i .ii
des
VAN DE
VROEGSTE TIJDEIV TOT OP HEDEM,
DOOIl
1··. J P· AUXIJMO'
VAN HET JAAR 900 TOT 15§1 NA CHRISTUS.
»
I
MET HATEL KAARTEN EN PÖBTRETTEN.
te AMSTERDAM, bij
J, F. SICHJLCIJER.
1S51.
Bibliotheek
MINDERBROEDERS
WEERT.
\ I
-ocr page 2-JMIEEi^
ρ
ΐΑ'ύΐί.
Β ΙΕ ^
'W
,lc
^^ 9
JO
TWKEDK DKEL· vumE ^^τπκ.
f
'ÏA'
rnrnrnm
VEREENIGING VAN AL DE NEDERLANDEN ONDER KEIZER KAREL V,
van de
tot op
DE AFZWERING VAN FILIPS IL
1568—1S81,
-ocr page 4-msmmm.
τ ' "
Jr-
1
-ocr page 5-«
iW
vaw het
BEGIN VAN DEN TACHTIGJARIGEN OORLOG TEGEN SPANJE,
tot het
-
j·
De Hertog van alba, nu met het oppergezag bekleed, Terzuimde geene middelen, 1568—
om aan zijne zending te beantwoorden. Hij trachtte niet minder dan de misdadige
of kwade steden te veroordeelen; den ingezetenen eene goede som gelds af te per-
sen, nadat de voornaamste schuldigen eene Toorbeeldige straf ondergaan hadden; de
koninklijke inkomsten uit de Nederlanden op vasten voet te brengen; en 'sLands voor-
regten in te krimpen. De Koning moest, naar zijn oordeel, vooreerst geene algemeene
vergiffenis verleenen, opdat de vrees elk gedurig in onrust hield, de steden zich onder-
wierpen aan hetgeen men haar opleggen wilde, degenen die hunne vergrijpen moesten
afkoopen te aanzienlijker sommen aanboden, en de Staten zich niet aankantten tegen
hetgeen ten opzigte der inkomsten des Konings werd voorgesteld. Tevens zou hij zich
bezig houden, om, naar 'sKonings wil, al de Nederlandsche gewesten aan dezelfde
wetten te onderwerpen, ofschoon hem deze taak zeer moeijelijk voorkwam (1). Sinds
zijne komst was echter, vooral door de losbandigheid van het krijgsvolk, de staat van
zaken in de Nederlanden derwijze verergerd, dat men in Duitsehland meende, dat
oraitje zou geroepen worden, om dien te herstellen (2). Alba zelf getuigde, dat de
soldaten geene tucht kenden, roofden wat zij konden, en vele hunne vanen verlieten ·
en naar Italië en Spanje ^ zelfs naar Frankrijk trokken (3). Fiiips gaf niettemin op
(1) Correspondance de philippe II, T. IL ρ. 4, 5.
(2) Supplément aux Archives de la Maison d'Orange, p.
(3) Correspondance de philippe II T. IL p. 3.
-ocr page 6-ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—niemv zijne tevredenheid over 'sHerlogs bedrijf te kennen, en zond hem een aanzien-
157ß jyj^gjj onderstand in geld (1). Evenwel blijkt niet onduidelijk, dat destijds aan het Hof
van Madrid sprake geweest is, den Kardinaal grawyelle wieder naar de Nederlanden te
zenden, waar velen hem terugwenschlen (2). Wat hiervan zij, niet onwaarschijnlijk is
't, dat de spanning, de WTevel, het misnoegen, de vrees zelfs, welke in de Nederlati-
den lieerschten, in eenige uitgewekene Edelen den moed ontvlamd hebben om, getrouw
aan den stelregel: de Adel is de beschermer der volksvrijheid, te beproeven, die vrij-
heid te herstellen. Zij sloten althans om dezen tijd een nieuw Verbond met elkander,
waarvan de volijverige brederode zich weder aan het hoofd stelde. De hoofdinhoud van
hun verbondschrift komt hierop neder; »Het >vas genoeg bekend, met w elke gene-
genheid voor den Koning zij in alles gehandeld hadden; door eenige kwaadwilligen
echter waren hunne daden en personen bij hem derwijze in een hatelijk licht gesteld,
dat nu geene gunst of genade meer voor hen te verwachten was, deAvijl de Koning zich
naar niets anders wilde regelen, dan naar hetgeen hem door hunne lasteraars ingeblazen
werd. Men zag dagelijks, hoe de Landvoogden, Stadhouders en andere Ambtenaren te
werk gingen, geen acht gevende op God, 's Lands voorregten, gewoonten en vrijheden,
maar aUeen trachtende hunne heerschzucht en gierigheid te verzadigen ten koste van
het bloed der Nederlanders, wien zy den afgrysselyksten dood aandeden, hunne goede-
ren verbeurd verklaarden, en hunne kinderen tot den bedelzak bragten, onder voor-
wendsel, dat geen kind van een Ketter zyn vaders of moeders goed erven kan, zelfs
tot in den zesden graad toe. Op deze wijze poogden zij zich in het bezit van alles te
stellen, en anderen voor altijd in het verdeif te storten. Zy gaven, wat meer is, open-
lijk hunne verwondering te kennen, dat men nog eenige landzaten hier het wonen,
dewijl de Koning, eer zij uit Spanje vertrokken, hun het gansche Land gegeven had.
Het bleek alzoo, dat zij niet gekomen waren, om, gelyk zy aanvankelijk voorgaven, de
welvaart des Lands te herstellen, maar om die geheel en voor altijd te vernietigen, en
alle Nederlanders lot arme en eeuwige slaven te maken. Men kon hgt bemerken, dat
zij de Nederlanden met dc Indiën, eertijds door hen verwonnen, ΛνΙΜβη gelijkstellen. Om
hierin te slagen, trachtten zij door alle middelen, de voornaamste hoofden, Heeren, Ede-
len, handelaars, en alle andere vrome lieden uit te roeijen, zonder acht te slaan op
de diensten, welke deze en hunne voorvaders sedert lang den Koning bewezen hadden, voor
wien zy den laatsten druppel van hun bloed en den laatsten penning van hun goed
waagden. Ten bewijze hiervan strekte de Graaf van Egmond, welke twee veldslagen
voor den Koning had gewonnen, zonder welke de koninklijke luroon zoo goed als ge-
(1) Correspondancc de philippe II, T. II. p. 7-
(2) Correspmidance do philiPpk II, T. IL ρ. 16, 17.
-ocr page 7-Yallen zou zijn, doch door de ï?eide overwinningen den Koning weder op liet hoofd is 1568_
gezet. Nu ziet men den dank en het loon, welke egjuokd, als een dief en moordenaar
gevangen genomen, daarvoor ontvangt. Hetzelfde lot heeft den Graaf van //oo7'Me getrof-
fen, die als een booswicht, welke tienduizend dooden verdiend had, in de gevangenis is
geworpen, ofschoon hij den Koning in den tyd van twaalf jaren overal meer dan een
nederige slaaf gevolgd, al het zijne daarby opgezet, en hem oneindig meer andere
diensten bewezen heeft. Het was ook blijkbaar, wat zij bedoelen, daar zij de achterge-
blevene Edelen met den Graaf van Aremberg naar Frankrijk ter slaglbank gezonden
hebben, om alzoo Nederland te beter en ongestoorder te kunnen bezitten. De Heer van
Montigny, naar Spanje gereisd, in het denkbeeld den Koning eene aangename dienst te
bewijzen, was aldaar insgelijks gevangen gehouden, zonder dat men weet, of hij dood of
levend is. Schoone vergelding voor al zijne getrouwe diensten! God weet, hoe men
met den Markgraaf van Bergen gehandeld heeft, wiens nagelaten goederen aangesla-
gen en met zijn huis aan een Spanjaard gegeven zijn. Men zegt, dat dit 's Konings
wil is. Om nu niet te spreken van zoo vele Heeren en Edelen, die den Koning
veelvuldige diensten bewezen hebben, maar nu verjaagd, gebannen en van hunne goe-
deren ontzet zijn, aUes onder schyn van godsdienst, zoo als deze lasteraars voorwen-
den, maar van welke zij niets bezitten, ten ware godslastering, dieverij, vrouwen-
schennis, het vermoorden van vrome lieden, of dergelijke gruwelen cn boosheden, in
^velke zij allen genoegzaam volleerde meesters zijn, voor godsdienst moesten gehouden
worden. Welke hoop, troost, of uitzigt was er dan langer te verwachten? Wat anders,
dan dat zij dagelijks meer en meer in wreedheid en boosheid zullen toenemen, ten zij
daarin door zulke middelen voorzien worde, als God in Zijne genade daartoe zal be-
.schikken, cn waaraan men niet behoort te twijfelen, aangezien de zaak der Nederlan-
ders voor God en mcnschen opregt, goed en regtvaardig is. Dit alles in overweging
genomen en in het J)ijzonder, dat God hun geen kleiner hart gegeven heeft dan aan
hunne voorvaders, die 's Lands rust en vrijheid altijd beschermden, oordeelden de
Edelen zich insgelijks daartoe verpligt. Zij konden niet nalaten voor hunne eer, ter
bescherming van vrouw en kinderen, vooral lot welvaart en veiligheid der gemeente,
in zulk eene regtvaardige zaak te beproeven, wat de kleine magt konde uitrigten, die
hun nog >vas overgebleven, om Vaderland en vrijheid te herwinnen en zoo velen be-
drukten en verjaagden lieden weder rust en vrede te verschaffen. En dewijl hiertoe
gelden noodig Avarcn, wilde elk van hen naar zijn beperkt vermogen, maar uit een
zuiver en rein geweien, iels bijdragen. Hoewel eene zoo geringe som niet toereikend
zou zijn, om krijg legen hunnen vijand te voeren, hoopten zij nogtans, dat de goede
en barmhartige God, door Zijne genade, hen niet verlaten zou. Het was, dachten zij,
beter voor zulk eene regtvaardige zaak op het bed van eer en vroomheid te sterven,
dan als verachte slaven te leven. Wanneer zij zich van hunnen pligt kweten, was voor
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
15β8—hen, met Gods hulp, eeuwige ïof en eer te gelijk met de yrijheid des Vaderlands en
de verlossing van aBe arme gekerkerden te wachten. Zij twijfelden niet, of alle vrome
en regtschapene lieden zouden gaarne, elk naar zijn vermogen, hunne eer en hun geweten
hierin bevredigen. Zij baden den Ahnagtige, dat Hij door Zijne kracht, hunne zaken zoo
bestieren wilde, dat zij mogten uitloopen tot Zijne eer en tot aller zaligheid." De on-
derteekenaars van dit mannelijk verloog verbonden zich tevens tot eene geldelijke bij-
drage, Hendrik, van Brederode beloofde twaalf duizend Karelsgulden, adolf van der Aa ,
albreght vati Iluchtenbroek, diederik van Sonoy elk vier honderd, en christoffel
van Liefdael tweehonderd Brabandsche guldens; dirk van Haaf ten honderd gou-
den kroonen; willem van Zevenberg honderd Karelsguldens; grispinus van Alburg
twee honderd gulden, met zijn persoon, en a. domberg honderd kroonen, insgelijks
boven zyn persoon'(1). De spoedig daarop gevolgde dood van brederode zal wel eene
der voornaamste redenen geweest zijn, dat dit Verbond zonder uitwerking gebleven is;
ook is nooit gebleken, of de beloofde gelden zyn opgebragt, veel min, hoe zg besteed
zyn geworden.
De Raad van Beroerten zette thans met verdubbelden ijver zijne werkzaamheden voort.
Deze vreesselijke regtbank alleen mögt kennis nemen van zaken, welke ook slechts de
minste betrekking op de beroerten hadden, en van hare vonnissen bestond geen hooger
beroep. Hierdoor bleven alle andere regtbanken, zelfs de Groote Raad teMechelen^ bijna
werkeloos; de Raad van State schorste zijne zittingen, en de Hertog riep dikwijls en
willekeurig eenige leden daarvan in zijne woning bijeen. Elk Nederlander, van wat rang
of staat ook, kon voor den Raad van Beroerten gedagvaard worden. "Wie verstandig
was verscheen niet, en kwam vrij met verbeurdverldaring zijner goederen en balling-
schap; wie zich vertoonde, of op eene of andere wgze gevat werd, was bijna zonder red-
ding verloren. Naar de bepahngen van dit geregtshof, door den Koning en het Geloofs-
onderzoek bekrachtigd, werden voor doodschuldig gehouden alle Onroomsche Leeraars,
hunne aanhangers, begunstigers en toehoorders, wie zy ook zijn mogten; allen, die de
wapenen tegen den Koning hadden opgevat; allen, die eenig deel hadden aan het inle-
veren van smeekschriften tegen het geloofsonderzoek, de bloedbevelen en de nieuwe
Bisschoppen; allen, die geuzenliedekens vervaardigd of gezongen, de Calvinistische be-
grafenissen bijgewoond, de kerkschenders niet wederstaan, of gezegd hadden, dat de
nieuwe godsdienst ook binnen kort in Spanje opgang zou maken; allen, welke zelfs
den minsten twijfel koesterden, dat zij, die den opstand niet naar hun beste vermogen
(1) TE WATER, Verb. d. Edel D. II. bi. 109—113. D. IV. bl. 60—07. Op dit verbondschrift
staat jaar noch dagteekening uifgediukt; liet moet tusschen de gevangenneming van egmond en
HOORNE, en het overlijden van brederode waarschijnlijk in het laatst van 1567, zijn opgesteld.
DES VADERLANDS.
geweerd hadden, hunne Toorregten en yrijheden verheurd hadden, en de Koning onlhe- 1568—
Yen was van alle beloften, eeden, toezeggingen, hun door hem gedaan; allen eindelijk,
welke beweerden, dat de Raad der Beroerten zich naar het oude gebruikelijke, regt,
de gewoonten en vrijheden des Lands behoorde te schikken, en dat men Gode meer dan
menschen moest gehoorzamen. Onder deze bepahngen, welke in druk zijn uitgegeven,
en, naar men wil, in de woning van de vargas te Antiverpen gevonden waren, komt
ook nog de volgende voor: »Daar het kwaad in de Nederlanden, door huwelijken en
verbindtenissen met Ketters en verdachte of onrustige personen van alle standen, zeer
was toegenomen, en de oproerlingen zich ook overal door vermogende bondgenooten
zochten te versterken, zoo voegde het den Koning, naar geestelijke en wereldlijke reg-
ten, ter bevordering van het oude Christelijk geloof in deze verkeerdheid te voorzien.
De Hertog en de Raad hadden derhalve besloten, bij de eerste gelegenheid een bevel-
schrift af te kondigen, waarbij het ieder, van welken rang of stand ook, verboden wierd,
zonder toestemming van den Hertog of diens Raden, voor zich of zijne kinderen een
huwelijk aan te gaan, op verbeurte van lijf en goed (1)." Alba was niet alleen Voor-
zitter van deze gedrochtelijke vierschaar, maar hij alleen had cene beslissende, zijne
bijzitters slechts eene raadgevende stem, en alles geschiedde op zijn bevel. De gedingen
tegen de gevangenen werden echter aanvankelijk door den geheelen Raad of het
grootste gedeelte daarvan, behandeld, en geene doodvonnissen uitgevaardigd, welke niet
door drie of vier leden onderteekend waren (2). In naam des Konings Averd afgekon-
digd, dat alle schuldeischers dergenen, welke gebannen en wier goederen verbeurd ver-
klaard waren, zich binnen een half jaar by den Raad van Beroerten met een schriftelijk
verzoek moesten wenden, op verbeurte anders van hunnen eisch. Daarentegen werden
de schuldenaars der veroordeelden gelast, aan hen, noch aan hunne weduwen en kin-
deren het verschuldigde te voldoen, op straffe van tweemaal te betalen (5).
Naar zulke wetten en bepalingen konden weinig Nederlanders onschuldig zijn, of ongestraft
blijven (4). En indedaad, schrikljarend was de werkzaamheid van den Raad van Beroerten,
(1) Intcrrogatoires du Consciller delrio, p. 322. bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. L B. IV.
bl. 250, 251. v. metere?f, Ilisi. d. Nederl. Oorl. B. IIL bi. 53, 54. ποογτ, Ncderl. Hist. B. IV.
bl. 164, lf)5. itrandt, IlisL d. Ref. D. L bl. 466. Vgl. de Sententien van alva, bl. 29, 33, 36,
210, 212, 232 en op onderscheidene andere plaatsen.
(2) Interrogaloircs du Conseiller deluio, p. 322 , 324. Over de inrlgtin[j van den Raad van
Beroerten vindt men ccn opstel van den Heer gaciurd in de Bulletins de VAcadémie, XVI. II. 50,
welk Avij geene gelegenheid hadden te raadplegen.
(3) LE PETIT, Chron. de Holl. Τ. II. Liv. IX. ρ. 165.
(4) BOR, Hist. d. Nederl Oorl. D. I. B. IV. bl. 250.
II Deel. i> Stuk. 2
-ocr page 10-12 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
10
I5()8— welke door het Tolk met regt Bloedraad genoemd werd. Hun, die Tan de menigte, welke
dagelijks werd ingedaagd, verschenen wierp de vargas zijne spreuk toe, » over welker
onzin en slecht Latijn men zou gelagchen hebhen, ware de inhoud niet zoo afgrijsselijk
geweest:" Haerelici fraxcrunt templa, boni nihil faxerunt contra; ergo debent omnes
patibulare (1). »Wien, in alle gewesten, waggelde het hoofd op den hals niet, daar
men zulk eenen voet van regten en regtsvordering volgde?" vraagt hooft, naar wiens
verhaal, het vangen en spannen van lieden van allerlei stand, allerlei kunne, allerlei ouder-
dom dagelijks plaats vond. »De galgen," zegt hij, »hingen gerist, de raden, de staken,
de boomen aan de wegen stonden verladen met lijken, gewurgd, onthalsd, gebarnd;
zoo dat de menschen nu in de lucht, lot ademschepping bestemd, als in een gemeen
graf en >voning der overledenen verkeerden. Elke dag had zijne deerlijkheid, en het
bassen der bloedklok, dat met den dood van namaag den eenen, van zwager of vriend
den anderen in het harte klonk. Aan het bannen, aan verbeurdmaken van goederen
was geen einde. Tilbaar, ontilbaar, 't werd al aangeslagen, en ongeacht het aantal
der schuldeischers, bekommerd gehouden tot onwaardeerlijke schade van rijken, van
armen, van kloosters, gasthuizen, iveduwen en w^ezen, die na jaren lang loopens, van
hun regt en renten verstoken bleven. Het was nogtans eene groote troost, dat de bit-
terste stedelijke overigheden, zelfs van Amsterdam, die zich in alle pleegbare wreed-
heid uitbundig geloveten hadden, als nog te slappe woeders, als onnutte knechten be-
schouwd, en beschuldigd met naam en toenaam voor dezen Raad moesten teregt staan (2)."
En het plegen van al deze gruwelen droeg 's Konings goedkeuring weg! Herhaaldelgk
betuigde hij alba, eenen de vargas zelfs, zijne tevredenheid en toonde daardoor,
hoezeer deze mannen des bloeds in zijnen geest handelden (5).
24 v. Oranje, lodewijk van Nassau, brederode, hoogstraten, culemeorg en vaw den
maand werden in naam des Konings openlijk te Brussel, na het steken der trompetten,
1568 gedaagd, om binnen zes weken voor den Hertog van Alba te verschijnen en zich tegen
de aanklagte, door den Procureur-Generaal du bois tegen hen vijf dagen te voren
ingebragt, te verdedigen, op straffe van eeuwigdurende ballingschap en verbeurdver-
klaring van al hunne goederen, bij niet verschijning. De Prins wordt daarin het
»Hoofd der oproerlingen genoemd," en hem voorts te laste gelegd, »dat hij getracht
heeft de Regering omver te werpen; dat hij de onderdanen, van hunnen natuurlijken
Heer vervreemd, de Edelen opgehitst, zijne huizen te Breda en te Brussel tot hunne
: t
(1) »De Ketters Kebbcn de terken vernield, de goeden hebben er niets tegen gedaan; derhalve
moeten allen hangen." brandt, Hist. d. Rcf. D. I. bl. 466;
(2) hooft, Nederl Hist. B. IV. bl. 165.
(3) Correspondance rfe'i'HiiiirrE II, T, II. p. 10, 12.
-ocr page 11-DES VADERLANDS, 11
Aü
oproerige bijeenkomsten geleend en aan brederode geschut geleverd, 's Konings krggs-
volk uit Zeeland geweerd, en Averving en geldligting, ja zelfs het bouwen van On-
roomsche kerken te Antwerpen toegelaten heeft (1)-" Brederode wordt beschuldigd
krygsTolk aangenomen, de wapenen tegen den Koning gevoerd, gelden geheven, en
geestelijken en wereldlijken geplunderd en op brandschatting gesteld te hebben. Behalve
soortgelijke punten van aanklagte, Averd den overigen vooral tot misdaad aangetijgd, dat
zij tot den aanhang van oranje behoord hadden (2). De open brieven van indaging
werden in de heerlijkheden der gedaagden afgelezen en aan de deuren en portalen der
voornaamste kerken aangeplakt, opdat men geene onbekendheid konde voorwenden.
Toen de beschuldigden op den bepaalden tijd niet verschenen, werden al hunne roe-
rende en onroerende goederen in de Nederlanden in beslag genomen. Vruchteloos
ondersteunden de Aartsbisschop van Keulen, de Bisschoppen van Munster en van Luik^
de Graaf van Rennenberg, barlaymont, jsoirgarmes, jaw van Nassau en anderen het
verzoek des Graven van Culemhorg, dat de termijn der dagvaarding nog zes weken
verlengd, hij niet ongehoord veroordeeld, maar hem toegestaan mögt worden, zich
door gevolmagtigden van de misdaden, hem ten laste gelegd, te zuiveren. De reden
waarom gulemborg zelf zich niet kwam verantAvoorden, Avas zijne »vrees voor lijfsge-
vangenis en dewijl hy oordeelde, voor zijne bevoegde regters niet gedaagd te zijn, daar
hij, alvorens van eenige daging gehoord te hebben, ten deele gewoond had en nog
woonde in zijn Land van Witt hem en Pallant, ten deele te Keulen, behoorende onder
het Duitsche Rijk en geenszins onder het gebied van Spanje. Ook was Culemborg
altijd een regtsgebied geweest van alle andere gescheiden en aan niemand beroepelijk (3).*'
Intussclien werd de Graaf van Buren, filips Willem, 's Prinsen oudste zoon, uit·
Leuven getroond (4). Toen alba, kort na zijne komst in de Nederlanden, die stad
bezocht, had hij den jeugdigen Graaf schijnbaar met de meeste minzaamheid ontvan-
gen en van zijne welwillendheid verzekerd (5). Om dienzelfden tijd echter besloot hij,
op raad van granvelle en onder toestemming des Konings, buueit als gijzelaar, voor
(1) Cmrespondance de philippe II, ï. II. p. 7. ie petit, Chron. de Holl. Τ. II. Liv. IX.
ρ. 170, 171. Bou, Jlist. d. Nederl. Oorl D. I. AuthcntieL· Stukk. bl. 14—16. Vgl. Β. IV.
1)1. 220. viGLius, Episi. ad. hopperum, p. 400.
(2) TE WATER, Verl), d. Edel. B. IV. bl. 241—254, bou, Hist. d. Nederl. Oarl D. I. B. IV.
bl. 220—222. schotel, floris van Pallant, bl. 66—69.
(3) SCHOTEL, FLOrJs van Pallant, bl. 69, 70 en de aldaar aangehaalde geschrificn.
(4) Correspondance de philippe II, T. II. p. 10·
1
(5) Archives de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 120—124.
-ocr page 12-12 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—hetgeen oranje in Duitschland mögt uilrigtcn, naar Spanje te zenden (1). Hetzelfde
lot zou ook de zonen van egmond en hoogstraten getroffen hebben, indien dezen niet
in Duitschland^ en genen niet te jong geweest waren (2). Drie weken na het indagen
^^^ van oranje, zond alba den Heer de chassey, verzeld door eenige andere Ede-
Sprok- len en twaalf Hellebardiers, naar Leuven, om den Graaf van Duren, wien hij dit
iggg' tevens in een brief verwittigde, te kennen te geven, dat »de Koning hem bij zich in
Spanje begeerde, om hem eene betere opvoeding te geven, opdat hij, in vervolg van
tyd, op het voetspoor zijner voorvaderen, den staat zou kunnen dienen." De chassey
moest hem verzekeren, dat hy gekomen was, niet om hem gevangen te nemen,
maar te geleiden, en hem aansporen, slechts twee kamerdienaars, twee jonkers
(pages), een kok en een rentmeester met zich te nemen. Voorts moest hij 's Graven
opvoeder (gouverneur) trachten over te halen dezen, ten minste tot in Spanje, te vol-
gen; en de zaak daarheen sturen, dat den tweeden dag na zijne aankomst te Leuven,
BUREN zich op Λveg naar Antwerpen begaf, en aldaar bij den Graaf van Lodron zijn
intrek nam. Van daar moesten zij zich naar Vlissingen begeven, waar een schip in
gereedheid zou zyn, en een vertrouwd persoon, om hen te ontvangen. Zoodra hij den
Graaf zijnen last had geopenbaard, mögt hij hem geen oogenblik uit het oog verliezen,
maar zonder dat deze dit bemerkte, of er eenigen overlast door leed. Buren betuigde
schriftelijk den Hertog zijnen dank voor 'sKonings gunst, en vertrok, naar alba's ver-
zekering aan filips, met het grootste genoegen van de Avereld (5). Alles geschiedde
blijkbaar in het geheim, en dit maakt de echtheid van het verhaal niet weinig beden-
kelijk, dat de vargas den Bestuurderen der Leuvensche Hoogeschool, toen zij bij deze
daad van geweld zich over het schenden hunner voorregten beklaagden, toevoegde: non
^^ curamus vestrosprivïlegios (^). Te Antwerpen Averd buren door den Graaf van Xoc^ro» tref-
Sprok' felijkonthaald, en te Middelburg (Vlissingen?) aan de zorgen van donpedro degastilla υ
de toledo, een neef des Hertogs, toevertrouwd, met wien hij naar Spanje vertrok,
^ verzeld door zijnen opvoeder, een dienaar en twee jonkers, Alba beval hem den Ko-
Lente- ning aan, uit achting voor de diensten zijner voorouders, met verzoek hem aan
uiaaud.
het Hof te nemen en met welwillendheid te behandelen, opdat de Nederlanders niet
konden zeggen, dat Spanje hem tot kerker strekte. De Graaf werd echter niet aan
het Hof toegelaten. De Koning liet hem zijne geletterde opvoeding te Aleala voortzet-
, !
(1) Cmrcspondance de philippe II, T. I. p. 595, 596, 611. T. II. p. 7.
(2) Correspondance de pihlippe II, T. II. p. 7, 13, 14.
(3) Correspondance de Philippe II, Τ. II. ρ. 11, 13.
(4) »Wij storen ons, niet aan uwe voorregten." Α.ροΙ, ν. Willem I, bij con, Hist, d. Nederl.
Oorl. D, II. Authent. Stukk. bl. 79.
6 1
M.
-ocr page 13-DES VADERLANDS. 2ί>
I ten, en soed behandelen, om in hem lust Yoor zijne dienst op te wekken (1). De Heer 1568—
vaif barlaymont werd sedert tot voogd en bestuurder der goederen van den jongen
Graaf aangesteld, Aviens jaarlijksch inkomen van vijfduizend dukaten naar Madrid moest
overgemaakt Λ^ΌΓden (2). Op raad van den Graaf van Schwarfsenberg, had oranje
'i^ den Hofmeester zijns zoons bevolen, dezen ten eersten naar Duitschland te zenden;
ΐ: doch de brief was te Iaat gekomen (.'5}. Daarop liad hij door een bode de Koningin
ELIZABETH vcrzoclit, den Graaf van Buren niet te laten vertrekken, Avanneer hij En-
geland mögt binnenloopen (4). Deze bijzonderheid wederlegt het gevoelen van eenigen,
dat den Prins het opligten van zijnen zoon aangenaam zou geweest zijn, omdat indien
de Koning meester in de Nederlanden bleef, de Graaf van Duren, als nu geheel
■ naar de Spaansche wijze opgevoed, ongetwijfeld door de gunst van filips in het
bezit der vaderlijke erfgoederen zou gesteld worden; en zoo de zaak tegenovergesteld
uitviel, hij in zijn tweeden zoon maurits een deelgenoot van zijn geluk en een erfgenaam
zijner goederen zou vinden (ö). Bovendien moest de Prins verwachten, dat filips Willem
li in Spanje aan veelvuldige gevaren zou blootgesteld zyn; en ofschoon diepzinnig staats-
man, was hy geen ontaarde vader. »Hij had nooit gedacht," zegt men, »dat de Spaan-
I sehe wreedheid zich zoo ver zou uitstreldten; hierin misleidde liem zijn vooruitzien, dat
hem nimmer te leur gesteld had (G}." Onverldaarbaar blijft het evenwel, dat de Prins,
aanvankelijk althans, zoo veel vertrouwen stelde op de grootmoedigheid der Spanjaarden ten
j opzigte van zijnen zoon, en dit niet deed ten aanzien van zijne nog zeer jeugdige
dochter (7). Welke inzigten oranje ook mogen bestuurd hebben, met kalmte cn berus-
ting verduurde hij het wegvoeren van filips Willem (8). Hoe zwaar die slag echter zijn
(hart moet getroffen hebben, mag men besluiten uit de edele bezorgdheid voor zijne
Λ gemalin, over wier gedrag hij waarlijk geene reden had tevreden te zijn, en voor
I zijne kinderen, wanneer hij, door den Koning van zijne goederen beroofd, mögt ster-
ven (9). Hij bleef dan ook niet in gebreken, in een brief aan alba en den Proeureur-
(1) CorrespondancG de pniLLirrE II, T. II, p. 12, 13, 14, 18, 20, 21.
(2) Correspondance de riiilippe II, T. II, ρ. 21. wagehaar, D. VI. bl. 259.
(3) Archives de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 119, 120.
(4) Correspondance de piiiuppe II, T. IL ρ. 25.
(5) stbada, de Bcllo Belgico, Lib. VII. p. 372.
(6) groen v. prinsterer, in de Archives de la Maison d'Orange, Ύ. lïl. p. 120.
(7) Zie hiervoor, bl. 465, 466.
(8) Archives de la Maison dWrange, T, III. ρ. 148.
(9) Archives de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 146, 147.
-ocr page 14-12 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
#···Μ········^····»···Μ··»·ίΒ···Μ··Β··Μ··^
1568— len schriftelijke bewijzen overleggen, dat zij zich, ter stilling der hcAvegingen, van haren
pligt behoorlijk gekweten hadden. Zij spaarden derhalve kosten noch moeiten, om zich
vrienden aan het Hof en in den Bloedraad te verwerven (1). Vrees en schrik en
bange verwachting vervulden aller gemoederen. De stilte, gelijk die van het graf, welke
alom heerschte, noemde alba » eene rust zoo als men maar wenschen kan." Op schert-
senden toon meldde hij tevens den Koning, dat hij te Antwerpen eenige Ketters had
laten opligten, die aldaar nimmer zouden terugkeeren (2). En toen de afgevaardigden
der Regering aldaar zich, ter gunste dezer gevangenen, op de overeenkomsten met de
Landvoogdes beriepen, gaf hij op barschen toon ten antwoord; »dat hij zich over de
stoutheid en onbeschaamdheid der Regering verwonderde, welke het waagde voor Ket-
ters te spreken en te bidden; de straf des doods zou volgen, zoodra zij zich daaraan
weder schuldig maakte; de Koning zag veel liever het land woest en onbewoond, dan
cr eenen Ketter in te gedoogen (5)." Verscheidene Landsadvocaten en Pensionarissen
der steden werden op zijn bevel in hechtenis genomen, en ondanks de smeekschrif-
ten hunner bloedverwanten en de vertoogen hunner meesters, op de wederreglelijkste
wijze behandeld, veeleer mishandeld (4). Mr. jakob van den einde, welke in vijftien-
honderd zestig ADRIAAN VAN DER GOES als Advocaat van Holland was opgevolgd, strekt
hiervan onder anderen ten bewijze. Hij werd in den Haag ten huize van den Stadhou-
der Bossu, na den avondmaaltijd, in verzekerde bewaring genomen, naar Vilvoorden,
toen naar Brussel gevoerd en op Treurenherg gevangen gezet. Dit wekte te meer ver-
wondering, daar hij bij de Spaanschgezinden zelve voor een geleerd en gematigd man,
zelfs voor goed Katholijk bekend stond. Men giste toen en naderhand, dat het schrij-
ven, immers het overleveren van het vertoog der Staten van Holland aan de Land-
voogdes in het midden van vijflicn honderd zes en zestig, en het aandringen, naar hun
last, ten Hove op het bijeenroepen der Algemecne Staten, tot deze Avillekeurige daad
aanleiding gegeven hadden. De Staten besloten, op het teruggeven van 'sLands papie-
ren, Avelke bij van den einde in beslag genomen waren, en tevens, gelijk zijne gade
en kinderen, op zijne slaking aan te dringen, zoo men bevinden mögt, dat hij ter
zake van diensten, den Lande bewezen, gevat was. Dit geschiedde; doch de afgevaar-
digden spraken zoo vrijmoedig met vargas en delrio, dat zij raadzaam oordeelden,
Brussel heimelijk te verlaten. Na dien tijd raadpleegde men veel, maar kwam tot geen
besluit. Van den einde overleed in de gevangenis op den twaalfden van Lentemaand des
(1) BOR, Hist. d. Nederl Oorl. D. I. 13. IV. hl 211.
(2) Correspondance de piiitirrE II, T. II. p. 13.
(3) BOR, Ilist. (l. Nederl Oorl. D. I. ß. IV. bl. 211.
(4) DOR, flisL d. Nederl. Oorl. ΰ. I. Β. IV. bl. 209-
-ocr page 15-DES VADERLANDS. 2ί>
volgenden jaars. Τλυθθ jaren later >verd de eisch, door den Procureur-Generaal tegen 1568—
1570
hem gedaan, ingetrokken en zijne goederen, die \óór er een regterlijk vonnis legen
hem lag Ovaren aangeslagen, weder Trijgegeien (1).
De vervolging werd met ongehoorde wreedheid voortgezet. Naar de menigte van
gedaagden alleen in Gelderland^ kan het overgroot aantal beschuldigden in al de Ne~
derlanden afgemeten worden (2). Soms werden dertig, veertig, vijftig menschen oj)
eens, zelfs uit kleine steden, ingedaagd. In Gent, om slechts één voorbeeld aan te
halen, waren op eenmaal zeven en veertig voortvlugtige en twee en veertig aanwezige
beschuldigden, en nog eens tegelijk acht en veertig anderen voor den Bloedraad ontbo-
den. De namen der gedaagden werden herhaalde malen van de pui van het raadhuis
afgelezen, en dan in de straten aangeplakt. Ondertussclien hielden de ambtenaren van
den Bloedraad zich bezig met het opschry ven van de goederen der beschuldigden,
of spoorden nieuwe slagtoffers op, waartoe zg zich van de laaghartigste middelen
bedienden; inzonderheid trachtten zij bloedverwanten en buren te bewegen als getuigen
tegen gegoede inwoners op te treden. Van deze gedaagden verschenen achttien aanzien-
igke mannen op den bepaalden dag te Brussel, om zich te verantwoorden. Zij werden
den avond van den twintigsten van Sprokkelmaand door geregtsdienaars in hunne her-
bergen gevat, en twee aan twee gebonden, naar den kerker gesleept. Den derden van
Grasmaand werd het doodvonnis over hen uitgesproken; eenigen Averden onthoofd, de
overigen opgehangen, en aller goederen verbeurd verklaard (3). Niet alleen erkende en
vennoede Ketters, maar zelfs zij, die uit nieuwsgierigheid eene preek hadden bijge-
woond, doch overigens als goede Katholijken leefden, werden met den dood gestraft; vrou-
wen, Avelke hare mannen, kinderen die hunne ouders verborgen hadden, deelden in
hetzelfde lot. Het was ruim zoo heilloos, rijk te zijn als van ketterij verdacht ge-
houden te worden. Voor gegoeden was volstrekt geene genade te hopen, want men iiad
voornamelijk het oog op hun vermogen. Men zag lieden, die eenmaal vyflig tot honderd
duizend guldens bezaten, met de handen op den rug gekneveld, aan den staart van een
j)aard gebonden naar de galg slepen (4). Gestrenge strafbepahngen werden uitgevaar-
digd tegen de geestelijken en kloosterhngen, die zich niet behoorlijk van hunnen phgt
tegen de Ketters gekweten hadden (ö). Alba smeedde zelfs den toeleg, al de Ketters met
(1) Boa, Hist. d. Nederl Oorl. I). 1. B. IV. bl. 209—211. hooft, Nederi llist. B. IV. bi. 169.
wagenaan, D. YI. bl. 2G1—204. υαπ wijs op wagesaar, St. VI. bl. 71.
I (2) V. HASSELT, Sttikk. V. d. Yaderl. llist. D. I. bl. 215--376.
(3) DE JONGHE, Ghendsche Geschiedenissen, D. 1. bl. 111, 112, 113, 117, 118.
(4) V. METEREN, HisL d. Nederl. Oorl. B. III. bl. 55.
(5) V. HASSELT, Stukk. V. d. Yaderl IlisL D. I. bl. 266 enz.
j,
•s
12 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—éénen slag te treiFen. De nacht "vóór Aschwoensdag was daartoe bestemd; de Onroom-
schen, hoopte hg, zouden door de Yreugdebedrijven van den Vastenavond minder op hunne
hoede zijn, en derhahe hgter overvallen kunnen worden. Doch de Schouten van eenige
steden, en onder hen jak van bbereivdregt te Leiden, waarschuwden de ingezetenen,
waardoor velen het gevaar ontkwamen. Byna vijfhonderd menschen echter werden ge-
grepen, waaronder aanzienlijke mannen, welke men vreesselijk pynigde, om hun af te
persen wat zij wisten, of veeleer, wat men wilde, dat zy weten zouden. Alba ver-
wittigde met blijkbaar zelfbehagen den Koning, dat ten gevolge dezer inhechtenisne-
ming , en van die, welke onmiddellijk na Paschen zou plaats hebben, binnen kort
meer dan achthonderd hoofden zouden vallen (1). Zoo vele barbaarschheden, welke
hei gansche volk dreigden te vernietigen, moesten zelfs den meest Spaanschgezinden Neder-
landers mishagen. Viglius poogde jtlen Koning tot matiging te bewegen en toonde hem
aan, dat door alba's gestrengheid zelfs de goede Katholijken in armoede en ellende ver-
vielen. Immers sloeg men acht noch op hunne schuldvorderingen, noch op het regt, welk
zij op de goederen der uitgewekenen hadden; vingen zij deswege een reglsgeding aan
dan Vt'aren zij onherstelbaar verloren; alle godshuizen en gestichten van liefdadigheid
gingen te niet uit gebrek aan liulpmiddelen. Vargas daarentegen beloofde den Koning
goudmynen uit de verbeurdverklaarde goederen, welker inkomsten hij op acht millioen
dukaten 's jaars raamde; maar verz^veeg, dat door de onkosten de opbrengst aanmerkelijk
ingekrompen werd (2).
liet is te verwönderen, dat slechts één aanslag beproefd werd tegen den beul, die
met menschenlevens spbelde en voor wien niemand veihg was. Er werd om dezen
tyd door eenige uitgewekene Edelen, of naar anderen door den Prins van Oranje zei-
ven, een plan gevormd, om Brussel te verrassen en alba op te ligten of te dooden.
De Heer van llisoir, uit den huize van der noot, moest het volvoeren. Zes of zeven
honderd ruiters, in het Sonienbosch verborgen, en vijf honderd voetlaiechten, in en bij
Brussel, zouden hem ondersteunen. Een dezer laatsten echter verraadde het plan aan
den Heer de hques, onder wien hij vroeger gediend had, en welke er dadelijk den
Hertog van verwittigde. Terstond had het strengste onderzoek plaats, maar de verrader
I kon slechts zyn Overste noemen, welke eertijds onder de ruiterbende van egbiond ge-
diend had; deze werd zwaar gepijnigd en eindelijk ter dood gebragt, zonder een der
eedgenooten genoemd te hebben. Risoir vhigtte naar Luik (5).
(1) Correspondance de piiilippe II, T. il. p. 23.
(2) eoïi, Eist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. IV. bl. 230. v. metbren, Hist. d. NcderL OorL B. III,
bl. 55.
(3) Correspondance de puilhte II, T. II. p. 24, 25. mekdocb, Hist. des guerres de Flandr.
-ocr page 17-DES VADERLANDS, 19
Schrik en ontzetting en wanhoopt stegen ten top, toeïi .het ^yonnis ,! door het δρβ,^τ^ 1568-^
sehe geloofsonderzoek den zéstienden van Sprokkehnaand opgemaakt f en den zes en
twintigsten daaraanvolgende door den Koning bekiuclitigd, bekend werd. Al de Neder-
landers, weinigen uitgezonderd, wier namen men naar Spanje had overgezonden, wer-
den daai'bij voor Ketters of Ketterbegunstigers, en schuldig aan hoog verraad tegen God
en den Koning verklaard, en derhalve leven, have en goed, zonder genade, verbeurd te
hebben, Λvelk vonnis »volkomelijk en op het strengste ten uitvoer moest gelegd wor-
den (1)·" »Men leest," zegt een tijdgenoot, »van zeker Keizer, welke wenschte, dat het
Romeinsche volk maar ééu hoofd had, om het met een enkelen slag te kunnen afhouwen.
Wat deed de Koning van Spanje minder door dit vonnis (2)?" »Men heeft," merkt een
ander aan, » het lot van Nederland in die dagen vergeleken bij dat van Home onder stlla ;
Liv. II. p. 34 (verso), le petit, Chron. de Holl. Τ. II. Liv. Χ. ρ. 17ß. kooft, Nedcrl. Ilist.
ß. V. bl. 169. v. meteren, IHst. der Nederl. Oorl. B. III. bl. 55. verso, stuaba, de Bella Belg.
Lib. VII. p. 380. cami-ana, dclla guerra di Fiandra, T. I. p. 38 (verso).
(1) sciiELTEMA Iieeft in zijn Geschied- en Letterkundig Mengelw. D. III. St. II. bl. 44—47 dit
vonnis in zijn gelieel medegedeeld. Vgl. voorts le petit, Chron. de Holl. Τ. II. Liv. IX. ρ. 175.
non, Eist. d. Nederl. Oorl. D. I. IV. bi. 226. v. meteren, Jlist. d. Nederl. Oorl. B. III. bl. 119.
hooft, Nedcrl. Ilist. B. IV. bl. 170. De Heer groen van prissterer boudt zich van de echtheid
dezer uitspraak niet overtuigd, zonder evenwel zijn twijfel met ecnigc redenen te omkleeden,
Archives de la Maison d^Orange, Τ. III. ρ. 171. lïet is minder bevreemdend, bij de Spaansch-
gezinde Sclirijvers, dan in de briefwisselingen van filips, oranje, alba en granvelle, zelfs in
de Apologie des Piinsen van Oranje van dit vonnis geen woord gerept te vinden. liet is
waar, het zAvijgen van den een, maakt de getuigenis van den ander niet traclitcloos, maar men
moet toeli erkennen, dat de zaak eenigzins bedenkelijk wordt, Avaxmeer oranje er in zijn Ver-
Avecrsclmft niet van spreektj hij die niet verzuimt, daarin alles aan te voeren wat zijn gedrag
en dat der Nederlanders tegen den Koning kan regtvaardigcn. — Wat de twaalf punten betreft,
bevattende de plannen van het Spaansche geloofsonderzoek met de Nederlanden., en welke mer
zegt, dat in het huis van hessels, toen hij in 1578 gevangen genomen was, gevonden werden,
deze komen ons met groen v, prinsterer geheel verdicht voor. Niemand voorzeker zal de echtheid
van een stuk verdedigen, hetwelk gezegd wordt ten tijde van Keizer kauel Y te zijn opgesteld,
cn waarin niettemin van de zamenverbondene Edelen, van de beeldstormers, van den Hertog van
Alba, als het oppergezag in de Nederlanden uitoefenende, gesproken wordt, le petit, Chron. de
lioll. T. II. Liv. X. p. 174. Blijkbaar is het doel van dit geschrift, om het volk tegen de Span-
jaarden en de Roomschgezinden nog meer te verbitteren, cn op deze laatsten de schuld der beeld-
storming te werpen. In art. ΥΠ aat men karel V zeggen: On louera ä nos propres despens,
des voleurs et violateurs d'églises et images, le crime desquels sera de tout le monde imputé
aux rebelles, par quelque subtil moyen, et par ainsi neus vainquerons. —
(2) le petit, Chron. de Holl. Τ. IL Liv. Χ. ρ. 175.
-ocr page 18-12 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—éénen slag te treffen. De nacht "vóór Aschwoensdag was daartoe bestemd; de Onroom-
schen, hoopte hij, zouden door de vreugdebedrijyen Tan den Vastenavond minder op hunne
hoede zijn, en derhalve ligter overvallen kunnen worden. Doch de Schouten van eenige
steden, en onder hen jan van beeae]?idregt te Leiden, waarschuwden de ingezetenen,
waardoor velen het gevaar ontkwamen. Bijna vijfhonderd menschen echter Λverden ge-
grepen, waaronder aanzienlijke mannen, welke men vreesselijk pijnigde, om hun af te
persen wat zij wisten, of veeleer, wat men wilde, dat zij Aveten zouden. Alba ver-
wittigde met blijkbaar zelfbehagen den Koning, dat ten gevolge dezer inhechtenisne-
ming, en van die, welke onmiddellijk na Paschen zou plaats hebben, binnen kort
meer dan achthonderd hoofden zouden vallen (1). Zoo vele barbaarschheden, welke
het gansche volk dreigden te vernietigen, moesten zelfs den meest Spaanschgezinden Neder-
landers mishagen. Viglius poogde ^dcn Koning tot matiging te bewegen en toonde hem
aan, dat door alba's gestrengheid zelfs tic goede Katliolijken in armoede en ellende ver-
vielen. Immers sloeg men acht noch op hunne schuldvorderingen, noch op het regt, Avelk
zij op de goederen der uitgewekenen hadden; vingen zy deswege een regtsgeding aan
dan waren zij onherstelbaar verloren; alle godshuizen en gestichten van liefdadigheid
gingen te niet uit gebrek aan liulpmiddelen. Vargas daarentegen beloofde den Koning
goudmynen uit de verbeurdverklaarde goederen, welker inkomsten hij op acht millioen
dukaten 'sjaars raamde; maar verz^veeg, dat door de onkosten de opbrengst aanmerkelijk
ingekrompen werd (2).
liet is te verwonderen, dal slechts één aanslag beproefd werd tegen den beul, die
met menschenlevens speelde en voor wien niemand veilig was. Er werd om dezen
tijd door eenige uitgewekene Edelen, of naar anderen door den Prins van Oranje zei-
ven, een plan gevormd, om Brussel te verrassen en alba op te ligten of Ie dooden.
De Heer van Uisoir, uit den huize van der noot, moest het volvoeren. Zes of zeven
honderd ruiters, in het Sonienhosch verborgen, en vijf honderd voetlcnechten, in en bij
lirussel, zouden hem ondersteunen. Een dezer laatslen echter verraadde het plan aan
den Heer de liques, onder Avien hy vroeger gediend had, en welke er dadelijk den
Hertog van verwittigde. Terstond had het strengste onderzoek plaats, maar de verrader
kon slechts zyn Overste noemen, welke eertijds onder de ruiterbende van egmowd ge-
diend had; deze werd zwaar gepijnigd en eindelijk ter dood gebragt, zonder een der
eedgenootcn genoemd te hebben. Risoir vlugtte naar Luik (5).
(1) Correspondancc dc piiilippe 11, T. II. p. 23.
(2) bor, llüt. d. Ncderl Oorl. D. I. B. IV. hl 230. v. meteren, IlisL d. Ncdcrl. OorL ii. lil,
1)1. 55.
(3) Correspondance de piiilii'pe II, T, II. p. 24, 25. mekbüce, llisl, des guerres do Flandr.
-ocr page 19-DES VADERLANDS. 19
Schrik en oDtzetting en wanhoop-stegen ten top, toen .het vonnis v^ dooi het iSpaaij-K 1568—
sehe geloofsonderzoek den zestienden van Sprokkehnaand opgemaakti cn deri) zes en
twintigsten daaraanTolgende door den Koning bekraclitigd, hekend werd. Al de Neder-
landers, weinigen uitgezonderd, Avier namen men naar Spanje had overgezonden, wer-
den daaibij voor Ketters of Ketterbegunstigers, en schuldig aan hoog verraad tegen God
cn den Koning verldaard, en derhalve leven, have en goed, zonder genade, verbeurd te
hebben, welk vonnis »volkomelijk en op het streng sie ten uitvoer moest gelegd wor-
den (1)." »Men leest," zegt een tijdgenoot, »van zeker Keizer, welke wenschte, dat het
Romeinsche volk maar één hoofd had, om het met een enkelen slag te kunnen afhouwen.
Wat deed de Koning van Spanje minder door dit vonnis (2)?" »Men heeft," merkt een
ander aan, » het lot van Nederland in die dagen vergeleken bij dat van Home onder sylla ;
Liv. II. p. 34 (verso), le petit, Chron. de Holl. Τ. II. Liv. Χ. ρ. 170. hooft, Nederl. llist.
Β. V. hl. 169. ν, meteuen, llist. der Nederl. Oorl. B. III. bl. 55. verso, strada, de Bello Belg.
LiL·. VII. p. 380. campaka, della guerra di Fiandra, T. I. p. 38 (verso).
(1) scnELTEJiA lieeft in zijn Geschied- en Letterkundig Mengelw. D. III. St. II. hl. 44—47 dit
vonnis in zijn geheel incdcgcdeekl. V{jl. voorts le petit, Chron. dc Holl. Τ. II. Liv. IX. ρ. 175.
bor, Bist. d. Nederl. Oorl. D. I. IV. bl. 226. v. meteren, JUst. d. Nederl. Oorl Ii. III. bl. 119.
iiooFT, Nederl. IJist. B. IV. bl. 170. De Heer guoen van prinstereu boudt zieh van de echtheid
dezer uitspraak niet overtuigd, zonder evenwei zijn twijfel met eenige redenen te omklecden,
Arehives de la Maison d'Orange, Τ. III. ρ. 171. Het is minder bevreemdend, bij de Spaansch-
gezinde Sclirijvers, dan in de briefwisselingen van iilips, oranje, alba cn granvelle, zelfs in
de Apologie des Prinsen van Oranje van dit vonnis geen woord gerej)t te vinden. liet is
waar, bet zAvijgen van den een, maakt de getuigenis van den ander niet krachteloos, maar men
moet toch erkennen, dat de zaak eenigzins bedenkelijk Avordt, wanneer oranje er in zijn Ver-
weerschrift niet van spreektj hij die niet verzuimt, daarin alles aan te voeren wat zijn gedrag
cn dat der Nederlanders tegen den Koning kan regtvaardigen. — Wat de twaalf punten betreft,
bevattende de plannen van het Spaansche geloofsonderzoek met de Nederlanden, en welke mer
zegt, dat in het huis van Hessels, toen hij in 1578 gevangen genomen was, gevonden Avcrden,
deze komen ons met groen v. prinsterer geheel verdicht voor. Niemand voorzeker zal de echtheid
van een stuk verdedigen, hetwelk gezegd wordt ten tijde van Keizer karel V le zijn opgesteld,
en waarin niettemin van de zamenverbondene Edelen, van de beeldstormers, van den Hertog van
Mha, als het oppergezag in de Nederlanden uitoefenende, gesproken wordt, le petit, Chron. de
JIoll. T. II. Liv. X. p. 174. Blijkbaar is het doel van dit geschrift, om het volk tegen de Span-
jaarden en de Roomschgczinden nog meer te verbitteren, en op deze laatsten de schuld der beeld-
.storming te werpen. In art. VII aat men karel V zeggen: On louera a nos propres despens,
<les voleurs et violateurs d'cgHses et images, le crime desquels sera dc tout le monde imputé
aux rebelles, par quelquc subtil moyen, et par ainsi nous vainquerons. —
(2) le petit, Chron. de Holl. Τ. IL Liv. Χ. ρ. 175.
5*
-ocr page 20-12 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
! 1568—maar sylla maakte liisten van hen, die TOffehrij verklaard werden — filips liet zich naar
}|: I i57(] _ ..
Spanje de namen overzenden der weinigen, die gesj[)aard konden worden: by den eerste
maakten de veroordeelden de uitzonderingen, bij den laatste de begenadigden (1)."
Door dit vonnis, zoo ongerijmd cn dwaas als wreed en landverdervend, en waarvan de
geschiedenis der dwingelanden geen tweede voorbeeld oplevert, verbeurde filips alle
bewind en gezag over de Nederlanden, hoe uitgestrekt men zijne regten op deze gewesten
ook nemen wil, en wettigde den opstand tegen hem (2). Had slechts zijne magt die zijner
onderdanen niet zoo hemelsbreed overtroffen, of Avaren beide, door den onderstand van
vreemde Mogendheden, eenigzins tot elkander in verhouding gebragt, wat zouden de
Nederlanders, om de woorden van den Prins van Oranje te gebruiken, zich anders te
verwijten hebben, »dan dat zij te veel tijds hebben laten vcrloopen, eer zij de
wapenen in handen namen, en dat zij niet verkozen gebruik te maken van hetgeen
hun bij krijgswet en bij het regt der volken toekwam (3)?" Op goeden grond, naar
het schijnt, wordt verhaald, dat filips reeds vroeg zich van den eed, bij het aanvaarden
van het bewind ter handhaving van 's volks voorregten afgelegd, door den Paus
had laten ontslaan, en derhalve zich gemagtigd rekende, om, gelijk Amerika en een
groot gedeelte van Italië, zoo ook de Nederlanden te behecren (4). Het leven cn de
(1) BOSSCHA, Nedcrl. Heidend, Ic Land, D. I. bl. 14G.
(2) Γί. Cr. lamnneciitseji, Ovcr den eed van Koning I'II'lii'S, in liet Nejcnde Deel raa do Ycrhan-
delingen van het Zceuivsch Genootschap, Li. 434, 43.7.
(3) v. wijn op wagenaar, St. VI. Li. 72. ijilderdijk, Avclkc dc iijstclllajj en de liandelingeii
van don Raad van Beroerten, van cenen alba, van eenen üe vaugas verdedigt, alüians veront-
schuldigt, zegt van dit vonnis, dat liet, van wat kant ook bescliomvd, ))eene absurditeit is, die
niet sleclits liet menschelijk liart, maar ook het versland revolteertj en het zon belacldijk kunnow
echijnen, zelis aan een poging om liet te Averk te stellen te denken j maar men moet liier weèr
de omstandigheden, tijd en begrippen in aanmerkhig nemen enz. — De zaken dus gesteld zijnde
was liet geen ijdele schrik noch belacldijke aanmatiging meer, maar een Avczendlijk, over 't lioofd
liellend, en allerdringendst gevaarΛ^η exterminatic der Natie, en moord der individueelcn, die het
hart van ieder met siddering sloeg." Geschied, d. Vaderl. D. VI. bl. 06, 97.
(4) lambreciitsen, Ovev dcu ccd vun Koning philips cn do aldaar aangehaalde schrijvers, bij
welke gevoegd kan worden grotius, Annal. Lih. I, p. 25, ))De Koning," zegt avillem van Oranje,
)) schond en violeerde dacrdoor niet alloenelick syn gegeven trouAv, maer hy geloofde oock al te,
lichtvecrdelick en schadclick sommige dwacse raedtgevers, daer mede maer al to vccle bcAvysende
hoe voorsichligh dat hy A7as. Want en kondc hy niet bevroeden, door dien dat hy heniselven
voor ontslagen hicldt van den cedt dien hy u lieden gedaen liadde, dat ghy iusgelyckcn oock
quijte ende ontslagen Avaert van den eodt dien ghy hem daerentrgen hadt gedaen: in dor voegen
DES VADERLANDS. 2ί>
bezittingen der Nederlanders hingen nu gelieel af van den mllekeur van alba. Het 1568—
vluglen der imvoners werd weder algemeen, waartoe 's Herlogs veryolging hen
dwong, terwijl hij, Treezende dat hem te veel offers zouden ontsnappen, hun
dit op lijfstraffe verbood (1). Uit Enkhuizen alleen ontvloden Avel drie honderd
en vijftig menschen de stad en trokken over de Zuiderzee, die sterk toegevrozen
was, naar Embden (2). Maar ook daar hielden zich de uitgewekenen niet veilig
voor de aanslagen van alba, en overlegden Averwaarts zich te begeven, om on-
gestoord naar hun geweten te leven (5). In de meeste Nederlandschc steden stond
de helft der huizen ledig, en de dorpen namen niet minder zigtbaar af aan bevol-
king. Wanneer de wanhoop begint, eindigt de vrees. Eene bende volks, van alles be-
roofd, en vrouw en kinderen verlatende, school te zamen in bosschen en Avildernissen,
voornamelijk in West-Vlaanderen, overviel en plunderde de kloosters, mishandelde de
Geestelijken en sneed sommigen, uit dolle wraak, neus en ooren af. Men noemde dezen
hoop, onder \velken zich ook het snoodste geboefte mengde, Wilde- of Boschgeuzen.
Alba zond wel eenig krijgsvolk, om hen uit te roeijen, maar zij Avaren moeijelijk in
de bosschen op te sporen, en slechts weinigen vielen in zijne handen. Derhalve gelastte
hij alle gemeenten ten platte lande, zelve hare priesters te beschermen en dezen voor-
taan al de schade te vergoeden, hun door de Wilde Geuzen toegebragt, Avelke hij te- 28v,
vens vogelvrij verklaarde; Avie hen huisvestte of de behulpzame hand bood, moest aan- maand
stonds ter dood gebragt en zijne woning afgebroken Avorden (4). Een buitengewoon ^^^^
9
harde en langdurige winter, gebrek en duurte van levensmiddelen verhoogden de alge-
raeene ellende. Het voeder hooi voor eene koe gold vijf of zes en twintig goudgulden,
voor Avelke men, in gewone tijden, het beest zelf koopen konde (5).
Er was nu bijna een jaar verloopen sedert oraivje naar Duitschland was geweken.
Hij had den wenscli niet kunnen onderdrukken, de belangen en vrijheid zijner, bloed-
verwanten, vrienden en bovenal van hen, welke om de godsdienst in de Nederlanden
vervolgd werden, naar vermogen te helpen handhaven zoo verre »dit met eer en bil-
ilat gliy hem jjecn {rehoorsacnilieydt nodi ondcrdanicldicit meer schuldigli en Avaert," Apologie
van willem I, Lij bor, llist. d. Nederl. Oorl. D. II. Authent. Slukk. bl. 8ö.
(1) v. meteres, Hist. (1. Nederl. Oorl. B. III. bl. 5.5.
(2) BRANDT, Ilist d. Rcf. D. I. bl. 474.,
(3) Archives de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 138.
(4) bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. IV. bl. 224, 225. v. sjeteren, Ilist. d. Nederl Oorl
B. III. bl. 55.
(5) uooft, Nederl Hist. B. IV. bl. 170, 171.
-ocr page 22-12 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1}'·
i
1568—lijkheid geschieden konde.'* De raad van den Keurvorst van Saksen, zich rustig te hóuden",
maar de voorspraak des Keizers bij den Koning in te roepen, vi^as hem doelloos voorgekomen,
dewyl FiLips veeleer--zijn eigen persoonin gevaar zou brengen, en daaraan viel wel niet
te denken, dan vrijheid van godsdienst veroorloven; en mögt hij zelfs hierin bewilhgen,
dan zou men hem toch niet kunnen vertrouwen, op grond, dat men Ketters geen woord
behoeft te houden. |iet bestem en" zekerste'middel was »de gelieele zaak aan God, den
Λvaren en almagtigen Helper in alle nooden over te laten, en Zijn goddelijken wil en be-
schikking met geduld af te wachten; immers veel ligter en gemakkelijker was datgene,
wat de Almagtige God beschikt en beveelt, met eer te lijden en uit te staan, dan met
vergeefsche hoop zich zeiven en de zijnen in gevaar van leven en van goeden
naam te brengen (1)." Op dien toon liad Prins Willem in Wintermaand des verloo-
pen jaars den Keurvorst van Saksen geschreven, welke hem reeds vroeger vermaand
had, eene volslagene vriendschapsbreuk met den Koning te vermijden (2). Dit schijnt
destijds ook geenszins het plan van oranje gCAveest te zijn. Zelfs had hij getracht
eenige goederen in Duitschland aan te koopen, om zich aldaar te vestigen, wanneer
onverhoopt en tegen alle regt en billijkheid, zijne bezittingen in de Nederlanden ver-
beurd verklaard mogten worden (3). Maar toen dit laatste in naam des Konings ge-
schied, zyn zoon naar Spanje Aveggevoerd, en zijne stad Breda door Spaansch krijgs-
volk bezet was, achtte hij zich van zijne belofte, zich stil te zullen houden, ontsla-
gen (4). Hij beproefde echter nu, door middel van eenige Protestantsche Duitsche Vor-
sten, de voorspraak des Keizers, ter herkrijging zijner aangeslagene goederen, bij filips
te verwerven (1>). Eenigen meenen, dat hij, onder dezen schijn van verzoening te zoe-
ken, de oorlogstoerustingen wilde bedekken, waarmede hij zich in Duitschland bezig
hield (6). Te gereeder was het Opperhoofd des Rijks om als middelaar op te treden,
I daar hij reeds vroeger den Koning tot gematigdheid vermaand had (7). Hij betuigde
den Keurvorst van Saksen zijne smart over de geweldige maatregelen tegen den Prins van
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 141—146.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 130.
(3) Archives de la Maison d^Orange, Τ. III. ρ. 146.
(4) Zie Alg. Gesch. d. Yaderl. D. II. St. IV. bi. 466.
(5) Archives de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 155—163, 167—169, 178, 183.
(6) STRADA, de Hello Belg. Lib. VII. p. 372.
(7) PFisTEU, Hersog cimisT. v. Wurtemb. S. 454, aangehaald door groen v. prinsterer, Archives
de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 169. Zie ook p. 181. Correspondance de pinnrrE II, T. II.
p. 14.
DES VADERLANDS. 2ί>
Oranje genomen, lietgeen hij filips onlangs nog ten sterkste ontraden lia.d (1). Op, dit 1568—
een en ander was door den Koning geantwoord, dat hetgeen-men in de Nederlanden ^^^^
verrigtte, niet geschiedde ter zake van godsdienst, maar ter zake van openbaar verzet en
oproer, en dat het enkel lastertaal was, wat men anders daaromtrent berigtte (2). Thans
meldde maximiliaan het Hof van Madrid, dat, naar besluit van den Rijksdag te Fulda,
hem was opgedragen, te bewerken, dat in de Nederlanden^ Ag zaken meer door zachte
dan door gestrenge middelen vereffend wierden. Hij verzocht derhalve den Koning, ernstig
te overwegen, welke der beide wegen de beste en voordeeligste was: met goedertieren-
heid, vooral jegens de gevangen en gebannen Vliesridders, te handelen, daardoor de
harten der onderdanen te winnen, het geheele Keizerrijk genoegen te geven, de bewe-
gingen te stillen, de plannen zijner vijanden te verijdelen, in één woord aller liefde
voor zich te winnen; of te volharden in het bezigen van gestrenge middelen, die eene
geheel tegenovergestelde uitwerking zouden hebben en eene menigte zwarigheden ople-
veren, welke men mogelijk niet zou kunnen overwinnen. Ten slotte verklaarde hij, dat
al de Keurvorsten verzochten, dat de ingezetenen der Nederlanden behandeld wierden
overeenkomstig de grondwetten des Duitschen Rijks, van welke deze gewesten een deel
uitmaakten (3). Hier bij bepaalde zich niet de menschlievende Keiler. Om zijnen voorr
stellen meer kracht bij te zetten, en nadrukkelijker de belangen des Prinsen van Oranje
te bevorderen, zond liij den Heer von dietriciistein naar Madrid. De Koning verze-
kerde dezen, » dat al hetgeen in de Nederlanden geschiedde, het voordeel en de rust dezer
gewesten ten doel had, zoowel als om het Katholijk geloof er in te bewaren en uit te
breiden; dat indien hij niet begeerd had met zooveel regtvaardigheid te werk gaan, de
zaken aldaar reeds op den eersten dag afgeloopen zouden zijn; hij twijfelde derhalve
niet, of elk zou zijn gedrag goedkeuren; ook zou hij niet anders handelen, al moest
hy het oppergebied des Lands in de Avaagschaal, stellen, en de Hemel zelfs op zijn
hoofd vallen; dat niemand het straffen van de schuldigen euvel konde duiden; en einde-
lijk, dat de Prins van Oranje 'm het bezit zijner goederen zou hersteld worden, zoodra
hij onschuldig bevonden wierd aan de misdrijven, hem te laste gelegd (4).
Terwijl de uitslag van 's Keizers vredelievende pogingen werd afgeAvacht, beraamde oranje
het plan, om zichzelven en de verguisde Nederlanders op hunne verdrukkers te wTcken. De
gevlugte Edelen, en onder hen de Graaf van Nieuwenaar, maanden hem gedurig aan, om met
behulp zijner bloedverwanten in Duilschland een leger op de been te brengen, waartoe zij,
(1) Archives de la Maison d"Orange, Τ. ilL ρ. 179—183.
(2) Correspondancc de philippe II, T, IL p. 15.
(3) Correspondance de philippe II, T. II. p. 14, 15.
(4) Correspondancc de phiuppe II, T. IL p. 27.
-ocr page 24-1568-
24 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
- naar Termogen, ook het hunne zouden bijdragen. Hy begreep echter, dat de tijd nog niet
gekomen was, om met vrucht de Spanjaarden in de Nederlanden aan te tasten (1). Intus-
schen bereidde hij zich daartoe voor. Door zijne betrekkingen met de Duitsche Vorsten, de
Koningin elizabetd , en den Prins van Conde, konde hij op krachtige ondersteuning uit
Duüschland, Engeland en Frankrijk hopen. Van de tweemaal honderd duizend kroo-
nen, ter zamenstelHng eener krijgsmagt om in de Nederlanden te rukken gevorderd,
zou de helft door Antwerpen, Amsterdam, Leiden, Haarlem, Middelburg, Vlissingen
en andere steden van Holland, Zeeland, Friesland en Groningen, en door de Neder-
landsche uitgewekene koopheden in Engeland opgebragt Avorden; tot bestrijding der
andere helft, verschafte de Prins zelf vijftig duizend gulden, de Graven van Hoogstra-
ten, Culemborg en van den Berg elk dertig duizend, Graaf lodewijk van Nassau, de
Graaf van Nieuwenaar, en de moeder des Graven van Hoorne elk tienduizend (2). Ook
van bijzondere personen uit de Nederlanden ontving de Prins geldelijken onderstand,
doch veel minder dan hij verwacht had; onder anderen schoot Jonkheer areivd van dorp
hem tienduizend gulden voor (3). Zijn broeder, Graaf jaiv van Nassau, verpandde al
zync heerlijkheden, om hem van geld te voorzien; en hij zelf verkocht al zijn zilver-
werk en kostbaar huisraad, welk hij naar Duitschland had medegebragt (4). Met een
krachtig vertoog, waarin hij zijn treurigen toestand en dien der Nederlanden af-
schetste, zoo wel als de rampen, welke Huitsehland van den overmoed der Spanjaarden
te wachten had, wendde hij zich tot de Protestantsche Duitsche Vorsten, van welke
eenigen hem veroorloofden in hunne landen volk te werven, en anderen hem geldelijken
onderstand verleenden (5). Jan basius, een voornaam reglsgeleerdc en welke dikwijls
door hem in belangrijke zaken gebezigd werd, zond hij met uitvoerige lastbrieven
naar de Nederlanden, om er in het geheim de ingezetenen, en inzonderheid de
Hervormingsgezinden, aan te sporen, zijne plannen tegen alba en voor da dienst des
Konings te ondersteunen. Hij verklaart zich hierin wel oj)enlijk ter gunste der Her-
vormden, maar waarborgt echter vrijheid van godsdienstoefening aan die Katholijken,
welke lot heil van het verdrukte Vaderland Avillen medeAverken, en vermaant, dal
men de overige met zachtmoedigheid behandele (6). Soortgelijke lastbrieven ontvingen
(1) Archives de la Maison d'Orangc, ï. 111. p. 155. v. reyd, Nederl. Ilist. bl. 3, 4- hooft,
Nederl llist. B. IV. hl 171.
(2) Correspondance de philippe II, T, Π. p. 25.
(3) avagenaail, D. VI, bl. 207.
(4) HOOFT, Nederl. llist. B. V. bl. 175.
(5) bor, llist. d. Ncderl.^ Oorl. 1). I. B. IV. bl. 227. hooft, Nederl. IJist. B. V. bl. 173—175.
(6) Archives de la Maison d'Orangc, T. III. γ. 196—205. ,;
157α
m ί
DES VADERLANDS. 2ί>
ook lodewijk van Nassau, van deit berg, hoogstraten en anderen, om in Duitschr-1568—
land^ zoo geheim mogelijk, Tolk te werven. Willem noemt zich daarin door Gods
genade Prins van Oranje, ten teeken dat zij van eenen Souvereinen Vorst kwamen, en q^^^]^
deeh zijn besluit mede, om het zwaaid te trekken, niet tegen den Koning van Spanje, 1^68
maar )) omme te verhoeden de verderflenisse ende desolatie, waarin Zgner Majesteit
Erf-Nederlanden stonden gebragt te worden door de wreedheid der Spanjaarden." In
die brieven verklaarde hij, op aanzoek van de inwoners dezer Landen, zoo Room-
schen als Onroomschen, met gemeen overleg van de Algemeene Staten des Lands,
deze landen »te willen behouden in den dienst van Zyne Majesteit ende in haren
ouden Staet, vrydom ende welvaren, ende een yder in vrydom ende liberteyt van synder
Religion ende Conscientien," tevens aan de Edelen »macht ende aulhoriteyt" gevende,
om gewapenderhand hetgeen overlegd was te volvoeren. Diderik van 8onoy moest de
uitgewekene Nederlandsche Edelen opsporen en lien tegen den achttienden van Gras-
maand op eene bepaalde plaats ontbieden (1). De Prins zelf begaf zich naar het Land'
van Kleef. De Paltsgraaf jan Casimir , w elke, na het vredeverbond van den Koning van
Frankrijk met de Hugenooten, was teruggekeerd en zich te Duisburg bevond, bood
hem zijne krijgsbende aan, doch hij moest dit uit geldgebrek afwijzen. Het is echter
waarschijnlijk, dat hij, of anderen op zijn naam, daarna gelegenheid gevonden hebben,
een deel dezer benden, welke in den kiijg geoefend waren, aan te nemen (2). Zoo
zou dan oranje, ofschoon niet in naam, toch in de daad den strijd aanvangen tegen
den Heer der Nederlanden. Men moet hierbij niet uit het oog verliezen, »dat hij niet
slechts Leenman was van filips , maar Ryksvorst als hij, oppermagtig Prins, en in
afkomst, stand, en persoonlijk aanzien of rang zijn gelyk, en bevoegd hem den oorlog
aan te doen. En die oorlog moet niet als een burgeroorlog, maar als een oorlog naar
volkenregt beschouwd worden (3)".
Middelerwijl zette alba zijn schrikbewind onbekommerd voort. Daar de opbrengst der
Terbeurdverklaarde goederen, noch de aanzienlyke geldsommen, welke vermogende«
beschuldigden werden afgeperst, aan zyne verwachting beantwoordden, raadpleegde hij
met BARLAYMONT, NOIRGARMES, viGLius cn den rentmeester schetz over de middelen,
om in de behoeften der schatkist te voorzien. Om drie milhoen guldens voor
soldij te vinden, dacht men een ten honderd van alle bezittingen te heffen,
waartegen viglius eenige bezwaren opperde, zoodat over deze zaak het oordeel
Tan deskundigen zou ingeroepen worden. Maar ook deze heffing zou niet vol-
(1) bor, Hkt. d. Nederl. Oorl D. l. B. IV. bl. 233, 234. hooft, NederL Hist:\i.\.hïA75,m.
(2) Archives de la ßlaison d'Orange, T. ΙΠ. p, 208.
(3) bildeiidijk, D. VI. bl. 98.
JI Deel. 5 Stuk. 4
-ocr page 26-12 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—doende zijn. De Hertog drong er op aan, dat de Koning gewone inkomsten uit
de Nederlanden moeët trekken, door welke hij niet alleen zijne onkosten aklaar
konde bestrijden, maar ook eene som in Toorraad houden. Allen gayen hieraan
hunne goedkeuring, maar geen wilde van vmte inkomsten (revenu perpetueï) hooren
spreken, dewijl dit onmogelijk door de Staten zou bewilligd worden. Alba hervatte,
dat de Koning alsdan, wat de verdediging des Lands betrof, van de genade zijner on-
derdanen afhing; dat hij derhalve niet hun Koning, maar hun onderdaan Λν38; dat zij
daarenboven telkens als zij eene bede toestonden, zulke voorwaarden zouden bedin-
gen, dat den Koning noch bewind noch gezag overbleef, om de schuldigen te straffen;
dat dit twee overgroote zwarigheden waren, welke men volstrekt trachten moest te
vermijden. De vrees voor het verwerpen aan den kant der Staten, moest hen niet
bekommeren; hg wist wat.hem te doen stond. Na overleg met koirgarmes, stelde hij
het heffen van tien ten honderd bij den verkoop van roerende — en vijf ten honderd
bij dien van onroerende goederen voor, hetgeen in Spanje Alcabalas werd genoemd en
magtig had bijgedragen, om den handel aldaar te vernietigen. Geen wonder derhalve,
dat dit voorstel zoo veel tegenstand bij de leden van den Raad ontmoette, dat alba
het vooreerst moest opgeven, ofschoon hij meende, by het welslagen, den Koning
<iene gemglige dienst te bewijzen. Alom vond hij tegenwerking, zelfs bij den Raad
van Beroerten, de vargas alleen uitgezonderd, zoodat deze Raad, naar zijne getui-
genis, hem meer werks verschafte dan de misdadigers zelve, terwijl de zaakge-
lastigden in de gewesten zich beijverden meer om de schuldigen te verbergen daj)
te (Ontdekken (1). Granvelle, welke op 's Konings begeerte met alba aanhou-
dend over de Nederlandsche zaken briefwisselde, roemde des Hertogs maatregelen als
Keer verstandig; maar toonde even weinig als deze den aard der Nederlanders te ken-
nen, toen hij op de uitgewekenen de Λvoorden van liviüs toepaste: vana sine viribus
tra (2); hij begreep niet, dat de wanhoop krachten geeft, en dat alles gewaagd Λvordt,
waar niets te verliezen is. Ondanks zijne lofspraak op alba's handelingen, en als het
Avare daannede ia strijd, betreurt hij het lot der Nederlanden en dat men hem niet
heeft willen gelooven toen hij, voorziende wat nu gebeurde, diegenen, welke invloed
bezaten, verzocht een anderen weg, dan dien zij betraden, in te slaan, om de volksvry-
heden te handhaven. Vurig wenschte hij, dat eene algemeene vergiffenis wierd ver-
leend , vreezende, dat bij gebreke daarvan of door dit te lang uit te stellen, het Land ont-
(1) Correspondance de PHiurPE 11, T. II. p. 23 , 24.
(2) Toorn zonder raagt is niets. Correspondance de puilippe II, T. II. p. 15, 17, 26, 27, 28,
40, 49.
DES VADERLANDS. 19
volkt zou worden (1). In Duitschlmid werden Tele klagten oyer 'sHertogs gedragingen 1568—
aangeheven; men beschouwde zijne maatregelen als tegen de nieuwe godsdienst gerigt, ^^^^
en. hoopte dat hij niet van den weg der regtvaardigheid afweken, ea zich, tot het
straffen van eenigen uit het gemeen bepalen zoude. Alba betuigde hierop, dat juist
de hoofdaanleggers der beroerten moesten gestraft ΛVordenj en dat niemand ter zake
van godsdienst, maar alleen ter zake van oproer vervolgd werd (2).
De krijgstoerustingen des Prinsen van Oranje konden hem niet onbekend blijven.
Naar het schynt, hadden reeds vroeger strooptogten van Oranjesgezind^ partygangers
plaats gehad. Althans in het laatst van "Wijnmaand des verloopen jaars,, had de Burg-
graaf van Nijmegen bevel ontvangen, om, op begeerte van de Regering dier stad, de
huislieden van zyn ambt te wapenen en derwaarts te zenden ter verdediging tegen de
vyanden, welke haar bedreigden (5). De Hertog nam derhalve nog twee duizend Walen in
soldij, als ook een aanzienlijk getal Italiaansehe ruiters, die in Frankrijk gediend had-
den en thans, na het sluiten van den vrede, met den Graaf van Aremberg naar de
Nederlanden kwamen. Zijne wervers ontmoetten dikwerf die van oranje in de steden
en dorpen van Duitschland. Hij bezette de grenzen, Maastricht^ Namen en Henegou-
wen (4). ORAïijE zou gaarne met een inval in de Nederlanden gewacht hebben, tot
een binnenlandsche opstand of buitenlandsche krijg den Koning verhinderde, al zyne
krachten tegen hem te bezigen. Doch de uitgewekene Edelen, ongeduldig om naar het
Vaderland terug te keeren en hunne verdrukte landgenooten te wreken, spoorden hem
derwijze aan, dat hij hun verlangen bevredigde, uit vrees welligt, dat de tijd hun moed
mögt bekoelen, welken hij slechts wenschte te betoomen (ö). Z.yn leger bestond ten
deele uit Nederlandsche vlugtelingen, ten deele uit onlangs geworvene Duitsche en
Fransche benden. Naar het plan van den veldtogt, door hem ontworpen, moesten
kleine afdeelingen op drie verschillende punten, ten Zuiden, ten Oosten en ten
Noorden, te gelyken tijde de Nederlanden aftasten, terwyl hij zelf, wanneer α,ιλκ
(1) Correspondance de philippe II, T. II. p. 18.
(2) Correspondance de philippe II, T. IL ρ. 16.
(3) ν. HASSELT, Stukk. υ. d. Vaderl. HisL D. I. bl. 207 , 208.
(4) mendoce, Hist. d. guerres de Flandres, Liv. IL ρ. 35. ν. metehen, Hist, d. NederL OorL
B. III. bl. 56.
(5) iiEYD, Nederl Hist. bl. 4. hooft, Nederl. Hist. B. IV. bl. 171. bob, daarentegen, verhaalt
Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. IV. bl. 232, dat de Prins door diderik vak sonoy de ginds en
herwaarts verspreide Edelen liet aanmanen, de wapenen op te vatten, maar dat slechts eenigen
daaraan gehoor gaven, de overigen zich vooreerst verontschuldigden, daar zg de zaken nog eenigen
tijd wilden aanzien, eer zij zich in gevaar begaven.
4*
-ocr page 28-12 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—zijne magt in deze onderscheidene rigtingen verdeeld, of een punt ontbloot gelaten zou
^^^^ hebben, met het gros des legers in het hart van Nederland zou dringen, in de verwachting
eenig gewest of aanzienly ke stad aan zijne zyde te trekken, en van daaruit de vaan des
opstands verder te planten (1). Hij hoopte tevens, dat de kusten van Holland en Zee-
land door de Engelschen in beweging zouden gebragt worden (2). Dit wijselijk over-
legde plan mislukte j eenigen meenen door »de overhaasting van sommige hoofden, die,
meer onverschrokkenheid dan beleid bezittende, de omzigtige maatregelen van den Prins
aan al te groote schroomvalhgheid toeschreven (3)anderen beweren, »dat het oogen-
bhk, om de Spanjaarden in de Nederlanden te bestrijden, nog niet gekomen was, daar
de wanhoop des volks niet de hoogte bereikt had, om de schrik en verslagenheid,
welke de dwingelandij altijd inboezemt, te verdrijven (4)." De aanval ten Oosten, of
aan den Maaskant, scheen aanvankelyk te zullen slagen. Onlangs had de Graaf van
Culemborg zijn eigen sterk kasteel Witthem, aan den regteroever der Geule niet ver
van Valkenburg in het Limburgsche gelegen, hetwelk alba had laten bezetten, her-
overd ; een wapenfeit, dat als een voordeelig begin van het plan, om langs de zijde van
Gulik in Gelderland of Brahand te vallen, beschouwd werd. De Graaf van den Berg
hernam insgelijks zijn slot te ^s Ileerenberg, en terwijl andere Nederlandsche Edelen
Grave en Boxmeer vermeesterden, hielden hy en culemborg in diens heerlijkheid
Weert zich bezig met het werven van krijgsvolk. Hun doel was zich met villers,
LUMET, RisoiR, GARLoo en andere hoofden te vereenigen, welke twee duizend man
hadden bijeengebragt, over welke nooGSTRATEiï het bevel zou voeren, doch die hierin
door JATT VAN MONTiGKY, Ilcer van Villers, vervangen werd. In weer>vil van 's Prinsen
Gras^ii ^^ï^^ingcn, voerde villers deze ongeregelde bende, van welke velen slecht gewapend
1508 en allen nog onbeeedigd waren, naar Roermonde, in de hoop dat men hem de
poorten zou openen. Daar hij zich hierin vergiste, trachtte hij er met geweld in te
dringen en stak twee poorten in brand, doch ontmoette een tegenstand, welke hem
noodzaakte van dit plan af te zien. Op het berigt dezer bewegingen had de Hertog
van Alba don sangho de londogno met vijf vaandels Spaansch voetvolk, het vaandel
Lanciers van sancho d'avila , het vaandel Albanesche ruiters van mgolo basta , en twee
vaandels Duitsch voetvolk van Graaf filips van Eber stein naar de Maas gezonden.
Montigny, van het naderen der Koninklijke benden vervdttigd, verUet Roermonde en
(1) STIIADA, de Bello Belg. Lib. VII. p. 381. v. metems, llist. d. Nederl. OorL R. Iii. bJ. 56.
HOOFT, Nederl Hist. B. V. bi. 176.
(2) BEPtxivoGLio, Ncderl. JlisL bl. öl.
;.(3) BOSSCHA, NedcrL Heidend. D. I. bl. 151. (
(4) BORGNET PHILIPPE II, ot la Bclgique, p. 63.
-ocr page 29-DES VADERLANDS. 2ί>
trachtte in liet Land van Gulik terug te trekken. Maar de Spanjaarden achterhaalden li568—
hem tusschen Erhelens^ eene stad in Gelderland^ en Daelhcm\ onder het gebied des
Hertogs van Kleef. Weldra ontstond een hardnekkig gevecht, vvaarin hij zijne ruiterij (jrasm.
verloor en een gedeelte van zyn voetvolk genoodzaakt werd, zich in de omhggende
bosschen te werpen. Met dertienhonderd voetknechten trok hy in Daelhem, waar de
Spanjaarden hem volgden en na een half uur vechtens binnen drongen. Niet alleen
degenen, die zich verdedigden, maar ook vele anderen ΛveΓden over de kling gejaagd,
en een vijftigtal, waaronder hij zelf, gevangen genomen. De Spanjaarden telden slechts
twintig dooden en vijftig gekwetsten. ΜοκτιαΝΥ, met den Heer van Iluy en andere
voorname gevangenen door sakgho d'avïla, die op Erkelens terugtrok, den volgenden
dag naar Brussel gevoerd, ontdekte daar aan den Hertog van Alba de plannen des
Prinsen van Oranje, diens bondgenooten, de hulpmiddelen op welke hij rekenen kon-
de, en de legerhoofden, welke hem moesten ondersteunen. Londogno wierp zich met
zyne krijgsmagt ter bezetting in Roermonde, en het aldaar aanstonds de overige gevan-
genen, waaronder eenige inboorlingen, ophangen. Hij verliet echter weldra die stad uit
hoofde van de pest, en trok in Maastricht. Grave en Boxmeer, op het aanrukken van de
benden van den Graaf van Megen en gowzalo de bragcamonte , door 's Prinsen volk
verlaten, ontvingen Spaansche bezetting. Zij, welke aan de nederlaag te Daelhem
ontkomen waren, verliepen, gelyk al het volk dat in die streken verzameld werd;
eenigen werden sedert met ballingschap en verbeurdverklaring van goederen gestraft.
De Prins van Oranje, die zich nu niet langer in Kleef veilig achtte, nam de wijk naar
Dillenburg (1).
Inmiddels had lodevvuk van Nassau den aanval aan den kant van Friesland onder-
nomen. De afwezigheid van den Stadhouder, den Graaf van Aremberg, scheen
iiem te begunstigen, en de stemming der Friezen en Groningers gaf hoop, onder-
steuning bij de bevolking te zullen vinden. Zegher vak groysbeegk of groesbeek.,
AREMBERGS plaatsvervanger in het bewind over Friesland^ Overijssel, Groningen en
hingen, verwittigd, dat lodewijk met een halven broeder van brederode naar
Leer Avas vertrokken, dat een honderdtal vreemdehngen den weg derwaarts insloeg, en
(1) Con-espondance de rniLippE II, T. II. p. 25, 26. Correspondance du JDuc d'albe sur
l'invadon du Comte louis de Nassau &i Frise, p. 6—8. langüeti Fpist. lib. I. p. 65. viglii Episi.
ud. nori'ERüM, p. 474, 475. Sententiön van alva, bl. 28, 204, 205. mendoce, Ilist. d. guer-·
res de Flandr. Liv. II. p. 35—42. ie petit, Chrm. de Holl. Τ. II. Liv. Χ. ρ. 195. chapi-uys,
lïist. Gén. de la gucrre da Flandr. Liv. IL ρ. 67, 68. campana, dclla guerra di Fiandra, T. 1.
p. 39, 40. bentivoglio, Nedcrl. Ilist. bh 91—93. Bon, Ilist. d. Nederl. Oorl. D. L B. IV. LL 234.
v. meteren, Ilist. d. Nedcrl. Oorl. B. III, bl. 57. hooft, Ncdcrl Ilist. B. V. bl. 176. μείικί»
Rer. Belg. Lib. 1. p. 26, 27.
12 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—aan den Itant van Oost-Friesland hoopen Tolks bijeenkwamen, begaf zich naar Gronin-
gen , om de rust en tucht aldaar te handhaven, de bewegingen dezer byeentrekkende
benden gade te slaan, en de nadere bevelen des Hertogs van alba af te wachten; Avant
volk uit de spaarzaam bezette steden kende hij, zonder vrees voor beroering, niet weg-
nemen , )) zoodanig had de boosheid der tijdengelijk hij zich uitdrukte, »de gene-
genheid der bevolking veranderd." Zonder derhalve tegenstand te ontmoeten trok lodewijk
van Nassau, den dag vóór het gevecht bij Erkelens, met Graaf hans van Embden en drie
vaandels voetvolk in Westwoldingerland, en overrompelde het huis te Wedde, welk Arem-
berg behoorde, aan den weg, die uit Munsterland over de Bourtange naar Groningen
voert, op welke stad hij het voornamelijk gemunt had. Dit huis werd tot loopplaats
bestemd voor degenen, welke uit de omstreken van Embden en Bremen zich met
hem moesten vereenigen. Groesbeek , bezorgd dat liij van daar uit met eene versterkte
kriggsmagt bij Kollum in Friesland zou dringen, zond honderd busschieters en zestig
soldaten benevens cenige haakbussen derwaarts, om dit te voorkomen. Hij Avaagde het
niet een grooter getal uit Leeuwarden en Sneek te verwijderen, wegens den onrus-
tigen en wankelenden geest der inwoners; en in Groningen^ Avaar de bezetting uit vier
vaandels voetvolk bestond, maakten de Duitsche soldaten zwarigheid de stad te verlaten,
om daar buiten te vechten, en eischten onstuimig voldoening der achterstallige soldij.
Ondertusschen had alba, verwittigd van de inneming van het huis ie Wedde,
den Graaf van Megen gelast, onverwijld een zijner vaandels voetvolk ter bescherming
van liet kasteel en de stad Lingen^ niet ver van daar en welker belangrijkheid hij
kende, af te zenden; en te gelijken tyde van groesbeek bevolen, het zamentrekken
en de strooptogten der vijanden met alle kracht te beletten, en op alles een Avakend
oog te houden tot de komst van Aremberg, welke op het punt was met eene krygs-
raagt aan te rukken. Graaf lodewijk, wiens manschappen in getal aanmerkelijk waren
toegenomen, had middelerwijl zijn volk in drie afdeelingen gesplitst; de eene hield het
huis te Wedde bezet ter bewaking der krijgs- en mondbehoeften, die uit Duitsehland
aangevoerd warden; de andere sloeg zich neder in Slochteren, en met de derde, be-
staande uit vier vaandels voetvolk, ^vierp hy zich in Appingadam, een open vlek, waar
de Burgemeester sebastiaan wabbeks hem krachtdadig ondersteunde. Terstond liet hij
er de kerken plunderen en verwoesten, en schreef aan de Regering van Groningen:
»Onze gunstige groete en goede wil vooraf. Voorzigtigen, Eerzamen, Lieven, Bijzon-
ßfoei^ deren. Wij willen niet in twijfel trekken, dat gij nu, en voornamelijk uit het afschrift
1568 y^Q onzen brief aan den Stadhouder groesbeek van den negen en twintigsten der
vorige maand, klaar en duidelijk vernomen hebt, hoe wij niet voor ons zelven en hgt-
vaardig, maar naar'ontvangene bevelen (ingevolge onzen lastbrief) met krijgsvolk in dit
Laöd getogen en van zins zijn, door hulp en bijstand van den Sterken en Eeuwigen God,
ten beste des Konings van Spanje en tot welzijn en bescherming der Nederlanden in
DES VADERLANDS. 2ί>
het algemeen, de ingewortelde, vreemde en scliandeiyke dwingelandij van den afgdjsse- 1568—
lijken wreedaard en vervolger van Christelijk bloed af te schaffen, de oude beroemde voor-
regten weder te brengen en te handhaven, en ook den armen, ginds en herwaarts ver-
jaagden, verdreven Christenen en bloedverwanten (vätternn) des Vaderlands, troost, hulp,
redding en bijstand te verschaffen. Derhalve zijn wij vol vertrouwen, dat gij, als de
voornaamste stad van dit Land, niet minder den algemeenen nood, kommer en ellende,
ook den schandelijken ondergang van deze gewesten zult te haite nemen en bedenken,
dat zij gemeenlijk door valsche, verdichte leugens van eenige verbitterden den Koning
van Spanje als muiters en oproermakers zyn voorgesteld, en uit dien hoofde de lieden,
in het algemeen onschuldig, zonder verhoor vervolgd en door dwingelandij in de
uiterste ellende met schande en hoon gedompeld, en eerroovend aan lijf, naam en goed
behandeld Avorden, Avaardoor niet alleen-de goede naam des Konings bij de omlig-
gende Stenden, de Keurvorsten en andere Vorsten des H. Roomschen Rijks, ja van dc
geheele Christenheid bevlekt is geworden, maar ook de welvaart van het Algemeen
geheel en al vernietigd, het geweten tot verderf bezwaard, en het Land met onge-
hoorde lasten en dienstbaarheid erbarmelijk gedrukt is geworden. Nu stellen wj in u
een bijzonder vertrouwen, dat gij, als voorname en verstandige (lieden), boven alle
anderen zult helpen bevorderen Gods eer, den gemeenen vrede en eene goede bewind-
voering, en u, zonder dat het noodig is er veel op aan te dringen, laten bewegen, den
roem des Konings te vermeerderen en voor het geteisterde Vaderland met christelyke
toegenegenheid u te betoonen. Deswege hebben wij in ons laatste schryven aan u goed*
gunstiglijk laten verzoeken, dat gy ons eenigen uit den Raad in persoon zoudt
zenden, om u onbeschroomd onzen last, bedoeling en voornemen mondeling te open-
baren, en zijn nog steeds vriendelijk gestemd, uwe komst verwachtend. Maar zoo wy,
boven alle verwachting, uwe ongenegenheid mogten bemerken, welke wy zeer ongaarne
zouden vernemen en ons van harte leed zijn zoude, dan moesten wig, en zijn dit
krachtens onzen bovengenoemden lastbrief verphgt, u als vijanden van het algemeen
welzijn des Vaderlands en alzoo van den Koning verklaren, beschouwen en tegen
u vijandelijk handelen, daar >vij ons voor een vriend des Konings en van den gemee-
nen vrede verklaren. Wij vermanen u, uit bijzondere genegenheid en liefde, dat gy
u door wankelmoedigheid niet laat afbrengen of scheiden, dan zult gij in de vol-
gende tyden en ten eeuwigen dage prijs- en roemAvaardig zijn, ook lot duurzamen
vrede geraken. Wat alzoo uw gevoelen, >vil en meening is, wenschen wij spoedig
door een schriftelijk antwoord te vernemen, en zijn u bijzonder gunstig genegen."
Lodewijk ontbood insgelijks afgevaardigden van de Staten der Ommelanden bij zich te
Appingadam^ om hun zijnen last van Koningswege te openbaren, hun verzekerende,
»dat hij gekomen Avas, om de vrijheden en voorregten der Nederlanders te handhaven,
en hen van de dwingelandij der vreemdelingen te bevrijden, wanneer de dienst van Gód en
12 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
(568—-den Koning dit Tordert; hij kwam ais vriend, niet als vijand." Het schijnt, dat de
lu76 jeze oproeping gehoor gegeven hebben, maar de Regering van
lo v.
Bloeirn. Groningen door jatt mepsghe, Doctor in de Regten en 's Konings Luitenant aldaar,
hierin weerhouden werd. Zyn huis de Ham vrerd deswege, met eenige belendende
woningen, door lodewijks volk ingenomen en grootendeels verbrand, en vijf dagen
iater tegen hem den volgenden open brief uitgevaardigd: »lodewijk, Graaf in Nassau
enz. enz. Dewijl de Luitenant mepsghe zich tegen ons, die niet anders zoeken dan
de eer en het ivelzijn des Konings van Spanje en dezer verdrukte Landen, met
bitteren nijd, heimelijk, boosaardig, en arglistiger wyze verzet, daarenboven ons niet
waardig acht zich tot ons te vervoegen, zoo weten wij niet anders dan hem als open-
lijken vijand van de gekwelde Nederlanden^ van den Koniog, en van ons zeiven
te beschomven en te verklaren. Wg hebben deswege bevel gegeven, dat Avanneer
MEPSGHE binnen twee dagen zich niet met ons verdragen, of drie duizend daalders ons
ter hand gesteld heeft, tegen hem, zijne have en goederen met allen ernst zal
gehandeld worden." Drie dagen te voren had lodewijk de Ommelanders verbo-
den, op straffe van lyf en goed bg overtreding, aan de ingezetenen van Groningen
eenige rente, pacht, huur of andere schulden te betalen, tot hy anders zou bevolen
hebben. Het ontbrak hem echter niet aan verstandhouding in Groningen^ bovenal in
Friesland, Zelfs verscheidene aanzienlgke Friezen hadden zich by hem gevoegd, onder
welke zich twee Burgemeesters en eenige Schepenen van Leeuwarden, drie Grielman-
nen, en de Opperraad en algemeene Schatmeester tjalink van etsiiïga geteld Averden.
De voornaamste bevelhebbers zijner krijgsmagt, tlie dagelyks versterkt werd, waren uit
Friesland. Zijn volk was slecht gewapend, en met reikhalzend verlangen zag hij
diderik. vait sonoy te gcmoet, wien het aankoopen eener aanzienlijke hoeveelheid
vuurroers te Wezel was opgedragen, doch waarvan het vervoer door den Hertog van
Brunswijk, die met eenig volk tusschenbeide lag, belemmerd werd.
Middelerwijl had de Graaf van Aremberg^ onlangs uit Frankrijk teruggekeerd, zicli
15 v. naar het bedreigde gewest begeven. Hij vond Leeuwarden in gisting en menig bur-
ger den vijand niet ongenegen. Terstond gelastte hij het stedelijk bestuur allen
verdachten personen, tot nader bevel, de stad te verbieden, hunne goederen te
laten opschrijven en hunne huizen of winkels te laten sluiten; de vrouwen en kin-
deren der voortvlugtigen moesten insgelyks uit de stad gezet, en het huis van
ETSiNGA, ten voorbeeld voor anderen, tot den grond geslecht worden. Gevangen
overloopers moesten dadelijk opgehangen worden. De burgerij van Groningen was
mede niet te vertrouwen; Aremberg vreesde zelfs, dat zij, in afwachting van hulp van
LODEWIJK, zich tegen de bezetting zou verzetten, op welke men evenmin konde bou-
wen, daar zg misnoegd was over het niet betalen der soldg en het gebrek aan het be-
noodigde, op hetwelk hun Kolonel, de Baron vow sghaumburg, reeds dikmaals den
Bloeim.
DES VADERLANDS. 35
m
Hertog van Alba opmerkzaam gemaakt had. Hoe groot alba als Veldheer ook moge 1568—
geweest zijn, in het verzorgen der soldaten ^γas hij ten uiterste achteloos. Niet alleen
ïeden Arembergs benden gebrek aan geld en leeftogt, maar een gedeelte van megens
krijgsvolk geraakte daardoor zelfs aan het muiten, en niet dan met moeite keerde het
tot pligt en tucht terug. Dit laatste was thans van te meer belang, daar megen aan
het hoofd van vierhonderd Spaansche en Albanesche ruiters en vijftienhonderd man voet-
volk, den vijand den toevoer uit Duitschland en den terugtogt moest afsnijden, doch
Avanneer de nood het vorderde, zich met den Graaf van Aremberg vereenigen. Van 20 v.
daar dat hij besloot regtstreeks op Groningen te trekken, toen Aremberg er geko- ^lggy^'
men ivas, wiens krijgsmagt, naar zijn oordeel, niet tegen die van lodeayijk van Nassau
opgewassen zou zijn. Zij bestond slechts uit tien vaandels voetvolk, door don gonsalvo
i)E BRAGCAMONTE uit Amsterdam aangevoerd, vier vaandels voetvolk, uit de bezettingen
van Leeuwarden en Snee/c gcligt, en een vaandel Duitschers van vo?i schaumburgs af-
deeling. BoscnnuizEN, Baljuw van Texel, Λγerd met cenige oorlogsvaartuigen naar tle
Eems gezonden, om te kruisen. De legermagt van Graaf lodewijK., bij welke acht of
negen honderd man voetvolk onder crispijn van Salzburg, en twee honderd ruiters
onder adolp van Nassau zich gevoegd hadden, werd door Aremberg op tien of twaalf
duizend man geschat. Zij droeg, even als de benden des Konings, roode sjerpen tot
veldteeken; en 'sGraven vaandel voerde lot spreuk: Nunc aut nunquam^ reeuperarc aut
mori (1). Op het berigt, dat lodewijk met acht of tien vaandels voetvolk naar Win-
sum was vertrokken, besloot Aremberg hem derwaarts te volgen. Hij nam uit Groningen
zes metalen veldstukjes mede, van welke eik den naam voerde van een der eerste toonen
in den niuzijkladder, uf, re, mi, fa, sol, la, voorzag zich van kruid en lood, en
rukte met zijne vijftien vaandels op naar het klooster te Wittewierum, een dorpje tus- £2 v. '
sehen Appingadam en Gronitigen, omstreeks twee uren van beide gelegen, waar hij '»'of-'"".
tegen den avond aank^vam en zich nedersloeg. Aldra vertoonden zich veertig of vijftig
ruiters en eenig voetvolk van lodewijk, om den vijand te verkennen, doch sloegen,
door de Spanjaarden achtervolgd, den weg in naar Appingadam, in welks nabyheid
duizend hunner busschieters post gevat hadden. Hier ontstond eene schermutseling;
twintig busschieters Avaren gesneuveld en twee gevangen genomen, toen de nacht een
einde aan het gehecht maakte. Aremberg trok op Witlewierum terug, en lodewijk.,
door de muitzucht zijner knechten gedrongen, over Slochleren naar het huis te Wedde.
Bij het aanbreken van den dag dwongen de Spanjaarden hun Veldheer, die gaarne eerst
den naderenden megen zou hebben afgewacht, den vijand, dien zij in de verte zagen
wegtrekken, te achtervolgen. Hiervan onderrigt, stelde lodewijk, na zijne muitende
(1) »Nu of nooit, herwinnen of sterven."
II. Deel. l> Stuk.
44 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— krijgslieden overgehaald te hebben om te strijden, niet ver van het klooster te Ihili-
' gerlee, zoo veel als heilige of gewijde hoogte, een gehucht tusschen Winschoten en
Scheemda, drie duizend man voetvolk en drie honderd ruiters in slagorde. Zoodra
hij de Spanjaarden, die omtrent vijftien honderd man sterk waren, in het gezigl
kreeg, joeg op zijn bevel, om te voorkomen, naar het schynt, dat zij zich tut
een geregelden aanval schaarden, Graaf adolf van Nassau met zijne ruiters op
}ien aan. Niettemin rukten zij met hunne veldstukken, van welke lodewijk niet voor-
zien was, voorwaarts, maar werden eensklaps van ter zijde door een Avelgerigt vuur der
23 v. Waalsche scherpschutters, hier in hinderlaag gelegd, begroet en in verwarring gebragt.
jggg'Een algemeene aanval op dit oogenblik door lodewijk met nadruk ten uitvoer gebragt,
besliste den strijd. De Spanjaarden sloegen op de vlugt; velen vonden den dood in de
poelen en moerassen; eenigen zochten te vergeefs eene schuilplaats in het klooster Hei-
lig er lee, hetwelk stormenderhand werd ingenomen. De slag had van des avonds vijf
uren tot acht uren geduurd. Het getal der gesneuvelden wordt verschillend opgegeven.
Naar het berigt van den Graaf van Biegen, waren niet meer dan vijf of zes honderd
Spanjaarden verslagen. De Prins van Oranje begroot het getal op vijftienhonderd. Vol-
gens een Spaanschen strijdgenoot zeiven bedekten negentien honderd lijken het slagveld,
van welke verreweg de meesten Spanjaarden waren. Een ander, die drie dagen na den
slag de strijdplaats bezocht, bepaalt het getal op zeventien honderd. Zekere phebens,
destijds Regeringslid van Groningen, brengt het tot twee duizend. Van krijgsge-
vangenen wordt in de oorspronkelijke beriglen niets gemeld; het schijnt, dat men
beiderzijds geen genade verleende behalve aan zes vkigtelingen, die zich in den toren
van het klooster neiligcrlee verborgen hadden. Eenige Spanjaarden, welke zic]i in de
koornvelden verscholen hadden, werden opgevangen en doodgeschoten. Al de vijandelijke
veldstukjes, vier honderd beladene wagens, de krijgskas, en het zilverwerk van Arem-
berg en anderen vielen den overwinnaar in handen. Naar opgave van den Prins van
Oranje, zou lodewijk slechts vijftig man verloren hebben; maar hij had het verlies
van zijn broeder te betreuren, welke bij een echten krijgsmansaard de beminnelijkste
hoedanigheden paarde. Op welke wijze de zes of zeven en twintigjarige adolf van
Nassau het leven verloor, is onzeker. Eenigen rneenen, dat zijn paard, de teugels
opnemende, hem reeds in het begin van den slag midden onder de vijanden had
gevoerd, waar hij, na dapperen tegenweer en niet zonder menig aanvaller te hebben
nedergeveld, uit den zadel was geworpen en met vele wonden doorboord den geest
gaf. Anderen melden, en welligt op den meeslen grond, dat hy by den aanval
op het klooster te Heilig er lee, daaruit door een schot doodelijk getroffen werd. Het
verhaal van sommige Spaanschgezinde schrijvers, dat Aremberg , verwoed op adolf
inrijdende, eerst door een pistoolschot, toen met den degen hem heeft doorboord, maar
ook gelijktijdig door adolf doodelijk gewond werd, Avordt teregt onder de verdichtselen
DES VADERLANDS.
mm
gerangschikt. Het lijk van adolp werd, na den slag, bij voorraad in de lierkie Wedde iqqS—
bijgezet, toen naar Embden en vervolgens naar Dillenburg gevoerd. Aan dezen eerste
<lcr WASSAU'S, welke zijn bloed in den strijd voor de Nederlandsclie vrijheid gestort heeft,
is door vrijwillige bydragen van byzondere personen in achttien honderd zes en twintig
een gedenkteeken, ter plaatse waar hij sneuvelde, opgerigt (1). Een niet minder zwaar
verlies leden de Spanjaarden in Aremberg, een der dapperste en ervarenste Nederland-
sche krijgsbevelhebbers, wiens dood insgelijks op verschillende wijze vermeld wordt.
Het aannemelijkste verhaal luidt, dat hij, vruchteloos trachtende zijn volk bijeen en
tot staan te brengen, en ziende dat alles verloren was, zich eindelijk ook op de
vlugt begaf. Pogende met zijn paard over een hek te springen, werd hij door een
gemeen soldaat in den hals geschoten, en hem terstond daarop, ofschoon hij zich
bekend maakte, door een trompetter derwyze een slag met een vuurroer op het hoofd
loegebragt, dat hij bewusteloos van zijn paard stortte en verder werd afgemaakt.
Men voerde zijn lijk en witten strijdhengst voor Graaf lqdewijk. Het lijk werd
eerst in het klooster te Heiligerlee bijgezet, en vervolgens in eene looden kist naar
zijne familie gevoerd. Alba en grakvelle erkenden, dat de Koning in Aremberg eenen
getrouwen, Avakkeren krijgs- en staatsdienaar verloren had. Hij was ijverig Katholijk
en zeer aan den Koning gehecht, die hem met gunstbewijzen overlaadde; bedaardheid,
voorzigtigheid en standvastigheid waren de hoofdtrekken van zijn karakter. Hij stamde
af uit het geslacht van ligke, van den jongsten tak van Barhancon^ en liad sinds zijn
huwelijk met marguerite de la margk. Gravin van Aremberg, dien laalsten naam. aan-
genomen. Hij was Ridder van het Gulden Vlies, Lid van den Raad van State, en Stad-
houder van Friesland, toen hij by Ileiligerlee sneuvelde; de eerste slag »in welken onze
voorvaderen eene volstrekte overwinning op de Spanjaarden bevochten hebben (2)."
(1) Zie dit gedenkteeken beschreven en afjjebeeld in: IMde aan de Nagedachtenis van Graaf
adolf van Nassau door m. i. adriapji en Mr. u. a. spandaav, Gron, 1827.
(2) Correspondance du Duc d'albe sur IHnvasion du Comte louis de Nassau en Frise, p. 13—99,
110, 111, 121. Correspondance de philippe II, ï. II. p. 28, 33, 34. Archives de la Mai-
son d'Orange, T. III. ρ. 220—223. ν. d. bergh. Brieven over den togt van Grave lodewijk van
Nassau, in het Zesde Deel der Nieuwe Werken van de Maatschappij der Nederl. JLetterk, te Lei-
den, 1)1. 9—11. Egt berigt van het omkomen des Graven van Aremberg, in van wijns Jluiszil-
tcnd Leven, D. I. N®. 2. bl. 232. Wij hebben daarbij vergeleken poktus iieuteivus, Rer. Austr.
Belg. Lib. XVIII. p. 437. de mendoce, Hist. memorabledes giierres de Flandres, Liv. III. ρ. 42—
48. sïrada, de Bello Belg. Lib. VII. p. 381—385. campaxa, della guerra di Fiandra, T. I. p.
41—44. la>'anio, Ie gueire di Fiandra, p. 29. bestivoglio, Nederl. Jlist. bl. 93—97. meursii
i\cr. Belg. Lib. I. p. 29—32. le petit, Chron. d. Holl. Τ. ΓΙ. Liv. Χ. ρ. 199. chappuys, Jlist.
gén. de la guerre de Flandre, p. 108. bor, Eist. d. Nederl, Oorl, 1), I. B. IV, bJ. 234—236.
'i *
-ocr page 36-44 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
15f)3— De nederlaag Lij lleiligerlee^ meent inen, spoorde alba, aan, om hel yonnis over de
yoornaamste der onivlugte en gerangene Edelen in allerliaast te laten yellen en voltrekken,
Hy besefte al het gewigt van lodewijks overwinning, uit welke bewegingen in on-
derscheidene gewesten te vreezen waren, bovenal dewijl hij het grootste gedeelte zijner
krijgsmagt naar het bedreigde punt moest zenden, en zelf zich derwaarts dacht te begeven,
iioe hgt konden ook, terwijl men van zijne schrikwekkende nabijheid bevrijd was, de
gevangenen met geweld uit hunne kerkers verlost worden? Om deze gevaren, naar
het schijnt, af te wenden, wilde hij geheel met schrik en ontsteltenis treffen (1).
Over den Prins van Oranje, wien men van den aanslag tegen zijn persoon verdacht
hield, werd tlo'br den Bloedraad, in naam des Hertogs, niet des Konings, het eerst
28 v. vonnis geveld. Willem wordt daarin van de misdaad van gekwetste Majesteit beschuldigd en
' inzonderheid, dat hij, na zijne indaging, de wapenen tegen den Koning heeft opgevat, en
ia weerspannigheid blijft volharden. Hij wordt hierom voor altijd en op straffe des doods,
uit 'sKonings stalen gebannen, met verbeurdverklaring van al zijne goederen (2). Te.
zelfden dage Λverd een gelijk vonnis uitgesproken over lodewijk van Nassau, de
Graven van den Berg, Culemborg, Hoogstraten en den overleden Hendrik van
Brederodc (3). Achttien gekerkerde Edelen, Avier regtsgeding reeds ten tijde der
Hertogin van Parma was opgemaakt (4), werden tot den dood door het zwaard
verwezen (15). Onder hen bevonden zich de gebroeders vaiv batenburg, jakob van
iLPENDAM, JAN VAN BLOis van Trcsloug, MAxiBULLiAN VAN BLois, gezcgd coGK. van Nee-
1 v. rijndii, en de twee Friesche Edelen sjoert eeima en hartman galama. Omringd door
inaTnd ^^^ö®^ vaandels Spanjaarden, en onder het roeren der trommels, op dat hunne aanspra-
ken tol het volk niet gehoord zouden worden, ondergingen alle hunne straf op den zooge-
naainden Sablon of paardenmarkt te Brussel voor de woning van noirgar.mes , welke,
v. meteren, Ilist. d. Ncderl, Oorl. B. III. hl, 56, 57. v. reyd, Ncdcrl. Gesch. Β. I. bl. 4. hooft,
Nederl. llist. B. V. bl. 177, 178. avinsemiüs, Chron. v. Vriesl. B. XVI. bl. 541, 542. schotanus,
Friesche Ilist. B. XXI. bl. 749, 750. lltdde aan de nagedachtenis van Graaf adolf van Nassau,
bl. 43—56. BOSSCHA, Nederl. Heidend, te Land, D. I. bl. 152—158.
(1) strada, de Bello Belg. Lib. VII. p. 385. v. d. sande, Nederl. Ilist. B. I. bl. 17. besti-
voGLio, Nederl. Ilist. bl. 97. bosscha, Nederl. Heidend. D. I. bl. 159, 160. groen v. prissterer,
in de Archives de la 3Iaison de Orange, ï. III. ρ. 239. ν. corvin-wiersbitzky, de Tachtigjarige
Oorl. D. I. bl. 504.
(2) Sententiën van alva, bl. 70—12. cysiüs, Oorspr. d. Nederl. Der. bl. 396.
(3) viGLu Epist. ad uopperum, p. 481. bor, Eist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. IV. bl. 238.
(4) Inierrogatoires de belrio, in v. d. bergh's Gedenkst. D. I. bl 323.
(5) Sententiën van alva, bl. 72—82.
-ocr page 37-DES VADERLANDS.
met BALAYMONT en de overige leden van den Bloedraad, dit treurig schouwspel aanzag. 1568—
1576
De BATENBURGEN Avcfden het eerst onthalsd. De lijken met de hoofden er op Averden
buiten de stad op den grooten weg aan staken gehangen; doch de batenburgen,
MAxiMiLiAAN VAN BLOis CU PIERRE ANDELOT ïiam mcn, om liunnc hooge afkomst, ua
eenige uren weder af en begroef hen twee aan twee, ongekist in ongewijde aarde,
omdat zij niet in het Roomsch-Kalholijk geloof gestorven Λvaren. Hetzelfde viel ook
te beurt aan eeima, galama, treslong, ilpendam en nog drie anderen, dewijl.^zy ge-
biecht hadden; de overige zeven lijken bleven hangen tot zij geheel vergaan waren. Den
volgenden dag werd de doodstraf aan de Heeren van Yillers en Huy ^ in het gevecht
bij Daelkem gevangen genomen, aan den Baljuw van Enghien en den Predikant cor-
nelis de meen voltrokken. Daar de beide eerste hunnen biechtvader betuigden, als Katho-
lijken te zullen sterven, werd bij hunne teregtstelling de trom niet geroerd. Toen vil-
lers echter het schavot beklommen en zijn gebed verrigt had, verklaarde hij luide, dat
hij »geen verrader was, maar om zyne trouw aan den Koning en de behartiging van
'sLands welvaart en vrijheid leed; dit was velen in het harte bekend, en het oordeel
der nakomelingschap zou het bevestigen." En toen de biechtvader hem zijne belofte
herinnerde, riep hij uit: »Ik zal in de Hervormde godsdienst, als de alleen ware,
sterven (1)." Kaar een ander verhaal werd, toen villers stierf, de trom even luide
geroerd als by den dood der andere slagtoffers. Vóór zijn uiteinde verzocht hij zijn
biechtvader, uit Aviens mond dit is opgcteekend, den Hertog van Αίί/α te verzekeren,
dat hij, bij zijn verhoor, egmond met verdichte beschuldigingen bezwaard had (2):
Het lot van egmond en hoorne zou thans ook spoedig beslist worden. Beide Graven
Avaren nu reeds negen maanden in het slot te Gent op het gestrengste bewaakt en be-
handeld geworden (3). Hoorne zelfs zou van gebrek zijn omgekomen, indien zijne
behmvdmoeder zijne mondbehoeften niet bekostigd had (4). Als beschuldigd van hoog
verraad, was hun de toegang of aanspraak van magen of bekenden volstrekt geweigerd.
De Gravin van Egmond, sabina van Bcijercn, zuster van den Paltzgraaf frederik III,
had derhalve, maanden geleden, zich schriftelijk bij den Koning beklaagd, »dat haar
(1) Coirespondance de philippe II, T. II. p. 28. Archives de la Maison d'Orwige, ï. III. ρ.
239, 240. DOR, IlisL d. Ncderl. Oorl. I). I. B. IV. W. 238. gysius, Oorsp. d. NederL lier.
bl. 397, 398. hooft, Ncderl. Ilist. B. V. bi. 179, 180. v. meteuen, lUst. d. Ncderl. Oorlogen,
B. III. bl. 57. wEuRsii Rer. Belg. Lib. I. p. 33, 34, stkada, de Bello Belg. Lib. VII. p. 386,
•CAMPANA, della guerra di Fiandra, T. I. p. 46.
(2) V. D. UAER, de ML Tumult. Belg. Lib. II. p. 457.
(3) Procés des Comtes ίζ'εομοντ et de iiorke, ï. I. p. 87, 217. ï
57
(4) BOR, IJist. d, Nederl. Oorl. D. I. B. IV. bl. 209, . ^ ;.
ν.-;;·::
yVffHWttti
-ocr page 38-44 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—echtgenoot de kamer niet mögt verlaten, in welke hy op het slot te Geul gekerkerd
was, 'en dat men zelfs haar niet veroorloofde, hem te bezoeken." Zij had hare vrees
te kennen gegeven, dat »deze enge opsluiting, zoo geheel in strijd met de gewoonten
van den Graaf, zijn leven in gevaar mögt brengen, vóór hrj zijne onschuld zou bewe-
zen hebben." Daarom had zy verzocht, dat »haren gemaal een zyner eigene huizen
tot gevangenis mögt aangeAvezen worden, zich zelve, hare kinderen en al hare goe-
deren tot waarborg aanbiedende. Kon zij deze gunst niet verwerven, dat dan ten
minsle haren echtgenoot veroorloofd wierd, vrije lucht in het kasteel van Gent te
scheppen." Tevens had zij geklaagd, dat »hare goederen aangeslagen werden, zelfs
vóór de Graaf veroordeeld Avas, hetgeen ten eenenmale streed met de wetten en de
billijkheid." »Ik vertromv," zeide zij, »op de goedheid, barmhartigheid en regt-
vaardigheid van Uwe Majesteit, welke niet zal dulden, dat ik met mijne elf kinderen
Uwe Landen verlaat, Avaar heen de Keizer, Uw vader, mij geleid heeft, om daar buiten
een middel· van bestaan te zoeken." Zij eindigde met de bede, »dat de Koning haren
echtgenoot naar 'sLands voorregten en gewoonten zou behandelen (1)." Op haar verzoek,
had Keizer maxiauliaan nadrukkelijk bij fiups aangehouden, dat egmond als Ridder
van het Gulden Vlies behandeld en op vrije voeten gesteld wierd, om rekenschap van
zyne daden te geven. Hij had den Koning de groote diensten herinnerd, welke de
Graaf aan Keizer karel V en hemzelven bcAvezen had, en betuigd in καμοκο nimmer
iets anders dan opregten wil, liefde en ijver voor 'sKonings dienst ontdekt te hebben.
Voorts had hij filips onder het oog gebragt, dat de Graaf en diens gade aan de door-
luchtigste huizen van Duitschland verwantschapt waren, en dat reeds verscheidene
Duitsche Vorsten hem, als Keizer, verzocht hadden, 'sGraven voorspraak bij den Ko-
ning te zijn. Ten slotte had hij rilips gebeden, den toestand der Gravin met hare
elf onmondige kinderen in het oog te houden (2). Op aandrang van hoogstraten en
nieuwenaaii, liad de Keizer zich evenzeer ter gunste van hoorne tot den Koning ge-
wend (5). Insgelijks was door de echtgenoote des Graven van Iloorne, walburge,
Erfgravin van Nieuwenaar en ßleitrs, .welke aan de voornaamste geslachten van Duitsch-
land vermaagschapt was, en anna van Egmond, zijne moeder, bij den Koning aange-
houden, dat de Graaf »naar rede, billijkheid en regtvaardigheid behandeld wierd,
Avaarop hy als hd van het Duitsche Rijk en Ridder van het Gulden Vlies aan-
spraak had (4)."
(1) Correspondance de piiiLiprE II, ï. II. p. 5, 6.
(2) Corrcspondance de pniLiPPE II, T. I. p. 588.
(3) Procés des Comics (/'egmost et de horne, T. I. p. 212, 216, 219,
(4) Correspondance de philippe II, T. I. p. 600.
-ocr page 39-DES VADERLANDS. 45
Juisl dit laatste punt, het voorregt der Vliesridders Tan door niemand dan door het 1568—
Kapittel der Orde gevonnisd te kunnen worden, had alba veel moeite gebaard. Mansfeld ^^^^
had zich niet alleen bepaald, hem zijn leedgevoel over de schending van dat voorregt
bij de gevangenneming van egmond en hoorive te kennen gegeven (1), maar zich
kort daarna tot den Koning zeiven vervoegd. Zijn brief is én om den inhoud, én om
den rondborstigen doch bescheiden toon merkwaardig, »Toen de Graven van egmonï»
en HOORNE," zegt hij, »op de wijze, welke Uwe Majesteit zal vernomen hebben, en
tegen de statuten en voorregten der Orde, gevangen genomen waren, achtte ik het
mijnen pligt, ingevolge den eed door mij aan de Orde afgelegd, daarover den Hertog
van Alba te onderhouden en liem te herinneren, dat hij niet minder dan ik ver-
pligt was, de statuten der genoemde Orde uit al zijn vermogen te handhaven. Ik
bragt hem onder het oog, dat de handelwyze tegen de beide Graven ons de verwij-
tingen der andere Ridders op den hals zou laden, zoodra hun dit ter ooren kΛvam,
indien hun niet aangetoond werd, dat wij onzen pligt vervuld hadden. Toen de Her-
log mij hierop antwoordde, dat vóór zijn vertrek uit Spanje, Uwe Majesteit dit punt
had laten onderzoeken en bepaald had, dat de gezegde statuten niet toepasselijk waren
op de misdaad van gekwetste Majesteit, drong ik daar niet verder op aan, vooral om-
dat de Hertog mij verzekerde, dat Uwe Majesteit dit alzoo wilde en ik mij, door mijn
gedaan voorstel, als geregtvaardigd konde beschouwen, zoo wel met betrekking tot Uwe
Majesteit, als Hoofd en Vorst, als tot al de Ridders van de Orde. Ht besloot dus,
niet meer over deze zaak te spreken, omdat altijd mijn wil ondergeschikt zal zijn aan
dien van Uwe Majesteit. Ondertusschen, Sire, hebben de Gravinnen van Egmond en
lloorne, zoo wel als de vrienden en verdedigers der gevangenen, mij den eed, wel-
ken ik als Ridder der Orde heb afgelegd, herinnerd en begeerd, dat ik mij tot Uwe
Majesteit zou wenden, opdat de zaak der genoemde gevangenen overeenkomstig de
statuten der Orde behandeld wierd. Ik heb alzoo niet kunnen nalaten den tegenwoor-
digen brief aan Uwe Majesteit te schrijven met eerbiedig verzoek, dat het U behage,
in deze zaak een besluit te nemen, Λvelk rede en billijkheid vorderen,,.. Ik smeek
Uwe Majesteit nederig, mij dezen stap niet ten kwade te duiden, betuigende dat ik niet
begeer in iets tegen Uwen wil te handelen, maar integendeel bereid ben, mijn leven
en al wat ik bezit voor Uwe dienst op te offeren (2)." In dien geest en loon had ook
barlaymojit Zijn gcvoelen over dit punt aan den Koning te kennen gegeven. Egmond
had hem, als Ridder van het Gulden Vlies, en andere Leden der Orde, ja alba zeiven
tot zijne gemagtigden {Procnrcurs) benoemd, en zijne hulp en bijstand geëischl, krach-
(!) Mg. Gesch. d. Vaderl. D. II. St. IV. bl. 500.
(2) Corrcspondance de philippe II, T. I. p. 607.
44 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—tens de statuten en den eed, door hem afgelegd, deze te zullen handhaven (1). Om
1576
verdere aanmerldngen te voorkomen, was door den Koning den twiniigsten van
Wintermaand des verleden jaars aan alba, op diens verzoek, eene volmagt gezonden,
om de Ridders van het Gulden Vlies in regten te vervolgen (2). Dit sluk voerde echter
de dagteekening van den vierentwintigsten van Lentemaand des genoemden jaars, en was
van dezen inhoud: « Filips door Gods genade enz. enz. Grootmeester [Chef et Souve-
rain) van de Orde van het Gulden Vlies. Aan allen enz.. Daar wij tot welzijn, rust,
vrede en herstel der zaken in onze Nederlanden besloten hebben, ons binnen kort der-
waarts te begeven, zoo hebben wij onzen Neef en Hofmeester dok ferkando alvarez
DE TOLEDO, Hertog van Alba, Markgraaf van Coria, Ridder van onze Orde van het
Gulden Vlies aangesteld, om de onlusten en beAvegingen, die er tot onze groote smart
ontstaan zijn, tegen den tijd onzer komst te stillen, te bedaren en uit den Λveg te rui-
men, hem den last gevende van Kapitein-Generaal in de genoemde Landen en er vóór
ons heen te gaan, zoo als uit zijn lastbrief kan blijken. Maar in aanmerkiag ne-
mende , dat er zich zaken kunnen opdoen, in cenige opzigten betrekkelijk de ge-
noemde Orde en hare Ridders, broeders en beambten; en het zelfs konde gebeuren,
dat in deze onlusten, in welke dikwijls zaken tegen alle verAvachting voorvallen,
iemand van hen, hetzij beambte, hetzij misschien zelfs Ridder en broeder, zich zoo
vergate, hetgeen wij echter denken noch gelooven kunnen, dat lüj iets tegen ons of
onze staten ondername, hetgeen in onze afwezigheid eenig middel van herstel en
vonnis vorderde en Avel zoo spoedig, dat de zaak geen langer uitstel duldde en het
derhalve noodig Avare, een geschikt en genoegzaam gevolmagtigd persoon te benoemen,
om in onze afwezigheid in dit geval te handelen gelijk ons, als Grootmeester, zou beta-
men, doen wij weten, dat in aanmerking nemende het groote beleid, de trouw en
deugd, Avelke wij altijd gevonden hebben in den persoon van onzen gemelden Neef, den
Hertog van Alba, en oordeelende, dat Avij tot dat einde geen geschikter persoon zouden
kunnen kiezen, niet alleen om den post van Kapitein-Generaal, dien Avij hem hebben
opgedragen, maar omdat hij ook Ridder is van dezelfde Orde, en Avel de oudste der
Ridders-medebroeders thans in de Nederlanden aanwezig; daarenboven de genegenheid,
Avelke Avij altijd in genoemden Hertog bespeurd hebben voor de gemelde Orde, en voor
alles Avat hare eer en aanzien betrof, hebben Avij dezen Hertog gekozen en aangesteld,
gelijk Avij hem bij dezen kiezen en aanstellen tot onzen plaatsbekleeder, hem uitdruk-
kelijk gezag en bevel gevende, in onze plaats te handelen, bevelen en gelasten in al
het bovengenoemde met den aankleve van dien en wat zich verder zou kunnen opdoen,
(1) Correspondance dc ππι,ιριέ 11, Τ. 1, ρ. 614.
(2) Correspondance de piiilii'I'e II, Τ. I. ρ. 613.
.........................
-ocr page 41-DES VADERLANDS. 45
hetgeen hij gepast en noodig zal oordeelen; zelfs, wanneer een geval mögt voor- 156S—
komen dat kastijding en straf vorderde, ook met gevangenneming de gezegde
Ridders onzer Orde te vervolgen of te laten vervolgen, hun geding te laten op-
maken , en voor het overige uit te voeren, Λvat hem volgens dezen last toekomt
en zoo als wij zelve zouden kunnen en moeten (uitvoeren), waartoe wy hem "
magtigen en volkomen en volstrekt gezag geven; eischende van en bevelende aan alle
Ridders, broeders en beambten van gezegde Orde, hem te ondersteunen en achting en
gehoorzaamheid te bewyzen in het voorschrevene en den aankleve van dien, zoo
als zij zouden bewyzen aan onzen eigen persoon; en (gelasten) al onze andere reglers,
ambtenaren en onderdanen, hem te helpen en te ondersteunen zonder daarby in ge-
breken te blijven of zwarigheden op te werpen, want alzoo behaagt het ons, in weerwil
van hetgeen er mede in stryd is {non obstant quelconques choses au conlraires). Ten
getuige daarvan hebben Avij dit met onze eigen hand onderteekend, en doen zegelen
met ons Groot Zegel, hetwelk men gewoon is in stukken van staat te bezigen, om ,
dat het gewoon zegel der genoemde Orde niet bij de hand was; wij Avillen en verstaan
echter, dat dit even geldig zal zyn, alsof het met het genoemde zegel der Orde gezegeld
geweest ware (1)."
Alba, had deze volmagt, welke met voordacht vroeger >vas gedagtcekend, den zesden
van LouAvmaand nog niet ontvangen, toen hij den Koning verwittigde, dat hij de Registers
van het Gulden Vhes had onderzocht, om meer byzonder te weten, wat er van die
gunsten (grace) eigenlijk waie, welke de Ridders beweerden, dat hun bij het Kapittel te
Doornik in Vijftien honderd een en dertig verleend waren. Dewyl de Griffier der
Orde, 3vik0laas nigolaï, met de papieren naar Luik gevlugt was, had dit onderzoek
eenige moeijelijkheden opgeleverd; maar viglius had zooveel yvcr daarby betoond, dat
hij juist gevonden had, wat de Hertog zocht, wien hij verzekerde, dat de zaak nu
niets meer te wenschen overliet. Hierop had alba besloten, de Vliesridders bijeen te
roepen, hun deze stukken [documents) mede te deelen, en hen alzoo tevreden te stellen,
dewijl de gemagtigde (Procureur) van den Graaf van Egmond, mkolaas de land as,
juist op deze punten van de voorregten der Orde zich beriep en er niet van >vilde
afwijken, maar by elk woord protesteerde (2). Er waren op dien tijd slechts
twee Ridders te Brussel, aarschot en barlaymowt , welke zich door 's Hertogs redenen,
hoe dringend ook, niet lieten overtuigen, en zelfs eenigen twijfel te kennen gaven over
de echtheid der stukken, welke hij hun voorlegde (3). Ook de landas bleef onverpoosd
(1) Corresjmidance de philippe II, T. II. p. 630.
(2) Correspondance de philippe II, T. II. p. 4.
(3) DE nEiFFENBERG, ^ist. de VOrdre de Ia Toison d'Or. Introduction, p. XXXIV.
II Deel. 5 Stuk. 6
-ocr page 42-42 ALfxEMEENE GESCHIEDENIS
1568— op de handhaving van de Statuten der Orde met allen nadruk aandringen, waartoe hij
^^^^ en sabina van Beijeren insgelijks dow awtooto doria aanspoorden en Termaanden om,
in ziyne hoedanigheid als VHesridder, den Koning en den Hertog te schrijven, opdat
EGMOND, welke legen die Statuten was gevangen genomen, toch overeenkomstig deze mögt
behandeld worden. In dien toon schreef de Graaf van Iloogstralen aan den Hertog van
Beijeren, als Ridder yan het Gulden Vhes, ten behoeve des Graven van Iloorne (1).
Alba had de verleende volmagt, om Ridders 'van het Gulden VUes te vonnissen, vol-
doende gevonden. De Koning hoopte, dat door dit middel, de zwarigheden, Avelke men had
opgeworpen, uit den weg geruimd zouden zijn; en hij zwaaide vighus hoogen lof toe
over de groote kennis en schranderheid, welke deze, bovenal ter zake van de
Statuten der Orde, had ten toon gespreid (2). Maar mögt filips zulk eene volmagt geven,
en als Grootmeester zich laten vervangen; had hij zelf wel eens regt over het lijf van een
gewoon Ridder? De misdaden, egmokd en hoor we te last gelegd, waren tegen hem als
Koïiing, niet tegen hem als Grootmeesier gepleegd, len ware men tot dit laatste brengen
wilde, dat zij, als vrienden van Ketters, zich tegen de Orde vergrepen hadden, Λvier taaie
het was de Katholijke Leer te handhaven. Alba zelf verklaarde, dat hij in hunne zaak
handelde op last van den Koning als lieer der Nederlanden, niet als Grootmeester
der Orde (3). Het is een belangrijk punt, omdat er uit moet blijken, of filips en alba
hier alleen gestreng, dat is regtvaardig, of ook onwettig, dat is owre^ifvaiiriiiV/handelden.
Onder de regtsgeleerden begreep men destijds, over het algemeen, dat de Koning regt had,
Vliesridders, wegens beschuldiging van hoogverraad of hoogheid-schennis, voor eene andere
Vierschaar dan het Kapittel der Orde zelf te regt te stellen. » De reden waarop zij hun
gevoelen vestigden, kwam in eflecte hier op neer, dat een privilegie een regt is door den
Vorst geschonken, en, als zoodanig, geïnterpreteerd moet worden uit 'sVorsten oogmerk en
wil, maar dat de Vorst met het te geven geen oogmerk of Avil konde hebben, om eene
misdaad tegen zijn vorstelijk gezag en Avaardigheid daarmede te bevoordeclen. En hoe-
veel er tegen dit argument is in te brengen," gaat bilderdijk voort, »ik heb het bij
ons nog voor de balie hooren aanvoeren. Inderdaad, naar de menschen zijn, ieder door
zijne eigen vooroordcelen verbhnd, en door een bijzonderen wind of her- of derwaarts
gedreven, dien hij zelf dikwijls niet kent of bemerkt, is het een purit dat altyd betwist
zal worden, en daarom bij staatsAvetten eens vooral bepaald behoorde te worden, omdat
men aan de eene en andere zijde in de goede trouw kan zijn. — De Raad van Beroer-
(1) Correspondance de piiilippe II, T. II. p. 8,9. de reifpenberg, llisl. de t'Ordre dein ïoison
d'Or, p. 508—513.
(2) CoiTcspondance de piiilippe II, T. II. p. 11, 12.
(3) DE UEiFFENBERO, lUst. de VOrdre de ia Toison d'Or, p. 5i0,
-ocr page 43-DES VADERLANDS. 45
ten twijfelde niet aan zijn regt, maar dagvaardde orawje, brederode, de Graven van 1568—
Nassau, van den Berg, Hoogstraten, Culcmhorg en anderen. Onder deze waren er,
die veel sterker gronden hadden, om de competentie tegen te spreken dan een privile-
gie: daar zij geene onderdanen van den Koning, maar blootelijk als zjine Leenmannen
te beschouwen waren, en dus volstrekt niet dan door hunne medeleenmaiinen veroor-
deeld konden worden. Het Crimeyi Majestatis wordt niet begaan dan door een onder-
daan. Vergrijpt zich de Leenman, het is felonie; en wil de Leenheer hem uit dien
hoofde strail'en, 't is voor zijne medeleenmannen, zijn pares in Curio, dat hij geroepen
moet worden. Geen ander, 't zij Hof, 't zij Vierschaar, kan hier Avijzen. En zoo was
het met oranje, zoo met zijn broeder, met vaw den berg en anderen, die eigenlijk
geen onderdanen van filips, maar alleen zyne Leenmannen waren, en voorts onafhan-
kelyke Heeren, of Vorsten, of onderdanen van een ander rijk (1)."
De gronden, op welke viglius 'sKonings handelwijze ten opzigte van egmond en
hoorne verdedigde, waren, 1°. het besluit [ordonnance), genomen op het Kapittel der '
Orde, te Brugge in Veertien honderd acht en zestig gehouden, alwaar de Ridders, bij
gelegenheid der lijfstraiFelijke zaak van de Heeren de groy, de cuimay en de lan-
woYj welke weigerden de gewone regtbank van den Vorst te erkennen, bewerende, dat
zij aan den regtsdwang der Orde alleen onderworpen waren, plegtig verklaard hadden,
dat de Orde geen regt had, kennis te nemen van de zaken [cas) harer Leden, dan al-
leen in gevallen van eer; eeiie verklaring, die te meer ter gunste des Konings be-
sliste, daar zij in haar geheel nog in de Registers der Orde gevonden werd, zonder
ooit van kracht beroofd, doorgehaald of herroepen te zijn en zy daarenbo-
ven gegeven is door de Ridders, tijdgenooten van den Stichter, en welke men dus
onderstellen kan met diens bedoelingen bekend geweest te zijn. 2°. De beloften, ten
gevolge van dit besluit, door den Heer de croy, een der vermelde Heeren, in het
Kapittel te Valencie^ines, in Veertien honderd drie en zeventig gehouden, en voor liet-
welk zijne zaak op nieuw diende, afgelegd, dat hij zich, zoo dikwijls het gevorderd
Avierd, zou stellen hetzij voor de Orde, hetzij voor 'sVorsten gewone regtbank. 5®. De
vonnissen gewezen door het Kapittel van Veertien honderd een en tachtig tegen vijf
Ridders, (he zich bij den aanhang des vijands gevoegd hadden, welke vonnissen, over-
eenkomstig het besluit van Veertien honderd acht en zestig, alleen in gevallen van eer
gewezen Averden, Vervolgens tot de andere lijfstraiFelijke gevallen van later tyd overgaande,
in welke de Orde Avas tusschenbeide gekomen, en inzonderheid tot dat van Don juak
EMMANUEL, Wien de Hertogin van Savoijc, Landvoogdes der Nederlanden, ia Vilvoorden^
(1) BILDERDIJK, Gcsch. d. Vdderl. D. VL hl. 92—94. Vijl. Mg. Gesch, d. Vadert. D. Π. St. IV.
J)l, 220, 221, 386.
44 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—op last van Keizer maximiliaan, liad laten vatten, merkte hij aan, dat de pogingen, toen
door den minderjarigen Grootmeester, 'sKeizers kleinzoon, in vereeniging met zijne me-
deridders, bij de Hertogin ter slaking des gevangenen aangewend, hun ontijdig door den
Griffier der Orde waren ingeblazen, die, bij afwezigheid van den Kanselier, deze ge-
heele zaak leidde en hen, ten opzigte van de uitgestrektheid van de voorregten der Orde,,
wist voor in te nemen, door hun die beschikkingen verborgen te houden, Avelke voor zijn
doel niet gunstig waren. Aangaande het besluit van Vijftien honderd zestien en dat
van Vijftien honderd een en dertig, hetwelk gene vernietigde, beweerde hij, dat beide
genomen waren, zonder dat men op hetgeen vroeger verrigt was, en in het bijzonder
op het besluit van Veertien honderd aeht en zestig, gelet had. Ten slotte gaf hij zulk
eene wending aan het laatste dezer besluiten, op hetwelk de Graven van egbionb en
iiooRiTO hunne klagten grondden, dat daarin de misdaad van hoogverraad uitgesloten
was van de bevoegdheid der Orde, en derhalve de zaak der beide gevangenen en
van hunne medepligtigen (1).
)) Het is niet de vraag, welke uitvlugten regtsgeleerden als viglius konden vinden,
om, hetzij door de wet der staatkundige noodzakelijkheid, hetzij door het pijnlijk bij-
eenzamelen van gevallen, waarin op gelijke wijze gehandeld Avas, de verraderij en het
geweld te verontschuldigen, waardoor iioorse en egmond gevangen en voor eene gansch
onbevoegde Vierschaai- teregt gesteld werden. — Wie met een goeden wil zoekt, vindt ;
en viglius vond in de gedenkschriften en het wetboek der Orde, alles wat de Koning,
de Hertog en de vargas wenschten. De algemeene meening echter achtte door de in-
hechtenisneming en de buitengewone regtspleging der beide Graven, de voorregten der
Vliesorde verkracht en eene daad gepleegd, die zelfs aan het koninklijk alvermogen niet
vrijstond (2)." Ten bewyze, hoe vast de overtuiging van de onschendbaarheid der Vhes-
ridders allen beheerschte, wordt het voorbeeld van de hames aangehaald, welke, als
Wapenheraut, slechts een dienaar, geen lid der Orde was. Ofschoon hij in hooge mate
de gramschap der Landvoogdes verdiende, wachtte zij zich echter wel, hem aan te tas-
ten, uit hoofde der waardigheid, welke hy bij 'sKonings Orde bekleedde. »Van den
aanvang dezer onlusten af," schreef zij aan den Spaanschen gezant te Weenen^ wer-
waarts de hames zich begeven had, »heeft hij niet nagelaten, het zoo slecht te maken
als maar mogelyk is; ik houde hem voor het hoofd en den raddraaijer van al de ranken,
die er omgaan; en ik zou hem zeker de straf zijner boosheid hebben laten ondervin-
den , ware hij niet dienaar der Orde en als zoodanig slechts voor zijne Majesteit en het
Kapittel der Orde te regt te roepen. Sommige Ridders hebben hem bij zich ontboden
(1) de eeipfeisderg, IHst. dc l'Oré-e de la Toison d'Or Introduction, p. XXXIII, XXXIV.
(2) de Gids voor 1846, D. H. bl. 428.
-ocr page 45-DES VADERLANDS. l>5
en onderhouden over wat men hem te laste legde; en daar hij niet schroomde alles te 1568—
bekennen, hebben zij hem aangeraden, zich buiten 'sLands te begeven, wilde hij niet
te eenigen tijde bij den kraag gegrepen worden." En een weinig later schreef zij:
»konde men de hames magtig worden en ergens heen voeren, waar hij aan een gestreng
gehoor kon worden onderworpen, het ware eene dienst bewezen aan God en aan den
Koning; maar het geschiede voor alle dingen in het geheim (1)." Zoo dacht de Her-
togin van Parma, zoo dacht elk onbevooroordeelde over de onschendbaarheid der Orde,
/00 dachten de Vliesridders op grond van het voorregt, hun door den Keizer, na over-
leg met zijne mederidders, op het Kapittel te Doornik in Vijftienhonderd een en dertig
verleend, » dat de Grootmeesters, en niemand anders, na overleg met hunne mederidders
of met de meesten van hen in Kapittel vereenigd, kennis zullen nemen van de misslagen
en misdrijven der Ridders en beambten der Orde; dat de Grootmeester of zijn zaakgelas-
tigde, Ridder van dezelfde Orde, door een bijzonder besluit gevolmagtigd, diegenen
konde vervolgen, welke, na behoorlijk onderzoek, schuldig bevonden Λvierden aan ,
eenige in het oogvallende (notoir) zaak, door middel van inhechtenisneming en gevan-
genhouding hunner personen, altijd na overleg met tien Ridders of zoodanig ander getal,
als de omstandigheden van den tijd en het vereischen der zaak konden veroorloven;
stellende de schuldigen, zoodra men hen op deze wyze zou gevat hebben, onder de hoede
van het eoUegie en het minzaam gezelschap [amiahle compaignie) der Orde, opdat van hunne
zaak kennis genomen wierde door den Grootmeester of, in zyn afwezen, door zijn gelastigde,
Ridder van dezelfde Orde, en zijne mederidders; onder dien verstande evenwel, dat de
genoemde gelastigde, die, bij afwezigheid van den Grootmeester, met zijne mederidders
liet geding van de schuldigen zal ingesteld hebben, gehouden zal 'zijn, vóór hen te
vonnissen, het te zenden aan den Grootmeester met hun berigt er bij, om door dezen
en de andere Ridders, ten getale van ten minste zes in Kapittel vergaderd, en na ook
het berigt van de afwezige Ridders gehoord te hebben, die het meeste bescheid van de
zaak kunnen geven, onderzocht en beslist te worden, zoo als dit naar regten zal bevonden
worden te behooren. Dit besluit zal de plaats vervullen van een bevel en eeuwigdurend, on-
herroepelijk Statuut (2)." Deze bepaling is later niet alleen nimmer gewijzigd, herroepen
of ingetrokken, maar door filips zelf in Vijftienhonderd zes en vijftig bekrachtigd en
bevestigd geworden, toen hij » alle regten, voorregten, vrijheden en vrijstelHngen aan de
Ridders en de vier beambten der Orde door de Grootmeesters, zijne voorgangers, toege-
(1) Correspondance de thilippe II, T. L p. 461, 463. de iieipfenbeug, Hist. de VOrdre de la
Toisoti d'Or, p. 497. De Gids voor 1846, D. II. bl. 429. Vgl. Alg. Gesch. d. Vaderl. D. II.
St. IV. hl 202 , 222 , 349-
(2) DE REIFFENBERG, IHst. de VOrdre de la Toison d'Or, p. 372 , 373.
-ocr page 46-Ö4 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— staan, en inzonderheid de Yoorregten, hun door Keizer maximiliaan in Veertienhonderd
negentig verleend," bevestigde en bekrachtigde (1). Door het Kapittel der Orde, in
dat jaar gehouden, waren vier Vliesridders, ter zake van hoogverraad, teregtgesteld en
veroordeeld geworden, hetgeen maximiliaan in allen deele had goedgekeurd (2).
Het geregteljjk onderzoek van egmond en hoorwe had reeds in Slagtmaand des vori-
gen jaars in het slot te Gent plaats geliad. De verhoeren van egmowd zijn bewaard geble-
ven en belangrijk, dewijl daaruit hoofdzakelijk de schuld of onschuld des beklaagden
moet blijken (3). Zij waren in naam des Hertogs van Alba op den twaalfden, dertien-
den, veertienden en zestienden van Slagtmaand Vijftienhonderd zeven en zestig door de
vargas en delrio, ondcrsteund door den Griffier praats, in de Spaansche taal afge-
nomen. Egmonds antwoorden komen hierop neer: l''. dat hij onderdaan en leenman
des Konings was. 2°. dat de meeste goederen en heerlijkheden, w^elke hij in de Neder-
landen bezat, leenen waren van den Koning, wien hij daarvoor den eed van getrouwheid
had afgelegd. 3®. dat hij, sinds het vertrek des Konings, Stadhouder van Vlaanderen
en Ariois, bevelhebber eener bende van Ordonnantie en, sinds vijf jaren, Slotvoogd te
Gent geweest was; dat hij voor al deze betrekkingen den eed in handen der Hertogin
van Parma had afgelegd, en liem voor het bestuur der genoemde gewesten een
berigtschrift was gegeven, hetwelk men onder zijne papieren zou vinden. 4"^. dat hij
somtijds zich in zijne stadhouderlijke gewesten opgehouden, zich somtijds daaruit, ten
dienst des Konings, verwijderd had, doch dat hij, voor het tegenwoordige, niet konde
zeggen, of hij den inhoud van zijn berigtschrift had opgevolgd, dewijl hij dat sluk niet
(bij de hand) had, het niet dikAvijls en sinds verscheidene dagen niet gezien had (4).
δ*', dat hij, sinds het laatste vertrek des Keizers naar Spanje, Lid van den Raad van
State geweest was en als zoodanig den eed had afgelegd, maar zich niet herinnerde,
voor die bediening een bijzonder berigtschrift {instructie), alleen eene aanstelling [com-
mission) ontvangen te hebben. G°. dat hij steeds, overeenkomstig zijn eed, geheim ge-
houden had, hetgeen in den Raad van State was besloten geworden. 7". dat hij
noch met den Prins van Oranje, den Graaf van Iloorne en den Markgraaf van Bergen
zich vereenigd had en zamengekomen was, om onder elkander over de zaken der Ne-
derlanden en der Algemeene Staten te raadplegen, noch met anderen verbodene by-
(1) de reiffenbeug, ZJisA de VOrdre de la Toison d'Or, p. 45G.
(2) de reiffesbeug, Ilist. dß VOrdre do la Toison d'Or, p. 171)—189.
(3) De Baron de heu-fenberg heeft deze Vcrhooren het eerst door den druk Lekend gemaakt in de
Correspondance de margtjeiute d'Autriclie, p. 301—349.
(4) Dicé que no podria responder por el presente, porqxie no tiene la instruccion, y no lo Iia
vistü inuchos veces, y de muchos dias a esta parte.
DES VADERLANDS. l>5
eenkomsten geliouden, of yerbindtenissen had aangegaan tegen de dienst van den Koning, 1568—
noch had aangedrongen op het bijeenroepen der Algemeene Staten, voor zoo verre liij ^^^^
zich herinneren konde; ofschoon hij wel somt^ds over de algemeene zaken der landen van
Vlaanderen en over de middelen tot lierstel daarvan mag hehhen gesproken, bijzonder
als de dienst des Konings en het behoud der genoemde landen zulks vorderden. 8".
dat hij een der Heeren geweest was, welke wenschten, dat de Kardinaal de grattvelle
niet dien grooten invloed, welken hij bezat, op zaken van het bewind uitoefende; en
daar dit hem toen raadzaam voor de dienst des Konings voorkwam, had hij met den
Prins van Oranje en den Graaf van lloorne den Koning hierover geschreven; hij
verwees op dien brief zeiven; het konde ook wel zijn, dat hij met eenige anderen,
welke tegen den Kardinaal en voor hem zich verklaarden, daarover had gesproken,
maar hij herinnerde zich niets daarvan in het bijzonder; echter waren de Markgraaf van
Bergen y de Heer van Montigny en eenige andere Ridders van het Gulden Vlies van het-
zelfde gevoelen geweest. 9". dat hij zich herinnerde, op zekeren morgen met hoorne,
BERGEN, MONTIGNY en, naar hij meent, met de overige Vliesridders te Brussel aan de
vvoning van den Prins van Oranje te zijn bijeengekomen, alwaar zij, indien hij
zich niet vergist, spraken over den ellendigen staat tot welken de Nederlanden,
naar het scheen, moesten vervallen, en dat men den Koning dit schriftelijk diende on-
der het oog te brengen; daar echter geschil van gevoelen dienaangaande onder hen
ontstond, was men tot geen besluit gekomen. 10°. dat hij den Koning verzocht
bad van zijne betrekking in den Raad van State ontslagen te worden, daar hij en de
overige leden er slechts om den vorm geroepen werden, terwijl alle zaken tusschen de
Landvoogdes en granvelle behandeld en bepaald waren, vóór zij te hunner kennisse ge-
bragt werden; hij herinnerde zich echter niet, ooit over het wantrouwen des Konings
tegen hem geklaagd te hebben. 11®. dat, wat hunne klagte over de wijze van bestuur en
over het groot gezag van een ATeemdeling als granvelle betrof, hij naar den bovenge-
melden brief aan den Koning verwees, welke door hun drieën (oranje, egmond, hoorkt;)
onderteekend was; of cht ook door anderen afzonderlijk Avas geschied, herinnerde hij
zich niet; intusschen, alles was gedaan met een goed inzigt en niet tegen de dienst des
Konings. dat zij zich beklaagd hadden over granvelle, die den Koning vermaand
liad, eenige hoofden der Bondgenooten te laten vallen, zoo hij ooit Heer en Meester der
Nederlanden zijn wilde. 15°. dat hij nimmer gezegd had, dat grantelle het geloofson-
derzoek in de Nederlanden trachtte in te voeren; dat door den Koning uit dien hoofde
nieuwe bisdommen waren opgerigt en het voornaamste daarvan aan den Kardinaal was
geschonken, of dat 's Konings Biechtvader vóór zijn vertrek had verklaard, dat het nood-
zakelijk was nieuwe bisdommen op te rigten en te vestigen, om daarna onmiddellijk het
geloofsonderzoek in te voeren. 14°. dat hij niet het eerst deze grieven had opge-
Avorpen en ook niet wist, wie daar mede begonnen was; zij waren in de we-
Ö4 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—reld gekomen, maar hem was onbekend hoe. IS«, dat hij zich niet herinnerde, dat er
^^^^ sprake bij hen geweest was, een der Bondgenooten wegens deze zaken naar den Ko-
ning af te vaardigen; wel was hun geraden een renbode te zenden, opdat alles gehei-
mer bleve. 16". dat hij volstrekt niets wist van onderhandelingen met den Graaf van
Megcn en diens geschillen over de nalatenschap des Bisschops van Liiik, welke hun
werden aangedicht. 17''. dat hij, Avel verre van de komst des Konings in de Nederlanden
als nutteloos te beschouwen, deze veeleer voor hoogst wenschelijk gehouden had. 18®.
dat SIMON RENARD met hen en andere Bondgenooten geraadpleegd had, voorwendende
'sLands vrijheid te verdedigen, en zich in weinig eerbiedige bewoordingen over den
Koning beklagende. 19°. dat hij noch beweerd heeft noch ooit hooren beweren, dat er slechts
één opperbewindvoerder was van de Staten van Brahand [que huhiese im super-inten-
denle de los estados de Brabante), en derhalve alle zaken door hunne handen moesten
gaan en zij er de meesters van waren. 20". dat hij niet Avist, dat de Markgraaf van
Bergen, met voorkennis van hen en andere Bondgenooten, met nadruk op het bijeen-
roepen der Algemeene Staten had aangedrongen; alleen had hij in het gemeen hooren
zeggen, dat eene zamenkomst der Algemeene Staten noodzakelijk was. 21°. dat hem even-
min iets bewust was van het pogen des Markgraafs van Bergen, om, met voorkennis van
de bovengenoemden, de Staten van Henegouwen tot denzelfden eisch aan te sporen als
die van Brahand, opdat door beider vereeniging de Koning genoodzaakt zou zijn, hun-
nen wensch in te wiUigen; en tevens, om bij de Landvoogdes het ontslag van lakgitta ,
een vreemdeling, als beAvindvoerder over Landrescies, te verzoeken. 22". dat men dik-
wijls gesproken had, dat de Raad der Geldmiddelen en de Geheime Raad met den Raad
van State vereenigd wierden en daar alles besloten zou Avorden [que lo de finanzes y
consejo privado pasase en el consejo de estado y alli se resolviese); hij meende
er den Koning in Spanje en dikwyls de Landvoogdes over onderhouden te hebben,
want om vele redenen oordeelde hij dit wenschelijk voor 'sKonings dienst. 25". dat op
zeker bruiloftsfeest, in zyn huis gevierd, volstrekt over geen bondgenootschap gespro-
ken, maar slechts aan het maken van goede sier gedacht was. 24". dat hij geen
kennis draagt, dat de Prins van Oranje eens zou gezegd hebben: eenmaal sullen wij
de sterksten zijn; maar nu herinnerde hij zich, dat de Prins dilonaals kwalijk tevre-
den was over zijn gering gezag in den Raad van State. 25". dat hij nimmer ande-
ren vermaand had, zich te vereenigen voor de vrijheid en welvaart des Lands; zelfs nooit
gelegenheid daartoe gehad heeft. 26". dat hem geheel onbekend was, dat oranje in zijn
prinsdom de mis verboden en het preken der Hugenooten veroorloofd had; evenmin
herinnerde hij zich wat bergen, aan tafel bij een der Bondgenooten, tegen den Koning
en het Koninklijk gezag had in het midden gebragt. 27". dat hij niet gezegd had, dat
men granvelle, wanneer deze in het Land terugkeerde, zou dooden, en hij noch de
andere Bondgenooten in den Raad van State weder zouden verschijnen. 28". dat men
atiOi
DES VADERLANDS. 49
de leverij met de pijlen, ondanks het verbod, heeft laten dragen, was om kosten te yer-1568—
mijden en een goed voorbeeld aan vele Ridders te geven, die Imnne inkomsten aan
prachtige leverijen verkwistten; en opdat de bedienden van eenige Heeren, die vrienden
van GRANVELLE warcn terwijl zij met hem in onmin leefden, mogten gekend worden,
hadden oranje , ποοκινέ , hoogstraten , bergen , megen , montigny en hij, later
MANSFELD, BREDERODE, GULEMBORG en andere Edelen aan de hunnen eene en dezelfde
leverij en tot geen ander doel gegeven; de leverij met de zotskappen had men laten
varen op bevel van de Landvoogdes, uithoofde van zeker gerucht destijds te Brussel
in omloop; en men had pijlen gekozen, omdat zulks overeenkomstig scheen met het
zinnebeeld der Koningen van Spanje; geen andere grond had daarvoor bestaan. 29®. dat
hy niet gezegd had, dat, zoo de Koning niet aan hunne verwachtingen beant\voordde,
zij huiswaarts zouden keeren, om geen getuigen te zijn van den ondergang des Lands;
hij had echter wel gevreesd, dat hieruit eenige opschudding zou ontstaan. 50®. dat
men dikwerf in den Raad van State over het bijeenroepen der Algemeene Staten ge- '
sproken en hij daarvoor, behoudens den wil des Konings, gestemd had om geld te
verkrijgen, ten einde in de tegenwoordige behoeften te voorzien; er waren toen velen
van dat gevoelen, dewijl zij anders geene mogelijkheid zagen, niet in zwarigheden te
vervallen; met dit alles was zijne bedoeling de dienst des Konings en geene andere geweest.
51®. dat hij gezegd had, dat de bloeilbevelen zeer straf waren, en daarom sinds eenige
jaren niet met gestrengheid ten uitvoer Avaren gelegd. Op de vraag, of hij deze bevelen
voor gestreng hield? antwoordde hij, ze niet gezien te hebben, om ze te kunnen be-
oordeelen, en aldus niet te kunnen zeggen, of zij gestreng waren of niet. Bij het tweede
verhoor kAYamen zijne antwoorden hoofdzakelijk hierop neder: 1®. dat hij meende het
verslag, door den Raad van State over de invoering van het Spaansche geloofsonderzoek
in de Nederlanden uitgebragt, niet gezien te hebben; wat zijn geuit gevoelen over dit
punt betrof, verwees hij naar de aanteekeningen van den Griffier van dien Raad. 2®. dat
hij zich niet wel herinnerde, de Landvoogdes tot het verzachten der straf bevelen, het af-
schaffen van het geloofsonderzoek, en het verleenen eener algemeene vergiffenis te hebben
aangespoord als de eenige weg tot herstel der Nederlanden, ofschoon hij niet durfde
verzekeren daarin te zullen slagen; deed men het echter niet, dan zouden de gevaren ver-
meerderen, en hij >vilde voor de gevolgen niet aansprakelijk zijn; zoo hij zich echter
zoodanig mögt uitgedrukt hebben, dan was het geschied uit dringende noodzakelijkheid,
en alleen nog onder voorbehoud van 'sKonings welbehagen en tot diens nader besluit;
zyne bedoeling was daardoor de scheurmakers en oproerigen voor een tijd tot rust te brengep,
opdat men intusschen het gepaste middel tegen hen mögt vinden, zoo als ook daarna ge-
beurd is; hij verwijst deswege naar de goede diensten, welke hy in dit opzigt bewezen
heeft. 5®. dat hij van het Verbond der Edelen aanvankelijk slechts bij geruchte kennis
had gedragen, en niet dan verscheidene maanden na het aanbieden van het Verzoek-
II Deel. 5 Stuk. 7
-ocr page 50-Ö4 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1508—schrift aan de Landvoogdes, een afschrift Yan het Compromis gezien heeft, maar zich
niet herinnert het gelezen te hehben. 4°. dat hij, \vel verre van de Edelen tot dit
Bondgenootschap aan te sporen door hun alle hulp en bijstand aan te bieden, veeleer
degenen, vv^elke er deel in nemen wilden en hem deswege raadpleegden, dit, en altijd
met gewenscht gevolg, ontraden heeft. ö®. dat hij eerst op de bijeenkomst te Iloogsira-
ten van het plan der Edelen heeft kennis gekregen, om der Landvoogdes een Smeek-
schrift te overhandigen; dat hij dit niet goedgekeurd, en de Landvoogdes er van veΓΛvitligd
had; dat men \e Hoogstraten aan niets anders had gedacht dan om goede sier temaken,
en dat hij op de vergadering te Breda niet geweest w^as. 6®, dat hem niet bewust was,
of EREDERODE op cenc andere wyze Brussel had willen verlaten dan hij er was ingekomen,
noch dat de Bondgenooten plan hadden, zich van Utrecht m&cs,iev te maken; maar dat hij
van dit laatste verscheidene maanden daarna onder het volk had hooren spreken. 7°. dat
hem een onderling verbond van do burgers der steden, met zijnen wil en toestem-
ming, geheel onbekend is. 8®. dat hij nimmer bergew de woorden over 's Lands zaken
had hooren zeggen, welke dezen werden toegeschreven. dat hij niets wist van het
plan der Bondgenooten, om tien of twaalf (luizend gewapenden in bijeen te bren-
gen, om den Koning, als hij door eene krijgsmagt verzeld Averd, het ontschepen te beletten;
maar toen men bcrigtte, dat MjVrkix in Zeeland gekomen was, had hij der Landvoogdes aan-
geboden, zich in persoon derwaarts te begeven, oin het met geweld te hernemen; tot
dat einde had hij eenigen uitgezonden om te verkennen, hoe men er in konde komen,
en varensgezellen gereed gehouden, zoo als bekend genoeg is. 10®. dat hij allen, welke
er hem over spraken, afgeraden had in het Verbond der Edelen deel te nemen, en dat
niemand, die eenig ambt bekleedde, hem verldaard heeft, er toe te behooren. ll'^. dat
hij zich niet herinnerde, op het vernemen, dat de Koning niet tot het matigen der
straf bevelen Avilde verstaan, ooit gezegd te hebben, dat deze alles wilde te onderste boven
werpen. 12°. dat hij nimmer lot de Landvoogdes gezegd had, dat hij vooreerst de wa-
penen niet tot hare verdediging konde opvatten; hij Avas altijd bij haar te Brussel ge-
Aveest, behalve toen hij, op haar bevel, zich naar Vlaanderen en Artois had bege-
ven, om de bewegingen te stillen, hetgeen hem gelukt Avas, zoo als bekend is. 13°.
dat hij niet, zoo als Avordt voorgesteld, toen de Bisschop en de Regering van Utrecht
hem aanboden een zeker getal krijgsvolk te bekostigen, geweigerd 'had, de wapenen
te hunner bescherming op te vatten. 14®. dat, Avel verre van zich dikwijls verontschul-
digd te hebben van de wapenen op te vatten, hem dit nimmer was bevolen geworden; hij
had zelfs altijd op eenige manschappen tot onderschraging zijns bewinds aangedrongen,
maar door gebrek aan geld, Avaren hem deze niet ligtelijk verleend. 15". dat er iets aan
waar was, doch hij herinnerde zich geene bijzonderheden, dat de Prins van Oranje
hem gezegd had, niet te gelooven, dat zijne (orakje's) bende van Ordonnantie, tegen de
Ketters zou Avillentlienen, en derhalve begeerde huiswaarts te keeren. IG«». dat hij nimmer
DES VADERLANDS. öl
bij de Landvoogdes op liet byeenroepen der Algemeène Staten aangedrongen of haar Yoor 1568—
oogen gehouden had, dat, >vanneer zij 't niet deed, deze Staten op eigen gezag zouden ^^^^
bijeenkomen. 17". dat de vergadering te Si. Truijen met zijn wil noch toestemming of
voorkennis gehouden was, en hij ook niet geweten heeft, Avat er verhandeld is geworden
dan vele dagen daarna. 18°. dat hij niet aan de Vergaderden te St, Truijen alle hulp eu
bijstand heeft aangeboden, onder voorwaarde, dat zij het Verzoekschrift en Compromis
niet overtraden; evenmin was de verzekering, te St. Truijen aan de Ketters gegeven,
met zijn wil en op zijn last geschied. 19°. dat hij van de Landvoogdes alleen vernomen
had, dat de Bondgenooten zich van haar trachtten meester te maken. 20°. dat hij niet
weet, dat de Prins van Oranje aan de Ketters te Antwerpen verlof tot vrije godsdienst-
oefening verleend had, maar alleen gehoord heeft, dat de Prins eenige overeenkomst
met hen had aangegaan, Avaarvan de stukken bij de Landvoogdes berusten. 21°. dat,
wat eene zoodanige vergunning van vrije godsdienstoefening aan de Ketters van Gent^
Brugge en andere plaatsen door hem verleend, betrof, hij verwijst naar hetgeen hij '
daarover schriftelijk aan de Landvoogdes, bij zijn terugkeer uit Vlaanderen, heeft mede-
gedeeld , en zich beroept op Geestelijken, den Gewestelijken Raad van Vlaanderen, en eenige
bijzondere Heeren, die het Aveten en er bij tegenwoordig waren; van eene gelijke vergun-
ning , door den Graaf van Iloogsiraien aan de Ketters van Mechelen verleend, Avas hem niets
bekend. 22°. dat hij volstrekt niets wist van het volk hgten der verbondene Edelen in
Ihiilschland; slechts had hij gehoord, dat zij en de Ketters verstandhouding hadden met
Duitschers en Franschen, en er zich op beroemden. 25°. dat hem geheel onbekend was,
of Antwerpen en 's Ilertogenbosch met Brussel en andere steden van Braband over een
onderling verbond onderhandeld hadden. 24°. dat hij slechts van liooren zeggen weet,
dat de Antwerpenaars aan den Prins van Oranje zekere somme gelds voor de gewone
uilgaven van zijn huis geschonken hebben; hij meent, dat de Prins daarvan aan de Land-
voogdes rekenschap gegeven heeft. 25°. dat hij niet Aveet, dat de Regering van Antwer-
pen vijf vaandels burgers geworven en daarover Antonie van straaien tot bevelhebber
aangesteld had, buiten raad of voorkennis der Landvoogdes; wel had hy gehoord, dat te
Antiverpen eenige vaandels voetvolk geweest waren, onder welke van straalen eenige
betrekking bekleedde. 26°. dat hij niets weet van hetgeen lodewijk van Nassau met
den Hertog van Kleef onderhandelde, of van diens volksligtingen in Duitsehland
op last van oranje; slechts had hij hooren spreken, dat lodewijk zich dikwijls naar
Duitsehland en elders begaf, hetgeen hem steeds verwonderd had; dat hy, wel verre
van bij de Landvoogdes op eene algemeene vergiffenis voor diegenen aan te dringen,
welke de Avapenen hadden opgevat, altijd van gevoelen geweest was, dat de zooda-
nigen als vijanden van den Koning moesten behandeld worden, gelijk uit zijne vertoo-
gen in den Raad van State tegen de opstandehngen van Lannoi/y Oosterweel ^ Doornik
eu Valenciennes kon blijken. 28'». dat hij niet met de andere Verbondenen hunne rer-
7*
-ocr page 52-"i^^'S'SWlÏ'''^'· -T'^r^'^W-i 5 ip,-fieirrtJ» ^ τ
s-B·'^'-
ίί
äi ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—bindtenissen geteekend had, zelfs daartoe niet Avas uitgenoodigd gcAYorden. 29®. dat het-
geen te Willebroek behandeld werd, op last der Landvoogdes geschied was, en dat hy
daar niet afzonderlijk met den Prins van Oranje had gesproken. 50". dat hij zich niet
herinnerde tegen de Landyoogdes, in bijzijn van eenige leden van den Raad van State,
gezegd te hebben, dat zoo zij niet alles wilde verliezen en verlangde, dat er veel bloed ge-
plengd wierd, zij niet de bevelen des Konings, maar zijnen (egmowds) raad moest volgen; wel
had hy gezegd, dat de langdurige beraadslagingen en andere bezwaren, toen aanwezig, oor-
zaak konden zijn van vele rampen, en rnen niet lavaad zou gedaan hebben, eenig hulpmid-
del, naar de behoefte van het oogenbhk, te vinden, om grooter kwaad te voorkomen.
31°. dat hij gezegd had, dat het zeer moeijelijk zou zijn, de bevelen des Konings ten
opzigte van het geloofsonderzoek, de verzachting der strafbevelen, de vergiffenis en
het preken te gelijken tijde ten uitvoer te leggen, maar dat hij niettemin naar vermogen
getracht had, de goede bedoeling des Konings te verwezenlijken; nimmer had hij be-
weerd, dat het niet verleenen eener algemeene vergiffenis het Land ten eenenmale in
het verderf zou storten, en dat 'sKonings besluit daaromtrent te laat zou komen. 52".
dat noch hij, noch hoorwe, iioogstratew, backerzele of esqtjerdes beweerd hadden,
dat, indien den verbondenen Edelen en den scheurmakers niet vergund werd, wal zij
vorderden, men alle monniken, geestelijken en Kalholijken, in dienst des Konings, moest
dooden; Avel had hij daarvan, als van een los gerucht onder het gemeen, iets hooren spre-
ken. 55°. dat hij er nooit aan gedacht, er zelfs nooit van gehoord had, den onderbe-
velhebber der bende van Ordonnantie van oranje uit te zenden, om in zijn naam
krijgsvolk te paard te werven. 54°. dat hij nimmer met den Prins van Oranje tegen de
Landvoogdes gezegd heeft, dat wanneer zij het Land verliet, deze gewesten geen meester
zouden behoeven; en dut, wat hun betrof, zy de Algemeene Staten zouden bijeen-
roepen; dat dit laatste in allen geval zou geschieden, en men tot dat einde veer-
tig duizend man zou bijeenbrengen; hij had integendeel alles aangewend, dat de
Landvoogdes Brussel niet verliet. 55°. dat hem niet bekend was, dat op last van
ORANJE en de sioA Antwerpen krijgsvolk te paard in Duitschland werd geworven. 56°. dat
op de bijeenkomst te Dendermonde gesproken was over 's Konings misnoegen betref-
fende den gang van zaken in de Nederlanden, over den vermeenden brief van alava,
welks echtheid hij (egmond) ontkend had, en of men het Land zou verlaten of de wa-
penen opvallen y indien de Koning met eene krijgsmagt mögt komen, maar dat men
tot geen besluit was geraakt en gezegd had, dat men op zulk een zwakken grond,
iets dergelijks van zulk een goed en Katholijk Vorst niet moest denken; hij, dio
dit vreesde, kon het Land verlaten. 57°. dat hij nooit de Staten van Vlaanderen
had bijeengeroepen, om bij de Landvoogdes op het vergaderen der Algemeene Staten
aan te dringen, en ook niet getracht had, dit bij de Staten van Holland te bewerken.
S8°. Op de vraag, of hij in den Raad van State had voorgesteld: vrijheid van geweten.
DES VADERLANDS. l>5
een bepaalden dag voor de bijeenkomst der Algemeene Stalen, en dat de Koning met 1508—
geene krijgsmagt zou komen? antwoordde bij, dat men dikmaals in den Raad van State
verscheidene middelen besproken had, om de' zaken en de rust des Lands te hersteUen,
maar dat de gevoelens uiteenloopend geweest waren, zoo als men uit de opteekenin-
gen der Griffiers kan vernemen. 39°. dat hij had voorgeslagen, door middel van
eenige schikking Valenciemies onder de gehoorzaamheid des Ronings terug te brengen,
maar toen dit mislukte, had aangeraden, die stad met geweld tot onderwerping te
brengen; dat hij openlijk tot hare afgevaardigden gezegd had, dat hij ivoirgarmes tot
dat einde krachtig zou ondersteunen; en wat door hem uit dien hoofde verrigt was,
konden de Landvoogdes en vele Heeren getuigen; in gevolge zijn verslag Avei'd Valen-
cienncs belegerd en sedert ingenomen. dat hij niets wist van eenen brief, ii\ wel-
ken ORATiJE, HOGGSTRATEiN', BREDERODE en OTEiTWENAAR in naam vau nooRTiE hem zou-
den aangespoord hebben, met hen een nieuw verbond aan te gaan, bij hetwelk men
elkander beloofde het preken te beletten, opdat de Koning geen voorwendsel zou hebben, ,
om gewapend te komen; en in geval hij kw ame, om te onderdrukken, hoofden te laten
vallen, kasteden op te rigten, Spaansche bezettingen in de steden te leggen, en de
Nederlanden als veroverde gcAvesten te behandelen, zich alsdan met de wapenen te ver-
dedigen. 410, dat de Graaf van Hoogstraten hem nimmer had laten uitnoodigen, om
met oratije, hoorwe en brederode middelen te beramen, om de vrijheid des Lands,
hunne personen en goederen te bewaren; wel had hoogstrateit hem, uit naam tan
den Prins, erederode en andere Heeren, te Gent dringend verzocht, ϊ\·λάτ Anhverpen te
komen; dit echter had hij afgewezen, eerstens om geen kAvaad vermoeden op te wek-
ken, en ten tweede dewijl Jiij in Antwerpen niets te verrigten had; wat aldaar moest
behandeld Morden, was hem onbekend. 42°. dat liij zich niet herinnerde, dat zij el-
kander, toen het bondgenootschap was te niet geloopen, de brieven, daarover gewisseld,
hadden teruggezonden. 45^. dat hij den zamenverbonden Edelen nimmer gunst of hulj)
beloofd, maar toen zij te St. Trui/jen waren bijeengekomen, hun goede >voorden gegeven
beeft, om hen af te houden verder te gaan en aldaar met de afgevaardigden der koop-
lieden en kerkeraden in eenig verbond te treden; hij had deswege hun hoop gegeven,
dat 'sKonings antwoord zou komen, maar zoo zij anders handelden, zij de vergiffenis en
gunst des Konings niet verwerven zouden; hij had nog onderscheidene andere goede
diensten bewezen, opdat de Zamenverbondenen niet van kwaad tot erger vervielen; op de
vergadering te Duffel was hij met een lastbrief van de Landvoogdes verschenen, welke
nog onder zijne papieren zou gevonden worden, en dien hij niet te buiten gegaan was.
44°. dat hij schriftelijk den nieuwen eed had afgelegd, welke bij de Landvoogdes be-
rust. 450. dat hij aan backerzele geen anderen last had gegeven, dan in Vlaanderen,
door middel der Overheden, het preken te beletten, de Katholijke kerken te herstellen
en dergelijke zaken meer. 46o. dat hij erkende, den Heer van Leefdale, welke over de
Ö4 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—Katholijke godsdienst kwalijk dacht, uit zijne dienst ontslagen en geraden te hebben,
zicli te venvijderen, en dat hij hem sedert nimmer had wedergezien. 47°. dat hij, ver-
maand zijnde eenige Edellieden van zijn huis, welke lot de Verbondenen behoorden,
te ontslaan, geantwoord had, dat hij hen voor Katholijken hield; had hij hiervan geene
bewijzen gehad, hij zou hen weggezonden hebben. 48°. dat hij krijgsvolk tegen de
scheurmakers, die, niettegenstaande het verbod, te Oudenaarde preken wilden, gezon-
den had, Avelk veertien of vijftien van hen doodde. 49°. dat hij zich niet herinnerde
last gegeven te hebben tot het opmaken, van zekere stukken, liem geloond en onder
de papieren van bagkerzele gevonden. dat hij zich evenmin herinnert, zeker ge-
schrift, insgelijks bij bagkerzele gevonden en hem geloond, aan bergen en Μοκτιακγ
in Spanje gezonden te hebben; wel Aveet hij, dat hij de middelen, daarin voorgeslagen,
destyds als heilzaam voor den staat beschouwde, en meent dat, zoo er gebruik van
gemaakt ware, men gemakkelijk de zaken hersteld en vele moeijelijkheden en ram-
pen , die gevolgd zijn, zou voorkomen hebben; ook meent hij, dien overeenkomstig,
aan den Koning zclven geschreven Ie hebben, en dat dit zelfde onderwerp dikwijls in
den Raad van State, op last der Landvoogdes, is beliandeld geworden. dat h^ niet
tegen bourlut, den Pensionaris van Gent, gezegd had, dc stedelijke Regering te verwit-
tigen, dat het preken buiten de stad vrijelijk konde geschieden, dat hel geloofsonder-
7,oek zou geschorst worden lot zoo lang door den Koning, in overeenstemming met de
Algemeene Staten, anders zou bevolen worden; zoo hij bourlut iets mögt gezegd heb-
ben , was dit op last van de Landvoogdes geschied. dat hij zich niet herinnerde, aan de
Regering van Gent een afschrift van de verzekering der vergiffenis, door de Landvoogdes
aan de verbondene Edelen onder zekere voorwaarden gegeven, gezonden te hebben; maar
mögt dit het geval geweest zijn, dan had hij er een brief by gezonden, aan welken hij
zich gedroeg; van een schrijven destijds van de Hertogin van Parma aan de Regering van
Gmtj was hem niets bewust. ö5°. dat hij buiten last of aanslelhng van de Landvoogdes,
maar in overeenstemming met de Overheden, in Gent, Oudenaarde en andere Vlaamsche
sleden aan de scheurmakers het preken builen de steden op zekere aangewezene plaatsen
had toegestaan, overeenkomstig hetgeen de Landvoogdes aan de verbondene Edelen had
vergund; van zyn bedrijf in Vlaanderen had hij een verslag ingeleverd bij den Raad
van State, en een afschrift er van aan den Raadsheer de bruxelles of d'assonville.
Ö4°. dat hij geschreven had, dat den scheurmakers Ie Gent eene begraafplaats zou aan-
gewezen worden in ongewijde aarde en op het veld. dat hij aan diie krijgsoversten
bevolen had, de Regering van Gent, in geval van nood, legen de scheurmakers Ie on-
dersteunen; voor het overige had hij raadzaam geoordeeld, met deze laatsten over het
uitoefenen hunner godsdienst te onderhandelen, daar men nocli middelen noch magt tegen
hen bezat; wat deswege verhandeld Avas, zou men in zijne verslagen aan de Landvoogdes
vinden, ö6°. dat hij, onderrigt van een schrijven der Landvoogdes aan de Regenten van
DES VADERLANDS. l>5
Genten Oudenaarde, waarbij hun verboden Averd, den scheurmakers vrije godsdienstoefe- 1568—
ning te veroorloven, verklaard had, dat dit niet konde ten uitvoer gebragt worden, als zijnde
in strijd met hetgeen in de acte van onderwerping was toegestaan, waaraan zich de Re-
gering moest houden, opdat het volk geen voorwendsel vond, om op nieuw op te staan;
daarna had hij met viglius , de bruxelles en d'assonville over deze handelwijze der Land-
voogdes gesproken, welke weinig dagen te voren had goedgekeurd, wat door hem verrigt
was; hun antwoord was geweest, dat hij geduld moest hebben, daar de Hertogin, om
verscheidene redenen, voor het oogenblik niet anders handelen konde. 57°. dat hij der
Regering van Oudenaarde, op hare vrees voor de beeldstormers, geene hulp had kunnen
bieden, dewyl hem daartoe het bevel der Landvoogdes, volk en geld ontbraken.
dat PETRUS DATHENus hem eenen aanbevelingsbrief van den Paltzgraaf, zijn schoonbroeder,
gebragt had, maar hij dezen man gelast had te vertrekken, en hem sedert nooit Aveder
had gezien. 58®. dat hij nimmer aan ριετε?λ de rucke , een voornaam bevorderaar van de
nieuwe godsdienst, veroorloofd had zich in Gent te vestigen, dat deze er evenwel woonde ,
en hem somtijds van wege de Ketters was komen spreken. 60°. dat hij, wat zijn ver-
lof aan de scheurmakers te Furn-ambacht en te Loo betrof, van te mogen preken en
bedehuizen te stichten, zich gedroeg aan de verslagen van zijne handelingen in Vlaan-
deren bij de Landvoogdes ingediend, öl®. dat de Regering van Yperen hem nimmer
onderstand tegen de beeldstormers verzocht had; maar dat hij bij klokkengelui de inge-
zetenen op de markt had bijeengeroepen en doen zweren, den Koning getrouw te blij-
ven, de scheurmakers niet binnen te laten, of het preken te dulden, maar de Over-
heid als goede en getrouwe onderdanen te ondersteunen; drie dagen daarna hadden zij
geheel het tegenovergestelde gedaan; de Bisschop van Yperen en eenige Heeren, destijils
tegenwoordig, konden van dit alles getuigen. Op de vragen bij het derde verhoor, gaf
EGMOND nagenoeg tot antwoord: 62°. dat hij aan de scheurmakers van Yperen hetzelfde had
loegestaan als aan die van Gent en om dezelfde reden. 63". dat hij nooit door backer-
ZELE of iemand anders van het Verbond der Edelen kennis gedragen had, zoo als hij reetls
vroeger betuigd had, 64°. dat de inwoners van Armenlieres hem nooit aangeboden
hadden den scheurmakers weerstand te bieden, dat zij daartoe ook niet de magt beza-
ten; bij den Heer van Rassinghien, bevelhebber van Ilijssel, en destijds te Armenlie-
res, kon men vernemen, hoe de zaken zich toegedragen hadden. Hij erkende, dat hij
den scheurmakers aldaar had toegestaan, op eene aangewezene plaats buiten de stad te
preken en er een bedehuis te stichten. 65°. dat men uit achting voor hem en zijne
bewezene diensten, den Heer van Noircarmes, op wien eenigen misnoegd waren, gelijk
dezen wel bewust is, geen kwaden trek gespeeld heeft. 66°. dat hij niet weet, om
welke reden oranje zich naar Augsburg en Frankfort begeven liad; slechts was hem
door den Prins gezegd, dat hij om zijne bijzondere zaken naar de laatstgenoemde stad
zich begaf. 67°. dat hij alleen van hooren zeggen had, dat van straalen ten behoeve
56 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—der stad Antwerpen, of om iets dergelijks, naar Frankfort was getrokken, 68®. dat hij
van MOKTiGNY, op diens reis naar Spanje, eenige brieven, wegens de afwezigheid van
HOOB.NE aan hem gezonden, ontvangen had, maar zicli den inhoud daarvan niet herin-
nerde. Op de vraag echter: of een dier brieven niet vermeldde, dat montigivy met
den Heer van Montmorency gesproken en van hem aanbiedingen ontvangen had, den
Graaf van Iloorne met krijgsvolk te ondersteunen, dewijl hoorne aan montmorency ins-
gelijks Itrijgsvolk aangeboden had? antwoordde hij, dat deze brief in algemeene bewoor-
dingen aanbiedingen bevatte zoo wel van goederen als van personen, maar hij herin-
nerde zich niet, dat er in het bijzonder over krijgsvolk, of over de Nederlandsche za-
ken in gehandeld werd. Hierop gevraagd zijnde, of de Graaf van Iloorne en de Heer
van Montigny of iemand anders van hen, door middel van den Graaf van Niciiwenaar,
met zijne voorkennis en overleg, krijgsvolk in Buitschland onderhouden hadden,
om den Admiraal van Frankrijk en montmorency te ondersteunen, terwijl zij van deze
de belofte hadden, dat zij, bij gelijke noodzakelijkheid, daaraan zouden beantwoor-
den en alles voor alles Avagen? was zijn antwoord, dat hij meende te hebben hoo-
ren spreken, dat de Graaf van Iloorne eenig krijgsvolk gereed hield ten behoeve van
montmorency in diens bijzondere geschillen, maar of dit door middel van nieuwenaar
geschiedde, Avas hem onbekend; hij herinnerde zich niet, wie hem dit gezegd had,
noch ook het aantal van dat krijgsvolk; alleen wist hij, dat het Duitsche ruiters waren,
en dit alles zonder zijne toestemming geschied was; ook was hem onbewust, of de
Heer van Montmoreiicy eenig ander aanbod van volk aan iioorne en biontigny gedaan
had dan dat, van Avelk hij bij de voorgaande vraag gesproken had. 69°. dat hij zich,
evenmin als vele andere zaken, welke hij geschreven heeft, herinnerde aan lazarus
SGHWENDY gemeld te hebben, »dat de drie Heeren meer dan ooit eensgezind en vrien-
den waren, en dat brederode voor hen gewonnen Avas." AVanneer hem de brief ge-
toond wordt, en hij dien geschreven heeft, zal hij dit niet ontkennen, maar voor als
nog kan hij niet zeggen, Avie de bewuste drie Heeren geweest zijn, daar hij zich niet
herinnert dit geschreven te hebben. 70". dat hij erkent eenige brieven, hem thans
voorgelegd, geschreven en geteekend te hebben. 71°. dat hij den Ketters te Oi/t/enaarofe
eene plaats buiten de stad om te preken en te begraven heeft vergund, ten einde hen
buiten de stad te houden, en opdat zij niet in de Katholijke kerken preekten, zoo
als zij reeds begonnen hadden. Bij het laatste verhoor, den zestienden van Slagtmaand,
zeide egmond ongeveer: 72®. dat hem niet bewust was, dat eenige andere Edellieden
van zijn huis bij het aanbieden van het Smeekschrift door brederode aan de Landvoogdes
tegenwoordig zijn geweest dan, buiten zijne voorkennis, attenbruges, een zijner nabe-
staanden, die zich echter naderhand aan het Verbond onttrokken en bij de Landvoogdes
verontschuldigd heeft, waarna hij met ijver den Koning gediend heeft; behalve atten-
bruges, bevonden zich te Brussel bij de verbonden Edelen, naar hij gelooft, backer-
DES VADERLANDS. l>7
zele en gogq; deze laatste vroeg hem eenige dagen daarna ontslag en Terkreeg dit, 1568—,
75", dat hij geen der Edelen, welke het Smeekschrift aanboden, bij zich gehuisvest
heeft, maar dat Terscheidene aan zijne tafel deel namen zonder door hem genoodigd te
zijn, hetgeen dikwijls gebeurd is; evenwel \veet hij niet, wie zij waren en dat zij met
hem over iets gesproken hebben; nooit hadden zij echter in zijn huis en in zijne tegen-
woordigheid : Leve de Geuzen! geroepen; en Avanneer zij dit buiten zijn huis in zijn bijzijn
deden, was dit altyd tegen zijn wil ge>veest. 74", dat hij, de Prins van Oranje en de
Graaf van Iloorne, zich van eenen maaltijd bij mawsfeld te paard naar het Hof bege-
vende , het huis van gulemborg binnentraden, waar brederode en andere voorname Edelen
gehuisvest waren en nog aan tafel zaten; onstuimig was hun daar een beker onder het
geschreeuw van: Leve de Geuzen! toegebragt, waarop zij terstond, zonder plaats genomen
te hebben, zich verwijderd hadden; dat omtrent driehonderd Edelheden het Ver-
zoekschrift aangeboden hebben, maar dat, naar men verhaalde, wel achthonderd paarden
in Brussel destijds geweest zijn. Op de vraag, waarom men, bewust van de komst '
dezer Edelen, van hunne stoutheid bij het overleveren van het Smeekschrift, en van de
beweging, 'welke zij in Brussel verwekten, hun geen Aveérsland geboden had, en daarin
niet door den Raad van State was voorzien geworden; en of het waar was, dat hij (eg~
moiïd) tegen iemand, welke op dit een en ander aandrong, gezegd had»Laat hen be-
gaan, Avant het zijn Edelen en lieden van aanzien?" was het antwoord: 76®. dat hij
zich niet juist de voorstellen herinnerde, welke destijds zoo in als buiten den Raad van
State gedaan waren, maar dat alom zoo veel schrik, vrees en wantrouNven hecrschten, dat
men vooreerst het plan der Edelen niet beletten konde; ook ontbrak het daartoe aan eene
gewapende magt; daarbij had het gerucht het aantal Edelen grooter gemaakt dan het in-
derdaad was, en bovendien Averd verzekerd, dat de Verbondenen terstond na de overleve-
ring van het Smeekschrift zouden vertrekken. 77". dat hij niet konde beslissen, of het
getal der Katholijken en welgezinden, om zich tegen de beeldslorraers te verzetten, ten
tijde der beeldstorming veel grooter Avas dan dat der Ketters; zeker is, dat de welge-
zinden het niet Avaagden de waj:)enen op te vatten, en dat de kAvalijkgezinden deze in
handen hadden, zoo als de Voorzitter van den Raad van Vlaanderen en anderen konden
getuigen. 78". dat hij backerzele als raadsman alleen in zijne bijzondere zaken ge-
bruikte, hem aan zijn disch liet aanzitten, en drie honderd kroonen 'sjaars betaalde.
79°. dat hij geene gelden van de Overheden in Vlaanderen getrolcken, maar van de
Staten van dat geAvest dertig duizend gulden, als een geAvoon geschenk aan de Stad-
houders van Vlaanderen^ bij het vertrek des Konings ontvangen had; de Staten van Ar-
lois hadden hem een huis in Arras geschonken, ter Avaarde van vyf of zes duizend
gulden. 80". dat op zijn eiseh de Bisschoppen, Abten en andere Geestelijken van
Vlaanderen en Artois den Koning bij de veertigduizend dukaten gegeven hadden, Avelke
aan tAvee ontvangers, door de Landvoogdes en den Raad der Geldmiddelen aangesteld,
II Deel. 5 Stuk, · 8
-ocr page 58-6-2 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
i568—zijn uitbetaald, en welke daarvan rekenschap konden geven. 81°. dat nooit te zyner
könnisse gekomen is, dat gitel eenige zaken in Bourgondië of met den Heer de rije
op zijn bevel of met zijn weten behandeld heeft. De rije was in zijn huis te Brussel
overleden, maar hem was niet bewust, dat hij tot de verbondene Edelen behoorde; even
\veinig als citel, die sinds drie jaren niet meer in zijne dienst was (1).
Men mag vooronderstellen, dat het verhoor van den Graaf van Jloorne over dezelfde of
soortgelijke punten geloopen hebbe. Op grond dezer verhoeren en het voorafgegane on-
derzoek der papieren van de beide Graven en van die hunner geheimsclunjvers, doch zonder
getuigen gehoord te hebben, had de Procia-eur-Gcneraal de acte van beschuldiging opge-
maakt; die tegen den Graaf van Egmond bevatte negentig, en tegen den Graaf van Hoorne
diie en zestig punten. Reeds dadelijk Avordt hun hierin te last gelegd, »dat zij in ver-
eeniging met den Prins van Oranje getracht hebben, het gezag des Konings in de Ne-
derlanden, omver te werpen en zich van de regering meester te maken." Al de punten
van aanklagte »in welke," zegt uooft, »alle bemoedenissen tegen hen in het Hof van
Spanje opgevat, voor ongetwijfeld bijgebragt, de Avaarheid ten hatelijkste geduid, en zoo
wel ongerijmde als waarschijnlijke valsheden te hoop geschraapt Avaren," moeten daarvan
ten bewijze strekken, inzonderheid hunne gedragingen tegen granvelle , waardoor dez(^
genoodzaakt Avas gCAvordcn het Land te verlaten; hun beweren, dat de zaken van den
Geheimen Ptaad en dien der Geldmiddelen in den Raad van State belioorden behandeld
worden, om daardoor het geheele beheer van zaken aan zich te trekken; hunne zamen-
komsten te Breda, lloogslraien en elders, Avelke aanleiding gegeven liadden tot het op-
slellen en indienen A'an het Verzoekschrift der Edelen door brederode, hetgeen de Ijron
gCAveest Avas van zoo vele onheilen en van opstand tegen den Koning; hunne betrekking
tot de verbondene Edelen, Avaardoor zij bevorderaars en deelneiuers in dat Verbond ge-
weest Avaren; en eindelijk hunne strafbare toegeeflijkheid ten opzigtc der oproerlingen
en beeldstormers, uit Avelke hunne verstandhouding met dezen moet blijken. Hierop
Avas EGMOND den negen en tAvintigsten A'an Wintermaand Vijftien honderd zeven en zestig,
en nooRNE den zevenden van LouAvmaand des volgenden jaars schuldig verklaard aan de
misdaad van hoogverraad. Een afschrift der acte van beschuldiging Avas hun door den Grif-
fier PRAATS overhandigd, met bevel binnen vijf dagen, zonder raad of hulp van eenig
regtsgeleerde of vriend, zelve cene schriftelijke verantwoording daarop in te leveren (2).
(1) Interrogatoires du (/'egmont , inde Correspondance de MkUGVEVdJEd'AtUrichc, γ. 3Q1—349.
(2) Proces des Comics ^'egmont et de iiome, T. I. p. 24—63, 103—134. Proces ν. d. Graaf
ν. EGMON«, in LE CLERC, GcscJi. d. Ycr. Nederl. D. I. bl. 617—635. La deduction del'innocencede
puiliite de montmorejicy, 1579. p. 32, 187—216. noR, Hist. d. Nedeii. Oorl D. I. B. IV. bl.
190—195. Gijsius, Oorspr. d. Nederl. Beroert, bl. 298—312·
DES VADERLANDS. 59
De beide Graren Aveigerden dit in den beginne, daar zij, als Ridders Tan liet Gulden 1568—
Vlies, aan den Bloedraad alle bevoegdheid in hunne zaak ontzeiden; doch toen men ^^^^
hun verklaarde, dat zij alsdan bij verstek zouden gevonnisd worden, besloten zij te ant-
woorden (1). Beide ontkenden standvastig, ooit getracht, zelfs ooit gedacht te hebben van
Keer of Koning te veranderen; en de Graaf van lloorne beldaagde zich ten hoogste over het
ongelijk, hem hierdoor aangedaan. Zij erkenden, dat zij, maar teregt, op het verwij-
<lercn van granvelle aangedrongen hadden, dewijl hij den Lande tot nadeel strekte,
Egmowd ontkende niet, dat lodewijk van Nassau op de zamenkomst te Dendermonde
een middel voorgeslagen had, om de Spanjaarden uit de Nederlanden te liouden, maar dat
de overigen zicli daartegen verklaard hadden; en hij (egmOx\i)) had het alzoo niet noodig
geacht, den Koning of de Landvoogdes van deze vergadering, in Avelke niets was besloten
geworden, berigt te geven, zoo als hij anders altijd gewoon was, wanneer zaken te
zijner kennis kwamen, welke op 'sKoning dienst betrekking konden hebben. Beide er-
kenden, dat zij den beeldstormers en Ketters iets toegegeven hadden, maar alleen uit
nood en ten behoeve van de Katholijke godsdienst zelve, die zonder twijfel in Vlaan-
deren, waar meer dan zestig duizend mannen gewapend ter preke gingen, en in het
Doorniksche, Avaar het getal der Ilervormden dat der Katholijken verre overtrof, geheel
uitgeroeid geworden zou zijn, zoo men niet eenige toegeeflijkheid i)etoond had, waar-
door de Kerken, den Katholijken afgenomen, tei'uggegeven werden. Op deze wijze·
beantwoordden zij punt voor punt de tegen hen ingebragte beschuldigingen, en zuiver-
den zich, naar veler oordeel, «volkomen van de voornaamste kladden, die men hun
aamvreef (2)."
De Avijze van reglspleging tegen egmond en hoorne werd zelfs door Spaanschgezinden
afgekeurd. »Een dorpsregter," schreef men aan graixvelle , » zou het geding beter geleid
iiebben (5)." \Vat meer is, pierrearset. Voorzitter in het Hof van ylr/ow en Lid van den
Bloedraad, uit welken hij zich echter verwijderd hield, doch Avien men in de zaak vjm eg-
MOiN-D, Stadhouder van Vlaanderen en Ariois, schriftelyk geraadpleegd en al de stukken
gezonden had, gaf in een uitvoerig vertoog, vrij en onbeschroomd zijn gevoden daarover
aan den Hertog te kennen. Ka op gronden van regt in het breede aangetoond te
(1) Bon, IlisL d. Nederl. Oorl D. L B. IV. bi. 195.
(2) WAGENAAR, D. VI. bl. 278. v. coiiviN-AviERSBiTSKY, dc TachÜgj. Oorl. D. l. 1)1. 507. Zie het
Vcrdedigsclirift van^ den Graaf van Egmond bij le clerc , Gesch. d. Ver. Nederl. D. L bl. 635—
657, cn den hoofdinlioud er van in Procés des Comtes ί/'ΕθΜθ?«τ et de horke, T. L p. 64—80,
135—210; en dat van iioorke in la deduction de Vinmcence etc. p. 217—^290, bor, Hist. d, Ne-
derl. Oorl. D. I. B. IV. bl. 195—208, cn gysius, Oorsp. d. Nederl. Beroert, bl. 312—344.
(3) Supplément aux Archives de la Maison d'Orange, p. 49.
8*
-ocr page 60-ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—hebben, dat men in zaken van hoogverraad, geene vermoedens als geldend mag aanne-
men, maar de bewijzen duidelijk, onbetwistbaar en overtuigend moeten zijn, onderzoekt
en wederlegt hij elk punt der aanklagte afzonderlijk en eindigt met de verklaring ))dat
de acte van beschuldiging, daar al hare deelen slechts op vermoedens en onvoldoende
gronden berusten, in haar geheel geen in regten geldig bewys oplevert, en de Graaf
derhalve behoort vrijgesproken te worden." Daar hij, van den anderen kant, EuaioisDS
onbetwistbare verdiensten jegens den Koning had aangetoond, schijnt hij te willen be-
weren , dat wegens gebrek aan bewijzen aan de eene zijde, en wegens 's Graven erkende
diensten aan de andere, egmond veeleer beloond dan gestraft moest worden (1). Het
blijkt niet, dat dit krachtig vertoog eenigen invloed op de handelwijze van alba gehad
heeft. HooRPfE vond, doch eerst jaren na zijn dood, in eenen ongenoemden een Avar-
men verdediger zijner zaak en onschuld (2). Moeijelijk echter, naar het ons voor-
komt, zijn de beide Graven van de misdaad van hoog verraad [crimen lacsae
Majestaüs) geheel vrij te pleiten. Zij immers bestaat in 1". zamenspanning of verraad
tegen den Koning. 2°. dit geweten en niet geopenbaard te hebben, tegen
den Koning wederspannige legers aan te voeren, of daar onder te behooren.
volk tot oproer aan te zetten, ö®. vestingen aan den vijand over te geven. 6".
zonder 'sKonings verlof geheime of openbare vergaderingen over zaken van Staat
of Regering te houden, krijgsbenden te werven, geld te heifen, of krijgsvoorraad bijeen
te brengen. 7°. bevelen uit te voeren, die reeds herroepen zijn. 8°. de Overheden te
beleedigen, haar in het uitvoeren harer bediening te stremmen, en de gemeene rust te
sloren. 9®. 'sKonings zegel te vervalschen; en 10''. valschc munt te slaan of te helpen
uitgeven; terwijl overhelhng tot Ketterij als godslastering {crimen laesae Majeslalis Di-
vinac) beschouwd wordt (5). De onpartijdigheid gebiedt te erkennen, dat egmokd en
nooiiNE zich aan eenige dezer overtredingen inderdaad schuldig gemaakt liebben, maar
ook tevens, dat zy, als Ridders van het Gulden Vlies en Leenmannen, alleen voor huns
gelijken moesten geroepen zijn geworden (4). Bij hunne regtspleging werden bovendien
(Ie vormen niet in acht genomen. Geene getuigen zijn in hunne zaak gehoord, veelmin
legen hen gehoord geworden, zoo als in regten gebruikelijk is en behoort (5).
(1) Avis de i'ierue arset in v, d. vynckt, Ilist. d. Trouhl. d, Pays Bas, T. IV. p. 319—348.
Vgl. hierbij La dcduction de Vinnocence etc., Avaar p. 39—57 met Icraelit van redenen de nietifflieid
der regtspleging tegen uoorne betoogd wordt.
(2) La deduction de Vinnocence de Messire de nuLippE, Baron de Monlmorency, etc., p. 57—18G.
(3) guyot de rittaval, Bechts-zaukcn, de Voorrede. Hiermede stemmen de bepalingen des Bloed-
raads, naar welke men des doods schuldig gehouden werd, overeen. Zie hiervoor bl. 8, 9.
(4) Vgl. hiervoor bl. 42--46.
(5) CüYOT DE riTTAVAL, Ucchts-saaken, de Voorrede.
60
mmm
ψ^ιψι
DES VADERLANDS. (55
Nadat de beide Graven zich schriftelijk verweerd hadden, veroorloofde hun de Bloedraad,
verdedigers en procureurs aan te nemen. De lakdas voor egmond, en de Graven van
Hoogstraten en JSiemvcnaar voor hoorne, door voorname regtsgeleerden ondersteund,
spaarden geene moeite ten behoeve der be&chuldigden. Zij bepaalden zich echter bij
het herhaald indienen van vertoogen, dat de beide Graven, als Ridders van het Gulden
Vhes, voor geene andere regtbank dan het Kapittel der Orde mogten teregtgesteld >vor-
den, waarop hun ten laatste Averd geantwoord: »dat de Hertog door den Koning, als
Heer der Nederlanden, gelast was, kennis van hunne zaak te nemen, onafhankelijk van
de Vliesridders en zonder derzelver tusschenkomst." Tevens werd verboden, meer ge-
schriften over dit punt in te leveren. Nu Avendde zich de Gravin van Egmond tot de
Staten van Braband wier voorregten, door het Avegvoeren van haren gemaal uit hun
gewest, geschonden waren. De Staten zonden desAvege, doch schoorvoetend, een ver-
toog in bij den Hertog, Avelke ten hoogste euvel opnam, dat zij zich in dc zaken van
twee gevangenen mengden, die zich aan hoogverraad schuldig gemaakt hadden (l·).
In stede van de gescluiflen, getuigenissen en andere bewijsstukken, door den Procureur-
Generaal aangevoerd, te Avederleggen, gelijk dc Bloedraad verlangde, Aveigcrden steeds
de beide Graven de bevoegdheid hunner regters te erkennen. Nadat aldus vijf maanden
Avaren verloopen, verleende hun de Hertog nog negen dagen uitstel, maar toen ook
deze ATUchteloos Avarcn voorbijgegaan, verklaarde hij, dat zij het regt van verdediging
verbeurd hadden (2). Nu gaf hij den Bloedraad het besluit des Konings te liunnen
aanzien te kennen, Avaarop tot het doodvonnis over hen besloten Averd (5). Van den
kant van dien Raad, naar het schijnt, trachtte men den Hertog tot goedertierenheid te
stemmen, Avelke hierop betuigde, dat hij uitdrukkelijken last had a'an den Koning, om
het vonnis ten uitvoer te leggen, en dat hem, toen hij op verzachting daarvan had
aangedrongen, geanlAVOord Avas, »dat indien de Graven zich alleen tegen den Koning
vergrepen hadden, vergiflenis ligtelijk zou te verAverA'cn zijn, maar dat deze niet konde
verleend Avorden voor zulk een groot vergrijp tegen God (4)." Naar het gevoelen van
eenigen, moest, overeenkomstig het bevel des Konings, het vonnis onmiddellijk voltrok-
ken Avorden (ö). Hoe dit zij, alba maakte er spoed mede, Avelhgt, opdat het volk,
(1) Procés des Comtes c/'ecmont et de iiorxe, T. I. p. 9—21, 82—87 , 92 , 230—244.
(2) Proecs des Comtes (/'egmont et de iiokne, T. 1. p. 90—103, 244—249. La dediiction de
Piiinocence etc., ρ. 33—30.
(3) Interrogatoires de deliuo, in v. d. beucii's Gedenkst. D. I. bl. 324.
1568-
1570
2 T.
Zomei-
inaiind
1568
(4) Supplément aux Archives de la Maison d'Orange, ρ. 81. Vgl. strada, de Bella Belg. Lih.
Vn. p. 391.
(5) strada, dc Bcllo Belg, Lib. VII. p. 391.
-ocr page 62-6-2 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—er van onderrigt, niet iets ter bevrijding der gevangenen mögt ondernemen (1). Reeds
den volgenden dag werden Leide Graven, ieder in een met drie paarden bespannen rij-
tuig , onder geleide van tien vaandels voetvolk en een vaandel ruiterij, uit het slot van Gent,
waar zij nu negen maanden gekerkerd geweest waren , over Dendermonde naar Brussel
gevoerd, ahvaai· zy den vierden van Zomermaand aankwamen en in liet Broodhuis, op de
markt, gebragt werden. Elk werd in een afzoiiderlijk, donker vertrek opgesloten, hetwelk
van alle gemakken, zelfs van eene legerstede ontbloot Avas. Denzeliden dag was door den
Griffier praats aan den Bloedraad, in bijzijn van barlaybiont en koircarbies , w^elke
den Hertog in dit regtsgeding steeds van raad gediend hadden, het over hen geslagen
vonnis, hetwelk de Raadsheer hessels geschreven en alba alleen met praats onderteekend
had, medegedeeld. Zij werden daarin, als » medephgtigen des Prinsen van OraM^'e, als be-
schermers der verbondene Edelen, en aclitelooze handhavers van de Katholijke godsdienst,
aan hoogverraad en oproer schuldig verklaard en ten zwaarde verwezen; hunne hoofden zou-
den op spiesen gestoken Avorden en er zoolang op blijven als den Hertog behaagde; tevens wer-
den al hmine goederen, waar en hoedanig ook, ten behoeve des Ronings verbeurd verklaard (2).
Tegen den avond kwam de Bisschop van Jpcren, martctus rithovius , op ontbod van alba , te
Brussel, om den Graaf van egmowd ten dood voor te bereiden. Diep getroffen kondigde hij de-
zen, bij het aanbreken van den volgenden dag, het doodvonnis aan. Mögt egmond
op het eerste oogcnblik ontstellen, de toespraak des Geestelyken bragt hem weldra tot
kalmte en berusting in zijn lot. Alleen nog bekommerd over zijne ongelukkige gade
en talrijk kroost, schreef hij den Koning dezen brief: »Ik heb dezen morgen het
vonnis vernomen, welk Uwer Majesteit behaagd heeft over mij te vellen. Hoewel het
nimmer mijne bedoeling geweest is, iets legen den persoon of de dienst van Uwe Majes-
teit, of tegen onze ware, oude en Kalhoiyke godsdienst te beslaan, zal ik toch gedul-
dig lijden, Avat de goede God mij gelieft toe te zenden. En zoo ik gedurende deze
beroerten iels aangeraden of toegelaten heb, dat anders schijnt (5), dan is zulks altijd
met eene zuivere en goede bedoeling geschied voor de dienst van God en van Uwe
Majesteit, en uit den nooddwang der tijden. Daarom smeek ik Uwe Majesteit, het mij
te vergeven en medelijden te hebben met mijne arme vrouw, kinderen en dienaren,
en mijner verledene diensten indachtig te zijn. In deze hoop beveel ik mij aan
(1) Proces des Comtes ίΖ'εομοκτ et de iiorxe, T. I. p. 252.
(2) Archives de Ia Maison d'Orangc, T. III. ρ. 24G. Procés des Comtes ί/'ϋομοντ et de iiorne.
T. I. p. 253—257. Interrogatoires de delrio, p. 323, 324.
(3) In de uitgave van dezen brief door v. d. eergh, Gedenkst. Β, I. bl. 277, leest men sy ja)j
conseiUie un premier, dat geen gezonden zin oplevert. Men leze: conseUlé oii permisi zoo als in
het Procés des Comtes ίγεομοκϊ et de iiorke, ï. i. p. 261.
DES VADERLANDS. (55
ile genade Gods. Te Brussel gereed om te sterven, den Tijfden van Z-oinermaand Vijl- 1568—
tien honderd acht en zestig (1)." De Graaf verzocht den Bisschop dien brief aan den
ii-oning te zenden, hetgeen sedert geschied is. Hierop biechtte hij, ontving den gewijden
omvel, en bereidde zich ten dood (2).
De Graaf van Iloornc hoorde minder gelaten zijn vonnis aan, betuigende, dat hij wel
God, maar nimmer den Koning beleedigd had; en niet dan met moeite kon de prie-
4er' DE LA ciiAPELLE hem tot biechten bewegen (5). Inmiddels was op de markt een
schavot opgeslagen, geheel met zwart laken overtrokken en voorzien van twee staken
met ijzeren punten, twee zwarte kussens, en eene zwartbescliilderde tafel met een zil-
veren kruisbeeld er O}). De markt was door negentien vaandels Spanjaarden aan allo
kanten bezet; tAvee vaandels bleven bij het Hof, en een deed de ronde door de stad.
'sRonings Geweldige, spelle genaamd, met de roode roede, hel teeken zijner waardig-
heid , in de hand, had te paard post gevat voor het schavot, Avaaronder de scherpregter, 5 v.
een voormalig huisbediende van egmond , stond te Avachten. Tegen vijf uren in den mor-
gen traden de Overste juliano romero en de Kapitein saliiv^as met eene w^acht in het vertrek ^^^^
van eghowd. Men had koorden medegebragt, om zijne lianden te binden, maar hij
verzocht daarvan verschoond te blijven; hij Avas gereed en gewillig den dood te
ondergaan. Met den Bisschop van Ipcrcn aan zijne zijde, en gevolgd door romero en
SALiNAS besteeg hij, onder het lezen van den een en vijftigsten Psalm, het schavot.
Over zijn wamibuis, Avaarvan liij zelf de kraag had afgesneden, opdat de beul zijne
taak te gemakkelijker kondc verrigten, droeg hij een rood damasten nachtrok en over
dezen een ZAvarten Spaanschen mantel met gouden boordsels; op het hoofd had hij een
zwarten hoed met eene Avitte en eene ZAvarte pluim versierd; in zijne hand hield hij
een Avitlen zakdoek. Men verhaalt, dat hij op het schavot eenige malen langzaam op
en neder ging, betreurende geen roemrijken dood voor Koning en Vaderland te mogen
sterven. Nog minder Avaarschijnlijk, en niet overeenkomstig de getuigenis van ritho-
vius, is het verhaal, dat egmond zich nog steeds met de hoop van het leven vleide
cn aan romero vroeg, of er geene genade te Avachten Avas? en toen dit ontken-
nend Avas beantAAOord, zich op de hppen beet, en mantel en nachtrok op den grond
Avierp. Zeker is, dat hij op een der kussens knielde, zich toen met den Bisschop in
(1) Verkeerdelijk is deze brief in v. d. bergh's Gedenkstukken don zesden van Zomermaand
jjedagteekcnd.
(2) Brief van martisus iutüovius aan den Koning den Ü v. Zomermaand 15G8, in van «en
blugh's Gedenkst. D. 1. bl. 278—281. Corresponiance de philippe II, Τ. II. ρ. 30.
(3) Correspondance de μλΐιαυεηιτε d'Autriche, ρ, 252. Proces des Comics (/'egmont et de μοκλε,
Τ. 1. ρ. 263.
64 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—den gebede vereenigde, en na liet liem toegereikte kruisbeeld gekust te hebben, het
laatste ohesel ontving. Nu legde hij ook zijn hoed en zakdoek van zich af, trok eene
zijden muts over de oogen, en ontving onder het uitspreken der woorden: » ïleere, in
Uwe handen beveel ik mijnen geestden doodelijken slag, »die hem niet meer door
den hals dan de omstanders in het harte sneed." De Fransche Gezant, mondolget,
welke in het verborgen dit treurig scbomvspel aanzag, liet zich ontvallen, »dat hij daar
het hoofd zag vellen van den man, welke tot tweemalen toe geheel Frankriß had
doen beven." De angstigedoodsehe stilte Averd nu door het snikken en weenen der
omstaande menigte afgebroken; zelfs Spaansche soldaten sprongen de tranen uit de
oogen. Over het lijk en bloed werd een zwart laken gespreid.
■
l· 'i
i-
Terstond daarop kwam de Graaf van lloorne, verzeld van zijn Biechtvader en ge-
volgd door romero en saliivas. Hij ging even vrij van banden als egmond", met een
zwarten mantel over den katoenen lijfrok geslagen, en eene zwarte muts in de hand,
groetende menig bekende, welken hij onder de diep bewogen omstanders bemerkte. Op
het schavot geklommen, wierp hij zijn oog op het digtgedekte lijk van zijn lotgenoot
en vroeg, of dit egmokd was? Na het bevestigend antwoord, sprak hij eenige Avoorden
in het Spaansch, legde zijn mantel af en knielde op het kussen. Het blijkt niet, dat
hij in zijne jongste oogenblikken geestelijke hulp begeerd beeft. Hij trok zijne
muts over de oogen, vouwde de handen en ontving, terwijl hij dezelfde woorden
als EGMOND, doch in het Latijn, uitte, den doodelijken slag. De lijken werden
gekist, doch de hoofden tegen over elkander op staken, ten schrik van het volk,
ten loon gesteld. De Spaansche wacht konde echter niet beletten, dat velen naar
hel schavot doordrongen, en de zakdoeken in het bloed der edele slagloffers
doopten, om die lot een eemvig aandenken te bewaren, of de looden doodkisten
kusten, openlijk dreigende, dat het aan gcene wraak ontbreken zou. Eenigen zwoeren
haar en baard te laten groeijen, tot dit bloed gewroken zou zijn. Na vier of vijf
uren werden de hoofden der beide Graven door hunne bedienden bij de ligchamen
gelegd, en bij voorraad in de naastgelegene kerken bijgezet, 'sAnderendaags werd elk
uaar zyne bijzondere heerlijkheid gevoerd; egmond naar Soltcgem in Vlaanderen, en
hoorse naar de Kempen, en aldaar ter aarde besteld (1). Men verhaalt, dat alba
(1) Corrcspondance de piiilippe II, T. II. p. 28. Correspondance de marcuerite d'Autriche, p.
252. Archives de la Maison (ΓOrange, ï. III. ρ. 246. De brief van mTHOvius hij v. d. bergii,
Gedenkst. D. I. bl. 280. Procés des Comtes «^'egmost et de iiorke, ï. I. p. 262—200. le γετιτ,
Chron. d. IIoIL T. 11. Liv. X. p. 200. mesdoce , Ilist. des guerres de Flandves, p. 50. stüada , de
Bello Belg. Lib. YII, p. 392—395. campana, della guerra di Fiandra, T. I. p. 40—48. benti-
vocLio, Nederl. Ilist. bl. 98. astouga, Leven van alba, D. II. bl. 258—264. cuappuys, Ilist. Gen,
DES VADERLANDS. 65
bij de Toltrekking van hun doodvonnis, zich de oogen had afge>\isclit (1). Zeker 1508—
is, dal hij na deze lereglsteUing den Koning schreef: »Uwe Majesteit kan mijne
smart heseïïen, dat deze ongehikkige Heeren zich zoo vergrepen hehben, en ik
de uilvoerder hunner slraf zijn moest. Maar eindelijk konde noch ■«,vilde ik langer
nalaten te verrigten, wat de dienst van Uwe Majesleit vorderde; en, in waarheid,
zij en hunne medepligtigen hebben buitengemeen veel kwaad geslicht, hetwelk
velen, wat de zaHgheid hunner zielen betreft, nog vele jaren, naar ik vrees, gevoe-
len zullen (2)." Zelfs een vonk van medelijden en menschelijkheid ontgloeide in
zijn anders gevoelloos hart voor de deerniswaardige Gravin van Egmond, eene zoo aan-
zienlijke vrou^v en »van zulk een deugdzaam, Katholijk en voorbeeldig levengelijk
hij zich uitdrukte, »dat er niemand was, Avelke haar niet diep beklaagde." »Men
houdt haar hier," zegt hij, »voor eene heilige vrouw, en het is >vaar, dat sinds de
inhechtenisneming van haar gemaal, er weinig nachten zijn voorbijgegaan, op welke
zij en liare doclilers niet barrevoets alle de aan God gewijde plaatsen in Brussel be- '
zocht hebben, om te bidden." Dringend verzocht hij den Koning, aan de Gravin eenigen
onderstand te verleenen en zich de groote diensten, liem weleer door haren echtgenoot
bewezen, te herinneren. Immers het huwelijksgoed der Gravin zou niet toereikend zijn,
om haar en hare elf kinderen een jaar te onderhouden; zelfs betuigde hij niet te weten,
of zij den avond, op welken hij dit schreef, wel iets zou te eten hebben (5). De Bis-
schop van Iperen riep insgelijks 'sKonings barmhartigheid in voor de wcdmve en kinde-
l en van egmo?(d (4). Be Keizer verzocht filips, in naam der Duilsche Rijksvorsten, dat
aan de Gravin de goederen haars echtgenools mogten teruggegeven worden. Even vruch-
teloos als hij, Avendde sabika zelve zich tot dat doel, in eenen nederigen smeekbrief, tot
den Koning en den lierlog van Alba. Teregt mögt deze laatste het huis van egmond thans
voor het ongelukkigste van de wereld houden. ïen minste weinige maanden later berigttc
hij den Koning, dat de Gravin en hare kinderen van honger omgekomen zouden zijn,
de la gucrre de Fl. Li ν. IL ρ. 73, 79. pontus iieutehüs, iier. Austr. Belg. Lib.XVIIL p. 438—440.
haiueus, Annales Brah. ï. III. ρ. 89—92. guotiüs, Annales, Lib. IL p. 29. meuiisids, Her,
Belg. Lib. 1. p. 34—37. bok, llist. d. Nederl. Oorl. D. 1. B. IV. bl. 240, 241. v. meterex,
Ilist. d. Nederl Oorl B. III. LI. 57. ποορτ, Nederl. Ilist. B. V. W. 180—183. ctsius, Oarsp.
d. Nederl. Ber. bl. 400-40().
(1) AsroRGA, Leven van alba, D. IL bl. 264.
(2) Correspondance de margueuite d'Autriche, p. 252-
(3) Correspondance de 'philippe II, T. IL p. 28. Correspondance de mabguerite d'AiUriche p. 253.'
(4) Brief van Errnovius aan den Koning, in ν, d. berghs Gedenkst. D. 1. bl. 280.
II Deel, ο Stuk. 9
-ocr page 66-06 ALGEMEENE GESGilIEDENIS
3568—indien hun niet met eenig geld ondersteund liad (1). 'sHertogs gedrag in dezen
Yeroorlooft ons tot de rjj d(3r yerdichtselen het verhaal terug te brengen, dat alba,
toen de Grayin den dag vóór egmonds teregtslelling hem te voet vallende, om de
slaking van haren echtgenoot smeekte, spottende antwoordde, »dat zij zich maar moest
geruststellen; haar gemaal zou morgen uit de gevangenis gaan (2)." Eenigen beweren
zelfs, dat de Gravin zich op dien tijd niet te Brussel bevond, maar, onbewust van het
lot haars echtgenoots, zich op den dag zijner onthoofding derwaarts begaf, om de
Gravin van Aremberg over den dood haars gemaals te troosten, en hier liet verplette-
rende berigt ontving, dat elk met weemoed vervulde (5). Tot ondei^houd van haar ge-
zin, ontving zij op bepaalde tijden eene geldelijke uitkeering (4). Later, naar het
schijnt, "is haar een vast jaarlijksch inkomen van twee duizend gulden toegelegd (5).
De verbeurdverklaarde goederen van egmowd zijn naderhand door den Koning aan zijne
kinderen teruggegeven (G).
)) De droefheid der Nederlanders over den dood van egmond ," zegt een Spaanschge-
zind Schrijver, »wvas gelijk aan de liefde, Avelke zij hem toedroegen (7)." Viglius
schreef op den dag van der Graven teregtstelling naar Spanje, dat » hun lot het hoogste
medelijden in elk opwekte, en sinds eeuwen zulk een treurig schouwspel in de ISe-
derlanden niet gezien was." De tijding van liun dood Ijad dezelfde uitwerking op veler
gemoederen in Madrid. Hopperus verklaarde, dat zij hem drie slapelooze nachten ge-
kost en door en door geschokt had; dat voorts de Kojiing hem had betuigd, »hoe
smartelijk het hem was, dat men juist onder zijn bestuur tot zulke geneesmiddelen toe-
vlugt had moeten nemen, doch dat elk zich van zijn pligt behoort te kwijten; hij ver-
blijdde zich, dat de Graven in hel Katholijke geloof gestorven waren (8)." Wat den
Koning vertroostte, verhoogde het leed van den Paltzgraaf, Avelke verklaarde, dat het
(1) Correspondance de rinLippE 11, T. 11. p. 28, 30, 31, 32, 37, 38.
(2) HOOFT, Nederl Ilist. li. V. bl. 181.
(3) v. corvis-aviensbitzky, dc Tachtigj. Oorl. D. 1. ld. 516.
(4) Op 'sllertogs last ontving zij in 1568 acht duizend Livres; in 1569 dezelfde som; in 1570
twaalf duizend, in 1571 elf duizend, in 1572 zeven duizend vijflionderd, en in 1573 drieduizend
Livres. gaciiaud". Rapport sur les archives de Lille, ρ. 386, 388, 390, 394.
(5) ν. D. bergh, Gedenkst. D. I. bl. 281. (1)
(6) STUADA, de Bello Belg. Lib. VIL ρ. 395.
(7) BEiixivoGno, Nederl. llist. bl. 98.
(8) hopreui Epist, p. 177, 181, l)it schreef ook de Koning aan alba, Correspond. rfe.μαβοι'ΕΒΓγε
d'Aiitrtche, p. 255.
DES VADERLANDS.
bcrigt, )) dat zij als papisten gestorven waren,, hem nog meer getroffen had, ,tlan liun J 568—
dood (1)." De Keizer en zijn Raad waren ten uiterst-e misnoegd over deze strafuitoefe-
ning, en men morde er over door geheel Duitschland. Ofschoon ook de Paus alba's
handelwijze ten hoogste goedkeurde, drukte granvelle evenwel zijne smart uit over den
dood van egmond ; hij had niet gedacht, dat naen in den Graaf genoegzame bewijzen van
schuld zou gevonden hebben (2). Staatkundigen veroordeelden den Hertog, dewijl hij
door de openlijke teregtstelling van egjiot^d en hoorne, tegen den grondregel van ma-
ghiavelli gezondigd had, dat wmen de bewerkers van volksbewegingen in het geheim
moest laten ombrengen, opdat niet de straf, in het openbaar volbragt, door het opge-
wekte medelijden voor onreglvaardig wierd gehouden (5)." Barlaymont meende, dal
oranje en diens aanhang, Avel verre van den dood van egmond te betreuren, zich er
over zouden verheugen, omdat hij hunne zijde verlaten had (4). Men hoore echterden
Prins zelven, >vannccr hij aan scïiwekdy liet rampzalig lot der beide Graven meldt:
)) Ik laat het aan u ter beoordeeling over, of een menschelijk hart, hoe versteend ook, ,
niet getroffen en verteederd zou Avorden door zulk eene wreedheid; hoeveel meer nog
diegenen, welke hunne deugd, dapperlieid en andere goede hoedanigheden gekend heb-
ben ? — Even als mij gaat, en teregt, Imn ongeluk u diep ter harte. Ik heb het vaste
vertrouwen, dat de goede God zulk eene groote en onregtvaardige wreedheid niet onge-
straft en ongev,roken zal laten; alle mannen van eer, allen, welke deze Heeren gekend
uf in hunne vriendscliap gedeeld hebben, moeten door raad en daad, zulk eene dwin-
gelandij helpen wreken. Ik zweer u bij God en mijne eer, dat men hun onregt heefl.
aangedaan voor God en de wereld, zoo als gij zelf kunt oordeelen, die van den ijver
«'n de genegenheid getuigen geweest zijt, met welke zij den Koning en het Land ge-
diend hebben, terwijl zij zoo dikwijls hunne goederen en leven onbekrompen waagden,
om de grootheid en den roem des Konings te verhoogen (.'>)·"
Lamoraal van Egtnond Avas gesproten uit liet aloude, aanzienlijke geslacht van dien
naam, dat in Veertien honderd zes en tachtig door Keizer maximiliaan tot den Graven-
stand werd verheven, en welks oorsprong denkelijk tot dien van het eerste Hollan<lsche
Gravenhuis opstijgt. Hij stamde in regte lijn af van Willem, den broeder van arnoud
(1) Archivcs de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 25δ.
(2) Correspondancc de piiilippe II, Τ. II. ρ. 32, 34. Supplément aux Archives de la Maison
(ΓOrange, ρ. 84.
(3) strada, de Hello Belg. Lib. VII. p. 394. bakhuizen vax den buink, Nolice sur Ie Dixième
Denier, p. lö. (1)
(4) Supplement aux Archives de la Maison d"Orange, ρ. 82-
(5) Archives de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 245, 247, 249. " '
9*
-ocr page 68-06 ALGEMEENE GESGilIEDENIS
Egtnond, Hertog van Gclre, en werd tc La Ham,aide, een dorp in Henegouwen,
]57f) Vijftien honderd drie of vier en twintig geboren. Hij was de tweede zoon van jan
van Egmond en FHATicoiSE van Luxemburg, zuster en erfgename van den Prins van
Gavre. In Vijftien honderd veertig Averd hij, door den dood van zijn broeder karel,
Prins van Gavre, Heer van Purmerende, Hoogvvoude, Aartswoude en JJeijerland in
Holland, cn van Fiennes, Sol,legem, Dondes, Armentieres en Auxy in Vlaanderen. In
Vijftien honderd een en veertig verzelde hij den Keizer op den ongelnkkigen togt naar
Afrika, en kwam het volgende jaar in Italië terug. Drie jaren daarna huwde hij met
SABINA van Beijeren, en op zijn bruiloftsfeest te Spiers waren de voornaamste Duitsche
Vorsten, zelfs de Keizer en diens broeder Ferdinand tegenwoordig. In Vijftien hon-
derd zes en veertig werd bij door kakel V te Ulreehl tot Ridder van het Gulden Vlies
verheven. Drie jaren later verzelde hij riups op zijne inlmldigingsreis door bijna al de
Nederlandsche steden, en stak met hem in Vijftien honderd vier cn vijftig naar Enge-
land over, ter gelegenheid der voltrekking van diens huwelijk met Koningin haria.
Zijne bedrijven als krijgs- en staatsman sinds dien tijd, zijn uit het vroeger verhaalde
genoegzaam bekend (1). Hij wordt besclireven als een man van meer dan gewone
lengte, gezet, sterk, Avelgemaakt van leest, en minzaam van omgang (2). »Den minsten
dank," zegt hooft, »heeft bij behaald bij degenen, die liem misschien den meesten
schuldig waren; namelijk de Oni'oomschen, want hoewel hij opregt Roomsch en der-
halve hunne wederpartij was, had hij, zoo veel als iemand, voor hunne veiligheid ge-
arbeid uit enkele goedheid van aard en afkeer van moorddadigheid. Maar het vervolgen
van de kerkschenders, hoe noodwendig en wettig het ook was, konden zij hem niet
ten goede houden (3}·" Even als armenteros, wiens karakterschets van egmond der
w^aarheid vrij overeenkomstig schijnt (4), schildert ook brantome hem af als een man,
die een lioog denkbeeld van zich zeiven heeft en opgeblazen is over zijn geluk in
den krijg (i>). Het harde oordeel, over hem in later dagen geveld (6), is niet min-
der onbillijk dan de hooge lof, hem vroeger als martelaar der vrijheid toegezwaaid,
(1) Vgl. kok, Vaderl. Woordenb. D. XIII. in voce.
(2) bor, llist. d. Ncderl Oorl D. 1. B. IV. bi. 241. v. meteken llist. d. Nederl. Oorl. B. III.
1)1. 59. CAiirANA, dcUa guerra di Fiandra, T. I. p. 48.
(3) Nederl IlisL B. V. bl. 183.
(4) Alg. Gesch. d. Yadcrl. D. II. St. lY. bl. 175.
(5) Vies des grands capitaines eslrangers, aangehaald door gacuard, Correspondance de philippe
Π, T. I. p. CXCIIL
(6) de Gids voor 1845, D. I. bl. 319. D. 11. bl. 429, 430,
-ocr page 69-DES VADERLANDS. 69
onverdiend was. Egmond was een dapper soldaat, maar noch veldheer noch staatsman. 1568—
1576
Teregt werd zijn gedrag in den slag bij Grevelingeu door alba gegispt (1). Wat kon
hij bij dien slag winnen? Niels; immers de vijand trok reeds af. Bij het verhezen
daarentegen, was Vlaanderen verloren en de gemeenschap met de zee afgesneden. Een
rnan, die aan het hoofd der ligte ruiterij een slag opent, is geen veldheer, welke be-
stiert, maar bloot een dapper soldaat. Egmond staat tegenover alba, als murat tegen-
over NAPOLEON. Gebrek aan doorzigt, en overmaat van goed vertrouwen maakten hem
geheel ongeschikt voor staatsman, en beide boette hij met den hals. Gestreng echter
was de straf, welke op hem is toegepast. Met een braaf hart in den boezem, vrijmoe-
dig en openhartig liad hij, door oranje geleid, wel is Avaar eiken maatregel ter on-
derdrukking van burgerlijke of godsdienstige vrijheid wederstreefd, maar het blijkt niet,
dat ooit zijne bedoeling geweest is, hel gezag des Konings omver te werpen. Mis-
schien rust veeleer op hem liet verwijt, dat hij hierin zijn pligt te ver gedreven
heeft; want indien hij zich moedig den Prins van Oranje en den Graven van lloorne
en Jioogslratcii had aangesloten, en den hoofden der Bondgenooten zijne medewer-
king, toen zij die inriepen, niet had geweigerd, zou welhgt alba met zijn leger
Spanjaarden nimmer in de Nederlanden gedrongen zijn. Maar in groote mate Roomsch-
en Koningsgezind, hadden de beeldstorming en de buitensporigheden der Hervorm-
den, het openlijk aanranden van het gezag des Konings, en de schijnbare bewilligin-
gen en sclioone beloften van filu'S hem, gelijk meer andere Grooten, van de Bondge-
nooten gescheiden, elk denkbeeld van tegenstand doen \^aarwel zeggen, en Aveigeren do
hand te leenen lot het plan, den Spanjaarden den toegang in het Land te beletten en
den Koning te noodzaken een weinig water in sijn wijn te gieten, zoo als lodewijk
van Nassau zich uitdrukte. Ongetwijfeld heeft de zorg voor een talrijk gezin, een be-
shssenden invloed op zijn gedrag gehad. Hieruit laat zich verldaren, dat hij den
nieuw geeischten eed gereedelijk aflegde en filips niet alleen verzekerde, dat hij niets
zou verzuimen, om voortaan de schandelijke tooneelen, welke plaats gehad hadden, te
voorkomen, maar hem zelfs aanraadde in de steden kasteden op te rigten, om de be-
volking in toom te houden, terwijl hij zich beroemde, deel genomen te hebben in al
de ondernemingen tegen de oproerlingen. Hij, de argelooze en kortziglige, meende
door zijne terugkeer tot geiioorzaamlieid, den tegenstand van eenige jaren uit het ge-
heugen des Konings te wisschen, en verbeeldde zich, dat de Vorst zijne krijgsmans-
diensten niet vergeten konde (2).
(1) Alg. Gcsch. d. Vadert. D. IL St. IV. bi. 69-
(2) Vgl. gaciiaiid, in de Correspondanco de i'Hilippe II, T. I. p. CXCIII—CXCV. broes, filips
v. MAiciix, D. I. bi 127—134. Alg. Gesch. d. Vadert. D. II. St. IV. bl. 432.
B9
70 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
j568— Egmonds weduwe overleed in Vijftien honderd acht en zeventig, en liet drie zonen
^^^^^ en zes onverzorgde doclilers achter (1). Filips, de oudste zoon, Graaf van Egmond,
in- Vijftien honderd acht en vijftig geboren, begaf zich naar het Hof des Keizers en
vertoefde aldaar tot Vijftien honderd zes en zeventig, toen hy, naar het scliijnt, ondanks
den wil zijner moeder, de wapenen tegen de Spanjaarden opvatte, doch drie jaren la-
ter zich met den Koning van Spanje verzoende. Hij Averd Ridder van het Gulden
Vlies en Stadhouder van Artois. Naar Frankrijk gezonden, om de Ligue tegen den
Koning te ondersteunen, sneuvelde hij in den slag van Ivry in Vijftien honderd negen-
tig. — Lamoraal, de tweede zoon, Graaf van Egmond, Heer van Purmercnde enz.
studeerde een geruimen tijd te Keulen, en hield zich nu eens in 1) ai Ischl and, dan in
Frankr^k, in Braband, Henegouwen en Holland op, en overleed even als zijn oudere
broeder kinderloos te Brugge, Zijne aanzienlijke goederen werden, om de groote schulden
met welke zij bezwaard waren, nog bij zijn leven verkocht, Purmerendc kwam daardoor
aan IlollatuL ILüiel, de jongste zoon. Prins van en Pudder van het Gulden Vlies,
liet twee zonen na, die beide Grandes van Spanje en Ridders van het Gulden Vlies
geworden zijn. Van egmonds dochters huwden er vier met Edelen van rang en aan-
zien, drie legden kloostergeloften af, en eene overleed in ongeliuwden staat (2).
Egmonds lotgenoot, mlips van Monimorency, Graaf van Iloornc, Avas de oudste zoon
van jozef van Monimorency, Heer van Nivelles, en van anjta van Egmond. Door het
tweede huwelijk zijner moeder met johak5ES, Graaf van Iloorne, geraakte hij, naar
wilsbeschikking zijns stiefvaders, aan het graafschap Iloorne met de heerlijkheden Al-
tena en Weert; en kwam daarenboven, door huwelijk, aan het bezit der graafschappen
Nieuwenaar, Meurs en Saverdam. Een man, zoo luisterrijk door geboorte en rijkdom,
vond gereeden toegang ten Hove; en met welke eerambten en waardigheden hij begif-
tigd werd, is door ons aangewezeJi. Trotsch en stug van aard, was hij minder de man
des volks dan egmond , maar, onverwrikter in zijne beginselen dan deze, een geschikter
Averktuig in de handen van "willem van Oranje, welke zich van zijn naam en aanzien
l)ediende. Bij zijn sterven bereikte hij den ouderdom van vijftig jaren, en liet geene
kinderen na. w Zijn dood zou voorzeker bovenmate betreurd zijn geworden," zegt
stkada, »indien niet reeds egmond aller tranen had uitgeput (5)." Zijne weduwe over-
leefde hem twee en dertig jaren. '
Alba voorspelde den Koning veel goeds van de straf der beide Graven. Hij meldde
Él
(1) Archives dc la Maison d'Orange, T. VI. p. 424.
(2) kok, Vaderl. Woordcnb. 1). XIII. LI. 195—198.
(3) stiiada, de Belli) Belg. Lib. VII. p. 395, 396. campana, deUa guerra di Fiandra T. 1.
p. 48. Vgl, KOK, Vaderl. Woordenb. D. XXI. in vocc.
DES VADERLANDS. 69
hem tevens, dat met den meest raogelijken spoed de regtsgedingen der overige gevan-1508—
genen zouden opgemaakt worden, en liij nog steeds met den Raad van State over het
invoeren van den tienden en twintigsten penning beraadslaagde. Wanneer al de beve-
len des Konings ten uitvoer gebragt Avaren, moest, naar zijn oordeel, de algemeene ver-
giffenis niet langer uitgesteld Avorden. »Het volk," zeide bij, »is derwijze gedwee, dat
de barmhartigheid Uwer Majesteit het zoo goedschiks tot gehoorzaamheid zal stemmen,
als het thans met tegenzin gehoorzaamt." Om aan te toonen van hoe veel belang het
verleenen eener algemeene vergiffenis zijn zoude, voegde hij er bij, dat door de teregt-
stellingen, welke hadden plaats gehad, de gemoederen met zulk eenen grooten schrik
i)evangen waren, »dat elk geloofde, dat men voor eeuwig door bloed wilde regeren."
Zoo lang de onderdanen zulk een gevoelen koesteren, kunnen zij den Koning niet be-
minnen. »De handel," vervolgt hij, begint te kwijnen, omdat dc vreemdehngen
hunne waren aan inlandsche kooplieden niet durven vertrouwen, uit vrees, dat men die
verbeurd verklare. Onder de landzaten zelve is geen vertrouwen meer tusschen broeder
en broeder, tusschen vader en zoon (1)." En evemvel woedde hij voort, zelfs tot in
de hutten der armen; en omdat hij het deed »is het bloed op den derden van Zomer-
maand Vijftien honderd acht en zestig vergoten, vruchtbaar geworden voor de onafhan-
kelijkheid van Nederland (2)." Immers nadat de hoofden der Grooten waren gevallen,
werden de geringen, Avelke men vermoedde, dat maar eenigzins in de beroeringen be-
trokken geweest Avaren, op de ])ijnbank gelegd, en de Onroomschen, waar men hen
betrapte, tot den brandstapel verwezen. Om hen op de strafplaats het spreken te be-
letten, werd hun de tong tusschen twee ijzers geschroefd en met een gloeijenden priem
doorstoken, opdat zij zou zwellen. »Zoo wrongen de geketenden in de pijn van den
brand en sloegen een hol geluid, gelijk het loeijen dergenen, die onder den tiran van
Sicilië, in den gloeijenden koperen os, dat meesterstuk van perillus, geworpen wa-
ren." Een tijdgenoot plagt te verhalen, hoe hij, zulk eene marteling aanschouwende,
eenen monnik tot een anderen hoorde zeggen: hoor, hoe ze zingen, zouden se ook
dansen? Welke onmenschelijkheid hem, ofschoon naauwelijks der kindschheid ontw^assen ,
derwijze in toorn ontstak, dat hij zich naauwelijks bedwingen konde van eenige handda-
digheid aan den monnik te plegen, en zich zeiven met al de zijnen ten gereeden be-
<lerve te brengen (5). Niet minder dan de wreedheid, kweet zich dc hebzucht van
hare taak. In naam des Konings werd een bevel afgekondigd, dat elk de goederen
(1) Correspondance de niinppe II, T. II. p. 28, 29. Correspondance de makguerite d'Autriche,
p. 251—255.
(2) de Gids voor 1846, D. II. bl. 424.
(3) nooFT, Nederl. Ilist. B. V. bl. 185. v. meieren, JM. d. Nederl Oori B. III. bl. 60.
-ocr page 72-ALGEMEENE GESCHIEDENIS
j lil ..k £11 IjU Pt
/
1568—welke hij wist dat oproermakers, Geuzen of voortriugtigen toebelioorden, dadelijk moest
aangeven op verbeurte van de Avaarde, of, bij onvermogen ter betaling daarvan, op
lijfstraf, naar goeddunken des regters. Den aangever, daarentegen, werd een derde
deel van het verbeurdverklaarde toegekend (1). Van dezen treurigen toestand maakte
ORANJE een gepast en schrander gebruik, om den Keizer voor de belangen der Neder-
landen te winnen. Onlangs nog had de Keurvorst van Saksen hem uit naam des Kei-
zers vermaand, geene vijandelijkheden tegen den Koning te plegen, en MAxiaiiLrAAiy
zelf had 'sPrinsen toebereidselen ten krijg afgekeurd niet alleen, maar, op aansporing
van het Spaansche Hof, liem en zijnen aauliangers verboden, volk tegen de Nederlan-
den te ligten, bedreigende, dat zij door geheel Europa als vredebrekers zouden be-
lüv. schouwd worden (2). Thans schreef orawje aan lazarus scinveiidυ, wiens invloed ten
ju'Lijd. ïiove des .Keizers bekend was: »Niemand kan beter weten dan gij in welken bekla-
.1568 genswaardigen staat de zalten in de zoo getrouwe en Idoeijende Nederlandsche' geweslen
geraakt zijn, en of er hoop is, dat door tusschenkomst des Keizers of van anderen, de
zaken in der minne kunnen bggelegd Avorden. liet komt mij voor, dat de Keizer bil-
lijke reden van misnoegen heeft, daar liij, zoo als door hem aan alle Vorsten is berigt,
eenige hoop koesterde, dat door zijne tusschenkomst, de zaken met meer zachtheid, re-
den en regtvaardigheid zouden behandeld worden; en daar deze hoop oorzaak geweest
is, dat velen de middelen niet hebben aangewend, welke tegen het kwaad gevorderd
werden, zoo kan het niet missen of verscheiden lieden zullen denken, dat alles geschied
is met medeweten en op raad des Keizers; te meer dewijl zijne Keizerlijke Majesteit
eenig misnoegen betoond heeft tegen degenen die, dit onheil voorziende", het zich ten
pligt gemaakt hadden, het naar hun vermogen te vermijden en te voorkomen. Daarom
kan Zijne Majesteit niet minder dan elkeen te kennen geven, dat alles Avat geschied
is, buiten zyne voorkennis of toestemming is geschied; en alzoo afkeuren, dat denge-
nen, die ondernemen Avillen zulk een groot onregt te Avreken, ongehoorzaamlieid of
overtreding der keizerlijke Avetten en bevelen verweten worde, dewijl men duidelijk
ziet, dat hetgeen door den Hertog van Alba thans in de Nederlanden wordt uitgevoerd,
niet alleen regelregt strijdt tegen de instellingen en wetten van het Duitsche Ryk, maar
legen alle goddelijke en menschelijke regten. Daarenboven, indien Zijne Majesteit, zoo
als ik geenszins twijfel, door zijne gezanten en vertoogen den Koning vermaand en ver-
zocht heeft, de zaken der Nederlanden met alle zachtheid en goedaardigheid te leiden, en
ziende, dat dit alles niets gebaat heeft, zelfs dat men uit minachting en verachting van
(1) bor, Ilist. d. Ncderl. Oorl D. I. B. IV. hl. 243.
(2) Archives de la Maison d^Orange, Τ. III. ρ. 214, 215, 219. Correspondance de cüillaime;
le Taciiurnc, T. III. p. 1—5.
DES VADERLANDS. 75
den raad en de vermaningen Zijner Keizerlijke Majesteit alle gestrengheid is te boven lóOS—
gegaan, zie ik inderdaad niet, hoe Zijne Majesteit dit kan laten voorbijgaan zonder er ^
zich gevoelig over te betoonen, niet alleen wegens den Aveinigen eerbied en vriendschap,
welke de Koning van Spanje voor Zijne Keizerlijke Majesteit aan den dag legt, maar
ook omdat zulke getrouwe Landen, overvloeijcnde van rijkdommen en zegeningen, en in
welke Zijne Keizerlijke Majesteit en zijne kinderen met zoo veel waarschijnlijkheid zullen
opvolgen, op zulk eene Avijze vernield, verdorven en van degenen beroofd worden, die
door hunne groote getrouwheid, genegenheid en pligtsbetrachting deze gewesten sedert
hmge tijden tegen zoo vele vijanden en aanvallen verdedigd, en daardoor niet slechts
de Nederlanden, maar al de andere rijken en staten van den Koning en van degenen,
die hem zullen opvolgen, onderschraagd hebben. En al deze getrouwen worden thans
met den dood gestraft of verjaagd, alleen ten wille van eenigen, die niets anders zoe-
ken, dan door gCAveldige en bloedige middelen te beter hun plan te bereiken, dat
is: volstrektelijk te heerschen; alle wetten, voorregten en overeenkomsten wegne;
mende en vernietigende, die altijd de voornaamste middelen geweest zijn om de Neder-
landen tot dien voorspoed te brengen van Avelken elk getuige geweest is, ten einde deze
gewesten in eeuwige verwoesting, verderf en ellende te storten. Hierdoor kan Zijne Kei-
zerlijke 3Iajcstcit verzekerd zijn, dat wanneer hij tot de opvolging geraakt, hij, op het
beste genomen, een Land zal ontvangen, weleer rijk en bloeijend, vol getrouwe Leen-
mannen en onderdanen, zoowel adellijken als niet adellijken, maar dan arm, ontvolkt,
beroofd van allen handel, de onderdanen kwaadgezind, en eindelijk de prooi van de
eerste Mogendheid, die er iets tegen wil ondernemen. Het is zeer te vreezen, dat wan-
neer de Spanjaarden eenmaal voet in het Land gezet hebben, Zijne Keizerlijke Majesteit
er niet alleen beroofd zal zijn van de opvolging, maar ook van al de overige ryken ,
want zij weten wel, dat men hun geen leed van elders kan toebrengen, wanneer zij
meesters zijn van de Nederlanden''' — »Duid niet ten kwade," zegt hij ten slotte, »dat
ik u zoo openhartig over Zijne Keizerlijke Majesteit schrijf, u verzekerende, dat zulks
alleen voortspruit uit ware genegenheid voor zijne dienst en wegens den indruk, welken
hetgeen ik u geschreven heb op velen tegen den Keizer maken konde. Want indien
niet steeds de Nederlanders de hoop gekoesterd hadden, dat Zijne Majesteit hun bij den
Koning tot voorspraak zou strekken, zoo als ik zelf daarop, ingevolge de beloften
Zyner Majesteit aan de (Duitsche?) Vorsten, vast vertrouwd heb, zou het waarschijnlijk
met de zaken nimmer zoo ver gekomen zijn. Daarom indien ik thans met eenige an-
dere Nederlandsche Heeren genoodzaakt ben, mij, naar pligt, tegen deze barbaarsche
en onmensclielijke wreedlieden te verzetten en, met Gods hulp, deze geweldenarijen te
wederstaan, bid ik Zijne Keizerlijke Majesteit zeer nederig, ons dit niet als een misslag
te willen toerekenen, of eenig misnoegen daarom opvatten, maar veeleer, overeenkomstig
zijne aangeboren goedaardigheid en zachtmoedigheid, ons hulp en bijstand verleenen,
II Deel. ίί Stuk. 10
-ocr page 74-78 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1508—om de Nederlanden aan zulke verschrikkelijke en vernederende wreedheden, slavernij en,
ellende te ontrukken, en hen in hunne vorige vrijheid te herstellen. Ik verzoek u dit
zooveel mogelijk hij Zijne Keizerlijke Majesteit te ondersteunen, waardoor gij zoowel den
Koning van Spanje als den Keizer en den Nederlanders eene groote diensl en weldaad
zult hewjjzcn (1)."
De onthoofding van egmond en hoorne maakte in Duitschland een diepen indruk, en
>vas ORANJE van onberekenbaar nut. De Keurvorst van Saksen verklaarde zieh openlijk
voor zijnen bondgenoot en verzuimde niet, voor 'sPrinsen belangen andere Vorsten to
Avinnen, die, even als hij, zich beleedigd gevoelden, dat de Koning zich om huniu!
voorspraak niet bekommerd had (2). ))Gij kunt u niet verbeelden," schreef men den
zeventienden van Zomermaand uit Spiers, waar toen de rijksdag geliouden Averd, »met
welk afgrijzen hier van het ter dood brengen der Graven van egmond en hoorne wordt
gesproken. De slag, door den Prins van Oranje voorbereid, zal nu te zekerder trefien;
want zij, welke vroeger zijne onderneming wraakten, laten die thans geregtigheid
wedervaren." Hierbij wordt tevens vermeld, dat oranje zich naar Straatsburg had he-
geven, om volk te Averven, en over Heidelberg naar Dillenhiirg was teruggekeerd; dat
op den vierden der volgende maand vier Keurvorsten naar Oberwesel moesten komerj,
om met hem eene zamenkomst te houdei], en dat het gehcele Paltzsische huis
uitermate vertoornd was over den dood van egmond. Yan het misnoegen der Duit-
sehe Vorsten en Stentlen over de teregtstelling der beide Graven, getuigt insgelijks een
andere brief van dezelfde dagteekening. »Alles," wordt daarin gezegd, »doet zien,
dat de Spanjaarden met een geduehten oorlog bedreigd worden. — Den eersten van
Hooimaand zal een aanzienlijk leger zicli op weg begeven (5)," Mogelijk moest deze
krijgsmagt strekken tot ondersteuning van den Heer de cogqueville, welke tegen hel
einde van Zomermaand met de gevlugte Nederlanders en de Hugenooten, die zicli onder
zijne banier geschaard hadden, in het balju^^ schap van Ilesdin rukte. De Hertog van
Alba, die op het punt stond Brussel te vei-laten om lodewijk van Nassau in Gronin-
gerland te bestrijden, beval den Burggraaf van Gent, Develliebher van Arras, en den
Graaf van Roeulx, Kolonel van eene afdeeling Waalsch voetvolk, zich met elkander te
vereenigen en de overweldigers aan te tasten; tevens droeg hij den gezant van filips aan
het Hof van Frankrijk den last op, karel IX en de Koningin-moeder te verzoeken, hen
7 v. met geweld uit een te drijven, als zij op Franschen bodem terugkeerden. Cogqueville,
die zich te Auxy-le-Chat eau bevond, trok af bij het naderen van den Graaf van
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 247 , 250,
(2) Corrcspondancc do rmnppE II, T. 11. p, 37.
(3) v, GOEViH-wiEiisBiTZKY, do Taclitigj. Oorl. D. 1. bl. 516—518.
-ocr page 75-DES VADERLANDS.
lioeidx, en kwam Aveinig dagen daarna op Franscli grondgebied. Terstond achtervolgde 1568—
hem de Maarschalk de cossé, Landvoogd van Picardië, Cocqueville wierp zich in St.
Valcry; de Maarschallc drong er na hem iïi, en riglte ecne groote slagting aan onder 18 τ.
zijn volk. De meeslen, welke daaraan ontsnapten, werden door de boeren om hals i5gy"
gebragt, uit ^yraak over de verwoestingen en wreedheden, die zij gepleegd hadden.
Cocqueville werd, als een partijganger, onthalsd. De gevangen Nederlanders, ten getale
van tAvintig, werden, op bevel van icarel IX, aan den Burggraaf van Gent uitgeleverd,
die hen liet ophangen (1).
Daags na den slag bij llciligerlcc Avas de Graaf van Mcfjcn met vier vaandels voetvolk
in Groningen gekomen, zonder van den kant der burgerij veel zwarigheid te ontmoeten,
Jietgeen van groot belang was, dewijl zij van verstandliouding met den vijand ΛΈrdacht
werd. Trouwens, de bevelvoerders in de stad hadden dadelijk op het berigt der nederlaag
Ie Heiligerlee de inwoners, door het opiialen der wapenen, krachteloos gemaakt, en
door het ophangen van een burger, die zich onvoorzigtig tegen het Spaansche bewind
had uitgelaten, hun schrik ingeboezemd (2). Lodewijk van Nassau had zich op het slag-
veld verschanst. Zijne krijgsmagt bestond uit vijf en twintig voltallige en Avelgcwapende
vaandels voetvolk en lAvee honderd ruiters. Dagelijks verwachtte hij tweeduizend bus-
schieters onder een der Duitsche Graven van Mansfeld, acht honderd man van dat
\Aapen onder den Heer del vaulx, en drie honderd ruiters onder Graaf joost van
Schoimenhurg, behalve de vaandels, die de Graven van den Berg en Culemborg liglten,
<ΐη de busschieters, welke sonoy aanvoerde en waarvan reeds een gedeelte te Kocsvcld,
het andere te Bremen gekomen was. Nevens de zes veldstukjes, op den vijand veroverd,
had hij nog drie andere, hem uit Emhden verschaft, en tien ijzeren stukken geschut.
Van wapenen, krijgsbehoeften en levensmiddelen was hij genoegzaam voorzien; zoo de
nood het vorderde, zou hij van de kerkklokken geld laten slaan, anders er kanonnen van
doen gieten, en de kloosters moesten hem paarden leveren voor zijn geschut. Dagelijks
boden zich buitenlandsche krijgsbevelhebbers en soldaten aan, om onder zijne vanen te
dienen. De Graven van Emhden, Oldenburg en Benihem, de stad Bremen en andere
zeesteden waren hem genegen, en Groningerland hem ten eenemale toegedaan. Hij
meende derlialve, wanneer hij de bewuste versterking aan manschappen ontvangen had,
den aanslag op Groningen met goed gevolg te kunnen ondernemen. Hij zou alsdan
den toevoer naar die stad afsnijden, het omliggende land onder water zetten, en met
de Friezen (Ommclanders ?) over het opbrengen van eenige benoodigde gelden onder-
(1) G.vcuARD, in dc Corrcspondance du Üuc d'MHE, p. 10, 11. bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D.I.
li. IV. bi. 238.
(2) Corrcspondance du Diic (/'albe, p. 97, ■i \ ' ,, ,
10*
-ocr page 76-7G ALGEMEENE GESCHIEDENIS
j 508— handelen, aan liet welgelukken waarvan hij niet twijfelde. Mögt de vijand hem nood-
zaken zijn leger op te breken, dan zou hij naar Delfzijl^ gunstig gelegen om levens-
middelen te ontvangen, en op het huis te Wedde terugtrekken, waar hij zich een of
twee maanden dacht te kunnen staande houden, ondanks al de magt der vijanden.
Delfzijl zou in staat gebragt worden, om tegenstand te bieden, en liet versterken
van het huis te Wedde ^ welks bezetting veertig of vijftig wagens met levensmid-
delen veroverd had, werd ijverig voortgezet. Zag hij zich gedwongen geheel terug te
trekken, dan zou hij een aanslag op Enkhuizen beproeven (1). De Prins van Oranje
echter keurde het belegeren van Groningen af op gronden, uit welke alleen reeds ge-
noegzaam blijkt, in welke hooge mate hij de bekwaamheden van den veldheer met die
van den staatsman vereenigde. Een aanslag op Enkhidzen kwam hem raadzamer voor;
mögt deze gelukken, dan moest in alle haast die stad versterkt worden, uit Avelke men
genoegzamen onderstand in geld en levensmiddelen konde verwachten (2). Lodewijk,
die gewoonlijk meer zijn moed dan de voorzigtigheid raadpleegde, zette zijn plan door.
Hij steunde op de medewerking der Groningers en op de gezindheid der bezetting, welke
over het wanbetalen harer soldij zich derwijze ontevreden betoonde, dat megew zelf
voor muiterij en opstand vreesde (δ). Dat de hoop des eenen en de bezorgdheid des
anderen niet ongegrond Avaren, bleek toen bij een uitval de Waalsche knechten van
megen eenige Walen van lodewijk , die zi(;li te digt onder de muren der stad gewaagd
hadden, ontmoetten en vermaanden terug te trekken, betuigende, dat zij hen als vrien-
den, niet als vijanden beschouwden (4). Behoefte aan geld noopte lodewijk eene
brandschatting van zes duizend Karelsguldens over het Oosler en Wester Oldamht uit
te schrijven met bevel, hem de namen en woonplaatsen dergenen, welke zich tot die
opbrengst ongenegen - betoonden, naauwkeurig op te geven, ten einde tegen hen naar
behooren te handelen. Den Ommelanders in het algemeen verbood hij, den Groningers
eenige schulden, onder welken naam en op welke wijze ook, uit te betalen, en gelastte
hun, het bedrag daarvan op een bepaalden dag aan hem te Appinrjadam ter hand te
stellen; wie hierin nalatig bleef, zou als vijand behandeld worden. Den ingezetenentus-
schen het Reitdiep en Gerritsbruf), zoo geestelijken als wereldlijken en van welken stand
ook, werd aangezegd, op denzelfden dag en te zelfder plaatse voor hem te verschijnen,
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 228—235. Correspondance du Dm ci'ALDE, ρ
104, 107.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 257—261.
(3) Correspondance du Duc ^'albe, ρ. 108, 131.
(4) Archives de la Maison d'Orange, Τ. UI. ρ. 235.
-ocr page 77-DES VADERLANDS. 79
om te vernemen, Avat hij hun te zeggen had. Ten gevolge van een verhod des Graven J568—
van Megen, versclienen zij niet. Lodewijk legde hun deswege eene Loete op van vier
duizend Karelsguldens, hem Linnen drie dagen te leveren, zoo zij niet als vijanden Ie
vuur en te zwaard wilden vervolgd wOrden. De gelden werden ten bestemden tijde
opgehragt; want er Avas niemand, gelijk megen aan alba schreef, »Avelke niet liever
voor eene opbrengst van twee of drie honderd kroonen zijn huis, hetAvelk vijf of zes
honderd waard Avas, wilde sparen, dan zijn bevel gehoorzamen en alles door de vlam-
men verliezen, zoo als in dergelijke omstandigheden gewoonlijk het geval is." Niet-
temin ontving megen van den Hertog stipten last, openlijk en bij geschrifte alom af te
kondigen, dat zij, die brandschatting aan lodewijk opbragten, met eene boete van
dubbeld de opgebragte som en daarenboven aan den lijve zouden gestraft worden (1).
Lodewijk had inmiddels eene versterking van vijf honderd paarden uit Lingen ont-
vangen, en de Hertog van Saksen was met vijftien honderd ruiters te Keulen geko-
men, denkelijk om zich bij hem te voegen (2). Dit werd echter verijdeld dóór
'sKeizers bevel aan oranje, de wapenen neder te leggen, Avaarop de Salcsische rui-
ters, die zich bij het leger te Ileiligerlee bevonden, op last huns Vorsten -wegtrok-
ken (5). Lodewijk daarentegen antwoordde den Keizerlijken gezant, welke liem het-
zelfde bevel overbragt, dat )) de Prins van Oranje zijn Meester wos , en Avanneer deze
hem gelastte de wapenen neder te leggen, zou hij gehoorzamen (4)." W^einig dagen
te voren had hij Appingadam met acht vaandels voetvolk bezet, en tweo vaandels naar
Delfzijl gezonden, >velk stedeken hij zou versterken en daartoe de Ommelanders
opgeroepen had (li). Zijn aanslag, Groningen bij nacht aan vier hoeken in brand
te steken, mislukte. Nu rukte hij met het overige zijner krijgsmagt, dertien of veer-
tien vaandels voetvolk, de ruiterij en het geschut, voorwaarts en verschanste zich in en
bij het klooster Selwerd. Er vielen eenige schermutselingen voor, die niets beslisten
en waarbij de omliggende huislieden het meest te lijden hadden (6).
Dc Hertog van Alba had terstond op de tijding der nederlaag te Ileiligerlee, den
Graaf van Eber stein gelast, met tien vaandels zijner afdeeling en vijf vaandels van den
(1) Corrcspondancc du Duc (/'albe, p. 109, 113, 115, 118, 121, 127, 129, 130, 132, 144.
(2) Correspondance du Duc (/'albe, p. 113.
(3) v. d. bergh, Brieven uit de Archiven van JVijmegen, bl. 12.
(4) v. D. BERGii, Brieven uit de Archiven van Nijmcjjen, bl. 12, 17.
(5) Correspondance du Duc (/'albe, p. 120, 123, 138.
(6) Co7Ύespo7^dance du Duc (/'albe, p. 120, 131, 133, 134, 137, 139, 140, 141. v. d. βεποη.
Brieven uit de Archiven van Nijmegen, bl. 12, 16.
78 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
15G8—Heer de billy naar Nijmegen op te rukken, terwijl de Heer de iherges zich met tien
vaandels naar Maastricht zou begeven. Daar echter 'sGraven Lenden, welke in die
stad en te Valencicnnes in bezetting lagen, weigerden te vertrekken, zoo lang de ach-
terstallige soldij van vier ijiaanden niet ten volle was aangezuiverd, zond alba de Heeren
DE HiERGES en DE BILLY mct vyfticn vaandels nabij Deventer, alwaar zij tien vaandels
Duitschers moesten afwachten, om zich vervolgens te Oldenzaal met zestien honderd
ruiters onder Hertog erik van ßriinsivijk, te vereenigen en dan gezamenlijk naar Gro-
ningen, hetwelk hij over zee van wapentuig voorzien had, op te rukken. Het bevel
over de Spaansche en Italiaansche ruiters en voetknechten werd aan ciiiapi'iw vitelli
o()gedragen; de Hertog zelf zou spoedig met de overige krijgsmagt volgen. Vitelli
kwam echter alleen met de tien vaandels van iiierges en het paardenvolk van Hertog
ERIK den negentienden van Zomermaand te Groningen (1). Den vorigen dag was de
Graaf van Hoogstraten met vijf honderd busschieters over Embden en Delfzijl in
LODEWiJKS legerplaats gekomen. Hij riep de bevelhebbers bijeen en dankte hen, in
naam des Prinsen van Oranje, voor hunne ijverige pligtsbetrachting in den slag bij
'Ihiligerlee, hen vermanende daarin te volharden (2). Het ontbrak lodewijk thans
meer aan geld dan aan manscliappen. Om hierin te voorzien, moesten hem al het zil-
verwerk en de renten van de kerken der omliggende plaatsen opgebragt Avorden, ook
legde hij eene belasting van twee patards (stuivers?) op eiken morgen {inesure) lands,
hetgeen eene goede som gelds zou opleveren. Zijn volli. stond tot aan de knieen in het
water en verliep dagelijks, naar het berigt des Graven van Megen aan alba, welke er
deswege bijvoegde, dat lodewijk of krankzinnig was, of van elders hulp moest te
wachten hebben. Zoowel de ongelegenheid van het land, het slechte Aveder en de
zware regens, als de wensch van alba , zijne komst af te w achten, ten einde met meer
hoop op goeden uitslag den vijand te bestrijden, beletten megew vooreerst iets tegen lo-
dewijk te ondernemen (3). Het was welligt deze werkeloosheid, die misschien aan an-
dere oorzaken werd toegeschreven, welke lodewijk van Nassau en noogstrateïf aan-
spoorde, den Graaf van Megen, die zich weleer met oranje en andere Grooten tegen
25v. granvelle en het geloofsonderzoek verzet had, schriftelijk te vermanen, met hen weder
Zomer- ^^ werken tot bevordering van de Avare belangen des Konings, het welzijn der
1568 Nederlanden, de handhaving der aloude vrijheden en voorregten, en tot omverwerping
van alba's dwingelandij, welke hij thans ondersteunde. Zij schetsten hem den naderen-
den en geheelen ondergang des Lands in krachtige woorden af, indien hij en anderen,
(1) Correspondance du Duc rf'ALBE, p. 102, 106, 107, 116, 128, 136, 138.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 236, 237. Correspondance du Duc d Ainv:, ρ. W.
(3) Correspo7idance du Duc ^'albe, ρ. 142, 143, 144, 145.
-ocr page 79-DES VADERLANDS. 79
die verpligt waren yoor liun Vaderiand te strijden, niet lot de overtuiging kwamen, dat 1508—
zy zich niet moesten laten bezigen lot werktuigen van de heerscbzucht eener vreenxde
natie, vijandin van alle regt, rede en hurgerlyke regering, zoo als pveral waai· zij regeert
of geregeerd heeft, uit lallooze voorbeelden kon blijken. » De Spanjaardengaan zij voort,
» vernietigen alle wetten, gebruiken en overeenkomsten, moorden, schenden vrouwen en
maagden, en jagen de gelrouwste onderdanen huns Vorsten len Lande uit, hunue kin-
deren roovende, hunne goederen verbeurd verklaiende, hen veroordeelende zonder eenigen
regtsvorm en regtshandel en tegen de voorregten der Vliesorde, welke gij ecliter gezworen
hebt te zullen handhaven, en voor het overige handelende legen de verklaring, elke gij
u kunt herinneren dikwerf in den vollen Raad van State en elders afgelegd Ie hebben.
Gij moogt ons gelooven, indien wij u niet genegen waren, zouden Avij ons voor dezen
stap wel geAvacht hebben, Avelke wij niettemin hopen, dat niet gelieel vruchteloos Inj u
zijn zal, dewijl nu dezelfde redenen, welke gij vóór jaren hadl, u thans zelfs meer moe-
ien aansporeji dan toen, daar thans >vordt uitgevoerd, wat wij ons toen naau^velijks kon-
den voorstellen, lot groot nadeel van al de onderdanen des Konings; ten minste zal het u
over onze bedoeling zoo veel inhchling geven, dat gij er niet kwalijk uw^ voordeel mede
zult doen. Wij wensclien, dat het u behage een paar regels tot antwoord aan brenger
dezes, ^velke niet met den inhoud bekend is, voor ons mede Ie geven. Inmiddels bid-
<len wij God, dat hij u door Zijnen Heiligen Geest verlichte, door u den blinddoek te
ontnemen, opdat gij zien moogl, wal uwe eer en het heil uwer ziel vordert. Wij kus-
sen u de handen, maar niet op zijn Spaansch (1)." Megen zond terstond dien brief
aan alba. »Ik meen," voegde hij er bij, »dat zij beweren, dat ik altijd van hun
gevoelen geweest ben. Mijn gedrag, sinds het begin dezer beroerten, heeft wel altijd ,
het tegendeel bewezen, en dit hoop ik te volgen, zoo lang mij God het leven zal spa-
len (2)." Twee dagen daarna schreef hij den beiden Graven: »Mijne Heeren! ïk heb
uwen brief van eergisteren ontvangen; en daar, zoo als u. Mijnheer van hoogstraten,
bewust is, de Hertog mij vóór eenige maanden verboden heeft, een uwer brieven te
lieantwoorden, durf ik het ook dezen niet zonder zijne toestemming. Ik licb hem
dien gezonden, en zoo hij mij veroorlooft, u te antwoorden, zal ik u sjioedig daar een
antwoord op zenden; indien niet, wees dan zoo vriendelijk, mij dit ten goede Ie houden,
intusschen ])evcel ik mij van harte in uwe genegenheid (5)." Alba echter verbood
megejV uitdrukkelijk en in naam des Konings, zulke verraders te antwoorden, of voor-
(1) Archives de la Maison (ΓOrange, ï. IIL p. 251—254.
(2) Correspondance du Duc d'KisE, p. 142.
(3) Archives de la Maison dOrangc, T. 111. p. 254.
-ocr page 80-86. ALGEMEENE GESCHIEDENIS
3568—taan brieven van hen aan te nemen (1). Kort daarna vertrok de Graaf van Hoogstra-
ieti, om Graaf joost van Schouwenburg te haasten, welke met eenig krijgsvolk in
aantogt w^as, en die acht dagen later met vijf of zes honderd ruiters en acht hon-
derd busschieters in de legerplaats aankwam (2). Ondertussehen kruiste bosghhuizen
steed met acht schepen van oorlog voor Delfzijl, om den toevoer uit Embden
af te snijden. Jan abels , een wakker zeeman te Dokkmn Avoonachtig, Avas door
den Kaad van Friesland het bevel over eenige schepen opgedragen, welke men
tegen de Nederlandsche ballingen, die zich met zeeroof bezig hielden, Avilde uit-
rusten. Hij echter, in het geheim aan de zaak van nassau verbonden, had zicli
bij degenen gevoegd, welke hij moest bestrijden, en onlangs met nog drie andere
vrijbuiters, lastbrieven van lodewijk , in naam des Prinsen α an Ora?ije, tegen de a ijan-
delijke schepen voor Delfzijl ontvangen, met volle magt, om naar bevind van zaken te
handelen (5). Thans vereenigde hij zich met sowoy, Avelke de lang verwachte vijftien-
10 V. honderd geAveren had aangebragt, en Avien, vermoedelijk, het bevel OAer de zevenhonderd
^1^568 toevertrouAA'd, welke in zeventien zoo groote als kleine vaartuigen te Delfzijl
en Appingadam Avaren ingescheept (4). Nu zetten zij het gezamenlijk op de vloot der
vijanden aan, die hen moedig te gemoet zeilde, doch bemerkende, dat men het op en-
teren toelegde, de vlugt naar de volle zee koos, maar door de Nederlanders vervolgd
werd, tot Avind en tij het dezen beletten. Den volgenden morgen Avas de Avind niet zeer
gunstig en de vrijbuiters Aveigerden verder te zeilen, Avaarop sonoy, alleen gevolgd
iloor den kaper gekrit sebastiaansz a^vn gorgum, den vijand met zulk een goeden
uitslag nazette, dat hij met vier genomen schepen en twee hulken terugkeerde (ö).
Inmiddels had lodewijk met zes vaandels voetvolk, honderd vijftig ruiters en tAvee veld-
14 v. stukjes een aanval op de sterkte Winsum beproefd, doch Avas genoodzaakt geworden met
' verlies van eenige manschappen terug te trekken (6). Denzelfden dag kAvam alba met
drie afdeelingen (lereios) Spaansch voetvolk, drie vaandels ligt paardevolk, en een kor-
net ruiters te Rolde, drie uren van Groningen (7). Ciiiai'i'in α^ιτεεεγ en de lioofdman
(1) Correspondance du Duc (/'alek , p. 145.
(2) Correspondance du Duc d'Atm, p. 140, 147, 149, 150, 154.
(3) Archives de la Maison d'Orange, T. lil. p. 232, 233. v. (iitoNnoKX, Gesch. d. Walcrgcu-
zen, 1)1. 29.
(4) Correspondance du Duc i/'ALBE, p. 149-
(5) Bou, Ilist. cl. NederL Oorl. 1). I. B. IV. bi. 237.
(6) Correspondance du Duc (/'albe, p. 151, 152, 153.
(7) Correspondance du Duc γ/'αιλιε, ρ. 154.
-ocr page 81-DES VADERLANDS. 81
SA.LAZAB. waren met vier kornetten ruiters, twee vaandels ligt paardevolk en duizend 1568—
busschieters naar Koeverden hem te gemoet getrokken (1). Op den weg naar Gronin-
gen vernam hij, dat lodewijk van Nassau uit het klooster Selwert, ter regter zyde
van zijne wel versclianste legerplaats, drie vaandels, en uit een sterk slot, ter lin-
ker zijde, twee vaandels bij zich ontboden en alzoo beide punten van bezetting ont-
bloot had. Terstond liet hij dit slot door gasper de robles, Heer van Billy, bezetten,
dewijl hij daaruit den vijand grootelijks konde benadeelen. Tc iironw^e» gekomen, deed
liij zelf terstond en zonder af te zitten, verzeld door οπιαρριργ vitelli, woirgarmes en
twee of drie andere bevelhebbers, eene verkenning tot voor het vijandelijk leger, en
tastte dienzelfden dag met de krijgsmagt, >velke hij met zich had gebragt en al
liet overige volk, zoo te paard als te voet, den vijand in zijne verschansingen aan.
Het gehcele leger bestond uit twaaf duizend voetknechten en drie duizend ruiters,
alle oude, geoefende soldaten. De aanval geschiedde aan drie kanten door een^
goed getal Spaansche en Waalsche busschieters, onder bevel van alfonso de ulloa,
en met zoo veel onversaagdheid, dat zij, ondanks eenen dapperen tegenstand,
doordrongen. Een groot gedeelte van lodewijks manschap werd in de pan gehakt,
de overigen namen ginds en herwaarts de vlugt, hunne wapenen en klecderen
afwerpende, om zich te beter door de talrijke moerassen en slooten te redden;
evenwel Averden zij meer dan anderhalf uur ver zoo fel vervolgd, dat zij niet dan met
achterlating van hun gesclmt en vaandels ontkwamen. Het paardevolk zou hen verder
achtervolgd hebben, indien niet de nacht en den van poelen en wateren doorsne-
den grond dit belet hadden. Door de vijanden Avaren ook, onder het vlugten, al
de bruggen afgebroken of verbrand; van hunne ruiterij echter, welke de achterhoede
dekte, ontsnapten slechts weinigen. Naar alba's oj)gave bestond hunne legermagt
uit niet minder dan twaalf duizend man voetvolk; daar onder niet begrepen de bezet-
tingen van Appingadam, Delfziel, en vijf vaandels te Slochteren, de eenige manschap-
pen, die LODEWiJK geregeld bij elkander had kunnen houden en mot welke hij in
allerhaast terugtrok. Alba keerde met zijn staf des avonds tegen elf ure in Groningen
terug, maakte er eenige beschikkingen en rukte, bij het aanbreken van den dag, met zijn
leger op, om den vijand op te sporen. Hij liet Hertog erik van Brunswijk met zestien
honderd ruiters voor Groningen, trok over Slochteren, Avaar hij zich twee dagen op-
hield, om kondschap van de vijanden in te winnen, naar het huis te Wedde, hetwelk
hij versterkte, en van daar naar Beyde (2). Lodewijk van Nassau daarentegen berigltc
(1) Correspondance du Duc (/'albe, p. 149.
(2) Correspondance du Duc (/'albe, p. 154, 155, 157. v. d. bergh, Brieven uit de Archiven van
Nijmegen, bl. 20. Vgl. het uitvoerig verliaal hij mendoce, ïlist. d. guerres de Flandres, Liv. III.
ρ. 55—60. STRADA, de Bello Belgico, Lih. VII. p. 397 , 398.
II Deel. 5 Stuk. 11
-ocr page 82-86. ALGEMEENE GESCHIEDENIS
156*8—den PrÏDs van Oranje, dat hij, op he!; Tcrneraen van alba's aanlogt, liet raadzaam liad
geoordeeld terug te trekken, hetgeen op den vollen dag en geregeld geschied ws. De
vijanden, dit bemerkende, waren met al hunne magt op hem aangevallen, waardoor
eenc hevige schermutseling was ontstaan, in welke hij vijftig man voetvolk en even zoo
veel paarden verloren had (1). »Wanneer wij de traagheid in aanmerking nemen,
waarmede destijds alle krijgsbewegingen >verdcn nitgevoerd, dan moeten wij in alba den
bekwamen Veldheer bewonderen, die, beseliende dat vastberadenheid en spoed de ze-
kerste middelen zijn tot het dempen van een uitbarstenden burgeroorlog, in Aveinige
weken eene krijgsmagt van eenige duizenden, voorzien van leeftogt en al het noodige
oorlogsgereedschap, uit verschillende bezettingen in de Zuidelijke gewesten des Lands^
tot één leger vereenigd, naar den Noordelijksten uithoek des Lands had overgebragt, en
daarmede den vijand op dc hielen zat (2)."
Met zeven of acht duizend man verschanste zich Graaf lodewijk te Jemmingen of
Jemgum, een dorp aan den linkeroever der Ecms, niet verre van de uitstrooming dier
rivier in den Dollart. Aan de landzijde konde hij slechts langs den Eemsdijk aange-
tast, en van de waterzijde gemakkelijk van leeftogt voorzien worden, welke dan ook uil
Emhden met de schuilen en booten van sokoy door jan broek en ellert πορ of vlier-
kop, naderhand onder de Watergeuzen niet onbekend, werd aangevoei'd. De grootc
schepen van sonoy, welke niet bij de legerplaats konden komen, lagen te Embden,
welks Drossaard umgo manwinga hem krachtdadige bescherming had toegezegd. Om-
trent vier nren boven Jemmingen lag eene brug over de Eems bij het dorp Reyde^
waar het Spaansche leger, sterk zeventien duizend man voetvolk en drie duizend ligte
ruiters, den twintigsten van Hooimaand aankwam. Alba verzekerde zich van het be-
zit dezer brug, door het opwer[)en van eene schans, om zoo lodewijk de Eems
mögt overgetrokken zijn, hem onverwijld na te zetten, of den pas af te snijden;
de brug was daartoe onontbeerlijk, dewijl men, nit hoofde der doorweekte kleigronden,
de pontons uit Groningen niet had kunnen medevoeren. Op het berigt van chiappin
viTELLi, welke op verkenning was uitgezonden, dat lodewtjk zich te Jemmingen ver-
schanst had, liet alba eenige manschappen tot bewaring van de brug, en trok met
het aanbreken van den volgenden dag op, om hem te bestoken. Jemmingen was van
die zijde niet te naderen, dan over een dijk en een smallen weg er onder langs.
Aan de regier zijde stroomt de Eems, aan de linkerzijde waren lage en moerassige
gronden, uit welke eenige slooten, in de rivier uitloopende, den dijk doorsneden en
met bruggen belegd waren. Lodewijk had drie van deze bruggen laten afbreken, bij
(1) Archives de la 3iaison d'Orange, Τ. III. ρ. 264, 265.
(2) BOSSCHA, Neêrl. Heidend, te Land, D. Ι. bl. 162-
-ocr page 83-DES VADERLANDS, 8Γί
elke (lóórsnede cene wacht geplaatst, en vóór liet dorp eene borstwering opgeworpen, 1568—
voorzien van zes stukken gesehut. Het doj-p zelf Avas ook aan de landzijde versterkt,
zoo veel de tijd dit had toegelaten, en hel omhggende land kon, door het doorsteken
van den dijk, grootendeels onder water gezet worden. Hoe sterk deze stelling ook zijn 21 v.
mögt, in welke lodewijk hoopte zich slaande te houden lot een inval van oranje in j '
Ih-aband den Hertog noodzaken zou af te trekken, besloot alba , juist om die reden
en steunende op zijne overmagt, den vijand aan te tasten. Nadat sakcho d'avila met
dertig ruiters het vijandelijk leger verkend had, stelde alba zijn heir in slagorde. De
eerste afdeeling bestond uit achttien honderd busschieters onder juliano iiomero en san-
cho londogno, en twee vaandels zwaargewapende ruiterij onder cesaue gonzaga en
ouiiTio MARTENEWGo; de tweede uit het Spaansche voetvolk onder alfonso u'ulloa en
aoazalo buagcamonte; de derde uil zes vaandels Duilschers en vijftien vaandels Walen
onder den Graaf van Aicgen, naar anderen, onder george van Lalaitui, broeder des
(iraven van Iloogslralcn, en zes honderd speerruiters. Te tien ure des morgens onlvingeii
vijftien honderd busschieters van de eerste afdeeling last, onder bevel van romero en
LONDOGNO, den aanval te beginnen. Zij dreven door hun geweervuur de posten terug,,
Avelke ter vej-dcdiging der doorsneden van den dijk geplaatst waren, herstelden spoe-
dig de bruggen en rukten toen voort, om de borstwering der legerplaats te bestor-
men. Lodea^/ijk had in het dorp zijne hoofdmagt in drie lioopen geschaard, maar de
Duilsclie soldaten weigerden te vechten, zoo lang hun de achterstallige soldij niet was
uitbetaald. Vruchteloos stelden hun de bevelhebbers den onverniijdelijken ondergang
van het geheele leger voor oogen, wanneer zij hunnen phgt verzuimden; vruchteloos
zelfs verzocht men hen, om althans de Nederlanders den, dijk Ie helpen doorsteken,
hetgeen reeds in den aanvang door lodewijk bevolen, doch niet was opgevolgd gewor-
den. De krijgsoversten, de Graven van Nassau en Schouivcnburg zelfs, sloegen handen
aan het werk, dat echter, uit gebrek aan werktuigen, sleclits langzaam voortging. Hel
was reeds één uur op den middag, de borstwering bood nog steeds den hardnekkigsten
tegenstand; daarbij begon het water, door de openingen in den dijk gemaakt, in de lan-
den ter linkerzijde der Spanjaaiden meer en meer te stijgen, waardoor hun alle ont-
wikkeling van benden weldra onmogelyk zou worden, terwijl dikke regenwolken
zich te zamen j)aktcn, die, nederstortende, het gebruik van de vuurroers, welke
toen door brandende lonten werden ontstoken, nutteloos zouden maken. Al deze om-
standigheden, gevoegd bij de wanorde in lodewijks legerplaats, van welke men door
een krijgsgevangen berigt ontving, spoorden den Herlog aan, onmiddellijk zijne ge-
heele krijgsmagt den dijk te laten oprukken, om door overmagt van volk den vijand
overhoop te werpen. Dow lopes de figuerroa moest gelijktijdig met een vaandel dub-
belhaken , landv^aarts in de verschansing omtrekken, en een aanval van ter zijde oj)
den dijk beproeven. Lodev/ijk, onbewust, dat het geheele Spaansche leger in aantogt
II *
-ocr page 84-86. ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—is, stort zich uit zijne verschansingen op den aanvallenden vijand, die hem, na een
hevig gevecht, noodzaakt met een aanmerkelijk verlies van volk terug te trekken. Fi-
GUERRGA heeft intusschen zyn last volvoerd. Op het gezigt der van alle zijden aanruk-
kende digt gesloten drommen van alba, vermeesteren schrik en vrees nassau's muitende
henden. Door vermanen, verwijten, beloven, poogt lodewijk zijn volk tot moedig stand-
* houden aan te sporen; hij zelf vliegt naar het geschut en steekt het met eigen hand af;
maar dit is het laatste losbranden! De Spanjaarden stormen tegen tien ure des avonds bin-
nen; alle tegenweer houdt op; de vlugt wordt algemeen; eenigen Averpen zich in de Εems,
om door zwemmen het leven te redden, en verdrinken; anderen springen in de schui-
ten, die door den overlast omslaan en zinken; velen vinden den dood in de omhg-
gende moerassen; en zy, die zich in de huizen verborgen hebben, vergaan met dezen in
de vlammen. Allen, welke de Spanjaarden ontmoeten, Avorden zonder genade neder-
gesabeld; de slagting duurt tot in den nacht voort. De Graaf van Megen verhaalt, dat
tusschen de drie en vier honderd gevangenen in een huis waren gedreven, hetwelk
daarop in brand gestoken werd; en dat zeker hopman te vergeefs tien duizend daalders
voor zijn leven aanbood. Den volgenden morgen ontvingen figuerroa , robles en raerges
last, de vlugtelingen op te sporen, van welke velen, die zich hier en elders in boeren-
woningen en holen verborgen hielden, in koelen bloede gedood werden. Zeven duizend
man van lodewijk, dus bijna zijne geheele krijgsmagt, was omgekomen. Slechts eenige
soldaten onder bevel en door de dapperheid van galama , een Friesch Edelman, en een paar
honderd ruiters, die met den Graaf van Schouwenburg vroegtijdig gevlugt Avaren, hadden
het leven gered. Lodewijk van Nassau ontkwam ter naauwernood door geheel naakt
de Eems over te zwemmen, naar de getuigenis van zijn Luitenant iiewdrik" van segiien,
welke gevangen was genomen; doch volgens anderen, heeft hij, tot op het hemd ontkleed ,
in eene schuit den tegenovergestelden oever bereikt. Met hem ontkwamen bloys van
treslong, hoewel zwaar gewond, en entes van menteda, die beide zich naderhand als hoof-
den der Watergeuzen hebben onderscheiden. Zestien stukken geschut, zoo metalen als
ijzeren, dertien vaandels, een overgroote voorraad van lecftogt, al de buit bij Heiliger-
lee veroverd, de geheele legertrein, waarbij vijftien honderd paarden, vielen den over-
winnaar in handen. Naar alba's opgave aan den Raad van State, zijn slechts zes of
zeven Spanjaarden op dezen moorddadigen dag gesneuveld; anderen brengen dat getal op
zeventig of tachtig. Hoe dit zij, zeker is, dat er »weinig gevechten zijn geleverd in
welke de verwonnenen meer schade leden, en de overwinnaars minder verlies \gevoel-
1
den." De zege was volkomen, en behalve aan den Koning, gaf alba terstond berigt
daarvan aan den Paus, den Koning van Frankrijk en aan elizabeth van Engeland (1).
(1) Corrcspondance du Duc (/'albe, p. 157—161. v. d. bergh, Brieven uit de Archiven van
-ocr page 85-DES VADERLANDS. 87
De Spanjaarden hebben lodewijk van onvoorzigtiglieid beschuldigd: ten eerste, dat 1508—
hij zich niet achter de Eems teruggetrokken en de brug te Reyde afgebroken heeft; eïi
ten tweede, dat hij niet yroegtijdig de dijken heeft laten doorsteken en het land onder
water zetten, waardoor het hun onmogelijk zou geweest zijn hem aan te tasten (1). In
dit laatste werd hij, gelijk Avij reeds zagen, door den onwil zijner Duitsche benden en
het gebrek aan gereedschap verhinderd; en wat het eerste be,treft, hij konde bezwaar-
lijk vermoeden, dat zijn volk »zoo eervergeten zich zelf in het ongeluk zou storten;
hij zou anders ook de schuiten in de rivier verwijderd en aan de lafhartigen geen an-
der uitzigt op redding gelaten hebben, dan over de lijken hunner vijanden. Had hij
zyn aftogt willen vervolgen, het is ont^vijfelbaar, dat hij zich achter de Eems in veilig-
heid had kunnen stellen, en het ongeluk van Jemmingen zou hem dan niet zijn over-
gekomen. Doch wat spreken wij van ongeluk" — dus gaat de Schrijver, wien wij hier
aanhalen, voort — »neen; niet door gehuurde vreemdelingen moest de vrijheid des
Vaderlands bevochten worden. De Nederlanders moesten ondervinden, dat door huu
zwaard God hen verlossen wilde; en zij moesten ook hier eene beschermende Voorzie-
nigheid leeren erkennen in het behoud van kostbare levens, welke van de algemeene
slagting gespaard bleven (2)." Eenigzins anders dacht een ander Schrijver over lode-
wijks nederlaag. Hij meende insgelijks daarin den vinger Gods te bespeuren, maar
met dit onderscheid, dat » deze den arm der Katholijken sterkte, om de oproerige Kel-
ters te straffen voor hunne verfoeijelijke en afgrijsselijke goddeloosheden, gepleegd tegen
de gewijde tempels en heilige voorwerpen, opdat allen die hun geleken, dezelfde
wraak te Avachten hadden, en die hun niet ontgaan zoude (5)." Zoo kunnen de za-
ken van verschillende kanten, naar dat men gezind is, beschouwd worden. Het zou
Nijmegen, bl. 18—28. Correspondance de piulippe II, T. II. p. 35. mekdoce, Hist. d. guerres de
Flandres, Liv. III. ρ. 62—73; als strijdgenoot in den slag van Jemmingen, is het uitvoerig verhaal
λ an dezen Schrijver zeer belangrijk, strada , de Bello Belg. Lib. VIL p. 398—403. campana , della guerru
diFiandra, T. L p. 50—56. bentivoglio, Nederl. Hist. bl. 103—105. kstouga, Leven van Ainx, D.U.
bl. 265—277. pontus heuterus, Rer. Austriae-Belg. Lib. XVIII. c. 8. p. 441, 442. haraeus , Annal. Brab.
T.IlLp. 92—94. MEvusii Rer. Belg, Lib. 1. p. 37—43. lepetit, Chron. d. Holl. Τ. IL Liv. Χ. ρ. 202.
chappuys, Ilist. Gen. de la guerre de Flandre. Liv. IL p. 84—91. bor, Ilist. d. Nederl. Oorl 1).
I. B. IV. bl. 244—246. v. meieren, Ilist. d. Nederl. Oorl. B. III. bl. 60, 61. hooft, Nederl.
Ilist. B. V. bl. 186—188. scnoxAsus, Fr. Ilist. B. XXL bl. 752 , 753. bosscha, Neêrl. Heldend.
D. 1. bl. 162—167.
(1) MENDOCE, Eist. d. guerres de Fl. Liv. III. p. 62, 66.
(2) BOSSCHA, NeärL Heidend. D. 1. bl. 168.
(3) mendoce, Ilist. d. guerres de Fl. Liv. III. p. 72. Vgl. strada, de Bello Belg. Lib. VIL ρ.
402,-403.
86. ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—ondertusschen ruim zoo verstandig zijn, zich van dergelijke redeneringen en oordeelvel·
Hngen over voorvallen en gebeurtenissen te onthouden.
De Hertog van Alba heval, dat deze overwinning overal waar de Raad van State dit
noodig achtte, zou bekend gemaakt worden, »ten einde behoorlijk prijs, lof en dank
aan de Goddelijke goedertierenheid wierde toegebragt door geestelijke omgangen en ge-
heden , opdat het Haar mögt behagen, door voort te gaan met het uitroei jen der woel-
zieke geesten en rustverstoorders, den ouden vrede weder te verleenen tot vermeerde-
ring van Hare dienst en eer, tot verhooging van de grootheid en het geluk des Ko-
nings, en tot welvaart van zijne Landen en onderdanen van herwaarts over (1)." Graaf
lodewijk, wiens moed door den tegenspoed zelfs aangewakkerd scheen te zijn, leefde
daarentegen in de hoop, dat »God hem eerlang zoodanig zou ondersteunen, dat hy
spoedig meer dan ooit de middelen zou hebben, om de arme Kerk en het Vaderland
te herstellen (2)." De Prins van Oranje, verstandiger dan alba en lodev^uk beide,
schreef aan dezen laatsten na en over de nederlaag te Jemminge7i: »dewyl het Gode
alzoo behaagd heeft, moet men geduld hebben en den moed niet verliezen, maar in
Zijnen Goddelijken wil berusten, zoo als ik van mijne zijde besloten heb te doen bij
al wat er gebeuren moge (3)."
Waar het krijgsgebruik dier tyden, vertoefde alba drie dagen op het slagveld, en begaf zich
toen op den terugweg naar Groningen. Te Ileiligerlee verspreidde zich de Sardinische af-
«leeling, Avelke een gedeelte der achterhoede uitmaakte, in de omliggende dorpen, stak
ze in brand en wierp de ongelukkigen, die haar in handen vielen, in de Tlammen,
tot wraak over den dood van haren voormahgen bevelhebber, den Graaf van Aremberg,
De Hertog, verbaasd over het vuur en den rook, welke hij van alle kanten zag op-
gaan , meende dat dit een bedrijf des vyands ware, die welligt zijne verstrooide benden
weder verzameld had; maar verstaande wat er de oorzaak van was, dankte hij de ge-
heele afdeeling af, liet eenige van de hoofdbewerkers dezer gruweldaad ophangen, en
stak de bevelhebbers als gemeene soldaten onder de andere afdeelingen. Deze straf
echter vergoedde niet de schade van tienmaal honderd duizend gulden, Avelke door de-
zen moedwil den landzaten was toegebragt. Den volgenden dag kwam alba te Delf-
zijl en liet er, onder zijne oogen, door pagciotto de plannen ontwerpen tot het aan-
leggen eener vesting aldaar, om het tegenoverliggende Emhden, de wykplaats der
vlugtelingen, in het oog te houden. Te Groningen teruggekeerd, verweet alba,
bij monde van jan mepsche, in bitse bewoordingen, de Geestelijken en Overheden,
(1) Corrcspondance da Duo d'MiiE, p. 159.
(2) Arcliives de la Maison d^Orange, Τ. 111. ρ. 273.
(3) Archives de Ia Maüon d'Ormvje, ï. 10. p. 277.
-ocr page 87-DES VADERLANDS. 87
)) (lat zij, zoowel de eene als de andere, door hun Ketterscli en ergerlijk leven, de 1568-
beroerten mede veroorzaakt en den Koning op zulke zware kosten gejaagd hadden; de
Koning konde met regt hun Land voor een wingewest rekenen, dewijl men er den
vijand gewapenderhand uit verdreven had, en hunne oude vrijheden vernietigen. Om
verdere ongeregeldheden te voorkomen, moesten zij den Heer jaït knijf, hunnen Bis-
schop, aannemen en hem, gelijk ook den Graaf van Megen^ nu Stadhouder in Arem-
bergs plaats, ieder in het zijne, gehoorzamen, op straffe van 'sKonings hoogste onge-
nade. Voorts had hij besloten, ter bescherming der getrouwe ingezetenen, in hunne stad
een kasteel te stichten en eenige keuren, betreffende het godsdienstige, de regering
en regtspleging te laten afkondigen." De Staten en Regenten der stad >vaagden zich
niet, hem tegen te spreken. Vitelli en paggiotto bakenden nu de plaats af tot een
kasteel, naar het plan van dat te Antwerpeny doch het is nimmer voltrokken (1).
Middelerwijl zond alba eene krijgsbende met eenige veldstukken onder bevel van al-
Foifso DE ULLOA, om het slot UI ft aan den IJssel, door den Graaf van den Berg ver-
sterkt, te vermeesteren. Na den eersten aanval, trok de bezetting des nachts naar het
Land van Kleef terug. De Hertog vertoefde nog zeven dagen te Groningen en stelde
zijn oudsten zoon don fkederik , welke hem uit Spanje vijf en twintig honderd man en
eene aanzienlijke som gelds toegevoerd had, tot Opperbevelhebber van al het voetvolk aan.
Kort daarop nam hij zijn weg over Amsterdam naar Utrecht, alwaar hij de Staten van
Holland ter regeling van eenige zaken, dat gewest en Zeeland betreffende, had ontboden (2).
De geweldige rcgtsplegingen werden inmiddels voortgezet. Te Utrecht werd eene vier
en tachtigjarige weduwe, yaiv diemeif genaamd, met verbeurdverklaring harer goederen
ter dood veroordeeld, omdat zij, zoo 't heette, een Predikant verborgen had gehouden,
maar veel meer, dewijl zij een vermogen bezat, hetwelk eene jaarlijksche rente van
vier duizend gulden opleverde. Dat dit de ware reden harer veroordeeling was, gaf de
ongelukkige zelve in de weinige woorden te kennen, welke zij op het schavot tegen den
Schout uitte: »Het kalf is vet, het moet geslagt worden." Men'verhaalt, dat toen zij
op den stoel was gebonden, om onthoofd te worden, tot den beul zeide, welke haar
verzocht, de zamengevomven handen wat lager te houden, om hare vingers niet te be-
schadigen: »wanneer het hoofd er af is, zullen de vingers geen pijn voelen (5)." De
trawanten van den Bloedraad, inzonderheid de Geweldige spelle, trokken van gewest
tot gewest en bedreven, onder schyn van regt, allerlei overlast, de schuldigen ver-
(1) MENDOCE, IlisL d, guerres de FL Liv. III. ρ. 73 , 74. strada, de Bello Belg. Lib. VII. p.
404. BOR, Hist. d. Ne'derl Oorl. D. I. B. IV. bl. 24G. hoopt, Nederl. Ilist. B. V. bl, 188, 189.
(2) MENDOCE, Hist. d. guerres de Fl. Liv. IV. p. 74 , 75.
(3) BRANDT, Jiist. d. Reform. D. I. bl. 480.
-ocr page 88-86. ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— schoonende en de onschuldigen om hals brengende, naar dat er voordeel aan verbonden
was (1). Deze spelle, eigenlijk jan graweels geheten, Averd naderhand om zijne
menigvuldige vranbedrijven, op last des Hertogs, te Brussel tot groote vreugde van het
volk opgehangen (2). Gebeurde het, gelijk niet zelden het geval Avas, dat een on-
schuldige bij vergissing, door naamsverwissehng of anderszins ter dood veroordeeld werd, en
men den misslag vóór de uitvoering der straf ontdekte, hy kwam evenwel niet vrij.
»Het is voor den veroordeelde heilzaam," plagt de vargas te zeggen, »onschuldig
te sterven." Niet alleen werd de minste verstandhouding met de weerspannigen en
ballingen op straffe des doods verboden, maar elk gelast, die eenige goederen van hen
onder zich mögt hebben, deze binnen veertien dagen bij de ontvangers aan te geven.
De vrouwen der voortvlugtigen en gebannenen, ter zake van oproer, mogten zich niet
bij hare echtgenooten vervoegen (5). Steeds had men het inzonderheid op de rijken
en vermogenden gemunt. De Oud-burgemeester van Antwerpen, awtoote vaw straalen,
Heer van Merxem, die buitengewone rijkdommen bezat, en jan casembroot, Heer
van Backerzeele, werden als schuldig aan hoogverraad, te Vilvoorden, waar zij gevan-
gen zaten, met den zwaarde gestraft en hunne goederen verbeurd verklaard, niettegen-
staande de Bloedraad zelf verklaard had, dat, indien de Hertog tot genade geneigd
ware, de diensten, door van straalen den Koning bewezen, daartoe stof genoeg aanbo-
den (4). Granvelle, hoe veel reden tot misnoegen vaw straalen hem mögt gegeven
hebben, wendde zich te zijner gunste met een verzoekschrift tot den Koning en den
Hertog van Alha, maar het vonnis was reeds voltrokken, waarover hij zijn leedwezen
niet ontveinsde (5). Om denzelfden tijd Averden Jonkheer bouwema , een Friesch Edel-
man, alfotfso de la loo, gewezen geheimschrijver des Graven van Iloorne, de Pensi-
onaris van Mechelen en meer anderen geregt, van welke eenigen door het pijnigen zoo-
danig verlaind waren, dat men hen, op een stoel gebonden, moest onthoofden (6).
Niet alleen menschen, ook levenlooze voorwerpen werden aangetast. Het huis van den
(1) Bon, Eist. d. Nederl. Oorl D. 1. B. IV. bl. 248. brandt, Eist d. Reform. D. I. bi 481.
(2) STRADA, de Hello Belg, Lib. VII. p. 386.
(3) Repertorium der Plaecaten, bl. 134, 136, 137.
(4) bor, Eist. d. Nederl Oorl D. I. B. IV. bl. 247, 248. hooft, Nederl Eisl B. V. bl. 192.
STRADA, de Bella Belg. Lib. VII. p. 386. Volgens de Archives du Royaume (Beige), aangehaald
door gachard, Correspoudmce de piiilippe II, T. I. p. 64 (4) %verd den 22 van Herfstmaand het
vonnis over van straalen gewezenj volgens bor, t. a. p., echter den 11 van Oogstmaaand.
(5) CQrrespo7idance de philippe II, ï. II. p. 42 , 43 , 64.
(6) bor, Eist. d. Nederl Oorl D. I. B. IV. bl. 248, hooft, Nederl Eisl B. V. bl. 192, 193.
ßijsius, Oorsp. d. Nederl Ber, bl. 408.
if-
DES VADERLANDS. 81
Graaf van Culemborg te Brussel, waar het Verbond der Edelen was ontworpen, werd 1568—
geslecht en op de plaats eene steenen zuil opgerigt, aan welker vier kanten in vier ta-
len met vergulden letteren dit opschrift was uitgehouwen: »Toen filips IÏ, Katholijk
Koning van Spanje, in deze zijne Erf-Nederlanden regeerde en in zijne plaats aldaar
bestuurder Avas Ferdinand ^lvarez van toledo, Hertog van Alba, is besloten, het huis
van FLOKis van Pallant, Oraaf van Culemborg, tot den grond af te breken, ter vloek-
waarde gedachtenis van de daarin herhaalde zamenspanning of het Verbond tegen
de Roomsch-Katholijke godsdienst, tegen zijne Majesteit den Koning, en tegen de Neder-
landen zelve. In het jaar 1568 den IS^en van Zomermaand (1)." Deze gedenkzuil
werd eenige jaren later door het verbitterde gemeen omvergehaald en verbrijzeld; »elk
trachtte er een stuk van te hebben, om te kunnen toonen, dat hij zulk een werk had
helpen vernielen (2)." Van pallant bleef steeds in naauwe vriendschapsbetrekldng
met ORANJE, wiens sterkste sleun hij zelfs genoemd wordt, en offerde, even als deze,
onbekrompen zijne goederen op voor het mishandelde Nederland (3). Het is moeyeliik
te begrijpen, hoe de Hertog van Alba, bij het plegen van zoo vele gewelddadigheden,
gelooven konde, dat de Edelen van het Verbond op zyne belofte van vergiffenis zou-
den vertrouwen, wanneer zij zich, gelijk hij openbaar liet afkondigen, binnen dertig
dagen voor hem en zijnen Raad stelden (4). Men vindt ook niet, dat een enkele op
deze uitnoodiging verschenen is.
De Prins van Oranje was inmiddels onafgebroken bezig, eene aanzienlijke krijgsmagt
bijeen te brengen in weerAvil van 's Keizers bevelschrift, dat hy alle krijgstoerustingen
zou slaken en den Landvrede niet verbreken, onder bedreiging van het verlies van al
)) zijne regaliën en andere leen-privilegiën, vrijheden, gunsten, regten en geregtighe-
den, hem door den Keizer en diens voorzaten, de Roomsche Keizers en Koningen, en
het Heilige Rijk verleend," en op straffe van »des Keizers en des Ryks hoogste onge-
nade (ö)." Belangrijk is oranje's antAvoord, dewijl hij daarin de redenen ontvouwt
(1) v. meteuen, Hist. d. Ncderl. Oorl. B. IlL bl. 55, Vgl. Archives de la Maison d'Orange, T.
Ui. p. 242. v. hasselt, StuhL· V. d. VaderL Ilist D. II bl. 66 , 67. stkada, de Bello Belg. Lih.
VIL p. 373. authonie chedo ontving 60 Livres voor het oprigten van deze zuil, en de schilder
jan tsemiaets even zoo veel voor het vergulden der letters, gacuard, Rapport ά Monsr. Ie Mi-
nistre de VIntérieur, p. 390.
(2) Gijsius, Oo7'spr. d. Ned. Beroert, bl, 408-
(3) SCHOTEL, FLOius vün Pallant, bl. 74—80, alwaar dit uitvoerig wordt aangetoond.
(4) Bon, llist. d. Nederl. Oorl. D. L B. IV. bl, 248.
(5) Correspondance de güillaume Ie Taciturne, T, III, ρ. 1—5. Vgl. Correspondmce de γηι-
LippE II, Τ. II. ρ. 26. Hiervoor bl. 72-
II Deel. 5 Stuk. 11
-ocr page 90-90 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
•r ■
90
1568—en zijn besluit verdecligt, om met beliulp zijner bondgenootcn de wapenen op te vatten.
»Ik heb met allen eerbied," zegt hij, »het bevelschrift van Uwe Keizerlijke Majesteit
ontvangen tegen mij en mijne bondgenooten uitgevaardigd, ongetwijfeld op het ongunstig
verslag door onze tegenpartij zonder eenigen grond of bewijs hoegenaamd uitgebragt.
12 V. Hoewel ik geenszins twijfel, of Uwe Majesteit zal reeds uit de Keurvorsten en andere goeile
inaand getuigen de groote en ongehoorde dAvingelandij en wreedheid vernomen hebben, welke het
1568 tegenwoordig onmenschelijk en onverdragelijk bestuur der Nederlanden heeft uitgeoefend;
en ofschoon ik vertrouw, dat Uwe Majesteit meer geloof zal gehecht hebben aan de be-
j-igten der Keurvorsten, die op alle waarheid steunen, dan aan de ongegronde vertoo-
gen mijner vijanden, acht ik echter, dat de nood en mijne eer vorderen, Uwe Majesteit
in het breede het volgende, ter regtvaardiging en verontschuldiging van mij en mijne
bondgenooten, te ontvouwen, daar Avij beschuldigd worden, alsof wij ons aan de grond-
wetten en bevelen des Heiligen Rijks vergrepen, en ook andere ongeoorloofde zaken
gepleegd hadden; verzoekende uit dien hoofde, dat Uwe Keizerlijke Majesteit, bij wie
allen, welke tegen regt en billijkheid behandeld worden, hunne laatste toevlugt als
hoogste overheid (supreme Magistrat) zoeken, ons met goeden raad geheve te onder-
steunen en in Uwe bescherming te nemen. In de eerste plaats, Sire! ben ik vol-
doende bekend met den inhoud van den Landvrede en de grondwetten des Heili-
gen Rijks, zoo wel omtrent gewijde als ongewijde zaken {Ie faiet de la religion que
des choses prophanes); maar daarentegen herinner ik mij niet ^ deze grondwetten
in iets overtreden te hebben, zoo als myne vyanden aan Uwe Majesteit zonder
eenigen grond kunnen berigt hebben, gelijk Uwe Majesteit, in mijn vertoog over dat
punt, naar waarheid zal bevinden. Maar in elk geval ware het grootelijks te
wenschen, dat de genoemde zoo noodwendige en voordeelige instellingen en voor-
schriften (provisions) aan beide zijden wierden opgevolgd, zonder integendeel iemand
te kweUen of overlast aan te doen; want zeker veel ongerijf, zoo als het plen-
gen van Christenbloed, het verbeurdverklaren en aanslaan der goederen van vele
onschuldige lieden, verbanningen, ballingschappen en andere onmenschelykheden,
konde voorkomen worden door het opvolgen der gemelde Keizerlijke bevelen.
Hoe zij sinds geruimen tijd door de vyanden van mij en mijne bondgenooten, den
Hertog van Alba en zijn bloeddorstigen stoet, zijn opgevolgd, blijkt genoegzaam uit de
wreedheden en gruwelen, de onmenschelijke teregtstellingen en vervolgingen door dien
Hertog, sinds zijne heillooze komst in de Nederlanden, tegen vele duizenden en dui-
zenden onschuldige lieden verrigt, gelijk hij nog dagelijks daarmede onophoudelijk voort-
gaat» Want in de eerste plaats is het algemeen bekend en openbaar, dat voorheen
de Hertogin van Parma, toen Landvoogdes van wege zijne Katholijke Majesteit in de
Nederlanden het preken Van het woord Gods uitdrukkelijk veroorloofd en toegestaan heeft
met belofte, dat dengenen geen leed zou geschieden, welke deze preken hadden bij-
li·
DES VADERLANDS. 91
gewoond, of nog zouden bijwonen. Derhalve heb ik, op bevel der genoemde Her- 1508
i
togin, deze vergunning in mijne stadhouderlijke gewesten laten afkondigen, mij zei-
ven tevens bij de onderdanen verpligtende, dat dit onschendbaar nagekomen en opge-
volgd zou >vorden, zoo als des begeerende door goede stukken kan bewezen
worden. Niettemin heeft de Hertog van Alba van den beginne af een overgroot
getal goede en getrouwe Leenmannen en onderdanen des Konings allerellendigst in
})allingschap gezonden en van hun gezin, vrouwen en kinderen verjaagd, omdat
zij zich bij de preken bevonden hebben. Ook is hij terstond overgegaan, on-
der zekere zoogenaamde, nietige en van alle regtsvormen afwykende indaging, tot
het verbeurd verklaren en in bezit nemen van roerende en onroerende goéderen, zonder
eenige inachtneming van den gewonen vorm van regten, dus de facto. Echter onder
voorwendsel en schijn alsof deze arme lieden muiters en Ketters waren, heeft hij hunne goede-
ren aangeslagen, derhalve het geding beginnende α praeda et executione, niet alleen
tegen de gewone beschrevene regten, maar ook regtstreeks tegen de overeenkomsten,
verpligtingen, verbindtenissen en eeden gedaan en strikt bevestigd en bekrachtigd
door zijne Majesteit en de Staten zijner erflanden. Insgelijks heeft de Hertog van Alba,
zoo in het openbaar als in het geheim, vele eerlijke lieden, als burgers, kooplieden
(Ml Edelen, ter zake van godsdienst laten regten en dooden, Ie w^eten: cenigen door
verworging, vuur, zwaard, en op andere afgrijsselijke wijzen; vele anderen heeft hij in enge
gevangenissen laten sterven en omkomen, en verscheidenen ellendig en wreedelijk laten
pijnigen en verminken (torqiier), zoodat zij na zware marteling hun leven on-
schuldig hebben geëindigd. En om nog meer zijnen bloeddorst te toonen, heeft
de Hertog van Alba eenigen tijd geleden op éénen nacht in al de steden
der Nederlanden een groot aantal dergenen laten vatten, welke hij ten aanzien van
hun geloof verdacht hield, en hen uit hunne huizen en bedden naar de gevan-
genis" laten voeren, om naderhand op zijn gemak met hen naar welbehagen Ie
Jiandelen, en zich de goederen toe te eigenen van degenen, welke op deze wyze
legen alle regt en gebruik verjaagd, gedood, veroordeekl en te regt gesteld worden.
Hierdoor zijn de rijke Nederlanden niet alleen in de uiterste dienstbaarheid en slaverny
geraakt en lijden onuitsprekelijke ellende, raiupen en gevaren, maar hij tracht hen
in nog grootere ellende en ten eenenmale in het verderf te storten, indien niet
zijn wreed voornemen door Gods hulp en andere gepaste middelen verijdeld worde.
En al dit niettegenstaande de groote getromvheid, welke de Nederlanden altyd zijner
Kalholijke Majesteit en wijlen Keizer karel bewezen hebben door verscheidene groote
beden op te brengen, eenige millioenen bedragende; zelfs hebben onlangs de ge-
noemde gewesten drie milhoen guldens aangeboden, mits hun vrijheid van gewe-
ten verleend ΛvieΓd, terwijl zij daarenboven in ojle staatkundige zaken zijner Ma-
jesteit gehoorzaam zouden zijn. Of men dit nu muiterij en ongehoorzaamheid noemen
1570
12*
-ocr page 92-90 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—kunne, zooals de Hertog vaa Alba en zijne trawanten te kennen geven, is te klaar en
^^^^ te duidelijk, dan dat het (tegendeel) uitvoerig behoeft aangetoond te worden. En
Hoezeer op verzoek van de Hertogin van Parma, toen Landvoogdes, zijne Majesteit
aan eenige Heeren en Edelen verklaard en verzekerd heeft, dat zij geen kwaad of ge-
vaar zouden te vreezen hebben ter zake van hun aangeboden Smeekschrift, om op-
heffing van geloofsonderzoek en bloedbevelen, is het echter bekend, dat de Hertog
van Alba^ gedurende zyne wreede heerschappijvoering, ten eenenmale gehandeld heeft
tegen de bovengenoemde belofte en verzekering van zijne Majesteit en der Hertogin
van Parma^ tot groote teleurstelling dergenen, welke zich op deze belofte verlaten
iiebben en in den kerker zijn geworpen, terwyl de goederen der voortvlugtigen,
van welke godsdienst zij ook zijn, zonder eenig onderscheid verbeurd verklaard wor-
den, alles tegen regt, bevelen, zelfs tegen de .bovengemelde voorregten, overeen-
komsten en verzekeringen door zyne Majesteit zelve aan de Nederlanden gezworen
en toegestaan. Hieruit Hijkt genoegzaam, dat de Hertog van Alba de aanstelling,
' die hij van zijne Majesteit heeft, overtreedt en misbruikt tot groot nadeel en verderf
der getrouwe Leenmannen en onderdanen zijner Majesteit; want het is niet te ver-
moeden, dat de Koning, als een zachtmoedig en goedaardig Vorst, ooit de bedoe-
ling gehad, veelmin nog er aan gedacht heeft, zulk eene wreedheid te plegen tegen
zijnen eed aan; maar de Hertog van Alba heeft dit op eigen gezag gedaan, zoodat
de zaken der Nederlanden in. zidk een toestand zijn gebragt, dat men er niemand ont-
ziet, van welken staat of godsdienst ook, die eenige goederen bezit. Ik zal niet spreken
van do snoodheden, onbeschoftheden en wanorde, welke de soldaten van den Hertog van
Alba dagelijks in de Nederlanden plegen, zoodat elk eerlijk mim liever den dood der
zijnen, dan zulke schanddaden moet wenschen te aanschouwen. En hoewel ik tijdens
mijne bewindvoering, toen ik tot rijpe jaren was gekomen, niets meer getracht heb dan
het gezag, de magt en den roem van zijne Majesteit te vestigen en te vermeerderen,
en dat de Nederlanden in vrede, eendragt en voorspoed mogten leven en voor alle gevaar
en nadeel gevrijwaard blijven, hetgeen ik een geruimen tyd getoond heb door mijne
eigene goederen op te oiFeren en niet zonder groot gevaar van lyf en leven, heeft
men niettemin mijne bezittingen, landen en onderhoorigen verbeurd verklaard, even als die
van anderen zoo van hoogen als lagen staat, en dit alleen by vorm van eene noodlottige
(sinistre) dagvaarding en oproeping, alsof ik het gezag en de hoogheid zyner Katho-
lijke Majesteit aangerand hadde, om mijzelven tot Heer der Nederlanden te verheffen
en alzoo het crimen rebellionis te begaan; deze goederen worden mij nog tot op
heden door geweld oothouden, tegen alle regt, bevelen en ordonnantiën des Duit-
schen Rgks. Echter kan ik bij God, onzen Heer, en bij het geweten mijner ziel voor
Uwe Keizerlijke Majesteit betuigen, dat men mij in dit opzigt groot onregt aan-
doet en mij dit door mijne vijanden wordt aangewreven, om hunne wreede >vraak
f..
DES VADERLANDS. 95
en inbreuk op den openbaren vrede te Terontsehuldigingen, hetgeen men ligtelijk kan 1508—
begrijpen, daar ik immers, om alle vermoedens te vermyden, vrijwillig van myn
stadhouderlijk bewind over Holland^ Zeeland en Utrecht afstand gedaan, de -voornaam-
ste steden, vestingen en kasteelen dezer geAvesten overgeleverd, en mij vervolgens niet
in het geheim, maar openlijk naar Duilschland teruggetrokken heb, hetgeen ik nooit
zou gedaan hebben, indien ik een ander plan gekoesterd hadde; en ik verzoek, dat
de bevelhebbers der genoemde vestingen mogen gevraagd ^γorden, of ik ooit van hen
gevorderd heb, dat zij eene sterkte of stad tot mijn bijzonder voordeel in mijne lianden
zouden stellen. De Hertog van Alba en zijn aanhang zyn de ware muiters en vijanden, niet
alleen van zijne Katholijke Majesteit en de Nederlanden^ maar ook van Uwe Keizerlijke
Majesteit en van het geheele Duitsche Kijk, daar het hunne bedoeling is, zoo als zij
leetls sinds lang in vereeniging met den Karchnaal graivvelle getracht liebben,
de Nederlanden in eeuwigdurende slavernij te brengen; en voorts het bewind aan
zijne Katholijke Majesteit en diens zoon, en gevolgelijk de ware opvolging in de
Nederlanden aan Uwe Keizerlijke Majesteit en Uwe erfgenamen, te ontnemen en alzoo
ten eenenmale deze gewesten zonder eenige hindernis te regeren, om vervolgens de
Staten des Keizerrijke aan te vallen, deze langzamerhand onder Imnne magt te
brengen en daar dezelfde dwingelandij, als thans in de Nederlanden, in te voe-
ren. Dit alles kan men ligtelijk begrijpen en bespeuren uit de schrikwekkende
en rampzalige voorbeelden van vorige teregtsteUingen, vervolgingen en wreedheden, als-
mede dewijl de Hertog van Alba niet alleen vele onschuldige, brave lieden, zoowei
adellijke als onadellijke, die het wel meenden met zijne Katholijke Majesteit, heeft la-
ten dooden, maar ook een gedeelte der aanzienlijke Ridders van liet Gulden Vlies, aan
welke door zijne Majesteit het bestuur der Nederlanden Avas bevolen, uit liet Land
gejaagd en eenigen van hen, zonder de minste regtvaardige oorzaak, ellendiglijk en
wreedaardig vermoord en gedood heeft, alles met het kwaadaardig doel, om door (hl
middel den hoogsten adel ten eenenmale te vernietigen en uit te roeijen, die hem
eenigzins in zijne onmenschelijke pogingen tot inbreulanaldng op den vrede en
tot muiterij hinderlijk konde zijn, om voorts naar eigen Avil liet bestuur des
Lands aan zich te trekken en er zich Heer van te maken. Dit kan ook dui-
delijk blijken, daar hij en zijn aanhang door Hst zooveel beAverkt hebben, dat zijne Katholijke
Majesteit zijn eenigen zoon heeft laten gevangen nemen, ten einde hij zich niet zou
kunnen mengen met de zaken der Nederlanden, welke zoo rampzalig door den Hertog
van Alba bedorven Avorden. Insgelijks heeft diezelfde Hertog van Alba, om te meer zijne
vijandelykheid en ongeoorloofde ondernemingen te toonen, mijn eigen zoon. den Graaf
van Buren, niet gespaard, daar hij hem onlangs uit Leuven heeft laten AA^egvoeren, ahvaar
liij studeerde, en als gevangen opgezonden, opdat zijne Majesteit (zoo het heet) Ie beter door
hem in het verA'olg mögt gediend worden j maar zonder tAvyfel met het do6l, mij daardoor
jseS—derwijze de handen te Mnden, dat ik geen middel zou hebben, hem in zijne wreede
bewindvoering te belemmeren. En ofschoon ik, die zoo ten onregte gehoond ben,
billijke reden had, met mijne bondgenooten aan middelen te denken, dergelyke belee-
digingen en ongeoorloofde geweldenarijen tegen te gaan, daar zij uitdrukkelijk strijden
tegen de ordonnantiën en bevelen des Keizerrijke en der beschrevene regten, en van
eene geoorloofde verdediging gebruik te maken, heb ik, om te meer mijne vredes-
gezindheid te toonen en de gevaarlijke gevolgen te vermijden, veel liever dit alles
eenen tijd lang willen verdragen dan tegenstand bieden, in de hoop, dat door tus-
schenkomst van Uwe Keizerlijke Majesteit, de Nederlandsche zaken bemiddeld en gestild,
of ten minste order en voorziening zouden genomen worden tegen de ondernemingen en
geweldenarijen des Hertogs van Alba, tot nog toe tegen mij en andere onschuldige
lieden van hoogen en lagen staat gepleegd. Maar, Sire! ik vind niet zonder teleur-
stelling, dat deze dwingelandij en vervolging in niets hoegenaamd verminderen, ja,
zelfs van dag tot dag vermeerderen en zoodanig toenemen, dat men iets dergelijks
in Duiischland nimmer gezien of gehoord lieeft. De Hertog van Alba heeft sinds
zijne komst in de Nederlanden niet alleen de belijders van de (Hervormde) gods-
dienst, maar ook andere onschuldigen, die goederen bezaten, erbarmelijk om hals
gebragt en eenigen uit het Land gejaagd; en om te meer zijn bloeddorst
te toonen heeft hij, zoo als üwe Majesteit kan w^eten, den eersten en tweeden
j van Zomermaand zestig Edelen en verscheidene rijke koopheden en burgers te Brussel,
behalve een vr^ groot aantal in andere steden, na de verbeurdverklaring hunner goe-
deren, laten regten. Hiermede nog niet geheel voldaan, heeft hij den vijfden van
Zomermaand de beide Vliesridders, de Graven van Egmond en Hoorne, laten ont-
hoofden en om hun en hunnen bloedverwanten te meer schande en oneer aan
te doen, hunne hoofden op staken of spiesen eenige uren achtereen ten toon ge-
steld, in weerwil der diensten door hen in verscheiden oorlogen aan wijlen den Kei-
zer en sedert aan zyne Katholijke Majesteit tot hunne groote kosten en met levens-
gevaar bewezen, zoo als bekend is. Dit alles is geschied zonder hen vooraf gehoord
te hebben en zonder eenig regtsgeding, iüles tegen de goddelijke en natuurlijke wet-
ten en de instellingen en geboden van hel Duitsche Rijk. Na deze rampzahge teregt-
stelling heeft hij op nieuAv begonnen, verscheidene lieden in hechtenis te nemen. Door
deze nooit te voren gehoorde dwingelandij en vervolging, heeft de Hertog van Alba
alom zoo veel schrik verspreid, dat eenige duizenden lieden, en zelfs onder hen
voorname Roomschgezinden, zich in de laatste dagen uit de Nederlanden verwijderd
hebben, daar deze dwingelandij zich over allen, zonder eenig onderscheid van gods-
dienst , uitstrekt; terwijl zich de Hertog van Alba heeft laten ontvallen, dat hij niet alleen
mijn persoon naar al zijn vermogen wilde opsporen, maar ook allen, die naar het
Duitsche Rijk of elders gevlugt waren, zoo als men mij meer dan eens naar waarheid
DES VADERLANDS. , 95
Lerigt heeft. Hieruit kan Uwe Majesteit gemakkelijk be\Toeden, tot hoe ver het doel
des Hertogs Tan Alba en zijns aanliangs zich uitstrekt, namelijk; ora mijn persoon Ie
dooden, en mijne mederidders en de Staten, die hem in deze zijne onwettige hande-
ling hinderlijk zijn, te vernietigen, ten einde daarna het overige van den adel, de burgers
en kooplieden voor hunne slaven te houden, en eene vreemde bewindvoering aan te
vangen, door welke zij met den tijd de omhggende vorstendommen en steden aan hunne
magt onderwerpen, alle goede burgerlijke regering, de voorregten, regten en gewoon-
ten des Lands vernietigen en verbreken, en alzoo deze Landen in de uiterste ellende
dompelen zullen, om met den tijd de godsdienst uit te roeijen, niet alleen in de
Nederlanden, maar ook onder het Duitsche volk; en eindelijk zyne Katholijke Majesteit en
diens zoon van hunne bezitting en bewind te berooven, en derhalve ook Üwe Keizer-
lijke Majesteit en Uwe erfgenamen van de opvolging in dc Nederlanden ^ om voorts hunne
dwingelandij tegen de andere Staten van het Duitsche Rijk uit te oefenen, hetgeen bin-
nen kort zal geschieden, indien men dit niet spoedig door gepaste middelen voorkomc.
Maar indien de opgenoemde daden des Hertogs van Alba overeenkomen met de Kei-
zerlijke wetten en bevelen, op het punt van godsdienst.^en van den Landvrede ge-
geven; indien zulk een vredebreker, die zoo dikwerf tegen de ordonnantiën en wet-
ten des Duitschen Rijks gehandeld heeft en niettemin het waagt, zich, in naam
zijner Katholijke Majesteit, een Stende {estat) des gemelden Rijks, te zijner gunste,
te noemen, het voordeel der gezegde bevelen zal moeten genieten en bezigen;
indien men daarentegen ten kwade zal duiden, dat ik, om het ongehoorde ge-
weld te fnuiken, door hetwelk mij al mijne roerende en onroerende goederen zijn ont-
nomen, en om mijn lijf en leven te redden en te bewaren, eenigzins gebruik ge-
maakt heb of nog zou maken van de verdediging, noodzakelijk geoorloofd door alle
regten, >vetten, bevelen en statuten des Keizerrijke, wil ik veel liever dit alles ter kennisse
brengen van üwe Keizerlijke Majesteit, als Keizer naar regt, en tevens van al de Keur-
vorsten , Vorsten en andere Stenden {estats) des Heiligen Rijks, dan Uwe Keizerlijke Majesteit
door mijne uitvoerige schriften lastig te vallen. Daar echter in de bevelschriften {mandemens)
van Uwe Keizerlijke Majesteit onder anderen is bepaald, dat iusschen de Leden van het
Duitsche Rijk eene gelijkheid moet in het oog gehouden worden ter zake van de hand-
having des openbaren vredes, wil ik, zoo als natuurhjk is, hopen, dat men mij, ten
ware men den Hertog van Alba van zijne geAveldenarijen en wreedheden zal lerugge-
bragt, of ten minste voor de toekomst tlaartegen Toorzien en bevolen zal hebben, als
een natuurlijk en gehoorzaam Lid des Duitschen Rijks, in deze mijne zeer regtvaardige
verdediging niet zal verhinderen of belemmeren. En dewijl uit veracheidene daden «n
geweldenarijen, door den Hertog van Alba sinds ^ijne komst in de Nederlanden gepleegd,
als ook uit zyne tegen alle regt uitgevoerde wreede teregtstellingen van de bovenge-
noemde Ridders van het Gulden Vlies, genoegzaam is op te maken en te bespeuren*
152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
dat Tan zijnen kant geen ander regt te verwachten is dan de hovengenoemde onmen-
schelijke regtspleging, ja, de Avreedste uitroeijing; dat daarenboven geene hoop bestaat,
uithoofde der misdadige praktijken mijner vijanden, dat zijne Majesteit zelf, ondanks
zijne aangeborene goedheid en goedertierenheid, in dit opzigt eenig acht zal geven,
of dat de Hertog zelf van zijne onmenschelijke dwingelandij zal afzien, daar zijne Majes-
teit zelfs 5 door de kunstgrepen en inblazingen dezer vijanden, zyn eigen zoon niet
heeft gespaard, zoo zijn ik en andere Heeren en verbondene vrienden bewogen
geworden, om de geoorloofde verdediging en tegenstand ter hand te nemen voor
mijn eigen behoud en ter verdediging der Nederlanden, zelfs voor het algemeen
welzijn des Keizerrijks , en zulks op het zeer dringend verzoek van verscheidene gehoor-
zame onderdanen zijner Majesteit, dewijl er geen ander middel meer van verzachting
[mitigaiion) overschiet; hetgeen ik echter veel liever zou nagelaten hebben, zoo als
Uwe Keizerlijke Majesteit gemakkelijk uit mijn lang geduld heeft kunnen bespeuren.
Hoewel ik nu niet twijfel, dat deze mijne Christelijke en geoorloofde onderneming door
mijne vijanden zal uitgelegd worden, alsof ik daardoor mij tegen zijne Katholijke
Majesteit verzetten en opslaan, en niet alleen zijne Majesteit, maar ook zijne wet-
tige opvolgers en erfgenamen van hun bewind en hunne opvolging berooven >vilde,
en alzoo in dit opzigt mij verder inlaten dan mij betaamt, zoo kan ik op mijn prinselijk
woord verzekeren en betuige bij God, dat zulke en dergelijke gedachten nooit in myn
i hart zyn opgekomen, en dat ik door deze mijne zeer noodwendige daad, nooit iets an-
ders bedoeld of gezocht heb, dan de bevordering van Gods eer en de vergunning
van vrije godsdienstoefening, alsmede dat zijne Katholijke Majesteit, zijne Landen en
onderdanen tot hunnen voormaligen voorspoed teruggebragt worden, en deze laat-
sten voortaan in de verschuldigde gehoorzaamheid onder zijne Majesteit en diens wettige
opvolgers, aan Avelke de opvolging in de Nederlanden van regtswege toekomt, zouden le-
ven , om daardoor bevrijd te worden van den Hertog van Alba en zijne krygslieden, en aan
hunne oude' voorregten, overeenkomsten en ordonnantiën, door zijne Blajesteit zeiven be-
zworen, op nieuw te geraken; en eindelijk, dat de arme Christen vlugtelingen hunne
goederen, door geweld ontnomen, mogen terug bekomen en ik hersteld worde
in myne eer, en tevens verzekerd zijn van mijn leven en dat mijns zoons. Ingeval
ik daarvan verzekerd konde zijn, bied ik aan en wil zeer nederig verklaren voor
ÜAve Keizerlijke Majesteit, geheel van myne gezegde zeer noodwendige verdediging
af te zien, en tevens aan de geheele wereld te kennen te geven, dat mijn plan en voor-
nemen nooit anders geweest zyn dan, na de bevordering van Gods eer, het gezag van
zyne Katholijke' Majesteit en het welzgn, den voorspoed en het heil zyner Landen, on-
derdanen en wettige opvolgers, zoowel de tegenwoordige als toekomende, te bevor-
deren en te vermeerderen. Maar dewijl van mijne zyde de hoop zeer gering is, uit
hoofde der dwingelandij des Hertogs van Alha^ dat men er zoo spoedig oixler op zal
Α
-ocr page 97-DES VADERLANDS. 115
Miellen om, zoo als mij betaamt, geduldig en ondenvorpen de genade ran God, in wiens 1568—
handen de harten der Koningen en Vorsten zijn, af te wachten, zal ik ondertusschen
mij bevlijtigen de verdediging, die naar alle regten, wetten en instellingen des Duitschen
Rijks geoorloofd is, ter hand te nemen, om met hulp en bijstand van andere Heeren
en Bondgenooten, naar myn vermogen, de ongehoorde geweldenarijen te kunnen tegen-
gaan cn wederstreven van den yijand van mij, van het Vaderland, ja, yan den Ko-
ning en van Uwe Keizerlijke Majesteit, Uit dit alles, hetgeen op zuivere waarheid ge-
grond is, en uit mijn Verweerschrift, hetwelk ik heb laten drukken (1) en Avaarvan
Uwe Majesteit hiernevens een dubbel exemplaar zal vinden, moge Uwe Majesteit ontwa-
ren, dat ik zijner Katholijke Majesteit nimmer in iets hoegenaamd heb tegengewerkt,
maar veeleer den voorspoed van zyne Majesteit en zijner Landen naar vermogen heb
l)evorderd, mijn persoon noch goederen sparende, hetgeen ik voornemens ben, in alle
nederigheid en verschuldigde gehoorzaamheid, mijn geheel leven door te achtervolgen.
Daarentegen ziet men er duidelijk uit, dat de Hertog van Alba, als openbaar vyand-
van zijne Majesteit, diens Landen en onderdanen, niets anders denkt en bedoelt, dan
hoe hij aan zijne Katholijke Majesteit, aan diens zoon, en by gevolg aan de andere wet-
tige erfgenamen hunne opvolging kan ontnemen, en door dit middel de Landen in eene
eeuwige slavernij storten, de Christelijke godsdienst uitroeyen, en vervolgens mijn persoon
met andere gehoorzame Leenmannen en onderdanen zijner Majesteit uit den weg ruimen,
om zijne dwingelandij naar elders uit te breiden. Bovendien blijkt er uit, dat de Hertog van
Alba tot nu toe verbazend heeft gehandeld legen de ordonnantiën van den openbaren
vrede, van welks voordeden liij zich zeiven ipso facto verstoken, cn alzoo onbetwist-
baar aanleiding heeft gegeven tot dezen mijnen regtvaardigen tegenstand. Ik hoop
derhalve, dat Uwe Keizerlijke Majesteit, na het lezen van mijn Verweerschrift, mijne
geheele onderneming, wegens de beleedigingen cn lasteringen mijner vijanden, zal ver-
ontschuldigen en dezen onzen tegenstand als zeer regtvaardig. Christelijk en over-
eenkomstig de ordonnantiën en bepalingen van den openbaren vrede zal beschouwen,
zonder ons eenigzins te belemmeren, maar veeleer ons, arme en verlatene Christenen,
alle hulp en gunst bewijzen, zoo als betaamt aan het ambt en gezag van Uwe Majes-
teit, de laatste toevlugt van allen, die ten onregte en tegen alle reden bezwaard wor-
den (2)."
{!) La Justificalim du Prince d'Orange conlre les faulx blasmes quc ses calumniateurs tascheni
ä luy imposcr ά tori, imprimée au mois d'Avril 1568. De Uollandsche vertaling van dat stuk
vindt men bij bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. L Authent. Stukk. bl. 3—14.
(2) Correspondance de cüillaume Ie Taciturne, T. HL p. 6—19. Een uittreksel van dien briei,
naar eene vertaling van alt,meijen, vindt men in Supplément aux Archives de la Maison d'Orange,
p. 90—99.
II Deel. 5 Stuk. 15
-ocr page 98-152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
.1568— Oranje brengt alzoo in dit merkwaardig, met evenveel stoutheid als behoedzaam-'
heid opgesteld geschrift niet alleen den Keizer onder het oog, dat de Hertog van
Alba door zijne handelwijze, en niet hij door het opvatten der wapenen den Land-
vrede verbroken heeft, maar zelfs, dat maximiliaan, als Keizer, phgtshalve gehouden
is, hem in zijne pogingen te ondersteunen. Behendig en voorzigtig spaart hij den
Koning van Spanje, dewijl hij het wil doen voorkomen, alsof hij de wapenen niet
legen filips, maar ten behoeve van dezen tegen de verdrukkers der Nederlanders
lieeft opgevat. Zou echter de Prins den Koning gespaard hebben, hem zelfs heb-
ben kunnen sparen, indien zes maanden te voren door filips het doodvonnis over
al de Nederlanders was uitgesproken geworden (1)? Wat kon eenen gewapenden op-
stand van ORANJE, van de Edelen, van al de Nederlanders voor de oogen der Avereld
meer regtvaardigen dan dit vonnis? Het is naauwelijks denkbaar, dat oranje zulk eene
krachtige beweegreden, ter verdediging van zijn gedrag, voor den Keizer niet zou
aangevoerd hebben. En dewijl hij nu daarvan geen gebruik gemaakt heeft, en wel in
een tijdsgewricht, waarin het er voornamelijk op aankwam het medegevoel van Europa
voor zich op te wekken, wordt onze gissing hoogst waarschijnlijk, dat dit vonnis name-
lijk een verzinsel van later dagen, een dier ongeoorloofde middelen geweest is, om den
Koning en de Spanjaarden in het hatelykste licht te stellen en den opstand, welken
iiet aan geene deugdzame redenen, inzonderheid sinds de komst van alba, ontbrak, te
verdedigen (2). Maar betwijfelen wij de echtheid van dit stuk, van allen grond ontbloot
achten wij het beweren, dat filips hij zyne inhuldiging gezworen heeft: »de Room-
sche Kerk voor te staan en in hare regten en vrijheden te onderhouden." Daarvan
toch vindt men geen spoor in den eed, door hem in vijftien honderd negen en veertig
als toekomstigen Heer der Nederlanden aan de onderscheidene Staten dier gewesten af-
gelegd (3). Filips hernieuwde en bevestigde eenvoudig, zonder eenige bijvoeging
of wijziging, dezen eed bij de aanvaarding van het bewind in vijftien honderd
vijf en vijftig (4). In 's Keizers overdragt van de Nederlanden wordt mede geeit
(2) Zie liiervoor, bl. 19 (1).
(3) Groot Placaatb. D. IV. hl. 35. Utr. Placaath. D. I. hl. 33. Groot Gelders Placaatb. Prae-
lim. Punt. hl. 35—46. Charterb. v. Yriesl. D. III. bl. 175. boxhorn op neigersueugen, Vhron. υ.
Zeel D. Π. hl. 498. v. miems, HisL d. Nederl. Vorst. D. III. bl. 222, 223. Vgl. Alg. Gesch. d.
Yaderl. D. II. St. IV. bl. 21—24.
(4) GrQot Placaatb. D. IV. bl. 38. Groot Geld. Placaatb. Praelim. Puut. bl. 65—85. Charterb.
V. Yriesl. ü. III. bl. 378—384. boxhorn op reigersbergen, Chron. v. Zeel. D. II. bl. 505. V[;l.
Alg. Gesch. d. ΥαάστΙ. D. II. St. IV. bl. 44.
DES VADERLANDS. 99
woord van liandhaying des Roomsch-Kathoiykeo geloofs gesproken, veel minder' nog 1508—
tJe belangen der Moederkerk aan filips op het hart gedi'ukt (1). Van genoegzaam
gelijken inhoud als de eed van den nieuwen Heer aan de Staten van Holland, is die,
welke door hem aan de overige Nederlandsehe Staten is afgelegd, namelijk: dat »hij zal
wezen den Lande een goed en regtvaardig Heer, en alle der Edelen, steden, gemeenten
en onderdanen, zoo geestelijke als wereldlyke, en 'sLands voorregten en vrijheden, door
zijne voorzaten verleend, en voorts hunne gewoonten, herkomsten, gebruiken en reg-
ten, die zij nu in het algemeen en in het byzonder hebben en gebruiken, wel en ge-
trouwelijk zal houden en laten onderhouden, en voorts doen al wat een goed en,regt-
vaardig Vorst en Heer van regtswege behoort te doen (2)." Mets anders dan dit be-
zweert en belooft filips. Het is opmerkelijk, dat karel vau Oostenrijk in vijftien hon-
derd vijftien, alzoo vóór het uitbreken der Kerkhervorming, den Staten van Holland
zweert: »Solemneliek de Heilige Kerk voor te staan, en hare regten en vrijheden te
onderhouden (5);" en niets van het handhaven des Roomsehen geloofs spreekt in den,
eed, welken hij, na het uitbreken der Kerkhervorming, aan de Staten van Utrecht,
van Friesland, en van Gelderland aflegt (4). De reden daarvan zal wel moeten gezocht
worden in den weerklank, welken de Kerkhervorming in de Nederlanden yonä, waarom
de Staten dier gewesten wijselijk begrepen, van den Keizer, en nog veel minder van
zijjien ijverig Katholijken zoon, eenen eed te vorderen, of te gedoogen dat hij dien af-
legde, welke hem niet alleen het regt gaf, maar zelfs verphgtte, duizend en duizend
hunner landgenooten, welke van de Roomsche kerkleer afweken, naar den brandstapel
te zenden. Nergens dan ook beroept zich de Koning, bij zijne bevelen ter vervolging
der Ketters, op zijnen eed of laat blijken, dat deze hem het onderschragen der Roomsch-
Katholijke Kerk in hare regten ten phgt oplegt (ö). De Landvoogdes heeft nooit ter
verdediging van 'sKonings gedrag tegen de Ketters zijnen eed aangevoerd, of dit den-
(1) Groot Placaatb. D. lil. bl. 27. ütr. Placaatb. D. L 1)1. 34. Charlerb. v. Vriest. D. Ui.
1)1. 377-
(2) Groot Placaatb. D. IV. hl. 35.
(3) Groot Placaatb. D. ΙΠ. bl. 20.
(4) Utr. Placaatb. D. I. LI. 16, 17, 21. Cliarterb. v. Vriesl. υ. 11. 1)1. 315—318. Groot Geld.
Placaatb. Praeliin. Punt. bl. 32.
(5) Alg. Gesch. d. Vaderl. D. 11. St. lY. bl. 59, 76,77,85,86 ,110,129,147, bovenal bl. 16(5,
182. FILIPS gewaagt volstrekt niet van dieu eed in den merkwaard igen brief aan de Landvoogdes,
aldaar bl. 256, en in dien aan don requesens, bl. 312, evenmin als in liet belangrijk verloog, bl. 264 j
in alle welke stukken hij zich gepast op dien eed had kimnen beroepen, en dit ongetwijfeld, naar
het ons Toorkomt, jiict zou verzuimd hebben.
15*
-ocr page 100-152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
J568—genen onder het oog gebragt, welke de gedragingen van filips in dit opzigt gispten.
^^^^ De Geestelijken, in vijftien honderd vijf en zestig ter zake van de Godsdienst bijeenge-
roepen, gaven geen blijk, dat hun iets van zulk een eed bewust was, veel min heb-
ben zij er zich op beroepen of naar geregeld (1). En is het te denken, dat de Sta-
ten, dat de Stadhouders zelfs zich tegen des Konings bevelen ten aanzien der Ketters
met zoo veel vertrouwen zouden verzet hebben, indien hy het handhaven der Room-
sche Kerk en hare belangen, hetgeen zij moesten welen, bezworen had? Uit oranje's
bekenden brief van den vier en twintigsten van Louwmaand vijftien honderd zes en
zestig, blijkt van dit alles mede niets, veeleer zou men het tegenovergestelde er uit
afleiden (2). In de Verzoelcschriften der Edelen komt niet den minsten schijn van den
bewusten eed voor, integendeel wordt daarin openlijk verklaard, dat de Koning, door het
vervolgen der Ketters, zijnen eed geschonden heeft (3). Wat meer is, filips en alba
wilden het doen voorkomen, alsof de Nederlanders niet ter zake van godsdienst, maar
alleen ter zake van oproer getuchtigd werden (4). En waartoe zulk een voorwendsel,
hetwelk door hunne daden openlijk gelogenstraft werd? Zou filips eene betere ver-
ontschuldiging voor die daden kunnen gevonden hebben, dan in zijnen eed, zoo daarin
Averkelijk het punt in geschil opgenomen geweest ware?
Vatten wj na deze uitweiding den draad des verhaals weder op. 's Prinsen brief
aan den Keizer bleef niet zonder uit\verking. Maximiliz^an bragt, bij monde van zijn
gezant te Madrid, zware klagten in tegen alba's bewindvoering in de Nederlanden.
Hij herinnerde den Koning, hoe zeer hij altijd voor de gestrengheid en hardheid ge-
vreesd had, met welke de Hertog in Vlaanderen te werk ging, en voor de verbitte-
ring, welke dit niet alleen in de gemoederen der inboorlingen, maar in geheel
fand zou verwekken, zoo als ook, sinds de Avreede teregtstellingen en bovenal die van
de Graven van Egmond en lloorne, inderdaad het geval geweest was. Zoo de Hertog
zich volstrekt niet aan zijne vriendelijke vermaningen, wat de zaken der Nederlanden,
betreft, storen wilde, vleide hij zich ten minste, dat deze niets zou ondernemen
tegen de regten van het Duilschc Rijk. Hij had te meer reden, zich over het ge-
drag van ALBA te beklagen, daar men hem in Duitschland he^clmlèxgL·, dat hij in
het verwoesten der Nederlanden toestemde, die toch lot de voornaamste leden des Rijks
behoorden. Hij verzocht derhalve den Koning, bevel te geven, den weg der gestreng-
(1) Mg. Gesch. d. Vadert. D. II. St. IV. bl. 185, 187, 192.
(2) Alg. Gesch. d. Vaderl. D. II. St. IV. hl. 216, 219.
(3) Alg, Gesch. d. VadSrl. D. II. St. IV. bl. 199.
(4) Zie hiervoor, bl. 23 , 26.
-ocr page 101-DES VADERLANDS. , 101
heid, tot nog toe in de Nederlanden bewandeld, te verlaten, de onderdanen met goed- 1568-
aardigheid en zaclitmoediglieid te behandelen, en de betrekkingen van goede nabuur- ^^^^
schap met de Staten des Duitschen Ryks niet te verstoren (1).
De nederlaag te Jemmingen had aanvankelijk eenen ongunstigen invloed op de ziens-
en handelwijze van eenige Duitsche Vorsten uitgeoefend. De Graaf van Oost-Friesland
moest alles van den overwinnenden alba vieezen en dit te meer, dewijl filips zelfs
eenig regt op zijn graafschap meende te hebben, en aan viglius het onderzoek daarvan
had opgedragen. Denkelijk op 's Graven bevel, vergat de Drossaard van Emhden d(i
belofte van bescherming aan soivoy gedaan, bedreigde hem en al zijne scheepskapiteins
met gevangenis, en stelde hen niet eer in vrijheid, dan toen uit den terugtogt van
ALBA bleek, dat deze het niet op Embden gemunt had. Al de buit, de genomen
schepen en de gelden der op rantsoen gestelde vaartuigen moesten echter achterblijven,
onder voorwendsel van vergoeding voor de schade, den baakbewaarder op Monniheu-
Rostumerland door het scheepsvolk toegebragt (2). De Landgraaf van Hessen was ^
insgelijks, uit vrees voor den Koning van Spanje en 's Keizers ongenade, merkelijk
van stemming veranderd. Hij keurde af, dat de Prins de wapenen opvalle, en Tcr- niaaiui
klaarde zich ongenegen, hem in het geheim zoo min als in het openbaar daartoe be-
hulpzaam te zijn. Ook de ijver des Graven van den Berg was blijkbaar bekoeld (5).
De onvermoeide pogingen van ORA^fJE, en niet minder de voortdurende wreedheden en
vervolgingen van alba , stemden echter spoedig weder de Duitsche Vorsten ter gunste der
Nederlanders (4). Bij geschrifte dankten de meeste Rijksgrooten den Keizer voor zijn
pogen, den Koning van Spanje te bewegen, het wreede bestuur over de Nederlanden
en het onverdragelijk lijden zijner Leenmannen en onderdanen aldaar te matigen.
Zij verwonderden zich, dat filips daarin nog niet voorzien had; dat integendeel dc
zaken in die gewesten met den dag verergerden, en niet alleen reeds vreemde krijgs-
benden in Duilsehland gevoerd, maar zelfs verscheidene Leden des Rijks aangeraml
waren geworden. Zij herinnerden den Keizer met hoeveel gestrengheid en onverbidde- 22 v.
lijkheid de Hertog van Alba, gesteund door zijn Spaansch krijgsvolk, de Nederlanden
behandeld, hoe hij hen ten verderve gebragt, en met welke wreedheid hij Christen-
bloed geplengd had, niet alleen met ongehoorde gestrengheid tegen de aanzien-
lijkste Grooten, maar tegen lieden van allen rang en staat handelende. Zij zeiden dal,
(1) Correspondancc de puilippe II, ï. II. p. 36, 37.
(2) v. grokingen, GescL d. Waterg. bl. 31, 33.
(3) Archives de la Matsou d'Orange, T. UI. p. 273—276 , 280 , 286.
(4) Correspondance de pïïilippe II, ï. II. p. 37.
-ocr page 102-152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
1568— ondanks al de Terzekeringen des Ronings, de Hertog vaii Alba last had, diegenen te
tuchtigen, welke in de Nederlanden tegen hem waren opgestaan, en niet om het ge-
loofsonderzoek er in te Tesligen, daar dit reeds in werking was gebragt, gelijk ook de
besluiten Tan de Trentsche Kerkvergadering, zoodat zy zich beroofd vonden van het
voordeel van den land- en godsdienstvrede in Duitschland gevestigd, ofschoon zij dit
moesten genieten wegens hunne inlijving in het Duitsche Rijk. Zij beweerden, dat
Neder-Duitschland in denzelfden toestand als Opper-Duitschland moest verkeeren, en
bragten den Keizer onder het oog, dat de Prins van Oranje en de Graaf van Hoorne,
ofschoon Leenmannen van het Heilige Roomsche Rijk, van hunne staten, landen en
heerlykheden waren ontzet geworden. Zij toonden vervolgens het nadeel aan, welk
de onlusten in de Nederlanden aan de staten van Duitschland, bovenal aan die van
den Rijn door het stremmen van den grooten handel tusschen deze staten en die
gewesten, veroorzaakt hadden. Daarom vermaanden de Keurvorsten en de Vorsten des
Rijks den Keizer, als Opperhoofd en Heer van het Duitsche volk, nadrukkelijk, al deze
zaken rijpelijk te overwegen, met een goedgunstig oog neder te zien op de rampen en
droefenissen der Barons, Heeren, Edelen en andere Leenmannen en onderdanen van
Neder-Duitschland, hen onder zijne bescherming te nemen, en alle mogelijke middelen te
bezigen, om den Koning van Spanje en den nieuwen ambtenaren, welke deze in de
Nederlanden had, te kennen te geven, dat zijne Keizerlijke Majesteit, de Keurvorsten
I en Rijksvorsten deze zaak ter harte namen, opdat het voor de geheele wereld bleke,
dat zyne Keizerlijke Majesteit en de Rijksvorsten zich naauw hadden vereenigd tot
behoud van het Vaderland en der algemeene rust. Tot dat einde stelden zij in
handen van zijne Keizerlijke Majesteit hunne staten, hun vermogen, hun leven, gereed
om die alle op te offeren, opdat de Nederlandsche gewesten in hunnen ouden voor-
spoed hersteld, van vreemde krygsbenden bevrijd, en niet langer getiranniseerd wier-
den,, in strijd met den godsdienstvrede, hunne voorregten, regten en vrijheden. Zij
eindigden met het verzoek, dat de middelen beraamd wierden, om de Duitsche solda-
ten, welke by het Spaansche leger dienden, terug te roepen (1), De Keizer ant-
woordde op dit nadrukkelijk vertoog, dat hy steeds de zaken ter harte nam, welke de
I Y. Vorsten hem hadden voorgesteld, en besloten had, ter gunste der Nederlanden, zijn
inaand ^^^eder, den Aartshertog karel, naar Spanje te zenden (2). .
1568 Ondertusschen had de Prins van orawje, kort na lodewijks nederlaag, reeds vijf
duizend ruiters en acht duizend man voetvolk bijeengebragt, terwijl tevens eenige oor-
logsvaartuigen uit Engeland, Avaarschijnlijk van de uitgewekene Nederlanders aldaar,
(1) Correspondance de Philippe II, Τ. II. ρ. 38—40.
(2) Correspondance de γιπι.ιγρε II, Τ. II. ρ. 40.
-ocr page 103-DES VADERLANDS. , 2985
in Embden tot hulp yerwacht werden (1). Het schijnt, dat lodewijk eene onderne- 1568—
ming ter zee tegen alba wilde beproeven, aan welke de Toorzigtige oranje zyne ge-
iieele goedkeuring niet konde schenken en in elk geval, zijn broeder behoedzaamheid
aanraadde (2). De Graaf van Hoogstraten was in de omstreken van Keulen en
Kleef ijverig werkzaam ten behoeve van den Prins, wien hij verzekerde, dat eene
menigte brave lieden, denkelijk Nederlandsche vlugtclingen, gereed was voor zyne dienst
te sterven, en dit getal nog dagelijks vermeerderde, dewijl het geloofsonderzoek nu
overal in de Nederlanden was ingevoerd (5). Oranje trad middeler^vyl in een ver-
bond met den Prins van Condé en den Admiraal de coLiGirr, de Hoofden derFransche
Hugenooten, ter verkrijging eener geheele godsdienstvryheid in de Nederlanden en in
Frankrijk. Het was van dezen inhoud: »Wij louis de bourbon, Prins van ϋοηώί
enz., gaspar de goligny, Admiraal van Frankrijk enz., en mj Willem van nassau ,
Prins van Oranje enz. Voor oogen hebbende de eere Gods, de trouw en pligt, die
wij aan onze Vorsten verschuldigd zijn, welke wij .zien, dat door kwade raadgevers,'
die hun oor hebben ingenomen, zich zoo zeer vergeten, dat zij hunne eigene Landen
en getrouwe onderdanen in het verderf storten, en deze laatsten geheel van zich ver-
vreemden, zoodat zij gevaar loopen hunne rijken te verliezen en eindelyk van den troon
geworpen te worden door diegenen zelfs, Avelke hen daartoe hebben aangespoord; of
althans in hun gebied eene schrikkelijke wanorde en deerniswaar^ge verwoesting to
aanschouwen. Om die ongelegenheden te voorkomen en de plannen dezer raadslieden
te veradelen, en na de zaken rijpelijk overwogen εη bespeurd te hebben, dat hun doel
is de ware godsdienst, den adel en andere brave lieden, zonder welke de Koningen
zich in hunne rijken niet kunnen staande houden, te vernietigen, hopende onder dat
voorwendsel hunne dwingelandij alom te vestigen en hunne heerschappij te vergrooten, '
hebben wij zoowel voor ons als in naam des adels, wien de zaak thans, om de gezegde
redenen, van nabij aangaat, op ons woord als Prinsen en mannen van eer bcldofd^
zoo veel in ons vermogen is, de eere Gods, het welzyn en de dienst ohzer Konin-
gen, de welvaart van het algemeen en de vrijheid van godsdienst tc bèvordeïon,
zonder welke wij niet in vrede kunnen leven. En dewijl dit niet kan ten uitvoer ge-
bragt worden, Avegens de groote magt onzer vijanden, dan door eene opregte vriend-
schap en Christelijk verbond, hebben wij bij deze gelegenheid beloofd, elkander weder-
keerig te ondersteunen, te begunstigen en ter hulp te komen-naar al ons vermogen
(1) Archives de la Maison d^Orange, Τ. ΠΙ. ρ. 273.
(2) Archives de la Maison d'Orange, Τ. ΙΠ. ρ. 278.
(3) Archives do la Maison d'Orange, T. IIL p. 280.
-ocr page 104-152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
■ΨΓ
Jü68—en krachten, zoo als wij bevinden zullen te behooren. Opdat niets geschiede ten na-
deele onzer Vorsten , zullen de Toorwaarden zijn: dat de hulp, door een onzer ge-
zonden , uit het Land zal treltten op verzoek van dengenen, wien men haar zal
verleend hehben, en wel wanneer het Godc behaagd heeft de zaken te bevre-
digen; hij zal zich vergenoegen met de betaling, zonder over iets anders te twis-
ten, wat het zijn moge; ook is noodzakelijk te verstaan, dat de gezondene hulp
door dengenen van ons zal betaald worden, die haar gevraagd heeft. En dit verbond
moet derwijze in stand blijven, dat wanneer het Gode behaagt, het een of ander
Land te begunstigen door er geheele vrijheid van geweien aan te schenken, om deze reden
zij, die zoo gelukkig zijn, evenwel niet nalaten zullen de andere partij te ondersteunen,
alsof zij nog in denzelfden nood verkeerden; dat dit echter geschiede zonder den ge-
maakten vrede en de openbare rust te storen. Wij zijn tot dit heilig Verbond te meer
gedreven en aangespoord, daar wy overtuigd zijn, dat het niet alleen Frankrijk en dc
Nederlanden voordeel zal aanbrengen, maar ook al de Vorsten des Duitschen Rijks,
legen w^elke men reeds, zoo als Avij weten, zamengezworen heeft. Wij betuigen der-
halve, dit Verbond standvastig en onschendbaar te onderhouden voor de dienst van
God, van de Koningen, onze Opperheeren, en van het algemeen welzijn, zonder welk
dc Koningen niet kunnen bloeijen; en tot meer zekerheid hebben wij dezen onderlee-
kend en met ons gewoon zegel bezegeld (1)." De betuigingen van gehechtheid aan
den Koning in dit Verbond zijn, meent men, geene ijdele woorden. Ook in FranL-
rijk bood men slechts tegenstand uit nooddwang en ter verdediging van het geloof. Dc
Hervormden wanhoopten niet aan karel IX, en het schijnt inderdaad, dat de jonge Ko-
ning hun niet kwalyk genegen was, maar door den noodlottigcn invloed zyner moeder
<le toorts van den burgerkrijg ontstak, toen hij eerlang den Hugenooten alle uitoefe-
ning hunner godsdienst verbood, en cokdé en coligxy naauwelyks aan de handen hun-
ner vervolgers ontsnapten (2).
Oranje was rusteloos bezig met liet bijeenbrengen van krijgsvolk en het benoodigde tot den
aanstaanden veldtogt. Tot dat einde trok hij in persoon van de eene plaats naar de andere in
Hessenland, het bisdom van Paderborn en de omstreken, en offerde genoegzaam geheel zijn
vermogen op, terwijl vele zijner vrienden, bovenal zijn broeder jak van Nassau, hem met
het hunne ondersteunden. Uit de Nederlanden werden hem, door margus perez van Antwcr-
penj driemaalhonderd duizend rijksdaalders toegezegd (3). Zelfs smeedden eenige Noord-
(1) Archvves de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 284—-286.
(2) groen v. prinsteueä, in de Archives de la Maison d^Orange, Ύ. III. ρ. 282—284.
(3) BOR, Hist. d. Nederl. Oorl, D. I. B. IV. hl. 253. Den brief van alba in de Correspondance
dc GUILIAUME Ic Tücitumc, T. III, p. 338.
1576
DES VADERLANDS. 10·
Hollanders en Friezen, te zijnen helioeye, een aanslag tegen Alkmaar en Hoorn, 1508—
welke Tiuchteloos afliep; en Telen, welke er deel aan genomen doch zich door
de vlugt gered hadden, werden naderhand gebannen (1). Inmiddels ontvomvde hy in
onderscheidene gedrukte geschriften op nieuw de redenen, welke hem bewogen, de
wapenen op te vallen. »De Spanjaarden," zeide hij, »hadden reeds voorlang de Ne-
derlanders als Ketters bij den Koning verdacht gemaakt en hem daardoor aangespoord,
onder hen het geloofsonderzoek in te voeren, om op dien grondslag het gebouw eener
willekeurige heerscliappij te vestigen. De Adel had deswege een smeekschrift ingediend,
waarop door den onverstandigen ijver des gemeenen volks bier en elders ongeregeld-
heden waren gevolgd, Avelke met groot regt en reden eenigzins te verontschuldigen
waren door de onnutte en zeer traag daartegen aangewende middelen, als ook door
het gestadig uitstellen van zijner Majesteils overkomst, doch die in Spanje met de zwart-
ste kleuren afgemaald, den Koning hadden genoopt, den Hertog van Alba naar de
Nederlanden te zenden, welke de weinige schuldigen en de vele onsclmldigen liet ver-
volgen, berooven en ter dood brengen. Terwijl men den Koning op eene listige wijze
in Spanje terughield, opdat hij van deze ongeregtigheden onbewust zou blijven, ging
ALBA voort, om de voorregten, door den Koning zei ven bezAvoren, met voeten te tre-
den en de ingezetenen aan den Spaansclien moedwil bloot te stellen, zoo als alom be-
kend was. Hij, Prins van Oranje, had deze onheilen voorzien en den Koning reeds
voorlang, doch te vergeefs, gewaarschuwd. Medelijden met het verdrukte volk, opregte
ijver voor de dienst zijner Majesteit, en het aanzoek beide van Roomschen en Onroom-
schen hadden hem eindelijk bewogen, de wapenen op te vatten, met geen ander doel
dan de eere Gods, in het voorstaan van zijn HeiHg Woord en dienaren; de dienst
zijner Majesteit, in het voorkomen en beletten van den geheelen ondergang der Neder-
landen ; en de liandhaving van 's Lands voorreglen en vrijheden tegen het geweld der
Spanjaarden, steunende hij hierin op de hulp van den barmhartigen God, die aller
bloeddorstige tirannij vijand is, terwijl hij zich getroost, lijf en goed daarbij te Ava-
gen, daar hij nu al. God zij lof, een IreiTelijk heir van ruiteren, knechten, ge-
schut en allerlei krijgsrusting op zijne eigene kosten bijeengebragt heeft. Ten slotte roept
hij de Nederlanders op, zijne ondersteuning te begunstigen, opdat alba bedwongen, de
voorregten hersteld, de ware godsdienst vrij beleden worde en de Landen, onder 'sKo-
nings regering, in vrede en welvaart bloeyen mogen (2)." Deze geschriften zijn, naar het
schijnt, nimmer van de Spaansche zijde beantwoord. Slechts stelde delrio, met behulp
van de vargas, eene verdediging op van het vonnis des Bloedraads tegen orawje gewe-
(1) Sententiën van alya, bl. 185—188.
(2) BOR, Ilist. d, Nederl. Oorl. D. L B. IV. bl. 253—255.
II Deel. ö Stuk,
14
-ocr page 106-•msm
m
106
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
3568—zen, in welko kundige Spaanschgezinden zelve weinig behagen Tonden. Hopperus
oordeelde zelfs, dat de uitgaye daarvan meer kwaad dan goed zou stichten, TAvee
jaren later ontving viglius uit Spanje eene wederlegging van ^sVxmsQnyeraiitwoording,
met bevel, die in druk uit te geven: doch hij oordeelde, dat 's Konings genade, van
welke tot nog toe in de Nederlanden weinig gebleken was, daarin te hoog geroemd
werd. Dit stuk is denkelijk insgelijks nimmer door den druk bekend gemaakt, en zou
ook trouwens weinig uitgerigt hebben (1). Filips verklaarde aan grawvelle, zonder
evenwel eenig bewijs aan te voeren, dat al wat orawje in zijne Verantwoording ge-
schreven had, leugentaal was (2).
Op de verzekering van margo perez, dat over de toegezegde som konde beschikt
worden zoodra het leger te velde zou zijn, monsterde oranje in de eerste dagen van
Herfstmaand bij het klooster Rommersdorf in het Bisdom Trier zijne krijgsmagt, za-
mengesteld uit vier en veertig vaandels Duitschers; vier duizend zoo Franschen als
Walen en Nederlanders, het overschot der bij Jemmingen verslagen bende, door lodewijk
van Nassau aangevoerd; zeven duizend wel toegeruste ruiters en tien stukken geschut.
Daar de sterkte der vaandels verschillend was, zoo kan men het getal van de voet-
knechten niet juist aangeven. Hooft bepaalt het op achttien duizend man; zoo ook
strada, welke echter tien duizend ruiters en twintig stukken geschut, maar daarente-
gen slechts twee duizend man Fransch, Waalsch en Nederlandsch voetvolk opgeeft.
I Granyelle begroot, in een brief aan den Koning, 's Prinsen leger op zeven duizentl
vijf honderd ruiters en vijftien of zestien duizend voetloiechten. Astorga brengt dat getal
op een en twintig duizend man voetvolk en negenduizend ruiters. Naast oranje kwam aan
zijn ridderlijken broeder lodewijk van Nassau, en zijn trouwsten vriend den Graaf van
Hoogstraten den eersten rang toe. Op hen volgden frederik' yon Röllhausen , Maarschalk
van Hessen, bevelhebber der ruiterij, een man van gevestigden krijgsroem; herman ru-
besal, die zich bij het toerusten des legers verdienstelijk had gemaakt; Graaf joost
van Schouwenburg, schoonzoon des Graven van Culemborg, die later verdacht werd,
zoo niet met alba , dan toch met den even vreesseUjken Koning van Frankrijk te heulen;
en willem van der mark, Heer van Lumey en Saraing, een Luiksch Edelman, maar
van moederszijde afkomstig uit het geslacht van wassenaar , welke gezworen had baard,
haar en nagels te laten groeijen, tot de Graven van Egmond en Hoorne gewroken wa-
ren, weshalve hij door de krijgslieden Langnagel genoemd werd; zijn broeder, kanon-
nik van St. Lambert, maar thans als ruiter gekleed; de jeugdige Merbeck van Hanef-
fe, een van 'sBisschops jonkers, dien hij had opgeligt; een Duitsche meester of ge-
(1) wagenaar, D, VI. bl. 284. Ncdees. op de Vaderl IlisL bl, 269 , 270.
(2) Correspondance de piiilippe II, T. II. p. 75, 84.
-ocr page 107-DES VADERLANDS. 107
lieimschrijver, en een Moorsche slaaf waren zijn gevolg. Voorts bevonden zich in lo68—
'sPrinsen leger twee Hertogen van Saksen^ Casimir, zoon van den Keurvorst van de
Paltsy Graaf albert van Nassau, de wiikkere sokoy benevens een aantal zoo Neder-
landsclie als Duitsche en Fransche Edelen. Oranje's vanen voerden de Ideuren van
's Prinsen Avapen: Oranje (boven), wit en blaauw, uit welke ontegenzeggelijk de Neder-
landsche volksvlag ontstaan is. Op eenige dezer vaandels las men: Pro Lege, Grege
et Rege (voor >vet, volk en Koning). Anderen voerden een pelikaan, uit liefde
hare jongen met haar bloed voedende, van waar denkelijk de Prins in sommige
schriften van dien tijd, de pelikaan genoemd wOrdt. Eenigen hadden, ten teeken dat
zij den Koning niet wilden beoorlogen, roode vaandels en daarin gelijke kruisen als de
Spaanschen. Sommigen droegen een roos op den stormhoed, om daardoor te kennen
te geven, dat de Koningin van Engeland hun genegen was. Er is aangemerkt, dat de
magt, door oranje te velde gebragt, op zich zelve aanzienlijk was en de geringschat-
ting zijner vijanden beschaamde, maar niettemin ontoereikend, om zijn groot ontwerp te^
verwezenlijken. Het ontbrak zijnen krijgslieden niet aan dapperheid, of veeleer aan
woesten moed; vele voorbeelden kunnen dit staven. Een Duitsch ruiter, onder anderen,
had de beide beenen in het gevecht verloren, en nog weerde hij zich zoo dapper, dat
liem zijn vijand het leven schonk. Een ander Averd teruggezonden met de woorden:
»Ga heen, haal eerst goed geweer!" -— »Als het daaraan hapert," zeide hij, »zal ik ^
haast klaar zijn;" trok zijn pistool, schoot een Italiaan onder de vijanden door den kop,
ontnam hem zijne wapenen, en kwam aldus toegerust bij zijn vaandel. Zoo als de sol-
daten, waren ook de bevelhebbers; maar zij waren te veel in getal, en uit strijdige
beginselen met strijdige bijoogmerken vereenigd, hetgeen aanleiding gaf lot veelvuldige
botsingen en oneeiiigheden. Bij het stillen van eene vechterij tusschen de Walen
en Duitschers kwam nicolaas de hames om het leven; en in oen ander voorval van
dien aard, werd zelfs een schot op den Prins gelost, waarvan de kogel op zyn degen-
luiop afstuitte. Al het beleid, al de bekwaamheden, geestkracht en standvastigheid van
ORANJE werden gevorderd, om deze uit zoo vele vreemdsoortige bestanddeelen zamenge-
stelde menigte gelukzoekers in tucht en teugel te houden, wier soldij daarenboven
spaarzaam werd uitbetaald. Oranje, zijne broeders en anderen mogten op eigen kosten
de geheele ruiterij onderhouden, veel werd nog vereischt om in alle behoeften te
voorzien, en de beloofde gelden uit de Nederlanden bleven achter. Bij het beoordeelen
van 'sPrinsen handelingen in dezen veldtogt en den uitslag daarvan, moet men zich
den altijd neteligen, dikwijls allerhagchelijksten toestand vertegemvoordigen, in welken
hij dien geheelen tijd door verkeerde.
Het regenachtig jaargetijde en de bijna onbegaanbare >vegen belemmerden de bewe-
gingen van het leger, dat bij Sint Vijt, eene heerlijkheid van oranje, den Rijn
overtrok en het huis te Harpen bij Keulen innam. Na een vergeefsch verzoek bij
15*
-ocr page 108-152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
J56'8—den Hertog van Kleef om vrijen doortogt en levensmiddelen voor het krijgsvolk, kwam
de Prins, na een moeijelijken togt langs Aken, te Witlhem. Onderweg had lodewuk
zich van Aremberg stormenderhand, en van een paar andere plaatsen in GuUkerland en
Limburg meester gemaakt, en eenige schepen, met Italiaansche koopgoederen beladen,
op den Rijn aangehouden en hun eene som gelds tot rantsoen afgeperst. Wiithem,
door ALBA op nieuw bezet, werd hernomen, doch de bezetting, daar de Prins zelf
tegenwoordig was, in het leven gespaard en aan de Luikenaars, welke het leger kwa-
men bezigtigen, als zegeteeken vertoond. Te Wiithem hield men eenige dagen
stand, daar deze plaats een geschikt middelpunt aanbood voor onderhandelingen
met Maastrichty Luik en Aken, In het prinsdom Luik, welk tot het Duitsche Rijk
behoorde en behalve het tegenwoordig gewest van dien naam, een aanzienlijk gedeelte
van Limburg en Namen bevatte, telde oranje een groot getal aanhangers. Vele Neder-
Jandsche Edelen, zoo als de Arembergs , de BARLAYMOiiTS, de iioorne's , de lalaings en
anderen hadden aldaar hunne bezittingen en waren deswege Leenmannen van den Prins-
Bisschop ; en of dit niet reeds genoegzaam ware, om den Luikenaars belangstelling voor
het lot hunner naburen in te boezemen, werden zij nog tot deelneming daarin opge-
wekt door hunne ingeschapene vrijheidszucht, welke op elke onderneming tegen verou-
derde en met de jaren drukkender gewordene heerschappij weerklank gaf. Onder-
scheidene Luiksche Edelen, gelijk lumey , lover vaal , delvaux (everard van merode) ,
I üe BARcnow, de betiion cn diens echtgenoote maria van ghoor hadden dan ook openlijk de
zijde van den Prins en der Hervorming gekozen en hun vaderland verlaten, om er niet dan
met de wapenen in de vuist weder te keeren. Aken, inzonderheid, was de verzamel-
plaats der Luiksche uitgewekenen; daar waren burgers en Overheid gunstig voor de
zaak des Prinsen gestemd; daar werden voor den aanstaanden veldtogt krijgslieden gewa-
pend en gelden bijeengebragt. Niemand was hierin ijveriger werkzaam dan andries
bourlette, ccn aanzienlijk Luikenaar uit een deftig geslacht gesproten. Na vele we-
derregtelijke vervolgingen, was hij uit zijn vaderland gebannen en in dienst des Prinsen
getreden, en wordt als een der trouwste en vertromvdste aanhangers van oranje in dit
gevaarlijk tijdsgewricht beschouwd en tevens als een der standvastigste, maar minst
bekende martelaars voor burgerlijke en godsdienstige vrijheid (1). Aan het hoofd der
uitgewekene Luikenaars bezocht hij den Prins te Witthem, wien hij verzekerde, dat
zy gereed waren, hem alle dienst te bewijzen en, met behulp hunner vrienden,
den pas door Luik te bezorgen, mits het Land en den bewoners geene schade
(1) Zie over dien man het Lclangrijt opstel van den Heer bakhuizen van den buink, m-aaruit wij
itier het een en andef ontleend hebben, getiteld: andisies bouulette, in Iiei Mengchverk van de
Gids voor 1844.
DES VADERLANDS. , 109
wierd toegebragt. Orakje liad reeds aan Willem vak bibrode , Heer van Waroux, 1568—
weleer een zijner aanhangers, maar die thans, gelijk hleek, in zijn vijand ver-
keerd was, en den Heer van heers , >relke grooten invloed te Luik bezaten, over vrijen 4 v.
doortogt en levensmiddelen voor zijn leger geschreven, maar zij hadden geweigerd, den
brief aan te nemen. Thans bood 's Prinsen geheimschrijver den Luikschen gasten een 1^68
brief aan voor de Regering en Gilden der stad Luik van dezen inhoud": Mijne Heeren!
»Daar ik vertrouw, dat gij genoegzaam onderrigt zijt van de dringende noodzakelijk-
heid, om mij te verzetten tegen de afgrijsselijke en ongehoorde wreedheid en dwinge-
landij des Hertogs van Alba en van zijn aanhang tegen de arme Christenen en andere in-
woners der Nederlanden, zal ik daarover thans niet uitweiden. Het heeft God den
Heere behaagd, mij daartoe thans het middel te verschaffen door het leger met welk
ik, onder het geleide zijner Goddelijke Majesteit, niet alleen hoop de Nederlanden
van zulk eene afschuwelijke verdrukking te bevrijden, maar ook voor eene dergelijke
dwingelandij al de omliggende Landen te behoeden, over welke alba met den tijd zijn«
woede en razernij tracht uit te strekken en onder dezelfde dienstbaarheid en geloofs-
dwang als de Nederlanden te brengen, hetgeen hij reeds getoond heeft, door Landen
en heerlijkheden van het Duitsche Rijk te bezetten. Dit wilde ik u onder het oog
brengen, om u te verzoeken, mij en mijn leger door uwe stad Luik vrijen doortogt te
verleenen, daar men mij berigt heeft, dat er geen beter in den omtrek is, en mij
met levensmiddelen en andere benoodigdheden tegen billijken prijs te ondersteunen,
hetgeen ik te allen tijde en plaatse bereid zijn zal te vergelden. En hopende, uit hoofde
van de bijzondere genegenheid, welke gij hebt voor de handhaving van de voorregten des
Duitschen Rijks en van üw eigen Avelzijn en heil, en om naderhand niet in de handen van
zulke barbaarsche en wreede dwingelanden te vallen, dat gij dit mijn billijk verzoek
niet zult weigeren en zulk een groot goed verhinderen, welk God de Heer thans
ter bevrijding van alle onderdrukten aanbiedt, zal ik mijn brief eindigen, u nogmaals
verzoekende, na deze redenen wel te hebben overwogen, mij hierin van dienst te zijn, en
uw wil en besluit in dezen zoo spoedig mogelijk mede te deelen, ten minste binnen
vier en twintig uren, om den lijd en de gelegenheid, welke God ons thans schenkt,
niet te verliezen. — Wanneer gij, Mijne Heeren, in mijn verzoek toestemt zal ik zor-
gen, dat door mijn volk in uw gebied geene ongeregeldheden of rooverijen gepleegd
worden (1)." Niet onduidelijk blijkt hieruit, dat de Prins trachtte den krijg, dien hij
voor had, tot een heiligen krijg en zich zeiven tot den held des geloofs te verheffen.
De Hervormde predikers Avaten hem welkom, die zijne zaak tot Gods zaak maakten. »Hij
doorzag, dat geene aardsche belangen met meer overgegevene zelfsopoffering worde»
(1) Correspondance de guillaüme Ie Taciturne, T. ill. p. 19—21-
-ocr page 110-152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
1568—behartigd, dan wanneer innige overtuiging deze met de eischen van boogere belaagen
verbindt." Van daar dat hij, nu geweld met geAveld geweerd moest Avorden, minder
ïijn steun vond in mannen als hoogstraten cn anderen, die in het Katholijk geloof
volhardden, dan in bondgenooten als culemborg , marmx , leefdaal , sokoy , de van der
noots, lumey, bourlette cn dergelijke, die openlijk de oude godsdienst vaarwel
gezegd hadden, daardoor vijanden geworden Avaren van elke instelhng, door haar ge-
heiligd, cn wien het vuur des geloofsijvers tot stoute daden aanspoorde. De weg naar
Nederland door Luik was altijd de raad geweest van lodewijk van Nassau en van
hoogstraten; ook de Luiksche uitgewekenen hadden er, ter bereiking hunner bijzon-
dere oogmerken, op aangedrongen. De Prins had bourlette in den arm genomen
en toen hij zich te Sinzich, niet ver van Keulen, bevond tot hem gezegd: Ik
weet, dat men u te Luik groot onregt heeft gedaan; maar gij hebt er vrienden en in-
vloed. Voor mijn leger bestaat geen beter doortogt dan door de stad. Hadde ik daar
den pas, dan ware ik mijne zaak en den Herlog van Alba meester. Gij moet mij tot eiken
prijs dien pas bezorgen." Bourlette was onmiddellijk begonnen te onderhandelen, en
zijne pogingen beloofden eenen gewenschten uitslag. Maar het geheim lekte uit; de
Bisschop gaf er kennis van aan alba, en nam terstond de noodige maatregelen van
voorzorg. Van daar dat de Luiksche bezoekers te Witthem, welken de Prins door bour-
lette eéne som gelds cn een vaandel liet aanbieden, heigeen zij van de hand Avezeo,
zwarigheden maakten, 'sPrinsen bovengenoemd schrijven in persoon over te brengen. Op
Imn verzoek werd hun een trompetter medegegeven, om den brief te overhandigen
en het antwoord er op te ontvangen. Zij geraakten langs verschillende wegen
's anderen daags binnen Luik, De trompetter vond de stad aan alle zijden scher|)
bewaakt, cn niet dan met moeite namen de Burgemeesters den brief aan, welken
zij terstond den Prins-Bisschop mededeelden, die hen vermaande, een zoodanig be-
sluit te nemen, als zij naderhand voor den Keizer, wiens onderdanen zij waren,
konden verantwoorden. Er werd een schriftelijk antwoord teruggezonden, waaiin Bur-
gemeesteren, Raden en Gezworenen verklaarden, »dat deze zaak, niet hun alleen,
maar ook den Prins-Bisschop, het eerwaardig Kapittel, den Adel, de goede Steden, het
platte Land cn in het algemeen de drie Staten des Lands van Luik en van het graaf-
schap Loos {Loon) betrof (1)." Dit en hetgeen terstond zal volgen, bewijst met hoe
vele behoedzaamheid men zelfs van de berigten van ooggetuigen gebruik moet maken.
Alponso b'ulloa, welke dezen krijgstogt bijwoonde, verhaalt, dat de Hertog het
Land van Luik Avilde berennen en overvallen, omdat het volk met Kettersche sekten
was besmet, den Bisschop, hunnen Heer, als cenen vrijen en hoogwijzen Heere,
(1) Correspondance de guiilaume Ic Tadturne, T. 111. p. 21, 22.
-ocr page 111-DES VADERLANDS. , 2993
in geestelijke en wereldlijke zaken weigerde te gehoorzamen, en tegen diens wil 1568—
den Prins Tan Oranje den pas door hun Land wilde toestaan, weshalve de Bisschop
ernstig den Hertog tot zulk eene krachtige ondersteuning had uitgenoodigd (1).
Het tegendeel is waar. De Hertog had reeds twee maanden te voren den Bisschop
van Luik opmerkzaam gemaakt, dat de Piins van Oranje bedoelde door het Luik-
sche in Brahand te dringen, en hem vermaand op zijne hoede te zijn tegen de
geheime zoowel als de openbare aanslagen, welke orakje zeker zoo spoedig mo-
gelijk zou ten uitvoer brengen, daar hij niet lang de kosten tot onderhoud van zulk
een leger, als hij thans bijeenbragt, konde bestrijden. Hij had tevens beloofd, den Bis-
schop, in geval van nood, met al zijne magt te hulp snellen, en hem verlof verzocht,
Tongeren met krijgsvolk te bezetten, dewijl het gerucht wilde, dat orakje bij Vtsey
de 3Ïaas zou overtrekken, om zich van die stad meester te maken. De Bisschop had
dit verzoek beleefdelijk afgewezen, en even vruchteloos was de zending van francois
DE HALEWiii, Hccr Van Zweveghem, afgeloopen, welke bij hem moest aanhouden, dat
den Hertog vergund wierde, deze en gene stad in het bisdom, ter bescherming tegen
beider gemeenschappelijken vijand, van krijgsvolk te voorzien; met de stad Luik zelve
was dit niet noodig, dewijl men zich daar tot eene krachtige verdediging gereed maak-
te. De Hertog bevond zich op dien tijd te Maastricht, werwaarts hij eenige weken
te voren het oude Waalsche voetvolk van de grenzen van Henegouwen en Artois ge-
zonden had (2).
Zoodra alba van de overwinning te Jemmingen met zijn leger in Utrecht was terug-
gekomen, had hij den Keizer zeer deftig geschreven, hoe hij hoopte, »dat do Almag-
tige God den Prins van Oranje, tot billijke straf voor zijn boos opzet, door de ne-
derlaag van LODEWiJK van Nassau eenigzins gematigd en van verdere vijandelijkheden
zou afgehouden hebben." Even ernstig wordt in zeker boekske, destijds van oranje's
Avege onder het volk verspreid, verzekerd, dat de Prins » geen avond te bed ging, zonder
God voor de bekeering des Hertogs van Alba te bidden, en dat hij, om die bekeering
in de hand te werken, hem thans met magt van wapenen zou aantasten (5)." Doch zoo
weinig als oranje, bevocht alba alleen met dit vroom geschut zijnen vijand. Vier-
maal honderd duizend dukaten, uit Spanje ontvangen, hadden den Hertog in staat ge-
steld zijne krijgsmagt aanmerkelijk te versterken. Met weinig meer of minder dan acht-
tien duizend man voetvolk en zes duizend ruiters, wel voorzien van geschut, oorlogsbe-
hoeften, geld en leeftogt, legerde hij zich te Haren, nabij Maastricht. Hier sloeg
(1) de Gids voor" 1844, D. Π. hl 149.
(2) Correspondance de guillaume Ie Taciturne, T. IlL p. 323, 338—348.
(3) de Gids voor 1844, D. IL bl. 157. Correspondance de guillaume Ie Taciturnei T. III. p. 320.
-ocr page 112-152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
J56'8—hij een schipbrug over de rivier, om door verkenningen Ie beter van 's Prinsen bc-
wegingen onderrigt te Λvorden, en door zijne ruiterij alles voor den vijand te laten
wegstroopen. Hij liet den gansclien Maasoever door uitgezette posten bewaken, en op
de ondiepe plaatsen sclierpgetakte minkijzers in de rivier leggen. Het gebied van LuU:
Weef van strooperijen niet yerschoond, waardoor geen Spanjaard voor liet verbitterde
landvolk meer zijn leven zeker was, en die in de stad Luik niet telkens aan de
aanvallen der menigte bloot stond. De Koning van Frankrijk bood den Hertog hulp-
benden aan; doch de twee duizend ruiters, welke hij naar de grenzen bij Avmnes
zou zenden, kwamen niet opdagen. Alba besloot na rijp beraad met zijne ύοογ-
naamste legerhoofden, don frederik en don Ferdinand , zijne zonen, chiappin vitelli ,
j3arlaym0nt, noirgarmes, megen en la gressonnière, zicli niet aau een veldslag te
wagen, ten ware hij den Prins in zulk een toestand zag, dat hij hem zeker geheel
verpletteren kon, maar de bewegingen des TÏjands op den voet te volgen, hem af te
matten, den toevoer van levensmiddelen af te snijden, zijne aanslagen tegen de steden
te verijdelen, steeds voordeelige stellingen te kiezen, en bij gunstige gelegenheid hem een
gevoeligen slag toe te brengen. Alba begreep te regt, hier niet aanvallendermjze zoo als in
Friesland ,χη·άΆ.ν slechts verdedigenderwijze te moeten handelen. Met één verloren veldslag
■was voor hem, bij den tegenAvoordigen staat van zaken en de stemming der gemoederen in
de Nederlanden, alles verloren; konde hij daarentegen, door heen en wedertrekken den
Prins bezig houden, dan zouden geldgebrek en de naderende winter den vijand van zelf
lot den aftogt noodzaken. Maar deswege was juist voor opiAnje al de hoop van den
veldtogt in eene spoedige beslissing door het lot der wapenen gelegen; en van daar dat
hij met dezelfde beradenheid den strijd zocht, als alba dien ontweek.
In den nacht van den vijfden op den zesden van Wijnmaand ondernam de Prins,
door het maanlicht begunstigd, tusschen Maescyk en Maastricht met zijn leger den
togt door de Maas. De stand van het water Avas bij menschengeheugen nimmer zoo
laag geweest als thans (1). Eerst trok een goed getal ruiters door de rivier, om
aan den anderen oever den togt van het overige leger te dekken. Daarop plaatsten
zich eenige honderden ruiters, in onderscheidene digtgeslotene gelederen dwars in
den vloed, om de kracht van den stroom te breken en het doorwaden voor het
voetvolk te minder bezwaarlijk te maken. Alles werd met zoo veel beleid en geluk
ten uitvoer gebragt, dat de Prins met het aanbreken van den dag zich aan den te-
genovergestelden oever by het stadje Stockem bevond, zonder eenige tegenstand te
ontmoeten. Stockem werd door hoogstraten , verzeld van lumey , opgeëischt. De
Drossaard aymon van schwartzenberg antwoordde, dat hij de plaats aan niemand zou
(1) MENDOCE, Ilist. d. gtierrcs de Flandr. p. 80 verso.
-ocr page 113-DES VADERLANDS. 115
overgeven, zelfs niet aan den Prins van Oranje, zonder bevel van den Bisschop, zijn
meester. »Hadt ge anders geantwoord," zeide hoogstraten, »het ware slecht ge-
handeld." En er werd geen verdere aanval gedaan, omdat ook de Luiksche Edelen,
zich tegen het aanranden van 'sBisschops bezittingen verklaarden. Het dorp Haren ^
waar zich alba had gelegerd, hgt drie uren van daar. Men verhaalt, dat de Hertog
aan barlaymont, welke hem het eerst 'sPrinsen overtogt meldde, met verbazing vroeg:
»Denkt gij dan, dat de vijanden vogels zijn, om zoo over de Maas te vliegen?" Zeker
is, dat door Spaanschgezinde Schryvers zelfs oranje's overtogt als een proefstuk van
krijgsbeleid en stoutheid geprezen wordt; en dat onze voorouders, om iemand aan te
duiden, w elke stoutmoedig was, of veel gezien en gevaarlijke ondernemingen byge-
woond had, zeiden: »Hij is met den Prins over de Maas geweest,^^ Men wil, dat
ORANJE zeer geneigd was, den Hertog terstond te overvallen, en hem waarschijnlijk de
overwinning niet ontgaan zou zijn, maar dat zijne benden, door de vermoeijenissen van
den togt, daartoe niet in staat of niet gezind waren. Onwaar is, naar het schijnt, dat alba ,
den nacht na 's Prinsen doortogt, zyne legerplaats met behulp van drie duizend arbei-
ders in der haast derwijze versterkte, dat oranje alle denkbeeld het varen, hem aan
te tasten. Het lag immers niet in zijn plan, zich te verschansen, maar den vijand te
achtervolgen. Hij trok dan ook den volgenden dag met zijn leger op; de voorhoede
in drie hoofdafdeelingen gesplitst; over de eerste voerde megen, over de tweede
barlaymont, en over de derde hij zelf het bevel, doch gaf dat later over aan la-
laing, daar zyne tegenwoordigheid dikwijls elders gevorderd werd. Het is opmer-
kelijk, dat hij het bevel der voorhoede, die het meest met den vijand in aanraking
moest komen, geheel aan Nederlandsche Heeren toevertrouwde. De overige vaandels
voet- en paardenvolk stonden onder hunne gewone Oversten. Op het berigt, dat de
Prins van Oranje den weg naar Tongeren had ingeslagen, rukte alba dien kant op
en vatte post een half uur afstands van het vijandelijke leger, hetwelk voorttrok zonder
hem den slag, gelijk hij verwacht had, aan te bieden. Onmiddellijk volgde hij den Prins,
en kwam te Bilsen, een uur van Tongeren, ter regter zijde van den vijand. Dien dag
verzocht de Prins van Oranje uit zijne legerplaats nabij Tongeren van de Burgemeesters
van Luik verlof, om ten minste in hunne stad en de omstreken de schansgravers te ligten,
welke hij behoefde; doch zij verontschuldigden zich gelijk te voren en onder hetzelfde
voorwendsel. Het was hem niet onbekend dat deze antwoorden door den Bisschop waren
ingegeven, die zich te Luik bevond en dadelijk, na 'sPrinsen togt door de Maas, twee
vaandels voetvolk naar Hasselt gezonden en bevolen had. Tongeren en de plaatsen, dien
kant uit, in staat van tegenweer te brengen. Hij beklaagde zich deswege bij den Kerk-
voogd en eischte van hem honderd duizend kroonen, onder bedreiging, zich, in geval
van weigering, te zullen wreken over het leed en de beleedigingen hem en den zijnen
aangedaan. Groesbeek antwoordde met reden, dat »hij niets anders gedaan had, dan
1568—
1576
7 Y.
Wijn-
maand
1568
10 V.
Wijn-
maand.
II Deel. 5 Stuk. 15
-ocr page 114-152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
1S68— hetgeen zijn pligt en de wetten des Keizerrijks vorderden; begreep de Prins, dat hij
tegen deze laatsten gehandeld had, hij was gereed, zich Toor den Keizer en hetKamer-
gerigt ter Terantwoording te stellen." Oranje had inmiddels omtrent een uur van Ton-
12 v δ'βί^β^ naar de zijde van St. Truijen op een hoogte post gevat. Alba , hem steeds op de
Wiji^- hielen volgende, versloeg den volgenden dag zes honderd man van zijne achterhoede,
1568 vv^elke de legerplaats nog niet bereikt had, en ontnam hem meer dan honderd bagaadje-
wagens, van Avelke eenige met geroofde kerksieraden beladen waren. Twee dagen daar-
na , rukte ORAWJE verder op naar de stad St. Truijen, Avelke hem de poorten opende,
ofschoon zij zich had kunnen verdedigen met het krijgsvolk, w^elk de Bisschop er in
gelegd had, indien de burgers, gelijk deze aan alba schreef, » zoo goed gezind geweest
waren als zij zijn moesten." De Hertog trok nu insgelijks weder op, en sloeg zich eerst
neder in het dorp Coninxheim, toen, in het gezigt des vijands, in het dorp Heuren^
waar de wederzijdsche voorposten twee dagen achtereen gedurige met elkander schermut-
selden. De Prins vernemende, dat de hulpbenden, welke hij uit Frankrijk onder bevel
van de geiïlis verwachtte, de Maas imschen Dinant en Charlemont yvaiÏen overgetrokken,
jg ^ sloeg hierop den weg in naar Jodoïgne, een vlek by het riviertje de Geeie, hetwelk hy
Wijn- moest overtrekken, om zich met haar te vereenigen. Alba trok dienzelfden dag hem na,
iBaand.
en den volgenden bevonden zich de beide legers zeer digt bij elkander. De Hertog schaarde
zijn volk, om de vijanden behoorlijk te ontvangen indien zij hem wilden aantasten, doch
. zonder zich te verschansen en op eene plaats, waar zij hem slag konden leveren,
indien zy zulks begeerden, zoo als het gerucht liep; zy echter vatten post op eene meer
gunstig gelegene hoogte, zonder iets van dien aard te beproeven. Er werden van beide
kanten eenige kanonkogels gewisseld, en 'sPrinsen soldaten uit zeker sterk huis, welk zij
bezet hadden, verdreven. Maar toen de Prins des anderendaags opbrak en de Geete over-
"Wijn- ' alba op zyne achterhoede aan, welke hij ten eenenmale versloeg. Drie duizend
maand, yj^jj orawje's beste soldaten sneuvelden, zonder de gekwetsten te rekenen; de Heer de
malbbrgh, een zijner voornaamste legerhoofden, werd gedood, en philippe de marbais.
Heer van Louverval , viel in handen der Spanjaarden. De Graaf van Hoogstraten ontving, eene
wonde aan den voet, aan welke hij, waarschijnlijk te Somons den elfden van Wintermaand,
,is overleden. Oranje verloor in hem een getrouwen vriend en wakkeren lotgenoot. Als Graaf
van Hoogstraten, Heer van Borselen, en Ridder van het Gulden Vlies behoorde Antonie van
lalaing, in Vijftien honderd drie of vier en dertig geboren, onder den Hoogen Nederland-
schen Adel. Door zyn« moeder, anna. Gravin van Rennenberg^ was hij aan dat geslacht,
en door zijn huwelijk met eleonora van montmorengy aan den Graaf van Hoorne en den
Heer van Montigny vermaagschapt. Hy was e€n man van groote verdienste, die zich
door dapperheid in het veld en door beleid in de raadzaal onderscheidde (1).
(1) Aan zijne moeder werden in 1569 zes duizend livres uit zijne verbeurd verklaarde goederen
-ocr page 115-DES VADERLANDS. , 115
Okaä'je had zich geyleid, dat, zoodra hij Brabaud was ingerukt, een algemeene op-1568—
stand te zynen behoeve zou volgen; en te meer mögt hy hierop rekenen, daar de
meeste gewesten geheel van krijgsvolk ontbloot waren, hetwelk naar de Maasoevers ge-
voerd Avas; maai' niemand bewoog zich, niet ééne stad verklaarde zich voor hem; zoo
zeer had de schrik voor alba aller gemoederen bevangen. Men moet ook erkennen,
dat, zoolang de Prins geen voordeel op den Hertog behaald of hem uit het veld ge-
slagen had, het voor de Nederlanders hagchelyk was, zich openlijk voor hem te ver-
klaren en zich alzoo aan de wreede wraakzucht van alba bloot te stellen. Don fer-
DiNAKD de Toledo had daarenboven terstond bij 's Prinsen komst voorzorgen genomen, dat
deze geen punt van eenig belang, zelfs niet kortstondig konde bezetten. Gillis vait
bab.laymoht, Hecr van Hier ges, ondersteund door filips delai^noy, Heer van ^eoMiOiV',
en GASPARD DE ROBLES, Heer van Billy, bevond zich in Tirlemont met eene ontzag-
wekkende krijgsmagt. Oudart de eourtfonville, Heer van Capres, verdedigde iemiicn;
de Hertog had hem veertienhonderd Waalsche busschieters te voet onder bevel vaij
mondragow en de bugtfigourt gczondcn. De bewaking van Mechelen was aan eüstaghe
de croy, Heer van Grecque, toevertrouwd, welke het bevel voerde over twee vaandels
Duitschers en het vaandel Walen van ferry de garondelet. Heer van Polelles. To
Brussel was de Hertog van Aarschot met eene bezetting van tien vaandels Walen, on-
der aanvoering van jean de groy, Graaf van Roeulx.
De Franschen waren inmiddels tot Waveren, vier uren van jffrw^jyei en even zooveel van
Leuven, gekomen, van waar zy echter terugtrokken, om zich bij den Prins te voegen; zij
waren wel vier of vijf duizend man sterk, maar slecht gewapend en door vrouwen en
Idnderen gevolgd, »alsof zij gekomen waren, om geheel te verhuizen en in de Neder-
landen eene volkplanting aan te leggen." Daar de Prins thans Luikerland had verlaten
en op de grenzen van Brahand gekomen >vas, begreep alba van krijgsplan te moeten
veranderen en in stede van den vijand, zoo als tot heden, op den voet te volgen,
hem nu vóór te zijn. Derhalve sloeg hij zich neder bij Leuven^ dewijl hij van daar
de voornaamste steden van Brahand dekken konde, en zond eene afdeeling ruiters uit,
om den Prins den toevoer uit Luik af te snijden. Een aanslag van oraïtjb op Tienen
mislukte; met verlies van vijf honderd man en eenige bagaadjewagens moest zijn volk
over de Geeie weder terugtrekken. Dienzelfden dag brak alba, die nu tot zijn vorig
plan terugkeerde, van Leuven op, om den vijand achterna te zetten, trok langs Bevi-
cum door Tienen, en sloeg zich neder te Esemale, een uur van daar bij de GeetC'
Orakje bevond zich in den neteligsten toestand. De komst der Franschen had niets dan
mtgeketrd, om in liare behoeften te voorzien. GAcnAno, Rapport etc. p. 388. later zijn die goe-
deren, gedeeltelijk in Noord-Brahand liggende, weder aan de erfgenamen teruggegeven en behoo-
ren tlians nog aan het geslacht van Montmorency.
152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
1568— nieuwe behoeften medegebragt. »Waar er vroeger Yan honger en ander gebrek een
^^^^ omkwam, sterven er thans twee, en, zoo als met de menschen, gaat het met de paar-
den" is de eenvoudige maar krachtige uitdrukking van een ooggetuige van hun lyden.
Oranje werd van alle kanten »door den Hertog schaak gehouden, en bijna eene week
lang dwaalde zijn uitgeput leger over het uitgeputte veld rond binnen de kleine uitge-
strektheid , die hem zijn vijand openliet. De tyd verliep; een deel der hem toegevloeide
partijgangers had, zonder krijgseed af te leggen, zich bij het vaandel hunner landslieden,
of waar het hun best aanstond, gevoegd eh w^einig meer dan de karige handgift ont-
vangen. Van de geregelde en gemonsterde benden was met den eersten van Slagtmaand
de diensttijd der Duitsche ruiters verstreken, en zoo groot het gevaar was hunnen arm
te missen, zoo fel prangde oranje de nood, de soldij te voldoen (1)." Zondergeld, zon-
der toevoer van leeftogt, werd al zijne schranderheid gevorderd, om de telkens muitende
soldaten tevreden te stellen. Hij was ter neder geslagen, en borst ontevreden in de woor-
den los: )) Ik ben de rivier doorgetrokken, maar geene enkele stad heeft mg hare poor-
ten geopend: thans mogen zij loon naar werken ontvangen." Hij raadpleegde met zijne
onderbevelhebbers en de hoofden der Fransche benden, hoe te handelen. Door eene
poging, zich van de eene of andere stad van Braband meester te maken, zou men
zich aan een zeker verlies blootstellen. Lodewijk van Nassau, de Graaf van Hoog-
straten , DE GENLIS en FEUQUIÈRES wareu van gevoelen , dat men naar Luik moest terugkeeren
I en er goedschiks of met geweld in komen. Lumey , die bij het welslagen daarvan het
stadhouderschap over het bisdom voor zich bedongen had, voegde zich bg hen. De
Prins verzocht daarop van den Bisschop en het Kapittel den doortogt door de stad,
onder plegtige verzekering, dat haar geen leed zou geschieden, en om levensmid-
3 Y_ delen tegen billijken prys. Maar vleijen, smeeken, dreigen, alles was vergeefs. Niet
ontving hij weigerend antwoord, maar de Bisschop riep nu zelfs de hulp in van
alba, welke hij eene maand te voren geweigerd had. De Hertog zond mondragon
naar Lui/e en hierges naar IIu^ met eenige vaandels Walen: hij zelf trok op van
Bsemale en sloeg zich neder te Lamine, twee uren van de stad Luik, De Bis-
schop bleef van zijnen kant niet in gebreke, met kracht en ijver voor zijne hoofd-
stad te waken. Verzeld van de Kapittelheeren, toog hij door de straten en bolwerken,^
de burgers vermanende, dapperlgk hunne haardsteden, huisgezinnen, hunne bezittin-
gen , hun Vaderland, en, »meer dan dat alles," voegde hij er bij, »hunne godsdienst
en de zaak van God en Kerk te verdedigen."
Het zij dat de Prins alleen beoogde door Luik zich van eenen veiligen pas over de Maas,
welke rivier intusschen bovenmate gezwollen was, te verzekeren; het zij hij eigenlijk
({) ANDWES BOURLEXTE, in dc Gtds ΥΟΟΓ 1844, D. II. bi. 189.
-ocr page 117-DES VADERLANDS. , 117
bedoelde, er te overwinteren, zijne muitende ruiters door het plunderen van de kerken 1568-
en het bisschoppelijk paleis te betalen, en er zich voorts te verschansen, hy sloeg zich
thans neder voor de stad. Doch vindende, dat zy op hare hoede, en 'sHertogs leger in
de nabijheid vt^as, hield hij zijn krijgstogt voor mislukt. In den nacht van den vierden op
den vijfden van Slagtmaand, maakte hij zich, in schijn, tot een krachtigen storm aan de
zijde van St. Walburg gereed, maar trok den volgenden morgen af. De stedelingen
zetten hem achterna, versloegen van hem meer dan vier honderd man, en namen hon-
derd wagens nevens twee stukken geschut, welke bij den overhaasten aftogt waren
achtergelaten. Hij sloeg den weg in naar Frankrijk door Namen en Henegouwen. De
Fransche hulpbenden inzonderheid kenmerkten haren togt door kerkroof, priestermoord,
plundering en brand, terwijl zy, om de bevolking te tergen, de geroofde kerksieraden
ten spot aan hare hoeden droegen. Zij versmaadden de bevelen van den Prins, die door
een woesten lumey zelfs geëerbiedigd werden, welke trachtte, waar hij kon, op den
Vaderlandschen grond kasteelen en abdijen voor der Franschen vernielende handen te
redden. Met snelle schreden spoedde men zich voort, steeds door alba's voorhoede op
den voet gevolgd, 's Prinsen achterhoede, dit gejaag moede, geraakte by Quesnoy Ie
Comte met de vervolgers handgemeen. Tien vaandels Duitschers, acht vaandels Span-
jaarden en drie kornetten ligte ruiterij onder sangho d'avila en caesar b'avalos
werden verslagen, en vele Spaansche bevelhebbers en Edelen gedood, gekwetst of ge van-
gen. Doch deze zege werd te Chateau en Camhrèsis gewroken, welks bevelhebber de Slagtm.
MOLAYN zich op 's Prinsen benden stortte en er een groot aantal ,van doodde. Veel ^^^^
had oranje's leger op dezen aftogt geleden. Alba had bevolen, dat overal waar
de vyand in aantogt was, de landbewoners met hunne goederen in de steden zouden
vlugten, en alles vernielen waaruit hy eenig nut koüde trekken. Een groot deel
van 's Prinsen volk kwam om het leven, »hetgeen," zegt een ooggetuige, »niet te
verwonderen is op eenen terugtogt, welke tien of elf dagen duurde en van lieden, ver-
moeid, uitgemergeld en half dood van honger, die door een magtig leger op de hie-
len gevolgd werden, terwyl de Hertog daarenboven paardenvolk had vooruitgezonden, om
hen van voren en van ter zyde te bestooken en af te matten. De wraak van het ver-
bitterde landvolk kostte ook aan menigeen het leven. Het verUes van oranje in dezen
geheelen veldtogt wordt op vijf duizend man geschat. Den zeventienden van Slagt-
maand geraakte hij op Fransch grondgebied en van zynen vervolger bevrijd (1). Het
(1) Correspondance de guillaume Ie Tadturne, T. lil. p. V—^Xll, 22—33, en het \erslag van
den Geheimschrijver van Staat courteville, welke destijds den Hertog verzelde, aldaar p. 348—367.
Correspondance de philippe 11, T. II. p. 42, 49, 50, 51. Archives de la Maiaon d'Orange, T. III.
ρ. 289—296 , 302—306. mendoce, Hist.M. guerres de Fl. Liv. IV. p. 8l~J02j als deelgenoot in
dezen togt, is het uitvoerig verhaal van dezen schrijver ten hoogste merkwaardig, ofschoon niet
152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
1568— verdient herinnerd te worden, dat terwyl in de Zuidelijke Nederlanden niets ter gunste
Tan den Prins verrigt werd, men in West-Friesland en Waterland de trom roerde, om
volk voor hem bijeen te brengen. De Graaf van Bossu verstrooide den geringen hoop, welke
bijeengekomen was, en liet eenigen, die hem in handen gevallen waren, ophangen (1).
Het doortrekken van de Maas is de eenige kloeke daad, welke de Prins op dezen togt heeft
verrigt; weifeling en misrekening waren aan zijne zijde, beradenheid en behoedzaamheid
aan die van alba gew^eest. De Hertog was zijne krijgskundige grondregels stipt getrouw
gebleven, om zich namelijk altijd eene voordeelige legerplaats te kiezen, zijn krijgs-
volk in strenge tucht te houden, den vijand af te matten, te benaauwen en hem,
zoo mogelijk, zonder strijden te verwinnen. Met regt werd hij bij fabius vergeleken,
wiens wijze van krijgvoeren hij volgde, en wien hij ook in den gelukkigen uitslag daar-
van gelijk was (2).
Zoo wel de noodzakelijkheid, daar hy den naderenden winter niet op het open veld
konde doorbrengen en hem van de beloofde driemaal honderd duizend, slechts twaalf
duizend Rijksdaalders uit de Nederlanden toegekomen waren, als de begeerte, zijn le-
ger, hetwelk in den deerniswaardigsten toestand verkeerde, met de benden te vereeni-
gen, welke cowdé tegen karel IX had gewapend, voerde orame naar Frankrijk. Ver-
geefs trachtte hij zijne Duitschers de dienst onder gowdé aan te prijzen » zoo wel door
hunne baatzucht met de hoop op spoedige betaHng te vleijen, als door hun den gewig-
I tigen invloed voor te stellen, dien de overwinning der Hugenooten op het lot van
alle Hervormden kou hebben." Sommigen eischten van hem dezelfde soldij, ^die
cokdé hun aanbood; de meesten, den krijg moede, begeerden naar huis terug te kee-
ren. Verstoord voerde hun de Prins te gemoet, dat zy hem dan maar den Aveg moesten
Avijzen, om behouden in Duitschland te komen; hy wist er geen. De Koning van
vau ceiizijdiglicid vrij te pleiten en in vele bijzonderheden afwijkende van liet verslag van cour-
TEviLLE, hetwelk Avij als hoofdleiddraad gevolgd hebben. de Beïlo Belg. Lih. VII. p. 405—414.
campana, della guerra di Fiandra, t. 1. p. 56—62. campana, la vita di filippo'II, ï. III. ρ. 39—43.
lanario, Ie giierre di Fiandra, p. 31, 32. bentivoglio, Nederl. Hist. hl. 107—112. astorga, Leven
van Alba, D. II, hl. 289—315. pbtit, Chron. d. Holl. Τ. II. Liv. Χ. ρ. 205. chappüts, Hist.
d. gnetrcs de Fl. Liv. II. p. 93—97. pontus heuterus , Rer. Austr. Belg. Lih. XVIII. p. 443—447.
450—453. MARAEüs, Awna/. Brab. Ϊ. III. p. 94—103. sieürsiüs, Her. Belg. Lih. I. p. 48—55.
boß, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. IV. hl. 255—257. v. meieren, Hist. d. Nederl. Oorl. B. III.
hl. 61, 62. v. ßeyi), Nederl. Gesch. hl. 4. hooft, Nederl. Hist. ß. V. hl. 195—199. Leven van
willem I, D. 1. hl. 95—123. akdries bouhlette, in de Gids voor 1844, D. II, hl. 131 enz. bos-
scha, Necrl. Heidend. d. I. hl. 169—175.
(1) viGLU Epist. ad. hopper. p. 489.
(2) bentivoglio, Ncdcrl. Hist. hl. 101. Vgl. liierhij mendoce, Hist. d. g. de Fl. p. 104—107.
-ocr page 119-DES VADERLANDS. , 119
Frankrijk, die terstond zijne ontevredenheid oyer 'sPrinsen gewapende verschijning op 1503_
zijn grondgebied betuigd had, verklaarde zich thans bereid, de Diiitsche benden te vol-
doen, mits zij naar huis trokken. Toen. ORA:?iJE zich daarop achter eene verklaring van
godsdienstijver verschanste, werd de Maarschalk von Schömberg van 'sKonings wege aan
hem gezonden, die, met de meeste Duitsche Oversten persoonlijk bekend, bewerkte,
dat sommigen in dienst des Konings van Frankrijk traden, terwijl de anderen te hardnek-
kiger aandrongen, op Duitschen bodem teruggevoerd en afbetaald te worden. De Prins,
gedwongen toe te geven, voerde zijne vermoeide benden in het felste van den Winter
door Champagne en Lotharingen en kwam, na het uitstaan van vele gevaren, moeije-
lijkheden en ellende, in eenen genoegzaam wanhopigen staat te Slraatsburg aan. Hier
moe^ hij zijn geschut, krijgstuig en voorraad te gelde maken, om zijn volk een ge-
deelte der achterstalhge soldij te voldoen, en teekende voor het overige schuldbekente-
nissen op het prinsdom Oranje. Bijna twaalf honderd ruiters behield hij in dienst,
en ontving van de Hugenooten onder den Baron d'ossonville eene versterking van drie
duizend Fransche voetknechten en vyf of zes honderd ruiters. Met deze voegde hy zich
bij WOLFGANG van Beijeren, Hertog van Tweebruggen, die in Grasmaand des volgenden
jaars uit Duitschland den Franschen Hervormden acht duizend ruiters en zes duizend
man voetvolk ter hulp aanvoerde; beide, vergezeld door de Graven lodewijk en Hen-
drik van Nassau, vereenigden zich met den Admiraal de coligny. Om dien tijd had
het onderhoud plaats waarvan brawtome melding maakt. )) Ik zag al deze Heeren
zegt hij, )) bij mij .... zonder dift aan mijn huis en goed, zelfs niet aan de kerk en
de beelden eenig leed geschied is.....Ik sprak een geruimen tijd met den Prins vaji
Oranje; ik vond hem een groot man, die over alles wel wist te oordeelen; doch hy
kwam mij eenigzins treurig gestemd voor en zijn uiterlyk gaf te kennen, dat hij door
den last zijner ongelukken gedrukt werd. Hij sprak mij over den noodlottigen uitslag'
van zijn vorigen togt en weet dien aan geldgebrek en aan de vreemdelingen, op welke
hij te veel vertrouwd had; hy was niettemin voornemens eerlang op nieuw weder zijn
geluk te beproeven. Hij was een man van aangename vormen en van eene zeer schoone
gestalte. Graaf lodewijk was kleiner." De Prins nam vervolgens deel aan onderscheidene
ondernemingen der Hugenooten. Hij was tegenwoordig bij het innemen van la Charitêf
streed in het gevecht van Roche-Aheille en bevond zich bg de belegering van
Poitiers. Tegen het einde van Herfstmaand Vijftien honderd negen en zestig verliet
hij het leger der Hugenooten, om in Duitschland over het zenden van hulp te onder-
handelen. In boerengewaad en door slechts vijf personen verzeld, trok hij met le-
vensgevaar door Frankrijk en kwam behouden te Dillenburg in het graafschap Nas-
sau, Lodewijk en Hendrik van Nassau bleven in Frankrijk. Lodewijk inzonderheid
onderscheidde zich in den veldslag van Montcontour, welke kort na 's Prinsen vertrek
152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
1568— geleverd, werd, en deelde sedert in al de Termoeijenissen en gevaren van het Hugenoot-
^^^^ sehe leger (1).
. Zöo waren dan de ondernemingen van den Prins van Oranje, van welke velen de
bevrijding der Nederlanden verwachtten, ten eenenmale mislukt. Alba was in zijn on-
bepaald gezag meer dan ooit bevestigd, en overmoedig geworden ontzag hij niemand
en verstoutte zich voortaan alles. Zeer juist is aangemerkt, dat hij meer voorzigtigheid
toonde in den tegenspoed, dan gematigdheid in den voorspoed; dat het hem ligter was
eene overwinning te behalen, dan er een gepast gebruik van te maken; en dat hij hel
beleid van den Veldheer niet met de bedachtzaamheid des Staatsmans vereenigde, daar
hij met geweld zijnen Meester aan de volstrekte heerschappij over de Nederlanden wilde
helpen zonder eenig acht te geven op den toestand der tijden, den aard der bevolking,
en de ligging dezer gewesten tusschen vorstendommen, die het fnuiken van het gezag
des Spaanschen Konings niet ongaarne zagen (2). In een brief vol grootspraak meldde
^v. Jiij den Raad van State den gelukkigen afloop van den veldtogt, en gelastte dat men
Slagtm.
1568 daarvoor openlijk in de kerken zou danken (3). Tevens gaf hij kennis van zyne over-
winning aan den Koning van Spanje en anderen Vorsten. Niets meer van 's Prinsen
aanslagen duchtende, dankte hij een deel der Duitsche ruiterij en van het W^aalsche
voetvolk af, zond den Graaf van Mansfeld met twee duizend ruiters en vyf en twintig
vaandels voetvolk den Franschen Koning te hulp, en legde zyn overig krijgsvolk in de
22 v. voornaamste steden in bezetting. In Brussel hield hij een zegepralenden intogt; de
torn' Crß^stelgken met de overblijfselen der Heiligen, de överheid en de voornaamste burgers
traden hem buiten de poort te gemoet, eene eer, welke te voren alleen den Vorst zei-
ven of eenen van zynen bloede bewezen werd. Door geheel Nederland werden, op zijn
bevel, dank- en vreugdefeesten gehouden, doch door de meesten »met benaauwde en
geveinsde harten gevierd." De Geestelijken hielden plegtige omgangen; de Spanjaarden
gaven alom op de uitgelatenste wijze hunne vreugde te kennen, en op de markt te
Brussel werd een prachtig steekspel gegeven. Alba, om zichzelven en zgne overwin-
ning te vereeuwigen, liet gedenkpenningen slaan. Een daarvan stelt hem voor als geze-
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 307—320, 322—326. Con^espondance de phi-
lippe II, Τ. II. ρ. 76, 80. Correspondance rfe guillaume Ie Taciturne, Τ. ΙΠ. ρ. ΧΠ, 34· lin-
Gvm, Epist. ρ. 82, 83, 84, 85, 109, 117. vigui Epist. ad. hopperum, p. 462, 613. lb petit,
. Chron. d. Holl. Τ. II. Uv. Χ. ρ. 205, 206, 209—212. meursius, Rer. Belg. Lib. I. ρ. 54—57.
, ν. meterer, IHst. d. ΝβάβτΙ. Oorl Β. III. bl. 62. hooft, Nederl. Bist. Β. V. bi. 199. Leven van
willem I, Β. Ι. bl., 123—128, 147—150. bosscha, Neêrl Heidend. D. 1. bl. 175—177.
! (2) CAMPANA, della guerra di Fiandra, T. I. p. 61, 62.
(3) Zie dien brief bij bou, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. lY. bl 257. <
-ocr page 121-DES VADERLANDS. 115
ten op eenen zegewagen en door de overwinning gekroond wordende. In zijne regier- 1568—
hand houdt hij een zwaard, om zijne zege over lodewijk van Nassau aan te duiden, ^^^^
en in de hnkerhand een miner ν a-schild., als zinnebeeld der Λvijsheid, waardoor hy oran-
je's plannen veredeld had. De zegekar wordt door twee uilen, de vogels van minerva,
getrolcken (1).
Zoodra alba in Brussel was teruggekeerd en de stad met zijn krijgsvolk had bezet,
werd het vervolgen, veroordeelen en straffen dergenen, die zich in de vorige beroerten
gemengd hadden of daarvan verdacht gehouden werden, heviger dan ooit voortgezet (2).
Allen, Avelke in de krygstogten van den Prins deel genomen en hem ondersteund had-
den of daarvan beschuldigd waren, werden ingedaagd, en dat getal moet overgroot ge-
weest zyn, naar de menigte gedaagden uit Gelderland alleen te oordeelen. Zij, die
niet verschenen werden gebannen, en hun getal beliep nog vóór liet einde van Vyfticn
honderd negen en zestig reeds meer dan achtduizend. In Aveerwil van 's Hertogs
verbod, ontvlood het rampzalige volk bij geheele scharen het Land. Uit Bommel alleen
verlieten twee en zeventig burgers have en goed. Engeland, D.uilschland en andere
gewesten ontvingen de vhigtelingen, die hunne nijverheid, handwerken en vermogen
medebragten, met opene armen; en de weleer bloeijende Nederlandsche handel in la-
kens en wollen sloffen vestigde zich om dezen tijd geheel in Engeland, »Zoo ver-
di'eef de hand van een ruwen soldaat, van een kortzigtigen, geldbejagenden tirannen-
dienaar de kunsten des vredes uit het Land, en vernielde in een kort tijdsverloop het
gebouw door wgze Vorsten sedert eeuwen opgerigt en beschermd." Te midden der
algemeene ontsteltenis dwong alba door den Graaf van Megen, wien hij tot Stadhouder
over Friesland en Groningen, na het weigeren des Hertogs van Aarschot van deze
waardigheid, had aangesteld, de steden Leeuwarden en Groningen de Bisschoppen te
ontvangen, hetgeen zy tot nu geweigerd hadden (3). De besluiten der Trentsche kerk-
vergadering en het geloofsonderzoek waren alom ingevoerd en, overeenkomstig die be-
sluiten , seminariën opgerigt, terwijl den jongelieden beneden de twintig jaren verboden
werd, zich buiten 's lands te begeven of vreemde Hoogescholen te bezoeken. Den Bis-
schoppen en Kapittels werd aangeschreven, wel onderrigte en naauwgezette Pastoors
(1) mendoce, HisL d. g. de Fl. Liv. IV. p. 102—104. strada, de liello Belg. Lib. VIL p. 416.
linguet, Epist. XXXV. eor, IHst. d. Nederl. Oorl. D. I. B. IV. bl. 257. hooft, Nederl. HisL
B. V. bl. 200. MEURsii Rer, Belg. Lib. L p. 57.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 309.
(θ) ν. hasselt, Stukk. υ. d. Vaderl. IHst. D. 1. bl. 324, 348, 350, 353 enz. viglii Epist. ad.
uopperüm, p. 547. v. meteren, IHst. d. Ncdcrl. Oorl. B. III. bl. 63. βολ, Hist. d. Nederl Oorl,
D. 1. B. V. 1)1. 260—266.
II Deel. 5 Stuk. 15
-ocr page 122-152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
1568—aari te stellen, om het volk door woord en voorbeeld te stichten. Men moest zorgen, dat
de schoolmeesters opregt Katholijk, van een onberispelijk gedrag en door de Bisschoppen
goedgekeurd waren. De Bisschoppen moesten de onderwijzers in hun kerspel bezoeken;
ten gevolge daarvan werden allen in hechtenis genomen, die valsche leerstelHngen
onderwezen hadden, en diegenen afgezet, Avelke bleken niet goed Katholijk te zijn. Op
éénen dag werden in alle steden de drukkerijen en boekwinkels onderzocht, de verbo-
dene boeken in beslag genomen en verbrand, en de drukkers dier werken gevat. Men
verbood boeken van buiten 's lands in te voeren, tenzij vooraf door de Bisschoppen of
hunne gelasligden onderzocht; en elk moest eene lyst zijner boeken by den Bisschop
inleveren, om die te laten onderzoeken. Onderscheidene bevelen werden uitgevaardigd
ter handhaving en uitbreiding des Katholijken geloofs, en de bloedplakaten op nieuw afge-
kondigd met last, deze stiptelijk op te volgen. Niemand mögt met eenig ambt bekleed
worden zonder bewijs van zijne Roomschgezindheid, afgegeven door den Bisschop of
den Pastoor van zijn kerspel; en de openbare ambtenaren moesten zweren der Roomsch-
Katholijke Kerk te gehoorzamen, haar te ondersteunen en te verdedigen. Ver-
scheidene huizen, in welke de Hervormden bijeenkomsten gehouden hadden, werden
omvergehaald, met verbod die weder op te bouwen zonder verlof des Konings of
van den Algemeenen Landvoogd. Alle kerken, kloosters en andere gewijde plaatsen,
door de Ketters vernield, moesten op kosten der steden en gemeenten hersteld wor-
den. Naardien bijzondere Heeren, welke het regt van verbeurdverklaring bezaten,
daarvan thans gebruik wilden maken, werd verklaard, dat dit regt niet hun, maar
den Koning behoorde. Evenzeer werden de steden afgewezen die, steunende op hare
voorreglen, beweerden, dat de goederen harer burgers niet mogten verbeurd verklaard
worden (1). Moedig echter verzette zich de Regering van Leiden tegen alba's gevol-
magtigde, Mr. arend vaw sasbout, Raad in den Hove van Holland, welke in de stad
gekomen was, om naar het voorgevallene in de vorige beroerten een onderzoek in te
stellen en tevens den bijstand van het geregt, ter uitvoering van het vonnis door den
Bloedraad over eenige burgers geveld, in te roepen. Zy beweerde onbeschroomd, dat
in alle zaken, hare burgers betreflende, niemand bevoegd was vonnis te wijzen, dan
de Schepenen der stad alleen, en dat geen burger, om welke reden ook, meer konde
verbeuren dan zestig gulden eens. Rondborstig voegde zij er bij, dat zij bereid was,
zelve regt te wijzen, en niet alleen ongehouden, maar het zelfs onbetamelijk voor haar
was, zich tot het uitvoeren van vonnissen, door haar niet gewezen, te laten gebruiken.
Ten slotte betuigende, dat ingeval iets tegen hare voorregten en gewoonten ondernomen
of gedaan mögt worden, zij zulks niet zou toestemmen, noch van meening was, het
(1) Correspondance de philippe, T. II, p. 99—101.
-ocr page 123-DES VADERLANDS. 3005
te veroorloYcn of te gedoogen (1). Voorts gelastte alba allen steden en plaatsen hare 1568—
Toorregten, die hem geheel onbekend Avaren, maar gedurig Averden tegengeworpen en
in zyne handelingen belemmerden, in geschrift te stellen en hem in te leveren (2).
Hierop vaardigde hij het volgende jaar twee algemeene verordeningen op het stuk der
lijfstraffelijke regtspleging uit (3). Zij worden, inzonderheid de verordening op den stijl
van procederen in lijfstraffelijke zaken, als »meesterstukken van gezond oordeel, diepe
regts- en menschenkennis, regtschapen geregtigheids-hefde en zachtmoedigheid," gepre-
zen, maar welke met een pennestreek alle voorrcgten vernietigden, die er mede stre-
den. En deze laatste omstandigheid was ongetwijfeld de oorzaak, dat zij zes jaren la-
ter , toen de Staten meester waren, werden opgeschort tot daaromtrent anders zou zyn
besloten. Niettemin zijn zij tot aan het jaar Achttien honderd elf in de Nederlan-
den^ vooral in Gelderland, Holland en het Sticht, van kracht gebleven (4).
)) Niets heeft alba en den Spaanschen naam bij de Nederlanders meer gehaat ge-
maakt," zegt STRADA, »dan het ontwerpen en doordrijven eener nieuwe belasting (15)/"
»Dat volk," getuigt grotius, »welk het verbranden van medeburgers, het ombrengen
van Regenten, het vernietigen van Avetten, van godsdienst, van den Staat, bijna zonder
zich te bewegen aanschouwde, heeft toen eerst zamengespannen, om de vorige rampen
te wreken en die, welke hen bedreigden, af te weren (6)." Alba zelf verklaart, dat
»noch de hoofden, die hij heeft laten vallen, noch de voorregten, die hij heeft afge-
schaft, zoo veel "weerzin en tegenstand hadden opgewekt, als deze belasting (7)." On-
(1) BOR, Hist. d. Nederl Oorl. D. 1. B. V. hl 207.
(2) Utr. Placaatb. B. I. hl 425, 426, 431. bor, llist. d. Nederl Oorl. D. I. B. V. bi. 260.
iiEvius, Daventr. Illustr. p. 424.
(3) Groot Placaatb. D. II. hl. 1007, 1046. Zie deze verordeningen ook achter de damhouder,
Practyke in Crimineelc Saecken. Rotterdam, 1642.
(4) WAGENAAR, D. VI. hl. 293. BiLDERDiJK, D. VI. bl. 107—109. Mr. M. c. VAN HALL, llegtsge-
leerde Verhand. H. 51—117. Vgl. Alg. Gesch. d. Vadert. D. II. St. IV. bl. 154.
(5) de Bello Belg. Lib. VII. p. 418.
(6) Annales, Lib. II. p. 34. Hiermede overeenkomstig leest men in bet Geuse Liedtboeck, waar
ALBA sprekende wordt ingevoerd:
't Bederven haers Landts hadden sy geen acht,
Soo langh ick baer by den vleesclipot liet blyvenj
Maer nu ick haer Mammon acnroer met kracht,
Willen sy my uuyt die Landen verdryven.
(7) Correspondance de rniLirPE II, T. IL ρ. 206.
15*
-ocr page 124-152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
1568— dertusschen meent een later Schrijver dat » van al de gewelddadige handelingen des Hertogs
Tan Alba, het invoeren dezer belasting die is, vi^elke de minste blaam op zijne ge-
daóhtenis werpt. Onvermijdelijk uit het stelsel van centralisatie, hetwelk hij moest in-
voeren , voortgevloeid, zou zij, binnen zekere grenzen beperkt, den Lande en inwoners
voordeelig kunnen geweest zijn; zij zou vele zwarigheden, vele onregtvaardigheden en
ontelbare invorderingen van landsregten {fiscalitês) afgesneden hebben. De Hertog toonde
in de uitvoering van zyn plan eene gematigdheid, van welke hij tot nu toe zelden een
bewijs gegeven had. Maar door een noodlot, vrij gemeen in de jaarboekerf^ der onbe-
paalde heerschappij voering, heeft geen maatregel meer toegebragt, om zijn gezag om-
ver te werpen dan deze. Toen ondervond hij de eerste nederlaag, en het volk, tot
dien tijd door den schrik zyns naams verplet, begon hem niet laijger als onverwinnelijk
te vreezen (1)." Meer dan al zijne wreedheden, heeft misschien het invoeren dezer
belasting tot het vormen der nieuwe Katholijk-Hervormde vereeniging aanleiding gege-
ven, welke weinig jaren later in het leven geroepen werd (2). In stede der oude
wijze van geldheffing, wilde alba, dat elk eenmaal den honderdsten penning of een
ten honderd van de >vaarde van al wat hij bezat zou opbrengen, en voorts als blijvend
den tienden penning of tien ten honderd van alle roerende, en den tAvintigsten penning
of vijf ten honderd van alle onroerende goederen, beide zoo dikwijls zij verkocht
werden. Het voorname doel van dit stelsel van geldligting was, meent men, de Ko-
' ninklijke onafhankelijkheid te vestigen. Het alleenbewind had reeds genoegzaam de geheele
regterlijke magt aan zich getrokken, en de meeste handvesten der gemeenten waren
ter zake van felonie verbeurd verklaard; maar den gewestelijken Staten bleef in het
weigeren der beden of onderstandgelden een middel over, om de Regering tot gema-
tigdheid te brengen, wanneer z^ daarvan mögt afgeweken zijn. Verdween deze waar-
borg , de eenige, welke de aloude instellingen der Nederlanden bezaten, dan werd het
gezag van den Vorst onbepaald. Om dit laatste te bereiken, moest de Monarch aan de
noodzakelijkheid onttrokken Avorden van zich tot de Staten te wenden, door hem, mid-
dels eene duurzame, vastbepaalde belasting, een inkomen te verschaffen, gelijk aan dat,
welk hij trok uit de beden, die van de gewesten om en voor zekere jaren gevraagd,
maar niet dan tegen het verleenen van nieuwe of het bevestigen van oude voorregten,
toegestaan Averden. Dit Avas juist, wat de Hertog van Alba zich voorstelde. Daar hem
vooral aan het beginsel gelegen Avas, zoo moest hij veel minder achten, dat hem aan-
zienlijke sommen onder den naam van beden Averden toegestaan, dan eene som, hoe
gering ook, te verwerven onder den naam zijner geliefkoosde belasting; vandaar schreef
(1) BAKHüYZEN VAN DEN BRINK, Noticc stir Ie Dtxième Denier, p. 1,2.
(2) bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. Y. bl. 288, B. VI. bl. 378.
-ocr page 125-DES VADERLANDS. , 125
hij zijn Meester, dat wanneer het ontwerp eens was aangenomen, niets gemakkelyker 1568—
zijn zou, dan de belasting te brengen, tot het punt, op welk men haar wilde hebben.
Zulk een plan kwam te zeer met de heerschzuchtige beginselen van filips OTereen,
dan dat hij er niet zijne volle goedkeuring aan zou gegeven hebben (1)." Hoe zeer
deze redeneringen zich wel laten hooren, twijfelen wij echter aan hare juistheid. Zij
vinden althans geen steun in de echte gedenkstukken, met name den briefwissel van
Fiups, in welken geen spoor te ontdekken is, dat de Koning en de Hertog met deze
heffing iets anders bedoeld hebben dan de uitgeputte Spaansche schatkist door het geld
der Nederlanders te gemoet te komen. En dat de Staten der Nederlanden in het toe-
staan dezer heffing, den ondergang van 's Lands vrijheid geducht en er zich daarom
tegen verzet zouden hebben, is niet met reden te vermoeden in lieden, welke zich zoo
weinig om die vrijheid bekommerden, dat zij niet alleen de vernietiging hunner voor-
regten lijdelijk aanschouwd en zich niet verroerd hadden, toen oranje met een leger
was gekomen, om hen aan alba's dwingelandij te onttrekken en hen in hunne oude
vrijheden te herstellen, maar die zelfs zoo slaafs gezonken waren, dat zg den dwinge-
land, welke hunne regten vertrapte, honderd en twintig duizend dukaten aanboden
»voor de diensten door hem den Lande bewezen (2)." Geldgebrek aan de eene, en
vrees voor den ondergang van handel, nering en handtering, maar bovenal de afkeer,
zijne zaken open te leggen aan de andere zijde, gaven aanleiding tot het ontwerpen
en bestrijden van een belastingstelsel, welk eene treurige vermaardheid heeft verworven.
De geschiedenis van dat stelsel zal dit bevestigen.
Er is reeds aangetoond, dat alba in Spanje den last had medegekregen, middelen te
beramen, om zich in de Nederlanden geld te verschaiTen en 'sKonings inkomsten
aldaar op een vasten voet te brengen. Hij en filips begrepen, dat de Nederlanden zich
zeiven moesten onderhouden (5). Zij vonden het tegen den regel, dat deze gewesten, in
plaats van hun buitenlandschen Vorst te verrijken, hem jaarlijks tot het onderhoud van
hun bestuur aanzienlyke sommen kostten, die hij uit Spanje moest zenden (4). De
ontvangsten stonden in geene evenredigheid tot de uitgaven, welke alba's schrikbe-
wind, het bezoldigen eener groote krijgsmagt, en het aanleggen van kasteelen en
sterkten vorderden. Eene nieuwe en meer opbrengende geldhgting dan de gewone,
(1) borgnet, philippe 11 et la Belgigue, p. 68, vergeleken met bakhüyzen vab den βμλκ, Noiice
sur Ie Bixième Denier, p. 24, 31, ö4, 55, 60, 61.
(2) V. METEREN, IHst. d. Nedeï'l. Oorl B. ΙΠ. bl. 63.
(3) Alg. Gesch, d. VaderL D. II. St. IV. bl. 505, 506. Hiervoor, bl. 5.
(4) BILDERDUK, D. VL bl. 109. (1)
-ocr page 126-152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
1568_die veel ongelegenheid veroorzaakte, werd derhalve vereischt. Er is met scherp-
zinnigheid onderzocht, of het plan eener heffing van den tienden en twintigsten pen-
ning in de Nederlanden door alba ontworpen, en door filips slechts schoorvoetend en
onder vele bepalingen bekrachtigd is (1). De Koning zelf geeft daarvan de eer aan
ALBA, wien hij, in vleijende bewoordingen, zijnen dank betuigt voor de dienst, welke
hij hem daardoor heeft bewezen, maar erkent levens, dat de Hertog op zijnen last
handelt (2). Ondertusschen is bekend, dat in Vijftien honderd negen en vijftig in
FILIPS zeiven het denkbeeld was opgekomen, om in de Nederlanden, even als in
Spanje, het regt op de verkoopen (aleabalas) in te voeren, hetwelk aan de Staten
werd voorgesteld doch geen ingang vond, en ook den Koning door granvelle ont-
raden werd (3). De Hertog had reeds bij zyne komst in de Nederlanden te Die-
denhoven aan barlaymoivt en noirgarmes zijn stelsel van belasting, hetwelk op de
leest van dat in Spanje gebruikelijk geschoeid Avas, medegedeeld (4). Vóór hij zyn
plan bij de Staten ter tafel bragt, had hij daarover in Slagtmaand van het verloopen
jaar den Raad van State en dien der Geldmiddelen geraadpleegd. Men bragt hem onder
het oog, »dat de Koning in Vijftien honderd zes en vijftig insgelijks den honderdsten
penning geeischt, maar er voor eene bepaalde som van afgezien had, daar de Staten
verklaard hadden, er niet in te kunnen bewilligen, deAvijl de ingezetenen niet te bewegen
zouden zijn, hun vermogen te openbaren (ΰ)." »De Hertog," voegde men er zeer juist bij,
' »mögt dus wel eerst op middelen bedacht zijn, om dit bezwaar uit den Aveg te ruimen ,
eer hij besloot den honderdsten penning te eischen," Toen albi\. hierop verklaarde, dat
hij er w^el raad voor wist, hield men hem voor, »dat het heffen van den- tienden pen-
ning op de roerende goederen, door den verkooper te betalen, bijna onmogelijk zyn, met
ZAvare kosten verzeld gaan en tot menigvuldige bedriegerijen aanleiding geven zou. Ook
zouden de prijzen der koopwaren buitengewoon stygen, alzoo de buitenlanders hunne
goederen met tien ten honderd zouden verhoogen. Vele handelsartikelen, zoo als wollen
goederen, tapijten en dergelyken, zouden vijf of zesmaal met tien ten honderd bezwaard
(1) ΒΑκ,πυγζΕΝ VAN DEN BRINK, Noticc sur Ic Dixièmc Denier, p. 20—22, 47, 48.
(2) Corrcspondance de puilippb II, T. II. p. 104, 227.
(3) Alg. Gesch. d. Vadert. D. II. St. IV. hl. 75.
(4) viGLïus, Commentarius rerum actarum tempore ducis albani super nova impositione seu vecti-
gali Decimi Denarii rerum vendilarum, in iioykck van papendreciit, Analecta Belg. ï. I. P. I. p.
287, 290, 291.
(5) Vgl. Alg. Gesch. d. Vaderl D. II. St. IV. hl. 61. Er was toen den honderdsten penning
Tan alle onroerende, en den vijftigsten van alle roerende goederen geëisclit.
DES VADERLANDS. , 127
worden, daar de grondstoffen, eer die voorwerpen in bruikbaren slaat waren, door zoo ^^^^
Tele handen moesten gaan. Dit zou den prijs dezer goederen derwyze verlioogen, dat
de Nederlanders niet langer met de naburige volken, bij welke deze belasting niet be-
stond, zouden kunnen wedijveren, Λvaaruit het verval van handel en trafieken onvermg-
delljk moest voortvloeijen. De Bondgenóoten zouden zich ook welhgt over deze belasting
beklagen, die in strijd was met de gemaakte overeenkomsten, naar welke zij hier te Lande,
onder betaling van de gewone lasten en regten, mogten handel drijven." De Hertog
voerde hier tegen aan »dat de tiende penning eene zeer billijke belasting was, dewijl,
zoo als het behoorde, al de gewesten er gelijkelijk in deelden. De Staten werden daar-
door ook ontheven van de lastige verzegelingen en den verkoop van renten, tot welker
aflossing men, na het invoeren van den tienden penning, de opbrengst der verpondin-
gen en hoofdgelden zou kunnen bezigen. Voor het overige hadden de verkoopers reden
zeer tevreden te zijn met de opbrengst van éénen penning, daar zij dan nog negen
overhielden. Door het gedurig eischen van beden, die dikwijls eerst na het verkrijgen
van buitensporige voorregten werden ingewilligd, leed het aanzien van den Korjing te
zeer, weshahe hét noodig was eene vaste belasting in te voeren, om hem de moeite
van het herhaalde vragen te sparen; daarenboven werd tot den bouw en het onder-
houd der vestingen geld gevorderd. De belasting van den tienden penning zou byna
niet op den Adel, de Geestelijkheid en de Landlieden, maar hoofdzakclyk op den
koopman en ambachtsman drukken; om dezen te gemoet te komen, zou hij de belas-
ting op de levensmiddelen afschaffen, zoodra het heffen van den tienden penning
ingCAvilligd zou zyn. In Spanje en in andere gewesten was dat regt met zulk
een gewenschten uitslag ingevoerd, dat hij uit zijne stad Alba alleeu daardoor jaar-
lijks veertig of vptig duizend dukaten trok. Eenige Landen waren gewoon deze
belasting af te koopen, en de opbrengst te vinden uit imposten op levensmiddelen,
waaraan het volk gewoon was." De Raadsleden bragten daartegen in het midden,
»dat er een groot onderscheid bestond tusschen de Nederlanden en Spanje. De rijk-
dom van Spanje bestond niet zoo zeer in handel en nijverheid, dan wel in goedbebouwde
en uitgestrekte landerijen; de Nederlanden integendeel, klein van omvang, moesten voor-
namelijk door handel en nijverheid bestaan. Spanje had geene andere naburen dan de
zee en bergen; de Nederlanden waren omgeven door handeldrijvende gewesten, die
handel en n^verheid naar zich konden trekken, wanneer deze hier te zwaar gedrukt
werden. Hertog filips van Bourgondië, wien men de opkomst en de bloei der Neder-
landen te danken had, Avas steeds bedacht geweest, den handel matig te belasten en
de levensmiddelen laag in prijs te houden, zoo als onwedersprekclijk bleek uil de handels-
verdragen met Engeland en uit de vrijheden aan builenlandsche kooplieden verleend,
welke daardoor herwaarts werden gelokt, terwijl de zware belasting van den tienden
penning hen verwijderd zou houden en den ingezetenen aanleiding geven, elders heen te
128
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—trekken. De aanbouw van nieuwe vestingen kon achterwege blijven wanneer geld ont-
brak, en men moest zich voor het tegenwoordige met het welonderhouden der grens-
vestingen te Vreden stellen. Op hetgeen de Hertog ten opzigte van eene altyddurende
belasting bijbragt, merkte men aan, dat de belastingen in de Nederlanden van ouds,
naar de omstandigheden, nu eens verhoogd, dan weder verminderd waren; ook
was het niet raadzaam het Land in vredestyd zoodanig uit te putten, dat het, als er
oorlog ontstond, niets meer ten offer konde brengen. Het was, wel is waar, zeer
goed, dat men de Landlieden minder belasten wilde, maar dit moest niet geheel ten
koste van koopheden en stedelingen geschieden; immers moest men het altaar van
St. paulus niet afbreken, om dat van St. pieter op te bouwen. Eindelijk verwonder-
den zij zich grootelijks, dat de Hertog door den tienden penning uit de enkele stad
Alba zulke groote inkomsten trok; zij konden niet nalaten, hem daarmede geluk te
wenschen (1)."
Alba liet zich door deze redenen niet van zijn plan afbrengen. Hij gelastte juan de
YssuNGA op te nemen, wat de nieuwe belasting in de Nederlanden zou opbrengen, en
beschreef, na dit onderzoek, met overleg van den Ilaad van State, de Staten der oude,
aangeërfde Nederlanden^ onder welke Utrecht, Friesland en Gelderland, later aan
het huis van Oostenrijk gekomen, niet begrepen waren, tegen den negentienden van
Lentemaand te Brussel. Oorspronkelijk was zijn voornemen geweest aan de Staten van
I elk gewest afzonderlyk de bewuste heffing voor te stellen, opdat zy niet met elkander
mogten zamenspannen, gelijk te vreezen was, wanneer zij vereenigd waren. Hierin was
hij den verleden Zomer door den krijg verhinderd gCAVorden; thans waren de wegen
te slecht om er aan te denken, en een beter jaargetijde af te wachten, zou te veel
tijd kosten. Hij zou echter de Algemeene Staten slechts voor éénen dag ontbieden,
en de Koning konde verzekerd zijn, dat de zaken daar anders zouden behandeld worden
dan voorheen; niemand zou eene klagt durven uiten, maar elk zich toegevend toonen,
daar alle hoop op den Prins van Oranje vervlogen was. Hij zou deze hefling meer
onder den vorm van een besluit dan van een voorstel bij de Staten ter tafel brengen.
"Weldra hoopte hij de zaken derwijze te regelen, dat het niet alleen niet noodig zou
zijn uit Spanje geld te trekken, maar dat zelfs een groot gedeelte der sommen van
daar gekomen, uit de Nederlanden konden teruggegeven worden (2).
21 v. Bij monde van den Raadsheer de bruxelles werden van de Algemeene Staten den
maand honderdsten, twintigsten en tienden penning afgeëischt, welke twee laatste belastingen
1569 (Je gewone en buitengewone jaarlijksche beden vervangen zouden. Zonder veel moeite
(1) viGLii Comment. p. 287—291.
A.
(2) Correspondance de philippe II, T. II. p. 46, 69, 70, 76.
-ocr page 129-DES VADERLANDS. , 129
werd in het heffen van den honderdsten penning bewilligd, maar met den tienden en 1568—
twintigsten ging het zoo niet (1). In Holland stemden de Edelen en de stad Dordrecht ^^^^
er schoorvoetend in toe, maar de vijf andere groote steden bleven vooreerst weigeren,
inzonderheid dewijl deze belasting den handel, de hoofdbron van 'sLands bestaan, ten
eenenmale zou vernietigen, Zij verklaarden zich echter bereid, in plaats van den tien-
den en twintigsten penning, die kortsheidshalve den tienden penning genoemd werd, twee
jaren na het opbrengen van den tegenwoordigen, nog een honderdsten penning op te
brengen (2). De overige Staten schijnen zich eenigzins rekkelijker betoond te hebben. Al-
thans het kwam den Hertog voor, dat de zaak wel door hen Avas opgenomen. Des na-
middags en den volgenden dag sprak hij met de afgevaardigden van elk gewest in het
bijzonder, om hen tot bewilliging in den tienden penning aan te sporen. Vervolgens
gelastte hij den Stadhouders, geene middelen te sparen, om de Staten daartoe over
te halen. Hij verklaarde aan eenige gewesten, dat hij van 'sKonings gezag gebruik zou
maken, om hen tot toestemming te dwingen, daar de Koning deze heffing volstrekt
wilde. Anderen gaf hij te verstaan, dat zij tevreden mogten zijn, hun kwalijk gedrag,
ten tyde der beroerten, door den tienden penning te kunnen boeten. Sommigen
dreigde hij met bezetting van Spaansch krijgsvolk, indien zij weigerden. Elders weder
bezigde hij kunstgrepen, om zijn doel te bereiken. Onder anderen perste hij door tusschen-
komst van barlaymont en woircarmes de bewilliging der Stalen van Namen, Henegou-
wen en Arlois af, onder voorwendsel, dat deze slechts tot bewijs zou strekken van
hunne aanhankelijkheid aan de zaak des Konings, terwijl de belasting voor het overige^
nimmer in werking zou gebragt worden. Verscheidene andere gewesten volgden dit voor-
beeld, doch onder meer of minder bepalingen (3). In Braband bewilligden de geeste-
lijkheid, de adel en de steden Antwerpen en ^s Hertogenboseh. Brussel en Leuven
bleven onverzettelijk bij hunne weigering, en alba verleende hun veertien dagen
van beraad, om zich bij de overige Leden te voegen, wier toeslemming hij voor vol-
komen aannam. Het inlegeren van krijgsvolk in de beide halsstarrige steden, bragt haar
lot onderwerping aan 'sHertogs wil. In Holland gelukte het den Stadhouder bossu de
vijf sleden tot bewilliging over te halen, doch de stad Amsterdam liet in de Acte van
Consent aanteekenen, dat zij had bewilligd als overstemd zijnde. In Zeeland waren de
Abt en de Edelen genegen, naar het schijnt, om den tienden penning tegen eene an-
dere belasting af te koopen. Middelburg en Zierikzee gaven hunne toestemming aan
den honderdsten en Iwinligslen penning' onder zekere bepalingen, maar wezen den
(1) viGLU Comment. p. 291.
(2) \vacekaar, D. VI. bi. 299—302.
(3) Correspondance de philippe II, T. II. p. 78, 89. viglu Comment. p. 291—^294.
II Deel. 5 Stuk. 17
-ocr page 130-152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
1568·—tienden penning als onuitvoerbaar van de hand; zij waren echter bereid, indien de an-
dere steden zich met het gevoelen van den Abt en de Etlelen vereenigden, zich daarbij
te Yoegen. In elk geval, meenden zij, moest men een bepaald besluit zoo lang uit-
stellen, tot de gevoelens der overige gewesten bekend waren (1). Utrecht weigerde
onverwrikt in de voorgestelde belastingen te bewilligen, en bood tot afkoop honderd
en vijftig duizend gulden aan. Daar nu geen besluit der Staten geldig was, ten ware
al de Leden er in toegestemd hadden, zoo was alba ten uiterste op Utrecht verbolgen,
en wierp dadelijk bezetting in r de stad, om de Staten tot zijnen wil te dwingen (2).
29V. Niettemin verwittigde hij den Koning, dat »de zaak van den honderdsten, twintigsten
maand en tienden penning was afgeloopen. De Staten hadden er hunne toestemming aan ge-
1569 ggven, zonder eenige bepaling van tijd, wat de beide laatstgenoemde heffingen betrof,
zoo dat de Koning deze altijd zou kunnen genieten. Indien eenige van hen zwarig-
heden hadden geo[tperd, was het uit vrees voor den ondergang van den handel. Bij
nader overwegen, had de Hertog zelf bevonden, dat deze vrees niet geheel ongegrond was;
ook stelde hij zich voor, de inning dier heffing in sommige punten te wijzigen. De
Koning moest zeer erkentelijk zijn, dat de Staten er in bewilligd hadden, want dit
was de aanzienlijkste bede, welke ooit onderdanen in eens hunnen Vorst hadden toege-
staan, Nu zou men voortaan uit Spanje niet meer behoeven geld te zenden (o)."
Niet alleen de Nederlanders, maar zelfs Spanjaarden beschouwden het heflen van den
tienden penning als een doodsteek voor den handel en gevolgelijk voor de welvaart des
I
^fLands. Granvelle was geheel van hetzelfde gevoelen en zag beroeringen te gemoet,
indien men in deze zaak niet met de uiterste omzigtigheid en gematigdheid te werk
ging. Dit belangrijk punt ontsnapte ook geenszins aan de oplettendheid des Konings.
Hij beval alba, hem te berigten, hoeveel de bewuste belasting zou opleveren en
welke maatregelen de Hertog genomen had, opdat de handel er niet door leed, welke
het hoofdbestaan der Nederlanden uitmaakte en alzoo eene zaak was van te hoog ge-
wigt, om er niet in te voorzien (4). Alba had volstrekt niet willen toestaan, dat de Sta-
ten, welke in de nieuwe belasting bewilligd hadden, in de Acte van Consent eenige
voorwaarden zouden bedingen, maar hun veroorloofd, hunne legenbedenkingen en be-
zwaren in bijzondere smeekschriften bij hem in te dienen. Deze bezwaren werden door
(1) v. heurn, Hist. V. 'sHertogenb. D. II. bi. 54, 55. bakhuyzen van den brink, Notice sur Ie
Dixième Denier, p. 6. wagenaar, D. YI. bi. 302. vak wijn op wagenaar, St. Vl. bl. 73, 74.
(2) viGLii Comment. p. 294. dor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. V. bl. 287, 283.
(3) Corre&pondance de philippe II, T. II. p. 95, 96.
(4) Correspondance de rmnpPE II, ï. II. p. 85, 88, 103, 104, 106, 109, 113.
-ocr page 131-DES VADERLANDS. , 3013
den Raad van State en dien der Geldmiddelen zoo geAvigtig bevonden, dat de Hertog 15(53_
besloot, den tienden en twintigslen penning Toor eene andere geldhefling te verwisse-
len (1). De nadeelige invloed dezer belasting op den handel, was thans bij hem
aan geen twijfel meer onderworpen. Hij overwoog met den Raad der Geldmiddelen,
welke sommen benoodigd waren: 1°. voor de gewone Landsnitgaven; 2®. voor de ver-
dediging, ingeval van vijandelijken inval; 5''. ter aflossing van 'sKonings schulden in
deze gewesten. De Raad was van gevoelen, dat twee millioen guldens voldoende zou-
den zijn voor de gewone behoeften; en de Hertog, ofschoon hij deze som niet toerei-
kend oordeelde, nam er evenwel genoegen in. In overleg met den Raad, besloot hij,
dat men, ingeval van vijandelijken aanval, een tweeden honderdsten penning zou
eisclien, en het aflossen der schulden voor het oogenblik laten rusten. Eeni-
ge Staten bewilligden onmiddellijk in dit voorstel; anderen maakten onaannemelijke
voorwaarden. Hierom veranderde alba zijn plan. Hij verzekerde, dat de Koning ge-
negen Λν38, het heffen van den tienden penning zoodanig te wijzigen, dat dit den han-
del niet schadelyk zou zijn; dat dit echter zou afhangen van der Staten bewilliging in
het heffen van een tweeden honderdsten penning, in geval van vijandelijken inval. De
Staten vdiW Henegouwen, Namen, Rijssel, Douay en Orchics, Doornik, Holland, Zee-
land, en de Geestelijkheid en Edelen van Brahand namen daarin genoegen, hnaar ver-
zochten den Hertog, bij afzonderlijke smeekschriften, om in stede van den tienden pen-
ning, hoe gewijzigd ook, eene andere geldhefling in te voeren. Alba, bewilligde hierin
en verklaarde, zich tevreden te zullen stellen met twee millioen guldens van de Nedf.r-
landen in het gemeen, als afkoop van den tienden penning, in zes jaren te voldoen,
welke tijdruimte vervolgens tot twee jaren werd ingekrompen. Tevens vorderde hij
van Braband, Holland, en denkelijk ook van de andere gewesten, in het bijaonder
nog afzonderlijke opbiengsten, die schoorvoetend of in het geheel niet bewilligd
werden (2). Grakvelle was er zeer mede ingenomen, dat alba voorloopig van het
in werking brengen des tienden pennings had afgezien; en de Koning berustte er in,
maar wachtte eene nadere uiteenzetting van 'sHertogs beΛveegredenen (3).
Ondertusschen had Keizer maximiliaan, overeenkomstig zijne belofte, den Aartsher-
tog KARBL ter zake der Nederlanden naar Spanje gezonden. Uitgestrekt was de last-
brief, in welken voorkomt, wdat de Keizer, welke sinds Vijftien honderd zes en
(2) Correspondance de philipi-e 11, T. II. p, 106', 112, 146. viglh Comment. p. 294, 295.
wagenaar, D. VI. bl. 304. v. heunn, Hist. V. 'sUertogenb. D. U. hl. 55.
(3) Correspondance de PHitippK II, ï. II. p. 110, 111, 118.
-ocr page 132-152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
1568—zestig herhaalde malen zoo wel bij den Koning als bij den Hertog van Alba^ zich
^^^^ tegen het regeringsstelsel, in de Nederlanden gevolgd, verklaard had; op dringend ver-
zoek der Keur- en Rijksvorsten, dat de Nederlanden mogten bevrijd worden van het
dwangjuk onder welk zij zuchtten, zaakgelastigden naar den Hertog van Alba en den
Prins van Oranje gezonden had, om hen tot eene wapenschorsing te bewegen; dat het
groot getal krijgsvolk, welk de Prins had bijeengebragt, bewees, welk een magtige
steun hy in Duilschland vond, weshalve het den Keizer onmogelijk geweest was,
hem in den ban te verklaren, gelijk de Hertog van Alba gewenscht had; dat de
Aartshertog het voorstel, door de Ryksvorsten den Keizer aangeboden, den Koning
moest mededeelen en hem trachten te bewegen, zich met Oranje op billijke voorwaarden
te verzoenen, de gestrengheid in het bestuur der Nederlanden door zachtmoedigheid
en goedertierenheid te doen vervangen, aan den Keizer de zorg over te laten om
een verdrag van bevrediging en verzoening te sluiten, het vreemde krijgsvolk uit de
Nederlanden terug te roepen, de gezantschappen, ^velke de Keizer aan den Hertog van
Alba en den Prins van Oranje gezonden heeft, goed te keuren, en den Hertog te be-
velen, zich inschikkelijk te betoonen in de onderhandelingen over eene wapenschorsing."
Dc Keizer, om zijne tusschenkomst in de zaken der Nederlanden te regtvaardigen,
grondt zich onder anderen daarop, dat de meeste dezer gewesten in leen worden gehou-
den van hem en van liet Rijk. Aan den Aartshertog, welke in het begin van Win-
^ termaand Vijftien honderd acht en zestig ia Madrid gekomen en door den Koning dik-
werf ten gehoor ontvangen was, werd een schriftelijk ant^voord ter hand gesteld, waarin
riLiPS verklaarde, »dat sinds zijne komsl lot deii troon, zyne hoofdzorg geweest
Avas, in al zijne staten het Katholijk geloof te handliaven; dat hij hierin nooit over-
eenkomsten of Avetten, welke de Heilige Roomschc Kerk afkeurde, zou gedoogen,
omdat het haar slechts toekomt te beslissen, wat door de geloovigen moet opgevolgd
worden, daar dit alleen waar, regtvaardig en heilig is en altijd zijn zal. De ondervin-
ding toont daarenboven aan, hoe zeer slapheid {dissinnilacion) in dit opzigt gevaar-
hjk is, en dat zij de bron is geweesl van den ellendigen slaat in Avelken de gods-
dienst zich bevindt. De redenen, welke de Keizer bijbrengt, komen hem niet van
dien aard voor, om zyne besluiten te wyzigen; het voorbeeld van andere Landen be-
wijst, dat het belang van den Staat zoo naauw verbonden is met de handhaving der
godsdienst, dat noch het gezag der Vorsten, noch de éénheid onder de onderdanen,
noch de openbare vrede, bij twee verschillende godsdiensten bestaan kunnen. Wat
het tuchtigen der oproerlingen betreft, vindt de Koning, dat hij gcene gestrengheid,
maar integendeel veel goedaardigheid en medelijden gebruikt heeft, devvyl de voornaam-
ste hoofden der zamenzwering alleen zijn gestraft geworden. De Koning ontkent, dat
hij veranderingen in het. bestuur der Nederlanden, of in de wetten, handvesten en her-
komsten , naar Avelke deze gewesten geregeerd worden, of in de gereglshoven, stedelijke
DES VADERLANDS. , 3015
regeringen, raadsvergaderingen en andere bedieningen gebragt heeft. De Koning heeft 1568—
den Hertog van Alba lot zijn Luitenant-, Gouverneur- en Kapitein-Generaal benoemd,
dewijl hij in hem de daartoe gevorderde bekwaamheden erkende; het heeft altijd van
den Landsvorst afgehangen, deze betrekkingen toe te vertrouwen aan wien hij verkoos. —
Het zenden van Spaansehe benden naar de Nederlanden was onvermydelyk ter tuchtiging
der oproermakers en tot veiligheid des Lands. Deze benden hebben daarenboven den Vor-
sten des Rijks of hunnen onderdanen nooit eenig leed aangedaan. Ook wil de Koning
zich van haar blij ven bedienen, zoo lang hij dit noodig zal achten.Wat den Prins van
Oranje aangaat, wiens zaak de voornaamste beweegreden van dit gezantschap schijnt
te zyn en in wiens belang men op zoo veel aandringt, zijne misdaden en vergrijpen
zijn zoo openbaar, dat het eene vergeefsche poging is, hem te regtvaardigen. Hij,
inderdaad, is de eerste bewerker der verbindtenissen, zamenspanningen, bewegingen en
oproeren, die in de Nederlanden plaats gehad hebben; hem moeien al de rampen, na-
deelen, rooverijen, geweldenarijen en schennis van kerken en andere wanbedrijven, van
welke deze gewesten het tooneel geweest zijn, geweten Λvorden. Hiermede niet tevredeta,
heeft hij getracht den haal van eenige Rijksvorsten tegen den Koning op te wekken;
hij heeft een leger bijeengebragt en is in de staten des Konings gevallen. Zulke vrees-
selijke misdrijven sluiten den weg voor alle goedertierenheid. W^elke achting dan ook
de Koning hebben moge voor de tusschenkomst des Keizers en der Rijksvorsten; welke
begeerte hij ook koestere, om hen tevreden te stellen, kan hij echter niet bewilligen in
hun verzoek ten opzigte van dezen Prins. En wat een verdrag of eene Avapenschorsing
tusschen orawje en alba betreft, moet de Keizer het verschil in het oog houden lus-
sclien een Vorst en zijne oproerige leenmannen, en hoezeer het voorgestelde verdrag
ongepast en in strijd zou zijn met de waardigheid des Konings." Verscheidene andere
punten worden in dit antwoord behandeld, hetwelk den Aartshertog werd medegegeven,
welke in Lentemaand jl/öJmi, zonder gewenschten uitslag zijner zepding, verliet en van
den Koning een geschenk van honderd duizend dukaten ontving (1). De Keizer iiield
's Konings antwoord, voor het grootste gedeelte, als op alle reden en regt gegrond. Hy
trachtte hem echter uit de dwahng te brengen, alsof 'sAartshertogs zending in hel bij-
zonder belang van den Prins van Oranje geschied ware. Zijn gedrag legen dien
Vorst, en het voorstel der Keizerlijke afgevaardigden onlangs op den Rijksdag te Franh-
forl, bewezen het tegendeel. Voorts had hij zich eenige wijzigingen veroorloofd in
hetgeen in 'sKonings antwoord over de godsdienst gezegd wordt, dewijl dit eenige
Rijksvorsten, welke de Augsburgschebelijdenis omhelsden, zou kunnen beleedigen. Filips
(1) Corrcspondance de philippe II, T. 11. p. 43—48, 54, 55, 61, 66—69. hoppeui Epist.
p. 208 , 215. Supplément aux Archives de la Maison d'Orange, ρ. 105.
152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
______l--.
1568— betuigde hierover zijne ontevredenheid; hij begreep niet, hoe de Rijksvorten zich kon-
den ergeren, dat hij het Katholijk geloof beleed (1),
Geschillen met Engeland verschaften inmiddels den Hertog van alba vele moeijelijk-
heden. Op het einde des verloopen jaars waren eenige Genuëesche schepen met een
schat van achtmaal honderd duizend dukaten, naar de Nederlanden bestemd, door
Fransche vrijbuiters vervolgd, in Engelsche havens binnengeloopen. Koningin elizabeth
nam dit geld in beslag om het in leen te houden, en gaf den eigenaren toereiken-
den vs^aarborg zoo voor de hoofdsom als voor de rente. Alba, bewerende, dat deze
gelden niet aan bijzondere personen maar den Koning van Spanje behoorden, liet ter-
stond al de Engelschen, die zich in de Nederlanden bevonden, en hunne goederen
aantasten, en den invoer van Engelsche wollen stoffen verbieden. Op zijn verzoek
werd in Spanje evenzoo gehandeld. Wederkeerig liet elizabeth de schepen en koop-
waren van 'sK.onings onderdanen in haar gebied in beslag nemen. Hare vrijbuiters
bragten eene menigte bodems op. Van veertien schepen uit Portugal, ofschoon dat
gewest toen nog niet aan Spanje behoorde, namen zij er elf weg; en reeds in Gras-
maand van dit jaar bevonden zich meer dan honderd en twintig meest Nederlandsche
koopvaarders met een aanzienlijken schat aan goederen en penningen in het bezit der
■ Engelschen. De scheepvaart was geheel gestremd; alle verkeer met Engeland stond
stil, en de Engelschen begonnen hun handel van Antwerpen naar Hamburg te ver-
leggen. Daar het alba gevaarlijk voorkwam, bij den tegenwoordigen staat van za-
ken in de Nederlanden, openlijk met Engeland te breken, trachtte hij door onder-
handelingen zijn doel te bereiken, en zond den Raadsheer d'assonville derwaarts, die
echter, als slechts door een Koninklijken bewindsman afgevaardigd, geen gehoor bij de
Koningin ver>Yerven konde. Het was uit dien hoofde, dat alba van den Koning vol-
magt oiitving, om in zijn naam met alle Vorsten te onderhandelen, hetgeen bepaalde-
lijk op ELIZABETH doelde, welke verklaard had alleen met een gezant van den Koning
zeiven in eenige onderhandeling te willen treden. De Graaf van Leieester en de
Geheimschrijver van Staat, william gegill, omgekocht door het goud van thomas
FiEsco, een Genuëesch koopman, welke op kosten dergenen, wier goederen in Enge-
land waren aangeslagen, naar Londen was vertrokken , verschaften aan ghiappiw vitelli ,
'sHertogs gezant, gehoor bij de Koningin. Doch elizabeth trachtte blijkbaar de zaak
op de lange baan te schuiven, en hare eischen waren zoo buitensporig, dat vitelli
in AVintermaand teruggeroepen werd (2).
(1) Correspondanco de philippe II, T. 11. p. 92, 103.
(2) Correspondance de philippe 11, T. Π. p. 53, 54, 63, 70, 77, 82, 85, 91, 110, 112,114,
117. langüeti Epist. p. 76, 77, 83, 86. vm.ii Epist. ad. hopperum, p. 502, 519. tassis,
Comment. Lil). I. p. 145. strada, de Bello Belgico, Lib. Vil. p. 419. mewdoce, Hist. d. guerres
DES VADERLANDS. 155
Niets echter zocht alba meer te vermijden dan eene vredebreuk met Engeland. 15β8—
»Niemand," schreef hij aan den Koning, »weet beter dan Uwe Majesteit in welk
geldgebrek Gij ü op dit oogenblik bevindt. Hier lijden de inkomsten aanmerkelijk,
daar het Land, wegens de vroegere oorlogen, het stremmen van den handel sinds een
jaar, het weifelen der gemoederen betrekkelijk het verleenen eener algemeene vergiffenis,
en eindelijk door het vertrek van een groot getal onderdanen, ontzettend geleden heeft (1)."
En evenwel zette hij zijn verderfelijk stelsel van bestuur voort. Hij bezoldigde een aan- 1570
tal verklikkers, om te weten wat er onder het volk gesproken werd, en inzonderheid,
om de zoodanigen op te sporen, die nog eenig vermogen bezaten, ten einde hen op
den een of anderen grond in staat van beschuldiging te stellen. Het gemeen noemde
deze verspieders: zeven stuivers Lieden^ dewijl zij daags zoo veel met bun schandelijk
beroep verdienden. Het gedrag der geestelijken strekte om de ellende des volks nog
ondragelyker te maken, en den wrevel te verhoogen. pray lorekzo, die hen kende,
hangt er het volgende tafereel van op: »Eene der voornaamste oorzaken van den nood-
lottigen toestand tol welken de godsdienst en de staat in de Nederlanden vervallen zijn,
is geweest, dat de Pastoors in de steden en op de dorpen zeer onwetende loondienaars
(niercenarios) zgn, zoo zelfs, dat zij niet eens het onderscheid weten tusschen de Ka-
tholijke leer en die der Ketters, en alzoo de ware leer niet kunnen onderrigten of de
valsche bestrijden. Eenige lieden, die met abtdijen of proostdijen voorzien zijn, aan
welke het regt verknocht is om Pastoors te beroepen, verkiezen daartoe onwetende en
onwaardige personen. Dezen geeft men zulk een gering loon, dat ik weet, hoe zeker
ambtenaar van den Koning, aan wien de benoeming van twee Pastoors behoort, niet
meer dan twintig kroonen 's jaars aan elk van hen wilde geven, en omdat zij zich daar-
mede niet wilden tevreden stellen, hen wegzond, waardoor de beide dorpen lang zonder Pas-
toor bleven, zoo dat de kinderen bij de geboorte niet konden gedoopt, of het Sakrament aan
de stervenden toegediend worden. — Een ander Pastoor wilde niet doopen, vóór
men het eerst over den doopprijs met hem was eens geworden; en weigerde het kind van
een arm man te doopen, tot dat de zes of zeven stuivers, welke daarvoor gevorderd wer-
den, door een ander betaald waren. Zeker Priester dreigde eenen vader, wanneer hij
hem geen drie dukaten betaalde voor een kind, welk begraven was, hij het zou
laten opgraven en hem te huis zenden." Om zoo veel mogelyk de Kettery te weren,
had ALBA eenige der voornaamste Godgeleerden van Leuven, onder het voorzittersschap
de Fl. Liv. V. p. 107 verso, bentivogho, Nederl. llisl. bl. 112. campaka, della guerra di Fian-
dra, T. L p. 62—64. chappuys, Ilist. Gén. de la guerre de FL Liv. II. p. 101. v. meterek,
Hist. d. Nederl. Oorl. B. IIL bl. 63. bor, HisL d. Nederl, Oorl. D. L B. V. bl. 272—277.
(1) Correspondance de philippe II, T. II. p. 115.
-ocr page 136-152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
1568—van viglius, te Brussel bijeengeroepen, om eene lijst van de verbodene boeken op te
maken en van de zoodanige, welke, naar de besluiten der Trentsche Kerkvergadering,
konden verbeterd worden. Het getal der boekdrukkerijen werd bepaald, en de plaatsen
aangewezen, Λν33Γ zij zich vestigen mogten.· Het toezigt over de godsdienstigheid en zede-
lijkheid der drukkers werd aan de Bisschoppen, en over hunne kunst aan den beroem-
den Antwerpschen drukker plantin opgedragen. Zonder bijzondere goedkeuring mögt
' niets in het licht gegeven worden (1). Ten einde, zoo het heette de verbroede-
ring tusschen Nederlanders en Spanjaarden te bevorderen, werd door alba den Ko-
ning voorgesteld, te Leuven eene leerschool (colege) voor de Spanjaarden, en te Sala-
manca eene voor de inboorlingen der Nederlanden op te rigten. Filips zelf kwam het
raadzaam voor, eenen leerstoel voor het Spaansch aan de Hoogeschool te Leuven te slichtten,
opdat die taal zich meer en meer in de Nederlanden verspreiden, en met den tijd de
volkstaal vervangen zoude. Later drong alba bij hem aan, om het huwen van den
Nederlandschen Adel onderhng te verhinderen (2). Hij en de Koning wenschten, dat
de Nederlanden in het verbond van Landsberg opgenomen wierden, hetwelk aan de
verbindtenissen der Protestanten ten tegenwigt moest strekken, en waarover de Roorasch-
Katholijke Vorsten van Duilschland, op uitnoodiging van den Hertog van Beijeren, te
München zouden bijeenkomen. Waarschynlijk om dat doel te bevorderen, gelaslte fi-
lips , dat het aandeel der Nederlanden in de Rijkslasten, ten bedrage van honderd zes
. en veertig duizend dukaten, zou uitbetaald worden. Maar de Keizer verklaarde zich
tegen het opnemen der Nederlanden in het verbond van Landsberg; andere Duitsche
Vorsten volgden zijn voorbeeld, en al de pogingen des Konings om dit te bewerken,
bleven vruchteloos (3). Het reeds meermalen voorgestelde en geliefkoosde plan van
filips, de Nederlanden tot een Koningrijk te verheffen, werd op nieuw ter bane ge-
bragt. Hij zond den Hertog eene vertaling van een Latijnsch geschrift door hoppe-
rus daarover opgesteld. »Dit plan," voegt hij er bij, »werd reeds ontworpen
ten tijde vani mijn oponthoud in de Nederlanden, maar het kwam mij toen, wegens de
vele zwarigheden, welke er zich tegen opdeden, niet raadzaam voor, er gevolg aan
te geven. De omstandigheden zijn thans veranderd; de inboorlingen zijn onderworpen,
en ik geloof, stellig, dat zij de uitvoering er van niet durven betwisten. Indien men
hen behendiglijk konde bewegen, zelve dit van mij te vragen, zou dit zeker de beste
wijze zijn (4)." De gewigtige gebeurtenissen, welke eerlang volgden, stelden de vol-
(1) bor, Ilisl. d. Nederl, Oorl. D. I. B. V. bl. 323. Viglu, EpisL ad hopperüm, 73, p. 509.
(2) Correspondance de vuiuvte II, ï. II. p. 87, 88, 111, 112, 126, 145, 183.
(3) CotrespondancedevmuvTEll, T. II. p. 114, 118, 119, 128, 164, 167, 175,178,182,207.
(4) Cmres'pondance de philippe II, ï. IL ρ. 143, 149. / ' '' '·''
-ocr page 137-DES VADERLANDS. 10·
voeriDg van dit plan geheel op den achtergrond. In bel inwendig bestuur des Lands, 1568—
zoowel met betrekking tot personen als zaken, werden onderscheidene veranderingen en
wijzigingen gebragt, en aan de Nederlandsche Grootcn, welke den Koning getrouw
gebleven waren, geldelijke geschenken toegekend. Niemand werd hierin ruimer be-
deeld dan barlaymoivt, van wien alba getuigde, dat hy de eenige was, die zich
altijd den Vorst getrouw betoond, en in de zaak van den tienden penning goede
noch kwade diensten bewezen had, omdat hij niets van staatszaken verstond en alleen
wist »een goed man te zijn (1)."
Alba zelf ontving de onverdeelde goedkeuring van filips over zijne verrigtingen.
Paus PIUS V had hem, als den verdediger van hel Katholijk geloof, onlangs een
hoed en een eeredegen, rijk met goud en edelgesteenten omzet, ten geschenk gezonden.
Wekte dit den bitteren spotlust des volks op, die zich in schot- en schimpschriften Ie
kennen gaf, het trotsche standbeeld, \velk hij uit het geschut bij Jcminimjcn veroverd,
liet gieten en in het kasteel van Anliverpen oprigten, maakte liem algemeen gehaat-.
Dit beeld was op een voetstuk geplaatst, welk op drie steenen trappen rustte, en stelde
den Hertog levensgroot en in volle wapenrusting voor; alleen het hoofd en de reglerarm,
welken hy, als het ware, beschermend uitstrekte, waren ongedekt; in de linkerlianu
hield hy den bevelhebbers staf. Achter hem aan zijne voeten lag eene mannelijke ge-
daante met t^'^ee hoofden en vier armen, die ongetwijfeld, zoo als uit de bijgevoegde
zinnebeelden blykt, den oproerigen adel- en burgerstand moest voorstellen, lerwyl de twee
gapende w onden boven de knieën dezer gedaante, naar het schijnt, aanduidden , dal hare
kracht verlamd was. In de lianden hield zij een toorls, een bijl, een gebroken hamer,
en een geschrift, in den vorm van een bock, denkelijk zinspelende op het Verzoekschrift
der Edelen. Van onder de voelen slak een strydknods uit. Om den hals hingen de
gcuzennap en de bedelzak, uit welken laatsten slangen kropen. De linkervoet van den Her-
tog stond op een momaangezigt, waarschijnlijk ter aanduiding, dat hij de uitw^erkselen van
de valschheid en huichelarij der oproerhngen verijdeld had. Digi daaronder stond, aan
de voorzijde van het voetstuk, de naam des vervaardigers: Het werk van jungehnü uit
veroverd meiaal. Op Jiet grootste vlak dezer voorzijde van het voetstuk, was in koper een
Latijnsch opschrift van dezen inhoud; Opgerigt ter eere van Ferdinand alvakez van
toledo, Hertog van Alba, Oppcrlandvoogd der Nederlanden onder Koning filips 11 t^aw,
Spanje, omdat hij, de gelrouwsle dienaar van den hesten Koning, de beroerten gestild,
de oproerlingen verdreven, de godsdienst hersteld, het regt gehandhaafd en ^sLands rust
hevesfigd heeft. Aan de reglerzijde van liet voetstuk stelde een has~relief een herder
voor, welke met zijne kudde naar een woud trekt; voor hem uit verdrijft de dageraad (in
(I) Cnrrcsjmuluncp de rmi.ii.pr. ]!, T. 11. p. 1.36—143, 223, 239.
II Deel. ö Stuk..
14
-ocr page 138-158 ALGEMEENE G ESCHί El) ENI 8
1568— het Spaanscli alba) in de gedaante van een in de wolken zwevenden engel, met een
olijftak in de liand, verscheiden roofdieren, slangen, padden, uilen en vleermuizen.
Daaronder las men in het Grieksch: de dageraad verjaagt het kwaad. Op de linker-
zijde van het voetstuk zag men, te midden van wapentrofeën, een allaar waarop een
brandolTer is ontstoken met een Lijschrift in het Latijn: aan den God onzer vaderen,
en lager het woord: godsvrucht. De geleerde arias .montakus had dit beeld ontwor-
pen. Er wordt verhaald, dat de Hertog van Aarschot, op de vraag, wat hem van dit
werkstuk dacht? schertsend tegen alba zeide: »dat Jiij in de grijnzende hoofden
meende te bespeuren, dat zij zich zouden Avreken, wanneer zij eens weder boven
kvvamen (1)."
Terwijl alba hoe langer zoo meer de harten der Nederlandej's van zich verwijderde,
werkte Willem van Oranje, van wien iiij nu niets meer vreesde, daar deze, naar iiij
dacht, zich naauwelijks aan de vervolgingen zijner schuldeischers konde onttrekken (2),
onverpoosd aan de volvoering van het grootsche plan door hem ontworpen. Wolke be-
doelingen de Prins vóór Vijftien honderd acht en zestig ook moge geliad hebben, na dien
tijd is blijkbaar de verlossing der Nederlanders van het dwangjuk der Spanjaarden, ende
handhaving der vrijheid van Godsdienst en van geweten Jiet lioofddoel zijner rustelooze
pogingen. Aan deze zuivere beginselen in οιΐΑ?ί.τΕ kan met reden niet worden gclwyfeld.
Zij spreken zich uit in zijne verdedigingsschriften en openlijke verklaringen. En wil men
I deze bloot als de uitvloeisels van staatkunde beschouwen, in welke liet gemaskerde eigen-
belang zegt, wat het hart niet meent, zoo is dit onmogelijk aan te nemen, wanneer
de Prins, na zijne terugkomst uit Franhrij/i:, in eenen vertrouwelijken, onopgesmukten,
hartelijken brief zijne misdadige gemalin nitnoodigt, zich weder tot hem te begeven,
»vooral in dezen tijd," zegt hij, »in welken ik in zoo vele moeijelijkheden gewik-
keld ben, gelijk gij Aveet, en in welken niets ter wereld meer vertroosting aanbrengt,
dan door zijne gade vertroost te worden en te zien, dat zij met geduld iiet kruis
Avil helpen torschen, dat de Almagtige iiaren echtgenoot heeft opgelegd, zelfs voor
zaken waarin Inj gemeend heeft, de cere Gods te bevorderen, en de vrijheid des
Vilder Zands fe verwerven (5)." Okaivjk was een groot staatsman, een iijngeslepen
staalkundige zelfs zoo men wil, maar waarom zou liij liier geveinsd hebben? Even
als alba, vergiste zich grawelle in den Prins, over wien hij, na den mislukten
(1) sTr.ADA, dn Hello Belgien, Lil». VIL p. 417. non, ///.<;/. d. NederL Oorl. I). 1. B. V. bi. 257.
V. METEUE.N, llid. d. Nederi Oorl. li. Jll. hl. Γ)7. hooft, Nrdert. Uiat. 15. Vi. 1)1. 223. r.usjus,
Oonpr. d. Ncdcrl. lier. 1)1. 425.
(2) Corrcspondance de γηιι,ιρρκ 11, ï. IJ. p. J.31.
(3) Avdiive.) de la Maison d'Ornngo, T. Ui. p. 327.
-ocr page 139-DES VADERLANDS. 3021
veldtogt in de Nederlanden, met een scherlsend medelijden spreekt, en voorspelt, dat 1568—
bij nooit weder het hoofd zal opbellen (1). De treurige uitslag van de krijgsonderne-
mingen in Vijftien honderd acht en zestig zou elk ander Lebalve oii vnje onUiiocdigd
Jiebben. Nooit liet hij zich door het ongeluk ter neder slaan; zyne zielskracht scheen
zelfs met de gevaren te stifgen. Gunstigere omstandigheden afwachtende, was hij on-
vermoeid bezig, om filips vijanden in Duitschland, Engeland en Frankrijk te ver-
schallen, de Nederlanders tot verzet tegen de dwingelandij aan te sporen, en mid-
delen te beramen, om de Spanjaarden te benadeelen. Eene vruclitelooze reis naar
den Keurvorst van Saksen, bij wien hij niet eejis ten gehoor werd toegelaten, en
de noodlottige haat tusschen de Lutheranen en Calvinisten, welke vele Duitsche
Vorsten onverschillig, zelfs ongezind voor de zaak der Hervormden in de Nederlan-
den maakte, konden evenmin zijn ijver verflaauwen, als de valstrikken en lagen
van ALBA, hem bange vrees vermogten in te boezemen (2). Met den staat vaii
zaken en de stemming der gemoederen in de Nederlanden was hij door Mr. pauhis
BUIS, Pensionaris van Leiden, welke zich, na liet scheiden der Algemeene Statenverga-
dering te Brussel, in hel geheim naar Dillenburg had begeven, onderrigt geworden.
Buis vertoefde slechts een etmaal bij den Prins, maar bleef sinds dien tijd met hem in
briefwisseling met voorkennis der Heeren van Zwieten en Kalslagen (3).
Het was misscliien op raad van den Admiraal de coligny, dal oranje besloot liet
geluk der wapenen, welk hem te lande niet gunstig was gcAveest, ter zee te beproe-
ven (4). Hij kon te eer hieraan gevolg geven, daar er reeds eene niet onaanzienlijke
scheepsmagt bestond, welke hij moest trachten aan zijne zaak dienstbaar te maken.
Sinds eenige jaren hadden uitgewekene of van have en erf verjaagde Edelen, burgers
en landlieden de zee tot toevlugtsoord gekozen. De Vlamingers, Hollanders, Zeeuwen
en Friezen hadden van de vroegste eeuwen af haar bevaren, zoo wel om buit op de
vijanden te behalen en de vreemde kapers van de kusten te weren, als om te visschen
en handel te drijven. Thans zworven deze ballingen en vlugtelingen als zeescimimers
rond, op eigen gezag kapende en land en zee onveilig makende. Trouwens, arm en
berooid bleef hun wel geene andere keuze over dan rooven, zoo zij niet wilden dood-
hongeren of onder het zwaard des beuls omkomen. Bij de zucht voor zelfbehoud, voegde
zich de wraak over de verdrukking hun zeiven of hunnen vrienden en bloedverwanten
aangedaan. Bovenal verbitterd op de Roomsche Geestelijkheid, wier zedeloosheid en
(1) Correspondance de philippe II, T. 11. p. 52, 71, 75.
(2) Archives de la Maison dOrange,'Ï. 111.p.317—319,332. Supplément attx Archives, p. 107—110.
(3) BOR, Hist. d. Nederl. OorL 1). 1. B. V. bi. 289.
(4) v. meterefi, Ilist. d. Nederl Oorl. B. IIL bl. 59.
15*
-ocr page 140-152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
1568— vervolgzucht tol deze \erbittering ongelukkig te ycel aanleiding gaven, rigtton zij
1576 hunne strooptogten tegen kerken en kloosters, zetten monniken en
priesters op zwaar losgeld, nadat zij hun spotlust en moedwil aan hen gekoeld had-
den, en verdeelden onderling den buit, die gewoonlijk in overdaad en loszinnig-
heid verspild werd. Doch niet alleen de Geestelijken, maar ook die ingezetenen,
wien het onmogelijk was het vaderland te verlaten, sidderden voor deze ruwe gasten,
die allen, welke in het Land gebleven Avaren, als aanhangers van en Rome be-
schouwden, tegen welke zij bet zwaard gelrokken hadden. Overal waar zij voel »an
wal zetleden, op Texel, Ameland^ de Friesche kusten, bleven de sporen achter vr.n
hunne rooverijen en verwoestingen. Hoewel eene geregelde oorlogsvloot bezat, werd
naauwelijks eenige acht op hen geslagen, en door deze onverklaarbare zorgelooslieid wies
hunne niagt derwijze aan, dat zij eindelijk zelfs de Spaanscbe vloten trolseerden en over-
wonnen. Deze zeeschuimers. Watergeuzen genoemd, waren eene vereeniging of veeleer
zamenvloeijing van zeer ongelijksoortige lieden. Zeker waren de meesten Nederlanders,
inzonderheid Friezen, die de eersten en steeds het talrijkste onder de Watergeuzen ge-
weest zijn. Doch er bevonden zich bij lien ook Oost-Friezen, Schotten, Engelschen , Fran-
schen, Deenen, Luikerwalen, aangespoord door begeerte naar buit of wrok tegen de Span-
jaarden. Edelen van oude en aanzienlijke geslachten en in den krijgervaren; handelaars,
, burgers, ambachtslieden en landbouwers geheel ongeoefend ten oorlog; vlugtelingeii,
ontkomen aan de nederlagen van van Marnix, villkrs, Grauf lodfatijk en don
mislukten krijgstogl van oRATiJE; mannen, die hunne dierbaarste betrekkingen door
beulshanden hadden zien ombrengen en zelve ter naauwernood daaraan ontsnapt waren,
gloeijende van woede en wraakzucht; bezadigde en regtschapene lieden, die niets meer
betreurden dan tol zulk eene levenswijze gedrongen te zijn; vervolgden om den geloovc
of om hunne schulden; losbandigen en woestaards, stout en dapper, maar zonder tucht,
opperhoofden noch vrienden of bondgenooten eerbiedigende, slechts aangehitst door
wanhoop, roof- en wraakzucht; deze allen vormden de zeldzaamste menschenvereeiii-
ging, welke misschien ooit bestaan heeft, maar die den grondslag zou leggen van At'-
dcrlnnds vrgheid (1).
Er is verhaald, dat door Graaf lodeavijk van Nassau, tijdens zyn logt in Gronin-
gerland, reeds lastbrieven ter zee, in naam des Prinsen van Oranje, aan jan aeels,
welke zich met soïïoy vereenigde, gegeven werden (2). Het schijnt, dat zelfs vroeger
Watergeuzen in zee gesloken , en zij die zeerooveis geweest zijn, om wier lan-
ding te beletten, in Oogstmaand van Vijftien honderd zeven en zestig eenige bus-
(1) v. r.nokin«es, Gesch. d. WaU-i-y. bl. 17—24, 34—38.
(2) Zie hiervoor, bl. NO.
-ocr page 141-DES VADERLANDS. , 141
sen op verscheidene torens >an den Briel gebragt, en oorlogsschepen uitgerust wa- lß68—
ren. In Grasmaand van het volgende jaar had alba aan Medemhlik en andere Noord-
Hollandsche steden bevolen, tegen een overval uit Friesland bedacht te zijn.
Ook de dorpen in Waterland werden van het gevaar verwittigd (1). Tamme, de
broeder, en pokke, de zoon van jan abels, homme hettxnga, waarschijnlijk met
zijn twee zonen, düco en taco , jelle of jelte elsma , hero iiottinga , douwe
(iliss, λυυβε sjoerds en andere Friezen; jatt broegk een Amsterdammer, en Jonk-
heet willem van blois, gczegd treslong, een Brielenaar, Avaren de eersten ge-
Aveest, welke op hunne kosten eeuige gewapende vaartuigen hadden bijeengebragt, op
welke »de eerstelingen der naderende vrijheid, onder veel moeite en bezwaren, wer-
den aangekweekt." Sinds de nederlaag van Graaf lodewijk bij Jemmingen, en den
ongelukkigen togt van oranje was hun getal sterk toegenomen, daar nu den uitgewe-
kenen geen andere Aveg overbleef dan de zee. Onderscheidene mannen van oorlog en
vlugtelingen, die zich in de aangrenzende gewesten van Nederland ophielden, hadden
zich te Emhden by hen gevoegd. Den vijftienden van Oogstmaand Vijftien hon-
<lerd negen en zestig was door den Notaris j. cooRTfiiERT een verdrag opgesteld en
geteekend, waarbij albregiit van Egnmnd van Merestein, langelot van Brederode,
grlspixus van Solbrugge, meinert friesse, bartolt entens van Menlheda en jelle
ELSMA zich plegtig verbonden, den vijand te Avater en te land te benadeelen, en al
hunne goederen, lijf en leven op te zetten »tot afbreek, vernielinghe en anulacie van
den Ducq de Alba met synen bloidighe adherehten, om (in de Aederlanden) Aveder in
Ie voiren het Avaeraftighe Avoert Goedes, ende dat oueralle te doen predickeu en alzoe
weder te mogen ghenieten onzen a'aders landen ende vryheden, daer Avy altans balinghe
af zyn." De eene helft van den gemaakten buil zou zijn ter beschikking van den Prins
van Oranje, de andere helft ten behoeve der schippers, bootslieden en landsknechten (2).
Uit dit merliAvaardig stuk blijkt, dat oranje toen reeds kaapbrieven ter zee uitgevaar-
digd had. Koi't daarna Averden deze ook gegeven aan adriaan van zwieten, frede-
rik, en misschien ook willem van dorp, de Bourgondische Baron de montfalgon,
willem van πΐβίζε, een Gentsch Edelman, nikolaas ruyghaver, adriaan mbnningk,
dirk van bremen, kornelis geerlofs roobol, jan klaaszoon spiegel, dirk duivel,
jan van troije en verscheidene anderen Avier getal van tijd lot tyd aanAvies, zoodat
zij weldra eene vloot van tusschen de vijftig en zestig zeilen bijeen hadden. Onder
hunne schepen, grootendeels genomen of gekochte koopvaarders, zoo veel mogelgk lot
kaapvaart gewapend, komen vooral de Vlie- of Vliesche booten in aanmerking, waai-
(1) v. GR0NIKGE>', Gesch. (l. Walerg. bi. 29, 30, 386.
(2) TE WATEH, Verb. d. Edelen, St. IV. hl 276—278.
-ocr page 142-152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
1568— scliynlijk dus genoemd naar het Vlie, de plaats Λvaar zij gebouwd werden, of liever
van Λvaar ze uitvoeren. Hel waren schepen met twee masten, metende van veertig tot
honderd veertig ton, met zes tot twintig ijzeren stukken geschut, en vijftig tot twee
honderd koppen bemand. Later, bij den meer binnenlandschen oorlog, bezigden zij
galeijen, roeischepen laag van boord en van verschillende grootte, op de Zuiderzee en
ÏIaar lemmer m eer ^ en baardsen, jagten, boeijers en dergelijke kleine vaartuigen op de
stroomen en rivieren. Den bevelhebbers werd verboden »aan de steden, plaatsen of in-
gezetenen van hel, Roomsche Rijk, Engeland, Deneinarkeit, Zweden, Frankrijk, als
ook aan iemand, Avelke Gods Avoord en 's Piinsen belangen behartigde, eenig nadeel
toe te brengen." Adriaan de bergues, gewoonlijk van bergew genoemd, een Hene-
gouwsch Edelman, Ridder, Heer van Dolhain en Cohem, welke met zijn broeder
louis de zaak van oranje omhelsde, werd tot Admiraal l)enoemd (1).
Over het regt van oranje om kaapbrieven ter zee uit te geven, en in hel geheel,
om oorlog Ie voeren is veel getvsist. Eenigen ontkennen, dat liij dat regt bezat, dewijl
hij in geen dei' Nederlanden de opperste magt uitoefende; anderen daarentegen bewe-
ren, dat hij als onafhankelijk Vorst van het prinsdom Oranje, daartoe evenzeer gewet-
tigd was als filips (2). Hoe dit zij, eenige Watergeuzen, welke den Amsterdammers in
handeji gevallen waren, werden als zeeroovers openlijk geregt, en den wakkeren scheeps-
bevelhebber jan broegk van Amsterdam trof te Ilamburq Jietzelfde lot (5). Ondertns-
schen begonnen nu hunne handelingen een meer geregeld aanzien te krijgen. Hunne schepen
vonden eene veilige schuilplaats in Rochelle, waar de vrijbuiters der Hugenooten in
zee staken en lodewijk van Nassau het toezigt had over de zeemagt der Geuzen, in
welke goligny's broeder, obet de chatillon, geen gering belang stelde. Z,elfs hadden zij
vrijheid, in de havens van Frankrijk binnen te vallen, hunnen buit te gelde temaken
en liunne schepen te kalfaten. Ook de Engelsclie havens stonden voor hen open, eii
hier rustten zij in Herfstmaand Vijftien honderd negen en zestig eene vloot uit, welke
onder bevel van dolhain weldra in zee slak. Door een geweldigen storm, welke twee
(!) bor, iHst. d. NedcH. Oorl. J). I. H. V. hl. 289. v. .heteres, Hisi. d. Nederl, (hrt. B. ill.
1)1 (55. verso. Sententiën van alba, hl. 243, 246'. hooft, Nederl. Hist. B. Y. 1)1. 218. v. gro-
KiKGBs, Gesch. d. Waterg. bl. 33, 37, 38, 76, 388, 401.
(2) v. meteren, llist d. Nedetl. Oorl. B. IIT. bl. 65 vcr.so. hooft, Nederl. liist. B. V. bi. 218.
Vgl. Leven van wh.lem I, I). II. bl. 160—164. wacenavr, 1). YL bl. 310.
(3) V. sietr.re>·, llist. d. Nederl. Oorl. B. 111. bl. 65 verso, wagknaak, 1). Yl. bl. 310. YrI.
Leven van willem 1, .1). 11. bl. 161. Van Avaar weet uu.dehdijk, D. YI. bl. 117, dat jas ιιιιαι;ι:κ
door dfi liainburjjcvs oiitliooCd (liij zegt verkeerdelijk opgeliangen) Avord, niet omdat incii daar o!ian
je's bcvoogdlu'id oi" regt tot oorlogvoeren ontkende, maar omdat rroeck zijn lastbrief was !r buiu-u
gegaan?
υΕ8 VADERLANDS. 143
(lagen en drie nachten uanliieltl, genoodzaakt liet Vlie binnen te loopen, vielen liun 1568—
Ivvee vlooien van zestig en veertig schepen, uit de Oostzee naai' Amsterdam bestemd,
iii handen, welke zij op losgeld stelden. De herfststormen verdreven hen van de
Noord-Hollandsche en Frieschc kusten, langs Nvelke zy een tijd lang gekruist en de
bewoners met schrik en vrees vervuld hadden. Nu stevenden zij naar de Eems en be-
proefden een aanslag op Delfzijl, doch de robles, later Stadhouder van Friesland,
verydelde dit plan, waarop zij zich deels naar de Engelsche havens, deels naai-
de eilanden Aineland en Tersclielliiig begaven, welke zij in bezit namen en er
hunnen buit sleepten. Vandaar uit hielden zij vooral Friesland in gestadige onrust,
ondanks de krachtige maatregelen van roblbs, om dit te beletten: Onder anderen vie-
len zij des nachts in de grietenij van de rintze, den broeder van yiglius, en sta-
ken er liet klooster Weerd, na het geplunderd te hebben, in den brand. Het schijnt,
dat zij inzonderheid op viguus verbitterd waren, wiens huis te Zidcheni, nabij Zeewiiiai'-
den, te naauwernood, door de zorg van de robles, voor hunne aanvallen werd bevei-
ligd (1). Daar doliiain, die zicli met zeventien schepen aan den mond der l^ems
ophield, langs de Friesche kust stroopte, wapende, op last vau alba, de Graaf van
Bossu twaalf schepen te Anislerdam en de robles acht of tien vaartuigen te Groningen,
om hein te verdrijven, liet slechte weder verhinderde hun den vijand slag te leveren,
die trouwens, op het berigt dezer toerusting, met zoo veel overhaasting de zee koos,
dat hy bijna zijne geheele vloot verloor en slechts vijf schepen redde. Drie van zyne
grootste bodems met eenig geschut en krijgsvoorraad werden opgebragt, en de zeven
overige verbrand (2). Naar de getuigenis van doliiain aan den Prins van Oranje, was
alleen het Admiraalschip met drie andere groote vaartuigen, door de zorgeloosheid,
(iionkenschup en luchleloosljeid der manschappen veiloren gegaan (5). De Prins, zoo-
wel om deze ongeregeldheden, als om het Avegblijven van zyn aandeel in den buit,
zond zijnen gemagtigde jouax basius naar doliiain te lymbden, immers was de oor-
sjuOnkelijke bedoeling van oranje met de Watergeuzen geweest, door middel hunner
rooverijen aan gelden te geraken, zoo hoog noodig lot ondersteuning zijner pogingen,
en tot dat einde had hij bevolen , dal itei; derde deel van den buit aan hem moest worden uit-
gekeerd (4). Baseus kon esenmin doliiain bewegen, weder naar de vloot terug te
(1) Archives de la Maisnn iVürange, T. lil. p. 376, 401. viglu Epnt. No. 69, 70, 87, fei),
iiO, 03, 95, y8, 132, 188. «ou, Hid. d. NederL Vorl. ÏK i. li. Y. bi. v. groningen, Vesch.
d. Waterg. hl. 40—44, 46, 47, 48.
(2) Correspondance de ριπτ.ιρρε 11, Τ. II. ρ. 124. Vgl. vici.n Epist. No. 73, ρ. 509.
(3) Arc/uurs de Iti ^faisoι^ d'Orangc, T. III. p. 363.
(4) lion, lUst. d. NcdcrI. Oorl. D. 1. ß. V. bl. 284.
-ocr page 144-152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
1568— keeren, als om rekenschap af Ie leggen. Nu werd hij naar Dillenburg bij den Prins
ontboden, doch bragl, niets mede van den aanzienlijken losprijs der honderd veroverde
koopvaarders. Oranje, welke om dien tijd zijn beste huisraad ten behoeve van het groole
doel, dat hij beoogde, verkocht had (1), moest het diep grieven, dat Nederlanders
roekeloos schallen verspilden, welke hij met zooveel angst wachtte en tei· gunste van de
Nederlanders Avenschte aan te wenden (2). DoLiiAiTf vertrok naar Engeland, geraakte
er, denkelijk op okanje's verzoek, in hechtenis en werd van het bevel ontzet (5).
liij was ook de man niet, om 'sPrinsen oogmerken te verwezenlijken. Hem ontbraken
moed noch trouw, maar teji eenenmale het beleid en de bekwaamheid, een onge-
regelden hoop te beheerschen. Hij was zeeman noch krijgsbevelhebber, maar dapper
soldaat. Onder den naam van D'onLAijf komt hij voor onder de voornaamste bewerkers
en eerste onderleekenaars van het Verbond der Edelen, wiei' zamenkomsten te Brerla
en Hoogslraien iiij bijwoonde (4). Na zijn ontslag, vertrok hij naar Frankrijk, doch
bleef der zaak van oranje getrouw, voor welke hij in Vijftien honderd twee en ze-
ventig, met eenig krijgsvolk tot ontzet van Herffcn in Ilenegouwen opgetrokken, hel
leven liet. Toen hij de vloot verlaten had, ^verd })et opperbevel, bij voorraad, zijn
broeder louis aanbevolen. Onder dezen nam de bandeloosheid der Watergeuzen hand
over hand toe. Hunne schepen, met de kapers van de Hugenooten, bedekten de zee
van de Oost-Friesche stranden tot bijna in de Spaansche wateren, en roofden weg wnl.
ben ontmoette, onverschillig of het vriend of vijand behoorde. De bevelliebbers be-
proefden vruchteloos tucht en regel onder hen te handhaven; velen werden soms de
slagtoffers dezer pogingen. Niet alleen de kusten en zeehavens, maar ook de binnen-
lantlen stonden bloot voor hun geweld en roofzucht. In Friesland waagde het nie-
mand, die voor Spaanscligezind gehouden Avenl, zich op liet platte land te vertooneii.
Waarschijnlijk stonden zij aldaar in verbond met eene bende roovers, die door liet ge-
heele gewest stroopten en moordden, terwijl de soldaten van robles, welke de inwo-
ners moesten beschermen, niet betaald wordende, het huid afliepen, en uit de huis-
lieden de derde man ten oorlog werd opgeroe|)en. Om aan de ongeregeldheden <ler
Watergeuzen perken te stellen, werd een man van moed en beleid gevorderd. Oranje
vond dien in CxUislain de fienives, Heer van Lumbres, uit een aanzienlijk geslacht in
Arfois ontsproten. Met zijn broeder eustache had hij het Verbond der Edelen ondertee-
(1) Arcliives dc lu Maisim d'Orange. T. IH. p. 358.
(2) V. üiiOKiNGEN, Gesch. d. Waterg. hl. 49.
(3) BOR, lUst. d. Neder!. Oorl. D. I. B. Y. hl. 290.
(4) Alg. Gesch. d. Vadert. 1). U. St. lY. bl. 202, 222.
mÊÊiÊÊÊÊiÊÊÊmÊméÊÊ^mÊiÊÊMmÊUm
-ocr page 145-DES VADERLANDS. , 3027
kend, en zich hoogstwaarschijnlijk reeds ter zee b^ de Watergeuzen verdienstelijk ge- 1568—
maakt (1). Hij werd door den Prins tot Overste en Kapitein-Generaal der geheele vloot aan-
gesteld. Zyn lastbrief, den tienden van Oogstmaand Vijftien honderd zeventig geteekend,
hield in , dat hij alleen alba en diens aanhangers, als verstoorders en vijanden van den gemee-
nen vrede en welvaart, had te beoorlogen en te benadeelen. Den scheepsbevelhebbers en
anderen zeelieden werd, in eene bijzondere aanschrijving, gehoorzaamheid en tucht ten
ernstigste op het hart gedrukt. De schepen moesten zich, tot onderhnge hulp, bij
elkander houden, en de bootslieden zoowel als de bevelhebbers den eed afleggen. Een
derde van den veroverden buit zou den Prins, een derde den Rapiteinen tot onder-
houd der schepen en voor levensmiddelen, en het laatste derde aan het krygs- en boots-
volk toebehooren; doch een tiende van het geheel zou het aandeel zijn van den Ad^
miraal. Tot bevordering van godsdienstzin en zedelijkheid, moest zich op elk schip
een Predikant bevinden, en niemand mögt in dienst genomen worden, die ter kwader
naam en faam stond, of door het geregt Λναβ gestraft geworden (2).
in het begin des verleden jaars was er weder sprake geAveest van 'sKonings vertrek
naar de Nederlanden , hetgeen granvelle ten hoogste had goedgekeurd. Alba daaren-
tegen beschouAvde 's Vorsten komst als geheel overbodig, daar de Nederlanden, naar
zyne meening, nu geheel van de willekeur des Konings afhingen, en voortaan uit
Madrid konden geregeerd worden (3). Ondertusschen verkeerde hij in groot geldge-
brek om de Duitsche benden te voldoen, en driemaal honderd duizend kroonen, tot
dat einde uit Spanje gezonden, waren op verre na niet toereikend (4). Door het niet
bewilligen van eenige Staten in de afzonderlijke opbrengsten, werd deze zaak in de
gewesten, welke er in toegestemd hadden, ook op den achtergrond geschoven. Inzon- j
derheid haperde het geweldig in het Sticht. Alba's krijgsvolk, vier en twintig hon-
derd man van de Lombardisclie afdeeling, bij de geestelijken zoo wel als bij de bur- ij
gers ingelegerd, bedreef veel moedwil in de stad Utrecht, welke wekelijks aan elk
dier soldaten een gulden moest uitkeeren. De Staten van het gewest echter volhardden |
bij hunne weigering in de voorgestelde belastingen, op grond van hun onvermogen; en i'
de geestelijkheid toonde aan, dat het haar, in gevolge 'sPausen Bulle in Coena Do-
mi7ii, niet geoorloofd was, buiten pauselijk verlof, in eenige wereldlijke belasting op
kerkelijke goederen te bewilligen. Alba was hierover ten hoogste verbolgen. Daar
(1) V. GRONINGEN, Gesch. d. Watcif. bl. 143—145, 50—57, 230, 231.
(2) bor, Hist. d. Nedet^l. Oori D. 1. B. V. hl. 323, 324. Vgl. ν. gronincen , Gesch. d. Waterg.
hl 57—60.
I
(3) Carrespondance de philippe 11, T. 11, p. 65, 145.
(4) Correspondance de philippe 11, T. 11. p. 121. ' ^
li
■i
f<
i]
3
146 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—met voorkennis van den Geheimen Raad onlanffs de bewuste BuUe in druk was ver-
15V6
«ebenen, wees hy den geheimschrijver van tUen Raad, de la torre , welke den verlof-
brief daartoe geteekend had, zgne woning tot hechtenis aan, en schorste hem een ge-
heel jaar in z^ne betrekking. De Staten van Utrecht waren om dien tijd ter verant-
woording, zoo het heette, w^egens het gebeurde in Vijftien honderd zes en zestig, voor
den Bloedraad gedaagd, maar eigenlijk, om hen door bedreigingen en slinksche mid-
delen tot bewilliging in de vereischte schatting te dwingen. Voornamelgk beschuldigde
men hen, dat zij zich te flaauw tegen de Qnroomschen gedragen, en de beroerten
gedoogd hadden, welke zij met geweld moesten belet hebben. Het antwoord was, »dat
zij alleen dan bijeenkwamen, Λvanneer zij bijzonderiyk daartoe beschreven waren en er
over geldzaken moest beraadslaagd worden. Het stillen der beroerten was, naar hun
-gevoelen, niet hunne maar 'sKonings zaak of die van zijnen Stadhouder." De Rege-
ring der stad Utrecht voerde inzonderheid aan, »dat zij de bevelen der Landvoogdes,
met betrekking tot de Onroomschen, sliptelijk had opgevolgd." Zelfs Spaanschge-
zinden oordeelden, dat de stad Avegens haar gedrag tegen oranje en brederobe lof
verdiende. Doch dit alles baatte niets bij alba. Door den Bloedraad werd tegen het
Sticht het volgende vonnis gewezen: »De vijf Kapittels van Utrecht, de Edelen en
steden Utrecht^ Amersfoort, Wijk bij Duurstede en Rhenen worden vervallen verklaard
van het voorregt ter Statenvergadering te verschonen, tot de Koning in deze anders
zal bevolen hebben. De stad Utrecht heeft bovendien al hare voorregten verbeurd, en
al bare voordeden en inkomsten zijn aan den Koning vervallen." De burgers van
. 'XJirecht echter beriepen zich van dit vonnis op den Koning zeiven, en zonden den Deken
van St. Pieter naar Spanje, om hunne zaak te bepleiten. Hietterain trachtte men alba,
welke -den Wethouders van Utrecht toestond, vooreerst in hun ambt te blijven, maar
het Hof verbood eene Statenvergadering te beleggen, tot verzoening te bewegen, ίη
«tede van honderd en vijftig, bood men honderd twee en zestig en eindelijk honderd
«tl tachtig duizend gulden aan, den Hertog voorhoudende, <lat het Sticht tot de Nieuwe
'Nederlanden behoorde, van welke hij aan Gelderland de belasting van den tienden pen-
ning voor vijf maal honderd duizend, Friesland voor honderd acht en twintig dui-
issend, Overijssel en Drenthe voor vier en negentig duizend, Groningen en de Omme-
kmden voor zestig duizend gulden, en Lingen voor tien duizend rijkdaalders, veroor-
loofd had af te koopen. Alba echter verklaarde willekeurig, zonder eenig bewijs bg
te brengen, dat Utrecht tot de Oude of Aangeërfde Nederlanden behoorde (1). Trou-
(1) viGLU Epist. ad. hoppekum, p. 507, 508, 509, 547, 571. viglh Comment. p. 292. haraeus,
Annat. Brak T. 111. p. 106, 107. bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. V. bl. 310, 318, 326.
hooft, Nederl. Hist. li. V. bl. 207, 212. B. VI. bl. 215. v. meteren, Hist. d. Nederl. Ovrl.H.ïV.
bl. 69. V. HASSELT, Stukk. v. d. Vaderl. Hist: B. II. bl. 9, 16, 20, 21.
DES VADERLANDS. 147
wens, het onderscheid maken tusschen Oude- en Nieuwe Nederlanden was op zich 2selfl568—
15Ve
reeds willekeurig, onregtvaardig, en tevens onverklaarbaar, daar het toch in het belang
des Konings zijn moest, al de Nederlandsche gewesten onder céne wet en één bestuur
te brengen (1).
Steeds had de Hertog het verleenen eener Algemeene Vergifl'enis, waartoe fiups,
op raad en aandrang van granvelle , zich reeds in het begin des verloopen jaars· ge-
negen had betoond, om verscheidene redenen tegengewerkt, en veel en lang daar-
over met den Koning onderhandeld {!). Eindelijk besloot hij tot het afkondigen der
Algemeene Vergiffenis, waarvan het eerste ontwerp op zyn bevel door viglius opgesteld,
doch door DE VARGAS aanmerkelijk veranderd was, en welke de Koning hem vóór
acht maanden gezonden had (3). Tot dat einde begaf hij zich den dag vóór het
uitspreken van het vonnis over Uirecht, met een luisterrijk gevolg van Edelen 16 v.
naar Antwerpen^ waar de Regering hem plegtstatig ontving (4). Drie dagen daarna 157ο
deed de Aartsbisschop van Kamerij/c in de lioofdkerk de hooge mis, en las daarna'
eene bulle van den Paus voor, waarbij aan allen, over Avelkc de kerkelijke ban
was uitgesproken of die wegens ketterij verbannen waren, genade en vergiffenis hun-
ner zonden werd toegezegd. Hierop hield de Bisschop van Airechl eene preek in de
Flansche taal, waarin hij het volk vermaande, God te danken voor de genade, hun
dooi· den Paus en den Koning bewezen, maar welke de Hertog van Alba had
te weeg gebragt, wien hy deswege ten hemel verhief. Ondertusschen was op de
groote markt voor het stadhuis eene prachtige stellaadje opgeslagen. De trappen, welke
er naar toe voerden, waren met rood laken bedekt. Na het middagmaal begaf zich
ALBA, heerlyk uitgedost en voorzien van den gewijden degen en den kostbaren hoed,
hem onlangs door den Paus geschonken, met een schitterenden stoet derwaarts en
plaatste zich op een troonzetel met goudlakeji bekleed. Naast hem, doch wat lager,
zat aan elke zijde eene der schoonste vrouwen van Antwerpen, om te kennen te ge-
ven, naar men meent, dat de straf nu door genade vervangen was. Op de treden
plaatsten zich Spaansche soldaten, en de koninklijke vergiffenis werd door een monnik
(!) ϋΛΚίΐυιζΕΛ VAX DE.N liiuiVK, NoUcc HUT Ic Diüdcmc Denier, p. 89—ÜJ.
(2) Correspondancc de piiilh-pe 11, T. 11. p. 54, 03, 64, 73, 74, 84, 90 , 91, 96 , 97 , 98,
102, 103, 105, 106, 107, 113, 117, 119, 126. 127, 130. Deze vergevingsgezindheid van den
Koning is kwalijk overeeutcbrengen met liet doodvonnis, welk hij gezegd wordt eenige niaandeu
te voren ovei' de Nederlanden te hebben uil^'>;espiOken. /ie hiervooi·, bl. 19. 98.
(3) Correspondance de puujpi'E 11, T. 11. p. 151. vigiji Epist. ad. hoi-i-euum, p. 452, 455, 456,
463, 498, 524. 550, 565. hoi-pehus, p. 265, 274. non, Misl. d. Nederi Oorl.ï). Ι.ΰ. V.bL3J9.
(4) Corresjmidance de piulu-pe U, T. II. p. 144.
15*
-ocr page 148-148 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—in de Nederduitsche en Fransche taal afgelezen. Hierbij Averd aan alle berouwhebbende
Ketters en hun, die in de laatste beroerten betrokken geweest waren, mits zy zich bin-
nen 'twee maanden aanmeldden, kwijtschelding van straf beloofd. Daarvan waren echter
uitgesloten de Leeraars, Ouderlingen en Diakenen der Hervormden en allen, die hen
benoemd of geherbergd hadden; alle brandstichters, beeldstormers en heiligschenders;
al de stichters en leiders der beroerten; allen die het Verbond der Edelen onderteekend,
verzoekschriften bij de Landvoogdes ingediend, en voor den opstand gestreden of dien
op eenige wijze ondersteund hadden; voorts alle Regeringsleden en ambtenaren, welke
in het oproer deel genomen hadden, ten ware zij binnen zes maanden zicli ter verant-
woording voor 's Hertogs regtbank stelden, eene tijdruimte die naderhand verlengd
werd. Het spreekt wel van zelf, dat zeer weinigen verschenen. De veelvuldige uit-
zonderingen maakten deze vergiffenis geheel denkbeeldig , en eenigen noemden haar
Pandoram in plaats van Pardonam. In Spanje zelfs liad men begrepen, dat zij veel
onbeperkter behoorde te zijn, en de Koning was door den staatsraad tot hetzelfde ge-
voelen overgehaald, zoodat hij zich genegen had betoond, in de Nederlanden eene
meer ruime vergiil'enis te laten afkondigen, en >vel naar het voorbeeld van die, welke
karbl V den oproerigen Kastilianen verleend had. Maar alba, en de vargas zetten
door, wat zij voorgenomen hadden, en baanden den weg tot nog grooter misnoegen,
gelijk verstandige en bezadigde Spaanschgezinden voorspeld hadden (1). Om a.lba ge-
' noegen te geven en op zyne aansporing, bedankte hem de Regering van Antwerpen
voor de Algemeenc Vergiffenis. Deze dankbetuiging beslaat vier groote bladzijden, vol
vleyerijen in eenen onbeschaafden en verwarden stijl. Men zegt er onder anderen in,
dat 's Hertogs komst in de Nederlanden den Antwerpenaren en allen anderen goeden
onderdanen zeer aangenaam is geweest; men verheft er in den onsterfelijken roem en
lof, die hij zich door zijn gedrag in deze geΛvesten heeft verworven; men dankt hem,
dal hij de middelaar, en de eenige middelaar geweest is bij den Koning ter verkrijging
der Algemeene Vergiffenis; ten slotte toont men zich erkentelijk voor de gunst en de
eer aan de stad bewezen, dat hij zelf er de afkondiging van dit belangrijk stuk heeft
bggewoond (2).
Om dezen tijd sloot pilips een vierde huwelijk en wel met anna van Oosten-
rijk, de dochter zijns schoonbroeders Keizer maximiliaan ïI, waartoe de Paus de
(1) viclu Epist. ad. hopperum, p. 507 , 573. hopperi Epist. j). 235 , 238 , 274 , 281, 286,
291, 299 , 303. strada, de Bello Belgico, Lib. VU. p. 423 , 424. campana, della guerra di
Fiandra, T. 1. p, 08. bor, IlisL d. Nederl. Oorl. D. I. B. V. bl. 319.—322. hooft, Nederl.
Hist. B. V. bl. 213.
Γ - ·
(2) Correspondance de philu-ps II, T. 11. p. 154. '
-ocr page 149-DES VADERLANDS. , 149
noodige vergunning verleend had. De Kooinklgke bruid kwam te Nijmegen met een
talrijk gevolg van Duitsche, Hongaarsche en Boheemsche Edelen, en werd door den
Hertog van Aarschot en den Heer van Noircarmes, in naam van alba, verwelkomd.
Groote feesten werden te harer eere gegeven. Na een verblijf van vier dagen, vertrok
zij naar Grave, vertoefde eenigen tijd te Antwerpen en begaf zich toen naar Bergen
op Zoom. De Staten zonden hunne afgevaardigden, om haar te begroeten en een ge-
schenk van tweemaal honderd duizend gulden aan te bieden. Gelderland^ Ftiesland,
Overijssel en Groningen boden te zamen haar daarenboven, doch, naar het schynt, niet
geheel uit vrye beweging, Jiog een en dertig duizend, en Holland negen en twintig
duizend gulden aan, waarvoor de Stateji sedert door den Hertog en door den Koning
zeiven schriftelijk bedankt werden. Uit hoofde van hel slechte weder, stak de
Vorstin niet vóór den vijf en twinligsteu van Herfstmaand te Vlissingen in zee
met eene vloot van zes en twintig oorlogs- en tien lastschepen onder bevel van
den Graaf van Bossu, waarby zich nog negentig koopvaarders voegden, en
kwam, begeleid door ferdiitand de Toledo en acht vaandels W^alen, elk van twee
honderd man, onder bevel van mondragon , binnen acht dagen behouden in Spanje
aan. De Prins van Oranje had de W^atergeuzen, op straffe zyner hoogste ongenade,
verboden, iets tegen de vloot te ondernemen, welke de Verloofde van filips aan
boord had (1). De Hertog van Alba had den Koning verzocht, zelf de Vorstin naar
Spanje te mogen geleiden, hetgeen hem heuschelijk was geweigerd, dewijl de toe-
stand der Nederlanden nog steeds zijne tegenwoordigheid vorderde (2). Reeds in het
begin van Vijftien honderd negen en zestig had hy by fiups om eenen opvolger aan-
gehouden , waartoe de ongunstige staat zijner gezondheid veel aanleiding zal gegeven
hebben. De staatszorgen en de vermoeyenissen van den kryg hadden hem afgemat,
hy leed aan de jicht en was zeer verouderd. Sedert had hij onophoudelyk en met
zoo veel ernst op zijne terugroeping aangedrongen, dat eindelijk de Koning den Hertog
van Medina Celi lot Opperlandvoogd der Nederlanden benoemde, wiens komst alba aldaar
(1) Correipondance de philii-pe 11, T. 11. p. 149, 150, 151, 152- Archives de la Maispti
d'(hange, Τ. III. ρ. 377. hopperi Jipisi. ρ. 28β, 294. ν. hasselt, Siukk. υ. d. VaderL HisL D.
11. bl. 30, 31, 35, 41. mendoce, Hist. de la gueirc de FL Liv. V. p. 109. campaka, dellaguerra
di Fiandra, T. 1. p. 70. üou, Hisl. d. Nedeil. Oorl. D. 1. B. V. bl. 313.322. öetassis, Comment.
Lib. 1. p. 141. MEunsu Her. Belg. Lib. 11. p. 81. wagenaar, D. VI. bl. 318. Nalees, op de Va-
derl Hisl. bl. 283—285. Chron. v. Nijmegen, bl. 138.
(2) Correspondance de phimppe 11, T. 11. p. 144. smoA, de Bello Belg, üb. Vll. p. 425.
bemivoclio, Nedcrl Hist. B, V. bl. 119, 120.
1568--
1576
14 T.
Oogit-
maand
1570
24 T.
Wijn.
maand.
1568—moest verbeiden (1). Om dien tijd liep «ook het gerucht, dat men grahvelle weder
in deze gewesten te wachten had. Reeds in het vorige jaar schijnt hij de hoop ge-
koesteird te hebben, derwaarts terug te keeren (2).
Middelerwijl was de Prins van Oranje onverpoosd bezig, zich de middelen te ver-
schaffen , om den krijg voort te zetten. Hy onderliield geheime briefwisseling met wel
zestig aanzienlijke lieden in de Nederlatiden, om door hunne hulp de eene of andere
stad van aanbelang aan zijne zijde te brengen, en gelden bijeen te zamelen ter bevor-
dering zijner oogmerken. Men bediende zich in de brieveu van eene taal, ivelke alleen
voor de ingewijden verstaanbaar was. Z^ luidden als gewone koopmansbrieven, en
duidden plaatsen en personen onder verbloemde namen aan. IJollfmd werd er koper
in genoemd; Gelderland, staal; Overijssel, tin; Amsteirlam , Saturnus; 's Gravenliage,
Jupiler; Delf'l, Apollo; Leiden, Mercurius; Jiotterdam, Eolus; den Briel, Vnlcanus;
Gouda, Mars; Dordrecht, Janus; Alkmaar, Pluto; Enkhuizen, Triton; Hoorn, Pollux;
Medemhlik, Castor; Edam , Hercules; hel Vlie, Tilan; Texel, Boreas; Ulrechl, Pro-
serpina; Deventer, Venus; Zutphen, Ariadne; Kampen, .Inno; Zwol, Pallas; Gronin-
gen , Aslrea; Emhden, Erunswijk; Dillenhurg, Dantzig; Wezel, Koppenhagen; de
Prins van Oranje, Maarten Willemszoon; de Hertog van Alba, Paulus van Alblas; de
Koningin van Engeland, Hendrik Filipszoon; de Koning van henemarken, Pieter Pie-
terszoon; de Koning van Navarre, Anloon .lakobszoon; diderik sonov, Daniël van
Zante, of Nathaniël van Kalkar; albrecut vaw hugtenbroek , Adolf van Zon; enz.
Om de inzameling van gelden in de Nederlanden met nadruk door te zetten, iiad de
Prins den zevenden van Sprokkelmaand dezes jaars aan sonov en reinier kant,
een aanzienlijk Amsterdamsch burger, schriftelijke volmagt tot het uitvoeren van die
moeijelijke en gevaarlijke taak verleend. Door liulp van eenige Predikanten en andere
vertrouwde lieden, bragten zij in Jlolland,· in hel Sticht en elders eene som gelds
bijeen, en den Prins werd eene groolere toegezegd, zoodra hij een leger ομ de been
gebragt had. Ook jakob van wesembekk, voorheen Pensionaris van Antwerpen,
maar die zich thans te Wezel had gevestigd, bewees aan oranje belangrijke dien-
sten. Hij was in gedurige briefwisseling met voorname Nederlanders en bevelheb-
bers der Watergeuzen, terwijl zyne viienden hem behulpzaam \varen in het opzame-
len van gelden bij de uitgewekene Nederlanders in Duitschland, Frankrijk, Engeland
en elders (5). Het huwelijk van 's Keizers dochter met pilips daarentegen werkte in
Ψ'
(1) Corrcs-poiidunce de philh-i-e il, T. iJ, ]>. 71. 79. 82, 94, iü, 112. 126'.
134, 135, 144, 154, 1.55, 160, 167. fi
(2) Correspondance de i-hilippe II, T. 11. p. 102, 121, 145. vii;i.;i Κ pist. üi/hoiteuimi , p. 601-
(3) Arcbives de la Maison d'Orange, T. 111. p. 357. v. metei\en, Hisl. d. Nedert. Oorl. U. 11!.
-ocr page 151-DES VADERLANDS. , 151
Diiilschland niet gunstig voor de zaak van oranje. Dit bleek op den Ryksdag te 1568—^
Spiers. Hier dienden vele uitgewekene Nederlanders een zeer uitvoerig smeekschrift
in, waarbij zij hunne grieven ontvouwden en voor hun ongelukkig Vaderland, als een
deel des Duitsehen Ryks en dat derhalve aanspraak had op den godsdienstvrede, de
tusschenkorast en bescherming van dat Rijk inriepen. Daarenboven beklaagden zich
nog inzonderheid de Graven van den Berg en van Culemborg, de'Gravin van Hoornen
de Heer van Batenburg, de gevlugte burgers uit Groningen en onderscheidene anderen
over aangedane verongelijkingen. De Protestantsche Duitsche Vorsten ondersteunden
hun verzoek, maar de Keizer hoorde lien met onverschilligheid aan; en aiba's gezan-
ten, betogende, dat het den Koning vrijstond zijne oproerige onderdanen te stra£Fen,
wisten te bewerken, dat niets bepaaldelijk ten aanzien der Nederlanden besloten
weixl (1).
De aanslagen des Prinsen van Oranje tegen onderscheidene Nederlandsche steden,
waren gedurig mislukt. In Bloeimaand dezes jaars had hy getracht zich van Ylissmgm·
en Enkhuizen, waar het hem ongetwijfeld aan geene verstandhouiling ontbrak, mees-
ter te maken. Doch de schepen tot den togt naar Vlissingeii bestemd, door poppo
UFKENS TEN DA5I, een Ommelander Edelman, te Embden uitgerust, waren door den
Drost aldaar in beslag genomen en niet vrijgelaten vóór de schippers gezworen liad-
den, de geheele lading naar Engeland te vervoeren, waardoor de aanslag veredeld
werd. Dit was ook het lot der onderneming van soitoy op Enkhuizmy aan wien uf-
KENS meldde, dat men aldaar niet gezind was eenig krijgsvolk, van welke partij ook,
in te nemen. Even
weinig slaagde eene poging, om Dordrecht of dsti Bt^iel, door mid- g^g^^^
del van den Watergeus gijsbrechts jansz. goninck, te vermeesteren. Het plan werd 1571
ontdekt, en de vader van goninck, welke daarin betrokken was, moest er te Brussel
op den brandstapel voor boeten. Ohattje liet zich door deze tegenspoeden niet af-
schrikken. Er werd weder een aanslag op Enkhuizmi, en te gelijk een op Homrn
biïraamd. Tot dat einde hield de lümbbes verscheidene bodems in Engeland gereed,
eenige scheepsbevelhebbers hadden zich op de Eems uitgerust, en men achtte zich
met vijf- of zeshonderd man tot deze onderneming sterk genoeg, daar men op de stem-
ming van de ingezetenen der beide steden vertrouwde. Aan de goede gezindheid van
d&n Briel en Dordrecht^ van het eüaud Voorne, Rotterdam en Delß wewl niet ge-
hl. 66. dor, llist. d. Nederl. Oml. ΰ. f. Β. V. bi. 309—312. mooft, Nc^rl. liist. B. V. bl. 210.
MEURsu Rer. Belg. Lih. II. p. 80.
(1) LE PETIT, Chron. de Holl. Τ. 11. ρ. 214. nou, Hist. d. Nederl. O^rl. 1). 1. B. V. bl. 31«.
meursu Rei·. Belg. Lib. II. p. 84. wioen v, prisster»», in de Arohives de la Maison d'Oiangef
T. III. ρ. 383 , 384.
152 ALCxEMEENE GESGHIEDENIS
1568—twijfeld, weshalve zij alle in den genoemden aanslag begrepen werden. Oranje
nam inmiddels zijne maatregelen te land tegen Kampen, Zwol, Deventer en Zut-
plien.' Langblot van Brederode, wien de taak legen Knkhnizen door de lumbres
was opgedragen, kruiste met adriaan menning, albregiit beotïngerhof en andere
wakkere zeelieden reeds legen het einde van Herfstmaand voor de Hollandsehe zee-
gaten. Terwijl zy den tyd voor den aanslag bestemd, en de nadere bevelen
van oranje afwachtten, vielen hun twintig zoo groote als kleine vaartuigen en
even zoo veel haringbuizen in handen. Entens van mentheda voegde zich met
KUYGHAVER en andere scheepsbevelhebbers eerlang b^ hen, maai een vreesselijke storm
dreef hunne vloot uiteen en belette alzoo Knkhuisen aan te tasten (1). Uit den Noord-
westen was deze storm met zulk een geweld opgestoken, dat de meeste dijken
..................en sluizen der aan zee gelegene gewesten voor het hoog opgezette water bezwe-
ken, welk het land overstrooiode en hooger rees dan ooit te voren. Twee dagerj
hield de woedende storm aan. Door het Sai< van Gent drongen de golven in Vlaande-
lï ren. Gent, Brugge, Duinkerken, Grevelmgen, NieiiwpoorI, Oostende, Watervliet en
|| de omliggende dorpen, gevoelden lang de runveeën der overstrooming. Brahand leed
minder, doch Antwerpen groote schade aan sluizen, kaaijen, nniren en koopmanswa-
ren. Zeeland, in weerwil van de sterkte zijner zeeweringen, werd aan verscJieidene
oorden vreesselijk geteisterd, en meer dan drie duizend menschen kwamen om het
leven. In Holland was met andere binnendijken ook de Uiemerdijk op twaalf of
dertien plaatsen bezweken, waardoor te Amsierdam kelders en pakhuizeji onder-
liepen. In Dordrecht en liotterdam stond het water drie voet iioog in de straten.
De sterke Hondhosschen braken op drie plaatsen dooi·, en indien de zoogenaamde Sla-
perdijk geen weerstand geboden hadde, zou het mei den hoek van oord-Holland
gedaan geweest z^n. De Zijpe ging geheel door, en over de honderd huizen met
hunne bewoners werden een prooi der golven. In Hoorn stond het water twee voet
^ hoüger dan by den vorigen vloed, en dreigde eenige huizen met zich te voeren. In
dit angstig oogenbhk kwam de Pastoor met het Hoogwaardige op de plaats des gevaars,
en bezwoer het Avater zoo ver te blijven en niet hooger Ie wassen. Maar toen het wa-
ter niet gehoorzaamde, .werd hij door de menigte uitgelagchen en met schimp overla-
den. De eilanden Texel en Wieringen kwamen mede niet vrij van dezen vloed. In
de dorpen aan den Duinkant was de angst groot; de pinken en visschersbooten, op het
strand gezet, werden vlot door den vloed en in de dorpen geslingerd. Meer dan drie
(1) BOR, Hist. d. Nederl. Oorl. D. l. B. V. bl. 315, 323, 325, 330. v. meteren, Ilist. d. Ne-
derl. Oorl. B. III. bl. 6β. hooft, Ncdcrl. Hist. B. VI. bl. 21β. schotanus, Fr. Hist. li. XXI.
bl. 756. Sententiën van alva, bl. 244, 245.
DES VADERLANDS. , 153
roei hoog sleeg hel water in de kerk te Scheveuïnyev en wel met zulk eene kracht, 156ii—
<lat hel eene zware ijzejen kist omwierp. Verscheidene Imizen spoelden weg, even als
te Kaiivij/c, Noordvmj/c, Zandvuorl, Wij/,· op z-ec en Eginoiid. l'lrechl, Gelder-
land en Overvjssel leden insgelijks veel. Nergens echter was de ellende grooler
dan in Friesland en Oosl-Friedand. Al liet land om Emhden, Groninyen, Dokkutn,
Lf'ewvarden, Francker en Bolsward was ééiie zee; en men meent, dat in dien hoek
meer dan twintig duizend menschen zijn omgekomen. Te Sneek zou, even als It- ihvd-·
VBvhi bij den Sl. Elizabethsvloed, eeji kind iji eene wieg gerust slupejide, met eene kat,
die hel vaartuig in evenvvigl hield, aangedreven en gered zijn. Gaspaii υκ kobles,
welke in (iromngerkmd liet hevel voerde, jnaakte zich teii hoogste verdienstelijk, loen
de slorm eenigzins bedaard was, )net hel redden vujj lieden, die ginds en elders op
iioogten en hoornen geklauterd waren en met lionger, koude en doodsgevaar worsltïU
tien. Hij bewerkte daarenboven te Bru.sscl, dat zijne landvoogdy een geheel jaar van
schalling verschoond werd, dew ijl men ei· genoeg kosten moest aanwenden lol het her- '
stellen van dijken, dammen, sluizen en zijlen. De Roomscligezinden schreven dezen
ramp, die op Allerheiligendag had plaats geliad, toe aan de wraak der Heiligen over
hel seilenden Jiumier beelden en altaren. De Oiiroomschen echler, oordeelende dal de
Heiligen te zachtmoedig waren, om wraak te koesteren, zagen, even dwaas, in dezen wa-
tervloed de vooibode van groolere beroeringen in de Nederlanden. Allen kwamen daarin
overeen, dat gceiie der vorige o^ erstroomingen, van welke deze gewesten het tooneel
gcM eest waren, de tegenwoordige in verwoesting had geëvenaard. Zij had] zich uit-
gesli ekt langs de kusten van FrankrijL· af lot aan Denemarken, én, naar men be-
weert, aan honderd duizend mensclien en eene overgroole menigte vee hel leven
gekost (1).
Langelot van Brederode was met zijne vloot aan hel geweld des slorms ontkomen.
Wel trachtte hij op nieuw den aanslag legen Ënkhuizen te volvoeren, maar toen alle&
gereed was, dwong hem liet ijs eene veiligere haven o|» te zoeken. Deswege poogde
hy zich van Texel meester te maken, maar zijne schepen geraakten door het grondijs
bezet, en ontsnapten Ier naauwernood het gevaar. Ruyghaver, in hei Vlie liehouden
aangekomen, vielen vier of vijf koopvaarders in handen, welke hy plunderde op losgeld
stelde. Enteks vermeesterde het eiland Ameland en vertoefde er drie maanden. Te-
20
(I) vu.i.11 Episl. ad. ηοιί-κηγ-μ , j». 5JI7. strada , de Hello llelfj. bib. VU. p. 42i». oampana,
delta nuerra di Fiandra, T. 1. j). 41). v. μετεηελ , //i.v/. d. Nederl (Jorl. li. UI. hl. β5. «oa,
llist. d. Neder!. Oori ü. l. B. λ . bi 329. ho(.kt, Nederl. Ilist. li. VI. hl. 217, wiksebuüs,
Chroif. V. Vriesl. li. XVII. hl. 550, 551, schuïams, Fr. Ilist. B. ΧλΙ. bl. 757. reviu.s, Daventr.
lUvsir. Lib. IV. p. 429. vki.iüs, Chron. v. Hoorn, hl. 320. ouTHor, Yerh. v, d. Walemloeäen,
hl. atK)—.525.
U Dbkl. 5 Stuk.
-ocr page 154-154 ALGEMEENE GESCHiΕΰΕιΝIS
J56Ö— tjenwind cn vorst hielden verscheidene sche|)en der Water}ieiizeii te Emhden. Tien of
elf dezer hodeins werden, op last ταη Graaf kdzard , in beslag genomen onder voor-
geven , dal zij hem nadeel hadden toegebragL en 's Keizers bevelen niet ge-
doogden , dat Jjet Rijk door vreemde wa[)enen l)eleedigd werd. Alles mislnkte. Om
dien tijd hoopte okasje , door verraad van binnen, Deventer te beniagtigen. De Overste
Pacheco, die er het bevel voerde, kreeg hiervan eenig vennoeden, maar kon, dooi-
de pijnbank zelfs, niets ontdekken. Men heeft t«- regt opgemeikt, dal: nergens door
ontrouw, vrees of aclitelof)sheid iets van rie aanslagen uitlekte, waarvan duizenden van
alle rangen en standen, kunne en jareii ke)niis droegen. Trouwens, ieder was overtuigd,
dat zijn zwijgen alleen zijn leven en dat zijner deelgenooten kon redden; ook was de
liaat tegen de Spanjaarden te groot, om dezen iets te openbaren. De aanslag op Ue-
venler Averd verijdeld. De zware sneeuw, welke den togt van hillenhiorf naa«· Wezel
l)eleimnei'de, liet de Prins wel door eenige honderden boereji plat trappen, terwijl hij
en zijne broeders iien volgden, maar liij moest toch spoedig het plan opgeven, daar
het dooiwiider en de sterke toevoer van op|)erwat,er in den H/iijn, de Avegen ten
eenenmaal onbruikbaar maakten (1). Het was waarsclrijidijk eerst daarna, dat de Graaf
van den lierrf trachtte Derenier te verrassen; doch de stad werd beter bewaakt dan
hij gedacht had. De kasteelen Hevij en ////'/, in het graafs(;hap ZiUp/ienwerden
^ door hem bezet, doch eerlang, op het naderen vati t)On FERmiVA??!) de Toledo met zes
vaandels, weder verlaten (2).
Oen vijf en twintigsten van Slagtmaand ha«l ok.vnjk aan den wakkeren ιιεκμαν de
KUyrER van ^χilerloffeiihosch een opeji brief gegeven, in welken hij zich noemt: Jjii-
tenant-(ieaeraal ran Z. ,1/, iu Holland, Zeeland, Friesland en (Jtreckt, en hem daarin
opgedrage)!, zich in zijn naam en tot dienst desKonings, \'ά\\ tiorhum, WorUum. i^w \\<il
slot Loeeenstem meester te luaken. De ruyteks berigtschrift van dezelfde dagieekeiiing
hield oniler andereji in, dat. » hij zorg moest dragen, dat de nieuwe leer in die omstreken
verkontligd werd, wamieer d(i bewoners zulks begeeideji, zonder evenwel te gedoogen , dat
de uitoefening van de Katholijke godsdienst zelfs in het geringste gestoord of belemmerd
werd. Hij hadvolmagt , de Overheids])t?rsonen in hun ambt te handhaven of daarvan te ont-
zetten, en moest van hen en van alle inwoners den eed, zoo als iu^m was voorgeschre-
ven, afvorderen." De Prins schreef ten zelfden tijde aan de genoemde steden en herinnerde
haar zijne pogingen vóór twee jaren, om de Nederlande}!. van het dwangjuk te bevrij-
(1) bok, iluL il. Ncdert. (hrl. 1). 1. B. V. bl. a.'iO, 331. v. ueyw, Nederi. Jiist. II. J. hl. 5.
hooft, Ncderl. llixL 1>. VI. bl. 218. 210. v. οβονινοεν , Gesch. d. Wütery. bl. 63—07.
(2) Ciiirespmdüiiee de γιομηρκ li, T. 11. p. 167. V}jl. iiierbij OHA^'JE's brief van dcii 25 vau
VVixitorniaiUMi in de Archives de la }fuison d'Oranye, T. III. ρ. 385, 386'.
DES VA!)ERLA]M)S. llili
den, oiuler welk zij zuchtlen; pogingen, die gelnkkiger zonden geslaagd zijn, » indien 1568—
de liuidzulen, zoo als Juui belang voiderde, iieni naar behooren iiulp en ondtu-sland ^^^
gel)oden hadden." Voorls betuigt liij, »dat Jiij door medelijden is bewogen geworden,
op het zien der uieu^ve daden yan Avillekeur des Hertogs van A/ba, en deswege be-
sloten heeft nog eenmaal lijf en goed te wagen, om hen uit de drukkende slaveniij te
verlossen." Tevens belooft hij hun de herstelling der oude vrijheden, voorregten en
Jiandvesten. — De ruvtek naderde met een tAvintigtal manschappen, iji twee vaartui-
gen verl)orgen, tegen de helft van Wintermaand het slot Juoevcn,stein, waar de schoon-
broeder van den Voorzitter tisnagq het bevel voerde. Met zes (»f zeven man kwam
hij aan de poort van het slot en vroeg den l)evelhebber, of hij deze jilaats hield ten
behoeve van den Prins van Oranje'f Op het antwoord, dat men geen anderen'Prins
kende dan den Koning, loste de rujter zijn pistool op den slotvoogd, die, hoewel
gekwetst, zich willende verdedigen, dooi- de andereji werd overvallen en nog meer
wonden ontving. Nu schoten hunne medgezellen toe en inaakteji zich meester van het
slot. Of) liet berigt (karvan zond dop." rodriuo de Toledo, bevelhebber van '0· HeHo-
fienlwsc/t, terstond vijftig soldaten derwaarts, welke vervolgens, naar bevel des Hertogs,
met nog zestig busscl)ieteis versterkt werden, die het slot hernamen, na dat zij hel
grootste gedeelte «Ier manscliappen, welke ei· waren ingedrongen, gedood iiadden (1).
Onder de gesneuvelden Ijevoiid zicli πε ruvter. Terwijl de overigen voor de Span-
jaarden onder lourens i'EREA zwichtten, had hij inet drie of vier anderen zich in
eene kamer zoo goed mogelijk veisterkt, en de toegangen «lerwaarts met buskruid
beslrooid, welk Jiij, toen de vijanden naderden, aanstak en daardoor eenigen wondde,
Juitgeeii evenwel niet verhindei'de, dat zij bimieiidrongen. De ruiter had zicJi tol
het uiterste verdedigd, zijn vreesselijk slagzwaard met verwonderlijke behendigheid oji-
der de vijanden zwaaijende en velen van lien vellende. Zijn hoofd werd ViJi» het Hjk
(I) CorrcxpnudaiKe <k· ιμιιι.ιιίμ; M, 'j'. II. p. ((ί,^ϊ, lf)(). Ζυι» lnidi li<·« vrr.sl;i;; van Ai.itA Aan <U'n
Koiiinj« van den 29 van \VinU>rniaaii<l 1,570. Vóór j)ijna dci tig jaren heelt reeds dr Heer ackkrs-
dlick de (tiiwaarlu'id van liet verhaal onzor imde en lat<Te pesehiedeclirijvers. dal υΐ; iuivtkr. dnor
Jiot (inlsleken van ImSjLrnid. /i<"li niet vriend en vijand liel in de lueht .springen, ηρ jjoede
5][r(Miden aanjjetoond. /ie Nieiiivc Wcr/cett v. d. Moalsch. d. Nederl. Lellerk. Ie Leiden, 1). I.
Si. I. 1)1. 169—199. Bij deze {josehiedscJirijver.s had hij (tok kunnen vocyen, memiuck. IJiM. de la
(juorre de Fl. lji\. V. |). 114—116' Acr.so. camj-aka, della (fnerro di Fdnidra, T. J. p. 70. 71,
72. UHAi'iTYs, liisl. ijrn. d. l. ;/. de Fl. Liv. III. μ. J](). Uit de l»n(>veu, d(»oi· Mr. i.. i·. 0. v, 1».
m;ui,ii uil de Archieven van Nijmegen iii In-t \ 1 Deel der hovengenncinde Niewve Werken mcde-
{jedeeld M. 28—34, blijkt, <lal ni: ϋίητκκ <le.u 14 v. Wintermaand Jjorvntstnn verraife, en dit
.slof vóór den 21 dier maand weder in de ina<;l der Spanjaarden was.
Π>6 ALGEMEEME GESCHIEDElNiS
1568— afffehoiiwen en te 'a' HertouftuhoHch aan de gal^r gespijkerd; de gevangenen werden te
Antwerpen gewurgd (Ij.
De' Hertog v«n A/ha meende, dal hij thans de Nederlanders aaar xij" gebogen
had, en veiniaande den Koning, aan linnne kiaglen geen gehoor te leenen. Hij
verooriooiilc dan ook den Staten Jiiet, afgevaardigden naar Spanje Ie zenden, oni den
Yorst rnel: den waren toestand des Lands bekend te maken, daar zi] zich van die gele-
genheid ter bereiking van andere oogmerken konden be(Henen. Evenwel drong hij kort
daarna .sterk aan op de spoetlige overkomst van micdiiya gej.i , dewijl hij, naar zijne
eigen getuigenis, »geen invloed (credit) jneer bezal., niet langer gehoorzaamd werd,
en de ambtenaren vele zaken voor hem verborgen hielden, zich weinig bekoimnerende,
of zij hem behaagden of mishaagden, Avaardoor 's Konings dienst grootelijks leed."
Evenzeer was hij overtuigd van de gevoelens der Nederlaridirrs Ie zijneti opzigte. Open-
hartig en tjaïf schreef h^ aan k(L(i>s: »Het is niet te verwonderen, dal InM geheele Land
rnij met een kwaad oog aanziet, want inderdaad, ik iieb niets gedaan, >vaarom n)en
mij zon beminnen (2)." In Spnnje waren de geldmiddelen ten eenenmale uitgeput. De
Koning verzekerde, dat liet onmogelijk ^vas den Hertog, voor het oogenblik, zelfs een
enkelen reaal te zenden. Hij verinaande hem derlialvti niets te verzuiinet», om de Sta-
ten t(i verhinderen, aigevaardigden naar Madrid te zenden, daar zij tevens voornemens
waren, de onkosten voor hel zenden van hulpbenden vnvAv Frankrijk en het nilinsten der
. ■ ύΙοοΙ, welke \ν>ά van Ooslcnrijk had overgevoerd, terug te eischen (5). De helling
Tan den honderdsten penning had drie millioen, drie maal honderd duizi'iid gulden
opgebragt, welke, met de vier nhllioenen \oor afkoop van den tienden penning
gedurende twee jaren, aan achlerstallige soldij en andere oorlogskosten waren uil-
betaald (4). De tijd van dezen afkoop lie() in Oogstmaand ten einde, en het strookte
niet met de bedoeling des Hertogs, daarin ook voor de toekomst te ))ewilligen. Trou-
wens, hij had de uitvoering van zijn plan slechts geschorst, orn dit later Ie be-
ter door Ie zetten. Hij steunde op de vernieuwing <ler Regeringsleden in de steden,
welke ter gunste van 'sKonings zaak was uitgevallen, en vertrouwde daardoor eene
TïUMirderheid vooj' zich in de Slatenvergadf^ringen te verwerven. Ook moesten de hinderpalen ,
(1) a(;kei!sii\ok, Geachmlk. Ondtrz. bl. 181—185. μκνο(κ;κ, Hist. de la 'juerre de FL ρ. ll.j,
Π β. Aßeeldinghe ende hesrh-i/viru/he m.n alle de oeldsiaf/eii fn:·. .langfehaald door bosscha, ypthl.
Heldend. D. T. 1)1. 179.
(2) Conesiumdanee de vmi.m'K II, T. II. p. 16'4. Ifj6\'lf)7, 109, 170, 172. 173- 175, 178,
182, 183, 190. 210.
(3) Correspondanee de ρηιι.ιριέ 11, Τ. II. ρ. ίβ8, 174.
(4) Conesp(mdance de philji'pe !l, T. II. p. 170.
-ocr page 157-DES VADERLANDS. 1ίί9
welke de Slaten, kwalijk beraden, bij liet opbrengen van de vier inillioen gnldens tot 1568—
afkoop, hadden opgeworpen, voor hem eene reden te meer zijn, om tot zijn oor-
spronkelijk plan terug te keeren. Hij gaf in de)i Raad van State te kennen, »dal
het volk niet behoorde te weten, wat iiet aan den Koning opbragt, en hij alzoo
raadzaam ooideelde, in den bewusten afkoop niet verder te bewilligen. De Koning
had hem bovendien zijn misnoegen betuigd, dat de besprokene helling nog niet was
ingevoeld; zij moest dus volstrektin werking gebragt worden, en om haar den volke
•smakelijker te maken, diende men vooraf de imposten en de gehate belasting op de
koopwaren door eene andere op de vaste goederen te doen vervangen." De Raadsleden
rerklaarden zich eenparig tegen het invoertMi van den tienden jiennuig. Viouus inzon-
derheid trachtte met nadruk den Hertog tot andere gedachten te brengen. Hij hield
hem voor, »dat zoo hij op den tienden penning bleef aandringen, hij den tweeden
honderdsten petming zou verliezen, in welken de Staten slechts bewilligd hadden oniler
voorwaarde, dat zij den tienden penning mogten af koo})en; de opbrengst mi van dezen
honderdsten penning was niet onaanzienlijk, daar zij genoegzaam zooveel bedroeg^ als de af-
koop van defi tiend«;» voor den tijd van twee jaren." Doch al hunne redenen leden schipbreuk
op de onverzettelijkheid des Ilertogs. Het bevel tot de liefling, ofschoon eenigzins ge-
wijzigd, Yoorfianu'lijk met betrekking lot de buitenlandsche kooplieden, werd uitge-
vaardigd. Degenen, welke door valsche verklaringen, of op eenige andere wijze, de y^
belasting trachtten te ontduiken, zouden voor de eerste maal de goederen verbeu- ^^*^®·
ren, om welke het bedrog gepleegd was; voor de tweede maal in «»ene boete van
vierdubbel het bedrag daarvan vervallen; en voo»· de derde maal voorbeeldig gestraft
worden. Z,Lj die weigerden haar te betalen, of hunne boeken open te leggen en
de echtheid daarvan met eede te bevestigen, motïsten ge«"xecufeerd worden tot «Ie
som van het tiende der ^^aarde van d<i goederen, die zij bij het laatste on«ler-
xoek in hunne bewaaiplaatsen gehad hadden. De afkondiging van dit ixwel ver-
wekte alom eene hevige gisting. Anuterdam verklaarde ronduit in geschrifte, dat deze
opbrengst een ondragelijke last was. Om dez«i stoutheid werd de sla«l door alba.
voor het tfof in den Haag gedaagd, en aldaar in eene boete van vijf en twintig dui-
zend gulden verwezen. Men beriep zich van dit vonnis op «len Grooten Raad te
Mechelen, welke de zaak naai den Mertog verwees, vooi· wien zij onafgedaan gebleven
is. ]>e ge>vestelijke Staten haastten zich ondertusschen niet met Jtet invoenïn van den
lien«len penning, evenmin als met het afschaffen der imposten, op welke de Hertog ins-
gelijks had aangedrongen. Doch niet alleen zij, maar zelfs de Stadhouders met de
Leden van den Raad van State en dien der (Geldmiddelen vi'rzetten er zich derwijze te-
gen, «lat \lba met verscheidene van hen in hevigen twist geraakte. En toen viglius
hem voorstelde, de bewuste heffing nog twee of drie maanden op te schorten, en in-
middels met de inning der toegestane gelden voort te gaan, sleeg zijne woede ten top; hy
1568-
Α L G Ε Μ Ε Ε Ν Ε G Ε S C H i Ε 1) Ε Ν KS
1S>8
y γ.
Heifsi-
inaand
1571
29 Υ.
Herlsl-
maaiid.
verklaarde nu eens voor altijd, dal liij van eene bepaalde som niets nieer Jjooren wilde,
besGliuldigde den ouden SUiatsnian van gebrek aan ontzag \ooi· de bevelen des Ko-
nings", en dreigde liein, «lezen zijn gedrag bekend te maken. Moedig anlNvoordl de
anders zoo liedeesde yiglius: »dat liij hoopt, dat zijne Majesteit ook lieni gehoor
zal schenken; en dat hij, in allen geval, zich reinig om zijn grijs lioold bekrennde."
Alb\ heivatte, »dat hij wel middel uist, om zich te doen eerbiedigen; hem voegde
het een ])esbiit te nemen, den Raad daarin te bewilligejj." De Hertog had nienjand dan
zijn zoon jjoiv fkedkrtk, naar de getuigenis van alborivoz »de verhevenste gee^^it, dieji
hij irnrner ontmoet 1ι;κΙ (1)," welke niet iunn in deze nioeijelijke zaak ééne lijn trok.
Want niet alleen viglius, maar ook barlwmont en ]voirgarmbs, alzoo de drie opreglste
aanhangers van het Katliolicismns en het Koningscliaj), verklaarden zich tegen Jjet in-
voeren ilezei' heiling; voorzekej· een krachtig l)ewijs van het heillooze van 'sllertogs
maatregel. Noirgarmes schreef aan den Koning, »dal Jiet innen van den tienden pen-
ning zoo veel beweging onder het volk veiooizaakte, rlal hij eenig onheil vreesde,
wanneer men daarmede voortging." J)e Bisschoj) van Yperen bragt den Hertog de wee-
klagten onder liet oog, \velke deze heiling onder de werklieden, zoo talrijk in de Λβ-
derlrindf'ii, verwekte; en hoe hij het JiadereJi van <len Winter, wanneer de behoeften
grooter en de verdiensten geringer worden, deze ongelnkkigeji, dooi· hel gebrek verbif-
lerd, zich tot noodlottige besluiten komlen laten vervoeren. Hij geefl daarenboven zyne
vrees te kennen, dat de genomen maatregel, de harten van vele onderdanen geheel validen
Koning zal vervreemden 'in eenen tijd, waa»· het zoo noodig is, dal de Vorst zich huinie
genegeidieid verwierf. Hij smeekt derhalve nederig en dringend, <lat de Hertog <leze
belasting voor eene andere verwissele, en zoo hij dit Jiiel vermag zonder toeslemming
(hï? Koning:s, alsdan de inmng <lei· helling zoo latig sciiorse, tol hij deze zon be-
komen hcbhen. — Zoo vele tegenkantingen, zeliis van eene zijde, waar hij die iiet nn'nste
veiwachtte, braglen alba aan het \vankelen. Hij gelastte ivoirgarmes een nienw ont-
wei'i» van matiging op te stellen. Daarin werd bepaald, dat de tien ten honderd van
de roerende goedeien slechts eenmaal zon belaaltl worden, en iiiel van de rnwe, maar
van de bewerkte slof alleen; de voortbrengselen van den grond en het vee Ovaren
geheel vrij. Dit was voorzeker eene aamnerkelijke wijziging, daar, Voigtens hel oor-
spronkelijke ])lan, van de bezwaarde grondsloireji, bij elke verandering van eigenaar,
de Iwlasting moest geheven worden, waardoor de ])rijs er van meer dan dubbeld ver-
hoogxl ziui zijn vóór zij tot haren laatsteii voim gekomen waren. De Staten narneit
er evenwel geen genoegen hi; zij drongen aan op het afschaften van den tienden penning ,
maar op hel behouden van de imposten. De Hei tog, bewust dal de Konrr>g zi(;h in de
(1) ('oyrospoinldvce dr ΐΊπι.η'ΐ'κ Π. Τ. Ii. ρ. })7.
-ocr page 159-DES VADERLANDS. 1ίί9
groolsle moeijelijkheden bevomt, «laar hij van den eenen kant bespeurde, hoezeer deze —
belasliii^ iiet volk mishaagde, en van den anderen kanf. overlui^d was van Jiare nood-
zakehjklieid ter bestrijding der staatsuitgaveji, betoogile liein, »dat het hool"ddo(d
van liet invoeren des tienden penning,s >vas, dat de Koning alles wat hij wikle
uit (ie iSederianden kon trekken, waar hij tot nu' toe voor éénen gulden, «lien men
hem toestond, alles moest geven, wat men van zijne Koninklijke voorregten eischte.
i)e tegenstand der Stalen ontsproot hootHzakelijk daaruit, dat (h?ze belasting hun ver-
hinderde, den Vorst, zoo als vroegei·, de wet voor te schrijven. Bespeurden zij,
•lat de Koning wankelde, dan zou alles veiloren en hij nimmer, gelijk thans, Heer
en Meester zijn. Zette men daarentegen fle zaak door, dan zou er na drie maanden
niemand meer over spreken, want het volk was nog even zoo als juLius (Iesar het
afschildert." intusschen iiad hopperus den Koning de zwarigheden aangewezen,
welke deze helling opleverde, en hem tevens de vertoogen van dc geliouwste
en voornaamste ambtenaren over di<t punt medegedeeld. De Hertog van Alba
had jiinnner eenig bevelschrift van den Koning, de zaak in geschil betrellende,
aan de Leden van deji Raad van State, (»f aan de Staten getoond, welke laatsten
derhidve geloofden, dat de zaak niet uit den Koning, maar uit den Hertog alleen
voortvloeide, die geen eidcel voorstel tegen zijjie ordonnantiën >vilde hooreïi of aan
den Koning zenden, zoo als dit te allen tijde bij dergelijke zaken gebruikelijk was
geweest. Ook beschouwden al de Staten een|)arig en zonder vooraf met elkander
overlegd te hebben, de nieuwe belasting als den ondergang doss Lantls. Hij zond
daarbij den Koïiing de brieven, welke hij over dit punt van den Bisseho|> van Yperen
en den Abt van Aiichtu ontvangen had. — Het volhardend tegenstreven der Sta-
ten, van welke (M>nige iii Wijnmaand te Jirussel gekomen waren, biagt alba ge-
heel bniten zicli zelveii. Hij verklaarde o[) hoogen toon, »dat h^ hun geen gehoor
verleend zou hebben, indien hij geweten had, dat 's Konings bevelen nog niet uit-
gevoeid waren;" en beval lien terstond naar huis te keeren. Vruchteloos beproefrlen
nogmaals vcglius, uarlaymo]>ft en aarsghot hem te bewegen, de uitvoering van zijn
besluit o[) te schorten tot 'sKonings wil nader bekend zou zijn. Hij verzekerde »dat
deze liem ten volle bekend was; dat hij met geweld den tienden penning zou lalen
heilen, en indien men geenc Nediulanders tot ontvangers vinden kon, hij zicli daartoe
van Spanjaardeii en Italianen zou bedienen." De Staten vnηbesloten, bij nu^er-
derheid van stejnmen, in het heflien der nieuw(i belasting te berusten, daar zij geen
middel zagen, dit te beletten. Er kwam evenwel niets van; en albreght vatv loo,
door den Hertog ter inning van den tienden penning naar lloliand gezonden, liep groot
gevaar van door de Amsteidammers mishandeld te worden, in Zcebind kwamen,de Sta-
teii eenstemmig tot het besluit, de uitvoering der helling niette gedoogen, vóór zij «laarin
door al de overige Nederlanden waren voorgegaan. Ondertusschen verwittigde alba den
15β8-
1576
Α L G E Μ Ε Ε [V Ε (i· Ε S C Η ί. Ε Ι) Ε Ν i S
ί60
23 γ.
Win-
term.
1571
Koiiiüg, »dal de tiende penning reeds in geheel Hraband, te Doovmk en in het/>oor-
niksche, l,e Ge7il, te Yperen en in hunne slolvoogdijen geheven Averd. Bruffge
maakte zwarigheid, Jn Holland was de dag ter invoering rler heffing bepaald;
en lyoiRCABMEs was liiermede bezig in Henegouwen, De Staten van Rijssel, Douay
en Orchiea hadden, even als Hie van Holland, Zeeland i^n Vlaanderen, hem bun
aandeel in den afkoop van twee millioen guklens ;iangebo(kMi. In Arlois zouden door
den Sladl)ouder ontvangers l)erioenid worden, hetgeen te Meeheien reeds geschied was.
De klagten ovei· deze belasling waren alom zeer groot (1)." Kene inenigle koop-
lieden verliet het T^and. Naar de getuigejiis van <k^n S|)aansehen Oezanl aan bet Fran-
fiche Hof, ηολ' fäatces ï>k alava, welke zicli op dat tijdstip in Hrussel bevond, had-
den zich nieer dan vierlïonderd handelaars naar PfiHjs alleen begeven, en hini geial
vermeerderde (lagelijks nit Brasael, Anlivcrpen, Ilijsscl, /hmai, Arms cii andeic sti'den.
Vier vaii deze uitgewekenen hadden last, den Konijig vun Frankrijk hmuhM-d duizend
diikaten aan te bieden, wamieer jiij ben met de wapenen legen het geweld en de onbe-
schoftheid (kn- Spanjaarden wilde ondersteunen, Alava sprak ovei· dil uitwijken met ινυικ-
CiARMKS, wien hij ten uiterste neerslagtig vond. »Mijnheer," zeide deze diep bewogen,
»meer dan tien duizend welgestelde ingezetenen zidlen iiel Land verlaten, indien de Hertog
\Άη Alha niet toeziet. God verhoede, dal er een onherstell)aar kwaad uit geboren worde!
J)e Hertog wil volstrekt niel van zijne dwaling, ten aanzien van don tienden ])em)ing,
terugkomen. Men moet zich oj) Jieillooze gevolgen Yoorbereiden." In dien toon s()raken
i5ARi,AYi>io>T, naiR(VKS, GiiiAiMiv viTEijj en allen, welke den Gezant bezochlen. Alleen
don frenkriic en .iua\ dk vssxïivc.a waren v:ni ge\oelen, »dal de tiende penning zijn
doel niet zou nn'ssen, maar dal \()IR(^vrmks , B \Ri.AVHi»'T en de Raad dei· (reldmid-
deleji de zaak flaauw behandelden, daar deze eenmaal gevestigd zijnde, zij niet
meer denzelfden invloed als vroeger op het bestuur van 's Konings geldmiddelen kon-
deji uitoefenwi." Op alra zeiven maakte het beiigt van ]u;t uitwijken naar Frankrijk
een diepen indruk, ofschoon bij ei· schijnbaar geen geloof aan heclitte en beweerde,
dal MA VA zich had laten misleiden. Hij verzekerde voorts den Gezant, »dat drie mil-
lioen guldens iuui goud in het kasteel te Anlwerpcn berustten; dat hij eene hulpbron
(I) (ktrrcx/Miiidantr dc puiupim·: li, T. U. p. Γ70, U)(), l!)l . iJjS. ·λ{)2, 204, 2()tS—
214- Nuii.u l'omnwnf. [». 21)5—•'il4. vkw.u l'jpis/. ad. Hoi-piiiui.». p. f)4>5. ii49. i),52. ha
RiKus, ^iunaO-s lirub. T. IH. p. .117. «ou, UisL d. Nederl. Oorl. 0. 1. H. VI. bl. .H4.H—τ. mr-
ΐκηκΛ . Utsi. d. i\ederl. Oorl. 1{. 1\, l.l. flij (verso), hooft, i\ederl. Hisf. B. M. hl. 221. 222.
TK WATKK. Verl:. Vudeil. UisL 1). 111. bl. ,'j03—'i05. βακηιτ/.κν van iik\ ihiink. Notiec \ur Ie
IHrième Jhmier, p. 4, hS,- li), 2.3—2(), 3ü, 37, 48, .15, W), Hl, 5'5. ß-S, 71—73,
80-85, Hfl. 91—boronkt. ρηιι.ιρρκ Μ. e/ /n lielgiqne, p. 72—75.
DES VADERLANDS. iöl
bezat ia den tweeden hoiiderdslen penning , ens iiein de tiende petininji was toej;e,slaan, 1568^—
terwijl bovendien de verbeurdverklaarde goederen eene reirte van vijf niaai honderd
duizend dukaten opbragten, weshalve hij de lagen der vijanden niet vreesde." Hoewel
ALBA betuigde, dat het innen der nieuwe Ijefling in Jlrahand, hel hardnekkigste der ge-
westen , reeds begonnen was, konde alava echter zijne vrees niet verbiegen, dat »dit
de gj'üotste zwarigheden ontmoeten en lol vele ongelegenheden aanleiding geveu zou,
op welke hij den Herlog verzoclil wel Ie letlen. Wal hem betrof, hij zou den Koning
zijne zienswijze onilrent deze zaak vrijnioedig onlvouweu (1)."
De geschilleii mei Engeland verschaften nog sleeds den Hertog vele uioeijelijklieden.
De Nederlander.^ hadden hel jueeste belang b^ eene spoedige vereiiening, daar de
"waarde van liiuuie verbeurdverklaarde schepen en koopnianswaren np meer dan acht maal
honderd duizend dukaten geschat werd, lervv^l die der aangeslagen Engelsche goederen
in de Nederlanden naauvvelijks eejj vierde daarvan Inidroeg. Elizabeth had zich ten
verledenen jare rekkelijker beloond, eu de zaken waren zelfs op het punt van bes-iist-
te worden, toen de onderhandelingen geschorst werden, dewijl filips, op aandringen
van den Paus doch tegen den verstandigen en ernstigeji raad van alba, zich in eene
zamenzwering ten belioeve van λιαηια stuakt gemengd had. Men gevoelt medelijden "
met den kortzigligen Vorst, vielke deze zaak als die van (iod beschouwde, waarvoor
hy alles moest veil hebben ; maar nog meer medelijden gevoelt men met de volken, over
welke hij gesteld was eji wier belangen aan zijn bekrompen godsdienstijver weitien op-
geoflerd. Hij, de eerbiedige zoon der Jverk, geloofde in allen ernst, dat door de tus-
schenkomst, de gebeden eji de veidienslen <ler Heiligen, de Kalholijke godsdienst in
de iSederlcinden was bewaard gebleven, en geboiid daarom alba naauwkeurig te lelt«uv
dat loch geeju' reliquiën uit die gewesten gevoerd werden (2)!
De Prins van «ka^je zette inlusschen zijne geheime onderhandelingen met jakob
va\ «iJiVKNvooRDE, Hcer van Warimnd, οττο> vak etimown, Heer van Aemefiburg,
ilen Heer van Benlkuizen en andere Edelen, alsmede met keuvier jtaivr van Amsler-
dam en meer- aanzienlijke burgers voort, om zich van eenign roorname stad, boveiml
vaji de eene of andere haven uj Holland οί Zeeland, inzonderheiil van Enkkuizen eii
Hoorn Ie verzekeren; zonder <lit kon hij weinig van aanbelang uitvoeren, en de
braafste bevelhebbers zyner vloot verklaarden, daarin alleen het middel te zullen vin-
den , om de ongeregeldheden <ler schepelingeu te breidelen. De kryg van kiups tegeu
de Moren in (irmada, de verwikkeUngen niet Engeland, en? de houding van het
(1) ('on-e.spfindanre de ι·Ηα.ίρρκ T. II. j). 215—217.
(2) Corvespondanoe de piuuppi II, T. il. p. 121, 124, 125, 133, 1β3, 171, 180, 193—Ι9β
199—202,205,211,212 215.
II Dkel. ι» Stuk. ti
-ocr page 162-162 ALGEJHEENE GESCHIEDENIS
1568—Flansche Hof schenen 's Prinsen plannen te zullen begunstigen. Zijne pogingen wer-
den echter niet met den gewenschten uitslag bekroond. Eene der oorzaken daarvan
was .de aanhoudende tegenkanting van Graaf edzard van Oost-Friesland ^ welke steeds
over de baldadigheden der Watergeuzen klaagde, en wat oranje ook daartegen inbragt,
en hoezeer zijn zaakgelastigde basius er goede orde op gesteld had, het baatte niets.
Het uitloopen van 's Prinsen schepen werd door hern belet, en ter naauwernood gelukte
het sonoy en »mit volkertsz goornhert , dat de vloot voor oranje behouden bleef,
SONOY moest Embdeu verlaten; hij begaf zich naar Emmerik en ontsnapte daar,
door het beleid van zijne vrouw, maria van malsew , aan de handen des Hertogs van
Kleeft wien alba aangespoord bad, hem te laten opligten. Met hugtenbroek beproefde
hy het verbitterde Utrecht in opstand te brengen. Maar ook dit mislukte, In plaats
van den sedert kort overleden Nederlandschen slotvoogd van Vredenburg, was een Span-
jaard aangesteld; en de bezetting, onlangs naar Alkmaar, Leiden, Delft en den Briel
gezonden, was teruggekeerd uit hoofde van het hardnekkig verzet van hei Sticht
tegen het invoeren van den tienden penning. Het krijgsvolk, vijftien maanden soldy
te goed hebbende, teerde op den burger en pleegde grove baldadigheden. De drin-
gende klagten der Regering Jiierover ten Hove, werkten niets anders uit, dan
i het bevel, dat zij den Hertog de handvesten en voorregten der stad in handen moest
stellen, waartoe zij het volgende jaar met geweld gedwongen werd (1). \lba zelf
I ί geeft voor reden op, waarom h^ Utrecht gestrenger dan eenig ander gewest behan-
r delde, dat de Staten aldaar vóór vier jaren door een besluit de uitoefening van de
i. Roomsche godsdienst verboden hadden, hetgeen nergens elders geschied was, en dat
i' hun onbeschoft gedrag, sinds zijne komst in de Nederlanden, bewees, dat zij er vol-
f strekt geen berouw over hadden (2).
I Even vruchteloos als op Utrecht, was de poging van jakob van megen en jakob
i blommaert, om Vlaanderen voor Oranje in beweging te brengen door middel van de
I schatten, welke zij in de kloosters en abdijen dachten te veroveren. Hunne bende,
i welke zich in de bosschen ophield en menigen uitval beproefde, werd eerlang door
I alb a's krijgsvolk uiteengejaagd. — De Watergeuzen, die steeds de Zuiderzee, de Wadden
I 12V. en het Vlie bezet hielden, maakten zich intusschen meester van een en dertig koop-
f maand ν "fschoon er acht onder waren met geleibrieven van Graaf l()!>e\vi.tk voorzien.
i 1571 Daarop werd Monnikendam door hen vi^rrast, geplunderd, en in brand gestoken. Ter-
ii wijl zij de omstreken van Medemblik gestadig verontrustten, en verscheidene dorpen in
(1) BOR, Uist. d. Nederl. Oort. B. 1. V. bl. 331—335 , 340—343 , 348—353, B. VI. bi.
357—361. v. METEREN, Uist. d. Nederl. Oorl B. IV. bl. 68 verso.
(2) Correspo7idance de ριιαη·ΐ'κ 11, Τ. II. ρ, 214, 215.
-ocr page 163-DES VADERLANDS. 163
dien oord hun geregeld brandschatting opbraglen, werd Workum in Friesland door 15^—
ENTENS geplunderd, gedeeltelijk verwoest en een groot aantal inwoners, ter verkrijging
van losgeld, weggevoerd. Versterkt door eenige scheepsbevelhebbers van alba, welke
tot hen overkwamen, zoo als onder anderen zeger frinszoow van Medemhlik met een
oorlogschip van honderd vijftig last en de geheele bemanning, verspreidden zij schrik
en vrees langs de kusten der Noordzee, Verscheidene hunner schepen'wérden te Ro-
ebelle en in Engeland uitgerust. In Zeeland, vooral oj) Walcheren, was men voor
eene landing beducht; doch het schijnt, dat de maatregelen ter verdediging, toen en
vroeger genomen, de Watergeuzen van den aanval teruggehouden hebben, tot welken,
naar het gerucht wilde, vijftig schepen omtrent Ihiins gereed lagen (1). Om hen van
de Friesche kusten te verdrijven, stevende bosghuuizeiv kort daarna met elf schepen
naar de Eems, aan welker mond de Watergeuzen het anker geworpen hadden.
Robles zond hem, op last van alba , vier vaartuigen met twee honderd busschie-
ters , en nu tastte hij de vijanden aan, die zich in slagorde geschaard hadden, maar
bij het derde kanonschot de vlugt namen. BoscHiimzEii zette hen achterna, ver-
overde acht schepen, en het volk van robles nam een schip met veertien stukken ge-
schut. Vier vaartuigen ontsnapten, de overigen slopen tusschen de Engelsche schepen
in de haven van Emhdeii. Vele vrybuiters waren gesneuveld, of, terwijl zij zich met ·
zwemmen trachtten te redden, in de golven omgekomen (2). Meer dan vijftig wer-
den gevangen genomen en opgehangen, of naar Amslerdam gevoerd. Toen bosghiiui-
ZEN den buit te Enkhuisen verdeeld had, stak hij de Noordzee in, sloeg zeventien
Geuzenschepen, die bij de Engelsche kust onder het kasteel van Dover lagen, op
de vlugt, zeilde van daar naar de Zeeuwsche kusten en keerde, na alzoo de zee ge-
zuiverd te hebben, naar Enkhuizen terug, waar de vloot voor den Winter werd opge-
legd. Intusschen hadden de verstrooide vrijbuiters aan de Eems zicli weder vewameld,
en vier rijkbeladene Hamburger koopvaaiders genomen, welker bevelhebber, denkelijk
uit weerwraak over den dood van jan broeck, op last van den Nederlandschen vloot-
voogd gewurgd werd (5).
Ondanks de goede verstandhouding van Oranje en Graaf lodewijkl met kakel IX
(1) BOR, Ilist. d. Nederl. Oorl υ. 1. Η. V. bl. .333, 334. ν. meterek, Hist. d. Nederl. OorL
B. IV. bl. ß7. hooft, Nederl. Hist. B. VI. bl. 221. v. cronisgen, Gesch. d. Waterg. bl. 71—75
eu de aldaar aangehaalde schrijvers.
(2) Cnrres'pondancc de phujppe 11, Τ. II. ρ. 179, 180.
(3) BOR, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. V. hl. 333. v. ακοπίΝοκ«, Gesch. d. Waierg. bl. 70,
80 , 402 , 403.
21*
-ocr page 164-164 ALGEMEENË GESCHlEDElViS
1568—Tan Franktijk, weJke in dien tijd zich. den Hervormden zeer genegen loonde (1),
schijnt de Prins aan de belofte des Konings geen vol vertrouwen geschonken te heb-
ben. Misschien verwachtte hij van Koningin i5lizabeth evenmin bestendige hulp, en vreesde,
dat zij zich weldra weder niet Spanje en alba, zou verzoenen, daar zij toch ongaarne zien
zoude, dal een deei der Nederlanden aan Frankrijk k>vanie. Haar Gezant aan het
Eransche Hof, fran^ois walsrntiham, immers meende, dat hel plan der Oranjesgezinde
Duitsclie Vorsten was de ISederlonden te verdeelen; Vlaanderen en Arlois aan Frank-
rijk, Holland en Zeeland aan Engeland, en Hrahand met de andere gev\'esten aan
een Duitschen Vorst, vermoedelijk den Prins van Oranje, toe te kennen (2). Hoe dit
zij, hij wendde zich om onderstand tot Zweden en Denemarken. De getrouwe en
volijverige sonoï , hermak van der meerk en jean uk t/ecluse werden derwaarts ge-
zonden met last, van de beide Koningen rnet alleen eene liaven in de twee rijken,
ter bemanning en herstelling van de schepen der Watergeuzen of tot verkoop van
den buit, iriaar ook, inzonderheid van den Koning van Denemarken, eene hulpvloot
vau vijf of zes schepen te verzoeken; terwijl zij in Zweden trachten moesten, de
Scholsche soldaterj, welke aldaar gediend hadden, in oraivje's soldij te nemen. Dezen-
ding mislukte ten eenenrnale. De Koning van Denemarken had met filips een ver-
drag aangegaan en reeds eenige schepen uitgerust, om op de Nederlandsciie vrijbuiters
te kruisen; en Zweden verklaarde, dat men, wegens oude verbindtenissen met Spanje,
den Prins van Oranje geen onderstand beloven konde (5). Bij zoo vele teleurstellin-
gen en vergeefsche pogingen, verlaten van bijna alle Vorsten uit vrees voor den Koning
van Spanje, en slechts door weinige, in het geheim, begunstigd, moet men orawje's
bedaardheid, zijn geduld en zijne standvastigheid, om op den ingeslagen weg onver-
wrikt voort te gaan, met regt bewonderen. Jt» de genegenheid der Nederlanders alleen
moest hij zijn hoofdsteufi vinden. Zijne aanhangers, welke door woorden en in geschrif-
ten de daden en oogmerken van alba op het hatelijkst afschilderden, verhoogden
onder het volk den afkeer voor de Spanjaarden, en het verlarrgen naar oratv.jk. Men
verhaalt, dal sommige burgers den Prins beloofden, hunne eigene huizen in brand te
steken, om de steden buiten slaat van tegenweer te stellen, wanneer hij er zich voor
vertoonen zou (4).
__________Λ
■ i
(1) bon, IHsL (l. NederL OorL 1). 1. H. V. bl. crobn v. prinsxenbr, in ile Archives de la
Maison ,rOran;ie, T. III. ρ. 382. m, 49«. Υ^Ι. Leven van wn,LEiH I. B. IT. bl. 202—216.
(2) V. ι-,ιν.·ΜΝΊ.ι:ΝCfcseh. d. Wnlrnj. bl. 77. 78. 401. 402. wauenaar, 13. VI. bl. 332 uit de
Mémoires d«· -waksinoham. j». 136. 140. 141.
(3) DOR, IHsL d. NederL (hrl. D. I. B. V. W. 334—340.
(4) HOOFT. ISederl. Hisl. B. Vi. bl. 223. ^ /
■,'ί.νρ^, fx -ί···"
4
-ocr page 165-BES VADERLANDS. Uli
Widdelerwi]! had alba den Koniug Tooigesteld, eeii nieu\> vuuiiks tegen ^jkasje te Ι0Π8—
wgreii wegens de wanbedrijTen en ryandelijkheden, welke deze sedert zijne verbanning
had gepleegd. Dit Yonnis hield in, dat »de Prins in beeldtenis openbaar gerekt,
zgne lÏ^apens, na aan den staart Tan een paard te zijn rondgesleept, verbroken, zijne
kinderen van hnii adeldom beroofd en yoor eerloos en onwaardig verklaard zouden wor-
den, oHi eenige goederen of bezittingen in de Landeji des Konings te houden (ί)."
Het groote jaai van Vijftien honderd twee en zeventig, waarin alba nit zijne gc-
dro(inide rust geweldig opgeschrikt, en de grondslag Tan Nederlands onafhankelijk-
heid gelegd zou worden, brak aan (2). De Nederlanden verkeerden in eenen hagche-
lijken toestand, die, naar de rneening van don fratvces T)k alava in een verslag aan
den Koning, nog zou verergeren, wanneer men vernam, dat de komst van meuiina
geli, door den adel, het volk, en alba zeiven vurig verlangd, was uitgesteld. \l»a 5 τ.
had al zijn aanzien verloren, werd algemeen sehaut, en er was maar t^én-wensch,
; O π 7 , maand
namelijk, dat hij spoedig mögt vertrekken; terwijl men daaientegen van meditva celi , 1572
wegens zijne goede hoedanigheden, de beste verwaehting koesterde. Weinig eenstem-
migheid heerschte onder de Leden van den Raad vnti State; en de wijze, op welke de
Raad van Beroerten de zaken behandelde, was niet in bet ware belang van den Ko-
ning. IHoikcakmes, baulavmotvt en megeit, welke laatste weinig dagen daarna te Zwol 3
aan eene beroerte uverhunl, hadden Brussel verlaten, hetifeen Ininne ontevredenheid ï^^uw-
" inaaud.
over den gang van zaken te kennen gaf. Vïolius en tisna(X) konden zich evenmin
met de gevoelens van den Landvoogd vereenigen, op wien ook de Graaf van Mansfeld
ten uiterste misnoegd was. Aller gemoederen waien verbitterd over de heffing^ van
den tienden penning, welker uitvoering alava bijna voor onmogelijk hield, en hij
vreesde voor de gevolgen, wanneer om harentwil in eenige stad een opstand mogl;
uitbarsten (5).
Vruchteloos waren deze wenken voor pilips, welke een onbepaald verlronwen in
alba stelde, (he bent misleidde. De Hertog immers, hoezeer bewust van de tegenkan-
ting, die het invoeren van den tienden penning alom ontmoette; hoezeer hg wist,
dat de Stalen deze heffing als tegen 'sKonings wil, ja, zelfs als buiten diens voorken-
nis doorgedreven, beschouwden en besloten hadden, doo»· afgevaardigden naar Spanje τ.
te zenden, hnnne klagten daarover voor den troon te brengen, verzekerde hij whter den
(1) (Airre.spondaime dr. ιήιι.πίέ IS, T. il. p. i7f). 177, 178.
(2) .\i.aA had uidati{{.5 den K.onin{| verzekerd, dal alles in thiitnvhland ruslig -wa«, <·η di( jaar
niets zou g<'benren. waarover hij zich behoefde fe vemntrnsten, Con espondahre de riHLippK 11,
T. II. γ. 183.
(3) Correspondame de FBiLifPK 11, T. IJ. j.. 217—219, 221.
-ocr page 166-16ίί ALGEMEENE GESCHIEDENIS
_Koning, dat de nieuwe belasting met spoed zou doorgaan, en beweerde steeds, dat op
^^^^ dit .punt niets moest toegegeven worden (1). Acht dagen daarna vaardigde hij, vertoornd
over.den hardnekkigen tegenstand, een nieuw bevelschrift uit, waarbij de Overheden
en openbare ambtenaren gelast werden, de ontvangers van den tienden penning in de
uitvoering van hun ambt krachtdadig te ondersteunen; terwyi tevens de straffen ver-
zwaard werden omtrent degenen, welke zich tegen de belasting verzetten, haar wei-
gerden te voldoen, of trachtten Ie ontduiken (2). Filips betuigde, dat alba hem
eene uitstekende dienst met deze hefiing bewezen had; maar vermaande hem, zoo zij
te veel zwarigheden mögt opleveren, vooreerst met de Staten over een afkoop te on-
derhandelen ; voorts aan deze gewiglige zaak de grootste oplettendheid te schenken,
en haar op eene wijze ten einde te brengen, welke zijne belangen met de rust en
voldoening der landzaten vereenigde. Hij verwonderde zich ten hoogste, dat men in
de Nederlandm twijfelde, of de Hertog hierin wel op zijn last handelde, daar geen
Koninklijk bevelschrift was uitgevaardigd. Elk toch moest overtuigd zijn, dat dit
24 geene zaak was, die zonder zijn voorschrift kon behandeld worden. Kort daarop ge-
Sprot-
kelrn. lastte hij alba, de leden van den Raad van State in zijn naam te bevelen, het heffen
van den tienden penning met ijver te bevorderen. Ondertiisschen had hem de Hertog
te kennen gegeven, dat het invoeren der nieuwe opbrengst, orn de daaraan verbon-
dene bezjvaren, veel tijd zon vorderen. Deze bezwaren ontsproten, naar zijne meening,
, niet uit het volk, maar uit de ambtenaren, die met den ontvangst belast waren. Hij
hield zich overtuigd, dat zoo degenen , welke hem moesten'ondersteaneji, geene hinderpa-
len in den weg gelegd hadden, de bewuste heffing in i/f Λ^ί'ί/ίτ/αηγ/ί'// thans even gemak-
kelijk zon geschieden als in KasliUë. Even>vel begon men reeds o[) onderscheidene plaatsen
l^v. in Brahand en Vlaanderen in te zamelen , en de Bisschoppen van//>i7W/, dent en Brugge
maand opzigt goede diensten. — Hoezeer hiei' de Koning door alba om den tuin
geleid werd, blijkt uit een schreven van deze Kerkvoogden aan Fittps, waarin zij hem
betuigen, »dal; zij hunnen pligt zouden verraden, indien zij hem het kwaad niet onder het
oog bragten, welke het heffen van den tienden pejming den Slaat zal berokkenen. Deze
belasting is zoodanig ingerigt, dal de ryken niets betalen, en al het geAvigt op de armen
drukt. Mannen van ondervinding voorspellen, dal indien zij doorgezel wordt, hel Land
ontvolkt en de handel, welke er den rijkdom van uitmaakt, vernietigd zal worden. De
valsche eeden die, om zich aan de belasting te onttrekken, gedaan worden, zullen
het Land met gruwel vervullen. Het beteekenl niets, dat de Staten in den tienden
penning toegestemd hebben; want, behalve dat vele van hen dit ontkennen, zoo beroept
; /
(1) Cmrrspiminnce de phiuppe II, T. 11. p. 222 , 224 , 226 , 230.
(2) ΒΑΚΗΠΙΖΚΝ VAX itRw BRINK, Ic IHxiöme Denier, p. 4, 8, 9, 10, 19.
-ocr page 167-DES VADERLANDS. 167
men zich ook op hel gevocleü der Doctoren in de Godgeleerdheid: wanneer hel volk 1568—
eene wel niet wil ontvangen, ofschoon die voel regtvaardig ts, en hei volk onregt heefl;
maar nog meer wanneer die wet twijfelachiig is, en het volk eeniq regt heeft, is een 24v.
Lente-
goed Vorst in gernoede verpligt, zulk eene wet niet door te drijven (1)." maand.
1572
Zoo vereenigde thans ééji belang weder de Roomsehgezinden met de Hervorwideii,
welke de heeldstorming van elkander gescheiden had. Spaansch- en Staatsgezinden,
allen voorspelden niets dan ellende en rampen uit ai.ba's onstaatkundige maatrege-
len (2). Het is waar, het lieiFen van een tienden en twintigsten penning was niet
vreemd in de Nederlanden, en aldaar nu eens toegestaan, dan afgewezen als een mid-
del, waarvan men zich slechts in den uitersten nood bedienen moest. Maar kakel V
had deze wijze van geldligting bij een openbaar bevelschrift in Vijftien honderd vier en
vyftig voor altijd afgeschaft, lietgeen filips drie jaren later had bekrachtigd (5). Het
is vreemd, dal noch de Stalen, noch viünus, noch eenig ander bestrijder van dit be-
lastingstelsel, zich op dit stuk beroepen hebben. Hoe dit zy, zoo algemeen en druk-
kend als thans was deze belasting nimmer geweest, welke de bronnen van welvaart
geheel opdroogen en de middelen van bestaan ten eenenmale vernietigen zou. Hel
volk werd alzoo de levensader afgestoken; er bleef geene andere keuze over dan zich
met geweld tegen het geweld te verzetten, of te vergaan (4). Het afdwingen van den
tienden penning alleen is genoegzaanj, om den opstand tegen Spanje Ie wettigen. »De
Nederlanders," zegl de groot even waar als geestig, »hebben in het vervolg alles
gegeven, om den tienden penning niet te geven (ü)." Ongelukkig vond de Hertog,
die gezworen had zich eer in stukken te laten kappen dan toe te geven, eenigen
welke hem in zijn opzet stijfden en den raad gaven, met de heiTing in Brussel zelf te
beginnen, daar alsdan de Stadhouders der onderscheidene gewesten welligt zijn voor-
beeld zouden volgen, Ie meer daar nu 's Konings wil bekend was (6). Werd alba
door de Regering van Brussel uit vrees voor zijne ongenade ondersteund, de gilden
kantten zich hardnekkig aan tegen zijne bevelen, en eindelijk sloten alle neringdoenden
hunne winkels; de slagers verkochten geen vleescb , de bakkers geen brood, de brouwers
(1) Correspondance de piulim-e M, 'J'. U. p. 227 , 22«, 229 , 231—236.
(2) Supplément aiix Archives, p. J12.
(3) kuiit, Uist. d. Holl. Stnatsreg. T). IV. bl. 505—507. bakhuizen v. d. βπινκ, Notice sur Ie
Dixième Denier, p. 32 , 58, (2), 59.
(4) Vlg. Leven van willem 1, ]). H. bl, 243—247. βακηυιζκη y. d. κκινκ , Notice etc., ρ 89.
(δ) Anna/. Belg. Lib. 11.
(β) Correspondance de PHn.ippi Π, Τ. 11. ρ. 232. vißnus ad hopperük, Epist. ρ. 61 β, 619.
-ocr page 168-im ÄLGEMEENE GESCHIEDENiS
ISeS" geen bier meer, eu de boeren bleveu vaii de markl, Nu ging er door de stad een
aJgemeene kreel op legen de belasting, en alles geraakte in beweging. Op staanden
voet besloot alba eenige winkeliers in hunne deuren te laten ophangen, waardoor de
overigen, naar liij meende, lot andere gedacliten zouden komen. Men verhaalt, dat de
beul reeds bevel had zeventien stroppen en eenige ladders van tien oi' twaalf voet in
gereedheid te liouden; dat de bezetting in de wapenerj gekomen en wow freiieiuk ten
liwize van vniuus bezig was, de doodvoimissen op te maken, toen alba plotseling van be-
sluit veranderde en het heilen van den tienden penning staakte (1). Λ^βΐ liem liier-
toe aanspoorde is een Ie belangrijk pnnt in de geschiedenis van Nederland, om niet
uitvoerig ontwikkeld te worden.
Nog steeds liadden oranje de middelen ontbroken om de krygsraagt, welke iiij met de
uiterste inspanning: op eigen kosten had bijeengebragt, te onderhouden. Steunende op de
verbittering, welke alea's dwingelandij meer en meer verwekte, waren de zaken , naar zyne
meening, thans zoo gesteld, dat men hopen mögt, zelfs met eene betrekkelijk geringe som,
iets groots uit te rigten (i). Zyne pogingen ter inzameling van gelden in
en onder de vlugtelingen in de omliggende gewesten, waarbij ook iheter αι>κιααι\825. vai*
i>KK WER FF, later Leidem man hafte burgervader, hem op de belanglooste wijze uitstekende
diensten had bewezen, waren niet naai' wensch geslaagd (5). Sonöv en andereu ont-
vingen alzoo, in het begiti des jaars, op nieuw daartoe volmagt, in welke de Prins
zich op de bitterste wijze over veler karigheid beklaagde, waardoor al zijne zorgen en
opotlerir«gen, om N-ederland van de dwingelandij te verlossen , vruchteloos gemaakt
werden. Er weid nu wel eene goede snm opgebragt, maar altijd te weinig voor de
behoeften van het leger van den Prins, wien eindelijk de Koning van Frmikrijk twee-
(Ü) Apologie van wn.i,Ki« 1, bij bor, HisL d. Nederl. Oorl. ü. 11. Authent. Slukk. bl. 86. Ar-
ekives de la!' Maison dWrangc, T. 111. p. 408^—411. lk μκτη·, Chron. d. Holl. Τ. U. Liv.
ρ. 225l 8ΤΚΛΐ>Λ·, de hello Bëlg. bib. Vil. ρ. 42iS. ολμιάνα , dellu guerra dl Fiundra, T. l. p. 73.
ohapptjys, Hid. (khi. de la gnerre de FL Liv. 111. p. 112, 113. haraeus, Anual. lirah. T. Hl.
p. UK. BOR, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. Vi bl. 301. v. muxehks. Ilist. d. NedrrL Oorl.
B. ly. bl. 70. V. REYi.·, HiM. d. Nedeii. Oorl. B. 1. bl β. hooft, Nederl. fiht. Bl VI. bl. 227
GiJsiiTs, Oor.spr. d. Nederl. Ber. bl. 4β2. 465. bakhvizen v. ». κκικκ, Noliee mr Ie Dumème
Benier. p. 3—20. welke be( verhaal van ai.ba's roorjfononieno geAveldfladiglieden Ie Briisnel be
i rijdt. lioofflzaLelijk op grond, dat Iwce KronijkschrijYer.';, oogffeltni^cn van heigeen de.iiijds in
" de s<ad gebeurde, en viotufs in zijn Comment. en Epüf. er van zwijgen.
(2) JiOK. lUsL d. Nederl. Oorl. 1). I. H. Yl. bi. 362.
(3) Sommier Verhaal enz. bij a. kluiï, FHsL d. Holl. Skutlweg. D. i. bl. 4^^7—49.^. xr. wATfR,
Le^imshij-sonderh. v. i». a. v. d. werff, bh 36—55.
t
i.< ■
-ocr page 169-DES VADERLANDSE 169
maal honderd duizend kroonen Toorschool, welke liem naderhand geschonken zijn (1). 1568—
De Watergeuzen waren middelerwyl in magt sterk aangegroeid, stroopten langs de
TVederlandsche kusten en liieMen zich in hei Mie, het Kanaal, bij Dover en in de
nahijlieid van Rochellc op.
Willem van blois van treslong had last van oranje, zich in het begin des jaars
bij dertien Geuzenvaartuigen te voegen, welke de Zuiderzee waren ingestevend en eenige
schade aan de schepen van Hoorn, die tot de vloot van bosghhuyzen behoorden, had-
den toegebragt. De vorst noodzaakte hem eerlang onder Wieringen te loopen, waar
hy derwijze in het ijs bezet raakte, dat hy er tot Lentemaand moest vertoeven. Zyn
volk kwam hier dagelijks aan land, om zich de benoodigde levensmiddelen te ver-
schaffen, doch pleegde daarbij zooveel moedwil, dat er op éénen nacht zeventien door
de Wieringers doodgeslagen werden. Het ontbrak treslong aan magt, dien moord te
wreken; zelfs vergden de Wieringers hem een eed af, dat hy't nimmer op lien verhalen
zoude. Bossu zond kort daarna vier vaandels kr^gsvolk ouder jan simonszoon rol naar
Wieringen, en ter naauwernood redde treslong zicli op zijn schip, hetwelk door rol
opgeëischt, doch zoo Avakker verdedigd werd, dat de vijanden, na een hevig schut-
gevaarte, waarbij zy meer dan vierhonderd schoten op het vaartuig rigtten, wijken moes-
ten. Men had intusschen het schip uit het ijs weten te bevrijden, en treslong, zon-
der meer dan éénen man verloren te hebben, wendde den steven naar Engeland (2).
Te Dover, werwaarts zich, vermoedelijk, de bovengenoemde dertien schepen begeven
hadden, voegde hij zich bij eene vloot van veertig of vijftig zoo groote als kleine
bodems onder bevel van lumey, daar lusibres zich denkelijk by lodewuk van
Nassau te Hoehelle ophield. Men verhaalt, dat een onverwacht bevel van Koningin
elizabeth, die niet geheel met filips wilde breken, de Watergeuzen noodzaakte zee
te kiezen; dat zij toen besloten naar de Sond te zeilen, de koornschepen lul de
Oostzee te onderscheppen, voorts onder Texel veertien of vijftien van alba's oorlog-
schepen aan te tasten, en dan weder een aanslag op Enhhuizen te beproeven; dat
lumey daarop met vier en twintig van zijne grootste vaartuigen de Engelsche kust verliet,
met eene Spaansche koopvaardijvloot, naar Antwerpen bestemd, in gevecht geraakte, 'iOv.
Lente-
een paar rijk geladen schepen veroverde, en toen, door tegenwind belet den be- maaud
raamden togt Noordwaarts voort te zetten, de Maas inzeilde, om de koopvaarders, ^
welke op de rivier lagen, te bemagtigen, die echter naar Rotterdam ontsnapten; dat hij
het niet waagde aan Land te stappen, en door een hevigen wind uit het Noordwesten
verhinderd weder uit te zeilen, zoo wel als uit gebrek aan lijftogt, besloot, zich van
(1) Boiu Hist. d. Nedert. OorL D. L ii. Vi. bl. .362—.365.
(2) bor, rrisl. d. Nodcrl. Onrl. D. !. B. VL 1)1. m=ï.
II Deel. Γ> Stuk. - 22
-ocr page 170-16ίί ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568-^cie^ Briel te verzekeren. Het blijkt integendeel, dat de Watergeuzen, in het geheim,
4oor de Koningin van Engeland ondersteund werden, met wie de bekende geschillen
nog verre van vereffend waren, en de vrede zelfs op het punt stond van verbroken te
worden. (1). De Engelsclie bewindslieden verklaarden rondweg, dat de vrijbuiters
lastbrieven hadden van den Prins van Oranje, die als onafhankelijk Vorst tegen den
Hertog van Alba krijg voerde (2). Het is meer dan waarschijnlijk, dat elizabeth de
Watergeuzen heeft aangespoord, zich van eenig vast punt op hunnen geboortegrond te
verzekeren, om filips in zijn eigen gebied werii te verschaffen en daardoor zijne
onderneming tegen Engeland^ welke ontdekt was, te verijdelen (3J. Een tijdgenoot
lieweert, dat lumey, op het berigt, dat de vloot van medina geli ώά&ϊ Nederland onder
zeil zou gaan, [besloot, haar vóór te zijn, opdat zij geene haven mögt vinden om binnen
te loopen, en dat hij een begin maakte met het innemen van den Briel ,(4). Hoe dit
zij, 'het was geen toeval, maar het gevolg van een Avel overlegd plan, zich van den
sleutel van Holland, waarvoor destijds den Briel gehouden werd (δ), meester te maken,
hetwelk de Watergeuzen de Maas opvoerde. Het laat zich denken, dat lumey en
TRESLONG in verstandhouding stonden met de Hervormingsgezinden in die stad; de eerst-
genoemde was er vóór weinig maanden nog geweest, en de laatste telde er vele vrien-
1 v. den (6). Het was op een Dingsdag, des namiddags ten twee ure, dat van haren en
^1572^ brand, welke het bevel over de twee veroverde schepen voerden, het anker voor deti
Briel lieten vallen, onmiddellijk door de overige vier en twintig bodems gevolgd. Ter-
stond werden de poorten gesloten, en de Raad der stad kwam bijeen. Ondertusschen
Jtomt de veerman jan pieter koppelsïok , vvien wel iets van het plan der Watergeuzen
mag bekend geweest zijn, van Maassluis naar den Briel met eene boot vol reizigers aan-
roeijen, die zich echter in allerijl laten terugvoeren, op zijne verzekering, dat de sche-
den, welke ginds de zeilen opgijden, Watergeuzen waren. Daarop spoedt hij zich naar
de vloot, vraagt naar treslong, en wordt door dezen aan lumey als de regte man voorgesteld,
(1) Corre$pondance de phiuppe 11, T. 11. p. 220,,221.
(2) Cmrespondance (/e' BiiiLirPE 'II, T. ΊΙ. p. 237.
,(3) gachapd, in de Correspondance de philippe II, T. 1. p. XXXYll. borgnet, philippb 11 et
la Belgique, γ. 76.
!(4)?MENDo(iE, \Hist. rf. l. ig. de ill6.
(5) sthada, de Bello Belg. Lib. Vil. p. 431.
(6) te avater, Verb. d.. Edel. D. IV. bl. 279—281. V^l. v. grosinoen, Gesch. der Waierg.
W. 415 , 462. , ,
DES VADEBLANDS. 205
«óÉUMMMiggiMpiaM
om hen in den Briel te helpen. Dadelijk begeeft hij zich met TkESLOTiGS zegelring, a}s 1568—
geloofsbrief, naftr de stad en deelt den' Raad het verzoek van lumèy niedë, een paat
gemagtigden te zenden, om over de overgave der veste aan oranje te öliderhandéten.
Hun zou geen leed geschieden; men kwam alleen, om hen vatn den tiendén penning
en van alba's dwingeland^ te verlossen. De Raad aarzelde, doch toen koppelstok
stoutweg verzekerde, dat de vloot met vijfduizend koppen bemand was, stemde men tot
bezending, waartoe eindelijk twee Regeringsleden met moeite werden overgehaald.
lüittey, die reeds aan wal was, eischte van hen, in naam des Prinsen van Oranje, als
Stadhouder des Ronings, dat hem de stad binnen twee uren overgeleverd zou wör-
dén. Deze tijding en het gezigt van het volk, dat inmiddels ontscheept was en op de
Water- of Noordpoort aanrukte, vervullen met schrik en vrees de irtAvoners, die nti
door de Zuidpoort trachten te ontvlugten, doch hierin door eene bende onder treslong
verhinderd Avorden. Het schijnt, dat de burgerij wederstand, hoe gering die dan ook
geweest zij, geboden hebbe; immers treslong het de trompet steken en verlengde
dén tijd van beraad. Dé Regering stemde tot de overgave, maar marde met antwoor-
dén. Roöbol , die intusschen met lumey's benden voor de Noordpoort gekoinen
was en de burgers op de muren had toegeroepen »of men hen, dan of zij zich
zeiven zouden binnenhelpen?" dat talmen moede, stak de brandstoflen aan voor de
poort opeengestapeld, welke hij voorts met eenen mast liét openloopen. De Zuidpoort,
die men ook dreigde in brand te stekén, werd door de burgers zelve geopend, en nu
trokken de Watergeuzen, in alles denkelgk slechts twee hónderd en vijftig of drie
honderd man sterk, des avonds tusschen acht en negen ure van beide z^den de
stad «egeviereiide binnen, en de grondslag van Ncêrlands onafhankelykheid was gelégd.
De namen dier dapperen verdienen tot de nakomelingschap over te gaan. Zy waren,
voor zoover men heeft kunnen opsporen, de volgenden: focke abels, jan abels, jakob
antoniszoon, hendrik de bagker, nikolaas bernard , Jonkh. willem van blois ffc-
zegd treslong, geleyn bouwensz, marinus brand, langelgt van brederode, bruin,
Jonkh. jakob cabeliau, willem de cloyer, mighiel crooy, frederik van dorp,
willem van dorp, dirk duivel, arend van duivenvoorde, johan van duivenvoorde,
Jonkh. albreght van egmond van merestein, Jonkh. barthold enten.s van men-
theda , gornelis louisz van everdingen, jelmer gabbes, jakob de geest, lodewijk.
van gend, DOUWE gtins (dOVKLENS of de la douve?), de goede, guillaume de grave
(de graaff van brugge?), claas gijsbert.sz, adam van haren, jaques fiennebert,
claas tiermansz, gautfler hertin, DUCO hettinga, homme HETTINGA (oom hedüing) ,
saiöiton van der Hóeve, nikolaas holbeek, Willem van imbize, frederik van in-
thie1äa, Johkh. ijïrk van der laak, hendrik thohasz laers , willem lievensz, cdr-
kelis louisz, jan kat, willem van der mark, hccr van lumcy, jakob maét éns,
maarten merens, johan omal, hans onversaagd, renöerb, gornelis oeerlopsz äöo-
26*
-ocr page 172-172 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— bol , eloy rudam, mkolaas ruyghaver , jakob simonsz de rijk , awtonis van runen,
1576 · ' '
jaques schoojfewal, jan simonsz, wijbe sjoerdsz, jan klaasz spieghel, gillis
steltman, jan sijvertsz, hendrik thomasz, antonis van utenhove antonisz, simon
vierijn, ellert vlierkop, dirk wor βπ adriaan van z"wleten (1).
Hoewel de stad stormenderhand was ingenomen, werd geen der burgers van leven
of eigendom beroofd, en waarschijnlijk heeft treslong in dit opzigt zijnen stadgenooten
goede diensten bewezen. Maar de kerken en kloosters werden geplunderd, de beelden
omvergehaald, en die van hout waren verbrand. Het vernielen der kerken was niet het
werk der Watergeuzen alleen; zij waren hierin door verscheidene burgers met ijver
geholpen geworden. Den volgenden morgen zag men de meesten van hen in monniks-
pijen gehuld, daartoe vvelligt minder door spotzucht dan door noodzakelijkheid gedre-
ven ; want zij waren berooide vrijbuiters, welken het vaak aan de noodige kleederen
ontbrak. Lumey hield de stad niet voor houdbaar en wilde met den buit, die reeds
werd ingescheept, vertrekken; doch treslong, cabeliau, de ruk, dirk duivel, en-
TENS en ongetwijfeld nog andere bevelhebbers haalden hem over, 's Prinsen bevelen
af Ie wachten en de stad in staat van verdediging te brengen, gelyk geschiedde, en
waartoe de inwoners, zoo vrouwen als mannen, de behulpzame hand boden (2).
De Hertog van Aiöa gaf aanvankelijk den Koning geen kennis van het innemen van
den Briet, daar hij hoopte den opstand spoedig te zullen bedwingen. Wat meer is,
Grasm. hij verzekerde zelfs den Vorst, dat de zwarigheden, welke het innen van den tien-
1572
den penning ontmoette, dagelijks verminderden, en dat hij, naar gelang der omstan-
digheden, nu eens zachtheid dan geweld gebruikte, om dien te heffen (5j. Onder-
tusschen getuigden niet alleen de bewegingen in Brussel, maar ook elders, geheel
(1) Levensberigtcu over de meeste van deze en andere Watergeuzen levert van groningen in
zijne met veel zorg bcAverkte Gesch. d. Waterg. bl. 133—363.
(2) Correspondance de philippe II, ï. 11. p. 245. ie petit, Chron. d.lIolL T. II. Liv. X. p. 223.
jttendoce, Eist. de la guerre de FL Liv. V. p. 116. stkada, de Bello Belg. Lib. VIL p. 430, 431.
campana, della guerra di Fiandra, T. 1. p, 74. bentivoglio, Nederl. Hist. bl. 123. de tassis,
Comment. Lib. I. p. 146, 147. meursii Rer. Belg. Lib. UI. p. 115—118. haraeüs, Annales
Brab. Ύ. III. ρ. 119, 120. bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. L B. VI. bl. 365, 366. v. meteiibn,
Hist. d. Nederl. Oorl. B. IV. bl. 70. hooft, Nederl. Hist. B. VI. bl. 229—231. v. retd, Gesck.
d. Nederl. B. I. bl. 6. alkemade, Beschr. v. d. Briel, bl. 123. Bijvoegsel, bl. 374. v. wijn op
wagbnaar, St. VI. bl. 76—88. v. gronirgen, Gesch. d. Waterg. bl. 92—102. brugmans, Bijdrage,
in de Letterbode voor 1840, bl. 66—72. van enst koning, Narigten, in de Letterbode voor 1840,
bl. 182—187.
(3) Correspondance de pbilippe II, T. II. p. 238, 247. ί -
-ocr page 173-DES VADERLANDS. 3055
iets anders. In Zeeland immers Aveigerden de Staten hmine toestemming aan de ^
gehate belasting; de ingezetenen wilden niet meer koopen of verkoopen, en velen
sloten hunne winkels (1). Bossu had terstond den Hertog van het gebeurde met den
ßriel onderrigt, en zonder diens bevelen af ts wachten, zich naar Maaslandsluis bege-
ven. Hier ontbood hy don Ferdinand de toledo met acht vaandels krijgsvolk, waaron-
der twee van de Napelsche afdeeling, welke te UlreclU ingelegerd waren. Te goeder
ure vertrok deze bezetting, ónder welke, ter zake eener achterstallige soldij van vijf-
tien maanden, een oproer dreigde los te barsten. Men zegt, dal de misnoegde soldaten
niets minder beoogden, dan bij een plegtigen omgang op Witte donderdag, de inwo-
ners te overvallen en de stad te plunderen. De toeleg werd ontdekt en de iioofdaan-
legger gestraft. Bossu en don Ferdinand voerden deze benden en eenige gewapende
landzaten in vijf en twintig vaartuigen over Zwartewaal en Heemlict naar Geervliet in
het Land van PiUteti, trokken toen door de Bornisse, een stroomend water hij Heen-
vliet, waar de schepen bleven liggen, op het eiland Voorne en regtaan op den Briel;
zonder grof geschut, daar zy geen einstigen tegenstand verwachtten. Maar de Geuzen
begroetten hen uit de boomgaarden onder de stad met een hevig geweervuur. In-
middels sprong rochus meeuwiszoon, de stadstimmerman, in het water en opende (^ag^
het sluisje van den Nieuwlandschen polder, in welken de strijd gevoerd werd, waardoor 1572
liet water naar binnen stroomde en de Spanjaarden noodzaakte van daar te Avijken. Zy
trokken nu langs den Nieuwlandschen dyk op de Zuidpoort aan, maar werden uit het
grof geschut der Watergeuzen zoo geweldig beschoten, dat zij ook hier wyken moes-
ten. En ^ toen zij daarop de vlammen uit hunne schepen, die ondertusschen door tres-
long en roobol ten deele in brand gestoken, ten deele in den grond geboord of van
de touwen losgesneden waren, zagen opgaan, en het water steeds hooger en hooger
wassen, vlugtte alles wat vlugten konde. Eenigen bereikten, half wadende, half zwem-
mende de afdrijvende schepen in de Bornisse; velen verdronken of stikten in dc moe-
rassen, anderen ontkwamen op Nieuw-Beijerland. Het getal der gesneuvelde Spanjaar-
den is onbekend; dat der Geuzen kan niet groot geweest zyn. Twee Spaansche be-
velhebbers en zestien soldaten waren gevangen genomen en aan een molen opgeknoopt.
Naar eenigen, was de Baljuw van Vlaardingen voor een groot gedeelte schuld geweest
aan bossu's mislukten togt. Hij had hem aangeraden, naar Geervliet af te zakken,
zyne benden aldaar te ontschepen, en te voet naar den Briel te laten oprukken. Toen
dit goedgekeurd en bossu weggezeikl was, had hy zich naar den Briel gespoed, de
Watergeuzen gewaarschuwd en hen vermaand, de onbewaakte Spaansche schepen in
(1) VAN wufi op WAGENAAR, St. VI. bi. 74, 75. swALüE, de daden dei Zeeuwen gedurende den
opstand tegen Spanje, bl. 10.
16ίί ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— brand te Stèkéïii Zoodra zij dit vërrigt haddeii, was llii naar bossü teruggesnèïd, hem
dringende, zöö spoedig ihogelgk deii anderen oei^ei· der Maas, al was het ook wadende
door modder én slib, te bereiken, daar de vlöed het hèiri later koii beletten. Terstond
was dië raad opgevolgd, éri de gekwetsten waren in een afzonderlyk vaartuig wegge-
voerd. Treslong werd tot bëvèlhebber vaii dêii Briel aangesteld, en de opgezetehen
η van het Land vm Vö'óhié zwoeren aan tuSrEY, stad en Land voorden Prins van Oranje
Grasm. te zullen verdédigen (1).
Het betnagtigeh van dm Briel, kwahl oranjè te ontijdig voor, en in den beginne
toonde hij er zich zelfs weinig bver tevreden (2). Daar de zaak echter nu een-
maal geschied waV, besloot hij er voordeel van te trekken, en beloofde den Graaf
mn der Mark spoedige eh krachtdadige hulp. Intusschen stroomden van alle kan-
tfen, vooral üit Zuid-Holland, gevlugte Edelen en bivrgers naar den Briel, maar
ook met hen een dëel geboefte, dat slechts róöf en wraak zocht, en de naaste landen
en stroonien döór stroopen en schuimen ten uitèrste onveilig maakte. Vermoedelijk
waren reeds terstond na hét innemen der stad, .täkob simonsz. de rijk, tiiköla.as
bïetvarw ten éloy van rïjdam naar Ën^èland gëzondèn, om ondèr de Nederiandsche
bitllih'gèn ^eld te verzamelen, zoo mogelijk, Engelsche en Schotsche soldaten mét
zïièh over te brengen, eh dè tWee gehortien schéperi te gelde te maken. Middelerwijl
vV^erderi a;lle weerüäre rfiahnen in dèn Briel in deri wapenhandel geoefend; en dé
j Watergeus iiiiiNtrs fiRAND vèrrriëe^èrdé aäh het htiofd van zéven 6f acht honderd nian
DWftsiiMên èn Schiedäm (3).
BóSsu was ondei-tus^scheri ihet z^n volk op Dordrecht gètrokken, üaar mëii huiverig
Was hém tè ohtvdn^ëh, doch väri éeriige vaartüïgën voorzäg, om naar Rotierddm over
tè ölieken. Hiër VerËöcht hij vrijen doortogt, wëlke hem, ha läng óndérhahdeïén, daar
dè itiwonërs dë S|}ahj?(arden niët vértröiiwdeh, werd toegestaan Op voorwaarde, dat
(1) Correspondance de i'iunpi'ii 11, T. 11. p. 245. mekuoce, IJist. d. la giieire de Fl. Li ν. V .
p. 117, 118. sTiiAüA, de Bello Belg. Lib, VIL p. 431. cami'aka, della yuerra dl Fiandra, T. L
p. ^4, 15. BENTivocno, Nederl. Hist. bl. 126- i.e mm, Chron. d. ΠοΙΪ. Τ. IL Liv. Χ. ρ. 224.
CHAPPUYs, HisL "Geh dé la guërre dé Pi. Liv. 111. p. 113, 114. de tassis, Üomment. Lib. Lp. 147,
i48. iiiRAÈ'üs, ΆΜαΙ. Brak Τ. III. p. ;52L meursh Rer. Belg. Lib. HL p. 118—121. pon,
m. d. Wèdërl Ohrt D. I. B. Vi. hl 366, 367. v. metbrek, d. WederL· Obrl B. IV. W!7l.
ÄbOFT, mderl. iM. B. VI. bl. 231, 2^2. νλκ xvijn ojï WagênaAr, St. VI. bL 88. mie^s. ϋρ
de Yaderl. Hist. bl. 287—290. v. groringen, Gesch. d. Waterg. bl. 103—106.
(2) Correspondance de guillaume le Tacilurne, T. III. p. 44, 370.
(3) Correspondance de phiuppe II, T. IL p. 245. bor, Eist. d. Nederl. Oorl. D. 1. B. VI.
bl. 367. hoopt, Nederl. Hist. B. VI. bl. 232, 233. v. meteren, Hist. d. Nederl. Oorl. ß. IV.
bL 71. /
DES VADERLANDS. 175
alleen vijf en twintig, naar anderen, yijfti^' inan te gelijk en ii^et ,i^tgedoofde lonte^i 1568—
zouden doortiekken. Doch naauAvelijks is ^bossu met de ,eersten binnen ^e pooit, of
liij velt met eigen hand zekeren smid, zwarte jan geheeten, \y,ey^e het binnemulij^en
van meer Spanjaarden ,daa het bepaalde getal wil belettep. J)e Avacht \yqrdt
beld, en de geheele Spaansche bende dringt in de jstad. De burgers bieden .tegensti^fld,»
maai' tusschen de drie honderd e^ vier bonderd van hen sneuvelen in het gevecht.
overigen, tot vrouwen en maagden toe, bleven nu vier maanden .lang, aan aUerJeii
mishandeling, hoon en moedwil blootgesteld. Deze trouwloosheid, welke ee^e alge,-
meene verontwaardiging verwekte, heeft ongetwyfeld den Spanjaarden meer nadeel ge-
daan, dan het bemagtigen van Bollerdam hun ,voordeel heeft aangebragl. O^^je
thans wist er uitmuntend partij van ,te tvekken. Bosßu vqrdreesf kort daarop de fGe.u-
zen, na een hardnekkigen tegenstand, uit Delftshaven en ontnam hun ,vijf en twintig
kleine ijzeren stukken geschut, waarop zy, die zich in Schiedam geworpen hadden, 11 v.
.vlugtten en naar deu Briel terugtrokken (1). ^157^'
Middelerwyl had alba den bevelhebber vvan ßi]e(la, j?iete,r ,υλίί κ^ληεβρε, ,en
jjai>tist de tassis, een zijnqr bloedverwanten en schrijver der Aaßleelie^ingefi over dßp
Nederlandschen opskml, naar gezonden, om die stad, zoo mogelgk, bij,lie-
ven pligt te houden en te bewegen, den Graaf ,van Bossu, welken hij nog in bet
JjQnd van Voorne vermoedde, van mondbehoeften te ,voorzien. Zy ,kweten Äich vai;i
dien kst, en rustten te Dordrecht vijf schepen uit, met ^welke Jiij jde stropmen m
oevers tegen de strooperijen der Watergeuzen beschermden (2Q. Jpe Hertog cVre^^dp
.voor V lis sing en, eene der gewigtigste zeesteden van J^ederland, ^lar 5?ij 4en mofl^d
Schelde beheerscht. Hier lagen slechts -twee .vai^xdels ^alen jnjbe;zeitwg,,en het,!«;?^?-
teel, opgeworpen zoowel om de burgerij ,te bedwingen als orn een aar^yal .van buiten
af te weren, Avas nog niet voltooid ^(3). J)e plannra ,en toeru§ti.ngeii, reeds ι^ίηφ
het begin jdes vorigen jaars door O^^aiyβ gemaakt, ,om die .§t9d te verrassen, ^hadtfen
{!)^Correspondance de phiuppeiH, T. ,11. p.,245. Xorrespondwi(X de GmyiKm^ Ie TMiturm,
;r. 111. p. ^43 , 52. mendoce, Mist. de la^^guerre (ie 118—1^. .stiuj)a, ^e Mlp
Belg. Lib. VII. p. 431. campana, ßella ^gmrra,^di Ρία^φβ, Τ. I. ρ. jbentjiyo9y.o, pfed^l.
Hist. bl. 126. le petit, Chron. de Holl. Τ. II. Liv. Χ. ρ. 224. c^ivvms, Hist. Gén.^e la^^^^werre
de Fl. Liv. III. p. 114.,de tassis, Comment. Lib. I.^p. 147. meursii Jïer. Belg. Lib. III. p.J122,
123. haraeus, A7inal. Brab. T. III. p. 121. bor, Ilisl. d. Nedei'l. Oorl. D. I. B. VI. bl.
368. v. meteren, Hist. d. Nederl. Oorl. B. IV. bl. 74. hooft, NederlHist. B, VI. bl. 232. gij-
sius, Oorspr. d. Nederl. Ber. b\. 469—472. Naleez. op de Vaderl.^Hist. bl. 287—2190.
(2) DE ÏASSIS, Comment. Lib, I. p. 148.
(3) Correspondance de philippe II, T. II. p. 245.
-ocr page 176-16ίί ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—alb\ van de noodzakelijkheid overtuigd, haar en geheel Walcheren te versterken.
Ongetwijfeld zagen de Vlissingers hel bouwen eener slerkle met grooten weerzin
aan, en het is hoogstwaarschijnlijk, dat zij in het geheim maatregelen beraamden,
het voltrekken daarvan te voorkomen, en Spaansche bezetting buiten te houden; hierdoor
^ wordl verklaarbaar wat eerlang aldaar en verder in Zeeland gebeurde. »Dit is niet
eene zoogenaamde toevalligheid geweest, slechts door eenen gelukkigen uitslag be-
kroond, gelijk men doorgaans vermeld vindt, maar het is de stoutmoedige uitvoering van
een ernstig overwogen, op de omstandigheden gegrond plan, hoewel door onvoorziene
gebeurtenissen tot rijpheid gebragt (1)." Alba trachtte thans den arbeid aan het kas-
teel, door den winter gestaakt, met verdubbelden ijver te laten voortzetten. Zijn afge-
vaardigde 8πμ>ιο ΠΛΜΡΙ moest beproeven, de Regering en burgerij van VUssingen door
vriendelijkheid te winnen , en haar de aanstaande komst van Span jaarden aankondigen, wier
kwartiermakers (Fouriers) reeds gekomen Avaren. Doch de tijding van de inneming
van den Briel, door .iai?r van cuijck, Heer van Erpl, in de stad verspreid, en
de hoop op hulp van oranje bragten de burgerij in beweging, die echter geene
daden van geweld pleegde. Maar toen men bij het aanbreken van den volgenden
1· morgen, Paaschzondag, zeventien schepen, bemand met drie vaandels Spanjaarden uit
f 6 V. Breda, onder bevel van osorio de angelo, gereed zag, om met de ebbe de haven
157^' ^^ loopen, begeeft zich de reeds opgewonden menigte naar het hoofd. Door
I de hartige taal van van cuijck nog meer opgezet, vliegt het volk van de ha-
ven naar het Raadhuis, waar de Regering met de Spaansche kwartiermakers over
^ den ontvangst en huisvesting der naderende benden onderhandelde. Op den weg
derwaarts ontmoet men de schare, welke de kerk heeft verlaten, waar de Parochiaan
' hevig tegen de Spanjaarden uitgevaren, en de herinnering van de verlossing fsraëh
ï . uit de dienstbaarheid hem aanleiding gegeven had, om de gemeente te vermanen, het
Spaansche juk af te werpen. Men roept haar toe: »verraad, verraad, de Spanjaarden
komen!" hetgeen door: »weg met de Spanjaarden!" beantAvoord wordt; en zoo snelt
i men te zamen naar het; Raadhuis. De dreigende houding der Regering, de stoute taal
der kwartiermakers, en de bcleediging, welke een aanzienlijk, algemeen geacht burger
j van hen onderging, brengen de verbitterde menigte in de Avapenen en andermaal op
I het havenhoofd bijeen. Hier bevindt zich ook van cuijck, die, terwijl de Spaansche
I schepen den koers naar de haven rigten, de burgers tot krachtigen tegenstand äan-
{ spoort, daar hun een wisse dood wacht, zoo zij de Spanjaarden binnenlaten. Een
Γ half beschonkene uit den hoop neemt aan, voor eene geringe geldelijke belooning, een
} stuk geschut op de Spanjaarden los te branden. Van cuijck betaalt hem den bedon-
[f. (!) swAMiE, do daden der Zeeutven, hl. 11, 20, 21.
fi.
-ocr page 177-DES VADERLANDS. 177
gen prijs, en ijlings snelt hij naar het bolwerk, door velen gevolgd. Weldra wordt 15G8~
een zwaar stuk ter geschikte plaatse gebragt, buskruid met geweld uit het gesloten
tuighuis gehaald, en onder het vreugdegeschreeuw des volks, op de schepen losgebrand.
De Spanjaarden, op zulk een welkomstgroet niet verdacht, hielden verschrikt af, en
een van hen kwam zwemmende aan strand, om te vernemen, wat er gaande was. Hij
ontving ten antwoord, »dat men in de stad geene Spanjaarden wilde hebben; zij kon-
den maar weder vertrekken van waar zij gekomen Avarenen toen de bode verze-
kerde, dat zulks met het eerste getij zou geschieden, bragt men hem zelfs aan boord
terug. Vóór dat de schepen andermaal het anker geligt hadden, kwam antokie van
BoxjRGONDië, Heer van Wackene-Kapelle, Gouverneur van Zeeland, waarschijnlijk op
het berigt der Spaansche kwartiermakers, die onder de beroerte naar Middelhurff ge-
vlugt waren, te V lis sing en. Vruchteloos beproefde hij de menigte tol bedaren te
brengen. Van guijgk overtuigde het volk, dat men te ver gegaan was, om straffeloos
te kunnen terugkeeren, en noemde des Gouverneurs vleijende Avoorden: »eene lam-
meren tong, om de Vlissingers den wolven te leveren." Antonie van BOURGONDië,'
met wien openlijk de spot gedreven werd, ontweek nog tijdig den overmoed des
gemeens aan boord der voor anker liggende schepen, met welke hij naar Middelburg
afzakte. De Vlissingers hadden de landlieden in den omtrek bedreigd, de dijken te
zullen doorsteken en hen te laten verdrinken, indien zij de Spanjaarden aan wal lieten
komen, die ook te Middelburg, Veere, Arnemuiden en Goes afgewezen werden, hetgeen
van eene onderlinge verstandhouding dezer steden getuigt. Uit Goes schynt men hen
echter van eenigen leeftogt voorzien te hebben, waarop zij naar Bergen op Zoom
trokken, en aldaar, in weerwil der burgerij, door filibert van serooskerken binnen-
gelaten werden. Daar Antonie van bourgondic het niet raadzaam had geoordeeld, met de
schepen eene poging ter beteugeling der oproerige stad te wagen, mag men besluiten,
gelijk teregt is opgemerkt, dat hij Vlissingen van genoegzame middelen van tegenweer
voorzien vond, en de stemming der burgers hem van alle hoop op eenige medewer-
king van binnen beroofde. Twee dagen later vertrok de Waalsche bezetting uit de
stad, wier burgers kort daarop, even als de Brielenaars, bij een openbaar besluit voor
oproerlingen en vyanden des Konings verklaard werden, met welke niemand, op ver-
beurte van lijf en goed, eenige gemeenschap mögt houden. De Vlissingers gaven eene
verdediging van hun gedrag in het Jicht, waarin zij betuigen, dat αlba's dwingelandij,
het vertrappen der voorregten, en het aandringen op ongehoorde schattingen hen heb-
ben aangespoord, de wapens op te vatten; doch spreken, hetgeen vreemd is, geen
woord van de godsdienst; ten slotte beloven zij, den Koning getrouM' Ie blijven (1).
(1) Correspondance de philippe II, T. II. p. 245, 246. mendoce, Hist. de la guerre de FL
II Deel. 5 Stuk. 25
16ίί ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— Denzelfden das van het afwijzen der Spaansche schepen, werden in Vlissingen vier der ge-
achtste burgers lot schutterhoplieden benoemd, de opgetrokken muren van het kasteel
omvergehaald en de bouvvstofFen eerlang tot herstel der stadsmuren gebezigd, die op last
van hampi gedeeltelijk waren afgebroken. Ook \verd een klein oorlogsvaartuig als
wachtschip op de Schelde voor de stad gelegd. Twee dagen later kwam eene hulp-
bende van bijna twee Iionderd man uit Antwerpen^ en de Waalsche bezetting vertrok,
8 V.
Grasm. na verzocht vrijgeleide, naar Middelburg. Men was te Brussel nog onkundig van den
^^^^ ommekeer te Vlissingen, immers verscheen 'sanderen daags voor de stad, de
Spaansche Overste Fernando paghego , een nabestaande van alba , afgezonden om de
wegen, vaarten, havens en landingsplaatsen van Zeeland op te nemen. De bevelhebber
van het Avachtschip hield hem aan, en voerde hem binnen de veste, waar hij ter
naauwernood aan de woede des volks, welke hem voor een zoon van alba aanzag,
onttrokken en gevangen gezet werd. Twintig dagen daarna werd hij met twee jonge
Spaansche edellieden van zijn gevolg met den strop gestraft, uit weerwraak, meent men,
dat ALBA eens een trompetter van den Prins van Oranje, aan hem als parlementair ge-
zonden , tegen alle krijgsregt had laten ophangen, waardoor het sein gegeven was, de
gevangenen in den begonnen burgeroorlog niet naar krijgsgebruik te behandelen.
Door eenigen wordt zyn dood aan de bloedwraak van treslong toegeschreven, wiens
broeder in Vijftien honderd acht en zestig te Brussel was onthoofd geworden. Alba
zelf verklaart, dat paghego, wien men in een onderaardsch hol geworpen en een stuk
' geschut op de beenen gelegd had, met de grootste wreedheid is ter dood gebragt,
omdat hij te Devenler CQnigQ Doopsgezinden, ingevolge 'sHertogs bevelen, had laten
verbranden. Zijn hoofd tverd op de stadspoort ten toon gesteld, hetgeen het gevoelen van
eenigen versterkt, dat 'hij door het zwaard het leven verloren heeft. Er is beweerd, dat
paghego door de regel-ing van Vlissingen verhoord en veroordeeld is geworden. Men
vond onder zijne papiefen een zeer gestrengen lastbrief van den Hertog, en eene groote
lijst van Kederlandeis, edel en onedel, welke alba wilde van kant geholpen hebben.
Ιψχ zegelring, door hem bij het gevangennemen afgegeven, is lang onder de namaag-
Liv. V. p. 120. stiuda, de Beilo Bel(j. Lib. VU. μ. 432. οαμιάνλ, della (juevm di FUmdra,
T. 1. }). 76 verso. dentivogmo, Nederl. UisL bl. 127, 128. le petit, Chron. d. Holl. Τ. II.
Liv. Χ. ρ. 224, 225. chappuys, llist. Gén. de la gue^re de Fl. Liv. III. p. 116'. de tassis, Kom-
ment. Lib. I. p. 148. haraeüs, Annales Brah. T. III. p. 122, 123. meursïi B&r. Belg. Lib. III.
p. 123—126. nov., Hist. d, Nedert. Oorl. D. 1. B. VI. bl. 369. y. meteren, Hist. d. Nederl.
Oorl. ß. IV. bi'. 71. v. myd, Nederl. Gesch. B. L bl. 6, 7. hooft,. NederL Hist. B. VI. bl. 233.
boxhobn, Chron. v. Zeel. D. 11. bl. 545—547. bbandt, Hist, d. Reform. D. I. bl. 527. v. wun
op ΛνΛΟΕΝΑΑΒ, St. Vl.bl.89. te water, Verk. Vadcrl. Hist. D. III. bl. 316—323, 324—327. swau^e,
de daden der Zeeuwen, bl. 14—21. , ;
DES VADERLANDS. 179
schap van jagob simowsz de buk, en een gouden keiling, in zijne kleederen gevon-1568—
den, onder de afslammelingen van blois van treslong bewaard gebleven. Zijne ijzeren ^^^^
wapenrusting werd ter gedachtenis in het stadhuis van Vlissingen opgehangen (1).
De Vlissingers ontvingen wel eerlang door ewoud Pieterszoon worst een goeden
voorraad van kr^'gsbehoeften, maar achtten zich hierdoor nog niet genoeg versterkt.
Eene Spaansche krijgsmagt was in de nabijheid, en het is onverklaarbaar, dal deze geene
poging aanwendde, om Vlissingen, vóór het verder bevestigd w as, te herwinnen. In
overleg met van cuyck, zond de Regering jakob de zwijger naar Engeland, en an-
deren mdj Rochelle om hulp, en rustte inmiddels eenige vaartuigen uit, over welke zij
het bevel aan worst toevertrouwde, tot wiens onderbevelhebber jan de moor werd
aangesteld. De zwijger ontmoette op zee jakob simonsz. de rijk, Avelke met drie
schepen en vijf honderd man, zoo Nederlandsche vlugtelingen als Engelschen, met wa-
penen en krijgsvoorraad uil Engeland terugkeerde. Hy overreedde hem, zich naar Vlis-
singen Ie begeven, waar men meer dadelijk hulp behoefde dan in den Briel, Twee 1572
dagen daarna kwam ook treslong, door lumey afgezonden, mei drie oorlogschepen
en twee honderd koppen aldaar aan, en werd er spoedig gevolgd door jeronimus
tseraerts, bevelhebber uit 'sPrinsen naam over Walcheren, welke de bezetting mei
ervaren hoplieden en manschappen versterkte. Men bepaalde zich nu niet alleen by
het behoud van Vlissingen, maar Irachlte geheel Walcheren van Spanjaarden te bevrijden.
Arnemuiden werd ingenomen, de Waalsche bezetting er uit gejaagd, en vier honderd
schepen, welke in de haven lagen, vielen den omwentelingsgezinden in handen, voor
wie zich spoedig geheel het platte land verklaarde. Dit deed den moed zwellen, en
TRESLONG beproefde een aanslag op Middelburg, rekenende 'op de goede gezindheid
van een gedeelte der burgerij, en op de zwakke bezetting. Vkh drie zijden tastle hij ^^
de stad aan, en stak eene der poorten in brand, maar wertf afgeslagen en moest
mei verlies van eenig volk en drie veldstukjes wegtrekken. De'eStad werd nu door den
Heer van Wackene en den Heer van Beauvoir, de bevelhebber def bezetting, zoo veel
mogelijk versterkt. Desvi ege besloten de Vlissingers, vóór zij een tw eeden aanval op Mid-
delburg beproefden, zich van Veere te verzekeren. De burgerij dier stad was raet
(1) Vorrespondance de ι·ιιπ-η·ι·κ 11, τ. 11. ρ. 257. memjüge, liisL de la guerre de Fl. Liv. V.
p. lüO verso. strada, de Hello Belg. Lib. VIL p, 432. de tassis, Vomment, Lib. 1. p. 149. ha-
kaeus, Ännal. lirab. T. III. p. 123, 124. bou, Hisl. d. Nederl. Oorl. D. 1. Ii. VI. bl. 369 , 370.
v. meïeiieis , IHst. d. Ncderl. Oorl. B. lY. bl. 71 (verso), ν, reyd, NederL Ifist. Β. 1, bl. 11. ßox-
houx, Chron. v. Zeel 1). 11. bl. 545. iioüft, NederL Hist. B. VI. bl. 236. v. wijn op avacenaar
St. vi. bl. 89. te water, Yerk. Yaderl. Hist. D. III. bl. 323, 324. p. a. βκγομακβ, Bijdrage in
den Letterbode voor 1840, bl. 84 enz. ν. GnomcEff, Gc.<(ch. d. Waierg. M. 434, 435, 472 , 473.
swAT.uE, de daden der Zeeuwen, bl. 24 (2).
180 ALGEMEEjNE GESCHIEDENIS
1568—hen in onderhandeling gelreden, maar nog tot geen bepaald besluit gekomen. Terwijl
de gilden in eene der kerken raadpleegden, wat hun te doen stond, brak eenig scheeps-
Yolk de poorten open, en voerde honderd vijftig of twee honderd Oranjesgezinden
naar binnen; drie honderd busschieters stonden daarenboven gereed, om hen des noods
in het vermeesteren der stad te ondersteunen. Maar de burgers wierpen de ongenoode
gasten ter poorte uit en wapenden vijf vaartuigen ter bewaking van hunne veste, zonder
zich voor de een of voor de andere zijde te verklaren; zij maakten zich evenwel mees-
ter van al het geschut en den krijgsvoorraad in 'sKonings tuighuis. In dien staat van
zaken, naar het schijnt, kAvamen twee schippers of visschers te Feere, die kort tevoren
in den Briel gevangen opgebragt, doch op voorspraak des Heeren van guyck zonder
losgeld ontslagen waren. Zij bragten de gemoederen der reeds gistende gemeente verder
tegen de Spanjaarden in beweging, waarop tseraerts en van guygk met zestig man
2 V, Vcere gezonden werden. Slechts dezen beiden werd door de Regering toegang
verleend, doch hunne voorstellen vonden geen gehoor. Tseraerts trok naar VHssingen
157 Ä
terug, maar van guygk bleef; en uit de twee schippers en anderen vernemende, dat
de burgerij zich voor den Prins van Oranje zou verklaren, zoodra maar eenig krijgs-
volk binnen de muren was, zond hij in den nacht een bode naar VHssingen. Reeds bij
het aanbreken van den dag stond hopman jeannin, uit Rochelle, met veertig man voor
de poort, die terstond door de beide schippers en hunne makkers opengeloopen werd. De
indringende manschappen legeren zich in de kerk, welke op last van den Baljuw de
' ROLLE gesloten wordt, die onmiddellyk onderstand uit Middelburg verzoekt. Aanstonds
rukt van daar eene krijgsbende naar Veere op, welke door de rijk, die inmid-
dels uit VHssingen, was ontboden, onderweg overvallen, geslagen en tot aan de muren
van Middelburg vervolgd wordt. De rijk vond bij zyne terugkomst de poorten geslo-
ten, maar de burgerij hielp er hem 'sanderen daags binnen. Dadelijk stelde hy jeannin
■4 v, .
Bloeim. vrijheid; en de Regeringsleden, zelfs de rolle, welke vlugtende achterhaald was,
legden in zijne handen den eed af van getrouwheid aan den Prins van Oranje y als
Stadhouder des Konings, Alzoo had binnen ééne maand geheel Walcheren^ met uit-
zondering van Middelburg, zicii tegen de Spanjaarden verklaard; en VHssingen was de eer-
ste stad in Nederland^ die zonder hulp van krijgsmagt, het dwangjuk had verbroken.
Van het uiterste gewigt was het bezit van deze plaats, de sleutel der Schelde genoemd.
Zij werd spoedig »het groote vereenigingspunt met Engeland, de wapenplaats van oran-
je, het toevlugtsoord der ballingen, en de zetel van den zeehandel, zonder welken de
middelen tot volharding in den strgd wel niet te vinden zouden geweest zijn (1)."
(1) Onres^pondance de philippb II, T. 11. p. 246 , 252 , 253. le petit, Chron. d. Holl. Τ. IL
liv.' Χ. ρ. 225. cHAppüYs, Hist. Gén. de la guerre de Fl.U\. 111. p. 117. bentivoglio, Nederl.
DES VADERLANDS. 181
Den dag, dat Veere was overgegaan, werd de aanval tegen Middelburg, doch 1568—
met meer krachtsontwikkeling dan te voren, hervat. De toevoer naar Rammekens^ dat
nog in bezit der Spanjaarden was, en naar Middelburg werd afgesneden, waardoor zich
spoedig in de stad gebrek aan levensmiddelen openbaarde. De ingang der haven was
met een groot aantal schepen bezet. Aan de landzijde legerde zich treslong met eene
vrij sterke krijgsmagt en grof geschut, terwijl de landlieden tot het opwerpen van
schansen gebezigd werden. De eerste aanval geschiedde aan de Noorddammer- of Arne-
muider-poort met zes stukken geschut. De bezetting in Middelburg was gering, en 7 τ.
ΒΙοβΐ-
onder de burgerij waren velen de Spanjaarden moede; ook liet het stedelijk be- maand
stuur afkondigen, dat zy, die door Avoorden of daden eenig oproer verwekten, ^^^^
met de koord zouden gestraft worden. Wagkene, beauvoir en de Regering hadden
besloten zich tot het uiterste te verdedigen, hopende inmiddels op een spoedig ontzet.
En inderdaad, sancho d'avila was reeds aan het hoofd van vijfhonderd veertig Span-
jaarden en zeven honderd Walen in zes en twintig vaartuigen, gedekt door vijf oor-
logschepen en een brigantijn, uit Bergen op Zoom vertrokken. Hij ontscheepte in het,
midden van den nacht zijne benden bij den Vrouwenpolder omtrent het fort den Haak,
ondanks de min gunstige gesteldheid des oevers, daar het volk tot de borst door het
water moest waden. Met het aanbreken van den dag rukt hij, zonder door de belege-
raars bemerkt te worden, welke van die zijde geen gevaar vermoedden, voor Middelburg,
waar het vaandel Walen onder den Heer de licques wordt binnengelaten, en overrom- g y,
pelt met zijne overige krijgsmagt de vijanden, maakt zich meester van hun geschut en
vervolgt hen tot aan hunne verschansingen by Arnemuiden. Doch het kanonvuur uit
deze werken noodzaakt de Walen, welke de voorhoede uitmaakten, te wyken tot op
de aankomst van het Spaansche voetvolk. Maar nu worden dé verschansingen stormen-
derhand overweldigd, de Spanjaarden dringen in Arnemuiden, en een groot gedeelte
der bezetting wordt neergesabeld. Eenigen redden zich met zwemmen, anderen ver-
drinken, terwijl zij hunne schepen trachten te bereiken, en de overigen, welke aan
de slagting ontkwamen, worden tot voor de poorten van Vlissingen en Veere, in welke
zij binnengelaten werden, nagezet. Arnemuiden werd nu door de Spanjaarden, Mid/-
delburg door de Walen bezet (1). Vruchteloos vermaande obahje de Regering en
Hist. bl. 128. haraeus, Annal. Brab. T. 111. p. 124. meursu Rer. BeUj. Lib. 111. p. 128, 129.
bor, MsL d, Nedeti. Oorl. D. 1. B. VI. bl. 371. v. meteren, IHsL d. Nederl. OorL B. IV. bl.71
verso. hooft, Nederl. Hist. B. VI. bl. 237 , 238. boxhorn, Chron. v. Zeel. D. II. bl. 547.
v. wijn op wagenaar. St, VI. W. 90. swatüb, de doden der Zeeuwen, bl. 25—31.
(1) Cmrespondance de philippe 11, T. II. p. 256 , 257. mendoce, Uist. de la guerre de FL
Liv. 111. p. 122—125. campana, della giierra di Fiandra, ï. 1. p. 77—79. bestivogjjo, NederL
16ίί ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— bui£ferii van Middelburg het voorbeeld van Vlissingen te volgen en de vi apenen voor
1576 '
de heilige zaak van godsdienst en vaderland op te vatten, terwijl liy haar tevens zijne
hulp belooft, met gloeijende kleuren het wangedrag van alba en de Spanjaarden af-
schildert , maar daarentegen het heil voor oogen stelt, dat zij te wachten hebben, wan-
neer zij om zgnen standaard scharen (1).
Aangemoedigd door dezen gelukkigen uitslag, poogde sangho d'avila zich van Veere
meester te maken, om dan aldaar de hulp te verbeiden, die hij uit Bergen op Zoom
langs Zieriksee verwachtte, en met welke hij meende Υ lis sing en aan te tasten. Onbewust,
dat het grootste gedeelte zijner vloot, welke naar Zieriksee was gezeild, om zich van die
stad te verzekeren, door den Burgemeester lieven keeksemaker aan het hoofd der gewa-
pende burgerij aangevallen en vernield was geworden, trachtte hij in den nacht langs het niet
versterkte Noorderhoofd Veere binnen te komen. Doch de toeleg werd ontdekt, en aan
den bedreigden kant eene verschansing van vischtonnen tegen den vijand opgeworpen,
waardoor deze plaats later Tonneiihurg genoemd is. Hevig Averd hier gevochten, en
de zwakke verschansing dreigde voor den geweldigen aanval te zwichten, toen de rijk ,
om eene afwending te maken, de Spaansche schepen, welke nog bij den Vrouwen-
polder ten anker lagen, liet in brand steken. Intusschen zijn de Spanjaarden de stad,
welke voet voor voet verdedigd wordt, ingedrongen, alles vermoordende wat zij ontmoeten,
doch, op het gezigt der vlammen, die uit hunne schepen opstijgen, trekken zi] onmiddell^k
terug. De rijk jaagt hen na, en met een verlies van tusschen de zes en zeven hon-
(ierd man, redden zij zich in Middelburg. De krijgsgevangenen werden, zoo als we-
derzijds gebruikeiyk was, zonder genade opgehangen. De verbittering was zoo groot,
dat men getuigt, dat de eene broeder den anderen met eigen handen zou hebben opge-
knoopt. Een wondheeler sneed een der verslagenen het hart uit het lijf en stak het
op eea scheepsgaljoen, waar verscheidene verwoede kampvechters er de tanden in zet-
ten. Het scheepsvolk wierp de gevangenen gewoonlijk paar aan paar ruggelings aan
dkander gebonden over boord, en noemde dit: de voelen spoelen. De wreedheden der
Spanjaarden gaven reden tot deze verbittering en woestheid, en maakten den strijd
hardnekkiger , de volharding onvermijdelijker (2),
Den manhaften pe rijk Averd het bevel over Veere toevertrouwd, en worst, daar
Uist. bl. 128—1,31. ühapi'UTs, Hist. de la gtierre de Fl. Liv. 111. p. 117, 118. de ïassis, üom-
meni. Lib. 1. p. v. srexeren, flist, d. Nederl. OmH- B, IV. bl, 71 verso. v. wun (»p wage-
NAAR, Sh. VI. bl. ^, 91. swALUE, de daden der Zeeuwen, bl, 32—35.
(1) (knrespondance de guuj.aumk /c Taciturne, ï. Hl. p. 47—50.
(2) hooft, Nederl. Hist. B. YI. bl. 238 , 239. v. wijn op warenaar, St. VI. bi. 91. swar.üe,
de daden der Zcmwen, b\. 3.5—38.
DES VADERLANDS. 183
TRESLONG naar den Briel vertrekken wikle, tot Admiraal Tan VUssingen aangesteld (1). 1568—
De vestingwerken der beide steden werden versterkt, nieuwe hulpbenden, vooral in ^^^^
ingeland en Schotland geworven, en inzonderheid schepen ten krijg uitgerust. Daar Mid-
delburg , zoo aan de land- als zeezijde, nog steeds alle toevoer werd afgesneden, dwong
de nood dikwerf de Spanjaarden tot strooptogten , en deze gaven aanleiding tot veelvuldige
schermutselingen en scheepsgevechten. In een dezer laatsten op de Lemmer aan het Sloe
geleverd, was het schip van sebastiaan de lange, Admiraal van Feere, aan den grond
geraakt. Nadat hij, omsingeld en aangeklampt door vier vijandelijke schepen, met on- 22 v.
verwrikten moed den ongelijken strijd lang heeft volgehouden, zijn afgestreden volk op
het punt is van te bezwijken, en hem, wegens de droogte der plaats, geen hoop op 1572
bijstand of ontzet overblijft, steekt hij, of een der z^nen, op het oogenblik, dat de
Spanjaarden zich van de overwinning zeker wanen, den brand in het kruid en
vliegt met vriend en vijand in de lucht. Dit heldenfeit beshste den strijd. De Spaan-
sche schepen deinsden dadelijk af, eenige werden nog genomen, de overige ontkwa-
men, geholpen door de engte en de gelegenheid van het vaarwater (2).
De Hertog van Alba was intusschen met allen yver bedacht, den dreigenden voort-
gang van dezen snellen ommezwaai van zaken te stuiten. Maar de geldmiddelen
daartoe ontbraken; en hoe slecht deze onder zyn schrikbewind beheerd werden,
kan daaruit blijken, dat de schatkist steeds uitgeput was, ofschoon men wil dat de
Koning in de vijf laatste jaren meer dan vijf en twintig millioen guldens naar de Neder'^
landen gezonden had (3). De tijdige ontvangst van vp maal honderd duizend kroonen
uit Spanje (4), stelde den Hertog in staat, om tot demping van den opstand, twintig
schepen in Holland uit te rusten, waartoe meer dan acht honderd stukken geschut,
met eene overgroote menigte kruid en krijgsbehoeften verstrekt werden. Veertien dezer
schepen moesten te Enkhuizen in gereedheid gebragt worden, elf daarvan lagen reeds
zeilree in de haven der stad, en boschhuizew hield zich bezig met het uitrusten der
overige. Hij had last, wanneer de kans schoon stond, Spaansch krijgsvolk binnen te
laten, terwijl men aan den goeden uitslag te minder twijfelde, naardien de Burgemees-
ters Spaanschgezind waren. Eene onvoorzigtige uitdrukking van den scheepskapitein
SCHUILENBURG tegen een bakker, welke weigerde hera brood zonder betaling te laten
(1) iiooKf, AWcr/. llisl. li. VI. bl. 239.
(2) V. METEUEN, ïliü. d. Nederl. Oorl. β. 1\.. bl. 71, 72. le petit, Chron. de Holl. Τ. IL
l>iv. Χ. |). 225, 220. de jonge, Gesch. ν. h. Nederl. Zeewezen, D. L hl. 177, 178. swalue,
de daden der Zeeuwen, bl. 39, 40.
(3) HorPERi Epist. XL. p. 454. Vgl. hooft, Nederl. Hist. B. VI. bl. 239, 240.
(4) Oorrespondance de. phujppe II, T. II. p. 231.
-ocr page 184-16ίί ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—Tolgen, »dat het hier der burgerij nog erger zou vergaan dan te Roller damwekte
den argwaan der Enkhui zers op, die nu vastelijk besloten, in geen geval Spaansche be-
zetting in te nemen. Toen derhalve een twintigtal soldaten van de buitenliggende
schepen met hopman kwikkel zich aan de poort vertoonde, >verd hun de toegang,
zelfs ongewapend, met nioeite vergund; maar de menigte rustte niet, ondanks de ge-
ruststellende verzekeringen van Burgemeesters, vóór dat z^ hen weder uit de stad
verjaagd had, en boschhuizen, welke dien morgen eenen burger stokslagen had
toegedeeld, op het stadhuis gevangen gezet was. Tevens w^erd het geschut van
een der schepen, en de krijgsvoorraad van drie anderen, die nog in de haven la-
gen, naar binnen in verzekerde bewaring gebragt, en boschhuizek gedreigd, dat men
hem het hoofd voor de voeten zou leggen, wanneer hij niet dadelijk aan de bodems, die
in het Marsdiep waren, bevel gaf, herwaarts terug te keeren en zich in de magt der
burgers te stellen. Zeven van de elf schepen, welke uitgezeild waren, kwamen eer-
lang op de reede voor de stad, maar de vier andere zetten den steven naar Amster-
dam , waar de zes overige schepen uitgerust werden. De Enkhuizer burgery, reeds
vroeger, naar het schijnt, voor den Prins van Oranje door den Predikant richard
CLAASEK in het geheim bewerkt, kwam ondertusschen gewapend voor het stadhuis en
verklaarde, dat men de zijde van den Prins moest omhelzen, welke niets anders be-
doelde dan 's volks welvaart en vrijheid. Een der Burgemeesters, volkert harkszoon,
gaf daarop ten antwoord, dat hij en zijne ambtgenooten, den Prins aan het bewind,
' en zich daarvan ontslagen wenschten. Onder de ballingen, gelijk nu door den invloed
van den Predikant jan arendszoon , hiertoe door sonoy aangespoord, dagelijks in de
stad kwamen, bevonden zich pieter luitgesz buiskes en kgrnelis janszoon brouwer;
de eerste voorzien van een lastbrief des Prinsen, gedagteekend den twintigsten van
Grasmaand, om Enkhuizen tot afval te brengen en de schepen, welke er voor lagen, te
vermeesteren. Beide mannen waren onvermoeid waakzaam, dat geen Spaansch krijgs-
volk in de stad geraakte, en verhinderden eene poging van paulus van loo, Drossaard
van Muiden, welke met een oorlogsvaartuig op de reede was gekomen, om op eene
slinksche wijze gewapende manschappen binnen te voeren. Ondertusschen was op de
tijding van den afval van Vlissingen, de Graaf van Bossu naar Amsterdam gesneld;
en bezorgd, dat Enkhuizen dit voorbeeld mögt volgen, zond hij eenige scheepsbevelheb-
bers, denkelijk uit die stad geboortig, derwaarts. Het gelukte hun het volk te bewe-
gen, de wapenen neder te leggen en zich aan de Regering te onderwerpen. Dit ge-
schiedde echter niet vóór dat het stedelijk bestuur met buiskes was overeengekomen,
dat de stad van de eene noch van de andere partij bezetting zou innemen, dat de
wachten versterkt en vier nieuwe hoplieden over de burgerij zouden benoemd worden.
Daarenboven moesten bossu's afgevaardigden plegtig beloven, dat den inwoners, om
deze bewegingen, geen leed zouden wedervaren, en dat veertien of vijftien ballingen,
DES VADERLANDS. 185
welke veel iiadden loegebnigt, υηι de menigte lot liaieu pligl terug.te brengen, ver- 1568^^
giil'enis gesclionken wierdeji. Het volk liet nu ongestoord de oorlogschepen vertrekken;
maar de Admiraal boschhuizen en liet geschut, tot bescherming van de stad, moesten
achterblijven. De Herlog van Alba, welke bossu had gemagtigd, den Enkhuizeren al
wal zi) begeerden toe te staan, gloeide van toorn ovei· hetgeen men hun liad moeten
bewilligen, en wacfïtte slechts hel oogenblik af, om zich te wreken, waarbij hij dan
w de zeven lievelhebljers niet zou vergelen, welke met hunne scliepen naar Knhhuizen
waren teruggekeerd," hoezeer ook uossii luin gedrag verdedigde.
ßij liel afzeilen der scliepeji was een daarvan, eene vlieboot, aan den giond ge-
raakt; en de Λ¥atergeuzen, die hel VUe waren binnengeloopen, maakten er zich spoe-
dig meester van. De Burgemeeslejs, om zich bij de Spanjaarden in een gunstig licht te
stellen, trachtten deze schade Ie vergoeden door him een schip, hetwelk in de Zui-
derhaven lag, acliterna te zenden. De burgers begrepen dit anders; en het scliip was
met den fokkemasl reeds door, als zij de valbrug voor den groolen mast nederlieten, zoo
dat het vaartuig heen noch weder kon. In dien staal })leef het eenige dagen liggen,
toen de Burgemeeiiters met een vaandel burgers, door hen in soldij genomen, naar de
brug trokken, om hel mei gCAveld er door te helpen, doch hierin door kornelis
BROUWEK en anderen, die zich gewapend bij hem voegden, verhind(?rd werden. De Bur-
gemeesters begaven zich hierop naar hel stadhuis, werwaarts liet geschut gesleept was,
dat nu, op hun bevel, geladen en naai· de straat gerigl werd, van waar men de op-
roerige burgers verwachtte. Met moeite gelukte hel .takov, floriszooa', een aanzien-
lijk inwoner, deze laalslen, welke het raadhuis bestormen wilden, tegen te houden
en over te halen , de straten te versperren en met twee kanonnen uit de haven te
bezetten, doch niet Ie vuren, vóór zij aangevallen werden, en inmiddels pieter
BuisKEs naar de wethouderscha]) te zenden met verzoek, dat het geschut op de
wallen gebragt mögt worden. Hel antwoord der Heeren was, dat men dei· bur-
gerij hierop bescheid zou geven, zoodra de afgevaardigden, naar Amnlerdam aan
bossu gezonden, teruggekeerd waren en welke tegen den avond verwacht werden.
Hel was denkelijk in dezen staat van zaken, dat de brief van orahjk aan de Rege-
ring en burgerij van Enkhuizen in de stad gebragt werd. De Prins lioopte, »dat
zy bereid zouden zijn, door daden den haat te toonen, welken zij den Spanjaarden
toedroegen, tegen wier listen en bedriegelijke beloften hij waarschuwde, hen verma-
nende, het begonnen werk van de verlossing des Vaderlands door te zetten, terwijl hij
ï.ué Δ
hun zijne hulp belooft en hen uitnoodigt, in alles zijn broeder loüewijk , welke
reeds in het Land moet gekomen zijn , te gehoorzamen." De Burgemeesters zagen zich
genoodzaakt, den brief te openen in de tegenwoordigheid van eenigen uit de gemeente,
maar verklaarden terstond, dat zij niet gezind >varen, den inhoud daarvan na te ko-
men. De beweging, welke dit op nieuw onder de burgerg verwekte, werd nog ver-
II Dkkl. r, Stuk, 24
-ocr page 186-16ίί ALGEMEENE GESCHIEDENIS
yermeerderd toen kort daarop ii\n,s kolterma?i, een der /eiideliiiffcn van oranje, be-
157(5
last om Haarlem tot opstand Ie brengen, voor Enkhuizen kwam en de stemming
Tèrnementle, welke daar binnen onder het volk heersclite, eene menigte briefjes in de
stad wist te krijgen, die, alom aangeplakt, de burgers vermaanden, op hunne
hoede te zijn, daar men bedoelde, elk ter straffe te vorderen, die zich aan
den Admiraal boschhuize^, welke door de Regering met list uit de stad Avas gehol-
pen, vergrepen had. De verontruste burgerij geraakte mi weder gaande en zond
dadelijk buiskes, brouwer en jakob ertkzoon naar het stadhuis met het herhaalde
verzoek, het geschut op de wallen te brengen, »want daar toch," meende zij, »was
7.ijne plaats, zoo men inderdaad beoogde, de Spaansche bezetting buiten te houden."
Doch de Burgemeesters, wier afgevaardigden inmiddels uit Amslerdaiti teruggekeerd
waren, antwoordden kortaf: »dat thans daarvan geen sprake kon zijn; de Graaf van
jHossu begeei'de, dat men den Hertog van Alha getrouwheid zweren, of de stad verla-
ten zon." Buiskes en zijne medgezellen verkkiarden zich ongenegen tot beide. »Ge-
noeg brave hf'den," zeiden z^, »die om alba's dwingelandij sinds v^f jaren bui-
tenslands hebben rondgezworven, verkiezen nu eens in huinu! haardsteden te blijven;
degenen, welke den Hertog genegen zijn, kunnen nu ook eens gaan i'ondzwerven,
zoo zij er lust toe giivoelen." De Burgemeesters, steunende oj) de beloofde bulp van
Bossu en het vaandel bezoldigde burgers, gaven trotsch besclieid en begeerden
' zelfs van het verdrag, onlangs inet de burgerij gesloten, ontslagen te worden, hetgeen
geschiedde. Z-oodra dit ondev het volk ruchtbaar werd, ging de kreet op, dat buiskes
ini den last, hem door oraiv.ie gegeven, voltrekken en de stad bevrijden moest. Wel-
dra hoorde men dan ook de stadstrommelslagers, door brouwer of een ander van
's Prinsen aanhangers omgekoclit, alom rondslaan, »dat wie den Koning van
Spanje en den Prins van Oranje liefhad, zich gewapend op het Noorder- en Z,uider-
Spui zon begeven." Terstond kwam hier eene menigte volks bijeen, welke buiskes
en brouwer tot hoplieden verkoos. De Burgemeesters ontboden hun bezoldigd vaan-
del burgers voor liet stadhuis, werwaarts brouwer twee stukken geschut liet sle-
pen, zonder zich hierin door de vrouwen te laten verhinderen, die, eeti bloedbad
Treezende, kermende tusschenbeide hepen, om door hare tranen en weeklagten de ver-
bitterde gemoederen te verteederen. Zekere jan frederikszoon fluitske loste zijn roer
op een der hevigste Spaansehgezinden, en hoewel het schot miste, baarde dit zoo veel
!5chriks, dat de Spaanschgezinde schutters het hazepad kozen, en de Burgemeesters in
het stadhuis de wijk namen. Doch brouwer liet er het geschut op losbranden,
de deuren met balken openloopen, en de Biugemeesters gevangen nemen. Terstond
2j liet men het Oranjevaandel van muren, torens en ipoorten wapperen, en PJnkhmzen
Woei- ^yerklaarde zich openlijk voor den Prins en tegen den Hertog van Alba. Buiskes, bij
maand
1572 voorraad tot bevelhebber der stad aangesteld, narn ilrie hondei-d vijftig burgers als
-ocr page 187-DES VADËRLANpS. 187
waardgelders aan, welke hij uit zijrie eigene beurs, daar op het stadhuis geen geld löö8—
gevonden was, moest bezoldigen, doch die, na de aank(Mnsl der Watergeuzen uil het
V/ie, afgedankt Averden. Weldra werd de Regering veranderd en buiskbs niet eenige 28 τ.
andere mannen, die zich bij de bevrijding der stad verdienstelijk gemaakt hadden, tot
Burgemeesters gekozen. Zij zwoeren den Koning, als Graaf, den Prins, als Stadhou-
der, en der slede Knklmizeii getrouwlieid, voorts belovejide, den Hertog van AUm eu
zijn aanhang, den üenden penning, en liet wreede geloofsonderzoek met alle kracht
te zullen tegenwerken. Bij meerderheid van stemmen werd een twintigtal nieuwe
leden van de vroedschap aangesteld, eii een geniagligde naar den Prins van (hmije
gezojideji, om eenen bevelhebber der stad te benoemen (1).
Reeds eene maand vóór liet omslaan van /itikltuism, had oka^je den volijverigeu soist)* lot
zyn Lnilenani en Gouvenwur over \V(si-Friesland en Wafer/nml aangesteld. \ls Stad-
houder des Konings had hij daartoe Jiet regt. De Staten stelden niimner »'en Stadhou-
der of diens plaatsvervanger aan; dit vermögt alleen de (iraaf zelf of zijn vertegen-
woordiger, eji als zoodanig beschouwde zich nog de Prins van (h'atife. D(i Graaf
van Hosm inuneis was slechts hij voorraad en gedurende hei afwej^pu van den Prins
naar Didlschland, lot Stadhouder van Holland aangesteld. Hieruit volgde, dal deze
nanslelling verviel, zoodra okaaje, welke dil gewesf als ontler zijn besluur bleef
aanmerken, terug gekeerd was (2). Hel schijnt, dal hij voor/ien, althans verwacht
had, wat thans gebeurd was, hoewel hel altijd vreemd blyfl, dal hij in den lastbrief
aan sonov, den twinligsten van Grasmaand te JJillenhurg geteekend , onvoorwaardelijk
verklaart; »dat het God Almaglig beliefd heeft in onze handen Ie stellen <le sleden
vari Enkhnizen, Medernhlik, Hoorn en andere in hel Walerland liggende." In een
afzonderlijk berigtschrift van dezelfde dagteekening, werd soisor opgedragen: »de
sleden van West-Friesland en Walerland in hare vrijheden te herstellen, voor de
behoorlijke uiloefenijig van de godsdiensl der Hervormden aldaar Ie zorgen, zonder
die der Roomschgezinden vooreeisl te verhinderen, en de belijders van beide gotlsdieu-
slen voor overlast te bewai eii; voor het onderhoud der vestingwerken te waken, de
ballingen terug te roefxen, de Regeringsleden, welke den Prins genegen waren, in
hun ambt te bevestigen en de andere af te zetten; de kerksieraden behoorlijk Ie
(1) Corn-sjmulance de i-hu.ipi-e II. 'Γ. 11. ρ. 254. 255. Correspondance de giüllaiimb k Taci-
tunie, T. III. p. .H8. .39, 50—56. de tassis, Conment. Lil). I. ρ. 151, 152. MEunsii Ret·. Iklg.
Lib. III. p. 129. HOB. lüsL d. Ncderl. Oorl 1). 1. Ii. VI. bl. ,371—374. v. ^lixmm, Ihst. der
Nederl. Oorl. B. IV. bl. 74—70. hooft, Nederl. Hist. ß. VI. hl. 241—247. musoT, Jhsi. van
Enkh. bl. 14]_]β4. vki.uis, Chron. v. Hoorn, bl. 327.
1
(2) Y. WUN op WAUEHAA« , St. VI. bl. 68, 102, 103.
24*
-ocr page 188-16ίί ALGEMEENE GESCHIEDENIS
mm
156Ö—laten opschrijven, tot er nader over beschikt zou worden, en 'sKonings belastingen
te laten ontvangen door een persoon, v^^elken hij, in overleg met den stedelijken
Raad, daartoe zon kiezen." Alle ingezetenen, van welken staat of rang, moesten
zweren, »dat zij den Koiiing, ontler den Prins van Oranje, gehouw en getrouw
zullen zijn; den Prins gehoorzamen in al wat hij hun zal bevelen, dat strekken
kan tol bevordering van het woord Gods, de dienst des Konings, de welvaart, verlos-
sing en vrijheid van de lauden, steden, en van elk van hen in het bijzonder; voorts,
dat zij de vrijheid en voorregten van de steden zullen voorstaan, de welvaart hunner
stad bevorderen, op geene wijze gedoogen, dat in het prediken of verkondigen van
het waarachtige woord Gods naar het Evangelie iemand hinder, letsel of stoiing gedaan
worde, en dit ook niet aan de Roomschgezinden geschiede; eindelijk, dat zij geene over-
eenkomst zullen sluiten met wien ook , die mögt voorgeven daartoe bijzonderen last van
den Koning te hebben, al ware het zelfs, dat men de voorregten en vrijheden der
steden vermeerderen en de uitoefening der Hervormde godsdienst vergunnen wilde,
zonder uitdrukkelijke toestemming van den Prins van Oranje, welke insgelijks van
zijne zijde niets (van dien aard?) zou verrigten zonder bewilliging van de steden."
Wie dezen eed Aveigerde af te leggen, zou als » een Weders()annig oproerling en vijand
behandeld en in verzekerde bewaring genomen worden (1)."
So?iOY hiekl zich *in dien tijd te Bremen op met last, aldaar en in Hamburg tien
' vaandels Duitsche soldaten en andere krijgsbenden te werven, eu onder de uitgewekene
Nederlanders geld in te zamelen. Doch op het berigt van het voorgevallene te Enk-
huizen, s[)oedde hij zich derwaarts en kwam, niet zonder gevaar van door eenige
Walen nabij Medemhlik opgeligt te worden, in de stad, waar hij onmiddellijk in zijne
waardigheid erkend werd. Na hier alles geregeld te iiebben, was zijne eerste zorg, de
andere Noord-Hollandsche steden aan 's Prinsen zijde te brengen (2). Met Mcdeniblik
werd het begin gemaakt, waar men kort te voreji eenige Walen van alka den toe-
gang had geweigerd. Op last van soivoy begaven ziel» de hoplieden kuyghaver , gabel-
lAu en BROUWER naar die stad, om met de Regering te onderhandelen, welke echter,
iloor den invloed van den Slotvoogd, Jonker corwelis vais rijswijgk , tot geen bepaald
besluit geraakte. Sotoy, dit dralen moede, zond twee vaandels krijgsvolk onder ruyc-
haver en gabeliau, eu een gelijk getal Enkhuizer schutters naar Mcdeniblik, welke
er binnendrongen en de Spaanschgezinden noodzaakten naar het slot de wijk te nemen,
Avelk zij verdedigden. Maar toen men hunne achtergeblevene vrouwen en kinderen,
(1) HOR, Ilial. d. Ncderl. Onrl. 1). l. B. YI. hl 375, 37β.
(2) bi»u, Hist. (i. Nedcrl. Oorl. I). I. ]}. VI. bi. 376, 377. v. μεγεκεχ, llisl. d. Nedcrl. OurL
H. !V. 1)1. 70.
DES VADERLANDS. 3071
bij wijze van borstwering voor het kasteel plaatste en alzoo aan het vuur der bezetting
blootstelde, zag vain rijswijgk zich gedrongen de sterkte op te geven, welke sinds dien
tijd met de stad aan de zijde des Prinsen gebleven is (1). Weldra volgden //oorw,
Alkmaar y Edam, Monnikendam en Purmerende het voorbeeld van Vlissingeu, Enk-
huizen en Medemhlik, en genoegzaam onder dezelfde omstandigheden als zij. In al
deze steden werden bevelhebbers of Gouverneurs in 's Prinsen naam aangesteld. Bosgh-
HUizEW verscheen om dezen tijd met eene vloot voor Enkhuizen, doch met geen ander
gevolg, dan dat drie zijner hoplieden met hunne manschappen overliepen en zich onder
oranje's eed begaven (2). Men verlieze bij deze gebeurtenissen niet uit het oog, dat
het geenszins het doel der burgers was, zich aan het gezag des Konings van Spanje,
als Heer der Nederlanden, te onttrekken, maar Spaansche krijgsbezetting, welke hen
in hunne vrije bewegingen belenunerde, buiten te houden, alba's geweldenarijen te
keer te gaan, en zich onder den Prins van Oranje, wiens gelastigden alom verspreid-
den , dat hij hej) van den tienden penning kwam bevrijden, als 's Konings Stadhoüder
te begeven. Men besclu)uwe liet niet als eene daad van hoogverraad, dat. de steden
bezetting weigerden, ofschoon het lioog gezag die lot behoud, bescherming of veiligheid
des lands noodig keurde. Het was een vau de uitstekendste regten eener gemeente,
»de })oorlen der stad 1.e mogen bewaken, en (jcenc hrvjcfshenden in Ie nemen, dan met.
toesleniminff de)· sledelijke regering (δ)."
De Hertog van Alba had onverwyld te Bergen op Zoom eene krijgsmagt vereenigd,
om de Prinsgezinde steden in Holland en Zeeland te bedwingen, toen het verrassen van
Bergen in Henegouwen door lodkwijk van Nassau hem noodzaakte, vooreerst van plan
te veranderen. Terwijl oranje in DuitscMand een nieuw leger bijeen bragt, was
LOBEWMK met duizend man voetvolk en vijfhonderd ligte ruiters, in Frankrijk ge-
worven, naar de Nederlandsche grenzen, en wel zoo in het geheim opgerukt, dat
alba's verspieders, welke 's Graven bewegingen naauwkeurig gadesloegen, er niets van
bemerkt hadden. Het hoofddoel was, zich van de eene of andere sterke stad te ver-
zekeren; oranje's eerste veldtogt immers had getoond, hoe nadeelig het gemis van
een vast |)unt in de Nederlanden voor den Prins geweest \vas. Spoedig zag lodf.v?vijk
zie'n iloor de Heeren ηκ famars en la noue meester van Valenciennes, doch het s'üt
23 T.
Woei-
maand
1572
(1) HOR, IJisl. d. Nederl. Oorl. D. 1. B. VI. bi. 377. Het slot te Medcmblik, in licl jaarboekje
Holland tooi- 1850.
(2) Bou, Hist. d. Nederl. Oorl. 1). 1. B. Yl. bl. 377- v. meïeue.n, Jlist. der Nederl. Oorl. B. IV.
bl. 76, 77. iiooKT, Nederl. Ilist. B. VI. bl. 250. vemus, Vhroii. υ. Hoorn, bl. 331. boomkami-,
Alkmaar, bl. 177—180.
1.568-
1576
(3) HAEPSAET, over de Poorlerijeti of Gemeenten der Nederlanden, bl, 80.
dB8
-ocr page 190-190 Α L (; Ε Μ Κ Ε λ'Ε (i Ε S C Η1ΕI) Ε ΝΙS
konde men niet bemaglig-en, welks bezetting zich wakker bleet" verdedigen. Maar dien-
zelfden dag legen den avond, zond liij twaalf üloule gasten, die zich voor wijnkooiiers
moesten uitgeven, naar Ihrgen, waar hij het in 't bijzonder op gemunt liad en niet eeiiige
burgers in verstandhouding stond. Onder voorwendsel, dat hun wijn, om koel te blijven,
vóór het <){)gaaii der zon moest vervoerd worden, haalden z^ voor een drinkpenning den
portier over, de poort vroegt^dig te openen. Hierop maakten zij zich meesttM- van de
wacht, en lodewlik vnn iSmsaa kwam met eenige ruitei's in de slud, waar hij zich
bij herhaling met zijne manschappen oj» alle punten vertoonde, en daardoor de burgerij
in den waan bragt, dat eene sterke krijgsmagt Avas binnengerukt, zoodal niemand zich
verroeren durfde. Tevens liet hij afkondigen, dat hij alleen gekomen was, om de
Imrgers van den tienden penning en alba's dwingelandij te lievrijden, eji «lal de 1'rins
van Oranje met een aarizieidijk legei· in aanlogt was. Intusschen Avachl hij met
pijnlijk ongeduld de aankomst ,van het overige krijgsvolk; en daar het gevaar, dat de
Spaanschgezinde burgers te wapen zouden snellen, steeds dreigender werd, rent hij
spoorslags ter stad uit en vindt zijne bende, welke in het bosch verdwaald was. Da-
delijk laat hij vijfhonderd ruiters, ieder eenen voetknecht achter zich ofwiemen, en sjielt
daarmede nog in tijds naar de stad terug, welke hij spoedig, zoowel (h)or den gevon-
den krijgsvoorraad als dooi· den dagelijkschen toevoer van volk uit PlcanlU' en Chani-
paijne, in staal van verdediging brengl. De Regering legde den eed af aan den
Prins van Oranje als Stadhouder des iConitigs. — Het vermeesteren van Jicrt/en in //c-
negouiven verontrustte den Hertog van Alha buitengemeen , en verbaasde hem te meer,
daar zijne verspieders gemeld liaddeii, dat lodewmk: deti vorigen avond nog dooi hen in
•Parij!< gezien was, efi aan niels mindei' dan aan krijgvoeren selieeji Ie denken. Hij
konde zich op dit berigtizoo weinig bedwinge;n, dat hij zijn iioed op den grond wierp,
er op trad en uitriep: »de Toskaansche," meenende ο\τηακινα de mkuku, »lieeft my
liedrogen; doch geduld; zij heeft mij met Toskaansche lehën beschonken, ik zal haar
Spaansche distels daarvoor wedergeven." En inderdaad, het verhes van eene stad als
Hergen, om hart^ liggijig en als vesting eene der belangrijkste sleden in de Nederlan-
den, bovenal in een tydsgewrichl, waarin de houding van hel Flansche Hof zeer dub-
belzinnig was, moest den Hertog uitermate treilen. Hij had weil eene krijgsmagt van
vyf of zes duizend Duitsche ruiters en achttien duizend Duilsclie voetknechten, vijftig
vaandels Spanjaarden (?n honderd vijftig vaandels Walen bijeen, maar oor<leelde haar te
gering, om Holland en Zeeland te bedAvingen en te gelijken tijde Hergen te herwin-
nen. In dei\ krijgsraad waren de gevoelens verdeeld, hoe te handelen; niu\in'i\ vvriilli
meende, dat de waj^enen eerst tegen Hnlland en Zeeland moesten gerigl worden; de
Heer van Noircarnies daarentegen begreep, dat men mei de belegering van Bergen be-
hoorde te beginnen, Λτ,βλ besloot tot het laaLsle; hij vreesde een aanval van den kant
van Frankrijk , en achtte het deswege van hel hoogste gewigl, de broeder des Prin-
156^
1576
24 ν.
Bloei-
maanfl
1572
OES VADERLAINDS. 191
sen van Oranje uit Berqcn te Tcijagen. Don frederiic kreeg berel, inet vierduizend 1568—
Spanjaarden, Walen en Duitschers, benevens vier honderd ruiters onder iiïoïrgarmes
op Ie rukken, om die stad te berennen, terwijl intusschen de toebereidselen tot
het beleg in gereedheid zouden gebragt worden (1). Valenciennes werd spoedig
dooi krijgsbenden uit Doornik en Douay, (tnderstcund tloor de bezetting van het slot,
stormenderhand hernomen, doch den inwoners aïgemeene vergiffenis geschonken, om
daardoor Bergen aan te moedigen, de wapens tegen lodewijk van Nassau op te vatten.
Uit eenige papieren, te Valenciennes in beslag genomen, had men zaken van het
hoogste belang ontdekt, omtrent verbindtenisseu met de oolnitiv aangegaan, en vertoogen
tot den Koning van Frankrijk gerigt, om hem aan te sponMi, in de Nederlanden te
vallen (2). In hoe verre de Hertog een krijgskundigen misslag begaan heeft, door het
beleg van fierge^i ie ondernemeji, vóór h^ Holland en Zeeland bedwongen had, willen
wij niet besbssen, maar ontwijfelbaar is het, dat zijn besluit veel ter bevrijding dezer
beide gewesten heeft toegebragt.
Vurig verlangde alba naar de kouist van mediiVa celi. Het tuchtigen der Neder-
landers , waarin hij, naar zijn gevoelen, mei de nieesle qematiqdheid van de wereld
(eoji toda la moderacion del mundo) was te werk gegaan, was de oorzaak, zoo hij
meende, van den haat, welken men hem toecUoeg, en dat hij zoo kwalijk ondersteund
werd. Om denzelfden tijd echter ontving h^ van den Koning bevel, het bestuur over
de Nederlanden neder te leggen, noch deze gewesten te verlaten, vóór liïj het hem
geboden had (5). Den Hertog van Medina Celi, welke reeds te Sanlona zeilree lag,
werd aangeschreven: »dat alba, zoolang h^ zich in de Nederlanden bevond, de
eenige en oppermagtige [ahsolu) Landvoogd zijn moest; dal hij (λιεοινα geh) zich in
niets, wat de bewindvoering betrof, mögt mengen of mededeelingen daaromtrent aan-
nemen; dat hij inzonderheid de ooren moest sluiten voor alle klagten over den tienden
penning, die op bevel en naar den >vil des Konings was ingevoerd; in één woord, dat
(1) Correspondance de i'hilippe 11, t. 11. ]). 259. Archiven da la Maison d'Oraiiije, t. 111.
|). 42π. mkni»(»(;k, Hist. de la ijuerre de Fl. liv. v. p. 127—120, 154. stkaua , de Bello Belg.
Lib. Ml. p. 435. c.ami'ana, della guena di 'Fiandta, t. i. p. 79, 80. bentivogmo, Nederl. llisL
b. y. bl. 131—135. m: i'iïtit, Chron. dc Holl. τ. ii. Liv. χ. ρ. 226. cham-dys, Hist. Gén. de Ia
gneire de Fl. Liv. 111. p. 118—120. de TAssrs. Comment. Lib. 1. p. 152. haraeüs, Annales
Hrnb. t. 111. p. 124, 12.5- Bon, Hist. d. Nederl. Oorl. d. li. b. ·\ί. bl. ;i77, 378. hooft, Nedefl.
Hist. m. vi. bl. 248. v. meteren, Hist. d. Nederl. Oorl. b. iv. bl. 78.
(2) Correspondance de ιήιι.π'ρε 11, τ. il ρ. 2β0. 2β2. mem)oce, J{i.tt. de la guerre de Fl.
Liv. v. p. 12β (verso). Liv. vl p. 129—131.
(3) C-orrespmidance de philippe ,11, t. 11. p. 246, -247.
-ocr page 192-19^2 AL GE ME ENE G ESC 111Ε!) KNIS
1568— bij zich met tiiels anders luogt heinoeijen, dan met hetgeen iiem de Hertog van Alba
loeverlrouwde, en <ψ de wijze zoo als deze het wenschle (1)." Medhsv geli was den
eersten van BJoeiniaaiid rnet zeven en veertig, zoo üorlogs- als koo})vaardijsciie])en, en
vierduizend man, zoo soldalen als matrozen, in zee gestoken, doch na weinig dagen
door slorm genoodzaakt weder binnen te loopen. Daar ondertusschen de tijding der
j inneming van den Briel de hofstad Madrid bereikt had, ontving hij den vijftienden van
I Bloeimaand aanschrijving, zijn vertrek zooveel mogelijk te bespoedigen. Ruim drie
I weken daarna kwam h^ in hel gezigl van Blankenberg, en liep met eenige kleine
; vaartuigen te Sluis in Vlaanderen binnen , waar de groote schepen hem niet konden
; 11 v. volgen, en zelfs viei· of vijf der kleinere aan den grond geraakten , van welke de
I maand. Z-eeuw^sche kapers twee hemagligden en twee verbrandden. Een Spaanscli schip,
I welk «ouwER EWOUTs , een Vlissingei·, tot loods had, verviel op eene bank en werd
^ ' door de Zeeuwen genomen. Een opkomende storm belette den vrijbuiters, zestien
schepen en elfvliebooten sterk, onder ewoui» pietersz worst, twaalf groote schepen
ί van MEDINA OELi, onder bevel van n'uLLOA, aantetasten. Na het bedaren van den
I wind , vereenigde zich d'ulloa met eene koopvaardijvloot van een en tAvintig zeilen ,
I die uit Portugal gekomen en naar Antwerpen bestemd was. Hy besloot liaar derwaarts
I te begeleiden, docli op de hoogte van VHssingen door een geregeld kanonvuur be-
^ groet, week hij onder lianimekens en liep daarna Middelburg binnen. Al de koop-
vaarders werden genomen, en daarna nog twee van de Barbarijsche kusten. De waarde
van den buit werd op een half millioen guldens geschat, waaronder tweemaal honderd
1.' :
[ duizend gulden aan gereed geld (2). Eenige dagen te voren hadden tien Zeeuwsche
kapers bij de Boomkreeh dertig sche])en van Antwerpen , waarschijnlijk voor de bezetting
I van Middelburg vermeesteid (5). De beste bodems werden bij hunne vloot ge-
I " voegd , die nu honderd v^'ftig zeilen telde zoodat in korten tijd der Geuzen magt in Zeeland
ontzaggelijk was aangegroeid (4). Onder deze weinig bemoedigende voorteekenen kwam
(1) Oorrespondance de thilippe 11, T. 11. p. 248.
(2) Correspondance rffiraiLippE 11, T. 11. p. 248 , 249 , 26Ό, 2G2. 263, 264. Arclnves de la
MaisondOrange,'ï. lll.p.436—442 , 445 , 446. vigiji Epist. ad. hopperum, p. 689. mendoce, Hist.
de la gnetre de Fl. Liv. VI. p. 134 verso, campaka, della guevra di Fiandra, T. 1. p. 82. le pe-
tit, Vhron. dc Holl Τ. 11. Liv. λ. ρ. 229 , 230. υε tassis, Comment. Lib. 1. ρ. 153. bou,
IJist. d. Nedcrl. Vorl. D. 1. li. ΛΊ. bl. 393. v. metehen, Uist. d. Nederl. Oorl. li. IV. bl. 72.
HOOFT, Nederl. Hist. li. VI. bl. 250, 251. ^
j, (3) Arehives de la Maisnn d'Orange, ï. 111. p. 436.
)
(4) Vgl. d(ï merkwaardige woorden yan strada , de Belh Belg., Lib. VU. p. 433.
-ocr page 193-DES VADERLANDS. 195
medina geli te BrusscL Aller veiirouwen was op hem geyestigd; zoo hij laler ge-1568—
komen ware, meende men, zou alles verloren geweest zijn (1). ^^^^
Mediiva geli kwam werkelyk reeds te laat. De beraamde belegering van Bergen
dreef het onweder, dat zich over Holland en Zeeland zamenpakte, naar Henegouwen
over. Vele steden, die nog wankelden, kregen nu den moed, zich voor den Prins
van Oranje te verklaren. Jonkheer adriaan van zwieten, een der Verbondene Ede-
len en die zich onder de Watergeuzen bij den Briel had bevonden, maakte zich, door
verstandhouding met eenige burgers, met een handvol krijgsvolk binnen den tijd van
drie dagen meester van Oudewaf er en Goada, waar de Slotvoogd zich, buiten nood- 19—21
zake, over gaf. Leiden koos insgelijks 's Prinsen zijde, meest door beleid van den j^·
Pensionaris Mr. paulus buis , en ontving een vaandel voetvolk onder Hopman jan
EiLOF (2). in Dordrecht, toen nog voor het hoofd van Holland aangemerkt, heulden
de burgers in het geheim met de Watergeuzen, welke zij moesten bestrijden. De be-
volking werd van dag tot dag onrustiger, schimpte op de Regering, en onderdrukte
haren ^venscb niet langer, om het voorbeeld van VUssingen en Enhhuizen te volgen.
De Regering echter sloeg alle aanzoeken dienaangaande van de hand, verdubbelde de
wachten aan poorten en wallen, en nam een honderdtal waardgelders aan tot bewaring
en bescherming der stad, die elk oogenblik gevaar liep door de Watergeuzen over-
vallen te worden. De meeste gilden, de hoofden der schutterijen, zelfs eenige Raads-
leden verklaarden zich voor den Prins van Oranje: schimpschriften op alba en den
tienden penning werden alom aangeplakt, hedekens ter eere van oranje onder het volk
gestrooid, en in spijt der bevelen van het stedelijk bestuur, de Gouwenaars, die gebrek
aan koorn hadden, van het benoodigde graan voorzien. Eerlang verscheen ook, op aan-
zoek van eenige Prinsgezinde ingezetenen en op last van oranje , de Watergeus entens
VAN MENTHEDA ixict aclit eii twintig zoo groote als kleine vaartuigen voor Vapendrecht
en Zwijndrecht, en zond een bode naar de stad, om met de Regering te onderhan-
delen. Terwijl de Raad weifelde, lioe zich te gedragen, spoedde zich de Oud-Schepen
Mr. adriaan van bleijenburg, dic in liet geheim briefwisseling met oranje onder-
hield, gevolgd door het Raadslid jakob muys van holy naar de Watergeuzen. Intusschen
was de geheele stad in opstand geraakt, de schepen naderden, en de Regering zag
zich gedwongen, met entens een verdrag te sluiten, waarbij de stad aan den Prins
(1) ('otrcsjjondance de phihpi'e 11, T. 11. p. 264.
(2) Corresjmulance de philii'pe II. D. II. p. 266, 267. Archives de la Muison d^Orange, Τ.
UI. ρ. 461—464. TiGLiüs, EpisL ad. hopperüh, p. 666 , 686 , 687. iuraeus, Annal,Brah,T.lll.
p. 127. bor, Hist. d. Nederl Oorl D. 1. B. YI. bl. 378, »79. v. meterex, Hist. d. Nedcrl. Oorl.
B. IV. bl. 73. nooFT, Nederl. Hist. B. TL bl.2i53, 254. y.wijn opwagesaar, St.Vl, bl. 96—100.
II Deel. 5 Stuk, 25
-ocr page 194-16ίί ALGEMEENE GESCHIEDENIS
15Ö8— werd overgegeven, onder beding van »de instandhouding van den ouden regerings-
vorm , de bewaring en handhaving van alle regten en voorregten, en de bescherming
van den binnen- en buitenlandschen handel." De AVatergeuzen beloofden van hunne
25 V. zijde: »dal noch aan de geestelijkheid, noch aan de kloosters, kerken en andere ge-
maand stichten eenig geweld of overlast zou geschieden." Hierop trok kntens met twee
1572 honderd man onder het gelui der klokken, het gebulder van Jiet geschut en het ge-
Jnicli des volks, maar tegen den zin der Regering, de stad in. Dk tassis had zich
te goeder ure van daar verwijderd, kwarebbk werd opgeligt en later naav het
kasteel te Huren vervoerd, waar hij na eene langdurige gevangenschap overleed.
Eerlang kwam lumey met eenige Edelen in de stad, en werd op de plegtstatigste wijze
ontvangen. Aanvankelijk handliaafde hij het verdrag met enïens gesloten ; maar het
duurdeniet lang, of hij schond het ten opzigte der RoomscJigezinden, waarover hem
de edeldenkende en gematigde cornelis van beverew zijn ongenoegen te kennen gaf.
)) Men heeft u," zeide onder anderen de waardige man, »om den gewetensdwang en
de tirannij te ontgaan ingelaten, en niet om anderen in het geweten te dwingen, of
om der godsdienst wille iemand overlast en geweld aan te doen (1)."
Daags na het overgaan van IhrdreclU zeilde de vloot der Watergeuzen met mond-
en krijgsbehoeften rijkelijk voorzien, onder bevel van marinus brandt naar Gorkum,
De stad gaf zich «ladelijk over, en het slot den volgenden dag. De Roomsche Geeste-
lijken werden Avreed mishandeld, eenige van hen naar den Brïpl gezonden en aldaar
op last van i.ijmey opgehangen, in weerwil der aanschrijving van oraxje aao alle be-
velhebbers, geene Geestelijken te mishandelen, maar hun, even als elk ander, vrijheid
en bescherming te verleenen. De sloten Loevenitloin en Liesfeld werden om denzelf-
den tijd door de Watergeuzen gewonnen, maar een aanval op Schoouknven mislukte.
De bezetting van Gorkum bemagtigde Hommel, tloch werd spoedig door de burgers
Aveder verdreven, dewijl zij, tegen het verdrag aan, zich aan de beelden en de ker-
ken vergreep. Door list maakte zekere vogeleivzang zich meester van het slot te Bu-
ren, welk met krijgsvolk uit Gorkum. bezet werd (2). Haarlem schaarde zich, onder
(1) G. 1). j. sc.iiOTHi,, Kerkdijk Dordrecht, 1). 1. hl. 4i)—60. Vcrj-elekcn met Arclüves de la
Maison (V Orange, Τ. UI. ρ. 4ß4 , 465, 406. »n tassis, CommentAAh.A. ρ. 149, 150. hapu^kus,
AnnaL Brab. Τ. III. ρ. 127. «οη, UisL d. Neder!. Onrl. D. i. U. VI. bl. 379. hooft, Nederl.
HisL B. VI. 1)1. 254. v. niiVEiiwijcK, Uesehr. v. Dordr. 1)1. 349—352. malen, Beschr. v. Üordr.
bl. 842—845.
(2) (Jorrespo)ulance de philippe 11, T. 11, p. 269. Archives de la Maison d'Orange, Τ.
III. ρ. 464, 465, 466. hahamis , ΑηηαΙ Brab. Τ. III. ρ. 128, 129, 132. bor, HisL d. Nederl.
Oorl. Ό. I. lï. VI. bl. 380. ν. meteren, Bist. d. Nederl. Oorl. B. IV. hl. 73 verso, hooft,
Nederl. UisL ΰ. VI. bl. 254, 255. schotel, Kerkl Dordr. 1). 1. bl. 56. I
fe'
DES VADERLANDS. 19äi
bewerking van Gerrit vais' berkenrode , pieter kies en hans koltermak , zaakgelas- 1568—
tigden van oranje, aan 'sPrinsen z^de bij een verdrag, dat len aanzien der Room-
sche Geestelijken, evenmin hier als op vele andere plaatsen stipt werd opgevolgd, ^^^ T*
hetzij uit godsdiensthaat, of dat men hen als te zeer Spaanschgezind beschouwde
en derhalve niet vertrouwde (1).
Terwijl in Holland en Zeeland deze omkeer van zaken gebeurde, hield Willem,
(iraaf van, den Berg, zich met goed gevolg bezig, om Gelderland en Overijssel tot af-
val van ALBA te brengen. Onlangs had de Prins van Oranje onderscheidene steden
in deze gewesten door brieven verwittigd, dat reeds vele plaatsen in de nabijge-
legene landschappen zijne bevelhebbers met hun volk, in naam des Konings en den
zijnen afgezonden, hadden ingenomen; en tevens de burgers vermaand, dit voorbeeld te
volgen en zich van de dwingelandij der Spanjaarden te bevrijden; hij zelf zou eerlang
met eene krijgsmagt tot hunne ondersteuning opdagen (2). Dit verwekte onder anderen
in Arnhem zulk een schrik, dat de inwoners hunne kostbaarheden naar elders in
veiligheid bragten, hetgeen echter verboden werd (3). Kort daarop viel de Graaf van
den Berg met eene krijgsmagt van vijf- of zesduizend man in Gelderland, vermeesterde,
in weerwil der maatregelen van verdediging tegen de omwentelingsgezinden, in de
drie Zomermaanden eerst Doesburg, daarna Deutichem en voorts, door handleening
van eenige burgers, Zufphen, niettegenstaande gillis van harlaymont , Heer van
Hierges, Stadhouder van Gelderland, Overijssel en Friesland, de Regering vermaand
had, op hare hoede te zijn. Vruchteloos beproefde hij een aanslag op Deventer.
Harderwijk, Ε Iburg, Hafieni, Grol, Lochern en Br edevoort werden ingenomen.
Arnhem werd dagelijks bedreigd, doch elke aanslag, door gepaste maatregelen van
binnen, verijdeld. Bommel en Tiel weigerden Spaansche bezetting in te nemen.
Kampen gaf zich, na een kort beleg, over. Zwol, Hasselt, Oldenzaal, Sfeenwijk,
Genemuiden en Vollenhoven volgden. Hoewel de stad Utrecht onlangs veel van alba
en het Spaansche krijgsvolk geleden had, en een groot aantal ingezetenen naar ver-
andering haakte, was het van den berg niet mogelijk, haar om te zetten. Beter
gelukte dit met Amersfoort, doch niet dan nadat deze stad, welke Spaansche noch
Prinsgezinde bezetting wilde innemen, menigen aanval had afgeweerd. Van daar uit
wierp zich eene bende krijgsvolk in Naarden, waar de Drossaard van Muiden, paulus
VAN Loo, te vergeefs getracht had eenige Spanjaarden binnen te brengen. Tegen de
(1) Correspondancc cie nulippe 11, t. 11. p. 272. i»or, Hist. d. Nederl. Oorl. d. 1. b. vi. bl.
380. hooft, Nederl. Hist. b. vl bl. 255. scriverius, Beschr. v. Haarlem, b. ii. bl. 71.
(2) Correspondance de coillaume Ie Taciiurne, t. iii. ρ. 56—60.
(3) ν. hisselt, Stukk. v. d. Vadert. Hist. d. ii. bl. 167, 168.
2Ö*
-ocr page 196-196 ALGEJHEENE GESCHIEDENIS
—overeenkomsten aan, werden bijna in al deze steden door het woeste krijgsvolk de
kerken geschonden en geplunderd, de Roomsehe Geestelijken grovelijk beleedigd, en
op het platte land vele baldadigheden gepleegd. De Graaf van den Berg, overmoedig
op zijn geluk, matigde zich den titel aan van Stadhouder van Gelderland en Overijs-
sel van wege den Koning en den Prins van Oranje (1). Mechelen had zich voor
ORANJE verklaard. Leuven, Lier, Dendermonde en Vilvoorden weigerden Spaansche
bezetting (2).
Der Friezen afkeer van overheersching was te zeer onder Keizer karel en Koning
FiLips gebleken, dan dat het verwondering kan baren, dat zij de bewegingen bij hunne
naburen niet lijdelijk aanzagen. Doeke martena, een der voortreffelijkste Friezen van
zijn tijd, had geen deel genomen aan het Verbond der Edelen, maar was in het
geheim der zaak van ora^nje toegedaan. Met overleg en onder toestemming van den
Prins, besloot hij thans tot een aanslag op Leeuwarden en verbond zich hiertoe met
verscheidene leden uit de geslachten van botnia, hettinga, ualama, cammitfga,
oedsma, scheltama, abbema, haersma , (ïrovestins en andere. Hij verzocht van so-
]yoY vier of vyf vaandels voetvolk, doch deze kon op dien t^d hem slechts één vaan-
del bijzetten. Maar de Graaf van den Berg zond dirk van bronkhorst-batenburg
met vierhonderd nieuw geworvene soldaten naar Friesland, welke de Walen uit de
^ Kuinder verdreef en in de Zevenwolden rukte. De aanslag op Leeuwarden echter mis-
lukte, zoo uit gebrek aan het noodige krijgsvolk, als door de voorzorg van de robles,
die bij afwezigheid van hierges den rang van Stadhouder bekleedde. Ondanks zijne
pogingen, maakten Bronkhorst , martena , de Watergeus jan bonga en hunne medestan-
ders zich in Oogstmaand meester van Sneek, Bolsward, Stavoren, Makkum, Franeker,
Dokkum, Workum en andere plaatsen, van welke eenige de poorten vrijwillig open-
den, andere door geweld gedwongen en sommige door list ingenomen werden (5).
(1) Correspondance de i'iüLii'i'K 11, T. 11. p. 261, 2fi2, 26δ, 272, 329. Archives de la Maison
dWrunge, T. III. ρ. 463, 493. haraeus , Annal. Brab. T. III, ρ. 129, 131, 133. le petit,
Ohron. de Holl. Τ. II. Liv. Χ. ρ. 231. ohaituys, IJïsL de la guerre de Fl. Liv. 111. p. 129. ben-
TivoüLio, Nederl. Ilist. bi. 150. v. heyd, Nederl. Geicli. IJ. 1. bl. 8. bok, HüL d. Nederl. Oorl.
I). I. r>. VI. bl. 381. hooft, Nederl. Ilist. B. VI. bl. 256. slichtenhorst, Geld. Gesch. li. XIV.
hl. 522. V. HAssEi/r, Stukk. v. d. Yadnrl. Uist. 1). II. bl. 1.57, 171, 173. 175. 180—183, 18.5.
Kron. v. Arnhem, 1)1. 198—203.
(2) Archives de la Maison d'Orange, Τ. III. ρ. 463.
(3) cauolüs, de rebus bil^aei in Frisia gestis, p. 38, 69, 70, 73, 89. bor, Hist. d. Nederl.
Oorl. I). I. ß. VI. bl. 381—383. v. metereh, Ilist d. Nederl. OorUi. IV. bl. 77. uooft, Nedej^l.
Ilist. Ii. Vl.bl.257. wii^sEMius,//is/. Lib. Il.p. 141,142. schotanus, Fr. Hist. B. ΧΜ. bl. 763—765.
DES VADERLANDS. 197
Vóór dezen algemeeneii opstand der Noordelijke Nederlanden hadden de Staten van 1568—
Braband, Vlaanderen^ Henegouwen^ Arlois ^ Rijssel, Douay en Orchies, in >veerwil van
alba's tegenkanting, een gezantschap naar den Koning afgevaardigd, om hem, zoo
mogelyk, tot afschaffing van den tienden penning over te halen. Dit werd doorpiLiPS
ten hoogste euvel opgenomen, en zulks den gezanten door hopperus kenbaar gemaakt.
Met moeite verkregen zij, na eene maand vertoevens te Madrid, gehoor bij den Ko-
ning, wien zij verzochten, in den afkoop van den tienden penning voor twee mil-
lioen guldens te hewiUigen. Zij ontvingen hierop een kort en ontAvijkend antwoord.
Maar het berigt van den opstand van bijna geheel Holland en Zeeland^ en bovenal het
verrassen van Bergen in Henegouwen, hetgeen een nieuwen krijg met Frankrijk voor-
spekle, maakte den Koning handelbaarder. Het gewigt der zaak zelve, de toestand
der Nederlanden, het algemeene misnoegen door de nieuwe heffing aldaar ver-
wekt , de opstand waartoe dit aanleiding had gegeven, het hooge belang om de
gemoederen te bedaren en de harten te winnen, en eindelijk de wijsheid, van be-
sluit te veranderen wanneer de zaken van gedaante veranderd zijn, noopten den Ko-
ning , na rijp overleg met zijnen Raad van State, om de tΛvee millioen , in stede van
den tienden penning, aan te nemen. Filips zelf maakte dit bij monde van hopperus
den gezanten in een plegtig gehoor bekend, en voegde er bij »dat hg zich zeer
zou verheugen, Avanneer hij zijne Nederlanden bezoeken en zelf aldaar de zaken
regelen konde, wegens de groote genegenheid, >velke hij hun toedroeg; dat in-
dien het God behaagde, hem daartoe in de gelegenheid te stellen, hy er zoo spoe-
dig mogelijk gebruik van zou maken; dit moesten zij aan hunne meesters mededeelen;
voorts wenschte hij, dat God hun eene goede reis verleende (1)." Onmiddellijk werd
een renbode naar vlba gezonden, opdat hij van dit besluit, vóór iemand anders,
kennis zou dragen. Maar reeds eenige dagen te voren had de Hertog , hetzij hij
'sKonings besluit vermoedde, hetzij hij eindelijk het onmogelijke inzag, zijn plan door
te drijven, den gewestelijken Staten aangeschreven, » dat dewyl het heffen van den tien-
den penning zoo veel afkeer inboezemde, hij, met overleg van den Raad van State,
in de afschaffing daarvan bewilligen en zidks den Koning verzoeken zou, onder voor-
waarde , dat zij eenige middelen vonden, om in de behoeften van den Staat te voor-
zien, terwijl hij hen nitnoodigde, een, twee of drie gevolmagtigden te zenden, om
met hem over die middelen te raadplegen (2)." Deze toenadering, welke zijn trots
(1) Correspondanee de philipfe ü, ï. 11. p. 240, 241, 247, 249, 264—266. bor, Hist. d.
Ned. Ow'l. d. 1. b. vi. bl. 385, 386. βακηπζεν vak urn brink, Notice sur Ie Dixième Denier,
p. 43—46, 103.
(2) Correspondanee de i-hiuppeII, T. IK p. 263. bor . Hist. der Ned. Oorl.\). l. Β. Yl. hl'08i, 385.
-ocr page 198-198 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—geweldig moest Ireiï'en, was vruchteloos. Het blijkt niet, dat een der Stalen gevol-
magtigden gezonden heeft. Zeker is dit in Holland niet geschied, waar Jiet gezag
van ALBA genoegzaam niet meer erkend werd, en men zich met geheel andere zaken
bezig hield, dan met den tienden penning. ])e Edelen en steden wilden namelijk de
regering, welke bijster in de war geraakt was, op een geregelden voet brengen. Uit
hooide der beroeringen en liet omwentelen der vier groote steden JJordrechl, Jiaar-
Imi, Leiden en Gouda, was het geheele jaar geene Statenvergadering gehouden; daar
15y. nu echter bijna geheel Holland 's Prinsen zijde omhelsd had, kwamen de Staten,
j572 juist op denzelfden dag, tegen welken AtnA hen in den Haag wilde beschreven heb-
ben , te JJordrechl bijeen, daartoe vermoedelijk door paulus buis overgehaald, welke
in deze vergadering tot Advokaat yan Holland werd aangesteld. Als afgezanten op deze bij-
eenkomst, »in welke het eersteen rnw bewerp ontworpen werd van liet gemeenebest der
Vere^niydc Nederlanden yeriichciien uit de Ridderschap jakob oem vatv λλα.ΐν&αακηετν en
AART VAN DUIVENVOORDE; voorts gemagtigdcn uil JJordrechl, JJaarlem, Jjeiden , Gouda,
Gorkurn, Alkmaar, (Judeivaler, Hoorn, Enkhuizen, Medernblik, Edam ox\ Monniken-
dam. Het was verstandig thans ook de kleine steden ter dagvaart Ie besclirijven, het-
geen sinds jaren niet geschied was; daardoor werd hare Adelheid gestreeld, dewijl zij
nu deel verkregen aan 'sLands Regering, hetgeen haar zou aans[)oreii lot het gewilU-
^ ger dragen in de gemeene lasten, en levens in die plaatsen, welke nog de zijde van
alba hielden, te meer den lust zou opwekken, zich voor den Prins te verklaren.
Oranje, welke misschien zelf deze vergadering beschreven had, werd er door filïps
18T. VAW MARWix, Heer van Sl. Aldegonde, vertegenwoordigd, welke, na Jiot overleveren
^157^ van zijn lastbrief, in eene doellrellende aanspraak de Staten den hoogsten lof toe-
zwaaide, dat zij de zijde van alba voor die van oranje verlaten liadden, Hiero[) bragt
hij hun onder het oog, hoe de Prins al iiet zijne, om 'sLands vrijheden voortestaan,
opgeofferd en weder een leger op de been gebragt had, doch genoodzaakt geweest
was, den knechten te beloven, hun eene maand soldij vooruit te betalen en verze-
kering voor de twee volgende maanden te geven, daar zij anders weigerden te
velde te trekken. Derhalve verzocht hij, dat de Staten, de betaling dezer eerste
maand soldy, welke honderd duizend kroonen bedroeg, op zich nemen, en de ver-
eischte verzekering voor die der twee volgende maanden geven wilden. Gereedelijk
werd hierin bewilligd en besloten, deze gelden gedeeltelijk te vinden uit de imposten
en de nog loopende beden, gedeeltelijk uit leeningen bij rijken en gegoeden, en uil
den verkoop van overtollige kerksieraden en kostbaarheden. Hierop werden door st. al-
bbgonde, in naam van oranje, nog verscheidene voorstellen ter tafel gebragt, waarna
de Stalen eenparig bes^loten, »den Prins als wettigen Stadhouder des Konings over
Holland, Zeeland, JMesland en Utrecht ie. blijven erkennen, en hunne pogingen aan-
tewenden , dat hij ook tot beschermer van al de Nederlanden, tijdens de afwezigheid
DES VADERLANDS. 199
des Konings, gekozen wierd. De Prins zou eenen Admiraal mogen benoemen, aan 1568^-
wie», in overleg met eenige gemagligden uit de zeehavens, het bestuur van het
zeewezen werd opgedragen. Over de leiding van den oorlog te land, zou lumev
met de steden Dordrecht, Leiden en Kiikhuizeu beraadslagen. Voorts moest zorg ge-
dragen Avorden , dat de boeken, registers en stukken , berustende in der Statenkamer
en ter grilfie van den Hove in Gnivenhage, ongeschonden bleven. Van de voor-
regleii en keuren, llolland belreiiende, en sinds jaren op het slot te Gouda bewaard,
zonden, met verlof van den Prins, eene lijst en afschriften gemaakt en aan de ste-
den medegedeeld worden. Voorts beloofden de Staten aan st. aldegonde, en deze
wederkeerig uit 'sPrinsen naam aan genen, mot den Koning of iemand van zij-
nentwege geen verdrag aan te gaan, zonder onderlinge bewilliging en zonder elkan-
der, des begeerende, er in te begrijpen. Ook zou men andere steden, zoo in als
buiten Ifollaud, tot dit verbond uilnoodigen , aan Delft , welk nog de Spaansche z^de
hield, den toevoer afsnijden, en den Prins verzoeken, ten einde Amsterdam tot rede
te brengen, bij Ihnernar/cen en de Oosfzeesieden te bewerken, dat de Oostzeehandel
dier stad Εnkknizen, Hoorn en andere ondiggende plaatsen verlegd wierd. Op het
punt van godsdienst werd vastgesteld, dat iu ide, Hervormden en Roomschgezinden ,
in hunne openbare eeredienst niet gestoord, en zelfs de Geestelijken niet gemoeid
zouden Avorden, zoo lang zij zich niet aan oiigt'iioiu'zaamheid of vijandelijkheden schul-
dig maakten." Na het lu'men dezer heshiiten kwam lümey in de vergadering, ver-
toonde er zijn lastbrief en berigtschrift, waarbij hij was aangesteld tot »Overste des
Prinsen van Oranje in Hol/and," en beloofde zich stiptelijk daarnaar te gedragen. De
Staten erkenden hem in deze waardigheid, en verzekerden hem bij handtasting allen,
eerbied, dieiistvaardigheid en behoorlijke gehoorzaamheid, Lumey verzocht nu van
hen slechts zes duizend daalders van de vier en twintig duizend gulden , welke zij
onder zich Iiadden, om het krijgsvolk in monstering en onder eede te brengen.
Dordrecht, naar zijne verzekering, bcAvilhgde hierin, doch een der afgevaardigden
liep, eer de overige zich verklaard hadden, met al het geld naar de Spanjaarden over (1).
Terwijl deze Statenvergadering nog bijeen was, maakte lumey zich meester van
Bolterdam, Schiedam, Delfshaveti en den llaaff , uit welke de Spaansche bezetting door
alba, ter belegering van ßerrjen in Henegouwen, opontboden was. Lumey werd in
(1) Archivef! de la Maison dOramjC, T, 111. ji. 471. non. Uist. d. Nederl. Oorl. D. 1. B.
VI. bl. 386—392, 425. v. jieteren, Hist. d. Ncdert. Oorl. U. IV. bl. 77 verso, hooft, Nederl,
flist. 1$. VI. bl. 258—261. Vgl. wagenaar, D. VI. bl. 376—380. v. wus op .wagenaar, St. VI.
bl. 102. Nalees, op de Ynderl Hist. bl. 290—293. βη,βεπηίίκ, D. VI. bl. 137_i46. γ,λοβν v.
pniNSTERER, in Archiven de la Maiaon d^OranxjC, T. IV. p. 1. 2.
16ίί ALGEMEENE GESCHIEDENIS
568—Leiden met de grootste eerbewijzingen ontvangen en naar het stadhuis geleid, Avaar
het wapenbord des Konings en dat van den Landvoogd verbroken en door het zijne
vervangen werden. De Monniken, de Geestehjken en de Koninklijke Raadsleden in
den Haaf! volgden de uittrekkende bezetting. Op dien tijd stapte de Watergeus rog-
bol , met acht schepen uit den Briet^ gezonden, om de rijke abdij van liijnsburg te
plunderen, met meer dan vier honderd man een half uur van daar aan land, doch
werd door don rodrigo de sapata aangegrepen, en met verlies van zestig dooden, der-
tig gevangenen, waaronder een Kapitein, vier vaandels en onderscheidene bagaadjewa-
gens op de vlugt gedreven. Hij trok naar Noord-Holland en lag met zijn volk te Spa-
rendam aan het ƒ/, toen sapata met eene bende Spanjaarden van den stouten togt,
dwars door een vyandelijk land heen uit Amsterdam mond- en krijgsbehoeften te halen,
terugkeerde. Halfweg Haartem geraakte hy met den Spanjaard handgemeen; zijn volk
werd verstrooid, hij zelf gevangen genomen en denkelijk omgebragt; ten minste zijn
naam wordt na dien tijd niet meer vermeld (1). Delft, dat zich uit vrees voor het
Spaansche krijgsvolk in de omliggende sleden, niet had durven verklaren, koos
terstond na hun vertrek 's Prinsen zijde. Woerden ging eerlang, door beleid van Jonk-
heer adriaaw VAN zwiETEN, bij Verdrag aan oranje over; en hiertoe dwong lijïhey,
eenige weken later, ook Schoonhoven, Avaar de Roomsche geestelijkheid mishan-
deld, een van haar doodgestoken, en een tweetal andere aan een notenboom voor
het stadhuis werd opgehangen; doch lumey liet eenige handdadigen aan dien moed-
wil gestreng straffen (2). Byna vierduizend zoo geestelijke als wereldlijke ambte-
naren van meer en minder aanzien verlieten Holland mei ruim zeven honderd bela-
dene wagens, en begaven zich naar plaatsen, die nog onder 's Konings gehoorzaamheid
waren (5). Meest al de Raadsleden des Hofs van Holland trokken naar Uirccht, waar
dit Hof nu zitting hield, doch, behalve in Amsterdam, nergens meer in Holland er-
kend werd (4). In geen der Nederlandsche ge^vesten was de opstand zoo algemeen als
liier, waar «den Prins van Oranje,gelii'^ Bisschop van Namen in een brief aan
(1) Correspondance de. philippe 11, T. 11. p. 272. mendoce, Jlisi. de la y. de FL Lir. VI. p.
137—141. oampana, delta gueiTu di Fiandra, T. 1. p. 82. bou, llist. d. Nedert. Oori. D. 1.
Jl. Yl. 1)1. 39G, 397. v. meteuen, llist. d. Nederl. Onrl. iJ. IV. hl. 77 vers», hooft, Nedrrl. Ilist.
B. VI. bl. 263. cHAppuYs, Hist. gén. d. l. g. de Fl. Liv. 111. p. 122.
(2) haraeus, Awjffi. Brat). T. 111. p. 130. bor, Ifist. d. Nederl. Onrl. D. 1. ß. VI. hl. 381,
406—408, 427.
(3) MENDOCE., lïist. d. l. (/. de FL Liv. VU. p. 154. r j
(4) HOR, Hist. d, Nede}'l. OorL D. 1. B. VL bl. 307.
ÜÜI
-ocr page 201-DES VADERLANDSE 201
MARGARETHA vau ΡαπΊΐα zich uitdrukte, » voor den tienden en hvintigsten penning een 1568—
nieuw Torstendom gekocht Avas," Behalve eene menigte bittere schimpdichten op den
Hertog van Alba, kwam er ook eene spotprent in het licht, op welke lujiey hem een
zeer grooten bril van achteren op den neus zet en tevens een breidel in den mond werpt,
om aan te toonen, dat alea's geAveld nu getoomd en hem een bril op den neus ge-
steld was (1).
Hoewel Amsterdam de Spaansche zjjde hield, weigerde men er echter Spaansche
bezetting in te nemen, hetgeen het wantrouwen van alba opwekte (2). Een groot ge-
deelte der burgerij Avas der omwentehng toegedaan, en van het bezit dier toen reeds
bloeijende en handelrijke stad hing de geruste vestiging van 's Prinsen gezag m Holland
af. Tercfft besfrcep dus lumey, om met overleiï der Staten, lot dat einde te Haarlem
ö ö 1 ö
beschreven, eenen aanslag op Amsterdam te beproeven. Sonoy was van gevoelen, dat maand
de stad van de waterzijde aangevallen, maar vooraf de Admiraal uoscniiuizEK, wien ^
men te vergeefs had aangezocht zich met de vloot voor oranje te verklaren „
van de Zuiderzee verdreven moest worden. Dit werd door de Staten verworpen, zoo
wel om de hagchelijkheid als de kostbaarheid der onderneming. Lumey sloeg loen
voor, de stad van de landzijde te belegeren, en eischte daartoe veertig duizend
gulden. Men beloofde hem allen mogelijken onderstand, waarop hij zich in het Kar-
thuizer klooster, even buiten de stad, verschanste. Doch het gelukte den Graaf van
ßossu, vijf vaandels voetvolk in Amsterdam te werpen; en lumey, nadat hij bij een
paar uitvallen de veel talrijker Spanjaarden had teruggedreven, zag zich genoodzaakt,
daar de Staten, naar zijne getuigenis, hunne beloften niet nakAvamen en hem aan zijn
lot overheten, naar den kant van Haarlem terug te trekken (3). — Uiteen besluit 23 v.
op de genoemde dagvaart genomen, ontwaart
men ten duidelijkste den wanke- jj^jgyj
lenden staat van zaken in dien tijd. w De Edelen met de afgevaardigden der groote en
kleine steden van Holland,'" dus luidt het, )>als Staten des Lands bijeengekomen, in
aanmerking genomen hebbende de beroeringen en onlusten, ontslaan door het rooven en
plunderen van eenige krijgslieden en andere kwaadgezinden, in eenen tijd, dat het Land
van overheden, geregtshoven, geregtelijke gezagvoerders en andere koninklijke amb-
tenaren ontbloot en verlaten is, verklaren, na rijp beraad, niet Ie hebben kunnen
nalaten, onverminderd hel gezag en de hoogheid van Zijne Majesteit, en veelmeer
(1) strada, de Ikllo Belg. Lib. ΥΙΙ. ρ. 432, 433.
(2) Correspondcmce de rniLirPE 11, T. II. p. 272.
(3) Correspondante de γππ,π'ρε 11, Τ. 11. ρ. 276. bor, Hist. d. Nedert. OorL D. 1. B. VI.
Iii. 304, 427. v. weteren, Ilist. d. Ncdcrl. Oorl B. IV. bl. 78 verso, hooft, Nederl Hist.
B. VII. bl. 267, 268. wacenaau, Beschr. v. A7nsl. St. 1. B. YIII. bl 324-^26. '
II Deel. Γ> Stuk. - 22
-ocr page 202-16ίί ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—te zyner eer en dienst, zoo veel in hun vermogen is zich met deze zaken bezig te
houden, het Land te beschermen, voor oproer en plundering te hoeden, en de een-
dragt, de regtsbedeehng, en het goed bestuur te herstellen. En dewijl daartoe geld
benoodigd is, besluiten zij, den twaalfden penning van de pachtgelden en opbrengsten
der landerijen te doen heilbn (!}."
Ondertusschen had de Prins van Oranje den negen en twintigsten van Zomermaand
met duizend xmiGxs Dillenhurg verlaten (2). Hij hield verstandhouding in Gelderland, en
ruim eene maand te voren was een plan van den Graaf van Schouwenburg, Nijmegen
door verraad van binnen te verrassen, verijdeld geworden (5). Door gebrek aan geld had
hy de grootste moeite eene genoegzame krijgsmagt te velde te brengen (4). Zelfs was
het hem niet mogelijk de matige som van zestig duizend gulden in Antwerpen, door
middel van een aanzienlijk koopman aldaar, op te nemen (ö). Doch aangemoedigd door
het overgaan van zoo vele steden in Holland en Zeeland, trok hij den achtsten van
Hooimaand bij Duisburg den Rijn over met twee duizend acht honderd ruiters en
veertig vaandels voetvolk. Hij vertoefde eenigen tijd te Aldekerken, en na eene vruch-
telooze poging, Venlo voor zich te winnen, sloeg hij zijn leger neder te Hellenrade,
een vierendeel uurs van Roermonde, welke stad hij vier of vijf dagen te voren om door-
togt en levensmiddelen verzocht, doch die zelfs geweigerd had, zijn trompetter aan te
hooren. Thans had eene tweede poging daartoe denzelfden uitslag, en nu besloot de
I Prins Roermonde te bestormen. Na zes uren strydens viel de stad in den vroegen och-
tend van den drie en twinligsten van Hooimaand in zijne handen, daar eenige burgers
hem eene der poorten openden, terwijl de Waalsche bezetting en de Spaanschgezin-
den de muren verdedigden. Slechts drie of vier burgers werden door de indrin-
gende soldaten gedood, maar al de monniken en geesteHjken zonder genade vermoord,
en de kerken en huizen geplunderd (6). Zeker is, dat deze geweldenarijen en wreed-
heden tegen den bepaalden wil van oranje bedreven werden, en die kwalijk strookten
(1) Resolutiën van Holland, bij wagenaaii, D. VI. bi. 383, 384.
(2) Correspondance de Gueldre et de Ziitphen bij gachard, Correspondance do guillaume Ie
Taciturne, T. 111. p. XV. ^
(3) Correspondance de philippe II, T. II. p. 258.
(4) Archives de la Maison d^Orange, Τ. III. ρ. 448, 461.
(5) ν. REYD, Nederl Gesch. Β. I. bl. 7.
(6) Coirespondanco de philippe II, ï. II. ρ. 268 , 270. Archives de la Maison d'Orange, T.III,
ρ. 465, 466, 481, 482. 'bor, Ilist. d. Nederl Oorl. D. I. B. VI. bl. 398, 399. v. meteben,
Hist. d. Nederl. Oorl. B. IV. bl. 79 verso, bextivoglio , Nederl. Ilist. bl. 142', 143.
Μ
-ocr page 203-DES VADEBLANDS. 205
met zijne belofte, als bevrijder der Nederlanders op te treden. Niet omvaarscliijnlijk 156'8—
is het gevoelen van een Spaanschgezind schrijver, dat de Prins de plundering van
Roermonde konde noch wilde beletten, daar hij zijn volk, bij gebrek aan soldij, niet
anders bevredigen konde en alzoo moest gedoogen, wat hem tegen de borst en met
zgne ware belangen in strijd Avas (1).
Terwijl hij zich te Aldekerhen bevond, was hem door een Edelman van maximiliaaa^
Π een keizerlijk schrijven overhandigd. Als Opperhoofd des Duitschen Kijks wenschte
deze Vorst, naar pligt, den landvrede te handhaven. Van daar dat hij zich tegen
oranje's eersten veldtogt volstrektelijk verklaard had, en hem nu ook, onder drei-
gende vermaning, van den tweeden trachtte af te brengen, waarvan de Prins hem
kort te voren verwittigd had (2). Later zond hij dezen het bevelschrift, waarbij de
ridmeeslers, welke den Prins volgden, en ora.wje zelf, indien hij de wapenen niet
nederlegde, in den rijksban verklaard werden (5). Zulk een maatregel van den
kant eens Monarchs, die zich meer dan eens ten hoogste ongunstig over de bewind--
voering des Hertogs van Alba had uitgelaten, zou verwondering baren, indien men
niet in het oog hield, dat maximiliaan sinds Vyftien honderd acht en zestig, en
bovenal sedert het huwelijk zijner dochter met nups II, zigtbaar naar de Spaan-
sche staatkunde overhelde en thans vurig wenschte, een der Aartshertogen aan
het hoofd van zaken in de Nederlanden geplaatst te zien (4). Het antwoord van
den Prins van Oranje aan den Keizer was gepast en vol Avaardigheid. Hij ver-
klaart, te zijner regtvaardige verdediging tegen den wreeden Hertog van Alha^ diens
trawanten en ongehoorde dwingelandij de wapenen te hebben opgevat, daar hem
geen ander middel overbleef, om den ondergang van zijn geliefkoosd Vaderland, de
volslagene vernietiging van 's volks vrijheden en voorregten, het verlies zijner eigene
goederen, en de smet, welke eene langere werkeloosheid op zijne eer zou werpen, te
voorkomen. »Niet alleen het beschreven regt," voegt hij er bij, »maar ook het na-
tuur- en volkenregt, wettigen mij, geweld met geweld, wapenen met wapenen te
weren, sinds ik alle middelen te vergeefs beproefd heb, om regt te verkrijgen."— »Het
Christelijk medelijden," zegt hij, »welk ik den Avreed behandelden Nederlanders toe-
draag, hunne tranen, hunne smeekingen, de eed, welken ik hun gezworen heb,
en de uiterste nood, in welken ik en mgne lotgenooten ons bevinden, hebben mij ge-
(1) bentivoglio, ΝβάβΗ. Hist. h\. 143. Vgl. Leven v. willem I, D. II. bi. 298.
(2) Archives de Ia Maison d'Orange, T. III. ρ. 475—479. Supplément aux Aixhives, p. 132.
(3) Correspondance de γηιιιγρε II, Τ. II. ρ. 287.
(4) gachaiu), in de Correspondance de güillaume le Taciturne, T. III. p. XVII. Vgl. «roek v.
TRiNSTERER, in de Archives de la Maison d'Orange, T. III. p. 475.
26*
-ocr page 204-16ίί ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— dwongen, om tot verdediging en behoud van de Erf~Nederlanden des Konings van
Spanje^ mijn lioogvereerden en goedertieren Heer, mij met al dc krachten, welke mij
door de natuur, het regt en de instellingen des H. Roonischen Rijks gegeven zijn, te
verzetten tegen de wreede en ondragelijke dwingelandij des Herlogs van Alba." Hij
hoopt, dat de Keizer, als Opperhoofd der Christenheid en vijand van alle geweld,
zijne verontschuldiging zal aannemen (1).
Inmiddels maakte alba zich gereed. Bergen in Ilenegouiven te hernemen, het-
geen hem thans het meeste belang inboezemde. Het ontbrak hem echter, ruim
zoozeer als den Prins van Oranje, aan geld; hij zelf immers verzekerde den Ko-
ning, dat hij over geen enkelen reaal beschikken konde (2). Men verhaalt, dat de
benden van Ordonnantie vier of vijf jaren soldij te goed hadden , en vele van haar wei-
gerden langer te dienen. Uit hoofde der wanbetaling plunderden de soldaten van
Dox FREDERIK, wellvC zicli in het klooster Belhlehem, een vierendeel uurs van
Bergen, verschanst had, de omliggende dorpen en bedreven veel moedwil (5). Hij
moest beletten, dat versterking en levensmiddelen in de stad gevoerd werden, tot alba
eene genoegzame krijgsmagt bijeen had, om haar aan te tasten. De ligte ruitere
doorkruisten deswege de omstreken, en hielden aan en doodden degenen, Avelke er
trachtten in te dringen. Eens vielen twee benden, elk van dertig man, hun in han-
den; eenigen werden terstond opgehangen; de overigen naar Rupelmonde gevoerd, en
I op last van alba heimelijk in de rivier verdronken, om de wraakzucht der bevolking
niet op te wekken. Evenmin behandelden de belegerden, die bijna dagelijks met af-
Avisselend geluk uitvallen déden, met eenige genade hunne gevangenen. Twintig
Spaansche ruiters, welke in last hadden de stad binnen te sluipen, jaagden zij alle
over de kling. Daarentegen werden de getvlis , de broeder desgenen, welke vier
jaren te voren, ten behoeve van oraisje, in Braband was gerukt, en jumelles met
vijf duizend man voetvolk en vijf honderd ruiters, uit Frankrijk gezonden om zich
tot onderstand van lodewijk van Nassau in Bergen te >vcrpen, door don frederik
geslagen. Tusschen de drie- en vierhonderd Franschen waren gesneuveld, en onder de
vier- of vijfhonderd gevangenen, was de genlis zelf, welke naar het kasteel te Ant~
werpen werd vervoerd. Men vond hem op zekeren morgen dood in zijn bed, denkelijk
gewurgd; zijn lijk werd althans onder de galg begraven. Vijfhonderd voetknechten en
honderd vijftig ruiters waren in Bergen geraakt. Don frederik keerde, kort na deze
overwinning, onder de wallen dier stad terug (4).
(1) Correspondance de guillaüme Ie Taciturne, T. III. ρ. 63—69.
(2) Correspondance de phiuppe II, ï. II. p. 266, 270.
(3) Archivcs de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 435, 470.
(4) Correspondance de puiuppe II, ï. II. p. 261, 263 , 268 , 287. Archives de la Maism d Oran-
-ocr page 205-DES VADERLANDS. 205
y'
Het byeeübrengen eener knjgsmagt ter belegering van Bergen, ging met vele moei- 1568—
jelijkheden gepaard (1). De Hertog yan Alba had den derden van Oogstmaand de
Staten te Brussel beschreven en hun voorgehouden, dat de Koning hem slechts een
millioen guldens gezonden en tevens berigt had, dat dit het laatste geld was,'welk h^
uit Spanje zou ontvangen. Daar hij hiermede het onderhoud en de kosten van twaalf
afdeehngen Duitschers, vijftig vaandels Walen en Nederlanders, tien duizend Duitsche
ruiters, drie duizend ruiters van de henden van Ordonnantie, twee duizend ligte rui-
ters , het geschut en de krijgsbehoeften, Λvelke hy ter uitvoering van zijn plan behoefde,
onmogelijk konde bestrijden, zoo moesten de Staten hem geld verschafFen en zorgen,
dat de toegezegde twee milhoen jaarlijks, als ook de honderdste penning, betaald wier-
den. Hij voegde er bij, dat de heffing van den tienden penning niet zoo bepiaald was
ingetrokken, dat zij niet konde hersteld Avorden, indien het opbrengen der twee mil-
lioen, onder den naam van afkoop daarvan vergund, niet behoorlijk Averd voortge-
zet (2). De Staten bewilligden in 's Hertogs eiseh alleen voor het loopende jaar, ew
schenen vastelijk besloten te hebben, de twee millioen slechts voor een bepaalden tijd
toe te staan (3). Alba vondt geen steun, veeleer tegenwerking bij den Raad van Sta-
te, met welken hij over zaken van dien aard moest handelen. Hij verrigtte echter
niets zonder overleg met medina geli, die bij zijne komst te Brussel terstond aan alle
beraadslagingen en takken van bestuur deelgenomen had. »Ik zou hem zeer gaarne,"
schreef alba aan den Koning, » het geheele bewind opdragen, indien hem dit aan-
genaam Avare, en als raadsman bij hem blijven, zoo lang ik zou meenen daardoor
de dienst van üwe Majesteit te bevorderen. Medina celi is een man , dal zulk een
aanbod van mijne zijde, meer als een pligt dan als eene verdienste in mij te beschou-
wen is (4)."
Ondertusschen dreigden oneenigheden tusschen de Vlissingers en den Gouverneur
ge, ï. III. ρ. 470, 4S0, 484, 487. ν. iiassklt, Slukk. ν. d. Yaderl. IlisL ü. II. W. 177—180.
mendoce, Jlist. d. l. g. de FL Li ν. λ'^Ι. ρ. 141—151. stuada, de Bello Belgico, Lib. VIL p. 435,
430. campaka, della (Juerra di Fiandra, T. 1. p. 82 verso—80. bektivoglio, Nederl. Ilist. bi.
139—141. le γετιτ, Chron. de Holl. τ. IL ρ. 231, 232. chappuys, IliaL Gén. d. l. g. d. Fl.
Liv. III. p. 123—125. de tassis, Gomment. Lik I. ρ. 157. iiahaeus, Annal. Brab. ΎΛΙΙ. γ. 131.
bor, Ilist. d. Nederl. Oorl. D. 1. ß. VI. bl. 384, 397. v. metehek, Ilist. d. Nederl Oorl. B. ÏV.
bl. 79. nooFT, Nederl. IJist. B. VI. bl. 262.
(1) Correspondance de philippe II, Ϊ. IL p. 217.
(2) v. meteren, Ilist, d. Nederl. Oorl. B. IV. bl. 79. Vgl. bougnet, viniivvEll et laBelgiqtie,γ. 81.
(3) Correspondance de philippe II, T. II, p. 273.
(4) Correspondance de ρπιιιρρε II, T. IL p. 270 , 273 , 286.
-ocr page 206-16ίί ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— TSERAERTS groot nadeel aan de zaak der Prinsffezinden, Verscheidene meer of min
1576 '
gegronde grieven waren tegen tseraerts ingebragt (1); doch het geweld , waarmede hij
te. Veere zich tegen het vernielen der beelden door zijne soldaten verzet had, zal on-
getwijfeld het meest bijgedragen hebben, om hem verdacht te maken (2). Het verlies
van het dorp en het kasteel Zeeburg, tusschen Vlissingen en Middelburg, waarbij ze-
ventig Zeeuwen en slechts zeven of acht Spanjaarden omkwamen, werd aan zijn ver-
zuim, de bezetting niet van genoeg buskruid voorzien te hebben, toegeschreven (5).
Hoe dit zij, de achterdocht tegen hem was zoo groot, dat de Vlissingers, zoo Λvel uit
vrees voor verraad van zijn kant, als om hunne stad van de landzijde te dekken, de
landen onder water zetteden, waardoor zij tevens den toevoer naar Middelburg afsneden;
de bezetting aldaar had wel versterking in manschappen ontvangen, maar hierdoor Avas
er meer behoefte aan levensmiddelen ontstaan, welke de schepen van d'ulloa niet had-
den aangebragt. Tseraerts had al zyn invloed en aanzien in Vlissingen verloren, en de
Admiraal worst en andere scheepsbevelhebbers ZAvoeren, met hunne schepen te zullen
vertrekken, indien zijn bestuur niet door een ander werd vervangen. Hierop w^erd liet
bewind aan vier Hoplieden opgedragen, tot de Prins een ander Gouverneur zou geko-
zen hebben, en tseraerts zou zelfs gevangen genomen zijn, indien louis du gardiiv,
een gevolmagtigde van oranje, dit niet verhinderd had. Op last echter van lodewijk
Nassau, werd hij, welke door een bode zijn gedrag bij den Graaf verdedigd had, in
j zyne betrekking hersteld (4). Middelerwijl war<in uit Engeland YÏ^Ïhonderd soldaten,
honderd vaten buskruid en vijftig stukken geschut in Vlissingen aangebragt. Dus ver-
sterkt , trachtte tseraerts in de laatste helft van Hooimaand alba te noodzaken, het beleg
van Bergen op te breken. Te Aardenburg met twee honderd vijftig man ontscheept, ver-
zekerden hem eenige aanzienlijke inwoners uit Brugge van de genegenheid hunner me-
deburgeren voor den Prins van Oranje, en noodigden hem uit, zich voor hunne stad te
vertoonen, welker poorten zij hem beloofden des nachts te zullen openen. Op den weg
derwaarts maakte hij zich meester van een Spaansch geleide (convooi) met tienduizend
daalders, en van een ander met drie en twintig stukken geschut, welke voor de schepen
te Sluis in Vlaamleren bestemd w^aren. Van Brugge echter moest hij, door de Avaak-
zaamheid des Graven van Roeulx, welke cr zich op last van alba ingeworpen had, en
van de llegering, onverrigter zake terug trekken. Insgelijks stiet hij het hoofd voor Gewi,
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. III. ρ. 456, 457, 458, 460, 469, 472.
(2) BOR, IlisL d. Ncderl Oorl. D. I. B. VI. bl. 393.
(3) Archives de la Maison d'Orange, ï. III. ρ. 468. bor, IlisL d. Ncderl. Oorl. D. i. B. VI.
1)1. 392. LE PETIT, Chron.'de Holl. Τ. Π. Liv. Χ. ρ. 227.
(4) Archives de la Maison d'Orange. T. III. p. 453, 455, 456, 458, 459, 460.
-ocr page 207-DES VADERLANDS. 207
ofschoon zich aldaar vele Prinsgezinden bevonden; en nu vreezende, dat ook de andere 1568-
i
steden in Vlaanderen en Henegouwen hare magt te zamen mogten brengen en hem van
alle kanten insluiten, keerde hy, de kloosters en kerken plunderende en tegen de
huisheden veel moedwil bedrijvende, langs denzelfden weg, dien hij gekomen Avas,
naar Vlissingen terug. Met even Veinig gevolg stevende hij kort daarop met negen en
veertig schepen naar Goes, welks bezit vooral van belang was, om den Spanjaarden allen
toegang naai Middelburg te beletten. Hy sloeg het beleg voor de stad, doch werd door den
Spaanschen bevelhebber isidro ραοπεοο genoodzaakt het op te breken. De Vlissingers,
over dezen mislukten aanslag ten hoogste op tseraerts verbolgen, sloten hem en zyn volk
de poort voor het hoofd, in welke hij echter na eenigen tijd, om geen verder opzien
te baren, binnengelaten werd. Gewenschter slaagde de toeleg van rollé en de rijk
op Zierikzee, waar vier honderd Walen van de afdeeling van beauvoir in bezetting
lagen. Na een kort beleg, waarbij Hopman cloot van ^sHertogenhosch gewigtige dien-
sten bewees, ging de stad den achtsten van Oogstmaand over op voorwaarde, »dat
zy den Prins van Oranje voor Stadhouder des Konings over Holland en Zeeland
erkende; niemand zou van zijne ambten ontzet woixlen, en elk ongemoeid blijven
aan lijf, godsdienst en goederen; aan de geestelijkheid en kloosters zou geen overlast
geschieden; men zou geene soldaten innemen, dan die onder Hoplieden van oranje
stonden, voor en in wiens naam men de stad en het eiland wakker zou beschermen."
De Waalsche bezetting trok uit met haar zijdgeweer; maar negen Spaansche oorlogs-
vaartuigen, welke in de haven lagen, bleven in handen der omwentehngsgezinden.
De Prins van oranje bekrachtigde het verdrag, en de getrouwe lieven kleersemaker,
wiens goederen door alba verbeurd verklaard waren, werd bevelhebber der stad,
waartoe de Prins hem reeds bij voorraad den derden van Hooimaand benoemd had (1).
Te midden dezer beroeringen had de Hertog van Alba, wicn op nieuw geldelijke on-
derstand uit Spanje was geworden, de krijgsmagt, ter belegering van Bergen bestemd,
bijeengebragt, behalve de ruiterij, die spoedig zou volgen (2). Hij en medina celi
(1) Correspondance de philippe 11, ï. II. p. 271, 272. Archives de la Maison d'Orange Alh
p. 469, 472, 473. le petit, Chron. de Holl. ï. II. Liv. X. p. 227. bor, Hist. d. Nederi Oorl.
D. 1. B. YL 1)1. 393. v. weteren, Hist. d. Nederi. Oorl. B. IV. hl. 72. boxhorn Chron. v. Zeel.
I). II. bl. 548—552. hooft, Nederi. Hist. B. VI. bl. 251—253. Tegenw. Staat v. Zeel. 1). 1.
bl. 303—305. v. -vvijn op avagenaar, St. VI. bl. 94—96.
(2) Correspondance de philippe II, T. II. p. 270 , 271, 274 , 276 , 282. Ongelijk wordt de
sterkte van 's llcrtogs leger opgegeven. Zie jiesdoce, Hist. d. l. g. de Fl. Liv. VII. p. 156 verso,
v. reyd, Ned. Gesch. Β. I. bl. 8 en hooft, Nederi. Hist. B. VL bl. 268. bosscha bepaalt haar
op acht en twintig duizend man en twee en dertig vuurmonden. Neerl. Heidend. D. I. bl. 181.
16ίί ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—-verlieten Brussel, en den Herlog van Aarschot werd, tijdens Imnne afwezigheid,
liet bewind van zaken, in overleg met den Raad van State, opgedragen (1). Den
26 V. volgenden raiddag kwamen zij in de legerplaats voor Bergen. Terstond werden uit
maand gescliut en krijgsbehoeften ontboden, en weldra verschansingen en batte-
1572 rijen opgeworpen. De stad was sterker dan alba gedacht had; niettemin hoopte hij
haar te yermeesteren, indien oranje hem dit niet belette; maar ook zelfs als deze zich
vertoonde, zou de Prins hem, naar zijne meening, rioch tot het opbreken van het beleg
noodzaken, noch der stad hulp kunnen bieden (2). Hij had zich door linien van con-
travallatie en circumvallatie derwijze verschanst, dat hij zoowel tegen de uitvallen der
bezetting, als tegen de aanvallen eener tot ontzet aanrukkende krijgsmagt beschut
was (3). Zijn besluit was onwrikbaar, niet te rusten, vóór Bergen, om Avelk hij al
het andere aan het lot had overgelaten, aan de handen der vijanden ontrukt zou zijn (4). —
Het bezit van Boermonde had den Prins van Oranje wel den togt over de Maas ver-
zekerd, maar geldgebrek verhinderde hem verder voort te rukken. Intusschen poogde
hij eenige plaatsen in den omtrek te vermeesteren. Ilet stedeke Weert opende goedschiks
voor hem de poorten, doch van het kasteel moest hij, na eene belegering van veertien
dagen, terugtrekken. Kort daarna tastte een zijner krijgsbevelhebbers, de Kolonel matt-
desloo, tusschen Dalem en Maastricht den Kolonel brempt aan, verstrooide zijne
benden, en keerde met vele veroverde wagens en paarden terug (o). Ondertusschen
. , had de Prins, ondanks de belofte der Staten van Holland, hem vijfmaal honderd dui-
zend gulden, en van de stad Dordrecht, hem honderd duizend daalders te zullen ver-
schaffen , behalve honderd vijftig of honderd zestig duizend gulden hem van elders toege-
zegd, den elfden van Oogstmaand nog geen penning ontvangen. ïeregt betreurde hij, dal
hierdoor zoo veel tijd en de schoonste gelegenheid, om den vijand afbreuk te doen, verlo-
ren gingen (G). Toen hij eindelijk een gedeelte der gelden, door de Staten van Hol-
land beloofd, en tevens van hen verzekering voor de verschuldigde soldij aan zijn krijgs-
■ volk ontvangen had, monsterde hij zijn leger den drie en twintigsten van Oogstmaand.
Bij het berigt, dat het krijgsvolk in Holland de Roomsche Geestelijken mishandelde en
(1) Correspondance de ruaippe 11, T. II. p. 274. v. iiassfj.t, Slukk. v. d. Yadcrl. Ilist. D. II.
I>1. 188. DE TAssis, Commenl. Lib. 1. p. 158. v, μετεγ.εν, IlisL. d. Nederl. OorL li. lY. bl. 79.
(2) Correspondance de piiilippe II, T. II. p. 275.
(3) v. meteuen, Ilist. d. Nederl Oorl. B. lY. bl. 79. bosscha, Neerl. Heidend. D. I. bl. 181.
(4) Correspondance de philippe II, T. II. p. 275.
(5) Correspondance de philippe II, T. II. p, 274. Archives de la Maison d'Orangc, T. 111.
p. 488, 489. _ \
(6) Are/lives de la Maison d'Oramje, T. 111. p. 483, 484, 487, 490. ^
-ocr page 209-DES VADERLANDSE 209
veel moedwil bedreef, vaardigde hij, juist op den dag van de zoogenaamde Parij-1568—
sehe bruiloft, toen de Roomsehgezinden met teugellooze woede de Hervormden ver-
moordden, een bevelschrift uit: »dat ieder, wie hij zij, der Roomsche of Evange-
lische godsdienst toegedaan, mits hij de rust niet verstoorde, ongemoeid moest blijven
en in zijne regten gehandhaafd worden." Den volgenden dag verklaarde hij, bij een
ander bevelschrift, de Nederlanders bij hunne voorregten te Avillen bewaren, en gaf
daarin tevens eenige bepalingen met betrekking tot het inwendig bestuur des Lands (1).
Zoodra het vertrek van alba uit Brussel den Prins berigt was, rukte hij in Bra- 27v.
° Oogst-
band. Zijn doel was Bergen te ontzetten en tevens de gewesten, welke hij zou doortrekken, maand
• ' 1
in opstand te brengen. Tirlemont en Biest gaven zich zonder tegenstand aan hem over.
Twee zijner bevelhebbers, van der aa en meeus, kwamen met vier vaandels voet-
volk en vijf honderd ruiters voor Mechelen, waar de imvoners de poorten voor 30 v.
hen openden, niettegenstaande zij den Hertog van Aarschot den dag te voren beloofd jnaand.
hadden, zich te zullen verdedigen en de toegangen naar de stad onder water te zetten,,
Eene gelijke onderneming tegen Antwerpen mislukte, daar de verwachte hulp van den
kant van Zeeland niet opdaagde. In persoon vertoonde zich de Prins voor de stad
Leuven, die, ofschoon zonder bezetting, tegenweer bood, doch toen men toebereidse-
len maakte, haar met geweld aan te tasten, een verdrag aanging, waarby zij wel niet 5
oranje's gezag erkende, maar hem geld en levensmiddelen moest verschaiien, Ben-
° maand.
dermonde, ondanks de pogingen van den Graaf van Roeulx, verldaarde zich den
volgenden dag voor den Prins cn ontving van hem bezetting, 's Anderen daags
wapperde oranje's vlag van de muren en het kasteel van Oudenaerde door de
stoutheid van jakob blommaert, een om de godsdienst gebannen burger, welke
met een handvol volks de stad verraste en in naam des Prinsen in bezit nam, het-
geen hem reeds het vorige jaar was opgedragen. De alom heerschende stemming
en gisting in de Nederlanden voorspelden, dat een algemeene opstand het gevolg
van het ontzet van Bergen zijn zou. Te Brugge weigerde men den Graaf van
Roeulx, Stadhouder van Vlaanderen^ krijgsbenden binnen te brengen; het volk
schreeuwde moord en wraak tegen de Spanjaarden en wachtte slechts het sein af, tot
volslagen oproer; der Regering, die niet meer gehoorzaamd werd, ontbrak de magt,
haar gezag te handhaven. Te Brussel zelfs onder de oogen van den Raad van State
cn eener Spaansche bezetting, gaf de bevolking op de ondubbelzinnigste wijze hare
gezindheid voor den Prins van Oranje te kennen. Het berigt der inneming van Meche-
len was te Breda met ongemeene vreugde ontvangen, en meer dan twee honderd in-
(1) Bon, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. β, Yl. bl, 399—401- eAcnARD, in de Correspondance de
cuiLiAüME Ie Taciiume, T. 1Π. p. XIX.
II Deel. Γ> Stuk. - 22
-ocr page 210-1568— woners hadden zicli hij de omwentelingsgezinden gevoegd. Er was geen gewest, geene
stad in de Nederlanden, waar men niet den val wenschte van dat gehate bewind,
vvelk het Land met schavotten en brandstapels bedekt, zich aan de dierbaarste voorreg-
ten des volks vergrepen, en den genadeslag aan de algemeene welvaart door het in-
voeren van den tienden penning toegebragt had (1).
De tijding van het vermoorden der Hervormden in den St, Bartholomeusnacht te
Parijs, had inmiddels een diepen en trem-igen indruk op oranje gemaakt, en de ver-
anderde staatkunde van karel IX hem van alle hoop op de beloofde hulp uit Frank-
rijk beroofd (2). In stede van een bondgenoot, die kort te voren verzekerd had, dat
hij al de magt, welke God hem gegeven had, zou aanwenden om de Nederlanders van
de Spaansche onderdrukking te bevrijden, vond bij nu in den Franschen Koning een
vijand te meer (3). Men verhaalt zelfs, dat de Koningin-Moeder van Frankrijk
tegen zijn leven eenen aanslag smeedde, welke hem door masdesloo ontdekt
werd (4). De vrees, dat de ommezwaai in de denkwijze van karel vele Franschen,
die zich onder zijne banieren geschaard hadden, mögt beΛvegen hem te verlaten;
en nog veel meer de overtuiging, dat hij uit geldgebrek zijn leger niet lang
op de been zou kunnen houden, moesten hem aansporen, om ten spoedigste Ber-
gen te ontzetten en de belegeraars tot een algemeenen veldslag te nopen. Maar het
leger der vijanden overtrof in getal, in krijgstucht en in geoefendheid verre het
zijne (5). alba begroot dit laatste op vijf- of zes duizend goed gewapende rui-
(1) Correspondance de guillaume Ie Taciturne, T. III. ρ. XIX—XXIV. Correspomiance de nu-
uppE II, T. IL ρ. 274 , 275 , 276 , 277. Archives de la Maison d'Orange, T, III. ρ. 501—503.
V{jl. mendoce, Ilist. d. l. g. de Fl. Liv. VIL p. 157. strada, de hello Belg. Lib. VIL p. 437.
ΟΛΜΡΛΝΛ, della giierra di Fiandra, T. L p, 88, 8Ü. bentivoglio, Nederl. Ilist. 143. i-e petit,
Chron. de Holl. ï. 11. p. 233. cirAri-uvs, Ilist, gén. d. l. g. d. Fl. Liv. IlL p. 129. de tassis,
Comment. Lib. 1. p. 158, 159. uahaeus, Annal, Brab. ï. III. ρ. L35-—137. meursii Ber. Belg.
Lib. III. ρ. 171, 172. bor, Ilist. d. Nederl Oorl. D. I. B. VI. bl. 401, 402. v. heïeren, Ilist.
d. Nederl. Oorl. B. IV. bl. 79 verso, hooft, Nederl. Ilist. B. VIL bl. 271, 272, Avelke schrijvers
alle meer oi" min in de bijzonderlieden afwijken van liet hier medegedeelde verhaal, uit oorspron-
kelijke en echte bescheiden geput. \
(2) Archives de la Maison d'Orange, Τ. III. ρ. 503—505.
(3) Correspondance de pirairpE II, T. II. p. 269 (1).
(4) Leven van Willem I, D. IL bl. 310—312 en het aldaar aangehaalde Discours merveilleux
de la vie de Catherine de medicis.
(5) oaciiand, in de Correspondance de cuillaume Ic Tacitume, T. III. p. XXIV. XXV.
-ocr page 211-DES VADERLANDS. 2il
ters, doch noemt het voetvolk Aveinig in getal (1). Na het overgaan van Nivelles ^
kwam de Prins voor Bergen, waar hij vruchteloos versterking trachtte in te werpen.
Hij verhaalt, dat de Hertog zich in zijne legerplaats van alle kanten zoo sterk ver- 8 v.
Herfst-
schanst had, dat het onmogelijk was hem er uit te verdrijven, of zelfs tot een gevecht maand,
te noodzaken; dat er echter bij zijne aankomst onverziens eene schermutseling plaats
had, waarhij de Spanjaarden door zulk een schrik werden aangegrepen, dat hij hen
geheel zou verslagen hebben, indien niet insgelijks eenige wanorde onder zyn volk ontstaan
ΛΥαΓβ (2). Kaar het berigt van anderen, liet de Prins, terstond bij zijne aankomst,
voor alba's verschansingen zijn volk in slagorde stellen, bleef vier uren in die hou-
ding, en beschoot met zijn geschut de legerplaats, om den Hertog te tergen en tot den
strijd uit te lokken. Doch alea bewoog zich niet, eii antwoordde slechts met kanon-
schoten. »Ik ben niet gekomenzeide hij, » om den zin van den Prins van Oranje
op te volgen, maar om mijn voornemen, het herwinnen van Bergen, uit te voeren."
Er vielen evenwel gedurig schermutselingen voor. Graaf iiekdrik van Nassau, 'sPrin-7
sen jongste broeder, met vier- of vijf honderd ruiters op verkenning uitgezonden, ont-
moette eene Spaansche ruiterbende van gelijke sterkte, welke hij overhoop wierp, een
gedeelte er van nedersabelde en de overigen tot aan de legerplaats vervolgde. Dadelijk
iukte de Prins met zijne geheele krijgsmagt in slagorde weder zoo digt mogelijk onder
'svijands verschansingen, in de hoop, hem tot den slag te nopen, maar moest onverrigler
zake terugkeeren (3). Alba zelf daarentegen meldt, dat omstreeks tien uur des mor-
gens het geheele heir van den Prins zijne legerplaats naderde, waarop hij, overtuigd
dat het gevecht zou beginnen, het benoodigde volk bij het geschut liet, dat tegen
Bergen gerigt was, en zich met de overige kr^gsmagt aan het hoofd der legerplaats
stelde tusschen den vijand en de stad in. »Het was een der schoonste dagen," zegt
hij, »dien men ooit gezien heeft; te zelfden tijde, dat men de stad beschoot, scher-
mutselde men met de vijanden; en zij, even als de belegerden, hielden niet op, hun
geschut te laten spelen, zonder echter den Koningsgezinden eenig^nadeel toe te I)rcn-
gen." Hij wilde echter geen slag leveren wegens zijne minderheid in ruiterij, daar de
Hertog van Holstein en de neef des Aartsbisschops van Trier met hun paarde\Olk niet
gekomen waren (4). Den volgenden dag leed de Prins een gevoelig verlies te Jemme-
(1) Correspondance de rniLirPE II, T. II. p. 278.
(2) Archives de la Maison d'Qrange, T. 111. p. 505.
(3) le petit, Chron. d. Holl. Τ. II. Liv. Χ. ρ. 234. bor, IUsL d. Nederl. Oorl. D. 1. B. VI.
bl. 402. v. meteuen, Ilist. d. Nederl. Oorl. ΰ. IV. bl. 82 verso, hooft, Nederl. Hist. B. VII.
bl. 273. bestivoglio , Nederl Ilist. bl. 145. Leven yan Willem 1, D. II. bl. 307, 308.
(4) Corre^ojidance de rnaipi-e II, T. II, p. 277, 278. lict verhaal van metooce, -welke in Het
27 *
-ocr page 212-16ίί ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—pes of Gemappe, waar alba en medina celi zelve tegenwoordig waren; en twee dagen
^^^^ later een nog gevoeliger te Hermigny, een uur van Bergen naar den kant van Binche.
Hij was derwaarts getrokken, om te beproeven, van daaruit de bezetting in de bele-
gerde stad te versterken en hierdoor in staat te stellen, het zoo lang uit te houden
tot de Winter den Hertog zou noodzaken het beleg op te breken. Don frederik, na
11v. overleg met noirgarmes, verijdelde dit plan. Op zijn bevel rukte in het holste van
ïlcrlst"·
maand nacht juliano romero met zes honderd man, welke witte hemden over hunne
1572 Jileederen getrokken hadden, om elkander in de duisternis te kunnen herkennen,
naar 'svijands leger. Zij overrompelden de wacht, drongen, ternedervellende wat
hen ontmoette, tot in het midden der wapenplaats door en zouden den Prins zeiven
verrast hebben, indien hij niet door het krabbelen en blaffen van een schoothondje,
dat altijd bij hem in zijne tent sliep, wakker was geworden en zich nog in tijds gered
had. Het moord- en krijgsgeschreeuw bragt nu alles in beweging; verwarring, schrik
en ontsteltenis heerschten alom, terwijl de Spanjaarden onder de halfontwaakte· soldaten
een vreesselijk bloedbad aanrigtten, en velen in de vlammen der tenten omkwa-
men. Doch bezorgd, dat het schijnsel dezer vlammen hun klein getal mögt open-
baren en den Nassauschen moed inboezemen, trokken zij, na een uur moordens, met
achterlating van slechts zestien, of zestig dooden terug. De Prins van Oranje had
vijf honderd, naar anderen, doch zeker overdreven, twee duizend man in dien
ί heilloozen nacht verloren. De hoop, Bergen te ontzetten, was ten eenenmale voor
hem verloren; alle toegangen derwaarts waren door de Spanjaarden ten scherpste af-
gesloten ; en zijne eigene ruiters weigerden ronduit hem te ondersteunen in eene
poging, om ten minste lodewijk te verlossen; daarenboven ontbrak het hem aan
levensmiddelen. Uit dien hoofde, en dewijl zijn broeder het beleg nog tien of
twaalf dagen kon uithouden, besloot hij af te trekken, Brussel of Antwerpen in op-
stand te brengen, om daardoor alba tot het opbreken der belegering te noodzaken, en
hem den toevoer van leeftogt af te snijden. Bij het aanbreken van den dag liet hij
den aftogt blazen, een aantal tenten, Avagens, bagaadje en wapenen achterlatende, en
trok denzelfden weg terug, langs welken hij gekomen was. De Spaansche krijgsbevel-
hebbers hielden dringend aan bij alba, hem achterna te zetten, doch ontvingen
ten antwoord, )) dat men voor den vlugtenden vyand eene brug moest bouwen." Orawje
zette alzoo ongehinderd zijn togt voort, hield zich slechts eenige dagen te Meehelen
op, liet er eene bezetting, en wendde zich toen naar de Maas, welke hij overtrok,
gelijk ook den Rijn bij Orsoi, Hier dankte hij in het begin van Wijnmaand zijn leger
Spaansche leger voor Bergen diende en aan vele schermutselingen deel had, komt het meest
met alba's berigt overeen. HisL d. l. g. de FL Liv. VII. p. 160 verso. /
DES VADERLANDS. 215
af, zonder het te kunnen betalen , lietgeen hem in groot gevaar zou gebragt hebben van 1568-
door het volk aan alba uitgeleverd te v\^orden, indien het den bevelhebbers niet gelukt
ware, de soldaten wegens de verschuldigde soldij gerust te stellen met de schriftelijke
verzekering, door de Staten van Holland daarvoor gegeven. De Prins besloot, zich
naar Holland of Zeeland te begeven en daar, gelijk hij zijnen broeder jan van Nassau
schreef, »af te wachten, wat Gode behagen zou te beschikken, of er zijn graf te vin-
den (1)."
Het mislukken van den tweeden krijgstogt van orakje verwekte zulke verslagenheid
en teleurstelling in de steden, die reeds zijne zijde gekozen hadden, en bij allen, die
hem genegen waren of zich voor hem hadden verklaard, dat hij zelf vreesde, zichten
laatste geheel alleen en van alle kanten verlaten te zullen vinden (2). Scherp is zijn
gedrag gegispt en hij zelf van groole onberadenheid beschuldigd geworden (5). Velen
inzonderheid verwonderden zich, dat hij met zulk een schoon en talrijk leger niets
anders had verrigt, dan er het Land weder mede uit te trekken; maar zij, die meer
kennis van zaken hadden en wisten, dat de kosten , om zulk een leger te onderhou-
den, niet zoo gemakkelijk konden opgebragt worden, verwonderden zich niet (4). Als
legerhoofd had alba intusschen weder zyne meerderheid boven oranje bewezen. Ber-
gen >verd nu enger ingesloten en geweldig beschoten. Graaf lodewijk , welke door eene
hevige koorts was aangetast, had van den Prins last, nog een- of tweemaal eene bestor-
ming af te wachten, maar dan de stad op de best mogelijke voorwaarden over te ge-
ven. Middelerwijl hadden de Fransche benden der bezetting bevel van karel IX
ontvangen, Bergen den Hertog van Alba in handen te stellen, en zoo spoedig moge- Herfst-
lijk naar Frankrijk terug te keeren. Zy boden derhalve den Heer van Noircarmes,
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. III, ρ. 506—512. Τ. IV. ρ. CIL ρ. 4. Correspondance
de philippe II, T. II. p. 278—280. Correspondance de guillabme le Taciturne, Ϊ. III. p.XXV—
XXVIII. V. hasselt, Stukk. v. d. Yaderl. Ilist. D. II. hl. 194, 198. mesdoce, Ilist. delaguerrcdc
FL Liv. VII. p. 162—167 vcrso. strada, de Bella Belg. Lih. VII. p. 440. campana, della
guerra di Fiandra, T. I. p. 91, 92 verso. BEmvoGLio, Nederl, Bist. bl. 144—148. le petit,
Chron. de Holl. T. II. Liv. X. p, 234. chappüys , Hist. gen. de la guerre de Fl. Liv. III. p. 132,
133. de TAssis, Comment. Lib. 1. p. 160. haraeus, Annal. Brab. T. III. p. 138, 139. meursii
Her. Belg. Lib. 1. p. 174—178. bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. 1. B. VI. W. 408. v. meteren,
Hist. d. Nederl. Oorl. B. V. bl. 82 verso. ν. rbyd , Nederl. Gesch. Β, Ι. bl. 3. ποορτ, Nederl.
Hist Β. VIL bl. 274 , 275.
(2) Archives de la Maison d'Orange^ Τ. IV. ρ. 3. Supplément aux Archives, p. 115.
(3) Leven van willem I. D. IL bl. 313, 315.
(4) bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. VL bl. 408.
-ocr page 214-16ίί ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—met twee aaderc bevelhebbers, daartoe door alba gemagtigd, de voorwaarden aan, op
welke zij de stad zouden overleveren. De zaak werd rijpelijk overwogen. Van den
eenen kant beschouwde men den roem, welken 's Konings Avapenen zouden verwerven,
wanneer de stad, en in haar Graaf lodewijk met de oproerlingen, stormenderhand
werd genomen, behalve nog hetgeen de dienst van God en den Koning daarbij zou
winnen, terwijl de Hertog, om den bijzonderen haat, dien hij lodewijk toedroeg, vu-
rig verlangde, zich van hem meester te maken. Maar van den anderen kant nam men
in overweging, hoe belangrijk het was geen tijd te verliezen, daar er nog veel verrigt
moest Avorden; de, ziekten, welke in het leger, vooral onder de Duitsche benden,
lieerschten; de groote ongemakken, welke men begon te lijden, sinds de gemeenschap
met Braband w^s afgesneden; de onmogelijkheid voor den Hertog van Holstein, zich
met zijne ruiters bij het leger" te voegen, naardien de Prins van Oranje tusschen beide
in stond; het berigt, dat deze Vorst zich versterkte en zijn voetvolk, talrijk en welge-
oefend dewijl het vele Franschen telde, uit Holland, Zeeland, Gelderland en van de
schepen ontbood; de moeijelijkheid, hem te beletten Bergen te hulp te snellen, wan-
neer hij deze magt had byeengezamekl; de overtuiging dat, indien men ook de veste
vermeesterde, Graaf lodewijk evenwel meer dan één weg overbleef, om te ontsijap-
pen, en dat, zoo zij geplunderd werd, waarvan vele welgezinden de slagtoffers zouden
worden, de soldaten, gelijk meermalen geschied was, met den buit naar hunne haard-
j steden zouden terugkeeren, waarbij nog het verlies aan volk moest gevoegd worden,
welk eene nieuwe bestorming zou kosten, dewijl door den laatsten aanval op de stad
het leger grootelijks geleden had. Deze en meer andere redenen bragten de beide Her-
togen en den krijgsraad tot het besluit, in het verzochte verdrag te bewilligen. Men
j[9v trad echter noch met lodewijk, noch met één der Oranjesgezinden in onderhandeling,
Herfst- maar bepaalde met de Franschen de volgende voorwaarden van overgave: »Graaf
maand
1572 LODEWIJK van Nassau en de Wederlandsche Edelen zouden, zoo als de Fransche Edelen
en soldaten, met al hunne wapenen en bagaadje de stad verlaten, maar de Nederland"
sehe soldaten slechts met zijdgeweer, dolk en gewone kleedij, doch de burgers, die
de wapenen gevoerd hadden, met hunne bagaadje alleen, even zoo de Hervormden,
daar voortaan slechts Katholijken in de stad zouden mogen Avonen; allen zou men on-
gehinderd laten vertrekken, maar zij moesten onder eede beloven in het eerste jaar
noch tegen den Koning van Spanje, noch tegen dien van Frankrijk de wapenen te
voeren; hiervan echter Avcrden Graaf lodewijk , de Duitschers en Engelschen uitgezon-
derd. Daarenboven zou den uittrekkenden een gewapend geleide Avorden medegegeven ,
^ tot zij aan eene veilige plaats gekomen Avaren." — De kranke lodewijk van Nassau
Herfst- werd in eene draagkoets uit de stad gevoerd, en in de legerplaats der Spanjaarden door
' medina celi , don frederik en juliawo romero met veel eerbewijzingen ontvimgen. Op
»ES VADEB.LANDS. 215
last Tan alba verzelde jean de mothbeque hem en zijn volk met vier vaandels tot Roer- 1568—
monde. Van hier begaf hij zich naar Keulen en voorts naar het graafschap Nassau (1),
Zoodra alba in Bergen de noodige heschikldngen gemaakt had, trok hij op, om het 26 v.
narist!
leger van den Prins van Oranje op te sporen, en als het zich verwijderd mögt heb- jjiaand
ben, Mechelen aan te tasten. Hij vernam, dat deze stad twee dagen te voren door den
Prins verlaten was, welke er berkard de merode met drie honderd ruiters en vier
vaandels voetvolk, behalve de drie vaandels, door de stad aangenomen, achtergelaten
had. Er Avordt verhaald, dat oranje, vóór zijn vertrek, de Regering, de burgerij en
de gilden bijeen riep en verklaarde, »dat hij het gevaar zag, Avaaraan zij blootgesteld
waren; dat hij hen niet konde verdedigen, en zij nog veel minder zichzelve verdedi-
gen konden; dat hij plegtig betuigde, zich als den ongelukkigsten mensch op aarde
te zullen beschouAven, indien om zijnentwil eene stad äls Mechelen ten vcrderve ge-
raakte ; dat zij overigens wisten, dat zij zelve hem geroepen hadden, en hij uit gebrek
aan geld, niets meer had kunnen verrigten, dan hij gedaan had." Hierop was hij,
na het ontvangen van zestig- of honderd duizend guldens, vertrokken. Dosr frede-
RiK sloot de toegangen naar Giechelen af, en maakte zich meester van de voorsteden. 1 v.
Trouwens de merode had én om den onwil der Regering en der ingezetenen, welke,
opgestookt door de geestelijk)]eid, hem en zijn volk zelfs den dood dreigden, én uit
gebrek aan geld, krijgsvoorraad en genoegzame manschappen, om de stad behoorlijk
te verdedigen, zoo wel als om de muitzucht zijner eigene benden, zich genoodzaakt
gezien met de bezetting te vertrekken. De Bisschoppen van Atreeht en Namen,
welke zich in de stad bevonden, gaven hiervan terstond kennis aan den Hertog van
Alba, die zich op een uur afstands van daar gelegerd, en reeds tot het besohieten der
stad den volgenden dag last gegeven had. Op hun raad begaven zich de Geestelijken
met kruisen en kerksieraden op de muren, en smeekten, de handen ten hemel hef-
fende , * om genade. Zonder eenigen tegenstand te ontmoeten trokken de Spanjaarden
des morgen ten zes ure binnen, eenigen door de poorten, anderen langs ladders over
de muren en wallen. Ondanks de tegenwoordigheid van medina celi, don frederik,
BARLAYBiONT, NOIRGARMES en van al de legerhoofden, om de ongeregeldheden, welke
gewoonlijk bij dergelijke omstandigheden plaats hebben, te voorkomen, en de ker-
(1) Archives de la Matsou d'Orange, Τ. III. ρ. 512, 517. Τ. IV. ρ. 18—21, 17*. Cmres-
pondance ί/e philippe II, Τ. IL ρ. 280—282. mekdoce, Hist. d. l g. de FL Liv. VII.p. 167—172.
stradä., de Bello Belg. Lib. VII. p. 441. campana, della guerra di Fiandra, Ί. I. p. 92—di,
le γετιτ, Chron. de Holl. T. II, Liv. X. p. 236. cuappüts, IHst. gén. d. l. g. de Fl. Liv. III.
p. 133, 134, de TAssis, Comment. Lib. I. p. 160. iiaraeus, Annal, Brab. T. III. p. 139,
140. bor, IHst. d. Nederl. Oorl. D. I. B. VI. bl. 408, 409. v. meterer, Hist. d. Nederl. Oorl
B.IV.bl.83. uooFT, Nederl. Hist. B. VIL bl. 273 , 276.
216 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— ken, kloosters, Priesters en Raadsleden des Konings te beschermen; ondanks de uit-
gevaardigde bevelen en de genomen maatregelen, vierden de soldaten den ruimen teu-
gel aan hunnen moordlust en roofzucht. Drie dagen achtereen werd Mechelm aan hunne
2 V. woede ten prooi gegeven. Ouderdom noch kunne bleef gespaard; rang noch waardig-
maand ontzien. Mannen, grijsaards, vrouwen, kinderen, zuigelingen werden mee-
1572 doogenloos neergesabeld; jonge meisjes in de armen harer moeders, vrouwen onder de
oogen harer echtgenooten, nonnen in de gewijde plaatsen geschonden. Alle huizen,
slechts drie uitgezonderd, het paleis des Konings zelfs, de kerken en kloosters werden
geplunderd; en om uit te vorsehen wat A^erborgen mögt zijn, de bewoners afgrijsselyk
gepynigd, hoeken en holen omgewroet en de grond opgedolven. De geroofde goe-
deren, waarvan de waarde op eenige millioenen guldens geschat wordt, Averden naar
Antwerpen en Brussel gevoerd en verkocht. Om de bevelhebbers die, zoo't heette, geen
deel aan den buit gehad hadden, schadeloos te stellen, werden de rampzalige, overge-
blevene burgers op een hoog losgeld gesteld en daardoor genoodzaakt, of hunne vaste
goederen, meest tegen lagen prijs, te verkoopen, of zwaar te belasten. Hierdoor za-
gen weleer rijke lieden, edel en onedel, geestelijk en wereldlijk zich tot de uiterste
armoede gebragt, of van hunne meeste welvaart beroofd. Voorts werd de stad van ai
hare voorregten vervallen verklaard (1).
Terwijl het schoone en rijke Mechelen (2) door soldaten uitgemoord en uitgeplun-
derd werd, schreef alba, aan den Koning; »het krijgsvolk is thans bezig op de inwo-
ners de straf toe te passen , welke God hun blijkbaar heeft wiUen opleggen. En inderdaad ,
zij waren niet genoeg getuchtigd voor hunne verledene misdrijven. Zij verdienen zelfs
eene nog strengere straf dan zij thans ondergaan. — Het is een zeer noodig voorbeeld
voor al de andere sleden, die nog moeten hernomen worden, opdat zij zich niet in het
hoofd stellen, het leger te noodzaken, elk van haar te naderen, hetgeen oneindige
moeite zou opleveren (3)." Ondertusschen trachtte hij in een openbaar geschrift.
(1) CorresponJance de γιιιιπ'ρε II, Τ. II. ρ. 282—284, 288, 330, 331. Archives de la Maison
d'Orangc, Τ. IV. ρ. 9—18. ν. iiasselt, Stukk.v. d.Yaderl. nistldAl.h\.2Q0, 216. mendoce, Hist.d.
ι. g. de Fl. Liv. VII. p. 171 verso, strada, de Bello Belg. L. VIL ρ. 441. campana, della guerra
di Fiandra, T. I. p. 97. bentivoglio, Nederl. HisL Li. 157, 158. ile petit, Chron. de Holl.
T. IL Liv. X. p. 236. ciiAppuYs, llist. Gen. d. l. g. de Fl Liv. III. p. 136. de tassis, CommenL
Lib. 1. p. 162, 163. iiaraeus, Annal Brab. T. III. p. 140—143. Bon, HisL d. Nederl. Oórl
D. I. ß. VI. bl. 409. Authent. Slukk. 1)1. 140. v. metehen, Hist. d. Nederl. Oorl. B. IV. bL 83
verso. Gijsius, Oorsp. d. Nederl. Ber. bl 473. dooft, Nederl. Hist, B. VlII. bL 277 , 278.
(2) strada, de Bello Belg. Lib. VIL ρ. 441.
(3) Correspondance de philippe II, T. IL p. 283.
-ocr page 217-DES VADERLANDS. 217
zijn gedrag, ten opzigte Tan Mechelen te reglvaardigen, en liet den schijn te geven, 1568—
alsof de stad dit onheil ten deele bij toeval, ten deele door eigen schuld was over-
gekomen , en men »groot gelijk gehad had zoo menige duizend zielen, om het be-
drijf van weinige , ter dood toe te bedroeven, zoo vele weduwen en weezen te maken
en met een algemeenen jammer te overstelpen." Een Spaanscli schrijver verzekert, dat
ALBA reeds in Balgen, om zijne soldaten te bevredigen, hun Mechelen ten roof beloofd
had; en een ander van dienzelfden landaard, w^elke het niet waagt de daad te verdedi-
gen, tracht haar te verontschuldigen, bewerende, dat de bevelhebbers de gepleegde
gruwelen gaarne zouden gekeerd hebben, maar den soldaat, die zich vele maanden
soldij ten achter en zeer berooid vond, niet beteugelen konden (1). Zeker is, dat
vele Spaansch gezinden, ja, filips zelf oordeelden, dat Mechelen veelte gestreng be-
handeld was, en de haat tegen alba's bewindvoering daardoor hand over hand is
toegenomen (2). De Spaansche soldaten, alsof zij berouw hadden over de begane
misdrijven en zich met den Hemel wilden verzoenen, stonden een gedeelte van den
buit af aan de Minderbroeders te Antwerpen, en tot verbetering van een Jezuitenge-'
sticht, het huis van Aken, aldaar (3).
Op het berigt van den val van Mechelen verhet het krijgsvolk van oranje Roermon-
de, Gelder, Stralen, Wachtendonk, Boxmeer, Deutichem, Lachem, Oldenzaal, en
trok naar den Rijnkant. De komst van den Prins te Zutphen verhinderde, dat daar do
bezetting dit voorbeeld volgde. Hij versterkte haar met twaalf honderd man voet-
volk, en stelde christoffel van IJsselstein, een der Edelen van het Verbond, lot be-
velhebber der stad aan (4). Dendermonde, Oudenaerde en Diest, door zijn krijgs-
volk verlaten en beducht voor het lot van Mechelen, gaven zich over aan den Hertog
van Alba, die met medina geli over Leuven en Tirlemont zich naar Maastricht be-
gaf, en besloot bij Emmerik over den Rijn te trekken, om den Prins van Oranje te
achtervolgen (Ö). Filips welke, naar het schijnt, de goede gezindheid van den Graaf
van Buren wantrouwde, schreef aan alba , »dat ofschoon men door de nederlaag des
(1) Correspondancc de i-hilippe II, T. 11. p. 289. mekdoce, Uist. d. I. ij. de F/. Liv. VII. p. 172.
STRADA, de Bello Belg. Lib. VII. p. 442. Bon, Ilisi. d. Nederl. Oorl. D. I. li. VI. bl. 409, 410.
iiooFT, Nederl. Ilist. B. VIL bl. 278 , 279.
(2) vigiji Epist. ad. hopperum, p. 712, 713. de tassis, Comment. Lifa. 1. p. 163.
(3) strada, de Bello Belg. Lib. VIL p. 442. hooft, Nederl Hist. B. VIL BL 278.
(4) Arehives de la Maison d^Orange, Τ. IV. ρ. 3,4. Correspondancc de piiilippe II, ï. IL
ρ. 280, 288.
(5) Correspondancc de ρπιι.ιγρε II, Τ. IL ρ. 286 , 288. mendoce, Hist. d. l. g. de FL Liv. VIL
p. 172.
Π Deel, ö Stuk. 28
-ocr page 218-16ίί ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1508—vaders, geene beweging van den kant des zoons te vreezen liad, hij evenwel gene-
gen v^^as, dezen laatsten al zijne bezittingen te ontnemen, en derhalve wenschte te
weten, hoeveel het graafschap Buren ^vaard was (1)."
Gedurende het beleg van Bergen was in Holland en Zeeland de krijg onafgebroken
voortgezet. Na den mislukten aanslag op Goes^ had tseraerts zich te Zoiitelande, een
dorp in de duinen, tusschen West-Kapelle en Vlissingen, gelegerd en in een hevig
gevecht de Spanjaarden geslagen, die er reeds tot in het midden waren doorge-
drongen. Hierop ondernam hij wederom het beleg van Goes, en geheel Zuid-Deve-
land werd door de Zeeuwsche schepen scherp ingesloten. De stad, in het Noorden
des eilands by de Schenga, een arm van de Ooster-Schelde, gelegen, was niet sterk;
de poorten waren in slechten staat en de grachten niet breed. De bezetting bestond
slechts uit zes honderd Spanjaarden en twee honderd Walen, was zonder grof geschut
en te zwak, om tseraerts met drie duizend, naar anderen, acht duizend man, zoo
Franschen als Duitschcrs en Engelschen, en negen stukken geschut het landen te be-
letten. De belegeraars schoten spoedig twee bressen en waagden bij nacht de muren
te beklimmen, doch werden met zulk een hevig geweervuur begroet, dat zij met ach-
terlating hunner stormladders wijken moesten. Men besloot evenwel het beleg voort
te zetten. Orame zond barthold ewtens cn twee duizend man tseraerts ter hulp,
doch zij bragten )) van dag tot dag nieuwe verwarringen onder degenen, die te voren
geen tucht te , over haddenmaar stelden evenwel tseraerts in de gelegenheid, do
' veste van alle zyden in te sluiten, daar te voren volk toe ontbroken had. Inmiddels
trachtte alba, overtuigd dat het behoud van Middelburg aan dat van Goes verbonden
was, de stad te ontzetten; doch de schepen, daartoe uit Antwerpen afgezonden, wer-
den door een gedeelte der Zeeuwsche vloot onder Admiraal worst de Schelde weder
opgejaagd. De bejaarde, maar onverschrokken mokdragow wilde nu het ontzet van Goes
over land beproeven. Met drie duizend man verliet liij Bergen op Zoom cn trok, onder
geleide van zekeren elommaert, een Spaanschgezinden Zeeuw, Avelke den Aveg zou
wijzen, over drie diepe killen en twee mijlen verdroidven land naar Ztiid-Beveland.
Het krijgsvolk, door mowdragopt, sanciio d'avila en van seroosicerkeri, bevelhebber
van Bergen op Zoom, voorgegaan, toog meer dan vier uren tot de middel, soms tot
aan de borst, door het water. Elk droeg een zakje met buskruid en lont, nevens
een weinig beschuit op het hoofd of om den hals. Eenige soldaten verdronken; de
overige kwamen eindelijk behouden over, en tegen den avond te Krabbendijk aan.
Terstond gaven zij dit door een sein op den zeedijk van Valkennisse den belegerden
(1) Correspondance de ,piiilippe II, T. li. p. 289. Supplément aux Archives de la Maison
d'Orangc, p. 115.
DES VADERLANDS.
te kennen. De belegeraars, verbaasd over deze stoute daad, vloden naar hunne sche-
pen , en het was den Spanjaarden, geheel doornat en vermoeid, onmogelijk hen te
vervolgen. Zeven honderd Wassauschen van de achterhoede, die zich nog niet had
ingescheept, Averden echter door de belegerden, met eenige manschappen van mok-
DRAGow versterkt, overvallen en bijna alle iu de pan gehakt. Het beleg had negen
wieken geduurd. MoTfDRAGOW werd met vreugdegejuich in de stad ontvangen, beval
hel aanleggen van nieuwe vestingwerken, versterkte de bezetting, en keerde toen
naar Brahand terug (1). Barthold entens was met zijne benden naar Vcere ge-
vlugt, en trachtte van daar, in vereeniging met tseraerts, Arnemuiden te verras-
sen. Door het ontijdig afschieten van het musket van een soldaat, mislukte hel plan.
Toen liep hij het platte land af, eenige landhuizen, onder anderen dat van den Bis-
schop van Middelburg, plunderende en verbrandende (2), Men vermoedt, dat hij en
TSERAERTS om dicn tijd een aanval op Middelburg beproefd hebben, die, zoo hij heeft
plaats gehad, niet gelukt is (5). Hierop trok entens met het overschot zijner benden
naar lumey in Holland. Zoo veel tegenspoed had 's volks misnoegen op nieuw
tegen tseraerts gewekt, wien men van lafhartigheid of kwade trouw beschuldig-
de, te meer, omdat zijn broeder zich bij den vyand bevond. Dit trof hem derwijze,
dat hij zijn post aan jakob smit, Heer van Baerlant , overdroeg, zijn goeden
naam of in regie of in een tweegevecht, welk laatste nog niet geheel in onbruik
scheen, wilde voorstaan, en een geschrift in het licht gaf, waarbij hij zijne lasteraars
uitdaagde, hem bij den Prins aan te klagen, voor wien hij zich zou regt vaardigen.
Daar niemand verscheen, vond de Prins geene reden, hem buiten betrekking te hou-
den (4). »AI zijn schuld lag daarin, dat hij geene lendenen naar dien last had, want
hij was op verre na de man niet, om met ongeoefend volk tegen oude soldaten en
(1) Correspondance de γπιμρρε tl, T. II. p. 284, 290, 294. mesdoce, Ilist. de la guerre de
Fl. Liv. Vm. p. 173—179. strada, de Hello Belg. Lib. VII. p. 542. campana, della guerra di
Fiandra, ï. I. p. 94, 95. dektivoclio, Nedcrl. Ilist. bl. 150—157. le petiï, Chron. de Holt.
T. II. Liv. X. p. 228 , 229. ciiappuys, Ilist. Gen. d. I g. de Fl. Liv. III. ρ. 134—136. de tas-
sis, Comment. Lib. I. p. 160—162. iiaraeus, Annal Brab. ï. III. ρ. 142. bor, Mist. d. Nederl,
Oorl. D. I. B. VI. bl. 394. v. jicteren, liist. d. Nederl. Oorl. B. IV. bl. 84. uoopt, JSederl.
Ilist. B. VIL bl. 280, 281, 282.
(2) le pet1t, Chron. d. Holl. Τ. II. Liv. Χ. ρ. 229. hooft, Nederl. Hist. Β. VII. ρ. 282.
(3) 'sgravezende, Tweede Eeuwgetijde, bl. 275 , 276, aangehaald bij van groningen, Gesch. d.
Waterg, bl. 219, 448.
(4) Archives de la Maison d'Orange, Τ. III. ρ. 453—460, 468, 470, 471, 472. dor, Hist.
d. Nederl. Oorl. D. I. B. VI, bl. 394, 395. v. reyt, Nedcrl. Gesch. Β. I. bl. 9.
1568—
1576
21 v.
Wijn-
maand
1572
27 *
-ocr page 220-ALGEMEENE GESCHiEDENIS
1508_ervaren Hoplieden op te wegen, of zulk een Avoesten hoop, van verscheiden landaard,
in toom te houden (!}."
Hoewel de togt van mondragok een buitengewonen indruk door geheel Zeeland
gemaakt had, zegt een Spaansch ooggetuige, »vonden de opstandelingen echter hon-
derden en duizenden, die hen ondersteunden (2)." De moed was dan ook niet door
de geledene verliezen te land gezonken, die trouwens ook door voordeelen te water
waren opgewogen. Immers had kornelts claassen voor Sluis drie of vier Spaanschc
schepen genomen, en lieven keeusemaker eene vijandelijke vloot van veertig zeilen,
naar Holland bestemd, teruggeslagen, welke hij nu in Bergen op Zoom hield opgeslo-
ten. Eerlang behaalde worst bij den Zeeburg eene roemrijke overAvinning; waarbij
twintig vaartuigen, met krijgs- en mondbehoeften voor Middelburg, ten deele geno-
men, ten deele vernield werden. De Zeeuwen verstoutten zich tot onder het geschut
van liammehens te naderen, en de Spaansche schepen, die op strand geloopen waren,
te enteren, waarbij de vijand eene volkomene nederlaag leed. In den Winter haal-
den zij zelfs voor Anlwerpcn vaartuigen weg en waagden zich in de stad. De Vere-
naars verbrandden in de haven van Middelburg het Admiraalschip van beatjvoir , en
de Vlissingers eenige bodems van medoa gbli voor Arnemuiden (5). De toestand van
Zeeland was niettemin ten uiterste waankelend. Schouwen met Zierikzee waren oraïïje,
Zuid-Develand met Goes alba genegen, en op Walcheren Averd de krijg tusschen het
^ Prinsgezinde Vlissingen en Veere tegen het Spaanschgezinde Middelburg en Arnemui-
den met bitterheid en woede voortgezet. De gevangenen weerden steeds zonder genade
omgebragt, en ongelooflijk is het getal, zoo van adellijken als onadellijken, welk in
dien tijd opgehangen, gewurgd , of verdronken is (4).
In Holland w^as het geluk den Spanjaarden weinig gunstig. De toeleg van ijossu,
om door zekeren maarten schets zicli van Gouda met hst meester te maken, werd
verijdeld (5). Even weinig slaagden de pogingen van den Admiraal boschuuizen, Avelke
het op Enkhuizen gemunt had (6). De Amsterdammers trachtten met tien groote
schepen, zes booten en eenige branders, sonoy Ie beletten, de Zaandammer sluizen,
Nieuwendam en andere dorpen van Waterland te verscliansen, doch werden door de
(1) HOOFT, Nederl Jlist. B. VU. LI.
(2) Corrcspondance de riiiLippE II, T. IL ρ. 291.
(3) swALUE, de daden der Zceuiven, bi. 44, 45, en de aldaar aanjjehaalde schrijvers.
(4) V. METEREN, lUsL d. Ncdcrl Oorl. B. IV. bl. 85.
(5) nou, im-i. d. Nederl Oorl. B. 1. B. VI. bl 410, 411.
(6) brandt, Hist. v. Enkh. bl. 180, 181. '
220
.•""•"'Ti' "T^ü*« f' 1'
DES VADERLANDS. 241>
galeijen, uit Hoorn, Ε dam en Monnikendam bijeengebragt, derwijze ontvangen, dat 1568—
z^ liun plan moesten opgeven. De moed der Noord-Hollanders rees zoo lioog, dat zij '
een aantal schepen uitrustten, om zich meesters van de Zuiderzee te maken en den 15v.
"Wijn-
iVmsterdammers de vaart op de Oostzee te verhinderen. De Admiraal boschiiuizen >verd niaand
eerlang, naar het schijnt ter zake van onpasselijkheid, Tan zijn ambt verlaten, met ^^^^
Avelk sedert francois yerdugo is bekleed geworden (1). Ondertussehen verwekten de
moedwil en teugelloosheid der benden van lumey en sonoy algemeen misnoegen, en
het dacht sommigen, dat zij onder liet Spaansche schrikbewind naauwelijks erger be-
handeld waren, dan thans door hunne bevrijders. Den Staten ontbrak de raagt, aan
deze ongeregeldheden perk te stellen; nogtans gelastten zij ueinier kant en Jonkheer
jajv vaj» vliet, om nevens sowoy de krijgszaken in Noord-Holland te regelen; en
verzochten dringend den Prins van Oranje zelf herwaarts te komen en het bewind op
zich te nemen (2).
Inmiddels had ora^tje, onverwrikt getrouw aan de zaak, voor Avelke reeds al zijne
goederen waren opgeofferd, met verhoogden nadruk de Protestantsch-Duitsche Vorsten tot
werkdadige ondersteuning zijner belangen aangespoord, welke hij betoogde, dat na den
moord te Parijs aan de Hugenöoten gepleegd, ook hunne belangen, ja, die van
geheel het Protestantismus geworden waren (5). Op een gegeven wenk van den
Paltzgraaf aan den Rijn, om hulp bij Koningin elizabetii te zoeken, had hij boisot
naar Engeland gezonden (4). Het belang dezer Vorstin, de natuurlijke bondge-
noote der Protestanten, scheen te vorderen, ééne lijn met den Prins te trekken.
WALSiNGHAM, dc Engelsche gezant aan het Fransche Hof, drong ten sterkste hierop
aan. »Indien God den Prins van Oranje niet opgewekt had," schreef hij, »om Spanje
werk te verschaffen, zou er reeds lang bij ons een gevaarlijk vuur ontstoken zijn. Der-
halve onderschragen wij ons zeiven, wanneer wij hem onderschragen, daar wij hetzelfde
lot te gemoet gaan als hij. Het onderscheid alleen is, dat indien wij hem verlaten,
het eerst op hem de rampen zullen vallen, en vervolgens op ons allen, die dezelfde
godsdienst belijden." — die het wel met de Koningin meenen, oordcelen
op grond der bewijzen, w^elke Hare Majesteit onlangs van den kwaden wil des Ko-
nings van Spajije ontvangen heeft, dat de goede staatkunde meer moet overhellen,
(1) bor, Uist. d. Nederl. Oorl. D. I. 1). VI. bl. 413. hooft, xYcderl. UisL IJ. VII. hi. 283.
wagenaar, Bcsckr. v. Amslcrd. St. I. B. VIII. bl. 326.
(2) Bon, Uist. d. Nederl. Oorl D. I. B. VI. bl. 413.
(3) Archives de la Maison dWrange, T. III. ρ. .507, 508. Τ. IV. ρ. 4, 5.
(4) Archiven de la Maison d'Orange, T. IV. p. 5. Supplement aux Archives, ρ. 134.
-ocr page 222-222 ALGEMEEN! GESCHIEDENIS
οπΐ den Prins Ie ondersteunen, dan te ontmoedigen." — »Wanneer de zaak der
Nederlanden mislukt, zijn wij blijkbaar in gevaar." — »Sinds de komst van Hare Ma-
jesteit tot den troon, is er niets voorgekomen, zoo ik mij niet vergis, waarin zy meer
deel moet nemen, dan in het lot van den Prins A'an Oranje. Nu deze zich in Duitsch-
land heeft teruggetrokken, zal de Hertog van Α/δα niet nalaten, zijn gehofd en reeds
lang gekoesterd plan tegen Engeland ten uitvoer te leggen. De Koningin moet zich
nu niet langer stilhouden." En inderdaad, indien de Prins bezweek, moest elizabeth
Treezen, dat alba., die reeds met den Hertog van Norfolk verstandhouding onderhield,
de hstenen lagen der guisek m Schotland, of de pogingen der Pausgezinden in Enge-
land zou ondersteunen. Waarom zij in deze hagchelijke oogenblikken den Nederlan-
den hare hulp weigerde, en zelfs in dit opzigt niets te hopen overliet, is onbekend.
Werd misschien hare gehechtheid aan de zaak van het Protestantismus opgewogen door
den afkeer, eenen gewapenden tegenstand aan te moedigen, van welken zij den aard
en de beweegreden niet altijd genoeg naar waarde schatte, hetgeen zij zich te laat be-
klaagd heeft? Hoe het zij, elizabeth handelde althans opregter dan verre de meeste
overige van 'sPrinsen bondgenooten, die veel beloofden en weinig nakwamen (1).
Om zoo wel zijn eigen verlangen als dat der Staten te bevredigen en aan den drang
der omstandigheden te gehoorzamen, begaf de Prins zich naar Holland. »De harten
en gemoederen· waren er zoo verslagen en verilaauwd, dat meest al de voornaamsten,
die zich met de zaken gemoeid hadden, in beraad stonden, om met hunne tilbare
have ten lande Aveder uit te vlugten (2)." Slechts door zijne bedienden en een zes-
tigtal ruiters verzeld, verliet orawje Duitschland en IcAvam te ZivoL Daar de toegan-
iiiaaiid gen te land naar Holland door de Spanjaarden afgesloten waren, vertrok hij uit Kam-
ISVii
pen naar Enkhuizen met eenige galeijen, hem uit die stad onder pieter buiskes gezon-
den , en werd hier met buitengewone vreugde ontvangen. Hij vertoefde er eenige dagen,
liet er schepen ten oorlog uitrusten en een bolwerk opwerpen, hetwelk de burgers in
zoo weinig tijds voltooiden, dat het sedert Willigenherg genoemd werd. Nadat de Prins
onderscheidene andere steden bezocht en den inwoners moed had ingeboezemd, »zoo-
dat de flaauwhartigsten zelfs niet meer aan gevaren dachten," begaf hij zich naar
Haarlem, alwaar hij de Staten van Holland beschreven had. Hier hield men hem voor
»in welk groot gevaar men zich uit liefde en trouw te hemwaarts begeven had, en
hoe weinig Holland vermögt tegen zulk een magtigen vijand als de Hertog van Alba,
(1) croen v. rr.iksteren, in dc Ai-chivcs do la Maison d'Orange, T. IV. p. XY—XXXVl,
XLll—XLlV. 7—9.
(2) BüR, IHst. d. Ncdcrl. Oorl, D. 1. IJ. VI. bl. 414.
-ocr page 223-DES VADERLANDS. 241>
weshalve men van liem verzocht, eenige opening te willen geven van de middelen ^
ter redding, die hij reeds in de hand, of ten minste op het oog mögt hebben,"
Het antwoord hierop van den Prins, Avelks bijzonderheden echter nergens zijn vermeld,
stelde de Staten derwijze tevreden, dat zij verklaarden, hunne hoop aan de zijne te
hechten, en met hem alles op het spel te willen zeilen. Bij hunnen rade, herstelde hij
het Hof van Holland en de Rekenkamer in den Haag j die eerlang ter zake van het
beleg van Haarlem^ naar Delft verlegd werden, werwaarts zich ook de Prins be-
geven had (1). Om dien tijd vaardigde hij, op zijn naam, onderscheidene bevelen
uit, betreil'ende het krijgswezen zoo te water als te land, de munt, het opschrijven
van vijandelijke en geestelijke goederen, het afschaffen van eenige en het invoeren van
andere imposten. Hij verbood allen handel met den vijand en den uitvoer van levens-
middelen. Den leenmannen gelastte hij aan hem, als Sladhouder-Generaal, aan'^Lawti.?
Stalen en de Gemeene Zake, op verbeurle van hun leen, den eed van getrouwheid
af te leggen; »ivant,^^ besluit de Prins, » onse intentie ende begeerte sulcks is (2)."
Oranje noemt zich hier Sladhouder-Generaal, .»een l»lijk," zegt bilderdijk, »dat hij
niet op Holland alleen zag in dit bevel, maar op de geheele ronding, die hij om
Holland vergaderde, en waartoe reeds Geldersclie, Overijsselsche en Friesche plaatsen,
zoowel als Zeeuwsche en Süchtsche behoorden. Dit (?) had nog geene gemeene Re-
gering, geen Staten-Generaal, geen Unie, en daarom had hij een woord noodig't geen
op allen gelijkelijk en allen te zamen sloeg, en deze naam was de Gemeene-Zake, het
Gemeene-bcste. Niemand dacht om gemeenehest (republiek)." — »Het verdient opmer-
king," gaat hij voort, »dat grattje dit alles deed op zijn eigen naam; 't kon niet
anders; de Staten van Holland, al hadden zij toen eenig (ander? of meer?) gezag
gehad, (dan 't geen hij hun preeario gegeven had), konden niet bevelen buiten Hol-
land, en dus niet wat die Gemeene-Zake, waarvan hij zich Stadhouder-Generaal stelde,
aanging (5)." Uit 'sPrinsen gedrag in dezen is niet af te nemen, dat hij alles als
Graaf bestierde, gelijk wagenaar meent (4). Hij handelde slechts als grafelijk Stad-'
houder, welke den afwezigen Landsheer vertegenwoordigde. Onderscheidene Stadhou-
ders vóór hem waren gewoon, nu en dan de bevelschriften op eigen naam te laten
(1) Archives de la Maison d'Orange, Τ. IV, ρ. 5, 6, 22. Correspondance de piulippe II, Τ. IL
ρ. 295. bor, llist. d. Ncderl. Oort. D. L B. VL bl. 413, 414. hooft, Nederl. JJist. B. VII.
bl. 284.
(2) Resolutiën van Holland, aangehaald hij wägeraar, D. VI. bl. 397, 398.
(3) Gesch. d. Vaderl. D. VI. bl. 151.
(4) Vaderl. ITist. D, VI. bl. 398.
-ocr page 224-ALGEMEENE GESCHIEDENIS
uitgaan cn te willen en te hegeeren , dat zij onverbrekelijk zouden gehouden worden;
Avoorden, welke de aangehaalde van den Prins: »want onse inlenlie ende begeerte
sulcks is^^ Tolkomen opwegen en meer dan eene eeuw ouder zijn (1). Met overleg
der Stalen stelde hij in het begin des volgenden jaars een Raad aan, om nevens hem
de zaken van Staat en oorlog te besturen. Deze Raad bestond uit negen leden: Jonkh.
jakob van der boes, Mr. paulus buis, Mr, pieter wasteel , jakob muis, hendrik.
duist, willem jaw reierszook, Mr. jan jakobszoon, Mr, sebastiaan losen, Mr. lie-
vkn keersemaker, CU twee geheimschiijvcrs, antonie geniets en Hendrik van per-
SïJN. Zij waren gehouden alle dagen, uitgezonderd des zondags en donderdags, te
vergaderen van acht tot elf ure des morgens, en van drie tot zes ure na den middag,
en voorts te allen uren en tijden als de Prins begeerde of de drang der zaken zulks
vorderde. Al hunne vonnissen, lastgevingen, bevelen en geboden zouden dezelfde
kracht hebben, alsof zij door den Prins zelven gegeven Avaren (2). De impost op
een groot deel levensbehoeften werd door de Staten, onder bekrachtiging van den Prins,
afgeschaft, maar daartegen, ter bestryding der oorlogskosten, de belasting der gelei- en
verlofgelden (convooien en licenten) ingesteld (3). De naam des Konings Averd op
nieuw aan het hoofd der bevelschriften gebruikt met bijvoeging: wier advies van den
Prinse van Oranje, als Stadhouder, en van den Bade nevens hem wesende (4). Hierin
is geene ongerijmdheid of tegenstijdigheid. »Oranje gebruikte als 'sKonings Stadhou-
der 'sKonings naam in alles; maar de eed aan hem als Stadhouder-Generaal enz. kon
niet op "sKonings naam bevolen worden, om dat hij wel 'sKonings Stadhouder over
Holland, Zeeland en Utrecht, maar niet Konings Stadhouder-Generaal was over de
Gemecjie Zake, dat is; de associatie der steden en provinciën tegen alba (ö)." Wat
nu het gebruik van 'sKonings naam betreft, men maakte geene zwarigheid zich daar-
van te bedienen zelfs in ordonnantiën, die lijnregt aanliepen tegen de bevelen des Ko-
nings zelven (6). Het was eene wijze staatkunde in den Prins, en vooral, met be-
trekking tot buitenlandsche Mogendheden, van gewigt, steeds te beweren, ofschoon ook
de gewesten in vollen opstand tegen den Koning waren, dat men alleen streed tegen de
(1) V. WIJX op WAGENAAR, St. VI. bl. 104.
(2) nou, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. VI. bi. 450.
(3) wAGESAAu, 1). VI. bl. 398—400.
(4) Resohitiihi van Holland, aanfjcliaald bij WAGEiXAAn. D. VI. bl. 398, 39i).
(5) BILDERDIJK, 1). VI. 1)1. 152.
(6) GROTu Annal. Lib, II, p. 40, 41.
-ocr page 225-DES VADERLANDS. 241
dwingelandij der Spanjaarden, en lot behoud van den Avetligen regeringsvorm, op wel-1568—
ken zij inbreuk maakten (1). ^
Het overgaan van Bergen in Henegouwen en der Prinsgezinde Zuid-Nederlandsche
steden veroorloofde den Hertog van Alba, al zijne strijdkrachten tegen de Noordelyke
gewesten te rigten. Hij begaf zich met medina celi en het geheele leger over Maas-
tricht naar Nijmegen, om van daar uit de krijgsbewegingen te regelen. Don frederik.
werd het beleg van Zutphen opgedragen. Terwijl hij te Doesburg vijf of zes dagen
stil hield, om zijn geschut af te wachten, verkende hij intusschen Zutphen en oor-
deelde, dat die stad van den kant der Deventerpoort moest beschoten worden, ofschoon
zij aldaar het sterkste was, en men, tot dat einde, een omtrek van vijf mijlen moest
maken; maar van de andere zijden zou men het geschut op een oneffen en moerassi-
gen grond moeten planten. Eerlang werd de stad, waar de bezetting en burgerij het 12 v.
onderling oneens waren, derwijze ingesloten, dat niemand er uit ontkomen konde;
en HiERGEs ontving bevel, met zijne afdeeling, die zijns broeders en van den
Graaf van Eber stein over de IJssel te trekken en drie stukken geschut uit Arnhem te
ontbieden, om een ravelijn in te nemen, welk de vijanden met twee honderd man
op de brug bezet hielden. Den volgenden nacht werden op de batterij zeventien stuk-
ken geplant, die sinds het aanbreken van den dag met zulk een levendig en welge-
rigt vuur tegen de muren speelden, dat men'sanderendaags, omtrent den middag, storm igy.
konde loopen. Een weinig te voren hadden de belegerden zich van een huis tusschen Slagtna·
de ophaalbrug en het ravelijn der poort, over de gracht, in ΛνοΠίβ zij sluizen hadden om
het land onder water te zetten, meester gemaakt. Dc Spanjaarden drongen door de ge-
schotene bres en over de muren de stad in, zonder veel tegenstand te ontmoeten-
De bezetting bestond ook slechts uit zeven honderd man met vier veldstukjes, van
welke twee gesprongen waren. Naar bevel van alba, niemand te sparen en Zutphen
aan de vlammen ten prooi te geven, werden de Nassauschen en een groot gedeelte
der burgerij vermoord, anderen de. IJssel ingejaagd, eenigen naakt de poort uitge-
dreven, en de verdedigers van het ravelijn, welk insgelijks was bemagtigd, aan do
beenen opgehangen. Onder het moorden en vromvenschenden, Averd de stad geplun-
derd en aan acht hoeken in brand gestoken. Behalve de bezetting waren vijf honderd
burgers op dien dag omgekomen. Degenen, welke het bloedbad ontsnapten, moesten
hun leven tegen hoog losgeld koopen, waarvan de Geestelijken zelfs niet uitgesloten
werden (2).
(1) v. corvin wiersbitzky, dc Tacktigj. Oorl. D. II. bl. GO.
(2) Correspondance de philippe II, T. II. p. 286 , 288 , 290—295. Archives de la Maison
dOrange, T. IV. p. 22, 27—29. v. hasselt, Stukk, v. d. Vadert. Ilist. D. II. bl. 201—206,
II Deel. ö Stuk. 51
-ocr page 226-240 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
1568— De Prins van Oranje bevroedde welken kwaden indruk de val der stad Zutphen, die
zich te regt beklaagde, dat niets tot haar ontzet beproefd.was, in bet algemeen moest
maken, en de heillooze gevolgen, welke daaruit inzonderheid voor Holland zouden voort-
vloeijen. Hij vaardigde terstond alom brieven af, om de verslagene gemoederen op te beuren
en tot standvastigheid aan te manen, was dag en nacht werkzaam tot het bijeenbrengen
eener uitgezochte krijgsmagt, en besloot zelf naar Overijssel te trekken, om daar
den geheelen Winter den Hertog bezig te houden en hem alzoo van Holland af te
wenden. Reeds had hij veertig vaandels krijgsvolk bijeen, en zou binnen drie of vier
dagen zich op marsch begeven, toen het berigt, dat de Graaf va7i den Berg, zijn be-
velhebber in Gelderland en Overijssel^ met gemahn, kinderen en pakkaadje uit Kam-
pen en naar Duitschland gevlugt was, zijn plan verijdelde. Trouwens, van dezen man
was niets anders te wachten, ofschoon hy weinig dagen te voren verzekerd had, den
vijand moedig te zullen wederstaan. Immers » zonder beleid, zonder overleg, liet hy de
steden onversterkt, den voorraad onbesteld, de schattingen ongehandhaafd, zijne soldaten
onbetaald, burgers en boeren door hen uitteeren, en genoegzaam alle zaken aan het
lot over: en was zoo verzonken in achteloosheid, dat menigmaal de wachtmeester het
woord van de Gravin moest halen." Op zijne vlugt werd hij in Westfalen door zijn
eigen gevolg van alles beroofd, en zijne gemalin maria van Nassau, de zuster van
den Prins van Oranje^ moest als eene dienstmaagd verkleed, in een dorp achterblijven,
waar zij van tweelingen beviel, 's Graven trouwlooze lafhartigheid werkte besmettelijk
op het krijgsvolk, dat terstond, alsof het reeds door den vijand vervolgd werd, de
vlugt koos. ΖυοοΙ, Kampen, Harderwijk, Hattem en Elhurg onderwierpen zich vrij-
wiUig en werden in genade aangenomen, Lachem en Doesburg hadden reeds vóór het
beleg van Zutphen, Spaansche bezetting ontvangen. Dommel was nog de eenige stad
in Gelderlandy welke orawje's zijde hield (1).
De schoone verwachting, welke men van Friesland koesterde, waar zich onlangs nog
li...·
213, 221. mendoge, Ilist. d. l. g. de Fl. Liv. Vlll. p. 182—184 verso, campana, dclla guerra
di Fiandra, ï. I. p. 97, 98. bentivoglio , Nederl Jlist. bi. 158. le petit, Ckron. de Holl Τ. II.
Liv. Χ. ρ. 237. ciiappuys, Ilist. Gén., d. l. g. de FL Liv. III. ρ. 137. de tassis, Cornment. Lib, 1.
p. 164. meuäsii Rer. Bat. Lib. UI. p. 186. ηαπαειικ, Annal. Brab. T. III. ρ. 14.5. bor, Jlist.
d. Nederl Oorl. D. I. U. VI. bl. 414, 415. v. meteren, Ilist. d. Nederl. Oorl. B. IV. bl. 85.
hooft, Nederl. ïïist. B. VIL bl. 284, 285. slicutenhorst, Gelders. Gesch. Β. XIV. bl. 524.
(1) Correspondance de philippe II, ï. II. p. 296 , 297 , 300. Archives de la Maison dH^range,
T. IV. p. 25, 27, 28. mendoce, Ilist. d. L g. de Fl. Liv. VIII. p. 180, 181. bor, Ilist. d. Ne-
derl. Oorl, D. I. B. VI. bl. 415. hooft, Nederl. Eist. ß. VIL bl. 285. suchtennorst, Geld.
Gesch. Β. XIV. bl. 524. revh Davmtr. Illust. Lib. IV. 475.
DES VADERLANDS. 227
alles liet aanzien, dat Leeuwarden en Harlingen, even als Franeker, Bols>ward, Sta^ 568—
voren, Dokkum en IJlst^ zich voor den Prins zouden verklaren, werd insgelyks te ^^^^
leurgesteld (1). Graaf joost van Schouwenburg was door oranje tot Luitenant Ge- I9v.
neraal en Gouverneur van dat gewest aangeste;ld, en met aclit vaandels Duitsch krijgs-
volk derwaarts gezonden. Hij had zija verblijf te Franeker gekozen en er een Hof 1572
opgerigt, gelyk aan dat te Leeuwarden, opdat aan de Prinsgezinde Friesche steden
de gewone regtsvordering niet zou ontbreken. De uitgestrekte lastbrief, welke hem
gegeven was, had den naijver des Heeren van Bronkhorst, een Nederlander van ge-
boorte en vroeger dan de Graaf in Friesland gekomen, 'om van 'sPrinsen Avege het
krygsbewind te voeren, in hooge mate opgewekt. De botsing, welke hieruit tusschen
hen ontsproot, moest te meer de algemeene belangen krenken, daar men een
krijgsman van die beltAvaamheden als de robles en welgeoefende soldaten te bestrij-
den had. Schouwenburg was daarenboven geenszins berekend voor de taak hem toe-
vertrouwd. Het ontbrak hem ten eenenmale aan die geestkracht en standvastigheid,
welke het bestuur over Friesland in dit hagchelijk tijdsgewricht vorderde. De landza-
ten waren ten prooi aan den moedwil zyner tuchtelooze benden, terwijl hij zelf door
w
knevelarijen en het afpersen van zware schattingen zich verrijkte. De haat en verbit-
tering des volks, welke hij zich hierdoor verwekte, openbaarden zich in een aanslag
tegen zijn leven te Franeker, die echter mislukte; waarop vele burgers uit de stad
gebannen werden, en hij zich op Sjaardemastins met een talrijke lijfwacht versterkte.
Bij zoo veel spanning en verdeeldheid, welke de wakkere de robles zich ten nutte
maakte, moesten 'sPrinsen zaken in Friesland verachteren. De stad Stavoren was wel
in het bezit der omwentelingsgezinden, maar het kasteel nog in dat der Spanjaarden en
werd belegerd. De robles zond uit Leeuwarden eeno krijgsbende tot ontzet, en zoodra
zij genaderd was, deed de bezetting een uitval op de belegeraars, die nu van voren en van
achteren aangetast, zich op de vlugt begaven en al hun geschut, uit Franeker, Sneeh
en Bolsward gezonden, achterlieten. De overwinnaars rigtten in de stad een vreesselijk
bloedbad aan, plunderden de huizen en staken het grootste gedeelte er van in brand.
Een zelfde lot wachtte Dokkum. De Spanjaarden hadden hier den toren ingehouden,
en verdedigden zich daaruit dapperlijk. Op het berigt, dat de robles zich uitrustte
om hen te ontzetten, zond sippe scheltema in der ijl naar Franeker om hulp, dewijl
hij slechts dertig soldaten had en op de huislieden, die zich in de slad bevonden, niet
konde vertrouwen. Intusschen versterkte hij de muren zoo goed mogelijk, waarin de
burgerij, zoo vrouwen en kinderen als mannen, zich volijverig betoonde, en de teedeie
kunne zelfs de mannen aanspoorde tot volharding en kloekmoedigheid. De tijding, dats
29*
(1) Archives de la Maison d'Orangc, ï. IV, p. 50
-ocr page 228-240 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
1508— onder bevel ταη den Watergeus johatt bohga en yan sikke tijssens Imlp in aantogt was,
•verlevendigde aller hoop en moed. De burgers stelden zich dan ook mannelijk te weer,
toen de vijand 's anderendaags voor de stad verscheen, en noodzaakten hem te wijken;
maar de huislieden, welke eene der poorten bewaakten, meer om hun eigen behoud
dan om hun eed en de stad bekommerd, namen de vlugt en lieten de poort open
staan. De Spanjaarden, eene bende Walen van de robles, hiervan door een teeken
van hunne spitsbroeders op den toren verwittigd, rukken weder op de veste aan, Aver-
pen de burgers, die nog tegenstand bieden, overhoop en stormen naar binnen. Man-
nen, vrouwen, kinderen, grijsaards, alles valt onder hun moordend zwaard. Zieken
cn kraamvrouwen met hare zuigelingen aan de borst worden van de legersteden en uit
de huizen gesleept of gejaagd en omgebragt; het bloed vloeit langs de straten in de Ee.
20 t, Eindelijk geeft de robles last het moorden te staken, maar nu ivordt de stad ge-
B. f fj
j plunderd en in brand gestoken. De ongelukkigen, die zich op zolders, daken, in de
1572 g(ioten en elders verborgen hadden, door den rook en de vlammen vervolgd, sprin-
gen naar beneden en worden afgemaakt. Met buit beladen verlieten do Walen het
brandende Dokkum, waar mowtjoy met honderd vijftig man in bezetting achterbleef.
Boivga en tijsseks, welke, in slede van onmiddellijk het ontzet der stad te beproeven,
zich des nachts in de nabijheid gelegerd hadden, bespeurden te laat hunne dwaling en
traagheid; doch pogende te herstellen wat zij konden, vielen zij, een half uur van
Dokhumi op de aftrekkende vijanden aan, sloegen een gedeelte er van dood, de ove-
' rigen op de vlugt en ontnamen hun den roof.
Intusschen bragten schouwenburg op Ileftemastins en broisknorst op Jongemastins
te Bolsward den tijd nutteloos door. De robles beproefde een aanslag op Francker,
welke mislukte. Om echter de stad in het oog te houden, bezette hij de omliggende
kloosters met Walen, welke er, gelijk alom, den grootsten moedwil bedreven. Hij
trachtte insgelijks Bolsward te verrassen, maar bij Makkum ontmoetten zijne Walen zes
honderd man, door scHOuWEiiBURG afgezonden, waarop zij terugtrokken, doch eerlang
wederkeerden, eenigen roof pleegden, en twee schepen met steenen geladen in de haven
van Makkum lieten zinken. Vruchteloos hield sghouavenburg bij oranje, die zich te
Hoorn bevond, om onderstand aan. Zijne bevelen werden door de soldaten niet geëer-
biedigd, die, op aanhitsing der bevelhebbers, naar men meent, hunne achterstallige
soldij eischten en Bolsward met plundering bedreigden. Met moeite gelukte het hem,
vier van de acht vaandels, welke aldaar lagen, naar Dronrijp te verplaatsen. Hier,
zonder tucht en opzigt, zich aan alle ongebondenheden overgevende, werden zij door
de Waalsche bezetting van Berlikum d«s nachts overvallen en geslagen. De vlugten-
den, welken de dappere tjallink akdriwga te vergeefs hun pligt herinnerde, weken
naar Bolsward, doch w,erden niet binnengelaten, en trokken roovende en vernielende
naar de Kuinder. Middelerwijl plunderde en verwoestte brohtk-horst de abdij Olde-
¥
DES VADERLANDS. 241>
klooster, zoo wel om zijn volk met den buit tevreden te stellen, als om te voorkomen, 1568—
J576
dat de vijand er zicli in nestelde. ScHouwENBuna behaalde een voordeel bij het kloos-
ter Eenjum op de Walen, en sloeg,. meenende dat zij vertrokken waren, onbezorgd 25 v.
den weg in naar het Bildt, maar werd op den terugtogt door hen overvallen, en liet
de eer der overwinning op dezelfde plaats, waar hij die ontvangen had. ^^^^
Uit hoofde van de vroeg invallende scherpe vorst, werden de soldaten, welke door
het land verspreid lagen, in de sleden getrokken, en alle krachten ingespannen om
de stadsgrachten, uit vrees voor de aanslagen van de robles, open te houden, scnou-
WEiiBURG bevond zich in den neteligsten toestand, te meer daar de vlugt van den
Graaf van den Berg hem alle uitzigt op hulp van oranje beroofde. Ofschoon zijn ge-
zag en invloed dagelijks verminderden, bevroedden echter de Prinsgezinde Friezen te
wel het gevaar waarin zij verkeerden, om niet aan zijn last te gehoorzamen van het land-
volk te wapenen en hem eene aanzienlijke som te verschaffen. Hierop trok hi] met
zes vaandels knechten uil Franeker naar Makkum, om er in der haast eene nienwe
verschansing op te Averpen, maar het werk was naauwelijks begonnen, toen hij in het
geheim met het ontvangen geld de wijk nam naar Westfalen. Zijne schandelgke
vlugt bragt Friesland geheel aan de Spaansche zijde. De robles omlegerde terstond
Makkum y en bedreigde Dolsward met het lot van Mechelen en Zufplien, indien het
zich niet overgaf. Door vrees vermand, verliet de bevelhebber brohkhorst met zijn
volk en een goed deel burgers de stad, die op zware voorwaarden genade verkreeg
en met tweehonderd Walen bezet Averd. Zes duizend Nassauschen, Avelke bij Stavoren
niet behoorlijk verschanst lagen, werden door de robles overvallen, tweeduizend van
hen verslagen en acht honderd gevangen genomen. Op de mare dezer nederlaag,
verliet de bezetting de schans bij Makkum, en Sneek onderwierp zich aan sden Span-
jaard, welke der stad vergiffenis schonk, daar zij hem Bronkhorst had uitgeleverd.
Franeker, waar de Roomschgezinden de Geuzen ter stad uitdreven, werd in genade
aangenomen. De robles maakte voorts van de harde vorst en het ijs gebruik, om naar
onderscheidene plaatsen krijgsvolk te zenden, en alles naar zijnen wil te regelen. De
afgevallene steden moesten hare wallen slechten, en over geheel Friesland werden vier
stuivers op de Floreenrente tot onderhoud van het Duitsche krijgsvolk omgeslagen (1).
Don frederik, meester van de Veluive, stond de weg naar Holland open, daar ook
Amersfoort, welk hem eenigen weêrstand kon geboden hebben, door de bezetting was
(1) mendoce, Hist. d. la guerre de Fl. Liv. Vlll. p. 180, 181. bor, Hist. d. Nederl. Oorl.
D. 1. B. yi. bl. 416. v. metehek, Ilist. de Nederl. Oorl. B. IV. bi. 85. wiksemius, Ckron. v.
Vriesl B. XVII. bl. 569—575. schotarus, Fr. Hist. B. XXI. bl. 765—770. Charterb. v. Vriest.
D. III. bl. 892—917.
240 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
1508—verlaten, en den Graaf van ^osäm met een vaandel Toetvolk had ingenomen. Hij besloot
t
derhalve, en werd er door de Amsterdammers toe aangespoord, regtstreeks naar//oi/anci
te trekken, en rukte door de Vehiwe over Amersfoort op Naarden aan. Hier lagen
slechts honderd twintig man Duitschers onder bevel van jan kruisbergen, een gewe-
zen Priester. De onlangs verkozen Regering, die grootendeels uit Hervormden bestond,
beeldde zich in, dat de Spanjaarden niet aan Naarden zouden denken, zonder zich
eerst van Buren^ den sleutel, als 't w^are, van den Rijn^ meester gemaakt te heb-
ben. Toen derhalve bossu honderd ruiters voor de poort zond, om de stad, zoo in
zynen als in 's Konings naam op te eischen, was het antwoord, w dat men haar voor
den Koning en den Prins dacht te houden." Intusschen werden gemagtigden afge-
vaardigd, om van barthold entens, in de Ronde Veenen niet verre van de stad
gelegerd, en van sottoy en lazarus muller , in West-Friesland en Waterland,
ondersteuning te verzoeken. Doch de onwil van het krygsvolk Avegens wanbetaling
was, naar entens getuigenis, de oorzaak dat men alleen goede beloften, geene
dadelijke hulp geven konde. De bezetting trachtte nu de stad te verlaten, doch >verd
hierin door de Regering en de burgers verhinderd, die voorts de poort met mest
vulden; slechts eenige ruiters ontsnapten. Maar op het berigt, dat don frederik met
de geheele krijgsmagt in aantogt was, ontzonk allen de moed. De Burgemeester
MAARTEN LAURENszooN cn de Schepcn GERRIT PIETER AARTSZOON, naar den Spaanschen
Opperbevelhebber, Avien zij te Amersfoort aantroffen, gezonden om genade voor de
stad te verwerven, werden niet ten gehoore toegelaten, maar gelast het leger onder
ROMERO tot voor dc poort van Naarden te volgen en aldaar bescheid af te wach-
ten. Maarten laurenszoon, iets ergs vermoedende, maakte zich weg door de
30 v. vlugt; maar aartszoon bleef zyn phgt getrouw. Tegen den middag verscheen de
voorhoede des Spaanschen legers in het gezigt der stad, Avelke terstond van alle zijden
berend en ingesloten werd. Frederik van nijevelt joeszoon, vaandrig der bezetting,
stond dat pas op de veste. Een beschonken soldaat rukte hem het vaandel uit de han-
den en slingerde er mede op de borstAvering, doch werd dadelijk door een vijandelyken
kogel neergeschoten. Voorts hield men schutgevaarte met den vijand tot laat in den
avond. Middelerwijl had don frederik zich te Laagbussetn gelegerd, alwaar aarts-
zoon, door tusschenkomst van paulus van loo, gehoor verkreeg bij den Graaf
van Bossu. Op diens vraag: ))of die van binnen zich der bezetting kwijt gemaakt
hadden F antwoordde hij een en andermaal, ook met eede, dat hij 'i daarvoor hield ^
dewijl dit al bepaald was, vóór hij de stad verliet. Van loo echter verklaarde, dat
Naarden nog bezet was, en de Graaf wilde nu niet langer den Schepen te woord staan,
doch gunde hem geleide tot onder de stad, met last den volgenden morgen een genoeg-
zaam getal gemagtigden naar het leger te zenden, om op plegtige wijze genade tever-
tcrra. zoeken. Op den aangewezen lijd begaf zich aartszoon met nog zes andere aanzien-
DES VADERLANDS. 241>
lijke burgers, en onder hen de geleerde Priester en Rector der Latijnsclie school ljlm- 1568—
BERTus HORTENSius of VAN DEN HOVE, Daar Laagbussem. Doch een Yierendeel uurs
Tan de stad ontmoet hen romero, die hun verzekert, dat don frederik het lot van
Naarden in zijne handen gesteld heeft. Hetzij uit schroom of onervarenheid, en zonder
bewijs te vorderen van hetgeen hij zeide, vallen zij hem te voet en bieden hem de
sleutels der stad aan. Hy weigert die aan te nemen; bij de poort moesten ze hem
geleverd worden, daar zou men verstaan, welke genade er te wachten was. Dit
geschiedde. Romero belooft eindelijk, op hun dringend smeeken, dat de burgers noch
de bezetting aan lyf of goed zouden beschadigd wOrden, indien zij dadelijk aan don
FREDERIK de Stad overgaven en den Koning een nieuwen eed van getrouwheid aflegden.
Slechts aan honderd Spaansche soldaten zou veroorloofd worden, zoo veel buit te ma-
ken als zij in eens dragen konden. Ter bevestiging daarvan gaf romero de hand aan
HORTEiiSius, en tot driemaal toe aan Hendrik wouw, een ander gemagtigde. Hierop
werd hij met acht en twintig man ter stad ingelaten, en voorts bij aartszoon van
stadswege ten maaltijd ontvangen. Eerlang volgen hem nog vier honderd soldatet»,
welke de burgers zich beijveren op het beste dat zij hadden te onthalen. Hun getal
wies onder de hand aan, daar de grachten bevrozen, de muren verlaten waren, en
het overklimmen niet belet werd. Toen het middagmaal geëindigd was, liet romero
met de trom omslaan, dat de burgers en bezettehngen ongewapend in de Gasthuiskerk,
die toen voor stadhuis diende, moesten verschijnen, om den nieuwen eed van trouw aan
den Koning te zweren. Velen gehoorzamen; velen echter, den Spanjaard wantrouwende,
houden zich in hunne woningen verborgen. Terwijl de weerlooze menigte in de kerk
zich met blijde hoop koestert, treedt plotseling een Priester, die eene poos met eenige
Spanjaarden zwygend voor de deur op en neer gewandeld had, binnen en roept
haar toe: »denkt aan uwe ziel en bereidt u ten dood!" Maar hiertoe wordt
den on gelukkigen geen tijd vergund. Naauwelijks is het ontzettend woord gespro-
ken, of de Spanjaarden rukken de groote poort open, leggen eenparig aan en
schieten blindelings onder hunne slagtoffers, die gillende en kermende, doch vruchte-
loos, trachten te ontvlugten. Nu stuiven de Spanjaarden met het zwaard in de hand
naar binnen, en vallen als uitgehongerde wolven op hunne prooi aan. »Het wemelen
onder elkander van eene schare, in zulk eene enge plaats zamengepakt, het wentelen
in haar eigen of in der medeburgeren bloed, het rood- en doodverwen van troniën,
breken van gezigt, krimpen van leden, vlechten van vingeren, wringen van handen,
niets vermögt den Spanjaard te verteederen." Hij houwt er even woedend op in, en
spaart niemand, behalve vier burgers, die onder belofte van zwaar losgeld, gekerkerd
worden. Na het plunderen en het uitschudden der verslagenen, wordt het gebouw
in brand gestoken. De zieltogenden en de gewonden vergaan met de lijken in
de vlammen.. Men rekent, dat hier vier honderd burgers met een goed getal sol-
240 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
• daten zijn omgekomen en onder hen aartszoon , naar eenigen, door het zwaard
van ROMERO zelFen, wien hij zoo gastvrij had ontvangen. Het afgrijsselijk tooneel
in de kerk voorspelt het lot, welk de stad verbeidt, waar inmiddels het geheele
vijandelijk leger is binnengerukt. De van moord- en rooflust opgewonden soldaten
dringen de woningen in, plunderen, blaken en dooden. Het verhaal der ijsselijk-
heden en gruwelen, toen gepleegd, zou men schier geloof ontzeggen, indien het
niet door de getuigenis van geheel Spaanschgezinde schrijvers van' dien tyd bevestigd
werd. Van vier honderd burgers, door de vlammen uit hunne schuilhoeken ver-
jaagd, worden sommigen aan rapieren geregen, anderen met vleeschhouwers bijlen
aan stukken gekapt, anderen als visschen gekorven^ en eenigen, die zonder wêer-
stand te bieden den moordenaars in handen vielen, naakt uitgeschud en in koelen
bloede voor de oogen hunner kermende echtgenooten en kinderen doorstoken. Som-
migen strekten der baldadigste wreedheid tot spel, daar de Spanjaarden hen met
de trompen van het geweer elkander toestieten, en lagchende en schertsende af-
maakten. Kerken noch kloosters, godshuizen noch ongewijde plaatsen bleven van
schenden, van schaken, van martelen, van moorden verschoond. Verscheidene
burgers werden in de groote kerk, zoo op het gewelf als op den toren en de
trappen, doorboord of naar beneden geworpen; anderen, gedwongen den buit naar
de legerplaats te slepen, met khng of kogel betaald. Een aantal vlugtehngen, ten
platten lande achterhaald, werd van alles beroofd en moedernaakt aan boomen opge-
hangen. Men heeft stokouden van tachtig, van honderd jaren zelfs, het bloed afgetapt
en het gulzig ingezwolgen; kranken in hunne bedden vermoord, ZAvangeren geschon-
den en haar de vrucht uit het lijf gerukt, bij de beenen of borsten opgehangen en
dood gemarteld; met vrouwen, maagden, en meisjes van dertien en minder jaren den
dierlijken lust verzadigd. Een burger werd op de vreesselijkste wijze gepijnigd, om van
hem de plaats uit te vorsehen, waar hij zijn geld verborgen had, en daar hij niets
aanwyzen konde, zijne vrouAv voor zijne oogen verkracht, toen naast hare moeder en
haar zuigeling aan een paal gehangen, en hij zelf daarop neergesabeld. Aan hortensius
was op voorbede eens jongen Spanjaards, eertijds zijn leerling, het leven geschonken, maar
hij moest in zyn huis vijf personen zien ombrengen, en onder hen zijn eigen zoon, wien
het hart uit den boezem gescheurd werd. Manhaftig verdedigde zekere smid, uuibert
WILLEMSZOON VAN DEN EIKEN, met cen zwaard in de eene en een driestal in de andere
hand, den ingang zijner woning. Meer dan een Spanjaard is onder zijne slagen bezwe-
ken, toen hij, zwaar gewond en afgemat, nederzijgt. Zieltogende grijpt hij in zijne
handen de klingen van twee Spanjaarden, welke deze terugtrekken en daardoor hem
de vingers afsnijden. Terstond doorboren zij den Λveerloozen man en spatten, onder
honend gegrijns, hef gudsend bloed in het aangezigt zijner dochter, welke knielend
om genade voor haren vader smeekte. In alles zouden slechts zestig inwoners van
1568-
1576
■^Ληίιίή
-ocr page 233-DES VADERLANDS. 241
Naarden het leven gered hebben; veertig door de vlugt en twintig voor een hoog 1568—
losgeld. De Burgemeester hetïdrik lamfertszoon, byna ten dood toe gepynigd, be-
loofde twee honderd kroonen voor lijfsbehoud; doch door de wraakzucht en den invloed
van eenigen, Avelke te voren uit de Regering gezet waren, werd hij, naar vonnis van
noif FREDERIK, in zijne huisdeur opgehangen, het lijk gevierendeeld, en de stukken
werden ter poorten uitgestoken.
Toen het krijgsvolk de stad had uitgeplunderd en vertrokken \vas, kAvamen de inwo-
ners van Miiiden en Wcesp het weinige, dat er van hooi of ongedorscht koorn was
overgeschoten, weghalen en Imnne rampzalige naburen, door het zingen van scham-
pere liedjes, beleedigen. Als er nu niets meer te rooven en te moorden was overgebleven,
liet DOW FREDERIK de poorten, muren en torens door de bewoners van Gooiland^ hier-
toe met geweld gedwongen, omverhalen. Om het schrikkelijke schouwspel nog schrik-
kelijker te maken, verbood hij niet alleen op lijfstraf aan al de omliggende plaatsen,
eenigen burger van Naarden te herbergen, maar ook, dat binnen de stad iemand ter
aarde besteld Avierd, tot hij nader daarin zou voorzien hebben, zoodat de lijken een tijd
lang tot aas van honden en roofvogels bleven liggen. Ten slotte werd Naarden bij een
vonnis, eerst den zesden van Slagtmaand des volgenden jaars uitgevaardigd, van alle zijne
vrijheden, voorregten en inkomsten vervallen verklaard (1).
Zoo luidt het verhaal der meeste Schrijvers, welke wy geraadpleegd hebben. Doch
naar het berigt des Hertogs van Alba aan den Koning, was door don frederik A'öfari/cn,
»de schuilplaats van alle Anabaptisten," opgeëischt, waaraan de inwoners niet alleen
geen gehoor gegeven, maar zelfs de bezetting, drie honderd man sterk, welke de stad
wilde verlaten, genoodzaakt hadden te blijven. Hierop had don frederik de veste be-
vend, eenige busschieters te paard aan de eene poort, romero met vier honderd
man aan de andere, en zich zelf met het overige voetvolk aan de derde poort
geplaatst. De belegerden hadden de bolwerken met drie vaandels bezet en hun ge-
schut laten spelen, waardoor een soldaat en een sergeant gewond Avaren geworden, toen
het verbitterde Spaansche voetvolk de muren vermeesterde, de stad binnendrong,
burgers en soldaten neersabelde zonder dat er een enkele ontkwam, en daarna de
(l) Archives de Ia Maison dOrange, T. IV. p. 34. viglii Epist. ad πορρεβρμ, ρ, 719. strada;
de Bello Belg. Lib. VII. p. 443, campana, della guerra di Fiandra, T. I. p. 98, 99. bentivo-
«Lio, Nederl. Ilist. hl. 159. le γετιτ, Chron. de Holl. Τ. II. Liv. Χ. ρ. 237. chappüys, Hisl·
Gén. d. 1. g. de Fl. Liv. 111. p. 138. de tassis, Comment. Lib. I. p, 165, 166. meursii i?er.
Belg. Lib. III. ρ. 188—194. bor, Ilist. d. Ncderl. Oorl. D. I. B. VI. hl 417—420. v. mete-
nes, Ilist. d. Nederl. Oorl. B. IV. bl. 85, 86. v. retd, Neded. Gesch. B. I. bl. 9. üooft, Ne-
derl. Ilisi. B. VII. bl. 286—291. poxhork, Theatr. Urb. Holland, p. 343.
II Deel. ö Stuk. 51
-ocr page 234-w
234 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
, 1568— plaats aan twee of drie hoeken in brand stak (1). Het meest komt hiermede het Ter-
haal van mendoza overeen, dat koirgarmes en de la cressoniere door dow frederik
in Naarden gezonden vv^aren, om de burgers aan te kondigen, dat indien zij zich niet
overgaven eer het geschut voor de stad geplant \vas, zij naar verdienste zouden gestraft
worden. De burgers hadden dit aanvankelijk geweigerd, maar toen het geschut was
aangevoerd, verzocht in onderhandeling te treden, waarop de genoemde Heeren tot
dat einde Avaren afgevaardigd. Terwijl deze met hen de voorwaarden bepaalden, hadden
zij op de Spaansche soldalen geschoten, welke, hierover verontwaardigd, de stad be-
stormd, al wat hen ontmoette over de kling gejaagd, en de wOningen in brand gestoken
hadden (2). — Het is niet wel mogelijk, deze uiteenloopende berigten met elkander over-
een te brengen. Wij gelooven hier de meeste waarde aan het verslag van het grootste
gedeelte der Schrijvers, zoo binnen- als buitenlandsche, te moeten hechten. Eenigen
van hen waren tijdgenooten, anderen hadden hunne berigten uit den mond van oogge-
tuigen of dier nakomelingen; en de bijzonderheden, welke zij vermelden, worden te
naauwkeurig opgegeven, dragen te zeer den stempel der waarheid, om hier met grond
aan verdichting te denken. Het is veeleer te vermoeden, dat alba, om den moord
van Naarden te regtvaardigen, getracht heeft de schuld daarvan hoofdzakelijk op de
bewoners zelve te werpen; het -was niet de eerstemaal, dat hij den Koning misleidde.
Mendoza heeft blijkbaar, zoo hier als elders, 's Hertogs berigten gevolgd.
Het verdelgen van Naarden werd door alba als eene toelatinge Gods, als eene welver-
diende straf beschouwd, en hij verheugde zich, dat zulk eene slechte en kettersche bevol-
king anderen ten voorbeeld gestrekt had (5). Het gedrag der Spanjaarden vindt in bilder-
DIJK een verdediger, welke in deze huiveringwekkende gebeurtenis, voor welke do
menschheid .terugbeeft, niels anders ziet dan weerwraak [represaille), welke de wreed-
heden van LUMEY, SONOY en anderen hadden verwekt. »De bloedbcvelen, die niet in-
getrokken waren," zegt hij, » regtvaardigden in gemoede de Spanjaarden in het uitdelgen
van deze Geuzen, die het vonnis van lijf en goed verbeurd te hebben te hunnen laste
hadden; afgrijsselijk zijn wel zulke voorvallen, maar de krijgshoofden niet juist zulke
monsters als hunne vijanden hen schilderen; als vijanden spaart romero de inwoners van
Naarden en houdt hun het verdrag, maar als Geuzen en Ketters en van den aanhang
der bond- en woordbreukige moordenaars der weerlooze Katholijken in Schoonhoven en
elders, straft, moordt, blaakt en mishandelt hij hen (4)." Tegen deze zonderlinge re-
(1) Corrcspondance de philippe II, T. II. p. 300.
(2) lUsL d. I guerre de FL Liv. VIII. p. 184, 185.
(3) Corrcspondance da philippe II, T. II. p. 300, 301.
(4) Gesch. d. Vaderl D. VI. bl. 153 154. Vgl. mendoce, HisL d. 1. g. de Fl. Lir. VIII. ρ. liiS,
-ocr page 235-DES VADERLANDS.
denering is aangevoerd: »dat het niet ie ontkennen Talt, dat toen, gelijk in alleoorlo-1568—
gen van dien aard, aan beide zijden gruwelen gepleegd zijn, maar dat, wanneer men
van weerwraak spreekt, men zich ook de tereglstellingen moet herinneren, die sinds
jaren hadden plaats gehad, en inzonderheid het gedrag des Hertogs van Alha en van zijn
bloedraad; en dat de Hervormden niet het eerst begonnen waren (1)." De Jezuit strada
oordeelt over de Spanjaarden gestrenger dan de regtzinnig-Hervormde bilderdijk.
»Het vernielen en uitmoorden van Naardeu," zegt hij, »was geene straf, maar eene
onmenschelijke wreedheid, welke zulk een haat en afkeer in Holland tegen de Span-
jaarden verwekte, dat men liever als wanliopigen het uiterste wilde afwachten, dan
zich aan alba onderwerpen (2)." De Roomschgezinden, hunne Geestelijken zelfs, die
door de Spanjaarden in Mechelen, Zulpheii en Naarden evenmin als de Onroomschen
gespaard Avaren, besloten nu eenparig met de Hervormden der dwingelandij het hoofd
te bieden (5).
Onlangs had de Geheimschrijver van Staat, estabaw praets, uit Brussel den Koning
aangeraden, eene algeheele vergiffenis, van Avelke slechts de hoofdaanleggers der bewe-
gingen uitgesloten moesten Λvorden, te laten afkondigen. Er was, naar zyn oordeel, geen
ander middel dan dit, om den opstand, in dc Nederlanden te dempen, zoowel wegens
de ongunstige stemming der naburige Vorsten, als om het groot aantal gewapende
schepen, het geschut, de krijgsbehoeften en het zeevolk waarover de opstandelingen be-
schikken konden, en welke den Koning ontbraken. De burgerkrijg verhinderde het geregeld
innen der belastingen, de onbetaald gelaten soldaten stroopten het platte land af, en de
benden des Prinsen van Oranje hadden meer dan drie duizend wagens met geroofde voor-
werpen w eggevoerd (4). Den noodlottigen staat Nederlanden en de algemeene wanhoop
des volks weet hij voornamelyk aan de buitensporigheden, door de Spaansche benden sinds
Als tegenhanger van bilderdijks gcYoelen, verdient dat van le petit eêne plaats. wTous gons dc
Lien et d'honneur, ou qui ont une goulte d'humanité au corps, auront a jamais horreur d'cntén-
dre et d'ouyr rememorcr le sac de Naarden; et ne voudront croire ä Tavenir, que telles cruautés
puissent monter en la pensee d'un qui se voudroit dire estre tant soit peu du naturel des hommee,
se nommer liomrae, moins porter le noui de chrcstien." Chron. de lloll. ï. 11. Liv. X. p. 237.
(1) groen v. prinstereb, in de Archivcs de la Maison d'Orange, T. IV. p. 27-
(2) de Bello Belgico, Lib. VII, p. 443. Zoo dacht men er ook destijds over in Duitschland,
Engeland cn Frankrijk. Archives de la Maison d'Orange, T. IV. p. 32f. Hiermede stemmen in:
campaka, della guerra di Fiandra, T. I. p. 98 verso, bentivoglio, Ned. Hist, hl. 160. chappüys,
Bist. Gén. d. l. g. de Fl. Liv. 111. p. 138. de tassis, Comment. Lib. L p. 166.
(3) bor, Ilist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. VI. bl. 420. hooft, Nederl Hist. B. VIL bl. 291.
(4) Correspondanee de philippe II, T. 11. p. 299- «
50*
-ocr page 236-1568— zes jaren ongestraft gepleegd. » Bevelhebbers en soldatenzegt hij, » heeft men burgers zien
mishandelen en ombrengen, gehuwde vrouwen en meisjes onteeren, de arme landbouwers
uitplunderen, en duizend andere knevelarijen en geweldenarijen bedrijven. Ten gevolge van
deze ongeregeldheden, van het stremmen van den hatidel, en het uitwijken van eene menigte
aanzienlijke gezinnen, staat een groot aantal huizen en eigendommen, zoo in de steden
als op het platte land, onbewoond; niemand wil die huren of koopen als tot zeer lagen
prijs. Daarenboven heeft men de bevolking met eene gestrengheid behandeld, voor-
beeldeloos in de oude en nieuwe geschiedenis; eene ontelbare menigte is ter dood en
tot ballingschap veroordeeld. Voeg hierbij, dat de schuldeischers der veroordeelden geen
regt op hunne vorderingen kunnen krijgen, hetgeen eene algemeene klagte verwekt. En
dat alles," zegt hij ten slotte, »kan niemand beter weten dan ik, die sinds het begin
der bewegingen met de behandeling (expedition) der lijfstrafïelijke zaken belast geweest
ben (1)." De geldmiddelen waren in den beklagenswaardigsten toestand. Ondanks de
aanzienlijke sommen, welke de Koning gezonden had, Λvas men het Spaansch voetvolk
nog twintig maanden soldij schuldig. Alba, die sinds zes Aveken te Nijmegen het bed
moest houden, drong op onderstand in geld en manschappen aan. Van de Staten was
thans niets te wachten; zij meenden »den Koning nu den voet op den. nek te kun-
nen zetten." Donker zag de Hertog de toekomst te gemoet, en hij vreesde voor
nieuwe vijandelijke invallen in de Nederlanden den aanstaanden Zomer. De Spaan-
sche soldaten in HoUajid stierven alle aan ziekten, wel dertig of veertig Walen
dagelijks; en de benden, welke mediha geli met zich gebragt had, waren bijna
alle omgekomen. Alba zelfs konde over geen penning voor zich zeiven beschik-
ken. »Men heeft mij hier zes jaren met de grootste moeijelijkheden laten worstelen
en bijna van honger omkomen," betuigt hij aan 's Konings Geheimschrijver; »ik
heb reeds meer dan driemaal honderd duizend kroonen van mijn eigen vermogen ver-
teerd sinds ik Spanje verliet, en heb daar noch hier iets om van te leven (2)." Naar
mate alba gehaat w erd, steeg oranje in de liefde des volks. Indien de Hertog
indedaad een voorstel aan de Hollanders gedaan heeft, hem den Prins over te leve-
ren , waardoor zij zich met den Koning konden verzoenen, was dit doel ten eenenmale
mislukt (5). Immers schreef hij aan filips: »De Prins houdt zijn verblijf te Delft.
Hij laat zich door de steden, welke zijn gezag erkennen, viermaal den honderdsten
penning betalen, en zij brengen hem een achtste, zelfs een derde van de waarde der
(1) Correspondance de philippe 11, ï. II. p, 351. Vgl. daarbij deu brief der Bisschoppen,
p. 357, 358.
(2) Correspondance de phiuppk 11, ï. II. p. 295, 302, 303, 300, 307, 313, 315.
(3) Archives de la Maison d'Orange, T. IV. p. 28.
-ocr page 237-m
257
in- en uitgaande koopmansgoederen op. Het is om razend te worden, Avanneer men 1568—
ziet, welke moeite het Uwer Majesteit kost. om van de Nederlanders eene enkele bede
te verwerven, en de mildheid opmerkt, met welke zij dezen oproerling hun leven
en goed aanbieden." In Dordrecht had de Prins een hoofdgeld, om zijne ruiters
te betalen, omgeslagen. Vele burgers verklaarden, dat men te weinig vorderde en
zij eens zooveel wilden opbrengen. Alba verhaalt voorts, dat hij aan een Hopman
te Bommel vergillbnis voor zichzelven en vier zijner vrienden, de teruggave zijner
goederen, ten bedrage van drie- of vierduizend gulden rente 'sjaars, en daarenboven
eene som van twintig duizend gulden had laten aanbieden, wanneer hij hem deze
stad overleverde, maar dat, lot zijne groote verbazing, de Hopman oogenblikkelijk den
Prins van dien voorslag kennis had gegeven (1). Hij had uit Bremen drie- of vier-
honderd matrozen ontboden, Avant in Holland en Zeeland was niemand te vinden,
welke den Koning te zee dienen wilde; al het scheepsvolk was bij de opstandelin-
gen Oranje zelf roemt grootelïjks den goeden wil der Staten van Holland, die,
zonder er toe vermaand te worden, zware lasten op zich namen, beloofden een aantal
krijgsvolk op hunne kosten in dienst te houden, zoo lang de nood het vorderde, zelfs
hunne personen aanboden, en werkelijk reeds het derde gedeelte der bevolking gewa-
pend hadden (5). Naar waarheid kon derhalve 'sHertogs Geheimschrijver alborkoz ge-
tuigen, dat de Spaansche zaken zich hier in den hagchelijksten toestand bevonden.
»Blijven de Spanjaarden in deze geAvesten," schreef hij naar Madrid, »dan zal de op-
stand voortduren; vertrekken zij, dan zijn Land en godsdienst verloren. Men moet der-
lialve naar een middel tusschen deze beide uitersten omzien, hetwelk op de kwaal
kan toegepast AYorden. Geloof mij," voegde hij er bij, »ons volk is hier nog meer
veracht dan de Duivel; en de Hertog van alba wordt door de Ketters gehaat; op het
hooren van zijn naam schuimbekken zij van woede. Don jan van Oostenrijk zou hier,
met bekwame lieden die hem ondersteunden, zeer goed aan het hoofd des bewinds
geplaatst zijn. Er wordt een personaadje van zeer groot aanzien en gezag gevorderd,
en zelfs na aan den Koning verwant, om een Land gelijk dit te besturen; want zoo-
dra de Nederlanders bemerken, dat dit niet het geval is, zullen zij, hoe flegmatisch an-
ders ook, hem spoedig met den voet schoppen (4)."
Het is geenszins te verwonderen, dat bij deze verwikkelingen filips de groote onge-
(1) Correspondance de piulippe II, T. II. p. 302, 312, 324.
(2) Correspondance de i-hilhte II, ï. II. p. 3ü6.
(3) Archives de la Maison d'Orange, T. IV. p. C4.
(4) Correspondance de poilippe II, T. II. p. 310—318.
-ocr page 238-240 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
1568·— rustheid bekende, in welke hij over den toestand der Nederlanden yerkeerde, Kij zag, naaar
te laat, dat alba de man zyner keuze, tot demping der beroeringen, niet moest geweest
zijn, dewijl de opstand sedert in kracht en uitgebreidheid was toegenomen (1). Er
ontstond blijkbare koelheid tusschen hem en den Hertog, te meer daar alba aan »eene
inblazing des Duivels 'sKonings denkbeeld toeschreef, de ongeloovige Turken te be-
strijden, in plaats van al zijne krachten tegen de Nederlanden te wenden (2)." Het mis-
noegen van filips werd door de brieven van medina celi , tusschen wien en den Land-
voogd de goede verstandhouding ten eenenmale verbroken Avas, aanmerkelijk gevoed (5).
Hij beschouwde het als eene zaak van het grootste en hoogste belang, de rust in de
Nederlanden te herstellen. Over de middelen om daartoe te geraken, was reeds ten
verleden jare door den Geheimschrijver gourteville een ontwerp den Hertog van Alba
aangeboden. In dit uitvoerig en met veel zaakkennis opgestelde stuk, welligt uit de
pen van giianvelle gevloeid, wordt vooral op zachte middelen aangedrongen, daar het
ten uiterste moeijelijk, zoo niet onmogelijk was, het Land door geweld van wapenen te
bedwingen. Bovenal moest de Koning zich derwaarts begeven, om het gevoelen van
zijne weinige toegenegenheid voor deze gewesten uit te wisschen. Men moest de Geestelij-
ken beschermen, maar hen in teugel houden en tot hunnen pligt vermanen; den adel
door hof- en krijgsdiensten, door ambten en belooningen van de zijde des volks aftrekken
en geheel van den Koning afhankelijk maken; de bevollung zou gewonnen worden door
het afkondigen eener genoegzaam onbepaalde algemeene vergiffenis, het erkennen der
stedelijke Regenten in hunne regten en hun eene behoorlijke bezolding toe te leggen, door
het handhaven van de vrijheden en voorregten des volks, het verleenen eener gepaste
regtsbedeehng, en het weder invoeren der oude volksvermaken, die onder kakel V,
, en nog meer onder filips, geschorst waren, hetgeen de menigte wrevehg en oproerig
gemaakt had (4). liet Λvas denkelijk op last des Konings, dat de Heer de champaginr,
een broeder van granvelle, thans een verloog opstelde, waarin hij de oorzaken der
beroeringen en de middelen tot herstel ontwikkelde. Er werd in aangetoond, dat alba
de Nederlanden in vrede van de Hertogin van Parma ontvangen had, en de rust niet
gestoord was geworden, dan toen de Raad van Beroerten alles in beroering had gebragt.
Om den vrede terug te roepen werd voorgesteld: l«*. de wereldlijke magt het oog te laten
houden op de Geestelijken, die hunne godsdienstigheid meer in uiterlijken praal dan door
gedrag en zeden betoonden; 2". het verloren aanzien en vertrouwen bij onderdanen en
(1) Correspondance de philippe II, Τ. IL ρ. 308, 309.
(2) Correspondance de philippe II, T. IL p. 322. Vgl. p. 316.
(3) Correspondance de pnaippE II, T. IL p. 287 , 290 , 291, 292 , 293 , 296 , 297 , 304.
(4) V. D. BERcn, Gedenkst. D. L bl. 282—298,
-ocr page 239-DES VADERLANDS. 259
naburen te herwinnen, hetgeen echter niet zou gelukken, zoo lang de Hertog van Alha 1568—
en zyne handlangers aan het bestuur van zaken bleven: 5°. den tienden en twintigsten
penning geheel af te schaiFen en zelfs, zoo mogelijk, de herinnering daarvan uit te
wisschen: en 4°. oranje door het teruggeven van de goederen zijns zoons te bevredi-
gen, zoowel om de achting, welke hij onder het volk genoot, als om den tegenwoor-
digen staat van zaken, welke, het koste wat het wilde, moest veranderd worden, vóór
dat alles langzamerhand verloren ging, het geld zelfs, hetwelk nu bij milUoenen en tot
weinig voordeel in een grondeloozen put geworpen werd. De Prins zou zich te eerder
laten vinden, indien men hem van zijn aanhang beroofde, door de'Nederlanders, vrien-
den van rust en van hun bijzonder voordeel, in hunne oude vrijheden en voorregten te
herstellen, en hun het behoud van leven en goederen te verzelfceren (1). Hopperus
sloeg insgelijks, ter bevrediging van de Nederlanden, eenige middelen voor, welke in
'sKonings Raad overwogen en den Vorst voorgelegd werden, die bij elk der punten
zijne aanmerkingen voegde. De hoofdinhoud van dit ontwerp was: algemeène vergiiFe-
nis, herstelling der oude regtspleging, en schorsing van den Raad van Beroerten. Een
afschrift daar van werd aan alba gezonden, welke er den Koning zijne bedenkingen over
mededeelde, waarin onder anderen over het punt der regtbedeeling gezegd wordt;
»wie den Koning berigt heeft, dat er geene regtsbedeeling (justitie) in de Nederlanden
is, en dat hieruit al de moeijelijkheden voortvloeijen over welke men zich beklaagt,
heeft hem eene groote waarheid gezegd, want er is geene regtszaak, burgerlijk of lijf-
strafTelijk, die niet verkocht wordt, gelijk men het vleesch in de hal verkoopt; vele
worden in het openbaar te koop geveild, en de meeste Raadsheeren ^ zoo niet alle, zijn
dagelijks voor de koopers te spreken." — »Indien men klaagt, dat de Raad van Be-
roerten het regt niet goed bedeelt, spruit deze klagt ongetwijfeld daaruit voort, dat
de burgerlijke zaken op de eenvoudigste wijze voor die regtbank zonder tusschenkomst
van den Fiskaal behandeld worden, en dat de Raadsleden zelve partij tot advokaten en
procureurs verstrekken. In lijfstraffelijke zaken gaat de Raad met de meest mogelijke
toegevendheid te werk, wanneer het beleedigingen tegen den Koning betreft· die tegen
God worden met gepaste gestrengheid gestraft." Voorts verdedigt de Herlog zijn ge-
drag ten opzigte van den Raad van State, den Geheimen Raad, dien der Geldmiddelen
en den Hoogen Raad van Mechelen. Zoo hij hierin de waarheid huldigt, moet men
erkennen, dat al deze staatsligchamen groote gebreken hadden. De Geheime Raad,
onder anderen, gaf kwijtschelding van doodstraf, zonder daarin den Koning of den
Landvoogd te kennen. Alba ontnam hem dit voorregt, even als het verleenen van trij-
(1) Supplément aux Archiven de la Maison ^Orange, ρ. 117*·. Vgl. Correspondance de phi-
LippE II, T. IL p. 37L
11
-ocr page 240-240 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
1568— geleide aan misdadigers, om het land door te trekken. Voor zaken van strafkwijtschekiing
1576 j^-j ^jjgjjg jgjj Raad een dag in de week, en deed zelf uitspraak. Er was geene
misdaad, getuigt hij verder, hoe vreesselijk ook, aan welke deze Raad niet na een
jaar, als partij nog bestond, vergifFenis schonk. Men gaf den schuldigen, om de zaken
met party te schikken, een of twee jaren tijd, terAvijl zij intusschen te hunnent kon-
den blyven; was die tijd verstreken en had de schikking nog niet plaats gehad, dan
werd hij verlengd. De Hertog weigerde dit stelsel te volgen, en dit was eene van die
grieven, welke men zijn bestuur te last legde (1).
Met Engeland waren middelerwijl de onderhandelingen over de bekende geschillen voort-
gezet (2). Filips, hoezeer verontwaardigd over de buitensporige eischen van elizabetii ,
Avelke blijkbaar slechts gedaan Agaren om tijd te winnen, had haar echter de gevoelens
eener opregte vriendschap betuigd en hoezeer hij geneigd was, de goede verstandhou-
ding tusschen de beide kroonen Ie bevorderen, maar tevens op de teruggave van de
aangehouden goederen zijner onderdanen aangedrongen, en dat de vrijbuiters geene
schuilplaats in de Engelsche havens moglen vinden. De Koningin en hare Staatsdie-
naars hadden nogtans weinig geneigdheid betoond, om -de vriendschapsbetrekkingen met
den Koning van Spanje weder aan te knoopen, Alba meende evenwel voor als nog
den weg der onderhandelingen te moeten bewandelen; en van de Engelsche zijde Meerden
indedaad eerlang nieuwe voorstellen gedaan (5). Een oorlog met Engeland zou voor
de Spaansche belangen in de Nederlanden allernoodlottigst geweest zijn. Van den kant
des Paltzgraven was orawje een wenk gegeven. Holland en Zeeland aan de Engelsche
Koningin op te dragen, waardoor zij geheel meesteresse van de zee zou worden; men
vreesde echter,, dat zij zulk een aanbod zou afwijzen (4). De Prins van Oranje en
de Staten van Holland en Zeeland hadden kort daarna Jonkh. joiian vaiy der does ,
Heer van Noordwijk, Jonkh. Willem vaw nyevelt. Heer van Arendsberg, Mr. lieven
-"keersenmarer , Burgemeester van Zierikzee, en dirk vaw Bronkhorst naar elizaeeth
gezonden, om van haar onderstand in geld en manschappen tegen alba te verzoeken. Indien
de Koningin daarin toestemde, beloofde men haar in het bezit van drie of vier Nederlandsche
steden te zullen stellen (ö). Oranje zond intusschen pierre glarisse naar Engelandy
(1) Correspondance rfe philippe II, ï. II. p. 316, 319, 344—351.
(2) Zie hiervoor, bl. 134, 161, 170.
(3) Correspondance de piiilippe II, ï. II. p. 249, 250, 261, 262, 308.
(4) Supplément aux Archives de Ia Maison d^Orange, ρ. 135.
(5) boß, /lisi. d. Nederl, Oori. D. I. ]}. VI. bl. 423, 424. Vgl. Corresponddncc de phiiippe II,
Ϊ. II. p. 307, 313.
DES VADERLANDS. 241
om een vaandel voetAolk te werven, en spoorde tevens de Nederlandsche Predikanten 1568—
aldaar aan, om meer ijver dan tot nu toe voor hunne geloofsgenooten in de Nederlanden
Ie betoonen (1). De Hertog van Alba vreesde eene overeenkomst tussclien den Prins en de
Koningin, want dan zou er weinig hoop zijn, de oproerige gewesten te bedwingen.
Filips was van hetzelfde gevoelen, en dat men het Engelsch bewind moest te gemoet
komen. Eerlang werden dan ook te Nijmegen de voorAvaarden bepaald en kort daarna
geteekend, op w^elke de oude vriendschap en het handelsverkeer met Engeland zouden
hersteld worden. Alba, was hierover buitengemeen verheugd, »w^int den Prins van
Oranje ontviel daardoor het middel, om langer de wereld diets te maken, dat hij door
(Ie Koningin ondersteund werd." Hij spoorde tevens den Koning aan, Lord burleigii,
» die meester van Engeland en wiens godsdienst het eigenbelang was," rijkelijk te be-
loonen. »Ik ben altijd van gevoelen geweest," voegde hij er bij, »dat het voor de
Vorsten een groot middel is om wel te slagen, wanneer zij de Staatsdienaars van andere
Vorsten beschenken, maar zelf Staatsdienaars hebben, die van niemand een geschenk
aannemen (2)."
Terwijl middelen ter bevrediging der Nederlanden ontworpen werden, nam filips maat-
regelen, om geld en manschappen derwaarts te zenden, ten einde er den krijg, die nu
in volle woede Avas ontstoken, met nadruk voort te zetten (3). Na het verwoesten van
Naarden, had zich don frederik onmiddellyk op weg naar Amsterdam begeven. Enh~
huizen en andere Noord-Hollandsche steden, door de Regering van Kampen te vergeefs
aangezocht, 'sPrinsen zijde te verlaten, hielden op dien tijd met schepen het IJ en
den mond der Zuiderzee bezet, en hadden voor Amsterdam eenige oude vaartuigen
met ballast laten zinken, om de vaart derwaarts te stremmen. Door de plotseling
opkomende felle vorst geraakten de schepen, niet ver van den Diemerdijk, in het ijs
bezet en in den hagchelijksten toestand. Het ontbrak hun aan leeftogt, en zij hepen elk
oogenblik gevaar van door de Spanjaarden en de Spaanschgezinde Amsterdammers in
deze ongunstige stelling bestookt te worden. Het scheepsvolk dreigde derhalve te ver-
loopen, maar werd hierin met moeite door den bevelhebber jochem prieviifd of wieu-
vink weerhouden (4). Op dat tijdstip trok juist doit frederik langs den dijk. Dade-
(1) Correspondance de guillaume Ie Tacilurne, ï. 1Π. p. 71, 73. Archives de la Maison d'O-
range, ï. IV p. 63—66.
(2) Correspondance de i-hiuppe 11, T. II. p. 307 , 314 , 318 , 320 , 326 , 332 , 333 , 334 , 370,
410, 424.
(3) Correspondance de niiLippE Π, T. 11. p. 309, 310, 315, 319, 354, 369, 384.
(4) bor, HisL d. Nederl. Oorl. D. I. B. YI. bi. 415, 420. hooft, Nederl Hist. B. VII. bl.291.
veliüs, Chron. v. Hoorn. bl. 354. brandt, Hist. v. Enkh. bi. 184.
II Deel. ö Stuk. 51
-ocr page 242-242 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—lijk liet hij eenige stukken geschut tegen de schepen rigten, om die in den grond te
schieten, maar de afstand was te groot. Nu zond hij TÏjftig Spaansche busschieters
af, om de yyanden te yerkennen, welke op het ijs met hen handgemeen Averden, doch
die, op hunne ijssporcn steviger staande dan zy, hen noodzaakten af te trekken (1).
Hierop werd rodrigo perez met meer volk afgezonden, maar intusschen hadden de
schepelingen het ijs om hunne bodems derwijze losgemaakt, dat men de schepen niet
konde naderen. Dow frederik, ziende dat hij der vloot geen nadeel kon toebren-
gen en dat het begon te doogen, zette zijn togt voort (2). De Nederlandsche Schrij-
vers spreken van dit ijsgevecht niets, maar verhalen, dat otevind de bewoners der
Waterlandsche dorpen ontbood, om eene vaart te bijten en te beproeven, de schepen
over de ondiepte van Pampus in veilige haven te brengen. Met ontzettend veel
moeite geraakten eenige kleine galeijen te Monnikendam binnen; maar de groote
schepen waren, ondanks alle pogingen, niet uit het ijs te krijgen. Sonoy had
zelfs reeds bevel gegeven, hen in brand te steken en het geschut met al wat berg-
baar was weg te slepen, toen een hevige Noordwestenwind eene breede vaart door
het ijs opende en het water zoo hoog opzette, dat de schepen, dienzelfden dag nog,
over de ondiepte Hoorn en Enkhuizen bereikten, 's Anderendaags liep de wind om,
de opening in het ijs sloot zich weder en het vroor even sterk als te voren (5).
Doii frederik, van wien filips bij het berigt van den moord te Naarden getuigde^
» dat hij bi| alle gelegenheden toonde een waardige zoon van alba te zijnkwam met
Π γ, de Graven van Bossu en Eberslein ^ den Heer van Noircarmes en andere bevelhebbers
te Amsterdam (4). Hij had het op Haarlem gemunt, niet alleen als de naastbijgele-
1572 gene stad op zijn weg door Holland, maar bovenal, dewijl door haar bezit de gemeen-
schap tusschenZ«iW-//o//a«c?, waar oranje zich bevond, en Noord-Holland, waar sonoy
het bevel voerde, afgesneden werd. De volvoering zijns plans kwam hem niet uiterst
raoeijelijk voor, Haarlem was toen de grootste, doch tevens de minst versterkte
i/it
(1) MENDOZA beschrijft deze ijssporeii aldus: Iis portoicnt ponr pouvoir marclier sur a glacc
uu petit instrument de fer, dont on use en ce pays la, avcc deux petits crampons en forme de
pointe de diamant, et une petite planche dader, quï se meitent au milieu de la seniele du soulier,
pour clieminer sur la glacé sans glisser. Ilist. d. l. g. da Fl. Liv. VIII. p. 185, 186.
(2) Correspondance de philipfe II, T. II. p. 301. mekdoce, HisL d. 1. g. de Fl. Liv. VIII. p,
185, 186. ολμγλνα, della gnerra di Fiandra, ï. I. p. 99. bentivoglio , Nederl. llist. bl. 169.
cuAPPUYs, Hist. Gén. d, l. g. d. FL Liv. III. ρ. 138, 139.
(3) bor, HisL d. Nederl. Oorl. D. I. B. VL bl 420. iioopt, Nederl. Hist. B. VIIL bl. 292-
VEf.ius, Chron. v. Hoorn, bl. 354-_350. biundt, Ilist. υ. Enkh. h\. 186. .
(4) Correspondance de pbilippe II, Τ. IL ρ. 301.
-ocr page 243-DES VADERLANDS. 243
stad van Holland. Het ligt op bijna een uur afstands van de zee, drie uren 1568—
van Amsterdam, vijf ten Hoorden van Leiden en even zoo ver ten Zuiden van
Alkmaar. Het is in den vorm van een langwerpig vierkant gebouwd, en zijn ring
kon men destijds in een uur omgaan. Het Spaarne, een bevaarbaar riviertje, welk
uit bet Haarlemmermeer ten Zuiden van de stad ontspringt en langs Sparendam in
het IJ valt, stroomt er door. Op den weg naar Leiden, niet ver van de poort, ligt
het Haarlemmer-Hout, en naar de zijde van Sparendam de Kruispoort, buiten welke
zich het Leprozenhuis bevond, en een weinig verder het Huis te Kleef. De stad was ge-
heel naar de oude wijze versterkt; de muren, poorten en torens waren uiterst vervallen,
de kasematten of walgangen niet met aarde gevuld, en de grachten tamelijk breed en
diep, doch thans, door de felle vorst, begaanbaar. De voorraad van levensmiddelen
en krijgsbehoeften was gering, en don fkeüerik: hield de bezetting voor te lafhartig en
de burgerij voor te ongeoefend in den krijg, dan dat zij de veste tegen zyn magtig en
zegevierend leger zouden verdedigen. Hieruit laat zich verklaren, dat hij toen het be-
leg ondernam. Immers kan men niet vooronderstellen, dat de moeijelijkheden, aan eene
belegering in dit jaargetijde verbonden, de ongemakken, aan welke zijne Spaansche en
Itahaansche soldaten onder eene luchtstreek als die van Holland in het midden van den
Winter blootgesteld werden, en de zwarigheden, zulk een talrijk heer van leeftogt te
voorzien, hem ontgaan zouden zijn. Evenzeer moest hij weten, dat men den toevoer
naar de stad in den Winter niet beletten konde, daar het Haarlemmermeer, welk
in de magt des Prinsen van Oranje was, en de ondergeloopene landerijen om de stad
zoo hard bevrozen Avaren, dat het ijs den zwaarsten last dragen konde. ïeregt wordt
hem door een Spaansch krijgsman en geschiedschrijver verweten, dat hij de les vergat:
»dat men zijn vijand nooit te gering moet schatten (1)."
Welligt steunde don frederik ook op de Spaanschgezindheid der Haarlemsche Rege-
ring. Reeds in Hooimaand had de Graaf van Bossu door verstandhouding van binnen
getracht, zich van Haarlem meester te maken. De aanslag werd, op het punt
van te gelukken, door de waakzaamheid van 's Prinsen zaakgelastigde haws kolter-
man verijdeld, en de bezetting dadelijk met eenige vaandels onder lazarus muller
versterkt. Bijna alle kloosters Avaren sedert geplunderd, de monniken en nonnen ver-
jaagd, en eenige kerken den Hervormden afgestaan geworden. Dit echter had bos8u
niet afgeschrikt in Slagtmaand de Regering van Haarlem, hoewel vruchteloos, schrif-
(1) MEKDOCE, Ilist. d. l. g. de Ft. Liv. VUL p. 189, 190. Belangrijke Stukken voor geschied-
en oudheidkunde, zijnde Bijlagen en Aanteekeningen betrekkelijk het beleg en de verdediging
van Haarlem, door j. va^ de Capelle, bl. 7, 8. v. meteisen, Uist. d. Nederl. Oorl. B. IV. bl. 86
verso. bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. 1. B. VI. bl. 422. bosscha, h'eerl Heidend. Ji.lM.m ,201.
51»
-ocr page 244-ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— telijk te vermanen, onder belofte ταη vergiffenis, zich aan alba te onderweipen.
1576 2ij ook door de Amsterdamsche Regering aangespoord, die zich vol-
244
gaarne aanbood tot dat einde met dow frbderik , welke toen van Naarden aftrok,
te onderhandelen. In dien geest schreef insgelijks jakob wij , Pastoor van Haarlem,
die zich thans in Amsterdam ophield, aan zijn broeder. De gevoelens in den Raad,
lioe zich te gedragen, liepen zeer uiteen. Eenigen beweerden, dat men dadelijk naar
den Prins om onderstand moest zenden; de ondervinding toch had geleerd, hoe -weinig
men op Spaansche trouw rekenen konde. Anderen bragten daartegen in, dat het dwaas-
heid zijn zou, zich tegen den magtigen Koning van Spanje te verzetten, en dat de
Prins nog niet eene enkele stad had kunnen ontzetten. Dit laatste gevoelen vond weer-
klank bij de meerderheid, en Jonkh. ciiristoffel van sciiAGEii, de Oudburgemcester
dirk de vries, en de Pensionaris der stad adriaan vaw assendelpt werden in het ge-
heim naar Amsterdam gezonden, om bij don trederiic genade te verwerven, hem den
bedenkelijken toestand der stad te openbaren en te verklaren, dat zij gereed was, zich
aan hem te onderwerpen. Maar wigeolt ripperda, de Bevelhebber der stad, heeft
naauwelijks hiervan een wenk bekomen, of hij roept dienzelfden dag nog, tegen twee
uren des namiddags, de Hoplieden der schutterij en eenige burgers in den Nieuwen Doelen
bijeen. Jonkheer lancelot van Bredcrode^ de Schout adriaan jawsz. van dort en
(iERRiT STUYVER vcrzcllen hem. Hij brengt den aanwezigen onder het oog, »hoe de
Raad, buiten hunne voorkennis, tegen eed en pligt heimelijk met den vijand wegens
de overgave der stad in onderhandeling getreden was; hoe het voorbeeld van Gieche-
len , Ziitphen en Naarden toonde, welke genade men van Spanjaarden te wachten
Jiad; en eindelijk, hoe loffelijk het zijn zou voor de vrijheid der stad den laatsten
droppel bloed te storten. Hij was tot dit laatste bereid, en volgden zij hem na,
dan hoopte hy, onder 'sHemels bijstand, te zorgen, dat de vijand niet veel roem
voor hunne veste behalen zou." »Wij hebben leven, goed en bloed veil voor stad en
gemeente!" is aller kreet op deze manhafte taal. Terstond wordt van den stand der
zaken te Haarlem aan den Prins kennis gegeven, en naar lazarus muller, toen te
Nieuwendam gelegerd, om eenig krijgsvolk tot onderstand gezonden. De groote kerk
van st. bavo, welke tot nog toe verschoond was gebleven, werd den volgenden dag,
den vierden van Wintermaand, door ripperda van hare sieraden beroofd en den Her-
vormden ingeruimd. Om dien tijd kwamen vier vaandels voetvolk van lazarus mul-
i,ER in de stad. Hij zelf trok met zijne overige zes vaandels Haarlem voorbij en naar
Leiden. De schansen te Nieuwendam en Zaandam, door hem verlaten, werden terstond
door de Amsterdammers bezet (1).
Mm
(1) Correspondance de philippe II, T. 11. p. 301. Archives de la Maison d'Orange, ï. IV.
mÉltiiiff*
-ocr page 245-DES VADERLANDS. 241>
Met het antwoord van don frederik : η dat de Haarlemmers zich van hunne bezetting 1568—
moesten ontdoen, en dan zeer wel door hem zouden behandeld worden," kwamen van
schagen en van assendelft 'sanderen daags in de stad terug; dirk de vries was uit
vrees te Amsterdam gebleven (1). Beide werden dadelijk in hechtenis genomen en
naar Delft aan den Prins gezonden. Zij meenden zich met het besluit en den last van
den Raad te kunnen verantAvoorden; en vandaar, naar het schijnt, dat van sguagen
geen gebruik wilde maken van de gelegenheid om te ontvlugten, welke hem te Leiden
werd aangeboden. Maar de Prins begreep, dat niemand een last mögt aanvaarrlen, die
in strijd was met zijn eed; en hij nam ten hoogste euvel op, dat zij zonder voorkennis
van KIPPERDA en der schutterij gehandeld hadden. Na een geregtelijk onderzoek Aver-
<len zij ten dood veroordeeld. Van Schagen overleed in den kerker, naar men wil,
aan de gevolgen van zwaar pijnigen; van assendelft Averd den vier en twintigsten van
Wintermaand onthoofd (2). Men heeft den Prins in dezen van te groote gestrengheid
beschuldigd (5). Men bedenke echter, dat de straf der veroordeelden op een regte'rlijk
vonnis berustte; dat van assendelft ook nog om andere feiten veroordeeld werd; eii
eindelijk, dat hunne daad eene lafhartige verraderij was. Zij mogen eenvoudig de bevelen
van de meerderheid des Raads hebben opgevolgd, maar geen bevel kon hen magtigen,
den eed te schenden, welken zij aan de geheele Regering en den Prins van Oranje, als Stad-
houder des Konings, plegtig gezworen hadden. Gevoelden zij zich verpligt te onderhande-
len , zonder dat men vooraf beproefde, de stad te verdedigen, dan moesten zij ten minste de
lioofden der schutterij geraadpleegd hebben (4). Oranje helde voorzeker tot niets minder
over dan lot wreedheid of het nemen van gestrenge maatregelen; maar gestrengheid werd
hier temeer gevorderd, om anderen van het plegen van verraad af te schrikken, daar in
alle steden, bovenal onder de Regeringsleden, nog vele Spaanschgezinden gevonden werden.
Inzonderheid was dit het geval in Haarlem. De Prins zond derhalve st. aldegondk
p. 34. Belangr. Slukli. bl. 21, 22. jiendoce, llist. d. l. fj. de Fl. Liv. Vlll. j). 186, 187. ti:
i'eïit, Chron. de Holl. Τ. 11. Liv. Χ. ρ. 237, 238. bektivoglio, Nedcrl. llist. hl. 163. «υκ,
Hist. d. Nedcrl. Oorl. D. I. ïi. VI. bl. 396, 416, 420, 421. v. metehen, llist. d. Nedei^l. OnrL
IJ. IV. bl. 86 verso. HOOFT, Nederl. llist. B. VI. bl. 263.
» (1) Correspondance de philippe II, T. 11. p. 301.
(2) le petiï, Chron. dc Holl. ï. II. Liv. X. p. 238. bok, llist. d. Nederl. Oorl. D. 1. ïl VI.
bl. 421. v. meteren, IHst. d. Nederl. Oorl. B. IV. bl. 86 verso, hooft, Nederl. llist. H. VII.
1)1. 295.
(3) Leven van willem I, D. II. bl. 334.
(4) groen v. prissterer in de Archives de la Maison d'Orange, Τ. IV. ρ. 35, 36, welke aldaar
levens dc zonderlinge arjjumenten door «ilderduk, tc hunner verdcdiginff aangevoerd, ontzenuwt.
240 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
246
derwaarts, om er ïd zijn naam de Regering te veranderen. Üit een dubbeltal, door
de scliutterij opgemaakt, werden Jonkh. jan van vliet , mkolaas vaw der laan , Ger-
rit stuyvbr en pieter kies tot Burgemcesters; willem adriaanszoon , jakob vak
heussen, kornelis rijken, pieter bal, nikolaas mattheüszoon, adriaan van ber-
kenrode en mattheus aügüstijnzoon tot Schepenen aangesteld, en tien leden van de
Vroedschap door anderen vervangen; alles onder verklaring, dat dit krenken van de
handvesten der stad, welke het veranderen der Regering op een anderen tijd en eene
andere wijze vorderden, alleen aan den dringenden nood was toe te schrijven en
geenszins van invloed voor het vervolg zyn zou. In handen van het nieuwe bestuur
geraakte een brief, uit Amsterdam aan de oude Regering gerigt en door dirk de vries
nevens andere uitgewekenen onderteekend, in welken men haar, nu er nog op ver-
giiTenis te hopen was, tol onderwerping en het uitdreven der bezetting trachtte aan
te sporen. De overbrenger werd met den strop gestraft (1).
1568-
1576
Don frederik besloot nu tegen de stad op te rukken. Maar op den dijk bij Spa^
rendam vond hy eene verschansing, in allerijl door de Haarlemmers, op het berigt van
zijn aantogt, met drie honderd man onder gerrit van der laan en maarten pruis en
eenig geschut bezet, en achter welke men bezig was den dijk door te steken, om hem
alzoo den regtstreekschen weg naar Haarlem af te snyden. De Prins had reeds meer-
malen daartoe bevel gegeven, maar w^as hierin steeds door de Spaanschgezinde leden
van het vorig stedelijk bestuur tegengewerkt, en thans maakte de ingevallen vorst den
arbeid moeijelijk. Don frederik gelastte noirgarbies , om met don rodrigo sapata,
don dieg0 de carvajal, don margos de toledo en drie hondcrd busschieters deze
verschansing te verkennen; doch er stak zulk een hevige storm op, dat noirgarmes
moest terugkeeren, en verscheidene soldaten door den wind van den dijk gewor-
pen werden. Den volgenden dag hervatte hij den aanslag, waarbij sapata de linker-
arm door een kanonkogel werd weggeschoten. Doch 's anderendaags, begeleid door
eenige Roomschgezinde boeren, sloeg hij een pad in over het ys beneden den dyk,
tastte de verschansing aan den westkant, waar zij het zwakste was, aan en drong er
binnen. Genoegzaam de geheele bezetting met maarten pruis werd over de kling, en
eene versterking van manschappen, te laat uit Haarlem gezonden, op de vlugt
gejaagd. De opening in den dijk werd door de boeren, daartoe geprest, terstond
gestopt. Het verlies der Spanjaarden aan dooden en gekwetsten was zeer gering. Nu
stond DON FREDERiK den weg naar de stad ongehinderd open, welke, naar zijne
meening, het geene acht dagen zou uithouden. Vier honderd man van zijne voorhoede
7 γ.
Win-
temi.
1572
9 V.
Win-
term.
11 T.
Win-
term.
(1) ΒΟΠ, Hist. d. Nederl. Oorl D. 1. B. VI. bi. 422. v. meterex, Hist. (i. Nederl. Oorl. D. IV.
i)l. 86 verso. HOOFT, Nederl IJist. B. VII. bl. 295.
DES VADERLANDS. 241>
bezetten, onder don Ferdinand detoledo, het Leprozenhuis en andere gebomveri buiten 1568—
Haarlem gelegen, opdat zy niet door de stedehngen in brand gestoken wierden; en noirgak- ^^^^
MES moest met honderd busschieters aan de andere zijde der stad de plaatsen opnemen,
waar het leger zich het beste konde nederslaan, om alle gemeenschap met de stad af
te snijden. Hij liet tAvee vaandels Walen te Sparendam, en kwam met den Graaf van
Bossu voor Haarlem. Zijn leger bestond uit tachtig vaandels voetvolk, zoo Duitschers 12τ.
en Walen als Spanjaarden, twee vaandels busschieters te paard en twee honderd ruiters.
Een ander berigt bepaalt het op veertienduizend man, Avaaronder acht honderd ruiters. 1572
Dit getal steeg, naar men wil, doch waarschijnlijk overdreven, gedurende het beleg lot
dertig duizend man, onder welke vijftien honderd ruiters en drie duizend Luiksche
schansgravers zich bevonden. Uit Amsterdam ontving don frederik veertien metalen
stukken, veertig en zes en veertig ponders, en onder zijn oorlogstuig waren zeven
duizend paar yssporen, om den voet op de bevrozen Avateren te vestigen.
De bezetting van Haarlem daarentegen, bestond slechts uit zes vaandels Duitsche
soldaten (1). In de slad waren op dat pas niet meer dan achttien last koorn en drie
vaten buskruid; doch zoo lang de gemeenschap met het Spaarne en het Haarlemmer-
meer openbleef, Averd in de behoefte van krijgsvolk en al het benoodigde voorzien, zoodat,
vóór de toevoer was afgesneden, Haarlem vier duizend zoo Duitsche als Waalsche,
Fransche, Engeische en Schotsche soldaten, duizend delvers en dertig of veertig ruiters
in dienst had. Wigbolt ripperda was Opperbevelhebber; Hoplieden waren jakob
steenbacii, christoffel vaader, lambert van wittemberg, matthijs pruis, wouter
enkhuyzen, christoffel gunter, schram van brunswijk, gurgy, vehemy, margot-
tin, ardenne, sghey, paris, seminado, jaspar, balfour, mauregnault, mandoris en
michel. Z,cs honderd weerbare mannen, uit de schutterij gekozen, gaven den soldaten
in moed en dapperheid niet toe. Zelfs drie honderd vrouwen, onder aanvoering van
kenau simonsd. hasselaar, cenc Aveduwe van zes en veertig jaren, onbesproken van
leven en A-an deftigen huize, scliroomden niet met spies, vuurroer en rapier, in vrou-
wenkleeding, den vijand te keer te gaan, »niet minder tot opAvekking van hare stad-
genooten, dan tot verAvondering der Spanjaarden," zegt strada. De stad Averd in Avij-
ken verdeeld, elk, jong of oud, aanzienlijk of gering, zijne taak aangewezen, en met
V -[
fA
ii
!i
U !
if 11
(1) Elk vaandel telde in dien tijd hier te lande zelden meer dan honderd man, zegt ολία,ο
THETi in zijn werk: Verhaal van sterklehoiming, helegering en verdediging van steden, te Venetië
in 1589 uitgegeven, waarvan een uittreksel gevonden Avordt in de Belangrijke Sluick. enz. hl. 8.
HOOFT daarentegen zegt, Nederl. Ilist. B. Vil. bl. 296, dat de vaandels destijds meer dan tA?ee
honderd koppen sterk Avaren, Zon misschien de eerstgenoemde schrijver Ncderlandsche, de laatst-
genoemde Spaansche vaandels op hel oog gehad hebben?
ALGEMEENE GESGKIEDEKIS
248
ijver aan het versterken van muren en wallen gearbeid. In koiten tijd was menige
schans opgeworpen, om de gemeenschap met het Haarlemmermeer open te houden,
■en de Kruispoort door een sterk ravelijn gedekt.
Om de Haarlemmers tot moed cn volharding aan te sporen gaven hun de Prins van
Oranje en de Staten van Holland de verzekering, dat men alles zou beproeven, orn
de stad te ontzetten, en dat hun alle kosten van het onderhoud der benden zouden
vergoed worden. Dit waren geene ijdele beloften. Zoodra inoirga-rmes voor Haarlem
was gekomen, zond orakje den Graaf van der Mark met vijftien vaandels voetvolk,
vier kornetten ruiters en zes veldstukken, om honderd beladen wagens naar de stad te
geleiden. Noircarmes, hiervan door een boer onderrigt, gaf er dadelijk kennis van
aan don frederiic, welke in der ijl met zeven honderd Spaansche busschieters cn hon-
derd vijftig Duilsche soldaten den Graaf te gcmoet trok, en het overige zijns legers
Jieval, hem te volgen. Omtrent een uur I)oven Haarlem tastte hij, door een dikken
nevel begunstigd, den vijand zoo onverwaclits aan, dat lumey niet den tijd had zijne
>vapenrusting aan te doen, of zijn volk in slagorde tc stellen. Vyftig ruiters, welke
moedig op de Spanjaarden aanvielen, werden geslagen en op het voetvolk teruggewor-
pen , hetwelk daardoor in verwarring geraakte. Eenige vaandrigs, vruchteloos beproefd
hebbende de Duitsche benden in het vlugten te stuiten, wikkelden hunne vaandels orn
het lijf, cn verkozen veeleer daarin doorstoken te worden dan schandelijk te vlugteju
Slechts de naam van een hunner, jakob siartews, zoon van den Voorzitter van het
Hof van Genl, is voor het nageslaclit bewaard gebleven. Lumey zag zich weldra met
zijne Fransche lijfwaclit alleen, die geheel in de pan gcliakt vterd; hij verdedigde zich
dapper; een paard was onder hem doodgeschoten, en alleen door de snelheid van een
ander ontkwam hij het gevaar. Zes liondcrd, naar anderen zelfs duizend Nassauschen
>>areu omgekomen, en vier stukken geschut, tien vaandels, de standaard van lumey
en al de voorraadwagens den Spanjaarden, van welke, naar men wil, niet boven de
twaalf gesneuveld waren, in handen gevallen. De gevangenen werden wreed mishandeld.
Hans keller cn baptist van trier, voor welke lumey twee duizend kroonen en ne-
gentien Spaansche krijgsgevangenen geboden had, Averden bij het eene been opgehangen.
Uit weerwraak liet nu ook lumey deze Spanjaarden ter dood brengen.
Na deze overvtinning werd Haarlem door dot? frederik opgeëischt. »Men zou de
muren cn vesten tot den laatsten man verdedigen," was het antwoord. Het Spaansche
heer werd nu rondom de stad in onderscheidene kwartieren verdeeld, van welke ieder
met eene verschansing omgeven werd, behalve dat van den Opperbevelhebber, die
zijn hoofdkwartier op het Huis ie Kleef vestigde. ïusschen dit huis en de Kruis- en
Janspoorten, waar de stad het sterkste w as en door het eenige ravelijn verdedigd werd,
doch Avaar men zich ook in de bijgelegene huizen legen de koude beschermen konde,
werden zeven en dertig vaandels Spanjaarden en eenige vaandels Duitschers gelegerd;
1568-
157ß
12 ν.
AVin-
term.
1572
DES VADERLANDS. 249
zestien vaandels Duilschers onder den Graaf van Ebersiein vatten post in den Hout 1568—
1576
voor de Houtpoort, het zwakste punt der stad; twee en twintig vaandels Walen onder
^oirgarmes, capres en de ligques sloegen zich neder in het Westen aan den duinkant;
NOIRGARMES hield zijn hoofdkwartier achter het Leprozenhuis en links van het Huis te
Kleef; dat van bossu was nog een weinig meer achterwaarts. De ruiters onder don jüaic
pachego en don alonzo de toledo lagen in de naaste dorpen verspreid, zoo langs de
kust als landwaarts in op den weg naar Alkmaar. Het front van aanval werd tus-
schen de Kruis- en St. Janspoorten gekozen; minder ongetwijfeld uit ijdelen trots
van den Opperbevelhebber, als welke het beneden zich zou geacht hebben, de
stad aan de zwakste zijde aan te tasten, of omdat de Spanjaarden niet dulden konden ,
dat de aanval voornamelijk door de Duitschers zou geschieden, dan Avel om tijdverlies
te voorkomen, dewijl toen drie of vier dagen noodig gekeurd werden, alleen om het
geschut van het Spaarne naar de Houtpoort te vervoeren, binnen welken l^d men meende,
Haarlem genoegzaam bed\Yongen te zullen hebben. Onder begunstiging van mistig
wieder, naderden de Spanjaarden de stad met eene loopgraaf, en wierpen eene bat-
terij op, die de muren bestreek. Veertien metalen stukken openden den achttienden
van AVintermaand hun vuur, om in den ringmuur bres te schieten en de Kruispoort
te vernielen. Zes honderd cn tachtig kogels van veertig en zes en veertig pond, dien
dag afgeschoten en vvelke het ravelijn, d^ bijliggende gordijnen en het bastion aan
de St. Janspoort geweldig geteisterd hadden, bewerkten, dat vóór het vallen van den
avond, de toegang uit de stad naar het ravelijn geheel was afgesneden. Maar de belegerden
maakten van den langen winternacht een ijverig gebruik, om onder de poort door een
weg naar het ravelijn te graven, en de breuken in den muur met wolbalen, aarde en
steenen te sloppen. Den volgenden dag werd door zes honderd vijf en zeventig kanon-
kogels weder bres geschoten; doch de bestorming, wegens den invallenden nacht, tot
'sanderen daags uitgesteld. De Haarlemmers, geholpen door vrouwen, kinderen en allen,
die de handen roeren konden, bezigden dien tusschentijd, om dwarswerken [traversen]
aan te leggen daar, waar de stad door de bressen voor het vijandelijk vuur openlag,
zoodat den volgenden morgen achter den ouden muur, van de St. Janspoort lot aan de
St. Ratrijnebrug, zich eene nieuwe verschansing vertoonde, » welke het eerste voorbeeld
van dien aard is in de geschiedenis der belegering van vestingen (1)." Daar nu de
aanval legen den hoofdwal op nieuΛv moest begonnen worden, beproefde don frederik
het ravelijn voor de Kruispoort te vermeesteren; maar door gebrek aan kruid en lood
was hij genoodzaakt, nadat slechts honderd negen en vijftig schoten gedaan waren,
het vuur te slaken. Hij besloot nu lot den storm, om den belegerden geen tijd te
(1) BOSSCHA, Neêrl. Heidend. D. I. bl. 204.
II Deel. J5 Stuk,
52
-ocr page 250-ALGEMEENE GESCHIEDENIS
-geven, de bres Ie herstellen terwijl hij op krijgsvoorraad uit Ulrccht wachtte. Brug-
gen op tonnen, door den bekwamen Ingenieur bartolomeo campi uitgevonden , wer-
den over de gracht van het ravelijn geworpen. Don Francisco de vargas trok er
over met twee- of drie honderd man, om de bres te verkennen, doch werd door
Kapitein steenbach en zijn volk zoo moedig ontvangen en van de bijliggende bol-
werken en den muur zoo hevig beschoten, dat hij spoedig moest afhouden. Steen-
bagh doorstak met eigen hand den vaandrig alonso galeas, die tegen de bres op-
klom, met de woorden: η Gij behoort hier nieten toen hem zelven kort daarna een
kogel door de hand werd geschoten, riep hij zijne soldaten toe: ï) Houdt moed! Zoo
lang 't niet door het hart is, zal ih u niet verlaten.'^ Achttien vaandels Spanjaarden
en Walen, die zich gereed hielden, om op het eerste bevel deze beAveging te onder-
steunen , drongen, zonder dit af te wachten, op het gezigt, dat hunne makkers de
bres beklommen, over de bruggen, op welke slechts drie man in het front staan kon-
den, Zij ontdekten nu, dat de bres niet zoo groot Avas, als zij zich voorgesteld had-
den, en dat de stormladders te kort waren. Aan den kant der gracht en op de brug-
gen , van welke er eene brak en twee andere losraakten, opeengedrongen, stonden zij
onbeschut aan het kogel- en schrootvuur der vesting blootgesteld, terwijl brandend
pik, kokende olie, gesmolten lood en andere brandstof op diegenen geworpen werden,
Avelke nog beproefden de muren te beklirnmen. De gracht ligt reeds opgevuld met
dooden, gekAvetslen en wapenen van alle soort, en de hoop, het ravelijn te bemeeste-
ren, is verloren, eer romero er in slaagt, de verwoede soldaten tot den terugtogt uit
deze noodlottige stelling te bewegen. Hij zelf werd daarbij, door een geweerschot in
het regter oog getroffen. Honderd vijftig Spanjaarden, onder Avelke vijf Hoplieden, wa-
ren gesneuveld of verdronken, en de vargas met eenige anderen zwaar gewond. De
belegerden telden slechts tien of twaalf dooden.
Doir frederik begon nu in te zien, dat, Avilde men Haarlem bedwingen, men niet
met onbesuisd geweld, maar naar de regelen der belegeringskunst moest te werk gaan.
Hij begon met eene scliietkat (plate-forme) te laten opwerpen, welke met vier stuk-
ken en vijftig musketiers zou bezet worden, om den muur te bestrijken en de beleger-
den te beletten, van de werken van het ravelijn gebruik te maken. Tevens beval hij
mijnen te graven, waarmede men meer dan eene maand bezig was zonder iets te vor-
deren, daar de Haarlemmers deze door hunne tegenmijnen ontdekten en in de lucht
lieten springen, of op eene andere Avijze onbruikbaar maakten. Menigmaal geraakten de
wederzijdsche dolvers onder den grond met elkander handgemeen. In een dezer ge-
vechten werd it01rgarmes in het gezigt gewond, en in een ander la cressonnière
aan het hoofd gekwetst, waaraan hij drie dagen lifter overleed. Om den Prins te Delft van
den toestand der stad te onderrigten , toog de Schepen adriaaw van berkenrode , door
zes honderd man cn eenige ruiters begeleid, de Schalkwijkerpoort uitdoch werd niet ver
21)0
.1568-
1576
20 V.
Win-
term.
1572
28 Y.
Win-
term.
10 V.
Louw-
maand.
1573
DES VADERLANDS. 2ΰ1
vandaar door een sterker getal Spanjaarden aangetast. Na eene lievige schermutseling, 1508—
noodzaakte hij hen, met verlies van twee honderd man, te vlugten. Kort daarna trok-
ken, op een vroegen morgen, zes honderd Duitschers Ier Zijlpoort uit, om de Span-
jaarden te verrassen en hun geschut Ie vernagelen. ïe gelijken lijd rukten de Walen
uit de St. Katrijnepoort, om den vijand in den rug te vallen, terwijl de Duitschers hem
van voren aantastten; doch een dikke mist verijdelde den aanslag.
Inmiddels werden de belegerden, door de onvermoeide zorgen van oranje , over hel
ijs van krijgsvolk en levensmiddelen voorzien. Naar alla's opgaaf, waren in de stad
destijds vier duizend geoefende soldaten, en de Prins van Oranje had daarenboven Ie
Sassenhcim achttien en te Egmond elf vaandels uit Enkhmsen, Hoorn, Mcdemblik en
Alkmaar aangevoerd. De bezetting, ofschoon zy slechts vijftig ruiters lelde, deed ge-
durig uitvallen, stak de tenten en hutten der Spanjaarden in brand, en verraste telkens
de uitgezette posten. Alba zelf getuigt, »dat degenen, welke de stad verdedigen, zich
tot nu toe als ware soldaten betoond hebben, en dat, ofschoon zij bij hunne uitvdllen
niets gewonnen hadden, zij ten minste bewijzen van moed geleverd hebben (1)." Maar
juist denzelfden dag, op welken hij dit schreef, maakten de Haarlemmers, onder Hopman 17 v.
UALFOUR, zich meester van de E.ustenburgerschans, hakten de Duitsche bezetting in den j^gg^^j
])an, en keerden met een veroverd vaandel terug. De Spaansche ruiters stroopten
in de omliggende dorpen, en plunderden om dien lijd Kastrikum, Limmcn en
Bakkum, verbrandden, voor een groot gedeelte. Uitgeest en vermoordden er zestig of zeven-
tig bewoners. Maar niet minder leden de landlieden van de soldaten van sokoy, die bij
Egmond gelegerd waren, ondanks 's Prinsen bevelen aan de Hoplieden, hun volk in
toom te houden. De meeste dezer Hoplieden immers waren vroeger zeeroovers geweest,
en vlamden op buit. Een van hen, zekere mighel crok, werd om zijne grove bui-
tensporigheden op last van sonoy onthoofd. Eene poging van boisot, Haarlem te ont-
zetten, mislukte. Oranje betuigde hierover zijn leed aan ripperda, Aviens moed en
standvastigheid hij den hoogsten lof toezwaaide, hem aansporende, daarbij te volharden,
terwijl hij, van zijne zijde, niets ter verlossing van Haarlem onbeproefd zou laten.
Ongelukkiger nog dan die van boisot, liep eene onderneming van den Hopman filips de
KONING af, die met eene afdeeling van Iwee duizend man zich, op last van den Prins, in £
Haarlem trachtte Ie werpen. Een zware mist veroorzaakte zulk eene verwarring on- ^naa^^'·
der de Nassauschen, dat vele van hen, niettegenstaande het vuur van de stadstorens
en het gelui der klokken hun lot baken strekten, naar de legerplaatsen der vijanden
dwaalden en omgebragt werden. Twee honderd vijftig man, welke een Spaanschen
Bevelhebber, die een der veroverde vaandels had opgestoken, naar zijn kwartier gevolgd
22
v.
ouw-
(!) Correspondance de rniLii'PE II, T, II. p. 307.
-ocr page 252-2!52 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
Äpswfawefip
1568— waren, werden er allen in koelen bloede vermoord. Een klein ge lal slechts geraakte in
1576 . jg overigen redden zicli ginds en herwaarts door de vlugt. Het hoofd van
■ DE KONING, die zwaar gewond gevangen Avas genomen, werd met dit bijschrift over de
muren der stad geworpen: »dit is het hoofd van hem, Avelke Haarlem wilde ont-
zetten." Uit weerwraak hingen de Haarlemmers twaalf krijgsgevangenen op, hieu-
wen elf daarvan de hoofden af en pakten die in een vat, welk zij naar eene
schans der Spanjaarden lieten rollen. Inden bijgevoegden brief werd gezegd: w dat
men alba voor den tienden penning, om welken hij Haarlem belegerd hield, tien
koppen zond met een elfden tot rente daarbij, opdat hij geene reden tot klagte mo^l
hebben." De verbitterde Spanjaarden knoopten nu eene menigte gevangenen aan hals
of beenen op, hetgeen door de belegerden met het ombrengen van een nog grooter
aantal vijanden gewroken werd.
Ondertusschen zette men met verdubbelden ijver het beleg voort. Om de stad
te naderen, werd door bartolomeo gampi eene regte loopgraaf aangelegd, die het
eerste voorbeeld gegeven heeft van hetgeen men sedert de bedekte Sappe genoemd
heeft. Zij werd regt op het ravelijn aangetrokken en met zware planken en zakken
zand overdekt, die door houten standers geschraagd waren. Digt bij het ravelijn split-
ste zij zich in twee takken, aan welker spitsen batterijen werden opgeworpen; de
eene Λvas met zes, de andere met acht vuurmonden bezet, die alles wegschoten,
wat zich op ravelijn en veste vertoonde. Door middel der bedekte sappe, werden ook
bij het ravelijn twee wachthuizen voor de soldaten opgerigt, welke den grond, naar
mate die gewonnen werd, moesten verdedigen (1). De Haarlemmers, Avelke dien
voet voor voet den vijand betwist hadden, oordeelden nu de verdere verdediging van
het ravelijn, dat reeds den naam van moordhol had gekregen, te moeten staken.
Vooraf echter wierpen zij achter de Kruispoort, die ook tot een blokhuis gemaakt was
en ondermijnd werd, stadwaarts in met groot beleid eene sterke aarden borstwering of
zoogenaamde halve maan op, waaraan elk, zoo vrouwen, meisjes en jongens als man-
nen, van den gemeensten schansgraver tot de Burgemeesters toe, met eene bewonde-
ringwckkende krachtsinspanning de hand leende. De uiteinden van deze halve maan,
het eene ten Westen omtrent Kraaijennest, het andere ten Oosten bij de St. Janspoort,
waren met den hoofdwal in verbinding gebragt, en ieder was door eene zware schans of
bolwerk versterkt. Zoodra de belegerden het ravelijn verlaten hadden, werd het
door de Spanjaarden bezet, die nu de Kruispoort bestookten, terwijl de schansgravers,
onder bedekking van het ravelijn, ongehinderd konden voortwerken. Het gelukte den
Haarlemmers, door het werpen van steenen zerken, keisteenen, zware gewigtcn van lood
tl
(1) BOSSCHA, Neérl. Heidend. D, I, bl. 206, vergeleken met Correspondance Jeγπιιιριέ II, Τ. Π.
ρ. 306, 307. MENDOCE, Hist. d. l. g. de FL Liv. YIII. p. 192.
I
4'
-ocr page 253-DES VADERLANDS. 21)3
en dergelijke de zoldering van den walgang te verbrijzelen, waardoor een aantal delvers
verpletterd werden. Maar weldra had het SpaanscJie geschut op het ravelijn de bolwerken
en gordijnen (corii/ieó') genoegzaam vernield, en eene bres van bijna twee lionderd schreden
breed geschoten. Daar de belegerde η geene werken hadden, om de aanvallers in de zijden
te bestoken, en over het geheel te weinig ruimte, om eene aanzienlijke krijgsmagt te kun-
nen ontplooijen; daar de grachten bovendien digt bevrozen waren, hetgeen het stormloo-
pen niet weinig zou bespoedigen, werd Zaturdag, de dag yóór Maria Lichtmis, tot den
storm bepaald (1). Bij het aanbreken van den dag, waren de soldaten van de onderschei-
dene posten ingetrokken en op één punt vereenigd. Zij moesten hemden over hunne
gewone kleeding aantrekken, om elkander uit de veelsoortige benden, welke in de stad
Avaren, te kunnen herkennen. Don Ferdinand de toledo en don kgdrigg de toledo
moesten elk met vijf vaandels, deze ter regter-, gene ter linkerzijde, de Kruispoort en
het naaste bolwerk bestoken; don gonzalo de braggamonte met zijne afdeeling en tien
vaandels Walen onder romero zouden hen volgen; twee honderd Walen onder de ro-
bles, welke uit Friesland was ontboden, moesten de St. Janspoort bestormen, en de
ruiterij bezette de wegen, om den belegerden het vlugten te beletten. Zonder door de
wachten bemerkt te worden, beklom een aanzienlijk getal Spanjaarden den muur. Doch
vijftig schutters en soldaten, in der haast uit de nabijheid toegeschoten, drongen den
vijand terug, en weldra kwamen de burgers en soldaten , die op geen aanval verdacht
geweest waren, door het schreeuwen en schieten uit den slaap opgeschrikt, in het geweer
en op de strijdplaats. Don frederik. had intusschen, na het gewone gebed, het sein lot
den algemeenen storm gegeven; en onder het lossen van eenige kanonschoten rukte
men voorwaarts. Don rodrigo de toledo en lorenzo perba, een Portugeesch Hop-
man , stoven het eerst naar de Kruispoort. De hoofdwal werd met gelijke woede en
dapperheid verdedigd als bestormd, tot de Haarlemmers, ongetwijfeld met voorbedachten
rade, terug Λν^ωη ; want nu beschoten zij van achter de nieuwe verschansing, welke
de vijanden niet bemerkt hadden, en uit de belendende huizen de Spanjaarden , die
op het veroverde werk zich, als het ware, verdrongen, en begroetten hen tevens van
weerszijde uit de bolwerken, welke de halve maan sloten, met een hevig kanon-
vuur, terwijl de aanvallers, door het opdringen der beklimmers, belet Averden terug
te keeren. Het springen van de mijn onder het blokhuis, toen don Ferdinand de
toledo er overtrok en waarbij een veertigtal soldaten in de lucht vloog, vergroot-
te den schrik en de verwarring onder de Spanjaarden, die nu de verdere bestorming
opgaven, en door de belegerden tot aan hunne schansen en loopgraven nagezet werden.
1568-
1576
1 v.
Sprok-
keim.
1573
(1) ALRA geeft deze dagteekeniiiij op in zijn brief aan den Koning van den 11 van Sprokkel-
maand 1573. ME>'DOzA en andere schrijvers noemen den 31 van Louwmaand, llist. d. i. g. de
FL Liv. VUL p. 198 verso.
254 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—Ook de robles, welke op de St. Janspoort storm liep, werd teruggeslagen. Drie honderd
van de uitgezochtste Spaansche soldaten en lokenzo perea. met eenige andere Hoplie-
den waren gesneuveld; onder de menigte gekwetsten bevonden zich ook verscheidene
Bevelhebbers; en don rodrigo de toledo was zwaar gewond. In de stad telde men
slechts tien of twaalf dooden. Alba verzekert den Koning, )) dat men nimmer eene plaats
zich zoo wel zag verdedigen als Haarlem, en dat de belegerden een voortreffelijken ves-
tingbouwkundige bezaten, die nimmer te voren gehoorde of geziene zaken gedaan had."
Deze vestingbouwkundige was pieter jansz, een schrijnwerker van beroep, welke tijdens
het beleg is omgekomen. Voorts verklaart de Hertog, dat slechts drie Hoofdbevelhebbers
in staat waren dienst te doen; al de overige waren'"of gesneuveld of gewond, en onder
hen bartolomeo gampi, welke door een schot in het oog gedood was (1). Een
treffend voorbeeld van broederliefde mag niet onvermeld blijven. Fernando d'avolos de
GUADALAFARA, van de bestorming in de loopgraven teruggekeerd, mist zijn schoonbroeder
JUAN DE zuNiGA. Hij hangt een rondas aan den hals, treedt stoutelijk terug tot onder
de veste en, zonder zich om de vijandelijke kogels te bekommeren, zoekt en vindt den
verlorene nog levend, doch zwaar gewond, onder de lijken. Hij rukt hem de wapenen
van het lijf, neemt hem op den schouder, torscht er mede henen en voert gelukkig, hoewel
hy zelf door een kogel onder weg wordt getroffen, den dierbaren last in de verschansing,
waar don frederie: zorgde, dat beide verpleegd Averden.^—Zoo weinig verwarring had inde
stad geheerscht, dat gedurende het bestormen van de Kruis- en St. Janspoorten, honderd
zeventig sleden met leeftogt over het ijs door de SchalltAvijkerpoort Avaren binnengebragt,
terwijl het geleide, drie honderd man voetvolk en zeventig ruiters sterk, met honderd
Spaansche ruiters handgemeen was geraakt, waarbij eenigen waren gesneuveld. De overigen
kwamen in Haarlem, waar onlangs tseraerts met hulpbenden was binnengerukt.
Na den slechten uitslag van den tweeden storm, scheen don frederik niet ongene-
gen, op voorstel van eenige Bevelhebbers, het beleg op te breken, doch werd hiervan
door den Hertog, zijn vader, afgebragt, welke nog steeds te Nijmegen bedlegerig was
en hem, bij monde van don bernardin de mendoza , liet weten: »dat hij zelf het be-
leg zou komen voortzetten, indien don frederik vertrekken wilde; of diens moeder uit
Spanje zou laten ontbieden, om in plaats van haren zoon het bevel te voeren."
Men besloot nu twee sterkten op te Averpen, om zoo mogelijk de stad allen toe-
voer af te snijden, en den muur tusschen de Kruis- en St. Janspoorten te ondermij-
nen. »God geve, dat de zaken goed gaan," schreef alba bij deze gelegenheid aan
den Koning, »maar om Uwer Majesteit de Avaarheid te zeggen, ik vrees er voor,
wanneer ik in aanmerking neem de aanzienlijke menigte volks in de stad, het groot
t ^ j.
(1) Correspondance de puiuppe 11, ï. li. p. 310, 311,
-ocr page 255-DES VADERLANDS. 21)3
aantal zieken in ons leger, de Telen, die dagelijks hunne vanen verlaten zonder dat 1568—
men het kan beletten, en de wijze, op welke de belegerden zich tot nu toe verde- ^^^^
digd hebben (1)." En inderdaad, met geweld was vooreerst tegen de stad niets uit te
rigten, Avaar de bezetting en de gewapende burgers eens zoo talryk waren als thans
het Spaansche leger was, van hetwelk meer manschappen door het gure winterweder,
ziekten en ongemakken, dan door de kogels en het zwaard der vijanden waren omge-
komen. De koude was zoo snerpend, dat men dikwijls de schildwachten doodgevroren
op de posten vond; en zooveel soldaten waren weggeloopen, dat alba het niet waagde,
hun getal den Koning op te geven (2). Maar niet minder bezwaarlijk was het, Haar-
lem door honger tot overgaaf te dwingen; want hetzij het Haarlemmermeer toegevroren
of open was, de stad kon van dien kant, over het ijs of met schepen, van al het be-
noodigde voorzien worden. De Zuid-Hollandsche steden ondersteunden hierin ijverig den
Prins van Oranje. Dordrecht zond geschut, Leiden levensmiddelen, Delfl vrijwilligers,
en andere steden boden aan, om de gewonden, ouden, kinderen en andere Aveerlooze
lieden uit Haarlem bij zich te verzorgen (5). Het ontbrak daarenboven den belegeraars
aan manschappen, om alle toegangen aan de landzijde behoorlijk te bezetten. De be-
legerden leden hierdoor langen tijd noch gebrek aan verdedigers, noch aan krijgs- of le-
vensvoorraad; zelfs zonden zij den achtsten van Lentemaand, toen er, behalve de burgers,
vier duizend soldaten in de stad waren, eene versterking van vier honderd man als
overtolhg terug; en den negenden van Zomermaand bevonden zich onder bijna een en
twintig duizend inwoners, achttien honderd zes en dertig weerbare, burgers en drie
duizend een en zeventig soldaten van verschillende natiën (4). Ondertusschen waren
de Spanjaarden met eenige vaandels uit de afdeelingen van polweiler, zimbro en
mondragow vcrsterkt geworden; en eerlang werd don bernardin de mendoza naar
Spanje gezonden, om den Koning van den staat van zaken naauwkeurig te onderrig-
ten, en op ondersteuning in geld en manschap aan te dringen. Mendoza kweet zich
uitnemend van zijne taak. Twee afdeehngen Spaansch voetvolk, te zamcn vijf duizend
man, en drie honderd hgle ruiters ontvingen last, ten spoedigste uit Lombardije naar cie
Nederlanden op te j^ukken; en mendoza zeiven werd eene aanzienlijke som ter hand
gesteld, die thans van te meer belang was, daar de Duitsche benden reeds, wegens
Avanbetahng, begonnen te muiten. Uit hoofde der strooptogten van de burgers en Nas-
sausche bezettingen der nabij gelegene plaatsen, werden meer dan acht duizend man , die
(1) Correspondance de philippe II, T. II. p. 312.
(2) Correspondance de rniLiprE II, T. II. p. 310, 315.
(3) MENDOCE, Ilist. d, l. g. de FL Liv. IX. p. 200.
(4) llelangr, 'Stukk. bl. 23. jiendoce, Hist, d. k g. de Fl. Liv. IX. p. 208.
i-
%
2158 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—men anders voor het beleg had kunnen bezigen, gevorderd om den toevoer van krijgs-
behoeften en levensmiddelen uit Utrecht, waar zich de magazijnen voor het Spaansche
. leger bevonden, naar Amsterdam te beschermen, terwijl tevens een talrijk geleide ver-
eischt werd bij het zenden van geld, lijftogt en wapenen uit Antwerpen naar Nijme-
gen, Sinds de burgers en de bezetting van Woerden, langs welke stad de Spanjaar-
den eerst den toevoer naar het leger voor Haarlem beproefden, een transport ver-
meesterd hadden, was de weg over Amsterdam alleen nog veilig. Onophoudelijk
bestookten de Noord-Hollandsche vrijbuiters de konvooijen uit Amsterdam, langs den
Sparendammerdijk naar het Spaansche leger afgezonden. Met een lang roer, soms
met twee op den rug, overvielen deze stoute gasten, op schaatsen over het ijs zwie-
rende, het vijandelijk geleide en sleepten den buit met zich. Bij open water roeiden
zy met de uiterste snelheid in kleine vaartuigen aan land, en waagden niet zelden
onverschrokken hun leven. Hiervan strekt onder anderen zekere 'τ hoew ten ge-
tuige, die met twee roeyachten het IJ onyeilig maakte. Hij ziet eene bende speer-
ruiters, honderd vijftig man sterk, tusschen Amsterdam en Sparendam, klautert aan
het hoofd van slechts achttien vrijbuiters tegen den dijk op, tast van voren en in
den rug de vijanden aan en, terwijl in den drassigen grond de paarden ten deele
blijven steken, ten deele uitglijden en hunne ruiters afwerpen, vernielt hij, in de
hierdoor ontstane verwarring, hen tot den laatsten man toe. Door deze en andere
stoute daden had 'τ iioen zich zulk een naam verworven, dat de Baron de licqtfes
hem onder vrijgeleide bij zich liet komen en, verbaasd in den gevreesden held een
eenvoudigen Noord-Hollandsehen boer aan te treffen, hem geschenken aanbood, welke
't hoen grootmoedig afwees. Toen hij op een logt naar het i/ww ter Hart krijgsgevangen
gemaakt was, werd hij, op voorspraak van de ucques, zonder losgeld vrijgelaten. Hij
sneuvelde in een gevecht bij Ilpendam, Er wordt nog van een ander koen bedrijf
van deze vrijbuiters melding gemaakt. Onderrigt, dat eene sterke bende Spanjaarden
uit Amsterdam naar de legerplaats voor Haarlem was opgerukt, roeiden zij van den
Westzaner-Overtoom met hunne jachten naar den dijk, vielen de vijanden in den rug,
sloegen allen dood, sneden hun de neuzen en ooren af, welke zy op hunne
hoeden staken, en keerden met den buit huiswaarts.
Zoodra de vorst geweken was, beproefden de Amsterdammers met vijf schepen en eene
kleine galei, die zij door de Sparendammersluis in het Spaarne gebragt hadden, door
eene opening, in den lagen weg bij het Penningsveer gegraven, in het Haarlemmer-
meer te geraken, doch dit iverd hun door de Haarlemmers belet. De Graaf van
Bossu liet nu den Overtoom, een half uur van Amsterdam, doorsteken, en het gelukte
hem indedaad eenige kleine vaartuigen in het Haarlemmer-Meer te brengen, die
echter door de Haarlemsche galei, onder bevel van den \Vatergeus jakob antho-
ifiszooN, verjaagd werden en daarbij een bodem verloren , welks geheele bemanning doo^I-
DES VADERLANDS.
geslagen werd. Eetwaren en krijgstuig, die te voren hij enkele sleden in de stad 1568—
kwamen, werden nu met geheele schepen aangebragt. Het eerste vaartuig, daarmede
beladen, kwam uit Leiden en werd dien dag door nog achttien scheepjes gevolgd. De Sprok-
Amsterdammers hadden het doorgaans te kwaad, wanneer zij dit zochten te keeren.
Eens veroverden zij de groote Haarlemsche galei, gevoerd door gekard de johg , die 21 ν
zich ter naauwernood door de vlugt redde, Jacob anthokiszoon en eenige andere
scheepsbevelhebbers echter hernamen niet alleen terstond dien bodem, maar zetten de
Amsterdamsche schepen achterna en maakten nog een schip prijs, op hetwelk al de
Spanjaarden en Walen doorstoken werden, behalve drie of vier man, die zij met het
hoofd van den Kapitein naar Haarlem zonden. Bij eene andere gelegenheid werden
vijf honderd Spaanschgezinden door drie honderd Nassauschen verdreven, waarbij zij
achttien of twintig man verloren. Maar het was niet genoeg, Haarlem van levensmidde-
len te voorzien; men moest ook trachten den belegeraars, die met het delven van
mijnen en loopgraven en het opwerpen van schansen voortgingen, den toevoer 'af te
snijden en hen daardoor tot het opbreken van het beleg te noodzaken. Oranje begreep
te regt, dat Haarlem het op den duur niet zou kunnen uithouden; en de noodlottige
uitwerking, welke het verlies van deze stad, na zulk eene heldhaftige verdediging en
zonder dat hij haar had kunnen ontzetten, op de overige steden moest hebben, was 8 v.
niet te ontkennen. »Het land wordt arm, en het volk den krijg moedeschreef hij maand
aan lodewuk van Nassau, wiens raad en hulp hy tevens inriep. Sonoy raadde in-
middels aan, den dijk tusschen Amsterdam en Haarlem, omstreeks het Huis ter Hart,
te verschansen en op eenige punten door te steken; doch daar de Amsterdammers hem
in de versterking van dat huis waren vóór geweest, kreeg hij last den Diemcrdijk
tusschen Amsterdam en Muiden te bezetten. Eerlang daagde dan ook de moedige
krijgsman met acht honderd soldaten en eenige schansgravers in vijf en twintig schepen ^
uit Enkhuizen op, en verschanste zich bij Jaap Hannes, een punt op dien dyk van waar
uit men den toevoer, zoo te water als te land, beletten konde. Terwijl hij zich naar
Edam, had begeven, om meer manschappen, vaartuigen en levensmiddelen bijeen te
brengen, Averden zeven schepen afgezonden, om Amsterdam te verkennen; vyf daar-
van vielen in handen van bossu, welke het echter niet waagde, met zijne dertig
schepen, in Amsterdam uitgerust, de overige twintig aan te tasten, dewijl zij digi
aan den dijk lagen en door het geschut der schans gedekt werden. Maar toen hy
van DON FREDERIK eene bende busschieters ontvangen, en de helft daarvan op de
vijf veroverde schepen verdeeld had, viel hy met de andere helft en de bezetting
van Muiden, Maarden en Amsterdam de schans aan. Op dit oogenblik verscheen
SOTÏOY met twee en vijftig zeilen uit Noord-Holland. Bossu, bewust dat zij schaars
bemand Avaren, ging, daar de Avind in zijn voordeel was, onder zeil, om hen te be-
vechten, doch zij namen de vlugt. Sonot, van de zijnen verlaten, redde zich met
II Deel. 5 Stuk. 33
-ocr page 258-2158 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
eeHaSÄHHBHHBHeBH5B5=
levensgevaar uit het midden der vijanden. De bezetting der schans verdedigde zich
j568_ intusschen dapperhjk, en sloeg zelfs eenmaal de Koninklijke henden af; maar bij'de
^^^^^^ terugkomst van bossu, met vernieuwd gewield aangevallen, gebrek aan leeftogt hebbende
Tan 6n alle hoop op ontzet opgevende, begaf zij zich des nachts, daar de vijand in geen
maand treden wilde, in hare vaartuigen en stak midden door de Spaansche sche-
1573 pen dwars over naar Waterland. Eenigen vielen in handen der Spanjaarden; de
overigen bereikten den IJdijk en onder hen jan taamsz schaft , Kapitein van de
groote Hoornsche galei, die echter den dijk niet beklom, vóór hij zijn schip, in
het gezigt der vijanden, in den grond geboord had. Bossu zette de vlugtelingen,
die met moeite hunne afgematte ligchamen voortsleepten, achterna en allen, zegt
men, zouden onder het zwaard der vijanden gevallen zijn, indien niet jan haring ,
een burger van Hoorn, op eene plaats waar de dijk zeer smal was post gevat
en gelijk een andere horatius cogles , maar geheel alleen, den vijand zoo lang
tegengehouden had, tot zijne makkers in veihgheid waren. Toen sprong hij in het
binnenmeertje, welk aan de eene zijde den dijk bespoelde, bereikte met zwemmen,
onder een hagelbui van kogels, den anderen oever en kwam door de weiden behou-
den te Monnikendam aan. Bossu maakt in zijn officieel verslag aan alba over het
gebeurde aan den Diemerdijk, van dit heldenfeit niet alleen geen gewag, hetgeen
trouwens niet te verwonderen is, maar berigt, dat hij een groot aantal vlugtelingen,
bij het ontschepen aan den Noord-Hollandschen wal, versloeg en hen tot bij Monni-
kendam door eenige busschieters liet achtervolgen, welke er nog meer dan honderd
doodden (1). Beide getuigenissen hebben zich welligt aan overdrijving schuldig ge-
maakt. Men kan zich als mogelijk voorstellen, dat een Romein, geharnast en met
schild en zwaard gewapend, den vijand op eene houten brug zoo lang staande houdt,
tot deze in der ijl achter hem is afgebroken; maar bezwaarlijk, dat een enkel man,
onbeschermd tegen het vijandelijk geweervuur, op een smallen dijk den vervolgenden
Spanjaarden den doortogt betwist heeft en ontrefbaar voor hunne kogels gebleven is,
tot zijne makkers gered zijn. Men weet, hoe gaarne de mensch de zaken overdrijft,
vergroot, opsiert en er een zweem van het wonderbare aan tracht te geven. Dit is
blijkbaar ook het geval geweest met de daad van jan haring. Immers een Noord-
Hollandsch schrijver uit het midden der zeventiende eeuw, zeer ervaren in de geschie-
denis van zijn gewest, verhaalt eenvoudig, dat » haring op den dijk den vijand eene
wijle staande hield; maar alzoo men te fel op hem aandrong, in het Meer sprong en
naar land zwom, zonder door een roer getroffen te worden (2)." — Door het over-
(1) Correspondance de philippe II T. II. p. 338.
V (2) SOIÏTEBOOM, Saanlands Arcadia B. V. bl. 465. uitg. y. 1702.
DES VADERLANDS. 21)3
haast wegzeilen der vaartuigen, waren tweehonderd man genoodzaakt geworden in de 1568—
schans op den Diemerdijk' achter te blijven. Allen, vier gevangenen uitgezonderd,
werden omgebragt. Middelerwijl had so^oy, deels door smeeken, deels door dreigen
met 's Prinsen ongenade, op nieuw eene vloot van over de tachtig zeilen uit de
IVoord-Hollandsche steden bijeengebragt. De Vice-Admiraal pieter franken, aan
wien het bevel er over Avas opgedragen, kwam te laat tot ontzet en konde ook de
schans niet hernemen, ofschoon hy de schepen der Amsterdammers naar hunne stad
terugdreef, w Onbillijk gaat het in den oorlog," zegt hooft, »Zoo het wel gaat, elk
eigent zijn deel aan de glorie. In tegenspoed, zoekt men den eenigen Overste de wijte
te geven." Zoo Avas het ook met sonoy. Wegens den mislukten aanslag op den
Diemerdijk geraakte hij in hevige botsing met de Noord-Hollandsche steden, welke
al de schuld op hem wierpen; en dit zou ongetwijfeld ernstige gevolgen gehad heb-
ben, indien orawje met zijn gewoon beleid niet tusschenbeide gekomen wai-e.
De Haarlemmers gingen intusschen rusteloos voort met het verdedigen hunner v-este,
het digten der bressen, en het herstellen der muren. Zoo juist mikten zij van de wal-
len uit haakbus en doelroer, dat zelden ongestraft een hoofd zich boven de Spaansche
borstweringen vertoonde. Hierin onderscheidde zich bijzonder de achttienjarige bur-
gervaandrig pieter dirkszooii hasselaar, een neef van kenau, die menig Spanjaard
deed sneven, en gewoonlijk zijn maaltijd hield op den wal, waar zijne moeder hem
van spijs en het benoodigde kruid en lood voorzag, ölaar de belegerden bepaalden zich
niet alleen bij verdedigen. Nog steeds tastten zij den vijand in zijne verschansingen en
loopgraven aan. immers gedurende het beleg, zijn niet minder dan een en veertig
uitvallen geschied, zoowel om de' vijandelijke werken te vernielen of de schansen
te veroveren, als om den aangebragt wordenden toevoer binnen te krijgen. Somtijds
deden zij op zes of zeven plaatsen te gelijk een uitval, en het geluk was meest-
al den stoutmoedigen gunstig. De Duitschers,, die in den Hout gelegerd waren
en byna al de boomen, om er zich bij te verwarmen, omgehouwen hadden, terwijl
het land in den omtrek onder Avater stond, leden den meesten aanstoot, daar zij min-
der in getal en verre van het kwartier der Spanjaarden verwijderd waren, die zich
doorgaans wakkerder gedroegen. Onder de togten aan dien kant was de gedenkwaardigste
die, waarbij de belegerden, ten getale van duizend of twaalf honderd man, zoo burgers 25 v.
als soldaten, de legerplaats, met bijna drie en dertig vaandels Duitschers en Walen bezet
en geducht versterkt, van drie of vier zijden te gelijk aanvielen, het tegen hen gerigie 1573
grof geschut veroverden, den vijand op de vlugt dreven, zijne verschansingen vernielden,
en meer daa drie honderd tenten en hutten in brand slaken. Zij hadden tusschen de acht
honderd en duizend man verslagen, en, naaf verhaald wordt, hoogstens negen of tien
man, waar onder ardewne , een dapper Nederlandsch Hopman, verloren. Zegepralend keer-
den zg met zeven veroverde veldstukken, negen standaarden, en een giooten buit aan
260 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—paarden, hoornvee, -^vapenen, kleedingstukken en kostbaarheden van goud en zilver
terug. Men plantte de stukken geschut en de standaarden, ten teeken der overwin-
ning , op de wallen, en den belegeraars werd honend toegeroepen: »dat Haarlem
het kerkhof der Spanjaarden was." Met regt mögt de behaalde zege roemrijk genoemd
worden, »want zeer zelden gebeurt het," zegt mendoza, w dat de belegerden den vij-
and zoo veel geschut en standaarden ontnemen en veilig in hunne stad kunnen bren-
gen (1)." Den Duitschers, wien nu reeds ten tweedenmale eene nederlaag had getrof-
fen, zond DOW FREDERiK, op huu dringend verzoek, een half vaandel Spanjaarden, of-
schoon hij die bezwaarlijk bij de loopgraven ontberen konde, tot onderstand uit vrees,
dat zy anders hunnen post mogten verlaten.
29v. De vreugde der Haarlemmers werd weinig dagen daarna getemperd, toen bossu,
maand door eene opening in den dijk bij het Huis ter Hart, met drie en dertig schepen
^^^^ en zes of zeven galeijen in het Haarlemmermeer stevende, de vijandelijke bodems
7 V. deed wijken, en er eenige van bemagtigde. Maar de Prins van Oranje had spoedig
Grasm. ^gj^g ^j^qj megj. d^n honderd zeilen in den Kaag bij Leiden vereenigd, w^aartoe
Dordrecht twintig schepen, Pwtterdam vijftien, Delft en Gorhum elk tien, Schiedam
zes, en andere steden naar vermogen vaartuigen geleverd hadden. Doif frederik, ver-
wittigd dat deze vloot eerstdaags 'sKonings scheepsmagt zou aantasten. Het terstond eene
schans of sterkte, door hem onlangs aan het Haarlemmermeer opgeworpen, met ge-
schut en krijgsvolk bezetten, opdat de schepen dit punt niet behoefden te bewaken,
maar zich ongehinderd, werwaarts zy wilden, wenden konden. Daar hij verwachtte, dat
de aanval bij het kwartier der Duitschers zou beginnen, en de belegerden te zelfden tijd
eenen uitval zouden beproeven, om 'sKonings benden in de loopgraven bezig te hou-
den, opdat middelerwijl langs het Spaarne levensmiddelen in de stad konden gebragt
worden, vermaande hij nadrukkelijk de Bevelhebbers op hunne hoede te zijn en dit
te beletten. Era.sso moest met zijne Spanjaarden en Walen verhinderen, dat de
Haarlemmers zich met 's Prinsen vloot in gemeenschap stelden; en vier vaandels rui-
tery werden gelast, de bedreigde punten ter hulp te snellen. Deze voorzorgen plei-
ten voor het doorzigt des Veldheers. Immers, spoedig trokken vijftien honderd man
9 v. langs de beide oevers van het Spaarne, behalve nog zestien gewapende vaartuigen
■ uit de stad, waarschijnlijk met het doel, om de brug, door de Spanjaarden over
dat water geslagen, te vernielen, met de vaartuigen zich bij de vloot te voegen, en
op die wijze de gemeenschap open te houden. Romero trok hen met de ruiterij te
gemoet en vervolgde hen, na een scherp gevecht, tot aan de stadsgrachten, terw:yl het
voetvolk de bodems noodzaakte terug te keeren, zelfs twee daarvan, die aan den grond
(1) Hist, d. l. g. do Fl. Li ν. IX. ρ. 208.
-ocr page 261-DES VADERLANDS. 261
geraakt waren, beneyens twaalf stukken geschut vermeesterde, en de bemanning doorstalc 1568—
of over boord wierp. Ondertussciien was ^sPrinsen vloot, honderd acht zeilen sterk,
opgedaagd. Toen zij met de scheepsmagt onder bossu slaags was, stapten twee duizend
man nabij Heemstede aan land, om de vijandelyke werken te vernielen, en de beleger-
den trokken in grooten getale uit om hen te ondersteunen, terwijl de Spanjaarden bij
de loopgraven hunne muren bestookten, zoodat op éénen tijd op vier of vijf plaatsen te
gelijk gevochten werd. Na eenige hevige schermutselingen werden de Haarlemmers terug
gedreven; de gelande manschappen scheepten zich weder in, en bossu , daar de
avond begon te vallen, staakte den strijd en liet voor de sterkte het anker vallen. Don
FREDERIK getuigde, »dat de Haarlemmers dien dag alles gedaan hadden, wat de beste
soldaten van de wereld menschelyker wijze doen konden (1)."
Door de schepen van bossu en het opwerpen van een groot aantal schansen tusschen
het 1ί3πψ der Spanjaarden en de stad, voornamelijk langs het Haarlemmermeer^ werd
de toevoer voor de belegerden dagelijks moeijelijker, en bijna geheel afgesneden. Reeds
in het begin van Bloeimaand achtte de Prins van Oranje het onmogelyk, Haarlem lan-
ger van eenigen leeftogt of krijgsbehoeften te voorzien. Het gebrek aan levensmidde-
len noodzaakte het stedelijk bestuur, aan ieder eene bepaalde hoeveelheid brood en
vleesch uit te deelen. Aan de mannen werd een pond tarwebrood, aan de vrouwen een
half pond en den kinderen een vierde pond 's daags verstrekt; de jongens moesten
zich met moutkoeken behelpen, gelijk allen, Avien hun rantsoen niet toereikend was.
By mangel aan gemunt geld, liet de Regering, ter betaling der soldaten, zoo wel uit
het zilverwerk dat aangeslagen was van hen, die zich bij den vyand bevonden, als
dat door de burgers opgebragt, en, Avaarschijnlijk, uit de kloosters en kerken was
opgevraagd, noodmunten slaan van onderscheiden gehalte en vorm, die boven de
waarde werden uitgegeven, maar na afloop van het beleg ook tegen dat bedrag
weder zouden ingewisseld worden. Daar niet zonder groot gevaar brieven uit en in
de stad gebragt werden, bediende men zich van duiven, onder wier vleugels of wel
aan de pooten een briefje was gehecht, lot postboden. Deze wijze van briefwissehng,
welke reeds in Indien en bij de Romeinen bekend geweest , doch later in onbruik ge-
raakt was, werd echter onveihg, sinds eene dezer vliegende boden van vcrmoeijenis
in de legerplaats des vijands neergekomen en het briete ontdekt was geworden, want
nu maakten de Spanjaarden bijzonder jagt op alle duiven, welke zij in het oog kre-
gen. Men onderhield ook gemeenschap door met vuren en vlaggen seinen te geven.
Nu en dan werd een weinig mond- en krijgsbehoefte door eenige stoute gasten bin-
nengebragt, die zeer ligt gekleed, met twee pistolen in den gordel, linnen zakken
(1) Co)Te.^ondance de phiuppe II T. 11. p. 328 , 329.
il° iniitl
-ocr page 262-26^ AXGEMEEPiE GESGHiEDENiS
1568—aan den lials, ter oTcrbrenging van buskruid of meel, en een verrejager of pols in de
^^^^ hand, die tevens voor spies diende, om over de sloten en waterplassen te springen,
tusschen de Spaansctie schildwachten door en in de stad slopen. Sommigen van hen
werden gevat en in het gezigt der belegerden aan hals of heenen opgehangen. Uit
weerwraak hingen de Haarlemmers, tegen den zin der Regering, de twee Oudburge-
meesters QuiRYN BiRKSzooN CD LABiBERT JAKOBSZOON, dic Op vermoedcn in hechtenis
waren gezet, gelijk ook adriaah van groeneveetv, een burger, vroeger in Spaansche
dienst en thans krijgsgevangen, nevens vijf soldaten, eenen Priester en een vijftienja-
rigen knaap op aan een galg, op den Aval geplant. De vrouw en dochter van qtjiryn
DiKKSzoow, welke hem op den weg naar de strafplaats moed inspraken, werden door
het gepeupel in het water gedrongen en beide verdronken. Om de Spanjaarden ge-
voeliger en grievender te tergen, werden de beelden der Heiligen naar den muur ge-
sleept en in de bressen gesteld. Ook werden poppen van hout of stroo, in gees-
telijk gewaad gehuld, gegeeseld, doorboord en dan verminkt in de grachten ge-
worpen. Een Spaansch soldaat, verontwaardigd dat een afbeeldsel van de Heilige
Maagd in eene bres gestopt Avas, klom er, ondanks de kogels der vijanden, tegen
op, omarmde het beeld, dat zeer groot en zwaar was, en liet er zich mede van
den muur vallen. — Het gebrek steeg ondertusschen in de stad hoe langer zoo
5 V. meer. Het brood, in de veroverde vaartuigen gevonden, was zeer zwart en bijna
ma'nid S®^^®®! haver (1). Ook was den Spanjaarden bekend, dat de Haarlemmers schaars
van kruid en lood voorzien waren; en om hun dit nutteloos te doen verspillen, plaat-
sten zij van tijd tot tijd hoeden op staken boven de borstweringen. De Prins van Oranje
moest tweehonderd oorlogsvaartuigen en meer dan vijf en twintig duizend man onder-
houden, waartoe hem de middelen ontbraken. En nogtans zou het verlies van Haar-
lem zijner zaak onberekenbare schade toebrengen. Alles moest derhalve beproefd
worden, om de Spanjaarden tot het opbreken van het beleg te noodzaken, en
nadrukkelijk werd lodewijk van Nassau aangespoord, zoo mogelijk, der benaauwde
stad te hulp te snellen (2). Inmiddels was aktonie ouviek, voorheen schilder, maar
die aan Graaf lodewijk in het verrassen van Bergen in Henegouwen veel dienst bewezen
had, door den Prins met duizend soldaten in vyftig of zestig vaartuigen afgezonden,
_,7 om den Diemerdijh te heroveren en te bezetten. Maar twee vaandels Amsterdamsche
liloei- schutters, door frangois verdugo aangevoerd en van eenige zijner soldaten verzeld,
maand, verdreven hem weldra, waarbij hij meer dan drie honderd man en zeven schepen
(1) Corrcspondance de pniLirpE II, ï. 11. p. 328.
(2) Archives de la Maison d'Orange, ï. IV. p. 87, 88.
-ocr page 263-DES VADERLANDS. 265
verloor. Onder de gesneuvelden ^vas hij zelf. Door alba waren vier duizend Ka-1568—
1576
relsgulden dengenen beloofd, welke hem olivier. levend, en twee duizend wie
hem dood in zijne handen stelde (1). Deze som Averd den beiden Amsterdamschen
vaandels uitbetaald, het lijk, in vier stukken gekapt, op palen ten toon gesteld, en
het hoofd over de wallen in Haarlem geworpen met een bijschrift: »dit is het hoofd -
van OLIVIER, den schilder, die Bergen heeft verraden." — Ondertusschen hadden vijf
en twintig schepen, na eene vruchtelooze poging, zich van de Kuinder te verzekeren,
om het vervoer van levensmiddelen uit Friesland over Kampen naar het leger voor
Haarlem te belemmeren, dertien honderd man in het dorp Breuhelen geworpen. De
Spaansche bevelhebber in Utrecht tastte hen aan, versloeg vier honderd man en zond
honderd en zestig gevangenen naar bossu te Mnsterdam^ om hen op de galeijen te
bezigen, welke hij aldaar uitrustte.
'sPrinsen vloot op het Haarlemmermeer boezemde alba zoo veel ontzag in, dat hij
het niet waagde bevel te geven, haar aan te tasten. »Dit is een oorlog," schreef hij
den Koning, »zoo als men er nimmer eenen gezien heeft (2)." Dagelijks slopen bus-
schieters uit het Land van Kleef in Holland; van tijd tot tijd werden wel eenige
van hen gevat en omgebragt, maar het was onmogelijk, hun den toegang geheel te
beletten. Op het berigt, dat Graaf lodewijk van Nassau tot ontzet van Haarlem zich
gereed maakte, had de Hertog op nieuw volk geworven, doch waarvan eene bende
Walen tot de omwentelingsgezinden was overgeloopen. Bossü ging inmiddels voort,
de stad te water, en don frederik haar aan de landzijde derwijze in te sluiten, dat
niemand meer in of uit de stad geraken konde, en de Haarlemmers den Prins van
Oranje te kennen gaven, dat zij het niet langer dan nog drie weken konden uithou- 51
den, in de hoop, dat Graaf lodewijk dan met eenige ligte ruiters, waaraan het
thans de Spanjaarden zoowel als den Prins ontbrak, tot ontzet zou opdagen. De 1573
Staten van Holland steunden hierop insgelijks. Aller vertrouwen was op lodewijk
gevestigd, al kwam hij ook maar alleen in persoon; zoo waren hem alle harten gene-
gen. Oranje spoorde hem derhalve met vernieuwden nadruk daartoe en wel te meer
aan, dewijl versehe Spaansche benden in aantogt waren, wier komst in het Land,
»welks bevolldng van nature onstandvastig is en ligt geschokt wordt, vooral thans,
(1) »Commc al perversitc dudict Antoine," zegt alba, »se descouvre journellement dc plas
en plus, et qu'rl n^est pour faire bien en ce monde, et que parlant (pourlant) convient chercher
tous moyens possibles, pour en tollir honme si pernicieulx et pestifère, je me suis advisé, que
sera bien que ledict Antoine soit abandonné ä tous, avec promisse etc." Correspondance de
philippe II, Τ. Π. ρ. 357.
(2) Correspondance de philippe II, T. II. p. 54.
-ocr page 264-264 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
156S— nu zij zich door allen, zelfs door de Koningin van Engeland verlaten, zietgroole ont-
steltenis moest verwekken (1)." Hij wees hem den weg aan, dit doel te bereiken, en
hragt hem op nieuw de heillooze gevolgen onder het oog, welke de val van Haarlem
voor de algemeene zaak hebben zou. Maar de gezondheid van lodewijk was sedert
de belegering van Dergen nog niet geheel hersteld geweest, en dit schijnt nadeelig op
zijn gewonen yver gewerkt te hebben; ook was hij in veelvuldige onderhandelingen
met het Fransche Hof gewikkeld. Hij bragt eindelijk wel drie vaandels ruiters bijeen,
maar de wegen werden toen door de Spanjaarden zoo scherp bewaakt, dat zelfs de
Prins 't niet waagde, hen tot den togt herwaarts te vermanen.
Evenwel zetten de Haarlemmers met dezelfde onvermoeide dapperheid de verdedi-
ging hunner veste voort, bestookten onophoudelijk den vijand in zijne veelvuldige
mijnen en loopgraven, en waren bijna dagelijks met hem handgemeen. Op het door
hen verlaten ravelijn voor de Kruispoort, had don frederik eenc hooge kat en daarop
een plat bolwerk laten opwerpen, en er twee veldstukken geplant, die groote schade
in de stad aanrigtten, maar eindelijk door de belegerden tot zwygen gebragt, en zelfs
van het bolwerk afgeschoten werden. Vruchteloos beproefden dc Spanjaarden nu
en dan een aanval op de schans Rustenburg, onder welke , buiten de Schalkwijker
2.5 ^ en Spaarnewouder poorten, de koeijen der burgers graasden, zoo lang zij er nog
Bloei^ eenige bezaten. Ongelukkig slaagde een uitval op de Spaansche verschansingen, bij
1573 welke gelegenheid de robles echter gevaarlijk gewond werd. Evenzeer mislukte
' het opligten van een Spaansch transport van zeventig wagens met goederen voor het
kamp te Haarlem bestemd, op den weg tusschen Grave en Nijmegen. Uit eenige
krijgsgevangenen vernam dow frederik, dat dc belegerden en 'sPrinsen vloot middelen
beraamden, om de stad van buskruid te voorzien. Tachtig waaghalzen verbonden zich,
22 ^ onder eede van te sterven of hun doel te bereiken, elk een kleinen zak buskruid in
Bloei- de veste te brengen, terwijl acht honderd man inmiddels den vijand zouden bezig hou-
den. Tegen den avond bemerkten de Spaansche schildwachten, dat op 's Prinsen vloot
vuren ontstoken w^aren, en men uit de stad met dezelfde seinen antwoordde. Te mid-
dernacht ontscheepte zich het volk van orabje op drie verschillende plaatsen, om zich
een weg door 's vijands verschansingen te banen, maar het werd overal teruggeslagen. Te
gelijken tyde schaarden zich eenige schepen tegenover 'sKonings vloot in de sterkte of
schans aan de Fuik, een water waardoor het Meer gemeenschap heeft met de stad,
als of zij Avilden slag leveren, en zonden twintig vaartuigen naar den kant van HUle^
gom, Avaar de Spaansche ruiterij gelegerd was, welke het kwartier der Duitschers moest
onderschragen. Het volk, aan land gestapt, rukte tot aan Hillegom voort, en tasttp
Jk
(1) Archives de la Maison d'Orangc, T. IV. p. 132.
-ocr page 265-DES VADERLANDS. 265
eene vijandelijke bende aan, welke zicli in de kerk versterkt had. Op hetzelfde 1568—
oogenWik deed een groot aantal belegerden een uitval, en wierp zich met de grootste on-
verschrokkenheid op de verschansingen der Duitschers, zoodat thans alle punten werden
aangevallen. »Het was het zonderlingste schouwspel van de wereldgetuigt alba in
zijn berigt aan den Koning, »want het was alsof de stad en de kwartieren, die haar
omringden, in vuur stonden." De Duitschers, Walen en Bourgondiërs, onder aanvoering
van DON FREDERiK zelven, vervolgden de aanvallers tot de poorten der stad en doodden
van hen dertig man. Met verUes van vijftig soldaten werden zij, die bij Ilillegom ont-
scheept waren, door de ruiterij en twee honderd busschieters teruggejaagd; en van de
tachtig man, Avelke het buskruid moesten binnenvoeren, bereikten slechts vijf hun doel;
een en veertig van hen werden gevangen genomen, verscheidene gedood, en negen en
zestig kruidzakken buit gemaakt. Verholgen over deze nederlaag, hingen de beleger-
den den volgenden dag over de muren een kruis, twaalf geestelijken en priesters, en
eenige Roomschgezinde burgers. »Niemand," zegt de Hertog van Alba, »was er in
de legerplaats, welke op dit gezigt zijne tranen konde bedwingen;" en hij hoopt, dat
»God hem de genade zal verleenen, deze verraders en ketters naar verdienste te
straffen (1)."
Spoedig werd die wensch, althans ten deele, vervuld en de baldadigheid der Haar-
lemmers, Avier wachthuizen builen de stad reeds alle vernield waren, gestreng gewro-
ken. Dow FREDERIK had in Amsterdam een en twintig schepen gewapend, welke
zich met de vloot onder bossu op het Haarlemmermeer vereenigden, die nu uit drie
en zestig zeilen met acht en twintig vaandels voetvolk bestond en rijkelijk van alle
krijgsbehoeften voorzien was. 'sPrinsen vloot, welker schepen bijna eens zoo groot in
getal als die des vijands, maar kleiner, slecht uitgerust en zwak bemand waren , naderde
onder aanvoering van marinus braiid, als Admiraal, en den Heer van Bronkhorst , die
iJloei-
onlangs uit de Spaansche gevangenschap was geraakt, als Overste van het krijgsvolk, maand
1
en scheen den strijd te zoeken. Elke der beide vloten trachtte boven den wind van "
de andere te komen; en terwijl zij tot dat einde manoeuvreerden, beval don frederik
aan den Baron de chevreaux en den Heer de licques , met vier honderd busschieters
van hunne afdeelingen, 's vijands verschansingen langs het Spaarne te vermeesteren,
aan den Hopman artajona, met twee honderd busschieters de opstandelingen aan zijn
kant aan te tasten, en aan het Spaansche en Duitsclie voetvolk uit de verschansing
aan de Fuik, zich met de overige benden te vereenigen. Alles werd stiptelijk opge-
volgd, en de Prinsgezinden waren weldra genoodzaakt de schansen aan het Spaarne
te ontruimen en in eene andere digter bij het Meer de >vijk te nemen, of in het water
(1) Corrcspondance de philippe II, ï. II. p. 368.
II Deel. υ Stuk. 34
-ocr page 266-26Ü ALGEMEENE G ESCHIEIJENIS
1568—Ie springen, waar hen eenige schuiten van hunne τΐοοι innamen. ïoen bossu boven
den wind van 's Prinsen vloot gekomen was, tastte hij haar aan, dreef haar, na een kort
gevecht, opdevlugt, en veroverde twee en twintig schepen, Avaaronder het Admiraalschip;
de overige vaartuigen redden zich in de Kaag of in de Oude Wetering, waar de diepgaande
grootere schepen der Spanjaarden hen niet konden volgen. Anderen verhalen, dat als
de Spaansche bodems kwamen opzetten en zich gereed maakten, om die van den Prins
aan te klampen, brakd en browkiiorst wel den hunnen bevel gaven streek te houden,
doch zelve de eersten waren, die afdeinsden; dat hun voorbeeld spoedig door de overi-
gen, na eenigen tegenstand geboden te hebben, gevolgd werd, en het grootste gedeelte
van het scheepsvolk over boord sprong en zwemmend den oever bereikte. Ondertusschen
had B.OMERO de verlaten schansen bezet en vertoonde zich nu voor die , in welke de
Prinsgezinden, twee vaandels sterk behalve de bezetting, zich teruggetrokken hadden.
Na eene driemaal herhaalde bestorming, moesten zij , uit gebrek aan kruid en lood,
in onderhandeling treden; romero beloofde den verdedigers lijfsbehoud en vrijgeleide,
onder voorwaarde, dat zij nimmer weder den Prins van Oranje zouden dienen. In deze
en de andere verschansingen, ten getale van elf, zoo aan het Spaarne als aan het Haar-
lemmermeer , die nu tegelijk van de land- en waterzijde bestookt en veroverd werden,
vonden de Spanjaarden voortreffelijk ijzeren geschut en nog achttien vaartuigen, elk met
twee stukken gewapend. Slechts weinig Spaansche soldaten waren gesneuveld; van de
andere zijde moeten meer dan dertien honderd man omgekomen zijn.
Het was nu volstrekt onmogelijk geworden, Haarlem, aan den hongersnood ten
prooi gegeven, van levensmiddelen te voorzien. Meer dan twintig duizend inwo-
ners, de bezetting van ruim drie duizend man daaronder begrepen, moesten zich
hoofdzakelijk met moutkoeken en het vleesch van honden, katten en paarden voe-
den. Het nijpende gebrek en het mislukken van alle pogingen tot ontzet, bragten
de gemeente aan het morren tegen de Regering, wie zij verweet, dat zij het volk
door verdichte troostbrieven om den tuin leidde. De Regering liet nu door de bur-
gerij zelf eenige personen kiezen, om inzage te nemen van de brieven, welke er
gewisseld werden. Ook op oranje was men misnoegd en meende, dat hij wat
meer moest ondernemen; er was immers, zeide men, geld genoeg bijeengebragt, om
de stad te verlossen. Er wordt verhaald, dat de belegerden in eenen brief, met
hun bloed geschreven, den Prins verwittigden, dat zij nog slechts eene week kon-
O V»
Zomer-den weerstand bieden (1). Zeker is, dat zij, in de hoop op ontzet, beloofden, het
iïog wel drie of vier weken te zullen uithouden (2). Oranje verzuimde on-
(1) Correspondance de piïilippe II, ï. lï. p. 371.
(2) Archives de la Maison d'Orange Τ. IV. ρ.'155.
-ocr page 267-DES VADERLANDS. 271ί
dertusschen niets, ora de heldhaftige stad te redden en besloot »alles ύοογ alles te wa- 1508—
gen." Om het vervoer van levensmiddelen uit Utrecht naar Amsterdam te stremmen,
zond hij vier of vijf duizend man naar de Avegen tusschen Utrecht en Naar den, welke
er schansen opwierpen, hetgeen alba zoo veel bekommering baarde, dat hij getuigde,
»sinds den dag zijner geboorte nimmer in grooter ongerustheid verkeerd te hebben;"
want was de toevoer van levensmiddelen afgesneden, dan moest men het beleg van
Haarlem opbreken of van honger sterven; in Amsterdam deed zich het gebrek reeds
gevoelen (1). Sonoy had in den nacht van den tweeden op den derden van Zomer-
maand den Diemerdijk bezet en door zes schansen, drie naar den kant van Muiden en
drie naar dien van Amsterdam, in staat van verdediging gebragt en welke hij tot na
het overgaan van Haarlem inhield, daar hij steeds uit Noord-Holland versterking ont-
ving. Het doel werd echter liierdoor geenszins bereikt. De Amsterdammers bleven
meester van het Diemermeer, zoo wel door de schepen, welke zij er op nieuw inbrag-
teo, en hunne omliggende schansen, als door de onwilligheid van sonoy's scheepsvolk,
zoodat het leger voor Haarlem langs dien weg van leeftogt voorzien werd, däar de
Amsterdammers ook van de Vaart, die uit de Vecht door Weesp en Diemen in dit meer
liep, meester Avaren. Om de poging van sonoy te ondersteunen, kwam van Bronk-
horst met vijftien vaandels voetvolk te Amsterdam en voorts te Ouderkerk, waar
hij zich terstond verschanste en een aanval van verdugo uit Amsterdam, na een jj ^
scherp gevecht, afsloeg. Maar versterkt met acht honderd man onder noircarmes ^oiner-
maand
en vier vaandels onder don francesgo baldes of valdes en rodrigo sapata uit Utrecht, J573
noodzaakte men hem zijne verschansingen te verlaten. Hij trok op Nieuw er sluis,
en toen een aanslag op die plaats door de muiterij der Duitschers mislukt was,
naar den Uithoorn. Doch door bossu en noircarmes achtervolgd, verspreidden zich
zijne benden; eenigen trokken naar Sassenheim, sommigen naar Woerden, anderen
naar elders (2). Adrlian vijgh. Bevelhebber van Gorkum, was om denzelfden tijd
met vijf honderd man en eenig geschut uitgetrokken, om de Vecht boven Weesp te
sluiten, ten einde den Spanjaarden den toevoer langs het Diemermeer af te snyden.
Hy begon er eene schans'^p te Averpen en nam het slot Gunterstein in, doch werd
door den Overste jan baptist de tassis verdreven, die met twee vaandels voetvolk en
een kornet ruiters uit Utrecht Avas getrokken. De burgers van Buren beproefden den
Lekdijk door te steken, Avaardoor het Sticht onder Avater gezet en het Spaansche leger
den toevoer van dien kant belet konde worden; maar hierges verzekerde zich van dien
(1) Correspondance de piiiLiprE II, T. 11. p, 372, 373.
(2) Wij hebben hier de legerberipten van bossu gevolgd, in de Correspondanc de phimppe 11,
T. II. p. 373—378 medegedeeld.
54*
-ocr page 268-26Ü ALGEMEENE G ESCHIEIJENIS
1568—dijk, waardoor ook dit plan verijdeld werd. Alba legde nu sterke bezettingen in
Ouderkerk, Nieuwersluis, Montfoort en andere plaatsen, »Dit," schreef hij den Ko-
ning , »toont de moeijelijkheden aan van den krijg in Holland, daar alleen op eene
• uitgestrektheid van vijf mylen, op den weg van Amsterdam naar Utrecht, vier duizend
man, en even zooveel op dien ύάϊι Naar den gevorderd Avorden, hetgeen echter niet ver-
hinderd heeft, dat de opstandelingen deze wegen zeven maal achter elkander bezet heb-
ben (1)." Inmiddels was de Prins te Leiden gekomen, om de aanzienlijkste burgers lot
het leveren van manschappen, ter bevrijding van Haarlem, aan te sporen; hij zou hen
van Avapenen voorzien en zich aan hun hoofd stellen , terwijl hij Mr. paulus uurs, gedu-
rende zijne afwezigheid, in zijne plaats tot Voorzitter van den Raad, door hem ingesteld,
benoemde (2). Andere Hollandsche steden werden mede, en niet te vergeefs, ter hulp-
verleening uitgenoodigd. Dordrecht en Rotterdam zonden elk twee honderd, den Briel
vijftig, en Delft drie honderd vrijwillige schutters, die naar Ouderkerk trokken, waar
BRONKHORST zicli toen nog staande hield. Honderd man voetvolk en twee honderd rui-
ters Avaren te Sassenheim, bij wie zich vier honderd Leidsche vrywilligers voegden.
De genoemde steden beloofden nog vier honderd ruiters derwaarts te zenden, zoodra
de Prins zich aldaar zou begeven hebben. De Staten van Holland hadden reeds ver-
scheidene paarden aangekocht, en waren bezig er in het Westland nog meer aan te
koopen. » i/aar/em verloren, dan zijn wij allen verloren," was de algemeene kreet (5).
Ondanks den wanhopigen tegenstand der belegerden, naderde don fhbderik, steeds
door nieuwe benden versterkt, met loopgraven en mijnen de stad hoe langer zoo meer,
en putte zich uit in middelen, om haar tot overgave te dwingen. Hij liet, onder ande-
ren, op het nieuw aangelegde werk, dat reeds van zelf boven de wallen uitstak, vier
masten oprigten, waar tusschen een huisje werd geheschen, of, gelijk hooft zich uit-
drukt , )) eene driekante kooi van musketvrije planken, achter open, ter weerzijde van
busgaten voorzien, en bezet met eenige scherpschutters, om de verdedigers van de vest
te houden en tevens hunne binnenwerken te vernielen (4)." Maar de belegerden scho-
ten de touwen aan stuk, en maakten alzoo het geheele werk nutteloos. Evenmin be-
antwoordde aan de verwachting zekere nieuw uitgedachte werktuigen, om bruggen over
de stadsgrachten te slaan en manschappen op de muren te brengen (5). Zij werden
(1) Correspondmce de philippe II, T. 11. p. 377.
(2) KLUIT, Hist. d. Holt. Staatreg., D. 111. bl. 425.
(3) Correspondance de piiilippe II, T. II. p. 376.
(4) Nederl Hist. B. VIII. bl. 317.
(5) Correspondance de philippe II, T. II, p. 370.
-ocr page 269-DES VADERLANDS. 269
door het geschut der stad, hetwelk met uitstekende bek\Yaamheid bediend werd, weg- 1568—
geschoten; en vijf stukken, door de Spanjaarden op de nieuw aangelegde kat geplant
en die veel schade hadden aangerigt, tot zwijgen gehragt. Te meer moet de onver-
zwakte heldhaftigheid der Haarlemmers bewondering wekken, wanneer men den toestand
bedenkt, in >velken zij zich bevonden. Tseraerts, die in een donkeren nacht met
een snelzeilend jacht, ongemerkt tusschen de Spaansche wachtschepen door, uit de
stad was geraakt, berigtte den Prins, dat zij het niet langer dan nog zes of zeven
dagen kon houden. En indedaad, de honger begon vreesselijk om zich heen te grijpen.
De voorraad werd iederen dag schaarscher. Paarden-, honden- en kattenvleesch was eene maand
.. 1573
gezochte -spys en slechts voor hoogen prijs te bekomen; om den dorst te lesschen en ,
zich te verkwikken, was alleen nog Avater overig; aan kruid en lood ontbrak het ten
eenenmale. De belegerden deden een paar uitvallen, maar keerden weldra terug, daar
de vloot niet, gelijk zij vertrouwden, tot hulp kwam opdagen. De Burgemeester van
vliet, Hopman steeisbach en eenige andere Bevelhebbers traden nu met den Graaf
van Eherslein in onderhandeling, die echter spoedig afsprong. Don frederik liet toen 3 v.
de stad op nieuw en heviger dan te voren beschieten; immers op éénen dag werden
er duizend en acht kanonkogels op afgeschoten, welke eene bres maakten, ruim
genoeg voor honderd man naast elkander {de front) geplaatst. Maar een buitenge-
woon hevige wind, die eenige dagen aanhield, verzeld van regen- en hagelbuijen,
belette den Spanjaarden hunne bruggen over de gracht te slaan en aan den muur
te hechten (1). Intusschen trachtten de belegerden ten tweedemaal in onderhande-
ling te treden. Van vuet en steenbagh vervoegden zich tot de Graven van Bossu
en van Eberslein en eischlen vryen uittogt met wapenen, vaandels, geschut en vaar-
tuigen, en dat men hun een geleide gave naar eene der Prinsgezinde steden. Dit
werd geweigerd. Dow frederik vorderde, dat zij zich onvoorwaardelijk aan de ge-
nade des Konings onderwierpen. »Indien zij zich daaraan overgevenschreef alba
aan den Koning, » zal ik hen zoodanig ontvangen, dat zij zich niet elders kunnen vesti-
gen (2)." Mets dan de uiterste nood kon de Haarlemmers tot dien stap gebragt hebben. 7 v.
Het was nu ook zoo ver gekomen, dat men met het gras, dat tusschen de steenen op- ^®·^'"'·
schoot, met het vleesch van ratten en muizen , met gekookte ossen- en paardenhuiden,
ja, met het leder der schoenen den honger moest stillen. Vermagerd, uitgeteerd en
uitgehongerd bezweken velen op de stralen en wallen. Deze onbeschrijfelijke ellende ver-
scheurde alle banden van orde en wet; de tucht verloor hare klem onder de soldaten,
welke aan het muiten geraakten en de bank van leening benevens verscheidene winkels
(1) Correspondance de ruaippE 11, T. II. p. 380.
(2) Correspondance de philippe II, T. 11. p. 381, 382.
-ocr page 270-270 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— plunderden. Bij gebrek Tan eenig ander middel van gemeenschap , lieten de belegerden,
om hunnen schrikkelijken toestand te kennen te geven, de zwarte rlag van de torenspits
waaijen. De Prins verzocht hen, slechts nog twee dagen te ^γachten; hij zou alsdan
■ een loozen aanval doen op de Spaansche verschansing aan de Fuik, tervvyl langs het
Haarlemmerhout het ontzet zou opdagen. Hij bevroedde wel ai het hagchelijke, al
het vermetele, eenen overmagtigen vijand in zijn thans zoo welversterkt kamp aan te
tasten ; maar moest, zijns ondanks, aan den wensch der Hollandsche burgerijen toegeven,
welke hem van alle zijden drongen, zelfs het uiterste ter verlossing van de benarde stad
te wagen, en nu en dan misnoegd morden, dat men niet krachtdadig genoeg tot ontzet
der veste werkzaam geweest was, wier trouwe en dappere verdedigers niet aan de
bloedige wraak des Spanjaards mogten prijs gegeven worden (1). Maar nu wenschte
ook de Prins zich zelf aan het hoofd der onderneming te plaatsen, doch Ridderschap
en Steden drongen zoo nadrukkelijk er op aan, dat de Vorst, in wien de veege Staat
zijn eenigen steun vond, zich aan geen gevaar zou blootstellen , dat hij het bevel aan
BROOTLHORST opdroeg. De belegerden moesten de poging tot ontzet door een krachtigen
uitval ondersteunen, en tot dat doel eene opening in een der gordijnen maken. Doir
FREDERIK, door liet vangen van twee duiven, welke met dit berigt naar de stad gezon-
den waren, van den geheelen toeleg verwittigd, had zijne maatregelen genomen. Regt
voor de genoemde opening liet hij eene groote menigte bossen stroo ophoopen, welke in
brand moest gestoken worden, om door vlam en rook den Haarlemmers te verhinderen, het
afgesproken vuursein van's Prinsen leger op te merken. Achter dezen berg van stroo plaatste
hij vijf duizend zijner beste voetknechten, om den belegerden den uittogt te beletteVi,
en zond een gelijk getal nevens vijf honderd ruiters onder del sionte naar den duin-
kant, om op een bepaald teeken met het geschut, 'sPrinsen linkervleugel aan te tas-
ten, terwijl romero zich met zes afdeelingen Spanjaarden Oostwaarts moest begeven,
om op hetzelfde teeken den regtervleugel aan te vallen. De overige benden weerden in
g ^^ de verschanste legerplaats in slagorde geschaard, ïen drie ure in den namiddag rukte
Hooim. BRONKHORST mct vier duizend, anderen zeffgen acht duizend man voetvolk, waaronder
1573
drie duizend Engelschen en Franschen, overigens grootendeels burgers uit de nabijgele-
gen steden, zes honderd ruiters onder bevel van gaspar van der woot, Heer van
Carlo, zeven veldstukken en vier- of vijf honderd wagens met krijgsvoorraad en leef-
logt, om binnen Haarlem te brengen, zoo men althans de stad niet geheel konde ont-
^^ ^ zetten, uit SaSsenheim op en vertoefde tot middernacht te Noordwijkerhout. Tegen drie
Hooim. uren in den morgenstond kwam hij bij het Mannenpad, en begon er zijne houten
(1) Vgl. bosscha, JVcc'r/. Heidend, D. I. bl. 217, 218. croen v. prissterer, in de Archives de
la Maison d'Orange, T. lY.p. 169.
DES VADERLANDS. 265
borstweringen of \yapenburgen op te slaan, die op rollen, met schietgaten Toorzien en 1568—
tot dekking tegen het vijandelijk geweervuur bestemd waren. Inmiddels was zijne rui-
terij, als voorhoede, tot in den Hout zonder een vijand te ontmoeten voortgerukt, toen
zij eensklaps uit eene hinderlaag met eene hagelbui van kogels begroet, en na eene
schermutseling met de veel sterkere Spaansche ruiterij teruggejaagd werd. Bij het Man-
nenpad stort zij zich op haar eigen voetvolk, dat te gelijken tijde door del moiste en
KOMERO regts en links besprongen, spoedig in verwarring gebragt en op de vlugt
gedreven wordt. Drie duizend man van den Prins bleven op het slagveld; acht vaan-
dels, tien stukken geschut en drie honderd voorraadwagens vielen in handen van don
FREDERIK. Van de drie honderd vrijwilligers uit Delft keerden slechts twaalf terug (1).
Naar anderen, sneuvelden zeven honderd man aan de zijde der Hollanders, maar al de
wagens, al het geschut en dertien vaandels Avaren verloren. Bronkhorst overleed als
krijgsgevangen vijf dagen na deze nederlaag aan zijne wonden; de Heer van Carlo was
gesneuveld. Onder degenen, welke zich redden, Avas joiian van oldenbarneveld, later
Hollands beroemde Advokaat, die als vrijwilliger liet zwaard tot ontzet van Haarlem
had aangegord. De belegerden hadden den beraamden uitval niet gedaan, daar zij het
afgesproken teeken, door de vlam en den rook van het brandende stroo, niet gezien,
en vermoed hadden, dat het strijdgedruisch, welk zij hoorden, opzettelijk in de vijan-
delijke legerplaats verwekt was, om hen te misleiden en naar buiten te lokken. Hier-
aan schreef oranje het mislukken der onderneming toe. De veroverde vaandels >ver-
den, ten teeken der overwinning, in het gezigt der stad geplant. Een gevangene, wien
de Spanjaarden neus en ooren hadden afgesneden, moest in Haarlem de tijding der
nederlaag overbrengen, terwijl tevens de hoofden van eenige verslagenen naar binnen
werden geworpen. Groot was ongetwijfeld door geheel Holland de ontsteltenis en ver-
slagenheid over deze nederlaag; maar dat de inwoners van Leiden er zoo verbolgen
over waren, dat zij »weigerden de vlugtelingen in te nemen, de vensters van 'sPrin-
sen verblijf met steenen inwierpen, en oranje een bedrieger en verrader noemden,
met wien zij niets meer wilden te doen hebben (2)," is zeker overdreven, zoo niet
geheel bezijden de waarheid. De toestand der belegerden was volstrekt wanhopig ge-
worden, en de Prins raadde hun, zoo goed mogelijk voor zich te zorgen. Er werd
derhalve bepaald, en oranje daarvan kennis gegeven, dat alle weerbare mannen
trachten zouden door 'svijands leger heen te slaan, maar de vrouwen, grijsaards en
kinderen achterlaten, in het vertrouwen, dat de Spanjaarden deze zouden sparen.
Reeds Avaren alle bruggen over het Spaarne afgebroken of opgehaald, alle vaartuigeB
(1) Correspondance de philippe II, T. 11. p. 385.
(2) Correspotidance de piulippe II, T, II. p. 388.
-ocr page 272-27Ü ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— in den grond geboord, om den Spanjaarden te beletten hen te vervolgen, en de on-
^^^^ derneming den avond van den negenden van Hooimaand op het punt van ten uitvoer
gebragt te -worden, toen het smeeken der vrouwen en kinderen, hen niet aan den
euvelmoed der vijanden ten prooi te laten, tot een ander en edeler besluit voerde.
10 v. Men zou den volgenden dag beproeven met de geheele bevolking zich een Aveg door
' 1^573^" vijand te banen. Zeven vaandels schutters zouden de voorhoede, de Overheden,
vrouwen, grijzen en kinderen het midden, en negen vaandels soldaten de achter-
hoede uilmaken. Dow frederik werd door een overlooper hiervan onderrigt; en hetzij
hij beducht was voor de gevolgen van zulk een wanhopig besluit, hetzij hij den Haar-
lemmers vrees Avilde aanjagen, of het zaad der tweedragt onder hen strooijen, of
wel, omdat hem de inname eener verlatene stad weinig eer zou verschaffen, hij Avist
althans het gerucht te verspreiden, dat zijn volk onder de wapenen stond, om de uit-
trekkenden af te vrachten, maar dat er nog genade was voor allen, die zich overgaven.
Geheel Haarlem geraakte hierdoor in beweging en er heerschte eene onbeschrijfelijke
verwarring, daar elk aandrong op dalgeen, waarvan hij zich de beste uilkomst voor-
stelde. Eenigen wilden de stad verlaten, anderen blijven; lot het eerste waren de Waal-
sche, tot het laalsle de Duilsche soldaten geneigd: doch de Walen deinsden terug,
toen het op de uilvoering zou aankomen. In dezen strijd van gevoelens bleven de
wachtposten genoegzaam onbezet, en de stad liep gevaar van overrompeld te worden.
12V. Nu beproefden de Regering en de Bevelhebbers van het krijgsvolk, onder toestemming
llooim. j^g Prinsen van Oranje, nogmaals in onderhandeling te treden, maar konden niets
anders bedingen, dan dat de slad zich op genade en ongenade zou overgeven. Daar
echter deze overeenkomst, en dit is opmerkenswaardig, eerst door de schutterij moest
goedgekeurd worden, vóór zij als van kracht kon beschouwd worden, Averden 'sande-
rendaags, toen de gemagtigden in de stad waren teruggekeerd, de schutters en soldaten
bijeengeroepen. De schutters bewilligden in de overgave, en de soldaten, ofschoon
aanvankelijk ongenegen, 'svijands genade af te Avachten, besloten echter hiertoe op de
verzekering der gemagtigden, dat dow frederik zich goedgunstiger zou toonen dan men
verwachtte. Alleen borbet, een Fransch Edelman, die na het hernemen van Bergen
in Henegouwen door de Spanjaarden, tegen zijne belofte aan, in 'sPrinsen dienst was
gebleven en nu aan vergiffenis Avanhoopte, liet zich door zijn knecht doodschieten. De
gemagtigden begaven zich Aveder naar 'svijands leger en sloten het verdrag; Avaarop
13V. de Spanjaarden dadelijk binnenrukten en de stad van brood, Avijn en andere verver-
Ilooim. sciiiugtjn yoorzagen (1).
Het bevel van don frederik aan den Graaf van Dossu, op welke wijze de overgave
t\ ■
(1) Belangr. Stukk. bl. 23.
-ocr page 273-DES VADERLANDS. 265
«η het bezetten van Haarlem moesten plaats hebben, luidde: »dat bossu in het Haar-15G8—
lemmerhout yan de Regeringsleden het verdrag, door hen geteekend, zou ontvangen,
waarbij zich de inwoners, zonder eenige voorwaarde hoegenaamd, aan 'sKonings
genade onderwierpen. Hij moest romero, den Heer de goivgnyes en den Heer la
MOTTE met zich nemen; aan eenige personen gelasten zorg te dragen, dat al de Ava-
penen op het raadhuis gebragt, de Waalsche, Fransche, Engelsche en Schotsche solda-
ten in eene kerk, en de Hoog- en Nederduitsche met de burgers in eene andere
gevoerd wierden. De vrouwen, kinderen en ouden van dagen moesten elders, en de
gewonden der onderscheidene natiën, elk bij de zyne vereenigd worden, terwyl nie-
mand iets anders mögt medenemen dan zijne kleederen. Romero moest met tien vaan-
dels Spaansch voetvolk post vatten aan de poort, die de stedelingen zouden openen
en door welke niemand mögt ingaan, ten ware op bevel van bossu. doii γεββιγγανο
de toledo en dow goüizalo de bracgamonte zouden met het overige van het oude Spaan-
6che voetvolk de batterijen bezetten, en niemand binnenlaten zonder verlof van don
frederik. De poorlen en de batterijen dus bewaakt zynde, zou don frederik -alom
in de stad wachten uitzetten, onder bevel van Waalsche en Spaansche Hoplieden.
Bossu moest terstond alle Bevelhebbers en personen, wier namen op eene lijst geschre-
ven waren, welke don frederik hem gegeven had, bijeenroepen en in verzekerde be-
waring nemen, en zich in bezit stellen van de sleutels der stad als mede van de vaandels,
om die onverwijld den Opperbevelhebber te zenden. De benden, die niet ter bewa-
king der poorten en batterijen gebezigd werden, moesten in de legerplaats ter bescher-
ming blijven. De Duitsche Kolonels, de Graaf van Eherstein en de Baron fransberg ,
zouden uossu verzeilen, om met de inwoners te spreken (1)." Overeenkomstig deze voor-
schriften, bragten de burgers en soldaten hunne wapenen op het stadhuis; de burgers
begaven zich in het Idooster te Zijl, de vrouwen en kinderen in de Groote Kerk, de
Waalsche, Fransche en Engelsche soldaten in die van Bakenesse, en de Duitschers en
Schotten in het St. Katrijne- en St. Ursule klooster.ν
Des anderendaags trokken drie duizend Spanjaarden de stad binnen. Daarop kwam 14 y,
DON FREDERIK, verzeld door den Graaf van Bossu en een aanzienlijk gevolg Spaansche
Edelen en Bevelhebbers. Eenigen melden, dat alba denzelfden dag in persoon de
vestingwerken en legerplaatsen om Haarlem te paard bezigtigde, doch, zonder bin-
nen te rijden, des avonds naar Amsterdam terugkeerde. Maar de Hertog bevond
zich op dien tijd nog te Nijmegen, van waar hij den Koning met den val van
Haarlem geluk wenschte. » Ht zou gaarne Avillen," voegde hij er bij, » dat de stad niet
geplunderd of vernield wierd, opdat men barmhartigheid uitoefenen en alleen de schul-
(1) Corrcspondance de piiilippe 11, 'Γ. II. p. 386.
il Deel. 5 Stuk.
26Ü ALGEMEENE G ESCHIEIJENIS
1568— digen straiFen konde. Ik heb don frederik geschreven, dat hij yan de Waalsche,
^^^^ Flansche en Engelsche soldaten geen enkele in het leven moet laten; dat de Be-
velhebbers der Duitschers ook ter dood gebragt en hunne soldaten, na gezworen
te hebben, den oproerigen Prins niet meer te zullen dienen, geheel uitgeschud
[desmdos] naar eene plaats moeten vervoerd worden, waar zij geen kwaad kunnen
doen. Eenige burgers zullen gestraft, de overigen met goedertierenheid behandeld
worden, tot voorbeeld voor andere steden (1)." De Hoplieden en vaandrigs waren reeds
terstond in verzekerde bewaring naar het Huis te /iT/ee/" gevoerd. Den volgenden dag,
Hooira. ju den morgen, begon het geregeld vermoorden van de bezetting met het deels ont-
J 573
hoofden, deels ophangen van drie honderd soldaten, op welke wijze vervolgens, op
bepaalde tijden, nog twee duizend man omgebragt werden (2), \¥ie biechtte werd
met het zwaard, wie zulks weigerde met den strop gestraft. Om de taak der vgf
scherpregters en hunne knechts te verligten, werden drie of vier honderd man, bij
paren rug aan rug gebonden, in het Haarlemmermeer verdronken. De Duitsche
soldaten echter, ten getale van zes honderd, verkregen lijfsbehoud, omdat zij geene
kerken of kloosters geplunderd hadden. Onder eede van nimmer tegen den Koning te
zullen dienen, werden zij zonder wapenen, en geleid door eenige Spaansche ruiters,
naar Kampen en Zwolle gezonden. SorfOT, welke nog den Diemerdijk bezet hield,
zond hen Hopman walter ha.gema.n met drie welbemande galeijen achterna, die hen
te Nieuw kerk bereikte. De Spaansche ruiters namen onmiddellijk de vlugt; en de
Duitschers zouden in dienst van sonoy gebleven zijn, indien bon frederfk niet gedreigd
had, in dat geval, hunne Hopheden, die nog te Haarlem zalen, tc laten ombrengen.
sonoy ontsloeg hen daarop. De brave ripperda en zijn Luitenant horreivmaker , een
Gentenaar, werden den zestienden van Hooimaand, εανοεεοτ van Brederode, jan van
Duivenvoorde, Kolonel der schutterij, en achttien Fransche of Waalsche krijgsbevelheb-
bers den achttienden van Oogstmaand onthoofd; zelfs het gele vaandel van ripperda
werd op de markt met den zwaarde geëxecuteerd (5). Een onechte zoon van gran-
velle, naar men verhaalt, in dienst van oranje, wilde liever den dood ondergaan,
dan het leven redden door zijne afkomst te openbaren. Hopman balfour behield het
leven, daar hij zwoer, den Prins van Oranje te zullen vermoorden; doch hij gaf er
dezen kennis van, bad om vergiiTenis, en diende hem als krijgsman tot aan zijn dood.
De veldpreker van Hopman steeneach werd opgehangen; de stadspredikant simon simons-
zoon onthoofd. Uit een echt gedenkstuk blijkt dat, ofschoon de Regering van Am~
(1) Correspondance de puilippe II, T. II. p. 387.
(2) Correspondance de philippe II, T. II. p. 391.
(3) Mangr. StukE bl. 24.
-ocr page 275-DES VADERLANDS. 271ί
sterdam, welke stad destijds door de Geuzen Moorddam genoemd werd, ijverig Spaanschge- 1568—
zind was en den Haarlemmers, gedurende liet beleg, veel nadeel had toegebragt, op haar
dringend verzoek, en door tusschenkomst van jtoirgarmes , na de overgave van Haarlem, 2I v.
aldaar het leven Tan een groot aantal inwoners is gespaard gebleven (1). Voorts werd eene
algemeene vergiffenis afgekondigd, van welke echter zeven en v^'ftig der aanzienlijkste bur-
gers waren uitgesloten; veertig van hen, en onder deze de Schout adiiiaan van dort en
de Burgemeesters stuyver, kies en van vliet, werden in verzekerde bewaring geno-
men. Naar pieter dirkszoon hasselaer werd ook gezocht, terwijl hij aan tafel zat.
Doch men tastte zijn broeder nikolaas, die van verslagenheid schreide, in zijne plaats
aan. »Zoo gij den vaandrig zoekt," riep hij uit, »laat dezen los; ik ben het." De
Schout en negen anderen overleden in den kerker; eenigen verkregen vergiffenis of
ontsnapten door list, gelijk van viiet, die, op zijn woord van eer ontslagen, als een
molenaarsknecht gekleed uit de stad geraakte; sominigen werden later tegen Spanjaai·-
den uitgewisseld; slechts vijf of zes, die zich, naar 'sHerlogs uitdrukking, »het meest
vijandig tegen God en den Koning betoond hadden," zijn het hoofd voor de, voeten
gelegd. Geene andere burgers werden, naar het schijnt, in Haarlem omgebragt.
»Het is noodzakelijk," schreef alba aan den Koning, »in het straffen met de
uiterste omzigtiglieid te werk te gaan, om den verrader (den Prins van Oranje)
geene aanleiding te geven, het volk tot wanhoop te brengen, en de Regering en bur-
gerijen der steden, die zijn gezag erkennen, aan 's Konings genade te doen twijfe-
len (2)." Van daar dan ook, dat hij om dien tijd op naam van eilips een staatsstuk
uitvaardigde, waarby al de afgevallene sleden vermaand werden, onder 'sKonings ge-
hoorzaamheid terug te keeren, onder verzekering van genade; doch verdelging zou
haar lot zgn, wanneer zij hardnekkig bleven. Alba verzocht den Koning, het niet euvel
te duiden, dat hij, zonder zijne bevelen af te wachten, deze maatregelen genomen
liad, daar elke vertraging zeer groote mocijelijkheden zou gebaard hebben. Hij liet
ook alom afkondigen, dat de vreemde soldaten, in dienst van den Prins van Oranje^
die naar hun land wilden terugkeeren, van hem paspoorten zouden erlangen, en hij
hun de wapenen, welke zij hem bragten, zou betalen. »Thans, Sire," schreef hij,
»moet men door alle middelen en alle mogelijke zachtheid trachten, het volk tot on-
derwerping te brengen; uit hoofde van de krijgsmagt, welke te Uwer beschikking
staat, kan Uwe Majesteit thans barmhartigheid uitoefenen; men zal er U erkentehjk
voor zijn; indien gij op andere lijden goedertierenheid hadt gebezigd, zoudt gij de op-
roerlingen slechts tot grootere onbeschoftheden aangespoord hebben (5)."
(1) Belangr. Stukk. bi. 34.
(2) Correspondance de puilippe II, T. II. p. 392.
(3) Correspondance de philippe II, T. II. p. 393.
55*
-ocr page 276-27G ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1508— Tot afkoop van de plundering der stad, eischte don frederik drie maal honderd
duizend gulden. Regering en burgerij betuigden, dat het onmogelijk was, zulk eene
aanzienlijke som bjeen te brengen, daar zij door de bezetting, tijdens het beleg, ge-
- noegzaam van al hun geld en kostbaarheden, ten bedrage Tan over de honderd 'duizend
gulden, waren beroofd geworden. Eindelijk verwierven zij den, af koop voor twee maai
honderd en veertig duizend gulden, van welke honderd duizend terstond, de andere
binnen twee maal zes weken moesten uitgekeerd woi-den. De honderd duizend gulden,
en zelfs nog daarboven, zijn dadelijk opgebragt, weshalve de burgers hunne lakens
en koopgoederen verre beneden de waarde moesten afzetten. Om de overige som
bijeen te brengen, trachtte de Regering van Haarlem honderd vijftig duizend gulden
tegen rente op te nemen; doch het schijnt, dat dit niet gelukt is; het blijkt ook
niet, dat de te kort komende afkooppenningen zyn betaald geworden. De Regering
heeft trouwens geene moeite gespaard, om de ingezetenen daarvan verschoond te
krijgen, en is daarover tot in Vijftien honderd vijf en zeventig bij het Hof te Brussel
werkzaam geweest. De zaak is denkelijk in statu quo gebleven; men vindt er althans
verder niets van opgeteekend (1). Welligt hebben 's Konings bewindslieden niet ten
' strengste op de uitbetaling aangedrongen, zoo wel uit overtuiging van het onvermogen
der burgers, als omdat dezen, ondanks den afkoop der plundering, vele schilderijen,
kunststukken en wapenen door de Spanjaarden ontroofd waren (2), en zij een geruimen
lijd vier duizend man moesten onderhouden. Er was namelijk in de legerplaats onder
ïlooim. Jß oude Spaansche soldaten, die leeftogt, kleeding en voldoening van achterstallige
^^^^ soldij eischten, muiterij ontstaan. Onstuimig drongen zij in Haarlem, waar romero,
welke er met twaalf vaandels van hun volk in bezetting lag, ter naamvernood uit ont-
snapte; en trachtten zich van het geschut meester te maken, doch werden hierin door
de Duitsche benden verhinderd. Men vreesde insgelijks voor eene beweging onder de
Walen. Alba verklaarde, dat »hem nooit iets dergelijks sinds veertig jaren, dat hij
het bevel over legers voerde, was overgekomen. Al zijne plannen waren door deze
maaud. muitery verijdeld, en zonder geld zag hij geen middel haar te stillen. Hij had den
muiters reeds laten aanbieden, zich zeiven als gijzelaar in hunne handen te stellen, tot
zij afbetaald waren; en zou dit werkelyk volvoeren, indien hy hen daardoor kon
bevredigen. Hij verzocht den Koning, zoo spoedig mogelijk de oproerlingen schriftelijk
te vermanen, na hen voor hunne bewezene diensten bedankt te hebben, tot hunnen
pligt terug te keeren, onder belofte, dat binnen kort de achterstalhge soldij zou aan-
gezuiverd worden. Middelerwijl was hem door eenige Amsterdammers eene som gelds
(1) Belangr. Siukk. bi. 25—29, 41.
(2) Eene lijst vau deze schilderstukken Avordf gevonden in de Belangr. Stukk. bl. 35.
iV
i
-ocr page 277-DES VADERLANDS. 279
voorgeschoten, met welke hij zich naar het leger roor Haarlem begaf, en met veel 1568—
moeite de opgewondene gemoederen, elk met dertig kroonen tevreden stelde (1).
De soldaten bleven echter in de stad, en teerden er zeven weken lang op kosten, der
burgers, hetgeen dezen op negentien duizend gulden te staan kwam. Ondertusschen
was, in tegenwoordigheid van dow frederik, de Groote Kerk door godfried vaw
MiERLO, den tweeden Bisschop van Haarlem, na eene plegtige mis en leerrede her- maand,
wijd. Filips, Baron de ligqües, werd kort daarna tot Opperbevelhebber der stad
aangesteld, met eene bezetting van vyf vaandels Duitschers en eenige ruiters.
Op veel geld en bloed was Haarlems belegering den vijand te staan gekomen.
Twee dagen langer dan zeven maanden had zij don frederik met eene talryke krygs-
magt bezig gehouden. Men rekent, dat vijf duizend Spanjaarden door het zwaard en
de kogels der belegerden, en zeven duizend door ziekte, koude en ongemak zijn om-
gekomen. Van de drieduizend Luikerwaalsche schansgravers had er geen het leven
afgebragt, en vier honderd man waren van honger gestorven. Geen der Bevelhebbers,
de Veldheer zelf niet, was ongekwetst gebleven; vele waren gesneuveld. Maar ook
Haarlem had ontzettend geleden. Twee duizend negen honderd zes en veertig'man,
onder welke slechts acht en zestig burgers, waren tydens de belegering omgekomen, en
tien duizend vier honderd en twee kanonschoten tusschen de Kruis- en St. Janspoorten,
en vier honderd op andere zijden der stad gedaan. De schade door en ten gevolge
van het beleg veroorzaakt, wordt op bijna een milUoen guldens, eene voor dien tijd
verbazende som, geschat (2).
(1) Correspondance de philippe 11, Τ. II. ρ. 397, 398, 400, 403.
(2) Correspondance de philippe II, T. II. p. 301—402. Archives de la Maison d'Orangej T.
IV. p. 42—175. Belangrijke Stukken voor Geschied- en Oudheidkunde enz., door j. τ. d. Capelle
(bosdijk), bi. 6—48. v, hasselt, Stukk. υ. d. Yaderl. Jlist. D. 11. bl. 2G5. Korte Historische
Aanteekeningen wegens het voorgevallene in de Spaansche belegering der stad Haarlem, 1739.
HErrDocE, Ilist. d, l. g. d. Fl. Liv. Vlll et IX, p. 181—222. strada, de Bello Belg. Lib. VII.
p. 445—448. campana, della gueira di Fiandra, T. I. p. 99—112'. BENTirocLio, Nederl. Ilist.
bl. 163—180. astorga, Leven van alba, D. II. bl. 385—402. le petit, Chron. de Holl. Τ. 11.
ρ. 237—239, 243—255. chappüys, Ilist. Gén. d. l. g. de Fl. Liv. III. ρ. 138—152. de tassis,
Comment. Lib. I. p. 166—176. meüksii Rer. Belg. Lib. IV. p. 197—236. uaraeüs, Annal. Brab.
T. III. ρ. 150—155, 157—166, 168—171, 173—182. bor, Ilist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. VI.
bl. 420—424, 431—444. v. meteren, Ilist. d. Nederl. Oorl. B. IV. bl. 87-89. v. reyd,
Nederl. Gesch. B. 1. bl. 9. hooft, Nederl. Ilist. B. VIL bl. 297-^06. B. VllI, ώ1. 308—326.
Gusius, Oorsp. d. Nederl. Ber. bl. 492—510. goütüoeven, Chron. D. II. bl. 68—84. vervoü,
Gedenkw. Gesch. bl. 4, 5. αμρζικ(ϊ, Beschr. v. Ilaarl, bl. 177—221. veliüs, Chron. υ. Hoorn,
bl. 3.56 , 365—373 , 377 , 380. π. soeteboom, Saanlants Arcadia, Β. V. bl. 457—466. bosscha,
Neêrl. Heldend. D. I. bl. 198—221.
278 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— De dappere verdedigers ταη Haarlem hadden een edeler lot verdiend dan
door beulshanden omgebragt te worden. Met -weemoed staart men inzonderheid op
wiGBOLD RippERDA terug, wiens beleid, moed en standvastigheid den vijanden zelfs
eerbied moesten ingeboezemd hebben. Hij stamde af uit een Friesch geslacht, en
had in zijne jeugd zich te Geneve op de letteren cn wetenschappen toegelegd. In
het vaderland teruggekeerd, trad hij in 's Prinsen dienst, en werd om zijne krijgs-
mansbekwaamheden, welbespraaktheid en dapperheid tot Opperbevelhebber van Haar-
lem aangesteld. Hij Λvas een der eerste slagtoifers van de wraakzucht der Span-
jaarden, cn stierf even mannelijk en standvastig als hij geleefd had. De wakkere
KENAU siMOwsD. HASSELAEB. was na dc ovcrgave uit de stad geweken. Om hare be-
toonde diensten, ten tijde der belegering, werd zij in Vijftien honderd vier en ze-
ventig met het waagmeesterschap van de nieuwe waaggelden, en het gaarderschap
van den nieuwen impost op de turf te Arnemuiden, toen eene bloeijende plaats, be-
giftigd. Vier jaren daarna keerde zij in Haaj'lem terug, en overleed aldaar om of in
het jaar Vijftien honderd negen cn tachtig. Het schijnt, dat zij met een eerepenning
is beloond geworden, dewijl haar oorspronkelijk afbeeldsel daarmede prijkt. Zij was iu
Vijftien honderd zes en twintig te Uaarlem uit een aanzienlijk geslacht geboren, en met
ΓΓΑΚίνίΛ^ο GERBAWDSz. BORST, een man van deftigen huize en scheepmaker van beroep,
gehuwd. Het blijkt, dat zy een zoon en drie dochters gehad heeft, en reeds in Vijf-
tien honderd een en zeventig weduwe geweest is. De wapenen, benevens eenigc
klecdingstukkcn en andere voorwerpen, welke haar toebehoord hebben, moeten nog
bij de nakomelingen van haar zoon, of die met hem in betrel^lving hebben gestaan,
aanwezig zijn. Hare zuster, adriaka simoïisd. uasselaer , was gehuwd met hadriasus
.luiiius, een der grootste geleerden van zijn tijd. Kenau's brocderszoon, pieter dirksz.
HASSELAER, oui of in hct jaar Vijftien honderd vijf en vijftig Haarlem geboren, werd
na den slag op de Zuiderzee, nevens ecnige andere burgers, welke te Haarlem in
hechtenis zaten, tegen Spaanschc gevangenen gewisseld. Hij vestigde zich te Amster-
dam, waarschijnlijk nadat die stad tot 'sPrinsen zijde was overgegaan, en legde er zich
op den handel toe. Hij behoorde in Vijftien honderd vijf cn negentig onder die koop-
lieden, welke den eersten logt van iioutmaw naar de Oost-Indiën tot stand bragten, en
nam ook deel in latere togten derwaarts, weshalve hij te regt als een der eerste grond-
leggers van de Oost-Indische Maatschappij beschouwd Avordt. Meermalen bekleedde hij
de waardigheid van Raad en Schepen der stad Amsterdam, en schijnt in Zestien hon-
derd vijftien overleden te zijn. De Ridder hooft getuigt van hem, dat »geen man
ooit meer de deugd of min den dood achtte dan hij." — Dit had hasselaer bij het
beleg van Haarlem meermalen bewezen. Toen hy eens, onder anderen, na eene mis-
lukte poging, om met zijn broeder en eenige andere jongelieden eene schans bij het
Huis ter Hart door He steken, in Leiden was gekomen, bood hij uit eigen beweging
' f'
II
DES VADERLANDS. 279
aan, hiïeyen Tan groot belang naar Haarlem over te brengen, en Terbond zich bij een 1568—
plegtigen eed, >yanneer liij 'syijands handen niet kon ontgaan, de looden bus, welke ^^^^
de brieven bevatte, in het water te Averpen en zich zeiven van het leven te berooven,
opdat men hem niet door jnjnigingen uit den hals mögt wringen, de plaats aan te wy-
zen, waar hij de brieven geworpen had. Deels zwemmende, deels te voet geraakte hij
echter gelukkig tusschen de vijandelijke wachten door. Later hoorde men hem zeggen,
» dat hij niet wist, hoe hij, in het nijpen van den nood, te moede zou geweest zijn;
maar dacht, dat hij eer zijnen eed gehouden dan dien verbroken zou hebben." —
Onder de mannen, welke zich in het beleg vanverdienstelijk gemaakt hebben,
behoort ook de wakkere Burgemeester kikolaas van der laan, uit een der aanzien-
lijkste geslachten dier stad en aldaar in Vyflien honderd een en twintig geboren.
Tijdens de belegering was hij voorzittend Burgemeester en tevens thesaurier der
stad. Daar hem alzoo de gesteldheid der stedelijke ontvangsten en inkomsten naauw-
keurig bekend was, achtte men het noodig, na de overgave der stad, zich van
zijne mededeelingen en inlichtingen ter regeling daarvan te blyven bedienen. Dit en
zijne vroegere diensten, vooral dewijl hy in Vijftien honderd zes en zestig de beeldstor-
ming in Haarlem verhoed had, zullen aanleiding gegeven hebben, dat men hem niet
buiten de vergiffenis gesloten heeft, gelijk plaats had met zijne drie ambtgenooten, ja,
zelfs met zijn zoon gerrit van der laan, die een werkdadig deel aan de verdediging
van Haarlem genomen had. Hij schijnt echter spoedig de stad verlaten, en zich bij
den Prins van Oranje vervoegd te hebben, Avelke hem, om zijne bekwaamheid en
eerlijkheid, in aanzienlijke betrekkingen plaatste. In Vijftien honderd zeven en ze-
ventig in Haarlem teruggekeerd, bekleedde hij nog onderscheidene malen de burge-
raeesterlijke waardigheid en was tot zijn dood, in Vijftien honderd vier en tachtig,
ijverig werkzaam tot nut der stad en burgerij.
De belegering en verdediging van Haarlem »van welke men," zegt astorga, «zoo
veel in de wereld gesproken heeft," verdienden uitvoerig beschreven te worden, »De
oudheid," voegt hij er bij, »heeft er geen vermaarder gehad, en men heeft er nader-
hand geene gezien, die er bij te vergelijken is. De belegeraars en de belegerden deden
daarin wonderen van dapperheid, maar niets verhoogde meer hun roem dan hunne
standvastigheid in het verduren van allerlei ongemakken. De belegerden gaven zich
niet over dan op het uiterste, en stonden vier algemeene en een groot aantal gedeel-
telijke bestormingen door. Hunne vrouwen kweten zich niet minder dan zij; men zag haar
met de bijl of de schop in de hand, de bressen herstellen, en aan hare kinderen, broe-
ders of mannen spijs brengen. Sommigen van haar gingen nog verder, namen de wa-
penen in de hand en vochten met heldenmoed. Het verlies aan weerszijde was groot;
er was niet een van de belegeraars, zelfs don frederik niet, welke er geene wonde
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
-ontving (1)." Er is teregt aangemerkt, dat het beleg van Haarlem niet alleen den
staat der belegeringskunst, bij het begin van den tachtigjarigen oorlog , leert kennen,
maar ook en bovenal merkwaardig is, omdat Haarlem wde eersle stad geweest is,
welke het waagde met den Spanjaard den vryheidskamp op leven en dood te beproe-
ven; en ofschoon in het einde bezweken, door zijne heldhaftige verdediging, bij
vijand en landgenoot een indruk heeft te weeg gebragt, welke voor de zaak des
Vaderlands van onberekenbaar veel nut geweest is (2)." Haarlem toch had den
Spanjaarden getoond, wat vreedzame burgers vermögen, wanneer de verdediging
der dierbaarste belangen hun ernst geworden is; en bij de Nederlanders den moed
en het zelfvertrouwen opgewekt, daar de zege der vijanden meer door den honger
dan door het zwaard Avas verworven, de Spanjaarden in de meeste gevechten het
onderspit hadden gedolven, en het verlies van eiken belegerde, welke gesneuveld
was, door den dood van verscheidene belegeraars was opgewogen geworden (3). Door
dit langdurig beleg was eene soort van gelijkheid tusschen de Spaansche en Hollandsche
benden ontstaan, waardoor de eersten ophielden voor de laatsten zoo vreesselijk te zijn.
»Zrij immers schenen niet meer onverwinnelijk," zegt de groot, »die zoo langzaam
overwonnen (4)." Niettemin verspreidde Haarlems val in de eerste oogenblikken alom
schrik, angst en verslagenheid. »De gemoederen worden al flaauwer en flaauwer,
de moed zinkt, velen verlaten het Land, en de geldmiddelen zijn zoo uitgeput, dat
er schier geen middel overblijft, om de zaken lang gaande te houden," schreef
oranje, kort na de overgave der stad, aan lodewijk van Nassau (5). En indedaad,
men verkeerde in den neteligsten toestand. Door het verlies van Haarlem waren Noord-
en Zuid-Holland als vaneengescheurd. Het geheele gewest was door het opbrengen
van geld, door het plunderen van den vijand, en door inlegering en overlast van eigen
krijgsvolk uitgeput of verdorven; van vreemde hulp werd niets vernomen, ook was die
ver van de hand, het gevaar daarentegen nabij. De Prins had geen vermogen meer;
zijne veldtogten waren ongelukkig afgeloopen, en al zijne ondernemingen, tot ontzet
van sleden, verijdeld en mislukt. Niet eene stad had hij kunnen verlossen; wie zou
het wagen eene belegering door te staan, wanneer men, na eene mannelijke verde-
diging en het verduren van de grootste ellende, zich toch moest onderwerpen of door
(1) Leven van alba, D. II. hl. 400.
(2) BOSSCHA, Neêrl. Heidend. D. I. W. 220 , 221.
(3) V. cüRviN-wiEnsüiïZKY, de Tachtigj. Oorl D. Π. bi. 153, 154.
(4) Annal Lib. II. p. 42. Ygl. bilderdijk, D. Y1. bl. 160.
(5) Archives de la Maison d'Orange, Τ. IV. ρ. 177.
280
1568-
1576
DES VADERLANDS. £δί
den strop liet leven yerliezen? Deze en meer andere dergelijke aanmerkingen waren 1568—
ganscli niet ongegrond en bragten vele aanzienlijke ingezetenen, vooral in Noord-Hol-
land , tot zulk eene Avanhoop, dat zij liunne goederen inpakten en zich gereed maakten,
met vrouw en kinderen te vluglen (1). Hoe weinig de Prins zelf den moed had op-
gegeven, terwijl elk, sonoy zelfs, de toekomst donker te gemoet zag en aan den
goeden uitslag twijfelde, getuigt zijn hartig en gemoedelijk antwoord aan sonoy en de
Raden van het A^oort/er-ZiTt^rtriier, die hem, na het overgaan xan Haarlem ^ onbewimpeld
onder het oog hadden gebragt: »dat naar menschen oordeel het onmogelijk was, de
zaak langer vol te houden, ten ware zijne Vorstelijke Genade met de eene of andere
Mogendheid een vast verbond gesloten en een treiTeliik ontzet voorhanden had. Mögt
iets dergelijks reeds plaats gehad hebben, dan moest zulks in de sleden bekend ge-
maakt worden, om aan het vlugten der inwoners paal en perk Ie stellen, hen te
troosten en te bemoedigen. VV^as er geenc hulp te wachten, dan oordeelde men
het raadzamer, zich met vrouw en kinderen en hun armoedje te scheep en op weg
naar elders te begeven, eer dit door den vijand, die zich sterk ter zee toerustte,
verhinderd wierd." »Hoewel wij," zegt graatje onder anderen hierop, »tot nog toe
aan de genegenheid, die gij steeds tot bevordering van Gods Woord en onze regtvaar-
dige zaak betoond hebt, nooit hebben getwijfeld, en deswege Avel gehoopt hadden,
dat de ervaring van de zaken dezer wereld, u ten minste zoo veel zou geleerd hebben,
dat gij om eenigen tegenspoed of ongeval, zoo als men gewoon is zulks te noemen, en
waaraan ieder, van welken slaat ook, te allen tijde onderworpen is, ja, niet kan
onlvheden, welke list en arbeid hij daartoe aanwendt, u zoo ligtelijk niet zoudt heb-
ben laten verschrikken en bijna alle mannelijke kloekheid neder leggen, gelijk wij
uit uw schrijven van de vorige maand bespeurd hebben, uit welks inhoud wij niet
anders kunnen mei'ken, dan dat gij het geheele welzijn of het ongeluk dezer Landen van
de stad Haarlem alleen afhankelijk maakt, W^ij nemen God Almagtig tot getuige, welke
droefheid en hartzeer wij over het beklagelijk lot, die stad overgekomen, gehad heb-
ben, en ware zulks met gevaar van ons lijf en leven te verhoeden geweest, wij hadden
het gaarne daartoe willen wagen, gelijk wij menigmaal genoeg aangeboden en ook
geene middelen of wegen verzuimd hebben, die, naar ons oordeel, ons eenigzins lol
hulp en bijstand dier stad konden dienen____ En zoo het niettemin God Almagtig be-
haagd heeft, over de stad Haarlem naar Zijn Goddclijken W^il te bescliikken en haar
uit onze handen te nemen, zullen Avij Hem en Zijn Goddelijk Woord daarom verloo-
chenen en verlaten? Is daarom de sterke hand Gods eenigzins verkort? en zijne Kerk
en gemeente tot niet gebragt?— Openlijk ziende, wat onze vyand bedoelt, hoe hij
(1) Leven yan Willem I, D. IL p. 377.
h Deel. ö Stuk.
56
-ocr page 282-282 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—alle geloften schendt, en zijne verbonden Gode noch den menschen zoekt te houden,
^^^^ maar de Avaarheid, naar zijn uiterste Termogen, geheel tracht te onderdrukken, zoo
moeten wij te meer aangespoord worden, onze regtvaardige zaak te verdedigen, en
hem tot het alleruiterste te wederstaan, niet twijfelende, of God Almagtig zal hem ten
laatste beschamen. Op de ingeving van eenige kwaadwillige, lafhartige of onverstan-
dige menschen moet gij niet zoo hgtelijk, om het verlies van eene stad, zulk
eene goede en regtvaardige zaak verlaten, te meer daar de vijand met al zijne kracht
en magt, Haarlem niet heeft kunnen overweldigen. Nog veel minder zal hij zoo vele
andere steden kunnen bekomen, die ongelijk sterker, en, Gode zij lof! ons nog over-
gebleven zijn en nu, racer zelfs dan te voren, met hart en ziel voornemens zijn, alle
vijandelijk geweld te wederstaan.,.. Gij schrijft ons, dat men u zou laten weten, of
wij ook met eenigen grooten, magtigen Potentaat in vast verbond slaan, om alzoo door
een gewenscht ontzet, die groote, gevreesde magt van den vijand te mogen wederstaan,
Avaarop wij niet nalaten willen, u tot antwoord te geven, dat vóór wij deze zaak en
de bescherming der Christenen en andere verdrukten in dit Land aangevangen hebben,
wij met den alleroppersten Potentaat der Potentaten zulk een vast verbond hebben ge-
maakt, dat wij ten volle verzekerd zijn, dat wij en al degenen, die vastelijk daarop
vertrouwen, door Zijne geweldige en magtige hand ten laatste nog ontzet zullen wor-
den , spijt alle Zijne en onze vijanden, zonder dat wij evenwel daarom eenige andere
middelen, welke ons de Heer der Heerscharen toegeschikt heeft, hebben, of als nog
willen laten voorbijgaan____ Of ons vrat ongeluk overkomt, daarom niet den moed ver-
loren , maar veeleer bedenken, Avat onze zonden wel verdiend hebben, en dat het
in den krijg niet altijd voorspoed kan zijn. Wij willen van onzenLwege niet nalaten,
al wat ons immermeer mogelijk is, en noch lijf, noch goed, noch bloed daarvoor spa-
ren (1)." »Niemand denke, dat de Prins hier slechts eene uiterlijke vertooning van
echt Christclijken heldenmoed maakte. Het was daartoe de tijd niet; de zaken sche-
jien tot het uiterste gebragt; de vijand maakte zich gereed. Alkmaar aan te tasten en
rustte te Amsierdam eene vloot uit, om zich meester van de Zuiderzee te maken; ge-
lukte dit, dan was het met het geheele Noorder-Kwartier gedaan en de Prins niet in
staat, zich. met het overige deel van Holland en Zeeland staande te houden. Wie kon
hem uit de hand des Hertogs van Alba redden? In zulke dringende en hagchelijke
omstandigheden, toont de mensch gewoonlijk zijn waren aard, en de vermomming
heeft dan zelden meer plaats (2)."
Niet slechts door woorden, maar ook door daden toonde oranje zijn onbezweken
(1) BOR, llisL d. Nederl. Oorl. 1). I. B. VI. bl. 446—448.
(2) Leven v. wileem I, ü. II. bl. 385.
-ocr page 283-DES VADERLANDS. 285
moed en zijne standvasligheid. Wat liem mogelijk was werd in het werk gesteld, ^
de zaken builen verwarring te liouden, liet Land wel te besturen, en den Tijand weer-
stand te bieden. liij vermeerderde aanzienlijk de bezetting van Leiden ^ begaf zich van 24—29
Delft naar Schiedam, Del fishaven, den Briel, Dordrecht, Gorhum, Bommel en nJó^n^.
ren, liet er de vestingwerken versterken, bezielde met hoop en vertrouwen de ter neer-
geslagen gemoederen, beloofde de burgers te hulp te zullen snellen, wanneer zij aan-
gevallen werden, en liet lien op nieuw den eed aan zich afleggen (1). Daar de gewone
opbrengsten voor de behoeften niet toereikend waren, werden de geestelijke goederen
en die der uitgewekenen aangesproken. Ondanks het verdrag met Spanje, ondersteunde
RLizABETH in het geheim den Prins van Oranje en wenschte, dat piLn>s zich met hem
verslaan zoude (2). Ook de Aartsbisschop van Keulen -beschouwde dit, in de tegen-
woordige omstandigheden, als in het belang van den Koning, daar de Duitsche
Vorsten, wier onderdanen door den krijg in de Nederlanden, wegens het stremmen
van den handel, geweldig leden, op middelen begonnen te denken, om aan den oor-
log perk en paal te stellen; en hij bood zich zei ven bij alba lot onderhandelaar daar-
loe aan. 'sHerlogs antwoord was, »dat indien de Duitsche Vorsten door het strem-
men van den handel leden, zij de schuld daarvan moesten werpen op dengenen, welke
er de oorzaak van was; dat de Koning slechts zijne erfstaten verdedigde; dat hij 'sKo-
nings gevoelens, aangaande eene zoodanige wijze van overeenkomst, niet kende en der-
halve er niets van zeggen konde; dat de Aartsbisschop, indien hij aan de zaak gevolg
wilde geven, zich tot den Koning zeiven moest wenden, maar dat hij meende, als
vriend, hem te kunnen verzekeren, dat indien ouajvje de wapenen nederlegde, de
steden, welke hij bezet hield, ontruimde, en door tusschenkomst van den Aartsbis-
schop en de andere Rijksvorslen vergiffenis verzocht, men een beteren weg zou
bewandelen dan die, welken men nu Avilde betreden (5)." Keizer maximiliaan iiad
reeds in het laatste gedeelte des vorigen jaars gewenscht, eene verzoening tusschen den
Koning en den Prins te bewerken. Misschien ten gevolge daarvan had oranje, drie
of vier maanden later, aan zijne broeders de voorwaarden medegedeeld, op welke men
den vrede zou kunnen treffen, »Daar, zoo als u genoegzaam bekend is," zekle hij,
»het nooit mijne bedoeling geweest is en ook nog in het geringste zelfs niet is, mijn
bijzonder belang te zoeken, maar ik alleen getracht heb de vrijheid des Lands, zoo in
het godsdienstige als staatkundige, te handliaven, welke de vreemdelingen gepoogd
hebben te onderdrukken, kan ik geene andere vredespunten voorstellen, dan dat de
(1) Correspondance de γπιιιρρε Π. Τ. IL ρ. 393, 394.
(2) Correspondance de puilippe II, T. II. p. 309, 372, 384, 390.
(3) Correspondance de philippe II, T. IL p. 39.5.
36^
-ocr page 284-352 ALGEMEEPiE GESCHIEDENIS
1568—uitoefening der Hervormde godsdienst naar het \Y00rd Gods veroorloofd, en het Land
in zijne oude voorregten en vryheden hersteld worde, en dat uit dien hoofde de vreem-
delingen, bepaaldelijk de Spanjaarden, die in eenig bewind of soldaten zijn, zich
verwijderen. Daar ik nu om deze reden reeds twee krijgstogten ondernomen heb,
zal het bovenal noodzakelijk zijn, dat de Koning of de Staat de ruiters en sol-
daten, die mij gediend hebben, bevredige. Indien men ons deze punten wil toe-
staan en daarvan goede waarborgen geven, zal men zien, dal ik niets zoo zeer wensch,
dan den gemeenen vrede en rust, en niet halsstarrig mijn gevoelen, tegen regt en bil-
lijkheid aan, wil doordrijven. Maar dewijl uit vorige, dikwijls herhaalde voorbeelden
blykt, dat al de zwarigheid juist in het punt van den Avaarborg gelegen is, daar de
Spanjaarden, ook bij dergelijke overeenkomsten, hunnen eed niet nakomen, en zelfs zich
overtuigd houden, dat zy er door den Paus van ontslagen kunnen worden, en derhalven
zich er niet door gebonden achten, wenschte ik wel, dat de (Duitsehe) Vorsten eenige
middelen beraamden en voorstelden, op welke wij vast konden staat maken. Ik van
myne zijde betuig er geene te kunnen vinden, ten minste, die eenigzins door den
Koning zouden kunnen aangenomen worden, en verzoek u derhalve er over na te
denken. Vindt men, dat de zaak doenlijk is, ik zal er van mijnen kant in bewilli-
gen, en de Staten des Lands, zoo veel mij mogelijk is, er toe aansporen." La-
ter was het den Prins gepaster voorgekomen, dat de vredesvoorwaarden niet van
hem, maar van zijne broeders uitgingen. In het eerste geval, zouden de vyanden
en kwaadwilligen hierin aanleiding vinden, hem te beschuldigen, dat hij zyn Op-
perheer dc wet wilde voorschrijven, »hetgeen het algemeen gevoelen aan geen onder-
daan of vasal tegen zijn wettigen Heer op eenigerlei wijze schijnt te veroorloven." In
het tweede geval, zouden velen zijne bescheidenheid prijzen. Ondertusschen had de
Keizer, inzonderheid op aandrang des Landgraafs van Hessen, zich niet ongenegen
betoond, door zijne tusschenkomst den vrede in de Nederlanden te herstellen. De
Prins van Oranje bouwde echter hierop weinig; ook twijfelde hij, of de Koning
van Spanje wel ooit eenigen vrede met zijne onderdanen zou aangaan dan in den
vorm ¥an vergiflbnissen, »Avelke," zegt hij, »gewoonlijk niet alleen vol zijn van be-
palingen en uitzonderingen, zeer nadeelig voor eene der partijen, maar men kan er ook
uit den aard der zaak zeer weinig op rekenen, daar genade of vergiffenis naar goed-
dunken verleend wordt, en alzoo ook naar goeddunken, bij de minste gelegenheid en
onder het nietigste voorwendsel, kan ingetrokken worden (!}." Het moet verwonde-
ring baren, dat hij, door middel van lodewuk van Nassau en den Heer de lumbres,
weder met karel IX van Frankrijk, die kort geleden de Protestanten aan het zwaard
157β
(!) Archives de la Maison d'Orange, Τ. IV. ρ. 49 , 72 , 97—124, 19'^, 70^·
-ocr page 285-DES VADERLANDS.
van moordenaars en de woede des Tolks had prijs gegeven, in onderliandeling lot het 1568—
sluiten Tan een eng verbond getreden was. Om 's Prinsen gedrag in dezen met zijne
pligten jegens den Koning van Spanje, met zijne gewone omzigtigheid, en met zijn
ijver voor de belangen der Hugenooten overeen te brengen, is aangevoerd, dat, ten
eerste, het aan hem, op het punt van te bezwijken, niet als misdaad kan toegerekend
worden, naar eenen Beschermer te hebben omgezien in eenen verdelgingsoorlog, die
in naam en op bevel van den Souverein gevoerd werd; vooral daar men zich wilde
onderwerpen, mits men niet bestemd zou zijn, door het zwaard of op den brandstapel
te sterven. Wat het tweede betreft, de Prins wantrouwde karel IX, maar schijnt
langzamerhand tot de overtuiging geraakt te zijn, dat het bloedbad van den St. Bar-
telsnacht van de zijde des Konings volstrekt niet te voren overlegd was; en vleide
zich misschien, dat de oude ijverzucht op Spanje^s overmagt in dezen Vorst weder
was opgew^ekt. En wat het derde punt aangaat, de Prins, wel verre van de Hu-
genooten aan hun lot over te laten, dacht door een verbond met karel een
voordeeligen vrede voor hen te bespoedigen; de Avensch, hun van nut te zijn,
was zelfs eene der voornaamste beweegredenen van deze onderhandelingen (1). On-
dertusschen is het zeker, dat het Fransche Hof niet te vertrouwen was; dat het
geen andere drijfveer kende voor zijne daden dan de belangen en de behoeften van
het oogenblik; en dat er het volslagenste eigenbelang, gepaard met de diepste ze-
deloosheid, den toon voerde. Immers, na den St. Bartelsnacht, bewimpelt dat Hof
de aanmoedigingen aan Graaf lodewijk gegeven, en tracht in Spanje zich uit
dien moord eene verdienste te maken; betuigt in Madrid, dat het voor de eer van
God en zijne Kerk nooit van vrede met den Prins van Oranje wil hooren, maar stookt
middelerwijl in de Nederlanden het vuur des opstands aan, en bestrijdt in Duilschland
'sPrinsen neiging en die der zijnen, om zich met den Souverein te verzoenen;
het vleit en streelt filips, terwijl het de geheime bondgenoot wordt van zijne vijan-
den. Men getuigde derhalve in dien tijd teregt, dat »van de zijde van Frankrijk
niets dan leugen en bedrog te Avachten was (2)." Hoewel de Staatsraa'd de mor-
viLLiERs, Bisscliop Van Orleans en van grooten invloed aan het Hof, in een merk-
waardig en uitvoerig vertoog eenen krijg met Spanje ten sterkste had afgeraden (5),
waren de onderhandelingen met Graaf lodewijk, in Lentemaand aangevangen, voort-
gezet. Het doel was den Prins van Oranje te ondersteunen, en Holland en Zeeland
(1) GROEN VAN pRiKSTERER in de Archivcs de la Maison d^Orange, Τ. ΙΥ. ρ. XVIII—XXL Verg.
daarbij, ρ. 108—116, 263—278.
(2) groen v., prinsterer in de Archivßs de la Maison dWrange, T. IV, p. XLI.
(3) Archivcs de la Maison d'Orange, Τ. IV. ρ. bT—W.
-ocr page 286-28G ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— aan liet gezag des Koniiigs Yan Spanje Ie ontrukken. Teregt stelde gaspard de schok-
BERG, Maarschalk yan Frankrijk, liet hoogste helaiig in deze zaak. »De rust van hel
rijk," schreef hij aan zijnen Vorst, »de veiligheid van den Slaat, de ondergang van
den hoofdvjjand des Konings, de wraak over het ongelijk den Herlog van Anjou aan-
gedaan, het enge en vasle verbond der Duilsche Vorsten, de omverwerping van al de
plannen Yan het huis van Oostenrijk, en het toppunt van al uwe wensclien is in han-
den van Uwe Majesteit (1)." Sgiionberg en Graaf lodewijk hadden in Lentemaand
de voorwaarden van het verbond ontworpen en aan den Prins van Oranje gezonden (2).
De Prins had deze gewijzigd en in Bloeimaand aan zijn broeder de volgende punten
voorgesteld: 1". »dat de Koning van Frankrijk met zijne Ilugenoolsche onderdanen
vrede maken, en hun vrijheid van godsdienst, naar de bepalingen van het jaar Vijftien
honderd zestig, verzekeren zou. 2". Zoo de Koning van Frankrijk dien van Spanje
niet openlijk den oorlog wilde aandoen, of in ecnig gewest Yan de Nederlanden val-
len, zou hij terstond, en voorts elke drie maanden, eene som van honderd duizend
kroonen den Prins van Oranje ter hand stellen, om de kosten van den oorlog te be-
strijden , en hem daarenboven Yergunnen, tot duizend ruiters en zeven duizend voel-
laiechten naar goeddunken te ligten. Daartegen zouden al de steden en landen,
behalve in Holland en Zeeland., welke de Prins of zijne aanhangers veroverden, in
lianden en onder gehoorzaamheid des Konings van Frankrijk gesteld worden. Boven-
dien zouden Holland en Zeeland den Koaing van Frankrijk tot hunnen Bescherm-
heer en Verdediger aannemen, onder voorwaarde echter, dat zij door Nederlandsehe
Heeren geregeerd, bij al hunne regten, voorreglen en ge^voonlen gehandhaafd, en in
de vrije uitoefening van godsdienst op geenc wijze hoegenaamd belemmerd zouden
worden. Zoo lang zij onder bescherming des Konings van Frankrijk bleven, zouden
zij gehouden zijn, dezen jaarlijks, als schatting [pour recognoissanee), vier maal hon-
derd duizend Brabandsche guldens op te brengen, met welke de Koning zich zal
vergenoegen, zonder eenige andere belasting te kunnen opleggen. De Prins van Oranje
of Holland en Zeeland zouden verpligt zijn, den Koning van Frankrijk de sommen,
welke zij van hem zullen ontvangen hebben, telkens een jaar na de ontvangst, of zoo als
men het best zal oordeelen, terug te geven. Daartegen zou de Koning van Frankrijk
zich verbinden, hen tegen allen en een iegelijk met al zijn vermogen te ondersteunen en
beschermen, en beloven geene overeenkomst of vrede met den Koning van Spanje te
treffen ten nadeele yan het Land, van de godsdienst, of van hunne voorreglen of vrij-
heden, maar dat de genoemde gewesten in zulk een verdrag moesten begre[)en wor-
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. IV. p. 270, 43*.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. IV. . 44*·, 45*.
-ocr page 287-DES VADERLANDS. 2915
den; wederkeerig zouden Holland en Zeeland in geene schikking (apointement) mo- 1568—
gen treden zonder 'sKonings Toorkennis en toestemming. In geval de Koning van
Frankrijk zelf den Koning van Spanje den oorlog aandeed, zou de Prins van Oranje
oiHolland gh Zeeland gehouden zyn, hem jaarlijks, zoo lang de krijg duurde, vijfmaal
honderd duizend gulden te verschaffen,, zonder dat hij verpligt zou zijn, hun eene
andere som dan de genoemde honderd duizend kroonen, terwijl hij zich ten krijg toe-
rustte, stiptelijk uit te keeren, welke gelden Holland en Zeeland op het einde van
het jaar, nadat de oorlog zal verklaard zijn, moesten teruggeven (1)." 'sPrinsen Le-
rigtschrift aan zijne zaakgelastigden hij het Hof van Frankrijk, de lumbres en
taijaert, kwam genoegzaam met de punten, aan lodewijk voorgesteld, overeen.
Slechts bedingt hij daarin de handhaving der regten en voorregten ook voor die Lan-
den, steden enz, tvelke ten behoeve van Z. M. zullen hemagligd worden. Voorts, in
geval van openlijken krijg van de zijde des Konings van Frankrijk, hiedt de Prins, in
stede van de vier maal honderd duizend gulden 'sjaars, eenen onderstand aan in man-
schappen en schepen zoo lang de oorlog zal duren, en na het sluiten van den
vrede, twee jaren de bovengenoemde som (2). In weerwil der veelvuldige pogin-
gen van LODEWIJK van Nassau, was door het dralen en de besluiteloosheid des Konings
van Frankrijk, welke zich echter uit de tijdsomstandigheden ligtelijk laten verkla-
ren (5), de zaak slepende gehouden; doch karel en zijne moeder catiiariiv'a de me-
dici hadden, na het sluiten van het verdrag met de Hugenooten te La Iloehellc, zich
evenwel lot het bevorderen van de belangen der Nederlanders meer genegen betoond (4).
Op dien voet stonden de zaken, toen Haarlem aan de Spanjaarden overging.
Middelerwijl Avas de Prins van Oranje binnen 'slands in verscheidene raoeijelijkheden
gewikkeld geweest. Lumey en entens hadden door liun gedrag, door de bande-
loosheid hunner benden, en het mishandelen van Katholijke burgers, inzonderheid
van Katholijke geestelijken, veler misnoegen opgewekt en vaak aanleiding gegeven, dal
'sPrinsen bewindvoering, door de vijanden daarvan, in een hatelijk daglicht was
gesteld. Veel laat zich echter ter verontschuldiging, ja, zelfs ter verdediging van de
handelingen dezer beide mannen aanvoeren, de tijden en omstandigheden, zoo als bil-
lijk is en de onpartijdigheid vordert, in aanmerking genomen (li). Bovenal is lu-
(1) Archives de la Muison cl'Orange, Τ. IV. ρ. 110—119-
(2) Archives de la Maison d'Orangc, T. IV. p. 119—124.
(3) Zie GROEN v. rniKSTERER, in de Archives de la Maison (VOrange, Τ. IV. ρ. 271, 272.
(4) Archives de la Maison d'Orange, ï. IV. p, 104, 373.
(5) Zie Redevoering over willem van lumey , Graaf v. d. Mark, in van someress Verspreide en
nagelalene Dicht- en Prozastuliken, bl. 228—250.
1568— mey's nagedachtenis gelioond geworden door den moord van coRTfELius musius , gezegd
^^^^ VAw sPAWGHETi, ecn man Tan twee en zeventig jaren, Lekend wegens zijne geleerdheid,
en aanzienlijk door zijne betrekking als Prioor van het St. Agathaklooster te Delft, het-
welk grootendeels nonnen van adellijke geboorte telde. Het geval heeft zich echter op
deze wijze toegedragen. Ondanks orawje's verbod van, op doodstraf, gemeenschap
met de Spanjaarden te onderhouden, had musiüs op de graanzolders van zijn klooster,
in hetwelk de Prins zijn intrek had genomen en dat onder diens bescherming stond,
heimelijk een aantal monniken verborgen, en zijne beste vervoerbare goederen inge-
pakt , om daarmede, in weerwil van zijn eed, naar den vijand te vlugten. Vóór te
vertrekken, of, zoo als men het noemde, te glippen, had hij de nonnen van het
klooster bijeengeroepen, eene afscheidsrede gehouden, en aan ieder eene gewijde hos-
tie gegeven, opdat »het Heilige niet in handen der honden mögt komen." Nadat hij
bij den Prins ten avondmaal was geweest, was hij des anderendaags morgens, verzeld
fe door zekeren Franciskaner monnik coriielius mirawus en de non gharlotte van de
Merivede, in eene slede over het ijs den weg naar ^sllage ingeslagen, waar Spaansch
krijgsvolk zich bevond. Eerst aan het middagmaal werd deze vlugt den Prins gebood-
schapt, welke er zijn misnoegen over toonde en lumey, die bij hem aan tafel zat,
gelastte, den Pater na te jagen. Overeenkomstig dit bevel, voerde lumey den Prioor
op een wagen tegen den avond gevankelijk binnen Leiden, en stelde hem in handen
van een krijgsraad, zamengcsteld, behalve den Groot-Provoost, uit Jonkheer gijsbert
van Duivenvoorde, Lid der Staten van Holland, en Mr. Willem bardesius, gewezen
Schout van Amslcrdam, beide mannen met lof in 's Lands geschiedenis vermeld. In
tegenwoordigheid dezer regters, en niet van lumey, bekende musius, tot den vijand te
hebben willen vlugten, waarop hij tot den strop verwezen Averd en, na de bekrachti-
ging van dit vonnis door lubiey, dien avond nog binnen Leiden zijne straf onder-
ging (1). De Graaf van der Mark zegt in zijne Verdediging: »het kan tot geen
schande of laster bij de vromen verstrekken, den Monnik-Pater van Sl. Aagten te hebben
laten ophangen, aangezien hij als een meineedige op de vlugt was betrapt, met zijn
schat naar den vijand trekkende, om zijne verraderij, die hij tegen den Prins, te-
gen ons en de Evangelischen, ja, tegen het geheele Land gesmeed had, te verwe-
zenlijken. Bovendien had hij bij eede gezworen, uit Delft niet te zullen vertreklcen.
Hij is alzoo door zijne eigen misdaden en het schenden van zijn eed, niet als een
monnik of om der Roomsc/ie Godsdienstwillc gestraft, maar als een kwaaddoender, die
zijn eigen vonnis medebragt, opgehangen (2)."
(1) v. sOHEUEN, Redevoering, bl. 258—211, waar deze geruchtmakende zaak op geschied- en
oordeelkundige gronden uiteengezet Avordt.
(2) bor, llist. d. NcdcrL Oorl D. L B. VI. bl. 428.
-ocr page 289-DES VADERLANDS. 2915
Kort na het gebeurde met musius , λναβ eene poging, Haarlem te ontzetten, mis- 1568—
lukt (1). Lumey , Avelke daarbij dapper maar ongelukkig had gestreden, -werd eerlang,
daar men zijn krijgsvolk over wanbetaling en gebrek aan lijftogt luide hoorde morren
en zelfs de Staten voor landverraders uitkrijten, met Jonker entens van Mentheda, zijn
Luitenant, die inzonderheid met de legerverzorging belast was, door den Prins
naar Delft ontboden. Entens uitte en gedroeg zich hier op eene Avyze, dat de Staten
meenden, zich van hem te moeten verzekeren, waartegen lumey zich met geweld ver-
zette en trachtte, zijn vriend uit Delft te voeren. Het is zeker niet te verwonderen,
dat mannen, die goed en bloed voor vrijheid van Land en geweten opgezet, als
balhngen rondgezworven en eindelijk het vaderland bevrijd hadden, hunne waarde
gevoelden en in drift ontvlamden, dat men hunne krijgsmakkers slecht betaalde en
slecht voedde, en dit den Staten, die er voor moesten zorgen, onbewimpeld verweten (2).
Na eene vruchtelooze poging van orakje, de geschillen te effenen, werden beide man-
nen in hechtenis genomen. Entens schijnt men in Delft opgesloten, doch geen vonnis
tegen hem geslagen te hebben, en oranje heeft hem later weder in dienst van den
Lande gebruikt. Lumey werd aanvankelijk ook te Delft ^ maar in zijne woning gevan-
gen gehouden en vervolgens, van zijn geld, zijne papieren en kleinoden beroofd, naar
het slot te Gouda gevoerd, en aldaar onder bewaking gesteld van zekeren Hopman reinier
VAK MIJNDEN met vijftig soldaten, aan welke de stad terstond vijftig pond, in minde-
ring van soldij, voorschoot om alle onwilligheid in hen te verhoeden. Hier behan-
delde men hem op de allerlaagste wijze, onthield hem zelfs den wijn voor eigen geld en
dwong hem, slechten gevangeniskost te nuttigen. Eenige zijner bedienden en soldaten werden
gevat en ten dood toe gepijnigd, opdat men hun iets te zijnen nadeele uit den hals
mögt wringen. Reeds den vier en twintigsten van Louwmaand werd door den Prins
van Oranje zijn lastbrief ingetrokken, en van BROWKnoRST in zijne plaats lot Opper-
bevelhebber aangesteld. Tevens werden onderscheidene beschuldigingen door de Staten
legen hem ingebragt, doch welke hij in een krachtig en stout verdedigschrift ontzenuw-
de (3). Deze verantwoording miste hare werking niet; althans lumey werd kort
daarna op vrije voeten gesteld, en het is niet onwaarschijnlijk, da,t de vrees voor hel
volk, bij Avelk hij zeer gezien was en dat hem in een openlijk lied bij den ver-
volgden DAVID, de Staten bij huichelaars en landverraders vergeleek, daartoe me-
degewerkt hebbe (4). Hij begaf zich nu naar Rotterdam, doch werd eerlang, op
(2) Vgl. ν. GRONINGEN, Gcsch. d. Waterg. bl. 221.
(3) bor, Ilist. d. Nederl. Oorl D. L B. VL bl. 425—429. vajf wijn op wacenaar, St. VI. bl. 105-
(4) Zie dit lied aangehaald in v. gronikcens Gesch. d. Waterg. bl. 463, 464.
II deel. 5 stuk, 37
-ocr page 290-290 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
het gerucht of onder voorwendsel, dat hij met liet Waalsche krijgsvolk het een of
ander tennadeele der Staten in den zin had, op nieuw in hechtenis genomen en in een
der kelders van het slot Höningen, nabij die stad, geworpen. Naar eenigen, vond hij
weldra middel om te ontsnappen; naar anderen, werd hij door de IloUcrdammers met
geweld bevrijd. Nu begeerde lumey betering van den hoon hem aangedaan, en liet
in RoUerdam een geschrift aanplakken, waarin hij zijne bewezene diensten opsomde en
zich nadrukkelijk beklaagde over de zonderlinge wijze, op welke hij behandeld of
veeleer mishandeld Averd. Immers, dan nam men hem gevangen, dan liet men hem
los, dan werd hij weder aangegrepen, zonder de vormen des regts in acht te nemen.
Het gedrag der Staten legen lumey en eixtews Avekt het vermoeden op, dat er bij-
zondere wTaakzucht onder vermengd geweest is (1). Orame, bednclit dat hieruit
nieuwe moeijelijkheden, zelfs muiterij en oproer onder het krijgsvolk mögt voort-
spruiten, eischic van lümey, die, naar men beweerde, zich had laten ontvallen, »drie
duizend soldalen en tachtig oorlogsvaartuigen ter beschikking te hebben, om de Stalen
naar zijne pijpen te doen dansen," dat hij de Avapencn zou afleggen, zijne knechten
wegzenden, en ziel) als een gevangene door Rotlerdamsche schutters laten bewaken.
De Graaf Aveigerde zich hieraan te onderwerpen, zoo als trouwens wel te verwachten
was, en beschuldigde den Prins van ondankbaarlieid te hemwaarts, ten slotte beluigendc ,
»dat daar de Staten, onlangs te Leiden vergaderd, besloten hadden, hem uit het Land
te doen vertrekken, zulks reeds lang zijne begeerte was geweest, en hij voorts niets
anders Avenschte dan in vriendschap met hen en den Prins het Land te verlaten, het-
geen hij hoopte, dat hem niet zou geweigerd worden," Dit Averd hem eindelijk, door
tusschenkomst van den Prins, in Bloeimaand des volgenden jaars toegestaan, daar hij
steeds bleef aandringen, dat hem regt zou geschieden en vorderde, dat aan de Edelen,
zijns gelijken {Pairs), zijne zaak tot onderzoek wierd overgegeven. Vóór zijn vertrek
dagvaardde hij openlijk en wettiglijk, als Vorst des H, Pvoomschen Piijks, al zijne lasteraars
en belagers voor de Keizerlijke Regtskamer, om hunne beschuldigingen met bewijzen te
staven; maar niemand verscheen en lumey werd derhalve in zijne eer hersteld. Naar
een ander berigt echter, hadden de Staten van Ilolland, doch te vergeefs, aan de
Regering van Rotterdam ^crzochi, hun lumey over te leveren. De Graaf had kort daar-
na, gedreven door gebrek aan genoegzame middelen van bestaan, zicli naar Embden
ingescheept, doch was door den Admiraal noisox aangehoudenen op last der Staten naar
het slot Rammekens gevoerd. Hier bleef hij een tijd lang gevangen , werd toen geslaakt
onder schriftelijke verklaring, zich niet op de Stalen te zullen wreken, zoo als hij
dikwijls gedreigd had, en ontving eenig reisgeld. Van Embden begaf hij zich naar
1568-
1576
(1) Vgl, v. gi10nikce5, Gcsch. d. Watcrg. bl. 221, 268.
-ocr page 291-DES VADERLANDS. 51l>
Aken en vertoefde aldaar tot liet Rijkskamergerigt berel lot de teruggaye zijner goede- 1568—
ren gegeven liad, Avelke door den Bisschop en het Kapittel van Lidk verbeurd ^^^^
verklaard waren, omdat hij zich tegen de Kerk verzet en de Ketters gediend had (1).
Sedert leefde lumey op zijn slot Seraing nahij Luik tot in het begin van Vijftien
honderd acht en zeventig, toen hij den Algemeenen Staten tegen don juaim van Oos-
tenrijk tien vaandels voetvolk, elk van twee honderd man, toezond. W^elilra kwam hij
zich in persoon aan het hoofd er van stellen, maar tweespalt en verraad onder de le-
gerhoofden ontdekkende, trok hij zich, vóór den slag van Gcmhlours, op zijne goede-
ren terug. Daar men hem karig voor zijne hulpbenden beloond had, bragt hij op
nieuw krijgsvolk bijeen, om zich voor zijne achterstallen vergoeding te bezorgen, en
vermeesterde het stedeke ^sIleriogenrade met het dorp Ileerle. meende men, dal
hij lot DOTi JUAN wilde overloopen, Avaarvan ecliter geen de minste schijn is, en zond
een deel der bezetting van Maastricht tegen zijne soldalen, om hen Ie verleiden, hun
toeroepende, dat »hun Kolonel een schelm was en hen naar den vijand voerde." Ten
hoogste hierover op den Prins van Oranje en de Staten vertoornd, maar inzonderheid
op st. aldegokde, Avien hij als de oorzaak daarvan beschouwde, keerde lumeï naar
Luik lerug en liet zijn ontwerp varen. Niet lang daarna van een maaltijd bij den
Grraaf ύάώ. Rennenberg, Domheer te Luik, Oom van den Stadhouder van Friesland en
Groningen, terugkomende, gevoelde hy zich onpasselijk en beweerde, dat hij vergif-
tigd was. Ilij overleed zeven dagen later den eersten van Bloeimaand Vijftien honderd
acht en zeventig. Zijn lijk werd geopend; de lever scheen gescheurd, en dit hiel-
den de geneeshccren voor een bewijs van vergiftiging. Anderen schrijven zijn dood
aan de beet eens dollen honds loc, maar spreken ook van vergift. Hij werd op zijne-
baronie Lumey, in het graf zijner vaderen, met alle eer ter aarde besteld (2).
Willem, Graaf van der Mark en Heer λ an Lumey, was als Lid der Verbonden Ede-
len, als ijverig medehelper van oranje, Avien hij met zijn vermogen en invloed onder-
steunde, als Admiraal der W^alergeuzcn, als inncmer van den Briel en andere plaatsen,
een der eerste en voornaamste grondleggers van Neêrlands onafhankelijkheid. Voorze-
ker huldigde hij de waarheid, toen hij , in het volle gevoel der beleedigingen , hem aange-
(1) V. VEitvov, Gedenhiv. Gesch. hl. 7, 8.
(2) strada, de Hello Belg. Lih. VU. p. 448. Lib. IX. p. 556. le ιέτιτ, Chron. de Holl. Ί. IJ.
p. 34G. f. v. ijiïniema, Qucrela llollandiae, p. 3, 5, 8, 18, 19, 20, 22, 32—36. haraeus,
Annal. Brat). T. 111. p. 156, 157. v. vervov , Gedenkiv. Gesch. LI. 5—12. uor, llisl. d.Nederl.
Oori D. 1. E. VI. bl. 424—431. v. meteuex, Ilist. d. Nederl. Oorl. B. IV. p. ÜÜ. hooft, Ne-
derl. Ilist. B. VII. bl. 299, 300. Leven v. willem 1, D. II. bl. 338—366. te water, Verb. d.
Edel. D. 111. bl. 18.-26. sciieltema, Mengelw. D. II. bl. 202—209.
3173*
-ocr page 292-352 ALGEMEEPiE GESCHIEDENIS
1568—daan, getuigde: «dat liij, naast God, het eerste middel en beginsel geweest was,
waardoor het Land uit het geweld des Tirans en de slavernij Yan het geloofsonderzoek
verlost was en wel door krijgsvolk, oorlogschepen en krijgsbelioeflen, grof en klein
geschut en andere krijgstoerustingen, op zijne eigene kosten en crediet binnen het Land
van Holland, zonder toedoen van dat gewest, ingebragt." En ondertusschen heeft lu-
MEY weinigen gevonden, die gunstig over hem gesproken hebben. Spaanschgezinde
Schrijvers hebben hem met zwarte kleuren afgemaald, en zij zijn dikwijls nog gematig-
der te zijnen opzigte dan eenige IXederlandsche. Eerst laler is hy billijker beoor-
deeld geworden en heeft, gelijk in zijn tijdgenoot tan inthiema., in onze dagen
een ijverigen verdediger gevonden (1). Van woestheid en wildheid hebben hem zijne
vrienden zelfs beschuldigd (2). Hij was stout, onverzettelijk en een krijgsman met
wien »niet te schertsen viel;" maar »zulk een karakter voegde aan zulk een tijd."
Zijne soldaten evenwel, en dit is hem als misdaad aangewreven, gaven zich over aan
grove buitensporigheden; doch de wanbedrijven van het krijgsvolk moeten, vooral in
die tijden, niet den Opperhoofden alleen geweten worden. Zonder geregelde en goede
soldij, zonder behoorlijke verzorging van het benoodigde was het, vooral in die dagen van
beroering en omkeering, ondoenlijk de krijgstucht te handhaven. Oranje, alba zelfs
vermogten dit even weinig als lumey , wiens benden daarenboven een zamenraapsel wa-
ren van allerlei volk, waarvan deze uit wraak en Avanhoop, gene uit armoede en ge-
brek, anderen uit zucht om te rooven en te stelen zich onder zijne vanen geschaard
hadden. Aan dit gebrek van krijgstucht weten de Staten het mislukken der belegering
van Amsterdam (3), ofschoon zij zelve, door het niet vervullen van hun phgt en het
niet nakomen hunner belofte van uit Haarlem geld en krijgsvoorraad te zenden, lu-
mey aan zijn lot overlieten, hetgeen hun de Graaf openlijk in het aangezigt wrijft.
Het is Avaar, hun toestand was moeijelijk, en ook met den besten wil was het be-
zwaarlijk in een Land, overal door vijanden bezet en bedreigd en vaak ten prooi aan
de roofzucht van eigene zoo wel als vreemde benden, geld voor den krijg te vin-
den; maar het is niet minder waar, dat, naar de onwedersprokene getuigenis van tijd-
genooten, vele leden van deze Staten ondanks zich zelve en slechts uit nooddwang oranje's
z^de omhelsd hadden, in het geheim den Spanjaarden en het Kathohcismus genegen
waren, zelfs briefwisseling met bossu onderhielden, en eenige van hen, waaronder lu-
mey's hevigste beschuldigers, tot den vijand zijn overgeloopen (4). Het is geenszins te
(1) Zie v. somerens Redevocrmg, bi. 228—211.
(2) v. vEuvov, Gedenkw. Gesch. bi. 5.
(3) Zie hiervoor, bi. 201.
(4) f. λβ inthiema, Quercla Holland, p. 22. vervov, Gedenkw. Gesch. bi. 6,
-ocr page 293-DES VADERLANDS. 2915
verwonderen, dat zulke lieden, Spaanscligezind in hun hart, mannen als de Graaf van 1568-
1 fi'Tß
der Mark, welke hen naar waarheid » goedgunners des Tirans, hloedvergieters en vervol-
gers der opregten, die nog de handen vol onschuldig bloed hebben, geconfyte Alvis-
len en Libertijnen" noemde, tegenwerkten en door valsche of overdrevene aantijgingen
den voet trachtten te ligten. Zij waren het inzonderheid, welke op het schamperste
LUMEY van geloofsvervolging en priestermoord beschuldigden. Indien er niet zoo veel
ter verdediging zijner handelwijze met Roomseligezinden en hunne Geestelijken konde
aangevoerd worden (1); indien hetgeen hij zelf te zijner verschooning in dit opzigt
heeft aangevoerd, even zoo ongegrond ware, als het op waarheid berust, dat namelijk,
de Roomschgezinden, en bovenal hunne Geestelijken, hunne genegenheid voor de Span-
jaarden steeds bleven behouden en, in weerwil van eed en belofte, zich voor hen
verklaarden, zoodra de eerste goede gelegenheid zich maar opdeed; indien zijn ge-
drag in dezen niet van wreedheid en onregtvaardigheid konde vrijgepleit worden, zou
men toch moeten erkennen, dat het verbranden en vermoorden van Ketters door de
Roomschgezinden niet minder wreed en onregtvaardig was; dat er groot onderscheid is
tusschen het ophangen en pijnigen van eenige Roomsche Geestelijken door de Geuzen in
een tijd van verwarring, beroering en oorlog en als bij wijze van weerwraak gepleegd,
maar door alle verstandigen en bezadigden, bovenal door den Prins van Oranje ^ afge-
keurd, en het ombrengen van zoo vele duizenden Ketters onder de felste martelingen
met voorbedachten rade, bij wijze van regtspleging geschied en door wereldlijke en gees-
telijke Overheid gewettigd en gebillijkt; dat daarenboven tegen éénen Roomschgezinde,
door de Ketters omgebragt, meer dan duizend Ketters door de Roomschgezinden ver-
brand, onthoofd, opgehangen of verdronken zijn geworden, welk getal en verschil te
groot is, om in eenige vergelijking te komen (2). — V^at den laster, dien men,
zonderhng genoeg, ook op treslong heeft geworpen, van het onteeren eener jonge
dochter in den Briel betreft, daarvan heeft lumey zich gezuiverd, en hierdoor getoond,
dat hij gansch niet onverschillig was omtrent zijn eer en goeden naam ten opzigte van
zijn zedelijk gedrag, zoo als eenigen beweerd hebben (5).
Er blijft nog een punt in de geschiedenis van lumey ter navorsching over. Strada
verhaalt, dat de Prins van Oranje op den Graaf van der Mark ontevreden was, om
dat deze zich beroemde de man te zijn, aan Avien Holland zijne verlossing te danken
(1) v. soMERENs Redcvoering, bl. 238—256.
(2) Vgl. Leven van willem I, D. II. bl. 346, 347. te water, Yerb. d. Edel. D. 111. bl. 20.
van groningen, Gesch. d. Wutcrg. bl. 272. Zie ook Liervoor, bl. 235.
(3) Bon, Ilist. d. Nederl Oorl D. 1. B. VI. bl. 430. te water, Verb. d. Edel. D. 111-
bl. 25, 26. v. someren, Redevoering, bl. 230—232.
352 ALGEMEEPiE GESCHIEDENIS
1568—iiad (Ί). Frederik van veryov, in Aviens armen lumey is overleden, getuigt insge-
1576 ' , , . · , .· 1
Iijks, dat »tusschen oranje en van der biark groote jaloezij was gerezen, en de
Graaf den Prins geene volkomen eer en gehoorzaamheid Avilde bewyzen, omdat hij de
eerste oorzaak ws, dat de sleden van Holland zich tegen den Koning opstelden (2)."
Daar Jiet nu van elders blijkt, dat lumeï bovendien zich stoutweg Graaf van Holland
noemde (5); dat hij onder het volk een aanzienlijken aanhang telde en door de soldaten
bemind \Yerd, is de mecning van velen in dien lijd, naar het schijnt, niet ongegrond,
dat de Prins vreesde, dat lumey lot het opperste gebied zou verheven worden, en
derhalve niet ongaarne zag, dat de Graaf, wien hij uiterlijk een goed gelaat toonde,
buiten bediening en bewind geraakte (4).
Het vatten van lumey, oranje's Luilenant, op last der Staten had opzien bij
den vijand gebaard en het vermoeden opgewekt, dat men in het geheim misnoe-
gen legen den Prins zeiven koesterde. De Graaf van Bossu gaf althans aan iiugo
jANSz. VAN GROENE\>'"EGEN, Burgemeester van Delft, Roomschgezind en een der voor-
naamste bewerkers van lumey's gevangenneming, zijne vreugde daarover te kennen,
hem vermanende, »in zijne trouw jegens den Koning te volharden en het zoo te be-
schikken, dat ook de Prins in hechtenis genomen en naar het leger voor Haarlem
gevoerd werd, hem daartoe alle hulp aanbiedende en eene groote belooning belovende."
De bj-ief geraakte in handen des Heeren van Bronkhorst , en door dezen aan den
Prins, welke den Burgemeester bij zich ontbood, die God tot getuige zijner onschuld
en opi'cgllicid aanriep, verklarende niet aansprakelijk te kunnen zijn voor hetgeen
bossu hem wilde schrijven. Hij weigerde echter aan 's Prinsen verlangen te voldoen ,
om, »lot bewijs zijner trouw, bossu zei ven in den strik te lokken, welken deze voor
anderen gespannen had," daar hij dit met zijn geweten niet konde overeenbrengen.
»Het geweten van juditii heeft vie\ vermögt, lijf en leven te wagen, om den tiran
holoi'iiernes cu Gods Vijanden te vernielen," antwoordde de Prins, \vclke eerlang den
Burgemeester in zijn eigen huis als gevangene liet bewaken, doch voorts aan de zaak
geen gevolg heeft gegeven, dewijl hem genoegzame bewijzen ontbraken. Groenewe-
GEN is met een zijner ambtgenooten, even vóór de overgave van Haarlen, tot de Span-
jaarden overgeloopen (li).
(1) de Dello Behj. Lib. VII. p. 448.
(2) Gedcnkw. Gesch. LI. 5.
(3) Correspondance de i-hilippe II, ï. II. p. 272.
(4) V. VEnvov, Gedenkw. Gesch. Μ. 6.
(5) ΐΝϊΐιιΕΜΛ, Querela llollandiae, ρ. 30, Βοη, Ilisl. d. Nederl. Oorl. 1). 1. ij. VI. M. 431.
HOOFT, Nederl llist. B. VII. bl. 300.
DES VADERLANDS. 2915
Uit liet Noorder-kwartier en West-Friesland had de Prins van Oranje om dien tijd, 1568—
en reeds vroeger, insgelijks veelvuldige klagten over de teugelloosheid der benden van ^^^^
sonoy ontvangen, welke onder gelijke omstandigheden als die van lumey verkeerden (1).
Van daar dat sonoy evenmin als de Graaf van der Mark, en om dezelfde reden, voor de
uitspattingen zijner soldaten aansprakelijk kan gesteld worden. Hij schroomde daaren-
boven niet, zijne onderbevelliebbers gestreng te straffen, wanneer zij hun pligt overtra-
den. Het onthoofden van mighel giiok (2), en het ophangen van den weerspannigen
Watergeus wijbe sjoerds , die te Zaandam roof en geweldenarij gepleegd had (5) , strekken
daarvan tot getuige. Maar ongelukkig bevond zich sonoy, sinds den aanvang van zijn
stadhouderschap over het Noorder-kwardcr, Avelk zestien jaren geduurd heeft, in bot-
sing met de Noord-Hollandsche steden , waartoe echter de buitengewone toestand des Lands
en het gedrag der stedelijke Regeringen zelve, over het geheel, meer aanleiding gegeven
liebben, dan de heerschzuchlige of geweldige aard des Stadhouders (4). De Prins moest
dikwijls in deze vaak hoogloopende geschillen tusschen beide komen, en door zijn ge-
zag en invloed den vrede voor eenigcn tijd herstellen (u). Treffend en Avaar is de op-
merking , »dat ons nog niet genoeg bekend is, welke moeite ora-nje , die alleen de
ziel van alles was, moest aanwenden, opdat alles in eenige orde kon blijven. Indien
hij niet die man gew eest ware, welke hij Avas, of spoedig aan het Vaderland ware ont-
vallen, de nieuwe Slaat had oogenblikkelijk voor de tweedragt der ingezetenen en bet
zwaard des vijands moeten bezwijken. Hij wist met zijne nooit volprezene goedheid en
wijsheid zeer veel weder goed te maken, en stuurde het schip, door allerlei stormen
telkens over slag geworpen, met wijzen moed door de razende golven naar de haven.
Toen de stuurman stierf zeilde de kiel reeds door kalmer zeeën, en zijn onderwijs had
toch enkele bekwame opvolgers gevormd (6)."
Nergens heeft de scherpzinnigheid van granvelle meer schipbreuk geleden, dan in
zijn oordeel over Willem van Oranje. Onlangs had hij verklaard, dat men η dien
armen Prins kwalijk geraden had, zoo lang tegenstand te bieden, het Land te bcmag-
tigen, en hem in den waan te brengen, dat hij den Koning zou kunnen dwingen (7)."
(1) Zie hiervoor, bi. 221.
(2) Zie liiervoor, bl. 251.
(3) SOETEBOOJI, Saanl. Arcadia, bl. 450.
(4) Zie dit beknopt en overtuigend uiteengezet in het zoo even uitgekomen werk van den Heer
BEELOO, Noord-Holland en de Noord-Ilollanders, bl, 130—136.
(5) Vgl. hiervoor, bl. 259.
(6) v. GnoNiNGEN, Gcscli. d. Walerg. bl. 222.
(7) Archives de la Maison d'Orange, Τ. IV. ρ. 36*.
-ocr page 296-352 ALGEMEEPiE GESCHIEDENIS
:1568—De toestand van oraptjb was zeker ten uiterste netelig (1); en dat hij niet bezweek,
toen een granvelle zelfs meende, dat liij bezwijken moest, getuigt voor zijne groote
bekwaamheden. Blijkbaar meer dan de Prins, wenschte de Koning, uit geldgebrek,
de zaken der Nederlanden zoo spoedig mogelijk te effenen, en was, naar het schijnt,
van plan eene nieuwe en uitgebreidere vergiffenis te laten afkondigen (2). Alba zelfs
was tot meer gematigdheid gestemd en helde over, den Friezen en Overijsselschen ver-
giffenis te schenken, om daardoor de gemoederen in Holland voor zich te winnen. In
Amsterdam, Utrecht, Middelburg en andere steden, Avelke hem getromv gebleven Ava-
ren, had hij in Hooimaand, na de inneming van Haarlem, openlijk laten afkondigen,
dat ieder, welke thans nog de zijde van oranje verliet, vergiffenis, doch elk, die langer
daarmede toefde, al het gewigt zijner wraak te wachten had. Aan ecnige steden waren
reeds vroeger afzonderlijke brieven, deels door hemzelven, deels door uitgewekene bur-
gers gezonden, haar minzaam uilnoodigende, zich aan den Koning te onderwerpen.
De Regering van Amsterdam was hierin den Hertog bijzonder behulpzaam geweest,
daar zy hare brieven bij de zijne voegde, om de burgerijen tot gehoorzaamheid te ver-
manen, De meeste steden antwoordden niet, en geene enkele gaf er, tot verbazing van
alba, gevolg aan. Rotterdam betuigde, dat het den Koning getrouw wilde blyven,
doch geen anderen Stadhouder erkennen dan den Prins van Oranje. Sommige steden
verklaarden, dat zoo de Koning de rust in het Land wilde herstellen, hij vrijheid van
geweten moest veroorloven (5). Grooter dan de nood des Lands, was de afkeer voor
alba's bestuur, voor wiens Raad van Beroerten om dezen tijd wel vijftien duizend
zaken onafgedaan hingen. Men sloeg geen acht op 's Hertogs beloften, en verhardde
zich tegen zijne bedreigingen (4). Hierdoor verbitterd, drong hij eerlang, ondanks de
tegenovergestelde vertoogen, op het nemen van geweldige maatregelen bij den Koning
aan, wien hij raadde den oproerlingen, bij wie zachte maatregelen niets goeds uit-
gewerkt hadden, volstrekt geene genade te verleenen (5).
Ondertusschen had de oorlog in Zeeland onafgebroken voortgeduurd. Na het opbre-
ken van het beleg van Goes (6), was Middelburg, steeds in de magt der Spanjaarden,
te lande door het gedeeltelyk doorsteken van den dyk der Westvvatering, en te water
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. IV. p. 63*.
(2) Correspondance de philippe 11, T. II. p. 399, 411. Vgl hiervoor, hl 235—239.
(3) Archives de Ia Maison d'Orange, Τ. IV. ρ. 180, 182. Correspondance de riiiLirPE II, ï. II.
ρ. 313, 317, 323, 324, 325. bor, llist. d. NederL Oorl D. I. B. VI. hl. 434, 445, 446, 473·
(5) Correspondance de philippe II, Τ II. p. 360, 410,
Α
-ocr page 297-DES VADERLANDS. 529
door de schepen der Zeeuwen de toevoer lioe langer zoo moeijelijker gemaakt. Om de 1568—
benaauwde stad van krijgs- en leeftogt te voorzien, zakte sakcho d'avila in Sprokkel-,
maand met eene vloot van zes en vijftig zeilen uit Antwerpen, de Schelde af. Ten einde
zijne groote schepen te beletten, die rivier af te varen, hadden de Vhssingers bij LiUo
een twaalftal onbruikbare vaartuigen, geballast met steenen van een afgebroken Francis-
kaner klooster te Vlissingen, laten zinken, die echter weldra door den stroom wegge-
spoeld werden. De Spaansche vloot stevende nu naar Walcheren^ doch werd door de
Zeeuwen derwijze onthaald, dat de meeste kleine schepen genomen of vernield werden,
en de groote met moeite in Antwerpen terugkeerden. De Prins van Oranje beschouwde
ileze zege zoo belangrijk, dat hij in een brief zijne vreugde daarover den Slaten van
Holland betuigde, en gelastte, Gode er openlijk voor te danken, Sakcho d'avila liet
zich niet ontmoedigen, maar zakte in het begin van Lentemaand met vijftig welbemande
schepen w^der de Schelde af. De Zceuwsche vloot bestond uit honderd oorlogsvaar-
tuigen van verschillende grootte, en noodzaakte, na menig hevig gevecht bij TerNeuze,
Borselen en elders, vooral op den een en twintigsten en drie en twintigsten van Lente-
maand, den vijand met veel verhes en onverrigter zake tegen het einde der maand terug te
keeren. De groote schepen wendden den steven naar Antwerpen; de kleine, van welke
het eenigen gelukt was behouden in Middelburg te geraken, liepen Bergen op Zoom
binnen, Avaar zij een tijdlang werden in gesloten en een groot gedeelte der bemanning
verliep. In een dezer scheepsgevechten was de Admiraal worst door tien Spaansche
schepen omsingeld geworden, doch had, hoew^el aan den grond geraakt, den strijd vol
gehouden, tot hij, door eenige schepen te hulp gekomen, den vijand genoodzaakt had,
af te houden. Naar een ander berigt, was worst zijn behoud aan de verwarring ver-
schuldigd, welke het springen van een vaatje buskruid op het vijandelijke Admiraal-
schip, welk hem trachtte aan te klampen, veroorzaakt had (1).
De Prins van Oranje besefte al het voordeel, welk hem het bezit van eenige zeeha-
vens in Vlaanderen, waar hij menig aanhanger telde, moest verschaffen. , Tot dat einde
zworven om dien tijd vele vaartuigen langs de Vlaamsche kusten, om volk aan land te
zetten, doch werden door de soldaten en landlieden geweerd. Men had het inzon-
derheid op Nieuwpoort gemunt; maar twee vaartuigen, welke met geweren en krijgs-
tuig derwaarts stevenden, vielen in handen der Spanjaarden; de aanslag werd hierdoor
(1) Archives de la Maison d'Orange, T, IV. p. 73 , 82. mendoce, Ilist. d. l. g. d. FL Li ν. X,
p. 222. le petit, Chron d. IIolL ï. IL ρ, 245. 246. de tassis, Comment. Lib, I. p. 176, 177.
bor, Hist. d. Nederl. Oorl. B. I. bl. 433. v. meieren, Hist. d. Nederl. Oorl. B. IV. bi, 89 verso.
hooft, Nederl. Hist. B. VUL bl. 307. v. wuk op wagenaar, St, VI. bl, 106. swalue, de daden
der Zeeuwen, bl. 46, 47.
3179 Deel. b Stuk. 42
-ocr page 298-352 ALGEMEEPiE GESCHIEDENIS
1568— ontdekt en verijdeld. De Graaf van Roeulx, welke verstandhouding met de inwoners
vermoedde, liet de schuldigen opsporen en straffen. Weinig dagen na deze mislukte
onderneming, trachtte 's Prinsen volk zich van Sas van Gent meester te maken. Zes
of zeven honderd Watergeuzen stapten aan Land, vielen op het dorp Assenede aan
en verjoegen de bezetting, doch keerden, na het in brand steken der woningen,
met verlies van eenige manschap naar hunne schepen terug, en hingen een paar
gevangenen aan de masten. Maar niet alleen had Vlaanderen de aanvallen der Water-
geuzen te duchten, ook de Wilde- of Boschgeuzen, die zich op nieuw gevormd
hadden, pleegden er groote roover^'en en de gruwelijkste wreedheden; de kerken ver-
brandende en de Priesters vermoordende (1).
In Middelburg was ondertusschen de nood op het hoogste geklommen (2). De Her-
tog van Alba^ bewust, dat van het bezit dier stad het behoud van Zeeland afhing,
besloot haar, tot eiken prijs, van lijftogt te verzorgen, en eerlang was in Antwerpen
tot dat doel weder eene vloot uitgerust. Zij bestond uit sterke schepen, alle met
roode Bourgondische kruizen beschilderd, om hen te beter te kunnen herkennen, be-
mand met wakker krijgsvolk en kundige schepelingen, door geoefende en dappere Be-
velhebbers aangevoerd. Vóór haar vertrek, sprak de Antwerpsche Bisschop sootius
over de schepen en hunne Gezagvoerders plegtig den zegen uit met de bede, dat de
Spaanschen de overwinning mogten behalen en het benaauwde Middelburg redden.
Hierop stevende zy, onder het opperbevel van s.ociio d'avila , den zeventienden van
Grasmaand naar Walcheren, Bij de ongesteldheid der beide Vlootvoogden worst en
ewouts, voerde Burgemeester lieven keersemaker van Zieriksee het bevel over's Prin-
sen vloot, tot de Hollandsche Admiraal blois van treslong zou zijn aangekomen. Nabij
Borselen tastte d'avila den twee en twintigsten van Grasmaand de Zeeuwsche scheeps-
raagt aan, die zich aldaar in slagorde geschaard had, doch na een kort kanonvuur
onder Biervliet terugtrok. De Koninklijke vloot wierp nu het anker op de plaats, welke
de vijand ontruimd had, en zette den volgenden dag den'togt voort tot bij den d^k
van Vlissingcn, waar het daar geplaatste geschut haar veel nadeel toebragt. Een nood-
weder maakte het den Spaansche schepen onmogelijk bijeen te blijven. De stoute
Zeeuwen vielen nu met elf schepen op hen aan, en er ontstond een meer bloedig
dan langdurig gevecht (5). De Kapiteins groeweveen, everkitte en cloot klampten
een der grootste Spaansche schepen, de Olifant, aan, Avelk door den Heer de bligquy,
een Henegouwsch Edelman, gevoerd werd. Een Zeeuwsch matroos had de stoutheid
(1) Correspondance de niaiprE II, ï. 11. p. 340—343.
(2) Correspondance de niiLippE II, T. II. p. 356 (I).
(3) Corre^)ondance de ρπαιπΈ II, Τ. II. ρ. 355.
-ocr page 299-DES VADERLANDS. 51l>
gehad, liet touw van dat schip, terwijl het ten anker lag en op den vloed wachtte, te 1568—
kappen, >vaardoor het onder de Zceuwsche vloot was gedreven. Na een moorddadig
gevecht van zes uren werd het veroverd. De bligquy en de geheele bemanning, drie
honderd soldaten en twee honderd zeelieden sterk, werden afgemaakt. Men getuigt,
dat dit schip na den strijd een slagersbank geleek, en de afgehouwen leden
by manden vol in zee geworpen werden. Maar ook de drie Zeeuwsche scheeps-
bevelhebbers waren hierbij gesneuveld. Een ander groot Spaansch oorlogschip,
het Land van helofle, werd door den Vlissinger joost de moor onder het geschut
van Raimnekens aangeklampt, veroverd en weggevoerd. Drie Koninklijke schepen
Avaren op zandbanken geraakt en door de manschappen verlaten; twee dezer bo-
dems vielen den Zeeuwen ten buit; de derde was door de Spanjaarden zelve in
brand gestoken. Een ander Spaansch schip was tot de Zeeuwen overgegaan. Bij
deze zes bodems, welke eenigen tot een getal van negen, sommigen zelfs tot vijf-
tien opvoeren, had de vyand veel geschut en tusschen de acht en negen honderd
man verloren. Twee Zeeuwsche vaartuigen Avaren gezonken; het getal van gesneuvel-
den en gekwetsten aan'sPrinsen zijde was, in evenredigheid, gering te noemen.
cho d'avila bereikte met de overige schepen Middelburg, hetwelk nu, even als Arnc-
muideii en Rammekens, van leeftogt voorzien werd, maar zoo spaarzaam, dat weinig
dagen later de Heer van Wackene den Hertog van Alba beriglte, dat men in de stad
aan alles gebrek had (1).
Middelerwyl maakten de Zeeuwen zich meester van Si, Maartensdijk en beproef-
den een aanslag op Tholen. De Heer van schoonewal, jakob simoksz. de rijk en
andere Bevelhebbers landden daartoe met vijftien of zestien honderd man tusschen
Bergen op Zoom en Tholen, en trachtten er zich te verschansen. Maar mokdragon
overviel en dreef hen, na een hardnekkig gevecht, op de vlugt. In het wij-
ken staken zij den dyk door, Avelke opening sedert het Geuzengat genoemd is. Doch
met een vaandel voetvolk onder rolle, 'sPrinsen Gezagvoerder in Veere, versterkt,
waagden de Zeeuwen op nieuw den strijd, maar werden nu door mondragon gehee gesla-
gen. Zeven honderd me^1 met sghookewal, rolle en nog drie andere Bevelhebbers
(1) Correspondance dc rniLippE II, T. II. p. 355, 356. Archives de la Maison d'Orange, Τ. IV.
ρ. 82, 90. mepidoce, Ilist. d. l. g. d. FL Liv. X. p. 222 verso, bentivoglio, Äederl. Hist. bl. 180,
181. le petit, Chron. de Holl Ï. II. p. 248. chappüys, Hist. Gén. d. l. g. de Fl. Liv. IV. p. 155,
156. de TAssis, Comment. Lib. I. p. 178, 179, iiaraeüs, Aiiiial. Jirab. T. III. p. 162, 163.
bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. 15. VI. bl. 433. v. meteren, Ui^t. d. ^cderl. Oorl. B. IV. bl. 89
verso, hooft, Nederl. Ilist. B. VIII. bl. 307. v. wun op wagenaar, St. VI. bl. 107. te ΛνΑΤΕΚ,
Vei7i. Vaderl. Hist. D. IV. bl. 22 , 23. swalüe, de daden der Zeeuwen, bl. 48.
3181*
-ocr page 300- -ocr page 301-DES VADERLANDS. 501
het overige zijner vloot voor Antwerpen te brengen. De zegeteekenen van den strijd 1568—
'^Verden te Vlissingen binnengebragt (1).
Inmiddels was de Stedevoogd of Gouverneur van Vlissingen, smit van Baarland^
overleden, en karel van boysot , een Brusselscli Edelman, maar even als zijn broeder
louis, de zaak des Prinsen van Oranje geheel toegedaan, in zijne plaats aangesteld.
Zoo ook werd in stede van rolle , voor Tholen gesneuveld, joaw de jonge , ge-
woonlijk Doctor jüNius van Antwerpen genoemd, Bevelhebber van Veere. Om zich
aan de landzijde te versterken, liet boysot aan den hoek van den dijk, welke den
ingang van Middelburgs haven bestreek, een aarden bolwerk opwerpen, waarbij de
landlieden hem geAvillig de behulpzame hand boden. Antonie van Bourgondië van
Wachene trachtte wel met eene krijgsmagt den een en twinsligsten van Zomer-
maand het aangevangen werk te vernielen, maar hy zelf werd door een kanon-
kogel, uit zee afgeschoten, gedood, zijn volk teruggedreven, en het bolwerk on-
gestoord voltooid. Doch de verovering van Bammekens of Zeeburg, den sleutel van
Walcheren, maakte dit werk eerlang overbodig. Daar verscheidene aanslagen tegen
deze sterkte mislukt waren, besloten thans de Gezagvoerders van Vlissingen, Veerß en
Zierikzee gezamenlijk te handelen. Om hunne ware bedoeling te verbergen, zonden
zij den dertigsten van Hooimaand eenige benden uit Vlissingen en Veere den Aveg op
naar Arnemuiden, als hadden zij het op die plaats gemunt. Een gedeelte der bezet-
ting van Middelburg en van Bammekens rukte derlialve terstond derwaarts, zoo-
dat in de laatstgenoemde vesting slechts zeventig man en een vaandrig, terwijl de Be-
velhebber zich ter genezing zijner wonden in Middelburg bevond, achterbleven, maar
genoegzaam van krijgs- en mondbehoeften voorzien Avaren. Met den uitersten spoed
sloten de Zeeuwen, welke ontzet uit Antwerpen vreesden, Bammekens van de land- en
waterzijde in, en ondermijnden de muren, om die te laten springen, en dan
storm te loopen. De mijnen waren reeds den vijfden dag gereed, de stormladders
door den dapperen Zierikzeeër joost van den ende aangebragt, en om den storm te
dekken, twee niet diep gaande vaartuigen, drommelaars genoemd, met eene
schotvrije mars aan den mast, uit welke de daarin geplaatste scherpschutters
de wallen konden bestrijken, door joost de moor en evert uendriksz. lot digt
onder de vestingwerken gevoerd, toen de belegerden, geene hulp ziende opdagen,
zich dien zelfden avond nog overgaven. Den volgenden dag trok de Spaansche bezet-
ting met geweer en bagaadje naar Middelburg ^ en van Bammekens wapperde de Oran-
(1) le petit, Chron. de Holl. Τ. II. ρ. 250. ν. meieren, Ilist. d. Nederl Oorl B. IV. bl. ÜO.
swALUE, de daden der Zeeuwen, bl. 49 en de aldaar aangehaalde schrijvers.
352 ALGEMEEPiE GESCHIEDENIS
1568—jeyaan (1). Naar het berigt yan den Hertog van Alba aan den Koning, was deze
g ^^ vesting door den vaandrig, die er het bevel voerde, voor twee duizend kroonen ver-
Oogst- kocht, welke de muitehngen betaalden door hem, toen zij binnenrukten, op te
maand
1573 hangen (2).
De inneming van Rammelceiis wekte den Avankelenden moed der Hollanders, na den
val van Haarlem, krachtig w^der op. De Prins van Oranje stelde teregt den hoogsten
prijs op het bezit eener sterkte, waar niet alleen eene groote hoeveelheid krijgsbehoef-
ten gevonden was, maar door Avier verlies aan Middelburg de eenige weg, langs
Avelken het toevoer kon ontvangen, afgesloten werd. Daarenboven, mögt het den Span-
jaarden gelukken, gelijk vroeger, der Zeeuwsche vloot, te ontzeilen, zoo kon hun
dit niet meer zoo veel baten, daar zij voor Zeeburg stuitten (5). Dit werd spoe-
dig bewaarheid. Beauvoir, die met Walcheren en de Zeeuwsche stroomen be-
kend was, had denzelfden dag, dat de ZeeuAven Rammekens binnentrokken, met
MOWDRAGON op ccne vloot van vijftig voorraadschepen, door een gelijk getal Avel-
bemande oorlogsvaartuigen gedekt, tot ontzet dier sterkte en ter verzorging van
Middelburg, Antwerpeti verlaten. Toen hij echter onder weg het innemen van
Hammekens vernam en zag, dat de Zeeuwen onder deze sterkte en het nieuw
gemaakte bolwerk op den dijk met hunne groote schepen lagen, begreep hij, dat
er aan dien kant niets zonder een onvermijdelijk en groot verhes te verrigten zou val-
len, en stevende Vlissingen voorbij naar Westkapelle, waar het hem echter niet ge-
I^Y lukte eenig krijgsvolk, ter versterking der bezetting van Middelburg, te ontschepen.
Oogst- jjij zeiiJe „agr fi^^ Haak en landde aan den Vrouwenpolder, van waaruit hij
een goeden voorraad krijgs- en levensbehoeften behendig in Middelburg Avist te voe-
ren, en zou hiermede zijn voortgegaan, indien niet gebrek aan drinkbaar water, bier
en vleesch voor het scheepsvolk, hem genoodzaakt had te vertrekken. Mondragon bleef
Oogst- jjrjg|. yjgj. gjj twintig honderd soldaten en een groote hoeveelheid buskruid aan land, en
maand. _ ^
bragt zijn volk binnen Middelburg, Avaar men, naar berekening, voor langer dan twee
maanden van koorn voorzien AAas, drie honderd stuks rundvee en nog een grooter getal
paarden telde. Beauvoir verloor op den terugtogt drie schepen, Avelke door de on-
kunde der Bevelhebbers op eene bank geraakt Avaren, doch de bemanning werd gered.
(1) Correspondance de philippe II, T. II. p. 398—400, 403. Archives de la Maison d'Orange,
T. IV. p. 181, 191. le petit, Chron. de Holl. ï. II. p. 256, 257. bor, Hist. d. Nederl. Oorl
D. I. β. VI. bl. 449. v. meteren, Hist. d. Nedeii. Oorl. B. IV. bl, 90 verso, swalue, de daden
d. Zeeuw. bl. 49—52.
(2) Correspondance de ππιιρρε II, ï. II, p. 403 Vgl. bentivoglio, Nederl. Hist. bl. 182.
(3) SAVALUE, de daden der Zeeuwen, bl. 53—55.
-ocr page 303-503
DES VADERLANDS.
Zonder Terder verlies sleyende hii naar Ter Neiize en liet er het anker vallen. De 1568—
1576
Zeeuwen hadden den strijd ontweken, maar zijne achterhoede bestookt en hem van
den wal beschoten. Alles was op de vloot opgeteerd en het volk had sinds vele
dagen niets dan slecht water gedronken, waardoor het getal zieken dagelijks vermeer-
derde. Een vreesselijke storm, welke twee dagen aanhield, teisterde geweldig de sche-
pen, zoo dat men zich verwonderde, dat niet allen vergaan >varen. Niet vóór in de
eerste helft van Herfstmaand, naar 't schijnt, is beauvoir met zijne vloot in Antwer-
pen teruggekeerd (1). Vier zijner voorraadschepen waren in den storm vergaan, en
andere, die afgedreven waren, door de Zeeuwen genomen, waaronder het schip van den
Vice-Admiraal, welk geënterd Averd. Er Avordt insgelijks verhaald, dat beauvoir. inden
Vrouwenpolder door de Zeeuwen, zoo te land als te Avater, is bestookt geworden,
en de Zeeuwsche branders hem menig verhes hebben toegebragt; dat er een wa- 26 v.
tergevecht is voorgevallen, w^elk tot in den nacht voortduurde, en dat slechts een
derde deel der voorraadschepen wederom Antwerpen bereikt heeft (2). De Prins van 1573
Oranje meldde, dat de Spaanschen zeventien of achttien schepen verloren hadden (o).
Mondragon werd in stede van den gesneuvelden Heer van Wackene, bij voorraad, door
alba tot Gouverneur van Zeeland benoemd, daar beauvoir, aan wiens dralen hij het
verlies van Rammekens toeschreef, het bestuur over dat gewest slechts onder voorwaar-
den op zich Avilde nemen, Avelke den Hertog onaannemelijk voorkwamen. Beauvoir
behield echter de waardigheid van Admiraal en den rang van Kolonel (4).
In Friesland, Groningen, Overijssel en Gelderland werd ondertusschen de rust door
de robles cn hierges met kracht gehandhaafd. De struikroovers, die onder den naam
van zwarte ruiters, Gelderland afstroopten, waren, naar het schijnt, beteugeld. ïegen
de zeeroovers, welke de kusten dezer gewesten verontrustten, zonden de beide Gezagvoer-
ders schepen af, waartoe' de steden in de kosten moesten dragen. Nieuw krijgsvolk
werd geworven, maar de tucht gestreng onderhouden. Op zware straf was verboden,
omwentelingsgezinden te herbergen, met hen eenigen handel te drijven of zelfs in
(1) Zie de oillciclc bcrigtcn van beauvoir aan alba, in de Correspondance de ιήιιιγγε 11, Τ. 11.
ρ. 403—410. Archives de la Maison d'Orange, T. IV. p. 185, 190, 191. V^jl, mendoce, Hist.
d. I g. de Fl. Li ν. VUL p. 227 , 22S. campana, della guerra di Fiandra, ï. 11. p. 114. ben-
TivoGLio, Ï\'cderl. llist. bl. 182. de tassis, Comment. Lib. 1. p. 182, 183. kor, Hist. d. Nederl,
Oorl D. L li. VI. bl. 449.
(2) v. meteren, IHst. d, Ncderl. Oorl. B. IV. bl. 90 verso, le γετιτ, Chron. de Holl. ï. 11.
Liv. X. p. 257, 258. swalue, de daden d. Zeeuiv. bl. 56.
(3) Archives de la Maison d^Orange, Τ. IV. ρ. 196.
mm
(4) Correspondance de philippe II, ϊ. Π. ρ. 396, 398.
-ocr page 304-28G ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1508— eenige aanraking te komen. Hunne goederen, zoo roerende als onroerende, werden
opgeschreven, Iiunne achtergeblevene vrouwen en kinderen uit den Lande verwezen,
en elk was gehouden zijne overheid tegen hen te ondersteunen. Alle schepen en
goederen, uit Holland komende, werden aangehouden en verbeurd verklaard. De Prins-
gezinden hadden wel in Bloeimaand de Kuinder ingenomen, doch vermoedelijk spoedig
weder verloren. Hun aanslag tegen Tiel in Hooimaand was verydeld, doch gelukte het
hun een Spaansch geleide tusschen Nijmegen en Anhverpen op te ligten (1). Ge-
31V. wigtiger was het overrompelen van het toen belangrijke Geertruidenherg door Hop-
Oo{fsl-
jna^ind man 1όυετ, in dienst van oranje. De Waalsche bezetting, bijna honderd zestig
1 r'^Q
'' man sterk, werd over de kling gejaagd. De Overste draak was uit een achter-
venster van zijn huis en zoo overhaast ontvloden, dat hij de soldij zijner manschap-
pen, die op tafel afgeteld lag, achterliet. Bij het binnendringen, werd een Pries-
ter doorstoken en een Franciskaner monnik opgeknoopt. Tseraerts werd door den Prins
tot Bevelhebber der vesting aangesteld, maar kort daarna, omdat hij het breken der
beelden beletten wilde, door de soldaten in een oploop vermoord. De handdadigenzijn
met den dood gestraft, en het vaandel, onder welk zij dienden, is eerloos verklaard (2).
Oranje getuigde van tseraerts , »dat hij een man van eer en getrouw dienaar was,
ofschoon velen, hetzij uit haat, hetzij uit onwetendheid, hem trachtten te belasteren en
zijn goeden naam te bevlekken (3)."
Na de overgave van Haarlem had alba besloten, Enkhuizen door don prederik, en
Vlissingen door ciiiAPPiN viTELH Op ééncn tijd te laten aantasten. Om de aandacht des
Prinsen van Oranje af te wenden, en aan de vloot van Amsterdam tijd te geven, zich
uit te rusten, moest don fredbrik met achtduizend man en eenig geschut de omstre-
ken van Leiden en Delfl verwoesten, en den schijn geven, alsof hij het op eene dezer
twee steden gemunt had, terwijl noircarmes of bossu , den weg van Waterland en Piir-
merend zou bezetten. Wanneer dit volvoerd en de vloot gereed zou zyn, om onder
zeil te gaan, moest don frederik Enkhuizen zoo van de land- als waterzijde insluiten,
en ghiappin vitelli zich naar Antwerpen begeven, om van daar den aanslag tegen
(1) Archives de Ia ßlaison d>Orange, Τ. IV. ρ. 139, 141. Charterb. υ.'Vriesl.J). ΠΙ. bi. 907—
954. ν. hasselt, äw^i/c. V. d. Vadert. Eist. D. II. bi. 207, 232, 236, 263.
(2) Archives de la Maison ^d'Orange, Τ. IV. ρ. 195, 196, 203, 213, 220, 246. viglius ad
hopperum Epist. ρ. 763- mendoce, IHst. d. l. g. de Fl. Liv. VIII. p. 226. chapi'Uys, Ilist. Gén.
d. l. g. de Fl. Liv. IV. ρ. 257. de tassis, Comment. Lib. 1. p. 182. bor, Ilist. d. Nederl.
Oorl. D. I. B. VI. bl. 457. v. meteren, Eist. d. Nedei'l. Oorl. B. IV. bl. 91 verso, uooft,
Nederl Eist. B. VIII. bl. 331, 332.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. IV. . 44*·, 45*.
-ocr page 305-DES VADERLANDS. 50i5
Vlissingen te ondernemen. Een rijk Katholijk Engelschman, te Antwerpen gevestigd, 1568—
bood den Hertog twaalf gewapende vaartuigen aan; en door de Staatsdienaars van de
Koningin van Engeland, verbolgen dat de Vlissingers een regt van vier ten honderd van
vier Engelsche schepen, met lakens bevracht en naar AntwerpenhesXemAy geëischthad-
den , was aan alba te kennen gegeven, dat zij, voor een geschenk van tweemaal honderd
duizend krooneny hem twintig schepen zouden leveren, waar onder tien van de Ko-
ningin, met welke magt het niet moeyelijk zou zijn, zich van Vlissingen en Veere
meester te maken. De muiterij onder het Spaansche krijgsvolk in de legerplaats voor
Haarlem, Avierp echter dit geheele plan in duigen (1). De tijd, welke met het stillen
dezer beweging was verloren gegaan, en andere omstandigheden noopten alba, den
aanslag op Enkhuizen te laten varen, en Alkmaar te belegeren; was deze stad inge-
nomen , dan zou geheel Waterland in de magt des Konings geraken, behalve Enlchui··
sen, Hoorn en Medemhlik, waarvan hij zich, naar zyne meening, voor het einde van
den veldtogt zou kunnen meesier maken (2). Om met de grondgesteldheid des Lands
volledig bekend te worden, vervaardigde op zijn last de vermaarde Amsterdamsche
leekenaar, plaatsnijder, landmeter en vestingbouwkundige joost janszoon de beroemde
kaart van Noord-Holland, die, oorspronkelijk in hout gesneden, later in koper ge-
bragt en uitgegeven is. Op deze kaart, welke als een meesterstuk van dien tyd be-
schouwd Λvordt, Avaren alle wegen, beemden, meren, slooten , sluizen, uitwateringen,
dijken, bruggen en dergelijke naauwkeurig aangewezen, zoo dat men met een oog-
opslag het geheele gewest overzien konde (3).
Alkmaar had aanvankelijk, althans in schijn, toegestemd, Spaansche bezetting in te
nemen en aan jakob cabeliau, door den Prins met krijgsvolk naar dien oord afge-
zonden, den ingang geweigerd. Cabeliau was derhalve naar Heiloo en Egmond terug-
gekeerd, in welke laatste plaats hij zich verschanst had (4). Intusschen onderhield hij
verstandhouding in Alkmaar, en toen noircarmes den zestienden van Hooimaand
met twaalf vaandels Spaansch en negen vaandels Duitsch voetvolk, twee afdeelingen
(1) Correspondance de piulippe II, T. II. p. 394—396, 398.
(2) Correspondance de philippe II, ï. II. p. 400.
(3) bosscha, Ncêrl Heidend. D. I. bl. 221, 222. Vgl. het ook aldaar aangfchaalde belangrijk
berigt over joost jasszoon en zijne kaart, door j. koning in het 5de deel der Verhandelingen der
Tweede Klasse van het Koninklijk Nederl. Instituut.
(4) V. METEREN, Hist. d. Nedevl Oorl. B. IV. bl. 92, verhaalt,^dat bij die gelegenheid de al-
oude abdij, op twee kerktorens na, geheel geslecht is geworden. Het blijkt echter, dat toen de
Spanjaarden zich later te Egmond neersloegen, die abdij nog bestond. Zie Correspondance de
PHILIPPE II, Τ. II. ρ. 422 , 427.
II Deel, 5 Stuk, 59
-ocr page 306-352 ALGEMEEPiE GESCHIEDENIS
1568—Walen, vier kornetten ruiterij en drie stukken geschut, of gelijk het elders heet, twee
diiizend Tijf honderd man voetvolk en drie honderd ruiters nadei-de, om die stad té bezet-
ten , trok hij met tien vaandels voetvolk voor de Friesche- en Geesterpoorten, begeerende
ingelaten te worden. Dit verwekte groote opschudding, verwarring en ontsteltenis.
Vele ingezetenen vlugtteri in allerijl naar Hoorn en elders. Regering en burgerij wei-
felden. Men had zich gaarne, zoo wel aan het innemen van 's Prinsen benden als
van Spaansch krijgsvolk onttrokken, die beiden zich aan de grofste buitensporigheden
schuldig maakten; maar de Prinsgezinden stonden ten Westen voor de poorten, en
uit het Zuiden waren de Spanjaarden in aantogt. Eindelijk werden, doch niet dan
tegen den zin van velen, gabeliau en ruychaveä alleen in de stad gelaten, om met
de Overheid te spreken. Onder het gaan naar het raadhuis, >verd uit eene Avoning
op hen geschoten, waarbij de Bevelhebber der stad, willsai mostert , in het been
getroffen Averd. Dit konde slechts de heerschende spanning der gemoederen verhoo-
gen; en de opgewonden menigte school voor het stadhuis bijeen, om het besluit van
den Raad op de voorstellen van gabeliau en ruygiiaver af te wachten. Doch de Re-
genten bleven steeds besluiteloos, tot ruyghayer, op het hooren van den kreet onder
het zaamgekomen volk: »de Spanjaarden! de Spanjaarden zijn voor de Eennemer-
poort!" uitroept: »Het is thans geen tijd meer van sammelen! zegt kortaf; ja of neen."
Nu rijst Burgemeester floris van teilingen op met de woorden: »Ik wil voor en met
den Prins en de burgerij leven en sterven!" verlaat met ruyghaver het stadhuis en
begeeft zich, door een deel burgers gevolgd, naar de Frieschepoort, welke hij laat
openslaan en waardoor 's Prinsen volk binnentrekt. Onmiddellijk echter rukken deze
beuden de Kcnnemerpoort weder uit, en verdrijven de Spanjaarden uit de voorstad of
zoogenaamde Nicuwpoort, welke dadelijk in brand gestoken wordt, om hun te beletten,
zich cr later te vestigen. Van daar, dat binnen drie dagen al de andere voorsteden
insgelijks in de asch gelegd waren. Noirgarmes verbrandde op den terugtogt naar
Haarlem, den achttienden van Hooimaand, de verlatene legerplaats der Nassauschen te
Egmond, of, naar anderen, de vermaarde boekerij der abdij aldaar en een gedeelte
van het dorp.
Den tijd, welken het stillen der muiterij onder het Spaansche krijgsvolk vereischte,
maakte zich Alkmaar ten nutte. Het ontwerp van karel van boisot ter versterldng
en verdediging der stad, werd, in overleg met sonoy, met den meesten spoed ten uit-
voer gelegd, waaraan inzonderheid Mr. adriaan anthoniszook, voorzittend Schepen,
werkdadig deel nam. De Prins vermaande de steden van het Noorder-Kwartier, om Alk-
maar, den sleutel van dat gewest, van genoegzame levensmiddelen en krijgsbehoeften
te voorzien, belovende tevens, in overeenstemming met de geAvestelijke Staten, dat de
kosten daarvan uit de algemeene landkas zouden vergoed worden. Maar de afgevaardigden
van Alkmaar ter vergadering der Staten van West-Friesland te Hoorn konden niets
DES VADERLANDS. 51l>
anders rerkiijgen, dan dat de Staten borg Heyen voor de rogge en garst, van welke 1568_
Alkmaar zich voor een paar maanden wilde voorzien. De stedelijke Regering verscliafte ^^^^
zich een goeden voorraad van krijgsbehoeften en stelde eiken burger, naar ^zynen
staat, op zekere hoeveelheid rogge, welke hig moest inkoopen en bewaren.
De stad Leiden, vreezende dat de Spanjaarden het op haar gemunt hadden, was
met gelijken ijver als Alkmaar op hare Yeiligheid bedacht. Zij ontving acht of negen
honderd man onder den Heer poyet in bezetting; en de omliggende sloten, kloosters,
huizen en boomen werden met den grond gelijk gemaakt, opdat .de vijand er zich niet
in zou nestelen (1). En indedaad, alba had besloten Leiden te belegeren, zoodra
Alkmaar onderworpen zou zijn. Tot dat einde werd don francesco de valdes, toen
het leger naar Alkmaar oprukte, met zeven vaandels Spanjaarden, eenige vaandels
Duitschers en Walen, en twee kornetten ruiters den weg op naar Alphen gezonden,
om in dien oord, bij voorraad, verschansingen op te werpen. Maar de Prinsgezinden
ontmoetten hem nabij Leiderdorp eo joegen hem op de vlugt. Hij zelf ontkwam te
naauwernood het gevaar op het paard van een Bourgondisch Edelman, welke hem dit
had aangeboden, daar hij van zijn eigen ros geraakt Avas, dat de vlugt gekozen had.
De grootmoedige Bourgondiër was onder het getal der gesneuvelden, hetwelk aan-
merkelyk moet geweest zyn (2).
De verdedigingswerken van Alkmaar waren nog niet alle voltooid, toen de Span- QQggj.
jaarden zich voor de stad vertoonden. Men besloot evenwel manhaftig, »den vijand
nooit ter sprake te staan." Men heeft Avoord gehouden, hoe zeer de nood ook drong, en
om de krijgsbezetting te bevredigen, tinnen geld, ten bedrage van tien duizend gulden,
moest geslagen worden, hetwelk naderhand tegen goede munt is ingewisseld. Terstond werd
de stad door de gongnyes en romero aan den kant van IJeiloo, door noircarmes aan
dien van Bergen, en door don frederik, welke met koorts en jicht gekweld, zich
den volgenden dag in een wagen naar Alkmaar liet voeren, aan den kant van Oudorp
derwijze ingesloten, dat er tijdens het geheele beleg, niemand in- of uit konde ko-
men (3). Het (Spaansche leger was zestien duizend man sterk. Don frederik had
met twee en veertig vaandels oude Spaansche soldaten, acht vaandels Spanjaarden, die
onlangs uit Italië gekomen waren, en vier honderd, naar anderen negentien honderd,
ruiters zijn hoofdkwartier te Oudorp opgeslagen. Behalve de afdeehngen te Heiloo en
te Bergen, lagen er te Huiswaart onder don Ferdinand de toledo, te St. Panera^
(1) lior, IHsL d. Nederl Oorl D. 1. B. VI. bl. 448, 449.
(2) MESDocE, Ilist. d. I g. de FL Liv. X. p. 233, 234.
(3) »La ville est si bien cernée," schreef Alda aan den Koning, »qu'un moineau n'y pour-
rait entrer, ni en soriir." Correspondancc de piulippe 11,iT. II. p. 401.
3189*
-ocr page 308-352 ALGEMEEPiE GESCHIEDENIS
1568— onder de robles en polweiler , te Koedijk onder de ligques en de ghevreaux , eb
^^^^ l)ij de Nieuivpoort onder νοκ fransberg en den Graaf van Eher stein. De belegeraars
ontvingen hun toevoer over de Beverwijk, alwaar dertig of veertig ruiters gelegerd
waren. Alkmaar, daarentegen, werd slechts door twaalf of dertien honderd weerbare,
doch ongeoefende burgers, een deel gevlugte landlieden en acht honderd soldaten
onder cabeliaü, die tot Bevelhebber der stad was aangesteld, verdedigd. Onderbe-
velhebbers waren Willem vak sokwenberg, koekraad vak steewwijk, dirk duivel
en jakob henkebaert. Ruyghaver was te voren met zijne bende vertrokken, en kon
er niet weder binnenkomen, toen hij later door sowoy gezonden werd. Vreemde hulp-
benden, zoo als in Haarlem, waren er niet; en van daar is teregt gezegd, »dat de
roem van Alkmaars verdediging, onvermengd Nederlandsch is (1)." Of zekere gatha-
rina remme, in de wandeling trijn rembrants genoemd, gelijk eene andere kenau,
de Alkmaarsche vrouwen, die zich gedurende het beleg dapper kAveten, aangevoerd
hebbe, wordt door eenigen in twyfel getrokken (2). Noirgarmes vermeesterde aan-
stonds eene sterkte of schans der belegeraars te Koedijk. Aan den kant, waar hij
zich gelegerd had, kon de stad het geschiktst aangevallen worden, daar zij aan die
zijde noch borstweringen, noch vestingwerken, noch eenige andere verdediging had
dan eene tamelyk breede, diepe gracht; doch de veldtuigmeester la motte vervaar-
digde eene brug, stevig genoeg, dat er een groot aantal soldaten konde overtrek-
ken. Maar dewijl de slechte inrigting van de dienst bij het geschut veroorzaakte,
dat er twaalf of veertien dagen gevorderd Averden, om de benoodigde veldstukken aan
te voeren, en het vervaardigen van schanskorven, rij;sbossen en ander bestormings-
tuig nog veertien dagen daarenboven eischte, maakten de belegerden van deze vertra-
ging gebruik, om zich zoo veel mogelijk door het aanleggen en ophoogen van Avallen
als anderzins te versterken (5). Tevens verzochten zy sokoy, de zeedyken door te
steken, waartegen de Noord-Hollandsche steden, welke hen tot volharding hadden ver-
maand, zich echter verzetten en daardoor toonden, »dat weide en wintervoeder voor
het vee haar nader scheen te gaan, dan het lyf en leven der benaauwde bondge-
nooten." Deze koelheid misschien ontlokte aan eenige Bevelhebbers in Alkmaar den
voorslag, zich met de kleinooden en gouden en zilveren kostbaarheden door den vijand
heen te slaan. Sowoy liet eerlang vier schansen opwerpen, en wel te Rustenburg op
den Iluigendijk^ welken hij had laten doorsteken; te Broek Langendijk, SchooH-
>-1
ft?'
IS
t,
(1) BOSSCHA, Neêrl Heidend. D. I. bl. 222, 223.
(2) Vgl. JSEELoo, Noord-Holland en de Noord-Hollanders, bl. 174(1)-
(3} Correspondance pnairpB II, T. 11. p. 401, 437.
iüi
-ocr page 309-DES VADERLANDS. 2915
dam en te Krabbendam. Zij strekten echter meer om den Tijand liet yerder dringen 1368—
in West-Friesland te beletten, dan hem voor Alkmaar afbreuk te doen. Op last van
oranje, bezette de Kolonel la garde deze schansen met acht vaandels Franschen en
Duitschers.
Bij den aanvang van het beleg zond don frederik Hopman steiiibach, gewezen
Bevelhebber der Duitsche benden in Haarlem, en die hem naar Alkmaar gevolgd
was, op diens verzoek, daar hij «met cabeliau bekend was, met een trompetter om
de stad op te eischen. Na hem gehoord te hebben, ontving hg eenige geweer-
schoten en den scheldnaam van verrader tot antwoord (1). Het beleg werd nu, als
naar gewoonte, met het openen der loopgraven begonnen; en drie honderd Haar-
lemsche schutters, bij loting aangewezen, werden gedwongen daaraan te arbeiden. Dit
getal moest steeds aangevuld worden, als eenigen van hen omkwamen. Het antwoord op
hunne klagte over deze dwingelandij was, »dat men dit niet oplegde als eene straf,
of om hen ten dood te brengen, maar alleen opdat zy den Koning zouden dienen,
voor wien zij gehouden Avaren lijf en leven te wagen." De belegerden poogden, doch
vruchteloos, de vyandelyke werken te vernielen. By een hunner uitvallen maak-
ten zij een Spanjaard gevangen, die, onder beding van lijfsbehoud, beloofde veel te
zullen ontdeicken, maar evenwel Averd opgeknoopt, nadat men hem uitgehoord had.
Toen eindelijk het geschut aangekomen was, werden twee batterijen opgerigt; de eene,
aan de Frieschepoort, met elf, de andere, aan den Roodentoren, met acht stukken
bezet; en men plaatste daarenboven nog twee stukken op een molen tegenover de
zoutkeeten. De gowgivyes had het bevel over de eerste, woircarmes over de tweede
batterij. Uit hunne vier en twintig en veertig ponders werd, bij het aanbreken van
den morgen, het vuur tegen de stad geopeiid en hield den geheelen dag aan. Door
■ψ
meer dan twee duizend kogels, die er eene vreeselijke verwoesting aanrigtten, was op
twee verschillende plaatsen bres geschoten, en terwijl nog op andere punten looze aan-
vallen geschiedden, werd tegen vijf ure des namiddags bevel gegeven, storm te loopen, ItiTfei-^
DoiT frederik zelf, noirgarmes en romero plaatsten zich aan het hoofd der oude 1573
Spaansche en der onlangs uit Italië aangekomene benden; doch de soldaten weigerden
hen te volgen, ofschoon de bruggen over de grachten zeer stevig waren. Om ongere-
geldheden te voorkomen, moest men het teeken tot den aftogt geven. Zoo luidt het
verslag van alba aan den Koning (2). Anderen verhalen daarentegen, dat het bevel
van dow frederik storm te loopen, derwijze den naijver der hoofdbevelhebbers ont-
vonkte, dat elk de voorhoede wilde aanvoeren, en de Veldheer derhalve besloot, dat
(1) Correspondance de philippe II, T. II, p. 401.
(2) Correspondance de puilippe II T. II. p. 412. Vgl. ρ. 428-,
-ocr page 310-352 ALGEMEEPiE GESCHIEDENIS
1568— liet lot dit zou hepalen. Twee afdeelingen Spanjaarden rukten met Avoede en onder
een vervaarlijk krijgsgeschreeuw, tegen de bres op aan de Frieschepoort. Cabeliau,
ofschoon ziek, liet zich naar de wallen voeren, om den belegerden door zijne tegen-
woordigheid moed in te boezemen. Driemaal werd de storm met steeds versehe man-
schappen beproefd, eu driemaal afgeslagen. Het kanonvuur der belegerden van de bij-
gelegene bolwerken, de kogels uit de doelroers der schutters op de muren, en de
brandende pekkransen, het gesmolten lood, de ongebluschte kalk, het kokend water,
de andere brandstoffen en zware steenen, door vrouwen, jongens en meisjes op
de bestormers geworpen, verspreidden onder de aanvallers schrik en verwarring
en dood. Gelukte het eenigen de kruin van de bres te bereiken, dan vonden zij
daar landheden met verrejagers, en burgers met pieken of rapieren gereed, om
hen af te maken of naar beneden te werpen. Zeker vaandrig, corkelis genaamd,
bragt meer dan twintig Spanjaarden met eigen hand om het leven. Bij eene dezer
bestormingen, plantten drie Spaansche vaandrigs hunne standaarden op de vest, onder
het geschreeuw van: »Victorie! Victorie! de stad is ons!" Maar een burger maaide
met een groot slagzwaard een van hen de beide beenen af, met de woorden: )> en dat
is mijn!" Zijne makkers werden insgelijks omgebragt en hunne vanen verscheurd.
Voor de Frieschepoort lagen zoo veel dooden en gekwetsten, dat het niet mogelijk
was'aldaar een vierden storm te beproeven. Middelerwijl werd met gelijke woede aan
de andere bres bij den Roodentoren gevochten, en ook daar driemaal den storm afge-
slagen, ofsclioon de verdedigers hier niet alleen van voren, maar nog uit twee stukken
geschut van ter zyde bestookt werden. Om de belegerden af te leiden, geschiedden
ook aan den anderen kant der stad aanvallen, die echter van weinig of geen ^belang
waren en hun doel misten. Tot zeven of acht ure des avonds had de bloedige stryd
geduurd, toen de Spanjaarden aftrokken. Zij telden vijf of zes honderd, volgens sommi-
gen zelfs, duizend dooden, waaronder veertien hoofdbevelhebbers, en drie honderd ge-
kwetsten, wier aantal door anderen teregt op meer dan dat der gesneuvelden gesteld
wordt. Het verlies der belegerden bedroeg slechts dertien burgers en vier en twintig
soldaten. Geen van hen had, al den tijd dat het bestormen aanhield, zijnen post ver-
laten, ten zij hij zwaar gewond van daar gedragen werd (1). I
(1) Archives de la Maison d'Orange, ï. IV. p. 179, 197 , 202 , 213. mendoce, HisU d. L g.
rf. Fl. Liv. X. p. 228, 233, 234. campana, della guerra di Fiandra, T. I. p. 112, 116, 117.
bentivoglio, Ncderl. Ilist. bi. 183. le petit, Chron. d. IIolL T. II. Liv. X.' p. 256, 261—264. de
TASSIS, CommenL L. 1. p- 183. Bon, IlisL d. Nederl. Oorl D. 1. B. VI. bl. 444, 445, 448—453.
v. meteren, Hist. d. Neded. Oorl. B. IV. bl. 92. hooft, Nederl. Hist. B. VUL bl.326,329—333.
Gijsius, Oorspr. d. Nederl Ber. bl. 613—515.
DES VADERLANDS. 2915
Twee dagen daarna werd de stad qp nieuw, van des morgens negen tot des namid- 1568—
dags drie uren, uit twintig vuurmonden beschoten. Vruchteloos gäf don frederik go^
hierop bevel tot den aanval op den Roodentoren. De stormbrug, door den vijand, Herfs^-
onder eene hagelbui van kogels uit de veste, in de gracht gebragt, werd spoedig door ^573
de belegerden aan stukken geschoten; en de Spanjaarden Avaren, zoo min op andere
punten der stad als hier, te bewegen storm te loopen, welke moeite de Bevelhebbers
daartoe ook aanwendden. De Alkmaarders, hunne vrouwen en kinderen Averkten mid-
delerwijl onvermoeid voort aan het herstellen der vesten, en tergden van de muren de
Spanjaarden door smaadredenen, en welhgt nog meer door het zingen van Psalmen en
Geuzenliedekens.
Den volgenden dag werd, na rijp overleg, door den krijgsraad eenparig besloten, het
beleg op te breken; eerstens, omdat de soldaten Aveinig ijver betoonden, en ten tweede,
dewijl de aanhoudende regens en gevreesde overstroomingen later den terugtogt moeye-
lijk, zelfs onmogelijk konden maken (1). In de loopgraven immers ging men nu
reeds tot aan de knieën in het water, en om van het eene kwartier naar het andere
te komen, moest men zich van schuiten bedienen. Dp Spanjaarden begonnen derhalve
hun geschut weg te slepen, waarmede eenige dagen verliepen en hetgeen door de'stor-
men en regenvlagen, zoo wel als door de uitvallen der belegerden, zeer bemoeyelijkt
werd. Ondertusschen had sonoy, niet zonder groote tegenkanting der landlieden, de
sluizen opengezet, en don fredekik was een brief van οκλ,με in handen gevallen,
uit welken hij het voornemen ontwaarde, het geheele gewest onder Avater te zetten.
Dit verhaastte den aftogt des vijands, en Alkmaar werd eindelyk van een beleg van ze- -^rijjj.
ven weken ontslagen. Een zelfde lot als Naarden zou de stad getroffen hebben, indien »wand
zij bezweken ware. Immers had alba besloten, wanneer hij er zich met geweld
van meester maakte, .»niemand bij het leven te sparen, daar zijne goedertierenheid
jegens Haarlem toch geen vrucht gedragen had (2)." Het verlies der Spanjaarden voor
Alkmaar wordt door eenigen op veertienhonderd man, door anderen op vele duizenden
geschat. Aanzienlijk moet het geweest zijn, daar de vijand op éénen dag tot zes-
maal toe werd afgeslagen, en de uitvallen der belegerden, maar inzonderheid de onge-
makken van het gure weder en den yochtigen grond, waarmede men te worstelen
had, velen het leven zullen gekost hebben. Bij het wegtrekken werden de Span-
jaarden door de Alkmaarders gevolgd, die hun op den Aveg naar Bergen, aan den
zoogenaamden Driesprong, veel volk afsloegen. Onder bevel van valdes keerde het
(1) Correspondance de piulippe II, T. 11. p, 428.
(2) Cotrespondance de piulippe II ^ T. IL ρ. 402.
-ocr page 312-352 ALGEMEEPiE GESCHIEDENIS
1568— Spaansche lieir naar Haarlem terug, en don frederik begaf zich naar den Hertog van
Alba te Amsterdam (1).
De Yerlossing Tan Alkmaar, »de eerste stad, die den Spaansclien moed voor hare
muren bezwijken zag," werd door andere overwinningen gevolgd, en van daar ont-
sproot liet spreekwoord, dat nog in den mond des Nederlandschen volks voortleeft:
wVan Alkmaar begint de Victorie (2)." Tijdens liet beleg dier stad, hadden eenige
Spaansche benden, onder den Overste tenbergen, in Waterland de schansen bij
Landsmeer, Zuiderdorp, Zuiderwoude en Broek bemagtigd, en zich sedert van
Zaandam tot aan Nieuwendam langs het IJ versterkt. De bezettingen van de
schansen der Nassauschen te Schellingwoiide, Tijoord en Ransdorp, door nieuwe
benden van oranje ondersteund, hielden zich daarentegen dapper. Hoorn en de
overige steden van het gewest hadden, door het versterken der vesten, ondubbel-
zinnig het voornemen te kennen gegeven, zich tot het uiterste te verdedigen, mögt
Alkmaar ook bezwijken (3). Deze wakkere houding, de harnekkige tegenstand der
Alkmaardcrs, en de ongunstige gesteldheid van lucht en grond in dit jaargetijde hadden
ALBA genoopt, wilde hij Noord-Holland vermeesteren, zich ook krachtig ter zee toe te
rusten. Er waren derhalve te Amsterdam door den Graaf van Bossu twaalf schepen,
meestal groote koopvaarders, en zes jachten volkomen ten oorlog toegerust, hetgeen
den Koning op ruim honderd en twaalf duizend kroonen te staan kwam. Het admi-
raalschip , de Inquisitie genaamd, voerde twee en dertig metalen stukken, honderd
vyftig matrozen en twee vaandels voetvolk. De vloot, over welke bossu tot Admiraal,
en p. vAir BOScnnmzErf tot Vice-Admiraal werd aangesteld, was in het geheel met bgna
dertien honderd Spaansche, Duitsche en Waalsche soldaten, deze laatsten onder het
bevel van frangesco verdugo, bemand, wier soldij en leeftogt maandelyks byna een
en twintig duizend gulden kostten. Tevens werden eenige schepen door de robles in
Friesland en Groningen uitgerust, om zich met bossu te vereenigen, waarvan de Prins
van Oranje aan sonoy en de Staten van het Noor der-Kwartier kennis gaf, opdat zij
(1) mendoce, Ilist. d. l. g. d. Fl. Liv. X. p. 237, 238. le petit, Chron. de Holl. Ιΐτ. Χ. ρ.
264 , 205. meubsii Rer. Belg. Lib. IV. p. 236—246. bor, Hist. d. Nederl Oorl. 1). I. B. VI,
bl. 453—455. v, meteren, Ilist. d- Nederl, Oorl. B. IV. p. 92 verso, hooft, Nederl. Hist. B.
VIll. bl. 334, 335. velius, Chron. v. Hoorn, bl. 382—388. Leven van Willem I, D. IL bl.
392 396, 406—409. eikelenberg cn boomkamp, Alkmaar en zijne Geschiedenissen, St. II. bl,
207—^09. bosscha, Neerl Heldend. D. I. bl, 222—226. beeloo, Noord-Holland en de Noord-
Hollanders, bl. 153—174.
(2) eikelenberg en boomkamp. Alkmaar, bl. 307.
(3) ΒΕΕί,οο, Noord-HoUand en de Noord-Hollandcrs, bl. 176,
-ocr page 313-DES VADERLANDS. 529
dit, zoo mogelijk, zouden beletten. De Graaf Tan bossu had met een schitterend gevolg den
twaalfden van Herfstmaand te Amsterdam bij den Schreijershoek, tot waar alba en de
geestelijkheid hem begeleidden, onder de zegenheden der Priesters en het gejuich des
volks zich ingescheept. Met moeite Avas hij den volgenden dag, bij hoog ty en gün-
stigen wind, over de wrakken geraakt, welke de Noord-Hollanders vroeger in den mond
van het IJ hadden laten zinken. Bij het onverwacht verschijnen van de Spaansche
vloot op de Zuiderzee, waren de slechtgewapende AVest-Friesche schepen, na eene
kleine schermutseling, geweken, om zich te Enkhuizen, Hoorn en elders'in staat te
stellen door eene versterking van bodems, 'svijands magt het hoofd te bieden. Bossu,
wiens schepen, met geschut en krijgsvoorraad z\vaar beladen, hen over P-amjms niet
konden nazetten, had hierop onmiddellijk den steven naar Waterland gewend, en de
Hopman corguera zich, op zijn bevel, van eenige schansen aldaar meester gemaakt,
waarbij elf stukken geschut, twee vaandels en een aanzienlijke voorraad krijgsbehoeften
in zijne handen gevallen waren. Van de duizend man, >velke deze schansen bezet
liadden, waren meer dan vier honderd verdronken en velen over de kling gejaagd (1).
Met het bezigtigen en versterken der veroverde punten, het opwerpen der reeds ver-
melde verschansingen tusschen Zaandam en Nieuwendam, het wegruimen der gezonken
vaartuigen in het IJ, om den doortogt veihger te maken, en het uitrusten van eenige
nieuwe schepen, waren verscheidene dagen verloopen, zoo dat bossu, Avelke den vier
en twintigsten van Herfstmaand naar Amsterdam, was teruggekeerd, om den Hertog van
Alba te raadplegen, niet vóór den derden van Wijnmaand zich weder kon inschepen.
Door tegenwind belet, was' hij niet vóór den vijfden onder zeil gegaan en toen, doch
met moeite, wegens het slechte weder, over Pampus geraakt. Ondertusschen had men te
Hoorn en te Enkhuizen nog eenige vaartuigen ten oorlog toegerust, en de overige, zoo veel
mogelijk , van het noodige voorzien. De Noord-Hollandsche vloot bestond uit drie en
twintig groote en verscheidene kleine oorlogsvaartuigen, over welke kornelis dirks-
zooN, Burgemeester van Monnikendam, als Admiraal het bevel voerde. Zij lag een
weinig voorbij het Oost-einde van Marken;, in het gezigt der stad Hoorn, geankerd,
maar zeilde, zoodra het Aveder eenigzins bedaard was, de Spaansche schepen te gemoet.
De beide vloten, die op den afstand van een steenwOrp elkander telkens voorbij liepen,
hielden een hevig schutgevaarte van des namiddags drie uren af tot dat de nacht er een
(1) Correspondance de philippe II, T. 11. p. 412 (1). mendoce, Ilist. d. l. g, de Fl. Liv. X.
p. 229. campana, della guerra di Fiandra, T. L p. 114 verso, bektivoglio, Nederl. Hisf. hl, 185.
v. meteren, Ilist. d. Nedcrl Oorl B. IV. LI. 92 verso, bor, Hist. d. Nederl Oorl. D. I. B. VI.
bi. 455. HOOFT, Nederl, Ilist. B. VIII. bi 335. vehüs, Chron. v. Hoorn. hl. 388—392 en de
aant. aldaar van centen,
3195 Deel. b Stuk. 42
-ocr page 314-514 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
einde aan maakte. Twee Spaansche schepen ecliler, van de overige afgeraakt, waren
door taams fredemksz. geldzak van Medemhlik en jakob til (semeyn) van Enkhui-
zen geënterd geworden. Doch het eerste had zich zoo dapper verdedigd, dat de aan-
valler had moeten afhouden; en het tweede, ofschoon vermeesterd en welks be-
velhebber SGHUILENBURG met zeven der zijnen gevangen naar Hoorn werd opgezonden,
\vas spoedig hernomen geworden met al het geschut en twaalf of vijftien NoordHol-
Janders, die er zich op bevonden. Ter weerzijde waren dien dag velen gesneuveld
of gewond. Bossu zelf erkent, dat er niet een zijner schepen was, welk geen aan-
merkelijk getal gekwetsten telde. De Onder-Admiraal BoscimuYZEN had een kogel door
den arm gekregen, en eenen anderen Scheepsbevelhebber was de hand afgeschoten.
De Noord-IIollandsclie vloot zal niet minder dan de Spaansche geleden hebben, welker
geschut uitstekend was bediend geworden. Onder de gekwetsten bevond zich de Admi-
raal DiRKszoow, welke door den regterarm geschoten was (1).
De twee vloten bleven van den vijfden tot den elfden van Wijnmaand op een kwar-
tieruurs van elkander geankerd liggen, daar de wind Zuid-Oost en voor beide ongun-
stig was, zoodat geene, naar de verzekering van bossu zeiven, zonder gevaar het an-
ker konde geligt hebben (2). Men verzuimde van weerszode niet, om intusschen de
geledene schade aan de schepen te herstellen, zich van genoegzame krijgsbehoeften te
voorzien, en tot een nieuwen slag voor te bereiden. Dirkszoon, hoezeer ernstig ge-
wond, nam weder het bevel over de Noord-Hollandsche vloot op zich. Twee bekwame
zeelieden, jah floor en klaas wijbrandsz., beide van Hoorn, werden hem ter
huipe, en otkolaas ruyghaver met twee honderd man tot versterking toege-
voegd. Ondanks het bevel van sotoy, die zelf den slag wenschte bij te wonen, doch
hierin voor het oogenblik verhinderd werd, met het aangrijpen van den vijand nog
[iv. eenige dagen te wachten, zeilde dirkszoow, zoodra de wind tot zijn voordeel gekeerd
mrlncl twaalf uren des voormiddags op de Spaansche vloot aan, die
1568-
1570
J573 onmiddellijk insgelijks de ankers ligtte. Terwijl de eene boven den wind van de an-
dere poogt Ie komen, zet dirkszoon het regt op bossu aan, die zijn schip voor den
wind tracht te wenden, om zich enger aan zijne schepen aan te sluiten, doch het Avei-
gert aan het roer te gehoorzamen. Dirkszoon komt hem regt voor den boeg, terstond
worden de dreggen geworpen en de schepen geraken aan elkander vast, terwijl elk
(1) Zie de legerberigten van bossu in de Correspondance de philippe II, T. 11. p. 418, 419,
vergeleken met mendoge, HisL d. l. g. d. FL Liv. X. p. 299 verso, bou, Hist. d. Nederl. Oorl.
1), I. B. VI. bl. 455, 456. v. jieteren, HisL d. NederL OorL B. IV. hl. 92 verso, hooft, Ne-
devL JIüL B. VIII. bl. 335, 336. veliüs, Chro7i. v. Hoorn, bl. 392, 393.
(2) Correspondance de philippe II, T. II. p. 419, 420.
-ocr page 315-DES VADERLANDS. 51l>
poogt op 'svïjands boord over te springen. Te vergeefs hoopt bossu op hulp van 1568—
de nabijzijnde schepen; slechts twee komen opzetten, maar worden, na den dap-
persten tegenstand, door de Noord-Hollanders genomen, doch zijn geheel reddeloos ge-
schoten, zoodat men naauwelijks den tijd heeft, het geschut en de gevangenen er
uit over te brengen. Intusschen waren ook de andere schepen slaags geraakt. Een
groot Spaansch schip van honderd twintig ton, en drie kleinere schepen werden ver-
overd; de overige namen hierop met den Onder-Admiraal bosciihuyzen zoo overhaast
de vlugt, dat eenige hun geschut over boord wierpen, om te hgler over Pampus te
komen, en van sommige de soldaten zich naar wal lieten roeijen. Bossu, van de zijnen
verlaten, werd nu, bijna te gelijken tijde, door pibter bak van Hoorn aan de eene
zijde, door jakob trijntjes van Enkhuizen aan de andere, en door boer. van Schel-
linkhout van achteren aangeklampt. De bodem van dezen laatste, klein en laag,
Averd door het vuur en wat men er van 's vijands kampanje verder op wierp , weldra
gedwongen aftehouden. Dirkszoon en de twee andere schepen echter hechtten zich aan
het schip van bossu vast en dreven er, al vechtende, mede achter den Nek, niet ver
van Wijdenes, waar het aan den grond raakte. Hier werd de strijd den geheelen
nacht door van weerszijde met onbezweken moed en stijgende woede voortgezet. De
Noord-Hollanders beschoten niet alleen hevig het Spaansche vlaggeschip, maar Λvierpen
uit hunne marsen ongebluschte kalk, buskruid en andere brandstoffen op zijn dek,
zoodat de bemanning genoodzaakt was, zich omlaag te bergen, die zich echter met
zoo veel dapperheid en beleid verweerde, dat het schip van bak bijna geheel
doorschoten werd, en een groot getal aanvallers sneuvelde. Jan haring , welke
met het aanbreken van den dag op het Spaansche schip oversprong en de vlag van
den top haalde, Averd uit een der luiken door een kogel in de borst geschoten,
zoodat hij onmiddellijk den geest gaf. Welligt zou de onversaagdheid der Noord-Hol-
ders op de dapperheid der Spanjaarden schipbreuk geleden hebben, indien niet uit
Hoorn, Enkhuizen en de omliggende dorpen, met kleine vaartuigen, die telkens af-en
aanvoeren, versehe manschappen en krijgsbehoeften overgebragt en de gekwetsten weg-
gehaald waren geworden. Zelfs eene menigte stedelingen en landlieden liet zich aan
boord brengen, om deel aan den strijd te nemen. De burgers van Hoorn hadden inmid-
dels hunne stad, voornamelijk langs den zeekant, versterkt, den dijk, van het Hoofd
tot aan de Westerpoort, van eene nieuAve borstwering voorzien en er geschut op ge-
plant, om, zoo de slag verloren wierd, hunne veste tot het uiterst te verdedigen.
Het was tien ure in den morgen geworden toen bossu, die nu meer dan twintig
uren den ongelyken strijd met onverwrikten moed had volgehouden, van overgaaf be-
gon te spreken. De hoop op ontzet, Avaarmede hij zich steeds gevleid had, daar hij
niet gelooven konde, dat de zijnen hem zoo lafhartig verlaten hadden, was ten eenen-
male verdwenen, zijne manschappen waren tot op een vierde gesmolten, de Aveinige
3197*
-ocr page 316-352 ALGEMEEPiE GESCHIEDENIS
1568—overgeblevene matrozen ontmoedigd, en de verdedigingsmiddelen uitgeput. Daar hij
zich niets te ^vijten, maar tot het uiterste verdedigd had, verwierp ;hij den raad
ia v.
Wijn- van corguera en lopez, om de Hollanders op het schip te laten doordringen en dan
de lont in het kruid te werpen. Hij gaf zich dus aan dirkszooiv over onder voor-
waarde, .»dat hij en zijn volk als eerlijke krijgsgevangenen behandeld, Spaansche ge-
vangenen tegen Hollandsche uitgewisseld, en zoo er hiertoe van deze laatsten te kort
kwamen, de soldaten en bootsgezellen, tegen betahng van eene maand soldij als losgeld,
geslaakt zouden warden." Deze overeenkomst werd door soNor en de Staten van het
Noorder-Kwartier bekrachtigd. Het getal der gesneuvelden en gewonden aan de Spaan-
sche zijde wordt niet opgegeven, maar moet aanmerkelijk geweest zijn. Alba's bewe-
ring, dat de Noord-Hollanders in dit zeegevecht meer dan drie duizend man verloren
liebben, is zeer zeker overdreven. Bossu, zijn staf en drie honderd, naar Spaansch-
gezinde schrijvers slechts dertig man, werden te Hoorn binnengebragt en door de
Regering met die onderscheiding ontvangen, »welke de dapperheid in het on-
geluk verdient." Maar het gemeen beleedigde grovelijk de krijgsgevangenen, die
twee aan twee gebonden waren, begroette bossu met smaadredenen, en verweet hem
den moord van Rollerdam en dat hij thans »met een even kwaad hart tegen hen
was getrokken, doch loon naar werken ontvangen had." Een Amsterdammer verwel-
komde hem op de haven met een kan bier, zeggende; »Mijnheer! 't is beter, dat
gij tot ons komt, dan dat Avij tot u kwamen. Ik breng 't u toe." De Graaf nam
den dronk aan, het niet wagende dien te weigeren. Zijn schip, de Inquisitie, werd
onder het vreugdegejuich des volks binnengehaald. Behalve eene kist met geld en
'sGraven zilverwerk, vond men er meer dan dertig meialen stukken, die later on-
der de Noord-Hollandsche zeesteden verdeeld zijn geworden. De vlag, door jaw haring
vermeesterd, werd in de Groote kerk te Hoorn opgehangen ter gedachtenis der be-
haalde overAvinning, voor welke door sonoy in Noord-Holland een algemeene dank-
vast- en bededag werd uitgeschreven. De Admiraliteit van dat gewest liet, ter her-
innering van deze zege, een penning slaan, op welks eene zijde dit opschrift: Chris-
tus is het plegtanker onzer hoop; en aan de andere ; de Inquisitie verderft zich zelve
door al te naauwkeiirig onderzoek, zinspelende op den naam van het admiraalschip.
Bossu ontving in het burgerweeshuis te Hoorn een behoorlijk verblijf (1). Terstond wijdde
hij zijne zorgen aan de nakoming van het verdrag, waartoe echter alba niet te bewegen
{1) Correspondance de niaippe II, T. II. p. 419—421. mendoce, Hist. d. I g. d. FL Liv. X.
p. 229 verso—232 verso, strada, de Hello Belg. Lib. VII. p. 448, 449. campana, delta guerra
di Fiandra, T. I. p. 114 verso—115 verso, bentivoglio, Nederl. Hist, bi. 186. le petit, Chrmi.
d. Holl. Τ. II. Liv. Χ. ρ. 266. cüappuys, Hist. Gén. d. l. g. a. Fl. Liv. IV. p. 158. de tassis,
DES VADERLANDS. 517
was. Veeleer beval deze dat men de opstandelingen, die in de handen van 'sKonings ben-1568—
den vielen, allen zou ophangen, om niet den schijn te geven, dat de oorlog tusschen
Vorsten gevoerd werd, daar het alleen hier het straffen van muiters betrof (1). Maar toen
gemagtigden van den Prins van Oranje aan uossu verklaarden, dat zij last hadden , tot de
teregtstelling van al de krijgsgevangenen in Hoorn over te gaan, indien de Hertog met
tot de uitwisseling wilde verstaan, schreef bossu dezen laatste: »ons leven hangt thans
van LF af; zoo gij langer weigert in de uitwisseling te bewilhgen, zullen wij allen een
schandelijken dood ondergaan, indien gij genegen zijt, en niets is billijker, diegenen
Ie redden, welke lijf en leven voor den Koning gewaagd hebben, is IJ daartoe de weg
geopend. Ik wil nimmer gelooven, dat gij niet liever uwe getrouwen zoudt redden , dan
de weinige vijanden, die in Uwe magt zijn, verdelgen. Nederig smeek ik ü, met ons allen
medelijden te hebben, en zoo ik U ooit eenige aangename dienst bewezen heb, U die
te herinneren benevens Uwe verzekering, vóór mijn vertrek gegeven, dat gij voor mijne
belangen zoudt waken (2)," 'sGraven vrienden ondersteunden dit verzoek; en toen de
Landvoogd den Haarlemschen Burgemeester kies en eenige andere gevangenen op ze-
keren nacht geboeid naar Amsterdam Het voeren en ter galge verwees, verzetten ''
verdugo en andere Spaansche Bevelhebbers zich daartegen zoo nadrukkelijk, dat kies
en zijne lotgenooten tegen Spaansche gevangenen geslaakt werden (3). Bossu zelf ech-
ter bleef in hechtenis. Men vermoedde, dat de Prins van Oranje trachtte, hem tegen
den Graaf van Buren uit te wisselen, dien alba, wenschte, dat in een sterk kasteel
wierd opgesloten, want »zoo hij uit Spanje ontsnapte, zou hij niet alleen veel kwaads
kunnen slichten, maar misschien konde ook zijne ziel verloren gaan (4)." Meer nog dan
zijne banden, smartte het bossü , dat eenige Scheepsbevelhebbers, die hem schandelyk
in den slag verla'ten hadden, de schuld der nederlaag, Avelke door hunne lafhartigheid
voornamelijk veroorzaakt was, op hem wierpen. Hij begreep, zijne eer, »welke hij
hooger achtte dan het leven en alle wereldsch goed," voor den Hertog te moeten
Comnient, Lib. 1. p. 184. MEunsii Rer. Belg. Lib. IV. p. 247—249. bor, Mist. d. Nederl. Oorl.
D. I. B. VI. bl. 455—457. v. meteren, llist. d. Nederl. Oorl. B. IV. bl. 92 verso. nooFT, Ne-
derl. Ilist. B. Vlll. bl. 335—337. gouthoeven, Chron. Vervolg, bl. 95. vkliüs, Chron. v. Hoorn,
bl. 392^402. rrakdt, Ilist. v. Enkh. bl. 199—203. ηλι,μα, Toneel der Nederl. D. L bl. 158.
Vgl. beeloo, Noord-Holland en de Noord-Hollanders, bl. 180—187.
(1) Correspondance de piiiLirrE II, ï. II. p, 445.
(2) Correspondance de philippe 11, T. II. p. 421, 422.
(3) HOOPT, Nederl Hist. B. VIII. bl. 338.
(4) Correspondance de philippe II, T. II. p. 422.
-ocr page 318-518 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1508—verdedigen, en verzocht derhalve sonoy en de Staten van hei Noorder·Kwartier, eeneii
^^^^ van zijn gevolg tot dat einde naar den Landvoogd te mogen afvaardigen. Dit werd
• toegestaan, onder voorwaarde, dat hij geene brieven zou afzenden, Avelke niet te voren
onderzocht, waren (1).
De overwinning op de Zuiderzee verwekte algemeene vreugde onder de Prinsgezin-
den, en was »niet alleen van het hoogste gewigt voor het behoud van Noord-Holland,
maar tevens beslissend voor de gansche zaak der yrijheid," Immers sinds dien tijd
»bleven de Noord-Hollanders meester van de Zuiderzee, en hunne scheepsmagt ontwik-
kelde, hoewel onder veel moeijelijkheden, zich meer en meer. Met df- Friezen be-
stookten zij alle plaatsen en streken langs de Zuiderzee gelegen, welke nog in han-
den der Spanjaarden waren, en bragten door hunnen onvermoeiden ijver en hunne
standvastige dapperheid niet weinig toe, om Amsterdam en de overige steden en lan-
den aan het gezag des Konings te ontrukken (2)." Hun moed Avas door deze zege
in dezelfde mate gestegen, als die des vijands er door gezonken was. Zij volg-
den , op voorstel van sowoy , hetwelk aanvankelijk geen ingang had gevonden,
de Spaansche schepen, die naar Amsterdam geweken waren, en bestookten drie
of vier der grootste, Avelké, wegens het lage water, nog niet over Pampus ge-
raakt waren, maar konden ze niet bemagtigen. Verscheidene andere aanslagen, zoo
als een tegen Harlingen, om de hobles te beletten van daar met zijne schepen uit te
loopen, bleven insgelijks zonder gevolg, aangezien sonoy gevaarlijk krank geworden
en er bovendien eene muiterij onder het scheepsvolk, hetwelk zes maanden achterstal-
lige soldij te vorderen had, ontstaan was. Dit oproer stremde een tijd lang alle werk-
zaamheid en konde niet gestild worden dan door de belofte, dat men den schepelin-
gen, welke den Admiraal en de Krijgscommissarissen, afgezonden om hen te monste-
ren, den dood gedreigd en in verzekerde bewaring genomen hadden, »bij voorraad al
het noodige zou verschaffen tot drie maanden soldij aangezuiverd waren, terwijl hun de
betahng van het overige in den loop van den Winter door de gewestelijke Staten werd
toegezegd (5)." Hoe zwaar dit ook het Noorder-Kwartier moest vallen, dat reeds zoo
langen tijd de drukkende oorlogslasten gedragen had, werd nogtans in alles voor-
zien. Dit ontlokte aan ghiapin vitelli de woorden, »dat hy zich over niets meer ver-
wonderde dan over de West-Friezen, die voorheen, als zij maar eene enkele boot ter
dienst des Konings moesten uitrusten, steeds klaagden over hun onvermogen en armoede,
(1) Bou, Uist. d. Nederl. Oorl D. I. B. VI. bl. 457.
(2) de jonge, Gesch. V. h, Nederl. Zeewezen, D. I. bl. 179, 180. Vgl. beeloo, Nom^d-Holland
en de Noord-Hollanden, bl. 187, 188.
(3) BOR, Eist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. VI. bl. 472.
-ocr page 319-DES VADERLANDS. 2915
maar nu zij oproerlingen geworden waren, eene Koninklijke τΙοοΙ niet alleen in zee 1568—
konden brengen , maar ook daarin houden (1)."
Na het opbreken van het beleg ^'an Alkmaar en de nederlaag op de Zuiderzee^ ble-
ven eenige vaandels Spanjaarden en Duilschers, onder bevel van de ciievreauk, in
Egmond, Jleiloo, de Beverwijk en Nieuivendam; andere trokken, onder frangesgo
VALDEz, langs Haarlem om zich in Zuid-Holland ie legeren; en de overige benden,
onder romero , langs de duinen, en maakten zich meester van den Haag, welks inwo-
ners grootendeels naar Delft vlugtten. De Spanjaarden stroopten in de omstreken en
verschenen eerlang voor Leiden, doch besloten, door het voorbeeld van Haarlem en 30τ.
Wijji-
Alkmaar geleerd, deze stad niet door geweld van wapenen, maar, zoo mogelijk, door y^aäiid
honger te dwingen en haar derhalve naauw in te sluiten. Oranje had ondertusschen ^^^^
den Heer van St. Aldegonde gezonden, om Maaslandssluis te versterken; doch vóór
het Λverk nog voltooid was, werd het door den vijand vernield, wien de boeren langs
een weg, op welken men hem niet verwachtte, derwaarts geleid hadden. St. alde-
gonde, door zijn volk verlaten, werd, dapper strijdende, gevangen genomen en naar 4 γ,
den Haag ^ vervolgens naar Utrecht op het slot Vredenhurg gevoerd. De Prins was
ten uiterste bekommerd over het lot van zijn vriend, dien alba naar Brussel wilde op-
zenden, niet twijfelende, of men zou hem vele geheimen ontwringen. Sonoy werd
derhalve aangeschreven, zich ten aanzien van den Graaf van bossü zoo te gedragen,
als men ten opzigte van st. aldegonde zou handelen. De Spanjaarden, nu meester
van den Haag en Maaslandssluis, vertoonden zich behalve voor Leiden, ook voor de
poorten van Delft, Rotterdam en Schiedam, zoodat liet verkeer tusschen de^e steden
genoegzaam gestremd was, en men niet zonder groot gevaar van de eene stad naar de
andere konde komen. Het ontbrak den Prins van Oranje aan magt, den vijand te ver-
drijven; drie of vier duizend man van hem lagen in Zeeland, en twintig vaandels
voetvolk in Waterland. Hij dacht, dat men het eigenlijk op Delft gemunt had,
en nam het hartig besluit, die stad niet te verlaten. »Ik Aveet wel," schreef liij aan
zijne broeders, »dat velen het vreemd genoeg vinden, dat ik mij hier zal laten inslui-
ten; maar om mijne eer te bewaren en het volk, zoo hier als elders, niet te ont-
moedigen, heb ik voorgenomen te blijven. Indien gij hoort, dat deze stad belegerd '
is, waardoor mij alle briefwissel met u en de andere sleden afgesneden wordt, moet
gij terstond deze laatsten schriftelijk vermanen, goeden moed te houden en dat gij spoe-
dig haar ter hulp zult komen (2)."
(1) vELius, Chron. v. Hoorn, hl. 404.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. IV. p. 229 , 231, 236, 237 , 239 , 241. Correspon-
dance de philippe II, T. II. p. 429, 431. wendoce, Hist. d. l, g. d. FL Lir. X. p.239,241 verso.
320 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— Het gedrag der Spanjaarden was niet geschikt, den Prins te overtuigen, dat de ge-
zindheid tot vrede, welke zij voorwendden, ernstig gemeend was en niet slechts strek-
" ken moest, om hunne tegenpartij in slaap te wiegen. Hij zette derhalve, hoezeer zelf
den vrede wenschende, zijne onderhandelingen met het Fransche Hof over een inval in
de Nederlanden te zijner gunste voort, en beraamde, in overleg met lodewijk van Nas-
sau, welke insgelyks zijne kostbaarheden en kleinooden voor de zaak der Nederlanders had
opgeofferd, onderscheidene aanslagen tegen Antwerpen, Bergen op Zoom, Maastricht en
Groningen (1). Door de gevangenneming van st. aldegonde was hem intusschen een maglige
steun in het beheer der zaken ontvallen, w Ik vind mij door zoo vele werkzaamheden
overstelpt," schreef hij, »dat het mij onmogelijk is, dien last langer te torschen; ook
verkoelt elks ijver meer en meer (2)." Dit laatste moest men te minder verwacht
hebben, sinds oranje den drie en twintigsten van Wijnmaand openlijk tot de Neder-
landsche Hervormde Kerk was overgegaan, heigeen hij denkelijk uit ontzag voor de
Luthersgezinde Vorsten, en bovenal voor den Keizer, tot nu toe had uitgesteld (5).
Niettemin werd, ondanks dezen overgang, door de zorgen der Graven van Nassau
een verbond gevormd ^ blijkbaar minder uitsluitend ten behoeve der Nederlanden in het
byzonder, dan wel tegen het huis van Oostenrijk in het algemeen. Niet alleen de
Keurvorsten, Vorsten en Stenden Yan Duitsehland, maar ook de Koningen van Frank-
rijk en Polen waren, naar het schijnt, genegen, er deel in te nemen (4). Van den
anderen kant moedigde st. aldegoinde, welke zich nog in den Haag beyond en door
ROMEIIO zeer heusch behandeld werd, den Prins aan, zich met den Koning te verstaan.
Op aansporing van koikgaumes, wien het stadhouderlijk bewind over Holland in plaats
van Bossu was toevertrouwd, en die, op last van alba, van ter zijde met de steden
van dat gewest onderhandelde, om ze te nopen onder 's Konings gehoorzaamheid
terug te keeren (ö), drong hij schriftelijk bij hem op vrede aan, en trachtte hem tot een
camp ana, della guerra di Fiandra, T. I. p. 117 verso, strada, de Bello Belg. Lib. VIL p. 449.
le γετιτ, Chron. d. Holl Τ. IL ρ. 266, 267. cnarruys, Ilist. Gén. d. l. g. de Fl. Liv. IV. p. 161.
MBunsir Rer. Belg. Lib. IV. p. 250. bor, Ilisl. d. Nederl. Oorl. D. I. Ii. VI. bl. 472. v. meie-
ren, Hist. d. Nederl. Oorl. Ii. IV. bl. 93. hooft, Nederl llist. IJ. VIII. bl. 340.
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. IV. p. 195, 198 , 207 , 210 , 227 , 233 , 237,'238,
241, 242, 243, 245, 246, 251. p. 93\
(2) Archwes de la Maison d'Orange, T. IV. p. 238. Vgl. p. 191, 194, 197 (1).
(3) GROEN VAN TRiNSTERER, in de ArcMves de la Maison dOrange, T. IV. p. 226.
(4) Archives de la ^Maison dOrange, T. IV. p. 217, 23G, 273—281.
(5) Correspondance de philippe II, T, II, p. 447.
-ocr page 321-llipiPPPilil^PP^l II
DES VADERLANDS. 521
mondgesprek met robiero over te halen (1). Zeer teregt is opgemerkt, dal men in dezen 1568-
1576
brief te vergeefs die geestkracht zoekt, van welke st. aldegonde bij andere gelegenheden zoo ^
vele bewijzen gaf. Ofschoon hij betuigt, dat vrees voor den vijand noch voor den dood hem Slagtm.
doet spreken, is het echter onmiskenbaar, dat hij, misschien ondanks zich zeiven,
leed onder den invloed van zijn tegenwoordigen toestand. Zou hij anders met zooveel
nadruk hebben aangedrongen, dat de Prins zich met den Koning verzoende? Zou
hij zoo ver gegaan zijn, van zelfs te verklaren, hoeveel beter het zijn zoude, dat zij,
welke de nieuwe godsdienst ongestoord wenschten uit te oefenen, hetgeen de Koning
wel nimmer zou gedoogen, het Land verlieten, zelfs wanneer men weigerde hunne
goederen te laten volgen, dan den krijg voort te zetten, waarvan het einde slechts de
uiterste armoede en ellende zijn zouden? Zou hij zoo weinig belang gesteld hebben
in de Avaarborgen te gunste van degenen, welke aan den opstand deel genomen had-
den , als in dezen brief geschiedt (2) ? Juliano romero had op denzelfden dag als
st. aldegonde aan den Prins van Oranje geschreven. Hij was een van de Bevelheb-
bers der Spaansche benden geweest, welke filips in Vijftien honderd negen en vijftig
in de Nederlanden onder het opperbevel van oranje en egmond gelaten had. Hij
was derhalve persoonlijk met den Prins bekend, telde thans veertig jaren dienst en had
besloten , met den Hertog van Alha te vertrekken, van welk plan hij met zeer veel moeite werd
teruggebragt, ofschoon de Koning nadrukkelijk verboden had, dat een der Krijgshoof-
den zijn post zou verlaten. Vóór zijn beraamd vertrek, wenschte hij eene zamenkomst
met ORANJE, ongetwijfeld om hem tot onderwerping te stemmen. De Prins wei-
gerde beleefdelijk eene zamenkomst, maar verzocht, zoo robiero hem iels te zeggen
had, een vertrouwd persoon te zenden. In een paar brieven handelde hij met den
Spaanschen krijgsman over de slaking van st. aldegonde, maar wees zijn voorstel
af, dezen tegen bossü uit te wisselen, als zijnde »ongepast en onredelijk." Op romero's
verzoek, zich nader te verklaren, over hetgeen hij den Koning, door zijne tusschen-
komst, wenschte voor te stellen, gaf de Prins duidelijk te kennen, dat men de opge-
stane gewesten niet tot onderwerping zou brengen, dan door hun te vergunnen, »God
naar Zijn Heihg Wóórd en Bevel te mogen dienen, en overeenkomstig de oude vrij-
heden en bezworen voorregten te leven (3)."
Oranje beantwoordde den brief van st. aldegonde na raadpleging van de Staten en
andere lieden van rang en aanzien, wien hij bij de mededeehng daarvan schreef: »dat
hij, naar den eed en hetgeen hij hun verpligt was {cn acquit du serment ei obliga-
■■■fj
(1) Correspondance de güillaume Ie TacUurne, T. 111. p. 75—80.
(2) gachard, in de Correspondance de guillaümb Ie Taciturne, T. 111. p. XXIX.
(3) Correspondance dc guillaume Ie Taciturne, T. III. ρ. 81—88. Vgl. ρ. XXXII.
ίΐ deel. Ö stuk. 41
-ocr page 322-522
F
fit
rwms·
1568—tiofi quHl α α eux), van geen gezag gebruik wilde maken, of uit eigen beweging iets hoe-
genaamd buiten hunne voorkennis verrigten, evenmin (in deze) als in eenige andere
zaak, het welzijn des Lands betreffende, gelijk hij, zoo als elk wist, ook nooit gedaan
had." Voorts was de hoofdinhoud van zijn antwoord, »dat de Staten en hij —St. alde-
GOWDE was hiervan bewust — nimmer iets meer gewenscht hebben en nog wensclien dan
de bevordering van de algemeene rust en welvaart door middel van een goeden en
zekeren vrede; ongaarne hebben zij de wapenen opgevat, niet tegen den Koning, maar
alleen om in geene ondragelijke slavernij naar ziel en ligchaam te geraken. Zij, meer
dan iemand, wenschen een einde aan de rampen en ellende des Vaderlands, en om geluk-
kig onder de gehoorzaamheid des Konings te leven; maar mögt de vrede hun meer on-
gelukken, bezwaren en rampspoeden aanbrengen, dan achten zij het verkieslijk, zoo
om de eere Gods, als het welzijn des Lands, de ongemakken des oorlogs te ver-
duren. Op beloften kunnen zij niet vertrouwen na hetgeen in de Nederlanden, se-
dert het verdrag met de Hertogin van Parma aangegaan, gebeurd is; na den moord
van den St. Barthelsnacht, en na hetgeen onder karel V den Landgraaf van Hes-
sen en den Markgraaf van Brandenburg geschied is. De grondregel, door de Kerk-
vergadering van Conslanz aangenomen, dat men den Ketters geen woord moet hou-
den, leert hun, wat zij te ΛYachten hebben van de Spanjaarden, die sinds hunne
komst in de Nederlanden slechts getracht hebben, door alle soorten van onderdrukldng
en dwingelandij, de vrijheden en voorregten te vernietigen, welker handhaving de Ko-
ning plegtig bezworen had. »Daarvan getuigen," dus gaat de Prins voort, »de
vreesselijke teregtstellingen zoo van de aanzienlijksten als van de geringsten, het verban-
nen van een groot aantal goede en getrouwe onderdanen des Konings, het opschorten
en omverwerpen van alle regten en gebruiken, het opleggen van ondragelijke lasten,
het vermoorden van verscheidene burgers, het schenden van vrouwen en maagden, het
rooven van goederen, het stremmen en vernielen van handel en nijverheid, en einde-
Igk, al die onmenschelijkheden, geweldenarijen en beleedigingen, welke er gepleegd
zijn met het blijkbaar gevaar, de harten der onderdanen van hunnen Vorst te verwij-
deren." St. aldegonde moet zich derhalve niet verwonderen, dat men »geen middel ziet,
eenigen vrede en vergelijk aan te gaan en te sluiten (1)." St. aldegonde toonde hierop
in een uitvoerig wederantwoord, als wilde hij den moed des Prinsen ondermijnen
en zijne standvastigheid doen wankelen, dat de oorlog »alle ongeregeldheden, los-'
handigheden, afgrijsselijkheden en buitensporigheden met zich voert;" dat zoowel de
Oude- als Nieuwe Geschiedenis leert, welken noodlottigen uitgang dergelijke burger-
oorlogen gehad hebben, terwijl men in den beginne dragelijke voorwaarden had kun-
(1) Correspondance de guillaume Ie Taciiiirne, ï. III. ρ. 88—93. Vgl. ρ. XXX.
-ocr page 323-DES VADERLANDS. £δί
nen bedingen; voorbeelden daarvan leveren de Peloponesische oorlog, liet leven van 1568—
CAESAR, en de invallen der Grollien en Wandalen op. Om 'sPrinsen bezorgdheid, ge- ^^^^
grond op liet weinig vertrouwen welk men in de beloften van de Spaansche Rege-
ring konde stellen, uit den weg te ruimen, moest men, naar zijne gedachten, eerst
handelen over de voorwaarden van een vergelyk en dan over de waarborgen ter nako-
ming daarvan; en zoo de Prins deze niet voldoende vond, zou elk dezelfde blijven
als bij het begin (1), Niet minder dan St. aldegowde, wenschte orawjb den vrede,
maar een goeden, welgewaarborgden vrede. Dezen zocht hij door tusschenkomst van
noircarmes te verwerven, wien St. aldegonde hem als vredesgezind had afgeschilderd (2).
Ondertusschen had alba, kort na het verhes van den slag op de Zuiderzee^ den
Koning verzocht, de komst van don luis de requesens, op wien filips sinds bijna een
jaar als 'sHertogs opvolger in de landvoogdy άβτ Nederlanden het oog geworpen had (3),
zooveel mogelijk te verhaasten. Medina geli had zich reeds in het midden des jaars aan de za-
ken in deze gewesten onttrokken, zonder daartoe, naar het schijnt, verlof van den Koning,
veel minder van alba , gevraagd te hebben (4). De Hertog verklaarde voorts, dat'sKonirigs
belang vorderde, dat hij op het spoedigste de Nederlanden verliet, waar hij niet meer
van nut zijn konde en zeker zou omkomen, wanneer hij er nog eenen winter moest
doorbrengen. Hij was thans niet bij magte, zich uit zynen armstoel op te heffen;
en, even als hij, λνειΰ don frederik door de jicht gekweld. Ten slotte gaf hij den
Koning den vreesselijken raad, alle steden en plaatsen, welke door dc Spaansche
benden niet bezet konden worden, in brand te laten steken; hij had dit met som-
mige dorpen begonnen, welke hem in zijne krijgsbewegingen hinderlijk waren; dit
zou het eenige middel zijn, oranje en de overige oproerlingen lot onderwerping te
dwingen. Inmiddels hield hem eene nieuwe muiterij onder de soldaten in Amsterdam,
gelijk hij zich uitdrukte, als 't ware vastgenageld, tot hij hen bevredigd zou hebben,
waartoe het hem echter aan geld ontbrak. Meer dan twee duizend dezer ojiroerigen
drongen met geweld bij hem binnen, onstuimig voldoening van twee maanden aeliter-
stallige soldij eischende. Met moeite slaagde hij er eindelijk in, de tucht te herstel-
len (ö). Het is niet waarschijnlijk, dat dit door middel van het geld der Amsterdam-
mers bewerkt is. Men verhaalt althans, dat 'sHertogs aanzien om dien lijd onder
(1) Correspondance dc pbilippe II, ï. II. p. 422, 423, 426, 429.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. IV. p. 286—293.
(3) Archives dc la Maison d'Orange, T. IV. p. 298—302.
(4) Corrcspondanec de philippe II, T. II. p. 308 , 413—418.
(5) Correspondance de philippe II, T. II. p. 370.
41
-ocr page 324-352 ALGEMEEPiE GESCHIEDENIS
1568—hen merkelijk was afgenomen, sinds bij zijne schulden, hoe dikwerf ook daartoe aan-
gemaand, niet betaalde, en eene bezetting in de stad wilde leggen. De minachting
sloeg eerlang tot yerbittering over, en alba, Toor een oploop en vvelhgt nog meer
Yoor zijne schuldeischers beducht, besloot zich heimelijk te verwijderen. Op zekeren
dag liet hij derhalve bij trompetgeschal omroepen, dat ieder, welke iets van hem te
vorderen had, den volgenden morgen, om geld konde komen; maar hij zelf vertrok des
nachts in stilte, zonder iemand te magtigen, zijne schulden te effenen. Vele vroeger
Avelgestelde lieden, die meer dan het hunne bij hem hadden opgezet, leden hierdoor
zulk een gevoelig verlies, dat zij tot armoede vervielen en om zich het levensonder-
houd te verschaffen, met vrouw en kinderen als daglooners moesten arbeiden (1).
Alba begaf zich van Amslerdam naar Ulrechl en voorts naar Brussel. Hier had
hij reeds in Herfstmaand de Algemeene Staten beschreven, om hunne toestemming te
erlangen voor eene jaarlijksche opbrengst van twee milhoen guldens (2). Door do
hevige tegenkanting, welke het invorderen van den Tienden Penning alom ontmoet
had (5), schijnt alba weder tot den afkoop daarvan, tegen de opgegevene som, be-
sloten te hebben. Ten minste in Grasmaand dezes jaars, had hij den Koning verzocht,
hem eenen brief te zenden, welken hij den Raad van State toonen konde, en waarin
gezegd werd, dat het afschaffen van den Tienden Penning afhankelijk was van de
inwilliging eener bede van twee millioen gulden 's jaars, zoo lang de behoeften van den
Staat zulks vorderden (4). Het blijkt, dat de Koning hieraan het oor geleend heeft,
en de Statenvergadering zal denkelijk deswege door den Hertog belegd geworden
zijn. Doch zij wilde slechts voor den lijd van zes jaren in den afkoop bewiUigen
en onder voorwaarde, dat de Tiende Penning voor altijd afgeschaft wierd. Hier-
toe echter was de Hertog niet te bewegen, en de Staten, zoo als requesens zich la-
ter uitdrukt, »zouden zich liever in stukken laten kappen, dan in den Tienden
Penning toestemmen (5)." Daarbij hadden de Staten van Holland bun in eenen
uitvoerigen, gedrukten brief herinnerd, dat de Hollanders nooit in vijandschap met
de overige Landschappen geleefd hadden, en ook thans alleen tegen de Spanjaarden
de Avapenen voerden. »Onze vijanden," zeiden zij, »willen ons, onze vrouwen en
kinderen lot hunne lijfeigenen en slaven maken, en Avat het allerergste is, zij willen,
(1) v. weteren, IlisL d. Ncderl Oorl B. IV. bi. 93. hooft, Nedcrl llist. B. VIll. hl. 339-
(2) DOR, llist. d. Ncderl. Oorl D. I. B. VI. LI. 459, 4ö2.
(3) Zie Iiiervoor, W. 123—131, 156—161, 165—168.
(4) Correspondance, do philh-pe II, T. II. p. 342.
(5) Correspondance de puilippe li, T. II. p. 458.
-ocr page 325-DES VADERLANDS. 2915
dat wij hun rekenschap van onze zeden en ons geweten zullen geven, om daarover naar 1568—
goedvinden te heerschen. En ofschoon eenigen onder hen naauwelijks weten, dat er ^^^^
een God in den Hemel is, ja schaars een enkel woord van den Zone Gods, onzen
Zaligmaker, gehoord of gelezen hebben, willen zij nogtans ons geloof en godsdienst
straffen, en ons onder hun geloofsonderzoek brengen, dat in Spanje tegen de
Maranen en afvallige Christenen gebruikt wordt, om ons, onder zulk een dekmantel,
van alle onze voorregten, vrijheden en oude herkomslen ganschelijk te berooven.
Daar wij zulks niet Avillen dulden, zoekt ü alba met zijn aanhang diets te
maken, dat wij weerspannelingen zijn, ten einde gij U van ons, Uwe Landslieden en
Medebroeders, afscheidende, dienaars zoudt Avorden van hun moedwil, scherpregters
van hunne wreedheid, en voorstanders van hunne onkuischheid en ongeoorloofde lus-
ten." Voorts brengen zij den Algemeenen Staten onder het oog, hoezeer zij aan het
volk verpligt zijn, voor de handhaving der vrijheden en voorregten, door den Koning,
als Heer der Nederlanden, plegtig bezworen, zorg te dragen; en hoe vele rampen deze
gewesten , inzonderheid onder het schrikbewind des Ilcrlogs van Alba, verduurd hebben. Zy
moesten derhalve hunne pogingen met die van Holland vereenigen, om dezen dwingeland
te verdrijven, hetgeen niet onmogelijk zou zijn, indien slechts alle gewesten eendragtig
te zamen werkten; immers had de ondervinding geleerd, dat alba , ondanks al zijne
magt, niet in staat was het kleine Holland en Zeeland te bedwingen. »Indien de
Stalenzeiden zy, »in plaats van aan den Hertog jaarlijks twee millioen te bewilli-
gen ten verderve en ondergang van het dierbaar Vaderland, slechts de helft, ja een
vierde der geëischte som eens voor altijd wilden afstaan, om daarmede het Land te ver-
dedigen, de vreemde onderdrukkers te verjagen, en rust en vrede in den Lande te
lierstellen, waardoor het Aveder tot zijn vorige welvaart zou geraken, dan zou men
den Koning, hun Heer, niet alleen eene veel uitstekender dienst bewijzen, maar ook
bij alle Protestanten en de Volken in het algemeen, eenen onvergankelijken roem oog-
sten (1)."
Om denzelfden tijd verscheen in naam des Prinsen van Oranje, der Staten
van Holland en Zeeland, en van alle getrouwe Onderzaten der Nederlanden, die
zich door des Hertogen van Albans dwingelandij en geweld legen alle regt verdrukt en
vervolgd vinden, een uitvoerig en uiterst belangrijk geschrift aan den Koning in
het licht. Alba's geweldenarij Avordt daarin met levendige kleuren afgemaald. Niet
tegen den Koning, wien men alle trouw en gehoorzaamheid betuigt, maar legen
(1) BOR, HisL d. Nederl. Oorl D. L B. VL bl. 459—464. Dc brief was van den 12dcn van
Herfstmaand. Onder stond geschreven: »uwe {foedwilIi{jc vrienden en medebroeders, de Ridder-
schap, Edelen en steden van Holland, vertegenwoordigende de Staten des Lands."
352 ALGEMEEPiE GESCHIEDENIS
1568—den Hertog, welke den naam en het gezag des Konings misbruikte, had men de
wapenen opgevat, )) om ons," dus eindigt het Tertoog, »onze vrouwen en kin-
deren, ons goed en bloed, van zijne en zijner dienaren bloeddorstige handen te verlos-
sen, of, zoo hy ons te magtig is, liever een eerlijken dood te sterven en een loiFelij-
ken roem onzen nakomelingen achter te laten, dan onzen hals onder zulk eenen
dwingeland te buigen en ons lieve Vaderland in zulk eene slavernij te laten ko-
men, waardoor wij niet alleen in geen Land het aangezigt met eere zouden dur-
ven toonen, maar ook de dienst van Uwe Majesteit en de geheele welvaart des
Lands verAvaarloozen. Al de steden te zamen en elk in het bijzonder hebben
besloten, de eene voor en de andere na, alle beleg, zoo 't nood is, af te wach-
ten en het uiterste te wagen; zelfs den grootsten nood en kommer te verduren, met ver-
lies ook van goed en bloed; ja, veeleer den brand in hare eigene huizen te steken,
dan zich onder het geweld van dezen dwingeland te begeven. Immers zijn wij ten
voile verzekerd, dat bij zulk een wreeden ïiran, die ons eertijds zoo gruwzaam be-
dreigd, meermalen misleid, en zijne bcloflen en eeden als met voelen vertreden heeft,
genade noch barmhartigheid te wachten is; want hij zou liever de beken en stroo-
men met ons bloed verwen, en alle boomen en galgen, die in het Land zijn, met
onze ligchamen behangen, dan zijn bloedgierigen moed niet aan ons te koelen.
Daarom vallen wij Uwe Koninklijke Majesteit te voet en bidden U in den name
Gods, die Uwer Majesteit de kroon op het hoofd en den schepter in de hand gege-
ven heeft, ΛΥΪΙ toch eenmaal onze zaken aanzien; Avil Uwe ooren neigen tot onze
billijke en bewegelijke klagten. Wij verzoeken van Uwe gehoorzaamheid niet ontsla-
gen te worden, maar dat onze consciëntiën voor God den Heere mogen vrij blij-
ven, wij Z^n Heilig Woord hooren en navolgen, om den Alleroppersten Regter ten
jongsten dage rekenschap van onze zielen te kunnen geven. Opdat wij zulks mogen
verwerven, zoo wil toch ons arme Vaderland, hetwelk tot Uwer Majesteit getrouwe
dienst altijd bereid en willig geweest is en nog is, eenmaal ontslaan van het juk
der vreemdelingen en der Spaansche krijgslieden, latende het Land genieten al zulke
i
voorregten, vrijheden en herkomsten, als Uwe Majesteit, de Keizer, Uw vader, en
al Uwe voorzaten plegtig bezAvoren hebben. Zoo Avillen wij niet alleen de wapenen
nederleggen op Uwer Majesteits bevel, maar ons zelve met hetgeen wij in de
wereld hebben, te water en te lande laten gebruiken, waartoe Gij ons zult willen
schikken; en hopen, dat Uwe Majesteit met de daad bevinden zal, dat wij geenszins
ontaard of verbasterd zijn, maar veeleer al onze voorvaderen in getromvheid en gewil-
lige gedienstigheid jegens Uwe Majesteit willen te boven gaan; hetgeen Avij hiermede
Uwe Majesteit voor God Almagtig beloven en zweren, wenschende, dat God onze zielen
alzoo genadig zij, als wij dit van ganscher harte meenen. Wij begeeren, dat deze onze
verklaring en eed bij alle Koningen, Vorsten en Staten verkondigd worde, opdat elk
DES VADERLANDS. 2915
wete, dat wij onzen Koning geenszins weerspannig zyn, hetgeen wij ook van onze 1568-
voorvaderen nooit geleerd hebben, maar dat wy alleen uit nood, die ons op het uiter- ^^^^
ste drukte, gedvYongen zijn geAvorden, de wapenen tegen de vijanden en misbrui-
kers van 's Konings naam op te vatten. Daarom bidden wij alle Christen Vorsten,
dat zij zich met een Christelijk medelijden over onzen nood en jammer laten be-
wegen ; en nademaal wij beducht zijn, dat dit geschrift evenzeer onderdrukt en
achtergehouden zal worden, als al de voorgaande, zoodat het in handen van onzen
Koning niet zal komen, dat zij doch gelieven, het Zijner Majesteit te doen gewor-
den, opdat ons regt eenmaal aan het hcht kome, en Zijne Majesteit van zoo veel on-
schuldig bloed, als door de dwingelandij van alba vergoten wordt, voor God Al-
raagtig moge onschuldig gehouden worden. Dat willen wij aan allen en een iegelijk,
met ootmoedige gebeden aan God Almagtig voor hun voorspoed en welvaart te allen
tijde, in alle onderdanigheid verdienen (1)."
Terwijl eenigen beweren, dat dit geschrift weinig of geene uitwerking gehad
heeft (2), meenen anderen, dat het de terugroeping van alba bewerkt, ten minste
verhaast zal hebben (5). Zeker is, dat de Hertog reeds sinds vier jaren onophoudelijk
en ernstig, uit hoofde zijner verzwakte gezondheid, om een opvolger in het bestuur
der Nederlanden had aangehouden, waarop eerst de Hertog van Medina Celi, toen don
luis de requesens y de 9uniga daartoc benoemd waren, de komst van welken
laatste alba met verlangen te gemoet zag (4). Requesews, Kommandeur der Orde
van st. jan van Mallha, gewoonlijk de Groot-Kommandeur van Kaslilie genoemd, was
Landvoogd van Milaan, toen de Koning tegen het einde van Louwmaand des vorigen
jaars hem verwittigde, »dat de staat van zaken in de Nederlanden hem de hoogsle
bezorgdheid inboezemde en hij, zooAvel lot verhgting zijns gewetens, als tot behoud
dezer gewesten, zich verpligt vond beshssende maatregelen te nemen, om er de rust
te herstellen; dat de uitslag dezer maatregelen voornamelijk zou afhangen van het
beleid, den ijver en de zorgen desgenen, aan wien hij de uitvoering daarvan zal toe-
vertrouwen ; dat hij de oogen op requesens geworpen heeft » voor de grootste en belang-
rijkste zaak, die hij nog immer gehad had en ooit zou hebben," en besloten had, dat
(1) Bon, IlisL d. Nederl. Oorl. D. L B. VL bi. 464—472. Dit gcsclirift zal niet vóór dc helft
van "Wijnmaand in het licht verschenen zijn. Allhans de Prins schrijft den tweeden dier maand
aan zijne broeders, dat hij binnen kort een geschrift aan den Koning openlijk zal uitgeven.
Archiues de la Maison dWrange, T. IV. p. 215.
(2) WAGEXAAR, D. VI. bl. 453.
(3) kluit, Over Η regt om filips af te zweren, Bijl. bl. 52.
(4) Zie lüervoor, bl. 149, 191, 323. Correspoiidance de ρπιιιρρε II, ï. 11. p. 714.
-ocr page 328-352 ALGEMEEPiE GESCHIEDENIS
1568— de Groot-Kommandeur zich naar de Nederlanden zou beseven, om er te handelen in
1576
den zin der herigischriften (instructiën), welke hij hem zal geven, en zich met het al-
■ gemeen hestuur belasten, terstond na het vertrek des Hertogs van Alba, wien hij zijn
ontslag niet langer had kunnen weigeren (1)."
Weinig minder dan in de Nederlanden, was alba's bewindvoering in DuitscJiland
gehaat. Onbeschroomd verklaarde om dezen tijd joiiaïf Casimir, zoon van den Paltz-
graaf fredbrik III, die met den Prins van Oranje in verbond was, in een brief aan
den Keizer, dat hij en zijn broeder christoffel onlangs vijftien wagens met buskruid
voor ALBA bestemd , en waarschijnlijk door den Keizer zeiven afgezonden, op de heide
bij Spiers in de lucht hadden laten vHegen, om den Hertog, welke als een Tiran in
de Nederlanden woedde, het handelsverkeer met Duilschland stremde en van ouds een
verbitterde vijand des Duitschen volks, vooral der Protestanten, geweest was, afbreuk
te doen, daardoor tevens het vergieten van nog meer bloed in de Nederlanden te voor-
komen , en het werk des vredes te bevorderen, Avaaraan de Keizer, zoo wel als de Ko-
ning van Spanje^ toch zoo ijverig arbeidde (2). Inmiddels werden in Madrid de
aanstelhngs- en lastbrieven des nieuwen Landvoogds opgesteld, wiens karakter en hoe-
danigheden door HOPPERUS, in een schrijven aan den Griffier der Staten van Braband^
ten hoogste geprezen werden, om het volk gunstig voor hem te stemmen (o). En in-
dedaad, de staats- en krijgsmansbekwaamheden van PiEqueseks schenen hem uitmun-
tend geschikt te maken, om te herstellen wat doodstrafien en moorden omvergeworpen
hadden. Hij had veel bijgedragen tot den goeden uitslag van den strijd bij Lepanto,
en zich door beleid en geestkracht in het bewind over Lombardlje onderscheiden (4).
19 v. M^et de grootste eerbewijzingen van alba en onder het vreugdegejuich des volks, werd
^157™ ^^ Brussel ontvangen. Terstond zond hij zijne aanslellingsbrieven aan de Staten
der onderscheidene gewesten en voegde er een schrijven bij, waarin hij zyne
achting voor hen en zijne zucht voor 'sLands welvaart op het breedste te kennen
gaf (l>). Den tweeden dag na zijne aankomst verzocht hem de Hertog van Alba
op het dringendste, onmiddellijk het bewind te aanvaarden, waar requesens eenige
(1) Correspondance de piiilippe II, T. IL ρ. 308, 309. Vgl. mendooe, Hist. d. l. g. de Fl. Liv.
X, p. 239 verso.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. IV. p. 223. bor, Ilist. d. Nederl Oorl D. I. B. VI.
bl. 472. v. METEiiEN, Ilist. d. Nederl. Oorl. B. IV,. bl. 93.
(3) viGLii EpisL Select, ρ. 399. bor^ Ilist. d. Nederl. Oorl. D. 1. B. VIL ρ. 478.
(4) ν. meteren, IHst. d. Ncdevl. Oorl. B. IV. bl. 93 verso, mendoce , Hist. d. l. g. d. Fl. Liv. X,
p. 240 verso 241. groen ν. prinsterek, iu de Archives de la Maison dOrange, Ϊ. IV. p. 259.
(5) i)Or, Hist. d. Nederl. Oorl D. L B. VlI. bl. 477, 478. hooft, Nederl. B. VllL bl. 341.
w
DES VADERLANDS. 529
^zwarigheid in maakte. Eindelijk echter legde hij in tegenwoordigheid yan aarschot , 1568—
barlaymotft cn vigliüs, leden van den Raad van State, in handen yan alba, als 29
vertegenwoordiger des Konings, den eed af, zwerende, ))de Nederlanden in naam des
Konings, als Heer dezer gewesten, goed cn getrouwelijk te zullen regeren, bij het Hei-
lig Roomsch-Katholijk geloof te bewaren, naar regt te besturen, tegen alle binnen-
en buitenlandsch geweld en aanvallen te verdedigen,, en voorts zich naar zijn last cn
berigtschrift te gedragen (1)." Den vorigen dag had alba, bij eene openlijke aanschrij-
ving, den Staten van zijn aanstaand vertrek kennis gegeven, en dat requesens in zijne
plaats zou treden; w^aarop de nieuwe Landvoogd, insgelijks bij een open brief, hunne
medewerking ter bevordering van 's volks welvaart had ingeroepen (2), Viglius ver-
moedde, dat de Hertog van dag tot dag het overdragen der landvoogdij verschuiven,
en met requesens evenzoo als met mei-ina geli handelen zou. Ook betuigde hij, dat
alba, tot geen gering misnoegen van requesews, tot ver in Wintermaand te Brussel
vertoefde en in dien tusschentijd verscheiden openstaande ambten uitdeelde, waarbij hij
niet verzuimde, de dagteekening der brieven van aanstelling op eenigen tijd vóór de
overdragt zijner waardigheid te stellen (5). Requesews schreef aan den Koning, dat ^^.J·
de Hertog liem steeds zeer hoiïelijk en met veel onderscheiding behandelde. »Ht had term.
gewenscht," vervolgde hij, »eerst na zijn vertrek het bestuur van zaken op mij te ne-
men , niet alleen dewijl dit overeenkomstig is met het bevel van Uwe Majesteit, maar
ook omdat ik oordeelde, dit uit achting voor zijn persoon verschvddigd te zijn.
iilaar sinds den eersten dag mijner aankomst drong hij er op aan, dat ik het bewind
zou aanvaarden, daartoe vele redenen bijbrengende en mij den brief van Uwe Majesteit
toonende, in welken hem wordt voorgeschreven, aan mij dadelijk de landvoogdij ovei'
te dragen (4). Hij voegde er bij, dat de dienst van Uwe Majesteit zulks wezenlijk vor-
derde, daar hij zich niet op eens alle zaken konde herinneren, welke hij mij had mede
te deelen, maar zich die zou herinneren, naar mate de gevallen zich opdeden; dat het
van groot belang was, dat ik eenige dagen regeerde, terwijl hij zich hier bevontl, daar
ik dan aan hem die twijfelingen, "welke mij voor den geest kwamen, konde mededee-
len, en hij beter in staat zou zijn, ze op te lossen. Hij verzekerde, dat hij vele zaken
voor my bcAvaard had, maar deze thans wilde noch konde afdoen; dat het gebrek aan
(1) Correspondance de puilippe II, ï, II. p, 431, 433, 436. viglu Commenl. p. 318.
(2) Correspondance de phiiji'pe II, T. II. p. 714—716.
(3) viglu Epist. ad. hoppeuum, p. 779 , 782.
(4) In een brief van den 13'^''" van Wijnmaand had echter de Koning aan alba geschreven, dat
hij aan requesens de noodiffe insfructiën liad gezonden, opdat deze liet bewind konde aanvaarden,
wanneer dc Hertog hem dit wilde overdragen. Zie Correspondance de puilippe 11 ï. II. p. 414.
11 Deel. b Stuk. 42
-ocr page 330-352 ALGEMEEPiE GESCHIEDENIS
J56'8—geld drukkend was, en ik mij met de middelen moest bezig liouden, om daarin te
voorzien, want de kooplieden noch de Staten wilden langer met hem onderhandelen;
. eindelijk moest hij wel, wegens het maken der toebereidselen voor zyn vertrek, zich
eenige dagen aan de openbare zaken onttrekken, zonder nog te spreken van zijne ge-
zondheid , welke hem niet veroorloofde, zich er mede bezig te houden. — Ondanks dit
alles, heb ik zoolang tegenstand geboden als ik konde, zoo wel uit vele redenen van
hoog belang, als uit achting, gelijk ik reeds gezegd heb, voor zulk een aanzienlijk
personaadje. Ik wist, onder anderen, dat het volk veranderingen in het bestuur begeert,
en hoe men vreest, dat dit niet geschieden zal. Ofschoon ik overtuigd ben, dat de
Hertog de man geweest is, welke der dienst van God en Uwer 3Iajesteit voegde, en ik
mij voorstel, zijne schreden, zoo veel mogelijk, te volgen, is het echter noodig, dat
het volk overtuigd worde, dat men eenen anderen Aveg zal bewandelen. Maar indien ik
regeer, terwijl de Hertog zich hier bevindt, is het klaar, dat ik geene andere besluiten
kan nemen dan die hij zal goedkeuren, en ik moet hem eeren en achten, zoo als
billijk is. Wanneer hij vertrokken is, zal ik het misschien noodig oordeelen, in alles
zijnen raad te volgen, als die eens mans van beleid en ondervinding; maar dan
zal dit op eene wijze kunnen geschieden, dat het der bevolking dezer gewesten voor-
komt, als handelde ik uit eigen beweging, en zij zal er zich minder door gekwetst
gevoelen, dan wanneer zulks thans gebeurde, want nu zou zij gelooven, dat al de be-
velen door hem voorgeschreven waren, en dat Uwe Majesteit mij gelast had, hem te
gehoorzamen. Al het volk, en Uwe Majesteit weet, hoe ligtgeloovig het is, houdt
zich overtuigd, dat de Hertog niet vertrekken zal, en de leden van den Raad van
State, noch de andere Staatsdienaars durven vrij hun gevoelen in zijne tegenwoordig-
heid uiten. Evenzoo moet het met de koopheden gesteld zijn, die vreezen, dat zij
door verspieders omringd worden, ziende dat de Hertog en ik, zyne dienaren en de
mijne zoo eenstemmig zijn en allein hetzelfde huis hun verblijf houden. En ofschoon ik
genegen ben, altijd meer vertrouwen te stellen in hetgeen de Hertog mij gezegd heeft
en nog zeggen zal, dan in de woorden van anderen, moet ik echter allen hooren en
vrij laten spreken; men moet ook uiterlijk toonen, aan de redenen van eenigen geloof
te hechten (1)." Naar het verhaal van viglius, trachtte alba, zijn opvolger over te
lialen, denzclfden w eg te betreden, dien men tot nu toe gevolgd had, en schetste hem
'sKonings ambtenaren in de Nederlanden deels als onbekwame, deels als ontrouwe die-
naars , en het volk als Ketters of weerspannigen af, wier haat hij, ten onregtc , op zich
had geladen, dewijl hij, om de groote gebreken in de regtsbedeehng ingeslopen te
herstellen en waartoe hij de Nederlandse!]e Reglers niet in staat achtte, zich van Span-
(1) Coirespondance de iniajppE 11, T. ίΐ. ρ. 433, 434.
______ύ
-ocr page 331-DES VADERLANDS. 51l>
jaarden bediend had. Voorts poogde hij hem diets te maken, dat al de Staten in löO<S—
de opbrengst van den Tienden Penning bewiUigd hadden, waaruit volgde, dat niet
hij, maar de Staten zelve de schuld waren van de beroeringen hieruit ontstaan; en
om te beletten, dat requeseivs van andere kanten beter wierd ingelicht, zorgde men,
dat hij gedurig omringd Avas van don frederik, vargas, roda, alburnoz en andere
handlangers van den Hertog (1). Alba zal echter de waarheid niet beleedigd hebben
toen hij verklaarde, dat het vervangen van Nederlandsche Regters door Spanjaarden,
's volks misnoegen tegen hem in hooge mate had opgewekt. Hoezeer dit zelfs den meest
Spaanschgezinden Nederlanders gegriefd had, blijkt uit het geestig schrijven van hoppe-
rus aan viglius , welke hem hierover geklaagd had: »In antwoord op hetgeen gij mij
meldt nopens het aanstellen van Spaansche en Italiaansche regtsgeleerden en raadsleden in
dc Nederlanden, moet gij weten, dat dit niet zonder reden geschiedt. Immers, gelijk
de natuur zelve de magiigeren over de zwakkeren laat heerschen, zoo als men bij Aris-
toteles vindt, is het in elk opzigt gcA'oegelïjk, dat over ons, barbaarsche en onkun-
dige lieden en gewoon aan onbeschaafde wetten, zoodanige nieuwe Wetgevers gesteld
worden, die, onder eene zachtere lucht geboren, op de allerwellevendste, allerhoile-
lykste en allergeleerdste wijze zijn opgevoed, en Avelke, om regten en wetten te ken-
nen , noch Grieksch, noch Latijn, noch wijsbegeerte, noch iets van dien aard noodig
hebben, maar op de scholen hunne meesters dezelfde taal hoorden spreken, die zij in
de wieg reeds van hunne minnen leerden. Ook dienen hun de lessen van zulke mees-
iers, hun geheel leven door, tot de allergenoegzaamste wetten, zonder dat het er op
aankomt, of zij juist de Kerkelijke of Romeinsche verstaan. En om zeker te zijn, dat
altijd de beste van deze lieden naar de Nederlanden vertrekken, heeft men er zulke loe
gekozen, die voorheen uit den Raad gezet zijn, hetgeen gij Aveet, dat slechts den besten
en heihgsten mannen te beurt valt (2)."
De ongunstige toestand van alba's gezondheid, die derwijze was ondermijnd,'dat hij
niet op zijne beenen staan konde (5), vertraagde zijn vertrek uit de Nederlanden tot
den achttienden van Wintermaand. Verzeld door don frederik , die evenzeer naar liet
ligchaam leed als hij (4), en onder bedekking van vijf kornetten ruiterij, trok hij door
Lotharingen, Boiirgondic, Savoije en Lombardije naar Genua, en van daar over zee
naar Spanje. Men verhaalt, dat hij op reis aan Graaf lodewijk von Köniystein, orak-
(1) VIGLIUS, Commcnt. p. 317.
(2) iioppEiu, Epist. p. 254, 255. yiclii, Epist. p. 544, 557.
(3) Zie zijn brief aan den Koniiij^ van den zesden van Wintermaand in de Correspondance de
rniLippE II, T. Π. p. 436.
(4) Correspondance dc i-hiuppe II, T. II. p. 430.
42*
-ocr page 332-352 ALGEMEEPiE GESCHIEDENIS
1568—JES oom van moederszijde en die, naar liet schijnt, de zaak der Nederlanden min of
meer begunstigd had, verklaarde, dat op zijn bevel aldaar achttien duizend zes honderd
menschen door beulshanden waren omgekomen. Vargas, welke bij dit gesprek tegen-
woordig was, zou de onbeschaamdheid gehad hebben er by te voegen, » dat deze, ge-
westen door te groote zachtmoedigheid verloren gingen (1)." In Spanje werd alba
geenszins vriendelijk ontvangen. Het Hof, waar hij eene magtige tegenpartij had, weet
aan zijn bestuur en aan het niet nakomen van sommige bevelen des Konings, de ver-
liezen in de Nederlanden. Toen hij den eersten van Grasmaand Vijftien honderd vier
en zeventig op zes mijlen Bladrid genaderd was, kwam er onverwachts last, dat don
frederik niet ten Hove mögt verschijnen, en de vargas zich vijf mijlen van daar had
te onthouden. Alba zelf, door den Koning zeer koel ontvangen, vertrok Aveldra ge-
heel teleurgesteld naar zijne stad Alba. Daar er ondertusschen verscheidene nieuwe
klagten tegen zijn bewind waren ingekomen, werd de Bisschop van Cordia, zijn tegen-
strever, door FiLiPS ontboden, om 'sHertogs daden naauwkeurig te onderzoeken (2).
De Fransche gezant aan het Hof van Spanje daarentegen meldt zijnen Vorst, dat filips ,
bij het eerste gehoor, den Hertog omarmde {lui porta les bras au col); en hij voegt
er by; »men zegt, dat de Koning zich uiterlijk zeer ontevreden op alba zal aanstellen
en afkeuren, Avat hij in de Nederlanden verrigt heeft. Maar ik weet van goederhand,
dat dit slechts geschiedt, om den Nederlanders genoegen en tevens te kennen te geven,
dat liet nimmer 'sKonings wil geweest is, dat de Hertog hen euvel zou behandelen.
Men verzekert mij, dat dit de weg is, om de gemoederen in die gewesten te bevredi-
gen en te stillen (5)" Alba echter, en wel om het uithuwelijken van zyn zoon don
i?rederik , wien de Koning eene andere gemalin had toegedacht, viel in ongenade en werd
te Uzeda in hechtenis gezet, tot hij, om Portugal voor filips in bezit te nemen, ge-
slaakt werd. Hij overleed kort daarna in vier en zeventigjarigen ouderdom op het paleis
te Lissabon in Vijftien honderd twee en tachtig, en was spoedig aan het Hof vergeten (4).
Naar luid van zijn biechtvader, verklaarde hij op zijn sterfbed, »dat zijn geAveten hem
niet verweet, ooit een druppel bloeds tegen zijn geweten aan vergoten te hebben; dat hij
(1) bok, Hist. d. Nedcrl. Oorl. D. I. li. VI. bl. 474. v. meteuen, Ilist. d. Nederl Oorl. B. IV.
bi. 94. V. reyd, Nederl. Gesch. Β. I. bl. 10. brandt, Hist. d. Ref. D. I. bl. 546.
(2) HOppERi Epist. p. 387, 388, 394. Archives de la Maison d'Orange, T. IV. p. 360, 361.
(3) Archives de la Maison d'Orange, ï. IV. p. 361.
(4) iirantome, Oeiwres, T. V. p. 82. stradi, de Bello Belg. Lib. VII. p. 450—452. astorga
Leven v. alba, D. II. bl. 427—500. v. raumee, Gesch. Europa's, B. III. S. 166—170.
DES VADERLANDS. 2915
■r
*
dit in de Nederlanden geplengd had, was omdat zij iietters en oproerlingen waren (1)." —
Naar de getuigenis van een ander Spaanscli geestelijke, moet hy zich, integendeel,
daarover zeer bezwaard gevoeld hebben (2).
Het is aan geen redelijken twijfel meer onderworpen, dat alba, in zijn bestuur over
de Nederlanden, geheel naar de inzigten van filips gehandeld heeft en zijnen last niet
te buiten gegaan is. Immers betuigt hern de Koning zijn opregten dank voor zijne
bewindvoering en verzekert hem, »zijne werkzaamheden en groote diensten te allen
tijde naar waarde te zullen gedenken (5)." En in den lastbrief van requesens ver-
klaart hij openlijk, »dat, tot zijne groote tevredenheid, de Hertog van Alba zich
uitnemend verstandig en deugdzaam van zijn pligt gekweten heeft (4)." Op filips
rust derhalve de verantwoordelijkheid, dat alba, de slaafsche uitvoerder zijner beve-
len, deze bloeijende gewesten binnen het korte tijdverloop van zes jaren tot het be-
klagenswaardigste Land van Europa gemaakt heeft. Bij zijne komst waren zij, althans
schijnbaar, in rust en vrede; bij zijn vertrek in vollen opstand en in een krijg, die
Spanje''s schatten en legerbenden verslond. Hij was de »geesel der Nederlanden,''^
maar zij daarentegen waren het graf van zijn roem geweest. Zijn groote naam als
Veldheer was, vooral in de laatste tijden, aanmerkelijk gedaald, daar liij noch ge-
weten had de krijgstucht te onderhouden, noch, ondanks de strijdkrachten over
welke hij beschikken konde, twee kleine landschappen te bedwingen; en op zijne
eer was een onuitwischbare smet geworpen, sinds hy zich als bankroetier uit Am-
sterdam had weggemaakt. De krijgsmagt, welke hij aan requesens overdroeg, bestond
uit vier en vijftig duizend vijf honderd man voetvolk, behalve nog drie duizend man
in de grensvestingen, en vier duizend zeven honderd tachtig ruiters (ö). Maar deze
manschappen waren, even als de landsambtenaren, sedert geruimen tijd niet betaald;
en de schatkist was derwijze uitgeput, dat viglius aan hopperus schreef, »niet te
weten, uit welke middelen de wedde des Landvoogds moest bestreden worden (6)."
(1) Archives de la Maison d'Orange, ï. II. p, 262.
(2) BRANTOME, Oeuvres, Τ, V. ρ. 83.
(3) Correspondance de philippe II, Τ. II. ρ. 414.
(4) Correspondance de philippe II, Τ. II. ρ. 710.
(5) Correspondance de philippe II, T. II. p. 437. Uit de opgave aldaar blijkt, dat de Spaan-
sclic vaandels uit honderd, de Waalsche uit twee honderd, cn de Duitsclie uit drie honderd man
voetvolk, en de vaandels ruiterij uit bijna honderd veertig man bestonden, wanneer zij voltallig
"Waren.
..IJl IJ )Ι1|ΐ4ί11_ ,
1568—Requesens zelf getuigde kort na zijne aankomst, »dat men groote sommen schuldig
.was, maar geen reaal in kas liad en ook niet wist, hoe dien te bekomen, of in de
gewone uitgaven te voorzien (1)." En echler moesten tusschen de vijf en zes mil-
lioen guldens achterstallige soldij aangezuiverd Avorden; maandelijks werden zes maal
honderd duizend kroonen tot onderhoud van land- en zeemagt gevorderd, en daaren-
boven moesten nog de vestingwerken, welke alba deerlijk had laten vervallen, hersteld
worden. Requesens verklaarde, dat hij met smart op nieuwe offers moest aandringen,
daar hy wist, dat elke kroon, door de Koninklijke schatkist verstrekt, er verscheidene
andere kostte vóór hij in handen der soldaten geraakte (2). Immers sleepten niet al-
leen het overmaken van geld uit Spanje^ en het vervoer daarvan naar Holland en de
bezettingen der steden, veel kosten na zich, maar ook de Bevelhebbers, Onderbevelheb-
bers, en de Ambtenaren bij de schatkist stalen zoo veel zij konden. »Dit, even als
30 v. de ongeregeldheden der soldaten, moet men het minst aan alba wijten," zegt reque-
SBNS. »Zij zijn het overmijdelijk gevolg van de burgeroorlogen, van de gesteldheid des
^^^^ Lands, en van den aard des opstands, die er ontstaan is en nog voortduurt." Te ver-
geefs beproefde hij eenigen onderstand in geld van de Staten te erlangen, daar zij op
eene geheele afschaffing van den Tienden Penning aandrongen. »Zij zijn zoo een-
stemmig in dit opzigt," schreef hij den Koning, »dat onder degenen, Avelke Uwe Ma-
jesteit het best gediend hebben, er niet een is, die er niet even zoo over denkt als de
oproerlingen; de Raadsheeren en de Staatsdienaars zelfs, van welke ik mij in deze zaak
moet bedienen, toonen zich het hardnekkigst [son los que eslan mas duros). Ik
ben dus van gevoelen, dat üwe Majesteit voor altijd den Tienden Penning afschaffe,
opdat de Staten in de tAvee millioen gulden 'sjaars, voor zulk een langen tijd als
mogelyk, bewilligen. — Wat mij tot dien raad aandrijftJ is de overtuiging, dat Uwe
Majesteit er met dien Tienden Penning nooit zal uitkomen, welke de hoofdoorzaak van
den tweeden opstand geweest is. Want indedaad, ofschoon de Prins vim Oranje, sinds
de eerste bewegingen, tallooze zendelingen (emissarios) in het Land had, vond hij er
evenwel geene aanhangers (adherenles) zoo lang men den Tienden Penning niet invor-
derde, maar sedert heeft hij er eene menigte gekregen, zoo als Uwe Majesteit bewust
is. Om een voorbeeld van de gemoedsstemming te dezen aanzien te geven, heeft men
mij verzekerd, dat vele der voornaamste Staatsdienaars van üwe Majesteit alhier, en
van diegenen, welke aan het hoofd der krijgsbenden staan, zich niet ontzien hebben
lot Spanjaarden te zeggen: »»Waarom zouden wij het einde van dezen oorlog wen-
(1) Correspondance de philute II, T. 11. p. 434.
(2) Cada fsciido de Jos que de alla se proveen Ic cuestaii a V. M. muclios. anios que llejTvicii a
juanos de los soldados. Correspondance de philiite 11, T. II. p. 457.
DES VADERLANDS. 2915
sehen, daar gij dien slechts verlangt, om den Tienden Penning in te vorderen en an- 1568—
dere zaken uit te voeren, die onzen ondergang zullen voltooijen.""____ Wat den eer- ^^^^
sten afkoop van den Tienden Penning betreft, eene som van twee millioen guldens
is niet kwaad, zelfs wanneer zij niet voor altijd werd ingewilligd, omdat men bij tijd
en gelegenheid die hooger zal kunnen opvoeren, ofschoon ook de Tiende Penning
afgeschaft blijft; en, indedaad, nooit heeft men in dit Land een onderstand (subsidie),
zelfs vrijwillig, toegestemd, die later is verminderd geworden. De lieden hier begrij-
pen dit zeer wel; slechts willen zij het voorregt niet verliezen, dat men hun altijd op
nieuw moet vragen; en zoolang Uwe Majesteit Heer van deze gewesten blijft, zullen zij
U nooit eene geringere bede inwilligen dan die is, over welke men nu voor vele ja-
ren zal overeengekomen zijn. — De omstandigheden vorderen, dat men in deze zaak
bedaard te werk ga; en indien Uwe Majesteit de sommen nagaat, welke de oorlog tot
nu toe gekost heeft, zult Gij zien, hoe duur het doordrijven van den Tienden Penning
is te staan gekomen; en ik ben overtuigd, dat zoo lang men het volk in dit punt en
ten opzigte der algemeene vergiffenis niet bevredigd heeft, de oorlog nooit zal eindigen.
In waarheid, zou ik er zelfs niet voor durven instaan, dat deze twee middelen een
einde aan den krijg zullen maken, maar ik weet geene andere, die er ons hoop op
geven. — Onder de zes jaren, welke de Staten aangeboden hebben, behooren de twee
jaren van den eersten afkoop, die reeds aangezuiverd zijn, en vier andere, welke met
den dertienden van Oogstmaand Vijftien honderd vijf en zeventig eindigen zullen; en
ofschoon er derhalve twee achterstalhge jaren zijn, en daarenboven het tijdsverloop
van den dertienden van Oogstmaand tot heden, zullen zij dralen, zich daarvan te kwij-
ten. — Het aanvankelijk weigeren van de sommen, welke zij hebben voorgesteld, heeft
het weder verkrijgen daarvan tegenwoordig zeer moeijelijk gemaakt, daar de gewesten
door hetgeen zij sedert geleden hebben, door de inlegeringen en het vernietigen van
den handel uitgeput zyn. Do Staten zullen aanvoeren, dat het hun onmogelijk is io
eens het achterstallige te voldoen, te meer daar sinds twee of drie jaren de Hertog in
ßrahand en Vlaanderen vele belastingen op het geslagt, den wijn, de gerst en andere
levensmiddelen heeft afgeschaft, die bestemd waren ter bestrijding der beden. 'sHer-
togs beweegreden was, dat het volk, van dezen last ontheven, minder afkeer zou heb-
ben van den Tienden Penning; maar thans, nu men dezen niet meer heft, veroorzaakt
dit afschafTen der belastingen een groot kwaad, dewijl de Staten der beide genoemde
gewesten voorgeven, dat hun hierdoor het middel ontnomen is de beden te voldoen.
Men verzekert mij, dat men in de andere landschappen tot dat doel eenige fondsen "ter
zijde houdt; maar Brahand en Vlaanderen zijn, zoo als Uwe Majesteit weet, de voor-
naamste, en het eerstgenoemde vooral schijnt vreesselijk geleden te hebben. Uwer Ma-
jesteit moet ook het verschil bekend zijn, welk tusschen de gewesten over de wijze
van het opbrengen der twee millioen bestaat. Vlaanderen en Brahand willen, dat
556 ALGEMEEN! GESCHIEDENIS
1568—men daartoe dc gemeene middelen bestede, hetgeen indedaad de meest evenredige
Avijze zijn zou; de andere Staten daarentegen dringen aan, dat de verdeeling dezer
. som naar de oude hoofdlasten (quota's) geschiede, zoo dat men van alle kanten op
zwarigheden stuit. — Zij zullen waarschijnlijk ook eischen, dat men van de twee mil-
lioen het aandeel van Holland, Zeeland en der andere oproerige oorden aftrekke,
hetwelk eene aanzienlijke som zal bedragen."— Requesens brengt vervolgens den Koning
nnder h.et oog, dat de opbrengst der twee millioen en van den Honderdsten Penning
al eens aangenomen zijnde, de som, welke er van in de schatkist zal komen, niet
groot zal zijn, wegens de aanwijzingen van betaling vooruit door den Hertog van Alba
en den Raad der Geldmiddelen uitgegeven; en dewijl er ook de gelden, door de ge-
Avesten aan de krijgsbenden verstrekt, en de opbrengsten van hen reeds gevorderd;
moeten afgetrokken worden. — Onder andere aanwijzingen van den Hertog is er eene
aan het Spaansche voetvolk, van vijf maal honderd duizend kroonen, op het onzekere
bedrag van den Honderdsten Penning, ter vervulling der belofte, hun by zijn vertrek uit
Holland gedaan (1).
In een anderen brief van dezelfde dagteekening handelt requesens over hetverleenen
eener nieuAve algemeene vergiffenis. In Aveerwil der tegenovergestelde vertoogen van
\LBA (2), had FiLiPS hiertoe besloten, als zijnde dit »het laatste geneesmiddel, Avelk
men den kranke ter herstelling konde toedienen." Gaarne zou hij gezien hebben, dat
iiEQUESETiS met de openlijke afkondiging daarvan zijn bestuur aanving, »om de gemoe-
deren der Nederlanders gerust te stellen en hunne harten te Avinnen;" maar deAvijl dezft
vergiffenis liare kracht en Averking zou verliezen, indien zij te ojitijde geschiedde,
Avas een afschrift aan alba gezonden, opdat hij en requesens het vooraf zouden inzien
en laten afkondigen, Avanneer zij het gepast oordeelden. In geA^l zij er eenige veran-
dering in noodig keurden, moest hierAan terstond den Koning kennis gegeven, maar
het stuk intusschen geheim gehouden Avorden (5). De Hertog en bon frederik had-
den , kort vóór hun vertrek, zich volstrektelijk tegen het verleenen van vergiffenis ver-
klaard, op grond, dat Vorsten haar nooit hunnen oproerigen onderdanen schonken, zoo
lang deze nog de Avapenen in de hand, en zelf niet om genade gesmeekt hadden; dal
de vergiffenis Aveinig vrucht beloofde, als men zich herinnerde wat die van Vijftien
honderd zeventig en de bijzondere genadebrieven gCAvrocht hadden, aa'elke onlangs aan de
oproerige steden aa'aren gezonden (4); dat de godsdienst de oorzaak van den opstand ge-
(1) Correspondance de philiite II, T.'IL ρ. 456—462.
(2) Zie liiervoor, bi. 296.
(3) Correspondance de rmnrrE II T. 11. p. 414, 417-
(4) Zie liiervoor, bl. 296-
■ï^ r iiiiiiiii
-ocr page 337-DES VADERLANDS. ' 557
weest was, en dat zoo men aan de oproerlingen geene Trijheid van geweten toestond, 1568—
hetgeen men niet konde toestaan, zij zich niet zouden onderwerpen, terwijl men hen
door eene genoegzame krijgsmagt daartoe onvoorwaardelijk zou dwingen; dat het
's Konings magt te boYen ging in zaken van godsdienst te beslissen; dat men daarenboven
door het verleenen eener algemeene vergiffenis, de steden, die onder het gezag des
Konings waren teruggebragt, op eene ongelijke wijze zou behandelen; eenige immers
Avaren door geweld van wapenen ingenomen; andere, buiten slaat zich te verdedigen,
bij verdrag overgegaan; sommige hadden zicb, ofschoon zij weerstand konden bieden,
terstond overgegeven, of de vijanden binnengelaten, omdat zij niet anders doen konden, of
om Spaansche bezetting gevraagd, die haar echter niet kon gezonden worden; andere
eindelijk hadden de gezondene benden afgewezen en die van den Prins opgenomen;
dat bovendien, in geen geval, de misdrijven, sinds den eersten opstand in Vijftien hon-
derd zes en zestig gepleegd, in de algemeene vergiffenis mogten begrepen worden;
eindelijk, dat men, om aan deze bewegingen een einde te maken, als het eenige mid-
del zijne toevlugt tot de wapenen moest nemen, en tot zij gestild waren, aan zacht-
moedigheid, goedertierenheid noch genade gedacht worden. Viglius, wiens gevoe-
len over deze zaak werd ingeroepen, verklaarde zich, voor als nog, legen eene alge-
meene , maar voor eene bijzondere vergiffenis aan die oproerige steden, welke onder
het gezag des Konings waren teruggebragt, opdat dit voorbeeld andere zou aansporen,
zich te onderwerpen. Alba en requesens beide geloofden, dat yiglius niet rond voor
zijn gevoelen had durven uitkomen, en dat hij niet alleen de algemeene vergiffenis goed-
keurde, maar zelfs een vergelijk [qm se capitulace) met de oproerlingen wenschte.
Wat REQUESENS zelveu betreft, deze hield het afkondigen van vergiffenis voor volstrekt
noodzakelijk, en als te lang reeds uitgesteld. Het was, naar zijn oordeel, niet twijfelachtig,
dat men den weg des gewelds moest bew^andelen, wanneer daardoor het gezag des Ko-
nings konde hersteld worden, maar de opstand had zoodanig in kracht gewonnen, dat
wanneer ook deze noch van den kant van Duilschland, noch van dien van Frankrijk
ondersteund werd, zoo als echter te vreezen was, het ten uiterste moeijelijk zou zijn,
dien te dempen. De Koning had, wel is waar, nog vele goede onderdanen in de Ne-
Imidcn, maar weinige, die niet misnoegd waren, en niet alleen de algemeene vergiffe-
nis wenschten, maar ook het herstel van zaken zooals zij vóór de onlusten geweest wa-
ren. Zij beklaagden zich over den vergiffenisbrief van Vijftien honderd zeventig, Avegens
de talrijke uitzonderingen en beperkingen, en verklaarden, dat de bijzondere genade-
brieven des Hertogs niet waren aangenomen, omdat de hoofden der oproerlingen hei
volk diets gemaakt hadden, dat alba zijn woord niet zou houden. — Men kon zeker-
lijk niet voorspellen, welken uitslag de afkondiging der algemeene vergiffenis zou heb-
ben , maar, in elk geval, zou zij den staat van zaken niet verergeren, — De vraag is,
of de godsdienst al dan niet de oorzaak van den opstand geweest is. Alba en eenige zijner
II Deel. ö Stuk, 45
-ocr page 338-558 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— afhangelingen beweerden het eerste, de inboorlingen en de overige Spanjaarden en Itahanen
^ het laatste. » Wat mij betreftzegt requesens , »ik zie λτεί, dat de godsdienst aanvanke-
lyk was en nog de dryfveer is van den Prins van Oranje en van vele der hoofden,
welke hem volgen; maar geloof niet, dat zij denzelfden invloed op de massa des volks
gehad heeft; ik geloof veeleer, dat de nieuwe belastingen en de slechte handelwyze
van het krijgsvolk de oorzaak van den opstand geweest zijn. Wat mij hierin versterkt,
is, dat het misnoegen algemeen is, zoo wel onder de Katholijken als Ketters, onder
de kerkdijken als wereldlijken, onder den adel als de bm-gerij; en dat de Graven van
Egmond, van Hoorn en vele anderen, die teregt gesteld werden, in de belijdenis van
het Katholijk geloof gestorven zijn. Men kan zich nog meer daarvan overtuigen door
iietgeen tijdens den inval des Prinsen van Oranje in Vijftien honderd acht en zestig
gebeurde, en wat vier jaren later geschied is; de eerste maal ontrolde slechts de enkele
stad Diest de vaan des opstands, ofschoon het grootste gedeelte der teregtstellingen reeds
had plaats gehad; de tweede maal, hoewel er weinige hadden plaats gevonden, was
de opstand algemeen. Het schijnt dus, dat vele andere zaken dan de godsdienst op
het volk gewerkt hebben," — Onder de voordeden, welke, naar het inzien van den
nieuwen Landvoogd, uit het verleenen eener algemeene vergilTenis, die zoowel op de
bewerkers van den eersten als van den tweeden opstand moest toegepast worden > zouden
voortvloeijen, behoorde, dat zij tweedragt zou zaaijen tusschen de hardnekkige oproer-
makers en die, w^elke tot den vrede wenschten terug te keeren. — Daar een groot
getal bannelingen zich slechts aan ligte misdrijven had schuldig gemaakt, en vele van
hen zich verwijderden, alleen omdat zij eene preek bijgewoond of zich onvoorzigtig uit-
gelaten hadden, maar in den vreemde als goede Katholyken leefden, raadde requesens
aan, dezen en dengenen, welke niet de Avapens tegen den Koning opgevat hadden,
hunne goederen terug te geven. Het volk verwachtte de algemeene vergiffenis, en re-
quesens zou die reeds hebben afgekondigd, indien alba, er zich niet tegen gekant
had. Daar de gehoopte veranderingen geen plaats hadden, Averden de »oproerlingen
steeds halstarriger en de getrouwe onderdanen des Konings moedeloos (1)."
Behalve een uitgestrekten aanstellingsbrief, had requesens nog een geheim berigtschiïft
[inslrucUe) ontvangen, genoegzaam van denzelfden inhoud als dat, weleer aan de Hei'-
togin van Parma gegeven (2). Met 's Konings bevel van naar de Nederlanden te ver-
trekken , was hem tevens gelast, ook door zachte middelen en onderhandelingen aldaar
de rust te herstellen. Thans beklaagde hij zich, dat hij daarvan nog geen gebruik ge-
maakt had, dewijl hij niet wist, hoe zich in dit opzigt te gedragen, daar hem in zijn
(1) Correspondance de philxppe II, ï. II. p. 446—450.
(2) Correspondance de puilippe II, T. II. p. 700—714.
-ocr page 339-DES VADERLANDS. 551)
geheim berigtsclirift verboden werd, op eenigerlei Avijze de vergrijpen legen de gods- 156S—
dienst en de misdaad van oproer te vergeven (1). Hieruit laat zich verklaren, waarom
hy noirgarmes nadrukkelijk gelastte, niet verder met orawje te onderhandelen, zoo
als hij reeds door middel van den gevangen st. aldegoivde begonnen was (2), maar
wel de oproerige steden aan te hooren, wanneer zij de genade des Konings wilden in-
roepen (5). Ook nam hij het juliano romero euvel af, dat deze den Prins geschre-
ven had, hetgeen hij als een onbedachten stap beschouwde (4). Naar zijn gevoelen,
wenschten noirgarmes en de andere dienaren en leenmannen des Konings een vergelijk
met ORAWJE, maar de misdrijven van den Prins waren zoo zwaar, dat hij niet inzag,
hoe men die konde vergeven. Anders was het gelegen met ecnige aanhangers van
den Prins, en met sommige steden, welke diens gezag erkenden. Hij stelde derhalve
den Koning voor, dezen nog het oen en ander boven de algemeene vergiffenis
in te willigen; niet dat men hun vrijheid van geweten verleende, of het regt buitens-
lands de inkomsten hunner goederen in de Nederlanden te genieten; noch dat men in
het vertrek der Spanjaarden toestemde, of waarborgen gave ter nakoming van hetgden
hun beloofd wierd; maar men konde, behalve de vergiffenis aan de Ketters die zich
met de Kerk verzoenden, aan de anderen die zich buitenslands bevonden, een uitstel
geven, om hunne goederen te verkoopen (5). Requesens wenschtc hierover zoowel, als
over het uitwisselen van gevangenen, 'sKonings bevelen spoedig te vernemen. »De
Hertog van Alba,'' voegde hij er bij, »had niet gedoogd, dat de Spaansche krijgsge-
vangenen losgekocht wierden, opdat de oproerlingen geen voordeel uit het daarvoor
ontvangen geld zouden trekken. Zijn bevel, alle gevangenen des vijands op te hangen,
was echter ingetrokken, sinds bossu en eenige andere mannen van aanzien in 's Prinsen
magt geraakt waren; en daarom was st. aldegonde nog in handen van noircar3IEs
gebleven (6)."
Filips Avas sinds eenigen tijd ernstig bedacht, den Raad van Beroerte op te heffen.
Onlangs had hy aan alba geschreven: »Gij weet dat het oprigten daarvan onder de
zaken behoort, welke het meest het misnoegen der Nederlanders hebben verwekt; hoe-
zeer zij hebben aangedrongen op de afschaffing er van, en dat men het bestuur in al
(1) Correspondance de phihite II, T. II. p. 450.
(2) Zie hiervoor, hl. 320. Correspondance de guillaume Ie Tacitume, T. III. ρ. 369—373.
(3) Correspondance de philippe II, Τ. II. ρ. 437, 438, 450.
(5) Correspondance de philippe II, T. II. p. 451.
(6) Correspondance de philippe II, T. II. p. 445.
43*
-ocr page 340-540 ALGE3IEENE GESCHIEDENIS
1568—het overige tot de oude vormen terugbragt. Gij weet ook, dat ik dit verzoek niet hel)
ingewilligd, en wel ingevolge Uwe vertoogen. Maar thans beveel ik U ten sterkste
aan, er met den Groot-Kommandeur over te spreken en gezamenlijk te overleggen, of
men luerin eenige verandering behoort te maken, om het volk eene soort van voldoe-
ning te geven; immers, men verzekert mij, dat van het afschaiTen van dien Raad en
het afkondigen eener algemeene vergiffenis het herstel der rust in deze gewesten af-
hangt. Ik geloof wel, dal hunne bedoeling zoodanig is, als gij mij dikwerf hebt voor-
gesteld, maar zie ook, dat de zaken zoo hoog gekomen zijn, dat men op alle midde-
len moet denken, ze te herstellen, vooral bij liet tegenwoordig geldgebrek, waardoor
wij vooruit noch achteruit kunnen. Ik wil echter hiermede niet zeggen, ooit iets te
zullen inwilhgen, dat niet zeer regt vaardig [muy justo) is en geheel overeenkomstig
met ons Heilig Katholijk Geloof en mijne achtbaarheid, al moest ik zelfs ook de Ne-
derlanden verliezen (1)." Alba had zich stellig, in zijn onderhoud met requeseks
over dit punt, tegen het opheffen van den Raad van Beroerte verklaard, hetgeen hij
als noodlottig voor de godsdienst beschouwde, daar deze Raad eene soort van oppertoezigi
over het uitvoeren der bloedbevelen uitoefende; ook zou men, naar zijne meening,
weinig voordeel trekken uit de opbrengst der verbeurdverklaarde goederen, wanneer
het beheer daarvan aan den Raad der Geldmiddelen werd overgelaten. Opdat de Ko-
ning zelf konde oordeelen, of indedaad het afschaffen van den Raad van Beroerte,
welke in de Nederlanden zoo gehaat was (2), met de zwarigheden zoude gepaard
gaan, welke men zich daarvan voorstelde, bragt hem hequesens onder het oog,
dat vooreerst de leden van dien Raad geene aanstelhng van den Koning hadden
en alleen bijzitters waren van den Landvoogd, Avelke zelf alle vonnissen geteekend
en in zijnen naam geveld had, »De Wederlandsche leden van dien Raad," gaat hij
voort, )) en olzigwano , een Italiaan, hebben slechts het ambt van berigtgevers (rap-
porleurs) uitgeoefend, zonder regt van stemming, hetwelk de drie Spanjaarden,
JUAN DE VARGAS, LUIS DELRio en iiiERowiMO DE RODA, alleen bczaten. De Hertog heeft
voor het overige nooit gemeend, zich naar de meerderheid van stemmen te moeten
gedragen; hij besliste naar hem het verkieslijkste voorkwam (3); ik geloof ech-
ter, dat het gevoelen van de vargas altijd de overhand had; want, behalve dat
de Hertog hem als zijn voornaamste werktuig bezigde en groot gezag verleend had,
werd hij steeds door Doctor DiÉLRio ondersteund, die ofschoon een goed man en zeer
(1) Corrcspondance de niilirpe II, ï. II. p. 415.
(2) Quc tan odiado es en cslos payses, zegt hequesens, p. 452.
(3) Vgl. hiervoor, bl. 8, 9, 10. en D. II. St. IV. bl. 502—505.
-ocr page 341-DES VADERLANDS. 541
ervaren in de zaken des Lands, zoo bedeesd is, dat hij het niet waagt van een 1568—
ander gevoelen te. zijn, dan de bewindvoerders. En hoewel de vargas ongetwijfeld
door een lofwaardigen ijver voor de dienst van God en Uwe Majesteit bezield wordt
en naar regt gehandeld heeft, hebben nogtans zijne ruwe manieren en wijze van han-
delen, groot misnoegen door het geheele Land verwekt." Requesens verklaarde zich
onbewimpeld voor het ophefl'en van den Raad van Beroerte. Hij vond dien niet nood-
zakelijk ter uitvoering der bloedbevelen, waarvoor de gewestelijke geregtshoven zeer
wel konden waken. En wat de verbeurdverklaarde goederen betreft, indien de inrig-
ting van den Raad der Geldmiddelen in vele opzigten gebrekkig was; indien de zaken
er op zulk eene wijze Averden behandeld, dat het den Hertog in zeven jaren niet gelukt
was, er iets van te begrijpen, konde men tegen den Raad van Beroerte ook meer dan een
verwijt rigten ten aanzien van het beheer der genoemde goederen. Dit beheer, Avaar-
toe meer dan drie honderd dertig ontvangers gebezigd werden, was buitengemeen kost-
baar zonder te rekenen, dat de Raad van Beroerte zelf jaarlijks vijftien of zestien dui-
zend kroonen kostte. Er was volstrekt geen boek gehouden van de bevelen lot be,ta-
hng, gegeven op het bedrag der verbeurdverklaarde goederen. Requesens had hierte-
gen voor alsnog geene maatregelen genomen, daar dit het vermoeden zou hebben op-
gewekt, dat hij den Raad van Beroerte wilde in stand houden, met welks opheffing het
volk zich bij zijne komst gevleid had. 'Wat, en niet zonder reden, algemeen misnoe-
gen en klagte gebaard had, was het niet betalen der schulden, met welke de ver-
beurdverklaarde goederen bezwaard waren, en die dikwerf de waarde dier goederen gelijk
IcAvamen, ja, die somtijds te boven gingen. Evenmin had men degenen voldaan, wier
schuldbekentenissen bij vonnis geldig verklaard waren·; ook waren weinige van de schen-
kingen [mercedes) door den Koning op het bedrag der verbeurdverklaarde goederen gedaan ,
uitbetaald; bijna al het geld, welk men er van getrokken had, was besteed geworden,
om in de openlijke behoefte te voorzien. De nog hangende regtsgedingen, over de eischen
op de verbeurdverklaarde goederen, waren zoo talrijk, dat hoewel er twee of drie duizend
waren afgedaan, de Raad van Beroerte, wanneer deze zich daarmede ook maar alleen
behoefde bezig te houden, geen tijd zou weten te vinden, om er behoorlijk kennis van
te nemen. Sinds eenige maanden had de Hertog de beslissing van de meeste dezer za-
ken aan de gewestelijke geregtshoven opgedragen, maar de uitvoering van het vonnis
den Raad van Beroerte voorbehouden. Requesens hechtte hieraan zijne goedkeuring,
maar betreurde het, dat zij, welke schuldbekentenissen of renten op de verbeurdverklaarde
goederen hadden, en van welke vele in behoeftige omstandiglieden verkeerden, de be-
taling daarvan nog niet hadden ontvangen. »Behalve dat dit niet meer dan regt-
vaardig zou geweest zijnvoegt hij er bij, »is het ook noodzakelijk, dat het volk
geen twijfel koestert over de ware bedoeling van Uwe Majesteit bij het bevelen van de
verbeurdverklaringen, welke was de schuldigen te straffen en niet, zich hunne goederen
m
542 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1508—toe te eigenen." Naar zijne meening, moest het beheer dezer goederen aan den Raad der
Geldmiddelen oyergaan. — Voorts zou de Koning het Tolk een groot genoegen bewij-
zen en tevens eene daad yan regtvaardigheid yerrigten, wanneer hij gelastte, dat de op-
brengst der verbeurdyerklaarde goederen uitsluitend aangewend wierd tot het betalen der
schulden, met welke zij bezwaard waren, en yan de belooningen aan dengenen, wien zij
waren toegewezen. Ten slotte stelde requesews yoor, om een gedeelte der leden van den
Raad yan Beroerte in den Raad der Geldmiddelen te doen treden, en het ander ge-
deelte in den Geheimen Raad, welke uit een klein getal leden bestond en zonder Voor-
zitter was (1). Inmiddels had de Koning hem gelast, oyer het yoorstel yan alba,
»alle plaatsen in brand te steken, welke niet door de Spanjaarden bezet konden wor-
den," met den Hertog zeiyen, en zoo deze reeds vertrokken Avas, met den Raad yan
State te raadplegen, maar in elk geval tot dat uiterste niet te komen, vóór alle andere
middelen vruchteloos beproefd waren (2).
De Staten van Braband en Vlaanderen hadden, bij monde van een plegtig gezant-
schap, REQUESENS met zyne komst aan het bestuur geluk gewenseht, en tevens bedek-
telijk hunne hoop te kennen gegeven, dat door hem de rust hersteld, de ki-ijgstucht
_19 onderhouden, en de voorregten gehandhaafd zouden worden. Heuschelijk had de Land-
^^^^ voogd geantwoord, dat hij, van zijne zijde, ook op de hulp der Staten vertrouwde in
term. het stillen der onlusten, hetgeen de Koning hem bovenal had aanbevolen; terwijl
1573
hij overigens niet anders beoogde, dan hen bij hunne oude voorregten, vrijheden en
herkomsten te bewaren (5). Ondertusschen moest hij de gedragslijn van alba in de
bewindvoering volgen, tot hij daaromtrent nadere bevelen uit Madrid zou ontvangen
hebben. Het eenige waardoor reqtjesens, vooreerst, zijne afkeuring van de handelwijze
zyns voorgangers aan den dag konde leggen, was, dat hij diens gehate praalbeeld te
Antwerpen liet omverhalen en in het tuighuis brengen. Later werd het door het volk
aan stukken geslagen, en aan een kopergieter verkocht (4).
In den laatsten tijd van alba's bestuur waren de Zeeuwsche zaken niet ter gunste
der Spanjaarden veranderd. Ondanks alle pogingen van den wakkeren moiydragon ,
werd Middelburg^ welk hij met vijftien vaandels Walen verdedigde, door het verder
onder water zetten der landerijen en het opwerpen van niemve schansen, meer en
meer benaauwd. Op Walcheren had de Prins thans ruim zes duizend man Engelschen,
(1) Correspondance de philippe II, T,. II. p. 452—455.
(2) Correspondance de niiLirpE II, T. II. p. 437.
(3) Correspondance de philippe II, T. II. p. 716-—718.
(4) bor, Ilist. d, Nederl OorL D, I, B. V, bi. 257. Zie hiervoor, bl. 137.
-ocr page 343-DES VADERLANDS, 591
Schotten en Franschen; en Middelburg ayüs nog slechts voor ééne maand van levens- 1568—
middelen voorzien. Alba had daarom in het begin van Slagtmaand tot ontzet dier
stad, eene vloot van drie en tachtig zeilen te Antwerpen uitgerust. Beauvoir, wien
het bevel er over was opgedragen, liet bij Lillo de grootste bodems de Honte afzali-
ken, maar trok met vijf en twintig voor raadschepen en zes en dertig andere voorbij 25 λ.
Bergen op Zoom, en wierp in Romerswaal zes honderd man met drie stukken gß"
schut. De Zeeuwsche vloot, bij Rammekcns geankerd, hiervan door de Zierikzeesche
wachtschepen onderrigt, zeilde met veertig of vijftig kleine schepen, onder adriaan
wiLLEMSz. en BOISOT, de Spanjaarden te gemoet en trof hen aan te Wol[aartsdijk;
doch de vyanden ontweken het gevecht en namen de vlugt naar Bergen op Zoom,
waar zij door de Zeeuwen werden ingesloten. Bomerswaal werd belegerd en de be-
zetting na drie of vier dagen genoodzaakt, zich over te geven, onder beding, dat zij
met wapenen en standaarden naar St. Maartensdijk zou gevoerd worden. Het grootste
gedeelte ging echter over in 'sPrinsen dienst, en Romersxvaal werd aan kolen ge-
legd, uit vrees dat de Spanjaarden er zich zouden nestelen. Het andere smaldeel
der Spaansche vloot keerde, nadat het eenigen tyd tegenover Baarland geankerd had
gelegen, naar Antwerj)en terug. Beauvoir had verscheiden schepen verloren en Avas
geheel ter nedergeslagen, te meer daar de Spanjaarden aan zijne besluiteloosheid het
mislukken der onderneming toeschreven; de Landzaten daarentegen beweerden, dat de
Zeeuwsche vloot sterker geweest was dan de zijne. Alba vermoedde, dat beauvoir en
zijne vrienden, die een groot bondgenootschap vormden waarvan aarsciiot het hoofd
was, zich over dezen ramspoed verheugden, daar, » wanneer Middelburg verloren was,
<le Koning genoodzaakt zou zyn met den Prins van Oranje en de overige muiters in eene
schikking te treden." Gaarne zou requesens het bevel aan beauvoir ontnomen, maar de
Nederlanders zouden dit ten hoogste euvel opgevat hebben, en het was zelfs te vreezen
geweest, dat de vloot uiteengeraakt zou zijn: daar de soldaten, die er zich op bevonden,
lot de afdeeling van beauvoir behoorden, en de matrozen met hunne bevelliebbcrs van
hem afhingen. Het moge dezen Vlootvoogd aan beleid en vastberadenheid ontbroken
hebben, aan trouw jegens den Koning faalde het hem niet. Hij betuigde, toen reque-
sEPfS hem aanspoorde, weder in zee te steken, dat hij gereed was zijn leven voor den
Koning te wagen; maar dat hem scheepsvolk, levensmiddelen, geschut en vele andere
henoodigdlieden ontbraken, zonder nog te spreken van de meerderheid der Zeeuwsche
vloot, eene meerderheid, die onbetwistbaar was, sinds zij die des Konings in de haven
van Bergen op Zoom geblokkeerd hield, van welke zij op een geweerschot afstands
geankerd lag, en die het niet waagde zich daarbuiten te vertoonen. Eerlang verliep
ook een groot gedeelte van zijne matrozen, zoowel uit wanbetaling, als omdat zij,
meende requesens, den Prins meer dan den Koning genegen >varen. Het onderhoud
der vloot te Antwerpen en die te Bergen op Zoom kostte maandelijks zes en dertig
o90 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
•duizend kroonen, en de geldmiddelen waren derwijze uitgeput, dat onder de soldaten
dagelijks vele van gebrek en koude omkwamen. Voornamelijk ontbrak het aan geschut;
meer dan twee honderd en vyftig stukken van groot kaliber, en nog meer kleinere,
waren bij verschillende gelegenheden in handen der Prinsgezinden geraakt. Requesens
had zich vóór zyne komst afgevraagd: » hoe het mogelijk was, dat de omwentelingsge-
zinden zulke talrijke vloten onderhielden, terwijl de Koning er niet ééne konde uit-
rusten ? thans was hem dit opgehelderd; zij, welke den oproerigen Prins dienden,
streden ter verdediging van hun leven, hunne haardsteden, goederen en valsche gods-
dienst; zij maakten daarom ohanje's zaak tot de hunne, en stelden zich tevreden met
levensonderhoud zonder soldij." Het kwam hem ondertusschen als van het uiterste
belang voor, dat de Koning, zich vóór den Zomer van de zee meester maakte; voor-
zeker eene hoogst moeijelijke taak, daar de Hertog van Alba, » ondanks al zijn gezag,
beleid en ondervinding nimmer de meerderheid te water had kunnen verwerven." Om
dit doel te bereiken zond hij, tegen het einde des jaars, zaakgelastigden naar Dene-
marken, Zweden en de Hansesteden aan de Oostzee, om eenige oorlogschepen in'sKög-
nings soldij te nemen, daar hij weinig hoop voedde, dat men hem uit Spanje eene
voldoende vloot konde toezenden, hetgeen anders, in vele opzigten, de voorkeur ver-
diende. Tevens gelastte hij ifoiRGARHEs insgelijks eenige schepen in Bolland uit te
rusten, maar ontving van dien bewindsman tot antwoord, dat hij en de zijnen dat
gewest wilden verlaten. Zoo weinig medewerking aan de zijde van hen, welke in
'sKonings gunst deelden, ontlokte aan requeseks de verklaring, »dat van de twee
zaken, welke julius caesar bij de bewoners dezer gewesten opmerkte: het ver-
geten van ontvangen weldaden en van beleedigingen, hij slechts het eerste in
hen bespeurd had; want niet alleen," schrijft hij aan den Koning, »vergeten zy
geenszins de beleedigingen hun aangedaan, maar beschouwen ook als zoodanig, wal
geene beleediging is, en trachten Uwe Majesteit in eene soort van onderdanigheid te
houden, om zich duurder te verkoopen; daarenboven, in den haat legen ons, Span-
jaarden, geven zij, die Uwe Majesteit dienen, den oproerlingen niets toe." Inzonder-
heid legde hij deze gevoelens den voornaamsten Heeren en Bevelhebbers te last en meen-
de, dat het volk zich gemakkelijk zou laten leiden, indien het niet door hen op het
dwaalspoor gebragt werd (1).
1568-
1576
In het belegerde Middelburg was ondertusschen de nood onbeschrijfelijk groot, en elke
(1) Correspondance de philippe II, ï. II. p. 432, 435, 439, 440—444. Archives de la Maismi
d'Orange, T. lY. p. 204, 206, 235, 245, 253—256, 281—283. le petit, Chron. d. Holl. ï.ll.
Liv. X. p. 267. Liv. XL p. 271. haraei Annal Belg, ï. III. ρ. 194. ν. meteren, Ilist. d. Ne-
derl Oorl B. IV. bl. 91. ,
DES VADERLANDS, 591
poging van requesews'tot ontzet mislukt (1). Het gebrek aan gewoon geld was eenig-156'8—
KÏns door noodmunten te verhelpen, maar niet, dat aan mondbehoeften. Men mengde
het meel met lijnzaad, en voedde zich met het vleescli van paarden, honden en aller-
lei onrein gedierte, indien men het nog bekomen koude; want een hond kostte dertig,
eene rat vijftien en eene muis twee stuivers; een pond paardenvleesch gold twee, en
een pond brood zes schellingen, Pestziekten verzelden den hongersnood, en binnen
twee maanden waren vyftien honderd zes en zestig menschen gestorven. Een aantal
burgers, ten einde raad, hoe langer het leven te onderhouden, zocht de stad te
ontvlieden, doch de belegeraars dreven hen weder naar binnen, en velen vond
inen dood voor de poorten liggen. Mondragow had reeds den Landvoogd verwittigd,
dat, zonder ontzet, hij de stad binnen weinig dagen zou moeten overgeven, toen een
paar schepen met koorn beladen langs Goes er binnenkwamen, en, althans voor kor^
ten tijd, in de dringendste behoefte voorzagen (2).
Oranje bevroedde, even als requesess , te Avel, dat het bezit van Zeeland aan dal
van Middelburg verbonden was, om niets onbeproefd te laten, die stad aan zich te
onderwerpen. Hij werd hierin door Hollanders zoo wel als Zeeuwen, »bij wie," zegt
ror , »de Prins in het algemeen en in het bijzonder zeer hoog geacht en bemind
waskrachtig ondersteund, hoezeer Holland zelf in den hagchelijksten toestand ver-
keerde. Immers door het verlies van Haarlem was de gemeenschap tusschen Noord-
en Zuid-Holland afgebroken; Leiden werd belegerd; en den Haag ^ Maaslands sluis en
andere plaatsen Avaren door de Spanjaarden bezet, die alom de wegen onveilig maak-
ten. De landerijen bleven aan vele oorden »ledig en onbebouwd liggen, zoodat. niet
alleen de huisman en landlieden, maar ook de renteniers en kooplieden in grooten
angst leefden. Nogtans hadden die van Holland en Zeeland besloten het uiterste,
goed, lijf en leven voor hunne vryheid en godsdienst te wagen en op het spel te
zetten (3)." De Prins zelf begaf zich, op verzoek der Zeeuwen en op raad der Staten
van Holland^ naar Zeeland, om alles ter bemagtiging van Middelburg in het werk te
stellen; het bezit dier stad en dat van Arnemuiden zou, gelijk hij zicli uitdrukte,
»eenige verpoozing aan zijne Averkzaamheden kunnen verschaffen (4)." Hij bezocht de
Zeeuwsche vloot, welke die der Spanjaarden in Bergen op Zoom ingesloten hield, en
riep, na een hevig kanonvuur zoo uit als op de stad, al de Scheepsbevelhebbers bij
(1) Correspondance de philippe II, T. II. p. 440, 441.
(2) Correspondance de philippe II, T. II. p. 440. Archives de la Maison d'Orange, Τ. IV. ρ.
304, 307.
(3) BOR, Hist. d. Ncderl Oorl. 1). I. B. VII. bl. 478.
(4) Archives da Ja Maison d'Orange, T. IV. p. 283.
II Deel, ö Stuk. 44
-ocr page 346-546 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
zich aan boord, ontvouwde hun het gewigt hunner taak, het hoog belang, dat Zee-
land behouden bleef en alle krachten ingespannen Averden ter verdediging van de
godsdienst, de vrijheden en voorregten des Vaderlands.^ Allen riepen hierop als uit
éénen mond: »wij zijn gereed, U lot den laatsten druppel bloeds bij te staan; en
liever dan de goede zaak te verlaten, zullen wij een jaar zonder soldy dienen, ja,
eerder verpanden, wat elk onzer bezit." Met regt derhalve mögt de Prins getuigen,
»God niet genoeg te kunnen danken voor de goede stemming, waarin hij Bevelhebbers,
soldaten 'en matrozen gevonden had, en dat hij zijne zaak niet verloren achtte."
Z-ijne hoop. Middelburg binnen weinig dagen in bezit te hebben, werd echter teleur-
gesteld (1).
Om de benaauwde stad te ontzetten, of althans van levensmiddelen te voorzien, had
REQUESENS te Antwerpen eene magtige vloot uitgerust. Z-ij was in twee smaldeelen
gesplitst; het eene, dertig groote schepen sterk, ouder bevel van sakcho d'avila en
adolf vaw haamstede, het andere, uit zeventig kleinere schepen bestaande, onder
dat van romero , dewijl beauvoir gevaarlijk krank was geworden en eerlang over-
leed. Het eerste smaldeel voer de Honte oï Wes ter-Schelde, het tweede de Ooster-Schelde
af, om bij Borselen zich weder te vereenigen. Men hoopte met een gedeelte do
Zeeuwsche vloot te ontzeilen en Walcheren te bereiken, of met vereende magt haar
;ian te tasten. Aan den Vice-Admiraal de glimes was het bevel over de geheele
scheepsmagt opgedragen. Requeseus begaf zich over land naar Bergen op Zoom,
om bij de hand te zijn lot het geven der vereischte bevelen. De Prins van Oranje, van
hot plan des vijands verwittigd, zond onmiddellijk liodewijk vak boysot met het sterkste
gedeelte zijner vloot, welke in het geheel uit vier en zestig bodems bestond, naar Ro-
merswaal, en behield het zwakkere bij zich te Vlissmgen, in het vertrouwen, dat hij
den Spanjaarden het doorzeilen of landen zou kunnen beletten, Sawgho d'ayila ging,
ofschoon wind en getij tegen Avaren, onder zeil; en hoewel zijn schip reeds voor Ant-
werpen gestooten had, hetgeen men voor een ongunstig teeken hield, en een ander
zijner bodems op de hoogte van Goes verging, vervolgde hy echter zijnen Aveg. Op dit
betigt, ontbood de Prins terstond vier der grootste schepen van boysot terug, stelde
op alles de noodige orde, gelastte den Scheepsbevelhebbers den vijand tegen te hou-
den, en zonderde zich toen in zijn bidvertrek af. Het gevreesde gevaar werd afge-
wend. D'avila week bij den opkomenden vloed, naar den kant van Breshens en liet
er het anker vallen, om het andere smaldeel af te wachten, en dan gemeenschappelijk
den strijd te ondernemen. Inmiddels had boysot, bezorgd, dat de Spaansche vloot,
achter Romerswaal om, door het gat van Lodijke heen naar Walcheren mögt stevenen,
1568-^
1576
21V.
Wiiv
term.
1573
23 V.
Louw-
maand
1574
s^Ülgfi
■ι' '
j·
(1) Archivcs de la Maison dOrange, Τ. IV. ρ. 303, 306, 307.
-ocr page 347-DES VADERLANDS. 547
M—I 11 I ................................................—a—
tusschen Maariensdijk en Wemeldinge post gevat, en zijn Vice-Admiraal joost de moob. 1568—
met drfe der bezeildste schepen Toor Vosmeer gelaten, om de bewegingen van 'svijands ^^^^
Ylöot, die te Bergen op Zoom lag, gade te slaan. Op aandringen yan iiomero ,
ging de glimes, hoewel tegen zijn zin, onder zeil. Boysot vernam dit tegelijk met
'sPrinsen boodschap uit Vlissingen, en besloot, vóór hij zijne strijdmagt door het af-
renden van vier schepen verzwakte, den vijand aan te tasten. Des morgens ten acht 29 v.
ure geraakte zijne voorhoede, acht ligte vaartuigen onder joost be moor , met die
der Spanjaarden, insgelijks acht schepen 5lerk, by stil water handgemeen. Weldra 1574
waren de beide vloten in elkanders gezigt voor IJersehendam. Requeseks stond met
zijn gevolg op den Tholenschen dijk bij Schakerloo, om den slag te aanschouwen
en de zijnen door teekens met den hoed aan te moedigen. Boysot zeilde met den
vloed op de vijanden in, en hield, op raad van zijn Kapitein sgbot, zijn volk
op het dek, om dadelijk het Spaansche Admiraalschip te kunnen aanklampen.
Doch het schrootvuur van dien bodem rigtte onder hen eene vreesselijke verwoesting
aan, Boysot zei ven werd een oog, Kapitein klaas klaaszoott beide beenen, , en
Kapitien schot een arm weggeschoten, terwijl een groot aantal soldaten en matro-
zen sneuvelde of gekwetst Averd. De gumes gaf hem voorts de volle laag en enterde
zijn schip; doch Kapitein adriaan kornelisz. van Vlissingen snelde te goeder uur zijn
Admiraal te hulp. Nu keerde de kans; het sterk bemande Spaansche Admiraalschip
en negen andere Spaansche schepen -werden aangeklampt.' Onder het vechten, rukte
JASPER LEYNSE van Zoutelande de Admiraalsvlag des vijands van de steng, wond die
om het lijf, en zwom er behouden mede over naar zijn schip, voor welke daad hij,
naar belofte, eene nieuwe plunje ontving. De glimes sneuvelde; zijn schip, aan den
grond geraakt, werd in brand gestoken. Met wedel'zijdsche dapperheid streed men
ook op de overige schepen. Doch de Spanjaarden moesten voor der Zeeuwen meer-
dere bedrevenheid in het gebruik maken van wind en getij zwichten, en deinsden af.
Romero trachtte insgelijks te wijken, doch zijn fokkezeil werd weggeschoten en hij
door vier schepen aangetast; veel van zijn volk sneuvelde, nogtans bood hy dapper
tegenstand, tot zijn schip een lek bekwam en begon te zinken, toen sprong hij overboord en
zwom met eenige zijner manschappen aan land. De vrees voor de zandbanken en ondiepten ,
had oscoRio DE ANGTJLO, die over de achterhoede het bevel voerde, weerhouden eenig
belangrijk deel aan het gevecht te nemen, en nu week hij met de^ overige Spaansche
schepen naar Bergen op Zoom. De strijd werd hierdoor geëindigd. Binnen den tijd van
twee uren was voor oranje eene groote en belangrijke overwinning bevochten. Verschei-
dene Spaansche schepen waren gezonken, en negen of tien met eene menigte geschut
benevens eenige voorraadsvaartuigen den Nederlanders ten buit geworden. Krijgsgevangenen
had men niet gemaakt, want in de hitte des gevechts hadden de Zeeuwen geen genade,
en zich zeiven niet eens den tijd gegeven, de Spanjaarden, die hen in handen vielen, van
44*
-ocr page 348-o90 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
■ wapenrusting en gouden halsketenen te berooven, maar deze met de bezitters overboord
geworpen; op die wijze waren zeven honderd vijanden omgekomen. Requesews was
van dit alles, en wel van zoo nabij ooggetuige, dat dikwijls de kogels langs zijne ooren
floten. Hij bevond zich nog op den dijk, toen romeko, doornat en bernodderd, hem
naderde en zich daarmede verontschuldigde, dat hij wel krijgsman maar geen zeeman
Avas en zoo men hem ook nog honderd vloten gave, het te vreezen zou zijn, dat hij
ze alle verloor. »Men moet berusten in wat God beschikt," antwoordde requesefs.
w Deze nederlaag, ik ben er van overtuigd, is ons tot straf onzer zonde overgekomen;
gij en uwe manschappen hebben hun leven even onbeschroomd als duizendmaal vroe-
ger blootgesteld." Satoho d'avila moet spoedig tijding van deze nederlaag ontvangen
hebben. Althans vóór de schepen, welke onmiddellijk na de overwinning door boysot
werden afgezonden, te Vlissmgen kwamen, had hij het anker geligt en was naar
Antwerpen gestevend, waar hij, met verhes van twee of drie schepen, deels door te-
genwind, deels door onkunde van het zeevolk veroorzaakt, binnenliep. Reeds den
volgenden dag werden de veroverde schepen met dertig metalen en verscheidene yze-
ren stukken te Veere en Vlissingen opgebragt, en de overwinnaars onder vrolijk ge-
juich ingehaald, »van welke de meesten echter, even als hun Admiraal, een teeken
van den strijd medebragten (1)."
In Middelburg vermoedde men Avel, dat de poging tot ontzet mislukt was, doch ze-
kere berigten ontbraken, en velen vleiden zich nog met eene ijdele hoop op onderstand.
Het gebrek steeg ondertussehen van uur tot uur; vele lieden stierven van honger; bur-
gers en soldaten werden wanhopig, en alle drongen op de overgave aan (2). Mondragon
zond Kapitein trawgiient of strenghant met een brief naar requesens, in welken hij
den treurigen toestand van Middelburg schetste, en dat men het niet langer dan
4 γ.
Sprok-
kel m.
]574
(1) niendoce, Uist. d. /. g, d. Fl. Liv. XI. p. 243—246 verso, sïrada, de Bello Belg. Lib. VIII.
p. 456, 457. οαμγανλ, della giierra di Fiandra, T. I. p. 118—120. bentivoglio, Nederl. Uist.
bl. 189—191. le petit, Chron. d. Holl. Τ. II. Liv. XL ρ. 271—274. chappuys, Uist. Gén. d. l.
g. d. Fl. Liv. IV. p. 163—165. viglii Epist. ad. iioppehum, p. 729. de tassis, Comment. Lib.
IL ρ. 186. haraeüs, Annal Brab. T. III. ρ. 197, 198, bor, Hist. d. Nederl Oorl. D. I. B. VIL
bl. 479. v. meteren, Hist. d. Nederl. Oorl. B. V. bl. 96, 97. hooft, Nederl. Hist. B. IX. bl.
345—348. swALUE de daden der Zeeuwen, bl. 61—66. Den hartelijken brief van gelukAven-
Rchinfj van jüliana van Nassau aan haren zoon, den Prins van Oranje, over deze overwinning
vindt men in Supplément aiix Archives de la Maison d'Orange, p. 152.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. IV. p. 323. Het aantal mensclien, in de laatste
twee maanden der belegering van honger omgekomen, zou meer dan vijftien honderd bedrageiï
liebben. campana, della giierra di Fiandra, T. 1. p. 121. chapputs, Hist. Gén. d. l. g. d. FL
Liv. IV. p. 166.
1568-
1576
DES VADERLANDS. 549
tien dagen zou kunnen uithouden, indien er geene hulp opdaagde, daar genoegzaam 1568—
alles was opgeteerd, wat eetbaar \Tas. Tevens wenschte hij des Landyoogds gevoelen
te vernemen, of hij, gedwongen de stad over te geven, de koopwaren en goederen
der inwoners zou verbranden en vernielen, opdat de vijand er geen genot van zou
hebben, hetgeen hem echter niet redelijk voorkwam. De bode en de brief vielen in
handen van den Prins, welke tranchent naar Arnemuiden liet voeren met het berigt van
de nederlaag der Spaansche vloot, en dat men der stad Middelburg vier dagen tyd
gaf, om op overgave te denken. Monduagow, na overleg met de stedelijke Regering,
toonde zich hierop genegen, onderhandelingen aan te knoopen, doch verzocht vrijge-
leide voor een afgevaardigde naar requesens , om het gevoelen van den Landvoogd
daaromtrent vooraf in te winnen, hetgeen echter door den Prins, als in den oorlog
ongepast en ongeAvoon, van de hand gewezen werd. Naar het verhaal van anderen,
besloot MONDRAGON, zoodra hem de mare der Spaansche nederlaag bereikt had, met
ORAWJE in onderhandeling te treden. De Prins wilde aanvankelijk van geene voor-
waarden hooren en eischte, dat Middelburg en Arnemuiden zich op genade en on-
genade zouden overgeven; maar toen mondragow verklaarde, dat hij dan liever
de stad op twintig plaatsen in brand steken, en zich met de zijnen in een uitval
zou doodvechten, begon hij zich rekkelijker te betoonen. Hoe dit zij, de wederzijd-
sche gemagtigden kwamen ter onderhandeling op het kasteel Bammekens bijeen.
Aan beide kanten was eene overeenkomst wenschelijk. Immers baarde het insluiten
van Middelburg den Z,eeuwschen zeelieden groote moeijelijkheden, en ook zij leden
menigmaal gebrek. De burgers van Vlissingen hadden wel getracht, hierin zoo veel
mogelijk^te voorzien, maar dit was niet toereikend geweest. Het scheepsvolk, welk de
wachtposten bezette, had zich derhalve dikwijls genoodzaakt gezien op buit te varen,
om zich leeftogt te verschaffen, doch deze was thans verbruikt. Zierihzee echter
leverde nog brood, en Vlissingen had veertien duizend gulden voorgeschoten op den
buit, welken men te Middelburg maken zou. De afgevaardigden van oranje en van
mondragoti sloten dan een .verdrag, Avaarvan de hoofdpunten waren, dat » mondragon
en zijn voetvolk, in zoo ver dit laatste niet in dienst van den Prins wilde overgaan,
met hun geweer en pakkaadje Middelburg en Arnemuiden zouden Terlaten, de vesting-
\verken niet vernielen, en al het geschut, de schepen, krijgsbehoeften en koopmans-
goederen achterlaten. Mondragow moest op zijn woord van eer beloven, zich in
's Prinsen magt te stellen, zoo hij binnen twee maanden er niet in slaagde, dat st. al-
DEGONDE, JAKOB SIMONSZ. DE RIJK en nog drie anderen op vrije voelen gesteld >verden. 18 v.
Weigerde biondragon deze gelofte, dan moesten drie kapiteins en een gelijk getaJ ^^ι^
luitenants, vaandrigs, onderofficieren en korporaals van zijne afdeeling zoo lang krijgs-
gevangen blijven, lot de genoemde vijf personen volkomen geslaakt waren De zoete-
laars en eenige andere lieden moesten de stad ruimen; doch de geestelijken en monni-
o90 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
1568—ken, zoo zij wilden, en alleen met hun eigen gewaad. De Prins zou zorgen, dat dege-
nen, welke Walcheren Avilden Terlaten, aan den Vlaamselien kant overgezet werden.
Om verzekerd te zijn van het nakomen dezer bepalingen, zouden wederzijds gyzelaars
gesteld worden." Van de afgevaardigden der stad eischte men, onder meer andere
bezwarende voorwaarden, driemaal honderd duizend gulden schadevergoeding. Doch de
Regering stelde den Prins het groot verloop van de zaken der burgerij voor oogen,
lyy waarop hij verklaarde, »dat hij, uit medelijden over den treurigen slaat, tot welken
Sprok- J^Iiddelburg vervallen was, Christelijke genade boven gestrengheid de voorkeur gaf;
1574 de burgers, welke aan hem, als 's Konings Stadhouder, den eed van getrouwheid
wilden afleggen, zouden lijf en goed behouden, zonder verwijt over voorgaande zaken;
een aantal burgers van Zierikzee, VUssingen en Vcere zou binnen de stad trekken, om
het krijgs- en scheepsvolk daaruit te keeren; hij was genegen, den haat van andere
steden tegen Middelburg door gepaste middelen uit den weg te ruimen; tien van
hen, welke den gevorderden eed mogten weigeren, kon hij, naar verkiezing, in ver-
zekerde bewaring houden tot een gelijk getal Haarlemsche burgers in vrijheid zou ge-
steld zijn; de Middelburgers zouden hunnen handel zoo als te voren mogen drijven en
hunne regten en vrijheden genieten, zoo ver zich het gebied der stad uitstrekte; de
Prins behield zich voor, om aan Veere^ VUssingen en Arnemuiden zulke voorregten te
verlecnen, als hij, naar verdienste, te meesten nutte van die plaatsen en van het ge-
mecne Land zou vinden te behooren; behalve de driemaal honderd duizend gulden,
in zijn naam te voren gecischt, moest Middelburg, tot onderstand van den oorlog
en om den vijand des Vaderlands te helpen verderven en verdrijven, zulk eene som
opbrengen, als hij redelijk zou oordeelen; hieronder waren echter de Spaanschgezinde
kndlieden niet begrepen, met welke hij afzonderlijk wilde handelen; van de koop-
manswaren en geestelijke goederen mögt niets verduisterd of weggemaakt worden, en
het verborgen goed, toebehoorende aan geestelijken en anderen, die zich buiten
Walcheren ophielden, moest, op lijfstraffe, worden aangegeven; wat het verzoek
der Burgemeesters betrof, dat de vroeger uitgewekene burgers tot hunne goederen
mogten terugkeeren, deze konden zich deswege met een smeekschrift tot den Prins
vervoegen, welke er naar behooren op zou antwoorden; wat het verder verzoek van
liurgemeesteren aanging, ten aanzien van de Priesters en Monniken, van de dienst en
de goederen der Kerk, als ook omtrent de schulden der stad ter zake van den krijg,
zoo konden de genoemde geestelijken met hunne kleederen vertrekken, doch over de
andere punten zou de Prins, bij bekwame gelegenheid en na voorgaand onderzoek, in
alle redelijkheid en tot het meeste nut van Stad en Land, de noodige schikking ma-
ken." Het verdient opmerking, dat de Regering van Middelburg aan deze verklaring
den naam van verdrag gegeven heeft, hoewel dit stuk door oranje alleen geteekend
is; terwijl daarenboven, volgens de Registers van den Raad der stad zelve, de gemag-
^fi.·}·
J.
— iii ·. /
DES VADERLANDS, 591
tigden berigt gegeven hadden, dat het oogmerk ταη den Prins niet was, in eenig Tcr-
drag Tan overgave met de afgevaardigden van de stad, hetreffende hare burgers en in-
woners te treden, maar slechts uit zyne eigen Prinsehjke genade te verleenen, wat
hem goeddacht- De Wethouderseliap en Raad, de stedelijke ambtenareo, de hoofden
der schutterij, de voornaamste poorters en ingezetenen, die op het stadhuis bijeenge-
komen waren, betuigden over het Yerhandelde door de gemagtigden der stad voldaan
te zijn, in de hoop en het vasle vertrouwen, dat de Prins hen en alle andere burgers
wel zou behandelen, en dat hij, in naam des Konings, de voorregten en vrijheden der
stad zou vermeerderen en niet inkrimpen.
1568—
15Ίβ
Overeenkomstig het gesloten verdrag en de gegeven verklaring, verlieten jiondra-GON
met zijn krijgsvolk, de onlangs aangestelde Bisschop van Middelburg johan vah strijejt
met de geestelijkheid en veie Spaanschgezinde burgers Walc/iereih »De vijanden
erkennen," schreef een tijdgenoot, »dat de Prins hun meer gunst bewezen heeft, dan
hij zelfs beloofd had." MiddelhuYg ontving den volgenden dag eene bezetling van drie
honderd burgers uit Vlissingen en andere omliggende steden, en twee dagen later
hield er de Prins zynen intogt. De uitgehongerde stad, die byna twee jaren in den
uitersten angst verkeerd, een scherp beleg van omtrent vijf maanden verdumd, en
tot welker ontzet de vijand zeven millioen guldens en zijne beste strijdkrachten ver-
spild had, werd nu rijkelijk van de noodige levensmiddelen voorzien. Vele uitgewekene
burgers, keerden terug en kwamen in het bestuur. De goederen der Spanjaaiden en
van degenen, die met hen vertrokken waren, werden verkocht en met de opbrengst
de soldaten en het zeevolk betaald (1). Groot was in Holland en Zeeland de vreugde
over deze belangrijke gebeurtenis; zij verlevendigde den moed der vrijheidsgezinden,
en de Staten lieten, om haar te vereeuwigen, eenen gedenkpenning munten. Door de
overgave van Middelburg was de Prins meester geworden van het geheele eiland en
van de zee. De Spanjaarden hadden nu in Walcheren geene veihge Avijkplaats meer
voor hunne schepen, en konden gansch Zeeland als voor hen verloren beschouwen.
Arnemuiden, dat een puinhoop geleek, werd hersteld en, even als alle punten, waar
21 V.
Spi-ok-
kelni.
1574
22 V.
Sprok-
kt'lm.
(1) v. reyd, Nederl. Gesch. Β. I. LI. 10 schat de w^aarde dier goederen op vijf tonnen gouds;
vn strada, de Bello Belg. Lib. VIII. p. 458, op een millioen guldens, orasje schreef ecnige maan-
den later. »Et quant au grand trésor qu'on bruict par dela^avoir eslé a Middelbourg a la reddi-
tion d'icelle ville, pouvcz tenir pour tout certain que tant peu y a que Ie dict trèsor n'ait monté
deux millions d'or, que mesmes α beaucoup pres il n'y a eu a suffire pour salisfaire les soldats
ct matelotz de ce qu'on leur del)voit alors." Arddves de la Maison d'Orange, T. V. p. 56.
Naar liet berjgt van reqüeseks aan den Koning, Avaren, sinds het overgaan van Ylissingen aan
den Prins van Oranje, voor vijfmaal honderd duizend Dukaten aan koopwaren in Middelburg
jjevoerd. Correspondance de philippe II, ï. II. p. 435.
o90 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
1568— eene tweejarige ondervinding zulk als noodig had aangewezen, Tersterkt. Aan den Prins
^^^^ was intusschen door de Lurgerij Tan Middelburg de eed afgelegd. Hij had der Rege-
(irasm. ring van de drie tonnen gouds, die zij moest opbrengen, twee kwijtgescholden; de
^^^^ derde werd, met moeite nogtans, bijeengebragt en geheel afbetaald. Tot loon der be-
wezene diensten, werden Vlissingen en Veere door hem Toor vrije, grafelijke steden
verklaard, en hun zitting en stem ter Statenvergadering vergund, hetgeen toen in 3iid-
delhurg veel opzien en naderhand groot misnoegen baarde. Het regtsgebied over Wal-
cheren, tot nu toe onder den Rentmeester Bewester Schelde als Hoogbaljuw, werd in
drie deelen gesplitst, waarvan de twee grootste aan Vlissingen en Ycere kwamen, het
kleinste aan Middelburg. Reeds den negenden van Louwmaand dezes jaars waren Vlis-
singen en Veere nevens Zierihzee beschreven geworden, om te Vlissingen staatsge-
wijze te vergaderen, gelijk zij andermaal den tweeden van Lentemaand, alzoo na de
overgave van Middelburg, gedaan hadden, zonder dat er eenige afgevaardigden van
die stad yerschenen waren. Arnemuiden, weleer een dorp onder het gebied van 3'lid-
delburg, Averd tot eene stad verheven en met andere voorregten beschonken. Oranje
voerde dit alles uit in naam en als Stadhouder des Konings met toestemming van Zie-
rikzee, doch buiten wil en weten van Middelburg, hetwelk echter daarin, naar 's Prin-
sen verklaring bij de overgave der stad, genoegen had moeten nemen (1).
MoTiDRAGON was ondcrtussclien als man van eer aan zijne belofte gedachtig, en
drong met zooveel ernst op de slaking der bewuste vijf gevangenen aan, en weidde
derwijze uit over 's Prinsen minzaam gedrag omtrent de Spanjaarden en de burgers
van Middelburg, dat liij zelfs in verdenking geraakte, van met oranje geheuld
te hebben. Aanvankelijk bleven al zijne pogingen Λτuchleloos, daar requesens hel
uitwisselen van st. aldegonde en der vier andere gevangenen tegen bossu aan de
bloedverwanten van dezen laatste beloofd had, welke hier steeds op aanhielden,
doch waartoe de Prins niet verstaan wilde, welke zijn zoon, den Graaf van Bu-
ren, of viermaal honderd duizend kroonen voor bossu's bevrijding eischte, en toen
-
(1) mendoce, Hist. d. I g. de Fl. Liv. XI. p. 247—249. strada, de Bello Belg. Lib. VUL
p. 457, 458. campana, della guerra di Fiandra, T. I. p. 120, 121. bentivoglio, Nederl. Ilisl.
JjI. 191. LANARio, Ie guerre di Fiandra, p. 43. le petit, Chron. d. Holl. Τ. Π. Liv. XL
ρ. 274—277. ciiavpuys, IHsL Gèn: d. L g. de FL LiV. IV. p. 165, 166. de tassis; CommenL
Lib. 11. p. 186. iiARAEus, Annal Brak Ï. III. p. 198, 199. bor, HisL d. Nederl. Oorl. D. 1.
Ii. Vll. bl. 479—481. v. meieren, Ilist. d. Nederl. Oorl. B. V. bl. 98, 99. v. reyd, Nederl.
Gesch. B. 1. bi. 10. hooft, Nederl. Ilist. B. IX. bl. 348—350. boxhorn op reigersbergii, D. I.
bl. 195, 228, D. IL bl. 557. Leven v. avillem I, D. II. bl. 439—459. De Registers tcr Raede
v. Middelburg, aanji^cliaald door wagenaar, D. VI. bl. 461—464. te water, Yerk. Vaderl. Ilist,
ΰ. IV. bl. 44—51. 'swALUE, de daden der Zeeiiiven, bl. 66—69.
DES VADERLANDS, 591
dit werd afgewezen, mondragon, na verloop van den bepaalden tijd, zijn woord 1568—
herinnerde en begeerde, dat hij zich te Geertruidenberg in zijne handen zou stellen.
Maar dit werd den eerlijken krijgsman door reqüesens niet Teroorloofd, welke zich van
zijne diensten niet berooven wilde, daar hem thans het bevel over de meeste plaatsen
in het Noordelijk gedeelte van Brahand en in Zeeland^ welke nog in de magt der
Spanjaarden waren, was toevertrouwd (Ij. Dit ontheft mondragon van de blaam van
woordbreuk, door den Prins van Oranje, in een brief aan Graaf jan van Nassau, op
hem geworpen (2). Hij had ondertusschen de vrijheid van jakob simonszoopf de rijk
bewerkt. Na den ongelukkigen aanslag op Tholen (3), was de rijk naar Antwerpen,
toen naar Vilvoorden, voorts naar Gent gevoerd en aldaar met ketenen van zestig
pond zwaar aan de beenen, in een akelig kerkerhol gekluisterd. Eenige maanden had
men hem hier onmenschelijk behandeld, toen gevergd 'sPrinsen dienst te verlaten, en
als hij dit met verontwaardiging van de hand had gewezen, naar het schavot gevoerd,
waar reeds twee lijken van onthoofden lagen. Doch onder de soldaten van het slot,
binnen welk dit gebeurde, was eene beweging ontstaan, verwekt, naar men meent,
door de echtgenoote van hun Bevelhebber mondragon, die toen in Middelburg inge-
sloten was, en haar ernstig geschreven had, dat men trachten moest de rijk te sparen,
die de poort was, door welke hij uit Middelburg moest gaan. De rijk was hierop
naar den kerker teruggeleid, maar eerlang, op aandringen van mowdragon, ontslagen.
!)e Prins was hiermede niet voldaan, en drong op de slaking van de vier overige ge-
vangenen, inzonderheid van st. aldegonde, met vernieuwden ernst aan. Daar mon-
dragon uitdrukkelijk verklaard had, zich te zijner beschikking te zullen stellen, indien
hij de rijk terugzond, keerde deze laatste, op verzoek van oranje, naar den vyand
Aveder, slechts zekerheid verlangende, dat zes duizend gulden, welke hij ten behoeve
der gemeene zaak had voorgeschoten, aan zijne vrouw en kinderen zouden uitbetaald
worden, wanneer hij niet mögt terugkomen. Zijne zending had den gewenschten uit-
slag. St. aldegonde, welke onder eede, van binnen zeven dagen in zijn kerker terug
te zullen zijn, zich in Hooimaand naar Rotterdam had begeven, om met den Prins
van Oranje, inzonderheid over de slaking van bossu, te onderhandelen, doch onver-
rigter zake Avas teruggekeerd, werd eerlang, na eene gevangenschap van achtmaanden,
den vijftienden van Wijnmaand, met de rijk en de overigen ontslagen (4).
Door de onlusten en beroeringen waren vele van de oude Regeringsleden der steden
(1) Correspondance de güillaume Ie Tacitnrne, T. III. ρ. 96—102.
(2) Archives de Ia Maison d^Orange, Τ. V, ρ. 71, 72.
(3) Zie hiervoor, bl. 309.
(4) Correspondance de güillaume Ie Taciturne, T. III. ρ. 397—402· Archives de la Maison
II Deel. 5 Stuk. 4ö
o90 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
gevlugt, of op de schavotlen van alba, omgekomen; en de nieuw benoemde konden
niet zoo terstond, te midden der netelige omstandigheden, met den aard en gang hun-
ner betrekkingen vertrouwd worden. Hieruit was niet geringe wanorde in het beheer
der binnenlandsche zaken voortgevloeid, en om daarin te voorzien, reeds in Herfstmaand
des verleden jaars te Delfl op eene bijeenkomst dei· Edelen en van de afgevaardigden
der steden Dordrecht, Delft, Leiden, Gouda, Rotterdam, Schiedam, Gorinchém,
Schoonhoven, Oudewater en Woerden eene nieuwe regeling {ordonnantie) op de Piege-
ring vastgesteld, welke aan de stedelijke besturen medegedeeld en in het begin van
Sprokkelmaand dezes jaars geteekend en gezegeld was geworden. De hoofdinhoud was:
dat de Edelen en de afgevaardigden der bovengenoemde steden, naar ouder gewoonte,
de Staten van Holland zouden vertegenwoordigen en alle zes weken hunne gewone
Vergadering houden, op plaats en dag dis telkenreize^ vóór het scheiden der Verga-
dering, bepaald zou worden; en daarenboven te allen tijde, als zij bij of van wege
dén Prins van Oranje beschreven of beroepen wierden. Uit de Edelen moesten ten
minste vier, en uit elke stad twee afgevaardigden, uit de aanzienlijkste burgers en
voor een geheel jaar gekozen, ter Vergadering komenj op welke niemand dan de
Edelen en afgevaardigden der steden, ten ware om redenen, verschijnen mögt. Zij
moesten beloven 'sLands voorregten, handvesten, geregtigheden en andere loffelijke
herkomsten voor te staan; alle zaken van het Gemeene Land met raad en daad
te helpen bevorderen en daarin besluiten, zoo als zij naar hun beste weten en
in goeden gemoede, zonder gunst of afgunst tegen eenige stedeö of personen zouden
vinden te behooren; voorts moesten iij geheim houden, wat in de Vergadering behan-
deld of besloten was geworden, ten vvare de omstandigheden openbaarmaking vorderden.
De afgevaardigden waren gehouden op de beschrevene dagvaarten te verschijnen, op
verbeurte van hunne stem, en evenwél al wat besloten was te moeten nakomen; bo-
vendien eene boete te betalen beneden de vijftig gulden, hun door de andere leden,
naar gelang van Zaken, op te leggen. De andere kleine steden mogten door hare
afgevaardigden vrijen trtegang ter Vergadering hebben, doch alleeii, om hare zaken
aön te dienen; beschreven zyhdc, moesten Zij aldaaV verschynen. De Edelen zouden
eerst stemmen, daarna Dordrecht en zoo voorts als van ouds; ieder moest zijn advies
met redenen omkleeden, zonder dat de een den andere in de rede mögt vallen. Op
alle voorkomende Zaken moest besluit genomen worden naar de meeste stemmen, het-
geen door elk der leden achtervolgd moest worden, mits niemand, tegen zijnen wil.
3568-
1576
d'Orange, T. V, p, 71. stuada, de Bello Belg. Lib. YllL p. 457. bor, Hist. d. Nederl Oorl
D. 1. B. ΥΠ. L·]. 481, 482. hooft, Nederl. Hist. B. IX. bl. 350, 351. wagenam, Beschr. van
A^sterd, 'St. 1. hl 333, 334·.
5151;
overstemd wierde ter zake van het bewilligen en opbrengen Tan beden of van eenige -
onderstandgelden; indien de leden zich daaromtrent niet konden vereenigen of verstaan,
zou het geschil worden gesteld ter uitspraak en zeggen van den Prins van Oranje mei
degenen, welke hij uit den Raad van Holland daartoe bij zich zou willen nemen. De
Edelen en Overheden der steden zouden gehouden zyn na te komen, elk voor zooveel
zijne ingezetenen mögt aangaan, al de besluiten, aldus staatsgewijze genomen, zonder
eenig wederzeggen, by verbeurte, dat alle schade en onkosten, daardoor eenigzins ver-
oorzaakt, zoo wel op hunne personen en goederen, als die van alle burgers en poorters
der steden, verhaald zouden worden, en zij bovendien gestraft zoo en in diervoege, als
met kennis van den Prins van Oranje bij de Staten, of die van den Rade Provinciaal,
zoo zulks nood ware, verklaard zou worden. In de Vergadering moesten eerst en
vooral voorgenomen en afgehandeld worden de zaken het Gemeene Land betreflende;
daarna die van de steden, dorpen er gemeenschappen; en op het laatst tlie van alle
bijzondere personen, ten ware om gewigtige reden anders goedgevonden wierd. Al het-
geen de Edelen en afgevaardigden der steden in de Vergadering hadden voor te dragen,
of begeerden, dat yoorgedragen zou worden, was de Advokaat of Griflier van het Land
gehouden schriftelijk te doen. De Advokaat of Griffier van het Land moest aantee-
kening houden van alle onafgedane zaken in de Vergadering, om de leden, voor de
volgende bijeenkomst, daar opmerkzaam op te maken. Niemand van hen, welke ter
dagvaart gekomen waren, vermögt zonder verlof daarvan te scheiden, vóór dat de tyd
van scheiding bepaald zou zyn. Vóór het scheiden van de dagvaart, moest hetgeen
aldaar afgehandeld en besloten was, overzien en gelezen, en door een van de Edelen
en van eenige steden geteekend worden (1).
In het Noorder-hwarlier liadden de steden, in het midilen des verleden jaars, elk
een lid der Vroedschap naar Hoorn gezonden, om aldaar te blijven en alle zaken, zoo-
lang de oorlog duurde, te regelen en af Ie doen. Na verloop van zes maanden, was
deze Vergadering, op raad des Prinsen van Oranje, dewijl Noord^Holland sinds het
verlies van Haarlem geheel op zich zelf stond, den twee en twintigsten van Wintermaand
laatstleden voor blijvend [permanent) verklaard, en dit was de oorsprong van het Collc-
gie van Gecommitteerde Raden van het Noorder-hwarlier ^ aan welk het beheer van allo
staats- en krijgszaken, het gewest betreffende, werd opgedragen. Purmerend werd er,
als zevende stad, voor het eerst zitting in verleend; ook zonden de steedjes Schagen en
Grooiebroeh er hunne afgevaardigden, maar Helen dit in het vervolg achterwege. In
deze eerste Vergadering van het nu vaste Collegie van Gecommitteerde Raden werd be-
(1) BOR, llist. d. Nederl. Oorl. D. I. li. VIL bl. 482, 483. Verg. Leven v. willem I, D. IL
1)1. 4C0-464. KLUIT, Hisl. d. Holl. Sfaatsreg. D. IV. bl. 588.
o90 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
1508— sloten, dat de schepen van oorlog zoo spoedig mogelijk tehoorlijk uitgerust en in zee
zouden gezonden worden, waartoe elke stad met den meesten ijver den Admiraal be-
hulpzaam zou zijn; voorts dat het krijgsvolk beter in tucht gehouden en over het
Noorder-kwariier verdeeld zou Avorden, ingevolge 's Prinsen aanschrijving van den twin-
ligsten van Slagtmaand; te weten in Hoorn, Alkmaar, Enkhuizen, Medemblik en
Edam ieder twee vaandels; in Monnikendam, Purmerend, Ilpendam, Purmerland, het
Kalf, Krommenie, Krommenicrdijk, Warmer en Westsanen ieder een vaandel, elk
van drie honderd man. Ingevolge dit besluit, werden drie of vier dagen daarna de
Hoplieden ruyciiaver en koen van steenwijk met hunne vaandels naar Krommenie
gezonden. De Spanjaarden echter, welke te Assendelft lagen, hiervan verwittigd
trachtten hen te voorkomen en rukten des nachts naar Krommenie op, doch vonden
er 'sPrinsen volk, welk het dorp een vierendeel uurs te voren bezet had. Nu ontstond
eene schermutseling, die van middernacht tot den morgen duurde, toen de Spanjaar-
den terugtrokken en, door de Nassauschen achtervolgd, een aantal volks verloren.
Ruyghaver legerde zich kort daarna te Wormer (1).
In Zeeland nam oranje insgelijks alle mogelijke maatregelen, om de zaken op een'
geregelden voet te brengen» Hieronder behoorde vooral het instellen van een Geweste-
lijken Raad, zamengesteld uit de Gouverneurs en drie afgevaardigden der steden Zie-
rikzee, Veere enVlissingen, éénen Hollandschen afgevaardigde, en 'sPrinsen Luitenant-
Admiraal in Zeeland. Deze Raad, welke om de drie weken beurtelings in elk der
drie genoemde steden moest vergaderen, was belast met het uitvoerend bewind over
alle burgerlijke- en krijgszaken, en bepaaldelijk met het bestuur en toezigt over het
Zeewezen. Hoewel de aloude Raad van Admiraliteit, of het Admiralileits Hof, instand
bleef, werd het regtsgebied van dat Hof door dezen Raad aanmerkelijk beperkt; want,
daar het tot op dezen tijd over alle zaken, het Zeewezen betreffende, zonder eenige
bepaling uitspraak had gedaan, werd thans vastgesteld, dat het slechts over buit ge-
maakte goederen en andere zaken, de waarde van duizend gulden niet te boven gaan-
de, zou mogen vonnis vellen, en dat zyne uitspraken aan de eindelijke beslissing van
den Gewestelijken Raad zouden onderworpen zijn. Men meent, dat het groot belang
van het Zeewezen en wat daarmede in verband stond, den Prins genoopt hebben tot
deze beperking van de magt der Admirahteit,. om daardoor het Zeewezen meer regt-
streeks onder zijn gezag te bewaren (2). '
Thans achtte oranje zich in staat een aanslag op Antwerpen te beproeven, daar hij,
door de overgave van Middelburg^ nu over de geheele Zeeuwsche vloot, welke dien>
(1) vELiüs, Chron. v. Hoorn, bi. 412—414.
(2) DE JONGE, Gesch. υ. h. Nederl. Zeewezen, D, L bl. 251—253.
-ocr page 357-DES VADERLANDS, 591
moest begunstigen, beschikken konde. Reeds in het begin des verleden jaars had hg 1568—
PIERRE TURQUEAU, uit Coudö bij VaUnciennes geboortig en een zijner yertromvdste die-
naren, aan twee Predikanten te Antwerpen gezonden, om rnet hen de middelen, ter
volvoering eener onderneming tegen die stad, te beramen. De beide Geestelijken had-
den hierop twee hunner geloofsbroeders, jaw de vos en jakob vaw schuiieir, afgevaar-
digd, om deze zaak met den Prins te bespreken (1). Onde^;tusschen had zekere jtjan
ALOTfSO, een soldaat op het kasteel te Antwerpen, aangeboden, tegen eene belooning van
twintig duizend dukaten, deze sterkte den Prins in handen te spelen; en nu >varen
de vos, van schijnen en turqueau met geloofsbrieven van oranje heimelijk in de
stad teruggekeerd, om den aanslag, welke op den derden van Lentemaand bepaald
was, te bevorderen. In korten tijd Avas 't hun gelukt, een aanzienlijk getal burgers
in de zamenzwering te betrekken. Tusschen de vier en vijf honderd rappe soldaten,
meest Wildegeuzen uit de omstreken van Ipei^en, waren reeds, onder allerlei ver-
mommingen, binnengeslopen en van wapenen voorzien geworden; reeds hielden drie
en dertig van de tachtig man, uit welke de bezetting van het kasteel bestond, zich
gereed de poort, welke naar de stad geleidde, te openen en de sterkte over te leveren,
toen het verraad, kort vóór de volvoering er van, ontdekt, alonso met vier zijner me-
depligtigen gevat en, na de ontzettendste folteringen, ten dood gebragt werd. De vos ,
turqueau en hunne soldaten ontkwamen door de vlugt (2), Oranje's aanslagen tegen
het kasteel van Gent, de steden Valencietines, Maastricht, Nijmegen en Bergen op Zoom,
werden insgelijks verijdeld (3).
Ook de Spanjaarden zaten niet stil, maar waren evenmin als de Prins gelukkig in
hunne ondernemingen. Noirgarmes trachtte door middel van zekeren jan hey en eenige
andere uitgewekene burgers, welke zich in Utrecht bevonden en heimelijk versland in
Gouda hielden, deze stad, waar toen geene bezetting lag, te bemagtigen. Adriaanpie-
tersz. , de schoonzoon van jan iiey , haalde omtrent twintig Roomschgezinden aldaar tot
den aanslag over. Een van hen, pieter jansz., vroeger stadsslotenmaker, had nog den
sleutel van het Vlamingspoortje onder zich, door welk men zes honderd Spanjaarden
zou inlaten; zoo dit mislukte, zou men een toegemetseld gat in den Doelentoren
openen, waardoor zij over de gracht met schuiten naar binnen konden geholpen wor-
(1) Archives de la Maison d'Orange, ï. IV, p. 78.
(2) bor, Ilist. d. Nederl. Oorl D. I. B. VIL bl. 483 , 484. dooft, Nederl Hist. B. IX. bl.
351, 352.
(3) Archives de la Maison d'Orange, ï. IV. p. 184—187, 194, 332—335, 350, 351. viglii
Epist. ad. ιιογρεκχιμ, ρ. 732. bok, IHst. d. Nederl, Oorl. Di I. B. VIL bl. 484. Vgl. hiervoor,
bl. 320.
o90 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
1568— den.' Alles was behoorlijk Toorbereid, en de nacht na den vijfden van Sprokkelmaand
tot uitvoering des plans bepaald, toen op den derden de komst van Jonkheer albreght
van Egmond met honderd Tijftig soldaten binnen Gouda ^ bij de zaamgespannenen het
vermoeden vrekte, dat hun toeleg ontdekt was. Adriaan pietersz. schreef dit over
naar Utrecht, doch de boer, welke den brief zou bezorgen, werd aangehouden en
de aanslag ontdekt. Adriaan pietersz. en de slotenmaker werden onthalsd, de hoof-
den op staken ten toon gesteld, en stukken van het ligchaam des eerstgenoemden de
vier poorten uitgehangen. Den overigen medepligtigen is, naar het schijnt, vergifl'enis
geschonken (1).
De zachte doch natte weersgesteldheid bemoeijelijkte de krijgsondernemingen. In
Delßand, dat geheel onder water stond, werd de oorlog in kleine schuiten gevoerd (2).
In het Noorder-kwartier was het niet beter gesteld, en de Baron de chevreaux, welke
zich Gouverneur van Waterland noemde, waar hij onlangs met drie duizend man ge-
Louw- Itomen was, werd daardoor verhinderd de Waterlundsche schansen te besloken, terwijl
maand
1574 hij vruchteloos poogde, nu eens door beloften, dan door bedreigingen, de Bevelhebbers
te bewegen, zich over te geven (o). De Noord-Hollanders hielden zich intusschen
bezig met het herstellen cn uitrusten hunner vloot, dewijl ook de v^'and te Amsterdam
zich op nieuw ter zee toerustte, en zonden zelfs naar Bremen en Hamburg, om sche-
pen te koopen. Men ging tevens voort met het versterken der sleden, het vermeerde-
ren van krijgsvolk, en zich alom, zooveel mogelijk, tegen de aanslagen des vijands
te verzekeren (4). Sowoy liet voorts in alle sleden van het Noorder-hivartier afkondi-
gen , dat niemand met zijne schepen of goederen naar andere plaatsen mögt vertrekken,
zonder toestemming des Prinsen van Oranje, buiten Aviens bewilliging ook niemand van
hen op andere landen, dan die onder 's Prinsen gezag waren, mögt varen of handel
drijven, op verbeurte van schip en goed, of de waarde van dien; tervsäjl elk, die sinds
Vijftienhonderd zes en zestig met of zonder paspoort het Land verlaten had, gehouden
zou zijn binnen een bepaalden tijd, de reden van zijn vertrek op te geven; alles on-
der bedreiging, van bij overtreding daarvan als landverrader gestraft te zullen worden.
Een bevelschrift, genoegzaam van gelijken inhoud, werd eerlang door den Prins van
Oranje, in naam des Konings, door geheel Holland en Zeeland uitgevaardigd (5).
(1) bor, llist. d. Nedcrl Oorl D. I. B. VII. bl. 484^ hooft, Nederl. Ilist. IX, W.^352, 353.
VAN WIJN op avagenaau, St, VI. bl. 115—117.
(2) Archivcs de la 3Iaison d'Orange, T. IV. p. 325.
(3) bob, IlisL d. Nedcrl. Oorl. D. 1. 13. VIL bl. 487. hooft, Nedcrl IHst. B. IX. bl. 353.
(4) vELms, Chro7i. v. Hoorn, bl. 416, 417.
(5) EOR, Hisf. d. Nederl, Oorl. D. 1. U. VII. bl. 498.
-ocr page 359-DES VADERLANDS, 591
ν ί
\ j I
1
Hoe juist van pas, zoo hier als elders, deze Toorzorgen ter rerdediging en bescher- 1568—
ming waren, bleek toen legen het raidden van Sprokkelmaand eene fel opkomende
vorst schier alle wateren begaanbaar gemaakt had. De S[)aansche bezetting van Slcen^
hergen deed over het ijs een inval op het eilandje Ruigenhil, hetwelk geplunderd en ge-
deeltelijk uitgemoord werd (1). De cnevreaüx nam insgelijks terstond de gelegenheid
waar, om met verdugo aan het hoofd van drie of vier duizend man, over de bevrozene 19v.
poelen en sloten, verscheidene dorpen in Noord-Holland Aan te tasten. Wormer, Wor-
merveer, Jisp, Krommenie, Krommeniërdijk, West'· en Ooslsancn^ die of slecht beAvaakt 1574
of kwalijk versterkt, en door de inwoners, bij het naderen van den vijand, verlaten Avaren,
werden vermeesterd en geplunderd. De Spanjaarden waren naar drie of vier dezer dorpen
door eenige huislieden geleid geworden. Men verhaalt, dat zij eene geheele -week
besteedden met het vervoeren van den buit naar hun hoofdkwartier te Asscndelff. ïn
het dorp Wormer hadden zij echter wakkeren tegenstand ontmoet. De kerk aldaar
was door hen bezet, toen zeven stoute gasten, die elkander trouw gezworen hadden,
door de Noorderdeur er in stormden en onversaagd op hen aanvielen. Doch van alle
zijden door het grooter aantal vijanden besprongen, werden vijf dezer aanvallers, ' na
wonderen van dapperheid verrigt te hebben, afgemaakt. Twee van hen, thijs jan
jfËLLES en ΤΑΛΜ3 DE BOER, Ontsnapten door de Oosterdeur, maar achtervolgd en ge-
noodzaakt van elkander te scheiden, beloofde de een den ander, dat wie van hen mögt
vallen, in zijn makker een wreker zou vinden. Thijs werd achterhaald en neergesa-
beld; TAAMS ontkwam ter naauwernood over de bevrozene Tilsloot, doch door een
Spanjaard vervolgd, keerde hij zich om, Avierp hem achterover, en spitste hem met
zijn geweer in het ijs, waarop hij hem van zijne wapenen beroofde en ontvlugtte. Zulke
daden van onverschrokkenheid werden er meer door de getergde landlieden gepleegd.
Maar het ontbrak in die treurige dagen van haal, verbittering en woede, ook niet aan
trekken, in welke de menschelijkheid hare regten handhaafde. De ingezetenen van
Oost- en West-zanen, door den Overste Hendrik van broekhuyzeiv , den Luitenant en
zwager van sonoV, welke er met twee vaandels voetvolk gelegerd was, bij het natleren
der Spanjaarden verlaten, trachtten met hunne kostbaarste have te ontvlüglen. Terwijl
elk in der haast zijn göud, zilver en kleinóoden bijeenpakt, is Lambert äielisz. , een
huisman van West-sanen, op niets anders bedacht, dan om zijne oude moeder, die
zich niet voorthelpen kan, Ie redden. Hij plaatst den dierbaren schat op eene
slede, welke hij over het ijs voortsleept. Lang en moeijelijk is de logt. De Span-
jaarden, vlammende op buit, zetten hem achterna, en Ie vergeefs poogt hij zich
en zijne moeder in het riet of onder een wal Ie verbergen; de roofgierige soldaten
(1) bor, HisL d. Nederl. Oorl. D. I. B. VIL bl. 433. hooft, Nederl. Hist. B. IX. bl. 35*1.
aü
-ocr page 360-o90 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
360
If
l-ii Λ
1568— ontdekken zyne schuilplaats, maar treden, op het zien van dit blijk ταη kinderlijke
liefde, beschaamd en getroffen terug. Lambert melisz. bragt nu zijne moeder in vei-
ligheid naar Hoorn en werd ter Westerpoort ingelaten, op welke de stedelijke Regering
■ later deze daad, ter vereeuwiging, heeft laten afbeelden. Hij zelf vestigde zich in
Hoorn, waar vele zyner nakomelingen twee eeuwen in rijkdom en aanzien leefden, en
sommige van hen de hoogste regeringsambten bekleedden. — Oost- en West-zanen
werden geplunderd en in brand gestoken. Van broekhuyzew was ondertusschen te
Hoorn gekomen. Op het eerste gerucht van het naderen des vijands, hadden de inge-
zetenen der beide dorpen in tijds met hunne kostbaarheden de vlugt willen nemen,
doch hij had hun zulks op verbeurte van lijf en goed verboden, en voorts bij trommel-
slag zijne soldaten byeengeroepen, alsof hy zich ter verdediging gereed maakte, maar
zich, in stede daarvan, met hen weggemaakt en de bewoners ter genade van den vyand
overgelaten. Te Hoorn was dit bekend geworden, en toen hij, op het raadhuis ont-
boden , aldaar wilde binnentreden, werden hem eenige schampere woorden over
zyn gedrag door eenen schutter toegeduwd. Hy en zijne knechten trokken hierop hun
zijdgeweer, maar de schutter bragt hem een slag op het hoofd toe, dat hij nederstortte.
De burgers schoten straks te hoop onder het geschreeuw: »hangt den weglooper, den
ouden dief en verrader op!" en ter naauwernood ontkwam van ΒκοΕκπυγζΕΐί in het
raadhuis aan de woede des volks. Hier antwoordde hg op de vraag der Gecommit-
teerde Raden, waarom hij zijn post verlaten had? dat hij om betaling voor zijne solda-
len, en om kruid, lood en lonten, waaraan hij gebrek had, gekomen Avas; en toen
hem gezegd werd, dat hij dit alles had ontvangen, schold hij de Raden voor leugenaars
uit, trok zijn zwaard en begon te razen en te tieren, doch werd ontwapend en gelast,
zich te begeven, waar zijn pligt hem riep. Nu begaf hy zich woedend naar zyne
herberg, liet zijne λvonde verbinden en schreef aan souoy, dat men hem sinds vijf
weken geene soldij voor zijn volk gezonden had, tevens een brief van vrijgeleide ver-
zoekende, om zich tot den Prins te vervoegen en bij dezen zijne klagten in te dienen.
SONOY weigerde dit verlof en was over de geheele zaak zeer ontevreden, doch zond in
allerijl kruid en lood naar de Hoplieden aan den Zaankant, en droeg het opper-
bevel over hen aan wikolaas kuyghaver op. Met eene zedigheid, zeldzaam in jonge
lieden, verschoonde zich ruychaver van dien eervollen last, uithoofde zijner jeugd
en weinige ondervinding. Sonoy zelf begaf zich naar die streek en toen naar Pur-
merend, voor welks behoud en dat der omliggende dorpen te vreezen was, wan-
neer de Spanjaarden de Kalverschans, voor welke zij het beleg geslagen hadden, be-
raagtigden. Spoedig echter verdween deze vrees. De aantogt van Graaf lodewijk van
Nassau met een leger naar de Nederlanden, noopte requesens het grootste gedeelte
zyner benden uit het Noorder-kwartier te ontbieden. De veroverde dorpen en schan-
sen Aderden dadelijk weder door de Nassauschen bezet, en dc vrijbuiters beproefden
kort scholen (1).
Terwijl de Spanjaarden zich in Waterland ophielden, werden vele middelen beproefd,
om Bossu te verlossen. Op den last van den Prins van Oranje, hem onder gestrenger
toczigt te houden dan tot nu toe geschied was, liet sokoy den Graaf in zijne kamer
opsluiten, de Hoplieden corcuera. eh herdenbraak, welke tot dien tijd bij hem geweest
waren, in afzonderlijke vertrekken bewaken, en hem alle schrijfgereedschap ontnemen.
Zelfs beraadslaagde men, of hij niet te Enkhuizen of te Medemhlik in meer verze-
kerde be^var^ng zou zijn. Men beweerde namelijk, dat bossu verstandhouding hield met
eenige burgers te Hoorn, om die stad den Spanjaarden in handen, te spelen, of zijne verlossing
te bewerken; dat er reeds meer dan twee honderd geweren in het geheim binnenge-
voerd waren, om onder zekere personen te worden uitgedeeld, welke last hadden een
oploop in de stad te verwekken, terwijl de vyand met schepen van Amsterdam den aan-
val van buiten zou beproeven. Daar echter bij een allernaamvkeurigst onderzoek in de huizen
der burgers niets gevonden Averd, waar een zweem van verraad in te bespeuren was,
bleef bossu te Hoorn, niettegenstaande sonoy er sterk op aandrong, hem njiar Zuid-
Holland te voeren en hij zelf, om dezen tijd of een Aveinig later, den Prins van
Oranje verzocht, hem, op zijn woord van terug te zullen keeren, eene reis naar
Brussel te vergunnen, alwaar hij hoopte den Lande in het bevorderen des vredes
treiTelijke dienst te bewijzen, en in de eerste plaats eene Avissehng van zijn persoon
tegen dien van den Graaf van Buren te weeg te brengen (2).
De pogingen van Graaf lodewijk van Nassau, om het Fransche Hof ten voordeele
der Nederlanders te stemmen (3), hadden een gunstig gevolg gehad, bovenal sinds
hij, ten gevalle van gatharïna de medici, welke vlamde om de Keizerskroon aan
het huis van Valais te brengen, van eenige Duitsche Vopten de belofte wist te ver-
krijgen, dat zij zich bij de keuze eens Roomsch Konings voor een Franschen Prins
zouden verklaren. Niet alleen had karel IX hierop verzekerd, dat hij, openlijk
of in het geheim, met de Duitsche Vorsten over de zaken der Nederlanden zou be-
raadslagen waar men zou verkiezen, maar ook de gelden, reeds aan den Prins
(1) mesdoce, Hist. d. 1. g. d. Fl Liv. IX. p. 249—251. Bon, Ilist. d. Nederl. Oorl. D. 1.
15. Yll. bi. 487, 488. velius, Chron. v. Hoorn, bl. 407—409 , 416—420. pers, d'Ontstclde
Leeuw, bl. 246—248. soeteboom, Saanl. Arkadia, bl. 484—499.
(2) BOR, llist. d. Nederl Oorl D. I. B. VII. bl. 488, B. VIIl. bl. 592. velius, Chron. v.
Hoorn, bl. 421—423. Vgl. bl. 410—412.
(3) Zie hiervoor, bl. 283—287.
*
i .1
zelfs nu en dan aanslagen tegen de Spaansche bezetting Ie Assendelft, waarbij zij vaak 1568—
grove buitensporigheden pleegden, doch doorgaans, uithoofde hunner geringe magt, te «j
II Deel. 5 Stuk. 46
m
-ocr page 362-o90 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
van Oranje verstrekt, niet in rekening zou brengen. Hy had lodewijk een geschenk
van honderd duizend Rijksdaalders doen ter hand stellen; de onderhandelingen, te
Frankfort aan den Main begonnen, waren te Metz voortgezet, en reeds in'Oogst-
maand des verleden jaars hadden zich de Graaf en Hertog ghkistoffel, zoon van den
Paltzgraaf, met het aanwerven van krijgsvolk voor Fransch geld bezig gehouden (1).
Echter niet vóór Sprokkelmaand des volgenden jaars was lodewijk gereed, in de
Nederlanden te vallen. Met eene krijgsmagt van zes duizend man Duitsch voetvolk,
drie duizend ruiters en twee duizend Franschen trok hij, door zijne broeders jan en
hendrik van Nassau en Hertog ghristoffel verzeld, over den Rijn en sloeg zich
neder bij Ulpen^ tusschen Aken en Maastricht. Van deze laatste stad, in welke
ORANJE vele aanhangers telde en waar slechts drie vaandels in bezetting lagen, meende
hij, ofschoon van geen ander geschut dan twee of drie veldstukken voorzien, zich
meester te kunnen maken en alsdan in Braband te dringen. Doch eene versterking
van eenige vaandels geoefend krijgsvolk, onder don bernardin de meindoza derwaarts
gezonden, verijdelde zijne hoop van in de nabijheid dier stad over de 31aas te trek-
ken. Hoewel zijne strijdmagt gering, zijn volk ongeoefend en het jaargetijde voor
een krygstogt allerongunstigst Avas, bragt evenwel zyne verschijning reqüesens in geene
geringe verlegenheid, daar het Spaansche leger, door de verhezen in de laatste tijden,
aanmerkelijk geleden had, de zeegewesten niet dan met groot gevaar van hunne bezet-
tingen konden ontbloot worden, en het krijgsvolk, sedert drie jaren zonder soldij, ten
hoogste ontevreden was, terwijl de Prins van Oranje daarenboven tegen onderscheidene
plaatsen aanslagen smeedde. Zelfs verlieten vele aanzienlijke Spaanschgezinde burgers
met hunne huisgezinnen de steden, in welke men verslandhouding met de Prinsgezin-
den vermoedde. Hoop en verwachting vervulden dezen; schrik en ontsteltenis genen.
De Landvoogd ondertusschcn deed al, wat in de gegevene omslandighcden in zijn ver-
mogen was. Hij nam acht duizend Duitsche ruiters, vier duizend Zwitsers en twee en
veertig vaandels Walen in dienst, over welke sangeo d'avila het bevel werd opgedra-
gen. Gelijk de benden in Waterland y ontving ook het Spaansche krijgsvolk voor Lei-
den bevel, zich met d'avila te vereenigen, onder belofte, dat de achterstalhge soldij ^
na het eindigen van den veldtogt tegen lodewijk, zou aangezuiverd worden. Voorts
werden 's Konings leenmannen opgeroepen en gelast, binnen veertien dagen, op verbeurte
hunner leenen, te Herenthals ge^vapend te verschijnen. d'Avila was ondertusschen men-
DozA naar Maastricht gevolgd, van waaruit hij gedurig schutgevaarte hield met de Nas-
sauschen, in een van w^elke zeven honderd man van hen sneuvelden en Bemeten, een
dorp door hen bezet, vermeeslerd werd. Men gispt lodewijk, dat hij \oor Maastrichty
1568-
1576
22 ν.
Sprok-
Jtelm.
1574
27 V.
Sprok-
kel tn.
3 T.
Lente-
maand.
18 y.
Lente-
maand.
(1) Archives de la Biaison d'Orange, T. IV. p. 278—281. p. 9(^—116^.
-ocr page 363-DES VADERLANDS. 547
hetwelk hij om de Yersteikle bezetting verrassen, noch uithoofde van zijn gebrek
aan geschut belegeren konde, zijnen tijd verspilde, door niets beslissende schermutse- .
lingen zijne magt verzwakte, en den Spanjaarden daardoor den tijd liet, zich geheel
ten strijde toe te rusten. Maar hij wachtte op beloofde hulpbenden uit Frankrijk,
welke men noodig keurde, om den togt met hoop op goeden uitslag voort te zetten.
Toen hij echter langer dan eene maand deze versterking te vergeefs had te geraoet ge-
zien, en de Spanjaarden hem bijna allen toevoer afsneden, besloot hij op te breken,
en verzocht den Prins van Oranje, te Herwerden, lusschen Maas en Waal, post te
vatten en zich van een genoegzaam getal schepen en bruggen te voorzien, dewyl hij
aldaar de Maas dacht over te trekken, en met hem vereenigd in Noord-Braband te
rukken. Oranje keurde dit plan af, daar het hem niet mogelijk was, zoo spoedig
het benoodigde oorlogstuig te verschaffen, en hij ongetwijfeld 'sGraven magt nog te
gering oordeelde', om het ontwerp uit te voeren. Daarenboven werden van den kanl
der Spanjaarden weder pogingen aangewend, om tot een vredesverdrag te geraken, üit
dien hoofde zou de Prins gaarne gezien hebben, dat zijn broeder nog eenigen tijd oj)
de grenzen gebleven, of den Aveg naar Embden ingeslagen ware, om van daar later een
aanslag op Delfzijl te beproeven, of zich naar Holland in te schepen. Hij betuigde
althans aan eenige zijner gemeenzame vrienden, »dat hij den Graaf en zijn leger op
dien tijd gaarne honderd mijlen ver wenschte, want hij was van gevoelen, waarin
LODEWiJK trouwens zelf deelde, dat, zoo de onderneming mislukte, het beter zou ge-
weest zijn, haar in het geheel niet begonnen te hebben, dewijl eene nederlaag den
moed der Hollanders en Zeeuwen geweldig moest te nederslaan." Daar lodewijk in- 8 v,
tusschen zich reeds in beweging had gesteld, bragt ook de Prins zes duizend man in
den ßommelerwaard bijeen, om hem te gemoet te trekken, en bemagtigde het kasteel
Waardenburg, thans door drie honderd Spanjaarden bezet. Lodewijk: rukte nu voor^ π τ,
waarts langs den regteroever der hooggezwollen rivier, nadat zijne verwachting. Roer-
monde binnengelaten te worden, was teleurgesteld. Middelerwyl begaf zich jaif van
Nassau naar Keulen, hopende aldaar geld te vinden, om de misnoegde soldaten, door
betahng der achterstallige soldij, tot kwijting hunner pligten aan te sporen.
sancno »'avila, met zestien vaandels Walen onder mottdragon en eene kornet
zwaargewapende ruiters onder maarten schenk versterkt, was de Nassauschen langs den
linker Maasoever gevolgd, om hun den overtogt te beletten, en had door versnelde
dagmarschen hun den pas afgewonnen. Daar hij voor Nijmegen beducht was, waar
oranje vele aanhangers telde, en een aanslag van lodewijk op die stad vermoedde,
trok hij bij Grave, door middel van eene schipbrug, over de rivier en bezette Over-
Asselt nevens de omliggende dorpen, terwijl lodewijk zich nog te Venlo bevond. In jßy
den avond van denzelfden dag sliet echter de ruiterij, van weerszijde ter verkenning ^rasm.
uitgezonden, plotseling op elkander en er ontstond eene schermutseling, waarbij de
46*
-ocr page 364-ALGEMEENE GESCHIEDENIS
364
1568—Nassausche ruiters, door lodewijk zeiven aangevoerd, de Spaansche overhoop wierpen
en, naar eenigen, hun aanvoerder lasso, een neef van requesens, gevangen namen,
welke nog dien eigen nacht naar Dillenburg gevoerd werd. Lodewijk, wien nu
de weg naar den Bommelerwaard was afgesneden, sloeg zich neder in het dorp
Mook, aan het einde der Mookerheide die tot Nijmegen zich uitstrekt, welke stad
van d'avila eene versterking in manschap had ontvangen. Den volgenden morgen trok
liij met eene afdeeling ruitery op, om de stelling des vijands te verkennen, doch op
14V. het gezigt van de voorhoede des Spaanschen legers, dat in volle slagorde aanrukte,
^1574 spoorslags naar zijne legerplaats terug, om zich tot den slrijd gereed te
maken, welken hij dien dag niet verwacht had, meenende, dat het grootste gedeelte
des vyandelyken heirs zich nog aan gene zijde der ßfaas bevond. Met tien vaandels,
meestal Fransch voetvolk, bezette hij de verschansing, vóór ßfook opgeworpen; vijf en
twintig vaandels Nassauschen plaatste hij ter regter zijde van dat dorp in een vierkant ach-
ter de ruiters, die ten getale van achttien honderd of twee duizend man, in vier hoopen
geschaard waren; het overige zyner ruitery liet hy post vatten in eene kleine vlakte, die ten
Oosten van het dorp gelegen en ten Noorden door eene rij hoogten begrensd was. Door
deze hoogten, welke Noordwaarts over de Mookerheide loopen, belemmerd om zijne
strijdmagt behoorlijk te ontwikkelen, was hij genoodzaakt geweest, zijne ruiterij vóór het
voetvolk te stellen, strijdig met de krijgskunst van dien tijd, naar welke zij altijd
aan de beide vleugels hare plaats had. Zoo ongunstig de grondsgesteldheid voor lode-
wijk was, zoo gunstig Avas zij voor den vijand. Dezen leverde zij het groote voordeel
op, dat hy zijne ruiterij aan den linkervleugel kon stellen naast het voetvolk, welks
regtervleugel tegen de Maas leunde, zoodat hij aan de eene zijde door de rivier, aan
de andere door de hoogten beveiligd was tegen het gevaar van overvleugeld, of in de
zijde aangetast te worden. Daar echter de plaats een Aveinig te eng was, liet d'avila
hier zestien vaandels Walen onder mondragon post vatten, met het front naar Mook
toe. Achter hen plaatste hij, op eenigen afstand, eene afdeehng Spanjaarden, in vier
hoopen verdeeld, en een aantal scherpschutters onder gonzalvo de braggamonte en
DON FERDINAND DE TOLEDO. Gezamenlijk maakten zij in het geheel vier duizend man
uit. Links van het voetvolk, stonden in den vorm eener halve maan, alzoo met een
wijkend centrum en vooruitstekende vleugels, vier afdeelingen Waalsche scherpschutters
te paard. De hnkervleugel was gedekt door eene kornet van twee honderd zwaarge-
wapende ruiters onder maarten sghesk. In dezelfde linie met hen en vóór de halve
maan stonden drie afdeelingen ligtgewapende scherpschutters te paard, welke het ge-
vecht moesten beginnen. Ondertusschen was hierges met drie honderd Spaansche
scherpschutters, en chevreaux met zeven vaandels voetvolk aangekomen, welke alle
zich aan den linkervleugel plaatsten. Hierges berigtte tevens, dat valdez met twee
duizend vijf honderd Spanjaarden, tien vaandels Duitschers en drie honderd ruiters in
l^^mtÊÊm
-ocr page 365-565
snellen aantogt was. d'Avila echter besloot, na rijp beraad, deze hulpbenden niet af 1568—
te wachten, maar van zyne gunstige stelling gebruik te maken en de Nassauschen
onmiddellijk aan te vallen. Hij zond derhalve drie honderd man ter versterking aan
MONDRAGON met bevel, terstond de verschansing vóór Mook aan te tasten, welke dan
ook stormenderhand werd ingenomen. Doch de Spanjaarden Averden er spoedig door
een gedeelte van lodewijks achterhoede (reserve) weder uitgedreven. Weldra echter
maakten zij, door eenige vaandels van den linkervleugel versterkt, zich er op nieuw
meester van. Nu rukte d'avila met het gros van zijn voetvolk op, de strijd werd al-
gemeen, en LODEWIJKS bende eerlang aan het wijken gebragt. De Spanjaarden zet-
ten evenwel de vlugtenden niet achterna, om het gevaar te vermijden, door 'sGraven
ruiterij, welke ten aanval gereed stond, afgesneden te worden. Dit gaf lodewijk
den tijd, zijne^ voetknechten weder ten strijd te scharen; maar vruchteloos waren
zijne pogingen en die zijner medebevelhebbers, om hen te bewegen op den vijand
aan te rukken. Gcldl geld! was de kreet, Avelke de huurlingen aanhieven. Lode-
wijk, meer heldhaftig dan voorzigtig, stort zich nu aan het hoofd van zes hon-
derd busruiters (karabiniers) op den linkervleugel des vijands, werpt de geharnaste
speerruiters (lansiers) van maarten schenk overhoop, en jaagt hen naar den kant van
Grave op de vlugt, waar zij het gerucht verspreiden, dat de Spanjaarden geslagen zijn.
Dadelijk echter had hierges de stelling van sguenk met eene afdeeling Waalsch paarde-
volk ingenomen. De busruiters van lodewijk reden andermaal in vollen draf vooruit
en op de vijandelijke ruiterij aan, losten hunne karabijnen en zwaaiden toen, naar
de vechtwijze van dien tijd, terzijde om, ten einde zich weder achter den hoop aan
te sluiten en op nieuw te laden; maar bij dit omzwenken vielen hen delmonte en
MENDOZA met hunne speerruiters in den rug en bragten hen in verwarring; een ge-
deelte week den weg op naar Bommel, het andere naar de hoogte, vóór het front
des voetvolks gelegen. Hier tastte delmonte met kleine afdeelingen van dertig tot
veertig ruiters, om in te dringen, waar zich eene opening mögt aanbieden, van alle
kanten en met zooveel geweld de Nassausche aan, dat spoedig hunne gelederen
gebroken werden. Wel bragt lodewijk zijne verstrooide ruiterij zooveel mogelijk
bijeen; wel rende hij ten derdenmale met de sabel in de vuist op den vijand aan, .
maar werd teruggeslagen en zijne ruiters sleepten, in de vlugt, ook het voetvolk mede,
dat werkeloos den strijd aanzag. Thans deed d'avila met zijne geheele krijgsmagt,
door zoo even aangekomen benden versterkt, een algemeenen aanval en veroverde
lodewijks legerplaats, waar alles nedergesabeld >verd. Zijne ruiterij zette de vlugten-
den achterna, die bij menigte onder het zwaard vielen, of in de moerassen, waar zij
eene schuilplaats zochten, omkwamen, of bij enkelen Averden nagejaagd en afgemaakt.
Het gevecht had twee uren geduurd, maar moet allerhevigst geweest zijn, blijkens de
nog niet geheel vergetene spreekwijze, waarbij iemand, op wien men gebeten is, naar
Φ
-ocr page 366-ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— de Mookerheide verwensclit wordt. De OTerwinning der Spanjaarden >Yas Yolkomen.
Mendoza , wiens moed eri beleid yeel daartoe hadden bijgedragen, Terliaalt, dat slechts
acht of tien Spaansche Toetknechten, even zooveel Waalsche, en zestien of twintig
■ ruiters gesneuveld, en ruim honderd man gekwetst waren (1). Anderen echter, en
meer waarschijnlijk, brengen het getal dooden aan de zijde der Spanjaarden op
twee honderd. Lodewijk daarentegen had tusschen de twee en drieduizend, naar an-
deren, meer dan vier duizend man voetvolk, vijf honderd ruiters, dertig vaandels en
twee veldstukken verloren. Van de drie honderd Nassausclie krijgsgevangenen, Averd de
helft aan de boomen opgehangen. Lodewijk zelf, zijn broeder Hendrik en Hertog
CHRiSTOFFEL lieten op dezen noodlottigen dag het leven. Hoe zij omkwamen, is onbe-
kend. De lijken der beide Graven zyn nimmer gevonden. Sommigen verhalen, dat
zij in het heetste van den strijd, doodelijk getroffen, naar krijgsgebruik beroofd en
uitgekleed, en onder de andere gesneuvelden vermengd geraakt zijn. Eenigen mee-
nen, dat zij door de hoeven der paarden vertrapt geworden, of in een moeras ver-
zonken zyn. Anderen beweren, dat zy in eene boerenwoning, waar zij zich tot het
uiterste verdedigden, door de vlammen zijn omgekomen. Eindelijk wil een gerucht,
dat lodewijk, gekwetst, zich naar dc 3iaas heeft gesleept, om zijn dorst te lesschen
en zijne wonden te wasschen, maar aldaar door een hoop boeren, die hem niet ken-
de, is overvallen en, om zijne wapenrusting te bekomen, afgemaakt (2). De Span-
jaarden zelve erkenden, dat hij, zijn broeder Hendrik en Hertog christofpel zich als
dappere ridders beloond hadden (3). Meer dan veertien dagen verkeerde oranje in
(1) )) C'est un signe assez evidentvoegt hij er bij, )> quo Dieu y ayda de sa grace, et a vou-
lu que les liérétiqucs et rebelles fussent ainsi chastiez par les mains de nos soldats, veu que la
victoire nous advint avec si peu de sang respandu de nostre part, et mie si grande elfiision du
leur." Jlist. d. I g. d. FL Liv. XL p. 266.
(2) Archives de la Maison d'Orcmge, ï. IV. p. 327, 328, 335, 357, 363—372, 379, 383,
384. Supplément aux Archives, p. 154—156. viglii ßpisi. ad. hopperum, p. 798, 801, 803.
mendoce, HisL d.l.g. d. FL lih. XI. p. 249—267. strada, de Bello Belg. Lib. YlIL p. 458—462.
campajia, della guerra di Fiandra, T. I. p. 122—129. bektivoglio, Nederl. HisL bi. 191—201.
i.e γεχ1τ, Chron. d. IIolL T. IL Liv. XL p. 277, 278. cuappuys, Jlist. Gén. d. I g. d. FL Liv.
IV. p. 166—174. de TAssis, Comment. Lib. IL p. 188—190. iiaraeus, Anmd. Brah. T. III. ρ.
200—204. bor, IlisL d. NederL OorL D. 1. B. VIL bi 489—492. v. meteres, IHsL d. Nedei'l.
OorL B. V. bl. 99, 100. v. reyd, NederL Gesch. Β. Ι. bi. 11. hooft, NederL IJisL B. IX. hl.
353—361. goutiioeven Chron. D. IL bl. 96. bosscha, Neerl. Heidend. D. I. bl. 185—190. vas
corvin-wiersbitzky, de Tachtigj. OorL D. II. bl. 285—299.
(3) MENDOCE Ilist. d. L g. d. FL Liv. XL p. 266.
36G
v:
DES VADERLANDS, 591
onzekerheid over hun lot (1). Men dacht, dat zij gevangen genomen Avaren en de 1568—
Spanjaarden dit geheim hielden. Paltzgraaf frederik Lood zelfs reqüesepts eene groote
som gelds aan voor de slaking van zijn zoon (2).
De Nederlanders verloren in lodewijk van Nassau, op welken zij een onbepaald
vertrouwen stelden, hunnen ijverigsteii en moedigsten verdediger, ^viens dood algemeen
door hen betreurd werd, en Prins Willem derfde in hem den getrouwsten vriend en
raadsman, wien men zijne regterhand in de bevrijding der Nederlanden pleeg te noe-
men. Hij was in Vijftien honderd acht en dertig geboren, en na de Hoogescholen
van Straatsburg en Geneve bezocht te hebben, vroegtijdig in de Nederlanden gekomen,
waar hij den slag van St. Quenlin bijwoonde. Welke uitstekende diensten hij sedert
zijnen broeder en den Nederlanders, zoo in het kabinet als op het oorlogsveld, bewezen
heeft, getuigen de acht laatste jaren van zijn kort, maar belangrijk leven. Groot was
zijne bekwaamheid in het behandelen van staatszaken, en zijne onderhandelingen zoo-
wel met het Fransche Hof als met de Duitsche Vorsten strekken daarvan ten bewijze.
Men beweert, dat zoo hij door die behoedzaamheid en voorzigtigheid, welke hij daarbij
beloonde, zich ook in den krijg had onderscheiden, hij een uitstekend Veldheer,zou
geweest zijn. Intusschen bewijzen de gevechten by Moneontour, Heiligerlee en Jem-
mingen, het verrassen van Bergen in Henegouwen, en de slag op de Blookerheide z\]ne.
schitterende deugden als krijgsman, en dat hij even schrander was in het ontwerpen,
als onverschrokken in het uitvoeren van stoute ondernemingen. Nimmer welligt zou
hem de overwinning ontgaan zijn, indien het niet zijn lot geweest ware, steeds met
zaamgeraapt schuim van huurhngen, dat hem in de ure des gevaars aan zijn lot
overliet, tegen de beste soldaten der wereld, aangevoerd door de geoefendste Veldhee-
ren van dien tijd, te moeten strijden. Versierd met de edelste gaven van verstand en
hart, welsprekend, minzaam, openhartig, milddadig, van behagelijke vormen en in-
nemend van voorkomen, wist hij aller harten te boeijen en vertrouwen voor zich in
te boezemen. Onverpoosd was hij >verkzaam, 't zij met den geest of met het lig-
chaam, en onbesproken van gedrag en wandel. Omzigtig in de staatszaal, dapper in
den strijd, genegen tot stoute daden en onbevreesd in de gevaren, werd hij voor den
volmaaktsten Ridder van zijn lijd gehouden. Zijne spreuk: Patience en Innocenee was
geheel overeenkomstig met zijne gemoedsgesteldheid en de omstandigheden, in welke
hij verkeerde. Als ijverig voorstander der nieuwe leer, had hij veel tot hare vestiging
en verbreiding bijgedragen; en het was voornamelijk op zijn aandringen, dat de Prins
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. IV. p. 383.
(2) campana, della guerra di Fiandra, T. L p. 129. chappüts, Hist. Gén. d. t. g. de Fl, Li ν.
IV. ρ. 174. hor, Hist. d. Nederl. Oorl B. L B. Vil. bl. 492. hooft,. Nederl Hist, B. IX. W.360,
o90 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
1568—van Oranje openlyk tot de Hervormde Kerk overging (1). »Het is eene gepaste en
^^^^ regtmatige hulde aan zijne nagedachtenis, dat in het Vorstelijk Huis van Oranje, bij de
naamgeving van een Erfprins, nog altijd de naam van lodewijk met dien van Willem,
door eene vvaarlijk zinrijke zamenvoeging, vereenigd wordt (2)."
Graaf hendrik va7i Nassau had slechts den ouderdom van vierentwintig jaren bereikt,
toen hy, gelyk zijne broeders lodewijk en adolf, voor de zaak der Nederlanders het
leven liet. Aan de Hoogescholen van Leuven en Straatsburg ontving hij eene weten-
schappelijke opvoeding, verzelde in Vijftienhonderd negenenzestig den Prins van Oranje
naar Frankrijk tot ondersteuning der Hugenooten, maakte tegen het einde van Vyftien
honderd zeventig zich gereed, met hem naar Holland te vertrekken, en onderscheidde
zich in Vijftienhonderd twee en zeventig in eene schermutseling met de benden des Her-
togs van Alba. Teregt koesterde men groote verwachting van den jeugdigen held, die
geene gelegenheid had laten voorbijgaan, de wapenen ter verdediging der Nederlanders
op te vatten (5).
Even als Graaf Hendrik, was Hertog ghristoffel in den bloei des levens gesneu-
veld. Met kalmte en gelatenheid verdroeg de bejaarde Paltzgraaf frederik dit treffend
verlies. »Houdt goeden moed," sprak hij tot zijne diep terneergeslagen Raadslieden.
»Mijn zoon was een mensch, en daar God het aldus wilde, is het mij liever, dat hij
buitenslands voor de goede zaak strijdende is omgekomen, dan dat hij binnenslands zyn
tijd in lediggang, welke des Duivels oorkussen is, had doorgebragt (4)."
De Spanjaarden schreven de eer tier overwinning op de Mookerheide aan sanciio
d'avila, de Nederlanders aan den Heer van Ilierges toe. Onmiskenbaar echter is het»
dat de slag voornamelijk door het beleid van delmonte en de dapperheid zijner rui-
terij gewonnen werd, hetgeen de Koning erkende, welke dien Bevelhebber met eene
C5
r -
(1) Vgl. Archives de la Maison d'Orange, ï. IV. p. 74, 138. walsincham, Letir.C, CXXXIV.
bor, Ilist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. VII. bi. 492. v. beyd, Nederl Gesch. Β. I. bi. 11. hooft,
Nederl. Ilist. B. IX. bl. 361, 362. leven van willeii I, D. 11. bi. 472—476. v. kampen, Ya-
derl Karakterk. D. I. § 140. groen van prinsterer, in de Archives de la Maison d'Orange^
ï. Ί. p. 180—182*. 2·^" Edit. T. IV. p. 398, 399. v. corvin-wiersbitzky, de Tachtigj. Oorl.
D. II. bl. 299-^02.
(2) bosscha, Neerl Heidend. I). I. bl. 190.
(3) Archives de la Maison d'Orange, T. I. p. 228, Edit. Ï.'III. p. 323 , 441, 448 , 468,
505. ï. IV. p. 398.
(4) struve, Pfälts. κ. Gesch. S. 267, aangehaald door groen v, rriksterer, in dc Archwes de
la Maison d'Orange, T. IV. p. 367.
α
DES VADERLANDS, 591
buitengewone jaarwedde ταη vijfhonderd kroonen begiftigde. Onder deze ruiters had 1568—
zich inzonderheid pietro antowio perotti, een Italiaansch Edelman, door moed en
onverschrokkenheid onderscheiden. Terwijl hij in eene bende Nassauschen, driemaal tal-
ryker dan de zijne, eene vreesselijke slagting aanrigt, breekt zijne lans. Hij grijpt naar
zijn zijdgeweer, maar vindende dat het gevest er van afgeschoten is, v^^ingt hy eenen
Duitschen ruiter het zwaard uit de vuist, en velt hem zeiven het eerst er mede neder.
Kort daarop treft hem een kogel in de lendenen, doch, hoe zwaar gewond, blijft hij ,1
op het slagveld lot de overwinning zich voor de Spanjaarden verklaard heeft. Nu eerst
zinkt hij neder, en wordt voor dood naar de legerplaats gedragen. Tegen alle ver-
wachting aan, herstelde hij weder en ontving naderhand, zoo om deze als andere dap-
pere daden onder pakma, den bijnaam van: Italiaanschen Paladijn (1).
Het overschot van lodewijks verslagen leger had zich her- en derwaarts verspreid.
Slechts de Fransche bende was bijeen gebleven en bemagtigde, in 'sPrinsen naam,
het kasteel Carpen, hetwelk zy versterkte en van waar uit zij het platte land afliep.
Bij een harer uitvallen, nam zij honderd man gevangen van eene afdeeling Spanjaar-
den, welke St. Vijt voorbijtrok. Een gevoeliger verlies werd den Spaanschgezinden
door zestien vaandels Franschen toegebragt, welke, om zich bij Graaf lodewijk te
voegen, in het bisdom Trier gekomen waren, doch op het vernemen zyner nederlaag,
terugtrokken. Nabij Slraaishurg ontmoetten zij Graaf hannibal van Ens, die twee
afdeelingen Duitsch krijgsvolk voor requesews had geworven, tastten hem terstond
aan, verstrooiden zyne bende en ontnamen hem de geweren, die op wagens gela-
den waren, hetgeen zijne reis naar c?e iN^ct/eiVrtnt/ew aanmerkelijk vertraagde (2). De
burgerij van Rhenen, welke op het gerucht, door de vlugtende ruiters van sghekk:
verspreid, aan de Spaansche bezetting de sleutels der stad had afgenomen, gaf die
onmiddellijk terug, zoodra deze mare valsch bevonden was (3). Oranje trok eer-
lang met zijne krijgsmagt op Holland terug, niets anders vermoedende, dan dat de
Spanjaarden nu op dat gewest zouden aanrukken, Avaar lodewijks nederlaag eene
algemeene verslagenheid verwekt had. »Gij kunt u niet voorstellenschreef hij aan
JAW van Nassau, den eenigen broeder, welke hem Avas overgebleven, »hoe hier
aller gemoederen van vrees bevangen zijn en te meer, daar de moed der vij- -
anden derwijze is gezwollen, dat zij dreigen, met hunne geheele krijgsmagt hel
»φ:
(1) strada, de Bello Belg. Lib. VIII. p. 459, 460. hooft, Nederl. Eist, B. IX. bl. 360, 361.
(2) le γετιτ, Chron. d. Holl. Τ. IL Liv. XI. ρ. 278. chappuys, Bid. Gén. d. l. g. de FL Lir.
IV. p. 174. bor, IlisL d. Nederl. Oorl. D. I. ΰ. VII. bl. 492. v, meteres, llist. d. Nederl.
Oor/. B. V. bl. 110. hooft, Mer/. /fei. B. IX. bl. 361.
(3) meküoce, Ilist. d. l. g. d. Fl. Liv. XL p. 267. ' ■ ' ' ' ^
Π Deel. 5 Stuk. 47
570 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—gewest Ie overweldigen, hetgeen zij, meoschelijker wijze gesproken, gemakkelijk en
zonder gevaar kunnen doen; want is er geen volk ter wereld, dat zich over eene
goede tijding meer verheugt dan dit, zoo is er ook zijns gelijken niet, dat zich zoo
spoedig door een ongelukkig voorval laat te nederslaan. Ik zie hier allen in zulk eene
verlegenheid, dat zij niet weten, wat te beginnen, alles verloren achten en geene
hoop meer op eenige hulp of uitkomst koesteren. — Wat mij betreft, gij kunt ver-
zekerd zijn, dat ik, zooveel in mij is en gelijk ik tot hiertoe gedaan heb, mijnen
pligt zal betrachten; want ik voorzie duidelijk, dat zoo deze gewesten onder het juk
en de dwingelandij der Spanjaarden zijn teruggebragt, er de godsdienst in alle andere
landen deerlijk door getroffen, ja, menschelijker Avijze gesproken, voor altijd uitgeroeid
zal worden, zoodat er zelfs geen sprankje meer van zal overblijven (1)."
Indien de Spanjaarden zich onmiddellijk hunne overwinning ten nutte gemaakt, den
Prins in den Bommelerwaard aangetast, en dan den togt naar Holland voortgezet had-
den , zouden zij, er is geen twijfel aan, groote voordeden behaald hebben. Maar zoo-
dra de slag op de Mookerheide gewonnen was, drongen de soldaten op de beloofde uit-
betaling der achterstallige soldij van vijf en dertig maanden aan, en daar d'avila
thans hiertoe evenmin in staat was als voor het gevecht, joegen zij hem en hunne
overige Bevelhebbers uit de legerplaats, verscheurden hunne vaandels, kozen andere
Oversten en trokken, ten getale van drie duizend man, naar Antwerpen, om zich daar
op de eene of andere wijze te verschaffen, wat zij te vorderen hadden. Ondanks den
raad van frederik perenot , Heer van Champigni, broeder des Kardinaals granyelle ,
thans Bevelhebber van Antwerpen, nam requesens, welke in de stad gekomen was,
volstrekt geene maatregelen van voorzorg tegen de aanrukkende oproerige soldaten, be-
werende, dat zijn gezag alleen, hun wel in teugel zou houden. Men vermoedt, en
indedaad niet zonder grond, dat hij hunne muiterij tot zijn voordeel trachtte aan te wen-
den; Λvant hadden zij der stedelijke Regering en burgerij geduchten angst en schrik
aangejaagd, dan zouden deze, gelijk hij hoopte, zoowel als de Stalen van Drahand,
meer geneigd zijn, hem eene aanzienlijke som in te wilhgen. Zeker is, dat de Heer
van Champigni, in zyn naam, viermaal honderd duizend gulden, ter betaling der sol-
daten, van de stad ter leen moest vragen; dat hij dien Bevelhebber, welke zijne Walen
en Duitschers onder de wapenen had gebragt, om den oproerhngen, welke in het kas-
teel door de bezetting waren binnengelaten, den toegang tot de stad te beletten, gelastte
^^ trekken; en dat hij, schijnbaar verbolgen, maar werkeloos aanzag, hoe de
muitelingen, nu overmoediger geworden, de grachten opvulden en den aarden wal, ter
bescherming van de stad opgeworpen, slechtten en zich toen op het plein, tusschen
eik
(1) Archives dc la Maison d'Orange, T. IV. p. 387, 388.
-ocr page 371-DES VADERLANDS. 571
de stad en liet kasteel, in slagorde schaarden en alle toegangen bezetten. Niet
tende op de schoone woorden van requesens , dewijl er van geene betaling in gesproken
werd, trokken zij onder een woest krijgsgeschreeuw in de stad, plunderden het huis Tan
DE CHAMPiGM, en bcstormden tegen den avond het stadhuis, hetwelk door hun Overste of
Eletto betrokken werd; voorts wierpen zij zich bij tienen of meerder getal in de woningen
der burgers, waar hun het beste en eelste moest opgedischt worden, en bragten den
geheelen nacht, onder het plegen van allerlei moedwil, in de straten door, zoodat
vele ingezetenen, niets anders dan plundering en moord voor oogen ziende, bij het
aanbreken van den dag met hunne huisgezinnen uit de stad vluglten. Om de oproer-
lingen te bevredigen en erger te voorkomen, was requesens gedwongen, den Heer van
Champigni, die zich in de nieuwe stad verschanst had en gereed was, de muiters
bloedig te ontvangen, terwijl de Onder-Admiraal van haamstede, op zyn verzoek, tot
dat einde ook het geschut der vloot, welke in de haven werd uitgerust, liet laden,
bevel te geven, met zijn volk de stad te verlaten. De cnampigni trok af, en haamstede 27 v.
verwijderde zich met zijne schepen, uit voorzorg legen eene mogelijke poging der
muitelingen, zich er meesier van te maken. De Spaansche soldaten bezetten terstond
de poorten, ontnamen aan de Regering de sleutels, en gingen voort met razen en tie-
ren en op betaling aandringen van hetgeen hun, gelijk zij zeiden, »van Gods- en
regtswege toekwam." Met veel moeite gelukte het eindelijk, hen te bewegen, een ge- 29 v.
deelte der achlerstalhge soldij, die meer dan een millioen guldens beliep, in gereed
geld, waartoe de burgerij van Antwerpen viermaal honderd duizend gulden opgebragt
en REQUESENS zijn zilverwerk en andere kostbaarheden verpand had, te ontvangen, en
voor het overige lakenen en zijden sloffen in betaling aan te nemen. Maar toen de
Landvoogd, welligt steunende op de kalmte, die onder hen heerschle, sinds zij het ge-
reed geld in handen gekregen hadden, hun het voorhouden, dat de geheele afbetahng
tot geschikter tijd moest uitgesteld worden, kende hunne woede geene grenzen meer.
Antwerpen was verscheidene dagen het looneel hunner buitensporigheden, noglans on-
derhielden zij zulk eene gestrenge lucht, dat niemand van hen den burgeren ongestraft
iets ontroofde. Requesens zag zich ten laatste wel genoodzaakt, de soldij op de be- 30 v.
paalde wijze te voldoen; en nadat den muitehngen, in 'sKonings naam, eene breede
vergiffenis was aangekondigd, verlieten zij eerlang de stad, aan welke zij dagelijks zes
duizend gulden gekost hadden (1).
(1) Archives de la Maison d'Orange, Τ. I.V, ρ. 381. mendoce, Ilist. d. 1. g. d. Fl. Lib. XL
p. 267 Tcrso — 269. stuada, de Bello Belg. Lib. VllL p. 462—466. campäna, della guerra di
Fiandra, T. I. p. 127 vcrso — 130. bektivoglio, NederL Jlist. bl. 201—205. lepetit, Chron.>d.
Holl. T. IL Liv. XL p. 278. chappuys, Hist. Gén. d. l. g. d. Fl. Liv. IV. p. 174, 175. ®e tas-
47 >
-ocr page 372-o90 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
1568— Op dien zelfden dag behaalden de Zeeuwen eene belangrijke overwinning. De Onder-
^^^^ Admiraal yaw haamstede had zich bij het fort Oordam, tussehen Lillo en Calloo, Yoor
anker gelegd. Zijne vloot, twee en twintig schepen sterk, was tegen Zeeland bestemd,
maar nog niet geheel ten aanval gereed, welken zij, vereenigd met eene vloot, die in
Spanje werd uitgerust, moest ondernemen. De Zeeuwen, hiervan onderrigt, besloten
de schepen op de Schelde te verrassen. Evert hendriksen en een ander Scheepsbevel-
hebber werden vooruitgezonden, om, de meest gunstige gelegenheid daartoe op te ne-
men, en kwamen spoedig met twee veroverde wachtschepen terug. Hierop zeilde lo-
DEWUK VAN BOÏSOT met een veertigtal smak- en razeilen op de vijandelijke vloot af,
welke, op dit gezigt, alle zeilen bijzette, om naar Antwerpen te ontkomen. Doch de
ligte, snelzeilende vaartuigen der Zeeuwen, welke daarenboven het voordeel van den
wind hadden, verhinderden dit. Twee groote Spaansche scliepen, op een van welke
VAN HAAMSTEDE zclf zich bcvond, en een klein Engelsch vaartuig waren weldra ge-
nomen, en drie andere, die aan den grond geraakt waren, in brand gestoken. Acht
van de overige schepen, Avier manschap met booten aan land gezet werd, terwyi
men trachtte de bodems naar Antwerpen op te slepen, vielen in handen der Zeeuwen.
Zij, die ontkwamen, waren derwijze gehavend, dat zy voorlaan geheel onbruikbaar
waren. De Spaansche soldaten, welke dien dag in Antwerpen op de Meerbrug
feest hielden over de zege op de Mookerheide bevochten, snelden, zoo uilgedost
zy waren, te Avapen en rukten langs den slijkerigen dijk op de Zeeuwen aan. Bui-
tendijks, diep in den modder, vatten zij post en begroetten hunnen vijand met een wak-
ker geweervuur, doch konden, evenmin als het hevig geschutvuur van de slerkte Oor-
dam, hetwelk spoedig door de Zeeuwen tot zwijgen gebragt werd, loysot den terugtogt
beletten. 3Iet de veroverde schepen, die joost de moor en marten drog op het
sleeptouw hadden, een goed aantal krijgsgevangenen, honderd en twee metalen stukken,
en vele kostbaarheden, Avelke de Onder-Admiraal, uit vrees voor de oproerige soldaten,
in zijn schip had laten overbrengen, liep de Zeeuwsche vloot zegepralende VUssingen
binnen. Haamstede werd naar Delft aan den Prins gezonden en langen tijd gevangen
gehouden. De Spanjaarden verdachten hem van verraad, van welke verdenking hij
zich later volkomen gezuiverd heeft (1).
sis, Comment. Lib. II. p. 190. iiaraeus, Ajinal Brak ï. 111. p. 204. hor, Ilist. d. Nederl.
Oorl. D. I. B. VIL W. 493—495. v. meteren, Ilist. d. Nederl Oorl. B. Y. bl. 100, 101. v.reyd,
Nederl. Ilist. B. I. bl. 11. hooft, Nederl. Ilist. B. IX. bl. 362—3ö9. v. couvik-avieusbitzkt, de
Taehtigj. Oorl. D. II. bl. 304—319.
(1; Archives de la Maison dOrange, T. V. p. 11, 31. mekdoce, Ilist. d. l. g. d. Fl. Liv. XI.
p. 270—272. campana, della gucrra di Fiandra, T. I. p. 132. bentivoglio , Nederl, IlisL bl.
ai'f-
f'.
DES VADERLANDS, 591
De overwinning der Zeeuwen verlevendigde den wankelenden moed der Prinsge- 1568—
1
zinden. De Staten van Holland bewilligden oranje honderd en vijftig duizend gulden
'smaands voor den tijd van zes maanden, of zoo lang de omstandigheden dit zouden
vorderen. Maar hoe aanzienlijk deze som ook destijds ware en de Prins zelf zich ver-
wonderde , hoe de Staten haar, na al de rampen, welke het Land getroffen liadden,
nog konden vinden, was zij op verre na niet toereikend, om de gewone onvermijde-
lijke uitgaven te bestrijden. »Er is derhalve zeer weinig kansschreef de Prins aan
JAW van Nassau, »iels van belang te ondernemen, tenzij wij iemand vinden, die ons
de behulpzame hand biede. Vroeger heb ik u gezegd, dat men dit Land tegen al de
magt des Konings van Spanje twee jaren konde verdedigen, doch dat wij dan vreemde
hulp zouden behoeven, ten ware het God behaagde, zoo als tot nu toe geschied is,
het zonder eenigen anderen bijstand te onderschragen. Maar ik spreek menschelijker
wijze; en daar nu binnen kort deze twee jaren verstreken zijn, is het meer dan
tijd, dat eenige Vorsten en Potentaten ons de hand reiken. Indien er geen zooda-
nige gevonden worde en wij, bij gebrek van hulp, verloren gaan, in Gods naam,
Η zij zoo! Wij zullen althans de eer genieten van gedaan te hebben, Λvat geen
volk vóór ons gedaan heeft, namelijk: zich in zulk een klein gewast, tegen zulke
groote en vreesselijke pogingen van zulke magtige vijanden, zonder eenige hulp hoege-
naamd, verdedigd en staande gehouden te hebben. En wanneer de arme ingezetenen
hier, hoewel van elk verlaten, nogtans zich blijven verzetten, zoo als zij tot heden gedaan
hebben en ik hoop, dat zij nog doen zullen, en zoo God ons niet wil straffen en
uHes laten verliezen, zal het den Spanjaarden nog de helft van Spanje kosten, zoo in
goed als in volk, vóór zij aan ons een einde gemaakt hebben (1)." Even fraai als naar
waarheid is derhalve gezegd, wdat de Prins van Oranje, in wien de werkzaamheden
van allen zich zamenvatteden, sterker was dan het ongeluk, welk hem getroffen had.
Ofschoon door de nederlaag op de Mookerheide in zijne meest gegronde verwachtingen
te leur gesteld en in zijne teederste gewaarwordingen geschokt, vereenigde hij evenwel
bij eenen onwankelbaren moed eene onverwrikte standvastigheid, en door de beoefening
dezer deugden, deelde hij die aan anderen mede (2)."
'sPrinsen strijdmagt te land bestond uit honderd en vijf vaandels, zoo Franschen,
Engelschen, Schotten, en Walen als Nederlanders; een en zeventig vaandels lagen in
205, 20e. le i'etit, Chron. d. Holl. Τ. IL ρ. 278. chappüys, IHsL Gén. d. l g. d. FL Liv. IV.
p. 177. bor, Ilist. d. Nederl. Oorl D. I. B. Vll. bl. 495, 496. v. metehen, Hist. d. Nederl.
Oorl. ß. V. hl 101, 102. HOOFT, Nederl. Ilist. B. IX. bl. 369—371.
(1) Archives de la^Maison d'Orange, T. Y. p. 395—397.
(2) groes v. prinsteher, in de Archives de la Maison d^Orange, Ï. Y. p. YL
-ocr page 374-o90 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
1568—Zuid-Holland, veertien in Zeeland^ en twintig in Waterland. De zeemagt telde hon-
derd en twee oorlogschepen, namelijk: in Holland zes vliebooten en twintig andere
vaartuigen, zoo drommelaars, kromstevens als heuden (transportschepen); in Zeeland
elf groote schepen, zes vliebooten, en dertig kromstevens en heuden; in Waterland
acht groote schepen, zes galeijen, vijf vliebooten en tien boeijers, benevens eenige wa-
terschepen (1). Oranje en de Staten besloten, met deze magt onverschrokken af te
wachten, wat de vijand tegen hen zou ondernemen, en hun plan getrouw te blyven,
de Spanjaarden uit het Land te jagen (2). Requesens bereidde zich inmiddels voor,
om den krijg te gelijken tijde op drie punten in Holland voort te zetten; ghiappiis
vitelli moest in Zuid-Holland vallen, frangesco valdez Leiden belegeren, en de
chevreaux op nieuw in Waterland rukken. Eenigen tyd te voren had de robles,
Stadhouder van Friesland, vruchteloos gepoogd, den Burgvoogd van Bledemblik tot
het overleveren van stad en slot aan den Koning te bewegen (3). In Amsterdam wa-
ren vier groote schepen, acht boeijers en twaalf Avaterschepen uitgerust, doch niet in
zee gesloken op het vernemen der voorzorgen van soïtoy, welke de schansen te »Sc/iOorZ-
dam en elders liet versterken, de vloot uitrusten, en de binnenwateren met kleine
28 V. gewapende vaartuigen bezetten. Op zekeren morgen echter verschenen plotseling twaalf
veertien waterschepen van Amsterdam voor de reede van Hoorn, en maakten zich
meester van een koornschip, dat aldaar ten anker lag. De geheele stad geraakte hier-
door in beweging; dadelyk werd het veroverde Spaansche Admiraalschip, de Inquisitie,
met nog eenige schepen, die in de haven lagen, naar builen gebragt en met twee
vaandels krijgsvolk nevens een goed aantal vrijwillige burgers bemand, om den vijand
achter na te zetten, die met het geroofde schip was vertrokken. De Admiraal kor-
NELis DiRKSzooN was liem weldra zoo nabij, dat hij, geene kans ziende met het buit-
gemaakte schip Ie ontkomen, dit in brand stak en drijven liet. Doch de Noord-Hollan-
ders hielden er terstond op aan, bluschten het vuur en bragten het schip behouden
binnen. Daarop vervolgden zij de vijandelijke schepen, maar konden die niet inha-
len (4).
^ Twee dagen daarna vertoonden zich met het aanbreken van den morgen, veertien-
Blocim. honderd man van de ghevreaux voor Wormerveer, maakten zich spoedig meester
van de onbezette schans, en trokken toen in de grootste stilte voort, om Wortner te
(1) Archives de la Maimn d'Orange, T. IV. p. 397.
(2) Archives de la Maison dOrange, T. V. p. 7. j
(3) BOR, Bist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. VII. bl. 493. Bet slot te Medemblik, in liet Jaarboekje
Bolland voor 1850.
' μ ■ ί.
(4) DOR, Bist. d. Nederl. Oorl. 1). I. B. VII. bl. 482. velius, Chron. v. Boom, Μ. 424.
........................... λ. ι.ηί'ι"γ·ί." μ"-( ........................................
-ocr page 375-DES VADERLANDS, 591
overvallen. Hier echter werden zij door de bezetting, de dorpelingen, de soldaten en 1568—
vrijbuiters, die Tan alle kanten toeschoten, derwijze ontvangen, dat weinige van hen,
na een hardnekkigen strijd, door de vlugt ontkwamen. Zij immers telden negen
honderd dooden, en drie honderd waren gevangen genomen. Men wil, dat in
dit moorddadig gevecht, niet één der Noord-Hollanders het leven verloor, of zelfs
gekwetst werd!! — Niet gelukkiger was de aanslag tegen Purmerend, door de
GHEVREAtix op denzelfden dag ondernomen. De Spanjaarden, welke kort te voren Jl·
pendam bemagtigd hadden, kwamen er in de morgenschemering tusschen twee en
drie uren aan. Maar de bezetting, vier vaandels sterk, twee vaandels krijgsvolk van
het nabijgelegen Kwadijk en het geschut eener groote galei, welke digt onder den
wal post gevat had, noodzaakten hen, met verlies van ruim honderd man, naan llpen-
dam te wijken, waar zij eene schans hadden opgeworpen. Doch op het berigt, dat
de bezetting van Hoorn onder Hopman appel in aantogt was, en die van Enklmi-
zen spoedig zou volgen, terwijl twee galeijen hun vuur legen de schans openden, voe-
ren de Bevelhebbers heimelijk weg en werden door de soldaten met groote overhaas-
ting gevolgd. Door de vrybuiters onderschept, in de vlugt geslagen en achterna ge-
zet, kwamen wel duizend Spanjaarden, zoo door het zwaard als in de slooten en poe-
len, om het leven. Velius verhaalt, dat alle wateren met dooden overdekt lagen,
zoodat men over sommige droogvoets gaan konde. Onder de vier of vijf vrijbuiters,
welke bij deze gelegenheid sneuvelden, Avas de dappere 'τhoen. Denzelfden dag had-
den zich Spaansclie benden voor Monnikendam vertoond, welligt om de aandacht der
Prinsgezinden van Wormer en Pitrmerend af te wenden of hen te beletten, derwaarts
hulp te zenden; doch ook hier moeten zy meer dan vier honderd man hebben ach-
tergelaten. Zeker is, dat van de drie duizend man, welke onder de ciievreaux in iVoord-
Holland getogen waren, naauwelijks zeventig in Amsterdam zijn teruggekeerd. — Den
volgenden morgen Averden het dorp Ilpendam en de schans aldaar door de Noord-Hollanders
bezet, welke er een aanzienlijken buit maakten. Van de drie honderd gevangenen, te
Hoorn opgebragt, werden honderd vijftig, alle Duitschers, in zee geworpen; doch de ove-
rige , meest Walen, welke 's anderendaags hetzelfde lot zouden ondergaan, bleven, naar
men meent op aanschrijving van sonoy en naderen last van het Hof, bij het leven behouden
en zijn laler uitgewisseld. Eenige dagen na deze overwinning zond Hertog erik van Brims-
wijk-Lwienburg, Overste in dienst van filips , trompetters met eigenhandige brieven naar
Hoorn en Enkhuizen, om deze steden, op half gemoedelijken, half dreigenden toon, tot
onderwerping aan den Koning te bewegen. Men antwoordde hem niet; zelfs wilde sonoy
de trompetters laten ophangen, doch op last van oranje werden zij ontslagen (1).
■ Λ;
(1) le petit, Chmi. d. Holl. Τ. Π. Liv. XI. ρ. 279. bor, Ilist. d. Nedcrl. Oorl D. 1. ΰ. VU.
-ocr page 376-576 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
Beier dan de cuevrbaux, slaagde cniappiiv vitelli in zijne onderneming. Reqxjesews
iiad hem, na het stillen der muiterij te Aniwerpen, met eene afdeeling Spanjaarden,
vyftieh Yaaudels Zwitsers, eene kornet ruiters en twaalf "veldstukken naar Zuid-Holland
gezonden. Hij trok Bommel, Loevenstcin en Gorkum voorbij, Avelke eene goede
bezetting in hadden, terwijl Gorkum daarenboven, door het doorsteken der dijken, ge-
makkelijk konde verdedigd Avox'den. Het tegenoverliggende Woudrichem aan de Waal
liet hij tΛvee of drie uren achtereen uit twee vuurmonden bescbieten, en toen bestor-
men. Daar het stedeken niet houdbaar Avas, vertrok de bezetting, op last van den Prins
van Oranje, met de vaartuigen, welke er inmiddels voor gekomen waren, hetgeen echter
met een verlies van honderd vijftig man gepaard ging. Vitelli nam bezit van de
plaats, en rukte van daar voor Leerdam, hetwelk zich, nadat het vyandelijk geschut
van des nachts twee uren tot den middag er op gespeeld had, bij verdrag overgaf. De
bezetting trok uit met geweer en wapenen, en de burgers bleven ongemoeid, behalve
twee Predikanten en een schoolmeester, die opgehangen werden. Asperen, eene nog
zwakkere plaats, ging terstond over, onder beding A'an vrijen uittogt voor de bezetling.
Heukelom werd insgelijks ingenomen. Vitelli voorzag de veroverde plaatsen van be-
zetling, die de omstreken afstroopte. Hij keerde naar Antivcrpeh terug, dewijl hent
geld en krijgsbehoeften ontbraken, om den logt voort te zetten. De Zwitsers werden
afgedankt, en de Spanjaarden ten deele in de kleine steden van het gewest Utrecht
gelegd, ten deele ter versterking van 'sKonings krijgsraagt in Holland gezonden (1).
Valdez had, na den slag op de Mookerheide, zijne soldaten in de dorpen van het
Slicht gelegerd, waar zij geweldig huis hielden. Toen hier genoegzaam alles opgeteerd
en weggeroofd was, vertoonden zij zich voor de poorten van Utrccht. Ferdiivawd yatv
lankoy, Graaf van La Roche, was Bevelhebber der stad in stede van koirgarmes ,
welke onlangs, den vierden van Lentemaand, zoo men meent aan vergift, »door
weinigen beklaagd" gestorven was (2). Valdez, die zijn verblijf in Utrecht hield,
drong er op aan, dat zijne soldaten binnengelaten zouden worden, hetgeen hun echter
bl. 498, 499. v. meteren, Ilist. d. Nederl Oorl B. V. bl. 102. veliüs, Chron. v. Hoorn, bl.
424—430. pers, Ontstelde Leeuw, bl. 255—257. soeteboom, Saanl. Arcadia, bl. 499—504.
BRANDT, IHst. v. Enkh. bl. 205—207. )imhoo, Noord-Holland en de Noord-Hollanders bl.202—209,
212, 213.
(1) Archives de la Maison d'Orange, Τ. V. ρ. 29, 30. campana, della guerra di Fiandra,
T. I. p. 133 verso, bentivoglio, Nederl. Hist. bl. 206, 207. le petit, Chro7i. d. Holl. ï. IL
Liv. XI. p. 278. bor, Hist, d. Ned&i. Oorl. D. I. B. YII. bl. 530. hooft, Hist. B.
IX. bl. 377.
1568-
157ß
I
(2) BOß, Hist. d. Nederl. Oorl. B. I. B. VIL hl 492,
-ocr page 377-DES VADERLANDS. o/ /
door de Regering, zoowel als den Bevelhebber der stad, geweigerd werd, dewijl hij
geen last daartoe van den Landvoogd toonen tonde. Ondanks eene mislukte poging,
zijn doel door list en verrassing te bereiken, zou hij misschien eindelijk toch zijn Avil
met geweld doorgedreven hebben, indien hij niet bevel ontvangen had, onmiddellijk
met zijn volk naar Leiden op te rukken en het beleg te hervatten, waardoor Utrecht
van deze teugellooze gasten bevryd bleef' (1). Kort te voren, den vijfden van Gras-
maand, was de laatstgenoemde stad, door voorspraak van requesens bij den Koning,
voorloopig in het genot van al hare voorregten, handvesten en vrijheden hersteld gewor-
den , welke zij, door het strenge vonnis van alba legen haar geslagen, verloren had (2).
De belangrijke verliezen op éénen dag voor Antwerpen en in Noord-Holland geleden,
de aanhoudende muitzucht en bandeloosheid der soldaten, het nypende geldgebrek, en
bovenal de hoop, de Algemeene Staten , om dien tijd te Brussel beschreven, lot
het inwilligen eener aanzienlgke bede te bewegen, noopten den Landvoogd, thans
's Konings open brief van vergiffenis, reeds den achtsten van Lentemaand dezes jaars uit-
gevaardigd, in de Nederlanden te laten afkondigen (5). Deze algemeene vergiffenis was
van eenigeji ruimeren omvang, bevatte eenige zachtere bepalingen, minder dubbelzinAige
bewoordingen, en een kleiner getal uitgeslotenen dan de vorige. Immers schonk nu de
Koning vergiffenis aan alle gewesten, steden, gilden, collegiën en byzondere personen,
voor al hetgeen zij sedert Vyftienhonderd zes en zestig strafbaars mogten bedreven hebben;
hiervan waren alleen eenige personen uitgezonderd, die met name genoemd werden,
en onder welke diederik sowoy , doekle yan martena , en dirk volkertsz. goorpthert
zich bevonden. De afvalhgen behoefden slechts te biechten en tot den schoot der Kerk
terug te keeren, om 'sKonings genade te verwerven, die zelfs den aanhangers der op-
roerlingen niet geweigerd zou worden, mits zy binnen twee maanden berouw loonden
en zich weder van hun pligt kweten. Ook den zoodanigen, welke vroeger geregtelijk
veroordeeld waren, maar bewijzen konden als Katholijke Christenen geleefd te hebben,
werden hunne verbeurdverklaarde goederen weder toegezegd. Paus gregorius XIII
had dezen vergiffenisbrief, door eene afzonderlijke bulle, den dertigsten van Grasmaand
bekrachtigd (4).
Welken indruk de afkondiging van dit stuk op de gemoederen der Hollanders en
Zeeuwen maakte, leert* ons de geheimschryver van requesens. »De algemeene ver-
(1) bor, Hist. d. Nederl. Oorl D. I. B. VIL hl. 499, 503. hoopt, Nederl Hist. B. IX. bi.371.
(2) BOR, Hist. d. Nederl. Oorl D. L B. VIL bl. 497. Vgl. hiervoor, bl. 130, 145.
(3) Zie liiervoor, bl. 335. Vgl. bl. 235—239, 296.
(4) bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. 1. B. VIL bl. 510—515. v. meteres, Hist. d. Nederl. Oorl.
B. V. bl. 102. iiooFT, Nederl. Hist. B. IX. hl 378.
156S-
1570
Ι
i
i
()· v.
Zoinci-
maand.
1574
II Deel. 5 Stuk. 48
-ocr page 378-o90 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
1568—giffenis," schrijft hij aan ruy-gomez, »is afgekondigd, maar de oproerige steden ver-
1 Kifi
klaren, dat zij er niet op zullen Tertrouwen, tenzij de Koning zelf herwaarts kome,
want by de vorige vergiffenis, ofschoon niet zoo uitgebreid als deze, heeft de Hertog
van Alha^ in eenige punten, geen woord gehouden. De Prins van Oranje is sterk en
meent, dat hij de zaak te boven gekomen is (1)." Teregt is gevraagd, »wat die
kwijtschelding beteekende, waarin de terugkeer van den Protestant tot den schoot der
Katholijke Kerk als hoofdvoorwaarde was gesteld? (2}." Holland en Zeeland konden
als geheel Hervormingsgezind beschouwd worden. »Der Protestanten aantal in deze
gewesten," getuigt de Prins, »is sinds de laatste jaren derwijze toegenomen, dat men er
weinigen vindt, ten ware eenige geestelijken, welke van een ander gevoelen zijn (o)."
Men zou schier betwijfelen, of het der Spaansche Regering wel ernst met deze vergif-
fenis geweest is, daar zij de mogelijkheid vooronderstelde, dat de ingezetenen, vooral
der beide genoemde Landschappen, eene leer zouden verzaken, die zij als de ware be-
schouwden, aan welke zij »met hart en ziel gehecht waren, en reeds zulke gioote en
bloedige offers gebragt hadden." Het is derhalve geenszins te verwonderen, dat de
Hollanders en Zeeuwen begrepen, dat deze vergiffenis slechts strekken moest, om hen
in slaap te wiegen en dan te overvallen, aan welk vermoeden de groote krijgstoerustin-
gen in Spanje niet weinig voedsel gaven. Zy en hunne medestanders (geassocieerden)
gaven dit dan ook onbewimpeld te kennen in een gedrukt geschrift, getiteld: Waer-
achtige Waerschouwinge tegen de absolule gralie ende generael pardon bij den Groot-
Commandeur enz. uitgegeven en gepubliceert. Na een verslag van al het merkAvaar-
dige, in de laatste jaren in de Nederlanden voorgevallen, maken zij daaruit het besluit
op, »dat zy noch de oorzaak van de bewegingen en beroeringen, van welke men hen
valschelijk beschuldigt, geweest zijn, noch de vreeze Gods, noch het opregt Katholijk
geloof verlaten, noch den eed aan den Koning geschonden hebben; integendeel, uit
het gebeurde bleek duidelijk, dat al hunne handelingen de handhaving van dien
eed, van de eer des Konings, 'en van de welvaart des Lands beoogden. Tot dat doel
alleen strekte ook het Verbond der Edelen, uitsluitend door Nederlanders gesticht en
niet met vreemdelingen gesloten, hoewel zij dringend daartoe aangezocht waren; ook
was het een schandelijke leugen, dat de Edelen het gemeene volk tot oproer zouden
aangezet hebben. Vóór de komst des Hertogs van Alba hadflen zij slechts lot onver-
mijdelijke zelfverdediging de wapenen opgevat; en het was geheel bezijden de waar-
heid, dat zy vóór dien tijd, roof, geweld, moord, kerkschennis en dergelijke gruwe-
11-
i
. k
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. V. p. 31.
(2) v. coKviN-wiEnsDiTZKY, de Tachtigj. OorL D. 11. bi. 329-
(3) Archives de la Maison d'Orange, ï. Y. p. 73. Vgl. ρ. 09.
-ocr page 379-DES VADERLANDS. 547
lyke feiten gepleegd, of anderen daartoe aangespoord zouden hebben; wal later, in 1568—
openbaren krijg, geschied was, had hiermede niets gemeen. » Het is eene groote onbe-
schaamdheidgaan zij voort, »ons vergiiTenis en genade aan te bieden, terwijl men
ons toch in waarheid niets anders te last kan leggen, dan dat wij gewenscht en ge-
tracht hebben, in rust de voorregten ran ons geliefd Vaderland, door onze voorvader
ren door getrouwe dienst en vergoten bioed verworven, te genieten en in vrijheid van
geweten te leven. Meer overeenkomstig het regt en de billykheid zou het zijn, ons
vergiffenis te verzoeken voor de onuitsprekelijke mishandelingen, welke wij van hel
schuim der allerboossle boeven, uit verre landen naar onze gewesten gejaagd, gele-
den hebben, die uit onverzadelijke hebzucht al onze voorregten met voeten tredeij,
ons van have en goed berooven, alle tucht en eerbaarheid schenden, de banden des
bloeds en die des huwelijks vaneenrijten, in één woord, alles doen, wat leugelloozc
moedwil kan uitdenken. En van zulke Avezens zouden wij, die niets misdaan heb-
ben , genade smeeken, terwijl nog daarenboven al die aanbiedingen van vergiffenis niet
anders dan bedrog, moord en verderf in zich verbergen! Al mögt men ons dus genade-
])rieven uitreiken, zoo groot als geheele gewesten en voorzien van zegels zoO groot als
steden; eerlijk, billijk en noodzakelijk is het, in de verdediging van het dierbaar Va-
dêrland te volharden, al moesten wij daarbij den laatsten penning en den laatsten drop-
pel bloeds opzetten·. Immers zal de vijand, wanneer hij eindelijk, na groote moeite,
kosten en schaden, meester mögt blijven, ons niet meer leed en verdriet kunnen be-
rokkenen , dan wij ongetwijfeld terstond zullen te wachten hebben, wanneer wy, door
vertrouwen in de aangebodene vergiffenis te stellen, in den valstrik vielen. Doch zijne
meesterschap over ons is nog ver te zoeken, daar de genadige God het beste en
sterkste gedeelte dezer gewesten in onze magt heeft gegeven. De Spanjaard, over-
tuigd, dat hij zelfs met alle magt en geweld zich daarvan geen meester kan maken,
heeft ons deze vergiffenis als een vergiftig lokaas voorgehangen, om ons daardoor
in zijne klaauwen te krijgen. Requeseks zal nu kunnen merken, dat hij met geene
Mooren van Granada te doen heeft, die hij met fraaijc woorden, valsche eeden, en arg-
listige kuiperijen in zijne magt kan krijgen. De Koning zal ligt den vrede in deze
gewesten kunnen herstellen, als hij zelf herwaarts komt; doch hij schijnt meer den
raad der Spaansche Inquisitie, dan aan de liefde voor zijne ari-Nederlanden gehoor Ie
geven."— Brahand, Vlaanderen en andere gewesten, meenden zij, moesten thans met
ernst bedacht zijn, zoo zij ten minste geene eeuwige schande en verderf op zich Avilden
laden, hoe zij, met behulp van den Prins van Oranje en op het voorbeeld der Hollan-
ders en Zeeuwen, het Land van deze meer dan Egyptische slavernij moglen helpen be-
vrijden. Zij moesten bedenken, dat requesens denzelfden last had als alba, en slechts
daarom door zijne meerderen, de gezworen vijanden dezer gewesten, in diens plaats
was aangesteld, omdat zij hem voor meer geschikt hielden, hunne schelmschè ontwer-
48*
-ocr page 380-o90 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
JSfiS—pen ten uitvoer te brengen; zijne handelwijze in Granada, zijn gedrag bij de muiterij
der Spanjaarden te Antwerpen^ waarvan hij zelf de eenige aanlegger was, en wat men
onlangs tegen Utrecht in het schild voerde, toonden genoegzaam zijne sluwheid aan. —
»Doch waartoe meer te schrijven?" zoo eindigen zij. »De geheele wereld erkent de
regtvaardigheid onzer zaak, en de onregtvaardigheid van die onzer vyanden. Hem, vrien
eigen nadeel, onderdrukking en overlast den moed niet geven, mannelijk te handelen,
zullen ook geene woorden of schriften daartoe bewegen. Daarom zullen wy van ganscher
harte den Heer der Heirscharen bidden, dat Hij door zijne grondelooze barmhartigheid,
dengenen, die eene regtvaardige zaak drijven, ondersteune, om haar tot zijne eer uit te
vjperen; dat Hij degenen, welke wetens en willens onregt plegen, tot schande make en
verdeige; en het verstand dergenen, die zulks onwetend doen, verhehle, opdat zij van
hunne dwaling mogen terugkeeren, berouw hebben over hunne daden, en voortaan de
wegen der regtvaardigen blijven bewandelen (1)."
Om deze en dergelijke redenen, ook misschien wel, omdat »een Vorst," gelyk
HOOFT zich uitdrukt, »wen bij eens in den haat raakt, het nimmer te pas kan ma-
ken (2)," waren er zeer weinigen, welke van deze vergiffenis gebruik maakten; in
het geheele Slicht werden slechts twee gevonden; en dat het vertrouwen van deze niet
Averd te leur gesteld, was, naar het gevoelen van velen, daaraan toe te schrijven,
»dat het de pijne niet weert en was, voor sulk een gering getal het woord en de
belofte te breken (5)." Reqtjesens scheen zich echter veel van deze vergiffenis beloofd te
hebben, ten minste hoopte hij daardoor de Algemeene Staten, welke hij den dag na
η y de afkondiging er van te Brussel beschreven had, beter gestemd te vinden, om in de
aangevraagde twee millioen guldens en eenen Honderdsfen Penning te bewilli-
J.574 gen (4). Gelijk granvelle gevreesd bad, zoodra hem deze bijeenroeping der Staten
Avas ter oore gekomen, konde men het na veel onderhandelens niet eens worden; en
de Stalen leverden, in stede van geld, groote klagten in tegen het Hoog Bewind en
over de gesteldheid der zaken. En toen requesens weinige maanden later beproefde,
bij wijze van leening, in Brahand zonder verlof der gewestelijke Stalen geld te hef-
fen, moest hij dit voornemen staken, aangezien grooten en geringen, bovenal de Brus-
selaars, zich er tegen verzetten, en de Staten een voorstel ter tafel braglen, om al de
handelingen des Hertogs van Alba voor nietig te verklaren, wiens voetstappen hij, in
(1) BOK, Eist. d, Nederl. Oorl D. I. B. VII. bl. 515, 516.
(2) Nederl. Hist. B. IX. bl. 378.
(3) BOR, Hist. d. Nederl Oorl. D. I. B. VII. bl. 516.
(4) Zie hiervoor, bl. 334, 335.
-ocr page 381-DES VADERLANDS, 591
welk opzigt ook, niet raadzaam keurde te volgen (1). Welligt waren de Algemeene 1568—
Staten ook daarom zoo ongenegen, in de eischen des Landvoogds te bewilligen, dewijl ^^^^
zij den binnenlandschen krijg moede waren, die weldra geëindigd zou zijn, als zij de
voorname zenuw des oorlogs, het geld, onthielden (2).
Intusschen had de Prins van Oranje de Staten van Holland den eersten van Zomer-
maand te Rotterdam beschreven, om in overleg met ben de middelen te beramen ter
verdediging des Lands en tot ontzet der stad Leiden, welke nu ten tweedenmale bele-
gerd Averd. Hier stelden eenige uitgewekenen uit de Spaansclie Nederlanden, of die
gewesten, Λvaar het gezag des Konings nog geëerbiedigd werd, inzonderheid Zuid-Bra-
band, Vlaanderen en Henegouwen, den Prins schriftelijk voor, dat zij, elk naar zijn
vermogen, genegen waren tot het opbrengen van een vrijwillig maandgeld ter aanwer-
ving van geoefend krijgsvolk, voor welke oorlogsbelasting zy zich een jaar lang verbon-
den, de drie eersle maanden daarvan in eens te betalen. Op hun voorslag, besloten de
Staten van Holland, de Hollanders en Zeeuwen tot eene dergelijke vrijwillige opbrengst
uit te noodigen, met de bedreiging echter, dat de onwilligen geschat en tot betaling
gedwongen zouden worden. Voorts gaven de Staten, onder goedkeuring van den Raad,
welke den Prins was toegevoegd, en van de Gemagtigden uit den Raad en de Reken-
kamer van Holland, hunne inwiUiging tot eene leening van honderd duizend gulden,
onder belofte van rente en van eenige vrijheden. Zekere izaak leeuwenharder, een
koopman te Keulen, werd tevens gemagtigd, zoo veel geld op te nemen, als hij in
Duitschland bekomen konde, en dit uit te betalen op wissels door hendriic yan nispeic
te Dordrecht getrokken. Op dezelfde dagvaart werd tevens bepaald, den Predikan-
ten, boven alle anderen, eene jaarwedde uit de gereedste landsmiddelen toe te leg-
gen, Avelke wedde echter voor de Predikanten in de steden de som van drie honderd,
en voor die der dorpen, eene van twee honderd gulden niet overschrijden mögt (3).—
Om dien tijd werd de eerste vergadering der Hervormde kerken van Holland en Zeeland ^ 16 v.
te Dordrecht gehouden, en aldaar eene kerkregeling vastgesteld uit een en negentig maand
punten bestaande, van Avelke evenwel onderscheidene naderhand niet zijn opgevolgd,
zooals die, waarby het vieren der feestdagen, behalve van den Zondag, en het orgelspel
in de kerken werden afgeschaft. Tevens werd door deze vergadering eenige in- of aan
(1) Archives de la Maison d'Orange, T. V. p. S2, 33. viglius ad iiopperüm, EpisL 289, p. 823.
bor, HisL d. Nederl, Oorl. D. I. B. VIL bl. 516—523 , 562—570 , 573—576. v, metekek, IHsL
(L Nederl Oorl. B. V. bl. 102. hooft, Nederl Rist. B. IX. bl. 378.
(3) Rcsoluiiën van Holland, aangehaald door wagénaar, D. VL bl. 479 , 481. bor, llist, d.
Nederl. Oorl. D. 1. B. VIL bi. 508.
m ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1508—liaar voorgestelde vragen beantwoord, waarlnj zij, onder anderen, liet huwelijk voor
1576
eene burgerlijke (politieke) handeling verklaarde, en eenen; lombardhouder onbevoegd
hield, het avondmaal te gebruiken (1).
De Spanjaarden hadden onder valdéz de stad Leiden bijna vijf maanden ingesloten
gehouden, toen de aantogt van lodewijk van Nassau naar de Nederlanden hen tot het
opbreken vaii het beleg noodzaakte (2). Sedert was door de Högering, ondanks de
vermaning en waarschuwing des Prinsen van Oranje, verzuimd, de veste van bezetting
en iiiondbehoeften te voorzien, ofschoon zij daartoe twee maanden tijds gehad had.
Het moge waar zijn, dat dit aan gebrek van geld, daar men reeds in de eerste bele-
gering zijne toevlugt tot het slaan van noodmunten genomen had, meer dan aan gebrek
van voorzigtigheid moet toegeschreven worden, maar bezwaarlijk toch kan men van
zorgeloosheid vrijpleiten, dat de schansen, door de Spanjaarden opgeworpen, niet ge-
slecht werden. In dezen slaat van zaken, welke aan requesews niet onbekend was,
ontving valdez last, het beleg te hervatten. Na liet uitplunderen en verbranden der vier
voorsteden van Utrecht, trok deze Bevelhebber met zeven of acht duizend Spanjaarden,
Walen en Duitschers tot bij Amsterdam, slak met hen en eene menigte voorraadschepen
het Haarlemmermeer over, en sloeg zich ten twee ui-e in den nacht van den vijf en
twintigslen op den zes en twinligsten van Bloeimaand te Leiderdorp neder. Op het eerste
berigt van de aankomst der Spanjaarden, die terstond alle toegangeti naar de slad bezet
hadden, trok Mr. akdktes allertszoon , Kolonel der schutlcrij, met vijf en twintig of
derlig man op kondschap uil, doch liet mei vier van zijn volk het leven, in zijne plaats
werd kort daarna het bevelhebberschap over de gewapende magt in de slad, die slechts
uit eenige vrijbuiters, vijf vaandels bezoldigde burgers en de schullerij, te zamen vijf
en twintig honderd man, bestond, aan Jonkheer johan van der does , Heer van Noord-
wijk en Kaltendijk, opgedragen, wiens oom jakob vatv der does zich, Avegens zijne
hooge jaren, verontschuldigd had, deze betrekking op zich te tiemen. Middeleïwijl be-
y. zette don luis caytan het dorp Zoetenvoitde ncvóns eene schans bij den Jjeidschendam,
1574 en maakte zich voorts meesier van ^s Gravenhage, na dapperen wederstand aan de Geest-
brug, waar hem ruychaver met zijn vaandel was tegengetrokken, ontmoet te hebben,
waardoor aan de Protestantsche Haagsche burgers, van welke de meesten reeds voorlang
naar Delft geweken waren, gelegenheid verschaft werd, ook derwaarts met hunne til-
bare have in schuiten te vlugten. Behalve de krijgsmagt onder valdez, waren nog twee
legerafdeelingen naar Leiden opgerukt. De eene, aangevoerd door den Heer de lic-
QUEs, irok uit Haarlem over Noordwijk naar Valkenbwg. Hier moesten vijf vaandels
(1) BOR, Ilist. d.Nederl. OorL D, 1. B. Vil. bl. 544—548.
(2) Zie hiervoor, bl. 319.
-ocr page 383-DES VADERLANDS.
Engeischen, onder eduard ghestek , eene nog niet geheel voltooide verschansing van 1568—
1 cn«
den Prins van Oranje verdedigen, welke zij echter, bij het naderen van den vijand,
verlieten en tot onder de muren van Leiden weken. Z,ij begeerden binnengelaten te
worden, waartoe de Regering, tot versterking der zwakke bezetting, doch geenszins
de burgerij, zich genegen toonde, welke den Engelschen, die zij wantrouwde, slechts
wilde veroorloven, zich onder de vesten te legeren, waar men hen van mondbehoeften
voorzien zoude, lot het gevoelen van den Prins zou ingewonnen zijn; mögt intusschen
de vyand op hen aandringen, dan moesten zij, als eene op de Haagsche poort uitgesto-
ken vlag werd gestreken, zijdwaarts wyken, opdat het aldaar geplante geschut niet
verhinderd wierd, hem te begroeten. Hierin geen behagen vindende, liepen zij met
vliegende vaandels tot de Spanjaarden over, uitgenomen Hopman cromwell met dertig
man, welke men toen binnenliet. — De andere legerafdeeling der Spanjaarden trok 27ν
van Utrecht naar de Goudschesluis, waar ook eene schans was opgeworpen, welke
de vijand volstrekt in zijne magt moest hebben, wilde hij naar Leiden komen. Z.ij was
met het niet ver van daar gelegen Alphen door vijf vaandels Engelschen, onder Hop-
man GAiwFORT, en andere soldaten bezet, die niet dan na drie hevige stormen, en uit
gebrek aan kruid en mondkost, voor de Spaansche overmagt, onder don martipt d'ayala,
zwichtten. Aan beide zijden was veel volks gebleven.
Zoodra de Spanjaarden voor Leiden gekomen waren, liet het stedelijk bewind afkon-'
digen, dat alle vrouwen, kinderen en vreemdelingen de stad moglen verlaten; en teveus
nam men gepaste maatregelen op de verdeeling der levensmiddelen. Op dit laatste in^
zonderheid maakte de Prins van Oranje de Regering opmerkzaam, en dat men de zie-
ken , zwakken en alle onnutte monden uit de stad moest verwijderen, daar hqt hem
noch den Staten mogelijk was, binnen de drie eerste maanden aan het ontzet der veste
te denken. Voorts vermaande hij de burgers »tot eendragt en volharding; aan het be-
houd van Leiden toch was dat van het geheele Land verbonden, en eeuwige schande
derhalve zou hen en hunne nakomelingen aankleven, indien zij zich niet van hun pligt
kweten." Manhaftig was het antwoord, dat »ofschoon de voorraad aan leefTlogt niet 29 y
voor drie maanden toereikende Avas, men niettemin besloten had, veeleer den nijpend- ^l^eim.
sten hongersnood te verduren, dan slaven van Spanjaarden te worden." De vermanin-
gen van eenige uitgewekene Roomschgezinde burgers, zoogenaamde Glippers, en anderen
om zich vrijwillig aan den Koning te onderwerpen, wiens goedertierenheid ten breedste
werd uitgemeten, en wiens magt zij toch niet wederstaan konden, Averden daarentegen
met schimp of met zwijgen beantwoord (1). In overleg met dirk van broptkiiürst ,
(1) Een antwoord, we]ligt het eenige, Avas een wit vel papier met dezen regel uit dc Disticha
van CATO:
■
-ocr page 384-o90 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
1568—Overste der stad van 's Prinsen wege, werd eene ruiterbende uit de burgerij opge-
^^^^ rigt, welke bij de uitTallen moest dienen en onder bevel stond van karel van dam;
terwijl jan van duivenvoorde, andries sghott, bartholomeus havik, klaas dirk
"van montfoort en eenige anderen, onder van der does, de bezoldigde burgers aan-
voerden. Daar valdez intusschen eene versterking van drie duizend man ontvangen,
zich van de verschansing bij Maaslandssluis door don luis gaytan, welke bij die ge-
legenheid sneuvelde, meester gemaakt, voorts Vlaardingen bemagtigd had, en Leiden
al naauwer en naauwer insloot, zoodat binnen korten tijd twee en zestig schansen alle
toegangen derwaarts afsneden, en derhalve een langdurig beleg te voorzien was, bepaalde
het bestuur dier stad, waar slechts honderd tien last koorn, maar daarentegen veertien dui-
zend inwoners gevonden werden, dat elk in de eerste twee maanden slechts een half pond
brood 'sdaags toegelegd, geen zwaarder bier dan van vijf en twintig stuivers het vat
gebrouwen, en de melk alleen tot het maken van boter gebezigd mögt worden. Men
had nog bij.na zeven honderd stuks vee, welke dagelijks naar de weide gedreven en
allengs gewoon werden, op het kleppen van de stormklok of het bulderen van het ge-
schut, van zelve stadwaarts te keeren. Het is opmerkelijk, dat, ondanks de herhaalde
aanvallen der Spanjaarden aan dien kant, slechts ééne koe en drie kalveren door
hen geroofd zijn geworden. Eerlang werd ook Aveder papieren munt van veertien en
van acht en twintig stuivers waarde in omloop gebragt (1). Zij was uit de omslagen
der afgeschafte Roomsche kerkboeken vervaardigd. Er Averd insgelijks een koperen
β V. noodmuntje geslagen, gangbaar voor een halven stuiver (2). Eene poging der burgers
m^nd Gouda, in de eerste dagen van het beleg, om met dertig vaartuigen Leiden van
1.574 mond- en krijgsbehoeften te voorzien, mislukte. De vrijbuiters echter, die op nieuw
onder eed en pligt genomen waren, veroverden, onder aanvoering van barend korne-
LissE van keulen, op den Rijn bij lieimansbrug twee Spaansche schepen met oorlogs-
en levensmiddelen en bragten die, door een uitval der burgers uit de Hoogwoerds·'
»Fistula dulce canit, volucrem dum decipit auceps."
Naar de vertaling van hooft,
De TOogUaer op bedriegen uit,
Den vogliel lokt met soeten fluit.
(1) Zij zijn afgebeeld op de liierbij gevoegde voorstelling van het beleg en ontzet der stad Lei-
den. De letters op de keerzijde om liet Avapen der stad, zijn de beginletters der woorden Num-
iTMs Ohsessac Urbis Lugduni Sub Giibernatione Illustrissimi Principis Auriaci Cusus, (munt dci·
l)elegerde stad Leiden, geslagen onder het bewind van den doorluchtigen Prins van Oranje).
(2) Zie het afgebeeld in sevekxnus, het beleg van Leiden, bl. 75, 5de druk.
I 1
'ift-H ' I
Mi
ÜPPPPPWP
poort ondersteund, behouden in de stad, ondanks al de pogingen der Tyanden, hun bij
de Zijlbrug den buit te ontnemen.
Middelerwijl waren de Spanjaarden begonnen €ene schans bij Lammen ^ in den
bogt der Yliet^ op te werpen, om den toegang te water naar Leiden^ Zoeterwoude,
Delft en Leiderdorp af te snijden. De belegerden beseften te wel het groote gewigt
van dit punt, om niet te beproeven, het aangevangen werk te storen en te beletten.
Zij deden derhalve met zes plempen, eene soort van vischschuiten, een uitval, doch
moesten met verlies van vier dezer vaartuigen en even zoo veel manschappen terugtrek-
ken. Eene week later maakten de Spanjaarden zich meester van de schans buiten de
Rynsburgerpoort, welke de kool- en moestuinen der belegerden dekte, en voorzagen
die van eene goede bezetting. Onder dezen nood van builen, speelde nog de verzoeking
van binnen door nieuwe brieven van de Glippers, genoegzaam van denzelfden inhoud
als te voren, maar ook van dezelfde uitwerking; want meer indruk dan hun geschrijf,
maakte 's Prinsen krachtige vermaning tot standvastigheid en dapperen tegenstand. Toen
derhalve een trompetter voor de Haagschepoort verscheen en Leiden opeischte, zond
de burgerij hem met het antwoord terug, »dat zij de stad voor den Koning en zijn Stiid-
houder, den Prins van Oranje, zou verdedigen; zoo men onderhandelen wilde, moest
dit met dezen laatsten geschieden, wiens bevelen zij zou opvolgen." Daar intusschen
het gebrek zich meer en meer deed gevoelen, werd huis aan huis de voorraad van
koorn opgenomen, en dengenen, die er voor meer dan veertien dagen van voorzien
was, het overige afgekocht ter bedeehng van de behoeftigen, die reeds zeer talrijk
waren. Om den belegerden den toegang naar hunne moestuinen geheel te beletten,
wierpen de Spanjaarden des nachts eene kleine schans op aan bet einde van den
steenweg buiten de Rynsburgerpoort en niet verre van die, welke zij eene maand te
voren hadden ingenomen. Spoedig echter werd deze schans aangevallen en veroverd.·
Zekere pauwbls vlieatiit was de eerste, welke er indrong en daardoor den prijs
van twaalf gulden behaalde, welken vaw Bronkhorst voor dit feit had uitgeloofd.
Met gelijken uitslag tastten kort daarna de belegerden onder vak der does, zoo Ie
water als te land, de schans bij Boshuizen buiten de Haagschepoort aan, en bragten
de bezetting van zestig man, die zich dapper had verdedigd, zonder genade om hals.
Deze voorspoed ontvonkte derwijze hun strijdlust, dat de Regering het uitvallen, an-
ders dan op hoog bevel, bij klokslag moest verbieden, daar zelfs kinderen er deel
in namen en niet zelden de slagtoiTers werden hunner roekeloosheid. Een zes-
tienjarige knaap, om zijne dapperheid, waardoor hij zich reeds in het eerste beleg
had onderscheiden, het Leeuwtje bijgenaamd, was onder anderen door de Spanjaar-
den, terwijl hij bij eene schermutseling in het gras op de loer lag, met list overval-
len en gevangen gemaakt. Zij sneden hem neus en ooren af, en hingen hem aan
II Deel. 5 Stuk. 49
1568-
1576
8
Zomer-
maaiui
1574
15 v.
Zorncr-
maanfl.
17-18
van
llooiiii.
■,'t.
I \ '
386 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—een zijner groote teenen op; daar hij echter ongemeen vlug was, klauterde hij, om
zich aan die marteling te onttrekken, met zijn eene been in de hoogte, doch Averd
door een moordend lood der Spanjaarden getroffen.
Na eene mislukte poging, Delft door verraad van binnen aan zich te brengen, besloot
VALDEZ deze stad, van waaruit ondernemingen tot ontzet van Leiden te wachten waren, naauw
in te sluiten en haar de gemeenschap met Rotterdam en Schiedam af te snijden.
Daar hij in het bezit was van Maaslands sluis en V laar ding en, kon dit plan gelukken,
indien hij eene sterk bezette schans van den Prins aan de Poldervaart tusschen Delft
en Overschie bemagtigde. Door requesens met eene talrijke afdeeling oude soldaten
versterkt, trok hij er met het benoodigde stormtuig tegen op. De bezetting echter
ontving de Spanjaarden zoo dapper, dat deze, na een woedenden aanval, met een verlies
2ÜV. van bijna acht honderd man naar hunne schans bij de Äoor«énig, ter dekking van'i Cra-
^^1574 opgeworpen, moesten terugkeêren. De Hollanders telden, naar men wil, slechts
twintig dooden en even zooveel gekwetsten.
Er waren ondertusschen twee maanden sinds het beleg van Leiden verloopen, en het toene-
mende gebrek aan levensmiddelen noodzaakte, ernstig op middelen van ontzet te denken. Daar
de landmagt hiertoe te zwak was, had oranje den vierentwintigsten van Hooimaandiden Staten
voorgesteld, alle sluizen bij Rotterdam, Schiedam, Delftshaven en elders te openen, de Maas-
en IJsseldijken door te steken, en alzoo het zeewater over de landen om Leiden en het ontzet
met schepen in de stad te brengen. »Het denkbeeld was groot," zegt een Duitsch Schrij-
ver, »doch nog meer grootheid vinden wij daarin, dat de Hollanders in de uitvoering
bewilligden; duidelijker blijk konden zij wel nooit geven, dat zij een bij uitnemend-
heid dapper volk en der vrijheid waard zijn. Om ééne stad te redden, besloten zij de
vruchten van een bijna duizendjarigen arbeid te vernielen; het land, door hunne voorvader-
ren met eindelooze moeite tegen den Oceaan verdedigd of er aan ontwoekerd, aan dit
element weder prijs te geven. Zes tonnen gouds, want zoo hoog werd de schade be-
rekend, welke hierdoor zou veroorzaakt worden, brengen zij vrijwillig op het altaar
des Vaderlands ten offer, terwijl hunne spaarzaamheid bij andere gelegenheden ten be-
wijze strekt, dat zij de waarde van het geld ten volle kennen. Nog hooger zal dit
offer in onze oogen rijzen, wanneer wij in aanmerking nemen, dat het slechts dienen
moest tot eene poging, om de benaauwde veste te ontzetten; want zekerheid was
daarmede nog niet gekocht; ja zelfs kon de hoop, dat die poging zou gelukken,
bijna als eene hersenschim worden beschouwd. Het land om Leiden toch ligt hoo-
ger dan Schteland en Delßand, van waar juist het water komen moest, en, mögt dit
gelukken, van den wind alleen hing het af, dat de overstrooming de vereischte
hoogte bereikte." — Ondanks dit alles, »besloten de Staten eenparig eene onder-
neming te wagen, welker volvoering de bewondering aller volken moest wekken, en
der Hollanderen naam met eer zal overladen, zoo lang de geschiedenis dien vermelden
i. i ; ».
|f ^
I'
il.-.-
1 (
ii
DES VADERLANDS. 547
zal (1)." Daar van Leiden niet alleen het behoud Tan Holland^ in welks midden het
gelegen was, maar ook het behoud of verlies der zaak, die men verdedigde, afhing,
liewilligden de Staten aan den Prins vijf en veertig duizend kroonen 'smaands boven de
gewone belasling, en dan nog honderd en twintig duizend gulden in eens, die met zooveel
ijver werden opgebragt, dat onderscheidene aanzienlijke vrouwen daartoe hare klei-
nooden en kostbaarheden met vreugde opofferden. Nadat den landlieden bevolen
was, het hooi en de veldvruchten in de naaste steden te bergen, werd de IJs-
seldijk bij Kapelle, in tegenwoordigheid van den Prins van Oranje^ den Advo-
kaat van Holland, Mr. paulus buis, en eenige leden der Staten, op zestien plaatsen
doorgestoken, en bij IJsselmonde tusschen Rotterdam en Delftshaven eene gewel-
dig groote opening gegraven, waartoe de sleden en eenige dorpen van het Zuider-kwar-
tier een goed getal schansgravers geleverd hadden. Hierop werden de sluizen Ic
Rotterdam, Schiedam en elders opengezet; men troostte zich met het denkbeeld, dat
bedorven land toch beter was dan verloren land. De Admiraal lodewijk van boysot,
middelerwijl door oranje ontboden en die, naar het schijnt, inzonderheid de noodzake-
lijkheid van het doorsteken der dijken betoogd had, keerde nu naar Zeeland terug, pm
de maatregelen tot ontzet van Leiden, in overleg met de Stalen genomen, ten uitvoer
te brengen, terwijl in Delft, Rotterdam en Gouda met allen vlijt een aantal platbo-
demde vaartuigen gebouwd en eene groote hoeveelheid krijgstuig bijeengebragt werd.
1568—
1576
3 r.
Oogst-
maand
1574
Valbez had kort te Azoren in een brief vol schoone voorstellingen en fraaije beloften
getracht, de burgers van Leideii tot onderwerping te bewegen; doch zij verwaardigden
zich niet, hem te antwoorden, ofschoon hunne mondbehoeften ten uiterste schaars
werden en zij zich reeds met moutkoeken moesten -behelpen. Een lang verwacht
schrijven van den Prins, waarin hij hunne standvastigheid prees en hun verwittigde, dat hij
hoopte, de stad binnen acht dagen door het water te ontzetten, bezielde hen met nieu-
wen moed, welke nog verhoogd werd door het berigt van de toerustingen in onder-
scheidene Zuid-Hollandsche sleden te hunner verlossing, en van den inval en het wassen
des waters, dat voor de Landscheiding, een dijk tusschen Rijn- en Delßand, tien
of elf palm gerezen was. Valdez, die nu het voortzetten des belegs als eene zeer be-
denkelijke zaak begon te beschouwen, zou het, naar men beweert, opgebroken hebben,
indien jan van mathenesse van wibisma, jan de ruiter van Delft en andere Glippers
5 V.
Oogst-
maand.
12 V.
Oogst-
maand.
22 V.
Oogst-
maand.
(1) v. coRviN-wiERSBiTZKY, de TachtigJ. Oorl. D. II. bi. 362. oampana, integendeel, noemt het
besluit der Hollanders, de dijken door te steken »una risolutione cosi empia como empia era la
causa, che difendevano contra la Chiesa di Dio, e contra il suo re." Lelta guerra di Fiandra,
T. I. p. 134 verso. Vgl. daartegen de -woorden, welke bektivoclio den Admiraa boysot in den
mond legt, //ύί. bl. 212, 213.
49*
-ocr page 388-588 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
15Π8— hem niet verzekerd hadden, dat het water onmogelyk de binnendijken, welke zij aanwe-
zen , konde overstroomen, die daarop , naar hun raad, terstond opgehoogd en van schansen
Yoorzien werden. In hun gevoelen deelden vele van 's Prinsen vrienden en Avanhoopten
aan het welgelukken des plans tot ontzet; zelfs eenige leden van de Staten, die er hunne
goedkeuring aan gegeven hadden, dreven daarmede thans den spot. In Leiden, waar
bij het khmraen van den nood, de hoop op redding verflaauwde, was het bij velen
even zoo gesteld, terwijl de Spanjaarden hun schimpend toeriepen: )> Gij Geus-
kens, gaat op den toren en ziet het Maaswater te gemoet." Zij immers gaven
aan oraote en den Staten hun misnoegen te kennen, dat men hen, »die nu den
tijd van drie maanden, hun door den Prins gesteld, in groote ellende doorgebragt en
zich van hunnen pHgt getrouw gekweten hadden, nog aan hun lot overliet." Tevens
verzochten zij, »zoo men oordeelde, dat de voorgenomene middelen tot ontzet van
geene goede uitwerking konden zijn, hun dit te melden en hen van den eed en het
bondgenootschap te ontslaan." Het antwoord der Staten hierop duidt in korte woor-
den eene getrouwe vriendschap en verbindtenis tot den dood toe aan, » waardig om in de
geheugenis der nakomelingen tot de laatste eeuwen bewaard te worden." »God en de
geheele wereldzeggen zij onder anderen, »zijn getuigen van de zorg, welke wij
voor u dragen, al kunnen wij dit voor elk, om redenen, niet laten blijken. De
schade, welke wij zoo velen duizenden door het water veroorzaken, geeft dit trou-
wens genoeg te kennen; Avij hebben daardoor een bewijs gegeven van nooit gehoorde
getrouwheid, waarvan tot het einde der wereld zal gesproken worden. Zoo gij wilt
volharden, gelijk gij lot nu gedaan hebt, kunt gij verzekerd zijn, dat wij liever het
geheele Land met al wat er in isja, ons zelven zullen laten verderven, dan u verlaten." —
Onder deze wakkere bemoediging ging men nu in de stad over, het getal van groot en
29V. klein vee schriftelijk op te nemen, waarvan om de vier dagen zoo veel geslagt werd,
inaaml als voor de eerstvolgende vier dagen noodig was, zoodat ieder dagelijks een half pond
^^^^ vleesch ontving, de afval van vel en beenderen daaronder begrepen. De Regering be-
taalde voor elk slagtbeest een bepaalden prijs; en wie vee of andere levensmiddelen
verborgen hield, werd ter verantwoording geroepen en gestraft. Alle brood, boter en
kaas waren reeds opgeteerd.
In dezen staat van zaken werd de Prins te Rotterdam door eene hevige alledaagsche
koorts aangetast, die hem derwijze verzwakte, dat hij het bed geen vierendeel uur daags
verlaten konde, en zich aan alle werkzaamheden geheel moest onttrekken. De genees-
heeren schreven eenparig de oorzaak en den voortgang er van aan zwaarmoedigheid
toe. Men verhaalt, dat velen 'sPrinsen ongesteldheid voor de pest hielden, en dat uit
dien hoofde zijn eigen hofgezin schuwde, hem te naderen. Het is echter zeker, dat
geene verschijnselen van pest zich bij zijne ziekte opdeden, en uit de brieven van zijn
geheimschrijver zoowel als van zijn hofmeester blijkt, dat hij, wel verre van door zyne be-
11
-ocr page 389-DES VADERLANDS, 591
dienden verlaten te zijn geworden, veeleer het voorwerp hunner gedurige en oplettende zorgen 1568—
geweest is. Het was derhalve louter toeval, dat kornelis van mierop, Ontvanger der
gemeene middelen van Holland, in het slaapvertrek van den Vorst trad zonder hier iemand
te vinden of in het Hof ontmoet te hebben. Hij vroeg den Prins naar den staat zijner
gezondheid, en waar zijne bedienden zich bevonden? De zieke antwoordde met eene
zwakke stem, »dat hij hen van zich had doen gaan, en zeer krank was;" waarmede
hij ongetwijfeld niet >vilde zeggen, dat hij zijne lieden weg- maar slechts uitgezonden had.
Bij het berigt van van mierop , dat Leiden, welks overgave waarschijnlijk door een valsch
gerucht verspreid was, nog niet was bezweken, scheen den Prins een weinig op te lui-
ken; hij werd althans van dat oogenblik allengs beter en eerlang geheel hersteld (1),
Buitenlands hep reeds de mare, dat hij overleden was; ja, uit wanhoop, zich door ver-
gift had omgebragt (2).
Ondertusschen was in Zeeland eene vloot tot ontzet van Leiden uitgerust. De Gou-
verneurs en Raden van dat gewest hadden daartoe, bij wijze eener bede aan de vier
steden, eenige gelden bijeengebragt. De Middelburgers, ondanks hun misnoegen op
den Prins en ofschoon van de geledene rampen gansch niet hersteld, hadden zelfs
besloten, boven het aandeel in de geldelijke bijdragen, de stadsklokken te verkoopen
en zich daarvoor ijzeren geschut aan te schaffen. Alle bijzondere grieven en hartstog-
ten weken bij hen voor de algemeene belangen; en zij, zoo λυοΙ als de overige Zeeu-
wen, toonden »eene bereidvaardigheid, om de Hollanders te helpen, die te opmer-
kelijker is, daar men in Zeeland zelf scherpe wacht moest houden tegen de vloot,
die uit Spanje verwacht werd (3)." In het begin van Herfstmaand kwam de Zeeuwsche
scheepsmagt, zeven kromstevens sterk, te Vlissingen en te Zierikzee uitgerust, onder
de Admiraals lodewijk van boysot en adriaaw Willemszoon, den Vice-Admiraal
KORNELis NIKOLAASZOON, en JOOST DE MOOR tc Rotterdam aan. Zij telde honderd vijf-
tig stukken geschut en was met acht honderd wakkere bootsgezellen bemand, die ge^
woon waren de Spanjaarden te water te overwinnen, geene genade te schenken aan de-
genen , welke hun in handen vielen, en die de likteekenen droegen der doorgestane
gevechten. Immers, volgens hooft, was »dezen den arm geknot, die den voet of het
been kwijt, en kloste op stomp of stelt." Eenigen voerden eene zilveren halve maan
op den hoed met het opschrift: Liever Turhsch dan Pausch, waardoor zij hun afkeer
van de Roomsche godsdienst aanduidden, of, naar veler oordeel, Ie kennen wilden ge-
il) Zie over 'sPrinsen ODgesteldheid, Archives de la Maison d^Orange, ï. Y. p. 39—41, 46>
50 , 53 , 57, 67.
(2) LANGUET, Epist. XIX. Part. II.
(3) swALUE, de daden der Zeeuwen, bl. 73.
-ocr page 390-o90 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
1568—ven, dat de »TurTi minder geweld deed aan het geweten en beter zijn woord hield
dan de Paus (1)." Men getuigt echter, dat deze woeste gasten eene goede krijgstucht
onderhielden, en stiplelijk de berelen hunner opperhoofden volgden.
Om dien tijd zond valdez uit Leiderdorp weder een brief in de Spaansche taal van dezen
inhoud: »Aan de Magistraat en het volk van Leiden! Hardnekkige Leidenaars tegen
4 y. God en tegen uwen Koning en Heer! Hoewel uwe groote weêrspannigheid geen me-
llcrist-
maand dedoogen verdient, is echter de >vil van Zijne goedertierene Majesteit, u in genade aan te
nemen, indien gij uwe schuld erkent. Ik heb niet willen nalaten, u deze regelen te
schrijven, om, gelijk ik bij dezen doe, u voor het laatst te vermanen, de stad aan
Zijne Majesteit over te geven. Ik beloof u in Zijnen naam en op mijn woord en
trouw, als een Christen en Edelman, dat aan u allen, in het algemeen, lijf en goed
zullen kwijtgescholden worden, zonder eenige uitzondering; zelfs de Heer van Noord-
wijk^ de Overste Bronkhorst, en de Burgemeester pieter adriaansz. van der werff,
zullen ongetwijfeld deze genade verwerven. En opdat gij te beter moogt letten en be-
sluiten op hetgeen u meest nuttig is, geef ik u tijd van beraad tot aanstaanden Maan-
dag, den zesden dezer maand, terwijl gij intusschen vrijelijk, een, twee of meer per-
sonen zult mogen zenden, om met mij te onderhandelen, vooraf een trommelslager
zendende. Ik verleen bij dezen aan de personen, welke gij zult afvaardigen, vrijge-
leide om te komen en terug te keeren. Laat u toch niet bedriegen door ijdele hoop
op ontzet, want hetgeen u het meest dient is de genade van Zijne Majesteit,
welke u aangeboden wordt. Zijt verzekerd, dat, zoo gij mijn voorslag aanneemt, gij
in mij een goeden vriend zult vinden; maar indien gij in uw boos opzet volhardt,
gelooft mij, dat gij door het zwaard des regts zult omkomen (2)." Deze beloften en
bedreigingen moesten echter thans op de belegerden te minder indruk maken, daar hun
de toebereidselen in Zeeland tot ontzet evenmin onbekend konden zijn, als dat de
Staten van Holland, tot datzelfde doel, ijverig bezig w^aren ter uitrusting van een groot
aantal galeijen (gewapende roeischepen), honderd turfschepen, vijftig konvooischepen,
honderd kaagschuiten en nog vele andere platbodemde vaartuigen, met een goed aan-
tal bootsvolk, soldaten en een en twintig honderd roeijers bemand, en van eene aan-
zienlijke hoeveelheid mondbehoeften, stukken geschut en ander benoodigd krijgstuig
voorzien. Zij antwoordden evenwel valdez , dat » zij den Prins als 's Konings Stadhou-
der, den Staten als hunnen bondgenooten, eed gedaan hadden, buiten wier voorkennis
of ontbinding van hunnen eed zij in geen verdrag konden treden; wilde hij hun vrijge-
leide verleenen, om door zijn leger heen te trekken en met den Prins te raadplegen,
(1) WAGEfiAAR, D. YI. bl. 488.
(2) oixims, Besóhr. v. Lcyden, hl, 4Ö7. Leiden, 1641. te avater, Ycrk Yaderl, Ilist. D. IV. bl. 59—61.
-ocr page 391-DES VADERLANDS, 591
dan zouden zij zich binnen acht dagen nader verklaren." Dit aanzoek werd evenzeer 1568—
afgewezen, als een ander om vrijgeleide voor vier afgevaardigden, ingevolge een brief van
den Graaf i>e la roche gedaan, welke door tien Glippers was onderteekend, ten einde,
zoo het heette, met dien Graaf, als tijdelijk Stadhouder van Holland^ te spreken.
Valdez begreep te regt, dat beide aanzoeken slechts bedoelden, tijd te winnen en
aan de gemagtigden een Aveg naar den Prins te banen, om dezen van den toestand
der belegerden naauwkeurig te onderrigten.
De polders om RoUerdam en Gouda stonden wel geheel blank, maar het water
bleef aan de Landscheiding en andere dijken staan; en eene poging van de Gouda-
sche vrijbuiters, den Zijldijk door te steken, werd door de Spanjaarden verijdeld. Toen 5 ^
derhalve de Admiraal boysot met de Zeeuwsche schepen te RoUerdam gekomen was,
werd het doorsteken der Landscheiding tussclien Zoeiermeer en Wilsveeu ondernomen, 1574
om alzoo in het Zoelermeersche meer te kunnen geraken. Met dertig galeijen, twee
honderd platbodemde vaartuigen, elk met zes of acht stukken gewapend, eenige ijsbre-
kers en, behalve het bootsvolk en de roeijers, met twee vaandels mijngravers benevens jq
eenige vaandels Fransche soldaten onder de la garde , durant en gatteville , te zanden Hcrlsi,-
maaiKJ.
vijf en twintig honderd man, trok men de Rolle af. Om het indringen der kogels te
beletten, waren de zijwanden der schepen van binnen met planken verdubbeld, en de
tusschenruimten met vochtige matten of huiden opgestopt. Inzonderheid voorspelde men
zich veel nut van de zoogenaamde Arke van Delfl, een drijvend gevaarte uit twee
platbodemde vaartuigen zamengesteld, die vast aaneengehecht waren en op welke eene
houten verschansing was opgerigt, legen geweerkogels beschut, rondom gesloten en
met eene menigte geschut bezet. Dit vaartuig zonder roer of zeilen, werd door raderen,
van binnen geplaatst en aan welke twaalf mannen steeds moesten draaijen, in beweging
gebragt, en voerde vijftig soldaten. Des nachts ten een ure had men over de ver-
dronken velden de Landscheiding bereikt, die nog anderhalve voet boven het water
uitstak, en er spoedig aan beide zijden eene schans opgeworpen. De Spanjaarden, welke
met vijf vaandels uit Zoeiermeer waren opgerukt, om het doorsteken te verhinderen, ΛνοΓ-
den tweemaal teruggeslagen. Geen beter lot trof eene andere vijandelijke afdeeling,
welke tegen den avond uit Wilsveen en den Leidschendam te voet en te paard ^^
aanrukte. Het was bij die gelegenheid, dat een Zeeuwsche matroos eencn zielto- llerlst-
genden Spanjaard het hart uit het lijf scheurde en er in beet. Dit woest bedrijf,
het kenmerk van den bittersten haat, werd door menig gedicht vereeuwigd, en het
hart nog langen tijd te Delft bewaard. — Na de Landscheiding, werd de Groeneweg,
een dijk, welke nog een voet boven water stond, ingenomen en doorgestoken. Maar
daarmede was de vloot geenszins in het meer; want de grachten en veenplassen gingen
niet door, gelijk men gegist en gehoopt had, uitgezonderd ééne vaart, die onder de
Zoetermeersche brug henenliep, welke in den Voorweg lag, ter wederzijde sterk ver-
592 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
"1568—schanst en, even als de huizen in den omtrek, met dertig vaandels Spanjaarden bezet
was. De Prins, hiervan onderrigt, zond den Veldtuigmeester filips van asseliers met
Herfst- ^'ier Halve kartouwen op twee koornschepen, en eenige ijsbrekers van Delft tot hulp af.
onmiddellijk de vaart in, welke naar de brug geleidde, en wel tot onder
het hereik van het geweervuur der vijanden. Links van hem had een der koornschepen
met twee halve kartouwen, en regts korwelis mkolaaszooii post gevat. Hevig werd nu
van den morgen tot den middag op de brug en de belendende huizen geschoten, het-
geen de Spanjaarden met een levendig vuur beantwoordden. Hardnekkig streed men
aan beide zijden voor de eer der overwinning, tot boysot, toen een der koornschepen
reddeloos was geschoten en het andere hetzelfde gevaar liep, moest afhouden. Een
hoop Fransch krijgsvolk, dat buiten weten van den Admiraal te ver voorwaarts was
gedrongen, werd nu door de Spanjaarden aangetast en op de vlugt gedreven. Catte-
ville verdronk; durant redde met zwemmen het leven. Aanmerkelijk moet der Span-
jaarden verlies aan volk geweest zyn; immers geheele schuiten met dooden en gekwetsten
Averden door hen naar Utrecht en Haarlem gezonden. Maar 's Prinsen volk Avas hier-
mede weinig geholpen. De Avind hield het wassen des waters tegen, en hetgeen er was,
werd door de onvermoeide pogingen der Spanjaarden zijdwaarts afgeleid, en verspreidde
zich over eene te uitgestrekte oppervlakte, om veel diepte te laten. Men had dan ook
bijna alle lioop op eenen gunstigen uitslag verloren, toen 'sanderendaags eene stevige
koelte uit den Noordwesten opstak, welke twee dagen aanhield en het water buitenge-
meen opstuwde. Boysot besloot echter van het bemagtigen der Zoetermeersche brug af te
zien, daar men, naar het berigt van eenige landlieden, met veel minder moeite over
den Zegwaardschen Aveg, tusschen Zoeiermeer en Benthuizen ^ het meer konde naderen.
De namen van hen, door welke deze belangrijke raad, die het ontzet van Leiden be-
werkt heeft, gegeven werd, verdienen in het geheugen bewaard te worden. Zij waren
jeroen KORNELisz. van Zoetevmecr, kornelis willemsz. van Benthuizen, en leetïdert
piETERSz. Secretaris van Zevenhuizen. Uit erkentenis, schonken de Staten van Holland
in Vijftien honderd tachtig aan elk van hen levenslang een jaargeld van vijftig gulden (1),
lioYSOT stevende in den nacht met acht galeyen en zeventig soldaten, verzeld door den
Raadsheer Mr. pieter wasteel, zaakgelastigde van den Prins, en den Overste de la
garde, derwaarts, terwijl het overige zijner vloot onder adriaan willebisz. voor de
brug bleef liggen, om den vyand te misleiden. Hij liet dadelyk by zijne komst aan dien
Aveg twee schansen opwerpen, waaraan de soldaten, ofschoon blootgesteld aan een feilen
Noordwestewind en tot aan de knieën in het water, met zoo veel ijver den geheelen
nacht doorwerkten, dat zij des morgens voltooid Avaren. Het voorbeeld der Duitsche
(1) Kaleez. op de Vaderl Hist. bl. 299.
-ocr page 393-DES VADERLANDS. 595
bezetting te Benthuizen, Avelke reeds dien nacht op den Kerkweg Avas teruggetrokken, 1568—
werd nu door de Spaansche te Zoetermeer gevolgd, die met haar geschut in de rig-
ting van Zoelenvoude de wijk nam. De verlaten punten werden terstond door boysot
ingenomen, met wien zich thans het smaldeel van adriaan willemsz. Aveder vereenigde.
Den volgenden dag zette men met twintig galeijen den vyand achterna, verdreef hem
uit onderscheidene schansen, en hield toen op het Zoeiermeersche meer aan. De Span-
jaarden hadden zich hy de Noord-aa versterkt, doch trokken des nachts, voor de over-
magt beducht, in stilte Aveg, zonder aan het bezetten van den mond der Noord-aa te .
denken, waardoor zij 's Prinsen vloot even gemakkelijk als aan de Zoetermeersche brug
konden opgehouden hebben. Borsox geraakte nu met z^ne galeijen op eenen breeden
waterplas, die zich tot aan Zivieten uitstrekte. Onmiddellijk liet hij al het geschut los-
branden , om de belegerden, die in zeven dagen niets van hem vernomen hadden, van
zijn naderen kennis te geven, hetgeen zij, insgelijks door het lossen der kanonnen, be- maand
antwoordden. Doch de lage stand van het water belette, verder te komen; het bleef ^^^^
op negen duim boven het laagste land, terwijl de galeijen eens zoo veel diepte noodig
hadden. Mögt het water zakken, gelijk te vreezen was, dan zou zelfs geen terugtogt
mogelijk zijn; en te lande was men tegen den viermaal sterkeren vijand niet opgewas-
sen. 's Prinsen komst op de vloot, Avelker geheele inrigting zijne goedkeuring wegdroeg,
boezemde nieuwen moed en vertrouwen in. Hij liet den Kerkweg of dijk van Zoeter-
woiide naauukeurig onderzoeken, en wees de punten aan, waar men dien het beste zou
kunnen doorsteken. Mögt de wind niet draaijen en het water even laag blijven, dan zou
men beproeven, er in het geheim dertig of veertig schuiten met mondkost over heen
en in de stad te voeren, tot welke hagchelijke onderneming Kapitein grenu zich groot-
moedig aanbood. Nadat de Prins voorts op alles de noodige bevelen gesteld, en elk
tot naauwkeurige pligtsbetrachting vermaand had, keerde hij naar Delft terug. Men
begon ecliter aan het ontzet te wanhopen, toen een felle Noord-Oostewind het water 28 v.
llerfsl-
zeewaarts opstuwde en alzoo nog meer deed vallen. »Indien God ons bij den eersten maanj^
springvloed en met den wind niet genadig is," schreef boysot aan den Prins, »of ons
geene andere, nog onbekende middelen aan de hand geeft, zie ik geenc kans de stad
te ontzetten, en vrees te laat te komen; want zij zal het niet langer kunnen uithou-
den , daar er hongersnood, pest en tweedragt in heerschen."
En inderdaad, onbeschrijfelijk hoog was de nood in Leiden geklommen. Sinds langen
tijd was er geen brood meer, en velen hadden het in geen zeven weken geproefd.
Het rundvee was, op eenige melkkoeijen na, opgeteerd; onlangs was men met het slag^
ten van paarden begonnen, en in de uitdecling van dat vleesch met de uiterste spaar-
zaamheid omgegaan. Het gebrek wekte bij velen gemor en ontevredenheid, die zich
luide openbaarden nadat 's Prinsen Overste van broivkhorst den zesden van Herfstmaand
was overleden, wiens gezag en onverbiddelijke gestrengheid de onruststokers in toom
II Deel, 5 Stuk. 50
-ocr page 394-396 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
^ ............rj'j^
1568—gehouden hadden. Men schold op de Regenten, die in de verdediging volhardden, en
schroomde niet uit te slaan, »dat zij wel veel gestolen moesten hebben, die zich op
geene beloften van genade verlaten durfden." Met den nood wies de muiterij aan. Vijf-
tien belhamels begaven zich naar het stadhuis en eischten, in naam van meer dan drie
honderd burgers gelijk zij voorwendden, onstuimig der Overheid spijzen af of aanwij-
zing van de middelen, zich die te verschaffen. Een der Regeringsleden was ilaauw-
hartig genoeg te betuigen, w dat hij geen schuld wilde hebben aan den hongerdood
van zoo vele onschuldige menschen." Waardiger betoonde zich de edele Burgemeester
piETER. ADRiAANSz. VATi DER WERFF, vau. wicu een andcrc woeste hoop tierende en drei-
gende hetzelfde vorderde. »Mannen, broeders!" was zijn rustig antwoord. »Ik heb
eenen eed gezworen, dien ik hoop, door bijstand van den G ever van alle goede gaven,
standvastigiijk te houden. Spijs heb ik niet; doch doodt mij, snijdt mijn ligchaam aan
stukken, en deelt het uit zoo ver het strekken mag; ik ben des getroost; ik moet
toch eenmaal sterven, en of dit door u of door den vyand geschiedt is mij onverschil-
lig (1)." Beschaamd en verlegen dropen de ontevredenen af, terwijl de mannelijke taal
van den Burgervader weerklank vond in de harten der ingezetenen, en eene algemeene
geestdrift verwekte. Immers vrouwen en meisjes spoorden nu zelfs de mannen tot vol-
harding en standvastigheid aan. »Wij zullen eer den linkerarm opeten," voerden eenige
burgers van de muren den beleedigenden en spottenden Spanjaard te gemoet, »dan de
stad uit honger overgeven; en ons van den regterarm bedienen, om haar te beschermen
of, wanneer het mögt nijpen, in brand te steken en te verlaten." Men wond elkander
als om strijd tegen de Spanjaarden op, die hun tergend toeriepen: » Het is uwen Prins
zoo onmogelijk de stad te verlossen, als u de sterren van den Hemel te grijpen." Ver-
geefs beproefden nog steeds de Glippers en eenige Spaanschgezinde inwoners, de Regering
tot het aannemen van 's vijands voorstellen te overreden; al hunne aanslagen, het Bestuur
met geweld daarloe te dwingen, werden verijdeld. Vertrouwend wees de een den ander op de
vloot in de verte, maar de hoop verflaauwde weder, als men op den wind lette, die van geen
wenden wist. Aan ontkomen was niet te denken. Eenigen, niet langer in staat den
(1) j. FRüYTiERs, vail de Belegheringhe enz. der stad Leyden, bl. 24, Delft 1577. — »van-
der wEiiFPS slandvasüglieid is bekend," zejjt bilderdijk, »maar men doet hem meer zeggen dan
hij wel gemeend had. Immers zijn gezegde was niels dan de geAvone Ilollandsche spreckAvijze:
ik kan het van mijn vleesch niet snijden; 't geen alleen in een gewonen zin, maar niet naar den
letter moet opgevat worden." Teregt heeft Prof. tydeman hierop aangemerkt: )>Indien alleen de
pompeuse en dichterlijke hooft dit gezegde zoo had opgevijzeld, zou ik gereeder hierin toestem-
men; maar ook de oudste en zeer prozaïsche Beschrijvers van het beleg en ontzet van Leiden,
vermelden deze honding en dit antAvoord van van der werff als eene krachtige daad eu die geduld
|| en volharding inboezemde." Gesch. d, Yaderl. D. VI. bl. 268.^
-ȕ
η
èi'
I
l4> '
-ocr page 395-DES VADERLANDS. 593
honger en der ellende weerstand te bieden, hadden met Terlof der Regering de stad ^
verlaten, doch »waren door de Spanjaarden naakt of met de kleederen ten halve afge-
sneden derwaarts teruggejaagd, en weder uit medelijden binnen gelaten, ofschoon er
het gebrek tot het uiterste geklommen was. Paarden-, honden-, en kattenvleesch werd
als eene lekkernij gezocht. Gehakte huiden, bladeren en wortels van boomen, half
verrotte koolstronken, uit de vuilnis opgelezen, en dergelijke voorwerpen meer werden
op verschillende wijzen toebereid en gegeten. Vellen van gedroogden visch, uit de
mesthoopen opgekrabt, werden dadelijk te lijve geslagen, en afgeknaagde, weggeworpen
beenderen bijeengezocht, nageplozen en uitgezogen. Wie van de schamele gemeente
een stuksken vleesch magtig werd, sloeg het raauw naar binnen; ja, zelfs hel geron-
nen bloed der geslagte dieren werd uit de goten geschept en verzwolgen. Voor de
zieken waren nog eenige spijzen bewaard, doch in zoo geringe hoeveelheid, dat iedere
kraamvrouw slechts een vierendeel pond beschuit dagelijks kon bekomen. Z<uigelingen
zogen aan paardendarmen, en vele, welke dit ontberen moesten, gaven den geest in
het trekken aan de ledige borst. Ja, meermalen heeft men beide, de moeder en het
kind in hare armen, op straat dood gevonden. Al wat eetbaar was, werd tot verbazend
hooge prijzen verkocht. Men dronk bier op haverdoppen, bedorven draf, of wel op
wijnruit en alsem, in plaats van hop, gebrouwen; voorts Avater met azijn vermengd,
of klaar voor dien het niet beter bekomen kon. Pestziekte was het natuurlijk gevolg
van het ongewone en walgelijke voedsel, en sleepte meer dan een derde der bevolking
weg. De levenden hadden naauwelijks kracht, om de dooden ter aarde te bestellen,
en de knieën knikten, als zij met de lijken eene brug op moesten; cenigen zelfs be-
zweken onder dien last. De wachten, vroeger door tien mannen betrokken, werden
nu slechts met vier of vijf man bezet, welke er uitgeput naar toe kropen, en niet
zelden bij hunne tehuiskomst, vrouw en kind doodgehongerd wedervonden. Doch geene
pen vermag al de ellende dezer worsteling tegen gebrek en dood, die niet hoogcr
scheen te kunnen klimmen, naar vereisch te schetsen. Maar nu ook naderde het uur
der verlossing.
Eenigen meenen, dat valdez thans het plan had, Leiden te bestormen, maar hiervan
door het smeeken of dreigen van de Jonkvrouwe Magdalena. Moopis, zijne beminde of
bruid, met wie hij later gehuwd is, werd afgebragt. Dit verhaal echter is op geschied-
en oordeelkundige gronden, teregt eene plaats onder de verdichtselen aangewezen (1).
Niet aan den invloed eener Schoone had Leiden zijn behoud te danken. Op het punt 29 v.
van te bezwijken, steekt, juist met den springvloed, uit het Noord-Westen een storm op,
J
1574
(1) Zie des Hoogleeraars tidemaks Ophelderingen en Bijvoegs, in bildebdijks Gesch. d. \aierl.
D. VI. hl 271—281.
396 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
f».·
1568—welke de baren der zee met geweld len lande injaagt. Straks daarna zwaait de Avind
acht volle streken Zuidelijker, zoodat het water regt toe naar Leiden stroomt, en de
vloot, in plaats van negen duim, acht en twintig duim peilen kan. Terstond be-
sluit de Admiraal boysot , den Kerkweg, tusschen Benthuizen en Zivielen, aan te
tasten. Om de opmerkzaamheid der Spanjaarden van dat punt af te leiden, liet hij
een loos alarm naar dien kant maken, Λvaar zij aan den Stompwijkerweg lagen, welke
van Zoelerwoude dwars tusschen Wilsveen en Voorscholen heenliep, en begon ten
twaalf ure, in den nacht van den eersten op den tweeden van Wijnmaand, den togt.
Hij zelf voerde den linkervleugel aan, uit vijf en twintig galeijen bestaande, en die het
digtst bij Zoelerwoude was, waar de vijand zich het sterkst verschanst had. Over den
regtervleugel, die zich naar Zwieten uitstrekte, had de Onder-Admiraal het bevel.
Filtps vati asseliers bleef met het grof geschut en acht of tien galeijen op de Noord-aa
liggen, om de voorraadschepen, len getale van honderd, te bewaken tot de Kerkweg
vermeesterd en doorgestoken zou zijn. Deze dijk, welken de Spanjaarden met eenige
welbemande schuiten bezet hielden, werd na een hevig gevecht door de Zeeuwen be-
magtigd, die er twee schansen opwierpen, terwijl de uiterste linkervleugel Zoelerwoude
uit grof geschut beschoot, en eenige bootsgezellen, stil aan land geslopen, er ettelijke
huizen in brand staken. In den Kerkweg werden drie gaten gegraven, door welke de
geheele vloot en al de voorraadschepen uit de Noord-aa, behalve twee, die, uit het
vaarwater geraakt, op het droog bleven zitten en den Spanjaarden in handen vielen,
tot in den Meerbruggerpoldcr voortraakten. Dit echter gelukte niet zonder moeite,
daar men verscheidene ondiepe plaatsen ontmoette; doch de Zeeuwen sprongen alsdan
uit de vaartuigen en droegen die er, als 't ware op hunne schouders, overheen. Van-
daar roeide men niet naar de stad op, maar naar de Vrouwenbrug en het Papenmeer,
tusschen Zoelerwoude en de schans Lammen gelegen. De Spanjaarden, die zich om
de kerk te Zoelerwoude verschanst hadden, maakten hieruit op, dat men plan had, hen
in te sluiten, en oordeelden het raadzaam, te meer daar het water in korten tijd een
geheelen voet gewassen was, af te trekken. Valdez zelf en zijne soldaten vloden het
eerst, en toen de zeven vaandels onder alonzo lopez gallig , al hun geschut en eenige
voorraadschuiten achterlatende, den weg op naar Voorscholen, die te voren met rys-
bossen was opgehoogd. Boysot, welke dezen aflogt een weinig te laat gewaar werd,
zond de vlugtenden eenige galeijen achterna, die hen door haar kanonvuur uiteendre-
ven. Velen, welke zich nu ginds en herwaarts trachtten te bergen, verdronken of
werden door de Zeeuwen, die uit de vaartuigen in het Avater waren gesprongen, met
lange daggen doorstoken, of wel met bootshaken van den dijk in de galeijen gehaald
en doodgeslagen. Eenigen, hun geweer wegwerpende, ontkwamen langs den Slomp-
wijkerweg met moeite naar den Leidschendam en Voorburg. Te midden der verwar-
ring en algemeene verslagenheid, blonk de dapperheid uit van den Spaansclien Hopman
DES VADERLANDS. 597
PEDRO CIAGCONE. Hij was uit dc schans Lammen toegesneld, om eene brug te verde- 156^
digen, doch door de Zeeuwen met haken naar beneden gehaald en voor dood in de
schuit gelaten. Maar terwijl zy met het ophalen van anderen bezig waren, stond hy
plotsehng op en greep een scheepsbijl, waarmede hij hen derwijze van achteren aanviel,
dat er drie om hals, de overigen over boord geraakten, en hy met de schuit gelukkig
tot de zijnen terugkeerde. — Bijna twee honderd Spanjaarden Avaren omgekomen.
Deze vlugt, de vlammen, die uit Zoeierwoude opstegen, en het steeds wassende wa-
ter veriiaauwden niet weinig den moed der bezettingen van Lammen en Leiderdorp,
die anders ligt aan de voorraadschepen, welke op het Meerbrugsche water digt opeen-
gedrongen lagen en elkander de vaart belemmerden, veel afbreuk konden toegebragt
hebben. Boysot liet nu zijn grof geschut in het Papenmeer brengen, gelegen tusschen
Zoeterwoude, de schans Jaapklaas , en de sterkte Lammen. Het land was hier mer-
kelijk hooger, en Leiden niet te ontzetten, vóór het laatstgenoemde punt bemagtigd
was, langs welk de Vliet, die thans aldaar met paalwerk Avas toegedamd, naar de stad
stroomt. De Zeeuwsche Vlootvoogd besloot derhalve Lammen den volgenden morgen,
den derden van Wijnmaand, aan te tasten; doch daar deze schans even sterk bezet
was als, naar het scheen, dapper zou verdedigd worden, en hij over niet veel krijgs-
volk ter bestorming konde beschikken, gaf hy den Prins te kennen, dat, zoo de aanslag
mögt mislukken, men geduldig moest wachten tot het water zoo hoog gewassen zou zijn ,
dat men langs de genoemde sterkte, over de velden naar Leiden konde komen. Dit
haarde niet weinig zorg aan oranje, die nu zelf aan het ontzet begon te wanhopen.
Men had den belegerden met eene duif van den beraamden toeleg kennis gegeven
en hun gelast, dien door eenen uitval te ondersteunen. Daar echter de vliegende bode
eerst den volgenden dag aankwam, gaven de burgers niet het bepaalde teeken, en
maakten geene beweging tot eenen uitval, zoodat boysot, als hij aan de Vrouwenhruij
kwam, meende, dat zij zich hadden overgegeven. Maar toen zij de vlammen uit Zoe-
ierwoude , waar zij wisten, dat de vijand zich sterk verschansd had, zagen opstijgen,
hieven zij luide jubelkreten aan, plantten hunne vaandels op de muren, en heschcn
vlaggen op de torens ten teeken hunner vreugde, niettegenstaande zij het gebulder
van een hevig geschutvuur der Spanjaarden uit Lammen en het slot Kronenslein, dat
met drie honderd man bezet was, op de Zeeuwsche schepen iioorden. Er werd dade-
lijk bevel gegeven, dat vrouwen, kinderen en alle onweerbare lieden van de vesten
af, en alle weerbaren, ook die den vorigen nacht gewaakt hadden, in volle wapenrus-
ting derwaarts optrekken en cr niet afkomen zouden, ten Avare zij door de Burgemees-
ters zelve afgelost werden; -voorts moesten alle vaartuigen uit de omhggende wateren in
bijgrachten gebragt worden, om het binnenvaren der voorraadschepen niet te belemme-
ren. — Eenigen verhalen, hetgeen door anderen wordt tegengesproken, dat de Burge-
meesters van de muren hunnen stadgenoolen de sterkte Lammen en de schepen van
598 ALGEMEENE GESCIIIEDÉNIS
1568— boysot aanwezen met de woorden: « Ziet burgers! achter gindsclie schans is brood. Wat
^^^^ dunkt u, zullen wij het daar laten en hier Yan honger sterven? »Neen, neen," was
het antwoord, »dan liever de schans met onze nagels doorgegraven."
Eene dier onvoorziene gebeurtenissen, welke de een toeval, de ander Goddelijke
beschikking noemt, en die zoo dikwerf de berekeningen der menschen, hun hopen
en vreezen te schande maken, bewerkte Leidens redding, In den nacht van
den tweeden op den derden Yan Wijnmaand stortte een stuk van den stadsmuur,
ter lengte van zes en twintig roeden, bij de Koepoort met een Yreesselijk ge-
kraak in. De Spanjaarden te Lammen meenden, dat de belegerden uitvielen,
en Yreezende, door hen Yan den eenen kant en door de vloot van de andere
zgde bestookt te zullen worden, besloten zij hunnen post te verlaten, te meer
daar yaldez last gegeven had, tijdig te wijken, wanneer zij door eene magt, sterker
dan de hunne, aangevallen wierden. Zij wierpen hun geschut in de Vliet en trok-
ken vóór den dag met stille trom af, al hun leeftogt achter latende. Indien zy van
de opening in den muur gebruik gemaakt hadden, om den storm te wagen, zouden
de uitgeleerde burgers bezwaarlijk bij magte geweest zijn, dien af te slaan (1).
Men had wel in de stad de beweging gehoord, door het doen zinken van het geschut
bij de schans te Lammen veroorzaakt, doch de reden er van volstrekt niet vermoed.
Het berigt van een jongen, die des nachts van den stadsmuur had opgemerkt, dat een
aantal Spanjaarden, die hij aan de brandende lonten kon herkennen, uit de schans
was vertrokken, zonder terug te keeren, Avekte nadenken op. Voor zes gulden begaf
zich de knaap naar dc schans, en er niemand vindende, wuifde hij met zijn hoed. Daar
men echter vreesde, dat hij door den vijand tot het geven van dit teeken gedwongen
werd, zond men een man af, met een verrejager gewapend, welke de schans onge-
hinderd voorbij kwam, en tot aan de knieën door het water wadende, bij boysot ge-
raakte. Op het gezigt hiervan, rukte Hopman gerrit van der laan met de vrybuiters
uit de stad naar Lammeny en ontving hier weldra, onder luide vreugdekreten, de twee
galeijen, welke de Admiraal, wien de tijding van het veriatender schans ongelooflijk was
voorgekomen, op verkenning had uitgezonden. Onder andere voorwerpen, vond zekere
gijsbert KORNELisz. sghaegk in de Spaansche legerplaats een pot met gekookt vleesch,
uit welken hij en zijne nakomelingen, meer dan eene eeuw daarna, hunne vrienden
elk jaar, op den dag van het ontzet, op een gelijk geregt plagten te onthalen (2). —
3 V. Zoodra het paalwerk, waardoor de Spanjaarden de Vliet gedamd hadden, door het
iHand bootsvolk en de stads timmerlieden was uitgewonden, roeide men ongehinderd naar de
1.574
(1) v. convin-aviersbitzky, dc Tachtigj. Oorl. D. II. bL 397.
(2) Eene afbeelding van dien pot, vindt men bij seveiusus , Beschr. d. Beleg. v. Leiden, bl. 128.
-ocr page 399-599
DES VADERLANDS.
stad en Ιΐλγαιη er des Zondags morgens ten acht ure aan. Onbeschrijfelijk is de yreugde 1568—
waarmede eoysot , die de Toorhoede, en adriaau willehtz , welke de achterhoede aan-,
voerde, door allen, groot en klein, die nog kracht bezaten, om zich op de been te
houden, ingehaald en verwelkomd werden. De Vlietbrug, door welke de voorraad-
schepen naar binnen schoten, en de boorden der vaart waren opgepropt met eene uit-
gehongerde menigte van allen ouderdom en kunne, die armen, handen, schouders uit-
stak, om het brood, de kaas, den haring of andere spijs, die men haar aanreikte of
toewierp, te grijpen, te vangen, te grabbelen of op eenige andere wijze magtig te
worden. De vlugsten sprongen in het water en waadden er doorheen, of zwommen
de schepen te gemoet. Velen, die iets bekomen hadden, snelden, onder het geroep
van: Leiden is ontzet! Leiden is ontzet! Eeuwig zij de Heer geprezennaar hunne
woningen, om hunne zieke of van honger wegstervende huisgenooten te verkwikken.
Sommigen werden de slagtoffers hunner gulzigheid en gaven, met de spijs in den
mond, op straat den geest, Aveshalve de Regering, »nu men overvloed had zoowel als
toen de honger neep," eene bepaalde hoeveelheid der ingebragte levensmiddelen door
gemagtigden van stadswege liet uitdeden, gelijk mede van die mondbehoeften, Avelke
spoedig aangekocht werden voor de liefdegaven, die, op'sPrinsen last, ie, Delft, Gouda
en elders ingezameld waren. Zoodra eoysot en de overige Bevelhebbers aan land ge-
stapt waren, begaven zij zich met het meeste scheepsvolk, de Regeringsleden en
burgers naar de Pieterskerk, om den Almagtigen voor deze verlossing te danken, waarin
de Leeraar der Hervormden pieter korkelisz. , die in al de ellende der belegering ge-
deeld had, de gemeente voorging. Zeker stegen nooit vuriger dankzeggingen en op-
regter gebeden dan thans ten Hemel, en meer dan eens werd het statig psalmgezang
door het snikken en Aveenen der overkropte gemoederen afgebroken. Denzelfden dag
ontving de Prins, onder de namiddagpreek in de Fransche kerk te Delfl, de lijding
van het ontzet yzn Leiden, waar een bode van eoysot dien morgen nog hem Aveinig hoop
op had gegeven. Na de preek, werd de heugelijke mare van den kansel den volke
verkondigd, hetgeen ook in de twee andere kerken geschiedde. De burgers betoonden
niet slechts door uiterlijke teekenen hunne vreugde, maar bragten terstond voor meer dan
duizend gulden, zoo aan geld als levensmiddelen bijeen, om in de behoefte der ver-
loste stad te voorzien. Hans van brugge, 's Prinsen hellebardier, welke de tijding had
overgebragt, Averd terstond door de Staten van Holland met eene vcreering van vijfen-
twintig gulden begiftigd.
BoYsoT verdreef hierop de Spanjaarden uit al hunnie schansen om Leiden, behalve
die te Wadding, Avelke zij nog eenigen tijd bezet hielden. Derwijze had hen de schrik
bevangen, dat twee vaandels, naar men verhaalt, voor twaalf man van 'sPrinsen volk
op de vlugt gingen. Drie Amsterdammer galeijen, Avelke, aan gene zijde van Leiden
gelegen, de stad hevig hadden beschoten, voeren insgelijks Aveg, Avaardoor de schansen
400 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
15f)8— aan de Kaaa en aan de Goudschesluis den Prins in handen vielen, en door hem ver-
1574
slerkt werden. In het verlaten Leiderdorp vond men in de tent van valdez een
plattegrond van Leiden en al de omliggende Spaansche schansen, met een onderschrift
van den Veldheer zeiven in slecht Latijn, hetwelk vertaald dus luidt: »Vaarwel stad,
vaartwel schansen, die verlaten zijt geworden om het water, niet om de raagt der
vijanden." — De Nederlanders hadden Lij dit ontzet naauwelijks veertig, de Spanjaar-
den tusschen de duizend en vijftienhonderd man, zoo in het water als door het ZAvaard,
verloren. Het was zeer opmerkelijk, dat den dag na Leidens verlossing, een felle
Zuid-Oostenwind opstak, die het ^vater van de stad afdreef, en toen Aveder Noordwaarts
zwaaijende het met een onweder naar zee terugvoerde, zoo dat het land in korten tijd
droog genoeg was, om het vee er op te brengen. Ware dit een paar dagen vroeger
geschied, Leiden zou waarschijnlijk verloren geweest zijn.
Oranje kwam in den avond van den vierden van W^ijnmaand in de bevrijde stad,
prees ten hoogste de standvastigheid met welke de burgerij zooveel ellende verduurd
had, en beloofde, dat zij en hare nakomeUngen de vruchten er van zouden plukken;
levens zorgde hij, dat aan de schamele, uitgehongerde menigte, levensmiddelen om niet
werden uitgereikt, waartoe de omliggende steden en plaatsen het hare bijbragten. Voorts
keurde hij het raadzaam, het getal der leden van het Stedelijk Bestuur van veertig tot
op achtentwintig in te krimpen, en buitentijds nieuwe Burgemeesters, Schepenen en
Rentmeesters, onder Avelke eenige geene Poorters Avaren, te benoemen. Toen men
zich hierover als eene schending der stedelijke voorregten schriftelijk bij hem beklaag-
de, betuigde hij, dat deze verandering om ge^vigtige redenen en ten nuUe des Lands
geschied was. Eenigen houden het voor ten hoogste waarschijnlijk, dat de Spaansch-
gezindheid van sommige Leidsche Regenten, oranje tot dezen maatregel bewogen
hebbe (1). — De Zeeuwsche Oppervlootvoogd en andere Scheepsbevelhebbers ontvingen
van de stad Leiden tot aandenken en i;rkentenis ieder eene gouden ketting, waaraan
een eerpenning (2). Boysot Averd daarenboven op een gastmaal, te zijner eere aan-
gelegd, door de Staten van Holland met een dergelijke gouden ketting, ter waarde van
zeshonderd gulden, beschonken. Leiden zelf bleef niet onbeloond. Reeds sinds eenigen
tijd waren de Prins en de Stalen bedacht geweest, in Holland eene Hoogeschool te
stichten, dewijl men steeds genoodzaakt was, de jonge lieden, welke.zich in de lette-
ren en wetenschappen Avilden bekwamen, naar Leuven, Douai en nog verder te zen-
den, waar hun, zoo in het godsdienstige als staatkundige, grondbeginselen Averden in-
geboezemd, welke men onbestaanbaar oordeelde met de belangen van het vaderland.
(2) Zie de afbeelding hij seveuinuSj Beschr. d. beleg. v. Leiden, bl. 134.
-ocr page 401-DES VADERLANDS. 401
De Toltooijing van dil plan was echter, uit hoofde der tijdsomstandigheden, gedurig uit-
15/0
gesteld, en zou misschien geheel zijn blijven steken, indien de Prins het niet met zoo-
veel nadruk liad voortgezet, dat de Staten den derden van Louwmaand Vijftien honderd
\ijf en zeventig besloten, onverwijld in Holland eene Hoogeschool te stichten en wel
in de stad Leiden, welke, als eene geschikte plaats, hun door oranje was aanbevolen,
wien zij daarvan den volgenden dag kennis gaven. Twee dagen later werd het octrooi
tol oprigting er van, op 'sKonings naam, verleend, en den achtsten van Sprokkel-
maand daaraanvolgende de Hoogeschool met groole plegtigheid ingewijd. De eerste
openbare lessen werden er door Nederlandsche geleerden gegeven, die, gedeeltelijk,
spoedig door andere bekwame mannen, meest uit de Nederlanden of Frankrijk her-
komstig, vervangen werden; terwij.1 het nergens blijkt, dat st. aldegonde, zoo als
WAGETfAAR meldt (1), \icn Uli lleidelherg en elders in jDi/i/scZ/Yaiirfherwaarts bragt. Even
weinig blijkt, dat, gelijk hooft verhaalt (2), aan de burgers van Leiden, »in erken-
tenis van hunne standvastigheid, de keus werd overgelaten tusschen vrijheid van zekere
tollen en eene Akademie in hunne stad." Dit neemt echter geenszins weg, dal de
Prins en de Staten Leiden met dit voorregt en voordeel begunstigd hebben, uit uan-
merkmg der diensten, »tloor het uithouden van een zoo langdurig beleg, den Lande
bewezen (5)." Zij begunstigden ook de stad met eene Trije jaarmarkt, welke van den
eersten tot den tienden van Wijnmaand mögt duren, en op welker derden dag het
ontzet elk jaar godsdienstig zou gevierd worden (4).
(1) υ. VI. 1)1. 408.
(2) Nedcrl. llisL ΰ. IX. bi. 398.
(3) te water, Yadcrl. lUsl. B. IV. bi. 79—«4. v. wijn op wagenaar, St. VL bl. 117—121.
(4) bor, Ilist. d. Nederl Oorl. D. L B. VIL bl. 561. ■— Ons vcrliaal van de bL'Ieyering, of
liever insluiting, en bet ontzet van Leiden is geput uit: Archives de la Maison d'Orange, T. V.
p. 8, 10, 20, 30, 37, AO, 67, 75, 79. vigliüs, Episl. ad hopperum, p. 822. j. dousa,
Carmen trochaïcum ad janum iioutenum. wendoge, Ilist. d. l, g. d. FL Liv. XH. j). 2Ö9—280,
Liv. XIIL p. 280—291. strada, de Bello Belg. Lib. VUL p. 466—470. campara, della guerra
di Fiandra, T. 1. p. 131—138. bentivoglio , Nederl. Ilist. bl. 207—215. le petit, Chron. de
Holl. Τ. 11. ρ. 289—298. ciiappuys, Ilist. Gen. d. l g. de FL Liv. IV. p. 179—183. de tassis,
CommenL Lib. II. p. 191, 192. haraeus, AnnaL Brabant. Ύ. III. p. 210—216. j. fruytiers, Corte
beschryvinghe van de strenghe belegheringhe enz. der stadt Legden, Delft 1577, bl. 6—32. bor, Ilist.
d. NederL OorL 1). I. B. VlI. bl. 54o—562. v. meteren, IlisL d. NederL OorL B. V. bl. 102—106.
liooft, NederL IlisL B. IX. bl. 372—398. orlers, Beschr. v. Letjden, bl. 447—550, 571, 572.
goutiioevex, Chron. υ. IIolL D. IL bl. Ö7—116. severisus, Beschr. d. beleger, v. Leiden, bl. 49—137.
C'·® druk. Omdlgcgeven siuhken betrekkelijk het beleg, acliter j. roemer, Het Vijfde halve Eeuw-
II Deel. ö Stuk. 51
-ocr page 402-ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— De mannen, onder wier leiding de burgers van Leiden eene enge belegering vao
' vijf maanden en al de ellende, daaraan verbonden, manhaftig weerstonden, moeten
door liet nageslacht meer dan bij name gekend worden. Burgemeester van der
WERFF verdient onder hen eene eerste plaats (1). Hij was den veertienden van Zomer-
maand (ouden stijl) Vijftienhonderd negen en twintig geboren, en de zoon van adr.
maektensz. vermeer en clara claasdogiiter. Zijn vadcr, ecn zeemtouwer, had
zich in Vijftienhonderd zes en twintig uit Gouda Ie Leiden gevestigd, en was als
Doopsgezinde en Vermaner, in Vijftienhonderd zeven en dertig te Haarlem om het
geloof Ier dood gebragt. Dikwijls wordt de zoon, naar het gebruik van dien tijd,
met zijn voornaam en dien zijns vaders pieter adriaawsz. geheten, en schijnt den toe-
naam VAN DER WERFF gekregen of ontleend te hebben van de groote werf, Avelke hij
tot zijne lederbereiding of zeemtouwerij gebruikte. Er is reeds door ons melding ge-
maakt van de diensten, welke hij in de jaren Vijftienhonderd zeven en zestig en acht
cn zestig den Prins van Oranje met reizen, raadplegen en bovenal geld ophalen en
bezorgen bewezen heeft. Groot beleid en heldhaftigheid toonde hij in Vijftienhonderd
twee en zeventig bij het overbrengen van eene somrae gelds van Delft naar Haarlem^
midden door de Spanjaarden en eigen muitende soldaten. Het volgende jaar werd hij
Burgemeester van Leiden^ was Voorzittend Burgemeester tijdens de twee belegeringen
dier stad, en bekleedde nog tien maal de Burgemeesterlijke waardigheid, en vier maat
den post van Schepen. Dadelijk na het ontzet geraakte hij in botsing met den Prins
van Oranje, dewijl deze de Regering buitentijds verzet en sommige personen daarin
gesteld Iiad, welke, naar vaw der werff's overtuiging, die eer niet verdienden.
Hij deed daartegen protest, Avaarvan hij nog zes en twintig jaren later eene verklaring
onderteekende. Hij werd echter, zoo vóór als na den dood des Prinsen, telkens tot
gewigtige betrekkingen geroepen, en overleed den vijfden van Louwmaand Zestien
honderd vier in den ouderdom van bijna vijf en zeventig jaren. In Zestienhonderd een
en zestig hebben 's mans dochters-zonen van assendelft, voor hem een gedenkteeken
in de St. Pancras of Ilooglandsehc kerk te Leiden opgerigt (2).
.louAN VAN der does (jANus dousa) , Riddcr, Heer van Noordwijk en Kallendijke,
stamde af van het oud-adellijk geslacht diens naams, en was in Vijftienhonderd vijf
f ·'
feesé ouer hei ontzet der stad Leiden enz., waarin ook is op^^cnomeu de Catalogus van Oudheden
m bijzonderheden, betreffende het beleg en ontzet der stad Leiden in 1574, welke bij gcuoenulc
Iccstviering, op liet raadhuis aldaar zijn ten toon gestold.
(1) Verschillend wordt deze naam gesclircven: van de Werf, van der Werf, van der Wer ff
van de Werve^ van der Werfe, van der Werffve.
(2) J. w. te water, Levensbijzonderheden van v. λ. v. d. werfp, bl. 19—166.
402
DES VADERLANDS. 405
en veertig te Leiden^ naar anderen, te llage uil liet huwelijk van jouan van der 1508—
BOES en ANNA VAN NUENRODE geboren. Hij legde aan de Hoogescliolen te Leuven en
ie Parijs den grondslag tot die uitgebreide geleerdheid, door welke hij zoo veel roenis
verworven heeft. In Vijftienhonderd zes en zestig onderteekcnde hij liet Verzoekschrift
der Edelen aan de Landvoogdes, en vertrok in Vijftienhonderd twee en zeventig, gelyk
onderscheidene malen daarna, als gezant naar Engeland. In Vijftienhonderd vier en
zeventig werd hij Bevelhebber van Leiden, het volgende jaar de eerste Verzorger der
Leidsche Hoogeschool, en tien jaren later opziener harer boekerij, terwijl hem tevens het
schrijven der geschiedenis van Holland, tegen eene jaar\Yeddc van drie honderd gulden,
was opgedragen. In Vijftienhonderd drie en negentig begaf hij zich naar Ilage als
Raadsheer in den Hoogen Raad, en overleed te Leiden in Zestienhonderd vier aan de
pest. Met groote bekwaamheid voerde hij beide pen en degen; het eerste bc^γijzen zijne
dichterlijke en geschiedkundige schriften; het laatste zijne heldhaftigheid in de belegering
van Leiden getoond, toen hij insgelijks een schitterend bewijs gaf van zijne onkreukbare
eerlijkheid, daar bedreigingen zoo min als vleijende beloften en Spaansch goud zijne
trouw en standvastigheid konden doen wankelen, die evenmin, in een later tijdjierk,
voor de aanzoeken van leigester bezweken. Zijn laatste mannelijke afstammeling heeft
in Zeventienhonderd twee en negentig een gedenkteeken, met de beeldtenis van den
man, w \\iens weergade het Vaderland zeldzaam gezien heeft," en een Latijnscli opschrift
versierd, in de kerk te Noordivijk te zijner eere gesticht (1).
Naast van der werff en van der does, verdient jan van hout. Secretaris van Lei-
den , genoemd te vvorden, die, gelijk deze beide mannen en de Hoofdschout uendrik
van eroucuoven , vrij bleef van alle Spaanschgezindheid, welke tijdens het beleg de
Burgemeesters kornelis van koorden, jan van baarsdorp, kornelis van swieten en
de meeste leden der Vroedschap, de eene meer de ander minder, betoonden. Toen de
Graaf van Leicesler in Vijftienhonderd zes en tachtig den toeleg had, de Hooge-
school van Leiden naar U(recht te verplaatsen, werd jan van hout met vak der does
naar hem gezonden, om het regt van Leiden op het bezit dezer inrigting aan te
toonen en te verklaren, dat men zich liever alles dan haar zou laten ontnemen. Iii
Zestienhonderd twee maakte jan van hout zich bij zijne geboortestad verdienstciyii
door het uitgeven van zyn Dienslhoueh der sladl Leiden.
Ook WILLEM KORNELisz. SPEELMAN mag niet onopgemerkt worden voorbijgegaan, lu
slede van bij den nijpendsten hongersnood zijne acht duiven Ie slaglen, om zich en de
zijnen te verkwikken, hield hij deze vhegende postboden ten dienste der stad in bet
(1) kok, Vaderl. Woordenb. ü. XIL bl. 397. te water, Verbond der Edelen, D. II. bi. 333—337
cii de aldaar aangehaalde schrijvers; D. 111. bl. 510—513. D. lY. bl. 337—339.
öl*
-ocr page 404-404 ALGEMEENE GESGIIIEDENIS
1568—leven. Tot erkentenis, werd liem bij een ojjen brief vergund, den naam van
jjl
DuivenhodCy en in zijn wapenschild, het stadswapen te voeren. Ook Averd hij van
stadswege met een zilveren gedenkpenning beschonken. De duiven heeft men opgezet
en langen tijd op het Raadhuis ter gedachtenis bewaard (1). — De vrijbuiter barend
KORKELisz. VAN KEULEN werd, ter belooning zijner diensten gedurende het beleg aan
de stad bewezen, met eene schippersplaats van Leiden op Ulrcchl begunstigd, en met
een geschilderd glas in zijne woning vereerd, op hetwelk hij zelf, zijne vrouw en ne-
gen kinderen waren afgebeeld. Zijn mannelijk oir is in de helft der laatstverloopene
eeuw uitgestorven (2).
Valbez had intusschen met zijne krijgsbenden Gravenhage en de dorpen van het
Wesilmid betrokken. De soldaten, die op Leidens buit gevlamd hadden, hielden hem
verdacht, dat hij zich door de Hollanders voor twee tonnen gouds had laten omkoopen.
iiij verontschuldigde zich echler bij requesens wegens het opheffen des belegs zoo
nadrukkelijk, dat hij bij zijne Opperhoofden in achting bleef en steeds gewigtige
krijgsambten bekleedde. De Landvoogd stelde hem zelfs in slaat, aan elk zijner mis-
noegde manschappen vier kroonen op hunne achterstallige soldij af te betalen, met
belofte, dat het overige spoedig zou volgen. Maar toen dit binnen twee maanden niet
geschied was, begonnen zij, in slechte plaatsen gelegerd en onophoudelijk door de
Hollanders en het water bestookt, te muiten, knevelden valdez, joegen hunne Bevel-
hebbers weg, en kozen een Opperhoofd [EleUo), welk in hun naam den Landvoogd
verwittigde, dat, zoo de verdere betaling tien dagen uitbleef, zij Holland zouden ver-
! laten en wel de plaats weten te vinden, >vaar geld te lialen was. Daar nu op den
bepaalden tijd geen bevredigend antwoord gekomen Avas, ruimden zij Vlaardingen,
3[aaslandssluis, den Haag, Valkenburg, den Leidschendam en wat meer door hen in
dien hoek bezet werd, en trokken, tusschen de zes en zeven duizend man, zoo paarde-
als voetvolk slerk, naar Haarlem. Zij vonden hier de poorten gesloten; even zoo te
Amsterdam^ en sloegen toen den Aveg op naar het Sticht, dat deerlijk werd afgeloo-
pen. Het was ondertusschen valdez gelukt hun te ontsnappen. Den twaalfden van
Wintermaand bezetten zij de drie voorsteden van Ulrccht, en maakten terstond toebe-
reidselen, om de vierde voorstad, de Waard geheten, stormenderhand te bemagtigen.
Door mERGES, die onlangs in het stadhouderlijk bewind over Holland, Zeeland en Ut-
recht den Graaf de la roghe had vervangen, welke »uit weersmaak in de Spaansche
dwarsgangen en hunne onhandelbaarheid," zijne betrekking had nedergelegd, waren
hier drie vaandels Nederlandsche knechten van zijne afdeeling in bezetting gelegd, die,
t
(1) sEVEuiNüs, Beschr. d. beleger, v. Leiden, hl. 111—115.
(2) sEVERiNüs, Beschr. d. beleger, v. Leiden, LI. 67—69.
-ocr page 405-DES VADERLANDS. ' 407
met de burgers Ycreenigd, de bestormers met Terlies Tan yeerlig of vijftig man terug- 1508—
drcTen, welke TOorts in de drie Toorsteden hunnen moed koelden. Men Treesde even-
wel Toor een aanval op de stad zelve en dat de Spaansche soldaten op Vredenburg,
honderd twintig of honderd vijflig man sterk, hunne landslieden door het kasteel zou-
den binnenlaten. In deze ongerustheid kwam op den avond van den Tijflienden van Win-
termaand HiERGES uit Amsterdam te Uirechl, en vond er de burgers, de bedienden
van het Hof, en de geestelijkheid in de wapenen. Inmiddels zetten de muitende solda-
ten, welke door de Spaanschgezinden uit de stad van levensmiddelen voorzien werden,
hunnen eersten Elello af en kozen eenen anderen, juan biakgo genaamd, een stout en
onverschrokken krijgsman, welke gezworen had in de stad te zullen komen, al moest hij
't met den dood bekoopen. Terstond liet hij den zestienden van ΛVintermaand alles lot
den storm en, naar men wil, zelfs honderd vijftig stroppen gereed maken, om » Utrecht
op zijn Antiverpsch te behandelen." Den volgenden morgen, tusschen zes en zeven
ure, werd de hamei van de St. Kalrijnepoort opengeloopen en de poort beklommen.
Dadelijk Tlogen de burgers naar het bedreigde punt en boden, vooral toen zij zagen,
dat de bezetting op Vredenbiirg zich slil hield, dapper tegenweer, niet weinig aange-
moedigd door de tegenwoordigheid des Stadhouders en het voorbeeld van den wakke-
ren Hopman henryck sjjater, bijgenaamd de Sc/ieutvrije, die, ofschoon hij dikwijls
den vijand onder de oogen gezien en menige schans en stad had helpen bestormen,
nooit was gekwetst "geworden. De Eletlo, aan zijn eed getrouw, drong met zeven of
acht zijner manschappen in de stad, doch moest, van alle hulp verstoken en van alle
kanten besprongen, na den wanhopigslen tegenstand voor de overmagt zwichten en
werd met de zijnen neergesabeld. De Spanjaarden, reeds aan het wijken geljragt, bliezen
geheel den aftogt, toen de Bevelhebber van Vredenburg dopt francesco ferwando d'a-
TiLA zijn grof geschut op hen liet spelen. Hun verh es wordt door eenigen op honderd, door
anderen op meer dan twee honderd man begroot; de burgers telden zestien of achtlien
gesneuvelden, maar Tcle gekwetsten, daar eenige kwaadwilligen uit het kasteel op hen
geschoten hadden. IIierges beval het schieten op de aftrekkende muiters te staken,
welke alzoo ongehinderd hunne gewonden en wapenen wegvoerden, hunne dooden
begroeven, en denzelfden dag nog die landstreek verlieten. De gekwetste burgers werden
op stadskosten Terpleegd, de wachten versterkt, en de muren en borstweringen met hout,'
steen of andere stoiTen opgehoogd, om die in nog beleren slaat van Tcrdediging te
brengen. De stedelijke Regering bleef niet in gebreke aan requesens van het gebeurde
kennis te geven, en op het straflen van den moedwil dezer soldaten aan te dringen,
doch ontving ten antwoord, dat »hij de krijgstucht niet kon bewaren, wanneer de
Staten des Lands voor de betaling van het krijgsvolk niet zorgden." Hij zond den
muitelingen don juan osobio de uli.oa , welke hun een gedeelte der achterstallige
400 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—soldij betaalde, Avaarop zij in de omstreken van Maastricht en in Vlaanderen de win-
lerlegeringen betrokken (1).
Was het jaar Vijflienlionderd vier en zeventig merkwaai'dig door liet beleg en ont-
zet van Leiden , niet minder was het dit door de opdragt der Hoogste Overheid van
Holland en Zeeland aan den Prins van Oranje. Het gezag van dien Vorst was slecht
omschreven en werd dikwijls weinig geëerbiedigd. Reeds vóór zijne komst 'm Holland,
had hij zich genegen getoond, met kennisneming {advis) en dikwerf met overleg
der Staten te handelen, hetzij om hen daardoor te meer belang voor de algemeene zaak
in te boezemen en te sterker daaraan te verbinden, of wel, om zich zeiven niet geheel
en alleen met de verantwoordelijkheid voor de uilkomsten te beladen (2), Doch hieruit
ontsproot voor hem eene bron van veelsoortige moeijelijkheden. De Staten, die ofschoon
zij de wapenen hadden opgevat, echter den Koning als Heer [Souverein] bleven erken-
nen, begrepen, wel is waar, dat het uitoefenen der Wetgevende Magl en, in het al-
gemeen gesproken, der IJooge Overheid, tijdens den oorlog, den Prins toekwam als
Stadhouder, en welke in die hoedanigheid de plaats van den Graaf bekleedde (5);
maar sedert oranje niets deed of beval dan met hunne kennisneming en overleg, wil-
den zij, die vroeger slechts in het opleggen van belastingen en wat daarmede in be-
trekking stond, gekend werden, nu alles mede helpen beslieren. Zij zelve hadden eene
nieuwe regeling {ordonnantie) op hunne Vergadering, die te voren alleen afhankelijk
was geweest van het goedvinden van den Graaf of zijnen Raad, vastgesteld (4). De
Prins-Stadhouder bleef bij deze regeling wel boven de Staten in de Wetgeving; hel
geheele bewind en het uitvoerend bestier, indien men dat ook hier van de Wetgeving
zou willen onderscheiden, bleven te gelijk in zijne handen met de Raden nevens hem;
maar hij had de Staten, als vertegenwoordigende het volk, gedurig noodig, vooral in
de hagchelijkste oogenblikken en in de geldmiddelen. Buiten hunne toestemming
(1) jiendoce, Ilist. d. I. g. d. Fl. Liv. XIII. p. 291—294. stuada, de Bello Belg. Lib. VIII.
p. 470, 471. campana, dclla guerra di Fiandra, T. I. p. 138, 139. le γετιτ, Chron. d. Boll. Τ. II.
ρ. 298. nahaeus, ΑηηαΙ. Brab. ϊ. III. ρ. 217, 218. früytiers, υ. Leiden, h\. 32, 33. bor, IJiiit.
d.Nederl. Oorl. D. I. B. VII. bl. 583—585. v. meieren, Ilist. d. Nederl. Oorl B. V. bl. 106. hooft,
Nederl. Eist. B. X. bl. 401—404. gouthoeven, Chron, v. Uoll. D. II. M. 217. v. bolhuis, Proeve
eener geschiedenis van het kasteel Vredenburg, in 's mans Verspreide Letterarbeid, bl. 51—57.
(2) Zie liicrvoor, bl. 198. Vgl. bl. 222—225. kluit, Ilist. d. Holl. Staatsr. D; I. bl. 70-^0.
bilderüiak, D. VI. bl. 178. groen v. prinsterer, in de Archives de la Maison d^Orange, Τ. V.
ρ. 90, Ol.
(3) VAN SLiNCELAND, Stautlc. Gcschrift. D. I. bl. 91.
(4) Zie liiervoor, bl. 354 355. kluit, Hist, d. Holl Staatsr. D. I. bl. 80—84.
-ocr page 407-DES VADERLANDS. ' 407
konde hij geene nieuwe geldmiddelen aanroeren, en zonder geld geene wapeningen te 1568—
Land of te Zee tot stand brengen, of iets van belang ondernemen, wanneer zij, en
met hen het volk, de burgerijen, schutterijen en gemeenten niet medewerkten. Ge-
heel anders was dit onder den Koning. Deze had de handen veel ruimer, beschikte
over zijne inkomsten uit de domeinen, had de gewone lasten tot zijne dienst en kon,
des noods, uit zijne andere Rijken en Landen ook gelden overzenden. De Staten
maakten gebruik van de veranderde omstandigheden, en matigden zich hoe langer zoo
meer gezag aan in 's Lands regeringszaken (I). Nu eens veroorloofden zij zich uit te
voeren, wat blijkbaar tot de werkzaamheden van den Stadhouder behoorde; dan weder
oefenden zij eene regtsmagt uit, welke aan het gereglshof toekwam; nu eens rand-
den zij de voorregten vim het platte land aan, zonder acht te geven op de klagten
van den adel; en dan weder wilden zij zelfs invloed hebben op het regelen der krijgs-
zaken, aangezien zij tot de oorlogskosten bijdroegen. Hoezeer de Prins het gedrag der
Staten afkeurde, was hij echter dikwijls genoodzaakt, zulks te ontveinzen. Dit gaf hij
aan het geregtshof en den adel te kennen, terwijl hij zijnen wensch betuigde, hen te
kunnen beschermen (2). Alom moest hij als middelaar optreden. Tusschen sonoy en
de Staten van het Noorder-hivarder, waar men onlangs een aanslag der Spanjaarden
uit Friesland op Enhhuizm, en eenen uit Amsterdam op Monnikendam verijdeld had (5),
was op nieuw verdeeldheid ontstaan. Sonoy klaagde, »dat vele zijner aanslagen
mislukten, omdat hij geen gezag genoeg had, en er onder de'Staten eenigen Avaren,
die het kwalijk meenden met de godsdienst, en hem bij het gemeen in verachting brag-
ten." De Staten, van hunnen kant, klaagden, »dat sonoy alles voornam en deed zonder
hen te kennen; en, wanneer de zaken mislukten, al de schuld op hen wierp," Zij ver-
zochten derhalve, » dat de Prins twee of drie zaakgelastigden {Commissarissen) zou benoe-
men , om gemeenschappelijk met de gemagtigden der steden het bewind uit te oefenen;
en één dezer zaakgelastigden over het krijgsvolk te stellen, doch onder zijne twee ambt-
genooten en de gemagtigden der steden." Oranje's schranderheid ruimde deze netelige
zaak uit den weg. Hij zond Mr. jakob muys van iioly, een der hem toegevoegde ·
Raadsheeren, naar Noord-Holland, om, in overleg met zijnen gevolmagligde aldaar,
FREDERiK OTTENSz, vau alles naauwkeurig kennis te nemen. Tevens schreef hij aan de
Staten of afgevaardigden der steden, » dat hij genegen was, sonoy , overeenkomstig diens
verzoek, uit de betrekking van Gouverneur te ontslaan en daarmede Graaf willem
(1) KLUIT, IlisL d. Holl. Slaatsreg. D. L hl. 79, 85.
(2) kluit, HisL d. IIolL Staatsreg. D. L LI. 113—115. groen van puinstener, in de Archivos
de la Mcdson d'Orange, T. V. p. 91, 92.
(3) ΐ!ΐ\α?ιητ, HisL v. Enlih. bi. 209. commelin, Bekehr, ν. Amst. hl. 1052.
-ocr page 408-408 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
mmm
1568—ν Alf ΒΕΓί BERG, )) zïjn lieren zwager," te bekleeden; sleclits wenschte bij liet gevoelen
der Staten te vernemen, of soNor zoo lang in het bewind kon blijven, tot zijn opvol-
ger gekomen zou zijn." Gelijk de Prins ongetwijfeld beoogd en verwacht had, ge-
schiedde. De Staten verkozen liever, zich met sonoy te verzoenen, die zijne waardig-
heid sedert behield, dan van den berg als krijgsbevelhebber te ontvangen, van wien
zij, om zijne schandelijke vlugt uit Gelderland of om andere redenen, een bepaalden
afkeer hadden (1).
Eendragt en zamenwerking zijn niet te verwachten, waar elk wil regeren. De Edelen
en steden, de steden en het platte land stonden lijnregt tegenover elkander, terwijl
ORANJE door de ijver- en bemoeizucht der Staten telkens in zijne bewegingen belem-
merd werd, en zijne plannen, door hun dralen met het innen der toegestane belastin-
gen , mislukten. Vandaar dat de Prins, toen Leiden nog in dreigend gevaar verkeerde,
reeds verklaard had, dat, indien men hem niet krachtiger ondersteunde, hy » gedwon-
gen zou zijn, tot zijn groot leedwezen, openlijk te verzoeken van zijn last en be-
wind ontslagen te worden. Hij had zich altijd bereid getoond, en met de daad,
lijf, goed en bloed opgezet, om het lieve Vaderland te handhaven bij zijne vrij-
heden en weder te brengen tot zijn bloei en welvaart, gelijk aan de geheele wereld
meer dan kenbaar was door de groote en zware kosten, lasten, moeiten, schade, ge-
varen, arbeid, verdriet en ongemak, Avelke bij daarom tot nu toe geleden en gedra-
gen had. Hij was derhalve onschuldig aan de ellende, slavernij, verwoesting en de
uiterste armoede, in welke de Landen en lieden door hunne (der Staten) onachtzaam-
heid, onwilligheid, gieriglieid of ontrouw zouden vervallen (2)." De schromelijkste
verwarring heersclite zoo in de zaken van bestuur als van de geldmiddelen; eindelijk
wist men niet meer, wie eigenlijk de hoogste magt uitoefende, of tot wien men
zich wenden moest. Aan zulk een onzekeren en wankelenden toestand moest een einde
gemaakt worden. De Prins, die tot nu toe zich naar alles geschikt had, hield thans
20V, de Staten ernstig voor, welke rampen uit dezen staat van zaken moesten voortvloeijen,
maamï drong met nadruk aan, op het maken van eenige vaste bepalingen op het be-
1574 stuur des Lands. Voorts deed hij opmerken: »1°. dat het gemeen in den w^an
verkeerde, alsof hij de opgebragte gelden tot zijn eigen, bijzonder voordeel besteedde,
waarom men trager werd in het dragen der gemeene lasten, en meer zwarigheid maakte,
in het opnemen van bezettingen in de steden; 2°. dat uit de nalatigheid, om on-
willigen in het betalen der ingewilligde belastingen, daartoe met geweld te noodzaken,
moeijelijkheden tusschen de steden en de afzonderlijke ingezetenen voortsproten; en
, ι
!
(1) bon, llist d. Nedcrl, Oorl. D. I. B. VIL bl. 57L pers, Ontsielde Leeuw, p. 478, 47Ö.
(2) HOR, Uist.^d. Nedcrl. Oorl D. I. B. VU. bl. 50S, 509.
π
DES VADERLANDS. 409
dat δ°. de gelden, ter betaling van het krygsvolk bestemd, door de Staten dikwijls tot an-1568—
dere zaken, zoo als bij voorbeeld tot aflossing van schuld, besteed werden. Om al deze
zwarigheden, welke, naar zijn gevoelen, uit de valsche meening ontsproten, dat de
gemeene zaak hem in het bijzonder betrof, uit den weg te ruimen, wist hij geen an-
der middel, dan dat de Staten zelve het geheele beleid der Regering op zich namen
en hem van eenen last onthieven, dien hij betuigde, niet uit belang- of eerzucht,
maar alleen om hun dienst te bewijzen, op zich genomen te hebben. Ten slotte ver-
maande hij de Staten tot eendragt en verzekerde hen, dat hij niet naar ontslag haakte,
uit weerzin hen langer te helpen, maar dewijl hij oordeelde, dat zulks tot 'sLands
oorbaar strekken zou, voor welks vrijheid en welvaart hij overigens gaarne zijn laatsten
droppel bloeds wilde storten (1),"
De Prins was te onontbeerlijk geworden, dan dat zijn voorstel de Staten, die steeds
naar meer magt en invloed streefden, niet in verlegenheid zou gebragt hebben.
Na lang beraad, verzochten zij hem van zyn besluit af te zien, dewijl zij bevonden
een Hoofd en Overheid hoognoodig te hebben. Daarom baden zij hem in alle onderdanig- 12 v,
heid, in ^ijne gelukzalige Regering ^ met den Raad nevens hem zijnde te willen volharden,
))Het gelieve Zijne Excellentie;" dus gaan zy voort, » de Superintendentie, Overigheid en
Regering, onder den naam van Gouverneur of Regent, uit goedwillige collatie van de
Staten, Vasallen, gemeene Ingezetenen en Geërfden der Grafelijkheid van Holland,
te aanvaarden; confererende zijlieden tot dat einde aan Zijne Excellentie Absolute magt,
Authoriteit en Souverain bevel, ter directie van alle des gemeenen Lands zaken, geene
uitgezonderd." Bijzonder stonden zij hem het bewind af over alle schepen van oorlog,
hetwelk tot hiertoe aan de bijzondere steden gestaan had, mits hij deze bodems niet zonder
der Staten bewilliging vervreemde of buitenslands voerde; voorts mögt hij over de verlofgel-
den , prijzen en buiten, tot onderhoud dier schepen, alsmede over 's Lands Domeinen en het
leggen van bezettingen in de steden beschikken. Slechts bedongen zij, dat de Edelen en ste-
den over zaken van beden en belastingen, ook bij vernieuwing en verandering der
Regering moesten beschreven worden, en dat de voorname ambtenaars, de Raden van
het Hof en die der Rekenkamer, met hunne bewilliging en op hunne benoeming aangesteld
wierden. De Prins zou echter, des noods, tot vijftienduizend gulden toe, zonder
voorkennis der Staten, mogen opnemen, twee derde voor rekening van' Holland en een
derde voor rekening van Zeeland. En wel bevroedende, dat okahje, onaangezien
dit alles, de Regering niet zou willen aanvaarden, zoo hij op geen vast inkomen, te
(1) Resol. V. Holl. 20 Oct. 1 Nov. 1574. bl. 148, 176. aangehaald door wagenaar, D. VIL
hl. 10, 11; en geheel opgenomen in dc Bijlagen tot klüit's Hist. der Holt. Staatsreg. D, L bl.
401—405. Vgl. bl. 95 96.
II Deel. 5 Stuk, 52
-ocr page 410-414 ALGEMEENE CxESCHIEDENIS
dienste van den Lande, konde rekenen, beloofden de Stalen de voorlang ingewilligde
zestig duizend kroonen in eens vaardiglijk Ie zullen opbrengen, behalve nog drie en
twintig duizend zes honderd gulden in de maand Toor een bepaalden lijd. Om
hem nog grooter blijk van hünne genegenheid te geven, vermeerderden zij het getal
zijner lijfwachten of hellebaardiers, die sinds eenigen lijd op 'sLands kosten -waren
aangenomen, van vier en dertig op honderd man, en vei^hoogden hunne uedde van
acht op lien gulden in de maand. De Prins verklaarde 's anderendaags, dat »hij
bereid was 'sLands Regering te aanvaarden, wanneer maandelijks vijf en veertig dui-
zend gulden voor het krijgsvolk en andere lasten opgebragt wierden, daar de aangebo-
dene som van drie en twintig duizend zes honderd gulden niet toereikende Avas, vooral
Avegens de achterstallige soldij van vijf maanden." Na lange beraadslaging boden de Stalen
hem dertig duizend gulden 'smaands aan, waarover hij, dit knibbelen moede, zijne
verontwaardiging te kennen gaf, en zich grootelijks beklaagde over hunne traagheid,
ligt vaardigheid en achteloosheid in het volbrengen van hetgeen zij plegtig beloofd had-
den. Ilij verklaarde, zich op dien voet niet langer met liet bestuur van zaken te wil-
kn belasten cn dat, indien zij hunne verpligtingen niet konden vervullen, het beide
voor hén én hem beter ware, dat hij »met hunnen dank cn behoud zijner eer," het
Land verliet met degenen, die hem wilden volgen; dan zouden zij de meester zijn cn
alles zoo goedkoop mogelijk kunnen regelen, waartóe zijn vertrek zou medewerken,
daar zij alsdan noch hem zijne bezoldiging te betalen, noch zijne lijfwachten te onder-
houden zouden hebben. — Zulk eene taal uit den mond van een standvastig man, die
zijne waarde gevoelde cn wiens groote bekwaamheden men kende, miste hare uitwer-
king niet op lieden, grootendeels schroomvallig, besluiteloos en niet in slaat, om te
niidden van zoo vele moeijelijkheden zelve te regeren. De gevorderde som werd ter-
stond voor den lijd van zes maanden ingewilligd, en zou uit eene aanmerkelijke ver-
liooging der imposten gevonden worden (1).
»Ziedaar eene onderhandeling, om de Regering, die de Prins, als Stadhouder, van
2508—
1576·
25 v.
tSlagtm.
1574
i
Koningswegc, ten minste nog op zijnen naam voerde, nu op te dragen aan den
Prins, mn ivegc de Staten cn Η Volk, voor zoo verre hij afwezigheid of bij stilstand
van ^s Honings gehoorzaamheid, zij konden gerekend worden, de magt mn zelfvoor-
ziening Ie bezilien. — Op deze handeling van en met de Stalen is hel kort daarop ge-
volgde Verdrag der Staten met den Prins gebouwd. Men ziet er uit, te cener zyde,
l'i
(1) J?Mo/. V. Holl. 1574, 1)1. 177, 178, 196, 197, 201, 207, 208, 211, 239 aangehaald bij
wacenaar, D. VIL W. 12—14. v. wijk op wacenaar, St. Vil. LI. 11—14. kluit, Ilist. d.lloll
Slaatsteg. D. I. Bijlagen, bl. 405—415. Vgl. bl. 97—103. croen v. i'ßmsxereu iu de Archives
de la Maison dWrange, T. V. p. 92—94.
DES VADERLANDS. 451
de veiiegenlieid en den nood der Staten, als Volksvertegenwoordigers, om, zonder i/oo/i/, 1568—
ïnet klem iels uit te roeren, en te andere zijde, hoe de Prins van dezen nood en die verlegen-
heid gebruik Avist te maken, om tot beter verdediging tegen den vijand meer magt , en y^ φ
zijde des Volks en der Stalen zelf, meer reglslilel en/c/c/h te laijgen, of anders met eere
't Land te ruimen. — Daar kwam hij, dat, hoe hagchelijk ook de stap voor den Prins
was, om van wege 't volk en de Staten zelfs te gebieden, hij evenwel bij de opko-
mende handelingen van vrede en verzoening met den Koning, die kort hierop volgden,
wel voorzag, dat, daar hy zich als merkelijk Stadhouder des Konings voordeed, hij.,
als Ambtenaar des Konings, veel meer moeite zou hebben, om verzoening en ver-
giffenis te krijgen, en zijne goederen en bezittingen te behouden, dan Avanneer hij met .
de Staten en Η Volk^ als 't ware, ineengesmolten, en als him Opperhoofd aangemerkt,
voor zich dezelfde voorwaarden bedingen konde als voor Volli en Staten, zoolang hij
met hen den Koning stilzwijgende bleef erkennen, en alleen geacht moest worden
eenc gemeene zaak tegen de Spaansche krijgsknechten, en hunne Drijvers gemaakt te
hebben. En in dit licht de zaak beschouwd, zidlen vele volgende handelingen duide-
lijker opgeklaard worden (1)." ,
Eenigen meenen, dat het slechts eene enkele bedreiging, niet het bepaalde plan
van den Prins geweest zij, het Land te verlaten. Sommigen daarentegen houden het
voor zeker, dat hij veeleer zou verkozen hebben, het Land te ruimen, dan er in te
blijven met middelen, die, naar zijn oordeel, niet toereikend waren, om het Ie be-
schermen en te redden. Anderen achten, dat hij tot dit besluit alleen bij uitersten
nood, die zeker toen zeer groot was, zou gekomen zijn. Op dit laatste gevoelen is
aangemerkt, dat men in het oog moet houden, dat 'sPrinsen voornemen, al of niet
te vertrekken, geenszins afhing van de grootte van het gevaar, maar van den moed en
de kracht bij de Staten, om er het hoofd aan te bieden. De Stalen zelve erkenden,
wdat alle zaken door Gods goedheid thans in zulk een slaat en geslaltenis gebragt waren,
dat er in korten tijd, naar alle waarschijnlijkheid, niet dan een goed en gevvcnschl
einde van te verwachten was." Voor den Prins zeiven, was het gevaar altijd eene re-
den , niet om te vertrekken, maar om te blijven; wat hij vreesde, was met schande
te bezwijken en tot nadeel van de zaak, aan welker verdediging hij zich had loege-
.wijd. )) Hij zoude in zijn naam of eer verkort wordenzegt hij, »indien te zijnen
aanzien en regering, de Landen in handen der vijanden zouden geraken, hoewel Ie
zijner onschuld (2)."
Ondanks deze opdragt der Oppermagt aan den Prins van Oranje, Weef de souvc/-
(1) KLUIT, llist. d. Holl. Staatsreg. Ό. I. bl. 102, 103.
(2) GROEN v. pRiNSTERER in de Archives de la Maison d'Orange, ï. V. p. 94.
-ocr page 412-1568-
412 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
-reiniteit steeds bij de Staten berusten, w Wat was die Oppermacht?" vraagt bilder-
BiJK. »Was 't de Souverainiteit?" — »De Staten," antwoordt hij, »gebruikten het-
zelfde woord als zij zeggen hem de volstrekte macht ^ en Souverain bevel goed-
williglijk op te dragen. En alle de bijzonderheden in die opdracht opgenoemd, stem-
men daarmede overeen: bedingende zy alleen, dat de Edelen en steden over zaken van
beden en belastingen, en van vernieuwing en verandering der regeering zouden moeten
beschreven worden: iets, dat zij van de Graven voor lang verworven hadden, ja sterker
dan zij het hier aan zich voorbehielden, den Prins het recht gevende, om waar hij
't noodig vond eene voor dien tijd aanmerkelijke som ten hunnen bezware te mogen
lichten zonder hunne kennis. Hij oefende ook dien ten gevolge inderdaad, als Hoofd
en hoogste Overheid allerlei daden uit met betrekking tot de algemeene regeering, Ju-
stitie , en Policie, welke de exercitie der Souverainiteit kenteekenen: ja, zelfs heeft hij
in deze kwaliteit den Hoogen Raad opgerecht en van de Instructie voorzien, die tot in
de revolutie van Zeventienhonderd vijf en negentig toe bezworen geworden is. Maar
het blijkt echter, uit de onderhandelingen, die naderhand plaats gehad hebben, en
vooral uit de latere afzwering van filip en de aanbieding der Souverainiteit aan Enge-
land en Frankrijky en eindelijk aan den Prins zeiven, dat dit nooit als een opdracht
van de Souverainiteit aangezien is, maar als eene simpele Ruwaardij (om het dus te
noemen) gedurende de schorsing van 'sRonings exercitie der regeering, en daarom
ook bepaald tot den duur der oorlog: zoodat eigenlijk de Souverainiteit zelve rustende
bleef, maar de volle exercitie daarvan den Prins gegeven was. — Maar Avat is het
Stadhouderschap anders dan de uitoefening van de rechten van den Vorst quatenus (als)
Souverain? En wat was dan hier het onderscheid, nu hem de Hoogste Overheid op-
gedragen was ? — Het onderscheid was , dat den Stadhouder de uitoefening niet van
alle de rechten der Souverainiteit, door den Vorst of door het gebruik gegeven waren,
maar zommige alken door den Vorst konden geëxcerceerd worden, of door hem aan
zich gehouden waren (bijv. het doen van beden in Holland). Deze rechten niet kun-
nende rusten, werd de exercitie daarvan (als gemeld is) gezamendlijk en met commu-
nicatie van gezag, door hem en de Staten gepleegd. Doch nu werden deze rechten aan
hem alleen van wege de Staten overgelaten. Doch deze kwaliteit van Hoofd en Hoog-
ste Overigheid was bij den Prins een bloot munus (arnpt), geen personeel en inhaere-
rend recht. En het verschil was daarin even als dat van 't gezag van een Voogd en
een Vader, welke schoon beide even plenè (volledig) en in kracht en omvang gelijk
kunnende zijn, toch sua natura (in aart en natuur) verschillen (1)."
1576
Onderscheidene zaken van gewigt vorderden 's Prinsen tegenwoordigheid in Zeeland,
(!) Gesch. d.Vaderin. YI. bl. 180—182. Vyl, v. wun op wacenaah, St. YIl. hl 1—10.
-ocr page 413-DES VADERLANDS. 451
wervvaarts hij zich tegen of in het begim van Wintermaand begaf. In zijne afwezig-
heid, stond het opperbewind in Holland aan den Raad, Avelke hem was toegevoegd,
aan den Raad der Geldmiddelen en dien der Admiraliteit. Spoedig rees er ver-
schil tusschen de Raden en de Staten, toen deze laatsten bepaalden, dat voortaan door
den Prins )) aan geene uitgewekenen of lieden, die zich bij den vijand onthielden,
brieven van vergiffenis of paspoorten zouden verleend worden, dan nadat hierop de
kennisneming (advies) van de Regeringen der steden of van de naaste stad hunner
voormalige inwoning verzocht en gezien was;" eene bepaling, aan welke de Raden
weigerden zich te onderwerpen, doch waar de Staten op bleven aandringen. Van
bedenkelijker aart was het besluit der Staten, om »zonder uitstel, in afwezen van
ORANJE, eenige vaandels krijgsvolk af te danken, aangezien de vijf en veertig duizend
gulden 'smaands ingewilligd, niet opgebragt konden worden, waaruit zij groote wan-
orde voorzagen." Zelfs verleenden zij brieven van bestelling aan »zekere Bevelheb-
bers, die bij 'kennis en believen van den Prins, reeds eenigen tijd vertoefd hadden
en wel van meening zouden zijn, ook de middelen hadden, om eenige aanslagen te
ondernemen tegen de steden in de kwartieren van Friesland en Overijssel" Hierbij
voegden zij deze opmerkelijke woorden: )) Is mede raadzaam bevonden en bevolen,
dat de voornoemde brieven van bestelling zullen worden gedagteekend van den
zestienden van Wintermaand, zijnde vóór dato van de komst van den Gezant Dr. el-
liERTus LEOMNus en na het vertrek van den Prins; zulks dat het alleenlijk op naam
en door last van de Staten mag worden gedaan (2)." Men schijnt echter sedert, in de
uitvoering van deze besluiten eene merkelijke wijziging gemaakt te hebben.
1568—
1576
Wiri-
terra.
1574
7 T.
Louav-
maand.
1575
Eene der beweegredenen van 'sPrinsen vertrek naar Zeeland, was een nieuwe
aanslag op Antwerpen. Hier hield hij heimelijk verstand met maarten weijen, ge-
zworen Klerk en Griffier der Rekenkamer, door wiens beleid omtrent twee duizend
man krijgsvolk met hunne Hoplieden, onder welke de dappere kicolaas ruychaver
zich bevond, vermomd binnengebragt en ginds en elders verborgen waren. Reeds was
eene vloot van vijftig of zestig schepen, door den Prins te Vlissingen uitgerust, de
Schelde tot voor Lillo opgevaren, om op den bepaalden dag, met behulp van neuen
en zijne aanhangers, het plan te volvoeren, toen requesens, die er, op welke wijze
is niet juist bekend, berigt van gekregen had, onverwachts op den avond van den
twaalfden van Wintermaand (1574) met twintig vaandels Walen, onder mondragon, in
Antwerpen kwam en terstond alle punten liet bezetten en de poorten sluiten. De Prins
van Oranje schrijft het mislukken van den aanslag aan de blooharligheid der Jjurgers
toe, die op den aangewezen tijd schroomden de wapens op te vatten, ofschoon zijne
(2) Resolut. V. Holland, aangoliaald door v. wux op wagenaar, St, VU. bl. 15—17.
-ocr page 414-414 ALGEMEENE CxESCHIEDENIS
m
1568—vaartuigen en krijgsbenden reeds te liunner hulp gekomen waren (1). Verscheidene?
raedepligtigen werden ontdekt en gestraft. Eenige Regeringsleden en aanzienlijke bur-
gers, die er insgelijks deel aan genomen haddpn g. ,wistei) ^ich t« zuiveren of door eene
spoedige vlugt te redden. Μαακτεν keyen, op wiens hoofd tweeduizend gulden gesteld
was, ontsnapte ter naauwernood het gevaar naar Zeeland (2). Ruyghayer en nog drie
andere hoplieden werden in het huis van een voornaam burger verborgen en behouden.
Eene andere bedoeling van orame's reize naar Zeeland was, om het bestuur aldaar,
zoo in burgerlijke als krijgszaken, tijdens de onlusten, op een geregelden voet te bren-
gen. Hiertoe strekte wel het instellen van den gewestelijken Raad in het begin des
verloopen jaars (5), maar het had den Prins tot nog toe niet mogen gelukken, eene
nadere vereeniging van Holland met Zeeland te bewerken. Om dit gewigtig ontwerp
tot stand te brengen, beschreef hij de Staten der beide gewesten tegen het be-
gin van Lentemaand (lö7ö) te Dordrecht; en in Grasmaand daaraanvolgende, werden
eenige punten van vereeniging tusschen Holland en Zeeland, op last der Staten, door
Noord-Hollandsche en Zeeuwschc afgevaardigden, de gevolmagtigden van Leiden en
Gouda, en 's Lands Advokaat buts ontworpen, doch later eenigsins gewijzigd en den
vierden van Zomermaand te Dord,recht vastgesteld. Bij dit Verbond van Unie, of deze
Onderlinge Vereeniging, beloofden de beide gewesten elkander, » onder de regering en
gehoorzaamheid des Prinsen van Oranje, tegen den gemeenen vijand bij te slaan en te
beschermen; zich niet met hem te verdragen dan onder algemeene bewilliging en bij
rade van oranje; de oorlogslasten gelijkelijk te dragen en alles aan te wenden, deze
behoorlijk bijeen te brengen; gezamenlijk ter dagvaart te verschijnen, daartoe beschre-
ven zijnde; alle oude geschillen, builen iemands nadeel, te laten blijven in den slaat,
waarin zij toen waren, en opkomende verschillen aan de beslissing des Prinsen te on-
derwerpen. Men zou wederzijds onbelemmerd handel drijven, en elkanders koopwaren
niet te hoog belasten; over en weder geene poorters innemen, dan met medeweten
van de Wethouders der stad, uit welke zy vertrokken waren; de uitlegging van on-
duidelijkheden, welke in dit Verbond mogten voorkomen, aan de meerderheid der Ver-
bondenen overlaten; en eindelijk het Verbond zoo lang onderhouden als de oorlog aanhield,
(1) Archives de la Maison dWra?ige, ï. V. p, 110.
(2) me>'doce, IlisL d. l. g. d. Fl. Li*. XIV. p. 294 , 295. campana, della gicerra di Fiandra,
T. I. p. 139. chappuys, Ilist. Gen. d. I g. d. FL Liv. IV. p. 184. iuraeus, Annal. Brab. T.
IIL p. 217, 218. bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. VIL bl. 585—589. v. meteren, Bist. d.
Nederl Oorl. 13. V. bi. 105 verso, hooft, Nederl. Rist. B. X. bl. 404—410. Leven van avil-
lem I, D. II. bl. 524—529.
(3) Zie liieryoor, bl. 356.
■ρ
DES VADERLANDS. 451
of als men wederzijds goed Tond." Dit belangrijk stuk werd door vijf Hollandsche 1568—
Edelen nevens de gemagligden van Dordrecht^ Delft, Gouda, Rotterdam, Gorin-
cheni, Schiedam, Brielc, Schoonhoven, Oudeimler, Woerden , Middelburg, Zierikzce,
Vlissingcn en Veere geleekend. Leiden bewilligde wel in het Verbond, maar onderlee-
kende liet niet, om welke reden is onbekend. De Noord-Hollandsclie steden en cenige
Zeeuwsche plaatsen stemden er nog niet in toe; ook was men het in beide gewesten
niet eens over het heffen der gemeene middelen. Dit gevoegd bij andere omstandighe-
den, kan aanleiding gegeven hebben, dat het aanliep tot in Grasmaand des volgenden
jaars, vóór alles zijn vol beslag kreeg (1).
ïoen de Prins zich de epdragt der Oppermagt had laten welgevallen, was op last der Stalen,
eene nieuwe regeling op de regering van Holland door Jonkh. jakob van der does , karel
van boysot , arend van dorp , nikolaas van der laen , henrik duyst en Mr. paulus buys
ontworpen, welke den elfden van Hooimaand Vijftienhonderd vijfenzeventig door de Staten
werd goedgekeurd. Men verklaarde daarin te bevinden, » dat alle Gemeenebesten en gemeen-
schappen het best worden behouden, gesterkt en bevestigd bij eenigheid, welke niet
wel kan zijn bij velen, in wille en gemoed veellijds verschillende, en dat mitsdien ook
noodig was, dat de Regering gesteld Avierd en bevolen aan één Hoofd en Overigheid."
Weshalve de Staten den Prins »verzoeken en bidden, en, soo veel in hen is, hem als
Hoofd en Hoogste Overheid verkiezen en stellen lot de Regering der Landen en Steden
van Holland zoo lang de oorlog duurde, met volkomen magt als Souverein en Overhoofd
te gebieden en verbieden alles wat tot 's Lands behoudenis en bescherming dienlijk of scha-
delijk mögt zijn; in krijgszaken met die personen , welke hij daartoe koos, naar welgevallen
beschikkingen te maken, alle hooge en lage krijgsamblen te begeven, bezettingen Ic
leggen en verleggen, zonder voorkennis, of bewilliging der Staten, Regeringsleden of van
iemand anders, en de overtreders der krijgswetten te slrailen; aan hem zou het beheer
der gelden, Ier bestrijding der oorlogskosten, door de Staten ingewilligd, gelaten Mor-
den; ook zou hij tot twintig duizend gulden toe mogen liglcn, .zonder der Stalen be-
williging; het regt moest hij, in naam des Ronings als Graaf, door den Gewes-
telijken Raad doen handhaven, welken hij, gelijk ook de Hoofd-Oflieiers en andere
Oihcieren van het Geregt, evenzeer in 'sKonings naam, bij rade en uit eene benoeming
der Stalen zou aanstellen; nog zou aan hem staan: het verleenen van gunsten, ver-
giffenis van misdaden, het wettigen van onechte kinderen (Legitimatie), uitstel van
betaling en dergeliikc, doch met kennis van de plaatselijke Overheden; voorts zou hij
het regt hebben, octrooijen te geven, doch niet aan sleden, vlekken of gcnoot-
(l) Ilcsa/ut. V. J/ol/an-d, aan^^eliadild bij vvagenaar,. D. VIL bl. 20, 21. v. wijs op wacekaar,
St. Vil. bl. 18—20. . ■
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
416
1568-
1576
ΊΓ
schappen dan bij rade van de Staten; de Wethouders of Overheden der steden, zelfs
buiten den gewonen tijd, aan te stellen en te Ternieuwen, zoo de nood of yeiligheid
zulks vorderde, doch zonder benadeeling der voorregten; hij moest alle bijzondere voor-
regten, vrijheden en loffelijke gewoonten handhaven en voorstaan, zoo ook de uitoefe-
ning der Evangelische Hervormde Godsdienst, doch die der Roomsch-Katholijke Gods-
dienst doen ophouden, zonder evenwel te gedogen, dat naar iemands geloof onderzoek
gedaan wierd; tot zyn Raad mögt hij zulke personen kiezen als hij goedvond, mits
Nederlanders, en zoo veel mogelijk Hollanders of Zeeuwen; de Staten, de ambtenaars,
Wethouders, schutterijen en gemeenten in alle steden en vlekken zouden den eed van
gehoorzaamheid, trouw en onderdanigheid aan den Prins afleggen, die, wederkeerig,
bij eede moest beloven, 's Lands voorregten en vrijheden te zullen beschermen; ten
slotte zouden de Staten van Holland, 'tzij met of zonder die van Zeeland, eenenLand-
raad inrigten, die de overige zaken, de Vereeniging en het Gemeene Land betreffende,
beleiden en, daartoe geroepen, met raad en daad den Prins dienen zoude, wien even-
wel de magt gelaten was, om de Staten in het bijzonder of in het algemeen, naar
goedvinden, te beschrijven (1)." Uit dit merkwaardig staatsstuk ziet men, »dat de
Staten nu plegtig sommige punten van bewind en gezag aan den Prins afstonden, tot
welker uitoefening hij, als Grafelijk Stadhouder des Konings, anders niet bevoegd was,
zonder bewilliging der Staten of steden; bij voorbeeld, het opnemen van gelden ten
laste van het Land, het leggen van krijgsvolk in de steden, de verandering van de
Stedelijke Regering builen den gewonen tijd, en de vrije behandehng van 'sLands pen-
ningen, die door de Staten ingewilligd waren. Men begreep teregt, dat de nood dik-
wijls spoed zou vorderen, en het wachten op de bewilliging en het besluit der Staten,
in den tijd van oorlog, nadeelig worden kon. Van daar, dat zij bij dezen van een
gedeelte van hun eigen gezag en regt, ten nutte van het algemeen, afstand deden.
Doch hierdoor droegen zij, evenmin als bij de vorige opdragt, eene volkomene Opper-
magt aan oraiïje op. Ook vermogten zij dit niet, zoo lang zij den Koning als Graaf
van Holland bleven erkennen, gelijk zulks in deze regeling op den regeringsvorm nog
uitdrukkelijk geschiedt. De Prins bleef naderhand zichzelven beschouwen als 's Konings
Stadhouder, en dien titel in verscheidene lastbrieven, plakaten en octrooijen voeren.
Dit zou ongerijmd geweest zijn, indien hij begrepen had, dat hem de Oppermagt door
de Staten toegekend was, als zy hem aanstelden tot Souverain en Overhoofd, of gelijk
het elders wordt uitgedrukt, tot Hoofd en Hoogste Overheid, door welke bewoordingen
(1) Resolut, υ, Holl bij wagenaar, D. VII. bl. 16—18, en bij van avijn op wagenaar, St. VII.
bL 18. bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. YIII. bl. 641—643. kluit, Eist. d. Holl. Staatsreg.
D. I. bl. 103—106.
DES VADERLANDS. 451
alleen aangeduid werd, dat de Prins voortaan wezen zou: de eerste, de opperste, het 1568—
uitmuntende Hoofd der Staten, die, in zooverre dit in hunne magt was en behoudens
het wettige regt van den Graaf nu geschieden kon, het hoogste bewind over vele zaken
in zijne handen stelden (1)."
De Prins nam genoegen in deze nieuwe regeling op de Regering, dankte de Staten
voor het vertrouwen in hem gesteld en verklaarde, het bewind zoo lang op zich te
willen nemen, tot de Siaten eenen man zouden gevonden hebben, daartoe meer be-
voegd en bekwaam dan hij. Voorts liet hij het aan hen over, hem zoo veel of zoo
Aveinig gezags te geven als hun goeddacht, betuigende, dat hij nooit naar meerder magt
gestreefd had, dan hij voor het welzijn en de veiligheid des Lands had noodig ge-
keurd. Tevens raadde hij aan, de onlangs vastgestelde kerkenregeling nog eens te
herzien, en daaruit te ligten al wat de burgerlijke Regering betrof. Het aanstellen
van den Landraad liet hij aan de Staten over, maar bragt er eenige bedenkingen
tegen in, waaruit reeds eenigzins te bespeuren was, dat deze Landraad, tegeu
welks oprigting Leiden zich bepaald verklaarde, hem niet behaagde. Ten slotte achtte
hij het raadzaam, dat deze regeling op de Regering door de Wethouders, schutterijen
en gemeenten wierd goedgekeurd; doch toen de Staten hem onder het oog bragten,
dat men Avel de Hoofdlieden en Dekens der schutterijen en gilden, maar nooit alle
gemeenten plagt zamen te roepen, vergenoegde hij zich met de goedkeuring der
eerstgenoemden, welke dan ook door hen en door de Vroedschappen van alle Prinsge-
zinde Hollandsche steden, die van Gorinchem en Schoonhoven uitgezonderd, met eene
geringe verandering gegeven werd. Alzoo werd oranje het hoogbewind te Dordrecht
opgedragen en door hem onder dankbetuiging aangenomen. Alleenlijk maakte
hy nu zwarigheid, dat hem gevergd was, de uitoefening der Roomsche Religie
te schorsen, waarvoor, op zijne begeerte, gesteld werd, Religiën, strijdende met
het Evangelie, welke uitdrukking ook in andere gelijktijdige stukken gebezigd is.
Kort daarna werden door de Staten vier gemagtigden benoemd, om met de Wethou-
ders in de steden op het stuk van godsdienst de noodige orde te stellen; ook werden
sinds dien tijd gelastigden der Staten naar de kerkelijke bijeenkomsten gezonden,
hetgeen sotjoy trouwens reeds op eigen gezag in Grasmaand op de Noord-Hollandsche
kerkelijke vergadering te Alkmaar gedaan had. — De Prins, Avien de Staten het ver-
kiezen van de leden des Landraads verzocht had, benoemde daartoe in liet laatst van
Oogstmaand (li>73): floris vapt pallant, Graaf van Culemborg, Jonkh. jakob vait
DER does, JOAN VAN WOERDEN VAN VLIET, Mr. ADRIAAN VAN DER BUJLE, KORNELI3 van
beveren, Oud Burgemeester van Dordrecht, Mr. nikolaas kamerling , Mr. kornelis koning,
(1) TE WATER, Yaderl llist. D. lY. bl. 95, 96.
II Deel, ö Stuk. 55
-ocr page 418-414 ALGEMEENE CxESCHIEDENIS
3568—HENRIK DUYST, NIKOLAAS VATf DER LAEN, Mr. PAULUS VOS , Μγ. JAN JAKOBSZOON, DIRR
1576
JANSZOON LONK, ADRIAAN ROBERTSZOON HELMDUINEN, Mr. SEBASTIAAN VAN LOOSEN, Mf.
HENRIK MEISTER, Μγ. SCIPIO BOVETIS , Mr. FRANGOIS VAN BLOKHUIZEN 611 ADRIAAN DUYST.
Drie leden zouden acht geven op zaken van Regering, zes op de geldmiddelen, drie
op zaken van de Admiraliteit, drie op de vestingen en krijgsbehoeften , en drie op de
verzorging van mondbehoeften te water en te land. Eenigen meenen, dat deze
Raad, zoo het heette, den Prins voor een gedeelte van den last des bewinds moest
ontheffen, maar dat de ware bedoeling der Staten geweest is, daardoor nog eenig deel
in de Regeringszaken te behouden, wanneer zij zelve niet vergaderd waren (1). An-
deren daarentegen beweren, dat deze Raad alleen en indedaad tot 's Prinsen hulp en
verligting moest dienen (2). Doch 't zij deze Raad aan oranje, als Overheid, onderwor-
pen ware; 't zij de hem opgedragene Souvereiniteit hierdoor meer getemperd of gere-
geld zij geworden, het duurde niet lang, of de Prins stelde voor, dien weder af te
schaffen, daar ^ hij bevond, »dat het gezag en de magt van den Landraad met menig-
vuldige bepahngen besneden en beperkt, en in vele zaken aan het vergaderen der Sta-
ten verbonden was." Daarenboven had Zeeland de oprigting er van niet goedgekeurd, en
zelfs verscheidene gemeenten en schutterijen in Holland maakten er nog zwarigheid in. Hij
wilde derhalve, in plaats van dien Raad, eenige » met volmagt bekleede afgevaardigden."
De Staten antwoordden, »dat het altijd hunne bedoeling geweest was, den Prins de ge-
heele Regering, onder welken titel hij ook begeerde, zelfs onder dien van Graaf van
Holland, op te dragen, evenwel behoudens de regten van den Lande en het gezag
[auloriteit] der Staten, zoo als zij die van oudsher onder hunne Heeren genoten hadden.
Den Landraad hadden zy slechts ingesteld, omdat de Prins »geschenen had" de Rege-
ring niet te willen aanvaarden, dan nadat zij eenige punten, daartoe dienende, hadden
vastgesteld. Zij verzochten hem derhalve, dat «de Landraad in bewind mögt blijven, en
wilden daartegen den Prins de magt verleenen, op geloof der Staten vier en twintig
duizend gulden te ligten." Doch het gevolg was, dat de Landraad werd afgezet. De
Prins had voorgeslagen, »dat in plaats van dien de Edelen en Afgevaardigden van de
steden, vertegenwoordigende de Staten van den Lande, het bewind van zaken zouden
aannemen; wel verstaande, dat degenen, die daartoe gesteld en gelastigd Avier-
den, volkomen magt en last zouden hebben, om volstrektelijk (absolutelij/ή en zonder
eenig tegenspreken, in alle zaken te beschikken, zoowel in die van de geldmid-
delen, van de admiraliteit, en pohtie als anders, met volle magt en gezag, zon-
der daarom eenige toestemming van de Overheden en Vroedschappen te moeten
(1) TE WATER, VaderL ilist. D. IV, W. 97.
(2) KLUIT, Eist. d. Holt. Slaatsreg. D. L bl. 107--109.
-ocr page 419-DES VADERLANDS. 419
verzoeken." Dit ffeschiedde nu, en op voorstel van den Prins werden drie uit de 156S—
1576
Edelen, twee Afgevaardigden uit elke groote stad, en één uit elke kleine, beide van het
Zuider-Kwartier, en dus in vrij grooten getale benoemd met volmagt voor een geheel jaar,
»tot het Collegie van de Staten, om gedurig te verschijnen en te besogneren (1)."
»Ziedaar dan," zegt kluit, »den Regeringvorm op dien tijd in zulk eenen stand ge-
bragt, dat, behoudens' dat de grondmagt des Volks, bij afzijn des Konings, in den
schoot der Staten, als 's Volks vertegenwoordigers, bleef berusten, de Prins, met be-
hulp en magtiging van eenigen uit de Stalen gekozen, en voor een jaar aangestelde
Gecommitteerden, de gansche Oppermagt, zoo in 'i Krijgs-, als Finanlic- m Politieke
Bestuur uitoefende, en de Staten, Steden en Gemeenten zelve verbonden Avaren, zijne
hevelen, volgens het vorig Verdrag en overeenkomstig die grondwettige Regelen uitge-
vaardigd, te gehoorzamen en op te volgen. — Men denke echter niet, dat daardoor
de Vroedsehappen der steden niet meer in aanmerking kwamen, en nog minder, dal
de invloed der ßiirgerijen op die Vrocdscliappen hierdoor ophield. — Men leest (on-
der anderen) op den derden van Wijnmaand (lö7ö) uitdrukkelijk: »op de proteciie van
vreemde Heeren en Poteniaten vooral te hooren 'τ advis der vivoedscnai'i'enEen
weinig later »worden er yatt stateixwegew brieven geschreven aan den Keizer, Keur-
vorsten en al de Duitsche Steden" En den veertienden van Slagtmaand (1575) besloot
men, gezanten naar Engeland te zenden en hunne Instructie geheim te houden (2)."
Behalve de regeling van het binnenlandsch bestuur, hielden de vredesonderliande-
lingen met de Spaanschen in dit jaar de Staten een geruimen tijd bezig. Requesens,
welke aanvankelijk verboden had, met de Prinsgezinden in eenige onderhandeling Ie
treden (5), was tot dit laatste in Lentemaand des verleden jaars (lö74) door den
Koning gemagtigd, mits niet ten nadeele van het Koninklijk gezag en van de gods-
dienst (4). Uit dien hoofde had hij in Grasmaand daaraanvolgende, ongetwijfeld
vóór den slag op de Mooherheide, Dr. elbertus leoniivus, Hoogleeraar in de regts-
geleerdheid aan de Iloogeschool te Leuven, en die vroeger in vriendschappelyke
en vertrouwelijke betrekkingen met den Prins gestaan had, gelast, hugo bonte,
gewezen Pensionaris van Middelburg, naar oranje te zenden. Het doel was, naar
schijn, om den Prins over de belangen van de Vrouw van Vredeburch of
(1) Resolut. V. Holl, bij avagenaah, D. VIL bl. 22—25. v. wun op ΛΥΑΟΕΚλΑη. St. Vli. bl. 21,22.
ïLCiT, Ilist. d. Jloll. Staatsreg. D. L bl. 108—112.
(2) Hist. d. Holl Staatsreg. D. L bl. 112, 113.
(3) Zie liiervoor, bl. 339.
(4) Correspoiidance de cuillaume Ie Taciturne, ï. IIL p. 395.
55*
-ocr page 420-414 ALGEMEENE CxESCHIEDENIS
lödS—Weerdenburg te onderhouden, welke met hare dochters door zijn Tolk gevankelijk
weggevoerd, van alles beroofd, en wier kasteel verwoest was geworden. De ware be-
weegreden echter was, oranje over eene verzoening met den Koning te polsen en liem aan
te sporen, »deze gelegenheid niet te laten voorbijgaan, om zich zelven, zijne kinderen,
vrienden en degenen, die hem aankleefden, tot rust te brengen; de groote gevaren en
zwarigheden, welke hij reeds geleden en ondervonden had, in het oog te houden; te be-
denken, dat de kansen des oorlogs ten uiterste wisselvallig zyn, vooral wanneer de
kryg van het altyd wispelturig volk afhangt; en niet te vergeten, dat men nimmer
beter voorwaarden van bevrediging bedingt, dan in den voorspoed." De Prins moest
daarenboven »het groote nadeel en den zvvaren druk wel overwegen, waaronder vele
onschuldigen leden, als ook andere moeijelykheden, welke konden voortvloeijen en te
zijner verantwoording komen, wanneer hij, buiten noodzake, den krijg voortzette terwijl
hij tot rust konde geraken, behalve nog het gevaar van de groote magt, de bondge-
nootschappen en andere middelen, welke de Koning kon hebben, om ten laatste zijne
landen en onderdanen tot onderwerping te brengen. De verzoening zou bewerkt kun-
nen worden, niet bij wijze van een formeel verdrag, waarloc de Koning denkelijk
nimmer zou te bewegen zijn, maar onder den naam van goedertierenheid, genade en ver-
giffenis, zoo als tusschcn Heer, Leenman en onderdaan gebruikelijk is en ook regtens
behoort; de Prins zou ook niet anders bcgecren, daar hij toch door de tusschen-
komst der andere Vorsten en Mogendheden genoegzaam gewaarborgd was." Oranje,
bij wien bonte te Bommel gehoor erlangde, verklaarde, »dat hij op de voorgestelde
punten, welke rijpelijk dienden overwogen te worden, niet zonder ruggespraak met
de Staten van Holland en Zeeland konde antwoorden; dat hij niets vuriger begeerde
dan eendragt en vrede, om welke hij God dagelijks bad; dat de Keizer en andere
Vorsten tusschenbeide gekomen waren, om daartoe te geraken; dat hij en de Staten
van Holland en Zeeland den Koning, doch te vergeefs, gesmeekt hadden, dat het hem
mögt behagen, door zijne aangeborene zachtmoedigheid en goedheid de rust in den
i^ande te herstellen; weshalve hij vreesde, dat de bemiddeling van Dr. leoninüs ,
voor wiens ijver hy zich gevoelig betoonde, insgelijks vruchteloos zou zijn. W^at het
vragen van vergiffenis aan den Koning betrof, daaromtrent konde hij zich niet verkla-
ren wegens »zijne vereeniging (unie) met de genoemde Staten en omdat zulk eene
verklaring, buiten hunne toestemming, aan deze vereeniging nadeel toebrengen, kwade
vermoedens opwekken, en hem van bijoogmerken verdacht zou maken; de genoemde
punten gingen de Staten aan, wier dienaar en gekozen beschermer hij was; en
naar hetgeen zij gepast en billijk oordeelden, zou hij zich gedragen. Niettemin
maakte hij eenige zwarigheid in het woordje Vergiffenis, daar hij op zijn geweten
voor God en menschen getuigde, niets te kunnen vinden, waarin hij den Koning be-
leedigd had, wiens persoon hij integendeel met gevaar zijns levens had willen die-
ΤΓΤ-^
iien, om het Land bij 'sKonings gehoorzaamheid te beNvaren, in den laatsten opstand 1568—
ie Antwerpen (1), van welks uilslag het lot van al de overige landschappen en sleden
iifhing. ïliervoor echter had hy niels dan ondank ingeoogst; immers had men hem ge-
bannen, zijne goederen verbeurdverklaard, zijn zoon hem ontroofd, en dit alles zonder
wettigen reglsvorni, zonder hem behoorlijk te vergunnen, zich te verdedigen. Hij Mas
dus, volgens het natuurregt, genoodzaakt geworden zich, uithoofde van geweigerd
vegt, langs andere veroorloofde wegen in verdediging te stellen; terwyl de Staten
even regtvaardige redenen hadden voor hunne verdediging. Hij voegde er bij,
dat, naar zijn oordeel, elke verdere tusschenkomst onnoodig, van langen nasleep,
zelfs onzeker en van vele omstandigheden afhankelijk zijn zou; en dat, wegens
de voorgaande verzoeken en bemiddelingen, de Koning zonder vorm van eenig
verdrag, zicli konde verklaren door zulke goede en billijke middelen en vaste
waarborgen te geven, dat de Stalen en hij zelf zich·er op verlaten konden; dat hij
liet voorls noodig keurde, vooraf de Staten deze middelen en waarborgen, welker
moeijelijkheid hij vreesde, mede te deelen. Hem waren de bezwaren en de kansen des
oorlogs bekend, bovenal wanneer de krijg van het gemeen afhing; maar de Stalen
van Holland en Zeeland hadden er zulk eene orde op gesteld, dat hij hopen konde,
dal er door het gemeen geen wanorde in gebragt zou worden; tegenspoed zou hem
geene zorgen baren; hij had lang genoeg geleefd en zou met eenigen roem sterven;
iiij betreurde evenwel de verwoestingen en onderdrukkingen, welke plaats hadden,
maar die hij niet konde verhelpen. Wat nu 'sKonings magt aanging, hij wist, dat die
zeer groot was, maar tevens, dat er een nog magiiger Koning Avas, namelijk God,
wien hij hoopte, dat voor hem zou zijn. Hij en de Slaten zouden gaarne zien, dat
de Koning, gelijk het gerucht liep, zich herwaarts begave, daar men vertrouwde, dal
de Vorst, de wanorde in zijne Landen ziende, eerder hunne billijke klagten zou aanhoo-
ren. Overigens, en hoe de zaken ook moglen loopen, hadden zij middelen genoeg, om
ten minste vier of vijf steden, den lijd van twee, drie of vier jaren in te houden,
gedurende welken zich omstandigheden konden voordoen, waarover de Koning zich
zou verbazen (2)."
Hugo bonte was, na het afkondigen der nieuwe Algemeene VergiiTenis, die
niet aan de verwachting van het Spaansch bewind beantwoordde, in het laatst van
Zomermaand (1U74} ten tweedenmale door leoninus, met toestemming van den Land-
voogd , aan oranje gezonden, welke zich toen te PioUerdam bevond. Hij had in
last, den Prins en de Staten uit te noodigen, eenige afgevaardigden, onder behoorlijk
(1) Alg. Gesch. d. Yaderl. D. IL St. iV. bl. 442.
(2) Correspondance de guillaüjie Ie Ïacitiirne, T. IlL p. 373—381.
421
414 ALGEMEENE CxESCHIEDENIS
1508—vrijgeleide, naar Ciirange, Stockem of Hasselt te zenden, om zulke middelen van
bevrediging te beramen, welke de Koning kon goedkeuren. Op nieuw had de
Prins te kennen gegeven, »dat hij en de Staten niets meer verlangden, dan
de herstelling van rust en vrede, en den Koning in alle gehoorzaamheid te dienen
ter eere van God en de grootheid des Konings, benevens de handhaving der oude wetten,
voörregten en vrijheden des Lands. Wat de voorgestelde" bijeenkomst betrof, hierover
moest hg naar de Staten verwijzen; maar, rondborstig gesproken, noch hij, noch zij zou-
den haar gewaarborgd genoeg vinden, en niemand zou het wagen', zich er heen te bege-
ven , daar men noch op vrijgeleide, noch op gijzelaars vertrouwen konde, want het gegeven
woord werd niet gehouden, llij bragt tot dat einde bij, de belofte aan de Edelen door
de Hertogin van Parma, welke niet nagekomen was; den plegtigen eed van mondra-
Gow, die toen nog niet was vervuld; de terugkeer van drie gevangenen uit den Haag,
Avelke den volgenden dag aan vergif stierven; de uitroeijing der Mooren in Spanje,
en eindelijk wat men tegen zijn eigen persoon ondernomen had. De afgevaardigden
vreesden derhalve door vergif te zullen omkomen, of door soldaten of anderen om
hals gebragt te worden, te meer daar de Paus van eeden ontsloeg, en de Kerkvergade-
ring van Conslanz veroorloofde, het woord aan Ketters gegeven te schenden. — «Niet
alleen zou deze bijeenkomst," had de Prins er bijgevoegd, »nutteloos zijn, maar zij
zou ook strekken tot vermindering van de grootheid des Konings, dewijl hij slechts
met zijne onderdanen zou onderhandeld hebben, om hen te bedriegen. Naar zijn
oordeel, kon de Koning, wel en naar waarheid van den ellendigen staat des
Lands en van de ware middelen, om dien te verhelpen, onderrigt zijnde , door zijne
genade en goedertierenheid, motu proprio, eene verklaring geven, bij wijze van open-
baar bevel (edikt), zoo uitgestrekt en billijk als de zaken vorderden en genoeg-
zaam was ter voldoening van de Staten, aangezien eene groote wonde een groot, ge-
neesmiddel behoeft, en dat, wanneer de geneesmiddelen niet gepast zijn, de wonde
hoe langer zoo dieper wordt. Indien daarentegen, deze verklaring de noodige
waarborgen gaf, zouden de gewesten onder de gehoorzaamheid des Konings terug-
keeren; en zulk eene verklaring zou het best voegen aan de grootheid des Konings,
meer uitwerking hebben, en den volke aangenamer zijn. Wat de plaatsen, tot de by-
eenkomsten voorgesteld, betrof, deze kwamen hem te verre verwijderd voor; ook zouden
de afgevaardigden, door deze landschappen trekkende, gevaar loopen van vergiftigd of
aangerand te worden; ten slotte betuigde hij nogmaals, de genoemde bijeenkomsten
niet te zullen goedkeuren, zonder voorafgaande raadpleging met de Staten." Weinig dagen
later verklaarde een lid van dat ligchaam, met wien dc Prins over deze zaak gespro-
ken had, aan bonte, dat men naar geenc voorslagen zou luisteren, zoolang vreemde
soldaten in het Land waren, en dat men de vrijheid van godsdienst Avilde handhaven-
Uij een nader gesprek met bonte, bewilligde oranje in eene bijeenkomst, mits
DES VADERLANDS. 451
zij gehouden wierd in Woerden Lij Utrecht, in de sterkte Caminck, of in de sterkte
by Heiisden, óf in de sterkte Mondragon bij Geertruidehberg, alwaar de afgevaardig-
den hunne grieven zouden openleggen en den Koning smeeken, de rust aan het Land
te hergeven. Hij verzocht, dat de afgevaardigden, van de zijde des Konings te benoemen,
Nederlanders mogten zijn, en bood hun een vrijgeleide benevens zes gijzelaars aan,
van denzelfden rang als zy, namelijk: boysot , juniüs , kijvelt , boichorst , paulus
BUYS en een zesde als geheimschrijver. En Λvat het punt van godsdienst betrof,
daarin had hij volhard, doch gezegd, »dat, daar de Katholijke godsdienst in de
gehoorzame gewesten gehandhaafd werd, zij ook in Holland en Zeeland konde
geduld worden, mits de nieuwe godsdienst er voortduurde; dit echter alleen bij
voorraad en tot op de beslissing eener vrije kerkvergadering." Bonte hervatte,
»dat verandering in de godsdienst niet konde toegestaan worden." Waarop de
Prins antwoordde, »dat de Turk, hoe naauwgezet ook op het punt zijner sekte,
toch alle soort van godsdienst veroorloofde, en de Paus zelfs de Joden ge-
doogde." Bokte hernam, »dat een Christen Vorst, welke na zijn geweten geraad-
pleegd te hebben, bevindt, dat er maar één eenig en waar geloof en godsdienst be-
staat, geene andere godsdiensten kan gedoogen; dat de verdraagzaamheid van den Turk
een middel Avas door den Duivel uitgevonden, om tallooze dwalingen te zaaijen; en dat,
zoo de Joden in Rome geduld Averden, dit geschiedde, om te meer de heerlijkheid
van CHRISTUS, dien zij gekruisigd hadden, te bevestigen." Na vele woordwisselingen
betuigde de Prins, dat hij »niet vreesde, dat de vrijheid van godsdienst tot godverloo-
chening zou leiden; dat het nog tijd was, dat de Koning een ander stelsel omhelsde,
want hij wilde niet verbergen, dat, indien hij en de Staten, door het aanhouden van,
den oorlog of door ongelukken, tot het uiterste gebragt werden, zij zich in sterkere
armpn zouden werpen; dat het Land eene schoone dochter wasy die vele minnaars
telde, en zoo wel versterkt en gewapend, dat het den Turken weerstand konde
bieden." — Ten slotte gaf hij zijn twijfel te kennen, » of het volk naar reden luiste-
ren, en men tot een goed besluit geraken zou, indien de vrijheid van godsdienst niet
toegestaan werd (1)."
Om denzelfden tijd liet de Heer van Champigni den Prins polsen door jah
van mathenesse, Heer van Malhenesse, Riviere en Opmeer, en jan van tres-
long, Advokaat van het Hof van Holland, welke zich naar Utrecht teruggetroklten
hadden. Het voorwendsel Avas, oranje te Rotterdam over hunne bijzondere belangen
te raadplegen. Na het afhandelen van verschillende bijzondere zaken, kwamen zij op
de tegenwoordige onlusten en stelden den Prins voor, dat »om daaraan, behoudens
(1) Correspondance de ouillaume Ie Tacitiirne, T. UL p. 381—393.
-ocr page 424-414 ALGEMEENE CxESCHIEDENIS
1568— den verschuldigden eerbied Toor den Koning, een einde te maken, de opgestane steden
een Yerzoeksehrift bij den Vorst moesten indienen, waarin zij hem smeekten, de rampen
Ie verhelpen, welke het Land teisterden." Zij merkten daarbij op, »dat door de ver-
andering, welke in het bestuur sinds de komst van requesens had plaats gehad, deze
stap zeer gevoegelijk konde geschieden." 's Prinsen antwoord was, »dat hij, even als
zij, het einde der beroeringen en onlusten wenschte, en hoe spoediger dit geschiedde,
hoe beter, zoo men althans den geheelen ondergang des Lands wilde voorkomen, maar
dat hij indedaad niet zag, hoe men het volk op het punt van godsdienst zou kunnen
bevredigen, daar de gemeenten op het land en de burgers in de steden zoo geheclit
waren aan de godsdienst, welke zij omhelsd hadden, dat het hem zeer moeijelijk voor-
kwam, haar uit te roeijen. Wat hem zeiven betrof, hij was gereed, zoodra de on-
lusten gestild waren, zich uit het Land te. verwijderen, indien de Koning zulks ver-
langde, Over de zaak der godsdienst moesten de beide afgevaardigden met de Staten
onderhandelen, tot welk einde hij aan paulus buys reeds zijne bevelen gegeven had."
Met dezen laatsten verschenen des namiddags van den veertienden van Hooimaand (1574)
aan het verblijf van mathenesse en tresloïig vijf staatsleden, namelijk: kijvelt van
Dordrecht, kamerling van Delft, Willem jan reijersz. van Leiden; lonk van Gouda
en een ongenoemde Burgemeester van Dordrecht, welke, na langdurige ruggespraak,
schriftelijk antwoord beloofden en dit eenige dagen later indienden (1). Zij verklaren
daarin, »dat zij nooit van meening geweest zijn, en ook nog niet zijn, tegen den Koning
of zijne Landen eenigen onvrede of de wapenen op te vatten, maar dat zij, om zich van
hunnen phgt te kwijten, tot behoud van 's Konings naam, hoogheid, heerlijkheiden
domeinen, en van der Landen en onderzaten voorregten, regten en loiTelijke gewoonten
en vrijheden genoodzaakt zijn geworden, zich gewapenderhand te verzetten tegen de
heerschappij, de trotsche en gestrenge bewindvoering des Hertogs van Alba en diens
aanhang van vreemdelingen, welke door ongewone knevelarijen en verdrukkingen van
'sKonings getrouwe onderzaten, de algemeene rust verstoren en naar niets anders stre-
ven , dan deze Landen en de ingezetenen aan zich en hunnen moedwil te onderwerpen,
in armoede te brengen en in slavernij te houden, tot groot nadeel van de dienst des
Konings en van de Koninklijke domeinen, Λvaar tegen de Staten van Holland reeds
voorlang openlijk genoeg geremonstreerd en geprotesteerd hadden. Zij begeeren derhalve
geenszins in een vredesverdrag met den Koning te treden, wien zij, als hun Heer en
Vorst, altijd geëerbiedigd en tot nog toe getracht hebben in alle onderdanigheid en oot-
moed te gehoorzamen en te dienen; zij verzoeken slechts en bidden nederig, dat
het Zijner Majesteit moge behagen, als een vader, met een minzaam en goedgunstig
(1) Correspondance de guillaume Ie Taciturne, T. HL p. 393—397.
-ocr page 425-DES VADERLANDS. 42Ö
oog neder te zien op den tegenwoordigen ellendigen en beklagelijken toestand zijner 1568—
Nederlanden^ ten einde deze gewesten terug te Lrengen tot eensgezindheid, rust en
handel, waardoor 'sKonings hoogheid vermeerderen en de welvaart der ingezetenen,
tot Zijner Majesteits dienst, weder wassen en groeijen zal. Daar dit echter niet kan
geschieden, zoo lang vreemdelingen in de Nederlanden heerschappij en geweld uit-
oefenen; vreemdelingen, wier gewin cn voordeel meer in de onrust en wanorde, dan in
de goede tucht der Landen gelegen zijn, en die meer hun eigen lust cn voordeel
zoekende, zoo als de dagelijksche ondervinding leert, dan het algemeene belang
der Landen, hetwelk hun onbekend is, aanleiding gegeven hebben tot de tegen-
woordige beroerten en wapening, wordt Zijne Majesteit verzocht, hen te verwij-
deren, en bij vrije mededeeling [lihere communicatie) en rade [advies) van de
Algemeene Staten daartoe gezamenlijk en behoorlijk bijeengeroepen, zulke goede
ordre, policie en regel vast te stellen, dat zijne gewesten en onderzaten daar-
door in ongestoorde eensgezindheid en rust voortaan gehouden, en alle gevaren,
moeijelijkheden en beroerten voorkomen worden. En gemerkt door het aanhouden
en den duur dezer krijgsberoerle (vrijmoedig gesproken) niets anders te verwachten
is, dan eene ontvolking cn verderfenis van 'sKonings Landen cn gewesten aan alle
oorden, te meer daar men ziet, dat de ingezetenen hoe langer zoo meer zich tot
de wapenen begeven cn hunne gewone nering en handlering vergeten, dewijl de men-
schen tot losbandigheid en teugelloosheid, welke de oorlog schijnt mede te brengen,
ligtelijk overslaan, zoodat door het lange gebruik der wapenen eene gevaarlijke en
schadelijke verandering [alleralie) in alle bedrijven, koopmanschappen, zeevaart en
anderzins konde ontstaan en daardoor de dienst des Konings grootelijks verachterd
[gelahefacteerd) worden, zoo verzoeken insgelijks de voornoemde Staten, dat hierop
een goedgunstig inzigt genomen worde, ten einde zoo wel Holland en Zeeland
als de omliggende Landen en gewesten door het gezag van Zijne Majesteit van den
overlast, ten minste van dien des vreemden krijgsvolks te wederzijden, ten eerste ont-
leedigd en bevrijd, en voorts alle wegen van oorlogen bij voorraad afgebroken cn opge-
houden worden, zoodat met goede zekerheid het verkeer en de handel der ingezetenen
van 'sKonings Landen weder Arij mogen beginnen, cn de genoemde ingezetenen te beter
met den tijd te nedergezet en met elkander verzoend worden. De Stalen vertrouwen vaste-
lijk, dat de Landvoogd en andere getrouwe leenmannen en dienaren des Konings daartoe
de hand zullen bieden, hetgeen de voornoemde Staten met allen ootmoed en eerbied
hij dezen ook bidden en verzoeken, zoo zullen zij van hunne zijde mede niet nalaten te
doen alle behoorlijke dienst van goede en getrouwe onderzalen van Zijne Majesteit (1)."
(1) LE i'ETiT, Chron. d. Holl. Τ. iL Liv. Χ. ρ. 2S0. dor, Ilist. d. Nedcrl. Oorl. D. L B. YJl.
i)l. 533, 534.
11 Deel. l> Stuk. 1;4
-ocr page 426-414 ALGEMEENE CxESCHIEDENIS
1568— Terwiil matiiewesse en treslong zich te Botterdam bevonden, was ook st. aldegonde ,
1576
welke op het slot Vredenburg gevangen werd gehouden, door den Heer van Champigni,
die zich op last van den Landvoogd te Utrecht ophield om den Stadhouder Graaf de la
Roche ter zijde te staan, derwaarts gezonden, ten einde over de uit\Yissehng van bossu
en andere gevangenen, doch voornamelijk over eene bevrediging 's Prinsen ware
gevoelens te vernemen (1). Orawje hield zich in de onderhandelingen met st.
aldegowde aan hetgeen reeds aan bonte, matheinesse en treslong was te kennen
gegeven (2). Het antwoord der Staten, door de beide laatsten den twintigsteu
van Hooimaand (1574) overgebragt, beviel ciiAMPiGia niet en hij zond het aan st.
aldegonde terug, daar noch de titel, welken de Staten aannamen, noch de rede-
nen, welke zij voor hunne afscheiding van de overige gewesten bijbraglen, noch de
middelen, die zij voorstelden, aannemelijk waren. Hij verzocht derhalve st. aldegonde
te beproeven, van de Staten een ander vertoog te verwerven, en eindigde met deze
woorden: »Ik vertrouw, dat gij de zaak door uwen invloed bij de Hollanders ten einde
zult brengen, wanneer gij daarvan, zoo als gij mij beloofd hebt, gebruik wilt maken
en waarop ik reken. Gij kunt van mijne zijde verzekerd zijn, dat ik al het moge-
lijke zal aanwenden, om tot een goeden uitslag te geraken (5)." St. aldegonde
kon echter niets anders bewerken, dan dat de Staten hun antwoord als een ver-
zoekschrift inkleedden en er van godsdienst geen woord in repten (4). Hij keerde
op den aangewezen tijd met dit stuk naar giiampigni terug, welke het naar reque-
SENS opzond, wien het derwijze mishaagde, dat hij zelf het met geen antwoord ver-
Avaardigde, maar die taak aan champigm overliet. Deze bewindsman zond liet ge-
schrift aan Dr. j. junius de jonge. Gouverneur van Vere, welke met den Heer van
Carnesse voor st. aldegonde, tijdens diens vertrek naar Rotterdam, te Montfoort gy-
zelaar geweest was, en poogde hem het ongepaste van den inhoud daarvan onder het
oog te brengen. Juniüs wederlegde ieder punt in een uitvoerig en lezenswaardig ver-
, loog, doch met geen ander gevolg, dan dat de onderhandelingen vooreerst geslaakt
werden (5).
(2) Correspondance de guillaume Ie Taciturne, T. III. ρ. 400, 401.
(3) Bou, IlisL d. Nederl. Oorl. D. 1. B. VII. bl. 534.
(4) le petit, Chron. d. Holl. Τ. II. ρ. 281, 282, deelt dit vcrzsciisdn-ift, in de Fransche (asl
«Pgcstokl, mcdej en bor geeft er eene vertaling van D. I. li. VIL bl. 534, 535. Vgl. vooils dc
Memorie van st. aldegonde, in de Correspondance de guillaume te Taciturne, T. 111. p. 401,402.
(5) BOEy Ilist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. VII. 1)1. 535—544, ue peïit sprcctl InsgelijU van
iii vertoog, Chron. d. Holl. Τ. II. Liv. XI. ρ. 232.
DES VADERLANDS. 451
De vredelievende gezindheid yan oilanje kan aan geene gegronde legenbeden- ^
king onderworpen zijn. »Ik verzoek u te gelooven en u Tast overtuigd te hou-
den," schreef hij aan zijn broeder jan van Nassau, »dat ik nooit eenen goeden en
zekeren vrede zal tegengaan, maar veeleer met al myn vermogen trachten zal,
dien te bewerken, mits er zoodanige en zulke redelyke voorwaarden in worden gesteld,
als geschikt zijn om het volk, zoo wel omtrent zijne staatkundige- als gewetensvrij-
heid, gerust te stellen en te bevredigen, en die mij gelegenheid geven, elk daar-
van te overtuigen (1)." Dit was slechts eene herhaling Tan hetgeen hij zijne broe-
ders reeds meer dan eens betuigd had (2). Aan de opregtheid dezer vertrouwelijke
verklaringen, die bestemd waren om in den boezem der familie te blijven, kan wel
niet met rede getwyfeld worden (5). Even ongeveinsd was 's Prinsen herhaalde verze-
kering , dat hij over vrede of verzoening met den Koning niet zou handelen, )) zon-
der voorkennis en toestemming der Staten, aan wie hij door eenen eed verbonden
w^as (4)." En zijn hartig antwoord aan bonte bewijst zijne standvastigheid en on-
verwrikt besluit, om ten einde toe het plan voort te zetten, waaraan hij zijn leTcn
had toegewijd, welken keer ook de zaken nemen mogten (5). Zeker wantrouwde hij
FiLips en de Spaansche Staatsdienaars, hoe Tredesgezind z^ zich ook mogten betoo-^
nen (6). En niet zonder grond. Immers, ten zelfden tijde dat iiequesens de Algemeene
Vergiffenis het afkondigen en met den Prins Tredesonderhandelingen opende, ontving
men berigt van het uitrusten eener vloot in Spanje, drie honderd zeilen sterk, be-
halve het scheepsvolk met vijftien duizend soldaten bemand, en naar dc Nederlanden
bestemd. Op vertoog van den Landvoogd, dat zonder eene aanzienlijke scheepsmagt,
Holland en Zeeland niet tot onderwerping gebragt konden worden, had men daartoe
in het begin des verloopen jaars in 'sRonings Raad besloten. Terstond waren alle Hol-
landsche, Zeeuwsche, Oostzeesche en Emhder schepen in de Spaansche havens in beslag
genomen en gedwongen geworden naar Diskaije te zeilen, om zich aldaar onder bevel te
stellen van den Spaanschen Admiraal don pedro mblenda of de bienendes, vroeger
Landvoogd van Florida, w^aaruit hij de Franschen had verdreven. Het was echter
velen dezer bodems van tijd tot tijd gelukt te ontsnappen, en zij hadden omtrent de
(1) Archives dc la Blaison d^Orange, Τ. V. ρ. 96.
(2) Archives de la 3Iaison d'Orange, T. IV. p. 50, 236.
(3) BORGNET, rHiLipPE II ct Itt Bclgiquc, p. 90.
(4) Zie GAciiARD, in dc Correspondance dc guillaüme Ie Taciturne, T. III. p. XXXVII, XXXVIII.
(5) Zie hiervoor, bl. 410—423. gachaiid, Correspondance de güillaume Ie Taciturne, T. III. ρ. XXXIX.
(6) Archives de la Maison d'Orange, T. IV. p. 336. ï. V. p. 261. , ,
-ocr page 428-428 ALGEMEENE GESCHIEDENiS
1568—helft van Zomermaand (1 ö74). oranje, die reeds uit Engeland gewaarsclimYd was,
Tan het dreigend gevaar nader verwittigd. Door zyne verspieders aan de Hoven
van Madrid en Brussel^ en door karel van boysot, naar Engeland gezonden om
de gezanten van filips en requesens aldaar gade te slaan, werd de Prins van
de bedoelingen der Spanjaarden geheel onderrigt. Elizabeth had in de begeerte
des Konings van Spanje bewilligd, dat aan zijne schepen de doortogt niet verhin-
derd wierd; maar geweigerd, dat zij in hare havens zouden binnenloopen. Inmiddels
^varen door reqüesens gepaste maatregelen genomen, om de landing, welke met vele
moeijelijkheden gepaard zou gaan, te bevorderen. Oranje was daarentegen niet in
gebreke gebleven, haar zoo veel mogelijk te beletten. Hij had de kusten in be-
hoorlijken staat van tegenweer gebragt, de vloot versterkt, de bezettingen vermeer-
derd , op de torens in de zeesteden dag en nacht wacht laten houden, de tonnen en
bidiens bij Texel doen wegnemen, en een aantal ervarene stuurlieden in dienst geno-
men, hetgeen ook door de Spanjaarden, inzonderheid met behulp van Amsterdam, ge-
schied was, welke vijftig bezoldigde Nederlandsche loodsen naar Boulogne hadden gezon-
den , om van daar op de Spaansche vloot over te gaan en haar door het Kanaal te
geleiden; doch de meeste van hen namen de vlugt. — De hoop der Spaanschen en
de vrees der Prinsgezinden verdwenen beide in rook. Juist toen de vloot te Sint An-
dreas in het begin van Hèrfstmaand (1574) zeilree lag, brak de roode loop onder het
scheepsvolk met zulk eene hevigheid uit, dat acht duizend man en de Admiraal zelf
bezweken. Dit verlies en het gebrek aan een bekwaam Opperhoofd, wien men het
beleid van dien togt konde toevertrouwen, waren oorzaak, dat de vloot in Spanje
bleef en de Nederlanden met den schrik vrijkwamen (1).
Het schijnt, dat requesens reeds sinds geruimen lijd de tusschenkomst des Keizers
in de zaken der Nederlanden gewenscht had (2). Maximiliaan II was dan ook
steeds aan de bevrediging van den Koning met den Prins werkzaam gebleven. Tot
dat doel had hij in het laatst van Vijftienhonderd vier en zeventig wolfgang
RUMPF, Opperkamerheer van zijnen zoon, den Koning van Uongarijen, een man van
groot aanzien aan het Hof, naar Madrid gezonden (5). Niet geheel zonder eigenbe-
lang echter waren in dezen de pogingen des Keizers. Men vooronderstelde althans,
dat hij vreesde, dat 'sKonings halstarrigheid het huis van Oostenrijk van de opvol-
ging in het Keizerrijk zou berooven, daar het hem, zoo lang filips zich niet met
(1) bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. Vil. bl. 523—530. v. μετεπεν, Uist. d. Nederl. Oorl.
li. V. bl. 101 verso, hooft, Nederl. Hist. B. IX. bl. 370, 371.
(2) Aixhives de la Maison dWrange, T. IV. p. 359.
(3) noR, Hist. d. Nederl Oorl D. I. B. VIlï. Bl. 592.
-ocr page 429-DES VADERLANDS. 429
ORANJE verzoend had, niet zou gelukken een algemeenen Rijksdag bijeen te roe- 1568—
pen, om zijn zoon tot Roorasch-Koning te laten benoemen (1). De Keurvorsten
hadden, naar men verzekerde, daarentegen beloofd, ^vanneer hij door zijne tus-
schenkomst den vrede in dc Nederlanden op zekere voorwaarden ter gunste van
ORANJE en diens aanhangers bewerkte, terstond zijn zoon tot de gewenschte waar-
digheid te zullen verkiezen (2). De Prins juichte 's Keizers streven ter bevrediging
van harle toe. »Ik kan u verzekerenschreef hij vertrouwelijk aan jan van Nas-
sau, »dat het mij een groot genoegen verschaft en zeer aangenaam is te vernemen,
dat het Zijner Keizerlijke Majesteit behaagd heeft, met zijn aanzien tussclienbeide
te komen, om deze gewesten tot rust en vrede terug te brengen. Van mijne zijde,
zou ik hem voor zulk eene weldaad niet nederig genoeg kunnen danken, en Zijne
Majesteit kan zich overtuigd houden, dat hij mij, de Staten en al de inwoners van dit
Land altijd gereed en vaardig zal vinden, ons op alle regtvaarilige en billijke voorwaar-
den te onderwerpen; en dat dit de opregte en ongehuichelde meening der Staten is,
daarvan kan Zijne Majesteit volkoi^en ingehcht worden door liet verzoekschrift,
den Koning onlangs aangeboden (5).'' En ofschoon de Prins zijne vrees niet ontveinst,
dat de voorstellen van de Spaansche zijde zoo dubbelzinnig en listig zijn zullen', dat
de Staten er niet op kunnen vertrouwen, wenscht hij echter, »dal 'sKeizers invloed
en aanzien bij den Koning van Spanje^ onzen Heer, zoo veel mogen uitwerken, dat
spoedig een einde aan de binnenlandsche oorlogen kome, en nog te goeder ure de
geheele ondergang dezer erflanden afgewend worde (4)."
Aan het Hof van Madrid scheen men den vrede ernstig te willen, en genegen den
Nederlanders meer dan ooit toe te staan (5). Vroeger Avas er sprake geweest, donjanüö«-
Oostenrijk als bewindsman naar de Nederlanden te zenden, hetgeen de Prins van Oranje
getracht had af te wenden (6). Later was bij den Koning opgekomen, zijne achtjarige
dochter, de Infante izabella, met het oppergezag aldaar te bekleeden en haar cenen Raad,
uit aanzienlijke Nederlanders zaraengesteld, toe te voegen (7). Van het een en van bet
(1) Archivcs de la Maiaon d'Orange, T. V. p. 5.
(2) Archivcs de la Maison d'Orange, T. V. p. 81, 82.
(4) Archives de la Maison d'Orange, T. V. p. 62 , 63. Vgl. ρ. 95.
(5) Archives de la Maison d'Orayige, T. V. p. 81, 83.
(6) Archives de la Maison d^Orange, Τ. V. ρ. 28.
(7) Archivcs de la Maison d'Orange, T. V. p. 82.
-ocr page 430-414 ALGEMEENE CxESCHIEDENIS
1508—ander kwam evenmin, als van het yerwezenlijken van veler wensch in de Nederlanden,
' dat eenen van 's Keizers zonen er het bestuur over wierd opgedragen (1). Naar het ge-
voelen Yan den Prins van Oranje, waren de Nederlanders het huis van Oostenrijk zoo
zeer genegen, dat hij zich vast overtuigd hield, dat zij bij voorkeur eenen uit dat huis
over zich gesteld zouden zien, mits men hun goede verzekering gave omtrent het handha-
ven hunner voorregten en de vrijheid van godsdienst (2). Tijdens de ziekte van den
Prins, hadden de Staten van Holland die van Zeeland uitgenoodigd, eenige afgevaar-
digden te zenden, om onderling met hem over het kiezen van »een bekwaam Hoofd
en Christelijk Vorst te raadplegen," wanneer hij, »door Godes wille, te eenigen
tijd van deze wereld genomen mögt worden." Zij hadden gewenscht, dat hij zyn
zoon Graaf maurits ontbood, wien men een Raad wilde toevoegen, doch uit hoofde
van 's Graven teedere jeugd, had hij hierin zwarigheid gevonden (5). Na zijne her-
stelling, verkeerden de Hollandsche zaken in gunstiger staat dan sinds langen tijd het
geval geweest was; maar de Prins had niettemin met groot geldgebrek te kampen, en
te naauwernood was het hem gelukt eene muiterij onder het krijgsvolk in Zeeland,
wegens achterstallige soldij, te dempen (4).
Hoewel 's Keizers voorstel, de Nederlanders te bevredigen onder belofte van hand-
having hunner aloude voorregten en vrijheden, en Avaarschijnlijk ook van godsdienst-
vrijheid , geenen ingang aan het Spaansche Hof had gevonden, bleef men er echter vre-
desgezind (15). Tegen Wintermaand (lö74) ontving leootots van den Landvoogd bevel,
zich met bokte bij den Prins van Oranje te vervoegen, wien en de Staten hij moest
te kennen geven, )> dat een afschrift van het onlangs ingediende Verzoekschrift aan
den Koning naar Spanje was gezonden, waarop Zijne 3Iajesteit gelast had, onderhande-
lingen aan te knoopen, om tot eenen goeden en bestendigen vrede te geraken." Leoni-
Nus kon beiden verzekeren, » dat in alles, wat zij redelijks en billijks vorderden, zonder
kwetsing van Gods eer en 's Konings gezag, men zich zou laten vinden tot lietgeen regtvaardig
was; maar hij mog^t schriftelijk noch mondeling hun, of wien ook, eenige hoop geven
op verandering ia de godsdienst; integendeel moest hg hun voor oogen houden, dat
de Godsdienstvrede in Ouitschland den onderdanen niet veroorlooft, in dit opzigt hunnen
Vorst en Heer de wet voor te schrijven, daar dit alleen afhangt van den wil der Vorsten,
(1) Archives de la Maison d^Orange, Τ. V. ρ. 81.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. V. p. 96, 97.
(3) Archives de la Maison d'Orange, T. Ύ. ρ. 87.
(4) Archives de la Maison d'Orange, T. Y. p. 85, 98.
(5) Archives de la Maison d'Orange, T. V, p. 83.
-ocr page 431-DES VADERLANDS. 451
naar welken de onderdanen zich moeten i^edraffen. De Prins en Staten moesten af- 1568—
1574
gevaardigden benoemen, hetgeen ook van de zijde des Landvoogds zou geschieden; de
eerstgenoemden moesten op een bepaalden dag te Geertruidenberg, de anderen te Breda
verschijnen, om op eene plaats, tusschen heide steden gelegen, met elkander te
raadplegen; des avonds konde elk te zijnent terugkeeren, tot alles was afgedaan; weder-
zijds zouden bricTen van vrijgeleide worden uitgereikt." Leoninus ontving in '5 Ilerto-
genbosch, op zijn verzoek, vrggeleide van ORAmE, doch tevens van dezen berigt, » dat zyne
zending weinig vrucht zou opleveren, indien hij geen anderen last had dan op het
spoor van boste voort te gaan, zooals hij hem gemeld had." Inmiddels was de Prins
van Rotterdam naar Zeeland vertrokken en had leoninus verzocht, zich te Delft
bij zijnen Raad te vervoegen, welke hem den toegang ter Statenvergadering zou ver-
schaffen. Hier ontvouwde leowinus zijnen last, waarvan men terstond den Prins ken-
nis gaf, die echter op dat pas Zeeland niet konde verlaten, weshalve LEOMPius,
welke hoofdzakelijk met oranje zeiven moest handelen, zich naar Middelburg be-
gaf. Op den eersten van Louwmaand, des morgens te acht ure, ontving hij ge- 1575
hoor bij den Prins en stelde hem voor, hoe de Koning goedgunstiglijk het Verzoek-
schrift, hem door de Staten aangeboden, had opgenomen, en hoe Zijne Majesteit,
door tusschenkomst van den Keizer en andere Vorsten, genegen was, zich goedertieren
en zachtmoedig jegens zijne Nederlandsche erfstaten te betoonen. »Den Prins," voegde ρ,ίΐ
hij er bij, wwerd nu gelegenheid gegeven, zich uit alle bezwaren en verwikkelingen .1
te redden, zich zeiven, zijne kinderen en vrienden tot den vorigen Avelstand terug te 1
I
brengen, en het huis van Nassau te herstellen, indien hij de nieuwe godsdienst liet
varen en de pligten van een getrouwen Leenman vervulde." Hieruit blijkt, dat het eigen- 'J
lijke hoofddoel der zending was, den Prins door schoone beloften van de zijde der Sta- j
ten te lokken, die zich als dan van zelve \vel zouden onderwerpen. Het antwoord
van oranje luidde: » dat hij uit den lastbrief van legisisus niets anders merken konde, |
dan dat men hem misleiden wilde; dat hij door eenen eed aan de Staten verbonden was; dat ■ j
hij nimmer de nieuwe godsdienst zou verlaten; en dat de Staten zwarigheid maakten, op ^ |
* Sr ^
den genoemden lastbrief in verdere onderhandelingen te treden, aangezien deze inhield: - J
1®. dat de Edelen en steden η zich noemende Vertegenwoordigers der Staten van Uol~ «ΐ^·
land en Zeeland, een verzoekschrift hadden ingediend {avoyent suplié) daar dit zoo 1
veel zeggen wilde, als dat zij zich een valschen titel, eene hoedanigheid, Avelke hun |
niet toekwam, aangematigd hadden, hetgeen zij nooit zouden erkennen; 2®. dat de |
Staten verklaard hadden, »een verzoekschrift te Avillen indienen (de vouloir suplier) ^^^
waaruit volgen moest, dat zij daartoe vooraf verlof verzocht hadden, 5°. dat de Staten ]
betuigd hadden, »dat het geenszins voegde, met den Koning in een verdrag te treden -|
(capituler) terwijl het tegenovergestelde uit het genoemde geschrift bleek; 4®. »dat dit
geschrift naar den Koning in Spanje was gezonden," daar integendeel uit boeken, in
' f. 1
-ocr page 432-436 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— Holland gedrukt, en uit de hrieTen van den Heer van Champigni bekend was, dat het
verworpen en door champigni , zonder dat hij het den Landvoogd had durven aanbieden,
aan Dr. junius was teruggezonden; en lί^ dat in den lastbrief zaken voorkwamen, ge-
schikt om achterdocht en wantrouwen tusschen hem en de Staten te zaaijen; ten slotte
verklaarde hij, »dat men dien brief als geheel bedriegelijk, listig en onvoldoende be-
schouwde." Leoninus trachtte scherpzinnig, doch vruchteloos, elke bedenking uit den
^vcg te ruimen; ook zeide hem de Prins, »dat de Hollanders onbeschaafd [grosses)
Avaren en dergelijke spitsvinnigheden niet verstonden, welke veeleer in hen meer ach-
terdocht en vrees zouden verwekken; hij zou evenwel den Staten van alles kennis ge-
ven en hen aansporen het antwoord, dat hij reeds op de voorstellen des Landvoogds
van hen uit Holland ontvangen had, te wijzigen of geheel om te Averken. »Over alle
zaken," verklaarde hij voorts, »liet hij eerst de Staten beraadslagen en voerde niets
uit, dan in overleg met hen en met hunne toestemming. ΛYat het punt van godsdienst
betrof, daarin zou hij, ofschoon hy zelf dit ook mögt w'illen, hen noch het volk lot
andere denkbeelden kunnen brengen." Het tweede antwoord der Staten, waarin de
Prins, naar zijne getuigenis, niets veranderen konde, bevredigde leonikus niet, wiens
zending, hoewel zij aan de verwachting niet voldeed, evenwel strekte om de zamen-
komst te Breda voor te bereiden (1).
In het begin van Lou^vmaand had okawje de Edelen, de groote en kleine ste-
den van Holland en West-Frieslandy de steden van Zeeland^ benevens Dommel
en Buren, welke in het begin des verleden jaars in bondgenootschap met Holland
en Zeeland getreden waren, tegen den vijfentwintigsten dier maand te Dordrecht
beschreven en hen daarbij vermaand, zich van naauwkeurige lastbrieven te voor-
zien en zorg te dragen, dat, tijdens de onderhandeHngen, in de steden behoorlijk
wacht gehouden wierd, opdat de vijand inmiddels niet de eene of andere stad mögt
verrassen. Hij verwachtte tegen den aangewezen tijd, de gezanten van Keizer maximi-
LIA.AN II, welke als middelaars tusschen den Koning van Spanje en de opgestane Neder-
landers zouden optreden. Aan hun hoofd Avaren zijne beide schoonbroeders, de
Graven guntiier van scïiwaktzenburg en wolf yaiv hohenlo , daartoe ongetwijfeld ge-
kozen , in de hoop, dat zij, als nabestaanden, grooten invloed op hem zouden uit-
oefenen. Hen verzelden, onder andere Duitsche Grooten, de Graven van Oldenburg
2 T. Wits, en de Baron van Lossestein. Zij werden te Dordrecht met groote eerbewij-
kelm ontvangen en ter vergadering der Staten ingeleid. Drie dagen later verleende
i
1575 hun de Prins, die inmiddels uit Zeeland gekomen Avas, gehoor, waarbij de Graaf van
.(1) Correspondance de cüillaujie la Taciturne, T. III. ρ, 403—430. Archives de Ia Maison
d'Orange, Τ. Υ. ρ. 109, 110, 118.
f. ■, .. .. >-------- ? ^
-ocr page 433-DES VADERLANDS. 455
Schwartzenhurg 's Keizers gunstige stemmiDg Yoor de Nederlanders en diens Avensch Ie ^^^^^
kennen gaf, om een vasten vrede tusschen ben en den Koning te bewerken. De
Prins betuigde, in zijn naam en dien der Staten, den gezanten daarvoor bunnen dank
aan den Keizer; en nadien hij en requesens onlangs waren overeengekomen, wederzijds
gemagtigden ter vredesonderhandeling te zenden, noodigde hij den Graaf van Schwart-
zenhurg uit, de beraadslagingen bij te wonen, waarin deze bewilligde, mits onder
's Landvoogds goedkeuring, welke hij verwierf. De Graaf was verwonderd over den
gunstigen staat van zaken in Holland^ welke geheel anders was dan requesens en
anderen dien aan den Keizer hadden voorgesteld; en bij wenschte opregtelijk, dat eene Η
bevrediging tot stand gebragt wierd. ï|
oorlog moest blijven toerusten, zoolang de onderliandelingen duurden; de Stalen moesten
derhalve zorgen, dat de krijgsbehoeften in behoorlijken staat gebragt, de soldaten be- ili
taald, en de steden en vestingen van levensmiddelen voorzien werden," Om de nadee- ti^
len, welke eene overhaaste inschikkelijkheid van de moedeloozen den Lande konde berok- C
kenen, te voorkomen, trachtte hij de leiding der vredesonderhandelingen, zoo mogelijk, V'
geheel in zijne magt te krijgen, en dreef ter Statenvergadering derhalve door, dat al
de advisen onder vier stemmen gebragt wierden, te welen: 1". de Edelen en groote
steden van Holland; 2". de sleden van Zeeland; 5°. de kleine sleden van Holland, \
en 4°. Bommel en Buren. De vijfde en beslissende stem behield hij aan zichzelven.
Hierdoor was hij te allen tijde van het overwigt in de vergadering verzekerd, >vant op ^
twee van de vier stemmen ten minste konde hij rekenen, daar de kleine steden van ^
Holland, en Bommel en Buren door zijn toedoen ter dagvaart beschreven waren, en
Buren bovendien de hoofdplaats was van het graafschap zijns zoons. Uit deze regeling
vloeide reeds terstond voort, dat de gemagtigden tot den vredehandel, bij meerderheid
van stemmen door de Staten gekozen, alle mannen waren hem aangenaam en op wier
trouw en kunde hij zich verlaten konde. Zy waren: jakob van der does, karel van
BOYSOT, WILLEM VAN ZUYLEN VAN NIJEVELD, FILIPS VAN MARNIX VAN ST. ALDEGONDE,
Dr. JÜAN JUNIUS DE JONGE, Μγ. ADRIAAN VAN DER MIJLE, Mr. PAULUS buïs, AREND VAK
DORP, Mr. NANNiNG VAN FOREEST en Mr. KORNELis ADRiAANSZ. BAKKER, Peusionaris van
Zierikzee. Van de Spaansche zijde werden benoemd: elbertus leoninüs, μαχιμιμααν
viLAiN VAN GENT, ölr, KORNELIS SUYS en ARNOUD SASBOUT, alle Nederlanders. Op bevel
van den Prins en der Staten werd door geheel Holland en Zeeland een algemeene
II Deel. 5 Stuk. Uö
-ocr page 434-436 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
■ 't ■ . ■■
3568—boet- en bededag gehouden; en oranje sdireef aan jan van Nassau: »God de Heere
geve, dat alles gelukke tot zijne eer en tot verligting van liet arme volk." De plaats
der zamenkomst werd eerst te Oosterhout bepaald, tussehen Geertruidenberg en Breda,
doch daarna Breda zelf er toe gekozen. Daar deze stad in de raagt der Spanjaarden
was, kwamen te Dordrecht, waar de Staten vergaderd bleven, als gijzelaars, tot
waarborg voor de veiligheid der gemagtigden van Holland, Zeeland, Bommel en
Buren, de overste mondragon, filips de mendoza, Willem de san clemente, de
Heer van Auchy, broeder des Graven van Bossu, de Heer van Waardenburg, don
kiGHIEL d'ALERTON of d'ALENTOUR , en MIGHIEL DE GüIRGA of DE GROYELLES, welkc
beide laatsten zouden terugkeeren, zoodra juliano romero zou gekomen zijn. Zij
werden behoorlyk gehuisvest en door soldaten bewaakt, wder getal vermeerderd werd,
toen men meende, de gijzelaars naauwkeuriger te moeten gadeslaan, sinds zij en hun
gevolg, waarbij vele Spaansche hoplieden waren, van zekere verleende vrijheden
misbruik maakten, hetgeen men voor de gemeene zaak nadeelig oordeelde.
Daar onder de gemagtigden der Staten ook eenige Bevelhebbers van steden zich
bevonden, gebruikte men de voorzigtigheid, dezen in den lastbrief dien titel niet
te geven, om den Spanjaarden geen voorwendsel te verschaffen, in vervolg van tijd
insgelijks krijgsbevelhebbers in Hollandsche en Zeeuwsche steden aan te stellen, zooals
ALBA reeds beproefd had, en de Prins en de Staten nu ))in den nood en tot behulp
gedaan hadden." Uit deze bijzonderheid blijkt tevens, dat de Staten op dien oogen-
blik er nog niet aan dachten, zich aan de magt en heerschappij des Ronings te
onttrekken, maar integendeel het als vrij zeker hielden, dat met den tijd alles op
den ouden voet zou terugkeeren.
^ De onderhandehngen werden te Breda geopend in het bijzijn van joiian borne,
Lente- Raadsheer des Graven van Schwarizenhurg, in wiens naam hij schriftelijk had aan-
geboden, den vrede te helpen bevorderen. De Spaansche gevolmagtigden verzoch-
ten, de bezwaren der Staten van Holland en Zeeland te mogen vernemen, ver-
zekerende, die, zoo veel hun mogelijk was, uit den w^eg te zullen ruimen. De
Staatschen verklaarden, overeenkomstig hunnen last, vooreerst niets anders te be-
geeren dan 's Konings antwoord op het Verzoekschrift van verleden jaar. Men
deelde hun dit mede, doch het was in zulke algemeene bewoordingen vervat, dat
zij er niets uit Λγisten te maken. Zij deden hiervan verslag aan den Prins in de
Statenvergadering te Dordrecht; en verzochten, na hunne terugkomst te Breda,
een duidelijk en beslissend antwoord op de twee hoofdpunten van het Verzoek-
schrift: het vertrek van het uitheemsch krijgsvolk, en het bijeenroepen der Algemeene
Staten ter regeling van 's Lands zaken. Het punt van godsdienst werd thans niet
aangeroerd, ofschoon er, naar het schijnt, bij de eerste zitting sprake over geweest was,
daar de Graaf van Schwarlsenhurg toen geschreven had, » dat dit wel het struikelblok
DES VADERLANDS.
zijn konde, om niet lot den vrede te geraken, welken men Tan beide zijden even zeer 1568—
wensclite, als men, van den anderen kant, ongenegen was, elkander ten opzigle van g ^
de godsdienst, iets toe te geven." Hoe dit zij, thans vraagden de Spaansclie gevolmag-
tigden, wie men eigenlijk onder uitheemsclien verstond, en lioedanige Statenvergadering 1575
men begeerde? Het antwoord was, dat »onder uitheemsclien ook de Spanjaarden ver-
staan werden, en dat men het bijeenroepen van de Algemeene Stalen op die wgze
verlangde, als in Vijftienhonderd vijf en vijftig, bij de overdragt der Nederlanden
door Keizer karel aan zijnen zoon filips , had plaats gehad. De Opper-Landvoogden
hadden voorheen wel nu en dan eenige afgevaardigden uit de bijzondere gewesten beschre-
ven, om over het inwilligen der verzochte beden te raadplegen, maar de Stalen begeerden
thans eene vergadering der Landschappen staatswijze, op welke zij het regt moesten heb-
ben, vrij en ongehinderd over zaken, 'sLands regering betreffende, te klagen en er huijf
gevoelen over uit te brengen." Nu begonnen 'sKonings gemagtigden ook ronder te
spreken. »Hard was 't," zeiden zij, »de Spanjaarden, de natuurlijke onderdanen des
Konings en die hem menige dienst, ter bescherming dezer gewesten, bewezen had-
den, ten Lande uit te jagen, terwijl de Staten toch Franschen, Engelschen, Schotten
en Duitschers, die eigenlijk vreemdelingen waren, in hunne dienst hielden; nogtans ^
zou de Koning de Spanjaarden niet langer in de Nederlanden laten, dan de nood zulks Lcnte-
maaud.
vereischen zou. Meer van den Vorst te vergen, zou legen zijn gezag en achtbaar-
heid strijden, welke men toch, naar het scheen, Avilde eerbiedigen. Wat het bijeen-
roepen der Staten betrof, de Koning zou er niets tegen hebben, wanneer de rust her-
steld was, zich zooals voorheen van hunnen raad te bedienen in zaken te hunner
kennisse staande, doch niet in zulke, die van zijne opperste magt en zijn welbehagen
afhingen, en welke hij alleen met zijnen daartoe ingestelden Raad behoorde af Ie
doen. Voorts gaf men genoeg te kennen, dat hij tot het bijeenroepen der Algemeene
Staten niet dan in den uitersten nood zou bewilligen, »aangezien zulk eene Algemeene
Vergadering langen tyd vereischt, zonder groole zwarigheid niet kan geschieden en
groote onzekerheid heeft." Daar, in allen geval, de Staten niet konden beschreven
worden, vóór de wapenen waren nedergelegd, zoo bood men, om hiertoe te gera-
ken, in naam des Konings aan, )) Holland, Zeeland, Bommel en Duren te handhaven
of te herstellen in de voorreglen, welke zij vóór de beroerten bezeten hadden; al wat in
die beroerten bedreven was, te vergeven en vergeten; de vonnissen van ballingschap
en verbeurdverklaring te vernietigen; de goederen terug te geven en de gevangenen te
slaken. De Prins en de Stalen zouden daartegen de landen, steden, sloten, sterk-
ten, ook het geschut en de schepen, die in hunne magt waren, gelijk mede alle
gebouw^en en goederen, vooral geestelijke, voor zoo ver zij nog aanwezig waren, we-
dergeven, en de krijgsgevangenen, de Graaf λίιλχ Dossu daaronder begrepen, ontslaan.'
De Roomsch-Katholijke godsdienst moest in al de Nederlanden, gelijk ten tijde yan
436 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
568—'sKonings inbuldiging, uitgeoefend worden, alzoo de Staten toen en nog onlangs be-
tuigd hadden, daarin te willen leven en sterven. De Onrooraschen zouden, doch slechts
voor ditmaal, de vrijheid hebben, hunne goederen binnen zekeren tijd te verkoopen,
en het Land te verlaten; doch in dien tusschentijd zou het hun niet veroorloofd zyn,
openlijk godsdienstoefening te houden. Tot verzekering van al het genoemde, zou men
den Staten 's Konings woord en zegel geven, en daarenboven al hetgeen men, op
hunne verdere begeerle, naar billijkheid zou vinden te behooren."
De Graaf van Schwarlzenhurg was nog steeds van gedachte, dat men elkander ge-
makkelijk verstaan zoude, het punt van godsdienst alleen uitgezonderd. De Prins van
Oranje echter beweerde, en met rede, dat van de Spaansche zijde noch in het vertrek
der uitheemschen, noch in het bijeenroepen der Algemeene Slaten, in den zin name-
lijk , welken men bedoelde, was toegestemd. Men had wel hoop gegeven, dat de Span-
jaarden zouden verwijderd worden, maar zy moesten toch zoo lang blijven als de nood
het vorderde, dat is, zoo lang den Koning behaagde. Men had wel beloofd, na het
herstel van den vrede, de Staten bijeen te roepen, maar op voorwaarde, dat zij zich
niet zouden moeyen met zaken, die hun niet regtstreeks aangingen. Van daar ver-
klaarde oranje aan jan van Nassau, dat er, »menschelijker wijze gesproken, weinig
uitzigt was op zulk eene bevrediging, als voor het welzijn der Christenheid wenschelyk ware,
omdat," voegde hij er by, » onze vijanden, in stede van in onze billijke en regtvaardige
verzoeken, het vertrek der vreemdelingen en het bijeenroepen der Algemeene Staten,
te bewilligen, ons voorwaarden hebben gesteld (namelijk het verwyderen der On-
21V. roomschen), harder en onrcgtvaardiger dan wij ooit van de grootste dwingelanden
maand aarde kunnen ontvangen, en door welke onze toestand erger zou worden dan
3575 die der slaven of redelooze dieren. — Ik raadpleeg op dit oogenblik met de Staten
over een antwoord aan 'sKonings gemagtigden." De Slaten waren over het vertoog
van deze laalsten zoo weinig voldaan, dat zy den Prins aanraadden, de onderhandelin-
gen met hen af te breken, ten ware zij eenige nadere voordragt begeerden te doen;
doch ORANJE was van andere gedachten. Hun werd derhalve onder het oog gebragt:
)) dat het aandringen op het verwijderen der uitheemschen thans niet hard moest schg-
nen, alzoo men dit in het jaar Vijftienhonderd negen en vijftig, en wel om reden van
minder gewigt, het bezetten der grenzen door inlanders namelijk, gedaan had. In
Spanje, niet in de Nederlanden, waren de Spanjaarden de natuurlijke onderzaten des Ko-
nings; en welk hart zy den Nederlanders toedroegen, bleek genoegzaam, daar zij, sinds
hunne komst in het Land, hen voor Ketters en weerspannehngen uitgekreten hadden.
Gent, Doornik, Antwerpen, Mechelcn, Lier, 'sllerfogenbosch, Deventer, Utrecht, Rot-
terdam en andere steden konden van hunne geweldenarijen getuigen en hoezeer de oude
voorspelhng bewaarheid Averd, dat Nederland eens te laat zijne vermaagschapping met
Spanje beklagen zou. Tegen zoo veel geweld en onderdrukking hadden Holland en
DES VADERLANDS. 441ί
Zeeland zich, wel is waar, ook van de hulp van uilheemschen bediend, doch in dezen 1568—
was het nooit opgekomen, zich met de Regering te moeijen; de Duitschers daarenbo-
ven, konden in Holland en Zeeland naauweUjks voor vreemdelingen gehouden worden,
daar deze gewesten steeds als graafschappen van het H. Roomsche Rijk werden aange-
merkt; evenwel was men bedacht, al het uitheemsch krijgsvolk af te danken, zoodra
de omstandigheden dit zouden veroorloven. Wat de diensten betrof, Avelke de Spanjaar-
den aan den Koning en zijne voorzaten in de Nederlanden bewezen hadden, deze wer-
den meer dan opgewogen door de nadeelen, welke zij den Lande hadden berokkend;
immers hun gedrag was zoo bekend en geschuwd, dat alle steden, welke er slechts
eenigzins toe in staat >varen, de Spaansche bezettingen met geweld afgewezen, of met
geld, gelijk onlangs Amsterdam, afgekocht hadden. De Nederlanders, daarentegen,
hadden den Koning, zoo wel als zijn vader Keizer karel V, diensten bewezen, die ande-
ren lof, beteren loon Avaardig waren. St, Quentin, Grevelingen^ Frankrijk, Italië, Afrika
zelfs konden zulks getuigen, en nogtans had men sinds Vijftienhonderd tAvintig in Spanja
geen Nederlander in eenigen regeringspost >villen gedogen. Te zeggen, dat de Koning
de Spanjaarden wilde laten vertrekken als het gevaar voorbij zou zijn, en men het on-
betamelijk hield meer te vorderen, was zoo veel als te erkennen, dat zij wel terstond
gaan konden, daar Holland en Zeeland niet alleen, maar zelfs de Algemeene Staten
op hunnen aftogt aandrongen, Avaartoe men echter den Koning niet dwingen, maar
door onderdanig verzoeken bewegen Avilde. De vergadering der Algemeene Staten zou
voorzeker niet op zulk eenen voet en onder zulke bepalingen, als de Koning scheen
te wenschen, kunnen gehouden worden. Van oude tijden af hadden de Staten het regt
gehad, den Vorst van raad te dienen en hem den toestand des Lands en der Regering,
Avelken zij van nabij kenden, open te leggen en voor oogen te houden. In Vijftien-
honderd acht en vijftig en het volgende jaar hadden zij den Koning onderscheidene
voordragten gedaan over het voeren van den Franschen krijg; ook hadden hunne vertoo-
gen dikwijls aanmerkelijke >vijzigingen in 'sKonings bevelen en verordeningen te weeg
gebragt, ja, niet zelden aanleiding gegeven, dat deze geschorst of geheel ingetrokken
>verden. Thans echter, naar het scheen, wilde men de Staten slechts bijeenroepen, om in
^sKonings beden te bewilligen, maar dat zij, voor het overige, zich in alles aan den
onbeperkten wil van Zijne Majesteit moesten onderwerpen. Dit was reeds voorlang uit
onderschepte brieven van alava gebleken, en ook alba had daartoe medegewerkt,
wiens spoor insgelijks diegenen sclienen te Avillen volgen, welke thans aan het bestuur
waren, en uit vrees, dat door het bijeenroepen der Staten hunne bedriegerijen en heb-
zucht mogten ontdekt worden, dit poogden te verhinderen onder voorwendsel van
kwetsing van 'sKonings gezag en achtbaarheid. — De overige punten, zoo als de her-
stelling en handhaving van 'sLands voorregten, het vergeten van hetgeen gebeurd was,
het slaken der gevangenen en soortgelijke aanbiedingen waren aannemelijk, maar het
446 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
J568—zweemde naar geene opregtheid, dat men daarby eiscble overlevering van sleden,
sterkten, schepen, geschut en andere zaken; zoo lieten, naar luid der oude fabel, de schapen
zich overhalen, om de honden, die hen bewaakten en beschermden, over te leveren,
waardoor de wolven hen te gemakkelijker verscheurden. Men zag immers nog altijd
■ in den Prins en in de Staten oproerlingen, schoon zij zich nooit tegen den Koning
vergrepen, maar veeleer 's Vorsten dank verdiend hadden, daar zij, in zijn eigen belang,
hun have en goed, vrouw en kind tegen de dwingelandij des Hertogs van Alba hadden
verdedigd. Steeds was door hen onbewimpeld verklaard, dat zij de wapenen niet tegen
den Koning hadden opgevat; ook wilden zij zich zijner gehoorzaamheid niet onttrekken.
Onbillijk was het voorts hen te vergen, de Hervormde godsdienst of het Land te ver-
laten ; hierdoor wreef men hen den blaam aan van Ketterij, hetgeen geheel ongegrond
was, daar zij zich aan het Katliolijke-Apostolische geloof vasthielden en alleen de
ingeslopen grove misjjruiken verwierpen, ten einde God, wat Godes, en den Koning,
wat des Konings is, te kunnen geven. Zij moesten derhalve rondweg verklaren, dat zij in
de gestelde voorwaarden geen genoegen namen, en er zelfs weinig op vertrouwen konden,
daar hun het lot van egmond , hoorne , montigny en anderen nog versch in het geheugen
lag. Vreemder en wreeder was 't, zoo vele getrouwe onderzaten, Avelke de Hervormde
godsdienst beleden, ten Lande uit te drijven, dan drie of vier duizend Spanjaarden van
hier weg te zenden, waar zij zich zeven of acht jaren hadden vetgemest. Voorzeker zou
door het verjagen van zulk eene groote menigte nijvere en handeldrijvende inwoners,
'sLands welvaart verdreven en naar elders verplaatst worden, gelijk reeds uit het vestigen
buiten 's lands van diegenen, >velke om de gestrenge bloedbevelen gevlugt waren,
genoegzaam gebleken was. Het zou den vertrekkenden weinig baten, dat zij hunne
goederen tot geld mogten maken, daar men die, indien er zich al koopers voor opde-
den, niet dan tot lagen prijs begeeren zou; en dat men hun die vrijheid slechts voor
éénmaal wilde toestaan, gaf niet onduidelijk te kennen, dat men de achterblijven-
den op nieuw door het Spaansche geloofsonderzoek Qn de bloedbevelen dacht te kwel-
len, waardoor nieuwe ellende te duchten w^as, en 's Konings kroon welligt van een
der schoonste edelgesteenten konde beroofd worden, hetgeen men bovenal moest trach-
ten te voorkomen. Derhalve verzochten zij, dat men dit hun vertoog, als voortsprui-
tende uit opregte genegenheid tot den Koning en uit vurigen ijver voor 's Lands wel-
zijn, ten beste wilde duiden; inmiddels zouden zij God bidden, dat Hij den Koning
cn diens gemagtigden met beteren raad wilde zegenen." — Korkelis Franszoon, Bur-
gemeester van Woerden, Aveigerde aanvankelijk dit geschrift te onderteekenen, om-
dat er in beweerd werd, dat de Hervormde godsdienst, welke men hier te Lande
naar de leer van kalvijn beleed, de Katholijk-Apostolische was, waarvoor hij de Her-
vormde godsdienst naar de Augsburgsche belijdenis, welke in Woerden openlijk gepreekt
werd, alleen houden kon. Het gelukte echter den Advokaat paulus buys den Bürge-
DES VADERLANDS. 441ί
meester omtrent zijn gewetensbezwaar gerust te stellen, nadat men hem schriftelijk 1568—
bewijs van de bedenking, door hem geopperd, gegeven had. ^^^^
De Spaansche gemagtigden verklaarden, in antwoord op het vertoog der Staatschen,
ï> dal men genoegen nam in het verwijderen der Spanjaarden en andere vreemdelingen
uit het Land, zoodra alles geschikt was en de Staten ook van hunne zijde de nitheem-
sche benden hadden afgedankt. Zij verwonderden zich zeer, dat men Holland en Zee-
land graafschappen van het Rijk noemde, daar toch algemeen bekend was, dat de
Koning en zijne voorzaten, deze gewesten steeds als onafhankelijke Sonvereinen bezeten
hadden; ook konden zij niet gelooven, dat de kequese>'S, op wiens schrijven men zich
in dezen beriep, een ander gevoelen schriftelijk zou geuit hebben. Voorts boden zij
aan, de Algemeene Staten bijeen te roepen zoo als in het jaar Vijftienhonderd vijf
en vijftig, tijdens de overdragt, geschied w^as. Zij vonden het echter Icn uiterste
vreemd, dat men, ten opzigte van het overleveren van steden, schepen, geschut en
dergelijke, hun eene zoo kwalijk toegepaste fabel naar het hoofd wierp, daar zij zelfs
niet het meest verwijderde voornemen koesterden, dit overleveren anders dan onder
den zekersten waarborg te laten geschieden, en de Keizer zelf, des noods, voor, de
eerlijkheid hunner bedoelingen zou instaan. Wat de godsdienst betrof, de Koning zou
daarin zelfs niet de minste verandering gedogen (1). Men zou echter den Onroomschen,
(1) ))En aciifjaonde de Calliolijke lloomschc Religie, Avil syiic Maj. alhier weder wei ahsolutc-
lijk verliaeU hebben Tan geen meninge te syn in 't minste toe te geven, dat contrarie van die
soude wesen, ook niet een jota van deselvc tc willen Avyken, maer sodanig die 't onderJiouden,
als syne Miij. en 't Land die van Iiare Yooroiideren ontfangen hebben, en altoos opeiibaerlijk be-
leden en geobserveert, en daer m syne Maj. cn sijnc Maj. voorsaten ontfangen en gehidd geureest
sj/n voor Princen en Heeren van den Landen, en onder welke die van Rolland en Zeeland syne Maj.
hebben geloofd en gesivoren de gehoorsaemheid en getrouwigheid, van dc veranderinge van de
welke nooit questie is geweest." eor, I/est. d. Nederl. Oorl. D. L B. VUL hl. 005. Dit zelfde
wordt letterlijk gevonden bij campana, della guerra di Fiandra, T. I. p. 144 verso. chapi'UYS,
Hist. Gén. d. l. g. d. Fl. Liv. IV. p. 187 heeft dezen gevolgd, haraeus, Annal. Brab. ï. 1Π.
p. 220, zegt )>Rex tarnen vult, nt Religio Catliolica Romana generaliter in omnibus suis Pro-
vincïïs liberè atcjue secure exerceatur, non aliter atque co tempore quo in Provincïïs inauguratus
et juramento confirmatus fuit, quando et Ordinis se in eadem Religione mori veile jurarunl." ben-
TivoGLio, Nederl. Hist. bl. 221, laat de Spaansche gemagtigden zeggen )) dat toen de Koning liet
bcAvind over de Nederlanden aanvaardde, hij en dc Nederlanders onderling gezworen hadden, dc
Katholijke godsdienst alleen tc beschermen cn te bewaren." En hooft, Nederl. Hist. 13. X.bl. 417,
legt hen in den mond »yets in te ruimen, dat teegliens 't Roomsche geloof streed, dit was de
Koningh van geenen zinne, nochte soo veel als den minsten letter daar af Ie wyken: gelijk dan
ieder ivist, hoe hij die handhaving van hetselve bij zijne hiddiging bezworen had.",
m
1568-
1576
440 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
■ welke Let Land Avilden Tcrlaten, zes maanden gunnen, om regel op hunne zaken te
stellen, mits zij zich rustig hielden en geene ergernis gayen, en acht of tien jaren,
om hunne goederen te yerkoopen; ja, zij konden die zelfs behouden, wanneer zij deze
door Katholijken lieten beheeren. Wien dit niet beviel, moest het missen van zijn
Vaderland niet den Koning, maar zich zeiven wijten, daar hy zich aan de bestaande orde
van zaken niet wilde onderwerpen. Men bewilhgde dit vrije uittrekken slechts voor
éénmaal, om te verhoeden, dat door het invoeren van de eene nieuwigheid na de
andere, het Land in gestadige onrust bleef verkeeren. Zoo slechts de uitheemsche
Leeraars zich bekeeren of vertrekken wilden, zouden de onderzaten, dacht men,
het Katholijk geloof blijven aankleven, en hunne neringen en handteeringen voortzet-
ten, waarin de Koning voornemens was, hen te beschermen, zonder hen immer met
het Spaansche geloofsonderzoek te bezwaren, hetwelk hij ook nooit te voren bij hen had
willen invoeren."
Dit antwoord bragt de Staten in eenige verlegenheid. Immers werd daarin bewilligd
al hetgeen zy bij hun Verzoekschrift begeerd hadden: het verwijderen der vreemdelin-
gen namelijk, en het bijeenroepen van de Algemeene Staten. Om vrijheid van gods-
dienst hadden zij in dat geschrift regtstrceks niet gevraagd, maar alleen de afschaffing
van het geloofsonderzoek en der bloedbevelen verlangd; en dit werd hun nu niet al-
leen toegestaan, maar zelfs de verzekering gegeven, dat men er nooit aan gedacht
had, het Spaansche geloofsonderzoek hier in te voeren. En toch kwam het bij hen
hoofdzakelyk op vrijheid van godsdienst of gewetensvrijheid aan, waarin de Koning
volstrektelijk niet bewilligen wilde. Graaf jan van Nassau had dit voorzien, doch
tevens den wensch geuit, dat de Prins en de Staten, de Hervormde godsdienst en
's Lands aloude voorregten bestendig mogten bly ven handhaven en in niets, ten na-
deele daarvan, toegeven noch zich tot eenen glimpigen vrede laten verleiden. »Op
een vasten Ghristelijken vrede," voegde hij er bij, »is thans nog weinig hoop; de
Spanjaarden zullen eerst nog meer degelijks moeten ondervinden en met schade verstan-
dig worden." — De Spaansche gemagtigden vorderden dadelijk een beslissend ant-
woord, doch van de andere zijde verlangde men daartoe een uitstel van eenige weken,
om het gevoelen der steden en gemeenten over de voorgestelde punten in te winnen.
Het was den Staten, namelijk, en den Prins uit het jongste geschrift en uit eenige
redenen van 's Konings gevolmagtigden voorgekomen, als of deze het antwoord
van hen op hun eersten voorslag slechts hielden voor het werk van eenige bijzondere
Personen, en daarom boden zij thans aan, dit hun laatste geschrift in de Vroedschap-
pen te laten rondgaan, en hun het antwoord, dat men daar zou ontvangen, mede te
deelen. Opdat evenwel een werk van zoo veel omslag niet vruchteloos mögt zyn,
verzocht men, vooraf te mogen weten, of de Spaansche bevolmagtigden nu hun ge-
heelen last geopenbaard, dan of zij van 's Konings wege nog iets anders voor te stellen
DES VADERLANDS. 441
hadden. Deze echter vonden de bedenking, hun Yoorgeworpen, ten hoogste vreemd; 1568—
zij betuigden nergens te kennen gegeven te hebben, dat zij de aangevangene on-
derhandelingen niet genoegzaam gewettigd hielden, en ganschelyk gezind waren,
op denzelfden voet voort te gaan. Wat hun verder door den Koning gelast mögt
zijn, daarover wilden zij zich niet uitlaten, vóór de ontvangst van het antwoord
op hun jongste geschrift. En dewijl bet laatste ingediende vertoog luidde: »uit
naam van den Prins, de Staten van Holland en Zeeland, Bommel en Buren
met hunne bondgenooten (geassocieerden)zoo wenschten zij te Aveten, wie men met
deze bondgenooten bedoelde, opdat de Koning wist, met wie hij handelde. Hierop
verklaarden de Staatsoliën, »dat zij er degenen onder verstonden, welke sinds
Vijftienhonderd zes en zestig het Land verlaten hadden en nog hunne zijde hiel-
den." Dc Staten begrepen te wel, dat de Vroedschappen geenen vrede op* eenen zoo
nadeeligen voet voor de Hervormden zouden begeeren, om niet aan een gunstig ant-
woord van dien kant te twijfelen. Immers betuigden zij: »indien het gebeurt, zoo
als waarschijnlijk is, dat door de sleden al het voorgestelde eenparig afgeslagen wordt,
zal deze onderhandeling (coinmumcatie) alzoo afgesneden worden, zonder gevaaj: of
groote beweging (rumoer) (1).»
De Graaf van Schwarizenburg, welke geene moeite gespaard had, partijen nader
tot elkander te brengen , en daarom dikwerf van Breda naar Dordrecht en Antwerpen ge-
reisd was, besloot thans naar Buitschland terug te keeren, dewijl hij voorzag, dat de
onderhandelingen op de lange baan zouden geschoven worden en hoogstwaarschijnlijk
vruchteloos afloopen, wegens het punt van godsdienst, waarin men aan beide zy-
den geene toegeeflijkheid toonde. Daarenboven werd hij door de Spaanschgezinden
verdacht gehouden, zoowel wegens zijne namaagschap met den Prins van Oranje, als
omdat hij ten sterkste aandrong, den Hollanderen en Zeeuwen omtrent de gods-
dienst genoegen te geven, opdat zij niet uit wanhoop een anderen Heer hun
Land mogten aanbieden. Vóór zijn vertrek, verzocht hij de Staten, welke van
Dordrecht naar Geertnndenberg gekomen >varen, hem eenige bevolmagtigden mede
(1) Resolut. V. Holland, bij wagenaar, D, VIL bl. 28—42, en van wijn op wagenaar, St. VIL
bl. 22—24. Archives de la Maison dWrange, T. V. p. 125, 126, 130, 131, 137—141, 143,
144—147, 150, 151, 158, 171, 172. mendoce, Ilist. d, I g. de FL Liv. XIV. p. 295. cam-
paka, della guerra di Fiandra, T. I. p. 140—146. bestivoglio, Nederl. IJist. bl. 217—221.
le i'etit, Chron. d. Holl. Τ. IL Liv. XI. ρ. 300. chappüys, Hist. Gén d. l. g, de Fl Liv. IV.
p. 185—189. de TAssis, Comment. Lib. 11. p. 193, 194. iiaraeus, Annal. Brah. T. IIL
p. 219—222. bor, Hist. d. Neilerl. Oorl. D. 1. B. VUL bl. 595—^04. v. meteren, Hist. d.
Nederl Oorl B. V. bl. 106—108 verso, hooft, Nederl Hist. B. X. bl. 411--417.
II Deel, 5 Stuk, 56
-ocr page 442-1568-
1576
442 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
■ te geven, die door zijne tusschenkomst misschien eene meer gunstige beschik-
king , ten aanzien der godsdienst, bij het Spaansch bewind konden bewerken. Om daartoe
den tijd te winnen, stelde hy hun voor, een bestand van zes maanden te verzoeken, terwijl de
godsdienst ondertusschen zou blijven op het punt, waarop zij thans stond. De Staten
namen in beide voorstellen genoegen, maar van de Spaansche zijde wilde men slechts
in eene wapenschorsing van twee maanden bewilligen en onder voorwaarde, dat de
Hervormde eeredienst zoo lang gestaakt en het Land door de Predikanten zou
verlaten worden. Requesens weigerde brieven van vrijgeleide voor de gezanten
der Staten, die sghwartzenburg zouden verzeilen, af te geven en om welke de
Graaf hem verzocht had, Λνίεη hij eene voorspoedige reis toewenschte. De Staten
betuigden hunne tevredenheid over 's Graven pogingen, en begiftigden 'hem en zijne
gemalin mét een geschenk in zilverwerk ter waarde van zeven of acht duizend gulden,
hetwelk hun door een lid uit de Edelen en zeven leden uit de steden, bij eene Latijn-
sche aanspraak , werd aangeboden. Oranje vereerde hem vier stuks rundvee en even zoo
veel paarden, de schoonste , die men in Friesland vinden konde. Hohenlo ontving een zil-
veren lampet, meer dan duizend gulden waard, en van den Prins, naar het schijnt,
drie groote zilveren drinkbekers ten geschenke. Den geheimschrijver van schwartzen-
BURG schonk men eene gouden keten ter waarde van honderd kroonen (1). De bei-
de Graven trokken met hun gevolg naar Dillenburg (2). Schwartzenburg prees
'sPrinsen inschikkelijkheid, maar beklaagde zich ten hoogste over de tegenwerking van
DE B.EQUESEWS by de onderhandelingen, over de verachting, met welke de Spaansche
gemagtigden spraken niet alleen van de Duitsche Vorsten, maar van den Keizer zeiven,
en dat hun gedrag genoegzaam toonde, hoe weinig de vrede hun ernst was (5).
In alle steden werd het laatste voorstel der Spaanschen lang en rijpelijk over-
wogen. Niet vóór het begin van Bloeimaand ontving hun geheimschryver be la tor-
re, onder vrijgeleide te Gcerlruidenherg gekomen, in naam van den Prins, de Edelen
en de Ridderschap van den Lande van Holland, de Burgemeesteren, Schepenen,
Raden en Oudraden, Vroedschappen, Dekens, Gilden en gemeene neringen van
Dordrecht, Delft, Leiden, Gouda, Rotterdam, Gorinchem, Schiedam, Brielle,
, Schoonhoven, Woerden, Oudewater en Geertruidenberg, van Bommel en Buren,
van Middelburg, Zierikzee, Vlissingen en Vere, en ongetwijfeld ook van de sleden
(1) Resolutien van Holland, bij wagenaar, D. VIL bl, 42, 43. v. wijn op waüenaar. Si. Vil.
bl. 25, 26. bor, Hist. d. Nederl Oorl D. I. B. VUL hl. 604—606. v. meteren, liist. d. Nc-
derl Oorl. B. V. bl. 108, 109. hooft, Nederl Hist. B. X. bl. 417.
(2) Archives de la Maison d^Orange, ï. V. p. 199.
(3) Archives de la Maison d'Orange, ï. V. p. 200, 201.
-ocr page 443-DES VADERLANDS. 441ί
des Noorder-kwarders een anhvoord, dat echter ten Hove als onduidelijk \erworpen 1568-
werd. Men bood Tan de Staatsolie zijde aan, alle duisterheden te willen ophelde-
ren, zoodra zij aangewezen wierden; en toen dit geschied was, verscheen een ant-
woord van dezen inhoud: » Het aanbod omtrent het herstellen der voorregten was aan- l v.
Zom
nemelijk, zoo men er bij vrijheid van geweten gebruik van kon maken, maar zou ^^^^^^^
weinig dengenen baten, die het Vaderland moesten ruimen. Daar men nu evenmin 1575
gezind Avas, de Hervormde godsdienst als het Land te verlaten, verzocht men den Ko-
ning, de vervolging te staken; men zou hem dan, even als zijnen voorzalen, trouw
en gehoorzaamheid bewijzen. Op verzekeringen en beloften was niet te vertrou-
wen, als men de sterkten en krijgsbehoeften moest overleveren vóór het vreemde krijgs-
volk vertrokken en de eendragt hersteld was door de regeling, bij de Algemeene Staten
te beramen, 's Prinsen en der Staten begeerte naar vrede was reeds duidelijk genoeg
uit de vorige onderhandelingen gebleken, en tot sterker bewijs daarvan, verklaarden zij,
genegen te zijn, het punt van de godsdienst en al de overige aan de beslissing van
eenc wettige vergadering der Algemeene Staten over te laten. Wist men een geschikt
«
middel te vinden, om in den tijd, tusschen het vertrek der Spanjaarden en de dagvaart
der Algemeene Staten, alle vijandelijkheden te voorkomen, zij zouden zich aan al
wat redelijk was onderwerpen (1)."
Ondertusschen had de requesens het gevoelen van den Raad van State en van verschei-
dene hooggeplaatste mannen nopens den vrede ingewonnen. Zy hadden het raadzaam
gekeurd, »dat men de vreemdelingen liet vertrekken, en in eene Algemeene Statenver-
gadering bewilligde, op welke de Leden zich, zoo wel ten aanzien van de godsdienst
als der regering, vrijelijk konden verklaren, daar de eindbeslissing immers nog altijd aan
den Koning verbleef. Den Onroomschen zou men wel geenc openbare godsdienstoefe-
ning , maar toch vryheid van geweten veroorlooven, anders was te vreezen, zoo
men te sterk op sijn stuk in dit opzigt bleef staan, dat de Prins van Oranje zyne
oogen op een vreemd Vorst zou >verpen; hij toch had reeds onbewimpeld verklaard, dat
het der bruid, welke in zijne magt was, niet aan vrijers ontbrak." Men verhaalt, dat
DE REQUESENS CU de Spanjaarden zich naderhand beklaagden, dezen raad niet gevolgd
te hebben (2).
Door het afbreken der onderhandeüngen te Breda, waren de Spaansche gijzelaars uit
Dordrecht vertrokken; doch toen eenige van hen in Zomermaand aldaar terugkeerden, 23v.
verschenen ook de Staatsche gemagtigden op nieuw te Breda. Hier werd hun een weder-
(1) Resolutien van Holl, bij wagekaar, D. VIL bl. 43—45. v, wijn op wagekaar, St. VIL
bl. 26, 27. BOR, Ilist. d. Nederl. Oorl D. 1. B. VUL bl. 606—608.
(2) van meteren, IHst. d. Nedci^l. Oorl. B. V. bl. 109.
-ocr page 444-446 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
antwoord van 'sKonings zijde ter hand gesteld, waarin men bleef aandringen, »dat de
godsdienst, welke, even als de voorregten, door den Koning Avas bezworen, moest
hersteld worden. Hoewel men den Onroomschen reeds genoeg had bewilligd, was de
Koning nogtans genegen, het gevoelen der Algemeene Staten, zoo over de godsdienst als
de regering, te vernemen, om er daarna zelf regel op te stellen. Het Spaansche krijgs-
volk kon zoo spoedig niet weggezonden Avorden; ook w^as 't niet voorziglig, 'sKonings
leger te verzwakken, zoolang geen vergelijk tot stand gebragt was. Wisten de Bond-
genooten evenwel eenigen zekeren waarborg te geven, dat het vergelijk en 's Konings
besluit, na het hooren der Algemeene Staten, opgevolgd zou worden, men zou dien
gaarne aannemen."
Hieruit bleek onmiskenbaar, dat men aan de Spaansche zijde onverwrikt besloten had,
geene andere dan de Roomseh-Katholijke godsdienst te dulden; en dat eene Algemeene
Vergadering der Staten, afhankelijk gemaakt van 'sKonings welbehagen, geene vr^heid
van godsdienst, het punt daar nu alles scheen op te draaijen, zou bewerken. In krach-
tige bewoordingen gaven de Prins en de Staten te kennen, »dat men hen met die Al-
gemeene Statenvergadering, welke niets meer dan haar gevoelen in het godsdienstige
mögt uiten, slechts zocht om den tuin te leiden. Wreedheid Avas het, zoo vele men-
schen ten Lande uit te jagen, onder voorwendsel van 'sKonings eed, daar men toch
bewyzen konde, dat de Vorst niet der Roomsche, maar der Heilige Kerke gezworen
had. Zij smeekten derhalve nogmaals om vrijheid van godsdienst, of dat dit punt,
even als al de overige, geheel aan de beslissing der Algemeene Staten wierd overgelaten.
Het vreemde krijgsvolk behoorde te Avorden weggezonden, doch men moest van hen
niet vergen, dat zij inmiddels ook hunne benden afdankten; de Koning immers was
veel beter in staat dan zij, om des noods spoedig een nieuw leger op de been te bren-
gen. Was men voor vijandelijkheden beducht, men mögt middelen tot waarborg daar-
tegen voorslaan, en de Staten zouden daarop behoorlijk genoegen geven."
De Spaansche gemagtigden verklaarden schriftelijk, »dat zij geen last hadden, zooda-
nige middelen op te geven, en het voorstel der Staten aannemen noch verwerpen kon-
den. Zij verzochten tijd tot den eersten van Slagtmaand, om den Koning te schrijven
en het antwoord af te wachten; inmiddels waren zij genegen over een vast bestand te
onderhandelen; intusschen zouden de rivieren gesloten blijven, de uitoefening der
Roomseh-Katholijke godsdienst (in Holland en Zeeland) vrijstaan, en de uitgeweke-
nen in het vrije gebruik hunner goederen hersteld worden." De Staten daarentegen
oordeelden, dat, »tydens het bestand, in de steden en op de rivieren de wapens moes-
ten afgelegd worden, en zoo de Koning de stroomen van boven liet sluiten, het hun
ook zou vrijstaan de Zuiderzee en andere wateren van dien aard gesloten te houden.
Wilden de uitgewekenen terugkeeren, dan moesten zy zich tot het bestuur der plaats
wenden, waar zij wenschten zich te vestigen."
DES VADERLANDS. 441ί
Toen de zaakgelastigden der Staten van dit een en ander ter dagvaart verslag gedaan 1568—
hadden, waren vele leden geneigd, alle verdere onderhandelingen af te breken; de
Koning toch wilde op het punt van godsdienst niets toegeven; en hun, gelijk zij zich
uitdrukten, »kwam het ongelegen, het Vaderland om der godsdienstwille te ruimen."
Daar echter de Noord-Hollandsche sleden oordeelden, dat men den handel over een
bestand moest voortzetten, werden de gemagtigden van een nieuwen lastbrief voorzien
en naar Breda teruggezonden. Hier werd hun afgevraagd, »of zij begrepen, dat deAl-
gemeene Statenvergadering slechts r kennis behoorde te nemen van het punt der gods-
dienst, dan of zij ook moest beslissen, of de Onroomschen al dan niet in den Lande
zouden geduld worden." Zij verklaarden, dat het laatste hunne meening was. Hierop
Averd wel voorts over een bestand gehandeld, docli met weinig vrucht, daar men el-
kander verdacht hield, van uit slinksche oogmerken de zaak op de lange baaji te
willen schuiven. De Spaansche gemagtigden wenschten zekerlieid, dat men aan de
andere zijde zich zou onderwerpen aan hetgeen in de Algemeene, Statenvergadering be-
sloten wierd. Op de vraag, »welke zekerheid zij begeerden en ook van hunnen kant geven
wilden," werd geantwoord, »dat de Koning den Staatschen zijn woord, hand en zegel,
door de Algemeene Staten bekrachtigd, beloofd had, als ook het woord des Keizers en
der andere Diiitsche Vorsten van 's Konings bloede; dc Piins en dc Staten daarentegen
moesten, boven en behalve hunne belofte, eed, brieven en zegels, ook gijzelaars geven,
en de steden Brielle en Enkhuizen in IloUand, en Vlissingen en Arnemuiden in Zee-
land aan de Algemeene Staten, of aan andere onzijdigen , tot waarborg overleveren."
Die eisch klonk den Prins en den Staten vreemd in de ooren en zij verklaarden,
»dat het geven van gijzelaars, hetgeen niet anders dan van weerzijde kon geschieden,
tot niets zou dienen, en dat men de vier steden niet kon overleveren, daar zij de voor-
name handelende partijen waren, voor welke men verzekering zocht, en die alzoo niet lot
verzekerinff konden gesteld worden. Bovendien moesten deze en al de andere steden in
o o
Holland en Zeeland niet beschouwd Avorden, als of zij zich aan 's Konings gezag liad-
ilen onttrokken, maar als de zoodanige, welke, ten behoeve Zijner Majesteit, tegen de
dwingelandij der vreemdelingen dienden beschermd Ie Avorden, en derhalve zoo goed
als in 's Konings niagt waren." Hiermede werden de onderhandeHngen geheel afge-
broken. Der Stalen gelasligden namen hun afscheid met een geschrift, waarin zij zicii
zeer beklaagden, »dat men van 'sKonings zijde onverzettelijk op den harden ciscli van
het vertrekken der Onroomschen bleef aandringen, waarvan blijkbaar het doel slechts
zijn kon, om het Land met al de voorregten aan een klein getal achterblijvende Room-
schen te laten. Insgelijks vonden zij het vreemd, dat de billijke aanbieding van den
Prins en de Staten, om het punt der godsdienst en de overige vraagstukken aan de be-
slissing eener wettige vergadering der Algemeene Staten te onderwerpen, noch aangeno-
men , noch verworpen was. Hieruit moesten zij het gevolg trekken, dat men slechts ge-
446 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—tracht had, hen op te houden, om intusschen de andere gewesten in slaap te wiegen
en daardoor te zekerder in slavernij te brengen. Voor God en de wereld betuigden
zij, dat het niet treffen van den vrede geenszins aan hen gehaperd had, maar aan
degenen, welke door onderdrukking der landzaten, hunne eigene heerschappij zochten
te vestigen. Mögt er nader bescheid uit Spanje komen, de Prins en zijne aanhangers
zouden niet weigeren, de onderhandelingen weder aan te knoopen, zoo zij dit alsdan
oorbaar hielden en denken konden, dat de Spaanschen met meer opreglheid wilden
14 y. te werk gaan." 'sKonings gemagtjgden beldaagden zich, in antwoord op dit geschrift,
niet minder over de scherpe taal, met welke men hunne opregte bedoeling had be-
oordeeld. Zij betuigden, »het vertoog der Staten slechts aan te nemen, om er 's Ro-
nings antwoord op te verwachten," en verklaarden, «insgelijks voor God en de we-
reld, indien men, na het ontvangen van dat antwoord, mögt weigeren den vredehandel
voort te zetten, de schuld van het afbreken daar van niet op den Koning, maar al-
leen op den Prins en de Staten komen zou." En liiermede liepen de langdurige Bre-
dasche beraadslagingen ten einde (1).
Sommigen beweren, dat de ware oorzaak van het mislukken der onderhandelingen
was, dat men aan weerzijde den vrede niet opregtelijk begeerde (2). Anderen inte-
gendeel meenen, dat men dien beiderzijds indedaad ernstig wenschte, en het, zoo niel
alleen dan toch hoofdzakelijk, aan het punt van godsdienst haperde, hetwelk de Ko-
ning noch de Staten wilden laten glippen (5). Eenigen twijfelen mede geenszins, dat
FïLiPS en de Prins met de Staten naar vrede haakten, maar de Koning alleen, » omdat
hy daardoor ligter dan door geweld van wapenen, zijn doel hoopte te bereiken, en
niet dewijl hij de onbillijkheid zijner eischen inzag; terwijl uit den ganschen loop der
onderhandelingen blijkt, dat de Spanjaard den Nederlander slechts een rad voor de
oogen zocht te draaijen. Mogten de Nederlanders eens de wapenen hebben nedergelegd,
ligt ware hel alsdan de bepalingen te ontduiken, en de Katholyke Kerk zou daartoe
ongetwijfeld gewillig de hand Avillen leenen (4).'.' Anderen daarentegen beschuldigen
de Staten, en voornamelijk den Prins van Oranje^ dat zij den vrede niet van harte ver-
(1) ResoliUiën van Holland, bij wagenaar, ü. VIL bl. 45—51, en bij kluit, Ilist. d. Holl.
Staatsr. D. I. bl. 91. haraeus, Ä7inaL Brab. T. III. ρ. 220—222. bor, Hist. d. Nederl. Oorl
1). I. B. VIII. bl. 608—612. v. meieren, Hist. d. Nederl Oorl B. V. bl. 109, 110. hoopt,
Nede^i. Hist. B. X. bl. 419, 420. chappüys, Hist, Gén. d. I g. d. Fl Liv. IV. p. 187—189.
(2) v. d. spiegel. Onuiig, Stukk. St. I. bl. 2.
(3) kluit, Hist, d. Holl Staatsr. D. I. bl. 91. groen v. pwnsterer in de Archives de la Mai-
son d'Orange, ï. V. p. 259—262.
(4) V. cORviN-wiERsmTZKY, de Tachtig,j. Oorl D. II. bl. 473.
-ocr page 447-DES VADERLANDS. 441ί
langden, en dat toen het hun moeijelijk viel, »de aanbiedingen, of liever inwilligin- 1568--
gen des Konings, met een goed uiterlijk te verwerpen, zij hunne toevlugt namen tot ^^^^
Logomachien, als b. v. te beweren, dat de Hervormde godsdienst van kalvijn de ware
Apostolische en Katholijke Kerk was, waaruit men (slechts) alle grove misbruiken
weerde; en dat de Staten altijd in alle zaken het regt gehad en geoefend hadden, den
Vorst van hun raad te dienen. Voorstellingen, waar in één zin, en valsch in een
anderen, en die men arghstig aanvoerde, om stof tot disputeeren te houden, de kracht
van 'sKonings eed omtrent de godsdienst te breken, en door omwegen te bereiken
hetgeen men beoogde (1)." Evenzoo tracht requeseixs anderen met de schuld van het
(1) bilderdijk, GcscJi. d. Vaderl. D. VI. bl. 185. Niet scherper dan bilderdijk veroordcelen
Spaanscligezinde Sclirijvcrs, zoo als merdoce, Hist. d. l. g. d. FL Liv. XIV. p. 295. bentivoglio,
Nederl. JlisL bl. 222. lanaivio, Ze giierre di Fiandra, p. 48, en de tassis, Comment. Lib. 11.
p. 194, liet gedrag van den Prins en de Staten bij dezen TredeliandeL Campana verhaalt, dat
toen de onderliaudelingen te Breda voor cenigen tijd geschorst waren, ondersclieidenc vredelie-
vende mannen middelen beraamden, om alle hindernissen ter bevrediging uit den Aveg te ruimen.
Onder anderen schreef Dr, ciovanki matalio metello tot dat doel aan den Prins van Oranje, en
zond hem daarbij tevens een geschrift van federico furio coriolaso de valenza, een man in
hooge gunst bij den Koning van Spanje, welke daarin eenigc vredesvoorwaarden stelde en zich
aanbood, bij den Koning te bewerten, dat zij aangenomen wierden. Daar echter deze voor-
waarden v^einig van de Bredasche verschilden, zoo antwoordde oranje in korte woorden en als iu
scherts, ))dat de hoofdzaak was, goede waarborgen te vinden, opdat het vredesverdrag nagekomen
wierd, maar dat hij geene kans zag, die te krijgen, daar men hen als Ketters beschouwde,
en het geoorlooiH was, den Ketters geen Avoord te houdenDeila guerra di Fiandra, T. 1. p. 145,
146.— Over 'sKonings eed omtrent de godsdienst, zie hiervoor, bl. 98—100. Men voege aldaar,
bl. 98. (3) nog het volgende: Ook iu het formulier van den eed van den Landsvorst aan de
Staten van Brahand, bij raepsaet, Oeuvres Compl. T. I. p. 195, wordt geen woord gesproken van
het handliaven der godsdienst of der 11. Kerk. Alleen in den eed door Fitips, bij monde van
den Stadlioudcr, Graaf van Aremberg, aan de Staten van Friesland afgelegd, wordt gezegd, )) dat
hy 't Landt van Yrieslandt houden zal in justicie ende goeden regimenten, die Heylighe Kercke
ende gheestelycke luyden ende goeden insgelyks weduwen en Aveezen beschermen" Charterb. ν.
Yriesl. D. 111. bl. 183. Denzelfden eed legde Aremberg, als Vertegenwoordiger en Stadhouder des
Konings, ook af aan Overijssel, Groningen, de Ommelanden en ürenthe. Dit was eene xiitzon-
dering op den algemeenen regel, waarvan de reden niet voor de hand ligt; want in 's Ko-
nings eed aan de grootste en aanzienlijkste gewesten der Nederlanden, wordt van het hand-
haven der 11. K. godsdienst niet gerept. — BI. 99 (5) voege men nog, dat in 'sKonings
brief aan georgius van Egmond, Bisschop van Utrecht, den 8 van Oogstmaand 1559, welke
op het ernstigste de onderhouding der bloedbevelen tegen de Ketters en de zorg voor
de instandhouding der R. K. Kerk aanbeveelt, niet gesproken wordt, dat de Vorst door zijn
448 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
afbreken des yredehandels te bezwaren. Dit blijkt duidelijk uit het slot van zijn brief
aan die leden der Staten van Zeeland, welke nog de Spaansche zijde hielden, Avaarin
hij verklaart, »dat het mislukken der onderhandelingen te Breda niet aan den Koning,
of aan hem, of aan de Spaansche gemagtigden toe te schrijven -svas, maar aan de ker-
kenraden en leeraars der Ketters, die eene zoo groote deugd en weldaad belet hadden
door zulke onbillyke eischen, weshalve Iiij niet twijfelde, of vreemdelingen en onderza-
ten zouden 'sKonings groote goedertierenheid en genade bewonderen en prijzen, maar
integendeel de boosheid en halstarrigheid van die weerspannige Ketters verfoeijen." Welke
geheime redenen de Landvoogd ook moge gehad hebben, om de schuld dezer misluk-
Idng liever op de Leeraars der Onroomschen te werpen, dan op den Prins, de
Staten en hunne afgevaardigden, zeker is, dat hij zich bedroog, of anderen bedriegen
Avilde, alsof er, behalve de Kerkleeraars, geenc anderen in dien tijd waren, welke geen
vrede begeerden ten koste der vrijheid van geweten (l)." ■— Er is reeds opgemerkt,
dat REQUESENS gcen smaak vond in den raad, hem door den Raad van State en ande-
ren gegeven (2). Hij schijnt mede geen genoegzaam vertrouwen op de belofte der
Staten van Brahand gesteld te hebben, dat zij, en ongetwijfeld ook de afgevaardigden
der overige gewesten, niet gedoogen zouden, dat in de vergadering der Algemeene Staten
iets ten nadeele van het Roomsch-Katholijke geloof bepaald wierd. Nogtans blijkt van
elders, dat de Landvoogd, door het wegblijven van'sKonings uiterste beslissing omtrent de
voorwaarden, welke hij zou willen toestaan, in de grootste onzekerheid verkeerd heeft,
Avelk besluit hij moest nemen (5).
Wat van dit alles ook zijn moge, η de vruchtelooze uitslag dér Bredasche onderhan-
delingen was niet moeijehjk te voorzien," zegt een buitenlandsch Schrijver, »wanneer
men de beginselen in aanmerking neemt, van welke beide, zoo Nederlanders als Span-
jaarden, uitgingen. Deze waren zoo hemelsbreed van elkander verschillende," vervolgt
('cd daartoe gehouden is. Zie dien brief in de Kronyk van het Utr, Eist. Genootsch. D. IV.
St. Π. hl. 159. liet is vreemd, dat de Staten, toen men op den Bredaschen vredehandel van
de Spaansche zijde, naar liet schijnt, beweerde, dat de Koning door zijn eed tot het hand-
haven der lloomsch'Kaiholijke godsdienst verpligt Avas, zich niet, ten hetoogc van het tegendeel, op
dien eed zeiven beriepen, in plaats van zich met de spitsvinnige uitvlugt te behelpen, dat
men »bewijzen Ion, dat Zijne Majesteit niet der Roomsche maar der Heilige Kerk gezworen had."
Niemand, behalve de Heeren Staten en die van hunnen rade, zal onder de Heilige Kerk eene
andere dan de Roomsch-Katholijke verstaan hebben.
(1) TE wATEn, Yaderl. Ilist. D. IV. hl. 111, 112.
(2) Zie liiervoor, bl. 443.
(3) wagekaar, D. Vil. bl. 52.
-ocr page 449-DES VADERLANDS. 449
hij, )) dat op dat tijdstip nog aan geene vereeniging te denken τίοΙ. Filips 11 toeli 1568—
■kende zicli, als Heer der Nederlanden^ dezelfde magt toe, die hij als Heer van Spanje
bezat, en de billijke eischen der Nederlanders kwamen hem als zoo vele aanmatigingen
voor; de eeden, door hem gezworen, schenen hem niets meer loe dan gezochte vor-
men, Avclker zin hij meende naar welgevallen te kunnen verklaren. Elke beperking
van zijn wil, van onderdanen uitgaande, beschouwde hij als te eenenmale onvereenig-
baar met zijne Koninklijke waardigheid, en elke herinnering aan de voorwaarden, door
hem bij het aanvaarden der regering bezw^oren, als oproer. Dat hij zou bewilligen in
de vrije uitoefening der Hervormde godsdienst, ja zelfs die godsdienst in het algemeen
slechts dulden, scheen hem een zinnelooze wensch, want de Roomsch-Katholijke gods-
dienst was voor hem de heclitste zuil der volstrekte alleenheerschappij; liet hij éénen
steen aan dat gebouw^ ontrukken, zeer spoedig zou het tot een puinhoop kunnen iji-
eenstorten. Met behulp dier Kerk had hij Spanje geheel onder het juk gebragt; dien-
zelfden weg wilde hij ten aanzien der Nederlanden volgen. Hij, de Ridder van het ,
Kathohcismus, die de Kerk als ware het tot zijne uitverkorene had verklaard, zou
het als een eeuwigen smaad hebben beschouwd, zoo hij zelfs het minste smetje had
geduld, dat hare eer bezwalken kon. De taak zijner aardsche loopbaan moest hel
zijn, die eer te beschermen en te verdedigen; aan dat doel oiïerde hij tallooze men-
schenlevens en onnoemelijke somm.en op; ja, ware het nood, hij zou zijn eigen leven
of zijne kroon daarvoor ten beste hebben gegeven, want de verklaring, »dat hij liever
in het gelicel niet dan over Ketters wilde gebieden ^ was ongetwijfeld uit het binnenste
zijns gemoeds opgeweld." — »De Nederlanders, daarentegen, gingen van een geheel
ander gezigtspunt uit. Als Koning van Spanje^ was filips hun niets meer dan de Ko-
ning van Frankrijk of ieder ander uilheemsc}i Vorst; zij konden in hem slechts zien
den Hertog van ßrahand, den Graaf van Holland, den Heer van Mechclen enz., die
al deze waardigheden bij erfenis had verkregen. Het had hem toch vrijgestaan, dit
erfdeel van de hand te wijzen, zoo de bestanddeelen daarvan hem mishaagden; maar
toen hij de erfenis aanvaardde, nam hij haar over zoo als zij was. Indien nu zijne
voorzaten aan hunne onderdanen in die gewesten regten hadden ingewilligd, welke in
andere Landen werden beschouwd als den Regent te behooren, kon hij die daarom niet
erven, of het den Nederlanders euvel duiden, dat zij zich aan hun eigendom hechtten.
Op het stuk van godsdienst heerschte een even groot verschil vaiji gevoelen. De Her-
vormden beschouwden zich op verre na niet als Ketters of wangeloovigen; zij immers
geloofden toch, Avat curistus door zijne Apostelen en de Evangeliën had geleerd;
slechts wilden zij die leer bevrijd zien van de verordeningen, door baatzuchtige Pries-
ters haar toegevoegd, en uit de eeredienst misbruiken weren, lijnregt strijdig met hare
zuivere beginselen. Dit kon en moest hier evenmin strafbaar schijnen als de wensch,
dat de levenswandel van de dienaren en leeraars der godsdienst rein en hunner roeping
II Deel. ö Stuk. 57
-ocr page 450-4liO ALGEMEENE GESCHIEDENIS
i5G8—waardig Avare. De yervolgingen, waaraan zij, juist om dit gevoelen, van den kant der
Regering Avaren blootgesteld, moesten hun te onregtvaardiger voorkomen, aangezien de Re-
gering toch haar regt niet in het minst daardoor zag bekorten; Avant zij weigerden haar im-
mers volstrekt geene gehoorzaamheid, noch het vervullen hunner pligten, en deswege
moest hun als ten hoogste onregtvaardig voorkomen de eisch^van den Koning, dat zij
of het Land zouden verlaten of terugkeeren tot den schoot eener Kerk, welke zij be-
schouwden als in dwaling verkeerende." — »Beide filips en oranje wenschten den
vrede; maar ora.nje begeerde een verstandigen en gewaarborgden vrede — in één
woord, eenen vrede, zoo als filips dien nimmer kon of wilde onderteekenen, ten zij
hij zijnen aard te eenenmale had willen verloochenen (1)."
In weerwil van den vruchteloozen uitslag, lieten de Staten van Holland, ter herin-
nering aan deze vredesonderhandelingen, eenen gedenkpenning vervaardigen. Op de
eene zijde is de Hollandsche tuin afgebeeld met den leeuw er in, een zwaard in zyn
klaauw houdende, met dit omschrift: Securiiis helium pace dubia (de oorlog is veili-
ger dan een onzekere vrede). Op de keerzijde staat de vrijheidshoed met het onder-
schrift: Liberias aurea, cujus moderatur habenas ratio, Anno 157t> (het is een gul-
den vrijheid, waarvan het verstand den teugel voert) (2). Maar was de handeling te
Breda, »waarop duizenden van menschen met zuchten naar den vrede staroogden,
niet alleenlijk te loor, maar tot groote verbittering der gemoederen over en weder,
afgeloopen," ongetwijfeld heeft zij lot het bewerken der Gentsche bevrediging in het
volgende jaar veel toegebragt. Immers uit de Bredasche beraadslagingen, in Avelke
de Slaatschen de godsdienst niet op den voorgrond stelden, ja, dit punt zelfs ge-
lieel aan de beslissing der Algemeene Statenvergadering wilden overlaten, bleek den
overigen Nederlandsche meer Katholijke gewesten, welke tot nog toe den kampstrijd,
als slechts om der godsdienst wille gevoerd, met onverschilligheid aanschouwd hadden ,
dat Holland, Zeeland en hunne bondgenooten niet alleen of hoofdzakelijk om de
Jiieuwe leer, maar inzonderheid ter herstelling der oude voorregten en ter verdrijving
der vreemdelingen de wapenen hadden opgevat; twee punten waarin zij het met hen
eens waren (3).
Inmiddels had de onvermoeid werkzame geest van oranje zich met het uitdenken
van nieuwe plannen bezig gehouden, om den Spanjaarden elders Averk te verschaffen,
of afbreuk te doen. Er Avas reeds in het vorige jaar door hem en de Staten van
(1) v. corvik-aviehsditzky, dc Tacliügj. Oorl. D. IL bl. 470—473. ^
(2) v. meteren, IHst. d. ΝβάβΗ. Oorl. B. V. bl. 109 verso.
(3) hooft, Ncderl. Hist, B. X. bl. 420. v. gorvin-avieusditzky, de Tachtigj. Oorl D. 11. bl.
473. 474.
DES VADERLANDS. 4lil
Hollandy naar liet schijnt, over een inval van den Prins van Condé in Picardiö on-
derhandeld, ora daardoor de Spanjaarden te noodzaken, Holland en de aangrenzende
steden te verlaten (1). Hiervan kwam echter evenmin als van het ontwerp van gohdé
en Hertog jan gasimir, om tot datzelfde doel gewapenderhand in het graafschap Bour-
goiidië te vallen, hetwelk orakje ondersteunde, die als erfgenaam van het huis van
Chalons, aldaar uitgestrekte goederen bezat en verstandhouding onderhield. Mede
vruchteloos trachtte de Prins een bondgenootschap tusschen den Koning van Frankrijk
en de Duitsche Rijksvorsten te helpen bevorderen, mits deze laatsten daarbij bedongen,
dat de Koning zich met zijne onderdanen bevredigde, door hun vrijheid van godsdienst
te veroorlooven (2). Een verbond met Oost-Friesland scheen aanvankelijk beter Ie
zullen slagen. De bevolking van Embden, grootendeels Hervormingsgezind, had steeds
den Prins van Oranje veel genegenheid betoond en menige dienst bewezen, waardoor
zij het plan bij het Spaansche Hof had opgewekt, zicli van hare stad meester te
maken. Requesens had zich in het begin des jaars ter uitvoering hiervan in staat'
gesteld en Graaf edzard van Oost-Friesland ^ welke van hem geheel afhankelijk
was en met de Embder burgerij gestadig overhoop lag, daartoe gewonnen. Doch het
plan werd door oranje aan Graaf jan van Oost-Friesland, den broeder van edzard,
ontdekt en verijdeld. De Prins en de Staten knoopten, doch zeer in het geheim, met
hem en de stad Embden onderhandelingen aan over een verbond, welks ontwerp
door den Prins was opgesteld, en waarin, onder anderen, bepaald werd: »dat Graaf
jan, tegen een jaargeld van acht duizend Karelsguldens, Embden voor oranje
en de Staten zou houden, welke die stad op hunne kosten van bezetting zouden
voorzien, en wien zij, even als den Graaf, den eed van getrouwheid zou afleg-
gen. Embden, de Hollanders, de Zeeuwen en de met hen verbondene sleden zou-
den één ligchaam uilmaken, vrienden en bondgenooten zijn en elkander tegen alle
vyandelijk geweld bijstaan." Daar Graaf jan vreesde, dat zijn broeder reeds met de
Spaanschen, om hun Embden over te leveren, in onderhandeling was, zoo raadde hij
den Prins en de Staten aan, eene vloot voor die stad te zenden, welke van haar re-
kenschap moest vragen omtrent de hulp, welke zij den Spanjaarden bad verleend, en
eene verklaring te eischen, op wiens zijde zij was. En indedaad liet de Prins den
drie en twinligsten van Bloeimaand door de Staten een besluit nemen, dat »de Admi-
raal ten eerste naar het Vlie en voorts naar Embden zou zeilen," onder voorwendsel
van den handel te beschermen, doch waarschynlijk, om zich van de Oost-Eriesche
(1) Supplément uux Archives de la Maison d'Orange, ρ. 170—175.
(2) Archives de la Maison dOrangCf T. V. p. 116.
ö7*
-ocr page 452-4liO ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1563— hoofdstad meester te maken. Hiervan echter is, evenmin als van hel verbond, iels
gekomen (1).
Te midden van deze en zoo vele andere werkzaamheden en leleurslellingen, was de
Prins van Oranje op het aangaan van een derde huwelijk bedacht. Hij had zich, ofschoon
niet wettig·, van zijne tweede gemalin, awna van Saksen, gescheiden, daar zij zich aan
echtbreuk had schuldig gemaakt. Om haar hoogst ergerlijk leven, werd zij door den
Keurvorst augustus te Dresden in verzekerde bewaring gehouden, alwaar zij den acht-
tienden van Wintermaand Vijflienhonderd zeven en zeventig is overleden (2). 's Prinsen
oog was tnlusschen gevallen op charlotte de Bourbon, de sclioone en beminnelijke
dochter des Hertogs lodewijk van 3Iontpensier, vroeger Abdis van Jouarre, doch in
Vijftienhonderd twee en zeventig naar Duitschland geweken, waar zij openlijk de Her-
vormde godsdienst omhelsd had. Drie jaren had zij zich aan het Hof van den Keurvorst
van den Palis opgehouden, toen orawje, bij monde van st. aldegowde, deswege naar
Heidelberg gezonden, om hare hand verzocht en die verwierf. St. aldegowde geleidde
de Prinses naar Embden, en van daar met twee oorlogschepen naar den Briel. Hier
werd de bruid door de gemagtigden der Staten met vele eerbewijzingen ontvangen, en
haar zes duizend gulden ten geschenk aangeboden. Het huwelijk werd in die slaxl
den twaalfden van Zomermaand met slille plegligheid voltrokken. Den vorigen dag
hadden vijf aanzienlijke Hervormde godsdienstleeraars schriftelijk verklaard, »dal de
Prins hun, Bedienaren van het Goddelijk Woord, bevolen had, de hun voorgelegde
en in regten bekrachtigde getuigenissen en oorkonden, betrekkelijk de echtbreuk
van Vrouwe anna van Saksen, naauwkeurig te onderzoeken en hem hun gevoe-
len mede te deelen, of hij zich als van zijne vrouw gescheiden kon beschouwen en
eene nieuwe echtverbindtenis mögt aangaan. — Nadat zij de genoemde stukken ge-
lezen , rijpelijk overwogen, en de geruchten, welke omtrent de bewuste echtbreuk
sedert bijna vier jaren in omloop waren, in aanmerking genomen hadden; als ook dat
de nabestaanden der Saksische Prinses, ofschoon sedert drie jaren van het feit onder-
rigt, zich over de beschuldiging legen hunne bloedverwante bezwaard noch de aan-
klagte bestreden hadden; en eindelijk, dewijl den Keurvorst van Saksen, den Land-
graaf van Hessen en den overige nabestaanden de nieuwe verloving des Prinsen van
(1) Archives de la Maison d'Orange, ï, V, p. 116, 159, 179. Bon, IlisL d. Nederl Oorl D.
1. B. Vlll. hl. 524 , 617 , 663.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. III. ρ. XLIV—LI, ρ. 386—399. Τ. IV. ρ. LXIV.
Τ. V. ρ. 192—198, 206, 247, 264, 282, 303, 304, 330, 336, 344, 546—548. Supplement,
ρ. 65. liet gedrag van oranje tegenover zijne schuldige gemalin, wordt hierdoor ten volle verde-
digd en in het juiste licht gesteld.
DES VADERLANDS. 41i5
Oranje kenbaar gemaakt, deze op drie aclitereenvolgende Zondagen in de Kerk afge- 1568—
kondigd, en na dien lijd de voltrekking des huwelijks nog zeven dagen uitgesteld
was, zonder dat in dien gelieelen tusschenlijd zich iemand had vertoond, om tegen
het huwelijk op te komen, zoo moesten zij verklaren, dat men de gepleegde echtbreuk
niet in tAvijfel kon trekken, waaruit volgde, dat de Prins, naar Goddelijke en men-
schelijke wetten, vrijheid had, zich met eene andere vrouw te verbinden, en dat zy,
welke hij zal huwen, voor God en menschen zijne wettige echtgenoote zijn zal." De Her-
tog van Montpensier, als ijverig Katliolijk, had natuurlijk zijne toestemming tot het hu-
welijk zijner dochter met een Ketter geweigerd; doch men had zich daarover weinig
bekommerd, dewijl hij deze dochler jaren achtereen aan haar lot had overgelaten, en
de Koning van Frankrijk^ Aviens bewilliging verzocht was, zich er althans niet tegen
verklaard had. Het liep aan tot Vijftienhonderd tachtig eer hij zich met oranje ver-
zoende. Velen hielden deze echtvereeniging voor onstaatkundig. Graaf jat? van Nas-
sau drong er op aan, haar, ten minste vooreerst, uit te stellen, dewijl zij den Keur-
vorst van Saksen en den Landgraaf van Hessen^ daar nu anka's schande, welke
men zoo gaarne verbergen wilde, ongetwijfeld wereldkundig zou worden, gevoelig
moest krenken. Het kan niet ontkend worden, dat de Prins hier indedaad een staat-
kundigen misslag beging, welke men in een man van zooveel doorzigt en schran-
derheid niet zou verwacht hebben. Immers berokkende hij zich daardoor Veel vijanden
in Frankrijk, maar bovenal in Duilschland, waar deze zaak voor de Hcrvormingsge-
zinden, in het algemeen, ernstige en nadeelige gevolgen gehad heefl.. Men vraagt
echter, »of dit wel orainje, en niet veeleer hun moet geweten woiden, die zich
door eene hoogst onbillijke gevoeligheid, of onverdraagzamen ijver lieten wegslepen?
Hoe dit zij, dit huAvelijk was voor den Prins zeiven eene rijke bron van huisselijke ze-
geningen ; de lof der Prinses zweefde op de lippen van allen, die haar kenden, en
orahje had nimmer reden, zich over eenen slap te beklagen, welken hij, zoo als bij
zich uitdrukte, »met een goed geweten voor God en zonder billijk verwijt voor de
menschen doen konde (1)." De Roomscbgezinden veroordeelden dit huwelijk, en moes-
ten het als overspelig en heiligschennend veroordeelen; vooreerst, omdat ακγγα van Sak-
sen nog leefde, en ten tweede, dewijl het eene verbreking van den geestelijken staat
en gelofte was (2). Het spreekt van zelf, dat oranje dit niet als zoodanig, maar naar
(1) Archives de la Maison d'Orange. Τ. V. ρ. VIII, ρ, 165—167, 190—192, 201—214,
216—228, 244—255, 257, 299, 300, 312, 313. bor, llisL d, Nederl Oorl Ώ. 1. B. Vlll.
bl. 644. v. meieren, Ilisl. d. Nederl. Oorl B. V. LI. 110. lb γετιτ, Chron. d. Holl. lMI.p.301.
oampana, della guerra di Fiandra, T. L p. 146. lanario, le guerre di Fiandra, p. 48.
(2) Apologie van Willem 1, bij bor , Uist. d. Nederl. Oorl. J). II. Auih. Stuhle, bl. 72. viglii
-ocr page 454-4liO ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— de nieuwe kerkleer beschouwde (1). Doch zelfs Roomschgezinden hebben dit huwe-
lijk voor wettig erkend. De Hertog van Montpensier immers Het de zaak door eenige voor-
name Raadsleden uit het Parlement van Parijs, door eenige Bisschoppen en andere
geleerde mannen onderzoeken, welke verklaarden, dat »indien er al eenige gelofte door
zijne dochter was afgelegd, zij van regtswege nietig en van geener waarde was, omdat
die in hare kindsche jaren was geschied (2)." Onderscheidene Spaanschgezinde Schrij-
vers erkennen, dat orawje zijne tweede gemalin als echtbreekster verstoten had, en
geven volstrekt geen de minste afkeuring over zijne verbindtenins met de gewezen
Abdis te kennen, ofschoon zij anders nooit in gebreke blijven, zijn gedrag te gispen,
waar dit slechts mogelijk is (5).
'sPrinsen vermaning bi] het beschrijven der Staten te Dordrecht, dat de steden,
terwijl te Breda over den vrede onderhandeld werd, tegen de aanslagen des vijands op
hare hoede zouden zijn (4), had vooral in Noord-Holland weerklank gevonden, waar
de felle vorst, welke om de helft van Louwmaand was ingevallen, den toegang naar
de versterkte plaatsen voor de Spanjaarden, die uit Amsterdam en Haarlem dit oord
steeds verontrustten, gemakkelijk gemaakt had. Met kennisneming der gewestelijke Sta-
ten, werden, op last van sonoy, van Petten af langs den Rekerdijk tot Alkmaar,
van Alkmaar langs de Schermer tot Knollendam en door 'i Spijkerboord, voorts door
de Beemster tot Purmerend, en van daar door de Purmer tot Monnikendam alom over-
groote bijten gehakt. Elk dorp moest tot dit werk en ter bewaking een bepaald ge-
tal manschappen, naar het getal inwoners berekend, en eene hoeveelheid ijssleden
en paarden leveren, terwijl het landvolk gelast Averd, zich te wapenen, om in
tijd van nood gereed te zyn; onwilligen werden met de zwaarste straffen bedreigd,
hunne huizen zouden in brand gestoken, en zij zelve als vijanden des Lands en van den
Prins van Oranje beschouwd worden (5). Ophetberigt, dat vyftien of zestien schepen van
Amsterdam gezonden waren, om drie duizend lasten koren van de Kuitider derwaarts
over te voeren, werden terstond in het Noorder-Kwartier eenige vaartuigen uitgerust,
Episl. ad. iiopperum, p. 842, 848. Leven van avilleim 1, D. II. bi. 561—567. bilderdijk, D.
Vl. bl. 189.
(1) bilderdijk, D. JI. bl. 189.
(2) avillem's Apo/o^ie, t. a. p. bl. 73.
(3) strada, de Bello Belg. Lib. III, ρ. 114. οαμγανα, della guerra di Fiandra, T. I. p. 146.
lanario, Ie guerre dl Fiandra, p. 48. amelot de la iioussaije, Mém. Ilist. et PoUt. p. 460.
(5) BOß, Eist. d. NederL Oorl D. I. B. VIII. bl 616, 617. hooft, Ncdeti. Hist. B. X. bl. 421.
-ocr page 455-DES VADERLANDS.
ten einde zieh daarvan meester Ie maken, hetgeen echter mislukte. Men wapende TOorts een 1568—
aantal schepen, om zich tegen de ondernemingen der Amsterdammers veilig te stellen,
en tevens de wateren behoorlijk te bewaken; acht dezer bodems moesten op de Zui-
derzee, zeven in het Vlie, en zes bij den mond der Eems kruisen. Hoe noodzakelijk
dergelijke voorzorgen waren, bleek, toen omtrent het einde van Lentemaand negen
Spaansche galeijen van Assendelft op den Schermer afkAvamen en, in weerwil van
den dapperen tegenstand, Λvelken zij ontmoetten, hier eenige schepen wegnamen (1).
Niettegenstaande de wakkere sonoy door de Staten, tusschen welke en hem, naar
het schynt, het oude misverstand Aveder was gerezen, in het uitvoeren zijner maat-
regelen, om deze strooptogten te beteugelen, belemmerd werd, vormde hy even-
wel het koene plan, Haarlem aan de Spanjaarden te ontrukken en hen geheel uit het
Noorder-Kwartier te verdrijven. Oranje was ten hoogste met dit ontwerp ingenomen,
en spoorde zelfs de Staten van dat gewest tot krachtige medewerking aan. Men kwam
overeen, dat sonoy het Barndegat zou bezetten, hetwelk de Noord-Hollandsche vrij-
buiters in den Waterlandschen dijk tusschen Zaandam en Oostzanen gegraven hadden,
om op het IJ te komen, doch waarin zij door de Amsterdammers dikwerf belet wer-
den. De Zuid-Hollanders en Zeeuwen moesten zich van de schans en sluizen meester
maken, Avelke de Spanjaarden op den Sparendamschen dijk bij het Huis ter Hart had-
den aangelegd; op deze wijze zou Haarlem geheel ingesloten en den toevoer afgesne-
den worden. Sonoy ging onmiddellijk tot de uitvoering over, bemagtigde den zeven-
den van Grasmaand het Barndegat, en wierp er terstond eene schans op. Doch hij
ontving, ondanks al zijn aandringen en al zijne klagten, zelfs ondanks al de pogingen
van den Prins ter bevordering der onderneming, evenmin uit Zuid- als Noords-Holland
de verlangde hulp, en moest werkeloos blijven. Dag en nacht werd zijn volk door den
sterkeren vijand, die zich spoedig weder van de vaart op het IJ verzekerd had, in be-
weging gehouden, en toen'eindelijk de Spanjaarden met wel vijftig vaartuigen en vier-
duizend man uit Zaandam aanrukten, verlieten de vrijbuiters met hunne schuiten het
Barndegat. De Overste broekhuizen. Bevelhebber van de aldaar opgeworpene verschan-
sing, ontving van sonoy, welke geen kans zag hem te ontzetten, bevel, in alle stilte
bij nacht zijn post te verlaten en zoo veel van het geschut als mogelijk was te ber-
gen. De aftogt geschiedde tamelijk geregeld, en zoo werd dit belangrijk punt weder
opgegeven en dadelijk door de Spanjaarden bezet, tot groot nadeel van de tegenover-
liggende dorpen Wormer en Jisp. Bitter beklaagde zich sonoy by den Prins over
de traagheid der Staten, door welke zulk eene schoone gelegenheid, om den vijand af"
(1) BOR, Eist. d. Nederl. Oorl D. I. B. VIII. bi. βΐ7.
-ocr page 456-406 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—breuk te doen, Yerloren was gegaan; doch zij wierpen, als naar gewoonte, de schuld
op hem (1).
De requeseiis had middelerwijl het plan beraamd, eene Taste slelling aan de Maas^
eene aan den Usseln en eene aan de Lek in te nemen, om daardoor Holland, van de
landzijde ten minste, geheel in te sluiten. Er liep tevens een gerucht van verbazende
krijgstoerustingen te Amsterdam en te Atitwerpen, en dat er eene vloot te Harlingen
werd gereed gemaakt, om eene kans over zee op Noord-Holland te wagen, terwijl
HIEB.GES met twaalf duizend man van de landzijde er zou indringen. De Prins van
Oranje verwittigde hiervan de Staten van dat gewest, met de vermaning, goed toezigt
te houden en de steden in staat van verdediging te stellen. De schrik \verd verhoogd door
een berigt, dat de vijand verstandhouding onderhield met eenige verraders van binnen,
en een aantal vagebonden in het land had gezonden, om in de steden, en vooral in
de dorpen, brand te slichten, terwijl de inwoners zich met het verdedigen der schan-
sen bezig hielden. Sonoy verzuimde niet, zich op het dreigende gevaar voor te be-
reiden. Hij gaf in alle steden en dorpen strikte bevelen op het waken en het seinen,
zoo dat men elkander, bij nacht zoo wel als bij dag, dadelijk van de bewegingen des
vijands konde onderrigten. De steden weerden zoo veel mogelijk van bezetting, mond-
en oorlogsbehoeften voorzien, en de huislieden in de opene dorpen tusschen Alkmaar,
Hoorn, Enkhuizen en Medemhlik gewapend en onder vaandels gebragt. De schouten
kregen bovendien bevel, op een bepaalden dag alle verdachte personen op te ligten (2).
Deze maatregelen waren volstrekt niet overtollig, daar hierges spoedig met zes
duizend man voetvolk en zeven honderd ruiters, uit Utrecht en Amsterdam aan den
Sparendamschen dijk bijeengebragt, in de Beverwijk verscheen. Vandaar gelogen
tot Schoorl, liet hij hier het voetvolk rusten en trok met eene bende ruiters naar
den Slaper, doch de schans w^el bewaakt vindende, keerde hij, na met plunde-
ren en blaken ginds en elders zijn moed gekoeld te hebben, naar de Beverwijk
terug (5). Intusschen w^ren, naar den gegeven last, door de schouten in het Noor-
der-Kwartier een twintigtal verdachte personen, alle uit de hefle des volks, gevat, die
wel bekenden, zich aan onderscheidene misdrijven, maar niet aan landverraad of brand-
stichting schuldig gemaakt te hebben. De waakzame, maar gestrenge sonoy stelde,
(1) bon, llist. d. Ned&rl. Oorl. D. 1. B. YIII. bl. 617—620. hooft, Nederl. Ilist. 13. X. LI. 421,
422. VELiüs, Chron. v. Hoorn, bl. 436. soeteboom, Saanl. Arcadia, bl. 505—510.
' (2) bor, Hist. d. Nederl. Oorl D. I. B. VIII. bl. 620—623. velius, Chroyi. v. Hoorn, 1)1.437.
soeteboom, Saanl. 'Arcadia, bl. 510—512.
(3) mesboce,, Uist. d. L g. d. Fl. Liv. XIV. p. 295 verso, ολμρλνλ , della gtierra di -Fiandra,
T. I. p. 146. bor, niu. d. Nederl Oorl D. I. B. VIII. bl. 633. hooft, /ïïs/. B. X.bl 422.
DES VADERLANDS. 457
om hen scherper te onderzoeken, eene bijzondere regtbank aan,, welke hare taak met ^
zulk eene wreedheid uitvoerde, dat zg eerlang, even als alba's Raad van Beroerte,
den naam van Bloedraad verkreeg. De leden dezer TÏerschaar waren: jan yan fo-
reest, Schout van Alkmaar, Mr. joost huikesloot , Schout van Hoorn, willem maar-
TENszoow kalf, Baljuw van Waterland en Zeevang, en willem van zoptnenberα, Baljuw
van Brederode en Bergen. Later kwamen er nog bij Jonkh. willem van roon. Schout
van Nieuwdorp, en willebi mostard, die echter weinig werden gebruikt; minder nog
was dit het geval met jan van foreest , in wiens plaats ^de Provoost-Geweldige, mighiel
VERMERTELEN, M crd aangesteld. Aanvankelijk hield deze regtbank zitting in Alkmaar, daarna
op het huis te Schagen , waar men te ongestoorder de beschuldigden ondervragen en
pynigen kon, welk laatsle inzonderheid onder het gemeen van Alkmaar groot gemor verwekt
had. Eerst werd den gevangenen afgevraagd, welke huislieden zij in den omtrek kenden ?
en als zij eenigen noemden, die hun nu en dan aalmoezen gegeven hadden, wilde men
weten, of deze hen niet tot brandstichten hadden omgekocht. Zelfs werd hun de vrij-
heid beloofd, als zij dit bekenden; en zeker was er niets meer noodig, om hen aan
te sporen, ten einde lijfsbehoud te verwerven, de namen van verscheidene welge-
stelde huislieden op te geven. Eenen, welke dit volstrektelijk weigerde, Averd door
de hevigste martehngen zulk eene bekentenis ten halze uitgewTongen. Hij en eenige
zijner makkers, wien het niet, zoo als sommigen van hen, gelukte den kerker te ont-
snappen, werden, in weerwil der belofte, levend ten vure gedoemd. Zij verklaarden
echter eenparig tot hunnen laatsten snik, dat de huisheden, door hen betigt, onschul-
dig waren, zoo als naderhand uit de geregtelijke getuigenissen van de geestelijken, welke
hen ten dood voorbereidden, van onderscheidene omstanders, van de gereglsdienaars, en
van den scherpregter zeiven gebleken is. Niettemin werden de aangeklaagde huislie-
den gevat, van welke jakob of koppe korneliszoon , zijn zoon nanmng van Wognum,
en pieter nanningszoon van Bennenbroek de voornaamsten Avaren, alle drie Roomschge-
zind en daarom bij velen te meer verdacht. Men verge niet van ons het Avalgelijke
verhaal van de onmensghelijke, ja, beestachtige folteringen in het Averk gesteld, om hen
tot bekentenis te dwingen en Avaaraan men schier geloof zou ontzeggen, indien zy
niet door onwraakbare getuigen bevestigd werden. Koppe korneliszoon , afgemar-
teld, viel dood voor de voeten der regters, welke, hiermede eenigzins verlegen, het
gerucht verspreidden, »dat de duivel hem den hals gebroken had." Zijn zoon nan-
king, vermand door de afgrijsselijkste pijnigingen, welke menschelijke boosheid kan
uitdenken, en bekoord door de belofte op behoud van lijf en goed, bekende allQs,
Avat men verlangde, doch werd evenwel veroordeeld, om het hart uit het lijf gerukt
en gevierendeeld te worden, Avelk vonnis te Hoorn, ofschoon met weêrzin der stede-
lyke regering, is ten uitvoer gelegd. In zijn uiterste, hoewel men hem beschonken
gemaakt had, herriep hij luide zijne bekentenis en betuigde zijne onschuld. Men ver-
-M
II Deel. 5 Stuk,
-ocr page 458-4!J8 ALGE3IEENE GESCHIEDENIS
15f)8—haalt, dat hij den Predikant jurriaan of jonas epeszoon, welke hem naar de strafplaats
Terzelde, doch gedurig in de rede viel en Terhinderde, dat hij door het Yolk Terstaan
" werd, binnen drie dagen Toor Gods regterstoel daagde, hetgeen op dien Geestelijke zulk
een indruk maakte, dat hij werkelgk binnen of kort na den bepaalden tijd overleed. —
pieter naiïniifgszoow bezweck insgelijks eindelijk υοογ de hevige, ongehoorde mar-
telingen. Niel alleen bekende hij zelf schuld, maar noemde een aantal lieden, waar-
onder ook Regeringsleden, ja, zelfs geheele gemeenten, als deelachtig aan het ver-
)aad. Zulk eene verklaring maakte de zaak ten uiterste netelig, want er kwam op
die wijze geen einde aan het pijnigen en straffen. De Regering van Iloorn, welke
van dezen geheelen handel een afkeer had, weigerde haren burger jak jeroeinszook,
een der beschuldigden, uit te leveren en eischte, dat hij binnen hare stad zou
verhoord worden. Doch daar sowor ernstig op de uitlevering bleef aandringen, en
de Staten van het Noorder-Kivariier dreigden, een of twee vaandels krijgsvolk meer
in Hoorn te werpen, zoo de Overheid in haar verzet volhardde, werd jak jeroenszoon
naar het slot te Schagcn gevoerd. Hier onderging hij viermaal de pijniging in afwe-
zigheid der Hoornsche gemagligden, hetgeen met de overeenkomst in strijd was en
derhalve aanleiding gaf tot een hevigen twist tusschen hen en de regters. De Hoorn-
schen, ofschoon sonoy zich liet ontvallen, dat hij henzelven aan hel verraad schuldig
hield, wendden zich met een smeekschrift, op naam van jan jeroenszoon, tot den
Prins van Oranje, welke daarop verbood, het onderzoek voort te zeiten tenzij in
tegenwoordigheid van twee gelastigden, welke hij zou overzenden, Sonot even-
wel beval de regters, met het inmiildels gestaakte regtsgeding voort te gaan; doch
zij waagden het niet, 'sPrinsen verbod te overtreden. Oranje kon ondertusschen
niet zoo spoedig mannen vinden, welke deze hatelijke taak op zich wilden nemen; en
even weinig slaagde sonoy er in, de plaats van mostard , welke Ontvanger der geeste-
lijke goederen in dien oord geworden was, door een ander te doen vervangen; Mr. joan
VAN OLDENBARKEVELD, dcstijds Advokaat ten Hove van Holland^ dien hij, onder ande-
ren, daarloe aanzocht, wees het ronduit van de hand. Dit 4eed het werk haperen.
Eerlang werden zij, die in Alkmaar gevangen zaten, geslaakt; doch in Schagcn bleven
er vier in hechtenis tot na de Gentsche bevrediging. Onder hen waren jan jeroens-
zooN en PIETER NANNiNGszooN, die men toen, uit kracht der vredesvoorwaarden, op
vrije voeten wilde stellen, maar zij begeerden regt. De Slalen van Holland gelastten
hierop, hen onder handtasting te ontslaan; doch sonoy sloeg dit bevel in den wind,
bejverende, dat zij overeenkomstig den vrede moesten uitgaan. De Prins beval de
zaak aan het Hof, op welks last de Procureur-Generaal zich naar Schagcn begaf,
den kerker liet openslaan, en de gevangenep met zich naar Delft voerde. Hier werd
SYBOUT jANszooN, een van hen, ^welke de kosten der regtspleging niet konde bestrijd
den; in gevolge der Yredespunten geslaakt. De drie overigen echter werden door het
DES VADERLANDS.
Hof, met 's Prinsen goeddunken, onder liandtasting losgelaten. Zij drongen nu aan op 156^
herstel van eer, en daagden sonoy, de Reglers, den Procureur-Generaal en elk, die
iets op hen had aan te merken, τοογ het Hof. Doch sonot wist de zaak te stuiten;
en de geslaakten, welke zooveel geleden hadden, moesten zich eindelijk te vreden
stellen, daar zij toch in zulk een tyd van onrust en spanning bezwaarlijk hun doel
zouden bereiken, en zij nu ook, tot verdediging van hun goeden naam, zich genoeg
gekweten hadden (1). Zoodanig was de afloop dezer gruwelijke regtspleging, of lie^tr,
onmenschelijke vervolging, welke eene schandvlek op den naam der Regters en van so-
NOY geworpen heeft. Bezwaarlijk kunnen wij, na het uitvoerig verhaal daarvan bij den
opregten bor gewikt en gewogen te hebben, ons met het gevoelen van een later Schrij-
ver vereenigen, dat het eene groote onbillijkheid is, »de verantwoordelijkheid dezer
zaak op het hoofd van sokoy te laden." Gaarne echter stemmen wij met hem in, dal
men niet zoo ver moet gaan, om deswege zelfs de groote cn onvergolden diensten van
dezen Bewindsman, welke een der grondleggers en krachtigste verdedigers van de N<i-
derlandsche vrijheid geweest is,Me miskennen. Wij gelooven zelfs met hem, dal sono\
zich aan onvergeeflijk pliglverzuim zou hebben schuldig gemaakt, indien hij nagelaten
had, de zaak tegen de beschuldigden behoorlijk te vervolgen in een oogcnblik van het
dringenst gevaar voor het gewest 'aan zijne zorg toevertrouwd, cn nadat een der meest
verdachte personen, zekere pieter van der hoef te Hoorn^ zich weggemaakt had
zoodra men van verraad begon te mompelen, zonder dat men ooit iets verder van hen»
vernomen heeft (2). Maar niet minder is het Avaar, dat »de onmenschelijke wreed-
heid in het pijnigen en straflen van lieden, in welke men geen schuld altoos ge-
vonden had, met geene redenen van staat te verschoonen is (5)." ïe'onregte wordt
beweerd, dat de handelingen der gewetenloze Regters en het martelen der aange-
klaagden niet aan sonoy kunnen geweten worden (4). Hel blijkt toch, dat hij van
alles naauwkeurig onderrigt werd, en in stede van zijne afkeuring over zulk eene af-
schuwelijke regtspleging te toonen, een allerwreedst doodvonnis over de mishandelde
beschuldigden uitsprak (5). Aan te voei-en, »dat men bij de beoordeeling dezer zaak,
den tijd niet uit het oog moet verliezen, die vrij wat ruwer en minder naauwgezel
was dan de onze in de behandehng van beschuldigden en misdadigers, vooral Ie midden
(1).bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. li. VUL bl. 624—641. hooft, Nederl Ilist. li. X. b).
422—429. pers, Onlstelde Leeuw, bl. 295—208. velius, Chron. v. Hoorn, bl. 438—441.
(2) beelgo, Noord-Holland cn de Noord-Hollanders, bl, 223—225.
(4) BEELGO, Noord-Holland en de Noord-Hollanders, hl. 224.
58*
(5) HOR, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. VUL bl. 627 , 629 , 630 , 640.
-ocr page 460-462 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
van liet woeden van· een oorlog, ter wederzijde gevoerd met al de gruwelen aan die
dagen eigen (1)," zou ook ter verontschuldiging van alba en zijn Bloedraad strekken.
Het schenden of verloochenen van de menschelykheid kan niet, onder welke omstan-
digheden ook, verontschuldigd, veel minder gebillijkt worden.
Intusschen was hierges, nadat hij zich veertien dagen in de Beverwijk had opge-
houden, met zeven duizend man voetvolk, vier kornetten ruiters, en vijftien stukken
7 V. geschut plotseling naar Utrecht getrokken. Men heeft in dezen aftogt iets onverklaar-
10
maand gevonden, en dien als het gevolg van mislukte verwachtingen beschouwd (2). Al
1575 het raadselachtige dezer zaak verdwijnt echter, daar de togt der Spanjaarden naar
Ν oord-Holland slechts ten doel had, »den oproerlingen," gelijk mendoza zegt,
»schrik aan te jagen en hen in den waan te brengen, dat men het op eenige plaatsen
van dat gewest gemunt had, opdat zij hunne bezettingen uit Zuid-Holland terugtrok-
ken, om Waterland te versterken (3)." Het plan van hierges was, Duren tebemagti-
gen, van waar uit de Hollanders het omliggende land in gedurige onrust hielden, den
Spanjaarden veel nadeel toebragten, en hun den toegaüg uit Gelderland naar Holland
belemmerden. Het stadje, niet meer dan elf honderd schreden in omtrek, had een
kasteel door drie diepe grachten omringd en met vier torens voorzien; voorts vrij
sterke muren met eene gracht er om, doch slechts eene bezetting van vier vaandels
voetvolk onder bevel van vogelsang, door wien het plaatsje den Spanjaarden met list
afhandig gemaakt was. Hierges verscheen er voor met zijne gansche krijgsmagt den
negentienden van Zomermaand. Hij liet terstond de loopgraven openen, hetgeen de
belegerden te vergeefs door hun geschut poogden te beletten, voorts batterijen opwerpen,
de stad opeischen en, na een weigerend antwoord, meer dan een geheelen dag hevig
beschieten. Toen werd er storm geloopen en de veste, daar de bezetting naar het kas-
teel geweken was, ongehinderd ingenomen, geplunderd, in brand gestoken, en de be-
volking over de kling gejaagd. Zonder een schot af te wachten, gaf vogelsang het kas-
teel bij verdrag over, daar zijne soldaten weigerden te vechten en zelfs dreigden, hem
uit te leveren, zoo hij aan weerstand dacht; ook ontbrak het hem aan leeftogt, om
daaraan te denken, üit dien hoofde werd hij, door de Staten van Holland ter verant-
woording geroepen, door den Prins van Oranje^ na het hooren zijner verdediging, op
vrije voeten gesteld. Met het kasteel vielen den vijand vier en twintig stukken geschut
(1) beelgo, Noord-Holland en de Noord-Hollanders, bi. 224, 225.
(2) BEELoo, Noord-Holland en de Noord-Hollanders, bl. 223 (1).
(3) Hist. d, l. g. d. Fl. Liv. XIV. p. 295 verso. Verg. campana , della guerra di Fiandra, T.
1. p. 146. bentivogiro, Nederl Hist. bl. 223. bor, llist. d. Nederl Oorl. D. I. B. VII1. bl, 643.
GiJsiüs, Oorspr. d. Nederl. Ber, bl. 532.
DES VADERLANDS. 4G1
en een aanzienlijke voorraad krijgsbehoeften in handen. De bezetting was er met stille 1568—
trom, zonder wapens en vaandels uitgetroldi.en (1). ^^^^
Om denzelfden tijd gelukte mondragoit een aanslag op de schansen van de Klundert,
de Fijnaard^ en de Ruigenhil aan het Hollandsche Diep. Door eenige Spaanschgezinde
ingezetenen van de gelegenheid des oords onderrigt, trok lig met duizend Walen van zyne
afdeehng en twee vaandels Spanjaarden, elk soldaat met een kleinen zak buskruid en
levensmiddelen voor twee dagen om den hals en de wapenen in de hand, van den
dijk by laag water door den arm der zee naar het eilandje Fijnaard en kwam er, met
verHes van slechts tien of elf man, aan. Der Staten schepen, die aldaar post gevat
hadden, onverwachts door het vijandelijk geweervuur begroet, namen overhaast de vlugt
en de schansen gaven zich over, die door mondragon bezet werden, welke daarop naai-
ßraband terugkeerde. Het gemis dezer schansen was voor de Hollanders zeer belangrijk,
daar de Spanjaarden nu de vaart van en naar Zeeland belemmeren konden (2).
Middelerwijl had de requeseivs, by een open geschrift, alle gemeenschap met de
Hollanders ten strengste verboden, en tevens den Heer van Hier ges in staat gesteld ^ den
krijg met meer nadruk voort te zetten. Het leger van dien Bevelhebber was door eene 15 v.
versterking van eenige vaandels Duitschers en Walen , nevens vijftien vaandels Luiksche
mijngravers, tot tienduizend man voetvolk en vier honderd ruiters aangegroeid. Een
gedeelte er van, onder den broeder van hierges, welke door zijn huwelijk den
titel van Graaf van Megen voerde, trok naar Bommel; het tweede, onder hierges
zeiven, naar Woudrichem; en het derde naar Schoonhoven. De Prins van Oranje
meende, dat het eigenlijk op Gouda gemunt Λvas; hij vermaande alzoo die stad tot
waakzaamheid en beloofde, haar nog twee vaandels voetvolk te zenden. Eensklaps
echter trok hierges zyn volk bijeen en berende Oiidewater, hetwelk ten eencn- 19 v.
male op eene belegering onvoorbereid was. Het stadje, op een dijk gebouwd, had
goede muren met torens wel bezet, diepe, breede grachten vol water, en was
door moerassige gronden omringd, doch telde thans niet meer dan zeven iionderd
(1) mendoce, IJisL d. l. g. d. FL Liv. XIV. p. 295—297. campana, della guerra di Fiandra,
T. 1. p. 146. BEXTivoGLio, Nederl. Hist. bi. 223. chappuys, Hist. Gén. d. l. g. d. Fl. Liv. IV.
p. 190. uaraeüs, Annal. Brah. T. IIL p. 223. bor, Uist. d. Nederl. Oorl. D. L li. VUL bl.
643, 644. v. metehen, Hist. d. Nederl. Oorl. B. V. bl. 110. hooft, Nederl. Hist. B. X. bl. 431,
432. Gijsiüs, Oorspr. d. Nederl. Ber. bl. 532.
(2) MENDOCE, Hist. d. l. g. d. Fl. Liv. XIV. p. 297, 298. cauvasx, della guen-a di Fiandra,
T. I. p. 146, 147. chappuys, Uist. Gén. d. l. g. d. Fl. ρ. 190, 191. bor, Hist. d. Nederl. Oorl.
». L B. VUL bl, 644. v. meteren, Hist. d. Nederl. Oorl. B. V. bl. 110. hooft, Nederl. Hist.
B. X. bl. 432.
462 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—weerbare mannen, de bezetting van drie honderd vijftig man, zoo Duitscliers, Fran-
schen, als Schotten, medegerekend, dewijl er het vorige jaar de j)est ongeveer
drie duizend menschen had weggesleept. Het blijkt niet. duidelijk, wie er het krijgs-
bevel voerde; eenigen noemen den Fransclien Hopman saiwte marie, een bekwaam
Overste, die in Haarlem^ tijdens de belegering, gediend had; anderen den Duitscher
HAWS MUNTER clcn jougCf een stout man , maar beter soldaat dan aanvoerder. De Prins
had de inwoners geraden, de sluis aan den IJssel, digt onder de stad naar den
kant van Montfoort gelegen, te openen en het land onder water te zetten; doch die
raad was niet opgevolgd, om den hooibouw niet te verliezen. Hierges nam terstond
de schans in, welke deze sluis dekte, doch door de bezetting verlaten was; en hij
Averd geheel meester van den Usseln toen Hopman willemkej? van akgereis , een Duit-
scher, het blokhuis op den dijk naar Gouda lafhartig geruimd had. Nu Avierp hij
verscheidene schansen op, stopte den IJssel^ en sneed Oudewater allen toevoer af. In
den beginne deden de belegerden eenige uitvallen, doch staakten die weldra, dewijl de
bezetting er te zeer door gedund werd. Daarentegen arbeidden zij dag en nacht, om de
vestingwerken in staat te brengen, den bestormers krachtigen weerstand te bieden, groeven
de straten op, om de keisleenen tot werpgeweer te bezigen, haalden verscheidene wonin-
gen omver, die hun in den w^eg stonden, en stutten den ondermijnden kerktoren, opdat
hij, beschoten wordende, binnen de stad en niet naar builen in de gracht mögt vallen.
Op aandrang der Hoplieden, Averden de beelden der Heiligen naar de muren gesleept,
om de Spanjaarden te tergen, en tevens de belegerden tot dappere verdediging aan te
sporen, daar zij, indien de vijand de stad bemagtigde, om deze spotternij geene genade
te wachten hadden. Hierges, beducht dat de Prins, welke zich in Gouda bevond, hem
met opvloed van water of anderzins tot opbreken van het beleg mögt noodzaken,
trachtte met allen spoed zijn doel te bereiken. Hij liet twee stukken geschut tegenover
den toren plaatsen, om van daar de muskettiers te verdrijven, welke onder zijn volk
veel schade aanrigtten; voorts tAvee batterijen opwerpen, eene van drie en twintig stukken
op den dijk bij de galg, en eene van vijf stukken op dien naar Montfoort. Den zes-
den van Oogstmaand eischte hij de stad op, onder belofte, dat de bezetting, doch zonder
wapenen en vaandels, ongeliinderd zou vertrekken. Om tyd te winnen, in de hoop
dat middelerwijl de dijken met gunstigen uitslag zouden doorgestoken Avorden, ant-
woordden de belegerden heuschelyk, dat zij de stad voor den Koning, onder den Prins
van Oranje^ bewaarden, en drie dagen tijds nevens vrygeleide verzochten, om zich
met dezen te beraden. Hierges gunde hun slechts twee uren bedenkens. Daar zij
meenden, dat hij tot twee uren na den middag bedoelde, werden zij verrast, toen men,
na verloop van den ,eerstgenoemden tijd, het geschut opende, dat van des voormiddags
tien uren tot laat in den avond over de zestien honderd kogels slaakte. Een van de
bezetting, in buffelsleder gekleed en met een hellebaard in de hand, vertoonde zich on-
1576
15β8-
1576
DES VADERLANDS. 465
versclirokken op de bres en keerde, nadat hij die naawvkeurig had opgenomen, ongekwetst
naar hinnen in spijt van ontelbare kogels. De belegerden bezigden den nacht tot het
sloppen der breuke, maar al die arbeid werd den volgenden dag vernietigd, toen het
schieten met vernieuwde hevigheid hervat werd. In den namiddag liet hierges storm
loopen, doch ontmoette meer tegenstand dan hy van zulk een klein getal verdedigers
verwacht had. »Krijgsvolk, burgers, vrouwen, jongens, allen kwelen zich dapper in
staan, in slaan, in schieten, in werpen en aandragen van allerlei behulp. Waar het
de aanvallers te kwaad kregen, daar weken de vermoeiden en anderen ti-aden in hunne
plaats, hetgeen echter de belegerden, uit hoofde van hun gering getal, niet gebeuren
mögt," zoodat zij dan ook, na een allerhardnekkigst gevecht van anderhalfuur, voor
de overmagt moesten zwichten. Het geheele vijandelijke leger drong naar binnen, en nu ging
't op een moorden, zonder onderscheid van kunne, rang of leeftijd. De Spanjaarden
regen jonge kinderen aan spiesen en Heten hen daaraan spartelen. Bij ongeluk of uit
moedwil ontstond brand, welke de gansche stad, uitgezonderd de kerk, het klooster en
eenige weinige huizen, vernielde. De Nederduitsche Predikant jaiy janszoon, vroeger
Pastoor te Nieiiw-Lekkerland, welke op een losgeld van vijfhonderd gulden gesteld was,
werd niettemin opgehangen, nadat men zijnen zoon voor zijne oogenhadomgebragt (1).
De la gueillerie , Prediker bij de Waalsche bezetting, gaf zich voor een soldaat uit, en
kwam uit dien hoofde voor honderd kroonen vrij. De Baljuw^ der stad, gerrit van kraaije-
sTEipf, sloeg eenige beddedekens om het lijf, als of hij die buit gemaakt had, en mengde zich
onder 's vyands volk, tot hy zijne kans waarnam en, doch niet zonder groot levensge-
vaar , naar Gouda ontsnapte. Twintig burgers, welke overgebleven en gevangen genomen
waren, bragt men in koelen bloede om het leven , daar zij het geëischte zware losgeld niet
konden voldoen. Vrouwen en meisjes werden elk voor drie of vier rijksdaalders, som-
mige zelfs voor eenige realen, door de Spanjaarden verkocht. In het bestormen waren
ongeveer honderd van de belegeraars gesneuveld en even zooveel gekwetst (2).
(1) »Het is opmcrkolijkzegt wagenaar, D. VIL bl. 64, »dat zijn liycliaam, na zesUon inaan-
rlen goliangcn te IieJiben, nog zoo Yol en blank gevonden werd, zelfs de oogen zoo ongekwetst
en het aangezigt zoo weinig ingevallen, alsof liij slechts vier dagen dood gCAveest ware. Difc is
door een Burgemeester van Gouda, die er, nevens versclieidenc anderen, ooggetuige van wa« {je-
weest, naderhand ter dagvaart van Holland verL^iald, en in het register der staatsbesluitQn opgc-
teekend geworden." ^
(2) Archiues de la Maison d'Orange, T. V. p. 267, 279. λγεοοοε, IHsL d. l. g, d. Fl. Liv.
XIV. p. 298—302. campana, della guerra di Fiandra, T. I. p. 147—149. bentivoglio , Nedeii.
Hist. bl. 223, 224. le γετιτ, Cliron. d. Holt. T. 11. Liv. XL p. 301—304. chappuys, llist. Gén.
d. 1. g. d FL Liv. IV. p. 191, 192. bou, Ilist. d. Nederl. Oorl ü. 1. ß. VUL bl. 644—646..
7
Oogst-
maand
1575
τ.
464 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
1568— Hoewel de Prins van Oranje in onzekerheid zweefde, op welke plaats hierges thans
zijne aandacht zou vestigen, ontving hij echter van zijne verspieders zoodanige inlich-
tingen, dat hy ten minste eenige maatregelen van voorzorg nemen konde. Hij zond
den bevelhehher van Woerden^ Jonkh. roelof van stakenbroek, versterking van man-
schappen en vermaande hem op zijne hoede te zijn. Der Regering van Schoonhoven
werd de zorg opgedragen, den dijk door te steken, om het omliggende land onder
water te zetten, hetgeen echter, naar men wil, voornamelyk een der Burgemeesters ver-
hinderde, die zijn koren, hetwelk te velde stond, zocht te sparen, zoodat ook hier eigen-
12 V. haat, even als te Oudewater, het algemeene welzijn deed achterslaan. Onverwachts verscheen
maand HIERGES voor de Stad, daar het gerucht verspreid Avas, dat hij een aanslag op Gouda voor
1575 had. Oranje zond dadelijk, onder den Kolonel la garde, vijf schepen met volk en
voorraad do Lek op tot onderstand der belegerden. Vier er van sloegen zich door de
Spanjaarden heen, vernielden hunne schipbrug, en geraakten binnen; het vijfde was met
dertig man gezonken. La garde werd als Bevelhebber, van wege den Prins, in de stad
ontvangen, welker bezetting uit zevenhonderd man bestond. Hij gaf onmiddellijk last,
de zwakste plaatsen te versterken, doch vond weinig steun bij de burgers, die, deels uit
genegenheid voor den Koning, deels uit vrees voor het lot van Oudewater, weinigyver
voor de zaak der vrijheid betoonden. Inmiddels had oranje de Regering van Gouda
aangeschreven, zooveel water door de sluis te laten als mogelijk was, en hij zelf liet
verscheidene kaden doorsteken, ΛvaardooΓ de vloed toenam. Daar echter eenige glip-
pers hierges verzekerden, dat het water binnen veertien dagen niet zoo hoog zou
stijgen, dat het der belegering hinderlijk konde zijn, en zij hem tevens de beste mid-
delen aan de hand gaven, om het af te leiden, en de geschiktste plaatsen aanwezen, om
het geschut te planten, liet hij de loopgraven openen en batterijen opwerpen. Toen
eischte hij de stad op door een trompetter, welke van de schildwacht ten antwoord
kreeg, »dat de Bevelhebber zich te slapen gelegd en verboden had, hem te wekken."
Nu werd de veste uit zes en twintig vuurmonden den geheelen dag hevig beschoten,
en eene bres van drie honderd schreden wijdte in den muur gemaakt. Des nachts liet
hierges de gracht en de breuke verkennen, om den volgenden dag storm te loopen. Doch
la garde , wien het anders aan geen moed ontbrak, trad, na overleg met den Krijgsraad,
in onderhandeling, dewijl er geene stoffen voorhanden waren, om de bres te stoppen, en
de burgerij bovendien daartoe ook geringe genegenheid betoonde, ja, hem zelfs tegen-
werkte. Hij gaf derhalve Schoonhoven over by verdrag, en trok af met vliegende vaan-
dels, geweer en pakkaadje. De Prins, hiervan verwittigd, zond van de twee vaandels
v. meteren, llist. rf. Ncdevl Oorl. B. V. bl. 110. hooft, Nederl. Ilist. B. X. bl. 432—435, pers,
Ontst. Leeuw, bl. 300. gijsius, Oorspr. d. Nederl. Ber. bl. 533-^36.
DES VADERLANDS. 461ί
krijgsvolk, welke hij tot verslerkÏDg ταη de bezetting dier stad nog bestemd had, het 1568—
eene naar Woerden, het andere naar Gouda, die nu, naar het scheen, den eersten
aanstoot zouden lijden; ook liet hij op nieuw verscheidene dijken en kaden doorsteken,
en ontbood tevens eenige krygebenden van sokoy (1).
Na het bezetten van Schoonhoven, bemagtigde hierges eene schans bij Krimpen,
waar twee honderd man in lag, en eene andere daar tegenover by Papcndrecht,
beide door de bezetting verlaten, zoodat hij nu genoegzaam meester was van den
IJssel, de Lek en de Merwe. Van hieruit kon hij ligtelijk in den Zwijndrcchtschen-
waard en naar de bijliggende eilanden komen, alsdan Dordrecht insluiten, en bij sterk
gs zelfs een aanslag op Geertruidenberg ^ Gorinchem en Dommel wagen. De Prins
zond derhalve in allen spoed drie honderd ruiters en acht vaandels voetvolk naar
Zwijndrecht, en haalde de Stalen over, om den dijk van den Alblasserwaard, boven
de kleine schans en den dijk in den Krïmpenerwaard, te laten doorgraven; men meent
echter, dat de last hiertoe te laat gegeven en niet uitgevoerd is. De dijk in den Die-
derwaard werd nogtans doorgestoken, en bij de opening een sterk blokhuis opgewor-
pen. Middelerwijl had hierges zich, op last van de requesens, naar Vlrecht begeven
en een gedeelte zijner krijgsmagt naar Draband gezonden. De Graaf van Biegen trok
met de achtergeblevene benden voor de stad Woerden, welke door 'sPrinsen voorzorg 8 v.
Herfst-
in staat van verdediging gebragt was, terwijl het omhggende land onder water gezet n^aand
werd. Hij besloot alzoo haar door honger te dwingen, en legde zeven schansen aan, ^^^^
om allen toevoer af te snyden (2).
Sinds het verlies van Middelburg en Arnemuiden had den Landvoogd niets naders
aan het hart gelegen, dan Zeeland weder aan zich te onderwerpen. Vóór hem dit
gelukt ware, zou hij nimmer den oorlog, ondanks al den voorspoed zijner wapenen in
Holland, tot een gewenscht einde kunnen brengen. Zeeland toch was het »tuighuis
voor de opgestane Nederlanders; hier werden hunne vloten uitgerust, welke den Spanjaar-
den zoo vaak ten verderve hadden gestrekt; hier konden zij ongehinderd zich verza-
(1) Archives de la Maison d^Orange, Τ. V, ρ. 280. mendoce, Hist. d. l. g. d. FL Liv. XIV.
p. 302—306. campana, della guerra di Fiandra, T. I. p. 149, 150. bentivoglio, Nederl. Hist.
bl. 224 , 225. le petit, Chron. d. Holl T. IL p. 304. chappüis, Hist. Gén. d. l. g. d. FL Liv.
IV. p. 193. BOR, HisL d. Nederl Oorl D. L B. VIII. bl. 646, 647. v. meieren, HisL d. Ne-
derl Oorl B. V. bl. 110 vcrso. hooft, Nederl Hist. B. X. bl, 435.
(2) mendoce, Hist. d. l g. d. Fl Liv. XIV. p. 306. campana, della guerra di Fiandra, T. 1.
p. 150. BENTivoGiio, Nederl HisL bl. 225. chappuys, HisL Gén. d. L g. d, Fl Liv. IV. p. 194-
be tassis, CommenL Lib. II. p. 195. bor, HisL d. Nederl Oorl D, I. B. VIII. bl. 647 , 648.
v. meieren, HisL d. Nedai. Oorl B. V. bl. 110 verso, hooft, Nederl HisL B. X. bl. 436.
II Deel. 5 Stük. ö9
-ocr page 466-464 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
1568—melen en hunnen bestookten lotgenooten in Holland te hulp komen, gelijk hij Leidens
beleg met een zoo roemrijk gevolg was gebleken. Uit Zeeland kwamen de dapper-
ste, de kloekste krijgslieden, de beste matrozen; en zoo lang de Prins van Oranje
dit gewest in zijn bezit had, stond de zaak der Yrijheid niet hopeloos (1)." Daar-
enboven waren de Zeeuwsche zeehavens van het hoogste belang ter ontvangst van
de vloten uit Spanje. Zeeland van Holland te scheiden was derhalve een der vurigste
wenschen van de requesews (2). Om dien te verwezenlijken, had hij te Antwerpen
en te Bergen op Zoom dertig galeijen en eene menigte kleinere vaartuigen uitgerust,
terwijl hij nog een aantal kleine schepen, assahres genoemd, uit Spanje verwachtte.
De Procureur-Generaal jean du bois was naar Engeland gezonden, zoowel om aldaar
matrozen te werven, als bij de Koningin op het verjagen van alle Nederlandsche vlug-
telingen uit haar gebied aan te dringen. Hoewel elizabeth thans den Koning van
Spanje eenigzins naar tle oogen moest zien, dewijl hij, door de Schotten te ondersteu-
nen, haar grootc moeijelijkheden konde berokkenen, hield zij echter den gezant voor:
»hoe hard het viel, op zulk eene wijze lieden te behandelen, die, niets zoekende dan
vrijheid van geweten, hunne toevlugt bij haar gezocht hadden. Het stond te bedenken,
of 't den Koning zeiven wel oorbaar zou zijn, en wat er uit gevolgd was, toen zij,
Aveinige jaren geleden, den Hertog van Alba in dit punt genoegen had gegeven. De
verdrevenen immers hadden toen den Briel bemagtigd en het Land, dat genoegzaam
in rust was, op nieuw in roere gebragt. Zoo men nu denzélfden weg inging, zou het
veelligt niet beter beslagen." Daar echter du bois op de zaak bleef aanhouden, verbood
zij haar rijk aan ongeveer vgftig Nederlanders van aanzien, die de wapenen tegen den
Koning hadden opgvat, waaronder de Prins van Oranje en zijn geheel huis, de Graven
van Culemborg, van den Berg, en van der 3Iark; de Heeren van Lumhres, Merode,
Boysot, Aldegonde, Mansart, Mathenes, van Dorp, Junius, Wijngaarden en Nijevelt (δ).
Te nadeehger scheen dit voor Holland en Zeeland, daar de Staten nog onlangs beslo-
ten hadden, eenig geschut in Engeland aan te koopen. Doch de Prins, overtuigd,
dat de Koningin dit verbod, haars ondanks, had uitgevaardigd, magtigde kort daarop
den Kolonel eduard chester, om, met hare goedkeuring, eenige gelden in Engeland
op te nemen; het blijkt echter niet, of hem dit gelukt is (4).
Middelerwijl had oranje, kort na het voltrekken zijns huwelijks, zich naar Walche-
(1) V. coRviN-wiERSBiTZKY, de Tachtigj. Oorl. D. II. bl. 510.
(2) HOOFx, Nederl JlisL li, X. bl. 436.
(3) Resolution ν. Holl, bij wagenaah, D. VII. bl. 82. v. meteren, llist. d, Nederl. Oorl. B. V.
bl. 110, 111. HOOFT, Nederl IlisL B. X. bl. 443.
(4) Resolut. V. Holl bij λυαοεναλβ, D. VIL bl. 82.
-ocr page 467-DES VADERLANDS. 471
ren begeTen, om tegen een aanslag van den Landyoogd op Zeeland maatregelen Tan 1568—
voorzorg te nemen. Ten einde den vijand voor te komen, tastten, onder joost van ^^^^
DEW ENDE, een der onversaagdste zeehelden van dien tijd, eenige zijner scliepCn in eene
kreek omtrent Nieuwgastel eene Spaansche vloot van Avelbemande kromstevens, inzon-
derheid voor de Zeeuwsche stroomen gebouwd, den twintigsten-van Hooimaand onver-
wachts aan, staken elf bodems er van in brand, en jaagden het grootste gedeelte der
bemanning over de kling (1). Sommigen melden, dat reqüesens om dezen tyd Mid-
delburg en Rammekens door verraad poogde in te nemen, maar dat de toeleg ontdekt
en een aantal verraders gestraft werd; men twijfelt echter aan de gegrondheid van dit
verhaal, welk door geen onzer Schrijvers is te boek gesteld (2). Het geleden verlies had
intusschen op nieuw den Landvoogd gelee'rd, dat hij met eene scheepsmagt alleen tegen
Zeeland w^einig zou uitrigten, en te minder daar de Prins van Oranje een sterk
getal kleine vaartuigen deed uitrusten. Hy besloot derhalve, om hetgeen vroeger nfiet
goeden uitslag over het verdronken land van Zuid-Beveland ten uitvoer was gebragt,
ook thans te beproeven. Eenige Zeeuwsche glippers hadden hem aangewezen, hoe
men van Tholen^ dat nog in zijne magt was, naar Filijisland, en van daar bij laag
water over eene plaat en enge kil naar Duiveland, en voorts door eene waadbare kreek
op Schouwen komen konde. Van de Zeeuwsche vloot, meenden zij, zou men bij de-
zen overtogt weinig te duchten hebben, daar zij, ofschoon ook ter wederzijde van de
plaat of zandbank post vattende, gemakkelijk tot wijken gebragt, althans zoodanig kon
bezig gehouden worden, dat zij weinig of niets zou kunnen uitrigten. Deze onderne-
ming, hoe hagchelijk ook, lachlte de requesens toe, daar zij strekken kon, om hem
in het bezit van Zierikzee en van geheel Schouwen te stellen, en alzoo de gemeen-
schap van Walcheren met Holland af te snijden. Het was voor dien togt, dat hij een
gedeelte der krijgsmagt van hierges uit Holland ontboden, en te Antwerpen dertig
galeijen, eenige kromstevens en ander klein vaartuig, ter vervoering van soldaten en
oorlogsbehoeften, had uitgerust. Sa.ttcho d'avila voerde het bevel over deze vloot, op
welke met de requesens, de dappere Bevelhebbers mottdragoit, osorio d'ulloa, bar-
BERiNus, aranda, chiappik vitelli en de peralta zich ingeschccpt hadden. Hetzij de
ZeeuAven van deze uitrusting geheel onbcAvust geweest zyn, hetzij hun de gelegenheid
ontbroken heeft, of wel, dat zij het niet raadzaam geoordeeld hebben, deze scheepsmagt,
vóór zij hare bestemming bereikte, aan te tasten, de requeseks althans voerde onge-
hinderd op het eiland Thülen drie duizend man voetvolk, vier kornetten ruiters en
(1) bok, IlisL d. Nederl Oorl D. I. B. VUL bi. 647. hooft, Nederl. Hist. B. X. bl. 435.
swaiüe, de daden der Zeeuwen, bl. 82.
(2) WAGEKAAR, D. VIL bl. 69, 70.
-ocr page 468-15(58-
1576
464 ALGEMEENS GESCHIEDENIS
'Λ;
■ twee honderd myngravers. Hij liet de ruiterij in de stad Tholen, en toog met de ove-
rige benden naar het dorp St. Anneland, op de kust van het eiland, regt tegenover
Duiveland gelegen. Van hier uit werden vier vaandels bij dage naar Filipsland over-
gescheept, om de diepte te peilen. Zij wachtten de eb af en waadden toen door het
zand naar Duiveland, doch keerden, zoowel om het wassende Avater als om de Zeeuw-
sche schepen, die kwamen opzetten om hun den doortogt te beletten, halverwege terug.
Eenige Bevelhebbers vertoonden derhalve den Landvoogd, dat de onderneming schier
onmogelijk, ten minste allergevaarlijkst was, daar een groot gedeelte der soldaten, w elke
zich aan dien togt waagden, onvermijdelijk in de golven zou omkomen. Mokdragoï»',
Avelke bij het ontzetten van Goes eenen ongelijk breederen arm der zee doorwaad had,
en osoRio d'ülloa met nadruk het tegendeerbewerende, zond de requeseks den vaan-
drik juan d'arakda met twaalf man tot een nieuw onderzoek af. Zij voeren naar
Filipsland, en waadden, onder geleide van een glipper uit Zierikzee en een landman
van Tholen, bij nacht midden door de Zeeuwsche vloot behouden over naar Duive-
land. Toen echter de wachten op den dijk hen bespeurden en gerucht maakten,
keerden zij naar St. Anneland terug en verzekerden den Landvoogd van de uitvoer-
baarheid des plans. Velen, niettemin, hielden het voor eene roekelooze onderneming,
toonden al de moeijelijkheden en bezwaren, daarmede verbonden, ernstig aan, en stel-
den voor, den aanslag op Zeeland zoo lang te verschuiven, tot uit Spanje de ver-
wacht wordende schepen gekomen waren. De requeseivs besloot evenwel de kans
in den nacht van den acht en twintigsten op den negen en twintigsten van Herfst-
maand te Avagen. De helft zyner manschappen, onder bevel van mondragon, ver-
deelde hij op de schepen van sangho d'avila, wien hg ten ernstigste de zorg voor
het behoud van de vloot aanbeval. Vyftienhonderd man en twee honderd mijngravers
moesten de Zijpe tot op Duiveland doorwaden. Elk van hen ontving een paar schoe-
nen, en een zakje om den hals met twee pond buskruid, nevens beschuit en kaas
voor drie dagen, in geval Duiveland door de inwoners verlaten en er geen leeftogt
mögt te vinden zijn. Zonder eenige verhindering Λverden zij naar Filipsland overge-
zet. Nadat de requesens hen hier minzaam toegesproken, hun den pligt jegens
God en den Koning voor oogen gehouden, en roem en belooning voor hunne groot-
sche onderneming voorspeld had, ontdeden zij zich, op het voorbeeld hunner Bevel-
hebbers, bij het vallen van den nacht van de overtollige kleedingstukken, en hielden
slechts broek en schoenen aan. D'ülloa, welke het opperbevel over hen voerde,
moest met juaw d'aranda en de andere gidsen aan het hoofd zijner Spanjaarden den
togt openen, de Duitschers, Walen en de mijngravers zouden hem volgen, en don
gabriel de peralta met zijn vaandel Spanjaarden moest de achterhoede vormen.
De Heer van Seroosketice, Bevelhebber van Bergen op Zoom, don isidro paciiëgo,
Bevelhebber van Goes, en andere aanzienlijke krygshoofden vergezelden hen » uit naijver
DES VADERLANDS. 471
van eer." De maan, Λτβΐΐιβ in het laatste kwartier was, ging tusschen elf en Iw^aalflSfiS—
uur op. Tegen middernacht betrok de lucht, doch klaarde allengs op; noorderlicht
schitterde aan den hemel, hetgeen de Spanjaarden, wien dit natuurverschijnsel mee-
rendeels onbekend was, als een teeken beschouwden, dat God hunne onderneming zou
zegenen. Hierdoor bemoedigd, stapten de onversaagde soldaten twee aan twee, want
meer liet het smalle pad niet toe, hunne wapens boven het hoofd houdende, van
Filipsland af, toen de eb begon. De Zeeuwsche vloot, veertig schepen en twee honderd
roeibooten sterk, lag ter wederzijde en zoo digt mogelijk aan de plaat; zelfs wa-
ren eenige der ligte vaartuigen voorbedachtelyk op het zand geloopen, alleen om nader
bij den vijand te zijn. De Spanjaarden stonden tot aan de knieën in het water en
Averden met een hevig geschut- en geweervuur begroet, doch leden daardoor weinig,
want het geflikker van het noorderlicht verblindde het gezigt der Zeeuwen, zoodat de
meeste schoten misten. Naar mate zij voorwaarts trekken Avordt de togt moeijelijker;
door het opzetten van den vloed, stijgt hun reeds het water tot aan de borst, zelfs
nu en dan tot aan de kin, en menigeen verdAvijnt in de golven. De Zeeuwen komen
hen nu meer nabij, halen hen met enterhaken omver of naar zich toe, of dooden
hen met knuppels, aan lange stokken vastgemaakt; eenigen zelfs begeven zich insge-
lijks te halven lijve in het water, om den vijand met hunne daggen te doorboren. Hoe
hagchelyk ook de toestand der Spanjaarden wordt, hoezeer de aandrang der golven hun
dood en verderf dreigt, verliezen zij echter moed noch kracht. Pacheco , door een
kanonkogel gekwetst, roept de soldaten, die hem op de schouders willen wegdragen,
toe: »Houdt u niet op; mijne wond is doodclijk, maar ik acht mij gelukkig, bij eene
zoo roemrijke onderneming het leven te laten." En terstond vindt' hij zijn graf in de
golven. De twee honderd mijngravers verdrinken alle, op tien na. Der Zeeuwen stout-
heid haat echter niet; de Spaansche voorhoede, alleen beoogende door te komen,
weert slechts af, houdt zich digt aaneen gesloten, en bereikt op deze wijze haar doel.
De achterhoede, daarentegen, door den vloed beloopen, geraakt in verwarring; men
dringt elkander van het pad, en waggelt, en struikelt, en valt; menigeen verdrinkt,
menigeen wordt door de Zeeuwen afgemaakt. De peralta ziet zich genoodzaaltt terug
te keeren, en komt niet dan met moeite en gevaar op Filipsland aan. —
Toen de dappere d'ülloa met de voorhoede legen den ochtend den oever van Oost-
Duiveland bereikte, had hy slechts twaalf zijner manschappen verloren. Achter den
dyk aldaar stonden tien vaandels Franschen, Engelschen en Schotten, onder bevel van
karel vak boysot, om hem den toegang lot het eiland Ie beletten, en van de water-
zijde werd hij nog steeds uit de Zeeuwsche schepen bestookt. »Er λυββ voor hem,"
gelijk hooft zich uitdrukt, »geene blijvende plaats tusschen den dood en de zege."
Terstond rukt hij, na een kort gebed aan de H. Maagd en st. jago van Compostella,
met slechts veertien ' of vijftien man, want de overige kunnen hem nog niet volgen,
472 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—met gevelde spiezen tegen den dijk op. Het geluk bekroont den stoutmoedige. 'sPrin-
^^^^ sen bezetting, die geheel uit vreemdelingen bestond, door schrik vermand, vlugt deels
naar de Zeeuwsehe schepen, deels naar de byliggende schansen, die echter weldra door
de Spanjaarden bemagtigd worden, uitgezonderd die van Vïanen, de sterkste in dien
oord en welke door eenige schepen gedekt Avas. Naar de getuigenis van oranje zeiven,
zou de bezetting, integendeel, zich dapper verdedigd, en de vijand een aanzienlijk verlies vap
volk geleden hebben. Men verhaalt, dat karel van boysot bij den eersten aanval door
een kogel van een zijner manschappen, hetzij bij ongeluk of met opzet, was gesneu-
veld, waardoor onder zijne benden verwarring ontstaan was. Naar een ander berigt
echter, had hij, mistroostig dat zijn volk, op het bolwerk Bumoirt geplaatst, gevlugt
was, zich in het midden der vijanden geworpen. Eerst in den regterarm, toen doodelijk
in den schouder getroffen, was hij door eenigen, die zich waarschijnlijk op de sche-
pen redden, naar Walcheren gevoerd. Oranje, wien zijn verhes na aan het hart
ging, getuigt van hem, dat hy »een verstandig, volijverig man was, en zoo iemand,
der goede zaak toegedaan."
De Zeeuwsehe vloot stevende den volgenden dag naar Schouwen^ om dat eiland te
dekken, werwaarts de Prins nog eenige vaandels soldaten gezonden had. Intusschen
kwam de Spaansche scheepsmagt onder d'avila aan Duiveland, en bragt de peralta
met zgne manschappen van Filipslmid over. Onder aanvoering van mondragow wor-
stelden de Spanjaarden door de breede, moerassige, schier ontoegankelijke kreek, welke
Duiveland van Schouwen scheidt, en stapten aan land. Hier stonden vijfhonderd man
in slagorde geschaard, om hen af te wachten, doch die uit verbazing, nadat zij in
allerijl op de voorhoede hunne geweren hadden losgebrand, naar Zierikzee trokken.
Vianen werd door de bezetting, thans van alle hoop op ontzet beroofd, met wapenen
en pakkaadje verlaten en in brand gestoken, welken echter de Spanjaarden, die ter-
stond de schans in bezit namen, bluschten. De vijand hep nu het gansche eiland af.
Na een hardnekkig gevecht en ten koste van veel volk, maakte hij zich meester van
den bovendyk, welken de burgers van Zierikzee^ ter beveiliging van hunne stad, had-
den doorgestoken, en stopte de gemaakte opening. Insgelijks bemagtigde hij dë
sterkte genaamd het Hoofd, tusschen Zierikzee en Borndam, waarbij de peralta
met veertig of zestig man sneuvelde; Brouwershaven gaf zich zonder eenigen tegen-
stand over. De bezetting, drie honderd man sterk, legde hiervan de schuld op de
Roomschgezinde inwoners der stad, die geweigerd hadden te vechten (1). — Zoo was
(1) Archives de la Maison d'Orange, Τ. V. ρ. 280, 281, 282, 283. mekdoce, Ilist. d. l. g. de
FL Liv. XV. p. 308—317. campana., della guerra di Fiandra, Ϊ. 1. p. 150—153. bentivoglio ,
Nederl. Hist. bl. 226—232. strada, de Bello Belg. Lib. VIII. p. 472—481, welke van dezen togt
DES VADERLANDS. 471
dan tot verwondering der wereld door de Spanjaarden een togt ten uitvoer gebragt, 1568—
welke voor den merkwaardigsten, althans zeker voor den zeldzaamsten uit den geheelen
tachtigjarigen oorlog gehouden wordt. »Lees het verhaal zelf," zegt een oorspronkelijk
denkend Schrijver. »Het is overal roerende teekening van het schrikkelijkst gevaar,
van het dapperst ondernemen, van het moedigst lijden en volharden, van de luisterrijk-
ste zegepraal. We gevoelen er in ons opgewekt beurteling schrik, bewondering, me-
dedoogen; en, kunnen we voor eenige oogenblikken vergeten, dat de overwinnaars
Spanjaarden zijn, we zullen deel nemen aan de stem, welke de heugelijkste en glans-
rijkste overwinning toejuicht (1)." »Wij moeten," zegt een ander, »regt laten weder-
varen aan de stoutheid en den onbezweken moed der Spanjaarden, die zich zoo gewillig
aan de hagchelijkste onderneming waagden, en zich aan een gevaar blootstelden, welk
den stoutmoedigste kon doen schriklten en bezwijken; zij immers hadden te gelijk met
al wat verschrikkelyk is, het water, het slijk, het vjgandelijk vuur, en den nacht-te
worstelen; maar daarom," voegt hij er bij, »moet men zich verwonderen, hoe de Prins
van Oranje en de Staten het tegen zulk een onverschrokken vijand durfden en konden
uithouden (2)." ' ^
De togt zou echter slechts ten deele aan het doel beantwoord hebben, indien Zierik··.
zee, waarop men het inzonderheid gemunt had, niet bemagtigd werd. Hier waren
velen den Spanjaarden genegen, en uit hun naam verscheen kaspar van vosbergiien, .
Hoog-Baljuw en Rentmeester-Generaal van Zeeland beooster Schelde, met twee andere
mannen van aanzien in de Spaansche legerplaats, om wegens de overgave der stad te
onderhandelen. Op zijn verzoek, ontving hij van mondragon brieven van vrygeleide
naar de schepen, welke op de Schelde lagen, om de Bevelhebbers er van voor zich
te winnen. Teruggekeerd, verzekerde vosberghett, dat zij het met de schepelingen
eens waren, en nu slechts in de stad verslag daarvan behoefden af te leggen, om ter-
stond de onderhandelingen te openen. Men liet hem en zijne beide gezellen vertrekken,
doch vernam verder niets van hen, daar zij, bij hunne wederkomst in de stad, gegre-
pen en naar Walcheren vervoerd werden. Hierdoor vatten de overige burgers weder
moed, en oranje wanhoopte niet aan het behoud der stad (5).
een bij uitstek scliilderachtig verhaal levert. laiiabio, Ic guerre di Fiandra, p. 49. le petit,
Chron. d.Holl. T. II. Liv. XL p. 304. chappuys, likt. Gén. d. I g. d. Fl. Liv. IV. p. 194—196.
be TAssis, Comment. Lib. IL ρ. 196, 197. haeaeus, Afinal. Brab. Τ. III. ρ. 224, 225. bor,
Uist. d. Nederl. Oorl. D. 1. B. VUL bl. 648—650. v. meieren, Hist. d. Nederl. OorL B. V. bL
112. hooft, Nederl Uist. B. X. bl. 436—440. swalüe, de daden d. Zeeuwen, bl. 82—87.
(1) broes, filips v. marxix, D. L bl. 298.
(2) Leven van willem I, D. IL bi. 587—589.
(3) Archives de la Maison d^Orange, Τ. V. ρ. 306, 311. Hier uit blijkt dat deze zaak door
-ocr page 472-472 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
Tegen den zin van mondragow, welke wilde, dat men regtstreeks op Zierihzee zou
aanrukken en den heuvel innemen, welke door het jaren "aclitereen ophoopen der asch uit
de zoutkeeten was ontstaan en Tanwaar de rijk weleer de stad vermeeslerd had, dreven
b'avila en d'ulloa door, zich eerst van Bommenede te verzekeren, omdat de Prins van
Oranje hier zijne strijdkrachten kon vereenigen, en zoo door uitvallen als het doorsteken
der dijken, het Spaansche leger aanmerkelijke schade toebrengen. Bommenede was in
dien tijd een wel versterkt stadje met eene goede haven, doch is sedert meer dan ander-
halve eeuw door de zee verzwolgen. Het was gelegen nabij Brouwershaven, op een punt,
waar drie dijken zich vereenigden, naar ieder van welke eene sterke schans was aangelegd,
die het verdedigde en vanwaar uit men de haven, zoowel als het omliggende land, konde
bestryken. Eene diepe gracht, welke bij den vloed vol water geraakte, Mep er om heen,
en eene vaart er dwars door; doch bij de eb stond het water in de gracht zoo laag,
dat men te voet den muur naderen konde. Op een kanonschot afstand van de haven
lag 'sPrinsen vloot, welke er ongehinderd in- en uitgaan konde. De bezetting bestond
uit zes vaandels voetvolk, meest alle onlangs uit Noord-Holland tot hulp der Zeeuwen
overgekomen. Nivelle , anderen noemen hem lis , een oud, dapper Fransch krygs-
raan, die in den strijd de eene hand verloren, en haar door eene ijzeren vervangen
had, voerde er het bevel. Mondragon zond fra]vgesco d'aguilar met driehonderd man
vooruit, welke, na eene hevige schermutseling met de bezetting van i?o?mnewci/e, achter
een dyk post vatte, en door de geheele legermagt op den voet gevolgd werd. Twaalf
stukken geschut, door middel van eene diepe loopgrave lot aan de contrescarp van
de gracht gevoerd, openden hun vuur, dat drie dagen achtereen aanhield, zoodat byna
zesduizend kogels op de veste werden afgeschoten, welke eene tamelijk wijde opening
maakten. Nu trad men in onderhandeling, welke naauwelijks was aangevangen als
een vaandrik het waagde, buiten last, met honderd Spanjaarden een punt aan te val-
len, dat hem het zwakste voorkwam, doch waar hij derwijze ontvangen Averd, dat bij
zelf met veertig zijner manschappen sneuvelde. Hierop werden de onderhandehngen
afgebroken. De Spanjaarden beproefden tijdens de eb eenen aanval. Meer dan twee
uren werd hardnekkig gevochten, toen de bestormers, door den opgekomen vloed, met
1568—
1570
vroegere en latere schrijvers, op gezag van wendoza en hooft, verkeerd is Toorgesteld, wanneer zij
haar als eene list doen voorkomen, door Avelke de Spanjaarden zich lieten verschalken. — te wa-
ter, Vadert. Hist. D. IV. bl. 117, 118, verhaalt, gelijk al de overigen, de welgeslaagde kunst-
greep van vosDEUGiiEN, doch voegt cr bij: »men A'indt aangetoekend, dat omtrent het einde van
Wijnmaand, verscheidene leden der Regering door den Baljuw van vosbergher opontboden Averden,
omdat men hen verdacht en voor Koningsgezind hield, en dat zes van de voornaamsten uit de
Wethouderschap geligt en naar Walcheren gevoerd werden, om zich aldaar te verantwoorden."
Men vergelijke liierbij de bovenaangehaalde plaats uit de Archives de la Maison d'Orange.
DES VADERLANDS. 475
verlies van drie of TÏerhonderd man, twee vaandels en eene groote menigte wapenen 1568-—
moesten deinzen. De Prins van Oranje zond nu twee afdeelingen voetvolk uit Botterdam
ter versterking der bezetting van Β ommenede ^ maar zij konden de plaats niet bereiken,
daar de vijanden alle toegangen derwaarts afgesloten hadden. De Spanjaarden, door het
verlies meer aangeprikkeld dan ontmoedigd, tastten drie dagen later de veste op alle 30v.
punten te gelijk aan. De bezetting, hoezeer door het onophoudelijk waken bij dag en ^jD^^nll
nacht en het herstellen der beschadigde vestingwerken afgemat, hield het moorddadig
gevecht vijf uren achtereen vol. Toen moest zij het schieten staken, daar het geschut,
door het aanhoudend vuren, gloeijend heet geworden Avas; ook waren hare krachten, door
deze buitengewone inspanning, genoegzaam geheel uitgeput. De Spanjaarden bereikten
den top van den muur, doch geen van hen was stout genoeg er af te springen, totdat
SANCHO d'AVILA, hunne lafhartigheid bespottende, zichzelven daartoe gereed maakte,
want nu wierp een Spaansch musketier, toledo genaamd, zijn geweer weg, greep éen
schild en stortte zich onder de belegerden. De overigen volgden hem onmiddellijk en
maakten zich meester van de veste, welker verdedigers allen over de kling gejaagd wer-
den. Maar ook den vijand kostte deze storm een aanzienlijk getal dooden en gekwetsten;
eenigen brengen dit tot tweehonderd, anderen tot vyfhonderd, sommigen zelfs tot vijftien-
honderd man; aanmerkelijk moet het gew eest zijn, daar men verhaalt, dat dc lijken der
gesneuvelden zoo hoog op elkander lagen, dat zij den bestormers den Aveg belemmerden (1).
Terwyl de Spanjaarden zich voor Bommenede ophielden, had Jonkheer arend van
dorp, 'sPrinsen Bevelhebber in Zierikzee, geen tijd laten verloren gaan, die stad in
staat van tegenweer te stellen. Zij was genoegzaam van levensmiddelen voorzien, en
telde eene bezetting van twaalf vaandels voetvolk, onder welker Hoplieden nicolaas
RUYGHAVER en JOOST VAN DEN ENDE zich bcvonden; terwijl ook de burgerij, door Bur-
gemeester EiEERSEMAKER tot geregelde krijgsdienst opgeleid, onder de wapenen stond.
Dag en nacht was aan het herstellen der bolwerken gearbeid. Buiten de stad, aan de
Zuidzijde in de nabijheid der haven, had men den aschheuvel versterkt, en aan de
Noordzijde een veld van bijna honderd roeden in omtrek verschanst. Al het land om
de stad was onder water gezet, waardoor het onmogelijk werd aan een geregeld beleg
te denken, daar het aanleggen van approchen onuitvoerbaar was. De vijand besloot
derhalve, Zierikzee door insluiting en den honger tot de overgave te dwingen. Om dit
(1) Archives de la Maison dOrange, T. V. p. 306, 311. mendoce, Hist. d. l. g, d. Fl. Liv.
XV. p. 320—324. campana, della guerra di Fiandra, T. 1. p. 153, 154. bertivoglio, Nederl.
Hist. bl. 232, 233. le petit, Chron. de Holl. Τ. II. ρ. 304. chappoys, Hist. Gén. d. l. g. d. FL
Liv. IV. p. 197. bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. 1. B. VIIL bl. 651, 652. v. μετεβειτ, Hist. d.
Nederl. Oorl. B. V. bl. 112. hooft, Nederl. Hist. B. X. bl. 440—442.
II Deel. 5 Stuk, 60
-ocr page 474-m
ÄLGEMEENE GESCHIEDENIS
doel te bereiken, maakte mokdragon , doch met opoflering yan veel tijd en aan beide
. zyden Tan veel volk, zich meester van de sterke batterijen, >velke de Zeeuwen ter plaatse
hadden opgeworpen, waar eene kleine vaart, die uit Zierikzee vloeide, zich met de
groote, welke Schouwen, van Duiveland scheidt, vereenigde, en onder welker bescher-
ming de schepen uit Holland en Walcheren in de stad konden geraken. Hierop liet
hy de groote, en den mond der kleine vaart met paalwerk stoppen, of, waar dit om
de diepte ondoenlijk was, door gewapende vaartuigen bezetten, zoodat alle gemeenschap
te water langs dien kant genoegzaam onmogelijk was geworden. Om den toevoer over
de verdronken landen te beletten, moest eene groote menigte bodems met krygsvolk
binnen de dyken, van Vianen tot aan de haven van Zierikzee, scherpe wacht houden.
De reqüesens , die met ghiappin vitelli w as overgekomen, om met de Bevelhebbers over
het beleg te beraatlslagen, had zich intusschen Aveder naar Braband begeven (1). Op
de terugreis werd vitelli, door een val met zijn draagstoel van een dijk, derwyze
gewond, dat hij in het schip, tusschen Schouwen en Antwerpen, overleed. Hij was
een der bekwaamste Krijgsoversten van zijn tijd, maar om zijne verlichte denkwyze door
vele Spanjaarden gehaat (2).
Terwijl de togt naar Schouwen ondernomen werd, maakte de reqtjeseits groote krijgstoe-
rustingen, om den Prinsgezinden elders op onderscheidene punten te gelijk w^erk te verschaf-
fen , en alzoo hunne strijdkrachten te verdeelen, ten einde zijne plannen tegen Zeeland te
ongestoorder te kunnen uitvoeren. Te Amsterdam en in de Friesche havens werd een groot
aantal oorlogsvaartuigen in gereedheid gebragt. Daar de Spanjaarden het voornemen koes-
terden , Leiden op nieuw te belegeren, ki-uisten tien Amsterdamsche schepen op het
Haarlemmermeery om de Oude Wetering weder in te nemen, ten einde zich den weg
derwaarts te banen. Doch Hopman johan schetter , welke met een vaandel soldaten
^ ^ in de schans aldaar had postgevat, tastte hen met vijf Noord-Hollandsche schepen aan,
VViju-^ veroverde het grootste schip, en joeg de bemanning over de kling of over boord, maar
1575 móe§t naar de schans de wijk nemen, toen vier groote schepen van//aar/em tot hulp der
(1) menboce, Hist. d. l. g. d. Fl. Liv. XV. p. 323, 324. ολμγανα, della guerra di Fiandru.,
T. 1. p. 154, 155. BENTivoGLio, Nedcrl Ilist. hl. 233, 234. strada, de Bello Belg. Lib. Vlll.
]). 481. chappuys, Ilist. Gén. d. l. g. d. Fl. Liv. IV. p. 198. le petit, Chron. d. Holl. ï. 11.
p. 304. bor, Ilist. d. Ned&i. Oorl D. I. B. VIII. bl. 652 , 653. v. dieteren, Ilisi. d. NederL
Oorl. 13. V. bl. 112 verso, hooft, Nederl. Ilist. B. X. bl. 442. swalüe, de daden der Zeeuwen,
bl. 87.
(2) viGLii Epist. Select, p. 403. de tassis, Comment. Lib. Π. p. 197. strada, de Bello Belg.
I/ib. VIII. p. 483, welke eeu zaakrijk levensberigt van dezen krijgsman mededeelt, v. mbtere??;·
Hist. der NederL Oorl. B. V. bl. 114. hooft, Ned&'l. Hist. B. X. bl. 442.
DES VADERLANDS.
Amsterdammers kwamen opzetten. Naauwelijks was dit uitgevoerd, oi Noord-Holland 1568—
geraakte in beweging door het berigt, dat de robles, Stadhouder van Friesland^ waar ^^^^
onlangs de benden van sonoy het dorp Balk geplunderd en verbrand hadden, met
eene magt van honderd vijftig gewapende vaartuigen een aanslag tegen Texel op het
oog had. Terstond werden zes en veertig grootere en kleinere oorlogschepen, waar
onder de Inquisitie van bossu, naar het Ylie gezonden, om 'svijands vloot af te wach-
ten, en nog verscheidene andere vaartuigen, in geval van nood, gereed gehouden, de
dyken met wachten bezet, seinen er opgerigt, en de inwoners der dorpen aan den
kant der Zuiderzee vermaand, op hunne hoede te zijn. Uit hoofde dezer voorzorgen,
waagde hel de robles niet den beraamden aanslag te ondernemen. Hij liep daarentegen
het oost-einde van Vlieland af, plunderde en verbrandde er het dorp van wel vier
honderd vijftig huizen, en stevende toen met veertien sterk bemande vaartuigen naar
Wieringen. Niet ver van den oever, sprongen de manschappen tot aan de knieën in het 12 τ.
water en trokken geregeld op het eiland aan, doch vonden hier den bevelvoerenden
Hopman wouter hegeman derwijze op hunne komst voorbereid, dat zy zich naar de 1575
vaartuigen terugspoedden en naar het Marsdiep voeren, alwaar zij eenige koopvaarders
wegnamen (1). — In Zuid-Holland slaagden even weinig de ondernemingen der Span-
jaarden als in het JSoor der-kwartier. De requesens had in de omstreken van Krimpen
eene tamelijk sterke krijgsmagt bijeengebragt. De hoop, daarmede den Dordschenwaard
te vermeesteren, werd door oranje verijdeld, welke in het dorp Weert een en twintig
vaandels voetvolk, honderd ruiters en ongeveer drie duizend gewapende boeren ver-
eenigd had. De onvermoeide en behoedzame Prins liet tevens vele bedreigde punten
in Holland versterken, de dyken, waar het noodig was, doorsteken, en verzuimde
niets, zoo veel zijne beperkte middelen gedoogden, om der Spanjaarden aanslagen te
verijdelen. Onderscheidene oorlogschepen werden door hem uitgerust, om eener vloot,
welke de Landvoogd uit Spanje verwachtte, het binnenkomen te beletten. Doch de
Spaansche schepen, door een hevigen storm deerlijk gehavend en van een groot ge-
deelte der bemanning door ziekte beroofd, moesten in den ellendigsten staat de Engel-
sehe havens binnenloopen. Later gelukte het aan eenige dezer bodems naar Duinker-
ken te komen, maar in eenen toestand, dat zij de requesens meer tot last dan tot voor-
deel strekten (2). Al deze toerustingen verhinderden ondertusschen oranje om dezen
tyd, of een >veinig vroeger, aan het verzoek van eenige Friesche Edelen en ballingen
gehoor te geven, hun, ter verdrijving des vijands van den geboortegrond, uit Noord-
(1) BOR, Uist. d. Nederl. Oorl. D. L L. VUL bl. 653. hooft, Nederl Hisi. B. X. hl. 442.
vEnus, Chron. v. Hoorn. bl. 441, 442. avagesaar, Bcschr. v. Amt. St. L bl. 335.
(2) BOR, Hist. d. Nederl Oorl D. L B. VIIL bl. 653 , 654.
60*
-ocr page 476-478 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—Holland hulp të zenden. Hij beval echter sowoy, met hen in briefwisseling te treden,
■ om te gelegenen tijd, ten nutte der algemeene zaak, Tan hen voordeel te trekken^
Ook droeg hij barthold entens van Mentheda den last op, iets tot heil van Friesland
te beproeven. Entews wierf volk tusschen de Elbe en Wezer, en monsterde het op
Terschelling, welk hij bezette. Db robles verscheen wel met eene scheepsmagt voor
dat eiland, maar trok terug, daar entews zich er te sterk verschanst had, en legde
zijne vloot op in de haven Tan Harlingen. Ektens, die nu de handen ruim had, terwijl
sokoy en hegeman Texel, Vlieland en Wieringen bezet hielden en meesters van de Zui-
derzee waren, landde in Bloeimaand des volgenden jaars met acht en twintig schepen,
grootendeels in Bremen uitgerust, te Oostmahorn, aan de Noordkust van Frieslandy
en Terschanste er zich. De robles tastte hem aan, doch werd met verlies van vijftig of
zestig man teruggeslagen. Door nog twaalf honderd gewapende boeren versterkt, be-
proefde hg, doch met denzelfden uitslag, een tweeden aanval, weshalve hij zich be-
paalde, Oostmahorn in te sluiten. Entews, die vruchteloos bij sonoy op onderstand
aanhield en wien eindelijk levensmiddelen ontbraken, zag zich alzoo genoodzaakt met
zijn volk, twaalf honderd en zeventig man sterk, de schans te verlaten, en zijne onbe-
taalde benden verspreidden zich (Ij. Sonoy had hem nooit met nadruk kunnen onder-
steunen, eensdeels dewijl uit Noord-Holland vele krijgsbenden, en welligt meer dan
raadzaam was, naar Zuid-Holland en Zeeland getrokken w^aren, en anderdeels omdat
men zich van Amslerdam meester wilde maken. Reeds sinds geruimen tijd stond
de Prins van Oranje aldaar in verstandhouding met eenige burgers, die hem de
stad in handen zouden spelen, hetgeen echter uitlekte en verijdeld werd. Sedert was
aan soptoy de taak opgedragen, Amsterdam te overrompelen. Pieter Willemszoon van
Haarlem, die er onder den naam van handel te drijven dikwijls kwam, had zich ver-
bonden, den aanslag te bevorderen. Eenige waaghalzen, met zekeren Kapitein vos uit
Vlaanderen aan het hoofd, geraakten in de stad en hielden zich op een zolder ver-
borgen. Zij moesten den Overste herman helling, welke met een lastbrief en be-
rigtschrift van oranje en sonoy voorzien was, met zyne vaandels, die hy aan den
Overtoom had bescheiden, naar binnen helpen. Doch de toeleg liep te niet, daar de
gasten op den zolder aan het licht, hetwelk zij bij nacht brandden, ontdekt waren.
Vyftien van hen, welke niet, gelijk hunne makkers, konden ontvlugten, werden in
het najaar van Vijftienhonderd vyf en zeventig ten dood gebragt (2).
De kosten, welke het ondernemen en afwenden van zoo vele aanslagen tevens vor-
(1) bor, Ilist. d. Nederl. Oorl. D. I. li. VUL bl. 654. B. IX. M. 677. winsemiüs, Chron.
v. Vriesl. B. XVII. bl. 5^4. schotanus, Fr. HisL B. XXL bl. 791, 792.
(2) BOR, Ilist. d. Nederl Oorl. D. 1. B. VlU, bl. 655. wkGmxkR, Beschr.v. Amst. St. L M.345.
I·
DES VADERLANDS. kil
derden, hadden de geldmiddelen, zoo aan de Spaansche als Staalsclie zijde, ten eenen- 1568—
1
male uitgeput (1). De krijg in de Nederlanden, welks oorsprong hopperus onbewim-
peld, in een brief aan den Koning, alleen aan liet slechte bestuur van alba en aan
de schraapzucht en den moedwil der Spanjaarden toeschrijft (2), was filips reeds, naar
men berekent, op meer dan twee en veertig millioen dukaten of kroonen te slaan ge-
komen, waartoe Spanje het meeste had bijgedragen (5). Daarenboven had het krygs-
volk in de Nederlanden en elders sedert lang achterstallige soldy te vorderen, en de
Koning was aan G enuëesche en andere koopheden veertien of vijftien millioen dukaten,
zoo aan hoofdsom als vervallene rente, schuldig. Maar filips, door den Paus van
zijne verpliglingen jegens zijne geldschieters ontslagen, opdat hij, strijdende tegen de
Ketters en ongeloovigen, niet het slagtoffer van vreemde woekerzucht mögt worden,
had den eersten van Herfstmaand dezes jaars een openbaar geschrift uitgevaardigd,
waarin liy alle met zyne schuldeischers aangegane overeenkomsten, beloften en verpan-
dingen vernietigde, en de rente niet alleen voor de toekomst aanzienlijk verminderde,
maar zelfs het bedrag van hetgeen sedert vele jaren boven dien maatstaf aan rente ge-
heven was, van de verschuldigde hoofdsom aftrok (4). Door dezen even willekeurigen
als trouwloozen maatregel, welke vele handelshuizen in Genua, Venetië, Antwerpen en
elders in groote ongelegenheid bragt, verloor de Koning natuurlijk alle geloof, en ner-
gens meer konde hij geld bekomen. De reqüesens moest derhalve zelf trachten zich
de middelen te verschaffen, om den krijg voort te zetten. Dikwerf en dringend had
hij zich te dien einde tot de Staten gewend, maar in stede van geld slechts klagten
ontvangen, Eenige gewesten eiscliten herstel van de voorregten, en andere begeerden
van het kiijgsvolk ontheven te worden, Vlaanderen had honderd duizend gulden
beloofd, maar op voorwaarde, dat daarvan 1®. »het bedrag Avierd afgetrokken van
hetgeen men aan het krijgsvolk voor levensmiddelen en dergelijke verstrekt had; 2®.
dat de soldaten uit het gewest zouden vertrekken, en voor hun gepleegden moedwil
gestraft worden; 3®. dat de renten voldaan wierden, welke op de domeinen van den
Koning waren aangewezen; 4°. dat goede krijgstucht wierd onderhouden, en de ver-
beurdverklaarde goederen teruggegeven zouden worden; dat de Bloedraad afge-
(1) vigln Epist. Select, p. 403.
(2) Archives de la Maison d'Oranffe, T. V. p. 229, 230. De brief is van don 21 van Zomer-
maand 1575.
(3) v. meteren, Hist. d. Nedsrl Oorl. B. V. bi. 113. V{jl. hiervoor, bl. 183. bor, Hist. der
Ned&'l. Oorl. D. I. B. VIII. bl. 655.
(4) v. meteren, IHst. d. Ncdcrl Oorl. B. V. bl. 113.
-ocr page 478-478 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—schaft en geen andere aangesteld wierd, en alle voorvallende zaken naar de ge-
westelijke Hoven gezonden zouden worden; 6". dat al de oude voorregten hersteld
wierden, en bovenal, dat voor eeuwig de Tiende Penning zou afgeschaft worden,
waar de gewesten, over het geheel, op aandrongen." Hierdoor werd er niets opge-
bragt, waarom de requesens, welke zich op dien tyd in Duiveland bevond, het
geraden oordeelde, de Algemeene Staten te Brussel te beschreven, om hen, zoo
mogelijk, tot bewilliging in de schattingen te bewegen. In hun naam werd door den
weisprekenden en geleerden Bisschop van Atrecht francois righardot een geschrift
aan den Landvoogd opgesteld, waarin zy tegen de verdenking opkwamen, welke hy
te hunnen aanzien koesterde, dat zij namelijk »het Katholijk geloof verzaken en zich
aan 'sKonings gezag onttrekken wilden." Voorts verzochten zy, »dat de Treemdelingen
uit het Land verwijderd, en de ambten aan geboren Nederlanders zouden gegeven wor-
den; dat de krygstucht gestrenger onderhouden wierd, en 's Lands gelden mogten
besteed worden tot het doel, waartoe zij waren ingewilligd; dat de Koning van den
staat van zaken naauwkeurig onderrigt wierd, en wel door Nederlanders met welke
hy, in geval van nood, beraadslagen konde; en eindelijk, dat de muitende Spanjaar-
den naar verdienste gestraft, en de benden van Ordonnantie weder ingevoerd zouden
worden." Toen de requesens dit geschrift op Duiveland ontving, riep hij toornig uit:
Bios tios libera de estos Estados (God verlosse ons van deze Staten)! en spoedde zich
naar Antwerpen terug. Hier gaf hij den Staten te kennen, dat hij hen had bijeenge-
roepen, om geld te erlangen; tot antwoord overhandigden zij hem op nieuw het
gemelde verzoekschrift. Eene leening van twaalf maal honderd duizend gulden,
die hij nu verzocht, werd insgelijks afgewezen. Door den nood gedrongen, maakte hij
thans op eigen gezag ommeslagen, waardoor Brahand en daarna ook de andere ge-
westen gedwongen werden, in de leening te bewilligen, die echter schoorvoetend werd
opgebragt, en vaak met geweld van wapenen moest ingevorderd worden. De stad
Utrecht, onder anderen, werd met eene inlegering van nog zeven vaandels krijgsvolk
bedreigd, Avanneer zij zich niet rustig hield en haar aandeel in de gedAVongen leening
voldeed, waarop zij den Landvoogd twintig duizend gulden uitkeerde. De Utrechtschen
hadden om eene kwytschelding, althans vermindering daarvan verzocht, dewyl hen het on-
derhoud en het baldadig gedrag der Spaansche bezetting ten uiterste zwaar drukten.
Gelijke klagten hieven ook de andere gewesten aan. De onbetaalde soldaten gaven zich
alom aan de grofste buitensporigheden over. In het geteisterde//aar^em, waar de weleer
gegoedste inwoners thans naauwelijks eenmaal in de maand vleesch op hunne tafel
zagen, zwelgden, pp hunne kosten, de soldaten in overdaad. In Vlaanderen hielden de
ligte Spaansche ruiters zich niet tevreden, dat het kostbaarste voor hen werd opge-
discht; zij voedden zelfs hunne honden met fijn brood, en velen lieten de pooten hun-
ner paarden met wijn wasschen. En toen men, by de betaling hunner soldij, datgeen
DES VADERLANDS. 479
in rekening wilde brengen, wat zij, boven het deel hun toegekend, verteerd hadden, 1568—
werden zij oproerig en liepen, brandschattende, Vlaanderen, Artois en Henegouwen af.
Op bevel van de requesens wapende zich het landvolk tegen deze muiters, en de Graaf
van Lalaing met andere Edelen trok hen te gemoet. Eindelijk gelukte het juliaan
ROMERO, hen tot hunnen pligt terug te brengen (1).
Het is inderdaad opmerkelijk, dat men in Holland en Zeeland, welke in geen minder
nijpend geldgebrek verkeerden dan de requesens , van geene muiteryen onder het krijgs-
volk hoorde. Alleen ontstond er eene beweging onder het scheepsvolk in het Noorder-
kivartier, hetwelk den Admiraal en de Kapiteinen te Hoorn in de kerk als gevangen
hield, en dreigde hen om hals te brengen, indien zij niet voor de volle uitbetaling der
soldij zorgden; door eene gedeeltelijke voldoening daarvan, werd echter het misnoegen
spoedig gestild. De krijg, welken Holland en Zeeland alleen moesten voeren,
verslond geweldig veel gelds; door het kwijnen van den handel en de nijverheid
verminderden de inkomsten, en daar de vruchtbaarste oorden des lands onder
Avater stonden, vras het den opgezetenen niet meer mogelijk de gewone lasten te
dragen. Vreesselijk daarenboven Averd Noord-Holland door een hevigen storm geteisterd, ^y.^·
welke het geheele gewest den ondergang dreigde, en eene schade van niet minder dan lerni.
derde halve tonne gouds veroorzaakte (2). Alle middelen moesten in het werk gesteld
worden, om in het te kort te voorzien en den oorlog door te zetten. Reeds vóór
maanden had de Prins zijnen broeder jAif van Nassau verklaard, dat »de inkomsten
niet toereikend waren, om de benoodigde uitgaven te dekken (5)." Tn Grasmaand
hadden de Staten aan oranje, ter bestrijding der oorlogskosten, honderd en vier
duizend gulden maandelijks, en wel voor den tijd van vier achtereenvolgende maanden,
toegestaan, te dragen door de steden, naar eene verdeeling door den Prins zeiven vast-
gesteld. Om deze som, die daarna tot honderd duizend gulden beperkt werd, bijeen te
brengen, moest weldra een honderdste penning van de waarde der huizen en lande-
rijen geheven worden. In Hooimaand had men bovendien bewilligd, bij de rijkste
inwoners des Lands vijftig duizend gulden op te nemen, en vele grafelijke en geestelijke
goederen tegen gereed geld te verkoopen, waarbij het den koopers zou vrijstaan, de
helft der sommen, welke het Land hun schuldig was, van den verkoopprijs af te trek-
ken. Zoo groot werd eindelijk het geldgebrek, dat de Staten 'sPrinsen jaarwedde van
1575
(1) kor, HisL d. Nederl. Oorl. D. I. B. Vlll. bi. 655—658. v. μετεβεν, Hist. d.Nederl. Oorl.
B. V. bl. 113. HOOFT, Nederl. lïist. B. X. bl. 443.
(2) BOR, Eist. d. Nederl Oorl. 1). 1. B. VUL bl. 658 , 659. hooft, Nederl. Hist. B.X.bl.443,
444. pers, Ontstelde Leeuw, bl. 535. velius, Chron. v. Hoorn, bl. 444.
(3) Archives de la Maison d'Orange, T. V. p. 173—17Θ.
-ocr page 480-1568-
480 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
- zes en twintig duizend gulden, slechts bij de week, en dan nog altijd op hunoe bij-
zondere magtiging, lieten uitbetalen (1). Oranje had in dien tyd genoegzaam geene
andere inkomsten dan deze jaarwedde, welke op verre na niet voldoende w^as voor zijne
dagelijksche uitgaven (2). Hij en de Staten moesten het aanbod van den Koning van
Navarre, hun tien of twintig vaandels krijgsvolk te zenden, uit gebrek aan geld afslaan,
hoezeer men deze ook behoefde (3). Dezelfde oorzaak belette hun een gezantschap aan
den Keizer en de Rijksvorsten, ter bevordering hunner belangen, af te vaardigen. »Wij
worden door niemand ondersteund," schrijft de Prins in Slagtmaand aan jaw van Nas-
sau , » en onze lasten vermeerderen van dag tot dag. — Niet alleen belet ons het geld-
gebrek, van menige goede gelegenheid gebruik te maken, om onzen vyand afbreuk te
doen, maar het is ook de oorzaak van de verliezen en nadeelen, die wij sedert eenige
maanden geleden hebben. Zoo wy thans eene versterking van drie of vier duizend
man hadden, zouden Avij onzen vijanden zulk eenen slag kunnen toebrengen, dat zij 't
zich zouden berouwen in de plaatsen gekomen te zijn, waar zij zich thans genesteld
hebben; — maar nu, in stede van versterkt te worden, verlaten ons dagelijks diegenen,
van w^elke wij nog eenige dienst konden hebben; immers vóór weinig tyd zyn velen uit
Holland vertrokken, omdat \vij geene middelen hadden, hen te onderhouden (4)."
Het is geenszins te verwonderen, dat in deze hagchelijke omstandigheden, de
Staten ernstig naar uitheemsche hulp begonnen uit te zien. Het is bekend, dat de
Prins van Oranje reeds in Vijftienhonderd drie en zeventig het voornemen koes-
terde, de heerschappij (souvcreiniteit) der Nederlanden aan een vreemden Vorst op te
dragen, en dat Inj meer dan eenmaal met Frankrijk en Engeland onderhandelingen had
aangeknoopt, welke daarop konden uitloopen (ö). W^ij hebben gezien, hoe hij aan hügo
BONTE verklaarde, dat hij en de Staten, tot het uiterste gedreven, zich in sterkere armen
zouden 'werpen; en dat de Graaf van Schwartzenburg mede hierop de Spanjaarden had
opmerkzaam gemaakt (6). Van daar verklaarde de Raad van State, na het schorsen der
vredesonderhandelingen te Breda, aan de requesens, »dat de Kalvinisten niet nalaten
zouden, zich van alle kanten door verbonden te sterken, daar zg niets anders beoogden
(1) Resolutiën v. Holl, bij wagenaar, D. VII. bl. 76, 77.
(2) Archives de la Maison dOrange, T. V. p. 177.
(3) Resolutiën v. Holl, aangeliaald door groen t. prinsterer, in de Archives de la Maison
d'Orange, T. V. p. 307 (1).
(4) Archives de la Maison d'Orange, T. V. p. 307—311.
(5) Zie hierToor, bl, 285, 286. groen v. prinsterer, in de Archives de la Maison d'Orange,
ï. V. p. 273.
(6) Zie hiervoor, bl. 423, 441.
1576
DES VADERLANDS. 4SI
dan verandering van Regering en van Vorst, hetgeen," voegt hij er hij, »tot dezen 1568—
tijd toe de Prins van Oranje niet heeft willen gedogen, alles regerende onder den naam
van Zijne Majesteit, en geen anderen titel voerende dan dien van Luitenant en Kapi-
tein-Generaal van Zijne Majesteit in Ilollattd en Zeeland (1)." Na'sPrinsen verklaring aan
bonte, en den wenk door sghwartzeivburg gegeven, klinkt dit laatste eenigzins vreemd.
Er blijkt ondertusschen uit, dat de Raad van State niet aan den trouw van oranje
jegens den Koning twijfelde (2). Terstond na het uiteengaan der Bredasche bijeenkomst,
had de Prins op hel sluiten van een verbond met eene vreemde Mogendheid nadruk-
kelijk aangedrongen, en de Staten, naar het scheen, hiertoe niet ongenegen gevonden.
Slechts zweefden zij in hét onzekere, of men zich tot Diiitschland, Frankrijk of
Engeland zou wenden. In het vorige jaar Avas door oranje, in een zeer belangrijken
brief aan jan van Nassau, duidelijk te kennen gegeven, dat het den Nederlanders voor-
deelig zou kunnen zijn, zich onder de bescherming van het Duitsche Rijk testellen (3).
In Zomermaand van het loopende jaar had hij den Staten voorgeslagen, zich, met behoud
van de voorregten des Lands, aan' dat Rijk leenpligtig te maken, nadat men nogtans vooraf
beproefd zou hebben, de gewenschte bescherming onder gunstigere voorwaarden te ver- ,
Averven (4). Tot dat einde waren de gezanten benoemd, die sciiwartzenburg naar
Duitschland zouden vergezellen, doch welken de requesens , die het doel daarvan,
naar 't schijnt, bevroedde, vrijgeleide geweigerd had (ö). Om deze en andere rede-
nen, werd hunne reis tot het begin van Vijftienhonderd zes en zeventig uitgesteld, toen
leonard casembrood, Raad in den Hove van Holland, en adriaan cromiiout. Burge-
meester van Medemblik, zich naar Duilschland en het Noorden van Europa begaven,
niet om het Land onder de oppermagt van het Duitsche Rijk te brengen, raaar om on-
derstand te verzoeken, waarin zij niet ongelukkig slaagden (6). Te zelfden tijdé stelde
ORANJE den Staten voor, honderd en twintig duizend gulden op te brengen, »waar-
door, waarschijnlijk, met Gods hulp te verhopen was, dat de Landen uit hunne tegen-
woordige uiterste benaauwdheid en nood, tot eene onvoorziene en gewenschte ontzetting
met groote zekerheid en bevrijding zouden worden gebragt." Voor deze gelden zou
men trachten van Hertog joiian kasimir van Tweebruggen hulpbenden te verwerven.
(1) bor, Ilist. d. Nederl Oorl D. I. B. VUL bl. 613.
(2) Vgl. groen v. prinsterer, ίπ de Archivcs de la Maison d^Orange, ï. V. p. 273.
♦
(3) Archivcs de Ia Maison d'Orange, T. IV. p. 386—398.
(4) Resolutiën van Holland, bij wagenaar, D. VIL bl. 78.
(5) Zie hiervoor, bl. 442. Resol v. IIolL bij wacenaar, D. VIL bl. 78.
(6) BOR, Ilist. d. Nederl Oorl. D. 1. B. VUL bl. 661.
II Deel. 5 Stuk. 61
-ocr page 482-482 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568-
1576
Niet dan met de uiterste moeite bewilligden de Staten in dien Toorslag, en weder on-
der verkooping van rele domeinen des Konings, yan welke Rotterdam, onder anderen,
er verscheidene aankocht. Indien deze gelden zyn opgebragt, schijnt men die lot een
ander doel gebezigd te hebben; althans kaämir's leger kwam eerst twee jaren later
herwaarts (Ij.
Maar zoo vurig de Staten buitenland sehe hulp begeerden, zoo weinig genegenheid
toonden zij, de oppermagt over het Land aan eenen buitenlandschen Vorst op te dra-
gen, ofschoon de Prins oordeelde, dat men hiertoe komen moest, en zij zelve erken-
den, dat bezwaarlijk eene vreemde Mogendheid hun belangloos onderstand zou verlee-
nen. Hunne bedoeling toch, gelijk zij steeds openlijk blevén beweren, was niet, zich
aan de heerschappij van filips , maar alleen aan de dwingelandij der Spanjaarden te
onttrekken. Van daar dan ook, dat toen de Edelen en de steden van Zuid-Holland
in het begin van Hooimaand verklaarden, η dat men den Koning, als een dwingeland,
die zijne onderdanen zocht te verdrukken en te verderven, zoodra mogelijk behoorde te
verlaten en een anderen beschermheer te zoeken," de steden van het Ν oor der-kwartier
dit, voor het oogenblik, ongeraden hielden, en Zieriksee begeerde, nog eenmaal
's Keizers tusschenkomst in te roepen. Men besloot dan den Graaf van Culemhorg,
9 V.
llooira.
1575
AREND VAN DORP, JAKOB PAULI, KORNELIS KONING, FRANCOIS MAALZON, ADRIAAW CROM-
liOUT, ANDRiES JAKOBSz. DE lONGE, en 's lands Advokaat patjltjs buts te magtigen, om
met den Prins over de wijze te raadplegen, »op welke vreemde hulp het gevoege-
lijkste kon worden ingeroepen, zonder eenige uithecmsche Mogendheid vasten voet in het
Land te geven, of deze gewesten van zijne Koninklijke Majesteit te scheiden." De krijgs-
verrigtingen en andere omstandigheden hielden den Prins te zeer bezig, dan dat hij
terstond deze gewigtige zaak met nadruk kon doorzetten, welke alzoo eenige maan-
den bleef rusten. Eindelijk beschreef hij de Staten te Rotterdam^ om over dit onder-
werp te beraadslagen. De Edelen, Dordrecht, Rotterdam, Gorinchem en den Briel
oordeelden het hoog noodzakelijk, naar buitenlandsche hulp om te zien, doch de ge-
magtigden uit Delft, Leiden, Gouda en Schiedam wilden eerst hunnen meesters ver-
slag geven. Daarop werden twee Edelen en de zaakgelastigden van Dordrecht, Delft
en Rotterdam gemagtigd, om hierover den Prins te spreken, welke verklaarde, »dat
men over zulk een gewigtig punt, als het inroepen van vreemde hulp was, het ge-
voelen van de Vroedschappen der sleden behoorde in te winnen, opdat hij niet schijnen
mögt, hierin iels alleen gedaan te hebben." Dit geschiedde; en de Edelen met de
steden, behalve Gouda, verklaarden eenparig, » dat men den Koning verlaten en vreem-
13 V.
Wijn-
maand,
(1) Resoluliën v. Holl, bij v. wijn op wagenaak, St. Vil. bl. 29, 30. Register ter Raede van
Middelb. bij λυλοεκλακ, D. Vil. bl. 79. üor, IHsL d. Nederl Oorl. D. I. B. Vlll. bl. 658.
DES VADERLANDS. 483
den onderstand moest inroepen, waarbij men den Prins de keus OTcrliet, onder voor-1568—
waarde nogtans, dat liij, op het stuk van Regering, vooraf steeds het goeddunken der
Staten zou hebben in Ie nemen (1)." In Zeeland kon dit het algemeen gevoelen niet
zijn. Goes en Τ holen hielden nog de Spaansehe zijde, en Zierikzee wenschte 's Kei-
zers tusschenkomst (2). Nu werd ernstig overwogen, tot wien zich om hulp te wen-
den. Van de Duitsche Vorsten Avas geen onderstand van belang te wachten, eensdeels,
»daar het handhaven der rust in hunne eigene staten hun werk genoeg verschafte;
anderdeels, omdat zij onderling oneens waren, in godsdienst van elkander verschilden,
en de een den ander de aangebodene oppermagt zou misgunnen, welke daarenboven hg-
telyk geen van hen zou willen aanvaarden, aangezien filips 'sKeizers nabestaande was
en ook een aantal veelvermogende vrienden in Diiilschland bezat. En wilde men de
Nederlanden in het algemeen onder het Duitsche Rijk brengen, dan zouden cr jaren
en dagen verloopen eer de Vorsten en Rijksstenden te dien opzigte tot een besluit 'ge-
raakten, daar zulks, ten waarborg der Nederlanden, die echter dadelijke hulp be-
hoefden , niet anders dan op een algemeenen Rijksdag geschieden kon (5)." De keuze
bepaalde zich alzoo tusschen Frankrijk en Engeland. De Prins neigde, om bekende
redenen (4), het meest over naar het eerstgenoemde' Rijk, waar thans Hendrik III voor
hem gunstig gestemd was, en wien liij niet geheel vruchteloos, naar het scheen, lot
inschikkelijkheid jegens de Hugenooten aanspoorde, om alzoo de rust in Frankrijk te
herstellen, waardoor het Fransche Hof in staat zou zijn, de zaak der Nederlanders te
ondersteunen (ö). De Staten verschilden daaromtrent met hem in gevoelen. Z.ij be-
schouAvden de Franschen »als de erfvijanden van hun Land, en konden in hen,
de St. Bartelsnacht onderanderen bewees dit, hoegenaamd geen vertrouwen stellen.
Frankrijk, meenden zy verder, was daarenboven te zeer door de inwendige beroer-
ten uitgeput, dan dat men van daar, zelfs wanneer er de vrede hersteld was, op
belangrijken onderstand hopen konde. Eene verbindtenis met dat Rijk zou hen boven-
dien onvermijdelijk met de overige Nederlanden in botsing brengen, daar inzonderheid
Brahand en Vlaanderen liever eeuwig kryg tegen hen zouden voeren, dan zich met
Frankrijk vereenigen. Eindelijk ontveinsden zij niet hunne vrees,"dat de Fransche Ko-
ning, wanneer deze gewesten in zijne magt gekomen waren, ligt door filips kon over-
(1) Resoluiicn v. Holl, hij wagenaar, D. VIL bl. 80. v. wijn op vvacesaar, St. VII. bl.30—32*
BOR, Hist. d. Nederl. Oorl. D. .1. B. VUL bL 050, 651.
(2) te water, Vaderl Hist. D. IV. bl. 121.
(3) LE petit, Chron. d. Holl. Τ. 11. ρ. 305. ν. meterek, Hist. d. Nederl. Oorl. B. V. hl. 111.
(4) Zie hiervoor, bl 284—287, 361.
(5) Archives de la Maison dOrange, T. V. p. 47—50, 58—01.
61*
-ocr page 484-482 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568-
1576
■gehaald worden» om Napels, Milaan of eenig ander aan Frankrijk grenzend land,
voor Holland en Zeeland in ruil te nemen. Eigenbaat en hebzucht toch oefenden meer
invloed uit op dergelijke' Vorsten dan plegtige eeden of beloften, welke de Paus daar-
enboven gewillig Toor nietig zou verklaren, als zijnde aan Ketters gedaan (1)" Het
kwam hun derhalve oorbaarder voor, zich in dezen tot Engeland te wenden. »Hoe-
wel de taal ons eenigzins moeijelijk mag zijn," zeiden zij, »zijn de Engelschen toch
onze geloofsgenooten en slaan onder een regtvaardig, gematigd bestuur. Elizabeth's
zeemagt is aanzienlyk genoeg, om het Land Tan de zeezijde te beschermen, en met
de onze vereenigd, zal het den Spanjaarden nimmer gelukken, meester van de zee te
worden, en zulks te minder daar Denemarken, Zweden, Embden en de Duitsche Han-
zesteden niets Turiger zullen verlangen, dan in ons bondgenootschap opgenomen te
Avorden. Hierdoor wordt aan de Nederlandsche gewesten, die zich nog onder Spanje's
magt bevinden, alle handel onttrokken, waardoor zij genoopt zullen worden, ge-
meene zaak met ons te maken, terwijl Frankrijk eindelijk, om dezelfde reden, ook
onze zijde zal kiezen (2)." Daar oranje tegen deze gronden niets inbragt, besloot
men tot eene vereeniging met Engeland, onder Yoorwaarden, «die het best met
regt, billijkheid, godsdienst en het dreigend gevaar overeenkwamen." Elizabeth
had, wel is waar, onlangs aan eenige aanzienlijke Nederlanders haar rijk ontzegd,
maar men wist, hoe zeer zij hier in weerwil van zich zelve gehandeld had (3).
Ook was, om dien tijd, een geschil met het Engelsche Hof over vijftig duizend gul-
den , welke de Staten, als soldij, aan eenige Engelsche Krijgsbevelhebbers waren
schuldig gebleven, in der minne bijgelegd (4). Men wist, hoe ongaarne de Koningin
den Prins betrekkingen met Frankrijk zag aanknoopen, en dat z^ noode IloUaiid en
Zeeland onder Fransche heerschappij zien zoude. Uit dien hoofde had zij fiups geraden,
ORAWJE zooveel mogelijk toe te geven, doch ten antwoord ontvangen, dat )> oproerlingen
gestraft moesten worden." En op het vernemen, dat de Prins, door middel van st. alde-
gonde en junius, met het Fransche Hof onderhandelde, had zij damel rogers hum Hol-
land gezonden, om dit ten sterkste te ontraden. Rogers vond aanvankelijk meer ingang bij
de Staten dan bij oranje , wiens Raad en Hofprediker pieter l'oiseleur , Heer van Yil-
Uers Westhoven, hem, naar eenigen, vermaande, zich niet met elizabeth in te laten,
daar zij geen bekwaam Krijgsoverste had dan den Graaf van Äi^iiex, wien, ofschoon ten
onregte, nagegeven werd, dat hij den Hervormden niet genegen w as. De Prins evenwel,
(1) LE PETIT, Chron. de Holl. Τ. II. ρ. θ05. ν. meteren, liisL d. Nederl. Oorl. Β. V. bl. 111.
(2) le peïit, Chrori. d. Holt. T. II. p. 306. v. bieteren, Hisf. d. Nederl, Oorl. B. V. bl 111.
(3) Zie lüervoor, bl. 466.
(4) RcsoliUiën van Holl, bij wagenaar, D. VIL bh 82.
-ocr page 485-1568-
1576'
DES VADERLANDS. 488
overeenkonistig zijne gewone staatkunde van met Frankrijk en JEngeland op éénen lijd
te handelen, om daardoor een van beide tot het nemen van doortastende maatregelen,
zoo mogelijk, aan te sporen, trad met eijzabeth in onderhandeling, zonder zijne
betrekkingen met Frankrijk af te breken; en rogers ontving, door zijn toedoen,
van de Staten een gouden ketting ter waarde van duizend gulden ten geschenke..
Tegen het einde van Wintermaand werden dan de Heer van St. Aldegonde, Mr. paulus
buts en Dr. fuangois maalzon naar Engeland, gezonden. Zij gaven der Koningin
een naauwkeurig berigt van den staat van zaken in de Nederlanden en van den
afloop der bijeenkomst te Breda, en vertoonden haar, »hoe de Prins en de Staten,
welke nu aan een goeden vrede wanhoopten, zich tot haar wendden als tot eene
ware Beschermster van het geloof en eene Vorstin, die uit Hollandsch bloed was
ontsproten (1). Mögt zij kunnen besluiten, de Stalen krachtdadig te ondersteunen, dan
boden deze haar onder zekere voorwaarden, nader te bepalen, de heerschappij over
Holland en Zeeland aan." Elizabeth verleende den gezanten een gunstig oor, en
benoemde terstond gemagligden, om met hen te onderhandelen (2).
Zoodra de requesens van dit gezantschap onderrigt was geworden, had hij de cham-
riGNi naar Engeland gezonden, welke de Koningin aanspoorde, )> de zaakgelastigden
van Holland en Zeeland, als zijnde oproerlingen, overeenkomstig het vroeger gesloten
verdrag, niet te hooren, maar hun het Rijk te ontzeggen." Zij antwoordde, »dat zij
bet voorzeker niet gevoegelijk achtte, oproerlingen te beschermen, maar ook als zoodanig
de Hollanders en Zeeuwen niet beschouwde, daar deze zich alleen tegen de dwingelandij
des Hertogs van Alba verzet hadden, en genegen geweest waren, zich in allen deele
aan den Koning en de beslissing der Algemeene Staten te onderwerpen, waartoe zij de
lusschenkomst des Keizers hadden ingeroepen. Maar ziende, daf er van den Koning regt
noch genade te wachten was, hadden zij beproefd, zich onder Frankrijke bescherming te
stellen, hetgeen het En gelsche Hof evenmin onverschilhg konde zijn, als dat het Spaansche
krijgsvolk, onder voorwendsel van de oproerlingen in toom te houden, in de Nederlanden
gedurig werd vermeerderd. Zij had gepoogd, den Landvoogd tot bevrediging Ie stem-
men, maar hij had haren raad niet geacht. Zij kon derhalve de Hollandsche gezan-
ten niet voor het hoofd stoten, doch zou eerlang zaakgelastigden naar den Koning van
(1) Zij stamde namelijk af van filippa, de dochter van Willem III, Graaf van Henegouwen,
Holland en Zeeland, die met EDUAno 111, Koning van Engeland, gehuwd geweest was.
(2) Resoluticn van Holl, bij wagenaar, D. VII. hl. 83, en van wijn op wagenaah, St. Vllbl. 30.
bor, HisL d. Nederl Oorl. D. 1. B. VIII. bi. 661. v. μετεβεν^ Ilist. d. Nederl. Oorl. B. V,
bl. 111. le γετιτ, Chron, de Holl. Τ. II. ρ. 306, welke onder de Hollandsche gezanten ook op-
noemt jan van der does en willem van nijevelt.'
12 V.
Sprok-
kelm.
1576
48Ü ALGEMEENE GESCHIEDENIS
15f)8— Spanje zenden, om over het gemeene nut van beide kroonen te raadplegen, met bewijs
van hare zucht tot onderhoud der verdragen." Der Staten gemagtigden, door den Prins
aangespoord, hielden ondertusschen ernstig op antwoord aan en verzochten eindelijk,
)) ten minste bescherming en hulp van de Koningin, wanneer zy het niet raadzaam mögt
achten, voor alsnog de aangebodene opperheerschappij te aanvaarden." Elizabeth scheen
niet geheel afkeerig van dien voorslag; zij verklaarde althans, by monde harer ge-
lastigden, »dat het haar te zwaar zou vallen. Holland en Zeeland op hare eigene
kosten te beschermen; wel ΛνϊΜο zij in naam die bescherming op zich nemen, welke
zich echter alleen tot Walcheren kon bepalen; de verdediging van Holland moest den
Prins en Staten blijven aanbevolen." Waarschijnlijk is zij van dit plan door de
GHAMPiGNi wcder afgebragt; immers gaf zij den Hollandsche gezanten later te ken-
nen , »dat zij in deze lioogstgewigtige zaak geen besluit kon nemen, zonder vooraf
het Huis der Gemeenten (Parlement) gehoord te hebben." Op dit berigt, benoemden
de Staten weder gemagtigden, om met den Prins over de opdragt der heerschappij
aan Engeland te raadplegen, ofschoon Gouda en Woerden er niet in bewiUigden,
en de afgevaardigden uit het Noorder-Kwartier vooraf hunnen meesters verslag wilden
doen. De gezanten in Engeland wachtten ondertusschen de bijeenkomst van het
Parlement af; maar de Koningin kon niet besluiten, hun verzoek aldaar ter tafel
te brengen, of te veroorloven, dat zij zelve zulks deden. Uit alles bleek hun
duidelijk, dat elizabetu wel begeerte had naar de opperheerschappij over Holland
en Zeeland, maar oorlog met Spanje vreesde; en dat zij, van den anderen kant,
hen niet geheel wilde afwijzen, uit vrees, dat men zich tot Frankrijk mögt wen-
den. Hun dringend aanhouden op een beslissend antwoord, noopte haar eindelyk,
den Prins van Oranje schriftelijk te verklaren, »dat zij het bewuste aanbod niet met
eere kon aannemen, vóór zij door een gezantschap beproefd had, den Koning van
Spanje tot vrede te bewegen, waartoe zij wel hoop voedde." Vroeger reeds had
zij zich laten verluiden, dat zij de besclierming van Holland en Zeeland op zich zou
nemen, als de vrede niet tol stand gebragt kon worden. Voorts wenschte zij, »dat
men intusschen met geen anderen Vorst in onderhandehng zou treden, of vreemd
krijgsvolk inroepeii , daar zij dit ten hoogste euvel zou opvatten." Genoegzaam hetzelfde
antwoord gaf zij aan de gezanten en tevens daarby te kennen, dat »een vergelijk
haast getroffen zou zijn, indien de Hollanders en Zeeuwen de Roomsch-Katholijke gods-
dienst wilden dulden." Doch de afgevaardigden verzekerden, dat deze godsdienst in
Holland en Zeeland reeds te eenenmale vervreemd was; en verzochten nu verlof,
om eenig geld te ligten. De Koningin echter verklaarde, dit niet te kunnen bewilli-
gen , vóór zij de beraamde middelen van bevrediging in het werk gesteld had; maar
veroorloofde hun evenwel, twee honderd soldaten in Engeland te werven, en twee en
dertig stukken geschut aan te koopen en te verzenden. Met hare betuiging van har-
DES VADERLANDS. 487
lelijke genegenheid voor deze Landen, en eene belofte van Lij de gehoopte vredelian- 1568—
deling voor het behoud van de Hervormde: godsdienst te zullen waken, keerden de ge-
zanten naar Holland terug, en gaven den negentienden van Grasmaand ter Statenver-
gadering verslag van hetgeen zij verrigt hadden (1).
De vruchtelooze pogingen in Engeland en de drang der omstandigheden noodzaakten
de Staten, naar elders om bescherming het oog te werpen. Zij werden hiertoe ten
sterkste door den Prins gedrongen, welke betuigde, )) dat hoewel het bewind hem
als hoogste Overigheid werd opgedragen, het hem niet 'mogelijk was zonder hulp
van vreemde Heeren, de Landen tegen het geweld der vijanden te beschermen,
alzoo hij daartoe van zichzelven geen vermogen had." Er werd dan ter Statenver-
gadering, met uitzondering van de stad Gouda ^ welke nimmer van uitheemschen
onderstand wilde hooren, eenparig besloten, »tot verandering van Heer over te gaan,
en te dien einde te onderhandelen met den Koning van Frankrijk^ zijnen broeder, of
eenig ander vreemd Potentaat, welke Holland en Zeeland onder zijn gebied en" bescher-
ming zou ontvangen (2)." Men vermoedt, dat de Koning van Navarrc niet ongaarne
zou gezien hebben, dat hem de oppermagt over deze gewesten w^are opgedragen, en
hij uit dien hoofde hulpbenden had aangeboden (3), hetgeen echter, behalve uit
geldgebrek, ook waarschijnlijk was afgewezen, om niet elizabetii en het Fransche
Hof te beleedigen (4). Hoe dit zij, de Staten gaven oranje volmagt, met Frankrijk
te handelen. Hendrik III had den Prins te kennen gegeven, dat indien hem of
zijnen broeder, den Hertog van Alencon, een gelijk voorstel gedaan wicrd, als aan
Engeland geschied Avas, men gunstiger antwoord te wachten had (!>}. Vroeger reeds
had hij, op 's Prinsen verzoek, den Staten vergund, te Calais verlof- en geleigelden te
hejGTen, hetgeen hun genoeg zou opgeleverd hebben, om den krijg voort te zetten.
Maar de scheepskapiteins weigerden de geleibrieven van Calais te eerbiedigen, waar-
door dit gunstbewijs, tegen hetwelk de requesens zich tevergeefs verzet had, nutteloos
werd. » Zoo bezwaarlijk kan een Heer gehoorzame krijgslieden hebben, die arm is en
(1) Resol. v. Holl, bij avagenaar, D. VU. hl 85—87, cn groen v. i'rixsterer, iii de Archives
de la Maison d'Orange, T. V. p. 332. bor, Ilist. d. Nederl Oor{. D. I. B. VUL bl. 661, 662,
IX, bl. 667. v. meteren, IHst. d. Nederl. Oorl. B. V. bl. 111 verso, hooft, Nederl IJisL B. X.
bl. 444, 445.
(2) Resolutiën van Holl, bij groen van prinsterer, in de Archives de la Maison d^Orange, ï. V.
p. 341, en bij λυαοεναλη, D. VIL bl. 87. Zie v. avijn op wagenaar, St. VIL bl. 30—^2.
(4) wagenaar, D. Vil, bl. 87. v. corvin wibrsbitzky, de Tachtigj. Oorl. D. 11. bl. 573, 574.
(5) v. reyd, Nederl Gesch. Β. Ι. bl. 12.
-ocr page 488-488 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—tot soldij geenen raad weet (1}." De Franschc gezant aan hel Spaansche Hof verklaarde
'evenwel eenige jaren laler, dat )) Koning Hendrik III de aangebodene oppermagt over de
Nederlanden afgewezen had, omdat hij geene weêrspannelingen ondersteunen, of tegen
het algemeen belang der Souvereinen handelen wilde (2)." Wat hier van zijn moge,
de Prins wendde zich tot Frankrijk^ waar men ijverig aan den binnenlandschen vrede
arbeidde, welke hij hoopte, dat den Koning meer genegen zou maken en beter in
staat stellen, hem te ondersteunen.' De verwachte vrede werd wel tot stand gebragt,
en ORANJE daarbij in het bezit van zijn prinsdom en al zijne overige goederen in
Frankrijk hersteld; maar uit hoofde der voortbestaande vijandschap tussehen den Koning
en zijnen broeder, en vooral door den gunstigen ommezwaai van zaken, die kort daarop
in de Nederlanden volgde, bleven de onderhandelingen een geruimen tijd steken (5).
De vijandelijkheden waren onderlusschen voortgezet. Graaf filips van Hohenlo, welke
onlangs tegen eene jaarwedde van vijf duizend gulden in Staatschen dienst was getre-
21V. den, had de drie schansen om en bij Krimpen bij verdrag hernomen, en de bezet-
'icim ^^ ^^ geschut achtergelaten. De Spanjaarden beschouwden dit als een zeer
1576 zwaar verlies, daar hun nu grootendeels de pas was afgesneden, Holland lot onder-
werping te brengen (4). Mögt dit alzoo den moed der Hollanders weder eenigzins
verlevendigen, de belegering van Zierikzee daarentegen baarde den Prins steeds groote be-
zorgdheid, De stad werd door mondragon gedurig meer en meer benaauwd, en wan-
neer zij bezweek, was de gemeenschap lussclien Holland en Zeeland, waar alles aan
hing, verbroken. Krachtige hulp Avas van het uiterste belang, doch waar die op het
oogenblik, van elk verlaten en door niemand ondersteund, te vinden? Een verhaal,
dat vrij algemeen geloof, heeft gevonden, wil, dat in dien bangen tijd, de Prins van
Oranje voorstelde, de molens te verbranden, dijken en dammen door te steken, en met
vrouwen, kinderen en tilbare have zich in te schepen, om in een ander werelddeel
een ander Vaderland te zoeken (ö). Het denkbeeld van landverhuizing zweefde reeds
sinds het begin van den oorlog in sommige hersenen. Tegen het einde van Vyftien-
honderd twee en zeventig verzocht de burgerij van den Briel aan het geregt dier stad,
(1) v. reyd, Nederl Gesch. Β. I. bl. 13.
*
(2) te avater, Vadert, Ilist. D. IV. bl. 125.
(3) Archives de la Maison d'Orange, T. Y. p. 328, 334. v. reyd, Nederl. Gesch. Β. I. bi. 12.
HOOFT, Aederl. Ilist. B. X. bl. 449. \
(4) me:5doce, Ilist. d.A. g. d. Fl. Liv. XVI. p. 324,'325. campaka, della gtterra di Fiandra,
T. I. p., 155 verso. ie petit, Chron. d. Holl. Τ. II. Liv. XI. ρ. 308. bor, Bist. d. Nederl. Oorl.
D. I. B. YIII. bl. 662. hooft, Nederl. Ilist. 13. X. LI. 445.
(5) bor, Ilist. d. Nederl. Oorl. D. I. ß. Vlll. bl. 664. hooft, Nederl. Ilist. B, XI. bl.452.
-ocr page 489-DES VADERLANDS. 489
»huis en hof Ie mogen verlaten (!}." Sonoy stelde, kort na het overgaan van Haai'- 1568—
/em, den Prips mede iets dergelijks voor (2). Oranje zelf had, >vel is waar, in het
najaar van Vijftienhonderd vijf en zeventig den Staten nadrukkelijk onder het oog ge-
bragt, dat het Land »in de uiterste gevaren des doods verkeerde, wanneer men zich
nalatig en slaphartig gedroeg (5);" maar juist dit wanneer toonde aan, dat de Prins,
zoo men in het tegenovergestelde handelde, er dit gevaar niet in zag. Hoe ver
ORANJE af was van Avanhoop te willen inboezemen, blijkt als hij om dezen tijd
den Staten voorhoudt: »Door twijfelachtigheid, besluiteloosheid en wanhoop kunnen
onze zaken nimmer eenen goeden of voorspoedigen voortgang nemen; door zulke
begrippen doet men Gods Almogendheid geweld en overlast aan, als of God niet die-
geen ware, welke de ellendigen en verdrukten in hun uitersten nood beschermde. Men
moet dan van onze zijde geene kleinmoedigheid toonen, maar God ootmoedig bid-
den en zich geheel Zijner goedertierenheid onderwerpen; want, voor zooveel dezen
onzen krijg en oorlog betreft, de redelijkheid daarvan is voor ons, de regtvaardigheid
is het steunsel onzer zaak, en onze onschuld en onnozelheid is hetgeen ons in alles
versterkt en kracht geeft (4)." In geen anderen geest had hij, eenige maanden vroe-
ger, aan jan van Nassau geschreven: »De vijand tast ons van alle kanten aan. —Wij
verdedigen ons zoo goed wij kunnen en naar de middelen, welke God ons verleent. —
VV^ij zien ons niet alleen van elk verlaten, maar ook zelfs elk legen ons, doch zullen
ons niettemin ten einde toe verdedigen. — Onze zaak is regtvaardig en billijk, daarom
steunen wij geheel op Gods barmhartigheid. — Wanneer alle menschelijke hulp en
hoop verdwenen is, zal Hij ons, door de kracht Zijns arms, ondersteunen en uit alle
nooden redden (5)." Is het derhalve Avaar, dat de Prins zich iets van een der-
gelijk besluit tegen dezen of genen heeft laten ontvallen (6), dan zal die persoon
dit veel te ernstig opgevat, of als stellig genomen hebben, wat oranje slechts als mo-
gelijk had voorgesteld en waartoe men, zijns ondanks, eindelijk zou moeten komen,
wanneer de zaken niet krachtiger en met aller zamenwerking doorgezet werden. En
(1) Yerlijdb. der stad Briel hij v. wijs op wagenaa.ii, St. Yll. bl. 33.
(2) Zie hiervoor, bl. 281.
(3) Resolut. v. Holl, bij ν. wijn op vvagenaar, St. VII. bl. 33, 34.
(4) Resolut. v. Holl· bij ν. wijn op wagenaar, St, VII. bl. 34.
(5) Archives de la Maison dOrange, T. V. p. 281. Vgl. daarbij ook p. 27. In dienzelfden
YcrtrouAvenademenden toon is 's Prinsen brief, twee maanden later aan den Graaf var. Hohenlo.
gachaud, Correspondance de guillaüme Ie Taciturne, T. III, ρ. 104. . / .
(6) BOR, Hist. d. JSederl. Oorl. D. I. B. VIII. bl. 604.
II Deel. ö Stuk. 62
-ocr page 490-.ί06 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
J568—dan Avas dit zeggen geen blijk van wanhoop, maar Tan aanmoediging (1). Anderen
meenen, dat de Prins het bewuste Yoorstel deed, om de Staten te eerder tot het inroe-
pen van vreemde hulp over te halen (2). Zeker is, dat het nemen van een besluit
van dien aard niet in zijn karakter lag; ook wist hij, dat de zaak onuitvoerbaar zijn zou;
indien de Hervormden haar gewild hadden, zou de overige bevolking er zich tegen
gekant hebben; men had zich reeds in bedenkelijker oogenblikken bevonden (5).
Daarenboven ondersteunen noch de besluiten ter Raadsvergadering van Holland^ noch
'sPrinsen briefwissel, zoo min vóór als in en na dien tijd, dit zonderling verhaal (4).
Ongetwijfeld verkeerden thans Holland en Zeeland in groot gevaar, waaruit zi) we-
der door eene dier onvoorziene gebeurtenissen gered werden, welke in de geschiedenis
δ v. van den Tachtigjarigen Oorlog niet zeldzaam zijn. De requeseks namelijk overleed te
maand aan eene lieete koorts, naar het schijnt van pestachtigen aard, welke hem
1576 slechts vijf dagen aan het ziekbed gekluisterd had (5). Eenigen gissen, dat de ellen-
dige staat der gewesten, aan zyn bestuur toevertrouwd, en het weinige uitzigt, dien
te verhelpen, zijne ziekte veroorzaakt en zijn dood verhaast hebben (6). Onder gun-
stige verwachting der Nederlanders, had hij het bewind over hen aanvaard (7), doch
hun vertrouwen verloren, sinds hy meer en meer in de voetstappen van alba, begon
te treden (8). Even als zijn voorganger, hield hij hen voor Ketters en derhalve
als ontrouw aan den Koning (9). Mögt hij in krijgsbekwaamheden voor alba zwich-
ten , hij overtrof hem, naar sommigen, daarentegen in beleid, vaardigheid, bescheiden-
(1) Ilist. d. Satisfactie v. Goes, bi. 207. v. wupi op wagexaah, St, Vil. bl. 34, 35.
(2) wagesaar, D. VII. bl. 89-
(3) GuoEiV v. pRiNSTKREu, iii dc Arcliivcs de la Maison d'Orange, T. V. p. 372.
(4) v. avijn op avagenaar, St, VIL bl. 35.
(5) viglii Epist. Select, p. 407. mendoce, Ilist. d. l. g. d. Fl. Liv. XVI. p. 326 verso, campana,
della guerra di Fiandra, ï. I. p. 155 verso, bor, Hist. d. Nederl. Oarl. D. I. li. VIII. bl. 663.—
v. reyd, Nederl. Gesch. Β. Ι. bl. 13, en bentivoglio, Nederl. Hist. bl. 236, zijn de eenige onder
de oudste Schrijvers over den opstand tegen Spanje, welke, doch zeker onjuist, melden, dat de
requeseks met »eene haastige pest, ook spraak en verstand verloor."
(6) Brief van granvelle aan den Koning, in de Archives de la Maison d'Orange, T. V. p. 331.
BENTIVOGLIO, Nederl. Hist. bl. 236.
(7) Zie luervoor, bl. 328, 342.
(8) Memoires des choses passées aux Pays-Bas de 1576 ά 1580, bij v. o. bergh, Gedenkst.
D. I. bl. 308.
(9) viglu Epist. ad hopperum, p. 804, 860.
-ocr page 491-DES VADERLANDS. ü07
heid en godsdienstigheid (1). Hierop is aangemerkt, »dat men in liet oog moet hou- 1568-^
den de verschillende omstandigheden van tijden, in welke de beide Landvoogden aan
liet bestuur geraakten. Alba kwam in een lijd, toen men aan het Hof van Spanje
AYaande, dat de Nederlanders door zachtheid bedorven waren, en eene voorbeeldige
strafoefening de beroerte ligtelijk zou stillen; zijn last bragt mede, noch vuur, noch
zwaard, noch strop te ontzien; men schreef hem, dal hij niet mistasten konde, dewyl
al de Nederlanders, hoofd voor hoofd, schuldig Avaren aan gekwetste Majesteit (2).
De requeseks, daarentegen, kwam in een tijd, toen het Spaansche Hof van die maat-
regelen reeds vrij Avat teruggekomen was. Men had bij de uitkomst geleerd, dat deze
onmatige gestrengheid olie in het vuur der bcroeiien geworpen had; men begon haar
derhalve te lenigen; en in plaats -^an door geweld de Nederlanden te vermeesteren,
dacht men hen door hoop op bevrediging in slaap te Aviegen, en langs dien weg het
oogmerk der volstrekte overheersching Ie bereiken. Derhalve was het ontwerp, waarnaar
r>e requesews wcrkcn moest, van eene andere gedaante dan dat, hetwelk men alba, had
medegegeven. Op het beleid en de vaardigheid van de requeseiss valt niet overbodig
Ie roemen. De twee groote zaken, welke hij bij hel aanvaarden van het bewind Ie
verrigten vond, waren het ontzet van Middelburg en het innemen van Leiden; en
beide zag hij mislukken. — Letten wij eindelijk op de bescheidenheid, welke men
hem toeschrijft, dan hebben wij uit het hiervoor verhaalde reeds verscheidene
stalen gezien, dat dc ingezetenen, welke den Koning aankleefden, veel meer gehoor
vonden bij alba dan bij hem (3)." Het kan evenwel bezwaarlijk ontkend worden,
dat hij den Hollanderen en Zeeuwen meer afbreuk gedaan heeft dan ooit door alba
geschied is, en hunne magt veel ZAvakker en geringer gelaten heeft dan hij die ge-
vonden had (4). Ongetwijfeld zou hy nog gevaarlijker voor hen geworden zijn, zoo
hij zijn eigen wil, zijne eigene inzigten, en niet 'sKonings voorschriften had mogen
volgen, en bovenal meer geld te zijner beschikking gehad hadde. Gebrek aan dit laat-
ste en de daaruit voortspruitende muiterijen der soldaten belemmerden hem in al zyne
plannen (ö). En hieruit laat zich ligtelijk verklaren, dat hij beromv gehad heeft, de
landvoogdij op zich genomen te hebben (6). — Onder zijn bestuur was in de Nederlan-
(1) stuada, de Bello Belg. Lib. VIII. p. 487, 488. hooft, Neda-l liist. B. X. bi. 446. cam-
ΓΛΝΑ, delta guerra di Fiandra, T. 1. p. 156, is onuitputtelijk in 's Landvoogds lof.
(2) V{il. echter over dit laatste, liicrvoor bl. 19, 20.
(3) Hist. V. d. Satisfactie v. Goes, bl. 207 , 208.
(4) STRADA, de Bello Belgico, Lib. VIII. p. 488.
(5) v. corvin aviersbitzky, de Tachtigj. Oorl. D. II. bl. 563,
(6) viglii Episl. ad nopperum, p. 734.
62*
-ocr page 492-.ί06 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— den eene belangrijke Yerandering in de tijdrekening ingevoerd. Den zestienden van
Zomermaand Vijftienhonderd vijf en zeventig had hy, op last des Konings, een bevel
uitgevaardigd, dat voorlaan het jaar met den eersten van Louwmaand zou beginnen,
hetgeen in Frankrijk reeds twaalf jaren te voren geschied was (1). Hierdoor werd
de zoogenaamde Stijl van den Hove vernietigd, welke vooral in Frankrijk en in de
meeste Nederlandsche gewesten gebezigd werd, waarbij het jaar met den eersten Paasch-
dag aanving, hetgeen aanleiding gaf tot schroomelijke verwarringen van tijden en zaken,
inzonderheid wanneer bij de dagteekening niet naauwkeurig was aangewezen, of zij
vóór of na Paschen gesteld was, welk feest, bij afwisseling, naar mate het verschil der
standen van de maan, tusschen den twee en twintigsten van Lentemaand en den vijf-
en twintigsten van Grasmaand kon invallen (2). Van daar, dat men in Holland, ge-
lijk uit het Register der Staatsbesluiten is af te nemen, reeds sedert eenige jaren met
den eersten van Louwmaand het jaar begonnen, en in Vyftienhonderd twee en dertig
getracht had, dit ook ten Hove door te drijven (5). In Holland en Zeeland is deze
jaarstijl bij het bevelschrift van Vijftienhonderd tachtig aanbevolen (4).
Met den dood van de requesess verdween niet alleen de hoop der Spanjaarden, wel-
dra een einde aan den krijg te maken, maar ook ontwaakte onder hen de vrees voor
ondernemingen van de zijde der Hollanders tegen de getrouw geblevene gewesten (5).
De plotselinge en snel toenemende ziekte had den Landvoogd verhinderd, een opvolger
te benoemen, waartoe hem de Koning, in geval van overlijden, eene schriftelijke vol-
magt had verleend. Wel had hy het verlangen te kennen gegeven, dat aan barlay-
mowt het beleid der regeringszaken, en aan mansfeldt dat van den krijg wierd opge-
dragen, doch niets bepaalds daaromtrent vastgesteld; en na zijn dood deden de beide
Heeren, naar het schijnt, volstrekt geene pogingen, de hun toegedachte hooge waardig-
heden te verwerven, waartoe trouwens de netelige tijdsomstandigheden in hen weinig be-
geerte moesten opwekken (6). Immers waren » de zaken alom in verwarring, de ingezetenen
(1) BOR, Rist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. VUL bl. 644.
(2) Zie Tooral hierover nuydecoper op melis stoke, D. I. bl. 297—330.
(3) avagenaar, D. VII. bl. 91.
(4) V. WIJN op WAGENAAR, St. VII. bl. 35.
(5) mendoce, Ilist. d. 1. g. d. FL Liv. XVI. p. 316 verso. Hxerges, m eene aanschrijving aan
de steden van Gelderland, noemt Ixet overlijden van de requesens, »in desen gefebrliken turbu-
lenten tyde und inwendige kryclisloopen, een seer sehadelick afsterven, und dat to dienste lioichs
beruinpter Conintlyke Majestcits nyet praejudieablicker und oick, in respecte deses tyts, nyet on-
bequacmlyker hadde voorfalleu kunnen." v. hasselt, Stukk. v, d. Vadert. Hisi, D. III. bl. 66.
(6) v. d. vykckt, Hist, d. Troubles, T. II. p. 335.
-ocr page 493-DES VADERLANDS. 49i>
tot armoede gebragt, de klem der gehoorzaamheid was losgemaakt, 's Lands schalkist 1568—
tot den bodem geleedigd, liet krijgsvolk onbetaald en gereed aan het muiten te slaan (1)."
De Raad Tan State, als verbeeldende den Landvoogd, wiens persoonlijke Raad hij was (2),
aanvaardde het opperbewind en werd er door den Koning, op het nadrukkelijk ver- 24 v.
toog van HOPPERUS, bij voorraad in bevestigd, tot hij een Landvoogd »van zijnen bloe- maand
de" zou gezonden hebben (3). Granvelle had aangedrongen, terstond Margaretha.
van Parma naar de Nederlanden terug te zenden (4). Indien daaraan gehoor was ge-
geven, zou men misschien de noodlottige gevolgen van eene tusschenregering voorko-
men hebben (ö). De Raad van State bestond toen eigenlijk slechts uit drie leden: Fr-
Lips VAN groy, Hertog van Aarschot, den Graaf van Barlaymont, en den Voorzitter
viGLiüs. Op last des Konings, werd dat getal vermeerderd en dit Staatsligchaam alzoo
zamengesteld uit: den Hertog van Aar schot, die, hoewel de voornaamste van dien Raad ,
echter, wegens veelvuldige bezigheden elders, zelden de zittingen kon bijwonen. Hein
volgde in rang Graaf pieter ernst van mansfeldt, wien sommigen evenwel als daar-
toe niet behoorende willen beschouwd hebben; voorts het hoofd van den Raad der
Geldmiddelen, de Graaf van Barlaymont, en het medelid maximiliaan vilain van gekt,
Baron van Rassinghem, later Graaf van Isinghem; viglius, die, ofschoon Voorzitter,
de vergaderingen, uit hoofde zijner Avankelende gezondheid, bijna niet bezocht, maar
door wiens handen nogtans alle stukken gingen; arnoud sasbout. Heer van Spa-
land, uit een aanzienlijk geslacht in Rijnland ontsproten, Oud-Kanselier van Gel-
derland, thans Voorzitter van den Geheimen Raad; ghristoffel van assonville,
Lid van dien Raad; luis delrio en jeronimo de rueda of roda, beide Span-
jaarden en leden van den Raad van Beroerte, van wie het volk deswege zich
weinig goeds voorspelde, het allerminst van de rueda, welke aan de muiterijen
der Spaansche soldaten te Antwerpen deel had genomen, doch wiens voorzigtig-
heid en regtvaardigheid door anderen geprezen worden (6). Om den loop der za-
ken niet te stremmen, werd bepaald, dat de tegenwoordigheid van vijf leden ge-
noegzaam zou zijn, om besluiten te nemen en bevelen uit te vaardigen (7). Er
(1) Hist. d. Satisf. v. Gom, bl. 208. . '
(2) BILDERDIJK, D. VI. LI. 194.
(3) jiendoce, Ilist. d. I g. d. FL Lir. XVL p. 327. strada, de Bcllo Bclgico, Lib. VUL p. 490.
v, d. vynckt, Ilist. d. Troubles, T. IL ρ. 337.
(4) Archives de Ia Maison d'Orange, T. V. p. 331.
(5) BORGNET, PHILIPPE II ct la Belgique, p. 93.
(6) de tassis, Comment. Lib. III. ρ. 200. ν. d. vyrckt, Hist. d. Troub. T. 11. p. 335—337.
(7) mendoce, Uist. d. l. g. d. Fl. Liv. XVL p. 327.
-ocr page 494-1568-
1576
496 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
werd tevens een Krijgsraad heooemd, bijna geheel uit Spanjaarden zaïn cd gesteld. In-
dien de Graaf van Mafis/'eldt, welke dadelijk uit Luxemburg was ontboden, niet het
opperbeleid der zaken van oorlog is toevertrouwd geworden, gelijk eenigen meenen,
was hy echter de hoofdpersoon, welke daarover geraadpleegd werd (1). Zeker is,
dat de Raad van State hem, bij voorraad, het opperbevel binnen Brussel heeft opge-
dragen (2j.
De hoop der Hollanders en Zeeuwen, dat de nieuwe Bewindsmannen, meest Neder-
landers, den krijg niet met zoo veel nadruk als de requesens zouden doorzetten, en
gewilliger het oor leenen aan eene bevrediging, door minder sterk op de afschaffing
der Hervormde godsdienst aan te dringen, werd spoedig te leur gesteld. Immers wer-
den niet alleen Zierikscc en Woerden eng belegerd gehouden, maar ook op nieuw
alle handel en gemeenschap met Holland, Zeeland en andere plaatsen, welke 'sPrin-
sen zijde hielden, »rebellen van Zijne Majesteit," ten strengste, ja, op verbeurte
van goed en leven verboden, zoo zelfs, dat Antwerpen weigerde, dit verbodschrift
af te kondigen. Kort daarna echter gelastte men den Stadhouder hierges en den
leden van den Raad van Holland, welke te UIr echt zitting hielden, de Hollandsche en
Zeeuwsche steden schriftelijk te vermanen en uit te noodigen, onder 'sKonings gezag
terug te keeren (5). Deze poging, welker vruchtelooze uitslag reeds van zelf gemak-
kelijk te voorzien was, moest te meer alle gewenschte uitwerking missen, daar juist
op dienzelfden dag de naauwere vereeniging tusschen Holla7id en Zeeland, welke in
het vorige jaar niet ten volle gelukt was, geheel tot stand kwam (4). Dringend werd
dit thans gevorderd. Men was immers in het bestuur van zaken steeds mei de oude
moeijelijkheden blijven worstelen: verzaking van het belang van het algemeen uit bijoog-
merken en bijzondere belangen; traagheid en weerzin in het opbrengen der onge-
lijk verdeelde belastingen; geen stelsel, geen regel in de geldmiddelen; naijver en
verdeeldheid zonder einde en zonder redmiddel; eenparigheid noch in de besluiten,
noch in de handelingen. Men miskende dikwijls de diensten van den Prins, terwijl
men weinig zijnen raad volgde (ö). Hierover had hy schriftelijk zijn hoogste misnoe-
gen in de Statenvergadering, door hem den elfden van Lentemaand dezes jaars te
Delft beschreven, te kennen gegeven en daarbij vrijmoedig verklaard, dat zoo »men
zijne begeerte, bevelen en raad altijd onderhouden, opgevolgd en ten uitvoer gelegd
β ν.
Giasm.
1576
25 ν.
(«rasm.
Ι
(1) MENMCE, Hiü. d. I g. d. Fl. Li ν. XYI. p, 327. bor, Hisi. d. Nederl. Oor/. B. L\, bl. 667.
(2) vigmi E'pist. Select, p. 409. de tassis, Comment. Lib. III. ρ. 200. \
(3) BOR, Ilist. d. Nederl Oorl. B. IX. bl. 681—683.
(4) Zie hiervoor, bl. 414, 415.
(5) GROEN V. ITJSSIEREU. in de Archives de la Maison dOrange, Τ. V. ρ. 340.
-ocr page 495-DES VADERLANDS. 49i>
had, de zaken, mensclielijker wijze gesproken, niet tot den tegenwoordigen staat zou- 1568—
den vervallen zijn." Tevens had hij weder betuigd, »dat hy niet langer aan het be-
stuur kon blijven en liever zien zou, dat een ander in zijne plaats gesteld wierd, ten
ware men de voorgestelde Vereeniging van Holland en Zeeland, het lieiTen der belas-
tingen, en het betalen van het krijgsvolk op beteren voet wist te brengen (1)." Dit
had ten gevolge, dat de vroeger opgemaakte punten van Vereeniging aan de steden
van Zeeland en die van het Noorder-kvuartier, welke er nog geen besluit op genomen
hadden, voorgelegd en, in overeenkomst met 's Prinsen gemagtigden, herzien werden,
waarop eindelijk het verdrag der Vereeniging van Holland met Zeeland door den
Prins, de Edelen, en de gelastigden der steden te Delft geteekend Averd. Men leest
in den aanhef daarvan, dat »de Ridderschap en Edelen van Holland met de af-
gevaardigden van de steden van Holland en Zeeland, Dordrecht, Delft, Leiden, Gou-
da, Rotterdam, Gorinchem, Schiedam, Briel, Woerden, Geeriruidenherg, Alkmaar,
Hoorn, Enkhuizen, Medemblik, Edam, Monnikendam, Purmerende, Middelburg,
Zierikzee, Vlissingen en Veere, vertegenwoordigende de Staten van die Landen, zoo
op de Vereeniging [Unie) als op de Picgering staatsgewijze te Delft beschreven door
den Prins van Oranje, uit zijn voorstel verstaan hebben, hoe 't Land, zonder hulp
van buiten, den vijand had wederslaan en nog met Gods hulp te wederstaan had,
en daarin voorzien moest door een vast verbond en gemeenebest {republiek), waartoe
goede regeling en verzekerdheid noodig waren. Dat daarom de Staten en steden, na lang
beraad en met volkomen last, behalve het vorig Verdrag van den vierden van Zomer-
maand Vyftienhonderd vijf en zeventig, zich op nieuw verbinden lot de volgende
punten." De achttien eerste dezer punten of bepalingen zyn genoegzaam volkomen
gelyk aan die, in het verleden jaar te Dordrecht vastgesteld (2); en in de volgende
achttien wordt de magt, welke de Prins in Holland uitoefende (5), tol en door geheel
Zeeland uitgestrekt (4).
»Zoo was dan de regering over Holland en Zeeland in handen van willek 1
nu niet meer als Konings Stadhpuder, maar als Oppermagt en Souverein {ad inte-
rim) gedurende den twist met den Koning, behoudens zulke voorregten en regten,
welke de Staten ook onder den Koning uitoefenden, met eenige nadere bijvoegin-
gen. W^at ontbreekt hier aan eene opgedragen SouvereiniteitF Mijns oordeels, niets.
(1) Resolut. v. Holland, bij wagenaar, D. VIL bl. 93, cn bg groen v. pnwstener, in de Ar-
chives de Ia Maison d'OrUnge, T. V. p. 340.
(4) BOR, Hist. d. Nederl. Oorl. D. 1. B. IX. bl. 668 , 672. Groot Placaalb. D. Π. bl 2124.
-ocr page 496-1568-
1576
496 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
■Immers de regeringsvorm was, of licTcr bleef eenhoofdig^ zoodanig echter, dat hij
erfelijk noch geheel onbeperkt was, maar, gelijk men thans zou spreken, constitutioneel
werd, dat is, aan verdrag en voorwaarden verbonden, zoodat de Prins eenige zaken niet
kon uitrigten of uitoefenen buiten rade (advis) der Staten, behoudens echter bij hem de
Wetgevende Magt en de verphgting van de Staten, Steden, Gemeenten, en het geheele
Volk, voor en uit welks naam hier gehandeld en verdragen was, om zyne wettige
bevelen in alles te gehoorzamen, vooral in het oorlogswezen en de landsverdediging (1),
die hierdoor tot één punt gebragt werden, of, om met den Prins in zijne Verklaring
zelf te spreken, hen »zoo naauw vereenigden, alsof zy maar eene stad waren."
Hij had ook de Uitvoerende Magt en de aanstelhng van alle zoo burgerlijke, regter-
lijke, als krijgsbeambten. Hij werd hierdoor dan geen Ambtenaar of Dienaar van de
Staten, maar hun Vorst en Overigheid (2). — Maar nu de Staten? Deze bleven
niet alleen bij hunne oude voorregtcn, dat is, bij hunne vergaderingen, op beschrij-
ving der nu aangestelde Oppermagt, en bij hunne vrije raadplegingen ten aanzien
van zaken Tan geldmiddelen en hetgeen daartoe behoorde; maar ook verkregen zij
daarenboven, dat er geene afstelling van regterlijke ambtenaars door hem (den Prins)
geschieden zou dan met hunnen rade, en met benoeming van drie personen, waaruit
hij een kiezen zoude (δ). Hetzelfde zou plaats hebben in de afstelHng van stedelijke
Overheidspersonen, waartoe de bewilliging van het meerdergetal der Vroedschap nu
vereischt zou worden, of, gelijk het met veel voorzigtigheid en overeenkomstig den
waren aard der stedelijke regeringen wordt uitgedrukt, »van de meerderheid van hen,
welke de Vroedschap en het ligchaam der steden, dat is, al de burgers, vertegenwoor-
digen (4)." Daarenboven mogten door den Prins geene voorregten gegeven worden
zonder rade van de Staten (5), hetgeen deze laatsten in vroeger lijden van den
Koning wel verzocht, maar nimmer verkregen hadden. Eindelijk bleef de invloed der
Staten zeer groot, dewijl de Prins altijd tot zijn hulp en rade zou hebben eenige
Afgevaardigden [Gedeputeerden) uit de Staten in elk der drie Kwartieren, (dat is,
Zuid- en Noord-Holland en Zeeland), welke hun van alles konden verslag doen, of
hunne belangen overbrengen (6). De belofte van oranje in Vijftienhonderd twee en
(1) Zie Art. VI van liet Verdrag.
(2) Vgl. te water, hiervoor aangehaald, bi 416j alsmede bl. 410, 411, 412.
(3) Zie Art, X van hot Verdrag.
(4) Zie Art. XIII van het Verdrag.
(5) Zie Art. XI van het Verdrag.
(6) Zie Art. XVH van het Verdrag. ^
-ocr page 497-DES VADERLANDS. 49i>
zeventig, dat hij als Koninklijk Stadhouder niets zou yerriglen, dan met rade der Sta'
ten (1), wordt alzoo hier deels stilzwijgend Ternietigd, deels nader verklaard en gewy-
zigd, met opgave, welke punten hij al, en welke hij niet uit kracht van Oppermagt
zou kunnen bewerkstelligen zonder een voorafgaand goedachten der Staten. Door
deze opgedragene Oppermagt werden dan nu ook vele raadplegingen der Staten inge-
kort; en misschien is dit Verdrag mede eene der redenen, dal, terwijl de gedrukte
Registers van Holland over het jaar Vijftienhonderd vijf en zeventig alleen een zwaar
boekdeel beslaan, al de handelingen der Staten over de vier volgende jaren zeer wei-
nige zijn, en vervat worden in een geëvenredigd boekdeel. En dit te meer,» daar men
uitdrukkelijk in de Raadsbesluiten*^ van Holland van Vijftienhonderd vijf en zeventig
leest, bij de Instructie voor den Landraad, dat »zoolang dien voortduurt, de Verga-
dering der Statên zal ophouden," — »Maar nu de Koning als Graaf beschouwd! Deze
wordt niet geheel voorbijgegaan; de verdediging was wel tegen 'sKonings benden, en
daarom werd alles, wat daartoe behoorde, aan den Prins bevolen; maar de Justitie
bleef nog op zyn naam. De regtsplegingen zouden bij het Hof, wegens ijhem, als
Graaf, worden waargenomen; doch aan dat Hof wordt onttrokken, wat er van ouds
aan toekwam, jiamelijk het kennis nemen van zaken der gemeene middelenen het
verleenen van provisiën tegen der Staten Ordonnantiën, welke Ordonnantiën voor-
henen, op de geldmiddelen zelf niet mogten uitgaan zonder Aliache van den Hove.
Maar ook wordt aan het Hof iels gegeven, wat het niet, maar de Groote Raad
van Mechelen bezat, namelyk van Relief en Resitiufie (2), Daarenboven de
Rekenkamer, die altijd van wege den Koning de aansteUing van vele ambtenaren ge-
had had, bleef voor een gedeelte, naar het schijnt, bij dat voorregt (5), ten Avare zij
door deze Vereeniging en aanstelling van Gedeputeerden als geheel ingesmolten moet
geacht worden. Maar dat geeft w einig verschil, dewijl die Leden toch allen stonden in
den eed en de belangen der Staatsgezinden, en het betrof dus maar alleen de wijze,
hoe. — Deze regeringsvorm heeft voortgeduurd lot aan den dood van den Prins, of
Liever tot aan de afzwering des Konings en de nadere opdragt, of bevestiging der vorige
opdragt aan den Prins in Vijftienhonderd een en taclilig. — Maar in welke betrekking
komt nu hier het Vol/c van Holland voor? Wij hebben hier den Koning, den Stad-
houder, en de Staten: den Koning als nog niet afgezworen, maar in zijne bevelen
geheel achtergesteld; den Stadhouder (bij tusschenregering) als oppermaglig en wetge-
vend verklaard; de Staten, als dit hem opdragende en gehoorzaamheid belovende. Dan
G5
(1) Vgl. hiervoor, bl. 19S, 199.
(2) Zie Arl. VllI, IX, en X van het Verdrag.
(3) Zie Art, X. van hel Verdrag.
II Deel. ö Stuk.
.ί06 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
3568- in wélke hoeclaniglieid en met wat regtstitel doen zij dit? Niet als zelf oppermaglig
of de werkdadige Oppermagt des Volks uitoefenende; die werkdadige Oppermagt was er
niet; maar als vervangende, vertegenwoordigende en verbindende de gansche menigte
en al de verschillende standen des Volks, die in het ligehaam hunner Vroedschappen
bezaten en besloten hielden het vermogen en de bevoegdheid, om uit naam en van
wege al de burgers en gemeenten zoodanige schikkingen tot algemeen welzijn te bera-
men als zij, burgers en ingezetenen, op zich zelf beschouwd, en zonder Regeerders
of Bestuurders zynde (in den natuurstaat) zeiven zouden beraamd hebben, indien het
mogelijk of gebruikelijk geweest ware, de burgers, hoofd voor hoofd, op te roepen
en hun wil te vernemen. Met één woord, die de magt bézaten, welke de burgers in
het gemeen, en van wege hen, de Vroedschappen bezeten hadden, namelijk, dat al-
les, wat die Vroedschaps-Collegiën, van wege en uit naam hunner burgerijen be-
raamden en besloten, geacht werd uit te maken, en ook grondwettig uitmaakte den
wil en het besluit van dien ganschen burgerstaat, en derhalve de burgeryen verpligtte,
dat naar te komen. Dit belette echter niet, en de regelen van voorzigtigheid vor-
derden dikwijls, dat, aangezien de hoofdzaak was de welvaart des ganschen Volks, en
alle verdediging en hulp moesten vloeijen uit de beurzen en de welwillendheid der in-
gezetenen, schutterijen en gemeenten, railsdien in zwaarwigtige gevallen, gelijk van
regeringsopdragt en van vredesonderhandelingen, hetzij staatsgewijze, hetzij in enkele
steden, ook de burgerstaat, de schutterijen, of de gilden geraadpleegd werden, of ten
minste op of uit hun naam bij vervanging gesproken werd. — Men make hieruit even-
wel geene gevolgtrekking tot een Regt, even alsof daardoor aan de Vroedschappen,
die anders alleen het regt hadden, bij vertegenwoordiging te besluiten en met
die besluiten hare Gemagtigden ter dagvaart te zenden, de handen gebonden werden,
om naderhand zonder die schutterijen en gilden of hunne Hoofdmannen, als ook op
hunne beurt ondergeschikt en de schutters vertegenwoordigende, niets te mogen doen.
Het was enkel een uitvloeisel van het voorzigtig staatsbeleid des Prinsen van Oranje,
en door geene verbindtenis van de zijde der Staten, van den Prins, of van de burge-
rijen tot eene wet of een voorregt gemaakt, ook maar alleen van toepassing in zaken
van gewigt, waartoe de Vergadering in vijf stemmen gedeeld was (1). Men houde
daarbij in het oog, dat sedert de aanstelling van stedelijke Gemagtigden tot Raden
van den Prins, het gansche bewind bij hem en bij dat ligehaam berustte (2)."
Door ORANJE Avas in de jongste bijeenkomst te Delft verklaard, dat hij, met rade
van de Staten, noodig oordeelde, dat in elk der drie Kwartieren uit de beide an-
(2) KLUIT, IJist, tl. Holl Staatsi-eg. D. I. bl. 125—138.
-ocr page 499-DES VADERLANDS,
(lere drie Gemagtigden gesteld en gezonden wierden, om met de Afgevaardigden der 1568—
Staten en Steden van dat Kwartier onderling te raadplegen over het beleid der zaken ^^^^
en geldmiddelen, en zulks ingevolge, het iVerbond van Vereeniging zelf (1); hij zou
de Gemagtigden kiezen uit eene lijst van personen, door de Staten opgemaakt (2).
iu 'sPrinsen lastbrieven aan deze Gemagtigden kwamen punten voor, welke men hield
te strijden met de regten en vrijheden der steden; en hoewel er bij verklaard was,
dat zij slechts tijdelijk en van geene verbindende kraeht voor het vervolg zijn zouden,
stelden zich echter de steden hiermede niet te vreden. De Middelburgers, onder-
anderen, >velke maar niet konden vergeten, dat de Prins, by het innemen der stad,
hen eenigzins streng behandeld had, zeiden op bitsen toon, »dat men den lieden,
onder voorwendsel van verdediging der vrijheid, veelvuldige bezwaren en moeijelijk-r
heden deed ondergaan, en hen daarenboven door het bijvoegen van allerlei zaken^
welke, zoo het heette, slechts voor het oogenblik zouden gelden, van hunne vrijheid,
naar het scheen, wilde berooven (5)." Zoo lang de Prins leefde, bleven de genoemde
Gemagtigden in hunne betrekking; maar na zijn dood werden zij teruggeroepen.
Holland, Zeeland, en West-Friesland, welke hij, door de besprokene Vereeniging,
als 't ware, tot één gewest wilde maken, zijn toen weder gescheiden en, in zeker op-
zigt, drie afzonderlijke Landschappen geworden (4).
Na het sluiten van het Verbond, was 'sPrinsen eerste zorg, gelden bijeen te bren-
gen, om den krijg voort te zetten. Reeds in Lentemaand hadden hem de Staten van
Holland, tot dat einde, vyf en vijftig duizend ponden eens, cn met Zeeland tevens in
zijn eisch bewilligd, maandelijks twee maal honderd en tien duizend gulden op te
brengen tot onderhoud van honderd en tien vaandels voetvolk en honderd oorlogsche-
pen, om welke som te vinden, hij eene belasting op sommige levensmiddelen had
voorgeslagen. In Zomermaand vorderde hy nogmaals honderd duizend gulden eens
van Holland, welke insgelijks werden toegestaan. Intusschen was het met 'sLands
schatkist zoo kwalijk gesteld, dat men tot buitengewone middelen zijne toevlugt moest
nemen, om in de behoeften te voorzien. Onderanderen werd door den Prins en de
Staten besloten, het Haagsche Bosch te laten vellen en de boomen met grond en al
te verkoopen. Niet dan met veel moeite, bragten de onderhoorigen van het Hof van
Holland en de Regering van den Haag het zoo ver, dat het Bosch behouden bleef,
mits zij duizend gulden eens aan het Land uitbetaalden, en den Staten vijftienhonderd
. /
(1) Zie liicrvoor, LI. 496.
(2) BOß, Ilist. d. Ncderl. Oorl D. L B. IX. bl. 671, 672.
(3) Leven van willesi I, D. II. bi. 620.
(4) WAGESAAR, D. VIL bl. 96.
49t
65^
-ocr page 500-ΪΟα ALGEMEENE GESCHIEDENIS
156'8—gulden kwijtscholden, aan de stad verschuldigd voor klokken, daar uit gehaald om er
1576 ,
geschut van te gieten (Ij. '
Inmiddels had de Prins, nu eenigzins in staat gesteld om tegen den vijand te han-
delen, onderscheidene aanslagen beproefd, die echter.alle vruchteloos afliepen. Even
als de inval van barthold entens in Friesland (2), mislukte ook de toeleg, Harlin-
gen te verrassen. Belangryker doch niet gelukkiger was eene onderneming tegen Mui-
den , door SONOY aan den Prins voorgeslagen, daar het bemagtigen dier stad en der
omliggende schansen hem in slaat zou stellen, ten Oosten van de Vecht de lande-
rijen, en ten Westen geheel Amslelland met een groot deel der Veenen onder Avater
te zetten, hetgeen Amslerdam en Haarlem, beide nog in de magt der Spanjaarden,
in de uiterste verlegenheid moest brengen. Op last van oranje , voer sonoy bij goeden
voordewind met omtrent tachtig vaartuigen, vijftien honderd soldaten, en zeven of acht
l]onderd vrijbuiters van Edam af, en hield regelregt op Muiden aan. Hij vond den
mond van de Vecht door een boom gesloten; een vrijbuiter zwom er heen met eene bijl
in de hand en begon te hakken, maar werd doodgeschoten. Terstond zette jan braad ,
later een vermaard Scheepsbevelhebber, het werk voort en bragt het ten einde. Men
verhaalt, dat hij, hiermede bezig, door den arm geschoten werd, maar niettemin met
9 ^r. dezen nog veertien of vijftien vijanden velde. Nu zeilde men de haven in, maakte zich
meester van de stad en noodzaakte de bezetting, een vaandel Duitschers, die tegen-
stand bood, met verlies van zestig man naar Weesp de wijk te nemen. Sonoy kon
echter het slot, ofschoon het weinig versterkt was en slechts twintig man, onder Hop-
man LiEPfDEN of LIJJNDEW, in liad, niet aantastten uit gebrek aan grof geschut. Terwijl
Jiy dit uit Edam en levens meer schepen en krijgsvolk ontbood, vermeesterde hij de
schans te Biemerdam, tusschen Muiden en den Diemerdijk. Ondertusschen had hier-
GES te Utrecht in alleryl vijf honderd Spaansche en drie honderd Italiaansche soldaten
bijeengebragt, met Avelke hij in den laten avond van den volgenden dag te Midderberg
aankwam, welk dorp door het volk van sonov, opdat de vijand er zich niet in zou nes-
telen , geheel was afgebrand. Hij naderde eene schans, door de Staatschen in aller haast
tusschen Muiderherg en hel slot opgeworpen en met zeven of acht honderd man bezet,
en zond middelerwijl drie of vier honderd man ter versterking van het slot af. Om dit
j 1 γ te beletten, rukte het volk van sonoy , zoo uit de schans als uit de stad, en geraakte
Blocim,j^gt de Spanjaarden tot twee of drie uur in den namiddag in een hevig gevecht, maar
moest toen met een aanmerkelijk verlies wijken. Intusschen kwamen gewapende vaar-
(1) Resolutiën v. Holl, bij λναοεναακ, D. VII. bl. 96, 97. dor, llist. d. Nederl. Oorl D. L
B. IX. bl. 676.
(2) Zie hiervoor, bl. 476.
-ocr page 501-» DES VADERLANDS. oOl
tuigen vau Amsterdam opzetten. Sokoy, alzoo Tan dc land- en zeezijde bedreigd, 1508—
verliet Muiden en de schansen, er den brand instekende. Schrik en ontsteltenis maakten ^^^^
xicli derwijze meesier van zyne benden, dat zij de wapenen van zich wierpen, en zwem-
mende naar de schepen <-vlugtten. Hij zelf ontkwam ter naauwernood aan de handen
der vijanden. Twee honderd, naar anderen, zes honderd zijner mannen waren ver-
slagen, in het water omgekomen, of gevangen gemaakt. Meer dan elf honderd vuur-
roers, behalve de harnassen, zwaarden en ander wapentuig, werden door de Span-
jaarden opgevischt en twee vaandels veroverd (1). Het mislukken dezer onderneming
werd SONOY zeer ten kwade geduid, en zijne benijders gaven liem den schamperen bij-
naam van: Dirk van Muiden. Zelfs beschuldigden zij hem vau pligtverzuim en lafhar-
tigheid, van welke blaam hij door eene verdediging van zijn gedrag, eerst voor de
Staten van het Noorder-hwariier, toen voor den Prins van Oranje^ zich gezuiverd
heeft (2). — Der Spanjaarden aanslagen gelukten even weinig als die der Prinsgezin-
den. Zij hoopten Geertruidenherg met behulp der bezetting, over welke Hopman en-
ZENBURG het bevel voerde, te vermeesteren, maar het verraad werd ontdekt en verijdeld.
De Prins van eene onderneming tegen Gouda tijdig onderrigt, nam terstond deinoodige
voorzorgen, Avelke de uitvoering ei' van verhinderden (3).
Zoo ooit, was thans inzonderheid oranje de spil, op welke alles draaide. )) Zijne
Excellentie," schreef brunynck, 'sPrinsen geheimschrijver, aan jan van Nassau, »be-
vindt zich, Gode zy dank, zeer wel, maar is derwijze overladen met werkzaamheden,
zorgen en moeiten, dat hij van den ochtend tot den avond naauwelijks lijd heeft adem
te halen; en nogtans torscht hij alles zeer geduldig en met zijne gewone standvastig-
heid. — Bij de Spanjaarden is geene sprake meer van vrede; ik geloof, dat zij den
uitslag der belegering van Zierikzee afwachten, om zich, wat dit punt betreft, daar-
naar te rigten (4)." Hoe eng mondragon deze stad ook ingesloten hield (ΰ), konde
hij echter de gemeenschap met de Zeeuwsche vloot en met Walcheren niet zoo geheel
beletten, dat zij niet nu en dan van mond- en krijgsbehoeften voorzien werd. Ofsclioon
(1) Brief van hierges in de Stukk. v, d. Vaderl. Uist. van van hasseit, D. 111. bl. 72—7ß.
bor, HisL d. Ncderl Ovrl D. I. B. IX. bl. 677 , 678. hooft, Nederl HisL B. XI. hl. 448. soe-
tebooji, Saanl. Arcadia, bl. 513—515. velius, Chron. v. Hoorn, bl. 446—448.
(2) BOR, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. IX. bl. 678. velius, Chron. v. Hoorn, b. 448.
(3) Resolut. v. Holl, bij wagenaar, D. VII. JjI. 100. bor, Hist. d. Nederl Oorl. D. 1. B. IX.
bl. 683, 690. van wijn op wagenaar, St. YII. bl. 38.
(4) Archives de la Maison d'Orange, T. V. p. 337, 360.
(5) Zie hiervoor, bl. 474.
-ocr page 502-.ί06 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—dit met groot gevaar verzeld ging, werden er evenwel steeds onverschrokkenen gevonden,
welke het trotseerden. Zoo tragt, onder anderen, > de Admiraal van Zierihzee adriaan
wiLLEMSz zestien schepen met voorraad Linnen; en zekere korifelis korttelisz. goo-
PER kwam alleen in een scheepje van Brouwershaven naar Zierikzee, om de burgerij
van een beraamden aanval des vijands op de stad te onderrigten; terwijl zijn broeder
reimer, van daar met brieven aan den Admiraal boysot gezonden, midden door de
vijandelijke vloot henen, waaruit hij hevig beschoten werd, met het antwoord terug-
keerde. Met gelijk gevaar , voerde joos van den ende zijne vrouw in een schuitje uit
de stad, en bragt haar behouden elders. Maar het treffendste bewijs van stoutheid en
trouw gaf jan lieve heere. Met jan schacht bragt hij 'sPrinsen brieven, welke in
leder, met was en pik bestreken, genaaid waren, in de stad; doch toen beide den
volgenden nacht andermaal poogden door de Spaansche vloot henen te zwemmen, werd
de vyand hen gewaar. Jan schacht liet zich gevangen nemen, maar, heere dook on-
der, opdat de hem toevertrouwde stukken den Spanjaarden niet in handen vielen, en
vond zijn graf in de golven.
De wakkere Bevelhebber der stad. Jonkheer arend van dorp, boezemde door woord
en voorbeeld de aanvankelijk ter neergeslagene burgerij moed en vertrouwen in. Hij
bemande een groot aantal platboomde vaartuigen, om de aanvallen des vijands af te
weren, en onder zijne leiding deden de Zierikzeeërs dikwijls uitvallen met hunne schui-
ten over het verdronken land. Tegen het einde van Louwmaand ,vermees [.erden zij zelfs,
twee groote Spaansche schepen, en bereikten tevens hun doel, om eenige vaartuigen
binnen te krijgen. Mondragon het nu nog naauwer alle toegangen bezeilen, en
plaatste zes platboomde schepen tusschen balken en palen, die door eene schans verde-
digd werden, om alzoo de haven geheel te sluiten. Het schijnt, dat hij zelfs de stad
wilde aantasten; hij zond ten minste uit Brouwershaven eene menigte gewapende roei-
25 V. barsen of groote sloepen tot voor het hoofd van Zierihzee. De belegeraars zonden
inaand onmiddellyk hunne platboomde vaartuigen met twee vaandels krijgsvolk op den vijand
1570 Avelke de vlugt koos, doch bij Brouwershaven werd achterhaald, waar een zijner
bodems overzeild en een ander in den grond geboord werd. Een scheepsbevelhebbei
en andere gevangenen werden te Zierihzee opgebragt. Om dien tijd moet de onver-
saagde joos van den ende liet heldenfeit bedreven hebben, waarvan eenige Schrijvers
gewag maken. Terwijl hij op de wacht lag, trof hij den Spaanschen Vlootvoogd, die
van de schans op het hoofd van Zierihzee naar Brouwershaven terugkeerde, bij
Kcrhiverve aan. Terstond bemant hij eenige schuitjes, tast hem aan en vervolgt hem
lot Brouwershaven i waar het vijandelijk schip aan den grond geraakt. De Spanjaarden
springen over boord, yan den ende en de zijnen hen na; de meeste vijanden worden
in het water met roerkolven, enterhaken en knodsen afgemaakt, en de Zeemven
keeren met het veroverde schip zegepralend terug. — Inmiddels hadden tien of tΛvaalf
DES VADERL'ANDS. 505
1568-
1576
schepen, naar het schijnt, uit Holland gekomen, aan het hoofd van Bergen op Zoom
post gevat, en eenige andere voor Herlcmge het anker latén vallen, om den belegeraars
den toevoer af te snijden. Eerlang kwam ook eene sterke vloot tot ontzet van Zierik-
zee uit Walcheren opdagen, doch werd door mobtdragow met groot verlies teruggesla-
gen. Twee dagen later hervatte zij, door eenige bodems versterkt, denzelfden aanval,
doch met denzelfden uitslag; zij veroverde en verbrandde wel eene Spaansche galei,
maar verloor twee voorraadschepen, welke den belegeraars bijzonder te stade kwamen.
De Prins van Oranje voedde nog steeds de beste hoop, daar de Zeeuwen goedgezind,
en de Zierikzeeërs flog vol moed waren. Hij zelf kwam te Vlissingen, waar men
zich ijverig tot eene nieuwe onderneming uitrustte. Twee zware schepen, sterk bemand
en gewapend, Averden bestemd, om de Spaansche schansen bij den dijk te Borndammc,
een dorp nabij Zieriksee, doch sedert door de baren verzwolgen, aan te tasten, terwijl
de hgtere vaartuigen middelerwijl zouden beproeven levensmiddelen in de stad te voeren,
en hierin door een uitval der belegerden ondersteund worden. De Prins zelf was bij
de onderneming tegenwoordig, welke aanvankelijk scheen te zullen gelukken. De beide
groote schepen naderden zoo digt den dijk, dat zij drie vijandelijke kanonniers dood-
schoten, en twee stukken geschut, welke daar lagen, veroverden. Doeh de verwachte
Imlp uit de stad bleef achter, dewijl men meende, dat de aanval eerst den volgenden'
dag zou jplaats hebben. Spoedig nam de kans eene geheel andere keer. Mondragoït,
door een St. Maartensdijker reeds te voren van den toeleg onderrigt, had den dijk in
het midden wel eene mijl wegs in de lengte laten doorgraven en met soldaten bezet,
welke gedekt waren tegen het geschut van 's Prinsen vloot. Zij openden een hevig
geweervuur tegen de Zeeuwsche schepen, en toen deze by het vallen van het water
moesten afhouden, heroverden zij de beide stukken en scholen daaruit het groote
schip, waar lodewijk boysot het bevel voerde, maar hetwelk aan den grond was
blijven zitten, reddeloos en in brand. De manschappen trachtten zich met zwemmen
te redden, doch meer dan driehonderd verdronken en onder hen de dappere boysot,
welke tot laat in den avond op eene plank had omgedreven, zonder dat men hem te
hulp had kunnen komen, wik betreur bovenal zijn verhes," schreef oranjej »hij was
een moedig krijgsman en der goede zaak ten innigste genegen."
Het mislukken van het ontzet bragt Zierikzee, waar gebrek aan levensmiddelen begon
te heerschen, in een hoogst benarden toestand. Der burgerij was echter 4venmin de
moed ontzonken als den Prins, welke besloot alles op het spel te zetten, om de stad
te bevrijden; en zijne krijgsbevelhebbers, soldaten en matrozen zwoeren, hun laatstcn
droppel bloeds daarvoor op te offeren. Hij spoorde met nadruk de Staten tot krachtigen
onderstand aan, en liet in Schotland krijgsvolk voor zich werven. In dé hoop op de
naderende verlossing, trolseerden de belegerden nog'bijna eene bange maand lang den
steeds hooger stijgenden nood, en zouden waarschijnlijk nog langer volhard hebben,
14 v.
Grasm.
157G
10 V,
Bloei ni.
27 v.
lil 01'im.
.ί06 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1508— indien niet in handen van moivdragow de duif gevallen ware, welke de Prins met de
'tyding naar de stad liad afgezonden, dat eene nieuwe en krachtiger poging tot ontzet
zou beproefd worden, daar twee duizend Schotten, onder de Oversten beaufort en
STUART, aangekomen, en honderd duizend gulden door de Staten yan Holland en Zee-
land, buitengewoon, bewilligd waren. Maar de burgerij hiervan onbewust, door hon-
ger geprangd, aan alle redding wanhopende, en de Λvoede der Spanjaarden vreezende,
23 V. indien zy het uiterste afwachtte, besloot zoowel als de bezetting, zich bij verdrag
maand over te geven. Eerlang ontving mondragoiv volmagt van den Raad van State, met de
stad te onderhandelen, waarop wederzijds eene overeenkomst onder de volgende hoofd-
29V. voorwaarden geteekend werd; de stad zou met alle krijgsbehoeften, schepen en koop-
iriaand. '^^^.ren aan^ de Spanjaarden overgeleverd worden, maar hare voorregten behouden en
van plundering verschoond blijven, doch daarvoor tweemaal honderd duizend gulden
opbrengen, van welke echter de Koning, naar men hoopte, haar wel de helft zou
kwijtschelden. Eenige Onroomschen met huilne Predikanten moesten ZienAiree verla-
ten, en de bezetting zou met wapens en bagaadje, doch zonder kr^'gseer, uittrekken.
De Bevelhebber van dorp moest schriftelijk beloven, binnen eene maand de slaking
van den Onder»Vlootvoogd van iiaabistede te bewerken, of zelf zich als krijgsgevan-
gen in mondragow's handen stellen (1)" Hierop ruimde van dobp met de bezetlingV
veertienhonderd man sterk, de stad, welke op den ochtend van den tweeden van,
Hooimaand door mondragon bezet werd (2). De uit te keerene sora werd hoofdzake-
lijk uit de opbrengst van het zilverwerk en de kleinoden der burgers bijeengebragt (5).
(1) »De Iloog-Baljuw van vosberghenzegt hooft, Nederl. Hist. B. XI. bl. 450, »zou niet iif
het verdrag begrepen zijn." Maar deze persoon was immers reeds vóór maanden naar Walchet'en
opgezonden? Zie hiervoor, bl. 471. Wat hooft verder, bl. 451, van dien man verhaalt, is der-
Jialve niet te begrijpen. Vgl. ook daaromtrent wagenaar, D. VII. bl. 100 (7).
(2) hooft {Nederl. Hist, B. XI. bl. 451) verhaalt, in navolging van bor, dat de uittretkende
.soldaten »nog al wel in bet vleescli zaten, daar bun zonderlings niet dan boter en geneesmid-
delen voor de kranken ontbroken badden." stuada ecbtcr verzekert, »dat Zierikzee voornamelijk
door den bonger tot de overgave is genoodzaakt gcAvorden," de Bello Belg. Lib. VIII. p. 483;
lietgeen ook trouwens geloofelijker is, na eene enge belegering of insluiting van bijna negen maanden.
(SyArchives de la Maison d'Orange, Τ. V. ρ. 327, 334, 337, 358, 364-^68,371—374,37a
mendoce, Hist. d. l. g. d. Fl. Liv. XVI. p.'325—329. campaka, della guerra di Fiandra, T. 1.
p. 155. BENïivoGLio, Nederl. Hist. bl. 234, 235. strada, de Bello Belg. lib. VIII. p. 481^—485.
chappuys, Hist. Gén. d. l. g. d. Fl. Liv. IV. p. 198, 199. le petit, Chron. d. Holl. ï. II. Liv, XI.
p. 309. de TAssis, Comment. Lib. III. ρ. 200. haraeus, An/m/ßi Brab. Τ. III. ρ. 228, 229-
bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. 1. B. IX. bl. 678—681. v. meteren, Hist. d. Nederl. Oorl 1]. V.
bl. 112, 113. hooft, Nedei'l. Hist. B. XI. bl. 449—451. pers, Ontst. Leeuw, bl. 315, 316.
y. wm op wagenaau, St, VII. bh 36s 37.-svvalüe, rfe daden der Zeeuwen, bl. 92—95.
DES VADERLANDS.
»Het veroveren van Zien/j^ee," zegt een Spaanschgezind Schrijver, »heeft den Span-15^8—
jaarden meer tot roem dan tot voordeel verstrekt (1)." En indedaad, zij hadden veel
geld en volk verspild, dappere krijgshoofden als vitelli , pacheco en peraxta verloren,
en den geheelen winter onder groote moeijelykheden'idoorgebragt. De Prinsgezinden
herstelden zich spoedig van den smartelyken indruk', „Avelken het verlies der stad op hen
moest maken, en schepten op nieuw moed. Men wanhoopte eerlang niet meer aan het
hehoud van het overige Zeeland, daar de sleden wel versterkt en wel van levensmid-
delen voorzien waren. Oranje's vertrouwen was onwankelbaar. »Wanneer de geheele
ΛνβΓβΜ ons zal verlaten," schreef hij in deze benarde oogenbhkken, »zal God zijne
regterhand over ons uitstrekken (2)."
i Tot Admiraal van Zeeland, in de plaats van lodewijk: boysot, werd Jonkheer Wil-
lem vati BLOis vak treslong, wclkc hetzelfde ambt in Holland bekleedde, door den
Prins aangesteld, die eerlang ook de zaken der Admiialiteit nader regelde en'een be-
velschrift tegen de buitensporige vrijbuiters uilvaardigde. Hij moest tevens Aveder als
scheidsman optreden in een nieuw geschil tusschen sonoy en de Staten van Noord-
Holland, ontstaan ter zake van bepalingen, door deze laatsten gemaakt, welke soivoy
oordeelde in strijd te zijn met den last, dien hij sedert vier jaren van oranje had ont-
vangen. Eindelijk gelukte het den Prins den twist te beslechten; sonoy zou rekening
en verantwoording doen, voortaan van alle geldelijk beheer afzien, en zich alleen met
het beleid der krijgszaken bezig houden (3). ^ ?
Te midden van zoo vele zorgen en bezwaren, werd de goede verstandhouding met
Engeland door eene breuke bedreigd. De Engelsche kooplieden hadden uit belangzucht
den Spanjaarden hunne vlag geleend, om daaronder handel te drijven. De Zeeuwen
hielden derhalve,alle' schepen onder Engelsche vlag aan, daar zij diegenen niet voor
onzijdig hielden, welke den vijand steunden, en zij braglen onderscheidene bodems in
Zeeland op. Lading en papieren werden door de Admiraliteit, of, 'in geval van ^
hooger beroep, door het Hof van Holland onderzocht; was niet alles naar behooren,
dan werd de lading voor goeden prijs verklaard en het vijfde deel er van aan het Land
toegewezen; in het tegenovergestelde geval gaf men schip en lading weder vrij, zon-
der evenwel den eigenaars voor de schade, door het oponthoud veroorzaakt, eenig"
zins te gemoet te komen. De Engelschen hielden uit weerwraak (represaille) eenigc
Vlissinger schepen in de haven van Plymoulh aan, en legden beslag op de lading;
doch de Zeeuwen bragten kort daarna zestien ryk beladene Engelsche koopvaarders
(1) STRADA, de Bello Belg. Lib, VUL p. 483.
(2) Archives de la Maison d'Orange, Τ. V. ρ. 373, 379, 380.
(3) BOR, Hist. d. Nederl, Oorl D. 1. B. IX. bL 705—711. hooft, Nederl. Uist. B.XLW.455.
II Deel. 5 Stuk. 64
.ί06 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—te Vlissingen op. Ewzabetii trok zich de belangen harer onderdanen ernstig aan, en
y zond geuiagtigden naar den Prins te Middelburg, welke een verdrag be^'verkten dat
Hooim. echter, van den kant der Engelschen, zeer kwalijk onderhouden werd en alzoo nieuwe
botsingen veroorzaakte. Niet dan met veel moeite vermögt het wijs beleid van oranje,
nog vóór het einde des jaars, een twist in der minne bij te leggen, die noodlottige ge-
volgen konde gehad hebben, en uit welken de Spanjaarden zich reeds veel voordeels
beloofd hadden (1). —
Ondertiisschen was de overgave van Zierikzee, die, naar het scheen, voor Holland
zoo heilloos moest zyn , het middel van behoud gew^orden. Het is indedaad als of in
dien tijd de verliezen zelfs bestemd waren, om de zaak der Hollanders en Zeeuwen Ie
bevorderen. Zoo gaf dan ook de val van Zierikzee aanleiding tot eene gebeurtenis,
welke de omstandigheden, te gunste van den Prins en de Staten, geheel van gedaante
deed veranderen en derhalve verdient eenigzins uitvoerig ontvouwd te ivorden. Be
Spaansche soldaten, wien men twee en twintig maanden soldij ten achter was, waren
door MOHDRAGOif, in naam van den Landvoogd, met de aanzuivering er van gevleid,
zoodra Zierikzee vermeesterd zou zijn. Vandaar dat de Raad van State, niet bij magte ,
hieraan te voldoen, gaarne zou gezien hebben, dat het beleg nog eenen tijd lang
voortgezet ware, te regt eene muiterij onder het krijgsvolk duchtende, wanneer
de belofte niet gehouden wierd. Immers, zoodra motoragoït de stad met Walen
bezet en het overige krijgsvolk op Schoiimen gelegerd had, eischten de Spanjaarden
van de afdeeling van valdez betaling, dreigden, bij weigering, alles te vuur en te
zwaard te zullen vernielen, en gaven daarvan reeds het bewijs door het plunderen cn
verwoesten van het dorp Nieuw kerk, terwijl zij hunne Bevelhebbers verdreven, die
zich naar Brussel begaven, om bij den Raad van State op voldoening der soldij aan
te dringen. De Walen in Zierikzee waren het in beginsel met hen eens, zondei^
evenwel gemèene zaak met hen te maken; veeleer jaagden zij hen ter stad uit,
w^aarbij tien of twaalf Spanjaarden omkwamen, en trokken toen onstuimig naar de
woning van MOWDRAGOjr, die Avijsselijk zich had verborgen en niet te vinden was.
Naar een ander berigt echter, begaf zich motoragon te midden der oproeri-
gen, ontblootte zijne borst en verklaarde zich bereid, »de soldij, welke hij niet
geven konde en ook niet hij maar de Koning schuldig was, met zijn bloed te be-
talen, en hunne gevelde spiesen en musketkogels in zijn ingewand te ontvangen, zoo
het hun lustte aan den Bevelhebber, die hen altijd zoo liefderijk behandeld had,
hunne gramschap te koelen." Deze woorden bragten hen tot beschaming, maar niet
(1) noR, im. d. NederL Oorl D. I. B. IX. bl. 667, 691. v. meteren, liist. d. Nederl. OorL
B. V. bl. 114—116. v. reyd, Nederi. .Gescïu B: 1. bl. 12. savalue, de daden der ZeemvenM-^-i^^·
DES VADERLANDS. ü07
tot rust. Men bood hun twee maanden soldij aan; zij bleven, gelijk de Spanjaarden, 1568—
op Yoldoening van al liet achterstallige aandringen, doclr lieten zich eindelijk door de
honderd iduizend gulden, welke de burgery opbragt, vooreerst te Treden stellen. De
Spaansche soldaten daarentegen liepen geheel jSc/iOM«;c?i af j iVerlielen'de schansen, die
zij met zooveel moeite en gevaar veroverd hadden, en trokken nam jBraband in de,
hoop, zich aldaar wat zij wenschten te zullen verschaffen. Te Herenlhah,
Brussel en Gent, schaarden zich nog andere misnoegde benden aan hunne zijde. Z.ij
benoemden juaiy de kavauete tot Bevelhebber of Elello, en beloofden bij oene pleg-
tige mis., elkander te verlaten noch te rusten, vóór alles tot den laatsten penning was
vereffend. Vruchteloos zond de Raad van State den Graaf van Mansßldt, om hen
tot bedaren te brengen. Niet alleen cischten zij geheele afbetaling, maar ook verlioo-
ging van krijgsloon en eene goede stad ten ondei'pand, tot de rekening met hen ge-
sloten was. Mansfeldt bragt hun onder het oog , »dat de Raad van State niet bij
magte was, hen voorhands te voldoen en dit ook nimmer worden zoude, ten ware ay
zich lieten gezeggen, daar anders te vreezen was, dat het geheele Land zich tegen hen
zou verklaren en misschien voor den iConing verloren gaan. Zij moesten »ich derhalve
wel bezinnen en zich voor zulk eene schande hoeden, wellte den roem, dien zfl
zooveel krachtinspanning verworven hadden, ten eenemale zou verduisteren." Al het-
geen hij verwerven konde, was de toezegging., »dat zij zich rustig »ouden houden,
als men liun nu reeds eene der groote steden wilde inruimen; eji dat zy van den
Raad van State bescheid daarop wilden afwachten." Intusschen verzochten zij der Re-
gering van Mechelen om doorlogt en verblijf voor eenen nacht; doch dit«werd afgewe-
zen, en de bezetling met een vaandel getrouw gebleven krijgsvolk versterkt, t Onder
vreesselijke bedreigingen trokken zij nu builenora naar Grimbergen, slechts twee uren
afstands van Brussel. Hier ontvingen zij, bij monde van den Hopman mowtesdoga,
het antwoord van den Raad van State, en hoewel hun dit niet beviel, geheten ai^ zich
nogtans naar rede te willen luisteren, en beloofden aldaar te vertoeven lot nader be-
sluit van den Raad. Evenwel braken zij dadelijk op naar Assche en andere dorpen
nabij Brussel. Nogmaals werd montesdoga en jüliaan romero met hem naar de
muiters gezonden, doch, met geweerschoten begroet, keerden zy in allerijl terug. Nu
kwamen de burgers in het geweer, dreven drie vaandels Spanjaarden ter poorte uit,
sloegen er eenige dood, en bezetten de muren. Geen Spanjaard was zootstout, dat hij
zich op straat vertoonde. Romero, de vargas, verdügo, de rüeda en andere Bevel-
voerders namen de wijk op het Hof, waar zij zoo goed als door het volk gevangen ge-
Jiouden Averden. De oproerige soldaten, geene kans ziende, Brussel in hun bezit te
krijgen, rukten, tusschen de twee- en drie duizend man stei-k, naar Vlaanderen en
voor Aalst, De brug over den Dender werd door een aantal gewapende landlieden
verdedigd^ diich eenige omgekochte of beschonkene boeren wezen den Spanjaarden een
64*
-ocr page 508-508 Α L G Ε Μ Ε Ε Ν Ε G E S C HIΕ Β Ε ΝΊ S
1568— onbezet pad aan, langs welk zij des nachts naar hinnen geraakten. Zij hadden bij deze
2*5γ. overrompeling dertig, de burgers twintig man verloren. De voornaamste ingezetenen
werden in hechtenis genomen, en wel honderd zeventig kerspelen, die tot het regtsge-
bied der stad behoorden, onder brandschatting gesteld.
Het berigt hiervan bragt de gemeente te Brussel op nieuw in rep en roer; zij snelde
Ie wapen en naar het Hof, schold de Leden van den Raad van State voor verraders, en
ontwrong den Graaf van Mansfeldt de sleutels der stad. De Raad van State, naar het
26V, schijnt, verschrikt voor de dreigende houding des volks, verklaarde, in naam des Ko-
'nings, de muitende soldaten voor vijanden van Land en Vorst, en als zoodanig voor
vogelvrij, terwijl op lyfstraf verboden werd, hun eenige hulp of dienst te bewijzen.
De toestand van Brussel op. dit tijdstip wordt levendig geschetst in een brief van ver-
dugo, die naar Antwerpen gevlugt was, aan zijn Luitenant de la margelle te Haar-
lem^ ,welke onderschept en, op 'sPrinsen last, na uit het Spaanseh te zijn vertaald,
verspreid en later gedrukt werd. »Mijnheer de la margelle.- Daar* de Duivel niet
ophoudt te werken, inzonderheid de eendragt te verstoren, zoo heeft hij het hoofd der
Brabanders op hol gebragt ter zake van de muitende Spanjaarden, die voor Brussel
komende om geld te vragen en ziende, dat het geheele Land tegen hen opstond, de
stad Aalst in Vlaanderen hebben ingenomen, om zich te beschermen. Sedert hebben
de Brusselaars de wapenen, die hun gegeven waren, om hunne stad te verdedigen, zoo
wél gebruikt, dat zij begonnen zijn de Spanjaarden, die daar binnen waren, dood te
slaan, en de Heeren van den Raad van State en de Edelen, welke zich in hun mid-
den bevonden, derwijze te dreigen, dat ik allen in groot gevaar gezien heb, en
men ook niets anders dacht, of zy zouden hen omgebragt hebben. Zij hebben bar-
laymont grooten hoon aangedaan, en mansfeldt, die hun zooveel dienst had bewe-
zen en wien zij· als Bevelhebber der stad den eed hadden afgelegd, de sleutels der
poorten afgenomen, en gehoorzamen hem niet meer dan U. Naar ik· kan merken, is
hun voornemen, alle soldaten, zoo Walen en Duitschers als Spanjaarden, *aan te val-
len. Mij hebben zij zeven of acht dagen als 't ware gevangen gehouden, met groot
gevaar van doodgeslagen te worden, omdat ik met eenige Waalsche soldaten gesproken
heb, die gekomen waren, om hunne stad te helpen verdedigen, doch van welke
zij vijf of zes op de stadsmuren vermoord hebben. Zooveel is mij gelukt, dat; ik er
uit geraakt en hier gekomen ben, waar ik vind, dat al de Spanjaarden en Duitschers
zich vereenigen, om zich zeiven te beschermen, en den Raad van State, die over ons
regeert, in vrijheid te stellen, opdat wij naar en \ή\. Brussel mogen trekken, om ionze
zaken te verrigten, want men houdt thans met geweld alle lieden aan, van welk volk
aij ook zijn. Ik verzeker ü, dat de onbeschoftheid (der Brusselaars) zoo verre gaat,
dat zij van de Heeren niet meer werk maken als van hunne jongens ? bovenal vanr
barlaymowt, ΛνΙβη ik vrees, dat zij dooden zullen of van spijt doen omkomen. Do^
DES VADERLANDS. 49i>
Staten (van Brahand) nemen krijgsvolk aan, naar het zeggen, orti de muitende soldaten 1568-^
Ie tuchtigen, maar ik verzeker U, dat het is, om alle oorlogsmannen, zonder onder-
scheid , te treffen. Om dit kwade vooraemen te beletten en den Raad van State, welke
den persoon des Konings vertegenwoordigt, weder in vrijheid te stellen, worden hier
soldaten van alle natiën bijeengehragt, welke regelregt naar Brussel zullen gaan, om
alles ten uitvoer te brengen, wat de Heeren van den Raad van State, als of zij in
vrijheid Λvaren, zullen gebieden; maar ik vrees zeer voor deze vergadering, om de on-
geregeldheden, welke hieruit zullen voortvloeijen. Ik verzeker U, dat men nooit zulk
cene boosheid gezien heeft als die is, welke de Heeren van Brussel zich veroorloofd
hebben. Monbeq en l'uostel zijn hier in den omtrek en ik boud hen bij mij, om
met de soldaten, welke zg hebben, te verrigten, Avat de Heeren van den Raad vari
State mij zullen gelasten. Ik wilde wel, dat ik hier mijne paarden hadde; ik verzoek
ü, mij die te zenden, wanneer soldaten herwaarts komen, Avant ik zie eene on\veers7
bui te gemoet. Gisteren is alhier de Heer ran Havré aangekomen en heeft een
goeden grondslag tot vrede medegebragt; maar deze Duivels verstoren alles en willen
een nieuwen krijg. Men heeft mij eenig geld beloofd voor de vloot en mijne afdeeling
krijgsvolk; ik weet niet, wat zij doen zullen, maar vrees, dat alles zal verdeeld worden
naar goeddunken van Mijne Heeren de Brusselaars. Draag zorg, dat onze soldaten niet
verloopen of muiten, en verzoek hen geduld te hebben, gemerkt de zaken nu op
dien voet staan; en zoo zij willen vertrekken, zou ik liever zien, dat zij hier
kwamen dan tot den vijand overgingen. Ik geloof, dat de Raad van State met hen
zal handelen als met het volk van mowdragoiy, hetgeen ik naar al mijn vermogen zal
ondersteunen. Ik vrees-, dat de Brabanders zoo zeer den beest zullen spelen, dat zij al
het krijgsvolk op den hals zullen krijgen. Dit is in het kort vermeld, wat er omgaat;
en dat ik er U niet eerder van onderrigt heb, is omdat ik als gevangen gehouden
ben, gelijk zoo vele andere Hoofden en Heeren van onderscheidene natiën. Z.iedaar de
betahng, die zij mij gegeven hebben, nadat ik als een hond gewerkt heb, om hunne
stad te helpen versterken en beschermen. Hiermede , Mijnheer, bid ik God U te geven,
wat uw edel hart begeert." — Vóór vèrdugo nog Brussel verlaten had, was aldaar
karel-FiLips yan croy, halve brocder des Hertogs van vlamäoi en Markgraaf van//arr^',
teruggekeerd, Avien de Raad van State onlangs naar Spanje had gezonden, om den
Koning de gesteldheid van zaken open te leggen en zijne bevelen te vernemen (1).
Filips had hem met veel onderscheiding behandeld, tot Ridder verheven en den titel
Van Kamerheer α erleend. Hij bragt met zich zeventig duizend gouden kroonen, die,
(1) Zie over den 3Iarkfjraai' van Havré een uitvoerig berigt bij CACHAnD, Correspondance de
o^^LLAUJiE /e TacUurne, T. 111. p. 130—13^'(l)/
510 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
— unet eene gelijke som kort te Toren uit Spanje overgezonden, echter naauwelijks tol
Toldoening yan eem maand soldy strekken kondem; voorts de tijding van het afschaiFen
des Tienden iPennings, die sinds lang niet meer in de Nederlanden geheven werd (1),
•en 'sKiOinings brieven aan de Gewestelyke Staten, welke de herslelling der regtspleging,
overeenkomstig de wetten en gebrwiken, beloofden en de spoedige overkomst van don
JA,N verzekerden, die als Landvoogd in alles zou voorzien. De Raad van Slate hierdoor
voor het oogenbhk niet of weinig geholpen, zond eerlang, bij het stijgen van den nood,
den Baron van Rassinghem en den Heer levasseur de moriehsart op nieuw naar den
Koning (2).
Het verklaren van de muitende soldaten voor weerspannig tegen den Koning en vijan-
den des Lands, beschouwden vele welgezinde Spaansche Bevelhebbers, die aanvanke-
lijk genegen waren, de oproerlingen tot hunijen pligt terug te brengen, als tegen de
2 V. Spanjaarden in het algemeen gerigt (5). Vruchteloos werd van staatswege by openbare
maand geschrifte bekend gemaakt, dat deze verklaring alleen den muitenden, niet allen Spaan-
1570 seilen soldaten betrof (4), daar spoedig de Staten van Braband, Vlaanderen en Uene-
gouwGn, met afgedwongen verlof van den Raad van State, zich wapenden, hetgeen
den argwaan verhoogde. De Brabanders gaven het opperbevel over hun voetvolk
aan willem yajs horkes, Heer van Jléze, een jong Edelman, wiens Luitenant, de
Heer van Glimes, Opperbaljuw van Waalsch-Braband, een niet minder gezworen
vijand der Spanjaarden en vriend van oranje was dan hij; de ruiterij werd aangevoerd
door den Heer van Bcvré of Bièvre. Vlaanderen bragt eene afdeeling voetvolk onder
DE jxoYELLES, CU zcs kornetten ruiters bijeen; alles onder liet opperbevel van den
Graaf van Boeulx, den gevi'cslelijken Stadhouder, ofschoon het gemeen hem van ge-
negenheid voor de oproerige Spanjaarden verdacht hield, dewijl hij kort geleden vier
honderd man van hen, in aantogt naar Lier kerke, in welks nabyheid eene groote
(1) Zie hiervoor, bi. 335.
(2) Arckives de la 3!aison <ΓOrange, Τ. Υ. ρ, 375, 387—389. bondam. Verzameling ν. Onidl·
geg, Stukk. D. 1. bl. 1—3. mendoge, Hist. d. l. g. d. FL Liv. XVI. p. 32Ö—331. sthada, de
Bello neig. Lib. VIII. p. 491—404. bentivoglio , Nederl. IJisf. bl. 238, 239. le petit, Chron.
d. Holl. Ϊ. Π. ρ. 309, 310. chappuys, HisL Gén. d. l. g. d. Fl. Ur. IV. p. 200- iiabaeus, A?i-
nal. Brab. Ï. III. ρ. 230~~232. bor, HisL d. Nederl. Oorl D. I. 13. IX. Ll. 681, 692, 693,
704, 705, 711, 712. v. meteren, Ilisl. d. Nederl. Oorl. Β. VI. bl. 116, 117. hooft, Nederl.
HisL Β. XL bl. 452—454. v. ueyd^ Nederl. Gesch. B. II. bl. 15. gusius, Oorspr, d. Nederl. Ber.
bl. 540, 541.
(3) STRADA, de Bello Belg. IIb. VIII. p. 493.
(4) Boa, HisL d. Nederl Oorl B. I. B. IX. bl. 693.
-ocr page 511-■η
DES VADERLANDS. Ui
menigte gewapende boeren verzameld was om de muiiers in τΐίϊ/ίί te'belegeien, ge-1508—
waarschuwd en daardoor aan een gewis verderf onttrokken had (1')'/^— Hoe zeer de ^^^^
Spanjaarden, in het algemeen, over deze maatregelen der' Staten uiterst verbolgen wa-
ren, gaven zij er echter zelï aanleiding loe, daar de muitelingen dagelijks in getal
vermeerderden en niet te vergeefs van elders hunne makkers uitmoodigden, »den moed-
wil der Brusselsche burgers te helpen bedwingen, welke den Raad van Sfa:te ge-
noegzaam als gevangen hielden en dwongen te doen, al wat zij wilden gedaan en
geboden hebben (2)."
Sakgho d'avila, toen Bevelhebber van het kasteel te Antwerpen, was inzonderheid
over het gedrag der Staten gebelgd; en hij, die in den beginne zich tegen de mui-
ters verklaard had, stond' hun nu met raad en daad te dienste. Zelfs onder de Leden
van den Raad van State, die in Spaansehgezinden en Vaderlandsgezinden (Patriotten)
gesplitst waren (5), keurden eenige de genomen maatregelen, als hun door de opi
roerige Brusselaars afgeperst, luide af. De verdeeldheid van dat ligchaam was voor- ·
zeker niet gescliikt, veel eerbied in te boezemen voor de bevelen, welké' er van
uitgingen. Sancho d'avila verklaarde dan ook openlijk, dat hij zich om de besluiten
en geboden' van dien Raad niet bekommerde (4). Hij bragt dezen schamper onder het
oog, dat de Staten, door zich onder schijn van eigenbehoud te wapenen, oproeriger
waren dan de soldaten; en toen de Raad hem daarop verweet, dat hij op eigen gezag
zijne bezetting vermeerderd had en hem gelastte, deze op den vorigen voet terug te bren-
gen, sloeg hij dit bevel ten eenenmale in den wind (ΰ). In A?iiiverpen voerde οπαμ-
λ
ΐ'ΐατπ het opperbevel, maar lag gedurig overhoop met Graaf hawivrbal taw^alt-emps,
die er met vijftien vaandels Duitschers in bezetting was, welke zich door het plegen
van grove buitensporigheden onderscheidden en beweerden, dat de requesens hun de
stad tot onderpand der acliterslallige soldij gegeven had·. Het ontbrak den Raad van
State aan middelen , deze benden af te betalen en dan weg te zenden'. De Vlamingen
echter, die insgelijks wenschten van de Duitschers ontslagen te worden, weWce ond«r
den Graaf van Eberstein in hun gewest gelegerd waren, bragten zooveel bijeen, dal
het volk. van alt-emps voldaan en afgedankt kon· worden» op zes vaandels na, van'
welke er vier naar MaasPrwht verlegd werden· en twee in Antwerpen bleven. Hierdoor
(1) v. meterey, IJist. d. Nederl Oorl B. bl. 117.
(2) BOR, Uist. d. Ncdaü. Oorl D. I. B. IX. bl. 694, 711.
(3) STRADA, de Bello Behjico, Lib. VUL p. 491.
(4) BOR, Ihst. d. Nederl. Oorl. D. I. B. IX. LI. 704.
(5) STRADA, de Bello Belg. Lib. YIII. p. 494.
-ocr page 512-ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—werden de Vlamingen Tan den Graaf van Eberslein bevryd, welke nu met negen vaan-
^^^^ dels Tan zijne afdeeling in Antwerpen rukte, gehoorzaamheid aan champigwi beloofde
en dat hij geen krijgsvolk, van welke natie ook, zou inlaten. Kort daarop begaf hij,
zich naar Brussel^ om nadere bevelen van den Raad van State te ontvangen, en liet
het bevel over zijne benden in Antwerpen aan den Overste Hendrik moussenham,
Ghampigivi achtte de stad nu genoegzaam beschermd, doch oordeelde het niet raad-
zaam, het bevelschrift van den Raad van State, tegen de Spanjaarden uitgevaardigd,
openlijk af te kondigen, daar dit slechts de verbittering der bezetting op het kasteel
verhoogen, en schrik en angst onder de Spaansche kooplieden verspreiden zoude (1).
Sangho d'atila had intusschen de Spaansche benden uit Holland ontboden, om,
gelijk hij zich uitdrukte, »de oproerige Brusselaars tot rede te brengen en den
Raad van State aan hunne dwingelandij te onttrekken." De Graaf van Megen brak uit
Oofrst- tlien hoofde het beleg van Woerden op, hetwelk vijftig weken geduurd had, doch
"l^'^'^^^vaarvan, zeker vreemd genoeg, nergens eenige bijzonderheden vermeld worden. Don
FERDINAND DE TOLEDO Verliet insgelijks terstond met de Spaansche en Italiaansche ruiters
Holland, eer hem de pas daartoe werd afgesneden. Juan de falgonetta voerde
eene kornet scherpschutters te paard al roovende en moordende door Vlaanderen naar
Antwerpen , maar werd door meer dan drie duizend verbitterde boeren tot tegen-
over die stad nagejaagd. D'atila zond hem dadelijk van het kasteel gewapende vaar-
tuigen te hulp. Er ontstond middelerwijl een hevig gevecht, waarbij tachtig boeren
omkwamen, de overige zich verstrooiden, en de Baljuw, die hen aanvoerde, gevangen
genomen werd, Mendoza verhaalt, dat bij dezen een bevelschrift werd gevonden, door
den Raad van State geleekend en bezegeld, om alle Spanjaarden en elk, die hen on-
dersteunde, te vermoorden (2). De ruiters geraakten nu behouden over de Schelde en
op het kasteel. Hopman Damiano de morales verliet met een vaandel Spanjaarden de
schans te Lülo, en voegde zich bij de muitehngen te Aalst, De Raad van State eischte
nu van d'atila rekenschap, »waarom hij, buitqn hun last of voorkennis en tot ondienst
des Koniogs, de benden uit Holland ontboden had." Hij antwoordde, »dat zyne vorige
daden bewezen, hoe getrouw hij den Koning was, waarin hij ook wilde Tolharden.
Voorts had hij niet op eigen gezag, maar met overleg van de andere Krijgsbevelheb-
bers gehandeld, en zou zijn gedrag by den Koning wel weten te verantwoorden." Te-
vens verwittigde hij der Regering van Brussel, »dat zoo zij den Raad van State nog
(1) strada, de Bello Belg, Lib. VIII. p. 491. de tassis, Comment. Lib. III. ρ. 201, 202. bor,
Uist. d. NcderL OorL D. I. B. IX. bl. 694. v. meteken, ïïist. d. Nedcrl Oorl. B. VI. bl, 117
verso. HOOFT, Nederl. Uist. B. XI. bl. 456,
(2) Uist. d. L g: d. FL Liv. XV1. p. 332.
-ocr page 513-DES VADERLANDS. · öl 5
langer gelijk gevangen hield en Iii et ongehinderd liet regeren, hij én de andere Spaansche 1568--
Oversten daar regel op zouden stellen (1)."
De Prins van Oranje verzuimde natuurlijk niet, van dezen staat van zaken ter be-
vordering zijner oogmerken voordeel te trekken. De botsing tusschen den Raad van
State en de Spaansche legerhoofden, de moedwil en roofzucht der muitende en niet-
muitende soldaten, die zoo min Roomschen als Onroomschen spaarden, en de algemeene
Jiaat der Nederlanders tegen het bewind van vreemdelingendie vermeerderde naar
mate de volkswelvaart verminderdeverlevendigden in hem de hoop, welke liij nim-
mer geheel had opgegeven, de andere gewesten tot een verbond met Holland en Zee--
land te brengen (2). Uit Middelburg, waar hij zich bevond om de gebeurtenissen in
Braband en Vlaanderen meer van nabij gade te slaan, schreef hij aan de Staten dezer
geAvesten, aan die van Arlois^ Henegouwen, Gelderland en Utrecht, aan de Stad-
houders , aan onderscheidene Nederlandsche Grooten, gelijk filips , Graaf van Lalaing,
den Heer van Hese, henki de éloyere en anderen, spoorde hen aan, zich tegen de
verdrukking te verzetten, herinnerde hen de algemeene grieven, drong aan op de
noodzakelijkheid, om gezamenlyk en als één man te handelen, en bood zijne hulp en
den bijstand van Holland en Zeeland aan, verzekerende, dat hij geene verandering in
de godsdienst wilde invoeren, gelijk hem te onregte werd nagegeven, maar zich om-
trent dit punt naar het besluit der Algemeene Stalen zou voegen, en verklaarde niets
anders te beoogen, dan de Nederlanden te beschermen en de gekrenkte voorregten te
liandhaven (3). Merkwaardig bovenal is 's Prinsen brief aan den Heer van Hierges,
Avegens de edele gevoelens er in vervat. Hij betuigt hem zyn opregten dank voor de
slaking der gezanten, uit het Prinsdom Oranje naar Holland gezonden doch te Nijme-
gen aangehouden, en maakt levens van deze gelegenheid gebruik, hem aan te sporen,
om toch alle krachten tegen de Spanjaarden in te spannen, tot w^elzijn van bet zoo
deerlijk geschokte Vaderland, en tot waarachtige dienst van den Koning (4),
(1) mendoce, Hist. d. l. g. d. Fl. Liv. XVL p, 331, 332. campana, della guerra di Fianiira,
T. 1. p. 158. chappuys, Hist. Gén. d. l. g. de FL Liv. IV. p. 201. i>e tassis, Commen/. Lib. III.
ρ. 201. COR, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. IX. bl. 711, 715. v. meteren, Hist, d.Nederl. OorL
B. VI. bl. 117 verso, 118. hooft, Nederlandsche Hist. B. XI. bl. 455 , 456.
(2) Vgl. hierbij uroen v. prinsterer, in de Archives de la Maison d'Orange, T, V. p. 382—385,
en V. conviN-wiERSBiTzKY, de Tachtigj. Oorl. D. II. bl. 619—625.
(3) Correspondance de guillaume Ιβ TdcituTuc, T. III. ρ. 106—113. bor, Hist, d, Nederl, Oorl,
D. I. B. IX. W. 694—704. van de water, Utr. Plac. Boek, D. I. bl. 37. bondam, Onuitg. Stukk.
I), 1. bl. 38—42 (?n).
(4) Archives de la Maison d'Orange, T. V. p. 395—400. Onder anderen komt ia dezen fraaijen
II Deel. 5 Stuk. 6ö
-ocr page 514-1ί18 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— Onderscheidene Leden van den Raad van State helden wel over tot vrede met den
Prins en de Staten van Holland, maar liieraan was niet te denken, zoolang er
nog Spaanschgezinden in dien Raad hieven, welke bezAvaarlijk in de voorwaarden zou-
den bewilligen, op welke de Prins bepaald moest blijven aandringen (1). Hun invloed
moest derhalve vernietigd worden, en daaraan werd dan ook op raad en door bestel
van ORANJE een einde gemaakt (2). De Raad van State en de Geheime Raad waren
op het Hof te Brussel vergaderd, om met gesloten deuren te beraadslagen, toen
van hornes het gebouw met twee vaandels Walen bezette. Van glimes liet de deur
der vergaderzaal openloopen en verklaarde, in naam der Staten van Braband, de
4 of 5 aanwezige Leden voor zijne gevangenen (3j. De Patriotten of Vaderlandsgezinden,
Herfst arnoud sasbout, stelde men dadelijk weder in vrijheid, als ook den Markgraaf
Ilavró, die om eene bijzondere zaak ter vergadering geroepen was; doch mans-
feldt, barlaymont, AssoNviLLE, DELRio en de bcide geheimschrijvers eerti en sgha-
RENBER& werden, als van Spaanschgezindheid verdacht, in verschillende plaatsen geker-
kerd, ofschoon de meesten van hen met niet minder smart dan de anderen, de
heerschappij der vreemdelingen aanzagen, maar een burgeroorlog vreesden, wanneer
men de snaren te sterk spande. Ongesteldheid' had den Hertog van Aarschot verhin-
derd dien dag de zitting bij te \vonen, doch wil men, dat hij een Avenk gekregen had
van hetgeen gebeuren zoude. Viglius was indedaad ziek. De rueda had zich eenige
hrief dc volgende zinsnede voor. »De leus lemps cculx qui se sont voulu loujtans maintenir im
(•tat et cviter la liaine universelle du peuple et 1'évident danger de subite ruïne, conjoincte avecq
ung opprobre général et gaudisserie (joie) de Icurs adversalres, ne se sont jamais voulu trop lier
aux faveurs et prospcrités de Ia ibrtuiie riante, ni s'adonner tellcmcnt a leur advancement particu-
lier qu'au regard d'icelluy ilz ayent voulu, sans raison, complaire et agréeraux grands et puissants j
ains clieminans franchcment en toute rondeur de conscience, sans craindre aucune male grace,
se sont proposé pour Ie but unique de toutes leurs actions, la gloire de Dieu et Ia conservation du
publicq et de la société Immaine, consisstant en droite justice et legitime liberté, en quoi gist Ie
vray et droict service du Prince, veu que poiir ceste dite société et conservation du public, tous
Primes, Roys, et magistrats ont élé crées et élévéz au degré oü ils se trouvent.^^ p. 397.
(1) groen v. pmnsterer in dc Arckives de la Maison d^Orange, Τ. V. ρ. 400. ν. corvin-aviehs-
Βίτζκν, de Tachtig]. Oorl D. Ι. bl. 627.
(2) bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. Π. B. XIX. bl. 477. groen v. prinsteren, in de Archives de
la Maison dWrange, T. V. p. '405, 406.
(3) bor en v. meteren stellen dit feit verkeerdelijk op den veertienden van Herfstmaand, be
tassis, har\eus, hoopt cn de j0nghe, Gendlsckc Gesch. plaatsen het op den vierden en de Prins
van Oranje op den vijfden dier maand.
DES VADERLANDS. U\5
dagen te Toren naar Antwerpen begeven. Den gevangenen werd eerlang vergund ^
naar hunne woningen terug te keeren, alwaar zij echter, even als viGLiusi langer dan
vier maanden naauwkeurig bewaakt werden (1).
Het aanranden yan een Staatsligchaam dat na den dood van be requesens den Op-
perheer vertegenwoordigde, was eene daad Avaarvan men spoedig, doch te laat, al het
vermetele en roekelooze besefte. Niemand wilde er aansprakelijk voor zijn, en de Sta-
ten van Braband verklaarden, er geen last toe gegeven te hebben. Men verhaalt, dat
de uitvoerders er van, hoewel zy geen dadelijk gevaar te vreezen hadden, daar het
feit onder ttfejuiching des volks gepleegd was en Brussel twintig duizend weerbare
mannen telde, er aan dachten om te vlugten en dat een van hen, de Abt van pergh ,
van angst stierf. Hoe dit zij, men vond er, die hen vermaanden te blijven, op de
regtvaardigheid hunner zaak te vertrouwen, en als mannen van zich af te spreken (2).
Er verscheen dan ook eerlang, en wel van de staatsdrukkerij te Brussel, een verde-,
digschrift in het licht. Na eene opsomming van de gewone grieven tegen de Span-
jaarden en van de geweldenarijen der muitende soldaten, welke uit dien hoofde
voor vijanden van Land en Koning verklaard Avaren, wordt er in geklaagd, dat
»wel verre van deze oproerige soldaten te straffen, eenige Leden van den Raad van
State in geheime verslandhouding met hen verkeerden en begeerd hadden, dat men
hen betalen en de vermeestering van Aalst door de vingers zien zoude. Voorts,"
zeide men, »had er een gerucht geloopen, hetwelk door vele omstandigheden allezins
geloofbaar werd, dat de muiters, met medeweten van den Raad van State, naar
Brussel moesten gekomen zyn, om de burgers, onder bedreiging van plundering,
tot het uitkeeren van aanzienlijke sommen gelds te noodzaken. Verder hadden, althans
eenige Leden van den Raad van State, niet alleen de uitvoering van het verlof,
aan de Staten verleend, om krijgsbenden te werven, gepoogd te verhinderen, maar
zelfs het plan gevormd, ook eene aanzienlijke krggsmagt in dienst te nemen, om de
muitende benden te ondersteunen en de maatregelen, door de Staten en de burgerij
te hunner verdediging genomen, te verijdelen. De Raad van State, in een Avoord,
had weinig lust betoond, het Land te beschermen, maar het voornemen gekoesterd; de
oproerige soldaten zoo lang te onderhouden, lot meerdere versterking uit Spanje geko-
men zou zijn, om alsdan het Land, door wapengeweld te ondergebragt, gelijk een
(1) Archives de la Maison d'Orangc, T. V. p, 408. mendoce, IJist. d. l. g. d. FL Liv. XVL
p. 333. strada, i/e Bello Belg. Lih. VUL 497. de tassïs, Comment, Lib. IIL p. 207—209·
hor, Uist. d. Nederl. Oorl D. L B. LX. bl. 712. v. meteren, Ilist. d. Nederl. Oorl B. V. bl. 118.
de jonge, Besluiten d. Stateji-Generaal, D. I. bl. Gl, 62 (α), 66 , 67 , 89, 107.
0
(2) ν. retd, Nederl. Gesch. Β. IL bl. 15. hooft. Nederl. Hist. B. XL bl. 457.
65*
-ocr page 516-1ί18 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—wingewest te bezetten, een schrikbewind en bet Spaansche geloofsonderzoek in te
voeren, het volk onder eeuwigdurende slavernij en de voornaamste Edelen ter dood
te brengen. Uit dien hoofde hadden eenige mannen, welke het met hun Land
Λνέΐ meenden, goedgevonden, zich van onderscheidene Leden van den Raad van State
en eienige andere personen te verzekeren, om hun het vermogen te ontnemen, kwaad
te stichten. Ook verklaarden zij plegtig, dat zij deze daad tegen den Staatsraad niet
om de Katholijke godsdienst te benadeelen, of uit minachting voor het gezag des Ko-
nings gepleegd hadden, maar alleen, om het Land te beveiligen, alle bedriegelijke
aanslagen te voorkomen, en een verderfelijk regeringsstelsel te vernietigen; het was
hunne bedoeling niet de muitzieke Spanjaarden kwaad te behandelen, ten ware zij het
Land gewelddadig mogten aanvallen en trachten, het te veroveren (1)."
De Raad van State, aldus straffeloos gehoond, werd wel hersteld en met nieuwe
Leden vermeerderd, maar had alle gezag en invloed verloren en strekte voortaan slechts
tot werktuig der Algemeene Staten (2). De rüeda verklaarde te Antwerpen, op de
tijding van hetgeen te Brussel gebeurd was, de geslaakte Raadsleden, inzonderheid den
Hertog -vdJi Aar schot, wien hij de schuld van alles gaf, voor verraders; en daar hij zich
als het eenige getrouwe Lid des Raads beschouwde, welk zijne vrijheid behouden had,
oordeelde hij het zijn pligt, het bestuur van zaken op zich te nemen en gelastte der
Regering van Antwerpen, zyne bevelen op te volgen, terwijl hij zich in al zyne ge-
schriften van 's Konings naam en zegel bediende (5). Hij spooi-de steeds de Spaansche
legerhoofden tot verzet tegen den Raad van State aan, die zich vruchteloos naar Wilr-
lebroek, een dorp tusschen Brussel en Antwerpen, begaf om met d'avil.v en andere
bevelhebbers te overleggen, wat tot herstelling der rust moest verrigt worden. Im-
mers liet sakcno d'ayila de oorlogschepen en galeijen uit de Nieuwstad van
Antwerpen tot onder het geschut des kasteels verleggen, om met deze bodems de
muiters te Aalst van mond- en krijgsbehoeften te voorzien, en tevens alle vaartuigen,
zonder onderscheid, op de Schelde aan te houden en op te brengen. Tegenover Ant-
werpen, op Vlaamsch grondgebied, deed hij eene schans opwerpen en met vier hon-
derd man onder valdez bezetten, om den toegang naar Vlaanderen open te houden.
In Antwerpen zelf volgden de twee vaandels van Graaf hannibal het voorbeeld der Duit-
sche Oversten polweiler, fugger en Frönsberg, welke d'avila door belofte van
(1) gampasa, delta guerra di Fiandra, T. I. p. 159 verso, le ιέτιτ, Chroti. d, HolL· T. IL
Liv. XI. p. 311. BOR, Hist. d. Nederl. Oorl D. I. B. IX. bL 712—714.
(2) stoada, de Bello Belg. Lib. VIII. p. 497. Vgl. de tassis, Comment. Lib. III. ρ. 210.
(3) bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. 1 B. IX. bl. 712. v. meieren, Hist. d. Nederl. Oorl. B. V,
W. 118. HOOFT, Nederl, Hist. B. XL bl 458.
DES VADERLANDS. 517
buit en plundering aan zyne zijde gebragt had. Lier· was door eenige vaandels van 1568—
romero bezet. Montesdoca gebood in Maaslricht en trachtte de Duilsche soldaten
aldaar voor zich te winnen. In W^j7ί, aan de andere zijde der Maas, lag martisj de
AYALA met een vaandel Spanjaarden. Dë kasteelen te Valenciennes, Gent, Utrecht,
Culemhorg en Vianen waren, even als Aalst, in hunne magt. Omtrent zes duizend
man te voet en twaalf honderd te paard mogten zij in dien tijd gezamenlijk uitmaken,
alle geharde en geoefende krygslieden. Bovendien waren de Waalsche en Duitsche
benden onder verdugo in Holland, onder de robles in Friesland, onder hierges in ·ι
Gelderland, en onder mondragopt in Zierikzee aan hunne zijde (1). Met deze betrek-
kelijk geringe krijgsmagt, welke eerlang nog aanmerkelijk verminderde, moesten de
Spanjaarden dien geweldigen opstand het hoofd bieden, in welken bijna al de Neder-
landen begrepen waren (2).
Reeds had den derden van Herfstmaand mighel de backere , Advokaat voor den Raad ^
van Vlaanderen en een der talrijke aanhangers van oranje in dat gewest, aan Jonk-
heer VAN DORP gemeld, dat hij en de Heer van Serooskerken door den Raad van State
gelast waren, met den Prins vredesonderhandelingen aan te knoopen, Avaarby de bode
nog mondeling voegde, dat zulks mede op uitdrukkelijk bevel der Staten van Braband
en Vlaanderen geschiedde (5). Teregt is aangemerkt, dat de backere dien last Avaar-
schijnlgk alleen van de Patriotten in den Raad van State ontvangen had, aangezien het
bezwaarlijk te gelooven is, dat vóór het gebeurde op den vierden of vijfden van Herfst-
maand, de geheele Raad genegenheid zou getoond hebben, met den Prins over vrede
te handelen; en dat. Mat de Staten van Braband betreft, deze in de laatste helft van
Herfstmaand nog niets wilden weten van eenen last, welke aan de backere zou mede-
gedeeld zijn (4). Ook orawje beschouwde dit aanzoek als eene kunstgreep, om hem
te misleiden en met eene ijdele hoop te vleijen (15). Hij moet echter geenszins getwij-
feld hebben, dat het, ten minste later, zou verwezenlijkt worden, daar hij er den Sta-
ten van Holland niet alleen kennis van gaf, maar hun ook zijn gevoelen over de vre-
desvoorwaarden mededeelde en hen vermaande, voorloopig gemagtigden tot die onder-
(1) mesdoce, lüsL· d. l. g, d. FL Liv. XVI. p. 332 verso, 334, 335. campana, della guerm
di Fiandra, Ï. 1. p. 158, 159. le petit, Chron. d. Holl. T. II. Liv. XL p. 323. ciiappüïs, llisl.
Gén. d. l. g. d. FL Liv. IV. p. 202—204. bor, HisL d. NederL OorL D. I. B. IX. bl. 715.
v. meteren, IHsL d. NedeH. OorL B. V. bl. 117, 118. iiooft, Nederl Hist. ß. XL bl. 456 , 457.
(2) MENDOCE, Hist. d. 1. g. d. FL Liv. XIY. p. 334.
(3) Archives de la Maison d'Orange, T. V. p. 400, 410.
(4) gnoen v. prinsterer, in de Archives de la Maison d"Orange, T. V. p. 400, 409, 419-
(5) Archives de la Maison d'Orange, T. V. p. 410.
-ocr page 518-1ί18 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— handelingen te benoemen, doch tevens alles ten krijg voorbereid te houden, opdat
door tijdverzuim en achteloosheid de zaken niet weder mogten verloopen, zooals na het
einde der Bredasche zamenkomst het geval geweest was. Verder wenschte hij, dat
Η' fit bewindslieden van Amsterdam^ Uirecfit en Friesland tot een gemeenschappelijk
maand handelen met de Staten van Braband en Vlaanderen zouden uitnoodigen. Voorts beval hij
hun aan, de soldaten te betalen, om deze bereidwilliger tot het vervullen van hunnen
pligt te maken, en zooveel krygsvolk als mogelijk was met de vereischte oorlogsbe-
hoeften beschikbaar te stellen, ten einde de genoemde Staten, in geval van nood, hulp
tegen de Spanjaarden te verleenen (1). De Staten van Holland magtigden daarop
12 v. jakob vaw der does, die echter wegens zijne hooge jaren verschoond werd, Willem
Herfst- ,
maand. zuilew van hijevelt , paulus buts en adriaaw van der mijle om met den
Prins over de vredehandeling ten meeste nutte van het Land te raadplegen, zonder dat
zij met hen ruggespraak behoefden te houden dan alleen op de punten van de gods-
dienst en van de verzekerdheid {assurantie) (2)."
Ondertusschen lieten de Staten van Vlaanderen het kasteel van Gent beleggen, uit
vrees dat de bezetting, welke de stad gedurig verontrustte, zich met de muiters van
Aalst mögt vereenigen. Hierop geraakten de Spaansche benden aan verscheidene
oorden in beweging. De Duitschers, die te Thienen in Ziiid-Draband lagen, namen
den burgers de wapens af en pleegden met de Spanjaarden, welke in talrijke
lioopen het Land doortrokken, veelvuldige geweldenarijen. De verbitterde landlieden
bragten zonder genade de Spanjaarden, waar zy hen enkel ontmoetten, om het
leven, maar vermogten niets tegen oude geoefende soldaten in één ligchaam ver-
eenigd. Even weinig konden de onervarene benden der Staten tegen den vijand uit-
rigten, en zij delfden gewoonlijk in de gevechten, welke dagelijks voorvielen, het
onderspit. Een voorbeeld daarvan leverde onderanderen de togt van de glimes met
twee duizend man voetvolk, en van de bevre met duizend ruiters naar Leuven, om
aldaar zes vaandels Spanjaarden te overvallen. Alonzo de vargas, welke uit Brussel
naar Antwerpen ontvlugt was en met twaalf honderd ruiters' de Schelde bij St. Bernard
was overgestoken, om zich bij de soldaten te Aalst te voegen, besloot dadelijk
(1) BOR, Ilist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. IX. bi. 718.
(2) Resolut. V. Holl, hij wagenaar, D. VII. bl. 109, 110; en groen v, prinsterer, Archives de
la Maison d^Orange, Τ. V. ρ. 411 »Dczc verzekerdheid οΐ assurantie," merkt van wijn op
wagehaar , St. ΥΠ. bl. 42 , aan , » hadt geen betrekking tot de onderhandelingen met de Alge-
meene Staten, maar tot eene andere met de Oostzeesteden, Avelke men hadt aangeboden, des
noods, een bekwaam getal gijzelaars te zullen afstaan, wanneer zij den Staat 200,000 daalders,
tegen 16 ten honderd, voor tien jaren, wilden opschieten en voor een genoegzaam getal ruite-
ren en paarden zorgen."
1568—
1570
DES VADERLANDS. 519
op DE GLiMES aan te rukken. Bij het dorp Visnakj iussehen Thienen en Lemen,
viel hij op hem aan, sloeg zijne benden, welke, nadat zij het eerste schot gelost had-
den de geweren wegwierpen, op de vlugt en vervolgde haar tot voor de poorten van
Leuven, alwaar hij het grootste gedeelte *er van met een aantal burgers en studenten,
door nieuwsgierigheid naar huiten gelokt, neersabelde. Met de veroverde vaandels trok
hij naar Aalst, doch kon de aldaar liggende Spanjaarden niet overreden, het kasteel
van Gent te ontzetten, en keerde alzoo naar Braband terug (1).
Op den dag van de nederlaag te Visna/c waren de Staten van Vlaanderen, op aan-
zoek van Braband en Henegouwen, te Gent bijeengekomen. De tah-ijke en voltallige
vergadering werd met eene aanspraak geopend, in welke men » de roofzucht en wreed-
heid der Spanjaarden met de zwartste kleuren afmaalde en aantoonde, hoe uit al
hunne daden het voornemen bleek, de Nederlanden geheel onder het juk te bren-
gen en als veroverde gewesten te behandelen. Raadzaam was het derhalve, hen als
rustverstoorders ten Lande uit te jagen, en onverwijld afgevaardigden naar Brussel te
zenden, om zich tot dat doel met Braband, Henegouwen en andere gewesten, welke
insgelijks het Spaansche juk moede waren, te vereenigen." De Geestelijken, inzon-
derheid de Bisschoppen van Brugge en Iperen, maakten groote zwarigheid, alle
Spanjaarden voor oproermakers of landverraders te verklaren, en wilden alleen de
benden te Aalst als zoodanig beschouwd hebben. Men bragt hun daarop onder het
oog, »dat de Spanjaarden, in het algemeen, zoo min de geestelijke als de wereldlijke
goederen ontzagen; dat zy, nog onlangs, de monniken van de rijke abdij te Aßlighem
mishandeld hadden, en aan gene zijde van Antwerpen, in het Land van Waas, ja
tot onder de muren van Gent stroopten en moordden." Ondertusschen was de ge-
heele stad in beweging geraakt door een gerucht, dat de oproerlingen van Aalst in
aantogt, zelfs reeds in de voorsteden gedrongen waren. De klokken werden geluid, de
trommels geroerd, en de burgers vlogen te wapen. Indien dit gerucht met voordacht is
uitgestrooid, om de nog weifelende Leden der vergadering tot bewilliging in het voor-
stel te brengen, heeft het zijne uitwerking niet gemist. Met algemeene stemmen werden
de Spanjaarden door de Staten van Vlaanderen voor vijanden des Lands verklaard (2).
(1) mendoce, llist. d. l. g. d. FL Liv. XVIL p. 336 verso—340, geeft een zeer omstandig be-
rigt van dit gevecht, hetwelk hij als een der Bevelhebbers bijwoonde, casipana , della guerra di
Fiandra, T. 1. p. 161, 162. bentivoglio, Nederl. Ilist. bl. 243, 244. chappüys, IHsL Gén. d.
I g. d. FL Liv. IV. p. 204—206. le petit, Chron. d. lIolL T. IL Liv. XL p. 313. baraeus, An-
naL Brab. ï. 111. p. 233, 234. dor, IlisL d. NcderL OorL D. I. B. IX. bl. 715, v. meteeen,
HisL d. NcderL OorL B. V. bl. 118. hooft, NederL llist. B. XI. bl. 458, 459.
(2) v. metene^', Uist. d. NederL OorL B. V. bl. 117 verso, de johgue, Gendische Gesch. D. I.
bl. 255—257. v. d. vynckt, Hist. des TroubL T. 11. p. 357, 358.
14 v.
lierfst-
maand.
520 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568-— De Prins Tan Oranje was, naar het schijnt, van het gebeurde in Gent nog niet on-
dèrrigt, toen hij jan de hembyse, Schepen dier stad en een ijverig voorstander van de
Hervorming, in een uiterst vleijenden brief vermaande, zijn invloed te bezigen, dat d^
17 v. Staten van Vlaanderen zich met Brahand vereenigden, waartoe hij zijne diensten aan-
Ilerfst-
maaiid bood (1). Hembyse handelde in den geest van den Prins, die insgelijks den Heer
^^^^ b'auxy voor zich had gewonnen, toen deze onlangs, met verlof van den Raad van
State, bij hem geweest was, om over het slaken van zijn broeder, den Graaf van
fiossu, te spreken (2). Om het beleg van het kasteel te Gent met nadruk voort to
22V· zetten, vserden door den Graaf van Roculx, mei w'ien de Prins mede in briefmsselins;
Herfst- . ^
jnaaiul. stond, d'auxy en de backere naar Middelburg gezonden, om geschut en krijgsvolk
te verzoeken. Oranje, die nimmer eene gunstige gelegenheid ter bevordering zijner
plannen ongebruikt liet voorbijgaan (5), sïelde onmiddellijk ter beschikking van d'auxy ,
die hem in naam der Staten Sluis in Vlaanderen tot onderpand had toegezegd, mits
hij geene andere Vlaamsche stad bezette, zes vaandels voetvolk en twaalf stukken ge-
schut , met belofte binnen kort nog twee en twintig vaandels te zenden, onder verze-
kering, dat zij den burgers geen overlast zouden aandoen, of iets bestaan tot nadeel
van het Roomsch-Katholijk geloof (4).
Inmiddels was door den Raad van State bij een openlijk bevelschrift niet alleen op
nieuw de muitende soldaten, maar alle Spanjaarden, die zich met hen inlieten, voor
vijanden des Lands verklaard, en elk gelast, zich tegen hen te Avapenen en hun op
alle mogelijke Avijze afbreuk te doen. Allen, welke den Koning zoo te land als te
water dienden, werden uitgenoodigd, zich van de iveerspannehngen te scheiden en
den Staten toe te vallen, onder belofte van geheele uitbetaling der achterstallige soldij.
lieTÏs't volgenden dag werd het gezag, welk de rtjeda zich had aangematigd, onwettig
maand.
(1) Archives de la Maison d'Orangc, T. V, p. 412—414.
(2) veliüs, Chron. v. Hoorn, bl. 441, verhaalt, dat, d'aüxy reeds in liet midden des vorigen
jaars te Hoorn gekomen was »met addrcsse van den Prins, om den Grave van Bossu, zijn broe-
der, te versoeken, en yet met denselven te spreken aengaende zijn verlossing." Zou velius zich
misschien in het jaartal vergist hebben?
(3) «L'occasion eet tousjom-s accompagnée de repentance," schreef hij aan hembyse, »si <m la
laisse échapper, sans la prendre par Ie poil; elle n'a point de tenue par derrière, et ne laisse
après soy aucune compagnie que d'icelle repentance, qui la suit au talon." Archives de la Mai-
son d'Orange, T. V. p. 413. ' '
(4) bor, Hisl. d. Nederl. Oorl ΰ. I. Β. IX. bl. 716. ν. meteren ^ llist. 'd. Nederl. Oorl. B. ,Υ.
bl. 118 verso, hooft, Nederl. Hist. B. XL bl. 461. de jonghe, Gendtsche Gesch. D. I. bl. 259—
264. v. d., v\nckt, IHst. d. Troubl ï. 11. p. 358—362. '' '
5P5!"
pi
DES VADERLANDS. 52t i
verklaard en elk verboden, hem ergens in te gehoorzamen (1). Gelijk alle bevelschrif- 1568-—
ten van dien tijd, zoo waren ook deze in naam des Konings uitgevaardigd. Maar
»zeker kon er niets zonderlinger zijn, dan dat de Koning van Spanje de Spanjaar-
den, welke zijn gezag onderschraagden, voor oproermakers, verraders en trouwloozen
verklaarde, en aan zijne Nederlandsche onderdanen, welke dat gezag onderminden,
gebood, hun allen onderstand te weigeren, zelfs het zwaard tegen hen op te vatten
en hen overal te verdelgen (2)." Om zich in behoorleken staat van tegenweer te
stellen, besloot de Raad van State, op voorstel der Staten van Braband^ Vlaanderen en
Henegouwen^ te Brussel bijeengekomen, de benden van Ordonnantie voltallig te ma-
ken, boven de twee of drie duizend waardgelders te paard, nog duizend ruiters en zes
vaandels voetvolk aan te werven, den Duitschen legerhoofden geheele afbetaling van soldij
te beloven, opdat zij geene gemeene zaak met de Spanjaarden moglen maken, en daar
de muitelingen van Aalst de ruiterbenden van de vargas hadden afgewezen, hetgeen
niet van goede verstandhouding getuigde en waardoor welligt beide tot andere gedachten
gekomen waren, zoowel dezen als genen volle betaling aan te bieden, als zij het Land
wilden verlaten. Om tot eene gewenschte bevrediging met Holland en Zeeland te
geraken, zou men de Staten dier gewesten uilnoodigen, tot dat einde afgevaardigden
naar Brussel, Gent of Brugge te zenden. Het opperbeleid van zaken, inzonderheid 25τ.
van oorlog, werd den Hertog van Aar schot opgedragen, en daar hij, als het eerste en maand
voornaamste Lid van den Raad van State, elders veel te verrigten had, hem de Graaf ^^^^
van Lalaing als plaatsvervanger, en de Heer van Goignies als Veldmaarschalk toege-
voegd, terwyl eenige Nederlandsche Grooten benoemd werden, met welke hij, naar
keuze, konde te rade gaan (3).
Kort na het vertrek van d'auxy waren twee kornetten ruiters, door den Hertog van
Aarschot afgezonden, te Gent aangekomen, en er werden nog andere onder den Graaf
van Lalaing verwacht. d'Auxy was reeds met 's Prinsen benden te Vlissingen om
zich in te schepen, toen hij uit Gent berigt ontving, dat men, om genoemde reden,
nu aldaar deze hulp ontberen konde, en hoe sommigen beweerden, dat hij, ten opzigte
van Sluis in Vlaanderen, zijn last overtreden had. d'Auxy trok evenwel, onder goedkeu-
ring van den Prins, met zijn volk door het Sas naar Gent en werd er met gejuich
door de burgers ontvangen. Oranje zond later nog acht of negen vaandels voetvolk
onder den Overste van den tympel derwaarts. Eerlang echter verzochten hem de Staten
(1) bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D, I. B. IX. bi. 714. hooft, Nederl. IM. Β. XL bl. 459.
(2) ν. D. VYRCKT, Ilist, d. Troubl. T. IL p. 352 , 353.
(3) boß, Hist. d. Nederl. Oorl, D. I. B. IX. bl. 718. de jorge, Besluiten van de Staten-Gene-
raal d. Nederl D. I. bl 1.
*
ή
ί)
II Deel. 5 Stuk. 66
-ocr page 522-1524 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
—Μ—··!..............·ι··ί!|ΜΜΒΒ|]ΜΜ··ι-······Μ·ΐί ι π ι
1568— yan Braband, Vlaanderen en Henegouwen zijn krijgsvolk terug te roepen, naar het
schijnt uit vrees dat hij te veel voet in Vlaanderen mögt krijgen, maar daarentegen
zoo spoedig mogelijk afgevaardigden te zenden, om de vredesonderhandelingen aan te
knoopen, onder voorwaarde evenwel, dat niets ondernomen zou worden ten nadeele van
het Roomsch-Katholyk geloof of het gezag des Konings. De Prins nam hierin genoe-
gen, mils de onderhandelingen te Gent en niet te Brussel plaats zouden hebben, en
gaf voorts den Staten alle geruststelling, wat deze beide punten betrof. Tevens beval
hij, dat zijn krijgsvolk Gent zou ontruimen; doch het is, en denkelijk op verzoek der
Gentenaars zelve, welke door de bezetting van het slot gedurig bestookt werden, al-
daar gebleven (1).
De afgevaardigden van Braband ^ Vlaanderen en Henegouwen w^aren te Brussel als
Algemeene Staten vergaderd. Zy matigden zich de Wetgevende Magt aan en lieten den
Raad van State de Uitvoerende Magt over. Op hun aanzoek, of liever op hun last, noodigde
deze Raad, blgkbaar in weerwil van zichzelven, de andere gewesten uit, gemagtigden naar
Brussel te zenden, om gezamenlijk te handelen over de onderlinge hulp tegen de Spanjaar-
den, en middelen te beramen tot de algemeene bevrediging dezer Landen (2). Zij onderrigt-
ten den Keizer, den Paus, den Koning en de Koningin-moeder van i^raw/inj/i, de Koningin
van Engeland, den Hertog van Anjou, den Hertog van Kleef, den Bisschop van Luik
en andere naburige Vorsten en Edelen, hetzij schriftelijk, hetzij bij monde van afge-
zanten , van den staat van zaken in de Nederlanden, regtvaardigden hun gedrag en
verzochten bijstand. Inzonderlieid drongen zij by den Keizer aan, den Duitschen
Krijgshoofden, bovenal den Graaf van Eberstein, te verbieden, op straffe van den
ryksban, gemeene zaak met de Spanjaarden te maken; en verzochten den Franschen
gezant te Brussel, zijnen Meester te bewegen een verbod uit te vaardigen, dat iemand
zijner onderdanen in Spaansche dienst overging. Ciiampigki, de regering van Antwer-
pen, en later alle gewestelijke Raden en Collegiën werden afgevraagd, of zij den Raad
van State wilden blgven aankleven, hetgeen waarschijnlijk toestemmend is beantwoord.
Men verzocht den Graaf van Barlaymonf, die nog steeds gevangen werd gehouden,
zijne zonen, onder welke vier van de zeven, te weten de Heeren van Hierges, van
Megen, van Hautepenne, en van Floyon, zich als krijgsbevelhebbers roem verworven
hadden, te vermanen, de zijde der muitende Spanjaarden te verlaten en zich met hun
krijgsvolk voor den Koning en de Algemeene Staten te verklaren. Hierges en 'zgne
(1) Archives de la Maison d'Orange, ï. V. p. 421,463. Correspondance de guillaume Ie Taci-
lurne, T. III. ρ. 113—125. bor, Hist. d. Nedcrl. Oorl. D.I. B. IX. bl. 717. v. meteken, Mist.
d. Nederl. Oorl B. VI. bl. 118 verso, hooft, Nederl. Hist, B. XI. bl. 461. v. d. vyngkt, Ui&t,
d. Troubl. T. II. p. 362 , 363. wagemab, B. VII. bl. 108, 109.
(2) BONDAM, Onuitg. Stukk, D. I. bi. 7—12.
-ocr page 523-DES VADERLANDS.
broeders werden hiertoe te meer aangespoord, sinds men hun het uitzigt opende, 1568—
dat zij daardoor hunnen vader in Trijheid zouden stellen. — Het krachtig vertoog van
deu Prins van Oranje^ den Koning te kennen te geven, dat men vastelijk besloten
had, 's Lands voorregten en vrijheden te verdedigen en zich van de dwingeland^ der
Spanjaarden te bevryden (1), heeft waarscliijnlyk de Algemeene State.n doen besluiten, aan
FiLiPS dien brief te schreven, van welken byna al de Geschiedschrijvers dier tyden gewag
maken, doch waarvan de belangrijke iühoud nergens is opgeteekend, en alzoo te meer ver-
dient hier medegedeeld te worden. » Sire! Daar het gerucht van de groote verandering,
dezer dagen in de Landen van Uwe Majesteit voorgevallen, zich reeds in onderscheidene
oorden der Christenheid verspreid heeft, twijfelen wij niet, of zy zal ook Uwe Majesteit,
Avien dit het meeste aangaat, ter ooren gekomen zijn. Uit vrees echter, dat het dooi
cenigen kwaadaardig overgebragt en uitgelegd is geworden, hebben wij het gepast ge-
oordeeld, U by dezen de zaak in hare zuivere Avaarheid voor te stellen, om de smet,
Avelke men op ons mögt willen werpen, uit te wisschen en Uwe Majesteit van de
regtvaardigheid onzer zaak en onze goede bedoeling te overtuigen, hetgeen wy smeken,
dat Gij, naar Uwe aan geborene goedheid en goedertierenheid, zult willen aanh ooren
en goedgunstiglijk opnemen. Het is Uwer Majesteit genoeg bekend, hoe de eerste on-r
lusten van Vijftienhonderd zes en zestig in dat zelfde jaar door de goede orde en het
wijs beleid der Hertogin van Parma, toen Landvoogdes der JSederlanden, en door de
Nederlandsche Heeren zoodanig tot bedaren en te regt gebragt zijn geworden, dal het
geheele Land in volle rust en vrede verkeerde, de Roomsch-Katliolijke godsdienst er alom
uitgeoefend, en het gezag Uwer Majesteit gehandhaafd w.erd. Maar de Hertog van Alba,
sedert herwaarts gezonden en uit ontzag voor Uwe Majesteit met allen eerbied en on-
derdanigheid ontvangen, en een groot aantal Spaansch voet- en paardevolk hebben in
den tijd van negen of tien jaren deze Landen derwijze uitgemergeld en verdrukt, dat
vijanden zelfs hen onmenschelijker noch Avreeder konden behandeld iiebben. Z.y be-
weerden en verklaarden, dat zij hier gekomen waren met het doel en in de vaste
overtuiging, dat al onze goederen hun behoorden en ten buit toegestaan waren.
Bijna ontelbaar is het getal vrouwen, door hen verkracht; der dochters, door hen ge-
schonden ; der moorden en andere verfoeyelijke daden, door hen gepleegd. Vervreemd
van alle menschelykheid, bedienden zij zich op eene onbeschofte wijze {impudemenl) ^
zonder eenige schaamte of schande, van ons en onze kinderen, en deden dit straffeloos
niettegenstaande de groote klagten en grieven, welke er zoo dikwijls en herhaaldelijk over
zyn aangeheven, dat de ooren der Bewindslieden er vermoeid van moeten geweest zijn.
Geestelijken, kerken, kloosters en andere gewijde plaatsen hebben zij niet gespaard,
(1) Zie dit uitgebreid en lezenswaardig vertoog in de Correspmdance de cüillaüjie Ie Taci-
iurne, T. lil. p. 140—154.
66*
-ocr page 524-1524 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
J568—maar even goed geplunderd en verwoest als de overige, zonder eenigen eerbied te
hebben voor de regten, voorregten, gebruiken, vrijheden en oude herkorasten, welke
de Landen sinds onheugelijke tijden ongeschonden genoten en gebezigd hebben. Zij koes-
leren vrees voor God noch voor de ware godsdienst, van welke zij, naar hunne wijze van
leven te oordeelen, zeer verwijderd zijn. In korten tijd hebben zij deze gewesten, weinig
te voren ten hoogste bloeijend en uit alle deelen der wereld bezocht, van goederen,
koopwaren, rijkdommen en eer beroofd, welke door de scheepvaart, het handelverkeer
en de nijverheid der inwoners als anderzins sedert langen tyd onder het bestuur, de
bescherming en gunst van Uwe fllajesleit en van Uwe lofwaardige Voorgangers verwor-
ven waren. Zij hebben zich eindelijk gedragen en geloond, alsof zij gezworen en zamen-
gezworen hadden, de Nederlanden aan Uwe Majesteit te ontrukken en tot dat doel
het volk wanhopig te maken, hetwelk zij niet als menschen en als de oudste getrouwe
onderdanen van Uwe Majesteit, maar als redelooze dieren behandeld en tot de uiterste
armoede en het nijpendste gebrek gebragt hebben, tot groot nadeel niet alleen van de
dienst Uwer Majesteit, maar ook van alle andere Landen der Christenheid en inzon-
derheid van Spanje. Het is niet noodig hier melding te maken van de afschuwelijke
wreedheden te Zufphen, Naarden, Oudemater, Mechelen, Antwerpen, Aalst en elders
gepleegd, daar zij algemeen bekend zijn. Zelfs na elke overwinning, door Uwe Majesteit
behaald, en welke hoop verschafte, wanneer men er gebruik van maakte, aan het einde
van den oorlog te zullen geraken, zijn de Spanjaarden altijd aan het muiten geslagen,
verklarende den krijg eeuwig te willen voortzetten, tot groot en onherstelbaar nadeel
en ondienst van Uwe Majesteit. En niettemin is dit alles geduldig door ons gedragen
en door anderen straffeloos aangezien, zoodat de gezegde soldaten hoe langer zoo meer
bandeloos zyn geworden, en ons van dag tot dag onmenschelijker behandeld hebben,
dreigende al deze Landen en de voornaamste steden met plundering, moord, armoede
en gebrek, den geheelen adel en alle aanzienlijke en eerlijke lieden te zullen verdel-
gen , aan de zwangere vrouwen de vrucht te ontrukken, hunne handen in ons bloed
te wasschen, zonder rang, ouderdom of kunne te ontzien, al hetwelk zij verscheidene
malen, en zelfs nog voor weinige dagen op de arme landlieden bij Antwerpen ten uit-
voer gebragt hebben. Ook hebben zij zich vijandelijk van verscheidene steden meester
gemaakt, deze op verbazend hooge brandschatting gesteld en daarenboven uitgezogen,
geplunderd en verwoest, zoodat er niets anders uit te voorzien was dan eene eindelgke
en geheele ontvolking en vernieling. Zelfs spoedig na-het innemen van Zierikzee zyn
zij, de dienst van Uwe Majesteit verlatende, weder aan het muiten geraakt, hebben zich
van het geschut en de krijgsbehoeften meester gemaakt, en zijn naar Brussel getogen, de
gewone zetel- en Hofplaats van Uwe Majesteit, om die stad te verwoesten en te plunderen.
Derhalve werd het noodzakelijk, krijgsvolk te ligten, om zich tegen hen te verdedigen en
hunne woede te beteugelen, die zij sedert op Aalst uitgestort hebben, welks muren
DES VADERLANDS. 555
en wallen zij vyandsgewijze overweldigden. Daar Λ-vij door zulke daden de openbare rust 1568—
verstoord zagen, en hoe de ligtgewapende ruiters op dezelfde wijze en zonder eenige
reden hunne plaatsen van bezetting verlieten, om zich met hen te vereenigen, het platte
land afstroopende en vernielende, hebben wij eenparig noodig geoordeeld, middelen te
beramen, om het Land van zulke buitensporige gasten te bevrijden, en door eene bevredi-
ging met Holland en Zeeland onder de verschuldigde gehoorzaamheid en het gezag van
Uwe Majesteit terug te brengen zoowel, als om het volk en de onderdanen Uwer Majesteit
bij die gehechtheid en toegenegenheid te bewaren, welke zij nog voor Uwe dienst betoo-
nen, en tevens te voorkomen, dat zij in vervolg van tijd, door zoo vele beleedigingen en
verdrukkingen getergd, zich er van vervreemden en voorts uit wanhoop van ons Heilig en
Roomsch-Ratholyk geloof afweken; terwijl wij ons verzekerd hielden, dat Uwe Majesteit hier-
uit groot nut zou trekken en het niet vreemd vinden, dat wij, gebruik makende van het regt
der natuur, en daartoe zelfs tot onze zelfverdediging gedrongen, de wapenen tegen de ge-
noemde Spaansche soldaten opvatteden, om niet tot zulke groote ellende te geraken. Daarom
hebben ook de Leden van den Raad van State, door Uwe Majesteit met het bewind over
deze Landen belast, niet langer zulke daden van muiterij, opstand en vijandelijkheid
kunnende verduren of bewimpelen, twee malen bij een openbaar bevelschrift de genoemde
Spanjaarden verklaard voor oproermakers en vijanden van Uwe Majesteit en van deze
Landen, en dat zij alom als zoodanig zouden behandeld worden. — En ofschoon^ er
vele lasteraars zullen gevonden worden, om Uwe Majesteit dit kwaadaardig voor te stel-
len en U tegen ons in gramschap te ontsteken, zal echter, zoo men naar onze te-
genwoordige en verledene daden onderzoek wil doen, niets anders bevonden worden,
dan dat wij te lang geduldig verdragen hebben, dewijl wij de orde afwachtten, welke
daarop vroegtydig moest zijn gesteld geworden; hetgeen tot nu toe de handen gebonden
heeft, zoo als niet valt te betwijfelen, van lieden die evenzeer gesteld zijn op hunne
bijzondere belangen, als ijverig en waakzaam voor die van Uwe Majesteit en de algemeene
rust, en die daardoor, zoowel als het geloof en de Landen, in het naauw en in gevaar gebragt
zijn, hetgeen zij, lot onze voldoening, niet genoeg weten te betreuren, nu wij ons tot
zulk eene ellende en angst gebragt zien (1). Hier tegen is het voornaamste en eenige
middel, den weg der gestrengheid, dien men tot nog toe bewandeld en welke al deze
rampen verwekt heeft, te verlaten. Uwe Majesteit gelieve alzoo Uwe goedertierenheid en
aangeboren goedheid met het opregte voornemen en de buitengewone genegenheid, welke
wij Uwe Majesteit toedragen, te vereenigen, aangezien anders dit het uiterste einde en
- ! v
(1) Ce que n'a esté faict justjues eres qae l'empeschement, comme ne fault'doubter des plus
affectionnez ä leur particuliere que previdens et vigilens au service de Vostre Majesté et repos
publique, et par la mis en estranle et periclitatiou,j€t la foy et lespaysj qu'il ne scaurrontasse«,
ä nostre contentement, déplorer, pour nous voire reduict en teile mieére et perplexité, p. 248.
1524 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— de yerdelging van alles zijn zoude. En dewijl in deze zoo gevaarlijke beroeringen het
volk begreep, dat eenigen van den Piaad van Stale de genoemde Spanjaarden, die reeds
vier of vijf malen gemuit hadden, begunstigden, daar men hen niet krachldadiglijk
strafte, zoo als door den Hertog van Alba met de Duitsche soldaten, opgestaan onder
den Graaf van Lodron, geschied was, hebben eenige bijzondere personen, vreezende
dat de menigte tot eene onbehoorlijke opschudding mögt geraken, en om de woede en het
geweld, welke daaruit konden voortspruiten, te vermyden, hetgeen tevens eene gewel-
dige , plotselinge en vreesselijke verandering, zoo wel met betrekking tot het Katholijk
geloof als tot de gehoorzaamheid aan Uwe Majesteit, in het geheele Land konde veroor-
zaken, het noodzakelijk en als het eenige middel geoordeeld, om voor een tijd eenige
Leden van den Raad van State te vatten en in hechtenis te houden, hetgeen den pas
voor grooter onheil heeft afgesneden. Ondertusschen heeft iiiekonimus de rueda, een
Lid van dien Raad, uit Brussel naar het kasteel van Antwerpen geweken, het gezag
van dien Raad zich alleen aangematigd, Avaardoor hy te zeer buiten het spoor is ge-
treden tot groot misnoegen en nadeel van den Voorzitter en andere Leden, welke,
ondersteund door gewone Raadsheeren en Geheimschrijvers van Uwe Majesteit, en
beëedigd en bezoldigd door Uwe Majesteit, wettig de pligten en diensten tot behoud
der Landen van Uwe Majesteit naar pligt en eer uitoefenen. De gezegde rueda.
heeft een nieuw zegel van Uwe Majesteit laten vervaardigen, onder hetwelk hij zich
verstout volstrektelijk te bevelen, en houdt ook niet op met don alonzo de var-
gas, SAKCiio d'AVILA, JULIAAN romero en andere Spanjaarden van zijnen aanhang,
de Duitsche Oversten, Hoplieden en soldaten tot zijn oogmerk en tot zamenzwering
tegen de Nederlanders over te halen, hetgeen wij zeer vreemd en oproerig hebben ge-
vonden, en dat tot onze geheele vernieling en ondergang zou strekken. Wat meer is,
men heeft ons voor de geheele wereld als Ketters, vijanden van God en oproerig tegen
Uwe Majesteit gebrandmerkt.
Wij zijn om deze reden en ter kwijting van onzen eed, phgt en betrekking genoopt
geworden te zorgen, dat het gemeenebest niet in zulke ongelegenheden geraakte,
hetgeen echter niet mogelijk was, zonder ons eerst van het eemvigdurende juk te ont-
slaan , welk de Spaansche soldaten ons wilden opleggen, hetgeen Avy ondernomen heb-
ben, altijd met toestemming en goedkeuring van de Heeren van den Raad van State,
daar de genoemde Spanjaarden zich niet wilden vergenoegen met aanbiedingen van
betaling, hun van onzentwege gedaan om bloedstorting en erger te voorkomen.
Gij ziet, Sire! dat de onvermijdelijke noodzakelijkheid ons gedwongen heeft de hand
te slaan aan het bijna vernielde gemeenebest. Daarom smeken wij Uwe Majesteit in
allen ootmoed, toch van ons, Uwe zeer gehoorzame onderdanen, geen kwaad vermoeden
te koesteren of te denken, dat wij met een ander doel of oogmerk handelen, betui-
gende voor God en Uwe Majesteit, dat wij willen handhaven, onderschragen en steunen
DES VADEKLANDS.
ons Heilig Geloof en de Roomscli-Katholijke godsdienst, en daarin tot aan den dood ^^^^^
te blijven, zonder er eenige verandering in te maken of te gedoogen, dat er in gemaakt
worde, evenmin als in de dienst en de geliooraaamheid aan Uwe Majesteit verschuldigd,
U daarenboven verzoekende en smekende, het geschikte redmiddel, zoo als boven is
voorgesteld, te willen toepassen en niet te dulden, dat wij, uwe goede en arme on-
derdanen, voor altijd gekweld en verdrukt worden door de binnenlandsche oorlogen,
maar veeleer te veroorloven, dat het Land hersteld worde in eenen waren, opregten,
duurzamen en Christelyken vrede met de gewesten van Holland en Zeeland en hunne
bondgenooten, het aloude erfgoed van Uwe Majesteit; behoudens in alles en overal de
Roomsch-Katholijke godsdienst en de gehoorzaamheid aan Uwe Majesteit, onzen Heer
en natuurlijken Vorst verschuldigd, en uit dien hoofde de Spaansche soldaten uit deze
Landen te laten vertrekken, daar er anders geen middel is, om tot den vrede en de
algemeene rust te geraken. Hierdoor, Sire! zult gij een werk verrigten Uwer Majes-,
teit en Koninklijke goedertierenheid Avaardig, en de gemoederen van vele Uwer onder-
danen winnen, die door deze langdurige oorlogen en het verfoeyelijk en kwade voor-
beeld der soldaten, in blijkbaar gevaar gebragt worden van eene eeuwige verdoeme-
nis. Wij zijn allen zeker en overtuigd, dat indien naar Avaarheid al de jammeren en
betreurenswaardige rampen, welke wij byna tien jaren verduurd en geleden hebben,
ter kennisse van Uwe Majesteit gekomen waren, Gij niet zoudt geduid of veroorloofd
hebben, dat wij. Uwe oudste leenmannen en onderdanen, van welke Gij en Uwe Voor-
zaten zoo vele diensten ontvangen hebben, zoo ellendig behandeld wierden, en nog
minder, dat het eeuwigdurend, rampzalig en onverdragelijk juk, welk de gezegde
Spanjaarden zich voorstelden ons op te leggen, vernieuwd wierd, hetgeen ons ge-
noodzaakt en gedwongen heeft dit uit te voeren voor de oude vrijheid van ons
Vaderland, liever dan dat Vaderland over te laten aan de onberadenheid des volks
[indiscretion populaire).
Sire! hopende, dat Uwe Majesteit zal neigen tot deze onze zoo regtvaardige en nede-
rige bede, smeken wij God den Schepper, Uwe Majesteit te bewaren en te behoeden
bij een lang leven en voorspoed, nadat wij ons zeer nederig in Uwe goede gunst
hebben aanbevolen.
Van Uwe Majesteit
de zeer onderdanige en gehoorzame dienaren
de Staten der Nederlanden te Brussel vergaderd (1).
Brussel den (15?) van
Wijnmaand lö76. *
(1) DE JONGE, Besluiten v. d. Si. Gen. D. L bl. 244—251.
-ocr page 528-1524 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568— Middelerwijl was door den Raad van State op nieuw last gegeven tot het werven van
voet- en paardevolk, van kanonniers, zeesoldaten en matrozen te dienste des Konings
en der Algeraeene Staten. De jonge Graaf van Egmond bood vier duizend, en de Heer
van Grevenbroek twee duizend ruiters in soldij aan. De Duitsche benden onder mon-
tesdoga, polweiler en andere Bevelhebbers, de Nederlandsche benden te Utrecht in
bezetting, en de Walen onder mondra.gon te Zierikzee werden aangezocht, zich
bij de Staten te voegen; en zij, die daaraan gehoor gaven, legden den eed af aan
den Koning en de Algemeene Staten, van hornes werd in het opperbevel over het
voetvolk bevestigd, de Markgraaf van Havré tot Bevelhebber der ruiterg, en de glj-
MES over eenige benden van Ordonnantie aangesteld. De geldmiddelen werden gere-
geld en in Antwerpen^ Keulen, Brmiswijk en Engeland leeningen gesloten. Vele
Nederlandsche Edelen schoten aanzienlijke sommen voor. Het verzoek aan de Geestelijken
en aan de voorname vrouwen te Brussel, hunne kleinooden aan het Vaderland ten offer
te brengen, is welligt mede niet geheel te vergeefs geweest. Later werd besloten, de
waarde van het geld te verhoogen, en den omloop van Fransche munt te verbieden.
Namen was het eerste Nederlandsche gewest dat afgevaardigden ter Vergadering der
Staten van Braband, Vlaanderen en Henegouwen naar Brussel zond. Men verklaarde
hun, dat het doel van het bijeenroepen der Algemeene Staten was: »1°. het beramen
van'middelen, om tot eene bevrediging te geraken, die zoo dringend gevorderd werd;
het terugbrengen van Holland en Zeeland lot het Roomsch-Katholijk geloof en on-
der de gehoorzaamheid des Konings; en 5". het vertrek der Spanjaardenals de eerste
voorwaarde, om de binnenlandsche rust te herstellen." Het handhaven van het Roomsch-
Katholijk geloof, en het niet gedoogen van eenige andere godsdienst in de Nederlan-
den, hadden zij ook aan den Paus, den Keizer, den Koning van Frankrijk, de Koninginne-
Moeder, ja zelfs aan de Koningin van Engeland te kennen gegeven. Rijssel, Douai en
Orchies volgden het voorbeeld van Namen. Voorts Gelderland en Zutphen, die reeds
vroeger bij den Raad van State klagten over den kommerlijken stand van zaken hadden
ingebragt, en, vermoedelijk, ook Overijssel; daarna Doornik, Artois, Valenciennes,
Meehelen en Utrecht. Friesland en Groningen werden door de robles verhinderd,
afgevaardigden te zenden. Maar uit Zierikzee en Goes, ofschoon nog in de magt der
Spaanschen, verschenen gevolmagtigden (1).
^.7· Ondertusschen was, ingevolge een schrijven van oranje , onmiddellijk door de Staten
maand van Braband, Vlaanderen en Henegouwen besloten, dat elk dezer gewesten drie ge-
1576
(1) de jonge, Besluit, d Staten-G ener aal, D. I. bl. 15—93, 227—234, 240—244, 251—263,
265 , 279. BOKDAM, Omiitg, Stiikk. D. I. bl.' 12—33. Archives de la Maison d'Orange, T. V.
p. 448, 455. bor, Ilist. d. NederLOok'D. I. B. IX. bl. 719—722 , 724. v. meterkn, Ilist. d.
Ncdcrl Oorl. B. VI. bl. 118 verso. ■ i^s
DES VADERLANDS. 555
magtigden naar Gent zou zenden, om met de gelastigden ταη den Prins en de Staten 1568—
van Holland en Zeeland over vrede te handelen, altijd onder voorwaarde, »dat op de ^
Roomsch-Katholijke godsdienst geen inbreuk hoegenaamd gemaakt, of aan het gezag Wijn-
maand
des Konings getornd zou worden." Door Brahand werden benoemd jan van der likden , i57ß
Abt van St. Geertruida te Leuven, jan de mol, Heer van Oeiingen, en Dr. elbertus
leopfinus; door Vlaanderen gislain timmermaw. Abt van St. Pieter te Genty of in
zijne plaats Dr. bucho ayta, Kanunnik van St. Bavo, frangois halewijn, Heer van
Zwevegkem, en de Raadsheer pieter van bevere, of Mr. josse uuysman, Lid van den
Raad van Vlaanderen; door Henegouwen mattheus moulart, Abt van St. Ghislain,
verkozen Bisschop van Arras, gharles de gavere, Heer van Fresin, en quintin du
pré, eerste Schepen der stad Bergen, benevens jan de pennants als geheimschrij-
ver. Hun lastbrief hield in: »de onderhandelingen, te Breda afgebroken, voort
te zetten; aan te dringen, dat tijdens de zamenkomst, aan beide zijden de vijan--
delykheden gestaakt wierden, en men wederzijds, daartoe verzocht, de strijdkrachten jq ^
zou wenden tegen de Spanjaarden en hunne aanhangers, »vijanden van de algemeene
rust," zonder dat echter de een zich van eenige plaats ten koste van den ander mögt
meester maken , of de soldaten (van den Prins) iets tegen de Roomsch-Katholijke gods-
dienst en de uitoefening daarvan zouden ondernemen, of eene andere godsdienst (openlijk)
belijden; eindelijk te bewerken, dat ook de Roomschgezinden in Holland cn. Zeeland
ongestoord en onbeleedigd hunne godsdienst uitoefenen." Op den twaalfden van Wijn-
maand Λverd de zamenkomst te Gent bepaald, en de Prins van Oranje uitgenoodigd
er zijne gemagtigden te zenden, ten einde »met allen spoed over de bevrediging te
onderhandelen." Tot zijne verzekering zou hem het Sas van Gent met het kasteel
Assenede afgestaan, en zijnen afgevaardigden brieven van vrijgeleide gegeven worden (1).
Kort daarna verklaarden de gelastigden der onderscheidene gewesten , dat zij »op bevel
des Raads van State, door den Koning met het hoogbewind belast, te Brussel wet-
tiglijk en naar voorouderlijke wijze als Algemeene Staten waren verschenen, om in
naam hunner Meesters zich met den Prins van Oranje en de Staten van Holland en
Zeeland te verdragen wegens d€ bevrediging te Gent (2)."
Niet vóór den achttienden van Wijnmaand kwamen de afgevaardigden van den Prins
en der Stalen van Holland en Zeeland, te weten: st. aldegonde, arend van dorp,
willem v. zuilen v. nijeveld, paulus buts, adriaan yan der mijle, korneus de
köninck, pieter de rijgke, BaljuAV van Vlissingen, anthonie van zigeele , Raadsheer
(1) de jonge, Besluit, d. Stat. Gen.^O. L bl. 24 , 25 , 235—239. bor, Hist. d. Nederl. Oorl.
D. I. B. IX. bl. 719. de jokghe, Genrf/sc/je Gesch. ü. I. bi. 269.
(2) de jokge, Besluit, d. Stat. Gen. D. L bl. 272. '
Jï Deel. K Stuk. 07
1524 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
5f)8—van Zeeland.^ en aiïdries de josge, Burgemeester van Middelburg, te Gent aan (1).
jg^ Bij de onderhandelingen, welke reeds den Yolgenden dag op het raadhuis geopend
^ΐί"- werden, heeft hun Avaarschiinlijk het geToelen van den Prins, door hem zeiven schrif-
maand.
1576 lelijkί ontvouwd, omtrent de middelen, door welke de rust en vrede hersteld en de
Nederlmdm behouden konden worden, tot leiddraad gestrekt. » Opdat het wederzijdsch
mistrouwen verdwgne," zegt oranje in dit vertoog, »en allengs diegenen gerustgesteld
en bemoedigd worden, welke hij iedere gelegenheid weifelen, is het noodzakelijk, den
een of anderen weg tot eene enge en onverbreekbare vereeniging te zoeken, ten ge-
volge waarvan ieder zal gehouden zijn, in deze zaak met al zfl^^e krachten en mid-
delen te handelen, haar te bevorderen, en zich niet voor eenige opkomende zwarig-
heid, van Avelken aard ook, terug te trekken. Het gescliiktste en beste middel daartoe
is, een Verbond of Compromis op breede schaal te ontwerpen en te stichten, waaibij
de gewesten in het algemeen en elk in het byzonder, als ook de aanzienlijkste Heeren
en Edelen, voor altijd door eed en handteekening, naar vorm en wijze in der-
gelijke gevallen gebruikelijk, zoo naauw en plegtig mogelijk zich moeten ver-
pligten, door alle middelen en met alle krachten het Vaderland en de vrijheid Ie
handhaven tegen de dwingelandij en verdrukking der Spanjaarden en hunner aanhan-
gers, tot den laatsten droppel blóeds, tot den laatsten ademtogt, en lot op de geheele
bevrijding des Vaderlands, op straiFe van eeuwige eerloosheid tot het versie nageslacht,
en* verklaard te worden voor vganden des Vaderlands met verbeurte van lijf en goed.
Hierdoor zal men niet alleen de genoemde uitkomsten verkrijgen, maar ook alle strik-
ken en verderfelyke kuiperijen vermijden, welke de vijanden van de algemeene welvaart
niet in gebreke zullen blijven door beloften;, omkooping en andere lokazen in het werk
te stellen. Voorts moet men trachten door doeltreffende en eerlijke midtlelen geld
bijeen te brengen, om den krijg, welke te wachten is, op die wijze te kunnen
voeren als de Prins in een ander geschrift, den Heer van Uavre ter hand ge-
steld, heeft opgegeven. Om voorts^ altijd in staat te zijn het Land van alle benoo-
digdheden te; voorzien, zy men vroegtgdig er op bedacht, de toegangen open te hou-
den, langs Λvelke men de genoemde benoodigdheden moet aanvoeren, die in zoo groote
hoeveelheden afaj mogelijk moeten opgestapeld en den vijand onttrokken worden. Uit
dien hoofde is het noodzakelijk^ zich van de wegen, die naar Duitschland leiden, te
verzekeren en ook goede gemeenschap met de stad Luik te onderhouden, opdat zij ons
genegen blijve en wij ons van daar al datgene kunnen verschaffen , wat wij noodig heb-
ben, en ook de vijand niet de krijgsbehoeften en levensmiddelen wegslepe, welke van
(1) DE JONGE, Besluit, d. Stat. Gen, D. I. hl. 268. bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. Γ. B. IX.
bl. 719. V. METEREN, IJist. (L Nederl Oorl. B: YI. bl. 122. hooft, Nederl. Hist. B. XI. bl. 462.
DES .VADERLANDS. ból
dien kant aangeroerd worden, en die derwyze in aanmerking dienen te komen en van 1568—
zooveel belang zijn, dat wanneer men, gelijk betaamt, zorgdraagt, dal de vijanden ervan
verstoken blijven, deze allengs van alle middelen beroofd zullen zgn, om eeüe stad te
belegeren en te bombarderen, daar hun kogels en andere krijgsbehoeften ontbreken.' -—
Evenzeer zal het noodig zijn, zoolang Friesland en Groningen door de Spanjaarden
bezet en ons vyandig blijven, met de Graven van Emhden in onderhandeling te treden,
opdat de vijand van daar niet voorzien worde van koren, zout, hout, krygsbehoeften
en andere voorwerpen, welke de zee hun aanbrengt, en waardoor hij afgehouden wordt
met de Staten eindelijk den vrede te sluiten. Kan men het niet met beide Graven
eens worden, men trachte dan ten minste eenen van hen te winnen, en houde in elk
geval gewapende vaartuigen op de Eems, om alle gemeenschap en handel met Fries-
land te beletten. — Insgelyks zal hel noodig zijn, zoo spoedig mogelijk naar den voor-
raad van koren, in hel Land aanwezig, te vernemen, opdat men er zich in lijds van ,
voorzie, om alle belemmeringen in het vervolg te voorkomen en zulks te meer, daar
het te vreezen is, dat Danlzig (toen in de magt der Keizerlijke partij en tegen den
gekozen Koning εατηοιιι van Polen) ingesloten worde, hetgeen den toevoer te water
van granen zal stremmen. — Om dezelfde reden zou het ook raadzaam zijn, den
geheelen voorraad van koren, nu op het platte land naar den kant van Z/m7c en Waalsch^
Braband verspreid, tijdig naar de steden en versterkte plaatsen te vervoeren, zelfs (lus-
sehen) Leeutven, Thienen, Leuven^ Diesl, Mechelen enz. — Het zal evenzeer noodig
zijn, een voorraad van buskruid en andere krijgsbehoeften op te doen, en tot dat einde
magazijnen aan te leggen en opzigters aan te stellen ^ om er voor te waken. — Wat den
aanstaanden nieuwen Landvoogd don jan van Oostenrijk betreft, deze zal· zich onge-
twijfeld terstond tot Opperhoofd der Spanjaarden en, keert men het niet in tijds, te-
vens voor nul en van geener waarde verklaren al hetgeen tot nu toe door den Raad van
Slaat, of op diens naam, te gunste van onze zaak en ten nadeele der Spanjaarden ver-
rigt is. Zelfs zal hij genoemden Raad ontbinden en al diens gezag vernietigen, zoo
als duidelijk uit het berigtschrift {advis et Instruction) van de kueda blijkt; zonder
nog in aanmerking te nemen, dat zoodra don jan van Oostenrijk den titel van
Landvoogd aanneemt, dien hij van den Koning, reeds heeft verkregen en aau"
vaard, die Raad wezenlijk en indedaad ontbonden en'buiten wérking gesteld is.
Het is boven alles noodzakelijk maatregelen daar tegen te nemen, door in de eerste
plaats de besluiten en bekendmakingen, door den Raad van State uitgevaardigd, ten
plegligste te doen bevestigen en bekrachtigen; en vervolgensf Viin wege de Algemeene
Stalen des Lands een Algemeenen Raad [Conseil Général) in te stellen, uit eenige
Heeren of Edelen, of wel uit andere dfcr aanzienlijkste personen van elk gewest za-
mengeslelcl, en aan welken Raad magt en gezag zal worden verleend, om het geheele
67>
-ocr page 532-1524 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
1568—beheer der zaken Tan Staat en de Regering des Lands uitteoefenen Toor en in naam
van" de Staten des Lands (1)."
Na het onderzoek der wederzijdsche geloofsbrieven, besloten de afgevaardigden te
Gent onmiddellijk tot een f wapenstilstand aan beide zijden voor onbepaalden tijd. In
Holland werd dam ook by openbare geschrifte op lijfstraife verboden, een onderdaan
20
Wijn- des Eonings te, beleedigen of te benadeelen (2). Den volgenden dag toonden de
157β Hollandsche en Zeeuwsche gemagtigden aan de Vergadering eenige brieven in cijffer-
schrift, zoo door den Koning van Spanje aan de rueda, als door dezen aan dien
Vorst, en door andere Spaanschgezinden in de Nederlanden geschreven, waaruit dui-
delgk bleek, dat men de Nederlanders door misleiding en veinzerij [abusion et Simu-
lation) poogde onder het juk te brengen, terwijl zij tevens hevige uitvallen inhielden
tegen den Hertog van Aar schot ^ den Graaf van JE ber stein ^ den Heer van C/mmp^wi
en anderen. Deze brieven waren in Vlaanderen onderschept en door den Graaf van
Roeulx aan orajije gezonden, wien het gelukt was hen te ontcijfFeren, en die terstond
den hoofdinhoud daarvan aan den Raad van State, de Algemeene Staten te Brussel,
de 'Gewestelijke Staten, en de Stedelijke Regeringen had medegedeeld (5). Er is aange-
merkt, wdat in deze brieven ongetwyfeld wel uitdrukkingen zyn voorgekomen, welke
den Staten weinig gunstig waren, maar dat men misschien hiervan te veel ophef gemaakt
heeft; dat men niet moet vergeten, dat de Spaansche Legerhoofden niets hadden verrigt,
wat hun een verwijt van den Koning kon verwekken; dat klagten over de vijandelgke
houding der Staten tegenover de vreemde soldaten, in het algemeen gemakkelijk ingang
bij Fitips moesten vinden; eindelijk, dat men in alles kwaden wil vermoedde, en het
uiterste wantrouwen aan de orde van den dag was. Dat de rueda. zich het bewind van
zaken toeeigende, mögt door de Staten als eene ongepaste aanmatiging beschouwd
worden, de Koning kon niet van hetzelfde gevoelen zijn (4)." — Orawje verzuimde
niet den gezamenlijken afgevaardigden te Geiit zijn wensch te kennen te geven, dat
deze brieven niet alleen hunne oogen omtrent 'sKonings ware bedoeling mogten openen,
maar inzonderheid hen aansporen, de onderhandehngen zoo spoedig mogelijk tot een
gewenscht einde te brengen, en dat zij zich niet, gelijk tot nu toe, te veel met verschillen-
de zaken en beuzelingen mogten ophouden." Sedert moest hij hen nog dikwerf vermanen,
den vrede toch tot stand te brengen, en hun meer dan eens voor oogen houden, dat hi}
(1) Archives de la Waison d'Orange, T. V. p. 430—440. i
(2) Bou, Hist. d. Nederl Oorl. D. l. B. IX. bi. 719. hooft, Nederl. Hüt. B. XI. bl. 462.
(3) DE JONGE, Besluit, d. Stat. Gen. D. I. bl. 269. Archives de laMaison d'Orange,
Correspondance de guillatjme Ie Taciturne, T. III. ρ. 127—129·
(4) GROEN V. PRissTEHER, in de Archives de la Maison d'Orange, T. p, 451.
-ocr page 533-DES VADERLANDS. 555
schier betwijfelde, of zij dien wel ernstig wilden en Termoeddo^ dat men »met liem niet 1568—
op zijn Vlaamscli, maar op zijn Italiaansch of Spaanscli dacht te onderhandelen (1)." ^^^^
Ondertusschen yerzochten de Algemeene Staten , door taiddel^yan den Heer van dei^
tympel, Tan orakje hulp tegen de Spanjaarden te Aalst, welke door hunne strooptog-
ten dreigden, het land in eene woesteny te herscheppen. De Prins, 'die uit eigen
beweging den Staten zijne goede diensten aangeboden en zulks i reeds met daden be- y'
vestigd had, wilde ook thans niet in gebreke blijven. Voor den bysland, dien hij ver-
leend had en nog verleenen zoude, boden hem de Staten Nieuwpoort^ Duinkerken,
of Sluis in Vlaanderen tot waarborg aan. Hij verlangde de beide laatstgenoemde ste-
den , doch nam met Nieuwpoori genoegen; later is hem Sluis, in Vlaanderen
afgestaan (2). !
Keizer maximiliaan II, welke steeds veel belang in de zaak der Nederlanders ge-
steld had, was den twaalfden van Wynmaand overleden. De gezanten der Algemeene ,
Staten en die van den Prins van Oranje, van Holland en van Zeeland waren doorzijn
zoon, den Roomsch-Koning rudolf II, goedgunstiglijk ontvangen; en 'sPrinsen gezanl
THEODORUS VAN NIENBURG vau Haarlem werd met eene eereketen van)twee> honderd
kroonen begiftigd en hem een brief aan zijn Meester medegegeven (3). Bij een vroeger
schrijven had rudolf den Algemeenen Staten verzekerd, dat het lot der Nederlanden
hem even als zijn vader te harte ging en hij afgezanten zou zenden, om den vrede
lot stand te helpen brengen, maar hen tevens vermaand, rust en eensgezindheid te be-
waren en zijnerbeschikkingen met geduld af te wachten (4). jti-H^.a
Weinig dagen vóór de ontvangst van dien brief had Maastricht een schrikkelijk lot ge^
troffen. Spaanscli enDuitsch krijgsvolk lag aldaar in bezetting. De Duitschers echter y? vier
vaandels van de afdeeling des Graven van Eberstein, vereenigden zich met de burgers en
verklaarden zich voor de Staten, waarop de Spaansche Bevelhebber montesdoca en zijne
soldaten over de Maasbrug naar Wijk, door martin d'ayala bezet, zich terug trokken,
doch nog eenige torens nabij de Brusselsche poort inhielden. De stedelijke Regering
noodigde montesdoca op het stadhuis, om over een verdrag te spreken, onder ibelofte,
dat hem geen leed zou geschieden, maar liet hem, toen hij verscheen en zich belee-
digende uitdrukkingen veroorloofde, in hechtenis nemen. D'ayala kwam dadelijk met
(1) Archives de la Maison dOrange, T. V. p. 451 r 465—467 , 480. Correspondance de guii.-
y-aume Ie Tacilurne, T. 111. p. 138.
(2) Archives de la Maison d'Orange, T. i V. p. 463 , 464v 465 , 482. de jongë, Besluit, d.
.^teien-Gen. D. 1. bl. 43, 47, 48, 65, 71, 72, 82, 88, 107. .
(3) GROEN vAJï rniNSTERER, in de Archives de la Maison d^Orange, Τ. V. ρ. 425 , 426. , ^
(4) «Ε JONGE, Besluiten der Stat, Gen, ld.Λ. bl. 276—278. « ·/ ■ ï . ·
-ocr page 534-1524 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
vijftig muskeltiers, om hem met geweid in vrijheid te stellen, doch vverd door de bur-
gers ■ en Duitsehers gedwongen naar Wijk terug te keeren. Uit de torens echter
koude men de Spanjaarden niet verdrijven, en zond, doch te laat, naar Brussel
hulp. ' Doii fermna-kd όε toledo en don alokzo de vargas waren reeds met
ecnige benden,, zoo te voet als te paard, in aantogt en vernamen onderweg uit een bode
van dUyala, wat in Maastricht gebeurd was. Dadelyk stak don Ferdinand met een
deel van het voetvolk in schuiten over naar Wijk, om zich van de Maasbrug te ver-
zekeren , welke de burgers trachtten te versterken. Het andere gedeelte, of de achier-
lioede, en eenige ligte ruiters, welke hij liet afzitten, trokken onder aanvoering van
don pedro de TAssis, door de zwaargewapende ruiterij van jan baptista en gamilla
DELMONTE gcvolgd, op de Brusselsche poort aan. De burgers voerden wel eenige stuk-
ken geschut op den wal, maar konden, door de Spanjaarden uit de torens hevig be-
stookt, ι de poort niet verdedigen, welke door de tassis in brand geschoten 'werd.
Beide, ruiterij, en voetvolk, stormden nu ter stad in, en in de versperde straten werd
hevig gevochten. Op dit oogenblik drongen don Ferdinand en d'ayala , welke de brug
bemagtigd hadden, binnen. De Duilsche soldaten, op het plein van St. Servaas in
20 v. slagorde geschaard, gaven zich terstond aan de Spanjaarden over, en wierpen de schuld
nviand op hunne Hoplieden, dat zij zich voor de Stalen verklaard hadden. De burgers, zich
1576' ziende van voren en van achteren bestreden en door de Duitsehers in den steek gela-
len, vluglen waar de vrees hen henen drijft; eene menigte sneuvelt door het zwaard,
velen verdrinken in de Maas, anderen komen om in de vlammen der huizen, door de
Spanjaarden in brand gestoken. De kerker wordt opengeslagen en biontesdoca in vrij-
heid gesteld. Allen, welke de Spanjaarden ontmoeten, worden neergesabeld, de hui-
zen geplunderd, waartoe de Duitsche soldaten de hand leenden, vrouwen en maagden
geschonden, en zoo vele buitensporigheden bedreven, dat die burgers, welke er het
leven afbragten, zich ongelukkiger achtten dan die, welke dapper vechtende Avaren
omgekomen. De Spanjaarden hadden betrekkelyk weinig volk, en slechts één man van
rang, den Ritmeester don astonio de toledo, verloren. De vier Duitsche vaandels
werden door-hen op nieuw in eed genomen, en in de omliggende dorpen gelegerd (1).
Schrik en ontsteltenis en afgrijzen verwekte alom het berigt dezer noodlottige ge-
{1} ArcMves dß la Maison d^Orange, ï. V. p. 456, 474, waar dit voorval op den 19 van
Wijnmaand gesteld wordt, de jonge, Besl. d. Stat. Grn. D. I. bl. 7β, 274. wendoce, llist. d.
l. g^ d^ Fk Liv. Xyil. pv 341—343. campana, della guerra di Fiandra, ï. 1. p. 162. stbada,
do Bella Belg. Lih. VUL p. 499, 500. bentivoglio, Nederl. Ilist. bl. 244, 245. le petit, Chron.
d. Holl. Τ. II. Liv. XL ρ. 323. ciiappuys, llist. Gén. d. l. g. d. Fl. Liv. p. 206. iiaiiaeus, An-
nal Brab. Ύ. III. ρ. 235, 236. bor, liist. d. Nederl Oorl. D. 1. B. IX. bl. 725. v. mi:teiie>·,
llist. d. Nederl. Oorl B. YI. bl. 120. uoofï, Nederl. Ilist. Β. XI. bl. 403 , 464.
1568-
1570
DES VADERLANDS.
beurtenis. De burgers van Brussel en andere Brabandsche steden baden deii Prins vati
Oranje om hulp en verlangden vurig, dat hij kwame »om te bevelen ën tè gebièdeïij
ja, zelfs het geheele bewind van zaken op zich te nemen (1)»" De Algemeéne Sta-
ten verboden het koopen der goederen in Maastricht geplunderd reh gelastten, dé
bezittingen der Spanjaarden in Brussel aan te slaan, en de ópbï^ngsl er vaö teil
nutte des Vaderlands te besteden. Ook trokken zij den lastbrief in van sAngho »'atila ^
welke zich den titel van Admiraal had aangematigd. Zij versterkten, zoo teel mogê-
lijk, de krijgsmagt en besloten tot het heffen van een honderdstén penniftg. Insgeiyks
drongen zij bij den Raad van State aan, eeii groot getal krijgsvolk ter verdediging vtiit
Antwerpen iQ zenden (2). Der Spanjaarden bedoeling, zich van deze rijkste stad der iVérfpi-
landen meester te maken, was genoeg bekenrl. Het was inmiddels dë rueda en sat«giif*
d'avila. gelukt, den Graaf ytm Ebcrstein ^ Bevelhebber der Duitsche soldaten in
pen^ weifelend van aard, naar het schijnt, en welligt bekoord door de hoop op buit,
Ie bewegen, zich schriftelijk te verbinden, voortaan noch aan de bevelen van den Röstd
ran State, noch van de Algemeene of bijzondere Staten te gehoorzamen, geen krijgS-»
volk in de stad te laten, en de burgerij te ontwapenen. Behalve onderscheidene Diïil·'
sehe en Spaansche Hoplieden , werd deze overeenkomst of verbindtenis in bet Spaansch
opgesteld, door kornems vaw dew eindeif, welke over eenige vaandels in Antwerpen
het bevel voerde, onderteekend. EBERSTEiTi echter gevoelde hierover spoedig berouw,
bekende zulks aan de giiampigni , en poogde zich daarmede te verontschuldigen, dat
men hem gedwongen had zekere punten te onderleekenen, die in de Spaansche taal
waren opgesteld met welke hij zeer weinig vertrouwd Avas. Dë éhimpigirr had reeds
lang een kwaad vermoeden tegen de Spaansche en Duitsche krijgsoversten in Antwerpen
gekoesterd, en vandaar den Raad van Statfe, doch vruchteloos, aangeboden, hen ge-
vangen te· nemen, indien men hem en moussenham slechts den last daartoe gevën wilde.
De Staten, te Brussel vergaderd, trachtten nu het gevaar, welk Antwerpen bedreigde,
af te wenden en zonden vooreerst vier vaandels Walen van siONDRAGOTi's afdeeling,
welke in hunne dienst waren overgegaan, naar Walem, een dorp tusschen Mechelen
en Antwerpen^ om de burg over het watertje de Ade aldaar te bezettfen, en alzoo
den Spanjaai^en in· Lier de gemeenschap met Antwerpen äf te snijden. Juliaatt
mero, hieiTan verwittigd, ontbood uit Herenthals de kornet ruiters tan μβϊτοοζα en
een vaandel voetvolk onder martiiï orzaas, met Avelke en nog vijf honderd schutters'hij
de Walen overviel en versloeg. Kort daarna tastte hij den Heer vän' Floyün, die
zich voor de Staten verklaard had en- met vijf Vaandels naar Mechelen ih aantogt
____./JS:
.· i
(1) Archives de la ^faison d^Orange, ï. V. p; 456. de jonge, BesU d. St. Gen. D, l.'bl.71,72.
(2) DE Jo^·GE, Best. d. SL Gen, D. 1. bl. Cl, 71, 72, 73, 85', 94, 96', 97 , 99, lOOy 103.
2ü V.
Wijn-
maan<l
1576
1576
556 ALGEMEENE GESCHIEDENIS
-was, tusschen Xter en Herenthals aan, behaalde, na eene heyige schermutseling,
de overwinning en Toerde zelfs floyon gevangen naar Lier. Nu zonden de Sta-
ten den Markgraaf van Havré naar Antwerpen met acht vaandels onder den Heer
van Berseele, zeven onder Graaf filips van Egmond, drie onder den Heer van IJeze,
en.drie,, welke yam Namen waren gekomen, alzoo een en twintig vaandels, meest alle
nieuwgeworven voetvolk; daarenboven vier benden van Ordonnantie te paard van de
afdeelingen aarsghot, havré, bossu, en des Burggraven van Gent^ en zes kornetten
ligte ruiters ouder den Heer van Bevere. Havré was vergezeld door den Heer van
Capres en den Veldmaarschalk de goigwies, maar onvoorzien van grof geschut, van
schansgravers en zelfs van genoegzaam buskruid. Champigjvi, Avelke altijd het zenden
van krygsvolk naar Antwerpen had afgeraden, om botsing met de Duitsche soldaten te
voorkomen, weigerde deze benden binnen te laten, vooreerst dewijl zy geen uitdrukke-
lyk bevel van de Staten konden toonen, en hij, in de tweede plaats, het dienstiger
oordeelde, dat zij zich buiten de stad nedersloegen, om den Spanjaarden van Aalst, Lier,
en Maastricht den toegang naar het kasteel te beletten; zy zouden door hem toereikend
van levensmiddelen voorzien worden. De negen vaandels van EBERSTEiif, met de bur-
gers vereenigd, waren naar zijn gevoelen toereikend , om de stad te verdedigen; de zes
beëedigde gilden waren reeds in de wapenen, en hy had de noodige maatregelen ge-
nomen, om een uitval van de bezetting des kasteels ondoenlyk te maken. Hy ver-
maande den Graaf van Eberstein, zich naar de muren te begeven, om zyne solda-
ten over .de komst van der Staten benden gerust te stellen, daar zij vermoedden, dat
men hen verraden wilde. Hierin werden zij door de Oversten polweiler, fugger en
fr0]vsberg vcrsterkt, die met sawgho d'avila heulden, en juist op den wal gekomen
waren, om hen tot muiterij aan te zetten, waarbij zij zich niet ontzagen, ebersteik
zeiven op het hevigst te beleedigen. De gemoederen werden verbitterd, de wapens op-
gevat, en de Duitsche Oversten door eberstein's soldaten met gevelde lansen naar hpt
kasteel teruggejaagd. Op een bevel van den Kaad van State, het krijgsvolk in te ne-
men, opdat men in Antwerpen niet voere, zoo als men in Maastricht gevaren was,
moest de champigni toegeven, en der Staten benden trokken tegen den middag in de
stad. De ruiterij sloeg zich neder op de Paardenmarkt, en het voetvolk werd in de
wijken naar den kant van het kasteel gelegerd. Vele Italiaansche en Spaansche koop-
lieden vlugtten hierop in allerijl met hunne kostbaarste have naar sajicho d'avila.\
Terstond werd de stad uit het kasteel hevig, beschoten, en tevens een woedende uit-
val gedaan, doch een vaandel, van egmowd, onder den Heer de foktaine, dreef
d'avila's benden terug. Op den eisch· van de champigni waren binnen één uur tien-
of twaalf duizend ^burgers met allerlei werktuigen gereed, om schansen naar het kas-
teel en in eenige straten .op te werpen, en bragten ook wolbalen, hop- en korenzakken
en apdere voorwerpen aan, welke de kogels onschadelijk konden maken, De Walpn
3 V.
Slagtm,
1576
DES VADERLANDS. 557
1568—
1576
bez«tten de wachtposten ταη St. Joris tot aan St, Michielsklooster; de Duitschers wer-
den dieper in de 'stad verplaatst. Het hevig vuren van het kasteel, dat onafgebroken
en den geheelen nacht voortduurde, vertraagde den arbeid aan de verschansingen,
op welke het hoofdzakelyk gerigt was. Zelfs de Waalsche bevelhebbers, welken het
opzigt over deze werken was toevertrouwd, verlieten hunne posten en zwierden door
de straten, even als hunne soldaten, om goede huizen voor zich ter inlegering te zoe-
ken. Champigni liet de verlatene plaatsen door burgers bezetten, en moest niet zonder
levensgevaar, met den degen in de vuist, de Walen beteugelen, welke aanvingen te
plunderen. Grooter werd de verwarring, toen Hopman kaspar ortis, bij een nach-
telijken uitval van het kasteel, veertig of vijftig burgers doodde en verscheidene huizen
in brand stak, die met moeite en gevaar, daar het kogels uit het kasteel regende, ge-
bluscht werd. Om het vijandelijk vuur tot zwijgen te brengen, plantte de champigni
zelf, met behulp der burgerij, daar de soldaten zich uiterst onwillig toonden, eenig ge-
schut in den Schermerhof ^ dat echter weinig tegen het kasteel uitrigtte. — De bezetting
aldaar ontving den volgenden morgen uit Aalst^ Lier, Breda en Maastricht eene ver-
sterking van vierduizend Spanjaarden en duizend Duitschers, die met de vier vaandels
onder korttelis van den einden in Antwerpen verstandhouding onderhielden. In den na-
middag rukten de benden van het kasteel over de verschansingen , door de Waalsche solda-
ten, ondanks alle pogingen van ghampigni hen tot staan te bewegen, bij den eersten
aanval lafhartig verlaten, in de stad en verdeelden zich in vijf straten, waar allerhevigst
werd gevochten. Niettegenstaande van den einden onmiddellijk met zijn volk tot de Span^
jaarden overliep en de Walen hunnen pligt evenzeer verwaarloosden, streden de^bur-
gers en de Duitschers onder eberstein met gelijke dapperheid maar minder geregeld
dan de oude Spaansche soldaten, die door geoefende Bevelhebbers aangevoerd', in ge-
sloten gelederen op het stadhuis aanrukten. Uit de vensters van dat gebouw en der
3)elendende huizen vinnig beschoten, staken de Spanjaarden eindelijk het raatlhuis,
dat tvveemaalhonderd duizend kroonen gekost had, in brand, zoodat de meesten,' die
er zich op bevonden, in de vlammen omkwamen en de anderen zich naar beneden
te berste sprongen. Ghampigni, welke zich wakker van zijn pligt ^had' gekweten,
ziende dat alles in de oude stad verloren was, snelde naar de Nieuwstad, om het
Oosterhuis te beschermen. Doch omringd door de verraderlijke Duitschers, verlaten
door de eerlooze Walen, en niet gehoorzaamd door de ruiterij, welke 'hij'met beloften
en bedreigingen tot tegenstandbieding aanspoorde, zag^hij ook hier'geene hoop op
redding, en de verschrikte burgers sprongen, om zich"te"bergeny in de schui-
ten, die aldaar in· de vaart lagen, waarbg eene ' menigte * volks en* de Graaf van
Ε berstein met den Heer van Bevere verdronken. *'Egmonb'^^gapres en goigihes werden
gevangen genomen en'naar het^ kasteel vervoerd.besloot ^^chabïpïgw ten minste
4
Slagtni.
1576
T.
II Deel. 5 Stuk. 68
-ocr page 538-o38 ALGEaiEENE GESCHIEDENIS
15ß8—het bolwerk Kattenberg te verdedigen, en vond er den Markgraaf van Havré met
eene bende onAvillige soldaten. De aanrukkende ruiters van de ta.ssis, welke de vlug-
telingen nazetteden, deden hem op eigen redding bedacht zijn, en hij en havré
lieten zich langs de borstwering neder en ontkwamen op 's Prinsen schepen. Eenige
woedende Spaansche ruiters renden hen achterna, doch vonden met een groot aantal
burgers en soldaten, die zich al zwemmende trachtten te redden, hun graf in den
vloed. Ondertusschen hadden de Spanjaarden allen, die zij ontmoetten, zelfs verschei-
dene Regeringsleden, welke voor Spaanschgezind gehouden werden, neergesabeld en
het aanzienlijkste gedeelte van Antiverpen in brand gestoken. Tegen den avond was
de stad geheel in hunne magt, en leverde een schrikkelijk schouwspel op. Het bloed
stroomde langs de straten, die bedekt waren met de ondereen gemengelde lyken van
vijf en twintig honderd burgers en soldaten, en van een groot aantal paarden, want
schier al de Staatsche ruiters met hunne rossen waren in de pan gehakt. Het getal
dergenen, die verdronken, wordt even hoog geschat. Velen kwamen om in de vlam-
men, welke uit vijfhonderd, naar anderen, wel achthonderd der voornaamste huizen
opstegen en het akelig nachttooneel verlichtten, of werden door de instortende muren
verpletterd. De Waalsche en Duitsche soldaten, welke men naderhand in de woningen
verborgen vond, werden in koelen bloede vermoord, zoodat, in het geheel, ze-
venduizend menschen in Antiverpen zijn omgekomen. — De Spanjaarden telden niet
boven de tweehonderd dooden, onder Avelke de aanvoerder der muitelingen van Aalst
jUATi BE WAV ARESE zicli bevoud, en ruim eens zooveel gekwetsten.
De rampzalige stad strekte drie dagen achtereen ten prooi aan den moedwil der sol-
daten , welke er al die gruwelen pleegden, waarvan Zutphen, Naarden, Mechelen
en Oudewater reeds het tooneel geweest waren, de rueda hitste hunne Woede aan,
terwijl d'avila , romero en andere Bevelhebbers hen tot matiging vermaanden. Toen
de moordlust verzadigd was, werd de roofzucht bevredigd. Men verge den Geschied-
schrijver niet, dat hij de folteringen en doodsangsten schetse^ welke de onmenschelijke
krijgers den inwoners deden ondergaan, om hen tot het uitleveren of aanwijzen hunner
schatten te dwingen, waarbij ouderdom, kunne, rang noch stand ontzien werden; of
dat hij op nieuw afgrijsselijkheden verbale, welke de menschheid onteeren en het ze-
delijk gevoel beleedigen. Slechts één bedrijf uit dit bloedig treurspel zij hier opgetee-
kend. Op den dag des overvals, een Zondag, was een paar jonggehuwden in het
ouderlijk huis met eenige vrienden bijeen, om dien avond het huwelyksfeest te vieren.
Plotseling wordt de huisdeur opengetrapt, en een Spaansch Hopman met zijne tra-
wanten stuift binnen. Om hen te bevredigen, opent men terstond en gedwee alle
kamers, kisten en kasten. Te vergeefs; de monsters doorstoöten dén bruidegom voor
'de voeten der bruid, die, »weduwe eer zij vrouw was," in de armen harer moeder
vlugt, welke zelf den dood op de lippen heeft. Een Spanjaard strekt de handen
DES VADERLANDS, 839
uit, om de schoone maagd weg te slepen. Nu kan de vader, de eenige Tan al ^
mannen, die nog in leven gebleven is, zich niet langer bedwingen; hij werpt zich
woedend op den soldaat, slaat de nagels der linkerhand hem in het oog, bijt hem in
den schouder, en stoot hem een mes in de regterzijde, doch wordt zelf dadelijk door
de overigen aangevallen, en zijn lijk met meer dan twintig dolksteken doorboord. De
radelooze bruid wordt schier bewusteloos door den Hopman naar het kasteel gesleurd
en in zijne kamer opgesloten, terwijl hij zelf ter plundering naar de stad terugsnelt,
In de eenzaamheid van hare verbastering bekomen, en door wanhoop aangedreven over
het lot dat haar toeft, is zij op het punt zich met hare gouden halsketen te wurgen,
toen de Hopman binnentreedt. Hij, vreemd van elke menschelijke gewaarwording,
neemt haar de keten en kleinooden af, scheurt haar de kleederen van het lijf, en
geesselt haar tot op den bloede. Nu jaagt hij de ongelukkige moedernaakt in den
guren najaarsnacht naar de brandende stad terug, waar een ander booswicht haar ver-
moordt.
Niet alleen werden de aanzienlyke huizen en de ryke winkels, maar ook de kerken
en kloosters geplunderd, waardoor een groote schat van juwelen, kleinooden, goud- en
zilverwerk in handen der Spanjaarden geraakte. De burgers moesten daarenboven nog
voor geld hun leven koopen, en dit zelfs was niet altijd een zekere Avaarborg, want
was de eene roover vertrokken, dan vertoonde zich niet zelden een ander, welke den
reeds van have en goed beroofden man zonder genade vermoordde. De bezittingen
der vreemdelingen, zelfs van Spanjaarden, Averden niet verschoond. Priesters, Mon-
niken en de Jezuiten moesten mede hunne kostbaarheden en geld overgeven. Men
begroot het geheele bedrag der schade, zoo door het plunderen als het verbranden der
huizen aan Antwerpen toegebragt, op vier en tΛvintig milHpen gulden. De geroofde
schat werd door de soldaten ten deele verspeeld of op het losbandigste verteerd, ten
deele op eene slinksche wijze hun afhandig gemaakt, zoodat Aveldra de meesten even
zoo berooid waren als te voren. —
Nimmer heeft Antwerpen van deze ramp, welke de Spaansche Furie is genoemd
geworden, zich geheel kunnen herstellen. De rueda, zoo veel mogelijk de snoodheid
van dit bedrijf bewimpelende, wenschte den Koning met deze roemrijke overwinning
geluk; en ofschoon filips het niet waagde, de daad openlijk te prijzen, gaf hij door
zijn stilzwijgen te kennen, dat hij haar niet afkeurde; ook ontving de rueda zijnen dank,
omdat deze zekere geheime brieven, op het kasteel gevonden, verbrand had, wel-
ker openbaarmaking men waarschijnlijk niet gaarne zou gezien hebben. Om zich des
Konings gunst nog waardiger te betoonen, beval de rueda den wondheeleren der stad,
de namen van allen, die zij genezen of nog onder behandeling hadden, schriftelijk op
te geven, om hunne goederen verbeurd te kunnen verklären,; onder voorwendsel, dat
o38 ALGEaiEENE GESCHIEDENIS
1568—zij zich tegen de Spanjaarden verzet hadden, ofschoon de meesten binnenshuis en oyer-
meeslerd aan hunne wonden gekomen waren (1). '
Diep was de indruk, onbeschrijfelijk de schrik, welke het lot van Antwerpen alom
verwekte. De Prins van Oranje sloeg terstond middelen voor, om de Spanjaarden in
hunne'woeste vaart te stuiten (2); en de Raad van State haastte zich, de vredespunten,
door de gemagtigden te Gent den acht en twintigsten van Wynmaand overeengekomen,
g ^ te bekrachtigen (3). Van het raadhuis dezer stad werd het verdrag of verbond onder
Slagtm. trompettengeschal den volke afgekondigd, met bevel aan elk, in naam des Ronings en
^^^^ der Algemeene Staten, den geheelen inhoud daarvan te onderhouden en er niets tegen
te ondernemen, onder bedreiging van gestraft te zullen worden als verbrekers van het
verbond en belagers der gemeene welvaart. Het verdrag bevatte vijf en twintig pun-
ten van dezen inhoud: »De Staten van Brahand, Vlaanderen, Artois, Henegou-
wen, Valenciennes, Bijssel, Douai, Orchies, Namen, Doornik, Utrecht en Mechelen
ter eene, en de Prins van Oranje met de Staten van Holland en Zeeland en hunne
Eondgenooten ter andere zijde, belooven elkander vriendschap en bijstand met goed
en bloed, om inzonderheid de Spaansche soldaten te Lande uit te drijven en hen er
buiten te houden. Men zal trachten bij den Koning te bewerken, dat de Alge-
meene Staten plegtig beschreven worden, gelijk ten tyde van de overdragt der Neder~
landen door Keizer karel V aan fiups , om regel op 's Lands zaken te stellen, inzon-
derheid op de godsdienst in Holland, Zeeland, Bommel en elders. Niemand buiten
Holland, Zeeland en de met hen verbondene plaatsen, zal zich vervorderen iets te on-
dernemen tegen het Roomsche-Katholijke geloof. De uitvoering der gestrenge bloedbe-
velen blijft geschorst, tot op de vergadering der Algemeene Staten daaromtrent een
besluit zal genomen zijn. Orattje zal blyven Admiraal-Generaal en Stadhouder des
Konings over Holland, Zeeland en de plaatsen daarmede vereenigd, »om in alles te
gebieden, zoo als hij tegenwoordig doet, met dezelfde ambtenaren en overheidsperso-
nen, zonder eenige verandering of nieuwigheid, tenzij met zijne toestemming en wil,
tot dat door de Algemeene Staten, na het vertrek der Spanjaarden, anders bevolen
(1) mendoce, Hist. d. l. g. d. Fl. Liv. XVIL p. 344—352. campana, della guerra di Fiandra,
T. 1. p. 163—166. stiiada, de Belfo Belg. Lib. ΥΙΠ. p. 500—503. bentivoglio, Nederl. Hist.
bl. 245—249. te petit, Ckron. d, Holl. Τ. IL Liv. XL ρ. 314. ciiapputs, Hist. Gén. d. l. g.
d. Fl. Liv. lY. p. 207—210. de tassis, Comment. Lib. IIL p. 220—223. haraeüs, Annal. BraL·
T. IIL p. 237—239. bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. L B. IX. bl. 727—739. v. meteren, Hist.
d. Nederl. Oorl. B. IV. hh 120—122. hooft, Nederl. Hist. B. XI. bl. 464—475.
(2) Archives· de la Maison dOrange, T. V. p. 484—487.
(3) Archives de la Maison d^Orange, ï. V. p. 473. de jonge, Best. d. St. Gen. D. 1. bl. 95,
96. DE JOKGHE, Gendtsche Gesch, D, 1. bl. 277.
DES TADERLANDS.
worde." De plaatsen evenwel die thans niet in 's Prinsen magt zijn, ofschoon gelegen 1568—
in Holland of Zeeland^ blyven hiervan uitgezonderd ter tyd toe, dat zy dit Verbond
omhelsd en van den Prins in het stuk van godsdienst of in andere opzigten voldoe-
ning [salisfactie) ontvangen hebben.- Alle gevangenenen met name de Graaf van
Bossu, zullen zonder losgeld geslaakt worden. De Prins en alle anderen, inzonder-
lieid de gemalin van den Rijngraaf, eertijds Aveduwe van Hendrik van Brederode ^ en
(Ie Graaf van Buren, worden in al hunne verbeurdverklaarde goederen hersteld. Op
vervreemde roerende goederen echter zal men wederzijds geen verhaal hebben. De
zuilen en zegeteekenen, door alba tot spot en hoon der Nederlanders opgerigt, zul-
len vernield worden. De geestelgken worden hersteld in het bewind hunner goede-
ren in Holland of Zeeland gelegen, zoo ver het Avereldlijke aangaat; den uitgewe-
kenen kloosterhngen zal men behoorlijk onderhoud verschaffen, alles tot op nader be-
sluit der Algemeene Staten. Alle ontervingen, ter zake van de godsdienst of de be-
roerten, worden voor nietig verklaard. De waarde der gouden en zilveren munt, Avelke
in Holland en Zeeland zeer verhoogd was, zal met die, welke deze munten in
de overige gewesten hebben, zoo veel mogelyk op gelgken voet gebragt worden.
Aan de beshssing der Algemeene Staten zij de vraag overgelaten, of de kosten van
oranje's twee veldtogten al dan niet door al de Nederlandsche gewesten behoorcn godra-
gen te worden? De Landschappen en steden, welke thans nog de zijde des vijands
aankleven, zullen van dit Verbond uitgesloten zijn, doch zal het hun vrystaan er deel
aan te nemen, wanneer zij de bepalingen, er in vervat, kunnen nakomen (1)."
Door dit verdrag, beroemd in onze geschiedenis onder den naam A^an Pacificatie
van Gent, was niet alleen de vrede, maar ook een aanvallend verbond tegen de Span-
jaarden tot stand gebragt; en den Prins waren er al die punten, behalve onderschei-
dene andere, in toegestaan, op welke hij vruchteloos op de bijeenkomst te Breda^ had
aangedrongen. De staatkunde en het beleid van vsaLLEM van Oranje hadden eene schit-
terende zege behaald. ,
(1) mendoce, Hist. d. I g. d. Fl. Liv. XVIII. p, 354—359. campana, della guerra di Fian-
dra, T. 1. p. 168. le petit, ΟΗνωι. d. Holl. Τ. IL liv. XI. ρ. 318—321. de tassis, Comment.
i.jiia··
Lib. III. p. 224—233. bor, Hist. d. Nederl. Oorl. D. I. B. IX. bl. 739—741. v. meterew,
IHst. d. Nederl, Oorl B. VI. hl. 122, 123. ποορτ, Nederl. Hist. B. XL M. 475—479-
■ .· ■'· .. ■ .
Μ'·'·
Ui
BI, 98. 20 regel van boven, vaii allen grond ontbloot, lees: van genoegzamen grond
ontbloot,
» 99. 15 regel v, b, aan de Staten van Utrecht, van Friesland en van Gelderland
aflegt, lees: aan de Staten van Utrecht en van Gelderland aflegt.
» » (5) Groot Placaatb. D. III. bl. 20, voeg er hij: In dien zelfden geest is ook
zijn eed aan de Staten van Friesland. Charterb. v. Vriesl. D. II. bl. 89,
515—518.
» 151. 22 regel v. b. als afkoop van den Tienden Penning, in zes jaren te voldoen,
welke tijdruimte vervolgens tot twee jaren werd ingekrompen, lees: als
jaarlijksche afkoop van den Tienden Penning voor den tijd van twee jaren,
» 528. 19 v. Slagtm,, lees: 17 v. Slagtin.
fel·
(ί.
u
De Platen en Kaarten te plaatsen als Tolgt:
VïGLius VAN zuiGHEM VAN AYTTA.......tegcnover bladzijde 18.
Het sneuvelen van adolf van Nassau............» » 54.
Adolf van Nassau....................» » 56.
De laatste oogenblikken van egmond in den kerker ... » » 62.
Willem I, Prins van Oranje................» » 158.
Alba kondigt 'sKonings bevelschrift te Antwerpen af . . » » 148.
Het sneuvelen van herman de ruyter............» » 154.
Willem van blois van treslong..............» » 172.
Diderik sonoy......................» « 186.
Filips van marnix....................» )) 198.
Kenau simonsd. Hasselaar................» » 246.
Kaart van het beleg van Haarlem ............» » 2ö2.
pieter dirksz. hasselaar gevangcn genomen . , . . » )) 274.
pleter dirksz. hasselaar ................» » 278.
Lodewijk van Nassau ..................» » 366.
Voorstelling van het beleg en ontzet van Leiden ... )> » 582.
Jhr. jan van der does, Hecr van Noordwijk .... » )> 386.
Pieter adriaansz. van de werff, Burgemeester van Leiden. » » 402.
Togt der Spanjaarden naar Duiveland en Schouwen . . » » 468.
Don luis de requesens υ de ^uniga............» » 490.
oeger afgeleverd, be-
NB. De plaat, voorstellende de uitvinding der Boekdrukkunst, reeds
hoort in het volgende stuk geplaatst te worden.
INHOUD·
Redenen waarom de Koning, naar het gevoelen van alba, geene vergiffenis υιομί
verleenen, bladz. 5. — Noodlottige staat van zaken in de Nederlanden, ald. — Verlan-
gen van velen, om den Kardinaal graisvelle wjiji/er »ïctar de Nederlanden ie , bl. 6 —
Nieuw verhond van eenige uitgewekene Edelen , om de vrijheid te herstellen , ald. —
Uitgebreidheid der magt van den Raad van Beroerten, bl. 8. — Alba , Voorzitter van
dien Raad, heeft alleen eene beslissende stem, bl. 9. — Ongelukkige toestand van ons
Land, bl. 10. — Indaging van Prins willem en andere uitgewekenen, ald. — De brie-
ven van indaging alom o'penhaar gemaakt, bl. 11. — De Graaf van Qtn\emhorg verzoekt
een uitstel van zes weken, om zich door gevolmagtigden van zijne aangetijgde misdaden
te zuiveren, ald, — Filips willem, Graaf van Buren, wordt door alba uit Leuven ge-
troond, ald. — List van alba, om den Graaf in handen te krijgen, bl, 12 — Deze
vertrekt met zijn gevolg naar Spanje, ald. ■— Zet zijne opvoeding te klctiL· voort —
Barlaymont ivordt tot voogd en bestuurder der goederen van den jongen Graaf aange-
steld, bl. 13. — Wederlegging van het gevoelen, dat den Prins het opligten van zijnen
zoon aangenaam zou geweest zijn, ald. — Schrijven van den Prins aan alba en den
Procureur-Generaal du bois, bl. 14. — Merkwaardig vertceerschrift van den Prins,
ald. — Redenen waarom oranje zoo zeer voor filips en alba te duchten was, bl. 15. —
Alba sticht het kasteel te Antwerpen, ald. — De stedelijke Overhedei% leggen aan hem
bewijzen over , dat zij zich van haren pUgt gekweten hebben, bl. 16. — Zijn antwoord
aan de afgevaardigden der Regering, ald. — Mr. jakob van den einde, Advokaat van
Holland, naar Brussel gevoerd^ ald. — Foortzetting der vervolging ^ bl. 17. — Straf-
bepalingen tegen Geestelijken en Kloosterlingen, ald. — Toeleg van alba, om al de
Ketters met éénen slag te treffen, bl. 18. — vighus stelt het heillooze van hxatLS maat-
regelen aan den Koning voor , ald. — Vargas, daarentegen, belooft den Koning goud-
mijnen uit de verbeurdverklaarde goederen, ald. —Mislukte aanslag tegen het leven van
alba, ald. — Fonnis waarbij de Nederlanders verklaard worden leven, have en goed
verbeurd te hebben, bl, 19. — Door dit vonnis wettigde filips den opstand der Neder-
landers, bl. 20. — Filips rekende zich gemagtigd, de Nederlanden gelijk Amerika «w een
gedeelte van Italië te beheeren, ald, — De Nederlanders hangen van den willekeur van
alba af, bl. 21. — De ingezetenen ontvlugten, ondanks het verbod van κι,τλα. , het Land,
ald. — Alba gelast aan de gemeenten te platten lande ^ hare Priesters tegen de Bosch-
geuzen te verdedigen, ald, — Pogingen van den Prins, om zijne aangeslagene goederen
terug te krijgen, bl. 22. — De Keizer treedt als bemiddelaar op^ ald. — De Rijksdag
te Fulda draagt maximiliaan op, om hij den Koning aan te houden met goedertierenheid te
handelen, bl. 23. — De Heer von dietrichstein wordt naar Madrid gezonden, ald. — Oranje
beraamt het plan, zich zeiven en de Nederlanden te wreken, ald. — Door zijne betrekkingen
II Deel, 5 Stuk. ί
-ocr page 545-Äöf« /it/ op de ondersteuning van Duilscbland , Engeland m Frankrijk hopen ^ bl. 24, — Jah
Tan Nassau verpandt zijne heerlijkheden ^ en verkoojit zijn ziloerwerk en huisraad,
ald. — Jan basius wordt door den Prins naar do Nederlanden gezonden, ald. — Didbrik
sosoY spoort de Ν ederlandsche uitgewekenen op, bl. 25. — Geldgebrek van , α\ά.—
Hij besluit eene belasting te hejf 'en, ald. — Vindt vooral tegenstand hij den Raad van
Beroerten, vargas uitgezonderd, bl. 26. — Gkawvelle wen seht, dat er eene algemeene
vergißenis geschonken worde ^ ald. ·— Klagt in Duilscbland over de gedragingen van
alba, bl. 27. — Zijn vroegere last, om de landlieden van het ambt Nijmegen tegen de
Oranjesgezinden te loreken ^ ald.— Hij bezet Maastricht, Namen en Henegouwen, ald. —
Oranje's plan van aanval, ald. — Plan van den aanval aan den Maaskatit, bl. 28.—
Jan van montigny wordt genoodzaakt zijnen aanval op Roerrnonde oji te geven, ald. —
Gevecht tusschen montigny en de benden van alba , bl. 29. — Montig>y wordt gevan-
gen genomen^ hij ontdekt aan den Hertog hét plan van den Prins, ald. -— Het leger
verloopt, en de Prins wijkt naar Dillenburg, ald. — Lodewijk van Nassau onderneemt
den aanval aan den kant van Friesland, ald. — fVordt begunstigd door de afwezigheid
van den Graaf van Aremberg, ald. — Lodewijk overrompelt het huis te Wedde,
bl. 30. — Bevelen van alba, om het voortrukken van lodewijk te beletten, ald, — Lo-
dewijk verdeelt zijn leger in drie deelen en werpt zich in Appingadam, ald. — Vele
Friezen voegen zich bij hem, bl, 32.— Diderik sonoy wordt door den Hertog van^rum-
wyk helet met zijne gekochte wapenen van Wezel bij lodewijk te komen, ald. — Te-
rugkomst van aremberg iti Lecuwarden, ald. — De soldaten van alba krijgen geene
betaling, bl. 33. — Megen trekt met zijne benden naar Groningen, om het leger van
aremberg te Versterken, ald. — Lodewijk trekt naar Winsum , en wordt </oor Aremberg
gevolgd, ald. — Lodewijk: wordt door de muitzucht zijner soldaten gedwongen naar
hei huis te Weddo te trekken, ald. — De legers raken den volgenden dag slaags bij
Heiligerlee , bl. 34. — De benden van adolf van Nassau worden door eenen hinderlaag
in verwarring gebragt, ald. — Lodewijk behaalt de overwinning, ald. — Onzekerheid
op welke wijze adolf het leven verloor, ald.—Gedenkteeken voor hem opgerigt, 1)1,35.—
Dood van Aremberg; zijne af körnst, tvaardigheden , enz, ald. — Redenen, welke alba
aanspoorden, het vonnis over de gevangene Edelen te laten voltrekken, bl. 36. —
Vonnis tegen oranje, lodewijk van Nassau, de Graben van den berg , ciilemboeg , uoog-
straten en den overleden iienduik van Brederode, ald. — Teregtstelling van de Heeren
van Villers en Huy , den Baljuw van Enghien , en den Predikant gorpeus de meen , bl.
37. — Egmond en hoorne worden buiten toegang gehouden, ald. — Schrijven van de
Gravin van Egmond aan den Koning, ald. — Schrijven van den Keizer te gunsle van
egmond aan den Koning, bl. 38. — Ook ten voordeele van iioorise, ald. — Rrief van
mansfeld aan den Koning over het schenden van het voorregt der Ridders van het Gulden
Vlies hij de gevangenneming van egmond en hoorne, bl. 39. — Volmagt van den Koning,
om de Ridders van het Gulden Vlies in regten te vervolgen, bl. 40. — Alba onderzoekt
de Registers van het Gulden Vlies, bl. 41. — Aarsgiiot en barlaymokt laten zich door
de redenen des Hertogs niet overtuigen, ald. — De Koning geejt viglius hoogen lof
voor de kennis en schranderheid, welke deze, ter zake van de statuten der orde, had
ten toon gespreid, bl. 42. — Onderzoek of regt had, zich als Grootmeester te doen
vervangen, ald. — De gronden waarop viglius ^s Konings handelwijze, ten opzigte van
egmond en hoorne, verdedigde, bl. 43. — De algemeene meening achtte de voorregten
der Vliesridders verkracht, bl. 44, Privilegie der Vliesridders door den Keizerin
1531, op het Kapittel te Doornik verleerxd, bl. 45. — Het geregtelijk onderzoek van
egmond en hoorne is reeds in Slagtmaand 1567 te Gent begonnen ,b\. 46. —De antwoor-
den van egmond bij het eerste verhoor, bl. 46. — Rij het tweede verhoor, bl. 49. —
Bij het derde verhoor, bl. 55. — Rij het laatite verhoor, hl. 56. — Het verhoor van
hoorne loopt over dezelfde punten , bl, 58. — j4cle van beschuldiging, ald. — Reide Graven
moeten binnen vijf dagen , zonder hulp van eenig regtsgeleerde, daarop een schriftelijk
antwoord inleveren, ald. — Hunne verantwoording, bl. 59. — De wijze van regtsple-
ging zelfs door Spaanschgezinden afgekeurd, ald. — Vertoog van piere arset aan den
Hertog, dat de acte van beschuldiging geen in regten geldig bewijs oplevert, bl. 60.—
Onderzoek of de beide Graven van hoogverraad zijn vrij te pleiten, ald, — De lardas
en de Graven van Hoogslralen en Nieuwenaar sparen geene moeite ten hehoeve der beschul'
dijden^ bl. 61. — Egmond en hoorhe weigeren de bevoegdheid der regters te erkennen^
ald, — De Hertog geeft den Bloedraad het besluit des Körtings te kennen^ en het dood-
vonnis wordt over de beide Graven besloten, ald. —De Raad tracht deii Hertog tot goe-
dertierenheid, te stemmen, ald. — Spoed van alba, om het doodvonnis te doen voltrekken,
bl. 62. — De Graven worden onder een sterk geleide van Gent naar Brussel vervoerd,
ald. — Op den dag van hunne aankomst wordt hun vonnis door den Griffier vkkkts aan
den Bloedraad medegedeeld, ald, — De Bisschop van Iperen komt te Brussel, om eg-
MOWD ten dood voor te bereiden, ald. — Deze berust in zijn lot en schrijft aan den
Koning, ald. De Graaf van nooRïsE is minder gelaten, bl. 63. —- Τ er e^t stelling van
egmond, ald. — Van hoorne , bl. 64.— Droefheid over den dood der heide Gramn , ald.—
Schrijoefi van alba aan den Koning na de teregtstelling, bl. 65. — De Bisschop van
Iperen, de Keizer en de Gravin van Egmond smeeken den Koning, dat de goederen mn
den Graaf aan zijne familie mogen teruggegeven worden, ald. — De Gravin komt op
den dag der teregtstelling te Brussel, bl. 66. — De goederen van egmond worden aan
zijne kinderen teruggegeven , ald. — Droefheid over den dood der heide Edelen in de
Nederlanden en zelfs te Madrid, ald. — Misnoegenvan den Keizer over deze straf oefening,
bl. 67. — Gevoelens van bablaymont en andere staatslieden over de openlijke teregt-
stelling, ald. — Gevoelen van den Prins van Oranje hierover, ald. —- Afkomst νατί la-
moraal Graaf van Eirrnond, ald. — Vergezelt den Keizer naar Mn\idi, bl. 68. — Is tegen-
woordig bij de voltrekking van het huwelijk van filips met mauia , Kotiingin ναηΈ,η^Οί-
land, ald. — Karakter, en gedrag als krijgs- en staatsman, bl, 69. — ZijQie konings-
gezindheid en kortzigtigheid, ald. — Afkomst van filips να/ι Montmorency, Graaf van
Hoorne, bl. 70. — Alba verlangt, zoodra de regtsgedingen der overige gevangenen
opgemaakt zijn, eene algemeene vergiffenis, bl. 71, — Zijne beschrijving van den toe-
stand des Lands, ald. — Gaat niettemin voort met zijne wreedheid, ald. — Bevel^
schrift van den Koning ten opzigte van de goederen der voortvlugtigen ^ bl. 72. — De
Prins van Oranje maakt van deze omstandigheden gebruik^ om den Keizer voor de be-
langen der Nederlanden te ivinnen^ ald. — Indruk, welken de onthoofding van egmond
en hoorde in Duilseliland inaakle, bl. 74. — Mislukte onderneming van den Heer
cogqueville, ald. — De Graaf van Megen komt na </em ójj'Heiligerlee«Vt Groningen,4
bl. 75. —· Looewijk verwacht dagelijks meer krijgsvolk tot versterking, ald. — Zijn
plan om eenen aanslag op Groningen te wagen, ald.— fVanneer hem dit mislukt, zou hij
naar Delizijl terug trekken, bl. 76. ■— ßVas ook deze onderneming vruchteloos, dan
zou hij een aanslag op Enkhuizen beproeven^ ald. —Ouanje keurt alleen dit laatste
plan qoed, ald. ■— Lodewijkl stelt de omstreken onder brandschatting, ald. — Verbod
van alba oni aan lodewijk eenige brandschatting te betalen, bl. 77. — Alba zendt de
hierges en de btllv met krijgsvolk af, om zich met Hertog erik van Brunswijk te ver-
eenigen en gezamenlijk naar Groningen op te rukken, bl. 78. — Brief van lodewijk-f-
aan megen, ald. — Deze zendt den brief aan alba, bl. 79. — Joost van Schounenbiirg
komt met versterking in de legerplaats, bl. 80. — BosciinuiZEN kruist voor Delfzijl,
ald. — lodewrjk beproeft een vruchteloozen aanval oj) Winsum, ald. — Alba laat door
de robles een sterk punt van lodewuk bezetten, bl. 81. — Hij tast den vijand
aan, en at.foisso de ulloa dringf met zijne busschieters door, ald. -— Vlugt van een
groot gedeelte van lodewijk's leger, ald. — Bekwaamheid van alba als Veldheer^^
bl. 82. — Lodewijk verschanst zich te Jemmingen, ald. — Alba besluit, hem met zijn
geheele leger aafi te tasten, bl. 83. — De Duitsche soldaten van lodewijk weigeren
te vechten en den dijk door te steken, ald. — Aanval van alba, bl. 84. — Lodewijk
ontkomt over de Eenis, tdd, — De Spanjaarden beschuldigen lodewijk van onvoorzig-
tigheid, bl. 85. — Verschillende beschouwingen over deze nederlaag y ald. ■— Alba,
LODEwrjrc en orawje na de nederlaag, bl. 86. — xMoedwil der Sardinische afdeeliiig
te Heiligerlee, ald. — Alba's j)lan om Delfzijl te versterken, ten einde Embden in het
oog te houden, ald. — Hij laat in Groningen de plaats tot een kasteel afbakenen, bl.
87. — Benoemt don frederik tot Bevelhebber over het voetvolk, ald. ·— Teregtstelling
van van straalen en casembkoot, bl, 88. — Verzoekschrift van grawvelle tenvoordeele
van VAN STRAALEN, ald. — Het huis van den Graaf van Culemborg ie Brussel geslecht ^
iv 1 Ν Η ο υ 1).
bl. 89. — Oranje gaat voort met eene aanzienlijke krijgsmagt bijeen te brengen^ —>
Bevelschrift des Keizers aan oranje, om alle krijgstoerustingen te staken ,d\i\,—Merk-
waardig antwoord van den Prins, tcaarin hij zijn besluit verdedigt, om de wapenen
op te vatten, bl. 90—97. — Beschouwing van dit antwoord^ bl. 98. —Onderzoeknaar
het beweren^ dat filips gezworen heeft de Boomsche Kerk voor te staan en in hare
regten en vrijheden te onderhouden, bl. 98—100. — Klagt van maximiliaan aan den
Koning over alba's bewind in de Nederlanden, ald. — Invloed van de nederlaag te
Jemmingen op de zietiswijze der Duitsche Κorsten, bl. 101. — De pogingen oranje
en de wreedheden van alba stemmen hen weder ter gunste der ]Sederlanders, ald. —
Zij danken den Keizer voor zijne bemoeijingen bij den Koning, ald. — Verbond van
oranje met den Prins van Goncïé en de goligny, bl. 103. — Bemoeijingen van oranje,
om het krijgsvolk en het benoodigde tot den veldtogt bijeen te brengen, bl. 104. —
Hij ontvouwt op nieuw in geschriften de redenen, welke hem bewegen, de wapenen op te
vatten, bl. 105. — Delrio stelt eene verdediging op van het vonnis tegen oranje, dat
door de Spaanschgezinden wordt afgekeurd, bl. 106. — Oranje monstert zijne krijgs-
magt in het Bisdom Trier, ald. — Beleid en bekwaamheid van oranje, om den woesten
moed zijner krijgslieden in tucht en teugel te houden, bl, 107. — Het leger stelt zich
in beweging, en komt ^aw^é'Aken ic Willhem , bl. 108. — Bourlette, eender vertrouwdste
aanhangers van oranje, ald. — Brief van den Prins^aan de Regering van Luik, om
doortogt en levensmiddelen, bL 109. — De Prins vindt minder steun bij hoogstraten
dan hij culemeorg , marnix enz, bl. 110. — De Hertog van Alba waarschuwt den Bis-
schop van Luik, tegen den Prins van Oranje op zijne hoede te zijn, bl. 111. —■ Wei-
gering van den Bisschop aan alba, om Tongeren met krijgsvolk te bezetten — Alba
vermeerdert zijne krijgsmagt, ald. — Hij besluit, niet aam all ender iv ijs te handelen,
bl. 112 — De merkwaardige togt van den Prins over de Maas, door Spaanschgezinde
schrijvers zelfs als een proefstuk van krijgsbeleid en stoutheid geprezen, bl. 113. — De
Bisschop van Luik heeft, rta ^s Prinsen togt door f/eMaas, Tongeren en andere plaat-
sen doen bezetten, ald. .— De achterhoede van den Prins ivordt door alba bij Jodoigno
geslagen, bl. 114. — Dood va?i maleergii en den Graaf van Hoogslralen, ald. — Redenen
waarom zich geene stad voor oranje t)er/c/aarc?e, bl. 115. — Mislukte aanslag van oranje op
Tienen, ald. — Noodlottige toestand van ^s Prinsen leger, bl. 116. — De Bisschop van
Luik roept de hulp in ua»» alba , ald,— De Prins slaat zich voor Luik neder, bl. 117.—
Slaat den weg in naar Frankrijk , ald. — Gelukkig gevecht met alba's voorhoede, ald. ■— Ver-
lies geleden te Chateau cn Cumbrésis, ald. — Oranje op Fransch grondgebied, ald, —
Bekwaamheid van alba in dezen togt getoond, bl. 118. — Redenen waarom oranje
zijn krijgsvolk naar Frankrijk voerde, ald. — De Prins verkoopt te Slraalsburg zijn
krijgsvoorraad en dankt zijne beiden af, bl. 119. — Gaat met lodewijk en Hendrik van
Nassau in Fransche dienst onder de goligny, ald. —Alba, na 'i Prinsen mislukten togt, meer
dan ooit gevestigd, bh 120.— Alba houdt eenen zegepralenden intogt in Brussel, ald.—
Het vervolgen, veroordeelen en straffen wordt heviger dan ooit voortgezet, bl. 121. —
Ieder zoekt zich door de vlugt te redden, ald. — De besluiten der Trentsche Kerkver-
gadering alom ingevoerd, ald. — De verbodene boeken in beslag genomen en verbrand,
bl. 122. — Moedig gedrag der Regering van Leiden, ald. — Last van alba, om alle
stedelijke privilegiën in geschrift te stellen en in te leveren, bl. 123. — Zijne alge-
meene verordeningen op den stijl van procederen in lijfstraffelijke zaken, ald. — De
nieuwe belasting , ald. — Filips geeft daaraan zijne geheele goedkeuring, bl. 125. —
Redenen waarom men dit belastingstelsel zoo bestreden heeft^ ald. — Alba handelt
hierin op last des Konings, lil. 126. — Raadpleegt over zijn stelsel met de Raad van
State en dien der Geldmiddelen, ald. — Hun afwijzend antwoord, ald. — Hij laat
onderzoeken, wat de nieuwe belasting in de Nederlanden zou opbrengen, bl. 128. —
De Staten bewilligen in het heffen van den honderdsten penning, maar weigeren den
tienden en twintigsten, bl. 129. — In Holland zijn de groote steden, behalve Dordrecht,
«r tegen, ald. — Brussel en Leuven blijven onverzettelijk, ald, ■— Utrecht biedt tot af-
koop honderd vijftig duizend gulden aan, bl. 130. — Alba legt bezetting in deze
stad, om de Staten te dwingen, ald. — Hij besluit den tienden en twintigsten pen-
ning voor eene andere geldheffing te verwisselen, bL 131, — Aartshertog karel ver-
trekt met eenen uitgehreiden lastbrief naar Spanje, ald. — Uij verlaat Ma-
drid zonder gewenschten uitslag zijner zending y bi. 133. — Ontevredenheid van
FiLips op den Keizer^ ald. — Geschillen van alba met Engeland, bl. 134. — De
Engelschen verleggen hunnen handel van Antwerpen naar Hamburg, ald. — F^ruchte-
looze onderhandeling van alba met Engeland, ald. — Hij zet zijn verderfelijk stelsel
van bestuur voort ^ bl. 135, — Het gedrag der Geestelijken strekt, om de ellende des
volks nog onverdragelijker te maken , ald. — Hij eenroeping van Geestelijken te Brussel,
bl. 136. — Pogingen om de Spaansche taal meer in de Nederlanden te verspreiden,
ald. — Vruchtelooze poging des Konings om de Nederlanden in het verbond van Lands-
berg te doen opnemen, ald. — Plan om de Nederlanden tot een Koningrijk te verheffen, %
ald. — Aan personen welke den Koning getrouw gebleven zijn , worden geldelijke he~ |
looningen toegekend, bl. 137. — Alba laat van het geschut, hij Jemmingen veroverd, \
een standbeeld gieten en in het kasteel van Antwerpen oprigten, ald. — De verlossing ξ
der Nederlanders van het dwangjuk der Spanjaarden, en vrijheid van godsdienst eti |
geweten zijn het hoofddoel der pogingen van den Prins, bl. 138. — Orakje besluit het |
geluk der wapenen ter zee te beproeven, bl. 139.— De zee is het toevlugtsoord der uit- |
gewekenen , ald. — De IVatergeuzen zijn eene zamenvloeijing van zeer ongelijksoortige ρ
lieden, bl. 140. — De eerste fV ai erg enz en , welke op hunne eigene kosten eenige gewa- |
pende vaartuigen hebben bijeengebragt,, bl. 141. — Zij bezitten weldra eene vloot van f
tussehen de vijftig en zestig zeilen , ald. — Schepen op de Zuiderzee , het Haarlemmermeer ;
en de rivieren, bl. 142. — Adriaak debergues, Heer vanMoWmxn , moordt tot Admiraal be- |
noemd, ald. — Had okakje regt, kaapbrieven uit te geven? ald. — Der Watergeuzen I
handelingen begonnen een meer geregeld aanzien te krijgen, ald. — Zij nemen Ameland |
en Terschelling in bezit, bl. 143. — Bossu en de robles verdrijven doliiain en behalen I
buit, ald. — Doluain vertrekt naar Engeland en wordt van het bewind ontzet, bl. 144.—
De handeloosheid der Watergeuzen neemt hand over hand toe, ald. — Güislainde fiew-
wes tot Overste en Kapitein-Generaal der geheele vloot aangesteld, bl. 145. — Alba
beschouwt de komst des Konings naar do Nederlanden als geheel overbodig, ald. — De
Staten en Geestelijken in het Slicht iceigcren de belasting te betalen, ald. — De Staten
van Utrecht voor den Bloedraad gedaagd, bl. 146. — Vonnis tegen het Slicht, ald. —
Men poogt alba, tot eene verzoening te bewegen , ald. — Tegenwerking van alba tot het
verleenen eener Algemeene VergifJ'enis , bl. 147. — Plegtigheid hij de afkondiging
daarvan, ald. — De veelvuldige uitzonderingen maken die vergiff enis denkbeeldig, bl.
148.— Filips sluit zijn vierde huwelijk, ald. — Het kortstondige verblijf der bruid in
de Nederlanden, bl. 149. — Verbod van orawje aan de Watergeuzen, iets tegen de
vloot te ondernemen , ald. — Ongunstige staat der gezondheid van alba , ald, — De
Koning benoemt den Hertog ναηΈ^ά\η\χ Celi tot 'i Hertogs opvolger, ald. — De Prins van
Oranje is onverpoosd bezig, zich de middelen te verschaffen, om den krijg voort te zet-
ten, bl. 150. — Zijne geheime briefwisseling met aan zienlijke'li eden in de Nederlan-
den, ald. — Het huwelijk van ^s Keizers dochter met filips niet gunstig voor de zaak
van oranje, blijkbaar op den Rijksdag te Spiers, bl. 151. — Mislukte aanslag van
den Prins tegen onderscheidene IS'ederlandsche steden, ald. — Een vreesselijke
storm belet de Wat er geuzen Έ^χύάιυϊζβΏ aan te tasten, bl. 152.— Noodlottige verwoestin-
gen van den storm door het geheele land, bl. 153.— Mislukte poging, om Enkhuizen o/
Texel in handen te krijgen, ald. — Oranje poogt te vergeefs Deventer te hemagtigen,
bl. 154. — Herman de ruyter overmeestert Loevenslein, bl. 155. — Kloekmoedige ver-
dediging van de rüïter en zijn dood, ald. — Alba weigert den Staten verlof, afge-
vaardigden naar Spanje te zenden, 1)1. 156. — Hij besluit zijn plan van belasting we-
der door te zetten, ald. — Viglius tracht met nadruk hem tot andere gedachten te
brengen^ bl. 157. — De gewestelijke Staten, de Stadhouders en leden van den Raad
van State en dien der Geldmiddelen verzetten zich tegen de heffing, ald. — Barlay-
mont en woirgarmes Verklaren er zich insgelijks tegen, 1)1. 158. — Alba wordt aan
het wankelen gehragt, ald. — Hij is builen zich zeiven door het volhardend tegen'
streven der Staten, bl. 159. — Zeeland gedoogt de heffing niet, vóór al de overige Ne-
derlanden daarin zijn voorgegaan, ald. — Eene menigte kooplieden verlaten het land,
bl. 160. — Het uitwijken naar Frankrijk maakt op alba eenen diepen indruk, doch hij
vi inhoud.
mitveinst zijne vrees, bl. 161. — De moeijelijkheden met Engeland blijven nog bestaan ^
aki. — Onderhandelingen van oranje rnet voorname Nederlanders^ om zich van eene
'voorname stad te verzekeren , ald. — De Spaansche soldaten plegen grove haldadighe~
den te Utrecht, hl. Iü2. — Reden waarom alba. Utrecht strenger behandelde dan eenig
ander gewest^ ald. — De fVatergeuzen verrassen Monnikendam, ald. — BoscHHUiZErf
jaagt hen iiiteen, bl, 163, —geduld, bedaardheid en standvastigheid —
Alba stelt den Koning voor, een nieuw vonnis tegen oranje te wijzen^ bl. 165. —
Noirgammes, barlay3ïokt en megen verlaten Brussel, ald. — De kerkvoogden geven den
Koning beriet van den waren slaat van zaken, bl. 166. — Één belang vereenigt weder de
Roomschgezinden met de Hervormden ^ bl. 167. — Alba wil met de heffing in Brussel
beginnen, ald. — Zijn besluit, de wi^ikeliers in hunne deuren te laten ophangen,
bl. 168. — De Watergeuzen zijn in magt sterk aangegroeid, bl. 169. — Zij wor-
den heimelijk ondersteund door elizabetii, bl. 170. — Het nemen van den Briel geen
toeval, maar het gevolg van een wel overlegd plan, ald. — De vloot laat voor de stad
het anker vallen, ald. — De Watergeuzen trekken er binnen, bl. 171. — Lumey
wordt overgehaald, haar in staat van verdediging te stellen, en "'s Prinsen bevelen af
te wachten, bl. 172. — Bossu en doin Ferdinand begeven zich inet hunne krijgsbenden naar
het eiland Voorne , bl. 173. — Door het opkomende water worden zij genoodzaakt t»
wijken, ald. — Oranje belooft den Graaf ys.^ der mark spoedig hulp, bi. 174. — Bossu
verzoekt vrijen doorlogt door Rollerdarn, en overrompelt deze stad, bl. 175. —Alba
tracht met verdubbelden ijver den arbeid aan het kasteel te Vlissingen te laten voort-
zetten, bl. 176. — De tijding van de inneming van den Briel brengt hier de burgerij in
beweging, ald. — De Spaansche schepen met soldaten, overal af gewezen, vertrek-
ken naar Berden op Zoom, bl. 177. — De f^lissingers worden voor vijanden des
Körtings verklaard, ald. Zij ontvangen versterking uit Anivverpen, bl. 178. —
Men krijgt genoeg magt, om geheel Walcheren van de Spanjaarden te bevrijden, bl.
179. — Mislukte aanslag van treslong op Middelburg, ald. — Aanslag op Veere, bl.
180. -— Geheel Walcheren, uitgezonderd Middelburg, heeft zich binnen één maand tegen
de Spanjaarden verklaard, ald. — Het gelukt sancho d'aa^la versterking in
te brengen, bl. 181. — D'avila poogt zich van Veere meester te maken, bl, 182. — De
rijk krijgt het bevel over Veere, en worst ivordt Admiraal van Vlissingen, bl. 183. —
Alba maakt toebereidselen, om den opstand te dempen , ahl. — De Enkhuizers weigeren
Spaansche bezetting in te nemen, bl. 184. — liet gelukt den Scheepsbevelhebbers,
door BOSSU afgezonden, dat de burgerij zich aan de Regering onderwerpt, ald. —
Men zou echter van de eene noch vaii andere partij bezetting innemen, ald. — Toorn
vafi AhJi.\. over hetgeen men den Knkhuizers had moeten bewilligen, bl, 185. — De stad
■verklaart zich openlijk voor den Prins, bl. 186. — sonor door oranje tot Luitenant
en Gouverneur over Wesl-Friesland en Waterland aangesteld, bl. 187. — Onderzoek of
oranje daartoe het regt had ^ ald. — sonor tracht de ISoord-Hollandsche steden aan
'^Prinsen zijde te brengen, bl. 188. ■— Drie hoplieden van BOSCanurzEN loopen met
hunne manschappen over, en begeven zich onder oranje's eed, bl. 189. — Lodewijk
van Nassau verrast Bergen in Henegouwen, bl. 190. De magt van alba is te gering,
om Holland en Zeeland, en te gelijk Bergen te bedwingen, ald. — Alba besluit^ lode-
wijk. te verjagen , ald. ■— Valencicunes wordt hernomen, bl. 191. — De Zeeuwen bemag-
tigen en verbranden eenige schepen van medina celi, bl. 192. — De belegering Ber-
^Qn geeft vele steden den moed, zich voor Holland e7i Zeeland te verklaren, bl. 193. —
Lumey komt te Dordrecht, bl. 194. — \hrAv\cm schaart zich aan^s Prinsen zijde, —
De Graaf van den Berg neemt verscheidene steden in Gelderland en Overyssel, ald. —
Mechelen verklaart zich voor den Prins, bl. 196. — Alba schorst het hejfen van den
tienden penning, bl. 197. — De Staten van Holland vergaderen te Dordrecht, bl. 198.—
Filips van marnix vertegenwoordigt hier den Prins van Oranje, ald. — Lumey maakt
zich van onderscheidene Zuid-Hollandsche steden meester, bl. 199. — Vele geestelijken
en ambtenaren verlaten Holland, bl. 200. — Mislukte aanslag van lumey o/^ Amsterdam,
bl. 201. — Oranje trekt den Rijn over en vermeestert Roermonde, bl. 202. — De Kei-
zer is gunstiger gestemd voor filips en alb.\ dan vroeger, bl. 203. — Geldgebrek in
het Spaansche leger, bl. 204. — Medina geli neemt deel aan het bestuur, bl. 205. —·
INHOUD. vir
Mislukte aanslag van tseraerts op Brugge en Gent, hl. 206. — Het gelukt koele en
de rijk Zierikzeo aan ^s Prinsen zijde te brengen, bi. 207. — Alba verschanst zich
sterk voor Bergen, bl. 208. — ïirlemont, Dicsl en Mechelon openen voor obanje de poor-
ten, bl. 209. — De moord der Hervormden te Parijs, en geldgebrek sporen den Prins
aan, ten spoedigste Bergen te ontzetten, en de belegeraars tot een veldslag te nopen ^
bl. 210. — Alba heeft zich te sterk verschanst ^ dan dat hij oerdrecen kan worden, bl. 211. —
Spaansche benden onder romero overrompelen de legerplaats van den Prins, bl. 212.—
De Fransche soldaten, in dienst van loüewuk , krijgen van kamel IX hevel. Bergen in
handen van den Hertog van Alba te stellen, 1)1. 213. — Onderscheidene redenen, welke
alba en medina geli doen besluiten, het verdrag van overgave aan te nemen —
Lodewijk , in een draagstoel uit de stad gevoerd, ivordt door aanzienlijke Spanjaarden
met eerbeivij zingen ontvangen, ald. — i\fü\ ?naakt schikkingen , om ^U'cht'lcu aa7i te taS'
ten, bl. 215. — De merode is genoodzaakt met de bezetting de stad te verlaten, aki. —
De stad is drie dagen aan de woede der soldaten ten prooi, bl. 216. — kt^κ tracht zich
in een openbaai' geschrift hierover te verdedigen , bl. 217. — Tseraerts slaat de Span-
jaarden tusschen Weslkapelle en Vlissingen , bl. 218. — Stoutmoedige togt der Spanjaarden
door het water ^ ald, — De togt van jio> dkagon doet den moed der Prinsgezinden niet
zinkeii, bl. 220. — In Holland is het geluk den Spanjaarden weinig gunstig, aki. —
Oranje spoort de Protestantsch-Duitsche Vorsten tot ondersteuning zijner belangen
aan, bl. 221. — De Prins wordt te Enkhuizen met buitengewone vreugde ontvangen,
bl. 222. — Begeeft zich naar Haarletn, waar hij de Staten vow Holland beschréven
had, ald. — Vaardigt onderscheidene bevelen uit, bi. 223.— Handelt α/ί Grafelijk Slad-
bouder, ald. — Wijze staatkunde van den Prins, om ^s Konings naam te gebruiken^
bl. 224, — Alba vereenigt al zijne strijdkrachten tegen de Ν oordelij ke Gewesten,
bl. 225. — Moord en plundering te Zulplien, ald. — Flugt van den Graaf yan ihn ^er^,
1)1. 226. — Joost van Schonvvenbnrg tot Luilenanl-Generaal en Gouverneur imn Friesland
benoemd, bl. 227. — Bloedbad te Slaveren , ald. — Mislukte aanslag van de robles op
Franeker , bl. 228. — De Prinsgezinde Friezen verschafj'en sciiouwenbumg eene aanzien"
lijke som gelds , waarmede hij naar Duilscliland vlugt, bl. 229. — Don fuederik Ae^e^i
zich naar Naarden, bl. 230. — Trouwloosheid van romero, bl. 231. — Het lot der stad ^
bl. 233. — V er schillende oordeeloellingen over het gedrag der Spanjaarden, bl. 234.—
Praats raadt den Koning het verleenen van eene al^eheeie vergiffenis aaji, en geeft een
verslag van den noodlottigen staat der Nederlanden , bl. 235. De geldmiddelen zijn in
den beklagenswaardigst en toestand, bl. 236. — Getuigenis van ''s Hertogs geheimschrij-
ver albornoz, bl. 237. — Fxlips ziet te laat in, dat alba de man niet is, om de be- !
roeringen te dempen, bl. 238. — De goede verstandhouding is verbroken tusschen me- 'i
dina celi en alba, ald. — Middelen, tcelke voorgeslagen worden, om de Nederlanden te
bevredigen, bl. 239. — Voortzetting der onderha-iu/elingen met Eiigelan«! , bl. 240, —
De Prins zendt eenige afgevaardigden naar eliz^beth, om onderstand in geld en man--
schappen tegen alba , aki. — De Ν oord- Hollandsche schepen bij den Dienierdijk in het
ijs, bl. 241. — Zij komen te Hoorn en Enkbuizen behouden binnen, bl. 242. — Don
FREDERiK heeft het op Haarlem gemunt, ald. —■ Het beleg wordt in den winter onderno-
men, bl. 243. — Ripperda en de schutterij besluiten , de stad tot het uiterste te verde-
digen, bl. 244. — Marnix wordt door oranje afgezonden, om de Begering te verande-
ren , bl. 245, — De verschansing op den dijk bij S[>arendani wordt genomen , bl. 240. — De
Spaansche voorhoede begeeft zich naar de stad ^ bl.247.—Geringe bezetting van [\aar\cvc\,
ald. — Kenau simonsd. Hasselaar, ald. — Eene versterking door den Prins af gezonden,
wordt geslagen, bl. 248. — Na de opeisching legert don frederik zich om de stad,
ald. — De bressen, door de Spanjaarden geschoten, worden door de Haarlemmers ge-
stopt, bl. 249. — Een storm wordt moedig afgeslagen, bl. 250. — De Haarlemmers
doen gelukkige uitvallen, bl. 251. — Mislukte pogingen tot ontzet, ald. — Wreedhe- *
den aan heide zijden gepleegd, bl. 252. — De Haarlemmers gaan voort, zich dapper te
gedragen, ald. — Een algemeene storm wordt met groot verlies af geslagen, bl. 253.—
Broederliefde van guadelafara , bl. 254. — Don frederik wanhoopt de stad in bezit te
krijgen, aki. — De Zuid·Hollandsche steden ondersteunen Haarlem met alles wat het tioodig
heeft, bl. 255, — De mendoza wordt «aar Spanje gezonden, om versterking'te verzoeken.
νπι INHOUD.
ald. — De Noord-Hollandsche vrijbuiters bestoken de konvooijen uit Amslerdam, bl,
256. — Buit behaald op het Haarlemmermeer, ald. De schepen van sonoy worden op de
vlugt gedreven, bl, 257. — Moedig gedrag van jan harihg, bl. 258. — Gelukkige uit-
vallen d&r Haarlemmers, bl. 259. — De schepen van bossu komen op het Haarlemmer-
meer, bl. 260. — De Haarlemmers worden bij eenen uitval teruggeslagen, bl. 261. —
Gebrek in Haarlem, ald. — P^erbittering der Haarlemmers, bl. 262. — Lodewijk Tan
Nassau wordt aangespoord, der benaauwde stad te hulp te snellen, ald.— De stad wordt
van de land- en waterzijde geheel ingesloten, bi. 263. — Een aanval op de Spaansehe
verschansingen mislukt, evenzeer als eene poging, om buskruid in de stad te brengen,
bl. 264. — De schansen worden veroverd, bl. 265.—· Misnoegen in de stad, aXA, — Gebrek
in de Spaansehe legerplaats en in Amsterdafti, bl. 267. — Sonoy bezet den Diemerdyk ,
ald. — Onderscheidene pogingen, om den Spanjaarden den toevoer van levensmiddelen
af te snijden , mislukken, ald. — De belegerden bieden een wanhopigen tegenstand, bl. 268.^—
Volslagen gebrek aan alles in de stad, bl. 269. — Eene onderhandeling met de Span-
jaarden wordt door bow fiiederik geweigerd, ald. — Eene krijgsbende, tot ontzet uit
's Prinsen leger afgezonden, wordt hij hetWdXi\xe,i\^dA geheel uiteen gedreven en verslagen ,
bl. 271. — Er wordt in de stad bepaald, dat alle weerbare manschappen zich door den
vijand zullen heenslaan, ald. — Men neemt een nieuw besluit, dat de geheele bevolking
zich een weg door den vijand zal hanen, bl. 272. — Er wordt een verdrag gesloten, waarbij
de stad zich op genade of ongenade moet overgeven , ald. — Bevel van overgave en het
bezetten van Haarlem, bl. 273. — Zoodra de Spanjaarden binnen de stad zijn, beginnen
zij geregeld te moorden, bl. 27 4. — Op dringend verzoek van Amsterdam, is een groot
aantal inwoners gespaard gebleven, bl. 275. — Alba, vaardigt aan de af gevallene steden
een staatstuk uit, waarbij zij vermaand worden, onder Koning gehoorzaamheid terug
te keer en , ald. De plundering van Haarlem ii?or(/i afgekocht, bi 276.— Muiterij der
Spaansehe soldaten in de legerplaats over de achterstallige soldij, ald.—De Spanjaar-
den en de Haarlemmers hebben, gedurende het heleg , zware verliezen geleden ,111.211.—
Ripperda wordt onthoofd, bl. 278. — Kenau simonsd. Hasselaar ontwijkt de stad, ald.—
PiETER dirksz. hasselaar wordt met andere burgers tegen Spaansehe gevangenen gewisseld,
ald. — Burgemeester yan der laan wordt niet buiten de vergiffenis gesloten—
Het beleg en de verdediging van Haarlem is ook geioigtig in de gevolgen, bl. 280. —
Noodlottige staat van het Land na het verlies van Haarlem , ald. — Sonoy en de Raden
van het Noorder-kwartier twijfelen aan eenen goeden uitslag, bl. 281. — Gemoedelijk
antwoord van den Prins, ald. — Deze doet al wat mogelijk is, om den vijand weer-
stand te bieden, bl. 282. — Op welke voorwaarden men eenen vrede zou kunnen treffen,
ald. — De Prins treedt weder in onderhandeling met karel IX, bl. 285. — Ontrouw
van het Fransche Hof, ald. — De Prins wijzigt het verbond door ιοοΕΛνυκ van Nassau
en schömberg ontworpen, bl. 286. — De zaak blijft slepende, bl. 287. — Lumey ver-
ivijst Musius ten dood, bl. 288. — Entens en ltjbiey in hechtenis gezet, bl. 289. — Lr-
mÉy , na ten tweedenmale in hechtenis te zijn geweest, wordt ontslagen en verlaat het
Land, bl. 290. — Sterft niet zonder vermoeden van vergiftigd te zijn, bl. 291. —
Aanmerkingen over lumfy , en verdediging van zijn gedrag , bl. 292. — Bossu vermaant
van groenewegen , den Prins in hechtenis te Siemen, bl. 294. — Ferdediging van
sonoy, bl. 295. — Alba vermaant de steden, zich aan het gezag des Konings te onder-
werpen, en biedt haar eene vergißenis aan, maar men geeft daaraan geen gevolg, bl.
296. — De oorlog blijft in Zeeland voortduren, ald. — Spaansehe schepen, die krygs-
en leeftogt Middelburg willen brengen, worden door de Zeeuwsche vloot genoodzaakt
naar Antwerpen te keeren ^ bl. 297. — Vlaanderen heeft de Water- en Boschgeuzen te
duchten, bl. 298. — Spaansehe schepen worden op nieuto door de Zeeuwen geslagen,
ald. — Een aanslag op Tholen mislukt, bl. 299. — Na een hardnekkig gevecht gelukt
het d'avila, naar Antwerpen terug te keeren, bi. 300. ·— Rammekens door de Zeeuwen
genomen , bl. 301. — De moed der Hollanders wordt hierdoor tveder opgewekt, bl. 302. —
JBeaxjvoir verliest drie schepen', ald. —· In Friesland, Groningen, Overijssel β« Drenthe
wordt de rust gehandhaafd, bl. 303. — Geertruidenberg door de Prinsgezinden over-
rompeld, bl. 304. — Alba besluit, Vlissingen en Enkhuizen op eenen tijd te laten aantas-
ten, ald. — D^ muiterij onder het Spaansehe krijgsvolk werpt dit plan in duigen „
bl. 305. — Hij is nu voornemens Alkmaar te belegeren^ ald. — Noircarmes tcorrfi door
de Prinsgezinden van Alkmaar verdreven, bl. 306. — De stad stelt zich in staat van
tegenweer, ald. — Be Spanjaarden, onder de vAldez , worden hij Alphen door de Prins-
gezinden op de vlugt gejaagd, bl. 307. — Alkmaar icordt van alle kanten ingesloten,
ald. — Zwakke bezetting der stad , h\. 308. — De soldaten weigeren storm te loopen^
309. — Kloekmoedige verdediging, bl. 310. —Het beleg wordt opgehroken^hX, ZW.—
Er wordt eene groote vloot gereed gemaakt, om Noord-Holland ie bl. 312.—
Dc ISoord-Hollandsche vloot zeilt de Spaansche schepen te gemoet, bl. 313. — Er wordt
den eersten dag dapper gevochten, bl. 314. — Het schip van ^os&v wordt omsingeld,
en de^andere Spaansche schepen nemen de vlugt, bl. 315. — Bossu besluit zich over te
geven y ald. ■— De gevangenen worden te Hoorn binnengebragt, bl. 316. — Met moeite
is alba te bewegen, de voorwaarden van overgave na te koenen, bl. 317. — Hoog ge-
wigt van de overwinning op de Zuiderzee , bl. 318. — De Spanjaarden maken zich ge-
reed, Leiden in te sluiten, bl. 319. — St. aldegonde wordt gevangen genomen, ald. —
Brief van st. aiioegonde aan orawje, dat men zich met den Koning zal verstaan,
bl. 320. — Aanmerking op dezen brief, bl. 321. — Be Prins weigert eene zamenkomst
met romero, ald. —- Antwoord van oranje aan st. aldegohde, bl. 322. — Alba ver-
zoekt den Koning de kotnst van zijn opvolger te verhaasten, bl. 323. — Muiterij on-
der de Spaansche soldaten in Amsterdam, ald. De Hertog verlaat Amsterdam, als^
een bankbreukige, bl. 324. — De Raad van State bewilligt in eene bede, onder voor-
waarde, dat de tiende penning voor altijd afgeschaft worde, ald. — Uitvoerige brief
van de Staten van Holland, bl. 325. — Uitvoerig geschrift in naam van oranje enz. aan
den Koning, ald. — De requesens benoemd tot Landvoogd, bl. 327. — Ιοπαν Casimir
doet bij Spiers vijftien wagens met buskruid.^ voor alba bestemd, in de lucht vliegen,
bl. 328. — De requesens wordt met veel vreugdegejuich te Brussel ontvangen, ald. —
Hij legt den eed af in handen van alba , bl. 329. — Zijn brief aan den Koning over
den toestand des Lands, ald. — Geestig schrijven van hopperus aan viglius over
het doen vervangen van Nederlandsche Regters door Spanjaarden, bl. 331. — Vertrek
van alba, ald. — Zijne ontvangst in Spanje, bl. 332. — Aanmerking over het bestuur
van alba in de Nederlanden, bl. 333.— Geldgebrek, bl. 334.— Uitvoerige brief van de
requesens aan den Koning, om hierin te voorzien, ald. — Gevoelens van alba, viglius
en de requesens over eene algemeene vergiffenis, bl. 336. — Brief van filips aan alba
over het opheffen van den Raad van Beroerten, bl. 339. Brief van de requesens aan
den Koning over hetzelfde onderwerp, bl. 340. — De gedragslijn van alba moet ge^
volgd worden, tot er nader berigt uit Madrid kome, bl. 342. — De Zeeuwsche zaken
zijn niet ter gunste der Spanjaarden veranderd, ald. — De Spaansche schepen nemen
de vlugt, en worden gedeeltelijk te Bergen op Z.oom ingesloten; Roemerswaal wordt ver-
brand, bl. 343. — De requesens ondervindt geene medewerking bij ^s Konings Bevelheb-
bers , bl. 344. — Groot gebrek in Middelburg, bl. 345. — De Prins begeeft zich naar
Zeeland, ald. — Hij ondervindt, dat ieder in de beste stemming is, en acht zijne zaak
niet verloren, bl. 346. — Eene vloot, tot ontzet Middelburg uitgezeild ^ wordt door
de Zeeuwen geslagen, ald. — Een bode van mondragon komt den Prins in handen ^
bl. 349. — Mondragon sluit met oranje een verdrag van overgave, ald. — Inhoud van
dat verdrag, ald. — De moed der vrijheids gezinden wordt door deze overgave verleven"
digd, bl. 351. — De Prins regelt de zaken «w Zeeland , bl. 352.— De requesens weigert,
dat mondragon zich in handen van den Prins stelle, bl, 353. — De rijk, st. aldegokde
en anderen worden uit hunne gevangenschap ontslagen, ald. — Nieuwe regeling op de
Regering vastgesteld, bl. 354. — Collegie van Gecommitteerde Raden van hel Noorder-
kwartier, bl, 355. — In Zeeland wordt een Gewestelijke Raad ingesteld, bl. 356. — On-
derscheidene aanslagen van den Prins op de steden Antwerpen, Gent enz, mislukken,
ald. — Een aanslag der Spanjaarden op Gouda mislukt evenzeer ^ ΪΑ.Ζ^Ι,-^ De Ν oord-
Hollanders herstellen hunne vloot, bl. 358. — De Spanjaarden maken van den stren-
*gen winter gebruik, om onderscheidene plaatsen in Noord-Holland te nemen ^ bl. 359.-~
Gedrag van van broekhuizen in Hoorn , bl. 360. — De bequesehs ontbiedt de Spanjaarden
uit het Νoorder-kwartier tegen lodewijk. Tan Nassau, ald. — Er worden middelen be-
proefd, om bossu te verlossen, bl. 361. — Het Pr ansehe Hof ii ten voordeele der Ne·
II Deel. 5 Stuk. 2
derlanders gestemd^ aki. — Lobewijk Tan Nassau nadert met zijn leger de Nederlanden,
bl. 362. — Schrik der Spanjaarden hierover^ ald. — De Prins brengt troepen in den
Bommelerwaard hijeen, bl. 363. — D<i Νassausche ruiters verslaan de verkenningstroe-
pen door b'atila afgezonden, bl. 364. — De heide legers scharen zich in slagorde op
de Mookerheide, ald, — Het voetvolk van lodewijkl weigert te vechten^ bl. 365. — Er
volgt een hardnekkige strijd^ waarhij het leger van lodewuk geheel verslagen icordt,
ald. — Lodewuk en hendrik' van Nassau zijn gesneuveld^ bl. 366. — Lof van Graaf
lodewuk, bl. 367. — Fan Graaf Hendrik en Hertog christoffel , bl. 368. — Alge-
meene verslagenheid over lodewuk's nederlaag, bl. 369. — Oproer onder de Spaansche
benden, bl. 370.— Zij hegeven zich naar Anlviierpen , ald. — De reqübsepïs ^e^woocizaaäi
hun de achterstallige soldij te hetalen^ bl. 371. — De Zeemcsche vloot behaalt eene
groote overwinning op de Spanjaarden, bl. 372. — Onwankelbare moed en standvas-
tigheid van oranje, bl. 373. — De requesens maakt zich gereed ^ den oor/o^ Holland
op drie verschillende punten voort te zetten, bl. 374. — Een aanval op Wormer mislukt,
bl, 375. — Op onderscheidene plaatsen in Noord-üolland lijden de Spanjaarden een groot
verlies^ ald. — Zij behalen meer voordeel in Zuid-Holland, bl. 376. — Valdez krijgt
hevel met zijn volk naar Leiden op te rukken, bl. 377. — Eene algemeene vergiffenis
wordt afgekondigd^ ald. — Indruk welken deze afkondiging te weeg brengt, bi. 378.—
De Hollanders en Zeeuwen geven hiertegen eene waarschuwing in het licht, ald, — De
requesens vindt de Staten niet gestemd, gelden op te brengen, bl. 380. — Holland en
Zeeland stemmen toe in eene oorlogsbelasting aan den Prins , bl. 381. — Eerste vergadering
der Hervormde kerken van Holland en Zeeland te Dordrecht, ald.— Leiden verzuimt, zich
van bezetting en mondbehoeften te voorzien, ald.— Johaw van der does wordt Bevelhebber
over de gewapende magt in de stad, bl. 382.— Al de toegangen derwaarts worden hezet,
ald. — De Prins vermaant de iniconers tot eendragt en volharding, bl. 383. — Er
wordt zorg gedragen voor het uitdeelen der levensmiddelen, bl. 384. — De ingezete-
nen doen gelukkige uitvallen, bl. 385. — De Prins stelt voor, de sluizen te openen
en de dijken door te steken, bl. 386. — Er worden overal platbodemde vaartuigen ge-
bouwd en krijgstuig bijeengebragt, bl. 387. — Valdez tracht de stad door schoone be-
loften tot onderwerping te brengen, ald. —- Antwoord der Staten op een brief uit Lei-
den, bl. 388.— Ziekte van den Prins , — ΙηΈ^ΔΆ,ηύ. wordt eene vloot tot ontzet uitge-
rust^ bl. 389. — Brief van yaldez aan de Regering en het volk van Leiden, bl. 390.—
Het water rijst niet hoog genoeg , om de schepen over het land te voeren, bl. 391. —
Hardnekkig gevecht tusschen de Spanjaarden en boysot , bl. 392. — De wind waait
uit het Noordwesten, en het water begint sterk te wassen, ald. — De Spanjaarden
verlaten onderscheidene sterke punten, bl. 393. — Tweedragt in Leiden, ald. —PVaar-
dig gedrag van p. a. van der vyerff, bl. 394. — Hongersnood en pest binnen Leiden,
bl. 395. — Een stormwind uit het IS oordwesten zet het land geheel onder water, h\. ^^Q.·^
Oe vloot nadert en de Spanj aarden nemen overal de vlugt, ald. ·— Gevecht tusschen
de Spanj aarden en de Zeeuwsche schepen, bl. 397. — De Leidenaars ontdekken, dat de
schans te Lammen verlaten is, bl. 398. — Leiden ontzet, bl. 399. — Vurige dankzeg-
ging voor de verlossing , ald. — Het stedelijk bestuur wordt veranderd, bl. 400. —
De Hoogeschool wordt opgerigt ^ bl. 401. — P. a. van der werff, bl. 402. — J. van
der. does, ald. — J. van hout, bl. 403. — W. κ, speelman, ald. — B. κ. van Keu-
len, bl. 404. — Muiterij der Spaansche soldaten, ald. — Zij zijn voornemens
Utrecht te plunderen, ald. — Zij worden van daar verdreven, bl. 405. — Opdragt der
Hoogste Overheid van Holland en Zeeland aan den Prins van Oranje , bl. 406. — Muys
van noLY door oranje naar Noord-Holland gezonden, bl. 407. — De Prins dringt met
nadruk aan op het maken van eenige vaste bepalinge7i op het bestuur des lands,h\. 408.·—
De Prins aanvaart zijtie waardigheid, bl. 410. — Wat was de oppermagt van den
Prins? bl. 412. — Mislukte aanslag van den Prins op Antwerpen, bl. 413. — Oranje
tracht de zaken in Zeeland op eenen geregelden voet te brengen, bl. 414. — Nieuwe
regeling ontworpen op de regering van Holland, bl. 415. — Oranje neemt het hoogbe--
wind, hem opgedragen, aan, bl. 417. — Stelt eenige veranderingen voor, bl. 418. —
Spanje polst den Prins over eene verzoening, bl. 419.—./^»lit/joorrf raw oranje , bl, 420.
Leokinüs wordt ten 4weedenmale gelast daartoe af te zenden, bl. 421. — Kracht
I Ν n ο ϋ D. xi
tig antwoord van den Prins, bl. 422. — De Koning weigert vrijheid van godsdiemt
toe te staan f bl. 423. — Eene nadere onderhandeling met ma.thenesse en jan vapt tres-
lOifG, ald. — De afgevaardigden van de Staten dringen aan op de verwijdering der
vreemde benden^ bl. 424. — St. aldegonde, met hetzelfde doel afgezonden^ slaagt niet
heter, en de onderhandelingen worden vooreerst gestaakt, bl. 426. — De Prins heeft
reden, de vredesgezindheid van filips te ivantrouicen, bl. 427. — De vloot, door filips
tegen ons Land uitgerust, wordt niet afgezonden, bl. 428. — De Keizer is mede werk-
zaam , om eene bevrediging tusschen den Koning en den Prins tot stand te brengen, ald. —
Leoninus wordt door den Landvoogd afgezonden, om met den Prins te onderhandelen,
bl. 430. — De Prins wederlegt al de jumten, die in den lastbrief van leonisus zijn
opgenomen, bl. 431. — Zamenkomst der afgevaardigden van den Keizer met de Staten
in Dordrecht, bl. 432. — De Gemagtigden worden van heide zijden benoemd, bl. 433.—
Onderhandelingen te Breda geopend, bl. 434. —- Schwartzenbubg vertrekt weder naar
Duilschland , bl. 441. — De onderhandelingen worden afgebroken, bl. 446. — Aanmer-
kingen omtrent de vredesonderhandelingen, ald. — De vredes onder handeling en te Breda
hebben veel toegehragt tot het bewerken der Gentsche bevrediging, bl. 450. — Oranje
denkt nieuwe plannen uit ^ om den Spanjaarden afbreuk te doen, ald. — Huwelijk van
den Prins met ciiarlotte de Bourbon, bl. 452. — In Noord-Holland is men op zijne
hoede tegen eenen aanslag des vijands, bl. 454. — Eene poging van sonoy , Haarlem te
bemagtigen , mislukt, bl. 455. — Pogingen der Spanjaarden, zich van Noord-Holland
meester temaken, bl. 456. — Maatregelen van s'okoy hiertegen, ald. — fVreede r^gtsver-
"volging tegen eenige Roomschgezinde huislieden , bl. 457. — Hierges bemagtigt Buren , bl.
460. — Mondragow vermeestert de schansen aan het Hollandsche Diep , bl. 461. — Moord door
de Spanjaarden te Oudewater gepleegd, bl. 463. — Schoonhoven bezet, 464. — Woerden
ingesloten ,h\. ïQih.— Aanslag van de requesens op Zeeland, ald.— Merkwaardige togt
der Spanjaarden, bl. 468.— Bommenede wordt ver meest er d, bl. 472. — Zierikzeo bele-
gerd, bl. 473. — Eene poging van de robles, Texel en Wieringen te vermeesteren
mislukt, bl. 475. — Oranje versterkt onderscheidene punten in Zuid-üolland, ald. —
Pogingen, Friesland en Ainslerdam aan de Spanjaarden te ontnemen, mislukken, bl.
476. — Geldgebrek der Spanjaarden , bl. 477. —Misnoegen van de requesens, bl. 478.—
Oproer der Spaansche soldaten wegens wanbetaling, ald. — Geldgebrek in Holland en
Zeeland, bl. 479. — De Staten beginnen naar vreemde hulp om te zien, bl. 480. —
Raadplegingen hierover, bl. 482. — Er wordt onderhandeld met Engeland, bl. 485,—
Antwoord van elizabetii aan de giiampigni , door de requesens afgezonden^ ald. — De
onderhandelingen met elizabetii loopen vruchteloos af, bl. 486. — Oranje knoopt onder-
handelingen aan met Frankrijk , bl. 487. — Zij worden voor eenen geruimen tijd ge-
staakt, ald. — De schansen hij worden aan de Spanjaarden ontnomen,h\. 488.—
Zierikzee wordt door mondeagon meer en meer benaauwd, ald. — Onderzoek naar het
verhaal, dat de Prins aan het behoud van het land wanhoopt, bl. 489. — De requesens
sterft te Brussel, bl. 490. — Verandering in de tijdrekening onder zijn bestuur inge-
voerd, bl. 492. — De Raad van State aanvaardt het Opperbewind, bl. 493. —De oor-
log wordt met dezelfde kracht voortgezet, bl. 494. —· Tusschen Holland en Zeeland komt
eene naauwe vereeniging tot stand, ald. — De magt, welke de Prins reeds in Holland
uitoefende, wordt tot en door geheel Zeeland uitgestrekt, bl. 495. — Omschrijving
van de magt van willem I, ald. — P^a7i de Staten, bl. 496. — De betrekking waarin
het volk voorkomt, bl. 497. — De Prins zoekt gelden bijeen te brengen, om den krijg
voort te zetten, bl. 499. — Mislukte aanslag van sonoy tegen Muiden, bl. 500. — Mon-
dragon blijft Zierikzee naauw insluiten, bl. 501. — Ferschillende blijken van onver-
schrokkenheid door de Zeeuwen aan den dag gelegd, bl. 502. — Eene vloot, tot ontm
zet van Zierikzeo afgezonden, wordt door moworagon verslagen, bl. 503. Boysot Äomi
hierbij om, ald. — Zierikzee geeft zich bij verdrag over, bl. 504. — Blois van treslong
wordt tot Admiraal van Zeeland benoemd, bl. 505. — De goede verstandhouding met
Engeland wordt door eene breuk bedreigd, ald. — Muitzucht der Spaansche soldaten
wegens achterstallige soldij, bl. 506. — Zij verlaten Schouwen en trekken naar Bra-
band, bl. 507. — Maken zich meester van Aalst, bl. 508. — Brief van verdugo, ald. —-
De Koning belooft de spoedige eoerkomst van don jan als Landvoogd, bl. 510. — De
xii
Stalen υαη Brabant!, Vlaanileren en Henegouvyen wapenen zich tegen de Spanjaarden,
ald. — Sakcho d'avila verklaart openlijk, dat hij zich om de hcsluiten van den Raad
van State niet bekommert^ bl. 511. — De Duitschers verlaten Vlaanderen, ald. — De
Spaansche henden worden uit Holland ontboden, bl. 512. — De Sjjanjaarden voegen zich
overal hij de muitelingen y ald. — De Prins van Oranje verzuimt niet van dezen staat
van zaken, ter bevordering zijner oogmerken^ voordeel te trekken, bl. 513. — Hij schrijft
■uit Middelburg aan de andere gewesten, om hen tot een verbond met Holland en Zee-
land te brengen, ald. — Merkwaardige brief aawden Heer van Hierges, ald. — De Raad
van State en de Geheime Raad worden te Brussel gevangen genomen, bl, 514. —Er ver-
schijnt van de Staatsdrukkerij te Brussel een verdedigschrift hieromtrent in het licht,
bl. '515. — De kueda oordeelt het zijn pligt, het bestuur van zaken op zich te nemen,
bl. 516. — D'avila houdt den toegang tot Vlaanderen open, ald. —Debackere verklaart
gemagtigd te zijn, om met den Prins onderhandelingen aan te knoopen, bl. 517. —
De Staten van Holland magtigen afgevaardigden, om met den Prins daarover te raad'
plegen, bl. 518. — De Duitschers maken met de oproerige Spanjaarden in Braband ge-
meene zaak , ald. — In de vergadering van de Staten van Vlaanderen te Gent worden
de Spanjaarden voor vijanden des lands verklaard, bl. 519. — Orakje laat de gunstige
(gelegenheid ter bevordering zijner plannen niet ongebruikt voorbijgaan, bl. 520. —-
De Raad van State verklaart alle Spanjaarden^ die zich met de tnuitende soldaten in-
laten, voor vijanden des lands, ald. — Het gezag van de rueda wordt voor onwettig
verklaard, bi. 521. — De Raad van State verzoekt aan Holland en Zeeland, om afge-
vaardigden naar Brussel, Gent of Brugge te zenden, ald. — Orakje wordt verzocht zijne
krijgsmagt uit Vlaanderen terug te roepen, bl. 522. — De bijeengeroepen afgevaardig-
den regt vaardigen hun gedrag bij de naburige Forsten en Edelen, ald. — Ingevolge
een krachtig vertoog van den Prins van Oranje, moordt door de Algemeene Staten aan
riLips eenen brief geschreven, bl. 523. — De Raad van State geeft op nieuw last tot
het werven van soldaten en matrozen, bl. 527. — Doel van het bijeenroepen der Alge·'
meene Statén, bl. 528. — Besluit der Staten van Braband, Vlaanderen en Henegouwen,
om met de gelastigden van den Prins en de Staten van Holland en Zeeland te Gent over
den vrede te onderhandelen, ald. — Inhoud van den lastbrief der afgevaardigden van
Braband, Vlaanderen en Henegouwen , bl. 529. — Lastbrief der afgevaardigden van den
Prins en van de Staten, bl. 530. — Er wordt een wapenstilstand voor onbepaalden
tijd gesloten, bl. 532. — Onderschepte brieven van den Koning en de rüeda , ald. —
Hulp van den Prins tegen <3?e Spanjaarden te Aalst, bl. 533. — ISoodlottige gebeurte^
nis te Maastricht, ald. — Èr worden krijgsbenden naar Antwerpen gezonden , om deze stad
tegen de Spanjaarden te beschermen, 'bl. 535. — Zij trekken de stad binnen, bl, 536.
De bezetting van het kasteel ontvangt versterking, bl. 537. — De Spanjaarden maken
zich meester van de stad, ald. — Het moorden en plunderen wordt met dezelfdewoed^
gepleegd als in Zutphen, Naarden enz., bl. 538. — Het verdrag tusschen de Staten
van Braband enz. en den Prins van Oranje met Holland en Zeeland wordt te Gent af"
gekondigdj bl. 540.