuigenis , na zoo vele pogingen des Konings, om do genegenheid dos
adels en des volks te verwerven , zal men wel niet langer beneren , dat filips loen
reeds « tegen de Nederlanders eenen onverzoenlijken haat koesterde, het plan tol hunne
onderdrukking in hem rijpte en de wensch geboren werd, de maatregelen, welke
daartoe leidden, nog vóór zijn vertrek naar Spanje te beramen (2)."
Er is reeds opgemerkt, dat zoowel staatsbelang als innerlijke overtuiging, filips
aanspoorden, 'sKeizers vermaning, met betrekking tot het handhaven des Roomsch-
Katholijken geloofs, op te volgen, waarin hij door grawvelle, een hevig vervolger
der Ketters, versterkt werd (3). Hij had met weerzin vernomen, dat als het ware
onder zijne oogen, Kettersche leeraars in den omtrek van Antwerpen vergaderingen
hielden, en de maatregelen ter beteugeling daarvan goedgekeurd (4). Niet alleen
vermaande hi] grakvelle, »op middelen bedacht te zijn, de ketterijen te voorkomen,
maar ook die uit te roeijen , welke reeds in zoo grooten getale in de JSederlanden
bestonden. Dit moest de eerste zaak zijn, met welke men zich vóór zijn vertrek zou
bezig houden, dewijl zij de belangrijkste van alle was (5)." Kort daarop werd een
(1) Papiers d'état du Cardinal de γ-κακλύχιε, T. V. p, 597, 603, 608, 612, 613.
(2) coRViN-wiERSBiTZKY, De tachtigjarige oorlog, D. I. bl. 60.
(3) Papiers d'état du Cardinal de granvelle, T. V. p. 614—619. Hoezeer grakvelle de Ket-
ters haatte, blijkt uit zijn brief aan den Koning in 1557, in welken hij hen noemt: hombres
desesperadosy y sin miedo de la muerte." Papiers d'état, T. V. p. 61 j en dat hij met alle
gestrengheid de bloedbevelen tegen hen wilde ten uitvoer gebragt hebben , blijkt uit een ander
schrijven aan filips, in 1. c. p. 112.
(4) Papiers d'état du Cardinal de granvelle , T. V. p. 398, 399, 402.
(5) Papiers d'état du Cardinal de grakvelle, T. V. p. 591.
-ocr page 77-DES YADERLAIVDS. 77
kapittel der Ridders van het Gulden Vlies, het eerste na *s Konings troonsbeklimming, te 1555—
Brussel gehouden. Drie punten Λverden den leden voorgelegd: 1® niemand lot Ridder
te kiezen dan een Roomsch-Katholijke, die, >Yat de zuiverheid zijns geloofs betrof,
boven alle verdenking verheven was; 2® met de grootste zorg, tegenwoordig en in 1551)
de toekomst, te waken voor de onderschraging van do godsdienst in hunno landen,
en de misdaden, tegen haar gepleegd, te beteugelen ; en 3** eiken dag de mis te
hooren, zoo veel men dit, zonder hoogst wettige verhindering, verrigten konde. Na
vele en ernstige tegenbedenkingen , werden deze drie punten, op eenige wijziging na ,
aangenomen , en vervolgens eenige jonge Edelen tot Ridders verheven (1).
Weinig dagen te voren was cnuisTiiTA, Herlogin-Weduwo van Lotharingen, te
Brussel gekomen, om de landvoogdij over de Nederlanden voor zich te verzoeken,
dewyl de Hertog van Savoije deze waardigheid zou nederleggen, om van z^no staten
bezit te nemen , welke hem door het verdrag van Chateau en Cambresis waren terugge-
geven (2). Zij was de dochter van ghristiaan II, Koning van Denemarken, en
van isaeella, do zuster van karel V, en na het overlijden van haren eersten
echtgenoot frans Sforza visgowti , Hertog van Milaan^ gehuwd geweest aan frans,
Hertog van Lotharingen, wien zij in vyftienhonderd vijfenveertig insgelijks verloor.
Thans voerde zij met vaste hand de teugels der regering voor haren onmondigen zoon,
en stond in hooge achting bij de Nederlanders, welke zij door het bespoedigen van
den vrede met Frankrijk, aan zich had verbonden. Zij vond eene vermogende me-
dedingster in 's Konings onechte zuster, Margaretha, Hertogin van Parma; cn
Keizer Ferdinand trachtte evenzeer den opengevallen aanzienlijken post voor zynen
zoon , den Aartshertog maximiliaan , te verwerven. Indien het waar is , dat de Neder-
landers gaarne oranje of egmond met het algemeen bewind over hen bekleed ge-
zien hadden , en dat beide er inderdaad naar gedongen hebben, was het verstandig
van FiLiPs, hieraan geen gehoor te leenen; de verheffing des eenen immers zou on-
getwijfeld de afgunst des anderen gewekt, en eene bron van eindeloozo twisten op-
geleverd hebben. De Koning konde, naar gewoonte, moeijelyk tot een besluit gera-
ken , maar verspreidde, om inmiddels alle geheime kuiperijen te voorkomen, het
gerucht, dat hij zijn zoon don garlos tot Algemeen Landvoogd zou aanstellen.
Vruchteloos had hij beproefd , de voormalige Landvoogdes maria Ie bewegen, weder
het bestuur over de Nederlanden op zich te nemen (3). Eindelijk bepaalde zich
(1) Papiers d'ètat du Cardinal de gtianvelle , T. V. p. 628—631.
(2) Papiers d'état du Cardinal de granvelle , T. V. p. 627 (1), 647 (1).
(3) gachard in de Covipte rendu des séances etc. T. IX. p. 309, aangehaald in schotel's
Aant. op floris I eu II van Pallant, bl. 13.
78 ALGEMEENEGES G Η lEDENIS
1555— zijne keuzo bij marg.yretiia van Parma, voor wie giianvelle en do Heileg Tan
Alha zich verklaard hadden als meer Spaansehgezind dan de Ilerlogin van Lotha-
ringen^ welke door orakje en egmond gesteund werd, en wier stalen Ie digt aan
Frajikrijk grensden, Avaardoor zij, gaf men yoor, meer of min van dat rijk af-
hankelijk was. Daarenboven dong de Prins van Oranje naar de liand van dorothea ,
giiristijva's dochter, om zich alzoo den grootslen invloed op de regering Ie verzekeren,
hetgeen niet strookte met do bedoelingen van 'sKonings raadslieden. Zelfs, beweerl
men, werd hem het voorgenomen huwelijk geheel belet, dewyl eene vermaagschap-
ping met het Koninklijk huis in zijnen geesl eerzuchtiger voornemens zou ontvlammen,
dan die waren, welke men reeds meer dan eens duidelijk in hem ontdekt had.
Granvelle wordt beschuldigd, dit bewerkt ie hebben. Zeker is, dat hij die echtver-
bindlenis gewenschl heeft, maar dat de Prins zelf nog geen bepaald besluit genomen
had en dit, waarschijtdijk, van do benoeming der moeder afhankelijk maakle.
Geheel onjuist wordt derhalve verhaald, dat sinds dien lijd oraïïje's vroegere innige
vriendschap voor den Kerkvoogd verkoelde en eerlang in den onverzoenlijksten haat
verkeerde (1). Het blijkt uit echle stukken, dat willem nog steeds voor graï^velle
do hoogste achting koesterde (2). Naar het beeld, door een tijdgenoot ons van
giiristina van Lotharingen opgehangen , is het te betreuren , dat 's Konings keuze
niet op deze beminnenswaardige en schrandere Vorstin zich gevestigd heeft (3).
Van den anderen kant is het echter waar , dal niet alleen eigen- of staatsbelang,
maar ook do raeening, dat Margaretha van Parma, de dochter van karel V,
wions nagedachtenis den Nederlanders dierbaar was, dio daarenboven in Νederland
geboren en naar 's Lands zeden en gebruiken was opgevoed , den volke welgevalhg
moest ziin, den Koning tot hare benoeming bewogen hebben (4).
(J) pontus heuteiius, RcT. AusU'. Lib. XV. p. 358. hooft, Ncdorl. Eist, B. I. hl. 20, 2ί.
guotii AnnaL Lib. L |). 12. burgusi)! Ilist. Belg. Lib. L p. 3G—19. strada, de Bello Bel-
gico , Lib. Π. p. 43. bentivoglio , Nederl. Jiist. B. L bl. 10. IL Zet-m «jö» willeji I, D. L b!.
lOfi—109. groen v. prinsteuer, At'chives da la ßJaisond'Orange, Τ. L ρ. 191* , 35, 36. 2·ι<= Edil.
(2) Zoo, onder anderen, schreef willeji in liet laatst van 1560 aan gratïvelle : Je rcmèslctout
a vous, commc a cellny qui entent miculs Ie tout, et aussi qui scait qui me soit Ie plus pro-
litable, sclon la grande affection queié toujours cogneu que me avcs porlé, dont; roe sens telle-
ment ohligé, que tout ma vie me aurés ά Commander, comme α iwg serriteur ct perfaict
amxj vostre; vous suppliant y voloir toujours continuer. — Vous baisant Blonsieur, les mains ,
priant Ie Créateur vous donncr bonne vie et longe." gacuaud , Correspond. de güillacsie Ie Tact-
turne, Τ. L ρ. 462.
(.3) brantojie, Oeuvres, Τ. L ρ. 484—500.
(4) sTUADA, de Bello ßelgico, Lib. L p. 53—55,
-ocr page 79-DES YADERLAIVDS. 79
De Raad van State werd oj) den ouden voet hersteld. Zoo lang filii'S , de Opper- 1555—
heer, zich in de Nederlanden ophiehl, was dit ligchaam naluurlyk do klem dos ^^^^
gezags kwijt geweest (1). Den Vliesridders, den Leden van den Geheimen Raad,
van den Raad der Geldmiddelen, en van den Grooten Raad te Mechelen
werd daarin, gelijk eertijds, de toegang vergund, mits zij vooraf door do Land-
voogdes beschreven werden. Grakvelle, do Prins van Oranje, do Graaf van Eg-
mond^ FiLips van Slavele, Heer van Glaion, karel , Baron van Barlaymont,
Voorzitter van den Raad der Geldmiddelen, en yigliüs van Ziiichem, Voorzitter van
den Geheimen Raad, vormden dezen Raad (2). Oranje, welke ie voren zijne Raads-
heersplaats had nedergelegd, dewijl men hem, naar zijne meening, slechts beroepen
had, om de handelingen van dien Kaad door zijn naam cn aanzien bij het volk kracht
J)ij te zetten, liet zich nu, doch niet dan op sterken aandrang des Konings, bewegen,
daarin weder zitting te nemen (3). Naast den Raad van State, en als een onderdeel
daarvan, werd nog eene afzonderlijke Consiilta ingesteld, bestaande uil gramvelle ,
BARLAYMONT cn viGLius, mct wclko de Landvoogdes zich moest beraden in zaken,
die spoed eischlen, of welke zij niet geschikt oordeelde in den vollen Raad van
State voor te dragen (4). Al het gezag van dal ligchaam was nu eigenlijk in
handen van granvelle ; niet alleen vlogen bari.aymont, zijn begunstigde , en vighus ,
zijn ijverige vriend, van zijne wenken, maar de Landvoogdes raadpleegde in vele en
gewigtige zaken hem alleen (5). Eenigen melden zelfs, dat zy gehouden was, hem
alleen te hooren (6). De Geheime Raad, onder wiens leden, behalve do Voorzitter
VIGLIUS, i'errenot , Abt van Traveren,, broeder des Bisschops van jitrecht ^ cnRis-
toffel van Assonville, en joachiji nopperus geteld werden , was, even als de Raad
der Geldmiddelen , reeds tevoren geregeld (7). De dagvaarten der Algemeene en Gewes-
telijke Staten bleven op denzelfden voet, niettegenstaande granvelle den Koning
geschreven had: »eene zaak ])lijfl nog ter overweging overig, welke wij Uwer Majes-
teit dikwerf onder de oogen hebben gebragt, namelijk, het gevaar, welk deze dag-
(1) v. wijn op wagenaar . St. VL LI. 21.
(2) iioi'i'erüs, Memorial des Troublcs, in hoynck v. papesdueciit , u^naleci. Belg. T. IL Ρ. Ii.
)). 18. BURGUKDI0S, Bist. Belg. Lil). I. ρ. 22, 23.
(3) Verantwoordmg van wuleji I, bij bou,^D. I. AuihenL Stukk. bl. 4. D. IL Juthcnt.
Stukk. bl. 72.
(4) STRADA, de Bello Belgico, Lib. 1. p. 56.
(5) bektivoglio , Nederl. Eist. B. L hl. 14. Nalecz. op de Faderl. Jlist. bl. 248.
(6) BüRGüsniüs, Jlist. Belg, Lib. L p. 23.
(7) HOPPERUS, ßlemorial. d, Troubl. p. 18.
-ocr page 80-80 Α L GE Μ Ε Ε NE GESCHIEDENIS
1555—Taarten opleveren, waarin de Stalen met elkander beraadslagen; dagvaarten, die
reeds zoo vele treurige uitkomsten hebben opgeleverd. Men heeft gezien, hoeveel
tijd er verloopt, zulk een groot getal stemmenden tot één gevoelen te brengen, en
van hen een bepaald besluit te erlangen over de zaken, welke zij behandelen; en dan
blijven er altijd nog velen overig, die later al hun boozen aard te kennen geven (1)."
Behalve over Brabmid, waar de Hofplaats was en welk onmiddellijk onder den
Algemeenen Landvoogd, of de Opperlandvoogdes behoorde, was over elk gewest
een Stadhouder gesteld; daar echter eenige dier gew^esten zeer klein waren, hadden
verscheidene te zamen soms éénen Stadhouder, welke in zijn gebied het bewind voerde
over het krijgsvolk en do burgerlijke zaken niet alleen, maar ook, in verband met
de gewestelijke geregtshoven, het opzigt had over het regtswezen, uitgezonderd
in Vlaanderen^ waar hem alle bemoeijing met het laatste ontzegd werd. De stad-
houderschappen werden, even als alle andere ambten, tot's Vorsten wederopzegging toe
bekleed, en vielen open by de komst vaneen nieuwen Landsheer, die naar zijn goed-
vinden af- en aanstelde (2). Fxlips verkoos bijna uitsluitend Nederlanders van
geboorte tot deze waardigheid. De Graaf van Egmond werd over Vlaanderen en
Artois; jan , Markgraaf van Bergen, over Henegouwen, Valenciennes en Cha~
teau en Camhresis } karel. Baron ύάώ Barlaytiiont, o\er Namen; floris van Μ ont-
morency, Baron van Montigny, broeder des Graven van Hoorne, over Doornik
en het omliggende grondgebied; jan van Montmorency , Heer van Courieres, over
Rijssel^ Douai en Orchies ι pieter ernst, Graaf van Mansfeld, over Luxemhurg ^
en jan, Graaf van Oost-Friesland^ over Limburg gesteld. Karel , Graaf van
Megen, verkreeg door bewerking van uranvelle , het stadhouderschap over Gel-
derland an Ziitphen. De Graaf van Hoorne, welke sinds vijftienhonderd vijf en vijftig
deze waardigheid bekleed had en gaarne behouden zou hebben, werd in zyne
betrekking als Admiraal der Nederlandsche zeemagt bevestigd. Jan van Ligne^
Graaf van Aremberg, behield het stadhouderlijk bewind over Friesland, Gronin-
gen, Overijssel en Lingen (3), Prins willem van Oranje werd Stadhouder van
Holland, Zeeland, Utrecht, est-Fr i es land, Voorne en den Briel, in plaats
van maximiliaan van Bourgondië, Heer van Beveren en Markgraaf van Feere en
(1) Papiers d'état du Cardinal de grakvelle, T. V. p. 5Ö9.
(2) V. WIJS op WAGENAAR, St. VI. bi. 22.
(3) hopperus, Memorial d. Troiibl. p, 19. pontus iieütekxjs, Rer. Austr. Lib. XV, p. 359.
v. D. uaer, Init. Tumult. Lib. ï. p. 89—91. strada , de Bello Belgico , Lib. 1. p. 35—37.
ι,Β petit, Chron. de Holl. Τ. II. Liv. IX. ρ. 25. hooft, Nederl. Hist. li. I. bl. 21. v. meteren ,
Hist. d. Nederl. Oorl. B. I. bl. 26. verso, bor , Hist. d. Nederl. Oorl. U. I. bl. 22.
DES VADERLANDS. 81
Fussingen ^ welke onlangs was overleden. Even als Lij Willems eerste aanstelling lot 1555—
Lid van den Raad van State , verklaarde ook thans de Koning, » dat hij den Prins, zijn ^ ^
beminden en getrouwen neef, Ridder van het Gulden Vlies, Raadsheer van Staal en Oojrst-
Kamerheer, Luitenant en Kapitein-Generaal in den jongsten oorlog legen Frankrijk^ "l559
uithoofde der diensten hem en wijlen den Keizer bewezen, zoowel als wegens zyno
wijsheid , dapperheid en ondervinding, lot Stadhouder en Luitenant-Generaal over de
genoemde landen aanstelde , hem volle magt verleenende, voorlaan gezag en bevel in
zijn gebied uit te oefenen; er 's Konings regten, hoogheid en heerlijkheid te hand-
haven; hel welzijn der gezegde gewesten en inwoners te behartigen; hen Ie hoeden
en te beschermen tegen alle knevelarij en onderdrukking; regt en geregligheid te laten
weervaren aan elk, die er om verzocht; alle vonnissen, door het Hof van Holland of
Vtrech igeslagen, ten uitvoer te leggen; Burgemeesters, schepenen en vroedschappen,
waar hel noodig was, naar oud gebruik te vernieuwen; de steden en vestingen Ie be-
waken; de Staten bijeen Ie roepen, wanneer het belang des Lands zulks vorderde; en
voorts al datgene naar eisch te verriglen, wal een goed en getrouw Stadhouder verpligt
is, en dezen van ouds toekwam; alles onder genot van hetzelfde gezag, dezelfde voor-
regten, inkomsten en voordeden, welke zijne voorgangers bezeten hadden en aan
dien post verbonden waren. Elk, van wat rang of staat in zijn gebied, moesl den Prins
van Oranje in zijne waardigheid erkennen, gehoorzamen, do verschuldigde eer be-
wijzen als aan den Koning zeiven, hulp verleenen, en ongehinderd al die voordeden
laten genieten, welke hem toebehoorden (1)." Behalve dezen algemeenen, ontving do
Prins nog een bijzonderen lastbrief, in welken hem bevolen werd, »steeds zijn verblp
in zijn gebied te houden, om do moe ij el ij kh eden te voorkomen, welke in zijne afwe-
zigheid konden ontstaan , zoo met betrekking lol de godsdienst als anderzins; en dat
hij verpligt was aan de brieven en bevelen der Landvoogdes te gehoorzamen en zich
Ie onderwerpen , dewijl zy, even als de Koning, hel opperloezigt en gezag had over
al de besturen dezer gewesten (2)." Naar eenigen, had oranje zich met het stad-
houderschap over Vlaanderen gevleid, en beschouwde de opdragt van het bestuur
over do minder belangrijke gewesten van Holland, Zeeland en Utrecht, als een blijk
van wantrouwen in hem bij den Koning (3). Ondertusschen heeft de Prins zelf nader-
hand verklaard, dat hem deze bediening en andere waardigheden, overeenkomstig do
(1) gachakd, Corrcspondanee de gtjillaume Ic Taciiurne, T. I. p, 487—490. Den achtcntwin-
tigslen van Oogstmaand legde de Prins den eed af in handen der Landvoogdes.
(2) groen v. prinsterer, Arcliives de la Maison dOrange, Τ. L ρ. 36. Edit.
(3) hooft, Nederl. Eist. B. L bl. 21. Vgl. groen vam primstkrer , Archives de la ßlaison
d'Orange, T. l. p. 36. Edit.
II Deel. 4 Stuk. 11
-ocr page 82-82 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1555—begeerte van Keizer karel waren opgedragen (1). In Holland^ ^vaar men zich vroe-
ger ijverig tegen liet aanstellen van eenen vreemdeling tot Stadhouder gekant had,
achtte men zich thans gelukkig, den Prins van Oranje als bewindvoerder te ontvangen.
Immers niet alleen stamde hij af uit een zeer aanzienlijk huis en bezat uitgestrekte
goederen in Holland, aan welks voornaamste geslachten hij door zijn huwelijk met
Avijlen awwa van Egmond, Gravin van Buren ^ vermaagschapt was, maar ook den
Hervormingsgezinden moest een regent aangenaam zijn, wiens naaste betrekkingen de
Protestanlsche beginselen aankleefden, ofschoon hij zelf de Roomsch-Kalholijke gods-
dienst beleed (2). ïwee jaren later werd de Prins tot Opperhoutvester van Rolland^
en tot Landvoogd van Bourgondië benoemd (3). Van dit laatste ambt betuigde hij
sedert, nimmer eenig voordeel genoten te hebben (4). Do winstbelovende betrek-
king van Voorzitter in den Raad der Geldmiddelen , hem reeds vroeger aangeboden ,
had hij van do hand gewezen , verklarende, » dat hij zich daaraan had onttrokken, wel
bewust, dal degeene, dio eenig bewind uitoefent, bovenal zuivere handen behoort
te hebben, ja, zoo mogelijk , ook vrij van allo liwaad vermoeden zijn moest (5)," Er
Avordl verhaald , dat hij en do Graaf van Egmond insgelijks het opperbevel weigerden
over do Spaansche benden, dio op de grenzen in bezetting lagen, hetwelk men
hun, wier achting en invloed bij het volk groot \vas , had opgedragen, om het
misnoegen over het verbHjf dor uitheemsche knechten, zoo bij do Staten als inge-
zetenen te lenigen (G). Eeido mannen, zegt men, hadden tien moed, of liever de
stoutheid gehad te verklaren, » dat door de dapperheid en de wapenen der landzaten
do vrede to vergeefs bevochten was, indien zij inwendig met hel juk der vreemde-
lingen slaafsgewijzo belast bleven (7)." Deze vrees zou voorzeker even overdreven,
als do wijze , op welke zij wertl te kennen gegeven , ongepast en beleedigend geweest
zijn. Teregt heefl men gevraagd , wal toch vierdehalf duizend Spanjaarden op zijn
hoogst, vermogten tegen de Stadhouders, welke do burgerijen en in oorlog geharde
landzaten, naauvvolijks uit do dienst ontslagen, ter verdediging konden oproepen? En of
(1) Apologia van willem , bij bok, 1). 11. yJuthentih. Siiikk. bl, 72.
(2) wagesaau, D. VI. 1)1. 43.
(3) guoen v. trinsterer, Arckïvcs de la ßlaison dWrange ^ T. I. p. 3β. 2''® Edit
(4) Apologie van willeh , bij bor , Authentik. Stukk. D. II. bl. 72.
(5) Apologie van willeji, bij bor, Authentik. Stukk. D. IL bl. 82.
(0) strada, de BcHo Belg, Lib. IL p. 62. Vgl. j. b. i>e tassis, Comment. iu noy.^ck v. ραιέκ-
DftECHT, Anal. Belg. T. IL Γ. IL ρ. 133.
(7) itooFT, Nederl. Ilisi. Β. L bl. 24. grotius, Annal Lib. L p. 13.
-ocr page 83-DES VADERLAPJDS. 83
men niet wel zeer scherpzigtig zijn moet, om eene zuchl tot onderdrukking van hel 1555—
1
Land Ie vinden in het verblijf van een handvol krijgsvolk, waarover men oranje en
EGMOiiD zeiven het opperbevel in handen wilde stellen? Er is derhalve beweerd,
dat deze weigering voortvloeide: l'' omdat oranje het nutlig oordeelde den Koning,
wiens bedoelingen hij, teregt of Ie onregt, wantrouwde, het houden van alle vreemd
krijgsvolk als strijdig met's Lands voorregten te doen voorkomen, en hem alzoo den weg
af te snijden, er meer te zenden; en 2® omdat hij en egmond op filips ontevreden
waren , sinds elk van hen de opperlandvoogdij voor zich , doch te vergeefs, begeerd
had (1). De Prins zelf heeft naderhand verklaard, dat hij opzettelijk uit Frankrijk
herwaarts was gekomen, om de aanzienlijksten van den Lande aan te sporen, op hel
vertrek dier benden aan te dringen, dewijl pilïps zich daarvan wilde bedienen ter
onderschraging van het willekeurig gezag (2). Het blijkt ondertusschen, dat hij en
EGMOND werkelijk het bevel over hel Spaansche krijgsvolk op zich genomen en een
geruimen lijd gevoerd hebben (3). Een nieuwe wenk, dat men met behoedzaamheid
van 's Prinsen beluigingen moet gebruik maken. Op zijn gezag wordt ook beweerd ,
dat bet granvelle was, welke, lol uilroeijing der Keilers en lol handhaving van een
onbepaald gebied, op bet blijven der Spaansche benden aandrong (4). Hel is echter
zeker , dat granvelle juist hel tegenovergestelde begeerde , en filips do Spanjaarden in
bel Land wilde lalen , alleen uil vrees, dat wanneer zij vertrokken waren, de Fran-
schen den vrede mogten breken (5). Zij bleven dan ook waar zij waren , doch
maakten zich door moorden, rooverijen en het plegen van de grofste baldadigheden
algemeen gehaat (6). De benden van Ordonnantiën, door karel V op drie duizend
ruiters gebragl, doch thans niet voltallig, waren in veertien afdeelingen gesplitst en
stonden onder bevel der bovengenoemde Siadhouders, uilgezonderd de Graaf van Oöji-
Friesland benevens den Heer van Courrieres, en onder dal van filips van Croij ,
Hertog van Aar schot, antiionie van Lalaing, Graaf van Hoogstraten, maximiliaan
de Hennin, Graaf van ßossu, jdan van Croy, Graaf van Roeux, en Hendrik
rian Brederode. Onder elk dezer Heeren was een ridmoester, die in hunne
(1) bilderdxjk , D. VI. bl. 16.
(2) Apologie V. wni,em I, bij bor , Auihmiih, Stukk. D. Π. bl. 77.
(3) giiobif v. prinsterer , Archives de la Maison d'Orange, T. I. p. 46, 61. 2" EJit.
(4) Ferantio. v. vvillem I, bij eor , Authent. Siukk. D. I. bl. 5, 6.
(5) Papiers d'état du Cardinal de crakvelle , T. V. p. 653, 672. groen van fhissterer ,
Archivcs de la Maison ê Orange. Τ. I. ρ. 184, 185*. 2« Edif.
(6) liemonsirance au Roi, in de Resolut, ν. Bolland^ bl. 98, aangehaald door vvagenaar ,
ü. YL bl. 48.
10 ♦
-ocr page 84-84 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
155o— afwezigheid het bevel voerde. Alleen l)ij onvoorziene crnstandigheden bediende
1568
men zich van deze ruiters, welke filips Ie vergeefs getracht had op het vorig
getal terug te brengen. Er was nog Duitsch voetvolk, hetwelk filips zelf gaarne
wilde , doch uit geldgebrek niet konde afbetalen. Daarentegen gaf hij voor , eenige
benden landzalen in dienst te willen houden, indien de Staten voor het krijgsloon
zorgden, doch welke hierin, naar het schijnt, huiverig waren; deze manschappen
althans werden voldaan en afgedankt (1).
Zoo mogelijk, trachtte filips, nog vóór zijn vertrek naar Spanje ^ de besluiten der
kerkvergadering te Trenle in de Νederlanden in te voeren en tegen de Ketters te
bezigen. Hij besloot insgelijks , zoowel ter bevordering van dat doel, als ter beteu-
geling en verbetering der Geestelijken, hot getal der Bisschoppen aldaar van vier op
zeventien te brengen. Dit denkbeeld was reeds in filips den Goede ^ karel den
Stoute, filips den Schoone, en karel V opgerezen. Deze laatste was zelfs hiertoe
door Paus paulus III gemagtigd, en had onder anderen Raarlem, Middelburg,
Leeuwarden, Deventer en Groningen tot bisschopszetels, en Mechelen tot den
eersten stoel der Nederlanden bestemd. Veelvuldige zaken hadden hem de uitvoe-
ring van dit plan verhinderd, welks voltooijing hij bij zijn troonsafstand aan filips
had opgedragen. Het was alzoo geenszins door grawvelle opgewekt of aangemoe-
digd, gelijk men beweerd heeft. Ilet vermeerderen der bisschopszetels streed veeleer
derwijze met zijne belangen en inzigten , dat hij er nimmer mede ingenomen geweest
is, ofschoon hij haar, uit achting voor den wil des Konings, niet tegengewerkt heeft (2J.
Filips zelf getuigt, dat do Bisschop van Atrecht er geene kennis van droeg, vóór
de Geloofsonderzoeker frangisgus sonkius naar Rome was vertrokken, om dit werk
te bevorderen (3).
Inmiddels was do Hertogin van Parma uit /iaZië herwaarts gekomen, en door den
Koning met het geheele Hof plegtig ingehaald. Om haar het bewind op te dragon , en
tevens zelfvan de Nederlanden afscheid te nemen, riep filips, Aviens reis naar iS/jö/y'i;
(1) van wetehes, Uist. d. Nedcvl. Oorl. B. I. bl. 24. stuada , de Belle Belg, Lib. I. p. 38.
BURGüKDiüs, Hist. Belg. Lib. I. p. 19, 20.
(2) guanvelle's Vertoojj, medegedeeld door groer v. pbinsterek , Archives de la Maison d^Orange,
Τ. I. ρ. 76. 2«= Edit.
(3) Papiers d'état du Cardinal de gratïvelle , Τ. V. ρ. 635 (1). groeit van prinsterer ,
Archives de la ßlaison d^Orange, ï. I. ρ. 18G*. 2® Edit. lakario , La Guerra dt Fiandra,
ρ. 4, 5. ciiAPruYs , Uist. Gén. de la guerre de JPlandre, Liv. 1. p. 9, 10. van wijn op wage-
naar, St. VI. 1)1. 23—25. soNNius had zijn naam ontvan^jen naar het dorp Son iu de Bra-
bandsche Kempten. Ziju geslacht heette van den velde. Hij was Doctor te Leuven eu Kanonik
\an Utrecht.
DES YADERLAIVDS. 85
op handen was, de Algeraeene Staten te Gent bijeen. De Hertog van Savoije , de Hertog 1555—
en Hertogin yoxx Paryna met hun zoon alexakder farnese, de vreemde gezanten, aide
staatsdienaars en staatsraden, de geheele Hooge Adel der Nederlanden, en een schit-
terende hofstoet M-aren er vereenigd. Onder de luisterrijke feesten, welke de opening der
Statenvergadering voorafgingen, was het drieëntwintigste en laatste feest der Orde van het
Gulden Vlies, hetwelk vier dagen achtereen met buitengewone pracht gevierd werd.
Onder de Ridders, welke er op benoemd werden, waren de Heer van Hachicourt en 1559
de Baron van Montigny, beide uit het geslacht van montmokengy ; willem van Croy^
Markgraaf van Rentii filips , Graaf van Ligne ^ en αντπονιε van Lalaing ^ Graaf
van Hoogstraten (1). Den zevenden van Oogstmaand opende Koning filips de zitting
met de plegtige benoeming der Hertogin van Parma tot Opperlandvoogdes. Uit zijn
naam werd den Staten voorgehouden : » dat do toestand van Spanje hem noodzaakte
de Nederlanden te verlaten , alwaar hij anders, uit opregte liefde tot de ingezetenen ,
gaarne zijne dagen zou willen eindigen ; dat, nu hij den vrede met Frankrijk, na
eenen kostbaren oorlog, om welken te voeren zijne overige rijken en staten vele mil-
lioenen dukaten hadden bijgedragen, gelukkig had gesloten, hij geruster kondo ver-
trekken. Gaarne had hij vóór dien tijd hel overbodige Duitsch krijgsvolk afgedankt,
maar lot nog toe de geheele afbetaling dier benden niet kunnen Ie weeg brengen,
ofschoon hij onlangs nog elf maal honderd duizend gulilen in wissels op Spanje lot
dat doel had bijeengebragt; dat hij derhalve eene afdeeling Duitschers, aan welke men
nog veel geld schuldig was, in het land moest laten en do Staten verzoeken, in hun
onderhoud te voorzien, belovende echter , zoodra het hem mogelijk was, ook daar-
voor uit Spanje gelden over te zenden, en zelfs in persoon terug te keeren , als dit
noodig mögt zijn." Voorts werd verklaard, »dat, dewijl de Koning, om gewigtige
redenen, de landvoogdij voor als nog niet aan zijn zoon don garlos konde opdragen,
hij zijne zuster, de Hertogin van Parma , daarmede had bekleed; zij , eene Neder-
landsche vrouw, sprak de landtaal, koesterde eene bijzondere genegenheid voor het
volk, en verdiende derhalve boven den eerbied en do gehoorzaamheid, ook do liefde
der ingezetenen. Haar vvas men gelijke achting en onderdanigheid als aan den Koning
zeiven verschuldigd." Het slot der aanspraak behelsde eene ernstige vermaning aan
de Landvoogdes en allen, die met eenig bewind belast waren, » om do bevelen tegen
de Ketters stiptelyk uit Ie voeren, naardien verandering in de godsdienst dikwijls
(1) v. wijn op wagenaar, St. VI. bl. 25, 26, cn dc aldaar aangehaalde schrijvers, bij welke
nog kunnen gevoegd worden : v. d. πάει» , de Init. Tumult. Belg. Lib. I. c. 6. campapfa , del/a
guerra di Fiandm, P. J. p. 4. verso. Vila di filippo II, P. H. Lib. XI, p. 75. ie petit,
Chion. d. Holl. Τ. II. ρ, 23.
86 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1555^ verandering in de regering en altijd groote rampen over den staat brengt, zoo als
uit eenige omliggende rijken was gebleken." Eindelijk moest men het regt omtrent
allen, zonder onderscheid, nadrukkelijk handhaven (1).
Hierop werd den Koning door de Algemeene Staten een uitvoerig met redenen om-
kleed verloog overgeleverd, hetwelk op dit tweeledig voorstel nederk\Yam : 1® »dat
's Lands grenzen niet door uitheemsche knechten gelijk thans, maar door landzaten
bewaakt, en de vreemdelingen afgedankt, of elders heengezonden mogten worden";
dit zag voornamelijk op do Spanjaarden. 2° dat het land geregeerd mögt worden bij
den raad van Nederlanders, niet van vreemden"; dit zag op guakvelle , die echter
in Boiirgondië geboren, niet als vreemdeling kon beschouwd worden, sinds dat
gewest door het verdrag van Augshurg^ hetwelk de Nederlanden hadden aan-
genomen , met deze landschappen éénen kreits vormde. De Prins van Oranje en
de Graaf van Mansfeld waren veelmeer vreemdelingen dan hij (2). Maar schoon men
hem ook als zoodanig konde aanmerken , en zelfs vreesde , dal er nog een tweede , de Graaf
vdia Feria , zou bijgevoegd worden, werd daarom het Land niet bij den raad van Neder-
landers bestuurd , daar al do onderscheiden afdeelingen van bestuur genoegzaam geheel
uit hen waren zamengesteld? Voorts klaagde men ;) over den overlast van hel uilheemsche
krijgsvolk , hetwelk in dienst was gehouden , terwijl de inboorlingen waren afgedankt." Dit
zag inzonderheid op do Duitschers, niellegenslaande de Koning in die zelWe vergadering
en in hetzelfde oogenblik weder op nieuw had verklaard , dat hij gewenscht had en
nog wenschte, hen naar huis to zenden en naar huis zenden zou, zoodra hij er
geld toe had, hetzij uit Spanje of van elders. Het was geen wonder, dal filips bij
dit onheusche en door den vorm beleedigende vertoog, zijne zclfbeheersching vergat
en de vergadering uitging met de vraag , » of zy hem , die een vreemdeling en Span-
jaard was, ook niet ten lande wilden uitjagen?" Het antwoord echter, dat hij twee
dagen later gaf was zeer gematigd, en luidde, »dat zijn oogmerk volstrekt niet was,
buitenlanders in het bestuur te dringen, hetgeen de benoeming der Landvoogdes en
der Leden van den Raad van State overvloedig bewees; dat het Spaansche krijgsvolk ,
drie duizend man sterk, tot bescherming van het Land tegen een onverwachten vijan-
delijken aanslag van buiten noodig was, en hij elke drie maanden voor de beta -
ling dier benden zorgen zou, waardoor de vrees voor overlast ophield; zij konden
dienen, om zijn zoon don garlos , dien hij lot de landvoogdij bestemde, af te halen;
en zoo de begeerte der Stalen eerder te zijner kennis gekomen ware , zou hy gaarne
(1) Groot Placaatb. D. IIL bl. 28-31. bor, Bist. d. Nederh Oórl. 1). I. bl. 19—21, ivaar
echter verkeerdelijk deze aanspraak op den 26 van Oogstmaand gesleld wordl.
(2) GROEN VAN PBiNSTERER , Archives de la Maison dWrangc, T. 1. p. 184*. 2«' Edit.
-ocr page 87-DES YADERLAIVDS. 87
deze knechten op de Tloot, welke hem naar Spanje moest overvoeren, ingescheept 1555—
hebben; thans bleven zij hier buiten kosten van het land tor verdediging der grenzen,
een blijk zijner genegenheid voor dei Nederlanders; hij was niet voornemens al het in-
landsche voetvolk af to danken, maar twaalf honderd man daarvan ten behoeve en laste
dezer landen in dienst Ie houden; zijne bedoeling was geweest, de Spanjaarden niet langer
dan zes of zeven maanden achter te laten, doch thans zou hij , ten genoegen der
Staten, hen binnen drie of vier maanden laten vertrekken, onder beding, dat men
dan voor de betaling van het volk zou zorgen, hetwelk ter bewaring der grenzen iu
dienst genomen wierd (1)."
Eenigen hebben in dit antwoord meer bewijzen gevonden van verlegenheid en ach-
terhoudendheid, dan van openhartigheid en toegenegenheid (2). Het blijkt ondertus-
schen, dat 's Konings bedoelingen omtrent de Nederlanden welgemeend en opregt
waren. In een verlrouwelijken brief aan granvelle , den dag vóór zyn vertrek
naar Spanje geschreven, verklaart hij, » dat hem het vertragen zijner reis groo-
telijks hindert, niet om het jaargetijde, of dat zijno gezondheid gevaar loopt, maar
alleen omdat hij niet zoo spoedig, als hij wel begeerde, zich konde bezig houden met
de middelen , ten einde den treurigen slaat van zaken in de Nederlanden te verhelpen.
De minste vertraging beschouwt hij als eene ramp. Echter, daar de wil van God alle
menschelijke zaken regelt, in deze omstandigheden zoowel als in alle andere, berust
hij er in en hoopt tevens , dat do Voorzienigheid , die hem uit nog grootere zwarig-
heden gered heeft, hem in de tegenwoordige niet verlaten , maar de middelen verschaf-
fen zal, om zijne staten te onderschragen, en niet te gedoogen, dat zij verloren gaan
uit gebrek van hun ter hulp te kunnen komen; dit zou de grootste aller rampen
en voor zyn gevoel oneindig smartelyker zijn, dan wanneer hij er zich door de kansen
des oorlogs van beroofd zag. Maar in welko ernstige zwarigheden men zich thans ook
bevinde , men moet trachten er uit te geraken; dat heeft hij van zijnen kant besloten,
en maakt hem het vertragen zijner inscheping zoo moeijelijk (3)," Nog sterker komt dezo
genegenheid voor de Nederlanders uit in een schrijven uit Spanje insgelijks aan guanvelle,
waarin filips te kennen geeft, » hoe vurig hij wenschte , iets voor de Nederlanden
te kunnen verrigten, maar dat hij Spanje in een nog treuriger toestand dan deze ge-
westen gevonden heeft, en hij op dit oogenblik buiten de mogelijkheid is, het eene
noch de andere to ondersteunen. Zijne pogingen , hun verligting te bezorgen, zullen
niettemin zijn eerste pligt en voornaamste taak zijn. Men weet, hoe opregt hij den
(1) wagenaab, D. VI. bl. 51—53. bildebdijk, D. VI. 1)1. 18, 19, 20, 21.
(2) wAGEifAAR, D. VI. bl. 54, 55.
(3) Papiers d'ètat du Cardinal de crasvelle, T. V. p. 643.
-ocr page 88-88 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
Nederlanden genegen is en thans meer dan ooit; elks pogingen moesten zich met
de zyne vereenigen, want voor een algemeen kwaad, wordt een geëvenredigd genees-
middel gevorderd." Voorts verklaart de Koning, »dat hi| tot het vertrek der Spaan-
sche benden uit de Νederlanden besloten heeft, ofschoon hij de vrees voor een
inval der Franschen niet konde onderdrukken. Eene der hoofdredenen, welke hem
lot deze maatregel bewogen hebben, is de onmogelijkheid, voor het oogenbhk iets an-
ders in het belang der Nederlanden te kunnen verrigten. Van nu aan zullen de
landzaten ten minste den goeden wil kennen , met welken hij voor het algemeen wel-
zijn bezield is, dewijl hij dit tracht te bevorderen, zelfs ten koste van zijne eigene
veiligheid. In elk geval zal hij de voldoening genieten, de phgten van een goed
Vorst jegens zijne onderdanen vervuld te hebben" (l).
Filips begaf zich uit Gent naar IFalcheren, om naar Spanje te stevenen , niette-
genstaande GRAHVELLE oordeelde, dat een langer verblijf in de Nederlanden^ de ge-
lukkigste gevolgen zou hebben; hij verzekert echter den Koning, » dat hij al wat mo-
gelijk is zal aanwenden tot verbetering der zakenmaar tevens, » dat het dralen der
Staten in het nemen van besluiten , een dralen dat na het vertrek van den Vorst zal
toenemen , en do uitgeputte staat der geldmiddelen eene menigte van zwarigheden
zullen opleveren (2).'* Te Middelburg ontving filips van zijn gezant te Rome do
langgewenschte tijding, dat de Paus in het oprigten der nieuwe bisdommen bewilligd
had (3). Toen ging hij te Vlissingen met een prachtig gevolg aan boord eener
vloot van negentig schepen, over welke do Graaf van Hoorne, do Admiraal der Ne-
derlanden, het bevel voerde (4). Vóór zijn vertrek bestemde hy onderscheidene
25/26
v.
Oogst-
maand.
1559
(1) Papiers d'élat du Cardinal de guanvelle , T. V. p. 666. »Vereis por los despachos
coino me conlento quo veogan los Espaïïoles, aunque cierto con temor que ha de ser una de las
cosas que lia de dar voluntad a Fianceses de roiiiper; y cierto una de las cosas que mas me ha
movido a ello, ha sido porque no lenia otra forma de dar ay algun socorro como lo deseaba,
siuo tomandoles su consinacion que les abia dejado, que hera my dote. Plazera a Dies que
ajjora conoceran, todos ay con el amor y smceridad que yo trato sus cosas que por complazerles,
hago lo que temo que ba de ser tanto daïïo myo, y que cou esto no Ie tomaran tal amor que a
los Francescs les pareira que son tan bastantcs fuerzas para defender esos estados como los Espa-
noles; a lo menos si no lo hizieron asi no me pagaran bien al gran amor que yo les tcngo y
que quedarë satisfccho de aver hecho de my parte lo \que un bueu prencipe deve a sus vasollos/'
(2) Papiers d'état du Cardinal de crakvelle , T. V. p. 639.
(3) nol-perus, Memorial d. Troubl. Liv. I. p. 21. Papiers d'état du Cardinal de granvelle
T. V. p. 641.
(4) v. metereit, Uïst. d, Nedcrl, Oorl. U. 1. bl. 27.
1555--
1568
DES VADERLANDS. 89
giften (gratificatiën) voor den Prins van Oranje, de Graven van Egmondy
Megen, van Aremberg, den Markgraaf van Bergen, en den Heer van Glaion,
Mclke hem πάάχ Flissingen uitgeleide gedaan hadden, en den Graaf van Iloorne (1).
Hieruit blijkt, vselke -waarde men aan het sprookje moet hechten, dat de Koning, op
het punt van zich in te schepen, by zijn afscheid met een onvriendelijk gelaat den
Prins van Oranje toeduwde, »dat hij hem voor den man aanzag, wiens geheime
listen en lagen zoo vele hinderpalen aan de uitvoering zijner plannen in den weg
legden, en dat hij de zaken in de war zocht te sluren," En toen de Prins ant-
woordde, dat alles op begeerte der Stalen geschied was, hem driftig by de borst
vattende en heen cn weder schuddende uitriep: »Neen, niet de Staten, maar jy ,
jy , jy(No, no los Estados, mas vos, vos, vosl") (2). Daarenboven verhaalt willem
zelf, dal de Koning, zich naar boord begevende, hem »uitdrukkelijk gelastte en be-
val, vele lieden van eer, welke men van de Hervormde leer verdacht hield, van
het leven te berooven (3)." Het is echter zeer onwaarschijnlijk, zoo niet geheel
ongelooflijk, dat filips dit bloedbevel aan den Prins gegeven hebbe, die zelf, wel
is waar, Kalholijk was, maar Aviens vader, moeder en broeders ijverige Protestanten
waren , en wien hij, ongetwijfeld deswege , niet deelgenoot gemaakt had van het ge-
heim verbond met den Koning van Frankrijk ter verdelging der ketterij (4).
Rinnen veertien dagen slapte de Koning te Laredo in Biscaije aan land , na het
doorstaan , of, gelijk anderen meenen , kort vóór het opkomen van een hevigen storm,
in welken meer dan duizend menschen omkwamen en verscheidene schepen te gronde
gingen, die met kostbare kunstvoortbrengselen van alle soort, door den Keizer sinds
veertig jaren in Duitschland, Italië en de Nederlanden bijeenverzameld, geladen
waren. Filips geloofde zynen dank aan de Voorzienigheid voor de redding uil dit
(1) Papiers d'état du Cardinal de gbakvelle, T. V. p. 653. egmond werden door den Koning
50000, oRAJfJE 400Ü0, beugen, MEGEK, hoorne βπ GLAION elk 15000, en aremberg Π000 krooncn
toegekend. £r is reden, aan de stipte voldoening dezer sommen te twijfelen. Correspondance
de PHILIPPE II, Τ. 1. ρ. 185.
(2) AUBiiRT, Mémoires de HoUande, Ch. I. p. 9. Bij oudere schrijvers wordt van dit, op zich
zelf reeds zeer onwaarschijnlijk voorval, niefs gevonden, de beaufort, v. d. vyhckt, scniLLEU, bil-
üerdijk, dewez , coRviN-wiERSBiTZKY en anderen hebben er echter nog geloof aan gehecht. In brie-
ven , later tusschen filips en willem gewisseld, heersclit eenen loon, die met zulk een afscheid,
ais men verhaalt, niet overeenstemt. Correspondance de gbillaume Ie Taciturne, T. i. p.
430, 435.
(3) Apologie Tan willeb, bij bor , D. Π, Authent, StuM. LI. 83.
(4) Zie hiervoor, bl. 73.
li. Deel. 4 Stuk. 12
-ocr page 90-90 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1555—gevaar niet beter te kunnen betoonen, dan door openlijk de gelofte af te leggen, dal hij
zyu leven en zijne krachten zou toevvyden aan de verdediging van hetRoomsche geloof
en ter uitroeijing der ketterij. Hoezeer hem dit ernst was, bleek dadelijk na
zijne aankomst, toen hij het verbranden van eenige Ketters , zoo vrouwen als man-
nen , te Falladolid bijwoonde, na plegtig gezworen te hebben , de Inquisitie en hare
ambtenaren te zullen handhaven, en zijne onderdanen te dwingen, zich aan de
bevelen dier geduchte regtbank te onderwerpen. Een der ongelukkigen, don garlos
DE SESSA, naar den brandstapel gevoerd wordende , riep hem toe : »En ook gij, ο
Koning, kunt getuige zijn van de ellende uwer onderdanen! Fied ons van dien gru-
welijken dood; wij verdienen hem niet." — »Neen," riep filips uit, »ik zou voor
mijn eigen zoon den brandstapel oprigten , indien hy zoo misdadig was als gij zijt (1)."
De Koning moge ontevreden met zichzelven naar Spanje vertrokken zijn, de Neder-
landers hadden voorzeker weinig reden , op hem misnoegd te wezen. Hij had den hoo-
gen adel zyne gunsten niet onttrokken; alom , waar hij konde , zich jegens het volk
genegen betoond; toegegeven wat, van zijn standpunt beschouwd, toegegeven konde
worden; zijne handelingen naar do bevelen en inzigten des Keizers geregeld; het ver-
wijderen der vreemde benden beloofd, en bijna alleen aan inboorlingen het bestuur
van zaken toevertrouwd. Maar dit alles was magteloos, het welig ontkiemen der reeds
voor lang uitgestrooide zaden van onrust en omwenteling te verhinderen (2). Filips was
te kortzigtig, om zijne staatkunde naar den geest des tijds, naar de wenschen des volks
te wijzigen. De losbandigheid der Spaansche benden , welke inzonderheid de mindere en
lagere standen verbitterde; het veldwinnend gerucht van het vermeerderen der bisschops-
zetels, terwijl de nieuwe leerstelsels steeds meer en meer wortel schoten; de verwarringen
en nadeelen uit zoo vele langdurige oorlogen onvermijdelijk voortgesproten; de uilgepulte
geldmiddelen , waardoor het bewind in de noodzakelijkste behoefte zelfs niet konde voor-
zien , en nieuwe opofferingen van de Staten eischte, strektenten hefboom, om het volk
in beweging te brengen. Op de burgers ging spoedig de misnoegdheid van den hoogen
adel over, welke deels uit naijver op de Spaansche Grooten, die nu den boventoon
voerden, deels uit heerschzucht of teleurgestelde verwachting was voortgevloeid. Vele
Nederlandsche Edelen waren daarenboven door de langdurige veldtogten, in welke
(1) pontüs hkuterus, Hef'. Austriac. Lib. XX. p. 359. v. meteren, Hist. d. NederL Oorl. B.
1. bl. 27. hoopt, Nederl. Hist. B, I. bl. 26. le petit, Chron. de Boll. Τ. II. ρ. 26. watson,
Hist. ν. pniiips II, D. I. bl. 139—141. Behalve cabreba en mariana, door watson aangehaald,
en pontüs heuterus , zwijgen de meeste andere Spaanscligezinde schrijvers, gelijk strada , bentivo-
giio, campaha, bcrgühdiüs, V. D. haer cn leti Van dcze kettcrsverbranding.
(2) Zie hiervoor bl 55—57.
-ocr page 91-DES YADERLAIVDS. 2449
zij groolendeels op eigen kosten deel namen; door de aanzienlijke gezantschappen, 1555—
die hun opgedragen werden, doch meer tot eer dan voordeel strekten; maar inzon-
derheid door het kostbare leven aan hel Hof, en de zucht den rijken kooplieden in
pracht en weelde niet toe te geven, verarmd geworden en in schulden gedompeld.
Slechts eenige van hen zagen zich met ambten begiftigd ; de meeste hadden vruchte-
loos op eene bediening gewacht, ten einde hunne vervallen zaken te herstellen. Uit
den oorlog waren zy rijk aan eer en krijgsroem teruggekeerd; »de vrede vond hen
berooid en droeg hun de moeijelijkc laak op, hunnen rang en invloed aan het Hof
van de opbrengsten hunner bezwaarde en verpande goederen , of van de karig toege-
meten weldaden des Konings te onderhouden." Men acht, dat zy derhalve lol eene
omwenteling van zaken niet ongenegen waren (1). Het bezigen van' onzedelijke mid-
delen , om het doel te bereiken is voorzeker niet Ie bevreemden in eenen adel, wiens
wetenschappelijke vorming en zedelijke ontwikkeling geheel verwaarloosd waren.
»Onder de Grooten des Lands," schreef de Landvoogdes maria aan den Keizer, »wast
oene jeugd op, met wier zeden ik mij noch wil, noch kan verdragen; goede trouw,
eerbied voor God en den Koning zijn verloren; met uitzondering van weinigen is hel
bederf zoo algemeen , dat ik, al w^re ik een man, niet alleen hen niet zon willen
besturen , maar hen naauwelijks kunnen zien of op gelijken voet met hen leven. God
is mijn getuige, wanneer ik uwe Majesteit verzeker, dat ik liever met mijne handen
mijn brood zou winnen, dan met hen in aanraking zijn (2)." De jongelingen van
haren lijd waren nu tol mannen gerijpt, doch, over het algemeen, even onbeschaafd
van geest als los van zeden, trolsch , woelziek, ijverzuchtig tegen elkander, alleen
dan niet onderling verdeeld, zoo lang zich »een klein gevaar vertoonde dat allen of
den adel in het gemeen bedreigde en steeds in strijd met do immer ryker en daar-
door onafhankelijker wordende steden, » die op hare beurt het waagden, de hand te
slaan aan de met schulden bezwaarde goederen der Edelen (3)."
De Geestelijken Λvaren over hel oprigten van nieuwe bisdommen ten hoogste mis-
noegd. Bij de vier beslaande bisschopszetels in de Nederlanden: Utrecht y Ka-
mer ijk ^ Streckt en Doornik, had Paus paülus IV, op aanzoek van filips , den
twaalfden van Bloeimaand dezes jaars nog veertien andere gevoegd, namelyk Meche-
len , Jnticerpen j [Ilaarlejn , Deventer ^ Leeuwarden ^ Groningen^ Middelburg,
(1) groeiv vatf i'kiiisterer , ^rchivcs de la Maison d^ Orange, Τ. L ρ. 37—40. 2® Ed. vait reyd,
Nederl. JJist. ]3. I. bl. 1,2. De Gids voor 1846. D. II. bi. 441, 52G. Mr. m. c. vaw hall ,
iiesdrick, Graaf van Brederode, bl. 182. scootel , floris I en II van Pallant, bl. 10—12.
(2) Papiers d'ètat du Cardinal de granvelle , T. IV, p. 456.
(3) de Gids \oor 1846, D. II. LI. 598, alwaar dit fraai en uitvoerig wordt uiteengezet.
-ocr page 92-92 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1555— Rertogenhosch , Roermonde, Namen , St. Omer, Iperen, Gmi en Brugge
J.ÖOÖ
en van deze achttien zetels, Kamerijk, Mechelen en Utrecht tot aartsbisdommen
verheven. Onder Kamerijk stonden de bisdommen van ^irecAi , Doornik, St.Omer
en Namen} onder Mechelen, die van Antwerpen, Gent, Brugge, Iperen, Her-
togenbosch en Roermonden en onder Utrecht, do zetels van Haarlem, Deventer,
Leeuwarden, Groningen en Middelburg, De Koning bezat het regt van benoeming
lot Bisschop; de aanstelling en bevestiging stonden aan den Paus. Veler belangen
worden hierdoor gekrenkt. De oude Bisschoppen voorzagen, dat hun gezag en regls-
gebied aanmerkelijk zouden worden ingekrompen ; de abten en monniken waren be-
ducht, dat zij onder gestrenger loezigl zouden geraken en hunne inkomsten ten
behoeve der nieuwe Kerkvoogden gebezigd worden ; de adel vreesde bovenal voor den
te groolen invloed van zoo vele hooge Geestelijken in de vergadeiingen der Staten; en
hel gemeen wist men in gisting Ie brengen , door do aanstaande Bisschojjpen voor Ie
stellen, als bestemd om de bedoelingen des Konings, Ier vernietiging van 's volks
vrijheden en voorreglen, Ie ondersteunen (I). Roomschgezinden zoowel als Onroom-
sclien waren ontevreden , en elk zag met angstige verwachting de loekomsl legen.
In deze algemeene spanning der gemoederen, vatte de Hertogin van Parma de teu-
gels van hel bewind op.
Margaretha van Parma was de dochter van karel V en de schoone johamna van
DER GHBEKST, Oudeuaarde \ii sï^hiQU. honderd twee en twintig geboren. Hare opvoeding
werd aan 's Keizers moei, de Landvoogdes Margaretha van Oostenrijk , en na den
dood van deze , aan do Koningin-weduwe maria toevertrouwd. Reeds in hare prilste
jeugd werd zij aan eenen Hertog van Ferrara verloofd, doch dit weder opgezegd, en
zij in haar tiende jaar door den Keizer, lot onderpand zijner verzoening met Paus
clemens Vil, aan alexander de medicis , Groothertog van Toskane, een neef, of
meer waarschijnlijk, een zoon van zijne Heih'gheid zelve, uilgehuwelijiil. Alexander
werd in het eerste jaar zijner echt door een nabestaande vermoord, en marga-
(1) Verantw. van wiliem , bij bor, Auth. Stuhk. D.I. bl. O hopperus, Mem ort al, p. 21—24.
v. d. ïuer, Init. Tumult. Belg. p, 130 sqq. ν. meteren , Hist d. Nederl. Oorl. bl. 32. haraei
Anualcs. Brabant. T. III. ρ. 2—4. ποορτ, Nederl. Hist, ΰ. I. bl. 27. bor, Uist. d. Ne-
derl. Oorl. D I. li. I. bl. 23-27. grotiüs, Atmal. Lib. I. p. 14, 15. strada, de Hello Bel-
gico, Lib. II. p. 63—67. le petit , Chron. de Holl, Τ. II. Liv. IX. ρ. 34. lasario, La Guerra
dt Fiandra, ρ. 7. bentivoglio , Nederl. Bist. Β. I. bl. 14, 17. gampana , Bella Guerra di Fian-
dra, T. 1. p. 2, 3. burgtsmcs, Bist. Belg. Lib. I. p. 33—36. wagexaar , D. VI. bl. 62—67.
te water, Verbond der Edelen, St. I. bl. 43, 219—222. corvin-wiersbitzky, Tachtigj. Oorl.
D. I. bl, 104, 105. Oudh. en Gesticht, v. Deventer, D. I. bl. 1—32. Oiidh.en Gesticht, v, Vricsl.
D. I. bl. 218—248, glaïids, Gesch. d. Christ. Kerk in de Nederl. D. III, bl. 248—254.
DES YADERLAIVDS. 93
»etha, zeven jaren later, weder nit staalsbelaog, aan den derlienjarigen ottavio 1555 —
farkese, een kleinzoon van Paus paülüs III, mei de hertogdommen van Parma en ^^^^
Piacenza geschonken. Gelyk hars moei maria , schepte zij vermaak in mannelgke
uitspanningen, bijzonder in de jagt, maar stond in geestbeschaving zoo verre bij haro
beroemde voorgangsters ten achter, dal zy de taal, in welke de eerste margaäetha
Terzen vervaardigde en die te Z^ri/ióe/ altijd aan hel Hof gesproken werd, helFransch,
naauwelijks schrijven kon. Zij was van de bevalligheden harer kunne onlblool, had
een mannelijk voorkomen , en leed aan de jjodagra. Zijn de groole en goede hoeda-
nigheden, welke eenigen haar toekennen, overdreven voorgesteld, de bitterheid mei
welke anderen haar beoordeelen, is niet minder onreglvaardig. Geheel bezield door
IGNATIUS DE LoroLA, haar biechtvader, ijverde zij voor hel Roomsche geloof en ver-
rigtle stipt, maar met verstand en overleg, wal zij meende, dat de Heilige Kerk
en de Eere Gods vorderde. Onverpoosde werkzaamheid en eene zeldzame kracht
van geest kunnen haar niet betwist worden. Opgevoed in de leerschool van maguia-
VELLi, bezigde zy eene voorziglige, soms fijne en looze staatkunde, schond woord
of belofte en vergat bewezen diensten, wanneer haar belang zulks vorderde. Öe
regel: »verdeel om te heerschen" was door haar met gewenschlen uitslag in werking
gehragl, toen alba naar de Nederlanden gezonden werd en do rust, welke zij met
zoo veel beleid hersteld had, door zijn onstaatkundig gedrag voor altijd vernieligfle.
Hare afkeuring van 's Herlogs geweldige maatregelen, legen welke zij zich met na-
druk verzelte , pleiten zoo wel voor haar verstand als voor Ijaar harl, ofschoon dan
ook gekrenkte eerzucht niet geheel zonder mvloed op haar oordeel geweest zij. Met
welke gestrengheid zij zelve de bloedbevelen legen de Hervormingsgezinden ten uitvoer
gelegd, en hel geduld des volks tol de uiterste grenzen gevoerd had, toch was haar
l)ewind , in vergelijking met dal van haren opvolger, zacht te noemen en liel een
gunstigen indruk achter. Tol niet geringen lof van Margaretha strekt haar beroemde
zoon ALEXANDER FARNESE, welke de eer, van hetgeen hij in zich goeds en grooU
gevoelde, aan haar toeschreef. Zij leefde in onmin met haren echtgenoot, en be-
kommerde zich weinig om de bloedverwanten harer moeder, die met zekeren ja»
van den Dycke gehuwd was, welke tot armoede vervallen, in vijftien honderd een
en zestig de ondersleuning der Landvoogdes inriepen. Den ganschen lijd, in welken
de Hertogin het bewind over de Nederlanden voerde, heeft zij hare geboorteplaats
nimmer bezocht, is er zelfs niet éénmaal doorgereisd (1).
(1) hooft, Nedcrl Hist. B. XKIV. bl. 1095. bob, Eist. d. Nederl. Oorl. d. 11. b. XKI.
hl. 693. y. meteren, JHist. d. Nederl. Oorl. B. X. bl. 186 verso, XIII. bl. 236. bentivoglio , Nederl.
Hist. B. I. bl. 79. STRADA, de Bello Belgico, T. I. p. 44—52 , 366 , 425 , 550. T. II.
94 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1555— ' Om maruaretha in het hoogstmoeyelijk besluur te ooderschragen, had filips haar
den Bisschop van Atrecht ter zijde gesteld. Granvelle, in vijftien honderd zeventien
te Besaneon geboren, was de tweede zoon van nikolaas de perrenot, uit deftige
ouders ontsproten, Kanselier van karel V en een der merkwaardigste en uitstekendste
mannen dier tijden. Na zijne geleerde opvoeding aan verscheidene hoogescholen, on-
der anderen ook te Leuven^ voltooid te hebben, werd hy vroegtijdig in de staatkun-
dige loopbaan geleid, in vijftien honderd veertig tot Bisschop van Atrecht verheven,
en tot 's Keizers afgevaardigde op de kerkvergadering te Trente benoemd. Hij had
voorts een werkzaam deel genomen in al de onderhandelingen ter zake van de godsdienst
in Duitschland , en was zijnen vader , die in vijftien honderd vijftig overleed, in de gunst
des Keizers opgevolgd. Karel V had bij zijn troonsafstand hem dringend bij filips aanbevo-
len , in wiens vertrouwen hij ingelijks deelde. Zijn broeder jerome perrekot was door den
Keizer tot opvoeder (gouverneur) van Willem van Oranje aangesteld, wien hij in den
Franschen veldtogt van vijftien honderd vier en vijftig volgde, doch aan eene wonde
in het beleg van Montreuil overleed. Thomas perrenot, een andere broeder, was
opperbevelhebber van Antwerpen^ en stierf aldaar in vijftien honderd een en ze-
ventig. Hij had in vijftien honderd negen en veertig helena van Brederode gehuwd.
Frederik perrenot de Chainpagney, de derde broeder, zal later als deelgenoot
in het verbond der Edelen voorkomen (1). Een bekwamer Raadsman dan de Bis-
schop van Atrecht y had filips der Landvoogdes welligt niet kunnen toevoegen. Met
Avelk oog hij den slaat van zaken in de Nederlanden beschouwde, blijkt uit zijne
brieven aan den Koning. »Wat mij het meest bedroeft," zegt hij, »is, dat ik hier
in de gemoederen niet al die genegenheid vind , welke 's Konings dienst en pligt vor-
deren , en gelijk men die met regt zou mogen verwachten na zoo vele bewyzen van
Uwer Majesteits hooge welwillendheid. Evenwel hoop ik, dat wanneer deze wolk
eens voorbygetrokken is, en de Landvoogdes haar besluur op een vasten voet gebragt
heeft, de zaken van gedaante zullen veranderen, indien men met de gepaste gema-
p. 181—191, 529. Leven van wilieh I, D. I. bl. G12—G14. v, d. vynckt, Th'st. d. Trouh.
d. Paxjs-Has, T. II. cli. IIL p. 228—231. scniLLER, Sämmtl. Werke, S. 809. ν. κλμρεχ ,
Vaderl. Karahterk. D. I. bl. 287—291. couvin-wieksbitzkV , de Tachtigj. Oorl, JJ. I. bl. '72—75.
broes, filii' vmi Mamix, D. I. bl. 3—19, 65—73, 87, 88. schotel, floris I cn II vofn
Pallant, 19, 20. NunorF, Btjdr. v. d.Faderl. Gesch. en Oudheidk. D. IV. Jank. bl. 19,20.
groen van priksterer, Archives de la Maison d'Orange, Τ. I. ρ. 182*. Τ. VI. ρ. 373, gaciiard,
Rapport etc. in de Correspondance de pdilippe II. T. I. p. CLXl—CLXIV.
(1) Eist, du Cardinal de granveiie, p. 2—273. Paris, 1761. Notice Prcliniinaire des Pa-
piers dmai du Cardinal de guarvelle, T. L p. II—XVIII.
DES YADERLAIVDS. 95
ligdheid te werk gaat, heigeen ik haar dikwijls aanbeveel, behoudens echter, dat men 1555—
in niets het gezag uwer Majesteit of het hare krenke. Overigens bemerk ik niet, dat
do geesten , in het algemeen, vervreemd zijn; en van twee zaken cene : of de kwade
bedoelingen zullen ophouden, dewijl de bewerkers daarvan geene lieden zijn, om lang
genoeg, in wolk plan ook, te volharden, ten einde tot groote uitkomsten te geraken ,
hetgeen hoop geeft, dat zij eens tol belere gedachten zullen komen; of, in het tegen-
overgestelde geval, wanneer dezelfde personen hardnekkig hunne eerste dwalingen
volgen, moet men aan een krachtig hulpmiddel denken." Tot verbetering van den
slaat van zaken raadt hij aan , i> dat men alle uilgaven afschail'e , welke niet volstrekt
noodig zijn, zoo als die der overtollige bezettingen; dat men hetKoninklijk gezag zoo
veel mogelijk beveslige , en dat der regtvaardigheid handhave. Het verblijf der Spaansche
benden in de Ν ede r landen zegt hij , » is voortaan onmogelijk , dewijl dit ten voorwendsel
strekt van het geschreeuw der misnoegden. Deze benden zijn daarenboven te klein
in getal, om wezenlijk van dienst te zijn in tijd van nood. Het is derhalve dringend
noodzakelyk het vertrek daarvan te bespoedigen. Maar men zal haar door andero
moeten vervangen, op gevaar, do veiligheid des lands in de waagschaal te stellen;
do Staten zullen waarschijnlijk het oor leenen aan den onderstand, welken men
hun gevraagd heeft (1)." Later meldt hij filips »met welke hardnekkigheid men ^Λ*
het terugroepen der Spaansche benden vordert, maar voornamelijk de weinige gene- tcrui.
genheid, die voor den Koning zekere lieden aan den dag leggen, welko hem
zoo veel verpligt zijn (2)." Tegen het einde des jaars echter verwittigt hij
zijnen Meester, » dat de Landvoogdes eiken dag meer veld wint; ongelukkig veroorlooft
de staat der geldmiddelen niet, in allo behoeften te voorzien. Van den Koning ver-
wacht men hulp, bovenal in heigeen de vestingwerken betreft, met welke men zich
moet bezig houden, zonder tijd te verliezen, in al de plaatsen , waar zij noodig zijn.
Men eischt nog altijd levendig het vertrek der Spanjaarden, en beschouwt het verlen-
gen van hun verblijf, als een blijk van wantrouwen aan den kant des Konings; de Sta-
ten zijn zelfs op het punt, de wegzending dier benden, als de eerste voorwaarde te
eischen , om in do beden te bewiUigen (3)."
Kort na het vertrek van filips , hadden de bijzondere Stadhouders voorgeslagen,
de benden van ordonnantie van twee duizend op drie duizend ruiters te brengen. De
göwestelyke Staten , althans dio van Holland, weigerden hierop , ondanks de pogingen
des Prinsen van Oranje^ eenig besluit te nemen en begeerden, dat de Algemeene
(1) Papiers d'état du Cardinal de granvelle, T. V, p. 651—653.
(2) Papiers d'état du Cardinal de grahvelle, T. V. p. 665.
(3) Papiers d'état du Cardinal de gbakvelle, T. V. p. 636.
-ocr page 96-96 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1555— Staten over dat punt beschreven wierden (1). De Landvoogdes Avas hiertoe niet gene-
gen, en verklaarde sedert, dat het bijeenroepen der Algemeene Staten met'sKonings
begeerte streed. Men was evenmin te bewegen, het krijgsvolk te bekostigen, hetwelk
in plaats der Spanjaarden op de grenzen zou gelegd worden , en weigerde in iets te
treden , vóór de Spaansche benden vertrokken waren. Daar dit laatste zoo vurig ge-
wenscht werd, had GRAriVELLT: zich gevleid , dat het eerste weinig tegenkanting zou
ontmoeten. Hij verheimelijkte echter niet voor den Koning, dat in Brahand^ over
hetgeen de andere beden en onderstandgelden betrof, geenzins die stemming heerschte ,
welke men konde verwachten; dat de Staten, tot nadeel der Koninklijke achtbaar-
heid , op het beheer der beden aandrongen ; dat dit het gevolg was van het bijeen-
roepen der Algemeene Staten vóór meer dan driejaren, ter stemming over de toen
gevorderde beden; dat z^, welko deze bijeenroeping hadden aangeraden , alleen be-
doelden , 's Vorsten gezag te verminderen en in handen der Stalen te spelen, ten einde
hun eigen invloed te vermeerderen; vandaar zag men dan ook zoo dikwerf, dat zij,
die eenige nieuwigheid begeerden, en wien men het regt van voordragt niet zou
veroorloven, hunne eischen bij monde der Algemeene Staten kenbaar maakten , waaruit
die buitensporige voorstellen ontsproten , welke der regering zulke ernstige verwikke-
lingen veroorzaakten. »Indien het niet door een of ander middel gelukt," zegt
hy , »de Nederlanden eenigen tijd te onderschragen, zal het onmogelijk zijn den las!
te torschen, en het geheele gebouw zal instorten. Ik ken al de toegenegenheid Uwer
Majesteit voor deze gewesten; en zeker verdienen zij zulks uithoofde van het vele.
goede, welk er in gevonden wordt. Zij hebben daarenboven zoo veel verrigt en ge-
leden , en de lasten, welke op de inwoners drukken zijn zoo aanmerkelijk, dat van
dit oogenblik lol den tijd, in welken zij zich van de geledene verliezen hersteld heb-
ben, zij builen staat zullen zijn, iets op te brengen. Men bedenkt en stelt steeds
nieuwe middelen voor, maar ongelukkig verdwijnen zij in rook, zoodra zij ter tafel
gebragt worden. Ik vrees daarenboven, dat de gelden, door Uwe Majesteit op de do-
meingoederen aangewezen, ongenoegzaam zijn , om de Spaansche knechten Ie betalen
en af te danken; blijven deze hier zonder betaling, want de Stalen zullen daarin niet
voorzien, dan geraken wy in de grootste zwarigheden (2)." Uit Spanje nogtans Avas
geen onderstand te hopen. Men was aldaar aan het krijgsvolk eene meer dan twee-
jarige achterstallige soldij verschuldigd; zelfs konden de uilgaven van 'sKonings huis,
die zijner tafel uitgezonderd , niet bestreden worden , en eene menigte bedieningen bleef
(1) groen v. prinsterer, Arcfiives de la Maison d'Ormige, T. I. p, 43—48. 2« Edit.
(2) Papiers d'étai du Cardinal de gr4kvelle, T. VI. p. 25—28.
-ocr page 97-BES VADERLANDS. 97
1'5
onbetaald (1). De Hollanders echter Lewilligden in dezen nood aan de Landvoogdes ^gjjg
jaarlyks honderd duizend gulden voor den lijd van drie jaren (2). Inlusschen was de
tyd , voor het vertrek der Spanjaarden bepaald , verstreken ; men begon er derhalve weder
ernstig bij de Landvoogdes op aan Ie dringen, welke hel steeds onder verschillende
voorwendsels verschoof (3). De opgewondenheid vermeerderde sinds zich een gerucht
verspreidde , dat bij de aanwezige vierduizend man nog achtduizend andere en twin-
tigduizend Walen zouden gevoegd worden, om het Spaansche geloofsonderzoek met
geweld in te voeren (4), Dit was slechts een verzinsel. Immers trachtte riLii'S veertig
of vijftig duizend kroonen byeen te brengen, om het Spaansche krygsvolk te vol-
doen (5). Hun vertrek beschouwde hij evenwel als het sein lot nog grootere ongere-
geldheden in het godsdienstige (6). Ook grattvelle oordeelde , dat de tijdsomstan-
digheden hun verblijf noodzakelijk maakten , maar vreesde een algemeenen opstand, in-
dien zy niet vertrokken, daar het volk hen als de onderdrukkers der vrijheid ])e-
schouwde, voor welker handhaving »allen wilden sterven (7)." De Landvoogdes
had reeds op eigen gezag hen uit de grensvestingen naar e/eu Briel en op
Walcheren verplaatst, lot de schepen gereed zouden zijn, met welke zij moesten
vervoerd worden, toen zij, in spijt harer vertoogen, van den Koning bescheid ont-
ving , dat de benden nog eenigen lijd in de ISederlanden moesten vertoeven, Dil
bevel bragl de Hertogin in de uitersta verlegenheid. In Zeeland konde zij hel
krijgsvolk niet laten , dewijl de Zeeuwen dreigden , liever de dijken door Ie sleken en
het land aan de golven prijs te geven, dan langer de prooi te blijven van de kne-
velarij en wreedheid der Spanjaarden (8). In FUssingen geraakte de bevolking met
de vreemde bende handgemeen , wier bevelhebbers echter met beleid spoedig de rust
herstelden (9). Oranje en egmond hadden kort te voren hel bevel over het Spaan-
(1) Papiers d'cfat du Cardinal de gkasvelle, T. VI. ρ. 11.
(2) WAGENAAR , D. - VI, bl. 57.
i3) STRADA, de Bello Belg. Lib. II. p. 62.
(4) Leven van willeh I, D. I. hl. 195.
(5) Papiers d^état du Cardinal de graifvelle, T. VI. p. 79.
(6) Papiers d'état du Cardinal de grakvelle, T. VL p. 150.
(7) gacuard , Correspondance de piulippe 11, T. I. p. 192. Papiers d'état du Cardinal de
r.rarvelle, T. VI. p. 166; 184,195, 205.
(8) sTRApA, de Belle Belgico, Lib. III. ρ. 107.
(9) Papiers d'état du Cardinal de grakvelle, Τ. VI. ρ, 205.
11 Deel, 4 Stuk« 13
-ocr page 98-98 ALGEMEENS GES CHI EDENIS
1555— sehe krijgsvolk nedergelegd, om niet hun naam en invloed bij de Staten Ie verlie-
1561 ^^^ ^^ Landvoogdes stelde nu den Bisschop van Atrecht^ vigltus en barlay-
MONT voor, de soldaten weder in do grensplaatsen te leggen. Dit echter werd
onuitvoerbaar geacht, daar men hier, evenzeer als elders, op hen verbitterd was en
hun met geweld den toegang zou beletten. De Consulta, noch do geheele Raad
van State zagen eenig ander middel, dan het gehate krijgsvolk zoodra mogelijk lever-
wijderen. Margaretha drong derhalve bij den Koning op den spoedigen aftogt
der Spaansche benden, die zij onmogelijk langer in het land konde houden , met ver-
nieuwden nadruk aan. Eindelijk ontving zij een bevredigend antwoord, hetgeen wel-
12 V ligt niet het geval geweest zou zijn, indien geene nederlaag op do kusten van
Win- Afrika filips genoodzaakt had, het aanzienlijk verlies van manschappen weder aan-
term.
1560 levullen (2). Door gebrek aan gunstigen wind, konden de Spanjaarden niet vóór
do helft van Louwmaand uit Vlissingen vertrekken (3). Onderlusschen hadden
zij de arbeiders aan de dijken van Pfaleheren, die in een gevaarlijken toestand
verkeerden, Tan lijd tot tijd uitgeplunderd , verjaagd en het werk aanmerkelijk
vertraagd (4). Tot grooten overlast der ingezetenen, waren zij alzoo een geheel
jaar langer in do Νederlanden gebleven dan de Koning beloofd had , en op
kosten der Staten van Holland en Zeeland den geheelen winter van vuur en bier
verzorgd geworden (5). Grainvelle zelfs uitte zijne vreugde over hun vertrek (6).
Men acht het niet onwaarschijnlijk , dat hun verblijf in Zeeland den grond gelegd
heeft tol dien onverzoenlijken haal, welken de Zeeuwen later tegen het Spaansche
krijgsvolk aan den dag gelegd hebben (7).
Het stichten van nieuwe bisdommen verwekte niet minder argAvaan legen de be-
doelingen des Konings, dan het vertoeven der vreemde benden (8). Evenwel was
dezo maatregel in vele opziglen staatkundig en verstandig. Het geestelijk regfsge-
(!) Papiers d'état du Cardinal de granvelle , T. VI. p. 197. groen v. rrisstereb, Archives
de la Maison d'Orange, Τ. I. ρ. 61. 2« Edit.
(2) STRADA, de Bello Belg. Lib. III. ρ. 109—111.
(3) gacnard, Corresp. de philippe II, T. I, p. 192, 193. strada , dc Bello Belgico, Lib. IIL
p. 111.
(4) Papiers d'état du Cardinal de grakvelle , T, VI. p. 194, 250.
(5) wagenaar, D. VI. bl. 60, 61.
(6) Papiers d'état du Cardinal de grasvelle , T. VI. p. 286.
(7) v. wijn op vvagenaar , St. VI. bl. 27, 28.
(8) Zie hiervoor, bl. 91 , 92.
-ocr page 99-DES VADERLANDS. 99
bied in de 'Nederlanden werd voor een groot gedeelle door buitenlandsche Bisschop- 15S5—
pen uitgeoefend. Luxemburg was aan zes verschillende Kerkvoogden onderworpen,
van welke niet een in het land zelf zynen zetel hield. Do Bisschop van Luik had
het geestelijk gezag over een deel van Brahand, over Namen en bijna geheel
Gelderland, Een gedeelle van Vlaanderen hing af van het bisdom Terouanne, tot
welk ook de helft van Artois behoorde. De Aartsbisschop van Keulen had reglsge-
bied te Nyinegen en in eenige andere plaatsen van Opper-Gelderland. Even zoo
bezaten de Bisschoppen van Munster, van Osnabrücky en van Paderborn kerkelijk
gezag in sommige deelen van Friesland, Overijssel, Groningen en Drenthe.
Er waren slechts drie bisdommen 'm de Nederlanden·. Doornik, Atrecht en Utrecht.
liet laatste omvatte geheel Holland^ Zeeland en Utrecht ^ het grootste gedeelte van
Friesland, Groningen^ Drenthe en Ocerijssel; men telde er bijna elf honderd
kerken en meer dan t^veehonderd bemuurde plaatsen. Het getal der inwoners, en
met hen dat der steden, dorpen en vlekken, was door den immer aanwassenden bloei
aanzienlijk vermenigvuldigd; en daar de kudde zoo talrijk was geworden, werd het
iioodzakeiijk de herders te vermeerderen. De bisdommen waren daarenboven to uit-
gestrekt, en bijna in geen s[)rak de bevolking dezelfde taal. Het loezigt der Bis-
schoppen over de mindere Geestelijken, die zich, over hel geheel, kwalijk van hunno
pligten kwelen, was daardoor ten uiterste moeijelijk, Eene gestrengere kerkelijke
tucht en grootere Avaakzaamheid waren onmisbaar, om het verder indringen der nieuwo
geloofsbegrippen tegen te gaan. Het bestuur der vreemde Bisschoppen , die, zoo ver
de herinnering reikte, nimmer hunne Nederlandsche gemeenten bezochten, werkte
ook nadeelig op de regten en vr^heden der ingezetenen , ja was zelfs gevaarlijk voor
den Landsiieer, dewijl deze Kerkvoogden dikwijls hunne magt misbruikten, en niet
altijd schroomden do voorregten en de waardigheid van den Vorst aan Ie randen,
waardoor gedurige botsingen ontstonden tusschen hen en het openbaar gezag (1), Het
lang beraamde plan van eene verdeehng der bestaande en de stichting van nieuwe
bisdommen , werd door filips verwezenlijkt en tevens uitgebreid , want hij besloot tot
het opriglen van veertien nieuwe bisschopszetels, terwijl karel V dat getal op zes
bepaald had (2). Niet minder dan Paus paulus IV, avas zyn opvolger Pius IV gereed,
in 'sKonings wenschen te bewilligen. Hy bekrachtigde grasvelle's benoeming tol
Aartsbisschop van Mechelen , verhief hem tol Kardinaal , en zijn stift lot den eersten stoel
der Νederlanden. Het bisdom Antwerpen werd aan den Kanselier filips kigri , la-
(1) Papiers d'état du Cardinal de grahvelle, T. VI. p. 322. gachard , Rapport ä Μ. Ie
Ministre de Ρ intérieur, in de Correspondance de pdilippe II, T. I, p. XCIII—Cl.
(2) Zie hiervoor, bl. 84.
IM
fpj
13*
-ocr page 100-100 AL GEM Ε ENE GESCHIEDENIS
ter aan fäarfciscus sonnius ; en dat van ^s Hertogenhosch eerst aan den laatstge-
noemde, toen aan lourens mets geschonken. Do zetel van Géwi werd, naar eenigen,
aanvankelijk aan yiglius , doch sedert aan Cornelius jansenius ; die van Brugge aan
petrus gurtius , en na hem aan Remigius drutius ; die van /perew aan martisus rut-
move , en van Roermonde aan Willem damaas lindanus, welke naderhand het onder-
inquisiteurschap over de Noord-Nederlandsche gewesten bekleedde, opgedragen.
Maximiliaan van Bergen ontving het aartsbisdom Kamerijh. De bisdommen Atrecht,
Doornik, St. Omer en Namen, vielen frangois righardot , karel van Croy ,
gerard van Hamericourt en antoni havet ten deel. Het aartsbisdom Utrecht
kwam aan frederik schenk, van Tautenburg, die onlangs georgius van Egmond
was opgevolgd. Aan het hoofd der bisdommen Haarlem,, Deventer, Leeuicarden,
Groningen en Middelburg, werden nicolaus α nova terra, of van nieüwland,
Abt van Egmond, gilles van den Berge ^ Remigius drutius en later gunerüs petri,
joannes knyp, en nigolaus de gastro geplaatst (1). Met uitzondering der Bisschop-
pen van ütrecht en Haarlem, waren zy alle mannen van wezenlijke verdiensten, on-
berispelijk van zeden, geleerd en ijverig voor de Kerk,
Granvelle bewerkte , dat de inkomsten der nieuwe Kerkvoogden uit onderscheidene
abdijen en kloosters , aan hunne zetels onderworpen , gevonden werden. Tot dat einde
werd aan Giechelen de rijke abdij van JJßighem, aan Gent die van St. Bavo ^ aan
Brugge de proostdij van St, Donaas , aan Iperen die van St. Maarten , aan Antwerpen
de abdy van St, Bernard, aan 'j Hertogenhosch het klooster Tongerloo , aan Haarlem de
abdij van Egmond , aan Middelburg die van St. Pieter , aan Leeuwarden St. Marien··
gaard en Lidden , aan Groningen het klooster 5eiiferi , en aan Deventer de proostdy van
St. Lehuinus toegevoegd (2). De Geestelijken dezer gestichten hieven terstond over
het verlies hunner regten en goederen, de luidste klagten aan. De Abten der overige
kloosters waren misnoegd over do vermindering hunner leden in de staatsvergaderingen,
dewijl de nieuwe Bisschoppen, als Kerkvoogden der hun toegevoegde abdijen, nu daarin
(1) Correspondanee de piiiupfe 11, T. I. p. 190, 193. Papiers (Pétat du Cardinal ije
granvelle, T. VI. p. 285. v. d. luer , de luit. TmuuU. Belg. Lib. Γ. p. 147—15], hakaecs,
Annal. Brab. T. llt. p. 2—4. stuada , de Bcllo Belgico. Lib. III. ρ. 115. büugcndiüs , Hist,
Belg. Lib. L p. 33—36. le petit, Chron. de Hall. T. 11. Liv. IX. p. 34, 35. ciiappdts, Eist.
Gén. de la Guerre de Flandre, Liv. 1. p. 10, 11. bor, Bist. d. Nederl. Oorl. Ü, I. B. L
bl. 23—27.
(2) Correspondanee de pdilippe II, T. I. p. 188—105. gaciiaed's Rapport, p. Cl—CIH. v. d.
itaeu, Init. Tumult. Belg. p, 148. le petit , Chron. de Holl. Τ. Π. Liv. IX. ρ. 35. ν. μετεκϊλ,
Rist. d. Nederl. Oorl. Β. I. bl. 32. κοκ, Faderl. Woordenh. D. VI. bl. 563—572.
DES YADERLAIVDS. 101
den toegang verkregen. De Aartsbisschoppen van Keulen en Trier , de Bisschoppen 1555—
van ZwiÄ, Munster^ Osnabrück, Kamerijk en Utrecht, ofschoon de beide laatslen
eenen hoogeren rang verwierven, verborgen niet hunne verbolgenheid over eenen
maatregel, welke hun beheer zoo aanmerkelijk beperkte (1). De Staten, zoowel als
de Edelen, zagen ongaarne in de liooge Landsvergaderingen zoo vele aanzienlijke
Geestelijken naast zich geplaatst, en klaagden raet^ den Adel, dat men in zulk eeno
teedere zaak, als het stichten van nieuwe bisdommen , hen niet gekend had. Eenige
Groolen meenden , dat men hunne zonen en nabestaanden van deze hooge kerkelijke
Avaardigheid wilde uitsluiten, om er slechts doctoren in de godgeleerdheid mede te
begiftigen , dewijl velen van do aanzienlijkste geboorte , en overigens al het noodige
onderrigt bezittende, zich niet zouden willen verbinden, dien graad te verkrijgen (2),
Anderen vreesden, dat hoewel do thans benoemde Mijtervorsten al de gewenschte
hoedanigheden in zich schenen te vereenigen , hunne opvolgers mannen van veel min-
der verdiensten konden zijn, welke de middelen hunner stiften mogten verkwisten (3).
Meer waarschijnlijk ontsproot do verbolgenheid der hooge adellijken, dat men de
nieuw benoemde Bisschoppen meerendeels uit den burgerstand , niet uil hunne ge-
slachten gekozen had , voor welker leden eenmaal de oudo Nederlandscho bisschopsze-
tels bestemd geweest waren (4). Hoe dit ook zij, granvelle raadde den Koning aan,
door een eigenhändigen brief den Prins van Oranje en den Graaf van Egmond ter
gunste der nieuwe instelling te stemmen. » Hunno aanhangerszegt hij , » zijn tal-
rijk , en wat aan huone tafel gezegd wordt, maakt dikwijls een levendigen indruk op
do toehoorders" (5). Filips gaf daaraan gehoor en verzocht den Prins, aan wiens
goede bedoelingen hij niet twijfelde , ernstig de bewuste zaak te bevorderen (6). Om
te voorkomen, dat zijne onderdanen zich te Geneve of elders, waar do Hervorming
was doorgedrongen, lieten onderwijzen, verbood hij hen buitenlandsche geleerde inrig-
tingen te bezoeken , en stichtte te Doiiai eene hoogeschool, waar tegen Leuven , de oudo
en eenige kweekschool der Nederlandscho Geestelijken, zich met nadruk liet hooren (7).
(1) Papiers d'état du Cardinal de graivvelle, T. VI. p. 291, 292, 322, 397.
(2) Papiers d'état du Cardinal de grana'elle, T. VI, p. 250. Vgl. Correi/jonc/. rfe ρπιιιρρε II,
Τ. I. ρ. 190.
(3) Papiers d'étaf du Cardinal de granvelle, T. VI. p. 260.
(4) Oefiids voor 1846, D. II. bl. 534—546.
(5) Papiers d'état du Cardinal de granvelle, T. VI. p, 261. Archives de la Maison d'Orange
Ï. I. p. 69. 2<i° Edit. *
(6) nooFT, Nederl. HisU B. I. bl. 33.
(7) noPi'ERüs, Memorial, p. 21. BBRecifDUJS, Uist, Belg, Lib. I. p. 43, 44. Vgl. Papier»
-ocr page 102-102 ALCxEMEENE GESCHIEDENIS
1555—De ontevredenheid des Adels en der Geestelykheid vond spoedig weerklank hij de ove-
rige slanden. Het is Avaar, elk bisschoppelijk hof zou eene bron van winst worden
voor do stad, in welke het gevestigd was; en, insgelijks lot welzijn des volks,
kwamen nu de lagere Geestelijken onder betere tucht en toezigt; maar door het in-
krimpen der kloosterinkomslen, zou daarentegen do rijke uitdeeling dier gestichleu
aan de arraen merkelijk verminderen. Het vermeerderen vun de magt en den invloed
der Hooge Geestelijkheid, moest bovenal bekommering wekken bij den burgerstand ,
onder welken do hervormde godsdienstbegrippen steeds meer en meer ingang hadden
gevonden, zoo zelfs, dat gkaisvelle zich verwonderde, dal er nog geene beweging in Λ'
ISederlanden uit ontslaan was (1). Het schrikbeeld van het Spaaosche geloofsonder-
zoek vervulde aller gemoederen. Het is echter zeker, dal noch granvelle , noch de
Koning zelfs aan do invoering daarvan in de ]S' eder landen dachten (2), Bezwaai-
lijk evenwel kan ontkend worden, dat, in verband met de omstandigheden, beider
staatkundig stelsel daarheen scheenlo leiden (3). Ongetwijfeld wilden zij de handhaving
van dat geloofsonderzoek , hetwelk sinds het bewind van karel V alhier bestond,
waarvoor evenmin iemand veilig was en dat zich van het Spaansche alleen door
minder gezag, aanzien en luisler onderscheidde (4). » Het groole bezwaar, waarin
men geheel het volk medesleepte, was het vervreemden van de geestelijke goederen en
fundatiën, door Nederlanders gesticht, aan Bisschoppen, die vreemdelingen konden
zijn; en dus eene beschikking over Nationale Eigendommen, zonder en in weerwil
van de Stalen zoowel als van do wettige bezitters (5)." Het in bezilnemen der opgerigle
bisschopszetels en het aanslaan der geeslelijke goederen, ontmoetten dadelijk tegen-
stand. De Geestelijken van Brahand, in overeeut.temming met de Staten van dat ge-
west, ontwikkelden in een geschrift aan den Koning het wederregtelijke van het aan-
tasten der kloostergoederen, en verzochten hem hierin te voorzien. Granvelle echter
verklaarde, dat een der voorreglen , op welk de Brabanders zich beriepen, door hunne
d'état du Cardinal de guanvelle, T. VI. p. 412. Correspondance de phiuppe II, T. I. p. 183,
185. va!Ï dieteren, Hist. d. Nedefl. Oorl. B. 1. hl, 30. Leven ra» Willem I, D.I. 1»1. 269—271.
(1) Correspondance de rnilippe II, T. I. p. 191. v. meteren , llist. d. Nederl. Oorl. B. 1.
bl. 33. nooFT, NederL llist. B. I. bl. 28. bentivoglio , Nederl. llist. 1). 1. B. I. bi. 17.
(2) gachard , Correspondance de piulippe II, T. 1. p. 202, 207. Rapport, ]>, CLXXIII.
Papiers d'état du Cardinal de grakvelle, T. VI. p. 564.
(3) De Gids voor 1846, D. II. bl. 529.
(4) dooft, NederL llist. B. 1. bl. 31. grotius, Annal. Lib. I. p. 11.
(5) bilderdijk, D. VI. bl. 226 in de Opheldering, en Bijvoegs. Vgl. echter strada , de Bello
Belgico, Lib. II. p, 67—70. Oudh. en Gesticht, v. Delft, bl. 312—315.
I
DES YADERLAIVDS. 103
Toorouders aan maria van Bourgondi'è afgedwongen en sedert ingelrokken was, onder
lüOÖ
bepaling van de straffe des doods tegen degenen , die er zich voortaan op beroepen of van
bedienen zouden. Na een weigerend antwoord, beproefden zij hunne zaak in regten te ach-
tervolgen, maar moesten eindelijk het vervreemden hunner inkomsten, tegen eene jaarlijk-
sche uitkeering van achtduizend gulden, ten behoeve der Bisschoppen, afkoopcn. Even stout,
doch met beter gevolg, verzette zich Antwer^mi. Immers veroorloofde filips de bevestiging
van den Bisschop aldaar tol zijne eigene overkomst uit te stellen. Door dit voorbeeld
gesteund, weigerden Roermonde, Deoenter , Groningen en Leeuwarden aanvanke-
lijk hunne Kerkvoogden te ontvangen, doch namen hen later aan, in navolging van
Mechelen^ Utrecht^ ^s Hertogenhosch ^ Haarlem en Middelburg (1).
Zoo werd allengs eene zaak tot stand gebragt, welke filips in gemoede als do zaak
van God zeiven, als het eenig en onfeilbaar middel beschouwde, om de ISederlanden
te behouden, en er de zuiverheid des Roomsch-Kalholijken geloofs in te bewaren (2).
Granvelle was van een tegenovergesteld gevoelen en had alleen om te gehoorza-
men, 's Konings bedoelingen in dit opzigt bevorderd (3). Hij had de botsingen voor-
zien , welke er uit voortvloeiden , en die hem nu den wensch ontlokten : )> ach , dat
men toch nimmer aan het oprigten der nieuwe bisdommen gedacht hadde (4) !" En
inderdaad, het doordrijven van dit plan was onstaatkundig en gewaagd. Even als door
het wegzenden der Spanjaarden , moest men ook thans door bet intrekken der onlworpen
verandering in het geestelijk regtsgebied getracht hebben, een voorwendsel tot mis-
noegen te voorkomen, ofschoon er evenwel vroeg of laat, om de eene of anderereden
een opstand zou uitgebroken zijn. Granvelle hield zich hiervan overtuigd; en de
toestand der Nederlanden gaf hem daartoe alle regt (5). Men kan dien niet juister
en aanschouwelijker voorstellen, dan met zyne eigene woorden aan den Koning. «De
geldverlegenheid is hier zoo groot," zegt hy, »de hulpbronnen van allo soort zgn derwijze
(1) hopperus, Memorial, ρ. 28—30. Papiers d'état du Cardinal de grakveue, Τ, VI. ρ.307,
464, 503, 602. Correspondance de philippe II, Τ. I. ρ. 198, 199,200, 201,203,217. ν. ο. daer ,
de Init. Tumult, ßctgic. ρ. 191. strada , de Bella ßelgico, Lib. III. p. 138—141. bdttgüjfdids,
Hist. Belg. Lib. I. p. 42. v. meieren, Bist. d. Nederl. Oorl. l). I. bl. 33, 34. bor. Eist. d.
Nederl. Oorl. D. I. B. I. bl. 27—30. hooft , Nederl, llist. B. I. bl. 35, 36. gbotiüs , Annal.
Lib. I. p. 15, 16. Zie voorts de Schrijvers aangehaald door ν. wuit op wagehaab , St. VI. bl. 34.
(2) Papiers d'état du Cardinal oe granvelle, T. VI. p. 52, 55, 610.
(3) Papiers d'état du Cardinal de granvelle, T. VI. ρ. 532 (1), 578.
(4) Papiers d'état du Cardinal de gkänvklle, Τ. VI. ρ. 341.
(5) Papiers d'état du Cardinal de grahvelle, T. VI. p. 166, 183.
-ocr page 104-104 AL GEM Ε ENE GESCHIEDENIS
uitgeput en do lasten , welke de jongstleden oorlog op deze gewesten geworpen heeft, zoo
drukkend, dat men er niet aan deuken kan, iels Ie verwerven. Daarenboven hebben
de Staten zich zulk eene magt aangematigd, dat Uwe Majesteit zich niet moet verwon-
deren , dal men sinds uwe afwezigheid niets op hen kan verwinnen, daar zij reeds,
toen gy nog hier waart, zich zoo wederspannig beloonden. Dikwijls herinneren wij
hun de aanzienlijke sommen, welke Spanje ten behoeve der Nederlanden heeft bij-
gedragen ; maar dan blijven zij niet in gebreken ons te herhalen, wat men eenige ja-
ren geleden met luider stemme op de staatkundige gastmalen en bijeenkomsten ver-
kondigde , dat de onkosten , door Spanje gemaakt, geen ander doel hadden , dan op deze
gewesten de rampen des oorlogs Ie werpen ; dal deze oorlog zelf niet in het belang
der Nederlanden gevoerd is, maar uilsluitend om voor de Koningen van Spanje
een vasten voet in Ilali'è Ie bewaren, en den Paus tegen den Hertog van Panna
te onderschragen; dat Spanje er niets bij geleden en zijnen handel, door middel
van Fransclie geleibrieven, niet meer noch minder dan in lijd van vrede gedreven
heeft, terwyl de Nederlanden al de treurige gevolgen der vijandelijkheden hebben
verduurd , en hunne grenzen aan de vlammen en verwoestingen ter prooi zien geven ,
zonder Ie spreken van de aanmerkelijke verliezen van menschen , paarden en wagens
[carros] dat de velden sinds dien lijd onbebouwd zijn gebleven; dal uwe Majesteit,
het is waar, zich groote opofferingen aan geld, ten koste der kroongoederen in iS/^aw/e,
getroost heeft, maar daarentegen veel minder door uwe onderdanen van dat rijk, dan
door die der Nederlanden ondersteund is geworden , en dat het verschil tusschen de
lasten, welke door de beide volken gedragen worden, geheel ten nadeele van dit
laatste is. In waarheid, do sommen, hoofdsom en rente, tot heden voor rekening der
Vlaamsche gewesten gebleven , zyn bovenmate groot. Te vergeefs tracht men hen
Ie overtuigen, dat de krijgsvenigtingen tegen de Franschen in Italië ten doel gehad
hebben , 's vijands strijdkrachten Ie verdeden , opdat zij zich niet op de Nederlanden
wierpen; dat het gebeurde in Parma door den Koning van Frankrijk bewerkt was,
welke poogde zich in het Schier-eiland te vestigen, om dan, van die zyde geene
afleiding Ie duchten hebbende , al zijne magt tegen de Nederlanden Ie wenden;
dat de Stalen van Spanje lot de oorlogskosten veel meer hebben bijgedragen dan
gewoonlijk; dat overal waar de vijand zich vertoont, men zich haasten moet, om
hem legensland te bieden, en nooit zoo gemakkelijk de inwoners, van welk
gewest ook, zal overhalen , in de kosten van eenen verwijderden krijg te deelen, als
ΛναηηβΟΓ de vyand hen zelve van nabij bedreigt; dat de Nederlanders het als eene
daad van geweld zouden beschouwen, indien men in zulk eene omstandigheid zich
meester maakte van het geld van bijzondere personen, hetgeen echter in Spanje
met sommen, die uil de Indien kwamen, geschied was. Maar dit alles baat niets.
Evenwel draagt men der Landvoogdes nog zoo veel achting loe, dat men zich in hare
■η
DES VADERLAPiDS. 105
tegenwoordigheid niet zoo openlijk uitlaat als vóór hare komst. Doch het ergste is, dat ISoii—
de Staten het beheer {administracion) over de inning der beden behouden en veel-
vuldig byeenkomen, wanneer zij tot het stemmen over den negenjarigen onderstand zijn
opgeroepen (1). En zy zullen nog dikwijls bijeenkomen , hetgeen men niet kan ver-
hinderen , dewyl dit de uitvoering der bede ten doel heeft. Een ander niet minder
treurig misbruik dan de magt, welke zij zich aangematigd hebben , is de stoutheid van
alles te zeggen, wat hun voor den mond komt, en het stellen van onredelyke
voorwaarden. Men tracht zich hiertegen zoo veel mogelijk te verzetten, maar dit zijn
zwarigheden, welke men niet terstond uit den weg kan ruimen, en in weerwil der
ijverigste pogingen, zullen er jaren en jaren gevorderd worden, om do zaken tot dal
punt te brengen, op welk zij zijn moesten. Ik kan evenwei Uwe Majesteit verzeke-
ren, dat de Landvoogdes daarin, gelijk in alles wat haren post betreft, bewijzen
geeft van zulk eene groote voorzigtigheid en standvastigheid, dat men niet meer, bij
Uwe afwezigheid van hier, zou kunnen wenschen. Men houdt dikwijls in het oog, wat
Uwe Majesteit ons aanbeveelt, namelijk : de pogingen te verdubbelen naar mate de nootl
stijgt; maar alle bronnen zijn opgedroogd, en men ziet geene mogelijkheid er nieuwe
te scheppen; de behoeften, die bevredigd moeten worden, zijn daarentegen zoo talrijk,
dat men wezenlijk buiten magte is, met hetgeen hier en elders moeijelijk wordt bij-
eengezameld , er aan te voldoen , zelfs wanneer men zich tot het allornoodzakelijksto
bepaalt. Ik kan in waarheid verzekeren, dat men vaak zeer verlegen is, om slechts
tien dukaten te vinden. Hieruit kan Uwe Majesteit den toestand der Landvoogdes be-
oordeelen, welke met hel bestuur van zulk een groot werktuig belast is, en zoo
weinig middelen bezit, om het in beweging te brengen. Ten tijde der Koningin-
WeduNve maeia vond men middelen, om zich geld te verschaffen, maar thans heeft
een oorlog van acht jaren bijna alle uitgeput. Sedert haar vertrek en dat van Uwe
Majesteit, heeft men andere opgespoord , maar hoe meer toevlugt men er toe genomen
heeft, te minder blyft er te beproeven over. Na de aanzienlijke verkoopen en verpan-
dingen der koninklijke domeinen, zijn alle beleeningen op onderpand voortaan onmo-
gelijk. Eiken dag raadplegen wij over nieuwe middelen, door eenigen voorgesteld ,
maar na lang wikken en wegen, eindigen wij met te bevinden, dat zij onuitvoerbaar
zijn , dewijl zij op geene goede gronden berusten, of de toestemming der Stalen
zouden behoeven, op welke wij volstrekt niet rekenen kunnen (2).'* Voorts dringt
GRANVELLE wcder aan op onderstand uit Spanje, ofschoon de Koning hem kort te
voren den benarden staat der geldmiddelen aldaar uitvoerig opengelegd en verzekerd
(2 Papiers d'état du Cardinal de crakvelle, T. VI. p. 178-182.
II Deel, 4 Stuk.
14
-ocr page 106-106 ALGEMEENE GESCIIIEDENIS
1555—had , dat hem dit verhinderde ia de behoeften zijner geliefde ISederlanden, die hem
geheel bezig hielden, lo voorzien (1). » Geloof mijhad filips er bijgevoegd, »dat
de nood dezer gewesten mij zoo diep treft, dat ik dien met mijn bloed, wanneer ik
koüde , zou verhelpen, hoeveel te meer nog met geld. Hun welzijn ligt mij na aan
Jjet hart, en ik weet hen Ie waarderen." — )> Slechts over ééne zaak vervolgde
hij, »ben ik met regl verontwaardigd: namelijk over de hardnekkigheid der Stalen in
lietgeen de beden betreft; eene hardnekkigheid geheel ongepast in do tegenwoordige
omstandigheden. Ik geloof gaarne, dat ook zij verlegen zijn; maar toch, indien zij
goeden wil bezaten, zouden zy Avel een middel legen het beslaande kwaad vinden.
Jk ben met ü overtuigd, dat men trachten moet, met den lijd hot gezag lo herwin-
nen, hetwelk men, door hun het geheele beheer der beden af te staan, verloren
heeft; thans ten minste , genoegzaam door de ondervinding voorgelicht, zal ik wel zorg
dragon, niet weder in denzelfden misslag te vervallen (2)."
j Ondertusschen werd do toestand des Lands hoe langer zoo hagcbelijker, en het
I gezag der Hertogin verminderde dagelijks (3). In Brahand bovenal werd de be-
i volking door geschriften legen de Hoogo Regering opgezet, en bewerkt (4),
I. Granvelle vreesde zelfs voor muiterij onder het krijgsvolk. Hij was overtuigd, dat
\ zekere lieden uit eigenbelang hot vuur der tweedragt aanstookten, en indien de
f Heeren een weinig minder luid spraken, het volk er niet aan zou denken, den
'I·!
mond lo openen (5). Het gedrag van verscheidene Edelen boezemde hem wantrou-
wen in over hunne bedoelingen. Zij hielden talrijke vergaderingen onder verschillende
voorwendsels, en achtten de bevelen der Landvoogdes niel (G). Een IrelTend blijk
daarvan levert de Graaf van Mansfeld. Om het aanknoopen van vriendschapsbetrek-
kingen lusschen do Nederlandsche Grooten en Proleslantsche Duitsche Vorsten, waaruit
men voor do rust des Lands zich weinig goeds beloofde (7) , zoo veel mogelijk te voor-
komen, had MAiiGARETHA den Stadhouders verboden, do feesten, Ier gelegenheid der
echtvereeniging van den Graaf van Sehwartzenharg met do zusier des Prinsen van
OranjÊy in Diiitschland bij le wonen. De Graaf van Mansfeld echter vertrok naar
(1) Papiers d'état du Cardinal de granvelle, T. VL p. 156—166.
(2) Papiers d'état dit Cardinal de grasvelle, T. VI. p. 145, 148.
(3) Papiers d^état du Cardinal de granvelle, T. VL p. 340.
(4) Papiers d'vtat du, Cardinal de granvelle, T. Vi. ρ. 459, 528, 542.
(5) Papiers d'ctat du Cardinal de granvelle, Τ. VL ρ. 329, 330.
(6) Papiers d'état du Cardinal de granvelle, T. VL p. 548.
(7) Correspondance de philippe II, T. 1. p. 216, 217, 219, 223, 226.
-ocr page 107-DES VADEPxLANDS. 10-
Saksen, en rerwilligde der Landvoogdes in een achtergelaten brief, dat hij zijn ντoord l-35;>—
aan Hertog augustus gegeven had, bij de bruiloft tegenwoordig te zijn, en dit niet '
konde breken, maar dat hij binnen twintig dagen hoogstens zou terug zijn. Vroeger
had hij zijn stadhouderschap eens veertien maanden verlaten, in plaats van de twee,
welke de Hertogin hem had toegestaan, waardoor de zaken van zijn bestuur groolelijks
geleden hadden. Deze nieuwe daad van ongehoorzaamheid werd door de Landvoogdes
hoog opgenomen, en zij stond op het punt , haar ontslag of dat van den Graaf bij den
Koning aan te vragen. Granvelle echter , onderrigt dat de overige Stadhouders zich ter
gunste van mansfeld verklaarden, en geen van hen de betrekking zou willen aanvaarden,
welke door zijne ongenade zou openvallen, bragt de Vorstin tot andere gedachten. Zoo
zwak gevoelde zich het bewind tegenover den euvelmoed der Grooten, dal granvelle
den Koning verzocht, met niemand over die zaak te spreken, zelfs hem er niet op te
antwoorden (1), Daarentegen spoorde hij, in overeenstemming met de Landvoogdes,
FiLips gedurig ten sterkste aan, zich naar de Nederlanden te begeven, als het eenigo
middel, om den slaat van zaken te herstellen, en te noodzakelijker, dewijl eenigo
Grooten," gelijk hij zegt, »er voor beducht waren." Filivs was hiertoe ook niet onge-
negen , maar meende , dat zijn logt niet aan het doel zou beantwoorden, len ware hij
over eene aanzienlijke som beschikken konde, heigeen thans het geval niet was (2).
Ofschoon nog ordangs driemaal honderd duizend gulden uit Spanje waren overge-
maakt , was hier de schatkist derwijze uitgeput, dat men zelfs geen renbode kon be-
kostigen, wanneer dit gevorderd werd (3). Het Hoog Bewind had al het mogelykc be-
proefd , om in de dringendste behoeften te voorzien, en met zeer beperkte hulpmid-
delen lot hiertoe de zaken gaande gehouden. De tegenstand yixxx Braband had de
Staten van andere gewesten lot voorbeeld gestrekt, welke door invloedhebbende man-
nen gesteund werden, die, onder voorwendsel van het noodzakelijke eener geheeie
overeenstemming van handelen lusschen de verschillende Staten , zich hadden vereenigd ,
om hen bij het raadplegen over de negenjarige bede te onderschragen. Grawvelle
verklaarde, dat deze vereeniging (union) geen ander doel had, dan haar eigen invloed
op de Stalen te versterken en hen tot zoodanige verloogen te bewegen, welke hare
leden en huns gelijken niet voor eigene rekening zouden Λvagen. Alles moest aan de
(1) Papiers d'état du Cardinal de granvelle, T. VI. p. 395. Correspondance de pdilippeII,
T. I p. 223.
(2) Papiers d'état du Cardinal de granvelle, T. VI. p. 280 , 375 , 461, 582 , 583. Corres-
pondance de philippe II, Τ. I. ρ. 212, 213, 216, 221.
(3) Correspondance de philippe II, T. 1. p. 193.
14*
-ocr page 108-103 ALGEMEENE GESCHIEDEKIS
1555—goedkeuring der Slalen worden onderworpen, Tan welke deHoogeRegering goene hulp
konde verwachlcn, dewyi zij indedaad zelve zvTaar belast waren. Het openbaar maken
van den waren slaat van zaken, zou, naar het oordeel van gra^nvelle, zeer ernstige
buitensporigheden uitlokken; want de gemoederen waren ten uiterste opgewonden, en
aanzienlijke personen, wier bedoelingen niet konden miskend worden, toonden eene
buitengewone geestdrift voor al wat in naburige landen geschiedde en verhieven «lil
hemelhoog, terwijl zy het bewind der Landvoogdes naar evenredigheid vernederden,
er wantrouwen tegen verwekten, en door schoone beloften do menigte poogden ie
winnen. Do bewegingsgezinden waren rusteloos werkzaam en hielden onderling een
levendigen briefwissel, welke bij de bewindslieden veel opzien baarde. Met moeite
ontkwamen de staatsstukken of regeringsberigten van en naar Spanje aan hunne han-
den , en van daar , dal de Regering het niet waagde , den geheelen slaat van zaken
don Koning schriftelijk te openbaren. Geene geldelijke opofferingen werden door hen
gespaard, om Ie weten, wat er geschreven werd, en dikwijls lekte veel meer uil dan
voor het bewind aangenaam was. Het bevel over het krijgsvolk in de Nederlanden
oenen inboorling op te dragen, werd als gevaarlijk voor het gezag der Landvoogdes
beschouwd; en aan do bevelen van eenen vreemdeling zou niemand zich goedschiks
onderwerpen (1). De nieuwe leer nam, in weerwil der bloedbevelen, hand overhand
loe. Do Rederijkers beschimpten openlijk in hunne spelen van zinne de gebreken dor
Geestelijkheid, en hekelden do vervolgzucht, ter zake van godsdienst, op het scherp-
ste (2). Zij werden gretig door het volk gehoord en geloofd, en bekommerden zich
weinig om do bevelen, welke do Regering tegen hen uilvaardigde (3). De leerstel-
lingen der Protestanten geraakten langs dien weg spoedig algemeen bekend. Maar door
hel verschil van geloof, en het twisten en haarkloven over godgeleerde punten, werden
vele gemoedelijke lieden het spoor ten eenenmale bijster, zoodal zij in eindelooze en
ellendige mijmeringen, ja in vertwijfeling vielen. Anderen, luchtiger van aard, oordeel-
den vluglig, dat de redenen aan beide zijden elkander in gewigl weinig ontliepen, en
over het geheel geringe waarde hadden. Zonder de nieuwe leeringen te omhelzen,
verzaakten zij de oude begrippen en sloegen over lol losbandigheid en baldadigheid.
Eenige van hen plunderden op eenen nacht het klooster Ie Oaderghem y niet ver van
Brussel^ eischlen do nonnen op, die echter onlvlugllen, en legden do kerk in ascb.
De Hervormden hielden hier en daar in de sleden , gelijk te Doornik en p^alencxen-
(1) Papiers d^èiat du Cardinal de grakvelle , T, VI. p. 454—468,
(2) nooFT, Nederl. IlisL B. I. bl. 30.
(3) WAGEHAAB , D. VL bl. 70, 71. v. WIJIi op WAGENAAB , St. VI, bl. 34.
-ocr page 109-DES YADERLAIVDS. 109
nes, des nachts godsdienstige yergaderingen met Psalmgezang. Het uitvoeren der ^
vonnissen legen hen ontmoette groote zwarigheden. De standvastigheid der veroor-
deelden sloeg over in de harten der omstanders, en maakte hen onversaagd in het
uiten van hun medelijden. Velen schroomden niet, den ongelukkigen op den weg
naar l)randstapel of schavot troost en moed in te spreken, ofschoon hen binnen
weinig dagen een zelfde lot wachtte. Het uitzigt op eeuwige zaligheid verbrak de
banden der vrees voor kortstondige smarten, en een grooter getal dan raadzaam was
in hechtenis te nemen, begon nevens de verwezenen met luider slem Psalmen aan te
hellen. Niet zelden werden met geweld de gevangenen uit do handen der geregls-
dienaars verlost, zoo als dit met twee Hervormde leeraars te Falenciennes hel ge-
val was (1).
De Wederlandsche Grooten schenen met dezen staal van zaken niet kwalijk geholpen,
dewijl het gezag van het Hoog Bewind daardoor verzwakte en do kans schoon stond ,
uit deze woelingen tot eene regering naar hunnen zin Ie geraken (2). Men moet
echter hierbij niet vergelen, dat de afgunst, welke granvelle door zijne standsver-
heffing en overwegenden invloed op de zaken des lands verwekte, het gedrag der
Edelen, die op hun gezag en aanzien niet minder ijverzuchtig waren dan hij , mede
bestuurd heeft (3). Men verhaalt, dat hij den kardinaalshoed aan den invloed der
Landvoogdes bij Paus pius IV, buiten weten des Konings, Ie danken had (4). Zeker
is, dal FiLiPS hem de benoeming tol die hooge waardigheid bekend maakte , en drin-
gend vermaande, haar aan Ie nemen (5). Het was insgelijks op 'sKonings vleijenden
wensch, dat hij den stool van Atrecht mei dien van Mechelen, toen de eerste zelel
der Nederlanden^ had verwisseld, welke minder voordeelig en met meer moeijelijk-
heden dan gene verzeld was (6). Hel aanvaarden van hel aartsbisdom, ofschoon met
een jaargeld van drieduizend dukaten , hel dubbele inkomen der andere Bisschoppen,
heeft men derhalve ten onregte aan inhaligheid of geldzucht toegeschreven. Maar als
1
(!) hooft, Ncderl. Ilist. B, L LI. 36, 37. uurgukdics, Ilist, Belg. Lib. L p. 39. strada , de
Hello ßelgico, Lib. IIL p. 131, 134.
(2) Vgl. ΗΟΟΓΤ, Nederl Ilist. ΰ. I. bl. 33.
(3) strada, de Bello Belg. Lib. L p. 87. bentivoglio, Nederl. Ilisi. bl. 18, 19.
(4) strada, de Bello Belgico, Lib. IIL p. 115. v. d. vynckt , Hist. d. Troubl. d. Pays-Bas,
T. 11. p. 51. conviN-MiERSBiTZKY, de Tachtigj. OorU D. I. bl. 119.
(5) Papiers d'état du Cardinal de grakvelle , ï. VL p. 304. Correspondance rfcp/iiUP.e 11,
T. I. p. 194. bentivoglio, Nederl. Uisi, li. L bl. 18.
(6) Papiers d'état du Cardinal de gbarveile T. VL p. 83, 07, 151.
-ocr page 110-110 ALGEMEEN Ε G ESC HiE DEPilS
1555— Kardinaal-Aartsbisschop was hij nu in rang en aanzien boven alle Nederlandsehe
Edelen verheven, en matigde zich steeds meer en meer gezag aan. Do Land-
voogdes voerde in naam, graiwelle in de daad het bewind. Hij was tot
dien top van magt niet alleen door eigen schranderheid opgestegen, maar ook
begunstigd door do aanvankelijke traagheid der meeste Grooten, Molke, verzwol-
gen in de wellusten, zijn aanwassend vermogen niet tegenwerkten, dan toen het niet
zonder gevaar konde bestreden worden (1). Eenige aanzienlijken hadden zich ook
aan het bestuur met voordacht onttrokken , dewijl zij niet verantwoordelijk wilden zijn
voor de treurige gevolgen, welke zij uit 's Konings maatregelen te gemoet zagen (2).
Granvelle , welke betuigde zijn leven voor de handhaving der Roomsch-Katholijke
godsdienst veil te hebben, werd echter allengs minder gestreng in het toepassen
der strafbevelen tegen de Hervormingsgezinden; hg trachtte veeleer door zachte
middelen, de rust en veiligheid van den staat te verzekeren (3). Maar do willekeur
met welke hij ambten en waardigheden uitdeelde , zijne trotschheid en heerschzucht
verschaften hem een groot aantal vijanden. Hij steunde op het vertrouwen bij zijnen
Meester, buiten wien hij niemand boven zich erkende. Slechts jegens de Landvoogdes
i| verloor hij niet alle achting uit het oog, doch hield dit, ten aanzien van den Neder-
kindschen Adel, voor overbodig. Uit hoogmoed of staatkunde verscheen hij zelden
aan het Hof; zelfs zag hij soms de Hertogin niet, al bevond hij zich met haar op reis
en in hetzelfde verblyf gehuisvest. Zy beraadslaagden gewoonlijk schriftelyk met el-
kander, en de Kardinaal zag niet ongaarne, dat deze briefwissel, in welken hij dik-
wijls eenen hoogen loon voerde, bekend werd. Hij bewoonde een groot paleis te
Brussel y doch onthield zich ook zeer dikwijls in een huis op den heuvel van Etter-
heek , een vierendeels uurs van do stad, en verzond van daar zijne geheime berigten
naar Spanje, Dewijl men toen, en later nog meer, oordeelde, dat in dit landelijk
verblijf de boeyen voor het volk werden gesmeed, noemde men het: de smederij (4).
Grooten en geringen vervreemdde hij op deze wijze geheel van zich, en eerlang ving
men aan, hem openlijk blijken van vijandschap te toonen. Bij zijne intrede te Me-
chelen was niemand uit den Adel tegenwoordig. Elk gaf voor, dat hij niet genoodigd
(1) strada, de Bello Belg. Lib. I. p. 87, 88. groïii Annal. Lib. I. p. U.
(2) hooft, Nederl. Hist. B. I. bl. 34.
(3) Papiers d'état du Cardinal de grakvelle, T. VL p. 460, 536. (Note.)
(4) strada, de Bello Belg. Lib. 1. p. 87. v. d. vynckt , Bist. d. Troiibl. d. P. B., T. Π.
j). 51, 52.
DES YADERLAIVDS. 2469
was, en granvelle verklaarde, dal hij daarloe niet beslolen had, om Aveigering te 1555—
voorkomen (1).
Oranje en egmond werklen in het geheim legen den veelvermogenden Priester op
denzelfden oogenblik, dat deze den groolen ijver van den Prins voor 's Konings dienst
en belangen bij het Spaanscho Hof aanbeval (2). Beide hadden in den Raad van
State de Landvoogdes naar vermogen ondersteund en, naar de getuigenis van granvelle
zeiven, steeds bewijzen van den besten wil gegeven (3). Thans echter over de aan-
matigingen van den Kardinaal verbolgen, wendden zij zich lot den Koning en herin- 23 v.
'nerden hem, »hoe zij, tot Leden van den Raad van State benoemd, zwarigheid g®"
maakt hadden, deze waardigheid aan te nemen , niet uil gebrek aan ijver, maar de-
wijl zij onder het bestuur des Herlogs van Savoije, in denzelfden Raad zitting heb-
bende , bespeurd hadden, dat zaken van belang afzonderlijk en builen hen behandeld
werden, heigeen hunne eer en hun goeden naam te na kwam; hoe do Koning, in
Zeeland zijnde, hun had verzekerd, dal alle belangrijke zaken in don Raad van Sfale
behandeld en besloten zouden worden, en hun bevolen had, do genoemde betrekking
aan te nemen, waardoor zij hem eene aangename dienst zouden bewijzen; hoe zij
hem toen verzocht hadden, dat het hun, indien zijne bedoelingen niet vervuld wer-
den , zou vrijstaan hun ontslag in te dienen, waarop hij had geantwoord, dal hij in
dit geval wenschle daarvan vooraf verwittigd te worden, om er in te kunnen voor-
zien." Voorts geven zij te kennen, dat sinds het vertrek des Konings, »men hen
in den Raad van State meestal roept voor zaken van geen of weinig belang, terwijl
de gewigtige aangelegenheden buiten hunne voorkennis door een of twee personen
behandeld worden. Daaruit vloeide voort, dal elk met hen, die den naam zonder de
daad voerden, den spot dreef. Zij zouden hierin nog berust hebben, hoewel het kwaad
van dag lot dag toeneemt, indien grarvelle zich niet in den Raad had uitgelaten,
dat al de Raadsleden even verantwoordelijk waren voor de gevolgen. Daar zij nu
niet begeerden aansprakelijk te zijn voor hetgeen builen hen verrigt werd, verzoch-
ten zij den Koning hun ontslag aan te nemen, of te bevelen, dal voortaan alle
zaken in den vollen Raad van State medegedeeld, behandeld en besloten zouden wor-
den." Ten slotte geven zij over de Landvoogdes hunne tevredenheid Ie kennen (4).
(1) hoppeuds, Memorial d. Troubl. p. 24. Papiers d'état du Cardinal de grarvelie , T. VI.
p, 328.
(2) Papiers d'étut du Cardinal de granveiie, T. VI. p. 263.
(3) Papiers d'état du Cardinal de cranvelle , T. VL p. 35.
(4) gachard, Correspond. de γπιιιρρε II, Τ. L ρ. 195. Rapport, ρ. GLXXXII.'
-ocr page 112-2470 ALCxEMEENE GESCHIEDENIS
Men moet ongetwijfeld een hoog gevoelen van de reglvaardigheid en billijkheid des
Koniags gehad hebben, om zich aan zulk eene onverbloemde aanklagle tegen
eenen hooggeplaatslen gunsteling te wagen. Egmowd zond den brief aan den Ge-
heimschrijver van Slaat fraïsgesgo de erasso met verzoek, dien zelf den Vorst te
overhandigen, dewijl de zaak geheim moest blijven. Hij verklaarde levens, dat
geene bijzondere belangen, maar alleen die des Konings en de heerschzucht van
granvelle, wclke een volstrekt gezag wilde uitoefenen, hem en oranje lot dien
slap bewogen hadden (l). Het antwoord van filips behelsde eene dankbetuiging voor
hun ijver iu zijne dienst, aan welken hij geenszins twijfelde. Do Graaf van Iloorne ^
eerlang naar de Nederlanden lerugkeerende, zou zijn besluit over het onderwerp
hunner klagte medebrengen. Intiisschen vermaande hy hen de gewesten, aan hunne
lici'iät-zorgen toevertrouwd, wel te besturen, maar bovenal voor de instandhouding der
maand
1561 Roomsch-Kalholijke godsdienst te waken en do afvalligen te straffen, want door
niets konden zij hem meer verpliglen. Genoegzaam hetzelfde gaf erasso in bijzon-
dere brieven aan orakje en egmojsd te kennen en verwittigde hen tevens, dat de
Koning do Landvoogdes zou aansporen, hunne klügle uit den weg te ruimen,
en dat het besluit, hetwelk hoorne overbragt, van dien aard was, dat de
)) zaken voorlaan geheel anders zullen behandeld worden dan weleer. Grajsvelle ,
die altyd van gevoelen geweest is, dat elk aan hem onderworpen en hij do beheer-
scher der wereld moet zijn, zal zich daartegen verzeilen." Ondertusschen vermaant
hij do beide Heeren, in het belang des Konings, met den Kardinaal in goede ver-
slandhouding te leven (2). Het is ons onbekend, welke maatregelen filips in deze
zaak genomen heeft. Alleen blijkt, dat hoorne bij zijne terugkomst zich gunstig over
den Koning uitliet en diens bedoelingen, met betrekking tot de godsdienst en de
nieuwe bisdommen, ondersleunde (3). Echter schreef hij in denzelfden tijd aan een
der Geheimschrijvers van Staat in Spanje, hoe men hier meende, dat het welzijn
des Lands geheel van het invoeren der Bisschoppen afhing, hetgeen hij veeleer
als den ondergang daarvan beschouwde (4). Egmowd had, hetzij wel- of niet
gemeend, zich voor het vermeerderen der bisschopszetels verklaard, en werd uit
dien hoofde door granvelle , die onbewust was, welke strikken men hem spande ,
den Koning aanbevolen, ofschoon hij tevens erkende, dat 's^^Graven ijver, misschien
(1) GACUARD, Correspond. de philippe II, T. 1. p. 196.
(2) gachard, Correspondance de piuuprE II, T. I, p. 197, 198.
(3) Papiers d'état du Cardinal de οπανύειιε , Τ, VI. ρ. 453.
(4) CROEit ν, PRINSTERER, Avchives de Ια ßlaison d'Orange, T. I. p. 125. Edit.
1555-
1508
DES VADERLANDS. 113
uit vrees voor de anderen, sinds eenigfen lijd verflaauwd was. Hij telde egmond , 1555—
156S
even als barlaymont en glaion, onder de mannen, op welke de Koning zich hel
meest kon verlaten, althans »indien de schijn niet bedriegt." Het vermoeden,
dat de levendige briefwissel tussrhen den Graaf on den Koning van Boheme ten
doel had, dezen Vorst aan het hoofd van zaken in de Nederlanden te plaatsen,
baarde den Kardinaal geene onrust, welke dien briefwissel als een gevolg van beider
gemeenzamen omgang aan het Hof van karel V beschouwde. Dit vermoeden was
echter niet geheel zonder grond, sinds een der Nederlandsche Grooten zich had
laten ontvallen, dat men veeleer eenen anderen Prins van den bloede tot Opperhoofd
zoude roepen dan te gedoogen, dat in Brahand iels ter zake der nieuwe bisdom-
men tegen 'slands regten geschiedde (1). Het wekt verwondering, dat een staatsman
als grakvelle zich door egmond liet verschalken, en niet naauwkeuriger zijne tegen-
standers in het oog hield. Hij toch was overtuigd, dat vele Edelen hem vijandig
waren en uitstrooiden, dat hy uit persoonlyke belangen den Koning tegen hen
poogde voorin te nemen. V\''einig baatte zijne pleglige verklaring dat hij nimmer
anders dan het beste, zelfs aan den geringsten onder hen loegewenscht en elk, wan-
neer de gelegenheid zich aanbood, krachtdadig ondersteund had. Hij roept den Ko-
ning tot getuige, of hij ooit heeft verzwegen, wanneer zij iels ten nulle jan 'sVors-
ten dienst verrigtten (2).
Men kan echter niet ontkennen, dat grakvelle reeds aanstonds eenige Edelen legen
zich had ingenomen. Door zijn invloed was de Graaf van Hoorne, wiens zwager
LALAiwG hij van pligtverzuim had beschuldigd, van het stadhouderschap over Gelder*
land ontzet, en robert van Brederode niet met het aartsbisdom Kamerijk begif-
tigd geworden (3). De rijke abdij van St. Amand, die vijftienduizend gulden 'sjaars
opbragt en welke de Graven van Egmond^ van Bergen en van Megen, elk voor
een hunner betrekkingen verzochten, had hij voor zich behouden (4). Bij het benoe-
men van een stedevoogd over Resdin in ArtoL· had hij egmond misleid, en dien post
aan een zijner eigene vrienden bezorgd. Van dat oogenblik had zich do Graaf aan
den Prins van Oranje aangesloten, met wien hij te voren oneens geweest was (5). De
(1) Papiers d'itat du Cardinal de grakvelle, T. VI. p. 531—538.
(2) Papiers d'état du Cardinal de grakvelle , ï. VI. p. 534.
(3) grotiüs, Annal. Lib. I. p. 14. strada , de Bella Belg. Lih. II. p.89. Zie hiervoor, bl. 80.
(4) Correspondance de philippe II, T. I. p. 187. Papiers d'état du Cardinal de gbakvellb,
T. V. p. 650.
(5) nooFT, Nedcrl. Jlist. B. I. bi. 34, 35. grotixis, Annal. Lib. I, p. 14. strada, de Bello
Belg. Lib. 2. p. 90. ecugckdiüs, Eist, Belg. Lib. I. p. 32, 33.
11. Deel. 4 Stuk, 15
-ocr page 114-114 ALCxEMEENE GESCHIEDENIS
1555^ ongehuichelde achting en opregte vriendschap, welke oranje sleeds granvelle
had toegedragen (1) en uit verpligting aan diens vader, welke hem Ier ver-
krijging van het prinsdom Oranje do behulpzame hand geboden had, voortvloei-
den , waren door misnoegen en haat vervangen, ofschoon de Prins nog immer
den Kardinaal een vriendelijk gelaat toonde (2). De eerste oorzaak dezer vriend-
schapsbreuk was, naar het schijnt, de listige wijze, op welke granvelle in 'sPrin-
sen regten bij het kiezen van regeringsleden te Antwerpen getreden was (3),
De verwijdering was grooter geworden, sinds de Kardinaal het pogen van Wil-
lem , om Stadhouder van Brahand Ie worden, tegengewerkt en betuigd had, dat
ORANJE zich een grooter gezag op de Staten van dat gewest aanmatigde dan hem
voegde (4). Hij had insgelijks diens misnoegen opgewekt, toen de Koning, op
zijnen raad, den Prins te kennen gaf, dal de toestemming der Staten van Brahand
tot het oprigten der nieuwe bisdommen van hem afhing; immers werd hierdoor
oranje voor het niet gelukken daarvan aansprakelijk gesteld (5). De Kardinaal had
daarenboven dikwerf zijne afkeuring over 's Prinsen tweede huwelijk met anna van
Saksen, welke der Luthersche leere was toegestaan, te kennen gegeven (6), »Nooit,"
schreef hij den Koning, »heb ik in oranje iets bespeurd, hetgeen in mij ongunstige
vermoedens^ tegen hem verwekken konde; integendeel; maar zulk eene verbindtenis
zal weinig do belangen van den Staat en der godsdienst bevorderen (7)." Het was
ook indedaad in het oogvallend, dat terwijl do Landsheer de nieuwe godsdienstleer
door gestrenge bloedbevelen vervolgde, zijn Stadhouder over drie gewesten, en door
wiens gezag de geestelijke vonnissen ten uitvoer gelegd moesten worden , eene Prinses
huwde, welke die leer openlijk beleed (8). De Prins had den Koning, wien hij
zegt »veel verschuldigd en verpligt te zijnhet voorgenomen huwelijk bekend ge-
maakt en zijne toestemming verzocht, verzekerende, dat hem »niets nader aan het
(1) gacuard, Correspondance de guiliaüme Ie Tacitiirne, T. I. p. 2, 60—63, 317, 320,323,
397. Préface , p. XL.
(2) Papiers d'état du, Cardinal de granvelle, T. VL p. 551.
(3) GROTius, Annal. Lib. L p. 14.
(4) Archives de la Maison d'Orange, T. L p. 107. 2« Edit. viglii Vita, p. 35.
(5) Papiers d'état du Cardinal de granvelle , T. VI. ρ. 552.
(6) Papiers d'état du Cardinal de granvelle , Τ. VLp. 333. bürgdnüIüs , Eist. Belg. Lib. L
p. 33. v. d. hahr, de Init. Tumult. Belg.hih. l. p. 223.
(7) Papiers d'état du Cardinal de granvelle, T. VL p. 29.
(8) bilderdijk, D. VL bl. 26.
-ocr page 115-DES VADERLANDS. 115
harte ging dan de eer van God, de ware Katholijke godsdienst, en de belangen des 1555—
Konings, zoo als hij hoopte met den tijd overvloedig Ie zullen toonen," In een zeer
heusch antwoord was hij naar de Landvoogdes verwezen, om's Konings gevoelen over deze
zaak te vernemen (1). Filips echter had geenszins zijne meening aan Margaretha Ie
kennen gegeven, welke derhalve op eigen gezag den Prins verzekerde , dal de Koning in
het huwelijk genoegen zou nemen, indien ahna van Saksen de Roomsche godsdienst
omhelsde. Op fieren loon had willesi haar te gemoet gevoerd, » dat de Nederland-
sche onderdanen vrij waren in de keuze eener echlgenoole; dat hy de Koning van
zyn voornemen niet had behoeven te verwittigen, en dit uit enkele achting verrigt
had; dat hij niet wist, of het lot nut van den Vorst zou strekken, de Nederlan-
ders zulk eenen dwang op te leggen; dat hij meende aan alles voldaan te hebben,
wat men van hem vorderen konde, daar hij gezorgd had vooraf, met betrekking lot
het stuk van godsdienst, gerust gesteld Ie worden; en dit moest voldoende zijn. In-
dien hij of zijne gemalin zich in de Nederlanden niet gedroegen zoo als betaamde,
stond het aan den Koning hen te straffen. Openhartig wilde hij bekennen, dat hem
lol heden de bepaalde wil der Prinses, ter zake van de godsdienst, onbekend was;
maar dat hy zich overluigd hield, dat zij daarin naar behooren zou handelen;
eindelijk verwonderde hij zich , dat de Koning hem op dit punt wantrouwde, hem,
die daartoe nooit aanleiding gegeven en zich altijd als een man van eer gedragen
heeft (2)." Maar pilips konde onmogelijk genoegen vinden in een huwelijk met
eene kctlerin , de dochter van dien hiaurits van Saksen, welke aan de zegepralen
van k,arel V perken gesteld had; evenwel had hij bevolen , in geval het mögt door-
gaan, de verzochte magliging te geven (3). Denkelyk was dit hel gevolg geweest
van 'sPrinsen verzekering aan den Koning, zoo Avel als aan de Landvoogdes en
grawvelle, dat hij nimmer zou gedoogen, dat zijne echlgenoole eene andere godsdienst
heieed dan de Roomsch-Katholijke, dewijl zijn geweien hem niet veroorloofde,
zich met eene vrouw te vereenigen, welke van die leer afweek (4). Maar op
hetzelfde oogenblik had hij pleglig haren bloedverwanten verklaard, dat hij zijner
aanslaande gemahn niet alleen niet verhinderen zou hare godsdienst uil te oefenen,
(1) gacnard, Correspondance de gcillaume Ie Taciturne, T. I. p. 430—433, 435.
(2) de reiffesberg, Corrcspondaiice de maugüerite d'Autriche, p. 274.
(3) Papiers d'état du Cardinal de grahvelle, T. VI. p. 150, 176. Correspondance de mar-
güerite d'Autriche, p. 262, 267. groen v. prinsterer , jirchives de la Maison d^Orange, Τ. I.
ρ. 52, 63—66. 2e Edit.
(4) Papiers d'état du Cardinal de granvelle, T. VI. p. 188, 180 , 288. Correspondance dc
jiiRGüERiTE d'Autriche, p. 261, 262, 267, 268.
13*
-ocr page 116-116 ALCxEMEENE GESCHIEDENIS
1555—maar dat ook de kinderen , welke uit hun echt mogten voortspruiten »in de ware gods-
dienst der Augsburgsche geloofsbelijdenis getrouw zouden onderwezen worden (1)." Te
Dresden had hij zelfs de Evangelische godsdienstoefening vlijtig bijgewoond, en den
Keurvorst van Saksen in den waan gebragt, dat hij bijna Protestantsch was. Dit echter
had hem niet belet tevens elders het Roomsch-Katholijke geloof )> onze ware en oude
godsdienst" te noemen (2). Willem handelde , in dit opzigt, geheel overeenkomstig met
hetgeen hij zich in een gesprok met de Landvoogdes over de onroomsche Vorsten liet
ontvallen , » dat zy weinig van de godsdienst doordrongen waren en haar alleen be-
zigden j om hunne plannen en bedoelingen te bereiken, maar overigens als lieden
leefden, die er slechts weinig acht op gaven (3)." De Koning, hoe ongaarne hij ook
het bewuste huwelijk zag voltrekken, had echter op 's Prinsen verzoek eenen verte-
genwoordiger, den Heer van Montigny ^ op hot bruiloftsfeest gezonden, welke der bruid
in zgn naam een kostbaar juweel, ter waarde van drieduizend kroonen, vereerde (4).
Do echtvereeniging was met veel pracht zeven dagen achtereen op het raadhuis te Leipzig,
in tegenwoordigheid van zeventien vreemde Vorstelijke personen gevierd (5). Ohanje her~
nieuwde bij zijne terugkomst de belofte aan de Landvoogdes betrekkelijk de godsdienst
zyner gemalin (6). De Prinses woonde dan ook dagelijks de Mis bij (7). Zij betuigde
ondertusschen den Landgraaf van Hessen, haar geloof getrouw te zullen blijven (8).
Evenzoo had de Graaf van het Hof te Oresden yerzekerd , dat de Prins
haar een Evangelischen huisprediker en de bediening der Sacramenten op hare wijze zou
(1) groen v. prinsteren, Jrchives de la Maison (ΐOrange, Τ. L ρ. 103. 2® Edit.
(2) GROEIT y. PRiNSTEiiER, Avchives de la ßJaiso?i dOrange, T. I. p. 50,53,102,106. 2'=Edii.
(3) Correspondance de maeguerite d^Autriche, p. 268. Vgh groen v. prinsterer, Archiven
ie la Maison dOrange, Τ. I. ρ. 123. 2® Edif.
(4) de reu'fenberg, Correspondauce de margoerite d'Autriche, ρ. 280, 284, 285, 288.
strada, de ßelio Belgico, Lib. ΙΠ. ρ. 113, 114. Leven van Willem I, D. L bl. 204—212.
(5) groen v. prinsterer , Avchives de la Maison dWrange, T. I. p, 115. 2° Edit. aügds-
TDS bevond er zieh met zijn geheele Hofen 1544 paarden; Prins Willem met een groot gevolg
van Nedeilandscbe en INassauscbe Groeten en 1100 paarden. Men wil, dat er in het geheel
5500 gasten en 6000 paarden geweest zijn, zoodat men der opgave, dat er 4000 schepels tarwe,
8000 schepels koorn, 13000 schepels haver, 3600 emmers wijn en 1600 vaten bier verbruikt
werden, geloof kan schenken,
(6) STRADA, de Bella Belgico, Lib. 111. p. 114.
(7) Correspondance de siarguerite d' Aiiiriche, p. 287.
(8) sroe.-ï v. priksterer , Archives de la Maison d^Orange, Τ, I, ρ. 124, 2® Edit.
-ocr page 117-DES YADERLAIVDS. 117
toestaan (1). En indedaad, de Prinses oefende eerlang binnen haar Hof hare godsdienst 1555 —
uit, hetgeen niet alleen door haar gevolg, maar ook door vele aanzienlijke lieden, ^^^^
onder den naam van huisgenooten , bijgewoond werd (2). Willem zelf toonde zich op
dit punt geheel onverschillig. Men verhaalt ten minste, dat hij der Keurvorstin van
Saksen gezegd heeft, » dat hij zijne gemalin met ilie zwaarmoedige dingen niet lastig
wilde vallen, maar dat zij liever, in plaats van de Heilige Schrift, den Roman-^marfij
van Gaule en dergelijke tydverdrijvende werken, welke de amore handelden, moest
lezen; en in plaats van breijen en naaijen, eene Galliarde leeren dansen, en der-
gelijke Courtoisie meer, overeenkomstig 's Lands zeden en gebruiken (3)." Blijkbaar
had hij do Prinses, wier bevalligheden, zoo naar ligchaam als geest, weinig ge-
roemd worden, om haar groot vermogen en aanzienlyke namaagschap gehuwd. Hel
schijnt, dat hij haar nimmer gezien had, toen hij naar hare hand dong, en dio
niet begeerd zou hebben, indien de Landvoogdes den verwarden slaat zijner geld-
middelen eenigzins te hulp gekomen ware (4).
Ondanks dit huwelijk, ondanks zijn gedrag in de zaak van het Spaansche krijgs-
volk , ondanks het bemoeijelijken van het invoeren der nieuwe bisdommen, en het af-
keuren der stichting eener Hoogeschool te Douai, waarschijnlijk om do Slaten van
Brahand te believen, wist de Prins zoo meesterlgk zyn rol te spelen, dat filips en
GRANVELLE nog geen argwaan tegen hem koesterden. De Koning had hem zelfs onlangs
tot Landvoogd over Bourgondië aangesteld, en alleen zich ontevreden getoond, dat
oranje, buiten zijne toeslemming, lodewijk van Nassau als stedehouder derwaarls
wilde zenden; hij beschouwde dit als eene inbreuk op zijne reglen, en vermaande
do Landvoogdes hierop te lellen (5). Denkelijk had oranje elk kwaad vermoeden bij
filips van zich geworpen, dewijl hij steeds de Hervormingsgezinden of Hugenooten
in zijn prinsdom liet vervolgen (6). Niettemin bewees hij van terzijde hunnen ge-
(2) GROEN V. PRii^sTERER , Afchtves de la jllaison d'Orange. T. I. p. 50. 2° Edit.
(2) lanabio, la Guerra di Fiandra, p. 8. Leven van willem I, D. I. bl. 212—215.
(3) groen v. i'rinsterer, Archices de la Maison dOrange ^ T. I. p. 123. 2° Edit.
(4) groen v. prijisterer, Archivcs de la Maison d'Orange, T. 1. p, 49. Papiers d^ètat du
Cardinal de granvelle, T. VI. p. 30, lül, 333.
(5) Papiers d'ctat du Cardinal de granvelle, T. VI. p. 580, G19. In een brief van den 17
van Hooimaand 1562 gaf de Koninfj aan granvelle zijne vreu{jde te kennen, dat orakje goede
gevoelens over de godsdienst koestert en men niets anders van hem hoort, (que cl este bien
en lo de la religion, e no se sienta o(ra cosa del)." groen v. prinsterer , Archives de la
Maison d'Oratige, T, I. p. 138.
(6) Papiers d'état du Cardinal de granvelle, T, VI. p. 323, 324. Vgl. hoi-percs, Memorial
Liv. II. p. 38.
118 ALCxEMEENE GESCHIEDENIS
ηβ
1555— loofsgenoolen in Frankrijk eeno niet geringe dienst. Otn den Fransehen Koning
tegen hen te ondersteunen, gelastte filips de benden van Ordonnantie uit de ISeder-
landen derwaarts te zenden. Orawje en egmohd verzetten zich hiertegen, bewerende,
dat deze benden tot bescherming der ISederlanden strekten , niet om ter hulp aan
vreemde Mogendheden gezonden te worden, en dat men, in elk geval, daarover vooraf
de Algemeene Staten moest raadplegen, welke hare verwijdering in de tegenwoordige
omstandigheden ongetwijfeld zouden weigeren. Grakvelle verklaarde en regtvaardigde
dezen tegenstand, en verborg den Koning niet, dat het tlians onraadzaam was , zich
in de geschillen van Frankrijk te mengen. »De Ν ederlanden voegde hij er bij,
»zijn niet als Italië en Milaan ζ eer men er zulke volstrekte bevelen geeft, moet men
te rade gaan, of het mogelijk is, die uit te voeren." Hij bewerkte echter, dal in plaats
van manschappen, een geldelijke onderstand van hier πάάτ Frankrijk gezonden werd,
waarmede filips genoegen nam (1). Ondertusschen was men beducht over den invloed,
1562 welke do godsdienstoorlog aldaar, op de Ν eder landen hon^Qhehhen {2). De Landvoog-
des beschreef de Vliesridders en Stadhouders te Brussel^ stelde hun bij monde van den
Voorzitter yiglius het gevaar voor, in welk het land verkeerde» benevens eenige mid-
delen, om het te voorkomen, en gaf hun drie dagen tijd, om hunne bedenkingen daarover
in te leveren. Oranje ontbood allen, die daarvoor opgeroepen waren, uitgezonderd
GRANVELLE cn viGLtus, by zïch en hield hun voor: ten eerste, ^» dat men gezamenlyk
over het voorstel der Landvoogdes behoorde te raadplegen en de onderlinge gevoelens,
zoo mogelijk, tot eenparigheid te brengen;" ten tweede: »dat men deze gelegenheid
niet moest laten voorbijgaan , om over de algemeene regering des Lands te spreken,
dewijl de Staat ten ondergang helde , zoo men geen wakend oog hield op het gedrag
van eenige Staatsdienaren." Elk begreep, dat hiermede hoofdzakelijk granvelle be-
doeld werd. Eenige leden namen dadelijk genoegen in dit tweeledig voorstel, andere
keurden het af, en eindelijk antwoordde elk afzonderlijk op den voorslag der Landvoogdes
naar hij gezind was (3). Eene poging, om do Staten tot het toestaan van penningen,
in geval van nood, te bewegen , mislukte (4). De Landvoogdes achtte nu geraden denHeer
van Montigny naar Spanje te zenden, om filips den staat van zaken te openbaren en
(1) gacdard, Correspondance de philippe II, T. I. p. 201, 206, 207, 211, 220, stbada , dc
Bello Belg. Lib. III. ρ. 127.
(2) Papiers d'état du Cardinai de granvelle , Τ. VI. ρ. 540.
(3) nopperüs, Memorial, Liv. I. ρ. 24, 26. Vita vigui, p. 36. hooft, NederL Bist. B. i.
bl. 38, 39. STRADA, de Bello Belg, Lib. III. p. 145.
(4) WAGEKAAR, D. VI. bl. 77.
-ocr page 119-DES YADERLAIVDS. 119
onderstand in geld te verzoeken (1). Mowtigny onlving tevens brieven van zijnen 1555—
broeder, den Graaf van Hoorne, van den Prins van Oranje ^ den Graaf van Egtnond
en den Markgraaf van Bergen in welken zij den Koning hel gedrag van den Rarni-
naal openlegden (2). De Landvoogdes hiervan door barlaymont in het geheim onder-
rigt, verwittigde filips, nog vóór de komst van montigny in Spanje, om eiken
kwaden indruk te voorkomen, dat het misnoegen der Nederlandsche Grooten tegen
GRA.KVELLE en tcgeu hem zclven daaruit ontsproot, dal de Koning hunne trouw ver-
dacht hield en hunne diensten miskende; dat zij om die reden alleen niet in den
Geheimen Raad geroepen werden ; dat de Kardinaal alles in hel werk stelde , om zijn ^^omer-
gezag in de Nederlanden te handhaven; dat hij alleen, door zijne slechte raadge- 1562
vingen, hen bij den Koning in een ongunstig daglicht stelde; dat hij zelfs den Ko-
ning geschreven had, dat deze nimmer geheel meester zijn zou, zoolang er niet vijf
of zes hoofden van de voornaamsten des Lands gevallen waren, en een ontzagwek-
kend leger in de Nederlanden was gerukt, om do overigen in loom te houden; dal dit
het middel was, om den Vorst aan hel volstrekte opperbewind Ie helpen; dat hij daar-
door zulke wellen en voorwaarden konde opleggen als hij raadzaam oordeelde, zoodat
de Nederlanders indedaad slaven zouden worden; eindelijk, dat guakyeixe alleen do
oorzaak Avas van het vermeerderen der bisdommen, waardoor hij bedoelde hel Spaan-
sche geloofsonderzoek in te voeren; zoo dit laatste gebeurde, verzekerden zij, dat de
Nederlanden legen den Staatsdienaar en legen den Koning zouden opstaan. »Dit
zijn de klagten," dus gaat de Hertogin voort, »die mij door den Heer van Barlay-
mont zijn medegedeeld, en welke do Prins van Oranje en de Graaf van Egmond
zich legen U verstouten. Maar zie hier, wat ik mij verpligt reken u deswege Ie
schrijven. Om over eene zaak gezond Ie oordeelen, moet men beide partijen hoo-
ren. In antwoord op hunne klagten, zal ik u derhalve zeggen: dat ik de Heeren
van het Hof niet uit den Raad heb verwijderd, bovenal wanneer er behandeld werd,
wat hen aanging; dat de Kardinaal niet de bekwaamheden mist, om te be-
sturen, zoo als zijne benijders uilstrooijen. Gij weel, dal hij van zijne jeugd aan,
beleid, geest en goed gedrag heeft ten toon gespreid. Keizer kauel V heeft er ge-
tuigenis van gegeven en ü zelfs aangeraden, hem aan het hoofd van de zaken des
Ryks te stellen. Gij hebt dat gedaan en weel, dal gij niets beters kondet doen,
bovenal ihans nu do ondervinding hem een schat van kennis geschonken heeft.
Indien zijne benijders hem in staat geoordeeld hebben overyld te handelen, is
hetgeen zij over hem denken niet meer waarscbynlijk, dan hetgeen zij over hem
(1) Vita viglii, p. 37. strada , de Bello Belg. Lib. ΙΠ. p. 146.
(2) Memoires de grasvelle , T. II. p. 13, aangehaald door v. wun op wagesaar , St. VJ.bl. 34.
-ocr page 120-120 ALCxEMEENE GESCHIEDENIS
spreken. Het is ü niet onbewust, dat hij zich nooit van zijne magt bediend heeft,
15dö
om zijne vijanden te grieven. Hij is nog minder in staat eenen raad te geven, gelgk
aan dien, welken men hem te laste legt. Gy kunt het zelf zeggen: hoeft hy U
ooit aangeraden eenige Nederlandsche Heeren van kant te laten maken, omdat zij
voor zijne mededingers doorgingen, of uwe wapenen in de Nederlanden te voeren?
Gy ziel nu, dat deze betigtingen slechts op vooringenomenheid gegrond en vol-
strekt van waarschijnlykheid ontbloot zijn; want is het niet bespottelijk te denken,
dat GRANVELLE ZOO geheel van gezond verstand ontbloot geweest zou zijn, U aan te raden
legen U zeiven kryg te voeren, do wapenen over te brengen in een land dat U be-
hoort , en uwe eigene onderdanen te bestrijden ? Laat mij hier bijvoegen, dat de benij-
ders van granvelle niet juister gedacht hebben over het oprigten der nieuwe bisdom-
men , dan over hetgeen zij tegen hem hebben aangevoerd. Gy weet, dat hy niets
verrigt heeft dan op uw bevel en naar de bedoeling van Zijne Heiligheid. Wat het
Spaansche geloofsonderzoek betreft, wij hebben nooit do Nederlanders kunnen over-
tuigen, dat het aanstellen van nieuwe Bisschoppen niet strekte, om dit in do
Nederlanden in te voeren, maar alleen beoogde, de godsdienst te onderschragen,
die door deze verdeeldheden en onlusten zoo geschokt is geworden. —« Het is
Λν3ΒΓ, GRANVELLE heeft den haat en afkeer van eenige Heeren van het Hof op
zich geladen, en men heeft zelfs een aanzienlyken aanhang tegen hem gevormd,
maar deze haat en afkeer vloeijen voort, dewijl de Kardinaal met te veel ijver de be-
langen van Uwe Majesteit behartigt, en met vuur de zaak der godsdienst ondersteunt.
Wy zijn er niet verwonderd over, en Gij moet het evenmin zijn ; dit immers is gewoonlijk
het lot van hen, die het wél meenen en hunnen meesters getrouw zijn. Ziedaar al
wat ik U te melden had. Ik geloof, dat Gij vertrouwen zult schenken aan hetgeen ik
U zeg, en regt laten weervaren aan grahvelle en zelfs aan mij (1)."
Te gelijken tijde riep granvelle zelf de bescherming des Konings in legen zijne
belagers, die hem alleen vervolgden, omdat hij het Koninklijk gezag handhaafde.
De tegenkanting, welke het oprigten der nieuwe bisdommen nog steeds in Bra-
band ontmoette, vloeide, naar zijne meening, daaruit voort, dat de bewegings-
partij ongaarne in het bestuur over dat gewest mannen zag deel nemen, die oogen
hadden, om te zien wat er omging; zij wenschte veeleer zich zelve eene onbepaalde
magt te verzekeren en de Stalen te bezigen, om den Koning en zijn gezag aan te
randen. En wat het gerucht belreft, door de twee voornaamste Edelen, oranje en
egmond, op een berigt uit Lotharingen verspreid, dat hij zelfs pilips had ver-
(1) de keifferberg; Corvespondance de makgderite d'Autriche, p. 3- gachabd, Correspon-
dance de ρπιιιρρε II, Τ, I. ρ. 202. strada , de Bello Belgtco, Lib, III. p. 146, 147.
DES VADERLANDS. 121
maand, dezen en nog een viertal anderen het hoofd voor de voeten Ie leggen, zoo hij 1555—
ooit Heer dezer gewesten zijn wilde, maar hen lot dat einde naar Spanje moest ont-
bieden, dewijl dit hier niet konde geschieden zonder het volk in opstand te brengen ; hy
liet aan den Koning zelf ter beoorcïeeling over, of ooit zulk een denkbeeld in hem was op-
gekomen. Tevens had hij de beide Heeren uit de dwaling gebragt, dal door zyne
lusschenkomst de Koning met het huis van Gutze in betrekking slond, zonder dat
zij er in gekend waren. Hij had hun insgelijks verzekerd , dat do onderhandeling des
Hertogs van Jlha met Hendrik II, om het Spaansche geloofsonderzoek in Frankrijk
en de JSederlanden in te voeren, hem geheel onbekend was, dal hij er geen geloof
aan hechtte en 't voor even onwaarschijnlijk hield, als dal de biechtvader des Ko-
nings, vóór z^n vertrek uit de ]Sederlanden, zou gezegd hebben, dat men nieuwe
bisdommen in deze gewesten moest oprigten , om dat doel te bereiken. » Ik voegde
er nog bij," dus gaat hij voort, »dat al dal gesnap over geloofsonderzoek slechts
diende, om het volk te verbitteren en tot opstand aan te sporen, want dat
zij, die vermeenden verstandiger te zijn, alleen trachten, de zaken derwijze te
leiden, dat Uwe Majesteit niets zou vermogen dan met hunne loestemming en
door hunne handen." — »Indien ik minder do dienst Uwer Majesteit dan mijn
eigen voordeel behartigde dus eindigt hij , » zou ik my spoedig aan de zaken ont-
trekken en te Mechelen, Saint-Amand of in Bourgondiè rust gaan zoeken.
Maar God verhoede, dat ik mijnen post zou verlaten nu men den moed be-
hoort te verdubbelen, dewijl de zaken zulk eene wending nemen. Ik zal de Heeren
met alle mogelijke voorkomenheid {blandura) behandelen, en bun, ondanks henzelve,
zoo veel inschikkelijkheid betoonen, als ik kan. Maar de belangen van do dienst van
God en van Uwe Majesteit moeten naar behooren gehandhaafd worden. Voor het
overige zal ik hen niet lastig vallen, ten minste over hetgeen mij aangaat; doch zal
nooit dulden, dat men het gezag Uwer Majesteit in hel geringste ook verkorte; want
dat heb ik gezworen, dal is myn pligt, en ik ben bereid, wanneer de nood het vor-
dert, er mijn leven voor op te offeren (1)."
Granvelle had kort te voren den Koning een uitvoeriger verslag over het gedrag
en de bedoelingen der Edelen medegedeeld, hetwelk ten hoogste belangrijk is, om
dit merkwaardig tydvak en de mannen, die er toen en later eene rol in speelden,
inzonderheid oranje, egmoud , hoorre en bergen, nader Ie leeren kennen. Eene
talrijke zamenkomst van den Hoogen Adel te Maastricht gehouden, onder voorwendsel
(1) Papiers d'état du Cardinal de grahvelle, T. VI, p. 5Ö7—573. Gkcakm, Correspon.
dance de philippe II, T. I, p. 203—205.
II Deel, 4 Stuk. 16
-ocr page 122-122 ALCxEMEENE GESCHIEDENIS
1555—Tan den Graaf van Sehwartzenhurg te bezeeken, bevalt den Kardinaal niet, noch
dat vele Nederlandsche Grooten 's Graven huwelijk met de zusier des Prinsen van
Oranje in Duitschland bijwonen. Evenzeer komt hem eene op handen ziende
aanzienlijke vereeniging te Weerdt^ zoo het heet ter viering van de huwelijken
van den Graaf van Mansfeld en van den Heer de lalaiimg, zeer verdacht voor.
Wat OKANJE betreft, hij kan niet zeggen, dat deze in het godsdienstige bedorven
(danado) is, dewijl hij niets gehoord heeft, wat hem daartoe zou geregtigen , maar
hij ziet niet, dat do Prinses in de leer der Roomsch-Katholijke Kerk onderwezen
wordt. De broeders en zusters van den Prins, welke met hem onder hetzelfde
dak wonen, en eenige broeders van den Graaf van Sehwartzenhurg, die hem bijna
altijd omgeven, maken zijn gewoon gezelschap uit, doch men vreest de gevolgen
van zulk oenen omgang. Indien oranje zijn broeder lodewijk naar Bourgondie
zendt, om er in zijn naam bet bewind te voeren , zal de godsdienst in dat gewest
gevaar loopen. Do Edelen, getuigt hij verder, verweten hern, dat hij hun den staat
van zaken verborgen hield en hen bij den Koning in verdenking bragt; zij spanden
niet alleen tegen hem zamen, maar verklaarden zelfs openlijk , dat zij het op zijn
leven toelegden; hij echter bekommerde zich weinig om dergelijke bedreigingen.
Maar het ergste in dit alles was, dat zij op den geest des volks werkten door hunne
gesprekken zoo wel in het openbaar als op hunne maaltijden, en hem te last legden,
dat hij de Νederlanden onder een volstrekt oppergezag wilde brengen , en de Koning
in zich alleen alle magt zou vereenigen. De Grooten beklagen zich, dat zij van allen
invloed beroofd zijn; ondertusschen beschikken zij over de meeste posten en oefenen
meer gezag uit, dan ooit de byzondere Stadhouders der gewesten bezeten hebben;
er ontbreekt niets anders aan , dan dat de Koning en do Landvoogdes hier slechts
om don vorm waren, het wezenlijk gezag bij deze Heeren berustte en zij, door
middel van het vrij beschikken over de ambten, de Edelen en het volk naar hunnen
wil konden leiden; dit,'indedaad , is hel eenig doel waarnaar zij streven. De hoofd-
oorzaak van hun verzet tegen het oprigten der nieuwe bisdommen lag daarin, dat
de Koning gewaagd heeft, deze zaak buiten hen met het Hof vante behandelen.
Het was hun daarenboven gelukt, het volk diets te maken, dat de Koning, op aandrang
van den Kardinaal, het Spaansche geloofsonderzoek met deze nieuwe bisschopszetels
wilde invoeren. Te .vergeefs tracht men het tegendeel uit 'sKonings antwoord aan de
stad Antwerpen aan te toonen , en hun te gemoet te voeren, dat het steeds tyd genoeg
ware, zich tegen eenen dergelijken maatregel to verzetten , wanneer men dien ten
uitvoer wilde brengen. Stelt men hun het nut voor oogen, hetwelk reeds door de
nieuwe Bisschoppen geslicht is en niet kan ontkend worden, dan beweren zij, dat dit
slechts geschiedt, om het ware doel to bewimpelen, w Zij beschuldigen mij insgelijks,"
dus gaat granvelle voort; »dat ik Spanjaarden in het bestuur en beheer der JSeder-
DES VADERLANDS. · 123
landen ^vil indringen , en om deze i)ij het volk gehaat te makeu, spreken zij daar- 1555—
over in het openbaar als de verfoeijelijkste zaak van do ^vereld, er byvoegende,
dal ik Uwe Majesteit aanspoor, aan het hoofd van een maglig leger herwaarts te ko-
men, om hen onder slavernij te brengen, en dat ik tracht deze gewesten in
Uwe oogen hatelijk te maken. Om mij nog meer te bezwaren, verspreiden zij
ouder het volk , dat ik den impost op den wijn heb ingevoerd, ofschoon dit reeds
door de Koningin-Weduwe maria , op raad van den Heer van praet en andere Raads-
leden , geschied is, in eenen tijd zelfs, dat ik mij bij wijlen den Keizer in
bevond, zoo als ik geantwoord heb aan degenen , welke er mij over spraken. Ik deed
hun tevens opmerken, dat ik den genoemden impost zonder eenigen weerzin betaalde,
maar zij niet, welke er zich altijd tegen verzetten en de ontvangers der belastingen
kwalijk behandelden, zoo als al degenen, welken zy schuldig zijn; niets betalende
noch willende betalen, de omverwerping van het gezag van den Vorst en dat des ge-
regts wenschende, om niet genoodzaakt te zijn'hunne schulden te voldoen. Zij geven
hunnen schuldeischers te kennen, dat zij hun vermogen in do dienst van Uwe Majes-
teit verspild, en noch schadevergoeding noch belooning ontvangen hebl)cn, alles om
Uwe Majesteit gehaat te maken en zich zelvon uil de verlegenheid te redden." Hij
verwilligt voorts den Koning, » hoe men hem verwijt, dat hij hel invoeren der nieuwe
bisdommen heeft doorgedreven, om zijne eerzucht te bevredigen; do Vorst echter weet
beter dan iemand , of hij hel aartsbisdom Mechelen begeerd en niet dikwijls ernstig
verzocht heeft, het te mogen weigeren. De Graaf van Mansfeld bewimpelde het
minst zijn haat legen hem, die echter menigmalen de billijke verontwaar-
diging der Landvoogdes over het gedrag van eenige Edelen, maar vooral van dien
Heer, welke, in spijl harer bevelen, in den loop van drie jaren geene drie weken
achtereen in zijn stadhouderschap had doorgebragt, zocht te temperen. De Grooten
wenschten, dal men thans oorlogstoerustingen maakte, om voor zich do aan-
zienlijkste krijgsamblen te verwerven, en verweten hem, dat hij te veel op de
Franschen vertrouwde, hoewel zij geheel anders van hem spraken, toen hy voor drie
jaren over den vrede te Chateau-Camhresis onderhandelde; maar men heeft zyne
goede diensten, op dat tijdstip bewezen, reeds vergelen. Om nog meer hol volk
tegen hem op te zetten, verspreidt men schotschriften, in welke niel alleen hij,
maar ook de Paus en de geheele geestelijkheid met zoo weinig ontzag behandeld
worden, als of zij in het midden van Duitschland geschreven Λvcrden, Waar-
schijnlijk vloeiden zg, op ingeving van reward, uil de pen der Redérijkers, die op
hem verbitterd waren, dewijl hy hun, twee jaren geleden, verboden had, de Heilige
Schrift in hunne looneelvoorslellingen te mengen, gelyk vele op zulk eene keller-
scho wijze gewoon waren, dat do priesters er luide klagten over aanhieven."
Smoii retard , van wien hier gesproken wordt, uit Fesoul in liourgondië geboortig,
124 ALGE Μ EENE GESCHIEDENIS
1555—was een man van vernuft en groote bekwaamheid, vooral bij onderhandelingen, maar
stijfhoofdig, verwaand en hekelzuchlig. Hij had zich de gunst der beide grakvelle's
verworven, onderscheidene belangrijke gezantschappen in Frankrijk en Engeland
bekleed, en was in vijftienhonderd vijf en vijftig door filips tol Lid van den Geheimen
Raad aangesteld. Sinds men zich echter over het verdrag van Vaucelles ^ onder zyne
medewerking gesloten, weinig tevreden getoond had, was hij de bitterste vyand van
den Kardinaal geworden, dien hy als de oorzaak dezer ontevredenheid beschouwde.
Nu had hy zich geheel den misnoegden Edelen aangesloten, en hield zich den
meesten tijd in hel verblijf van egmond op. Grasvelle vermoedde , dat aldaar het
laatste schimpschrift tegen hem was opgesteld. » Mijne vijanden zouden zich verheu-
gen zegt hij , )) indien ik geleek naar het beeld, welk zij van mij in hun ge-
schrift hebben opgehangen; ik beu verzekerd, dat ik beter bij hen zou aangeschreven
staan, dewijl er dan meer overeenkomst van zeden lusschen ons zyn zoude; getuige
de schandelijke streek [coya) van den Graaf van Schwartzenlurg, de abdis de yer-
GER, de vader, welke drie zijner dochters aan drie van deze Heeren verkocht heeft,
en duizend andere onbetamelijke daden {suziedades), van welke zij openlijk op
hunne gastmalen met even veel zelfvoldoening spreken, alsof zij een grooten veld-
slag tegen den Turk gewonnen hadden. En zij zouden zich te meer verheugen,
wanneer ik hunne gedragslyn volgde, dewijl ik mij dan weinig met do zaken van Uwe
Majesteit konde bezig houden; mijne werkzaamheid daarin wekt hunnen nijd op; gave
God , dat zij zelve die zaken en met al die zorg behartigden , welke het gezag en de
dienst van Uwe Majesteit en het algemeen welzijn vorderen I Zeker zou ik niet in
gebreke blijven, hun dit in hel aangezigt te zeggen en mij over het ongelijk, welk
zij my aandoen, weten te wreken , indien ik niet voorzag, dat dit verwarring in de
zaken zou brengen lot groot nadeel van Uwe Majesteit. Ik geloof, dat ik even
veel invloed heb op het volk als een van hen, en zelfs meer dan zij op de wel-
gezinden. Ik moet glimlagchen, wanneer zij meenen mij te beleedigen, door niet
meer aan mijne tafel te verschijnen; zelfs verzekeren mij eenigen, dal zy er zich
gaarne zouden laten vinden, indien vrees voor de anderen hen niet wederhield. On-
dertusschen ontbreekt het mij daarom niet aan gezelschap; mij bezoeken Ridders,
Raadsleden en zelfs burgers, die ik noodig, ten einde hunne genegenheid te winnen,
in geval de anderen trachten mogten, do zaken nog meer te verwarren. Ik houd my
in en laat alles stilzwygend voorbijgaan; de dienst van Uwe Majesteit komt mij voor
zulks Ie vorderen, en dit weegt by my oneindig zwaarder, dan mijne bijzondere be-
langen. Mij bemoedigt de gedachte, dat de tegenspoeden uit de hand van God komen,
die altijd degenen beloont, welke aan Hem de wraak overlaten en die, geJyk ik, om
I
het geloof, de godsdienst, de regtvaardigheid en de dienst van Uwe Majesteit vervolgd
worden." Als hel doeltreffendste middel ter herstelling van de geschokte rust, ver-
DES VADERLANDS. · 125
maant granvelle nogmaals den Koning, binnen kort herwaarts Ie komen en vóór dat 1555 —
15G8
men hem door duizend kwade diensten de toegenegenheid heeft doen verliezen, welke
hel volk nog voor hem konde koesteren. Hij moest door ecnen indrukwekkenden hof-
stoet en eene gewapende raagt verzeld worden, genoegzaam voor de veiligheid van zgnen
logt, maar bovenal geld met zich brengen; men zou dan geen gebrek hebben aan
krijgsvolk, om, in geval van nood, tegen de naburen te handelen, terwijl zijne te-
genwoordigheid veel zou bijdragen, om de onderdanen tot bedaren te brengen (1).
Bij filips vonden de beschuldigingen tegen granvelle geenen ingang. Op een
loon, welke zijn hart tol eer strekt, drukt hij zijn leedgevoel uit over het miskennen
en verguizen van den getrouwen dienaar, wien hij tot volharding op den ingeslagen
weg aanspoort. Naar zijn oordeel, was de vrees, dat lieden, aan zijne dienst gehecht,
in de Stalen van Drahand zitting zouden nemen, de ware oorzaak van den haat en
kwaden wil legen den Kardinaal. Hij vermaande graisyelle, de waarschijnlijkheid
zijner reize naar de Nederlanden te verspreiden , maar onderlusschen de zaken zoo
goed mogelijk gaande te houden, opdat er geene nieuwe zwarigheden ontstaan mog-
ten, en hem sleeds te molden, wat er verrigl moesl worden, ten einde hij dit ten
uitvoer konde leggen tol hij in persoon kwamc, om alles naar zijne begeerte te rege-
len (2). Onder dezelfde dagteekening, gaf hij aan de Landvoogdes zijn misnoegen
over de zamenspanning der Edelen tegen grasvelle, en levens zijne verontwaardi-
ging Ie kennen, dat lieden, welke haar hel meest met raad en daad moesten onder-
steunen , niet alleen daarin te kort schoten, maar zelfs anderen gelegenheid gaven,
onrust en wrevel in de gemoederen te verspreiden. Hij was overtuigd , dat niemand
beter dan de Hertogin wist, hoe kwalijk gegrond de klagten tegen den Kardinaal wa-
ren, wien hij nooit over het oprigten der nieuwe bisdommen geraadpleegd, voor wien
hij in het begin zelfs er een geheim van gemaakt, en dien hij er eerst van verwittigd had,
toen de zaak reeds aanmerkelijk gevorderd was; de Markgraaf van Bergen was er y()6r
hem van onderrigt geweest tydens 'sKonings verblijf in Engeland^ en eersoKwius naar
Rome vertrok. Hel had hem veel moeite gekost granvelle te bewegen hel aartsbisdom
Mechelen aan te nemen, en hel was onwaar, dat de Kardinaal hom aangeraden had,
ter verzekering van de rust in de Nederlanden^ een half dozyη hoofden te laten vallen,
»ofschoon,'* voegl hij erbij, »dit misschien niet kwaad zou zyn." » Hel was even logen-
achlig gaat filips voort, » dat hij hel voornemen koesterde, hel Spaansche geloofson-
derzoek in de Nederlanden in te voeren; de Kardinaal had hem dit niet voorgeslagen,
(1) Papiers d'état du Cardinal de granveue, T. VI, p. 648—562.
(2) Papiers d'élat du Cardinal de oraifvelie, T. VI, p. 575—582. οαοπαβο Corret-
pondance de philippe II, T. I, p. 208.
126 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— en hij zelf or nooit aan gedacht; daarenboven was het geloofsonderzoek in de Neder-
^^^^^ landen onmeedoogender dan dat in Spanje. De Landvoogdes moest do Edelen ouder
elkander verdeeld houden, hunne bijeenkomsten zoowel als die der Stalen beletten,
en simon reiiard Verwijderen (1)." Granvelle hield dezen man voor zijn gevaarlijk-
sten vijand, welke de Edelen, meest »jonge lieden, die, bij een weinig eerzucht,
aanspraak maakten veel te welen," legen hem in beweging bragt, om zich langs dien
Aveg in de zaken van slaat te mengen en zijne heerschzucht te bevredigen. De Kardinaal
getuigt, dat hij wei trachtte door zachtmoedigheid de stormen , die opgestoken waren , te
bedaren , zich naar do omstandigheden te schikken en alle aanleiding tol nieuwe verwikke-
ling te voorkomen, maar tevens te zorgen, dal men hem noch de dienst des Konings schaadde.
Hot ongenoegen verminderde niet. Do Edelen beschuldigden hem sleeds, dat hij hunne
voorregten wilde vernietigen, om het gezag des Konings te verhoogen, dat belang-
rijke zaken voor hen geheim gehouden , en zij slechts om den vorm in den Raad van
State geroepen werden, dewijl de besluiten gewoonlijk reeds genomen waren (2). Hun
daarentegen verweet men verstandhouding met Duitsche Vorsten en dat zij vergaderin-
gen hielden, om de opstandelingen in Frankrijk te ondersteunen. De vrees voor
eenen geheelen volksopstand vermeerderde dagelijks; oranje, egmond , uoorne , biaïss-
FELD , MEGEN en audcro Grooten , verzekerde men, waren hiertoe ook genegen , en
wenschten niets dan onrust in het land, ja schenen zelfs te betwijfelen, of de Koning
wel de Heer der Staten was (3). Eenige leden van 'sKonings raad handelden, alsof
zy van hen, niet van den Vorst afhingen. Do overmoed ging zoo ver, dat de Kan-
selier van Braband eenen brief, welken filips eigenhandig aan hem over punten
de godsdienst betreifende geschreven had, den Stalen niet mededeelde, uit vrees,
dat hij alle aanzien of invloed bij hen zou verliezen. Met de uiterste omzigtigheid
moest de Hoogo Regering te werk gaan; want indien het volk opstond vreesde men,
dat alles verloren zou zijn ; vandaar, dal zij zich zelden legen de handelingen vati de
Pensionarissen der Brabandsche sleden verzette , welke zich stoutweg op de bevelen hun-
ner Meesters beriepen. De geldmiddelen waren en bleven in den wanhopigsten toe-
stand. Men konde er zelfs niet aan denken, om de vervallen vestingwerken te herstellen ;
het eenig heil wachtte men van de komst des Konings. Viglius verloor bij deze om-
standigheden dikwerf den moed, en zou zelfs zijne betrekking nedergelegd hebben,
indien het niet den Koning gelukt ware door overreding, den man , wiens diensten
(1) gacuard, Correspondance de puilippe II, T. I, p. 207, 208.
(2) gachard, Correspondance de puilippe II, T. I, p. 210, 211.
(3) GACHARD, Correspondance de phiuppe H, T. I, p. 214, 215, 21(i.
-ocr page 127-DES VADERLANDS. · 127
hij zoo zeer behoefde, tot andere gedachten ie brenffen. Het geduld, rnet welk gran- 1555—
1568
VELLE de aanvallen tegen hem gerigl verduurde, kon slechts \'oor eene poos de harts-
togten zijner tegenstanders stillen. Men woelde afwisselend voort. Onder voorwendsel
van de regten en vrijheden des lands te handhaven, bedoelde rnen hel gezag der Sla-
ten en des volks te vergrooten. Granvelle verklaarde zijn leven voor de belangen des
Konings veil te hebben, zich geheel aan 's Vorsten wil te onderwerpen, gi\ de Ν eder'
landen te willen verlaten, zelfs het aartsbisdom il/é'c/ie/erf af te slaan , indien zijn Meester
dit noodig keurde. Onderlusschen werd do toevloed van Hugenoolen uit Frankrijk
onrustbarend voor de Hooge Regering, In Antwerpen was hun aantal derwijze toegc- ^
nomen , dat wie voorstelde, hen builen de stad te zeiten , gevaar liep van gesteenigd
te worden. Onder do bedienden van oranje waren vele der nieuwe leer toegedaan;
het was echter gewaagd daarover den uilerst ligigeraakten Prins te onderhouden,
wiens zoon filips willem men, hetzij uil belangstelling in do godsdienst, hetzij uit
staatkunde, naar Sjmnje wilde onlbieden, om hem met don garlos op te voe-
den (1). Oranje en bergen stonden in betrekking met vele leden der Staten van
Braband, die zij bij zich onthaalden en op welke zij grooten invloed uitoefenden.
Als lid van den Raad van State, trad de Prins tusschenbeido in al de beraadsla-
gingen over Brahand en vatte nooit het woord op, dan om do eischen der Staten
van dal gewest te ondersteunen, Oagelwyfeld drong hij even sterk als bergen ,
thans het hoofd der bewegingspartij, op eene bijeenroeping der Algerneene Stalen
aan. Do Landvoogdes trachtte dit met niet minder zorg te voorkomen, dan eeno
zamenkomst van Bisschoppen, Kerkvoogden en Doctoren in de godgeleerdheid,
door BERGEN voorgeslagen, om zich met kerkelijke hervormingen bezig te houden.
Zij beproefde insgelijks de Grooten onderling te verdeden, doch de haat tegen
GRANVELLE hield hen bijeen. Zelfs achtle zij het gevaarlijk, do schrijvers der schimp-
schriften tegen den Kardinaal op te sporen, uit vrees van schuldigen te vinden , die
men niet konde straffen. Onderlusschen drong zij bij den Koning nader aan op de
verwijdering van simon renard , die sinds eenigen lijd bijna eiken avond den Prins van
Oranje bezocht, en weinig goeds stichtte. Hoezeer men geslaagd was, granvelle in
algemeenen haat te brengen, blijkt onder anderen uit het verzoek der Staten van
Henegomcen, door den Markgraaf van Bergen bewerkt, dal gharles de largilia ,
een landsman van den Kardinaal, van het bestuur over Landrecie* mögt onlzet wor-
den , dewijl hij een vreemdeling was. Immers als zoodanig »beschouwden zij de Bour-
gondiërs , maar hielden voor inboorlingen des lands hen , die in Frankrijk of Duitsch-
land geboren en geene leenpligtigen {vasali) waren van den Koning, gelijk de Bour-
1) Correxpondance de rmrppE II T. I, p. 216—219.
-ocr page 128-128 ALGEMEENE GESGHIEDEINIS
1555—gondiers." Overeenkomstig den raad der Landvoogdes, sloeg de Koning geen acht op
dit verzoek, maar gaf zijne bevreemding over het verloog der Stalen van Henegomcen
te kennen, »daar het graafschap Β ο urg ondië nooii voor een rreemd gewest gehou-
den, maar altijd, zoo als nog heden, geweest was onder een zelfde bestuur, on-
derworpen aan dezelfde kanselarij en den Geheimen Raad der 'Nederlanden^ en
ondorhoorig in alle zaken van oppermagt {en toutes choses souveratnes) aldaar (1)."
Ondertusschen was de Rijksdag te Frankfort bepaald tot het kiezen en kroonen
van den Aartshertog maximiliaan , Koning van Boheme , tot Roomsch-Koning. Mar-
garetha koos tot gezant derwaarts filips van Croy, Hertog van Aarschot ,
Prins van Chirnay, Graaf van Beaumont, Heer van Acesnes en Ridder van hel
Gulden Vlies. Daar hij aan het Keizerlijk Hof was opgevoed en de Duitsche taal
verslond, geloofde zij, dat die keus den Keizer aangenaam zou zijn, en bovendien
Avelligt naijver en twist onder de Nederlandsche Grooten konde verwekken. De
Prins van Oranje, welke op bevel van filips , haar niet mögt verlaten en in
wien zich oen groot plan scheen te ontwikkelen, verklaarde onbeschroomd, dal
hij zich onmogelijk van den togt naar Frankfort ontslaan konde, maar als Graaf
van Nassau op de Ryksvergadering zou verschijnen, om den Keizer en den Keur-
vorst van Saksen in het belang van zijn huis te raadplegen. Hij vertrok onver-
wijld , zelfs niet de bevalling zijner hoogzwangere gemalin afwachtende, welke twee
2 v, dagen later hem eene dochter schonk, emilia van Nassau, die door den Pastoor
maan'd ^^^ plegtigheden der Roomsche kerk gedoopt werd. Nevens
1562 hem verschenen op den Ryksdag do Graven van Egmond, Hoorne ^ Hoogstraten ,
Aremberg ^ Megen , Mansfeld, van den Berg ^ Culemhory en Brederode, zoo het
heette, ter bevordering hunner bijzondere zaken. Zij hadden echter vooraf geza-
menlijk bijeenkomsten gehouden, doch gezworen, niet te openbaren, wal er verhan-
deld was. Do Ridder antokie van straalen, Burgemeester van Antwerpen, en ^yil-
i.em martini, Pensionaris van Brussel, werden door de Staten van Brahand, met
toestemming der Landvoogdes, ter Rijksvergadering gezonden, om van den Keizer de
bevestiging der voorreglen, in de gouden Bulle vervat, te verzoeken (2). Men be-
weert , dat de Nederlandsche Edelen den Ryksdag bezochten in do hoop, de belangen
des Lands bij de Rijksvorsten te bevorderen, en dat men hun schoone beloften gaf,
die echter, door bewerking der Landvoogdes, onvervuld bleven (3).
(1) oACDARD, Correspondance de PuiurPE Π, T. I, p. 219—224.
(2) gacbard, Correspondance de philippe 11, T. I, p. 224—229. strada , de Bello Belgic.
Lib III, ρ. 149.
(3) te water, Verbond der Edelen, St. I, bl. 21—23. St. II, bi. 287—290. Vgl. ν. wijs
op wagesaar, St. VI, bl. 35, 36.
DES VADERLANDS. 129
Kort na den afloop der krooningsfeeslen, kwam montigsy uit Spanje terug, ßij 1555—
zijn afscheidsgehoor had hij, op aanmaning des Konings van zich vrijmoedig over do ^
oorzaken van het heerschende misnoegen in dc Nederlanden te verklaren, de drie Wiii-
volgende grieven opgegeven: 1°. het oprigten der nieuwe bisdommen, zonder dat 5502
iemand in hel Land er van wist of er in gekend was; 2®. het verspreide gerucht, dat
men in deze gewesten het geloofsonderzoek wihle invoeren op de wijze als in Spanje;
en eindelijk 3». den haat, welken niet alleen de Edelen , maar ook het volk tegen den
Kardinaal grakvelle koesterden, en die zoo ver ging, dat er een opstand uit te
vreezen λν38. Filips had hierop verzekerd, dat in hem nooit het denkbeeld was op-
gekomen , of door anderen opgewekt, om hel Spaansche geloofsonderzoek in de Ne-
derlanden te vestigen ; dat het vermeerderen der bisdommen aldaar alleen bedoelde,
hel gebrekkige kerkelijk toezigt en godsdienstig onderrigt te verbeteren ; dat de Kardinaal
hiervan geheel onbewust geweest was lot na do terugkomst van sonnius uit Rome , en hij
den Nederlandschen Heeren geene kwade diensten bewees, zoo als zij schenen te ge-
looven (1), Het is evenwel zeker, dat wat het slichten der nieuwe bisdommen betrof,
de Koning in die zaak derwijze den Kardinaal op den voorgrond geplaalsl had , dat
deze zulks als de bron van den algemeenen afkeer tegen zich beschouwde (2). Moii-
TiGSY moest, op hoog bevel, het ontvangen antwoord in de Nederlanden openlijk
bekend maken. Het verslag zijner zending in den Raad van State, welke door
iie Hertogin van Panna ^ den Prins van Oranje^ den Graaf van Egmond^
BARLAYMOKT CU viGLius wcrd bïjgcwoond, behaagde weinig. Hij zelf beschul- 28 ν.
digde den Koning, wiens gunsten aan hem bewezen hij niettemin erkende, van par- term.
tijdigheid ten voordeele van den Kardinaal. Filips had ook inderdaad goedgekeurd,
dat men verdeeldheid onder de Kederlandsche Groolen zaaide, indien zij, na de
terugkomst van montigny , geene perken stelden aan hunnen haat tegen grah-
VELLE, doch vermaand, daarin mei de meeste omzigtigheid te werk lo gaan. Do
Edelen ondertusschen , aangespoord door den Heer de glajow , welke in het vertrouwen
van den Prins van Oranje en den Graaf van Egmond deelde , vereenigden zich legen
den gunsteling, en montignt trachtte , doch te vergeefs, barlayjiont daartoe over
te halen. Bijna allen beweerden steeds, dat hel oprigten der nieuwe bisdommen
strekte , om het Spaansche geloofsonderzoek te gemakkelijker in te voeren ; en dal de
Landvoogdes alleen den raad van den Kardinaal volgde , door wien de Hopge Adel op
geenerlei wijze wilde geregeerd worden. Orahje , egmowd en andore Heeren loonden
(1) GAcuARü, Corrospondance de piiilhte II, T, I, p, 230. v. d. haer , de Init. Tumult.
p. 219, 220. sTniDA, de JJello Belg. Lib. III. ρ. 149, 150.
(2) Papiers d'état du Cardinal de crakvelie , Τ. VI, ρ. 340. strada, ρ. 149.
II Deel. 4 Stuk. 17
-ocr page 130-130 ALGE MEEN Ε GES GM Ι EDEN! S
1555— zich daarenboven ten uiterste beleedigd , dat men hen, naar hel uilffebragt verloog van
1
MONTiGNY, in Frankrijk als hoofden der Hugenooten beschouwde. Het was gevaarlyk
de mannen der beweging te grieven. Ten bewijze hoezeer men hen, bovenal oranje,
moest ontzien, strekt onder anderen, dat de Landvoogdes een brief, in welken de
Koning zich eenigzins twijfelachtig over den Prins had uitgedrukt, verbrandde uit
vrees voor de gevolgen , indien de inhoud daarvan ruchtbaar werd (1).
Grawvelle beproefde inmiddels, de misnoegde Grooten te bevredigen. Hij stelde
der Landvoogdes voor, den Graaf van Egmond te kennen te geven, dat wanneer hij
en de andere leden van den Raad van State gebelgd waren, dat zij geen deel hadden
aan de Consulta en in het vernieuwen der stedelijke overheden, zij den Koning hiervan
onderrigten, en op diens bevel hen gaarne oproepen zou. Hij voegde er bij , dat
zij levens den Koning konde voorslaan, hem uit de Nederlanden te zenden, in-
dien de Hooge Adel hem volstrekt uit het bewind verwijderd wilde hebben (2). Filips
beschouwde het voordragen van deze beide punten aan de ontevredenen, als nadeelig
voor zijne dienst en in strijd met alle rede; hij gaf echter der Landvoogdes daartoe
Tolmagt, indien het onmogelijk ware anders te handelen, maar met last, de uitvoering
vervolgens zoo lang doenlijk Ie rekken (3). De Kardinaal trachtte, doch altijd vruch-
teloos , uit de Edelen de beweegredenen der klagten tegen hem te vernemen,
hetgeen zijn vermoeden versterkte, dat zij andere oogmerken koesterden, dan zij
voorgaven (4), Eenigen betuigden, dat zij den Kardinaal geen kwaad toewenschlen,
maar niet konden dulden, dat hij de staatszaken bestuurde (5). De Graaf van
1563 Iloorne f onlangs uit Spanje met de waardigheid van Raadsheer van Slaat terug-
gekeerd , vormde hel plan eens bondgenoolschaps [ligue) tegen hem. Oranje ,
EGMOPïD, BERGEN en MEGEN namen er terstond deel in, verklarende, dat zij
allen, welke granyelle ondersteunden, als hunne vijanden zouden beschouwen ,
en bestempelden hen met den naam van Kardinalisten. Zonder gevvenschten
uitslag werden do Hertog van Warschot, de Graaf van Aremberg, barlaï-
mont en anderen aangezocht in dit verbond te treden. Aarschot geraakte zelfs
in hevigen woordwissel met egmond, zeide, dat hy niets op den Kardinaal
had aan te merken , en den Koning wet noch maat wilde voorschrijven, hoe en in
(1) gaciiard, Correspondance de puilippe II, T, I, p. 232, 233, 235, 23G.
(2) gacnaru, Correspondance de puilippe II, T. I, p. 23i).
(3j gacuard, Correspondance de puilippe 11, T. 1. p, 237.
(4) gaciiard, Correspondance de puilippe 11, T. 1. p, 238.
(5) gacuard, Correspondance de piulippe li, T. I. p. 242. hoppf.ri Epist. ad vigluji , p. 55.
-ocr page 131-DES VADERLAx^DS. lai
welke zaken hij zijne staatsdienaars moest gebruiken; er bijvoegende, dat hij noch 1555—
van den Prins, noch Tan hem λτί^β leeren , wat hij doen moest, alzoo hij geen van
beide voor meer dan zich of eenigen der zijnen erkende (1). Montigny daarentegen
sloot zich eng aan de zamenverbondenen. Hy liet zich dikwerf uit, dat het verkeerd
was misdrijven ter zake van godsdienst met den dood te straffen; en behandelde, eveu
als BERGEN, de Hervormingsgezinden met eene in het oog vallende toegevendheid.
Het was welligt ten gevolge van de toenemende stoutheid des volks, dat over het ge-
heel al de Stadhouders, naar het gevoelen der Landvoogdes, in dit opzigt niet den
vereischten ijver toonden, noch de regters zich behoorlijk van hunne pligten kweten.
Granvelle trachtte het immer meer naderende onweder af te leiden. Hij raadde
den Koning aan eenige der misnoegde Edelen, die bijna alle diep in schulden slaken,
» van welke zij zich niet wisten te kwyten en die zij hoopten nimmer te voldoen
met posten in Spanje te begiftigen , en den Prins van Oraw/e, welke bijna een millioen
guldens schuld had, tot Onderkoning yoxi Sicilië te verheffen (2). Indien filips daaraan
gehoor geleend had, zouden bezwaarlijk de voorspellende woorden van willem , in
dien tijd tegen moktigwy geuit, bewaarheid zijn geworden: »Eens zal de dag komen,
op welken wy de sterkste zgn zullen." Om alle klagten en grieven , ware 't mogelijk,
uit den weg te ruimen, bewoog de Kardinaal met moeite de Landvoogdes, hem niet
meer in ^QConsulta, of by het beraadslagen over de geldmiddelen te roepen, behalve
in gevallen waar zy dit volstrekt noodzakelyk oordeelde. Viglius drong gedurig aan, om
van zijne betrekking ontslagen te worden. De schatkist was derwijze uitgeput, dat de
Hertogin eene loterij opende ter betaling van het achterstallig loon der krijgslieden,
en den Koning verzocht, daarin voor tweemaal honderd duizend kroonen deel te nemen.
Zij λvenschte levens, dat filips trachten zou, den Graaf van Egmond^ welke meer
yver voor zyne dienst toonde dan de andere ïleeren, door welwillende brieven en
gedeeltelyke voldoening van het aan hem toegekende geschenk , geheel voor zich te
winnen. Daartegen betuigde zij haar misnoegen over den Markgraaf van Bergen^
die zich om het gewest, zijner zorgen toevertrouwd, weinig bekommerde en zich
steeds elders bevond. In stilte had hij zich naar de abdy van Foret bij Brust el be-
geven , waar ook de Prins van Oranje^ de Graaf van Hoorne, en later egmowd,
(1) gacnard, Corrcspondauce de puilippe 11, T. I. p. 238, 241, 242. Archites de la Maison
dOrange , T. I. p. 151. 2<= Edil. uopperis, Memorial, ρ. 35, 3G. strada, de Bella ßelgico,
Lib. III. ρ. 151, 152.
«
(2) gacdard, Correspondance de philippe II, Τ. I, ρ. 238—242. Arcfäves de la Maixon
dWrange, ï. 1. p. 151—153. 2" Edit.
17 *
-ocr page 132-t
132 ÄLGEMEENE GESCHIEDENIS
Joor MONTiGNY geleid, in het geheim gekomen waren (1). Hoogslwaarschyolijk werd
hier, na rijp beraad, hel geschrift opgestekl, >vaarbij zy den Koning Ie kennen
gaven, dal zij , zonder zijne belangen te verraden en deze Landen aan een
onvermijdelijk verderf bloot te stellen, niet langer zwijgen konden ; dat hier algemeen
^^ het gevoelen heerschte , dat de geheele klem der regering bij den Kardinaal berustte,
Lente- "'^Ik gevoelen men niet konde wegruimen, zoolang hij in het bewind bleef;
dal al hel volk op dezen staatsman misnoegd was, en hieraan moest toegeschreven
worden , dat de zaken niet voorspoediger gingen ; dal zij deswege de vrijheid namen ,
den Koning voor te houden, hoe veel beter hel ware , zijnen voornaamslen Leenman-
nen en hel geheele volk, dan ééuen gunsteling genoegen te geven ; dal hij , gelijk zij
vertrouwden, mei den lijd de heilzame vruchten daarvan zou inoogslen , dewijl elk over
de regering der Landvoogdes ten hoogste voldaan was; dat zij, welke dit schreven,
niet door zuchl naar meer gezag of bijzonder voordeel gedreven werden, maar
veeleer verzochten als Leden van den Raad van State ontslagen te worden, naar wel-
behagen Zijner Majesteit, dan aldaar langer nevens den Kardinaal zitting te hebben,
dewijl dit noci) de dïensl des Konings, noch hunnen goeden naam bevorderlijk konde
zijn ; dat zij , ook wat de godsdienst betreft, altijd de pliglen zullen vervullen van
goede onderdanen en Katholijke Leenmannen ; en dal men aan de voornaamste Heeren ,
den adel en andere brave lieden alleen te dunken had , dat de openbare uitoefening
der Katholijke eerdienst nog ongestoord was gebleven, ofschoon de menigte reeds ge-
noog besmet was , waaraan de levenswijze en hel gezag van den Kardinaal geen goed
deden." Oratnje , isghotid en hoorne ondorteekenden dit geschrift alleen, dewijl do
do overigen, geene leden van den Raad van State zijnde, den schijn wilden vermij-
den, dat zij zicli met de algemeene regering bemoeiden (2). I)e Prins van Oranje
trok hierop met den Graaf van Iloorne naar Holland, waar hen egmoisd volgde;
BERGEK en MONTiGNY bcgavou zich in hunne stadhouderschappen. Hel plotseling vertrek
dezer Heeren uit Brussel veel te denken ; men vermoedde , dat zij de Landvoogdes in
verlegenheid wilden laten op eenen tijd, dat de bewegingen in Duiischland onvwsi
baarden. Z,y bleven echter in hel land , zoowel wegens de onlusten in de omliggende
gewesten, als om » andere oorzaken"; en oranje weigerde op dien grond zijnen
broeder lodewuk van Nassau , den Landgraaf van Hessen naar Zweden te volgen.
(1) gacuakd, Correspondance de philippe H, T. I. p. 242—248.
(2) Hoi'i'Eucs, Memorial, ρ. 26, 27. Procés des Comtes t/'tGsioM et de houkes, T. 11. ji. 270—
274. rontus ueüteuus, lier. Ausir. Lib. XVL p. 39L strada, de Bello Belg. Lih. 111. p. 152—
154. bür&undiüs, Jiist. Belg. Lib. 1. p. 49. bestivoglio, Nederl. Bis[. bl. 24. hooft, NederL
llist. B. I. bl. 39. BOR, Ilist. d. i\eder(. Oorl. ü. 1. bl. 29.
DES VADERLANDS. · 133
Maar zij verwijderden zich van het Hof, lol zij van den Koning een loeslemmend ^
antwoord op hun verzoek zouden ontvangen hebben, en dreigden zelfs hel volk in
opstand Ie brengen, indien zij hierin lo leur gesteld werden (1).
Granvelle bleef niet onkundig van het geschrift der zamenverbondenen legen hem
ingediend. Er is beweerd , dal hij of de Landvoogdes dit stuk onderschept en eerst
later, met aanmerkingen verzeld , afgezonden heeft (2). Z.ekeris, dal hij den Ko-
ning verzocht, in deze zaak zulk een besluit Ie nemen, »als Zijne Majesteit geraden
zou oordeelen, zonder eenig acht Ie geven op hetgeen zijn bijzonder belang betrof,
daar hij geen ander doel kende dan het welzijn van de dienst des Ronings en hel
l)ehoud der Nederlanden (3).''^ Egmowd weel het ruchtbaarmaken van het geheim den
Graaf van Aremberg, welke de zaak der zamenverbondenen had verlaten, doch deze
beschuldiging als ongegrond van zich wees. Vruchteloos Irachtte egmond nogmaals den
Heer van Barlayniont^ lusschen wien en viglius oneenigheid ontslaan was, lol het
verbond tegen den Kardinaal over te halen. Het scheen dat hij, wien de Landvoogdes
lot nu loe als opregt aan 's Konings belangen verknocht beschouwd had, de man
des volks wilde worden; hij sprak gemeenzaam met alle lieden en spoorde hen aan,
mede te werken tot behoud der vrijheid en van hel heil des vaderlands (4). Steeds
klaagde men, van do zijde der regering, over den Markgraaf van Bergen, die veel-
eer verkoos zich in staalkundige kuiperijen te mengen en zijne bijzondere zaken te be-
hartigen , welke, naar het scheen, ten nitersle verward waren, dan zich in zijn gebied
op Ie houden en de uilvoering van 's Konings bevelen met ernst Ie ondersteunen.
Men beschuldigde montigwy , dat hij de Vasten niel had gehouden en met zijnen
broeder onbewimpeld beweerde , dat hel misdadig was bloed te storten Ier zake van gods-
dienst. Eene geheime bijeenkomst van orawje te Breda met den Hertog van Kleef ^
aan wien kakel V Gelre en Zutphen Iiad ontweldigd, konde slechts den argwaan
legen den Prins versterken, wiens aanhangers, om het volk geheel in beweging Ie
brengen, uitstrooiden, dal de Hertog van Alba zou komen, om den Nederlanden
hel dwangjuk op te leggen [tyrannizar) (5). Hel regende schimpschriften, meeslal
(1) GACiLvno , Corrcspondance de niuJi'i'E II, T. i. p. 245, 248, 249, 253. Archives de la
}Iaison d^Orange, 'Γ. ί, ρ. 155. 2·^'' Edil. birgündiis , JJisi. Belg. Lib. 1. ρ. 49.
(2) ν. D. vyncKT , Bist. d. Troubl., T. 11. p. 57.
(3) gaciiauü, Correspotidancc de puiuppe 11, T. I. p. 246.
(4) oacuard, Correspondance de rniLiPPE II, T. I. p. 248. stiiaua , de fiello Belgico ^ Lib.
IIL p. 154, 155.
(5) GACDARD , Correspondance de piiilippe II , T. 1. p. 249, 250. Archires de la ßiaison
d'Orange, T. I. p. 16L
134 ALGE Μ EENE GESCHIEDENIS
]oó5—uit de pen van simon kekard gevloeid, op den Kardinaal, welke bij filips op de
verwijdering van dezen gevaarlijken mensch had aangedrongen. Renard, hierop door
den Koning gelast naar Bourgondië te vertrekken, was echler gebleven, en de
Landvoogdes had niet gewaagd aan het bevel gevolg te geven, om de Groolen,
welke renard beschermden, niet te beleedigen (1). Oranje, egmoud en hooune be-
weerden openlijk, »dat het nimmer 's Konings bedoeling geweest was het bewind
in handen te laten van eenen eenigen vreemdeling, ondersteund door twee ande-
ren, barlaymont en vigliüs, en hen geheel uit te sluiten; dat naar regt, rede en
oude gewoonten, het bestuur van den Slaat, de geldmiddelen en het oppertoezigt
over de uitvoering van het regt {surintendence de la justice) den voornaamsten
Heeren en Ridders gezamenlijk toebehoorde, zoo als men uit echte stukken en
bescheiden konde aantoonen; en dat oudtyds de openbare verbonden en handves-
ten niet alleen door den Vorst, maar ook door de eerste Edelen en Leenmannen ge-
leekend werden." Sommigen raadden granvelle aan, de misnoegden zooveel moge-
lijk door toegevendheid te winnen; terwijl anderen, en zeker niet geheel ten onregte,
begrepen, dat zy het niet alleen op den Kardinaal geladen , maar eene geheele ver-
andering in regering en godsdienst op 't oog hadden (2).
«i
Het antwoord op den brief van oranje, egmond en hoorne , waarin de Koning
hen zijne neven noemde, hield in , κ dat hy van hunnen ijver en de genegenheid
voor zijne dienst ten volle overtuigd was, en eerlang zelf in de Nederlanden zou
Zomer ' ^^^^^ zaken in persoon te onderzoeken; intusschen wenschte
maand hij, dat een van hen zich naar Spanje begaf, om hem van alles naauwkeuriger
1 *
Ie onderrigten, daar hun brief slechts algemeene aantijgingen behelsde, en het niet
^yne gewoonte was, eenen zijner staatsdienaren zonder oorzaak te verstooten (3)." In
een bijzonder schrijven aan de Landvoogdes begeerde filips , dat egmond naar Spanje
kwame; hy zou tevens dien wensch in een eigenhändigen brief aan den Graaf
te kennen geven. Zijn doel was het driemanschap te verdeelen en tijd te
winnen. Egmond , gescheiden van de anderen, zou handelbaarder zyn en meer naar
reden luisteren (4).
De Prins en de beide Graven bevroedden 's Konings oogmerk. Zy toch beschouwden
(1) GAciiAUD, Correspovdance de rniLippE II, T. i. p, 233, 237, 240, 250.
(2) hopperus, Memorial, ρ. 30, 31, 32. nooFT, Nedcrl. Hist. E. IL bl. 41.
(3) hopperus, Memorial, ρ. 32, 33. strada, de Bella Belg. Lih, III. ρ. 155. burgu^dius,
Hi&t. Belg. Lib. L ρ. 49. hoopt, Nederl, Hist. Β. II. bl. 42.
(4) gaceaud, Correspovdance de piiilippeII, T. L p^ 251. strada, de Bella Belgico. Lib, lU.
i), 155.
DES VADERLANDS. · 2493
zyn antvYoord als door den Kardinaal ingegeven , welke de zaak op de lange baan wilde 1555—
schuiven , om inmiddels zijne plannen Ie verwezenlijken, en hielden vele bijeenkom-
sten met de overige misnoegde Edelen onder toeslemming der Landvoogdes, om wier
>Yeigering men zich trouwens niet zou bekommerd hebben (1). Zij overhandigden haar een
geschrift, inhoudende, hoe » zij met verscheiden der voornaamste Heeren en de Stadhouders
der gewesten over den slaat des Lands geraadpleegd en bevonden hadden, dat hel daarmede
geheel anders was gesteld dan 's Konings dienst en 's Lands welzijn voegde, zooNvel
door de weerspannigheid des volks, onder voorwendsel van zekere nieuwe en gevaarlijke
geloofsraeeningen , als door de aanzienlijke achterstallen aan hel krijgsvolk verschuldigd ,
den slechten slaat der geldmiddelen, en het verval der grensvestingen. Ook vreesden
zij , dal Nederlanders buitenlands om 's Konings schulden aangehouden zouden worden.
Eene bijeenroeping der Algemeene Stalen zou, naar hun oordeel, alleen aan dezen
neleligen toestand een einde kunnen maken, doch daar zij in stryd was met het uit-
drukkelijk verbod des Konings, waagden zij hel niet, verder daarop aan te dringen.
Dit verbod echter was alleen ontstaan uit het wantrouwen lusschen den Koning, de
Stalen en eenigo leden van dat ligchaam, verwekt door de inblazingen van lieden,
welken noch *s Konings dienst, noch 's Lands welvaart Ier harte ging, en die geene
middelen aan de hand gaven, om de verwarde zaken te verhelpen, Daarom smeekten
zij Hare Hoogheid ooimoedig, hel hun niet te misduiden, dat zoo lang do Koning
geene verandering in do zamenslelliDg der regering maakte, zij zich uit den Raad
van Slale verwijderd hielden en do schaduw, welke zij er sedert vier jaren vertoond
hadden, deden verdwijnen. Zij verzekerden evenwel, dat zij do pliglen hunner bij-
zondere betrekkingen getrouw zouden vervullen en Hare Hoogheid gehoorzamen in
alles, wat zij hun zou gelieven te bevolen (2)." Oranje, egmond en hoorke zonden
een afschrift van dit scherp verloog aan filips , en hielden zich van nu af uil'den
Raad van Slale. In den bijgevoegden brief betuigden zij den Koning , dat zijne over-
komst hun vurigsten wenseh zou bevredigen. Zij erkenden hel pryzenswaardige,
dat hij eenen dienaar niet zonder grond verstooten wilde, en verklaarden dal
heigeen zij legen den Kardinaal hadden ingebragt niet strekte, om dezen te 29 v.
bezwaren, maar veeleer om hem van eenen last te onlheffen, dio hem niet alleen Hoo»»«
wemig voegde, maar welken hij niet langer, zonder veel moeite en onrust te ver-
(1) Archivcs de la Maison dOrange, T. L p, 164,_16G. 2® Edit. gachard, Correspondancc
de pniuppE li, T. I. p. 255, 256, 259.
(2) Proces des Comtes d'egjio>t el de hornes, T. II. p. 281—283. uoprEni's, AfcwonaL p,
33, 34. eircixdics, η ist. Belg. Lib. I. ρ. 50. uooft, Nederl. llist. B. II. IjI. 43.
136 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—wekken, zou kunnen torschen. In bijzonderheden, hem betreffende, hadden zij zich
niet ingelaten , dewijl de verwarring en ontevredenheid in het Land genoegzaam aan-
toonden , van hoe weinig nut zijne tegenwoordigheid , zijn aanzien en zijne magt hier
Avaren. Zij wilden zich nogtans nie als zijne beschuldigers opwerpen of in een regts-
geding met hem treden, maar als gatrouwe dienaren alieen berigt geven van het-
geen er omging, vooral daar zij meenden genoeg aanzien te hebben, om hierin
geloof te verdienen. Op bevel des Konings zouden zij zelfs alle drie naar Spanje ko-
men, indien de gesteldheid van zaken en de dienst zijner Majesteit hunne afwezigheid
gedoogden op eenen tijd, in welken do naburen van alle kanten op listige aanslagen
tegen den slaat bedacht schenen. Eerbiedig riepen zij 's Vorsten goedkeuring in
over hun besluit, vooreerst den Raad van State niet by te wonen , in welken veie
zaken buiten hun medeweten bepaald werden , wier verantwoording zij niel op zich
konden nemen. Ten slotte verzochlen zij nederig, dat do Koning aan hunne schriften
hetzelfde geloof wilde hechten, welk zij hoopten, dat hij aan hunne woorden niel
zou ontzeggen, en hunnen eenvoudigen schrijftrant ten goede duiden, alzoo zij
Yan nature geene grooie redenaars, maar meer in wel handelen dan in wel zeg-
gen bedreven waren, gelijk lieden Tan hunnen stand ook het best voegde (1)."
In dien zelfden geest hadden zij, verzeld door de Graven van Megen, van MansfeH^
van Ligne, van Hoogstraten^ den Markgraaf van ^er^ew en den Heer Montujny^
zich eenige dagen te voren in een plegtig gehoor by de Landvoogdes uitgelaten en
bij monde van den Prins van Oranje verklaard , )> dat zij besloten hadden 's Konings
brief te beantwoorden, zonder evenwel een van ben naar Spanje te zenden, dewiji
noch aan 's Konings dienst, noch aan de belangen des Lands, noch aan hun eigen
naam zulk eene lange en gevaarlijke reis, om den Kardinaal te beschuldigen, voor-
deelig konde zijn ; doch dat niet slechts een, maar allen bereid waren dien togt te
ondernemen, wanneer zulks om elke andere zaak gevorderd werd." En toen de
Landvoogdes haar leedwezen hierover betuigde , was door hen geantwoord , » dat het
hun genoeg was als getrouwe Leenmannen en dienaren den Koning voor te stellen,
wat zijner dienst nuttig was; dat zij hiertoe niet gedreven werden uit haal tegen
GRΛ^"VELLE of iemand anders, maar enkel uit belangstelling in het welzijn van Vorst
en Land, en dat het thans van den Koning afhing, die maatregelen te nemen,
welke hem zijne wijsheid zou voorschrijven; in do tegenwoordige omstandigheden
(1) Procés des Comics (/'egmokt et de ποιικεβ, Τ, II. ρ. 276—281. ιιοΐ'ρεια'8, jHemoriaL
ρ. 34, 35. Archives de la Maison d'Orange, T. I. p. 166, 167. bdbguadids , Hist. Belg.
Lib. I. p. 51. BOOFT, Nederl. Hist. ß. II. bl. 43. uot\, Hist d. NederL OorL ß. I. hl. 29.
grotii Annal. Lib. I. p. 16.
DES VADERLANDS. · 137
konden zij hem meer dienst bewijzen door in hunne stadhouderschappen Ie blijven,
dan door een van hen, ter zalie van den Kardinaal, naar Spanje te zenden'' (1)..
.Velen in den Lande vonden het vreerad en keurden ten hoogste af, dal Leenmannen
een verbond onder elkander aangingen tegen den Avil huns Konings. Graisvelle
dacht, dat filips hun daarover middellijk of onmiddellijk zijn misnoegen moest te
kennen geven. Hij raadde hem echter af, Spanjaarden herwaarts te zenden dewijl
zij hier algemeen gehaat werden , maar zich van Katholijke Duitschers en een groot
aantal zijner Kederlandsche onderdanen legen de bewegingspartij te bedienen, welke
BARLAYMONT, viGLius en nopPERUS evcnzecr als hem haatte, en het land in » eeue
soort van gemeenebest wilde vervormen, in welk de Koning niets builen haar ver-
mögt (2)." Indedaad de overmoed der zamenspannende Edelen wies met den dag
aan (3). De Landvoogdes had last gegeven lot het liglen van zes vaandelen voetvolk,
die onmiddellijk van haar moeslen afhangen, om de steeds aanhoudende onlusten te
Doornik en F^alenciennes te dempen , en het bevel daarover aan aivtoiise de blondel
opgedragen. De Stadhouders, inzonderheid beiigejs-, mojïtigny en egmokd , beklaagden
zich over deze beschikking, bewerende , dat in hun gebied alles aan hen onderge-
schikt was. De Hervormingsgezinden slaken onverschrokken het hoofd op , en granvelle
verzekert, dat er duizenden waren tegen wie men het niet waagde iets te zeggen, en
van welke 's Konings ambtenaren niet een in hechtenis namen, dewijl zij daarin vaak
door plaatselijke voorregten werden verhinderd. Geldelijke onderstand was van do Sla-
ten niet te wachten, en zij die do onderhandelingen van het Hoog Bewind met hen
over dit punt moesten steunen, werkten tegen en gaven onbeschroomd der Hertogin to
kennen , dat indien zij zich in de armen van hunnen aanhang wierpe , de zaken an-
ders zouden gaan en de Stalen zelfs aanzienlijke sommen zouden invjïlligen. Do
3Iarkgraaf van Bergen verbloemde haar zijne verwondering niet, hoo zij gerust konde
zijn in den tegenwoordigen toestand , zonder toevlugt tot het bijeenroepen der Alge-
meene Staten te nemen, van welke men alle heil verwachtte. Hij en oraisje voed-
den het nog voortdurend verzet der Brabandscho Geestelijkheid legen hel invoeren
der nieuwe bisdommen. De Prins gaf hoog op van de magl, over welke hij in
land beschikken konde , en van het vermogen der Vorsten, zijne bondgenoolen. Hij
trachtte naar het bestuur van'zaken in de vier hoofdsteden van Brahand^ waar legen
grakvelle zich met nadruk verzette , heigeen slechts den wederzijdschen haal konde
Yerhoogen. Do Prins beantwoordde dan ook ontkennend in een gesprek met do Land-
(1) GACHARD, Correspondance de pniLiPPElI, T. I. p. 258, 259.
(2) GACHAKD, Correspondmice de philippe H, T. L p. 260, 261, 264.
(3) HOPPERDs, Mèmorial\ p. 35.
II Deel, 4 Stuk. J8
-ocr page 138-ALGEΜ EENΕ GESCHIEDENIS
■voogdes de vraag, of er niet eenig middel Avare, om de geschillen met den Kardinaal
te vereffenen. Egmokd , wien hij, zoowel als het grootste deel van den adel, door do
meerderheid van zijn verstand beheerschte , deelde in hetzelfde gevoelen. Ongetwij-
feld was het op zijn raad, dat de Graaf, ondanks den minzamen uitnoodigingsbriefvan
FiLips zeiven en de herhaalde pogingen der Hertogin van Parma, steeds weigerde,
zich naar Spanje te begeven, en de reden daarvan in een byzonder antwoord den
Koning ontwikkeld had. Onderlusschen werd geeno moeite gespaard, om egmond
tot de zgde der regering over te halen. Granvellb beschouwde dit als eene belang-
rijke aanwinst; men kon, naar zijn oordeel, den Graaf meer dan al de overige Edelen
vertrouwen; hij immers was niet tegen het straffen der ketters, noch zoo innig aan
den Prins gehecht of den Kardinaal zoo vijandig als het uiterlijk scheen; hij had een
hoog gevoelen van zich zeiven, en men moest hem boven do overigen door eene bui-
tengewone gunst aan zich verpliglen. Eenen post builen de Nederlanden, zou
hy zich echter evenmin als een der overige zamenverbondene Edelen laten welge-
vallen (I). Elders getuigt de Kardinaal, dat » egmond door den Prins verleid werd,
wiens zijde hij gemakkelijk zou verlaten, zoodra men hem boven dezen stelde. Hij
toch was een goed dienaar des Konings, eerlijk, opregt, en standvastig in de gods-
dienst. Oranje integendeel was een gevaarlijk mensch, hslig, doortrapt; onder den
schijn van de belangen des volks te behartigen, slechts trachtende do gunst der me-
nigte te winnen; nu eens Katholijk, dan Calvinist en dan weder Lutheraan schijnende ,
en in slaat alles in het geheim te ondernemen, wat grenzelooze eerzucht en overdreven
naijver kunnen ingeven (2)."
De Graaf van Hoorne verzekerde intusschen den Koning, dat al de Edelen gene-
gen waren de Roomsch-Katholijke godsdienst te handhaven en nimmer iets te ver-
rigten, in strijd met de pligten van getrouwe onderdanen en'dienaren; maar dat
GRANVELLE van Weinig nut meer in de Nederlanden konde zijn, dewijl het grootste
gedeelte des volks hem haatte (3). En indedaad er werd geene gelegenheid verzuimd,
om den Kardinaal te hoonen en op het gevoeligst te kwetsen. Men stak hem onder
anderen als een smeekschrift, eene spotprent in do hand in welke hij, sprekend ge-
troffen, als zittende op eyeren en Bisschoppen uilbroeijende werd voorgesteld, terwyl
een duivel boven zijn hoofd zweefde met dit mondschrift: Hic est filius meus,
(1) GACüARD, Correspondance de philippe II, T. I, p. 251—261,
(2) Mémoires de guasvelle, T. IL ρ. ö3 , aangclitiald in de Archives de la Maison dWrange
T. L p. 178. 2« Edit.
(3) SAcnÄRD, Corresp. de thilippe II, T. I. p. 261, 262.
1555-
1568
DES VADERLANDS. 139
ipsum audite: »deze is mijn zoon, hoort hem (1)." Men noemde hem den » be-1555—-
Averker van al de schelmerij en dwingelandij in de ISederlanden, en den Rooden
Paap (2)." Zijn leven zelfs werd bedreigd (3). Hemzelven beschuldigde men van een
aanslag tegen eenen der drie Heeren (4). Dit had welligl even weinig grond als het
gerucht, dat hij den Prins van Oranje en den Graaf van Egmond bij den Koning
van kettery en ontrouw betigt had. Het opzienbarend gedrag van montigny verborg
hij niet voor filips, wien hy niettemin aanraadde, dezen rijkbegunstigden , doch be-
rispelyken dienaar het opengevallen gebied over Rijssel, Douai en Orchies op te
dragen, indien hem dit, gelijk hij getuigde, in Spanje beloofd was (5). Vruchteloos
beproefde Margaretha alle middelen , om oranje , egmond en hgorne met den Kardinaal
te verzoenen; zij bleven volhardend weigeren in den Raad van State te verschijnen,
zoo lang granvelle er zitting in had. Hy noch de Koning zelfs werden op hunne
maaltijden gespaard, en de Roomsche godsdienst strekte dikwerf ten doel van hunnen
spotlust. Vaw bergen en montigny konden zich bij die gelegenheden het minste betoo-
men. Op een gastmaal bij den Prins van Oranje, verklaarde montigny » dat zoo er
geene Hugenooten in Bourgondi'é waren, de Bourgondiërs van verstand beroofd moes-
ten zijn;" en voegde er bij , w dat hij van de missen, welke hij onlangs in Brussel
gehoord had, voor drie maanden verzadigd was (6)."
Ondertusschen had do Landvoogdes haren geheimschrijver thomas armenteros naar 12 v.
Spanje gezonden, om filips in byzonderheden met den slaat van zaken in de Ne- maand
derlanden bekend te maken. Zijn lastbrief hield in, dat 1°. wat do godsdienst, de
nieuwe bisdommen, en de abdijen betrof, hij den Koning het berigtschrift moest
overhandigen, hetwelk hem is medegegeven en waaruit blijkt, hoe do ketterij
zich in f^ laander en ^ door de betrekkingen met Engeland en Normandije ^ ver-
spreid heeft. Hy moest tevens den Koning een afschrift overleggen van de bevelen,
welke de Landvoogdes bij gelegenheid der bewegingen te Doornik en Falenciennes
had uitgevaardigd; en hem melden, dat do aanhang van calvijn zich van dag lot dag
in Zeeland uitbreidde en in dat gedeelte van Luxemburg^ welk aan Frankrijk
(1) DOOFT, Nederl. Ilist. B. IL bL 42.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. L p. 163, 164. 2«= Edit. Supplement, p. Π*.
(3) gacdard, Correspondance de pbiuppe , T. I. p, 264, 268, 284. büugbndids, liisi. Belg.
Lib. L p. 54. hooft, Nederl. Hist. B. iL bl. 44. v. λνυιτ op wagekaar , St. VL bl. 37, 38.
(4) noi'PERüs, Memorial, ρ. 35.
(5) GACUAiii), Correspondance de miilippe 11, T. 1. p. 264.
(6) gacdaud, Correspondance de phiuppe II, T. L p. 267, 268, 269, 271.
18*
-ocr page 140-140 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—grensde. wat de Leden aanging, moest hij zeggen, dat men sinds het yerlrek
des Konings, ondanks alle moeite, niets van de Staten heeft kunnen verwerven.
3». moest h^ den Ireurigen toestand der schatkist openleggen; de uitgaven over-
troffen jaarlijks de inkomsten met meer dan zesmaal honderdduizend gulden , en alle
middelen, om daarin te voorzien, waren uitgeput; do groote loterij, aan welke men
gedacht heeft, zou een wezenlijken onderstand opleveren, maar do Koning moest
dan daartoe de verzochte tweemaal honderdduizend kroonen bijdragen. 4°. moest hij
de noodzakelijkheid aanloonen van het herstellen en vermeerderen der grensvestingen.
5°. het gedrag der Hertogin verdedigen in het wegzenden der Spaansche henden ,
en in do geldelijke tegemoetkoming aan den Koning van Frankrijk. moest
hij een voorschrift verzoeken, naar welk de Hertogin zich had te gedragen, ingeval
do verbondene Edelen op het bijeenroepen der Algemeene Staten aandrongen.
70. met betrekking tot de geschillen tusschen de Heeren en den Kardinaal,
moesl hij verzekeren, dat (|e Landvoogdes vruchteloos al het mogelijke lot eene
verzoening beproefd had, en deze zaak haar gevoelig treft. Zij kent al do ver-
diensten van den Kardinaal, zijne groote bekwaamheden , zijne ondervinding in staatsza-
ken , zijn yver voor de dienst van God en des Konings: al deze hoedanigheden hebben
steeds hare hoogc achting voor hem levendig gehouden; maar van den anderen kant
erkent zij , dat het groote ongelegenheden en zelfs een geheelen opstand konde na
zich slepen, hem tegen den zin der Grooten, nog langer in de Nederlanden te hou-
den. Deze beweegredenen en de verpligtingen, welke haar door den post dien zij
bekleedt zijn opgelegd, dringen haar, het voor en tegen onder do oogen des Ko-
nings to brengen , opdat hij besluite , wal naar zijn oordeel, zijne dienst en het be-
houd der Nederlanden vorderen. 8°, wal den Kanselier van Brahand betreft, ge-
looft do Landvoogdes, aangezien den tegenwoordigen staat van zaken en den steun,
welken hij bij do Heeren vindt, dat het raadzaam is, hem ongemoeid te laten.
Eindelyk 9°. moest armenteros den Koning een uitvoerig verslag leveren over een
gehoor van den Prins van Oranje^ de Graven van Egmond^ Hoorne , Mansfeld,
Megen^ den Markgraaf van Bergen en den Heer van Montigmj bij de Landvoogdes,
toen oranje de redenen ontvouwde, welke hem, egmond en ποοκνε bewogen hadden,
zich uit den Raad van State te verwijderen (1).
Dit besluit van het driemanschap had filips den Hertog van Alha medegedeeld en
zijn raad ingeroepen , hoe in deze netelige omstandigheid te handelen (2). »Zoo
(1)gacuakd, Correspondance de γιιιιιρρε II, Τ. I. ρ. 265—267. strada, de ßello Belg.
Lib. III. p. 157.
(2) gaciiard, Correspondance de philippe II, T. 1. p. 271.
-ocr page 141-DES VADERLANDS. · 141
dikwijls ik de brieven van deze drie Heeren uit Vlaanderen zie was het antwoord, 1555 —
»ontvlammen zij mij in woede., en ik geloof dat, indien ik mij zeiven geen geweld
aandeed haar te beheerschen, mijn gevoelen aan Uwe Majesteit als dal van eenen
krankzinnige zou voorkomen. Den Kardinaal uit de Nederlanden verwyderen , gelijk
zij begeeren en zich verstout hebben Uwer Majesteit te schrijven, gaat met groote
zwarigheden gepaard. Hen strafFen zou wel het regtvaardigsle zijn , maar dewijl dit
thans niet uitvoerbaar is, komt het mij raadzaam voor , alles te beproeven , hen on-
derling te verdeden; en daar egmond schrijft, dat hij genegen is te komen, mits men
hem over zaken in 's Konings dienst onderhoude , moet Uwe Majesteit hem gelasten ,
zich zoo spoedig mogelijk op weg te begeven, en hem door vleijende beloften van het
bondgenootschap traciilen af Ie troonen. Gelukt dit, dan moet gij eenigen van de
anderen uw misnoegen te kennen geven, maar egmond en hen, welke hij zal ge-
wonnen hel)ben , met gunstbewijzen overladen. Dengenen welke verdienen , dat hun
het hoofd voor de voeten gelegd worde ^ moet men niets laten merken tot 2I v.
dit ten uitvoer kan gehragt worden,^"* Voorts raadt hij den Koning aan , den ^jjlJ^
laatsten brief der driemannen niet te beantwoorden, maar hen bij monde van de 1663
Landvoogdes te verwittigen, dat hij van do juistheid hunner beweegredenen niet
overtuigd is en hen derhalve beveelt, in den Raad van State weder zitting Ie nemen.
Renard was, naar 's Hertogs gevoelen, de oorzaak van al deze onlusten, en indien hij
niet uit de Νederlanden verwijderd werd, zouden de zaken steeds van kwaad lot
erger vervallen (1). Granvelle daarentegen was van oordeel, dat do Koning, in
geval deze hem niet aan het bewind van zaken in de Νederlanden wilde ontlrek-
ken, den brief der drie Heeren hoogstgematigd moest beantwoorden, hun verzekeren,
dat hetgeen men den Kardinaal te hunnen aanzien te laste legde bezijden de waarheid
was, en hen minzaam vermanen, hunne betrekkingen Ie blijven waarnemen alsof de
Kardinaal er niet ware ; dat hij reeds de noodige toebereidselen lot zijne reis herwaarts
maakte en hun bij zyne komst al die voldoening zou geven , welke zij met reden eischen
konden. Verder moest de Koning zich beijveren, den Graaf van Egmond, door hem
oen weinig meer gemeenzaamheid en vertrouwen te toonen, voor zich geheel Ie win-
nen (2). Zoo ooit bevroedde thans filips zelf de hooge noodzakelijkheid zijner over-
komst en dacht er ernstig aan, die te volvoeren (3). Het Hof van Frankrijk bood
(1) gaciiard, Correspondance de ρπιπργε II, Τ. I. ρ. 212. Archives de la Matsen d'Orange,
ï. I. p. 175. 2«= Edit.
(2) GACHAiiD, Correspondance de philippe II, T. I. p. 262. Archives de la Maison (POrange,
Τ. I. ρ. 169. 2« Edit.
(3) gacuard, Correspondance de rnilippe II,/Γ. I. ρ. 263.
-ocr page 142-142 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
J555—aan, hem legen de misnoegde Groolen, welke met de Protestanlsche Vorslen in
Duitschland en de Hugenooten in Frankrijk in betrekking stonden (1), te onder-
steunen. Hij wees dit echter heuschelijk van de hand, vertrouwende dat de zaken
zich in der minne zouden schikken (2).
Hoezeer de Landvoogdes zich ongeloofelijke moeite getroost had , om eene bijeen-
roeping der Algemeene Staten, op welke de bewegingsparty steeds aandrong, te voor-
komen, moest zij eindelijk voor den drang der omstandigheden zwichten. Orakje en
zijne deelgenooten hadden den Koning zeiven te kennen gegeven , dat zij geen beter
of heilzamer middel kenden, om do gebreken in den staat, de godsdienst en in andere
zaken Ie verhelpen , dan wanneer hij do Hertogin gelastte, de Stalen van al de Ne-
derlanden te beschrijven en in overeenstemming met hen te handelen (3). Granvelle
echter beweerde , dat zulk eene dagvaart, aan wier hoofd zich de afgevaardigden van
Brahand zouden stellen, slechts moest strekken, om den Prins van Oranje en den
Markgraaf van Bergen eenen grooten invloed op den loop der zaken te verschaflen (4).
Do Algemeene Stalen werden te ^rwi^e^ beschreven, doch alleen om de laatste driejarige
3 v. bede nog voor drie jaren in te willigen, tot onderhoud van het gewone krijgsvolk (5). De
term. Oranje, do Graven van Egmond, van Hoorne, van Hoogstraten, van Megen,
1563 en de Heeren van Barlaymont en Hachicourt waren er tegenwoordig. Men had te
kennen gegeven, geen voorstel te zullen aanhooren, indien de Kardinaal de vergade-
ring bijwoonde (6). Grakvelle hield zich deswege te Giechelen op, tot de afge-
vaardigden der Staten weder gescheiden waren, welke der Landvoogdes verzekerden,
een gunstig verslag bij hunne Meesters te zullen indienen. Oranje en bergen ver-
klaarden zich insgelijks bereidwillig, de oogmerken der Regering te ondersteunen,
maar herinnerden tevens de zware lasten, onder welke het land gebukt ging (7).
Schoorvoetend werd do gedane bede bewilligd. Holland althans kwam er niet
(1) Arckives de la Maison d'Orange, Τ. I. ρ. 155, 157, 158, 159, 161. 2« Edit.
(2) Archive.s de la Maison d'Orange, T. I. p. 171. 2" Edit.
(3) Jrc/iives de la ßJaison dWrange, ï. I. p. 167, 168. 2« Edit.
(4) gaciurd, Correspondancc de miirpe II, T. I. p. 267. bestivoguo , Nederl, Hist. B. I,
hl. 20.
(5) Resolutiën van Holland, bij wagenaah , D, VI, bl. 87.
(6) Vita vigin, p. 38.
(7) gacnabd, Correspondancc de ρπιπργε II, Τ. I. ρ. 274, 275.
-ocr page 143-DES VADERLANDS. · 143
loe Tóór het midden des volgenden jaars (ï) ; Braband nog later en na vele 1555—
1568
moeite (2).
Indien granvelle meende , dat hij eenen stap nader tot verzoening met de zamenspan-
nende Edelen zou geraken , wanneer hij niet op de vergadering der Staten verscheen , ver-
giste hij zich. Egmond beweerde in een gesprek met de Landvoogdes de noodzakelijkheid,
dat de Koning , of hen uit het bestuur verwijderde en granvelle er in handhaafde ,
of dezen terugriep en hen liet blijven; want de zaken waren te hoog geloopen, om
ooit aan eene verzoening te kunnen denken (3). Granvelle ging onder de zorgen
gebukt. )) Gij zoudt my niet herkennenschreef hij eenen vriend, » zoo grijs zijn
mijne haren geworden." Ook verklaarde hij den Koning, dat hy vroeg of laat ge-
noodzaakt zou zijn de Nederlanden te verlaten. Filips zelf nam in ernstige overwe-
ging, hem, althans voor eenigen tyd, van daar te verwijderen. Do Hertog y^m Alha,
wien hij daarover raadpleegde, hield zich verzekerd , dat do Kardinaal het eerste slagt-
offer van den Prins van Oranje en der beide Graven worden zou, dewijl gewoonlijk
elke opstand tegen de Vorsten aanving met een hunner Staatsdienaars aan te vallen.
Evenwel konde hij zich geenszins overtuigen, dat het terugroepen van granvelle
voor de dienst des Konings raadzaam was. Mögt men echter daartoe besluiten, dan
was hy van oordeel, dat de Kardinaal, zonder den Koning of der Landvoogdes verlof
te vragen , zich naar Bourgondiê begeven en van daar uit beiden verwilligen moest,
dat hij de Nederlanden verlaten had, dewijl hij er niet meer veilig was (4). Intus-
schen drong granvelle thans meer dan immer op do overkomst van filips , als het
eenige middel aan, om de rust te herstellen. De Stalen en het volk, verzekerde hij,
waren verontwaardigd over het gedrag der verbondene Edelen , die alle meer schulden
dan goederen bezaten, gene dagelijks vermeerderden om hun aanzien op te houden,
en slechts een middel zochten , die niet te betalen. Hij geloofde wel niet, dat het
grootste getal der misnoegden iets ernstigs tegen do regten des Konings bedoelde,
maar hy vreesde steeds, dat do aanvoerders geheel verschillende plannen koesterden en
de menigte zoo ver trachtten te leiden, dat zij van het eens ingeslagen spoor niet
konde terugkeeren (5).
(1) Resolutiën van Holland, bl. 38, bij wagenaak , D. VI. bl. 87.
(2) gackard, Correspondance de ρπιπρρε II, Τ. L ρ. 279, 280, 283, 284, 292, 296, 301,
304, 306, 312, 321.
(3) eACHARD, Correspondance de rniuppE II, T. l. p. 276.
(4) GAcnARD, Correspondance de poilippe II, Τ. 1. ρ. 268, 277, 279.
(5) GACHAUD, Correspondance de pdilippe II, T. I, p. 275. Dat de geldelijke zaken vaa den
Prins van Oranje in verwarden toestand verleerden, blijkt uit ondcrsclieidene plaatsen in de
144 ALG EM Ε Ε NE GESCHIEDENIS
De Landvoogdes echter prees den ijver der Edelen voor de godsdienst en voor de
I068 . .
belangen des Konings. Hel beshiit van den Paus, om oranje van zijn prinsdom te
berooven , onder voorwendsel dat hij en zijne gemalin ketters waren, en de leer der
Hugenooten in zijn gebied openlijk gepredikt werd, beschouwde zij als ontijdig (/or c?i·
rarjione), dewijl men den Prins daarover niet gehoord had , en als nadeelig voor de
zaak der Nederlanden. »Het was van het uiterste belang," merkte zij aan, » geenen
12v. Jcj. Nederlandsche Heeren legen zich te stemmen; want dal hier nog geene dergelijke
W iii-
term. tooneelen als in Frankrijk hadden plaats gehad , was men alleen daaraan verschuldigd ,
dat hel volk nog geen man had gevonden, die zich aan het hoofd stelde." ïe regt en
naar waarheid voegde zij er bij, »dat het onregtvaardig zou ziju , den Prins te wijlen
hetgeen in Oranje geschied was; hij zelf toch was er geen meester, ziju sledehouder
st. aubain was dit meer dan hij. De Prins had , wel is waar , toegestaan, dat men in
eene der kerken van de stad Oranje de nieuwe leer predikte , maar alleen dewijl hy
het niet konde belellen (1). De hinderpalen, welke de Kouiiigen van Frankrijk
steeds hem en zijnen voorzaten , uithoofde hunner aanspraken als Souvereine Vorsten ,
hebbcTQ in den weg gesteld zegt zij , » maken onwedersprekelijk zijn gezag krachleloos.
Het zou dus onredelijk zijn legen hem te werk Ie gaan, en nog meer hem van zijnen Staal
Ie berooven. Ook bespeur ik tot heden niets in den Prins, helgeen belet hem voor zeer
goed Kalholijk te houden ; zijne gemalin gedraagt zich insgelijks op dit punt onberis-
pelijk , en ik geloof niet, dat de Prins iels anders zou dulden. Waar do uiterlijke
getuigen goed zijn, zou het kwaad wezen, de gevoelens te verdenken (2)." Niette-
min werd do toestand der lierlogin hoe langer zoo hagchelijker; ook zy zag geen ander
redmiddel dan in de komst des Konings of in geldelijken onderstand , op welken laat-
slen men te meer moest aandiingen , daar het krijgsvolk over do achterstallige soldij in
1564 beweging geraakte. Oranje , egmond en hoornb waren gebelgd , dal de Koning hun
jongsten brief niet beantwoordde en dreigden , zich geheel te zullen verwijderen , ten
Archivcs do la ßlaison d'Orange, onder anderen T. I. p. 149, 150, 174, 182, 185. 2" Edit.
»Je suis toujours empèché pour faire iiion eslatschrijft hij in het begin van 15f)4 aan zijn
broeder lodevvijk , »et peus bicn dire, sicut erat in principio, et nunc, et seinper, ct in
secuta seculoruvi, et me samble que nous venons de race de ester iin peu moves (miiuvais) mé-
naigiers en nostre jeun temps; mais, quant nous scrons vieu, serommes mellieur, comme feu
Monsieur notre Pcrep. lüO. Zie ook Snppleinent, p. 17'^. Met den Graaf van Hoorne Avas
het niet beter gesteld. Den Xoning schreel' liij in 1562: »Je suis pour donner ordre ä mes
biens, que je Ircuve fort diuiinuez." Procés des Comics d'egmost ct de iiorkes, T. II, p. 276.
(1) Vgl. GROEN VAN PRiNSTEKEu, Archivcs de la Maison dWrange ^ T. I. p. 183, 184. 2® Edit.
(2) GAcuARD, Correspondancc de γπιιιρρε II, Τ. I. ρ. 276—278.
-ocr page 145-DES VADERLANDS. · 145
ware dit spoedig en naar hunnen wensch geschiedde. Zij beklaagden zich, dal·hij van 1055—
lien , na zoo vele bewezene dienslen , niet meer >Yerk maakte, dan of zij siroopoppen
>varen. Do Landvoogdes vermaande derhalve den Koning ten ernstigste, armentekos
met een antwoord onverwijld terug te zenden. Behaagde dit den Edelen, dan was er
hoop, dal de zaken eene gunsligere wending zouden nemen, gelijk zij zelve getuigden ;
en in hel legenovergeslelde geval, zou men er genoeg tijd door winnen, om vóór de Lento
van hunne plannen onderrigt te worden en daarlegen maatregelen te nemen. »Hel
behoud dezer gewesten," zeide zy , »is van het hoogsle belangvoor dal van de andere
stalen en rijken Uvver^Majesteit. Er is geen tijd te verliezen; ik herhaal het, de ge-
moederen zijn in gisting. Ieder meent hier te bespeuren, dal Uwe Blajesleil zich weinig
om dit land bekommert, het vergeel en aan zijn lot overlaat. Ik kan ü niet zeggen,
hoe het volk zich hierdoor beleedigd gevoelt; men verzekert zelfs, dat ü Slaalsdiena-
ren omringen, die ü aanraden, in de behoeften dezer geweslen niel Ie voorzien, om
hen aldus tot den slaat van veroverde landen te brengen (I)." Filips betuigde haar
en GRANVELLE zijne smart over zulk een onregtvaardig oordeel, dewijl hij in geen
zijner stalen meer belang slelde dan in de Nederlanden, voor hen al deed vvat
in zijn vermogen was, en gaarne nog meer zou verriglen, indien zoo vele andere
gewiglige zaken hem dit veroorloofden (2). Egihond, vvien men nog sleeds beschouwde
als mei den besten geest voor de dienst des Konings bezield , klaagde nu het luidste
van allen. Hij vreesde voor cene volksbeweging, en dal men alsdan do bevelen van
hel HoogEewind niet zou gehoorzamen, zoo lang grakvelle den Raad van State bij-
woonde. Dikwerf gaf hij Ie kennen, dat hij zelf zich geheel uit de Ν ederlanden viMq
verwijderen, niellegenslaande hel verzoek der Landvoogdes, haar niel op dezen lijd te
verlalen , in welken zijn raad en hulp zoo dringend vereischl werden (3).
Hertog erigii van Brunswijk, wien de Koning van Spanje, naar hel gerucht liep,
hel aanwerven van vierduizend ruiters en veertig vaandels voetvolk had opgedragen ,
bevond zich thans, doch zeer in hel geheim, in de Nederlanden, Okawje echler
bleef dit niel onbekend , en 's Herlogs raadplegen mei grakvelle wekte in hem het
vermoeden, daler een plan Ier breideling van de misnoegden gesmeed werd (4). Hij
verspreidde openlijk, hoe de Kardinaal beweerde, dal » de Koning zonder krijgsmagl
zijn gezag in de Νederlanden niel konde slaande houden; dat de Prins zich aan Ma-
(1) GAcnAUD, Correspondance de philippe Π, T. I, p. 280—282.
(2) gacuard, Correspondance de puilippe Π, T. I, p, 286, 287.
(3) gacdard, Correspondance de philippe II, T. I, p. 283, 284.
(4) Archives de la Maison d'Orange, Τ. I, ρ. 194, 109, 20ί, 209. 2de £dit.
II Deel. 4 Stuk. 19
-ocr page 146-2504 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
jesteilschocnis had schuldig gemaakt, en men hem het hoofd voor de voelen moest leggen ,
waardoor alles ^veldra op rust komen zoude." Granvelle riep weder den Koning tot
getuige, of hij hem immer iels van dien aard, middellijk of onmiddellijk had te kennen
gegeven, »Ik geloof," zegt hij, »dat men eene roden zoekt, en die niet vindende,
er eene heeft bedacht; maar mijn pügt is te lijden, om niets Ie bederven; en geduld
te hebben, hoe hard dit ook valle, daar zij noch verantwoording , noch opheldering ver-
gunnen, maar het zoo willen gelooven, of loonen het te gelooven, opdat anderen het geloo-
ven(l)." Ondertusschen openbaarde zich de haat tegen hem meer dan ooit. »Ik word
van zoovele kanten bedreigd," zeide hij , »dat menigeen mij reeds voor dood moet hou-
den ; maar ik zal trachten , met Gods hulp , zoolang te leven als mogelijk , en zoo men mij
doodt, hoop ik, dat men niet alles daardoor zal gewonnen hebben," In Spanje verwonderde
men zich, dat hij zoo gerust zijn konde; en do Koning ontveinsde der Landvoogdes
zijne smart niet, dat do haat tegen granvelle zoo ver getrokken werd. Uit zijn naarn
konde zij elk verzekeren , dat de Kardinaal hem nooit datgeen geschreven had, waar-
van hij beschuldigd werd. Dit strekte echter weinig om de gemoederen te bevredi-
gen. Oranje gaf zijnen vriend lazarus sghwendi, een zeer ervaren staats- en krijgs-
man en een der zaakgelastigden van filips in Duitschland^ den wensch te kennen,
» dat do Koning kwamo, om zelf te kunnen oordeelen, of er reden bestond, zulk een
groot wantrouwen tusschen den Meester en do Leenmannen te zaaijen, die hem zoo
wel en opregt gediend hadden. Hij wilde er niet meer van zeggen, want het denken
alleen aan do wijze hoe men regeert, walgde hem en maakte hem toornig." Even
als oranje beklaagde zich egmond bij sciiwendi over het stilzwijgen des Konings op
hunnen brief, en begeerde niet minder de komst van filips, opdat deze zelf zien mögt,
» hoe men hem misleidde. Men kan zich geen denkbeeld vormen," gaat hij voort, » van
» de leugens en lasteringen, Avelke de Kardinaal en zijne vrienden bezigen, om den Ko-
ning en allen, die hen hooren willen, in den waan te brengen, dat al wat gebeurt
alleen opstand en verandering van godsdienst bedoelt, hetgeen eene der grofste on-
waarheden van do wereld is. Overigensvoegt hij er bij, » zijn wij, de drie vrien-
den, meer eensgezind dan ooit." Sghwendi zond beide vertrouwelijke brieven aan den
Koning, met eene rondborstige uiteenzetting van do noodzakelijkheid, den Kardinaal
uit de Nederlanden te verwijderen. Hij herinnerde hem, hoe vele moeijelykheden en
vyanden wijlen de Keizer zich berokkend had, door het bestuur van de zaken des
Rijks aan eenen vreemdeling, den vader van granvelle , over te laten (2).
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. I, p, 203. 2de Edit. Correspondance de vaiuviEÜ,
T. ί, ρ. 287.
(2) fiacoard, Correspondance de philippe II, T. I, p. 284, 289, 290·
1555-
1568
20 v.
Sprok-
keim.
1564
DES VADERLANDS 147
Inmiddels hadden de ontevredene Edelen, om den Kardinaal openliik Ie honen enï555—
ie bespollen, voor hunne bedienden eene kleedij ingevoerd , door den Graaf van Eg-
mond op een vrolijk gastmaal bij den Heer van Grohhendonk bedacht. Zij bestond
uit een mantel van grof zwart laken en Avas van alle optooisels ontbloot, doch op de
hangende breede mouwen of vleugels Avaren menschenhoofden en veelkleurige zotskap-
pen geslikt; de eerste zinspeelden, naar men Nvilde , op de vrienden van den Kardinaal; de
laatste op hem zeiven. Anderen evenwel meenden, dal de Edelen door dit eenvoudig
gewaad, zoo treiFend afstekende bij de prachtige liverei zijner bedienden, en door den
zotskap hem te kennen wilden geven, dat zij den naam van ligtzinnige gekken en
verkwisters, met welken hij hen bestempelde , niet vergeten hadden, en dat onder
die zotskappen wel een brutus konde schuilen. De nieuwe kleedij beviel den Adel
en vermaakte het volk; spoedig werden meer dan tweeduizend dezer kleedingstukkcn
in Brussel gedragen. De Landvoogdes drong ernstig bij de lieeren aan, de zaak niet
verder te dryven, ofschoon zy zelve er geene kwade bedoeling in bespeurde. Met
moeite verwierf zij, dat do zotskappen van do mouwen verdwenen; maar nu kwam er
een bundel pijlen voor in plaats om, zoo het heette, do vereeniging des Adels tot
's Konings dienst aan te duiden. Wal dit zinnebeeld eigenliijk beleckende, zal voor
weinigen een raadsel gebleven zijn (1).
Om dien tijd was armenteros uit Spamje teruggekeerd. Zijn berigtschrift bevatte
'sKonings wensch, dat de ketters gestraft wierden; dat de Landvoogdes zich van het
bijeenroepen der Algemeene Staten door alle mogelijke miildelen verontschuldigde; en
dat, met betrekking tot granvelle, zij een nader besluit moest afwachten. Hij bragt
insgelijks brieven mede voor den Prins van Oranje en de beide Graven , inhoudende
'sKonings verwondering, dat zy hunne plaalsen in den Raad van State verlaten hadden,
hun gelastende, deze terstond weder in te nemen en daardoor te loonen , dat zij het
welzijn van den Lande boven bijzondere belangen stelden; tevens verklarende, dat de
Koning over de zaak des Kardinaals nader zijne gedachten zou laten gaan, dewijl zij
weigerden, hunne grieven legen dezen bewindsman naauwkeurig op te geven. Filips
echter, hoezeer hy het gedrag van granvelle in allen deele goedkeurde en hem voor
zyne verstandige raadgevingen dank betuigde, vermaande in een eigenhändigen gehei-
men brief den Kardinaal, naar hetgeen deze hem geschreven had, zich met verlof der
(1) GACDARn, Corrcspondance de ρι!Ιμγρε II, Τ. I, ρ. 294, 295. hoppeküs, Memorial, ρ. 35.
Proces des Comtes ti'egmont et de hobses, T. I, p. 107. Proces van egjiond, in le cinnc,
Gesch. d. Nederl. D. I, bl. 618 , 619 , 646. Ferantw. v. ποοιικε, bij bob, Jïist. d. Ncderl.
Oorl. D. I, Authent. Stukk. bi. 62. strada , de Hello Belgico. Lib IV, p. 161. burgündids ,
Ilist. Belg. Lib I, p, 53. v. d. daer , de Jnit. Tumult, p. 248. destivoglio, Nedert. HitU
B. I, 11. 23. nooFT, IVederi Hist. B. I, bl. 37, 38.
19 ♦
-ocr page 148-148 ALGE Μ EENE GESCHIEDENIS
1555—Hertogin van Parma ^ voor eenigen lijd naar Bourgondi'è Ie begeven, onder den
schijn van zijne moeder Ie bezoeken (1). Hij werd niet naar Madrid ontboden,
geenszins uit vrees, gelijk men meent, dat alsdan 's Konings bevelen in de Neder-
landen, als door hem ingegeven zouden aangemerkt worden en alzoo minder ingang
vinden (2), maar dewijl fflips bedoelde, hem spoedig weder derwaarts te zenden (3).
Granvelle verzekerde den Koning van zijne gehechtheid en gehoorzaamheid, terwijl
25 V. hij den wensch uitte, dal elk zich toch mögt beijveren, de misnoegde Edelen tol be-
kelm. daren Ie brengen, hun do oogen Ie openen, en hen op den weg der pligtvervulling
^^^^ jegens hunnen wettigen Vorst terug te brengen; dit zou » hun eervoller en voordeeliger
zijn, dan zich aan eene menigte laaghartige lieden, en aan dat hooze dier, het colk
genoemd, Ie onderwerpen (4)." De Prins \q.xx Oranje, getuigt hij aan gonz.vlo peuez,
liet niet na, hem te belasteren, als een geweldenaar af te schilderen, welke inbreuk
maakte op de regten der Staten en die beweerde, dat met het vallen van's Prinsen hoofd
alles geëindigd zou zijn. w God weel," vervolgt hij, »dat dit nooit in mij is opge-
komen; het is mijne gewoonte niet, mij zeiven zoo ver Ie vergeten, of over zulke
mannen op die wijze mij uit te laten; ik spreek altijd mei achting en eer van hen ,
ofschoon zij, zonder oorzaak en reden, zich zoo vreemd tegen mij gedragen. Maar
God vergeve dengene , welke hen aansporen. Mij zijn nog andere zaken medegedeeld,
die in strijd zijn met *s Konings dienst. Blaar in den tijd, welken wij beleven, is het
raadzaam Ie zwijgen, om de horzels (ei'a/^roMei) niet Ie verbitteren. Houd dus dit alles
voor U (5)." Overeenkomstig 's Konings w^nk of bevel, verzocht granvelle van de Land-
voogdes verlof, om Ie vertrekken (6). Hel gerucht, dal hij kort vóór zijne reis, om zich
met oranje en egmond te verzoenen, aanbood, »hun in alles te gemoet te komen,
en zelfs op de knieën om vergifTenis te verzoeken, indien hij hun iels misdaan had (7)
(1) GACHAHD, Correspondance de rniLippE Π, T. 1, p. 285, 286,309. Arckives de la Maison
d'Orange, T. i, p. 226, 254, 2dc Edit. hopperus, Memorial, ρ. 36. j. β. de tassis, Com-
mcnt. in noyrtcK v. papendrecht, Analecta Belg. T. II, p. 134. Proces des Comtes ci'egmont
et de noRNES, T. I, p. 28.
(2) gaciiard, Correspondance de philippe II, T. I, p. 288. strada , de Bello Belgico , Lib
IV , p. 165.
(3) Jrchives de la 3]aison d'Orange, T. I, p. 221. 2de Edit.
(4) gacdard, Correspondance de rniLippE II, T. I, p. 290. Vgl. Archives de la Maison
d'Ormge, T. I, p. 250, 251. 2dc Edit.
(5) gacdard, Correspondance de puilippe II, T. I, p. 291.
(6) gacuabd, Correspondance de piulippe II, T. I, p. 291.
(7) e. v. reyd, Uist. d. Nederl. Oorl. bl. 2.
-ocr page 149-DES VADERLANDS. · 149
verdient evenmin ^vederlegging, als het sprookje, dat hij, op het lierigt zijner verwij- 1555—
dering, als een beer bromde, zich een tijd lang alleen in cene kamer opsloot, en zoo
spoedig mogelijk lot den aflogt gereed maakte (1). Maar »klein en verachtelijk is het, ^ .
de nagedaehlenis van eeneii builengewonen man , met zulke lasteringen te bezoedelen (2).'*
Wel had grana^ëlle in het eerst nog de hoop gekoesterd , dal oraisje en egmond toegeven
en, naar den wensch van filips , Nveder in den Raad van State verschijnen zouden;
maar zij loonden zich spoedig over het korlc en koele antwoord des Konings ten
uiterste misnoegd , en do Landvoogdes zag met bezorgdheid de gevolgen daarvan te
gernoet (3). Onjuist is derhalve het beweren van anderen, dat de Kardinaal, door de
beschimpingen, aan welke hy was blootgesteld, en do gevaren, welko hem dreigden^
kleinmoedig was geworden en om zijn ontslag had aangehouden (4). De Landvoog-
des was van gevoelen, dat de verwijdering van grapsvelle wel velo gevreesde botsin-
gen en -moeijelijkheden voorkomen, maar den slaat van zaken verergeren zou-
de (5). Hieruit blijkt genoegzaam, welke waarde gehecht moet worden aan het ver-
moeden van eenigen, dat zij de heerschzucht des Kardinaals en zijno voogdij, onder
welke de Koning haar gesteld had, moede was; of door hem op te offeren , meende
veler harten te zullen verzoenen. Meer waarschijnlijk is, dal zij bezorgd was voor de
gevaren, welke hem dreigden; en met smart zich van cenen raadsman zag berooven,
13 V·
zoo ervaren in de Nederlandsche zaken als hij (6). Granvelle zelf maakte zijne Lente-
voorgenome reis bekend, en vertrok acht dagen laler naar Boitrgondie, verzeld
door zijne broeders frederiic de perrenot , Heer van Champagney, en kauel de per-
REixoT, Abt van Faverney, benevens zijne schoonzuster, met hel västo voornemen,
eerlang terug te keeren (7). Hij vertoefde echter tot vijftienhonderd een en zeven-
lig in Bourgo7idi'è, werd toen Onderkoning van J^Japels , en vier jaren later naar
Madrid aan hel hoofd der Spaansche zaken geroepen. Hij overleed aldaar den
ί 1
(1) Archives de la Blaison dWrange, T. I, p, 220. 2de Edit.
(2) SCHILLER, Gesch, d. Abf. d. Fereinigt. Niederl. S. Ö22.
(3) GACiiAnn, Correspondance de puiLn>PE 11, ï. I, p. 294.
(4) hopperus, Memorial, ρ. 36. Vita viglii , ρ. 33. bdrgükdiüs, Rist. Belg. Lib I, ρ. 54.
(5) gachard, Correspondance de philippe Π, T. I, p. 291, 294.
(Π) viglii Vita, p. 38. stuada, de Bello ßelgico, Lih. IV, p. 104. bektivoclio , Nederl. Bist.
B. I, bl. 26. iiooFT, Nederl. Bist. B, II, bl. 45. guotiüs, Annal. Lib. 1, p. 16. camifa, della
Guerra di Fiandra, Ϊ. I, p. 6.
(7) gachard, Correspondance de philippe II, T. I, p. 294, 295. hopperüs, Memorial^ p. 36.
Vita viglii, p. 3S. groeh v. prirsterer , Archives de la Maison d^Orange, T. I, p. 221,
226, 229, 251. 2de Edit.
150 ALGEMEENE GESCHIED EJN IS
J555—een en twinligslen van Herfstmaand vijftienhonderd zes en tachtig, in bijna zeventigjari-
gen ouderdom. Twee jaren te voren was hij Aartsbisschop van Besancon geworden,
en had aan die benoeming den rijkeren zetel van Meclielen opgeofferd (1). De onbe-
vooroordeelde nakomelingschap heeft hem dat regt laten wedervaren , welk haar eenzydig
voorgeslacht hem weigerde, en door de uitgave zijner staatkundige stukken en brieven, den
te lang miskenden man in al zijne waarde leeren kennen (2). Immers zijne brieven zoo
» hartelijk, zoo gemeenzaam, zoo levendig" vertoonen, )> een vurigen en opregfen ijver voor
dien zelfden Koning, wiens staatkunde hem weinig behaagde, doch welke hij nooit dan
met beschroomdheid bestreed; eenen standvastigen en schranderen geest; eene bewonde-
renswaardige grootmoedigheid ook jegens zyne bitterste vijanden; eene onwrikbaarheid
van ziel, op welke al de kunstgrepen van het Hof schipbreuk leden ; een verklaarden
afkeer van vleijen en gevleid te worden; eene opregtheid , onbekwaam zelfs voor de
minste veinzery ; een edel hart, ver verheven boven den laster en de kwaadspre'kendheid,
ofschoon het er niet ongevoelig voor was; nimmer valsche begrippen, nimmer lage
gedachten, nimmer buitensporige en geweldige beginselen uitende ; integendeel , overal
goedheid en milddadigheid, vriendschap, regtschapenheid, godsvrucht; en, in het
laatste , een grooten weerzin van de wereld betuigende en eene sterke begeerte , het Hof
te verlaten, om in den schoot zgns vaderlands gerust zijne dagen Ie eindigen (3)."
Maar hoe leeren wg granvellb uit zijne daden kennen ? Niemand heeft ooit zijne onge-
meene bekwaamheden als Staatsman betwist. Hij was onvermoeid werkzaam, even
achterhoudend met zijne plannen, als scherpziende in die van anderen, standvastig
voortgaande op zijnen weg, vindingrijk in hulpmiddelen en, zonder wreed te
zyn, beslissend in zijne maatregelen. Men erkent thans bijna algemeen, dat
indien het mogelijk geweest ware, de zaken der Nederlanden te schikken,
dit alleen op het spoor, welk hij aanwees, konde geschied zijn. Als Onderkoning
(1) strada, de Bello Belgico, Lib. IV^, p. 169—172. Hist. du Cardinal de grahvelie,
ji. 429—590.
(2) De geschiedschrijvers, zoowel diegenen onder hen, Λνβΐΐίο de omwenteling en de hervorming
verdedigden, als zij, welke daartegen Ie velde trokken, hebben granvelle mishandeld, Aooral
i.e petit, Chron. de Holl. Τ. II, ρ. 35—44. grotios, ΑηηαΙ. Lib. I, ρ. 1,3. bentivoglio, Ne-
derl. Ilisl. Β. I, bl. 19. ν. d. vv.\ckt , Hist. d. Troubl. T. 11, p. 49—52. Eenigzins billijker
hebben hem de beaufort, Leven van willem 1, D. I, bl. 346 enz. wagenaar, D. VI, bl. 91.
te water, Vaderl. Hist. D. 111, bl. 157 enz. v. kampen, VaderL Karakterk. D. I, bl. 291
beoordeeld. Meer fraai dan in allen dcele waar is scdiller's karakterschets van grakvelle in zijne
Gesch. d. Abf. d. Vereinigt. NiederL S. 812. Onpartijdiger wordt hij afgemaald in de Hist,
de granvelle, p. 590—615.
(3) Papiers d'état du Cardinal de granvelle, T. I. JVo/tce Préliminaire^ p. XX,
-ocr page 151-DES VADERLANDS. · 151
van Napels minder in zijne handelingen beperkt dan in de Nederlanden,
had hij gelegenheid zijne grondbeginselen van bestuur geheel loe to passen,
en nog lang na hem genoot dat rijk de heilzame vruchten van zijn verstandig
en krachtig beheer (1). Maar het zaad der omwenteling had daar geen Avorlel ge-
scholen als hier; daar waren de nieuwe godsdienstige begrippen, Avelke hy als ge-
vaarlijk voor de maatschappelijke orde en het behoud van den Slaat beschouwde,
naauwelijks bekend, terwijl zij hier duizenden aanhangers telden; däär slond geen
magtige geest, gelijk hier die des Prinsen van Oranje ^ tegen hem over; en door
de ondervinding geleerd, spaarde hij daar welligt meer do fierheid der Edelen,
dan hier de zeer prikkelbare eigenliefde der Groolen, Er is geen grond, hem van
valschheid of trouwloosheid legen de Nederlanders te beschuldigen, die hem in vele
opziglen miskenden. Hij immers had het vertrek der Spaansche benden bevorderd,
de vermeerdering der bisdommen afgekeurd, nooit aan do invoering van het Spaansche
geloofsonderzoek gedacht, 's volks ijver voor het behoud van 's Lands voorregten ge-
billijkt, het bezigen van geweldige maatregelen ontraden, veeleer steeds op zachtheid
en gematigdheid aangedrongen, nimmer do bedoelingen en daden der woelzieke Groo-
len bij den Koning in een ongunstig licht gesteld, en steeds de welvaart, de rust en
den luister der Nederlanden beoogd (2). Do Hooge Adel, wiens belangen en uilzig-
len hij in den weg stond; de Geestelyken, wier gezag en vermogen door het slichten
der nieuwe bisschopszetels aanmerkelijk waren ingekrompen; zijne pogingen, de steeds
meer en meer veldwinnende hervorming onder het volk te keeren, maar bovenal zijn
yver in de handhaving en uitbreiding van het gezag en de regten des Konings, zelfs
ten koste van de vrijheden des volks, verwekten den haat tegen hem, voor welken hij
moest zwichten. Men heeft hem hebzucht en gierigheid toegeschreven. By zyn dood,
loen hij bijna eene halve eeuw de zaken van den magligslen beheerscher van Europa
bestuurd had, liet hij slechts een zeer middelmatig vermogen achter. Indien hij op
het geld waarde stelde , was het om hol edel gebruik, welk men er van kan maken.
Zonder de aanzienlijke inkomsten uit zijne abdijen en geestelijke goederen , zou hij
geene geleerde inriglingen gesticht, geene uitgebreide boek- en kunslverzamelingon
byeengebragt, geene mannen van kunst en letteren door rijke belooningen aangemoe-
digd hebben. Men kan zeggen, dat bijna alle geletterden en kunstenaars van Europa
(1) Notice Préliminaire, in de Papiers d^état du Cardinal de grisvelle, T. I, p. ΧΧΠ,
REiFFEXBEUG, lutroduction tot de Correspondance de aiARGCERiXE d'Jutriche, p. XIII.
(2) groen van ÏRimimzvi Prolégomeues, in de Archiv es de la Mai sou d'Orange, Τ. I,
ρ. 183*—187*. 2(]c Edit. gachard, li opport, in de Correspondance de pdiuppe II, T. I, p.
CLXX-CLXXVI.
152 ALGEMEENS GΕSCΠIΕDΕΝ I S
1555—ia betrekking met hem stonden, in zijne Triendschap deelden en zijne weldaden ge-
noten. Meer dan honderd werken, rekent men, zijn aan hem opgedragen (1). Hij zelf
was een man van geleerdheid , welsprekend en van zulk een vlug verstand , dat hij
niet zelden vijf geheimschrijvers te gelijk bezig hield, en elk in eene verschillende
taal, waarvan hij gezegd wordt zeven gesproken te hebben (2), Men heeft hem
van wraakzucht beschuldigd; intusschen beoordeelde en behandelde hij zelfs zijne
hevigste tegenstanders met eene zeldzame gematigdheid; gaarne vergaf hij belee-
digingen, en vergold dikwerf kwaad met goed (3). Onder meer anderen is een
treffend voorbeeld hiervan, dat omtrent drie maanden vóór zijn vertrek, toen de
zamenverbondene Edelen en inzonderheid de Prins van Oranje hem op het grie-
vendst beleedigden en zijn verblijf in de Nederlanden bijna ondragelijk maakten,
hij, en wel in het geheim, aan het Hof van Rome ter gunste van den Prins werkzaam
was, welke door den vertoornden Paus met het verlies van zijn prinsdom bedreigd
werd (4). Zeker heeft hij zicbzelven vergelen, toen hij fiups aanraadde, den Graaf
van Buren van de hoogeschool van Leitoen naar Spanje Ie voeren , en hem later aan-
spoorde , eenen prijs op het hoofd des Prinsen van i9ra?vye Ie stellen (5). Hopperus roemt
zgne minzaamheid en godsvrucht; strada beris{)t zyne trotschheid ; en bentivoglio noemt
hem η verwaand van natuur , oploopend , vermaak vindende in twist en nijd , en door eenen
geest gedreven , die dikwijls meer naar het ongewijde , dan naar het gewijde geleek (6)."
Zeker haakte granvelle buitensporig naar waardigheden en magt, zijne zucht om te
heerschen was onbegrensd , en zijne trotschheid onverdragelijk (7). Hij leefde prachtig,
weelderig en was, zonder wellustig te zijn, niet vrij van zekere zwakheden , boven welke
do grootste mannen zich zelden wisten te verheffen (8). Maar welke ook zijne deugden
(1) Notice Preliminaire, in de Papiers d'état du Cardinal de granvelle, T. I, p. XXllI.
(2) STRADA, de ßetlo Belg, Lib, II, p. 85.
(3) GUOEX VAN PBINSTEF.ER, Prológonicnes, in de Jrckires de la Maison dWrange, T. I, p.
188* 2(le Edit. gaciiard, Rapport, in Ag'Correspondance de piiilippe II, T. I, CLiiXVI—
CLXXVIII, ΛΥοΙΙίβ lot slavin^ hiervan ondorschcidcnc vooibceldcn Ijijbrenjfcn.
(4) Archives de la Maison d'Oratige , T. I, p. 423, 2de Edit.
(5) GACHAUD, Rapport, in de Correspondance de piiilippe II, T. I, p. CLXXXI.
(6) noppEKüs, ßjetnorial^ p. 31. strada, de Belle Belg. Lib. II, p. 90. Lib. IV, p. 104.
BENTivoGLio, Nederl. Ilist. B. I, bl. 19.
(7) GACHARD, Rapport, in de Correspondance de piiilippe, T. I, p. CLXXVIII. Zie hiervoor,
bl. 110.
(8) groen v. priksterer, Prolégomèues, in de Archives de la JfJaison d'Orange, Τ. Ι,ρ. 189,.
reifpeäberg, Introduction tot de Correspondance de margüerite d'Aniriche, p. XIII.
DES VADERLANDS. 153
en gebreken mogen geweest zyn, zyu vertrek uit Brussel was ryk in gewigtige ge- 1555—
volgen. Ware hij aan het hoofd van zaken gebleven zouden waar-
schijnlijk niet die tallooze rampen getroffen hebben, welke over het destijds gelukkigste
en bloeijendste gewest van Europa verwoesting en ellende verspreidden, m^QX Noord-
Nederland zou daarentegen ook nimmer geschitterd hebben onder de onafhankelijke
staten van Europa.
Het vertrek van granvei.le verwekte uilgelatene vreugde in allen, welke zich tegen
hem verklaard hadden; zij juichten »als schooljongens, die van hun gestrengen
meester ontslagen zijn (1)." De straten weergalmden van de jubeltoonen der menigte
over het verwijderen van een man, wien men beschuldigde, den Koning te hebben
aangeraden,· zich door den Paus van den eed, bij het aanvaarden van hel bewind af-
gelegd, te laten ontslaan (2). Bergen, montignt, megen, hoogstraten en bhede-
rode keerden onmiddellyk naar Brussel terug. Hoorne werd daarin door de onge-
steldheid zijner gade verhinderd. Oranje en egmond verwittigden der Landvoogdes,
dat zij, overeenkomstig haai verzoek, hun post in den Raad van State hervat-
ten , maar dien terstond weder verlaten zouden, indien de Kardinaal mögt terug-
keeren. Egmond verklaarde haar, dat granvelle, zoo hij weder in de Nederlanden
verscheen, onvermijdelyk het leven verliezen en deze gewesten voor den Koning
op het spel zetten zou. Barlaymont zelfs hield zich overtuigd, dat zijne terugkomst
den slaat van zaken hagchelijker dan immer te voren zou maken. De Landvoogdes
verzocht derhalve den Koning, hem elders' te bezigen; en hieraan werd, hoewel schoor-
(1) Quam pueri abeunte ludimagislro, vigui Fita^ p. 38.
(2) SCHOTEL, noRis I en II van Pallandt, bi. 28, haalt een liedeken aan, destijd« door het
volk {jezongen en van dezen inhoud:
η Den edelen heer van Bredero soet,
Item, den graeF van Nassau, dat edel bloet,
Beer ingenieus,
Den grave van Culenborgh ^ metter spoed,
Vive , vive Ie geus !
Deze hebben ons verlost van den cardinael,
En van de kettermeesler in 't generael,
Van den bisschop, seer pompeus,
Dus roepen Avij aitemael:
Vive, vive Ie geus!"
liet komt ons echter voor, dat dit liedeken tot een later tijdperk behoort.
II Deel. 4 Stuk. 17
-ocr page 154-154 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
voetend, later gehoor geleend (I). Filips bleef ondertusschen steeds den Kardinaal
raadplegen, welke in de Nederlanden nog invloedhebbende aanhangers telde, met
welke hij briefwissel hield (2). De voornaamste onder hen waren viglius van aytta
van Zuichem, barlaymont en joaghim hopperus.
Viglius vak aytta was in vijftienhonderd zeven op een landgoed niet ver van het
dorp Zuichem in Frieslandy uit een aanzienlijk geslacht geboren (3). Hij had op
onderscheidene binnen- en buitenlandsche scholen zijne wetenschappelijke opvoeding
voltooid, en stond met de geleerdste mannen in betrekking. Ter belooning zijner
bewezene diensten (4) , was hij door karel V tol Voorzitter van den Geheimen Raad
der ISederlanden verheven, en door den invloed van granvelle , in wiens beginselen
en denkbeelden hij geheel deelde , Lid van den Raad van State en van de Consulta,
Zegelbewaarder, en Coadjutor van St. Bavo te Gent geworden (5)» Hij was een man van
uitgebreide kennis, buitengewoon ervaren in staatszaken , uitstekend letterkundige en
voortreffelijk regtsgeleerde, aan wien men waarschijnlijk de Criminele Ordonnantiën, op
naam van filips in vgftienhonderd zeventig uitgevaardigd, verschuldigd is (6). Schoon niet
bloeddorstig van aard, bewerkte hij nogtans het bloedbevel van vijftienhonderd vijftig, en
hoezeer hij overtuigd was, dat het openbaar gevoelen den ketterbrand niet meer beguns-
tigde , konde hg , ondanks zijn helder verstand, het vooroordeel niet overwinnen, dat men
de menschen door zwaard, strop en houtmyt tot gelooven kon dwingen; en zoo ver
ging zgn haal tegen de Hervormingsgezinden, althans tegen de beeldstormers , dat hij
naar de komst van alba , dien hig toch kennen moest, verlangde (7), Het moge waar zijn ,
dat hij trachtte het welzijn des lands te bevorderen, zeker is, dat het hem aan kracht van
geest ontbrak, om zich met nadruk te blyven verzotten tegen maatregelen, die daarmede
in stryd waren. Naar het gevoelen van den edelen en moedigen righardot , Bisschop
van Arras, » dacht hg te veel aan zichzelven." En dat hij zijne eigene belangen ten
minste niet uit het oog verloor, getuigen de aanzienlgke goederen en een schal,
(1) OAcnAUD, Correspondance de philippe II, ï. I.'p. 295. jlrchives de la }Jaison d^Orangey
T. I, p. 226 , 229. 2« Edit.
(2) GACHARD, Rapport, in de Correspondance de philippe II, T. I. p. CCIII.
(3) Een uitvoerig levensberigt van vigliüs vindt uien in de Analecti Belgica van iioynck,
v. papendrecnt, T. I. P, I. j
(4) Zie Alg. Gesch. d. Vaderl D. II. St. III. bi. 674. St. IV. bl. 15.
(5) Archives de la Maison de d'Orange, T. I, p. 266, 263, 274, 2« Edit.
(6) Mr. M. c. V. HALi, Regtsgel. Verh, en Losse Geschriften, bl. lOS.
(7) V. KAMPEN, Faderl. Karakterk. ü. I. bl. 302, 303.
1555-
1568
DES VADERLANDS. 155
naar men wil, van tachtig duizend dukaten, welken hij achterliet. Men heeft zijne 1555—
regtschapenheid geprezen; maar het verzwijgen, dat hij twaalfduizend gulden van den
Koning uit de verbeurdverklaarde goederen van hen, die ter zake van den opstand
veroordeeld waren, ontvangen had ter bevordering van de kweekschool, welke hij
te Leuven had opgerigt en waarvan hij den roem der weldadigheid alleen genoot,
getuigt niet voor hem (1). »Ondanks al zyne bekwaamheden, was hij de man niet,
welke aan Nederland in de crisis der zestiende eeuw eenige dienst bewijzen kon-
de (2);" zoo als hij dan ook trouwens geene van belang in dat opzigt bewezen heeft.
Minder eigenlijk do vriend van grawvelle , dan wel de getrouwe aanklever van de
staatkundige grondbeginselen des Kardinaals was karel , Baron, naderhand Graaf van
Barlaymont ^ Ridder van het Gulden Vlies, Raadsheer van Staat, Voorzitter van
den Raad der geldmiddelen, Stadhouder van Namen en Opperjagermeester van Na-
men , Brahand en Vlaanderen (3). Oranje liet geene middelen onbeproefd , hem
voor zich te winnen, » welligt meer, om zijner tegenparty eenen door geboorte, na-
maagschap en hooge betrekkingen aanzienlijken man te ontrukken, dan wel omdat hij
hoogen prijs op zijne bekwaamheden stelde." Maar barlaymont bleef onwankelbaar,
» deels omdat hij het voor schande hield van zijn eenmaal geuit gevoelen af te wyken ,
deels uit eigenbaat, en ook deels uit trotschheid , daar hy het beneden zich achtte , eene
partij te dienen, welke zich tot de verdedigster van de regten des gemeenen volks
opwierp (4)." Barlaymokt zelf echter verklaart, dat hg vóór noch tegen den
Kardinaal partij koos, maar zich den verbondenen Heeren niet wilde aansluiten, welke
eischten, dat hij, die nimmer hunne vergaderingen had bijgewoond, zou erkennen,
dat al wat zij verrigt hadden, voor 's Konings dienst geschied was (5).
Joachim hopperus of hoppers, de vertrouwde vriend van vigliüs , was uit een zeer
oud geslacht ontsproten en in vijftienhonderd drie en twintig Ie Sneek geboren.
Met zoo veel vrucht had hij de hoogescholen te Leuven^ Parijs exxOrleans bezocht,
dat hij reeds in vijftienhonderd negen en veertig aan do eerstgenoemde geleerde in-
rigting tot Hoogleeraar werd aangesteld. Zyne buitengewone regtskennis verscliaflo
(1) Blr. M. c. V. HALL , UEKDRICK vdii ßfederode , Aant. hl, 232 , 233.
(2) V. KAMI'EN, Vaderl. Karaktcrk. D. I. bl. 305.
(3) DE REirPENBERG, Correspoïidance de MAnouEiiiTE deutliche, ρ, 4. Papiers d'éfat dii Car-
dinal de «hakvelie, T. V. p. 620 (1).
(4) v. d. VVNCKT, Uist. d. TroubL T. II. p. 63. corvik-wiersuitzkv, de Tachtig}. Oorloge
1). I. bl. 146.
(5) gachari), Correspoïidance de niillppe II, T. 1, p, 314, 315.
18*
-ocr page 156-156 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
^isei" spoedig eene raadsheersplaats in den Groolen Raad Ie Mechelen, vervolgens in
den Geheimen Raad en in den Raad van State Ie Brussel. Op het groot staatkundig
tooneel echter heantvyoordde hy niet aan de verwachting. Hy was een doorgeleerd ,
verstandig, bescheiden en vroom man, maar geen Staatsman; en daar hij immer
toestemde, wat door de Landvoogdes werd voorgeslagen, gaven zijne ambtgenooten
hem den bynaam van: Ja ^ Mevrouw. Hij was een getrouw aanhanger van
GRANVELLE, wolko hem om zijne kunde, naauvvgezetheid en deugd hoogachtte, en
de zorg der inrigting van de nieuw geslichte Hoogeschool te Douay overliet (1).
In vijftienhonderd zes en zestig volgde hij kakel yan tisnacq op als Raad en
Zegelbewaarder voor de zaken der Nederlanden te Madrid j welke gevvigtige be-
trekking hij lot zijnen dood in vijflienhonderd zes en zeventig bekleedde. Filips
waardeerde zijne kunde, werkzaamheid, opregtheid en yver voor zijne dienst, en
loonde dit niet alleen door eerbewijzen en geschenken aan hemzelven , maar ook door
eene gift van twaalfduizend gulden aan zijne weduwe , benevens eene jaarwedde van
duizend gulden lot dat de opvoeding harer kinderen voltooid zou zyn (2). Als Neder-
lander, die met Nederlanders briefwissel onderhield, deelde hopperus geenszins in het
volle Yertrouwen des Konings. Kiel alleen had hij geen invloed op de groole zaken,
maar men hield met zorg do beraadslagingen en besluiten , lot welke zij aanleiding
gaven, voor hem verborgen. Zelden werd hij in den staatsraad geroepen , en meest
alleen om hem Ie misleiden en diets Ie maken, zoo wel als zijne vrienden in de
Nederlanden, dat men naar zijnen raad luisterde (3). Hij heeft een groot aanlal
schriften, hoofdzakelijk over reglsgeleerde onderwerpen, nagelalen. Zijne uitgegeven
Brieven aan viglius bevatten menige bijzonderheid oj|lr zaken en personen van zynen
lijd (4). Maar bovenal belangrijk is zijn Recueil et Memorial des Trouhles des Pays-
Bas van vyflienhonderd negen en vijftig lot vijflienhonderd vijf en zestig, in Avelk
werkje hij, volkomen onderrigt, den oorsprong en voortgang van het algemeen mis-
noegen ontwikkelt (5).
(1) Correspondance de philippe II, ï. I, p. 322.
(2) Vita j. noi'peri in de Analecta Belgica van iiotbck v. papendrecut, T. 11. P. H. p. 1—12.
Notice Préliminaire, in de Papiers d'état du Cardinal de granvelle, T. I. p. XKXIII. T. V.
p. 26 (2). liouwsloffen voor het leven van hopperüs leveren 's mans Memorial des Troubles,
ïijne Epistolae ad vigliüm , viglii Vita, et Epistolae ad hoppercm.
(3) gachard, Rapport, in de Correspondance de philippe II, T. I. p. XLI—XLIII.
(4) J. hopperus, Epistolae ad viglium, Traj. ad Rhenum 1802.
(5) hovnck v. papennrecht, Aiialecta Belgica, T. II. P. II. p. 51—116. v. d. vyrckt , Eist.
d. Troubl., T. II. p. 65-67.
DES VADERLANDS. · 157
Zioodra orakje, egmond en hoorne in den Raad van Slale weder zilling genomen had- 1555 —
den, gaven zij hiervan kennis aan den Koning, wien zij levens van hunne trouw en ^
gehechtheid verzekerden" (1). Oranje bad hem , in eenen bijzonderen brief, geen gehoor Lente-
te geven aan hen , welke zijne opregtheid poogden verdacht te maken, en verzocht jgfj^
levens, dat de zaken van hel prinsdom Ora7?ye aan den Spaanschen gezant in i^rafiitry'Ä
gunstig moglen aanbevolen worden, dewijl hij gevaar liep dit prinsdom te verliezen,
» omdat hij het heilige Katholijke geloof en de oude godsdienst er in wilde hand-
haven." 's Vorsten antwoord was, dat hij niels te zijnen nadeele vernomen had en hem
voor een getrouwen dienaar hield, wien h^ bescherming, ter zake van zijn prinsdom,
tegen den Paus beloofde (2). In dien zelfden geest had egmosd, insgelijks afzonder-
lek , aan den Koning geschreven , welke by eenen eigenhändigen brief zijn genoegen
betuigde over 's Graven gebechiheid aan zijne dienst, en belangstelling in het alge-
meene welzijn zijner stalen. Hoe gaarne hij bem ook bij zieh zou zien, verheugde
hij zich echter, dat egmond de Landvoogdes niet verliet, die zijn raad thans zoo zeer be-
hoefde ; hy verzocht hem , haar te ondersteunen naar het groot vertrouwen , welk bij
in hem stelde , en leefde in do hoop, dat door zijn y ver en dien der andere Heeren,
de Staten in de beden eindelijk zouden toestemmen. »Ik benvoegde filips er bij ,
» tevreden over heigeen gy zegt, dat niemand aan iels anders denkt. Hoe hooger
de nood stijgt, hoe meer gij allen moet trachten er in te voorzien , even als ik dit
van mijne zijde doe (3)." Filips handelde hierin naar den raad der Landvoogdes,
om den Prins en beiden Graven het gevoelen te ontnemen, dat hij hen wantrouw-
de , en bij elke gelegenheid hunnen ijver voor de dienst van God en hunne
gehechüieid aan den Koning te verheffen. Zich zeiven wenschle hij geluk, dat do
drie Heeren Aveder deel aan de staatszaken genomen hadden (4). Zij toonden daarin
zoo veel ijver en vlijt, dat zy alle ochtenden en soms geheele dagen in den Raad
doorbraglen. Aanvankelijk stonden zij op den beslen voet met den Geheimen Raad en
dien der geldmiddelen, behalven met barlaymont. De afgevaardigden der Staten
en sleden trachtten zij door voorkomende beleefdheden aan zich te verpHglen; oranje
en EGMOND noodigden hen dikwijls aan hunne tafels en loonden zich steeds bereid,
hunne belangen bij het Hof te bevorderen (5). Hierdoor verwierven zy vele vrienden^
(1) Procés des Comies d'egmont et de hornes, T. II. p, 284. hopperds, Memorial, ρ. 37.
(2) nopperus, Memorial^ ρ. 38. gachard, Correspondance de philippe II, T. I. p. 296.
HOOFT, Nederl. Eist. B. II. bl. 46.
(3) gachard, Correspondance de pdilippe ΙΓ, T. I. p. 293, 300.
(4) gachard, Correspondance de pdilippe II, T. I, p. 296, 299.
(5) iioppERüs, Memorial, p. 37. Archives de la Maison d'Orange, T. I. p. 242. 2« £dit.
-ocr page 158-158 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— onder de Edelen en de Gemeente. Men heeft hen naderhand beschuldigd , dat zij toen
reeds eene geheele omverwerping der regering beoogden, de Niederlanden aan den
Koning poogden te ontrukken, en den buit onder elkander hooplen te deelen (1). Be-
zwaarlijk echter konden zij in dien tijd dergelijke veruitziende plannen koesteren. Zij
bedoelden voor 's hands slechts: 1°. bijcenroeping der Algemeene Staten; 'i®. vermeer-
dering van het gezag van den Raad van State ; 3°. verzachting der bloedbevelen tegen
de ketters (2). Vruchteloos beproefden zij de Leden van den Geheimen Raad en dien
der geldmiddelen hierin voor zich te winnen. Ook poogden zij , op raad van Graaf
LODEWiJK van Nassau^ eenige nieuwe Leden in den Geheimen Raad te brengen,
om hunne bedoelingen te ondersteunen. Men wil, dat zij deswege liet oog gevestigd
hadden op frangisgus bilduinus en georgius gassai^der , mannen van erkende be-
kwaamheid , schrander oordeel en gematigde denkvvyze in het godsdienstige; doch
dit plan mislukte (3).
in gehjkc mate als de vreugde over het vertrek van grakyelle groot was,
vreesde men zijne terugkomst, waarvan hij het gerucht in de Nederlanden ver-
spreidde. »Ik weet niet, wat ik van de plotselinge afreis van den Kardinaal denken
moetschreef de Prins van Oranje, » de tijd zal ons dit leeren ; eene zaak is ze-
ker, wij moeten altyd op onze hoede zijn en ons niet laten misleiden; want misschien
wil men ons door dit schijnschoon {ce Ion senhlant) in slaap wiegen, om naderhand
te beter gelegenheid te hebben de plannen uit te voeren, die, naar het mij voor-
komt, spoedig openbaar zullen worden. — Overigens is hier alles rustig en elk te-
vreden , dat de goede Kardinaal vertrokken is (4)." Het was ook indedaad het be-
paalde voornemen des Konings, rranvelle weder herwaarts te zenden. Filips betuigde
hem steeds do hoogste achting, en spoorde hem aan, zelfs de Landvoogdes met raad te
ondersteunen. Grakvelle bleef niet in gebreke den Koning te vermanen , om ten geschik-
ten tijde alles te verbreken en te vernietigen, wat men van hem met geweld had afge-
(1) Procés des Comtes d'ecaokt et de hornes, T. I. p. 25 , 26. groen v. i'RInstersu in de
Archives de la Maison d'Orange, T. L p. 230, 267. 2° Edit. Het zal wel onder de vertelsels
heliooren, dat egmond aan horpeuijs verklaard heeft, dat men het »iet op grarvelle, maar op den
Koning zeiven gemunt had, welke zeer slecht zoo wel de zaken van den sfaat als van de gods-
dienst hcstuurdc. Jrchives de la Maison d'Orange, T. I, p. 247. 2« Edit.
(2) groen v. 1>rixsteuer, Archives de la Maison d^ O range , ï. I. p. 222. 2·^° EditJ
(3) bdrgükdius, Hist, Belg. Lib. II. p. 65—68. v. d. uaer , de Init. Tumult. Belg, Lib. I.
p. 253—258. uooFT, Nederl. Jlist. B. II. hl. 46, 47.
(4) Archives de la Maison d'Orange, T. J. p. 226, 2« Edif, Zie ook den brief'van 's Prinsen
geheimschrijver 3. lorich aldaar, p, 229.
DES VADERLANDS. · 159
perst, en ταη het oogenblik gebruik te Inaken, even als de anderen 'tot hun voordeel ^
deden, en gelgk zijne voorzaten verphgt geweest waren te doen. Bovenal moest hij
het bijeenroepen der Algemeene Staten niet gedoogen, maar zich in persoon naar
de Nederlanden begeven (1). Niet minder ernstig drukte granvelle der Land-
voogdes op het gemoed, zich legen eene dergelijke bijeenroeping te verzetten. Hg
beweerde evenwel op denzelfden tijd, dat niemand meer dan hij do vrijheden en
voorregten der Nederlanden verdedigd en ter handhaving daarvan zyn leven veil
had; slechts wilde hij niet de Blijde Jnkomste ten nadeele van het Koninklijk
gezag uitgebreid hebben of gedoogen, dat Brahand^ en onder Braband, de
andere gewesten verdrukt (tyrannisés) werden door lieden, die misschien geheel
andere bedoehngen en oogmerken hadden dan de drie Heeren vermoedden. Hij werpt
de beschuldiging verre van zich , dat hij getracht zou hebben de Nederlanders aan
Spanje te onderwerpen en vraagt, of hg immer een Spanjaard met een post in de
Nederlanden begiftigd heeft (2) ? Het bleef oranje natuurlgk niet verholen, dat
GRANVELLE uog stceds grooten invloed op de zaken der Nederlanden uitoefende.
»Wij hebben met een sluwen en listigen vogel te doen schreef hij aan den Land-
graaf van Hessen, » welke dag noch nacht rust, om ons den gevoeligen slag loo te
brengen. Echter hopen wij, vertrouwende op de regtvaardigheid onzer zaak, het
werk tot een goed einde te zullen leiden. Mögt dit in eenig opzigt falen, schrijf
het dan niet aan ons toe, maar aan zgne arglistigheid en booze aanslagen (3)."
Inmiddels had zich het gezag van den Raad van State, in welken nu oranje
heerschte , aanmerkelijk uitgebreid. De beperkte invloed van dat ligchaam , was een
der hoofdbezwaren tegen granvelle geweest (4). Zoodra de Kardinaal vertrokken
was, beweerde oranje , dat de Raad van State het hoofd was, of althans zgn moest,
van al de overige, en hem derhalve het oppertoezigt {surintendance) van het geheele
bestuur behoorde. Van daar, dat er van tijd tot tgd zaken voorgebragt en behandeld
werden, die eigenlijk bij den Geheimen Raad of dien der geldmiddelen behoorden.
Spoedig kwam het zelfs zoo ver, dat geene verzoekschriften meer aan do Landvoog-
des, maar aan den Raad van State gerigt werden, en dat wie iets van de Regering
wenschte , dit alleen door middel der Stadhouders, alle leden van dat ligchaam, ja
dikwijls door hunne dienaren, konde verwerven. De Landvoogdes zelve vermögt
niets en raadpleegde niet meer, zoo als vroeger, afzonderlek met viglius of bar-
(1) GACHARD, Correspondance de pdilippe II, T. L p. 297, 301, 302, 303 , 307 , 809.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. L p. 235—240 , 243 , 246. 2« Edit.
(3) Archives de la Maison ê^Orange, Τ. L ρ. 259. 2« Edit.
(4) Verantw. van willem I. in 1568, bij bor, Eist, d, NederU Oorl. D. i.· AuthenL bl. 8.
-ocr page 160-160 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— laymont (1). Alles werd afgekeurd wat len*lijde van granvelle geschied was, waar
de Hertogin, uil vrees, niels voor of tegen waagde in Ie brengen (2). Allengs ver-
minderde het gestreng en naauwkeurig handhaven der bloedbevelen legen de Keilers,
dewijl de Staten der gevreslen met de denkwijze van hen , welke thans aan het roer
zalen, op dit punt bekend waren. In Holland^ onder anderen, opperde men vele
zwarigheden tegen het afkondigen van een scherp bevelschrift, bij welk allen, die
sedert eene maand niet ter kerke geweest waren, strafbaar verklaard werden (3).
Mögt men zich hierover verblijdenontevreden daarentegen was men over de ver-
waarloozing der burgerlijke reglsoefening. Oranje en zijne aanhangers welen dit ge-
brek aan den Geheimen Raad , doch deze wierp de schuld daarvan op den Raad van
Slale en do Edelen , van welke laalslen vele weigerden, zich aan de vonnissen der
lagere reglbanken te onderwerpen, zoo zij niet op last van den Raad van Slale geveld
waren. Niet minder misnoegen verwekte hel, dal sommigen , welke bij de Leden van
dien Raad, van wien nu alles afhing, gunstig aangeschreven stonden, met de bege-
ving van ambten handel dreven, vergunningen verleenden lot het opriglen van banken
van leening en loterijen , wanneer hun dit voordeel aanbragt; ja zelfs, tegen geld,
vergiiTenis wisten te bezorgen aan misdadigers, welke door den Geheimen Raad ver-
oordeeld waren. Armenteros , do Geheimschrijver der Hertogin , moet op deze wijze
veel geld bijeengeschraapt hebben (4). In Holland vooral hief men luide klagten
aan over het verkoopen van ambten, zelfs aan vreemdelingen; ook poogde men hier
het verpachten der banken van leening, van wege het Hof, te beletten (5).
Teregt klaagde derhalve granvelle, dat de toestand der Nederlanden sinds zijn
vertrek niels verbeterd was. Hij vreesde, dat men der Landvoogdes valstrikken
legde, en barlaymont en viglius den moed zouden verliezen (6). Trouwens vi-
GLius zelf had den Kardinaal reeds vroeger te kennen gegeven, hoe zeer hij wenschte
(1) uovper.üs, Memorial, ρ, 39, 40. viglii Vita, ρ. 39.
(2) Archives de la Maison dWrange, T. 1. p. 254. 2« Edil.
(3) Resoluti'én van Holl. bl. 27. Repert. d. Plakaten, bi. IIG, aangehaald door wagenaar ,
1). VI. bl. 99.
(4) Archives de la Maison d'Orange, T. i. p. 265. 2« Edit. hopperus, Mémorial. p. 39,
40. viGui Fita, p. 38, 39. bürgukdids, Hist. Belg. Lib. II. p. 60. A^gl. ποορτ, Nederl.
Hist. B. II. bl. 47. Dat armenteros door de Kardinaalsgezindeii mislromvd werd, blijkt uit een
brief aan gbakvelle in de Archives de la Maison d'Orange, T, I. p. 250. 2« Edit.
(5) Resoluti'én van Holland, aangehaald door wagenaar , D. VL bl. 100.
(6) Archives de la Maison d'Orange, T. I. p. 251, 258, 259. 2= Edit. Correspondance
de PHiHPPK II, T. I. p. 301.
DES VADERLANDS. · 2519
bij hem in Bourgondi'è te zijn; hij wist niet, hoe men moest aanleggen, om het
1OOÖ
den drie Heeren naar den zin te maken , en wilde zijn ontslag verzoeken, vóór hij er
toe gedwongen zou Avorden, want er werd sterk gesproken, al de Kardinaalsgezinden,
en onder hen bovenal den Raadsheer hopperus , weg te jagen. Hy raadde dan ook
GR.iHVELLE ten sterkste af, naar de Nederlanden terug te keeren (1). Do Land-
voogdes bekommerde zich weinig om den Kardinaal, te wiens koste do vrede met de
Heeren getroffen was. Merkwaardig is haar brief aan den Koning,' in welken zij 12v.
verzekert, dat, indien grauvelle niet vertrokken ware, de zaken thans in zulk
cenen staat van onrust en beweging zouden zyn, dat zij niet zou weten, hoe de Ko-
ning zelf die zou kunnen verhelpen. »Indien de Kardinaal terugkeert'', zegt zij,
» zal men in eenen toestand erger dan ooit geraken. De meeste Heeren hebben my dit
gedurig en openlijk te kennen gegeven en op nieuw verklaard, dat zijne terugkomst
zyn dood onvermijdelijk ten gevolge zal hebben, zonder dat iemand van hen dit
zal kunnen beletten, zoo als zg dit weleer gedaan hebben; daarenboven zal de
godsdienst in deze gewesten verloren gaan, en er een groote' opstand geboren
worden. Uwe Majesteit wete, dat de haat der Grooten tegen den Kardinaal van dag
tot dag toeneemt, omdat hij, vóór zijn vertrek van hier, openlijk gezegd en na zijne
komst in Bourgondi'è door eene menigte brieven en boodschappen berigt heeft,
dat hij zonder twijfel in den loop dezer maand zal wederkeeren. Dit verhoogt niet
alleen den haat der Heeren, gelijk ik reeds gezegd heb, maar de belangen Uwer
Majesteit worden ook grootelijks benadeeld door de ontmoediging , welke zijne ver-
wachte komst in hen verwekt en die veroorzaakt, dat zij trager en onverschilliger
worden, om hier de zaken in beteren staat te brengen. Zij vooronderstellen, dat
GRANVELLE zich kwanswijs heeft verwijderd, om te wachten dat diegenen van hen, welke
een deel van den Raad van State uilmaken, er weder ingetreden, en de zaak der
beden en andere punten van behandeling beslist of wel zoo verre gevorderd zijn,
dat de Heeren niet meer kunnen terugtreden; de Kardinaal zal van dat oogenblik
gebruik maken, om terug te keeren en aan de zaken de laatste hand te leggen, om
alzoo voor zich alleen de gunst van Uwe Majesteit te verwerven. Maar wat ook het
misnoegen der Grooten zij, ik heb hen niet te min overreed, al het mogelijke voor
de dienst Uwer Majesteit te verrigten, ondanks de hindernis en het wantrouwen,
welke de gedachte van 's Kardinaals terugkomst bij hen verwekt. Ik zal niet 'her-
halen, hetgeen ik bij andere gelegenheden aan Uwe Majesteit geschreven heb over
het besluit der Heeren van uit den Raad van State weg Ie blijven, indien de Kar-
dinaal mögt wederkeeren. Ik smeek U echter wel in aanmerking te willen nomen
(1) Archives de la Matsen dOrange, T. L p. 223, 242. 2« Edit.
II. Depl. 4 Stük.
162 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—in welke bekommering en zorg ik mij moet bevinden, zoowel om heigeen ik^
hierboven gezegd heb, als ook dewyl zij, die van den Kardinaal afhangen of
door hem begunstigd zijn, in slede van mij te ondersteunen, wanneer het de dienst
van Uwe Majesteit betreft, mij niet alleen tegenwerken, maar wanneer ik hunne
hulp behoef door hunne traagheid toonen, hoe zeer zij wenschen, dat bij de
afwezigheid van den Kardinaal men niets goeds verrigte ten dienste van Uwe
Majesteit, en zich niet met den gang der zaken bezig houde tot aan de terug-
komst des Kardinaals, die niet in gebreke blijft, hunne hoop in dat opzigt te vleijen.
Ik heb het als pligt beschouwd , Uwe Majesteit op de hoogte houden van hetgeen
gebeurt, en ü door het bovenstaande onder het oog te brengen, dat dit niet de
minste der kwellingen is, welke ik verduurd heb en nog verduur. Maar ik laat er
mij niet door ter nederslaan, dewijl, Gode zij dank! de wending, welke de zaken
genomen hebben, mg veroorlooft te verzekeren , dat in korten tyd men geene vrees
meer zal behoeven te koesteren, ten ware door eenig toeval van buiten. Maar elk
der Heeren heeft beloofd , alsdan zijn leven en al wat hg in de wereld bezit voor de
dienst van God, van Uwe Majesteit en ter verdediging van het land op Ie offeren, ge-
lijk ook in alles de bevelen Uwer Majesteit te gehoorzamen; hetgeen niet het geval
zou zyn indien do Kardinaal hier ware , gelyk zij mg verklaard hebben en ik reeds
gelegenheid gehad heb Uwer Majesteit te beriglen (1)."
De Landvoogdes onderhield niettemin met granvelle den gewonen briefwissel (2). Er
heerschle echter lusschen haar en de Leden van den Raad van State eene gewenschte
overeenstemming (3). De zaken hadden eenen keer genomen, welken de sterkste
verbeelding zich niet had kunnen voorstellen (4). Oranje, egmond en andere aan-
zienlgke Leden kwamen genoegzaam dagelijks aan het Hof, en verzelden de Vorstin
bij onderscheidene gelegenheden. Men verhaalt dat zij, ofschoon allen beschonken
(tous yvres) ^ haar eens naar de mis begeleidden; en dat egmosd zich niet ontzag,
met de uilgedachte kleedij aan hare tafel te verschijnen (5). Dit strookte weinig met
die beleefdheid en eerbewijzingen, door welke de Edelen, zegt men, de Hertogin ge^
heel voor zich wisten te winnen (6). De Vorstin prees de goede diensten des Prinsen
(1) gachard, Correspondance de pbilïppe II, T. J. p. 302—305.
(2^) Archives de la Maison d'Orange, T. I. p. 311 , 312. 2® Edit.
(3) Archives de la Maison d'Orange, Τ. Γ. ρ. 257, 263 , 267 , 277 , 279. 2« Edit.
(4) Archives de la Maison d^Orange, Τ. I. ρ. 275. 2« Edit.
(5) Archives de la Maison d'Orange, T. I. p. 256, 263. 2® Edit.
-ocr page 163-DES VADERLAx^DS. lai
^•άη Oranje en des Markgraven van Bergen^ van den Heer van Montigny en andere 1555—
Heeren, bovenal in het bevorderen van het inwilligen der beden bij de Staten; ook
was zij van gevoelen, dat in de tegenwoordige oogenblikken het bijeenroepen der Alge-
raeene Staten geene zwarigheden opleverde (1). Vxglius en ba.rlaym03ST waren ge-
heel buiten invloed geraakt (2). De Koning moedigde beide ter volharding in hunne
pligten aan. Tevens verzekerde hy grawvelle op nieuw van zijne hoogachting, ver-
maande hem , welke zoo geheel bekend was met de zaken der Νederlanden, de
Landvoogdes met zijnen raad te ondersteunen, en gaf zijn misnoegen te kennen,
dat de beleedigende kleedij nog steeds gedragen werd, maar achtle, het thans
geen tijd zulks openlijk te toonen. Intusschen betuigde hij der Landvoogdes zijne
tevredenheid over haar gedrag sinds het vertrek van granvelle, en erkende het
moegelijke van haren toestand, daar aan de eene zijde de vrienden des Kardinaals
werkten, om den loop der zaken te bemoeijelyken, ten einde zijne terugkomst nood-
zakelijk te maken, en aan de andere zijde do Edelen ontmoedigd werden uit vrees,
dat hij weder aan het bestuur mögt geraken. Hij vermaande haar, de eenen zoowel
als de anderen aan te sporen, de belangen van Koning en Vaderland naar behooren
te behartigen (3).
Granvelle verspreidde het gerucht, dat hij niet dan met den Koning, wien hij dit
insgelijks verwittigde , in de Nederlanden zou terugkeeren (4). Oranje hechtte hier-
aan weinig geloof, maar wenschte er naar , omdat alsdan de Vorst zelf zich konde
overtuigen, wie het met hem 't opregtste gemeend had, en 'sPrinsen onschuld en
die zijner deelgenooten erkennen (5). Reeds vroeger had grakvelle verzekerd,
dat FiLiPS in den Herfst over Italië zich naar de Nederlanden zou begeven, om al-
daar de zaken te regelen, dewijl de voornaamste Heeren, inzonderheid oranje ,
EGMOND en HOORNE, zich daden veroorloofd hadden, welke hem vreemd voorkwa-
men (6). Thans echter begon men aan die komst, hoe noodzakelyk zy ook ware,
te twijfelen, waarvan de Spanjaarden zelve de oorzaak waren, »welke meen-
den , dat de Koning van uit Kastiliè de geheele wereld met een stok konde rege-
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. I. p. 269, 273. 2" Edit. Correspondance de nu-
uppE II, T. I. p. 306.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. I. p. 257—276. 2" Edit.
(3) Correspondance de philippk II, T. I. p. 307, 308.
(4) Correspondance de rniUPPE II, T. I. p. 307. Archives de la Maison d'Orange, T, I.
p. 279. 2« Edit.
(5) Archives de la Maison d?Orange, Τ. I. ρ. 278, 279. 2" Edit.
(6) Archives de la Maison d'Orange, T. I. p. 249 , 256. 2» Edit. ,
17 *
-ocr page 164-2522 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—ren (1). Maar nu won het fferuchl veld, dat don garlos naar de I^ederlanden
1568
zou gezonden vporden, orn aldaar, na zijn huwelijk met 'sKeizers oudste dochter, de
Opperlandvoogdij te aanvaarden. Men dacht hier niet gunstig over dien Prins, wel-
ken de Koning reeds in vijftienhonderd negen en vijftig voor deze waardigheid bestemd
had (2).
De Landvoogdes had zich nu geheel, deels uit overtuiging, deels uit staatkunde , in
de armen der Oranjesgezinden geworpen (3). De Prins en de Graaf van Egmond
gingen voort, do afgevaardigden der Steden en Staten aan hunne tafels te noodigen,
Mj welke gelegenheden met onderscheidene Leden van den Geheimen Raad en dien der
geldmiddelen over vele zaken van staat beraadslaagd werd. In de eerste plaats trok
de godsdienst de aandacht tot zich. Men was van gevoelen, »dat het getal der On-
roomschen te groot was in de Nederlanden ^ om door vuur en zwaard uitgeroeid te
kunnen worden; men moest zich hiertoe veeleer van andere middelen bedienen, zoo
als het verbeteren van de zeden der Geestelykheid, en het prediken eener meer ver-
standige teer; de gestrenge bloedbevelen , van welke men tot hiertoe geheel geene vrucht
gezien had, behoorden ingetrokken, ten minste verzacht te worden; aan ieder moest
in zijn huis vrye godsdienstoefening, en overal de toediening van het Avondmaal on-
der de beide vormen vergund worden (4)." Weinige regters en ambtenaren kwelen
zich langer van hunne pligten, dewijl zij zwarigheid maakten, tegen hun geweien
aan, de bloedbevelen ten uitvoer te leggen (5). Men hield zich overtuigd, »dat de
geldmiddelen en de regtszaken niet naar eisch behandeld werden, en dat men al-
leen daarin zou kunnen voorzien door de Leden van den Raad van State met tien of
twaalf der aanzienlijkste en geachlste mannen te vermeerderen, en aan dien Raad
over alle andere raadsvergaderingen, zonder onderscheid, het oppergezag toe te ken-
nen (6)·" iiö Landvoogdes deelde, althans in schyn, geheel in deze gevoelens (7).
Zij herhaalde bij den Koning haar misnoegen over de Kardinaalsgezinden en ver-
klaarde ))dat, hoezeer zijne goedkeuring over haar bestuur haar streelde, het haar van
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. I. p. 283. 2<= Edit.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. L p. 292, 299, 301, 302. Zie hiervoor, bi,
77, 85.
(3) Archives de la Maison dOrange, Τ. Ι. ρ. 301. 2« Edit.
(4) noppERTJs, Memorial, ρ. 40, 41. hooft, Nederl. Hist. Β. Π. bl. 48, 49.
(5) Archives de la Maison dOrange, T. I. p. 287. 2« Edit.
(6) HOPPERUS, Memorial, p. 41.
(7) viGiu Vita, p. 40.
-ocr page 165-DES VADERLANDS. · 165
den anderen kant smartelijk was uit de staatsbrieven {depêehes), welke zij ontving, 1555—
te bespeuren, dat hij meer het oor leende aan lieden, wier bijzondere belangen en
inzigten in strijd waren met het welzijn van zijne dienst en de rust des Lands , dan
aan haar, welke hem zoo geheel genegen is. Ter verligting van haar geweten, meende
zij thans met meer vrijmoedigheid tot hem te moeten spreken , dan tot nog toe geschied
was. De staat van zaken vorderde dit, en daarenboven was zij beter van alles inge-
licht dan ooit te voren. Derhalve verwittigde zij hem, dat de handelingen van den
Kardinaal, viglius en hunne volgelingen [seguaci] niets anders bedoelden, dan dat
de Koniog bij zijne komst in de Nederlanden aldaar alles in opstand vond; zij hoop-
ten alsdan, gelijk men zegt, in troebel water te visschen en het wit te bereiken,
naar hetwelk zy sinds lang streven, namelijk, zich van het geheele bewind meester
te maken; daarom waren en zijn zij nog tegen het bijeenroepen der Algemeeno Staten.
Zij voegde er bij, dat granvelle , viglius en hunne volgers vreesden, indien de
rust in het Land hersteld werd, dat men in hunne boeken lezen, en hunne onregt-
vaardigheden, hun handeldrijven met geestelijke ambten, en hunne knevelar^'en ont-
dekken zoude (1)." Filips had kort te voren in koele en wantrouwen ademende be-
woordingen den drie Heeren geschreven, welke zich daarover gekrenkt gevoelden en
vermoedden, dat al de fraaijigheden, welke de Hertogin hun van zijnent wege ge-
zegd had, slechts kunstgrepen en verzinsels waren; ja zij hadden zelfs haar niet ondui-
delijk te kennen gegeven, dat naar hunne meening, de Koning, de Kardinaal en zij
zamenstemden, hen om den tuin te leiden. Ten einde hen uit dien waan terug te
brengen, verzocht de Landvoogdes den Koning, » hun eenig blijk van vertrouwen
te geven en door daden, die goede gezindheid te toonen, welke zy zeker was dat
hij te hunnen opzigte koesterde. Zonder dit moest men geene verbetering in de za-
ken van de godsdienst en het regt te gemoet zien. Zij had den Graaf van Εgmond
van 'sKonings genegenheid te hemwaarts verzekerd, maar hij scheen er weinig van
overtuigd te zijn en was levendig getroffen, dat de Koning voor het bewind van Be-
thune niemand van degenen verkozen had, welke door hem waren voorgedragen.
Algemeen heerschte het gevoelen, dat filips de Nederlanders op den tuil hield, niets
ten einde bragt, en zich weinig om hen bekommerde; men hield zich verze-
kerd , dat hij over aanzienlgke sommen beschikken konde, maar hen in nood liet (2),"
Oranje en de andere Leden van den Raad van State ontveinsden hunne verwonde-
ring en misnoegen niet, dat de Koning de besluiten der Trentsche Kerkvergadering,
welke in Wintermaand laatstleden was geëindigd, onvoorwaardelijk had aangenomen,
(1) Correspondance de poilii-pe II, T. 1. p. 311.
(2) Corrcspondance de phïlippe II, T. I. p. 312, 313.
-ocr page 166-166 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
Ridders van het Gulden Vlies in eene zaak van zoo veel belang
j. ooo
te kennen (1). Do Landvoogdes zelve had niet gedacht, dat de Koning daartoe zou
besloten hebben , sinds do Paus aan den gezant van Frankrijk den voorrang boven
dien van Spanje had toegekend, hetgeen zoo hoog door filips werd opgenomen, dat
hij besloot, zijn vertegenwoordiger uit-ßome terug te roepen en geen Pauselijk zaakge-
lastigde aan zijn Hof te houden (2). Hij verklaarde echter, dat zijne bijzondere gevoe-
ligheidgeen invloed zou hebben op de algemeene zaak der Christenheid, en beval het
invoeren van de besluiten der Trentsche Kerkvergadering. De Landvoogdes merkte
daarop aan, dat hierdoor zijne en 's Keizers bevelen , ter zake van de godsdienst,
opgeheven werden, waarover de kerkdijken zich zeer verheugden, dewijl zij nu dat
gezag ontvingen, welk den Vorst toebehoorde. Zij maakte hem tevens opmerk-
zaam , dat bij het invoeren dezer besluiten, de Staten van Brahand zullen voor-
geven, dat hij inbreuk maakt op den eed door hem afgelegd, van geene nieuwig-
heden in te voeren buiten hunne toestemming, zoodat ook zij zich zullen beschouwen
als ontslagen van hunnen eed van getrouwheid. De regering van Antwerpen had reeds
besloten, er niet in te bewilhgen dan onder zekere voorwaarden. In eene bijeen-
komst van den Geheimen Raad en den Raad van State , in welke de Hertogin voorzat,
verklaarden slechts twee leden, dat men den Koning moest gehoorzamen. Een be-
weerde onbewimpeld, dat indien de Koning dergelijke zaken verrigtte builen raad
der Heeren en zelfs der Staten, weder datgeen zou gebeuren, wat men by het invoe-
ren der bisdommen gezien had (3).
Filips vermaande ondertusschen de Landvoogdes bij brief op brief, de ketters te ver-
volgen, wees hunne schuilplaatsenen de middelen aan, hen te achterhalen, gaf
hunne namen en bijnamen op, en maakte haar met hunne ligchaamsgestalte, jaren,
nering en andere kleine bijzonderheden bekend. De Hertogin toonde zich in dit op-
zigt ijverig genoeg, maar ontmoette hier en elders grooten wederstand (4). De Staten
van Holland verzetten zich tegen het wegvoeren uit het land, van twee gevangen ge-
nomen ketters (5). De regering van Brugge liet zelfs eenen der stadsdienaars gevangen
(1) Archives de la Maison d'Ofange, T. I. p. 290. 2« Edit. Correspondance de puilippk II,
T. h p. 325.
(2) Correspondance de pbilippe II, T. I. p. 308.
(3) Correspondance de philippe II, T. I. p. 312 , 315 , 326. strad^ , de Bello Belgico,
Lib. IV. p. 176—180.
(4) STRADA, de Bello Belgico y Lib. IV. p. 172.
(5) ResoluHën van Holland^ bl. 85, aangehaald bij wagenaar, D. VI. bl. 99.
-ocr page 167-DES VADERLANDS. · 167
zetten, omdat hij eenige Hervormden had willen grijpen (1). Te yi^witoerpew beproefde 1555—
het volk eenen gewezen Karmelitermonnik, gregorius pabrigius , welke gehuwd was
en de nieuwe leer predikte, aan cie handen des geregts te ontrukken. De beul werd
door steenworpen op de \iugt gejaagd, doch beroofde nog Tooraf in allerijl den gevan-
gene, welke reeds ten brandstapel gevoerd was, van hel leven. Den volgenden dag
vond men op de markt een met bloed geschreven papier aangeplakt, waarin te
kennen werd gegeven, dat een aantal lieden zich verbonden had, den dood van
FABRicrus binnen kort te zullen wreken. Sedert werd een dergenen, welke raetstee-
nen geworpen hadden, op last der Landvoogdes gehangen; hierdoor bragt zij den
schrik onder de anderen, en de stad in rust (2). Het hevigst werden de Doopsge-
zinden vervolgd, welke men steeds met de vroegere Herdoopers verwisselde (3). Daar
het openlyk leregtstellen der ketters met vele moegelijkheden gepaard ging, liet men
hen geketend in de kerkerholen versmachten » of het hoofd tusschen de knieën
binden en aldus in eene waterkuip verdrinken. Maar ook dit beantwoordde niet
aan het doel, want het volk belegerde, als 't ware, dag en nacht de gevangenissen,
en trachtte den ongelukkigen middelen ter ontvlugting te verschaflen. Velen van
deze gelukte het uit te breken, hoewel de muren soms vijf en meer voel dik waren.
Een afvallig Priester, jan Hendriks genaamd, welke op bet slot te Ruiielmondc ge-
vangen zat, slak met acht of negen zyner lolgenooten den brand in hel gebouw,
maar hel plan, om in de verwarring, welke dit veroorzaakte, Ie ontsnappen, faalde.
Hij werd gevat, en na het verzaken der nieuwe leer, Ier dood gebragt. Zijne raede-
pligtigen ondergingen kort daarna hetzelfde lot (4). De gevlugle Roomsch-Katholijken
uit Engeland^ werden daarentegen door de Landvoogdes met open armen ontvangen,
en door den Koning, ondanks den bekrompen staal der geldmiddelen , rijkelijk onder-
steund (5).
Filips had nog niet alle hoop eener verzoening van de Oranjesgezinde Edelen met
GRANVELLE Opgegeven. Hieraan was echter niet te denken, en elke poging daartoe,
zou slechts strekken om de verwijdering grooter Ie maken (6). De Koning spoorde
(1) strada, de-Bello Belgico, Lib, IV. p. 175.
(2) Correspondance de philippe II, T. I. p. 306, 310, 315, 321,327,335. strada, dejiello
Belg. Lib. IV. p. 174. brandt, Eist. d Reform. D. I. bl. 262—264.
(3) Correspondance de ρηπ.ιρρε II, Τ. I. ρ. 327. brardt, Rist. d. Reform, ü. L bl. 265.
(4) Correspondance de philippe II, T. I. p. 310, 316. strada, de Bello Belg. Lib. IV.
p. 173, 174.
(5) STBADA, de Bello Belg. Lib. IV. p. 173.
(6) Correspondance de philippe II, T. I. p. 314.
-ocr page 168-168 ALG EM Ε Ε NE GESCHIEDENIS
1555— niettemin de Landvoogdes ten ernstigste aan , alles tot dat einde in het werk te stellen,
dewijl, krachtens do besluiten der Trentsche Kerkvergadering, de Kardinaal verpligt
was, zich in zyn aartsbisdom Mecfielen optehouden. Het antwoord der Hertogin was, dat
w het verblijf van granvelle aldaar dezelfde zwarigheden zou opleveren , als wanneer hij
te Brussel terugkwam; de Koning wist beter dan zy, welk leven de Kardinaal leidde ,
en welke voorbeelden hij te Mechelen of elders geven zoude. Het ware beter, hem
naar Rome te zenden; hy zelf had bij het ontvangen van den Kardinaalshoed haar
betuigd, dat hij dien aannam, om zich des noods op eene waardige wijze derwaarts
te kunnen begeven, want hy voorzag reeds de gevaren, welke hem dreigden. Toen,
evenmin als thans, was hij van gedachten, dat de bewuste bepaling der Trentsche Kerk-
vergadering dit plan verhinderen konde.'' En op 's Koning verzekering, dat hij niet
meer steeds met den Kardinaal over de Nederlandsche zaken .raadpleegde, meldde
lij , )) dat de Edelen van dit denkbeeld niet konden teruggebragt worden (1)". Haar
ongunstig oordeel over granvelle, vloeide blijkbaar voort uit de vertoogen der Oran-
jesgezinde Grooten, welke niet verzuimden, den Kardinaal steeds in een hatelijk dag-
licht te stellen. Simow renard , zijn bitterste vijand, hield zich ondanks 'sKonings
bevel, nog in de Nederlanden op, welke hy echter eerlang verliet (2). Denkelijk
zal hij de hand gehad hebben in een nieuw hekelschrift, welk op naam der Graven
ran Hoogstraten, van Mansfeld, van Culemborg en den Markgraaf van Bergen le-
gen den Kardinaal verspreid werd. Granvelle zelf wenschte nu niet langer naar de
Νederlanden terug te keeren, geenszins uit vrees voor de gevaren, aan welke hy zich
blootstelde, maar dewijl hy niet zien konde , dat het gezag des Konings en der Land-
voogdes , gelijk hij zich uitdrukte, met voeten vertreden werd, zonder dit te kunnen
beletten (3). Geen zijner vrienden had meer de ongenade der Landvoogdes onder-
vonden dan viGLius, wiens toestand ook ten uiterste moeijelijk was. Nimmer had hij
gelegenheid, zich met haar alleen te onderhouden; zoodra hij in de Raadzaal het
woord tot haar wilde rigten, ontbood zij onmiddellijk den Prins en de beide Graven ,
om te toonen, dat zij niets buiten hen wilde verrigten; en bij elk afzonderlijk gehoor
was ARMENTEROS tegenwoordig, zoodat bij de grootste omzigtigheid moest in acht ne-
men en vele zaken achterhouden, welke hij anders zou medegedeeld hebben (4).
(1) Correspondance de phiuppe II, T. I. p. 317, 321, 329.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. 1. p. 261, 310. 2« Edit, Correspondance de pjji-!
LIPPE U, T. I. p. 315, 325, 331, 333, 337.
(3) Correspondance de philippk II, T. I. p. 322, 323, 338.„ ,
(4) Archives de la Maison d^Orange, Τ. I, ρ. 290, 291. 2« Edit,
-ocr page 169-DES VADERLANDS. · 169
De Landvoogdes daarenlegen klaagde , dat viglius de maatregelen legenwerkle , welke 1555—
's Konings dienst vorderde ; en dal een dubbelzinnig antwoord van hem aan de Bra-
bandsche Geestelijken, ter zake van de bede, veel kwaads zou gewrocht hebben, in-
dien de Prins van Oranje en de Markgraaf van Bergen dit niet hadden afgeweerd.
Filips gaf hierover en over hetgeen zij van den Kardinaal gemeld had, zijne ver-
wondering te kennen en vermaande haar, hem naauwkeurig omtrent het gedrag
van VIGLIUS in do godsdienst en regtszaken in Ie lichten. De Hertogin zond hierop
den Koning eene schriftelijke getuigenis van oenen Geestelijke en eenen Geleerde,
in welke viglius te laste gelegd wordt, »dat hij van der jeugd af en heden
nog groolelijks van ketterij, bijzonder die van martijn luthek, verdacht gehouden
werd niet alleen in de Nederlanden ^ maar ook in Frankrijk, Italië en Duit&ch^
land; dat hij slechts met ketters verkeerd en sinds zijne verheffing tot de waardig-
heid , welke hij thans bekleedde, lieden van die soort, zoo als zijne broeders, bloed-
verwanten en vrienden in Friesland, gelijk hopperus, rykelijk rnet ambten begiftigd
had; dal hij in vergevorderden ouderdom Priesler en Geestelijke was geworden, alleen
om de proostdij van St, Bavo te verwerven, schoon zijne kwalen hem niel veroor-
loofden de mis te vieren, of zelfs voor het altaar Ie staan; dat hij do waardigheid van
Bisschop van Gent niet verkozen had aan te nemen , maar daartoe den Abt van st, pierre
willen dwingen , hoewel deze door zijne onbekendheid met de Vlaamsche laai en zijn
onstichtelijk leven, er niet voor geschikt was." Overgaande tot de hebzucht van
viGLius, beschuldigen hem de schrijvers van dit getuigschrift, »dat hij niet alleen de
edelgesteenten en kostbaarheden, het zilverwe/k en linnengoed, do bedden, lapijlwcr-
ken en het ander huisraad van St. Bavo geroofd en naar Friesland gezonden, maar
zich ook het gereede geld van den overleden Abt, len bedrage van wel honderdduizend
gulden, toegeëigend had. Wat hel regt betrof, al de regiszalen Aer Nederlanden had
hij met zijne neven en vrienden bezet, waardoor hel beheer van hel regt geheel van
hem afhing. Evenzoo had hij in de begeving van geestelijke ambten gehandeld en was,
evenmin als granvelle , wars geweest, daarvoor geschenken te ontvangen. Morillon,
beider zaakwaarnemer, had door hun invloed zoo vele kerkelijke inkomsten verworven,
dat men hem: Duplex a., Ä., c. noemde, om te kennen te geven , dat hij zoo vele
proven [prebenden] en stiften bezat als twee maal de letters van hel α, Α." Bg dil
geschrift was eene lijst gevoegd van de bovengenoemde rijke nalatenschap des over-
ledenen Abls van St. Bavo, benevens eenige schriftelijke getuigenissen van petrus
TiTELMANUs of TiLETAwus, den geloofsonderzoeker van Vlaanderen, en andere
Geestelijken , welke de regtzinnigheid van viglius in Ivvïjfel trokken; een van hen
beweerde zelfs, »dat de Voorzitter eerst Luthersgezind, toen bestrijder der Sakramen-
ten {Sacramentaris) , eindelijk godloochenaar geworden was, welke do Heilige Schrif-
ten als verdichtselen en bedriegerij van menschen beschouwde." De Landvoogdes
11 Deel. 4 Stuk. 22
170 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—maakle echter den Koning opmerkzaam, dat » viglius zich by haar, althans schijnbaar ,
want over zijn hart konde zij niet oordeelen, altijd als goed Katholijk betoond, en,
zoover haar bewust Avas, nooit een kwaad voorbeeld ter zake van de godsdienst gegeven
had. Alleen had zij hem zeer gemakkelijk gevonden, berouwhebbenden ketters
vergiffenis to schenken (1)." Het is zeker niet te verwonderen, dat viguds in deze
omstandigheden meer dan ooit wenschte, zich geheel aan de zaken te onttrekken, even
als BARLAYMONT, welke in twee maanden niet aan het Hof geweest was, om geen ge-
tuige te zijn van hetgeen er omging (2). Granvelle echter moedigde hem niet te
vergeefs aan te volharden, verzekerende, dat de Koning hem en barlaymont in do
gunst der Landvoogdes zou aanbevelen, hem tevens voorschrijvende, hoe hij zich bij
den tegenwoordigen staat van zaken moest gedragen (3).
Naar do getuigenis van vigliüs , bestuurde armenteros thans alles. Hij zelf ver-
langde vnrig naar do komst des Konings als het eenige middel, om perken te stellen
aan de toenemende verwarring in de zaken van den Slaat en der Kerk. De Staten
van riaanderen beklaagden zich openlijk over den geloofsonderzoeker titelmanus,
>velke inbreuk maakte op do voorregten der steden, en drongen op genoegzaam eene
geheele afschaffing van het geloofsonderzoek aan. Hel aannemen der nieuwe Bisschoppen,
veroorzaakte steeds hier en elders geweldige botsingen, en de Landvoogdes liet zich
ontvallen, dat men wel om eenige millioenen schats mögt wenschen, dat er nooit over
gesproken ware. De invoering van do besluiten der Trenlsche Kerkvergadering zou ,
vreesde men, insgelyks vele bezwaren ontmoeten. Het gezag der Stadhouders was, met
oogluiking der Landvoogdes, tot zulk eene hoogte gestegen, dat elk hen trachtte te
behagen, althans niet te mishagen, hetgeen op de onpartijdige bedeeling des regls
geenszins voordeelig werkte (4). Tusschen do Edelen en de Sleden heerschte niet altijd
do gewenschle overeenstemming. Hendrik van Brederode stond in vyandelijke hou-
ding tegenover de Utrechtschen, welke dreigden, zijne stad en sXoiFianen in brand
te steken. De oorsprong en do afloop van het geschil zijn ons niet gebleken (5).
Er waren nu negen maanden verloopen sinds granvelle de Nederlanden verla-
(1) Correspondance de philippe 11, T. 1. p. 314—321.
(2) Correspondance de philippe II, T. I. p. 322.
(3) Archives de la Maison d'Orange, T. I. p. 322—326. 2<= Edit.
(4) Archives de la Maison d'Orange, T. I. p. 317—323, 330, 331. Edit. Correspon-
dance de philippe II, Τ. 1. ρ. 329. J. van wesehbeeck, Besckr, v, d. Slaet ende voortganck
der Religie in Nederlant, bl. 34. I
(5) Archives de la Maison d'Orange, T. I. p. 303, 304, 303, 309. 2« Edit.
-ocr page 171-DES VADERLAx^DS. lai
ten en zijn aanhang allen invloed Terloren had. De Landvoogdes maakte bijna ge- 1555·—
meene zaak met de misnoegde Grooten; de Koning bad zich hier niet tegen verklaard » ^^^^
en echter, ondanks dezen schijnbaren zamenloop van gunstige omstandigheden, >Ya8 de
toestand des Lands dagelijks verwikkelder en hagchelijker geworden. Grove mis-
bruiken waren ingeslopen, en het geregeld bestuur was door een mengsel van wille-
keur en regeringloosheid vervangen; onvermydelijk zoodra hel bewind, medegesleept
door de overdrevene eischen van eene party, niet meer door hel volk geëerbiedigd
wordt (1). De schatkist was niet alleen uitgeput, maar de jaarlijksche uilgaven
overtroffen de inkomsten met zes maal honderdduizend gulden (2). Ongetwijfeld om
middelen ter voorziening in dezen neteligen toestand te beramen, had de Hertogin
besloten, de Algemeene Stalen bijeen te roepen, en tevens aan den Koning lot leden
van den Raad van Slalo den Markgraaf van Bergen^ den Graaf van Megen en den
lieer van Montigny voorgesteld; den Graaf van Aremberg achtte zij er evenzeer
voor geschikt, maar zijn stadhouderschap Friesland was Ie ver afgelegen en zyne
tegenwoordigheid werd aldaar dringend gevorderd (3). Eer hierover's Konings gevoelen
was ingewonnen, gaf de Landvoogdes, wie de Oranjesgezinden do gesteldheid van
Nederland als wanhopig hadden afgeschilderd, den Raad van Slale in bedenking, »of
het niet raadzaam ware, den Vorst door brieven, of liever door een gezantschap , be-
rigt te geven van het hand over hand toenemen der ketterij, van de misbruiken in
het reglswezen, en van den slechten slaal der geldmiddelen." De Kardinaalsgezinden
kantten zich legen dit voorstel, bewerende, dat »de kellery, wel is waar, aanmerke-
lijk was toegenomen, doch ook weder zou verminderen, indien de Overheden zich
naauwgezet van hunnen pligt kwelen, en de besluiten der Trenlsche Kerkvergadering
ingevoerd werden. Hel verval van het reglswezen moest minder den regters en raads-
heeren, dan wel eenigen bijzonderen personen geweten worden, die hen in minachting
bragten en zich hunner uitspraken niet bekommerden. In Luxemburg ^ Gelderland
en Utrecht, waar de Stadhouders groot gezag uitoefenden, en m Brahand moesten de
noodige maatregelen genomen worden, ter beslechting van de aldaar beslaande oneenig·
heden in de gereglshoven. Het verval der geldmiddelen moest niet aan ontrouw der
raden of beambten toegeschreven, maar alleen in de kostbare oorlogen, welke de Ko-
ning gevoerd had, gezocht worden, en was niet anders te herstellen dan door on-
(1) GROEI* v. pRixsTERER, in dc Aichtves de la ßJaison dWrange y ï. 1. p. 333, 334. 2''®Edit.
Vgl. hiervoor, b). L-jQ, 160.
(2) Corrcspondance de philippe II, T. I. p. 328.
(3) Corrcspondance de pdilippe II, T. I. p. 329, 330, 331.
17 *
-ocr page 172-172 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—Verstand nJt Spanje, of het inwilligen eener aanzienlijke bede in de Nederlanden ^
waarin men echler bezw^aarlijk zou slagen , len ware de Koning zelf kwarae, heigeen
ook het eenige en ware middel zijn zou, om de zaken des Lands lot een goed einde
Ie brengen; het was niet noodig een gezantschap aan Zijne Majesteit te zenden, die
van alles genoegzaam onderrigt was (1)." Oranje bragt hiertegen in het raidden, »dat
in den nood des Lands, noch door gewone middelen, noch door schriftelijke beriglcn
kon worden voorzien. Men werd gedurig door ondernemingen van de Franschen, en
zelfs van de Hugenoolen bedreigd; do Duilschers hadden insgelijks niets goeds in den
zin; in de zaak van dc godsdienst kondo men zich niet meer op de onderdanen zelvo
verlaten, onder welke velen de nieuwe leeringen aankleefden, en de trouw aan hunnen
Vorst op den achtergrond stelden. Men bezat geen penning, over welken men bij de
minste beweging kondo beschikken. Een man van aanzien moest den Koning mondeling
het gevaar, yydHTixan de Nederlanden waren blootgesteld, openbaren, opdat hy zelf
mögt komen en er in voorzien, of de middelen daartoe aanwijzen; anders moest men
alles opgeven en ter prooi lalen van het gemeene volk." Dit gevoelen werd door de
andere Loden van den Raad van State ondersteund, wier keuze tot afgevaardigde naar
Spanje j zich op den Graaf van Egmond bepaalde, welke dit verlangde , » wiens rond-
borstigheid men kende, en die al do vereiscliten lot zulk een gezantschap in zich
vereenigde; hij toch was een edelman van den eersten rang, vol ijver voor de dienst
van God en den Koning, en die bij deze gelegenheid nieuwe bewijzen konde geven
van zijne gehechtheid aan Vorst en vaderland. Zij hielden zich overtuigd, dat hij by
den Koning gunstig zou ontvangen worden, en vertrouwden, dat hij in deze zending
gelukkiger zou slagen dan zijne voorgangers (2)." De Landvoogdes, aan wie deze
Avcnsch reeds vroeger was gebleken, had cr filips kennis van gegeven en hem levens
onder het oog gebragt, dal eghond » groole aanspraken maakte op zijne verledene en
tcgeowoordige diensten; dat hij zich beklaagde, nimmer eenige belooning genoten te
bobben dan eene kostenvergoeding [ayuda de costa) van vijftigduizend dukalen, die
hem nog niet geheel uitbetaald waren, terwijl hij acht dochters, twee zonen, en dui-
zenden guldens schulden had (3)." Hoezeer de Koning zich nog onlangs over egmohd
tevreden beloond, en de Hertogin van zijne goede gezindheid jegens hem verzekerd
(1) noppeurs, Mèmorial. p. 41, 42. bürgundiüs , Ilist. Belg. Lib. II. p. 70.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. I. p. 335, 336. 2« Edit. Correspondance de
phiuppe II, T. I. p. 332, 334, 335. hopperus, Mèmorial, p. 43. bcrgdndius, Hist, Belg. Lib.
II. p. 71. HOOFT, NedcrL Hist. B. II. bl. 49, 50. ^
(3) Correspondance de philippe II, T. I. p. 332.
-ocr page 173-DES VADERLANDS. · 173
had(l), gaf hij ihans door gokzalo perez, aan armeinteuos zijne liegcerle le kennen , dal 155α—
> ri - . loob
men s Graven reis zoo veel mogelijk verhinderde , dewijl, behalve andere beweegredenen,
de komst van egmond in Spanje niet zoude voegen nu simon renard zich aldaar be-
vond. Inmiddels had do Landvoogdes, op de dringende verloogen der Oranjesgezinde
Edelen, dal, indien egmosd niet len spoedigste vertrok, het hulpmiddel voor hel kwaad
te laat zou komen, in 's Graven zending toegestemd (2). Zij trachtte echter egmokd
te bewegen, den logt naar Spanje lot na de terugkomst van renard uil te stellen,
om den schijn te vermijden, dat hij zich ter verdediging van dezen man naar Madrid
begaf. De Graaf verklaarde, dat hij niels ter gunste van renard verriglen, veeleer
den Koning verzoeken zoude, hem gestreng te straffen, wanneer hij schuldig bevon-
den wierd. Hij gaf tevens te kennen, dal zelfs, wanneer hy de reis niet in hel belang
van den Slaat konde ondernemen, hij evenwel verpligl was, daarloe verlof aan te
vragen, om zich met den Vorst over zijne bijzondere zaken Ie onderhouden (3).
Armeïtteros evenwel geluigl, dat de Graaf aanvankelijk vele zwarigheden in deze
reis maakle; onder anderen, dat hij bij den legenwoordigen slaat van zaken,
zyn huis [casa) moeijelijk konde verlaten, uit vrees, het bij zijne terugkomst
door een ander bezet te vinden, welke hem den toegang zou beletlen. Eindelijk
had hij uit de overtuiging, den Koning eene gewiglige dienst te bewijzen, en uil
liefde voor zijne vrienden, zich daarloe laten overhalen (4). Hoe dil zij, vighus
stelde het beriglschrift op, naar welk do gezant moest handelen, doch in zulke alge-
meene en meeslal weinig beleekenende bewoordingen, dat toen het stuk aan den Raad
werd voorgelegd, Orakje er geen genoegen in nam. »Men moest," zeide de Prins,
» den Koning onbewimpeld onder hel oog brengen, dal 's Lands toestand volstrekt niet
langer zoo blyven konde, en dal bij het diepe verval, waartoe de Geestelykheid
geraakt was, geene gestrenge bloedbevelen, geene Bisschoppen , geen geloofsonderzoek
by magie waren de oude godsdienst te handhaven. Men moest den Vorst zeggen ,
dat de onderdanen niet langer konden dulden, dal do reglsbedeeling toeverlrouwd
bleef aan omkoopbare regters en raadsheeren, die elkander een vijandig hart toedroe-
gen, gelijk de Kanselier van Brahand en de Raadsheer engelbert biaas; in stede
der onderscheidene raadsvergaderingen, die elkander in den weg waren, moest alles
aan éénen Raad onderworpen, en hel gelal der leden van den Raad van Slato met eenige
(1) Correspondance de phiuppe II, T. L p. 308.
(2) Correspondance de piiilippe Π, T, L p. 333, 335.
(3) Correspondance de pdiuppe Π, T. I. p. 341, 342.
(4) Correspondance de phiuppe Π, T. J. p. 344. noppERus, Memorial, ρ. 43.
-ocr page 174-174 ALGEMEENE G Ε S G11 i Ε ü Ε Ν1 S
1555— aanzienlijke mannen vermeerderd worden. Do Koning dwaalde indien hij dacht, dat de
besluiten der Trentsche Kerkvergadering, welke zelfs door Katholijke Vorsten in Duitsch-
land met minachting beschouwd werden, in de Nederlanden zouden aangenomen worden;
het ware veel beter, de bloedbevelen geheel in te trekken, of althans te matigen. »Wat
hem zeiven betrofdus ging oranje voort, »hij zou in hel Katholijk geloof volharden ,
maar konde niet billijken, dat do Vorsten het geweten der onderdanen dwingen en
hun de vrijheid van geloof en godsdienst ontrooven wilden." Deze waren de hoofd-
punten van 's Prinsen uitgebreide aanspraak, die met al den gloed der Avelsprekend-
heid en de kracht der overtuiging voorgedragen, bij alle hoorders ingang vond, uitge-
nomen bij viGLius en barlaymont. Het was nu zeven uren, en daar de Landvoog-
des ten avondeten geroepen werd, sloot zij de vergadering, zonder dat men over den
lastbrief tot eenig besluit geraakt was. Vigliüs, hevig geschokt, bragt den geheelen
nacht slapeloos door, peinzende over hetgeen hij den volgenden dag zou antwoorden.
Doch des morgens, onder het aankleeden, werd hij door eene bijna doodelijke beroert«
getroffen, van welke hij niet dan langzaam herstelde. Hopperus werd benoemd, om
inmiddels zijne betrekking in den Geheimen Raad en in don Raad van State waar te
nemen. Meer onder voorkennis dan met de geheele toestemming der Hertogin, bragt
de Markgraaf s^w Bergen in egmonds berigtschrift eenige wijziging, overeenkomstig de
bedoeling van orak je, maar in zachter bewoordingen (Ij. Het stuk bevatte eene uiteen-
zetting van den toestand i^Gv ISederlanden met betrekking tot de godsdienst, het regts-
wezen en de geldmiddelen. Egmond ontving van de Landvoogdes mondelingen last,
den Koning lot eene reis herwaarts aan te sporen, of haar van geld en naauw-
keurige voorschriften, hoe zij handelen moest, te voorzien (2). In een afzonder-
lijken brief verzocht zij filips, den Graaf wel te ontvangen, hem hetzelfde geloof
te schenken, in hetgeen de drie bewuste punten betrof, als aan haar zelve, en wan-
neer hi| zelf niet in de Nederlanden mögt komen, egmond spoedig met een besluit,
overeenkomstig de behoefte van het oogenblik, terug Ie zenden (3). Bij het afscheid
nemen drong yiglius bij den Graaf aan, voor hem zijn ontslag van den Koning te ver-
zoeken, daar hg, »door do jaren, ziekten en zorgen afgemat, tot het ambtelooze leven
Avenschte terug Ie keeren; hij had zijn lyd gehad en wilde het wisselvallige der fortuin
(1) Correspondance de hiilippe II, Τ. I. ρ, 343. vicm Vita, ρ. 41, 42. poktus ueuterus,
Rer. Ausiriaco-Belgic. Lib. XVI. p. 393. v. d. uaer , cie Init. Tiitmdt. Belg, Lib. 1. p. 274—
277. burcündios, Eist. Belg. Lib. II. p. 72—76.
(2; Correspondance de piiilippe II, T. 1. p. 337.
(3) Correspondance de puilippe II, T. L p. 336.
-ocr page 175-DES VADERLANDS. · 175
voorkomen; hij zag onstuimige dagen te gemoet, en was nu te oud, om met nut
werkzaam te kunnen blijven (1)."
In de laatste helft van Louwmaand vertrok de Graaf van Egmond uit Brussel (2).
Verscheidene Edelen vergezelden hem tot Kamerijk, alwaar hij op het vrijgeleide
door Frankrijk wachtte (3). Op de feesten, te zyner eere gegeven, werd de
Aartsbisschop van Kamerijk op eene onwaardige wijze door brederode behandeld en
grof beleedigd, hetgeen egmond diep betreurde (4). Dewijl men den togt gevaarlijk
achtte, beloofden brederode, mansfelt , pallant, noirgarmes , de lalaisg, de
SALM, en WARLUZEL Schriftelijk en op hun ridderwoord, indien den Graaf op zijne
heen- en terugreis, tot redding van Land en volk ondernomen, eenig ongemak
van belang bejegende, dit op den Kardinaal granvelle of diegenen, welke er deel
aan hadden of als zoodanig beschouwd werden, te zullen wreken. Ten bewijze der
waarheid, onderteekenden zij dit stuk met hun eigen bloed (5). Dit geschrift werd
verzegeld aan de Gravin van Egmond ter hand gesteld. Egmokd bevond zich
nog te Kamerijk, toen de Landvoogdes uit den brief van perez aan armenteros ,
die zeer laat was ontvangen, 'sKonings begeerte vernam. Zij oordeelde het echter
niet raadzaam, den Graaf terug te roepen, om niet hem en levens al de Heeren
te mishagen, welke in den uilslag van deze reis zulk een groot vertrouwen stelden.
»Honings dralen," voegde zij er bij, »om een besluit te nemen op de voorstellen
ter voorziening in de behoeften des Lands j welke hem waren voorgelegd, was de
oorzaak, dut de Heeren op het zenden van een aanzienlijk persoon naar Spanje had-
den aangedrongen (6)." Filips verwittigde haar ondertusschen , dat, ofschoon hij deze
zending niet gevvenscht had en er zich weinig vrucht van beloofde, hij echter den
Graaf ingevolge hare begeerte zou behandelen (7). Armenteros was van een tegen-
overgesteld gevoelen. »De Graaf van Egmond,^^ schreef hij aan gonzalo pebez,
»is een man, die 't wel meent en een tamelijk hoog denkbeeld van zichzelven heeft.
Schoon een Vlaminger, laat hij zich gemakkelijk overhalen tol alles wat degenen
26 v.
Louw-
maand
1565
(1) viGLii Fita, p. 42. bürgdndiüs, Hist. Belg. Lib. H. p. 76.
(2) Correspondancc de pnaippE II, T. I. p. 334, 336, 337.
(3) Correspondanee de philippe 11, ï. 1. p. 339.
(4) Correspondanee de philippe II, T. 1. p. 341. postüs dedterds, Rer. jlustriaco-Betgic.
Lib. XVL p. 393. v. d. πΑΕκ,^ίίβ Init. Tumult. Belg. Lib. L p. 280—283.
(5) Archives de la Maison dOrange^ T. 1. p. 345. 2« Edit.
(6) Correspondanee de miuppe II, T. l. p. 339, 341, 343.
(7) Correspondanee de pdilippe II, T. I. p. 339.
1 οδο-
ί 5^8
1565
176 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—begeeren, welke zgn vertrouwen bezillen ; voor de anderen is hij zeer achlerhoudend.
Hij geeft voor , zeer opregt en standvastig te zijn , zooals hij zich dan ook inderdaad
in veie zaken betoont. De Prins van eboli , bij wien hij denkt zijn intrek te nemen
en dien hij, naar hel schijnt, vertrouwt, zal hem gemakkelijk tot alles kunnen be-
wegen, Avat 'sKonings dienst vordert. Om vele redenen zal 't zeker het beste zijn,
hem spoedig terug te zenden; zijne reis zal, indien ondertusschen hier geen oproer
ontstaat, eene voortreffelijke uitwerkiag hebben, waut zij zal de gemoederen ia deze
gewesten tot bedaren brengen (1)."
Omtrent dezen tyd werd ernstig aan eene vereffening der geschillen met Engeland
gedacht. Grasvelle's verbittering op do Engelschen, welke in vijftienhonderd twee
en zestig den Hugenooten in Frankrijk eenige hulp zonden en ongetwijfeld ook de
Hervormingsgezinden in de Nederlanden ondersteunden, had eene verkoeling tusschen
(ie Hoven van Londen en van Brussel Ie weeg gebragt, die voor den Nederlandschen
handel allernoodlottigst was en den haat tegen den Kardinaal verhoogde (2). De En-
gelschen roofden, naar ouder gewoonte, weg wat hen voorkwam. Do Koningin Eliza-
beth had , tegen de oude verdragen en verbonden aan, den invoer van Nederlandsche
goederen verboden (3). De Engelsche handel was naar Emhden verlegd en aldaar
de stapel der lakenen overgebragt, tot merkelijk nadeel der Nederlanders, welke,
naar men verhaalt, in dien tijd jaarlijks twaalf millioenen guldens met de Engelschen in
den handel omzetten en aan lakens alleen, meer dan voor vijf millioenen ontboden (4).
Hierop was den twintigsten van Bloeimaand vijftienhonderd vier en zestig in naam
van FiLiPS en zijnen Raad verboden, eenige goederen of koopmanschappen naar En-
geland^ Emhden of elders, waar de Engelschen handel dreven, te voeren en En-
gelsche lakens hier in te brengen of te koopen, tot dat het onderling verkeer, op den
ouden voet hersteld zou zijn (5). Dit verbodschrift was eene voortzetting van de staat-
kunde des Kardinaals , schoon hij zelf toen reeds de Nederlanden verlaten had. Naar
zijne meening konden zich de Engelschen niet slaande houden, indien deze maatregel
stiptelijk opgevolgd werd. Maar de Antwerpenaars, wier handel er trouwens het ge-
[
ί
'i ;
(1) Correspondance de niiuPPE 11, T. I. p, 343, 344.
(2) J. v. wesembeeck, Beschr. van den Staet ende Voortganck der Religie inNederlant, bl.34.
y. heteketf, JFIist. d. Nederl, Oorl. B. 1. bl. 34 verso. te petit , Chron. de Holl. Τ. II. Lir.
IX. ρ. 49. wagenaar, D. VI. bl. 75. ) . ,
(3) Archives de la Maison d'Orange, T. I. p. 245, 260 2«' Edit.
(4) WAGENAAR, D. VI. bl. 75.
(5) Charterb. ν. Vriest, D. HL bl. 6'17.
-ocr page 177-DES VADERLANDS. 177
voeligst door leed, Averklen legen, en de Prins van Oranje met zijne aanliangers ^^^^
waren tot toegeeflijkheid jegens Engeland geneigd (1). Eindelijk kwam men overeen,
om te Brugge met de afgevaardigden van elïzabeth in onderhandeling Ie treden;
en door beleid van den Spaanschen Gezant güzmaw de silva werd bewerkt, dal het
wederzijdsch handelsverkeer onbelemmerd zgn zou, lol drie weken na den afloop der
onderhandelingen (2). In Lentemaand vijftienhonderd vijf en zestig kwamen de En-
gelsche gevolmagligden te Brugge, die gewoonlyk vroeger berigl ontvingen van hei-
geen in den Raad van State behandeld was dan de Nederlandsche zaakgelastigden
MONTiGNY, BARLAYMONT, HOPPERUS, de Advokaal Fiscaal en de Algemeene Schatmees-
ter (3). De Kardinaalsgezinden beloofden zich weinig goeds van deze onderhandelin-
gen, in welke montigny , die twintig kroonen eiken dag genoot, veel ijver beloonde
cn goede diensten bewees. In weerwil der overeenkomst, zeilen de Engelschen hunne
rooverijen en geweldenarijen derwijze voort, dat do Nederlandsche gemagligden oor-
deelden, dat het Hoogbewind zulks niet langer mögt dulden; doch er werden geene
krachtige maatregelen legen genomen (4). Eindelijk werd in hel volgende jaar hel Cri'ööf
Handelsverhond van veertienhonderd zes en negentig vernieuwd, en .daardoor hot
verkeer met Engeland op den vorigen voet hersteld (5).
Kort vóór het vertrek van egmond was in Antwerpen een oproer, denkelijk ter
zake van de godsdienst, ontslaan ; althans reeds sinds lang hielden de Hugenoolen ver-
standhouding in die slad, en beraamden een plan ter gunste der Ilervormingsgezinden
aldaar. Derwaarts vlugtten uit Brussel degenen, welke do nieuwe gevoelens om-
helsden , en vonden er eene vreedzame schuilplaats. Do Kardinaalsgezinden vreesden ,
dal indien Antwerpen zich legen den Koning verzette, de overige sleden der Neder-
landen dit voorbeeld volgen, zich mei elkander vereenigen en lot vrge Rykssleden
verklaren zouden door de hulp, welke zij uit Duitschland^ Engeland en Frank-
rijk ontvangen konden. Mei het verlies van Antwerpen was hol middel om geld to
bekomen insgelijks verloren, en den Nederlandschen handel een gevoelige slag loe-
gebragl; dit zou onvermydelijk zijn, indien men bespeurde, dal do Koning zich weinig
(1) Correspondance de peiuppe II, T. L p. 324, 343,
(2) Correspondance de pdilippe II, T. I. p. 335. Charterb. ν. Friesl. D. III. 1)1. 641.
(3) Arckives de la Maison dWrange, T. I. p. 368, 405. 2de Edit. Correspondance de
PHILIPPE II, Τ. I. ρ. 339, 343, 344, 345.
(4) Correspondance de puilippe II, Τ. Ι. ρ. 349, 354, 371, 374, 382, 392.
(5) wagesaar , D, VI. bl. 75. Een uitvoerig , schoon niet in allen deele juiet verhaal vau de
jicschillen met Engeland, wordt gevonden bij ν. beteren, Eist. d. IVed, Oorl. 11, II. bl. 34—39.
II. Deel. 4 Stük. 23
-ocr page 178-178 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— aan de Nederlanden liet gelegen liggen (1). Om de rust en lucht in de stad te her-
stellen en te verzekeren, raadde granvelle aan, er een kasteel op te werpen en de
reglsbedeeling zoowel, als de plaatselyke wellen tot handhaving der openbare veiligheid
[la justitia y policia de la villa) te hervormen; of wel den handel naar Gent
over Ie brengen, dewijl daar een kasteel was en de werken, Ie Sas aangelegd,
groot gemak aan den handel verschaften. De Antwerpenaars, onderrigt van 'sKo-
nings misnoegen, dal zij weinig regt oefenden tegen de bewerkers van hel oproer,
slraflen een van hen aan het leven en eenige jongens gestreng aan den lijve. De
Merkgraaf van Antwerpen betoonde sedert meer ijver in de zaak der godsdienst, of
liever ia het vervolgen der keilers en in het verjagen der Hugenoolen, welke er zich
gevesligd hadden (2).
ViGLius had inlusschen zelf wegens den wankelenden staat zijner gezondheid, zyn ont-
slag bij den Koning ingediend. Filips was bereid dit te verleenen en verlangde, dat de Land-
voogdes, indien zij althans hierover dacht als hij, hem ter plaatsvervanging van yiglius
eenen man zou voorstellen, die met groote werkzaamheid en geestkracht, een vurigen ijver
voor do godsdienst vereenigde. Hij onderwierp tevens aan haar oordeel, of het niet beter
ware in do tegenwoordige omstandigheden twee Voorzitters Ie kiezen: een voor den Raad
van State, den anderen voor den Geheimen Raad. De Hertogin nam geheel genoegen in dit
voorstel en drong te ernstiger aan, dat viglitts spoedig vervangen wierd, dewijl hij nog
steeds zijne kamer hield, hetgeen den loop der staatszaken groolelijks belemmerde. Zij
zond den Koning twee naamlijsten van personen, om zyner keus te hulp te komen, doch
beval hem hopperus inzonderheid aan, als uitnemend geschikt tot Voorzitter van den Raad
van State, welken zij tevens wenschte mot twee leden vermeerderd te zien. Insge-
lijks raadde zij filips aan , van vigiius rekenschap, als Proost van St. Bavo naar
het schijnt, af te eischen en hem te bevelen, hot huisraad van de negen huizen dier
proostdij, welk hij tot elks ergernis zich had toegeëigend, terug te geven. Ook
voegde het, dat hij de staatspapieren overleverde , die onder zijne berusting waren,
en dengenen toebehoorden, welke hem in zijne betrekkingen opvolgden (3). Viglius
echter was eerlang weder in zoo verre hersteld, dat hij de raadsvergaderingen bijwo-
nen en zich met graitvelle schriftelijk onderhouden konde (4). Niet vóór het laalsle
(1) Archives de la Matsou d'Orange, ï. I. p. 332, 333, 347. 2" Edit. '
(2) Correspondance de philippe II, T. 1. p. 338, 339, 351, 374, 377.
(3) Correspondance de ρπιιιρρε II, Τ. I. ρ. 340, 350, 353.
(4) Correspondance de philippe II, Τ. I. ρ. 351. Archives de la Maison d'Orangc, T. I.
p. 370. 2» Edit.
DES VADERLAx^DS. lai
vierde gedeelte des jaars, besloot de Koning lot hel aanstellen van Iwee Voorzillers. 1555—
Tot dien van den Raad van State benoemde hij karel van tisnagq, wiens betrekking
in Spanje hopperus zou bekleeden (1). Viguus zou echter lid van dat staalsligchaam
blijven. Het voorzitterschap van den Geheimen Raad was hy genegen aan den
Voorzitter van hel Hof van Utrecht op te dragen, indien deze daartoe de noodige
bekwaamheden in zich vereenigde. De Hertog van Aarschot werd lol lid van den
Raad van State aangesteld. Viglius ontving last, de staatspapieren, welke in zijne
handen waren, Ie rangschikken, om aan de beide Voorzillers, overeenkomstig hunne
byzondere werkzaamheden, overgeleverd te kunnen worden; hetgeen hij met te meer
ijver zal verrigt hebben, daar hg vuriger dan ooit wenschle zich terug te lrekken(2).
Hij moest echter, zijns ondanks, nog omtrent vijf jaren bel voorzitterschap bekleeden,
(lewyl TisNACQ eerst in het begin van vgftien honderd zeventig zyne betrekking in de
Nederlanden aanvaardde (3).
De groote zaken van den Staal verhinderden ondertusschen oranje niet, aan de belangen
van zijn eigen huis Ie denken. Hij verzocht van den Koning de opengevallen proostdij
van St, Salvador Ie Vtrecht voor zijnen broeder, Graaf hesdrik van Nassau, een jonge-
ling van zestien jaren, welke te Leuven eene geleerde opvoeding genoot (4). Men heeft re-
den te twijfelen, dat dit verzoek aan zijne moeder, de Gravin-weduwe juliana, en aijn
zijne broeders jan en lodewijk aangenaam geweest is. Zy toch hadden hunne vrees niet
verborgen, dal hel verblijf van Hendrik te Leuven veel invloed mogl hebben op zyno
godsdienstige gevoelens, en hem verboden, de plegtigheden der Roomsche Kerk bij
te wonen (5). De Prins was op dit punt minder naauwgezet niet alleen, maar loonde
zich ibans zeer gebelgd, wanneer men zgn Kalholyk geloof verdacht hield; ook had
hij "zijn jongsten zoon op de wijze der Roomsche Kgrk Ie Breda laten doopen (6).
De Graaf van Rennenberg werd in hel volgende jaar met de bewuste proostdij begif-
tigd , doch de Prins kwam met dien Heer overeen , dal deze jaarlyks aan hekdhïk.
(2) Correspondance de pdilippe II, T. I. p. 369, 373, 374, 384. viglu Fita, p. 45. noi·-
i'ERüs , Memorial, ρ. 60.
(3) yigui Fita, ρ 52, vigui EpisL p. 499. ποργεκι Epist. p. 242 , 244 , 247 , 255. Vgl.
Naieez. op de FaderL Bist. bl. 251—255.
(4) Correspondance de pihlippe II, T. 1. p. 340.
(5) Archives de la Maison d'Orange, T. I. p. 122, 205, 228, 398. 2" Edit.
(6) Correspondance de puilipfe II, T. L p. 341. Vgl. Archives de la Maison d'Oratige,
T. I. p. 399-402. 2<= Edit.
17 *
-ocr page 180-1555— zeshonderd gulden zou uilkeeren (1). Voor ziclizelven had okakje om dien tijd aan-
spraak gemaakt op do zoutgroeven in Bourgondië] waartegen zich grakvelle ver-
^ zette. De gelastigden, welke uit Vlaanderen derwaarts gezonden werden, om de
zaak te onderzoeken, waren geheel door hem gewonnen, en granyelle kon niet na-
laten , riLips onder het oog te brengen: » Het is vreemd, dat zij , die in dienst zijn van Uwe
Majesteit en van U loon trekken, den Prins van Oranje begunstigen ten nadeele Uwer
geldmiddelen.'* Eenigen tijd te voren , had de Prins voor den Grooten Raad te Mechelen ,
een regtsgeding tegen den Koning gevoerd over de erfenis van Chateauhèlin, het-
welk do Keizer, bij den dood van den laatsten bezitter, aan 's Prinsen goederen
gehecht had (2). Dit verhinderde echter niet, dat de Koning aan oranje,
zoowel als aan den Markgraaf van Bergen, schriftelijk zijnen dank betuigde voor den
ijver en goeden wil, welken zij in de zaak der bede betoond hadden. Der Landvoog-
des schreef liij; » aan den Graaf van Egmond zal ik toonen, dat ik niet alleen over
hem, maar ook over den Markgraaf, den Prins en al deze Heeren voldaan ben, dewijl
U dit raadzaam voorkomt." Moktigny begiftigde hij met het Kommandeurschap van
den Heer de goürrières. Oranje antwoordde den Koning in bewoordingen, welke
's Vorsten goedkeuring in hooge mate verwierven (3).
Inmiddels was de Graaf van Egmond op de vleijendsto wijze in Spanje ontvangen,
en werd met eene onderscheiding behandeld, welke nog nimmer aan een onderdaan
of leenman was te beurt gevallen (4). De Landvoogdes was overtuigd, dat dit niet
/
slechts op den Graaf, maar op al do Heeren den günstigsten invloed zou uitoefenen.
Egmoïsd betuigde dan ook den Koning, dat hij hoogst voldaan naar de ISederlanden
zou lerugkeeren (5). Trouwens, hetgeen hij voor zichzelven verzocht had, was hem
toegestaan, zoo als het vrij bezit van Ninove, de magtiging dit land tegen Enghien
te verruilen, en de vergunning, hel geschenk aan te nemen, welk hem de Staten
van Vlaanderen hadden toegedacht (6). Daarenboven zouden hem bij zijne terug-
komst in de Nederlanden ^ vijftigduizend gulden tot eene belooning worden uitge-
reikt ; en dewijl hij verscheidene dochters had, nam de Koning harei uithuwely-
king op zich en beloofde tevens, allen, die tot 's Graven huis behoorden, in zijne bij-
(1) Archives de la Maison d'Orange^ T. I. p. 399. 2« Edit.
(2) Correspondance de puilippe II, T. L p, 330, 342.
(3) Correspondance de pniuppE II, T. I. p. 340, 350, 351.
(4) Archives de la Maison d'Orange, ï. I. p. 368. 2® Edit. hopperus, Memorial, ρ. 44.
sTRADA, de Bello Belgico, Lib. IV. p. 184.
(5) Correspondance de ρπιι,ιρρε II, Τ. I. ρ. 349, 351.
(6) Correspondance de phiuppe II, Τ. I. ρ. 345, 348.
180
DES VADERLANDS. · 181
zondere bescherming te nemen (1). Egmond bleef echter niet in gebreke , den Vorst een 1555—
uitvoerig verslag van den toestand der Nederlanden te geven en inzonderheid op verzach-
ting van de bloedbevelen legen de keilers, de vermeerdering van leden in den Raad van
State, en het gezag van dal ligchaara over den Geheimen Raad en dien der Geld-
middelen aan te dringen (2). Inmiddels onderwierp filips aan eenen Raad van God-
geleerden de beslissing der vraag: » of het noodzakelyk ware, den Nederlanders de
begeerde vrijheid in de godsdienst toe te slaan?" Het antwoord was, dat » de gesteldheid
der Nederlanden en do vrees voor eenen algemeenen opstand, wel eenige toegeef-
lijkheid verschoonbaar maakten." De Koning liet welen, » dat hij niet gevraagd had,
of hij vrijheid in godsdienst mögt ^ maar of hij haar wioe^i inwilligen?" Zoodra dit
ontkennend door den Raad beantwoord was, viel filips Toor een kruisbeeld neder,
uitroepende: »Dan smeek ik U, Almagtige God, mij te bewaren, ooit Koning of Heer
te zijn over lieden, die U miskennen (3)."
Ondanks de minzaamheid, welke de Koning aan EGsiorfD bewezen had, konde hij
bij het afscheidsgehoor niet nalaten, hem op ernstigen toon zyn misnoegen over het
verbond der Oraujesgezinde Edelen, en over de spot-kleedij Ie kennen Ie geven. Do
Graaf stelde deze laatste voor als eene onschuldige tafelklucht; en wat het eerste
betrof, verklaarde hij, dat grahvelle zelf, steeds op middelen bedacht om den Adel
te onderdrukken, de Edelen genoodzaakt had, tegen hem op hunne hoede te zijn.
Onder eede betuigde hij, dat zy in hunne bijeenkomsten nimmer iels tegen hunnen
schuldigen pligt, of ten nadeele des Konings verrigt hadden; en dat, zoo hy dit
slechts van verre in iemand had kunnen vermoeden, hij hem dadelijk , al ware het
ook zyn eigen broeder geweest, met zijn degen zou doorboord hebben (4).
Verzeld door alexahder faunese, wiens huwelijk met de Prinses van Portugal
aan het Hof zijner moeder, do Landvoogdes, eerlang zou voltrokken worden, kwam 39 ^^
EGMOSD, na eene afwezigheid van drie maanden, in Brussel terug (5). Hij weidde
uit over de behandeling in Spanje ontvangen en het vertrouwen, welk de Ko-
ning in hem, iii de Edelen, en over het geheel in al zijne Nederlandsche on-
derdanen stelde. Zelfs scheen hij genegen, de plannen van filips , inzonderheid
(1) bentivoglio, Nederl. Hist. B, Π. bl. 34.
(2) Correspondance de puilippe II, T. I. p. 347.
(3) STRADA, de Bella Belg. Llb. IV. p. 185.
(4) Correspondance de philippe II, T. I. p. 348. stbida, de Bello Belgico, Lib. IV.
p. 185, 186.
(5) Correspondance de rniLippE II, T. I. p. 352, 353, 354. strada , de Bello Belg. Lib. IV.
p. 188. BENTKOGiio, Ned Hist. B. Π. bl. 34.
182 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
betrekkelijk de godsdienst, te ondersteunen. Daar Mj zijne aankomst oranje zich in
Holland bevond, hield hij tot aan 's Prinsen terugkeer in Brussel, de besluiten
geheim, welke hij had mëdegebragt, hetgeen tot duizend gissingen en gesprekken aan-
leiding gaf (1). Er verliep uit dien hoofde eene maand, eer egmond in den Raad van
Slaie verslag leverde van den afloop zijner zending (2). Hy betuigde 'sKonings ge-
negenheid voor de Nederlanders, en voegde er de verzekering bij, dal alleen de oorlog
met de Turken, wier vloot van den kant van Malta moest opdagen, den Vorst be-
lette , dit jaar naar de Nederlanden te komen; echter hoopte deze, dat in het aan-
staande jaar de krijg geëindigd zou zijn, en hij alsdan lijd genoeg voor de reis zou
vinden (3). Daarop las de Graaf het beriglschrift voor, hem door den Koning gege-
ven , waarin filtps , na vleijenden lof aan egmond te hebben toegezwaaid , verklaart,
»dat, wat de godsdienst belreft, hg liever honderdduizend levens wil verliezen, dan
daarin eenige verandering gedoogen. Slechts vergunt hij der Landvoogdes, twee
of drie Bisschoppen, eenige Godgeleerden en Raadsheeren, het getal der Bisschop-
pen niet te boven gaande , in den Raad van State te roepen, ten einde gezamenlijk
met hen de beste middelen te beramen, om het volk behoorlijk voor Ie lichten,
het onderwijs der jeugd te bevorderen, en den voortgang der ketterij door meer
gepaste straffen, dan tol nu toe geschied was, te stuileji. Voorts beveelt hij haar
de handhaving van regt en geregtigheid ten ernstigste aan en wenscht, dat zij hem
berigte, eer hij tot het benoemen van meer leden in.den Raad van Stalo overgaat,
welke orde men in dien Raad zal inachtnemen, en tevens te onderzoeken, of het nood-
zakelijk is, eenen Voorzitter in den Raad van State, en eenen in den Geheimen Raad
aan te stellen. Bij de tweemaal honderdduizend kroonen voor do groote loterij, ende
zestigduizend voor het te kort in het onderhoud der bezettingen, welke hij reeds
heeft overgemaakt, zal hij nog honderd en vijftig duizend dukaten zenden, tot dek-
king van het te kort der gewone inkomsten (4),"
Oranje en zijne vrienden berustten in de hier geuite gevoelens des Konings, wiens
bevelen men reeds begon ten uitvoer te brengen. Maar hunne verbolgenheid kende
(1) Correspondance de phiuppe II, ï. I. p. 352, 357.
(2) aoppEUUs, Sleniorial, p. 44, stelt deze verslaggeving op den 5^®° van Bloeimaand. Maar
oranje kwam niet vóór den 28"®" dier maand te Brussel. Correspondance de philippe II, T. I.
p. 357.
(3) HOPPERUS, Memorial, ρ. 44.
(4) Correspondance de phiüppe II, ï. I. p. 346, 347. Vgl. noppKucs, Memorial^ ρ. 44—46.
strada, de Bello Belgico^ Lib. IV. p, 186. v. d. παειι, de Init. Tumult. Belg. p. 284. bür-
cubdics, Hist. Belg. Lib. IL p. 77. hooft, Nederl. Eist. 15. 11. bi. 51.
1555-
1568
DES VADERLANDS. · 183
geene grenzen, toen de Landvoogdes kort daarop uit Falladolid een tNveede berigl- ^^^^
schrift, hetwelk eenen anderen geest ademde, ontving. Orapije, egmowd en hoorne
bovenal, gaven onbewimpeld hun uiterste misnoegen daarover Ie kennen, en vruchte-
loos beproefde de Hertogin hen door armesteros tot bedaren te brengen. Rondborstig
verklaarden zg , »in 's Konings woorden en beloften geen vertrouwen te stellen, de-
wijl hij drie dagen na het vertrek van egmond , wien hij eene soort van lastbrief had
ter hand gesteld, om hen aan te sporen, hunne krachten te vereenigen, ten einde
den staat van zaken te herstellen; builen weten van den Graaf, brieven had afgezon-
den van eenen geheel tegenovergestelden inhoud , wat de voornaamste punten betreft;
hetgeen, naar het schijnt, met opzet geschied was, opdat zij hun goeden naam en
achting bij het volk mogten verliezen." Terstond staakten zij de werkzaamheden , ter
verbetering der zaken van slaat en godsdienst aangevangen. Men vreesde, dat zij tot
hunne oude hebbelykheden zouden terugkeeren, en de Landvoogdes geraakte hierover
derwyze in verlegenheid , dat zij armenteros weder naar Spanje zou gezonden hebben ,
indien zijne gezondheid hom zulk eene reis veroorloofd had (1). De Koning had in
dit nieuwe beriglschrift, zich ten stelligste tegen eene uitbreiding van het gezag van den
Raad van State verklaard; want de voornaamste Edelen en Heeren van den Lande,
zouden daardoor te zeer in magl stijgen, zij konden alsdan het bewind der Land-
voogdes belemmeren, en door het beheer der geldmiddelen vroeg of laat de gelegen-
heid waarnemen, om nieuwigheden aan te riglen tot nadeel van het Koninklijk
gezag (2). Hij had tevens gelast, allo gevangen herdoopers en andere ketters, zonder ·
oogluiking, met den dood te straffen (3). Eghowd verklaarde, dat dit alles volstrekt
in strijd wos , met hetgeen hy uit don eigen mond van filips gehoord had (4)
Het is echter mogelijk, dat hij, » weinig geschikt voor zulke onderhandelingen, uit
's Konings algemeene ui'.drukkingen van welwillendheid, alles te verrigten, wat van hem
afhing, bijzondere toezeggingen gemaakt heeft, wel te goedertrouw, doch zeer te on-'
regt (5)." Of welligt heeft »zijn goed vertrouwen in Spanje de met vriendelijke
woorden verzachte, en door geschenken verzoete weigering voor halve toestemming
(1) Correspondance de phiuppe II, T. l. p. 355, 356, 363, 364.
(2) strada, de Bello ßelgico, Lib. IV. p. 187.
(3) viglii Fita, p. 43. Correspondance de niilippe II, T. I. p. 364. bor , Bist. d. Nederl.
Oorl. D. I. B. I. bi. 31.
(4) Correspondance de pniLipPE II, ï. I. p. 362 , 364 , 383. strada, de Bello ßelgico,
Lib. IV, p. 200.
(5) bilderdijk, D. VI. bl. 41.
-ocr page 184-184 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
^^^ηΤ opgenomen (1)." Hoe dit zij , luide klagten werden nu tegen den Graaf aangeheven.
1 ouo
Oäakje en anderen berispten hem, dat »hg zich door de eer, hem in bewezen ,
had laten verblinden, en meer voor zijne bijzondere belangen dan Toor het algcmeene
welzijn gezorgd had (2).'' Maar het meeste gebelgd was egmond zelf, welke zich
dikwerf woorden liet ontvallen, die niet overeenkwamen met den eerbied, den Koning
verschuldigd (3). Hij verklaarde der Landvoogdes, »dat hij zeer wel bespeurde, dat
de Koning getracht had, hem bij het volk in Avantrouwen te brengen; dat derhalve ,
in de onmogelijkheid gesteld den Vorst te dienen, hij zich naar huis zou begeven
en der wereld bekend maken, dal het onregt niet kwam van zijne zijde, maar dal
men dit aan 'sKonings kwade raadgevers moest wylen (4).'' De misnoegde Groolen
sloten zich nu meer dan ooit aan elkander. De bekende kleedij werd, in weerwil des
Konings, steeds gedragen, ook door Duilsche Vorsten en Edelen, die deswege als bond-
genooten der Nederlandsche Heeren beschouwd werden (5). Filips was, of loonde zich
verwonderd over het ongenoegen der Edelen , ten gevolge der verschillende berigtschriflen ,
en wenschto nadere bijzonderheden daarvan te vernemen. »Houd in het oog," schreef
zijn Geheimschrijver gohza.lo perez aan armenteros, »dat de Koning in vele zaken
zich bedriegt en zich bedriegen zal, dewijl hij ze nu eens met dezen, dan met
genen behandelt; den ecnen sommige zaken verbergende, en hem andere toevertrou-
wende. Het is derhalve niet te bevreemden , dal verschillende staatsbrieven , en zelfs
die elkander wederspreken, afgezonden worden. Dit heeft niet alleen plaats met de
Nederlanden, maar ook met de andere gewesten. Hieruit kunnen niet anders dan
groote nadeelen en moeijelijkheden voortvloeyen. Noch tisnacq , noch gourteville
droegen kennis van den lastbrief aan den Graaf van Egmond^ en rur gomez noch
ik wisten iets van de brieven, welke zij uit Valladolid schreven (6)."
Inlusschen werd 'sKonings last, door egmond overgebragt, opgevolgd. De Land-
voogdes beschreef tegen het begin van Zomermaand naar Brussel, martijn rithove ,
(1) BROES, FILIPS VAN Mamix, D. L bl. 129. i
(2) vïGtn Vita, p. 43. v. d. iiaer , de Init. Tumult. Lib. 1. p. 284. bestivoglio, Nederl.
Bist. B. II. bl. 34.
(3) Correspondance de ρπιμρρε II, Τ. I. ρ. 356, 363. iiopperüs, Memorial^ ρ. 44. Vgl. het
geestig vertoog van broes: egmond met egmond vereffend ten opzigte zijner zending naar Spanje,
in het eerste deel van filips v. maunix aan de hand van willem I, bl. 113—12ü.
(4) Correspondance de philippe II, T. I. p. 364, 383.
(5) Correspondance de pdilippe II, T. 1. p. 357, 363, 364.
(6) Correspondance de philippe Π, T. I. p. 358.
-ocr page 185-DES VADERLANDS. · 185
Bisschop van Yperen; aktonie jozef havet, Bisschop van IS amen; gekard d'hemui-1555—
court , Bisschop van St, Omer; jakob martius of meertens , Voorziller van hel Hof van
yiaanderen^ hippölytds persijit, Voorzitter van hel Hof van i7irec/<i ; antohie meule-
kaere , Raadsheer in den Groolen Raad te MecJielen ; joost de tillet of tilbtanus , Proost
van /Valcourt; Cornelius jansekius , een Godgeleerde; en volmar bernaert, Hoog-
leeraar in het kerkelijk regt te Leuven, Het heette, dat men hun gevoelen over eenige
punten, de Trentsche Kerkvergadering betrefFende, wenschte in te winnen; maar toen
zij in den Raad van State verschenen waren, gaf men hun een afschrift van 's Ronings
lastbrief en eenige dagen tijd, om over den inhoud te beraadslagen. Hierop ontwik-
kelden zij in twee zittingen hunne gedachten over het onderrigt aan het volk te ge- ν
ven, de zedeverbetering der Geestelijkheid , het onderwijs der jeugd , en het verzachten
van de straffen der ketters. Wat de drie eerste punten betrof, daarin had de Kerk-
vergadering van Trente, naar hun oordeel , behoorlyk voorzien. Aangaande het laatste
punt, meenden zij » dat de Godsdienst en het welzijn des Lands hierin geene verande-
ring gedoogden, ten ware misschien omtrent jeugdige en berouwhebbende ketters, die
men, naar kerkelijk regt, eenigzins inschikkelijker behandelen konde." Orakje en
de beide Graven merkten hierop aan, » dat men den toestand der lijden niet uit het
oog verliezen en wel toezien moest, welke straflen konden worden ingevoerd, zonder
zich aan nieuwe zwarigheden en gevaren bloot te stellen." De Landvoogdes zelve liet*
op aandringen der meeste Raadsleden, den volgenden dag voordragen: » wat men
wegens de gesteldheid der naburen en de menigte der ketters moest in aanmerking
nemen; hoe ook de regters geenen wil tot het handhaven, en eenen afkeer van
de gestrengheid der bloedbevelen hadden; en dat er liglelijk opschuddingen ont-
staan konden, indien men de strafbepalingen niet verzachtte." De Bisschoppen
echter beweerden, dat »in 's Konings lastbrief van geene verzachting der bloedbevelen
gesproken werd; dat ook de ketterij door geene toegeeflijkheid, maar door krachligen
tegenstand te bedwingen was." Na dat men drie dagen achter elkander hierover
beraadslaagd had, beval de Landvoogdes den beschrevenen, hun gevoelen in ge-
schrift te stellen, hetgeen geschiedde en hierop nederkwam: »Het volksonderrigt
was door do besluiten der Trentsche Kerkvergadering, welke zoo spoedig mogelijk
moesten afgekondigd en ingevoerd worden, voldoende geregeld. Hel overige bleef den Zomcr-
ijver der priesters aanbevolen, wier gedrag door de opzigters en geloofsonderzoekers "^jßßrj'
met zorg moest worden gadegeslagen. Voor de zedeverbelering der Geeslelgken en het
onderwys op de scholen had de genoemde Kerkvergadering insgelgks den weg aange-
wezen , dien men nu slechts had te volgen. Onraadzaam was het de dwangbevelen
legen de ketters te veranderen, dewyl zij reeds meer dan vyf en dertig jaren beston-
den en twee malen hernieuwd waren. Evenwel kon men den geregtshoven heimelgk
aanbevelen, alleen de hardnekkigste ketters met den dood Ie straffen, onderscheid te
ir Deel. 4 Stuk. 24
186 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
maken tusschen de sekten, te letten op de jaren, den stand en de hoedanigheden der
beschuldigden en hen, hetzij dan ter dood, hetzij tot galeistraf, verbanning, of ver-
beurdverklaring van goederen te veroordeelen. Predikanten en godsdienstleeraars ech-
ter, moest men als volslagen hardnekkige ketters behandelen. Zij, die alleen uit on-
bezonnenheid of nieuwsgierigheid de bloedbevelen hadden overtreden, zouden gegee-
seld , beboet, verbannen of op dergelijke wijze kunnen gestraft worden, Ten slotte
oordeelden zij het noodzakelijk, door openbare godsdienstige omgangen en gebeden
den Hemel te smeeken, dat niet één punt van het Heilig Katholijk geloof mögt ver-
loren gaan, met welke gevaren het ook, zoo in het geheim als openbaar, bedreigd
werd." In den Raad van State waren de gevoelens over dit geschrift verdeeld. Eeni-
gen keurden het goed; doch de Prins van Oranje, wiens gevoelens genoegzaam be-
kend waren, en do Graven van Egmond, Hoorne en Mansfeld weigerden te stem-
men , onder voorwendsel, »dat de Koning niet naar de meening van do Leden
van den Staatsraad gevraagd had; gebeurde dit, dan zouden zij hunne denkwijze
openbaar maken." Velen mishaagde dit beleedigend stilzwijgen en zij vreesden, dat
het tot groole moeijelijkheden aanleiding zou geven. De Landvoogdes zond het geschrift
naar Spanje op. Later werd in den Raad van State over de andere punten van eg-
MONDS lastbrief gehandeld, zonder tot eenig besluit te geraken (1).
Het verhandelde met do Godgeleerden verspreidde zich spoedig onder het volk en
strekte niet weinig, om het te verbitteren. Alles werd aan de inblazingen van gran-
VELLE en zijne aanhangers, welke men Papisten noemde, locgeschreven (2). De
opgewondenheid steeg nog hooger en de Koning zelf werd niet gespaard, toen de
Landvoogdes zijn bevel, de besluiten der Trentsche Kerkvergadering in de Neder-
landen in te voeren, door brieven aan do Geestelijkheid, de gereglshoven en over-
heidspersonen in Hooimaand bekend maakte (3). Die besluiten echter, welke op het
wereldlijk regtsgebied inbreuk maakten, werden, naar het voorbeeld van andere
Mogendheden , uitgezonderd. De Stadhouders en de gereglshoven ontvingen last, daar-
tegen te "waken, maar ook tevens, den Geestelijken in de handhaving der overige
allen bijstand te bieden. De afkondiging geschiedde in het aartsbisdom Kamerijk,
(1) noprerüs, Memorial, ρ. 47, 51. Correspondance de paiijppe 11, T. 1, p, 355, 3f)0.
Archives de la Maison dWrange, T. I. p. 378, 381, 382. Edit. v. d, haer , de Init.
Tumult, p. 285. burgünditjs, ffist. Belg. Lib II, p. 79—82. campaka, delln Guerra di Ftan-
dra, T. I, p. 8, 9. hooft, Nederl. Hist. B. II, 1)1. 52.
(2) -viGUi Viia, p. 43.
(3) Correspondance de philivpe II, T. I, p. 360. van wesejieeeck , Beschr. v. d, Staet enz.
hl. 34. EiJRGUKBiüs, Eist. Belg, Lib II, p. 82.
1555-
1568
DES VADERLANDS 187
<loch niet zonder veel tegenkanting van de Geestelijkheid; en in Mechelen, waar geen 1555—
Aartsbisschop was, om haar door te zetten, werd zij geheel vergeten. In Utrecht
lag de Kerkvoogd met de Geestelijken overhoop, die weinig smaak in den han-
del hadden. Men gaf de laatstgenoemden na, »dat zij zich liever wilden laten be-
derven door de ketterijen, dan verbeteren door de ware Kerk, welke in de besluiten
der Trenlsche Kerkvergadering sprak (1)." Door invloed der Landvoogdes werd het
geschil bijgelegd, en de afkondiging, na veel tegenspartelen van de Geestelijkheid,
ten laatste doorgedreven (2).
Het vervolgen der ketters werd nu met vernieuwden yver voortgezet. De geloofs-
onderzoekers, inzonderheid titelmakus, handelden met eene gestrengheid en wille-
keur, welke der Landvoogdes vrees voor hevige botsingen inboezemde. Om deze te
voorkomen, raadde zij den Koning aan, de berigtschriften der geloofsonderzoekers Ie
herzien en naar den tegenwoordigen tijd te wijzigen, met inachtneming van de be-
schrevene regten, naar welke de Nederlanders en niet anders behandeld wilden wor-
den , luide roepende , dat de Bisschoppen en Kerkelyken den Spaanschen geloofsdwang ,
en zelfs eenen nog gestrengeren, trachtten in te voeren. De vier hoofdsteden van Brahand
zonden bij de Staten van dat gewest een geschrift in, waarin zij beweerden, dat nim-
mer eenig geloofsonderzoek in Brahand gebruikelijk was geweest, als strijdende met
's Lands voorregten en de Blijde Inkomsten^ weshalve zij verzochten, daarvan ontlast
te worden. Alom ontmoetten de geloofsonderzoekers zoo veel tegenstand en beschim-
pingen , dat zij zonder levensgevaar hunne betrekking niet konden uitoefenen, en de
hulp des Koiiings inriepen. Fiups prees »hunnen ijver en dien der Godgeleerden van
Leuven in het handhaven van de godsdienst, vermaande hen op dezen weg voort te
gaan, en zich door niets in de vervulling hunner pligten te laten weerhouden. Z.ij
moesten door leven, leer en invloed den krachtigsten dam opwerpen tegen de dagelijks
meer en meer indringende ketterijen; hij beloofde hun zijne gunst en ondersteuning.
Wat hem zeiven betrof, hij had besloten, moeiten noch kosten, noch zyn leven zelfs
te sparen, om hel Katholijke geloof te onderschragen." Maar dat geloof beantwoordde
blijkbaar, 'm de Neder landen ύύϊ^αΐΒ, niet meer aan de eischcn van den tijd en aan de
behoeften des volks. Er werd aan de poort van het Hof, en aan de deuren der kerk van
St,Gudule te Brussel een groot geschrift aangeplakt, vol schimpscheuten op de Gees-
telijkheid en de Kerkvergadering van Trente, terwyl men vrije uitoefening van de Augs-
burgsche geloofsbelijdenis vorderde. In Gent spraken de meeste regeringsleden zeer vrg
over de godsdienst en met weinig eerbied over den Koning, wien de Turksche krgg, naar
(1) hoppeucs, Memorial^ p. 54, 55. hooft, Nederl, Hist. B. II, bl. 56.
(2) Correspondnnce de philippe Π, T. I. p. 378. Baiatia Sacra, Dw ΙΠ. bl. 7—25,
-ocr page 188-188 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—hun oordeel, Ie veel werk elders zou verschaffen, dan dat hij niet verpligt zou zijn, zich
naar hun wil te schikken. Hun overmoed in hunne betrekkingen met het Hoogbewind
was groot; en la trouillière , do bevelhebber van het kasteel, was geheel den ver-
eenigden Edelen toegedaan. Oranje mögt zich misnoegd toonen, dat de dienaars van
het geloofsonderzoek in Holland met weinig ijver ondersteund werden; en egmoki)
beweren, dat de bloedbevelen met alle gestrengheid moesten gehandhaafd worden,
men kende te wel hunne gevoelens, om deze betuigingen voor opregt to houden.
Montigny keurde, gelijk zij, de kettervervolging ten hoogste af; hij onderhield zelfs
een levendigen briefwissel met zijne Hugenootgezinde verwanten, de cnatillons, in
Frankrijk^ hun verklarende, »dat hij Hugenoot in zijn hart was, doch dit vooreerst
nog moest ontveinzen, maar dagelijks in de Νederlanden veld won; dat het getal
dergenen, welke in zijno gevoelens deelden, vermeerderde en deze, even als hij, het
masker zouden afwerpen, wanneer het gepaste oogenblik gekomen zou zya." Meer dan
ooit, zeilen thans de jonge lieden hunne wetenschappelijke opvoeding aan do geleerde,
doch onkalholyke inrigtingen y^Lix Duitschlandtn Frankrijk voort. Granvelle maakle
er den 'Koning opmerkzaam op. Tijdens zijn bewind in de Ν eder landen had men
altijd zijn voorstel, dit te verbieden, van de hand gewezen onder voorwendsel, dat
zulks in strijd was met de vryheid des volks, »alsof deze bestond," zegt hy , »om 't
den jongen lieden gemakkelijk te maken , ketters te worden ten nadeele hunner ziel (1)."
Te midden der beroeringen in het godsdienstige, trachtten oranje en de met hem
zamenspannende Grooten, hunne bedoelingen in het staalkundige te bereiken. Op
nieuw poogden zij, doch weder vruchteloos, barlaymont , welke nu geheel in do onge-
nade der Landvoogdes gevallen was, tot hun verbond over te halen. Granvelle , welke
van den beginne af hunne vereeniging als minder tegen hem dan tegen den Koning
zeiven gerigt, beschouwd had, vond zich in dat gevoelen steeds meer en meer versterkt.
Filips echter, die den Kardinaal geheel scheen te veronachtzamen, hield zich zoo
weinig met do Nederlandscho zaken bezig, alsof zij hem niet belroifen, en de Land-
voogdes bewandelde in vele omstandigheden eenen weg, welken zij wist, dat met zij-
nen wil niet overeenstemde. Naar eenigen, konden de Nederlanden alleen dooi·
kracht van wapenen, tot gehoorzaamheid leruggebragt worden (2). Margaretha daar-
entegen smeekte den Koning, de wenschen der misnoegde Edelen en van het volk
(1) Correspondance de ρπιιιρρε II, Τ. 1, ρ. 349, 353, 354, 360, 361, 362, 367, 368, 369,
372. Archives de la Maison d'Orange, T. I, p. 373, 374, Edit. Correspondance de
MARGDERiTE d'j4utrtche, p. 13,14, en aldaar de Interrogatoires du Comte d'EGMOnT, p.315,316.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. I, p. 372, 373, 377. 2^ Edit.
-ocr page 189-DES VADERLANDS. · 189
eenigzins te bevredigen. Om weder regel in de zaken te brengen, verklaarde zij geen 1555-—
ander middel te kennen dan dat, waar oranje steeds op aandrong, namelijk den
Raad van State den voorrang boven den Geheimen Raad en dien der Geldmiddelen to
geven, en daarin de groote aangelegenheden te behandelen, welke tot heden de beide
laatstgenoemde staatsiigchamen behandeld hadden (1). Viglius begreep niet, hoe dit
bestaanbaar konde zijn met het gezag en aanzien der Landvoogdes, en duchtte, dat
de Koning zelf daardoor aan banden gelegd wierd (2). Het blijkt trouwens ook niet
onduidelijk, dat Margaretha schoorvoetend tot dit voorstel aan den Koning is
overgegaan. De Leden van den Raad van State dreigden, zich geheel aan de
zaken te onttrekken, indien hun getal niet werd vermeerderd, aangezien het
hun onmogelijk was, al de werkzaamheden te verrigten (3). Do Graaf van Egmond
verzocht den Koning schriftelijk, om op den voorslag der Landvoogdes, met betrek-
king tot den Raad van Slato, een toestemmend besluit te nemen. »Zoo lang de
zaken op den ouden voet blijven," zeide hij, »zal het niet gaan. Slechts zij wier
bijzonder belang er in betrokken is, wenschen de voorgestelde verandering niet. In-
dien hierin niet voorzien wordt, zullen er botsingen en zwarigheden ontstaan, want
behalve Uwe Majesteit, die niet alles zelve doen kan, houdt zich niemand met het
algemeen welzijn bezig (4)." En inderdaad, do verwarring in het besluur steeg met
eiken dag. Men verhaalt immers, dat de zamenverbondene Heeren niets ten einde
bragten , zelfs niet wisten, wat zij deden en vreesden dat, naar den wensch van velen,
de Kardinaal weder aan het bewind zou geraken. De vriendschap tusschen oranje en
egmond verkoelde, en het verbond liep gevaar van verbroken te worden. Armenteros
regelde alles naar willekeur, en oefende eene volstrekte heerschappij uit over de Land-
voogdes. Het volk was losbandig, hot ontzag voor de wet verloren, de Hertogin
weinig bemind, en oranje bekommerde zich niet om 'sKonings goed- of afkeu-
ring (5). Het moge waar zyn, dat eenige Edelen wenschten, zich aan het verbond
te onttrekken, de voornaamste echter van hen sloten zich enger aan elkander en hielden
veelvuldige bgeenkomsten. Vianm werd hiertoe gewoonlijk uitgekozen. Deze stad
(1) Correspondance de philippe II, T. I, p. 363, 365.
(2) Archives de la HJaisoti d'Orange, T. I, p. 378, 404. 2" Edit.
(3) Correspondance de philippe II, T. I , p. 363. Jrchives de la Maison dOrange, T. I.
p. 405. 2« Edit.
(4) Correspondance de philippe II, T. I, p. 359. Vgl. Interrogatoires du Comte rf'bgmomt,
p. 312.
(5) Archives de la Maison dOrange, T. I, p. 413-^415 , 424—427. 2de EdiU
-ocr page 190-190 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— behoorde aan Hendrik, van Brederode, een gezworen vijand van granvelle , en
die, even als orasje , betuigde, dat hij met de beste bedoelingen, zich in de
bewegingen gemengd had. »Wij moeten hopen en niet twijfelen," schreef hij
aan lodewijk van Nassaudat Hg, die daar boven woont, voor ons is, dewyl
wij te goeder trouw handelen (1)." Vroeger reeds had ;^eene vereeniging van den Prins
van Oranje, de Graven lodewijk van Nassau, οττο van Schouwenburg^ ka-
REL van Mansfeld en verscheidene Edelen te Vianen plaats gehad, vanwaar alle
naar Utrecht en Amsterdam vertrokken waren (2). Sedert had brederode zijne stad
g versterkt, in welke thans de Hertog van Kleef mQi den Graaf vaniViem»««»·, de Prins
Herik-van Oranje, de Graven van Egniond^ Hoorne, Hoogstraten, Schomoenhurg, Cu-
1565 l&mborg, en twee Graven van Wittgenstein bijeenkwamen. Na een verblyf van vier
(lagen, begaven zich de Hertog van Kleef, oranje en brederode naar Amsterdam,
en bezochten vervolgens de voornaamste plaatsen van Holland. Egmond was met hoog-
straten naar Brahand, en hoorne naar fVorkum gereisd (3). De Landvoogdes had
aan egmond het gevraagde verlof, zich naar Vtanen te begeven, niet geweigerd uit
vrees, dat zy daardoor » zou toonen, wantrouwen in de Heeren te stellen, welke , naar
hare getuigenis aan den Koning, getrouwe onderdanen waren, die, Op welke plaats
zij zich ook bevonden, niet zouden handelen tegen de dienst van God en van den
Vorst." Oranje en egmond betuigden haar, dat de Hertog van Kleef Ae belangen
des Konings zeer toegedaan was (4). Alonzo del canto daarentegen schreef aan gran-
velle: »De Prins van Oranje, de Graaf van Egmond, en de Hertog van Kleef zijn
in Holland; het bekende karakter dezer Heeren moet weinig vertrouwen op hunne
beΛveegredenen inboezemen; de Graaf alleen is minder verdacht (5)/'
Het besluit des Konings omtrent den voorgestelden nieuwen vorm van den Raad van
State, of liever van geheel het bestuur der Nederlanden, werd nog steeds te vergeefs
gewacht. De Oranjemannen hieven luide klagten aan over dit uitstellen, en armen-
teros vreesde, dat in den aanstaanden Zomer een storm zou opsteken, indien dat be-
sluit niet aan de verwachting beantwoordde. De Graaf van egmond, welke onlangs
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. 1, p. 305, 308. 2= £dit.
(2) Dagregister bij te water, Ferhoiid der Edelen, ü. IV. bl. 323. '
(3) Archives de la Maison d'Orange, T. I. p. 381—385, 418, 422. 2' Edit. Correspon-
dance de phiuppe II, T. I, p. 368. te water, Verbond der Edelen, ü. IV. bl. 323.
(4) Correspondance de puilippe II, T. I, p. 367, 3Ö8.
(5) Archives de la Maison d'Orange, T. I, p. 422. 2° Edit. Het was uiet de Graaf van
Egmond, maar BREeERODE, welke zich destijds in Holland bevond, naar liet Dagregister bij
TE WATER, Verbond d. Edelen, D. iV. bl. 323.
DES VADERLANDS. · 191
\00Γ honderd en tienduizend dukalen de heerlijkheid Gaesheek gekocht had, om zitting
in de Staten van Brahand te verwerven, bragt filips zeken onder het oog, hoe zeer
dit dralen zyne dienst benadeelde. Hij voegde er bij; » de Heeren, wien ik den goe-
den wil Uwer Majesteit voor hen zoo wel, als voor hetwelzyn en de rust des Lands heb
kenbaar gemaakt, zullen denken, dat ik getracht heb, hen te misleiden." Gran-
VBLLE daarentegen verzekerde den Koning, » dat de zamenverbondene Heeren bedoelden,
de ambten en bedieningen aan hunne vrienden te verleenen, opdat allen van hen,
niet van den Vorst afhingen; dat zij openlijk betuigden, dat de Keizer hen naar zijne
wijze regeerde, maar dat zg, sinds de Koning de teugels van het bewind had opge-
val, besloten hadden zoo te handelen, dat het bestuur der Nederlmiden alleen in
hunne handen geraakte, en de Koning niets buiten hen vermögt."
Naar de meening des Kardinaals, moest filips der Landvoogdes en den Leden van den
Raad van Slate zyn uitdrukkelyken wil te kennen geven, dat het Roomsch-Katholijk
geloof gehandhaafd wierd, en het zelfs een groot kwaad geweest was te hebben
toegestaan, dat men onderzocht, of het raadzaam ware, de bloedbevelen te verzachten.
Hij verklaarde zich tegen elke verandering zoo wel in het godsdienstige , als in het
staatkundige , en beschuldigde de Stadhouders der bijzondere gewesten , dat zij zich
een onbeperkt gezag aanmatigden en de zaak der beden verwaarloosden. Tevens raadde
hij den Koning aan, zich met dopt garlos over Italië naar de ISederlanden te be-
geven , alwaar hg den jeugdigen Prins, na een verblijf van een paar jaren, in welken
lijd hij hem door zijne toekomstige onderdanen moest laten huldigen, lot Land-
voogd konde aanslellen. De Kroonprins zou op deze wijze zich voor het behandelen
van zaken bekwaam maken, en door zyne tegenwoordigheid voorkomen, dat an-
deren zich tot volstrekte Heeren van hel Land opwierpen (1). Granvelle zelf achtte
zich gelukkig, dat hg de IS ederlanden verlaten had; nimmer zou hij derwaarts lerug-
keeren, zelfs niet op bevel van den Koning, ten ware in diens gevolg (2). De Land-
voogdes hield by filips op het zoo lang gewenschte antwoord aan. »Het misnoegen
der Heeren," schreef zg , »neemt steeds toe, vooral bg den Qt^di \·λϊχ Egmond^
welke bevindt, dat de uitkomst geenszins beantwoordt aan de goede voornemens,
welke Uwe Majesteit hem heeft te kennen gegeven. Zg vreezen altgd, dal Uwe Ma-
jesteit al wat U uit de Nederlanden geschreven wordt, aan hunne vganden en ande-
ren mededeelt, die uit eigenbelang ü aanraden niet wat den Lande voordeelig is, maar
hun het beste voegt. Ondanks de verzekeringen, welke ik hun van het tegendeel
gegeven heb, volharden zij in hun gevoelen , zoolang zg niet het besluit gezien heb-
(1) Correspondance de piülippe II, T. I. p. 370, 371, 382.
(2) Arehives de la Maison de d'Orange, T. I, p. 428. 2« Edit.
-ocr page 192-HP
192 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1555—ben, hetwelk Uwe Majesteit betrekkelijk deze gewesten genomen heeft; en zoo
dit niet binnen kort in de behoefte van het oogenblik korat voorzien, hebben zij
besloten, zich aan de zaken te onttrekken, om niet behulpzaam te zijn aan den on-
dergang des Lands. Ik verzoek Uwe Majesteit derhalve, indien de renbode nog niet
is afgezonden, dat dit ten spoedigste geschiede, ora alzoo onherstelbare ongelegenhe-
den te voorkomen (1)."
Middelerwijl had de Koning dit verlangen bevredigd. Immers ontving do Hertogin ,
onder dagteekening van den twintigsten van Wijnmaand, schrijven van pilips, waarin
hy haar zijn dank betuigt voor » de zorgen, welke zij aan hel bestuur dor Nederlan-
den Avijdt, en zijne tevredenheid te kennen geeft over hetgeen zij tot invoering der
ïrentsche besluiten heeft verrigt; hij verzoekt haar te waken, dat de gewestelijke
kerkvergaderingen door de Aartsbisschoppen bijeengeroepen worden, om over de zede-
verbetering der Geestelijken te raadplegen. Al wat de vergadering der Bisschoppen en
Godgeleerden heeft voorgesteld, komt hem zeer prijsselijk voor, behalve één punt: het
straffen der ketters namelijk. Wat hij uit Falladolid geschreven heeft, verschilt niet
van den inhoud der brieven aan den Graaf van Egmond ter haod gesteld; alleen
heeft hij, door de Hertogin over het straffen der gevangene Wederdoopers geraadpleegd
zijnde, bevolen, dat op eenige van hen de wet moet toegepast worden, en dit is
noodzakelijk; zijn wil is, dat op deze wijze niet alleen Ie hunnen opzigte gehandeld
worde, maar met alle ketters, welke men zal vatten, van welken rang of staat zij ook
zijn mogen. Zeer heeft hem de wijze mishaagd , op welke in de Nederlanden over het
geloofsonderzoek gesproken wordt; deze inrigting, die reeds onder zyne voorgangers
bestaan heeft, is meer dan ooit noodzakelyk, en hij zal niet dulden, dat men haar
in minachting brenge. De Landvoogdes moet daarenboven geen geloof hechten aan de
zwarigheden, welke uit de gestrengheid van het geloofsonderzoek zullen voort vloeyen ;
er zouden veel grootere ontstaan, indien de geloofsonderzoekers niet overeenkomstig
hunnen last handelden. Hel kan derhalve de vraag niet zyn, hun nieuwe berigt-
schriften te geven; integendeel verzoekt hy der Landvoogdes nadrukkelyk, hen te
ondersteunen, te eeren en aan te moedigen; zij moet de geloofsonderzoekers titelma-
wus en MiGHiEL DE BAY, die hun ambt nedergelegd hebben, aansporen '^dit weder te
aanvaarden, en hun alle hulp en steun beloven. Eindelijk wil hij, dat zijde wereld-
lijke overheden vermane, de regtsoefeningen der geloofsonderzoekers geene hinderpalen
in den weg Ie leggen, maar hun dien onderstand te verleenen , Avelken zij mogten noodig
hebben. Wegens het belangrijke der zaak, heeft hij nog geen besluit kunnen nemen
(1) Correspondance de philupe II, T. I. p. 377.
-ocr page 193-DES VADERLANDS. · 193
over heigeen de Herlogin hem geschreven had, betreffende het geven van den voor- 1555—
raüg aan den Raad van State boven den Geheimen Raad en dien der Geldmiddelen.
ingevolge haren wensch, het getal der leden van den Raad van State te vermeerde-
ren, benoemt bij den Hertog van Aarschot lot die Avaardigheid , en heeft besloten,
dat er twee voorzitters zullen zijn: een van den Raad van State en een van den Ge-
heimen Raad. Zoolang de zaak der godsdienst niet beter verzekerd is, kan het niet
raadzaam zijn de Algemeene Staten bijeen Ie roepen (1)." In gelijken geest was
zijn brief van dezelfde dagleekening aan den Graaf van Egmond^ wion hij ver-
maant, de Landvoogdes te ondersteunen in alles, wat de rust en het welzyn der
ISederlanden en het behoud van de godsdienst kan bevorderen. Nadrukkelijk gelast
hij hem mede te werken lol gestrenge handhaving der bloedbevelen tegen de ketters,
»want het voegt niet," zegt hy , »in zaken van godsdienst met laauwheid of geveinsd-
heid te handelen." Voorts heeft hij nog geen besluit genomen over do voorgestelde
veranderingen in den Geheimen Raad en dien der Geldmiddelen , » dewijl dit eene
nieuwigheid is, en veranderingen gewoonlijk evenveel en zelfs grootere zwarigheden
opleveren dan die , welke men tracht te vermijden (2)."
's Konings schrijven baarde groote opschudding in den Raad van State. Oranjk,
EGH05D en nooRjJE, geheel in hunne verwachtingen te leur gesteld, weigerden
hun gevoelen er over te uilen, vóór zij dal van den Geheimen Raad gehoord
hadden. Dit slaalsligchaam slak nu weder moedig hel hoofd op en oordeelde, »dat
men onmiddellijk, om "s Konings wil te bevredigen, do Bisschoppen, abten, ge-
reglshoven, hoogescholen en bevelhebbers in de sleden moest aanschrijven, zich
voorlaan in hel prediken voor hel volk, in het verbeteren van de zeden der Geeste-
lelijkheid, en in het onderwijs der jeugd naar dien wil te gedragen. Tevens moest
den gereglshoven worden aanbevolen, de uitvoering der bloedbevelen te ondersteunen.
Wat het geloofsonderzoek betrof, daar de Koning zeer wysselijk verklaard had, hierin
geeno verandering Ie zullen maken, zou het nu alleen noodig zijn na te gaan, of
de beriglschriflen der geloofsonderzoekers naamvkeurig opgevolgd waren, en zoo niet,
daartoe bevel te geven; hierdoor zou men ieder overtuigen, dat de Koning niets nieuws
op het oog had, en allerminst het Spaansche geloofsonderzoek wilde invoeren, zoo als
eenige kwalijkgezinden het lieten voorkomen." Eenige leden van den Raad van
State vereenigden zich met dit gevoelen; doch de Prins en de beide Graven weigerden
(1) Correspondance de pnilipre II, T. I. p. 373—375. Vergelijk uopperbs, Memorial^ ρ.
55—58. ν. wesehbeeck , Beschr. ν, d. Staet enz. bi, 39—41. sthada, de Bello Belg. Lil». IV%
p. 200. bor , Uist. d, Nederl. D. i. B. I. bi. 31, 32.
(2) Correspondance de γππ-ιρρε II, Τ. I. ρ. 375.
U Deel, 4 Stuk. 25
-ocr page 194-194 Α L G Ε Μ Ε Ε Ν Ε G Ε SC Η 1 Ε D Ε Ν 1S
1555—hunne stem ter vestiging van den geloofsdwang te leenen. Zij drongen er echter op
aan, dat het koninklijk bevel afgekondigd wierd met oogmerk, gelijk sommigen
meenden, om het reeds morrende volk nog meer in beweging te brengen. Maar vi-
GLius, voorziende hetgeen sedert gebeurd is, verklaarde »dat hieraan niet gedacht
mögt worden, zoo lang men den Koning niet op de gevolgen, welke daaruit bij de
tegenwoordige opgewondenheid der gemoederen moesten voortvloeien, opmerkzaam
gemaakt had." Oranje antwoordde, »dat 'sKonings wil te bepaald was, om dien
niet to gehoorzamen, ofschoon hij er wel eenige beroerte uit te gemoet zag."
Vruchteloos bevs'eerdo viglius, »dat men juist daarom moest trachten, het kwaad te
voorkomen en niet te verhaasten; hij wilde 's Konings ongenade alleen op zich nemen,
overtuigd , dat het bewaren der algemeene rust, hem wel zou verontschuldigen." De
Landvoogdes, lang weifelende , besloot eindelijk den last van filips stiptelijk te vol-
gen; waarop orawje eenen , die naast hem in den Pvaad van Slale zat, in het oor fluis-
terde; nu zullen xoij haast het hegin van een groot treurspel zian (1) "
liet is zeer mogelijk, dat do Prins iets van dien aard gezegd heeft; maar dat
hij deze voorspellende woorden op eene juichende en zegevierende wijze zou ge-
sproken hebben, gelijk hem te last gelegd wordt, is geheel in strijd met dien
toon van smart, in welken hij zich over deze zaak in eenen vertrouwelijken
brief uitdrukt. Na gemeld te hebben, dat de Koning hem en zynen vrienden
vrij goede hoop op eenige verzachting der bloedbevelen gegeven had, zegt h^:
»Vóór eenige dagen is een renbode van den Koning met brieven voor de Land-
voogdes aangekomen, in welke hij ernstig beveelt, dat men niet alleen diegenen,
welke tot eene andere leer overgaan, verbranden, maar ook hen, die zich weder be-
keeren, onthoofden zal. Dit heeft mij waarlijk diep in de ziel getroffen, want ik kan
mij niet overtuigen, dat dit Christelijk of uitvoerbaar is, ten zij men al deze 'Ne-
derlanden in gevaar wil brengen; ook kan ik niet begrypen, welke andere reden
(1) nopfercs, Mémorial, p. 58—60. viglu Vita, p. 45. Archices de la Maison dOrange,
T. 1. p. 442. 2oEdit, Ferantw. d. Prins. Oranje, h'i] ν,οτί, Ilist. d. Nederl. Oorl. Aulhent.
Stiikk. bi. 9. posTus iieiiteros, Rer^ Aiistr. Belg. Lib. XVI. p. 397. bürgunbics , Ilist. Belg.
Lib. Π. p. 90, 91. nooFT , iVederL Eist. B. II. bi. 67, 68. Dit verhaal heeft men niet kunnen
overeenbrengen met hetgeen de Prins den vier en twiiitigsten van Louwmaand des volgenden
jaars aan de Landvoogdes schreef, dat »men hem in eene zaak van zoo veel gewigt en gevolg,
geen raad gevraagd had.'" Leven v. wiileji ï, D. I. hl. 412. wigexaar, 1>. VI, bl. 120.
y. wijn op wagenaar, St. VI, bl. 46. üc Ilcer groen v. prinsterer heeft zeer juist aangemerkt,
(lat de Prins zich niet beklaagt over de Hertogin, maar dat de Koning hem niet geraadpleegd had-
Archivcs de la Maison d^Orange, Τ. I. ρ. 447. 2" Edit,
DES VADERLANDS. löi
er kan zijn, zulke bevelen te geven, dan tle raad van den Kardinaal grakvelle, 1555—
welke builen twijfel den Koning de overwinning te Malta behaald, zoo grool
afgeschilderd en hem ingeblazen heefl, dat nu de regie lijd gekomen is, zulke en
dergelijke zaken ten einde te brengen. Gij kunt dehken, in welken nioeyelyken
toestand ik mij bevonden heb (1)." Men verwondert zich , dat de Prins het voorstel
van viGLius in den Raad van State wederslreefde, maar bedenkt niet genoeg, »dat
viGLius de deugdzaamheid van *sKoniiigs bevelen erkende en slechts meer omziglig-
heid in de middelen wenschte ^ terwijl okanje, welke vrijheid van geweten begeerde,
ua zulk eene onverwrikte en thans zoo stellige weigering, bezwaarlijk zich vleijeu
konde, dat de Koning zijne bepalingen in dit opzigt ooit zou veranderen of wijzigen.
De Prins had geene reden, zich in de onverzelteiykheid van den Vorst te verheugen.
Hij konde noch hem dienen, door diegenen te vervolgen wier godsdienstige gevoelens
hij eerbiedigde, noch aan het hoofd blyven van eenen tegenstand, welke door der-
gelgke bevelen buiten de grenzen der gematigdheid gedreven werd. Voor zichzelven
konde hij slechts de noodzakelijkheid vooruit zien, zijne ambten neder te leggen en
zich in ballingschap te begeven; voor de ISederlanden niets dan beroering, om-
wenteling, verwoesting (2). tlenigen meenen, dat orahje »deswege zoo levendig voor
eene stipte opvolging van 'sKonings wil pleitte, dewijl zij onvermijdelijk eene volks-
beweging zou verwekken, welke of filips tot toegeeflykheid dwingen, of hem nood-
zaken zou, het ; zoo lang gedragen masker af te werpen. Had hel eerste plaats,
dan was voorloopig 'sPrinsen doel bereikt; gebeurde het laatste, dan had men nu
nog den lijd, zich voor te bereiden, terwijl later welligt reeds hel yzeren net over
het volk zou uitgespreid zijn (3)." Oranje's eerstvolgende handelingen zullen de
onwaarschynlykheid, zoo niet de geheele onj^uistheid dezer bewering genoegzaam aan-
loonen (4). In dit tijdstip, er is niet aan te twijfelen, »zou hem elke poging, de
Nederlanden aan den Koning van Spanje te ontrukken , als misdadig, zelfs als her-
senschimmig zijn voorgekomen. Immers, wanneer men hem ook de hoogste male
van staatkundige berekening toekent, welke met reden voorondersteld kan worden in
eenen man, wiens geest, oneindig verheven boven de gewone middelmatigheid, niet
te min perken had , konde hij toen noch zijn eigen lol, noch de toekomstige grootheid,
zelfs nijet hel bestaan van het Gemeenebest der Nederlanden ^ noch de luisterrijke ge-
(1) Archines de la Maison dOrange, T. i. p. 440. 2« Edit.
(2) groek va.\ pbinstereu, in de Archives de la Maison d'Orange, T, I. jj. 448. 2" Edit.
(3) corvin van wierbitsky, de Tachügj. Üorl. D. I, bl. 221, 222.
(4) Zie oiidertusschen gkoen v, prikstereh in de Introdnction lot hel tvvccde deel der Archircs
de In Maison d'Orange, ji. XV etc.
25
-ocr page 196-196 ALGEilIEENE GESCHIEDENIS
1555—schiedenis van het huis van iVajiaw voorzien; hii konde zich niet vleiien , met goeden
1568 j ' σ
uitslag den magtigsien Monarch in eene langdurige worsteling te bestrijden (1)."
Het misnoegen van den Prins en der beide Graven verspreidde zich spoedig onder
de mannen, die in hunne gevoelens deelden, en eerlang ook onder het volk. Op hel
bruiloftsfeest van den Heer van Monligmj , waar oranje , egmond , ηοοκτίκ , hoog-
sTRATEN , LUMEi en andcrc van hunne vertrouwdste vrienden zich bevonden, voer
men hevig uit logen het geloofsonderzoek en de dwangbevelen; en toen de wijn de
longen geheel onlsnoerd had, werd zelfs de Koning bitter gehekeld. Er was veel
geraadpleegd, maar niets ernstig besloten, behalve een nieuw gezanlschap naar
Spanje (2). Kort daarop werd insgelijks het huwelijk van alexander farnese , Prins
van Parma, met makïa van Portugal voltrokken (3). Den vorigen dag, aan st. ατί-
i)reas, den schutsheer der Orde van het Gulden Vlies, gewijd en die steeds op hel
plegtigste door haar gevierd werd, was een buitengewoon groot aantal Vliesridders, zoo-
wel met dat oogmerk als om, gelijk vele andere Edelen, het trouwfeest bij te wonen, te
JSrussel zamengevloeid. Viglius, do Kanselier der Orde , nam deze gelegenheid te baat
hen, met verwyzing op het voorbeeld van hunnen beschermheilig, Ier handhaving en
verdediging der Roomsch-Katholijke godsdienst aan te spoi'en. Als waarschuwende voor-
spelling van hetgeen eerlang werkelijk plaats had, is hel einde zijner rede merkwaardig,
»Ten slolle zweren do Ridders dezer Orde, alles daar heen te zullen leiden, dat de
eendragt en eensgezindheid tusschen den Vorst, de Vliesridders (/-^rocerei) , den Adel en
het volk bewaard blijven. En dit zal zeker gebeuren, wanneer gij, onder getrouwe
belijdenis der eenige Kalholijke leer en met ware vroomheid , t^éuen enkelen welligen
Vorst erkent, aanneemt en standvastig eerbiedigt. Het tegenovorgeslelde echler zal
plaats hebben, wanneer iets anders de Vorst, iets anders do Vliesridders, iets anders
de Adel, iels anders hel volk met eigenzinnigheid bejagen, — Niels is verkeer-
der, dan dat de Vorst nieuwe wetten en regten smeedt en de oude vernieligt; maar
veel gevaarlijker en verderfelijker is het, wanneer het volk hetzelfde waagt. Tusschen
beide staan de Vliesridders en Adel in hel midden, welke den Vorst, behoudens den
eerbied hem verschuldigd, verpligt zijn te vermanen, en waar hij dwaalt, vrijmoedig
te onderriglen. Gaat hel volk hel spoor bijster, dan moeten zij het in zijne roe-
kelooze vaart stuiten; eerst door kastijding met scherpe woorden , door voorstelling
J v.
VVin-
leriii.
1565
(1) GUOEN v. i'iUHSTEREU, in dc Introduction tot het tweede deel der Archives de la lUaison
d Orange, γ. Χ Vil.
(2) HOFPERDs, Memorial, ρ, 58. pontus delteri's, lier. Aiistr. Belg. Lib. XVI. p. 370.
BuuGUNDiiis, lUst. Belg. Lib. 11, p. 89. lanauio , la Gtierra de Fiandra, ρ 10.
(3) viGui Vita, p. 44. /
-ocr page 197-DES VADERLANDS. · 197
van zijn ongelijk, en door bedreiging met de gevaren, welke de ongehoorzaamheid na 1555 —
zich sleept. Baat dit niet, dan ondervinde het volk tot zijne schade, dat de Ridders
van 't Gulden Vlies door hunne wapenen en schatten het gezag des Vorsten moeten
handhaven. Wanneer de Ridders en Edelen in tijd van tweespalt zich met den
Vorst vereenigen, dan zal hun voorbeeld een goed deel der gemeente op 's Vorsten
zijde brengen; maar zoo zij hunne trouw jegens don Vorst verzaken, om do mannen
des volks te worden, dan bereiden zij zichzelven en het volk eenen rassen ondergang.
De opstand des volks wordt gemakkelijk, de afval der Edelen moeijelijk, de trouw-
breuk der Ridders nimmer vergeven. Z.ij immers zijn de linkerhand des Vorsten; en
zou dan niet deze haar afhouwen en wegwerpen, wanneer zij door een doodelijken
haat tegen het hoofd en het hart bewogen wordt? De Edelen zijn de vingers; zonder
hulp van palm en duim vermogen zij weinig of niets; met beide vereenigd, veel; en
de gebreken, die zij hebben, zijn gemakkelijk te wijzigen en te herstellen. De ge-
meente kan slechts eene stompe vuist zetten zonder duim of vingers, wanneer een
booze gal haar in beweging brengt; do omvang en het gewigt is groot, maar het is
eene rnaglelooze massa, zoo duim en vinger haar niet tol aanvoerders en hoplieden
strekken." Deze redevoering, welke het evenmin aan valsch vernuft, als aan geleerd-
heid, Roomsch-Katholijke regtzinnigheid en streng monarchale beginselen ontbreekt,
had geenszins de gewenschle uilwerking en wekle zelfs veler spotlust op (1).
Denzelfden dag kwamen omtrent twintig hervormingsgezinde Edelen in do groole ^q
zaal van het verblijf van floris van pallakt. Graaf van Cidemhorg ^ te Brussel bij-^'«gtm.
1
een. Of van pallaint zelf tegenwoordig was, is onzeker (2). Nadat frangiscus junius,
Leeraar bij de Fransche gomeenie te Antwerpen, »een man van groot aanzien, ware
geleerdheid , voorbeehb'ge deugd en zeldzame gematigdheid," gebeden en voor hen ge-
predikt had, raadpleegden zij lang en ernstig met elkander over de belangen van
godsdiensten vaderland, »De Koning, ver van iVerfer/awi/verwyderd , kon , naar hunne
meening, niet genoegzaam bekend zyn met de stemming der Nederlanders, eri daarover
niet anders oordeelen, dan naar hetgeen zij hem te kennen gaven, welke ten Hove
het meest gezien en geacht waren. Het zou echter eene onberekenbare schade en do
treurigste zaak zijn, wanneer zulke bevolkle en bloeijende geweslcn verdorven cn ver-
woest, zoo velo getrouwe en vromo onderdanen jammerlijk vermoord wierden, of el-
kander van hel leven beroofden, omdat men hen niet ecnigzins te gemoet komen en
van de drukkende kwellingen onlheiTen wilde, waarvan noglans de geheele slaat en
(1) viGLii Vita, ρ. 44. poktüs heuterds, Rer. Auslriaco-Belg. Lib. XVi, p. 394—397. κυκ-
GüwDiü?, Hist. Bdg. Lih. II, p. 107, 108. De Gids voor 1840, D. II, bl. 434—436.
(2) scnoTEL, FtOHis I cii II V. PaUaiit, bl. 34.
-ocr page 198-198 ALGEMEEJXE G Ε S C II i Ε ü Ε Ν ί S
^156^ ondergang des Lands afhingen. Het verzoek des volks was zoo billijk, dat niemand
van hoofd en hart nalaten kon hetzelfde te wenschen, namelijk: verzachting van de
groote en wreede vervolgingen, welke uit 'sKönigs bloedbevelen voortvloeiden, en
bevrijding van het geloofsonderzoek." De zamengekomenen overwogen derhalve,
of er geen middel bestond, daarin te voorzien eer alles in rep en roer kwam en
geheel omkeerde. Dewijl zy, die de klem der regering in handen hadden, door
eenige kwaadgezinde geesten en vreemde overredingen verleid of belet werden, op
deze zaak behoorlijk acht te geven, oordeelden de vergaderde Edelen, zoo door hun
eed en trouw, als door hunnen stand verpligt te zijn, » do belangen des Lands ter harte
Ie nemen, hunnen bijstand niet te weigeren, om alles te helpen voorzien en verrig-
ten , daarover onderling te handelen en te beproeven, of door hunne tusschenspraak ,
bemiddeling en bede datgeen konde bereikt worden, wat de algemeene klagten des
Lands en de zuchten des volks niet konden te weeg brengen." — Er werd in
hel bijzonder voorgesteld, met de Protestantsche Vorsten in Duitschland een ver-
bond te sluiten en hen te bewegen, de Nederlanden van den gewetensdwang te
ontheffen. Het schijnt, dat er ook sprake geweest is, andere vreemde Prinsen daartoe
over te halen. Althans twee dagen later besloot men, zich met niemand anders
dan met Duitsche Vorsten te verbinden. Doch kort daarna werd bepaald, een ver-
bond van Nederlandsche Edelen onderling te slichten, en een of twee afgevaardigden
naar elk gewest te zenden, om allo Adellijken daartoe uit te noodigen. Na inge-
6 V.
Win-
^vonnen raad bij geleerde en regtskundige mannen, naar welke beginselen men hande-
louo
len , en door welke middelen men trachten moest het doel te bereiken, werd over-
eengekomen, »elkander te ondersteunen in het handhaven van 's Lands vrijheden,
de een den ander, in dit opzigt, om geene redenen te verlaten, maar hetgeen den
geringste van hen deswege aangedaan Avierd, te beschouwen als allen in het algemeen
en elk in hel bijzonder aangedaan , en hem met alle kracht Ie beschermen." Er werd
bepaald , dit in geschrift te brengen, » uit vrees, dat wanneer misschien eenigen zich
van hen lieten aftrokken, de zaak zoo verkeerd mogl worden voorgesteld, dat men
hunne bedoeling en vergadering euvel opnemen en anders duiden zou, dan hunne
opregle meening en ijver medebragten (1)." Het verbond, of zoogenaamde Compro-
mis, werd in de Fransche taal opgesteld, destijds aaü het Hofen onder de aanzien-
lijken van den Lande het meest in gebruik, doch ook eerlang in het Engelsch, Hoog-
(1) Dagregister van f, jüsujs, hij ukandt, Ilist. d. Refornu 1). I, bl. 289, en Bijvoegsel,
hl. 53. J. v. wesebbeeck, ßcschr. van den Staet en de Voortganck d. Retig. in Nederl. bl.
55—57. v. d. haer, de Init. Tumult. Belg. Lib. Π, p. 30L le petit, Chron. de Hall. T. II,
p. 102. TE WATER, Ferbond d. Edelen, D. I, bl. 59-67.
DES VADETx LANDS. 199
duitsch en Nederlandsch overgezet. Filips vax markix , Heer van St. Aldegonde
wordt in not algemeen voor den schrijver van dit merkwaardig stuk gehouden (1).
Naar twee afschriften in het Fransch onder de papieren van het Huis van Oranje
bewaard, luidt dit verbondschrift aldus: »Allen, die dezen tegenwoordigen zullen zien
of hoeren (lezen) weten, dat wij Onderschrevenen behoorlijk en ten volle berigt en
onderrigt zijn , hoe een hoop vreemdelingen, geheel niet gezind voor het heil en de
welvaart der Landen van herwaarts over, noch groole zorg dragende voor den roem
en de eer van God, noch voor het algemeen welzijn, maar alleen zoekende zijne eigene
heerschzucht en gierigheid te bevredigen, al ware 't ook ten koste van den Koning
en van al zyne onderdanen, onder een valsch voorwendsel van grooten ijver in het
handhaven van het Ratholijk geloof en de ecndragt des volks, op den Koning zoo
veel door schoonschynende vertoogen en leugenachtige berigten heeft verwon-
nen, dal hij zich heeft laten overhalen, tegen zijn eed en de hoop aan, in welke
hij ons altijd heeft gehouden, om do bloedbevelen, eertijds gemaakt ten behoeve
van do godsdienst, niet alleen in niets te verzachten, maar die nog meer te ver-
sterken , en zelfs met geweld bij ons het geloofsonderzoek in te voeren. Geloofsdwang
is niet alleen onregtvaardig, in strijd met alle goddelijke en menschelijke wetten, en
overtreft do grootste barbaarschheid, die ooit door do dwingelanden uitgeoefend werd,
maar kan ook tot niets anders strekken dan tot groole oneer van Gods naam en lot
gcheclen ondergang en verderf van de Νcdcrlanden. Het geloofsonderzoek vernietigt,
onder de schaduw van valsche huichelarij van eenigen, allo orde en tucht, schaft
alle regt af, verzwakt het gezag en do kracht der wetten, gewoonten en keu-
ren van ouds uitgeoefend , neemt alle vrijheid van in 's Lands Staten to spreken ge-
heel weg, vernietigt allo oude handvesten, voorregten en vrijheden, en maakt niet
slechts de burgers en inwoners tot eeuwige en ellendige slaven der geloofsonderzoekers,
tot nietelingen {gens de néant) , maar onderwerpt zelfs do overheden, ambtenaren
en den geheelen Adel aan de genade zijner nasporingen en onderzoekingen , en
stelt eindelijk al do goede en getrouwe onderdanen des Konings bloot aan klaarblijke-
lijke en gedurige gevaren van lijf en goed. Hierdoor wordt niet alleen do eer van
God en van het Heilig Katholijk geloof, hetwelk zij meenen te beschermen, grooto-
lijks beleedigd, maar ook do Majesteit van den Koning, ons Opperhoofd, verminderd
(1) TE WATEn, Verbond der Edelen, D. I, 56—59, alwaar de getuigenissen worden bijccnge-
hragt, op welke dit gevoelen berust. De bedenkingen door biiderdijk, D. VI, bh 46, en groejs
v. frdsteker, in dc Arcliives de la Maison d'Orange, T. Ιί, ρ. 13, 14, daartegen aangevoerd,
hebben eenen zaakkundigen en scberpzinnigen beoordeelaar in de Gids voor 1845, D. I, bl, 301
(1) niet zoo als w. broes, fuips v. Marnix, D. Π, St. III, bl. 3, van het tegendeel overtuigd.
200 Α L G Ε Μ Ε Ε Ν Ε GESCHIEDENIS
]555— en hy zelf in groot gevaar gebragt al zijne staten Ie verliezen. Immers tle gewone
handelsbedrijven [traffique] houden op, de ambachten gaan Ie niet, de bezettingen
en grenssteden zijn weinig verzekerd, en het volk wordt tot gedurige muitarijen aan-
gezet; kortom, in alles heerscht de vreesselijkste verwarring en ongeregeldheid. Wij,
dit alles wel en rijpelijk overwogen hebbende , en acht slaande op onze roeping en
den pligt, aan welken alle getrouwe leenmannen van Zijne Majesteit, en inzon-
derheid Edellietlen gehouden zijn, die door hunne gereede en vrywillige diensten
het gezag en de grootheid des Konings onderschragen, terwijl zij in het welzijn en
heil van het Land voorzien , hebben geacht en achten nog mits dezen , dat wg aan
onzen genoemden pligt niet kunnen voldoen , dan door de gemelde onheilen te voor-
komen, en levens te trachten voor het behoud van onze goederen en personen te
waken , ten einde niet ten prooi gegeven te worden aan hen , die onder den schyn
van godsdienst, zich zouden willen verryken ten koste van ons bloed en goed. Om
die reden zijn wij te rade geworden een heilig en wettig verbond en bondgenootschap
aan te gaan , waarbij wij elkander door eenen plegtigen eed beloven en verbinden,
om met al ons vermogen te verhinderen, dat het gezegde geloofsonderzoek aangeno-
men of op eeriige wyze ingevoerd worde , hetzij openbaar of heimelijk , onder welken
dekmantel of naam het zijn mögt, hetzij onder de benaming en schijn van geloofs-
onderzoek , bloedbevelen, of wat anders ook, maar het geheel uit tc roeyen en te ont-
wortelen als de bron en oorzaak van alle wanorde en onregtvaardigheid , naar het voor-
beeld der Napolitanen, welke het verworpen hebben lot groofe verligling en rust van
hun land. Wij betuigen echter met een goed geweten voor God eu menschen , dat
wij op geenerlei wyze bedoelen , iels te ondernemen hetgeen strekken kan ter oneer
van God, of tot vermindering van de grootheid en majesteit des Konings of zijner
Stalen, maar integendeel, dat onze bedoeling niet anders is dan den Koning in zijnen
Slaat te handhaven , alle goede orde en tucht te bewaren, en zoo veel in ons ver-
mogen is, alle oproeren, volksbewegingen, monopoliën, aanhangen en partijschappen
te weren. Wij hebben beloofd en bezworen, gelijk wij beloven en zweren , dit ver-
hond heilig en onverbrekelijk, eeuwig en te allen lyde , geduriglijk en onafgebroken
jioolang wy leven, te onderhouden, en nemen den Almogenden God lot getuige op
ons geweten, dat wij noch door daden, noch door woorden, noch regtslreeks, noch
van ter'zijde, met ons welen of willen, op eenige wyze hoe ook, daartegen iets
zullen verriglen. En om dit verbond en bondgenootschap te bevestigen en voor allyd
verbindend en van kracht te maken, hebben wij beloofd en beloven de een den
ander, alle hulp met lijf en goed als broeders'en getrouwe medgezellen te betoonen,
en de een den ander te handhaven, opdat niemand van ons of onze bondgenooten
opgezocht, gekweld , gepijnigd of vervolgd worde , op welke Avijze ook, aan lijf of
goed, uithoofde van het geloofsonderzoek of der bloedbevelen daaruit spruitende,
DES VADERLANDS. 201
noch ter oorzake van dit ons bondgenootschap. En in geval eenen van onze broeders 1555—
en bondgenooten eenige overlast of vervolging wierd aangedaan, door wien en op
welke wijze het ook zij, hebben wij beloofd en gezworen, gelijk wij beloven en
zweren, hem alsdan te ondersteunen, zoo wel met ons lyf als goed, zelfs met al
wat in onze magt zal zijn, zonder iels te sparen en zonder eenige uitvlugt of voor-
wendsel hoe ook genaamd , ja eveneens of het voor onze eigene personen ware. Voorts
verslaan en verklaren wij uitdrukkelijk, dat het niets zal baten, zich van dit ver-
bond ontslagen te rekenen, wanneer kwellers [molestateurs) en vervolgers hunne ver-
volgingen onder eenigerhande kleur of voorgeven bedekken, al ware het ook, dat
zij beweerden slechts de muiterij te straffen, of wat iets soortgelijks meer mögt zijn,
mits het met waarschgnlijkheid blijke, dat de aanleiding uit de bovengenoemde
oorzaken voortvloeit. Derhalve beweren wij, dat in deze en dergelyke gevallen de
misdaad van wederspannigheid niet kan voorgewend worden, aangezien de bron uit
een heiligen ijver en loffelijke begeerte ontspringt, om de Eere Gods, de Majesteit des
Konings, do openbare rust en de bescherming onzer personen en goederen te hand-
haven. Dit alles echter met dien verstande en onder belofte, dat elk van ons in alle
ondernemingen van dien aard zich zal gedragen naar het algemeen oordeel van al de
broeders en bondgenooten of hunne gemagtigden, opdat de heilige eendragt onder
ons gehandhaafd worde, en wat met algemeene toestemming geschiedt, te vaster en
van meer w^aarde blijve. Ter getuigenis en verzekering van dit verbond en bondge-
nootschap , hebben wij aangeroepen en roepen aan den allerheiligsten naam van den
Almagligen God, Schepper van Hemel en aarde , als Regler en Onderzoeker van ons
geweien en onze gedachten, en als Hij, die weet, dal dit ons voornemen en besluit
is. Hem smeeken wij ootmoedig, dat Hij ons door Zijne kracht van boven beware in
eene onwankelbare standvastigheid, en ons derwijze begiftigo met den geest der
voorzigligheid en der bescheidenheid, dat, steeds voorzien zgnde van goeden en rypen
raad , ons voornemen lot een goed en gelukkig einde gerake, hetwelk zal leiden tot
eer van Zijnen naam, tot de dienst van zijne Majesteit den Koning, en tot heil en
welzijn van het Algemeen. Amen," (1).
Dit afschrift is door Hendrik van Brederode^ kabel, Graaf van Mansfeld^ en lo-
dewijk van Nassau geteekend. Filips van Marnix echter was naar eenigen de
eerste, welke met nog zes andere Edelen dit verbond of Compromis onderteeken-
(1) groen v. priksterer, Arckttes de la Matsen d'Orange ^ T. II. p. 2—7. bor gcefl eene
Nederduitsclie vertaling van dit stuk, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. II. bi. 53, 54. Vgl. te
WATER, Verbond d. Edelen, D. I. bl. 68—76, en de aldaar aangehaalde Schrijvers, D. IV·
bl. 331—336,
11 Deel, 4 Stuk, 26
-ocr page 202-202 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—de (1). Anderen melden dat maximiliaan van Blois ^ gezegd gogq van TSeerijneny
mei lien Edelen in het huis van nikolaas de hames, Wapenkoning der Orde van het
Gulden Vlies, en welke der Hervormde leer was toegedaan, de eerste onderieeke-
naars geweest zijn (2). Elders wordt deze de hames als zoodanig, en zelfs als de voor-
naamste bewerker van dit bondgenootschap genoemd, nevens een vijftal andere
Edelen: de Baron de giberghies , leefdael, Toulouse (jan van Marnix) ^ guis-
telles en d'ohlain (3J. Hoe gering aanvankelijk het getal der verbondene Edelen
moge geweest zijn, in korten tyd was het, bovenal door de ijverige pogingen van Hendrik
van Brederode en lodewijk. van Nassau, lot meer dan vierhonderd leden gestegen.
De meeste ontsproten uit geslachten , die toen in de Nederlanden gevestigd waren, aldaar
verscheidene heerlijke goederen bezaten, of door huwelijk met vele inlandsche Edelen
naauw waren verbonden , en aanzienlijke ambten bekleedden. Zij stamden af uit de
geslachten van van der aa, abbema , aggema , alveringen, andringa , argenteau , ar-
kel, assendelft, aylva , aysma , beyma , bentingk , berghem , yan den berg , bergen ,
byland, binkhorst, blois , boetzelaer, boisot , bombergen , bonga , botnia , bra-
kel , brecht , brederode , bronkhorst , buma , burmania , gamminga , gamstra , van
der gapellen , casembroot , gogq , goenen , copier , gortenbagii , gotereau , guygk ,
gulemborg, dassa, van der does, donia, dorp, douma, duvenvoorde (avassenaar) ,
eelsma, egmond, ëminga, enteins, eysinga , pienes, gabbema, galama, gaum\ , ghis-
telles, glins, goshnga, grovestins, haastrecht, haeften, haersma, πανια, haerda,
haren, helmont, hembiese, heringa, hettinga, hinghart, hoorne, hottinga, hou-
ghin, huchtenbroek, jaersma, jellersma, jongema, van der laen, landas, leefdael,
levin, lière, loen, longueval, malbergen, malsen, mansfeld, marbais, van der
margk, marnix, martena, matenes, maulde, megkama, melun, van der meren,
merode, moerkerken, mol, monfalgon, montigny, nassau, nispen, van der noot,
nuynhem, wyenrode, osinga, oyembrügge, pallant, pieck, poelgeest, pypenpoy,
quarré, raephorst, renesse, revel, reynstein, riddersma, rollema, roorda, sau-
vage, sgheltema, schoonhoven, sonnenbergh, sonoy, van der spangen, swieten,
triest, tseeraerts, türgk, unia, utenhove , varik, waghtendongk, de waal,
ίι
(1) bürgiindids, Hist. Belg. Lib. II. p. 116. v. d. haer, de Init. Twimlt. Lib, II. p. 300.
(2) j. marcus, Sententiën van alva, bl. 77. Amst. 1735.
(3) Correspondance de fhilippe II, Τ. I. ρ. 401. strada, de Bello Belg. Lib. V. ρ. 209.
Ongetwijfeld dwaalt strada, wanaeer hij zegt, dat het Compromis te Breda is opgesteld, te
water, Ferbond d. Edelen^ D. I. bl. 91. de hames was sinds 1561 Wapenkoning (d'or),
welke waardigheid hij in 1567 nederlegde. Uij overleed het volgende jaar als bevelhebber van
eene aideeling Duitschers in het leger des Prinsen van Oranje.
DES VADERLANDS. · 203
wingia , woerden van vliet, wteneng, wijifgaerden, ijsselstein, zandijk, zakten, 1555—
zEGERs VAN WASSENHOVEN, ZOETE, zuYLEN, en mcei' andero (1). By de Nederlandschö
voegden zich ook eenige uitheemsche Edelen uit de geslachten van affaijtadi, lopez,
en salvauiga; zelfs frederik de perrenot, Heer van Champagnij, een broeder des
Kardinaals van granvelle , trad in hun verbond (2). Thomas van tielt, abt van
St. Bernard, naderhand predikant te Delft ^ is de eenige Geestelijke bij name
bekend, welke zich aan hen heeft aangesloten. Hoewel onder de leden van dit
bondgenootschap eenigen Uit de huizen van Nassau^ Egmond, Hoorne^ Bergen en
Montigny voorkomen, moet men echter noch Prins willem I, noch de Graven van
Egmond, van Hoorne, van Megen en van Hoogstraten, noch den Markgraaf van
Bergen en den Heer van Montigny onder do teekenaars van het verbond optellen (3).
Als Stadhouders, Ridders van het Gulden Vlies, en Leden van den Raad van State
konden zij geen werkzaam deel nemen aan een verbond, hetwelk hen terstond in
eene valsche stelling zou geplaatst hebben, en waarvan het hun zelfs ongeoorloofd was,
het geheim te bewaren (4). Maar waren zij ook aanvankelijk van dat verbond onbe-
wust? Men heeft met veel scherpzinnigheid beweerd, dat »oranje vóór Lentemaand
van het volgende jaar, slechts eene onvolledige kennis daar van gehad, en er nooit zijne
goedkeuring aan gehecht heeft, ja, dat het zelfs in strijd was met zijne wenschen en
plannen (5)." Daartegen is met niet minder scherpzinnigheid voortreffelijk betoogd ,
dat »de Prins het verbond, wel is waar, niet ontworpen, maar vroeg daarvan gewe-
(1) TE WATER, Vaderl. Hist. D. III, bi. 177—179. Min of meer uitvoerige, doch steeds zeer
Lelantjiijke berigteu over deze Edelen, worden in de Hist. v. h. Verbond der Edelen ^ D. II. bl.
134—504. D. III. bl. 1—424 gevonden. Op de overgeblevene naamlijsten der eedgenoolen,
slaan geene Zeeuwen vermeld. Hieruit leidt te water, Verbond d. Edelen, D. 1. bl. 187—226,
af, en betoogt uitvoerig, dat geene Zeeuwsclie Edelen lot het verbond behoorden. Het is thans
zeker, dat zij er deel aan genomen hebben. Zie de Archives de la Maison dOrange, Τ. II,
ρ. 59, avaar lodewijk van Nassau op zich neemt, de verbondene Edelen in Holland en Zee-
iasd te λvaarschu^ven. Dresselhüys had dit reeds tot groote waarschijnlijkheid gehragt. nijuoff,
Bijdragen v. VadcrL Gesch. en Oudheidk. D. I. bl. 75.
(2) Papiers d'état du Cardinal de granvelle, T. I. Notice prélim., p. XIII.
(3) te water, Verbond der Edelen, D. I. bl. 101, 103—117.
(4) groen v. prinsterer, in de Archives de la Maison d^Orange, Τ. II. ρ. 12. corvin-
wiersbitzky, de Tachtigj. Oorlog. D. I. bl. 238. De Gids voor 1845, D. l. bl. 327. Slechts
cén Stadhouder misschien heeft zich openlijk voor het Compromis verklaard, namelijk Graaf jak
van Oost-Friesland of Over-Embden, Stadhouder van Limburg, Archives de la Maison
dOrange, Τ. II. ρ. 64, 68.
{ti) oboen v. prinsterer, in de Archives de la Maison dOrange, T. II. p. 11—16.
-ocr page 204-204 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
Ι'^δδ—ten, doch het stilzwegen er over bewaard heeft tot den tijd, dat het niet meer to
verstikken viel; dat hij het nu en dan openlijk afgekeurd, maar waarschijnlijk in het
geheim gewild heeft; dat hij het onder de hand zoodanig heeft geleid, dat de open-
lijke stappen, welke de Edelen deden, door hem gewijzigd Λverden en hij er het-
zelfde doel mede heeft bejaagd, welk hij, in zijne betrekking, langs eenen anderen
Win zocht te bereiken (1)." Indien het waar is, dat de Edelen, onmiddellijk na het
term. ontwerpen van hun verbond, in het geheim beraamd hebben zich van Antwerpen
meester te maken, maar hiervan afzagen, dewijl oranje dat plan afkeurde , hetwelk
hem door zijn broeder Graaf lodewijk was medegedeeld , kan men bezwaarlyk ont-
kennen, dat de Prins reeds terstond met dat verbond bekend geweest is (2). Men
heeft aangemerkt, dat men niet weet, hoeveel staat op dit verhaal te maken is, aan-
gezien onze Schrijvers er geen gewag van maken (3). Ons komt dit berigt zeer on-
waarschgnlijk voor; door zulk eene daad van geweld, zou men immers openbaar
eene vyandige houding tegenover de regering aangenomen hebben ; en dit bedoel-
den zeer zeker de eerste ontwerpers van het verbond der Edelen niet. Eenigen
meenen, dat later, toen de zaraenzwering tot meer rijpheid gekomen was en zich de
behoefte aan een beslissenden stap liet gevoelen, dit plan gekoesterd zij (4).
Het is oven onwaarschynlijk, dat egmond, hg ohne , hoogstraten en andere
Grooten eerst Iaat, en nadat het Smeekschrift aan de Landvoogdes was overgeleverd,
iets van het Compromis gehoord zouden hebben. Op welke waarde hunne ontken-
ning in dezen moet gesteld worden, is elders met kracht van redenen aange-
toond (5). Z.onder grond en zeker geheel ten onregte, wordt door eenigen be-
weerd, dat de Koningin van Engeland^ de Hertog van Kleeft de Vorsten van Sak-
sen, de Graaf van Schwartzenherg en de Admiraal de goligny tot het ver-
bond der Edelen behoord hebben. Het was denkelijk een gerucht door de Edelen
verspreid, om hun bondgenootschap luister bij te zetten en het onder de menigte
gereeder ingang te verschaffen (6). Adellijken niet alleen, maar ook aanzienlijke
burgers, stedelijke regenten, en rijke kooplieden, zoowel Roomschen als Onroomschen
namen er deel in, en eerlang werd het getal onderteekenaren lol meer dan twee
(1) de Gids voor 1845, D. I. bl. 313—339. Vgl. te wateb, Verbond d. Edelen, Ü. L
bl. 103-111.
(2) Dagverhaal van juiïius, bij brandt; Eist. d. Reform. U. I. Bijvoegsel bl. 53.
(3) wagenaar , D. VI. bl. 127.
j
(4) i>e Gids voor 1845, D. I. bl. 324.
(5) de Gids voor 1845, D. I. bl. 318—320.
(6) te water, Verbond d. Edelen, D. I. bl. 101—103.
-ocr page 205-DES VADERLANDS. · 205
duizend opgevoerd (1). Velen verpligüen zich Mj het plaatsen van hun naam, ^
levens tot het betalen eener bepaalde som, waar anderen: »en myn persoon," nog
bijvoegden (2). De menigte deelgenooten in dit verbond getuigt, hoezeer de inhoud
daarvan met den geest des tijds overeenstemde. Er mogen eenigen onder hen geweest
zijn, die onedele plannen en oogmerken koestorden, zoo als dit bij elke vereeniging
van een groot aantal lieden, al beoogt zg ook het loffelykste doel, het geval is; de
meesten echter traden toe uit vrees voor het Spaansche geloofsonderzoek en de gestrenge
uitvoering der bloedbevelen (3), Velen hebben het verbond der Edelen met warmte
verdedigd, en η als een meesterstuk beschouwd van menschelijke wijsheid en door-
zigtige staatkunde , hetwelk in de Geschiedenis van ons Vaderland zal blijven pron-
ken, zoo lang men prijs stelt op de edele vrijheid, hare getrouwe voorstanders en
heldhaftige beschermers (4)." In den jongsten tyd echter is dat verbond meermalen
aangevallen, en als ongeregeld, onvoorzigtig, geschikt om de driften des volks op te
Avekken,en geleid hebbende lol de noodlottigste gevolgen, veroordeeld (5), Men moge
de verdediging niet op zich nemen, dat »het verbond in zijn aanlog niet iets oproe-
rigs had, of tot opstand leiden kon (6);" zeker is, dat do Edelen toen zelfs niet in
de verte er aan dachten, filips van alle gezag te berooven. Hunne hoofdgrieve was,
dat »een hoop vreemdelingen^ den Koning had overgehaald; mot geweld het geloofs-
onderzoek in te voeren." Het is mogelijk, dat zij hier in do eerste plaats, den Kar-
dinaal GRANVELLE bedocld hebben; maar, in het algemeen, moet men niet vergeten,
dat de nayver op den al te uitsluitenden invloed der Spanjaarden onder de oorzaken
behoort, welke het meest tot do onlusten in de Nederlanden hebben toegebragt. De
vrees voor het verlies van de onafhankelijkheid des Lands, was geenszins denkbeeldig.
Het scheen, dat filips alles aan het oppertoezigt van Spanjaarden wilde onderworpen.
Bijna geheel uit Kaslilianen was de Raad zamengesteld, aan welken hy de zaken zijner
verschillende Staten ter overweging gaf. Dit verdwgnen van eenen algemeenen Rege-
(1) Correspondance de puiuppe II, T. I. p. 400. te water , Verhond d. Edelen, 1). I, bl.
118—123.
(2) v. D. vtkckt, Eist. d. Troubl. T. II. p. 135.
(3) conviK-wiERSBiTZKy, de Tachtigj. Oorl. I), I. bl. 231, 233. Verg. Correspondance de
PHILIPPE II, Τ. Ι. ρ. 400.
(4) te WATER, Verbond der Edelen, D. 1. bl. 47, 76—90.
(ö) groen v. prirsteren, iu dc Archives de la Maison dOrange, Τ. II. ρ. 15. Vgl, ook
bilderdijk, D. VI. bl. 46.
(6) de Gids voor 1845, I). I. bl. 358.
-ocr page 206-206 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— ringsraad, dit omvormen van den Staatsraad in eene geheel Kastiliaansche gedaante
verwekten misschien de meeste verbittering, ofschoon de zaken tot een uiterste moesten
komen, Tóór men het waagde, over deze zonderlinge, maar vrije keuze des Konings
te klagen. Filips was naijverig op zijn gezag. Men konde voorzien , en bemerkte reeds,
dat de vrijheden en voorregten der onderdanen, voornamelijk wanneer het de zaak
des geloofs betrof, voor hem geen onschendbare bolwerken waren (1). Zijne plannen
met de Nederlanden zijn niet onduidelijk af te leiden uit een ontwerp, om dien lijd
of een weinig later op zijn last opgesteld en van dezen inhoud:
In den naam van God, Amen!
Dit is het ontwerp en begrip der dertien punten en deelen, hoog noodzakelijk en
raadzaam, om bij den tegenwoordigen algemeenen ramp en uitersten nood, in dat
land, uitgevoerd en in werking gebragt Ie worden. Zij zullen inderdaad het behoud
van, en do gehoorzaamheid aan onze Heilige Moeder de Kerk en de Katholijke gods-
dienst bewerken, de grootheid, raagt en zekerheid van den Koning onderschragen,
en tot heil en vermeerdering strekken van de eer en het algemeen welzijn van al
de gewesten en landen van "Neder-Duitschland [Gerinanie inférieure ou Basse-
Allemaignè).
Ten eerste en bovenal moet de Koning do Nederlandsche gewesten tot één koning-
rijk vereenigen , zich tot onbepaald (absolut) Koning van dat rijk laten kroonen, er
den naam en titel aan geven van: Koningrijk van IS eder-Duitschland ^ en Brussel
tot hoofdstad of koninklijken zetel daarvan verheilen, zoo als Parijs is in Frankrijk,
Londen in Engeland, enz.
Ten tweede moet Zijne Majesteit eene vaste staatkundige en algemeene wet voor
dat geheele koningrijk ontwerpen tot behoud en vrede van onze Katholyke godsdienst.
Deze wet moet met toestemming van al de volken en gewesten van het genoemde
koningryk, wettig [léallement] gemaakt, maar op geenerlei wijze geloofsonderzoek
genoemd worden, dewijl er van nature niets zoo hatelyk is voor deze j Noordelyke
volken dan het woord: Spaansche Inquisitie y niettegenstaande de zaak op zichzelve
en in haar beginsel heilig en eerlijk is.
Ten derde moet de Koning eenige Bisschoppen kiezen, goede en beproefde lie-
den, onberispelijk in Christelijke leer en wandel, welke zich steeds hebben op te
houden in de plaatsen en gewesten, waar zij gezonden en noodig zullen zyn; want
er is natuurlijk niets, wat meer de ongehoorzaamheid en stoutheid van het godde-
(1) GROEN V. pRiHSTEREB, ia dc Archtves de la Maison d^ Orange y T. II. p. 7, 8.
-ocr page 207-DES VADERLANDS. · 207
Ιοοζθ Tolk opwekt, dan de afwezigheid en nalatigheid van den goeden en waakza-1555™
men Herder en Bisschop, zoo als de ondervinding in deze tyden en rampen ons ge-
leerd heeft.
Ten vierde moet Zijne Majesteit in alle groote en kleine sleden van het genoemde
rijk den vorm en de wijze van raadsvergadering, den zoogenaamden Breeden Raad ^
afschaiTcn en vernietigen, omdat uit de onbestendigheid en afwisseling van deze wijze
van raadsvergadering, inderdaad al de volksberoeringen en onlusten in do jongslledene
dagen, ik bedoel voornamelyk in Antwerpen, Amsterdam en Falenciennes, zijn
voortgevloeid. Immers waren zij zoo stout en vermetel in deze raadsvergaderingen,
dat zy, tegen alle reden aan, hunnen Koning en Vorst de wet wilden geven en voor-
schrijven , zoo als men uit de ondervinding van dezen tyd gezien heeft.
Ten vijfde moet do Koning in al de groote en kleine steden van het genoemde ryk
oen nieuw ambt vestigen; hij stelle namelyk in elke van haar een verstandig en kloek-
moedig man aan, die, uithoofde van dat ambt of dien post, Kapitein of Luitenant van
den Koning genoemd worde, welke, krachtens deze betrekking, altijd vrijen toe-
gang en zitting heeft in de raadsvergaderingen en bijeenkomsten van zulk eeno stad,
zoowel in den senaat en het collegie der Heeren, als in den Gemeenteraad. Zulk
een ambt van koninklijk onderzoeker zal natuurlyk altijd, beide in de groote en
kleine dezer raadsvergaderingen en bijeenkomsten, veroorzaken, dat zij steeds oplet-
tend en wel beraden zullen zijn , van ooit iels te uiten of te verrigten, hetgeen met
den wil en het gezag des Konings zou kunnen strijden.
Ten zesde moet Zyne Majesteit in deze of gene geschikte plaats, welke men mögt
Avanlrouwen, wel bevestigde en wel voorziene kasleelen en sterkten laten oprigten en
bouwen, namelijk daar, waar zij dit tot straf hunner dwaasheden en van hunnen
moedwil verdiend hebben. Door dit middel zal men deze landen legen toekomstige
zamenrotlingen en oproeren verzekeren, Avant er is natuurlijk niets, Avat een moedwil-
lig volk naar rede en den wil des Vorsten meer doet luisteren, dan steeds krijgsvolk
voor hun oog en den stok in de hand te houden, om diegenen lot rust te brengen,
welke twist en onrust zoeken.
Ten zevende moet de Koning aan al de groote en kleine sleden van dat rijk, uit-
gezonderd de grensplaatsen, hare wapenen en het geschut ontnemen en zorgen , dat
al deze wapenen en krijgsbehoeften in de bovengenoemde kasleelen en sterkten, welke
Zijne Majesteit in het gezegde rijk zal laten bouwen, gebragl en wel bewaard wor-
den , opdat in lyd van nood, de?e wapenen en krygsbehoeften gemakkelijk uitge-
deeld en gebezigd kunnen worden, waar het noodig en den Koning aangenaam
zal zijn. Niets maakt een buitensporig volk gehoorzamer en vredesgezinder dan het
gezigt, dat hun Koning wel voorzien en gewapend, en het volk goed gekleed en
ontwapend is. Immers is het een algemeene regel, dat het volk, welk zich arni ge-
208 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
voelt aan goederen, maar rijk en wel voorzien is van wapenen, allijd van toestand
wenscht te veranderen; terwijl daar integendeel, waar hel volk rijk en wel voorzien
is van goederen en ontbloot van wapenen, het in zijnen toestand wenscht te blijven.
Ten achtste moet de Koning zekere soort van wapen-bewaarplaats {armoire d'armes)
lalen oprigten en bouwen; dat is te zeggen, eene groote en sterke plaats tot ber-
ging van de wapenen en den krijgsvoorraad van den Koning. Men neme een voor-
beeld naar de wapen-bewaarplaatsen te Fenetie, Konstantinopel y Lissabon en
Parijs^ welke, voor een groot gedeelte, oorzaak zijn van het in stand houden
{soustenement) der krijgskrachten en magt der genoemde Staten, Deze sterkte of
bewaarplaats van krijgsbehoeften worde in de stad Mechelen opgerigt, als in het
hart van het genoemde koningrijk gelegen en geschikt, om zoo over zee als over land
en de binnenwateren, geschut en wapenen door het geheele land te zenden, waar het
noodig zal zijn. Deze bewaarplaats of sterkte moet opgerigt worden, waar tegen-
woordig het groole Bagijnenklooster dier stad ligt, hetwelk met weinig kosten tot de
sterkste plaats in de Christenheid zal kunnen gemaakt worden, wegens den overvloed
van water en de moerassen. Door dit middel zal de Koning van drie zaken verzekerd
zijn; te weten: van eene zeer sterke, onwinbare plaats in het hart van hel ge-
noemde koningrijk. 2° van genoegzamen krijgsvoorraad en wapenen, om een leger
van veertig- of vgftigduizend man in het veld te brengen; en 3° dat het volk in
dit land altijd zonder wapenen zynde, niet zoo vaardig en bekwaam zal zijn,
om tegen den Vorst op te staan. Men vindt immers, dat het volk van dat land,
in het algemeen, meer gesteld en genegen is, om welgekleed en in hunne huizen
met goed huisraad voorzien te zijn, dan wel uitgerust en gewapend in het veld te
verschijnen. Mögt Zijne Majesteit hierin genoegen nemen, dan konden de geestelijke
zusters van het gezegde Bagijnenklooster vertrekken, en zich gemakkelijk eenig
ander godsdienstig gesticht of huis in de goede omliggende steden verschaffen; door
dit middel zou de Koning van de plaats, en de bagynen van woningen voorzien
worden.
Ten negende moet Zijne Majesteit in dat land eene magt bijeenbrengen van twintig
of dertig groote, middelbare en kleine schepen of vaartuigen, die steeds, zoowel in
vrede als in oorlog, zullen onderhouden worden, ten behoeve van de scheepvaart van
het geheele rijk, zoo buiten- als binnenslands, van visscherijen en verzekeringen,
met vele andere zaken daartoe behoorende, naar het voorbeeld van al de andere Vor-
sten, Koningen en Mogendheden, die aan den Oceaan grenzen of gelegen zijn,
welke eene goede zeemagt onderhouden ter verzekering, beveihging en verdediging
van hunne staten. Deze scheepsmagt zal zeker hier veel gemakkelijker kunnen bij-
eengebragl en onderhouden worden, dan in eenig ander rijk van de Christenheid,
wegens den overgrooten handel, die hier meer dan in eenig ander oord der wereld
DES VADERLANDS. · 209
gedreven Nvordcn. Want ik zeg, en kan uit ondemndiog bewijzen, dat men van de 1555—
] 1568
goederen en schallen, welke de onderdanen van Zijne Majesleil alleen sinds zeven
jaren op zee door het rooven en kapen der Engelschen verloren hebben, zulk eene
scheepsmagt langen lijd zou kunnen onderhouden, ja zelfs ook het koningryk Enge-
land bijna veroveren; tot heden echter is er middel noch schijn, iels te kunnen
lerugbekomen van de verlorene en geroofde goederen en schatten; hetgeen al-
leen gebeurd is door gebrek van zulk eene zeemagt, welke andere Vorsten en Mo-
gendheden van do Christenheid onderhouden. Het is natuurlijk, dat een Koning,
hoe magtig hij ook ter land zij , indien hy geene raagt ter zee heeft, zich niet vol-
komen een magtig Koning kan noemen; en door gebrek daarvan, zullen zijne onder-
danen altijd geplunderd, beroofd en bovendien nog gehoond worden door do andere
omliggende volken, en somtijds op éénmaal meer goederen op zee verliezen, dan
zij hun geheel leven door op land kunnen winnen.
Ten tiende moet Zijne Majesteit de kasteden en sterkten, welke hij in dit rijk zal
opriglen , met Treemdelingen, bovenal Spanjaarden , Italianen , Bourgondiërs en Duil-
schers bezetten; want natuurlijk is do vreemdeling, die in het land in dienst en in
bezetting van den Koning is, veel meer te vertrouwen, opregter en gedienstiger dan
de inboorlingen. Wij vinden altijd, dat de lieden van dit land meer der nijverheid,
dan den krijg gewyd en genegen zijn.
Ten elfde moet de Koning door dit geheele rijk al do voorregten in het algemeen
laten onderzoeken en vernieuwen; voorts bevelen en afkondigen, dal er alom één
vorm van wet, van regten, van godsdienst en van plegtigheden gebezigd en on-
derhouden worde; alsmede ééne soort van gewigt, maat en munt. Gewoonlijk toch
zijn in een ryk, waar do gewigtcn, rtiaten en munten met elkander overeenstemmen
en van eene zelfde soort zijn, de gevoelens en genegenheden meer overeenstem-
mend en opregter, voornamelijk meer in rust en gehoorzaam aan den Koning en zijne
wellen.
Ten twaalfde moet Zijne Majesteit aan al de gewesten en landen , zelfs ook in het
bijzonder aan al de groote en kleine steden van dat ryk, eenige vryheden en ver-
loven geven en bevestigen, en wel ter uitbreiding en onderhouding van den open-
baren handel, de nering en handtering van dit Jand. Men weet immers by ervaring,
dal de zenuw en steun van den rijkdom en overvloed Tan dit ryk of gemeenebest
wezenlijk bestaat en afhangt van den toevloed en het verkeer van byna alle volken
van Europa^ die er handel en nering dry ven zoowel te zee als te land, niet
alleen wegens de natuurlijke gesteldheid des bodems, maar ook om de bekwaamheid en
geschiktheid, welke zy in het algemeen bij het volk voor handelszaken zoo te zee
als te land aantrefl'en, en die hier over het geheel meer dan bij eenig ander volk
der wereld gevonden worden.
210 ALGEMEENE G Ε S G ΗΙ Ε D Ε Γί I S
1555— Ten dertiende en ten laatste moet de Koning door dit geheele rijk eene Koninklijke
1568 ]j^y}jischeIdiDg en algemeene vergiffenis verleonen aan het geringe volk voor hunne
vorige dwaasheid, onwetendheid, oproer en dwaling, en al degenen terugroepen, die
deswege het land verlaten en ontvlugt hebben; eindelijk gematigd regt {justice
mediocre) oefenen met hen, die de hoofden en voornaamste aanloggers der verledene
muiterijen en beroeringen geweest zijn. Ondertusschen wel verslaande, dat deze regts-
ofifening veeleer gemengd zij met goedertierenheid en zachtheid, dan mot wreedheid
en strafheid. Dit toch behoort en betaamt aan de grootheid dor Koningen, en komt
zelfs overeen met het gezegde van gesar : dat de dapperheid en grootheid van een
edelmoedig Vorst meer bestaat in liefderijk vergiffenis te schenken aan het volk, dan
het met strafheid te tuchtigen; dat het eenen Vorst en Monarch voegt, hoe groot hij zij,
zijne deugd en vermogen te beproeven, om door kracht en moed overwinnaar te zijn,
maar dat hij daarna hetzelfde beproeve met zijne goedheid en barmhartigheid, en ein-
delijk door liefde regere en bevele. Dus zeg ik ten slotte , dat van alle zaken der
wereld, godsvrucht en regtvaardigheid do Vorsten groot en moedig maken (1).
Het is twijfelachtig, of dit geschrift door granvelle , onder wiens staatsstukken het
gevonden wordt, is opgesteld. Althans van elders blijkt, dat de Kardinaal die wijze
van bestuur voor de ederlanden als de beste beschouwde, welke men, sinds deze
gewesten onder de Hertogen van Boiirgondie geraakt waren, aldaar gevolgd was (2).
Maar uit welke pen dit stuk ook gevloeid zij, men leert er eenen schranderen staats-
man uit kennen, doch om wiens verhchte denkbeelden te verwezenlijken, de lijd
misschien nog niet gekomen was. Van* zulk een gewigtig ontwerp, de Nederlanden
tot een koningrijk te verheffen, eene wet ter handhaving van het geloof uit te vaardi-
gen, nogmaals het getal der Bisschoppen te vermeerderen, de stedelijke regeringsinrig-
tingen te veranderen, en kasteelen of sterkten te bouwen, om het volk te bedwingen,
konde oranje, wien dikwerf do geheimste beraadslagingen in het Spaansche Kabinet
bekend waren, niet onbewust gebleven zijn. Het is niet te verwonderen, dat dit plan,
hetwelk de aloude voorreglen, vryheden en vastgewortelde begrippen des volks aan-
randde , hevige bestrijders ontmoette, ofschoon het door het vormen eener beveiligende
zeemagt, het invoeren van gelijke regten en lasten, éénheid van maten en gewigten,
en vrijheid van handel, 's volks stoffelijke welvaart ten hoogste moest bevorderen.
In geweldige gisting geraakten de gemoederen, toen de Landvoogdes 's Konings last,
(1) Papiers d'état du Cardinal de grarteile, T. V, p. 676 -sqq. pontakus deelt den hoofd-
inhoud van dit geschrift mede op het jaar 1567. Rist. Gelr. Lib. XIV. p. 895, 896. Hoogst
waarschijnlijk is het tusschen 1565 en 1567 opgesteld.
(2) Correspondance de phuippe H, T. I. p. 379 , 380.
-ocr page 211-DES VADERLANDS. 211
betrekkelijk het geloofsonderzoek en de gestrenge uil voering der bloedbevelen legen 1555—
de ketters, den gewestelijken Stadhouders en geregtshoven mededeelde, door welke ^^
dit besluit aan do sleden werd toegezonden. In den begeleidenden brief verhief zy 18 v.
»'s Konings regtzinnigen ijver en deugdzaam hart voor het behoud van het oud opregt
geloof, en tot uitroeiing van alle ketterijen." Zg beval hun nadrukkelijk, zich naar 1565
dezen last stiptolijk te gedragen en de stedelijke besturen bij hunnen pligt in dezen
te houden; tevens wees zij eenige middelen aan, door welke men het geschiktste
aan de bedoelingen des Konings konde beantwoorden (1). Niettemin was zij over-
tuigd van al het moeijelijke der zaak en beducht voor de gevolgen. Zelfs den
Koning ontveinsde zij noch haar leedwezen over het genomen besluit, noch do vrees, dat
men hem kvcalijk geraden had. »Men moge vry beweren," zegt zij, »dat het ge-
loofsonderzoek hier altijd van kracht geweest is; de inboorlingen houden staande, dat
het nieuw en nog veel gestrenger is dan dat van Spanje^ hetwelk reeds zoo gehaat
wordt als üwe Majesteit weet (2)." 'sKonings komst herwaarts was, naar haar
oordeel, meer dan ooit noodzakelijk, maar moest, uithoofde van den toestand dos
lands, met veel omzigtigheid en behoedzaamheid ondernomen worden. »Lullik,"
zegt zij , »heeft groot kwaad gesticht door Ie verspreiden, dat Uwe Majesteit gewa-
penderhand zal komen, verzeld van een aantal Spanjaarden, Italianen en Duitschers,
wier veldheer en onderbevelhebbers hij bij name heeft opgenoemd, en dat Uwe Ma-
jesteit met die toerusting zich voorstelt, groote nieuwigheden in te voeren. Ondanks
al mijne pogingen, deze geruchten, aan welke de Nederlandsche Heeren zelve geen
geloof hechten, als ongegrond voor te stellen, toont het volk niettemin groote verbit-
lering. Hel kan zijn vervolgt zg, » dal men meent, dat ik hier niet genoeg ver-
rigl; maar Ie midden der verwikkelingen en bezwaren van allerlei aard , welke ik in
de staatsregeling en in den algemeenen geest des volks ontmoet, is hol my onraogelgk
meer te verrigten dan ik verrigl, en ik verlang niets vuriger, dan mij te kunnen
terugtrekken. Wanneer de voorreglen en vrijheden, welke deze gewesten genieten,
hun veel gezag geven en alles in hunne magt stellen, is hel een groot kwaad , dat zij
een nog gevaarlijker wapen hebben in de vestiging van het geloofsonderzoek, waardoor
Uwe Majesteit de liefde des volks van zich vervreemd en anderen gelegenheid gegeven
heeft, zich met hen te vereenigen, door zich aan hel geloofsonderzoek vijandig Ie
loonen en als verdedigers der openbare vryheid op te treden (3)." De duurte der le-
(1) v. wesembeeck, Bcsclir. V. d. Stact enz., bi. 41—44. strida , de Bella Belgico, Lil). IV.
p. 201.
(2) Correspondance de puilippk II, T. I. p. 385, 386, 387.
(3) Correspondance de pniLipPE II, T. I. p.'390.
27*
-ocr page 212-212 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—Tensmiddelen en de ontevredenheid der krijgsbenden, welke slecht betaald >ver-
1568
den, vervulden insgelyks de Landvoogdes met vrees en onrust (1). Er ^γas groot ge-
brek aan granen, en de Graaf van Egmond had reeds zijne bezorgdheid, dat hieruit
beweging onder het volk mögt ontslaan, den Koning te kennen gegeven (2). Filips
gaf verlof lot hel uitvoeren eener aanzienlijke hoeveelheid koorn uil Spanje, om in
den nijpenden nood te voorzien (3). De genegenheid , welke hij hierdoor voor zich
bij het volk opwekte, werd weder uitgewischt door de werkeloosheid, met welke hij de
rooveryen der Engelschen aanschouwde , niettegenstaande Engeland het grootste belang
had bij eene goede verstandhouding met de Νederlanden. Immers getuigt de Raads-
heer d'assonville of assonleville, »dat do Koningin van Engeland meer voordeel
uit deze gewesten trok dan de Koning zelf, en dat men haar vergunde , wat men
genen niet wilde toestaan. Sinds lang," zegt hij, )) ζψι de Nederlanden Aq Indien van
Engeland^ en zoolang do Engelschen deze bezitten, behoeven zij geene andere. De
Franschen trachten dikwijls onze sleden en vestingen te verrassen en te overweldigen,
maar de Engelschen voeren kryg legen onze beurzen en rijkdommen; geen ander
onderscheid is tusschen hen beide. Naar het voorbeeld van Frankrijk, heerscht bij
ons zulk eene losbandigheid, dal wy, zelfs met de grootste moeite, er geen
redden aan zien; men kent straf, vrees, eerbied, noch gehoorzaamheid. De amb-
tenaren, voor het grootste gedeelte, veinzen; de Bisschoppen worden niet gehoord;
do overheidspersonen zijn flaauwhartig; het volk is stout. Do ware redmiddelen
hebben geene uilwerking meer. Ik heb geen uilzigt, dan in de Voorzienigheid
van God en in de komst des Konings (4)." Dit laatste maakte thans meer dan
ooit het onderwerp der gesprekken uit, e'n was do wensch van velen, welke daar-
van hel behoud des lands afliankelijk beschouwden (5). Anderen daarentegen
hoopten, dat de wapening der Turken den Koning in zijn plan, den aanstaanden Zo-
mer herwaarts te komen, mögt verhinderen; en eenige Edelen verklaarden, dat zij
liever alles dan de nieuwe godsdienst wilden verliezen (6). Hel ware of valsche ge-
rucht, dat door de geheime lision en kunstgrepen van den Paus, de Prins van Oraw^e,
(1) Correspondance de Philippe II, Τ. I. ρ. 387.
(2) Correspondance de philippe II, Τ, Ι. ρ. 370.
(3) Correspondance de philippe II, Τ. I. ρ. 378, 379, 382.
(4) Correspondance de piiilippe II, T. I. p. 382.
(5) Correspondance de philippe II, T. I. p. 366 , 383. Archives de ία Maison d'ürange y
T. I. p. 445. 2" Edit.
(6) Archives de la Maison d^Orange, T. I. p. 434, 444, 445. 2« Edit.
-ocr page 213-DES VADERLANDS. · 213
(Ie Graaf van Egmond^ en hunne aanhangers als Leden van den Raad van State onl- 1555—
zet en door anderen, onder welke ook granvelle geleld werd, vervangen zouden " '
worden, konde slechts het misnoegen verhoogen (1). De haat en verbittering legen
den Kardinaal waren zoo weinig verminderd, dal zelfs nog in Boiirgondiê zijn leven
bedreigd werd (2). Tallooze schotschriften legen hem, den Koning zclven, en het
geloofsonderzoek werden onder hel volk verspreid en droegen ongemeen veel bij,
om de menigte op te winden. Vijfduizend van deze blaauwboekjes werden door do
Landvoogdes den Koning aangewezen; en mogten eenige daarvan mei oordeel en ge-
matigdheid do vrijheid van godsdienst en de leer der Hervormers verdedigen, in de
meeste spraken de hartsloglen meer dan de rede, en voerden eene oproerige
taal. Aan de woningen des Prinsen van Oranje en des Graven van Egmond werden
geschriften geplakt, in welke de Onroomschen hunne bescherming inriepen en hen lol
verdediging der goede zaak aanspoorden. Een ander boekje wekte op lot bloedvergieting
en verbeurdverklaring der goederen van onderscheidene Grooten. Zelfs wist men der
Landvoogdes schimpschriften in de hand Ie spelen, welke haar spottenderwijze do
middelen aanwezen, door welke zij de invoering van het geloofsonderzoek en van
de besluiten der Trentsche Kerkvergadering het best konde bevorderen. Te Antwerpen
werd in een geschrift, op drie of vier plaatsen aangeplakt, de stedelijke regering ver- 23 y.
maand »den Koning van Spanje^ wegens schending van 's Lands voorreglen en van W'"-
zijnen eed, bij het Kamergeregt van Spiers aan to klagen, dewijl Brahand^ als be- 1565
hoorende onder den vijfden Kreits desDuitschen Rijks, in den* geloofsvrede van
en van Augshurg begrepen was, welke den Hervormden de vrije uiloefening hunner
godsdienst verzekerden." Hier werd bijgevoegd, »dat, indien de burgers geene ge-
welensvryheid konden verwerven, zij hunne loevlugt tol de gewestelijke Stalen zouden
nemen, terwijl zij alle schuld van zich afvi^eerden, wanneer eenig oproer om het in-
voeren van het geloofsonderzoek mögt ontstaan (3). Dit zal vermoedelijk het ge-
schrift geweest zijn, van hetwelk destijds do Prins van Oranje als steller beschouwd
werd (4). Verre de meeste werken, ter uitbreiding der nieuwe godsdienstige begrippen
(1) Archives de la Maison d'Gratige ^ T. I. p. 446. 2® Edit.
(2) Correspondance de ρηιι-ιργε II, Τ. I. ρ. 380.
(3) Correspondance de poiuppe Π, Τ. Ι. ρ. 386, 387, 388, 389, 393. uopperds, Memorial,
ρ. 6L viglii Vita, ρ. 47 et Epist. ad üoppeudm, p. 362. ν weseïibeeck, Beschr. ν, d. Staet em.,
bl. 45, 54, 74, 75. stradä, de Bello Belg. Llb. V. p. 207. bor, Eist. d. Nedcrl. Oorl. D. I.
B. I. bl. 34, 35, 36, 43. hooft, Nedert. Eist. Ii. U. bl. 68. Naleez. op de Faderl. Bist.
bl. 256.
(4) Archives de la Maison d Orange ^ T. II. p. 10.
-ocr page 214-214 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— in de Nederlanden Terspreid, kwamen uit P^ianen voort, alwaar brederode twee
of drie Predikanten tot hot zamenstellen, en eene drukkery ter uitgave daarvan
onderhield (1). Te onregte heeft men gemeend, dat om dezen tijd de Geloofsbelij-
denis der Hervormde Kerk van Nederland in het licht verscheen (2). Zij was reeds
in vijftienhonderd een en zestig opgesteld, en het volgende jaar zoo in het Neder-
duitsch als Fransch uitgegeven. Men had er toen afdrukken van gezonden aan den
Prins van Oranje^ den Graaf van Egmond, lodewijk van Nassau en andere Groo-
ten, zelfs aan filips , tol wicn de brief gerigt is, welke deze Belydenis voorafgaat
en waarin de uitgevers onder anderen verklaren: » dat zy Avel honderd duizend leden
iu do Nederlanden sterk waren, zich echter stil hielden en de landsbelastingen even
als anderen opbragten, hetgeen toonde, dat zij geen oproer in den zin hadden (3)."
In de driejaren, sinds dien tijd verloopen, was dit getal ongetwijfeld, in weerwil der
vervolging, aanmerkelijk toegenomen. Okanje , egmond en hooswe beschouwden het
als zoo groot, dat het onmogelijk zou zijn, alle Hervormingsgezinden uit te roeijen;
anderen echter hielden de opgave voor overdreven; doch de voorzigtigsten oordeelden,
dal het kwaad , gelijk men sprak, niet te groot was, om aan de genezing te wanhopen ,
maar ook niet te gering, om er geen acht op te slaan (4). Do Landvoogdes werd
door deze verschillende voorstellingen heen en weder geslingerd en wist naauwelijks,
Avaaraan zich te houden. Zy wenschte vurig van het bewind ontslagen te worden;
zelfs verspreidde zich het gerucht, dat alexander farkese haar zou opvolgen; zy
bleef echter, dewijl haar* vertrek in den tegenwoordigen staat van zaken, allernoodlot-
tigslzou zijn voorde dienst des Konings (5). Het vervolgen om geloofsbegrippen, de
duurte der granen, het stremmen van den handel, het stilstaan van vele neringen en
hanteringen hadden de ellende des volks ten top gevoerd. Het land ontvolkte.
Dagelijks vertrokken arbeidslieden met hunne huisgezinnen en werktuigen naar En-
geland. Te Londen, Sandwich en in de omstreken hadden reeds meer dan der-
tigduizend van hen, en daaronder een groot aantal lakenwevers, zich gevestigd.
Koningin elizabeth wees de stad Norwich den nieuw aankomenden tot verblyf aan,
(1) Correspondance de ruiLippE II, T. I. p. 389, 393.
(2) WAGENAAR, D. bl. 129, 130.
(3) V. WIJN op WAGEKAAR, St. VI. bl. 49, 50. Vgl'. BOB, Ilist. d. Nederl. Oorl D. I. B. L
bl. 43-51.
(4) noi'PERus, Memorial, ρ. 62.
(5) Correspondance de tuilippe 11, T. I. p. 391. Archives de la ßlaison dOrange, T. I.
p, 433. 2« Edit.
DES VADERLANDS. · 215
om er ongestoord hun beroep of handwerk uit te oefenen. Zij vergiste zich niet ^
in haar oogmerk, om langs dien weg de lakenweverijen in Engeland ten koste der
Nederlandsche te bevorderen. Immers wekelijks kwam Ie Antwerpen een schip uit
Sandwich aan , geladen met saijet, satijnen stoffen, baai en wollen goederen, welke
vroeger uit de Niederlanden naar Engeland gezonden werden (1).
De Graaf van Egmond kon derhalve met genoegzame zekerheid aan filips do ramp- 25 τ.
zalige gevolgen voorspellen, welke het besluit, betrekkelijk het geloofsonderzoek en de
Moedbevelen, zou hebben (2). Hij beweerde steeds, dat 'sKonings jongste maatrege- 1565
len geheel in strijd waren met hetgeen de Vorst zelf hem beloofd had, en gaf by
elke gelegenheid zijn misnoegen te kennen. Thans was hij de man, die het meeste
zich liet hooren, en door de anderen als de tolk dier gevoelens gebezigd werd, voor
welke zij zelve het niet waagden uit te komen. Hij verklaarde echter, dat hij nooit
de wapenen tegen zijnen Koning zou opvatten, welke beleediging hij ook van hem
mögt ontvangen, maar zich veeleer naar een oord der aarde begeven, waar niemand
hem zou zien. De Prins van Oranje handelde met meer staatkunde, had veel meer in-
vloed dan EGMOND, en indien men hem konde winnen, zou men zich van do overigen
gemakkelijk verzekeren. Somtijds gaven beider woorden aanleiding lot het vermoeden,
dat zij een voorwendsel zochten, om met den Koning te breken; en van den andoren
kant toonde hun gedrag weder gevoelens van liefde en trouw voor den Vorst (3). De meeste
Stadhouders, Vliesridders en Raadsleden hadden een afgrijzen van het geloofsonderzoek.
ViGnus zelfs vermaande tot gematigdheid, en drong later aan op eene geheele af- 1566
schafling van deze schrikverwekkende regtbank, en het verzachten der bloedbe?^
len (4). Vele Stadhouders weigerden 's Konings bevelen ten uitvoer te leggen en ver-
klaarden vrijmoedig aan de Landvoogdes, niet behulpzaam te willen zijn, dat men
vijftig of zestig duizend menschen verbrandde. De Markgraaf van Bergen verzocht
ontslag uit zijne bedieningen, dewijl hij niet geloofde aan do bedoelingen des Konings
ter zake van de godsdienst te kunnen beantwoorden (5). Op denzelfden toon spraken
de Graven van Mansfeld^ van Megen, en de Heer van Montigny (6). Hoorne en
«
(1) Correspondance de ρπιορρε II, Τ. I. ρ. 392. ν. wesembeeck , Beschr, ν, d. Staet enz.,
bl. 36, 37 , 38.
(2) Correspondance de pmlippe II, ϊ. I. ρ. 385.
(3) Correspondance de ρπιμρρε II, Τ. I. ρ. 390.
(4) GROEN VAR pRiNsTEBER, in dc Ärc/itves de la Maison dOrange, T. II. p. 38, 39.
(5) Correspondance de philippe II, T. I. p. 386, 387, 394.
(6) HOPPERUS, Memorial) p. 63.
-ocr page 216-216 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
HOOGSTRATEN bewandelden met vasten tred het pad, door den Prins aangewezen (1).
Oranje antwoordde schriflelijk op het rondgaande bevelschrift der Landvoogdes. Hij
hoopt, dat het invoeren der Trentsche Kerkbesluilen, ofschoon dit in den be-
ginne eenig misnoegen en gemor verwekte, weinig zwarigheden zal ontmoeten, sind
er eenige uitzonderingen bijgevoegd zijn; de zedeverbetering der Geestelijken be-
hoort wel niet lot zijne roeping, maar wanneer de nood het vereischt, zal hij
'sKonings bevelen in dezen opvolgen. Meer bezwaar vindt hij, den geloofsonderzoe-
kers de behulpzame hand te bieden. «Uwe Hoogheid zal zich herinneren," zegt hij,
»dat de klagten, tegenkantingen en moeijelijkheden bij het aanstellen der nieuwe Bis-
schoppen alom in deze landen, alleen uit de vrees ontsproten zijn, dat men onder
dit voorwendsel eene soort van geloofsonderzoek trachtte in te voeren; zoo zeer
is niet alleen de uitvoering, maar zelfs de naam daarvan gehaat en onaangenaam.
Voorts is het Uwer Hoogheid zoo wel als den meeste Nederlanders bekend, dat de
Keizer en de Koningin-Weduwe maria , den landzaten mondeling en schriftelijk
hebben verzekerd, dat het (Spaansch) geloofsonderzoek in deze landen niet inge-
voerd , maar zij, gelijk van ouds, zouden geregeerd worden; ja, Koning, filips zelf,
heeft meer dan eens den onderzaten dezelfde verzekering gegeven, om hun alle
vrees deswege Ie benemen. Deze verzekering en belofte hebben ongetwijfeld de
ingezetenen en leenmannen wederhouden van naar verandering te haken en be-
werkt, dat vele lieden van eer en vermogen hunne goederen vervreemd noch andere
plaatsen opgezocht hebben, waar zij zonder vrees voor eenig geloofsonderzoek konden
leven. Hierdoor zijn gevolgelijk de eendragt, rust, handel en do opbrengst der oor-
logsgelden behouden gebleven, daar anders het land, ontbloot van inwoners, leen-
mannen en geld, een prooi zou geworden zijn van elk , die er de hand aan wilde ge-
slagen hebben," — Het uitvoeren der bloedbevelen met alle gestrengheid en zonder
eenige oogluiking of matiging, komt hem ten uiterste hard en gevaarlijk voor, dewijl
deze bevelen nooit ten strengste zyn opgevolgd, zelfs niet in lijden, dat noch de
algemeene ellende zoo nijpend, noch het volk, uit navolging en door de kunstgrepen
der naburen, zoo genegen was tot nieuwigheid als thans. » Door nu grooter strafheid
in het werk te stellen, het geloofsonderzoek met meer hevigheid te hernieuwen, ende
vonnissen op het strengste ten uitvoer te leggen, zal de Koning zichzelven in moeije-
lijkheden wikkelen, het land in oproer brengen, en de genegenheid zijner goede
onderdanen verliezen. By elk zal het vermoeden opgewekt worden, dat de Koning
op eenen anderen voet wil handelen dan hy altyd verzekerd en getoond heeft, waar-
door het land gevaar zal loopen van in de handen onzer naburen te geraken, zoo wel
1555—
1568
24 V.
Louw-
maand
1566
(1) groen VAK pbinsterer, in de Archivcs de la Maison d'Orange, T. II. p. 39.
-ocr page 217-DES VADERLANDS. · 217
uit hoofde van de menigte, welke het Land zal verlaten, als van het weinig vertrou- 1555—
wen hetwelk men in hen, die blijven, stellen zal; en dat alles zonder eenig voordeel
lot herstel van de Godsdienst." »Ik zal hier kortheidshalve," gaat de Prins voort,
»over geene andere en veelvuldige bezwaren spreken, overtuigd dat Zijne Majesteit en
Uwe Hoogheid daarvan dikwerf vroeger in hel breede onderrigt geworden zijn; bovendien
koratmy, onder verbetering , de tyd geheel ongeschikt voor, om de zinnen en hersenen des
volks in beweging te brengen, hetwelk reeds door de tegenwoordige duurte en ge-
brek aan koorn , te veel ontsteld en geschokt is. Het zou , naar mijn oordeel, beter zijn
alles uit te stellen en te verschuiven tot de komst van Zijne Majesteit, welke men
zegt, dat zich daartoe gereed maakt. Ik wensch, dat de Koning zich haaste, op-
dat in zijne tegenwoordigheid, zulke bevelen gegeven worden, als hij oorbaar zal
vinden voor de dienst van God en zijne eigene, mitsgaders de rust en den voorspoed
dezer landen en onderdanen; want in geval van onrust, zou het geneesmiddel ge-
reeder bij de hand wezen in Zijner Majesteit tegenwoordigheid dan anders. Indien echter
de Koning en Uwe Hoogheid volharden en van nu aan willen, dat al do opgenoemde
punten achtervolgd worden, hetgeen ik voorzie, niet zonder gevaar van den gehee-
len ondergang des Lands te kunnen geschieden, en >vaar de Koning misschien acht op slaan
zou, indien hij hier ware, wenschte ik, wanneer men de zaak lot dien tijd toe niet
uitstellen, maar van heden af met dit geloofsonderzoek en deze strafuitvoering voort-
varen wil, dat de Koning in mijne plaats een ander aanstelde, welke den aard des volks
beter kende en bekwamer ware dan ik, het in rust en vrede te houden; veeleer dan in
opspraak te geraken, waardoor ik en de mijnen konden bevlekt worden, indien eenig
leed de gewesten onder mgn bestuur en gedurende mijn bewind mogl treffen. Zijne
Majesteit en Uwe Hoogheid mogen zich verzekerd houden, dat ik dit niet zeg, dewijl ik
's Konings bevelen niet opvolgen of anders dan als een goed Christen leven wil, gelyk
mijne voorgaande daden mogen getuigen. Zijne Majesteit toch zal, zoo ik hoop, uit on-
dervinding weten, dat ik voor zijne dienst nooit lijf of goed gespaard heb; en hierin
wensch ik voort te gaan zoo lang ik leef. Bovendien wanneer de zaken des Lands an-
ders dan effen gingen, zou ik, bij hetgeen ik Zijner Majesteit en den vaderlande
verschuldigd ben , niet alleen alles, wat ik in de wereld heb, op het spel zetten ,
maar ook myn persoon, myne vrouw en myne kinderen , die do natuur zelve mij ge-
biedt te beschermen en te behoeden. Het behage Uwer Hoogheid , naar Hare voorzig-
tige en gewone wijsheid, op dit alles acht te geven en dit mijn vertoog ten goede
te houden, als voortvloeijende uit vurigen yver en genegenheid voor de dienst Zijner
Majesteit, en om alle botsingen te voorkomen. God neem ik lot getuige, wien ik
bid, Mevrouw, na mij zeer nederig in de gunst Uwer Hoogheid te hebben aanbevo-
len, U gezondheid en een gelukkig en lang leven te schenken" (1).
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. H. p. 16—21. Correspondance de marguebite
II Deel, 4 Stük. 28
218 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1Ö55— De Landvoogdes erkende in haar antwoord, 's Prinsen opregte bedoelingen, maar
1568
betuigde haar leedwezen, dat zijne beschouwingen zoo gewigtig en baarblijkelijk wa-
ren , dat zij niet bij magte was , raad te schaffen. Zij zou echter alles den Koning
openleggen, doch Tcrzocht dringend en ernstig den Prins, zijne betrekkingen te blij-
ven waarnemen; want ofschoon de bezwaren, door hem geopperd , talrijk waren, zou-
3 V. den deze niet verminderen , indien hij door een ander in zyn stadhouderschap, waar
^leim genegenheid toedroeg, vervangen wierd; de zaken zouden veeleer in
1566 grooter wanorde en gevaar geraken dan voorheen (1). Middelerwijl beproefde zy den
Koning tot meer toegevendheid aan de wenschen der Grooten te bewegen, en stelde
hem eene bijeenroeping der Algemeene Staten als allernoodzakelijkst voor, om in de geld-
middelen te voorzien , welke geheel uitgeput waren. Granvelle vermaande nadrukkelijk ,
dat men de Nederlanders ten aanzien van het geloofsonderzoek , om der gevolgen wille ,
gerust zou stellen; »want evenmin als in Napels en in Milaan'^ zeide hij, »moet
men denken, deze regtbank '\x\ Vlaanderen in te voeren zonder onvermydelijke oproe-
ren te verwekken." In Brussel had men, als 't ware onder de oogen der Land-
voogdes, niet alleen een ketter met geweld uit de gevangenis, maar zelfs hier en elders
beelden uit de kerken gehaald en door de modder gesleept. De Fransche Hugenooten
zetten hunne aanslagen tegen Antwevpen voort, en trachtten zich van Yperen en
andere plaatsen in Vlaanderen meester te maken. Vele aanzienlijken, welke het
Hoogbewind met raad en daad konden ondersteunen, waren kwalijk gezind. De Graaf
van EGMOND ontveinsde den Koning niet, dat algemeen misnoegen in het Land heerschte
en weinig ontzag voor de Regering hetgeen, nevens de aanhoudende duurte der le-
vensmiddelen, aanleidiog tot oproer konde geven; wat hemzelven betrof, hij zou steeds
handelen naar hetgeen trjjuw en pligt hem voorschreven. Armenteros bragt insgelijks
den Koning den hagciielgken toestand der Nederlanden onder de oogen, maar ge-
loofde niet, dat men, hoe groot ook de opgewondenheid des volks ware, ernstige
bewegingen te vreezen had, dewijl de voornaamste Heeren, gewoon waren hier rond-
borstig , met pogcherij en stouter te spreken dan elders geschiedde; hij beschouwde hen
als lieden, wien eer, leven en vermogen na aan het hart lagen (2). '
Groote ontsteltenis en beweging verwekte het werven van krijgsvolk door Hertog
brik: van Brunstoijk. Het gerucht liep, dat hij tienduizend Duitschers, zoo te paard
A^Autriche, p. 16—20. v. ■weseoibeeck, Beschr. v. d. Staet enz., 1)1. 178—181. Bon, Hist. d,
NederL Oorl. D. I. B. I.bl. 33, 34
(1) Correspondance de ji\rgüerite d'Autriche, p. 21, 22.
(2) Correspondance de puilippe II, T. I. p. 388, 389, 392 , 394, 395, 396. Archives de la
Maison d'Orange, Supplément, p. 23.
DES VADERLANDS. 219
als te Toet, moest ligten , en dal achtduizend Spanjaarden met ander volk, den Koning
1 1 löOo
herwaarts zouden vergezellen, om met geweld het geloofsonderzoek in te voeren en
de oproerigen, of wie men wilde, te slraiFen. Het is echter zeer waarschijnlijk, dat
deze wapening niel tegen de Nederlanden bestemd was; de Koning verzekerde al-
thans de Landvoogdes, dat hij nooit den Hertog eenigen last van dien aard gegeven
had. Intusschen werd de Prins van Oranje in zijn gevoelen er door versterkt, dat
FiLips vroeg of laat zich van geweldige middelen zou bedienen, om zgne plannen door
te drijven, en alzoo een gewapende tegenstand noodzakelijk konde vForden. Hij had
reeds twee jaren te voren gewenscht, over een aantal benden te kunnen beschik-
ken , van welke men, in zulk een geval, gebruik konde maken met magtiging,
of ten minste op naam der Staten. Thans zocht hij, met hulp van lodewijk van
Nassau, bondgenooten in Duitschland, en welligt had zijn broeder in dit opzigt
reeds meer verrigt dan hem bewust was (J). De zuiverheid zijner bedoelingen in de-
zen kan bezwaarlijk in twijfel getrokken worden, wanneer hy zijn vertrouwden lo-
dewijk te kennen geeft: » hoe hij geenszins vreest, wanneer zijne maatregelen bij de jq ^
Duitsche Vorsten, betrekkelijk de Nederlanden^ aan het licht mogten komen, dat Sprok-
men de waarheid ontdekt; maar integendeel wenscht, dat men van do zaak niets isoß
anders denkt of vermoedt dan zij in de daad en in waarheid is." » Verwittig de Her-
togen van ó'rt/fiew en van/iTwHemifter^,'* gaat hij voort, »hoe wy sinds het vertrek des
Konings uit de Nederlanden gehandeld, en welke vertoogen {remonstrances) wij tot
hem gerigt hebben; dat evenwel Zijne Majesteit, door kwaden raad en uit enkelen
nijd, welken do Spanjaarden ons toedragen, besloten heeft, dat do bloedbevelen met
alle gestrengheid zullen ten uitvoer gelegd worden, en dat de geloofsonderzoekers hun
ambt zonder eenige oogluiking {disSimulation) waarnemen. Dit vervreemdt derwijze
de harten der onderdanen, dal eenige opschudding of opstand te vreezen is, hetgeen
wy van onzen kant gaarne wenschen te verhinderen, wel wetende, dat by zulk eene
verandering, wij het eerste in den grond geholpen en bedorven zullen zijn. Onze
vertoogen, ofschoon zij voortvloeiden uit een goed hart en om don geheelen onder-
gang (des Lands) te voorkomen zoowel, als om te verhinderen, dat zoo veel onschul-
dig bloed worde gestort, Λvorden door den Koning en zijne raadslieden geheel tegen-
overgesleld, ja zelfs half als oproer en ongehoorzaamheid beschouwd. Wij bevinden ons
derhalve in groole verlegenheid; want van de eene zijde is de ondergang voor oogen,
wanneer wij zwijgen, en van de andere zijde, wanneer wy tegenspreken', ontvangen
(1) Correspondance da puilippe II, T. I. p. 39· Archives de la ßlaison d^Orange, T. 1,
p. 429. 2" Edit. T. II. p. 22—30, 33. v. vv'esembeeck, Beschr. v. d. Siaet enz., bl. 54. bür-
güsdius, üist. Belg. Lib. II, p. 124. stra.da, de Bello Belg, Lib. V. p. 206—208.
27*
-ocr page 220-220 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
^156^ wij den ondank van den Meester , en worden als overtreders van onzen pligt aangemerkt.
In deze gewigtige zaak wenschte ik gaarne den raad der beide Hertogen in te winnen,
en zij zullen 't mij, hunnen dienaar, niet euvel nemen, dat ik mij tot hen wende.
Verzoek hun derhalve nederig in myn naam, alles wel en rijpelijk te willen overwe-
gen en als vrienden my Ie melden, waarnaar ons te regelen en hoe ons in deze
zaak te gedragen (1)."
Naar het schijnt hadden oranje en hoorne, schier onmiddellijk na de openlijke
afkondiging van 'sKonings besluiten, zich van het Hof en uit den Raad van State
verwijderd. De Prins was naar zijne heerlijkheid Breda vertrokken. Egmond kon niet
besluiten, hun voorbeeld te volgen (2). Hij hernieuwde echter bij de Landvoog-
des zijne vorige klagten over de bevelen des Konings en verzekerde dat, zoo men de
uitvoering daarvan wilde doordrijven, al de leden van den Raad van State hunne
betrekking zouden nederleggen. Hij verklaarde, dat hij in denzelfden geest als orahje
zou antwoorden, en tydens zijn verblyf in Spanje^ zyn stadhouderschap weder in
handen des Konings zou gesteld hebben, indien hij had kunnen voorzien hetgeen
nu gebeurde. Vele lieden, getuigde hij, maakten zich gereed, om met al het
geld, welk zij konden bijeenzamelen, zich elders te vestigen, waar het hun ver-
gund zou zijn met meer vrijheid te leven. De Landvoogdes werd berigt, dat in het
Boven-Maassche gedeelte van Braband de Edelen, uit vrees voor het geloofson-
derzoek , eene soort van bondgenootschap onder elkander vormden, om er zich te-
gen te verzetten. Het volk hield alom meer of minder talryke byeenkomsten , in welke
onder anderen gezegd werd, dat er slechts een opperhoofd ontbrak, om de bevelen
des Konings tegen te werken en de voorregten des Lands te handhaven (3). De moed
en hoop der verbondene Edelen stegen naarmate hun aantal vermeerderde, en luide
gaven zij te kennen, » dat zij niet zoo plomp en onnoozel waren, of zij wisten wel,
wal de Vorst zijnen leenman en de leenman zijnen Vorst schuldig was. Zij waren tot
gehoorzaamheid verpligt, maar overigens vry en ongebonden. Wilde men voortgaan,
hen onder volstrekte slaverny te brengen, dan zouden zij wel de middelen tot het
voeren van oorlog vinden, zonder dat men vernam hoe of door wien. Het was grooter
eer in den oorlog, dan door boulshanden om te komen (4)." Er is opgemerkt, dat men
(1) Archives de la Maison lïOrange, T. IL ρ. 28.
(2) nopperus, Memorial, ρ. 67, 68. hoopt, Nederl. Eist. B. II. bi. 70.
(3) Correspondance de philippe II, T. I. p. 396. '
(4) nopperds, Memorial, ρ. 62. bdrgündids, Rist. Belg. Lib. II, p. 100. hooft, Neder!.
HisU B. Π. bl. 68.
DES VADERLANDS. · 221
hieruit ziet, hoe »de Edelen zich als Leenmannen^ en niet als Onderdanen verzette- 1555—
den, en dit hunne zaak, voor zooverre zy 's Konings leenmannen waren, ten eenen-
raale onderscheiden maakte Tan die der sleden en anderen, wien noch de vrijheid vau
den leenman, noch zyn regt, van zichzelven legen den Leenheer regt te verschaffen,
toekwam. En als zoodanig beschouwde zich ook de Prins van Oranje en verscheidene
Stadhouders mei hem, toen zij aan de Landvoogdes verklaarden, dat zij even weinig
wil als magt hadden, om de bloedbevelen ten uitvoer te brengen en het geloofsonder-
zoek de hand te bieden, met byvoeging, dat zij liever hun stadhouderschap wilden
nederleggen, in welke hoedanigheid zij erkenden, dal de Koning het van hen vorde-
ren kon. Naderhand heeft men aan de zijde des Konings de regten van het leenman-
schap uit het oog verloren, en deze Edelen als bloote onderdanen, door weêrspannig-
beid misdadig geworden, willen aanmerken. En de geschiedschrijvers hebben zoowel
als de Spanjaarden, door welke de Koning bestierd werd en die den aard der be-
trekkingen van onzen Adel niet kenden, dit in het algemeen voorbijgezien, en naar
gelang der partij, welke zij voorstonden, de maatregelen goed- of afgekeurd, zonder
ooit den grond aan te geven, waarop zij berusten. Men moet echter bekennen," dus
gaat de aangehaalde Schrijver voort, »dat in dien tijd de begrippen van Jus publicum,
Jus civile en Jus feudale, op de wonderlijkste wijs in do hersens der regtsgeleerden
dooreengeklutst lagen; dat de onderscheiding van den leenman en den onderdaan, in
denzelfden persoon en in dezelfde daad , in vele gevallen zeer moeijelijk was; en dat onze
Edelen in «'t geheel geene regtsgeleerden waren, en in hun gedrag telkens die by-
zondere betrekkingen verwarden; nu eens veel te ver gaande in het uitstrekken dor
vrijheden of regten, die hun toekwamen, en dan weder bevreesd, om van hetgeen
van hen afhing gebruik te maken, met één woord , dobberden lusschen den leenman
en den onderdaan. Maar het is daarom te noodzakelijker, verlichte denkbeelden van
staats- en leenregt mede te brengen, wanneer men de geschiedenis dezer tijden op-
slaat (1)."
De redenen , door Brussel, Antwerpen , Leuven en 'j Hertogenhosch aangevoerd,
om van het geloofsonderzoek bevrijd te blijven, waren aan een naauwkeurig onder-
zoek onderworpen geworden (2). De uitslag hiervan was, » dat sinds het jaar vyftien-
honderd vijftig geen geloofsonderzoek in Braband had plaats gehad , en de verzoekers
alzoo daarmede niet mogten belast worden; de bloedbevelen echter moesten stiplelyk
worden opgevolgd (3}." Intusschen waren tegen het einde van Sprokkelmaand te Bre"
(1) BILDERDIJK, D. VI. bl. 50, 51-
(2) Zie hiervoor, bl. 187.
(3) Procés des Comtes d'egmokt et de hobhe, T. II. p. 290—-292. ^rchtves de la Maison
-ocr page 222-222 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—-rfa, waar zich de Prins van Oranje steeds ophield, de Graven van Egmond^ van
Hoorne^ van CiUemhorg ^ van Hoogstraten ^ en van Brederode ^ de Markgraaf van
Bergen, de Heer van Montigny en andere Edelen, hetzij uitgenoodigd, hetzij
onvoorbedachtelijk, te zaraen gekomen (1). Wat in deze vergadering behandeld werd
is hoogst onzeker; alle berigten daaromtrent zijn enkel geruchten (2). Meer danwaar-
schynlijk echter, werd te Breda door den vurigen de hames , den Heer van VFaroux
(vviLLEM DE MERODE ?) , Luitenant van den Graaf van Hoorne, den Heer van Lou-
■wreval^ misschien van Longueval^ die sedert oi^der brederode diende, of wel
den Heer van Louverval (filips van Mourbais), adriaan van bergen , welke
drie jaren later over de Watergeuzen het bevel voerde, jan van marnix, broe-
der des Heeren van St. Aldegonde, en den Heer van Leefdael, Luitenant van den
Graaf van Egmond^ een maatregel van geweld ontworpen, waardoor de Verbon-
denen zich eensklaps in eene sterke stelling tegenover de Hooge Regering zouden
plaatsen. Brederode , wien men de onderneming in hare hij zonderheden mede-
deelde , hing er zijn zegel aan; de Prins daarentegen, wien men daarover in het al-
gemeen sprak keurde haar af, en drong er op aan, dat men vóór de wapenen op te
vatten, beproeven zou, hoe verre met vertoogen en verzoekschriften gevorderd kon
Avorden (3). Buitengemeen merkΛvaardig en hoogst eigenaardig is de wyze, op welke
de hames zyn levendig misnoegen over *s Prinsen gematigdheid aan lodewijk van
Nassau te kennen geeft. »Wy allen zien met onuitsprekelyk verlangen uwe te-
rugkomst te gemoet, vertrouwende dat gij (ons) zult helpen, om het te flaauwe en
krachtelooze vuur in de harten der Heeren alhier te ontsteken. Zij willen, dat wij
vertoogen, smeekschriften en eindelyk woorden zullen stellen tegenover de halsstarrig-
(POrange, Τ, II. ρ. 36, 37. ν. wesehbeeck, ßesckr. ν. d. Staet enz., bl. 47—49, 69. hooft,
NederL Hist. Β, II. hl. 69, 70. bor, /hst. d. NederL Oorl. D. L hl. 35, 36.
(1) Correspondance de philippe II, T. I. p. 398. v. d. iiaer , de Init. Tumult. Lib. II p. 305.
TE WATER en anderen meenen, dat deze bijeenkomst omtrent bet midden van Lentemaand plaats
bad. Verbond d. Edelen, D, I. bl. 133. alonso del canto echter sclircef den 26"'®" van Sprok-
kelmaand aan den Koninjif, dat op dien tijd eenifje Edelen te Breda Avaren zaamgekomen. Correspon-
dance de philippe Π, Τ. I. ρ. 398. lodewijk van Nassau was hier niet, zoo als v, d. haer in 1.
c. zegt, tegenAvoordig; hij bevond zich op dat pas elders. Archivcs de la Maison d'Orange, T.
II. p. 34. EGMOND verklaarde in zijn gcregtcHjk onderzoek, dat hij zelf insgelijks niet bij de
vergadering te Breda is geweest. Interrogatoires du Comte d'egmokt, p. 319.
(2) rv WATER, Verbond d. Edelen, D. I. bl. 134—138.
(3) Archives de la Maison d'Orange, T. II. p, 34—36; vergeleken met v. d. haer, de IniL
Tumult. Lib. IL ρ. 305. De hier vermelde onderneming was welligt de aanslag op Antwerpen,
van welken hiervoor, bl. 204, gesproken is.
DES VADERLANDS. · 223
heid en hardvochtigheid dezer hoogerige wolven , die van hunnen kant niet ophou- 1555—
den menschen te verbranden, te onthoofden, te verbannen, en hunne woede op
alle wijze bot te vieren. Wij hebben het middel, hen zonder opschudding, zonder
moeite , zonder bloedstorten, zonder krijg te beteugelen, en men wil hel niet. Wij
nemen de pen op en zy den degen; wg (bezigen) woorden , zy daden } wij zullen
Aveenen, zij lagchen. De Heere zij boven alles geprezen, maar ik kan u dit niet zon-
der tranen schrijven. Al de arme geloovigen zijn ontzet, ziende dat het redmiddel zoo
langzaam werkt. Wg hebben hen eenigen tgd getroost, hun binnen kort hulp belovende ,
maar ik zie deze hulp verwijderd door de laauwheid dergenen , die er het meest voor
bezield moesten zijn. De viersteden Mdio. Braland hebben aan den Kanselier en de Sta-
ten van dat gewest een geschrift overgeleverd, betrekkelijk het laatste bevel; maar het
schijnt, dat zy de vorige bloedbevelen erkennen, slechts het geloofsonderzoek ver-
werpende , zich vermakende met den naam en de zaken latende. Men zegt, dat
Vlaanderen een dergelijk geschrift opstelt; Bolland hcdii ook gedaan; maar ik
zie niet, dat deze geschriften eenige vrucht kunnen voortbrengen, want men zalaltgd
van nieuw op moeten beginnen. De ziekte en het bederf onzer maatschappij (cor/Ji i'^··
hlic) zijn veel te groot, om die door zoete drankjes en siropen te kunnen gene-
zen ; men moet eene veel sterkere zuivering of brandmiddel bezigen. Do Algemee-
ne Staten, volle magt hebbende, zijn het eenige redmiddel voor onze kwalen; en wij
hebben zonder twijfel het middel in onze magt, hen te laten bijeenroepen; maar men
wil niet genezen worden. Onze kwalen zijn; het bederf van het geloof, van het regt,
van de munt, eindelooze schulden, verslapping, bijna geheele uitroeijng van den Adel,
ambten en bedieningen in handen van onwaardigen: ga dit met woorden genezen (1)!"
De hames wilde alzoo den Koning dwingen, om de Algemeene Staten, volle magt heb·'
bende , bijeen te roepen: dit was zoo goed als eene omwenteling, eenen gemeenebesl-
gezinden regeringsvorm te willen. Uit zijn toon en styl kan men zich een denkbeeld
vormen, hoezeer de gesprekken, de raadgevingen en de voorbeelden dergenen, welko
in zyne gevoelens deelden , de gisting en verbittering onder het volk moesten bevor-
deren (2).
De Hertog van Kleef was door ongesteldheid verhinderd geworden, zich naar Breda
β begeven, oranje , hoorwe en montigky bezochten hem, terwijl egmokd naar Brus-
sel terugkeerde. De Graaf van Hoogstraten vereenigde eenige dagen daarna bij zich
den Prins van Oranje, de Graven van Egmond, Hoorne, Megen, den Markgraaf van
Bergen, en vier of vijf andere Ridders. De Graaf van Schvoartsenberg, de Markgraaf
(1) Archives de la Maison dWrange, T. II. bl. 36, 37.
(2) GROEN v. PRIN8TKRER, in de Archwes de la Maison d'Orange, T. II. p. 35.
-ocr page 224-224 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— vao Baden , en de bevelhebber george von holl , die middelervviil met lodewuk vmt
1568
Nassau in de Ν ederlanden gekomen waren, voegden zich by hen (1). Lodewuk ï^öw
Nassau zelf verscheen niet te Hoogstraten, maar schynt zich in Breda te hebbcn/)p-
gohouden (2). Hoewel de bijeenkomst te Hoogstraten beslissender was dan die te
Breda, schuilt echter ook hier veel in het duister. Zy , welke later over deze vereeni-
ging werden aangeklaagd, verschansten zich meest achter stoute ontkenniogen en uil-
vlugten (3). Oranje zelf heeft daaromtrent het volgende verklaard: »dat hy den Vlies-
ridders en de voornaamste leden van den Raad van Slate , te Hoogstraten bijeenge-
komen , het dreigende gevaar des burgerkrijgs voor oogen gehouden en als het eenige
redmiddel voorgesteld had, zelve het roer van zaken in handen te nemen en die
maatregelen door te zetten, welke hun tot behoud van den Staat dienstig schenen;
dat SCHWARTSENBERG en VON HOLL zijne meening ondersteund, doch vergeefs bij
de overige Heeren hun invloed hadden aangewend , hen daartoe te bewegen; dat
de bijeenkomst niets had opgeleverd, dan dat hy voor de geheele wereld getuigen
konde, dat hij het kwade voorzien en alle pogingen aangewend had, om het aftekee-
ren (4).'' Op deze vergadering werd van hot Verbond der Edelen en van een smeek-
schrift gesproken, hetwelk oranje als een billijk en bescheiden middel beschouwde,
om vrijheid in de Godsdienst te verworven (5). Egmowd , welke niet in deze gevoelens
γ deelde , verliet de byeenkomst en verwittigde der Landvoogdes, met wier voorkennis
Lente- j^y ^ich naar Hoogstraten had begeven, wat hy aldaar vernomen had (6). Hy maakte
1566 tevens den Koning met de verstandhouding bekend, welke tusschen de ketters der
Nederlanden en die van Frankrijk, JDuitschland en Engeland bestond, den voort-
gang der nieuwe leerstellingen onder den Adel en do vrees, dat de Franschen zich
(1) Correspondance de pitan'pe II, T, L p. 398. Interrogatoires du Comte d'egmo.nt, p. 318.
(2) Dit blijkt uit een paar brieven uit Hoogstraten aan hem gezonden. Archives de la Mai·
san d'Orange, T. 11. p. 46, 54.
(3) Interrogatoires du Comte d'egmont, p. 319. Procés des Comtes d'egsiont et de horke,
T. L p. 78, 79, 152—154. Defense du Comte de hoogstrate::? , bij bor, Eist. d, Nederl. Oorl,
D. L Authent. Stukk. p. 28, 29. De Gids voor 1845, D. L hl. 325.
(4) Apologie v. willem I, bij bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. II. Authent. Stukk. bl. 78.
(5) Procés des Comtes d'egmokt et de horhe , T. I. p. 79. v. d. üaer , de Init. Tumult.
Lib. IL p. 305, 306. pontus hecterus, Rer. Austriac. Belg. Lib. XYl. p. 398. bdrgürdius,
Rist. Belg. Lib. IL p. 117. bentivoglio, Nederl. Eist) Κ II. bl. 38.
(6) Interrogatoires du Comte d'egmont, p. 319. Procés des Comtes d'egmont et de horke, T,
L p. 78 , 79. Correspondance de philippe II, T. L p. 398,
DES VADERLANDS. 225
van dezen toestand der gemoederen zouden bedienen, om eenige steden Ie vermees-
jlödo
teren. Hy geloofde niet, dat men aan een opstand tegen den Koning dacht, maar
noodigde filips op nieuw uit, met een weinig aanzienlijke krygsmagt herwaarts te
komen (1). Op denzelfden tijd echter schreef alonso del ganto aan den Koning :
» De Graaf van Egmond is geheel veranderd; hy verklaart zich thans in alle zaken
op eene ongunstige wijze voor de dienst van Uwe Majesteit, en daar elk do oogen
op hem gevestigd heeft, sticht zijn gedrag groot kwaad. — De zaken van de
Godsdienst gaan zeer slecht; gevangen ketters laat men ontsnappen. — De Land-
voogdes gelooft alles, wat de Heeren zeggen, omdat zij zich door aumenterüs laat
regeren, die hen tracht te believen, om te beter te kunnen stelen en eene beurs te
maken. In de geldmiddelen en in andere takken van bestuur geschiedt niets, dan
doorhem (2)." Zeker is, dat egmon», welke in de laatste jaren gewoonlijk ééne lijn met
den Prins getrokken had, thans meer of minder begon te aarselen, naar mate de zaken
een ernstiger of dreigender aanzien kregen. Hy weifelde zelfs, of hy niet weder
zitting in den Raad van State zou nemen; en was, ofschoon het geloofsonderzoek
afkeurende, ijverig Roomsch-Katholijk en zeer gehecht aan den Koning (3). Een
ander tydgenoot getuigt echter van hem, dat hij in het Godsdienstige op twee ge-
dachten zweefde, en dat hij den volgenden dag geheel het tegenovergestelde sprak,
van hetgeen hij den vorigen gezegd had (4). De Oranjes-gezinden vingen aan zich
over hem te beklagen, en megen te wantrouwen (5). Over het doel der bijeenkomsten
te Breda en te Hoogstraten^ welke groole vrees en achterdocht ten Hove verwekten,
waren de gevoelens zeer uiteenloopende. Valsche berigten en overdrevene geruchten
daarover wisselden elkander af. »De een zeidenaar een ooggetuige, »dat het
geheele Land in oproer was; de,andere , dat al de Adel tegen den Koning opstond;
de eene, dat vele duizenden gewapenderhand naar het Hof oprukten ; de andere , dat
zij krygsvolk van buiten 'slands, zoo te voet als te paard, by zich hadden; een derde
beweerde, dat zij heimelyk verstandhouding moesten hebben met eenige steden, die zij
vooreerst zouden innemen. En dewijl niemand hun voornemen wist, werd er zeer
(1) Correspondance de rniurpE II, T. I. p. 397.
(2) Correspondance de puilippe II, ï. I. p. 398. granvellk drong insgelijks steeds op de
komst des Konings als het eenige redmiddel, dringend aan. Supplément mix Archives de la
Maison d'Orange, ρ 23, 24.
(3) groen v. prinsterer, Avchives de la Maison d^Orange, Τ. II, ρ. 43.
(4) Supplément, ρ. 25.
(5) Correspondance de philippe II, T. I, p. 401.
11 Deel. 4 Stuk. 29
-ocr page 226-226 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555·—vreerpd over gesproken. Eenigen vertelden, dat zij in vollen opstand waren en het
gansche Land wilden innemen; anderen, dat zij trachllen de geheele regering naar
hunnen zin te veranderen; een derde verzekerde , dat zij de oude godsdienst Avilden
verdrijven en met geweld de nieuwe invoeren; een vierde, dat zij alle Geestelijken
zouden verjagen of doodslaan; een vijfde, dat zij met kracht zouden aanhouden,
dat do nieuwe godsdienst toegelaten wierd; een zesde, dat zij de bloedbevelen
en het geloofsonderzoek Ie niet gedaan wilden hebben. In het kort, elk sprak
naar zijn gevoelen, maar bijna allen kwamen daarin overeen, dat do Zamenver-
bondenen zich in groot getal in do wapenen zouden laten vinden , hetzij te Brussel
of elders, en dat men dan verstaan zoude, wal hun voornemen was (1)." Egmond
en MEGEN verzekerden de Landvoogdes, dat de Bondgenooten onderstand mlDaitsch^
land, Engeland en Frankrijk ontvingen, en over twintig of dertig duizend man
krijgsvolk met hunne bevelhebbers beschikken konden. Hun ontwerp scheen te zyn,
eerst Friesland y Gelderland ^ Holland en Utrecht in opstand te brengen, vervol-
gens zich in Brahand te werpen en in Antwerpeti den meester te spelen. Makgare-
THA , welke niet langer wist wien te vertrouwen, en die zich de misslagen niet ontveinsde,
welke zij begaan had, oordeelde in dezen bedenkelijken toestand , na den Raad van State
gehoord te hebben, dat men of geweld gebruiken, of de bloedbevelen verzachten en het
geloofsonderzoek afschaffen moest. Zij ontvouwde echter den Koning tevens de zwarig-
heden aan beide maatregelen verbonden, en weifelde voor welken zich te verklaren.
Egmokd en hoorne (megen ?) meenden, dat door den tweede aan te nemen en den
Verbondenen algemeene vergiffenis te schenken, men verhinderen zoude , dat de zaken
van kwaad lot erger vervielen. Deze genoegdoening te weigeren moest daarentegen,
naar hun gevoelen, het verderf des Lands na zich slepen ; want er waren vier soorten
van lieden: zij, die gewetensvrijheid begeerden; zij, wien de gestrengheid der bloed-
bevelen en het geloofsonderzoek mishaagden; zij, die verlangden te rooven en te
stelen; en zij eindelijk, die van Vorst wenschten te veranderen (2).
De Prins van oranje was met uoorne uit Hoogstraten naar Breda teruggekeerd.
Lodewijk. van Nassau stelde onder beider oogen het smeekschrift op, welk de
verbondene Edelen aan de Landvoogdes zouden aanbieden (3). Naar eenigen had zelfs
de Prins in do schikking [redactie) daarvan do hand, en werd de toon, op zgnen
(1) v. wesembeeck, Beschr, V. d. Siaet enz., bl. 67.
(2) Correspondance de ρπιιιρρε II, Τ. 1. ρ. 401, 402. Correspondance de margüerite d^yiii-
iriche, p. 14, 15. doppertis, Memorial, p. 69, 70. Procés des Conites ^'egmoht et de horre,
T. II. p. 293—296. Supplément, ρ. 24. bdrgükdids, Mist. Belg. Lib. II. p. 121.
(3) GROEN VAN PRIHSTERER in dc Archives de la Maison d^Orange, T. II. p. 67.
-ocr page 227-DES VADERLANDS. 227
raad, aanmerkelijk verzacht (1). Hg had niet kwaad gevonden, dat dit geschrift 1555—
wierd aangeboden; maar het schijnt, dat men tegen zijne vermaning aan, zich voor-
bereidde den derden van Grasmiiand in groolen getale naar Brussel te komen. Zijn
broeder lodewijk wierf in alle landschappen onderteekenaars , en beschikte over de benden
van ordonnantie des Prinsen en des Graven van Hoogstraten, alsof het zijne eigene
waren (2). Oranje ontlrok , in weerwil van do herhaalde wenschen der Landvoogdes,
zich geheel aan den Raad van State , en begaf zich naar Holland^ ondertusschen
trachtende den Proteslantschen Vorsten in Diiitschland de noodzakfelykheid aan Ie
tooneu, zich het lot der Νederlanden aan te trekken (3). Do Graaf van Hoorne
weigerde insgelijks aan het verzoek der Landvoogdes, weder zitting in den Raad van
State te nemen, gehoor te geven (4).
Ondertusschen had de Graaf van Megen in dat staatsligchaam als raadzaam voorgesla-
gen , de Stadhouders en eenige andere Ridders van het Galden Vlies nog vóór de gevreesde
komst der verbondene Edelen bijeen te roepen, en bovenal den Koning Van alles berigt te
geven, zonder evenwel op diens reis naar de Nederlanden aan te dringen, daar zij nu
toch te laat en vruchteloos zou zijn. Egmond viel hem toe , doeh meende , dat de
Edelen ongewapend en in geringer aantal dan het gerucht liep opkomen, en hunne
ersehen veel matiger zijn zouden dan men vermoedde. Eenige Raadsleden verwon-
derden zich ook, dat zulk eene groote menigte gewapenden bg elkander kon komen,
zonder dat de bevelhebbers der steden of anderen iets daarvan bemerkt hadden.
»Zoo de Stadhouders en de Ridders van het Gulden Vlies," zeiden ziji, »vol
moed de handen ineen sloegen, om geene verandering in de Godsdienst te gedoogen ,
zou men den kwalijkgezinden hun aanzoek niet behoeven in te willigen, of met hen
in eenige onderhandeling te treden. Indien men het slechts onderling met elkander
eens was, zou men de onruststokers in magt overtreffen; en hot was bespottelyk van
vergiffenis te spreken vóór men wist, door wien en waarin misdreven ware." Bar-
laymout inzonderheid oordeelde , dat » men zich niet door ijdele geruchten moest
laten verschrikken, maar veeleer een van dé voornaamste belhamels bij den hals
grijpen, ΛvaaΓdooΓ de overigen spoedig tot stilte zouden gebragt worden; anders zou
(1) pontus ueütercs, RcT. AustHaco-Bclg. Lib. XVL p. 398. v, d. haer, de Init, Tumult.
Lib. ΙΓ. p. 309. bdrgïindiüs, Eist. Belg. Lib. Π. p. 118. De Gids voor 1845, D. I.
bl. 335 (1).
(2) GROEN VAN pRiNSTERER, Afchives de la Maison d'Orange, T. Π. p, 41, 52, 57—64, eu
de aldaar aangehaalde schrijvers.
(3) Archives de la Maison d^Orange, Τ. Π. ρ. 85, 66.
(4) Procés des Comics ^'egmokx et de borke, T. IL p. 286—288.
27*
-ocr page 228-228 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
men het oproer aankweeken in slede van het te bedwingen, en een lokaas tot zon-
digen geven, door de hope Tan straffeloosheid." Doch in het geheim hield men der
Hertogin Toor, dat » indien de Stadhouders en Ridders bijeen kwamen, zij spoedig zou
merken, hoe de meesten van hen gezind waren (1)." In weerwil harer klagten,
dat de Heeren haar verkochten en verraadden (2), ontbood zy hen nu tegen
den zeven en twintigsten van Lentemaand naar Brussel, om hun den tegen-
vvoordigen staat van zaken te ontvouwen, en met hen over het nemen van gepaste
maatregelen te raadplegen. Tevens werd gelast, de benden van ordonnantie onmid-
dellijk bijeen te brengen, en van haar een nieuwen eed van trouw aan den Koning
af te vorderen (3). Middelerwijl gaven zich eenige Edelen do moeite , om de bloed-
bevelen, op welke zij tot nog toe weinig of geen acht geslagen hadden, daar deze
hoofdzakelijk de lagere volksklasse troffen , meer van nabij te onderzoeken. De uit-
slag hiervan was, dat zij die onverdragelijk en de onredelijkste van de wereld
vonden, en niet gezind waren ter handhaving daarvan of van het geloofsonder-
zoek do wapenen op te vatten. Onder schijn van een van beide zou het den Kardi-
naal GRAiiVELLE, hun vijaud, zeer ligt vallen, hun lijf en goederen, als het hem
behaagde, te ontnemen. Zij oordeelden ook, dat de algemeene vergiffenis, van welke
reeds gesproken was, vereischt werd, om den Prins van Oranje, beducht voor 's Ko-
nings ongenade, buiten vrees te stellen; en bovenal dat eene verzoening tusschen
don Koning en zijne leenmannen tot stand gebragt moest worden (4).
Inmiddels won het gerucht der volksligting door Hertog erik van Brunswijk meer
en meer veld (5). Te vergeefs verklaarde do Landvoogdes, dat hij daartoe van den
Koning geene volmagt ontvangen had; te vergeefs slaakte de Hertog, op haar bevel,
de werving; het opgovalle wantrouwen werd niet uitgewischt. Te Leiden hield men
do poorten gesloten, die bewaakt en van geschut voorzien werden; en te Antwerpen
kwamen eenige burgers overeen, aan de Landvoogdes geld en krijgsbehooften te wei-
geren , zoo zy hare toevlugt tot de wapenen mögt nemen. In dat geval, dus liep
het gerucht, zouden de Franschen en Engelschen den Nederlandschen Adel ondersteu-
nen. Men sprak ook, dat de Hugenoolen een aanslag op Zeeland beoogden (6).
(1) liopperüs, Memorial, ρ. 70, 71. burgühdius, Eist, Belg. Lib. II. p. 122, 123. dooft,
Nederl Eist. 13. II. bl, 72, 73.
(2) Supplément, ρ. 24.
(3) Correspondance de phiuppe II, T. I. p. 402.
(4) HoppEUUs, Memorial^ p. 71. noon, Nederl. Eist. B, II. bl. 73.
(5) Zie hiervoor, bl. 218, 219.
(6) Proces des Cointes d'EGmom etc., T. II. p. 296, 316. bcrgükdiüs. Bist. Belg. Lib. II.
γ. 125. wagenaar, D. VI. bl. 139, 140.
1555-
1568
DES VADERLANDS. · 229
In deze netelige omstandigheid maakte de Graaf Tan Megeriy in diep geheim, ^jgg^
Landvoogdes bekend, dat den tweeden van Grasmaand vijfhonderd Edelen, door
twee duizend paarden verzeld, in Brussel zouden komen, om den Ridders van het
Gulden Vlies, of veeleer haar zelve, een verzoek ter afschaffing van het geloofsonder-
zoek en verzachting der bloedbevelen aan te bieden. Hij voegde er bij, dat hy het
vaste vertrouwen koesterde, dat het inwilligen dezer beide punten, welke zoowel
bij Roomschgezinden als Onroomschen even gehaat waren en niet aan het doel
beantwoordden, de gemoederen bedaren, het bondgenootschap ontbinden en het
grootste gedeelte der Zamenverbondenen tot de zijde des Konings brengen zoude
tegen hen, welke meer vorderden. Antwerpen^ verhaalde men, was in het Verbond
dor Edelen getreden, onder welke zelfs twee Ridders van het Gulden Vlies zich be-
vonden. Egmond en megew gaven aan de Landvoogdes de verzekering, dat zy hun
goed en leven voor de dienst des Konings veil hadden. Margaretha, welke van dit
alles FiLips verwittigde, maande hem aan, den beiden Graven, gelyk ook den Prins
van Oranje, zynen dank te betuigen voor de raadgevingen, ^velke zy van hen ont-
vangen had (1), Tevens spoorde zij de regeringen der plaatsen, waar men meende,
dat oproerige bijeenkomsten gehouden werden, tot waakzaamheid aan, en ondern'glte
de Spaansche gezanten aan de Hoven van Duilschland^ Frankrijk en Engeland^
wat er gaande was. De krijgsbevelhebbers in de sleden en vestingen gelastte zij , op
hunne hoede te zijn en de bezettingen gereed te houden. In haar naam werden vele
Edelen, het geheele Land door, ernstig vermaand, zich niet met do zaak der Verbon-
denen te moeijen, en zoo zij er reeds in betrokken waren, daarvan terstond af te
zien. De Hoofden of voornaamsten van het Bondgenootschap noodigde zij uit, hunne
klagten in geschrift te brengen of ^afgevaardigden te zenden, ten minste ongewapend
te komen en in zoo kleinen getale als mogelyk. Voorts ontbood zij, ter beraming
van maatregelen tot redding des Lands, de Staten van Brahand en verscheidene
stedelijke overheidspersonen van dat gewest ten Hove, en hield vele bijeenkomsten
met den Raad van State en den Geheimen Raad, Zij verspreidde meer en meer
de aanstaande komst des Konings, wiens stilzwijgen op de grieven des volks, de
hoop der menigte op eenen gewenschten uitslag vernietigde en do verbittering
vergrootte, ofschoon men geene middelen onbeproefd liet, om de gemoederen over
'sKonings bedoelingen gerust te stellen. Brussel^ Antwerpen en de overige sleden
van Brahand gaven aan hare vermaningen gehoor. »Men was er zoo bezig, bezorgd
en bevreesd, alsof men den vijand van buiten verwacht had; elk deed zijn best, om
(1) Correspondance de puilippe II, T. I. p. 402. Procés des Comtes tfecaort et de horrb,
T. Π. p. 298 , 299 , 308.
230 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—zijne stad en plaats to versterken en te verzekeren, hetgeen hel gemeene volk, welk
de poppen ia het hoofd had, nog meer in beroering bragt." Het regende weder spot-
en schimpschriften, welke de gemeente lot oproer aanspoorden. Geen geringe schrik
baarde ten Hove het gerucht, dat do Bondgenoolen, ingeval zij geen gehoor kregen,
Brussel met krijgsvolk bezeilen, do Landvoogdes naar Filooorden voeren en zoolang
in hechtenis zouden houden, tot aan hun verzoek voldaan ware. Hierop werden de
wachten aan hel paleis der Hertogin, die weifelde, of zij zich niet naar eene veiligere
plaats zou begeven, aanmerkelijk versterkt en alle bewegingen der misnoegden naauw-
keurig gadegeslagen (1).
Op het schriftelijk ontbod van Margaretha, kwamen tegen den bepaalden tyd de
Stadhouders en Ridders van het Gulden Vlies ïq Brussel. Hoorne en montigwy versche-
nen er den zesentwintigslen van Lentemaand en hadden den volgenden dag gehoor bij de
Landvoogdes. Zij ontvouwde hun de reden, waarom zij hen herwaarts genoodigd had, en
verzocht hun, haar mede te deelen, wal hun in het algemeen en in het bijzonder van
het Verbond der Edelen bekend was, en haar met raad en daad te ondersteunen.
J3eider antwoord was, dat zij van dat Verbond niets meer wisten dan de Graven van
Egmond en Megen, doch voegden er bij, dat do geheele zaak zou eindigen, indien
do Koning het door allen gehate geloofsonderzoek afschaflo, do bloedbevelen verzachtte
en eene algemeene vergiffenis afkondigde. Hoorke verborg zijn misnoegen op den
Koning niet, welke hem in geen opzigt begunsligdo en wien hij als een ketter was
afgeschilderd. Moiïtigny verzekerde, dat de Franschen, indien zij gewild hadden,
gemakkelijk de stad en het kasteel van Doornik konden vermeesterd hebben; en dat
zy met tien andere Nederlandsche sleden in betrekking stonden. Dien dag kwamen de
Prins van Oranje, de Markgraaf van Β er gen, de Graven van Hoogstraten en van
Mansfeld in de stad, en 's anderendaags ten gehoor bij de Landvoogdes. Deze legde
hun, elk in het bijzonder, dezelfde vragen voor als aan hoorne en moktignt, en
ontving helzelfde antwoord; slechts mansfeld betuigde onder zware eeden, dat hij
niets geweten had van hetgeen er gebeurde, dan drie dagen vóór zijne komst' te
Brussel en wel uit zijnen zoon·; dat hij het Verbond als eene laakbare zaak be-
schouwde, en er nimmer zijne· goedkeuring aan zou geven. Orahje , wien de Hertogin
over de verstandhouding dec Böndgenooten in Buitsahlané ^ Frankrijk en Enge-
land in het bijzonder onderhield , verklaarde dat, indien dit in Duitschland het geval
ware, zijne bloedverwanten en vrienden herai daarvan ongetwijfeld zouden onderrigt
hebben, maar dat niets van dien aard te zijner kennis was; gekomen. Hyi beklaagde
(1) Procés des Comtes d'zamnÏ et de dorse, T. 11. p. 305—308. v. wesembeeck , Beschr. v. d.
StaetQnz. bl. 68—76. ihiroukdiijs, //ü/./fe/^. Lib. Π.p. 123. strada, t/e V. p.212.
DES VADERLANDS. · 231
zich nadrukkelijk, over de kwade diensten, we]ke men hem bij den Koning bewees, 1555—
wien men getracht had te bewogen, hem het hoofd voor de voeten Ie leggen en al
zijne goederen verbeurd te verklaren; hetgeen', naar men hem van verschillende kanten
verzekerde, ook werkelijk zou gebeuren, zoodra er zich eene geschikte gelegenheid
toe aanbood. Hij betuigde verder, dat hij als ijverig verdediger van het Katholijke
geloof zich in Duitschland vele vijanden had berokkend; en keurde krachtiglijk den
onderstand van veertigduizend kroonen af, welken men aan do Koningin van Schot-
land gezonden had. Eindelijk ontveinsde hij niet zijn misnoegen, dat men den loop
van het regt in een geding, hem betreffende, had tegengehouden. Even onbewim-
peld antwoordde hoogstraten op de vraag der Landvoogdes, wat hel geschrift bevatte,
hetwelk de Edelen] zouden overleveren, dat hij dit stuk werkelyk gezien had en het
als zeer gegrond en zeer regtvaardig beschouwde, maar den inhoud er niet van konde
mededeelen, zonder zijn woord te breken. En'toen de Hertogin hierop aanmerkte,
dat hem dit niet moest weerhouden, dewijl hij aan den Koning door drie eeden ver-
bonden was, namelijk als leenman, als Ridder van het Gulden Vlies, en als bevel-
hebber eener afdeeling krijgsvolk, hervatte hij: »Dewijl de andere Heeren den inhoud
van het genoemde geschrift niet geopenbaard hebben, zal ik dien evenmin openbaren.
Do Verbondenen zijn goede leenmannen des Konings, en wat zij verrigten strekt tot
bevordering van zijne dienst en belangen (1)."
De geheelo Raad van State was nu vergaderd. Hierbij waren tegenwoordig: de
Prins van Oranje, de Hertog van Aarscliot, do Graven van Egmond, van Hoorne,
van Megen, van Aremberg, van Hoogstraten , van Ligne, de Markgraaf van Ber-
gen , de Heeren van Barlaymont en Hachicourt, al do Ridders van het Gulden
Vlies benevens viglius , don Staatsraad filibert de bruxelles en de Leden
«liiÖ T»
van den Geheimen Raad (2). De Landvoogdes deelde bij monde van de bruxelles Lenic-
den Vergaderden de reden mede, waarom zij opgeroepen waren, hield hun do ge- ^g^J]^
steldheid des Lands nevens de gevaren, welke het bedreigden, voor oogen en noo-
digdo elk van hen uit, openhartig en vrij zijn gevoelen te openbaren over de mid-
delen , om de beroeringen te stillen, zonder evenwel eenigo inbreuk op do Roomsch-
Katholijke Godsdienst te maken , welke ongeschonden en onveranderd moest gehandhaafd
worden. Zij verzocht insgelijks van hen te vernemen, ΛνοΠί antwoord, naar hun
(1) Correspondance de philippe Π, T. 1. p. 403, 404.
(2) Zie den brief der Landvoogdes aan den Koning in Procés des Comtes d'mmm et de
horhk, T, IL ρ. 309. Onder deze Heeren noemen hoppenüs, Memorial, ρ. 72 en bcrgbkdujs,
Ilist Belg. Lib. Π. p. 116, ook mohtighy, en worden hierin door hooft, Nederl. Bist. B. IL
bl. 73 en anderen gevolgd.
232 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— oordeel, op het smeekschrift moest gegeven worden, welk de Edelen haar zouden
aanbieden en waarvan, naar men hoorde, de hoofdpunten waren: afschaffing van
geloofsonderzoek, en verzachting der bloedbevelen. De beraadslagingen duurden eenige
dagen achtereen. Men ving aan met der Landvoogdes voor te houden , dat er twee
soorten van geloofsonderzoek bestonden: het gewone of bisschoppelijke, en het buiten-
gewone of pauselijke; dat tegenwoordig het Land rijkelijk van Bisschoppen voorzien
was, en wanneer deze zich behoorlijk van hunnen pligt kweten, men het buitenge-
wone of pauselijke geloofsonderzoek konde ontberen, of ten minste vooreerst opschorten.
Was het niet oorbaar voor de dienst van God en den Koning, de bloedbevelen geheel
in te trekken, dan konde men evenwel het voorbeeld van Keizer karel V volgen,
welke, nu zestien jaren geleden, op voorstel der Koningin-Weduwe maria , de ge-
strengheid dezer bevelen temperde (1). Dit gaf aanleiding tot nadere raadpleging over
dit punt, en over het beste middel, om de straffen naar de misdaden te regelen,
zoo Avel tot behoud van do oude Godsdienst, als tot stilling der tegenwoordige be-
roeringen. Men besloot het ontwerp daarvan den Koning te zenden, en te gelijk den
geloofsonderzoekers aan te schrijven, dat zij , om redenen, zouden ophouden iemand
te vervolgen. Het gerucht hiervan verspreidde zich weldra onder het volk, doch
verdreef niet het wantrouwen bij de groote menigte, welke er zich weinig goeds van
voorstelde (2). Nadat filibert de bruxelles eenige brieven had voorgelezen, in welke
over hel Verbond en dool der Edelen gehandeld werd, gaf de Landvoogdes in beden-
king, of men de Edelen, die eerlang te Brussel zouden komen, wel moest toelaten,
wat men hun zou antwoorden, en hoe men hun Verbond het best konde verijdelen.
De gevoelens liepen sterk uiteen. Aarsciiot en barlaymont meenden, dat men zulk
een groot getal eedgenooten niet Brussel moest binnenlaten, of, indien men dit ge-
doogde , naauwkeurig hun gedrag gadeslaan en dengene, welke zich aan eenig
wanbedrijf schuldig maakte, onmiddellijk straffen. Zij moesten niet ten gehoor worden
toegelaten. Om één smeekschrift over te leveren, waren geen vijfhonderd Edelen
noodig; zulk eene praalvertooning was ongepast by een ootmoedig verzoek, en
zij moesten veeleer eenvoudig een der Hoofdaanleggers zenden. In dien geest
spraken ook de Graven van Aremberg en Megen. Barlaymont, welke later aan
het ombrengen van zoo vele duizenden Nederlanders, inzonderheid der Graven
van Egmond en Hoorne, deel gehad heeft, gaf den raad, eenig krijgsvolk in het
(1) Brief van de Landvoogdes aan den Koning, in Procés des Conites «/'egmont etc., Τ. II.
ρ. 309—314. Supplétnent, ρ. 24. nopperus, Mémorial, ρ. 72. Vgl. strada, de ßello Belg.
Lib. V. p. 21(1—220.
(2) v, \vESEMßEECK . Beschf. r. d. Staet enz., LI. 76. Procés d. C. (/'ecmokt eic. ,Τ,Ιί, p. 314.
-ocr page 233-DES VADERLANDS. 233
Hof der Landvoogdes Ιβ verbergen, om de Edelen, als zij hun smeekschrift kwa-1555--
men aanbieden, lot den laalsten man toe van kant te helpen. Do Graaf van Mans-
feld, ofschoon afkeerig van het geloofsonderzoek, keurde het gedrag der verbondene
Edelen evenwel af en verklaarde, dat hy zijn zoon, die er zich onder bevond, met
zyne hoogste ongenade bedreigd had, indien hij hunne zyde niet verliet, Egmohd ,
HOORïïE, HOOGSTRATEN en anderen dachten gunstiger over do bondgenooten, en oor-
deelden het niet raadzaam, degenen te beleedigen, welke men niet bedwingen
konde. Indien men geweld van wapenen wilde gebruiken, welke toebereidselen wer-
den er dan niet gevorderd, om hun weêrsland te bieden, die reeds voorlang gewapend
waren, en door tegenkanting slechts te meer getergd zouden worden* Do meeste
overige Heeren spraken twijfelachtig, of met gematigdheid over de Zamenverbondenen,
doch lieten zich scherp uit over het nieuwe geloofsonderzoek en de wreede bloedbe-
velen (1). De Prins van Oranje^ welke het stilzwegen bewaard had, werd door de
Landvoogdes uitgenoodigd, ook zijn gevoelen ie openbaren. Hij verzocht hiervan
ontslagen te worden, aangezien het niet voegde, dat hij _ zijne slem uitbragt, wien
men openlijk nagaf lot het Verbond der Edelen Ie behooren. Daarenboven zou alles,
wat hij in het midden bragt, slof verschallen om hem te belasleren. Hij voegde er
bij, dat dewijl men hem wantrouwde, hij den Koning zou verzoeken, zich op zijno
goederen te mogen terugtrekken. Eindelijk echter liet hij, op aanhouden der Her-
login, zich insgelijks hooren (2). Met nadruk verklaarde hij zich legen het Spaansche
geloofsonderzoek, welk hij als den Avaren oorsprong van al de bewegingen beschouwde.
Niet minder mishaagde hem de uitvoering der bloedbevelen. Naar zijn oordeel, werd
nu zachtheid, geene gestrengheid gevorderd. Om de ketters uit leroeijen, moest men
het zwaard niet Ie baat nemen; de ondervinding loch leerde, dat do martelvuren
slechts de ketterijen vermenigvuldigden, en dat het enkel aanschouwen van de stand-
vastigheid dergenen, die om hunne godsdienstige begrippen den dood leden, velen
bewoog, die te omhelzen: dwang heeft geen vat op het gemoed; dit moet door over-
reding vermeesterd worden. Werking wekt terugwerking: laat men de ketters met
rust, dan zullen zij van zelf uitsterven; men zij toegeeflijk en wijzigo zich naar den
lijd. Door do bloedbevelen, al waren zij ook goed, zou men niets vorderen, dewyl
het getal der Hervormingsgezinden Ie groot is, om hen allen Ie straffen, en zij lot
(1) v. d. haer, de Init. Tumult. Belg. Lib. Π. p. 307. strada , de Bello Belg. Lib. V. p.
213, 214. Procés des Comies ci'egmont etc. T. IL ρ. 3J4. le fetit, Chron. de la Holl. Τ. Π
ρ. 102. BtncusDiüs, Bist. Belg. Lib. IL p. 132. te water, Verb, d, Edelen, D. L bl. 159(1),
167, 168.
(2) Correspondance de pdilippe II, T. 1, p. 404.
II Deel, 4 Stuk. 30
-ocr page 234-234 ALGEMEENS G Ε S G Η ί Ε D Ε Ν IS
1555—\Yoedo zullen vervoerd worden, indien men hen met den dood dreigt. Naar zyn
inzien , behoorde men de verbondene Edelen eenigzins tevreden Ie stellen, indien men
den vrede des Lands wilde bewaren (1)." De Landvoogdes gaf nu haar voorstel, be-
Irekkelijk het gehoor verleenen aan de Bondgenooten, op nieuw in overweging. Bij
meerderheid van steramen werd besloten, hen, doch ongewapend, in Brussel en ten
Hove te ontvangen. De Stadhouders der gewesten, door welke zij den logt derwaarts
zouden nemen, moesten hun hiervan verwittigen en hen tevens aansporen, niet allen
gezamenlijk het smeekschrift te komen aanbieden. De Hertogin gaf haren wensch te
kennen, dat dit geschrift echter door allen, die tot het Verbond behoorden, geleekend
wierd. Blen raadde haar af, zich veiligheidshalve naar elders te begeven, maar de
torens en poorten der stad zouden, tot handhaving der rust, met wachten bezet wor-
den. Hierop herinnerde zij den Ridders van het Gulden Vlies de gelofte door hen
afgelegd, voor de dienst van God en des Konings te sterven; doch kreeg ten ant-
woord, dat men niet wilde strijden voor geloofsonderzoek en bloedbevelen, maar wel
voor het behoud des Vaderlands. Voorts uitte zij den wensch, dat de iiames, als een
dor hoofdbewerkers van het Verbond, gestraft wierd, maar hiertegen werd ingebragt,
dat de tijd daartoe nog niet gekomen was. Even vruchteloos stelde zij voor, dat
de bevelhebbers der versterkte plaatsen op nieu\Y den eed zouden afleggen, dewijl
de meeste Raadsleden vreesden, daardoor wantrouwen op te wekken. Slechts werd
bepaald, hen te vermanen op hunne hoede te zijn en do vestingen niet over te geven,
dan op uitdrukkelijk bevel des Konings, of der Hertogin in zijnen naam. Men besloot
insgelijks do steden aan te schryven, het oog te houden op do oproerige geschriften,
welke do onruslslookers door het geheele land zochten te verspreiden (2). De Graaf
(1) burguifdids, Ilist. Belg. Lib. 11. p. 126—131. Ofschoon wij wagenaar, D. VL bl. 138(2).
groen van prinsteueii, yjrckives de la Maison dWrange ^ ï. II. p. 69, en couvik-wiersbit/,κτ,
de Tachiigj. OorI, D. 1. bl. 243 (^) toeslemmen, dat orasje nooit dc opgesierde en sehoolvossige
redevoering heeft uitgesproken, Avelke bürgtjndius, en na hem uooft , watson, te water en schiller
den Prins in den mand leggen, gelooven Avij ecliter met vaiï wijk, Bijv, en,Aanm. op de
Vadert. liist. Sfc. VI. bl. 51, dat hoezeer bürgukdius 's Prinsen rede moge opgetooid hebben, het
zakelijke daarvan met 's Vorsten bekende gevoelens overeenkomt en geenszins strijdt met hetgeen
noppERüs, v. d. daer en stbada er van opgeteekend liebben. Burgündiüs bediende ziclx in het
zamenstellen zijner Historia Eelgica van de papieren van vigliüs , welke in den Raad tegen-
Avoordig Avas, en het gedrag en de woorden van den Prins van Oranje in dit netelig tijdsgewricht,
naauwkeurig zal hebben Ojigemerkt.
(2) Brief van de Landvoogdes aan den Koning in de Proces des Comtes ii'ecmont et de horses ,
T. II. p, 316, 317, en in dc Correspondance de puilippe II, T. I. p. 404, 405. noppEuus,
Memorial, ρ. 73.
D S S ν Α D Ε R L Α IN D S. 235
van Megen verwilligde der Landvoogdes in het geheim, dat de Edelen zekerheid 1555-^-
wenschten, dat de Koning, wanneer hij in de Nederlanden mögt komen, door geene
Spaansche lijfwacht verzeld werd, in welk geval zij , naar hij meende, hun hondge-
uoolschap zouden ontbinden. Okanje verzekerde, dat de vereenigde Edelen, als vierde
punt, op eene byeenroeping der Algemeene Staten zouden aandringen, om door dezen
de handhaving van het Ratholijke Geloof te laten bekrachtigen. Onder do menigte
geruchten behoorde mede, dat de Zamenverbondenen eene opbrengst van twee mil-
lioen, of anderhalf millioen in goud van do kooplieden vorderden, en de Hertog
van Kleef hunne bedoelingen ondersteunde. Naar al hetgeen er gebeurde, hield
de Landvoogdes zich overtuigd, dat de meeste Nederlandsche Grooten ten hoogste
ongerust waren en zich verbeeldden, dat de Koning slechts eene gunstige gele-
genheid afwachtte, om hen te straffen; den Prins van Oranje en den Graaf van
Hoorne bovenal, hield zij van dit gevoelen doordrongen. Zij vermaande den Koning,
indien hij tot afschaffing van het geloofsonderzoek, verzachling der bloedbevelen en
eene algemeene vergiffenis mögt besluiten, haar een brief te zenden, welken zij too-
nen konde, maar die tevens behelsde, dat deze bewilliging slechts verleend werd on-
der voorwaar.de, dat al de Bondgenooten niet alleen zweren zouden, te allen tijde
het Katholyk Geloof getrouw te blijven, maar ook der Landvoogdes al do schriften en
overeenkomsten, onder elkander aangegaan, ter hand te stellen, om in hunne tegen-
woordigheid verbrand te worden, en zich levens te verpligten, nimmer weder een
dergelijk verbond te vormen (1). Intusschen drong oraïtje bij zijn broeder lodewijk,
aan, te zorgen, dat de Bondgenooten door geene vreemdelingen verzeld en ongewapend
te Brussel zouden komen (2).
De verbondene Edelen hadden, om hunne pogingen bij de Landvoogdes nadruk bij
te zeilen, zich tot den Keizer en de Rijksvorsten gewend, welke toen te Augshurg
vergaderd waren. Door eenige afgevaardigden boden zij een afschrift van hun Verbond,
te gelijk met een merkwaardig vertoog en een ernstigen smeekbrief den Keizer aan. In
het vertoog, waarschijnlijk door van marnix opgesteld, bragt men het Opperhoofd des
Rijks onder het oog, dat de Ryksvergadering vooral in aanmerking moest nemen,
deels den oorsprong der dwalingen, deels degenen, welke zoodanige Jtellerijen, die
(1) Correspondance de pdilippe II, ï. I. p. 405, 406. Procés d. C. cJ'egmort e/c., 'JT. IL
p. 316, 317. GKOEs V. pRiNSTERER, Archtves de la Maison dWrange^ T. II. p. 74.
(2) Archives de la Blaison d'Orange, T, li. p. 75. 's Prinsen brief is van den 1·'" v. Gras-
maand, welken iodewijk niet heeft ontvangen, dewijl deze reeds den 31 v. Lentemaand met
brederode uit flanen naar Brussel vertrokien was. te water^ Verbond der Edelen, D. IV,
hl. 324.
30 »
-ocr page 236-236 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
nu niet langer geduld konden worden, verspreidden , en deels de middelen, λΥβΙΙίβ
ter uitroeying daarvan werden gevorderd. In de 'Nederlanden^ geluigden zij, hielden
de Hervormden zich alleen aan de leer van het Evangelie en waren met geene dwa-
lingen besmet, gelijk uit hunne geloofsbelijdenis blijken kon. In het smeekschrift
verzochten zij, dat de Keizer en de Rijksvorsten bij den Koning van Spanje wilden
bewerken, dat zij ten minste mogten gehoord worden vóór men hen veroordeelde, en
dat eene algemeene Kerkvergadering bijeengeroepen wierd, opdat de waarheid eens
mögt zegepralen. Do Keizer, voegden zij er bij, moest zich hiervan, noch door vrees
voor filips, noch door hoop op de erfenis van zijn rijk, noch door de magt van den
Uoomschen Stoel, laten afschrikken; de liefde voor Gods Kerk en de waarheid kon bij
hem alle zwarigheden overwinnen. Zoo hij trachtte de gunst van de eene en andere
zyde te winnen, moest hij Avel toezien, niet teleurgesteld te Avorden en de waarheid van
hel spreekwoord te ondervinden , dat, wie op eenen tijd twee hazen te gelijk jaagt, geen van
beide vangt. De Nederlanders begrepen, dat zij zich niet vruchteloos tot den Keizer
wenden zouden , die zelf verklaard had , » geen grooter misdaad te kennen , dan de ge-
wetens te willen dwingen, en dat zij , die er over zochten te hoerschen, de aarde wel
konden verliezen, terwijl zij waanden, den Hemel daardoor te zullen verwerven." Na-
derhand bleek, dat filips ongenegen was, de aangebodene tusschenkomst des Keizers
aan te nemen, dewijl men hem had te kennen gegeven, dat het eensdeels beneden
zgno waardigheid zija zoude , in eenig verdrag met zyne onderdanen, vooral met be-
trekking tot de godsdienst en do gehoorzaamheid aan zijne bevelen, te treden; en
anderdeels, deAvijl de Keizer zich had laten belezen door den Keurvorst van Saksen ,
zyn bijzonderen vriend en oom des Prinsen van Oranje, aan wien, gelijk ook aan do
Graven van Egmond en Iloorne ^ do Keizer nu geschreven had (1).
Do Raad van State was nog niet gescheiden , toen door geheel Brussel de tijding
klonk, dat reeds verscheidene der verbondene Edelen in do stad gekomen, en de ove-
rigen in aantogt waren (2). Op den avond van den tweeden van Grasmaand, traden
nendrik van Brederode en lodewijk van Nassau er binnen, aan het hoofd van twee
honderd Edelen , allen te paard, in reisgewaad, en elk met twee pistolen aan den zadel,
naar het schijnt, hun gewoon rijkostuum. Brederode, verhaalt men, liet kort na zijne aan-
komst zich ontvallen : w Men dacht, dat ik 't niet wagen zou in Brussel te komen. Nu ben
ik er, en zal er misschien op eene andero wijze uittrekken." Hy en lodewijk van
iVaiirtw stapten aan het paleis van den Prins van af, alwaar zij door den Graaf van
(1) TE WATER, Verbond d. Edelen, D. I. bl. 178—185. Vaderl Eist. verkort, D. IIL
bl. 185-187.
(2) Procés d, Comtes rf'cGsioKT etc., ï. II. ρ. 317, 318.
-ocr page 237-DES VADERLANDS. · 2595
Hoorne en den jongen Graaf van Mansfeld werden ontvangen. De overige Edelen na- 1555-^
men bij bekenden of wel in herbergen hunnen inlrek. Dien nacht raadpleegden oranje
en noonwE in het breede over het terugzenden der versierselen van het Gulden Vlies
naar Spanje, en zonden om de instellingen (statuten) dier Ridderschap, ten einde (e
onderzoeken, in hoe verre zij aan den Koning, als Grootmeester dier orde, verbonden
waren. Maksfeld echter bragt hen tot andere gedachten , ofschoon zij naderhand nog
dikwerf dit plan besproken hebben (1). Des anderen daags begaf zich brederode naar
het verblijf des Graven van Culenihorg, wien men dien dag met den Graaf van den
O V·
Berg en honderd vijftig Edelen te paard verwachtte, llier toonde hij den Verbondenen Grasni.
een brief, hem onlangs uit Spanje gezonden, welke beriglto, hoe moron , den Ne-
derlanders niet onbekend, aldaar langzaam lovend verbrand was geworden, hetgeen
de gemoederen slechts te feller tegen geloofsdwang en kettervervolging ontvlamde (2).
Daarop liet hij elk in het bijzonder voor zich en zijne afvvezendo vrienden op nieuw
zweren, elkander, wanneer de nood het vorderde, zelfs gewapenderhand te helpen (3).
Tevens werd het smeekschrift, waarschijnlijk door oranje zeiven, beschaafd en
zoodanig gewijzigd, dat men hen naderhand niet do misdaad van gekwetste Majesteit
zou kunnen aantijgen (4).
156G
(1) Correspondance de philippe II, T. I. p. 403. Proces d. C. (/'egmont etc. T. II. p. 33'ί.
strada, de JBcllo Belg. Lib. V. p. 221. v. d. wkckt, Ilist. d, Troubt. T. II. p. 137. De Gids
Toor 1845, D. I, bl. 331. Bijna alle schrijvers melden, dat brederode en zijn gcvol}} op den avond
van den v. Grasmaand in Brussel togen. Wij hebben het berigt van de Landvoogdes aan den
Koning gevolgd , welk dit op den vorigen avond stelt, strada vertaalt het laatste gedeelte der woordeli
door BREDERODE geuit: sed alia ratione mox revisam. In den brief der Landvoogdes aan den
Koning, uit welken hij blijkbaar zijn verhaal geput heeft, leest men: y volveré quiza de otra
manera. Volver nu heeft ook de beteekenis van teruglrekken, er weder uitkomen enz., het-
geen hier natuurlijker klinkt dan: er weder terugkeeren, het weder bezoeken. Quisa is mis-
schien en niet mox, tveldra. te water betwijfelt, of brederode zich aoo onvoorzigtig aanstonds
bij zijne komst uitgelaten hebbe. Verbond, d. Edelen, D. I. bl. 283. Voorzigtigheid echter wos
geene van 'smans deugden.
(2) 510R0N was door den Hertog van Savoije den Koning, als een man, zijn vertrouwen ten
volle waardig, aanbevolen en door de Landvoogdes, naar 't schijnt, in gewigtige zaken gebezigd
geworden. Hij stond in betrekking met orakje en egmokd. Zijne doodstraf was die, welke alleen
op ketters werd toegepast. Vgl. groen v. priksterer in de Archives de la Maison d'Orange,
T. I. p. 420, 421. 2" Edit.
(3) STRADA, de Bello Belg. Lib. V. p. 221.
(4) Correspondance de ρπιιιρρε II, Τ. Ι. ρ. 411. pontcs heüTerüs, lier. Austriac. Belg*
Lib. XVl. p. 398. v. d. uaeb, de Init. Tumxdt Lib. L p. 309.
238 ALGEMEENE G Ε S G Hl Ε D Ε Γί 1 S
Ofschoon de Graven van Culemhorg en van den Berg nog niet aangekomen
waren, yerzocliten evenwel de Edelen gehoor by de Landvoogdes. Toen hun zulks
iusschen twaalf en een ure des middags, wanneer men voor toeloop van het
gemeen 't minst te vreezen had, vergund was, begaf de schitterende stoet van
. drie- of vierhonderd Edelen in statigen optogt zich uit het paleis des Graven
van Culemhorg naar het Hof op weg, voorafgegaan, of naar anderen, gevolgd
door hendbik vttit Brederode en lodewijk van Nassau. » Geheel Brussel volgde
dit ongewone schouwspel met stille verbazing. Men zag hier eene menigte lieden
bijeen, die moedig en trotsch genoeg optrokken, om niet als smeekenden be-
schouwd ie worden , geleid door twee mannen , die niet gewoon waren iets aan het
Hof te verzoeken; en echter van den anderen kant, zoo veel tucht, bedaardheid en
zedigheid , als met eenen opstand kwalijk was overeen te brengen." De Edelen Avaren
allen, naar afspraak, ongewapend; doch de bedienden, die hen volgden, hadden,
gelijk een niet geheel onpartijdig tijdgenoot getuigt, zijdgeweer en geladen pistolen
onder hunne kleederen verborgen; hij voegt er bij , dat de plaats van het Hof bezet
was door vrienden en begunstigers der Bondgenooten, welke zoo uit Brussel zelf, als
Antwerpen, Mechelen en van elders derwaarts waren zamengevloeid, om terstond
gereed te zijn, wanneer de Hertogin de Edelen onheusch behandelde, en do
gevangenissen open te breken , indien zij hen daartoe mögt verwyzen (1). De Land-
voogdes had zoo even den Raad van State verlaten en onderhield zich nog met eenige
Heeren , toen de Verbondenen naderden; naar anderen echter, wachtte zij hen plegt-
statig af, omringd door de leden van den Raad van State, de Ridders van het Gulden
Vlies en de gewestelijke Stadhouders. Nadat de Edelen eerbiedig de groole zaal waren
binnengetreden en zich in eenen kring geschaard hadden, trad brederode naar de
Hertogin toe , boog eene knie voor haar, en sprak in die houding haar in dezen
zin aan: »Mevrouw! De Edelen in deze stad vergaderd , en anderen van gelijken
rang in merkelijken getale, doch die, om zekere redenen, hier niet gekomen zijn,
hebben goedgevonden voor de dienst des Konings en voor hel algemeen welzyn
zyner Nederlanden^ dit vertoog in allen ootmoed Uwer Hoogheid aan te bieden, op
hetwelk Uwe Hoogheid zal gelieven zoodanig besluit te nemen, als zij oorbaar zal
vinden, smeekende Uwe Hoogheid hun zulks ten goede te willen houden. Daarenboven,
Mevrouw! zijn wy onderrigt, dat wij bij Uwe Hoogheid, bij de Heeren van den Raad
en anderen beschuldigd zijn, dat deze onze beraadslaging voornamelijk bedoelde , be-
roeringen, opstand en muiterijen te verwekken en, wal nog het afgrysselijksle is,
men heeft ons nagegeven, dat wy van Vorst wilden veranderen , en verbonden en
1555-
1568
5 v.
(rrasni
]56fï
(1) roKTcs DEiiTERXJS, Ber. Austr.-Belg, Lib. XVL p, 399.
-ocr page 239-DES VADERLANDS 239
zaraenzweringen aangegaan hebben met Treemde Vorsten en krijgshoofden, zoo 1555·—
Fransche, Duitsche als andere, hetgeen ons nooit in de gedachten gekomen is (1), en
geheel strijdt met onze trouw [UauUè) en met hetgeen Uwe Hoogheid door dit ons
vertoog zal bevinden. Niettemin bidden wij Uwe Hoogheid, ons degenen te willen
noemen en ontdekken, welke zoo onregtvaardig een zoo edel en eervol gezelschap
belasterd hebben. Voorts, Mevrouw! hebben de hier tegenwoordige Heeren verno-
men , dat er eenigen van hen in het bijzonder beschuldigd en bezwaard worden, de
hand geleend en getracht te hebben, zoo met Fransche als andere vreemdelingen den
bovengenoemden, heilloozen aanslag ten uitvoer te brengen, waarover wij alle gevoe-
lig getroffen zijn. Wy bidden derhalve Uwe Hoogheid, ons zoo veel gunst en gene-
genheid te willen bewijzen, ons de namen der beschuldigers en beschuldigden te mel-
den , opdat het groote ongelijk en do schelmerij ontdekt zynde , Uwe Hoogheid daar-
over kort en voorbeeldig regt moge doen, en dit om onheilen en ergernissen, die daar
uit ontstaan konden, te voorkomen; ons wel verzekerd houdende, dat Uwe Hoogheid
nimmer zal dulden, dat zulk een en Avel zulk een eervol gezelschap beklad blijve met
zulke schandelijke en heillooze handelingen" (2). Hierop overhandigde brederode
aan de Landvoogdes het smeekschrift van dezen inhoud:
»Mevrouw! Het is bekend genoeg, dat door de geheele Christenheid altijd ten hoog-
ste vermaard geweest is en nog is do groote getrouwheid van de volken der Ne-
derlanden jegens hunne Heeren en natuurlijke Vorsten, waarin de Adel steeds de
eerste plaats bekleed heeft, als die nooit goed of bloed heeft gespaard, om hunne
grootheid te onderschragen en te vermeerderen. Wij, de ootmoedigste leenmannen
van Zijne Majesteit, willen altijd meer en meer daarin volharden, zoodat Avij ons dag
en nacht gereed houden, hem met onze ligchamen en goederen op het onderdanigst
te dienen. Daarom ziende in welken slaat de zaken zich thans bevinden, hebben wij ons
liever een weinig ondanks op den hals willen halen , dan voor Uwe Hoogheid eene zaak
verzwijgen, die naderhand tot ondienst van Zgne Majesteit strekken en tevens den vrede
en de rust van deze landen verstoren konde, terwijl wij hopen, dat de uitkomst met
den lijd toonen zal, dat onder alle diensten, welke wij Zyner Majesteit ooit konden
bewezen hebben, of nog in het vervolg bewijzen kunnen, deze voor de gewigtigsle en
tijdigste moet geacht en, wij houden ons stellig er van verzekerd, door Uwe Hoogheid
(1) De Ucer groen v. prinsterer merkt hicrhij aan: Voila une affirmation un peu forte, et qui
nc doniie pas une trés haute idee de la franchise et de la honne foi des confe'derce. Archrtes
de la liaison dOrange, ï. IL ρ. 79.
(2) Archives de la 31aison d'Orange, T. Π. p. 78—80. Het schijnt, dat BUEDEROuit deze
aanspraak op schrift had. viglii Epist. ad. doppehüm, p. 358.
240 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—in den Lesten zin zal opgevat worden. Hoewel wij dan, Mevrouw! geenszins twijfelen,
of al hetgeen Zijne Majesteit vóór dezen en nu op nieuw bevolen heeft, nopens het ge-
loofsonderzoek en de slipte uitvoering der bloedbevelen ten aanzien van de godsdienst,
cenigen grond en regtvaardigen titel gehad heeft, en om daarvoor alles te handhaven
wat wijlen Keizer karel, hoog loffelijker gedachtenis, met'een goed doel had vastge-
steld, nemen wij echter in aanmerking, dat het verschil van tijden ook van zelf verschil
van hulpmiddelen met zich voert, en dat reeds eenige jaren geleden, de voorschreven
bloedbevelen, schoon zij niet met alle gestrengheid zija toegepast, gedurig tot vele
bezwaren en moeijeJijk heden aanleiding gegeven hebben. Het laatste besluit van Zijne
Majesteit, waarin niet alleen verboden wordt, de genoemde bloedbevelen eenigzins te
matigen, maar ook uitdrukkelijk gelast het geloofsonderzoek te onderhouden en de
bloedbevelen ten strengste uit te voeren , boezemt ons derhalve de billijke vrees in,
dat daardoor niet alleen de moeijelijkheden zullen vermeerderd worden, maar dat daar-
uit ook eindelijk een opstand en algemeeno beroerte volgen kan , strekkende lot de
ellendige verwoesting van het geheele Land, naar de duidelijke blijken van volksbewe-
ging , dio men reeds aan allo kanten bespeurt, ons voor oogen stellen. Wij dan, be-
merkende het klaarblijkelijke en de grootheid des gevaars, welk ons dreigt, hadden
tot nu toe gehoopt, dat de Heeren of 's Lands Staten bij tijds vertoogen bij Uwe Hoog-
heid zouden hebben ingediend , om daartegen te voorzien , door de oorzaak en den
oorsprong van het kwaad weg te nemen. Maar dewijl wij bespeuren, dat zy zich, om
eenige redenen ons onbekend, niet opgedaan hebben, en ondertusschen het kwaad
van dag lot dag grooler wordt, zoodat het gevaar van oproer cn algemeenen afval
voor de deur is, hebben wij ons verpligt geacht, overeenkomstig den eed van ge-
trouwheid en hulde, als mede uil hoofde van den goeden ijver , welken wij voor den
Koning en het Vaderland koesteren , niet langer te loeven, maar liever de eerste te
zijn, om ons van den gevorderden pligt te kwijlen. Dit doen wij te vrijmoediger, dewijl
wy allo reden hebben te hopen, dat Zijne Majesteit onze waarschuwing ten beslo zal
nemen, ziende dat de zaak ons meer dan anderen aangaat, daar wy meer blootgesteld
zijn aan do bezwaren en rampen, welke gemeenlijk uit zulke voorvallen ontspruiten ,
dewijl onze huizen en goederen voor het grootste gedeelte ten platten lande liggen, en
dus ten roof van elk zijn blootgesteld. Wij merken daarbij ook op, dat wanneer de
voorschrevene bloedbevelen gestreng ten uitvoer gelegd worden, gelijk Zijne Majesteit
dit uitdrukkelijk gebiedt, er niemand onder ons in het algemeen is, zelfs niemand in
dit ganscheLand, van welken staat of rang hy zy, die niet bevonden zal worden, lijf
en goed verbeurd te hebben, en onderworpen te zyn aan de valsche beschuldiging
van den eersten wangunstige, die, om deel aan do verbeurdverklaarde goederen
te hebben, hem zal willen betiglen onder den dekmantel der bloedbevelen;
hem zal alzoo geene andere toevlugt overblijven, dan de oogluiking van den regier,
DES VADERLANDS, 241
in wiens genade zyn bloed en goed ten eenenmale gesteld zijn. Uit dien hoofde
hebben wij te meer reden, Uwe Hoogheid allerootmoedigst te bidden, gelijk wij ü
door dit smeekschrift bidden, daarin te willen voorzien en, Avegens het gewigt der
zaak, zoo spoedig mogelijk een bekwaam persoon naar den Koning af te vaardigen,
om dezen hiervan te verwittigen en in onzen naam nederig te smeeken, dat het hem
gelieve, er in te voorzien zoo voor het tegenwoordige , als voor de toekomst. En
daar dit nooit plaats zal kunnen hebben, zoolang de voorschreven bloedbevelen in
volle kracht blgven , aangezien daarvan de bron en oorsprong van alle onheilen afhangen ,
dat het hem behage tot intrekking er van te verslaan, welke niet alleen volstrekt
noodig zal bevonden worden, om den geheelen ondergang en het verderf van deze
Landen af te weren, maar ook overeenkomstig is met regt en geregtigheid. En opdat
de Koning niet vermoede , dat wij, die niet anders bedoelen dan hem ootmoedig ge-
hoorzaamheid te bewyzen, hem in loom willen houden, of naar ons believen de wet
voorschrijven, zoo als onze vijanden, wij twijfelen er niet aan, het dus te onzen na-
deele uitleggen, zoo smeeken wij Zijne Majesteit ook op het onderdanigste, dal
het hem gelieve, bevelen te ontwerpen bij rade en toeslemming der biJeenvergaderde
Algemeene Slalen, om door meer geschikte en voegzame middelen, en zonder
zulke blijkbare gevaren in het vorenstaande te voorzien. Wij smeeken ook ootmoe-
dig, dat, terwijl de Koning ons billijk verzoek in overweging en er naar zijn regt-
vaardig welbehagen een besluit op neemt, Uwe Hoogheid inlusschen in do gemelde
gevaren door eene algemeene opschorting zoo van het geloofsonderzoek, als van alle
uilvoering der voorschrevene bloedbevelen wil voorzien, totdat Zijne Majesteit anders
zal bevolen hebben. Onder uitdrukkelijke betuiging, dat wij, zooveel ons mögt aan-
gaan , ons door dit tegenwoordig vertoog van onzen pligt gekweten hebben, en
van nu af voor God en menschen verontschuldigd houden, verklaren wij, dat ingevalle
eenig ongemak, wanorde, beroerte, opstand of bloedstorting naderhand uit het ver-
waarloozen van een tijdig hulpmiddel ontstaan mögt, wij niet beschuldigd kunnen wor-
den, het dreigend kwaad verzwegen te hebben. Wij nemen derhalve God, den Ko-
ning, Uwe Hoogheid en de Leden van Uwen Raad, mitsgaders ons geweten tot ge-
tuigen, dat wij gehandeld hebben» gelyk het f^goeden en opregten dienaars en ge-
trouwen leenmannen van den Koning betaamt, zonder in het minste de grenzen van
onzen pligt overschreden te hebben; weshalve wij raet te meer regt bidden, dat Uwe
Hoogheid er op gelieve te letten, vóór er ander kwaad van kome; en Gij zult wel-
doen (1)."
De Landvoogdes nam schijnbaar goedgunstig hel verzoekschrift aan en beloofde, dat
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. H, p. 80—84.
II. Deel. 4 Stuk,
31
-ocr page 242-242 ' ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1555— zy het ΪΠ orerweging nemen ca er spoedig op anlwoorden zou. Terstond werd do
Raad van State vergaderd. De gevoelens waren verdeeld. Bijzonder werd in overwe-
ging genomen, of men niet van do Verbondenen vorderen zoude, dat zij allen het smeek-
schrift, waaronder slechts in het algemeen stond: loij de allerootmoedigste onderda-
nen der Koninklijke Majesteit, met hunne namen eigenhandig onderteekenden. Eeni-
gen drongen hier sterk op aan, dewijl de Koning dan welen kon, wien hij beloonen,
of liever, straffen moest. De meerderheid besloot echter, ook dezen voorslag to ver-
werpen , daar hy aanleiding kon geven, dat nog meer anderen zich bg de Zamenver-
bondenen voegden. Eindelijk kwam men overeen omtrent het antwoord, welk op
het verzoekschrift zou gegeven worden, en om de Edelen tegen den volgenden dag
ton Hove to ontbieden. Te bestemden tijde begaven zich de Bondgenooten even statig als
den vorigen morgen, doch nu .door de Graven van C'w/emÄor^ en van den Berg verzeld ,
15öf) welke des nachts met postpaarden waren aangekomen , naar het Hof. Hier ontvingen zij
het smeekschrift met do volgende aanteekening terug. »Hare Hoogheid verslaan heb-
bende hetgeen bij den inhoud van dit geschrift verzocht en begeerd wordt , is wel ge-
negen een gezantschap aan den Koning af te vaardigen, ten einde het hem voor to
dragen, en tevens alle goede diensten aan to wenden, welke Hare Hoogheid nuttig zal
oordeelen , om Zijne Majesteit te bewegen en aan te sporen, het verzoek der Edelen
in te willigen, die niet anders te verwachten hebben, dan hetgeen waardig en over-
eenkomstig is met 'sKonings aangeboren en gewone goedertierenheid. Hare Hoogheid
is reeds vóór de komst der Edelen bedacht geweest, om met hulp en raad der gewes-
telijke Stadhouders, do Ridders van het Gulden Vlies en do Leden van den Raad van
State en den Geheimen Raad, die zich bij Haar bevonden, eene verzachting der
blpedbevelen op het punt van godsdienst te beramen en te ontwerpen , om dit Zijner
Majesteit voor to dragen; welko verzachting Hare Hoogheid hoopt, zoodanig to zullen
bevonden worden, dat zij aan elk billijk genoegen zal moeten geven. En naardien hel
gezag van Hare Hoogheid zoo ver niet strekt, gelijk de Edelen wel kunnen begrijpen,
dat zij, overeenkomstig hun verloog, het geloofsonderzoek en de bloedbovelen kan op~
schorten , en dat het niet voegt, het Land zonder wet op het punt van godsdienst to
laten, vertrouwt Hare Hoogheid, dat de Edelen zich zullen tevredeni stellen, dat zij
ten gemelden einde, een gezantschap aan den Koning afvaardige , en dat Hare
Hoogheid, terwijl men zijn antwoord verwacht, zorg zal dragen, dat zoowel door
de geloofsonderzoekers, ter plaatse waar zij vóór dezen geweest zijn, als door de
ambtenaren van het geregt, met bescheidenheid en gematigdheid in hetuiloefenenvan
hun gezag worde te werk gegaan, zoodat men geeno reden zal hebben er over te
klagen. Hare Hoogheid vertrouwt, dat ook de Edelen van hunnen kant zich zoo ge-
dragen zullen , dat het niet noodig zal zyn hierin anders to voorzien. Er is insgelyks
hoop, dat het den Koning zal behagen, door de goede diensten, welke Hare Hoog-
6
Grasm.
DES VADERLANDS. 243
heid bij hem zal aanwenden, de andere geWe'ètcn, waar het geloofsonderzoek beslaat, 1555—
daarvan Ie onlheffen, gelijk toén kan afÈemèri uit helgeèn reeds besloten is op
het verzoekschrift der hoofdsteden van Bralaiid ^ öiü däarmöde niet bezwaard
to worden. En Hare Hoogheid zal te vfijmoedigef allo goede diensten bij Zgne
Majesteit tot hot voorschreven doel aanwenden, dewijl zij voor zeker houdt, dat de
Edelen een voornomen en bepaalden toölèg hebben, niets te veranderen op het punt
van de oude godsdienst, in deze Laöden onderhoudenj maar die Ie handhaven-en
me€ al hun vermogen te ondersdhragen (1)."
De Edelen waren met dit antwoord weinig tevreden en besloten na rijp beraad,
een nader verzoek in te dieneii. Hiertóe ferzöchfeü èii veikiègen zij ten derdenmalo
gehoor bij de Landvoogdes. Hun vertöog was van dézen inhoud. » Mevrouw! Het g ^
bijschrift gezien hebbende, helVvelk Uwer Hoogheid behaagd heeft ons te geven , heb-
1 ODO
ben wij niet willen nalaten in de éersle plaats U zéér öolmóedig to danken voor zulk
een spoedig bescheid, alsmede voor het geDo-égen, Ntelk Uwe Hoogheid over onze"
vergadering betuigd heeft, welke tot géén andei doginérk is gehouden, dan lot
dienst Van Zijne Majesteit, en 'sLands welvaart rust. Mäar lot grooler genoe-
gen en rust van het Land , hädden wig wel gewenscht, dat het gemelde bijschrift
van Uwe Hoogheid uitvoeriger en duidelijker geweest Ware. Nioltemin dewijl Uwe
Hoogheid, gelijk wij tot ons leedwezen vernemen, zulke magt niet heeft, als wij wel
zouden wenschen, veriaten wij ons op de hoop en verzekering , welke Uwo Hoogheid
ons gegeven heeft, dat Zij, zoo bij de overheden ak geloofsonderzoekers, behoorlijk
zorg zal dragen en hun gelasten, dat zij zich van alle vervolgingen onthouden, welke
uit het geloofsonderzoek en de bloedbevelen, zoo oude als nieuwe, op het punt
van godsdienst voortspruiten, tot Zijne Majesteit anders zal bevolen hebben. Wij van
onzen kant. Mevrouw! dewijl wij niet anders begeeren, dan ons'naar alles te voegen,
wat door Zijne Majesteit, met raad en loeslemming der Algemeene Staten^ zal gelast
worden ter handhaving van de oudé godsdienst, hopen- ons· zoo te gedragen, dat Uwe
Hoogheid geene reden van misnoegen hebben zal. En zoo iemand eenige misdaad
pleegt, of wat naar oproer zweemt, laat hem door Uwe Hoogheid en den Raad van
Siate naar verdiensten gestraft' worden. Wij betuigen nogmaals , dat wij ons van ón-
zen pligt gekweten hebben, indien et, door gebi^ek äan gepaste voorzorg, eeriige'
moeijelijkheidontstaan mögt. Wij bidden'Uwo Hoogheid nederig, deiÄö onzó handelwijze
voor aangenaam en ten beste te houden', eü als ten dienste Zijner Majesteit geschied
te beschomven, terwijl wij ons zelve aanbieden , ootmoedige en gehoorzame dienaars
van Uwe Hoogheid te blijven en voor Hare voeten in Hare dienst te sterven, zoo
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. 11, p. 84, 85,
27*
-ocr page 244-244 ALGEilIEENE GESCHIEDENIS
1555—dikwijls het Uwer Hoogheid behagen zal ons zulks te gebieden. Voorts, Mevrouw!
dowyl er een gerucht loopt, waarvan wy verwilligd zyn geworden, dat eenige onzer
lasteraars, ons verzoekschrift in druk uilgeven en er sommige punten in vervalscht
of veranderd hebben, om op onze vergadering de smet van oproerigheid te werpen,
iels geheel slrijdig met onze billijke bedoelingen, gelijk aan Uwe Hoogheid ge-
noegzaam kenbaar is, en ons dus by de geheele wereld gehaat te maken, zoo ver-
zoeten wy U met allen ootmoed, aan 'sKonings drukker te veroorloven, het ge-
noemde smeekschrift naar denzelfden inhoud en van woord tol woord te drukken , zoo
als bet door ons aan Uwe Hoogheid is overgeleverd. Dit zal ons. Mevrouw! een on-
gemeen genoegen en grooter aanleiding geven, in de dienst te volharden , welke wij
Uwer Hoogheid in het algemeen en in het bijzonder aangeboden en beloofd hebben (1)."
De Landvoogdes liet de Edelen in de gehoorzaal wachten en gaf, na overleg met
den Raad van State, hun dit mondelijk antwoord; »Ik heb met deze Heeren over-
zien en onderzocht, wal gij mij voorgedragen hebt. Tot antwoord daarop dient, dal
ik hoop zulke orde te stellen zoo bij de geloofsonderzoekers, als by do overheden,
dat geen ongemak of ergernis ontstaan zal. Zoo iets van dien aard gebeurt, zal
dat veelmeer van uwen kant komen. Derhalve ziel toe , naar uwe beloften in het
verzoekschrift geuit, dat geene wanorde of ergernis onder u of onder de gemeente
kome; terwijl ik u verzoek niet vorder met kleine geheime streken voort te gaan , of
iemand meer tot u te trekken (2)." Dit bescheid kon de Edelen evenmin bevredigen.
Wa eenig beraad, voerde eustache de fiennes , Heer van Esguerdes, de Landvoogdes
ie gemoet: »Mevrouw! Het heeft dezen Heeren en dit geheele edel gezelschap be-
haagd , mij op te dragen, in hunnen naam Uwe Hoogheid onderdanigst te danken
voor het goede antwoord, helwelk Uwe Hoogheid ons heden heeft gelieven te geven;
maar zij zouden zich veel meer tevreden en voldaan gehouden hebben, indien hel Uwer
Hoogheid behaagd hadde, hun in tegenwoordigheid van al deze Heeren Ie verklaren ,
dat Uwe Hoogheid onze vergadering als ten beste en strekkende tot dienst van den
Koning opgenomen had; Uwe Hoogheid verzekerende, dat niemand van dit gezel-
schap U oorzaak tot misnoegen geven zal over de tucht, welke het voortaan, zal
onderhouden (3)." De Landvoogdes hierop te kennen gevende, dat zij zulks ge-
loofde, zonder echter eenigzins te verklaren, of zij de vergadering der Bondgenoolen
al dan niet len goede nam , werd met deze woorden op dit punt aangedrongen. »Mevrouw!
het zal Uwe Hoogheid gelieven openlijk te verklaren, hoe Uwe Hoogheid opvat, het-
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. II, p. 86, 87.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. ΙΓ, p. 88.
(3) Archives de la Maison dWrange^ T. II, p. 89.
-ocr page 245-DES VADERLANDS. · 245
geen wij in dezen tot kwijting Tan onzen pligt Terrigt hebben." De Hertogin ant-1555—
woordde : » dat zy zich Toor alsnog geen oordeel over de daden der Edelen aanmatigde,
maar dal de tgd en hun verder gedrag daarvan het best getuigenis zouden geven (1)."
Dit ontwijkende antwoord was verre van den Verbondenen te behagen, wien men
dan ook de onvergenoegdheid op het gelaat konde lezen. Men vreesde dit misnoegen ;
althans verscheidene Leden van den Raad van State, onder anderen de Raadsheer
d'assonville , overreedden de Landvoogdes, den Edelen eene meer stellige verzeke-
ring te geven, dat lot op het antwoord des Konings, in het godsdienstige alles on-
veranderd zou blyven. Er Λverden insgelijks terstond brieven aan de ambtenaren, ste-
delijke regeringsleden , en geloofsonderzoekers opgesteld, welke de Graaf van Hoog-
straten en BERTI, de geheimschrgver der Landvoogdes, den Bondgenooten vertoonden.
Aan de overheden en geloofsonderzoekers werd er in bevolen, met alle gematigdheid en
wysheid in hunnen last op het punt van godsdienst te werk te gaan, zonder evenwel le
gedoogen, dat eenige nieuwigheid en verandering in het oude geloof ingevoerd, of
y V·
eenige openbare ergernis gegeven en oproerigheid gepleegd werd. Geschiedde zulks, dan Gravin,
moest onmiddellyk daarvan aan de Landvoogdes behoorlijk kennis gegeven worden, opdat
zy, met overleg van den Raad van State, daarover oordeelen en zoodanige maatregelen
nemen konde, als zij geraden zou vinden. Men verhaalt, dat de Ridders van hel
Guldenvlies, »op hunne trouw, eed en orde," aan de afgevaardigden der verbondene
Edelen beloofden, dat » de overheden en geloofsonderzoekers voorlaan niemand meer
uit hoofde van godsdienst met gevangenis, verbeurdverklaring van goederen, of bal-
lingschap zouden straffen, zoo over het verledene als over het toekomende, ten ware
hij aan oproer en verregaande ergenis, strekkende lot onrust van den Slaat, zich
schuldig maakte , in welk geval de Ridders daarvan kennis zouden nemen, om
daarover naar behooren te besluiten, en zulks alleen bij voorraad tot dat de Koning,
met raad en bewilliging der Algemeene Slaton , anders zou bevolen hebben." Eenigen
hebben deze schriftelijke belofte als een enkel verdichtsel, of valsch gerucht beschouwd,
door de Edelen verzonnen en verspreid , hetzij om zich bij het volk le verheiTen op
hunne gunst en vermogen bij de Ridders, heizij om de Hertogin in de engte le bren-
gen , of wel om niet te schijnen , dal zij ten eenemale in hunne onderneming le leur
gesteld waren (2).
(1) Procés des Comtes d' egmokd et dc uorne, T, II, p. 339, 340.
(2) stuada, de Bella Belg. Lib. V, p. 232. v. d. vynckt, Rist. d. Troubl. T. II, p. 145.
Vgl, te water, Verbond, d. Edelen, D. I. bl. 327—330, met oroen v. pnijfsteker, in de
chites de la Maison d^Orange, Τ. II, ρ. 92. De redenen, ter verdediging van het karakter der
Edelen in dezen door te water aangevoerd, komen groek v. priksterer weinig bondig voor.
246 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— Den dag op welken het bijschrift of antwoord op het smeekschrift der Edelen was
overhandigd , had brederode in het Hof des Graven van Citlemhorg den Verbondenen
een prächtigen maaltijd gegeven. Drie honderd gasten zaten aan den luisterryken
disch. Zij noemden zich, naar men zeide, het Edel Verhond [noble union), en
hun aanvoerder: den Eersteller der verloren vrijheid [Ie restaurateur de la li-
herté ρβνάιιβ) (1). Brederode zou toen aan de Graven van Culeraborg en van den
Berg de toedragt van het eerste gehoor verhaald hebben, en dat barlaymowt tot
de eenigzins onthutste Landvoogdes gezegd bad: »Ne craignez rien; il n'est qu^un
tas de gueux (2)." Sommige gasten loonden zich over dezen schimpnaam zeer ge-
belgd, tervvgl andere begrepen, zich daaraan niet te moeten storen, maar verach-
ting met verachting beantwoorden. Toen echter de Avijn het gezelschap in eene vro-
lijke stemming gebragt had, beweerde brederode schertsend, dat de naam yzngaeux
zeer gepast was voor lieden, dte bereid waren voor Vaderland en Koning zelfs den
bedelzak te dragen. Dit werd van allo kanten toegejuicht, en weldra weergalmde
do zaal van het herhaalde: vivent les gueux I Tegen het einde van den maaitijd, liet
brederode zich een bedelzakje en een houten drinknap brengen; hing het eerste om
den hals, en dronk uit den laatsten do gasten toe, welke hi] voor hun vrolijk ge -
zelschap bedankte, vertrouwende, dat allen zich gereed zouden houden zoo iets
inogt gebeuren en do nood het vorderde; wat hem betrof, hij was bereid, voor
elk van hen in 't bijzonder te sterven (3). Bedelzak en nap gingen om, en allen
deden den gastheer bescheid, onder luidruchtig geroep van; vivent les gueux /
Op dien oogenblik kwamen juist de Prins van Oranje en de Graven van Egmond en
Moorne voorbij , welke den Graaf van Mansfeld^ die aan eene oogontsteking leed,
bezocht hadden en zich naar den Raad van State begaven. Het uitbundig gerucht
P ---
(1) Correspondance de philippe II, T. I, p. 408, 409.
(2) »Vrees niets, liet is sicckts een hoop schooijers." Over de afleiding en betcekenis van het
Avoord gueux, zijn verscheidene gevoelens; zie te wateb, Verbond d. Edelen, D. I, bl. 318 (c).
Zeker is, dat toen even als thans, dit woord; deugniet, landlooper enz. {picmio) beteekeride,
zoo als de Landvoogdes in haren brief aan den Koning, corres/30Wtia«ce iie philippe II, T. I. p. 409,
r I getuigt, doch Avaaria zij tevens te kennen geeft, niet te Aveten, hoe de Edelen er toe gekomen
zijn, zich dien naam te geven. Hoe konde haar dit raadselachtig zijn, indien barlatsiont in haar
hijzijn, de Verbondenen met dien scheldnaam bestempeld had? Ook verklaart de Graaf van/?oorHe,
dat hij, bij gelegenheid van dit gastmaal, voor het eerst het woord gueux hoorde, en niet wist,
wat het beteekende. Proces d. C. d'egmont ei de horke, T. I, p. 162. Ook noppERxis wist niet ,
waar de naam gueux van daan kwam. Mémorial, p. 75. Eerlang werden door geuzen, de
Hervormingsgezinden in het algemeen aangeduid. '
(3) Correspondanee de pniwppE 11,, T. I, p., 409.
mÊmsmmÊBaaÊÈSÊÊiimÊiiÊÊiiÊÊÊÊÊÊÊm
-ocr page 247-DES VADERLANDS. · 247
hoorende vroeg de Prins, wat hier Ie doen ^γas? »Men zit aan tafel," is het anl- 1555—
I ^ΟΛ
woord. »Dan zal het raadzaam zijn," hervatte hij »de gasten Ie scheiden, opdat zij
zich niet bedrinken; want zoo men met hen zaken moest behandelen, zou men geene
rede bij hen vinden." En vernemende, dat do Graaf van Hoogstraten^ dio met den
geheimschry ver berti naar de Verbondenen gezonden was, om hun van wego de Land-
voogdes iets mede te deelen en heden nog verslag daarvan in den Raad moest afleg-
gen, zich bij hen bevond, traden zij de voorplaats op, om hem te roepen en mede
naar de vergadering te nemen. Zoodra bivedeuode en eenige anderen hen in hot oog
kregen, ijlden zij hen te gemoet en geleidden hen binnen. Onder het geroep : Vive
Ie Roi! Vivent les gucux I werd hun de beker aangeboden , dien zij onder het
uiten dezer vreugdekreten ledigden (1). Op dit gastmaal beraamde men, naar
eenigen , het plan tot hel dragen van den aschgraauwen mantel, de gewone kleedij
der bedelmonniken, en van den bedelaarsklap voor den gemeenen man, welke den
geuzen genegen was. De Edelen zelve, vóór zij Brussel verlieten, kozen zich
gouden, zilveren, of vergulde penningen, nog onder den naam van geus-
kens bekend, die aan een rood lint om den hals hingen; aan do eene zijde '
zag men het geharnaslo borstbeeld van filips met het randschrift: en tont
fidelles au Roif; en aan do keerzijde eenen bedelzak door tweo ineengcslolene
handen vastgehouden, en daar om heen: Jusqiies ά porter la besace. Sommige
Bondgenoolen droegen een houten napje of kalebasje op de borst of aan don hoed
en gordelriem; op eenige dezer napjes was uitgesneden, vive les gueux; en
op de andere ί*» wi vel die geus (2)." Ook kwam er een koperen penning uit
met dit opschrift aan de eene zijde: Escu de Viane (schild van Fianen); en aan de
andere zijde met de wapens van het huis ·^ΆΏ.Bourgond^èGnάQysoov^(in'.parßammes
et par feu (door vlammen en door vuur). Het zij dat brederode , Heer van Fia-
nen, hierdoor bedoelde, dat hij en de zijnen te dienste van dat huis, vuur noch
vlammen ontzagen; of dat hij er mede wilde te kennen geven, dat dit huis door
zulke geweldige middelen , gevestigd en opgetrokken werd (3). Dit gaf aanleiding,
dat eenigen tyd daarna de Hertog van Aar schot en zijne bedienden, om zich door
een zigtbaar teeken van de geuzen te onderscheiden, aan don hoed eenen zilveren
penning voerden; de voorzijde vertoonde een borstbeeld van christus; de keerzijde
(1), Procés des Comtes d'egjionï et de horke, T. I, p. 69, 161. Correspondance de
PHILIPPE, II, Τ. I, ρ. 409.
(2) vaiï i.ook, Nederl, Historiepenning, D. I, hl. 82—86, 105, geeft de beschrijving en af-
beelding van deze penningen en napjes.
(3) hooft, NederL HisU B. II, bl. 78. bob. Eist. d, Nederl. Oorl, D. I, B. II, bl. 61.
-ocr page 248-ALGEMEENE GESCHIEDENIS
liet beeld der Heilige Maagd of Lieve Vrouwe van Hal. Op aanzoek der Landvoog-
des , zogende Paus pius V deze penningen en schonk hun, die ze droegen , aflaat
van zonde (1). Dit alles werd door de verstandigen als opborreling van het gestoorde
bloed beschouwd, hetwelk zelf minder hevigen van aard naauwelijks voor overzieden
konden behoeden (2).
Kort vóór de verbondene Edelen Brussel verlieten, riglte brederode tot hen deze
woorden : » Mijne Heeren ! Wg zijn gisteren ochtend te zaraen komen , om ten eerste alle
verkeerde uitleggingen van onze bijeenkomst uit den weg^te ruimen , door welke wij
tot eenige verdeeldheid zouden kunnen geraken; ten tweede , opdat wij behoorlyk konden
antwoorden allen , die naar het doel onzer bijeenkomst willen onderzoeken of vragen, aan-
gezien er eenigen zijn, die uitstrooijen, dat onder voorwendsel van ons verzoekschrift,
wij in het geheim iets anders beoogen; en ten derde, om in geval de Landvoogdes of
de Heeren my , als dengenen, die in uwen naam , Mijne Heeren, het woord gevoerd
heeft, mogten ondervragen, welke verzekering ik hun (deswege) geven konde. Wij be-
doelen , onder verbetering, niets anders, dan den inhoud van ons overhandigd verzoek-
schrift na te komen. Gezamenlyk zyn wij te rade geworden , eenparig hun het vol-
gende te antwoorden: dat onze bedoeling niet anders is, dan den Koning nederig te
smeeken, dat het hem behage, ten einde de tegenwoordige onlusten en beroeringen
tegen te gaan, alle bevelschriften, geloofsonderzoeken en bloedbevelen, oude en
nieuwe, op het punt van godsdienst geheel te vernietigen; en dat wij allen beslo-
ten hebben te onderhouden alles, wat door den Koning, met raad en toestemming
zijner bijeenvergaderde Algemeene Staten, zal bevolen en bepaald wotden tot hand-
having der oude godsdienst, ons onderwerpende aan zoodanige straf als door
Zijne Majesteit en de Staten tegen de overtreders zal gelast en uitgevaardigd wor-
den (3)." Allen gaven hieraan hunne goedkeuring. Dit is mogeligk hetzelfde geschrift,
(1) VAN LOON, Nederl. Historiepenning, ü. I, bl. 88, 89, heeft ook deze penningen beschre-
ven en afgebeeld. In het verhaal van het overleveren des verzoekschrifts door de Edelen aan de
Landvoogdes, hebben wij te water. Verbond d. Edelen, Ü. I, hl. 282—330 en de aldaar aan-
gehaalde schrijvers gevolgd, benevens bentivgglio, Nederl. Eist. D. I,B. II, hl. 39—45. cuappuys,
Hist. Gen. de la Guerre de Flandre, Liv. I, p. 24—28. campana, della Giierra di Fiandra,
T. I. p. 10—13, en iahario, la Guerra di Fiandra, p. 12, 13, welke van het smeekschrift der
Edelen zegt: »Era disteso con termini pieni d'humilta, ma in eiFetto conteneva una superba
lisoluzione di sudditi inobedienti, e fu presentato con modi tanto imperiosi, che la Regente
dubito della vita."
(2) ΠΟΟΓΤ, Nederl Hist, B. II, bl. 78.
(3) 4rchives de la Maison d'Orange, T. II p, 90.
248
1555-
1568
DES VADERLANDS. 249
waarvan elders gewag gemaakt wordt, en waarbij de Edelen vier uit hun midden 1555—
kozen, welke de zaken van hel Verbond moesten behartigen, en naar wier be-
schikkingen men zich zou gedragen. Tevens werden uit elk gewest drie of vier Ede-
len benoemd, welke zich met de vier opperhoofden, die in Brussel achterbleven,
om het gedrag] der Landvoogdes van nabij gade te slaan, in gemeenschap moesten stel-
len en waken, dat nergens iets ondernomen wierd tegen de beloften, zoo door de
Landvoogdes, als van hunne zijde aangegaan (1). Nu begaven zich de Verbondenen
naar hunne sloten. Brederode , van pallaut en van den berg verlieten met een ge-
volg van honderd vijftig ruiters, onder het losbranden hunner pistolen, de hoofd-
Grasm.
stad (2). Van pallant trok met van den berg naar Culemhorgwaar de oneenig- 1566
heden tusschen Roomschen en Onroomschen, die hem later vele moeijelijkheden baar-
den , zijne tegenwoordigheid vorderden (3). Bbederode toog met Graaf karel van
Mansfeld, den Jonge, xxossx Antwerpen, De Landvoogdes had hem eenen renbode voor-
uitgezonden , om de regering dier stad te gelasten, een wakend oog op hem te houden.
Meer dan vierduizend burgers waren voor het huis, waar hij zijn intrek had genomen,
zamengevloeid. Met een vollen beker in de hand vertoonde hij zich aan het venster.
» Mannen van Antwerpen ,» dus sprak hij hen aan, »ik ben bier met gevaar van mijn
goed en leven, om ü te beschermen en van het onmenschelijke geloofsonderzoek en
de bloedbevelen te bevrijden. Wilt gij hiertoe met en onder mg medewerken, neemt
dan de teug aan, welke ik u toebreng, en steekt, lot teeken uwer toestemming, de
handen omhoog.» Daarop dronk hij , en aller handen vlogen onder een oorverdoovend
gejuich in de hoogte. Eerlang verliet hij Antwerpenoml^v het uitgeleide der menigte (4).
Den dertienden van Grasmaand was hij reeds in Vianen teruggekeerd (5).
(1) bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. IL bl. 61. v. wesembeeck, JBeschr. v. d. Staei enz.
bi. 86. BURGüNDics zGgt, Uist. Belg. Lib. IL p. 138, dat er twaalf zulke opperhoofden gekozeh,
en door het volk spotsgewijze de twaalf Apostelen genoemd Λverdeu.
(2) Correspondance de rnilippe ΙΓ, T. I. p. 408. stuada , de Bello Befgico, Lib. V, p. 231.
(3) VOET VAN ouDnEüSDEN, IHst. BescfiT. V. CulemboTg, bl. 215—224.
(4) stbada, de Bello Belg. Lib. V. p. 231. Geen ander Schrijver, zoo ver ons bekend is,
heeft deze bijzonderheid vermeld, zelfs niet van wesejibeeck, die als Lid van den stedelijkenRaad
en ooggetuige, geAvoonlijk alles naauwkeurig opteekent, wat in dien tijd te Antwerpen is voor-
gevallen. STBADA getuigt echter, dat hij zijn verhaal uit een brief der Landvoogdes aan den Ko-
iiing geput heeft. Wij twijfelen niet aan zijne opregtheid. Zie Correspondance de piulippe II,
T. I. p. 411. Ondertusschen spreekt brederode van dit alles niets in een brief aan lodewijk van
Nassau, in welken ontkend wordt, dat bij, zoo als men verspreidde , in Antwerpen op een \astmda^
vleesch gegeten had. Archives de la Maison d'Orange, T. IL ρ. 98.
(5) te water, Ferbond d. Edelen, D. IV. bl. 324.
II. Deel. 4 Stuk. 34
-ocr page 250-250 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— Do pogingen der zamenverbondene Edelen baarden vrees en vreugde levens. De
geloofsonderzoekers bovenal en hunne handlangers dachten, dat zij nu zouden mishan-
deld worden , en eenige van hen hielden zich verborgen of ontvluglten het Land. Het
volk daarentegen stelde er zich veel goeds van voor; gemor , wrevel en verbittering
hielden op , en elk keerde weder tot zijn beroep en handtering. De verstandigsten even-
wel vreesden, dat men hetgeen den Edelen beloofd was niet zou nakomen of althans
slechts zoo lang, tot men kans zag, zich er van te ontslaan, waardoor de wonde ge-
vaarlijker en ongeneeslijker zou worden dan ooit te voren (1). Weldra ontwaarde
men de gegrondheid dezer bekommering. Kort na het overleveren van het Smeek-
schrift, had zich de Geheime Raad met het opstellen van een ontwerp tor ver-
zachting der bloedbevelen bezig gehouden. Nadat do Landvoogdes en de Raad
van State zoowel als de Geheime Raad dit ontwerp dikwyls gelezen , overgezien
en veranderd hadden, was eindelijk het bevelschrift in het wezen geroepen,
welk onder den naam van Moderatie (matiging) bekend is (2), De inhoud was: »de
Roomsch-Katholgke Godsdienst alleen mögt geduld worden; het prediken en do bedie-
ning van Doop en Avondmaal, anders dan naar gebruik der Moederkerk, werden ver-
boden , gelijk ook de kettersche boeken ; do leeraars en andere hoofden der Hervormden ,
degenen, die tegen het oude geloof schreven , hunne huizen tot byeenkomsten van de
ketters leenden , of openlijk aanstoot gaven, zouden met den strop en , indien het niet legen
'sLands voorreglen streed, met verbeurte van al hunne goederen gestraft worden; be-
rouw en leedwezen konden niet verder baten, dan om door het zwaard in plaats van
aan do galg te sterven, en dat de goederen aan de erfgenamen verbleven; aan
boetvaardige ketters, uit do lagere volksklasse, zou genade verleend, doch onboetvaar-
dige moesten uit hel Land gebannen worden , maar zouden hunne goederen behouden , mils
zij die hunnen wettigen erfgenamen achterlieten , en geene pogingen aanwendden , andere
ingezetenen te verleiden; de Her- of Wederdoopers alleen, geen berouw toonende,
werden met verbeurdverklaring van goederen gestraft; waar dit echter in strgd was
met de voorreglen, traden de wettige erfgenamen in het bezit dier goederen; ketters
bij herhaling werden, als zij op nieuw berouw toonden, verbannen; de Wederdoopers
evenwel ondergingen in dal geval do straf des doods; alle drukkers van verboden
boeken verbeurden lijf en goed, al waren zij zelve geene ketters; het voorstellen en
verdedigen van eenige punten der nieuwe leer was eeno misdaad, met den dood of
anderzins naar bevind van zaken te straffen; niemand, wie hij zij , zou mogen bezit-
ten , lezen, weggeven of leenen eenige boeken van luther , zwingliüs , calyijn en
(1) TE WATER, Verbond d. Edelen^ D. I. bl. 332.
(2) Procés des Comics d'egaoai et de ποβκε, T. II. p. 340. hopperus, Memorial, ρ. 7δ.
-ocr page 251-BES VADERLANDS. 251
dergelijke hoofdketters (1)." Nu werd in den Raad van State overwogen, of men deze 1555--
vreesselijke matiging , die bijna van niets anders dan van doodstraffen sprak, onmiddel-
!yk zou afkondigen , dan avel 's K.onings gevoelen daarover eerst inwinnen. Egmokd en
eenige andere Leden waren voor het eerste. Hij vreesde anders, dat de verbondene
Edelen steeds in aanhangers, zoo op het land als in de sleden, zouden toenemen, en
dal diegenen onder hen, welke een ander doel beoogden, onder voorwendsel van het
geloofsonderzoeken de gestrengheid der bloedbevelen af te schaffen, Irachllen zouden
vryheid van godsdienst in te voeren. De Geheime Raad echter was van oordeel, dat
men de loeslemming des Konings moest afwachten, en koesterde ook dan nog
vrees, of de matiging den Z.amenverbondenen zou tevreden stellen, daar zij niets
verkozen goed te vinden, wat van den Koning, zonder kennis der Algemeene
Slatin, uitging. Hierop werd besloten, het bevelschrift niet af te kondigen, maar
het aan de gereglshoven der bijzondere gewesten te zenden, om er hun gevoelen over
in te winnen; en tevens den Stadhouderen last te geven, het op de meest gepaste
wyze aan de voornaamste Leden der Staten en Sleden van hun gebied ter kennisse te
brengen , en hun goeddunken daarop Ie verslaan (2). Te gelyken tijde besloot de
Landvoogdes, na overleg met de Stadhouders, de Ridders van het Gulden Vlies en an-
dere Leden van den Raad van Slale, weder een gezantschap naar Spanje te zenden,
om den Koning naauwkeurig den staal van zaken te ontvouwen. Eerst bood zij deze
zending den Graaf van Egmond aan, welke die weigerde, op grond, dat do Koning
de beloften, hem gedaan, niet gehouden had; en slelde in zijne plaats den Markgraaf
van Bergen voor. Ook deze maakte zwarigheid, maar nam eindelijk de zending
aan, van welke hij zich echter weinig vruchts beloofde, uit hoofde van het misnoegen,
Avelk de Koning legen elk van hen moest hebben opgevat, eerslens dewijl zij zich
tegen de vereeniging der abdijen en de invoering der nieuwe bisdommen verzet hadden;
ten tweede wegens het vertrek der Spanjaarden; ten derde naardien zij den Kardinaal
GRANVELLE Ongenegen geweest waren; en ten vierde omdat de tegenwoordige onlus-
ten zich geopenbaard hadden, terwijl zij te Breda en te Hoogstraten vereenigd wa-
ren. Eindelijk echter verklaarde hij zich tot de reis naar Spanje bereid, mits de Heer
van Montigny hem verzelde, om den Koning te beter en te spoediger van alles te
kunnen onderrigten, en indien een van hen eenig toeval trof, de onderhandelingen
niet gestremd zouden worden. Moktigny stemde, doch met tegenzin, er in toe. Beide
slelden der Landvoogdes voor, dat men in hen het volste vertrouwen moest hebben.
(1) bob, Tlist. d. Nederh Oorl. D. I. B. II. bl. 64—66- bübgukdids, Eist. Belg. Lib. IL ρ.
140—142.
(2) Procés des Comics d'egmokt et de irorse, T. II. p. 340—342. nopperus, Memorial, ρ. 75.
32*
-ocr page 252-252 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
iodien de togt eenig nut zou opleveren, en verzochten haar, den Koning een renbode
,te zenden, ten einde hem berigt van hunne komst te geven. De Hertogin spoorde
daarop filu's aan, dat hy zou trachten, de gezanten en insgelijks den Prins van
Oranje voor zich te winnen, wiens misnoegen dagelijks vermeerderde, zoodat hij en
de Graaf van Hoorne volstrekt begeerden, zich niet alleen aan de zaken te onttrek-
ken , maar zelfs het Land te verlaten. Zij verzocht beide, haar in den tegenwoordi-
gen drang der omstandigheden hunnen raad en hulp niet te onttrekken, welke zy
nu meer dan ooit behoefde; althans zoolang te blijven, lot bergen en montigky
teruggekeerd zouden zijn. 's Prinsen antwoord was, dat men hem verdacht hield en
als hoofd des Bondgenootschaps beschouwde; dat, zoo lang men zulk een vermoeden
van hem koesterde, het niet voegde, zich in deze omstandigheden van zijnen raad
te bedienen,' dat de Koning, bij wien hij in een kwaad daglicht geplaatst was, hem
reeds sinds lang gewantrouwd had; en dat het eene smartelyke taak was, eenen Vorst
te dienen, welke zich niet op zijnen dienaar verliet. Daarom had hij besloten het
Land te verlaten, doch ' waar hij zich ook mögt bevinden, hij zou altijd 's Konings
onderdanige leenman en dienaar blijven. Op de verzekering der Landvoogdes, dat
hij nog steeds in 's Konings genegenheid deelde, en op aanmaning der overige Leden
van den Raad, lieten hij en nooRisEzich met moeite bewegen, te blijven tot's Konings
bedoeling en welbehagen bekend zouden zijn. Egmon» gaf insgelijks te kennen, dat
hij wenschte , zich voor eenigen tijd te verwijderen , om tot herstel zijner gezondheid,
do wateren te Aken te gebruiken. Maar ook hij liet dat ontwerp varen, op do ern-
stige taal der Landvoogdes. »Indien Gij, Mijne Heeren I" zeide zij, »mij dus wilt
verlaten, en de een hier, de ander daar zich wil begeven en mij in nood laten
zitten, stel ik ü aansprakelijk voor al het kwaad, dat hieruit ontspruit. Zonder uwe
hulp, raad en bijstand kan ik niets uitrigten, noch don last torschen (1)."
Do Raadsheer d'assonville had het matigings-bevelschrift of de zoogenaamde Mo-
deratie opgesteld (2). Om de toestemming der bijzondere Slaten daarvoor te verwer-
ven, worden aan hen de Stadhouders of andere Ridders van hot Gulden Vlies ge-
zonden. In het bijeenroepen of beschreven dezer Slaten, wanneer zij over één en
hetzelfde punt moesten geraadpleegd worden, week men nu van den gewonen regel af,
en begon met die landschappen, welke do minste vrijheden bezaten, gelijk Artois y
(1) Procés des Comtes d'egiiio:sx et de horne, T. II. p. 342—345. Correspondance de püi-
lippe II, T. I. p. 407, 408. Correspondance de margüerite d^/iuiriche, p. 23, 24. hopperus,
Memorial, ρ. 76. strada, de Bello Belgico, Lib. V, p. 234. v. d. haer, de Iiiit. Tumult,
Lih. IL ρ. 317. bor, Eist. d. iVederl. Oorl. ü. B. II. bl. 61.
(2) Correspondance de fhilippe II, T. 1. p. 410.
-ocr page 253-DES VADERLANDS, 253
Henegouwen^ Namen en Luxemburgs waardoor men hoopte, by de Staten der meer 1555—
vrije gewesten, minder, of ΛνβΙ geene tegenkanting te zullen ontmoete», omtrent eenen ^^^^
maatregel, welke reeds elders was goedgekeurd. Daarenboven werden hoogst onwettig
alleen sommige Leden^ der Staten beschreven , met voorbijgaan van andere, welke er
evenzeer behoorden te komen , en men liet eenige vertrekken, welke anders gewoonlijk
de Statenvergaderingen bijwoonden. Bij de oproeping, verraste men de gevolmag-
ligden der sleden, zoodat zij met hunne medeleden geene ruggespraak konden
houden, en legde hun, onder eede , een diep stilzwijgen over de geheele zaak op,
welke zg slechts aan de stedelyke regering, of, zoo als men haar destijds noemde,
de Wet, niet aan den Raad en Vroedschap mogten mededeelen. Artois en
Vlaanderen door de ijverige pogingen van egmond , Doornik, Henegouwen ,
Namen en Luxemburg lieten de matiging doorgaan; do beide laatstgenoemde
gewesten en Artois onvoorwaardelijk, de andere met wijzigingen. Braband ^ Gel-
derland, Holland^ Zeeland, Vriesland en Utrecht, welke de grootste voor-
regten bezaten en deze met de meeste zorgvuldigheid bewaakten, werden in het
geheel niet of zeer laat over dit punt geraadpleegd. De Staten van Hólland, Zee-
land en Utrecht althans hadden in Herfstmaand het ontwerp van do matiging nog
niet ter beraadslaging ontvangen. Als reden daarvan wendde men voor, dat de Prins
van Oranje geene gelegenheid had, zich naar die gewesten te begeven. Maar do
avare oorzaak was, dat euederode en andere Bondgenooten do Staten daartegen voor-
ingenomen hadden. Ook vreesde men, dat zij liever hun gevoelen over de godsdienst
in do vergadering der Algemeene Staten zouden willen uitbrengen, dan afzonderlijk
hunne meening daarover kenbaar te maken. Gelderland, ten uiterste naijverig op zijne
voorreglen en vryheden , werd op dit punt niet gehoord; doch Braband liet zich ein-
delijk, naar het schijnt, door het Hof verschalken. Het gevoelen der gewestelijko
gereglshoven over de ontworpene matiging, moet niet zeer gunstig geweest zijn, dewyl
het niet naar Spanje opgezonden is, zoo als de besluiten der toestemmende gewesten.
De kunstgrepen, in hel werk gesteld, om de goedkeuring der Staten voor do Mode-
ratie te verwerven, wekten het wantrouwen des volks op. Terstond kwamen ver-
scheidene schriften en Avaarschuwingen tegen haar in het licht, en werden alom
"verspreid. Men betoogde daarin » do nietigheid der matiging, dat zij niet beter was
dan do bloedbevelen zelve, en het geloofsonderzoek er onder bleef schuilen. De schuld
hiervan kwam neder op do Kardinaalsgezinden, onder welke vigliüs een der voor-
naamste gerekend werd, en op de geloofsonderzoekers, welke het Land beroeren en
het bloed der inwoners vergieten wilden. Dit was in strijd met de belofte, den Ede-
len gegeven, en met 'sLands voorreglen. Zulk eene wijze van de Staten te vergade-
ren , was eene ongehoorde nieuwigheid en van geene waarde. Ieder werd vermaand,
zich mot nadruk te verzetten legen allen, welke den Koning en de Landvoogdes zoo
254 ALGEMEENE G Ε S G Η IΕ i) Ε ]N 1S
1555—deerlijk misleidden." Het bevel legen dergelijke schriften uitgevaardigd, bragt do
gemeente niet tot zwiggen. Men toonde integendeel te meer aan » dat den inwoneren,
Sleden en Staten de vryheid benomen werd, hun gevoelen te uiten en de waarheid
te ontdekken, waarvan nogtans 's Lands welzijn afhing; terwgF velen bezorgd waren,
dat hunne schelmerijen openbaar zouden worden, indien de Algeraeené Staten eens
wettig vergaderden, en elk zijne gedachten onbewimpeld mögt zeggen." Het volk
noemde in zijne verbolgenheid de Moderatie , welke inderdaad geen enkel wezenlyk
misbruik wegnam, eene Moorderatie (1). Ten eenenmale faalde alzoo het doel, welk
hot Hof zich van de mededeeling dezer matiging had voorgesteld. De Landvoogdes
immers trachtte daardoor, gelijk zij zelve getuigt, «den verbonden Edelen en
het volk eenige voldoening te geven; hunne gezindheid te peilen, indien de Ko-
ning hun afschaffing van geloofsonderzoek en verzachting der bloedbevelen ver-
gunde, en hen alzoo buiten de mogelijkheid te stellen , nieuwe moeijelijkheden te
doen ontstaan (2)."
Bergen was op het punt, met moktigwy naar Spanje te vertrekken toen hy bij
Graslii. spelen in de kaatsbaan derwijze aan den voet gekwetst werd, dat hij genoodzaakt
1500 (Iq yeig uit te stellen. Men geloofde , dat hy dit toeval tot voorwendsel zou bezi-
gen , ^ om zich van de zending naar Spanje geheel te ontslaan, die hij met tegenzin
op zich had genomen, en welke niemand wilde ondernemen. Daar montignst aanvan-
kelijk niet te bewegen was, alleen te vertrekken , uit hoofde van het hoog gewigt
der zaken, welke te behandelen waren, zond de Landvoogdes, na den Raad van
State gehoord to hebben , aan den Koning , om dezen niet langer in onzekerheid
lo laten, een uittreksel uit het beriglschrift der gezanten, welk het ge-
voelen van al de Ridders Tan het Gulden Vlies, de Stadhouders en de Leden van
den Raad van State en den Geheimen Raad over de verzachting der bloedbevelen
en inzonderheid de afschaffing van het geloofsonderzoek behelsde. Zij was van ge-
dachte , dat de volksbeweging grootendeels zou bedaren, indien de Koning den Bondge-
nooten deze beide punten van hun verzoek toestond, onder voorwaarde , dat zy allen
te zamen, zoowel als elk in het bijzonder, de handhaving van het oude Katholgke
geloof bezwoeren, en hun verbond geheel verbraken. Mögt de Koning tot een
ander besluit overhellen, dan verzocht zij hem eerst de komst van bergbk en*
MONTiGWY, en de ophelderingen, welke deze hem zouden mededeelen, af te wach-
(1) TE WATER, Verbond d. Edelen, 1). I. bl. 339—345, en dc aldaar aangehaalde Schrijvers,
waarhij nog gevoegd moet Avorden de Correspondance de μαποιιεκιτε d'^Antriche., p. 37, 38.
(2) Correspondance de tutupi-e II, Τ. I. ρ. 412.
-ocr page 255-D Ε S ν Α D Ε R L Α Ν D S. 255
ten (1). Middelerwijl zond zij FxVbio lembo, een Napolilaansch Edelman in hare dienst, 1555—
naar Spanje^ om filips met den toestand der Nederlanden bekend te maken, en ^^^
hem tevens over hare bijzondere zaken te onderhouden (2). Het blijkt, dat de Koning Bloeim.
zekere onderneming had ontworpen, en de hoop koesterde , dat zijne Nederlandsche leen- ^^^^
mannen hem daartoe den noodigen onderstand zouden verschall'en. Welke die onderneming
geweest is wordt niet gemeld; zij moest door de Landvoogdes diep geheim gehouden
worden (3). Het gezantschap van bergeit en montigny keurde filips goed, hoewel, of
misschien juist omdat del canto hem beide mannen als de aanstookers van al hetgeen
in de Nederlanden gebeurd was, afgeschilderd en hen deswege reeds voorlang in
Spanje gewenscht had, »Eenmaal zal Uwe Majesteit weten,» schreef hij, »welken
raad mowtigkt aan den Prins van Parma gegeven heeft, terwijl hy duizende klag-
ten tegen Uwe Majesteit aanhief." Hij voegde er bij, dat iemand in 's Vorsten kabi-
net aan Nederlandsche Heeren afschrift zond van de brieven, welke de Koning ont-
ving; de Graaf van Egmond had dit openlyk verteld. Tevens drong hij aan op
's Konings spoedige overkomst als het eenigo middel, om het Land te behouden; zy
zou thans genoegzaam zijn, om alles te bevredigen; later zou dit misschien met groote
moeite en kosten verzeld gaan (4). Granyelle die , ofschoon te Rome, nog steeds
over de Nederlandsche zaken geraadpleegd werd, en do Raadsheer i>' assonville deel-
den in hetzelfde gevoelen, dewijl men daardoor alleen het een of ander groot oproer,
welk zij vreesden, konde voorkomen (5), Niet vruchteloos waren deze vermaningen.
Althans filips gaf der Landvoogdes kennis, dat hij eerlang in de Nederlanden zou
komen, en alzoo een zijner vurigste wenschen bevredigen. »Met Uwe hulp cn die
der Heeren bij U zegt hij , » zal men dan beter de geschiktste middelen kunnen
beramen, om alles te herstellen, wat herstel noodig heeft, ton meeste nutte mijner
onderdanen, welke mij altijd hel naast aan het hart gelegen hebben. Dit is hel
voornaamste doel waarnaar ik streef, en ik streef naar niets anders, gelijk duidelijk
zal zijn voor elk, die in het oog wil houden, dat ik in de regtsbedeelingen in hetsluk
van godsdienst geen anderen regel gevolgd heb dan dien van wylen den Keizer, mij-
nen Heer en Vader, onder welken de onderdanen geene reden hadden te zeggen, dat
(1) Correspondance de poilippe 11, T. L p. 412, 413, 414. Correspondance do margüerite
d'Autriche, p. 24—29.
(2) Correspondance de puiuppe II, T. 1. p. 413, 416. strada. , de ßello Belg. Lib. X.
p. 235.
(3) Correspondance^de philippe H, T. I. p. 413·
(4) Correspondance de puilippe II, T. I. p. 411, 414.
(5) Correspondance t/e puiuppe II, T. I, p. 410, 411.
-ocr page 256-2614 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
mmn
2555_zij niet gelukkig en wel beschermd geweest zijn. Zoo geloof ik insgelijks niemand
1568Joorzaak gegeven te hebben, iets anders over mij te denken, noch dat ik hun minder
genegenheid toedrage. Immers heb ik hen in persoon met hulp der goede leenman-
nen onderschraagd en verdedigd legen de groote krijgsmagt, van >velke men oogge-
tuige geweest is, zonder mg te verwijderen vóór de vrede hersteld Avas, Ik zal niet
spreken van de groote geldsommen, Avelke ik uit myno andere rijken heb laten op-
brengen tot onderhoud van den kryg en ter verdediging van de Nederlanden^ noch
van die , welke ik sinds mgne komst in Spanje, verscheidene malen gezonden heb,
om de zaken gaande te houden. Wat de nieuwigheid betreft, welke ik, zoo als eeni-
gen uitstrooigen, ten opzigte van het geloofsonderzoek wil invoeren, reeds dikmaals
heb ik U geschreven en aan de afgevaardigden der byzondere Slaten en Steden, die hier
geweest zijn, gezegd, dat ik er nooit aan gedacht heb, en gij kunt elk daarvan ver-
zekeren. Wat de bloedbevelen aangaat, daar het myn voornemen is, in het Christe-
lijk, Katholijk en Roomsch geloof te leven en te sterven, en ik niet dulden kan, dat
rayne onderdanen anders denken, noch dat er eenig ander gevoelen, hoe ook ge-
naamd , in mijne Nederlanden verkondigd worde, zie ik niet in, hoe dat geloof zich
zonder kastijding der overtreders zal kunnen staande houden. Maar wat de wijze van
deze kastijding betreft, ik ben geenszins zoo aan het oude gehecht, daf ik niet,
wanneer ik gekomen ben en na bevoegde lieden er over gehoord te hebben vinde, dat
men op eenen anderen voet moet te werk gaan, mij gemakkelijk daartoe zal la-
ten overhalen, mits men de verzekering geve , dat de godsdienst behouden blijve. Want
God weet, dat ik niets liever vermyd, dan menschenbloed te storten, en Avel bijzon-
der dat van mijne Nederlandsche onderdanen; en ik zou het voor eene van de geluk-
kigste omstandigheden mijner regering achien, indien het nimmer noodzakelyk mögt
zijn. Het komt my voor, dat gy zoodanigen lieden, die zich in het godsdienstige ver-
geten hebben, maar by welke zekere redenen en omstandigheden in aanmerking ko-
men, en die zich tot ü wenden, verzachting van straf of genade moet verleenen,
>vanneer gij zulks oorbaar acht, en waartoe ik u volle magt geef. Met genoegen ver-
nam ik, dat de Ridders van het Gulden Vlies terstond bij uwe eerste oproeping zich
lieten vinden, en U zoo gedurig en wel ondersteund hebben, zoo als ik altijd Verze-
kerd was, dat zij bij alle gelegenheden zouden doen, dewijl ik op hen raija voor-
naamsten sleun vestig. En daar wijlen de Keizer noch ik, ooit eenig vijand gevreesd
hebben , hoe magtig hij ook zijn mögt, wanneer zij en hunne voorgangers ons onder-
steunden, kan ik veel minder op dit oogenWik een slechten uitslag van eenige op-
roerige byeenkomst mijner onderdanen vreezen , of van eenig ander kwaad voornemen
by de naburen, dewijl zy zich zoo beijveren, om alles te stillen en te herslellen. Ik
verzoek U, hen van mijne zyde daarvoor opregt te danken, en hun het groot ge-
noegen en de voldoening te beluigen , met welke ik dit vernomen heb, benevens
DES VADERLANDS. '257
het Tolle vertrouwen dat ik in hen stel en mijn plan, hen binnen kort te komen zien, 1555—
om met hunnen raad en bijstand alles, zoo ik hoop, te herstellen. Met betrekking
tot de algemeene vergiffenis, welke het, naar Uwe brieven, raadzaam zou zyn te ver-
leenen, kan ik voor als nog geen besluit nemen, dewijl ik over dat punt niet genoeg-
Kaam ben ingelicht; maar ik ben noch zoo onmenschelyk , noch zoo gestreng, dat ik
niet naar tijd en plaats en naar gelang van den aard en de bgomstandigheden van
het feit, vergiffenis zou willen schenken aan diegenen mijner onderdanen, welke mij
anders wel gediend hebben, voor hetgeen zg mogten misdaan hebben uit menschelijko
zwakheid , door verkeerde inlichting, of omdat zij de genegenheid niet kennen, welke
ik hun toedraag en toedragen zal, niet alleen als Vorst jegens zyne onderdanen, maar
als vader jegens zgne zonen, wanneer zy zich wederkeerig (zoo 't behoort) gedragen.
Mijne verledene daden geven aan allen voldoende bewijzen van deze toegenegenheid
en van de byzondere zorg, welke ik voor hun welzyn koester. Om echter diegenen
onder de gemeente, >velke een kwaden indruk mogten ontvangen hebben, beter te
onderrigten, is het mij oorbaar voorgekomen, aan de voornaamste steden een rond-
gaanden brief te zenden, welks inhoud U uit het nevensgaande afschrift zal blyken,
en dien ik ü verzoek, onmiddellijk langs den kortsten en geschiktsten weg te ver-
zenden. Ik heb ook Hertog erik van Brunswijk doen aanschrijven, dat hij zich van
den schijn onthoude, alsof hij, gelijk het gerucht loopt, voor mijne dienst krijgsvolk
ligtte, dewijl dit een verzinsel is, naardien ik hem nimmer daartoe eonigen last
gegeven heb (1)."
Des Konings brief van dezelfde dagteekening uit Madrid aan eenigo Nederlandsche
sleden, luidde aldus:
Lieven en Getrouwen !
)) Met smart zagen wij van jaar tot jaar de vele beletselen, die ons wederhielden,
onze goede Nederlandsche onderdanen te bezoeken, om hun door daden de bijzondere
zorg en genegenheid te toonen, welke wy met reden voor hen koesteren, en in alle
zaken te voorzien en"raad te schaffen, >velke wij weten, dat beter overlegd en beslist
kunnen worden op de plaats zelve onder medewerking van bevoegde lieden, dan zoo
ver afi Wij hoopten zulks in het begin der Lente van dit jaar te verrigten; maar op
hetzelfde oogenblik ontvingen wij zoo vele waarschijnlijke berigten en van zoo vele kanten,
dat de Turken en Mooren dezen Zomer zouden terugkeeren , om zich over de nederlagen
van Masalquibir, Pignon en Malta te wreken, dat wij niet alleen verpligt zijn
(1) Zie 's Koninijs brief van den van Bloeiraaaud 1566, in Procés des Comies υ'Εοιηοκτ
et de noRsE, T. II. p. ,347__35i,
II. Deel. 4 Stuk. , 33
-ocr page 258-258 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
géworden ons voorgenomen Tertrek uit deze rijken te verschuiven , .maar ook om ons op
alle vvgzenj niet zonder groole uitgaven en kosten, legen hen te voorzien. Daar wij
echter sedert vernomen hebben, dat de voornaamste poging der Turken te land zal
geschieden, komt het ons voor, dat wij daarvan minder te vreezen hebben dan ter
zee, en zien ons deswege meer vry, om op andere zaken acht te geven. Wij heb-
ben alzoo besloten, in de Nederlanden te komen, heigeen wij U wel willen mede-
deelen, verzekerd , dat het ü aangenaam zijn zal, dit te hooren, zoo als wij besluiten
uit de wederkeerige genegenheid en liefde van goede onderdanen, welke gij bij vele
gelegenheden betoond hebt te zijn. En dewijl gij bij onze komst U lot ons kunt
wenden in de zaken, welke zich van lijd tot lijd zullen opdoen , is het niet noodig
daarover hier langer uit te weiden. Daar het evenwel niet aan de zoodanigen ont-
breekt , welke do openbare rust en Uw welzijn belagen, en door verkeerde voorstel-
lingen van onze bedoelingen zoowel, als door beweging en onrust te verwekken, over
U die rampen trachten te brengen, welke wij bij onze naburen ontwaren, en hun eigen
voordeel, ten kosie van U en ons, Ie bejagen, vermanen wij U den goeden weg te
blijven bewandelen» welken wij gehoord hebben, dat men bij U heeft ingeslagen,
zonder U aan iels te storen of in beweging te laten brengen door heigeen vóór onze
komst mögt gebeuren. Alsdan immers zullen wij ü in persoon ondersteunen, naar
de groote en innige begeerte, die wij hebben, U bij dezelfde rust en welvaart Ie
handhaven, welke gij steeds genoten hebt len tijde van de Vorsten, onze voorouders,
en sinds onze komst aan het bewind lot nu loe. Lieven en Getrouwen, de Heere
neme U in Zijne heilige hoede." Deze brief moest aan do sleden Gent, Brugge, Vpe-
ren, Arras, St. Omer, Bethune, Aire, Orchies, Byssel, Douay, Doornik,
Valenciennes, Luxemburg en Namen gezonden worden (1).
FiLips vermaande te zelfden tijde de landvoogdes, do Algemeene Staten niet bijeen
te roepen, waarop velen by voortduring bleven aandringen, maar zelve, zoo veel
mogelijk, de hand in alles te houden, opdat hij bij zijne aanstaande komst do zaken
te beter voorbereid mögt vinden. Zij moest levens het plan ter oprigling eener alge-
meene Loterij in de Nederlanden ^ waartoe hy reeds honderd duizend kroonen had
overgemaakt, verwezenlijken. »Ik kan ü niet ontveinzen," zegt hg, »hoezeer het
mg verwondert, dat myne neven de Prins van Oranje en de Graaf van Hoorne
zich , naar het schijnt, aan de zaken willen onttrekken; de Prins zelfs op grond
van het wantrouwen, welk ik in hom zou stellen; iets zoo ver van my verwijderd, dat
integendeel hij en de Graaf van Hoorne onder de voornaamsten behooren, op welke
ik denk staat te kunnen maken in de zaken van mijne dienst. Ook weet ik te
(1) Correspondance de margdekite dAutriche^ p. 32, 34.
-ocr page 259-DES VADERLANDS. 259
goed de Tele diensten, welke hunne voorzaten den mijnen, en zij zelve aan mij 1555_.
1 'ïfiQ
bewezen hebben, sedert ik de regering aanvaardde, om niet hen naar verdienste
te achten. Want het is er zoo ver af, dat ik ooit een ander gevoelen over mijne
goede en getrouwe leenmannen zou gekoesterd hebben, dat mij niemand immer het
minste gezegd heeft van hetgeen waarvan de Prins meent overtuigd te zgn; ook ben
ik niet ligtziunig genoeg, om er gehoor aan te geven. Maar zij moeten zich wachten,
aan dergelijke berigigevers geloof te hechten, hen veeleer als vijanden vanmyne dienst
en van hun welzijn beschouwen, en zich bepalen bij hetgeen zg ondervonden hebben,
en van mijuo zyde zullen ondervinden. Ofschoon ik my herinner, dit vroeger reeds
hoofdzakelijk en' genoegzaam aan den Prins gemeld te hebben, wil ik dit echter hier
gaarne weder herhalen; gij kunt hem, en ook den Graaf van Hoorne, daarvan in
mijn naam verzekeren (1)." Weinig dagen later gaf hy der Landvoogdes Ie kennen,
dat hij evenmin zijne toestemming konde geven aan de verzachting der bloedbevelen,
als aan het bijeenroepen der Algemeene Staten. De Hertogin moest al het mogelijke
bij de sleden aanwenden, dat deze zich niet den Verbondenen aansloten. Hij achtte
het echter niet raadzaam, op nieuw den eed van de bevelhebbers en hoplieden der
vestingen te eischen. Tevens drukte hij, in een eigenhändigen brief aan egmohd ,
zijne tevredenheid uit over 'sGraven hulpbelooning aan do Landvoogdes, en het ver-
trouwen, welk hij in hem stelde (2).
Gbanvelle drong steeds op 's Konings reis naar de Nederlanden aan. » Zoo deze .
niet spoedig geschiedtschreef hij aan filips , » zal het onmogelijk zgn, den staat
van zaken aldaar te herstellen, hetgeen 's Vorsten tegenwoordigheid alleen kan uit-
werken. De Koning moest slechts door zijnen gewonen hofstoet en de lijfwacht gevolgd
worden. Zachtheid verdiende, naar zijn inzien, de voorkeur boven gestrenge maatrege-
len; men moest degenen, die voor het Spaansche geloofsonderzoek vrees koesterden,
beter onderrigten ; en in het algemeen aantoonen, dat de bloedbevelen, welker strafheid
zoo vele klagten verwekte, door den Keizer lot welzyn der Nederlanden waren uit-
gevaardigd. Indien, uit hoofde der omstandigheden, de verzachting dezer bevelen
noodig mögt geoordeeld worden, zou de Koning daarin kunnen voorzien, maar hy
moest niet duiden, dat de Stalen er zich mede moeiden. Do keuze van bergew en
MONTiGKY, als gezanten naar Spanje^ was niet slecht, indien het doel hunner zending
is, den Koning van den tegenwoordigen toestard des Lands te onderrigten; zy hadden
daarvan de beste kennis, en er misschien het meeste toe bijgedragen (3)."
(1) Procés des Comtes d'egmokt ct de oorne, T. Π. p. 352—355.
(2) Correspondance de philippe H, T. L p. 415. noppERCs, Mémorial, p. 76, 77.
(3) Correspondance de philippe II, T. I. p. 417.
33*
-ocr page 260-260 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— Ondertusschen spoorde margaeetha , doch steeds vruchteloos, den Markgraaf Tan
Bergen aan, om te vertrekken. Hy verontschuldigde zich wegens zijne beenwonde
en zekere ongesteldheid, aan welke hg het vorige jaar geleden had en die hij
vreesde, dat zich door de vermoeienissen van de reis weder zou openbaren. Daaren-
boven wenschte hg te ΛVθten, of de Koning genegen was, de gevorderde maatregelen
te nemen, om de rust in de Nederlanden te herstellen, of zulks tot zijne overkomst
te verschuiven. In beide gevallen kwam hem zijne reis nutteloos voor; want hel
eerste vooronderstellende, zou de Heer van Montigny genoegzaam zyn , om van^don
Koning afschaffing van het geloofsonderzoek, verzachting der bloedbevelen, en alge-
meene vergiffenis te verwerven. De Landvoogdes ontzenuwde deze bedenkingen op
zulk eene wgze, dat de Markgraaf haar beloofde, de reis te zullen aanvaarden, indien
zijne gezondheid dit gedoogde; doch dienzelfden dag veranderde hij van gevoelen, en
hierop weigerde montigny insgelijks te vertrekken. Door tusschenkomst echter van
dezen en van den Graaf van Egmondy gaf hij eindelijk zijn woord, te zullen vol-
voeren , wat hy der Hertogin beloofd had. Montigky nam nu aan, vooruit te trek-
ken in het vertrouwen, dat bergen spoedig in staat zou zijn hem te volgen. Beider
berigtschrift bevatte een uitvoerig verslag van de gebeurtenissen, sinds het schrgven
aan de gewestelijke Stadhouders en Staten over de uitoefening van het geloofsonder-
zoek en de gestrenge opvolging der bloedbevelen. Hun werd gelast, bij den Koning
» op goedkeuring aan te houden van hetgeen over deze twee punten in den Kaad van
State besloten was; dat hg ook mögt verklaren, geen misnoegen te koesteren op de
Nederlanders, noch in 't algemeen, noch in het bgzonder; en dat hg allen, die het
verzoekschrift overgeleverd, of iets, met betrekking daarop, onderteekend hadden,
algemeene kwgtschelding en vergetelheid beloofde; eindelgk moesten zij hem aanspo-
ren, zoodra mogelijk herwaarts te komen. De Landvoogdes verzocht den Koning aan
de gezanten te toonen, dat hunne zending hem aangenaam was; hun alle geloof en
vertrouwen, als aan haar zelve , te schenken, en met al den spoed, welken het be-
lang der zaak vorderde, een besluit te nemen, bovenal over de twee hoofdpunten: het
geloofsonderzoek en de verzachting der bloedbevelen; voorts hen welwillend over de
andere punten tan het berigtschrift te hooren, inzonderheid betrekkelgk de verande-
ring met den Raad van State, zoo als die ten verleden jare door den Graaf van Eg-
mond aan hem was voorgesteld, gelijk mede over zgne aanslaande komst in de Ne-
derlanden. »Omtrent dit alles," zeide zij, »zullen de gezanten aan Uwe Majesteit
getrouw en opregt mededeelen, wat zij er van weten, en voor Üvs'e dienst en het wel-
zijn en behoud des Lands noodig achten. Nederig verzoek ik Uwe Majesteit hun
hierin, naar rede, genoegen te geven, met de betuiging en verzekering van alle ko-
ninklgke goedertierenheid en genegenheid jegens Uwe 'goede leenmannen en onder-
DES VADERLANDS. · 2619
danen, zoo als Uwe Majesteit dit voor Uw belang en het behoud dezer landen voeg- 1555—
zaam zal oordeelen (l). ^^^
Moktigny alleen verliet derhalve Brussel, Hy nam met zich de goedkeurende beslui- 29 v.
ten der Staten van Artois en Henegouwen over de matiging der bloedbevelen; die van '
Vlaanderen^ Luxemburg ^ Namen en Doornik werden hem nagezonden (2). To Pa-
rijs werd hy mei onderscheiding door den Koning en de Koningin-moeder ontvangen,
welke zich bij hem nadrukkelijk over het gedrag der Spanjaarden legen de Franschen
in Florida beklaagden (3). Uit den Spaanschen gezant aan het Fransche Hof vernam
hij zoo veel van 's Konings misnoegen over het Smeekschrift der Edelen , dat hij
wenschte den gevaarlijken last niet op zich genomen te hebben. Een Fransch Raads-
heer raadde hem wel, onder voorwendsel van ziekte de reis niet voort te zetten;
doch hij waagde het niet, zich met uitvlugten te behelpen, en ging het treurig lot
te gemoet, welk hem in Spanje wachtte (4). Μοκτιακγ kwam den zeventienden
van Zomermaand te Madrid aan. Bergen vertrok veertien dagen later uit Brussel^
doch zette met kleine dagreizen den logt naar Spanje voort, van waar hg, evenmin
als zijn ambtgenoot, immer terugkeerde (5).
Hoe hoogst onvoldoend de uitslag van het Smeekschrift der Edelen geweest
was , het had in allen geval het plotseling uitbreken van eenen burgerkrijg of een
gewapenden opstand voorkomen. De Landvoogdes, welke geweigerd had van ambts-
wege [oficieel] hare tevredenheid of ontevredenheid over het bedrijf der Edelen te
kennen te geven, toonde echter bij elke gelegenheid, hoezeer het gebeurde haar
mishaagde (6). Zy gaf onder anderen hiervan een treffend bewys door het afdanken
van drie Edellieden van haar huis. Haar Hofmeester verklaarde hun, dat zy, als
Leden van het Bondgenootschap , tegen 's Konings dienst en den eed, aan de Her-
togin afgelegd, zich vergrepen hadden. Dit teeken van ongunst maakte diepen in-
druk op de Verbondenen, w Het komt mij voor,'* schreef BaEDERODE, »dat de Her-
togin ongelyk heeft, met zulk eene gestrengheid Ie handelen. — Het is, alsof zij
(1) Correspondance de ρππ,ιρρε II, Τ. I. ρ. 418. Correspondance de makgüerite d^Autriche,
ρ. 35-37.
(2) hopperus, Mémoriat, ρ. 78. Correspondance de marguerite d'Autriche, ρ. 37, 52.
(3) Correspondance de phuippe II, T.I. p. 418. Correspondance de tikWimmTt d} Autriche ^ γΛ^.
(4) poktus iiedterüs, Rer. Austriac. Belg. Lib. XVL p. 401. «ooft, Nederl. Bist. li. III.
Μ. SO.
(5) Correspondance de philirpe Π, Τ. I. ρ. 420 , 427 , 428. " "
(6) De'Gids voor 1845, ü. I. bl. 334, 335.
-ocr page 262-262 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555-- daardoor wil te kennen geven, dat hetgeen wij gedaan hebben, in stryd is met de
dienst des Konings. Immers indien zij erkent, dat hetgeen wij deden voor de dienst des
Konings geschied is, en zij noch iemand anders zou het tegendeel kunnen beweren,
dan moet zij erkennen, dat wij goed gehandeld hebben ; want zij en al de haren zijn
hier voor de dienst van Zijne Majesteit." In overeenstemming met lodewijk van
^17 V. Nassau, wendde hij zich schriftelijk tot de Landvoogdes. » Het was hunne bedoeling
156β niet,'* zeide hij, »zich met hare huiselijke zaken te bemoeijen; maar dewijl de
woorden, door den Hofmeester geuit, strekten om hen allen te onteeren, waren zij
daarover zeer gevoelig, ziende dat hunne vijanden daarvan gebruik maakten, om hen
to belasteren; zij verzochten derhalve to mogen Λveten, of deze woorden op haar
bevel gesproken waren." Het antwoord was: » Op last van Hare Hoogheid, Er is hier
geen sprake geweest van de dienst des Konings, maar van die Harer Hoogheid, aan
wie het geoorloofd is, even als aan elk een van minderen rang, hare bedienden ai
te danken, Λvanneer het haar goeddunkt. Zy, die dit verzoek hebben ingediend,
erkennen ook zelve genoegzaam , dat zij zich met do huiselyke zaken van Hare Hoogheid
niet moeten bemoeijen" (1). Dit bedrijf leidde alzoo tot niets; en het ware misschien
verstandiger geweest, zich van eene poging te onthouden, van welke men zich be-
zwaarlijk een anderen uitslag kondc voorspellen (2). De Hovelingen volgden den
wenk van hunne gebiedster, en veroordeelden het gedrag der verbondene Edelen.
»Men moet vreezen," schreef de Raadsheer assokville aan grawvelle , »dat onder
het masker van het Smeekschrift iets geheel anders schuilt. Er zijn drie soorten van
lieden: eenigen eischen opheffing van geloofsonderzoek en bloedbevelen, verder niets;
anderen streven naar de vryheid, om bandeloos te leven , zoo als het boekje getuigt,
welk zij hebben uitgegeven; anderen, waarschgnlyk ,verlangen verandering van Opper-
heer , het vernielen der kerken en het berooven der ryken, en om daartoe te gera-
ken , nemen zij het Spaansche geloofsonderzoek lot voorwendsel, waaraan de Koning
nimmer gedacht heeft." Del canto beweerde , dat niets de Noderlandsclie Grooten
» tot deze bewegingen gedreven had, dan hunne schulden, om welke te voldoen al
hunne bezittingen niet toereikend waren. Daarom wilden zij den Geheimen Raad en
dien der Geldmiddelen regeren; zij zouden hunnen schuldeischers posten en. bedie-
ningen geven, en langs dien weg met hen willen verrekenen. Zij hoopten bovenal
veel van de Stalen te verwerven, wanneer de Koning do verzachting der bloedbevelen
had toegestaan. De Graaf van Egmond had daarop gerekend, toen hy, na zijne
(1) Archives de la Maisoji d'Orange, ï. II, p. 96—105. Correspondance de pailippe II,
T. I. p. 416.
(2) GROEN v. pRiNSTERER, in dc Archives de la Maison d'Orange, ï. II. p. 96, 105-
-ocr page 263-DES VADERLANDS. · 263
terugkomst uit Spanje, Gaasbeek aankocht. Zelfs indien de Koning hun toestond 1555—
wat zij Tcrlangden, zouden zij niet tevreden zijn, want zij wilden iels anders (1)."
Ondanks de beloften der Landvoogdes, werd in eenige gewesten het vervolgen ler^
zake van de Godsdienst voortgezet. Men moet echter in het oog houden, dat deze
beloften niet zoo stellig gegeven waren, als men het wilde laten voorkomen. De
valsche geruchten, te dien opzigte verspreid, hadden veel toegebragt om de stout-
heid der Hervormingsgezinden te vermeerderen (2). De Edelen beklaagden zich
bitterlijk, dat na het overleveren van het Smeekschrift, zoo velen te Doornik,
Rijssel^ Bergen^ Brussel^ Gent, Antwerpen, Middelburg en elders om hunne
godsdienstige begrippen in de gevangenis geworpen, en eenigen, gelijk te Hulst en
Oudenaarde, levend verbrand waren (3). Er werden van 's Konings wege bevelen
afgekondigd, waarbij allen ballingen , die nu, op hoop van gematigder tyden, terug-
gekeerd waren , en allen builenlandschen kooplieden, welke de nieuwe gevoelens aan-
kleefden , gelast werden , onmiddellijk te vertrekken, onder bedreiging van aan don
lijve gestraft te worden (4). Kort daarna werd door do Landvoogdes, in naam des
Konings, een ander bevelschrift uitgevaardigd, waarbij zij op het gestrengste, do za-
menkomsten der Onroomschen verbood, en gelastte, dat men do Leeraars der Her-
vormden vallen, hangen, hunne goederen verbeurd verklaren, en hunne aanhangers
of voorstanders bannen zoude (5). In vele Nederlandsche sleden, bijzonder in Ant-
werpen, onlmoelle dit bevel grooten tegenstand, doch werd eindelijk, ginds en elders,
ook in Holland, Zeeland en Ό treckt afgekondigd (6).
Onder de talrijke geschriften, zoo ter verdediging van het Smeekschrift der Edelen,
als tegen het vervolgen van andersdenkenden over de Godsdienst, destijds in het licht
gegeven, is het uitvoerig verloog in de Fransche taal opgesteld en aan den Koning van
Spanje gezonden, ten uiterste merkwaardig. De bedoeling was, de onheilen aan te 28 v.
toonen, welke uit het geloofsonderzoek en de bloedbevelen in de Niederlanden voort-
(1) Correspondance de philippe 11, T. L p. 410.
(2) GROEx V. pniRSTEUER, in de Archives de la Maison dOrange, T. II. p. 113.
(3) Archives de la Maison dOrange, T. II. p. 115—119. v. weseiibeeck, Beschr, v, d.
Staet d. NederL, bl. 137, 159, 166. bcrgiikdros, Hist. Belg. Lib. III. ρ. 159, 160. brandt,
Hist, d. Reform. D. I. bl. 299—301.
(4) v. wesembeeck,'/?eicär. ν. d. Staet, enz., bl. 108, 109, 114, 115.
(5) bor, Bist. d, Nederl, Oorl, D. L B. Π. bl. 72.
(6) V. wesembeeck, Beschr. v. d. Staet, enz., bl. 118, 119. bbakdt, Hist. d. Reform. D. L
bl. 317. TE WATER, Verbond d. Edelen, D. I. bl. 349, 350.
264 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— »prolen, en om sommige punten der zoogenaamde Matiging te wederleggen. Het blykt
duidelijk, dal van de Edelen van het Smeekschrift, of althans van eenige hunner, dit
vertoog insgelgks is uitgegaan, welks hoofdzakelyke inhoud hierop nederkomt: » de
bloedbevelen waren door den Keizer en den Koning met een goed dool uitgevaardigd,
doch op de kwade berigten van baat- en heerschzuchtige lieden gegrond, en hadden
tot vele daden van wreedheid aanleiding gegeven, 'dewijl velen hier te lande liever
duizend dooden wilden sterven, dan zich aan gewetensdwang onderwerpen. De Ko-
ning zou, gelyk de schrijvers vertrouwden, wel gelieven gehoor te leenen aan zijne
onderzaten, en dit verloog, zoowel als hun vorig Smeekschrift, ten goede opnemen;
zij toch koesterden de zuiverste bedoelingen. De genoemde bloedbevelen en het ge-
loofsonderzoek konden in deze gewesten geen sland grijpen; zij toch waren in
stryd met 's Lands welzgn, 's Konings hoogheid , Goddelijke en menschelijke regten,
en de voorreglen cn vrijheden der Nederlanders, welke de Koning beloofd had te
handhaven. Bleven zij in kracht, dan had men een algemeen verderf te vreezen,
waarvan do beginselen zich reeds openbaarden. Hel was derhalve noodig, dat de Ko-
ning op andere middelen bedacht was, dan hij in zijne schriftelyke bevelen van den
zeventienden van Wijnmaand des vorigen jaars bepaald had. De geloofsonderzoekers
waren geene wettige regters, en de Geestelijken gingen hun ambt en pligt daarin ver
te buiten, gelgk uit de Gewyde Schriften, oude Kerkvaders, Algemeene Kerkvergade-
ringen en 's Lands voorreglen uitvoerig aangetoond wordt. En waarover ging toch het
geloofsonderzoek? Meest over het lezen der Heilige Schrift en van sommige verbodene
boeken, of het tegenspreken van eenige leerpunten der Roomsche Kerk, Dit was
zeker geene misdaad; immers verscheidene stellingen dier Kerk waren in strgd met
de Heilige Schrift en do vroegste Kerkvaders, die ook op het onderzoek van Gods
woord nadrukkelgk aangedrongen hadden. Maar gesteld, dat het eene misdaad ware,
dan moest men evenwel op eene andere wijze daarnaar onderzoeken, en zich van
wreedheid onthouden tegen hen, die alles geloofden wat in de Schriften des Ouden
en Nieuwen Verbonds, in de Apostolische Geloofsbelgdenis van Nicea, van Athana-
sius en in de vier eerste Algemeene Kerkvergaderingen begrepen was. In allen geval,
het is zelfs ongeoorloofd iemand wegens dwaalleer ter dood te brengen. Nog onge-
paster was het zulk eene gestrengheid omtrent de zoodanigen te bezigen, die berouw
hebben en om vergiiFenis smeeken. De verbeurdverklaring hunner goederen, ten na-
deele van kinderen en erfgenamen, is regelregt in strijd met alle regt en rede; en deze
straf te willen gronden op de misdaad van godslastering of gekwetste Majesteit, is ge-
heel onjuist. De bloedbevelen waren ook alleen bestemd tegen oproermakers en vyan-
den van *s Lands algemeene rust en welvaart; en als zoodanig konden zij niet beschouwd
worden, gelijk dit vertoog zelf getuigde. De Koning behoorde te bedenken, dat er
eens rekenschap van zoo veel onschuldig bloed, als nu vergoten werd, door God zou
DES VADERLANDS. 2623
gevorderd worden, den Algemeenen Regler, die zulk eenen handel niet in eene weeg- ^^^^^
schaal van menschelijke vooroordeelen, maar van goregligheid naar zijn Heilig woord ,
wegen zal. Hij moest ook de groole menigte dergenen in het oog houden , welke de
zoogenaamde nieuwe godsdienst aankleefden. Het zou beter zyn omtrent hen eenige
oogluiking en zachte middelen te bezigen, dan hen met vuur, zwaard en galg te
straffen; zulk eene gestrengheid kon toch niet zonder vrees voor onheilen uitge-
oefend worden , en zou het Land met verdeeldheid, tweedragt en oproer vervullen.
De handel zou verloopen, want de meesten wilden liever vaderland en goederen ver-
laten , dan slaven zijn en onderworpen aan de willekeur der geloofsonderzoekers,
's Konings vijanden zouden zich ligtelijk in het bezit dezer Landen kunnen stellen ,
wanneer zijne onderzalen kleinmoedig en bijna wanhopend waren. Sloeg hij geen acht
op hunne oude regten, vryheden, herkomsten, handvesten en gewone regtbanken, dan
zouden zij zich weldra ontslagen rekenen van de hulde en gehoorzaamheid, hem
gezworen. Hij kon niet veel trouw en dienst verwachten van do Edelen en krijgs-
bevelheb])ers, welke, de zoogenaamde nieuwe godsdienst omhelzende of ten minste be-
gunstigende , met leede oogen aanschouwden, dat hunne goederen verbeurd verklaard,
en hunne vrienden aan het geloofsonderzoek of anderen vreemden vorm van regtspleging
blootgesteld werden. Daarom was hun ernstig en ootmoedig verzoek, dat het den Ko-
ning behagen mögt, de vermelde bloedbevelen in te trekken , het geloofsonderzoek in
de ]Sederlanden af te schaffen, en, met betrekking tot do godsdienst, te bevelen, dat
elk binnenshuis in vrijheid van geweten zal mogen leven , zonder deswege bemoeijelijkt
te worden; maar dat zij, die openbaar ergernis gaven, naar den gewonen weg van reg-
ten gestraft zouden worden. Kon de Koning hiertoe besluiten, dan zouden spoedig de
redenen van klagte geweerd, alle zaken in een gewenschten staat terug gebragt,
en de gehoorzaamheid aan den Vorst hersteld zijn (1)." Ongetwijfeld werd dit be-
scheiden maar mannelijk verloog ongunstig bij het Spaansche Hof opgenomen, indien
men althans dit gevolg mag trekken uit hetgeen na dien tijd in 's Konings Raad over-
wogen en bepaald geworden is.
Middelerwijl hadden de Slalen van Holland, na den ongunstigen uitslag van het
verzoekschrift der Edelen, den een en twinligsten van Grasmaand beraadslaagd, of
men zich bij de Landvoogdes met eenig plan zou vervoegen ter handhaving der rust
in hun gewest. Uit hunne afgevaardigden naar Brussel vernomen hebbende , wat door
eenige Staten der Nederlanden Ier afwering van het dreigend onheil verrigt was, be-
(1) te water, Verbond d. Edelen, D. IV. bl. 82—133, alwaar de oude Nederduitsche verta-
ling vau dit rondborstifj en met voorzigtigheid opgestelde stuk gevonden wordt. Vgl. D. 1. bl.
350—356. Zie ook groen v. priksterer in de Archives de la Maison d^Orange ^ T. II. p. 123.
II. Deel. 4 Stuk. 34
-ocr page 266-266 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
sloten zij den vijftienden Tan Hooimaand een uitvoerig smeekschrift te ontwerpen en
1568
der Landvoogdes te overhandigen. Men vermoedt, dat de Prins van Oi'anje^ als Stad-
houder van Rolland, en hesdrik van Brederode, welke even als de Graaf van Eg-
mond , sedert drie jaren op de algemeene dagvaarten van Holland beschreven was,
bovenal zullen medegewerkt hebben, om do Staten tot een krachtig besluit aan te
sporen. Men bepaalde dan, om opschorting der bloedbevelen en van het geloofs-
onderzoek, voorts ook eene nieuwe regeling op het punt van godsdienst te ver-
zoeken, die, bij rade der Algemeene Stalen, in al de Nederlanden eenparig
moest opgevolgd worden. Dit plan werd door al de Staatsleden, do afgevaardig-
den van Amsterdam alleen uitgezonderd, goedgekeurd. Do Hertogin had aan de
steden van Holland wel van de ontworpene matiging der bloedbevelen kennis gege-
ven, maar er het bevelschrift zelf nog niet gezonden. De Amsterdamsche gelastigden
meenden derhalve, »dat men uit naam der Staten een afschrift van deze mati-
ging behoorde te verzoeken', om daarna rijpelijk te overwegen, welk nut Holland
er uit trekken konde. Men moest tevens aandringen, dat dit gewest niet boven
de overige met het geloofsonderzoek of andere nieuwigheden belast wierd, bij-
zonder in dit allerhagchelgkst tijdsgewricht, waarin het volk zoo ligt lot oproer
kondo overslaan." Maar het gevoelen der meerderheid zegepraalde, by welke ook
Amsterdam zich vier dagen later voegde. Nu werden uil den Adel οττο van Eg^
mond^ zelf een der verbondene Edelen, en adsiaak van Mathenes ; en uit elke slad
tenminste twee regeringsleden gemagligd, orii het vertoog der Staten te Brussel over
te leveren. Do Raadsheer gobel verwittigde hier do afgevaardigden , dat hun geschrift
reeds vóór drie of vier dagen ten Hove bekend geworden was, en loonde daarbij's Lands
advocaat van den einde do gevolgen van hun verzoek aan, en hoe het door do Land-
voogdes en den Koning zou opgenomen worden, » Het verloog der Staten," getuigde
hy , » was gelgk aan het verzoek der Edelen, die men Geuzen noemde , en wier handeling
bij den Koning zoo euvel werd opgenomen, dat zij 's Vorsten hoogste ongenade te
vreezen hadden. Indien nu de Staten hun smeekschrift inleverden, zouden zij geoor-
deeld worden het bedryf dier Geuzen goed te keuren, en insgelijks gevaar loopen, in
'sKonings ongenade te vervallen, die hen steeds voor getrouwe onderdanen gehou-
den had. Hij merkte daarby nog op, dat de Staten met hun verzoek eene schadelijke
vryheid binnenzouden invoeren en zich onder verdenking brengen, als veilden
zij allen verleiders en kwaaddoeners een vrijgeleide geven. Begeerden zij opschorting van
alle voorgaande bloedbevelen en geloofsonderzoekingen, tot bij rade der Algemeene Staten
daarover anders zou bevolen worden, dan konde het schijnen, als wilden zij intusschen
zonder wet leven, hetgeen een hoofdmiddel was, om niet slechts alle uitheemscho
leeraars, die langs het land liepen, in Holland toe te laten, maar zelfs derwaarts te
lokken. Het preken, het houden van vergaderingen, de opschuddingen onder het
DES VADERLANDS. · 267
volk en hetgeen er verder uit mögt ontstaan, zouden hun, als begunstigers en ^^^^
aanleggers daarvan, te last gelegd worden. Men kon hieruit, zijns oordeels, begrypen,
dat zy daardoor hun gewest en den Koning merkelyk ondienst bewyzen, en 's Vor-
sten ongenoegen tegen zich verwekken zouden. Eindelijk verzekerde hij hen, dat hun
smeekschrift vergeefs zoude zijn; zij konden toch wel bevroeden, dat de Landvoog-
des hun geen gander antwoord kon of zou geven, dan den Edelen gegeven was,
vermits het hare magt te boven ging, de bevelen des Konings op te schorten. Hot
kwam hem het raadzaamste voor, dat de gemagtigden dit stuk in nadere overweging
namen en den Stalen van al deze redenen verslag gaven; of alleen den toestand van
zaken aan de Landvoogdes ontvouwden, en do middelen van herstel geheel aan hare
wijsheid en goeddunken overlieten." De gemagtigden kozen het eerste, en gaven be-
rigt van hun wedervaren aan de Staten, die na langdurige en verschillende raad-
plegingen , ter verhoeding van alle misnoegen besloten, hun vertoog hier en daar
te wijzigen en aan het slot alleen te verzoeken, dat het der Hertogin mögt behagen,
den raad der Algemeene Staten over de aanstaande regeling in het godsdienstige in
Ie winnen, terwijl men het bijeenroepen dier Staten aan hare bescheidenheid en
keuzo overliet. Het vertoog werd nu den Graaf van Egmond en den Voorzitter vi-
GLïus vertoond, die het echter niet goedkeurden, dewijl men er den brand veel meer
door ontsteken dan blusschen zou; de aanvang van het openlyk preken en vergade-
ren der Onroomschen in Holland, sinds men het besluit tol het indienen van dit ge-
schrift genomen had, was er een bewijs van. Het voegde, naar hun inzien, den
Staten niet, over 's Konings bevelen te redetwisten, ten ware zij in zijnen naam op
eene algemeene vergadering ibijeengeroepen waren. Dit was hier niet geschied,
daar de advocaat op last der Staten, deze vergadering scheen beschreven te hebben.
Dewgl deze dagvaart alzoo niet als algemeen kon beschouwd worden, en op zulk
eene slechts was men gewoon egmond en brederode te beschrijven, zoo werd gevraagd ,
door wien de Staten beschreven waren, om over dit verzoekschrift te raadplegen;
hoe BREDERODE daar kwam, en of men den Raad van Holland en den Stadhouder
wel vooraf kennis van het houden dier dagvaart gegeven had? Deze en andere soort-
gelijke aanmerkingen bragten de afgevaardigden in de engte en tot het besluit, om
het Terzoek ter opschorting der bloedbevelen en van het geloofsonderzoek, en het
bijeenroepen der Algemeene Staten in hun vertoog achterwege te laten* Eindelijk
werd der Landvoogdes het geschrift ter hand gesteld; de gemaakte veranderingen
waren door den Prins van Oranje goedgekeurd; ook eenigzins door de Stalen
zelve, die bij deze gelegenheid besloten, geheim te houden hetgeen in hunne
vergadering geraadpleegd en bepaald werd, als ook , dat de gemagtigden voor-
taan hunnen last niet mogten te buiten gaan. Het antwoord der Hertogin moet
niet bevredigend geweest zyn. Immers besloten de Staten van Holland weinige
34^
-ocr page 268-268 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
J555_weken laier, eenige middelen voor Ie slaan, welke tot behoud van 's Lands rust strekken
]o6S Jionden, en tevens bij de Landvoogdes op de overkomst van oranje naar Holland
aan te dringen , hetgeen zy weinig maanden geleden beloofd had te zullen inwilli-
gen, indien de nood zulks vereischte (1). Waarschijnlijk zijn al deze pogingen door
de opkomende gebeurtenissen zonder gevolg gebleven,
Ondertusschen hadden de Onroomschen aangevangen, openlijk te preken, hetgeen
lot hiertoe slechts heimelijk in bijzondere huizen geschied was. Sedert jaren hadden
zij van tijd tot tijd beproefd in de bosschen en op de velden bijeen te komen, maar
het was meestal der Hooge Regering gelukt te verhinderen wat nog niet, gelijk
nu, algemeen geworden was. Het voorbeeld lan Frankrijk, waar eene zekere vrij-
heid van godsdienst was toegestaan , konde niet anders dan aansporen , om hier dezelfde
vergunning te verwerven, en zich meester te maken van hetgeen men niet verkrijgen konde ;
bqvenal sinds de matiging of Moderatie zoo weinig aan de verwachting beantwoord
en de hoop op verdraagzaamheid in het godsdienstige vernietigd had (2). Op Zondag,
den twaalfden van Hooimaand vijftienhonderd twee en zestig, was in het dorp
oepe, nabij Iperen de eerste preek gehouden (3). De Edelen gingen der gemeente
voor en zetten haar tot navolging aan (4). Reeds in vijftienhonderd zes en vijftig had
jottA-w van Pallant in zijne heerlijkheid Keppel^ in Gelderland, het preken en het
zingen van Duitsche Psalmen veroorloofd niet alleen, maar zelfs eerlang voor eenen
Roomschen, openlijk eenen Hervormden leeraar beroepen (5). Megen beriglte de
Landvoogdes in het geheim, dat thans floris van Pallant in zyne stad Culemhorg
openlijk liet preken, en tot dat einde drie of vier Hervormde leeraars onderhield.
In de heerlijkheden van brederode en van don Graaf van den Berg, oranje's
zwager, had hetzelfde plaats (6). Ofschoon Margaretha insgelijks de verslandhouding
der Hugenoolen in Frankrijk met de Hervormingsgezinden in de Nederlanden
bekend was, achtte zij het raadzaam , dit voor de Edelen te ontveinzen (7). Om dien
(1) TE WATEU, Verbond d. Edelen, D. I. bl. 356-365. Faderl. UisL D. IIL bl. 206-211.
Vgl. wageuaar, D. VL bl. 150—155. van wijn op wagenaar, Stuk VI. bl. 52—54.
(2) Vgl. groen v. prinsterer, ArcMves de la Maison d'Orange, T. HL p. 119.
(3) de reiffenberg in de Covrespondance de margïieuite d'Jutriche, p. 45, 64 (1). Vgl.
groen v. prinsterer in de Archives de la Maison d· Orange, Τ. II. ρ. 180.
(4) HOOFT, Nederl. Hist. Β. III. bl. 83.
(5) Nalees, op de Vadert. Hist. bl. 258.
(6) Covrespondance de philippe II, T. L p. 420, 425. Correspondance de bargderite d'Au-
mcÄe, p. 55 , 59 , 60 , 77 , 78,
(7) Correspondance de philippe II, T. I. p. 490.
-ocr page 269-DES VADERLANDS. · 2627
tijd allhans verwiltigde zij de hoofden der Bondgenoolen , dat » de Edelen bg veleq als de i555_
aanstokers of begunstigers van al de nieuwiglieden en bewegingen beschouwd werden. Zij 1568
kon echter niet van zich verkrijgen , hen , die den Koning en haar zulke uitstekende dien-
sten bewezen hadden, daarvan te verdenken. De verzekering van getrouwheid, onlangs
door de Edelen afgelegd, was nog versch in haar geheugen; en zij zouden immers,
als lieden van adel, hun woord gestand blijven. Het was nu voor hen de regte tgd ,
om de gevoelens van hun hart te openbaren, en hunne trouw en het goede gevoelen,
welk zij van hen koesterde , door daden te bevestigen. Het was derhalve hare be-
geerte , dat zij met raad en daad de ongeoorloofde vergaderingen en aanslagen der
voorstanders van do nieuwe leer hielpen verstoren, do belhamels vervolgen en de uit-
zinnigen, onder Gods hulp, tot hun pligt wederbrengen (1)." Indien ook de vleiende
woorden der Landvoogdes by de Edelen ingang gevonden hadden, zouden deze evenwel
bezwaarlijk by magte geweest zijn, het verwezenlijken van den lang onderdrukten
volkswil te voorkomen. Vlaanderen gaf het teeken, en weinig weken later was het
bijna door al de Nederlandsche gewesten gevolgd (2). Eerst kwam men in afgelegene
oorden bijeen, doch spoedig meer in de nabijheid der steden en wel gewapend, om
eiken gedreigden aanval af te weren (3). Duizenden uit do nabijgelegene plaatsen
stroomden ten gehoore , Avaartoe zij in het geheim, ook soms openlijk door aangeplakte
briefjes, genoodigd werden. De leeraars kwamen uit Frankrijk, uitGewewe, Emhden
en andere plaatsen, en preekten, naar gelegenheid, in het Fransch of Vlaamsch, Bij
hen voegden zich verscheidene Priesters en Geestelijken, zelfs eenige vrome hand-
werkslieden , om het volk te leeren en te vermanen. De dikwijls zeer talrijke ver-
gaderingen werden zeldzaam gestoord, sinds zij gewapend werden bijgewoond; aan de
toegangen stonden schildwachten, om van den minsten onraad terstond kennis te ge-
ven , en de voorbijgangers uit te noodigen aan do preek deel te nemen, en hun den
weg derwaarts aan te wijzen. Do redenaar stond gewoonlyk op eenen wagen in een
preekstoel, die in allerijl toegesteld, of wei door de ijverigsten hom nagedragen
werd, en boven welken een zeil was gespannen, om hora voor zon en regen te be-
schutten; het volk werd beneden den wind van hem geplaatst, om to beter te
kunnen hooren (4). F aleticiennes yiAs de stad, in welke de nieuwe leer, sedert eenige
(1) poktüs netjtertis, Rer. Austr. Belg. Lib. XVI. p. 403. v. d. haer, de Init. Tumult, Lii).
II. p. 331. BURGüRDiüs, Eist. Belg. Lib. III. ρ. 174.
(2) noppERcs, Memorial, ρ. 80.
(3) viGLii Epist. ad uopperdm, p. 366. stradä, de Bello Belg. Lib. V. p. 239—242.
(4) Archives de la Maison d'Orange, Τ. II. ρ. 128, 147. Correspondance de philippe II,
T. I. p. 425, 427, 428. Correspondance de simcerite d'Autriche, p. 41, 65 , 66. wagekaar,
270 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
jaren, den meeslen opgang gemaakt had. De Hervormden aldaar stonden ihans, naar
het scbgnt, in naauwe betrekking lot hunne geloofsgenooten in Doornik en te Ant-
werpen [\), Sinds Tele weken preekte men openlijk in do omstreken van y/wiiüer^m ;
en naby Berchem was eene vergadering van vier- of vyfduizend Onroomschen bijeen
geweest, waartegen zich de regering te vergeefs gekant had. De Landvoogdes, naar
wie men afgevaardigden op afgevaardigden zond, gelastte, dat deze vereenigingen
met geweld zouden uiteengejaagd worden, maar men hield zich voor te zwak,
dit te beproeven. Er werd te Antwerpen een bevel tegen de vreemdelingen, en een
verbod van ter preke te gaan uitgevaardigd; maar dienzelfden dag verzochten de
Hervormden het stedelyk bestuur op dringenden toon, hun eene behoorlijke plaats in
de stad tot het houden hunner bijeenkomsten aan te wijzen. De regering, niet ge-
zind hierin te bewilligen, en niet bij magte den aandrang der Onroomschen te we-
derstaan, wendde zich tot de Landvoogdes met verzoek, dat zij zelve of een ander
aanzienlek persoon mögt komen, om de moeijelijkheden uit den weg te ruimen. Do
Hertogin was huiverig, zich naar eene stad te begeven vol vreemdelingen, en die in
zulk een hagchelijken toestand verkeerde. Zij wenschte oranje en egmond derwaarts
te zenden, om vooraf bij de regering te onderzoeken, in hoeverre zij er zich met
veiligheid konde ophouden, en of er, gedurende haar verblijf, ook openlijk gepreekt
zou worden. De Prins beschouwde zulk eene zending, bij welke hem daarenboven
een ambtgenoot werd toegevoegd, als beneden zijne waardigheid en weigerde haar aan
te nomen, »Indien een ander mij verzelt," schreef hij aan zyn broeder lodewijk ,
»zal al het kwaad, wolk er uit kan voortspruiten, aan mij alleen geweten, en hel
goede, welk het mögt opleveren, mijnen ambtgenoot toegekend worden; er zyn nog
verscheidene andere redenen, doch te veel om u te schrijven, welke het mij moejjelijk
maken, thans deze taak op mij te nemen. Ik heb evenwel Hare Hoogheid gezegd ,
dat wanneer zij mij alleen zendt en met zulk een gezag bekleedt als behoort, ik gaarne
naar vermogen zorg zal dragen , dat geen opstand of ongeregeldheid in de stad voor-
valt , mits ik er langer dan twee of drie dagen, zooals zij bepaald had, kan ver-
loeven. Ik geloof, dat morgen de Breede Raad bijeenkomt; zoo gij denkt, dat men
mij, als Burggraaf, bij zich wenscht, om den loop van zaken gade te slaan, opdat Hare
Hoogheid er daarna te gemakkelijker en veiliger kan komen, moet gij dit in het
geheim en behendig bevorderen; want het komt mij voor, dat mij dit meer tot eer
zal strekken, dan er als een fourier henen te gaan, om de vertrekken van Mevrouw
D. \l. bl. 162, 163, en de aldaar aangehaalde Sententiën van alva, door marküs in 1735 uil-
gegeven.
(1) GROE« v. raiNSiERER iu de Arckives de la Matsou d'Orange, T. II. p. 135.
1555-
1568
2 V.
Hooim^
1565
5 ν.
Hooim,
1566
DES VADERLANDS. · 271
in orde te brengen". Voorls achlle hij het, om meer dan eene reden, niét raad- 1555—
zaam, dat brederode thans in Antwerpen verscheen. Dien zelfden dag echter was
deze met eenige andere der Verbondene Edelen en een groot gevolg aldaar gekomen.
Er heerschte groote beroering en ontslellenis. » De bevelen der Landvoogdes werden
er nu eens afgekondigd, dan verzwegen, dan teruggenomen ; een dof gerucht van
verraad gonsde door de stad , zonder dat men wist, wie en wat het gold; de regering
nam waardgelders aan, en de Breede Raad dankte hen af; de overheid besloot lot
bezending op bezending aan de Landvoogdes, maar op het punt van te gaan, deinsden
de afgevaardigden vreesachtig terug." Verscheidene aanzienlijke burgers, vooral koop-
lieden , verhelen met hunne huisgezinnen en goederen de stad, uit welke reeds al do
Kanoniken gevlugt waren. Brederode vond veel aanhang en naloop bij het volk;
terwyl de Graaf tan Megen, die eenige dagen in de slad was blijven vertoeven in
stede van door te reizen , en ^de verwachte komst van den Graaf van Aremlerg het
vermoeden bij de Ilervormingsgezinden opwekten, dat beiden last hadden, met behulp
van do regering, die men wegens hare onverdraagzaamheid, vervolgzucht en flaauw
beheer weinig achtte, krygsvolk in het geheim binnen te brengen. Hij koos partij
tegenover megen , en dit lag in den aard der zaak, doch begunstigde geenszins de
scheurmakers. De overheid drong intusschen bij de Landvoogdes zoowel op zijne ver-
wydering , als op die van den Graaf van Megen aan. Do laatste vertrok; maar omdat
hij zich in den omtrek ophield, duurde het mistrouwen voort. Brederode bleef,
dewijl eene partij hem met allo geweld te Antwerpen houden wilde, ofschoon hy aan
lodewijk: van Nassau schreef: »Wij zijn hier in den muil der wolven; iederoogen-
blik zijn wij in gevaar, dat men ons de keel komt afsnijden." Do regering zelfs was
te zijne opzigto verdeeld; want ondanks het verzoek om zijne verwijdering, onthaalden
hem de Oud-Schepenen plegtig op het stadhuis. Hot doel van zijn verblijven in Ant'
werpen was blijkbaar, het handhaven der orde tol aan de komst van den Prins, op welke
hij zoo aandrong, dat do stedelyke afgevaardigden nu dor Landvoogdes verklaarden, dat
beide regering en gemeente oranje zeer genegen waren, aan wien do burgerij, gelijk hij aan
deze, als Burggraaf van de stad, met eede verbonden was. Met moeite bewoog biargaretha
den Prins, zich naar Antwerpen te begeven. De taak was ook ten uiterste moeijelyk.
» De regering der stad wantrouwde do burgers, de burgers het Hof en de regering, en
de Hervormden het Hof, de regering en de andere burgers. Do drie partijen stonden
vijandig tegenover elkander, elk met do hand aan het zwaard. Daarenboven waren
do Hervormden zelve onder elkander verdeeld, aan de eene zyde de Calvinisten, aan
do andere de Lutheranen." Bij zulk een slaat van zaken kon de Prins zich bezwaar-
lijk een gewenschten uilslag van zijne zending voorspellen. Evenwel beloofde bij de
Landvoogdes, do beroerte to zullen stillen en niets onbeproefd te laten, om het pre-
ken, zoo binnen als buiten de stad, te belellen. Brederode met de Edelen van het
272 ALGEMEENË G Ε S G Η1 Ε D Ε IN ί S
eene halve τλι^Χύό^ώ Antwerpen tegemoet en liet zijn gevolg hun geweer lossen. Onder
Hooiin. het aanhoudend geroep van: Five les Gueux ^ Vioe les Gueux ^ werd de Prins
door de opgewondene menigte , die ten getale van meer dan dertig duizend, naar men
wil, op de been geraakt was, verwelkomd. De muren en straten waren als met men-
schen bezaaid; uit de van pannen beroofde daken zag men de hoofden steken, en
van alle kanten weergalmde ; » Leve onze Burggraaf, onze Verlosser ! Nu behoeven
wij niet meer naar Brussel, naar de Landvoogdes!" Anderen weder zongen Psalmen of
liedjes te zijner eere. Oranje toonde niet alleen zoo met de hand als met zijn gelaat,
hoezeer hem dit alles mishaagde , maar vermaande het volk luide , toe te zien wat zij
deden, opdat zij er naderhand geen berouw over mogten hebben; ja dreigde zelfs
hen dat roepen wel te zullen verleeren, 's Prinsen ontevredenheid was met reden ,
want die leuskreten »verkondigden de zegepraal van eene der partijen, terwijl
hij kwam, om tusschen allen onpartijdig Ie bemiddelen." Brederodb verliet den
volgenden dag Antwerpen, waar zijne tegenwoordigheid nu niet langer gevorderd
werd. Onvermoeid was orawje Averkzaam, om do rust aldaar te herstellen, en ai
zijn invloed te bezigen, om het preken en de opschuddingen te beletten. Voorzien
van een uitgestrekten volmagtsbrief van do Landvoogdes, hoorde hij aanstonds en dik-
Averf do wederzijdscho klagten der regering en der gemeente. Het gelukle hem een
groot deel der Hervormden van het onbetamelijke te overtuigen, zich tegelijk ter preek
en in do wapenen te bevinden , en hen te overreden, het geweer neder te leggen,
op de verzekering, dat men hunne byeenkomsten niet gewelddadig verstoren zoude.
Mot toestemming der regering, wenschte hij twaalfhonderd waardgelders aan te ne-
men , om nevens de schuttery , de stad te bewaken; doch de gemeente verklaarde
er zich tegen, en het plan ging niet door. Het gerucht, dat de Drossaard van
Braband eenig voet- en paardevolk had aangenomen, om de Hervormden, die zich
vaak ten getale van twintig of dertigduizend in de nabijheid van Antwerpen ver-
eenigden, uit elkander te drijven, verwekte in de stad groote beroering. En of-
schoon de Drost zich verontschuldigde, en de Landvoogdes hem beval, onmiddel-
lijk van daar te vertrekken, stelde echter de gemeente hierin weinig vertrouwen;
de predikatiën werden veel zorgvuldiger en beter gewapend dan te voren bijge-
woond , en de Prins zelf verklaarde, dat »hij niet wist, wat daar eindelijk nog
uit worden zou." Langer dan eene maand hield oranje zich in Antwerpen op, en
zijne handelingen in dit onstuimig tijdsgewricht ontlokten aan den Raadsheer
d'assonville de getuigenis, dat de Prins » zeer bekwaam was, om groote zaken te
leiden (1)."
1555— Verbond , die zich bij hem bevonden, en een groot aantal burgers, reed orawje op
J5G8
13
mm
(1) Jrchires de la Maison d'Oravge, T. IT. ρ. im—lil , 148—152, 157, 182. Corres-
-ocr page 273-DES VADERLANDS. 273
Middelerwijl had de openbare prediking der nieuwe leer, in Flaanderen en Bra-
_ 1 oDO
hand begonnen, in de Noord-Nederlandsche gewesten, hier onder begunstiging, ginds
met oogluiking, elders in weerwil der Overheid , navolging gevonden. Weldra echter
was men niet meer met vrije godsdienstoefening builen de steden tevreden, en eischte
zelfs kerken daar binnen (1). Deze ongeoorloofde prediking, welke dikwgls door
Edelen, die tol het Verbond behoorden, bijgewoond werd, en die talrijke bijeenkom-
slen van gewapende Hervormingsgezinden mishaagden den Prins van Oranje. »Het
doet mij leed u te moeten melden," schreef hij aan den Markgraaf van Bergen,
» dat de zaken alhier eer verslimmeren dan verbeteren, want het preken neemt meer
en meer toe; en sinds men vernomen heeft, dat er eenig bevel gegeven is, zulks te
verhinderen, komt men gewapend ter preek, zoodat ik er weinig verhelpen aan zie ,
tenzij God er de hand oplegt, en men alle bijzondere inziglen en belangen laat varen,
alleen acht gevende op hetgeen den vrede kan bewaren. Is die eens verloren, dan
gaan langzamerhand do dienst van den Vorst en de godsdienst ook verloren;
maar weet men dien te behouden, dan is er hoop, met den tyd en Gods hulp alles
te kunnen herstellen (2)." Oranje begreep ten volle, hoezeer dit openlijk preken
den Koning verbilleren, en den Nederlandschen Groolen, zelfs velen Edelen van het
Verbond mishagen moest, dewijl het slreed legen do overeenkomst met do Land-
voogdes aangegaan , en alleen strekken konde , om de rust van den staat te storen.
Hij trachlle door een meer wellig en gevoegelijker middel hetzelfde doel te bereiken,
namelijk door die verdraagzaamheid jegens de Onroomschen , welke bij den godsdienstvrede
in Duitsehland was ingevoerd. Eene allermoeyelijksle taak voorzeker, daar de yverige
Roomsch-Kalholijken weinig genegen waren, iets van dien aard toe te staan. Zelfs te ge-
doogen , dat de Lutherschen , voor welke zij minder afgryzen koesterden dan voor de
pondance de nkt^gveuus. d'uäuiriche, ρ. 64, 65, 76—79, 84—87. Correspondance de pmimEll,
Τ. I, ρ. 433. Procés des Comtes d'fgmont et de noRrtE, T. IL p. 364. Hoppehüs, Mètnorial,
ρ. 90, 91. ν. wese31beeck, Beschr. ν. d. Staet, enz., bl. 116—131, 134—142. ιέτιτ, Chron.
de Holl. Τ. II. ρ. 189. bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. 1. B. II, bl. 69-77, 80-83. uooft,
JSederl. Hist. B. III. bl. 84—89. v. meieren, Nederl. Hist. B. II. bl. 43. bürgündids , Hist.
Belg. Lib. III, p. 171—173. strada, de Bello Belg. Lib. V. p. 242—245 , 248. campaka,
della Guerra di Fiandra, T. I, p. 15. lakario, la Guerra di Fiandra, p. 14, brandt, Hist.
d. Bef. D. L bl. 306-314. Leven van wrlem I, D. L bl. 469—476, 491—494. De Gids
voor 1845, D. I, bl. 341—344.
(1) GLAsics, Gesch. d. Christ. Kerk in Nederl. D. III. bl. 344—348, en de aldaar aaüge-
liaalde Schrijvers.
(2) Jrchives de la Maison d'Orange, T. 11. p. 146.
II Deel, 4 Stük. 35
-ocr page 274-274 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—Calvinisten, en die destijds door oranje begunstigd werden, binnenshuis hunne gods-
1568 jjgjjstQefejjijjggQ hielden, kwam hun verfoeijelijk en strafwaardig Toor. Daarenboven
werd de Prins , als Duitscher van geboorte en wiens gemalin de Augsburgsche geloofs-
belijdenis beleed, Toor de hoofdoorzaak der godsdienstonlusten gehouden. Hij ver-
wittigde den Landgraaf van Hessen^ dat aan zijn verzoek om ontslag uit zijne amb-
ten , reeds vóór drie maanden bij den Koning ingediend, nog niet was voldaan , dat hij
derhalve gevaar liep, goed en leven te verliezen; alleen wanneer hij den Roomsch-
Katholijken toeviele en de arme gemeente aan haar lot overliet, zou hij dank inoog-
sten. Dringend verzocht hij den Landgraaf, hem in dezen nood niet te verlaten, of
zijnen vaderlijken, getrouwen raad en veelvermogende hulp te onthouden. Men be-
gon, naar zijn gevoelen, met de Nederlanden om met Duitschland te eindigen.
Hessen moest aan de vervolgden eene veilige schuilplaats verleenen, en deze hoogsl-
belangrijke zaak bij de Evangelische Rijksvorsten doorzetten. De omstandigheden wer-
den intusschen hoe langer zoo bedenkelijker door de opgewondenheid des volks, vooral
der Calvinisten, die met hunne geloofsgenooten in Frankrijk in naauwe betrekking
stonden, en door het vertragen van het antwoord uit Spanje op do voorgestelde
punten (l). Filips konde naar gewoonte tot geen bepaald besluit geraken. Graw-
VELLE hield zich steeds overtuigd, en de Paus deelde in hetzelfde gevoelen , dat do
komst des Konings in de Nederlanden het eenige middel was, om de rust aldaar te
herstellen. »Oranje," zeide bij, »stierf van vrees, en hield zich bezig met eene
verdediging aan welke vele raadsheeren en regtsgeleerden werkten. Indien de Koning
den Prins niet zeer welwillend schreef en hem gelastte, Graaf lodewijk , zijnen
broeder, naar Duitschland te zenden, zou hij *sKonings komst niet afwachten en
zelf naar Duitschland trekken." Daar zou hij, naar het gevoelen des Kardinaals,
geen kwaad kunnen stichten. Indien hy en de Markgraaf van Bergen hunne betrek-
king als Stadhouders nederlegden , gelijk zij dreigden, moest de Koning hun ontslag
goedgunstig aannemen. Leoninus , de zaakbezorger van oranje , had tot morillon ,
den vertrouwde van granvelle gezegd, dat indien de Prins den raad van den Kardi-
naal gevolgd had en diens vriend gebleven was, zijne zaken veel gunstiger zouden
staan; en dat, zoo granvelle het gebeurde wilde vergeten, thans de gelegenheid
tot eene verzoening gunstig zou zyn. Morillon had geantwoord, dat granvelle den
Prins geen kwaad hart toedroeg, al het voorgevallene aan het bedrijf van gemeen volk
[gente baa;a), welk in onrust voordeel zocht, toeschreef, en hy gereed was, alles voor
den Prins, dien hij beminde, te verrigten wal niet streed met de dienst des Ko-
nings. De Kardinaal verheugde zich hierover, dewijl hy niet wilde, dat hetgeen
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. H. p. 128, 133, 135, 141, 144, 145, 157.
-ocr page 275-DES VADERLANDS. 275
hem in het bijzonder betrof, de belangen des Konings zou benadeelen. Men had 1555—
hem daarenboven gemeld , dat de Prins en de Graaf van Jloorne zich op zyn land- ^^^^
goed de la Fontaine verlustigd, en tegen een zijner bedienden op eene wgze
uitgelaten hadden, die hem bevreemdde. Zijn vertrouwen op de beide Heeren
was hierdoor echter niet versterkt geworden; hij drong althans ernstig er op
aan, als eene zaak van het hoogste belang, dat egmond aan hun bondgenoot-
schap onttrokken Avierd (1). Del cahto raadde den Koning aan, indien hij zelf
niet kondo komen, den Hertog van Alha te zenden; het geheele Land was in
gisting, en geen penning in de schatkist (2). Minder dan hij, naar het schynt, ver-
wachtten AREMBERG, BARLA.YMOKT en viGLius eenen alles afdoenden uitslag van 'sKo-
nings overkomst; zij oordeelden raadzamer, de verzochte afschaiBng van geloofsonder-
zoek en verzachting der bloedbevelen toe te slaan. De Landvoogdes spoorde pilips
dringend aan, hierover zijn besluit mede te deelen; hoe langer hy draalde, hoe
meer hij den weg zou openen voor de ongeregeldheden en rampen, welke het
Land bedreigden (3). Om dien tijd nam do Aartsbisschop van Sorrente, benoemd
lot 's Pausen gezant aan het Hof des Keizers, zijn weg derwaarts over de Nederlan-
den. Hem was door den Paus gelast: 1°. om den Graaf van Calemborg eenen Pause-
lijken brief (breve) ter hand te stellen, ten einde hem te bewegen tot hel Roomsch-
Katholijke geloof terug te keeren; 2®. een dergelijken brief aan den Prins van Oranje
te behandigen, betreffende den slaat der godsdienst in zijn prinsdom; en ten 3®. de
Landvoogdes te vermanen, steeds de belangen der godsdienst te bly ven behartigen, en
met hare goedkeuring, de Geestelijken tot het naauwgezet waarnemen hunner pliglen
aan te sporen. De Koning trachtte eerst te Rome te bewerken, dat deze geheele zen-
ding wierd uitgesteld, en toen dit mislukte, vond de gezant bij zijne komst Ie Brussel
van hem een brief met verzoek, zich in de Nederlanden niet uit te laten over geloofs-
onderzoek , bevelschriften of iets van dien aard, maar als het doel zijner zending al-
leen de geestelijke tucht op te geven, en hierbij nog do uiterste behoedzaamheid in
het oog te houden. De Landvoogdes maakte hem met 's Konings gevoelen bekend over
het in stand houden van het geloofsonderzoek en het opvolgen der bevelen tegen do
Ketters, doch verzocht hem het geheim over deze 'twee punten te bewaren. Zij be-
tuigde, dat noch de Koning, noch zij zelve goedschiks zouden gcdoogen, dat iels len
(1) Correspondance de pdilifpe II, T. I. p. 420 , 421. Supplément aux Jrchives de la Mat-
son d'Orange, p. 27, 28, 32,
(2) Correspondance de pdilippe II, T. I. p. 427.
(3) Correspondance de philippe II, T. I. p. 421, 422.
33*
-ocr page 276-276 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—nadeele der Roomsch-Katholijke godsdienst in de Nederlanden wierd ingevoerd, en
gaf hare smart over den tegenwoordigen staat van zaken in de Kerk te kennen, doch
vertrouwde , dat de oude godsdienst zou gehandhaafd worden, aangezien het Land
nog vol was van goede Katholijken, en do voornaamste Grooten aan dat geloof gehecht
waren; ook prees zij, over het geheel, de Geestelijkheid, die »noch vermaning, noch
vertroosting behoefde." Den brief aan den Graaf van Culemhorg kon zij niet afzen-
den, daar zijne bezittingen voor een deel tot Duitschland behoorden; dien aan den
Prins van Oranje zou door hare tusschenkomt op eene voegzame wyze bezorgd wor-
den , gelijk geschiedde. y> De Koningzeide zij, »zou de dienstaanbieding Zijner
Heiligheid gunstig opnemen, en daarvan ongetwijfeld op zijn tijd en naar gelang van
zaken gebruik maken." Het is duidelijk, dat zij, evenmin als de Koning, 'sPausen
tusschenkomst in de Nederlandsche zaken begeerde, en die op eene heusche wijze van
de hand wees. Do gezant vertrok, zonder iels uitgerigt te hebben, met do verzeke-
ring , dat hij Zijner Heiligheid een getrouw verslag zoude leveren van hetgeen hij
gezien en gehoord had (1).
Do drang der omstandigheden noodzaakte evenwel de Landvoogdes, in weerwil van
zich zelve , den Koning te vermanen , het geloofsonderzoek af te schaffen, de bloedbevelen
te verzachten, en dit besluit niet langer te vertragen, ten ware hij daarvan al de vrucht
wilde verliezen (2). Weinig dagen later beklaagde zij zich op nieuw en nadrukkelijker,
dat FiLips haar, na al hetgeen zij hem in schrift en bij monde van lémbo en mon-
TiGNT gemeld had, in de dringendste verlegenheid, zonder hulp en zonder bevelen
liet, zoodat zij in het onzekere en op goed geluk af handelde. De zaken waren thans
zoo verre gekomen, dat indien do Koning niet spoedig zijn voornemen kenbaar maakte,
de bewegingspartij eindelijk de plannen, welke zij koesterde, zou ten uitvoer brengen.
Bedreiging, overreding, noch vermaning konden den steeds toenemenden voortgang
van het kwaad sluiten. Het was hoognoodig , dat de Koning zijne leenmannen be-
vredigde in hetgeen het geloofsonderzoek en de bloedbevelen betrof, en tevens
vergiffenis schonk aan de Zamenverbondenen en allen, die hem mogten beleedigd
hebben, Hij moest daarenboven eene aanzienlijke som geld zenden, opdat, wanneer
do bewuste punten waren toegestaan , men met de wapenen tegen diegenen konde han-
delen , welke, naar men vreesde , alsdan andere eischen zouden opwerpen, aan welke men
volstrekt niet zou mogen voldoen. De Graaf van Egmond en andere Grooten boden
in dit laatste geval aan, de onruststokers met geweld te bedwingen, »zonder," voegde
(1) Correspondance de pdilippe II, T. I. p, 422. Correspondance de μίκαυεκιτε d'Autriche,
p. 58-61.
(2) Correspondance de poilippe II, T. I. p. 427.
-ocr page 277-DES VADERLANDS. · 277
EGMOND er bij, »broeder, zoon , of ei^en leven zelfs voor de dienst van God en den 1555—
Koning te sparen." Voor het oogenblik echter weigerde hij de wapenen op te vatten,
zoo als hem de Hertogin ter harer verdediging verzocht had, wanneer, naar liet ge-
rucht liep, te Brussel VQeilïg of vijftig duizend gewapende scheurmakers mogten komen ,
door een bevelhebber aangevoerd ,, wiens naam nog niet bekend was. Men wist, dat inden
loop der maand te St. Truijcn of te Maastricht eene vergadering van verbondene
Edelen zou plaats hebben, en verhaalde , dat zij zich van de laatstgemeldo stad wilden
meester maken, om er zich in veiligheid te stellen en de hulpbenden te ontvangen,
welke zy uit Duitschland verwachtten. Onder begunstiging der liondgenooten, zouden
vervolgens de scheurmakers vrijheid van geweten en kerken afeischen , om er ongestoord
in te preken. De Landvoogdes verklaarde aan egmond , dat zij ten minste de benden
van Ordonnantie moest bijeenbrengen , om den voortgang van het preken te stuiten.
De Graaf antwoordde, dat hij de wapenen niet zou opvatten, vóór de Verbondenen
of scheurmakers naar het geweer grepen. Aresiberg, barlaymont en megen betuigden ,
dat zonder egmond het weinig zou balen, wanneer zij zich wapenden; zij hadden ook
daartoe geen last van den Koning, en de benoodigde gelden ontbraken ten eenenmale.
Do Landvoogdes verzocht nu niet alleen onmiddellijk een bepaald voorschrift van filips ,
hoe te handelen maar ook, dat hij egmond zou bevelen het zwaard aan te gorden,
indien men tegen do Verbondenen en de Ketters toevlugt tot geweld moest nemen.
Zij polste de Stadhouders en Ridders van het Gulden Vlies elk afzonderlijk, om te
weten, hoeveel staat zij alsdan op hen en de krijgsbenden onder hun bevel maken
konde. Aarsghot , Aremberg , mansfeld , barlaymokt en roeux verzekerden, dat
hunne vaandels (compagnies) getrouw en overeenkomstig hunnen last zouden han-
delen ; dezelfde verzekering gaf aarschot , wat hel vaandel van bossu betrof. Meges
verklaarde, dat hij naar pligt den Koning zou dienen , uitgezonderd in de beide pun-
ten : het geloofsonderzoek en de bloedbevelen. De Graaf van Hoorne betuigde , dat
zijn vaandel in alles der Landvoogdes zou gehoorzamen; en mögt deze verwachting te-
leurgesteld worden, dan had hij honderd edellieden, welke do plaats zijner mannen
van wapenen zouden vervangen. De Graaf van Egmond zeide, dat zijn vaandel
opvolgde wat hij zou bevelen. Do Prins van Oranje was niet zeker van het zijne ;
hij had het sinds een aantal jaren niet in oogenschouw genomen, doch geloofde, dat
een gedeelte der manschappen noch tegen de scheurmakers dienen, noch het openlijk
preken beletten zou. Wat hem zeiven betrof, hij had zijnen wensch naar het antwoord
van MONTiGNY te kennen gegeven, waarin hij 's Konings magtiging verwachtte, van
zich aan de openbare zaken te mogen onttrekken; doch waar hij zich ook mögt bevinden,
hij zou steeds 's Konings goede leenman zgn. Noircarmes, welke voorloopig in stede
van den Markgraaf van Bergen tot Stadhouder van Henegouwen was aangesteld, aoEUx
en TRAZEGHiES betuigden in do krachtigste bewoordingen hunne verknochtheid aan den
278 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
• Koning, en gehechlheid aan de godsdienst. Op raad des Graren van Megen , zich
Tan Maastricht, den sleutel van Duitschland, te verzekeren, zond de Landvoogdes
het vaandel van den Graaf van Aremberg derwaarts (1).
Megen was thans de getrouwste en ijverigste raadsman van de Hertogin. Hij
hield haar op de hoogte van hetgeen er omging, en had onlangs verzekerd, dat de Ede-
len , wel verre van hun Verbond te breken , gelijk men vermoedde , dit veeleer trachtlen
te versterken en uit te breiden. De burgers van eenige steden vormden, naar zijn be-
rigt, zelfs een nieuw bondgenootschap en droegen, in navolging der anderen , op de
mouwen zeker teeken, welk hij echter niet naauwkeurig opgeeft. Met de overige zeven
Ridders van het Gulden Vlies leefde hij, wegens zijne gehechlheid aan den Koning, in
onmin en had om hunnentwil Brussel verlaten (2). Zij hielden dagelijks bijeenkomsten
en schenen den Koning te wantrouwen (3). Zeker was filips hen allen niet evenzeer ge-
negen. Aan den kant eens briefs van Margaretha van Parma, in welken zij hem vermaan-
de , zich niet van zulk een goed leenman als de Prins Oranje was, die hem zoo
vele diensten bewezen had en nog bewijzen konde, te berooven, maar dezen veeleer
een wel willenden brief te schrijven, zette hij eigenhandig: »dat de Hertogin zelve dit
verrigte," Oranje was verwittigd, dat de Koning hem niet alleen weinig genegen-
heid toedroeg, maar hem zelfs in persoon en goederen wilde straiFen. Hg klaagde
voortdurend, dat men zoo weinig vertrouwen in hem stelde, dat verscheidene lieden op
zijn leven doelden, en hij geen oogenblik buiten gevaar was (4). Aan 'sPrinsen be-
geerte, om lot het amblelooze leven terug te keeren , werd door den Koning , in weerwil
van granvelle's raad, niet voldaan. Er is aangemerkt, dat » het onstaatkundig in filips
zou geweest zijn , dit verzoek in te willigen , dewijl hij daardoor oranje van de boeijen zou
ontslagen hebben, die hem tenminste tot eene onzekere, dubbelzinnige houding dwon-
gen. De hooge eerambten, met welke de Spaansche regering den Prins overlaadde,
die zij hem zyns ondanks opdroeg, plaatsten hem in den toestand, waarin mozes lot het
Egyptische diensthuis, waarin histiaeus tot het Hof van dariüs hystaspes stond (δ)."
Zoodanig wist willem zyne bedoelingen te verbergen, dat armenteros , welke hem
naauwkeurig gadesloeg, betuigde die niet te kunnen doorgronden. De oorzaak van
(1) Correspondance de railippe Π, T. I. p. 427; 428—430. Correspondance de jïarguerite,
p. 71-82.
(2) Correspondance de phiuppe II, T. I. p. 413.
(3) Supplément ausp Archives de la Maison d^Orange ^ p. 26.
(4) Correspondance de philippe II, T. I. p. 418—428.
(5) de Gids voor 1845, D. I. bl. 338, 339.
1555-
1568
DES VADERLANDS. · 279
oranje's gedrag meendö hij daarin 1θ vinden, dat do Prins van godsdienst veranderd 1555—
was; dat liij zich sterk gevoelde door de hulp, hem \xii Duitschland aangeboden;
door zijn talrijken aanhang in de 'Nederlanden ,· en eindelijk, omdat hij den Koning en diens
raadslieden wantrouwde. Naar het hem voorkwam, had oranje sedert lang zich op ver-
dediging tegen den Koning voorbereid (1). Dit vermoeden was niet geheel ongegrondi
Graaf lodewijk van Nassau had zekeren regtsgeleerde , welke met vele anderen zich
verwonderde , hoe hij, een vreemdeling, zich zoo sterk de Nederlandsche zaken aan-
trok , geantwoord , dat hij zulks deed ter ondersteuning zijns broeders, op wiens hoofd,
naar hij beweerde, in Spanje eenige millioenen gesteld waren. Hij had deswege in
Duitschland bewerkt, dat, wanneer do Koning met eene krijgsmagt in de Nederlan-
den mögt komen, hij door middel van onderscheidene Duilsche Vorsten, tien duizend
man tegenover eenen konde stellen; in minder dan drie weken zou hij vijftig duizend
man, en veertien dagen later nog zoo veel laten aanrukken, mits zy hier be-
zoldigd wierden. Kwam echter de Koning als vredelievend Vorst, dan zou men zich
niet verroeren. Morillon , welke dit granvelle meldde, sloeg weinig geloof aan
deze grootspraak. » Oranje uit zich ook niet op dien loonvoegt hij er bij. » Hij is
doortrapter enbedekter ; hij wendt gedurig voor, zijn stadhouderschap te zullen neder-
leggen en zich nd^OiV Duitschland te begeven; beide zou niet het grootste kwaad zijn,
welk ons kan treffen." (2) De Prins verklaarde aan aarsghot, dat hij 'sKonings
komst niet wilde afwachten, maar zich terugtrekken, waardoor hij jaarlijks dertig dui-
zend gulden zou besparen. De Graaf van Egmond kon evenmin als de Landvoogdes,
hem van dit plan afbrengen. Men geloofde , dat hij verstoord Avas, dewyl do Land-
voogdes geen vertrouwen in hem stelde, de Staten onvorwrikt den Koning en de oude
godsdienst aankleefden , en do zaken slecht bestuurd werden (3). Hoe dit zij , buiten'slands
hield men algemeen oranje en hoorne voor de Hoofden der Nederlandsche oproe-
rigen (4). Beide mannen werkten eenstemmig te zamen. Toen de Stadhouders do voor-
geslagene Moderatio in hunne landvoogdijen doordrijven, en do openbare preek verhin-
deren wilden, waren zij de eenige, welke werkeloos bleven, en als reden het mistrouwen
opgaven, welk men hun deed blijken. Thans echter schroomden zij niet, voor het
beginsel van hun gedrag onbewimpeld uit te komen. Niet alleen vermaanden zg den
Raadsheer d'assonville , welke, op last van Margaretha , hun gevoelen over het
(1) Correspondance de philippe II, T. I. p. 431.
(2) Supplément aiix Archives de la Maison d'Orange, p. 30.
(3) Supplément, p. 29.
(4) Correspondance de philippe II, T. I. p. 435.
-ocr page 280-280 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— openlijk preken en de maatregelen, om de gevolgen daarvan te voorkomen, moest
inwinnen, lot zachte middelen, maar de Prins verklaarde zonder omwegen, » dat dit
eene groote zaak was van *smenschen hart en wil, die zich door geene uitwendige
magt lieten dwingen" (1). Hoorne betuigde, dat hij Roomsch-Katholijk was en zulks
wilde blyven (2). Met oranje volhardde hij in het besluit, zich aan de openbare za-
ken te onttrekken en klaagde, dat hij nog geene belooning voor zijne diensten ont-
vangen had (3). De Prins trachtte egmojtd en bergen enger aan zich te verbinden.
Er werd althans over eene verloving van zijn zoon met de nicht en erfgename des
Markgraafs , en van zijne oudste dochter met den zoon van den Graaf onderhandeld (4).
Egmond , allyd weifelende , was in dien tijd misnoegd op den Koning, die , naar zyne
meening, eerder den ondergang des Lands dan het verzachten der bloedbevelen zou
gedoogen. Hij raadde bergen , welke nog niet vertrokken was, de reis naar Spanje
af, daar zij toch vruchteloos zijn zou (5).
Geen der Nederlandsche Groolen en Edelen loonde echler meer yver en belangstel-
ling in de zaak der Hervorming en der bewegingsparly, noch offerde meer en onbe-
krompener voor haar op dan brederode. » Driemaal honderd duizend gulden en mijn
laatste druppel bloedsschreef hij aan zijn boezemvriend lodewijk van Nassau,
» zyn voor u en voor de Geuzen, in spijt van het geheele roode ras (de Kardinaals-
gezinden). Het schynt, dat de goede God zelf Geus is. — De Geuzen zyn hier (in
Rolland) gezaaid als het zand der zee." — Te gelyken tijde zond hij hem een
brief door eenige Hollandsche Edelen onderteekend, » alle lieden voor do ruiterdienst
geschiktom dien der Landvoogdes te vertoonen, welke men zoo veel mogelijk
en op alle wijze moest kwellen. Het was ook ongetwijfeld door zijn invloed, dat
zulk een groot aantal Hollandsche Edelen aan het Verbond deel genomen had (6).
Aan dat Verbond had onlangs zijn neef, de jonge Graaf k.arel van Mansfeld^
zich onttrokken. Men vermoedt, dat het schaken van diens zuster polyxena , uit hel
eerste huwelyk zijns vaders ontsproten , daartoe zal bygedragen hebben. Dit meisje,
bij haren oom brederode te Vianen gehuisvest, had met palamedes de Chalon^
(1) »Que c'estoit une grande chose des coeurs et voluntez des hommee, qui ne se.povoient
forcer par nulle puissance exterieure."
(2) Correspondancé de phiuppe II, T. I. p. 428,
(3) Procés des Comtes d'egmokt et de borke, T. II. p. 356—358. Zie hiervoor bl.
258 , 259.
(4) Correspondance de pdilippe II, T. I. p. 423.
(5) Correspondance de philippe II, ï. I. p. 424.
(6) Archives de la Maison d'Orange, Τ. II. ρ. 130.
-ocr page 281-DES VADERLANDS. 281
onechte zoon van wijlen rené , Prins ran Oranje^ in het geheim eenen minne-1555—
handel aangegaan , en zich eenige weken later des nachts in mansgewaad met hem
verwijderd. Brederode was hierover onthutst, en mahsfeld ten hoogste op hem ver-
bitterd. De Spaanschgezinden strooiden uit, dat hij zelf strafwaardige oogmerken te-
gen zijne nicht koesterde, en dit noch do eerste noch de tweede daad van bloed-
schande zou zijn, aan welke hij zich schuldig maakte. De Prins en Prinses van
Oranje werden door de beide voortvlugligen van medepligtigheid betigt; doch
het bleek spoedig, dat dit slechts een verzinsel van hen was, om zich legen
den toorn van brederode te dekken. Zij traden later wettig in het huwe-
Igk (l). De oude Graaf van Matisfeld, die het deelnemen zgns zoons aan het Ver-
bond der Edelen altijd met leede oogen gezien had, gelastte hem nu, zich daarvan
los te maken. Althans de jonge mansfeld verwittigde armenteros, dat »toen hij, op
aandrang van zijn oom brederode, lot het Verbond toetrad, hij niet voorzag, wat nu
gebeurde. Daar hij in het vervullen zijner pligten jegens den Koning wenschte te le-
ven en te sterven, had hij onlangs den Bondgenoolen verzocht, hem niet langer als
deelgenoot Ie beschouwen, dewijl de daden van eenige hunner niet overeenkwamen
met hetgeen bij het opriglen van het Verbond bepaald was; levens herinnerde hij hun,
dat hij zich destijds den wil van den Graaf, zijn heer en vader, had voorbehouden,
die hem thans beval, zich van hen te scheiden (2). Hel gelukte egmowd den ver-
bolgen vader te stillen, door brederode tot eene schenking onder levenden van
zyne goederen aan diens zoon karel over te halen (3). Vruchteloos daarentegen
waren de pogingen der Verbondenen, den jongen Graaf van besluit Ie doen ver-
anderen (4).
Ondertusschen was MOSTiGiir aan het Spaansche Hof minzaam ontvangen, én den
dag na zijne aankomst, ten gehoor bij den Koning toegelaten (5). Hij overhandigde hem
een afschrift van zijnen lastbrief, en betoogde de hoogo noodzakelijkheid van eene
spoedige beslissing ten aanzien der drie punten: afschaffing van geloofsonderzoek, ver-
zachting der bloedbevelen, en algemeene vergiffenis. Filips beloofde, zoodra mogelijk
(1) Archives de la ßlaison d^Orange, Τ. Π. ρ. 109, 126, 132. Correspondance de ρπϋΐΡΓΕ
II, Τ. I. ρ. 430, 431.
(2) Correspondance de philippe II, Τ. I. ρ. 421.
(3) Correspondance de philippe II, T. I. p. 431.
(4) Correspondance de pdilippe II, ϊ. I. p. 441. Archives de ta Maison d'Orange, T. Ii.
p. 203.
(5) BERTivocLio, Nederl. Ilist. bl. 47, verbaalt geheel onjuist, dat de beide gezanten tamelijk
lang in Spanje waren geweest, zonder ooit gehoor bij den Koning te kunnen verkrijgen.
II. Deel. 4 Stuk. 34
-ocr page 282-ALGEMEENE G Ε S G ίΐ ί Ε D E Ν ί S
1553—' een besluil te nemen. jNiet minder drong do gezant aan op 's Konings overkomst in
de Nederlanden, welke men aldaar wenschte en als het beslo middel ter herstelling
van de geschokte rust beschouwde. Filips verzekerde , dat, ofschoon in Spanje evenzeer
zgno tegenwoordigheid gevorderd word, hij echter den wensch zijner Nederlandsche
onderdanen, die hij beminde, achtte, en welke hem zoo vele goede en groote dien-
sten bewezen hadden, zou trachten te bevredigen. Op montigny's aanmerking, dat
men in de Νederlanden geloofde, dat de Koning over vele lieden, zelfs over eenige
Grooten, kwalijk tevreden en kwalijk onderrigt was, hetgeen in niets zijne dienst
bevorderde, antwoordde hij, dat men zich hierin vergiste, dewijl hij over al de Groo-
ten, wier goede en uitstekende diensten hij erkende, voldaan en tevreden was; en
dat niemand te hunne nadeele tot hom had gesproken, hetgeen hij voor een uitstrooisel
hield van de zoodanigen, welke zijne belangen tegenwerkten. Meer dan zulke fraaije
betuigingen konde mowtigny, ondanks allo moeite, don Koning niet ontlokken, wiens
bedoelingen hem onbekend bleven, en die hora met do ontwijkende antwoorden: »ik
zal er over denken; do zaken zijn van groot gewigt" en dergelijke, afscheepte. Zelfs
verbood hem filips oenen renbode naar do Landvoogdes te zenden, om haar van zijne
aankomst en vorrigtingen in Madrid to verwittigen; weshalve hij genoodzaakt was,
zijne brieven over Burgos of elders met den bode der kooplieden naar Brussel to
verzenden (i). Ongetwijfeld was 'sKonings gedrag in dit opzigt een govolg van mar-
(JAuetiia's raad zelvon. Immers kort vóór de komst van montigny, had zij filips
aangespoord, zoodanige maatregelen to nemen, dat haar gezant niets naar de Ne-
derlanden kondo overbrieven, hetgeen het misnoegen der Grooten mögt opwekken,
zoo als onder anderen 's Konings ongeneigdheid tot het toestemmen dor drie hoofdpunten
in zijnen lastbrief; want zulk een berigt zou terstond do rust ernstig bedreigen (2). Waar
het schijnt, kwam bergen niet vóór do helft van Oogstmaand in Spanje, Hij was
onderweg ziek geworden, en zou naar de IS ederlanden teruggekeerd zijn, indien niet
tiups bij hem had aangedrongen, zyne reis voort to zetten (3). Beide gezanten
hadden dagelijks en wanneer het hun behaagde, toegang lot den Koning, op wiens
bevel hun, doch zoker niet meer dan men raadzaam oordeelde, mededoeling go-
daan werd van do brieven der Landvoogdes en van 's Konings antwoorden. In
do bijeenkomsten met 's Konings Raadsheeren veroorloofden zij zich nu en dan do
vrijheid, dezen voor to houden, »dat do opschuddingen iii de Nederlanden voor-
(1) Correspondance de pijiiïppe h, ï. i. p, 42f), 434. p. 438, 439, Procés des Com-
ics ii'egmoiit et de uorne, T. II. p. 360.
(2) Correspondance de puilippe ii, t. i. p. 420.
(3) Correspondance de puilippe li, T. I, p. 439.
282
DES VADERLANDS. 283
namelijk onlsprolen Avaren uit 's Konings brieven nopens het geloofsonderzoek en 1655—
do bloedbevelen; dat de kwaal niet Je genezen was, ten ware men het geloofson-
derzoek afschafte, en de ontworpene matiging nevens eene algemeene vergiflenis
inwilligde. Zij konden niet verzekeren, of de verbondene Edelen, die alles bij rade
en toestemming der Algemeene Slaten wilden behandeld hebben, dan tevreden zouden
zijn; maar wel dit, dat de Heeren, en hiermede bedoelden zij hoofdzakelijk oranje,
KGMOND en HOORNE, beslolen hadden, zoo do Koning daarin bewilligde, zich met allen
ernst toe te leggen, om de beroeringen te stillen, heizij door onderhandeling en behulp
van eerlijke lieden, die hun genegen waren, hetzij door de wapenen, die zij reetls den Koning
aanboden en bereid waren tegen de kwaadwilligen op te vatten, met vaste hoop van boven
te slaan. Do Koning behoefde alsdan zich met de νύ^ΏΆΐ^ν de Nederlanden niet te haasten,
welke veilig konde uilgesleld worden, tot de rust hersteld was." Hierop werd geant-
woord : » dat al heigeen do Koning geschreven had op reden steunde, en zoo iemand
zija misnoegen met dit schrijven zochl te verschoonen, zulks niet den Koning, maar
hun moest geweten worden , die het bekend maken der brieven, buiten 's Konings last en
tegen het goeddunken van den Geheimen Raad hadden doorgedreven. Konden, daar-
enboven , de Heeren de bewegingen stillen, wanneer de Koning in de drie voorgestelde
punten bewilHgde, dan konden, ja moesten zij, als getrouwe leenmannen betaamt, en
om erger kwaad te voorkomen, dit ook nu beproeven, zonder dal eene vergadering
der Algemeene Slalen , waartoe do Koning in zijn afzijn niet kon bewilligen, noodig
zou zijn." Door do gezanten werd hiertegen ingebragt: »dat, zoo do drie bewuste
jjunlen niet werden ingewilligd, de Heeren noch in staat noch genegen waren lot
stilling der beroerten de wapenen op te vallen, maar zich zouden terugtrekken,
ziende dat zij door do Spaansche Groolen zoo weinig geacht of liever verdrukt werden,
die allo anderen uit 's Konings raad sloten, alleen het woord nevens den Vorst voerden,
en zich lieten voorslaan, de Nederlandsche Heeren op gclyko wijze als ύ'ιοΜίη Milaan^
Napels en Sicilië te bevelen; en dewijl deze dit op geenerlei wijze wilden dulden,
zoo was dit nog de eenige, of immers do voornaamste oorzaak der zwarigheden en
opschuddingen (1)." Het sprak van zelf, dat zulk eeno taal weinig weerklank vond
aan het Spaansche Hof, en filips mishaagde. Do gezanten bevonden zich in oenen
zeer neteligen toesland. Zij waren gekomen, om de belangen der Nederlanden
voor te slaan, en dagelijks ontving men van daar berigten, welke den Koning verbit-
terden en hunne laak derhalve nog moeijelijker maakten. Eindelijk allo hoop opge-
vende, het doei hunner zending te bereiken, en niets meer op den Koning vermogende ,
verzochten zij dikwerf, doch steeds vruchteloos, verlof van naar de Nederlanden Xaru^
(1) HOprERi's, Memorial, ρ. 79, SO. noorr, Nedcrl Eist. B, III, bl. 82,'03.
33*
-ocr page 284-284 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
to keeren. Vergeefs drong de Landvoogdes zelve op hun verlrek met nadruk aan.
»Zoo gij hiertoe niet al Uwen invloed bezigt," schreven zij haar, w zullen wij billijke
reden hebben, ons over U en de Heeren te beklagen, dat zij ons herwaarts zonden,
om hoon ςη verdriet te ondergaan, want wij zien en hooren dagelijks dingen, die ons
lot in de ziel grieven, terwijl de Koning zich weinig met ons bemoeit (1)." Zij wer-
den in 'sKonings raadsvergaderingen , ofschoon er de Nederlandsche zaken behandeld
werden , niet langer toegelaten en moesten zich vergenoegen met de besluiten uit den
mond der Raadsleden te vernemen. De meeste dezer besluiten beschouwden zij als
nadeelig; slechts eenige , zoo als het uitstellen van het bijeenroepen der Algemeene
Stalen en het instandhouden van het gewone Bisschoppelijk geloofsonderzoek, had-
den zij zich laten welgevallen, met belofte , dit den Nederlandschen Grooten smakelijk
te maken. Hopperus , welke hen in dit opzigt wantrouwde, verzocht aan viglius te
letten, of zij hunne belofte nakwamen. Welligt spraken zij alleen in dien loon, om te
spoediger naar de Νederlanden to kunnen lerugkeeren. Later drongen zij weder, in spijt
van tisnagq en hopperus, op hot bijeenroepen der Algemeene Staten met nadruk aan,
byzonder sinds zij bemerkten, dat ondanks hun toegeven, de Koning hen in alles wan-
trouwde , en buiten hun medewelen naar de Nederlanden liet schrijven , wanneer hij
iels door oranje, egmond of andere Heeren wilde uitgevoerd hebben. Hopperus smeekte
en vermaande om dezen lijd den Prins van Orawje, zich naar'sKonings wensch te voe-
gen (2). Merkwaardig is mointigny's brief aan zijn broeder, den Graaf van ZToorwe, »De
Markgraaf van Bergen en ik hebben reeds meermalen geschreven, met hoeveel afkeer
elk ons hier zag komen. Maar ik zal in dezen brief, die vrijmoediger kan zijn , omdat
hij geheimer is, vele zaken bijvoegen, die met groote voorzigtigheid in de andere ver-
zwegen werden. Onze zaken kunnen hier niet erger opgenomen en niet ongunstiger
beoordeeld worden. Men weigert ons gehoor bij den Koning, nu wij hier zoo vele maan-
den geweest zijn. Ons wordt zelden vergund met de Raadsleden Ie handelen , en hunne
antwoorden zijn dagelijks twijfelachtiger, dagelijks blijkbaarder legen onze belangen. Aan
het Verbond der Edelen geeft men den naam van zamenzwering , aan het Smeekschrift
dien van volslagen zamenspanning, en aan do beroering onder de gemeente dien van
openlijken tegenstand. Men moet dus niet twijfelen, of dit met de wapenen zal gewro-
ken worden. Do Nederlanders zelve worden nu tegen Nederlanders aangehitst; do
ware bedoeling is vreemdelingen en voornamelijk Spanjaarden te gebruiken. De grootste
verbittering is tegen de grootste hoofden , omdat men gelooft, dat zij voornamelijk het kwaad
{1) Correspondance de pinurpE 11, T. I. p. 444, 4G5, 499, 504 513, 516, 518, 526.
Archives de la Maison d'Orange, T. II. p. 359—366.
(2) πογρεκι Epist. ad vigliüji, p. 92, 93 100, 101 , 105, 107, 113.
-ocr page 285-DES VADERLANDS. · 285
ία het geheim gevoed hebben. Gbanvelle zegeviert door de beroeringen, die gevolgd zyo, 1555—
en beroemt zich, dat zoo hij in Nederland gebleven ware, zij niet plaats gehad zou-
den hebben. Indien hij eerst ontstuimigen raad gaf, nu geeft hij er eenen, die gevreldig is.
De Koning moet, naar zijn oordeel, zelf met een heir komen, of eenc krij^gsmagt zen-
den , de Nederlanders temmen, en zulk eene schoone gelegenheid niet lalen voorbij-
gaan, om hunne voorregten te vernietigen, en hen voorts door geweld van wapenen
in toom houden. Zijne voorslagen kunnen niet gunstiger dan hier opgenomen worden.
De trotschheid van de Spanjaarden, en dat zij veel minder voorregten genieten
dan de Nederlanders is bekend. Zij benyden ons onze vrijheid, en zouden dio
gaarne, zoo zij konden , inkrimpen; en daar dit niet dan door middel van geweld
kan geschieden, zoo wil men toevlugt nemen tot geweld. Dit is de wolk, die nu
onze gewesten bedreigt, en de storm zal er misschien eerder dan men denkt uit
losbarsten. Hij, welke dit voorziet, geeft er berigt van; en hij, die er van onderrigt
is, ga hem onbeschroomd te gemoet, of ontwijke hem met groote omzigtigheid. Wat
ons beiden, die hier zijn, betreft, God geve, dat gelijk onzo komst ongelukkig is
geweest, onzo terugkomst niet ongelukkiger zij." Het schijnt, als of do schrijver
een voorgevoel gehad heeft van het treurig uiteinde, welk hem en zijuen ambtge-
noot in Spanje wachtte (1).
Bergen was kort na zijne aankomst te Segovia weder ingestort, zoo dat 's Konings
geneesheeren aan zyuo opkomst wanhoopten ; en toen hij herstelde , was zulks van korten
duur. Immers werd hij in Lentemaand des volgenden jaars weder ongesteld , en verwit-
tigde hoppekus door zijnen Hofmeester, »dat hij op verzoek der Landvoogdes en ande-
ren, de zending naar Spanje niet op zich genomen had, dan onder uitdrukkelijk
beding , dat alles op kosten des Konings zijn zoude; dat de Landvoogdes hem hierop,
wel is waar, vier duizend gulden had gegeven, maar dat die som spoedig was ver-
teerd , zoo door den duren lijd, als door de reis zelve en zyne zeer zware ziekten ,
eerst op weg, toen te Segovia, en daarna te Madrid; dat hij zich eindelijk genood-
zaakt had gezien, twee en twintig duizend realen van een Engelsch Heer op te ne-
men, dien hij eene aanwijzing van betaling op den Schatmeester schets had afgege-
ven, welke thans de voldoening daarvan ronduit weigerde; dat hij onlangs het groot
misnoegen van den Engelschen Heer daarover vernomen had; al hetwelk zijne tegen-
woordige ziekte had veroorzaakt, welke ongetwijfeld nog zou verergeren, indien hierin
niet spoedig voorzien wierd; dat yiqlius hem daartoe als den geschiktsten per-
soon voorkwam, weshalve hij noppEBUs verzocht, dezen hier over te schrijven en
uit zijn naam te bidden, om bij de Landvoogdes en den Raad der Geldmiddelen alles
(1) bextivoglio, Nedevl, Hist, bl. 56, 57.
-ocr page 286-286 ALGEMEENE GΕSGHIEDΕΝiS
1555— aan Ie Avenden Ier Yoldoening Tan zijnen geldschieter, waartoe hij anders te minder
kans zag , dewijl de Koning wel gelast had, hem in Spanje tweeduizend dukaten toe
te tellen, maar van welke hy voor als nog niets had ontvangen, en echter geld be-
hoefde , om te leven." Het antwoord van viglius was derwyze ongunstig, dat nop-
penus het voor zich hield (1). Bergen stierf kort daarna aan eenen hevigen aanval
van koorts met bloedvloeijing [chmnbres de sang) gepaard, den een en twintigsten
van Bloeimaand vyflienhonderd zeven en zestig (2). Negen dagen later meldde hop-
perus aan viglius : » Gij zult den dood des Markgraafs reeds vernomen hebben. Het-
geen gij nopens het geld geschreven hadt, waagde ik niet hem mede te deelen, uit
vrees van ook daardoor zijne ziekte te verergeren. Ik ontbood echter zijn Hof-
meester , die mij gezegd heeft, dat zyn Heer ook door andere lieden, brieven van
gelijken inhoud ontvangen had" (3). Meer zegt hopperus niet, ofschoon hij meer
kan geweien hebben. Zoo de dood van den ongelukkigen Staatsman al niet aan ver-
gif kan worden toegeschreven, zal echter het hartzeer van in Spanje gewantrouwd,
veracht, en van genoegzaam levensonderhoud verstoken te zijn geweest, zonder hoop,
ooit het vaderland weder te zien , dien zoo niet veroorzaakt, althans verhaast heb-
ben (4). Op het berigt van zijn overlijden, wierp de Landvoogdes terstond bezetting
binnen Bergen op Zoom, onder voorwendsel, dat do Onroomschen aldaar eenig
kwaad voornemen koesterden (5).
Bergen stamde af uit het geslacht van glimes, en van moederszyde uit dat vaji
CROT. Door geboorte, vermogen en de waardigheid van Markgraaf van Bergen
[Bergen op Zoom) ^ Graaf van Wachain^ Heer van Glimes^ Stadhouder over Hene-
gouwen , en Ridder van het Gulden Ylies behoorde hij onder de aanzienlijkste Ne-
derlandsche Grooten (6). Men schelst hem af als een man van bekwaamheid, stout,
ondernemend en zeer gezien by het volk [populair), maar ondankbaar en baatzuch-
tig (7). Hij liet geene kinderen na, en zijne goederen vervielen later aan zijne oudste
zusier mangia , do echtgenoote van jan van Merode^ Heer van Perweys en Pe-
(1) hopperi Epist, ad vigliuji , p. ÏOO, 104, 105, 113. Vgl. Naleez. op de Faderl. Hist.
bl. 264, 265.
(2) Correspondance de Ι'ΠΙΜΡΙΈ II, Τ. I. ρ. 540, 546.
(3) uoi'peri Epist. ad viglium, p. 129, 130.
(4) Nalees, op de Faderl Eist. bl. 265, 266. Vgl. strada , de Belio Belgico, Lib. VI.
p. 346, 347,
(5) straua, de Bella Belg, Lib. VI. p. 347, 348.
(6) de eeirfenberg in de Corrcspofidance de biarguerite d^Autriche. p. 8, 9. (2).
(7) grpek v. prissterek in dc At'chives de la ßiaison d'Orarige, T. 1, p. 173. 2'·" Edit,
-ocr page 287-DES VADERLANDS. · 287
tersliem (1). Zijne beziltingen werden door den Hertog van Alha verbeurd verklaard, 1555—
op grond, dat do Markgraaf zich aan do misdaad van gekwetste Majesteit iiad schuldig
gemaakt (2). Filips stelde der Markgravin-weduwe maria de Lannoy ^ Vrouw van
Molemhais^ de teruggave dezer goederen voor, onder beding, dat zij een Spanjaard
zou huwen (3). Montigny , op Avien nu alleen de last des gezantschaps drukte,
verloor allen invloed en zag zich gedrongen schriftelijk de bescherming van
den Koning, welke hem nog immer niet veroorloven Avilde, Spanje te verlaten,
tegen de lasteraars van zijn goeden naam in to roepen (4). En zoodra men aan
het Hof het berigt der gevangenneming van egmohd en hoouwe ontvangen had,
werd ook ΜΟΝτιατίϊ" in het kasteel to Segovia onder hoede van den Graaf van
Chinchon gesteld. »Do Koning heeft mij gelast," schreef hem de Graaf, w U in
dit verblijf te bewaken; hij heeft mij hierdoor eene groote gunst bewezen, dewijl ik
altijd gewenscht heb, U van dienst to zijn; en zeker in geene andere woning zoudt
gij U beier bevinden, dan in die over welke mij het opzigt is aanbevolen. Ik ver-
trouw, dat Zijne Majesteit een zoo aanzienlijk Heer als Gij zijt, en die zich altijd
zoo wel van zijnen pligt gekweten heeft, uit dit verblijf zal ontslaan, om hem zoo
veel aanzien te geven en met zoovele gunsten to overladen, als de getrouwe ijver ver-
dient, welken Gij steeds voor zijne dienst beloond hebt." Montigjxy, wien de Ko-
ning nog kort to voren beloofd had, met zich udi^x de IS ederlanden io ncmQnt meldde -
deze treurige omstandigheid aan do Landvoogdes, betuigende tot op dit oogenblik do
reden zijner gevangenhouding niet to weten. Hij roept hare tusschenkomst to zijnen
voordeele in bij den Koning, wien hij steeds met al do schuldige trouw eensleenmans
gediend heeft (5). Hij overleed in zijnen kerker den Zevenden van Wijnmaand vijf-
tienhonderd zeventig. »Ik weet niet," zegt hopperus, welke dit aan viglius pieldde ,
» op welke wijze. De een vermoedt er dit, de ander iets anders van. Zij, wien de
zaak het meeste aangaat, zeggen, dat de Slotvoogd van Simancas ^ cenigo Latijnsche
brieven bij hem gevonden hebbende , welko zijn voornemen om te ontvlugten ontdok-
(1) de reiffenberg iii cIc Correspondaiice dc marguerite d'Auiriche, p. 9. (2). strada noemt
haai' dc zusters dochter des Markgraais, de Bello ßelgico, Lib. VJ. p. 348. Dit komt meer
met hetgeen hiervoor bi. 280 gezegd is.
(2) STRADA, de liello Belg. Lib. VI, p. 347.
(3) LARGÜET, Epist. secr, p. 83, aangehaald in dc Archives de la Maison d'Orange, Τ. III.
ρ. 336.
(4) Correspondance de philïppe II, Τ. I. ρ. 553.
(5) Correspondance de philïppe II, Τ. I. ρ. 558, 559, 578, 581. iiopperi £pist, ad viGtiusi,
p. 135, 138, 182.
288 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—ten, hem in boeijen had gesloten, waarop hij door eene hevige koorls was aangetast,
aan Avelke hij kort daarna zeer godvruchtig en Rooraschgezind gestorven was (1).
Strada verhaalt, dat montigny , om dezelfde reden als de Graaf van Hoorne, ter
dood verwezen werd (2). Naar een ander berigt, is hij, volgens een yomih \n Spafije
geveld, onthalsd geworden (3). Elders daarentegen vindt men opgeteekend, dat hem
vergif werd toegediend, uit vrees , dat de Koninklijke bruid , anna van Oostenrijk ,
genade voor hem bij den Koning mögt verzoeken , gelijk zij der moeder en gemalin van
MONTIGNY, op haren togt door de JSederlanden jx^diY Spanje , beloofd had (4). Wat van
dit alles ook zij , somber is buiten twijfel het uiteinde geweest van floris van Montmo-
reney, Heer van Montigny, Ridder van het Gulden Vlies en Stadhouder van Door-
nik , zoon van jozef van Montmorency en anna van Egmond in vijftien honderd
acht en twintig geboren (5). »Men hield hem zegt hooft, »voor een der wijste
en bekwaamste Heeren van Nederland^ gelijk het gewigt der zaken, waartoe hij ge-
bezigd werd, genoegzaam uitwijst" (6). Maar, weifelende in zijne godsdienstige
beginselen, nu eens met de plegtigheden der Roomsche eerdienst spottende, en dan
weder de Onroomschen vervolgende, was hy weinig geschikt, den Koning vertrouwen
in te boezemen (7). Bij een vonnis van den Raad van Beroerte in vijftienhonderd
een en zeventig, werden al zijne goederen verbeurd verklaard (8).
Terwijl de gezanten in Spanje op afschaffing van geloofsonderzoek, verzachting der
bloedbevelen, en algemeene vergiffenis bg filips met nadruk aanhielden, werden dezo
drie punten door de bewegingspartij in de Nederlanden ter zijde gesteld, daar zij ,
gelijk de Prins van Oranje zelf getuigde, niet meer in aanmerking kwamen, dewijï
toch eik naar zijn eigen goeddunken leefde; nu werd op het bijeenroepen der Alge-
(1) Epist. ad viglium, p, 295. Vgl. bor, liist. der Nederl. OorL ü. I. B. IV. bl. 255.
(2) de Bella Belg. Lib. VIL p. 395. bentivoglio , Nederl. Eist. bl. 99. Vgl. ν. hasselt,
Stukken voor de Faderl. Eist. D. I. bl. 190, 191. Reeds vóór den dood van montigny, vreesde
uoppERüs, of hij wel onder de algemeene vergiiFenis zou begrepen worden. Epist, ad viglidm ,
p. 240.
(3) BOR, Eist. d. Nederl. Oorl. D. I. ß. IV. bl. 255.
(4) ΠΟΟΓΤ, Nederl. Eist. B. V. bl. 184, 185.
(5) de reifpenberg, in de Correspondance de marcüerite d'Autriche, p. 24
(6) Nederl. Eisl. B. V- bl. 185.
(7) Vgl. guoeif v. prinsterer in de Archives de la Maison d^Orange, T. I. p. 172*,
Edit.
(8) bor, Hist. der Nederl. Oorl. D, I. B. IV, bl. 255. ποογτ, Nederl. Eist. B. V. bl. 185.
-ocr page 289-DES VADERLANDS. 289
meene Staten aangedrongen (1). De Leden van den Raad van State zelf beschouvyden ^^^^
dit voor het tegenwoordige, als het eenige middel, om alle moeyelijkheden uit den
weg te ruimen en den dreigenden ondergang van den staat la voorkomen. De Graaf
van Egmond ging zelfs zoo ver, dat hij der Landvoogdes verklaarde , indien de Algemeene
Staten niet bijeengeroepen werden , zij op eigen gezag zouden zamenkomen, om eenig mid-
del te vinden tegen de kwalen en het anders onvermijdelijke verderf des Lands. Het ant-
woord van Margaretha , dat zij zulk een gewigtig besluit, zonder uitdrukkelijk bevel des
Konings, niet nemen konde, bevredigde hem niet. Zij stelde hem toen voor, dat zij
den Koning de bezwaren zou voor oogen houden, welke uit hel niet bijeenroepen der
Algemeene Stalen konden voortvloeijen, en hem eerbiedig verzoeken, zijn gevoelen
over dit punt binnen den kortst mogelijken tijd kenbaar te maken. Egmond en de
overige Raadsleden verklaarden hierop, dat zij 's Konings antwoord zouden afwachten,
mits het binnen vijf en twictig dagen kwame; eenigen beweerden zelfs, dat acht-
tien voldoende Avaren, namelijk; veertien voor de heen- en terugreis van den ren-
bode, en vier voor den Koning, om de zaak te overwegen (2). Ten bewyze, dat
de mannen der beweging iels anders dan schorsing van geloofsonderzoek en verzach-
ting der bloedbevelen bedoelden, zond men naar Spanje een afdruk van een geschrift,
welk onder het volk verspreid en van dezen inhoud was: »Gij Overheden, gij Bur-
gemeesters, gij Schepenen, gij Bevelhebbers der hoofdsteden van Brahand zult in
stukken gehouwen worden, indien gij gedoogt, dat de verzachting der bloedbevelen
ter zake van godsdienst doorgaat, zonder berigt, mededeeling en toestemming van den
Adel, welke het Smeekschrift heeft overgeleverd, en van de gemeenten, daar zulks in
strijd is met hunne oude regten en voorregten (3)."
De toestand des Lands werd met den dag neteliger, onheilspellender. Alom heerschte
vrees en wantrouwen, hetgeen stremming van handel en ophouden van werk ten ge-
volge had; de schamele gemeente geraakte hierdoor tot armoede en in geweldige gis-
ting; het krijgsvolk, door gebrek aan betaling, Averd oproerig; de bewegingspartij;
door het vertragen van de komst des Konings en het nemen van beslissende maatre-
gelen, stouter en onhandelbaarder (4). In krachtige en levendige trekken schildert
(1) noppERüs, Memorial, ρ. 93.
(2) Correspondance de maegberite, p. 91. Correspondance de pdilippe II, T. I. p. 432.
(3) Correspondance de pdilippe II, T. I. p. 425. nups zelf vervaardigde van dit stuk eeae
Spaansclie vertaling, linario, /e Guerre di Fiandra^ p. 14. campaka, della Guerre di Fian-
dra, T. I. p. 14 (verso). cnAPPcvs, Eist. Gén. de la Guerre de Flandre, Liv. I. p. 29.
(4) Correspondance de makgcerite d'Jutriche, p. 51, 80. Supplément aux Jrchives de la
Maison dOrange, p. 30, 32.
II Deel. 4 Stuk, 37
-ocr page 290-29{)_ AL GE MEE Ν Ε G Ε S G HI Ε D Ε Ν ί S
Ιό.ϊ;·)— de Landvoogdes in eenen brief aan den Koning den staat van zaken en de aanwassende
gevaren. »Van alle kanten," zegt zij, »neemt het kwaad derwijze toe, dat van dag
lot dag, ja van uur tot uur groolere en gevaarlijker zwarigheden opkomen, die mij
alle middelen van herstel ontnemen en niets overlaten dan hel vertrouwen op God en
Uwe Majesteit. Niettegenstaande ik dagelijks met overleg der Hoeren en vandenKaad
van State alles aanwend, om de openbare preken te verhinderen, worden deze overal
door eene overgroote gewapende menigte en gedurig talrijker bezocht. Men doopt in
die vergaderingen en zegent er do huwelijken in naar de wijzo der Calvinisten. De
scheurmakers verklaren stout weg, dat zij daarmede zullen voortgaan, kondigen de
preekdagen aan , en dreigen zelfs, die in do steden te zullen houden. De ambtenaren en
overheden zijn bevreesd en kunnen do strafbevelen tegen de Ketters niet ten uitvoer bren-
gen; de sleden en alle goede burgers zien met angst binnen kort een volksopstand te ge-
moet, zoowel ter zake van de godsdienst, als om de ryken te berooven en Ie plunderen.
Bij deze scheurmakers voegen zich vele vreemdelingen, Franscho bevelhebbers en sol-
daten als anderen, welke de beroeringen en burgeroorlogen in Frankrijk verwekt
hebben; en wat erger is, gelijk ik reeds gezegd heb, hel kwaad vermeerdert zoo-
danig, dat de kwaadwilligen zich dagelijks versterken, alie gehoorzaamheid uit het
oog verhezen, en elke dag, bij gebrek van krachtige maatregelen, ons groote gevaren
aanbrengt." Zij spoort uit dien hoofde den Koning len sterkste aan tol het nemen
van een spoedig en bepaald besluit op hare voorstellen, en tot het zenden van gelde-
lijken onderstand, om in do dringendste behoefte van hel oogenbhk te voorzien (1).
»Alles is in de vreesselijksle wanorde," gaat zij voort; »men is zonder wet, zonder
geloof, zonder Koning; wanl er is noch eerbied meer voor de godsdienst, noch voor
do bevelen van Uwe Majesteit, noch gehoorzaamheid aan het regt en de overheid (2)."
Het kan wel niet betwijfeld worden, dal de Prins van Oranje deze buitensporige
volksbeweging ten stelligste heeft afgekeurd, en dat zij , ofschoon als een gevolg van den
stap der Edelen beschouwd, buiten de bedoeling lag van het Verbond, Door de on-
stuimigheid des volks, het vertragen van hel antwoord uit Spanje, het overdrijven
van sommige en het verflaauwen van andere leden des Verbonds, was de toestand der
Edelen bedenkelijker, en het noodig geworden, de banden vaster aan te trekken (3).
Den vierden van Hooimaand had te Lier ^ met voorkennis van oranje, eene bijeen-
komst plaats van lodewijk van Nassau, brederode en andere hoofden der Bondge-
(1) Correspondance de hargüerite d'Jutriche, p. 71—82.
(2) Correspondance de hargueuite d^Autriche, p. 91.
(3) GBOEiï V. pRiNSTEiiER in de Archives de la Maison d'Orange, T, il. p. 133. De Gids
voor 1845, D. I. bl. 339, 340.
DES VADERLANDS. 29f
iiooten, op welke cene algeraeens Tergaderiog te St.Truijen besloten of, meer waar-1555—
schijnlijk, nader bepaald werd, om »aldaar over de beste middelen te raadplegen, ten
einde de beslaande bezwaren uit den weg te ruimen en tevens, door onderzoek onder
eede van degenen die daar verschenen, den Adel van de verdenking te zuiveren, dat
deze aan de volksbewegingen schuld had." Men ontbood eenige Predikanten uit ^ίΐί-
werpen en verzocht hun de openbare preek te slaken, aangezien hunne hardnek-
kigheid slechts schaden en de Bondgenooten bij de pogingen, welke zij lot verkrij-
ging van godsdienstvrijheid aanwendden, in verdenking zou brengen. St. Truijen
was met overleg lot vergaderplaats gekozen. Tot het bisdom Luik behoorende,
cn builen het gebied der Oostenrijhsche ^ederlanden liggende, was deze aloude
stad als ee-ne onzijdige plaals aan te merken, waar do Bondgenooten ook zonder op-
spraak met hunne Duitsche en Fransche aanhangers konden onderhandelen. Het verzoek
van LODEWiJK van 'Nassau^ om aldaar te mogen zamenkomen, bij monde van den Heer
Mm Fillers ^ denkelijk jan van Montigny , een der onderteekenaars van het Verbond,
ium den Bisschop van Luik, gehard van Groesheck , werd door dien Kerkvoogd afgewe-
zen , op grond van de Keizerlijke inslellingen , den vrede des Duilschen Rijks, zijne verplig-
iingen jegens den Koning van Spanje , en den vrede en rust zijner onderdanen. Groesbeek.
gaf hiervan heimelijk kennis aan de Hertogin van Parma^ en begreep te wel zijn belang,
om niet te blijven weigeren, ook nadat hem verzekerd was, dat men volstrekt niets
bedoelde legen de bevelen des Keizers of de dienst des Konings, dat de vergadering
met voorkennis der Landvoogdes geschiedde , dat men ongewapend verschijnen en geeno
geweldenarijen plegen zoude. Lodewuk. van Nassaic-, brederode, van pallant en
VAN DEN BERG kwamen echter, in weerwil van 'sBisschops verbod, op den ochtend
van den vijftienden van Hooimaand te St. Truijen, naar eenigen gevolgd door vijftien
honderdof twee duizend Edelen, onder welke bijna allen zich bevonden, die der Land-
voogdes het Smeekschrift hadden aangeboden. Met name worden genoemd : jozüa van
^loeringen, jan vanBlois, Treslong, die toen eerst het Verbond teekcnde,
MAxiaiiLiAAN van Blois , bernard uiteneng , rütger , οττο en floris υαη Boetselaar »
welke laatslen met jan van Renesse van Wulven ^ uit naam der Bondgenooten ίη
Holland herwaarts gezonden waren, willem van Treslong en jan van Casemhrood^
lieer van Backerzele, geheimschrijver van den Graaf van Egtnondy met wiens voor-
kennis hij vertrokken was, onder belofte, dat hij niets in strijd met het Verbond
en Smeekschrift zou helpen besluiten (1). Twee honderd Edellieden waren to paard,
(1) strada, de Deila Belg. Lib. V. p. 246, schrijft, dat brederode de Edelen te{^en den Ié*·""
van Hooiinaaud tc St. Truijen beriep. euoES v. puinsterer, Archivcs de la Maison d'Orange,
'1'. n. p. volfjt dit berigt. Wij hebben de opgave van den Bisschop van Luik zelven ge-
volgd in de Correspondmice de PiiiurPE li, T. I. p. 432.
37 *
-ocr page 292-292 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—de overige in wagens. Tegen de belofte, kwamen zij wel gewapend, »met ijzeren
kelens om den hals, met graauwe kleederen en met geuzen napkens," De ingezete-
nen Tan St. Truijen, meer voor het bederven van hunnen oogst en de verwoesting van
hun land dan voor 'sBisschops toorn beducht, ontvingen hen vriendelijk, en zij ves-
tigden zich deels in de stad, betrokken deels de landhoeven en boerderijen van den
omtrek, en legerden zich deels in het open veld. Te vergeefs verzette zich de Luik-
sche Kerkvoogd bij de Bondgenooten tegen dit innemen eener onzijdige stad, als eene
daad Tan geweld; hij zond den plaatsmajoor {Ie grand mayeur) zyner hoofdstad
derwaarts, om er gedurende hun Terblijf, orde en lucht te handhaven. Dit was geens-
zins overtollig; immers wordt eenparig getuigd, dat deze vergadering ten uiterste on-
stuimig was, dagelijks door Treemdelingen, scheurmakers [sectarissen) en uitgeweke-
nen, die hier bescherming en Teiligheid kwamen zoeken, Tersterkt, en onder vele
buitensporigheden voortgezet werd. Men Terhaalt onder anderen, dat do Heer van
BRECHT en een paar andere Bondgenooten in tegenwoordigheid van den Bisschop , bg
wien zij ten avondeten genoodigd waren, den kreet aanhieven van: Leve de Geuzen!
De Bisschop verzocht hen te zwijgen of den disch te verlaten. Zij stonden op, en van
BRECHT zich verwyderende Toerde hem op bitsen toon te gemoet: »Indien de za-
ken wel gaan, zullen wij ons uwer herinneren;" er bijvoegende, dat de Prins van
Oranje en do Graaf van Egmond tot het Verbond behoorden. Dit laatste verze-
kerde ook een der Bondgenooten aan den Graaf van Megen, en dat'beide Heeren hun
ondersteuning beloofden, mits zij den inhoud van hun eerste Verzoekschrift niet overtra-
den. Megen had een Toornaam regtsgeleerde te St. Truijen, die dikwerf door de
Zamengekomenen geraadpleegd werd, voor zich gewonnen, en welke hem van hunne
bewegingen onderrigtte. Het was | denkelyk die raadsman, welke hem meldde, dat
in de vergadering besloten was, dat elk gewest zynen afgevaardigden magt zou ge-
Ten , om over al de zaken te handelen , maar niet het Verzoekschrift te buiten te
gaan; dat dit was aangenomen, en lodewijk van Nassau en brederode zelfs niets
anders begeerden; dat men voorts niets zouile Terrigten buiten raad van den Prins van
Oranje en den Graaf van Egmond, welke laatste den Bondgenooten had verzekerd,
dat ook de Graven van Hoorne ^ Mansfeld ew Hoogstraten hunne zijde aankleefden.
Naar de getuigenis der Landvoogdes echter, raadpleegden de Edelen te St. Truijen
ten eerste over de middelen, » om zich tegen de gevolgen te verzekeren, die het
kwaad vermoeden, welk zij Termeenden dat de Koning, de Hertogin en de Toornaamste
Staatsdienaars van hen koesterden, hebben konde; en ten tweede, of zij zich alleen
bg hun Terzoekschrift moesten bepalen , dan wel op vryheid van godsdienst en gewe-
ten aandringen. De meesten verklaarden zich voor het laatste, zonder evenwel daarom
de nieuwe leer te belijden. Eenigen begeerden slechts afschaffing van geloofsonderzoek
en verzachting der strafbevelen; anderen hielden zich aan den inhoud Tan hel Ver-
DES VADERLANDS. · 293
«oekschrift, en wenschlen het bijeenroepen der Algemeene Stalen , maar wilden de oude ^^^^
godsdienst behouden." Hertog erik van Brunsivijk verwiltigde den Graaf van Megen ,
»dat de Hertogen van Saksen^ Tan Wurtetnherg^ van Kleeft en de Landgraaf van
Hessen zich met de Geuzen verbonden en hun beloofd hadden , » met hen alles voor alles
te wagen." Er werd ongetwijfeld te St. Truijen over het aannemen van krijgsvolk be-
sloten , om des noods geweld met geweld te keeren. Met reden raag aangenomen wor-
den , dat de Verbondenen , nu elk denkbeeld van vergiffenis ter zijde stellende, zekerheid
eischten dat men hun geen kwaad wilde , en genegen en voorbereid genoeg waren ,
Eich zeiven waarborgen te verschaffen, wanneer men weigerde hun die te geven. Men
houdt voor onbewezen, dat zij toen reeds een vast besluit namen, zich met dezen of
genen vreemden Vorst tegen filips te verbinden; en inderdaad, zij wezen het aanbod
des Prinsen van Cowrfe en des Admiraals de chaxillorr heuschelijk van de hand, om op
eigene kosten , hun binnen eene maand vier duizend Edellieden te paard, dat is bij de
twintig duizend man, ter hulp te zenden , indien zij zich niet met de Landvoogdes konden
verdragen, op wie men toch geen slaat konde maken. Later echter verklaarden de
Edelen met ronde woorden aan do Landvoogdes, dat zij wel niet met de Franschen,
de oude vijanden van de Nederlanden , maar met eenige Duilsche Vorslen verbindle-
nissen aangegaan hadden. Op een verzoekschrift om hulp en bescherming, hun door
de » kooplieden, burgers en inwoners van den Lande, die van de Religie (nieuwe leer)
waren" aangeboden, werd geantwoord: »De Heeren Afgevaardigden (1) hebben beslo-
ten , hel volk Ie verzekeren, dal hun geen leed of geweld ter zake van de godsdienst
zal aangedaan worden , tot hierover door do bijeengeroepene Algemeene Staten anders
zal bevolen worden, onder voorwaarde echter, dat do gemeente zich middelerwijl ze-
diglijk gedrage en geheel onderwerpe aan het besluit der voornoemde Algemeene Stalen
naar het voorbeeld van den hier vergaderden Adel." Het stuk was geleekend door πεν-
drik van Brederode ^ lodewijk van Nassau^ floris van Pallant, Graaf willem
van den Berg ^ karel van Leviiiy Heer van Famurs , welke door zijne slaat- en
krijgskundige bekwaamheden den ISederlanden belangryke dienslen bewees; g. en j.
VAN MOivTiGNY, JAN VAN ESTOURMEL, KAREL VAN REVEL, FILIPS van Marhays, Heer
van Loverval, bernart van malbergh , filips van der mieren , jan van marnix , frans
van uaeften , FLORis van Boetzelaar en Jisperen , bernart van merode , martijn van
tserglaes, de noucnis, a. van Bergnes ^ Heer van Dolhain^ j. d. van den boürgh ,
korwelis van ghistelle , albreght van nughtenbroug, een Utrechtsch Edelman; jan
vanCasemhroot ^ Heer van i&acAerzc/e, jan le sauvaige , eené van renesse , zoon van
(1) Les Seigneurs députez. Misschien worden hieronder die Edelen verstaan, welke door elk
gewest waren afgevaardigd, groen v. priksterer, Archives de la Maison d'Orange, T. U. p. löl.
294' ALGEMEENE G Ε S C HI Ε 1) Ε i S
1555— JAN VAN KENESSE en ELIZABETH vau Nassau, gewettigde dochter van HENDRIK vanNas"
Ϊ5β3
sait ί BOUTON , CH. VAN DER NOOT, P. MARMER , J. D. VAN RENESSE, J. SNOEY (soNOy) CM
EusTATius VAN FiENNES. De iDzenders van het verzoekschrift waren hierdoor niet ten volle
bevredigd en gerust gesteld. Zij wenschten derhalve van de Edelen een bepaald antwoord
op de volgende punten: l®. of de Bondgenooten hen wilden handhaven bij de vrijheid van
de Hervormde godsdienst, wier geloofsbelijdenis in vijftienhonderd twee en zestig den
Koning was aangeboden? 2°. of zij allen in het gemeen en ieder in het bijzonder
genegen waren, 'sLands voorregten en vrijheden, zoo ter zake van godsdienst als in
alle andere opzigten, naar al hun vermogen te onderhouden en te doen onderhouden ?
of zij het verzoekschrift, door de Hervormden onlangs bij de regering van Anticerpen
ingediend , wilden teekenen, onder voorwaarde evenwel, dat hetgeen zij daarin niet
passend of minder voegzaam oordeelden, zou kunnen veranderd worden , met verzoek
echter, den wezenlijken inhoud zooveel mogelyk in zijn geheel te laten? 4". of zij
aan de afgevaardigden des volks onder eede verzekering wilden geven, nooit iets te
zullen ondernemen dan hetgeen kan strekken tot instandhouding van den staat van
zaken (estat yuMique) van 's Ronings onderdanen in de Nederlanden , en voor de
vrijheid van do openbare uitoefening der godsdienst, zonder hoegenaamd eenig acht
te slaan op hun bijzonder belang? Zoo een van hen, onder dit voorwendsel, zijn
eigenbelang wilde behartigen, zullen de afgevaardigden en het geheele volk van
hnnnen kant ontslagen zijn van eenige verpligling, die op deze tegenwoordige over-
eenkomst gegrond zou kunnen worden ; het volk of zijne afgevaardigden zullen zich
Mcderkeerig by eede of geschrifte verpligten , van hunnen kant niets te zullen onder-
nemen, wat de openbare rust zou kunnen sloren; ook zullen zij in alles wat do ver-
dediging hunner godsdienst, van lijf en goed betreft, zich geheel onderwerpen aan
heigeen de genoemde Edelen, met overleg van den hun toe te voegen Raad, als
noodig en dienstig zullen oordeelen. 5°. of de Heer -^άη Brederode en Graaf lodewijk:
va7i Nassau zes Edelen lot hunnen Raad willen benoemen, bij welke zes leden van
den kant des volks zullen gevoegd worden, hetzij kooplieden of anderen, zoo als zij
door die van de Hervormde Kerk zullen gelast worden ? Allo zaken van gewigt zullen
de beide genoemde Heeren met overleg van dien Raad behandelen, buiten wiens
toeslemming zij niets zullen ondernemen, hetgeen allen in het gemeen betreft."
Do Edelen gaven hierop dit bescheid: »Wat het eersle punt betreft, zoo komt ons
voor, dat wij moeten beloven, naar hetgeen wij hen in ons vorig antwoord verze-
kerd hebben , ten eerste , dat wg alle middelen , welke God ons geven zal, onze
personen en goederen zullen bezigen, om het Nederlandsche volk te handhaven in
de vrije uitoefening der beide godsdiensten, die van de Augsburgsche geloofsbelijdenis
en van de leer van galvijn (Hervormde godsdienst) , tot zoolang de Koning daarover,
met raad en toestemming der Algemeene Slaten, anders zal bevolen hebben; aan
DES VADERLANDS. · 2653
welke bevelen de aanhangers der beide genoemde godsdiensten zich zullen onderwer- 1555—
pen, gelijk wij gedaan hebben en nog doen bij dezen. Ten tweede willen wij geeno
der voorreglen Tan de gewesten dezer Nederlanden overtreden, verminderen of er
inbreuk op maken , maar zullen die onderhouden en doen onderhouden, zoo veel ons
mogelijk zal ziju , in allo en welke punten het ook zal mogen zijn. Wij zijn, ten
derde , genegen het verzoekschrift, door die van do godsdienst aangeboden, te tee-
kenen , rails wij het kunnen veranderen zoo als voegzaam zal bevonden worden bij
gemeen overleg van do afgevaardigden der vergaderde Edelen, onder dien verstande ,
dat men den inhoud , zoo veel mogelijk, in zijn geheel zal laten. Ten vierde begeeren
wij , dat die van de godsdienst bij eede of door handteekening zullen beloven , niets
te ondernemen hetgeen strekken kan ten nadeele van de dienst des Konings, ver-
storing van do rust en de algemeene welvaart van Zijner Majesteits landen en on-
derdanen van herwaarts over [de Nederlanden), en ter verhindering van de uit-
oefening der beide genoemde godsdiensten, ten ware door Zijne Majesteit anders be-
volen wierde met gemeen overleg en toestemming der Algemeene Staten , zonder eenig
acht te slaan op ons bijzonder belang; en in geval een van ons onder dit voorwendsel
zijn eigen belang wilde behartigen, zal het volk ontslagen zijn van al zijne verplig-
tiogen, welke gegrond konden zyn op het tegenwoordige feit of eenig verbond. Ten
vgfde nemen wij genoegen , dat men zoodanigen Raad en maatregel instelle, als men
bij gemeen overleg het beste zal oordeelen ter bevordering der openbare zaken , zon^
der overleg van welken Raad wij geene zaak van belang zullen ondernemen. Wij
willen, ten zesde , wederkeerig van het volk en zijne afgevaardigden de verzekering
erlangen, dat zij , onder schijn van vrije uitoefening van godsdienst, zich niet zullen laten
voorstaan ongehoorzaam te willen zijn aan hunnen natuurlijken Koning en Vorst, nog
veel minder iets te handelen of verrigten, hetgeen strekken kan tot nadeel van zijne
dienst en vermindering van zijn gezag, even weinig als dat zij iels zullen onderne-
men , waardoor de openbare rust en vrede zou kunnen verstoord en de eerbied ver-
minderd worden, welke zij aan hunne overheid verschuldigd zijn; als ook, dat zg
zich zullen onderwerpen aan de geboden en bevelen zoo wel door Zijne Majesteit, als
andere overheidspersonen uitgevaardigd, ten ware er hun geweten in betrokken konde
zijn [moienant que ce ne soit chose par oü leur conscience pourroit estre inte-
ressée); en dat zij in alles, wal de verdediging hunner godsdienstvrijheid betreft,
zich zullen gedragen naar berigt en bevel van ons en van hunne afgevaardigden,
die ons tot Raad zijn toegevoegd, zoo veel en zoo lang lot door Zijne Majesteit
over deze vrijheid anders zal bevolen worden met overleg enz., naar welk elk een
zich zal gedragen." Door dit merkwaardig geschrift namen de Verbondene
Edelen alzoo hot volk, de Lutherschen en de Calvinisten in hunne bescherming
en gaven de verzekering, dat hun ter zake van godsdienst geen geweld zou ge-
2654 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—schieden; een sloule en zeer onbedaclitzamo slap. Dit openlijk in bescherming
nemen eener volkomeno godsdienstvrijheid, is even als het bijeenbrengen van
krygsvolk, bezwaarlijk overeen te brengen met het strikte regt en der Edelen
herhaalde betuigingen van trouw en gehoorzaamheid. Men heeft de aantijging van
Spaanschgezindo schrijvers , dat op de vergadering te St. Truijen van de Edelen de
voorslag is uitgegaan , op éénen nacht al de Roomsche Geestelijken in de Nederlanden
ta vermoorden, en alle beelden in de kerken te laten wegstormen, als geheel onge-
grond verworpen. Het is echter waar, dat de Prins van Oranje ^ eenige weken na
den afloop dier bijeenkomst, aan assonville in een gesprek van ambtswege mede-
deelde , dat men aan hem te danken had, dat niets ergers dan de beeldslorming was
voorgevallen. Hy betuigde, dat men reeds lang dat werk voorgenomen, en er zelfs,
hetgeen nog erger Avas, een aanslag beslaan had, om alle Priesters en Geestelijken,
800 wereldlyke als monniken , om te brengen. Do dag na Paschen was voor de uit-
voering van dien aanslag bestemd, welke door den invloed des Prinsen te keer gegaan
en verijdeld was. De stukken, om dit te bewijzen, waren onder zijne handen. Hel
was dus meer dan een volksgerucht, dat iets dergelijks, doch reeds vóór de vergadering
te St. Truijen, besloten was, dewijl die byeenkomst meer dan vier maanden na het
Paaschfeest gehouden werd. Toen EGMOifD, bij zijn verhoor, de vraag werd voorgelegd,
of hij, nooGSTRATEK, HOORNE, ESGUERDES en GASEMBRooT een voorstel in beraadslaging
genomen hadden, om alle monniken en Katholijken, die den Koning gelrouvv waren ,
te vermoorden, wanneer men den verbondenen Edelen en Hervormden weigerde, het-
geen zij begeerden, gaf hij het bevreemdend antwoord, »dat hy er niets van wist,
maar er wel van had hooren spreken als van een gerucht onder het volk." Hoe dit
zij, niet onwaarschijnlijk is het, dal de plannen, op deze onstuimige bijeenkomst be-
raamd , hoofdzakelyk Graaf karel van Mansfeld, de Jonge , bewogen hebben, zich
aan het Verbond te onttrekken, gelijk meer andere Edelen, welke er alleen deel in
genomen hadden, omdat het geloofsonderzoek en de strenge bloedbevelen hun onregt-
vaardig toeschenen, maar overigens van harte den Koning en het Katholijke geloof
waren toegedaan, en het denkbeeld eener algemeene godsdienstvrijheid in de Neder-
landen niet verdragen konden. Casembroot verzekerde den Graaf van Egmond^
dat hij de uitvoering van eenige aanslagen, toen ontworpen, doch welke builen het
Smeekschrift traden, belet en zelfs zich van de Verbondenen gescheiden had. Tegen
het einde van Hooimaand, zoo niet in het begin van Oogstmaand, ging de vergade-
ring te St, Truijen uiteen (!}.
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. II. p. 133, 152, 159—168, 178, 192, 197. Cor^
respondance de puilippe II, T. I. p. 431, 432, 434, 435,2436, 440, 442, 443, 444. gacbard.
Rapportf p. GXXKVII, CXSXVÜI, Correspondance de margdeuite d'Autriche, p. 127, 128.
DES VADERLANDS. 297
Terwijl de Edelen aldaar bijeen waren trachtte de Landvoogdes hen te scheiden,
uit vrees dat zij , zoo als vóór drie maanden, te Brussel zouden komen, en stelde
hun voor, zoo zij iets te verzoeken hadden, gemagtigden naar ^arjc/toi te zenden, en
dat de overigen huiswaarts zouden keeren. Hetzij op verzoek der Edelen, hetzij op
raad van oranje , die zich ongaarne ver van Antwerpen verwijderde , waar zijne te-
genwoordigheid ten hoogste noodig was , werd Duffel, nabij Mechelen , lot hel houden
eener zamenkomst bepaald. Hier traden oranje en egmowd met de afgevaardigden der
Eedgenoolen brederode, gulemborg , eustatius van fiennes , Heer van Esquerdes ^
guilain van fiennes , Heer van Lumhres ^ gharles le revel , Heer van Audrignies ^
karel van der noot, Heer van Risoir, filips van marbais , Heer van Louverval,
de Heer van Vendeoille, berward van merode , Heer van Waroux, jean le sou-
vaige, Heer van Escauhecque, en jan van gasembroot, Heer van Bacher tele ^ den
achttienden van Hooimaand in onderhandeling (1). Zij herinnerden hun, op last
der Landvoogdes, in geschrifte hunne beloften van alles aantewenden tot handha-
ving der openbare rust, en hunne püglen jegens Koning en Vaderland. Zij ver-
zekerden hun , dat de Hertogin onmiddellijk den Koning verlof zou vragen ter bijeen-
Interrogaloires dn Comte d^mmnr, p. 325. Procés des Comtes c/'egmont et de höhne, T. I. p.
.36, 37, 39. Proces van den Graaf van egiiond, bij le clerc, Gesch. d. Vereenif;de Nederl.
1). 1. bi. 622, 623, 641. Sententiën van alva, bi. 53, 73, 74, 77, 108, 111, 134, 137.
v. weseibbiieck, ßeschr. V. d, Staet, enz., bi, 131—134, vigliüs, Epist. ad uopperum , p. 365.
viglii Vita, p, 47. jusu Vita, p. 240—242, 247. dopperus, Memorial, ρ. 91, 92, 93.
pontrs iieuterus, lier. Austriac. Belg. Lib, XVI. c. 13. p. 403. v. d. παεη , de Init. Tumult.
Lib. II. c. 6. p. 352. j. b. de tassis, dc Tumult. Belg. Lib. I. p. 135. le petit, Chron. de
Boll. Τ. II. ρ. 107. strada, de Bello Belg. Lib, V. p. 245. bürgundids, Eist. Belg. Lib. III.
p. 173. LAKAUio, le Guerre di Fiandra, p. 15. οαμραγγα, della Guerra di Fiandra, T. 1. p.
15. bentivoglio, Nederl. Bist. B. IL bl. 48. Divisie Cronijk (1595), bl. 7. Nassauer Hel-
den Pronktooneel (1665), bl. 94. bor. Bist. d. Nederl. Oorl. D. 1. B. IL bl. 79, 98. v. be-
teren, Bist. d. Nederl. Oorl. B. II. bl. 43 verso, dooft, Nederl. Bist. B, HL bl. 97—99.
TE WATER, F erb. d. Edelen, D. 1, bl. 370—388. D. IV. bl. 305. De Gids voor 1845, D. L
bl. 343-349; voor 1846, D, II. bl. 619.
(1) Correspondance de jnAViGVEmiE d'Jutriche,p. 129. Interrogatoires du Comte d'EGMOKt, p.
331. te water, Verb. d. Edelen, D. 1. bl. 399. De naamsopgaven der afgevaardigden bij
posTDs nEBXERi's, v. d. HAER, BüRGDKDius cn anderen, welke onder ben ook louewijk van Nassau
lellen, wijken van dit berigt af. Zie te water, Verb. d. Edelen, D. 1. bl. 389, 390. Naar
bet regtsgeding van den Graai van egmord, bevond zicli ook de Graaf van Boorne, al» gezant
der Hertogin, op de bijeenkomst te Dvffel. Procés des Comtes d'tamiat et de ποκκε, T. I. p.
37. Dit wordt echter door egjiond ten stelligste tegengesproken. Zie Proces van den Graaf
van egsosd, in le clerc, Gesch. d. Ver. Nederl. D. 1. bl. 642.
II. Deel. 4 Stlk. 38
-ocr page 298-298 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—roeping der Algemeene Stalen; en dat, indien de Edelen naar vermogen streefden,
om het openlijk preken te doen ophouden , zij al haren invloed bij het Hof van Ma-
drid zou bezigen, dat al het gebeurde vergeten wierd (1). Zij stelden hun voor,
wat door de Landvoogdes, sinds de overgave van het Smeekschrift, in het belang der
Edelen verrigt was. Zij had te hunnen behoeve twee Vliesridders naar Spanje ge-
zonden , en het geloofsonderzoek en de bloedbevelen waren verzacht, of werkeloos
gebleven. »Niet de Hertogin voegden zij er verwijtend bij, »maar de Edelen Avaren
hun woord ontrouw geweest, dewijl zij aan 's volks vermetelheid, de openbare preke en
andere beroerten voedsel gegeven hadden. Immers verklaarde het volk openlijk, dal
alles met bewilliging en op bevel der Edelen verrigt werd. Vreemde onderstand , en
inzonderheid die van de Franschen, *s Lands oude vijanden, zou den staat den onder-
gang berokkenen. Naar het algemeen gerucht, waren zij aanstokers der tegenwoor-
dige onlusten. Hun Smeekschrift vertoonde eenen schijn van ijver voor de algemeene
rust , maar opende eene deur voor de openlijke preek. Indien zij dit niet bedoeld
hadden, moesten zij zich daartegen verzeilen, ten bewijze , dat hunne verzoeken al-
leen strekten tot 's Lands welvaart en gehoorzaamheid aan den Koning. Hadden zij
het gemeen opgehitst, dan behoorden zij te bedenken, dat dit regelregt aandruischte
tegen den inhoud van hun Verzoekschrift en pleglige belofte (2)." In duistere en
dubbelzinnige bewoordingen ontvouwden de afgevaardigden der Edelen de redenen van
hunne vrees en achterdocht, en waarom zij meer zekerheid begeerden. Egmond
vertrok hierop naar Brussel, en oranje naar Antwerpen. De Landvoogdes zond
andermaal egmoh» , maar nu met den Hertog van Aarschot, dewijl oranje ihans
Antwerpen niet verlaten konde , naar Duffel, met verzoek om eene nadere en
schriftelijke verklaring (3j. EaiwoND vermaande nadrukkelijk de Edelen, zich niet met
do scheurmakers in te laten , welke een geschrift bij hen ingediend hadden , dewijl zij
anders nie top de genade en do vergiffenis desKonings, van wien men spoedig antwoord
verwachtte , rekenen konden; maar dat zij veeleer de onruststokers, zoo als zij be-
loofd hadden , in bedwang moesten houden (4). Ook de Prins van oranje , die zich
(1) G^cHARD, Rapport in de Correspondance de philhte II, T. I. p. CSXKVIH.
(2) v. wesembeecu, Bcsc/i. V. d. Stoet, enz., bl. 131, 132. pontüs necterüs, Rer. Austriac.
Belg. Lib. XVL p. 404. bürgundius, Hist. Belg. Lib. III, ρ. 176, 177. ν. meieren, Eist. d.
Nederl. Oorl. Ii. II. p. 43 verso, bor, lUst. d. Nederl. Oorl, I). I. B. II. p. 72. ποογτ, Ne-
derl. Eist. Ii. III. bl. 97.
(3) pontüs heüterijs, Rer. Austriac, Belgic. Lib. XVI. p. 404. bor, Eist. d. Nederl. Oorl.
D. I. B. II. bl. 79.
(4) STRADA, de Bello Belg. Lib. V. p. 247. Interrogatoires du Comte ^'egmont, ρ. 331.
-ocr page 299-DES VADERLANDS. 299
zeer onlevreden loonde over heigeen hij Tan de gezindheid van sommige Edelen ver-1555—
nomen had, schreef in dien geest zijnen broeder lodewuk , alles aan te wenden,
dat de vergadering te St. Truijen zich binnen de grenzen van het Smeekschrift van
Grasmaand bepaalde, en niet door buitensporigheid hare eigene zaak en het behoud
des Lands op het spel zette. Hij beschouwde als ten hoogste onvoorzigtig, dat de
Edelen de Calvinisten, die zich door muitzucht en ongehoorzaamheid zeer ongunstig
van de vredelievende Lutheranen onderscheidden, in hunne bescherming genomen
hadden (1). De onderhandelingen te DuJJ'el namen denkelyk den vierentwintigsten
van Hooimaand een einde (2). Er was besloten, dat de Edelen door eenige bevol-
magtigden te Brussel zelf hun antwoord zouden inleveren, en der Landvoogdes
van dien dag af vierentwintig dagen van beraad vergund worden (3). De voor-
stellen van egmowd en orahje , in negen hoofdpunten te zamengevat, werden door
BKEDERODE der vergadering te St. Truijen voorgelegd, welke, na beraad , Graaf
LODEWiJK van Nassau aan het hoofd van elf Edelen met een verloog en verzoek- 29 v.
schrift naar Brussel zond (4). Brederode, vertelde men ten Hove, had van den
voorrang onder de Geuzen ten behoeve van den Graaf afgezien, omdat deze, indien
de zaken ten kwade keerden, gemakkelijk konde vlugten, dewijl hij in de Neder-
landen niets te verliezen had ; maar van daar ook veler misnoegen, dat een vreem-
deling zich met de zaken van hun Land bemoeide (5). Lodewijk en zijne mede-
afgevaardigden, de Heeren van Esquerdes ^ van Waroux ^ yan Louverval ^ van
Noyelles^ van Risoir, van Villers ^ van Escauhecque ^ van Ghistelles ^ van Mal-
berg , van Haeften, en van Andrigniés, verschenen den morgen na hunne
komst ten Hove ; alle hadden den baard op de Turksche wyze, en droegen hun lee-
ken (orde) aan eene roode snoer om den hals. Zij traden het vertrek der Land-
voogdes , bij wie zich de Graaf van Egmond bevond , binnen zonder een enkel
woord te spreken, of eenig geschrift te overhandigen. Do Hertogin wenschte, dat
zij hunnen last aan hare gevolmagligden zouden openleggen, helgeen zij weigerden ,
dewijl hun beriglschrift door de geheele vergadering {la généralité) was ontworpen
en goedgekeurd, zoowel lot antwoord op hetgeen hun door den Prins van Oranje
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. Π. p. 168—170. Vgl. de Gids· voor 1845, D. I.
bl. 345-347.
(2) de Gids voor 1845, D. L hl. 347.
(3) Correspondance de marguerite d^Autriche, p. 93.
(4) strada, de Bello Belg. Lib. V. p. 247.
(5) Correspondance de philippe II, T. I. p. 444.
33*
-ocr page 300-300 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
ί555—en den Graaf van Egmond was onder het oog gebragt, als op andere zaken, dio
zy (dezen Heeren) niel wilden openbaren; dat zij de punten , die moesten behandeld
worden, niet van elkander konden scheiden, dewijl zij alsdan genoodzaakt zouden zijn,
op nieuw de Edelen bijeen te roepen, om daarvan verslag te geven. Hierop verliet de
Graaf van Egmond het vertrek, en de Edelen volgden hem. De Hertogin moest nu
welbesluiten, zelve het geschrift van hen aan te nemen. Zij werden den volgenden dag
ten Hove ontboden en overhandigden haar een antwoord bijwijze van vertoog, waar-
van de hoofdinhoud hierop neder komt (1). Zij betuigen hunnen dank voor het
gezantschap van bergen en montigny naar Spanje, en hunne gezindheid, om in
de dienst des Konings en der Landvoogdes te volharden. Zij gelooven, dat Hare
Hoogheid, in het stuk van geloofsonderzoek ende strafbevelen , na het overgeven van
het Smeekschrift, niets nieuws heeft voorgesteld,· de overheden en wethouders echter
bleven steeds, in strijd met hare bevelen, voortvaren met vangen en spannen van an-
dersdenkenden. Do Bondgenooten hadden hun uiterste best gedaan, om het volk
stil en rustig te houden en het preken te beletten , doch konden er de gemeente niet
van afhouden, naardien 's Konings besluit zoo lang achterbleef, de Staten van eenige
gewesten togen de gewone wijze waren beschreven geworden, en de Geestelijkheid
voortging met bedreigingen. Indien uitheemschen zich met de Nederlandsche zaken
raogten bemoeijen, zijn zij bereid hen af te weren; zij behoeven zich echter niet
te stellen legen 's Konings onderzaten, dewijl daardoor den Koning ondienst ge-
daan, en geheel ISederland, welk zich aan het besluit der Algemeene Staten wil
onderwerpen, bedorven zou worden. Niemand der Bondgenooten had het volk ooit
tot de openbare preek aangezet, hoewel sommige onder hen ook van dezelfde gods-
dienst waren, hetgeen aan 'sKonings dienst niet hinderlijk zijn zal. Weet de Land-
voogdes een geschikt middel, om het preken te beletten, zij zijn genegen het ten
uitvoer te brengen. Van 's Konings gunst stelden zij zich alles goeds voor, indien hij
naar hun verlangen herwaarts kwam, om partijen te hooren. Wat belangt het
vergelen van het gebeurde , zij verklaren niet te weten, iets gedaan te hebben in
slryd met 's Konings dienst, en derhalve niet noodig te hebben, dat hij, te hunnen
opzigle , iels vergete. De waarschuwing, na hun Smeekschrift gedaan, behoorde voor
eene alleraangenaamste dienst gerekend te worden , en bleek bij de uitkomst van be-
lang geweest te .zijn." Na dit antwoord op de negen punten , hun door de zaakge-
lastigden der Landvoogdes te DuJJ'el voorgesteld, eindigen de Edelen hun geschrift
met deze nadrukkelijke woorden. »Uw gunstig schrijven aan den Koning, Mevrouw!
(1) Correspondance de ιίιιιιγρε 11, T.1. ρ. 447, Correspondancede ■ΆΚΜαχ-Ε^ΊΈ.ά'ΆιιίήοΗΰ.
!>. 133.
DES VADERLANDS. · 301
vordert onze oolmoedigsle dankbaarheid. Noglaiis zij het ons geoorloofd, nu eens 1555-
vrijmoedig en rondborstig te spreken en ons hart voor ü open te leggen. Het is ons
steeds voorgekomen, dat Uwe Hoogheid groot mislrou\Yen legen ons gekoesterd en dit
openlijk beloond heeft, tot dat de Heeren Ie Duffel in Uwen naam ons van het te-
gendeel verzekerden. Dit vorig ^vantrouwen heeft ons vele vijanden verwekt; eenigen
waren zoo verbitterd, dat zy niet ontzagen, zich ia het openbaar over ons uillelaten,
als of wij lot oproer overhelden; zelfs hebben sommigen zich laten ontvallen, dal zij
gereed waren, ons van kant te helpen, indien men 't hun beval. Om ons nog meer
gehaat te maken , strooide men telkens onder het volk uit, dat de Koning, hier Ie
Lande komende , ons als muiters en rustverstoorders straffen zou; met meer andere
lasteringen, te menigvuldig om hier stuksgewijze Ie melden. Wij hebben dit alles
wel voor eenen lijd stilzwijgend laten doorgaan, zonder er eenige klagt over aan te
heffen, hoewel wij er billijke redenen toe hadden. Maar de lengte van tijd en de
geheime aanslagen tegen ons, die wij ontdekt hebben en dagelyks ontdekken, hebben
ons tot het uiterste gebragt; weshalve wij, tot afwending van het groote gevaar, welk
ons boven hot hoofd hangt, genoodzaakt zijn geweest naar middelen om te zien, ten
einde ons in eenige landen vrienden te verwerven, dio ons kunnen dienen en hel-
pen, wanneer men iels met geweld tegen ons en 'sKonings onderzaten wil onderne-
men; anders niet. Wij oordeelen dit voor ons hoogst noodig, wegens het kwaad ver-
moeden, welk Uwe Hoogheid van ons heeft opgevat. Daarom bidden wij U, deze onze
betuiging niet euvel Ie duiden , omdat zij niet dan tot een goed doel strekt: do be-
veih'ging van lijf en goed. Wij hebben geen ander oogmerk dan 's Ronings dienst en
's Lands behoudenis. Hierom wenschlen wy wel, dat er door andere min gevaarlijke
middelen in voorzien geweest ware. Wij weten niets beter tot onze veiligheid en rust,
dan op het onderdanigste te verzoeken, dat Uwe Hoogheid ons alle verzekering geve,
en aan alle Heeren en Vliesridders hetzelfde gebiede , dat legen ons of andere onder-
zaten van don Koning op geenerlei wijze iets ondernomen worde wegens ons Smeek-
schrift en Verbond. De Prins van Oranje, de Graaf van Egmond, en do Graaf van
Hoorne zijn onzer zaken , na het overleveren van hel Verzoekschrift, best kundig;
met hen zullen wij in het vervolg over verscheidene punten moeten handelen , die ons
van dienst kunnen zijn. Wij smeeken derhalve, dat Uwe Hoogheid dezen Heeren
gelaste, ons voortaan met hunnen raad te ondersteunen en in hunne bescherming te
nemen; en hun zooveel gezags geve, dal zij op alles wal 's Lands bescherming betreft,
zoo binnen als buiten den staat, beslissende maatregelen kunnen nemen. Dit is het
eenige middel van veiligheid voor ons en de verdere onderzaten. Zij slaan alom be-
kend als grootmoedige en deugdrijke mannen, welke alles zullen leiden tot dienst van
Zyne Majesteit en tot vrede van het Land, en die al wat zij ons beloven, len uitvoer
zullen brengen. Wetende, dat Uwe Hoogheid zulks alleen bij voorraad kan vergun-
302 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— nen, bidden wij U, terstond iemand naar den Koning af te vaardigen, ten einde het
hem behage, gelijken last en gelijke magt aan genoemde Heeren te verleenen, opdat
Avy hierdoor ons te vrijmoediger en te openhartiger in zijne dienst gedragen, totdat Hg ,
met toestemming der Algemeene Staten, anders zal besloten hebben. Wij mogen
eindelyk voor Uwe Hoogheid niet verbergen, dat ons te S(, Truijen het nevensgaande
smeekschrift is ter hand gesteld uit naam van een groot gedeelte des volks, hetwelk
ook mondeling aangeboden heeft, de wapenen neder te leggen en zich in het stuk
van godsdienst aan alles te onderwerpen, wat de Algemeene Stalen gebieden zullen.
Zij begeeren echter tevens, dat Uwe Hoogheid ons last geve , hun te beloven, dat
wij ons bij hen zullen voegen en zorgen, dat hun, terwijl het besluit der Algemeene
Slaton verwacht wordt , geen geweld of overlast geschiede. Zij zouden gaarne zien,
dat eenigen van ons, die het Verzoekschrift overleverden, in alle steden en land-
schappen gesteld wierden, om aldaar de rust te bewaren, en in wier handen zg
hunne wapenen konden overgeven. Anders hebben zij ons genoegzaam verklaard, dat
zij, uit vrees van onverhoeds overvallen te worden, toevlugt en troost bij anderen
zoeken zullen. En dewijl wij beducht zijn, dat zij de Franschen, onze oude vijanden,
in het Land brengen, hebben wij Uwe Hoogheid hiervan vrijmoedig kennis willen
geven, ten einde daartegen naar tijdsomstandigheden, en gelijk Zij het raadzaamst
zal oordeelen, tot 's Lands behoud te voorzien. Wij beluigen , dat wij ons in
dit alles van onzen pligt gekweten hebben, en door dit ons vertoog geheel ontlast
zijn, indien er in vervolg van tijd andere onheilen mogten ontslaan. Verder, Me-
vrouw ! bieden wij andermaal aan, ons als getrouwe dienaars van Zijne Majesteit te
laten gebruiken in alles, overal en zoo dikwgls men 't ons zal willen gebieden, en
zelfs, is het noodig, voor 'sKonings dienst te sterven. Wij bidden ü, ons hierop een
goed en kort antwoord te willen schenken." Bij het overhandigen van dit geschrift,
verzochten de afgevaardigde Edelen nog mondeling, »dat do Hertogin, indien haar
iels op het harte lag, dit aan hen wilde openbaren, en voortaan geen gehoor geven
aan do zoodanigen, die hen ten Hove verdacht en gehaat poogden te maken. Een
zuiver geweien geeft vrijmoedigheid. Zij schroomden niet te verzoeken, dat zoo
eenige aanklagers legen hen opkwamen , de beschuldigers en do beschuldigden tegen
elkander gehoord, de schuldigen naar verdienste gestraft, maar ook de valsche be-
schuldigers met dezelfde straf, welke de aangeklaagden, indien zij werkelijk schuldig
waren, verdiend hadden, mogten gestraft worden. Konden zg hunne beschuldigers
vinden, en werd hun daarover geen regt verschaft, dan baden zij de Landvoogdes
ootmoedig, niet euvel te nemen, wanneer zij zeiven tot handhaving hunner eer, vol-
doening zochten."
De Landvoogdes eischte nu bij monde van den Graaf van egmoud en de Raads-
heeren de brüxelles en assokville van de Edelen opheldering over eenige punten
DES VADERLANDS. · 303
in hun Terlobg , welke haar duister en dubbelzinnig voorkwamen. Hoewel het Torde- 1555—
ren van nadere opening , gelijk de Edelen aanmerkten , alleen strekken zou, om den
lijd met noodeloos schrijven te spillen, voldeden zij echter aan hare begeerte, opdat hier-
door hunne regtvaardige oogmerken te beier begrepen en naderhand niet verdraaid
raoglen worden. » Uwe Hoogheid wenscht te welenzeiden zij, »in welke sleden
de gevangenen zijn benevens da redenen waarom, en verklaart, dat zulks niet lot
Uwe kennis gekomen is; wij antwoorden, dat te Doornik, Rijssel, Bergen in
Henegouwen, Arien ^ Bethune, Atk^ Brussel, Brugge, Gent en op meer andere
plaatsen zeer velen Ier zake van godsdienst en krachtens do bloedbevelen in hech-
tenis gesteld zijn, gelijk Uwe Hoogheid by onderzoek waar zal bevinden. Wat Uwe
aanmerking betreft, dat wij moeten aantoonen, welke pogingen wij aangewend heb-
ben, om het volk te stillen en het preken te beletten, hierop dient, dat U\vo Hoog-
heid bij de Kerkeraden en Kerkleeraars in alle gewesten vernemen kan, welUe dien-
sten wij bewezen hebben, zoo in het algemeen als elk in het bijzonder, en het zal
blijken, dat wij ü de waarheid gezegd hebben. Op de vraag, »in welk opzigt men
de Staten van eenige Landschappen, tegen de gewone wijze, vergaderd heeft?" ant-
woorden wij , dat wij zulks niet behoeven te bewijzen , dewijl dit onder het volk al-
gemeen verspreid is, welk ons berigt heeft, dat men gewoon was de Staten Yan
Vlaanderen te vergaderen vóór men die van Artois beschreef; dat men in hel bij-
eenroepen van do meeste andere Stalen eenigen ontboden heeft, die niet gewoon Ava-
ren aldaar te verschijnen, en daarentegen anderen Ie huis gelalen, die behoorden be-
schreven te worden, of hun ten minste de beschrijvingsbrieven zoo laat toegezonden,
dat de Staten reeds vergaderd waren vóór zij die ontvingen. Daarenboven heeft men
ons verwittigd, dat den zaakgelastigden der steden geen lijd verleend werd , om naar
gewoonte berigt aan hunne Meesters te zenden, maar gedwongen werden op staande
voet te antwoorden, zonder dat men hun oen afschrift van do Matiging der bloedbe-
velen , of tijd van beraad geven wilde , voorgevende , dat Uwe Hoogheid dit alzoo be-
volen had. Er gaat ook sprake, dat brieven aan do bijzondere stedelijke bevelhebbers
geschreven waren, in welke hun gelast werd , do afgevaardigden der sleden en de
Edelen , onder hun gebied, te winnen en aan hunne zijde te trekken. Dit alles kan
Uwe Hoogheid niet onbekend zijn; maar in ons vorig vertoog hebben wij, om lang-
wijligheid te mijden, dit niet willen inlasschen. Op het punt, in welk wij ons over
het ontdekken van vele bedreigingen en heimelijke aanslagen legen ons beklagen,
zeggen wij nader, dat wij, onmiddellijk na het overleveren van ons Smeekschrift,
duidelijk genoeg bemerkt hebben, dat vele Grooten, en onder hen eenige Ridders
van het Gulden Vlies, zich van ons afgezonderd hebben, ons vliedende als had-
den wij misdaad van gekwetste opperhoofdigheid en van oproer bedreven. Zy hebben
tevens vele zaken onder elkander in het geheim behandeld, hetgeen zij te voren niet
304 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— gewoon waren; zelfs waarschuwden zij eenige van hunne bloedverwanten en Trienden,
^^^ zich niet met ons in te laten, maar te trachten hunne eer te bewaren, hun de geva-
ren vooroogen stellende, die ons boven hot hoofd hingen, wanneer de Koning her-
waarts kwam. Hetzelfde hielden zij sommigen voor, die ons Verbond reeds geteekend
hadden, met belofte Tan 's Konings Tergiffenis, indien zij ons verlaten wilden. Dewijl
nu deze Grooten stem en zitting in den Raad hebben, is het ligt te bevroeden, dat zij
den K-onïng berigten overeenkomstig het kwaad gevoelen, welk zij van ons koesteren,
en geen anderen raad geven, dan die tot ons nadeel en verderf moet uitloopen. Ook
zijn er van tyd tot tijd posten uit Spanje aangekomen , zonder eenig besluit van den
Koning op onze zaak mede te brengen, doch met een scherp verbod, eenige brieven
van bijzondere personen aan te nemen en herwaarts over te brengen. Wij zijn on-
derrigt, dat do Koning een vryen doortogt voor de Spaansche benden door Frankrijk
verzocht en van 'sKonings moeder gelijke hulp begeerd heeft, welke hij haar,
ten tyde der binnenlandscho oorlogen , bewezen had. Verder hebben wij vernomen,
dat de Hertog van Savoijen den Koning bijstand en volk beloofd heeft, en op
den Rijksdag bij den Keizer getrokken is, om hem zijn aanslag op de Nederlan-
den te kennen te geven. Ons is ook bewust, dat de Geestelykheid , buiten gewoonte, vyf-
maal honderd duizend gulden heeft opgcbragt, hetgeen wij altijd begrepen hebben ge-
schied te zijn, om er zich tegen ons van te bedienen, gelijk zelfs eenigen van haar
zich daarop beroemd hebben. Ook heeft geen der Ridders van het Gulden Vlies
ons tot nu toe willen verzekeren , dat do Koning of Uwe Hoogheid geene middelen van
geweld tegen ons zou gebruiken. Deze en meer andere redenen noopten ons, ons
zeiven to verzekeren, gelijk in ons eerste vertoog gezegd is, en dat tot ons groot
leedwezen. Opdat echter Uwe Hoogheid niet denke , wanneer wij zeggen in eenigo
landen vrienden gemaakt te hebben , dat wij daaronder de Franschen zouden begrijp
pen , willen wij U wel verzekeren , dat zulks enkel ia deze Nederlanden en in Oiiitsch-
land geschied is. Begeert gij te weten, wie de onderdanen en leenmannen des
Konings zijn, van welke wij spraken? 't zijn de ingezetenen en inwoners tiet Neder-
landen , die ons Verzoekschrift en Verbond goedkeuren en toestemmen. Wat nu,
naar den inhoud van ons vertoog, onze verzekerdheid aangaat, zoo bevinden wy
geenszins, dat wij onzo Bondgenooten bevredigen en verzekeren kunnen, ten zij
door de verzekerdheid, welke het Uwer Hoogheid, den Ridders van het Gulden Vlies,
en in het bijzonder den drie Heeren , die door ons zijn voorgeslagen, om middelaars
tusschen den Koning, Uwe Hoogheid, en ons te zijn, behagen zal ons te geven.
Wij begeeren evenwel niet dat de last, welken wij dezen Heeren trachten op te
leggen, het gezag van Uwe Hoogheid vermindere , maar dat zij alles verrigten op Uw
bevel. Wij gelooven wel, dat eenige Stadhouders misnoegd zullen zijn over ons
verzoek, dat voortaan binnen en builen 'sLands geen krijgsvolk aangenomen mag
DES VADERLANDS. 305
worden dan op last der drie Heeren, en dat deze het bewind over hot volk, 1555—
hetwelk Gij tot 's Lands behoud goedvinden zult aan te nemen, aan zoodanige
hoplieden mogen geven als zij, met gemeen overleg, ten dienste des Konings
bevinden te behooren. Dien ondank der Stadhouders hadden wij wel willen vermg-
den; doch wy vertrouwen, dat Uwe Hoogheid, inziende dat dit middel van verzeke-
ring veel minder gevaarlijk is, dan dat welk wij weleer voorgesteld hebben, ons lie-
ver een deel van dien ondank zal helpen dragen, dan ons in den toestand te laten,
in welken wij ons bevinden. En opdat Uwe Hoogheid dit te beter verstaan moge,
zoo is onze begeerte niet, ü of de Heeren aan de voorschreven beloften verder dan
bij voorraad te verbinden, en tot de Koning zulks goedgekeurd of verworpen zal heb-
ben. Wel verstaande , dat Uwe Hoogheid en al de voorschreven Heeren ons beloven,
dat wij , indien de Koning hieraan zijne toestemming weigerde, nog drie weken na-
dat ons zijn besluit volkomen bekend gemaakt is, onder Uwe en hunne bescherming
zullen slaan; opdat wij in dien tijd, ons van zulke middelen mogen voorzien, als wij
tot onze veiligheid noodig zullen achten. "Wat de verzekerdheid belangt, welke Uwe
Hoogheid van onze Bondgenoolen eischt, wij beloven, dat wij voorlaan niets verriglen
zullen dan met raad en goedvinden der drie gemelde Heeren. Het krygsvolk, welk
wij buiten 'slands hebben, bieden wij aan ten dienste van Zijne Majesteit en 'sLands
welzijn, zoo dikwijls men begeeren zal hei daartoe te bezigen; ons in alles gedra-
gende aan hetgeen de Koning, met bewilliging der Algemeene Stalen, ons zal gelie-
ven te bevelen. Wij bidden ü ooimoedig, deze onze nadere verklaring ten beste te ^
houden en er, bij wijze van kanlteekening, een goed en bondig antwoord op te ge- üogsr-
ven. Dan zult gij wol doen" (1).
De Landvoogdes was weinig met de nadere verklaring der Edelen gevorderd, die al
hare verbolgenheid op nieuw moet verwekt hebben (2). Dit tweede Yerzoekschrift
kwam haar voor als nog »slechter van smaak en harder om te verleren, dan het
eerste (3)." Zij beraadde zich met egmond en barlaymokt , dewijl de overige Grooten
(1) v. wesembeeck, Beschr. V. d. Staat, enz. bi. 160—169. v, d. uaer , de Init. Tumult.
Lib. II. p. 335—342, welke meldt, dat de Edelen niet drie weken, maar drie maanden tijd van
beraad Ledongen, nadat 's Konings besluit was afgekondigd, bcrgündiüs , Hist. Belg. Lib. III.
ρ. 177—1Ö5. le petit, Chron. de Holl, Τ. II. Livr. IX. ρ. 107—110, 113—115. bor, Jlist.
d. Nederl. Oorl. D. I. B. II. bl. 92—95. v. meteren , Hist. d. Nedert. Oorl. B. II. bl. 43.
tb water, Verb. d. Edelen, D. I. bl. 399—419 'en de aldaar aangehaalde langüeroe, Epist.
Secret. Lib. I. p. 12, J3, welke verhaalt, dat de geestelijkheid niet vijfmaal, maar achtmaal
honderd duizend gulden had opgebragt. oachard, Rapport, p. CXXXIX.
(2) Archives de la Blaison d'Orange, Τ. IL ρ. 178, 179.
(3) Correspondance de margcerite d^Autriche, ρ. 142.
II. Deel. 4 Stuk. 34
-ocr page 306-306 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— zich elders bevonden, en met den Geheimen Raad , hoe te handelen, Egmokd oor-
1568
deelde, dat er geen sprake konde zijn van geloofsonderzoek, bloedbevelen en vergiiFe-
nis, punten die nu naauwelijks meer in aanmerking kwamen. »Waar het geweld
regeert zeide hij , » en do misdadigers door het woedende gemeen uit do gevange-
nissen verlost worden, is er niet veel te verwachten van wellen en vonnissen. De
Traag is alleen, wat men verkiest: oorlog of vrede ? Indien do Algemeene Staten niet
bijeengeroepen worden, is er alle vrees voor burgeronluslen en binnenlandschen
oorlog. Mijn raad moge gevaarlijk schijnen , maar hij is niettemin noodzakelyk. Van twee
kwaden moet men het minste kiezen." Op voorstel van viglius echter, besloot men
voorshands den Edelen te verwittigen, dat hun verzoek in overweging zou genomen
worden, doch dat zij eenige dagen geduld moesten hebben , terwijl de Hertogin aan
den Koning schrijven , en de Ridders van het Gulden Vlies ten Hove ontbieden zoude.
Egmond werd opgedragen, hun dit besluit mede te deelen, hen op het zachtste neder
te zetten, en tot ontbinding van het Verbond aan te manen (1). Maar lodewijk van
Nassau en zijno medeafgevaardigden waren door de Landvoogdes op eene wijze ont-
vangen , die hun geen vertrouwen op hare beluigingen konde inboezemen (2). Mar-
garetha. haaslle zich, filips van het gebeurde te onderrigten cn bij hem op de
noodzakelykheid van het bijeenroepen der Algemeene Staten aan te dringen (3).
Ondertusschen maakten de Nederlandscho zaken het hoofdonderwerp uit van 's Ko-
nings beraadslagingen op het lustslot in het bosch van Segovia. Daar waren tegen-
woordig de Hertog van Alha ^ do Graaf van Feria, Don Antonio de Toledo,
Groolmeesler der Orde van St. jan, Don juan manriquez de Lara., Groot-Hofmees-
ler der Koningin, rui gomez , Prins van Eboli en Graaf van 3Ielito, Don luis de
Qiiixada , Groot-stalmeester van don g\rlos, de Raadsheer tisnagq , 's Konings Zegel-
bewaarder hopperus , en de Geheimschry ver gourteville (4). Hopperus schreef om
(1) EüKGUNDiiis, Rist. Belg. Lib. III, ρ. 186—188. te water, Verbond d. Edelen, D. 1.
],]. 419-421.
(2) Den 30 van Hooimaand had lodewijk van Nassau aan den Prins van Ora^ije geschreven:
S. A. apres avoir faicte grande diiHcultc de nous omr, en ast étc enfin contente, quo fissions
nostre rapport au conseil d'estat, mais bien ä son grand regrct, et de faict s'est mise en une
teile colère contre nous, qu'elle α pensé crever.....par ou rju'elle démonstre assez quelle bone
alTcction qu'elle nous porie,.... II fault cortainement regarder a nous ailaires, puisque la bone
dame prendfc ceste pressante, je vous asseure que Ie dedans ne vault riens. Archives de la
Maison d'Orange, T. II. p, 178, 179.
(3) Correspondance de margueiute d^ Aiitriche, p. 142—145.
(4) noppEHus, Memorial, ρ. 87, 88.
-ocr page 307-DES VADERLANDS. 307
dezen lyd aan vigliüs , dat hij sedert meer dan drie weken, om den anderen dag zich 1555—
naar deze vergaderingen moest begeven, ΛΥβΙΙίβ, ondanks zijn aanzoek bij den Koning,
de Nederlandsche Gezanten bergen en moistignt niet mogten bijwonen, die hoe na-
drukkelijk zij hierover klaagden, zich moesten vergenoegen met do besluiten uit
den mond van 'sKonings Raden te vernemen (1). Eerst vestigde mende aandacht
op de oorzaken der kwaal, daarna op de middelen tot herstel. » Het kwaad was,
dacht men, ontstaan uit de ontevredenheid van een of twee personen , die gaarne
het bewind over de f^ederlanden in hunne handen gewenscht hadden, ten einde al-
daar vrijheid van godsdienst, hetzij openlijk of voor elk in zijn huis, in te voeren.
Z.igtbaar was deze bedoeling aan de stappen, welke reeds ter bereiking daarvan wa-
ren gedaan; de eerste was geweest het verwijderen van den Kardinaal grakvelle ,
de tweede egmonds gezantschap naar Spanje^ en daar beide aan het oogmerk niet
beantwoord hadden, was men tot den derden overgegaan, het overreiken van
het Smeekschrift der Edelen, welks onderteekenaars, grootendeels bloedverwanten,
vrienden, of dienaars der misnoegde Grooten, ligtelijk lieten raden, wiens werk-
tuigen zij waren. Na dit alles was nu de vierde stap gekomen, de zending van ber-
gen en montigny. Hun lastbrief, Avat het eerste hoofdpunt betrof, kwam bijna overeen
met het Smeekschrift der Edelen; het tweede punt had eerstelijk betrekking op het
wantrouwen tusschen den Koning en eenige zijner Nederlandsche leenmannen, waar-
van echter Zijne Majesteit meermalen schriftelyk verklaard had, dat hem niets bewust
was; en ten ticeede, do wijzigingen in den Raad van Slate, of veeleer, in den
ganschen regeringsvorm der Nederlanden; hieraan sloot zich ten derde ^ de
overkomst des Konings, welke men slechts dan verlangde, als al de overige pun-
ten waren ingewilligd. Door het aandringen op het eerste en tweede punt loonde
men duidelijk, dat de bedoeling was, de teugels van het bewind in handen te krij-
gen en vrijheid van godsdienst te verwerven. Nam men nu daarbij in overweging,
dat niet alleen de misnoegde Grooten, maar ook do Edelen, en eindelijk zelfs de
Ketters een onderling verbond hadden gesloten, waaruit het openlijk preken ontsproten
was, dan kon men met grond vermoeden, dat by de vier opgenoemde stappen, eer-
lang een vijfde zou gevoegd worden, van welken men nog meer buitensporigheden te
duchten had (2).'' Men kan niet ontkennen , dat deze beschouwingen eeno naauvvkeu-
rige bekendheid met den slaat van zaken in de Nederlanden aanduidden, en dat zij,
welke deze gevoelens uitbragten, juist oordeelden (3). Wat nu de middelen ter ge-
(1) noppEni Epist. ad viglium, p. 92, 93, 107.
.(2) noppEKüs , Memorial, ρ. 81—83.
(3) coKYiA'-wiEusBiTzKY, de Tachtig]. Oorl, D. I. bl. 298.
33*
-ocr page 308-308 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555·—neziog van het bestaande kwaad betrof, deze waren, meende men, tweeërlei; een we-
zenlijk- en een schijnmiddel; het laatste moest als gevaarlyk vermeden, het eerste al-
leen toegepast worden. Het schiinmiddel was reeds door de Nederlandsche gezanten
voorgeslagen, namelijk het afschaiFen van het geloofsonderzoek, hetwelk echter de
achtbaarheid van den Koning, den Paus, en van de Heilige Moederkerk niet gedoogen
konde; de verzachting der bloedbevelen, waardoor alle overtredingen van verzuim,
zoo als het niet ter kerke , ter misse , of te biecht gaan, ongestraft zouden blijven;
en het verleenen eener algemeene vergiffenis, in welke ook alle Leeraars en oproer-
makers zouden begrepen zijn en die alzoo evenmin als do twee andere punten kon in-
gewilligd worden. Het eenige ware geneesmiddel bestond dan in 's Konings onmiddel-
lijke reis naar de Nederlanden , waardoor de gevreesde onheilen nog konden verhoed
worden. De Vorst zou bij zijne komst alle reeds geslotene verbonden kunnen ver-
breken , do noodige beschikkingen op hot stuk van godsdienst maken, en dan over-
wegen , of eenige verandering in de bloedbevelen en in den vorm van bestuur noodig
ware. Daar echter de zaak in zulk een naauw verband stond met de eere Gods en
der Avare Kerk, moest men vooraf door openbare gebeden en omgangen den zegen
des Hemels afsmeeken; terwijl de Koning steeds moest voor oogen houden de Neder-
landers vaderlijk to behandelen, en regtFaardigheid te paren met barmhartigheid (1)."
Filips verklaarde, dat hy tot dit laatste volkomen genegen was, en besloot tot
de reis naar de Nederlanden. Daar hg echter niet vóór den Winter vertrekken konde
en de logt over den Oceaan gevaarlijk geoordeeld werd ; als ook uit vrees, dat wel-
]igt oproerlingen zich van het eiland Walcheren, waar hij landen moest, mees-
ter gemaakt hadden, werd goedgevonden, dat hij in het Voorjaar de reis over de
Middellandsche Zee en dan verder te land zou ondernemen (2). De vrees voor het
aanlanden in Walcheren berustte ongetwyfeld op megens verzekering aan de Land-
voogdes, en welke door egmond en Aremberg bevestigd werd, dat de verbondene
Edelen besloten hadden, indien do Koning met krijgsbenden mögt komen, tien of
twaalf duizend man naar Zeeland te zenden, om zich tegen zijne ontscheping te ver-
zetten (3). Ondertusschen toonde filips zich gevoelig getroffen over den loop van zaken
in de Νederlanden. Gemoedelijk is de toon , op welken hy zulks aan Margaretha
van Parma te kennen geeft. » Gij kunt bgtelijk de smart beseffen, welke dit alles
mij veroorzaakt, daar 't van zooveel belang is voor ons heilig Katholijk geloof, welk
ik steeds met allen ijver te harte genomen en omhelsd heb, overeenkomstig de ver-
(1) noppERüs, Memorial, ρ. 83—87.
(2) HOPPERUS, Memorialf ρ. 88.
(3) Correspondance de philippe T. I. p. 420.
-ocr page 309-DES VADERLANDS. · 309
pligling , die op mij rust, dat giïloof Ie onderschragen; en len tweede om het groole J555—
gevaar en do moeijelijkheden , welke uit dat alles voor zoo vele goedo leenmannen en
onderdanen , die ik in de "Nederlanden bezit, kunnen ontspruiten, te wier aanzien
ik niet de natuurlyke genegenheid kan vergeten, die ik hun altijd toegedragen heb
en nog toedraag. En , inderdaad, ik kan niet begrijpen, hoe dit groote kwaad in
weinig tijds zoo toegenomen is, te minder daar ik sinds myn vertrek uit de Neder-
landen nimmer gehoord heb, dat er eenige strenge strafuitoefening of regtshandel
van wege het geloofsonderzoek of de bevelschriften op do godsdienst geschied is, uit
welke dergelijke moeijelijkheden ontslaan zouden zijn. Ook is door het oude bevelschrift
de weg lot verzachting, of anders van genade , altijd open geweest. Mijne brieven,
welke ik U verleden jaar geschreven heb, bevallen mede geene nieuwigheden in het
punt van godsdienst, maar alleen, dat met betrekking tot het geloofsonderzoek en do
bevelschriften geene nieuwiglieid wierd ingevoerd, en alles in denzelfden staat bleef
als het was ten tijde van wijlen den Keizer, mijnen vader," Hierop deelt hij der
Landvoogdes zyn gevoelen mede over de afschaffing van hel geloofsonderzoek, de ver-
zachting der bloedbevelen , de algemeene vergiffenis, en zijne komst naar de Neder-
landen niet alleen wegens de noodzakelykheid, Avelko zij hem daarvan had aange-
toond en die inderdaad groot was, maar ook uit hoofde dor » natuurlijke genegenheid,
die hij allijd gehad heeft, om zijne leenmannen en onderdanen meer door liefde en
goedertierenheid, dan door vrees en gestrengheid te regeren." Hoewel hy hel hooge
nut van het geloofsonderzoek erkent, is hij echter bereid, den wensch der Heeren en
den eisch des tijds te bevredigen , en dit onderzoek in de Nederlanden af te scliail'en,
zoodra »do uiloefening van het Bisschoppelijk regtsgebied {Veosercise de la Jurisdic-
tion episcopale) gevestigd is, gelijk van roglswege behoort." Wat do verzachting der
bloedbevelen betrof, ofschoon hij zich daaruit weinig goede vrucht voorspelde, dewijl
de Keilers en scheurmakers blijkbaar op eene volstrekte vrijheid van godsdienst doel-
den , en de verbondene Edelen in hun Smeekschrift geheel iets anders beoogden,
slemde hij er echter in too en oordeelde zelfs, dat zij hoe eerder hoe beier moest
geschieden, dewgl de Landvoogdes en haar Raad hoopten, dat het Bondgenootschap
alsdan zou uileen gaan, en de Heeren beter in staat zouden zyn goede diensten tegen
de kwaadwilligen te bewijzen. Hij gaf derhalve aan MARGARExnA eenige wenken,
hoe zij eene dergelijke verzachting of matiging moest ontwerpen, en daarbij vooral in
het oog houden, dat het Kalholijke geloof en het Koninklijk gezag niet aangerand
werden. Mögt hij zich insgelijks evenmin van eene algemeene vergiffenis den ge-
wenschlen uilslag beloven, dewijl do kwaadwilligen zich daardoor niet van hunne ,
plannen zouden laten afbrengen, zoo veroorloofde hij echter der Landvoogdes eene
algemeene vergiffenis te verleenen , om dengenen, welke denken moglen, dal men
hem len kwade van hen onderrigt had en hg hen naderhand met gestrengheid zou
310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— behandelen, dil vermoeden lo ontnemen , hetwelk, naar de eeluia:enis der Hertosrin -
1568 o o σ '
voor een gedeelte de oorzaak λυεβ der tegenwoordige rampen. » Daar ik slechts streef,"
zegt hij, » om mijne leenmannen en onderdanen met alle mogelijke goedertierenheid
te behandelen, en van niets meer afgrijzen heb dan van gestrengheid, Avanneer de
zaken op eene andere wijze kunnen bemiddeld worden, is het mij welgevallig, dat
g?j, wanneer daardoor de moeijelijkheden uit den weg geruimd kunnen worden, eene
zoodanige vergiffenis verleent, in vorm en wijze als gij het beste zult oordeelen, hetzij
voor de Bondgenooten alleen of voor allen te zamen." Deze vergiffenis zou zich echter
over het verladene alleen uitstrekken [pour Ie passé seulement) en over degenen ,
die niet bij vonnis veroordeeld waren tot de dagteekening van de afkondiging van
dit besluit; onder voorwaarde, dat de bewuste verbonden en eedgenootschappen op-
hielden en zg , die zich daaraan, of aan ketterijen en het tegenwerken der strafbe-
velen schuldig gemaakt hadden, zich voortaan daarmede niet bemoeijen, maar
zich gedragen zouden, als allen goeden Katholijken, leenmannen en onderdanen des
Konings betaamt. Do drie gemelde punten moesten op de voorgeschreven wijze ten
uitvoer gelegd worden , maar vooraf moest de Landvoogdes zich verzekerd hebben,
dat de Heeren alles zouden aanwenden , » om de heilige godsdienst en de rust van
den staat te handhaven , en alle verbonden, eedgenootschappen, zamenkomsten, mui-
terijen en dergelijke legen te gaan." lïet bijeenroepen der Algemeene Staten moest
op geene wijze hoegenaamd toegestaan worden. Voorts verklaarde de Koning, dat
hij wenschte vóór den Winter in de Nederlanden te kunnen komen; daar de omstan-
digheden dit echter niet gedoogden, en het jaargetijde alsdan voor eene zeereis te
ver gevorderd zou zijn, hoopte hij in de aanstaande Lente , op het allerlaatste , in de
Niederlanden te zullen zijn. Ondertusschen moest het openbaar preken met geweld
van wapenen belet worden. Niet alleen zou men hiertoe eenige benden van Ordonnantie
en voetvolk uit de bezettingen bezigen, maar er werd ook tot dat einde krygsvolk in
Ouitschland geworven , en der Landvoogdes eerstdaags eene toezending van driemaal
honderd duizend kroonen beloofd (1). Te zelfden tijde kwam er een Koninklijk schrijven
aan de Stadhouders en Ridders van het Gulden Vlies, aan de opperhoofden der benden
van Ordonnantie , aan do bevelhebbers der grensvestingen, en aan eenige voorname
sleden met bevel, dat zij het openlijk preken en de zamenkomsten der Ketters met
allen ijver zouden te keer gaan (2). De Koning betuigde tevens aan het Hof van
Friesland zijne hooge tevredenheid over de Friesche Edelen, die, hoezeer aangezocht,
(1) Correspondance de margüebite d^Autriche, p. 9Ö—105. Vgl. dopperüs , Mcinorial ^
p. 89,
(2) Correspondance de siARaüEuiTE d'Autriche, p. lOö—116.
-ocr page 311-DES VADERLANDS. · 309
over het geheel standvaslig geweigerd hadden , in het Verbond van eenige kwalijk be- 1555—
radenen deel lo nemen (1). Hij gaf schriftelijk aan egmond, megen , massfeld en
andere Groolen zijn welbehagen over hun gedrag te kennen; en de Landvoogdes moest
den Prins van Oranje verzekeren, dat de Koning over hem voldaan was, en hy zich
vergiste , indien hy het tegenovergestelde geloofde. Hij spoorde egmosd aan, alles in
het werk te stellen, om de beroeringen te stillen, vóór het noodzakelijk werd ge-
weld te bezigen, » een middel waarvan hij afkeer had, bovenal tegen zijne Neder-
landsche onderdanen (2)." Oranje ontving zelfs een eigenhändigen brief van n-
Lips, vervuld met betuigingen van volkomen vertrouwen op zijnen ijver voor de dienst
Zijner Majesteit, en van loftuiting voor zijn gedrag in Antvccvpm. Om aan deze
vleijende taal den schijn van openhartigheid te geven, Averd er eene vermaning bijge-
voegd , dat de Prius op zijnen broeder loöewuk moest acht geven, die zich , naar
hetgeen men den Koning had aangebragt, te diep gestoken had in het werk, welk
hier gedreven werd (3). Teregt is aangemerkt , dat zulk schrijven alleen diende, om
de zaken hier, zooveel mogelijk , lot op *s Konings overkomst in rust te houden (4).
Immers filips speelde in dit alles den geveinsde. Genoegzaam op hetzelfde oogen-
blik, dat hij de Landvoogdes magtigde om vergiffenis te verleenen , verklaarde hij den
negenden van Oogstmaand op het slot te Segooia ten overslaan van den Notaris pedro
de hoyos, in tegenwoordigheid van den Hertog van Alba^ den Licenciaat fraivgisgo
de mejfchaga en den Doclor martin de velasgo , » dal hij uit hoofde der omstandig-
heden do Hertogin van Parma had gemagtigd , vergiffenis te verleenen aan allen, die
zich met do beroeringen der Nederlanden ingelaten hadden, maar dal hij dit noch
vrywillig noch ongedwongen gedaan had , en zich alzoo door deze magtiging niet
gebonden beschouwde , maar integendeel zich voorbehield, do schuldigen te straffen
en voornamelijk diegenen, welke do bewerkers en begunstigers der oproeren ge-
weest waren (5)." Filips openbaarde zijne eigenlijke bedoelingen, welke hij meende
voor de Landvoogdes nog te moeten verbergen, in eenen hoogst merkwaardigen brief
aan zijnen afgezant te Rome^ den Commandeur van Kastilië, don lüis de requesens ,
over de drie punten , welke de verbondene Edelen van Margaretha van Parma ge-
eischt hadden. »Op het eerste punt, het geloofsonderzoek naraelyk," zegt hij,
(1) Correspondance de margüerite d'Autriche, p. 118, 119.
(2) Correspondance de philippe II, T. I. p. 437, 438.
(3) bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. Auth. Stiikk. bl. 17.
(4) wAGE:iAAR, D. VI. LI. 173, 174.
(5) Correspondance de philipfe II, T. I. p. 443.
-ocr page 312-312 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1553—» heb ik geantwoord, dat ik, uithoofde der invoering van de nieuwe Bisschoppen in do
Nederlandsche gewesten, er genoegen in nam, dat dit onderzoek gestaakt wierd.
Het ware voegzaam geweest, Zijne Heiligheid over dit punt te raadplegen, maar er
was geen tijd toe, wegens het aandringen in F laanderen op een spoedig besluit;
en misschien is het ook beter, dat dit zoo geschied is, dewijl do afschaffing van het
geloofsonderzoek geene kracht kan hebben, dan in zoo verre zij door den Paus is
toegestaan, welke dat onderzoek heeft ingesteld; men moet dit echter geheim houden."
Betrekkelijk do verzachting der strafbevelen verklaart de Koning, dat hij de hem
gezondene matiging afgekeurd en der Landvoogdes bevolen heeft dat, zonder zekere
punten aan te roeren, die het krachtigste zyn ter straffing dor kwaadwilligen , zij de
overige door de Ridders van hel Gulden Vlies en do leden van den Raad van Slate
en den Geheimen Raad moest laten onderzoeken, en hem dan een nieuw ontwerp zenden ,
op hetwelk hij nader een besluit zal nemen. Do afgezant moest dienaangaande Zijner
Heiligheid verwittigen, dat indien de straf der kwaadwilligen door do punten, welke
men aan den Koning zal voorleggen, hoe gering ook mögt verzacht worden, hij dio
punten op geenerlei wijze zou goedkeuren; er bijvoegende, dat hierin het boven
aanbevolen geheim ook moest bewaard Avorden. Wat de algemeene vergiffenis be-
treft , hij heeft der Landvoogdes gemagtigd, die in zijn naam te verleenen; » en wan-
neer gij aan dat punt zult gekomen zijn, moet gij Zijner Heiligheid, berigten, dat hij
er zich niet over ergere, omdat ik, wanneer het zoo ver komt, de vergiffenis niet zal
verleenen dan in hetgeen mij aangaat, en voor de zaken in welko ik die kan geven.
Maar dit punt moet alleen en geheel uitsluitend aan Zijne Heiligheid medegedeeld
worden." Op de vraag der Landvoogdes , of zij do Algemeene Slaten konde bijeen-
roepen, heeft hij geantwoord, dat zulks met vele zwarigheden verbonden was, en hij
haar de middelen zond, om in Duiêschland drie duizend ruiters en tienduizend
voetknechten te ligten, ton einde de oproeren te beteugelen; van zijnen kant maakte
hij ook de noodigo toebereidselen, om zoo spoedig mogelyk naar de Nederlanden
te vertrekken. »Derhalve" zegt de Koning ten slotte, » kunt gij Zijne Heiligheid
verzekeren, dat ik liever al mijne staten, en zelfs honderd levens, indien ik die hadde ,
zou willen verliezen, dan het geringste zelfs ten nadeele van de godsdienst en de
dienst van God te gedoogen, want ik denk noch wil Heer over Ketters zijn. Gij
moet den Paus ook verzekeren, dat ik trachten zal de zaken der godsdienst in de
Νederlanden te regelen, indien het mogelijk is, zonder toevlugt lot geweld te ne-
men; want dat middel zou den geheelen ondergang van het Land na zich slepen;
maar dat ik echter besloten beb dit te bezigen , wanneer ik op geene andere wijze
alles kan regelen, zoo als ik begeer; en in dat geval wil ik zelf de uitvoerder
mijner bedoelingen zijn, zonder dat noch hel gevaar, welk ik kan loopen, noch do
ondergang dezer gewesten, noch die der andere staten , welke mij toebehooren, mij
DES VADERLANDS. · 309
weerhouden kunnen te vervullen wat een Christen Vorst, die God vreest, gehouden is 1555-—
te verrigten voor Zijne heilige dienst, de handhaving van Zgn Katholgk geloof, het
aanzien en de eer des Heiligen Stoels, en bovenal van den Pauselgken troon, be-
kleed door den tegenwoordigen Paus, dien ik zoo zeer bemin en hoogacht" (1).
Ondertusschen verspreidde zich meer en meer het gerucht, dat Hertog erik van
Brunswijk een aanzienlyk getal ruiters en voetknechten, bestemd tegen de oproeri-
gen , bijeenbragt. De Landvoogdes hechtte, misschien voor de leus, hieraan geen geloof (2).
De Graaf van Megen spoorde haar ten sterkste aan, met den Hertog over het h'gten van
krijgsvolk te onderhandelen. Zoo zij den staat Yan zaken door kracht van wapenen
wilde herstellen, was het thans, naar zijn inzien, hoog tgd geworden , daartoe de
noodige maatregelen te nemen; do toestand des Lands zou anders van kwaad tot
erger vervallen, en het ontbrak niet aan lieden, welke bereid Avaren den Koning te
dienen. Hij stelde haar voor , vierduizend ruiters te werven; doch daar 's Konings be-
doelingen nog niet bekend v/aren, was zy huiverig op eigen gezag daartoe over-
tegaan (3). Do Prins van Oranje verklaarde insgelijks, dat hij aan de volkswerving
des Hertogs van Brunswijk tegen de Nederlanden niet geloofde, hoeveel en stellig
daarover ook gesproken werd, hopende, dal er niets waar aan mögt zgn (4). En
evenwel kon er met reden niet aan getwijfeld worden; althans niet, dat megen ,
AREMBERG en MANSFELD met ERI& Onderhandelden, en er veel heen- en weertrekken van
krijgsvolk plaats had (5). Hoe dit zij, de Prins van Oranje en zijne vrienden maakten
(1) ))Y assi podreis certificar a Sa SanÜdad, que, anles que sufrir Ia menor quiebra del mundo
en lo de Ia religion y del servicio de Dios, perderé todos mis Estados, y cien vidas que tu-
viesse, porque yo ui pienso ni quicro ser seïïor de hereges, y que, si ser pudiere, yo proca-
raré de acomodar lo de Ia religion en aquellos Estados, sin venir a las armas, porque veo que
eera Ia total destruycion dellos e tomallas, pero que, si no se puede remediar lodo, como yo lo
dessco, sin venir a ellas, estoy determinado de tomallas, y yr yo mesmo en persona a hallarme
en Ia execucion de todo, sin que me lo pueda estorvar ni peligro, ni la ruina de todos aquelloe
payscs, ni de todos los deraas que me quedan, a que no liaga lo que un principe christiano y
tcmeroso de Dios deve hazcr en servicio suyo, inantenimienlo de su fee calholica, y autoridad y
honra dessa sede apostolica, y tanto mas estando en ella la persona de Su Santidad, que hoy Ia
{jovierna, a quien yo amo y estimo tanto." Correspondance de phiuppe II, T, I, p. 445, 440.
(2) Correspondance de margüerite d'Autriohe, p. 132. Vgl. de Gids voor 1845, D. 1.
bl. 350 (1).
(3) Correspondance de rniuppE II, Τ. L ρ. 436 , 438 , 440.
(4) Archives de la Maison d'Orange, T. II. p. 183.
(5) Archives de la Maison d'Orange, T. Π. p. 155, 173, 184—189, 194—1Ö6, 198—200.
II Deel. 4 Stuk. 40
310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—ïich gereed, om, in geval van nood, geweld met gevfeld te keeren; althans » te zor-
gen, dat zij niet onverwachts overvallen en vanvryheid, leven, en goed beroofd wer-
den (1}." Het was der Landvoogdes bekend, dat de verbondene Edelen veertig vaan-
dels voetvolk en vier of vijfduizend ruiters onder george van holl en andere bevel-
hebbers in Duitschland aangeworven hadden. Den Keizer verzocht zij derhalve , om
naar het voorbeeld des Konings van Frankrijk ^ den onderdanen des Rijks te verbie-
den , tegen de Nederlanden het zwaard aan te gorden. (2) Het gerucht werd meer
algemeen , dat onderscheidene Duitsche Vorsten met de Geuzen in verbond waren ge-
treden (3). Do vurige, voortvarende lodewijk van Nassau was geheel overtuigd
van de noodzakelijkheid eener volksligling in Duitschland^ welke hij, ondersteund
door zijn broeder Graaf jan van Nassau^ met allen yver doorzette, terwyl hy te-
vens in betrekking stond met de aanzienlijkste Hugenooten in Frankrijk, inzonder-
heid met den Admiraal de goligny (4). Hij werd door brederode, die steeds vol
geestdrift was voor de zaak, wier belangen hij tot de zigne gemaakt had, daartoe ten
krachtigste aangespoord. »Ik zal niet slapenschreef hem deze; » ik verzoek u,
evenzoo to handelen. (5)"
Bij zulk een slaat van zaken geraakten alle gemoederen in do uiterste spanning,
en elk weldenkende zag met angstige bezorgdheid eene toekomst, zwanger van ont-
zettende gebeurtenissen te gemoet. Gezag noch wetten werden meer geëerbiedigd;
do verbonden Adel en het onstuimig gemeen voerden den boventoon. De stoutheid
der Onroomschen wies met den dag aan, en de Landvoogdes, niet by magte hen
te straffen of te beteugelen, meende in gebeden , oplogten, vasten, aalmoezen , pre-
ken en vermaningen, waartoe zij herhaalde malen de Geestelijken uitnoodigde, red-
ding te vinden. »Er blijft nu nog maar overig," schreef zij aan den Koning, »dat
do Ketters met elkander vereenigd, kerken, steden, burgen en omstreken ver-
woesten ; waarvoor ik te meer beducht ben, dewyl ik geene middelen heb, dit te
verhinderen (6)." Hare vrees werd spoedig verwezenlijkt, toen do zoogenaamde
(1) Archives de la Maison d^Orange, Τ. II. ρ. 155, 207.
(2) Correspondance de philippe II, T. I. p. 441. Archives de la Maison dOrange, Τ. II.
ρ. 155, 176, 177, 179. Correspondance de siauguerite d^Autriche, p. 122.
(3) Correspondance de philippe II, T. I, p. 436. Zie hiervoor, l3l. 292.
(4) Archives de la Maison d'Orange, T. II. p. 179, 205.
(5) Archives de la Maison d'Orange, Τ. II. ρ. 201. Vgl. ρ. 234, 236, 256.
(6) Correspondance de märcuebite d'Autriche, p. 121. Mon leze den gcUeclcn brief der
Landvoogdes aan den Koning yan den 31 v. Hooimaand 1566, om zich een denkbeeld te vormen
van haren hagclielijken toestand in dat tijdsgewricht.
DES VADERLANDS. 315
beeldslorming losbarstte, welko onberekenbare gevolgen voor de Nederlanden gehad 1555—
beeft, ^^^^
Op den veertienden van Oogstmaand trad eene bende van drie of vierhonderd
Calvinisten, mannen, vrouwen en kinderen, van het armste gespuis, met bglen,
hamers, breekijzers en andere werktuigen van Ternieling gewapend naar de abdg
van Wevelghem, tusschen Meeneii en Kortrijk gelegen, maakte er zich stormen-
derhand meester van, en rukte met verdelgende woede de kerk binnen. De kost-
baarste schilderstukken werden ingetrapt of aan flarden gescheurd, de beelden der
Heiligen en de altaren omvergehaald, het kunstige snijwerk en de beschilderde glas-
ruiten aan stukken geslagen, gewydevoorworpen vertrapt, de boeken verbrand, on de
gouden of zilveren kerksieraden geroofd. De hollende menigte, onder weg steeds
aangroeijende en alle dorpskerken vernielende, rukte naar Iperen op, en trok er bij
klaar lichten dag de opene poorten door. Toen hier het werk der verwoesting vol-
tooid was, ondergingen de kerken te Meenen^ Commines en Wertoiek hetzelfde lot.
De schoone abdy van Marquette werd geheel uitgeplunderd. ïusschen Rossel
en Douai echter tastten twee Edellieden van die landstreek met hunne bedienden
en een hoop gewapende boeren de beeldstormers aan, die ten deele in den pan
gehakt, ten deele in de rivier de Scarpe gejaagd werden (1), Met een weinig
goeden wil, had men ongetwyfeld overal in den beginne deze razerng kunnen be-
dwingen , die zich nu met verbazende snelheid wijd en zijd verspreidde. Maar de ont-
steltenis was zoo groot, dat men bijna nergens, zelfs niet aan een handvol geboefte,
weerstand bood. » Eerwaarde Vader in Godschreef de Landvoogdes aan den Bis-
schop van Doornik. »gij kunt verzekerd zijn, dat de smart, welke ons de tgding
van de verfoeyelijke baldadigheden der oproerigen veroorzaakt heeft, zoo groot is,
dat zij niet grooter zijn kan, en zij wordt nog vermeerderd door ons onvermogen
om het kwaad in de geboorte te verslikken, en dat wij moeten zien, hoe niet eene
enkele ziel zelfs zich beweegt, om het te keer te gaan; hetgeen ten uiterste te be-
klagen is (2)." En de Graaf van Hoorne schreef een paar maanden later over dil
punt aan den Koning: »Ik ben zeker, dat wij zoo wel door Uwe Majesteit, als door al
de overige Vorsten der Christenheid, ten hoogste zullen gelaakt worden, dat wy er
ons niet tegen verzet hebben; en het zal hun, die er niet bij tegenwoordig geweest
(1) lONTDs HEXJTEUüs, Rer. Austriaco-Eelg. Lib. XVL c. 14. p. 405. v. d, haer, de Init-
Tumult. neJg. Lib. II. c. 7. p. 344. strada , de Bella Belg. Lib. V. pi 250—253. de ηειργεν-
berg in de Corrcspondance de margderite d'jiutriche, p. 182 (1). bdrgürdios, Jlt'sl. Belg.
Lib. 111. p. 206.
(2) GROER T. PBiKSTERER, Archives de la Maison d'Orange, ï. li. p. 217.
40 »
-ocr page 316-316 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1555—zijn, voorkomen, dat wg dit gemakkelyk konden gedaan hebben. Maar wat my be-
1568
treft, ik was zoo ontzet, dat ik geen raad wist te geven bij zulk eene groole en on-
verwachte baldadigheid; ook had ik niemand om het tegen te gaan, en al de Heeren
waren in denzelfden gemoedstoestand als ik , want wij wisten niet, op wien ons te
verlaten (1)."
Op het eerste berigt dezer beroering, riep do Landvoogdes den Raad van Slate
byeen. Den Graaf van Egmond inzonderheid gaf zij hare smart over hetgeen ge-
beurd was tö kennen, en verzocht zijn bijstand ter beteugeling van zulke schandelijke
buitensporigheden. Hij antwoordde , dat men eerst moest zorgen voor het behoud van
den slaat, en dan zich bezig houden met de zaken van godsdienst, die zeer gemak-
kelijk konden hersteld worden. Gramstorig hervatte de Hertogin, dat men, naar
het haar voorkwam, voor de laatste het eerst moest zorgen, vermits de ondergang
van de godsdienst een grooter kwaad zou zyn, dan de ondergang van den staat; dal
dit ook het gevoelen van den Koning was, wien de godsdienst boven alle wereldsche
zaken ter harte ging. De Graaf antwoordde, dat allen, die iets in deze landen te
verliezen hadden, niet in dien toon spraken. In den Raad van State werd besloten,
dat het vaandel krygsvolk van den Heer van Montigny het bedreigde Rijssel zou
binnenrukken, en de Heer van Rassenghien twee honderd man zou liglen ter bewa-
king dier stad. Egmond vond hierin weinig behagen. Hij beweerde, dat hel beteu-
gelen door geweld onuitvoerbaar was, dewijl het tegenwoordig oproer zonder den dood
van tweemaal honderd duizend menschen niet konde gedempt worden. De Landvoog-
des week echter niet af van haar voornemen, betuigende , dat het beter was zulk
gespuis en schuim van volk uit het land te jagen of met het zwaard te vernielen,
dan te gedoogen, dat dergelijke schanddaden bedreven werden. (2)
Terwijl men aan het Hof beraadslaagde, ging de beeldslorming met zulk eene on-
beperkte woede voort, dat in Vlaanderen alleen binnen drie of vier dagen meer dan
vierhonderd kerken verwoest werden (3). Doornik geschiedde deze kerkplundering
onder de oogen der bezetting zelve, welke weigerde hare wapenen tegen de beeldstor-
mers te gebruiken. De plunderaars, vernemende dat men de kostbare sieraden in de
kerk begraven had, woelden den geheelen vloer om en verbrijzelden do grafstede
(1) Procés des Cotntes ^'egmont et de horre, T. II. p. 474.
(2) Correspondance de puilippe II, T, I. p. 449, 450. strada, de Bello Belg. Lib. "V. p.
253.
(3) Correspondance de margceuite d'Autriche, p. 183, hopperus. Mémoriat, p.97. bbrgdrdids,
Hist. Belg, Lib. m. p. 210.
DES VADERLANDS. · 309
van Hertog adolf van Gelre, wiens lijk opgedolven en geschonden \yerd (1). Zelfs de 1555—
praalgraven, gedenkteekenen en slofFelijke overblyfselen der Graven van Vlaanderen
werden niet gespaard. Geestelijken, Priesters en Monniken stonden ten doel aan de
grofste beleedigingen en mishandelingen (2). Even als Brugge trachtte Gent, doch
met minder geluk, de beeldslormers buiten te houden. Hiertoe hadden zich de stedelyke
Regering en de aanzienlykste burgers onderling met eede verbonden; maar toen het volk ter
verdediging zyner gewijde gestichten werd opgeroepen, verklaarden velen, dal men de
beeldslormers in hun verdienstelijk werk niet moest sloren. De kostbaarste kerksieraden
werden in het kasteel geborgen; alle neringen en handleringen stonden slil, »en niet ang-
stiger wordt de jongste dag verbeid , dan men de aankomst der beeldslormers te gemoel zag."
De Raad van Vlaanderen zelfs schorste zijne zittingen, en had vruchteloos eenen prys
uitgeloofd aan dengenen, die eenen der Predikanten in zijne magt zou leveren. Z-ekere
KiGAsius VERSCHUEREN, een ruw, onbeschaamd man, vroeger herbergier, maar die nu
openlijke predikatiën hield, meldde zich bij den voorzitter martins aan, overlaadde
hem met scheldwoorden en zeide, )> dat een Predikant, zoo als hy wel gewenscht had
in zyne magt te hebben, voor hem slond en dat hij thans, indien hy er lust toe
had, zelf den uilgeloofden prys verdienen kon." Niemand waagde het zoo vele stout-
heid te straffen; ja, de laauwheid ging zelfs zoo ver, dat een der Raadsleden van het
geregtshof zeide , toen men hem eenen aanslag der beeldslormers beriglle , »dat hij geen
lust had, dien te keer te gaan." Dit een en ander deed den overmoed dier nieuwe
Wandalen niet weinig stijgen. Zij lieten den bevelhebber der stad aanzeggen, »dat hun
aanvoerder hun bevolen had, de beelden uit de kerken weg te nemen. Indien men hun
geen tegenstand bood, zou alles geregeld aÜoopen; maar in het tegenovergestelde ge-
val, geplunderd worden. Zy verzochten den bijsland der geregtsdienaars , op dat de
tucht behoorlijk mögt gehandhaafd worden," De bevelhebber zag zich genoodzaakt in
dezen onbeschaamden voorslag te bewilligen, om grooler onheilen te voorkomen. Dit
verhinderde echter niet, dat al do kloosters en kerken in Gent vernield werden (3).
Antioerpen moest inzonderheid van de beeldslormers veel lyden. De Prins van
Oranje, welke er met uitstekend beleid de onruststokers betoomde, was den negen-
(1) uuRGtNDiTJS, Bist. Belg, Lib. ΠΙ. p. 22S, 224, Vgl. Alg. Gesch. d. F ader l. D. Π. S.III
bl. 182.
(2) hopperus, Mémorial, p. 96. Correspondance de marguerite d'Autriche, p. 183,199,200.
(3) Verslag van 'f Magistraat van Gent, nopens de godsdienstige beroerten aldaar van
Junij 1566, tot April 1567, uitg. te Gent 1850, bl. 21—40. Correspondance de mabgüerite
d'Autriche, p. 184. burgtjndids, Bist. Belg. Lib. UI. p. 218—222. corvih-wiißsßitzky, de
Tachtigj. Oorl, D. I. bl. 305.
310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555«- tienden van Oogstmaand door de Landvoogdes naar Brussel ontboden fl). De sees-
1568 ... w b
lelijkheid vreezende, dat nu de storm legen de beelden ook over haar zou losbar-
sten , had des middags, na een kleinen omgang (processie), het Mariabeeld niet
als naar gewoonte in het midden der kerk, maar in het koor geplaatst, om Terder
alle ergernis te voorkomen, daar eenige Onroomschen zich bij den optogt hadden laten
ontvallen, »dat de timmermansvrouw heden haar laatsten bruiloftsdag vierde." Maar
juist deze voorzorg maakte het gemeen gaande, Eenige jongens sloven de kerk in
en vraagden het beeld: w of de angst Juffer maryke zoo vroeg in haar nest dreef, en
of zy ook Five Ie Geux wilde roepen?" Een van hen beklom den preekstoel en boot-
ste op eene spottende wijze do gebaren en woorden van den Priester na, Eenigen zagen
dit met welgevallen aan, anderen Avilden hem er aftrekken. Hy verweerde zich met
handen en voeten, tot dat een varensgezel aan de andere zijde op den kansel klonterde
en hem naar beneden wierp. Eenige mannen kozen de party van den jongen; men
^^ geraakte handgemeen, waarbij de varensgezel gewond werd. De wacht schoot toe en het
Oogst- gelukte haar, do rustverstoorders to verjagen en de deuren te sluiten (2). Maartegen
den avond van den volgenden dag , toen het Salve Regina zou worden aangeheven ,
kwam op nieuw een hoop geboefte in de hoofdkerk bijeen. Het Mariabeeld strekte
weder tot doel aan spotterny en beschimping. Eene oude vrouw, welke bij het koor
waskaarsen verkocht, werd hierover verstoord en wierp den heiligschenners asch en
vuilnis in het aangezigt. Do moedwil nam toe met het getal van volk. Do schout,
welke met zijne dienaren binnenrukte, konde slechts eenige dezer baldadigen bewegen
de kerk te verlaten ; do meesten schreeuwden, dat zij wilden blijven, om den lofzang
aan te hooren; en wanneer dit, zoo als men zeide, heden geen plaats zou hebben,
zouden zy zelve dien zingen. De schout, ziende dat hij hier niets konde uitriglen,
verliet do kerk, welker deuren hij, op eene na, liet sluiten, De woeste hoop hief nu
met luider stemmen Psalmen aan, stormde in het koor, en verbrijzelde het Mariabeeld,
onder het geschreeuw van: Five les Geux! Dit was het teeken tot verdere verwoes-
ting (3). Onder honend gelach werden de kunstig bewerkte altaren, de kostbare schil-
derstukken, heerlyke beelden, en het prachtige orgel omver gehaald en vernield, de
gewijde ouwels op den grond gesmeten en vertrapt, met den gevonden wijn des nacht-
maals de gezondheid der Geuzen gedronken, en met do heilige olie de schoenen
gesmeerd. Er was geen strijd om buit onder deze plunderaars, die het werk
der vernieling by het flaauwe licht van eenige toortsen met zooveel overeenstemming
(1) Brief van den Prins van Oranje in de Archives de la Maison d^Orange y T. II, p. 262.
(2) v. -wesembeeck, Besc/iT. V. d. Staet, enz,, bl. 144, 145.
(3) v. wesembeeck, Beschf. V. d, Staet, enz., bl. 146',
-ocr page 319-DES VADERLANDS. · 309
en regel Yoortzetten, alsof zij er zich te Toren in geoefend hadden. Wat nog 1555—
vreemder is, ofschoon zij de ladders om strijd opstegen, groote steenklompen en zware
stukken metaal met geweld naar beneden wierpen , en met de breekijzers in de hand door de
halve duisternis voortvlogen om alles te schenden, werd echter niemand gekwetst. Dit
kwam sommigen zoo verwonderlijk voor, dat zij dit geheele bedrijf den heischen geesten
toeschreven (1), Vóór middernacht en binnen den tgd van vier uren was eene van
de prachtigste kerken der wereld met hare zeventig altaren door een hoop gemeen
volk, welke het getal van honderd niet te boven ging, uitgeplunderd en verwoest (2).
Met verhoogde razernij en door nieuwen toeloop versterkt, trokken de beeldstormers
by toortslicht naar do andere kerken, kloosters en kapellen, in welke zij do toonee-
len der hoofdkerk hernieuwden. Do kamers en kelders der kloosters werden openge-
broken en doorzocht, do spijzen verslonden, de bier- en wijnvaten den bodem inge-
slagen, kleederen en kostbaarheden, zoo gewijd als ongewijd, weggedragen. Monniken
en nonnen , dien het niet gelukte te ontvlugten, strekten ter verlustiging van het uitgelaten
gepeupel. Niemand kwam er echter bij om, en »dit moge als een blijk van de na-
tuurlijke goedaardigheid des Nederlandschen volks dienen; waren de beeldstormers van
dien nacht Franschen geweest, hij ware zonder moord niet voorbijgegaan (3)." Den
anderen morgen was van de twee en veertig kerken en van het groot aantal kapellen
in Antwerpen niet eene, in welke godsdienst konde gehouden worden (4). )> Een enkele
nacht was genoeg geweest, om het werk van vele eeuwen te vernielen." Een deel der
beeldstormers trok met het openen der poorten naar buiten, en verwoestte do abdij van
St. BERNARD, als ook allo kerken der omliggende dorpen (5). Deze dolheid duurde
drie dagen voort, zoowel door de werkeloosheid der Regering, als omdat eenige lieden van
aanzien en vermogen, naar het scheen, met wapenen onder de kleederen, zich om-
trent de handdadigen voegden; ja, aan de hoeken der straten zamenscholendc, de vrees
in diegenen bragten, welke den beeldstormers poogden te weerstaan, zoodat eenige
Avachten van burgers, die het geweld wilden sluiten, overvleugeld werden. Wantrouwen
hield do burgers als geboeid. De Roomschgezinden, zich verbeeldende , dat alles door de
Hervormden was bewerkt, waagden het niet, zich tegen zulk eene magtige partij te Ter-
(1) STRADA, de ßello Belg. Lib. V. p. 257.
(2) Correspondance de margderite d^Autriche, p. 183.
(3) CORVIN-WIERSBITZKY, de Tachtigj. Oorl. ü. I. bl. 311.
(4) Brief van den Prins van Oranje in de Jrchives de la Maison dWrange, ï. 11. p, 263.
(5) Correspondance de maaticerite d'Autriche^ p. 184. v. wesembekck, Beschr. v. d, Staet
bl. 147.
310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
W · ψ
1555— zetten ; en de Hervormden, overtuigd dat men hun deze gevi^eldenarijen zou wijten , waren
op hunne hoede, om niet overvallen te worden. Daarin kwamen echter beiden over-
een , dat men het plunderend gespuis uit de huizen en geldkisten moest houden (1).
De beeldstormers, die in de stad achtergebleven waren, vernielden ondertusschen wat
nog niet vernield was; maar toen zy by hel afrukken van een kostbaar verguld kruis-
beeld, geplaatst boven het koor der hoofdkerk, de geschilderde wapens des Konings
en der Ridders van het Gulden Vlies , welke het ordefeest van vijflien honderd vijf en
vijftig aldaar gevierd hadden, verbrgzelden, trok zich de Overheid de zaak ter harte,
dewijl het scheen, dat men nu zelfs de Hooge Regering aanrandde. De schout met
zijne dienaren en eenige burgers dreven met weinig moeite het gemeen uit de kerk,
en namen tien of twaalf belhamels gevangen , waaronder drie , welke op heeter daad
betrapt waren en kort daarna opgehangen werden (2). Men zag nu, wat er ver-
zuimd was, dat men geene kracht in den beginne getoond had. De Regering kreeg
eindelyk de overhand; maar de veroorzaakte schade, welke van de Mariakerk alleen
op viermaal honderd duizend gulden geschat werd, en het verlies der heerlijkste
kunstgewrochten, kostbare handschriften en belangrijke oorkonden waren niet te her-
stellen. De Overheid beval, de gestolene goederen binnen vier en twintig urenteregl
te brengen, en zich van alle verdere geweldenarijen te onthouden, op straffe van
de galg, welke dadelijk op de groote markt, die met gewapende burgers bezet was,
werd opgerigt. Hierdoor, en voornamelijk door de pogingen der Hervormde Leeraars,
werden onderscheidene geroofde gouden en zilveren kerksieraden aan eenen der Rege-
ringsleden tegen eenen kwijtbrief ter hand gesteld; maar een aanzienlijk gedeelte en
van groote waarde bleef evenwel achter (3).
Do Prins van Oranje ontving dagelijks te Brussel met smart, maar tevens ten
hoogste gebelgd het berigt van al deze buitensporigheden. Op het aanzoek der Rege-
ring , naar Antwerpen terug te keeren, om er de rust weder te herstellen, antwoordde
hij, dat hij niet inzag, wal hy er zoude uitrigten, daar men niet uitvoerde , wat hij
noodig keurde en geweigerd had, twaalf honderd burgers in soldij te nemen, waaraan
al de ramp te wijten was, welke do slad getroffen had. Men begreep dit ook te Ant-
toerpeny en bij den Breeden Raad werd besloten, den Prins het geheele bewind over
de stad op te dragen, en hem onvoorwaardelyk te gehoorzamen in alles wat hy, in-
gevolge den last der Landvoogdes, tot dienst des Konings, tot veiligheid der inwoners,
(1) noppEucs, Memorial, ρ. 98.
(2) Archives de la Mahon dWrange, T. Π. p. 252, 253.
(3) Blief van den Prins van Oranje in de Archives de la Maison d'Orange, T. Π. p. 263.
v, WESEHBEECK, Besckr. V. d, jSlaet, enz,, LI. 153.
DES VADERLANDS. 321
en tot verdediging der stad zou bevelen, rails zulks niet in stryd ware met de stedelgke 1555—
vryheden en voorregten ; en dat hij zelfs zoo vele waardgelders, uit de burgerij gekozen,
konde aannemen als hij noodig zou achten (1). Nadat alles behoorlijk was bepaald,
kwam ORANJE den zes en tvvintigsten van Oogstmaand te Antwerpen ^ en verzuimde
geene middelen, om de zaken, welke hg er in de uiterste verwarring vond, te
regelen (2).
Onderlusschen deelden do meeste steden van Brahand in meer of minder male in
het lot van Antxoerfen. Terwijl de kerken te Gmt en te Doornik vernield wer-
den, hadden Falenciennes, Oudenaarde ^ Mechelen y V Hertogenboseh^ Breda^
Maastricht en Bergen op Zoom van de beeldslormers veel te verduren (3). Op
eenige plaatsen liet do Overheid, om de baldadigheid van het graauw te voorko-
men , de beelden uit de kerken wegnemen (4). Toen eenigen naderhand roemden,
hoezeer zy zich daardoor van hunnen pligt gekweten hadden, antwoordde viglius ,
j) dat zy met verstand, zinneloos geweest waren (5)." Voor Lier immers hadden
zich acht beeldslormers uit Antwerpen vertoond, om te onderzoeken, gelijk zy voor-
gaven, of men aldaar do beelden had weggenomen. De Regering, door deze stout-
heid verrast, liet twee dezer gasten in de stad komen, door do kerken leiden, en
alles wegnemen, wat zy aanwezen, dat men breken moest. Eindelyk vraagde een der
regeringsleden, die hen vergezelde: op wiens last zij kwamen? »Mijnheer," was het
antwoord, »wij zijn in uwe magt; denkt gij, dat wij zonder last of toestemming han-
delen , dan zult gy haast vernemen met wien gij te doen hebt." Dit kort en stout
bescheid was genoeg. Zij gingen met het werk ongehinderd voort; en toen zij
te kennen gaven voldaan te zgn, werden zg nog van de teerkosten in de herberg
(1) V. WESE31BEECK, Besehv. v. d. Staet, enz., bl. 149, 152.
(2) Zie, behalve de aangehaalde Schrijvers, over den beeldstorm te Antwerpen dopperbs,
Mémorial, p, 97. ponti's heüterbs , Rer. Austriac-Belg. Lib. XVI. p. 405. v, d. haer , de
Init. Tumult. Belg. Lib. Π. p. 348—351, BüEcuiiDiüs, Mist. Belg. Lib. ΙΠ. p. 211—217.
ie petit, Chron. de la Hollande, Τ. II. ρ. 118. ν. dietereit, Bist. d. Nedert. Oorl. B. II,,
bl. 44. BOR, Rist. d. Nederl. Oorl, D. I. B. II. bl. 83. noorr,, Nederl. Bist. B. III. bl. 99.
campaka, della Guerra di Fiandra, T. I. p. 15. lamario, la Guerra di Fiandra, p. 15.
BENTivoGLio, Nederl. Bist. D. I. bl. 49.
(3) Correspondanee de marcuerite d'Autriche, p. 185, 188, 195. Archives de la Maison
dWrange, T. II. p. 263, 273. hopperüs, Mémorial, ρ. 98. bor, Eist, d. Nederl. Oorl D. L
B. II. bl. 88. VAS nEDRH, Bist, v. 'sBertogenb. D. II. bl. 23—25.
(4) v. meteren, Bist. d. Nederl. Oorl, B. Ii. bl. 45.
(5) GROTii Annales, Lib. I. p. 22.
Ii Deel. 4 Stuk. 41
-ocr page 322-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—vrijgehouden (1). Luxemburg cn ISamen alleen bleven Tersclioond (2). »Er zijn
verscheideno slrekenschreef de Landvoogdes aan den Koning, »waar Pries-
29 v. ters noch monniken, altaren, kelken, sieraden noch kerkboeken te vinden zijn,
maand zoodat de dienst geheel stil staat; de Keilers hebben niet alleen tempels voor
1560 2ich, maar bezitten ook de kerken der Katholijken, zooals reeds grootendeels door
geheel, het Doorniksche en in de omstreken van jRijVie^ het geval is (3)."
OiiANJE was over deze vernielende volksgisting ontzet en uitte den wensch, dat de
» Almagtige, eeuwige, goede God zijne geaade mögt verleenen, dat alles weder tot
de vorige rust, lol liefde en eensgezindheid terugkeerde (4)."
Ondertusschen was ook in 's Prinsen stadhouderlijke gewesten de beeldslorming be-
gonnen. Het is niet onAvaarschynlijk, dat eene bende gemeen volk uit Vlaanderen
naar VUssingen overstak, er do beelden verbrijzelde, en toen door den aanhang,
welken zij aldaar vond, versterkt, den twee en tvvintigsten van Oogstmaand naar
Middelburg trok (5). Hier waren verscheideno regeringsleden der Hervorming
toegedaan, en de Burgemeester adriaan klaaszoon wordt zelfs beschuldigd, de beeld-
slorming onder de hand begunstigd te hebben. Dit wordt ook eenigen uit den Ker-
keraad der Onroomschen te last gelegd, hetgeen echter nimmer bewezen is (6). Pia
de Lieve Vrouwe-Abdij en de St. Pieterskerk uitgeplunderd te hebben, ondergingen
allo gewgdo plaatsen op Walcheren hetzelfde lol. In Veere, meent men, werd door
de waakzaamheid der Regering groote schade voorkomen (7). Te Arnemuideti
daarentegen, moet de Baljuw jak ypenszoon zelf de deuren der kerken voor do
beeldstormers geopend hebben. Te Tholen en op andere plaatsen in Zeeland werden
de beelden insgelijks verbroken (8). De rentmeester van Zeeland heooster Schelde ^
en do Regering van Zierikzee echter wisten in die stad do rust te handhaven (9).
In het aartsbisschoppelijke Utrecht geschiedde het werk der verwoesting den vier-
(1) 8KANDT, Ilist. d. Reform. D. I. bl. 353.
(2) ποογτ, Nederl. Hist. ß. III. bl, 104. Vgl. wagenair, D. VI. bl. 179 (5).
(3) Correspondance de mauguerite d^Autriche, p. 188.
(4) ArcMves de la Maison d'Orange, T. 11. p. 263.
(5) v. wïjh op wagenaar , St. VI. bl, 56, 57.
(6) IValeez. op de Faderl. liist, bl. 261, 262.
(7) v. wijiï op wagenaar, St. VI. bl. 57. Vgl. Correspondance de gdillaüme Ie Tacihirne^
T. II. p. 206.
(8) te water, Reform, v. Zeeland^ bl, 129. wagenaar , D. VI. bl. 182.
(9) Correspondance de guillacjhe Ie Taciturne, T. II. p. 205.
-ocr page 323-DES VADERLANDS. 315
en vijfentwintigsten van Oogstmaand met de uiterste woede. Het berigt, dat acht-1565—
duizend gewapende HerFormden door het land trokken en overal de kerken ver-
nielden , had der Regering vrees aangejaagd en het oproerig graauw moed ingc-
^boezemd. De roekelooze menigte was reeds een geruimen tijd met het plunderen der
St, GeertruidA'kerk bezig geweest, toen zij van de Regering twee kerken ten gebruike
der Onroomschen afeischte. Op het antwoord, dat do stedelijke raad zich niet sterk
genoeg gevoelde, zulks in te Avilligen, hervatte een der Calvinistische afgevaardigden:
» Eet ham met mosterd, dan wordt gij sterkwelke onbeschoftheid hij naderhand met
den hals heeft geboet. Voor het oogenblik hielden hij en zijne medeafgevaardigden
zieh tevreden met de belofte van den Raad, hen over acht dagen, na het inwinnen
van het gevoelen der Landvoogdes en des Prinsen van Oranje nopens hun verzoek,
te antwoorden. Doch het volk, Avelk gewapend in grooten getale op het Marians-
kerkhof wachtte, stelde zich hiermede niet tevreden, maar rukte in verscheidene
kerken, waar alles verbryzeld en vernield werd. Zelfs het kasteel Fredenhurg werd
bedreigd, welks bezetting, op bevel des Prinsen van Oranje, met eenige man-
schappen versterkt werd. Jak van Renesse, Heer van JVelp, die in het begin de
rol van bemiddelaar tusschen den Raad en het volk gespeeld had, wees nu, naar
men wil, den beeldstormers den weg, en voorzag hen van vernielingswerktuigen.
Men verhaalt, dat zijne onechte broeders filips en Willem van Renesse, steven
van Zuylen y willem van Zuylen van Nyeveld^ cornelis van Nyenrode en andere
adellijke Heeren, hem daarin de behulpzame hand boden, en dat eenige van hen
het graanw door geld tot het verwoesten van beelden en heiligdommen aanspoorden.
De Regering zag zich eindelijk genoodzaakt, den Calvinisten de St. Jakohskerk ^^
af te staan, en hun ook het gebruik van nog eene andere , des noodig, te belo- Oogst-
maand
ven (1). 156Ö
In Amsterdam, alwaar men gewoonlijk het voorbeeld van Anticeryen volgde (2),
waren op last der Regering, welke den storm zag naderen, de meeste kostbaarheden
uit de kerken geborgen. Eenige der zwaarste beelden had men er in gelaten, welke
daardoor juist nu het meest in het oog vielen. Het graauw, zich hierdoor getergd
(1) Correspondance de gxjillaüme Ie Taciturne, T. II. p. 200—204, 209. bor, Jlist. d.
Nederl. Oorl. D. L B. II. bl. 90, 91. hooft , Nederl, Eist. B. III. bl. 105. brakdt , Eist. d.
Reform. D. I. bl. 362—364. wagenaar, D. VI. bl. 184. De Landyoogdcs schreef, doch niet
Tolkomen juist, aan den Koning, dat in Utrecht, even als in Zeeland, al de Jtcricn uitgeplun-
derd waren. Correspondance de i'hilippe 11, T. I. p. 456.
(2) Correspondance de Eollande et Ζelande, T. IV. f®. 247, aangehaald door gachabd in de
Préface der Correspondance de guillaüme Ie Taciturne ^ T. 11. p, LXV.
41 »
-ocr page 324-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— rekenende, τΐθΐ op don avond van den drie en Iwintigsten van Oogstmaand in de Oude
Kerk. Het gelukte den schout pieter Pieterszoon, ondersteund door veertig stads-
wakers, eenigen te verdrijven; maar de overigen stelden zich te weer en joegen
hem de kerk uit, waarna hel beeldbreken weder voortging. Eindelijk vertrok het volk
op vriendelijke toespraak van eenige schutters, en de kerk werd gesloten. De Regering
stond den Hervormden toe, dat de beelden afgenomen en do kerken gesloten werden,
tot op nader bevel van de Landvoogdes en de Heeren van haren Rade. De Hertogin
veroordeelde op het scherpste de toegevendheid der Amsterdamsche, Ulrechtsche en
Middelburgsche regenten en gelastte, dat de kerken Aveder geopend, de beelden er in ge-
bragt, en de kerkschenders naar de wet, onlangs uitgevaardigd, zouden gestraft worden (1).
Maar men zag in Amsterdam vooreerst geen middel, den Hervormden de verleende vrij-
heid. te ontnemen; weshalve de kerken , die meest van beelden ontbloot waren, nog geslo-
ten bleven (2). Haarlem werd door de waakzaamheid der Regering geheel verschoond
van beeldstorming (3). Dit echter is in strijd met hetgeen men brederode berigtte,
welke destijds in de abdij te Egmond zich ophield. Een Reguliersklooster nabij zijn
huis te Cleef ^ niet ver van Haarlem^ werd vernield (4). Te Leiden werd de beeld-
storming door twee der Edelen van het Verbond, jakob van Wijngaarden en arend
van Duivenvoorde^ bevorderd. Men merkte op, dat de beeldstormers hier een geu-
zenpenning aan een rooden band, om den hals droegen. Zij vernielden de St. Pie~
terskerk en andere heiligdommen. Het Minderbroederskloosler werd uitgeplun-
derd , en de kerk sedert ter prediking aan de Hervormden afgestaan (5). In den
Haag waren eenige beelden uit de kerken genomen en in veiligheid gebragt ge-
worden. Het graauw viel in het klooster der Predikheeren , verbrijzelde er de beelden,
verscheurde de boeken, brak de kisten open uit welke het geld geroofd werd,
en verwoestte ten eenenmale de kapel van wassenaar. Men beschuldigde zeke-
ren Heer yan hofwegen, dat hij gedreigd had, de beeldstormers in den Haag
met zes honderd man te ondersteunen, indien men hen in hun werk stoorde (6).
(1) Correspondance de güillaume Ie Taciturnc^ T. Π. p. 209, 210.
(2) brandt, Hist. d. Reform. D. I. bl. 356—361. wagenaau, Beschr. v. Amsterd. St. l.
B. VII. bl. 283-285.
(3) HOPPERUS, Memorial, ρ. 98.
(4) Jirchives de la Maison d'Orange, Τ. II. ρ. 252, 253.
(5) Oude Kronijk bij orleks, Beschr. v. Leiden, bl. 554. Uitg. 1641. wagenaar, D. VI.
bl. 185.
(6) V. wesembeeck, Bescfir. V, d. Staet, enz., bl. 159. brandt, Hist. d. Reform, D. I. bl. 361.
■wagenaar, D. YI. bl. 186. Naleez. op de Faderl. Mist. bl, 262.
DES VADERLANDS. · 309
Delft bleef niet vry, ofschoon men de kerken en kloosters van beelden gezuiferd 1555—
had (1), Twee maanden laler werd het werk der vernieling aan de gewyde ge-
bouwen hervat, waartoe het gepeupel, naar men getuigde, was omgekocht (2). In
Schoonhoven en Gorinchem hadden, zoo het schynt, dergelijke looneelen plaats.
ϊθ Woerden^ waar veel Lutheranen woonden, liet do Overheid de beelden uit de
kerken wegnemen, waarop de geringe beweging bedaarde. Hertog erik. van
Brunswijk, welke van Koning filips die stad ten onderpand ontvangen had, maakte
niettemin van deze gelegenheid gebruik, om het kasteel van krijgsvolk en krygs-
behoeften te voorzien. De stedelijke Regering beklaagde zich hierover bij de
Staten, doch vermoedelijk met weinig vrucht. Te Asperen moet Wessel van
Boetselaar, Heer dier stad, welke sedert eenigen lijd er de Hervormden liet
preken, de beeldstormers binnengelaten hebben, die onder aanvoering van willem
van Zuylen van Nyeveld^ Drost van Culemborg, de kerken en kloosters plunderden.
Het vervoeren of bergen van kerksieraden was door vaif boetselaer op lijfstrafle
verboden; en het vernielde houtwerk werd den armen uitgedeeld (3). Te Culem-
borg waren op last van van paliiast, die zich openlijk als belijder der Hervormde
beginselen verklaard had, de beelden, die buiten de kerken stonden, weggenomen,
opdat zij geene aanleiding tot oproer of verbittering zouden geven. Doch vruchte-
loos waren zijne maatregelen, om do stad voor do woede der beeldstormers te bevrij-
den. Het opgewonden graauw verwoestte niet alleen daar, maar ook in 's Graven
overige heerlijkheden, de bedehuizen en beelden. Er is beweerd, doch ook tegen-
gesproken , dat deze geweldenarijen op bevel en gezag van vaw pallakt zeiven ge-
pleegd zijn (4). In do kerk te F tanen werd op last van brederode het beeldwerk
uit voorzorg afgenomen, en elk verboden, nieuwigheden aan te vangen (5). On-
der WILLEM van Zuylen van ISyeveld rigtten echter ook hier de beeldstormers hunne
verwoestingen aan (6). Te Dordrecht gelukte het den Burgemeester arend van der
(1) Archives de la Maison dOrange, T. 11. p. 252. v. wesembeeck, Beschr. v. d. Staet enz^
bi. 159.
(2) wagenaar, D. VI. bl. 188. Vgl. v. wesembeeck, Beschr. V. d. Staet enz. bl. 159. buawdt,
Uisl. d. Reform. D. I. bl. 361.
(3) wagenaar, D. VI. bl. 186, 187.
(4) voet van oüddeüsden, Hist, Beschv. V. Culembovg, bl. 224—229. schotel, flobis I en II
van Pallant, bl. 49—52. Vgl. de Gids λοογ 1846. D. IL bl. 618, 619. gachahd, Pré/ace
tle la Correspondance de gdillaume Ie Taciturne, T. II. p. LKXXV. (1).
(5) Dagregister, bij te water; Verb. d. Edelen. D. IV. bl. 325.
(6) Sententien van alva, bl. 154.
-ocr page 326-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—jï/^^e, en to Gouda zijnen zoon kohnelis υαη der Myle^ Slotvoogd aldaar, de kerk-
verwoesling te beletten (1). Later echter werden in Dordrecht door zekeren jakob
frans raidt, een Antwerpenaar, twee kerken geplunderd, hetgeen de dader met
den hals moest boeten (2). Dit was ook het lot van zekeren jakob praws snap, die
eenige beeldschennis te Rotterdam gepleegd had (3). Veel schade moet hierdoor
niet zijn aangerigt, dewyl tydgenooten verzekeren, dat deze stad van den beeldstorm
verschoond gebleven is (4). In den Briel werden do beelden en altaren in de ker-
ken en kloosters, zoo binnen als buiten de stad, omvergeworpen (5). Minder hevig
was deze razernij tot Holland benoorden het IJ overgeslagen. Te Enkhuizen liet
men hot, naar het schijnt, slechts bij dreigen (6). Hoorn bleef insgelijks vrij. Bre-
derode onthaalde aldaar dikwerf de leden der Regering, bij welke gelegenheden niet
zelden dekreet van: Vivent les Gueux ! gehoord werd. Hij hing zelfs den Burgemeester
WILLEM piETERSz. ENKHUizEW, die beschonken was, half met, half tegen diens wil een
gouden geuzenpenning om denhals; waarover deze, ontnuchterd zijnde , zich zeer ver-
legen vond, en hetgeen hem naderhand op een aanzienlijk deel zijner middelen is te
staan gekomen (7). In Alkmaar daarentegen werden do kerken geplunderd, kort
nadat brederode de stad verlaten had (8).
Ondanks de ijverige pogingen des Graven van Megen, Stadhouder van Gelderland,
werden de kerken te Arnhem, Nijmegen, Roermonde, Fenlo, Harderwijk en
in do omliggende kleiner steden en dorpen geschonden (9). In Overijssel sïomAqïx Zwol y
Kampen en andere plaatsen ten doel aan dezen moedwil; doch door do voorzorgen
(1) HOPPERUS, Memorial, ρ. 98. brandt, llist. d. Reform. D. I. bi. 362. Vgl. ν. wijs op
wagenaar, St. VI. bi. 59—6L
(2) Sententien van alva, bl. 275.
(3) Sententien van alva, bl. 146, 359.
(4) uopperus, Mémorial, p. 98. vigui Epist. ad hopperusi. p. 377.
(5) van wijn op wagenaar, St. VI. bl. 58.
(6) brandt, liist. v. Enkh. bl. 129. Sentent. v. alva, bl. 172.
(7) VELiüs, Chron. v. Hoorn, bl. 298, 299.
(8) EiKELENBERG CU BOOMKAMP, Gcsch. V. .^Ikmaar, bl. 149, 150.
(9) bor , Bist. d. Nederl. Oorh D. I. B. II. bl. 89. v. meteren , Hist, d. Nederl. Oorl. 13. Π.
bl. 45. pontanus, Hist. Gelr, Lib. XIV. p. 891. sligtekhorst, Geld. Gesch. Β. XIV. bl. 508.
De Kronijken van Arnhem en Nijmegen maken echter van geene beeldstorming in die steden
gewag. In Nijmegen werden veeleer de Hervormden, ondanks eene oveTeenkomst van vrede,
door de Roomschgezinden mishandeld. Chron, v. Nijmegen, bl. 128—135.
DES VADERLANDS. · 309
der Regering ΥΑο,αϊDeventer hiervan bevrijd (1). In Friesland ging men met ongelijk 1555—
minder woede te werk dan elders. )) Hetzy omdat de Onroomsehen, bestaande aldaar
veel uit Mennonilen, weerlooze lieden, bunne krachten te weinig vertrouwden , of dat
do brand der verbolgenheid bij mangel van sloiFe zoo hoog niet was gestegen." Maar
over het algemeen wordt de zachtere gang van zaken in dat gewest aan de voor-
zigligheid en bescheidenheid toegeschreven« met welke de Stadhouder, Graaf van Arem-
berg , do strenge bevelschriflen en den ijver van Roomschen en Onroomsehen wist te
matigen. Te Leeuwarden echter werden op last der Regering de beelden uit de ker-
ken geruimd, in eene van welke nu do Hervormden preekten. Te Franeher bleef
alles in rust; en te Sneek werd de beeldstorming door de Regering en andere burgers
verhinderd. Groningen, waar nog niemand om het geloof was ter dood gebragt,
werd het laatst door deze razernij bezocht. In de stad zelve stelden zich echter slechts
do Hervormden in hel bezit der Minderbroeders Kerk, uit welke niet dan met verlof
van het stedelijk bestuur, de beelden en altaren weggenomen werden; hetgeen even-
wel aan eenigo der handdadigen drie jaren later het leven kostte. In verscheidene
Onimelander dorpen daarentegen werd de landman door den adel aangezet, en in
weerwil der Overheden, menige kerk geplunderd (2).
Elk verwonderde zich over de verbazende snelheid, met welke de beeldstorming
de ISederlanden doorvloog. De een meende hierin, zoo als later de Prins van Ora/i/e,
den vinger Gods te bespeuren (3) ; de ander zag er niets in dan do werkingen
van den Boozen Geest (4). Daarin moesten echter allen overeenkomen, dat de
kerkplundering door slecht volk was uitgevoerd. Evenzeer moest ieder overtuigd
zijn , dat het gemeen zelden of nooit tot plunderen overgaat, tenzy daartoe door anderen
aangedreven. Niettemin zijner, die betwisten, dat de beeldstorming het gevolg van oen
vóóroverlegd plan geweest is (5). Naar hun gevoelen is zij ontslaan, zoo als zulks bij
(1) v. meteren, lUst. d. Nedefl. Oorl. B. Π. bl, 45. bor, Eist, d. NederL Oorl. D. l. B. II.
hl. 89. eeviüs, Daventria Illustr. Lib. IV. p. 350—362. moosen, Chron. v. Deventer,
bl. 107, 108.
(2) uovvïvxs^'Memorialy p. 98. v. μίτεκείτ, Hist, d. Nederl, Oorl. B. 11. bl. 45. bor, Bist,
d. Nederl. Oorl. D. I. B. II. bl. 89. noorx, Nederl. Hist. B. III. bl. 106. schotanus, Fr. Hist.
B. XXI. bl. 735-738. wiksejubs , Chron. v. Friesl. B. XVI. bl. 533. Chron. v. Gron. p, 70.
(3) TE WATER, Reform, v. Zeeland^ bl. 133.
(4) STRADA, de Bella Belg. Lib. V. p. 257.
(5) GLAsiüs, Gesch. d. Christ Kerk in de Nederl. D. III. bl. 354—357, wiens redenen ons
echter niet overtuigd hebben.
310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— vole oproeren plaats vindt, waarbij eene inderdaad, of naar het haar toeschijnt, yeron-
gelijkle menigte zich zelve regt zoekt te Terschaifen (1). Blijkbaar echter lagen ook in
deze kerkschennis een beginsel en plan ten grondslag, welke men bezwaarlijk vooron-
derstellen kan, dat in de hoofden der ruwe uitvoerders dier baldadigheden zijn opgekomen.
Dit plan was, zich met geweld in het bezit te stellen van gebouwen ter uitoefening van
de openbare godsdienst der Hervormingsgezinden , wier aanzoeken daarom reeds dikwyls
waren afgewezen. En dit was een eisch der noodzakelykheid. De gewapende preek
in het open veld, de graspreek, werd van dag lot dag hagchelijker. De minste
botsing met plaatselijke of militaire overheden, kon een vreesselijk bloedbad ten ge-
volge hebben, dat zich , even zeker als de beeldstorming, over het gansche Land zou
hebben uitgebreid. Het hervatten der kerkschennis in Wijnmaand, was evenzeer het
Averk der omstandigheden. Het najaar was guur en vochtig, de Winter naderde , men
kon niet langer in het open veld bijeenkomen, en de Calvinisten, ontevreden over
do onderhandelingen, waardoor het inrigten van bepaalde vergaderplaatsen werd ver-
traagd, namen andermaal tot een maatregel van geweld hunne toevlugt (2). Het
bijna gelijktijdig uitbarsten van de beeldstorming op onderscheidene plaatsen, hetgeen
eenigen voor een blijk houden, dat zij onvoorbereid en zonder voorafgaande aanleiding
ontstond, is voor anderen een bewijs van het tegendeel (3). Het blijkt voorts, dat de
beeldstormers, hoe ongeregeld hun bedrijf ook uiterlyk scheen, bepaalde bevelen volgden;
en dat zekere geheime aanvoerders hun aanwezen, wat zy te doen of te laten hadden,
bewijst het verhaal hunner verniehngen zelf (4). De vraag, wie waren die aanvoerders? is
moeijelijk te beantwoorden. De Hervormde Leeraars en Kerkeraden hebben getracht, de
beschuldiging van zich af te werpen, dat zij de aanleggers van dit woest bedrijf geweest
zijn. Zij betuigen plegtig, er vooraf niels van geweten en er nooit behagen in genomen te
(1) ypey cn dermoüt, Gesch. d. Nederl, Eerv. Kerk ^ ü. I. bl. 195. In dien geest is ook
BiLDEUDiJKs antwooid op de vraag: wat het gemeen zulk eene stoutheid gaf? »Even of dolle
dweepzucht onder een ongeregelden hoop niet alles vermögt j of er iets tneer Lij het gemeen be-
hoefde, om moedwilligheden te plegen dan het eenig denkbeeld van de sterkste te zijn! enz. enz."
D. YI. bl. 62. » Peut-étre en quelques endroits on excita Ie peuple" zegt groen v. priksterer ,
j) mais en général ce fut un mouvement spontane et une consequence necessaire de la situatiën des
esprits. Dans de pareils moments une étincelle suCGt." Archives de la Maison d'Orange^ T. U.
p. 219.
(2) De Gids voor 1846, D. II. bl. 618. Vgl. wagenaab , D. VI. bl. 181. corvin-wiersbitzky ,
de Tachtigj. OorL D. I. bl. 320.
(3) conviN-wiERSBiTziiY, de Tachtigj. Oorl, D. I. bl. 319.
(4) De Gids voor 1846, D. II. bl. 618.
-ocr page 329-DES VADERLANDS. 321
hebben, Eenigen van hen Terklaarden openlijk, dat zij op verzoek der Overheid ge- ^
poogd hadden, de schandelijke beeldslorming te beletten; dat zij niemand onder hen
kenden, die daarin met raad en daad gewerkt had; en dat zij gaarne zouden zien,
dat over dergelijke verstoorders der algemeene rust, ten voorbedde van anderen,
regt uitgeoefend werd (1). Wie zulk eene vrijmoedige taal voert, en wel in tegen-
woordigheid van regters, moet een zuiver geweten hebben, of een onbeschaamde
huichelaar zijn (2). Onderlusschen is het bekend, dat do beeldstormers te Doornik
den schat, dien zij in de Lieve Vrouwe Kerk gevonden hadden, ter beschikking van
hunne Godsdienstleeraars stelden. Wat meer is, de Predikant abibrosius wille nam
van den Prelaat van St, Maarten aldaar duizend Karelsguldens ten voordeele der ar-
men aan, op voorwaarde van zorg te dragen, dat dit geslicht niet werd aangerand. De-
zelfde ' Predikant erkende openlijk, dat hij in de dagen der kerkschending, aan ver-
schillende herbergiers de spijs en drank had laten betalen, welke de beeldstormers bij
hen genoten hadden. De ontkenning van vele Hervormde Leeraars van medeplig-
tigheid aan die buitensporigheden, beperkte zich tot de verklaring, »dat zij onschul-
dig waren aan de geweldenarijen, door sommige deugnieten onder voorwendsel van
het afbreken der heelden gepleegd;" eene formule, welke tamelyk dubbelzinnig is (3),
De Spaanschgezinde Schfijvers hebben de Edelen van medepligtigheid aan de beeld-
slorming beschuldigd (4). ïn de vonnissen van alba, wordt hun zulks herhaaldelyk
te last gelegd; doch de aldaar opgegevene beschuldigingen zijn juist niet alle be-
wezen. Staatsgezinde Schryvers daarentegen, hebben hen van alle schuld aan do
genoemde ongeregeldheden willen vrgpleiten (5). Graaf lobewuk van Nassau
wordt nagegeven, do kerkschending op den dag af voorspeld en aangemoedigd, en
twee Edellieden van den Prins van Oranje opgeruid te hebben, om het graauw te
Brussel in beweging te brengen (6). Lodewijk echter betuigde meer dan eens
(1) BRANDT, Hisl. der Reform. D. L bl. 347 , 353.
(2) te water, Vaderl. Jlist. D. III. bl. 224. glasibs , Gesch. d. Christ. Kerk in Nederl.
D. III. bl. 356.
(3) de Gids voor 1846, D. II, )j1. 618.
(4) hopperus, 31émorial, p. 9S, 99, 105. viglii Vita, p. 47. strada, de Bello Belgico,
Lib. V. p. 261. v. d. HAER, de Init. TumulL^^xh. II. p. 343. poktüs nEUTERtis, Rer. Amtriac,
Belg. Lib. XVI. p. 406. de tassis, de Tumult. Belg. Lib. I. p. 135.
(5) Leven van >YiLLEia I, D. I. bl. 496.
(6) noppERtis, Memorial, 98, 99. Correspondance de MARGtERiTE d'Juiriche, p. 201, 202.
STRADA, de Bello Belg. Lib. Y, p. 261.
Ii Deel. 4 Stuk. 42
-ocr page 330-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
zijne onschuld in dit opzigt, en zond zelf later de yerdediging ταη zijn gedrag
aan de Landvoogdes (1). Er is Ie minder reden, aan zijne getuigenis geloof te
weigeren, daar hg zelfs, zoowel voor zich als in naam van het geheele Bond-
genootschap , aan brederode , die zich toen met zijne echtgenoote, twee zusters
Yan den Prins Tan Oranje, en Terscheidene Edellieden in Noord-Holland be-
vond, dringend verzocht, alles aan te wenden, om in dat gewest die kerkschendingen
te voorkomen, welke elders gepleegd waren. Brederode keurde insgelijks de Leeld-
storming af en was liereid, deze ljuitensporigheden te belelten. Hij verklaarde
echter voor God en de wereld, dat, indien hij niet vreesde, dat het volk tot iets
anders zou overslaan, hetgeen den geheelen ondergang van het Land moest na zich
slepen, hij er zich niet tegen zou verzetten, al verbrijzelde men ook alle beelden,
dewijl do Roomschen, zelfs in de openbare preken, de Hervormden verguisden.
Morillon had hem zeiven onlangs aan de tafel van vigltüs een Antichrist ge-
noemd. ))Wg moeten zorg dragen," schreef hg aan lodewijk , »dat wij ons niet
met ons eigen mes de keel afsteken; ik vrees, dat uit onze bereidvaardigheid , om
deze geweldenarijen te verhinderen, onze lasteraars naderhand het gevolg zullen trek-
ken, dat alles ons werk geweest is." Hij beschouwde het alshunpligt, den laatsten
druppel bloeds te storten voor de dienst des Konings, en do rust en het welzijn des
Lands, wanneer zij daartoe opgeroepen werden (2). Maar mogen brederode , lodewijk
van Nassau, en over het geheel de leden van het Verbond der Edelen, evenmin als
de Hervormde Leeraars in het algemeen, de beeldstorming aangestookt of begunstigd
hebben, bezwaarlijk is te ontkennen, dat zij met het plan vooraf bekend geweest
zijn , en invloed op de beeldstormers gehad hebben. Immers op eenen brief aan de
Leeraars en hoofden der Onroomschen te Gent, door lodewijk van Nassau en zes
andere Edelen van aanzien geteekend, hielden aldaar alle gewelddadigheden plotse-
ling op (3). Te Brussel begaven zich de Bondgenooten terstond na het sluiten eener
nieuwe overeenkomst met de Landvoogdes, van welke straks nader zal gesproken
worden , bg hunne bekenden, om te verhoeden , dat ook daar de tooneelen der ver-
woesting herhaald Averden, en zonden boden naar onderscheidene plaatsen, om de
beeldstormers te doen vertrekken (4). Margarethä, verklaarde ronduit , dat de
(1) Archives de la Maison d'Orange, ï. Π. p. 370 —379.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. II. p. 252—256.
(3) STRADA, de Bello Belg, Lib. V. p. 262.
(4) Correspondance de ΜλκαϋΕκιτΕ d'Jutriche, p. 197.
-ocr page 331-DES VADERLANDS. 315
beeldstormers gehuurd en Ier vernieliflg uitgezonden waren (1). Mén verhaalt, dat 1555^
er brieven ταη Doorniksche burgers aan de Verbondene Edelen werden onder-
schept, waarin zij dezen meldden, dat zij zouden uitvoeren wat zij voorgenomen
hadden, indien hun 's Konings antwoord niet spoedig werd bekend gemaakt (2). Aan
st. aldegonde wordt een opstel toegeschreven , bevattende min of meer eene verdedi-
ging van » de goede vrome gemeente, welke de paapsche bijgeloovigheden en afgoderij
niet langer had kunnen aanzien of gedoogen (3)." Later beriepen zich de beeldstor-
mers, onder anderen te ^s Hertogenhosch^ zoo het schijnt met regt, op de bevelen,
die zij van onderscheidene aanzienlijke burgers ontvangen hadden (4). Het is ook
opmerkelijk, dat kort na het einde van den bepaalden lijd, in welken, zoo als
de Edelen beloofd hadden, geene nieuwigheid ingevoerd, maar het antwoord des Ro-
nings bedaard afgewacht zou worden, de beeldstorming losbarstte juist toen men ver-
nam, dat dit antwoord gekomen was, doch de bekendmaking daarvan vertraagd werd;
waaruit men afleidde', dat het eene onverbiddelijke weigering behelsde, en men derhalve
alle hoop op inschikkelijkheid moest opgeven (5). Buederode wentelt deswege de schuld
der beeldstorming op Margaretha van Parma zelve; zij had het geduld des volks
te veel gevergd, en do menigte daardoor uit zichzelve tot opstand gebragt (6). Even
als hij, betreurde oranje de gepleegde buitensporigheden. » Wij kunnen wel nagaan
zegt do Prins, » dat dit bedrijf den Koning van Spanje ten hoogste moet mishagen en
bedroeven, zoo als ons zeiven dit niet minder treft en diep ter harte gaat; en
echter kunnen wij het niet verhelpen , want het volk is derwijze op hel Spaansclie geloofs-
onderzoek en de oude godsdienst Terbitterd, dat daartegen geen middel te vinden is.
Indien Zijne Majesteit in deze Landen reeds voorlang het geloofsonderzoek had afgeschaft,
zoo als wij en eenige andere van onze mederidders uit ootmoedige trouw Zijner Maje-
steit aangeraden hebben, dan twijfelen wg niet, of de Heere onze God zou de oude
Katholijke godsdienst veel beter onderhouden, en zulke stormen en schokken nog lan-
gen lijd verhoed hebben (7)." Uit hoofde van de dadelijke nadeelige gevolgen der
(1) Correspondance de margüebite d^Autriche, p. 188.
(2) BBRGtHDiüs, Eist. Belg» Lib. III. ρ. 205. >
(3) tydeman, in de Opheld, en Bijvoegs. van bilderdijks Gesch. d. Vadert, D. VI. bl. 233.
Vgl. TE WATER, Verb. d. Edelen, D. 1. bl. 381—383.
(4) de Gids voor 1846, D. L bl. 322, 323.
(5) v. corvik-wiensbitzky, de Tachtigj.Oorl.O.l.h}.:i22, 323. Vgl. hoppebus, Memorial, ρ. 96.
(6) Archives de la Maison d^Orange, Τ. II. ρ. 235.
(7) Archives de la Maison d'Orange, Τ. II. ρ. 263.
42 »
-ocr page 332-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—beeldslorming voor de zaak der Hervorming, hebben eenigen haar aan geheime op-
sloking der Pausgezinden en Jezuilen toegeschreven, om daardoor de Hervormden
hatelyker te maken en het Hof regt te geven, hen met nieuwen ijver te vervolgen.
Zoolang' echter geen stelliger bewijs hiervoor bestaat, kan de geschiedkunde dit ver-
moeden niet opnemen (1),
De Landvoogdes had tegen den twintigsten van Oogstmaand den Raad van State en
do Ridders van het Gulden Vlies bijeengeroepen, om met hen over den inhoud van
'sKonings jongste brieven te raadplegen. Er verschenen de Prins van Oranje^ de
Graven van Egmond , Mansfeit, Hoorne, Aremberg en Hoogstraten, do Heeren
van Barlaymont, Hachicourt en Noircarmes, en de Voorzitter viglius met de
Raadsheeren de bruxelles en d'assonville ; de Herlog van Aarschot en de Graaf
van Megen waren door ongesteldheid verhinderd te komen. Margaretha verkeerde
in den uitersten angst over het meer en meer veldwinnend oproer. Oranje, egmond,
iiooRNE en hoogstraten verklaarden , dat binnen zes dagen alle Priesters en Geeste-
lijken in Nederland vermoord zouden zyn, indien men den Hervormden niet de
voldoening gaf, welke zij begeerden. Ook was reeds het voornemen aangekondigd,
om de kerken te Brussel onder de oogen der Landvoogdes te plunderen. Marga-
retha betuigde niettemin in den vollen Raad, dat zij zich liever zou lalen dooden,
dan in hetgeen geëischt werd toestemmen, overtuigd dat dit den ondergang der
godsdienst ten gevolge zou hebben. Zij herinnerde den Prins van Oranje, de Gra-
ven van Egmond, Hoorne en Hoogstraten hunne zoo dikwerf herhaalde beloften
van de wapenen op te vatten voor do dienst van God en den Koning , zoodra het
geloofsonderzoek afgeschaft, do strafbevelen verzacht en eene algemeene vergiffenis
verleend zouden zijn; maar hun antwoord was, dat de tijden veranderd en de besluiten
desKonings te laat gekomen waren. »Deze Heeren," schreef zij aan filips , »zullen
nooit van gevoelen veranderen, want in woorden en daden verklaren zij zich tegen
God en den Koning (2)." Om dezen lijd is vermoedelijk in Brussel dit onbeschofte
schimpschrift op Margaretha uitgestrooid: »Ontwaakt, ο Brabanders! Een basterd
mag in Braland geen ambtje, hoe gering ook, bekleeden; en gij duldt, dat eene
basterd, do vrouw van een bedrieger, een kennelijk vijand des Lands, de zoon van
een schandelijken schavuit en ondeugenden pierre louys (4) , er Landvoogdes over is!
(1) tpey en deuhout, Gesch. d. Herv. Kerk, D. I. bl. 194. bilderduk, D. VI. bl. 233.
(2) Correspondance de piiilippe II. T. I. p. 452, 453. Corrcspondance de margueiute
d'Autriche, p. 188—190, 194. strada, de Bella Belg. Lib, V. p. 265, 266.
(3) Zinspeling op pieter lodewijk rarnese, zoon van Paus padlusIII, en vader van ottavio faukese,
den echtgenoot van MARUARETnA.
DES VADERLANDS. · 309
Ziet gij niet, dat zij , door de tegenwoordige beroeringen des Lands niet te willen ver- 1555—
1 ίτβο
helpen naar den raad des Adels, reeds den Koning en het Land verraden heeft? Men
jage de deugniete weg, en levere haar met den schelm viglius aan den duivel (1)."
De Hertogin, in Brussel zelf bedreigd en zonder hoop op genoegzame ondersteuning
bij de Grooten, welke haar omringden , besloot veiligheidshalve naar Bergen in He-
negouwen te wijken, eene sterke stad en in welke do Onroomschen geen noemens-
waardigen aanhang hadden (2). Laat in den nacht en reeds op het punt van te ver-
trekken , ontbood zij de Leden van den Raad van State, om hun dit plan medo to
deelen. Vruchteloos verzetten de jPrins van Oranje^ de Graven van Egmond^
Hoorne en anderen zich tegen dezen stap, welke slechts dienen kon, om do op-
roerigen aan te moedigen. Oranje verklaarde ronduit, dat men terstond de
Algemeeno Staten zou bijeenroepen, om gepaste maatregelen te nemen, indien
de Hertogin vertrok en alles wilde verlaten, daar men 's Lands ondergang niet be-
geerde. Egmond sprak in denz,elfden toon en voegde cr bij , dat men veertig duizend
man zouligten, om Bergen to belegeren. Op het borigt van viglius, dat de burgers
de poorten bezet en voorgenomen hadden, do Landvoogdes niet te laten vertrekken,
moest zij wel besluiten , vooreerst nog to blijven , terwijl de Heeren verzekerden, zoo een
oproer mögt uilbarsten, haar onverlet uit Brussel te voeren, of zelve in do poging
om te komen. Zij versterkte hare lijfwacht, en benoemde den Graaf van Mansfeld lot
bevelhebber van Brussel. Mansfeld begaf zich dadelijk met den Prins van Oranje ^
de Graven van Egmond^ Hoorne en Hoogstraten naar het raadhuis, en kondigde
den bijeengekomen burgers aan, dat de Landvoogdes de stad niet zou verlaten,
onder voorwaarde , dat er alle openïyke predikatiën en kerkplunderingen achter-
bleven , en de burgerij den Graaf van Mansfeld in zijne nieuwe betrekking gehoor-
zaamde. Dit werd terstond ingewilligd, waardoor do Hertogin voor het oogenblik een
weinig was gerust gesteld. Maar tegen den avond werd haar angst levendiger, en het
kostte niet weinig moeite, haar do meening uit het hóófd te brengen, dat in dien nacht
do beeldstorming in Brussel beginnen, dat men zich van haren persoon en dien
des Graven van Egmond verzekeren, en viglius , barlatmont en Aremberg ver-
(1) Correspondance de pdilippe II, T. I. p, 450, 451.
(2) Correspondance de pdilippe II, Τ. I. ρ. 453. hoppehüs, Memorial, ρ. 99. violiüs ad
hopperüm, Ep'ist. p. 373, verhaalt, dat aarscugt de Landvoogdes aanraadde, Brussel ic verlaten;
maar aarscuot was op dien tijd niet aan het Hof. Zie Correspondance de pdilippe 11, T. I.
p. 453. Geheel bezijden de Avaarheid geeft BDRctriDiüs te kennen, dat orakje haar tot vlugten zou
aangespoord hebben. UisL Belg, Lib. UI. p, 233.
334 Α LGEME ENE GESCHIEDENIS
1555— moorden zou (1). Daar echter van alle kanlen onrustbarender geruchten aankwamen,
besloot zij den volgenden dag, met overleg harer Raadslieden , zicU naar de omstandighe-
den te rigten en het volk te beloven »dat niemand ter zake van het openlijk preken, op
plaatsen daar dit tegenwoordig was ingevoerd, gemoeid zou worden, mits men zich van
ongeregeldheid en ergernis onthield , do wapenen aflegde , en do Roomschgezinden in
do uitoefening hunner godsdienst ongestoord liet (2).'* Do Prins van Oranje en de
Graven van Egmond en Iloorne werden met haciiicourt en assonville gemag-
tigd, dit besluit aan lodewok van Nassau en de overige afgevaardigden der Ede-
len mede te deelen. Maar eene blooto belofte boezemde den Verbondenen geen ver-
trouwen in. Zij begeerden zekerheid, en op die voorwaarde alleen beloofden zij
hunne hulp tegen do kerkschenners. Margaretha, als het ware, iü Brussel gevan-
gen gehouden, beducht voor grooter onheilen en aangedrongen door do haar omrin-
gende Grooten, gaf den Edelen den volgenden hoogstmerkwaardigen openen brief.
» HJargaretua , door Gods genade, Hertogin van Parma Gn Piacenza^ Landvoogdesse
voor den Koning mijnen Heer in de Landen van herwaarts over, allen, die dezen
tegenwoordigen zien zullen, heil! Een groot aantal Edellieden dezer Landen heeft ons in
Grasmaand laatstleden zeker verzoekschrift overgegeven, ten einde het Zijner Majes-
teit mögt behagen het geloofsonderzoek en do strafbevelen, zoo oude als nieuwe ,
welke men zeide to gestreng en daardoor onuitvoerbaar te zijn, af te schaffen, en in de
plaats daarvan, met toestemming der Algemeene Staten dezer Landen, andere te stellen.
Alzoo zij ons verzochten dit geschrift aan den Koning te zenden, om daarin te voor-
zien, hebben wij hierover dikwijls en langdurig met do Stadhouders, Ridders,
den Raad van State en den Geheimen Raad gesproken, en daarna alles met ons
berigtschrift den Koning gezonden en vertoond. En bevindende , dat do Edelen
eenige vrees en argwaan voedden, dat Zijno Majesteit het verzoekschrift, als
mede het Verbond, welk zij met elkander tot dat einde hadden aangegaan, en het
(1) Procés des Comtes ^'egmoht et demmÏ, T. II.p. 477—479. Correspondance de vmiivvs.ll,
T. I, p. 453, 454, 457. Correspondance de margüerite d'Auiriche, p. 188, 196. v. wesem-
beeck, Beschr. υ, d. Slaet, enz. bl. 147—149. vigiii Fita, p. 47, 48. Epist. ad hopperdm,
p. 373. hopperus, Memorial^ ρ. 99. pontüs heüterüs, Her. Austriac. Belg. Lib. XVI. p. 406.
strada, de Bello Belg. Lib. V. p. 266. v. d. haer , de Init. Tumult. Lib. II. p. 354.
bürgdndiüs, Hist. Belg. Lib. III. ρ. 233—235. ν. meteren, Uist. d. Nederl. Oorl. B. II. bl. 45.
hooft, Nederl, Eist. B. III. bl. 107- bentivoglio, Nederl. Hist. bl. 50.
(2) Correspondance de margderite d^Autriche, p. 190—197. Correspondance de gwllaüme
Ie Taciturne, T. IL ρ. 453—460. hopperus, Mémorial, p. 102, 103. v. wesembeeck, Be-
schr, V. d. Staet, enz. bl. 169. r. meteren, Hist. d. Nederl. Oorl, B. IL bl. 45. bor,
Hist. d. Nederl. Oorl. Ό. 1. B. IL bl. 95, 96.
DES VADERLANDS, 33ü
geen daarna gevolgd is euvel opnemen zoude, welke argwaan oorzaak Tan grooter ^^^^
kvFaad en onrust zijn konde, zoo hadden wij den Koning ook verzocht, dat hy hen
schriftelijk wilde verzekeren, dat hun Ier zake van het bovenvermelde uamaals
niels Ie laste gelegd zou worden. Hierop heeft Zijne Majesteit ons Zyne meening ^
te kennen gegeven. Daar wij de welvaart, rusl en eensgezindheid dezer Landen
beoogen, en trachten de genoemdcj Edelen zoo veel Ie gewilliger te houden en te
maken ter gehoorzaamheid en dienst van Zijne Majesteit, zoo als zij uit do natuur
en krachtens hunnen eed verpligt zijn, en gelijk zg zich ook altijd daartoe heb-
ben aangeboden, hebben wij op hun verzoek, naar de magt, die wij hiertoe van
den Koning ontvingen, en ook als Algemeene Landvoogdes der Nederlanden, bij
rade van de Stadhouders, Ridders van het Gulden Vlies en den Raad van State bij
ons zynde, tot hunne zekerheid gegeven dezen tegenvvoordigen met onze hand getee-
kenden brief als volgt: Hare Hoogheid heeft de Edelen den twintigsten van Oogst-
maand bij zich terug ontboden, om antwoord op hun Verzoekschrift te geven. Midde-
lerwijl heeft zij te regten tijde brieven van Zijne Majesteit ontvangen, en daardoor be-
ter middel gekregen , om hun een zeker en bepaald antwoord te geven. Fooreerst
verklaart zij hun, dat de Koning, in aanmerking nemende hetgeen Hare Hoogheid,
onder goedkeuring der Heeren, hem heeft voorgelegd , genoegen neemt, dat hol ge-
loofsonderzoek , waarover zij zich beklaagd hebben, ophoude. Ten tweede heeft Zgne
Majesteit toegestaan, dat een nieuw straf bevel gemaakt worde, maar nog niet be-
paald, of dit door de Algemeene Staten of anderzins zal geschieden. Hare Hoogheid
hoopt echter 's Konings besluit daaromtrent spoedig te ontvangen, en zal gaarne
alles aanwenden, om hem hiertoe te bewegen. Ten derde wat do verzekering be-
treft , in hun laatste Verzoekschrift gemeld, de Hertogin was niet ongenegen,
hun die to geven, zoo veel dit in hare magt stond; nu kon zy zulks volkomen
doen op bewilliging des Konings, die haar daartoe gemagtigd had. Weshalve zg
hen verklaart, dat de Koning, om alle kwaad vermoeden, mistrouwen en verbitte-
ring weg te nemen, naar Zijne gewone goedertierenheid tevreden was, dat hun
zoodanige brieven geleverd wierden, als zij lot hunne meeste verzekering wegens
verledene zaken noodig zouden oordeelen, onder voorwaarde, dat zij zich gedroegen
als goede en getrouwe onderzaten, en naar hetgeen zij den Koning verschuldigd wa-
ren. Ten vierde^ dewijl zij nu hierin genoegzame voldoening hebben, wil Hare
Hoogheid het aanbod , meermaals door hen gedaan, niet verwerpen , om hen te ge-
bruiken tot Hare dienst en die des Konings, voor 'sLands welvaart, rust en eensge-
zindheid, waartoe zij allezins verbonden zgn. Derhalve verlangde zij, ten vijfde^
van hen de gelofte, niets Ie zullen beslaan tegen den Koning, diens staten , landen
of onderzaten, maar zich van hunnen pligl te kwijlen, de tegenwoordige beroerte met
alle magt te helpen derapen, de gemeente Ie beteugelen, het plunderen en verwoes-
310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— ton kerken, kloosters en godshuizen overal te doen ophouden, de hand te bieden
^^^^ tot het straffen van hen, die zich aan kerkschennis schuldig maakten, en te zorgen,
dal aan geene Geestelijken, gereglsdienaars , Edelen of andere onderzalen eenig onge-
lijk Avierd aangedaan. Ten zesde moeten de Edelen alle pogingen aanwenden, dat
do wapenen , door do gemeente opgenomen en waaruit reeds zoo veel kwaads ont-
sproten en nog te duchten was, terstond nedergelegd worden. Ook moeten zy, ten
zevende, geene moeite ontzien, om te zorgen, dat het preken op plaatsen, waar het
nog niet begonnen was, achterwege bleef, en daar, waar het reeds geschiedde, niet
gepaard ging met wapenen, ergernis, en openbare wanorde. Ten achtste zouden zij
overeenkomstig hunne verpligting en den eed van getrouwheid aan den Koning gedaan,
alle buitenlandsche vganden en wederspannigen helpen weren. Eindelijk moeten de Ede-
len, ten negendey naar hun vermogen allen, die thans ter zake van godsdienst of
anderzins misnoegd waren, tot onderwerping brengen aan hetgeen de Koning en
de Algemeene Stalen tol bevordering van de rust cn eensgezindheid der godsdiensten
besluiten zullen."
De Edelen waren hiermede niet ten volle bevredigd en eischten meerdere verzeke-
ring. Althans op dit stuk, den drie en twinligslen van Oogstmaand gedagteekend en
door de Landvoogdes onderteekend , volgde twee dagen later nog deze schriftelijke verzeke-
ring. » Doen te weten, dat wij , al de voorschrevene zaken in aanmerking nemende ,
op 'sKonings bewilliging en last, in zijnen naam beloofd hebben en bij dezen be-
loven, dat den Edelen ter zake Tan het bewuste Smeekschrift en Verbond en hetgeen
daaruit gevolgd is, niets door den Koning of door ons zal toegerekend worden, na den
eed en het woord, die zy voor zich en hunne bondgenooten ons gedaan hebben over-
eenkomstig de punten hierboven genoemd , en waarvan zij ons de verzekering geven
zullen. Weshalve wij begeeren, en op 'sKonings naam aan alle Stadhouders, Ridders
van het Gulden Vlies , Leden van den Raad van State, van den Geheimen Raad, en alle an-
dere Overheidspersonen bevelen , dat zij deze tegenwoordige verzekering onverbrekelyk
onderhouden en altijd doen onderhouden, en dat zij den Edelen het genot en gebruik
van al hetgeen hierboven omschreven is, volkomen, vreedzaam en eeuwig vergunnen ,
zonder hen nu of in het toekomende, regtslreeks of van ter zyde, eenig hinder of
belet ten tegendeel aan te doen of zulks te gedoogen; en op geene wijze hoegenaamd,
met de daad iels tegen hen ondernemen ter zake bovengemeld. Dit is 'sKonings en ons
welbehagen. Ten getuigenis hiervan, hebben wij dezen tegenwoordigen eigenhandig
geteekend en ons zegel daaraan gehangen." Op bevel der Landvoogdes was dit stuk
ook door haren Geheimschrijver d'overloope geteekend.
Nu beloofden de afgevaardigden der Verbondene Edelen wederkeerigschriftelijk, zoo
voor zich als in naam van al de overigen, » dat zij de bovengemelde punlen des Ver-
drags onderhouden, en hun Verbond als Ternietigd en van onwaarde zouden be-
DES VADERLANDS. 321
schouwen, zoolang de Terzekering, door de Herlogin uit naam des Konings toege- ^Jgg^
zegd, onderhouden werd." Zij bekrachtigden deze verklaring door eenen pleg-
tigen eed in handen van oratvje, egmon» , hookttb, haghigourt en assonvili-e ,
en in tegenwoordigheid yan den Geheimsehrgver d'overloope. Vermoedelgk zullen deze
Heeren in naam der Landvoogdes de overeenkomst insgelyks bezworen hebben. Mar-
garetha gaf terstond hiervan kennis aan de byzondere Stadhouders, do geregtshoven
en stedelijke Overheden met last, zich zoo veel te meer van hunnen pligt te kwij-
len en zich tegen alle oproermakers Ie verzetten. Zij verzekerde tevens, dat de
Koning gezind bleef, de Roomscho godsdienst te handhaven (1). Op haar bevel
werd door den Geheimschrgver van Staat berty een geschrift opgesteld over al
hetgeen van den twintigsten tot den vijf en twintigsten van Oogstmaand gebeurd
was, om der nakomelingschap tot aandenken te strekken (2).
Hoezeer Margaretha ondanks zich zelve handelde, getuigt zg aan den Bisschop
van Luik. »Ik twyfel niet schreef zij »of gij zult vreemd vinden, dat ik zoo
veel toegegeven heb; maar ik kan U verzekeren, dat ik er toe gedwongen ben gewor-
den; men hield mij voor, dat de zaken hier zoo ver gekomen waren , dat men toch
ter preke gewapend en ongeregeld zou gegaan zyn (3)." Den Koning gaf zij het-
zelfde te kennen. » Haar toch was verzekerd, dat eene weigering hel vermoorden
van alle Priesters, Geestelijken en Roomschgezinden in Brussel en vervolgens door
het geheele Land zou na zich slepen. Mawsfeld, Aremberg, barlaymowt, koirgar-
MES, viGLiüs en allen , die de waarheid zeggen wilden , riep zg lot getuigen. Voor God
en voor hen had zij beleden , dat zij voor het geweld zwichtte. Daar het boven hare
magt was den Koning verpligtingen op te leggen, zoo stond het aan hem, in te trek-
ken , wat zij had toegestaan, zoo dra hem dit goeddacht. Hij zelf immers had er zich
niet toe verbonden, en behoefde zich niet te houden aan haar gegeven woord, waar-
toe hij, gelijk zij hoopte, ook niet gezind zou zijn (4}." Zij was alzoo even trouwe-
■ I »ï
»
i I
1
j
'if
f i
is
(1) Correspondance de margüerite d'Autriche p. 189—197. v. weseïïbeeck, JSescAr. v. d.
Staei enz. bi. 169—177. le petit, Chron, de Holl. Τ. Π. ρ. 120—122. ν. d. παεπ, de Init.
Tumult. Lib. II. p. 357. bürgüsdius , Eist. Belg. Lifa. III. p. 237—240. v. meteres , Ilist, d.
NederL OorL ß. II. bl. 45, 46. eor, Rist. d. NederL Oorl. D. I. B. JL bl. 96—98. hooft,
Nederl. Bist. B. IIL bl. 109—111.
(2) »Pour servir de memoire a la postérilé." gachard, Rapport, p. CXL"VII.
(3) gaciiaud, Analect. Belg. p. 179, aangehaald door groen van pbiksterer in de Archives
de la Maison d'Orange, T. II. p. 241.
(4) Correspondance de puuippe II, T. I. p. 454. hopperüs, Mémortal, p. 100. strada, de
Bello Belg. Lib. V. p. 267.
!ï.
I
'Pi
F
I:
j·
i"
i
II
fk
tl
ï
i
'ξί
4i·
Ii Deel. 4 Stuk. 43
-ocr page 338-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— loos als de Koning. Het berigt, dat men buiten hare voorkennis de Algemeene Staten
^^^^ wilde bijeenroepen, en wanneer deze in het paleis vergaderd waren, zij door den
Prins van Oranje en den Graaf van Egmond bij hen zou gevoerd worden, om
hunne voorstellen aan te hooren en te bepalen, wat men gepast zou oordeelen, be-
vestigden haar in het voornemen, zich in het geheim naar Bergen in Henegouwen te
begeven (1).
Uiteenloopend is over dit Verdrag geoordeeld geworden. Do een heeft het hoog ver-
heven en als een bewijs beschouwd, » lot welke uitersten een Vorst, die een vrij volk
op eene tergende en honende wijze behandelde, ten laatste kon gebragt worden; ter-
wijl 's Konings gezag in de T^ederlanden er aanmerkelijk door daalde, en het zoo al
geen regtmatigen grond, ten minste duidelijke aanleiding gaf, om eerlang de wapenen
openlijk op te vallen, en daardoor den weg te banen tot de onschatbare vrijheid des
Vaderlands (2)." De ander daarentegen heeft er niels in gezien dan »eene dwaas-
heid en zwakheid zoowel aan den kant der Landvoogdes , als aan de zijde der Ede-
len (3)." Een derde heeft aangemerkt, dat het eerste gevoelen overdreven is, en het
laalsle op onnaauwkeurige gegevens berust, gelyk onder anderen, dat de Edelen
noch eigen magt, noch builenlandsche bondgenoolen hadden. Hij beschouwt dit ver-
drag als eene voorloopige schikking, welke de verwikkelde omstandigheden vorder-
den, en dat het alleen was aangegaan onder de goedkeuring {Ie hon plaisir) des
Konings, in do hoop, dat door middel der Zamenverbondenen het volk de wapenen
zou nederleggen, en men zich lot meer krachtige maatregelen konde voorbereiden.
Men verweet naderhand de Landvoogdes, dat zij door dit Verdrag slechls bedoeld had,
do Edelen in slaap te wiegen en zich van hen tegen de beeldslormers te bedienen. Do
uilslag bewees, dat dit niet kwalijk berekend was. » De Edelengaat hij voort, »stel-
den voorzeker geen onbepaald vertrouwen in de belofte der Landvoogdes; maar de Ko-
ning had reeds veel toegegeven , en de Hertogin nog meer ; ook vreesden zg de builen-
sporigheden der beeldslormers; zij gevoelden, dat by dergelijke verregaande ongeregeld-
heden het gevaar algemeen werd, en hadden geen voorwendsel, de goede dienslcn
te weigeren, welke zij meer dan eens aangeboden hadden (4).*'
Zoodra het Verdrag algemeen bekend was geworden , hielden de beroerten op , dö
wapenen werden afgelegd, en do Onroomschen begonnen hunne godsdienst op verschei-
(1) Correspondance de phiiippe II, T. L p. 454.
(2) TE WATER, Ferb. d. Edel. D. L bl. 435, 43ö.
(3) BiLDERDijK, D. VI. bl. 6'4, 65.
(4) GUOEN V. PRIKSTERER iu de Archives de la IHm'son d'Orange, T. 11. p, 241, 242.
-ocr page 339-DES VADERLANDS. 339
tlene plaatsen openlijk uit te oefenen. »Men zag terstond," zegt een tijdgenoot, » e ene 1555—
zoo groote Terandering, eene zoo goede vrede en rust, een zoo wonderlgk verge-
noegen by elk, dal het eene ongeloofelijke zaak scheen te zgn voor degenen, die
zoo weinig tijds te voren gezien hadden de beroerten der harten, de hersenlooze
hoofden, de ontstelde gemoederen, de ontstoken raadslagen , en de gewapende handen
van de geheele gemeente alom. Het scheen een wonderwerk te zijn, dal zulk eene
groote verandering in zoo korten tijd door zulk een Verdrag gemaakt en ingevoerd
was (1)." De Landvoogdes weifelde, 'sKonings bevelen met betrekking lot het liglen
van krijgsvolk in Duitschland en elders uit Ie voeren, om niet op nieuw wantrou-
wen in de Bondgenoolen Ie verwekken, welke dan terstond de h'eden, die zij reeds
lang in waardgeld hielden , zouden oproepen, waaruit een burgerkrijg ontslaan konde (2).
De goede verstandhouding echter was van korten duur, waartoe van weerszijden aan-
leiding gegeven werd. Te Brussel verhinderde men, legen het Verdrag aan , de
Onroomschen naar Vilvoorden ter preke te gaan, welke hierop dreigden de stad te
belegeren en de Landvoogdes in hechtenis te nemen (3). Tegen do kerkschenners
werd een bevelschrift uitgevaardigd, waarby »ieder veroorloofd werd hen dood te
slaan, niet alleen vrijelyk en zonder straf, maar zelfs met lof, prijs en eer;" lervvijl
tevens verboden werd. » in eenige vergadering, 't zij buiten of binnen de steden,
met wapenen Ie verschijnen (4) Maar ook het kwaad vermoeden der flerlogin was op-
gewekt door het berigt van megeiv , dat orakje en egmond den Hertog van Kleef ver-
zekerd hadden, dat zij niet anders bedoelden dan de Augsburgsche geloofsbelijdenis in
de Nederlanden in te voeren (5), Men moet echter erkennen, dat dit onwaarschijnlijk
zyn zou in den y verig Roomschgezinden egmokd , indien niet bekend was, dat hy zich
vaak geheel door oranje liet leiden, wiens godsdienstige gevoelens, althans in dien
tyd, naar zijne staatkundige inziglen gewijzigd werden , en nu naar do zyde der Luther-
schen overhelden. Daarenboven vernam de Landvoogdes, dat in Duitschland zes dui-
zend ruiters voor de Bondgenoolen geworven werden. Zeker is, dal lodewijk mw ^q ^
sau in naam van »het verbond der Ridderschap en eenige steden der Neder-Bour- üo{tsI-
maand
gondische landeneene overeenkomst sloot met den hopman westerholt over eene isßg
(1) V. WESE5IBEECK, Beschf. V. d. Staet, enz., bl, 177, 178.
(2) nopPERüs, Mémorial, p. 103.
(3) Correspondance de phiuppe II, T. I. p. 458. burgdkdius , Uist. Belg. Lib. lil. p. 245.
(4) brandt, Eist. d. Reform., D. 1. bl. 367.
(5) Correspondance de philippe II, T. L p. 452,
43*
-ocr page 340-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
]555—ligting van duizend ruiters (1). Zij zelra bevond zich zonder raad, zonder hulp, en
zoo wel door binnen- als builenlandsche Tijanden bedreigd. Hare getrouwe aanhangers
mansfeld, aremberg cn bä.rlaymont onlmoelten zoo vele hinderpalen , dat zij hunne
goede bedoelingen niet konden verwezenlijken. De tégenwoordigheid der beide
eersten werd in hunne gewesten gevorderd, om deze voor opstand te bewaren, en
den toegang door het Luxemburgsche open te houden. De Heeren, zeide men open-
lyk, begeerden volstrekt eene byeenkomst der Algemeene Staten , en opdat men hun dit
niet konde te last leggen, trachtten zij de gewestelijke Staten te bewegen, bij wijze
van verzoekschrift aan de Hertogin, den noodlottigen staat des Lands, en als het eenige
redmiddel eene algemeene vereeniging der Staten, voor te stellen. Daardoor zouden zij
tot hun doel geraken, zonder zich op den voorgrond te stellen; en , in geval de
Landvoogdes zulk eene byeenroeping weigerde, zouden de Slaten op eigen gezag te
zamen komen en de reeds lang ontworpene plannen ten uitvoer brengen. In de eerste
plaats wilden zij de wapenen aan het volk ontnemen en den Bondgenooten in handen
geven, met den Prins van Oranje en den Graaf van Egmond aan het hoofd; hiertoe
had men getracht door middel van het verzoekschrift aan de Landvoogdes te geraken ;
maar dewijl dit niet naar wensch gelukt was, zocht men thans een meer zeke-
ren weg. Ten tweede was men reeds , naar het scheen, met eenige Duitsche Vorslen
overeengekomen, om de Augsburgsche geloofsbelydenis in te voeren. Ten derde wilde
men geheel den geest en vorm van bestuur veranderen, om dit in handen van oranje ,
EGMOND en nooRNE te stellen. Ten vierde eindelijk, bedoelde men de wijze te veran-
deren tot nog toe in het oog gehouden in hetgeen de stedelijke Overheden, het regt,
en andere punten betreft; zoo dat de Koning inderdaad builen deze slaten, zijn oud
vaderlijk erfgoed, zou gesloten worden. Men trachtte mansfeld in zyne trouw aan den
Koning te doen wankelen , schertste met hem en noemde hem een goeden knecht, maar
welke zich zeer zou bedriegen , indien hij geloofde , er ooit voor beloond te zuilen worden.
Dit alles bewoog de Landvoogdes op nieuw, op de komst des Konings en lot het nemen
van krachtige maatregelen aan te dringen (2). Weinig dagen te voren had zy filips ver-
maand , zich van Hertog erik van Brimsioijk te bedienen; en indien hem het behoud
des Lands en der Roomsche godsdienst ter harte gingen, zoo spoedig mogelijk gewa-
penderhand te komen, ten einde zijne landen te heroveren, of haar eene genoegzame
krijgsmagtte zenden , om dit in zijne afwezigheid te verrigten , want de Prins van Oranje
had bet plan, zich van den slaat meester te maken en de steden met de andere
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. If. p. 257.
(2) Zie den brief van de Landvoogdes aan den Koning van den 30 v. Oogstmaand in de
Correspondance de pdilippe II, T. I. p. 455, 456.
DES VADERLANDS. · 309
Heeren te deelen (1). Ook maksfeld verzekerde den Koning, dat zonder de wapenen
de opstand niet te dempen was, waartoe barlaymont inzonderheid 'sVorsten tegen-
woordigheid noodig keurde (2). Reeds vroeger was het gerucht verspreid, dat de Her-
tog \dji Savoije met Spaansche benden in aantogt was; dit schijnt wel uit de lucht
gegrepen te zijn, maar de Heer van malberg , welke later onder brederode en
oranje diende , vermaande echter lodewuk van Nassau en » alle goede geuzen"
ernstig op hunne hoede te zijn (3). Van Hertog eriks wervingen werd thans minder
gehoord; maar men sprak nu, dat de Prins van Condé met eenige duizend man te
voet en te paard langs de grenzen van de eene plaats naar de andere trok (4).
Terwijl de Landvoogdes hare klagten tot den Koning riglle , was oranje in Ant-
werpen onverpoosd bezig, de geschokte rust te herstellen. Terstond na zijne aan-
komst had hij der Hertogin gemeld, al het mogelyke te zullen beproeven, om do go-
schonden en geplunderde kerken te herstellen »tol eer van God en overeenkomstig
de heihge bedoeling van den Koning, de Landvoogdes en zijne eigene." Hij liet in
zyne tegenwoordigheid drie beeldstormers met de galg straffen; drie anderen werden
gebannen. Denzelfden dag vaardigde het stedelijk bestuur een bevel uit, waarbij elk
op straffe des doods verboden werd , de uitoefening van de Katholijke godsdienst te
verstoren, de Geestelijken te beleedigen, oproer te stichten en dergelijke. Do hoofd-
kerk werd weder geopend en er eene plegtige mis, voorafgegaan door eene preek,
in aangeheven. Er was een talrijk gehoor, waarvan de geheele regering een gedeelte
uitmaakte , en alles liep rustig af. De godsdienstoefeningen worden ook in eenige kloo-
sters hersteld. Oranje had onmiddellijk na zijne aankomst do Hervormden [de geaU
tereerden in der religie) uitgenoodigd, zaakgelastigden te benoemen, om middelen
te beramen, ten einde verdere onlusten te voorkomen. De uitslag der bijeenkomsten
was een verdrag, waarbij den Hervormden drie plaatsen in de stad werden aangewe- 2 v.
Herist-
zen , om er des Zondags en op feestdagen hunne godsdienstoefeningen te houden, onder
voorwaarde, dat zij de kerken en kloosters zouden eerbiedigen, en er do eeredienst 156Ö
niet belemmeren. In elk hunner kerken mogten zij slechts eenen Leeraar hebben
inboorling der Nederlanden, of ten minste poorter van eene der goede sleden dier
gewesten, en welke vooraf in handen van den Prins of der Overheid den eed van ge-
hoorzaamheid en trouw moest afleggen. Zij mogten niet gewapend op hunne byeen-
(1) Correspondance de pdilippe IL Τ. L ρ. 453.
(2) Correspondance de philippe II, T. L p. 45L
(3) Archives de la liaison d'Orange, T. II. p. 228.
(4) Archives de la Maison dOrange, T. IL ρ. 265.
-ocr page 342-1555— komsten verschyaoa, maar moesten dö bevelen der Overheid in alle burgerlijke zaken
^^^^ opvolgen, en de stedelijke belastingen, even als de andere inwoners, betalen. (1)."
Deze overeenkomst betrof uitsluitend de Calvinisten. De Prins van Oranje beminde
hen niet en verklaarde zich, bij elke gelegenheid, tegen hunne leer (2). Hoewel
de gevoelens van calvijn langen tyd na die van luther in rfe iVerfer/awrfew waren doorge-
drongen , telden zij er echter veel meer belyders dan deze. Een tijdgenoot verklaart
dit daaruit; dat » de leer Tan luther en calyijn , welke zij Gods woord noemen , aan-
vankelijk door leerbereiders, verwers en dergelgke ambachtslieden gepreekt werd, die
geen woord Latijn verslonden. Deze verloren alle aanzien bij de komst der Fransche
Calvinistische Predikanten, die in het Latyn en de letteren vrij wel bedreven waren en,
wat de godgeleerdheid betrof, daarvan zoo veel wisten alszij uit de werken van galvijn,
melanchton, lutuer, en dat voorbeeld van kuischheid theodorus beza geput had-
den (3)." Dit groot aantal Calvinisten, hunne stoutheid, het deel, welk zij in de laatste
bewegingen genomen hadden, toonden den Prins de noodzakelijkheid aan, hun vol-
doening te geven, om de rust der stad te verzekeren. De Lutherschen eischten op
hunne beurt het genot van dezelfde verdraagzaamheid, welke men den Calvinisten
bewees. Eenige dagen te voren hadden zij reeds bg den Prins van Oranje en de
Overheid een verzoekschrift ingediend, opdat ook hun eene kerk of eenige andere
voegzame plaats in de stad ter godsdienstoefening wierd aangewezen. Zij drongen
hierop met nadruk aan; eene weigering zou niet te regtvaardigen geweest zijn; men
stond hun derhalve, op genoegzaam dezelfde voorwaarden, in hel midden der stad
drie plaatsen af, om Ie zamen te komen. Eene afkondiging der Regering maakte de
voornaamste punten van deze dubbele overeenkomst bekend, en noodigde alle inwo-
ners uil, zich daar naar te gedragen. De Prins van Oranje ontbood de vreemde koop-
lieden by zich en gaf er hun kennis van. Allen juichten het hoogelyk toe ; zelfs ver-
klaarden zy, dat het verdrag met de Onroomschen aangegaan »het eenige middel was,
om do vreemde handelaars in Antwerpen te houden en de stad tot rust te brengen,
Avant zonder dit konde men er zich niet veilig achten," Zij voegden er bij, dat
)) zij de verdragspunten wel overwogen hadden, en elk zyne bedienden met hunne
koopwaren weder herwaarts zoude ontbieden." Oranje zond aan de Landvoog-
(1) Correspondance de güiuabme Ie Taciturne, T. II. p. 196, 197, 215—218. Pré/ace,
p. LVI—LVIII.
(2) Zie 's Prinsen getuigenis aan lodewijk van Nassau Archives de la Maison dOrange,
T. II. p. 158.
(3) Eelation manuscripte in de boekerij van j^rras^bewaard, en aangehaald door gacoard in
zijne Préface der Correspondance de gbillaüme Ie Taciturne, T. II. p. LVIII. (2).
342
DES VADERLANDS. · 309
des de beide overeenkomsten, welke hii had onderteekend, en herinnerde haar 1555—
de redenen Tóór zijn vertrek door hem ontwikkeld, waarom hij de voorkeur gaf, dat
de Onroomschen in de stad en niet daar buiten preekten. Daarenboven over-
schreden , naar zijn inzien, de punten door hem toegestaan, niet de verbindtenis
door haar zelve met de Verbondene Edelen aangegaan (1).
» Zoo heeft men dan nu," schreef de Prins van Oranje aan eenige Duitscho Vor-
sten , » boven en behalve den smaad en de schande, niet alleen het geloofsonderzoek
moeten afschaffen, maar ook der nieuwe godsdienst eene vrije', opene plaats zoo bin-
nen als buiten deze stad ingeruimd en vergund , alwaar zg naar hunne wy?e bij elkander
kunnen komen en preken, waardoor men grooter gevaar en moeijelijkheden heeft wil-
len voorkomen. Evenwel slechts zoolang tot de Algemeene Staten dezer Landen ver-
gaderen en middelen beramen en bevelen , door welke dergelijke bewegingen en be-
roeringen ophouden en een duurzame godsdienst- en landvrede bewerkt worde, waar-
toe de Koning en de Landvoogdes hunne toestemming mogen geven (2).'*
Margaretha van Parma echter dacht hierover geheel anders. Had zij weinig uren
vóór zij 'sPrinsen brief ontving , hem nadrukkelijk aanbevolen, » op geene wijze hoege-
naamd het preken binnen do stad te veroorloven," thans betuigde zij hem haar hoog-
ste misnoegen over het gesloten verdrag. Zij begreep zeer juist, dat do andere ste-
den zich naar Antwerpen zouden regelen, hetgeen de nadeeligste gevolgen voor de
Roomsch-Katholijke godsdienst moest hebben. Zij weigerde derhalve 'sPrinsen bewil-
ligingen goed te keuren, welke, naar hare meening, » te boven ging, wat zij den
Bondgenooten, met smart, zoo als hij wist, had toegestaan. En om u nog eens dui-
delijk mijn gevoelen te openbarenvoegde zij er bij, »zoo weet, dat gij moet zorg
dragen, dat er in de stad niet gepreekt worde en daar builen geene andere gods-
dienstige plegligheid plaats hebbe, dan alleen de preek." Oranje verborg niet zijn gevoel
over het verwijl der Landvoogdes. Hij drong bij haar aan, om do redenen te overwe-
gen, welke zijn gedrag geleid hadden. Hij bragt haar onder het oog, dat het preken
en zelfs het uitoefenen van do nieuwe godsdienst in Antwerpen had plaats gehad
vóór de overeenkomst met de Verbondene Edelen, niet alleen in do stad , maar ook in
de kerken; dat het hem met moeite gelukt was, de Onroomschen te bewegen de ge-
wijde plaatsen te eerbiedigen; dat zonder hun de bewuste bewilliging te vorleenen,
(1) Correspondance de güillaüme/e Taciturne, T. II. p. 198 , 213 , 214 , 222 , 223. caciiaud's
Préface, p. LVllI, LIX. Correspondance de margtierite d^Autriche^ p. 198. v. wesembeecb.,
Beschr, v. d. Staet, enz., bl. 155, 157, 158. Vgl. bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D.I. B. II. bl,
98—100. BRANDT, Mist. d. Reform., D. 1. bl. 368, 369 en de aldaar aangehaalde schrijvers.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. II. p. 264.
-ocr page 344-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— de stad aan groote gevaren blootgesteld zou geweest zijn; dat, terwijl men bij de pre-
ken buiten de stad, meer dan twintig duizend toehoorders geteld had, daar binnen
slechts twaalf of veertien duizend bgeenkwarnen; en dat zijne tegenwoordigheid en die
der Regering waarborgen waren tegen elke wanorde. Hg voegde er by, dat de andere
steden geene aanspraak op dezelfde vrijheid als Antwerpen konden maken, dewijl
» nergens zoo velen der nieuwe Leer waren toegedaan als hier, zoo wel vreemdelingen
van allo standen, als landloopers en luijaards, geneigd om te plunderen.'* Hierby
haalde hij de bevelen aan, door hem in zyne stadhouderlijke gewesten uitgevaardigd.
En daar de Landvoogdes hom verwittigd had, dal zij den Koning berigtte hetgeen in
Antwerpen geschied was , antwoordde hy : » dat verheugt my , want ik wil niets verrig-
ten, of do geheele wereld mag 't weten. Moge de Koning en Uwe Hoogheid aan-
vankelijk mijne handelwijze afkeuren, ik hoop, dal men het voor eene dienst zal
beschouwen, eene stad als Antwerpen bewaard te hebben, van welke groolendeels
het welzijn van dit geheele Land afhangt (1)."
De Prins vernam onderlusschen, dat de Raadslieden der Hertogin en zij zelve, zich
over hem ongunstig uitlieten en de bevelen, welke hij te Antwerpen had uitgevaar-
digd, veroordeelden als strijdig met de dienst van God en des Konings, zoo wel als
met hetgeen de Verbondene Edelen beloofd hadden. Hij beklaagde zich hierover le-
vendig bij de Landvoogdes en herinnerde haar het verdrag, welk zij, in tegenwoordig-
heid der Ridders van hel Gulden Vlies en der Stadhouders, met de Bondgeuooten had
aangegaan. Hy verzocht haar daarenboven, dewyl zijne daden op zulk eene wyze
uitgelegd werden, hem eenen opvolger te geven, die haar beter konde voldoen. Mar-
garetha ontkende, dat zij over hem op den vermeenden toon gesproken had. »Zulke
beriglen," zeide zij, »ontspruiten uit eenige kwalijk gezinde geesten, die slechts
trachten de openbare rust te verstoren en in u wantrouwen te verwekken." Ook ver-
dedigde zij in dit opzigl de leden van haren Raad en verklaarde, dat zij het verdrag
met de Verbondene Edelen, »dewijl het nu eanmaal was aangegaan, stiptelijk zou
nakomen, zonder er in een punt van af te wijken, zoo als zij lot nu toe getoond
had; slechts begeerde zij, dat de Edelen hel evenzeer opvolgden als zij." De Prins
hervatte, dat hij niet zoo liglzinnig Avas, » noch door iemand als zoodanig konde be-
schouwd worden," van hel feit, waarover hij zich beklaagde, vooruit te zetten , indien
hij er niet verzekerd van was (2). Hierbij bleef de woordewisseling, maar zij had tus-
schen de Landvoogdes en den Prins een onoverkomelijken slagboom geworpen. Oranje
hield zich voor het slagtoffer van een gebrek aan vertrouwen, en verloor alle gene-
(1) Corrcspondance de güiluume Ie Taciturne, T. Π. p. 211, 212 , 220 , 221, 223—225.
(2) Corrcspondance de güillaüme Ie Taciturne, T. Π. p. 231—235, 239.
-ocr page 345-DES VADERLANDS. · 309
genheid voor de Hertogin, hij weigerde aan het Hof Ie Yerschrjnen, ofschoon meer ^^^^
dan eenmaal daartoe door haar uitgenoodigd. Margaretha van hare zijde spaarde ook
nu geenszins den Prins in hare geheime brieven aan den Koning (1).
Het is een punt, waardig onderzocht te worden, aan wiens zgde het regt in
dit geschil tusschen den Prins van Oranje en de Hertogin van Parma geweest
is. Overeenkomstig het Verdrag van den vijf en twintigsten van Oogstmaand wa-
ren de verbondene Edelen gehouden te zorgen, dat niet gepreekt werd dan op
de plaatsen^ waar zulks tot nu toe geschied was. De Landvoogdes had van haren
kant beloofd, dat, indien het volk de wapenen nederlegde op de plaatsen, waar
thans gepreekt werd en zich ordelyk gedroeg, men tegen hen geen geweld op ge-
zegde plaatsen zou plegen, noch bij het gaan, noch bg het terugkeeren (2).
Het is bekend, dat vóór het bovengenoemde Verdrag met de Bondgenooten, de On-
roomschen te Antwerpen en zelfs in de kerken gepreekt hadden. De Prins van Oranje
beweerde dus met grond, dat hij geenszins de overeenkomst tusschen de Landvoogdes
en de Edelen overschreden had, door aan de Onroomschen plaatsen in do stad aan
te wijzen om te preken, mits zij de kerken afstonden, van welke zij zich mees-
ter hadden gemaakt. Wat nu » do uitoefening der nieuwe godsdienstdat is, het
trouwen, doopen en begraven naar de kerk gewoonte der Calvinisten of Luther-
schen betrof, het is waar, dat de wederzijdsche verbindtenissen van den drie
en twintigsten en vijf en twintigsten van Oogstmaand er niet van spreken; maar
deze godsdienstige plegtigheden werden als onafscheidelyk van do preken zelve beschouwd.
Dit bevestigt de Prins van Oranje zelf, wanneer hij zegt, »dat men nergens zal vin-
den, dat de Onroomschen hunne preken gehouden hebben zonder de genoemde pleg-
tigheden er bg uit te oefenen, zoodat beide aan elkander verbonden zijn." Niet zon-
der reden echter had de Landvoogdes thans berouw over de bewilliging, welke de
drang der omstandigheden haar had afgeperst, en zij verzuimde geeno gelegenheid,
om de uitwerkselen daarvan tegen te gaan (3),
Margaretha wantrouwde over het geheel de Stadhouders, en niet dan met de
uiterste omzigtigheid stelde zij hun het bevel over de krijgsbenden in handen, welke
bestemd waren, om tegen de Onroomschen te handelen. Schoorvoetend inzonderheid
>vas zij hiertoe ten aanzien van egmokd overgegaan en alleen om hem niet te veel mistrou-
(1) gachard, Préface de la Correspondance de gbiuaüme Ie Taciturney T. II. p. LXIV. Vgl.
over 's Prinsen handelingen te Antwerpen, strida , de Bella Belg. Lib. V. p. 268. bbardt ,
Rist. d.Ref.J). L p.368. groen v. prinsxerer in ^q Archives de la Maisond^Orange ^ T.II. p,310.
(2) Zie hiervoor, bl. 334—337.
(3) GACHARD, Préface de la Correspondance de owluüme Ie Tacitume^ T. II. p. LXII (I).
II Deel. 4 Stuk. 44
310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
wen te toonen, doch had hem slechts zoo veel krijgsvolk als hoognoodig was toege-
staan , dewijl zij vreesde , dat » al de soldaten, die onder zijne bevelen waren, even
zoo vele vijanden van den Koning zouden worden.," Hij had zich openlijk ter gunste
der Geuzen verklaard; en men beweerde zelfs, dat zijne oudste dochter Calvinist
geworden was. Egmond beklaagde zich bg de Landvoogdes, dat zij hem niet hetzelfde
vertrouwen als voorheen bewees; en ondanks hare beluigingen van het tegendeel, ver-
trok hij ten hoogste misnoegd met zijn gezin naar F laanderen, verklarende echter,
niets te zullen verzuimen, om aldaar do oude godsdienst te onderschragen. De Her-
togin kon evenwel haar vermoeden niet onderdrukken, dat hij zich derwaarts begaf,
om er eenigen aanslag te smeden tegen de dienst van God en des Koniogs. »Menkan
niets goeds van hem verwachtenzeide zij, » na zoo vele blijken van het tegendeel,
en na hetgeen gebeurd is sinds zijn vorigen togt naar Vlaanderen^ alwaar een dag na
zijn vertrek van daar, de kerken geschonden werden (1)." Evenmin konde haar be-
hagen, dat egmond, op het voetspoor van oranje, te Gent en op meer andere plaat-
sen een gelijk verdrag met de Onroomschen aanging. Zij slemde niet toe in zyn
voorstel, om algemeene vergiffenis te schenken aan hen, die de wapenen opgevat, de
kerken geplunderd, en heiligschennis gepleegd hadden; maar wilde die alleen verke-
nen aan do zoodanigen, welke zich hadden laten verleiden, berouw toonden en
vergiffenis verzochten, waarbij dan nog op jaren en kunne moest gelet worden (2).
Ondertusschen liet hij schier door geheel Vlaanderen de beeldstormers vervolgen
en gestreng straffen. Zijn geheimschrijver, jan van Casemhroot^ overviel bij Geerts-
hergen een hoop dezer plunderaars, waarbij twaalf hunner sneuvelden en vijftig
gevangen genomen werden, van welke terstond twee en twintig opgehangen en de
overige gegeeseld werden (3). Met dezelfde gestrengheid handelde megen in Gel-
derland (4). Hoorne was door de Landvoogdes naar Doornik gezonden. Met
levensgevaar drong hg midden door de oproerige Calvinisten heen, welke de bezetting
op het kasteel belegerd hielden, en slaagde er in, hen niet alleen te bewegen het
beleg op te breken, maar ook de wapenen neder te leggen en zich tevreden te slel-
(1) Correspondance de phtlippe II, T. I. p. 453, 459. Vgl. Archives de la Maison dOrange,
T. II. p. 279.
(2) Correspondance de puilippe II, T. I. p. 467.
(3) v. D. ΠΑΕη, de Init, Tumult Lib. II. p. 366. bürqühdids, Eist. Belg. Lib. III. ρ. 241.
ν. meteren, Eist. d. Nederl. Oorl. B. II. bl. 46 verso, uooft, Nederl, Eist. ß. III. bl. 113.
brandt, Eist. d. Ref. D. I. bl. 372- 377.
(4) v. D. haer, de Init. Tumult. Lib. II. p. 367.
1555-
1568
DES VADERLANDS. · 309
len met eenige geschikte plaatsen builen liet reglsgebied der stad, om aldaar hunne 1555—
bgeenkomslen Ie houden (1). Slechten dank behaalde hij daarvoor bij de Landvoogdes ;
want ofschoon zij hem door den Raadsheer d'assonville hare tevredenheid over zgn ge-
drag betuigde (2), verwittigde zy den Koning, dat de Graaf geheel tegen hare be-
doelingen gehandeld, en slechts kwade diensten bewezen had (3). Drie maal had zy
hem, doch te vergeefs, terugontboden. Hy was gedurig omringd door esquerdes,
viLLERS en drie of vier andere Onroomschen, » de onrustigste en boosaardigste geesten
onder hen." Esqüerdes inzonderheid trachtte niets anders » dan den geest van rauitery
en opstand aan te wakkeren." Hoorne zelf was bezig met het zoeken naar een
verborgen schat in de hoofdkerk, ofschoon de Landvoogdes hem bevolen had, dit na
tö laten, dewyl zij vreesde, dat hij zich dien zou toeëigenen. Ook koesterde zij ster-
ken argwaan, dat hij en de Bondgenooten zich van het kasteel te Doornik wilden
meester maken (4).
Met tegenzin en alleen uit gebrek aan een ander, had margaretra den Graaf
van Hoogstraten naar MecAe/m gezonden, niettegenstaande hij verklaard had een
veel grooter getal plaatsen te zullen aanwijzen, waar de Ketters hunne leer verkon-
digden. Hij wierp de kerkschenners in de gevangenis, en herstelde de openbarö
uitoefening van de Roomsche godsdienst, die eenige dagen gestremd geweest was. (5)
Veel ijver in het opsporen der beeldstormers en het vervolgen der Ketters toonden
robert van Melun^ Burggraaf van Gent, jan van Croy y Graaf van Roeulx ^ filips
van St. Aldegonde, Heer van Noircarmes en waarnemend Stadhouder van Hene-
gouwen ^ de Graaf van Ras sing hien, en de Heer van Morhecque^ Stadhouder van
Aire, Margaretha bevond zich ondcrtusschen in zeer moeyelyke omstandigheden.
In den Raad van State regelden drie of vier van de meest invloedhebbende leden alles
naar hunnen zin en naar begeerte der verbondene Edelen; de andere leden, de min-
derheid uitmakende, waagden het niet, hen tegen te spreken; en viGUus, welke
levensgevaar liep, was ongelooflijk bevreesd geworden. Mansfeld, barlatmost,
(1) Brieven van den Graaf vanHoorne in het Procci des Comtes d^EamnT et de ποκνε, T. IL
ρ. 370—450. postijs hectercs, Eer. Austriaco-Belg. Lib. XVII. p. 414. Senteni.v.LïAk, bl.83.
Ferantw. v, hoorke, bij bor, Rist. d. Nederl. Oorl. D. I. Authentieke Stukk, bl. 72. brakdt,
Rist. d. Ref. D. I. bl. 370.
(2) Procés des Comtes ^'egmont et de horke, T. II. p. 450.
(3) Correspondance de pdilippe II, T. I. p. 458.
(4) Correspondance de philippe II, T. J. p. 467, 468.
(5) Archives de la Maison d'Orange, T. IL p. 313. brahdt. Rist. d. Ref. D. L bl. 370.
-ocr page 348-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
soiRCARMEs θπ de Hertog ταη Aarschot waren do eenigen·, welke met nadruk de
belangen des Konings behartigden. De Landvoogdes spoorde noirgarmes aan, met
den Graaf van Roeulac en den Burggraaf van Gent eene verbindtenis aan te gaan, om
elkander te ondersteunen en zich, in vereeniging met de steden en den Adel van He-
negowwm en Artois, to verzetten tegen alles, wat ten nadeele der godsdienst konde
strekken, terwijl barlaymowt zou trachten hetzelfde in IS amen te bewerken. Op bijna
den geheelen Adel van Artois , Henegouwen, Namen en Luxemburg kon de Koning
rekenen. Dit blijkt uit de beide lijsten door Margaretha aan filips gezonden, van
welke do eene de namen van Koningsgezinde Edelen, de andere die van leden des
Verbonds bevat. De eerste afdeeling was zamengesteld uit den Hertog van ^aric/toi, de
Graven van Mansfeld^ Megen om Arembergs den Heer ydiü. Barlaymont em zgn zoon
den Heer van Hier ges, den Graaf van Roeulx, den Heer van Noircarmes, den Heer
van Morbecque f den Graaf van BossUf den Heer van Rassinghien^ den Burggraaf
van Gent, de Heeren van Trazignies , den Heer van Hachicourt en van het grootste
gedeelte des Adels van Artois en Henegouwen. De tweede afdeeling behelsde: in Ar-
tois den Heer y^Ji Esquerdes en zijne twee broeders, vendéville, zyη schoonbroeder,
»'oiihaitt, IjOkgastre en hawsart ; in Henegouwen: andregnies en woyeiles ,
elk met zijn broeder. Te Rijssel kende men geen anderen Geus dan den Heer van
JEseauhecque. In Luxemburg waren malberghe en zijn neef ghistelles , en in Namen
de Heer van Brandenburg, de Heer van Dhuy {Hoey ?) , loüverval , tilly en marbais.
Boven allen deelde nAifsimLD in het vertrouwen der Landvoogdes. Hy meldde haar, » dat de
bewegingspartij bedoelde , alle goede Kalholgken uit de Nederlanden te jagen, en deze
gewesten aan den Koning te ontrooven, tot welk einde krygsbenden in Saksen en
Hessen aangeworven werden; dat alle Protestantsche Vorsten in Duitsehland zich den
verbondenen Edelen aangesloten hadden, en niet alleen uit hunne landen de Neder-
landsche Katholijken wilden verdrijven, maar eene algemeene omwenteling verwek-
ken , de Koningen onttroonen, het huis van Oostenrijk verdorven en eindelyk be-
werken , dat de Ketters in Frankrijk en elders, waar zij de sterksten waren , op gelijke
wyze handelden. Hy voegde er by , dat de Zwitsers den Bondgenooten beloofd had-
den, den Koning den togt door Savoije te betwisten; ook sprak men, dat uit de
Nederlanden tien hervormde Leeraars en dertig duizend boekdoelen van galvijn's wer-
ken naar Spanje zouden gezonden worden." De Admiraal de goligny had eenen zyner
Edellieden naar Brussel afgevaardigd, om met Graaf lodewijk te raadplegen over eenen
aanslag tegen »de dienst van God en des Konings," gelijk zich de Landvoogdes uit-
drukte. Op nieuw vermaande margaretra den Koning onverwijld over te komen; » zoo
hij nog twee maanden daarmede wachtte, zou alles verloren zijn;" de bewegingspartij
won dag op dag meer veld en had besloten, de zaken in volslagen verwarring te brengen
en de Algemeene Staten bijeen te roepen. Uit dien hoofde stelde zij hem voor, eene
DES VADERLANDS. · 309
algemeene Statenvergadering te veroorloven onder voorwaarde, dat deze geene besluiten 1555—
1
zou nemen vóór *s Konings komst (1). Ook mansfeld zag geen ander redmiddel voor
den steeds verergerenden toestand des Lands, dan in 's Vorsten overkomst, of in
het bijeenroepen der Stalen (2). Het was hem gelukt den driftigen be hames uil
Antwerpen te vervvyderen, wiens tegenwoordigheid aldaar verderfelijk was. De ha-
aiES begaf zich naar Duitschland. De Landvoogdes verklaarde, dat hij niet naar ver-
dienste was gestraft geworden, dewgl hg Wapenkoning der Ordevan het Gulden
Vlies was, en deswege » alleen voor den Koning en het Kapittel van de Orde kon te
regt staan (3)."
Om de volksligtingen der Bondgenooten door van holl en muiichausew in Duitsch-
land te verhinderen, trachtte de Landvoogdes, door tusschenkomst van 'sKonings
gezant te Weenm^ den Keizer te bewegen, zich daartegen te verzetten (4). De
onderbevelhebber van het vaandel des Prinsen van Oranje was insgelijks naar
Duitschland vertrokken, om, naar men zeide, op naam des Graven van Eg^
mond aldaar paardevolk te werven (5). Eomond zelf was echter hiervan geheel
onbewust. Hij geloofde zelfs niet, dat de Bondgenooten zich van krijgsvolk voor-
zagen, »want," zeide hij, »dat zou in strijd zyn met hetgeen zg ons verzekerd
hebben (6);" een bewijs, dat hij volstrekt niet in hunne geheimen deelde, en geens-
zins stond op de hoogte der zaken. De Prins van Oranje was daarentegen te naauw-
keuriger van alles onderrigt. Het blijkt zelfs, dat de Bondgenooten niet zonder zijne
toestemming, althans niet zonder zijne voorkennis, zich tot gewapenden tegenstand
gereed maakten, indien de Koning maatregelen van geweld mögt nemen (7). Dit laat-
ste was naauwelijks te betwijfelen, sinds de Landvoogdes nu reeds zelve de verbon-
dene Edelen vervolgde en hen met galg of ballingschap bedreigde. »Mgnheer mijn
Broederschreef brederode destijds uit Holland aan lodewijk van Nasmu, » daar 2 v.
al de Heeren hier ten uiterste verbaasd zijn, dat de zaken op eene geheel andere maand
wgze gedreven worden dan zij verwacht hadden , en niet weten , wat er van te denken , ^^^
hebben zij mij verzocht, u den brenger dezes, den Heer van Belpendam [Ilpendam)
(1) Correspondance de philippe II, T. I, p. 457—462.
(2) Correspondance de phiuppe II, T. I. p. 462.
(3) Correspondance de philippe II, T. I. p. 461, 463.
(4) Correspondance de phiuppe II, T. I. p. 463.
(5) Correspondance de phiuppe II, T. I. p. 453.
(6) Archives de la Maison d'Orange, ï. II. p. 280.
(7j Architea de la Maison d'Orange^ T. II. p. 272.
310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— terug lo zenden, welke u zal Terwiüigen van heigeen hier gebeurt. De Levelschrif-
len, welke men hier dagelijks uitvaardigt, de bedreigingen, die men ons allen
doet, stellen ons elk uur bloot aan den strop , zoodat een monnik openlijk gezegd
heeft: »Ziet gij dien fraaijen Heer van Brederode, binnen acht dagen zal hij opge-
knoopt en gewurgd zijn;" en eene wereld van andere boosaardigheden meer lijden deze
Heeren elk oogenblik. De Voorzitter (van het Hof van Holland) heeft in den Haag
eene galg laten oprigten, waaraan hij hen allen wil laten ophangen. Hij had bevolen,
dat men haar ruim genoeg zou maken, dewijl zij met een groot en schoon gezelschap
zou versierd worden; en van daar, dat zij driemaal grooter is dan eene gewone."
Het Verbond der Edelen was, naar de getuigenis van brederode , geheel uit elkan-
der geraakt. »Ik heb altijd gedachtzegt hij, »dat de dood alleen de leden
daarvan konde scheiden — en zoo ik er anders over gedacht had, zou ik er zeker
my nooit in begeven hebben." Hy verzocht Graaf lodewijk om opheldering over
het onlangs gesloten Verdrag met de Landvoogdes, »want op mijne eer," zegt hij,
»niemand onzer kan het begrijpen, en ik zie, indien de zaken op dien voet blgven,
groot onheil te gemoet; want elk zal trachten zich buiten het gevaar van den strop te
stellen; er vertrekken er reeds, openlijk zeggende , dat men hen ter slagtbank leidt, en
er zien zich ook dagelijks derwaarts gevoerd, hetgeen zij meenen volstrekt niet verdiend
te hebben, door zich aan ons beiden te verbinden, wien zij lot den dood toe wen-
schen te dienen (1)." Werden de verdragen door oranje, egmond , hoorpfe en
hoogstraten te Antwerpen, Gent, Doornik en Mechelen met de Onroomschen ge-
sloten, door de Landvoogdes euvel opgenomen, niet minder keurde zij af, wat men
te Utrecht en te Amsterdam had ingewilligd. In beide steden waren de gemoe-
deren steeds in hevige gisting, en schier dagelijks ontstonden er nieuwe opschuddin-
gen (2). De Staten van Holland, met reden hiervoor bezorgd, verzochten de Her-
togin van Parma, hun den Stadhouder te zenden. De Prins van Orai^je was hiertoe
genegen, en de Landvoogdes weigerde hem geenszins hare toestemming, betuigende,
» niemand te kunnen vinden, die meer gezag of schranderheid bezat, om te verrigten
hetgeen aldaar gevorderd werd, dan hemzelven." Maar de toestand van Antwerpen,
hoe schijnbaar kalm ook, vorderde steeds zijne tegenwoordigheid, en het stedelijk be-
stuur verklaarde, dat » zoo hij vertrok geen Geestelijke in de stad zou willen blij-
ven , en de voornaamste kooplieden, die er met hunne koopwaren en goederen waren
teruggekeerd, zouden vertrekken, waardoor alle handel moest ophouden." Marga-
(1) Archives de la Maison d'Orange, Τ. II. ρ. 275—277.
(2) bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. ß. II. bl. 105. brandt, Hist, d. Reform. D. I. 1)1.377—
379. WÄGKNiAR, Beschr, v, Amst. St. I. B. VII. bl. 285, 286.
i
DES VADERLANDS. · 309
BETHA gaf gehoor aaa de wenschen der Regering van Antwerpen, en verzocht de 1555—
Cl · 1568
Staten van Holland, die met nadrcik hun Stadhouder van haar eischten, nog een wei-
nig geduld Ie hebben (1).
Onderlusschen geraakte in Amsterdam het gemeen weder in beweging. Terwijl de
Hervormden een lijk in de Nieuwe Kerk ter aarde wilden bestellen, drong eene me-
nigte volks naar binnen, ondanks de hier gestelde wacht, welke met achterlating van
het geweer de wijk moest nemen. Het graauw bedreef geen moedwil en liet zich
door eenige burgers bewegen, de kerk te verlaten, die nu gesloten werd. Maar de 26 v.
woeste hoop , eens gaande geworden , liet zich niet geheel beteugelen ; dien dag werden
het Minderbroeders klooster binnen de stad , en den volgenden het Karthuizer klooster 1566
even daar builen, vernield en de monniken verjaagd, ondanks de pogingen van eenige
aanzienlijke Onroomschen, zoo als laurens jakobszoon reaal, adriaan pauw en
FRANS voLKAARTszooN GooRivnERT, om het geweld zelfs met gevaar van hun leven
te weren. Het bleek later, dat eenige doldriftige ijveraars het gemeen door geld of
beloften tot beeldbreking hadden omgekocht. Het gevolg dezer beweging was, dat
ten overstaan van domihigus boot en reinier van der Duin, gemagtigden van het
Hof van Holland^ een nieuw verdrag, genoegzaam overeenkomende met dat van ^«i-
werpen^ met de Calvinisten gesloten werd, en waarbij hun de Minderbroederskerk en
het kerkhof werden ingeruimd (2).
De Landvoogdes zond den Raadsheer d'assonville naar Antwerpen ^ om den Prins
van Oranje over de middelen ter beperking dezer ongeregeldheden, en over ver-
scheidene andere zaken, de dienst des Konings betreffende , te raadplegen. Punten
van het hoogste belang werden hier behandeld. Onder anderen werd van den Prins
inlichting gevraagd over het volk werven van brederode te lianen. Hij antwoordde,
dat brederode daarmede niets anders beoogde dan de veiligheid zijner stad en zgns
persoons. »Zoo do Bondgenooten nog krijgsvolk in dienst hadden," voegde hij erbij,
» was dit daaraan toe te schrijven, dat deze benden zich verbonden hadden onder voor-
waarde , dat men ze eenigen tijd in waardgeld hield; die tyd verstreek eerst met het
begin van Slagtmaand. Ware het mogelijk geweest, zich van dit volk vroeger te ont-
ε ■■■
i-ί
(2) Correspondance de güiluome Ie Taciturne, T. U. p. 235, 236, 237, 238, 241—243,
244, 246, 247, 385. Préface, p. LXVI-LXIX:.
(2) WAGENAAR, Bosclir. V. JiHsterd. St. L B. VII. bl. 286—290, en de aldaar aangehaalde gc-
lijktijfiige Schnjvers. Hierbij voege men den brief der Landvoogdes aan den Koning in de Cor-
respondance t/e GIIILLAÜME h Tacüiirne, T. II. p. 387, in welken levens verhaald wordt, dat de
yernieling der Heilige Stede {Ie St. Sacrement de miracle) door de vrouwen met geweld
verhinderd werd.
1555— slaan, men zoude het gedaan hebben." Oranje beklaagde zich tevens nadrukkelijk,
^^^ dat de Landvoogdes, zonder zijne Toorkennis als Stadhouder van Bolland^ aan de
Regering van Gouda had toegestaan, drie honderd man in dienst te nemen ter bewa-
king der stad, in welker slot de charters van Rolland bewaard werden; en bovenal,
dat zij den Hertog van Brunswijk gemagtigd had, twee honderd man te ligten
tot beveiliging van Woerden, Daar hij met dien Vorst op geenen goeden voet stond,
wilde hy zich niet naar Holland begeven zonder insgelijks gewapend te zyn, en
zes of zeven vaandels voetvolk te zyner beschikking te hebben. Ma.rgareth.\. ver-
oorloofde hem twee honderd busschieters in dienst te nemen (1). Naardien zij
uit den Graaf van Egmond had vernomen, dat de Prins van Oranje aan den
Koning en aan haar zelven het plan toeschreef van hem te laten vermoorden, moest
b'assonville hem hiervan beter onderrigten en verklaren, dat alles wat dienaan-
gaande verteld werd »uitvindsels waren van boosaardige lieden, die hem slechts
wantrouwen tegen den Koning trachtten in te boezemen; hij toch moest den Ko-
ning kennen als een regtvaardig, goedertieren en liefdergk Vorst, die nooit iets
door dwingelandg, geweld of moord verrigt had; evenmin konde hij vergeten hoe
zeer Zijne Majesteit hem bemind en hartelyk geliefd had; en wat haar zelve betrof,
zy had hem altijd als haar eigen broeder en zoon beschouwd, weshalve zij hem ver-
zocht , zich dergelijke denkbeelden uit het hoofd te zetten." Oranje verzekerde,
dat hij te zeer overtuigd was van het gevaar waaraan hij was blootgesteld; dat hij
niet de eenige was, dewyl ook de Graven van Egmond en Boorne zyn lot moesten
deelen, en dit in Spanje algemeen bekend was. d*Assonville poogde dit als een
bloot gerucht af te schilderen, ontsproten uit de kwade vermoedens, welke het gedrag
van lodewijk van Nassau tegen den Prins verwekte. Willem hervatte, dat hij
hoopte, den Koning van al zyne daden rekenschap te geven en van de diensten,
welke hy hem bewezen had, door de scheurmakers, zoo als hg met de stukken
zou bewijzen, weêrhouden te hebben, alle Priesters en Geestelijken te dooden, het-
geen zij besloten hadden, den dag na Paschen laatstleden uit te voeren (2} ; dat hg
de goedheid en zachtmoedigheid des Konings kende, maar zgnen Raad vreesde j in
Avelken hij slechts vganden telde; dat uit dien hoofde, indien de Koning met eene
hrijgsmagt kwam^ hij niet wist ^ of hij hem zou afwachten. Overigens »en om
aan de woordenwisseling een einde te maken, bood hg aan met een goed gelaat,
in de dienst, welke hij den Koning verschuldigd was, te volharden, en te gehoorza-
(1) Correspondance de gtillatue Ie Taciturne, T. II. p. 464—467. Préface de gachard
p. LXX—LJLXII. Archives de la Maison d'Orange, T. II. p. 321, 322.
352
DES VADERLANDS. 353
men hetgeen de Landvoogdes hem zou bevelen, in weerwil der nijdige en geheel ^ jg^
valsche beriglen over zyn persoon, en der Terkeerde gevoelens, welke yerscheidene
lieden Tan hem koesterden (1)."
Maar vóór de Prins zich uit Antwerpen verwijderde, begeerde hij eene zamenkomst
met de Graven yan Egmond en Hoorne. Gewigtige omstandigheden hadden dit nood-
zakelijk gemaakt. Koning filips lag ziek aan de koorts in zijn lustslot te Segovia
toen hij de tijding van do beeldstorming ontving (2). Men kan zich gemakkelijk
Toorstellen, welken indruk zij op den geest van den Vorst maakte, die meende,
de maal der toegevendheid geheel gevuld te hebben. IJverig Roomschgezind beefde
hg van afgrijzen, op het verhaal der gepleegde kerkschennis. Hij trok aan zgn |
baard, gelijk hij bij hevige gemoedsaandoeningen gewoon was, en zwoer bij de |
Staatsraad bijeen, die oordeelde, dat het graauw, welk de kerken geplunderd had, |
de Ketters, die het graauw hiertoe hadden omgekocht, de Edelen, welke do Ketters |
beschermden, en do Heeren, wier bloedverwanten en dienaars de Edelen waren, als
schakels van ééne kelen aan elkander hingen. Do slotsom der veelvuldige beraadsla-
gingen was, dat het spoedige vertrek des Konings het eenige middel zou zyn, om de
rust in de Nederlanden te herstellen. »Hieraan echter was," naar het gevoelen van
TisiTAGQ en hopperus, »niet te denken, indien de Koning niet dadelijk vertrok. Im-
mers had de Landvoogdes in haren laalsten brief stellig verklaard, dat zij de algemeene i
uitbarsliog des oproers hoogstens tot Wijnmaand nog dacht le kunnen tegenhouden. De |
Koning moest nu alle menschelijke bezwaren ter zijde stellen , zynen yver voor de dienst |
van God aan den dag leggen, en loonen, dat hel hem ernst was, toen hij uitriep f
»liever honderd duizend levens ten offer le willen brengen dan eenige verande-
ring in het Kalholijke geloof le dulden." Eens had Keizer karei, V, om een enkel
oproer in Gent uitgebarsten te dempen, alle staatszaken laten rusten en was, mid-
den door het vyandige Frankrijk heen, naar de Nederlanden gesneld (4)."
Filips, ofschoon nog niet geheel hersteld, begaf zich uit het bosch van ιί^^οϋ/α naar
(1) Correspondance de güillacme le Taciturne, T. II. p. 395, 396,
(2) HOPPERDs, JUémorial, ρ. 104. Epist. ad vicutM, p. 103.
(3) Supplément aux Archives de la Maison d'Orange, p. 36. Vgl. den brief van kontiony
aan de Landvoogdes, in de Correspondance de phiuppe II, T. I. p. 464, 465, en dien aan den
Prins van Oranje, in de Archives de la Maison d^Orangey T. IL p. 361—364.
(4) nopperüs, Memorial, p. 106, 107. buegürditjs, Eist. Belg. Lib. III. p. 258—261. pxrada,
de ßello Belg. Lib. V. p. 271. hooft, Nederl Uist. B. IIL M. 121.
5
1
i
II Deel, 4 Stuk, 45
-ocr page 354-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
^^^^ Madrid, om zich lot de reis naar de Nederlanden τοογ te bereiden. Hij erkende j
1568 1 .. ,
.dat ZIJ van net uiterste belang was voor de dienst van God en der Kerk en verzekerde
GKANVELLE, )) niets op de wereld vuriger te begeeren dan de Νederlanden in den
ouden toestand terug te brengen. Om dat doel te bereiken, zou hij niet alleen vol-
gaarne zijne andere staten opofferen, maar zelfs zyn eigen leven, daar deze alle niets
waren, in vergelijking met de zaken, welke de dienst en de eer van God betroffen."
Zoo arm was echter do beheerscher van Peru en Mexico , dat hij zich tot den Paus
wendde om geldelijken onderstand, en daarvan de volvoering zijner reis afhankelijk
maakte. Maar Zijne Heiligheid gaf slechts goede woorden, en hield zich ook niet over-
tuigd, dat het den Koning ernst was, zich op weg te begeven (1). De vraag is opge-
worpen, maar onbevredigend beantwoord, of filips ooit wezenlijk plan gehad heeft,
naar de Nederlanden te vertrekken, en welke eigenlyk de oorzaken waren, die hem
er van terughielden (2)? Het komt ons voor, dat het eerste bezwaarlijk geheel kan
betwijfeld worden, en dat het niet volvoeren daarvan eensdeels aan 'sKonings aange-
boren besluiteloosheid, traagheid en vreesachtigheid , anderdeels aan geldgebrek moet
toegeschreven worden. Doch wat hiervan zij , men acht, dat filips een onherstelba-
ren misslag beging, door niet in de Nederlanden te verschijnen. Zijne tegenwoor-
digheid , meent men, zou de binnenlandsche rust aldaar hersteld , en het gezag der
Regering en wetten bevestigd hebben. » Door een sluijer te werpen over het verledene
en over de misgrijpen, die slechts uit een verschil van staatkundige of godsdienstige
gevoelens waren voortgesproten; door met oordeel goedertierenheid aan gestrengheid te
paren in het straffen der misdaden , welke de rust van den slaat in gevaar gebragt
hadden; door do kracht der wetten toe te passen op de bewerkers der aanslagen
tegen bijzondere personen en eigendommen; door eindelijk het geloofsonderzoek af
te schaffen, en de bloedbevelen naar den tijd en de ondervinding te wijzigen, zou
FILIPS Π gezien hebben, dat de geheele Adel zich met ijver om zijn troon schaarde;
hij zou door het volk geëerbiedigd en gehoorzaamd zijn geworden; hij zou ztlfs, be-
gunstigd door de omstandigheden, zijn gezag kunnen uitgebreid hebben, want ge-
woonlijk strekken de opstanden, wanneer zij gedempt ziju geworden, om de voor-
regten der Vorsten te versterken. De geschiedenis zou thans niet die reeks van
wreedheden en daden van willekeur behoeven op te teekenen , welke de nagedachte-
nis des Hertogs van Alba tot een voorwerp van afgryzen bij het nageslacht gemaakt
hebben; en de afstammelingen van karel V zouden niet zeven van hunne schoonste
gewesten verloren hebben, na eenen oorlog van tachtig jaren, die het bloed en de
(1) Correspondance de ρπιπιτε II, Τ. I. ρ. 463, 464, 465.
(2) gäcuaßü, Rapport in de Correspondance de pbiuppe Ii, T. I. p. CLVI.
-ocr page 355-DES VADERLANDS. 339
schalten Tan verzwolg fl). Men moge eens aannemen, dat dit het gevolg van 1555—
15u8
dergelyke maatregelen zou geweesit zgn , moeyelyk is echter te vooronderstellen, dat
een man als filips II zulke maatregelen zou genomen hebben ; en zonder dat zou zijne
komst nutteloos, zoo niet zelfs nadeelig voor zijne belangen geweest zijn.
,In een open (offidëlen) brief aan de Landvoogdes, liet de Koning, overeenkomstig
bet gevoelen zijner Raadslieden, zich niet uit over de verdragen met de Verbondenen
en Onroomschen gesloten, om geene aanleiding tot nieuwe onlusten te geven. Hg
verklaarde zich nogmaals ten stelligste tegen de bijeenroeping der Algemeene Stalen ,
bovenal in zijne afwezigheid; zij zou verre van iets goeds uit te rigten , integendeel
verderfelijk zijn, daar zy ongetwijfeld vryheid in de godsdienst en verwarring in den
slaat zou brengen, hetgeen hij niet op zgne verantwoording wilde nemen, In geval van
nood moest Margaretha geweld met geweld keeren, en hierin, vertrouwde hij, kon zy
rekenen op den bysland zgner talryke welgezinde onderdanen, die gaarne voor de eer
van God en het welzijn van den staat zouden slryden (2). In eenen bijzonderen brief
aan de Hertogin herhaalde hij , dat zij hare toestemming lot het bijeenkomen der Algemeene,
Staten niet mögt geven. Indien echter do onbeschaamdheid zoo verging, dat de Staten
op eigen gezag vergaderden, gelijk zij dreigden, dan moest zij hun de brieven Ier hand
stellen, welke hij hiernevens zond , om dit te verhinderen. Ten aanzien dier brieven
moest zij de grootste geheimhouding in acht nemen; want mögt zy genoodzaakt wor-
den voor den drang der omstandigheden te zwichten, dan wilde hy niet weten, dat
iets, helzy middellijk of onmiddellijk, door hem in deze zaak verrigt was. Te-
vens betuigde hij zijn onvermogen, voor het tegenwoordige den verzochten gel-
delyken onderstand te zenden, dewyl het geld, welk men in Spanje bijeenbragt,
dienen moest voor zyne reis naar de Νederlanden (3). Hy gelastte haar by een af-
zonderlyk schrijven , zyne bevelen ten uitvoer te brengen met betrekking lot de volks-
liglingen in Duitschland (4). Reeds twee maanden te voren was de Koning over dit
punt met eenige Duitsche Vorsten in onderhandeling getreden, bovenal met Hertog
HENDRIK van Brunswtjkf wien hij verzocht do Landvoogdes, in geval van nood,
met raad en daad te ondersteunen. Hy had te gelyken tyde voorzorgen genomen om
(1) r.achard, Rapport in de Correspondance de ρπιμρρε Π, Τ, I, ρ. CLVII.
(2) Zie den brief van filips van den van Wijnmaand 1566, in Procés des Cómtes
(/'egmokt et de uorke, T. II. p. 456—459. uopperds, Mémorial, p. 107, 108.
(3) Zie den brief van mips, in Procés des Comies d'egmokt et de ποβγτε, T. II. p. 459
460. Correspondance de puilippe Π, T. I, p. 464, 465. hopperus, Mémorial, p. 108.
(4) Procés des Comtes d'egmowt et de ποκκε, T. II. p. 461.
355*
-ocr page 356-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—ΐθ verhinderen, dat de Terbondene Edelen hulp uit Duitschland ontvingen (1). Men
ziet hieruit, dat pilips geheel iets anders bedoelde, dan de zaken in de Nederlanden
minnelijk te schikken, zoo als hij steeds Toorwendde. Zijne neiging, om gestreng
met deze gewesten te handelen, bleek ook uit het afslaan van het aanbod des Kei-
zers MAxiMiLiAAN- II, om door zijne tusschenkomst de twisten en geschillen aldaar,
in welke verscheidene Duitsche Vorsten betrokken waren, bij te leggen (2).
Inmiddels had de Landvoogdes den Koning berigt, dat de Prins van Oranje j diens
broeder lodewijk , twee Duitsche Graven en de Anlwerpsche Burgemeester van
STRAELEN ceue bijeenkomst gehouden hadden, op welke , naar men zeide, over het
bijeenbrengen van krijgsvolk in Duitschland gehandeld was. Op een maaltijd bij
eenen zaakgelastigde der Koningin van Engeland te Antwerpen, gaven de gasten,
onder welke men don Prins van Omw^e telde, hun levendig misnoegen te kennen, dal
de Keizer^! allen onderdanen des Ryks verboden had, in de JS ederlanden tegen den Ko-
ning te dienen. »Beide Vorsten," pogchten zij, »bedrogen zich, indien zij dachten,
dat de Bondgenooten nu geenen steun zouden vinden," Graaf lodewijk had zich on-
langs naar den Hertog van Kleef begeven, en de Landvoogdes meende reden te heb-
ben van te gelooven, dat de Prins hem derwaarts had gezonden, voorzeker niet
om 's Konings belangen te behartigen. Zij vaardigde frans van halewijn, Heer
van Zwevegheniy naar dien Hertog af, welke allen ijver betuigde voor de
dienst des Konings, maar evenwel het antwoord schuldig bleef op de vraag: of hy
den togt door zijn gebied aan het krijgsvolk wilde beletten, hetwelk de Oproerigen ge-
worven hadden ? Hij iklaagde, dat men te Brussel hem verdacht hield van de Ket-
ters te begunstigen , en liet zich ontvallen: »Gave God, dat de Prins van Oranje
zich zoo vele moeite getroostte, om de onlusten te dempen, als hy en ook andere
Grooten aanwendden, om die op te wekken (3)." Geruchten van eene nieuwe
bijeenkomst der Edelen te St. Trutjen, en cener andere van oranje , egmond
en hoorne tusschen Antwerpen en Brugge verontrustten de Landvoogdes, welke de
bewegingen der drie Heeren , die nu meer dan ooit aan elkander verbonden sche-
nen, inzonderheid naauwkeurig liet gadeslaan. Niet minder bezorgdheid baarde haar
het voorstel der Roomsch-Katholijken van Antwerpen en 'i Hertogenlosch aan die van
Brussel en Tan Brahand^ om zich met elkander te verbinden tegen de Oproerigen
van Antwerpen, 'f Hertogenhoscfi en Lier. Zij immers beschouwde dit slechts als
een voorwendsel, en dat het wezenlijk doel des voorstels was, zich van den eed van
(1) Correspondance de margüebite d'Autriche, p. 171—173, 177, 178, 179, 181.
(2) boi'perts, Memorial, ρ. 109. Correspondance de pdilippe Π, Τ. I. ρ. 472.
(3) Correspondance de ρηιιιργε Π, Τ. Ι. ρ. 466—469.
-ocr page 357-DES VADERLANDS. · 309
leenmanschap aan den Koning te ontslaan, en zich vrij te verklaren, onder de be- 1555—
scherming des Duilschen Ryks (1). Graaf lodewijk zond bij den Raad van State een
geschrift [ in, om dit door de Ridders van het Gulden Vlies te laten onderteekenen,
VFelke, naar het schijnt, zich daarbij moesten verpligten, het geloofsonderzoek te
weren. De Landvoogdes ten minste keurde het af op grond, dat de Koning het ge-
loofsonderzoek reeds had afgeschaft en men alzoo van zelf gehouden was, zich er te-
gen te verzetten; hiertoe verklaarde zich ook de Graaf van Egmond bereid, zoo goed
alsof hij het geschrift honderdmaal geteekend had (2). In dien tijd vaardigde oranje
den Graaf van JVitgenstein naar den Landgraaf van Hessen en den Keurvorst van
Saksen af, om hen van den toestand, in welken de Nederlanden ter zake van de
godsdienst verkeerden, naauwkeurig in te lichten, hunnen raad en bijstand in te roepen
en hen aan te sporen, ook de overige Protestantsche Vorsten in Duitschland daartoe
op te wekken (3). De uitslag dezer zending was, dat de Landgraaf van Hessen, de
Paltsgraaf aan den Rijn, en do Keurvorst van Saksen zich met de Zamenverbonde-
nen in de Nederlanden vereenigden. In Duitschland werden zoo vele plannen ont-
worpen , en zoo vele verbindtenissen aangegaan ten nadeele des Konings van Spanje,
dat Hertog erik voor het behoud der Nederlanden vreesde, ton ware filips er zich
onmiddellijk henenspoedde (4). Vier der voornaamste Nederlandsche Grooten hadden
elk eene afdeeling Duitschers in dienst, en de Prins van Condé trad in verbond mei
de Geuzen. Daarentegen staakten, op bevel des Keizers, van doll en van Münch-
hausen de volkwervingen ten behoeve der verbondene Edelen (5).
De toestand dier Edelen was ten uiterste hagchelijk geworden. De beeldstorming
had het onderling vertrouwen tusschen Roomschen en Onroomschen vernietigd; genen
verontwaardigd, dezen voor regeringloosheid beducht gemaakt. Vele leden van het
Verbond waren afgevallen en trachtten zich met de Landvoogdes, en door haar met
den Koning te verzoenen. De overige wekten het mistrouwen des volks op, dewijl zij
in het opsporen en straffen der beeldstormers niet alleen ijverig werkzaam waren,
maar ook lijdelijk die daden van geweld en willekeur tegen do Hervormden in het
algemeen aanzagen, welke de Landvoogdes, tegen het verdrag aan, zich veroorloofde.
Men leidde hieruit af, dat do Edelen do goede zaak verloochend hadden en door de
(1) Correspondance de philippe II, T. I. p. 466, 468.
(2) Archïves de la Maison d'Orange, T. II. p. 279—281.
(3) Archives de la Maison d'Orange, T. IL ρ. 288-293, 299—306.
(4) Correspondance de phiuppe II, T. I. p. 470.
(5) Correspondance de phiuppe II, T. 1. p. 470, 471, 472.
-ocr page 358-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—Hertogin gewonnen waren (1). Maar de Bondgenooten zelve wisten niet, wat zij van
^^^^ de handelwijze van Margaretha moesten denken, en waren er door ter neer gesla-
gen (2). Lodewijk: van Nassau, die by hen in groot aanzien stond, moest op
begeerte der Hertogin, die zich over zyn gedrag by den Prins van Oranje beklaagd
had, Brussel verlaten. Hij had namelijk bij monde van den Ridder maximiliaan van
Blois, gezegd cock van Neerijnen, een Edelman des Graven van Egmond en,
gelijk men weet, een der eerste onderteekenaars van het Verbond der Edelen, op
dreigenden loon de Regering dier stad afgevraagd, waarom zij, in strijd met het ver-
drag, de Hervormden aldaar verhinderde naar Vilvoorden ter preke te gaan (3).
Egmond , die niets verzuimde om margaretha's gunst ie verwerven, begon te wan-
trouwen aan de opregtheid harer betuigingen (4). Hare en 's Konings oogmerken
waren echter voor oranje geen raadsel meer. Den Prins, welke openlijk bekende ^
dat rilips, zoo min in het geheim als in het openbaar zich een woord kon laten ont-
vallen , hetwelk niet te zijner kennisse kwam, werd in dit tijdperk van algemeene
spanning berigt, dat de Koning, verbitterd over de gebeurtenissen van Oogstmaand,
zich gereed maakte, om met Spaansche en Italiaansche benden naar de Nederlanden
te trekken, met het voornemen, niet alleen diegenen te straffen, welke zich aan
kerkschennis hadden schuldig gemaakt, maar ook hen , die er zich niet legen verzet
hadden (5). Een brief van montigny aan zijn broeder den Graaf van Hoorne be-
vestigde 's Konings misnoegen, en vermaande levens de Heeren, den Vorst voldoening
(1) Archives de la Maison dWrange, T. II. p. 281, 282, 295.
(2) Archives de la Maison dOrange, T. 11. p. 275.
(3) Archives de la Maison dOrange, Τ. II. ρ. 315—321. bürgündiüs, Rist. Belg. Lib. III.
p. 245, 285.
(4) Archives de la Maison dWrange, T. II. p. 279.
(5) Correspondanee de phiuppe II, Ϊ. I. p. 474, 475. Correspondance de güulaume le
Taciturne, T. II. p. 392. Préface, ρ. LXXIII, LXXIV. De Prins ^an Oranje verklaarde, dat
liet liem jaarlijks eene groote som gelds kostte, om achter 's Konings geheimen te geraken. Filips
verzekerde echter aan de Landvoogdes, welke hem dit mededeelde, dat niemand de brieven konde
zien, welke hij eigenliandig aan haar schreef, dewijl hij deze achter slot hield en den sleutel bij
zich droeg. De opene of officiële brieven in het Fransch Averden ook zorgvuldig bewaard. Iets
uit hemzelven te vernemen, was niet te vreezen, want hij sprak niet over de Nederlandsche
zaken, dan wanneer en met Avien het voegde. Correspondance de milippe II, T. 1. p. 491. De
Koning schreef dikwerf dubbele brieven aan de Landvoogdes j de een om aan elk te kunnen
toonen, de ander alleen voor haarzelve, Archives de la Maison d'Orange, T. II. p. 280.
DES VADERLANDS. · 309
te geven, opdat hij niet zijne toevlugt tot geweldige maatregelen mögt nemen (1). 1555—
Men verhaalt, dat oranje om dien lyd twee brieven van dok frascrsco de alava ,
's Konings gezant in Frankrijk, aan de Hertogin van Parma, of afschriften daarvan
onderschepte. Hij, eumond en hoornb worden daarin de oorzaken van alle kwaad
in de Νederlanden genoemd; de Landvoogdes moet hun echter een goed gelaat loonen;
de Koning, die van alles onderrigt is, zal hen, zij kan er van verzekerd zijn, op
zijnen tijd naar verdienste straffen (2), De gevoelens zijn zeer verdeeld nopens de
echtheid dezer brieven, op welke de Prins, de beide Graven, en hoogstraten zich
zoo dikwerf en onbeschroomd beroepen hebben (3). Eenigen meenen, dat zij door
den Prins van Oranje zeiven, of op zijn last door marwix van St. Aldegonde ver-
dicht waren, om den Edelen alle hoop op 's Konings genade te ontnemen, en hen
tot het opvatten der wapenen aan te sporen (4). Anderen lalen de zaak in het mid-
den (5). Velen hechten er onvoorwaardelijk geloof aan (6). Zeker is, dat do Land-
voogdes aan fiiips een afschrift zond van den eersten en kortslen dezer brieven, met
de verzekering, dat alava haar nimmer dergelijke zaken geschreven had, en dat de'
(1) Procés des Comtes (Ü'egjiont et de uorne , T. I. p. 73. La déduction de l'innocence de
Messire rnilippe, Baron c?eMontmorency, Comte de hornes, p. 115, 247, 248, aangehaald door
gacïïard, Pré face der Correspondance de güillaiuie Ie Taciturne, ï. Π. p. LXXIV (2).
(2) Correspondance de pniuppe II, T. I. p. 455. ie petit, Chron. de Holl. T.II. ρ. 126—129.
BOR, Ilist. d. Nederl. Oorl. D. I. ß. II. bl. 109—111.
(3) Ferantio. v, willeji I, bij bor, Eist. d. Nederl. Oorl. D. I. Aut/i. Stukk. bl. 11, De-
fense du Comte de uoogstraten, bij bor, t. a. p. bl. 31. Interrogaioires du Comte «/'egmoht,
p. 327. Proces van egsiokt, bij le clerc, Ilist. d. Nederl. D. I. bl, 648. Archive.s de la Mai-
son dWrange, T. IL p. 400.
(4) postüs hedterds, Rer, Justr.-Belg. Lib. XVII. p. 421. bentivoglio, Nederl. Bist, B. HL
bl. 58. In de Gids voor 1845, D. 1. bl. 320 (1) is aangetoond, dat van de twee bewuste brieven
van alava, de tweede of de uitvoerigste alllians onecht is. » Het ongunstig vermoedenzegt
de Schrijver, » welk ik tegen den eenen brief heb opgevat, werkt, ik tnoet het erkennen, ook op
den anderen terug. — Maar wat ook van den vorm en de echtheid dier brieven zij, de waarheid
van bunnen inhoud wordt daarnfiede niet geheel ontkend."
(5) strada, de Bello Belgico, Lib. V. p. 277. campaha, della Guerra di Fiandra^ T. 1.
p. 19 (verso), lanario, le Guerre di Fiandra, p. 17.
(6) le petit, Chron. de Boll. Τ.Η. ρ. 126. bok, Eist, der Nederl. Oorl. D. L B. H.bl. 108.
hooft, Nederl. Bist. B. III. bl. 114. wagenaar, D. "VL bl. 196. te water, Ferb. d. Edelen,
St. II. bl. 7, 8. groen v. prinsterer, Archives de la Maison dOrange, T. II. p. 399. corvm-
wiersbitzky, de Tachtigj, Oorl. D. L bl. 343.
Ί -|
310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
360
Ι^^^Γ" brief, hem aangewreven, door de kwaadwilligen verdicht was (1). Men vindt nog
looo
van eenen derden brief van alava gewag gemaakt, in welken over de aanstaande
komst des Konings met eene krijgsmagt, om vier der voornaamste Nederlandsche
Grooten, en onder hen zelfs den getrouwen mansfeld , het hoofd voor de voeten te
leggen, gesproken wordt. De Landvoogdes hield ook dit slechts voor een vond van
de bewegingspartij , om den loop van zaken te verhaasten en mansfeid , zoo mogelgk,
te bewegen, zich met de Bondgenooten te vereenigen (2). Niettemin vroeg zg
alava af, wat er van deze brieven ware (3). Het antwoord is onbekend; maar kort
daarna zond do gezant een zijner geheimschrijvers naar Spanje ^ welke op 's Konings
last, na voorafgaand onderzoek, onthalsd werd (4). Was dit ter zake van de ge-
noemde brieven, dan mag men besluiten, dat zy niet ten eenenmale verdicht geweest
zijn (5).
Het was in deze omstandigheden, dat de Heer vab: varich door don Prins van
Oranje aan egmokd gezonden werd, om hem den staat van zaken open te leggen,
en de noodwendigheid eener zamenkomst aan te toonen (6). Met eenigen schroom,
en niet zonder voorkennis van de Landvoogdes, maar tegen haren zin, begaf zich egmond ,
op herhaald verzoek van oranje en hoorne, naar D ender monde ^ de plaats tot een
3 V, mondgesprek bepaald (7). Later verklaarde hij, dat wanneer hij geweien had , dat Graaf
mand ^^^ Nassau en de Graaf van Hoogstraten zich er ook moesten bevinden , hg
1566 niet verschenen zou zijn, »om opspraak te voorkomen, en ook dewijl hg weinig
behagen vond in groote gezelschappen (8)," Ook de Graaf van Eoorne had er nooG-
(1) Correspondance de puilippe II, T. I. p. 476. De Graaf van Egntond beschouwde insgelijks
als zoodanig dezen brief. Interrogatoires du Comte ^'egmont , ρ. 327, Zoo ook ïiiips, Corres-
pondance de PHILIPPE II, Τ. I. ρ. 491.
(2) Correspondance de philippe II, Τ. I. ρ. 462.
(3) Correspondance de philippe II, Τ. I. ρ. 476.
(4) PONTüs iiEïJTEUTJs, Rer, Amtriac.-Belg, Lib. XVII, p. 421.
(5) Vgl. te water, Verb» d. Edelen^ D. II. bl. 8.
(6) Archives de la Maison d'Orange, T. II. p. 323—327.
(7) Procés des Comies (Z'egmont et de dorne, T. I. p. 73. Interrogatoires du Comte d'Bamar,
p. 301. Correspondance de ρπιιιρρεΠ, T. I. p. 474. gacdard, Préface van de Correspondance
de gtillaume le Taciturne, T. II. p. LXXIV, LXXV. Ten onregte bepaalt doppercs, Memorial,
p. 112, de bijeenkomst te Dendermonde op den 4; en bcbgdkdius , Eist. Belg. Lib. III. p. 285,
op den 2''®" \'an Wijnmaand, pomijs ueüterus, Rer. Belg. Lib. XVII. p. 421, vergist zich een
geheel jaar, door haar in 1567 te brengen.
(8) Procés des Comtes (/'egjiont et de horkes, T. I. p. 74.
-ocr page 361-DES VADERLANDS. 321
i
Λ
i
STRATEN niet verwacht (1). Het is niet zeer waarschijnlijk dat hier, gelyk eenigen
15o8
willen, nog andere der voornaamste Bondgenooten, onder welke jaw van Montigny,
Heer \Άη Fillers, uitdrukkelijk gemeld Avordt, tegenwoordig geweest zijn (2), Wat
op deze geruchtmakende bijeenkomst van weinige uren besproken en besloten werd,
is niet volkomen zeker. De echtheid der redevoeringen, door sommigen den Prins
van Oranje en den Graaf van Egmond bij deze gelegenheid in den mond gelegd (3) ,
worden, zoo als zij daar liggen, met reden in twijfel getrokken (4); de inhoud be-
hoeft echter daarom niet in strijd te zijn met de waarheid. Volgens de antwoorden des
Graven van Egmond bij zijn verhoor voor de Raadsheeren vargas en del rio , en
op de beschuldigingen door den Procureur-Generaal tegen hem ingebragt, was men
bijeengekomen, om over de brieven van montigkï" en alava te raadplegen. Het laatst-
genoemde stuk inzonderheid gaf aanleiding tot vele voorstellen; de een beweerde ,
dal men op zijne hoede moest zijn; de ander, dat het beter ware het Land te verla-
ten, dan in gedurige vrees te leven; een derde meende, dat hij die zich geen kwaad
bewust was, niets behoefde te vreezen. Graaf lodewijk. van Nassau gaf te kennen,
dat er middelen bestonden, om den Spanjaarden weerstand te bieden , wanneer zij | -
het volk wilden mishandelen; ja, hun zelfs te beletten herwaarts te komen. Dit |
werd echter verworpen en gezegd, dat men geene kwade gedachten moest koesteren ^ I
van den Koning, welke nog nimmer iets kwaads of dal er naar geleek zijnen
onderdanen of anderen aangedaan had; hij, welke dit vreesde, mögt het Land
verlaten (5). In de Verantwoording van den Graaf van Hoorne wordt ver-
haald , dat men na het lezen der brieven van mojstigky en alava voor on-
(1) La deduction de Vinnocence de Messire ρπιπρρε, Baron de Montmorency, etc., p. 250,
aangehaald in gachards Préface, ρ. LXXVI.
(2) v. d. liaer, de Init Tumult, Lib. II. p. 313. bcngürdiüs, Eist, Belg. Lib. III. p. 285.
Vj^l. groen v. prinsterer in de Archives de la Maison d'Orange, T. Ii, p. 344. Margaretha
noemt ook ia haren brief van den 12 van Wijnmaand aan den Koning slechts de bekende vijf
Heeren. Correspoiidance de guillaume Ie Taciturne, T. II. p. 392. Volgens een latere» brie^
zouden er zich meer Edellieden bevonden hebben, wier namen zij evenwel niet opnoemt, Préface,
p. LXXIX. Zie ook Correspondance de pdilippe II, T. I. p. 474.
(3) burgdndiüs, Bist. Belg. Lib. III. ρ. 285—290. bentivogmo, Nederl. Eist. bl. 59—61.
cnappüys, Eist. Gén. de la Guerre de Flandres, Liv. I. p. 37—39. campana, della Gmrra di
Fiandra, T. I. p. 20. Zie ook te water, Ferb. d. Edelen, D. II. bl. 14—25.
(4) groen v. prinsterer in de Archives de la Maison d'Orange, T. Π. p. 344.
(5) Interrogatoires du Comte ^'egmobt, ρ. 327. Procés des Comtes (Γεομοκτ et de horke
Τ. L ρ. 73-75.
Ii Deel. 4 Stuk. 361
-ocr page 362-362 Α L GE Μ Ε Ε Ν Ε GESCHIEDENIS
1555—mogelijk hield, de bestaande wanorde te verhelpen, ten ware de Koning het bijeen-
roepen der Algemeene Staten veroorloofde , of zelf naar de Nederlanden kwam , zoowel
wegens de verzekeringen, die men aan de verbondene Edelen had gegeven , als om de
overeenkomsten, welke met verscheidene steden waren aangegaan; dat niettemin elk zou
trachten , de bewegingen van het volk en den Adel tot bedaren te brengen ; dat de Prins van
Oranje aan de Landvoogdes zou verzoeken, den Graaf van Moorne of dien van Boog-
straten in zyne plaats te Antwerpen aan te stellen, zoolang hij zich in Holland,
waar men hem wenschte , zou ophouden ; dat hoorne dit afsloeg, daar hij besloten
had, zich aan de openbare zaken te onttrekken, verbitterd over de brieven der
Landvoogdes betrekkelijk zijn gedrag te Doornik, van welke eenige zijn naam en
eer aanrandden (1). De Verantwoording van den Prins van Oranje ^ en de Verde-
diging des Graven yan Hoogstraten in vyftien honderd acht en zestig uitgegeven, be-
vatten weinig over de zamenkomst te Dendermonde (2). Beiden drukken zich daarin
uit met de grootste omzigtigheid, uit vrees van egmowd en hoorke in gevaar te
brengen , welke toen door den Hertog van Alha op het slot te Gent gevangen ge-
houden werden (3). Oranje ontkent dan ook, dat hg met hen besloten zou hebben
den Koning, wanneer deze met eene legermagt aanrukte, den toegang inde Ne-
derlanden te beletten (4). Eenige brieven van de Hertogin van Parma bevat-
ten bijzonderheden, die niet van belang ontbloot zijn en ontleend waren aan den
Graaf van Mansfeld ^ welke nog in het vertrouwen van egmond deelde, die hem,
na het onderhoud te Dendermonde, geschreven en tevens getracht had tot de
zyde terug te brengen, »welke hij zonder eenige beweegreden verlaten had (5),"
Volgens die berigten dan, ontvouwden de vijf Heeren hunne grieven tegen den
Koning en do Landvoogdes, vergeleken de tijdingen, die elk van hen ontvangen had,
en kwamen tot het besluit, dat 's Konings voornemen was, den Prins van Oranje
en de Graven van Egmond en Iloorne het hoofd voor de voeten te leggen. Voorts
werd geraadpleegd, hoe men filips weêrstand zou kunnen bieden, wanneer hij met
een. leger naar de Nederlanden mögt komen, en verklaard, dat de zaken te ver
(1) Verantw. v. uoouwe, bij bor, Eist. d. Nedcrl. Oorl. D. I. Authent. Stukk, bi. 67, 6'8.
(2) Bou, llist. d. NederL Oorl, D. Γ. Authent. Stukk. bl. 11, 31.
(3) gacuard,. Préface in de Correspondance de gciluüsie ie Taciturne, T. 11. p. LXXVllI.
(4) LE i'ETiT, Chron. de Holl. Τ. II. ρ. ISO. bor, Hisl. d. NederL OorL D. L Authent.
Stukk. bl. 11.
(5) gacuard, Préface in de Correspondance de gdiuai'me le Taciturne^ Τ. II. ρ. LXXVIII.
Correspondance de pdilippe II, Ϊ. I. p. 475.
iiiiiiiiÉiiiiiii^^
-ocr page 363-DES VADERLANDS. 363
gekomen waren, om ooit weder op den Koning te kunnen vertrouwen; men
moest derhalve tan heerschappij veranderen en behendig onderhandelen, om het
Land onder het gebied des Keizers te brengen (1). De sluijer, welke het Torhan-
delde te Dendermonde bedekt, zal welligt nimmer geheel worden opgeheven; maar
wanneer men het welbekende karakter der aldaar zamengekomenen, en hunne vol-
gende daden in het oog houdt, kan men bezwaarlijk in twijfel trekken, dat de voor-
slag van gewapenden tegenstand aan filips op den voorgrond gesteld, en door den
Prins van Oranje, Graaf lodewuk van Nassau, hoorne en hoogstraten ondersteund ,
doch door den Graaf yan Egmond, zonder wien men in dit opzigt niets konde uit-
rigten, bestreden is geworden (2).
Den twaalfden van Wijnmaand vertrok oranje uit Antwerpen, nadat de Breede
Raad den Graaf van Hoogstraten als zijn plaatsbekleeder erkend had. Gaarne zou
hg gezien hebben, dat de Landvoogdes zijnen voorslag aangenomen, en brederode in
slede van hem naar Holland gezonden had, alwaar deze veel invloed bezat, naardien
do Calvinisten, die zich niet geheel op den Prins van Oranje durfden verlaten, hem
als hun beschermer beschouwden (3). Doch Margaretha was daartoe niet te bewe-
gen, zoowel dewijl erederode voor het hoofd der verbondene Edelen doorging, als
omdat hy in een onlangs'*algemeen verspreid vlugschrift: Erfgenaam en Opvolger
in het graafschap Holland genoemd was (4). Om 's Prinsen besluit tot den togt
naar Holland te bespoedigen, had men hem te kennen gegeven, dat do Staten, om
zgn aanzien en gezag te verhoogen, voornemens waren, drie duizend man in soldij te
nemen en in versterkte plaatsen te legeren; hoewel Amsterdam en Gouda daarin nog
niet bewilligd hadden (5).
De Landvoogdes had de Stalen en de stedelijke besturen van Holland en Utrecht
aangeschreven, dat oranje gemagligd was, al die maatregelen te nemen, welke hij
(1) Correspondance de gcillaïjme Ie Taciiurne, T. IL ρ. 392—394. Préface^ ρ. LXXVIII,
LXXIX. Correspondance de γπιιιρρε Π, Τ. L ρ. 474, 475.
(2) GicHARD, Préface der Correspondance de cmuADJiE Ie Taciturne, T. IL ρ. LXXIX,
LXXX, Vgl. strada, de Bella ßelgico, Lib. V. p. 277—280. de tassis, de Tumult. Belg.
Lib. L p. 135. burgundiüs, Eist. Belg. Lib. III. p. 285—290. bektivoolio, Nederl. Eist.
bl. 59, 60, 61. campana, della Guerra di Fiandra, T, 1. p. 20, 21. lakario, le Guerre di
Fiandra, p, 17, 18, Avelke gewoonlijk cadipana naschrijft.
(3) groen vak priksterer in de Archives de la Maison d'Orange, T. IL p. 414.
(4) noppEurs, Mémorial, ρ. III.
(5) Resolut. V. Holland, aangehaald door wageraar, D. VL bl. 199, 200.
46 *
-ocr page 364-364 ALGEMEENE GESCHIEDΕNiS
1555---noodzakelijk zou achten (1). De gemoederen in Holland waren reeds te zijner gunste
door BREDERODE voorbereid (2). De Prins hield zich het eerst te Gorkum op, waar
alles in hevige gisting en het graauw op het punt was, de beelden en altaren te
breken. Met veel beleid gelukte het hem te bewerken, dat de Hervormden zich
vergenoegden, buiten de stad te preken en den Roomschgezinden hunne kerken en
kloosters te laten (3). Van hier begaf hij zich naar Utrecht, verzeld door lüde wijk
18 v. van Nassau en zyne bende van Ordonnantie, twee honderd zestig ruiters slerk (4).
maand ^oderweg bezocht hy brederode te Vianen, en gaf hem den wensch der Land-
1566 voogdes te kennen, dat do manschappen, door hem geligt, ontslagen, de Her-
vormde Leeraars uit Vianen gebannen, en de kerken hersteld en aan de Roomsch-
gezinden teruggegeven wierden. Hij stelde zich echter met de redenen van brederode
op deze punten tevreden; ja, vond hem zelfs, »zeer genegen, om den Koning
en der Landvoogdes zyne zeer onderdanige diensten te bewyzen (5}." Te Utrecht
steeg de Prins af bij jatt van renesse. Heer van Wil^y een der verbondene Ede-
len (6). Terstond vernam hij, dat er volksligtingen in dat gewest builen zijne
voorkennis geschiedden tot grooten overlast der ingezetenen. Aanvankelijk dacht
hy, dat dit op last des Graven van Megen gebeurde, maar vernam later, dat zij
plaats hadden ten behoeve van Hertog erik van Brunswijk^ en zond daarover
üijne klagten in by do Landvoogdes. Door de beroeringen der Hervormingsgezindcn ,
had de Regering van Utrecht zich genoodzaakt gezien, een vaandel voetvolk in
dienst te nemen, om nieuwe opschuddingen te voorkomen. De Prins sloot na vele
moeijelijkheden eene overeenkomst met de Onroomschen, waarby zy zich verbonden,
slechts op ééne plaats en buiten de stad te preken, er ongewapend te komen en
zich )) zediglyk" te gedragen. Niet alleen in de stad, maar door het geheele gewest
Utrecht werden nu de kerken en kloosters aan de Katholijke eerdienst teruggege-
ren (7). Tot meer verzekering wenschte oranje, dat dit verdrag door de hoofden
(1) Correspondance de Holl, et Zeelande, aangehaald door cachakd in de Préface der Cor-
respondance de gdillaume Ie Tacittirne, T. II. p, LXXX.11I. (1).
(2) Arehives de la liaison d^ Orange, Τ. II. ρ. 415.
(3) Correspondance de güillacme le Taciturne, T. II. p. 255.
(4) ΛνΑΟΕΜΑΑκ, D. VI. bl. 200. te water, Verb. d. Edelen, D. IV. bl. 325.
(5) Correspondance de ariLUCHE le Taciturne, T. IL p. 256—258, 398, 399.
(6) WAGEIÏAAU, D. VI. bl. 200.
(7) Correspondance de gdillaume le Taciturne, T. II. p. 264—266.
-ocr page 365-DES VADERLANDS. · 309
der Onroonischen en de stedelijke Overheid wederzyds geleekend wierd. Deze laat-
sie was hiertoe gereed, mits de Stalen medewerkten, die op hunne beurt aan-
drongen, dat hel Hof van Utrecht zich er bijvoegde. Dit echter weigerde, »niet
willende dienen," gelijk het zich aan de Hertogin van Parma uitdrukte , )) oni zaken
te verontschuldigen, die ongetwijfeld den Koning onaangenaam moesten zijn, en in
strijd waren met alle opregte, Clirislelijke en Katholijke conscientie (1)." Do Prins,
gebruik makende van zijn gezag als Stadhouder en van de hem verleende volmagt,
vormde nu, op verzoek der Staten, uit de overeengekomene punten met de Bondge-
nooten den vijf en Iwintigslen van Oogstmaand het ontwerp eens bevelschrifls {ordon-
nantie), welk hij aan de goedkeuring der Landvoogdes onderwierp (2). Ofschoon
MARGARETnA elke bewilliging ter gunste der Onroomschen mishaagde, en zij wilde,
dat alle preken zoo buiten als binnen de steden ophield, keurde zy echter 's Prinsen
bevelschrift niet af. »Daar de punten, welke gij my gezonden hebt," schreef zij hem,
»de grenzen van het verdrag met de Bondgenooten niet overschrijden, en gy geen
ander middel ziet, om do zaken te herstellen, mogen de genoemde punten hunnen
weg gaan." De woorden: mogen hunnen weg gaan {vont leur chemin), kwamen
den Prins dubbelzinnig, of ten minste duister voor, en hij vroeg er de beteekenis
van. De Landvoogdes verwonderde zich over zynen twijfel. »Deze woorden beteekenen
duidelijk en klaar {ouvertement)antwoordde zij, »dat men de genoemde punten
moet laten doorgaan en toelaten, naardien zij do grenzen van het verdrag niet over-
schryden, en gij geen ander middel ziet, om de zaken te herstellen of den loop
daarvan te beletten." De Prins liet hierop zijn bevelschrift afkondigen, waarbij de
preek buiten de stad bepaald werd, en de belyders van de oude en nieuwe godsdienst
vermaand werden, elkander geen overlast met woorden of daden aan te doen (3).
Het vaandel van oranje was ondertusschen, op last der Landvoogdes, ter bezetting
in Utrecht gekomen, en handhaafde met het vaandel voetvolk der stedelijke Regering
de rust in de stad. De Prins oordeelde raadzaam, dat er nog een tweede vaandel
voetvolk bijgevoegd werd, en de gewestelijke Staten belastten zich, op zyn verzoek,
met de belaling er van. Maar alleen do vijf Kapittels van Utrecht, de Adel en
de hoofdstad hadden hierin bewilligd; Amersfoort, Wijk hij Duurstede, Rhenen qq.
Montfoort, die ook slemregt hadden in de Statenvergadering, weigerden steeds hunne
(1) Correspondancc de liolU et de Zclande, T. IV. p. 277 , 278, aangehaald door cAcnAB»,
Préface, p. LXXXII.
(2) Correspondance de gcillaume Ie Taciiurne, T. II. p. 273—279.
(3) Correspondance de guillaüjie Ie Taciturne T. Π, p. 280, 281, 287, 288, 295. bor,
UisL d. NederL Oorl D. I. B, II. bl. 105.
310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—toestemming, aanvoerende, dat zij tot nu toe het preken en kerkschenden ge^γeerd
hadden, en dit ook in het vervolg zouden beletten. Het geschil duurde nog, toen
de Prins naar Holland vertrok (1). Vóór hij zich derwaarts begaf, wenschten de
Stalen van Utrecht^ dat hij hun een plaatsbekleeder [Lieutenant] achterliet, om de
goede tucht te handhaven, welke hij in hun gewest weder had ingevoerd; doch de
Landvoogdes achtle dit overbodig, ofschoon zij den Prins eerst had uitgenoodigd, haar
eene lijst van geschikte personen voor die betrekking aan te bieden (2).
Inmiddels maakte oranje van eene jaglparlij naar den kant van Amerongen
gebruik tot een mondgesprek met tloris van Pallant, welke der Landvoogdes
ernstige reden tot klagte gegeven had. Immers waren niet alleen op zijn bevel in
Culemhorg de beelden verbroken, maar men had gezien, dat hij met een gezelschap
in de kerk het middagmaal hield, terwijl de plunderaars hun werk van vernieling
verriglleu. Men verhaalt zelfs, dat hy de heiligschennis zoo ver dreef, dat hij de
gewijde hostie aan zijn papegaai te eten gaf. Er wordt bijgevoegd, dat hierop een
naburig Priester, »die tot op dit oogenblik een verborgen duivel was [que era de-
monio encuhierto) " de gewijde hostie uit eene andere kerk haalde en liet bakken,
om te toonen, welk wonder zij zou verrigten. Toen eenige zijner kennissen byeen-
roepende, zeide hij: )> Gij ziet, dat de God van brood, over welken men u zoo veel
gepreekt heeft, noch vleesch, noch bloed heeft, dat hg niets is." Een ander Priester
deed hetzelfde, en insgelijks onder de bescherming van pallawt. Op raad van oranje,
egmond en hoorne had de Landvoogdes den Graaf van Megen, Stadhouder van
Gelderlandy gelast, pallant te berispen en hem te noodzaken, de kerken en kloos-
ters aan de Roomschgezinden terug te geven (3). Dit laatste beloofde thans van
PALLANT aan den Prins van Oranje, welke in heigeen deze ter verontschuldiging van
zijn gedrag bijbragt, genoegen nam. Margaretha echter hield niet, gelijk hij, zich
zoo geheel van 's Graven onschuld en goeden wil overtuigd (4).
Terwijl oranje zich nog met de ütrechtsche zaken bezig hield, beschreef hij do
Stalen van Rolland te Schoonhoven , en kwam aldaar den tweeden van Slaglmaand met
, Graaf lodewuk en brederode (5). Hij riep hun raad in over de middelen, om vrede
(1) Correspondance de güilladue Ie Taciturne, T. 11. p. 265, 267, 272, 273, 280, 287,
289, 295.
(2) Correspondance de guillaume Ie Taciturne, ;Γ, II. ρ. 265, 266, 267, 275, 281, 282,
283,284,285,288.
(3) Correspondance de poilippe II, 'Γ. I. p. 471—480.
(4) Correspondance de güiluume Ie Taciturne, T. II. p. 269, 281.
(5) te wmer, Verh. d. Edeten, D. IV. bl. 326.
-ocr page 367-DES VADERLANDS. · 309
en lucht in dat gewest te herstellen, en verklaarde tevens, dat naar do uitdrukkelylio 1555—
begeerte der Landvoogdes, het preken niet mögt toegelaten worden, dan op de plaat-
sen, waar dit openlijk vóór het verdrag met de Edelen van Oogstmaand laatstleden
geschied was, en alleen builen de steden (1). Mahgabetha wist niels tegen dit
voorstel in te brengen, ofschoon het niet aan haar oogmerk beantwoordde. »Indien
het mogelijk ware," schreef zij den Prins, »een beter middel te vinden, en dat door
goede vermaningen, raadgevingen, wenken en dergelijke deze preken ophielden, dan
verzeker ik u, dat gij, behalve do dienst, welke gij daardoor aan God, aan do Katho-
lijke godsdienst en aan het vaderland zoudt bewijzen, gij den Koning eene zeer bij-
zondere en hoogst aangename dienst zoudt betoonen (2)."
De Edelen en de afgevaardigden der steden Delft en Leiden oordeelden op de
Statenvergadering, kort daarna te U Hage gehouden om over 's Prinsen voorstel te raad-
plegen , » dat ORAJiJE zelf orde behoorde te stellen op het onderhouden der oude en
het uitoefenen der nieuwe godsdienst, en men tot handhaving van het regt en
ter wering van uitheemschen en landloopers, die de meeste gewelddadigheden ge-
pleegd hadden, een zeker getal krijgsvolk in eigenlijke dienst, of tegen een tamelijk
waardgeld, behoorde aan te nemen, alles echter naar goedvinden van den Prins.'*
Dordrecht begreep, »dat het behoud van het gezag der Wethouders in de steden,
welk op vele plaatsen in kleinachting geraakt was, het eenige middel zou zijn, om
do rust te herstellen." Haarlem meende, »dat men het geloofsonderzoek afschaffen,
de bloedbevelen matigen, en den beeldstormers vergiffenis beloven moest; er bijvoe-
gende , dat de oproerigheid van eenigen vooral geenen geheelen genootschappen of
steden te last gelegd moest worden." Amsterdam gedroeg zich, » omtrent do rust van
het Land in het algemeen, aan de middelen door de Hertogin voorgeslagen en door
den Prins nader te beramen; doch dacht, dat oranje, als Stadhouder, in de
steden, naar hare bijzondere gesteldheid , orde zou kunnen stellen." Do stad
Gouda verklaarde, dat zij » voor alsnog vrij van oproer geweest was, en derhalve de
hoop koesterde, hare gemeente voorts in vrede te houden. Tot herstelling der rust in
andere plaatsen, had zij niets bijzonders voor te stollen. De overeenkomst tusschen do
Landvoogdes en de Bondgenooten behoorde men in alles optevolgen, en niemand
om het geloof te dooden dan oproerstichters: alles tot zoolang do Koning, bij rado
der Algemeene Staten, hieromtrent anders zou bevelen." Do Advokaat vaw dept
(1) Resolutiën van Holland, aangehaald door wageiïaah, D. VI. bl. 201.
(2) Correspondance de gcillacjie Ie Taciturne, Τ.Π. p. 268 , 270—272 , 281, 288 , 2U5, 400.
-ocr page 368-368 ALGEMEENE G Ε S GH IE D Ε IN ί S
1555— einde en de Pensionaris van Leiden y Mr. paulus buis, kregen last, om over de
raeening der Staten met don Prins in onderhandeling te treden (1).
Ondertusschen was oranje den vijftienden, naar anderen, den tvvintigston van Win-
termaand te Amsterdam gekomen (2). De Landvoogdes had hem nadrukkelijk be-
volen, het verwoeste Minderbroedersklooster te laten herstellen en den monniken
terug te geven; het preken der Onroomschen binnen de stad mögt hij niet veroorlooven;
xelfs had zig hem uitgenoodigd te onderzoeken, of het preken er niet ten eenenmalo
konde verboden worden, dewyl na het laatste verbond met de Edelen gesloten, do
Onroomschen, door het schenden der kerken, regelregt deze overeenkomst overtreden
hadden (3). Oranje stemde toe, dat zij gelijk had; maar uit hoofde van de menigte
volks in Amsterdam, » het grootste gedeelte vreemdelingen, die uit do koop-
steden aan de Oostzee kwamen, niet van de oude godsdienst waren, maar
meestal zeelieden, onwetende menschen en barbaren, die naar geene reden luis-
terden," dacht hij niet, dat het mogelijk zou zijn, hen te dwingen, buiten de
stad te preken en nog veel minder, hun geheel het preken te beletten; want in
den Winter was er om de stad geen plek, welke niet onder water stond; en er op
aan te dringen, dat zij in vaartuigen hunne godsdienst verrigten, kwam hem onuit-
voerbaar voor (4). Margaretha evenwel verklaarde onbewimpeld, niet te zullen ge-
doogen, dat er op eenige wijze binnen do stad gepreekt wierd, en zoo buiten de
stad daartoe geene geschikte plaats was, het beter zou zijn, dit maar geheel te slaken.
Het verblijf van zoo vele vreemdelingen te Amsterdam, welko de nieuwe leerstellin-
gen omhelsden, kwam, naar haar inzien, hierbij niet in aanmerking: »want," zeide
zij, »het is niet verstandig, ten wille dezer vreemdelingen, do regeling van on-
zen slaat te veranderen, er eene wijziging of nieuwheid van godsdienst in te voe-
ren , en do gemeene rust te verstoren, even zoo min als men dit voorheen gedaan
heeft. — Het moet hun genoeg zijn, dat men hen vrijelijk laat handel drijven,
zonder dat zij nog onze godsdienst komen bederven (5).*' Zij beriep zich tevens
daarop, dat men vóór het verdrag met de Edelen, niet binnen het gebied der stad
(1) Resoiutiën van Holland, aangehaald door wagenaar, D. VI. bl. 201, 202, on in de
Naleez. op de VaderL Eist. bl. 262.
(2) wagenaar , Ü. VI. bl. 202. '
(3) Corrcspondance de gcillaüjie Ie Taciturne, T. II. p. 267.
(4) Corrcspondance de gtjiliadme Ie Taciturne , T. II. p. 283 , 284.
(5) Corrcspondance de guillauhe Ic Taciturne, T. II. p. 285, 28G.
-ocr page 369-DES VADERLANDS. · 309
gepreekt had. De Prins hervatte, dat zij zich vergiste; dat er lang ·νόθΓ dien Igd 1555^
door de Onroomschen op de Lastaadje (1), en den vier- of vijfentwintigsten van
Oogstmaand, toen men niet konde ^γeten, wal te Brussel overeengekomen was, zelfs
in eene der kerken gepreekt werd. Hy voorzag, dat een verbod van te preken, onlusten ,
ja misschien den geheelen ondergang der stad zou na zich slepen; en verzocht uit dien
hoofde, dat een ander derwaarts gezonden wierd. De Landvoogdes was echter te zeer
overtuigd, dat hij alleen in Amsterdam zou gehoorzaamd worden,^om hierin ie
bewilligen. Zij veroorloofde hem derhalve het preken op de Lastaadje te 'gedoo-
gen; maar drong er nadrukkelijk op aan, dat zulks in de stad geschorst wierden men
de kerken en kloosters aan de Roomschgezinden teruggaf (2). = i : 1 -
's Prinsen taak was te moeijelyker, dewyl de burgery en de Regering van Amster-
dam zich niet met elkander verstonden (3). Hij bragt er ook meer dan eene maand
door, om de gemoederen te stillen en de uiteenloopende gevoelens te verzoenen.
Eindelijk bepaalde hij voorloopig den achttienden van Louwmaand des volgenden jaars,
dat de overeenkomst van de Amsterdamsche Regering met de Calvinisten onlangs aan-
gegaan (4) in haar geheel zou blijven, uitgezonderd eenige wgzigingen. Onder an-
deren zouden »die van de nieuwe godsdienst voortaan niet meer in de Minderbroe-
ders- en Leprozenkerken preken, maar hun daartoe, bij voorraad, zekere plaatsen
binnen do stad aangewezen worden, tot zy een gebouw builen do stad, tot dat einde
bestemd, hadden opgetrokken. Voorts zouden Iwee honderd burgers lot verzeke-
ring der openbare veiligheid aangenomen, de sleutels der stad op het raadhuis be-
waard, en de poorten niet dan met bewilliging van Burgemeesteren geopend wor-
den (5)." Wat de eindbeslissing zelve betrof, deze liet de Prins geheel aan de
Landvoogdes over (6). Hij wilde het vergunnen tot het uitoefenen der nieuwe gods-
dienst niet op zich nemen, sinds zij dit aan Delft geweigerd had, zonder eenig
acht te slaan op de ernstige gevolgen, welke er uit konden voortvloeijen (7). Reikiea
(1) De Lastaadje noemde men destijds de overzijde van de Geldersche Kaai. wagenaau, Be-
sehr. V. ^msterd. St. L ü. L bl. 18.
(2) Correspondance de gdillaxjihe Ie Taciturne, T. Π. p. 289—291, 296.
(3) Correspondance de guillaume Ie Taciturne, T. U. p. 319.
(4) Zie hiervoor, bl. 351.
(5) Correspondance de gbilmüme Ie Taciturne^ T. IL p. 345—348· waqenaab, JSeschr. v,
'Anisterd. St. I. D. II. bl. 293.
(6) Correspondatice de udillaume Ie Taciturne, T, H. p. 342.
(7) Correspondance de güiuadme Ie Taciturne^ T. II. p. 302 , 311.
-ocr page 370-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— der Duin, Raadsheer in den Hove van Holland, werd met twee Wethouders
i töq
en twee afgevaardigden der Hervormden naar Brussel gezonden, om de Landvoogdes
van den waren staal van zaken in Amsterdam Ie onderrigten, en haar goeddun-
ken deswege te vernemen (1). Margahetha , gelgk men konde verwachten, toonde
zich even weinig genegen, om de uitoefening der nieuv\o godsdienst aan de Her-
vormden van Amsterdam, als aan die van Delft te veroorloven; en wilde niet ge-
doogen, in weerwil der schikking van den Prins, dat zij in de stad zouden preken.
Zy gelastte zelfs van der duin hen uit te noodigen, dit geheel te slaken, »om den
Koning geen misnoegen of reden tot billijke verontwaardiging te geven (2}." Van deu
DUIN begaf zich den zeventienden van Sprokkelmaand weder naar Holland^ met bevel
op zijnen togt door Antwerpen dit verlangen den Prins mede te deelen ; doch hij
en do beide Wethouders trokken door die stad, zonder hem te spreken (3).
Toen oranje naauwelijks in Amsterdam was gekomen, had hem de Landvoogdes
schriftelijk verzocht, de manschappen van zijn vaandel en de Edelen van Holland te
polsen, of zij den Koning in alles en overal wilden dienen. De Prins wenschte te weten ,
of hij ook de Edelen yAn Utrecht moest byeenroepen, en verzocht tevens een »berigt-
schrift en naauwkeurige aanwijzing, wat hg hun moest voorstellen, om niet te
veel of te weinig te zeggen." De Hertogin antwoordde, dat hij niet alleen de
Edelen uit Holland, maar ook uit Zeeland en Utrecht moest ontbieden en hun
mededeelen, dat des Konings bedoeling was te Aveten, »wie hem een goed en
getrouw dienaar en onderdaan wilde blijven, en wie niet; dat het derhalve noodza-
kelijk was, dat zij plegtig zwoeren, hem tegen allen, zonder eenig onderscheid of
bepaling, te dienen, en van alle bondgenootschappen, verph'glingen en eeden af
te zien, welke zij, in slryd daarmede, met anderen moglen aangegaan heb-
ben." Oranje, welke op het punt stond Holland te verlaten, droeg aan cornelis
suTs, Heer van Rijswijk, Voorzitter, en arnoud sasbout , Raadsheer in het Hof van
Holland^ de taak op, de bevelen der Landvoogdes in dat gewest ten uitvoer te leg-
gen. Het vaandel van den Prins, en bovenal j. de hornes, Heer ydji Boxtel ^ welke
(1) Correspondance de güillaüme Ie Taciturne, T. II, p. 342, 343. wageiiaar, Beschr. v.
AmsL St. L D. II, bl. 294.
(2) Correspondance de GtiLLAüME Ie Taciturne, T. 11. p. 351—353.
(3) WAGENAAR, Besckr. V. Amsterd. St. I. D. II. hl. 294. Be vergadering, welke de verbon-
deue Edelen in Wijn- of Slagtmaand te Amsterdam zouden gehouden hebben, en waarvan strada ,
de Bello Belg. Lib. V. p. 281—283. Lib. Vil. p. 380, verhaalt, werd met reden in twijfel ge-
trokken door te water, Verh. d. Edel. St. 11. bl. 29—37. Dat zij in het geheel geene plaats
liitd, getuigt oranje zelf. Correspondance de goillaüme Ic Taciturne, T, II. p. 338.
DES VADERLANDS. 419
in zijne afwezigheid er het bevel over voerde, waren niet bijzonder voor den Koning
gezind. Trouwens men betaalde hen ook zeer slecht, ondanks al de vertoogen Tan
den Prinsj en hun misnoegen er over was buitengemeen groot. Zij antwoordden, dat
zg gereed waren den Koning te dienen, gelijk zy dit lot heden altyd gedaan hadden,
maar zich ten hoogste verwonderden over het lol hen gerigte verzoek, daar zy nooit
hun pligl en eed verzaakt hadden. De Hertogin van Parma Tcrwachlte misschien dit
antwoord, want denzelfden dag, op welken de Heer van Boxtel haar dit lo kennen
gaf, had zij den Prins bevolen , zijn vaandel naar Brutsel op Ie zenden. Zij drong
niettemin aan op het afleggen van den eed, en gelastte den Prins, al de manschappen,
welke onder hem dienden, den een na den ander, daartoe aan te sporen; maar zy
waren reeds op weg toen oranje deze tweede beschikking ontving, van welke hy
een afschrift zond aan den Heer van Boxtel^ om er zich naar te gedragen (1).
Om dezen lijd werd de Prins door de Landvoogdes over de zaken met het Noorden
geraadpleegd. Frederik II, Koning van Denemarken^ had reeds in vijftien hon-
derd een en zestig den Sondschen lol aanmerkelijk verhoogd, maar zich eerlang tot
matiging laten bewegen door een gezantschap der Stalen van Holland ^ waarvan
Amsterdam do kosten had voorgeschoten. Doch vier jaren daarna was door hem, in
den oorlog met Zweden, weder de Sond gesloten geworden voor elk, welke, boven
den gewonen lol, geen daalder van ieder last, welk de schepen voeren konden ,
opbragt (2). Op de klagten der Staten van Holland had de Hertogin van Parma in
Oogstmaand zegher van groesbeek , broeder des Bisschops van Luik en onderbevelhebber
der bende van Ordonnantie des Graven van Aremberg, den Raadsheer rattaller, en den
geheimschrijver van Amsterdam, pieter vloits of vlotinus , naar Koppenhagen ge-
zonden. Bij hunne terugkomst bragten zij een brief mede van Koning frederik aan
den Prins van Oranje, in welken hij wenschle, dal de Koning van Spanje als mid-
delaar optrad in zijne geschillen met Zweden. Oranje oordeelde, dat filips, door
eene verzoening tusschen de strijdende Mogendheden te bewerken, hun eene uitste-
kende dienst zou bewijzen niet alleen, maar ook grootelijks Holland bevoordeelen , van
hetwelk reeds meer dan zestig of zeventig groole koopvaardijschepen door de Zweden
waren opgebragt. Margaretha schreef in dien zin naar Madrid, Men' wil, dat eerst
later door de pogingen des Herlogs van Alba de nieuwe tol werd afgeschaft (3).
(1) Correspondance de güillaüme Ie Taciturne, T. II. p. 288, 295, 302, 303, 305, 311,
313—316, 318-321, 324, 325, 332, 333, 336, 337, 344.
(2) wagenaar, Bcschr. V. Amst. St. l. D. II. bl. 294.
(3) Correspondance de margwerite d'Autriche, p. 48, 68. Correspondance de gdillaüme Ie
Taciturne, T. II. p. 292—294, 306—308, 332. wageiïaar , Beschr, v, Amst. St. I. D. II. LI. 294.
53*
-ocr page 372-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— 's Prinsen aandacht werd insgelijks in dit tijdstip door Margaretha, op de jaarlijksche
vernieuwing der stedelijke Regenten gevestigd. Nadrukkelijk beval zij hena aan daar-
toe slechts goede Katholijken te benoemen en lieden , welke den Koning wel genegen
waren. Zij magtigde hem, om de Regenten, welke zich door deze hoedanigheden
onderscheidden, in hunne ambten te bevestigen, ofschoon dit ook in strijd mögt
zijn met keuren, voorregten of gebruiken. Zijn antwoord was, »dat hij er in zou
voorzien (1)".
Den twee of drie en twintigslen van Louwmaand vijftien honderd zeven en zestig ver-
liet ORAWJE de stad Amsterdam. Hg begaf zich naar Haarlem, waar de Hervorm-
den, die der Regering alle ontzag betoonden, buiten de muren preekten. Thans
echter verzochten zij van den Prins de vrije uitoefening hunner godsdienst binnen de
stad ; doch hg verwees hen naar de Landvoogdes (2). Te Leiden bekrachtigde hij
)> bij voorraad en zoolang het preken toegestaan werd ,'* een verdrag, welk
eenige bepalingen betrekkelijk dit punt bevatte, en waarbij de Wethouders en
die Lulherschen, welke de gevoelens van melanghton aankleefden, elkander be-
loofden, alle andere gezindheden uit de stad te zullen weren (3). In den Haag
Tond de Prins de Staten van Holland bijeen, om hem hun antwoord op zijn voor-
stel, gedaan ter vergadering van Schoonhoven^ mede te deelen. Erkentelijk voor
zijne pogingen, om de rust in hun gewest te herstellen, boden zij hem een geschenk
van vijftigduizend gulden aan. Hij weigerde, deze som, » welke hem andersnaar
zijne eigene getuigenis aan den Koning, » ter aflossing zijner schulden, niet te on-
pas zou gekomen zijnom twee redenen aan te nemen: » ten eerste, om te bewijzen,
dat zijne diensten noch hebzucht, noch zijn bijzonder belang ten doel hadden; en ten
tweede^ dewyl het gerucht liep, dat de Koning een nieuwen eed van de Stadhouders
zou vorderen, welken zgn geweten hem verbood af te leggen, en hij derhalve zijne
ambten moest nederleggen (4)." Naar luid der Resolution van Holland echter,
hadden de Stalen besloten, hem een geschenk van vijf en vijftigduizend gulden aan-
tebieden, doch toen zij vernamen, dat, naar zijn oordeel, deze gelden in dit kom-
mervol tijdsgewricht beter konden besteed worden, hem slechts tienduizend gulden, ter
bestrijding zijner reiskosten, toegelegd en die nog in mindering zouden strekken van do
(1) Correspondancc de gbillaübe Ie Taciturne, T. li. p. 309, 335, 402.
(2) Correspondance de guillaume Ie Taciturne, T. II. p. 343.
(3) Bou, Eist. d. Nederl. OorL D. I. B. II. bi. 107.
(4) Correspondance de guillacme Ie Taciturne, T. Π. p. 367.
-ocr page 373-DES VADERLANDS. 391 -
gelden , hem bij slaatsbesluit toegekend (1). Hij begaf zich nu op weg naar Antwer- 15o5—
pen j en vertoefde eenige dagen Ie Breda, alwaar de Graven van Hoorne, Nieuwe-
naar, Ή oogstraten , Brederode en verscheidene andere Bondgenooten hem bezochten.
De Landvoogdes trachtte deze bijeenkomst te verijdelen, maar haar schrijven deswege
aan den Prins kwam te laat. Zij voorzag, dat hier niets lot voordeel van 'sKonings
dienst zou beraadslaagd worden; en de uitkomst heeft hare vreeze gewettigd (2).
Ondertusschen was do toestand der Nederlanden van dag tot dag bedenkelijker ge-
worden. De Koningsgezinden hieven moedig het hoofd op, daar zij uit Spanje het
zekere berigt ontvangen hadden, dat de Koning in het aanslaande voorjaar met eene
groote krijgsmagt herwaarts zou komen. MoivTiGNr spoorde uit dien hoofde oranje,
welke aan het liofvan Madrid voor den hoofdbewerker der onlusten'gehouden werd,
ernstig aan, zijnen Heer getrouw te bly ven, wiens verbeurde gunst hij vóór dien tyd
moest trachten te herwinnen (3). Filips had der Landvoogdes last gegeven, volk te
werven, wanneer de nood hei vorderde (4). In Duitschland geschiedden werkelijk
door do Roomschgezinde Vorsten ligtingen te zijnen behoeve (5). Hertog erik van
Brunswijk en de Graaf van Megen braglen in het gewest Utrecht krijgsvolk bij-
een (6). Margaretha was, om der gevolgen wil, aanvankelijk huiverig geweest,
tot dit middel hare toevlugt te nemen, ofschoon zy van den anderen kant zich over-
tuigd hield, dat indien de Koning zich niel wapende, de Edelen alles zouden uitvoe- 15 v.
ren, wat hun goed dacht (7). Thans bij do veranderde omstandigheden, raadde zij den ^aand
Koning zelfs aan, zich van het leger des Keizers ter bedwinging der Nederlandsche
oproerigen te bedienen. Tienduizend man voetvolk met drieduizend ruiters waren uit
Duitschland reeds in aantogl, wier komst zij van het uiterste gewigt achtte (8).
Immers meende zij van goeder hand te weten, dat er ontwerpen bestonden , om
(1) le petit, Chron. de Holt. T. iL ρ. 133. wagenaar, D. VI. bl. 200.
(2) Correspondance de güillaume Ie Taciturne^ T. 11. p. 404.
(3) Archives de la Maison d'Orange, T. II. p. 299, 309, 364. Correspondance de piulippe
11, T. I. p. 474.
(4) Correspondance de ρπιιιρρε II, Τ. I. ρ. 471. sxhaua , de Bello Belg. Lib. V. p. 272.
(5) Archives de la Maison d'Orange, T. II. p. 367—388 , 421, 422 , 425. vaw uasselt ,
Stukken V. d. VaderL Hist,, D. I. bl. 73-79. stbada , de Bello Belg. Lib. V. p.»277.
(6) Correspondence de GiiiiLAtJME le Taciturne, T. II. p. 254, 259, 261.
(7) Correspondance de mabgxjekite d'Autrice, p. 202, 233.
(8) Correspondance de milippk II. T. I. p. 475, 476.
-ocr page 374-374 ALGE Μ EENE GESCHIEDENIS
1555— de ISederlanden te verdeelen. Men had haar verzekerd» ofschoon zii het naau-
1568
welyks gelooven konde, dat Friesland en Overijssel den Hertog Tan Saksen, en
Bolland aan brederode ten deel zouden vallen; Gelderland was gedeeltelijk voorden
Hertog van Kleef ^ gedeeltelik voor den Hertog van Lotharingen bestemd; Brahand,
gisto men, zou voor den Prins van Oranje; Vlaanderen ^ Artois en Henegou-
wen voor den Koning van Frankrijk zijn, onder wien, naar men vermoedde, de
Graaf van Egmond er levenslang het bewind over zou voeren. De zaakgelastigden
der Bondgenooten braglen in al de Piederlandsche gewesten benden bijeen, die hunne
plannen moesten verwezenlyken. Naar de getuigenis des Graven van Megen^ had de
Prins van Oranje zich laten ontvallen, dat zoo de Koning met eene krygsmagt mögt
komen, men hem niet dan onder zekere, naauwkeurig omschrevene voorwaarden den
toegang zou verleenen. Hel gerucht liep insgelijks, dat de Fransche Hugenooten
vierduizend ruiters en dertig vaandels voetvolk ter beschikking der Nederlandscho On-
roomschen zouden stellen (1). Wat van dit alles ook zij, zeker is, dat de Bondge-
nooten, vooral door den ijver van lodewijk van Nassau, zich thans ernstig tot eenen
gewapenden tegenstand voorbereidden (2). De Landvoogdes verzocht den Hertog van Wur-
tenherg ^ om de volksligtingen des Konings in Ouitschland te bevorderen, en die der
Bondgenooten te verijdelen; maar het antwoord daarop was even weinig gunstig, als dat
van den Landgraaf van Messen en den Paltzgraaf frederik op hetzelfde voorstel (3).
Graaf jait van Nassau vermaande wel de verbondene Edelen, eene vriendschapsbreuk met
den Koning te vermijden, doch ondersteunde niettemin hunne wervingen in Ouitsch-
land (4). Als ijverig Lutheraan, zou hy gaarne gezien hebben, dat zy zich tegen
de leer van calyijn verklaard hadden; en de Landgraaf van Hessen oordeelde het
nuttig, ja zelfs volstrekt noodzakelijk, dat de Nederlandsche Hervormden do geloofs-
leer van Augsburg omhelsden (5). Tot openlijke belijdenis dier leer trachtte hij ook
OBATTJE te bewegen, wiens weigerend antwoord zyne gewone behoedzaamheid en
schranderheid kenmerkt. »Wij danken u vriendelijk," zegt hij, »voor uwen ge-
trouwen raad, dat wij ten opzigte der godsdienst ons verklaren en openlijk voor
de Augsburgsche geloofsbelijdenis uitkomen zouden. Wij waren wel genegen uwen
(1) Correspondance de ριιιοργε II, Τ, I, ρ. 473.
(2) Arckives de la Maison dWrange, T. II. p. 388, 393, 402, 464. Correspondance de
GtiiLAUME le Taciturne , T. II. p. 207, 211, 230.
(3) Archives de la Maison dWrange, Τ. II. ρ. 379. strida, de Bello Belg. Lib. V. p. 275.
(4) Archives de la Maison d'Orange, T. II. p. 345, 402.
(5) Archiven de la Maison d'Orange, T. II. p. 345, 390—393, 48J, 489.
-ocr page 375-DES VADERLANDS. 391 -
wenk in dezen te volgen, want reeds vóórlang hebben wy bij ons zelvo hieraan ge- 1555—
dacht, maar de tegenwoordige omstandigheden slaan ons in den weg, dewijl wij in
het Heih'ge Roomsche - Rijk en overal beschuldigd worden, dat wij aan de leer
der Calvinisten verbonden zijn, en do beroeringen en beeldslorming heimelgk met
raad en daad ondersteund hebben. Ofschoon wij ons nu ook voor de Augsburgsche
gelöofsbelgdenis verklaarden, zou men ons niet gelooven, maar den naam van Calvinist
laten behouden en te onverzettelijker beweren, dat Avij de oorzaak en bewerker
dezer beroeringen geweest zijn; en alzoo >vare te vreezen, dat door zulk eene open-
lijke verklaring voor ons en deze Landen meer onheil en gevaar', dan heil en
goeds ontslaan mögt. Wees verzekerd, dat wij do Calvinistische leer genegen
zgn noch aanhangen; maar om, wegens het onderscheid tusschen de Augs-
burgsche geloofsbelijdenis en de leer van galvijn, te verlangen, dat de Calvi-
nisten hier te lande overvallen en een bloedbad onder hen aangerigt wierde, zou
noch regt, noch Christelijk zijn. Daarom zagen wij liever, dat dit onderscheid
door tusschenkomst van goede Heeren en vredelievende mannen uit den weg ge-
ruimd, en alle krijg en bloedvergieten voorkomen werd. Voorts zouden Avij ook
moeten vreezen, dal geen Heer in deze Landen, zich met betrekking tot de
godsdienst meer verklaren, maar achter de schermen zou houden; gebeurde dit,
dan zouden wg alleen staan, en bij Roomschen zoowel als Calvinisten in wantrouwen
geraken. En ofschoon wij zulks wel mogen bedenken, zou dit ons echter niet
van onze openlijke verklaring wederhouden, indien wij niet veel meer vrees-
den, dat alsdan de Calvinisten de hulp en den bijstand van andere buitenlandsche
Heeren zoeken en verwerven zouden; en ook voor zichzelvo op ongepaste mid-
delen denken, hoe zij hunne godsdienst bewaren, of wel iets anders mogten
uitvoeren, waardoor den Koning billijke reden gegeven werd, deze Landen en
de algemeene godsdienst met geweld aan te vallen en te dempen; waarbij
dan wij, die ons altijd aan de Augsburgsche belijdenis gehouden hebben, niet
minder dan do anderen, doch onschuldig, zouden te lijden hebben. Ware het an-
ders met de zaak gelegen, wij zouden niets liever wenschen dan uwen goeden en
getrouwen raad te volgen, wat ons ook, tegen do waarheid aan, mögt verweten
worden (1)." Op aansporing van den Landgraaf van Hessen^ gaven echter de Prins
en zijn broeder lodewijk zich alle bedenkelijke moeite, om de Calvinisten met de
Lulherschen in de Nederlanden te vereenigen. Te Vianen werd een geschrift uitge-
geven , waarin men do overeenstemming van do Augsburgsche geloofsbelijdenis met die
der Calvinisten trachtte aan te loonen. De eerstgenoemde belydenis en cenige werken
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. II. p. 454—456.
-ocr page 376-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
■RES
. van LUTHER werden Ie Antwerpen gedrukt, doch door den Prins in beslag geno-
men (1). Men zond uit Duitschland Lulhersche Predikanten, om de Calvinisten
Tan dwaling te overtuigen, »hetgeen in een tijd van woeling, in welken bedaard
onderzoek niet mogelijk was, de geesten meer moest verhitten, dan lot bedaren bren-
gen." Vruchteloos werd dan ook, in naam der aanzienlijkste Bondgenooten, door
Graaf lodewijk den Calvinisten van Antwerpen, Amsterdam, Falenciennes en
Doornik eene vereeniging met de Lutherschen voorgesteld. De pogingen tol eeno
toenadering te Breda aangewend, beantwoordden niet alleen geenszins aan het doel,
maar vervcijderdon zelfs de gemoederen nog meer van elkander (2). Lutherschen en
Calvinisten yereenigden zich echter tot het aanbieden van een hoogst merkwaardig
smeekschrift aan den Koning, waarin zij hem betuigden, »dat zij te allen tijde lijf
en goed voor Zijne dienst veil gehad, en zich nooit aan de belahng van tollen , schat-
tingen en andere lasten onttrokken hadden. Zij waren nog gezind, bij dezo gevoe-
lens te volharden en daarin dagelijks toe te nemen, in de hoop, 's Konings gunst,
van welke zij voorheen zoo vele bewijzen ontvangen hadden, ook in het vervolg
te zullen ondervinden. De Koning had, wel is waar, bevolen, degenen met een
Avreeden dood en verbeurdverklaring van goederen te straffen, Avelke de leer der
Roomscho kerk, zoo als zij onlangs door do Trentsche kerkvergadering nader be-
paald was, niet in alle punten aannamen; ook had Hij gelast, het geloofsonderzoek
tot dat einde daar te handhaven , waar het te voren in gebruik was, en elders in te
voeren, tegen de vrijheden en voorregten der Nederlanders; doch uit het vertoog
der Edelen met den toesland dezer Landen bekend geworden, had Hij het geloofson-
derzoek opgeschorst, do bevelen op het punt van godsdienst verzacht, en daardoor
het volk in rust gebragt. Dil gaf bun reden, om den goeden God te loven en op
's Konings gunst te hopen. Het volk was door de handhaving der bloedbevelen als
in slavernij gestort, maar niettemin onmerkbaar in de ware kennis der zaligheid
zeer toegenomen, zoo door het lezen der Goddelijke schriften, als door hel onder-
was van sommige Leeraren, lieden van eer en wel onderleid in Goddelijke en men-
schelijke wetenschappen. De valsche beschuldigingen en lasteringen van eenige kwaad-
willigen , die hunne godsdienst poogden verdacht te maken, spoorden de Hervormden
aan, zich niet langer te verbergen, maar hunne godsdienstoefeningen openlijk te ver-
rigten, opdat den achterklappers de mond gestopt, en aan elk kennelijk wierd, hoe-
danig de godsdienst was, welke zij te voren in het geheim geoefend hadden. Sedert dien
(1) Correspondance de gcillauhe Ie Taciturne, T. IL ρ. 243, 244, 248-
(2) Archives de la Blaison d'Orange, T. II. p. 391, 473—477. bor, Hist, d. Nederl, Oorl.
B. II. bl, 124. TE WATER, Verb, d. Edel. D. II, bl. 35-37.
1555-
1568
DES VADERLANDS. 377
lijd kwam eeno onlelbare , bijoa ongelooflijke menigte ταη eerlijke en voortrefielijke lieden
in hunne vergaderingen , en dat gelal vermeerderde nog dagelijks. De Leeraars had-
den in hunne preken alles aange\7end, om het volk bestendig te vermanen lot rust,
eerbied en onderdanigheid, welke men der Overheid schuldig is. Over de afgoderij
opzettelijk handelende, hadden zij het volk opgewekt, zich bij hun beroep Ie bepalen,
niet in het ambt der Overheid te treden , en geene beelden of andere kerksieraden af
Ie werpen;; lot hun groot en onuitsprekelijk verdriet, hadden evenwel sommigen van
het gemeen, door een onmatigen ijver gedreven en door eenigen, die stelen en roo-
ven bedoelden, aangehitst, zich aan beeldbreking en dergelijke ongeregeldheden
schuldig gemaakt. Dit had allo Overheden met schrik vervuld, die, zwaarder onheil
duchtende, niet alleen het breken der beelden niet verhinderd, maar zelfs op ver-
scheidene plaatsen bevolen hadden, de beelden en allaarversierselen uit de kerken
weg te nemen. Hierna hadden ook anderen de handen aan dit werk geslagen, den-
kende , dat het nu geoorloofd en als door de Overheden geboden was, de kerken te
ruimen, waartoe zij nimmer door de Predikanten aangezet waren, die met alle
kracht getracht hadden hen daarvan af Ie brengen; zoo verre was het er van af, dat
de Leeraars zulks bevolen , te voren geweten , of naderhand goedgekeurd zouden hebben ;
hetgeen mede ten duidelijkste bleek uit de getuigenissen van een groot aantal ge^·
vangenen , die ter zake van de beeldslorming jammerlijk gepijnigd zijn geworden. Echter
vernam men, dat do openlijke preek ende kerkschennis, die niets gemeens met elkan-
der hadden, den Koning meest vergramden, zoodat hij vastelijk besloten had, her-
waarts met eene krijgsmagt te komen en allen, zonder onderscheid, Ie straiFen.
Zij baden den Koning oolmoediglijk, wel in aanmerking te willen nemen, dat de gods-
dienst, eenmaal in het hart en versland der menschen geplant, niet gemakkelijk met
geweld uitgeroeid kan worden, dewijl het daarbij aankomt op de eeuwige zah'gheid of
verdoemenis der ziel. Men zou slechts eenige zwakken in den geloove leeren vein-
ten, welke len laatste, als vrijgeesten en godloochenaars, zonder godsdienst zouden le-
ven , en van welke trouw noch opregtheid van geweien te wachten waren. Bovendien'moest
men GAMALiëLS raad in acht nemen en bedenken, dat het gevaarlijk is tegen God te
willen strijden. En indien de Koning zijn voornemen al eens konde volbrengen, Was
niets anders te wachten dan een onherstelbaar verderf der Nederlanden ^ waaraan
hem zooveel gelegen lag. Weshalve zij, begeerende onder 's Konings gehoorzaamheid
te leven en te sterven, en zijne grootheid met lijf en goed Ie bevorderen, inden
naam van den Heere jezus Christus baden en verzochten, dat dengenen, welke gewe-
tenshalve de leer en kerkplegtigheden der Roomschgezindèn niet konden goedkeuren ,
doch zich overigens als getrouwe onderdanen des Konings gedroegen, volkomeno
vrijheid verleend wierd, om openlijk in zoodanige plaatsen te vergaderen, als de
Overheden tot uitoefening van hunn§ godsdienst zouden aanwijzen. Zij betuigden in
II Deel, 4 Stuk, 48
-ocr page 378-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
* ■■^■■■■HHHWHiMnMMMMMMHnHBBHBHHinMMMMMHHHMIBHHHIBIMMBi^
1555—waarheid voor God, dat zij wilden gelooven, leven en sterven naar de leer der Profe-
ten en Apostelen, vervat in de boeken des Ouden en Nieu^ven Testaments en beknop-
telyk begrepen in do punten van het Apostolisch geloof en in de kerkvergaderingen,
overeenkomende met Gods Woord. In alle andere stukken Avilden zij zich onderwer-
pen aan de besluiten eener vrye en algemeene kerkvergadering. Zij verzochten
den Koning, deze vrijheid van godsdienstoefening met toestemming der Algemeene
Staten, lot dat einde bijeengeroepen, voor altijd te willen vaststellen, opdat de
koophandel, van welken 's Lands welvaart afhing, te vrijer loop mögt erlangen.
Voorts bestond bij hen in het minste niet het plan, den burgerlijken slaat te
veranderen, van Heer te verwisselen, of schattingen en lasten te weigeren; zij waren
gezind in 'sKonings dienst te volharden en den eed van trouw te bevestigen. Ten
blyke, dat het voorregt van vrije godsdienstoefening , hetwelk zij begeerden en ver-
wachtten, hen zou aanmoedigen, om alles te dienste des Konings op te zetten, ver-
bonden zij zich, zoodra hun deze gunst werd toegestaan, tot het stellen van behoor-
lijken borgtogt voor de som van drie millioen guldens, welke zij , behalve alle ge-
wone lasten, opbrengen en binnen een behoorlijken lijd uitkeeren wilden, tot ontlasting
van 's Konings landsheerlijke goederen (domeinen) in deze gewesten. Nog beloofden zg,
geene kerken der Roomschgezinden te zullen innemen , of hen in de uitoefening van hunne
godsdienst met geweld of anderzins te belemmeren. Zij hoopten, dat de Koning hen dit
aanbod in dank zou afnemen, dewyl zij niets anders begeerden, dan de bevestiging
van de dienst van God en Zijne Majesteit, met de rust, welvaart en voorspoed van dit
Land, De Koning, dachten zij, zou het niet vreemd vinden, dat onderzaten, eene
aanmerkelijke gunst van hunnen natuurlijken Vorst ontvangende , hunne dankbaarheid
daarvoor met do daad betoonden. Het zou ook geene nieuwigheid zijn > indien de Koning
Äulk eene weldaad zijnen onderdanen vergunde; de voorbeelden van alexander seve-
RUS en KOJfSTANTiJN den Groote bevestigden hun zeggen. Veilde men den Koning
inboezemen, dat het iets anders ware, Christenen vrye godsdienstoefening toe te
laten, dan Ketters, waarvoor sommigen hen hielden; hunne preken, gebeden en
verdere godsdienstige plegtigheden loonden, dat zij Christenen, en geenszins Ketters
of afgodendienaars waren,, hetgeen zij uitvoeriger zouden aantoonen, indien de Koning
hun gehoor wilde verleenen. Doch al waren zij zulke groote Ketters als de Joden , Aria-
nen en Novatianen, men kon hun echter de verzochte vrijheid toestaan. De Paus,
die zich het Hoofd der Kerk en onfeilbaar noemt, duldde zelfs de Joden, gezwo-
|i rene vijanden van den Heere jezus ghristus, en vergunde hun Synagogen en uitoefe-
ning van hunne godsdienst binnen Rome. Het voorbeeld der regtzinnige Keizers, welke
den Arianen en Novalianen tempelen toestonden , kon *s Konings geweten gerust stellen.
Daarenboven had Keizer kabel V dezelfde vrijheid aan de Protestanten in Duitsch-
land geschonken, ofschoon hij hen voor Ketleïs hield. De Koning vau Frankrijk
DES VADERLANDS. 379
had, nu kort geleden , denzelfden weg bewandeld. Dit alles behoorde den Koning gerust 1555—
te stellenen in hun verzoek doen bewilligen. Hierdoor zou hij, met deze Landen,
allen zegen en voorspoed ontvangen, een jammerlijk bloedbad voorkomen, en het Land i
in rust en vrede brengen; de kooplieden en inwoners, voorheen van hier gevlugt, zouden'
herwaarts terugkeeren, het Land zou meer bloeijen dan ooit te voren, en elk zich
sterker verpligt rekenen , den Heere zonder ophouden te bidden voor de grootheid
en den voorspoed des Konings (1)·" Dit vertoog, oorspronkelyk in het Fransch ge- '
schreven, werd opgesteld ten huize van marcus perez, een zeer rijk koopman te
Antwerpen, Spanjaard van geboorte, doch de vrijheid in godsdienst en burgerstaat
sterk toegedaan. De schrijver is onbekend, doch men meent, dat egmond aanlei-
ding tot dit verzoekschrift en het aanbod der dertig tonnen gouds gegeven heeft.
Het stuk was onderteekend: »Uwer Majesleits ootmoedige onderdanen, de burgers en
inwoners der stad Antwerpen, belijdende het Evangelie , enz." Op de afdrukken er van ^
voegden vele der voornaamste Bondgenooten bij hunnen naam ook de som y tot welker
bijdrage zij zich verpliglten ; biiederüde , onder anderen , voor tienduizend kroonen , 27 v. f
en Graaf lodewijk van Nassau voor tienduizend Brabandsche guldens (2). Dit smeek-
schrift werd den Graaf van Hoogstraten aangeboden, en de Landvoogdes zond het op 1566
aan den Koning, welke, evenmin als zij, zich verwaardigde, er op te antwoorden. In
Spanje hield men het voor eene kunstgreep van sommige lieden, om, onder schijn van i
geld bijeen te zamelen , met minder achterdocht her- en derwaarts te trekken , ten einde f
alzoo den Spanjaard te misleiden, welken zij meenden, dat naar dit aanbod van geld
luisteren zou, gelijk ook eenigo van hunne bondgenooten , die zij wisten, dal veel ge-
reeder waren , om voor het verkrijgen van vrijheid van godsdienst, dan tot het voeren van I
I
oorlog geld op te brengen; tenware zy misschien met dit aanbod bedoelden, der wereld " f
een groot denkbeeld van hunnen rijkdom en magt te geven (3). »Het kan niet ontkend
worden, dat dit aanbod, deze poging, als 't ware, om het geweten des Konings om
te koopcn, iets zonderlings in zich bevat; de toon van dit vertoog is somtijds vrij onge-
past, en het is niet onmogelijk, dat men er inderdaad een bijoogmerk mede gehad heeft;
zonder twijfel vooronderstelden en wenschten dit verscheidene onderteekenaars (4)."
Menigeen van hen werd althans te last gelegd, dat zij do bewuste gelden bestemd
hadden, om krijgsvolk Jegen den Koning te Averven, wanneer hij hun geene vrijheid ^
r i
(1) bob, liist. d. Nederl. Oorl. D. 1. ß. III. bl. 122—124. te water, Ferb. d. Edelen,
D. IL bl. 37—46.
(2) TE WATER, Verb. d. Edelen, D. II. bl. 46-49. D. IV. bl. 134.
(3) stbada, de Bello Belgico, Lib. Y. p. '287. '
(4) gnoen v. prirsterer in de Afchtvcs de la Maison d'Orange, T. II. p. 416, 417.
48 »
-ocr page 380-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—van geweien Teroorloofde (1). In hoe verre de iogeschrevcne sommen zijn opgehaald,
1568
en waartoe zg gebruikt zijn, is nergens opgeleekend (2). De Landvoogdes klaagde
ten sterkste, dat men de stoutheid gehad had »inzamelingen te doen, en van de
onderdanen des Konings onderstandgelden te innen, tot eenige millioenen zelfs, zoo
als men zich beroemde (3)."
Allerneteligst was de toestand der Landvoogdes. Ondanks al hare pogingen, moeiten
en zorgen, gingen de zaken van kwaad lot erger. Zij vreesde den geheelen ondergang
des Lands, het vermoorden van alle Roomschgezinden door de Hervormden, en het
plunderen van de rijken. Ernstig drong zij aan op de spoedige komst des Konings, het
bijeenroepen der Algemeene Staten , en het zonden van eene aanzienlijke som gelds, om
in het onderhoud der naderende hulpbenden \x\l DaUsohland te voorzien (4), Het berigt
van *s Konings komst met een leger verwekte daarentegen grooten schrik by de land-
zaten , en de Prins van Oranje zelf zag die met bezorgdheid te gemoet. 's Lands
verderf was, naar het gevoelen van hoorne, onvermijdelijk, »En zulke gewesten,"
schreef hij , »moest de Koning niet geheel en voor altyd in den grond helpen om
hetgeen er iu gepleegd is , zonder de bron te kennen, uit welke het kwaad voort-
vloeit. Wat mij betreft," laat hij er op volgen, »ik geloof, dat het oprigten
der nieuwe bisdommen al deze ongeregeldheden heeft veroorzaakt, want de Gees-
telijken zeloe zijn begonnen het volk op te stoken, zoo als gij (montigny)
hebt kunnen weten, toen gij hier waart. Wat den Adel aangaat, deze is niet in
groot aanzien bij het volk, en zal weldra geheel te gronde gerigt zijn, want hij is
vrij arm (5)." Een groot aantal handelaars verliet het Land, en vestigde zich in de
zeesteden van Frankrijk en Engeland ^ waardoor eene menigte arbeidslieden tot
den bedelstaf gebragt werd (6). Alom waren de burgers in de wapenen, de zaken,
do godsdienst betreffende, in de uiterste verwarring, en zij, welke er orde op moes-
(1) Sententiën van alba., bl. 78, 89, 94.
(2) te water , Verl), d. Edelen, ü. II. bl. 50.
(3) Archives de la Maison dOrange, T. II. p. 417. De Graat van Megen stelde aan de
Landvoogdes voor, om de inzamelaars der Ketters met de gelden, die in hunne handen waren,
te laten vatten, Avaardoor liij geloofde, dat de Koning ten minste een millioen guldens zou be-
komen. Correspondance de piiilippe II, T. I. p. 485 (2).
(4) Brief van de Landvoogdes aan bergen en hoktigny van den 16 v. Wijnmaand 1566 in de
Correspondance ,de phiuppe II, ï. I. p. 476. Vgl. ρ. 4S0.
fq) Procés des Comtes d'egsiont et de ποβνε, T. 11. p. 497.
(6) Archives de la Maison d'Orange T. II. p. 484, 486, 487.
-ocr page 381-DES VADERLANDS. 391 -
ten stellen, wilden er zich niel mede bemoeiien. De Groolen waren len einde raad, 1655—
1568
hoe den moedwil des volks Ie beteugelen; gebruikten zij geweld, dan was alles ver-
loren ; zagen zij werkeloos toe, om tijd te winnen, dan werden zy den Koning als
Keilers en als de oorzaak van al het kwaad voorgesteld (1). Om de rust te her-
stellen, sloeg ORANJE in een merkwaardig vertoog eenige middelen voor, uit welke
men de meest gepaste zou kunnen kiezen: 1°. de noodige magt, om het preken
en de uitoefeniog der (nieuwe) godsdienst te beletten. 2°. allen, welke over de
Roomsche godsdienst kwalijk denken, bannen en hunne goederen verbeurd verklaren.
3°. gewetensvrijheid toeslaan, en dat zij, die zich daarmede niet vergenoegen, bin-
nen zekeren bepaalden lijd kunnen vertrekken, onder behoud van het vruchtgebruik
hunner goederen. 4°. elke uiloefening van godsdienst veroorloven, en daartoe in elk
gewest zekere plaatsen aanwijzen. 5°. aan de keuze van elke stad, Heer of Edelman,
halsregt hebbende, het al of niet uitoefenen der (nieuwe) godsdienst overlaten.
6°. alleen de Augsburgsche belijdenis gedoogen, alle andere godsdienst verbiedende,
doch de Katholijke in haar geheel latende, zonder diegenen te verontrusten, welke
haar belijden wilden. 7°. behalve de oude en Katholijke godsdienst, ook de beide
andere veroorloven, dat is Ie zeggen, die van de Augsburgsche belydenis en van ga.l-
viJN, gelijk men tot nog toe gedaan heeft, zoo veel en zoo lang lot het verschil
onder haar vereffend is. — Oraïtje zelf was van gevoelen, dat het vierde of vijfde
punt het best tot het gewenschte doel zou leiden. De Koning kon een daarvan kiezen
met zoodanige bepalingen, als hij zou goedvinden; »want," zegt de Prins, »na er lang
over gedacht, gesproken, gewikt en gewogen te hebben, weet ik in waarheid geen
ander middel, om een einde aan al deze ellende te maken en de zaken tot eenige
rust te brengen, dan een van de genoemde punten aan te nemen, hierin zooveel
mogelijk helDuilsche Rijk volgende, onder dien verstande, dat men zich niet vergrijpe
aan de goederen, personen of kerken der Katholijken, maar die in hun geheel late,
zonder er eenige verandering in te brengen; het komt mij voor, dat men hier
door veel meer zal winnen, dan door geweld of gestrengheid. Men kan niet aan-
voeren, dat niemand den Koning zulke middelen zou kunnen voorstellen zonder
zijn geweten te kwetsen, of dat de Koning die zou kunnen dulden zonder regt-
streeks legen zijn geweten te handelen; maar moet bedenken, dat het geenszins voegt
zulk een Land in het verderf te storten, en dat dit zwaar zou drukken op h(il ge-
weten, zoowel van Zijne Majesteit, onder wiens gehoorzaamheid God ons gestold
heeft, als van hen, die verpligt zijn aan Zijne Majesteit te verloonen, wat dient tot
(l) Zie den brief van ποοηκΕ van den 20"®® v. Slagtmaand 1566 in het Prooès des Comtef
dfEfiMOÄT et de horiïe, T. 11. p, 494.
2740 ALGE Μ EENE GESCHIEDENIS
1555·^ Jjehoud des Lands, en Ie zorgen, dat het niet in gevaar geraakt van verloren te
gaan. Immers, hel is zeker, zoo het Land eenmaal verdorven is, zal de oude gods-
dienst in groot gevaar komen, zonder hoop, dat zy zich spoedig weder herstelle.
Naar myn oordeel, zal het minder tot bezwaar van het geweien strekken eenige
uitoefening van godsdienst, beperkt zoo als gezegd is, toe te slaan, dan tot die
uitersten en onzekere hulpmiddelen toevlugt te nemen, en daardoor de oorzaak te
worden van groole bloedstorting , zoowel van de eene als van de andere zijde , en
van ontelbare rampen. Het komt mij voor, dat men in dit onstuimig tijdsgewricht
geene groole zwarigheid moet maken, eenigzins de uitoefening van eene andere
godsdienst dan de onze te dulden, dewyl het zeker is, dat geene dwalende secte
of meening lang kan duren. Wij vinden daarvan het voorbeeld in de secle ^an
ARius en andere afgodwaalden, die, ofschoon veroordeeld en als slecht verworpen,
echter om grooter kwaad te vermyden, niet door geweld zijn bedwongen. Maar
zij waren niet uit God, en daarom zyn zij , na vrij lang bestaan te hebben, ein-
delijk ten onder en tot niet gebragt door den ijver, de zorg, pligtsbetrachling en
goede leering van geleerde en in do Gewijde Schrifien ervaren mannen, zonder
eenige andere magt, en tot groole versterking van do ware Christelijke godsdienst.
Ziende derhalve, dat een groot gedeelte van ons volk zoo overgegeven is aan
andere gevoelens, dan Zijne Majesteit hier wil veroorloven, en deze derwijze ter'
harte neemt, dat zij veeleer tot aan het einde der wereld zouden gaan, ja, zelfs
hun leven wagen, dan zich laten dwingen, iels te verrigten hetgeen zij in strijd^
ächten met hunne gevoelens , zou het beter zijn van dezelfde middelen als toen»
gebruik te maken en het zoo aan te leggen, dat men do afgedwaalden met
den tijd op den regten weg terugbragt. Dit zal ongetwijfeld gemakkelijk zijn ,
indien zij, welke daarmede belast worden, al datgeen verrigten, waartoe zij
verpligt zyn. Zijne Majesteit zal daardoor eenen onvergelijkelijken lof en eer
verwerven, en den goeden naam en faam van een goedertieren Vorst, dien hij
altijd gedragen heeft, vermeerderen; hij zal het hart zyner onderdanen winnen,·
zijne staten tot rust brengen, en zeker meer geëerbiedigd en gehoorzaamd worden,
dan iooit te voren. Mögt Zyne Majesteit anders willen handelen, dan zullen wij
voor God en de wereld ontlast zyn, dewijl wij, naar geweien, de zaken, zoo als
wij die bevinden, opengelegd en onzen pligt vervuld hebben (1)." Dit vertoog
ademt geheel die verdraagzaamheid , welke de Prins op het punt van godsdienst
wenschte en de toestand des Lands vorderde; hij traditie derhalve de Staten aan te< spo-
V (1) Jrchives de. la Maison dWrange, T. II. p. 429—450. bor, Eist. d. Nederl. Oorl.
1). I. B. III. 1)1. 131—133. HoprERtJS, Mémorial, p. 111.
DES VADERLANDS. 391 -
ren, bij den Koning daarop aan te dringen. Naar zijno meening, zouden de Nedfet*
landers zicli rustig houden, wanneer men hun vrijheid van godsdienst verleèlideii MindèÏ ^^^^
juist voegt liij er echter bij , dat »zij geen oproerig volk waren (1)." Dit althans'kon
van do Vlaraingers het minste getuigd worden ; terwijl de vreesselijke burgértwisteö f
welke de meeste overige Nederlanden zulk eene lange reeks-van jaren gèteislërd
hadden, geheel iels anders bewijzen dan den vreedzartien aardser bevolking, ^
's Prinsen verdraagzame gevoelens vonden weerklank noch bij den Koning, nofch bij
do Landvoogdes, noch bij de bewegingspartij. Lodeavijk vtin Nasiait had van de
Hertogin van Panna in naam des Koriings bevel ontvangen, de Nederlanden te ver-
laten; doch ANDREGTiiES en LUMBREs toonden hem aan, dat zijno verpligtingen jegens
de Bondgenooten , hem verboden daaraan te gehoorzamen. Hij verliet echter Brussel, en
zond kort daarop eene uitvoerige verdediging van zijn gedrag aan de Landvoogdes (2)i
Margaretha trachtte zoo veel mogelijk in te trekken hetgeen zij in de ure'des
gevaars had bewilligd, en ginds en elders het openlijk preken te beletten," meest
onder voorwendsel, dat zulks aldaar vóór do overeenkomst van Oogstmaand niet had
plaats gehad. De Hervormden ï;onden hierover hunne klagten in bij do Bondgenoo-
ten, als middelaars tusschen hen en het Hoog bewind, en op wie alzoo de dub-
bele taak rustte , de regten der Onroomschen te verdedigen, en hun levens de pligten
van gehoorzaamheid en onderwerping te herinneren. Men beweert, dat do voornaam-
ste Bondgenooten te goeder trouw zich beijverden, om de rust te bewaren of te her-
stellen ; maar dat zij, gewantrouwd en bedreigd, zich op elke gebeurtenis voorbe-
reidden (3). Brederode versterkte f^ianen, waartoe vele sleden van Holland
hem de behulpzame hand boden, en waaraan met kracht en ijver gewerkt werd.
Vianen was de vergaderplaats der misnoegde G rooien. Op onderscheidene tijden
raadpleegden met brederode aldaar do Prins van Oranje^ zijne broeders de'Graven
lodewijk en jan van Nassau, de Graven van Solms en Wittgenstein, de Heer
van Toulouse en andere Edellieden, zelfs uit Artois en Henegouwen^ benevens af-
gevaardigden uit Amsterdam en andere Hollandsehe steden (4). Brederode had reeds
vier honderd man aangeworven, en er zouden tot acht vaandels voetvolk op zijn
naam en dien der Heeren en Ridders van het Gulden Vlies worden geligl, »om het
woord Gods in de Nederlanden te handhaven (5)." Kort daarna begon ook oranje
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. II. p. 484, 488.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. Π. p. 368—379. hoppekus , Mémorial, p. 111.
(3) groeh van pkiksterer ia de Archives de la Maison d^Orange, Τ. II, ρ. 411, 412.
(4) Dagregister bij te wateb , Verh. </. Edelen, D. IV. bl. 325—327.
(5) Correspondance de philippe II. T. I. p. 476, 486.
-ocr page 384-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
zijne slatl Buren te Tersterken (1), Hij Tcrzocht den Landgraaf van Hessen ^ de Sten-
den van den Weslfaalschen kreils te bewegen, zich tegen den doorlegt der benden,
voor den Koning van Spanje bestemd, naar de Nederlanden te verzeilen (2). Te-
vens trachtte hij de Protestantsche Duilsche Vorsten tot eene bemiddeh'ng bij filips
over te halen (3). Om dit doel te bereiken, moesten de Onrooraschen in de
Nederlanden ^ naar het gevoelen van den Landgraaf, zich voor de Augsburgsche ge-
loofsbelgdenis verklaren. Als geloofsgenoolen zouden dan de Lutherschgezinde Duil-
sche Vorsten hunne zaak met te meer ernst, en waarschijnlijk met beleren uilslag
bij den Koning van Spanje bepleiten, voor wien de leer van calvijn inzonder-
heid een gruwel was (4). Orakje scheen alzoo vruchteloos dezen Vorsten hel
lot van Duitschland geschetst te hebben, wanneer zij, om eenig verschil in gejoof,
lijdelijk aanzagen , dat de Nederlanden, welke » genegen waren den Koning van Spanje,
als hun aangeboren Heer, alle gehoorzaamheid, trouw en dienst te bewijzen , indien
hij slechts vrijheid van godsdienst veroorloofde," verwoest en in slavernij gebragt wier-
den (5). Wat hem zeiven belrof, hy hield het nog steeds voor onraadzaam, openlijk
voor zijne gevoelens in het godsdienstige uit te komen. En inderdaad, door eene
bepaalde beslissing in dit punt, zou hy of de Calvinisten, welke verreweg in de Neder-
landen de meerderheid onder de Hervormden uitmaakten, of de Duilsche Vorsten van
zich vervreemd hebben. Wel in het geheim wilde hy den Koning nederig verzoe-
ken , dat hem en zyrjen onderdanen de vrije uiloefening der Augsburgsche geloofs-
leer werd toegestaan, in welke hij opgevoed was en die hij allijd in het hart gedra-
gen en beleden had. Daarentegen zouden hg en de zijnen zich verpliglen, niemand
met geweld tot hunne godsdienst over te halen, en Geeslelijken noch hunne goederen
in iels te benadeelen, maar hen ongesloord in hunnen slaat en sland te lalen blij-
ven (6). Onlangs had hij op nieuw en ernstig er aan gedacht het Land te verlaten, want
de ommezwaai van zaken, do handelwyze van verscheidene Groolen, en de beriglen
uit Spanje waren genoegzaam, om hem te overtuigen, dat er voor het oogenblik
veel te vreezen, en bijna niets te hopen .was (7), Eenige Duilsche Vorslen hadden
(1) Correspondance de philippk II, T. 1. p. 486.
(2) Archives de la Maison dWrange^ T. II. p. 478.
(3) Archives de la Maison d^Orange , Τ. II. ρ. 482 , 489.
(4) Archives de la Maison dVravge, T. II. p. 489—4U5. bor , Hist. d. Ncderl. Oorl. D. I.
bl. 119.
(5) Archives de la Maison d^Orange, Τ. II. ρ. 453.
(6) Archives do la Maison dOrange, T. II. p. 497.
(7) groeh v. 1'RIKSTerer in de Archives de la Maison d^Orange, Τ. II. ρ. 457 (Ι).
1555-
1568
DES VADERLANDS. 391 -
zich met filips iDgelaten en wilden hem legen de Νederlanden dienen, onder voor- 1555—
wendsei, dat aldaar oproer en veelvuldige seclen heerschten. )> Het komt ons der-
halveschreef Oranje toen, »als het beste en raadzaamste voor, om wanneer wij
vrede en rust in onze gewesten hersteld en er de zaken geregeld hebben, ons daar-
mede verder niet te moeijen, maar ons naar huis te begeven, om onze bijzondere
zaken te behartigen, en overigens alles te laten drijven, waar de Almaglige wil. Wij
toch zouden ongaarne zien, of er by 'tegenwoordig willen zyn, dat deze gehoorzame en
heerlijke landen buiten hunne schuld en onverdiend, overheerd en ellendig be-
dorven wierden (1)." Thans echter besloot de Prins, op raad van den Landgraaf
van Hessen, eenige Heeren in gezantschap naar den Keurvorst-Paltsgraaf, den Her-
tog van Wurtemhxirg, den Markgraaf van Baden, en den Hertog van Tweebruggen
af te vaardigen. De geloofsbrieven en het berigtschrift (instructie) , door den Prins onder-
teekend , voeren de dagteekening van den eersten van Wintermaand, en werden aan
Graaf jan van Nassau ter hand gesteld; lodewijk , Graaf van Königstein ^ 's Prin-
sen oom van moeders zijde, filips, Graaf van Hanau-Lichtenbergs en lodewijk,
Graaf van Wittgenstein, moesten de andere afgevaardigden zyn. In dit berigtschrift
betreurt willem de buitensporigheden der beeldstormers, en bovenal wat er aanlei-
ding toe gegeven had, namelijk de gestrengheid van filips. Hij betuigt, dat de
Hervormden gezind zijn, om de regten van den Vorst te eerbiedigen, indien hij slechts
hun de godsdienst wil vrijlaten en hen met geene godsdienstbevelen of andere nieu-
wigheden , die in strijd zijn met hunne vrijheden en voorregten, wilde bezwaren, »De
Koning," voegt hij er bij, »heeft ondanks zijne brieven, evenmin het voornemen [om
de geloofsleer van Augsburg te dulden, als die der Calvinisten, en maakt zich ge-
reed , een ontzagwekkend leger naar de Nederlanden te zenden. De tusschenkomst
der Duitsche Vorsten zal een Gode aangenaam werk zijn.'* De zaak betreft ook bijzon-
der hemzelven, dewijl hem de voornaamste schuld dezer verandering als een in do
Augsburgsche belijdenis opgevoede Duitscher zou toegerekend worden. Tevens
verzoekt hij hunnen raad, hoe te handelen, wanneer de Koning in zyn voorne-
men volhardt (2).
Inmiddels werden de Hervormden in het openlijk uitoefenen hunner godsdienst be-
lemmerd , waarbij zich de Heeren van Rassinghien en van Backerzele inzonderheid
onderscheidden. De Graaf van [Hoogstraten handhaafde met kracht de orde in j4nt-·
werpen , alwaar het gemeen weder met het plunderen der kerken begonnen was. Van
den kant des Hofs werd niets verzuimd, om het Verbond der Edelen geheel te ont^
(1) Archites de la Maison d'Orange, T. li. p. 457.
(2) groen v. pniksterer in dc Archives de la Maison d'Orange, T. Π. p. 498.
-ocr page 386-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—binden, en velen, welke er loe behoorden , uit hunne betrekkingen lo ontslaan. De
il568 beweerde zelfs, dat elk lid vau dat Verbond zich er aan kon-
de onttrekken.» nu de Kojaing het geloofsonderzoek opgeschort .en do bloedbevelen
gematigd ,had (1). , Hij Teroordeekle ten hoogste het gedrag van oramje, egmond
en HopariE ten . opzigte des Konings, als geheel ongepast van leenmannen tegen
hun leenheer,. Hierdoor steeg hy in groot aanzien bij de Landvoogdes, welke in
zijn gevoelen deelde, en zich bij voorkeur Tan zijnen raad in zaken van slaat bedien-
de (2).; Op . naam van den Prins en de beide Graven, werd eene verdediging
hunner handelingen te Antwevpen^ in F laanderen en te Doornik opgesteld, en
daarin plegtig,,verklaard, dat geen eigenbelang, maar gver voor de dienst van God en
het behoud des Lands, de bron hunner daden geweest was , en dat zij wenschten den
Koning möt, bloed en goed te blijven dienen (3). Men acht het niet voor waarschijn-
lijk, dat Vde Graaf van Hoorm deze verklaring, althans wat het laatste punt betreft,
heeft goedgelijeurd (4). Hij immers was onlangs op zijn verzoek, uit zijne betrekking
te Doornik ontslagen, en.-had zich op zijn huis te Weert teruggetrokken, hetwelk
hij niet hoopte,, spoedig te verlaten (5). In een brief aan den Koning, in welken
hij zyn gedrag,te Doprnih v.er,dedigt, zich over de Landvoogdes beklaagt, en de re-
,denen opgeeft, welke hem bewogen, zich aan de openbare zaken te onttrekken, zegt
hij echter 'sKonings antwoord te zullen afwachten, om te zien, Avelke dienst hij hem
nog zou kunnen bewijzen. Hij voegt er bij, dat hij na zijne terugkomst van Doornik
in gecne woordwisseling met de Hertogin van Parma over het gebeurde wilde treden,
» daar het hem voorkwam , dat men geene zaken van eer {affaires (Γhonneur) vael vrou-
wen moest behandelen." Hy herinnerde den Koning ten slotte , hoe getrouw hij hem
sinds twintig jaren en zonder groot voordeel voor zich zeiven gediend heeft, want hy had
voor meer dan driemaal honderd duizend kroonen van zijne goederen verkocht of ver-
pand , en onlangs nog te Brussel een gedeelte van zijn zilverwerk verkocht. Was hy
somtijds te hevig geweest in zijne vertoogen, zoo was dit voortgevloeid uit zijne vurige
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. II. p. 42G, 427. Correspondance de puilippe II,
T. I. p. 478.
(2) Correspondance de philippe II, T. I. p, 484, 485, 491, 495.
(3Ί Archims de la Maison d'Orange, T. II. p. 468—472.
(4) groeïï v. piunsterer in dc Archivcs de la Maison d'Orange, T. II. p. 468.
(5) Zie zijn brief van den 4·'"" v. Slajjtinaand aan montiony in de Procés des Comtes ci'ecmont
et de horne, T. II. p. 496. Vgl. ρ. 366, 470, 472, 482, 494. Correspondance de phiijppe II,
T. I. p. 483. Correspondance de oniLLAumE Ie Taciturne^ T. 11. p. 393.
1568
DES VADERLANDS. 387
begeerte, om dé grootheid (les haut eurs) des Komngé Ie'vörhóogen (1). Even als
hoorne, meende lodewijk van Nassau^ en hoogstraten reden le-hebben, zich over
de Landvoogdes te beklagen· (2). Het'is derhalve geenszins te verwonderert dat Mar-
garetha vergeefs beproefde, den Graaf van Hoogstraten aan de zijde van or'ahje te
onttrekken (3). Even Truchteloos waren hare pogingen, om den Prins en egmond
van 'sKoniogs goede gezindheid jegens hen te overtuigen (4). Egmond \v'as met zijn
gezin in Brussel teruggekeerdnaar men giste, om oranje en hoorke op dethoogle
van zaken te houden. In den Ilaad van State voegde ί de Landvoogdes hem eens
op bitsen toon toe: »Gave God, dat gij by den aanvang, den ongehoorzamen en
kwaadwilligen de tanden getoond hadt." Niet wetende wat te antwoorden, reddo hem
de Voorzitter uit de verlegenheid door te zeggen: »Indien'wy, Mevrouw, de landen
getoond hadden, zouden de anderen ook de hunne getoond hebben (5).?' De Herto-
gin, gesteund door het berigt, dat filips zich .werkelijk tot de reis naar de Nederlan-
den voorbereidde, besloot der bewegingspartij met nadruk het hoofd te bieden.
Brussel werd van krijgsvolk voorzien. Twee van do vier vaandels door mansfeld in
Luüeemhurg geworven, Averden in Lier gelegd, bij wijze van voorzorg tegen hetgeen
de onrusligen te Antwerpen mogten ondernemen , welke eene menigte 'spotprenten en
schotschrifien verspreidden, en onlangs geweigerd hadden, honderd busschieters te
paard te laten vertrekken, welke do Landvoogdes voor hare lijfwacht had aangewor-
ven (6). Rijssely waar eenige beweging ter zake van do godsdienst was ontstaan,
het kasteel van Doornik, en Bergen in Eenegouwen waren genoegzaam bezet; de
Landvoogdes beschouwde steeds do laatstgenoemde stad als het beste geschikt, om in
den uitersten nood haar en dengenen, welke »God en den Koning getrouw ge-
bleven waren," eene schuilplaats te verschaffen. Te goeder uur was de bezetting aldaar
gekomen, om het plan der Onroomschen yan Falenciennes en Doornik te verijdelen,
welke acht duizend man derwaarts wilde zenden, en er zich met hulp hunner geloofs-
genooten meester van maken , hetgeen naar de getuigenis van hoircarmes, het verderf der
gewesten na zich gesleept zou hebben. Maastricht als oproerig beschouwd, dewyl
(1) Correspondance de piiiuppe II, T. I. p. 486. Vgl. Procés des Comics rf'ecaokt et de
HORSÉ, T. II. p. 508, 549.
(2) Correspondance de güilladme te Taciturne ^ T. Π. p. 393.
(3) Correspondance de philipfe II, T. I. p. 483.
(4) Correspondance de piiilipre II, T. I. p. 474 , 477 , 478 (1). Correspondance de güix,-
ι,λΟΜΕ Ie Taciturne, T. II, p, 395.
(5) Correspondance de piiii.ippk II, T. I. p. 481.
(6) Correspondance de guiliaume Ie Taciturne, T, II. p. 245, 247.
49*
-ocr page 388-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
^1508~ geweigerd had , de bezèlling in Ie nemen, welke de Bisschop van Luik , op verzoek
der Landvoogdes, derwaarls had gezonden , om de Hervormden , die er buitengewoon talryk
waren, in toom te houden. In het geheim onderhandelde Margaretha om krijgsvolk
in Antwerpen, Mechelen en Hertogenhosch Ie werven; ook trachtte zij zich van
de Zeeuwsche steden door bezettingen te verzekeren, uit vrees, dat de Hervorftiden
zich van Zeeland mogten meester maken , om den Koning den toegang aan de zeezijde te
beletten (1). Zij achtte het tevens hoog noodzakelyk nog twaalf nieuwe vaandels voet-
volk op te rigten, om deze legen de aanslagen, met welke het Land bedreigd
werd, te bezigen. Hoezeer zij vroeger de komst der Duitsche hulpbenden met ver-
langen had te gemoet gezien, thans besloot zij , zich vooreerst daarvan niet te bedie-
nen , om den Bondgenooten en Hervormden geen voorwendsel te geven, insgelijks
hunne benden in beweging te brengen. Zy wenschte alzoo door inboorlingen do rust
te handhaven, en verzocht van den Koning geldelyken onderstand tot onderhoud van
waardgelders uit de burgerijen. Hertog erik van Brunswijk spoorde haar daar-
entegen aan, de wapenen op te vatten, en de Graven van Aremberg en Megen
verzochten elk vyftien vaandels voetvolk en duizend ruiters, door welke zy ongetwij-
feld de gewesten onder hun gebied in toom zouden houden en op schatting stellen.
Megen zou langs dien Aveg de millioen guldens bijeenbrengen, welke hij had aan-
geboden. Margaretha echter begreep, dat dit zoowel bij de goed- als kwalijk ge-
zinden slechts misnoegen zou verwekken (2J.
Hoewel oranje , egmor» en hoorne zich over het wantrouwen der Landvoogdes te
hunnen opzigte beklaagden, en dal men hen Ie onregte bij den Koning met de
zwartste kleuren schilderde (3), gaven zij evenwel daartoe meer dan te veel aanleiding.
De Prins weigerde, zich naar hare bevelen, aan de Stadhouders uitgevaardigd , te ge-
dragen , om de goedgezinden to leeren kennen, op welke men, in geval van nood,
in de steden konde rekenen. Zijn onderbevelhebber, do Heer van Boxtel, getuigde
aan hoirgarmes , dat hij oranje beloofd had, met hem de wapenen te zullen voe-
ren tegen wien het ook ware, zelfs legen den Koning. De Heer van Esquerdes
antwoordde op de voorstellen zijner moeder, van zich aan het Bondgenootschap to
onttrekken, dat de verbondene Edelen volkomen gewaarborgd waren, sinds zij den
Prins van Oranje en de Graven van Egmond^ Hoorne en Hoogstraten voor zich
(1) Correspondance de pihlippe II, T. l. p. 480, 482, 484, 486, 487, 488, 489. Jrchives
de ia Maison d'Orange, Τ, IL ρ. 514, 515. Correspondance de makgüerite d'udiitriche,
p. 204—217.
{2) Correspondance de pdilippe H, T. L p. 474, 482, 483, 485.
(3) Procés des Comics c/'egmont et de uorke, T. Π. p. 465, 4G7, 471, 481, 491.
-ocr page 389-DES VADERLANDS. 391 -
hadden. Zoodra de Koning zich had ingescheept, zouden zij al de Priesters, Geeste-
^ _ 1ooo
lijken, en dienaren des Konings dooden. Egmond verklaarde in een brief aan den
Prins, welken hij koirgarmes loonde, dat men legen zgnen raad en >vil bezetting in
Lier gelegd had; en dat, indien filips toestemde, in heigeen door hem was voorge-
slagen , hij niet konde nalaten te handelen overeenkomstig heigeen zijne eer en ge-
trouwheid jegens den Vorst vorderden. Hij had namelijk onlangs in den Raad van
State drie punten voorgesteld , op welke men 's Konings goedkeuring moest verzoe-
ken; 1°. vrijheid van geweien voor elk; 2". bepaling van den tijd, op welken de Alge-
meene Slalen zouden vergaderen, onder beding, dat indien de Koning zich er in
persoon niet bij konde bevinden, de Slalen evenwel moglen bijeenkomen; en 3®. dat
de Koning vooreerst niet gewapend zou komen. De Landvoogdes had zich tegen het
opzenden dezer punten aan den Koning verzet, dewyl zij , naar haar oordeel, strekten
tot nadeel van do dienst van God en tevens tot verkleining van het koninklijk gezag.
Egmond keurde ook de maatregelen af, welke zij genomen had, opdat de Hervormden
ïich alleen lot preken bepalen zouden op die plaatsen , waar zij dit vóór do laatste overeen-
komst verrigt hadden. Hij ging zelfs zoo ver van te zeggen, dat wanneer deze maatrege-
len ten uitvoer werden gelegd, de Hervormden in zijn gebied terstond do wapenen
zouden opvatten, en hij do Landvoogdes voor de gevolgen verantwoordelijk slelde. On-
dersteund door den Raad van Slale, volhardde evenwel Margaretha bij haar besluit.
Insgelijks werd den Prins van Oranje nagegeven, dat hij de Slalen van Brahand
vermaande, te zorgen dat het preken niet belet werd, dewijl dit den handel met do
vreemdelingen vernietigen, bloedlooneelen verwekken, en den geheelen ondergang
des Lands zou na zich slepen. Ofschoon de Hertogin van Parma het berigt schier
ongelooflyk achlle, dat egmond haar door zydelingsche middelen trachtte te
beletten, het onrustige Valenciennes in Ie sluiten, en hij in het geheim werkte,
dat de Bondgenoolen die slad te hulp schoten, is het echter zeer ligt te verklaren,
dat zij huiverig was, dien Graaf de gewapende magt in handen te geven, zoo als
haar , naar het schijnt, noirgarmes had aangeraden, om langs dien weg egmond van
ORANJE Ie scheiden, die nu elkander wederkeerig mededeelden, wal in den Raad
van Slale behandeld werd, lot groot nadeel van 'sKonings dienst (1).
De bewegingspartij drong steeds op het bijeenroepen der Algemeene Staten met den
meesten ernst aan. De Landvoogdes was van gevoelen, dat de Koning zulks zou
kunnen bewilligen, mits het niet vóór zijne komst in de Νederlanden geschiedde (2).
Granvelle verklaarde er zich, gelijk allijd, ten sterkste tegen. Hij spoorde veeleer
(1) Correspondance de vmuvvE Π, ï. I. p. 484, 485, 486, 494, 495.
(2) Correspotidance de puilippe II, T, 1. p. 485.
-ocr page 390-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555·^ (leii "K'(iniüg''aah'^ al 'de ^ bepalingen =van 'het Sm'eekscIirifL der Edelen Ie verbreken,
die niet strookten met de trouw en de gehoorzaamheid, welke zijne leenmannen hem
verschuldigd waren. Ten hoogste · kantte hij zich legen het dulden van beide gods-
diénsten 'en steldei voorjidat de Stadhouders en de bevelhebbers zoo van het krijgs-
volk als van de versterkte plaatsen, op «nieuw een eed moesten afleggen, om te weten,
op wien men zou kunnen rekenen. Do afschafling van geloofsonderzoek en der bloed-
bevelen , welkein «ie , zoo als hij beweerde, geene nieuwigheden waren,
droeg geenszins zijne goedkeuring weg, maar hij achtle het evenwel raadzaam, dat
de Landvoogdes de bevoegdheid had, de straifen te verzachten ter gunste van dege-
nen, welke hunne dwalingen erkenden en herriepen. Daarbij echter raadde hij filips
lot goedertierenheid aan , en om > hot gebeurde te vergelen. »De weg der goeder-
tierenheid zeide hij, »is de veiligste, en Avat langs dezen lot stand gebragt wordt,
zal duurzamer" zijn. Ik ben van gevoelen, dat men veel van hetgeen is voorge-
tallen, niet moet gedenken, ea dat een groot aantal dergenen, welke zich berispe-
lijk hebben gedragen, misleid is geworden; de diensten, welke zij en hunne voorza-
ten bewezen hebben, -moeten zwaarder wegen dan hunne afdwalingen; daarenboven
het bloed zijner onderdanen Ie storten,,is zich zeiven te verzwakken." Do Koning
moest zich op zijn logt naar de Nederlanden door Spaansche noch Duiische soldaten
laten verzeilen , maar de bende van Ordonnantie van egmond en aarsciiot naar Ge-
ίϊμα ontbieden.' Inzonderheid moest )hij »ten opzigte van oranje, die zijne vrees voor
den loop van zaken aan het Hof Ie Madrid niet ontveinsde, het verledene verge-
teü, den Prins moed en vertrouwen inboezemen, hem aan het hoofd zijns vaandels
insgelijks naar Genua roepen, en met hem over do middelen raadplegen, om de rust
en tucht in de Nederlanden te herstellen. De wijze op welke grakyelle zich over
ORANJE uitliet, die hem zoo vele onaangenaamheden had berokkend, en ook later in
zyne verweerschriften niet spaarde-, zal velen verwonderen. »Men strooit uit," schrijft
hij den Koning, »dat ik door middel van het geloofsonderzoek, oranje het hoofd
voor de voeten wil leggen. Nimmer is iets van dien aard in mij opgekomen; en nog
veel minder, om de'Nederlandsche Grooten met de komst Uwer Majesteit te bedreigen,
gelijk zij voorwenden. Integendeel gelijk ik altijd gezegd heb, zoowel vóór als na
mijn vertrek uit de Nederlanden , ik koester volstrekt geene wraakzucht over het-
geen zij legen mij gedaan hebben, daar ik dit niet hun, maar kwaadwilligen en la-
gen lieden toeschrijf, die zich meenden te verhefl"en, wanneer zij door hunne ver-
dichtselen tusschen ons oneenigheid zaaiden. Ik voeg er bij, dat ik hun geen
kwaad hart toedraag, ofschoon zij mij ook kwaad mogten toewenschen, maar veeleer
genegen ben, hun, zelfs in weerwil van henzelven , genoegen en dienst te bewyzen,
wanneer dit geschieden kan zonder de belangen Uwer Majesteit te krenken. Uwe
Majesteit weet, welko moeite ik mij getroost heb, om vóór mijn vertrek uit de Ne^
;
DES VADERLANDS. 391 -
der landen, Paus Pius IV te bewegen, het prinsdom van Oranje niet aan den Gon-ló55—
netable .van Frankrijk te geven (1)." ' .:. ^ .. » ,,-ι.... hj , ,v
Granvelle's vermaningen en raadgevingen waren vruchteloos. Het' berigt der
beeldstorming had het besluit van filips onverzettelijk bepaald. »Ik kan 'ü niet zeg-
gen,'* schreef hij aan grawvelle , » hoo diep mij het schenden der kerken in Flaan- ■
deren getroflen heeft; geen verlies, dat mij in persoon betrof, zou mij meer smart
kunnen veroorzaken , dan de minste beleediging en oneerbiedigheid tegen onzen Heer
en zijne afbeeldsels daar zijne dienst en eer mij boven alles fter^ harte ga^n. — Het
antwoord der Hertogin van Parma aan do Geuzen, hetwelk den· Paus zoozeer mis-
haagd heeft, heb ik niet goedgekeurd." Er was geen sprake möer van verzachting
van bloedbevelen, afschaffing van geloofsonderzoek , of vergiffenis voor de verbondene
Edelen; het geweid der wapenen moest het pleit tusschen hem en zijne onderdanen
beslissen. Terwijl om en in de Nederlanden te zijnen· behoeve krijgsvolk werd bij-
eengebragt (2), gelastte hij bon-gargïa de toledo , den Groot-Admiraal, al het
oude Spaansche voetvolk uit IS aprils, Sicilië ,en Sardinië naar Lombardije
over te voeren; zijne ligte ruiterg in dat gewest werd geregeld en vermeerderd;
een gezantschap aan Hertog ematnxiel filibert moest den togt dezer benden door
Savoije voorbereiden, en de Zwitsersche Cantons daaromtrent geruststellen. Met
hetzelfde oogmerk zond hy don bernardino de mekdoza, < een zijner Edellieden,
naar den Hertog van Lotharingen. Zulk eene ontzagwekkende wapening baarde
algemeene verbazing. Do kosten daaraan verbonden, schrikten filips niet af, die
zich even weinig bekreunde over de achterdocht, welke dit bij Franschen en
Duitschers konde opwekken; hij wilde', lot eiken prys, do oproerigen door schrik
treffen, en hun zelfs het denkbeeld van tegenstand ontnemen. »Het ontwikkelen
eener geduchte krijgsmagt," schreef hij aan zijn gezant te Rome, «komt mij noodza>
kelyk voor, om de Nederlanden voor de rampen van eenen oorlog te vrijwaren;
want de kwalijkgezinden, ziende dat mijne strijdkrachten de hunne overtreffen, zul-
len het niet wagen, mij tegenstand te bieden (3)."
Ondertusschen bleef hij niet in gebreken de Landvoogdes, den Raad van State en
granvelle te verzekeren, dat elk denkbeeld van wraak op de Nederlanders ver van
hem verwijderd was, dat hij hun liefde en achting toedroeg, en zijne krijgstoerustin-
gen alleen bedoelden, om de algemeene rust en het gezag der wet to herstellen.
»Het is mijn voornemen," getuigde hij aan Margaretha, ϊ> de ISederlanden^ myne
(1) gacnard, Rapport in de Correspondance de pdilippe II, T. il. p, L—-LIV.
(2) Zie hiervoor, bl. 373.
(3) Correspondancc de ρπιιιρρε II, Τ. I. ρ. 487—490.
-ocr page 392-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
leenmannen en onderdanen, niet anders te behandelen dan gelyk een goeden goeder-
lobo
tieren Yorst betaamt; ik wil hen noch ten verderf noch tot slavernij brengen, zoo als
eenigen uitslrooijen , om hen af te leiden van die genegenheid , liefde en trouw , welke
1 v. zij hunnen natuurleken Vorsten verschuldigd zgn en ook altijd getoond hebben: maar
W^iüter
maand. menschelijkheid , zachtmoedigheid en genade behandelen en zooveel mogelijk
1566 jg ^ j^iig strafheid vermyden (1}." Maar de opregtheid van al deze fraaije betuigingen
werd gelogenstraft door de benoeming van den Hertog van u^lha tot opperbevel-
hebber van het leger, naar de Nederlanden bestemd (2). Immers had deze sinds
het begin der onlusten, op het nemen van gestrenge en geweldige maatregelen aange-
drongen (3). Ligtelijk was derhalve te voorzien, welk gebruik hij van het gezag, aan
hem opgedragen, maken zoude. Zyne benoeming werd langen tyd voor de Neder-
landsche leden van den Raad van State te Madrid geheim gehouden (4). Men vrees-
de het >velslagen van 's Konings plannen in de waagschaal te stellen, indien zy te
spoedig bekend werden (5). Later hadden bergen, montigny en anderen vergeefs
getracht den Koning te bewegen , veqleer den Prins van eboli naar de Nederlanden
te zenden, die er evenzeer bemind en geacht was als ama er gehaat werd (6),
Grakvelle voorzag met zyne gewone scherpzinnigheid, de noodlottige gevolgen van
het toevlugt nemen tot geweld. Toen hy de krygstoerustingen vernam, schreef hy
aan zijnen stedehouder (vicaris) morillon : η Het zou mij ten hoogste leed zyn, in-
dien deze geheele krijgsmagt het Land binnenrukte wegens de groote onheilen, wel-
ke er uit zullen voortkomen, en ik wenschte er niet zoo vele vreemdelingen in te
zien. Men bewandelt niet den regten weg, welke ter herstelling van het kwaad ge-
leidt. Hoe dikwijls hebt gij my niet hooren zeggen, dat wanneer zij (de Neder-
landsche Heeren) zich met mij wilden verstaan, om 's Lands vrijheid en voorreglen te
handhaven, ik daarvoor, en gewilliger dan een van hen, mijn leven zou gewaagd
(1) Correspondance de margüeeite d^Autriche, p. 206.
(2) Correspondance de fhilippe II, T. II. p. 600—602.
(3) Zie hiervoor, bl. 140, 141. Vgl. bl. 133.
(4) v. d. bergh, Gedenkst, tot opheld. d» Nederl. Gesch. D. I. bl. 317.
(5) BORRNET, PHIUPPE II et la Belgique, p. 56, 57.
(6) Correspondance de philippe II, T. I. p. 519 (2), 556. hopperi Epist. ad vigliüm, p.
115. De juistheid -van hetgeen Spaansche, en naar hen, INederlandsche Schrijvers van de pleg-
tige beraadslaging verhalen, \¥elke onder het voorzitterschap van riLiPs zeiven den 29®'®° van
Wijnmaand 1566 in den Raad van State te Madrid zou gehouden zijn, wordt door gachard op
niet onwaarschijnlijken grond in twijfel getrokken. Rapport, p, CLI, in de Correspondance de
FHItlPPE II, T. I.
mm
-ocr page 393-DES VADERLANDS 393
hebben. Het komt mij voor, dat zij niet het ware pad hebben ingeslagen, om de 1555·^
xooo
Spanjaarden buiten de zaken te sluiten (1)."
Filips wachtte zich wel, toen bij der Landvoogdes de benoeming van alba aankon-
digde , zelfs eenigen schijn te geven, dat do magt, met welke deze veldheer zou be-
kleed worden, haar gezag tot niets zou terug brengen. Geveinsd gaf hij der Herto-
gin alleen Ie kennen, dat dewijl zijn oogmerk was, zich naar de Νederlanden tö
begeven, hij den Hertog van alba vooruit zond , om den togt der krijgslieden to
leiden, hen aan de grenzen bijeen te brengen, en dan zoodanig te verdeelen, dat zij
den landzaten zoo min mogelijk tot last verstrekten; voorts to waken , dat de lucht
stiptelijk door hen in acht genomen werd, tot hij zelf in deze gewesten gekomen
was; en om eindelijk , naar omstandigheden , een meer of minder aanzienlijk getal
krijgsvolk te ligten (2). Do Koning scheen dan inderdaad besloten te hebben, de zoo
veelvuldig gewenschte en zoo dikwerf beloofde reis naar de Nederlanden , die hij sinds
vijftienhonderd negen en vijftig niet weder bezocht had, ten uitvoer te brengen. Wel
raag daartoe de stoute en vrijmoedige taal van fray lorehzo veel bijgedragen heb-
ben (3). Om den nog immer weifelenden Vorst aan te sporen, in eigen persoon den
(1) Suppléinent aux Archives de la Maison d'Orange, p, 43.,
(2) gacnard, Rapport in de Correspondance de puilippe II, T. L p. CLII, CLIII.
(3) fray (broeder) lorerzo de villavicekcio stamde af uit een adellijk {geslacht in AndalomiÜ.
Uij trad in de orde van den 11. ACGUSTiiiTis en kwam, waarschijnlijk omstreeks 1558, iu de
Nederlanden; althans in dat jaar Averd hij doctor in de godgeleerdheid aan de hoogeschool te
Leuven. Grooten ijver loonde hij tegen de volgelingen van lutüeu en calvun, zoowel in
üuitschland als in de Nederlanden, Avelke hij met zoo vele hevigheid door daden, woorden ea
geschriften vervolgde, dat zij hem, naar zijne getuigenis, meer dan eens den dood zwoeren,
terwijl de Katholi]ken, welke hij alom met vuur verdedigde, hem vader des vaderlands noemden,
in 1561 en de volgende jaren nam hij bij de Spaansche kooplieden te Brugge de Heilige
Dienst waar, en stond in betrekking met den gelieiraschrijyer van staat erasso, wien hij
op de hoogte hield van hetgeen in het godsdienstige in de Nederlanden voorviel. In het begin
van 1565 vertrok hij naar Spanje^ werd door filips met onderscheiding ontvangen, en eer-
lang weder naar de Nederlanden gezonden, met last, den Koning van den staat van zaken
aldaar steeds te onderrigten. 's Konings gunst, zijn buitensporige geloofsijver, en bovenal dat
hij tot oppergelooiiionderzoeker was aangesteld, maakten hem gehaat bij de Grooten en het volk.
Zijn leven liep meer dan eens gevaar, en toen in 1566 de beeldstormerij losbrak, moest hij zich
verborgen houden, om zijn hoofd te redden. Hij trok in hetzelfde jaar weder naar Spanje
terug. Later Avas er sprake, hem op nieuw naar de Nederlanden te zenden, hetgeen hij vurig
verlangde; maar noch alba, noch de reqdesens begeerden hem in hunne nabijheid, oaciiaud^
Rapport in de Correspondance de philippe 11, T, II. p. XVI—XXIL
II. Deel. 4 Stuk. 50
-ocr page 394-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
ίopstand in de Nederlanden Ie dempen, Toerde hij hem Ie gemoet : »Wanneer God
aan eenen Vorst zoo vele en zulke groole rijken geeft, als Hij aan Uwe Majesteit heeft
gegeven, is dit niet alleen, opdat deze rijken aan den Vorst zouden behooren, maar
ook, opdat de Vorst aan zijne rijken en al zijne leenmannen zou behooren. Even
als deze laatsten verpligt zijn hunnen Vorst te ondersteunen en te verdedigen, zijn de
Vorsten verpligt hunne onderdanen en leenmannen te beschermen en te verdedigen;
en deze wederzijdsche verpligling is zoo gesl.eng , dat terwyl zij den onderdanen en
leenmannen als pligt oplegt, leven en goed voor hunne Vorsten op to ofi'eren, zij het
ook den Vorsten tot pligt maakt, onbeschroomd hun leven voor hen te wagen.....
Met die waardigheden, aan Uwe Majesteit geschonken, heeft God ook de schouderen
van Uwe Majesteit met het gewigt en de moeijelijkheden beladen, aan zulke uitste-
kende betrekkingen verbonden, en Uwe Majesteit kan niet, zonder onregtvaardig
iegen God te zijn, zich daarvan ontslaan. God heeft aan de kroon moeiten en werk-
zaamheden verbonden, opdat, indien do grootheid en magt de Vorsten overtuigen, dat
zij goddelijk zijn, do werkzaamheden, welke de kroon oplegt, hunleeren, dat zij
menschen zijn; en dal, indien de luister der kroon hun zegt, dat zij niet aan de
menschelijke wellen zijn onderworpen, de pligt van zich met het bestuur en de be-
scherming hunner onderdanen bezig te houden, hun leere, dat Uwe Majesteit en al
de Koningen aan de goddelijke wetten cn aan het oordeel Gods onderworpen zyn.
Indien Uwe Majesteit, slechts de zorg voor Uwe rust raadplegende , deze reis niet wil on-
dernemen , welke zoo zeer de eere Gods, van Zijne Heilige Moeder en van allo Heiligen
betreft, cn die voor do geheele Christenheid zoo noodwendig is, zult Gij daardoor loo-
nen, dat Gij do koninklijke waardigheid, welke God U gegeven heeft, wel aan-
neemt, maar do werkzaamheden, daaraan verknocht, aan God overlaat. God zal
dit even euvel opnemen, als Uwe Majesteit zou doen, wanneer de Heeren, door
U met eervolle ambten bekleed , de eer en het voordeel er van genoten , maar aan
U de werkzaamheden overlieten. En God te vertoornen is vermetel; is do dood
van ziel en ligchaam beide!" Om filips nog sterker aan te sporen, stelt hem
frax lorekzo het Toorbecld van Keizer maximiliaan II, van maria stüart , van
de Koningen van Frankrijk frans Π en karel IX, van maria tudor , Tan de
Hertogen van Beijeren Willem den Standvastige en albert den Grootmoedige Toor
oogen; eindelijk komt hij aan karel V. »Herinner U, ο Koning!" zegt hij, »de
heldhaftige bedryven Tan den Keizer, Uwen Vader, ter Terdediging van het geloof
en der Kerk Tan ghristus ; herinner ü, dal hij, ondanks zijne kwalen, dertien ma-
len de zee oTertrok , en Tele koningryken mot spoed doorreisde, ofschoon hy door
lalryke en magtige Tijanden omringd was, die het op zijn Ιβτβη en eer toelegden!
Uwe Majesteit is in den bloei des loTens, geniet eene Toortreffelijke gezondheid,
bezit geld, en heeft geene Tijanden, integendeel, Tele en zeer genegen jrienden.
DES VADERLANDS. 379
Geene bende is tegen U gewapend, dan die van deze oproerlingen. Italië, uit 1555—
Trees voor de Turken, wenscht zich onder de bescherming Uwer Majesteit te bege-'
ven. Niets ontbreekt derhalve aan Uwe Majesteit, om deze reis te ondernemen , noch
jeugd, noch gezondheid , noch regt, noch geld , noch Rijksgrooten , noch veldheeren ,
noch krijgslieden. God zelf roept ü, om U do overwinning in eene onderneming te
schenken, welke veel edeler en heiliger is dan die Uwer voorouders, toen zij het
Heilige Land en het graf van Christus veroverden. Niets ontbreekt U dan do Avil,
en mögt deze overeenkomstig zijn met den wil van GodJ (1)."
Niet alleen verwittigde filips de Italiaansche Vorsten van zijne aanstaande reis naar
de Nederlanden, en gelastte zijne staatsdienaars den vreemden gezanten te ßladrid
daarvan kennis te geven , maar beval zelfs zijn geheele hofgezin, zich voor te berei-
den, om hem te volgen. Hij verzocht van karel IX den doortogt door Frankrijk
voor do lieden en paarden van zijn huis, en zond don diego de mehdoza naar d&
Corimha ter uilrusting van do vloot, welke hem moest overvoeren. Hij riep do
Gorles van Kastilie bijeen, om verschillende punten van bestuur gedurende zijno
afwezigheid to regelen, en antwoordde den Nuntius, op de vraag , of hij hem naar '
de Nederlanden volgen, of to Madrid blijven moest, dat het hem aangenaam zyn
zou, hem in f^laanderen te zien, terwijl hij een schip te zijner beschikking zou
stellen, indien hij den togt ter zee boven dien te lande verkoos. AI zijno kleederen
werden ingepakt, en bevolen naar do verschillende gewesten gezonden, welke hij
moest doortrekken (2). Ten uiterste toonde hij zich gebelgd op den Paus over
de zending van den Bisschop van Ascoli naar Madridy daar zij strekte, om de gOi-
heele Christenheid in den waan te brengen als of het noodig ware, hem tot den togt
naar de Nederlanden aan to sporen , ofschoon hij den Heiligen Vader dit als zijn
vaste voornemen verwittigd had. Op 'sBisschops vermaning, veeleer den weg van on-
derhandeling dan dien van geweld met do Nederlanders te betreden, had^hij geant-
woord: »Indien ik, die er het meest belang bij heb, de voorkeur geef, mij aan de
kansen eens oorlogs bloot to stellen, geschiedt dit uit de overtuiging, dat eeno
overeenkomst onmogelijk is, zonder dat het gezag van den Heiligen Stoel er by
lijdt (3)." Filips echter verliet Spanje niet; en toen men in het midden des volgen-
den jaars te Madrid begon to bespeuren, dat al zijno toebereidselen voor do reis,
welke tweemaal honderd duizend dukaten gekost hadden, in rook zouden opgaan,
bleef hij evenwel steeds beweren , dat zijno tegenwoordigheid in de Nederlanden nood-
(1) GACDARD, Rapport in dc Corrcspondance de puilippe II, T. II. p. XLVI—XLIX. ψ
(2) GAcnARD, Rapport in de Correspondance de philippe II, T. I. p. CLIV.
(3) Corrcspondance de philippe II, T. I. p. 488. Vgl. ρ. 463.'
48 »
-ocr page 396-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— zakelijk was. Eerst na het berigt der gevangenneraiDg van egmond en hoohne veran-
derde hij van loon, maar wilde nogtans doen gelooven, dat zijn vertrek slechts lot
het aanstaande voorjaar was uitgesteld (1).
De Landvoogdes was onderlusschen volijverig werkzaam, om de rust'Ie herstellen,
waartoe zy do Stadhouders nadrukkelijk uitnoodigde (2), »Ik weet niet" schreef ar-
MEKTEROS, haar Geheimschrijver, »hoe het mogelijk is, dat do Hertogin nog leeft.
Elk vraagt haar hulp, en niemand is tevreden met die, welke zy hem verlee-
nen kan; allen beklagen zich; allen willen, dat de zaken naar hunnen zin gedreven
Avorden. Do overtuiging van 's IConings spoedige komst alleen kan haar tot geduld en
volharding aansporen. Ik vrees, dat zij in eene zware ziekte zal storten ten gevolge
der moeyelijkheden, welke men haar onophoudelijk berokkent. Sinds meer dan
drie maanden, staat zij vóór den dag op, en houdt meestal des morgens en des
avonds raadsvergadering; al het overige van don dag en nacht is gewijd aan het geven
van gehoor , het lezen van brieven en beriglen, die van alle zyden ingezonden worden ,
en het overleggen, hoe die te beantwoorden (3)." Inzonderheid drong zij op nieuw en
ernstig bij den Koning op het bijeenroepen der Algemeene Stalen en zijne overkomst
aan, » De staat van zaken is derwgze verergerd schreef zij, »dat er veel minder goeden
dan bedorvenen in den Lande gevonden worden. Noch ik, noch de Stadhouders, noch
de leden van den Raad van State zijn bij magie, de zaken Iwee maanden meer gaande te
houden door de woelingen eener partij, die ik zelfs niet vermag te straffen (4)." Teregt
begreep zij , dat het kwade voorbeeld door de Roomsche geestelijkheid gegeven, nadeelig op
de bewegingen in het godsdienstige had gewerkt; althans do Hooge Geeslelykheid , de Stad-
houders en de Hoven der bijzondere gewesten werden aangeschreven , op de leer en het
gedrag der lagere geestelijken naauwkeurig te letten. De Aartsbisschoppen en Bisschoppen
moesten zorgen, dat bekwame Priesters en Pastoors werden aangesteld, om het Katho-
lyko gelooï legen de afvalligen te verdedigen , die van den predikstoel den volke openlgk
verklaarden , » dat zij tot de nieuwe leer behoorden , welke de waarachtige en beste was;
dal zij de godsdienst voorheen kwalijk onderwezen en gepreekt hadden, vooral wat de
Sacramenten betrof; dat zij voortaan anders zouden handelen en het volk smeekten, God voor
hen om vergeving Ie bidden , dat zy de menigte zoo lang bedrogen en misleid hadden (5)."
(1) gacnard, Rapport in de Correspondance de phiuppe II, T. I. p. CLV.
(2) Correspondance de milippe II, T. II. p. 586.
(3) Correspondance de phiuppe II, T. I. p, 496.
(4) Correspondance de puilippe II, T. II. p. 587, 588.
(5) Correspondance de philippe Π, T. II. p. 595. v. hasselt, Stukk, v. d, Vaderl, HisU
D. I. bl. 93.
DES VADERLANDS. 391 -
In naam des Konings, ontvingen de goede steden last, de ongeregeldheden , welke de 1555—
Onroomschen mogten plegen , met geweld tegen te gaan, en het preken noch eenige
andere uitoefening der nieuwe godsdienst te gedoogen, dan in de plaatsen, Avaar zulks
Tóór het laatste verdrag met de Bondgenooten geschied was. Dit werd daarna insge-
lijks de kwade steden bevolen, met byvoeging, dat onder het verlof van te preken
niet begrepen was hel uitoefenen der godsdienstige plegtigheden, hetgeen ook nu de
goede steden werd aangeschreven; dat geen vreemd , gebannen , of afvallig Leeraar,
geene avondmaalsviering naar de wijze der Calvinisten, en geene heffing van eenige
schatting van het volk door do scheurmakers, mogten geduld worden (i). De Land-
voogdes trachtte een verbond van de goede of Katholijke steden met elkander te be-
werken (2). Het verzoek van de afgevaardigden der Baanderheeren, Ridderschappen
en groote en kleine steden van Gelderland en Zutphen om bijeen te komen, len
einde gepaste middelen te beramen, om den voortgang der nieuwe leeringen te stui-
ten , wees zij van de hand, dewyl dergelijke zamenkomsten in stryd waren mol 's Ko-
nings wil en bedoelingen (3).
De verbonden Edelen achtten hel om dezen lijd raadzaam, hun gedrag en dat der
Onroomschen in het algemeen Ie verdedigen in een geschrift, welk het volgende jaar in
het Fransch werd uitgegeven. Na eene korte schels van den toestand dezer Landen
wordt aangemerkt, dat » een Koning verpligt is de klagten zijner onderdanen aan te
hooren. Had κεπαβεαμ dit gedaan, de tien stammen zouden zich zijner heerschappy
nooit onttrokken hebben. De Nederlanders maakten zich nimmer schuldig aan weder-
spannigheid of afval; het aanbieden van smeekschriften kon niet met dien naam ge-
brandmerkt worden. Het allerminste was er reden, om het inleveren van het Verzoek-
schrift der Edelen bij de Hertogin voor een blijk van oproer Ie houden. Zij kwamen
ten getale van vier- of vijfhonderd te Brussel (4); doch niemand van hen deed der
burgerij eenigen overlast aan. Bij het overleveren van hun Smeekschrift verschenen
zij ten Hove zonder oorlogswapenen, wat men ook van het tegendeel Ie voren der
Hertogin gezegd had. De uitkomst bewees de ongegrondheid van het gerucht, dat
(1) Correspondance de philippe Π, T. IL p. 596, 603, 605. Onder de goede sleden werden
Wider anderen verslaan: Brussel, Leuven, Brugge, Kortrijk, Arras, St. Omer, Aire, Be-
ihuné, Bergen in Henegouwen^ Ath, Namen, Luxemburg, Rijssel^ Oouai, Dendermonde,
Dordrecht en Aalst j onder de kwade sleden behoorden: Gent, Delft, Amsterdam^ Enkhui-
zen, 's Eertogenbosch , Maastricht, Utrecht, Lier,
(2) Correspondance de ρπιιιρρε II, Τ. I. ρ. 497.
(3) ν. DASSELT, Stukk. t?. d. Vaderl Bist. D. I. bl. 118, 122. ,
(4) Later wordt in deze Verantwoording, van drie- of vierhonderd gesproken.
-ocr page 398-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
zij bedoeld hadden, Brussel {o\. een bloedbad en woestenij te maken. Hun gedrag, wel
i 568 . .
ver van naar oproer te gelijken, leverde een onwraakbaar bewijs op van hunne nederig-
heid , onderwerping en trouw aan den Koning en de Landvoogdes. Dat zij in zulk een
groot aantal ton Hove verschenen, gaf geenszins een oproerig voornemen te kennen,
gelijkeenigen voorwendden. Zou een smeekschrift door velen geteekend en overhandigd,
juist daarom berispelijker zijn, dan een ander? Als zoo vele Edelen te gelijk hunne
onderdanigheid aan den Koning en zucht voor 'sLands welvaart betoonden, kon er te
meer acht op geslagen worden. Daarenboven had do Koning zelf bij zijne hlijde
Inkomste met ecde beloofd, nooit euvel te zullen duiden, als do Edelen en anderen,
'tzij gezamenlijk of elk in hot bijzonder, hunne bezwaren aan hem te kennen gaven.
Ook ontbrak het in vroegere jaarboeken niet aan soortgelijke voorbeelden. Was het
getal der vereenigde Edelen geringer geweest, dan zouden zij minder gelegenheid
gehad hebben, orn de onverzadelijke gierigheid en wreedheid der geloofsonder-
zoekers to wederstaan, of het volk tot bedaren te brengen. Do groote menigte en dö
eensgezindheid der Bondgenooten joeg den geloofsonderzoekeren vreezo aan, en wekte
in het ontroerde volk hoop op verandering. Nog moer, wanneer do bloem van den
Nederlandschen Adel, van welken eenigen in do vorige oorlogen tegen de Franschen
lijf en goed voor den Koning gewaagd hadden, zich dus vereenigde tot het inleveren
van dat smeekschrift, was hot kennelijk, dat de afschaffing van het geloofsonderzoek
niet alleen, gelijk men uitstrooide, door oen hoop gemeen volk begeerd werd. Men
zegge niet, dat de Edelen hunne overeenstemming in dozen genoegzaam door
onderteekening van het Verzoekschrift konden betoond hebben, zonder dat juist alle ter
overhandiging daarvan ten Hove kwamen; daartoe immers ware meer tijd gevorderd
en hun plan zou to eerder ontdekt en verijdeld zijn geworden. Aanvankelijk waren
de Edeion werkelijk van voornemen geweest, het Smeekschrift ter onderteekening
rond te zenden, doch zij hadden naderhand besloten, allen in persoon to verschijnen,
hetgeen hun de gevoegelijkste en kortste weg scheen te zijn, om allo gevreesde on-
heilen te voorkomen, vooral dewijl de gemoederen der landzaten in zulk eene gisting
waren. De Landvoogdes had het Verzoekschrift goedgunstig aangenomen en schoono
beloften gedaan, maar deze niet naar behooren vervuld, zelfs niet door het ontwerp
van de matiging der bloedbevelen , waarover eenige welgegronde aanmerkingen gemaakt
worden. Had men hel verzoek der Edelen meer in achtgenomen en hunnen wijzen raad
gevolgd, de rust in Nederland ware hersteld geweest, en grooter onheil voorgeko-
men. — Tot het vergaderen en openbaar preken der Onroomschen, waartoe op som-
mige plaatsen door de Stadhouders en Overheden vrijheid vergund was, hadden da
onkunde, schraapzucht en gewetensdwang der Geestelijken aanleiding gegeven, het-
geen in het breede betoogd wordt. Do openbare vergaderingen streden niet meer
tegen 'sKonings bevelen dan de geheime, die zelfs gevaarlijker konden schijnen. Nu
DES VADERLANDS. 391 -
immers kon blijken, dat de Onroomsclien niels leerden in strijd met 'sKoniogs opper- 1555—
magl of 's Lands welvaart. Van wapenen hadden de Onroomsclien, als zij ter preke gin- ^^^^
gen, zich niet bediend, dan lot eeno geoorloofde zelfverdediging tegen moedwilligen
aanval. De schuld der beeldstorming was hun aangelijgd, doch nooit bewezen. Wie er
de eerste hand in gehad had bleef nog een geheim. Naar hun gevoelen, had het omwer-
pen der beelden van geene bijzondere personen afgehangen. En kan men wel met
reden vermoeden, dat zijde aanstokers en uilvoerders van den beeldstorm geweest zijn,
daar zij om dien lijd een besluit namen, hunne gemagligden naar JBrussel te zenden
met verzoek aan de Landvoogdes, dat hun eenigo kerken of andere plaatsen, in welke
zij hunne godsdienst ongestoord konden uitoefenen, mogten toegestaan worden? On-
der do beeldenbrekers waren wel eenigen, die zich Hervormden noemden, doch de
meesten behoorden lot de Roomschgezinden. In sommige sleden had de Overheid zelve
bevel gegeven tot het wegnemen der beelden. Elders was dit >verk , naar alle ver-
moeden , door de Roomsche Geeslelijkheid zelve aan den gang geholpen, om de
Onroomschen in den haat te brengen. Zeker althans is het, dat onder do zes personen
te Antwerpen , wegens kerkschennis gehangen, vier Roomschgezinden waren en een
van hen een welbekend Edelman. Wat hiervan zij, men oordeelde in dit bedrijf de
Goddelijke Voorzienigheid Ie mogen opmerken, welke dus haar ongenoegen over de
afgodische beeldendienst betoonde. De korte tijd van vier of vijf dagen , in welken zoo
vele beelden en allaren door het geheele Land verbrijzeld Avaren, wekte elks verwon-
dering. Hoe kwam 't, dat do handen der Overheden op dat pas als gcl)onden waren ?
Hierin ontdekte zich Gods vinger en magt." Voorts wordt in dit verdedigingschrift do
blaam van ongehoorzaamheid en opstand tegen den Koning, met groolen nadruk afge-
keerd. »Verkleefdheid aan de gezuiverde godsdienst, was geen bewijs van oproerig-
heid. Door list of geweld zou men hier , zoo min als elders, dien ijver kunnen verdooven,
maar dezen veeleer aanvuren. Indien de Koning met magt van wapenen herwaarts
kwam, zou hy sterken tegenstand ontmoeten zoo wel van do zijde der Roomschen, als
van den kant der Hervormden. Do kans des oorlogs is onzeker. Moest de Koning
wijken voor de magt zijner tegenslanders, dan zou hij niels winnen; behield hy do
overhand, dan zou men builenlandsche hulp zoeken, maar Nederland middelerwyl
verloren gaan. Zij verklaarden voor God en menschen, nooit in den zin gehad te
hebben, legen den Koning op te staan, wien zij ook nu alle gehoorzaamheid bewyz«n
wilden. Zij baden alle Koningen, Vorsten en volken, voor hen bij filips te sproken,
ter verkrijging van vrije godsdienstoefening, zonder welke zij dachten niet behouden te
kunnen worden, of voor de Hemelsche Vierschaar te verschijnen. Onttrok zich iemand
der Hervormden aan 'sKonings gehoorzaamheid, of sloorde hij de gemeene rust, dan
konde zulk een, ten afschrik van anderen, gestraft worden, waartoe zg zelvo, zoo
Teel mogelijk, de hand leenen wilden." Ten slotte beklagen zij zich over hunne laster-
310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
3555— aars en wensclien, dat de regtvaardigheid hunner zaak openbaar mogl worden, Ier be-
1 ä^Ä
schaming van zulke kwaadsprekers en rustverstoorders, ter ontdekking van de waar-
heid , en ter verbreiding van Gods eer (1)"
Ondanks al de betuigingen en verzekeringen van trouw, onderdanigheid, en zucht
naar vrede en rust, duurden de bewegingen niet alleen voort, maar kregen zelfs met
eiken dag een ernstiger aanzien. Holland^ waar zich eene overgroole menigte Doops-
gezinden en Calvinisten bevond , en dagelyks meer dan vijftigduizend menschen ter preko
gingen (2), was vol onrust en gisting. Zekere hopman mennisk trok aldaar van stad
lol stad, doch hield zich het meest te Delft op, om het volk tot oproer te bewer-
ken (3). Ofschoon in Gelderland, over het geheel, door den Graaf van Megen wet
en tucht gehandhaafd werden, en do Overheden in de meeste sleden en ten plat-
ten lande, vrede en eendragt poogden te bewaren, werd er echter ginds en el-
ders, in weerwil van 'sGraven ijver, openlijk door de Hervormden gepreekt, en Nij-
megen weigerde zijne krijgsbende in te nemen. Op de F'eluwe en in Harderwijk
hield men zelfs verstandhouding met den Graaf i)an den Bergh (4). Om het gezag
des Konings in hunne gewesten te onderschragen, stelden megekt en Aremberg, die
op hel Zoo bijeengekomen waren, der Landvoogdes voor, elk van hen te magtigen, bij
de reeds verzochte vijftien vaandels voetvolken duizend ruiters, nog vijfhonderd ruiters
te ligten; of wel de twaalf honderd ruiters van Hertog erik, en hunne twee benden
van Ordonnantie te hunner beschikking te stellen. Zoo de Hertogin hierin toestemde,
moest zij den Raad van State geheel het tegenovergestelde te kennen geven, »want,"
voegden zij er bij , » daar worden weinig zaken geheim gehouden. Tevens vermaanden zij
haar, zich naar de eene of andere plaats terug te trekken, waar zij vryelijk en onbe-
wimpeld kon spreken, en pogingen in heiwerk te stellen, om george van holl voor
de dienst des Konings Ie winnen. Het was echter Margaretha uit geldgebrek onmo-
gelijk, deze voorslagen in werking te brengen; ook hield zij zich overtuigd, dat de
uitvoering van dit plan m Gelderland en Friesland^ dadelgk geheel Vlaanderen en
(1) Dit lezenswaardig verdedigingscliriit wordt in zijn geheel gevonden bij le petit, Chron, de
Holl. Τ. II. ρ. 140—161. Uittreksels daarvan leveren bor , Eist. d. Nedcrl. Oorl. D. I. B. III.
bl. 174, 175. brandt, Eist, der Ref. D. I. bl. 402, 463. te water, Ferb. d. Edelen, D. II.
bl, 58—64. Faderi Eist verk. D. III. bl. 240—243.
(2) Correspondance de gcillaume le Taciturne, T. II. p. 402. Archives de la Maison
d'Orange, T. II. p. 235.
(3) Correspondance de guillaüme le Taciturne, T, II. p. 206, 349.
(4) V. HASSELT, StuU. d. Faderl. Eist. ü. I. bl. 79, 89, 94, 95, 103, 108—112. Cor^
respo7idance de gdilladme le Taciturne, T. II. p. 460, 471.
DES VADERLANDS. 401
Gveral, waar beroering heerschle, in vollen opstand zou brengen. Zy zag er weinig ^^gg^
voordeel in, om tot behoud van een kïein gedeelte, het geheel in de waagschaal te
stellen, en vermaande beide Stadhouders te trachten door vertoogen, vermaningen en
verzoeken de gemeente in rust te houden , en zich daartoe van de hulp der Λvelgezin-
den onder Adel en burgerij te bedienen (1).
Maar de gemoederen van Edelen en burgers waren te opgewonden, dan dat men
hopen konde zonder doortastende maatregelen, of toe te geven aan den wenscli der
bewegingspartij, den staat van zaken te zullen herstellen. Moglen eenige der verbon-
dene Edelen , hetzij uit vrees, hetzij uit misnoegen over den beeldstorm, of wel om
de gunst des Konings en der Landvoogdes te verwerven, in ijver verilaauwen en zelfs
het bondgenootschap verlaten; waren de pogingen der Hertogin, om verdeeldheid
onder hen te zaaijen niet geheel vruchteloos, de meesten echter, en inzonderheid de
Hervormingsgezinde burgers , bleven der zaak, welke zij als de ware beschouwden,
onverwrikt toegedaan. In Friesland zelfs, waar akemberg niets verzuimde, om het
gezag des Konings te steunen, ontstonden hevige bewegingen. In het begin van Wijn-
maand verbood , op zijn bevel aan de Friesche sleden, do regering van Leeuwarden
ten strengste, eenige nieuwigheden in de godsdienst aan te vangen en van de oude
kerkgebruiken af te wijken. Doch de yver van sommige Leeraars en do welspre-
kende redevoering van sixtus abbaeus bewerkten , dat niet alleen de meeste burgers
zich openlijk bij de Hervormden voegden, maar zelfs de Overheid de uitoefening der ^r^ ^
Roomsche godsdienst schorste, en den Hervormden de kerken toewees. In eene
1 oot)
vergadering der Staten van bet gewest, werd over deze gewigtigo zaak, en niet
zonder groote gemoedsbewegingen, geraadpleegd toen men vernam, dat 's Konings
Raad in Friesland door Aremberg een brief van de Landvoogdes had ontvangen,
iu welken zij te kennen gaf, »dat do Koning niet de minste verandering in de
godsdienst of in de uiloefening daarvan wilde gedoogen; dat de strafbevelen afgekon-
digd , en de verzoeken der verbondene Edelen niet moesten bewilligd worden; de
Raad behoorde vooral zorg te dragen, dat het Verbond, alle verbindtenissen en bij-
eenkomsten geheel ophielden." De Stalen zonden nu drie hunner leden, martena ,
iDZARDA en notïinga naar de Landvoogdes en Aremberg , met eenen aanbevelings-
brief aan viglius , » als ingeboren eigenerfde, en zonderlingen Liefhebber van Fries-
»land om uitstel van do afkondiging der bloedbevelèn te verzoeken, tot dat daarin
nader bij 's Konings komst, met voorkennis der Algemeene Staten, zou voorzien zijn.
Dit liep vruchteloos af. Ondanks het misnoegen van Aremberg over het gebeurde
te Leeuwarden^ en zijne bedreigingen , besloot men aldaar 's Konings bevelschrift niet
(1) Correspondance de gcillaüme Ie Taciturne, T. IL ρ. 468—-470.
IL Deel. 4 Stuk.
51
-ocr page 402-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— af té kondigen, waartoe de indrukwekkende rede van den stadsschryver diomsiüs wingia
niet weinig bijbragt. Hij schetste zijnen medeburgers, hoe hunne gelukkige voorvade-
ren, na zich aan de slavernij onttrokken te hebben, alle rust genoten hadden, zelfs
onder Keizer earel V; hoe hunne afstammelingen nu gekweld werden door Koning filips ,
die om eene onbepaalde heerschappij te voeren en hen van alle vrijheid te berooven,
getracht had, hun geweten aan eenen vreemden en wreeden Kettermeester te onder-
werpen. )) Onze naburen en bondgenootenzeide hij , » ongezind, zoo schandelyk en
vreesselijk behandeld te worden, hebben een Verbond aangegaan, wel beseiTende , dat
eèndragt magt maakt en tweedragt alles vernietigt. Zij, met onze ellende bewogen,
vergunden ons een afschrift van dat Verbond , opdat de dapperheid , die als begraven
lag, bij ons herleven zoude, en wg , op do beschouwing van het wankelende Vader-
land, alle vadzige vreeze uit onze harten zouden bannen. Wij hebben, zooveel in ons
vermogen was, dat Verbond goedgekeurd en het Smeekschrift door HE^DRIK van Bre-
derode aan de Landvoogdes overgeleverd, zeer billijk geacht. Op dien grond heb-
ben wij het volk wettig vergaderd, de kerken gezuiverd , en eene betamelijke gods-
dienstoefening ingevoerd, om niét langer slaven van bijgeloovigheden te blijven.
Kortom, wij hebben de vrijheid, tenminste een schaduwbeeld daarvan, voor ons
verworven, in weerwil van al de woelingen dergenen, die ons in do akeligste sla-
vernij wilden storten. Hiertoe strekten Arembergs brief, met bedreigingen opgevuld ,
en het bevelschrift van filips , gisteren bij ons ontvangen. Ons wordt daarin bevolen
te laten varen, wat met groote moeite verkregen is; aan onze vijanden, kerken,
raadkamers, regering , ambten , rijkdommen , met één woord , alles weder af te staan ,
wat wij met goed regt bezitten; voor ons moet niets overblijven dan smaad, schande,
armoede, ballingschap, de dood, en wat nog erger is, eeuwige slavernij. Noodzake-
lijk moét het zoover komen, als wij dit bevelschrift afkondigen, hetwelk mij , behoudens
beter oordeel, voorkomt verduisterd te moeten worden. Ik raad liever, medeburgers,
dat wij , gedachtig aan het Verbond en onze onderlinge verbindtenis, onbeweeglijk pal
blijven staan en ons bereidvaardiger toonen, goed en bloed voor de vrijheid op te of-
feren , dan weder te keeren tot een lot, dat voor mannen van moed en eer niet te
dulden is." Zulk eene taal, in zulk eenen tijd en tot zulke toehoorders, door een man
van aanzien gerigt, moest natuurlijk toegejuicht worden, en alle gaven door het op-
steken van de regterhand hunne goedkeuring te kennen, 's Konings bevelschrift werd
niet afgekondigd , ondanks de pogingen van eenigen, om dit door te drijven (1).
In geen der Nederlandsche gewesten waren de ongeregeldheden tot zulk eene hoogte
(1) winsemiüs, Historiarum Lib. I. p.66—75, bij te water, Verb. d. Edelen, D, li. bl.
51_57, sciioTAHDs, Fr. Hist, B. XXI. bl. 737. vak wijn op wagenaar , St. YI. bl. 63—06.
DES VADERLANDS. 391 -
gestegen als in Vlaanderen, De Landvoogdes gelastte derhalve den Graaf Tan Eg-1555—
mond y om in zyn gebied de bewegingen der lïervormden met kracht en geweld Ie .be- ^^^
teugelen, en de Overheden te ondersteunen , aan welke zy hare meening over het Winier
openbaar preken medegedeeld en daarbij verklaard had, dat bet nimmer haar voorne- 1560
men geweest was, eenige uitoefening van de nieuwe godsdienst te dulden. Niet al-
leen in het godsdienstige , maar ook in het burgerlyk bestuur heerschte in Vlaan-
deren de grootste verwarring. »Zekere liedenschrgft Margaretha aan egmokd,
» hebben buiten voorkennis of toeslemming des Konings, zoo veel gezag en aanzien,
dat de bevelen door Zijne Majesteit en mij tot welzyn des volks uitgevaardigd, niet
verder opgevolgd worden dan hun goeddunkt. Zelfs verstouten zij,zich regtsdwang over het
volk, en dengenen, die hen niet gehoorzamen, straffen en geldboeten op te leggen,
waardoor zg inbreuk maken op het gezag, welk naar goddelyke en menschelyke wet-
ten , den Koning en de Overheden, door hem tot dat einde aangesteld, toebehoort,
hetgeen als hoogverraad kan beschouwd worden. 'Voeg hierbij, dat zulks levens in
strijd is met de voorregten der steden, welker gewone Overheden door den Koning
zijn ingesteld en aan welke het volk alle gehoorzaamheid zweert, maar hetgeen door
do kerkeraden verhinderd wordt. Zy heffen daarenboven gelden en leggen zware
belastingen op, tot onderhoud, zoo het heet, van hunne Leeraars, en zamelen aalmoe-
zen in, om hunne aanhangen en godsdienst in stand te houden, waardoor een gedeelte
van het volk lot groote armoede en behoeftigheid vervalt, terwijl neringen en hante-
ringen , handel en fabrijken stilstaan. Nog meer, zij beschikken over do openbare
aalmoezen, wijken geheel af van de bepalingen daarop door den Koning of de Over-
heid gemaakt, en deelen die naar goedvinden uit, zonder er den Koning of zynen
ambtenaar rekenschap van te igeven, hetgeen echter behoorde, wanneer anders zulke
inzamelingen veroorloofd zijn; van deze almoezen sluiten zij de behoeftige Kalhohjken
uit, en verlokken hierdoor het eenvoudige volk lot het omhelzen hunner dwalingen.
Daarenboven hebben deze Leeraaars zich dezer dagen verstout, in eenige steden by-
een te komen, en er verscheidene gevaarlijke en oproerige stellingen te behandelen ,
waarvan zich spoedig de uitwerkselen geopenbaard hebben. Onder anderen werd door
hen besloten, het avondmaal op de Calvinislische wijze te Tieren, waartoe zij andere
scheurmakers uit verschillende oorden bijeenriepen , die in grooten getale verschenen,
en waarbij zich eenigen met verbodene wapenen bevonden. Z-ulk eene openlyke avond-
maalsviering was in deze Landen , waar men de Roomsche Kerk verlaten en de leer
van CALviJN aangenomen heeft, nog niet gezien. Deze bijeenkomsten zgn eene soort
van zamenzweringen en te meer verdacht, daar de Leeraars grootendeels uit handen
van het geregt ontsnapte vreemdelingen , ballingen of afvalligen zijn, en gewoonlyk
oproerzuchtig. Eenige misdadige geesten hebben insgelijks scholen opgerigt, om jonge
kinderen te bederyen en Ie besmetten; ook worden er onbeschroomd en ongestoord
51 *
-ocr page 404-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
ί 555—openlijk kellersche , schandelijke, beleedigende, godslasterlijke, schadelijke en oproe-
rige boeken, geschriften, prenten en bladen verkocht; hetgeen don ambtenaren en
Overheden, welke toelaten, dat zij op de straten uitgevent worden, tol schande en
oneer sterkt. Eindelijk hebben er nog verscheidene andere misbruiken, ongeregeld-
heden , verwarringen en onbeschoftheden plaats, die op geene wijze ook te dulden
zijn (])."
Middelerwijl wendden lodewijic van ISassau en andoren, beducht voor 'sKonings
plannen en krygstoerustingen, zich met hel volgende verzoekschrift lot Keizer maxi-
miliaan II,
» Sire ί Wij twijfelen niet, of uwe Majesteit is ten volle onderrigt van hetgeen sinds
eenige maanden in de TSederlanden is voorgevallen, en zullen derhalve Uwe Majesteit met
eene herhaling daarvan niet lastig vallen. Een tydlang, Sire! waren wij in groote onrust,
niet wetende waarheen de plotselinge ommezwaai van zaken strekte , toen de meesten van
ons door do Landvoogdes van velerlei ongeregeldheden, beroeringen en opstanden ver-
wittigd werden, door eenige onruststokers en gemeen volk gepleegd en verwekt, alles
onder voorwendsel van godsdienst, zoo als zij dit heeten , waarover wij zeer ontstel-
den , te meer daar wij door den algemeenen vijand der Christenheid zoo bedroefd wor-
den, en het tot een kwaad voorbeeld strekt voor andere onderdanen, dewijl wij nabu-
ren en leden zyn van het Heihge Roomsche Rijk, Daarom hebben wij niet alleen
de ligtingen en toebereidselen des Konings van Spanje stilzwijgend laten doorgaan,
maar ook als regt en billijk beschouwd, dat de Vorsten, welke rust, vrede en
al wat goed is beminnen , met alle krachl de een den ander ondersteunen , om de
muiterij en ongehoorzaamheid der onderdanen te verhinderen; zooveel te meer
nog den Koning van Spanje, den zoon van een onzer Keizers en zoo na ver-
want aan Uwe Majesteit , en wiens Ν ederlanden leden zijn van het Duitsche Rijk.
Daar wij nu, Sire! zoo gaarne de dienst en het welzijn van ons Vaderland be-
vorderen , en bepaaldelijk die van Uwe Majesteit, hebben wij , Avegens de nabijheid
der Nederlanden, wel in het bijzonder willen vernemen, hoe de zaken aldaar zgn
gebeurd, en tot welk doel zij strekten , om er Uwe Majesteit van te verwittigen, opdat
Gij door de wapenen, of op eene andere wgze , tijdig Mijnheer Uwen broeder kon-
det ondersteunen, om kwade gevolgen te voorkomen. Hierin heeft Uwe Majesteit on-
dervonden , en zal altijd ondervinden, hoezeer wij bereid zijn, Uwe bevelen te gehoor-
zamen. Alzoo, Sirel hebben wij" inderdaad bevonden, dat er eenige onregeldheden
hebben plaats gehad door het omverwerpen der beelden, het vernielen der altaren en
hel in bezit nemen der kerken , hetgeen wij geenszins goedkeuren ; terwijl wij den Ko-
(1) Correspondance de philippe II, T. II. p. ΟΟβ*—610.
-ocr page 405-DES VADERLANDS. 391 -
ning Tan Spanje niet euvel duiden, als hij zulks ten hoogste opnoemt, gelyk wij ver- 1555—
nemen, dat inderdaad het geval is. Van den anderen kant echter, Sirel de afgrijsse-
lijke teregtstellingen en vervolgingen van zoo \ele duizenden en duizenden, die ter
dood gebragt zijn sinds God, door Zijne genade , de zuivere leer in het Keizerryk
heeft in het licht gesteld , en de bloedbevelen en verbodswetten, die legen de belijders
van onze godsdienst, niettegenstaande deze is toegestaan en veroorloofd, zijn uitge-
vaardigd , geven ons reden, hen eenigzins te verontschuldigen en medelyden met hen
te hebben. Daarenboven is dit alles gebeurd vóór men hun eenige preek of uitoefe-
ning van godsdienst had toegestaan; en men ziet altyd , dat eene zaak , met geweld
en gestrengheid gehandhaafd , niet dan met eenig groot gevaar en wanorde verbroken
wordt, voornamelijk wanneer het eene zaak van het geweten betreft, welk door geene
menschelijke kracht kan bedwongen worden. Bovendien, dit is zonder een bepaald
plan begonnen en zonder eenigen aanvoerder, die zich in den aanvang voor hen ver-
klaren wilde , uit vreeze van in ongenade by den Koning te geraken, hetgeen de
oorzaak geweest is van nog veel'grootere ongeregeldheid. Zoodra echter do Land-
voogdes eenige vergunning gaf van te mogen preken, zyn al deze bewegingen terstond
opgehouden; waaruit men gemakkelyk kan ontwaren, dat zy geenszins muiterij
of ongehoorzaamheid bedoelden , maar alleen ora hunne godsdienst te mogen uitoefenen
en hun geweien te bevredigen. Het is tevens waar, dat wij van goederhand onder-
rigt zijn, hoe er zich, onder voorwendsel van dit verlof, eenige kwade secten en pre-
dikatiën lusschen mengen, hetgeen ons ten uiterste mishaagt, en het zal noodig en
zeer goed zijn, daartegen tijdig te voorzien. Thans bemerkende, Sire! en zoo
als men ons stellig verzekerd heeft, dat de Koning van Spanje, op aansporing van den
Paus en anderen, besloten heeft, geenszins eenige andere godsdienst te dulden dan
de Roomsche, en dat, onder voorwendsel van de ongehoorzaamheid te tuchtigen en
de kwade seclen te verjagen, die in het Keizerrijk niet gedoogd worden, hy zich
niet alleen in Spanje en in Italië, maar ook in Duitschland gereed maakt, zooals
elkeen bekend is, mag men vreezen, dat behalve zoo vele zwarigheden, die daaruit
onvermijdelijk voor de geheele Christenheid zullen voortvloeijen, nu de Turk zoo
vele voordeden op ons behaald heeft, hij ook onze godsdienst wil uitroeyen, aan
Avelke, wij zijn er van verzekerd, een groot gedeelte on de voornaamslen (van ons) ge-
hecht zijn. Ea dewijl, naar het schijnt, de taak Uwer Majesteit is, alle gevaren te
Toorkomen, bijzonder voor de landschappen, welke van het Ryk afhangen, en geen
gewest, in hetwelk Uwe Majesteit kan opvolgen, door burgeroorlogen te laten verloren
gaan of verderven, hebben wij niet kunnen nalaten, U zeer eerbiediglijk te verzoeken,
deze zaken ter harte te nemen, en een gezantschap naar den Koning van Spanje Ie
zenden, om hem van zijne plannen af te brengen, en op dien weg te voeren, welken
■men in dergelijke zaken van godsdienst gewoon is te bewandelen, W^ij zijn voornemens
'406 ÄLGEMEENE GESCHIEDENIS
ook een gezanlischap to zenden, om hem van onzen kant te Terzoeken, geoorloofde
en biliyke middelen ie bezigen , met de bede, van welke een afschrift hier is bijge-
voegd ; terwijl wij Uwe Majesteit zeer nederig smeeken, zich daarnaar en zoo spoedig
mogelgk te regelen , in de hoop, dat de Koning zich zal laten overtuigen en niet de
oorzaak worde van zoo vele rampen, zoowel voor het Keizerrgk als voor zyne eigene
staten. Uwe Majesteit zal daardoor een onslerfelijken roem verwerven, en eene groole
dienst aan God entde geheele Christenheid bewyzen (1)."
Reeds vóór het indienen van dit verzoekschrift had de Keizer aan de Landvoogdes,
aan eenige Heeren en aan de Bondgenooten middelen voorgedragen, om de rust in
de Nederlanden te herstellen. Margaretha had zijn brief, voor de Bondgenooten
bestemd, achtergehouden tot zij 's Konings gevoelen over de voorslagen des Keizers
zou vernomen hebben, welke , naar haar inzien , de Koninklyke waardigheid te na
kwamen (2). Het afvvyzen van 's Keizers bemiddeling toonde, dat filips dit
even zoo begreep (3). Maximiliaan konde ongelukkig alleen als middelaar op-
treden , lAvant hot verdrag van Augshurg in vyftienhonderd acht en veertig had
de Νederlanden, »voor een gering aandeel in de jaarlijksche Rijkslasten ge-
heel aan de magt, het gezag en de regtspleging des Duitschen Ryks ont-
trokken, en van het Rijk vrijgemaakt, dat is, aan hunnen Erfvorst alleen on-
derworpen (4)." De Keizer vermögt derhalve slechts filips minzaam aan te manen,
zich .zonder leger naar de Ή ederlanden te begeven, en deze gewesten door zacht-
moedigheid , niet door geweld, tot rust te brengen (5). De Prins van Oranje had
do voorspraak des Landgraafs van Hessen en van andere Duitsche Rijksvorsten by den
Keizer ten gunste i^Qt Nederlanden ingeroepen. » Gy zult daardoor," zegt hij , » deze
gewesten derwijze aan U verbinden, dat zy het als eenen duren pligt zullen be-
schouwen , zich steeds zulk eene gunst waardig te betoonen; want ofschoon eenige on-
derdanen dezer Landen zich aan kerken en kloosters vergrepen en hierin alle perken
overschreden hebben , zyn dit slechts geringe en gemeene lieden geweest, welke dit
(1) ^rchives de la Maison d'Orangc, T. Π. p. 501—504.
(2) Correspondance de piiilippe II, T. I p. 480. Proces des Comtes ti'ecmokt et de nor.se ,
T. II. p. 517..
(3) Zie hiervoor, bl. 356. v. meteren, Eist. d. Nederl. Oorl., L. II. bi. 47. dooft, NederL
Hist., B. III. bl. 122, 123.
(4) gkoen v. prinstereu in dc Archiijcs de la Maison d'Oravge, T. II. p. 501. Vgl. gacuard.
Rapport in de Correspondance de pmurpE II, T. I. ,p. CLKXXVIII. Zie hiei voor bl. 16.
(5) v. ,ηαϋμεβ, Hist, Br. Th. I. S. 173, aangehaald door groen v. prissterer in de Archi%es
de la Maison d' Orange, Τ. II. ρ. 505.
1555-
1568
DES VADERLANDS. 391 -
hoofdzakelijk gedaan hebben, dewijl zij meenden, dat zij, nu het geloofsonderzoek >vas 1555—
1568
afgeschaft, voortaan van de oude en gestrenge vervolging bevrijd zouden zyn. De
voornaamste goede lieden dezer Landen hebben dan ook dit Averk met leede oogen
aanschouwd en zich daarover ten hoogste bekommerd; want voor zoo verre wg
kunnen nagaan , zijn deze Landen genegen hunnen natuurlijken Heer, den Koning
van Spanje, alle verschuldigde en mogelijke dienst te bewijzen , wanneer hun slechts
vrijheid van godsdienst vergund Avordt. Daarom verzoeken wij U vriendelijk , ons in
dezen te gelooven , geene daarmede strijdige berigten als waarheid aan te nemen, en
deze Landen, om het bedrgf van geringe en gemeene lieden, niet te verlaten, maar
hen in dezen hoogen nood in gunstig aandenken te houden (1)." De Lulherschgezinde
Duitsche Vorsten toonden zich niet ongenegen, om de zaak der Nederlanders bij het
Opperhoofd des Rijks te behartigen, ongetwijfeld dewijl de Prins in hen de hoop had
opgewekt, dat hij zich openlijk voor de leer der Augsburgsche geloofsbelijdenis zou
verklaren , en waarover hem de Keurvorst van Saksen zijne tevredenheid betuigde (2).
Het Hoogbewind en de bewegingspartij namen zoo langer zoo meer tegenover el-
kander eene vijandelijke houding aan. Op het gerucht, dal de verbondene Edelen te
Eeusden zouden bijeenkomen, verzocht de Hertogin den Prins, dit hier, noch op
eenige andere plaats in zijn gebied te gedoogen, daar dergelijke vergaderingen alleen
de onlusten vermeerderden en den Koning ten hoogste onaangenaam waren. Okanje
betuigde, dat verscheidene Bondgenooten hem verzekerd hadden, »dat er geen sprake
was van zulk eene vereeniging." Niettemin werd eene vergadering te Heusden ge-
houden , iu weerwil van het bevel aan den Slotvoogd, daar tegen met kracht te wa-
ken (3). De Landvoogdes zond de quaderebbe, haren stalmeester, en jakob de la torre,
geheimschrijver van den Geheimen Raad, derwaarts om de zamengekomen te gelasten
uiteen te gaan, of anders als muiters gestraft te worden. De Prins had middelerwijl
niet verzuimd, der Hertogin te kennen te geven, dat de maatregelen tegen Falen-
ciennes en Harderwijk genomen, zoowel als het ligten van krygsvolk op last des Ko-
nings, een algemeen misnoegen in Holland verwekten. Zij had namenlijk alle ge-
meenschap met Falenciennes, het dragen van wapenen en het houden van vergade-
ringen verboden; terwijl de overtreders als vijanden van Koning en Vaderland beschouwd
en als zoodanig gestraft zouden worden. Den Graaf van Megen was gelast, Har-
derwijk to onderwerpen, waar men vrijheid van godsdienst lot beginsel had aangeno-
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. II. p. 488.
(2) Archiies de la Maison d'Orange, T. II. p. 509, 512.
(3) Zie den brief der Landvoogdes aan den Slotvoogd van den 22·'^" v. Winlerinaand 15Ö6,
bij te water, Verb, der Edel D. IV. bi. 135.
310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555~ men, tot daarop anders door den Koning en de Algemeene Staten zou bepaald worden»
Megew had door den Landdrost van de Feliiwe οττ van den zandt bij verrassing,
in den nacht van den zeventienden op den achttienden van Wintermaand, tachtig of
honderd busschieters in de stad geworpen, welke den volgenden dag met nog twee-
honderd knechten zouden versterkt worden, maar de inwoners joegen hen ter poorte
uil en namen den Drost met zijn zoon gevangen, die er gewis het leven by inge-
schoten zouden hebben, indien de Burgemeesters hen niet ontzet hadden. »Of-
schoon deze maatregelen ongetwijfeld," zegt de Prins, »met een goed doel, na rijp
beraad en met het gewone beleid genomen zijn, weet ik toch niet, wanneer men
het Land geschokt en verloren heeft, welke dienst men daardoor aan den Koning zal
bewezen hebben," De Hertogin kon zich niet genoeg verwonderen, dat men eene
soort van misnoegen toonde op zulke »nietige gronden." Zij regtvaardigde haar be-
sluit met betrekking tot de beide genoemde steden, en wat het byeenbrengen van
krijgsvolk betrof, zeide zij: » het is eene zaak van groot belang als het volk opstaat,
de wapenen aangrypt, kerken en kloosters plundert en vernielt, de goeden en Katho-
liken vervolgt, geen acht geeft op de bevelen des Konings en van mij, van de
Stadhouders, of van het geregt; en Zijne Majesteit zou zich niet mogen wapenen en
versterken, om hen te beteugelen en te bedwingen (1)!"
De Landvoogdes beklaagde zich bij den Prins over het drukken van veelsoor-
tige Kettersche boeken in bet Fransch, Latijn en Nederduitsch te lianen·, het
houden eener vergadering van Bondgenooten en Hervormden uit verschillende sleden
te Amsterdam, terwijl hij zich te Enkhuizen bevond; de ondersleuning, welke zij
van lodewijk. van Nassau, hun voornaamsten Beschermheer, ontvingen, en over
's Prinsen geschenk van zes stukken geschut aan brbderode , lor versterking van ^ta-
nen. Willem verklaarde niet te Aveten , dat er Kettersche boeken Ie Fianen gedrukt
werden , en had bevolen, dat het verkoopen daarvan gestaakt Avierde. Hij betuigde,
dat er geene vergadering van Bondgenooten en Hervormden te Amsterdam plaats
gehad, noch hij die stad verlaten had. Op zyn verzoek had brederode, vergezeld
door den Heer y^nToulouze en drie of vier Edellieden van zijn huis, hem aldaar be-
zocht. Ook waren dagelijks uit de omliggende steden, afgevaardigden, zoo van de
oude als nieuwe godsdienst, bij hem gekomen, om over het bewaren der rust te raad-
plegen. » Indien men dit voor eene vergadering van Bondgenooten of Hervormden wil
verklaren," zegt hij, »dan moet men hen verbieden, zich tot mij, hunnen Stadhou-
(1) Correspondance de guulaume Ie Taciturne, Τ. II. ρ. 297, 298, 304, 305, 312, 313,
471, 472. Archives de la Maison d'Orange, Τ. Π. ρ. 495, 496. ν. hasseit, Stukk. ν. d,
Vaderl. Hist,, D. I. hl. 120.
DES VADERLANDS. 409
der, te wenden." Het was waarschijnlijk aan deze afgevaardigden der Hervormde 1555—
gemeenten , dat lodewuk van Nassau drie punten voorstelde : 1®. gehoorzaamheid
aan den Koning; 2®. bijdragen tot de som van drie millioen guldens; 3°. aanneming
der Augsburgsche geloofsbelijdenis. Deze punten werden insgelyks de gemeenten te
Antwerpen, Doornik en Falenciennes aangeboden; doch op het derde werd ontwa-
kend en uitstellend geantwoord (1). Voorts ontkende o!&anje niet, dat zijn broeder
eene andere leer beleed dan de Katholgke , maar ten tijde van wglen den Keizer en
van den Koning zelf, had hij altijd Duitsche Edellieden van dezelfde leer bg en om
zich gehad, zonder dat men daarop aanmerking had gemaakt. Hij erkende, dat hij
BREDERODE drie, niet zes stukken geschut gegeven had; »want, Gode zy dank
zeide hij , » wg hebben in dit Land altijd de vrijheid gehad, aan dezen of genen onzer
bloedverwanten of vrienden te geven, wal ons goed dacht, zonder dat dit euvel go-
nomen werd; en het moet met de zaken wel ver gekomen zyn, dat men op zulke
kleinigheden acht slaat (2),*'
Inderdaad was het met de zaken zeer ver gekomen. Meer dan ooit waren do
gemoederen in gisting, beroering en spanning. Alom heerschten verdeeldheid, verbit-
tering , verwarring en wantrouwen. Tot overmaat van ellende, teisterde een hongers-
nood het ongelukkige Land (3). De Hervormden werden hevig vervolgd, en wreek-
ten zich op de Roomschen door grove en buitensporige beleedigingen. Eenigen van
hen trokken uit Mechelen door een dorp, terwijl er in de kerk de mis gevierd Averd,
ïoen de Priester het Hoogwaardige ophief, schreeuwden zij hem toe, zorg te dragen,
dat zijn God niet uit zijne handen viel en hem eenig kwaad toebragt, By het breken
van de hostie , vroegen zij hem op denzelfden toon, waarom hij zyn God aan stukjes
brak ? en als hij het aan zijn mond bragt, riepen zij : De Koning drinkt I De
Koning drinkt I Een dezer gasten, welke eene bende beeldstormers had aangevoerd
cn steeds oproer predikte, werd gevat en den volgenden dag opgehangen (4), De
Hertog van Aarschot en degenen, welke hem in het dragen van den Lieve Vrouwe^
penniog volgden (δ), stonden derwijze ten doel aan de bespotting der Onroomschen,
(1) bor, Jlist. d. Nederl. Oorl. D.I. Β. ΙΠ. bl. 124. Vgl. groen v. prikstereu in de Archives
de la Maison d'Orange, T. II. p. 515.
(2) Correspondance de gtjilliume Ie Tacitiirne, T. II. p. 337—349. Verantw. v. wiuem, bij
BOR, Bist. d. Nederl. Oorl. D. 1. Authent. St. bl. 11, 12.
(3) Vrocbs des Comics d'mmm et de horhe, T. II. p. 503.
(4) Correspondance de puilippe II, T. I. p. 481.
(5) Zie hiervoor bl. 247, 248. straoa, de JBetlo Belg. Lib. V. p. 227. Archives de] la
Maison d'Orange, ï. II, p. 423.
II Deel. 4 Stuk, 52
-ocr page 410-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— die hen verweten, dat zij jezus ghristus om de Heilige Moedermaagd vergaten, dat
zij dit oüderscheidingsteeken aflegden. Armekteros had uit dien hoofde zilveren ver-
gulde penningen laten vervaardigen, op welke jezus en maria beiden waren afge-
beeld. Namaaksels er van in metaal werden door de stralen rondgevent. Een groot
aantal geloovigen, en onder hen Heeren van den hoogsten rang, zoo als aarsghot en
de beide mansfelds , droeg dözen penning aan de muls of om den hals. Armenteros
bood er eenen den Graaf van Egmond aan, » welke dien aannamzegt hij, » als de
vrouw, aan welke de duivel een paar muilen gaf (1)." Men leert uit dergelyke bijzon-
derheden den wederzgdschen haat kennen, die elk denkbeeld van verzoening, hoe lan-
ger zoo meer moest verwijderen. De Hervormingsgezinden zelve waren onderling verdeeld,
en de een was den ander vijandig. Niet alleen slonden Lutheranen en Calvinisten scherp
tegenover elkander, maar op Walcheren werden ook hevige en openbare geschillen
gevoerd tusschen deze laatsten en do zoogenaamde Anabaptisten (Herdoopers, Doops-
gezinden ?), die naar het berigt des Prinsen van Oranje, hunne aanhangers uit Hol-
land^ Friesland^ Waterland en van elders naar Zeeland ontboden, om zich van
Middelburg en het geheele eiland meester te maken , gelijk zy dit weleer in Amsterdam
beproefd hadden, en de bevelen der Overheid niet gehoorzaamden (2). Hieruit laat
zich verklaren, dat oranje, in strijd met zijne gewone verdraagzaamheid, de Land-
voogdes vermaande, den Anabaptisten het preken te verbieden, en bij overtreding
daarvan, op hen de straffen, deswege door haar bepaald, te luten toepassen (3).
Lodewuk van Nassau, brederode, van pallakt en andere Edelen hielden zich be-
zig met het vormen van een verbond van verdediging tegen den Koning (4). De
Graaf van Hoogstraten bewaarde, wel is waar, in het onstuimige Antwerpen door
krachtige maatregelen de openbare rust, maar gedoogde in zijtio woning eene zamen-
komst van Hervormden, waar üoorne en lodewuk van Nassau bij tegenwoordig
waren, en in welke onder anderen ook beraadslaagd werd, het bedreigde p^alen-
ciennes te hulp te komen (5). De Hervormden aldaar en te Doornik hadden
besloten, zich in het bezit der vermeesterde kerken met de wapenen te handha-
ven. Zij maakten in beide steden de meerderheid uit, en hoorse verzekerde den
Koning, dat te Doornik vijf zesden van de bevolking der nieuwe leer waren toege-
(1) Correspondance de philippe II, T. I. p. 41)5, 496.
(2) Correspondance de gdillabme Ie Taciturne, T. Ιί. ρ. 390, 391.
(3) Correspondance de guillaume Ie Taciturne, T. Π. p. 258.
(4) Correspondance de ρπιιιγρε II, Τ. I. ρ. 493.
(5) Correspondance de philippe II, Τ. I. ρ. 479, 483, 492, 493.
-ocr page 411-DES VADERLANDS. 379
daan (1). De Heer van moulbais , bevelhebber van het kasteel te Doornik^ had 1555—
van de Landvoogdes last ontvangen, de stad te beschieten, wanneer de Hervormden ^^^^
uit V^alenciennes er het avondmaal kwamen vieren, gelijk hun plan was, maar
welk sinds deze bedreiging, naar hot schijnt, opgegeven werd (2). De Landvoogdes
had in Slaglmaand geëischt, dat F^alenciennes bezetting zou ontvangen, ora te voor-
komen , dat de Hervormingsgezinden deze slad , zoo belangrijk om hare ligging aan
de Fransche grenzen, in handen der Hugenoolen speelden. Door den invloed der Pre-
dikanten , Toornamelijk van la grange , had men geweigerd krijgsvolk in te ne-
men, niet alleen omdat dit streed met de stedelijke voorregten, maar ook dewijl de
Onroomschen vreesden, dat zij, wegens het verschil van godsdienst, veel van de
bezelling zouden te lijden hebben, en daarenboven vermoedden, dat dit buiten weten
des Prinsen van Oranje en der Graven van Egmond, Iloorne en Hoogstraten ge-
schiedde. Zij hadden echter verklaard, er in te bewilligen, indien deze Heeren hun
verzekerden, dat hun geen leed zou wedervaren, Egmond , welke alleen van dit
viertal zich in den Raad van State bevond, toen dit berigt er werd medegedeeld, had
zijne spijt daarover niet kunnen verbergen en getracht, zich en de overigen te veront-
schuldigen. Do Landvoogdes, ten hoogste verbolgen, dat het opvolgen harer bevelen
van het goeddunken der Heeren afhankelijk werd gemaakt, liet der wederspannigo
stad de keuzo over tusschen eene bezelling of een beleg. Andermaal werd ho eerste
afgewezen, maar de Hertogin daarentegen eene goede som gelds aangeboden, welke
zij weigerde en do inwoners, in naam des Konings, voor oproerlingen en hunne
goederen verbeurd verklaarde. Noirgarmes bezette onmiddellijk St, Amand en
eenige andere plaatsen, en sloeg het beleg voor Valenciennes (3). Om hem van de
stad af te leiden, trokken, onder bevel van zekeren jan soreau, drie of vierduizend 14v,
Win-
Onroomschen, wel gewapend, niet ver van Doornik bijeen, en verbrandden verschei-
dene omliggende kloosters en woningen der Roomschgezinden. Te gelijken tijde moest 1566
eene bende volks uit Armentieres in hel gebied van Rijssel vallen, om den Heer 22v.
van Rassinghien^ den voorloopigen Stadhouder, werk te verschaffen. Onverwijld
trok RASSIKGIIIEN den woeslen hoop, wiens aanvoerder van hoefsmid, Calvinistisch
Predikant, en eindelijk soldaat geworden was, met tweehonderd man te gemoet, en
(1) Procés des Corntes ^'eghont et de horne, T. II. p. 475, 534.
(2) Procés des Comfes ti'egjiokt et de dorke, T. II. p. 518—521.
(3) LE petit, C/iron. de Holl. Τ. II. ρ. 130. strada , de Hello Belg. L\h. VI. p. 303—306.
V. D. uaer, de Init. Tumult. Belg. Lib. II. p. 422—419. caiUPANA , della guerra di Fiandra^
T. I. p. 21 verso, bor , RisU d. Nederl. Oörl. D. I. ß. III. bl. 134—142. v. meterew , Bist,
d. Nederl. Oorl. B. 11. bl. 47 verso, ποορτ, Nederl. Iii st. II. III. bl. 125.
48 »
-ocr page 412-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—joeg hem bg het dorp Waterloo met weinig moeite uiteen. Zij lieten tweehonderd
dertig dooden en al hunne vaandels en wapenen achter. Van den anderen kant tastte
KOiflCARMES met tien vaandels voetvolk en zes honderd ruiters digt bij Lannoy de
Doorniksche benden aan, die genoegzaam alle in de pan gehakt werden. Hij had
slechts zes man verloren, maar daartegen negen vaandels, twintig veldstukken en
twee tonnen buskruid buit gemaakt. Dadelijk trok de overwinnaar voor Door-
nik , hetwelk by de eerste opeisching hem de poorten opende, en bezetting moest
2v· innemen. Noirgakmes begaf zich eerlang naar Falenciennes ^ waar men tot het bie-
Louw- I 1 \ .
maand den van hardnekkigen tegenstand besloten had (1), Hij en aASSiNGhien ontvingen
1567. Konings dank voor hun beloonden ijver en moed (2).
De Landvoogdes betuigde aan oranje hare smart over het vergoten burgerbloed in
de gevechten bij Waterloo en Lannoy. »Maar," zegt zij, » dewgl deze onderdanen
hunnen pligt vergeten, en allerlei daden van ongehoorzaamheid, muiterij en vijandschap
togen den Koning, de Katholijken en de goeden in den Lande uitvoeren, kan men , tot
mijn innigst leedwezen, niet anders handelen. Het zou mij aangenaam zijn, indien
anderen daaraan een voorbeeld namen, en den Koning meer gehoorzaamheid betoon-
den, dan tot nu toe geschied is (3)." Dit strekte tot antwoord op 's Prinsen brief, in
welken hij over de nederlaag der Onroomschen te Lannoy ^ hem door de Hertogin berigt,
zijne voldoening had te kennen gegeven, dewijl zy » oproerig geweest waren." » Het
komt my echter voorhad hij er bygevoegd, »dat het raadzaamste zou zijn, zoo min
mogelgk de wapenen op te vatten tegen hen. die niet oproerig zijn, om grootere bezwa-
ren te voorkomen, welke uit do Avanhoop kunnen voortvloeijen (4)." Maar do Landvoog-
des had de overhand herkregen, en bewust van hare meerderheid, schroomde zij niet
de wapenen op te jatten, verzekerd van ondersteuning te zullen vinden. Het
grootste gedeelte der verbondene Edelen was kleinmoedig geworden, en vele der
aanzienlijksten, gelijk reeds is opgemerkt, trachtten zich met de Regering te verzoe-
nen; do gewestelgke Stalen en stedelijke Regeringen waren, over het geheel, inge-
nomen legen de Hervorming; de Staten van p^laanderen en Brahand hadden zelfs om
(1) Correspondance de ρπιμρρε II, Τ. I, ρ. 499, 500. Correspondance de gciliaüare /e
Tacitiirne, Τ. II. ρ. 334. Archives de la Maison d^ Orange^ Τ. III. ρ. 7, 13. ν. d. haer ,
de Init. Tumult. Lib. II. p. 429—431. strada, de Bella Belg. Lib. VI. p. 306—309. le pe-
ut, Chron. de Boll. T. IL Liv. IX. p. 130, 131. bor, Eist, de Nederl, Oorl. D. L B. IIL
bl. 142. gampana , della guerra dt Fiandra, T. I. p. 22.
(2) Procés des Comtes d'mmuT et de ποκηε, T. II. p. 536, 537, 538.
(3) Correspondance de geillaume le Taciturne, T. II. p. 334.
(4) Correspondance de güillaume le Taciturne ^ T. IL p. 319.
-ocr page 413-DES VADERLANDS. 391 -
het afschafFen der openbare preek verzocht (1); de Hervormden, onderling oneens, 1555—
wantrouwden do Groolen en Edelen, op welke zij tot nu toe gesteund hadden, en de
Katholijken slaken moedig het hoofd op^ Margaretha wenschte, dat de Koning haar
en den Stadhouders een bepaald bevel gaf, om het preken te verbieden, en waar men
tegenstand bood , geweld te gebruiken. Zij verlangde insgelijks eene volraagt, om die
Stadhouders af te zetten , welke , onder wat voorwendsel ook , daaraan niet gehoorzaam-
den; hunne plaatsen zouden gemakkelyk door anderen vervuld kunnen worden (2).
ViGLius echter zag in de krachtige maatregelen der Hertogin, onvoorzigtigheid en
overijling (3). Hem wordt den raad toegeschreven, dat de Stadhouders van do
Edelen in hunne gewesten, en de Bevelhebbers der benden van Ordonnantie van
hunne manschappen een nieuwen eed moesten afvorderen, om te weten op wien men
zich verlaten konde (4). Doch deze maatregel was van den Koning zeiven uitge-
gaan (5). Er werden lijsten opgemaakt van do namen en titels dergenen, welke
dien eed afgelegd of geweigerd hadden, en in dit laatste geval, moesten er de rede-
nen hunner weigering bygevoegd worden (6). Thans werd van de Leenmannen en 11 v.
Achterleenmannen der kroon een gelijke eed geëischt, op verbeurte van hunne leen- j^agntl.
goederen en heerlijkheden in geval van weigering (7). In den Raad van State was 1567
mansfeld de eerste, welke beloofde den eed af te leggen; hem volgden aarsghot,
EGMOWD, MEGEN, BARLAYMONT, en Ongetwijfeld ook AREMBERG en LiGPTi, dio allen
deze belofte nakwamen (8). Ver de meeste Hollandscho Leenmannen en Edelen on-
derwierpen zich hieraan insgelijks (9). Doch oranje en hoogstraten begrepen, dat do
(1) Resolut. V. Holl, bij groen v. prihsteuer, Archives de la Maison d'Orange, T, III. ρ. 2.
(2) Correspondance de puimppe II, T. I. p. 501.
(3) viGLii Epist. ad hopperum , p. 393.
{4} Zie hiervoor, bl. 370, 388. Correspondance de guillaüme Ie Taciturne ^ T. II. p. 298—301.
(5) Procés des Comtes «/'egmont et de horne , T. II, p. 513.
(6) Naleez, op de Vadert, Eist. LI. 263.
(7) Correspondance de philippe II, T. II. p. 611.
(8) Correspondance de philippe II, T. I. p. 501, 502. T. II. p. 618. Procés des Comtes
d'EcaoNT et de noRsE, T. H. p. 542. Correspondance de GOiLLiuuE Ie Taciturne, T. II. p. 313.
(9) D'yvoy van mijdrecht, Ferb. en Smeekschrift d. Nederl. Edel, uitgejj. door Jonkh. o. j.
BEELDSKiJUER, bl. 6—38. Dc ecd, »welken de Leenmannen van Holland altoos gedaen hebben,"
luidde aldus: »Dat zweer ick, dat ick de Co. Ma*, van Spangnen als Grave van EolV,^ Zeelandt
en Friesl, gehou en getreu zal wesen. Dat ick oick nijet en sal weeen in Raede ofte daede
daer hein zijne Landen en ondersaten eenich hinder, schaede ofte letsel οίΤ comen mochte, maer
310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
ISoo—eed , dien zij eens gezworen hadden, toereikende was. Met hen weigerden buederode,
^^^^ welke zich op zï^nhnh \q Kleef hi] Haarlem bevond, diderik sonoi , gilein zegers yaw
PFassenhoven en meer andere Edelen, het afleggen van den nieuwen eed. Of hoorwe
hun Toorbeeld gevolgd heeft, is twijfelachtig. Daar hy zich aan de staatszaken had
onttrokken, meenen sommigen, dat men hem den eed in het geheel niet heeft afge-
eischt (1). Alle Ambtenaren , vaa welken rang of stand, moesten mede op nieuw den
Koning, de Landvoogdes en Overheden trouw en onvoorwaardelijke gehoorzaamheid
zweren en beloven, het Roomsche geloof te zullen handhaven, de beeldstormers te
wederstaan en de Ketters tegen te werken. Wie weigerde , werd van zijn post ontzet (2),
Naar de getuigenis des Prinsen van Oranje, had de Landvoogdes de overeenkomst
met de Edelen van den vijf en twintigsten van Oogstmaand des verleden jaars, tot nu
toe tamelijk wel gehouden, maar thans scheen hel, als of zy het preken der Hervorm-
den geheel verbieden en niets dan de Roomsche godsdienst dulden wilde. Yerschei-
dene kleine steden waren op haar bevel bezet geworden, en dagelijks liet zij meer
krijgsvolk aanwerven. Oranje vreesde, dat de Hervormden uit ongeduld, wantrouwen
en voorzorg zich zouden te weer stellen, waaruit hy verschrikkelijke gebeurtenissen
te gemoet zag (3). 's Prinsen vermoeden werd bevestigd; want niet lang daarna
erkende Margaretha, zelve, dat men alom het volk zag opstaan en de wapenen op-
vatten tegen den Koning (4). »In Antwerpen^ Holland, Zeeland^ Utrecht^ ^sHer-
togenboseh ^ Maastricht en Falenciennes schreef zij den Koning, »gaat alles
van kwaad tot erger (5)". Zy noodigde deswege egmond uit, en denkelijk al de
indien sulx yedt fot mynder kennisse quaeme, sal dat nac mijne vcrmoghen beletten en tcrsfoncll
de Go. Mat. ofte zijne gewaerden Stadhouder dier voorz. Lande daer oiF goede waerscliouwinghc
doen of doen doen. Dat ick oick syne eere, liooch heerlieh cn domeynen helpen bewaren sal
naer mijner vermooglien en voort hem dienen en bystandt doen met Raede en daede daer Iiy be-
gecren ofte te doen zal hebben, en oick secreet sal houden al 't gundt by hem geordonneert en
bevolen sal worden en nyet reveleeren tot syne achlerdeele, cn voorts all te doen dat een goet cn
getrou vassal of leenman schuldicli sal Avesen te doen. So moet my Godt helpen en alle syne Hei-
ligen." bl. 49.
(1) strada, de Bello Belg. Lib. VL p. 316, 317. bor, Eist. d. Nederl. Oorl. D. L B. IH.
bl. 147. GuoTii Anal. Lib. I. p. 24.
(2) BRANDT, Eist. d. Bef. D. I. bl. 438 , 439.
(3) Archives de la Maison d^Orange, T. III, ρ. 3, 4.
(4) Correspondance de ρπχιιρρε II, Τ. II. ρ. 611.
(5) Correspondance de philippe II, T, l. p. 503,
-ocr page 415-DES VADERLANDS. 391 -
Stadhouders, om het preken te schorsen en het Tolk te ontwapenen (1). Egmond vol- 1555—
1 ^68
deed sliptelijk aan dit verlangen, en ontving daarvoor de schriftelijke verzekering der ^
tevredenheid van fihps. Hij betuigde den Koning op nieuw zijne trouw en verzocht
hem, zijne komst naar de Nederlanden Ie bespoedigen, dewijl er de zaken hoe
langer zoo meer een dreigend aanzien kregen. Hoorne verklaarde insgelijks, dat men het
Land, waar thans viglius , barlaymont en d'assonville alles regelden, met geweld ten
verderve wilde brengen. Eghokd en mansfeld spoorden den Koning lot goedertierenheid
jegens de oproerigcn aan; en filips beloofde zulks (2). Daar er weder sprake was van
eene zamenkomst van Edelen, verbood Margaretha , op raad van noirgarmes , het houden
van'vergaderingen, onder welk voorwendsel ook, en zond een rondgaanden brief aan
de gewestelijke Hoven, om te waken, dat er geene volksligtingen en vereenigingen van
gewapende lieden, zonder haar verlof, plaats hadden, en de bewerkers daarvan te ach-
tervolgen (3). Inzonderheid was dit het geval in het gewest Utrecht, Hier, en bo-
venal in het land van f^ianen, wapenden zich do Hervormden, en dreigden or
dezelfde verwoestingen te zullen aanrigten, als door hunne geloofsgenooten in Vlaan-
deren geschied was. De Prins van Oranje ontving last hen uiteen te jagen. Op het
naderen zijner bende van Ordonnantie en twee honderd busschieters, vluglten zij ten getale
van drie of vierhonderd, en drie van hen werden gevangen genomen (4). ïen zelfden Louw-
tijde beval de Landvoogdes den Graaf van Megen bij de Langestraat tien vaandels 1507
krijgsvolk te ligten, om op do verstrooide oproerlingen uit Vlaanderen^ die zich aan
den kant yim Gelderland, Maastricht ο,η ^s Hertog enhosch weder wilden vereenigen,
een wakend oog te houden (5). Doch megen was verpligt met krijgsgeweld de beroe-
ringen in zijn eigen gebied te beteugelen. Niet alleen Harderwijk y maar ook Bom-
mel QnElburg waren opgestaan, die zich eerst later weder aan zijn gezag onderwier-
pen (6). Het onrustige iWaajiric/ti weigerde, melde afgevaardigden van de Landvoog-
des Ie onderhandelen. Margaretha beraamde daarop met den Bisschop van Luik het
plan, die stad Ie verrassen; doch dit werd ontdekt en moest opgegeven worden, ten
(1) Correspondance de piiilippe II, T. II. p. 613, 617.
(2) Procés des Comtes ^'egmont et de horne, T. 11. p. 541, 542, 544, 545, 547. Corres-
pondance de puiLirPE II, T. l. p. 501.
(3) Correspondance de piiilippe II, T. Π. p. 617, 623, 629.
(4) Correspondance de GiJiLLAtME Ie Taciturne, T. II. p. 316 , 326 , 336, 403.
(5) Correspondance de guillaume Ie Taciturne, T. IL ρ. 323.
(6) Correspondance de guillaümk Ie Taciturne, T. II. p. 488—492. Correspondance de
PHILIPPE II, Τ. I. ρ. 502, 503.
310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— minste tot na den afloop Tan eenen aanslag des Graven van Megen op 'j Herto-
^^^^ gßnhoseh (1), Het berigt van eene poging der Onroomschen tegen Mechelen^ gaf
der Landvoogdes aanleiding, den Graaf van Hoogstraten^ dien de Spaanschgezinden
als een der hoofdbewerkers van de onlusten beschouvi'den, aan te schrijven, zich voor-
laan niet meer met die stad te bemoeijen , onder voorwendsel, dat men zich van hem,
zoodra de Prins van Oranje in Antwerpen teruggekeerd zou zyn, in belangrijker za-
ken wilde bedienen. De Heer de sepmeries, een ijverig Katholijk en reglschapen man,
Hofmeester der Hertogin en broeder van den Heer de trazegnies , werd naar Meche-
len gezonden, om er de noodige maatregelen van voorzorg te nemen (2),
Ofschoon MARGARETHA dikwijls en schijnbaar met ernst op het bijeenroepen der Alge-
meene Staten bij den Koning had aangedrongen, verzekerde zij hem thans, » dat zy
dit nimmer zou toestaan, gelijk het ook nimmer haar voornemen geweest was (3)."
Beide , Koning en Landvoogdes, misleidden de een den ander, en trachtten hunne
ware bedoelingen voor' elkander te verbergen; de geveinsdheid des eenen, en de
sluwheid der andere, vertoonde zich in al hunne handelingen. Zonder toestemming,
zelfs zonder voorkennis der Hertogin , d&gvaardden de Stadhouders de Staten hunner ge-
westen , hetgeen zy niet by magie was te beletten. In eene dezer eigendunkelyke
vergaderingen stelden haar de Staten van Bruland twee punten voor, die zij meende
niet te kunnen inwilligen : afschaiBng van het verbeurd verklaren van goederen, en het ver-
leenen eener algemeene vergiffenis. Hun verzoek echter, om de maatregelen ter schor-
sing van het preken, door haar voorgesteld, aan hen over te laten, konde'zij] niet afwij-
zen , dewyl dit den schijn zou hebben, als Avilde zy geen toevlugt nemen tot zachte
middelen , maar alleen geweld gebruiken, » hetgeenzegt zij , » hier niet alleen door
de kwaadgezinden, maar ook door de welgestemden verfoeid wordt," Om evenwel deze
misbruiken in het vervolg te voorkomen , werd den Stadhouders aangeschreven , zonder
haren uitdrukkelyken last noch eene byeenkomst der Algemeene , noch der gewestelijke
Staten te gedoogen. De Prins van Oranje zond hierop de afgevaardigden der Staten
van Bolland naar Brussel, om zich over dit verbod te beklagen, bewerende,
dat het in stryd was met hunne voorregten. »Ik ben nooit in gebreken geble-
ven en zal nooit in gebreken blijvenzegt Margaretha , als zij filips deze bijzon-
derheden mededeelt, »om, gelijk Gij mij beveelt, gestrengheid en geestkracht te
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 14. Correspondance de pdilippe 11, T. I.
p. 505, 506.
(2) Correspondance de philippe II T. I. p. 500 , 508.
(3) Correspondance de pdilippe II T. I. p. 506.
-ocr page 417-DES VADERLANDS. 417
ίοοηβη, waar zij lot dienst van Uwe Majesteit en ter onderschraging van Uay gezag 1555—
gevorderd worden; en dit is hier onophoudelyk het geval, want elk beoogt er meer
zyn bijzonder belang dan dat van Uwe Majesteit, Onlangs nog stelde de Graaf van
Eg-mond, bij zijn vertrek naar Vlaanderen, in den Raad van State met den mees-
ten nadruk voor, dat, zoo het hem mogelyk zou zijn het preken en de uitoefening
van de nieuwe godsdienst in zijn gebied te beletten, hij gemagtigd moest worden, om
eene algemeene en bepaalde vergiffenis af te kondigen voor allen, die God of den
Koning mogten beleedigd hebben. Hoewel ik mij stellig hiertegen heb verklaard,
dewijl het alleen Uwer Majesteit toekwam, eeno dergelijke genade aan diegenen Zij-
ner onderdanen te bewyzen, welke dit zouden verdienen, is hij echter na zijne we-
derkomst uit Vlaanderen, op dit punt terug gekomen. Dagelijks gebeuren derge-
lijke zaken. Dit brengt my in d(3 noodzakelijkheid, my , tegen den zin van velen,
gestreng te toonen; en evenwel, wanneer 't mij voorkomt, dat de dienst van God en
van Uwe Majesteit het vorderen, toon ik my zachtmoedig en tracht ieder te
voldoen (1)."
Op het einde des verloopen jaars had filips der Landvoogdes verwittigd, dat alba.
binnen kort vertrekken, met zijne benden den weg over Italië nemen en in
Luxemburg het leger legen de oproerlingen zou zamenstellen. Zij moest zorg dra-
gen voor de levensmiddelen en het geschut, tot welk einde hij haar honderd vijftig
duizend kroonen toezond. Aremberg werd tot Veldmaarschalk, megen tot Opperveld-
tuigmeester , mansfeld tot Bevelhebber der ruiterij benoemd, en barlatmont hetopper-
toezigt over de levensmiddelen aanbevolen (2). Megen wees den hem aangeboden
post van de hand, dewijl zijne tegenwoordigheid in Gelderland gevorderd Averd (3).
Margaretha zag niet zonder bekommering de komst des Hertogs van Alha te
gemoet, ofschoon zy barlaymokt , en denkelyk de Stadhouders in het algemeen,
verzekerde, dat de Koning zijne Nederlandsche Leenmannen en onderdanen als ^^^
een goedertieren en weldadig Vorst behandelen zoude (4); hetgeen trouwens filips maand
1567
(1) Correspondance de ρπιιιρρε II, Τ. Ι. ρ. 501, 508. Zie over de voorstellen der Staten
\an Braband aan de Landvoogdes, bor , Eist. d. Nederl. Oorl. D. L B. ΙΠ. bl. 125—129.
(2) Procés des Comtes ^'egmont et de horke, T. IL p. 524, 528. Jrchives de la Maison
d'Orange, T. III. p. 27.
(3) Correspondance de pdilippe II, T. 1. p. 507.
(4) Correspondance de phii.ippe II, T. IL p. 614. Zie ook den brief der Landvoogdes van
29 ν. Louwmaand 1567 aan Hertog πΕΚϋηικ van Brunswijk, in de Archives de la Maison
d'Orange, T. UI. ρ 22—25.
II Deel, 4 Stuk. 53
-ocr page 418-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—zelf den Graaf van Egmond in het bijzonder verklaard had (1). »Wal het
^^^^ besluit van Uwe Majesteit betreftzeido zij, w om den Hertog van Alba her-
^vaarls te zenden met last, het leger zamen te stellen en de komst Uwer Ma-
jesteit voor te bereiden, ik weet niet, wat ik daarvan zeggen moet, daar ik over-
tuigd ben, dat de wijsheid en de langdurige ondervinding Uwer Majesteit dit besluit
niet genomen zullen hebben, dan na ryp overwegen van al de moeijelykheden, welke
eruit kunnen voortvloeijen , en na het beramen van middelen, om daartegen te voorzien,
overeenkomstig de dienst van God en Uwe Majesleil. Ik zal niet in gebreken blijven,
in overleg met genoemden Hertog, naar bevel van Uwe Majesieit, te treden, in
zoo verre ik dit gepast zal achten voor Uwe dienst en de handhaving van mijn gezag,
als Uwe vertegenwoordigster; wel verzekerd, dat Gij mij niet de magt zult willen
ontnemen, die ik uitoefen, om haar aan anderen te geven, dewijl dit niet regtvaardig
zou zijn, en daarenboven nadeelige gevolgen voor Uwe belangen konde hebben (2)."
Het vermoeden der Landvoogdes, dat do komst van alba op haar gezag inbreuk zou
maken, pleit voor haar doorzigt en schranderheid. Want ofschoon filips aan guaisvelle
betuigde, dat hij alba tot Opperbevelhebber van het leger, welk hij naar de 'Neder-
landen zond, had aangesteld, om do Hertogin van i^arma van do moeite te bevrijden
er zelve eenen te kiezen, heigeen veel afgunst en groole verdeeldheid onder de voor-
naam te Heeren des Lands zou verwekt hebben (3), ontwaart men uil den tweeden
aanslellingsbrief van alba eene geheel andere bedoehng. Dit stuk is te merkwaardig,
om niet in zijn geheel medegedeeld te worden.
Filips enz. Allen enz. Daar elk weet, dat men geene middelen onbeproefd heeft
gelaten, om door goedheid degenen te beloomen en op den reglen weg terug te bren-
gen , die zich te onzen opzigle [en nostre endroit) in onze JSederlanden zoo zeer
31 V. vergeten en kwalijk gedragen hebben, ter versmading van God, van onze bevelen, en
maand, lot omverwerping van den Staat; en wier ongehoorzaamheid en afschuwelijke bedrijven
^^^^ zoo bekend zijn, is het niet noodig die in bijzonderheden te ontleden. Hieraan wen-
schende een einde te maken, hebben wij besloten en besluiten, ons derwaarts te be-
geven en een leger op de boen te brengen, evenwel met het doel, dit niet in het
genoemde Land to laten inrukken, ten einde do verwoesting daarvan te voorko-
men , en opdat de goeden en onschuldigen er niet tevens in verdrukt werden, hopende
dat indien men door goedheid zich niet wilde laten betoomen en bedaren, men dit
ten minste uit vrees zal doen, en ondertusschen zich zoo gedragen dat, bij onze bo-
vengenoemde komst, het niet alleen niet noodig zal zijn het gezegde leger te bezigen,
{\.\ Procés des Comtes d'éüjiokt ei de horse, T. li. p. 521.
(2) Corrcspondance de philippe II, T. I. p, 505.
(3) Corrcspondance de γπιιπ-ρε II, Τ. 1. ρ. 504.
-ocr page 419-DES VADERLANDS. 419
maar men ons gelegenheid zou geven, alles Ie vergeten, en onze gewone goedertieren-
heid Ie gebruiken, welke Avij altijd boven gestrengheid zullen verkiezen, waar zulks
mogelijk is; daar het steeds onze begeerte was, onze Leenmannen en onderdanen niet
alleen te behandelen als hun natuurlijke Vorst, maar als vader, gelijk men uit al onze
handelingen ontwaren kan. Onlangs echter hebben wij berigt ontvangen, dat de
muiterij zoo was verergerd, dat men niet alleen niet wilde gehoorzamen aan de
billijke bevelen door onze Λvaarde en beminde zuster, de Hertogin van Parma,
Plaisance enz. van onzentwege Landvoogdes van onze Nederlanden^ in onzen
naam uitgevaardigd, maar zich te velde had begeven met vliegende vaandels, de
kloosters en kerken verbrandende en verwoestende, onze getrouwe Leenmannen en
onderdanen plunderende en beleedigendo, en meer andere afschuwelijke en ver-
foeijelijke daden bedrijvende; dat men aan verschillende oorden de trom roerde, en
volk bijeenbragt legen ons en degenen, die ons getrouw bleven, terwijl men zich
beroemde, over buitenlandsche strijdkrachten te kunnen beschikken, en die in onze
genoemde Landen te zullen voeren, om deze te verwoesten en te verderven, weshalve
ouze genoemde zuster genoodzaakt was geworden, daaraan door geweld tegenstand
Ie bieden; en de Stadhouders naar hunne gewesten Avaren vertrokken, om er do
vereischte bevelen te geven, dewijl do genoemde muiters alom oproer trachtten te ver-
wekken, het volk te verleiden en tegen ons, hunne Overheden en anderen, die bo-
ven hen gesteld zijn, door hunne valsche voorwendsels {faulx donner α entendre)
en onder den schijn van hunne zoogenaamde godsdienst, op te ruijen. Hieruit be-
speurende , dat noch goedheid, noch oogluiking {dissimulation) y noch bedreigin-
gen, hen tot hunnen pligt konden brengen, zijn wij genoodzaakt, lot onzo grooto
smart, van het laatste middel gebruik Ie maken, dat is van do wapenen, om aan
de hunne weerstand te bieden. En alzoo daartoe noodig is een Kapitein-Generaal
aan te stellen om, met overleg van onze genoemde zuster do Hertogin van Parma,
welke bezet is met andere zaken, afhankelijk van haar algemeen bestuur of bewind,
en tot wij overkomen, hetgeen wij hopen dat binnen kort zal geschieden, dat-
gene te verrigten, wat gevorderd wordt (1). Hierin begeerendo lo voorzien, en
bewust van do groole liefde en toegenegenheid, welke onze Neef en Groothof-
meester don fernamdo alvarez de toledo, Herlog vau Alha^ Markgraaf van
Coria, Ridder van onze Orde enz. heeft toegedragen en nog toedraagt aan onze
dienst en inzonderheid aan alles, wat hy weet, dat ons ter harte gaat, zoo als
bovenal is het welzijn, do vredo, rust en voorspoed onzer Nederlanden en onzer
(1) Kapitein-Generaal [capitan-general) is in Spanje een titel, welke mei dien vanMaarsclialk
van Frankrijk overeenkomt j hij bezat dezelfde voorregten^als deze.
53*
-ocr page 420-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— Leenmannen en onderdanen aldaar, behalve zijne groole diensten, langdurige on-
dervinding en erkende getrouwheid, niet alleen sinds onze komst tot den troon, maar
lang te voren tijdens het leven van den Keizer, mijn Heer en vader, welken God in
Zgne heerlijkheid Iiebbe, in zoo vele en zulke belangrijke bedieningen en over oorlogs-
lieden van verschillende volken, zoo als diegenen zijn zullen, welke wij voornemens
zyn byeen te brengen en in het genoemde leger in te lijven; vertrouwende, uit dien
hoofde, dat de genoemde Hertog zich daarvan zeer goed zal weten te kwijlen, te meer
daar hij zoo wel is ingelicht van geheel ons voornemen, om onze genoemde Leen-
mannen en onderdanen met alle zachtheid en goedaardigheid te behandelen, en in alle
mogelijke zaken, gelijk boven is gezegd, genade en goedertierenheid te verkiezen boven
gestrengheid, hebben wij den genoemden Hertog van Alha benoemd, aangesteld, be-
volen en gezet, gelijk wij hem bij den tegenwoordigen brief benoemen , aanstellen,
bevelen en zetten tot onzen Kapitein-Generaal in onze Nederlanden, onzen persoon
aldaar vertegenwoordigende, en over al do strijdkrachten en oorlogslieden, die wij
thans hebben, of nog op nieuw mogten ligten en bijeen brengen in onze Neder-
landen, zoo wel gewone als andere, te paard en te voet, "van welke hoedanigheid,
aard of soort zij zijn of kunnen zijn, met alle zoodanige voorregten, gebied, gezag,
magt en andere zaken, welke gewoonlijk andere dergelijke van onze Kapiteins-Ge-
neraal moeten houden (se doivent garder), evenwel zonder inbreuk op het gezag,
welk wij aan onze genoemde zuster als Landvoogdes onzer Nederlanden gegeven heb-
ben, en dat altijd in zijn geheel zal blyven, om in onzen naam te bevelen, voorzien en
beschikken zoo als haar krachtens haar regentschap toekomt; voorbohoudens niettemin
dat, in hetgeen de gezegde bediening van Kapitein-Generaal en den aankleve van dien be-
treft, de genoemde Hertog alleen en volle magt zal hebben, om te bevelen en te verrig-
ten, wat hem voor onze dienst gepast zal dunken; verslaande, dat de bevelen van den
genoemden Hertog in heigeen zijne bediening en den aankleve van dien betreft , van het-
zelfde gezag zullen zyn alsof zij door ons gegeven waren, gelijk wij ook voorbehouden aan
onze genoemde zuster alles wat hare bediening aangaat, niets gemeens hebbende met die
van Kapitein-Generaal, of met het doel, waarom wij er den Hertog van Jlha heenzenden;
gevende aan dezen Hertog volle magt, gezag, regt, geheel het vermogen en
den bijzonderen last, zich met de bediening Tan Kapitein-Generaal enden aankleve van
dien bezig te houden, haar geheel te omvatten en uit te oefenen; nabij de grenzen onzer
Nederlanden, werwaarts wij ons zoo veel mogelyk haasten te komen, ons leger te ver-
eenigen en te verzamelen, de krijgslieden in die plaatsen te verdeelen , waar zij het
minste nadeel aan onze genoemde Leenmannen en onderdanen toebrengen, hen in
tucht te houden, met hen, indien het noodig is, heiland in te trekken; de gewestelyke
en bijzondere Stadhouders, Bevelhebbers, Kolonels, Kapiteins, Luitenants en die
onder hunne bevelen slaan, zoo vf^el die geligt zijn, als die nog te ligten zijn, en al
ïï
DES VADERLANDS. 391 -
onze andere ambtenaren, leenmannen en onderdanen bijeen te brengen en Ie Tereenigen, 1555--
1568
waar en wanneer het hem goed zal dunken; hen gezamenlijk of gedeeltelijk te zenden,
om alle zoodanige krijgsdaden te verrigten, als hij noodig zal oordeelen om de
genoemde muiters onder onze gehoorzaamheid te brengen, hetzij door wapenen als
anderzins; zich van de sleden en sterkten te verzekeren, welke hij noodig zal achten
voor de rust der genoemde Landen, er bezettingen in te leggen, of er anders mede
te handelen, als hij dit raadzaam zal vinden tot grootere veiligheid, en met gewold die
te vermeesteren en te beteugelen , welke er niet aan willen gehoorzamen; alle byeenkom-
sten, vergaderingen en andere zaken, in strijd met onze dienst en het welzijn en de
rust onzer genoemde Landen en onderdanen, te beletten en te verstoren, gelyk hem
zal goeddunken; het getal van het geligte of nog te ligten krijgsvolk te vermeerderen
en te verminderen, als bij noodig zal keuren; nieuwe bevelhebbers te benoemen, zoo te
paard als te voet; diegenen af te danken , wanneer en zoo als het hem zal goeddunken , en
andere in hunne plaats te stellen , en in alle andere krijgsambten en bedieningen te voor-
zien , zoo als dergelijke Kapiteins-Generaal gewoon zijn, kunnen en moeten voorzien;
al de noodige bevelen te geven tot betaling van het loon, de soldij en bezolding van
het genoemde krijgsvolk, opdat krachtens daarvan, de ontvangers, schatmeesters en
betaalsheeren der gezegde loonen, soldijen en bezoldingen uitreiken en betalen, wat
door den genoemden Hertog alzoo zal gelast worden, hetgeen wij willen, dat van
dezelfde kracht en uitwerking zal zijn, als of wij zelven in eigen persoon dit bevolen
hadden; het is onze bedoeling, dat onze ambtenaren, wien het aangaat, van de bo-
vengenoemde, ontvangers, schatmeesters en betaalsheeren aannemen en in rekening
brengen , wat deze , krachtens de gezegde bevelen van den Hertog van Alha, zullen
betaald hebben , zonder eenige tegenspraak. En daarenboven geven wij dien Hertog,
in de hoedanigheid bovengenoemd, ook de magt, uitspraken te doen overeenkomstig
hot regt, hetzij zelf, hetzij door andere van onze ambtenaren, of door degenen, welke
hij dit zal opdragen in burgerlijke en lijfstraffelijke zaken, welko zich onder het
genoemde krijgsvolk zullen voordoen, zoo als men aldaar (in de Nederlanden) in
dergelijke omstandigheden gewoon is; en eindelijk alles te verrigten, wat een goed en
getrouw Kapitein-Generaal voornoemd kan en moot verrigten ten gevolge van zijne be-
diening en den aankleve van dien, en naar de bijzondere inlichting, welke hem van
deze bovengenoemde bedoeling gegeven is, opdat legen onze komst, wij de zaken te
beter gesteld vinden, om te vernemen, wat voor onze dienst, het welzijn en de
ïust onzer genoemde Leenmannen en onderdanen vereischt wordt. Ook vorderen wij
Λ an onze zuster, de Hertogin van Parma voornoemd, den Hertog van Jlba in zijne
I genoemde bediening te erkennen, en de hand to leenen, dat hij, gelijk betaamt,
'gehoorzaamd en ondersteund worde; wij bevelen en gebieden alle gewestelijke en
bijzondere Stadhouders, Opperhoofden, Kolonels en Bevelhebbers der benden, zoo te
310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— paard als lo voet, zoowel die uit onze Nederlanden als by andere volken geligt
zgn of ten behoeve van deze zullen worden geligt, alle ontvangers, schalraeesters en
betaalsheeren van ons bovengenoemd krijgsvolk, en aan allo anderen van onze ge-
regtsheeren [justiciers) ^ ambtenaren, leenmannen, onderdanen, landzaten, inwoners
en degenen, welke zich in onze Nederlanden bevinden, van welken rang of staat
zij ook zyn mogen, elk in zijne plaats, om den genoemden Hertog van Alha te er-
kennen voor onzen Kapitein-Generaal en bekleedende de bediening en het gezag
bovengenoemd , hem te gehoorzamen in hetgeen hij van onzentwege zul bevelen ten
gevolge zijner genoemde bediening en den aankleve van dien, zich in persoon te be-
vinden , of met hunne benden , of die te zenden, naar en in welke plaatsen do ge-
noemde Hertog zal gelasten, voor hem den toegang lo openen in allo sleden, sloten
en andere versterkte plaatsen , er zoodanige bezetting in te nemen als hij dienstig zal
vinden, hem schansgravers, paarden, wegwijzers, toevoeren, levensmiddelen en alle
andere zaken te verschaffen, welke hij noodig zal hebben, en in het algemeen alles te
doen, wat hij hun van onzentwege zal bevelen, ter uitoefening zijner genoemde bedie-
ning en den aankleve van dien, als boven gezegd, en alsof wij zelve het in persoon
bevolen hadden, zonder falen of uitstel, op straffe van onze ongenade zich op den hals
te halen, en als ongehoorzamen en begunstigers der muiters gestraft te worden , ter-
wijl diegenen daarentegen , welke zich aan den genoemden Hertog zullen aansluiten,
hem gehoorzaam zijn en ondersteunen in heigeen boven gezegd is, ons eene even
aangename dienst zullen bewijzen, als of zy deze ons in persoon bewezen , en welke
wij lo gelegener lijd en plaatse niet zullen vergeten, gelyk billijk ig; want alzoo
behaagt het ons. Ten getuige daarvan hebben wij dit stuk eigenhandig ondertee-
kend, en er ons groot zegel op gedrukt." Aan den voet van het ontwerp van dezen
lastbrief had de Koning het volgende bevel geschreven: »Onzen Raadsheer van Slaat
en zegelbewaarder karel yan tiswacq. Wij bevelen U eene aanstelling, naar het
bovenstaande ontwerp, voor onzen Neef, den Hertog van Alha, te zegelen in Aveer-
wil der aanmerkingen en zwarigheden door U gemaakt, rnet betrekking tot het gezag
en do regten van onze zuster do Hertogin van Panna, Landvoogdes enz., en wat
haar zou kunnen aangaan en betreffen, met den aankleve van dien (1)."
Het berigt van de aanstaande koms des Hertogs van Alha baarde in de Nederlan-
den schrik en vreeze. Zelfs de Aartsbisschop van Kamerijk voorspelde zich hieruit
(1) Correspondancc de philippe 11, T. IL ρ. 619—622. bor, Bist, d» Nederl. OorL ü. I.
ß. III. 1)1, 182—184. l)e plaals in dezen aanstcllingshricf, welke begint met de woorden: even·
wel zonder inbreuk te mahen enz., en eindigt met: zenden wij den genoemden Hertog enz.,
gaf aanleiding tot de aanmerkingen van tiskacq.
DES VADERLANDS. 391 -
Aveinig goeds, »De benden Tan alba," schreef hij aan granvelle, »zullen ons eeni- 1555—
gen lijd onderschragen, maar middelerwijl ons geld opteren, waardoor onze vijanden
Ie meer voordeel op ons zullen verkrijgen (1)." De Bondgenooten en Onroomschen ,
die zich verspreid hadden , verceuigden zich weder, en hielden Ihans meer bijeen-
komsten dan immer te voren (2). De eerslgenoemden hadden zes duizend ruiters en
vier vaandels voetvolk in dienst (3). Daarentegen had de Landvoogdes tachtig vaandels
voetvolk onder de wapenen (4). Ook gelastte zij den bevelhebbers der benden van Or-
donnantie hunne manschappen, by do eerste oproeping, in gereedheid Ie houden (5).
De krijg was op het punt van uit te barsten (6). Oranje wendde zich op nieuw en
dringend tot do Protestanlsche Duitsche Vorsten, en gaf, om hunne voorspraak en
voorbede bij den Koning te gereeder te bewerken, hun hoop, dal de Nederland-
sche Calvinisten in het algemeen dt3 Augsburgschc geloofsbelijdenis zouden omhelzen ,
gelijk reeds door eenigen in het bijzonder geschied was. In krachtige woorden
schetste hij hun den noodlottigen toestand af, in welken de Nederlanden en de
Luthersche geloofsbroederen aldaar zouden gebragt worden, dewijl de Koning vaste-
lijk besloten had, met geweld de bewegingen te stillen, en er geene andere dan de
Roomsche Godsdienst Ie dulden. Zij moesten hem hiervan trachten af te brengen en
te bewegen althans de Augsburgsche leer te gedoogen; baatte hunne tusschenkomst
niet, dan moesten zij hunne geloofsgenooten »alle GhristelijUe hulp en bijstand
bewijzen (7)."
Do Prins van Oranje bevond zich toen te Breda (8). Van daar kwam hij den 2 v,
vierden van Sprokkelmaand in Antuierpen terug, verzeld door brtlderodk , van den
liERGii en andere Bondgenooten (9). De toestand dier stad had, tijdens zijne af- 1507
wezigheid, geene aanmerkelijke verandering ondergaan. Sinds do Graaf van Hoog-
(1) Supplément aux Archites de la Maison d'Orange, p. 47, 48.
(2) Correspondance de puilippe II, T. I. p. 507.
(3) Supplément mix Archives de la Maison dOrange p. 5G, 57. Vgl. Correspondance
de GuiLLiUME Ie Taciturne, T. II. p. 494.
(4) Archives de la Maison d'Orange, T. 1Π. p. 37.
(5) Correspondance de guillahme Ie Taciiurne, T. II. p. 354.
(ö) BOR, Ilist. d. Nedcrl. Oorl. D. L li. III. bl. 142.
(7) Archives de la Maison d'Orange, T. IH. p. 4, 5, 9, 10, 26—31.
(8) Zie hiervoor, LI. 373.
(9) Correspondance de γπιμγγε II, Τ. I. ρ. 510. Correspondance de gcillacme Ie Taciiurne ^
Τ. II. Préface, ρ. XCVUI.
310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
straten in Wijamaand des verleden jaars een opstand met nadruk had gedempt, was
de openbare rust niet meer verstoord geworden. Do Calvinisten en Lutheranen zetten
er hunne "preken en godsdienstoefeningen voort, met meer vrijheid zelfs dan de Ka-
tholijken; de eerstgenoemden hadden het nachtmaal gevierd, tot hetwelk hunne ge-
loofsgenooten uit alle hoeken des Lands waren zamengevloeid. Do beide twistende
Protestantsche afdeelingen, die men vergeefs poogde te vereenigen, gevoelden echter
de behoefte, elkander wederkeerig te onderschragen, vooral nadat hun aanbod van
drie millioen guldens, mits vrijheid van geweten, met verontwaardiging was ontvan-
gen (1). Een gelijksoortig verzoek als de Hervormden van Antioerpen^ hadden ook
dö Onroomschen in Vlaanderen en te Mechelen der Landvoogdes aangeboden,
welke bij het overzenden dezer schriften aan den Koning verklaarde, dat zij dit
niet deed, » om de bewerkers van zulk eene schandelijke zaak te voldoen, gelijk zij
vorderden, maar opdat de Koning de verfoeyelykheden en onbeschaamdheden, welke
deze scheurmakers zich verstoutten, ontwaren mögt (2)."
De zaken konden echter in dien staat niet blijven, en een beslissingspunt [crisis)
dreigde. Eenige dagen te voren had de Hertogin van Parma der Piegering van Ant-
werpen ernstig uitgenoodigd, do uitwerkselen van het misnoegen des Konings, Aviens
komst nabij was, te voorkomen. Al do leden waren genegen dien raad te volgen, en
reeds den drie en twintigsten van Louwmaand hadden zij , in weerwil der Hervormden,
de afkondiging der bevelschriften tegen Falenciennes^ het ligten van krijgsvolk, en
het vertrek der vreemde Leeraars uit de Nederlanden bevolen; zij verzochten den
Prins van Oranje, onmiddellyk na zyne komst, hen in het schorsen der preken te
ondersteunen (3), Orawje zelf was zeer tegen het openbaar preken ingenomen, het-
geen hem altijd had mishaagd, en dikwerf geeft hij later in zijne brieven zijn
leedwezen te kennen, dat het volk zich aan deze overtreding van 's Lands wet-
ten had schuldig gemaakt. Naar het Romeinsche regt, toen in gebruik, had men
het wettig gezag van den Vorst miskend, die, gelijk beweerd wordt, geenszins
gehouden was, de uitoefening eener godsdienst te gedoogen, welke hij afkeur-
de (4). De Prins, wien de Landvoogdes insgelijks over het openlijk preken geschre-
ven had, was gereed aan den \vensch der Regering van Antwerpen gehoor te
geven, mits de Graaf van Hoogstraten^ die er omtrent vier maanden de zaken be-
ii
(1) Zie hiervoor, bl. 376-379.
(2) Correspondance de GuiLLAtJME Ie Taciturne , ï. II. Pré/ace, p. XCIX (2).
(3) gacdard, Correspondance de GtiLUUME Ie Taciturne^ T. II. Préface, p. XCVIII—Cl.
(4) GROEN V. PRiNSTERER in de Arcfiives de la Maison d'Orange, Τ. III. ρ. 26.
1555-
1568
DES VADERLANDS. 391 -
sluurd had en met den aard en inborst der Onroomschen (Geallereerden) volkomen be- 1555—
kend Avas, daartoe mede de behulpzame hand wilde leenen. Hoogstraten verontschul-
digde zich aanvankelijk, dewijl *sPrinsen komst aan zgn last een einde maaTite; later
echter verklaarde hij zich hiertoe bereid, indien de Landvoogdes hem magtigde;
Avaaraan deze , op verzoek der Regering, voldeed. Na verscheiden onderhandelingen met de
Opperhoofden der Calvinisten en Lutheranen, erkenden de Prins, de Graaf en de Rege-
ring , dat, om tol schorsing van het preken te geraken, zonder de rust der stad in de waag-
schaal te stellen, men den Hervormingsgezinden » eenigzins genoegzame verzekering en
voldoening moest geven, waarmede zij zich moesten tevreden houden en zich daarnaar
gedragen." Men zond afgevaardigden naar de Landvoogdes, om haar gevoelen hier-
over in te winnen, en, des gevorderd, de middelen voor te slaan, welke men het ge-
schiktste oordeelde. Margaretha weigerde zich te verklaren, maar wenschle de ont-
worpene middelen te vernemen. De afgevaardigden verklaarden hierop, dat men den
Hervormingsgezinden de verzekering zou kunnen geven, dat, wanneer zij het preken
en uitoefenen van de nieuwe godsdienst staakten, zij »voor niets wat tot heden ge-
beurd of gepleegd was, verontrust, vervolgd of in persoon en goederen bezwaard zou-
den worden;" en dat aan hen, welke zich naar deze bepaling niet wilden gedragen,
drie maanden zouden vergund worden, om hel Land te verlaten en hunne goederen te
verkoopen. Tevens boden zij een brief van orattje en hoogstrateit over dit punt
der Landvoogdes aan, welke dezen benevens de verslagen der afgevaardigden den Ko-
ning toezond met de verzekering, )> dat zy niets zou verriglen f Avaardoor hem de
handen konden gebonden worden." De afgevaardigden werden in den Raad van State
geroepen, waar barlaymont , viglius en d'assosville verscheidene bedenkingen tegen
de voorgestelde middelen inbragten. Eindelyk maakte hun de Hertogin de punten be-
kend , welke haar Raad had aangenomen en hoofdzakelgk hierop neêrkwamen: alle
Predikanten en Leeraars moesten onmiddellijk vertrekken; alle preken, uiloefeningen
van nieuwe godsdiensten en den aankleve van dien, zoo als Kerkeraden, bijeenkomsten ,
geldheffingen enz, ophouden; de geschondene Kerken hersteld, en overal, waar dit
nog niet geschied was, de Ratholijke eeredienst weder ingevoerd en het bouwen van
Hervormde bedehuizen geslaakt worden; de Antwerpenaars moesten den Koning ge-
hoorzamen en zyne bevelen opvolgen; landloopers, gebannenen, vreemde scheur-
makers, vluglelingen of afvalligen moglen niet in de stad geduld worden; het gezag
van het geregt moest in kracht worden hersteld, en het krijgsvolk, in soldg der ge-
meente , den Koning gehoorzaamheid zweren. Werden deze punten in acht genomen,
dan beloofde de Landvoogdes den inwoners van Antwerpen, dat zg ter zake van de
godsdienst niet nagespoord, aangerand, gehinderd, of achtervolgd zouden worden,
tot zoo lang de Koning, met overleg der Heeren , Raadsleden, en Slaten des Lands,
II. Deel. 4 Stok. 54
310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— anders zou bevolen hebben. Zij begreep echter niet onder de verleende vergifienis
)) degenen, die voor schuldig gehouden konden worden aan de misdaden van Majes-
leilschennis , van vernielen , verwoesten en plunderen van kerken, van moord, muiterij ,
zamenzwering legen den Koning en andere dergelyke misdaden." Eindelijk ver-
klaarde zij, dat de beloften, in deze punten vervat, geheel onderworpen waren aan
het goeddunken des Konings; dat, terwijl men het koninklijk besluit afwachtte , het
preken en uitoefenen van de nieuwe godsdienst moesten ophouden, en dat zij, van
haren kant, alle vervolgingen, ter zake van misdrijven in het godsdienstige, zou doen
schorsen. De Regering van Antwerpen besloot hierop, met toestemming van oranje
en HOOGSTRATEN, den weg der overtuiging in te slaan, om de Hervormden te bewe-
gen, het preken te slaken. De afgevaardigden der beide Kerkeraden werden bij
den Prins ontboden , en hier uitvoerige vertoogen in dien geest tot hen gerigt. Zy
antwoordden, dal de last, hun opgedragen, de bevrediging der stad en het
opvolgen der overeenkomst van Herfstmaand laatstleden bedoelde; dat hetgeen
hun werd voorgesteld daarmede in strijd was; dat zij niet te min, dewijl zij toonen
wilden goede burgers te zijn, daarvan verslag zouden geven aan hunne geloofs-
genoolen. Weinig dagen later weder bij den Prins geroepen, bij wien zich de Graaf
van Hoogstraten en de Regering bevond, verklaarden zij, dat hun door de Kerke-
raden was gelast te vragen, of men de overeenkomst van Herfstmaand, waaraan de stad
hare rust verschuldigd was, dacht te onderhouden, of te verbreken ? Men antwoordde,
dat hier geen sprake was noch van het onderhouden, noch van het verbreken van
overeenkomsten, maar dat hetgeen hun was voorgedragen alleen ten doel had, de
bevelen des Konings ten uitvoer te brengen, en men noodigde hen uit, zich te bey-
veren de toestemming dergenen te verwerven, welke zy vertegenwoordigden. Het
wantrouwen, welk de afgevaardigden in de Landvoogdes stelden, was niet ongegrond,
Margaretha zelve immers schreef den Koning: »Ik heb gehoord , dat de voornaamste
hoofden (der Hervormden) ten aanzien der genoemde punten, vele zwarigheden op-
geworpen en gezegd hebben, dat ik Antwerpen^ even als de andere steden wilde
misleiden; en inderdaad , ik tracht zoo veel mogelyk daaruit voordeel te trekken."
Was Antwerpen gewonnen, het geheele Land, getuigde zg, zou onderworpen
zijn. — Den dag na de vermelde bijeenkomst, den tweeden van Lentemaand, verza-
melden zich meer dan tweeduizend menschen voor het huis des Prinsen van Oranje
op hot gerucht, dat het verbod van te preken zou afgekondigd worden; en gingen
niet uiteen, dan nadat zy van den Prins zeiven de verzekering ontvangen had-
den, dat er van iets dergelijks geene sprake was. Twee dagen later werden de afge-
vaardigden der Kerkeraden op nieuw voor den Prins, den Graaf van Hoogstraten en
dö Regering ontboden. Om hun besluit te verhaasten , gaf men hun een uittreksel
1
DES VADERLANDS 427
van de punten , welke de afgezondenen der Regering mi Brussel medegebragt hadden , 1555—
voor zoo ver die hen belrofFen. (1)
De onbevredigende loop dezer onderhandelingen bragt de gemoederen der Hervorm-
den in hevige beweging, en had een beslissenden invloed op het plan der Edelen, de
Landvoogdes een derde Smeekschrift aan te bieden. Wat hiertoe aanleiding gaf, moet
eenigzins hooger opgehaald worden. In het laatste gedeelte des vorigen jaars was
eene algenieene kerkelyke vergadering der Hervormden te jintwerpen gehouden,
en daarin bepaald geworden, den verbonden adel schriftelijk te kennen te geven,
»hoe zij uit het Smeekschrift der Edelen, het verdrag mot de Landvoogdes, en de
mondgesprekken met de Bondgenooten de hoop gekoesterd hadden , voortaan hunne
godsdienst vry en ongehinderd te mogen uitoefenen. Doch het bleek nu geheel an-
ilers. Hunne bijeenkomsten Averden gewapender hand gestoord, en hunne Leeraars op-
gehangen of gebannen. Men had gegronde vrees, dat weldra niet ééne gemeente in
de Nederlanden veilig zou zijn, en dat de Landvoogdes zich hiertoe van de wapenen
zou bedienen. Deswege behoorden de Edelen, naar hun inzien, zich deze zaak aan te
trekken, het kwaad in zijn begin te stuiten, grooter onheil af te weren en het Ver-
drag , zoo plegtig aangegaan , doch zoo schandelijk verbroken, met al hun vermogen
te handhaven , opdat het niet schijnen zoude , dat de Hervormden door den verbonden
adel misleid waren (2)," Het antwoord der Edelen, gaf niet onduidelijk hunne ver-
legenheid te kennen, en was minder gunstig dan men verwachtte. Immers verklaar-
den zij, dat »de Landvoogdes en de leden van haren Raad zeer euvel duidden, dat
de Hervormden vele kerken met geweld ingenomen, de Geestelijken verjaagd en grove
ongeregeldheden bedreven hadden. Men wierp de schuld hiervan op do Edelen en
verspreidde in Ouitschland^ dat zy oorzaak waren van de beeldstorming en van het
verjagen en mishandelen der Geestelyken; hierdoor verloren zy do toegenegenheid in
het hun anders welgezinde Diiitschland^ Zij wenschten, dat het Verdrag fusschen
hen en de Landvoogdes door de Hervormden, die ter handhaving daarvan nog alle
vlijt moesten aanwenden, niet overtreden ware; elk behoorde zich stil to hou-
den , zijne nering en hantering, handel en bedrijf zonder schroom voort te zetten;
elk kon ongehinderd zijn geloof belijden en het preken buiten de steden; naar luid
van het Verdrag, bijwonen zonder vrees daarin belemmerd te worden. Overigens
(1) GACHARD, Correspondance de cuiLUtiiE Ie Taciturne, T. Π. Préface, p. XCVIII—CVL
(2) Het oors])ronkelijke stuk in de Fransche taal heeft te water opgenomen in de IJijlagen
zijner Ilist. v. h. Verb. d. Edel D. IV. bl. 262—268; en cene vertaling daarvan gegeven,
D. Π. bl. 73—76. Vgl. bor, Bist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. III. bl. 144, 145. v. d. hier,
de Inii. Tumult. Belg. Lib. IJ. p. 432. burgükdics , Uist. Belg. Lib. III. ρ. 306.
54*
-ocr page 428-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555— moesten zij de zaak aan de Edelen overlaten, op wien de slagen het eerst zouden
vallen (1)." Brederode schijnt echter do Hervormden vermaand te hebben, goeden
moed to houden (2). Zeker is, dat toen hij zich te Amsterdam bij den Prins van
Oranje en hon^wisYi van TS assau, bevond, en gilles le glergq hem klaagde, dat het
preken en uitoefenen der nieuwe godsdienst, tegen het verdrag aan, verhinderd wer-
den , aldaar besloten werd, der Landvoogdes een nieuw Smeekschrift aan te bieden. Dit
stuk werd door den Heer van Toulouse (jan vaw marnix) en gilles le glergq opge-
steld, en vervolgens ter lezing gegeven aan maximiliaait van blois, genaamd gogk
van Leeringhe ^ te Vianen in tegenwoordigheid van brederode en andere Edelen,
Brederode uitgenoodigd, dit Smeekschrift in persoon aan de Hertogin le overhandigen, ver-
trok tot dat einde, door gogk. van Leeringhe verzeld , naar Antwerpen^ alwaar het stuk
door de beide marwixen , wingle , andelot , villers , esgaubegque , de beide van der
aa's , de twee treslongs , de gebroeders batenburg en anderen gelezen werd (3). De
inhoud komt hoofdzakelijk hierop neder: » De verbondene Edelen betuigen met groote
vrijmoedigheid, dat zij naar al hun vermogen getracht hebben de rust te handha-
ven , en daarin gelukkiger zouden geslaagd zijn, indien hunne pogingen door eenige
woelzieke geesten niet tegengewerkt waren, en de Landvoogdes zich aan het
Verdrag met de Edelen gehouden had. Zij beklaagden zich over het wantrou-
wen der Hertogin tegen hen, en over vele hun aangedane mishandelingen. Zij
begrepen, dat alles op hun bijzonder verderf en den ondergang van het geheele
Land zou uitloopen, waartoe het bijeenbrengen van krggsvolk, naar hun inzien, zou
medewerken. Daar zij nu bespeurden, dat al hunne hoop ijdel was, terwijl onregt en
geweld dagelijks vermeerderden, verzochten zij , dat de Landvoogdes het verdrag wilde
onderhouden, en met het preken ook de verdere godsdienstoefeningen gedoogen, gelijk
de Edelen dit, uit haren naam, den volke veroorloofd hadden. Zij begeerden daar-
enboven van de Hertogin de verklaring, dat zij de verzekerdheid , door haar aan de
Bondgenooten gegeven, handhaven, het aanwerven van krijgsvolk staken, het reeds
aangenomene afdanken, en de bloedbevelen, sedert het verdrag uitgevaardigd,
intrekken zoude. Alsdan konde zij verzekerd zijn, dat het Land in rust zou blij-
ven, en de Bondgenooten Igf en goed te dienste des Konings en der Landvoogdes
stellen zouden. Werd dit niet spoedig in werking gebragt, dan waren vele groote en
onherstelbare onheilen, ja, eene vreesselijke bloedstorting van het volk te duchten.
(1) BOR, Eist. d, Nederl. Oorl. D. I. B. III. bl. 145.
(2) burguhdiüs, Hist. Bèlg. Lib. ΙΠ. p. 307.
(3) Correspondance de cuiliatiie le Taciturne, T. II. Préface p. CVI (3).
-ocr page 429-DES VADERLANDS. 391 -
welk zich op het woord der Edelen verlaten had. Dit zou hun leed zijn. Deswege lóoS—
overhandigden zij dit Smeekschrift, als ook ten blijke van hun pligt aan den Koning, ^^
de Hertogin en den slaat verschuldigd (1).
Het doel der komst van brederode te Antwerpen, waar men hem onder het geschreeuw
van: Leve de Geuzen / ontvangen had, werd vergdeld (2). De Landvoogdes weigerde
hem het verzochte vrijgeleide naar Brussel alwaar hg , verzeld door dertig of veertig ruiters,
haar het bewuste Smeekschrift wenschte te overhandigen, en tevens rekenschap te
geven van zijne daden (3). Schriftelijk gaf zij hem te kennen, dat uit de komst der
Edelen ten Hove den vijfden van Grasmaand laatstleden, al de beroerten in Nederland
voortgevloeid waren, en zij uit dien hoofde huiverig was, in zijn tegenwoordig verzoek
te bewilligen. Oordeelde men aan haar iets te moeten voorstellen, zoo konde dit in
geschrifte geschieden, zonder optogt, welke slechts opzien baren en nieuwe onrust ver-
wekken zoude (4), Zelfs gaf zy last de poorten voor bredekodë en de verbondene
Edelen te sluiten, indien zij, in weerwil haars verbóds, mogten goedvinden naar
Brussel te komen. Er wordt verhaald, dat bbederode zich reeds op weg derwaarts
bevond, maar op dit berigt terugkeerde (5). Dit is echter niet waarschgnlyk. In
zijn antwoord op het schrijven der Landvoogdes, verklaarde hij bescheiden doch
onbewimpeld, »dat niet het Smeekschrift, in het vorige jaar overgeleverd, maar
het geloofsonderzoek, de gestrenge toepassing der bloedbevelen, de nieuwigheden,
welke men wilde invoeren, en het kwalijk beraden, lang uitgestelde besluit op het
Verzoekschrift der Edelen de eigenlijke oorzaken der beroeringen waren. Voorts
betuigde hy, niets anders te bedoelen, dan middelen van eenigheid voor to stel- 8 "^·
Sprok-
len, en verzocht derhalve de Hertogin behoorlijk acht op dit Smeekschrift te keim,
slaan, te meeste dienste van den Koning en lot rust van het Land (6)." W^illem ^^
van Treslong overhandigde dien brief, met het geschrift der Edelen en het tot
(1) TE WATEU, F erb, d. Edel. Ώ. IV, bl. 256—262, heeft het oorspronkelijke stuk in de
Fransche taal, en de overzetting daarvan, naar bor, Bist. d. Nederl. Oorl, D. L B.III, bl. 149,
in D. 11. bl. 79—84 medegedeeld.
(2) Correspondance de guiliacme Ie Taciturne, T. II. p. 432 (1).
(3) Zie buederode's brief aan de Landvoogdes van den 2^" v. Sprokkelmaand 1567, in de
Correspondance de güillatibe Ie Taciturne, T. II. p. 431, welke de getuigenis van vïglids
wederspreekt, dat brederode op een dreigenden toon geschreven heeft, vieiii Fita, p. 50.
(4) Correspondance de gtiillaume Ie Taciturne, T. II. p. 432.
(5) pohtds heüterts, Rer. Belg. Austriac. Lib. XVI. c. 6. p. 420.
(6) te water, Verb, d. Edel D. IV. bl. 254, 255. Vgl. boh. Eist, d. IVederL Oorl, D. I.
B, III. bl, 149. v. METEREs, Hist, d. Nederl. Oorl. B. Π. bl. 48.
310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
hen gerigte Verloog der Hervormden, aan de Landvoogdes (1). Acht dagen laler
antwoordde Margaretha , »dat zy zich noch genoeg verwonderen, noch begrgpen
konde, welke Edelen, wal volk , dit Smeekschrift overgegeven hadden, aangezien
liet grootste gedeelte der Edelen zich voldaan hield met 's Konings verklaring ter
zake van het geloofsonderzoek en der bevelschriften, en vele van hen dagelijks hunne
gehoorzaamheid en dienst den Koning kwamen aanbieden. Nooit was in haar het
denkbeeld opgekomen, de uitoefening van de onroomsche godsdienst toe te laten,
vrijheid te verleenen tol hel aanstellen van Rerkeraden en nieuwe Regenten, lot het
byeenzamelen van geld en krijgsvolk , waar de Edelen zich op beroemden , tot het
bedienen der bondzegelen (sacramenten), het bevestigen van huwelijken op hunne
wijze, en dergelijke zaken meer. Men had hare vergunning en den inhoud van het
Verdrag te ver uitgestrekt. Zij en de handhavers der wetten hadden niets verrigt in
slryd met dat Verdrag; maar van de andere zijde had men sedert deze overeenkomst,
vele ongeregeldheden gepleegd , als de beeldstorming, de kerkplundering, de invoe-
ring der preek binnen de sleden, hel innemen der kerken, het verjagen der Geeste-
lijken , het inroepen van vreemde Leeraars, het in oproer brengen van gewesten,
welke in rust waren, en het opstoken van verscheidene steden lol ongehoorzaamheid
tegen den Koning. Het volk, gesterkt door de gunst van zoodanigen, welke openlijk
verklaarden, dat zij het in hunne bescherming genomen hadden, ontzag zich niet,
's Konings geschut- en wapenhuizen aan te lasten , en zelfs zijne voornaamste ambtenaars
te verdrijven. Men had strijdkrachten te velde gebragl, allerlei vijandelijkheden ge-
pleegd , en der geestelijkheid, den dienaren des Konings, ja, haarzelve den dood ge-
dreigd, Sommige onderschepte brieven , uit hun leger naar VaUnciennes geschreven,
getuigden van den hatelijksten toeleg. Dit alles streed met het Smeekschrift, vroeger
door de Edelen overgeleverd , en met hunne beloften. Wanneer zij nu begeerden, dat
de krijgsbenden afgedankt en de bevelschriften ingetrokken werden , beloonden zij ge-
noegzaam van gevoelen te zijn , dat de Landvoogdes het zwaard, haar door God toe-
vertrouwd , moest afleggen. Zij raadde brederode en de verbondene Edelen aan, zich
meer naar 's Konings welbehagen te schikken , hel volk van het wanbegrip nopens het
toelaten van godsdienstoefening af te brengen, den billijken toorn des Konings van zich
af te keeren, opdat hij niet gedwongen mögt worden , zijne natuurlijke goedheid te
vergelen , en voorts zich te wachten van zoodanige bedreigingen als in dit Smeek-
schrift te vinden waren. Volhardden zg in hun opzet, dan zouden brederode en zijne
deelgenooten eene eeuwige schande op zich laden. Het raadzaamste was, dat zij naar
(1) Sententiën van aiva , bl. 78, 157. De brief van brederode aan de Landvoogdes, bij
te water, Ferb. d. Edel. D. IV. bl. 255.
DES VADERLANDS. 391 -
hunne haardsteden terugkeerden , zonder zich met 's Lands zaken te bemoeijen, 1555—
anders zou zij, ten behoeve der algetneene rust, daartegen de noodige maatregelen
moeten nemen. Ten slotte verklaarde zij, geen nader antwoord op dit verzoekschrift
te zuilen geven, vóór zij wist, wie de Edelen en het volk waren, met welke brede-
RODE zich wilde verdedigen, en van wie hy volmagt ontvangen had (1)·"
Terstond werd dit antwoord op hoog bevel door den druk algemeen bekend ge-
maakt (2). Te regt is aangemerkt, dat de verandering der omstandigheden in de
verandering van toon, zoo wel in het schrijven der Landvoogdes, als in dat van bive-
derode, ziglbaar is (3). Margaretha, steunende op hare krijgsmagt en op den wan-
kelenden slaat van het Bondgenootschap (4), was geheel van hare vroegere toegeeflijk-
heid teruggekomen, die misschien de Edelen wel eenigzins verwend had. Zij gelastte
eenige dagen later, bij een nieuvF bevelschrift, allen Regenten, de vergaderingen
van de wederspannigen uiteen te jagen, en elk werd verboden, eenige oorlogs-
paarden en wapenen te koopen of te verkoopen, dan onder zekere bepalingen (5). Ook
beval zij aan de stedelijke Overheden , steeds te waken tegen alle gevaren en listige
aanslagen der oproerige Ketters, en het krijsvolk, dat geene aanstelling van 'sKo-
nings wege konde toonen, met geweld te verjagen (6). Zelfs verbood zij oranje en
EGMOND met een of meer Bondgenooten in Brussel te komen (7). Zy weifelde in haar
gevoelen over den Prins. Voorzeker schonk zy hem geenszins haar vertrouwen, maar
konde echter niet gelooven, dat hij, gelijk het gerucht wilde, de bewerker was der
onlusten en beroeringen (8). Oranje wantrouwde do Landvoogdes en weigerde op
haar herhaald ontbod, ten Hove te verschijnen onder voorgeven, dat men er hem
(1) te water, F erb. d. Edel. D. IV. bl. 268-275. Eene vertaling van dien brief {iceft hij
ia D. Π. bl. 92—97. Vgl. bor, Bist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. lü. bl. 150. v. meteren , üist.
d. Nederl. Oorl. B. IL bl. 48. uooft , Nederl. Hist. bl. 129. burgürdiüs , üist. Belg. Lib. III.
ρ. 308—310. Niet viglius, maar de geheimschrijver van staat berty was de steller van dien
brief, gaciiaiid, Correspondance de cmlatnie Ie Taciiurne, T. II. p. 434.
(2) TE WATEE, Ferb. d. Edel. ü. II. bl. 92.
(3) te water, Verb. d. Edel. D. II. bl. 98. groen v. phinstereb , in de Archiven de la
Maison d'Orange, T. III. ρ. 3Π
(4) Zie hiervoor, bl. 412.
(5) Repertorium der Placaten, bl. 129.
O
(6) BOR, Bist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. III. bl. 151.
(7) Correspondance de rmuppE II, T. I. p. 508.
(8) Correspondance de cuiliaüme Ie Tacittirne, T. 11. p. 407. ' ^
-ocr page 432-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
1555—een kwaden Irek wilde spelen (1). Egmond , hoezeer hy zich beroemde een getrouw die-
naar des Konings te zijn (2) , had haar argwaan opgewekt, daar hij lodewhk van
Nassau tol het indienen Tan een nieuw Smeekschrift had aangespoord, hetgeen sedert
door BREDERODE geschied was (3). Ook had hij niet zonder eenige aarseling den nieu-
wen eed onderteekend (4). Op zijne herhaalde klagte, dat men hem noch den Prins
van Oranje meer over de zaken des Lands raadpleegde, en alles euvel duidde, Avat
hy in het belang des Konings en der T^eder landen meende te moeten voorstellen,
antwoordde de Landvoogdes, »dat de Koning naar goeddunken konde handelen, en
hun pligt was te gehoorzamen;" waarover de Graaf zich ten hoogste ergerde (5).
Om dien tijd poogden oranje, hoogstraten, brederode en kieuavenaar , deze
laatste in naam van den Graaf van Hoorne, egmond tot een nieuw verhond met hen
over te halen. Zij beloofden hem, zich te zullen beijveren, dat door het geheele Land
hel preken gestaakt werd, om den Koning de beweegreden te ontnemen van met
eene krijgsmagt herwaarts te komen; indien de Vorst echter, ondanks hunne vertoogen,
daarby volhardde, stelden zij voor, hunne pogingen te vereenigen, om dit te beletten.
Doch EGMOND was sinds de bijeenkomst te Dendermonde ^ op welke hij zich reeds te-
gen alles, wat het koninklyk gezag konde aanranden, verklaard had, meer en meer
lot de zijde des Konings overgeheld. Hg meende hierdoor zijne vorige overtredingen
te zullen uilwisschen; ook konde hij zich niet verbeelden, dat de Koning ooit de
overwinningen van St. Quentin en Grevelingen vergeten zou, in welk gevoelen hy
nog onlangs door een brief van filips zeiven versterkt was geworden. Zijn antwoord
was derhalve, dat hij zich volstrekt niet met hen wilde verbinden, maar integen-
deel meende, dat allen zich moesten beijveren, het preken te verhinderen, en dat
vervolgens de Stalen den Koning nederig verzochten , om niet met zulk een talryk
leger, als men zeide dat hem zou verzeilen, herwaarts te komen. Eenige dagen
daarna zond hem de Graaf van Hoogstraten een zyner Edellieden, om hem tol
eene zamenkomst met oranje , brederode , en hoorne uit Ie noodigen, in welke
men de middelen zoude beramen, om 's Lands vrijheden te handhaven, en hunne per-
sonen en goederen te redden. Ook dit werd door egmond geweigerd, die hen veel-
eer vermaande, wel te letten, wat zij deden , niet alleen wat de dienst van God en
(1) Correspondance de gbillabme Ie Taciiurne, T. Π. p. 354.
(2) Supplément aux yirchwes de la Maison d'Orange , p. 40.
(3) Correspondance de milippe Π, T. 1. p. 508.
(4) Correspondance de pdiuppe II, T. I. p. 520 (1).
(5) Correspondance de pdiuppe II, T. I. p. 515.
-ocr page 433-DES VADERLANDS. 391 -
des Körtings, maar ook hunne eigene eer betrof. Hij Termaande hen , » zich als ge- ^jgg^
trouwe Leenmannen te gedragen, en had besloten allen, welke anders handelden,
voor vijanden te houden. Wat hem betrof, hij vreesde niet, dat hol bestuur des
Lands in handen der Spanjaarden zou gesteld worden , gelijk zij zeiden; in allen ge-
val , indien hij onverdragelijk behandeld werd, zou hij daarom geenszins de wapenen
tegen den Koning opvatten , maar zich naar zijne goederen, of des noods, buiten
's Lands begeven (1)." Met toesleinming der Landvoogdes bezocht egmond , in gezel-
schap van MANSFELD, den Graaf van Hoorne te Mechelen, om hem Ie bewegen lot de
zijde des Hofs terug Ie keeren. Maksfeld gaf aan hoorhe te kennen, dat hg hem
zijne vriend- en namaagschap zou opzeggen, Avelke hij minder achtte dan de dienst
des Konings en zijne eigene eer, wanneer hij dit weigerde. Hookse verzocht twee
dagen tyd van beraad (2). De uitslag wordt niet gemeld, maar schijnt gunstig geweest
te zijn. Althans weinige maanden daarna, ontving hoorke do verzekering van 'sKo-
nings tevredenheid over zijn gedrag (3). Zoodra egmond zich verklaard had, betuig-
den de Heeren van risoir, van der meere en gasembrood aan de Landvoogdes, dat
zij niet in het derde Smeekschrift toegestemd hadden (4).
De houding des Graven van Egmond ontmoedigde de bewegingspartij geenszins.
De Bondgenooten en de Hoofden der Hervormde gemeenten besloten de kans der wa-
penen te beproeven. Trouwens, reeds vóór do komst van brederode te Antwerpen ,
hadden zij voorgenomen geweld te gebruiken, indien do Landvoogdes aan^het derde
Smeekschrift geen gehoor leende. Thans sloot brederode met de Hoofden der Her-
vormden eene overeenkomst, onlangs te Breda beraamd , bij welke hij beloofde , hen
in de vrije uitoefening hunner godsdienst te handhaven, terwijl zij zich van hunnen kant
verpligtten, hem eene som gelds te verschaffen, die over al hunne gemeenten moest
geslagen worden. Krachtige maatregelen volgden onmiddellijk dit verbond. Brederode
zond antonie van sombergen naar V Hertogenhosch, om er zich meester van te
maken en den aanslag des GraVen van Megen tegen die stad te verhinderen; hij
gaf last aan culemborg , renesse, de gebroeders batenburg en anderen, om volk
te voet en te paard Ie ligten; hij moedigde de stad Valenciennes aan, geene be-
zetting in te nemen en gaf haar hoop op spoedige hulp; eindelijk vertrok hij naar
Vianen^ om daar het grootste gedeelte zijner strijdkrachten bijeen te zamelen (5).
(1) Correspondance de guilucme Ie Tnciturne, T. II. Préiace, p. CVIi—CX.
(2) Correspondance de philippe II, T. L p. 515.
(3) Procés des Comtes ^'egmont et de borke, T. II. p. 553.
(4) Correspondance de philippe;^II, T. L p. 513.
(5) Correspondance de guillatjme Ie Taciturne, T. II. Prcface, p. CX—CXII.
II Deel. 4 Stuk. 55
-ocr page 434-310 ALGEMEEIVE GESCHIEDENIS
» Zoo is men dan begónneni," schreef de Geheimschrijver praats aan granvelle, »het
^^^^ masker af Ie leggen» maar ik vrees , of de Prins van Oranje wel het zijne zal afne*
men^ daar de Graaf van Nieuwenaer, ^ijn schoonbroeder, in Brussel geweest is, en
zonder de Landvoogdes te spreken, in het geheim den Graaf van Egmond bezocht
heeft. Men vermoedt, dat dewijl egmond zich voor den Koning verklaard heeft,
NiÈüWENAAR h«m van wege het Bondgenootschap is komen verwittigen, dat hij als
^toordschender zon beschouwd worden, wanneer hij handelde tegen hetgeen hij mede
obderteekend had (1)."
Ondertusschen kweet Antonie van bombkrgen zich. van den hem opgedragen last.
In de burgeroorlogen van Frankrijk had deze stoute krygsman den Prins van Condé
gediend, en zich vervolgens in Antwerpen gevestigd. Dikwerf was door de Land-
voogdes bevolen hem in hechtenis te nemen, maar hieraan nimmer gevolg gegeven.
Terwijl in haar naam do Kanselier van Braband en de Heer van Merode in 'i Rerto-
genhosch met de Regering over het teruggeven der kerken aan de Roomschgezinden
onderhandelden, en de Graaf van Megen te Fucht gelegerd was, kwam van somber-
gen in die stad, bragt de bevolking in beweging, plaatste het geschut op de wallen,
en vuurde op *sKonings benden. Hij verklaarde zich voor Bevelhebber van 's Herto-
genbosch, liet de woning, in welke de afgevaardigden gehuisvest waren, bewaken,
opende de brieven, welke hun gezonden werden, en matigde zich , in één woord,
een onbeperkt gezag aan. Hij wendde voor, op last van oranje , hoogstaten en bre-
DEÄ0DE te handelen, hetgeen echter de beide eerstgenoemden ten volle ontkenden (2.)
Sprot-was door brederode alleen gezonden, wiens raad en hulp de Hervormden van
keim. 's'Ilertogenboseh, >bij monde van iherman de'ruiter , hadden ingeroepen legen den
Graaf van Λ/β^βη , die in'hunne stad krijgsvolk wilde werpen, maar nu onverrigter zake
aftmk (3). Hierdoor werd de ihoop der Landvoogdes verijdeld, wanneer 'j Hertogen-
bosoh en Maastricht onderworpen ïouden zyn, ook Antwerpen, » het broeinest van
alle kwaad," gelijk zij zich uildrtiklfe , tot rede te Èrengen (4). Ten hoogste verbol-
gen', 'dat adolf van der 'aa, jaN van marnis en 'andere der verbondene Edelen aldaar
(1) Correspondance de philippe 11, T. L p. 513.
(2) Correspondance de guiludme Ie Taciturne^ T. IL ρ. 355, 356, 414.
(3) Archives de la Maison dOrange, T. ΊΠ. p. 62. strada. , dc ßello Belg. Lib. VI. ρ. 297.
τ. D. HAER, de Init. Tumult. Lib. II. p. 443, 445. nooFi, Nederl. Hist. B. IV. bl. 130. cusics,
Oorspr. d. Nederl. Beroert, bl. 261. Delft 1626. ν. meteren, Eist. d. Nederl. Oorl. B. IL
bl. 44. verso, bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. L B.^IIL bl. 'lÖl. v. üeürr, Hist. v. ^sHerio-
genb. D. IL bl. 33, 34.
(4) Correspondanoe de philippe II, T. 1. φ. 607.
-ocr page 435-DES VADERLANDS. 435
openlijk krijgsvolk ligllen, schreef zij den Prins Tan Oranjß cn der Regering, dil
breuk maken op de bevelen des Konings te keer te gaan, en gelastte der Overheid
allen te lalen vatten en straffen, die zicb daaraan schuldig inaaklon, Doch dß Regering
had reeds v&n deze volksvvervingen den Prins van Oranje^ welke er even gopd als j^jj
van onderrigt was, kennis gegeven. Hij toonde er zich over gebelgd, en ontbood de
Bondgenoolen bg zich , om te vernemen , wie dit bewerkte. Men noemde van der λλ ,
die niet tegenwoordig Mas, en zich des nachts uit Anixmvpen verwijderde, om niet
den volgenden dag voor den Prins te verschijnen. De Regering spoorde hierop den
Burgemeester van Straelen aan, van der aa te laten achtervolgen, en liejt afkondi-
gen , dat alle krijgsvolk, welk niet in dienst was van de stad, on alle landloopers,
onmiddellgk moeslen vertrekken, op straffe van ballingschap of dood» De meeste
aangeworvenen, ten getale van vijftienhonderd, grootendeels Walen en Vlamingers, ^^ ^
welke aan de nederlaag te Lannoy waren ontkomen, verlieten dienzelfden dag Ant- Spiok-
werpen en sloegen zich te Merxem, Damhrugge en in de omliggende <lorpen neder,
Doch reeds den volgenden morgen zond hun de Prins van örawye den Heer van Strae-
len, als lïeer van Merxem^ en den Kapitein brecht met het bevel, binnen drie
uren van daar te vertrekken, indien Zy niet wilden , dat men geweld tegen ben go-
bruiken zoude. De aanvoerders der bende weigerden te gehoorzamen, zeggende4at
zij in dienst van brederode waren, en hieven den kreet aan van: Leve de Geuzm /
Twee dagen daarna sloegen zij echter den weg in naar Vianen^ een gedeelte scheepte
zich in te Oosterweel of Austruweel in zeven schepen, gevolgd door een vaartuig,
beladen met wapenen en allerlei soort van krijgsbehoeflen uit Antwerpen} de overige
trokken over land (1).
Eenige der verbondene Edelen waren te Antwerpen gebleven en zetten er, in
weerwil van het verbod der Landvoogdes, de volkswervingen voort, Zij haddpn
hel, behalve o^^ Antwerpen zelf en Hertogenhosch j ook op Amsterdam, Ut-
recht en andere voorname steden gemunt. Brederode trachtte eenige plaatjsen aan
zee met krijgsvolk te bezetten, om aldaar den loop iier zaken ^af ,te wachten (2). j)e
vreemde kooplieden, bekommerd over deze ongeregeldheden en misnoegd oyer de
drukkende lasten, kondigden hun voornemen aan, Antwerpen Xq HOrlaten, De Rege-
ring wendde zich tot den Prins van Oranje en den Graaf van Hoogstraten^ met ,ver^
zoek, de Bondgenoolen te doen vertrekken en de kooplieden gerust te stellen. De
beide Heeren beloofden zoo wel deze als gene voor zich te ontbieden, ofschoon zij
(1) Correspondance de GüimAtME Ie Jaciturne, T. IL ·ρ.„406, 407. Préiace, ρ. CX,1I—CXIV.
Correspondance de pbiuppe II, T. 1. p. 514. bo» , Mist. der IVederi. Oorl. J). 1. iJ. III. bl, 156.
(2) BOR, Hist. d. Nederl Oorl. D. L B. HL^bl. 151.
55*
-ocr page 436-436 ALGEMEEN! GESCHIEDENIS
zich tot niets verbonden met betrekking tot de eerstgenoemden, maar alleen zeiden ,
dat zij met hen zouden handelen, naar mate de belangen der stad het vorderden. Maar
de Prins noch de Graaf waren inderdaad genegen, tegen de Bondgenooten te hande-
len ; ook ontweken zij het dringend aanzoek der Regering, en de volkswerving, wel
verre van op te houden , vermeerderde. Bij de onderteekenaars van het Verbond voegden
zich verscheidene hopheden, die al hun gezag uit de volksbewegingen ontleenden , aan
welke zij in de laatste beroeringen deel genomen hadden (1).
Zoo het waar is, dat brederode aanbood, het preken te doen ophouden en de
Hervormde Leeraars uit het Land te verwijderen, indien de Koning algemeene vergif-
fenis wilde verleenen (2), heeft hij ongetwijfeld meer beloofd, dan hij bij magte was
na te komen. Zeker is, dat de Landvoogdes hem als Bevelhebber eener bende van
Ordonnantie, wegens het weigeren van den nieuwen eed afzette. Vruchteloos had
hij getracht het aannemen van krijgsvolk, lang door hem stoutweg ontkend, het ver-
sterken van Vtanen en het drukken van kettersche boeken aldaar, te verdedigen of
te verontschuldigen, stijf en sterk zijne gehechtheid aan den Koning bewerende,
terwijl in Fianen spotprenten op den Koning, zelfs op den overleden Keizer uitgege-
ven werden (3). In de omstreken dier stad had hij thans bijna drie duizend man
bgeen, met welke hij Utrecht dacht te verrassen. De Graaf van Megen rukte met
eene afdeeling voetvolk uit het Land van Heusden en Altena in )ΐϋ\. Sticht ^ om dit te
voorkomen. Terwijl hij Gorinchem voorbij trok, waar brederode ook aanhangers
telde en dikwijls met de verbondene Edelen bijeenkomsten hield, versterkten de On-
roomschen, beducht dat het ook op hen gemunt mögt zijn, de wachtposten aan de
poorten (4). Om zich tegen den aanslag van brederode te verzekeren, had de Ut-
rechtsche Regering nog acht honderd man aangenomen, en er werd eene sterkte aan
de Vaart opgeworpen. Derhalve zonder eenige tegenkanting van de zijde der burgers
28 V. of van den Bevelhebber van het slot te ontmoeten, toog biegen in Utrecht, De Her-
keim, vorroden werden er gelast, op straffe van den strop, hunne wapens af te geven enden
nieuwen eed af te leggen. Megen echter twijfelde, of zij dien eed, wanneer zij al eens
daartoe overgingen, wel zouden nakomen, daar zij nu reeds zeiden: »een gedwongen
eed is God leed." Den dag vóór zijne komst, had Hertog erik van Brunswijk in
de nabijheid ydxi Fianen eene bende van zes honderd stroopende Walen uiteengejaagd,
I
(1) Correspondance de gcillaüme Ie Taciturne^ T. II. Préface, p. CKV, CXVI.
(2) Correspondance de philippe II, Τ. I. ρ. 510.
(3) Correspondance de güiliaüme k Taciturne, T. II. p. 322 , 327 , 332 , 336 , 398,
414, 423—426, 427, 430, 434—438. Correspondance de puilippe 11, T. I. p. 508 (2.)
(4) Sententiën van alva, bl. 88, 91, 92, 95, 333.
-ocr page 437-DES VADERLANDS. 391 -
en een groot gedeelte daarvan verslagen (1). De knechten Tan brederode, verstoord 1555—
dat Utrecht hun ontgaan was, zochten elders zicli schadeloos Ie stellen. Zij plun-
derden het klooster Mariënioeerd, en stroopten vervolgens door ütrecht en Holland^
onderscheidene kerken en kloosters beroovende en vernielende. Arend van Duiven-
voorde en HERBERT van Raaphorst, Iwee Hollandsche Edelen, legerden zich met een
gedeelte dezer gasten in het klooster van Egmond^ en bleven er eenige maanden, in
weêrwil van al de tegenkanting van den Abt, die levens Bisschop van Haarlem was.
Het klooster te Eeiloo en meer andere moesten zich ook aan dergelyke inlegeringen
onderwerpen. Do bezetting van Vianen werd inzonderheid door do Onroomschen uit
Gorinchern, ütrecht en Amsterdam van krijgs- en mondbehoeften voorzien. Zij
ontving zelfs uit de laastgenoemde stad kleine vaatjes buskruid, die in tonnen, met
koorn gevuld, waren ingepakt, en door berwhard van uiteneng voor rogge werden
uitgevoerd (2). Megen trachtte dien toevoer te verhinderen. Hij zond tot dat einde
ANDERLEcn met zcs hondcrd man naar Meerkerk ^ doch naauwelijks waren zg de Lek
overgetrokken om dat dorp te naderen, toen de bezetting van/^/anew hunne vaartuigen
plunderde, en hen noodzaakte af te trekken. Daar het krijgsvolk op verscheideno
punten des Lands moest gebezigd worden, >vas het der Landvoogdes niet mogelyk
megen onderstand te zenden , om Vianen in te sluiten (3). De gebroeders baten-
burg , in dienst van brederode, verontrustten de omstreken (4). In Roermonde hield
de bewegingspartij vergaderingen en ligtte volk (5). Venlo was legen het wellig go-
zag opgeslaan, doch had zich aanstonds op voorwaarden overgegeven, welke zoo slecht
werden nagekomen, dat de inwoners huis en hof verlieten (6). Ε Iburg gaf zich over
bij verdrag; het preken moest gestaakt, de schade aan kloosters en kerken veroor-
zaakt, hersteld, en do burgerij, welke zich aan de genade des Koning moest onder-
werpen, ontwapend worden (7). Nijmegeny Zutphen en -^rwÄewt verzochten don
(1) Correspondance de güillaube Ie Taciturne, T. Π. p. 414, 457, 496, 497. v. uasselt ,
StukL· V. d. Faderl. Eist. D, L bl. 157, 158, 161. strada, de Belle Belg. Lib. VI. p. 298.
v. d. haer, de Init. Tumult. Belg. Lib. iï. p. 444. bor , EisU d. Nederl, Oorl. D. L li. III,
bl. 153. uoon, Nederl. Eist. B. IV. bl. 130.
(2) wagenaar, D. VI. bl. 215, en de aldaar aangehaalde Sententiën van alva.
(3) Correspondance de güiliaume Ie Taciturne, T. 11. p. 503, 504.
(4) Archives de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 62.
(5) Correspondance de güiliabme Ie Taciturne y T. II. p. 505.
(6) Archives de la Maison d'Orange, Τ. IIL ρ. 57, 58.
(7) bor, Eist. d. Nederl. Oorl. D. L B. III. bl. 145. v. hasselt, Stukk. v. d. faderl. IIi$t,
D. I. bl. Wl-m, 191-108.
^ae ALGEMEENÊ GESCHIEDENIS
1555—Giaaf tan J/e^m, deze genade voor hunne » goede Trienden," deElburgers, te verwer-
^^^^ veü (!}» Evenzoo gedroegen zij zich omtrent Harderwijk, welke stad en Bommel
op gelijke vOorwaiarden als Elhurg onder de gehoorzaamheid des Koning terug-
gekeerd waren (2)» Later werden door de Landvoogdes gelastigden aangesteld, om
naar de aauleideude oorzaken der beroeringen in Roermond^ Venlo^ Bommel^ Har-
derwijk eu Elhurg te onderzoeken (3)^
Met niet minder yver dan megen in Gelderland ^ trachtte Aremberg ia zijne stad-
houderlyke gewesten het wettig gezag en de Roomsche godsdienst te handhayen of te
herstellen* Met Tier vaandels Duitsch voetvolk en zeslig ligto ruiters breidelde hij de
oproerige bewegingen in Overijsel, Daarop trok hij in het midden van den Winter
naar Friesland ^ en kwam met deze benden, vóór men er op bedacht was, in het
klooster Bergam. Leeuwarden verschrikt, sloot met hem eene overeenkomst, welker
bepalingen insgelijks aan de gewestelijke Staten, tegen den zeven en twintigslen van
Louwmaand derwaarts beschreven, met eenige toevoegselen werilen voorgelegd en
hoofdzakelijk hierop neerkwamen: » de Hervormde Leeraars moesten binnen drie dagen
Friesland y en binnen zes dagen Overijssel^ Groningen en Lingen verlaten en ef
niittmer térugkeeren; de geschondene kerken en kloosters moesten in den ouden staat
liersteld, alle gemaakte verbonden verbroken, geene nieuwe aangegaan, en voortaan
aïïe bevelschriften des Konings afgekondigd worden. Hiertegen zou bet gewest, mits
ter nakoming Van het bovenstaande genoegzame borgen stellende, afschaffing van ge-
loofsoöderzoek en Van de bevelschriften ter zake van de godsdienst genieten, overeen-
komstig het verdrag met de verbondene Edelen aangegaan. Dit alles echter onder
voorbehoud van de goedkeuring der Landvoogdes, en tot de Koning met de Alge-
fneene Staten anders zouden bevolen hebben." ]Na rijp beraad, gaven de gevolmagtigden
van Oostérgo ^ Westßrgo, Zevenwolden en de steden , Leeuwarden ^ welk reeds het
het verdrag had aangegaan, alleen uitgezonderd, op den dertigsten van Louwmaand
den Graaf van Aremberg by wijze van verzoekschrift te kennen, wel tevreden te zijn,
dat » de ingezetenen van Friesland hunne voorregten en vrijheden behielden , het
geloofsonderzoek en de bloedbevelen builen kracht bleven, kerken en kloosters her-
steld, en de oude godsdienst benevens de gewone plegtigheden onderhouden Averden,;
dat zij met niemand in een verbond zouden treden tegen 's Konings hoogheid en
's Lands Overheid; dat voorlaan 's Konings bevelschriften, mits niet strijdende met het
(1) v. hasselt, Stuhk. V, d. V-aderh ,mst D. I. hl. 151, 160.
(2) V. hasselt, SfuU. v. d. Vaderl. Mist. R I. bi. 132—144, 153, 163—167, 172—178,
180—183. Correspond§nce de gcillaüme Ie Taciturne, T. II. p. 491, 492.
(3} v. hasselt, Stukk. V. d. Faderl. Eist. D. I. bl. 204—207.
-ocr page 439-DES VADERLANDS. 391 -
Terdrag en de Friesche vrijheden, afgekondigd werden, en do ingezetenen zich als 1555!^-
gelrouwe onderzalen gedroegen. Ootmoedig baden en begeerden zy, dat de Stad-
houder daarin wilde genoegen nemen, en alzoo de landen en sleden in rust laten.
Tevens verzochten zy, dat hij op de overige punten niet verder zou aandringen, maar
het krygsvolk laten vertrekken, en niemand ter zake van hetgeen vroeger in de gods-
dienst voorgevallen was, in hechtenis nemen. Werd in het vervolg door iemand
misdaan, men zou hem behoorlijk naar 's Lands regten en wetten straiTen, maar
nooit den een om de misdaad eens anderen aantasten," Aremberg wilde hiertoe
geenszins verstaan , en bleef op al de door hem voorgestelde punten ten sterkste aan-
dringen. Hij begeerde den· oorspronkelyken Verhondsbiief der Edelen te zien, oor-
deelende, dat niemand eenig voordeel uit het verdrag konde trekken, dan zij, welke
reeds vóór het aangaan daarvan, het Verbond geteekend hadden. Do Edelen verklaar-
den plegtig, ten overstaan van Notaris en getuigen, »dat zij nimmer van voornemen
geweest waren of nog waren, iels tegen den Koning te ondernemen, of iiet Land,
door het aanwerven van krygsvolk, eenig nadeel te berokkenen; maar integendeel
zich te gedragen, als goede onderdanen des Konings betaamt, weshalve zij verzochten
in vrede en rust in hun vaderland te mogen blijven." Daar de Stateii zich aan hun
gegeven antwoord vasthielden, bedreigde hen AREMBEiWJ met de zwaarste atraflen -als
weerspannigen en Majesleitschenner«, en begon met de daad geweid te gebruiken,
het verleende vrijgeleide te schenden, door het vatten van van Ilpendamt ge-
heimschrijver van BREDERODE en die sedert Ie Brussel onthoofd werd, het geloofisonder-
zoek gestreng te handhaven, en eenige Onroomschen tot .de galg te verwijzen, flet
bannen en vlugten der Hervormingsgezinden werd algemeen. Wel zeventig Edelen,
die het Smeekschrift geteekend hadden, namen nu de wijk over .deja Ri^n ,en de
Eems, of naar Amsterdam bij brederode .(1). Ve-Ie OPriesche ballingen en .voort-
vlugtigen trokken naar Groningen, welk groolendeels der flervocming was toegedaan.
Aremberg poogde ook deze stad, wegens hare sterkte en om do nabijheid van Emh-,
den, het itoevlugtsoord der vervolgde iHervormden, voor den Koning ie verzekeren.
Het gelukte hem echter eerst den zesden van Zomermaand -door belofte en bedreigin-
gen , er vier vaandels Duitsche soldalen, onder Blasius van vegershem , in ibezeUing
ie werpen , die meest bij de Onroomschen ingölegerd werden (2).
{1) ^Charterb. v. rriasl.m. lU. bl. <696-708. \igui rEpifit. ad mmvtm, φ-.3^5, 3^8, 349.
Correspondance de gcillaüme Ie Taciturne, T. II. p. 489, 490. wiNSEiiiiüs, Chron. v. Friest.
B. XVI. bl. 534—539. bor , Bist, d. Nederl. Oorl. D. I. B. III. bl. 145. schotakus , Fr. Bist.
B. XXI, bl. 738—742.
(2) bor, Bist. d. Nederl. Oorl, D. l. B. III. bl. '146. «cdotakcs , 'Fr. Bist. B. XXI. bl. 742.
-ocr page 440-436 ALGEMEEN! GESCHIEDENIS
1555— Onderlusschen zette de bewegingspartij in Antwerpen hare plannen onvermoeid
voort. Drie vaandels, elk van honderd man, door haar bijeengebragt, scheepten
2 V. zich op den vollen middag en met slaande trom in drie vaartuigen, zoo het heette
1j6 Jlte *
maand ^ianen bestemd, maar welke naar Walcheren stevenden. De Bondgenooten
1567 achtten het van groot belang, zich van dat eiland meester te maken, om de Spaan-
sche benden, welke men toen nog over zee verwachtte, het landen te beletten.
Daarenboven was Walcheren van veel geschut voorzien, welk den Koning behoorde.
De Landvoogdes had zich hierop voorbereid. Op het eerste berigt van de volkswer-
ving der Bondgenooten , waren de steden Utrecht, Amsterdam, Dordrecht, Bliddel-
hurg ^ Fussingeny Veere en het kasteel Zeehurg (Ramekens) aangeschreven, op
hare hoede te zijn en geen krygsvolk in te laten zonder 'sKonings last. Een vaandel
voetvolk was onder den Heer yan beaüvoir naar Zeehjirg gezonden, om de bezet-
ting te versterken, doch de gezagvoerder roelakd van ghistelle had het afgewezen,
zich verontschuldigende met » de ongeschiktheid en beperkte ruimte der plaats." En
toen hem door de Landvoogdes bevolen was, alsdan slechts vyflig man in te nemen,
had hij voorgewend , dat zijne soldaten en die van beaüvoir in taal, aard en zeden
verschilden, en zich derhalve niet met elkander zouden verstaan; daarenboven ver-
klaarde hij zich volstrekt ongenegen, iemand binnen te laten, zonder bijzonderen
last van den Prins van Oranje, van wien hij zijne aanstelling ontvangen en in wiens
handen hij den eed afgelegd had. De Groot-Baljuw van Gent^ adolf vaw boürgon-
Dië, Heer van Wacken, werd naar Zeeland gezonden, om ingeval de Bondgenooten er
zich nestelden, de middelen aan te geven, hen te verjagen. De geheimschryver van
den Geheimen Raad jan mesdagïï, en pieter par waren met bijzondere lastgevingen
naar Flissingen, Middelburg, Feere en Zierikzee vertrokken. Hierbij had zich
de Landvoogdes niet bepaald, maar den Graaf van Megen , toen te Vucht gelegerd,
bevolen, zich gereed te houden, om de oproerlingen uit Zeeland te verdryven, wan-
neer zy er in mogten dringen (1).
Van de drie schepen, welke naar Walcheren stevenden, werd het eene gevoerd
door jan vak MARNix. Aan zijn boord bevonden zich jan van blois, Heer van Tres'
long^ pieter haegk, gewezen Baljuw van Middelburgs en gilles le glercq, een
man van kennis en geleerdheid, eerste Geheimschrijver van lodewijk van Nassau
en een der hoofdbewerkers van de beroeringen, zeer gezien by oranje, hoorne en
andere Grooten. De twee overige schepen hadden jan denys en een Franschman,
wiens naam onbekend is, lot aanvoerders. Zoodra de kleine vloot by Zeeburg
(1) Correspondance de GtiLLAüME le Taciturne, T. II. Pré face, p. CXVI—CXVIII, CXIX (l).
BOB , Hisi. d. NederU Oorl, D. I. B, III. bl. 150.
DES VADERLANDS. 391 -
gekomen was, stapten haeck en gilles le glergq aan land en hielden een 1555—
mondgesprek van twee uren met den Bevelhebber. De ontwerpers van den logt
hadden op de versland houding van den gewezen Middelburgschen Baljuw op hel
eiland gebouwd, doch zich vergist. To Flissingen werden zij door het geschut
van de wallen derwijze begroet, dat zij spoedig aftrokken. Des naehls maakten
zij van het wassend getij gebruik, om naar Arnemuiden den steven te riglen. 2—3v,
Maar ook voor die plaats, van hun plan onderrigt, slieten zij het hoofd, en keerden
weder r naar Ramekens ^ van waar zij vervolgens op Ter Neuze terugtrokken. Den 1567
volgenden dag voer jan van marnix de Schelde weder op tot digt bij Oosterweel
(Austruweel) , een dorp bijna een uur van Antwerpen, alwaar hij zich neder-
sloeg. Op dit berigt, werd onmiddellijk een van oranje's Edellieden, verzeld
door den Heer v^mOosterweel en do afgevaardigden der Regering ydiii Antwerpen, met
het volgende geschrift naar marnix gezonden. » Wy willem , door de genade Gods
Prins van Oranje^ Graaf van Nassau enz. enz. en wij anthonie van lalaing, Graaf
van Hoogstraten enz. enz. en wij Markgraaf, Burgemeesters, Schepenen en Raad der
stad Antwerpen, geven te kennen, dat dewijl ons ter oore gekomen is, hoe ver-
scheidene soldaten en oorlogslieden in den omtrek dezer slad, in het dorp Ooster-
weel zijn vergaderd, in strijd met de bevelen van wege Zijne Majesteit in deze slad 6 τ.
uitgevaardigd, hebben wy bevolen en bevelen bij dezen uitdrukkelijk, hun van on-^^"^^
zentwege te verklaren en te gelasten, dat zij binnen twee of drie uren, na kennis-
geving dezes, van de plaats moeten vertrekken waar zij zich Ihans ophouden, en
zich le wachten van in do omliggende dorpen te vergaderen of volk te werven op straffe
van 's Konings ongenade; en in geval van weigering of tegenkanting, hun te verkla-
ren , dat wij , in het belang des Konings en van deze slad, genoodzaakt zullen zijn,
geweld tegen hen te gebruiken." Marnix gehoorzaamde in schijn en sloeg den weg
in naar Vlaanderen ^ maar kwam spoedig weder te Oosterweel ^ waar des nachts de g y
twee andere schepen zich bij hem voegden, Avelke vruchteloos eene landing bij Baar"
land in Zuid-Beoeland beproefd hadden. Hij ontving van den Prins, den Graaf en
de Regering van Antwerpen op nieuw bevel , zich te verwijderen, en beloofde te
gehoorzamen. Doch dit was slechts om tijd te winnen; want nadat hij zijne manschap-
pen naar Merxem en Deurne gevoerd had, geleidde hij hen eerlang weder naar ^^ ^
Oosterioeel, op het berigt, dat voel- en paardevolk legen hem in aantogt was. Zijne Lente-
bende was onderweg aanmerkelijk versterkt, en telde tusschen de vijftien- en zestien-
honderd man. Overal waar zij doortrok verbrak zij dö beelden, verbrandde de kerk-
sieraden , mishandelde de Geestelijken, plunderde hunne woningen, en dwong hen
geld af. De landhuizen, welke den burgers van Antwerpen toebehoorden, werden
evenmin verschoond , en al de wapenen en krijgsbehoeften, die men er vond , mede-
genomen. Hetzij deze muitelingen het voornemen koesterden in Antwerpen te drin-
II Deel. 4 Stuk. 56
maand.
436 ALGEMEEN! GESCHIEDENIS
1555—gen, hetzij zij't, gelyk het gerucht wilde, op i^rwf^e/en de omstreken gemunt hadden,
om de Landvoogdes te noodzaken, het beleg van Falenoiennes op te breken , maega-
ΚΕΤΠΑ althans achtte het raadzaam , hunne plannen te verydelen. Tot dat einde zond zy ,
niet zonder eenige tegenkanting in den Raad van State te ontmoeten, filips van la-
TToy, Heer van Beauvoir, af met driehonderd busschieters uit Brussel, een vaandel
voetvolk uit de bezetting van Lter^ twee vaandels van egmonds voetvolk uit Sas van
Gent, de bende van Ordonnantie des Graven van Aremberg en des Hoeren vat\ bar-
LAYMOWT , en een gedeelte van hare lijfwacht. Hem word bevolen geen der muitelin-
gen te sparen, behalve de opperhoofden , welke hy moest gevangen nemen.
Op den morgen van den dertienden van Lentemaand kwam laroy te Oosterweel. De
manschappen des Heeren van marnix hadden zich aldaar niet behoorligk verschanst, en
waren geenszins op hunne hoede, geheel onbewust van het naderen der Koninklyke
benden. .Zelfs geloofden zij aanvankelijk, dat het de langverwachte hulpbenden uit
Duitschland waren, die lodewijk van Nassau moest aanvoeren, en hieven vreug-
dekreten aan. Hunne begoocheling echter verdween, zoodra langy zgne vaandels, tot
nog toe verborgen gehouden, liet ontplooijen, en hen in hunne verschansing aantastte.
Z-ij grepen wel terstond naar de wapenen , maar werden , dus overvallen, liglelyk ver-
slagen. Het grootste gedeelte van hen sneuvelde; eenigen kwamen om in de vlammen
der schuren, in welke zg geweken waren; anderen slikten in de moerassen, waar zy
eene schuilplaats gezocht hadden, en driehonderd krijgsgevangenen werden over de
kling gejaagd, Makwix bood te vergeefs tweeduizend kroonen voor losgeld aan; na
dapperen tegenstand, werd hij in stukken gehouwen. Al zyne papieren en standaarden
violen in handen van den overwinnaar, die schier geen verlies aan volk geleden had.
Terwijl dit gebeurde, ontstond er een vreesselijk oproer te Antwerpen. De stede-
lijke Regering, welke van den togt des Heeren van Beauvoir was verwittigd, had
den vorigen dag, in overeenstemming met den Prins van Oranje en den Graaf van
Hoogstraten, besloten do brug, welke Oosterweel met Antwerpen verbindt, af te
breken, de poort derwaarts te sluiten, en de wallen met krijgsvolk te bezetten. Ook
had zij bevolen de Roode Poort, die naar Damhrugge leidt, te sluiten, en de brug
over de gracht, aan die zijde der stad, af te breken; eindelijk had zij overal de
wachten verdubbeld, en den inwoners gelast, des nachts de gevels hunner woningen
te verlichten. Deze maatregelen werden genomen, hetzy om de Calvinisten te verhin-
deren, den Heer van marnix ter hulp te komen; hetzij om de Roomschgezinden te
beletten, hem gedurende het gevecht in den rug te vallen; of wel, hetgeen meer
waarschynlijk is, om te voorkomen, dat lanoy zich van de stad meester maakte,
wanneer hy overwinnaar bleef. Maar toen den volgenden morgen het gebulder van
het geschut de bevolking op de wallen bgeenriep, en de Calvinisten de slagting onder
huDfte geloofsgenooten ontwaarden, vlogen zij uit alle hoeken der stad gewapend naar
DES VADERLANDS. 391 -
(ϊθ Meerbrug of het Meerplein [place de Mer), ona van marnix ter hulp te snellen. Dertien 1555—
of veertien dnizond Calvinisten waren hier te zamen , en vruchteloos trachtten oranje
en nooGSTRATEN hen tot bedaren te brengen. Zij vermoedden, dat do Prins hun, ten
behoeve der Roomschgezinden, eenen trek wilde spelen. Een gedeelte dezer onstui-
mige menigte, rukte onder de Bevelhebbers, welke het over zich had aangesteld ,
naar de Roode Poort en brak de binnendeur open. Oranje en hoogstraten beproefden
nogmaals den woesten hoop tot rede te brengen, maar men wilde niet naar hen hoo-
ren, beleedigde, bedreigde hen, en beide verkeerden in groot levensgevaar. Een
droogscheerder zette zelfs den Prins een zinkroer op de borst, noemde hem een ver-
rader , en dat hij do oorzaak was van het vermoorden hunner broederen te Ooster-
weel. Het gelukte echter den twee Heeren de razende menigte binnen de stad te
houden tot na de nederlaag van marnix en don aftogt van la νου. Toen gaven
zij verlof, dat vijfhonderd van hen uittrokken, onder de betuiging evenwol, dat dit
legen hun wil geschiedde, en zij niet aansprakelijk wilden zijn voor het bloed, hetwelk
misschien hierdoor nog konde gestort worden. Daar het hun niet vergund was in
grooter aantal de stad te verlaten, keerden de Calvinisten naar de Meerbrug terug,
met het plan, zich van de markt en het stadhuis meester te maken. Eenige van hen
namen stukken geschut uit het tuighuis, die zij aan de toegangen dezer plaats,
door welke men hen konde aanvallen, geladen plantten.
Om een einde aan eenen opstand te maken , welke meer en meer een ernstiger
aanzien kreeg, boden oranje en hoogstraten niet te vergeefs den Calvinisten aan,
met hunne Hoofden in onderhandeling te treden. De uitslag dezer bijeenkomst was een
verdrag, waarbij bepaald werd, dat »de sleutels der stadspoorten in handen van den
Prins en den Graaf zouden blijven; dat de wacht gemeenschappelgk door do bur-
gerij en het krygsvolk zou waargenomen worden, en de burgers de hoplieden zouden
voorstellen, welke door den Prins benoemd wierden; dat den volgenden nacht twaalfhon-
derd burgers de poortenen de wijken bewaken zouden; dat de Regering het binnentrek-
ken van krijgsvolk noch eenige bezetting hoegenaamd zou veroorloven, zonder toestem-
ming van de gemeente; dat de burgers zouden zweren aan den Koning, de stad en
de burgerij getrouw te zijn, tot handhaving der voorregten, inzonderheid van de
Blijde Inkomste-^ eindelijk, dat de bovenstaande punten geen inbreuk zouden ma-
ken op de verdragen van Herfstmaand laatstleden, met betrekking lot de beide gods-
diensten; en dat alles, wat heden gebeurd was, gehouden zou worden als in het be-
lang van de stad geschied." Het grootste gedeelte der oproerlingen nam echter geen
genoegen in deze overeenkomst; de tegenpartij verlangde de markt te bezetten , zeg-
gende , dat zij even goed burgers der stad waren als zij, welke deze plaats bewaarden.
Om te verhinderen, dat de hoop bij de Meerbrug, welke met drieduizend man uit
de Koepoortstraat was vermeerderd, verder aangroeide, zoowel als om de krach-
56*
-ocr page 444-436 ALGEMEEN! GESCHIEDENIS
1555—ten der oproerlingen te yerdeelen, poogde men hen Ie overtuigen, dal zij van builen
het meest te vreezen hadden, en hunne Teih'gheid derhalve -vorderde, dal zy aan de
poorten en op de wallen goede wacht hielden; dal, wal de markt betrof, zij zich
op den Prins, den Graaf en de Regering konden verlaten, wier trouw en regt-
schapenheid hun bekend waren. Dit middel gelukte ten deele; maar de oproerigen
weigerden steeds zich aan het verdrag , door hunne zaakgelastigden geteekend, lo
onderwerpen. Zij hielden den ganschen nacht de Meerbrug bezet, en dreigden alle
Geestelyken en monniken uit de stad te jagen. Het geschreeuw: Weg met de Pries-
ters / weergalmde vaak door hunne gelederen , en eenigen zelfs begaven zich reeds
naar de kloosters, om die te plunderen. Den volgenden morgen, ontboden orakje
en hoogstraten bij zich de afgevaardigden der Regering, der Oudschepenen, der
Wykmeesters en Dekens der Gilden , als ook de zaakgelastigden der beide Kerkera-
den , om met hen te overleggen, hoe in deze hagchelijke oogenblikken te handelen.
Na lang beraad, kwam men overeen, »dat de verdragen van Herfstmaand 1. 1. zou-
den opgevolgd worden, tot zoo lang de Koning en de Algemeene Staten anders over
hel punl van godsdienst besloten zouden hebben; dat de sleutels der poorten onmiddellijk
aan orakje en hoogstrateit als Stadsvoogden (Gouverneurs) moesten ter hand gesteld wor-
den ; dat de beide Heeren, als zij zulks ter bewaking van de stad noodig oordeelden, en
na het gevoelen van den Gemeenteraad ingewonnen Ie hebben, vierhonderd ruiters
konden ligten en de Schelde met gewapende schepen bezetten; dat alle inwoners, nie-
mand uitgezonderd, tot de kosten, welke de verdediging der stad veroorzaakte, moes-
ten bijdragen; dat de stukken geschut in batterij op de wallen zouden geplaatst
worden, en voortaan de Stadsvoogden over het geschut het bevel moesten voeren; dal
14y. de Stadsvoogden, de Regering, de leden van den Gemeenteraad en der beide Ker-
ma^nd zouden beloven, de bovengenoemde punten op te volgen en te doen
1567 opvolgen, die insgelijks door het krijgsvolk , in dienst der stad, bezworen moesten worden."
De Calvinisten waren met deze bepalingen nog niet tevreden. Er bevonden zich onder
hen, die blijkbaar niets anders bedoelden dan het verdry ven der Priesters, het vernielen
der Katholijke kerken, en hel plunderen der Roomschgezinden. Om hierin beter Ie
slagen, noodigden zy de Lutheranen uil, zich met hen te vereenigen , onder de bedrei-
ging hen, ingeval van Aveigering, uit do stad Ie zullen jagen. Maar de Lutheranen,
welke de Calvinisten haatten en zelfs openlijk verklaarden, dal zij liever Katholijk
dan Calvinist wilden zijn, beloofden hunne hulp aan den Prins van Oranje en den
Graaf van Hoogstraten. En inderdaad, met de Roomschgezinde burgers, de koop-
lieden uil Duitschland en van de Oo^isee of zoogenaamde Oosterlingen, vatten zij
post naby de Abdy van St, Michiel^ en verdreven de Calvinisten, welke er zich ge-
vestigd hadden. De Spanjaarden, Italianen en Portugezen vereenigden zich ten zelf-
den tyde Ie Kipdorp, en de Engelschen op hunne beurs, alle gewapend en gereed.
DES VADERLANDS. 445
om by het corsle sein der Stadsvoogden op Ie rukken. Het krijgsvolk, in soldij der 1555—
stad, hield nog steeds het marktplein bezet. Een stryd lusschen de oproerlingen en
de behoudende partij scheen onvermijdelijk. Aan beide kanten toonde men zich hier-
toe geneigd, en de vvederzijdsche verbittering Avas zoo groot, dat men het ergste
moest vreezen, wanneer men handgemeen werd. De Calvinisten waren in grooten
getale, wel voorzien van wapenen, krijgsbehoeften en geschut. Niet zonder een
vreesselyk bloedbad en groote verwoesting aan te rigten, zou men hen hebben be-
dwongen. De Prins spaarde derhalve geen moeite , hen langs den weg der overtuiging
lot betere inzigten te brengen. Eindelyk gaven zij gehoor aan zijne vermaningen, en
namen genoegen in do overeengekomene bepalingen van den vorigen dag. Zy deden
den eed van trouw aan den Koning en de stad, legden de wapenen neder en brag-
ten hot geschut naar het tuighuis terug. Op last van den Prins, veranderden zij
hunne witte en groene banieren in roodkleurige, zoo als de overigen, opdat zij veilig
huiswaarts konden keeren, en gingen uiteen onder het geschreeuw van: Leve de Ko-
ning! Zoo eindigde een opstand, welke drie dagen achtereen onder de bevolking van
Antwerpen schrik, vrees en angst verspreid had, en zonder do voorzigtigheid, het
wijs beleid en de onverschrokkenheid van den Prins van Oranje en den Graaf van
Hoogstraten y gesteund door de krachtige medewerking der welgezinde burgers, on-
getwijfeld een noodlottig einde voor Antwerpen zou gehad hebben (1).
Don dag na het stillen dezer beroering, werden in do kerken der beide
gezindheden, ten blijke der wederzijdsche tevredenheid, lofzangen aangeheven,
en de Kegering dankte de vreemdelingen voor hunne bewezene diensten (2).
Oranje en noogsthaxew vaardigden mario carduiko af, om de Landvoogdes voor-
loopig te onderrigten van hetgeen gebeurd was, terwijl de Prins intusschen zelf
een voor haar bestemd verbaal van zaken opstelde. Het Bestuur van Anttcer-
(1) gacoaiid, Correspondance de gliuaume Ie Tacilurne, T. iL Préface, p. CXVllI—CXXXVL
Correspondance de hiarguerite d'Autnche, p. 22ß, 227. Correspondance de puilippe 11, T. 1.
p. 526, 527. ArcMves de la Maison d'Orange, T. lil. j). 50—52. Sententiën vanALVi, bl.
63, 64, 65, 68, 69, 74, 99, 100, 101, 103, 211, 215. le petit, Chron. de Holt. T. 11.
Liv. IX. p. 134, 135. cuappdys, Hist. Gén. de la guerre de Mandre, Liv. I. p. 47, 48. bor,
Hist. d. Nedcrl. Oorl ü. I. B. lil. bl. 156—159. v. meteren , Hist. d. NederL Oorl. hl. 49.
uooft, Nedcrl. Hist. B. IV. bl. 132—134. bbbgi;küii3s, Hist. Belg. Lib. lil. p. 311—322. v.
d. haer, de Init, Tumult. Lib. 11. p. 459—465. strada, de Hello Belg. Lib. YI. p. 299-303.
CAJIPAKA, de la Guerra di Fiandra, T. I. p. 26, 27.
(2) BOR, Hist. d. Nederl. OorU l). I. B. III. bl. 159.
-ocr page 446-436 ALGEMEEN! GESCHIEDENIS
pen zond insgelgks eenige zijner leden naar Brussel ^ welke trachtten de Hertogin
te overtuigen, dal de Regering , door het teekenen van het verdrag van den
veertienden , volstrekt niet bedoeld had op 's Konings gezag inbreuk te maken. Zij
stemden toe, dat dit verdrag verscheidene punten bevatte , die wel wat te ver gingen,
{excédant les termes de raison), maar betuigden, » dat zij er door de noodzakelijk-
heid alleen toe gedwongen waren, om een bloedbad te voorkomen en dat de eene
burger den ander vermoordde." Zij voegden er bij, dat »men niet te veel moest
hechten aan de bepalingen van het ligten van vierhonderd ruiters en het wapenen
van oorlogsvaartuigen, want deze bepalingen waren niet ten uitvoer gelegd en zouden
dit ook niet worden, buiten toestemming der Landvoogdes. Het leveren van de sleu-
tels der poorten in handen der beide Stadsvoogden, en het verbod van bezetting in te
nemen zonder bewilliging van de geheele gemeente, schreven zij toe aan 's volks
wantrouwen op de Regering." Margaretha was slechts ten halve voldaan over
de verklaringen der Autwerpsche afgevaardigden. Het verdrag van den veertienden
van Lentemaand was in hare oogen »vreemd en uitsporig." Daarenboven wist zij ,
dat de »kwalijkgezinden, muiters en scheurmakersin de stad nog de sterksten
waren, en dal drie der Bond genooten , waroux, esgaubecque en villers , zich tot een
tweeden togt tegen JValcheren voorbereidden. Zij had derhalve den Graaf van Megen
gelast een zijner vaandels naar Middelburg te zenden, en do Heeren van Wachen
en van Catthem bevolen, zich mede derwaarts te begeven , om er de Regering te
ondersteunen (1).
Ondertusschen was het beslissend oogenblik voor Valenoiennes gekomen. Er waren
nu byna drie maanden verloopen, sinds soircarmes deze oproerige stad had inge
sloten (2). Hem was uitdrukkelijk verboden , iets ernstigs tegen haar te ondernemen,
vóór hij eene versterking van Duitsche benden onder oberstein en Schauenburg had
ontvangen. Doch eindelijk, getergd door de uitvallen en beleedigingen der inwoners ,
die hun ontzet van een leger der Bondgenooien verwachtten, verzocht hij van de Land-
voogdes verlof, om de stad te bestormen. Zij schreef hierover naar Madrid en het
antwoord was, »dat men alles tot de bestorming moest voorbereiden, maar dan nog
eenigen tijd wachten, of misschien de stad tot inkeer mögt komen en zich onderwer-
pen. Was dit niet het geval, dan had men verlof storm te loopen, doch moest niet
alleen kinderen, vrouwen en oude lieden sparen, maar ook hen, die geen tegenstand
boden." Den belegerden werden door de Hugenooten tienduizend man tot ontzet aange-
boden ; doch zi] wezen hen naar de verbondene Edelen , hunne meesters, met welke zij
(1) GACHARD, Correspo?idance de GCiitAUME Ie Taciturne, Τ. H. Préi'ace, p. CKXXVI.
(2) Zie hiervoor, bl. 411.
1555—
1568
19 V.
Leute-
maand
1507
DES VADERLANDS. 391 -
moesten handelen. Daar echter en Fransche en Duitsche hulp uitbleef, verklaarden 1555—
zg eerlang schriftelijk den Ridders van het Gulden Vlies, » bezetting Ie zullen inne-
men, indien de Ridders en de Landvoogdes wilden instaan, dat zy door deze veront-
rust noch in de uitoefening hunner godsdienst belemmerd, maar dat integendeel de
bepalingen der overeenkomsten met de Edelen gesloten, stiptelijk gehandhaafd zouden
word^i," Deze toenadering werkte alleen uit, dat de Landvoogdes, vóór zy lot deu
storm liet overgaan, nog eens beproefde, de stad door onderhandeling te winnen. Zij
zond derhalve den Hertog van Aarschot en den Graaf van Egmond naar het leger
voor VaUnoiennes, welke den afgevaardigden der stad voorhielden, » dat de plaats
onvermijdelijk verloren was en zich niet langer verdedigen konde; dat zg haar be-
houd alleen aan 'sKonings menschlievendheid was verschuldigd, die tot nu toe alle
gestrenge maatregelen verboden had; en dat do hoop op ontzet voor haar verdwenen
was, bovenal sinds vaw marnix verslagen en gedood, en het leger der Geuzen door
den Graaf van Megen do weg naar de stad afgesneden was. Men eischte slechts
van de inwoners, dat » zy krijgsbezetling zouden innemen; daarentegen zou al het
gebeurde vergeten zyn en ieder vrijheid hebben, voor welke regtbank hij verkoos,
zyne onschuld te verdedigen en te bewijzen; wie hierin geen genoegen nam, dien
zouden veertien dagen vergund worden, om met al zijne have en goed de stad Ie
verlaten. Men stond hun voorts een Avapenstilstand van drie dagen toe, om dit
voorstel rijpelyk te overwegen.*' Ongelukkig had zich intusschen onder do burgers
hot gerucht verspreid, dat van marnix overwinnaar, en het leger der Bondgenooten
in aantogt was. In hunnen overmoed schonden zij don wapenstilstand door op de
belegeraars te schieten, en sloegen eindelijk, door hunne afgevaardigden, noircarmes
de volgende bepalingen voor: » het besluit, waarby F^alenoiennes van hoog verraad
beschuldigd en voor vijand verklaard werd, moest ingetrokken worden; de geregte-
lyk verbeurd verklaarde goederen moesten teruggegeven, en do wederzydsche ge-
vangenen in vryheid gesteld worden ; de bezetting mögt niet in de stad komen vóór
dat elk, die zulks raadzaam oordeelde, zich en het zijne in veiligheid had gebragt;
daarenboven moest de bezetting zich verbinden, den inwoners in niets lot last Ie zyn,
en de Koning haar onderhoud bekostigen." Noirgarmes, verbolgen over het schen-
den der wapenschorsing ^en nog meer over deze buitensporige eischen, zond de af-
gevaardigden, die alles op rekening der Hervormden stelden, naar de stad terug, of-
schoon zy hem smeekten, in zyn leger Ie mogen blijven, om het lot hunner oproerige
medeburgers te ontgaan. Egmond , insgelyks gramstorig, dat zijn invloed zoo weinig had
uitgewerkt, verkende den volgenden nacht de vestingwerken, welke grootendeels
derwyze waren verwaarloosd, dat zy bij een aanval spoedig zouden bezwijken. IVoin-
GARMES trok uit dien hoofde op een donkeren, guren nacht in stilte het volk van
den Heer van Billy, welk de vesting ingesloten hield, byeen en drong de Tooretad Bev
448 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1555—gen in. Terwijl een hevig geweervuur de belegerden van de muren wegvaagde,
^^^^ werd digt onder de stad lusschen de Bergsche en Cardon-poorlen, en op gelijke hoogle
met de vestingwerken, eene schans opgeworpen en met geschut beplant. Onder
aanvoering van den Graaf van Bossu, den jongen Graaf karel van Mansfeld, den
Heer van Hier ges en den Heer van Cressonière, openden vier en twintig groole en
verscheidene kleinere stukken geschut hun vuur, welk vier uren achtereen aanhield en
rreesselijke verwoestingen aanrigttc. De Nicolai-toren, op welken do belegerden eenige
stukken hadden geplaatst, was reeds dadelyk omvergeschoten , en had in zijnen val
eene menigte menschen bedolven; een nog grooter aantal vond den dood onder de
plalgeschotene gebouwen en door het onafgebroken geweervuur der aanvallers. De
werken, tegenover do batterg, waren spoedig vernield, en de instortende stadsmuur
vulde raet zijn puin de gracht, waardoor de bres geopend en toegankelijk werd. Na
' Avenschten de belegerden in onderhandeling te treden en de voorwaarden, twee dagen
geleden door hen met zooveel overmoed verworpen, aantenemen. Maar NorRCARMES
wees dit op zijne beurt van de hand, en liet den ganschen nacht do stad beschieten,
die een ontzettend tooneel van vernieling opleverde. Zes en dertig uren had het schieten
onophoudelijk geduurd en drie duizend bommen waren in de stad geworpen, toen de
wanhopige burgers zich op genade overgaven, nadat zij van koircarmes , doch slechts
mondeling, de verzekering van vergiffenis hadden verworven. De overwinnaar trok,
22 ^ onder het geschrei eener menigte vrouwen en kinderen, welke om genade smeekten,
Lente-met zijn volk in Valenciennes ^ bezette terstond al de poorten, liet de burgers ont-
1567. wapenen, en tachtig stukken geschut, die hij daar vond, benevens alle krijsbehoeften
in bewaring nemen. Ondanks zijne belofte van vergiffenis, werden de bevelhebber
der stad mighel iierlin en zijn zoon onthoofd , de Predikanten la grakge en guido
DE BRESSE Opgehangen, en tweehonderd Hervormingsgezinden teregtgesteld. Valenci-
ennes verloor al zijne voorregten, geheel het stedelijk Bestuur werd afgezet, de
Katholijke godsdienst hersteld, het preken der Hervormden ten eenenmale verboden,
en eene sterke bezetting in de stad gelegd (1).
(1) Correspondance de puilippe II, T.I, p. 522, 524,, 532 5 542, 561 (1,2). T. 11, p. 632-
Correspimdance de μαποχιεκιτε d'Autriche, p. 235, 236. Correspondance de guillaijjie Ie Ta-
citurne, T. 11, p. 501, 503. Jrchives de la lilaison d'Orange, Τ. III, ρ. 17, 18, 37, 38,
57. strada, de Bella Belg. Lib. VI. p. 309—315. bdegundiüs, Rist. Belg. Lib. III, p. 327—332.
v. d. haer, de Init. Tumult. Lib. II, p. 465—472. campana, della gtierra di Fiandra, T. I.
p. 28. le petit, Chron. de Holl. T. II. p. 131. bor, Bist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. III.
bl. 142. v. metereit, Bist. d. Nederl. Oorl. B. II. bl. 49 verso, bentivoglio, Nederl. Bist, bl.
63. GTSIÜS, Oorspr, d, Nederl. Beroert, bl. 266.
DES VADERLANDS. 449
De onilerwerping van Falenciennes aclUte de Landvoogdes van het hoogste be- ^ffi^T*
loüo
laog. )) In deze stad," zeido men destijds, »had zy den sleutel van al de overige
sleden gevonden." Bij een rondgaandon brief aan de gewestelijke Hoven beval zij, dat
in de kerken voor deze heilryke zegepraal op de ketters behaald, openlijk zou ge-
dankt worden (Ij. Hare taal en besluiten werden beslissender. Do Regering van
Antwerpen stelde haar voor, » de Algemeene Staten bijeen te roepen, of ten minste
algemeene vergiffenis te verleenen, en vervolgens eene van do bepalingen, door
haar den twintigsten van Sprokkelmaand gegeven, nader toe te lichten, waarbij
van deze vergiffenis diegenen werden uitgesloten, welke voor schuldig gehouden
konden worden aan hoog verraad, kerkschennis, moord, muiterij , zamenspanning
tegen den Koning en dergelijke misdaden." Geene dezer vragen vond gehoor bij
margaretha; zij vordcrde integendeel: 1®. dat de Regering hel gezag over het volk
hernemen, en elk aan den Koning de verschuldigde gehoorzaamheid bewyzen zou ;
2°, dat men zonder uitstel, zoodanige bezetting zou innemen , als zij zou goedvinden
te zenden. Wat de verzochte vergiffenis betrof, alles wat· zij in dit opzigt toestond
was: )) de personen en goederen dier invtoners niet te zullen aantasten, welke vóór
Oogstmaand laatstleden in de stad gewoond haddentot de Koning anders zou bevolen
hebben; maar zij behield zich voor, »de landloopers , ballingen, predikanten, leer-
aars, vreemde, voortvlugtige , afvallige scheurmakers, de hoofden en bewerkers van
oproeren, muiterijen, zamenrottingen en kerkschenderijen, de dieven, moordenaars en
straatroovers, eindelijk al degenen te laten vervolgen, welke tegen den Koning dienst
genomen en de wapenen gevoerd hadden." Kort daarna, den tienden van Grasmaand,
gaf zij der Regering te kennen, dat »do Hervormde Leeraars Antwerpen binnen
vier en twintig uren, en al de Nederlanden binnen drie dagen moesten verlaten,
op straffe van de galg." — De tijd was voorbij , in welken men de bevelen van het
Hof te Brussel ongestraft konde trotseren. De Leeraars onderwierpen zich zonder
tegenkanting; eenige verlieten nog dienzelfden dag Antwerpen^ de overige volgen-
den hen des anderen daags. Een aanzienlijk getal burgers, zelfs zij, die alleen
ile preken hadden bijgewoond, trokken weg, uit vrees van wegens hun vorig ge-
drag achtervolgd te zullen worden. De Regering riep hierop den Breeden Raad
bijeen, welke met algemeene stemmen het innemen eener bezetting bewilligde.
Zestien vaandels voetvolk, onder den Graaf van Mansfeld^ trokken den zes en
Iwintigsten van Grasmaand in Antwerpen. De Landvoogdes verscheen er twee dqgen
(I) Correspondance de thilippe II, T. IL ρ. 632. In dat stuk wordt de inneming; van
Valencicnnes op den 23'·®» v. Lentemaand gesteld. Anderen noemen den vier en twintigsten
dier maand.
II. Deel. 4 Stuk, 57
-ocr page 450-436 ALGEMEEN! GESCHIEDENIS
■·Μ······Μ······Μ··Μ·····Μ·ΜΜ····^
1555·—laier met haar hofstoet en lijfwacht, en werd door de geheole bevolking met even-
1568
Teel vreugdebetoon als eerbied ontvangen (1).
Brederode had, na de mislukte poging, Utrecht of eenige zeesteden te bemagtigen,
besloten zich in Amsterdam te werpen. Door zgn vader reinoüd III waren in vgftien-
honderd negen en twintig aan die stad, welke van ouds met de naby gelegene ambachts-
heerlgkheden over de grenzen van het regtsgebied in geschil geweest was, de heer-
lykheden Amstelveen^ Sloten^ Sloterdijk en Osdorp voor drieduizend karelsgul-
dens ééns, en eene erfelijke onlosbare rente van vijfhonderd en zestig gulden 'sjaars
verkocht, waardoor hy aan dien twist een einde gemaakt, en der stad niet minder dan
zichzelven eene dienst bewezen had. In vijftien honderd zestig was door Amsterdam
deze jaarlijksche rente aan Hendrik van Brederode voor de som van twaalf duizend
driehonderd twintig gulden geheel afgelost. Uit deze omstandigheden laat zich do
betrekking tusschen Amsterdam en het huis van Brederode verklaren. Hendrik , die
ontegenstrijdig de gaaf bezat, zich bij het volk bemind te maken , genoot in ruime mate de
gunst der Amsterdammers, onder welke hy zich dikwijls ophield; de Regering ont-
ving hem steeds met onderscheiding, en de Hervormden ondersteunden hem met
geldelijke voorschotten; ook hadden vele burgers, op zijne aansporing, zich lot
handhaving der gemeenschappelijke vrijheid onderling vereenigd, en een groot aantal
had in het verleden jaar, toen hij van een togt naar West-Friesland te Amster-
dam was teruggekeerd, het Verbond der Edelen onderteekend. Zelfs de stedelyke
Regering stelde blijkbaar belang in zijne verrigtingen, daar zij den Sladsschrijver
JAN GERRITSZOON destïjds naar Enkhuizen had gezonden, om te vernemen, wat zijn
rentmeester en dienaar, in naam huns meesters, met het Bestuur en de gemeen-
te aldaar overlegd hadden. Later had brederode te Vianen afgevaardigden uit
Amsterdam bij zich ontvangen, hen tevreden gesteld en van hen de belofte
erlangd, zich in alles naar 'sPrinsen welbehagen te zullen gedragen. Hieruit blijkt
niet onduidelyk, dat tusschen oranje en Amsterdam eenige verwijdering was
ontstaan. Brederode komt derhalve hier als middelaar voor; »een blijk van het
niet geringe vertrouwen, welk de Regering dier stad in hem stelde, in eenen tijd,
toen zij nog niet geheel op den Prins zich durfde verlaten." Het is derhalve niet te
verwonderen, dat brederode zich thans in Amsterdam wilde vestigen, waar het
belang voor zgn persoon en de zaak, welke hg voorstond , hem verzekerde , bg de
burgers gereeden onderstand ter volvoering zijner plannen te zullen vinden (2).
(1) gachard, Correspondance de goillaume Ie Taciturne, T. II. Préface, p. CXXXVIII,
GXXXIX. Correspondance de puilippe II, T. I. p. 531.
(2) scHEiTEMA, ΠΕκοκικ VQH Bvederode te Amsterdam in 1567, bl. 10—24.
-ocr page 451-DES VADERLANDS. 435
Daarenboven had hij op dat oogenblik van elders veel ondersleuning en medewerking
in zyne poging te verwachten. Alom rustte men zich krachtig toe legen de aan-
slagen der Landvoogdes. Eenige Edelen versterkten hunne slolen; VaUnciennes was
nog niet bezweken; bombergeit hield zich steeds in 'j Hertogenhosch staande; het
plan ter bemagtiging van JValcheren zou weldra ten uitvoer gelegd worden; het
magtige Antwerpen aan de Schelde was genoegzaam, en het slerke Maastricht aan
de Maas in volslagen opstand tegen het Hoog Êewind , terwijl Groningen, als *t
ware de sleutel des Lands in het Noorden, met nadruk de regten zijner oude vryheid
handhaafde. Door de ijverige bemoeijingen van jan en lodewijk van Nassau zag men
krijgsvolk mi Duitschland te gemoet, tot welks onderhoud en het maken van andere
krijgstoerustingen geen geld ontbrak, gelijk het aanbod van drie millioen guldens aan
den Koning voor vryheid van geweien bewyst. De aanwinst van Amsterdam^ de
aanzienlykste stad van Holland^ moest op dat igdstip het Bondgenootschap een voor-
deel aanbrengen, groot en gewigtig genoeg, om bij zoo vele gunstige omstandigheden,
eenen hagchelyken stap te doen wagen, welken de ongelukkige uilslag alleen met
den naam van roekeloos bedrijf heeft bestempeld (1).
Kort na het vertrek des Prinsen van Oranje uit Amsterdam, had de Vroedschap,
na de jaarlijksche vernieuwing der stedelijke Regering, goedgevonden boven de bezol-
digde burgers, nog driehonderd soldalen aan te nemen, hetgeen volgens het verdrag
van den achttienden van Louwmaand door den Prins bewerkt, niet buiten diens
voorkennis geschieden mögt. Dit bragt de geheele stad in beweging en het volk op
de been, welk luid schreeuwende langs slralen en grachten eischle, dat het ge-
maakte verdrag zou opgevolgd worden. In dien tgd kwamen korkelis vaw teilingew
en loureks reaal, twee aanzienlijke Onroomschen, uit Vianen terug, werwaarls zij,
ten gevolge van een briefje van brederode, gezonden waren, om uit hem zaken te
vernemen , welke hij niet waagde aan het papier toe te vertrouwen. Zg verhaalden,
dal de Prins van Oranje aan brederode verzocht had, de burgers van Amsterdam
te waarschuwen , dal do Burgemeesters voorhadden, vier honderd soldalen in dienst
Ie nemen, met hen en de gewone wachten de geheele Kalverslraat te bezetten, en den
Graaf van Megen, welke met twee en twintig honderd man zou aanrukken, binnen te
laten, om een paar honderd burgers het hoofd voor de voelen te leggen. Zoodra dit be-
rigt, welk men, om der gevolgen wille , getracht had voor het volk geheim te houden, be-
kend werd, geraakte alles in rep en roere. De Hopman jaiï broek valentuiïszooii trok met
eenig volk van de Nieuwe Brug langs den Zeedyk en de W^armoesstraat, terwijl hy met de
trom liet omslaan, dat nu allen » die lyf, wyf en kind lief hadden, hem zouden vol-
(1) SCIIELTEMA, HERDRiK Van Brederode^ bl. 121, 122.
2809*
-ocr page 452-453 ALGEMEENE GESGHIEBEKIS
gen·*' In weinig tijds zag hij zich aan het hoofd van negen duizend man, allen van
geweer voorzien. Godsdiensthaat en partijschap » bragten vader tegen zoon, broeder
tegen broeder, zwager tegen zwager in de wapenen." Twee broeders, jan en kor-
TiELis piETERzoifEN VAN DEVEHTER, hadden elkander wederzijds het zwaard aange-
gord, toen de een den ander vroeg, waarheen hij dacht te gaan? »Ik ga naar de
markt," zeide de eerste, »bij die van de oude godsdienst." »En ik," hernam de
24V, tweede, »naar do straten bg die van do andere. Zoo het tol vechten komt, ontzie
mij niet, ik zal u ook niet ontzien." De aanhangers der Regering schaarden zich
1567 op den Dam voor het stadhuis; de Onroomschen sloten allo toegangen naar dat plein
af, behalve de Kalverstraat, welke de Roomschgezinden bezet hielden, en plantten
eenige stukken geschut op de Papenbrug en den steiger van het Damrak , om den
Dam te bestrijken. De Regering, inziende dat zij met geweld niets zou uitrigten ,
trachtte nu door goede woorden, do menigte te belezen uiteen te gaan. »Men had
volstrekt niets kwaads bedoeldverklaarde zij bij monde van den Burgemeester simon
KOPS, » alles was enkel misverstand; het volk behoefde maar de wapenen afteleggen,
om door een verzoekschrift te verkrijgen , al wat het verlangde." Niemand was dwaas
genoeg, hieraan geloof te hechten; en te regt, Avant terwgl men nog onderhan-
delde , werd de Schout met een hoop soldaten en Roomschgezinden afgezonden , om de
Regulierspoort te bemagtigen, hel geen echter mislukte. liét volk, verbitterd en
verontwaardigd over deze trouweloosheid, schreeuwde: »Naar het stadhuis, naar het
stadhuis! Wij hebben 't, wij hebben 't hart; anders is thans niet te doen." Eenige
voorname Onroomschen bragten met moeite den woestenhoop tot bedaren ten gelukke
der Regenten, die nu met de gemeente overeenkwamen , » dat beiderzijds twee afge-
vaardigden naar den Haag zouden vertrekken, en zoo de gemagtigden der Landvoogdes
aldaar verklaarden, dat de last tol werving, aan het stedelijk Bestuur gegeven, niet door
den Stadhouder was goedgekeurd, zich naar Antwerpen begeven, om 's Prinsen mee-
ning te verslaan. Men zou de gevolmagligden der Landvoogdes verzoeken, het
volvoeren van hunnen last intusschen uit te stellen, en hel liglen van krijgsvolk te
slaken, zelfs diegenen te ontslaan, welke reeds waren ingeschreven. De nacht-
waak zou naar do onlangs gemaakte bepaling van den« Prins gehouden wor-
den." Aangezien deze overeenkomst dien avond niet meer openlyk konde bekend
gemaakt worden, bleef een groot gedeelte der burgerij lot den volgenden morgen
j^pjj^, onder de wapenen, toen op de voornaamste plaatsen der stad met trompetgeschal
keim. (Je afkondiging geschiedde.
In dien toestand verkeerde Amsterdam, toen brederode besloot, zich derwaarts
te begeven. Vóór zijne afreize, ontbood hg de burgers van Vianen op het slot Ba-
testein en hier beloofde men wederkeerig, elkander tot den laatsten druppel
bloeds getrouw te zullen blijven. Verzeld door twee Edellieden vertrok hij des
2fi v.
DES vaderlands. 453
nachls, vertoefde eenigen tijd op het huis Nijenrode, bij Breukelen, en kwam des
morgens vroeg te Ouderkerk aan den Amstel. Van daar wandelde hij lot op een
half uur afstands van de stad, en ontbood bij zich klemest volkertszoon koornhert ,
de oudere broeder van dirk volkertsz. , die door huwelyk aan hem verwant was ,
en bij rei>'oud III als Hofmeester gediend had. Met hem en de beide Edellieden
trad hy des namiddags in eene schuit, voer, zonder zich aan het roepen der wacht
te storen, snel door den Amstelboom , en liet zich aan do Turfmarkt uilzeUen. Hij
nam zijn intrek by korivelis loefszoon , in de Warmoesstraat. Niet geringe onrust
baarde zijne komst bij de Regenten, van welke eenige dien zelfden avond nog zich
bg hem begaven , om de reden daarvan te vernemen. Op hel antwoord, dat hij
herwaarts was geweken, dewyl P'^ianan van 'sKonings wege door den Hertog van
Brunswijk en den Graaf van ilie^few belegerd werd, zonden zij onmiddellijk naar den
Prins van orain'je , die zich toen in den Haag bevond, om te vernemen, hoe zich
ten aanzien van brederode te gedragen. Oranje vermaande hen te zorgen, dat de slad
in geene ongelegenheid geraakte, of dat brederode er krijgsvolk binnenbragl; hem
echler moesten zij heuschelijk behandelen, en voorts afwachten, walde Landvoogdes
in dezen zou bevelen. Middelerwijl trachtte de Regering, doch vruchteloos, bredeuode
te bewegen, Amsterdam te verlaten, ten einde alle onheilen te voorkomen, welke
door zijn langer oponthoud, zoo hem zeiven als de stad konden treflen. Hy was aldaar
door zijne echtgenoote , de Gravin amalia ϊλμ iVeet/tfciiaar gevolgd, eene vrouw, even
adellijk van geboorte als edel van hart, die als boerin gekleed, binnen geraakt
was. De aanzienlijkste Onrooraschen bezochten hem dagelijks, ook vele Edelen uit
Brahand y Vlaanderen, Artois, Henegouwen, Holland^ Friesland en Utrecht,
die, vermond als kooplieden, schippers of boeren, de wachters aan de poorten wisten
te misleiden. Onder hen worden met name vermeld sjoerd beima , hartmaw galama,
willem'wan Zonnenberg, langelot van Brederode, de bastaardbroeder van Hen-
drik, willem van Blois, gezegd Treslong, gijsbert van Duivenvoorde, al-
brecht van Huehtenhroek, josua van Alveringen, en rosenbergen , de Drossaard
van F tanen. Men vreesde, dat hij zich mei den lijd derwyze zou versterken,
dat hij in de stad den boventoon zou voeren. De Regering verzuimde ondertus-
schen geene middelen, om aldaar de rust en de veiligheid te verzekeren. Men
meent echter, dat zij hierin meer handelde uit vrees voor eenen aanval van mkgen
uit Utrecht, dan voor brederode, jegens wien zij alle inschikkelijkheid betoon-
de. Maar eerlang zond de Landvoogdes haren Geheimschrijver de la torre naar
Amsterdam, om het Bestuur haren wensch te kennen Ie geven, gelyk zij ook
tevens schriftelijk deed, dat wanneer brederodb geen gehoor gaf aan hel ver-
zoek , binnen vier en twintig uren de stad te verlaten, men de hulp des Graven van
Megen zou inroepen, welke hierop reeds was voorbereid, om door de wapenen te
1555-
1568
27 Y.
Sprok-
kelm.
1567
436 ALGEMEEN! GESCHIEDENIS
1555— Terwerven, wat met goede woorden niet te Terkrijgen was, Eene bezending uit de
Regering en Vroedschap, om brederode , overeenkomstig den wil des Konings en der
Landvoogdes, mondeling te verzoeken, van hier te vertrekken , werkte even weinig bg
hem uit, als het pogen van de la torre zeiven, welke, door twee Schepenen ver-
zeld, na eene langdurige, doch niet altyd minzame woordenwisseling, onverrigter zake
terugkeerde, hem aansprakelgk stellende voor al het nadeel, welk hij der stad door
zgn gedrag zou berokkenen. Brederode had in het gesprek herhaaldelijk verzekerd,
dat hij een getrouw Leenman was van den Koning en een gehoorzame dienaar van
de Landvoogdes; dat hij de oproerlingen wilde helpen straiFen, maar niet gezind
was op een mondeling bevel Amsterdam te verlaten; hij begeerde den lastbrief te
zien, en dezen kon de la. torre niet toonen. De Geheimschrgver Hep gevaar van
door het gemeen mishandeld te worden , want brederode had laten uitstrooiJeD, dat
de la torre hem gezegd had , wanneer hg niet vertrekken wilde , last te hebben, in
de stad eene andere wgze op de zaken te stellen. Het volk was niet te stillen, vóór
dat een der Schepenen, welke bij hun onderhoud geweest was, onder eede verklaarde ,
dat iets dergelijks niet was voorgevallen. Nogmaals trachtte de Regering brederode
tot andere gedachten te brengen, doch zijn antwoord was, dat hg naar eigen goed-
vinden zou handelen. Men liet vooreerst de zaak hierbij berusten, doch zond den
Burgemeester jan van hoppen naar Brussel^ om de Landvoogdes van de toedragt van
zaken te onderrigten en te verzoeken, een man van gezag naar Amsterdam te
zenden, die op gepaste wijze alles daar ten beste zou schikken, naardien men niet
geraden vond, iets met geweld te beginnen. De la torre voegde hierbij den raad,
dezen zaakgelastigde niet zonder voorkennis en een lastbrief van oranje te zenden;
hij zou anders den volke niet aangenaam zgn, en zelfs niet zonder groote beroering
in de stad toegelaten worden. Algemeen was men van gevoelen, dat op vermaning
van den Prins, brederode ongetwijfeld zou vertrekken.
Het bezigen van geweld zou inderdaad van het noodlottigsle gevolg geweest zijn.
Brederode had een magtigen aanhang in de stad. De Hervormden maakten aldaar
destijds de meerderheid uit, en bewaakten naauwkeurig de poorten, waardoor de
Regering verhinderd werd, om, gelijk zg wenschte, krggsvolk van elders binnen
te laten; zg waagde hel zelfs niet, uit vrees voor oproer, hiervan te spreken.
Voor brederode's veihgheid bekommerd, lieten de Hervormden des nachts zijn ver-
hip met omtrent honderd man, onder bevel van den Hopman jan broek, bezet-
ten , want het gerucht liep, dat de la torre last had, hem met geweld weg
te voeren. Bg dag was aldaar een groote toevloed van menschen, onder welke dik-
werf het: Fivent les Gumx! gehoord werd. De la torre verhaalt, dat brederode
het gemeenzaamste omging met lichtmissen en lieden van weinig beteekenis, met wie
hij zich in de schuttersdoelens met schieten en drinken vermaakte. Om elke aanlei-
DES VADERLANDS. 391 -
ding tot üieuwe bewegiDgen te voorkomen, nam de Vroedschap een besluit, dat de 1555~
omgang, welke jaarlijks in de Vasten gehouden werd, dit jaar niet op de ge- ^^^^
wone wijze zou geschieden, maar alleen plaats hebben in de Parochiekerken en de
Kapel der Heilige Stede. Ondertusschen verzocht de la torre van de Landvoog-
des verlof terug te keeren , dewijl hij in Amsterdam verder niets konde uitrigten.
Hij waagde het niet, zich op straat te vertoonen, maar liet de gangen van brederode
gadeslaan en het Hof er van onderrigten. Dagelijks vereenigden zich bij hem onder-
scheidene Regeringsleden, en dit verwekte het vermoeden, dat men in het geheim
tegen de Onroomschen zamenspande. Deswege overvielen langelot wn Brederode en
willem van Treslong met eenige burgers de la torre op zijne kamer, beroofden hem
van zijne brieven en papieren, en bragten die bij brederode, met wiens voor-
kennis dit geschied was. Naauwkeurig werd hy door sjoerd beima , hartman galama
en andere Edelen in het oog en , als 't ware , gevangen gehouden. Toen de opschud-
ding een weinig bedaard was, gelukte het evenwel der Regering hem bedektelijk
uit zijn verblijf te voeren, eenigen tyd verborgen te houden, en eindelijk naar Naar'
den voort te helpen, van waar hij naar Utrecht vertrok. Zij schonk hem kort daarna
vijftig gulden ter belooning van de getrouwe dienst, welke hij reeds der stad bewezen
had en in het vervolg nog bewyzen zoude.
Zoodra de inhoud der geroofde papieren van de la torre , uit welke onder anderen
bleek, dat hij zich sterk maakte, door behulp van megens krijgsvolk, brederode lot
vertrekken te noodzaken, onder het volk ruchtbaar werd, ontstond er groole bewe-
ging , die welligt in oproer ontaard zou zijn, indien eenige aanzienlijke burgers dit
niet voorkomen hadden. Zij wendden zich tot de Regering met een ontwerp ter
handhaving der rust en welvaart van do stad, en van welk de hoofdpunten hierop
nederkwamen: »de overeenkomst met den Prins den achttienden van Louw-
maand aangegaan, zou onveranderd blyven, nog vier honderd man, uit de bur-
gerij te kiezen, zou in soldij genomen en brederode daarover tot Generaal- en
-Overste-Kapitein aangesteld worden, om do stad te beschermen, ten nutte der inwo-
ners en ter dienst des Konings; alles tot zoolang men do toestemming van den
Prins van Oranje^ als Stadhouder en Kapitein-Generaal van Holland, verkregen
had." De Regering was te zeer overtuigd, dat het met den wil der Landvoog-
des streed, aan brederode zulk een gezag op te dragen, om dit ontwerp goed te
keuren, en van den anderen kant vreesde zij te zeer de gemeente , om het geheel
van de hand te wijzen. Zij stelde derhalve voor, » dat er van wederzijde en van
wege de schuiteryen afgevaardigden naar den Prins gezonden wierden, om diens
goeddunken in dezen te vernemen, aan hetwelk de beide partijen zich zonder tegen-
spraak zouden onderwerpen. Voorts zouden, onder meer andere maatregelen ter be-
vordering van de veiligheid der stad, twee gewapende vaartuigen, een op den Am.'
r
456 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1555—Äie/ eu het andere op het /ƒ, gelegd worden." Het Terzoek echter, aangaande bre-
^^^^ DERODE, wees de Vroedschap beleefdelyk af, dewijl de bewilliging daarvan, naar zij
oordeelde, »boven hare magt ging en in strijd was met den eed der stad den
Koning afgelegd." Daar echter do Hopman jan broek verklaarde, dat de onrust
der gemeente onmogelyk konde gestild Worden , vóór men brederode tot Bevel-
hebber over het krijgsvolk in de stad aangesteld, of althans benoemd had, zond
do Raad het ontwerp der bovengenoemde punten aan brederode , doch hij wei-
gerde dit te lezen, dewijl hij besloten had te vertrekken. De Regering, be-
ducht dat de volvoering van dit plan de stad in groot gevaar zou brengen, ver-
zocht hem schriftelijk, zoo lang te vertoeven, lot de afgevaardigden, naar den
Prins van Oranje gezonden, teruggekeerd waren. Van haren kant nam zij ge-
noegen, dat hy ondertusschen den naam voerde van Over-Kapitein; hij zou
evenwel als zoodanig niets verrigten, vóór men 's Prinsen meening daaromtrent ver-
nomen had. Brederode verklaarde hierop, »dat hij uit zucht voor 'sKoiiings dienst
en tot bevordering der rust en eendragt, in de stad zou blijven met den titel van
» Kapitein van den krijgshandel," belovende, niets te zullen ondernemen vóór het be-
wuste antwoord van den Prins, en zich dan daarnaar te gedragen." Zoodra dit be-
sluit bekend werd, ging de menigte, welke op den Dam en in de stralen by het
stadhuis onrustbarend was aangegroeid, vreedzaam uiteen.
De toevloed van vreemdelingen naar Amsterdam, alwaar zich reeds zoo vele
bevonden, hield aan, weshalve gestrengere maatregelen daartegen genomen wer-
den. Do Landvoogdes zelfs vaardigde deswege een bevelschrift uit, welk echter de
Regering niet raadzaam oordeelde af te kondigen, om de immer wankelbare rust niet
geheel in do waagschaal te stellen. Inmiddels keerden de afgevaardigden uit
Antwerpen terug met het berigt, dat de Prins van Oranje de voorgestelde bepalin-
gen goedgekeurd en voorts gewenscht had , dat de overeenkomst van den acht-
tienden van Louwmaand naauwkeurig opgevolgd wierd, terwyl de Regering, tot meer
zekerheid, de bewiUiging der Landvoogdes daarin moest trachten te verwerven. Over
de aanstelling van brederode lot Opperbevelhebber der stad , waarin hij niet open-
lyk toestemde , zou hij brederode zelven zijne meening lo kennen geven; en men
schijnt op goeden grond te mogen aannemen, dat dezen van den Prins in het
geheim den raad ontving, ?ich in den moeijelijken post, hem opgedragen, met kracht
te handhaven. Het nieuwe verdrag werd wederzijds bezworen, vier honderd man
in dienst genomen, en het bevel daarover aan twee rijke en geachte burgers opge-
dragen. Deze manschappen werden do Reaals-wacht genaamd, omdat elk van hen
een Reaal of drie en een halven stuiver soldy daags ontving. Men plaatste op het
IJ en den Amstel twee gewapende vaartuigen, om de stad tegen een overval uit
Utrecht of friesland te dekken.
DES VADERLANDS. 449
Het aanvankelijk welgelukken der pogingen van brederode in Amsterdam, ver-
wekte in de Landvoogdes de vrees, dat hg, bierdoor aangemoedigd, het oog ook op
andere plaatsen zou werpen,· en zich daarvan meester maken. Zij vermaande der-
halve de steden in Holland daartegen te waken, en drong op nieuw en ernstig
bij de Regering van Amsterdam aan, geene middelen te sparen, om brederode 27 ν.
te verwyderen. Ook verzocht zij den Prins van Oranje nadrukkelijk hiertoe mede maand,
te werken, welke echter daaraan even weinig gehoor leende als aan het verzoek
der Amsterdamsche Regenten, zich derwaarts te begeven, om alle dreigende geva-
ren van de stad af te wenden en haar in 's Konings gehoorzaamheid te houden.
Het eenige middel, om het verlangen der Landvoogdes te bevredigen en brederode
tot vertrekken aan te sporen, werd nog beproefd. De Regering namelijk bewust, dat
hij op dit oogenbhk in groot geldgebrek verkeerde, verwittigde hem, dat de stad de
kosten van zijn verblijf slechts van den achttienden van Lentemaand, den dag zijner
aanstelling als Opperbevelhebber, tot uiterlijk den zevenden van Grasmaand aanstaande
zou dragen, waarin tevens stilzwijgend lag opgesloten , dat de hem toevertrouwde magt op
den laatstgenoemden dag een einde zou nemen. Doch brederode stoorde zich daar weinig
aan en bleef; dagelijks ontving hij do voornaamsten zgner aanhangers by zich, en
>verd dikwyis wederkeerig door hen onthaald (1),
Middelerwijl hadden de zaken eene andere wending genomen. De aanslag op PVal-
cheren was mislukt, jan van markix by Oosterweel geslagen, en Falenciennes ge-
vallen. Maastricht had zich zonder tegenkanting aan hoirgarmes , welke met een
en twintig vaandels voetvolk en tien stukken geschut derwaarts was gezonden, overge-
geven en bezetting ingenomen (2). De stad Fianen werd door megen belegerd, en
het was niet Avaarschijnlijk, dat zij lang weerstand zou kunnen bieden (3). Van bom-
BERGEN had zich tot nu toe in ^s Hertogenhosch slaande gehouden; doch toen de
Landvoogdes een bevel liet afkondigen, dat de inwoners dier stad, waar zy zich in de
"Nederlanden bevonden, alsmede hunne goederen aangehouden, en al hunne voorregten
geschorst zouden worden, zoolang hare beide zaakgelastigden niet op vrye voeten gesteld
waren, verminderde zijn aanhang, en, bevreesd voor koircarmes , welke zjch te
(1) scHELTEMA, HENDRIK ®öW Brederode te Amsterdam ^ hl. 39—82, vergeleken met de Cor-
respondance de guillabme Ie Taciturne, T. II. p. ,369 (2) 417, 439—454, 498. lb petit,
Chron, de Holl., Τ. IL Liv. IX. ρ, 135-138. bor, Hist. d. Nederl. Oorl, D. L «. IlL bl.
160—163. hooft, Nederl Hist. B. IV. 1)1. 134—141. wagekaar , ^eecAr. v. Amst. St. I.
ß. VII. bU 295—302. Mr. h. j. koekek, adrïaan pauw, bl. 50—61.
(2) sxrada, de Bella Belg. Llb. VI. p. 323—325.
(3) Archives de la Maison d^Orange, Ï. Iii. p- 59.
II. Deel. 4 Stuk, 2815
-ocr page 458-436 ALGEMEEN! GESCHIEDENIS
^^^^ Turnhoitt met zija overwinnend leger had neergeslagen, verliet hij met zijn volk
1568
5 y de stad, uil welke hij vooraf de Onroomschen geholpen, en zich zeiven eene som
Gijasm. y^jj duizend gulden verschaft had. Hertogenhosch gaf zich eerlang, na eenige
15o7
onderhandelingen, op genade of ongenade over, en werd van eene sterke bezet-
ting, onder bevel van bernard van sghouwbergh , voorzien (1). Onderscheidene
andere steden in Vlaanderen y Brahand, Holland en elders werden door de Land-
voogdes bezet, de Hervormingsgezinden alom vervolgd, en do burgers tot het
afleggen van eenen nieuwen en ongevvonen eed gedwongen (2). Tot dien eed had
MARGARETHA den Prins van Oranje^ ondanks allo pogingen, niet kunnen bewegen.
))Hij had eens," zeide hij, »den Koning hulde en trouw gezworen, en nooit in slrijd
daarmede gehandeld; weshalve hij zich in gemoede niet aan den nieuwen eed
kon onderwerpen, zonder zijne eer en geweien te kwetsen (3)." Om den Prins lot
andere gedachten te brengen, zouden de Hertog van Aar schot ^ de Graven van Eg~
mond en van Mansfeld^ en de Heer van barlaymowt hem tot eene zamenkomst te
Mechelen uilnoodigen. Oranje, door den Graaf van Nieuwenaar hiervan onderrigt,
schreef hun, dat » zulks onnoodig was, daar hy reeds vóór eenige dagen bij voorraad
in een brief aan de Landvoogdes hun voorstel beantwoord had. Betrof het de dienst
des Konings of het welzijn des Lands, dan was hg gereed naar Brussel te komen ,
waartoe hij vrijgeleide van de Hertogin verkregen had." Hierop noodigde hem de Land-
voogdes vriendelijk naar Brussel met belofte, dat hy binnen twee dagen vrijelijk naar
Antioerpen , of werwaarts hij wilde , konde terugkeeren. Niet alleen wees hg dit uil
wantrouwen van de hand (4), maar beklaagde zelfs zich bij de Landvoogdes, over het
stelsel, door haar aangenomen, om het Koninklijk gezag te herstellen, en over het
weinig vertrouwen, welk zij in hem stelde. Eenige dagen daarna sloeg de Graaf van
Hoorne, in zijnen naam, egmond en mawsfeld eene zamenkomst te Mechelen voor,
op welke , in geval de Prins Anticerpen niet konde verlaten, de Graaf van Boog'
straten zijne plaats zou vervullen (5). Het schijnt, dat in stede van oranje of
hoogstraten , de Graaf van Nieuwenaer aldaar gekomen, en er geene sprake over
den Prins van Oranje geweest is (6), Kort daarop echter ontving deze een schriftelijk
(1) strada, de Bella Belg. Lib. VI. ρ. 325, 326, en de overige Schrijvers hiervoor aange-
haald bl. 434 (3j.
(2) Archives de la Maisoii d*Orange, Τ. III. ρ. 55.
(3) Archives de la Maison d'Orange, Τ. III. ρ. 55.
(4) Zie hiervoor, bl. 431.
(5) Correspondance de guillaume Ie Taciturne, T. II. p. 410, 411.
(6) Zie hiervoor, bl. 433. gacoard, Correspondance de guillaume Ie Taciturne^ T. II. Pré-
face, p. CXLII, CXLIII.
DES VADERLANDS. 391 -
verzoek van de Landvoogdes, om het voorschrift van den eed, welk zij hem toe- ^
zond, te onderteekenen, dewijl hg niet gekomen Λταβ, om dien in hare handen af
te leggen. Zij deed hem levens opmerken, dat naar den uitdrukkelijken wil des
Konings, degenen, welke weigerden te zweren, » den Koning tegen allen te die-
nen," van hunne posten moesten ontzet worden, zonder uitzondering van iemand en
om welke reden ook. » Zij konde zich zelve niet opdringenzeide zij, » dat een
man van zyn rang, de afstammeling van mannen, welke den Landsvorsten zoo vele
diensten bewezen, en ter belooning daarvan, zoo vele eerbewijzen van hen ontvan-
gen hadden, derwijze zijnen pligt konde vergeten, dat hij eene overtreding wilde be-
gaan en zoo vele verpligtingen verbreken, welke hij den Koning en het Vaderland
verschuldigd was." Oranje antwoordde, »dat hij altijd de pligten van een getrouw
en opregt Leenman vervuld had, en daarmede zijn geheel leven door wenschte voort
te gaan ; dat hij in de gevorderde eedaflegging steeds groote zwarigheden vond, dewijl
men hem later zou kunnen vervvyten, dat hij in zijn vorigen eed gefaald had; dat
het daarenboven scheen, naar het voorschrift, welk hem was gezonden, dat zelfs dan,
wanneer hem iets geboden werd, hetwelk zijn geweten kwetste, of ten ondienste strekte
van Koning of Vaderland, of in strijd was met de verpligtingen, welke hem zgn
vorigen eed, als Leenman en onderdaan der ederlanden^ oplegde, hij evenwel ge-
houden zou zijn, dit uit te voeren. Deze beweegredenen weerhielden hem hot ont-
vangen voorschrift te teekenen. Ingevolge en overeenkomstig den wil des Konings,
beschouwde hg zich als ontslagen van zijne bewindvoering, en had besloten, zich van
verdere ambtsverrigtingen {ultérieure entremise) te onthouden. Hg verzocht de
Landvoogdes, hem een behoorlijk ontslag te zenden door een man, aan wien hg zijne
ambten konde overdragen." Margaretha gaf hare smart over zgne weigering te
kennen en verklaarde, »dat zg hem uit zgne ambten niet ontslaan konde, dewgl zg
hem die niet had opgedragen, maar den Koning van zijn verlangen zoude verwittigen;
zij verzocht hem, inmiddels het bewind als Stadhouder te blgven voeren, zoo als hg
dit het best voor God en den Koning konde verantwoorden, en naar den eersten eed,
welken hg had afgelegd. De maatregelen, welke zg als Algemeene Landvoogdes be-
volen had en nog bevelen zoude in de gewesten aan welker hoofd hij geplaatst was,
bedoelden niet, hem in zijne bewegingen te verhinderen , maar integendeel die te
ondersteunen, en om te beter deze Landschappen te beschermen, gelijk zij verpligt
was." De Prins antwoordde, dat »zgn besluit omtrent den eed onveranderlijk was;
en dat hij het bewind als Stadhouder niet vohtrektelijk nederlegde, maar het als
geschorst beschouwde, tot hem 'sKonings >velbehagen daaromtrent bekend zou zijn."
Margaretha riep den Raad van State bgeen, om over do middelen te raadplegen,
hoe den Prins van zijn besluit terug te brengen, en hem het wantrouwen te ontnemen,
welk hij voorwendde tegen haar en den Koning te koesteren; maar men vond geeno
58*
-ocr page 460-436 ALGEMEEN! GESCHIEDENIS
1555— andere dan eene algemeeoe vergiffenis en het bijeenroepen der Algemeene Staten,
waarvan de Koning niets wilde hooren. Oranje in zijne ambten te schorsen zou nog ge-
vaarlijker zijn dan een werkelyk ontslag; de Landvoogdes kon echter noch in het een,
noch in het ander bewilligen, zonder de voorafgaande beslissing des Konings; daar-
enboven moest de Prins, vóór hij de hem toevertrouwde gewesten verliet, de steden
in handen des Konings of van diens gelastigden leveren, en niet aan de magt en wille-
keur zijner gemeenzame vrienden overlaten (1); eindelijk , indien hij afstand deed vau
het bewind over een zijner gewesten , moest hij ook dat over de andere nederleggen
en zelfs over zijne bende van Ordonnantie, voor welke men inzonderheid den eed vau
hem gevorderd had." Verscheidene leden van den Raad van State wenschten, dat de
Landvoogdes oranje in dien toon zou schrijven; doch zij gedroeg zich naar het gevoe-
len der meerderheid en zond hem den Geheimschrijver berty , voorzien van een bree-
den lastbrief. Eenige dagen te voren had zij zich bij den Prins beklaagd, dat zijne
onderdanen te Buren^ IJsselstein en der omliggende dorpen, de oproerlingen in
yianen van levensmiddelen voorzagen, en er in die streken volkswervingen plaats
hadden, waar legen zij hem verzocht te waken (2).
Vruchteloos waren de pogingen van berty, om oranje tot het afleggen van den eed
te bewegen. De Prins voegde bg zijne vroegere redenen van weigering nog deze, dat
» naardien hij bezworen had , de voorregten der gewesten, aan zyn bestuur toevertrouwd ,
te zullen handhaven, hij niet zou kunnen gehoorzamen indien men hem bevelen gaf,
welke daartegen streden; dat in het hem gezonden voorschrift van den eed, de Keizer
niet was uitgezonderd, legen wien het hem, als Leenman, onmogelijk was de wapenen
op Ie vatten, evenmin als tegen anderen, zoo als dsn Hertog van Kleef y tot wien hij
in dezelfde betrekkiug slond; dal men dagelijks strafbevelen tegen de Onroomschen
uitvaardigde, welke hy niet verkoos ten uitvoer te brengen, daar hy een afgrijzen
had van die soort van slraf ter zake van godsdienst; nog meer, dat men hem, krach-
lens den voorgeschreven eed, verpligten konde, zijne eigene vrouw over te leveren ,
dewijl zij naauwgezet Lutherschgezind was; eindelijk, dat de man die, in naam des
Konings, hem zou bevelen, zoodanig konde zyn, dat hij , zonder ontrouw te worden aan
hetgeen hij zichzelven verschuldigd was, diens gezag niet zou kunnen erkennen; en hij
noemde den Hertog van Alha^ Berty trachtte hem Ie vergeefs gerust te stellen, wat
den Keizer, den Hertog van Kleeft en zijue gemalin betrof. De Prins kondigde hem
zijn stellig voornemen aan, naar Duitschland te vertrekken, zonder de komst des
(1) Dit doelde op brederode's verblijf te Amsterdam.
(2) GACHARD, Correspondance de güiimüme Ie Taciturne, T. Π. Préface, p. CXLI—CXLIII,
CUV—CLVli.
DES VADERLANDS. 461
Konings af to wachten. Bekty stelde nu, ingevolge zijn lastbrief, hem voor, om ten ^^^^
minste vóór zyn afreize een mondgesprek te houden met de Graven van Egmond en
Mansfeld, en den Hertog van Aar schot ^ op welke plaats by begeerde. De Prins
koos hiertoe het dorp Willebroek aan de Rupely genoegzaam halfweg Antwerpen en
Brussel (1).
egaiond en hoorhe trachtten den Prins in de Nederlanden Ie houden, en dit to be-
werken was het doel der zamenkomst te Willebroek (2). Op den bepaalden dag be-
vonden zich aldaar egmond , mansfeld en εεκτγ ; de Hertog van Aarschot werd door
ongesteldheid verhinderd op te komen. Na vele woordenwisselingen, verklaarde de Prins 3 v.
Grastn.
onbewimpeld, dat hy zich van al zijne ambten als ontslagen, of ten minste als daarin 1507
geschorst beschouwde, en terstond over Breda naar Duitschland zou vertrek-
ken (3). Bij het afscheid nemen voegde hij den Graaf van Egmond, die zijn vertrou-
wen op 's Konings goedertierenheid en zijne bewezene diensten stelde , voorspellend toe :
»Mijn waarde Graaf! dat vertrouwen zal u in het verderf storten. Gij zult de brug zijn,
over welke de Spanjaarden in het Land zullen komen." Hierop omarmde hij hem
hartelyk, alsof hij hem nimmer zoude wederzien ; en beide scheidden van elkander
niet zonder tranen (4). Eenigen echter meenen, dat oranje en egsiokd daarna nog
meermalen nivoorden en elders in hel geheim zijn bijeengekomen , en dat hun laatste
onderhoud te Dendermonde plaats had (5). Zeker is, dat okanje , na hot gesprek to
Willehroek y de beweegredenen van zijn vertrek uit de Nederlanden den Graven van
Egmond en Hoorne schriftelijk ontvouwd heeft (6). Strada beweert, dat de Prins
de man niet was, welke uit gemoedelijk bezwaar voor den nieuwen eed, zijne
(i ) gacdard , Correspondance de guillaüiie Ie Taciturne, T. II. Pré/ace, p. CL Vil, CLVIll,
vergeleken met strada, de Bello Belg. Lib. VI. ρ. 318—321. hooft, Nederl. Ilist. B. IV.
bl. 141, 142.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 68.
(3) Correspondance de guillaujie Ie Taciturne, T. II. p. 417.
(4) LE PETIT, Chron. de Holl. ï. IL Liv. IX. p. 139. strada, de Bella Belg, Lib.'VL
p. 321. burgürdiüs, Eist. Belg, Lib. UI. p. 336. campana, della guerra di Fiandra, Ύ. l.
p. 29. HOOFT, Nederl. Hist. B. IV. bl. 142. »Men voegt er bij," zegt deze geschiedschrijver,
)) dat zij voorts elkander: Prins, zonder goed, Graaf, zonder hoofd, zouden vaarwel gezegd
hebben." Dergelijke onwaarschijnlijkheden moest de geschiedschrijver den anecdotenverteller
overlaten. Leven van wh-lem I, ü. 1. bl. 592.
(5) v. d. vyhckt, Bist. d. Troubles, T. 11. p. 190j en naar hem corvik-wiersbitskr, de
Tachtig}. Oorl. D. I. bl. 404, 405.
(0) Archives de la Maison d'Orange, T. 111. p. 69-73.
-ocr page 462-ι 490 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1555— bedieningen nedergelegd en het Land verlaten zou hebben; maar dat hij geens-
zins geraden vond don Hertog van Alba, stug en streng van aard, heerschzuchtig en
Irotsch, af te wachten; en dat oranje, ofschoon alba, zich ook vriendelijk jegens
hem betoonde, echter den man niet zou kunnen verdragen, welke hem zijne vriend-
schap als vergiffenis konde toerekenen (1). Op het eerste berigt van alba's aanstel-
ling , had de Landgraaf van Hessen den Prins ernstig vermaand, de Spanjaarden en
inzonderheid dien Hertog te wantrouwen (2), Thans daarenboven was oranje van
alba's uitgestrekte volmagt en van de talryke krijgsbenden, welke hem zouden ver-
zeilen , onderrigt geworden (3). Donker zag hij de toekomst te gemoet. » Wat den
staat dezer Landen betreft," schreef hij, »zoo heerscht hier onder de lieden van hoo-
gen en geringen stand een volslagen en gevaarlijk wantrouwen (jegens elkander), en
het laat zich aanzien, dat de zaak nog niet zonder groot bloedvergieten zal afloopen,
ofschoon de Landvoogdes reeds de bovenhand gekregen heeft, en zich geen tegenstand
laat vermoeden. Opdat men ons nu niet kunne verwijten, dat wij het volk tot tegen-
weer aanzetten en in beweging brengen, zoo willen wij liever ver van hier zyn, en
van den raad en hulp onzer vrienden gebruik maken, dan zulk eene ellende aanzien,
en tegen ons gemoed en geweten bijwonen (4)." Evenwel blijkt het, dat de Prins
geenszins den moed op herstel van zaken verloren had. Kort vóór zyn vertrek, gaf
hy op de vraag van de afgevaardigden der Calvinisten, of er voor hen nog hoop op
redding bestond, tot antwoord: » Vereenigt u met de Lutherschen, het verschil is te
gering, om zoo gescheurd te blijven; dan maak ik slaat, u met behulp der Duitsche
Vorsten te beschermen." Toen zg , of liever drie of vier y veraars, allen Predikanten,
hierop aanmerkten, dat » hun geweten hun niet veroorloofde de Augsburgsche geloofs-
belgdenis te omhelzenhervatte de Prins, »dat hg nog wel hulp kon verschaffen,
als zij vgf- of zesmaal honderd duizend gulden bijeenbragten." Zg meenden, dat
deze som wel te vinden was, maar vraagden, hoe die besteed zou worden. Tot open-
legging hiervan kon de Prins niet verstaan, want de toeleg ontdekt zijnde, moest
noodwendig vervallen; men scheidde derhalve onverrigter zake van elkander (5.)
Het is moeijelyk te gissen, welke maatregelen oranje op het oog had; maar uit dit
verhaal volgt, dat hij reeds toen, ondanks zijne gewone omzigtigheid, niet geaarzeld
(1) de Bello Belg. Lib. VI. p. 319.
(2) Archives de la Maison d^Orange, Τ. III. ρ. 40.
(3) Archives de la Maison d'Orange, Τ. III. ρ. 58.
(4) Archives de la Maison dWrange^ T. III. p. 57.
(5) bor, Hist. d. Nederl. Oorh 1). I. B. III. bl. 166. hooft, Nederl. Bist. B. IV. bl. 143.
-ocr page 463-DES VADERLANDS. 391 -
zou hebben, alles te wagen, om zijne plannen te bereiken, indien hg slechts eenige 1555—
1568
mogelykheid gezien had van te slagen (1).
Zoodra oranje van het mondgesprek te WilUhroeh in Antwerpen was terugge-
keerd , verzocht hij der Landvoogdes schriftelijk , » zijn tegenwoordig besluit ten beste
te duiden, en den Koning zijne menigvuldige diensten, zoo in oorlog als vrede be-
wezen, indachtig te maken;" eindigende met de pügtgleging, »dat hij overal en te
allen tijde de nederige dienaar van den Koning en Hare Hoogheid zou blijven (2)".
Margaretha begeerde, dat de Prins, vóór hij zijne bedieningen nederlegde, brederode
gelasten zoude, Amsterdam te ontruimen; doch hiervan kwam niets, ofschoon zy hem
met 'sKonings misnoegen bedreigd had (3). Hij verwittigde haar, door den Graaf van
Hoogstraten^ dat hij zich gereed maakte, Antwerpen te verlaten, en vertrok wer-
kelijk , door meer dan vierduizend menschen uitgeleid, den elfden van Grasmaand
met zijne gemalin, geheel zijn hofgezin en drie zijner broeders naar Breda, Vóór
zijne afreize uil Antwerpen^ had hij het gepast geoordeeld den Koning te schrijven.
Reeds in het vorige jaar was door hem aan filips meer dan eens schriftelijk tö ken-
nen gegeven, »dat, dewijl het geloofsonderzoek en de bloedbevelen, naar zijne raee-
ning, niet zonder groote moeijelijkheden ten uitvoer gebragt konden worden, hij van
zijne ambten wenschte ontslagen te zijn, te meer, omdat hij reden had te geloo-
ven, dat hij niet in het vertrouwen des Konings deelde." Filips had daarop getracht
hem hieromtrent gerust te stellen. »Gy vergist u zeer," schreef hij destijds, »wanneer
gy denkt, dat ik niet nog alle vertrouwen in u stel. Maar eens aangenomen, dat mg
iemand van gevoelen te uwen opzigte wilde doen veranderen, zou ik dan zoo Hgtvaardig
zijn hem gehoor te geven, daar ik van uwe getrouwheid en diensten zoo vele bewpen
ontvangen heb? Het deed hem leed," ging hy voort, »'sPrinsen ontslag uit zijne
ambten niet te kunnen bewilligen; bij den tegenwoordigen slaat van zaken in de Neder-
landen , was het niet raadzaam, dat mannen, gelijk oranje , zich daaraan onttrokken,"
Sinds dien tijd had alle betrekking tusschen den Koning en den Prins opgehouden··
Thans werd deze weder aangeknoopt, en oranje gaf aan filips een beknopt, doch
hoogstmerkwaardig verslag van zijne daden sinds zijne zending naar Antwerpen in (j^gg^^
Hooimaand des vorigen jaars, legde den Vorst zijn briefwissel met de Landvoogdes 1567
ter zake van den eed over, en verklaarde eindelijk, dat hg zich van zijne ambten
ontsloeg, betuigende, dat ofschooij hij zich genoodzaakt had gezien, den voorgeschre-
ven eed te weigeren, hg evenwel dien van getrouw Leenman en gehoorzaam onder·
(1) groen v. prinsterer, in de ArcMves de la Maison d'Orange, T. UI. p. 66 , 67.
(2) strada, de Bello Belg. Lib. IV, p. 321.
(3) gaceard, Correspondance de güiliadmb Ie Taciturne^ T. II. Préface, p. CLIX«
-ocr page 464-472 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1555— daan tot den dood zou nakomen (1). Kort daarop meldde de Prins uit Breda den
Koning, dat hij zyne ambten in handen Tan de Landvoogdes· neergelegd, en besloten
had, zich voor eenigen tijdy ter regeling zijner zaken en die van zijn geslacht,
welke geen langer uitstel duldden, naar Duitschland te begeven. »Ik smeek der-
halve Uwe Majesteit," zeide hij, »dit mijn vertrek niet euvel te duiden, maar ver-
zekerd te zijn, dat waar ik,mij ook zal bevinden, ik nooit de pligten vergeten zal,
welke ik als Leenman en zeer onderdanige dienaar aan Uwe Majesteit verschuldigd
ben; en ik zal my zeer gelukkig achten te vernemen, wat Uwe Majesteit behagen
zal , mij te bevelen; want de liefde, welke ik Uwer Majesteit en dezen Landen altijd
heb toegedragen, is zoo in mijne ziel gedrukt, dat ik niet nalaten zal lyf en goed
op te offeren voor alles, wat ik weet, dat strekken kan tot bevordering der ware
dienst van Uwe Majesteit, der rust en instandhouding Uwer staten; en daarin zal ik
volharden overal, waar ik ook zyn zal (2)." Om dien tijd kondigde insgelyks de
Prins den Markgraaf van Bergen te Madrid zijn voornemen aan, om tijdelijk
zich uit de Nederlanden te verwijderen. »Ik kan," schreef hij , »dit arme land niet
zien verwoesten, noch veel minder raad of bijstand leenen tot iets, hetgeen ik weet,
dat ons ten ondergang brengt. Daarom heb ik besloten , mij voor eenigen tijd terug
te trekken, hetgeen ik thans te geruster kan doen, daar de Koning volstrekt wil,
dat allen, welke zwarigheid maken den nieuwen eed af te leggen, van hunne amb-
ten en bedieningen ontzet zullen worden , niemand uitgezonderd en om welke reden
23 y ook. Om aan dit bevel te gehoorzamen, zoo als de pligt dit ook gebiedt, heb ik
maand ambten nedergelegd , want ik kan my bij geene mogelijkheid tot den nieuwen
1567 eed verslaan , en dit om vele dringende redenen , van welke ik u reeds een gedeelte
vóór uw vertrek naar Spanje ontvouwd heb, zelfs in tegenwoordigheid der andere
Heeren, en wel in den vollen Raad. Indien gij en de overigen mij niet hadden
overgehaald, zou ik mij toen reeds teruggetrokken hebben , om alle verdere lasteringen
te voorkomen, behalve de werkzaamheden en moeiten , welke ik sinds dien tijd, met
gevaar van mijn leven, gehad heb. Gij kunt u verzekerd houden, dat ik dit nimmer
zou ondernomen hebben, om den dank, welken ik daarvan konde verwachten, want
ik wist te wel, hoe do zaken stonden; maar de zuivere yver, welken ik altyd ge-
had heb voor de dienst des Konings en 's Lands rust en welzijn, zoo als ik nog
heb en al do dagen mijns levens hebben zal, heeft er mij toe bewogen. Ik heb dit
zoo getrouw uitgevoerd als mij mogelijk geweest is, en naar ik vond, dat de tijdsomstan-
(1) Zie dezen belangrijken brief in de Correspondance de guiliauue Ie Taciturne, T. II. p.
360-370.
(2) Archives de la Maison d'Orangc, T. III. ρ. 64, 65.
-ocr page 465-DES VADERLANDS. 449
digheden vorderden, zoo als ik voor God en de wereld kan verantwoorden. Ik heb 1555—
15dö
den Koning gemeld, welke redenen mij nopen, den nieuwen eed te weigeren j en
dat ik mijne bedieningen in handen der Landvoogdes heb nedergelegd, hopende ,
dat Zijne Majesteit, mijne billijke redenen in aanmerking nemende, dit niet ten kwade
zal duiden, te meer daar hier geen sprake is van den eed als Leenman en onderdaan,
waaraan ik nimmer in gebreken zal bly ven , wel verzekerd, dat niemand ter wereld mij
overtreft in de trouw en gehoorzaamheid , welke ik aan mijnen Vorst verschuldigd
ben. — Daar ik weet, dat men u uitvoerige berigten zendt over den staat des Lands,
en onder anderen ook over zaken, die my kunnen betreffen , zoo verzoek ik u daar-
aan geen geloof te hechten, vóór gij ook de andere partij gehoord hebt; want ik heb
uit uwen brief bespeurd, dat gij berigten hebt ontvangen geheel in strijd met de waar-
heid; doch ik zal my hier daarover niet regtvaardigen, maar dit uitstellen tot de
komst Zijner Majesteit (1)." Uit deze laatste zinsnede zou men mogen besluiten ,
dat de Prins zijn toestand destijds niet als hopeloos beschouwde , maar intègendeel
«lacht, eerlang naar de Nederlanden terug te keeren (2).
Te Breda kwamen hem de Leeraars en de gemagligden der Luthersche gemeente
van Antwerpen een getuigschrift verzoeken, dat zij zich in hun ambt, handel en
wandel steeds behoorlijk gedragen , en der Overheid allo gehoorzaamheid betoond
hadden. Dit slond de Prins hun niet alleen toe, maar hij voegde er nog bij, dat zij
de Regering van Antwerpen met de daad ondersteund hadden legen degenen,
Avelke de stad in onrust en beroering gebragt hadden. Dit getuigschrift echter baatte
hun weinig ; zij werden eerlang op dezelfde wijze als de Hervormden behandeld, cn
hunne Leeraren uit Antwerpen gezet (3). Ondertusschen was oranje zelf te Breda
niet meer veihg, sinds NomcARMES zich met de benden, welke Valemiennes en
Maastricht bedwongen hadden, te Turnhout neêrgeslagen had. Hij vertrok der- 22 v.
halve met zijn geheele gezin , eerst naar Grave , waar hij de Regering vermaande aan de j
godsdienst en den Koning getrouw te blijven, toen naar Kleef en eindelyk naar Oil~
lenhurg in het graafschap Nassau, De Graven van Culemhorgy van den Berg, van
Hoogstraten en van Hoorne waren reeds te voren vertrokken, of, naar anderen,
volgden zij hem eerlang met lodewijk van Nassau» Do Prins had de Νederlanden
niet willen verlaten, zonder schriftelijk afscheid van de Landvoogdes te nemen, en
zijne dochter makia van Nassau y welke, op zijn verzoek, aan haar Hof als staatdamo
(1) Correspondance de gcillabme te Taciturne, T. IL ρ. 357—359.
(2) gachard, Correspondance de guiilaüme Ie Taciturne, T. Π. Prëface, p. CLXI.
(3) bor, ïlist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. III. bl. 166. v. reijd, Hist. d. Nederi Oorl. H. 3.
brindt, Hist. d. Ref. I). I. bl. 454.
II. Deel. 4 Stuk, 2823
-ocr page 466-472 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1555—geplaatst was, terug te eischen. Het baart derhalve te meer verwondering, dat hij
^^^^ zijn zoon filips willem, Graaf Tan Buren y welke aan de Hoogeschool te Leuven
studeerde, achterliet. Immers, te wel moest hij alba en de Spanjaarden kennen,
om te vertrouwen, dat de voorreglen en vrijheden dier geleerde inrigting, ofschoon
door den Paus zeiven bekrachtigd, voor hen onschendbaar zouden zyn, Margaretha
verzekerde hem, in antwoord op zijnen brief, dat hg haar bij alle gelegenheden,
30 V. waar zij konde, gereed zou vinden, hem te begunstigen, dewyl zij voor hem steeds'
dezelfde genegenheid had gekoesterd, alsof hy haar zoon geweest ware. »Ook uwe
dochter," gaat zij voort, »heb ik als mijne eigene dochter bemind, gelijk gij weel.
En daar gij zegt, dat Mevrouw uwe moeder voor haren dood de jeugdige Prinses
wenscht te zien, is bet niet meer dan billijk, dat deze haar ga bezoeken en opvolge ,
wat zij zal bevelen. Wanneer zij echter naar mij wil terugkeeren , zal zij de gene-
genheid niet verminderd vinden, welke ik haar altijd heb toegedragen. Evenzeer zal
ik, tydens uwe afwezigheid, uwe bedienden en ambtenaren niet erger behandelen,
of minder belang stellen in uwe zaken dan te voren." Waren deze verzekeringen
en beloften opregt? Het is geoorloofd daaraan te twijfelen (1).
'sPrinsen vijanden strooiden uit, dat hij zyne schulden niet voldoen konde, en
daarom den opstand had verwekt. Naar zyne eigene verklaring echter, bezat hij toen
nog een onbezwaard inkomen van zestig duizend gulden 'sjaars, en hij betuigde, nimmer
iets tegen de Koning te zullen ondernemen, zoo lang deze hem niet in zijne eer en
goederen aantastte (2). Nogtans had hij korten lijd te voren eenige zijner goederen by
de Staten vanÄoZZanc?, ten bedrage van twintig duizend gulden tegen den penning zes-
tien, verpand (3). Do loop van zaken in de Νederlanden bleef hem niet onverschil-
lig; het blijkt, dat hij steeds op do hoogte gehouden werd van hetgeen aldaar ge-
beurde (4).
(1) Correspondance de güilladme Ie Taciturnc , T. 11. p. 371 , 372. Préiacc, p. CLXI,
CLXII. Correspondance de I'Dilippe II. T. I. p. 526, 528. Supplément aux Archives de. la
Maison d'Orange, p. 43, 44, 46, 48. le petit, Chron. de Roll. Τ. Π. Liv. IX. ρ. 139. bor,
Rist, d. Nederl. Oorl. D. I. B. III. bl. 166. v. meteren, Eist. d. Nedert. Oort. 13. II. bl. 50.
hooft, Nederl. liist. Ii. IV. bl. 144, 145. strada, de Bello Belg, Lib. VI. p. 321. v. d. haer,
de Init. Tumult. Lib. II. p. 480. borgundius, Eist. Belg. Lib. III. p. 341. voet v. ocdhecs-
den , Beschr. v. Culemborgy bl. 229. Leven v. Willem 1, D. I. bl. 598, 599. groeit v. prin-
sterer, in de Archims de la Maison d'Orange, T. III. p. 73.
(2) v. reud, Eist. d. Nederl. Oorl. bl. 3. grotius, Annal. Lib. 1. p. 25.
(3) Kesolutien v, Eoll. aangehaald door wagesaar , D. VI. bl. 228.
(2) Archives de la Maison d'Orangc, T. III. ρ. 64, 65.
-ocr page 467-DES VADERLANDS. 391 -
Hel vertrek van oranje maakte ia hel geheele Land, maar bovenal m de ge-1555—
1568
westen , over welke hij hel bewind gevoerd had, eenen smarteïijken en diepen in-
druk. »Toen ging de kreet op: iDee Nederland! niet anders, dan of de alge-
raeene welvaart alleen aan het behoud van zijn persoon gehouden had, en met zijne
verwijdering alles omgekomen was. Duizenden menschen van allerlei staat verijlden
de vlugt, en maakten zich ten Lande uit op zijn voortgang en waarschuwing. Tot
die hoogte van achtbaarheid was zijn overvliegend oordeel gestegen, dat men allen
raad uithield , als hij er geenen wist (1)." En inderdaad , een overgroot aantal Ne-
derlandsche Edelen, burgers, handelaars en ambachtslieden volgden Willem in de
balHngschap , daar zij liever haardsteden en goederen Λvilden verlaten, dan onder het
juk te leven, welk op het geheele volk weldra zou geworpen worden. Meer dan een
derde der bevolking van 'f Hertogenhosch was met den Prins naar Kleef vertrokken.
Eene menigte Hollanders, Brabanders en Walen, rijken en armen, met vrouwen en
kinderen logen over Delfzijl naar Emhden, welke stad zoo vol was van Neder-
landsche vlugtelingen en uitgewekenen, dat alleen bij zekeren bakker aldaar derlig
van hen gehuisvest waren (2). Slechts hevige Spaanschgezinden wcnschlen met den
Geheimschrijver praats , dat » de Prins zes jaren vroeger vertrokken ware , dewijl
hij dan groot kwaad zou voorkomen hebben (3)."
Het is hier de plaats, do moeijelijke vraag, zoo mogelijk, op te lossen: wat was
het doel van oranje's daden vóór zijn vertrek uit de Nederlanden? Zonder eene
grondige kennis der gebeurtenissen, en in al hare byzonderheiden, sinds de komst
van filips aan het bewind der Nederlanden tot orawje's reis naar Duitschland ^
is eene meer dan oppervlakkige beantwoording daarvan niet denkbaar. Wij meenen
den lezer tot het verkrijgen dier kennis op den weg gebragt te hebben. Teregt slelt
men thans hoogen prijs op de uitvoerige en naauwkeurige mededeeling zelfs der
kleinste bijzonderheden , dewijl er niets onbelangrijks of onbeduidends is in de ge-
schiedenis, en men niet te naauwkeurig, niet te waarheidlievend zyn kan (4).
(1) nooFT, Nederl. Eist. B. IV. bl. 145.
(2) gacnaud, Correspondance de guiliaume Ie TacUurne, T. II. Préface, p. CLKII, CLXIII
(3) Correspondance de philippe II, T. I. p. 528.
(4) GROEN v. PRiNSTERER , in de jirchives de la Maison d'Orange, T. II. Prcface, p. XXVI.
Even waar als fraai is de opmerking, T. III. ρ. LXXXIV, »En histoire, pour connaitre les
grandcs dieses, il est indispensable d'en apprendre beaucoup de pelites. ^uiconque ne veut
pas se soumettre a cette laborieuse nêcessilé , restera dans J'incomplet, se lancera dans Ie vngae,
se fixera et s'cnfoncera dans l'erreur, mais n'atleindra point Ia réalifé." Hierbij wordt de vol-
gende plaats uit guizot aangehaald: »11 faut se garder de satisfaire Ie besoin de génëralité par
59*
-ocr page 468-468 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1555—Bovenal bij het opsporen der beginselen en drijfveren van orawje's daden in dit
tijdperk, kan de kleinste bijzonderheid opheldering verschaffen. Geheel beslissend zal
voor velen de uitslag dezer navorschingen niet zijn. Waren 's Prinsen handelingen
zoo geheimzinnig, wist hy zijne ware oogmerken derwyze te verbergen, dat het
ARMENTEROs, wellce den grooten Zwijger oplettend gadesloeg, niet mogelijk was
diens doel te doorgronden (1); niet minder moeyelgk is thans die taak, ofschoon
men nu het geheel kan overzien, en in het bezit is van 's Prinsen openbare zoo wel
als vertrouwelijke brieven, en van die zyner hooggeplaatste tijdgenooten.
Het is boven allen gegronden twgfel verheven, dat oranje de volksbeweging van
den aanvang af ondersteund en geleid heeft, niettegenstaande dit door eenigen als
onwaarschjjnlijk, zelfs als geheel onjuist verworpen wordt (2). Immers was hy van al
de plannen der verbondene Edelen onderrigt, aan wier hoofd lodewijk van Nas-
mu, zijn broeder, en brederode, zijn gemeenzame vriend, zich gesteld hadden. Niets
werd buiten zijne voorkennis, raad of toestemming door hen ondernomen, en hij
werd, zoo builen- als binnenslands, voor den hoofdaanlegger der beroeringen gehou-
den (3). Hoeveel invloed hij op do bewegingspartij uitoefende, en dat hig hare geheimste
besluiten kende, bewijst zijne eigene getuigenis, dat door hem alleen den beraamden
moord van alle Roomsche Geestelijken verhinderd was geworden (4). Het is ongerymd
te gelooven, dat oranje geene kennis van het Compromis zou gedragen hebben (5);
en zeker heeft hij in de verzoekschriften der Edelen de hand gehad (6).. De verga-
deringen te Breda, Hoogstraten, Lier, St. Truijen, Buffel, Dendermonde en
elders werden door hem bijgewoond of geleid , om nu niet van zijne vereenigingen
met BREDERODE en andere Grooten in vijftienhonderd vijf en zestig, en van de zamen-
des généralisaiions incomplètes et précipitées.,.. L'esprit Iiumain est comme la volonte humaine ,
toujours presse d'agir, impatient des obstacles, avide de liberté et de conclasionsj mals, en
oubliant les fails, il ne les détruit pas j et ils subsistent pour Ie convaincre un jour d'erreur et
Ie condamner. II n'y a qu'un moyen d'échapper a cc péril, c'est d'épuiser courageusement,
patiemment I'étude des faits, avant de généraliser et de conclure."
(1) Zie hiervoor, bl. 278.
(2) Zie hiervoor, bl. 195.
(3) Zie hiervoor, bl. 255 , 266 267 , 274 , 279 , 293 , 301, 349 , 372. Vgl. de Gids voor
1845, D. I. bl. 428—439. Ook crothjs noemt den Prins: «het hoofd van^al de beraadslagingen
der Edelen," Annal. Lib. I. p. 18.
(4) Zie hiervoor, bl. 352.
(5) Zie hiervoor, bl. 197—203. Vgl. de Gids voor 1845, D. I. bl. 359, 45L
(6) Zie hiervoor, bl. 226 , 233 , 235 , 236 , 237.
-ocr page 469-DES VADERLANDS. 391 -
komsten te Vianm te spreken (1). Uiterlijk keurde hy, wel is waar, elke daad 1555—
van openbaren tegenstand af, en strafte zelfs degenen, welke er zich aan schuldig
maakten, maar in het geheim blies hy het vuur des oproers aan. Er is beweerd, dat
» ORA.IÏJB geen deel had aan de onstuimige bewegingen in de eerste maanden van vgf-
tienhonderd zeven en zestig, en zelfs allen schijn van opstand zorgvuldig zocht te
vermijden; dat toen al zijne plannen zich bepaalden tot het herstel van rust en tucht
en om den opgeheven arm van den Vorst tegen te houden, door aan de herlevende
vervolging het meest gegronde voorwendsel, oproer namelgk, te ontnemen (2)."
Zeker is, dat de Prins met veel omzigtigheid handelde , maar bedektelyk den tegenstand
begunstigde (3). Hoe kan men immers aannemen, dat het jan van marnix moge-
lyk zou geweest zgn, zonder de stilzwijgende bewilliging, althans oogluiking van
ORANJE, in Antwerpen drie vaandels voetvolk te werven, te wapenen en in te sche-
pen (4) ? Hoe anders het zenden van den Heer van Boxtel, eenige dagen te voren
naar Zeeland^ te verklaren en diens pogingen bij de stedelyke Overheden aldaar, dal
zij geene krijgsbezetting zouden innemen, welke die ook zijn mögt, zelfs niet op last
van de Landvoogdes, zonder bevel van den Prins als Stadhouder (5) ? Willem regt-
vaardigde zich in dezen op grond, dat niemand in zijne stadhouderlijke gewesten,
buiten zijne voorkennis, eene daad van oppermagt mögt volvoeren (6). Maar niets is
minder waarschijnlijk dan de getuigenis in zijn Verweerschrift, dat hy om Zeeland
te beter voor den Koning te bewaren, boxtel daarheen had gezonden. Tijdens
het verblyf van brederode te Antwerpen^ had de Prins den Hopman robert schot-
man , die te fHesingen was, gelast hem te berigten, of die stad een aanval zou
kunnen weerstaan. Naar de bekentenis van jan van blois van Treslong, in het kas-
teel te Vilvoorden afgelegd , hadden jan van marnix en haegk verklaard, dat zg met
voorkennis en toestemming van oranje naar Walcheren getogen waren (7). Ongelwgfeld
(1) Zie hiervoor, bl. 190, 222, 223, 290, 291, 297, 356, 360, 383, 410. üe Gids voor
1845, D. I.bl. 441, 442.
(2) GnoEN V. PRIRSTERER, in de Archives de la Maison d^Orange, Τ. ΙΠ. ρ. VL 1, 49.
(3) GACHAUD, Correspondance de güillaüjie Ie Taciturne, Τ. II. Préface , ρ. CLI, CLII, De
Gids voor 1845, D. I. bl. 439.
(5) BOR, Hist. d. Nederl. OorL D. I. B. III. bl. 156.
(6) De Gids voor 1845, D. I. bl. 444.
(7) GACHARD, Correspondance de gdillaume fe Taciturne, T, II. Préface, p. CXLIV—CXLVI,
-ocr page 470-436 ALGEMEEN! GESCHIEDENIS
1555— is ook rnet diens voorweten de tweede aanslag legen Zeeland beraamd (1). Builen
twijfel heeft ook de Prins Valenciennes lot het bieden van tegenstand aangemoedigd.
Uit de getuigenissen van do Calvinistische Predikanten laguawge de bray en gatteüx
blijkt, dat de afgevaardigden dier stad te Antwerpen door den Prins met de hoop
op ontzet gevleid werden lot den lijd , dat egmond en aarsghot zich naar Beuvrage
begaven, om de Valencienners lot onderwerping Ie vermanen; toen eerst raadde hy
hen aan, zich. met de Landvoogdes te verslaan; hij had nadeelige berigten uit
Duitschland ontvangen, en in de Νederlanden namen de zaken geene gunstige
wending voor de Bondgenooten. Deze verandering van toon verwekte in Valen-
ciennes legen den Prins hevige verbittering en woede (2).
Indien er geene onwraakbare bewijzen waren, dat oranje werkelijk deel gehad
heeft aan het bedryf van brederode te Amsterdam ^ zou men zulks uit hunne we-
derzijdsche innige verstandhouding en vertrouwelijk verkeer mogen besluiten. Brede-
rode was bovendien steeds gewoon zijne eigene inzigten aan het oordeel van orawje Ie
onderwerpen. Hij had den Prins te Amsterdam bezocht, om hem over het aanbieden
van het derde Smeekschrift te raadplegen; hem later naar Breda ^ toen naar Ant-
toerpen verzeld, en was daar gedurig om en bij hem geweest. Oranje had hem zelfs
de middelen tot verdediging van Vianen verschaft, en niet verhinderd in Ant-
werpen volk te werven, hetwelk van wapenen en krijgsbehoeften voorzien, onge-
stoord naar Holland was vertrokken. Op verzoek van den Prins, had brederode de
Amsterdamsche gemeente vermaand, op hare hoede te zijn tegen de geheime volks-
werving der Regering aldaar, en megen's beraamden aanslag op Amsterdam (3). »Is
het te vermoeden, dat brederode een plan zou gevormd en volbragt hebben, zoo
gevaarlijk om te volvoeren en zoo gewigtig in de gevolgen, als zijne vestiging in
Amsterdam y zonder zijn gewonen raadsman daarin te kennen en te raadplegen?
Daarenboven kon deze onderneming den Prins geenszins onverschillig zyn; zij betrof
toch de voornaamste plaats van zijn stadhouderlijk gebied , van welke een Edelman ,
bij de Landvoogdes in ongenade vervallen, zich poogde meester te maken, heigeen door
hem, als Stadhouder, met kracht kon, ja zelfs moest verhinderd worden (4)." In
slede daarvan, bezigde hij, toen de Hertogin van Parma hem dringend uitnoodigde ,
BREDERODE te noodzakcn Amsterdam te verlaten (5}, niet alleen geene der middelen ,
(1) Correspondance de ΜΑπαυκηπΕ dAutriche, p. 228, Zie hiervoor bl. 446'.
(2) gacnard, Correspondance de gcillaüme ie Taciturne, T. II. Préface, p. CSLIX—CLI.
(3) Zie hiervoor, bl. 451. De Gids voor 1845, D. l. bl. 440 , 443.
(4) scHELTEMA , BEKDRiK ταπ Bredevode, bl. 46.
(5) gacdard, Cóirespondance de gïiiiuojie Ie Taciturne^ T. II. Preface, p. CXLVIII (1).
-ocr page 471-DES VADERLANDS. 391 -
welke daartoe te zijner beschikking slonden, maar Terzochl zelfs het stedelijk ^j^g™
stuur, BREDERODE heuschelïjk te behandelen en in de stad te houden. In diens benoe-
ming tot Opperbevelhebber stemde hij wel niet openlijk, maar toch in het geheim
toe (1). Nog meer; hij gaf aan brederode berigt van zijn aanslaand vertrek naar
Duitschland en tevens den raad, bij tijds voor eigene veiligheid te zorgen (2),
Moet dit alles niet eiken redelijken twijfel uit den weg ruimen, dat de Prins van
den toeleg op Amsterdam kennis gedragen en dien begunstigd heeft (3) ? Even als
brederode F tanen, had oranje zijne stad en het slot Buren versterkt (4).
Welke waarde kan, na deze beschouwing, aan 'sPrinsen betuiging gehecht wor-
den »dat hy , om het verwijt niet op zich te laden, alsof hij het volk tot tegen-
weer aanzette en in beweging bragt, de Nederlanden verliet (5) ?" Wat te den-
ken van zijne verklaring, kort voor zijn vertrek n^wc Duitschland egmokd'en
HooRiiE afgelegd: »Ik zal steeds de zeer gehoorzame Leenman des Konings blijven ,
tot elke dienst bereid, welke ik hem met een goed geweien kan bewijzen (6) ?"
Of van zijne verzekering aan filips zeiven, tegen wiens bevelen hij zich verzet
had (7): » de liefde, welke ik Uwer Majesteit en dezen Landen altijd heb toegedragen ,
is derwijze in mijne ziel gegrift , dat ik niet nalaten zal lijf en goed op te offeren
voor alles wat ik weet, dat strekken kan tot bevordering der ware dienst van
Uwe Majesteit, en tot rust en instandhouding Uwer Landen; en zal daarin volhar-
den, overal waar ik mij ook mag bevinden (8)?" Kan het opregt gemeend zijn , toen
hy beweerde, dat hy »eenige opschudding of opstand vreesde en die gaarne
wenschte te verhinderen (9) V Of als hij der Landvoogdes zyne voldoening over de
nederlaag der Onroomschen bij Lannoy te kennen gaf, dewijl zy oproerig ^Qss^esi wa-
ren (10)? Huldigde hij de waarheid , toen hy schreef: »ik behoor niet onder dege-
(1) Zie hiervoor, bl. 456.
(2) scHELTEMA, nENDRiK. van Bredsvode, bl. 82.
(3) SCHELTEMA, HENDRIK V. Brederode, bl. 49, 120.
(4) Zie Liervoor, bl. 384.
(5) Archives de la 31aison dOrange, T. III. ρ. 57. Zie hiervoor, bl. 402.
(G) Archives de la Maison d^Orange, Τ. III. ρ. 71.
(7) Zie Iiiervoor, bl. 388, 389.
(8) Archives de la Maison d-Orange, Τ. III, ρ. 65. Zie hiervoor, bl. 404.
(9) Zie hiervoor, bl. 219.
(10) Zie hiervoor, bl. 412.
-ocr page 472-472 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1555—nen, die veinzen (1)?" Men bewere niet langer, dal indien het plan van oranje
^^^^ geweest ware, geheel met den Koning te breken, hem bij de komst des Hertogs van
jilba de middelen, om met eenigo hoop op goeden uitslag tegenstand te bieden,
niet zouden ontbroken hebben (2). Juist deze middelen ontbraken hem; en zijn
laatste onderhoud mei de Calvinisten, toen hij reeds op het punt was de Νederlanden
to verlaten, toont aan, dat hy werkelyk tegenstand zou geboden hebben, indien de
liondgenooten en Calvinisten de Augsburgsche geloofsbelydenis omhelsd hadden, waar-
door hy op do hulp der Duilsche Vorsten konde rekenen, of wanneer men hem aan
een half millioen guldens geholpen had. Doch deze poging leed schipbreuk op de
onverzettelijkheid en het wantrouwen der Calvinisten (3). Zoo sterk was hun afkeer
van de Lutherschen, dat jan van markix verklaard had , liever te willen sterven dan
Lutheraan worden (4). Niet in strijd met do waarheid konde in een verzoekschrift
aan den Koning in vyftien honderd drie en zeventig gezegd worden: »Hoezeer do
Heeren en sleden van deze Landen wel middelen hadden, om den Hertog van Alba
uit hel Land lo houden en zijne inkomst te beletten, noglans dewyl hij kwam uit
naam van Uwe Majesteit, ten einde zij openlijk aan den dag zouden leggen, dat zij
geen opstand in den zin hadden, hebben zy hem met alle gewilligheid ontvangen (5)."
Hieruit blijkt wel, dat do Heeren en sleden geen opstand tegen den Vorst in den zin
hadden , maar geenszins, dat zulks niet het geval was met oranje , welke, genoeg-
zaam tot het einde toe, hot plan koesterde , te beletten, dat de Koning met eene
krijgsmagt in de IS eder landen kwame (6). De getuigenis des Graven van Hoogstra-
ten , »dat do Prins hem nooit iets voorgesteld, medegedeeld of van hem gevorderd
had tegen de dienst des Konings, en waaruit hij konde bepeuren , dat diens plannen
leidden tot heerschzuchl, onlusten, oproer of dergelijke (7)," verliest hare waarde,
dewijl zij openbaar in strijd is met 's Prinsen daden. Daarenboven w^as oranje te om-
zigtig in zgne Avoorden en te bedekt in zgne bedrijven, dan dat zyne ware be-
doeling kenbaar konde worden. Om deze te verwezenlijken, bezigde hij zijne
(1) Arckives de la Maison d'Orange, T. I, p. 5. Edit.
(2) groeiï v, rrirstereu, in de Archives de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 49. Vgl. ν. corvis
wiERsiiiTZKY, de Tachtigj. Oorl. D. I. bl. 408—410.
(3) Zie hiervoor, bl. 4Ö2.
(4) gachard, Correspondance de gtjillaüme le Taciturne , T. II. Préface, ρ. CLII.
(5) Archives de la ßlaison d'Orange, T. III. p. 50.
(ß) Zie hiervoor, bl. 432.
(2) Archives de la Maison d'Orangc, T. III. ρ. 64, 65.
-ocr page 473-DES VADERLANDS.
broeders, de Graven van Egmond^ Hoorne, Hoogstraten^ brederode en anderen, 1555—
zonder dat zij hiervan eens bewust waren. Oranje alleen wist λυβΙ oranje wilde.
Er is beweerd , dat de Prins eenen bepaalden afkeer had van het regeringstelsel
Tan FiLiPS en dit, wat de Nederlanden betrof, trachtte omver te werpen (1). Maar
waarop grondde zich die afkeer? Welke aanleiding had filips aanvankelijk daartoe
gegeven ? Vóór zijne . reis naar Spanje , had hij bewilligd al wat hij, uit zijn stand-
punt als Vorst beschouwd, bewilligen konde. Hij had steeds getracht de Nederlanders
aan zich te verbinden, hen uitsluitend met do hooge staatsambten begiftigd, welke
onder maximiliaan en karel V dikwerf door vreemdelingen bekleed werden, en de
Nederlandsche Groolen over het geheel met eene lankmoedigheid behandeld, welke
men zelfs bij minder alleenheerschende Vorsten bezwaarlijk zou aantreffen (2). Om
hen te believen, had hij granvelle , welke de belangen zijns Meesters behartigde,
zonder die der Nederlanden te kwetsen, uit deze gewesten verwijderd (3). Hij
had zyne handelingen naar de bevelen, vermaningen en raadgevingen zijns vaders
geregeld, wiens nagedachtenis den Nederlanders nog immer dierbaar was (4). Al-
leen wordt hem te laste gelegd, dat hij door het oprigten van eenen Raad voor
Buitenlandsche Zaken te Madrid^ die Mjna geheel uit Rastilianen was zamongesteld,
alles aan het oppertoezigt van Spanjaarden scheen te willen onderwerpen, hetgeen
welligt de onafhankelijkheid der Nederlanders in gevaar kon brengen (5). 'sKonings
daden in dien tijd onderschragen geenszins deze vrees. Filips was naijverig op zyn
gezag; doch eerst toen het volk gewapend opstond, kerken en kloosters plunderde en
vernielde, zich de grofste ongeregeldheden veroorloofde, en acht gaf noch op de bevelen
des Konings, der Landvoogdes of der Stadhouders, maakte hij van geweld gebruik,
om zijn gehoond en wettig gezag te handhaven. Zeker had hij door zijne onstaatkun-
dige en blinde hardnekkigheid , om den Hervormden die vrijheid van godsdienst te
weigeren, welke zij eischten, tot verzet en tegenstand aanleiding gegeven, ofschoon jan
van Nassau zelf erkende, dat het aan filips, gelijk aan eiken Yorsiin Om t se h land,
regtens toekwam, de openbare preek in zijne Landen te verbieden (6). Oranje zelf
(1) gachard, Correspondance de gtjillaüme Ie Taciturne, T. 11. Prëface, p. GLIIL
(2) Zie hiervoor, bi. 58—62 , 65 , 66 , 67 , 75 , 76 , 78 , 80 , 84 , 86 , 87 , 90, 106, 145, 256.
(3) Zie hiervoor, bl. 75, 83, 84, 95, 96, 98,103,105,107, 110,113,118,120,122-126,
132-135, 136, 145, 148, 151, 159.
(4) Zie hiervoor, hl. 59 , 72 , 76 , 78 , 81, 82 , 84 , 89 , 90.
(5) Zie hiervoor, bl. 205,
(6) Archives de la Maison d'Orange, T. 11, p. 345—355. Vgl. hiervoor, bl. 424,
II. DEEL. 4 STUK, 60
473
I
-ocr page 474-436 ALGEMEEN! GESCHIEDENIS
1555- had nimmer iels anders dan ■weldaden van filips genolen; hij was sleeds met onder-
JODO
scheiding door hem behandeld geworden, en eerst na Tijflienhonderd vijf en zestig
werd de goede verstandhouding lusschen hen verbroken (1). 's Prinsen hoofdgrieve
tegen het regeringstelsel des Konings was, gelijk hij dikwerf verklaarde, de ketter-
vervolging. »Ik kan niet billijken," zeide hij, »dat de Vorsten het geweien der
onderdanen dwingen, en hun do vrijheid van geloof en godsdienst ontrooven wil-
len (2)," Een edel beginsel voorwaar en door welk willem de Eerste zich verheven
toonde boven den bekrompen geest, do vervolgzucht en onverdraagzaamheid zijner eeuw.
Nogtans verloochende hij dit beginsel, ongetwijfeld ondanks zich zeiven, door het ver-
volgen der Hugenooten in zijn prinsdom Oranje, en bet nu en dan uitvoeren van
*s Konings bevelen tegen de Hervormden in de TSederlanden (3). Men heeft beloogd,
dal het beschermen en voorslaan der Hervormde godsdienst het eenig doel van oran-
je's streven geweest is; men heeft hem als den beschermer en verdediger der Proles-
tantsche Kerk, inzonderheid als den Geloofsheld van het Calvinismus beschouwd (4).
Maar door zich als zoodanig to vertoonen, zou hij de Roomschgezinden, en alzoo het
grootste gedoelle van de bevolking der Nederlanden ^ van zich verwijderd heb-
ben. Blijkbaar trachtte hij aanvankelijk alle Nederlanders te vereenigen, om eiken
Spaanschen invloed te verdringen (5). Zeer juist, naar ons inzien, is aan-
getoond, dat oranje, tot op zijne uitwijking uit de Nederlanden ^ voor het uiterlijk
Katholijk was en bleef; waarbij men heeft aangemerkt, dat er geene mogelijkheid is
den Prins, wegens do belofte , welke hij bij zijn huwelijk met anna van Saksen ter
eene zijde aan den Koning, ter andere aan den Landgraaf van Hessen deed, en de
verzekeringen, welko hij sedert aan beide en aan do Landvoogdes omtrent de in-
achtneming zijner belofte gaf, van groote dubbelzinnigheid vrij te pleilen (6). Hij
(1) Zie hiervoor, bl. 58, 72, 81, 82, 89, 116, 117. cacdard, Correspondance de gcillaume
Ie Taciturne, T. II. Préface p. XXI, XXIII.
(2) Zie hiervoor, bl. 174.
(3) Zie hiervoor, bl. 73, 157. Correspondance de cüillatjjie Ie Taciturne, T. I. p, 461, T.
II. p. 52, 53, 69. grotius, AnnaL Lib I, p. 18. Men vergelijke hierbij broes, filips van
Marnix, D. I. bl. 146—149, welke 's Prinsen gedrag in dezen tracht te verdedigen, of liever te
verontschuldigen,
'4) GROEN v. PRiNSTERER, in do Archives de la Maison d'Orange, T. III, ρ, LH, 55.
(5) de Gids voor 1845, D. I. bl. 452.
(6) de Gids voor 1846, D. II. bl. 613 (2). Zie hiervoor, bi. 114—117. Voeg bij de aldaar
aangehaalde Schrijvers nog gacuard , Correspondance de güillatjjie Ie Taciturne, T. II. p. 375—
DES VADERLANDS. 475
toonde zelfs zich zeer gebelgd, Avanneer men zijn Kalholijk geloof verdacht hield (^)· ^jgg^
Het kan zyn, dat »indien het zijn vasle wil en yverige toeleg was, om het nieuwe
geloof tegen onreglvaardige en wreede Tervolging te beschermen, hy teregt berekende
hierin niet te kunnen slagen, ten zij hij voor zich aan de Roomsche Kerk getrouw
bleef (2)." Maar op denzelfden lijd , dat hij den Paus zijne gehechtheid aan de alleen
zaligmakende Kerk verzekert, do Hervormden in zijn prinsdom Oranje vervolgt, en
de Roomsche godsdienst notre vraye et ancienne reltgion noemt, erkent hij voor
den Keurvorst van Saksen, dat do leer, naar de Augsburgsche geloofsbelijdenis, de
ware is (3). En toen hij later die vraye et ancienne reltgion verlaat, omhelst hy
niet de ware leer der Lutherschen, maar die der Calvinisten, >velke hij do verfoeije-
lijke [méchante) genoemd had (4). Was dat >Tankelen en weifelen »naar gemoeds-
overtuiging gerigt, of niet veel meer naar hetgeen zich in den loop van zaken voor-
doet als wys en voorzigtig om te doen ? Bij de geloofswisseling zoo wel van oranje als
van HENDBiK IV pleeg het hooge bestuur te wezen bij de staatkunde met eenig onder-
schikken van de waarheid aan de nuttigheid (5)."
Heerschzucht was bij willebi den Eerste ^ even als by πενοκικ den Vierdey de
drijfveer, en staatkunde de leidsvrouw zijner daden (6). Weinig groote mannen waren
groot genoeg, om niet heerschzuchtig te zijn. Indien orawje de Roomsch-Katholijko
Kerk verliet moest hij kiezen tusschen luther en calvijn , en deze keuze viel hem
allermoeijelijkst. »Naast neigde hij tot de Lutheranen; maar lot deze overgaande,
zou hij zich scheiden van de Calvinisten; van de Calvinisten zou hij zich afscheiden,
ver het grootste deel der Nederlandsche Protestanten, voor wier bescherming hij is
opgetreden, en daarnevens ook de gezeleerden, van wier ijver en moed in tijd en
wijle meest te verwachten ware. Zal hy dan liever, met eenig plooyen van zin , aan
377, en het zoo even iu Let licht Tcrsclicnen Averlije: Bet huwelijk van willem van Oranje met
akna van Saksen, door j. j. vak der horst.
(1) Zie hiervoor, bi. 179.
(2) BROES, riLiPs Tan Marnix, D. I. bl. 144.
(3) Archives de la Maison dWrange, T. I. p. 50, 53, 102, 103, 105, 106. 2"·° Ed. Zie
hiervoor, bl. 74, 115, 116.
(4) Zie hiervoor, bl. 74. De Roomschjrezinde borgnet noemt den Prins de«wege »déiste,
regardant Ie culte extérieur comme la partle accessoire de sa croyance." pniLiPPE II et la Bel-
gique, p. 28. Men vergelijke echter hierbij broes, wlips van Marnix, D. I. hl. 135, 149,
194—200, 210—219.
(5) BROES, PIUPS van Marnix, D. I. bl. 194, 195.
(6) broes, pilips van Marnix, D. I. bl. 195—206.
60»
-ocr page 476-476 ALGEMEENE G ESGHIED EJN ί S
1555— de Calvinistische partij zich Toegen ? Maar dit doende, geeft hij alles verloren aan
de zijde der Duitsche Vorsten en van den Keizer, die, tegen hel Calvinismüs hoo-
gelijk opgezet, voorspraak en bescherming uitsluitend vasthechten aan het Lulherdom.
Zoo acht dan de voorzigtige willem van menige zijde geraden dusver in de Roomsch-
Katholijke Kerk te volharden (1)." Eerst na zgn ontwyken voor alba en toen alle
handen tusschen hem en den Koning verbroken waren, verklaarde hij zich in vijftien-
honderd drie en zeventig voor de Hervormde Kerk , naar de leer van galvijn. » Dit
zal gedeeltelijk het gevolg geweest zijn van godsdienstig onderzoek, maar gelijk oranje
bij zijn intreden in het verloren Vaderland, aan de Roomschgezinden, ten einde hen
niet van zich te verwijderen, terstond gelijke godsdienstregten toedeelde, zoo was het-
geen hem naar de Hervormden stuurde boven Lutheranen of Doopsgezinden, wel
meest zijn schrander overleg om deze, ver de grootste party binnenslands, en buiten
schier de eenige van welke hij wakkeren onderstand kon hopen, digst mogelyk zich
aan te sluiten (2)." En zoo was het indedaad. Het voorstaan en verdedigen van
vrijheid van godsdienst was zeker opregt gemeend bij oranje. In geloofsdwang voor-
zag hij naar Avaarheid den ondergang van het handeldrijvend Nederland. Wie zal het
derhalve wraken, dat hy zich met kracht en nadruk daartegen verklaarde ? Maar was
dit het hoofddoel zijner handelingen, of alleen het middel om daartoe te geraken?
Wat hij zich eens over do Protestantsche Duitsche Vorsten liet ontvallen, » dat zij de
godsdienst alleen bezigden, om hunne plannen te bereiken," mag welligt ook op hem
toepasselijk zijn (3). Eenen man van zyne eerzucht moest het geweldig grieven, dat
hij niet Opperlandvoogd geworden was, dat hij zelfs geene zitting had in de Consulta,
en GRANVELLE boven zich geplaatst zag. Zouden hierin niet de hoofdbeweegredenen
van 's Prinsen verzet legen het bestuur des Konings, en van zijn haat tegen den Kar-
dinaal te ontdekken zijn? Omstandigheden, welke geene menschelyke wysheid vooruit
konde berekenen, voerden hem verder dan hij oorspronkelijk bedoelde , hetgeen zich
misschien bepaalde lot het verkrijgen van de Opperlandvoogdy over de JSederlanden,
naar welke bij reeds vroeger gestreefd had (4). Want hoewel eenige Nederlandsche
Edelen van Vorst wenschlen te veranderen, en de Landvoogdes zich overtuigd hield,
dat de Prins van Oranje zich van den staat wilde meesier maken (5) ; ofschoon wil-
(1) broes, filips vun Mamix, D. L bi. 145, 146. Vgl. bl. 151.
(2) liKOES, FILIPS vaii Marnix, D. I, bl. 151, 152.
(3) Zie hiervoor, bl. 116. cROTiDs laat het IwïjFelaclitig, of'sPrinsen ijver voor do godsdienst,
niet aaa de zucht zij toe te kennen om bij het volk wel te staan. Jnnal. Lib. 1. p. 18.
(4) Zie hiervoor, bl. 77.
(5) Zie hiervoor, bl. 226, 340, 374.
-ocr page 477-DES VADERLANDS. 391 -
LEM reeds vroeg en steeds op middelen bedacht was, om wanneer de Koning geweld 1555—
gebruikte , geweld daar tegen over te stellen (1), en hij openlijk verklaarde, dat do
Vliesridders en de Raad van State, van welke beide hij lid was, eigenlijk het roer
des bewinds in handen moesten nemen (2); ofschoon granvelle wel gelijk kan gehad
hebben, »dat de Nederlandsche Grcoten besloten hadden, de zaken daarhenen te
leiden, dat het bestuur aan hen geraakte, en de Koning builen hen niets vermögt (3)
en eindelijk, ofschoon Willems woorden in vijftienhonderd drie en zestig lot montigky
» eens zal de dag komen, op welken wij de sterksten zullen zynvan verstrekkende
ontwerpen getuigen (4) , kan men echter veilig vooronderstellen, dat hy eerst na vyf-
tienhonderd acht en zestig, het stoute plan gevormd heeft, de IVeder landen aan filips
te ontwringen (5). » Zoo de tegenstand, dien willem van Oranje als Staatsman
uit een staatkundig oogpunt begon en doorzette, de algemeen menschelijke , echt
Christelijke belangen in zich opgenomen en verwezenlijkt heeft;" zegt een scherpzin-
nig navorscher der geschiedenis; »zoo Willems werkzaamheid ten zegen voor ons
vaderland, ten zegen voor zijn vorstelijk geslacht, ten zegen voor hem zeiven geweest
is, erkennen wij daarin eerbiedig de hand der Voorzienigheid, die alles aan hare
oogmerken heeft dienstbaar gemaakt; maar om den wille van geschiedkundige waar-
heid en historische kritiek, noeme men ΛΎILLEM van Oranje in vyftienhonderd zes en
zestig nog geen geloofsheld; men zie in hetgeen hy deed of sprak, naliet of zweeg,
niet de wankele slappen van eenen Geroepenen , niet do eerste schreden eens Heili-
gen ; men make hem niet lot een Josaphat , een hiskia , een danicl (6)."
Mogen bijoogmerken den Prins van Oranje en eenige andere Nederlandsche Grooten,
in het verdedigen en voorstaan van vryheid van godsdienst, geleid hebben, ongetwy-
feld stond dit laatste geheel en onverdeeld op den voorgrond bij verro de meeste
der verbondene Edelen, vooral bij hunne Hoofden lodewijk van Nassau , βκεοεβοβε ,
gulemb0rg en marwix vau St. Aldegonde (7). Men heeft hun Bondgenootschap
gewraakt als in strijd met de beginselen van het Protestantismus in dien lijd. Wanneer
men echter de beweegredenen , welke do Nederlandsche Edelen lot het Verbond aan-
(1) Zie hiervoor, bi. 219, 227, 279, 314, 357, 302, 363, 374.
(5) Zie hiervoor, bl. 195, 205.
(0) de Gids voor 1845, D. I. bl. 452, 453.
(7) Zie hiervoor, bl. 205.
^ i
436 ALGEMEEN! GESCHIEDENIS
1555—spoorden (ij, oplellend nagaat, zal blijken, dat zij geheel in overeenstemming met
^^^^ die beginselen gehandeld hebben. Zij Yolgden althans de leer van den Scholschen Kerk-
hervormer JOHN ENOx , welke, toen weinig jaren geleden, in een staatkundig geschrift
onder anderen het moeijelijk vraagstuk behandeld had, in welke gevallen verzet tegen
het Hoog Bewind veroorloofd is? en tot deze slotsom gekomen was: »Opstand is zeker-
lijk niet geoorloofd; maar het geheele volk kan zich met volkomen regt tegen maat-
regelen van dwingelandij verzetten. De Adel is de beschermer der volksvrijheid.
De Edelen mogen niet hunne broeders laten vermoorden. Nogtans mogen zij nooit
uit eerzucht en staatkunde opstaan, maar alleen, om de zuivere godsdienst te ver-
breiden (2)." Wanneer men nu in het oog houdt, dat de Nederlandsche Hervorm-
den in gemeenschap stonden met hunne geloofsgenooten in de onderscheidene Lan-
den , waar do Kerkhervorming was doorgedrongen (3), dan is het gansch niet on-
waarschijnlijk, dat een aldegonde dit geschrift vanknos gekend, en daarin het eerste
denkbeeld van het Verbond der Edelen gevonden hebbe. Men wete daarbij, dat
aldegonde in Geneve de lessen van galvijiï had bijgewoond, ten tijde dat kwox zich
aldaar bevond, Avien hij kan hebben ontmoet en leeren kennen, en welke kort
daarna het genoemde werk in het licht gaf. Neemt men dezen zamenhang aan, dan
gaat er, naar ons gevoelen, over het ontslaan van het Verbond der Edelen een
nieuw licht op, waar men tot hiertoe weinig op gelet heeft (4).
Toen oranje naar Duitschland was vertrokken , maakte brederode zich *s Prinsen
raad ten nulle, om, nu alles verloren scheen, voor eigen behoud te zorgen. Het
is niet onwaarschijnlijk , dat op dit tijdstip en uil hemzelven het verzoek om genade
is uitgegaan, hetwelk door egmosd , te zijnen behoeve , bij de Landvoogdes is inge-
diend. Denkelijk werden de voorwaarden der verzoening door egmond aan Margare-
tha voorgesteld; zij kwamen hierop neder: »dat brederodezou verlaten ,
en allen van daar doen vertrekken , welke er tijdens zijn verblijf ingekomen waren;
dat hy zijn krijgsvolk zou afdanken, en geen ander aannemen; dat hij allen, die
zich op hem beriepen en verlieten, van hunne verpligting zou ontslaan, en hij zelf
alle verbindtenissen en bondgenootschappen laten varen en geene nieuwe aangaan;
dat hij in de stad en het kasteel van Vianen terstond bezetting van den Koning zou
innemen; dat hij zich in alle opziglen als een goed en getrouw Leenman en onderdaan
gedragen, en met betrekking lot het verledene, zich aan de goedertierenheid of regl-
(1) Zie hiervoor, bl. 198-201.
(2) γ. henrt, Leben calvins, B. III, S. 401.
(3) Zie hiervoor, bl. 224, 22G.
(4) Deze opmerkingen zijn wij aan den Heer Mr. u. j. koekek verschuldigd.
-ocr page 479-DES VADERLANDS. 479
vaardigheid des Konings onderwerpen zou; dat hij , eindelijk, hangende 's Konings verdere 1655—
besluiten hieromtrent, het Land "Verlaten, en alleen het vruchtgebruik zijner goederen,
welke hij door zijne beambten kon laten besturen, genieten zou." Deze voorstellen
Averden echter door de Landvoogdes verworpen, dewijl zij twijfelde, of brederode
die wel zou aannemen. Om denzeifden tijd, wees zij een verzoek van de moeder des
Graven van Hoogstraten y om genade voor haren zoon, van de hand, hetwelk moge-
lijk met do voorslagen van egmond in verband stond (1).
Nu BREDERODE vergilTcnis geweigerd was en zijn toestand in Amsterdam door do
verslagenheid der gemeente en de meerdere stoutmoedigheid der Regering, daar thans
de Landvoogdes alom do overhand had en megen de stad met een aanval bedreigde,
hoe langer zoo hagchelijker werd,, bleef hem niets anders over, dan voor do omstan-
digheden te zwichten. Hij wilde echter niet » met oneergelijk h^ zich uitdrukte,
Amsterdam verlaten, en verzocht derhalve aan do Regering eene schriftelijke getui-
genis , dat hij zich tijdens zijn verblijf, stil en bedaard gedragen had. Zulk een ge-
tuigschrift , en zoo als hij dit verlangde , voorzien met het zegel der stad , werd hem
ter hand gesteld. De Regenten betuigden hem daarin hun dank voor zijn vredelievend 22 v.
gedrag in do stad, en verklaarden zich genegen, hem alle eer en achting naar^J^"^*
hun vermogen verder te bewijzen. Een dergelijk verzoek van de Edelen, welke
zich bij brederode bevonden, werd echfer afgewezen, even als zijne eigen aan-
vrage , om eenige schepen ter vervoer zijner knechten, hetgeen de Raad, hoofdzake-
lijk uit vrees voor het misnoegen der Landvoogdes, niet waagde toestemmend te beant-
woorden. Eindelijk verklaarde brederode zich bereid met zijne manschappen te ver-
trekken, indien men hem op zekere bedijkte landerijen in de Berger- en Kleime-
ren achtduizend gulden wilde voorschieten, ter bestrijding zijner achterstallige schul-
den. Op verzoek der Regering, welke verlangde, den onwelkomen gast en de zijnen
» kwijt te wordenverstrekten adriaan pauw en herman roodenburg op hun eigen
naam, doch voor rekening der stad, welke hierin niet wilde gekend zijn om den
ondank van hel Hof te ontgaan, en onder beding van schadeloosstelling, die ook
daarna geschied is, hem deze som, op voorwaarde , dat hy nog dien zelfden avond 27 v.
ZOU vertrekken. Het was zondag. Op het afscheidsmaal aan zijne vrienden beklaagde
zich brederode » dat men den eed van het Bondgenootschap zoo kwalgk gehouden
had, en hem in zijn goed voornemen niet genoeg behulpzaam geweest was," Dit
laatste doelde ook op het gedrag van eenige aanzienlijke Hervormden te Amsterdam^
welke, vier weken te voren, bij eer en trouw beloofd hadden, den honderdsten pen-
ning hunner goederen op te brengen, om in de elfduizend gulden to voorzien,
(1) SCHELTEMA, HKSDRiK van Brederode, bl. 83—86.
-ocr page 480-436 ALGEMEEN! GESCHIEDENIS
1555— welke brederode aan wapenen , pakhuishuur , reisgeld als anderszins besleed had ; doch
by het openen der kist, in welke de beloofde gelden moesten gestort worden, waren
niet meer dan zevenhonderd en Tijflig gulden gevonden. Des avonds omtrent elf
uren ging hij scheep met zyne echfgenoote en een aanzienlyk getal Edellieden. De
Regering had gezorgd, dat de sleutels bij den boom waren en twee karveels op
stroom , benevens een waterschip , voorzien van geschut en volk , om hem tot aan het Flie
te geleiden. Brederode's toeleg was echter, Amsterdam ^ door verstandhouding van bin-
nen , dien nacht door zijne krijgsbenden, onder bevel van gijsbert en diederik van
Batenburg, bij verrassing in te nemen, hetgeen ongetwijfeld gelukt zou zyn, indien
zij tydig genoeg gekomen waren. Den geheelen nacht van zijn vertrek was hy voor
Jaap Hannes, een gehucht in Amstelland aan den Zeedyk, met zijn schip blgven
liggen, en eerst na hel mislukken van den bewusten aanslag, naar het f^lie geste-
vend. Hij begaf zich naar Emhden, toen naar Bremen^ en vond eindelijk eene
schuilplaats op de heerlykheid van Graaf joost von Schauenburg» Men heeft ge-
vraagd, welk nut het verblijf van brederode te Amsterdam heeft te weeg gebragt?
Er is geantwoord: »zijne tegenwoordigheid heeft uitgewerkt, dat gedurende zijn op-
onthoud , het verschrikkelijk tooneel van burgerkrijg, hetwelk kort vóór zyne komst
de stad tot het uiterste gebragt had, niet herhaald is geworden, hetgeen de Regering
zelve dankbaar erkend heeft; dat, op Groningen na, Amsterdam de laatste stad
was, in welke de tegenomwenteling, door de Landvoogdes beoogd, tot stand kwam;
dat eindelijk daardoor aan duizenden de gelegenheid verschaft werd, zich in veiligheid
te stellen, eer zij binnen hel bereik avaren van alba's wraak." Hij was van de Hoof-
den des Verbonds de laatste , welke het Land verliet. Voortdurend hield hij briefwis-
seling met zijne vrienden te Amsterdam en elders , doch mögt zijne hoop op een
gunstiger ommezwaai van zaken niet vervuld zien. Ingedaagd door den Hertog van
Alba, doch niet verschenen, werd hij verbannen en al zijn goed verbeurd verklaard.
Doch vóór de uitspraak van dat vonnis, was hij den vijftienden van ι Sprokkelmaand
vijftienhonderd acht en zestig op den huize Karnhof of Barenburg in de vesting
Rekelinghuizen in den bloei des levens overleden » aan eene kortstondige doch he-
vige ziekte , welke zijne vijanden aan onmatigheid in het drinken, zijne vrienden aan
eene meer onschuldige oorzaak hebben toegeschreven." Hy werd begraven te Gemmen
in hel Land van Kleef. Zijne weduwe, bij welke hij geene kinderen verwekt had,
hertrouwde een jaar na zijn dood met den Pallzgraaf frederik den Derde, en werd
later, volgens voorwaarde van do Gentsche bevrediging, in het bezit zijner verbeurd
verklaarde goederen gesteld , in zoo verre als daaromtrent door hem bij uitersten wil
geene andere beschikking gemaakt was (1).
\
(1) SCHELTEMA, HENDRIK ΐ'ίτ« BredeTode, bl. 90—115, 125—127, vergeleken met de Archives
-ocr page 481-DES VADERLANDS. 449
Hendrik van Brederode ^ in vijftienhonderd een en dertig te Brussel geboren, 1555—
stamde af uit het oud-adellijk geslacht Tan dien naam , welks stamvader uit het eerste
Hollandsche Gravenhuis was voortgesproten (1). Hij wordt afgeschilderd als een man
ï) lang van gestalte, rosachtig van aangezicht, blond van haar, welgemaakt
van lyf en leden, zeer beleefd en milddadig, goed van verstand en begrip, on-
verzaagd en kloek ter wapenen, maar zeer haastig van hoofd en wat halsstarrig
in zijn voornemen. In zijne jeugd had hij tot zinspreuk: Peut-être; in later leef-
tijd: Heere! bewaar ziel en eed (2)." Zijn karakter is vooral in de laatste tijden
zeer uiteenloopend besproken geworden (3). Na een naauwgezet wikken en wegen
van hetgeen zoo ter gunste daarvan als omgekeerd is aangevoerd, onderschreven
wg het oordeel van eenen allezins bevoegden regter. » Hendrik, van Brederodey^^
zegt hij , » was van hooge geboorte en fier op zyne afkomst, vurig, ondernemend ,
rusteloos. Zyne grootmoedigheid, die tol zelfopoffering kon stygen, zijne stoutmoe-
digheid , die lot roekeloosheid kon overslaan , zijne opregle volksgezindheid , die hem
de harten der menigte opende , zijne bespraaktheid , zijne gevatheid, zijne ijdelheid
zelve, zouden hem in een tijd als dien, waarin hij optrad, onderscheiden hebben ,
indien niet zijn hooge rang hem noodzakelijk zijne plaats had aangewezen aan het
hoofd der verbondene Edelen. Men beschuldigt brederode van geneigdheid tot den
drank, van oploopendheid, die hem de heerschappij over zich zeiven deed verliezen. Dat
er grond voor beide beschuldigingen is, kan niet ontkend worden. Maar do bewij-
zen ontbreken, dat de eersle ondeugd op zijne handelingen, als hoofd van hot
de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 60, Gl. Correspondance de philippe II, Τ. I. ρ. 534,539.
poKTcs heuterus, Rsr. Austr, Belg. Lib. XVII. p. 425. campana, della guerra di Fiandra
T. I. p. 30, en bentivoglio, Bist. d. Nederl. OorL bl. 65, Avicns verhaal in dezen geheel on-
juist is. bdrgtrdiüs, Btst. Belg, Lib. IIL p. 349, 350. strada, de Belle Betgico ^ Lib. VI.
p. 331, 332. Gijsius, Oorsp. d. Nederl. Beroert, bl. 265. bor, Hist, d. Nederl. Oorl. j). I.
li. UI. bl. 168. nooFT, Nederl. Bist. Β. IV. bl. 146, 147. wagenaar, Beschr. v. Amst. St. 1.
B. VII, bl. 302. kok, Vaderl. Woordenb. D, VIII. bl. 1014—1016. Mr. ii. j. koeken , adriaan
pauw, bl. 64, 65. Mr. m. c. van hall, herdrick. Graaf van Brederode, bl. 96—101. J)e Gids
voor 1845, D. L bl. 532—537, alwaar op bl. 273—275 de verschillende gevoelens over het uit-
einde van brederode getoetst -vvOrden. crawrelle werd berigt, dat brederoue binnen twee dagen
aan het zijdewee [pleuris] was overleden. Correspondance de poilippe Π, ï, II. p. 17.
(1) Alg. Gesch. d. Vaderl. D. II. St. I. bl. 31.
(2) BOR, Bist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. IIL bl. 168.
(3) Zie Mr. M. c. VAN HAU, HEHDRicK, Graaf v. Brederode, het Antwoord op dat geschrift door
Mr. g. groen v. prinsterer, het Wederwoord des Heeren ν. dall, en de even zaakrijke ale scherp-
zinnige beoordeeling der beide eerstgenoemde geschriften in de Gids voor 1845, D. 1. bl. 267enz,
II. Deel. 4 Stuk, 2839
-ocr page 482-436 ALGEMEEN! GESCHIEDENIS
1555— Verbond, eenigen invloed hebbe uitgeoefend; de gevaarlijke strekking der laatste
werd vaak krachteloos gemaakt door zijne innige verkleefdheid aan den Prins van
Oranje. Gewoon zijne eigene inzigten aan die van dezen voortreffelyken Staatsman
te onderwerpen, volgde hij met gedweeheid diens ingevingen, en zou niet geschroomd
hebben van overijlde stappen terug Ie treden binnen het pad, door de voorzigtigheid
en gematigdheid van dezen gebaand. Wel verre van met viglius voor een goed deel
op BREDERODE de schuld te Averpen yan de jammeren, die in vijftien honderd acht en
zestig en do daarop volgende jaren ons Vaderland hebben getroffen, houden wij
staande , dat, hadden alle Edelen , die het Verbond teekenden, voor de uitbreiding daar-
van zoo krachtig gegverd , hadden zy met evenveel schranderheid voor do uitvoering
van dat Verbond gewaakt, en tot het uiterste toe den geest daarvan zoo trouw ge-
handhaafd als brederode deed, de bange jaren van alba's tijrannij zouden welligt
nimmer zoo verderfelyk op Nederland hebben gedrukt. De fiere houding van den Tieder-
landschen Adel zou óf den Koning lot toegeeflijkheid gedwongen en hem strikt verbonden
hebben gehouden aan het eenmaal ingewilligde , óf het pleit, wie in Nederland
heerschen zou, eene Spaansche Inquisitie of eene Natie, in hare belangen behoorlijk
door hare hoofden vertegenwoordigd, .ware vroeger in het open veld , en, wat ook de
uitslag had mogen zijn, roemrijker voldongen geworden (1)." Laat ons hier by-
voegen, dat geen der verbondene Edelen voor de zaak, welke zig als heilig beschouw-
den, zoo veel heeft opgeofferd als brederode (2). Wie hunner ook eenen omkeer van
zaken wenschte, als een middel tot herstel zijner verwarde geldmiddelen, zeker
BREDERODE niet, gelijk do uitgestrekte goederen en bezittingen, welke hy in de Ne-
derlanden achterliet, getuigen (3). Op zwakken grond steunt het vermoeden, dat hij
niet vrij was van staatszucht en het oogmerk had, door de verdrijving van fiups ,
zichzelven den gravenhoed van Holland op het hoofd te zetten (4). Zeker is,
dat hy zich zulk eene onwrikbare genegenheid bij het volk had verworven, dat het
berigt van zijn dood geen geloof vond, en zich lang de meening staande hield, dat
hij nog leefde en als verlosser des volks terugkomen zou. Eindelijk, »beschouwt
men de gebeurtenissen van vijftien honderd zes en zestig als Aq grondlegging der
Nederlandiche vrijheid; beschouwt men de werkzaamheid van eenen lodewijk van
Nassau, van eenen markix in dat licht, dan weten wij niet aan wien meer dan
(1) de Gids voor 1845, D. I. bl. 551, 552.
(3) v. hiil, bendrick, Graaf van Brederode, bl. 103—109.
(4) do Gids voor 1845, D. I, bl. 545, 54Ö.
-ocr page 483-DES VADERLANDS. 483
aan brederode den eernaam toekomt, niet slechts van Medegrondlegger, maar zelfs 1555—
Tan Hoofdgrondlegger onzer yrijheicl (1)."
De krijgslieden , door brederode in Amsterdam achtergelaten, plunderden vóór bun-
nen aflogt het Karthuizers klooster, vernielden al wat in de kerk was, en mishan-
delden de monniken. Daarna kwamen eenige hunner hoplieden voor de Haarlemmer-
poort en verzochten, dat men hen uit de stad van mondbehoeften en schepen zou 5 y.
voorzien , om het IJ over te steken; aan het eerste werd door de Regering voldaan, '
het laatste geweigerd; doch de Hervormden zonden hun aan den boom, onder schgn
van koorn, nog eenige zakken buskruid toe in kleine vaartuigen. Met deze vaartui-
gen, waarschijnlijk, vertrokken zij, op het berigt dat de Graaf van Megen met dertien
vaandels Sloterdijk genaderd w^as, naar Waterland (2). Aldaar verlieten hen de
Heeren van Batenburg en andere aanvoerders, die over de Zuiderzee, vermoedelijk
langs Vlieland y naar Emlden wilden stevenen. Maar door zes gewapènde vaartuigen
van den Graaf van Aremberg, onder bevel van ernst mülert , aangetast, moesten zij
zich overgeven, en werden met hunne roofgoederen te Harlingen opgebragt. De
gebroeders batenburg, andelot, wingle en maximiliaan wan Blois ^ gezegd gogq
van Neerijnen^ werden naar Vilvoorden gevoerd en even als hunne lotgenooten, do
Friesche Edelen sjoert beijma , herman van Galama en willem van Bouwema^ tot
op de komst van alba in hechtenis gehouden. Van de overige manschappen, ten getale
van omtrent honderd, werden vier en twintig tot de galegen verwezen, zeven opge-
hangen, eenige in vrijheid gesteld (3). Inmiddels was de Graaf van Megen ^ nadat
Amsterdam hem eenige levensmiddelen had verstrekt, de knechten van brederode
gevolgd. Doch kort vóór zijne komst te Medemhlik, hadden zij zich te scheep be-
geven en waren, ofschoon hij hen terstond met eenige kleine vaartuigen achterna
zette , behouden te IJpesloot, bij Amsterdam aan den Muiderdijk , gekomen. Van
hier trokken zij door de Veluwe en de Betuwe naar Heussen en aldaar over den
Rijn, verscheurden hunne vaandels en verliepen. Zij, welke megen in handen vie-
len , werden óf dadelijk over de kling gejaagd, óf naar Amsterdam en verder naar
Brussel vervoerd, en aan den lijve gestraft. Drie vaandels voetvolk, \velke to
Vianen waren gebleven, voeren over de Lek, onder bevel van albreght van Huch-
(1) de Gids voor 1845, D, I. b. 451, 452.
(2) SCDEITEIHA, HENDRIK vmi Bfederode, bl. 115, 116.
(3) Correspondance de philippe II, T. I. p. 533, Sententiën van alva, bl. 76—82. v. u.
iiaer, de Init Tumult. Lib. II. p. 479. bürgükdius, HisU Belg, Lib. lU. p. 350. stbada, de
Jiello Belg. Lib. VI. p. 331. bor, Eist. d.Nederl. Oorl. D. I. B. III. bl. 169. hooft, Nedert.
Hist. B. IV. bl. 148.
61 *
-ocr page 484-436 ALGEMEEN! GESCHIEDENIS
1555—tenbroek, willem van ISijveld en jan van Renesse, om de schans aan de Vaart Ie
1568
bemagtigen. Hertog erik van Brunswijk dreef hen uileen en nam resesse gevan-
gen , die naar het slot Fredenhurg te Utrecht gevoerd werd. Erik maakte zich
tevens meester van Vianen en Ameide, en plunderde het ^asiooi Β at enstein ^ weleer
do verblijfplaats van Hendrik van Brederode. Amsterdam moest hoircarmes met
zijn krijgsvolk, in weerwil der Regering en Gemeente, innemen (1). Eerlang echter
werd hij aldaar door den Graaf van Bossu vervaogen, wien, bij voorraad, het stad-
houderschap over Hollandy Zeeland en Utrecht^ Avas opgedragen (2).
De ontbinding van het Bondgenootschap der Edelen bragt de steden onder 'sKo-
nings gezag terug. Met evenveel drift en yver als kort te voren de beelden en
altaren, werden nu do kerken der Onroomschen afgebroken en de balken er van in
sommige oorden, bovenal in Vlaanderen^ tot galgen gebezigd en de stichters daaraan
opgehangen (3). Egmond meldde den Koning, dat hij in dat gewest binnen ééne
maand tyds de zaken op den ouden voet hersteld had; dat het volk ontwapend was,
de Hervormde Leeraars gevlugt waren, en hij de beroerten ia den aanvang zou belet
hebben, indien hij toen, even als thans, over acht of tien vaandels voetvolk had
kunnen beschikken (4). Om de rust te handhaven en nieuwe beroeringen te voor-
komen , werden de voornaamste sleden met krijgsvolk bezet, in eenige nu en later
kasteelen opgeworpen , en alom de burgers bevolen , hunne vuurwapenen over te leve-
ren (δ). » Aldus en zoo plotselijk viel do hooge hoop en overmoed van Adel en Ge-
meente, en was er nu noch Heer, noch stad, noch volk zoo stout, dat zich verroeren
durfde (6)." Het vernieuwen en gestreng toepassen der bloedbevelen, en inzonderheid
do schrik voor alba's naam, vermeerderden het uitwijken van ingezetenen en vrccm-
(1) Sententién van atva, bi. 31, 129, 307, 336, 337, 340. v. d. daer , de Init, Tumult.
Lib. II. p. 478. strada , de Bella Belg. Lib. VI, p. 330. bor , Hist. d. Nederl. Oorl. D. 1.
B. III. bl. 169. hooft, Nederl. Hist. B. IV. bi. 148. gijsiüs, Oorsp. d. Nederl. Ber. bl. 265.
wagenaar, Beschr. V. Jmst. St. 1. bl. 305^307. βοπειτεμα,dehdrik v. Brederode, bl. 116—119.
koenen , adriaan pauw, bl. 64, 65.
(2) Correspondance de philippe II, T. I. p. 534, 544. hooft, Nederl. Hist. B. IV. bl. 149.
(3) STRADA, de Bello Belg. Lib. VI. p. 332, 333.
(4) Correspondance de philippe II, T. I. p. 524. Correspondance de guillaume Ie Taciturne,
T. II.p. 498, 499.
(5) Correspondance de philippe II, T. L p. 531, 542 , 544 , 545 , 550 , 554 , 557 , 561. bor,
Hist, d. Nederl Oorl. D. I. B. IV. bl. 179, 180. strada, de Bello Belg. Lib. VI. p. 333.
(6) nooFT, Nederl. Hist. B. IV. bl. 148, 149.
-ocr page 485-DES VADERLANDS. 391 -
delingen, zoodat het Land met eene geheele ontvolking bedreigd werd, jimster-
dam was het getal vlugtelingen zoo groot, dat er dikwyls schepen ontbraken, om
hen, meest naar OosUFriesland^ over te voeren. Men berekent, dat tweeduizend
verbondene Edelen en wel honderd duizend huisgezinnen om dien tyd zich met hunne
goederen , welke op meer dan twee millioenen guldens geschat werden, naar elders
begeven hebben (1). Aan deze uitgew'ekenen wordt do opkomst van vele welvarende
en bevolkte sleden in Duitschland ^ Engeland en in andere gewesten toegeschre-
ven , waar zij hunne nering, handel en kunstvlijt overbraglen. Zij bleven echter
getrouw aan hunne zeden en kleederdragt, in de hoop, eenmaal weder naar het
Vaderland te zullen terugkeeren (2). Te Embden, het voorname loevlugtsoord der
Nederlanders, en waar reeds in vyflienhonderd twintig de Kerkhervorming was in-
gevoerd, vormde klement koornheut, insgelijks derwaarls gevlugt, bet ontwerp,
den Nederlandschen handel, welke toch wegens de komst van alba dreigde te ver-
loopen, naar die slad over te brengen, en ontwikkelde dit plan in oen uitvoerigen
brief aan den Prins van Oranje (3). De Landvoogdes trachtte zoowel door bedrei-
gingen als schoone beloften, het uitwijken te beletten (4). »Maar het verloop, werd
van dag lot dag grooter, het geld eene willige waare : verkoopende menig zijne on-
roerende goederen, of die ten hoogste belaslende. Eenigen, onder schijn van vry-
heid des gewissen te zoeken, maakten zich Ie zoek voor hunne schuldeischers, die
zy niet zagen te voldoen. Velen, dien het vertrekken ongelegen kwam, voegden
zich naar den tijd, gingen dagelijks ter misse, daar zij in jaar en dag niet geweest
waren; kochten de Geestelijken om, en valsch getuigenis van altijd Roomsch ge-
leefd te hebben. De rijke huizen stonden open, de disch gedekt voor do geeste-
lijkheid , die nooit met grooter eerbiedenis en nederigheid gevleid werd. De ande-
ren , daarentegen, achterhaald op woorden, op werken, * en dikwyls aangegeven
(bedragen) door degenen, die met hen ter preke plagten te loopen, vonden zich
nergens veilig (5)." De hoop op genade was vervlogen, sinds men wist, dat
de Hertog van Alba met een gezag in de Nederlanden zou bekleed worden,
gelijk aan dat der Landvoogdes. Vruchteloos vermaande maivgaretha den Koning ,
(1) Correspondance de philippe 11, T. I. p. 546, 547, 571. strada, de Bello Belg. hih.
VI. p. 196. v. METE^EN, Hist. d. Nederl. Oorl. 1ί. III. bl. 56.
(2) ν. beteren, Eist. d. Nedeil Oorl. B. III. bl. 56 verso.
(3) koehen, adkiaan pauw, bl. 72—78.
(4) eor, HisL d. Nederl. Oorl. D. I. B. UI. bl. 172, 175.
(5) HOOFT, Nederl. Eist. B. IV. bl. 159.
-ocr page 486-scemmassE
486 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1555— daar nu de rust volkomen hersteld was en zij zich sterk genoeg achtte, deze ook
^^^ voortdurend te bandhaven, geene krijgsmagt naar de JSederlanden te zenden; er
Avas geen vyand meer te bestrijden; de komst der Spanjaarden zou de gemoederen
verbitteren en op nieuw beroeringen verwekken, Avelke grootendeels gestild waren
op hare toezegging, dat geen vreemd krijgsvolk in het Land zou komen (1). Doch
Fitips had eenmaal onherroepelijk besloten, met de Nederlanders den weg der gestreng-
heid te bewandelen, en op den eersten van Lentemaand de magt van alba , als Ka-
pitein-Generaal , in den volgenden open brief uitgebreid. » Filips enz. Allen enz.
Daar wij onzen Neef en Groot-Hofmeester don ferhando alvarez de toledo , Hertog
van Alba, Markgraaf van Coria, Ridder van onze Orde van het Gulden Vlies, aan-
gesteld hebben tot Kapitein-Generaal in onze Nederlanden en over het leger, welk
wij er laten bijeenbrengen, en over al het krijgsvolk, dat er is en er nog geworven
zal worden, om den muitelingen weerstand te bieden, zoowel als tot do andere oog-
merken, in zijne aanstelling uitgedrukt; en dewijl dagelijks zoo vele niet te voorziene
zaken zich opdoen en van ty'd tot tijd zich kunnen opdoen, uit welke groote moei-
jelgkheden kunnen voortvloeien, waartegen wy wenschen te waken; en opdat de
bovengenoemde Hertog in niets verhinderd worde, om uit te voeren, wat hij voor
onze dienst noodig zal achten, naar onze bedoeling, welke wij hem in het byzonder
hebben te kennen gegeven; zoo hebben wij, om te eerder tot ons bovengenoemd doel
te geraken, welk voornamelijk de dienst van God, het welzijn onzer genoemde Landen,
leenmannen en onderdanen betreft, en opdat men ons de verschuldigde gehoorzaam-
heid bewijze, ons genoopt gevonden te geven, gelijk wij bij dezen tegenwoordigen
brief geven, aan genoemden Hertog van Alba in alle zaken j welke hy oordeelen zal
middellijk of onmiddellijk, en op welke wyze het ook zij, lot ons genoemd doel
te leiden, alle zoodanige magt als wij aan onze bovengenoemde zuster^ als
Landvoogdes der gezegde Landen y gegeven hebben, zonder eerUg voorbehoud;
verstaande, dat elk en een iegelyk naar al hetgeen de Hertog van onzentvvege,
in geval hierboven gemeld, zal gedaan en bevolen hebben, zich gedragen en
daaraan gehoorzamen zal, alsof het door ons in eigen persoon gedaan en bevolen
ware. Derhalve verzoeken wij genoemde Mevrouw de Hertogin, onze zuster, en beve-
len aan al onze Luitenants, gewestelijke en bijzondere Stadhouders, Bevelhebbers,
Kolonels, Kapiteins en Oorlogslieden, Raadsheeren, Overheden en andere Ambtenaren,
en in het algemeen aan al onze Leenmannen en onderdanen, den bovengenoemden
Hertog van Alba als onzen eigen persoon te gehoorzamen in hetgeen hij hun, en van
(1) STRADA, de Hello ßelgico, Lib. VI. ρ. 334. bor, ÏJist. d. Nederl. Oorl. B. IV. bl. 180.
HOOFT, Nederl. Bist. B. IV. bl. 152.
DES VADERLANDS. 391 -
onzentwege, zal bevelen, als hebbende een zoodanigen last; en dit zoo lang, tot wij 1555—
derwaarts zijn gekomen, hetgeen wij hopen dat binnen zeer kort zal geschieden, of
lot wij anders zullen bevolen hebben: want aldus behaagt het ons. Ten getuige hier-
van, hebben wy den tegenwoordigen brief eigenhandig onderteekend en er ons groot
zegel laten aanhechten (I)." Het schijnt, dat alba later nog eene andere aanstelling,
en wel in de Spaansche taal, als Kapitein-Generaal, en een berigtschrift {instructie)
ontvangen heeft. Over dit laatste toonde hij zich vi'einig tevreden, dewijl het te
kleingeestige voorschriften bevatte betrekkelyk het beheer der geldmiddelen en do
krijgstucht (2). Onder dagleekening van den negentienden van Lentemaand, gafFiups
aan het Hof van MecheUn en de overige Nederlandsche Hoven schriftelijk kennis van
zijn aanstaand vertrek naar de Nederlanden en van alba's benoeming lot Kapitein-
Generaal, met bevel, dezen in alles als hem zeiven te gehoorzamen (3).
Het is geenszins te verwonderen, dat de Landvoogdes zich door 'sKonings handel-
wijze zeer gekrenkt gevoelde, en op ontslag uit hare betrekking ernstiger aan-
drong (4), Reeds had zij vroeger filips onbewimpeld te kennen gegeven, dat hg
zich niet alleen weinig bekommerde om hare belangen, maar ook om haren
goeden naam. »Door de buitengewone grenzen," zeide zij, »binnen welko Uwe
Majesteit mijn gezag beperkt heeft, hebt Gij mij alle magt ontnomen en van de
middelen beroofd, om de zaken van dit Land geheel te herstellen; en nu Gij ziet,
dat deze op een goeden voet gebragt zijn, Avilt Gij anderen de eer daarvan ge-
ven, terwijl ik de vermoeijenissen en gevaren alleen er van heb doorgestaan.... Ik
heb derhalve besloten, vóór ik hier het leven verlies, gelijk ik er reeds mgne ge-
zondheid verloren heb, mg terug te trekken en het overige mijner dagen in rust en
aan de dienst van God gewijd door te brengen, ofschoon niet met mijn echtgenoot,
wegens de kwade verstandhouding, die tusschen ons bestaat, gelijk Uwer Majesteit
bekend is, en welke alleen is voortgevloeid uit mijno zucht, Uwe Majesteit boven
alles te dienen en genoegen te geven.'* Ten slotte had zij den Koning met nadruk
verzocht, haar spoedig te ontslaan, en hem onder hot oog gebragt, dat zij slechts voor
den tijd van twee jaren was aangesteld, en er nu acht ia onophoudelgke vermoeije-
nissen had doorgebragt, waarvoor hij, naar het scheen, haar geenen dank wilde welen (5).
(1) Correspondance de philippe II, T. IL ρ. 626 , 627.
(2) Correspondance de philippe il, T. I. p. 530.
(3) Correspondance de phiuppe II, T. II, p, 627 , 628.
(4) Correspondance de philippe II, T. I. p. 532, 534.
(5) Correspondance de püilippb II, T. 1. p. 523, 524.
-ocr page 488-436 ALGEMEEN! GESCHIEDENIS
1555— Belangryk voor de kennis Tan het karakter van filips is zgn antwoord op dezen rond-
^^^^ borstigen brief. Hg betuigt daarin, »dat hg met veel smart het misnoegen der Land-
voogdes heeft ontwaard, maar zich verwondert, dat zg hem zoo hartslogtelijk en
; onberaden heeft kunnen schrgven. Hij begrgpt niet, hoe zg er aan denkt, bij den
tegenwoordigen slaat van zaken, zich aan het bewind te onttrekken. Verwachtte zg
van al hare moeiten en zorgen geene andere belooning dan den roem, de godsdienst
I in den ouden staat hersteld te hebben, dan moest zg zich aan hem verpligt ge-
I voelen, dat hij haar daartoe de gelegenheid verschaft heeft; maar zg moet ook ver-
iï trouwen , dat hg, die haar als zgne zuster bemint, hare belangen niet zal vergeten ,
' en dat hoe langer hij uitstelt haar in dit opzigt door daden zgne verknocht-
|| heid en achting te toonen, hoe schitterender het bewgs zal zgn, Avelk hij daar-
van zal geven. — Derhalve verzoekt hij haar, zich verzekerd te houden, dat hij,
wel verre van iets van baar gezag te ontnemen, integendeel haar een veel grooter
dan ooit te voren geven en niet dulden zal, dat iemand haar van de vrucht
harer werken beroove. ^— Indien hg nog geen besluit omtrent hare bijzondere za-
ken genomen heeft, moet dit toegeschreven worden' aan zijne begeerte , zoodanige
maatregelen te nemen, welke hun beiden voegen; is hij ten volle overtuigd, dat wan-
neer zij elkander zullen zien, heigeen zoo God wil niet lang meer zal duren, zij
tevreden zal zijn over zijne wezenlgke zucht, haar genoegen te geven en te too-
nen, hoe weinig reden zij heeft, zich over hem te beklagen (1)."
Margaretha liet zich doordezo even vleijende als onopregte betuigingen tevreden stel-
len. Zij bevestigde hoe langer zoo meer haar gezag, en bedwong met nadruk nieuwe be-
roeringen, welke te Antwerpen ontstaan waren (2). Den Hoogen Raad te Mechelen
en den overigen Geregtshoven werd aangeschreven, allen, die zich aan de verledene
opschuddingen hadden schuldig gemaakt of daarvan verdacht gehouden worden, zon-
der eenig acht te slaan op voorregten en zonder eenig verder beroep , naar do uit-
gevaardigde strafbevelen te veroordeelen. Bij een rondgaanden brief, werden de Re-
genten , zoo wel der goede als der kwade steden, gelast de namen dergenen , welke
het Land verlaten wilden, op te teekenen, hen te beletten te vertrekken en tot gehoor-
zaamheid aan God en den Koning te vermanen (3). Het is niet te verwonderen , dat zij ,
(1) Correspondance de philippe II, ï. I. p. 540, 541.
(2) Archives de la Maison dWrange, T. III. ρ. 78. Correspondance de philifpe li, T. 1.
p. 550 (1).
(3) Correspondance de philippe II, T. 11. p. 635, 638. Onder de goede steden telde men
toen: Leuven, JBritssel, Kortrijk, Fiernes, Oendermonde^ Aalst, Anas, St. Omer, Aire,
ßethune, Bergen in Henegouwen Ath, Rtjssel, Douay, Orchies, Namen, Luxemburg,
DES VADERLANDS. 489
die over hare tegenpartij geheel gezegevierd had, niet zeer gezind was, de afgevaardigden 1555—
Tan de Keurvorsten van iS'aÄjew en van van george frederik , Markgraaf
Yan Brandenburg, ghristoffel, Hertog van Wurternberg^ Willem, Landgraaf van
Hessen ^ en kakel, Markgraaf van Baden ^ als middelaars te ontvangen. Zij antwoordde
dan ook op hun uitvoerig , nu en dan in vrij hevige bewoordingen opgesteld verloog
ter gunste der Hervormden in de Nederlanden., bij monde van den Geheimschrijver
sgharberger, »dat zij zich over het haar aangeboden geschrift verwonderde; dat hunne
Meesters en Heeren niet wel onderrigt waren van heigeen in de Neder landen was voor-
gevallen , en geloof hechtten aan de verdichtselen van muiters en rustverstoorders; dat
de Koning en zij hunnen pligt vervuld hadden, door deze oproermakers Ie bedwin-
gen; en dat geen der Vorsten, uit wier naam dit nutteloos verzoekschrift was inge-
diend, in zijne stalen zooveel moedwil en zulk een openbaren opstand zou geduld
hebben (1}." Hoorne was in het Land terug gekeerd en hield met egmokd en
andere Heeren zamenkomsten, waarover filips aan de Landvoogdes zijn misnoegen lo
kennen gaf (2). Egmond spaarde moeite noch vleilaal, om 's Konings gunst lo verwer-
ven (3}. Maar terwyl hij den Vorst van zijne gehechtheid en trouw verzekerde , on-,
derhield hy briefwisseling met oranje , wien hij van den slaat van zaken onderrigt-
te (4), Granvelle spreekt van eenen brief, in welken do Graaf den Prins meldde,
dat hunne wegen [menées) ontdekt waren; dat de Koning zich wapende, wien zij
geen tegenstand konden bieden; dat zij derhalve moesten veinzen en zich zoo goed
mogelijk schikken, tot zich do gelegenheid opdeed, hunne plannen lo verwezenlij-
ken (5), Algemeen werd 's Konings komst als het eenige middel beschouwd, om de
herstelde rust en den vrede in het Land Ie bewaren; die van alba daarentegen zag
Thionville, Dordrecht, Haarlem^ Gouda, Rotterdam, Enkhuisen, Zieriksee, Flissingen,
Zutphen, Kampen, Zivol. Onder de ktoade steden: 'sHeriogenbosc/i, Lier, Maastricht,
Limburg, Gent, Brugge, IJperen , Oudenaarde, Baiüeul, Cassel, Falenciemies, Doornik,
Amsterdam, Delft, Utrecht, Leiden, Brielle, ßJiddeIburg, Nijmegen, Roermonde, Venlo,
Bommel, Deventer, Leeuwarden, Groningen en Mechelen.
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 80—99. Correspondance de puiiippe II,
T. I. p. 538. strada, de Bello Belg. Lib. VI. p. 329, 330. vigliüs , Ep. ad. πορρεβομ,
ρ. 427. noppERcs, Epist. ρ. 131.
(2) Correspondance de ρπιιιρρε II, Τ. I. ρ. 532, 534,
(3) Correspondance de philippe II, Τ. I. ρ. 545, 547.
(4) Correspondance de philippe II, T. I. p. 578 , 587.
(5) Correspondance de ρπιιιρρε II, T. I. p. 5β1.
II Deel. 4 Stuk. 62
-ocr page 490-ι 490 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1555— elk onheilspellend te gemoet (1). De Landvoogdes zelve deelde in deze gevoelens.
JlOOO
Hel bevel van fiups , om de Toorreglen der Nederlanders te vernietigen, de plaatselijke
overheidsbetrekkingen door ambtenaren des Konings Ie laten bekleeden, kasteelen op
to rigteni goederen verbeurd te verklaren, belastingen uit te schryven zonder toe-
stemming der Staten, niemand van degejaen, die zich vergrepen had, vergiffenis te
schenken, en de benden af te danken, die zij geworven had, kwam haar ter uitvoe-
ring allermoeijelijkst voor. Zij had den Graaf van Megen Vi^^x'Zeeland gezonden, om
den Koning te ontvangen, wiens ophanden zijnde komst haar in de Nederlanden zou
houden, welke zg anders besloten had, zoodra alba gekomen >yas, te verlaten j in
elk geval maakte zij toebereidselen, om in den loop van Wijnmaand te vertrekken (2).
Blijkbaar kon de Landvoogdes in de oogen van filïps geen goeds meer verrigten , en
van daar, dat haar bevelschrift tegen de scheurmakers to Antwerpen uitgevaardigd,
hoe gestreng ook, door hem werd afgekeurd (3). Er is geen twijfel aan, dat hij thans
trachtte, den geheelen staat van zaken in de Nederlanden omver te werpen; en onder
de loopende geruchten· dier dagen behoorde ook dit, dat hij deze gewesten tot een
afzonderlijk rijk wilde verheffen j. onder den naam van het Koningrijk België {k),
Hoe dit zij, filips oordeelde tot het uitvoeren zijner plannen geen geschikter werk-
tuig te kunnen vinden dan den Herlog van Alba»
Don fernando alvarez de toledo, Hertog van Alha^ in vijftien honderd acht gebo-
ren , stamde af uit een zeer aanzienlijk geslacht, hetwelk in Kastilië eene gewigtige
rol gespeeld had, en zijn oorsprong uit de oude Moorsche Koningen van Toledo af-
leidde. Van daar wordt alba, welke zich sleeds op deze Koninklijke afkomst be-
roemde , in de geschriften van zynen tyd schimpswyzo de Moor of Marane, de
verachlelijkste scheldnaam in Spanje, betiteld. Sinds zijne vroegste jeugd tot het
krijgsmansleven opgeleid, rijpte hy in de legers en oorlogen van karel V tol
den bekwaamsten veldheer zijner eeuw. De Keizer had zich van hem in verschei-
dene belangrijke ondernemingen bediend, en filips meende in hem den waren man
getroffen, to hebben , om de Nederlanders to bedwingen. Maar juist daarin lag
♦ 'sKonings misstap; de Nederlanden behoefden niet bedwongen, slechts op eene an-
dere wijze ingerigt (gereorganiseerd) te worden. De uitslag van 'sHerlogs zending,
hoeft de keuze van filips veroordeeld. Alba was door langdurige ondervinding een
groot krijgsman, meer voorziglig nog dan dapper, maar hem ontbraken ten eenenmale
4 Vi
I
Ι
3 !
'5
r-
(1) Correspondance de pniuppE II, ï. I. p. 552, 558, 559.
(2) Correspondance de pdilippe II, T, I, p. 556. Vgl. ρ. 542, 544.
(3) Correspondance de pdiuppe II, T. I. p. 550—552, 562.
(4) Archives de la Matsen dOrange^ T. III. ρ. 104.
ρ
DES VADERLANDS. 435
de eigenschappen van den staatsman, en deze werden hoofdzakelijk gevorderd, om de 1555—
taak, hem opgelegd, naar eisch te volvoeren. Hij was krggsman zoowel aan het Hof,
als op het slagveld (1). Het moge waar zijn, »dat hij eens krijgsmans hardvochtig-
heid had en in alles uit het beginsel van pligt handelde, en deze pligt het militair
gebied tot grond had dat geen tegenspraak gedoogt (2)maar deze verontschuldiging
is veel meer eene beschuldiging. Alba verdient het vreesselijk verwgt van op burger-
lijke zaken de krijgswetten toegepast en getracht te hebben, volken, die voorregten
en vrijheden bezaten, aan de tucht en de lijdelijke gehoorzaamheid van den soldaat
te onderwerpen (3). Hij zelf kende geene hoogere wetten dan de bevelen zijns Mees-
ters, welke hij blindelings opvolgde, al moest dit ook aan duizenden het leven kosten,
Trotsch en tot wreedheid toe gestreng, onverbiddelijk, wraakzuchtig en geldgierig,
trouweloos, geveinsd en heerschzuchtig van aard, werd hij door de Nederlanders, die
hem tijdens het verblijf des Konings hadden leeren kennen , welligt nog meer gehaat dan
gevreesd. Zijn inwendige spiegelde zich af in zijn uiterlijk voorkomen. Hij was middel-
matig doch gedrongen van ligchaamsgestalte, trotsch van gang en houding, onverpoosd
werkzaam en matig in spijs en drank, sprak zelden en offerde weinig lijd aan den
slaap op. Zijn lang, mager, scherpgeteekend, strak gelaat, werd door zijne dreigende
blikken en gebaren nog onbehagelijker, en deze, gevoegd bij eene brullende slem,
konden eene geheele vergadering schrik aanjagen (4).
Vóór het vertrek van alba werd in Spanje rijpelyk overwogen, door welke midde-
len de zaken in de ]Sederlanden konden hersteld worden, In een geschrift, door hop-
perus opgesteld, wordt tot dat einde voorgeslagen: dat men het regtsgeding opmako
van hen , welke de onlusten berokkend hebben; dat men de voornaamsten straffe , maar
dengenen vergiffenis schenke, welke, hunne dwaling erkennende, voortaan als Katho-
lijken willen leven; dat het gezag der straf bevelen en van het geloofsonderzoek her-
steld worde; dat men het dragen van de kleedij (leverij) der Bondgenooten verbiede;
dat zij , die den Koning wel gediend hebben , eene belooning ontvangen; dat de beslui-
ten der Trentsche Kerkvergadering naauwkeurig opgevolgd, en de nieuwe bisdommen
ingevoerd worden; dat mende ambten en kerkelijke bedieningen zonder omkooping of
gunst verleene, hetgeen sinds drie of vier jaren niet geschied is; dat men allen,
Grooten en Geringen, verbiede zich met het bestuur van zaken te bemoeijen, hetzy in
het geheim, het zij in het openbaar, of vergaderingen te houden, bondgenootschap-
(1) bdrgusdiüs, Hïst. Belg, Lib. III. ρ. 278, 279. steada , de Bello Belg. Lib. VII. p. 453.
(2) bilderdijk, D. VI. bl. 166. Vgl. pückleb-mdskav, Mém. et Foyag. T. I. p. 220.
(3) groen V. prihsterer, in de Archives de la Maison d'Orange, T. IV. p. 201.
(4) astorga, Leven van alba, D. II. bl. 504.
62*
-ocr page 492-436 ALGEMEEN! GESCHIEDENIS
1555— pen aan ie gaan, eene bijzondere kleedij te dragen, Terzoekschriflen, bij wijze van
vereeniging, aan Ie bieden en dergelijke. In een tweede geschrift van dezelfde hand
en waarschijnlijk uit denzelfden tijd als het vorige , wordt voorgesteld: 1®. dat men een
bepaald getal Vliesridders benoeme , om met de leden van den Geheimen Raad,
eenige uit den Raad van State en dien van Brahand ^ onder het oppertoezigt
van da Landvoogdes enden Hertog van Alba ^ Kapitein-Generaal, diegenen te von-
nissen , Avelke gevat zijn of gevat zullen Avorden; zij moeten gezamenlijk alle aan-
geklaagden vonnissen, uitgezonderd Ridders van hel Gulden Vlies » die niet kunnen
gevonnisd xoorden^ dan door huns gelijken'^; ten aanzien van hen moeten de Rid-
ders alleen regters zijn, en de Raadsleden, als bijzitters, hel regtsgeding instellen
[instruire) en hunne meening [avis] uitbrengen; 2°. dat al hetgeen sinds den eer-
sten van Slaglmaand vijftien honderd vijf en zestig van het bewind is afgeperst, her-
roepen worde; 3°. dat do vonnissen van al de regtbanken der ederlanden onder
den Hoogen Raad (van Mechelen) behooren (!}."
Guanvelle , welke nog steeds op het vertrek des Konings zeiven naar de Νedei'landen
aandrong, en tot goedertierenheid en gematigdheid vermaande, werd niet gehoord (2).
Met een verloog in dien geest , wendde zich ook de Keizer weder lol filips , welke ver-
jsekerde dat hij lot zachtmoedigheid geneigd was, op denzelfden tijd, dal alba met de
uitgestrektere volmagt, van welke hierboven gesproken is, den togt naar de Nederlan-
den ondernomen had (3). Den vijftienden van Grasmaand was de Hertog uil Madrid naar
Cari/ia^rewa vertrokken, waar hij tien dagen later aankwam. Hier vond hij do krijgsben-
den en mondbehoeften reeds ingescheept, en ging , na de ontvangst van honderd duizend
dukaten uit Sevilië, den vijfden van Bloeimaand met dertig galeijen, welke andreas
doria en gosmo dl medici gczondeu hadden, onder zeil naar Genua ^ van waar hij
den vier en twintigslen dier maand den Koning zijne aankomst berigtle (4). Her-
steld van eene derdendaagscho koorts, Avelke hem te Milaan eenigen lijd had opgehou-
3 V. den, monsterde hij zijn leger Ie St. Ambrosia ^ aan den voel Alpen, Het voetvolk
maand afdeelingen dier oude soldaten zamengesleld, welke in de oorlogen van
1567 karel V gevormd waren, en voor het beste krijgsvolk der wereld gehouden werden;
(1) Corrcspondance de miLippE Π, T. I. p. 528, 529. Vgl. hiermede het ontwerp van Jie-
sluur voor de Nederlanden, hiervoor bl. 206—210. Zie ook Supplément aux Archives de la
Maison d'Orange, ρ. 73—79.
(2) Correspondance de phiuppe II, T. I. p. 531, 534, 545, 560. T. II. p. 8.
(3) Supplément aux Archives de la Maison d'Orange, p. 41, 46.
(4) Correspondance de puilippe II, T. I. p. 529, 530, 532, 539. bürgühdiüs, Eist. Belg.
Lib. III. ρ. 279. strada , de Bello Belg. Lib. VI. p. 345.
DES VADERLANDS. 391 -
de Napelsche afdeeÜDg, drie duizend Iwee honderd en derlig man slerk, in negentien 1555—
vaandels ingedeeld, was onder bevel van alfonso d*ülloa ; de Siciliaansche, aangevoerd
door juLiAKo KOMERO, bestond uit tien vaandels, elk van honderd Iwee en vyflig
man; de Lombardijsche telde t>Yeo en twintig honderd man, in tien vaandels verdeeld,
onder sahguo de lodogno; en de Sardinische zeventien honderd acht en twintig man,
in veertien vaandels gesplitst, en had gonsalvo de braggamonte lot aanvoerder; alle
vier oorlogsmannen van naam en ondervinding. Bij elk dezer vaandels voegde alba nog
vijftien Spaansche busschieters, voorzien van dubbelhaken, zoodal het voetvolk acht
duizend acht honderd acht en tachtig man te zamen uitmaakte. De ruiterij bestond
uit twee zwaar geharnaste en drio ligtgewapende kornetten Spanjaarden, drie ligt ge-
wapende kornetten Italianen,, twee kornetten Albanezen, en twee vaandels busschieters,
in alles bijna twaalf honderd man. Don frederik: de toledo, de zoon van alba, was
Opperbevelhebber van het voetvolk, en zijn onechte broeder don ferdinapid van do
ruiterij, over welke daarenboven Antonio oliveira als Commissaris-Generaal was aan-
gesteld. Onmiddellijk onder alba zeiven stond als Generaal-kwartiermeeater [prae-
fectus castrorum) cuiapini vitelli, Markgraaf van Cetona; en gabriel serbelloni
was Opperveldtuigmeester. Onder do talrijke vry wilh'gers, welke den Hertog volgden
en zich door wapenfeiten vermaard gemaakt hadden, behoorden sangho d*avila en de
beide basta's , die van do geringste tot hooge krijgsrangen waren opgeklommen, de
even bescheiden als ongemeen bekwame Francisco verdugo, en do dappere, regtschapen
aiONDRAGON, cen der tien helden, welke bij den slag van Muhlherg met het zwaard
in den mond de Elhe overzwommen, en onder een hevig geweervuur den vyand de
vaartuigen ontnamen, van welke karel V naderhand eene schipbrug liet vervaardigen.
Na de monstering, begaf zich alba naar Turijn, om den Hertog van Savoye Ie be-
groeten , welke hem don beroemden vestingbouwkundige [ingenieur) Francisco
paggiotto of pacieco medegaf, om in hel opwerpen van sterkten ïn de ISederlanden ytm
goeden raad te dienen. Terstond na 'sHertogs terugkomst, trok hel leger op; do
voorhoede, beslaande uil de Napelsche afdeeling voetvolk, de ligle Italiaansche en de
zwaar gewapende Spaansche ruiterij, werd door alba zeiven aangevoerd; de middellogt
(het centrum) zamengesleld uit de Lombardijsche afdeeling, vier kornetten Spaansche
ruiters en den legertros, stond onder bevel van don frederik ; en over de achter-
hoede , beslaande uit de twee afdeelingen Sicilianen en Sardiniërs, en de Albanesche
ruiters, gebood ciiiapini vitelli (1). De lijftoglmeesler Francisco ibarra trok met
(1) ALBA genoot 'smaands als Kapitein-Generaal 1260 kroonen, en zijn Biechtvader twee duka-
ten 's daags. Dow frederik van toledo 600, don ferdihakd 542, en cbiapwi vitelli 500 kroonen
elke maand, bor, Hist, d. Nederl. Oorl. D. I. B. IV, bl. 281.
436 ALGEMEEN! GESCHIEDENIS
1555—sERBELLoiTi het leger Tooruit; de laatste om de hinderpalen, welke den togt mogten
belemmeren, uit den weg te ruimen; de eerste om te zorgen, dat huisvesting en
levensmiddelen voorhanden waren. De plaats, welke des morgens door de voorhoede
was verlaten, werd des avonds door den middeltogt, en den volgenden avond door de
achterhoede bezet (1).
Aldus trok het leger door Piemont over den berg Cenis, langs de heirbaan, wel-
ke men acht, dat door hannibalis aangelegd, 'mSavoye, Hier ontving alba een schre-
ven van de Landvoogdes, waarbij zij hem in bedenking gaf, of het niet raadzaam zou
zijn, een gedeelte zijner benden terug te zenden, dewijl de zaken in de Nederlanden
op een goeden voet stonden, en het bezigen van geweld op nieuw misnoegen, en erger
nog dan ooit, mögt verwekken. »Ik heb volk van gzer getemd," zou alba gezegd heb-
ben , » en zal ik nu geen volk van boter kunnen temmen (2) ?" Zeker is, dat hij zich
op zijn lastbrief beriep en den togt voortzette. Gelukkig en ongehinderd voerde hij
zyn heir, hetwelk in Savoye met zeven duizend Italianen was versterkt geworden ,
door de enge passen, langs de afgronden, en over de bergstroomen der Alpen ^
waar eene geringe magt toereikend zou geweest zijn het te vernielen, althans te be-
letten voorwaarts te trekken; het volk zou alsdan in het gebergte van gebrek om-
gekomen zijn, daar op elke legerplaats slechts voor éénen dag en voor een derde der
benden leeftogt voorhanden was. Maar de Hertog gaf door het onderhouden van de
stiptste krijgstucht den bewoners van Graauwbunderland^ Geneve, Berrie Zürich,
en der Fransche grenzen, die allen zich gewapend hadden, dewijl zij zich niets goeds
van de nabijheid eens Spaanschen legers voorspelden, geene reden tot vijandelijkheden.
Op den veertienden dag bereikte hij Bourgondië, waar vier onlangs geworvene
vaandels ruiterij zich bij hem voegden, toog toen door Lotharingen, welks Hertog
hem met vele eerbewijzingen ontving, en kwam tegen het einde van Hooimaand
in Luxemburg, Hier sloeg hy vooreerst zgn leger neder, hetwelk eerlang, versterkt
door vijf afdeelingen Duitschers en driehonderd ruiters onder de lodron, οβκεβτειγτ
en SGHAUEHBURG, met trosboeven en een overgroot getal vrouwspersonen, meer dan vier
en twintig duizend menschen telde, » Weinigen," zegt een ooggetuige, »verheugden
zich over 's Hertogs komst; veeleer zag elk 's Lands ondergang te gemoet, uithoofde van
den bekenden moedwil en de losbandigheid der soldaten, vooral van degenen, welke in
Itali'è gediend hadden, terwijl bovendien de Spanjaarden door de Nederlanders alge-
meen gehaat worden (3)." Vele van 's Konings getrouwste dienaren, wenschten
(1) pontüs neoterds, Rer. Austr. Belg. Lib. XVIH. p. 432. stuada , de Bello Belg. Lib. Vï.
p. 350—353. BüRGUKDiüs, Rist. Belg. Lib. III. ρ. 351—353.
(2) HOOFT, ISederl. EisU B. IV. bl. 161.
(3) Zie den brief van den Geheimschrijver praats, een Spanjaard, welke sinds Tier en dertig
-ocr page 495-9
DES VADERLANDS. 391 -
granvelle ίπ de ]Sedevlanden terug (1). Alba zelf begaf zich naar i?«We7iÄ0i>en (ΓΑτ-1555—
οηυίΙΙβ), >Yaar barlaymokt , gaspar de robles en andere Edelen liem opwachllen
en namens de Landvoogdes begroellen, aan wie hij, tot datzelfde doel , Francisco
iBARRA gezonden had. Hij verdeelde zijne krygsmagt in de voornaamste steden van
Brahand en Vlaanderen derwijze, dat zij in twee of drie dagen kon byeenge-
trokken worden; en zond den Graaf van Lodron met drie duizend man naar Ant-
werpen , om de Walen, onder den Graaf van Mamfeld, c?«n Jonge, dien hij niet
vertrouwde, af te lossen. Ondanks het verzoek der Landvoogdes, Brussel^ waar alles
rustig en den Koning getrouw was, van inlegering te verschoonen, werd de voorstad
met krijgsvolk bezet (2).
Onder de Nederlandsche Grooten, welke zich haastten , den Hertog van Alba te
verwelkomen en zijne gunst te verwerven, was de Graaf van Egmond, Men ver-
haalt, dat de Hertog, den Graaf ziende naderen, uitriep: »Ziet daar den grooten
Keiler 1" Egmond verbleekte, doch hield deze waarschuwende woorden meer
voor scherts dan ernst, toen de Hertog hem met een vriendelijk gelaat ontving,
schijnbaar hartelijk omarmde, en twee overschoone paarden van hem ten ge-
schenke welwillend aannam (3), Met gelijke geveinsdheid ontving alba te Zew-
ven den Graaf van äoorne^ wien hij dikwerf schriftelijk, in de toegenegenste bewoor-
dingen, van zijne vriendschap verzekerd en uitgenoodigd had, hem te bezoeken (4),
Verzeld door een aanzienlijken sloot Nederlandsche Edelen en zijne lijfwacht, hield
hij des middags om drie ure zijnen inlogt te Brussel. Hij werd van stadswege niet 22 v.
verwelkomd, en egmond, aarsghot, noch mahspeld , welke zich bij de Landvoog-^
des bevonden, reden hem te gemoet. Bij zijne aankomst aan het paleis, weigerde 15β7
jaren in de Nederlanden in zaken van slaat gediend Lad, Correspondance de pdilippe II T. I.
p. 558.
(1) Correspondance de phIuppe II, T. 1. p. 559»
(2) Correspondance de ρπιιιρρε II, Τ. I. ρ. 549 , 559 , 564 , 665. Archives de la Μαί-
son d'Orange, Τ. III. ρ. 103, 114—118, 120—125. poktus heüterüs, Her, Austr. Belg. Lib.
XVIII, p. 432, 433. bürgundius, Eist. Belg. Lib. IIL p. 353—355. strabi, de Bella Belg.
Lib. VI. p. 353—356. bor, Bist. d. Nederl. Oorl. 1). I. B. IV. bl. 181. v. meteren,
Bist. d. Nederl. Oorl. B. III. bl. 52. verso, hooft, Nederl. Bist. B. ίγ. bl 161, 162. cam-
paki, della guerra di Fiandra, T. 1. p. 31—32. verso, lanakio , le guerre di Fiandra^ p.
24 , 25. Dcze schrijvers verschillen van elkander ia het verhalen van kleine bijzonderheden,
(3) bob, Bist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. IV. bl; 182. v. meterek , Hist. d. Nederl. Oorl,
B. III. bl. 53. hooft, Nederl Bist. B. IV. bl, 162. watsok, Hist v. phiups II, D. L bl. 292.
(4) Correspondance de phiuppe II, T. L p. 563. bor, Bist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. IV.
bl. 182. hooft , Nederl Bist. B. IV. bl. 162.
δίο ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1555—ma.rgaretna's lijfwaclit zijnen hellebardiers den toegang. Op denzelfden dag had niet
Ter van daar, een Edelman van den Graaf van Mansfeld, door burgers ondersteund,
aan een dienaar van den eischer bij den krijgsraad [auditeur-militair) eenige land-
lieden uit Namen ontweldigd, welke wegens bet vermoorden van Spaansche soldaten
gevat waren. Alba vond do Landvoogdes in haar slaapvertrek, %Yaar zij gewoonlijk
gehoor verleende; zij stond en deed geene beweging voor- noch achterwaarts. Hij
bleef eenigen tijd met ongedekten hoofde en toen hij zich, op haar herhaald verzoek,
gedekt had, spraken zij, altijd slaande, een half uur met elkander; de Hertog met
veel eerbied, do Landvoogdes met stugge hoogheid. De meeste leden van den Raad,
de Bevelhebber der stad, en eenige dienaren van do Landvoogdes morden, dat men
den Hertog had laten binnenkomen, vóór hij zijne lastbrieven geloond had. Alba,
hiervan verwittigd, zond die in met den brief des Konings. Margaretha, ten hoogste
over de handelwijze van filips verontwaardigd, verklaarde stellig, dat zij vertrekken
Avilde. Nieltemin ontving zij, een paar dagen later, den Hertog ten uiterste min-
zaam, betuigde dat zij zeer tevreden was over zyne komst, en niemand met meer
genoegen zou gezien hebben dan hem. Zij maakte eenige aanmerkingen over het
verschil van dagleekening in zijne aanstellingen en in do brieven des Konings, welke
hij met zich gebragt had, en vroeg vervolgens, wat het doel zijner zending ware?
De Hertog antwoordde , )) dat hij met eeno krijgsmagt gezonden was, om het ge-
regt te onderschragen en do bevelen der Landvoogdes ten uitvoer te leggen, opdat
de Koning, bij zijne komst, het Land in rust en vrede mögt vinden." Hij tracht-
te haar to overtuigen, dat noch zucht naar eer, rijkdom of grootheid, noch vyand-
schap tegen iemand hem aangespoord hadden, deze zending op zich te nemen, maar
alleen, om den wil des Konings te gehoorzamen. De Landvoogdes vroeg hem toen,
met welke zaken hg dacht to beginnen; wie zij in den raad zou roepen, en wie daar
buiten sluilen? Even hoffelijk werd dit door den Heriog beantwoord, welke ver-
klaarde, niet minder te allen tijde tot hare dienst bereid to zijn dan bariaymont en
AREMBERG. Het gesprek kwam nu op de Duilsche krijgsbenden ; de Landvoogdes oor-
deelde , dat zij afgedankt moesten worden; de Hertog ontweek een bepaald antwoord,
zeggende, dat men spoedig daarover het besluit des Konings te wachten had. Ein-
delijk kwamen zij op do huisvesling der soldaten; Margaretha drong op het sterkste
aan, dat Brussel daarvan ontlast wierd; maar alba bleef op dit punt onverzettelyk.
»Indien gy daarover klagten hoort," zeide hij, »moogt gy de schuld werpen op mijne
koppigheid en hardnekkigheid; ik zal mij gaarne met den haat belasten, welken de
genomen maatregel legen mij zal verwekken." Voorts was er nog sprake over de
naar Lier gezondene afdeeling, en het stichten van een kasteel te Antwerpen,
Over het regelen der levensmiddelen , welke de burgers der sleden aan de krygsben-
den moesten leveren, zou de Hertog met de Heeren raadplegen; de tegenwoordigheicl
ΙΊ
DES VADERLANDS. 497
der Landvoogdes werd, naar zijn oordeel, daarbij niet gevorderd; men zou haar den 1555—
. , 1568
uitslag dezer beraadslaging mededeelen (1).
Onmiddellijii na dit onderhoud, drong de Landvoogdes op haar ontslag by filips
aan. Door zijn gedrag te haren opzigte, verklaarde zy zich op het gevoeligst ge-
troffen ; hij moest haar veroorloofd hebben, het bewind neder te leggen, Tóór de
komst van alba; de Hertog immers deed alles wat hem goeddacht, niettegenstaande
zij van een ander gevoelen was, zoo als onder anderen uit de verdeeling der krygs- 29v.
benden duidelijk bleek (2). In nog krachtiger bewoordingen gaf zij hem, weinigi^aanL
dagen later, in eenen vertrouwelijken brief haar leedgevoel te kennen. Om hare
eer te sparen, moest hij niet gedoogd hebben, dat, terwijl zij nog tegenwoordig was,
een ander dat buitengewoon gezag kwam uitoefenen, hetwelk zij dezen niet benijdde,
maar voor haar zoo vernederend was. Diep griefde het haar, dat zij tot een eeuwig-
durend voorbeeld zou strekken, hoe weinig men van hem voor bewezene
diensten te Avachten hadde; want nimmer zou hij er kunnen ontvangen, welke
te vergelijken waren bij die zij hem bewezen had. — Zoo do Koning haar
weinig dankbaarheid betoont, zij troost zich met de gedachte, dat zij vol-
daan heeft aan hetgeen zij aan God, aan de wereld, en aan zich zelvo verschul-
digd was. Zij herinnert hem voorts den staat, in welken bij de JSederlanden
verliet, schelst de vermoeijenissen, welke zij ondergaan, de gevaren, welke zij ge-
loopen heeft en betuigt, dat zij in negen jaren tijds geen uur rust genoten, en hare
gezondheid, haar leven zelfs, inde waagschaal gesteld had, »Is het regtvaardig,"
vraagt zij, » nu ik het Land lot rust gebragt en Uwe Majesteit daarover meer dan ooit
tot onafhankelijk en alleenheerschend Vorst gemaakt heb, dat een ander do vrucht
inoogsle van zoo veel werkzaamheid en moeite?" Nogmaals dringt zij op haar ont-
slag aan, en zoo de Koning haar niet antwoordt, zal zij dit als eene stilzwijgende toe- ^ ^
stemming beschouwen, en vertrekken (3). In een open (ofiQciëclen) brief van dezelfde HeH'si-
dagteekening, klaagt zij insgelijks over het groot gezag en de talrijke krijgsmagt van
ALBA, hetgeen alom schrik en verbazing verspreidde. Uit hopeloosheid op vergiffenis,
en uit vrees voor de aanslaande ellende, hadden omtrent honderd duizend menschen
met hunne roerende goederen het Land verlaten. Zij zelve en de overgeblevenen
stelden alleen hun vertrouwen op de komst des Konings; en opdat deze te zekerder
mögt verwacht worden, had zij, vier dagen geleden, den Heer van ïfackerte^ als
Vlootvoogd in plaats van den Graaf van Hoorne, met negen wel toegeruste oorlog-
(1) Corrcspondance de rmuppE II, T. I. p. 565 , 566 , 567 , 669 , 570.
(2) Corrcspondance de ρπιιιργε II, Τ. I. ρ. 567.
(3) Correspmdance de Philippe II, Τ. I. ρ. 570, 571.
II Deel. 4 Stuk,
63
-ocr page 498-498
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1Ö55— schepen naar Spanje gezonden. Mögt de Koning zyne komst langer uitstellen , dan
^^^^ verzocht zij hem ten ernstigste, haar uit het moegelgk bewind Ie ontslaan (1).
Alba had het huis des Graven van Culemhorg tot verblijf gekozen (2). Zgne Span-
jaarden waren ten uiterste misnoegd over de rust, die in het Land heerschte, en
verwenschten dengenen, welke hen uit Italië gevoerd had, te meer omdat de pest en
roode loop vele verwoestingen, onder hen aanrigtten. Daar zij al de Nederlanders als
ketters beschouwden, die hunne goederen verbeurd hadden, maakten zij zich meester
van hetgeen onder hun bereik kwam. Grooten en geringen, allen waren over de
komst dezer onheilspellende gasten ter nedergeslagen. Eenigen echter verhieven
openigk hunne stem tegen do Spanjaarden. Zelfs do biechtvader der Landvoogdes
noemde , in hare tegenwoordigheid, hen openlijk van den preekstoel: » verraders,
dieven en vrouwenschenders.'* Maugaretha zond hem deswege , maar ondanks haar zelve ,
naar zyn klooster terug. Steeds vermeerderde haar afkeer voor den Hertog, wien zij
dit in hare gesprekken niet ontveinsde. In vlagen van gemelgkheid nam zij voor, om,
in afwachting van haar ontslag, van do eene stad naar de andere te reizen, en de
zaken aan het lot over te laten (3). De Hovelingen waren verlegen, hoe zich te
gedragen. »Zij konden," gelijk zij zich uitdrukten, »de opgaande zon, alba, niet
zoo aanbidden, of de ondergaande, Margaretha, moester bij lijden." Zij verlangden
derhalve naar 's Konings bevelschrift, waarby den Hertog het geheele beheer van
zaken •werd opgedragen, dewijl de tegenwoordige tusschenregering, of liever regering
van tweeën, aan menigvuldige zwarigheden onderhevig was (4). De kortzigtigen
wisten niet wat zg -wenschten, en lieten zich door eene geveinsde minzaamheid
verschalken (5).
Met reikhalzend verlangen wachtte alba de gelegenheid af, om , zoo mogelijk , al de
verdachte Nederlandssche Grooten met éénen slag te trefl'en. Djoor middel van egmohd ,
naar het schijnt, trachtte hy hoorke en hoogstraten, die zich te Keulen bevonden,
naar Brussel te troonen, onder den schijn, van hen over 'sLands zaken te raadple-
gen. Bij den Prins van Oranje deed hij daartoe geene pogingen, wel overtuigd, dat
zij te vergeefs zouden zgn. Hoobne werd in den valstrik gelokt; maar hoogstraxerf
verlangde een vrijgeleide, en konde bovendien vooreerst niet komen, daar het schot
(1) stRADA, de Bello Belg. Lib. VI, ρ. 357.
(2) STRADA, de Bello Belg. Lib. VL p. 356.
(3) Correspondance de ρππ,ιρρε Π, ï. L p. 564 , 565 , 568 , 571, 575.
(4) vifiui Epist, ad. uopperdh , p. 448.
(5) strada, de Bello Belg. Lib. VL p. 357.
-ocr page 499-DES VADERLANDS. 499
van een Tuurroer hem de halve hand had weggenomen (1), Alba meende echter 1555—
de volvoering zyns plans niet langer te moeten uilstellen. Op den negenden van
Herfstmaand riep hg den Raad van State bgeen, om de ontwerpen ter versterking van
Diedenhove en Luseemhurg te onderzoeken. De Graven van Egmond^ Hoorne,
Aremberg en Mansfeld^ de Hertog van Aar schot ^ koirgarmes, οπιαρινι vitelu,
FRAKcisGo iBARRA βπ twec vestingbouwkundigen waren tegenwoordig. Na het ein-
digen der zitting, werd do Graaf van Egmond door sakcho b'avila , Hoofdman van
's Hertogs lijfwacht, en de Graaf van Hoorne door den Hopman saliras , Slotvoogd van
Port-Hercule ^ gevangen genomen. Egmond was zoo onthutst, toen sakcho dVvii-a
hem zijn degen afvroeg, dat hij niet wist, wat te zeggen» Terwyl de zitting nog duur-
de, had de geheimschrijver alborhoz den Heer de lalgo, geheimschrgver des Graven
van Hoorne, by zich gelokt en laten vatten. De Hoplieden juan de bspughe eu sala-
ZAR hadden middelerwp den Heer van Bacherzele^ op wien zg reeds eenige dagen
loerden, gevangen naar het verblp van alba gevoerd; en op den morgen van dien-
zelfden dag was in de omstreek van Antwerpen op eeno eenzame plaats, do Burge-
meester VAN STRAALEN door den Graaf van Lodron opgeligt en naar Lier gebragt,
zonder dat iemand het was gewaar geworden. Onmiddellijk na de in hechtenisneming
van egmond en hoorne, begaf zich albornoz naar do woningen van den laatstge-
noemde en van bagkerzele, en nam hunne papieren in beslag. Dit alles geschiedde
door beschikking van don Ferdinand de toledo, terwijl de Hertog den Raad bjjV
woonde (2). Alba verwittigde terstond den Koning van het gebeurde en dat dit geeno
opschudding verwekt had, integendeel, dat in Brussel de grootste rust heerschte, ja
Grooten en Kleinen zijne handelwijze zelfs goedkeurden (3). Op welken grond deze
rust en die goedkeuring steunden, blykt uit 's Hertogs boodschap aan eenige voor-
(1) Correspondance de philippe II. T, I. p. 573 , 578. stbaoa de Bella Belg. Lib VI. p.
357, 358, die echter verhaalt, dat hoogstrateh zich reeds op weg naar jßrwme/bevpjad, toen
hij nog tijdig genoeg vernam, wat er gebeurd was, om in aUerijl weder naar Duitachlßnd te
vlugten, . „
(2) Correspondance de phhippe II, T. 1. p. 673 , 574. Vgl. bob, Bist. d, NederL O^rl D. I.
ΰ. IV. bi. 184, 185. V. METEREN, Bist, d, Nederl. Oorl, B. III. bl. 54 vereo. Λτβιοβ, Oorspr.
d. Nederl. Beroert, bi. 292. nooFX, Nederl. Bist. B. IV. bl. 163. ie ïetït, Chron. de Boll-
Τ. II. ρ. 165. STRADA, de Bello Belg, Lib. VI. p, 358, 359. behtivoglio, Bist. d. Nederl.
Oorl. bl. 77, 78. campana, della Guerra di Fiandra, T. I. p. 33, 34. v. d. vtkckt, Hist. d.
Troubles^ T. II. p. 221—227, wier berigten echter, althans wat de bijzonderheden betreft, afwij-
ken van het door ons gevolgde officieele verslag.
(3) Correspondance de philippe II, T. I. p. 575.
63*
-ocr page 500-δίο ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1555·—name burgers, welke zich den volgenden dag bij hem vervoegden, om de reden van
het gevangennemen dor beide Graven te mogen weten, »dat hij zijn leger van Span-
jaarden , Italianen en Duitschers liet bijeentrekken; zoodra dit in de stad was binnen-
gerukt , zou hij hun antwoord zenden (1)." Den Spaanschen afgezant te Rome
verzekerde hij, dat men nog meer personen in hechtenis had kunnen nemen, maar
dat de bedoeling des Konings niet was, het bloed zijner onderdanen te storlen; en
»ikvoegde hij er bij, »ben daartoe van nature ook niet geneigd. Ik hoop, dat
deze Heeren zoodanig rekenschap van hunne daden kunnen geven, dat elk hunne
trouw en onschuld, waarover thans verschillend gesproken wordt, zal erkennen. —
Het grieft mij tot in do ziel, dat het met de zaken zoo ver gekomen is, en men tot
zulk een maatregel de toevlugt heeft moeten nemen." Hij gaf tevens berigt van het
voorgevallene aan den Paus, den Keizer, en aan de Hertogen van Beijeren en Bruns-
wijkf als Ridders van het Gulden Vlies. Mansfeld was ten hoogste verbaasd over
alba's bedrijf, en ontveinsde zijn leedwezen daarover den Koning niet, vooral met
betrekking tot zijn schoonbroeder, den Graaf van Hoorne^ dien kwade tongen alleen
konden beschuldigd hebben, en voor wien hij 's Vorsten goedertierenheid inriep. Uit
vrees dat zijn zoon , welke aanvankelijk deel aan het Verbond der Edelen genomen had ,
een gelijk lot mögt treffen, zond hij hem ten Lande uit. Onbeschroomd beweerde hij
tegen alba zeiven, dat hel gevangennemen der beide Graven eene schending was van
de voorregten der Vliesridders, en verklaarde, dat hij reeds aan een ander Ridder had
voorgesteld, de leden der Orde bijeen te roepen, om te overleggen, hoe in dit geval te
handelen. De Hertog keurde goed, dat hij hem in persoon daarover aansprak; » het was
beter," zeide hg, »op deze wijze te handelen dan, zoo als voorheen, vergaderingen
te houden, die hij, onder welk voorwendsel ook, niet zou dulden. Wat de voor-
regten der Ordo betrof, daarover had de Koning, na rijp onderzoek, uitspraak ge-
daan, waaraan men zich moest onderwerpen." Mansfeld en de overige Ridders stel-
den zich met dit antwoord niet tevreden. Op hunne herhaalde klagten, verwees hen
de Hertog naar den Koning, wien hij onderlusschen vermaande, hun geen ander
antwoord te geven, dan dat de zaak door kundige en naauwgezette mannen was
onderzocht, naar wier berigt hij besloten had, dat de feiten, den Graven van Eg-
mond en Hoorne te laste gelegd, niet onder het regtsgebied van het Kapittel der
Orde van het Gulden Vlies behoorden; en dat hij, dus vrij zijnde om in deze zaak
naar goeddunken te handelen, bevolen had, met den aangevangen regtsvorm voort
(1) Archives de la Maison dOrange, T. III. ρ. 126. Welte verslagenheid en angst onder
alle standen heerschten, getuigt de brief van de Gravin va7i den Berg aan hare moeder jtliana
van Nassau, p. 127, 128. ι
ίθ gaan. Voorls raadde hij den Koning ten ernsligsle af, wanneer montigity mögt
gevat worden, do Vliesridders bijeen ta roepen, ofschoon hij ook verzekerd konde
zijn, dat deze in zijnen geest zouden vonnissen (1).
Egmond en hoorne zaten te Brussel^ elk in een afzonderlyk vertrek, tot den twee
en twintigsten van Herfstmaand, toen zij door den Hopman salinas daar,Gc«i gevoerd
werden. Hun geleide bestond uit twee vaandels busschieters te paard, welke den
voortogt vormden, eene afdeeling voetvolk, in welker midden zij geplaatst waren, en
drie vaandels ligtgewapende ruiters, die de achterhoede uitmaakten. Egmohd zat in
een draagstoel, hoorke in een gewonen wagen. Op een pistoolschot afslands van
Brussel^ keerde het voetvolk terug, behalve drie honderd man, welke nog twee mij-
len verder gingen, en toen door vijfhonderd voetknechten uit Aalst ^ waar alokso de
ULLGA met zevenhonderd man zich bevond, vervangen werden. Hier overnachtten de
beide Graven, welke den volgenden dag, begeleid door de ruiterij en twaalfhonderd
voetknechten, den togt voortzetten. Halfweg Gent werd het geleide door vijfhonderd
man uit de bezetting dier stad versterkt, zoodat do gevangenen aldaar binnenkwamen,
onder bedekking van zeventienhonderd voetknechten en vijfhonderd ruiters. Zij wer-
den in het kasteel opgesloten en onder de hoede van salinas gesteld, op wiens waak-
zaamheid en trouw de Koning zich verlaten konde. Al deze voorzorgen achtte men
noodig wegens het groot aanzien van egmond by de Nederlanders, »die geen anderen
Koning kenden dan hem (2)." De overige gevangenen werden in de cellen van
St, Gudula bewaard onder het opzigt van frahgisgo de torres (3).
Alba had aanstonds door matïsfeld en barlatmowt de Landvoogdes van de in hech-
tenisneming der beide Graven kennis gegeven, en zich tevens verontschuldigd, dat
zulks buiten haar weten geschied was, dewijl de Koning het uitvoeren van den last
voor haar geheim had gehouden, opdat zij, die het Land moest besturen, niet den haat
des volks mögt op zich laden. Margaretha was verontwaardigd, maar bedwong hare
gevoeligheid (4). Do Paus, de Hertogen van Betjeren, Brumwijk en if/ee/daar-
entegen, gaven hunne tevredenheid over alba's daad te kennen. Filips konde geene
woorden genoeg vinden, om 's Hertogs gedrag te pryzen en hem dank te betuigen.
Hij schreef aan zijn gezant te Rome^ dat de gevangennemingen in Vlaanderen hel
(1) Correspondance de philippe IÏ, T. ί. ρ. 575, 576, 57'^, 578, 582. Archives de Ία
Maüon d'Orange, T. III. ρ. 127.
(2) Correspondance de ρπιιιρρε II, Τ. I. ρ. 582.
(3) Correspondance de phiuppe II, Τ. I. ρ. 582, 583.
(4) STRADA, de Bello Belg. Lib. VI. p. 360. . '
501
δίο ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1555— begin waren Tan de maatregelen, welker uitvoering do rust en lucht in de Neder-
landen moest herstellen (1). Men verhaalt, dat granvelle, op het hooren van
hetgeen te Brussel geschied was, vraagde: »of men ook den Zwijger had?" entoen
dit ontkennend beantwoord werd, uitriep: »is deze eene het net ontsnapt, dan heeft
ALBA nog niets gevangen (2)»" Maar hoe men buitenslands ook over het gedrag des
Hertogs mögt denken, hel vallen van zoo vele aanzienlijke lieden, dreef eene menigte
inwoners weder ten Lande uit. Alba wilde dit beletten noch straiTen , omdat de rust
der JSederlandeny naar zgn gevoelen, niet bestond, »om lieden, die door anderen
waren misleid geworden, het hoofd voor de voeten te leggen (3)." Onder deze vlug-
lelingen behoorde thomas yas thielt, Abt van St^ Bernard bg Antwerpen y welke
met vijfendertig duizend kroonen onlweek, doch daardoor zijne abdij van zestig dui-
zend gulden jaarlijksch inkomen opofferde; hij huwde in het Land van Kleef en
werd later Hervormd Predikant, eerst te Haarlem en toen te Ό elft alwaar hij
overleden is (4).
Gelukkig Avaren degenen, die tijdig genoeg ontweken. Kort na de gevangen-
neming van egmond en hoorwe , werd door alba , op voorslag van yigliüs , eene
afzonderlijke regtbank tot onderzoek naar de bewegingen in de Nederlanden^ onder
den naam van Raad van Beroerten {el Consejo de las Altercaciones) ingesteld (5).
Vjjgliüs verontschuldigdö zich wegens zgne hooge jaren en het geestelgk ambt, dat hg
sinds vijf jaren bekleedde, zitting in dezen Raad te nemen, welks leden op zijne
voordragt gekozen vverden; hij beloofde het middel aan de hand te geven, deze
i'eglbank lo vestigen, zonder de voorregten van Braband te schenden, en dat
zg de Ridders van het Gulden Vlies zelfs in regten konde vervolgen (6). Deze Raad
was ^oorspronkelijk uit zeven leden zamengesteld, onder voorzitterschap van alba zei-
Ten, welke er dagelijks zeTen uren in doorbragt (7). Het getal leden werd later tot twaalf
Tormeerderd, en bestond uit de Heeren bahlatmont en ngirgarmes, den Licenciaat
{l)'Correspondanoe de rBiLiïfS II, T, I. p. 580 , 581, 584 , 587 , 590.
<2) sTRAöA , de Bello Belg, Lib. YI. p. 360.
(3) Correspondance de pdilippe II, T. I. p. 576.
(4) Correspondance de philippe II, T. L p. 575. T. II. p. 35. vioui EpisU ad hopperuh,
p. 440. BOR, Eist, d. Nederl. Oorl. D. I. B. IV. bl. 185.
(5) Correspondance de philippe II, T. I. p. 565, 570. Interrqgatoires du Conseiller deirio,
in V. D. bergu's Gedenkstukk. bl. 321.
(6) Correspondance de philippe II, T. I. p. 573. viglii Vita^ p. 37 , 52. Episi. ad hopperüm,
ρ. 442. ί
(7) Correspondance de philippe II, Τ. I, ρ. 573 , 578.
-ocr page 503-DES VADERLANDS. 511
juan de vargas, adßiaan μ ico l αϊ, Kanselier van Gelderland ^ jakob meertess en 1555—
pieter asset, Voorzilters der Gereglshoven van Vlaanderen en Artou^ joa» de
blassere, Raadsheer in den Hoogen Raad van Mechelen^ jakob Hessels en jan de
la porte, Raadsheeren in het Hof van Vlaanderen^ lodewijk. delrio, Fiskaal van
ßourgondie, belin biese en jean du bois , welke laalslo het ambt van Procureur-
Generaal bekleedde. Grifiiers waren vlierden, de la torrb', praats en mesdag (1).
Verscheidene van hen onttrokken zich allengs aan dezen Raad, zoodat eindelyk de
werkzaamheden op drie of vier leden , ja, genoegzaam op de vargas alleen aankwamen.
Db vargas wordt door Spaansche schrijvers zelfs als trolsch, wreed, hebzuchtig en
wraakgierig van aard afgeschilderd. Toen hij Spanje verliet, waren drie regtsgedingen
tegen hem aanhangig. De Graven van Hoogstraten en Nieuwenaar verklaarden
openlgk, dat zij niet gelooven konden, dat men een man * die gevonnisd en uit
Spanje gebannen was, had aangesteld, om over de zaak der Nederlandsche Grooten
te oordeelen. De Hertog verzocht den Koning, do genoemde regtsgedingen te doen
schorsen, tot de vargas in Spanje teruggekeerd zou zijn, Filips antwoordde, dat hij
op zijn onderzoek, of dit geschieden konde, het berigt had ontvangen, dat men
den loop van het regt ter gunste van niemand konde stuiten. »Ook dat wil ik
nietvoegde de Koning er bij , » maar men zal al het mogelijke verrigten, dat de
belangen van de vargas door zgne afwezigheid niet benadeeld worden. Do ge-
^ ruchlen, te zijnen opzigte verspreid, moeten hem weinig grieven, daar ik over
zyn persoon en diensten zeer voldaan ben, zoo als hij uit den brief, dien ik hem
geschreven heb, zal bespeurd hebben (2)." De vargas, welke door zijne onwetendheid
en slecht Lalyn zich bij zijne onmenschelijkheid nog belagchelijk maakte, vond oen
ijverigen medewerker in jakob hessels, die met eene nicht van vigliïjs gehuwd
was (3). Men verhaalt, dat deze hessels bij de zittingen gewoonlyk zijn roos uit-
sliep , en als zijn gevoelen gevraagd werd, dommelend antwoordde: ad patihulum,
ad patihulum! (naar de galg, naar de galg). Niet ongegrond wordt dit voor een
verzinsel gehouden, uit den haat legen zgne bediening voortgevloeid (4), Er werden
zaakgelastigden (commissarissen) van den Raad van Beroerten in de onderscheidene
(1) Not. ad viglii Fitam, p. 190. Procés des Comtes lÏmmm et de horne, T. i. p. 7, 8.
ciiAPPDis, üist. Gén. de la Guerre de Flandre^ Liv. lU. p. 62. v. metekek, Rist. d. Xederl.
Oorl. B. III. 1)1. 53 (verso.)
(2) Correspondance de philippe U, T. II. p. 5, 12.
(3) viGLii Epist. ad hoppeuüm, p. 450, 496, 498, 523, 544. viclii Fita, p. 33. v. meteren,
Eist. d. Nederl. OorL B. III. bl. 53 verso. nooFX, Nederl. Hist, B. IV. bl. 164.
δίο ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1555—gewesten aangesteld, welke naar het gedrag van de bedienaren van het reet, tüdens
de onlusten, onderzoek moesten doen en een schriftelijk verslag daarvan aan den Hertog
indienen (1).
De Raad van Beroerten opende zyne werkzaamheden met het verhoor van
ma"nd gasembroot, uit wien men begreep de meeste inlichting nopens de gepleegde
1567 wanbedryven te zullen ontvangen. Spoedig werden zyne papieren met die des Gra-
ven van Hoorne ^ des Heeren van straalen en van anderen onderzocht. Zy waren
in grooten getale en bevatten belangrijke stukken, maar men bespeurde, dat er vele
Avaren verbrand geworden. Alba konde niet genoeg de targas roemen, die met jeug-
digen ijver hem in dit onderzoek behulpzaam was, en te wiens gevalle, daar
9 γ deze do landtaal niet verslond, hij beval, alle zaken in hot Latijn te behandelen (2).
imand besloot de Raad, de bezittingen des Prinsen van Oranje en die van al
de schuldigen aan te slaan. In alle Nederlandsche gewesten werden gevolmagtig-
den en ontvangers over de verbeurdverklaarde goederen der vlugtelingen en ge-
vangenen, ter zake der beroeringen, aangesteld (3). »Alvorens vonnis te vellen,"
schreef de Hertog aan den Koning, » zal ik ü afschrift zenden van de beschuldigingen
ten laste dezer Heeren, opdat Gij, na inzage daarvan, en om het geschreeuw van die
Vliesridders te doen ophouden, diegenen van hen, welke in Spanje zich bevinden,
bijeenroept en in hunne tegenwoordigheid verklaart, dat de schuldigen van hun rid-
derteeken beroofd zijn, waardoor zij met te minder tegenspraak in regten ach-
tervolgd kunnen worden," Filips zette aan den kant: »daartoe worden zes Rid-
ders gevorderd, en die, geloof ik, zijn hier niet (4)." De vargas en delrio >varen,
naar 's Hertogs getuigenis, de eenige Raadsleden, welke lofwaardige vlijt aan den dag
legden. Zij hadden de papieren van oranje, nooRWE en hoogstraten onderzocht,
en daarin voldoende bewijzen tegen hen gevonden. Men twijfelde ook niet, voel ten
laste des Graven van Egmond te zullen ontdekken, want behalve de papieren , bij
gasembroot in beslag genomen, lokte men nog dagelijks uit dezen laatste nieuwe be-
kentenissen en verwachtte, dat hij wonderen zou openbaren, wanneer hij op de pijn-
bank gebragt >vas. De Raad had voor de doodstraf van andelot, maximiuaan van
Blois en filips van Wingle^ welke te Vilvoorden zaten, gestemd. »Ik zeg
gestemdvoegde alba er bij, »omdat ik, tot nu toe, dien Raad geen last heb
(1) Correspondance de rnilirpe II, T. I. p. 654.
(2) Correspondance de philippe II, T, I. p. 576, 578, 583, 606.
(3) Correspondance de ρπιιιγρε II, ï. II. p. 642. ;
(4) Correspondance de philippe 11, ï. I. p. 583, 584,
12 V.
Herfst-
DES VADERLANDS. 497
willen geven, vonnis te Tellen. Ik heb voorgenomen, deze drie Heeren niet Ie 1555-—
laten regten, vóór dit aan allen kan geschieden. Op mijn aandrang heeft ook de Raad
gestemd en verklaard, dat zij, die het Compromis geteekend hebben, schuldig
zyn aan de misdaad van hoog verraad." Filips was van gevoelen, dat dit op allen
kon toegepast worden, welke de Verbondene Edelen begunstigd en ondersteund had-
den; ja, dat zy, als bevorderaars en aanstokers der bewegingen, zelfs nog schuldiger
waren dan deze. Gaarne zou de Herlog over de opbrengst der verbeurd verklaarde
goederen beschikt hebben, maar hierin ontmoette hij tegenwerking van den kant der '
Landvoogdes en van den Raad der Geldmiddelen. Hij erkende, dat het Spanje on-
mogelyk was, steeds gelden voor de Nederlanden te verschaffen, en dat deze gewesten
in zichzelve de middelen voor hun onderhoud moesten vinden; maar dit was eeno
zaak, welke hij niet zonder medewerking der Landvoogdes kon ondernemen. Indien
hij alleen de magt in handen had, zou hij dit reeds begonnen en met de kastijding
der sleden vereenigd hebben; want do onzekerheid »in welke de burgers over hun
lot verkeeren, zou hen nopen, gewilliger de geldelijke maatregelen des Konings loe
te stemmen.'' Filips hield zich insgelijks van de noodzakelijkheid overtuigd, dat de
Nederlanden zichzelve onderhielden; en daar, naar zijn oordeel, de middelen, om
hiertoe te geraken, de inwilliging der Staten niet zouden verwerven, zoo vermaande
hij ALBA, zoodanige maatregelen te nemen, dat men deze inwilliging niet behoefde.
Zelfs kon de Hertog naar eigen goeddunken handelen, wanneer hij vond, dat do za-
ken op de lange baan geschoven werden, moeijeiijk te regelen zouden zijn, en er te
veel tijd mögt verloren gaan, met den Koning te raadplegen (1).
Ondertusschen had filips in het verzoek der Hertogin van Parma bewilligd en
ALBA, bij voorraad, met de Opperlandvoogdij der Nederlanden bekleed. »Daar g ^
onze zuster, de Hertogin van Parma en Piacenza, Opperlandvoogdes onzer Neder- Wijn-
landen^^' zegt hij in den aanslellingsbrief, »zoo onderscheidene en herhaalde ma- 1567
len, zoowel uit hoofde harer ongesteldheid, als van haar groot en billijk verlangen,
zich naar onzen neef den Herlog van Parma en Piacenza^ harenechtgenoot, lebe-
geven , van wien zij zoo vele jaren afwezig is geweest alleen om ons to behagen en
in den genoemden post te dienen, en langer dan zij ons aanvankelijk ingewilligd en
toegestemd had ; en levens, om voortaan meer rust te genieten , ons verzocht heeft, dat
het ons mögt behagen, haar van bovengenoemd bewind te ontslaan en to veroorloven,
zich terug te trekken, hebben wij onze bewilliging in haar zoo dringend verzoek niet
langer kunnen of willen weigeren, ofschoon wij bovenmate gewenscht hadden, dat
zij, welke met zoo veel moeite en zorg, zoo loffelijk en met zoo veel beleid de zaken
(1) Correspondance de phiiippe II, T. I. p. 589—591, 609.
IL Deel. 4 Stuk.
64
-ocr page 506-δίο ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1555—bestuurd heeft, zich had lalen bewegen, daarmede voorl te gaan. En aangezien
het ons, Toor hel tegenwoordige, niet mogelijk is, om redenen, welke wij aan onze
zuster bovengenoemd, aan de bijzondere Stadhouders, Stalen, Hoven en Sleden der
Nederlanden hebben medegedeeld, ons in dit jaargetijde derwaarts te begeven, het-
geen wij voorgenomen hebben, met Gods hulp, aanstaande Lente ten uitvoer te bren-
gen , en wij ondertusschen deze onze Landen niet ontbloot kunnen laten van iemand,
die, wegens het vertrek der Landvoogdes en tijdens onze afwezigheid, do gezegde
Opperlandvoogdij waarneme; en daar wij reeds onzen neef en Groot-Hofmeester bon
fernando alvarez de toledo, Hcrlog van Alha ^ Markgraaf van Coria ^ Ridder van
onze Orde van het Gulden Vlies, hebben aangesteld tot Kapitein-Generaal iu de ge-
noemde Landen en over het leger, hetwelk wij voornemens zijn bijeen te brengen,
en over al de krygslieden, die er zijn en die geligt kunnen worden tot het doel in
zgne aanstelling uitgedrukt; levens acht slaande op de groole ondervinding en getrouw-
heid , welke λυ^' altijd bevonden hebben in den persoon van onzen neef den Hertog van
Alba, en de groole liefde en genegenheid, welke hij onze dienst en voornamelijk alles
toedraagt, wat hij weet, dat ons ter harte gaat, zoo als bovenal het welzijn, de rust
en het geluk van onze Nederlanden, leenmannen en onderdanen; doen wij weten,
dat wij benoemd, aangesteld en gelast hebben, gelijk wij benoemen, aanstellen en
gelasten, den gemèlden Hertog lot de gezegde Opperlandvoogdij , om haar te houden ,
waar te nemen en uit te oefenen met zoodanig gezag, kracht en volkomen magt,
bijzonderen last, regten en voorregten, en geheel op dezelfde wijze en in denzelf-
den vorm als wij aan onze bovengenoemde zuster gegeven en toegestaan hebben,
gelyk in de bevelen en voorschriften, welke wij haar daarvoor hebben gezonden
en hier als herhaald en ingevoegd aciiten, meer uitvoerig is aangewezen en ver-
klaard ; en dit bij Toorraad, zoolang en lot wy daarover anders zullen bevolen heb-
ben , wanneer wg herwaarts komen, hetgeen wij Iiopen, dat zonder gebreke op den
aangegeven tijd geschieden zal. Wij bevelen en gelasten allen, hem als zoodanig
te erkennen, te eerbiedigen, en in den genoemden post te gehoorzamen; want
alzoo behaagt hot ons (1)." Ongetwijfeld was reeds vóór het vertrek van αϊ,βα uit
Spanje hot besluit genomen, hem tot Opperlandvoogd te benoemen. Hij ontving ten
minste toen geheime bevelen: 1°. om al de voornaamsten van den Lande, welke zich tij-
dens de onlusten vergrepen hadden, en do meest schuldigen onder het volk op te ligten
en voorbeeldelijk te straiFen; 2°. middelen te beramen, om zich geld te verschaffen;
3®. do winkels der boekdrukkers en boekverkoopers te onderzoeken; 4®. kinderscholen op te
rigten; 5®.de bloedbevelen af te kondigen en te handhaven; 6**. do nog steeds onafgedane
(1) Correspondance de pniiu'PE Π, T. II. p. 650.
-ocr page 507-DES VADERLANDS. 511
zaak der bisdommen te regelen; eindelijk 7°. de steden te tuchtigen en het bestedenharer 1555—
inkomsten te bepalen. Na dit alles zou raen Tan algemeene Torgiffenis spreken, maar ^^^^
Tóór deze af te kondigen, trachten Tan eenige lieden, onder den naam Tan minzaam
Tergelijk, cene aanzienlijke som gelds te trekken; dan zou een Pauselijk gezant ko-
men , diegenen Trijs[)reken, welke van de Tergiffenis wilden gebruik maken, en daarna
het geloofsonderzoek weder herstellen (1).
By een rondgaanden brief Terwittigdo filips de Staten en do GcregtshoTon der
'Nederlanden van alba's aanstelling, en teTens Tan de redenen, Avelko zyn eigen
vertrek derwaarts Tertraagd hadden (2). Voorts betuigde hij, in oen eigenhandig 13 v.
schriiven aan biargaretha , ziin hartcliiken dank voor den onTcrmoeiden iiTer, hetbe-
leid en do bekwaamheid, met welke zij do zaken in een tijd Tan zoo Telo beroerin- 1567
gen bestuurd had (3). Op zijn last, Terwittigdo haar ruy gomez de silva, dat hij,
ten blijke zijner teTredenheid, haar jaargeld Tan achtduizend dukaten op Teertien-
duizend gobragt had, welke haar niet konden ontnomen Tvorden, dan tegen uitbe-
taling van honderd Teertig duizend dukaten in geld (4). Al deze bosluiten wer-
den zeker Teel later dan hunne dagteokening luidt afgezonden, niettegenstaande
FILIPS, reeds TÓór geruimen tijd , den geheimen wensch koesterde , dat de LandTOog-
des zich aan het bewind onttrok (5). Zij bleef Tooreerst het bestuur, tenmin-
ste der burgerlijke zaken, waarnemen. Hot krijgsbeheer berustte geheel bij den
Hertog Tan Alha» Hij zond den Graaf Tan Aremberg met tweeduizend Spaansche
Toetknechten en twaalf of Tijftien honderd Nederlandscho ruiters don Koning Tan
Frankrijk ter hulpe tegen de Hugenooten (6). Om de grenzen legen geTreesde
aanTallen uit Duitschland te dekken, werden de GraTen Tan Megen en Tan Mant-
feld, elk met drieduizend man, naar hunne stadhouderlijke gewesten, en duizend
Spaansche ruiters in do omstreken Tan gezonden; en de Paltzgraaf wolfgasg , de
Markgraaf Tan Baden, en do Hertogen filips on brik Tan JSrumwijk Terzocht,
(1) Correspondance de rniLipPE II, T. II. p. 29.
(2) Correspondance de philippe II, T. II. p. 652. kervtn de volkakrsbeke , Lettres inèditesde
philippe II, et de margderite de Partne, p. 11·—14.
(3) Correspondance de ρπιορρε 11, Τ. II. ρ. 651. bor, Bist, d, Nederl. OorL D. I. B. IV.
bl. 187.
(4) Correspondance de philippe II, T. I. p. 583.
(5) Correspondance de philippe Π, T. I. p. 390 (2), 592 (3).
(6) stkada, de Bella Belg. Lib. VI. p. 361, 362. bor, Hist. d, Nederl OorU D. I. ß. IV.
bl. 220. Vgl. Correspondance de rniLippE II, T. I. p. 591, 597 , 602 , 607 , 608 , 610 , 616.
64*
-ocr page 508-δίο ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1555— manschappen te liglen. Maar ter bestrijding der kosten waren de middelen niet
1568
toereikend. Alba drong derhalve op geldelyken onderstand bij den Koning aan.
»Voor het oogenblik," schreef hij, »is niets uit de Nederlanden te trekken,
of Yan de kooplieden een reaal op de opbrengst der verbeurd verklaarde goederen
te erlangen, lot zy den uitslag zien van het spel, hetwelk begonnen is (1).'' De
bedoeling des Konings omtrent de Nederlanden was nog onbekend, hetgeen de
gemoederen zoo wel der goed- als kwalijk gezinden raet angstige onzekerheid ver-
vulde, waardoor de rust des Lands op het spel gezet werd (2). Filips evenwel gaf den
Hertog zijne hooge tevredenheid te kennen, dat hij den staat van zaken aldaar op
den tegenwoordigen voet gebragt had, en beloofde hem van de benoodigde gelden,
ter uitvoering zijner plannen, te voorzien (3). Trouwens alba's staalkundige be-
ginselen konden niet anders dan hem behagen. De Hertog immers verklaarde:
»een Vorst, welke met zijne onderdanen in onderhandeling treedt, kan niet zeg-
gen, dat hij gehoorzaamd wordt; de gewone vrucht van dergelijke overeenkomsten
zijn onlusten en oproeren; krijg tusschen Vorst en onderdaan moet zoo veel moge-
lijk vermeden worden, maar niet ten koste van de godsdienst en het behoud van
den staat; de Koning kan geene overeenkomst treffen, ten ware hy in het gees-
telijke en in het wereldlijke eenige punten toegave; maar in het geestelijke kan
hij dit niet, zonder inbreuk te maken op de regten van God, welke dit niet zal dul-
den ; en in het wereldlijke niet, zonder zijn eigen gezag te kwetsen; beter een
verwoest Land , voor God en den Koning door den oorlog behouden, dan een
bloeijend gewest zonder krijg, bewoond door den Helschen geest en de Ketters, zijne
dienaars (4)."
De Landvoogdes had inmiddels 'sKonings toeslemftiend besluit, ten opzigte van haar
verzoek, ontvangen. Het is niet onmogelijk, dat het ongunstig gevoelen van fray
LORENZO over MARGARETHA daartoe iels heeft bijgedragen. Hy beschuldigde haar,
dat zij niet die maatregelen had genomen, welke 'sKonings dienst vorderden; dat
zy het geloofsonderzoek onlydig gestaakt, en het drukken van het Verzoekschrift
der Edelen veroorloofd had. Nog heviger had hij zich over haar uilgelaten, sinds
hij in vijftienhonderd zes en zestig uit de Nederlanden naar Spanje was terug-
gekeerd. »De Landvoogdes," zeide hij tot den Koning, »heeft zeer zware missla-
(1) Correspondance de puiuppe II, Τ. I. ρ. 597.
(2) Correspondance de ruitïppE II, Τ. I. ρ. 602.
(3) Correspondance de philippe II, Τ. I. ρ. 605, 610.
(4) Correspondance de pdilippe II, T. I. p. 608,-609.
-ocr page 509-DES VADERLANDS. 511
gen begaan door het niet opvolgen Tan de bevelen Uwer Majesteit in vele zaken, 1555—
1568
welke personen betroffen, die met openbare ambten bekleed waren of moesten wor-
den. In vier jaren is niets gebeurd van hetgeen de Katholijken verzochten, of der
godsdienst voordeelig kon zijn, maar integendeel, men heeft gedaan, Avat de Ketters
en hunne begunstigers begeerden. De Landvoogdes wilde nooit de verdachte ambte-
naren, erkende beschermers der Ketters, afzetten. Indien zy, gelijk wij haar ver-
zochten, de stedelijke besturen uit Katholijken en niet uit Ketters had zamengesteld,
zouden de zaken niet tot dat uiterste gekomen zijn, waarop zy zich thans bevinden.
Zij kan zich niet verontschuldigen, omdat men haar gewaarschuwd heeft; maar zij
wilde ons hooren noch zien, terwyl zij daarentegen allen ontving, welke de Prins van
Oranje en de Graaf van Egmond tot haar zonden. In zaken van staat wilde zij
nimmer barlaymoktgelooven; eens dat hy zich openlijk verklaarde tegeneen besluit,
waardoor zekere plaatsen en regtsgebied in Henegouwen ^ ten nadeele Uwer Majes-
teit, aan μοκτιονγ gegeven werden, en beweerde, dat men vooraf de toestemming
van Uwe Majesteit moest verzoeken, antwoordde zy hem, dat, zoo hy haar in
alles wilde tegenwerken, hy maar in hare plaats moest regeren; er toornig by-
voegende, dat zy zou uitvoeren, wat zij besloten had en er dan Uwer Majesteit
kennis van geven. Zoo zeer Yerachtte zij den Graaf van Aremberg en den Hertog van
Jarschot, dat toen Uwe Majesteit dezen laatste tot lid van den Raad van State benoem-
de , zij haar levendig misnoegen daarover betuigde, en achttien dagen lang do opene
brieven, haar gezonden, terughield. Als de Zamengezworenen yerzochten, dat Uwe
Majesteit den Raad van State en dien der Geldmiddelen zou schorsen, zeide zij onbe-
schroomd , dat zij zich zou terugtrekken, indien Uwe Majesteit aan dat verzoek
geen gehoor verleende." Ten slotte beweerde hij, dat bij het begin dor onlusten,
MARGARETHA , onder voorgeven van geschenken aan hare schoondochter te zenden,
dertien wagens met kostbare voorwerpen naar Itali'é had gezonden, hetgeen alge-
meen gemor had verwekt, zelfs tegen den Koning, welke do bevolking op deze
wijze van de vrucht harer nijverheid beroofde." Te regt vaart fray lorenzo uit te-
gen den voornaarasten geheimschrijver en raadsman der Landvoogdes, armekteros ,
wien hij te laste legt, door allerlei onzedelijke middelen een vermogen van zeventig
duizend dukaten te hebben bijeengezameld, en die, wegens zijne geldzucht, door
het verbitterde volk gewoonlijk Argenterios genoemd werd (1). Margaretha uitte
jegens den Koning hare erkentelijkheid voor het verleende ontslag, en voegde hem
(!) Correspondance de philippe II, T. II. p. XXXIX—XLIII. De Hertog van Alba begrootte
het bijeengeschraapte Tcrmogen van armekteros op tachtig duizend dukaten. Zie fJorrespondancc
de pniLirPE II, T. II. p. 62.
δίο ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1555— (leze treffende woorden toe: » Hoewel ik ran hier ga, zal ik nimmer mergelen, wat
„Q ik aan Uwe Majesteit en deze Landen verschuldigd ben, Avelker behoud voor ü van
ici v.
Slagtm. zooveel belang is. Daarom smeek ik Uwe Majesteit nederig en met alle liefde, goe-
dertieren en genadig jegens hen te zijn, waar ik dikwijls hunne hoop op gevestigd heb.
Bedenk, dat hoe grooler de Koningen zgn en hoe meer zy der Godheid naderen,
hoe meer zij ook do Goddelijke goedheid en barmhartigheid moeten navolgen; dat al
do Vorsten, welke over deze Landen regeerden, altijd slechts de raddraaijers der be-
wegingen gestraft, maar de menigte vergiffenis geschonken hebben, wier berouw
voor hen voldoende was. Anders, Sire, en zoo men met gestrengheid te werk gaat,
is het onmogelijk, dat do goeden niet met de kwaden lijden, en er geen alge-
meene ramp en vernietiging van den slaat uil voortvloeije, waarvan de gevolgen
door Uwe Majesteit wel kunnen berekend worden (1)," Tevens verzocht zij den Ko-
ning, dat de steden, en inzonderheid het getrouwe Brussel^ van den last der inle-
gering nioglen bevrijd worden, die des te drukkender moest zijn door het gebrek
aan krijgstucht, waarover alba, zelf, zoo als weinig later ook over het vvegloopon zijner
soldaten, zich bij filips beklaagde (2). Even als zij, vermaande granvelie hem steeds
lot goedertierenheid en barmhartigheid; hij moest trachten de liefde zijner onderdanen
te winnen; wat langs dien weg bewerkt werd zou duurzamer zyn, dan het geen door
geweld werd verkregen, Niettemin gaf do Kardinaal zijue goedkeuring aan de in-
stelling van den Raad van Beroerten en racende, dat de Koning nu de middelen be-
zat , om zijn gezag voor altijd in de Nederlanden te vestigen, waar thans do zaken
met de vereischte geheimhouding behandeld werden , hetgeen vroeger het geval niet
was, toon men alles, wat in den Raad gesproken en verrigt werd, op do gastmalen
ruchtbaar maakte. De ware geest der voorzegging bezielde hem echter niet toen hy
betuigde, »dat God ongetwijfeld do oproeren in de Nederlanden had toegelaten,
om den Koning de gelegenheid te verschaffen, aldaar in alles de gevorderde tucht
en regel te brengen, hetgeen voor don Koning oven dienstig zal zijn, als de opstand
der gemeenten van Kastili'è voor den Keizer geweest is (3),"
De Landvoogdes verwittigde de Spaanscho gezanten te Weenen^ Parijs en Lon-
don van haar ontslag, om dezen Hoven hiervan kennis te geven (4). A^óór zij het
(1) Correspondance de i-hilippe II, ï. I. p. 602. Vgl. strada, de Bella Belg. Lib. VI. ρ.
364, 365.
(2) Correspondance de ρπιπρρε II, Τ. I. ρ. 602 , 604 , 606 , 615,
(3) Correspondance de philippe II, Τ. I, ρ. 595, 599.
(4) STRADA, de Bello Belgico, Lib. YI. p. 363.
-ocr page 511-DES VADERLANDS. 511
bewind nodcriegdo, onderhield zij den Hcrtoff Tan Alba in den Raad Tan Slale OTer 1555—
de algeraeeno Tergiflenis, welke men, naar haar oordeel, moest Terleenen, eTen
als het Terlof tol hel bijeenroepen der Algemeene Slaten, om eeno bede te ver-
krijgen, daar die, welke Toor negen jaren was ingewilligd, Terschenen was; ten slotte
bcTal zij de belangen des Lands den Hertog dringend aan. Alba ontweek heuschelijk
een antwoord op de beide eerste Toorstellen, maar dankte do Hertogin Toor de eer,
hem door hare aanbeveling bewezen. En op hare vraag, hoe hij dacht te hande-
len met degenen, wien zij brieven van waarborg [lettres d'assurance) gegeven had,
antwoordde hij, dat men daarin te ver gegaan was; de Koning konde wel vergiffenis
schenken, maar niemand waarborgen (1).
Margaretha's laatste daad van gezagvoering, naar het schijnt, was het uitvaardi-
gen van een bevelschrift aan de Geregtshoven, dat plegtige omgangen, vasten en ge-
beden gehouden wierden, om de barmhartigheid Gods voor de Christelyke Kerk
af te smeeken; en te zorgen, dat hot jubelfeest, door den Paus uilgeschrevon,
behoorlijk waargenomen werd (2). Had zij eenige dagen te voren aan de gewestelijke
Stalen, de Geregtshoven en de Sleden in een uitvoerig geschrift van haar aanstaand
vertrek uit de Nederlanden en de redenen, welke haar daartoe genoopt hadden, jg ^
kennis gegeven, thans kondigde zij hun aan, dat de Koning in haar verzoek Winter
maand.
bewilligd, en den Herlog van Alha tot haren opvolger benoemd had. Zij ver- 1567
maande hen dezen als zoodanig te eerbiedigen en te gehoorzamen, verzekerde
dat de Koning als een genadig Vorst in de aanstaande Lente zou komen, en beval
hen in de bescherming en hoede Gods (3). Den laatsten van Wintermaand maakte
ALBA bij een open brief bekend, dat hij het Opperbewind had aanvaard en tot 's Ko-
nings aanstaande komst niets zou verzuimen , wat tot bevordering van de welvaart en
den vrede des Lands strekken konde (4). Margaretha had don vorigen dag Brussel
verlaten. De aanzienlijkste mannen des Lands betuigden haar, uit algemeenen naam
der Slaten, hunne deelneming en smart over het gemis van eeno Vorstin, welke de
Nederlanden mot zoo veel schranderheid bestuurd had. Hetzelfde werd haar ook door al
de naburige Mogendheden schriftelijk, of bij monde van afgezanten te kennen gegeven.
De Slaten van Brahand boden haar een geschenk van vijf en twintig duizend,
(1) Correspondance de pdilippe II, T. I. p. 611.
(2) Correspondance de philippe I!. T. II. p. 655.
(3) Correspondance de philippe II, T. II. p. 657. bor , Ilist, d, Nederl. Oorl. D. I. B. iV.
hl. 186, 187. CA3IPASA, della guerra di Fiandra, T. I. p. 36. verso.
(4) Correspondance de philippe II, T. II, p. 658.
-ocr page 512-512 ALGEMEENE G Ε S C Hl Ε D Ε ΝIS D Ε S VADERLANDS.
1555—en die van f^laanderen een Tan dertig duizend gulden aan, welke zy aannam , te meer,
daar zij vroeger nimmer van hen iets had willen ontvangen, zoo als anders gebruike-
lijk was, en bovendien voor de kosten harer reis nog tachtig duizend gulden tegen
rente moest opnemen. Tot aan de uiterste grenzen van Bruland werd zij door den
Hertog van ^/Äa, de geheele reis over, op haar verzoek , door den Graaf van il/awi/e Μ
begeleid. Uit Luxemburg drong zy nogmaals bij den Koning op het spoedig verlee-
nen eener algemeene vergiffenis ten sterkste aan, en riep zijne bijzondere gunst in voor
mansfeld , den Heer van jßeamwozv, de sepmeivies , assosville , den Algemeenen Schat-
meester schetz , en den geheimschrijver berty , wegens de goede diensten , welke zij Vorst
en Land bewezen hadden. Zij begaf zich regtstreeks naar Parma, waar zij door haren
gemaal en den hoogenAdel plegtstatig werd ontvangen (1). Later hield zij haar verblijf
te Ortona in het Koningrijk Napels ^ waar hare jaarwedde werd uitbetaald (2). Deze
uitbetaling geschiedde, naar het schijnt, niet zeer geregeld; althans in een ten jare
vijftienhonderd twee en tachtig verschenen blaauwboekje komt voor, dat zij te Namen
in kommer versmachtte (3). Hare gedachtenis was derwijze in achting by do Ne-
derlanders, dat niemand onder anderen \QDouay het Minderbroederklooster, door haar
herbouwd, voorbijging zonder voor haar wapen, in den gevel geplaatst, zich het
hoofd te ontdokken en eerbiedig te buigen (4). Grootendeels was zy deze achting
en genegenheid aan de rampvolle jaren verschuldigd, welke do onrustige dagen van
haar bestuur volgden, en lot welker even ontzettend als belangwekkend verhaal wij
thans overgaan.
(1) Correspondance de vmhivvE II, T. I. p. 6Ί3, 616. T. IL p. 6, 9, 12,20. vieui JSpüi ad
nopPERüM, p. 397, 448. strada, de ßello Belg. Lib. VI, p. 365, 366. bor, Hist. d. NederL
OorL D. I. li. IV. bl. 188. chappüys , Hist. Gén. de la guerre de Flandre, Liv. II. p. 64.
(2) V. D. VYNCKT, Bist d. Troubl. T. II. p. 231.
(3) v. corvin-wiersbitzky, de Tachiigj. Oorl. 1). I. bl. 461.
(4) strada , de Dello Belg. Lib. VI. p. 366.
-ocr page 513-JAAR 1543^1555.
ÏVarel ν sluit een verdrag met Denemarken, waarhij zich Zweden en Engeland voe^^m,
bl. 5. — Wat daartoe aanleiding gaf ^ bl. 6. — Nieuwe leden van Braband en Holland
slechts gedeeltelijk ingewilligd^ ald. — Krijgsbedrijven^ bl. 7. — Dood van rm^i, y
Prins van Oranje , ald. — Vrede met Frankrijk gesloten^ bl. 8. ■— Nieuwe heden gevor^
derd^ ald. — Onveiligheid ter Zee ^ bl. 9. — Bepalingen tot behoud der fahrijken^
ald. — Hernieuwde hevel schrift en tegen de Hervormingsgezinden, bl. 10. — De
Landvoogdes eischt nieuwe onderstandgelden ^ ald. — Komst van den Keizer in de Ne-
derlanden , bl. 11. — Hij wordt in de Geldersche steden gehuldigd en vertrekt weder
naar Duilschland , ald. — Hij rust zich ten krijg tegen de Protestantsche rijksleden ^
ald. ■—■ Verbeteringen in het hinnenlandsche bestuur door de Landvoogdes, bl. 12, —
Oitbreiding van de magt der Stadhouders, ald. — Oorzaken en gevolgen hiervan ^ bl.
13. — Belemmering der haringvisscherij, ald. — De Geestelijkheid tot deelneming in
de belastingen gedwongen, ald. — Geschillen over de leenroerigheid der Nederlanden
aan het Duilsche rijk ^ bl. 14. — Regeling dier betrekking op den rijksdag te Kuf^shuv^,
bl. 16. — Weigering der Friezen zich daaraan te onderwerpen y bl. 17. — Hoe men
die sedert opgevat heeft, ald. — schepen ter bescherming der haringvtsscherij
ingewilligd^ bl. 19. — Ε ene Keizerlijke bede door Holland gaaf toegestaan ^ ald. —
Sterfbed van den Graaf van Buren, ald. — Bepaling des Keizers over de erf opvolging ^
bl. 20. — Komst van zijn zoon fimi's hier te lande ^ bl. 21. — Hij wordt in verschei-
dene gewesten gehuldigd, ald. — Eed door hem daarbij afgelegd, ald. — De Staten
van Friesland wenschen eenige verandering in den eed^ hetgeen geweigerd wordt^ bl. 23,
De Keizer verklaart de leengoederen van Ketters verbeurd^ en vaardigt eenige andere
strafbepalingen tegen hen uit, ald. — Ontsteltenis door deze te weeg gebragt, bl. 25,—
ViGLiüS tracht die te verdedigen, ald. — Eenige wijziging door den Keizer tot volks
genoegen er ingehragt, 1)1. 26. — Voortgang der vervolging om de godsdienst, ald.—
Hernieuwd bevelschrift tegen de kleederpracht, bl. 27. — Tegen het schrijven van
brandbrieven, in Friesland algemeen, ald. — Verdrag met Frankryk cn Scholland, ald.—
De Keizer door onlusten in Duilschland benaauwd^ bl. 28. —· Oorlog met Frankrijk, ald.
Toerustingen der Nederlanden daartegen, bl. 29. — Schepen ten oorlog uitgerust ter
bescherming der haringvloot, bl. 30. — De Franschen bemagtigen verscheidene plaat-
sen in de Nederlanden, bl. 30. — De Keizer belegert vruchteloos Metz, bl. 31. — Groote
geldelijke offers van de Nederlanden geëischt, bl. 31.— Krijgsbedrijven in het volgende
jaar, bl. 32. — De Keizer beraamt een huwelijk van zijn zoon met de Koningin van
fingeland, ald. — Ontworpen huwelijksvoorwaarde, ald, — Misnoegen der Engelschen
over dezen echt, ald. — Filips wordt door den Keizer met de rijken van Napels en Je-
ruzalem beschonken, bl. 33, — Hij begeeft zich naar Engeland en huwt maria, ald. -r-
vin INHOUD.
fVantrouwen der Engelschea tegen hem, ald, — Inval der Franschen in de Nederlan-
den bl. 34. — Krijgsbedrijven te land en ter zee, ald. ■—Nieuwe heden gevr&agd,
bl. 35. -— Toenemende welvaart en weelde in deze gewesten , ald. — De Stalen klagen
vruchteloos over het verkrachten der voorregten, ald. — Landi)lage7i «/i Nederland,
bl. 36. — De Jezuiten uit Nijmegen gebannen, ald. — Dood van μαλιιτεν vas rosse.m ,
bl. 37. — Willem vaii Oranje in zijne plaats tot hevelhehher van het leger te velde be-
noemd, bl. 38. — Zijne verrigtingen als zoodanig, ald. — Zware heden van V>ro\yAni\ en
llolland gevorderd, ald. — Men hesluit de landsitnposien voortaan jaarlijks te verpach-
ten, bl. 39. — Gunstig gevolg van dien maatregel, ald. — Keizer kauel hesluit af-
stand van den troon ie doen, ald. — Redenen die hem daartoe heicogen hebben, ald.·—
Laatste gunstbewijzen des Keizers aan de Nederlanden , bl. 40. — Plegiige overdragt
dezer gewesten aan FiLiPs,bl. 41.— De Landvoogdes legt tevens haar bewind neder,
bl. 43. — Hernieuwde eed door filips aan de Algemeene Staten afgelegd, bl. 44. —■
De Fricsche afgevaardigden huldigen hem slaande, ald. — Het niet wegruimeii hunner
f rieven doet hen heslnilen , den Koning ^ vóór de herstelling daarvan, geen geld op te
rengen, ald. — Die van Overijssel verlangen, dat de huldiging in hun gewest ge-
schiede, ald. — Geheele troonsafstand van Keizer karel, bl. 45. — Hij scheept zich
met zijne beide zusters uit Zeeland naar Spanje in, ald,·— Zijn verder leven en dood,
bl. 46. — Zijn karakter, bl. 47. —
Bloeijendc staat i/erNederlanden bovenal van Vlaanderen en Holland, bl. 49. —Jard
der bewoners dier geioesten , bl. 51. —Hunne strijdhaftigheid, bl. 52. — Aarden uiter-
lijk van FiLii's , ald. — Omstandigheden onder welke filips de regering aanvaardde,
bl. 55. — Weinige genegenheid tusschen ISederlanders en Spanjaarden onderling, ald.—
Grieven den Nederlanders sedert maxlmiliaan aangedaan — Hunne genieenebestge-
zinde rigting , ald. — fVantrouwen legen filips , lil. 57. — Filips hernieuiot de lastbrieven
der Ambtenaren , ald.—Hij stelt den Hertog van Savoïjc tol Landvoogd aan , bl. 58.—
Willen van Oranje en anderen tot leden van den Raad van State benoemd, ald. — Filips be-
noemt eeni ge Nederlandsche Edelen tot Ridders van het Gulden Vlies, ald,— De verdere
staatsligchamen in do Nederlanden, ald. — Vn.ivs herniemct de bevelen tegen de Ketters,
1)1.59. — Ernstige tegenstand dien de afkondiging ontmoet, vooral «w liraband, ald. —
en invloed van dat siewest, bl. 60. — Filips beschrijft de Algemeene Staten te
trekt, ald. — Krijgsbedrijven der Franschen, ald.
nederlaag toe bij Grevelingen, bl. GS. — Eene En
Fransche kust doch met ongunstig gevolg, bl. 69. — Dood van Koningin mauia van
Engeland, ald. — Vredehandeling met Frankryk beproefd, ald. — Deze wordt te Cer-
oamp geopend, bl. 70. — De afgebroken onderhandelingen worden het volgende jaar
hervat, bl.71.— De vrede tusschen Engeland en Frankryk afzonderlijk gesloten, ald.—
fVordt door dien met Spanje gevolgd, ald. — Voorwaarden daarvan, bl 72. — Onder-
Magt
Brussel bijeen, ald. — Weigering der gewesten van den honderdsten en vijfligsten
penning , bl. 61. — Verscheidene gewesten met moeite tot eenige geldelijke opbrengst
overgehaald, ald. -— Friesland weigert die geheel, tenzij hunne grieven hersteld
worden, bl. 62. — Vredebreuk der Franschen, ald. — Ïihivs vertrekt naar Engeland en
erlangt hulptroepen, ald. — Nederlaag der Franschen bij Quenlin , bl. 63. — Fi-
lips w/c//i tot gedachtenis daarvan het Escuriaal, bl. 64. — Verovering van Sl.
Quenlin en einde van den veldtogt, ald. — Hongersnood in de Nederlanden , bl. 65. —
De Staten van Holland verzetten zich tegen het gebruik der Fransche taal, bl. 66. —
Opgaaf der staatsschuld aan de Staten overgelegd, ald. — Zij weigeren op nieuw de
voorgestelde heffing, ald. — Bewilligen slechts onder harde voorwaarden eenige gelden
bl. 67. — Calais door de Fransohen heroverd, ald. — Voordeel dat Neilerland hiervan
Egwonü brengt hun eene zware
elsche vloot doet eene landing op de
INHOUD. nr
trouw van filips met de dochter van Hendrik II, ald, — Dood van den Franschen
ï^orst, ald. — Gewi^tig gevolg van het verhlijf des Prinsen van Orauje in Parijs, bl. 73. —
's Prinsen getuigenis dienaangaande^ ald. — Geldgebrek van FiLii's , bl. 74.— De Staten
weigeren hein den verlangden onderstand^ ald. — Zijne toegeeflijkheid daaromtrent,
ald. — Moeijelijkheden lij het eischeii van heden, bl. 75. — Filivs besluit, zich om
geldelijken onderstoAid tot Spanje te wenden , ald.— Blijken vanvuAVB genegenheid ν oor
de Nederlanders, bl. 76. — Filips geloofsijver door grana^llk aangevuurd, ald. — Be-
palingen deswege den Ridders van het Gulden Vlies opgelegd, bl. 77. — De Hertogin-
^Feduwe van Lotharingen dingt naar de openvallende Landvoogdij, ald.— Verscheiden
mededingers doen zich op, ald. — Margaretha van Parma hiertoe benoemd, bl. 78. —
Herstel en inrigting van den Raad van State y 1)1. 79. — Eene afzonderlijke Consulta
daaruit gevormd, ald. — Het gezag hierdoor geheel in handen van gran^^lle , ald. —
Verdere Staatsligchamen, ald. — Bezwaar van gran velle tegen de vergaderingen
der Algemeene en gewestelijke Staten, ald. — Stadhouders en omvang van hun ambt,
bl. 80. — Lastbrief van den Prins van Oranje als Stadhouder, bl. 81. — Hij neemt
eenige ambten aan en weigert andere, bl. 82. ■— Redenen voor de laatste hem toege-
schreven , en beoordeeling daarvan, ald. — Opgave van het krijgsvolk in de Nederlanden
aanwezig, bl. 83. ■— FrLiPs verlangt de besluiten der Kerkvergadering van Trente in
te voeren, bl. 84. — Hij besluit, het getal der Bisschoppen aanzienlijk te vermeerde-
ren, ald. — Onderzoek naar den invloed van granvelle op dit besluit, ald. ■— Komst
der Hertogin van Parma hier te lande, ald. ■— Laatste Kapittel der Orde van het Gul-
den Vlies, bl. 85. — De Koning draagt de Hertogin in eene zitting der Algemeene
Staten te Gent de Landvoogdij op, ald. — Tweeledig vertoog door de Algemeene Staten
aan den Koning ingediend, bl. 80. — Aanmerkingen hierover, ald. — Gematigd ant-
woord van filips, ald. — ^s Vorsten genegenheid omtrent de Nederlanden, bl. 87. —
Hij scheept zich te Vlissingen in naar Spanje , bl. 88. — Zijne denkwijze omtrent Wil-
lem van Oranje , bl. 89. — Hij komt na eene gevaarlijke zeereis in Spanje , ald. — Geeft
aanstonds blijken van zijn ijver voor het geloof en de Inquisitie, bl. 90. — Hoe wei-
nig reden hij den Nederlanders tot misnoegen had gegeven, ald. — Oorzaken van de
steeds veldwinnende onrust hij burgers. Edelen en de geestelijkheid, ald. — Schets van
het leven en karakter van de Landvoogdes, bl. 92. — Van granvelle, bl. 94. — De
Stadhouders wenschen de benden van Ordonnantie te vermeerderen, bl. 95.— Algemeen
dringt men aan op de verwijdering der Spaansche betiden, ald. — Moeijelijkheden
ivaarinhet bewind des Lands zich gewikkeld ziet ^ bl. 96.— De tegenzin in rfe Spaansche
benden groeit steeds ααη,Ιύ.^^Ί, —Eindelijk heeft'het vertrek der Spanjaarden plaats ,
bl. 98. — Βuitensporigheden in Zeeland door hen gepleegd, ald. — Afkeerigheid van
het vermeerderen der Bisschopszetels, ald. — Verdediging van dien maatregel, ald,—
Staat van het Kerkelijk gebied in de Nederlanden, bl. 99. — Granvelle tot Kardi-
naai verheven, ald. — Verdeeling van het geestelijk gebied in do Nederlanden, ald. ·~
De inkomsten van de nieuwe Bisschoppen uit de onder hen staande kloosters en ab-
dijen gevonden, bl. 100. — Misnoegen der mindere geestelijken over de inkrimping
hunner inkomsten en regten, ald. — De bestaande hooge geestelijkheid mede over de
vermindering van haar gebied verbolgen, bl. 101. — De hooge Adel evenzeer over
dien maatregel ontevreden, —Filips tracht , op raad van granvelle, oranje ter
gunste dier regeling te stemmen, ald. — Stichting eener hoogeschool te Douai, ald, —
De ontevredenheid der hoogere standen gaat op de mindere over, bl. 102. Algemeene
vrees voor /«ei Spaansche geloofsonderzoek, ald,·—Verzet der Geestelijken en Staten van
Braband tegen het aantasten der kloostergoederen, ald. — Dit voorbeeld wordt, doch
zo7ider goed gevolg , door verscheidene steden gevolgd, bl. 103. »— Granvelle',s tegen-
zin in de oprigting der Bisschopszetels, ald. — Zijn schildering van den toestand
van Nederland, ald. — Filips klaagt over de halsstarrigheid der steden, bl. 106. ■—
De bevolking voortdurend opgezet, ald. — Woelzieh gedrag der Edelen , inzonderheid van
mansfeld, ald. — Granvelle dringt aan op de overkomst van filips , die zich op
geldgebrek beroept, bl. 107. —· Vitgeputte staat der schatkist, ald, — Tegenstand
op verscheidene wijze tegen het bewind des Lands, ald. — Hekeling der geestelijkheid
door de Rederijkers, en uitbreiding der Protestant sehe leerstellingen^ bl. 108. — De
Nederlandsche Grooten trachten hiervan partij te trekken^ bl, 109, —■ Afkeer van
vin INHOUD.
grawelle βπ oovzaken daarvan^ ald. — Oranje en egmoxd beklagen zich over hem bij
den Koning^ en vragen hun ontslag als leden van den Raad van State ^ bl. 111. —Ant-
woord van pxlii's hierop^ bi. 112. — Guana^elle maakt zich gehaat bij de Grooten,
bl. 113. — Zijn betrekking met oranje, bl. 114. — Misnoegen van filips over ^s Prin-
sen huwelijk met anna van Saksen, ald. — Oraxje's antwoord aan de Landvoogdes
hierover, bl. 115. — Zijne dubbelzinnige handelwijze in dezen, ald. — Hij blijft des-
niettemin het vertrouwen des Konings en van granvelle genieten, bl. 117. — Wordt
tot Landvoogd over Bourgondië aangesteld, ald. — Verzet zich tegen het bevel des Ko-
nings ^ om de benden van Ordonnantie naar Frankrijk te zenden, bi. 118. — GRANΛ'^ELLE
raadt filips aan hierin te berusten, ald. — De Landvoogdes roept de Vliesridders en
Stadhouders naar Brussel, om over de zaken des Lands te raadplegen, ald. — Zij wor^
den door oranje, doch vruchteloos, tot eenstemmigheid aangesjjoord, ald. — De Land-
voogdes besluit, den heer van montigny naar Spanje te zenden, ald. — Ophelderingen
door de Landvoogdes aan den Koning omtrent granvelle gegeven, bl. 119. — Gran-
velle zelf vraagt den Koning ^ om bescherming tegen zijne belagers , bl. 120. —Oordeel
van den Kardinaal over de Nederlandsche Edelen , bl. 121. — Hij dringt aan op "'s Ko-
nings overkomst, bl. 125. — Onwankelbaar vertrouwen en lofspraak ϊ^α« filips oj^ gran-
velle, ald.— Voortduur van den haat tegen granvelle, en overmoed der Grooten , bl. 126. —
Treurige toestand van de geldmiddelen en verdedigingswerken der Nederlanden , ald. — Toe-
vloed der Hugenoot en wzV Frankrijk, ïjoorai in Antwerpen, bl. 127. — Invloed van oranje
ewbergen op de Staten van Braband, ald. — Zij dringen aan op de bijeenroeping der
Algemeene Staten , waartoe de Landvoogdes geheel ongenegen is, ald. — Nieuw blijk
van den haat tegen granvelle, ald. — De Landvoogdes zendt een gezant naar de
krooning des Duitschen Keizers, bl. 128. — Oranje begeeft zich, tegen haar uitdruk-
kelijk verbod, mede derwaarts, ald. — Een aantal Nederlandsche Edelen vergezel-
len hem, ald. — Wat oogmerk hun toegeschreven wordt, ald. — Montigny komt uit
Spanje terug, bl. 129. — Het tusschen hem en filips verhandelde, hetgeen in den
Raad van Stateweinig bijval vindt, ald. — Zamenspanning der Edelen tegen grana'ELLE
ald. —. Hoezeer zij gevreesd werden, bl. 130. —Mislukte pogingen van granvelle, om
de Edelen te bevredigen, ald. — Uitgeputte staat der schatkist, bl. 131. — Bijeen-
komst van eenige Edelen — Het aldaar oiogesteld verzoekschrift aan den Koning,
bl. 132. — Vertrek der Stadhouders uit Brussel, ald. — Redenen van hunne handel-
wijze, ald. — Granvelle's verklaring ten aanzien van het den Koning ingediend stuk,
bl! 133. — Redenen tot achterdocht tegen eenige Grooten, ald. — Schimpschriften op
den Kardinaal verspreid, ald. — Aanhoudende klagten over het gezag door hem uit-
geoefend, bi. 134. — ^s Konings antwoord aan oranje, egmond en hoorne, ald. —
Scherp vertoog door deze aan de Landvoogdes ingeleverd, bi. 135. — Zij zenden een
afschrift er van aan den Koning en blijven nit den Raad van State, ald. —
ring door hen en eenige Edelen aan de I^andvoogdes gedaan, bl. 136. -
keuren deze hunne vereeniging af, bl. 137. — Overmoed en willekeur der
spannende Edelen, ald. ·— Zij sterken de geestelijkheid in haar verzet, ald.—
van oranje op egmond en 'de Edelen, bl. 138. — Oordeel des Kardinaals over
ald. — lieleedigingen dezen aangedaan, ald. — Vruchtelooze poging der L^andvoogdes,
hem met de Grooten te verzoenen, bl. 139. — De I^andvoogdes zendt haren geheim-
schrijver naar den Koning, ald. — Inhoud van zijn lastbrief, ald. — Filips neemt
den raad van alba in, bl. 140. — Meening van granvelle, bl. 141. — Filips denkt
ernstig aan zijne overkomst, ald.—Hij wijst de ondersteuning ^ hem r/oor Frankryk a««-
geboden, va7i de hand, ald. — De Landvoogdes ten laatste genoodzaakt de Algemeene
Staten te beschrijven, bl. 142. — Zij verzetten zich tegen de bijwoning er van door
granvelle, en bewilligen de gevraagde bede, ·Α\ά. — Moeijelijke toestand van granvel-
le, die op zijn ontslag en de overkomst van filips blijf t aandringen , bl. 143.·—Gun'
stiqe icijze waarop de Landvoogdes over de Edelen, in het bijzonder over oixasse. , zich
uitlaat, bl. 144. — Hagchelijke toestand waarin zij zich bevindt, ald. — Het heime-
lijk verblijf des Hertogs van Brunsvvijk iu Nederland wekt de achterdocht van oranje
op, bl. 145. — Granvelle staat steeds aan allerlei beschuldigingen ten doel, bl. 140.—
Beschimping hem door de Edelen aangedaan, bl 147. — Terugkomst van Amm^T^RO^
uit Spanje, ald. —FiL]P,s verdedigt gran\'ELLE en gelast de Landvoogdes, het bijeenroe-
Verkla-
Velen
zam en-
Invloed
hein,
INHOUD. nr
pen der Staten te verschuiven, ald, — Hij raadt echter heimelijk den Kardinaal het Land te
verlaten^ aki. — Deze vraagt der Landvoogdes verlof, bl. 148.— Ongerijmde geruchten
omtrent hem verspreid, ald. — Grana^elle vertrekt naar Bourgondië, bJ. 149. — Zijn
verdere levensloop, ald. — Zijn karakter en begaafdheden, bl. 150.— Freugde door zijn
vertrek veroorzaakt, bl. 153. — De hooge Adel keert naar Brussel terug, ald.— Voor-
naamste aanhangers van den Kardinaal, bl. 154. — Schrijven van oranje, egmond en
hoorne aan den Koning, bl. 157.— Diens antwoorden daarop, ald.— Gedrag dezer Ede-
len, ald.— Wat hunne bedoelingen destijds waren, bl. 158. — Vrees voor de terugkomst
van granvelle, ald. — Hij blijft den Éoning en de Landvoogdes van raad dienen, hetgeen
oranje niet verholen blijft, ald. — Uitbreiding van het gezag van den Raad van
State, bl. 160. — Men begint aan dezen , in plaats van aan de Landvoogdes , verzoekschrif-
ten te rigten, ald. — Het gezag der Landvoogdes loordt tot niet teruggebragt,
ald. — Het handhaven der bevelen tegen de Ketters vermindert allengs, ald. — Han-
del in ambten hij de leden van den Raad van State in zwang, ald. — Granvelle ziet
de zaken der Nederlanden donker in, gelijk ook viglius, ald. — Onverschilligheid der
Landvoogdes omtrent granvelle, bl. 161, — Haar brief aan den Koning deswege,
ald. — De Landvoogdes geheel op de zijde der Edelen^ bl. 162. — Filips betuigt haar
zijne tevredenheid, bl. 163. — Men begitU aan de komst van filips te twijfelen, ald.—
Het gerucht verspreidt zielig dat don carlos herwaarts zou komen, bl. 164. — Meening
omtrent de Onroomschen en handelwijze jegens hen, ald. — Men verlangt uitbreiding
van den Raad van State, ald. — De Landvoogdes verklaart zich thans qeheel
tegen granλ^elle en de zijnen, ald, — Filips beveelt het invoeren van de besluiten
der kerkvergadering van Trenle, bl. 166. — Hij dringt bij de Landvoogdes aan, de
Ketters te vervolgen, ald. — Weder'stand dien zij hierin ontmoet, ald. — Zij onder-
steunt de uit Engeland gevlugte Roomsch Katholijken, bl. 167. — l'ioopt nog
eene verzoening tusschen den Kardinaal en de Edelen te bewerken en spoort de Land-
voogdes daartoe aan, ald. — De Landvoogdes verklaart zich thans geheel tegen gran-
velle, bl. 168. — Ook even ongunstig laat zij zich tegen den Koning over viglius uit ^
bl. 169. — De Stalen van Vlaanderen klagen over het geloofsonderzoek, bl. 170. —
Het gezag der Stadhouders steeds meer uitgebreid, ald. — Ongunstige invloed hiervan
op de regtsbedeeling, ald. — Botsingen tusschen Utrecht en uenurik van Brederode ^
ald. — Het Land verkeert in een jammerlijken toestand van verwarring·, bl. 171. —
De Landvoogdes raadpleegt den Raad van State over het zenden van een gezantschap
naar dm Koning, ald. — Oordeel der Kardinaalsgezinden over den staat des Lands,
ald, — Op aandrang van oranje wordt tot het zenden van een gezant besloten, en
hiertoe egmond gekozen, bl. 172. — De Landvoogdes tracht, op verlangen van filips,
deze zending te doen uitstellen, bl. 173. —Oranje verklaart zich tegen den ontworpen
lastbrief voor egmowd, ald. — Zijn oordeel over Η geen de toestand des Lands vor-
derde, ald. — Het berigtschrijt dien overeenkomstig gewijzigd ^ bl. 174. — ViGLiu»
dringt aan op zijn ontslag, ald. — Egmond vertrekt uit Brussel, bl. 175. — Eenige
Edelen doen hem uitgeleide tot Kamerijk, ald. — Zonderling verbond doer hen, te
zijnen behoeve^ daar aangegaan, ald. — Oordeel van ARmexteros over den Graaf van
egmond, ald. — Nadeel den Nederlandschen handel door de Engelschcn toegebragt, bl.
176. — ]Sa vele handelingen wordt het handelsverbond vernieuwd en het verkeer her-
steld, bl. 177. —Oproer in Antwerpen, ald. — Viglius erlangt^ op zijn verzoek, ont-
slag als Voorzitter van den Raad van State, bl. 178. — Hij blijft echter nog vijf
jaren genoodzaakt dien post te bekleeden, bl. 179. — De Prins van Oranje verlangt
eene proostdij voor zijn broeder, en maakt voor zich zeiven aanspraak op zoutgroeven
in Bourgondic, ald. — V er eer end onthaal den Graaf van Egmond in Spanje ten deel geval-
len, bl. 180. — Filips wint het gevoelen van een Raad van Godgeleerden in over de
godsdienstvrijheid, door de Nederlanders gevraagd, bl. 181. — Zijn antwoord, ald.—
^s Vorsten eigen denkwijze, ald. — Laatste gehoor van egmond, ald. — Deze komt in
Brussel terug, ald. — Hij houdt de ontvangen hevelen geheim tot oranje*s komst al-
daar, bl. 182. — Berigtschrijt door filips aan egmond gegeven, ald, — De Landvoog-
des ontvangt kort daarna een bevelschrift des Konings in geheel anderen geest, ald. —
Misnoegen van oranje, egmond en hoorne daarover, bl. 183. — Inhoud van dit be~
rigtschrift, ald. — Eene meerdere aansluiting der misnoegden is hiervan het gevolgd
VI ί Ν H ο υ D.
bl. 184. — Wijze waarop ^ volgens pbrez , de Koning de staatszaken behandelde, ald.—
De Landvoogdes roept eenige Godgeleerden en Regtsgeleerderi te Brussel bijeen , om over
^ s Honings lastbrief te raadplegen ^ ald. — Adcies door hen uit gebrast, bl. 185. —
Verdeeldheid in den Raad van State hierover, bl. 186. — Misnoegen hij het volk daar
door verwekt, ald. — Dit vermeerdert niet toeinig door het bevel lot het invoeren van
de besluiten der Trentsche Kerkvergadering, ald. — De kettervervolging met niemcen
ijver doorgezet, bl. 187. '— De Landvoogdes raadt den Koning tot wijziging der be-
velschriften dienaangaande, ald. —Felle tegenkanting, die de geloofsonderzoekers ont-
moeten, ald. — Bet bezoeken der Onroomsche hoogescholen komt meer en meer in
zwang, bl. 188. — De misnoegde Groot en trachten vruchteloos barlaymont tot hunne
zijde over te halen, ald. — Oordeel van granvelle over hen, ald. — De Landvoogdes
schikt zich in alles naar hun verlangen, ald. — Verwarde toestand des fjands, bl.
189. — Vianen het middelpunt der misnoegde Edelen, ald. — Klagten over 's Konings
dralen in het nennen van de maatregelen , door hen voorgesteld, bl. 191. — liaad van
grλnλ^el·le aan rilips, ald. — De Landvoogdes dringt bij fiijps aan op antwoord, ald.—
Schrijven van filips aan de Landvoogdes, bl. 192. — Misnoegen hierdoor opgewekt,
bl. 193. — De Geheime Raad verlangt de onverwijlde uitvoering van ''s Konings beve-
len, ald. — ORxWje , EGSioxü en hooune verlangen de afkondiging, tmartegen viglius
zich vruchteloos verzet ^ bl. 194.-— Gevoelen van okaxje over den staat van zaken, —
Verschillende meeningen omtrent dezen Vorst, bl. 195.-— Het misnoegen loordt steeds al-
gemeener, bl. 19ü. — Aanspraak van viglius aan de Vliesridders^ ald. —Bijeenkomst
van Hervormde Edelen bij van pallant, bl. 197. — Aldaar ivordt tot het aangaan
van een verbond besloten, bl. 198. — Inhoud van dit stuk, bl. 199. Eerste ondertee-
kenaars daarvan en verdere deelnemers, bl. 201. — In hoeverre oranje er kennis van
droeg, bl. 203. —Wat men van de deelneming van andere hooge personen te houden heb-
be, bl. 204. — Beschouwing van het verbond, bl. 205. — Ontwerp in dezen tijd
op last van filips opgesteld, tot herstel (/er Nederlandscho zaken, bl. 206. — Onderzoek
naar den opsteller daarvan, bl. 210. — De Landvoogdes deelt ^s Konings besluit aan
de Stadhouders en geregtshoven mede, ald. — Haar schrijven aan den Koning deswege,
bl. 211. — Verschillende redenen tot bezorgdheid voor haar, ald. — Bij de vrees voor
hongersnood, geeft filips verlof tot den uitvoer van eene groote hoeveelheid graan uit
Spanje , bl. 212.— De genegenheid hierdoor verwekt, wordt weder iiitgewischt door zijne
werkeloosheid bij de zeerooverijen der Engelschen , ald. — Oordeel van D*x\ssoNAaLLE
over do Nederlanden, ald. — Voortdurende onrust en spaiining bij het volk, bl. 213.—
Vermeerdering der lier vorming sgezinden, bl. 214.— De ellende des Lands drijft
velen tot landverhuizing, ald. — Voordeel voor Engeland hieruit ontsproten, bL 215.
Gedrag van oranje en egmonü , ald, — Algemeen dringt men op gematigdheid ter
zake van de godsdienst aan, ald. — Oranje doel dit bij geschrift aan de Landvoog-
des, bl. — Deze dringt aan, dat de Prins zijne betrekkingen blijve waarnemen,
bl. 218·. —Zij beproeft den Koning tot toegevendheid te stemmen, en stelt hem eerie hij-
eenroeping der Algemeene Staten voor, ald. — Het werven van krijgsvolk door den
Hertog vati Brunsvvijk wekt groote ontsteltenis, ald. — De Prins van Oranje ziet om
naar hulp uit Duilschland, bl. 219. — Oranje en hoorne vertvijderen zich van het
Hof, bl, 220. — Aangroeijende stoutheid van het volk en de Edelen, ald. — Be-
schouwing van het regt der Edelen tot verzet, bl. 221. — Uitspraak in het verzet
der Brabundsche steden tegen het geloofsonderzoek, ald. — Bijeenkomst van Edelen te
Breda, ald, — Wat daar verhandeld werd, bl. 222. — Denkwijze van een der Edelen,
over 't geen hen te doen stond, ald. — Bijeenkomst te Hoogslraten, bl. 223. — Wat
daar waarschijnlijk verhandeld is, bl. 224. — Weifelend gedrag van egmoni) , ald. —
Overdreven geruchten te Brussel verspreid, bl. 225. — De Landvoogdes is onzeker , hoedanig
te handelen, bl. 226, — Smeekschrift der Edelen door lodewijk war« Nassau opgesteld, en
onderteekenaars daarop geworven, ald, — Oranje begeeft zich naar Holland en zoekt
steun bij de Protestanlsche Duitscho Vorsten, })1. 227. — Beraadslagingen in den Raad
van State, ald. — De Landvoogdes roept de Stadhouders en Ridders van het Gulden
Vlies ie Brussel Äymt, bl. 228.— Zij gelast de benden van Ordonnantie, op nieuw den eed
aan den Koning afteleggen, ald, Eenige Edelen veroordeelen de bloedbevelen, en
achten eene algemeene vergiffenis noodig, ald, — Het xcantrouicen , door de volksligting van
INHOUD. vir
den Hertog van Brunsvvijk verwekt, imrdt door het bevel tot staking daarvan niet weggeno-
men, ald. — De Landvoogdes ontoangt herigt van de aanstaande komst der verbondene
Edelen te Brussel, bl. 229. — J^er schillende maatregelen van voorzorg door haar dien
ten gevolge genomen, aUl. — Onrust en vrees vooral in Braband heerschende, ald. —
De Stadhouders en Vliesridders te Brussel gekomen, bl, 230. —De Landvoogdes ivint
ieders hij zonder gevoelen in, ald. — Bijeenkomst van den Raad van State, de falies-
ridders, en den Geheimen Raad, bl. 231. '— De Landvoogdes vraagt het gevoelen der
vergadering over den staat des Lands, ald. — Beraadslagingen en gevoelens der leden,
bl. 232.— Advies van den Prins van Oranje, bl. 233. — Er loordt besloten, de verbon-
den Edelen, doch ongeicapend, te ontvangen , bl. 234. — Maatregelen door de Landvoogdes
genomen ,ϋλά.— De Raad van State weigert zijne medetcerking tot eenige daad van ge^
strengheid, ald. — fVat omtrent de wenschen der verbonden Edelen verspreid werd,
bl. 235. — De Landvoogdes verlangt op nieuw ^ dat de Koning een besluit neme, ald. —
Oranje dringt aan op het ongewapend verschijnen der Edelen, ald. — Deze laatsten
wenden zich tot den Keizer en de Rijksvorsten, ald. — Inhoud van htm vertoog aan
den Keizer, ald. — Filips weigert de aangeboden tusschenkomst des Keizers, bl. 236.—r
Komst der verbonden Edelen in Brussel, ald. ■— Oranje en iioorne verlangen uit de ridder-
schap van het Gulden Vlies te treden, bl. 237. — Breokrode neetnt den bondgenooten den eed
af, ald. — Hun smeekschrift door oranje gewijzigd, ald. — Zij begeven zich in statigen
optogt ten Hove , bl. 238. — Aanspraak van iirederodk aan de Landvoogdes, ald. ■— Inhoud
van het smeekschrift door hem overhandigd, bl. 239.— Antwoord der Landvoogdes, bl.
241. — Meening van den Raad van State, bl. 242. — Het antwoord aan de Edelen
gegeven^ ald. — Deze besluiten tot een nader verzoek, bl. 243. — Inhoud daarvan,
ald. — Mondeling antwoord van de Landvoogdes , en wederantwoord van toeerszijden ,
bl. 244. — Bevel tot gematigdheid aan Overheden en Geloofsonderzoekers gegeven, bl.
245. — Oorsprong van den naam van Geuzen, der bedelzakjes en napjes, bl. 246. —
Tegenpenning door de andere partij gedragen^ bl. 247. — Aanspraak van brederoüe
aan de Edelen, bl. 248. — Hunne verdere maatregelen , ald. — Zij verlaten Brussel,
bl. 249. — Aatispraak van drederode aait het volk te Antwerpen^ ald. — De po-
gingen der verbonden Edelen verwekken zoowel vrees als vreugde, h\. 250. >— Een
eerste gevolg er van is eene beraamde verzachting der bloedbevelen, ald. — Inhoud
dezer matiging, ald. — Er wordt besloten, dieniet aftekondigen, maar het gevoelen
der geregtshoven, Stadhouders, en voornaamste personen daarover in te winnen, bl. 251. —
Te geUjker tijd wordt tot een gezantschap naar Spanje besloten, ald. — Na de weige-
riiig van egmond , wordt deze last door bergen en montigny met tegenzin aangenomen,
ald. — De Landvoogdes doet nieuwe pogingen, om oranje en iioorne te bewegen aan het
bestuur te blijven, bl. 252.— Deze, even als egmond, stemmen hierin met weerzin toe,
ald. ■—De bijzondere Staten opgeroepen , om over de moderatie te raadplegen, ald. —
Onwettige wijze waarop dit plaats greep, ald. — Verschillende afkeurende stemmen
verheffen zich er tegen, bl. 253. — De afreis van bergen en montigny vertraagd
zijnde, brengt de Landvoogdes hun berigtschrift ter kennis van filips , bl. 254. — Del
canto, granvelle en d'assonville dringen bij filips op zijne overkomst aan, bl. 255.—
Filips herigt zijn voornemen daartoe, en geeft aan de Landvoogdes zijn denkwijze over
den stand van zaken te kennen, ald. — Zijn brief aan eenige Nederlandsche steden,
bl. 257, —//ι/ vermaant de Landvoogdes , de Algemeene Staten niet bijeen te roepen, en
deelt haar zijne denkwijze omtrent de Nederlandsche Grooten mede, bl. 258. — Gran-
velle dringt aan op zachtheid bij ^s Konings overkomst, bh 259. — Na lang dralen
gaan bergen en montigny op reis naar Spanje , bl. 260. — Inhoud van hun berigt-
schrift , ald. — De Landvoogdes geeft herhaalde blijken van hare ongunstige denkwijze
over het bondgenootschap der Édelen, bl. 261. ■— Brederode en lodevvijk van Nassau
beklagen zich deswege bij de Landvoogdes, bl. 262. — Oordeel van D'AèsoNViLLE en
del canto over de bedoelingen der Edelen, ald. — Voortduur der vervolging om de
godsdienst en klagten daarover, bl. 263. — Nieuw bevelschrift tegen de Onroomschen
uitgevaardigd, ald. — Opmerkelijk vertoog van dien tijd aan den Koning van Spanje
ald. — De Staten van Holiand besluiten hij de Landvoogdes, om opschorting van het
geloofsonderzoek te verzoeken, ald. — Hunne gemagtigden wordt de inlevering
ernstig ontraden, bl. 266. — Na herhaalde wijzigingen en verzachtingen hierin ge-
-ocr page 520-vin INHOUD.
hragt te hebben, icordt het der Rertogin aangeboden , doch met onbevredigenden uitslag , bl.
267. — Het openlijk preken komt meer en ineer in zwang, bl. 268. — De Landvoogdes ver-
langt , dat de Edelen dit zullen keeren, bl. 269. — Het preken geschiedt steeds meer openlijk
en gewapend, ald. — De Hervormden te Antwerpen dringen bij de Regering op vrije
godsdienstoefening aan, bl. 270. — Deze wendt zich tot de Landvoogdes, rfze er oranje
en egiwond loenscht heen te zenden^ ald. — Weigering van oranje en redenen daarvoor
door hem aan zijn broeder opgegeven, ald. — Komst van brederode te Antwerpen, en
verwarring aldaar heer sehende, bl. 271. — De Landvoogdes beweegt den Prins der-
waarts te vertrekken, ald. — Hij wordt door brederode, aan het hoofd van eene groote
menigte^ met gejuich ingehaald, bl. 272. — Hij herstelt met veel moeite de rust in de
stad, ald. — De Onroomschen eischcn thans kerken voor zich, bl. 273. — Misnoegen
van oranje over hunne te ver gedreven eischen, wensch naar verdraagzaam-
heid, ald. —· Hij roept de ondersteuning van den Landgraaf van Hessen in, bl. 274.·—
gnan\'^elle's oordeel over oranje , en raad aan filips omtrent hem , ald. — Gevoelens
van eenige andere Spaanschgezinde Grooten, bl. 275. —Komst van''s Pausen gezant naar
den Keizer in de Nederlanden, ald. — Filips weinig gezind hem te ondersteunen, ald. ^—
De Landvoogdes tracht hem op eene heusche icijze af te schepen, bl. 276. — De drang
der omstandigheden noodzaakt de Landvoogdes, den Koning om afschaffing van het ge-
loofsonderzoek te vragen, ald. ■— Zij vindt bij de meeste Stadhouders weinig geneigd-
heid ^ de tvapens tegen de Onroomschen op te vatten, bl. 277. — De Graaf van Megen
houdt echter ijverig de zijde der Landvoogdes, bl. 278. — Oranje's ontslag wordt, on-
danks GiXASWAA.vi's raad ^ niet door filips gegeven, ald. — Staatkunde hiervan, ald. —
Oordeel van sommigen over den Prins, ald. — Oranje en hoorne buitenslands als de
hoofden der Nederlandsche misnoegden beschouwd, bl. 279. — Deze dringen thans ook
■meer openlijk op verdraagzaamheid aan, ald. — Brederode's ijver voor de Hervor-
ming, bl. 280. — Ontvangst van montigny aan het Spaansche Hof, bl. 281. — De
raad der Landvoogdes niet zonder invloed, op 'sKonings gedrag jegens hem, bi. 282.—
Komst van bergen i'w Madrid , ald.— Handelingen met de beide gezanten, aVX.— Moeije-
lijke toestand waarin zij zich bevinden, bl. 283. — Vruchteloos vragen zij verlof tot
de terugreis , ald. — Ook de Landvoogdes dringt vergeefs hierop aan, bl. 284. — Zij
worden met wantrouwen behandeld, ald. — Merkwaardig schrijven van montigny aan
zijn broeder, ald. — Ziekte en geldgebrek van bergen, bl. 285. — Zijn dood, bl. 28β.
Zijn karakter, ald. — montigny wordt gevangen gezet te Segovia , bl. 287. — Zijn
dood, ald. — Wat daarvan bekend is, ald.— Zijn karakter, bl. 288. ■— Regeringloos-
heid in de Nederlanden, ald. — Het bijeenroepen der Algemeene Staten wordt met on-
stuimigheid van de Landvoogdes ge'éischt, bl. 289. — Oproerig geschrift onder het volk ver-
spreid, ald. — Treurige toestand des Lands , ald.— Krachtige schildering daarvan door
de I^andvoogdes\ ald. >— De hoofden der verbonden Edelen besluiten tot eene algemeene
vergadering te Sl. Truijen , bl. 290. — Zij komen, ondanks de weigering des Bisschops
van Luik, aldaar in grooten getale bijeen, bl. 291.— Onstuimig gedrag van sommigen
aldaar, bl. 292. — Wat daar besloten werd, ald. — Antwoord op een verzoekschrift
van Onroomschen, bl. 293. — Onderteekenaars daarvan, ald. — Nadere aanvraag der
Onroomschen , bl. 294. — Bescheid der Edelen, ald. — Opmerkingen over de handel-
wijze der Edelen aldaar, bl. 295. — Wat men van de geruchten deswege verspreid te
denken hebbe , bl, 296. — De Landvoogdes tracht de Edelen te doen uiteengaan , en slaat
hun het zenden van gemagtigden voor, bl. 297. — Duffel tot de plaats der zamenkomst
bepaald zijtide, treden oranje en egmond daar met de afgevaardigden der Bondgenoo-
ten in onderhandeling, ald. — Egmond nogmaals met den Hertog van Aarschot tot hen
gezonden, bl. 298. — Er wordt besloten tot het indienen van een antwoord te Brussel,
bl. 299. — Lodeavijk van Nassau en elf Edelen begeven zich derwaarts, ald. — Zij
iveigeren hun antwoord aan de gevolmagtigden der Hertogin mede te deelen, ald. —
Inhoud van hun vertoog, bl. 300. — Op verlangen der Landvoogdes geven zij nog
eenige nadere opheldering, bl. 303. — Geruchten omtrent de werving der Hertogen
van Brunswik, bl. 313. — De Landvoogdes verklaart , hiervan onkundig te zijn , ald.—
Van de andere zijde denkt men er aan, geweld met geweld te keeren, ald. — De Land-
voogdes tracht de volkwervingen der Verbondenen in Duitschland te doen verbieden,
bl. 314. — Hevige spanning aller gemoederen ^ ald. — De Landvoogdes ziet haar
gezag dagelijks afnemen, ald. — De heeldstorming harst los ^ bl. 315, — Uitbreiding
dezer razernij, ald. — Schrijven der Landvoogdes daarover ^ ald. — De Landvoogdes
roept den Raad van State bijeen, doch hare voorstellen tot te heer gaan der beeldstor·'
ming f stuiten af op den tegenzin van egmond , bl. 316. — Snelle uitbreiding der heeld-
storming in Vlaanderen, ald. — Zij woedt allerhevigst in Antwerpen, bl. 317. — De
Prins van Oranje weigert het aanzoek der regering van Antwerpen, derwaarts terug te
keeren, ten ware hem onbepaald gezag verleend worde ^ waartoe besloten wordt —
Beeldstorming in Braband, bl, 321. — In Middelburg, 322.— /«Amsterdam, bl. 323.^—
In andere plaatsen van Holland, bl, 324. In Gelderland en Overijssel, bl. 326. — Jn
Friesland en Groningen, bl. 327. — Opmerkingen over deze woede, ald. — Of men de
Geestelijkheid of den Adel voor de aanleggers of medewet er s er van te houden hebbe,
bl. 328. — De beeldstorming door bueuerode en oranje afgekeurd, bl. 331. — De
Landvoogdes roept den Raad van State en de Vliesridders bijeen, bl. 332. — Fruch-
teloos verlangt zij van oranje , egmond , hoorne en hoogstraten , de wapens op te vat-
ten, ald. — Schimpschrift op de Landvoogdes, ald. — Deze besluit naar Bergen in
Henegouwen te wijken, bl. 333. — Zoowel de Edelen als de burgers verzetten zich
daartegen, ald. ■— De Graaf van Mansfeld tot bevelhebber Όαη Brussel benoemd en de
burgerij tot rust gebragt, ald. — De Landvoogdes belooft, niemand om het bijwonen
der preek te zullen moeijen waar dit openlijk geschiedt, bl. 334.— De afgevaardigden
der Edelen dwingen de Landvoogdes , eene openlijke verklaring daarvan uit te vaardi-
gen, ald. — De Edelen eischen nog eene nadere beveiliging ^ die hun ook gegeven wordt,
bl. 336. "— De afgevaardigden der verbondene Edelen verklaren htm verbond, zoolang
deze verzekering onderhouden wordt, als vernietigd te beschouwen, en bekrachtigen
dit met eede, ald. — Hiervan aan de Stadhouders, Steden en Hoven kennis gegeven,
bl. 337. — Getuigenis der Landvoogdes, hoe zij in dezen alleen gedwongen had gehan-
deld, ald. — Zij acht den Koning niet verpligt , haar woord gestand te doen, ald. —
Ver schillende beschouwingen van dit verdrag, bl. 338. — Gunstige gevolgen, die er
door te weeg gebragt werden, ald. — Er ontstaan echter weldra hier en daar moeijelijkhe-
den, bl. 339. — Ilulpelooze toestand der Landvoogdes, bl. 340. — Welke oogmerken
men den bondgenooten toeschreef, ald. — De Landvoogdes verlangt gewapende hulp
van filips, ald. — Oranje herstelt de rust in Antwerpen, bl. 341. — Verdrag daar
ter stede met de Hervormden gesloten, ald. — Gezindheid des Prinsen van Oranje y«-
gens de Calvinisten, bl. 342. — De Lutherschen vragen en verwerven gelijke regten,
ald. — Oordeel van den Prins van Oranje over het verdrag, bl. 343. — De Landvoog-
des keurt het af, waarover oranje zich gevoelig toont, ald. — De Landvoogdes
tracht hem te bevredigen, bl. 344. — Tusschen beide blijft echter vijandschap
bestaan, ald. — Aan wiens zijde het regt in dit geschil was, bl. 345. — De
Landvoogdes wantrouwt de Stadhouders, inzonderheid egmond , wien zij slechts
het noodigst krijgsvolk toestaat, ald. — Egmond beklaagt zich hierover ^ bl.
346. — Hij volhardt in zijn misnoegen en vertrekt naar Vlaanderen, waar hij
te Gent en elders een verdrag met de Onroomschen sluit, ald. — Hij en megen
vervolgen echter strengelijk de beeldstormers, ald. — Hoorne herstelt de rust te Door-
dïk, waar hij een verdrag met de Onroomschen sluit, ald. — Dit wordt hem door de
Landvoogdes euvel afgenomen, bl. 347. ·— Hoogstraten herstelt de rust in Meehelen,
ald. — IJver door sommigen in het straffender beeldstormers aan den dag gelegd, —
De zaken des Lands geheel door drie of vier leden van den Raad van State geregeld,
ald. — De Landvoogdes tracht een verbond tusschen sommige Koningsgezinde Edelen
en Steden te bewerken, bl. 348. — Mansfeld deelt bovenal in het vertrouwen der Land-
voogdes, ald. — Zijne herigten aangaande de oogmerken der bewegingspartij, ald. —
De Landvoogdes dringt weder op 's Konings overkomst aan, ald.— Zij tracht de νolks-
ligtingen der bondgenooten in Duitschland te beletten, bl. 349. — Ferslag van brede-
rode aan lodewijk van Nassau over den staat van zaken in Holland, ald. — De Staten
van Holland verlangen vruchteloos de tegenwoordigheid van oranje , bl, 350. — On-
lusten te Amsterdam, waarvan een verdrag met de Calvinisten het gevolg is, bl, 351.—
De Landvoogdes zendt d'assonville naar den Prins van Oranje, ald. — fVat tusschen
beide verharäeld werd^ ald. — Indruk dien de tijding der heeldstorming op filips
Vlaakte, bl, 353. — De Staatsraad acht zijn onmiddellijk vertrek naar de Nederlanden
χ I Ν Η ο υ D.
onoermijdelijk , ald. <— Filii'S wendt zich, doch vergeefs , tot den Paus om geldeUjken
onderstand tot de reis, bl. 354, — Of de Koning werkelijk voornemens is geweest
naar de Nederlanden te komen, ald. — Hij deelt der Landooogdes zijn gevoelen over
den slaat van zaken mede ^ bl. 355. — Bewijzen voor zijne geneigdheid^ om met ge-
strengheid te werk te gaan, bl. 356. — Hij weigert de aangeboden tusschenkomst des
Keizers, ald.— Bijeenkomsten en handelingen van de hoofden der hondgenooten, aki.·—
Zij zoeken hulp hij de Protestantsehe Duitsche Vorsten, bl. 357. — Hunne volkswer-
vingen in Duilsehland op hevel des Keizers gestaakt, ald. — Het onderling vertrouwen
tussohen Roomschen en Onroomschen door de })eeldstor7ning verbroken, ald. — Vele
leden van het verhond trachten zich met de Landvoogdes te verzoenen, ald. — Lodïïwijk van
Nassau moet op haar heOel^r\xsse\ verlaten , bl. 358.— Hare en ^s Kofdngs oogmerken zijn
voor oranje geen raadsel, ald, — Deze worden door verscheiden brieven bevestigd, ald. —
Mondgesprek van kgmond met en eenige andere Edelen te Denderraonde, bl. 360.'—
fVat daar behandeld werd, bl. 361. — Vertrek van oranje naar Holland, bl. 363. —
Hij herstelt de rust te Gorcum, bl. 364. — Bezoekt breüerode te Vianen en sluit ver-
volgens eene overeenkomst met de Onroomschen te Ulrccht, waar, in stad en gewest ^ de
Katholijken hunne kerken terug ontvangen , ald. — Op de weigering van het Hof van
Utrecht vraagt en erlangt de Prins de goedkeuring van de Landooogdes hierop , bl. 365. —<■
Mondgesprek van oranje met floiiis van Pallant, bl. 366. — Oranje beschrijft de Sta-
ten van Holland en stelt hun eenige bepalingen voor omtrent het preken, ald. — Mee-
ning der Staten hierover^ bl. 367. — Oranje begeeft zich naar Amsterdam, bl. 368. —
Op zijn dringend aanzoek verzacht de Landvoogdes eenigerm,ate hare bevelen omtrent
het preken aldaar, ald. — Hij legt met veel moeite de daar heerschende oneenigheden
bij, bl. 369.— Naar de Landvoogdes worden afgevaardigden gezonden, om hare goed-
keuring te vragen op de aangegane schikking , die echter geweigerd wordt, bl. 370. —
De Landooogdes verlangt, dat oranje zijn vaandel en de Edelen van ΙΑοΜ^ηά, Zeeland en
Utrecht een nieuwen eed van tromv aan den Koning doet ajleggen, bl. 370. — Be Prins
draagt deze taak aan den V oorzitter en een der leden van het Hof van Holland op, ald, —
Zijn vaandel is tot het afleggen van den eed iveinig genegen, bl. 371. ■— Onder-
handelingen met Denemarken over den Sontschen tol, ald. — De Landvoogdes dringt
bij den Prins aan, bij de keuze van nieuwe stedelijke Regenten vooral goede Katholij-
ken te kiezen^ bl. 372. — Oranje vertrekt uit Amsterdam, ald. — De Staten van Hol-
laml deelen hem hun antivoord mede en bieden hem een geschenk van vijftigduizend
gulden aan, dat door o^A^m geweigerd wordt, ald. — Op zijne reis naar Antwerpen
ontvangt hij te Breda bezoeken van onderscheidene verbonden Edelen , bl. 373. — Wajyening
en volksligting van filips, ald. — Geruchten omtrent de plannen der hondgenooten ^
ald. — Oranje aangespoord openlijk de Jugsbiirgsche geloofsleer te belijden , hl, 374.—
^s Prinsen antwoord, ald. — Zijne pogingen eene vereeniginq der Calvinisten met de
Lutherschen te bewerken, bl. 375. — Deze blijven vruchteloos, bl. 376. — Beide ge-
zindten vereenigen zich echter tot het aanbieden van een smeekschrift aan den Koning ,
ald, — Lnhoud. van dit stuk, ald. — Oordeel daarover, bl. 379. ^— Allerneteligste toe-
stand der Landvoogdes, bl. 380, — Schrik en verwarring in het land, ald. — De
Prins van Oranje slaat onderscheiden middelen tot herstel der rust voor, bl. 381. —
Zijne verdraagzame gevoelens vinden hij niemand weerklank, bl. 383. — Lodewuk
van Nassau wordt gelast Brussel te verlaten, ald. — De T^andvoogdes tracht vroegere
vergunningen aan de Hervormden in te trekken , ald. — De misnoegde Grooten ica-
penen zich, ald. — Vruchteloos zoekt oranje hulp bij de Duitsche Vorsten, bl. 384.—
Hij weigert y openlijk voor zijne godsdienstige gevoelens uit te komen, ald. — Verde-
diging van zijn gedrag in dezen, ald. — Hij neigt meer en meer tot verlaten van het
Jjand, ald. — Hij zendt eenige afgevaardigden naar de Duitsche Vorsten^ bl. 385.—
Oranje, egmond en hoorne verdedigen hun gedrag, bl. 386. — De laatste beklaagt
zich over de Landvoogdes, ald. — Maatregelen van bedwang door deze genomen,
bl. 387. — De wenschen van oranje, F^QisiQ'sn en uoo^^e sluiten zich meer en meer aan die
der verbondene Edelen aan^ bl. 388. — Het bijeenroepen der Algemeene Staten door
granvelle afgekeurd, die echter tot zachtheid raadt, bl. 389. — Granvelle's gezind-
heid omtrent oranje, bl. 390. — Filips blijft onverzettelijk en verzamelt eene sterke
krijgsmagt, bl. 391. — Zijne betuigingen aan de Landvoogdes en anderen, ald. — De
benoeming van alba tot opperhevelhehler logenstraft deze^ bl. 392.— Ghanvelle äewri
deze keuze af ^ ald. — Veinzen van wiuvs jegens de Landvoogdes ^ bl. 393. — Krach-
tige taal van fray louenzo , om filips te iewegen ?mar de Nederlanden ie^^-aaw, ald. —
FiLiPS maakt alle schikkingen tot zijn vertrek ^ doch laat het daarhij blijven ^ bl. 395.—
Werkzaamheid der Landvoogdes, bl. 396. ■— Hare vermaning aan de geestelijkheidy
jild. — Zij tracht een verhond tusschen de Katholijke steden te bewerken^ h\. 397. —
Verweerschrift der verbondene Edelen, ald. — Voortdurende onrust in Holland en el-
ders, bl. 400. — Fiere houding der Friezen, die 's Konings hevelschrift weigeren af
te kondigen, bl. 401. — De Landvoogdes beklaagt zich over de verwarring in
heerschende, bl. 403. — Verzoekschrift van lodewijk van Nassau en anderen aan dcti
Keizer, bl. 404. — Waarom deze alleen bemiddelend kon optreden, bl. 406. — De
partijen nemen eene steedst vijandiger houding tegen elkander aan, bl. 407. Ver-
schillende gebeurtenissen ten bewijze hiervan, ald. — Het Land door beroering, ge-
brek en hevige buitensporigheden geteisterd, bl. 409. — De Landvoogdes doet Valenci-
ennes belegeren, bl. 411. — Eene tot ontzet opgekomen bende wordt verslagen, ald.
De Landvoogdes gaat tot steeds krachtiger maatregelen over, bl. 412, — Ongunstig
oordeel van viglius hierover, bl. 413. — Een nieuice eed van trouw aan den Koning
ge'èischt ^ ald. — Oranje en eenige andere Edelen weigeren dien, ald. — De strengheid
der Landvoogdes wekt op vele plaatsen nieuwe onlusten ,h\. 414.— De gercestelijke Sla-
ten tegen haren zin bijeengeroepen, bl. 416. — Eenige JSederlandsche Edelen hij het
leger van alba als bevelhebbers aangesteld, bl. 417. — Misnoegen van de Landvoogdes
over alba's komst, ald. — Aanstellingshrief van dezen veldheer, bl. 418. — Schrik
door het herigt van zijne komst verwekt, bl. 422. — Oranje dringt op nieuw om hulp
hij de Protestantschè Vorsten aan, bl. 423. — Bij begeeft zich naar k^Xsy^x^^m en
wordt door de regering verzocht^ de zaken met de Onroomschen te regelen, bl. 424.—
Handelingen daarover met oranje en hoogstraten , daartoe door de Landvoogdes ge~
magtigd, bl. 425. — Deze geven den verbonden Edelen aanleiding tot het indienen
van een derde smeekschrift, bl. 427. — Lnhoud van dit stuk, door brederobe te Ant-
werpen gehragt, bl. 428. — De Landvoogdes weigert dezen vrijgeleide, h\, 429. —·
Antwoord van margareïiia op het haar ingediende vertoog, bl. 430. — Ztj gaat voort
met het nemen van krachtige maatregelen, bl. 431. — Oranje wantrouwt haar en
weigert te Brussel te verschijnen, ald. — Haar hooge toon tegen egmond, bl. 432. —-
Deze meer en meer tot de zijde der Koningsgezindm overhellende, ald, — De bewe-
gingspartij hierdoor niet ontmoedigd, bl. 433. — Brederode sluit een verhond met de
hoofden der Hervormden, en wapent zich, ald. — Hi,j doet 's Herlogenbosch verras-
sen, bl. 434. — Het werven van volk in Antwerpen op last der Landvoogdes slechts
gedeeltelijk belet, bl. 435. — Breüerode gaat voort met volk bijeen te zamelen, d\é.—
Megen bezet Utrecht om het tegen een aanval van hem te beschermen, bl. 436. — Hij
poogt vruchteloos Vianen in te sluiten, bl. 437. — Verscheiden Geldersche steden tot
gehoorzaamheid aan den Koning ternggehragt, ald. ·— Jn Friesland tracht aresiberg
de Hoomsche godsdienst te herstellen, bl. 438. — Velen verlaten hierom het gewest,
bl. 439. ~ Ook Groningen door hem bemagtigd, ald. — De bewegingspartij tracht zich
van Walcheren meester te maken ^ bl. 440. — De afgezonden bende stuit het hoofd te
Vlissingen , en keert in de nabijheid van Antwerpen terug, bl. 441. — Een bevel van
oranje en de Antwerpsche regering in schijn door haar gehoorzaamd, ald. — Zm
wordt door lanoy geheel verslagen, bl. 442. — Hevig oproer te hniys^xf^n gedurende
drie dagen, ald. — Het verdrag, waardoor de rvst hersteld v^ordt, door de Landvoog-
des slechts ten halve goedgekeurd, bl. 446. — Val van Valecciennes, ald.—- De Land-
voogdes hierdoor nog meer aangemoedigd, gelast de Hervormde leeraars het Land te
ruimen, bi. 449. — Antwerpen neemt bezetting in en wordt door de Landvoogdes be-
zocht, ald. — Brederode besluit, zich in Amsterdam te werpen, bl. 450. — Staat dier
stad, bl. 451. — Wijze van zijne komst aldaar, bl. 453.— De Landvoogdes zendt haren
geheimschrijver, om hein de stad, te doen verlaten, doch zonder vrucht, ald. — Deze
wordt overvallen en van zijne papieren beroofd, bl. 455. — BredeRODK tot bevelhebber
der stad aangesteld, bl. 456. — Ongunstige loop der zaken voor de hondgenooten el-
ders ^ bl. 457. — Oranje herhaalde malen doch vruchteloos aangezocht, op nieuw den
eed van trouw aan den Koning af te leggen ^ bl. 458. — Hij verklaart zich van zijn
* 2
-ocr page 524-vin INHOUD.
bewind ontslagen te achten, bl. 459. — Houdt eene zaïnenkomst met egjiond , mans-
feld en berty te Willebroek, bl. 461. — Zijn afscheid mn egmo]sü , ald. — Zijne in-
zigten van de toekomst^ bl. 462,— Hij vertrekt naar Breda, bl. 463.— Zijii schrijven
aan den Koning en herigt van zijn vertrek naar Duitschland , bl. 464. — Hij vertrekt der-
waarts, bl. 465. — Zi/n afscheid van de Landvoogdes ^ ald. — Diepe indruk dien zijn
vertrek in do Nederlanden maakte, bl. 467. — Onderzoek naar het doel van oranje's
daden ^ ald. — Naar dat van de verhonden Edelen ^W. kil.— ^miQ^vP^verzoek om genade
voor brederode door de Landvoogdes verworpen, bl. 478, — Brederode's vertrek uit Amster-
dam, bl. 479.— Zijne verdere lotgevallen en dood — Zijn karakter, Water
van zijne krijgsbende xverd^ bl. 483.— De zaken op den ouden voet veelal hersteld^ bl. 484.·—
Velen verlaten het land, hetgeen de Landvoogdes vruchteloos poogt te beletten —
Zij vraagt vergeefs aan filips , geene krijgsmagt te zenden, bl. 486. — Lastbrief aan
alba, ald. — De Landvoogdes over diens magt gekrenkt, vraagt haar ontslag , bl. 487.—
Antwoord van filips waardoor zij zich laat bevredigen, bl. 488, — Ver toog der Duit-
sehe Forsten ter gunste der Hervormden door de Landvoogdes euvel opgenomen, bl.
489. — Oogmerk van filips met het zenden van alba , bl. 490. — Karakter van dezen
veldheer, ald. — Oordeel van hopperus over den staat van zaken, bl. 491. — Togt
van alba herwaarts, ald. — Zamenstelling van zijn leger, bl. 493. — Zijne komst
en geveinsde behandeling van eg3i0nd en iioorne, bl. 495. — Zijn intogt in Brussel en,
eerste ontmoeting met de Landvoogdes, ald. — Oeze dringt op haar ontslag aan,
bl. 497. — Buitensporig gedrag zijner benden^ bl. 498. ■— Gevangenneming van eg-
mond en nooRNE, bl. 499. — Klagten over schending der voorregten van de Orde van
het Gulden Flies, bl. 500.—- Gevolg en dezer gevangennemingbl. 501.— Instelling van
den Raad van Beroerten, bl. 502. — Zijne handelingenbl. 503. — Ontslag der
Landvoogdes, bl. 505. — Alba tot Opperlandvoogd aangesteld, ald. — Zijne staat-
kundige beginselen, bl. 508. — De Landvoogdes maant nogmaals den Koning tot
zachtheid aan, bl. 510. — Zij dringt bij alba op het uitvaardigen eener algemeene
vergiffenis aan, b!. 511. — Ferlaat het land, bl. 512. — Hare verdere lotgevallen y
ald, — Achting waarin hare gedachtenis bleef, ald.
BI. 78. regel 17 ν. boven: de hoogsle achting koesterde; lees: de hoogste achting koes-
terde, of althans betuigde.
» 84. aant. 3. . . . hij was doctor; lees: hij was doctor in de godgeleerdheid.
» 89. » 2. . . . heerscht eenen toon; lees: heerscht een loon,
» 125. regel 1 v. boven: binnen kort herwaarts te komen; lees: binnen kort zelf her-
waarts te komen.
» 136. »12 » wier verantwoording; lees: welker verantwoording.
» 195. » 23 » oranje's eerstvolgende handelingen enz.; lees: oranje's eerst-
volgende handelingen toonen, naar men meent, do onwaar-
schijnlijkheid , zoo niet de geheele onjuistheid dezer bewering
genoegzaam aan.
» 219. » 13 » de zuiverheid zijner bedoelingen enz.; lees: de zuiverheid
zijner bedoehngen, meent men, kan bezwaarlijk in twijfel ge-
trokken worden, daar enz.
» 347. » 22 )) Graaf van Rassinghien^ lees: Heer van Rassinghten.
)) 407. » 23 )) JAKOB DE LA TORRE, geheimschrijver van den Geheimen Raad;
lees: jakob de la torre, haren geheimschrijver.
» 424. ); 26 » naar bet Romeinsche regt; lees: naar het slaatsregt.
)) 461. » 18 » schriftelijk ontvouwd heeft. Foeg hierbij: Niet dan na rijpelijk
en gemoedelijk hot voor- en tegen overwogen, en den raad der
Duitsche Vorsten ingeroepen te hebben, had hij zijn besluit
genomen [Supplément aux Archives de la Maison tVOrange,
p. 52 etc.)
)) 469. » 1 v. onder: ongetwijfeld is ook met diens voorweten de tweede aanslag legen
Zeeland beraamd; voeg hierbij: zelfs wordt allo twijfel, in dit
opzigt, geheel uit den weg geruimd, daar Graaf lodewijk van
Nassau in Sprokkelmaand 1567 don Landgraaf van Hessen
meldt, dat »de Prins zich naar Zeeland zal begeven en
vierduizend man bijeen brengen, opdat dit gewest, rijk aan
levensmiddelen en geld en in staal alleen den krijg te verdit-
ren, gedekt [geschlossen) worde; dat de Prins vervolgens aan
de Landvoogdes zal voorstellen, het Land voor den Koning te
zullen bewaren, mits zij haar krijgsvolk afdanke.'* Supplément
aux Archives de la Maison d^Orange ^ p, 57,
■■«Λ
PLAATSING DER PLATEN.
Mr. abixt va:^ dkr goes, Advocaal van Holland .
filil's de tweede..............
i.AMORAAL, Giaaf van Egmond ........
FiLipsvATv MONTMOREÏSGY, Graaf vau Iloorne.....
ϊιλκαακετηα van oostel^rijk..........
A>T05iE PERUESOT, Kardinaal van Granvelle . . . .
joachim hopperus..............
Geuzenpenningen, enz............
n^eenkomsl le Dendermonde..........
Prins WILLEM I stilt het oproer te ΑηΙχαβνγβη ....
iieitdrik van brederode............
FERDINAND ALVARE7, DE TOLEDO, Hertog van Alba .
legcnover
iVJB. De platen voorstellende adolf van kassaü , het sneuvelen van adolf van nassau ,
ALBA kondigt's Konings bevelschrift te Antwerpen af, en do voorstelling van het
beleg en ontzet van Leiden moeten in hel volgende stuk geplaatst worden.