-ocr page 1-
' "VC Β· λ. M3-
NATÜUR- EN STMTHUISHOUMtfflDIGE
\TLAS VAN NEDERLAND;
IN 5 AFDEELINGEN, IEDER VAN 3 KAARTEN
MET
OPHELDERENDEN TEKST;
DOOR
3Ta I3L"ÜIiTI=»E3rL.
Tö LEIBEN, bij
D. NOOTHOVEN VAN GOOR.
1865.
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
1583 5816
-ocr page 2-
-ocr page 3-
Ofschoon alle e ij f er s uit o f ficië ele bronnen zij ç geput en alle medegedeelde feiten
aan zoodanige verslagen en opgaven æ ij ç ontleend, zullen dit w er k uit d e ç á á r d der
zaak zoo vele o ç ç á au w k eu r i g h e d en aankleven, dat de s c hr ij í e r ç o o d w e ç d i g o m
een e toegevende beoordeeling moet í ragen.
Het is in vele op æ i g t en e en e ñ r o ev e, maar een e ñ r o ev e, di e 1 o c h s ñ r e k e ç d g en o e g i s
om, de overtuiging te geven, dat ons land vele hulpbronnen bezit om de inwoners
welvarend en gelukkig te maken.
Het was althans die overtuiging, welke den se h r ij í er noopte deze ç arbeid ter h á ç d
te nemen en te voleindigen.
De opmerking van e enig e belangstellende lezers der eerste afleveringen, dal niet
steeds hel allerlaatste jaar als maatstaf der í er g e lij kin g is genomen, meent m e ç t e
moeten beantwoorden door de verklaring, dat men het we ç schel ij k á e hit e, de í o o
r-
keur aan eenen normalen toestand te g even , boven c ij f'er s ontleend aan l at er e j ar en ,
die, tv at b. v. handel betreft, gedrukt gingen onder de tijdsomstandigheden, zooals
de Am er i k aan s e h e oorlog, of wal landbouw aangaat, zich kenmerkten door bui-
tengewoon voordeelige of ç ad e el i g e oogsten.— ¼ e onderlinge verhouding zal door
de tegenwoordige behandeling wel niet verbroken zijn.
Amsterdam, l Januarij
1865.
J. KUIJPER.
-ocr page 4-
INHOUD.
EERSTE AFDEELING.
De bodem.
Kaart
8.  Handelskaart.
9.  Nijverheidskaart.
Kaart
1.  Geologische kaart.
2.  Hoogte-kaart.
3.  Rivier- en Kanaalkaart.
VIERDE AFDEELING.
Financiën en Verkeer.
10.  Administratieve kaart.
11.  Posterijen en Telegraphen.
12.  Verkeerwegen te land en te water.
TWEEDE AFDEELING.
De bevolking.
4. Digtheid der bevolking na aftrek der steden.
ö. Digtheid der geheele bevolking in ieder kanton.
6. Regterlijke indeeling, verdeeling der kiesdislricLen.
VIJFDE AFDEELING.
Godsdienst, Onderwijs.
15. Godsdienst.
14.  Onderwijs en Wetenschappen.
15.  Geschiedkundige herinneringen.
DERDE AFDEELING.
Middelen van bestaan.
7. Landbouwkundige kaart.
-ocr page 5-
DE BODEM.
(EERSTE AFDEELING).
KAARTEN I, II, III.
» VV aarom wordt er zooveel gereisd en waarom wak-
kert die reislust steeds aan?" wordt wel eens gevraagd, en
het eenvoudige antwoord is: »omdat de meesten onzer naar
afwisseling haken en omdat die zucht tot verscheidenheid
en naar verandering tegenwoordig gestadig meer en meer
bij den mensch ontwikkelt." En zouden wij, Nederlanders,
die steeds — althans sedert eeuwen — vooraan gingen,
waar het hervorming, verbetering en dus verandering van
den maatschappelijken toestand gold, thans achterblijven,
nu de overtuiging veld wint, dat reizen het stokkerige uit
den mensch wegneemt, even als men door verplanten dit
doel bij de kool zoekt te bevorderen? Immers neen, en
vooral wij moeten wel reizen en in den vreemde ons heil
zoeken, want ons land is toch zoo eentoonig, dat het niet
de moeite waard is er een kijkje van te nemen. — Zoo spre-
ken sommigen en nog meerderen denken aldus; maar wan-
neer wij dit onmeêdoogende oordeel hooren vellen, troos-
ten wij ons meestal met de gedachte, dat zulk eene ont-
boezeming alleen aan onbekendheid kan worden toege-
schreven, dat menig warm voor het vaderland kloppend
hart alleen uit onkunde op zulk eene wijze den staf over
Nederland's natuurschoon breekt; immers weten schilders
en reizigers menig plekje aan te wijzen, dat een bezoek
overwaard is, en wel in zulk eene afwisseling, dat een
ieder bevredigd wordt; de liefhebber van een strandgezigt
zoowel als hij, die een heuvelachtig landschap waardeert;
de bewonderaar van statige woudboomen zoowel als de-
geen, die liever het natuurschoon door de hand der kunst
gewijzigd ziet. Is men eerst daarvan verzadigd, biedt dat
geen genot meer aan, ga dan nieuwe veerkracht zoeken
in de trotsche doch minder vriendelijke vér verwijderde
bergstreken; maar eilieve! vang daar niet mede aan,
want.... sla een blik op Kaart I en zie eens hoe af-
wisselend de bodem van uw eigen land is; wij weten
toch allen dat met den bodem ook het plantenbekleedsel
afwisselt en dat deze beide te zamen het landschap helpen
uitmaken. — Wij vertrouwen dat onze kleuren spre-
kend genoeg gekozen zijn, om het onderscheid te doen uit-
-ocr page 6-
3
DE BODEM.
komen. Het schrille geel vertegenwoordigt het duinzand en
de binnenlandsche zandzeeën; het zachte groen de vrucht-
baarste bouw- en weide-streken; de bruine veenbeddin-
gen komen op alle plaatsen voor den dag; het rood geeft
u eenig denkbeeld van de uitbreiding der heidevelden,
ofschoon menige akker reeds aan dat domein is ontwoe-
kerd; eindelijk zijn de Limburgsche graanvelden, wegens
hunne afzonderlijke vorming, ook met eene bijzondere
kleur — het blaauwT — aangewezen.
Het zal toch noodig zijn in eenige nadere bijzonderhe-
den te treden, al is het algemeen bekend, dat de grond
van ons land voor een groot deel door de aanslibbingen
van groote stroomen is gevormd, dat de kunst die be-
woonbaar moest maken en diezelfde kunst thans in het
werk moet gesteld worden om ons voor zeevloeden en
vooral voor rivieroverstroomingen te beschuiten; want dat
de rivierdijken tegenwoordig voor het minst even gewig-
tig zijn als de zeeweringen lijdt geen twijfel. Sedert de
vele eeuwen toch, gedurende welke men den loop der
stroomen beteugelde, is hunne bedding zoodanig opge-
hoogd door het afgevoerde slijk, dat thans de rivierbodem
bijna overal eenige voeten hooger ligt dan de oppervlakte
der doorstroomde landstreken, weshalve eene rivierdoor-
braak altijd eene ernstige overstrooming ten gevolge heeft,
gelijk de jaren 1858 en 1861 ons nog kort geleden, zoo
ontzettend bewezen.
Het was ons doel op Kaart I in hoofd trekken aan te
wijzen de uitbreiding der vloed-, zand- en rotsgronden;
dat zij η de alluviale, diluviale en tertiaire vormingen, be-
nevens de ligging der veenbeddingen en de strekking der
duinreeksen.
De alluviaal-grond van ons land kenmerkt zich dadelijk
door zijne elfene oppervlakte, behalve de zeeduinen en
meeste andere zandstuivingen, die, al zijn ze soms vlak,
zich toch door den plantengroei onderscheiden. Al de
kuststreken langs de Noordzee, de Zeeuwrsche en Zuid-
Hollandsche eilanden, de landen welke de groote stroomen
begeleiden, en de bodem der Noord- en Zuid-Hollandsche
ingedijkte en drooggemalen landerijen of polders behooren
tot het alluvium, met andere woorden zijn zoogenaamde
hedendaagsche nog ontstaande gronden, even als alle veen-
lagen; hetzij dat men door sluizen tot hare oppervlakte
moet opstijgen en zij dus hooge veenen vormen, hetzij
dat die oppervlakte met het omringend water gelijk ligt
en zij derhalve tot de lage veenen behooren. Dit alluvium
beslaat ruim I der geheele oppervlakte van ons land en
ligt overal op een grondslag van diluvium, doch wisselt
aanmerkelijk af in dikte. Nabij Gorinchem vond men eene
diepte van ongeveer 100 el, in Noord-Holland slechts de helft.
Deze nieuwere hedendaagsche grondlaag (jongste geologische
formatie) is tamelijk duidelijk te onderscheiden in : a) bo-
vengrond; door de landbouwkundige bearbeiding belangrijk
gewijzigd, eigenlijk uit zoogenaamde steiger-aarde be-
staande: b) hooge en lage veenen; uit planten, struiken,
en hoornen, die onder water of op moerassigen bodem
stierven, ontstaan; c) zeebezinkingen door den invloed der
winden en getijden of uit de door de groote rivieren af-
gevoerde stoffen ontstaan, waartoe ook de zandbanken en
zeeduinen behooren; cl) rivierbezinkingen, alwaar de ge-
tijden geen invloed op uitoefenden; de beekbezinkingen of
groengronden, meestal zandiger dan die der grooter stroo-
men , behooren hiertoe; e) zandstuivingen midden in het
land, haren oorsprong uitsluitend te danken hebbende aan
de werking der winden.
De duinreeks gemiddeld een uur breed en zeldzaam boven
60 el hoogte stijgende, vordert eene aandachtige beschou-
wing; immers schrijven eenigen het ontstaan der duinen toe
aan eene vereeniging van natuurlijke en menschelijke krach-
ten. De werkzaamste natuurkrachten zijn winden en golven ;
daar in Nederland de westelijke winden de heerschende zijn,
vooral ook omdat alle stormen bij uitsluiting van iedere
andere windrigting steeds uit het westen waaijen, konden
en kunnen zich nog langs de westkust duinen vormen. De
melischelijke hand bepaalt zich nu niet alleen tot het aan-
leggen van hooge dijken om het door wind en golven op-
gestuwde zand op te vangen, zooals dit in het jaar 1610
ten zuiden van den Helder geschiedde, alwaar tegen-
woordig eene beschuttende duinreeks is ontstaan, maar
die hand bemoeit zich ook met de beplanting der opge-
waaide zandheuvels met helmgras, dennen en andere plan-
ten om het verstuiven te beletten. — Ook de veenen verdie-
nen eene bijzondere belangstelling; niet alleen om den
kostelijken brandstof, welken zij leveren, maar ook om
de gelukkige omstandigheid dat de bodem der veenbed-
dingen, na het wegvoeren van den turf, in den regel zeer
goed bouwbaar is, daar dit aanleiding heeft gegeven en
duurzaam nog geeft, tot den voortdurenden welstand van
verscheidene zoogenaamde veenkoloniën, alwaar men zich
tegenwoordig met landbouw en andere takken van bedrijf
bezig houdt. De lage veenen vormen na het afvoeren van den
turflaag, binnenmeren of stilstaande plassen, die droog-
gemalen moeten worden, wil men ze ter bebouwing ge-
schikt maken; als het belangrijkste werk van dien aard
noemen wij de droogmaking der 18500 bunders van het
-ocr page 7-
DE BODEM.
ii
Haarlemmermeer, welke in veiling gebragt ongeveer 8 mil-
lioen gulden opbragten en thans door de 7-—8000 inwo-
ners bijna zonder uitzondering in cultuur zijn gebragt.
In dit opzigt bieden de hooge veenen echter nog groo-
ler voordeelen aan: want ofschoon de afgevoerde turf
doorgaans van mindere hoedanigheid is dan die der
lage veenen, zoo ligt de ondergrond boven het gewone
waterpeil en is dus onmiddellijk na de afgraving en
de noodzakelijke bewerking en bemesting, ter voort-
brenging geschikt, waarvan men de schoone uitkomsten
uitkomsten in Overijssel, Friesland, Groningen en Drenthe
kan zien, in welke laatste provincie het bloeijend Hooge-
veen eene schepping van 's menschen hand kan genoemd
worden; immers midden tusschen de eenzame heiden en
moerassen der schraalste oorden van ons land, wordt men
daar eensklaps verplaatst in eene welige landouw, met
duizende nijvere ingezetenen, hun beslaan hoofdzakelijk
vindende in landbouw, veeteelt en boschcultuur op de
door hunne vaderen ontblootte veengronden.
Een zeer aanzienlijk gedeelte van Nederland wordt vooral
in het midden, oosten en zuiden door het dilivium (de
zandgronden) ingenomen, doch heeft voor de bewoners
veel minder waarde dan het pas vermelde alluvium, al
veranderde de vlijt der landbouwers een belangrijk deel
van dien grond door bemesting in bouwbaar land en al
werpt een nog veel uitgestrekter gedeelte door hout-aan-
planting voordeelen af. Deze aldus bereide landerijen wor-
den doorgaans eerst bevrijd van de grove keijen en steen-
blokken, welke de magtige voorhistorische vloeden er heen-
voerden en die, merkwaardig genoeg, thans hunnerzijds
dienen om het inbreken der vloeden te keer te gaan, daar
zij veelal tot zeeweringen worden gebezigd.
Men leest en hoort meermalen van zeer bejaarde per-
sonen bevestigen, dat een groot deel der heiden, waaruit
het diluvium bestaat, vroeger met houtgewas was bedekt,
dat door roekeloos gebruik — dus misbruik — bijna ge-
heel is uitgeroeid. Nog voor 80 jaar waren vrij uitge-
strekte stukken lands, alwaar men tegenwoordig te ver-
geefs een struik zou zoeken, zeer goed met hout bewas-
sen en tusschen Enschede en de grenzen werd ons een
plek aangewezen, die bejaarde tijdgenooten als zeerbosch-
rijk hadden gekend en als het «zwarte woud" bekend
stond, om reden de reiziger er niet veilig was; men herin-
nert zich in die streken nog, hoe iedereen willekeurig, althans
straffeloos, ging hakken en kappen, totdat het bosch
eindelijk spoorloos was verdwenen, terwijl het tegenwoor-
dig geslacht nu weder op dezelfde plaats eiken en spar-
ren poot. Of de berigten der kronijkschrijvers, dat voor
een paar eeuwen de eekhoorns zonder den grond te ra-
ken van de IJssel-oevers tot de grenzen konden klimmen,
niet een weinig overdreven zijn, is eene moeijelijk te be-
antwoorden vraag; maar zeker is het, dat er plaatsen zijn
alwaar hout gestaan heeft en thans zelfs geen wortel zigt-
baar is, en dat de soms zeer goede gehalte van de hei-
korst aan een vroeger weliger plantengroei doet denken.
Men behoeft zich daarom evenwel geene wouden vaneeu-
wenheugende boomen voor te stellen. Dat bosschen spoor-
loos kunnen worden uitgeroeid, leeren ons Spanje en Grie-
kenland op nog veel grooter schaal, want daar vond dit
misbruik in die mate plaats, dat zelfs het klimaat er ge-
heel door veranderde en gebrek aan regen den bodem doet
uitdorren.
Eindelijk zijn wij verpligt nog met een paar woorden te
vermelden dat een klein gedeelte van oostelijk Overijssel en
Gelderland benevens Limburg's zuidelijk deel tot de ter-
tiaire grondvorming behooren; die groepen zijn eigenlijk
even arm aan delfstoffen als onbeduidend van grootte. De
eerste is op de meeste plaatsen nog niet naauwkeurig ge-
noeg onderzocht en levert tot nog toe geene enkele bruik-
bare delfstof, al stiet men bij Winterswijk op bijna zui-
ver ijzeroer en zwavel; de andere groep bevat de sedert
lang bewerkt wordende steenkolenmijnen van Kerkraede
en omstreken, de zandsteengroeven bij Valkenburg en in
den bekenden Maastrichter St. Pietersberg. Eene vereeni-
ging welke zich gevormd heeft om deze gronden te on-
derzoeken en te bewerken, arbeidt reeds met zeer gun-
stige vooruitzigten aan het in ontginning brengen van
steenkolenmijnen; de oppervlakte van deze heuvelachtige
groep bestaat uit eene niet zeer dikke maar zeer vrucht-
bare kleilaag (Limburgsche klei) en wordt dus met uit-
nemend goed gevolg bebouwd.
Slaan wij een blik op Kaart II dan zien wij dade-
lijk dat hoe ouder de bodem is, des te ongelijker de op-
pervlakte wordt; ten oosten der vlakke vloedgronden van
Zuid-Holland verrijzen de heuvelachtige Utrechtsche zand-
gronden, die zich aan de Hooge Veluwe aansluiten; nog
verder oostelijk, aan gene zijde van den IJssel, vindt men
aan de grenzen des lands een zacht rijzenden en dalen-
den bodem, door de grootte der golvingen duidelijk te on-
derscheiden van de even vermelde meer westelijke dilu-
viale of zandgronden; zij zijn ook veel ouder en behooren
tot de tertiaire vormingen. De daaraan grenzende steile rots-
-ocr page 8-
BODEM.
eenig ware, algemeene belang, dan zien wij zeker nog
groote ondernemingen geboren worden; het Meppeler-diep
bleef dan geen voortdurenden steen des aanstoots voor de
belangen van geheel westelijk Drenthe, de Beulakkerweide
en Beltrummerplas (1) verdwenen dan waarschijnlijk van
de kaart om plaats te ruimen voor veerijke akkers. En
wie, eenigzins met ons land bekend, zou niet meerdere,
sprekende voorbeelden kunnen aanhalen.
Enkele ophelderingen bij Kaart III zullen reeds vol-
doende zijn, daar eene opsomming der namen van ons
stroom- en kanaalstelsel door eene beschouwing der kaart
zelve overbodig wordt. Omtrent de breedte en het verval
van eenige rivieren en de lengte en diepte van sommige
kanalen, zal men evenwel gaarne iets meer willen weten.
A. BIVIEREN.
De Rhijn met de Lek hebben van Pannerden tot
Krimpen een verval van ongeveer 12 el bij eb en 10 el
bij vloed; de Waal van Pannerden tot Hardinxveld
van ruim 10 el bij eb en ruim 9i el bij vloed ; de
IJssel van Westervoort tot de monding van ruim 91 el bij
eb en ongeveer 9i el bij vloed; de Maas van Grave tot
Woiidrichem van ruim 44 el bij eb en bijna 4 el bij vloed;
van Krimpen tot Brielle bij eb bijna lè el, bij vloed kwalijk
2 palm. De eb en vloed doen zich dagelijks gevoelen op
de Lek tot Vianen, op de Waal tot Bommel, op den IJs-
sel tot aan de monding van het Griftkanaal, op de Maas
tot Heusden, en het krachtigst op de armen der Schelde,
alwaar op sommige plaatsen het verschil ruim 4 el be-
draagt. — De breedte der rivieren is zeer afwisselend; bij
het betreden van ons land is de Rhijn 670 el breed, bij
Arnhem slechts 147, nog iets lager 120; doch de mag-
tige Waal is aan den bovenmond 407 el breed, bij Nijme-
gen ruim 300, even beneden Tiel 640, nog lager 761,
weshalve deze arm dus ook meer water afvoert; de IJs-
sel is bij Westervoort 120 el breed, bij Kampen 220, en
vernaauwt zich bij Zutplien en Deventer tot nog niet 100
el breedte; de Lek is met zeer weinig afwisselingen ruim
200 el breed; de Maas daarentegen verengt zich soms plotse-
ling en wisselt af van 190 el bij Grave, tot 400 el be-
neden Heusden en ISO el nabij de vereeniging met de
Waal; de Merwede is even boven Gorinchem 1100 el
(1) Deze plassen zijn thans evenwel niet geheel onproductief; de
riet- en biezen-oogst dier streken is zelfs verre van onbelangrijk.
ê                                                                                                DE
lagen van Bentheim worden tot een nogmaals ouder tijd-
vak gerekend. Naar het zuiden is de overgang iets gelijk-
matiger; het diluvium is er minder heuvelachtig, maar
de tertiaire Limburgsche gronden bereiken de aanzienlijk-
ste hoogte.
Hoe onbelangrijk voor een vreemdeling de geringe ver-
heffing van Nederlandsch bodem moge wezen, wij hebben
het toch voor de bewoners zelven belangrijk genoeg ge-
oordeeld om eene hoogte-kaart mede te deelen, die wij
vertrouwen dat duidelijk genoeg is om aan het doel te
beantwoorden; de meest in het oog springende hoogten
worden er op aangewezen, doch die kaart is vooral van
belang, omdat men er duidelijk op kan zien, welke land-
streken bij voorkomende dijkbreuken last van den zee-
vloed zouden hebben, zelfs al stijgt de vloed geen 20 voet
zooals in 1825.
Het zal wel geene herinnering behoeven, dat het bijna
uitsluitend aan de onvermoeide onderzoekingen van onzen
landgenoot Dr. W. C. H. Staring te danken is, dat der-
gelijke overzigten kunnen worden geleverd; wij meenden
voorts dat deze kaart eene geschikte gelegenheid aanbood
om in losse trekken de bosschen en de streken met aan-
eengeschakelde houtbeplantingen voor te stellen; allerwege
gaan stemmen op, om het belang te betoogen dat alle in-
woners bij eene instandhouding der bosschen, bij eene
zorgvuldige aanplanting van eiken- en dennenhout heb-
ben; de zaak schijnt dus te gewigüg om die bij dezen
arbeid geheel voorbij te gaan. Ofschoon de uitgestrektheid
der bosschen bij de derde af deeling wordt opgegeven,
komt deze kaart het geschiktste voor om onze houtcultuur
aanschouwelijk voor te stellen.
Deze algemeene beschouwingen over den bodem van
ons land besluiten wij met de opmerking, dat geen
land in Europa zoo doorsneden is met rivieren en ka-
nalen, meren en plassen als het waterrijke Nederland.
Kaart III kan strekken om dit zigtbaar voor te stellen;
alle bevaarbare stroomen en kanalen zijn er kenmerkend
op aangewezen en wij komen spoedig tot de overtuiging,
dat het schijnbaar nadeel door de voordeelen van een ge-
makkelijk verkeer ruimschoots wordt opgewogen, vooral
wanneer deskundigen en kapitalisten steeds met raad en
daad de droogmaking der nuttelooze veenplassen van Hol-
land, Utrecht en Overijssel in de hand werken en helpen
volvoeren. Mogten wij dan ook nog eenmaal den tijd be-
leven dat het bijzonder provinciaal belang wijkt voor het
-ocr page 9-
e
DE BODEM.
lig het belangrijkste werk van dien aard in Nederland;
het is 78,500 el lang, bijna 38 el breed en nagenoeg 6
el diep, dus voor de grootste schepen bevaarbaar van het
Nieuwe-diep tot Amsterdam; het bezit 8 sluizen en 3
bruggen (behalve de vlotbruggen) en heeft een zijtak naar
den Helder. — Het Voornsche Kanaal in Zuid-Holland,
verbindt Haringvliet en Oude Maas, is 10,544 el lang, 34
el breed en ruim 5 el diep, met 2 sluizen en 5 brug-
gen ; het is aangelegd voor de scheepvaart te Botterdam,
daar de Maas bij Brielle niet bruikbaar is voor groote
schepen. — Amsterdam is met den Bhijn verbondendoor
Amstel, Gaasp, Vecht, Vaartsche Bhijn en Zederikka-
naal, waarvan hel laatste gedeelte alleen, tusschen Lek
en Merwede, 22,700 el lang is. — Voorts verdienen nog bij-
zondere vermelding: de Dedemsvaart, ongeveer 40,000 el
lang; de andere niet minder belangrijke Overijsselsche ka-
nalen van Zwolle en Deventer naar Almelo; de Drentsche
hoofdvaart en de kanalen welke sedert weinige jaren dit
gewest doorsnijden; eindelijk het aantal vaarten, diepen,
weteringen, welke zoowel Groningen en Friesland, als
Noord- en Zuid-Holland in alle rigtingen doorkruisen.
Trouwens, iedereen weet dat bijna elke noemenswaardige
plaats in Nederland hare vaart bezit en dus te water toe-
gankelijk is, behalve — zonderling genoeg — de beide
aanzienlijkste fabriekmiddelpimten, Tilburg in Noord-Bra-
bant en Enschede in Overijssel, welke te hoog zijn gele-
gen om met goed gevolg in het kanaalstelsel te worden
opgenomen.
breed, bij Dordrecht nog niet 400. Tusschen de zooge-
naamde Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche eilanden bereikt
die breedte soms een ontzagwekkend cijfer : zoo meet het
Haringvliet bij Helvoetsluis 2700 el; het Hollaudsch-diep,
bij Moerdijk 1500, bij Willemstad 2000 el; de Grevelin-
gen bij Brouwershaven 7000 el. De Schelde, bij Port Bath
1800 el breed, verwijdt zich bij ïerneuzen tot 4700, en
bij Vlissingen tot 4200 el, terwijl de Oostelijke arm bij
Goes en Zierikzee ruim 4000 el, in den Boompot wel
9000 el breed is. — In verhouding tot de breedte is de
diepte meestal gering te noemen; immers bij Paimerden
is de Bhijn slechts 4 el diep; de Waal bij Nijmegen 5,2
el, beneden Tiel nog niet 5 el; de Maas bij Megen bijna
5i el: de Merwede 4|—6 el; de Monden der Maas naau-
welijks 51 el, daarentegen het Hollandsch diep ruim 22
el, de Wester-Schelde bij Bath 23, bij Terneuzen 26, bij
Vlissingen 37 el, de Oosler-Schelde bij Zierikzee zelfs 43 el.
Al onze overige rivieren zijn als kuststroompjes aan
te merken, grootendeels bevaarbaar gemaakt en dus bijna
niet te onderscheiden van de kanalen, waarvan wij hier
enkelen der aanzienlijkste vermelden.
B. KANALEN.
De Zuid-Willemsvaart is het langste kanaal; van Maas-
tricht tot 's Hertogenbosch 122,550 el lang, 10 el breed,
2,1 el diep met 24 sluizen, 39 bruggen en een zijkanaal
naar Eindhoven. — Het Noord-Hollandsche kanaal is stel-
-ocr page 10-
BEVOLKING.
(TWEEDE APDEELING).
KAARTEN IV, V, VI.
Het bevolkingscijfer is de voornaamste maatstaf om de
krachten van een land te meten, ofschoon men tot eene
juiste oordeelvelling nog vele andere gegevens noodig
heeft. Op de beide kaarten IV en V heeft men getracht
aanschouwelijk voor te stellen, hoe de bevolking zich over
de 150 kantons (regterlijke indeeling) verdeelt: de eerste
doet met een oogopslag zien, waar de min of meer groote
steden zijn gelegen en toont voorts aan in welke streken
de bevolking van het platteland het zwakst, en in welke dee-
len des rijks zij het digtst is; dit overzigt is gewis het doel-
treffendst om tot eene kennismaking van den waren toe-
stand te geraken, maar evenwel meende men hel gepast
om op een tweede blad (Kaart V) een overzigt van de
totale bevolking van ieder kanton te geven, dat blijkbaar
velerlei afwijkingen van het ander bevat, al naderen bei-
den elkander in de hoofdtrekken; eindelijk geeft het laat-
ste kaartje nog op, hoeveel zielen in elk kanton gemid-
deld één huis bewonen. In de onderstaande tabellen en
opgaven zal men trachten de cijfers en uitkomsten, welke
op de kaarten zijn vermeld, te ontleden en toe te lichten.
Provinciën.
Grootte
in
bunders.
Aantal
huizen.
Aantal
kadastrale
perceelen.
Bevolk
ing in
Bevolking
in 1859
op elke
Bevolking
van het
platteland op
elke
100 bunders.
Inwo-
ners
per
Mannelijke
bevolking
in
Vrouwelijke
bevolking
in
(1)
1849.
1859.
100 bunders.
huis.
1859.
1859.
Noord Brabant
512796
61064
664364
396402
406741
ruim 79
ruim 60
6.5
202344
204397
Gelderland
508659
51534
543542
372086
401864
bijna 79
u 55
7.2
202202
199662
Zuid-Holland
299122
77450
536066
562306
618471
204
ongeveer 95
7.3
294564
323907
Noord-Holland
273004
68319
310843
475596
523895
212
ruim 80
7
249662
274233
Zeeland
176266
24543
186885
160297
165638
ruim 95
bijna 70
65
81062
84576
Utrecht
138451
23094
180287
149453
159928
bijna 115
70
6.4
78305
81623
Friesland
327480
Ï7957
297430
247203
273206
„ 84
60
6.5
135507
137699
Overijssel
332220
33399
360244
215722
234488
t, 71
55
6.5
118710
115778
Groningen
229226
28079
225871
188450
205179
« 90
70
6.7
100472
104707
Drenthe
266272
11398
200700
82739
94472
ruim 35
30
73
48692
45780
Limburg
220502
31286
493930
205202
915351
bijna 98
70
6.1
108701
106650
Totaal
3,283997
448123
4,000162
3,055456
3,299233
bijna 101
ruim 60
6.8
1,620221
1,679012
(1) Nederland beslaat ongeveer 594 vierk. geographische mijlen.
-ocr page 11-
f
Ë
2
BEVOLKING.
Alvorens tot eene
nadere beschouwing dezer cijfers over
provinciën zijn verdeeld in 34 arrondissementen en deze
te gaan, wordt hier
medegedeeld eene ontleding der voor-
in 150 kantons (naar de reg
Lerlijke organisatie). De be-
naamste getallen in
bovenstaande staat vervat, waaruit
volking der steden
beneden
de 3000 æ
elen is onder de
eigenlijk de op de kaarten vermelde opgaven zijn getrok-
plattelands-bevolking
begrepen
, de overigen zijn in de
ken;
terwijl hier wordt opgemerkt, dat de verschillende
laatste kolom opgenoemd.
ONTLEDING VAN DE BEVOLKING. VAN HET GETAL BUNDERS LAND
EN VAN
HET AANTAL
HUIZEN IN ELK KANTON AANWEZIG.
1
1
é Arrondissemente
n.
Kantons.
Burgerlijke
Gemeenten.
Kadastrale
Gemeenten.
Getal
Bunders.
Aantal
Huizen.
Bevolking in
1849. [ 1859.
Steden.
!
/ 's Hertogenbosch.
8
8
15251
4702
31938
33427
's Bosch 23250.
/ Oss.
11
11
20950
2948
18385
18449
1 Grave.
15
15
21926
2558
17143
16448
Grave 3000.
} Heusden.
19
19
24346
3317
20270
20985
e*
's Hertogenbosch
< Tilburg.
6
6
19825
3578
24482
25813
Tilburg 16000.
i Boxtel.
7
7
19035
2634
16890
16965
<
1 Waalwijk.
11
11
17028
3086
23564
24071
' Veghel.
7
7
28115
3767
21175
21377
PQ
Ñ
\ Boxmeer.
10
10
24673
2216
14229
14086
P3
O (
/ Eindhoven.
' Asten.
20
20
34604
375'8
23696
24147
Eindhoven 3000.
o
3
11
11
52676
3361
19998
20220
Eindhoven.
j Helmond.
\ Oirschot.
11
11
24199
3703
22339
23586
Helmond 5750.
I-H
O
11
11
46350
3185
18192
17803
I Breda.
4
4
11865
3344
24063
24405
Breda 15000.
O
1 Gmneken.
7
7
41656
2636
17168
17306
Ph
Pm
Breda.
j Oosterhout.
5
5
17550
2263
15824
16698
Oosterhout 8600.
\ Oudenbosch.
7
7
31148
3821
25545
26825
f Zevenbergen.
6
6
23362
2315
16777
17637
\
\ Bergen op Zoom.
9
9
38238
3872
24735
26486
Bergen op Z. 9000.
.'Arnhem.
3
5
18714
3449
27123
33584
Arnhem 25000.
'
ß Zevenaar.
5
9
11516
1424
10187
10876
.
\ Wageningen.
5
10
42098
2290
18813 *
20344
Wageningen 5300.
Arnhem.
\ Nijkerk.
3
5
24712
1893
13240
14261
Nijkerk 7400.
É Elburg.
5
6
27325
2321
16187
17262
f Apeldoorn.
4
10
70628
3664
29857
33099
Ñ
\ Harderwijk.
3
4
32701
1881
13882
15430
Harderwijk 6500.
( Nijmegen.
4
8
13367
3669
28067
29224
Nijmegen 21000.
I-i
ÑÞ
] Nijmegen.
| Wijehen.
f Eist.
6
7
10
17
12729
22165
1352
2650
9237
21607
9437
24990
9
\ Druten.
7
13
15791
2049
14731
16517
/Zutphen.
3
4
13242
2047
18074
19875
Zutphen 13750.
1—1
1 Lochem.
5
8
31507
2257
15002
15539
3
l Groenlo.
4
5
24586
2170
13845
14257
1—1
I Zutphen.
< Aalten.
3
t
23431
2435
16016
15755
o
Pi 1
i Doetinchem.
5
5
20409
1924
13226
14159
PH
[ Doesborgh.
5
7
16597
2116
14367
15396
Doesborgh 4000.
V Terborg.
3
7
21301
2199
15890
16596
f Tiel.
9
18
20277
3008
20769
23691
Tiel 7000.
Tiel.
J Geldermalsen.
) Culeriborg.
9
5
10
5
17717
12014
2111
1817
12834
12023
13319
12854
Culenborg 5400.
'
\
{ Zalt-Bommel.
13
14
15829
2808
17109
18577
Zalt-Bommel 3600.
v_
J
-ocr page 12-
BEVOLKING.
3
Arrondissementen.
Kantons.
Burgerlijke
Gemeenten.
Kadastrale
Gemeenten.
Getal
Bunders.
Aantal
Huizen.
Bevolk
ing in
Steden.
1849.
1859.
i
/ 's Gravenhage.
\ Delft.
i Voorburg.
\. Naaldwijk.
2
2
8251
9291
75196
81723
's Hage 78650.
's Gravenhage.
5
10
8274
3414
22916
24636
Delft 19750.
7
7
11049
1650
11640
11385
6
6
13187
1711
14411
14263
/ Leiden.
4
4
6251
7148
41999
43187
Leiden 36750.
l Í oord wijk.
11
12
15873
2820
19398
21084
â 1
& 1
Leiden.
< Woubrugge.
7
9
11420
1293
10517
10743
/ Alphen.
7
8
13166
2352
14190
14490
■"5 l
1-3
\ Woerden.
9
11
12068
1723
11599
12240
Woerden 4200.
Ñ
O
f Rotterdam (1).
2
2
2119
8911
91069
110567
Rotterdam 106000.
tSl
«—
k Vlaardingen.
J Schiedam.
\ Hillegersberg.
5
5
9
6
6
10
11030
4628
15269
2427
3108
1399
15182
20289
11347
15841
24910
11964
é Vlaardingen 8100.
) Maassluis 3650.
Schiedam 15250.
IDelfshaven 4200.
m
t—i
' Gouda.
9
10
10199
3843
22672
24381
Gouda 14850.
ö 1
\ Schoonhoven.
12
14
15390
2645
18162
19215
f* i
/ Dordrecht.
' 6
12
10865
5740
29796
33059
Dordrecht 23000.
o 1
pi I
j Strijen.
6
7
11729
1431
10837
11146
P-i 1
Dordreeht.
j Oud-Beijerland.
8
9
18170
1706
11708
12838
\ Ridderkerk.
9
10
13900
1943
16866
18969
/ Gorinchem.
13
13
11425
2926
19215
19915
Gorinchem 9100.
Gorinchem.
/ Sliedreeht.
18
21
21568
2730
21202
25046
I
f Vianen.
9
10
10611
1883
11795
12621
1
é
- t
Brielle.
ß Brielle.
| Sommelsdijk.
15
13
19
15
20636
22044
2553
2823
19300
21000
22170
22078
(Brielle 4250.
(Helvoetsluis425 0
1
/ Amsterdam (2).
} Nieuwer-Amstel.
3
3
6210
25004
226339
246932
Amsterdam 243750.
Amsterdam.
5
7
15874
2082
12556
13312
^ é
» 1
i Weesp.
'. Naarden.
6
6
9904
1382
8134
8039
< é
8
8
13377
1911
16066
16586
-HOL]
f Alkmaar.
19
22
30818
4632
26138
27919
Alkmaar 10500.
Alkmaar.
< Schagen.
12
12
30906
2445
16675
18659
Ñ ï
Ca '
(Helder.
3
3
25532
5645
18096
23486
Helder ca. 15400.
o ï
o
3
ß Hoorn.
12
12
14521
3242
19556
21105
Hoorn 9250.
{ Enkhuizen.
/ Medemblik.
8
8
8581
2366
14304
15223
Enkhuizen 5250.
P3 1
é—é É
Hoorn.
14
14
29221
2326
15209
15669
ö 1
a 1
/ Purmerende.
\ Edam.
11
11
20746
3166
16065
17474
Purmerende 4250.
£ F
10
11
12444
2436
14250
14955
Edam 4850.
P3
f Haarlem.
11
13
ß13200
(18522(3)
5645
34926
44928(3)
Haarlem 27550.
é
\
Haarlem.
j Beverwijk.
8
8
17170
2969
14770
15937
\ Zaandam.
6
6
5977
3068
22512
23671
Zaandam 11800.
/
f Middelburg.
11
13
12996
4011
24126
24279
Middelburg 16100
*■[
Middelburg.
) Vlissingen.
1 Sluis.
8
10
8
10
7754
12158
1969
1557
16189
9680
17243
9383
Vlissingen 10800.
3 1
' Oostburg.
8
8
17902
2370
14627
14003
£ ]
/ Goes.
13
13
18707
2384
15692
17525
Goes 5700.
63 é
SI /
t Heinkenszand.
) Cortgene.
j Axel.
\ Hulst.
13
14
15872
1605
10583
11061
1—1
Goes.
4
4
8612
779
5453
5965
10
10
24801
2436
15489
15751
9
9
19036
2620
15807
16070
r Zierikzee.
5
5
7870
1933
11786
11958
Zierikzee 7300.
P-\
Zierikzee.
) Brouwershaven.
14
14
14480
1231
8640
9090
\
1
Tholen.
8
8
16075
1648
12225
13310
(1)  Rotterdam bevat 2 kantons, waaronder eene plattelandsgemeente ressorteert.
(2)  Amsterdam telt 4 kantons, waaronder twee plattelandsgemeenten ressorteren.
(3)  De drooggemaakte Haarlemmermeer; waaraan ook de aanzienlijke vermeerdering der bevolking is toeteachrijveu.
-ocr page 13-
PROVINCIE
PROVINCIE
HERTOGDOM LIMBURG. DRENTHE.
GRONINGEN.
PROVINCIE OVERIJSSEL
PROVINCIE ERIESLAND.
PROVINCIE UTRECHT.
^_ —
„____,
„___
_„_
.._-
iDeventer.
_.—
■"-"~
Roermond
Maastricht
Assen.
w
T3
p'
cm
co
Ñ-
Å»
Winschote
Groningen
Almelo.
Zwolle.
-s
■D
7T
Heerenvee
Leeuwarde
Amersfoort. /
Utrecht.
Arrondiss
3
P
P
_P
ementen.
Venlo.
Weert.
Gennep.
Horst.
Roermond.
Sittard.
Gulpen.
Maastricht.
Meerssen.
Heerlen.
Hoogeveen.
Meppel.
Assen.
Appingedam.
Onderdendam.
Winschoten.
Zuidbroek.
Zuidhorn.
Hoogezand.
" Groningen.
Ootmarsum.
üldenzaal.
Enschede.
Delden.
, Almelo.
Goor.
Raalte.
Ommen.
Deventer.
L Steenwijk.
Vollenhoven.
Kampen.
Zwolle.
Hindeloopen.
Lemmer.
Bolsward.
Sneek.
* Oldeberkoop.
Beetsterzwaag.
Rauwerd.
Harlingen.
Heerenveen.
Bergum.
Holwerd.
Dockum.
Berlikum.
Leeuwarden.
Wijk bij Duurstede.
Rhenen.
Amersfoort.
Loenen.
Maarssen.
IJsselstein]
Utrecht.
Kantons.
1
o? W
ñ Ñ-
Ñ -ß
H-J
co
H-' CO
H-'
co
l—i
h-
|__1
H-J Ç-1
1—l
I-J
H-J
H-I
l-J
CD 013
t» CO "q
oo
co
fe» O
CO
co os
00 O
cn
#- -ss
O ©
O
os
os
CO
00
co
|J>
|J>
H>
|J>
OS
Cn
*■
"CJ
-cj
"Cl
H>
|J>
co
os
co
co
Hfc» |4> CO
co
cn
OS
co
CO
03
OS
CO
00
en
cn
co
irlijke
snten.
Ì
co
1—' CO
H-<
(SO
r->
É—é
r-·
1—' 1—'
H-'
1—'
h-J
i-J
h-J
H-J
I-*
CO
CO
cd r*i
ñ s°
S CL·
CD ì
Ç>» CO -q
oo
os
u=- o
co
co co
00 O
en
fep- "3
O O
o
cn
OS
co
os
co
#-
fc^
W>
Ö-
CO
en
li^
-cj
oo
"Cl
kfs.
cn
CO
-3
oo
O
O OS -C!
OO
y—J
cO
-·,ú
Cn
-Cl
"q
H-J
cn
o
O
OS
strale
enten.
Ç CO K)
!·*>
os
H-· H-J
1—"
OS CO
H-1
OS
fep- CO
CO cn
os
co
M
CO
co
tO
(_1
NI
h-'
CO
u>
CO
I—I
Cn
.1—1
co
co
h-1
|4>
co
OS 1—J h-J
co
CO
co
h-J
h-J
co
H-"
co
K5
H-
CO
te
-<! It> H-
Hr»
UI
-q -0
Oi
"Cl tO
00 CO
OS
os os
fep- CO
oo
1—'
o
co
I-J
cn
Cr,,
k—1
Cn
en
<m
cn
cO
co
M=>.
1J>
CO
oo
co
oo
cn
cn
i-j co -ei
--*
~.j
v_j
cn
O
|J>
--n
CO
r-'
OO
co
cn
E O
OO en CO
H-J
H>
co o
Ð5
—q en
en co
-q
oo cn
OO OO
K)
•vj
fep.
co
uo
Ì!»
tn
(~l
|_J
"O
K*5
cn
as
<~>
h-J
1—I
co
os
W.1
en
os on os
t'i-i
os
co
cn
cn
-q
to
Ol
OS
co
K-I
co
P CD
O 00 ^
OS
CIC
en é—é
OS
é—1 os
#- *-
00
I-J co
-Cf CO
H-'
o
oo
OS
cO
Oo
u^
t-i
-Cl
cn
rn
r,-j
1—J
,-fi
cn
OS
o
co
CTX
É—é
en
co cn cn
CJ
co
w>
U<
-Cl
n>
co
*"*
OS
CO
Mi
Ol
Q_i e-J-
O uo to
O
os
cO CO
H-1
oo co ■
oo co
co
CO en
co os
00
fep-
co
H-'
»q
1J>
C5
|J>
1—I
1—'
cO
cn
cn
co
Os
CO
OS
-Cl
oo
o
"~1
Cn
tD Ç (O
O
Cn
(O
co
-q
o
Clt
H-J
CS
co
en
-Cl
.CD Ñ
i^ '—
l/l
1—é CO PO
co
n>
CO |£-
OS
tp- co
co co
IJ>
1*» OS
os os
CO
co
OS
H->
to
CO
co
É—é
CO
Ç
n>
co
i-J
CO
OS
co
CO
co
CO
OS OS h-J
co
HS-
to
h-J
>j>·
Ì
H-J
H>
co
I-J
?o
oo
Ñ Ñ
S" 5-
CO -q -q
^t
uo
HJ CO
H>
o o
1— -q
1J>
Os é—é
OO OO
OO
Cn
H-'
in
ÏÀ
-vl
c^
ra
co
On
co
co
on
cn
I-i
co
on
cn
oo
H=<
en
CO OO —q
CO
co
co
--(
CO
Ol
H>
os
co
«J
os
Ol CO ©
1—'
OS
-q O
Ð5
CO OO
OS CO
hl>
CO oo
cn OS
ra
OS
cO
Cn
OS
oo
Ui-
cn
M^
o
co
l·-'
oo
-c»
oo
NI
1^
o
co o co
UO
O
CD
cn
«3
-q
-CJ
cn
os
on
CO
oo
tO CO —5
O
o
co oc
CO
"Cl H>
i co os
I
co
1— OO
co co
ì>
CO
Ol
—q
CO
|J>
co
l—J
co
cc
■M
Hi>
oo
00
co
1—>
o
—Cï
oo
os
O
O
Ol O OS
n>
co
CO
CO
CO
co
Ç-1
O
Oi
H>
co
co
S &--
CO i-J
hJ
os
I-J CO
co co
É—é CO
os
os co
co co
to
OS
H-J
1—·
1—'
HJ
co
h-J
l-„!
>—
u>-
h-J
h—
1—J
h-1
co to r-'
I-J
co
i_l
i-J
co
H-J
Ç-1
CO
H-J
HJ
H->
cn
É—1
00 H-> -C}
Os
o
-O u>
OO
co -q
oo tp.
CO
Ç- Ï
O oo
OS
en
-3
CO
en
r—1
K>
co
C5i
ÜI
H>-
JO
O
OS
co
-cj
co
"~J
-~j
OS
-->
O OS É—é
Ol
tfj-
Ut
hP^
OS
Ç-'
Ol
Ol
CO
i»
O
o° J _
HM»
oo
co
co ì-1
-.1
co 1—·
CO en
co
tp- en
óé -q
--.-,
OO
fep-
os
O
os
cft
co
OO
co
-v!
UO
-v»
-Cl
ui:
h-i
co
co
h-J
ÏSJ
os
en
"Cl O Cn
uo
co
ÜS
H^
O
Ç-1
o
«M
Cn
OS
Ç-1
u> I td
"q cO ©
o
o
Cn CO
Ð5
o o
O QO
fe»
en ©
CO O
u>
on
en
hp-
co
CO
uo
co
CO
'-..f
O
On
oo
oo
en
Oi
CO
CTJ
Ir—
o
i»j
co
O h-1 OS
os
-C!
co
ÏO
cn
CO
ns
os
OS
cO
cc
OO
co I co
•—' Oi ts
co
oc
co co
1—é
CO t—
en OS
oo
Ol OO
CO -P
CO
CO
co
y
Oi
co
co
o
-v|
u>
CO
cn
i7>
-vl
co
co
fcf»
*>■
H>
I—1
fcJ>
oo oo i—i
00
CO
K-J
OS
H>
"Cl
H>
to
--4
IQ
uo
Ol
volking in
. [ 1359.
to t—'
h-J
co
1— CO
1—>
co co
co co
feP·
os <o
OS OS
co
co
H-'
h-'
I-J
f-J
h-J
to
h-J
h-1
K—
*>
|_|
|_l
f-1
co
1—I
co to é—'
ì_é
'V3
|_1
h-J
os
H-J
Ç-1
CO
H-J
I—'
^_'
Cn
00 l—l 00
-q
co
OO ip.
co
f> co
o o
1*-
co to
co to
Cn
-j
co
f—1
co
•»J
to
-o
O
cn
OO
oo
CO
t—i
;0
os
00
[-.Cl
On
oo
cn
ôÐ
os óé co
CO
CTJ
"-I
ca
co
-q
êé
-,.t
-d
OS
-~l
H>
-<1 CO >J>
fep-
Cn
Oo CS
oo
H-J CO
O CO
r-1
fep- OS
—q OS
^1
Ol
fep.
cO
os
o>
o
co
~J
cO
H>
cs>
CO
cn
OS
co
OS
|_l
n>
-CJ
co
-CJ
oo co co
■■- >
ÜO
|_1
fa
>J>
oo
o
cn
HJ-
o
o
CD
co en co
CCi
co
fe» co
«o
O é—é
o to
fct>
CO O
cc Os
—■*
OS
oo
Ì
1—I
en
os
cn
oo
OS
co
CO
cc
oo
o
o
MS
|J>
I-J
f O
co
O co os
o
Ui.
cn
ns
-q
OS
CTJ
CO
o
co
oc
O
#- OO fcO
CO
en
oo os
co
O CO
OS O
OS
os -q
O co
CJi
O
-Q
fep-
CO
co
Ci
00
cO
r—l
--J
~J
"^
u>
co
Ol
oo
O
co
tD
to
|J>
CO cn CO
cn
CO
*.
o
o
00
oo
00
CQ
O
CJ
OO
/
1
Venlo 7300.
Weert 6800.
Roermond 840
Sittard 4800.
Maastricht 272
Meppel 6800.
Assen 5400.
Winschoten 50
Groningen 355
Enschede 4400
Almelo 3700.
Deventer 1630
Steenwijk 40ÜC
^
Kampen 13900
Zwolle 19250.
Workum 3350
Bolsward 4400
Sneek 8500.
J Harlingen 98
(Franeker 595
Dockum 4400.
Leeuwarden 25
Rhenen 3950.
Amersfoort 12700.
Utrecht 53100.
Steden.
<->
o
o
o
o o
n>
o
o
©
• ñ
o
o
bd
te)
<!
O
-ocr page 14-
BEVC
Het zal noodig zijn deze cijfers eenigermate toe te
lichten en de opmerkzaamheid op enkele verschijnselen te
vestigen, al is niet overal de oorzaak der verschillen op
te geven. Zoo springt het reeds spoedig in het oog, dat
overal de vrouwelijke hevolking de mannelijke aanzienlijk
overtreft, hehalve in de oostelijke grensprovinciën Drenthe,
Overijssel, Gelderland en Limburg, zouder dat voor deze uit-
komsten aanlcidende oorzaken zijn op te geven. De gewesten
met de volkrijkste steden (Noord- en Zuid-Holland) bezitten
de grootste overmaat aan vrouwen, doch dit heldert de
afwijkingen in de overige 9 gewesten niet op.
Weinig landen tellen voor 't overige zulk eene verza-
meling van groote en middelbare steden, zoo nabij el-
kander gelegen, als Nederland, vooral in het westen des
rijks. Het aantal kleinere steedjes, wier bevolking geen
5000 zielen (in de kom) bedraagt, niet medegerekend,
vinden wij op de kaart IV een getal van 70 steden, aldus
over de provinciën verdeeld :
Noord-Brabant    8 steden met    83572 inw. = ruim ^ der geh. bevolk.
Gelderland        10                  99543       = bijna \             
Zuid-Holland    14                332001       =ruim i.             
Noord-Holland    9                332567       == „ §             
Zeeland              4                  39864       ■=. bijna {             
Utrecht              3                  69700    ,   = T\             
Friesland            7     #             61680       = ruim f             
Overijssel            6                  61506       = „ 4              v
Groningen           2                  40481       = bijna |             
Drenthe              2                  12146       ~ „ |             
Limburg             5            /,      54475       ruim i             
In Nederland    70     ,,       1.187435       = bijna *              /f
Deze sleden kan men splitsen in : a) 2 hoven de 100000
inwoners: Amsterdam (243000) en Rotterdam (106000),
b) 4 van 35000—100000 inw.: 's Gravenhage (80000);
Leiden, Utrecht, Groningen; c) 7 van 20000—35000 inw.:
's Hertogenbosch, Arnhem, Nijmegen, Dordrecht, Haar-
lem, Leeuwarden, Maastricht; d) 12 van 12000 — 20000
inw.: Tilburg, Breda, Zutphen, Delft, Gouda, Schie-
dam, Helder c. a., Middelburg, Amersfoort, Zwolle, Kam-
pen , Deventer; e) 18 van 6000—12000 inw.: Oosterhout,
Bergen op Zoom, Nijkerk, Harderwijk, Tiel, Vlaardin-
gen, Gorinchem, Alkmaar, Hoorn, Zaandam, Vlissingen,
Zierikzee, Haiiingen, Sneek, Meppel, Roermond, Venlo
en Weert; f) 27 van 5000—6000 inw.: Grave, Eindho-
ven, Helmond, Wageningen, Doeshorgh, Culemborg,
Zalt-Bommel, Woerden, Maassluis, Delfshaven, Brielle,
Helvoetsluis, Enkhuizen, Purmerende, Edam, Goes, Rhe-
nen, Dockiim, Praneker, Bolsward, Workum, Steenwijk,
Almelo, Enschedé, Winschoten, Assen, Sittard.
De op de kaart niet in aanmerking komende kleine
DK1NG.                                                                                              5
steedjes zijn: in Noord-Brabant: Geertruidenberg, Hens-
den, Klundert, Ravestein, Steenbergen , Willemstad, Wou-
drichem en Zevenbergen. — In Gelderland : Batenburg,
Borkulo, Bredevoort, Buren, Doetinchem, Groenlo, Elburg,
Hattem, 's Heerenherg, Huissen, Lochein, ïerborg en
Zevenaar. — In Zuid-Holland: Asperen, Goedereede, Heu-
kelom, Leerdam, Nieuwpoort, Ondewaler, Schoonhoven
en Vianen. — In Noord-Holland : Medemblik , Monniken-
dam, Muiden, Naarden en Weesp. — in Zeeland: Aar-
denburg, Arnemuiden, Axel, Brouwershaven, Hulst, Oost-
burg, Sas van Gent, Sluis, Ter Neuzen, Tholen, Veere
en Uzendyke. — In Utrecht: Montfoort, Wijk bij Duurstede
en IJsselstein. — In Friesland: Hindeloopen, IJlst, Slo-
ten en Stavoren. — In Overijssel: Blokzijl, Delden, Die-
penheim, Genemuiden, Goor, Grafborst, Gramsbergen,
Hasselt, Hardenberg, Oldenzaal, Ommen, Ootmarsiim ,
Rijssen, Vollenhoven, Wilsum en Zwartsluis. — In Gro-
ningen: Appingedam en Delfzijl. — In Drenthe: Coevor-
den. — In Limburg: Gennep en Valkenburg. Ofschoon
hunne toLale bevolking gerustelijk op ruim 100,000 zielen
mag geschat worden, vermelden wij de namen hier alleen
om des te beter te doen uitkomen hoe krachtig de ste-
delijke zamenwoning in ons land is vertegenwoordigd, al
vinden de bewoners dezer kleine steden meestal hun
hoofdmiddel van bestaan in den landbouw of daaraan
verwante bedrijven.
Onder de aanzienlijkste platteland-gemeenten vindt men
er een half dozijn met meer dan 10000 inwoners, doch
die bestaan dan gemeenlijk uit meer dan één kerkdorp,
evenwel zijn onder meer anderen de volgende dorpen wegens
hunne digtbebouwde, aanzienlijke dorpskom vermeldings-
waardig, omdat zij over het algemeen de geriefelijkheden
van kleine steden aanbieden. In Noord-Brabant: Boxtel,
Boxmeer, Elten, Gemert, Oirschot, St. Oedenrode, Prinseu-
hage, Rosendaal en Veghel. — In Gelderland : Aalten , Apel-
doorn, Brammen, Ede, Rheden (Velρ en Dieren) en Win-
terswijk. In Noord-Holland : Crommenie, Hilversum, Nieuwer-
Amstel en de Zaanlandscbe dorpen , Koog, Zaandijk en Wor-
merveer. — In Zuid-Holland : Alpben , Katwijk, Naaldwijk ,
Noordwijk en Wassenaar.— In Utrecht: Zeist. — In Fries-
land: Heerenveen. — In Overijssel: Dallsen, Hengelo en
Baalte. — In Groningen: Hoogezand, Pekel-A, Veendam,
I en Wildervank. — In Drenthe: Hoogeveen. — In Limburg:
Heerlen, Kerkrade en Vaals.
Het platteland telt ruim i der geheele bevolking van Neder-
land en is blijkens kaart IV zeer ongelijk bevolkt, zich
grootendeels rigtende naar den aard van den bodem; de
-ocr page 15-
BEVOLKING.
ε
den Ameland en Schiermonnikoog); Onderdendam (en het
eilandje Roltum). De juistheid vorderde die splitsing.
kantons Zaandam en Rotterdam (te zamen 5 kantons)
tellen alleen meer dan 1500 zielen per 100 bunders, na
aftrek der stedelijke bevolking. — Meer dan 100 zielen op
dezelfde oppervlakte vindt men op het platteland der 21
kantons: Waalwijk, Eist, Dr aten, Voorburg, Naaldwijk,
Leiden, Noordwijk, Alphen, Schiedam, Schoonhoven,
Sliedrecht, Ridderkerk, Vianen, Naarden, Enkhuizen, Ber-
likum, Sitlard, Meerssen, Heerlen, Gulpen en Maastricht. —
Meer dan 75 zielen in de 42 kantons: Boxtel, Veghel,
Oss, Heusden, Breda, Zevenbergen, Oudenbosch, Zeve-
naar, Terborg, Tiel, Geldermalsen, Zalt-Bommel, Wou-
brugge, Gouda, Hillegersberg, Dordrecht, Strijën, Gorin-
chem, Sommelsdijk, Weesp, Nieuwer-Amstel, Haarlem,
Beverwijk, Medemblik, Hoorn, Edam, Vlissingen, Sluis,
Oostburg, Hulst, Tholen, IJsselstein, Loenen, Leeuwar-
den, Holwerd, üockum, Harlingen, Appingedam, Onder-
dendam, Hoogezand, Zuidbroek en Vollenhoven.— Meer
dan 50 zielen in de 57 kantons: 's Bosch, Tilburg, Grave,
Boxmeer, Helmond, Eindhoven, Nijmegen, Wijchen, Cu-
lemborg, Arnhem, Elburg, Doesborgh, Doetinchem, Aal-
ten , Groenlo, 's Hage, Delft, Vlaardingen, Woerden , Brielle,
Oud-Beijerland, Amsterdam (4 kantons), Alkmaar, Schagen,
Purmerende, Helder, Middelburg, Goes, Heinkenszand,
Cortgene, Axel, Zierikzee, Brouwershaven, Utrecht, Maars-
sen, Amersfoort, Rhenen, Wijk bij Duurstede. Bolsward,
Bergum, Rauwerd, Sneek, Beetslerzwaag, Heerenveen,
Steenwijk, Almelo, Goor, Delden, Oldenzaal, Enschedé,
Zuidhorn, Winschoten, Roermond en Venlo. — Minder
dan 50 zielen in de 27 overige kantons: Oirschot, Ginni-
ken, Oosterhout, Bergen op Zoom, Asten, Apeldoorn , Har-
derwijk, Nijkerk, Wageningen, Zulphen, Lochem , Lem-
mer, Hindeloopen, Oldeberkoop, Zwolle, Kampen, Ommen,
Raalte, Deventer, Ootmarsum, Assen, Meppel, Hoogeveen,
Groningen, Gennep, Horst en Weert. Tot regt verstand
moet worden vermeld, dat wanneer de kantons uit onge-
lijksoortige of gemakkelijk te onderscheiden deelen bestaan ,
bijv. uit vaslland en eilanden, die gedeelten op de kaart als
afzonderlijke districten zijn beschouwd; immers meestal
zijn de hoofddeelen beter bevolkt dan de eilanden. Zoo-
danige onderscheiding werd inachtgenoraen bij de volgende
kantons: Heusden (en. den Biesbosch, gedeeltelijk); Dord-
recht (en den Biesbosch, gedeelt.); Vlaardingen (en het
eiland Rozenburg c. a.); Haarlem (en den Haarlemmer-
meer-polder) ; Helder (en de eilanden Texel en Wieringen);
Medemblik (en de eilanden Vlieland en Terschelling); Enk-
huizen (en het eilandje Urk [1400 inw. op 82 bunders]);
Kampen (en het eiland Schokland); Dockum (en de eilan-
Op de kaart V volgt de bevolking in de meeste kan-
tons denzelfden loop, behalve natuurlijk daar waar de
stedelijke bevolking aanzienlijken invloed uitoefent: het
kwam noodzakelijk voor om nog eene rubriek te voegen
bij die welke op de vorige kaart, voorkomen , want ver-
schillende districten stijgen bij dit overzigt tot eene be-
volking van meer dan 200 zielen per 100 bunders. Ver-
gelijkt men nu beide kaarten IV en V, dan zien wij dat
de kantons 's Bosch, Breda, Nijmegen, 's Hage, Leiden,
Delft, Rotterdam, Schiedam, Gouda, Dordrecht, Amster-
dam, Haarlem, Zaandam, Helder, Vlissingen, Utrecht,
Leeuwarden , Groningen en Maastricht (dus bijna alle groole
en middelbare steden) van hunne verschillende rubrieken
overgaan lot de digtstbevolkte, dal is lot die van meer dan 200
zielen per 100 bunders ; de overmagl der stedelijke bevolking
is reeds minder merkbaar in de kantons Arnhem, Vlaar-
dingen, Gorinchem, Middelburg, Zierikzee en Harlingen,
welke nog ruim 150 zielen per 100 bunders tellen; weder
minder merkbaar is zij in de kantons Tilburg, Tiel,Zut-
phen, Culemborg, Zalt-Bommel, Brielle, Woerden, Hoorn ,
Edam, Goes, Dockum , Sneek, Bolsward, Deventer en Kam-
pen , mei meer dan 100 zielen per 100 bunders; de ste-
delijke bevolking der kantons Grave, Helmond, Ooslerhout,
Doesborgh, Alkmaar, Purmerende, Amersfoort, Zwolle,
Almelo, Roermond en Venlo doel die districten klimmen
tol eene bevolking van ruim 75 zielen per 100 bunders;
eindelijk rijzen Bergen op Zoom, Nijkerk, Hindeloopen,
Meppel en Weert daardoor lot ruim 50 zielen per 100 bun-
ders, terwijl Eindhoven, Wageningen, Enkhuizen, Steen-
wijk , Enschede en Assen, niettegenstaande zij eene niet
onaanzienlijke stedelijke bevolking tellen, op beide over-
zigten in dezelfde rubrieken blijven staan, even als al de
overige (plattelands-) kantons.
Merkwaardig is de meerdere of mindere aanwas der
bevolking in de 10 jaren (van 1849—59); slechts zeld-
zaam stuit het oog op teruggang: deze bepaalt zich tot
de kantons Grave, Boxmeer, Oirschot, Aalten (landver-
-ocr page 16-
7
BEVOLKING.
Ommen het maximum van 8,8 en 8,5, doordien de Kolo-
niën van Weldadigheid, alwaar een aantal personen in een
enkel gesticht wonen, in die districten liggen. Alle afwij-
kingen weten wij evenwel niet op te helderen, ons doel
was slechts er den onderzoeker op te wijzen, en waagden
wij eene algemeene opmerking te maken, dan zou het we-
zen, dat in de weidestreken minder personen op elk huis
komen dan in de bouwstreken, waarschijnlijk omdat er min-
der handenarbeid in eerstgemelde oorden wordt gevorderd.
Een viugtige blik op de zamenstelling der gemeenten in
Nederland, zal welligt niet ongepast zijn. De zoogenaamde
burgerlijke gemeenten, welke een Burgemeester en Wet-
houders en Raadsleden aan het boofd hebben, zijn in de
onderscheidene gewesten zeer verschillend zaamgesteld.
In Noord-Brabant, Noord-Holland, Zeeland, Overijssel,
Groningen, Drenthe en Limburg staan de burgerlijke ge-
meenten meestal ook kadastraal als ééne gemeente bekend,
daarentegen bevatten zij in Gelderland, Zuid-Holland, Utree lil
en vooral in Friesland dikwerf meerdere kadastrale ge-
meenten, gelijk wij uit de betrekkelijke kolommen van
de ontledende labellen vrij gemakkelijk zien kunnen. Docb
deze afwijking is minder in het oog springend dan die,
welke wij bij het gadeslaan der bestanddeelen bespeuren;
immers vormt in Noord-Brabant, Noord-Holland, Zeeland
en Limburg genoegzaam ieder eenigzins belangrijk kerk-
dorp eene burgerlijke gemeente, hetgeen in Gelder-
land, Zuid-Holland, Utrecht, Overijssel, Groningen
reeds zeldzamer hel geval is, terwijl in Friesland onder-
scheidene burgerlijke gemeenten (oudtijds grietenijen) tien
of meer kerkdorpen bevatten. De grootte der gemeenten
is dan ook zeer verschillend; het middelcijier bedraagt
ongeveer 2700 bunders per burgerlijke gemeente en ter-
wijl wij dit getal door velen aanmerkelijk zien overschrij-
den, zijn andere gemeenten dikwerf bijzonder beperkt van
uitgestrektheid. Tol staving deelen wij de beide onder-
slaande overzigteii mede, daarbij tevens bet inwonertal
vermeldende.
huizing), Voorburg, Naaldwijk, Weesp, Sluis, Oostburg
en Raalte. — Stationair bleef de bevolking in de kantons
Oss, Boxtel, Veghel, Ginniken, Middelburg en Weert. In
al de overige 134 kantons was de vermeerdering zeer merk-
baar en bereikte of overtrof zelfs de 10 percent in de
kantons: Arnhem, Apeldoorn, Harderwijk, Elst,Druten,
Zutphen en Tiel in Gelderland;— Rotterdam, Schiedam,
Dordrecht, Ridderkerk, Sliedrecht en Brielle in Zuid-Hol-
land;— Schagen, Helder en Haarlem in Noord-Holland; —
Goes in Zeeland; — Wijk bij Duurslede in Utrecht; —
Berlikum, Dockum, Bergum, Harlingen, Heerenveen, Beet-
sterzwaag en Ohlenerkoop in Friesland; — Kampen, Deven-
ter, Ommen en Enschede in Overijssel; — Hoogezand,
Winschoten, Zuidbroek en Appingedam in Groningen; —
Assen en Hoogeveen in Drenthe; in de beide zuidelijke
provinciën, Noord-Brabant en Limburg geen enkel. Het
zijn dan ook Zuid- en Noord-Holland, Friesland, Gronin-
gen en Drenthe die het sterkst toenamen in bevolking en
waar de vermeerdering ongeveer of ruim 10 percent be-
draagt, terwijl deze over het geheele rijk ongeveer 8 ten
honderd beloopt.
Hel zamenwonen vooral in groote steden oefent aan-
zienlijken invloed uit op het aantal bewoonde huizen; de
opgave op Kaart V is naar den toestand van 1849 gere-
geld, want tot dat tijdstip behoorden de laatste bouwstof-
fen, waaruit kon worden geput; het spreekt echter van
zelf dat er niet veel in veranderd is, en zien wij dat
toenmaals Rotterdam 12 en Amsterdam slechts 9,2 inwo-
ners per huis telde, dan zal degeen, die deze beide sleden
kent, gaarne toestemmen dal de sterke aanbouw in eerst-
gemelde stad slechts gebrekkig voorziet in de behoefte aan
woningen veroorzaakt door den kracbtigen aanwas der
bevolking, zoodat de verhouding sedert niel veel verbeterd
is: in Amsterdam wordt veel minder gebouwd, maar de
bloei is er ook niet zoo groot. Ten plattenlande zijn de
afwijkingen geringer; toch kan men dikwerf de reden der
verscliillen nagaan. Zoo bereiken de kantons Assen en
A. De kleine gemeenten van en beneden de 100 bunders  oppervlakte (s. stad, d. dorp).
Egmond aan Zee, d. 11 bunders met 1580 inwoners.   Provincie Noord-Holland.
Blokzijl,
s.
16
II
1622
Vollenhoven
, s.
20
II
1559
Ravestein,
s.
30
II
900
Almelo ,
s.
31
II
3694
Dockum,
s.
33
II
4415
Maassluis,
s.
35
II
3626
Enschede,
s.
53
II
4336
Eindhoven,
s.
56
II
3189
Nieuwpoort,
s.
59
II
574
Ammerstol,
d.
73
II
569
Urk,
eiland
82
II
1404
ß                  ç          Overijssel.
7                     ii id.
/                  *          Noord-Brabant.
//                  //          Overijssel.
é/          Friesland.
/                  *          Zuid-Holland.
/                  u          Overijssel.
<i                    é,            Noord-Brabant.
ir                  é/          Zuid-Holland.
//                     ii id.
n                  á         'Noord-Holland.
-ocr page 17-
BEVOLKING.
Spaarndam,
d. 90 bu
aders met
482
Schoonhoven,
s. 93
II
2812
Helvoetsluis,
s. 98
1/
4233
Hasselt,
s. 99
II
2208
Harlingen,
s. 100
II
9772
Zuid-Holland.
id.
Overijssel.
Friesland.
s oppervlakte..
en 5
ierkdorpen.
Prov. Gelderland.
2
//
7
Drenthe.
3
//
Gelderland.
13
II
//
Friesland.
13
ie
//
//
8
II
II
II
3
II
II
Gelderland.
7
II
II
Noord-Holland
ñ
II
II
//
14
II
II
Friesland.
1
II
II
Drenthe.
2
II
II
Overijssel.
24
II
II
Friesland.
2
II
II
Overijssel.
3
II
II
Gelderland.
27
II
II
Friesland.
4
II
II
Groningen.
9
II
II
Friesland.
2
II
II
Overijssel.
2
II
II
Drenthe.
7
il
II
Limburg.
11
II
II
Groningen.
6
II
II
Overijssel.
2
II
II
II
1
II
II
Gelderland.
3
1!
II
Overijssel.
1
II
II
Drenthe.
3
II
II
Overijssel.
3
II
II
II
2
II
II
Drenthe.
1
II
n
Overijssel,
8
II
II
Friesland.
6
II
II
//
4
II
II
Limburg.
2
II
II
Drenthe.
3
r/
II
Noord-Holland.
9
//
II
Gelderland.
2
//
II
Drenthe.
2
//
II
Overijssel.
1
//
II
Drenthe.
2
*
II
Gelderland.
3
II
II
Í oord-Holland.
2
II
II
Groningen.
3
'1
II
Overijssel.
2
»'
II
Drenthe.
1
II
II
Overijssel.
2
II
II
Noord-Brabant.
10
II
II
Friesland.
3
II
II
Overijssel.
B. De grootste gemeenten van meer dan 10,000 bunder
bund. met 9615 inwoners, bestaat uit 5 kad. gemeenten
Ede,
32026
Emraen,
28851
Apeldoorn,
23940
Opsterland,
23061
West-Stellingwerf
, 22717
Oost-Stellingwerf,
22500
Ermelo,
20914
Texel (eil.),
18551
Haarlemmermeer ,
18523
Tietjerksteradeel,
17279
Beilen,
16674
Ambt Hardenberg
, 16541
Wijmbritseradeel,
16540
Ambt Ommen,
16370
Epe,
15648
Wonseradeel,
15536
Vlagtwedde,
15390
Schoterland ,
15248
Lonneker,
14959
Odoorn,
14784
Venraij,
14622
Slochteren ,
14590
Tubbergen,
14350
Zwollerkerspel,
14282
Winterswijk,
13812
Staphorst,
13800
Westerbqrk ,
13663
Raalte,
13614
Hellendoorn,
13199
Borger,
13035
Dalfsen,
12853
Doniawerstal,
12565
SmalHngerland,
12494
Bergen,
12470
Dalen,
12158
Zijpe,
11841
Eibergen,
11715
Norg,
11230
Losser,
11097
Vries,
10881
Laren,
10839
Terschelling (eil.),
10767
Onstwedde,
10682
Weerselo,
10631
Rolde,
10539
Haaksbergen ,
10471
Deurne,
10328
Achtkarspelen,
10320
Wierden,
10208
3820
11310
11456
11938
8354
4921
6164
7500
10496
3269
6015
1
2
6
4
4
2
1
1
4
1
1
5
1
2
6
1
4
1
1
1
3
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
4
1
1
1
2
1
1
1
2
1
1
1
1
1
1
4
1
7050
10307
2705
10855
8612
2712
4913
7223
5829
4739
7383
4560
1836
5564
4751
4358
5090
3158
8268
4348
3546
5268
5394
5822
4954
2197
3687
2939
4518
5430
1614
4704
3887
8509
5635
Ten opzigte van Kaart VI, de regterlijke indeeling be-
nevens de verdeeling in kiesdistricten voor de volksverte-
genwoordiging aanduidende, vermeenen wij nog een paar
ophelderingen te moeten mededeelen. De hoofdplaatsen der
Kantons, Arrondissementen en Hoven zijn er op vermeld;
de zetel van het hoogste collegie, de Hooge Raad is 's Gra-
venhage, ierwijl hei Hoog Militair Geregishof Ie Illrechl
is gevestigd.
Behalve de bijna in iedere kantons-hoofdplaats aanwe-
zige huizen van bewaring zijn al de gevangeiihuizen ver-
meld; de eigenlijke strafgevangenissen bepalen zich, niet
uitzondering van de cellulaire gevangenis Ie Amsterdam ,
-ocr page 18-
BEVOLKING.
9
tot Leeuwarden (criminele mannen), Hoorn (correctio-
nele mannen), Woerden (crim. en corr. vrouwen),
Rotterdam en Alkmaar (jongens), Amsterdam (meisjes),
Leiden (militairen); het totale aantal gevangenen in die
huizen bedroeg in 1857 3545, terwijl in de huizen van
verzekering 8913 en in die van arrest 8484 waren
aanwezig geweest, behalve de tijdelijk in de huizen
van bewaring opgenomen 22019 personen (velen door-
trekkende gevangenen). Op 31 Dec. waren er evenwel
slechts aanwezig in het geheel 4610 gevangenen; waarvan
2541 in de strafgevangenissen, 1351 in de huizen van
verzekering, 515 in die van arrest en 205 in die van
bewaring. De verhouding der vrouwelijke tot de manne-
lijke bevolking is ongeveer 1:4; ruim 51 pet. was Pro-
testantsch, bijna 47 Roomsch-katholiek, ruim 2 Israë-
lietisch; de helft ongeveer verstond lezen en schrijven,
de andere helft niet. Hoorn met 750, Leeuwarden met
601 en Leiden met 484 gevangenen, waren de sterkst be-
volkte huizeu.
De door roode lijnen aangewezen grenzen der kiesdis-
tricten voor Leden van de Tweede Kamer zijn voldoende
om de uitgestrektheid van ieder district te leeren kennen;
dewijl door elk 45000-tal inwoners één afgevaardigde wordt
gekozen, wijst het met roode cijfers aangeduide aantal
afgevaardigden tevens aan, hoeveel maal ongeveer 45000
inwoners het district bevat; bijv. Drenthe 2 X 45000, Am-
sterdam c. a. 6X45000. De census wisselt af van/112.—
in Amsterdam tot f 20. — in de meeste plattelandsge-
meenten der buitenprovinciën, doch schijnt voor eene na-
dere regeling vatbaar te wezen, daar b. v. het district
Tilburg dat 2 Leden afvaardigt, meer kiezers telt dan
Rotterdam dat 3 Leden afvaardigt; uit de staatkundige
kaart van den Heer 3. w. kerkwijk zijn in dit opzigt eene
menigte bijzonderheden te putten en slaan wij er het oog
op, dan zien wij onder anderen dat in Drenthe de dor-
pen Ruinerwold en Westerbork met evenveel inwoners
respectievelijk 89 en 43 kiezers tellen, terwijl Gouda en
Oosterhout ongeveer evenveel kiezers bevatten, ofschoon
de eerste stad bijna 15000, de andere geen 9000 zielen
telt, en de intellectuëele en politieke ontwikkeling van Oos-
terhouts bewoners, toch wel niet zooveel grooler zal we-
zen dan van die van Gouda, dat zij aanspraak mogen
maken op de helft meer invloed bij de verkiezing van
Volksvertegenwoordigers.
Voor de verkiezingen van Leden voor de Provinciale
Staten is ieder gewest in eenige districten verdeeld (Zuid-
Holland 17 — Drenthe 2), die elk van 3 tot 34 (Amster-
dam) Leden afgevaardigen; de hoofdplaatsen dezer distric-
ten zijn op de kaart dubbel onderstreept en het aantal te
kiezen Ledeu met een romeinsch cijfer aangeduid. Hier
zien wij ook weder zeer groote afwijkingen: o. a. kiezen
660 kiezers te Zevenaar c. a. 5 afgevaardigden en 1012
anderen te Arnhem slechts 4; deze voor de stedelijke be-
woners van Gelderland nadeelige uilkomst zien wij weder
geheel omkeeren in de provincie Utrecht, alwaar 1561 kie-
zers in de hoofdstad het regt hebben 13 Leden te kiezen,
terwijl 1003 plattelandskiezers in het district IJsselstein
slechts 7 Leden mogen afvaardigen; 1759 kiezers te Zeven-
bergen c. a. kiezen evenveel Leden als 1005 te Helmond c. a.
Wij besluiten met eenige algemeene opgaven omtrent
de bevolking; over het algemeen is de toeneming hier niet
zoo belangrijk als in andere naburige Europesche landen;
in de 57 jaren van 1796 tot 1855 bedroeg zij slechts even
57 ten honderd en eigenlijk is eerst sedert de laatste
25 jaren hierin eene merkbare verbetering gekomen, waar-
schijnlijk toe te schrijven aan het bevrijd blijven van ver-
nielende oorlogen en aan de zorg, die in vele oorden des
lands wordt gewijd aan het nemen van maatregelen, welke
den gezondheidstoestand der volksklassen noodwendig moe-
ten verbeteren. Sedert 1850 is de bevolking dan ook met
meer dan 800000 zielen vermeerderd, en in het geheele
rijk telde men in 1857 gemiddeld ééne geboorte op 27,86,
in 1858 ééne op 29,66 inwoners, terwijl daarentegen in
1857 slechts één sterfgeval kwam op 35,53, in 1858 één
op 54,18 inwoners. Het zamenwonen in steden oefent hier
een grooten invloed op uit; in 1854 bijvoorbeeld werden
in de steden, welke te zamen ruim één derde der geheele
bevolking uitmaken, slechts 7085 meer geboren dan er
stierven, terwijl ten plattenlande, met nog geen twee derde
der totale bevolking, 20584 sterfgevallen minder dan ge-
boorten plaats vonden. De westelijke provinciën, alwaar
de stedelijke bevolking die van het platteland overü^eft,
bieden derhalve de ongunstigste verhouding aan en alleen
aan het voortdurend toestroomen van dienstboden, hand-
werkslieden enz. uil de eigenlijke landprovinciën en uit den
vreemde, is het toe te schrijven, dat alle gewesten tamelijk
gelijken tred houden in de toeneming der bevolking; zoo
kwamen zich in het pas genoemde jaar in de steden 3755
personen meer vestigen dan er uit vertrokken, terwijl die
toeneming in de plattelandsgemeenten slechts 161 personen
bedroeg; in 1858 waren die getallen wel minder sprekend,
maar toch vermeerderden de steden door vestiging van
-ocr page 19-
BEVOLKING.
ΙΟ
nieuwe inwoners met 5705 personen, en het platteland
met slechts 1920 personen.
De landverhuizing was nimmer belangrijk en vermindert
nog jaarlijks; vroeger — van 1848 af—vergokken gemid-
deld 2000 personen jaarlijks , in 1858 verminderde dit tot
ruim duizend, in 1859 daalde het cijfer zelfs beneden 500.
Meestal zijn het landbouwers en arbeiders, waarvan naau-
welijks één tiende tot de weigestelden behoort.
Het onderstaand tienjarig overzigt is niet van belang ont-
bloot, en vooral vrij bevredigend wat de verhouding der
onechte tot de echte geboorten betreft; deze is in de ste-
den als 1:15, ten plattenlan.de als 1 : 40, in het rijk als
1:25; Noord-Brabant, Limburg en Drenthe (1) onder-
scheiden zich het gunstigst; Zuid- en Noord-Holland en
Utrecht (door de groote steden) hel ongunstigst.
Jaren.
Wettige geboorten.
Onwettige geboorten.
Totaal geboorten.
Sterfgevallen.
Huwelijken.
1848
87857
4029
91886
89143
21906
1849
99615
4834
104449
95454
25081
1850
100115
5223
105338
67629
27386
1851
102129
5240
107369
68890
26768
1852
105170
4897
110067
74609
25530
1853
99997
4300
104297
77415
24487
1854
100113
4131
104244
76475
22895
1855
99066
3749
102815
90202 "
23367
1856
101868
4140
106008
76145
24509
1857
108768
4658
113426
87625
25950
(1) Dus heeft de geloofsbelijdenis hier geen invloed op, want de beide eerstgenoemde gewesten zijn bijna totaal Roomsch-katholiek
Drenthe bijna even uitsluitend Hervormd.
ERRATA.
Op de eerste bladzijde dezer afdeeling staat de bevolking van Limburg vermeld : in 1859 op 915351 inwoners, dit moet zijn 215351.
-ocr page 20-
MIDDELEN VAN BESTAAN.
(DERDE APDEELING).
KAARTEN VII, VIII, IX.
Ongetwijfeld dient men de middelen van bestaan van
nabij te beschouwen, wil men zich eenigerraate op de
hoogte stellen van de kennis van land en volk; immers
hoe gemakkelijk het ook schijnt, om met een enkel woord
te zeggen, dat Nederland eene zeevarende natie huisvest,
zou het alles behalve gemakkelijk wezen dit met cijfers
of feiten te bewijzen. Even als overal elders zijn er vrij
wat meer handen bezig met voortbrengen, verwerken en
verkoopen, dan met het af- en aanvoeren, en het moet
al een zeer ondankbare bodem zijn, die de bewoners nood-
zaakt hoofdzakelijk in scheepvaart en handel hun fortuin
te zoeken. Zóó stiefmoederlijk zijn wij niet bedeeld; al
is ons land, gelijk sommige beweeren, wat al te vroeg
bewoond geworden en al hebben wij daaraan alleen on-
zen kunstmatigen toestand te danken, toch worden wij
deswege schadeloos gesteld door weergaloos schoone wei-
den en uitnemend vette akkers, en wel op zulk eene
wijze, dat ook hier landbouw de hoofdzaak is; handelen
nijverheid volgen in werkelijkheid slechts van verre, hoe
groot hun gewigt voor 't overige ook wezen moge. Deze
stelling klinkt welligt velen onharmonisch, zoo gewoon
als de bewoners der steden, en vooral der grootere, zijn
om handel te beschouwen als de spil, waarop alles draait;
wij weten geen beter middel om hen met de waarheid te
verzoenen, dan te verzoeken ons te volgen bij de be-
handeling van dit gewigtig onderwerp; onze poging om
op dit gebied iets deugdelijks te leveren, is zeer zeker
vermetel, zoo weinig stellige gegevens leverde tot heden
de statistiek; maar eene zorgvuldige raadpleging van ver-
schillende bronnen en eene naauwgezette overweging van
al hetgeen ons ter kennisse kwam, zullen zoo wij hopen
de strekking hebben gehad, al te groote dwalingen of
mispassen te doen vermijden; eenigzins geholpen door lo-
kale nasporingen trachtten wij een geheel te leveren, dat.
welligt niet zoo volledig is als men zou mogen verwach-
ten, ware dit onderwerp niet een grootendeels ondoor-
vorscht gebied te noemen.
-ocr page 21-
MIDDELEN VAN BESTAAN.
eene opgave bij van het aantal bunders bosch, die ver-
moedelijk beneden het ware cijfer blijft, doch voldoende
zal wezen om veler verwondering uit te lokken over het
belangrijk aantal met hout beteelde bunders.
LANDBOUW (Kaart VII).
Provinciën.
Bunders.
Percenten
woeste grond.
Huizen per
100 bunders.
Bunders
bosch.
Noord-Brabant
511161
30
13
62500
Gelderland
507122
26
12
68500
Zuid-Holland
3035.36
3 =
27
15250
Noord-Holland
249424
12
26
7050
Zeeland
165707
2 =
16
3750
Utrecht
137232
9
18
15500
Friesland
326834
7=
13
7850
Overijssel
337682
39 =
13
14600
Groningen
234010
12 =
13
1350
Drenthe
265669
38
5
5000
Limburc;
220551
34 =
16
23400
Nederland.
3258928
31
15
224750
Uit den tekst, bij de eerste afdeeling gevoegd, hebben
wij reeds kunnen opmaken, dat het alluvium in het
noorden en westen des lands de rijkste weiden en bouw-
landen opleveren en deze gedeelten in verhouding het
meeste bebouwde land bevatten; de 7de kaart wijst ons de
streken aan, die nog grootendeels onbebouwd bleven, en
DRENTHE, NOORD-BRABANT , OVERIJSSEL, noordelijk LIMBURG eil
de VELUWE, vervullen in dit opzigt de hoofdrollen. Uitge-
strekte heidevelden, begrensd of afgewisseld door moe-
rassige veenen, vermoeijen er den wandelaar doordeeen-
toonigheid; maar als die wandelaar een opmerkzaam oog
bezit, bespeurt hij met genoegen hoe overal pogingen,
soms zeer geringe pogingen, worden in 't werk gesteld
om die woestenij te verkleinen, hoe weder een kleine ak-
ker is afgebakend en omgezet, of hoe een hei-plas is af-
gewaterd en een enkel schaap zich reeds aan het frissche
groen te goed doet; en keert diezelfde wandelaar nu na
eenige jaren terug, dan komt hij tot de overtuiging, dat
geduld en vlijt heerlijke uitkomsten kunnen opleveren,
dat de bakens al· weder zijn verzet en wel ten voordeele
van landbouw en vertier; en dringt hij dieper in de zaak
door, uit aller mond zal hij vernemen, dat de stugste
boer zich verheugt ten laatste te hebben toegegeven, want
dat de grond toch eigentlijk bleek zoo slecht niet te we-
zen, toen eindelijk de marke was verdeeld. Zoo ging het
ons meermalen, en van harte wenschen wij dat menig-
een toch eerst in ons land rondkijke en opneme, wat daar
met geld tot eigen voordeel en dat van nijvere landge-
nooten kan verrigt worden, vóórdat hij in buitenland-
sche ontginningen kapitaal en verwachtingen plaatst, om
al ras te ondervinden dat daar, door gebrek aan vervoer-
wegen of marktplaatsen, de beste oogsten nog geen voor-
deel afwerpen. Het spreekt dus van zelf dat de onbe-
bouwde gronden langzamerhand inkrimpen, maar evenwel
oordeelen wij het niet ondoeltreffend, een overzigt mede te
deelen van de percenten onbebouwd land in elke provin-
cie, naar de tegenwoordige, stellig vrij juiste schatting,
en die althans geenzins te gunstig is, daar men veilig
kan aannemen dat de officiële opgaven van in cultuur
gebragte gronden de werkelijkheid niet zullen overtref-
fen. Het aantal huizen op elk lOOtal bunders der totale
oppervlakte volgt daarachter, en eindelijk voegen wij er
Groot is het onderscheid tnsschen Overijssel en drenthe
vergeleken met zeeland, dat bij uitnemendheid rijk be-
bouwd is en in dit opzigt met alle andere streken der
wereld kan wedijveren. Maar ook de overige provinciën,
gaan eene heerlijke toekomst te gemoet, want moge men
thans nog ongeveer 700,000 bunders onbebouwd land tel-
len, zoo oordeelen deskundigen dat naauwelijks éénderde
van dat getal ongeschikt tot vruchtbaarmaking zou we-
zen ; weshalve men kan nagaan dat er voor'shands nog
vrij wat grond ter ontginning overblijft, altijd onder het
bereik van goede wegen en van markten. Zien wij voorts
uit deze opgave dat in zeeland en in limburg, beide
bouwprovinciën, het aantal huizen per lOOtal bunders,
gelijk staat, terwijl de stedelijke bevolking dier gewesten
ongeveer even groot is (± 50000 zielen), dan komt men
ligtelijk tot de gevolgtrekking, dat in eerstgenoemde provin-
cie de bouwhoeven of landerijen ongeveer de helft of een
derde grooter zijn dan in limburg, omdat in dit gewest
65,5, in het ander 97,5 percent van den bodem be-
bouwd is.
Wat die bebouwde gronden opleveren, is de hoofdzaak
van ons onderzoek en trachtten wij reeds op de kaart dui-
delijk te maken; toch zullen statistische toelichtingen nood-
zakelijk wezen en het laatst bekende, over het algemeen
gunstige jaar 1858 strekke ons daarbij tot gids, terwijl
wij lot meer geleidelijk overzigt levens de totalen over
1852 (een gemiddeld goed jaar) en over 1855 (ook een
vrij gunstig jaar) zullen mededeelen.
-ocr page 22-
MIDDELEN VAN BESTAAN.
AANTAL MUDDEN.
Provinciën.
Tarwe.
Rogge.
Boekweit.
Gerst
Haver.
Aardappelen.
Noord· Brabant
166829
856693
229909
66902
351137
298533S
Gelderland
256443
733269
225400
46462
224044
3883715
Zuid-Holland
250796
115895
120
214395
261548
1602913
Noord-Holland
75630
95546
34294
75216
173414
603171
Zeeland
496588
117833
8234
379030
103836
872449
Utrecht
65588
105761
84903
4927
26003
478498
Friesland
97156
170216
97463
118279
188111
1837722
Overijssel
16895
542668
122205
33126
62137
1349041
Groningen
106627
329737
84310
760031
908845
1634357
Drenthe
//
340103
119134
9484
28964
813070
Limburg
158898
409443
92114
47438
201594
846261
Totaal in 1858
1691450
3817164
1088086
1755290
2529633
ι 16906532
, , 1855
1217000
3118000
1320000
1463000
3335562
1 10013000
,, „ 1852
1519000
2914000
1055000
1437000
2704000
| 8563000
Aantal bunders daar-1 1858
83908
195084
66065
47194
83643
104463
toe gebezigd in j 1855
73500
186300
66300
44500
90500
96200
Getaxeerde waarde in 1858
ƒ 16,793000
ƒ 29,515000
f f 7,938000
I ƒ 10,220000
,/ 12,582000 i/38,720000
Wij zien hieruit, dat de oogst dezer hoofdvoedingsge-
wassen aan eene tamelijk groote afwisseling onderhevig
is; voor het eene gewas is droogte een vereischte, het andere
daarentegen schijnt meer van vochtigheid te houden; nacht-
vorsten in den nazomer doen de boekweit mislukken en
oefenen op de andere gewassen geen nadeeligen invloed
uit; wij zullen ons echter bepalen tot enkele belangrijke
gevolgtrekkingen. Terwijl zeeland, hoewel een der klein-
ste gewesten, ruim een vierde van den geheelen tarwe-
oogs( levert, zoodat het gebruik van tarwebrood in alle
klassen der bevolking algemeen is, zien wij dat drenthe
in 't geheel geen tarwe voortbrengt. De drie zuid-ooste-
lijke provinciën noord-brabant , Gelderland en limburg
produceren daarentegen meer rogge dan al de acht ove-
rige te zamen; deze graansoort is daar dan ook hel
hoofdvoedsel en in het westen wordt trouwens al zeer wei-
nig rogge verbouwd. De boekweit vindt haren hoofdzetel
in Gelderland en noord-brabant, en is er ook van betere
kwaliteit dan in de veenrijke provinciën, alwaarduizende
bunders land, zonder ploeg of mest met boekweit worden be-
bouwd , nadat de bovenste veenlaag is afgebrand; de asch
strekt wel tot mest, doch de oogst is nimmer zoo rijke-
lijk als op beteren grond, onder aanwending van grooter
zorgvuldigheid; op den vetten kleibodem der westelijke
en noordelijke streken van ons land wordt zij in 't geheel
niet verbouwd. Groningen brengt in den regel alleen on-
geveer een derde voort van al de hier te lande geteelde
gerst en haver, en deze gewassen, welke een goeden bo-
dem vereischen, vormen er een zeer aanzienlijk uitvoer-
artikel. De aardappel eindelijk, dat hoofdbestanddeel der
voeding van de lagere klassen, waarvan de oogst zoo
belangrijken invloed uitoefent op den marktprijs der eet-
waren, houdt eenigermate gelijken tred met de bevolking,
behalve dat holland voor een groot gedeelte uil Gelder-
land wordt voorzien; in dit laatste gewest bezigt men
voor dien bouw zoowel vette klei- als schrale zandgron-
den en het zal ieders aandacht tot zich trekken, dat se-
dert de ziekte van dit gewas afneemt de productie aan-
merkelijk toeneemt, terwijl het jaar 1858 bovendien als
een buitengemeen gunstig jaar mag worden aangemerkt.
Deze hoofdproducten, welke gezarnentlijk meer dan 115
millioen gulden aan waarde vertegenwoordigen, zijn ech-
ter niet de eenige voortbrengselen van den landbouw,
die onze aandacht verdienen; de hoeveelheden erwten en
boonen, cichorei, meekrap, hop, vlas en hennep, tabak en
oliezaden op ongeveer 130,000 bunders (hoofdzakelijk in
ZEELAND , ZUID-HOLLAND , GRONINGEN βΠ FRIESLAND) geteeld eil
te zamen bijna 25 millioen gulden aan waarde bezittende,
verdienen ook eene afzonderlijke vermelding; wij zullen
uit onderstaande opgaven zien, hoe uitéénloopend het aan-
deel der verschillende gewesten is en hoeveel partij er
van den vetten bodem van enkele provinciën wordt ge-
trokken, om de kostbare artikelen, die wij hier vermel-
den , voort te brengen.
-ocr page 23-
MIDDELEN VAN BESTAAN.
é
Provinciën.
Erwten en
boonen.
Cichorei.
Meekrap.
Hop.
Vlas en
hennep.
Pond.
Tabak.
Oliezaden.
Mud.
Pond.
Pond.
Pond.
Pond.
Mud.
Noord-Brabant
39476
260000
1759474
105800
727645
13300
42379
Gelderland
41499
f
38630
57116
3959212
18858
Zuid-Holland
65898
1726948
__
2,640651
10600
69541
Noord-Holland
21382
Ñ
ñ
5613
Zeeland
150062
6879950
1,235910
50369
Utrecht
9536
II
—.
43854
830895
2490
Eriesland
69768
28747950
II
1,439780
126356
Overijssel
10241
II
__
5275
9594
Groningen
287515
590000
II
_
75556
Drenthe
3196
u
__
Limburg.
15527
501000
ir
_
43875
Totaal in 1858.
714100
30,098950
10,366372
144430
6,194106
4,814007
400756
n ii 1855.
1,191406
22,527196
2,311425
152734
7,923842
3,276630
673295
in vele streken van Duitschland en in Groot-Britanje is
gebragt; het gering aantal van zeer groote grondeigenaars
is hiervan gedeeltelijk de oorzaak en in de groningsche
Weilanden, alwaar deze niet ontbreken, ziet men dan ook
de gunstigste uitkomsten; daar schroomt de landman niet,
om de nieuwste werktuigen ter hand te nemen en zijn
grond te draineren. Doch het is aan geen twijfel onder-
hevig of overal is verbetering te wachten; de gezameut-
lijke pogingen van gewestelijke vereenigingen, de doel-
treffende aansporingen van onzen Koning, het loffelijk
voorbeeld van enkele landhuishoudkundigen, de door
landbouwtentoonstellingen, volksvoorlezingen en geschrif-
ten opgewekte belangstelling bewerkte reeds veel goeds ,
bereidde reeds veel heilrijks voor.
Alvorens van dit onderwerp af te stappen, willen wij
nog uit het laatst bekende verslag over den landbouw
mededeelen, dat van al het bouwland wordt gebezigd: tot
den bouw van tarwe 12,4 pet., van rogge 28,7 , \âÜ gerst
6,4, van haver 12,2, van boonen en erwten 7, van boek-
weit
9.8, van aardappelen 14,8, van meekrap 0,8, van
vlas en hennep 2,5 , van tabak 0,5 , van fijne zaden 0,6 pet.
Thans zijn wij tot een anderen tak van landbouwkun-
dig bedrijf genaderd, de veeteelt, en hoe aanzienlijk
deze in ons vaderland is, weet iedereen; toch zal het
niet onbelangrijk wezen om dit met cijfers te bewijzen.
Van de totale oppervlakte van Nederland zagen wij dat
slechts 21 percent heiden of woeste gronden zijn, en trekt
men van de overblijvende bunders af al hetgeen werkelijk
als bouwland of boschgrond hier boven reeds in aanmer-
king is gekomen (granen en aardappelen 580,000 b.;
speciale teelten van erwten en boonen, oliezaden, mee-
krap, olie, tabak enz., 105,000 b.; warmoezerijen en
voedergewassen, klaver, knollen enz., 50,000 b.;bosschen
225,000 b.; te zamen 940,000 b., dan blijven voor wei-
De vergelijking der beide jaartallen zal den deskundige
dadelijk in herinnering brengen, dat het jaar 1858 een
zeer droog jaar was; vooral in zeeland en Groningen mis-
lukten de oliezaden, bijna algemeen leverden erwten en
boonen een uiterst schraal gewas, terwijl daarentegen de
weersgesteldheid den meekrap- en tabaksbouw buitengemeen
begunstigde; in 1855 mislukte de meekrap geheel in zee-
land, dat gemiddeld 4—5,000000 pond voortbrengt op
ongeveer 5000 bunders land; in Gelderland breidde zich
de tabakscultuur meer en meer uit, en over het algemeen
bespeurt men een vrij aanzienlijken vooruitgang in den
teelt der gewassen, welke eene min of meer zorgvuldige
behandeling vorderen, doch bij welslagen die meerdere
moeite dubbel beloonen.
Zonder deswege cijfers mede te deelen, dient toch de
aandacht te worden gevestigd op eenige voortbrengselen
van den grond, die in sommige streken eigenaardig te huis
behooren en ruim 20000 bunders van de oppervlakte in-
nemen; zoo vermelden wij: de warmoeziersgewassen en
het mosterdzaad in noord-holland; — de beet- of mangel-
wortelen in GELDERLAND, LIMBURG, ZUID-HOLLAND en NOORD-
BRABANT; — het klaverzaad in limburg , noord-brabant en
Gelderland; — het vogelzaad in friesland, noord-brabant
en op de zeeuwsche en zuid-hollandsciie eilanden; — de
bloementeelt en de aankweeking van geneeskruiden aan
den voet der duinen tusschen haarlem en leiden; — de
druiven en fijne vruchten van het westland bij delft ; —
de aanzienlijke boomgaarden, vooral van appelen, peren,
kersen en bessen, met name in de betuwe, langs de
ussEL-oevers, op de züid-hollandsche eilanden, in zuidelijk
limburg, in drechterland tusschen enkhuizen en hoorn.
Hoe voldoende dit overzigt ook moge voorkomen, toch
staat de landbouw hier te lande nog niet op dien trap
van ontwikkeling, waarop hij met behulp der wetenschap
-ocr page 24-
MIDDELEN VAN BESTAAN.
s
en hooiland stellig ruim 1,400000 bunders over; het
spreekt van zelf dat deze getallen voor velerlei afwisseling
vatbaar zijn en men slechts bij benadering tot eenig resul-
taat kan geraken; want de met gebouwen bezette of met
plassen bedekte en tot wegen gebezigde gronden, te za-
men op circa 6è pet. der geheele oppervlakte geraamd,
behooren ook nog te worden afgetrokken. Op kaart VII
nemen de wei- en hooilanden bij lang na zoo veel opper-
vlakte niet in, doch daar wordt ook gewezen op de om-
standigheid, dat vooral in het noorden des rijks een aantal
akkers beurtelings als bouwgronden of als wei- of hooiland
worden gebruikt. Ontegenzeggelijk nemen de provinciën
noord-holland en friesland in dit opzigt eene aanzienlijke
plaats in; in deze beide gewesten alleen vindt men voor
't minst 325,000 b. wei- en hooiland, aldus verdeeld:
noord-holland, 75000 b. weiland, 67500 b. hooiland.
friesland           75000 »         »          107500 »
Ofschoon 1855 een ongunstig jaar was, schatte men de
hooi-opbrengst dier provinciën op 443 millioen pond hooi;
toch kwam men in de laatste jaren meestal te kort, en
dat dit bij den toenemen den uitvoer van hooi naar Frank-
rijk en Skandinavië niet vreemd is, volgt uit de bere-
kening der utrechtsche commissie van landbouw, dat
onze lx millioen runderen per maand van 30 dagen onge-
veer 100 millioen pond hooi verbruiken, onverminderd
aanzienlijke hoeveelheden knollen, stroo, koeken enz. Slaan
wij nu een blik op onzen veestapel, dan worden wij dade-
lijk overtuigd van de belangrijkheid der consumtie van voe-
dergewassen; de kleine kaartjes aan den voet van kaart
VII wijzen ons duidelijk aan, dat in het noorden en noord-
westen de runderteelt haar hoofdzetel heeft; daar is het
aantal niet alleen hel grootst, maar het ras is er ook het
uitmuntendst; dewijl de longziekte veel kwaad doet en de
vermeerdering, maar ontegenzeggelijk wordt veel meer
jong vee aangehouden, dan vroeger het geval was en mag
de veefokkerij zich dus in een grooten bloei verheugen.
De schapenteelt gaat achteruit, doch dit is een be-
paald gunstig verschijnsel; immers wordt een groot ge-
deelte der schapen op woeste markgronden gehouden, en
daar de zoo wenschelijke verdeeling der gemeentegronden
steeds toeneemt, komt men gemakkelijk lot het besluit,
dat vermindering der schapen in verband staat met meer-
dere ontginning; vooral in Overijssel, Groningen en dren-
the , alwaar bereids de meeste marken verdeeld werden, is de
vermindering het grootst. Het blijkt dus meer en meer
dat men bij de beoefening der statistiek voorzigtig met
de cijfers moet omgaan, wil men niet tot verkeerde ge-
volgtrekkingen komen. — Hoezeer wij nu niet zoo duidelijk
de oorzaak weten op te geven van den teruggang der
paarden, wat althans het aantal betreft, zoo zullen wij
echter wel niet behoeven te betoogen, dat ook deze teelt niet
achteruit ging, doch dat de vermindering welligt alleen
veroorzaakt wordt door de buitengemeen hooge prijzen,
weshalve de landlieden ai wat zij missen konden aan de
Pransche en Duitsche kooplieden verkochten; onze inland-
sche paarderassen zijn wel niet edel, maar toch zeer
gezocht voor ligte kavallerie, vooral de geldersche paar-
den komen daarvoor in aanmerking; de zeeuwsche zijn
daarentegen bij uitstek zwaar gebouwd en herinneren aan
de Vlaamsche rassen; de friesche fokkerij was steeds
zeer winstgevend en levert de bekende harddravers en de
statige koetspaarden. Op het kleine kaartje ziet men dat
Groningen en zeeland de meeste paarden in verhouding
tot het bundertal bezitten; dit staat geheel in verband
met den zwaren kleibodem dier gewesten, die voor het
bewerken de meeste krachtaanwending vordert.
uitvoer hoe langer zoo meer toeneemt, ziet men geene
VEESTAPEL.
Runderen in
Paard
en in
Schapen in
Provinciën.
1852
1858
1808 (i)
1852
1858
1852
1S58
Noord-Brabant
145072
146406
127868
28215
29662
55464
46269
Gelderland
146089
153184
116628
33444
31844
76300
74742
Zuid-Holland
175334
178650
158751
35285
34429
43039
45776
Noord-Holland
135188
128849
129607
17965
16681
178562
177528
Zeeland
46554
47105
25821
21786
21956
26032
29518
Utrecht
78796
70635
68156
10717
11705
26390
31360
Friesland
191187
173375
154846
23178
21886
91890
86450
Overijssel
109656
103730
77367
15793
15865
48443
33964
Groningen
104750
93291
65603
31082
26902
100204
68606
Drenthe
53135
62157
39119
9753
10432
125843
113797
Limburg
64937
53999
ρ
14173
14166
64318
60363
Totaal
1250698
1211381
241391
235528
836485
768373
(1) Eene vergelijking over een tijdvak van 50 jaar kan niet anders, dan belang inboezemen; doch men denke er aan, dat in 1808
-ocr page 25-
MIDDELEN VAN BESTAAN.
6
De plattelands-hevolking gebruikt, doorgaans varkens-
vleesch en veeltijds geitenmelk, en voor een zeer groot
gedeelte wordt in die behoefte voorzien door een aantal
van meer dan 250000 varkens en ruim 100000 geilen;
vooral in Gelderland en enkele streken van Overijssel,
DRENTHE, NOORD-BRABANT en LIMBURG legt Uien Zich toe Op
de aanfokking van varkens voor markten en verwijderde
plaatsen. De sterkte van het pluimvee wordt geschat op
ruim Η millioen stuks, waarvan bijna I hoenders; voorts
vooral eenden, duiven, ganzen en kalkoenen; dat deze
nog niel voldoende zijn voor de behoefte, blijkt uit den
jaarlijkschen invoer van ruim f 140000— aan eijeren.
Nevens deze aankweeking noemen wij ook de opbrengst
van het jaglveld, te ramen op eene gemiddelde jaarlijk-
sche hoeveelheid van 50000 hazen, 100000 patrijzen en
100000 eenden en talingen, zonder nog te spreken van
de konijnen, faisanten en snippen; alleen op de veluwb
wordt op grof wild gejaagd. Hoewel niet toenemend en
zich grootendeels tot de bouwstreken bepalend, is ook de
bijênteelt niet van belang ontbloot: het aantal korven
is op ongeveer 200000 te begrooten.
steenen uit de limburgsche groeven en rivierklei van uit-
uitmuntende hoedanigheid ter dienste der steenbakke-
rijen.
NIJVERHEID, Kaart VIII.
Het wordt vrij algemeen gezegd , dat Nederland geen
fabriekland is en dit ook door het bijna volslagen gemis
aan twee noodzakelijke grondstoffen, ijzer en steenkolen ,
moeijelijk kan worden; terwijl buitendien de neiging der
kapitalisten tot den goederen- en effectenhandel een groot
bezwaar tegen de vrije ontwikkeling der fabrieknij verheid
oplevert. Doch gaat men na, dat er in onderscheidene
artikelen een roemrijke wedstrijd met de naburige landen
wordt volgehouden, wanneer er althans van de goede
hoedanigheid der waren in de eerste plaats sprake is,—
ziet men voorts bij vergelijking met andere Staten, dat
wij in 1856 zelfs het industriëele koningrijk saksen in
aantal stoom-paardekrachten overtroffen (1); dan komen
wrij spoedig tot de overtuiging, dal wij in dit opzigt al
te nederig denken, want de afscheiding der zuidelijke ge-
westen heeft zoo gunstig op de nijverheid gewerkt, dat
onze landprovinciën eene hoogst belangrijke ontwikkeling
hebben ontvangen, terwijl in de zeeprovinciën, die fa-
briekmatige bedrijven zijn blijven bloeijen, welke er sints
lang gevestigd waren, of in meer of min onmiddellijk
verband staan tol den handel en de scheepvaart. Olïiciëele
cijfers, waar veel waarde aan te hechten is, bezitten wij
tot heden schaars; wat wij konden vinden, zullen wij
achtereenvolgens hier mededeelen, met inachtneming van
de meest mogelijke voorzigtigheid. Dat bereids verschil-
lende gegevens zijn medegedeeld, die, al vormen zij geen
volledig geheel, ons toch eenigermate op de hoogte der
zaak slellen kunnen, zal uit bet volgend overzigt blij-
ken ; de olïiciëele opgaven van rijkswege openbaar gemaakt,
en voorts de uitkomsten der onderzoekingen van den beer
Dr. Staring omtrent het aantal en den werkkring der fa-
briek-arbeiders, gevoegd bij eigen plaatselijke bekend-
heid, zullen onze gidsen zijn.
Het volgende slaatje zal ons reeds dadelijk in kennis
stellen met de uitbreiding der industrie in de verschil-
(1) In het Koningrijk saksen telde men op het einde van 1856,
550 vaste stoomwerktuigen, 11 in schepen, 147 op locomotieven,
te zamen, met 15709 paardekrachten, waarvan 9200 bij de loco-
motieven. — BEiGiE daarentegen bezat in 1855 : 2977 vaste stoom-
werktuigen met 66830 pdkr., 25 stoomvaartuigen met 1622 pdkr.
en 357 locomotieven van 292él pdkr.. — Zie Kole, Handbuch der
vergleich : Statistik , 2te Auflage.
Wij besluiten dit overzigt van de voortbrengselen van
den bodem van ons land met eenige cijfers mede te dee-
len omtrent de producten van het rijk der delfstoffen.
Zij zijn niet talrijk en bepalen zich tot: a) de veenderijen,
die vooral in zomer en herfst aan duizenden — p. m.
50,000 — een bestaan verzekeren (in Drenthe alleen ruim
6000 mannen, vrouwen en kinderen); gemiddeld worden
er jaarlijks wel 10 millioen ton turf uit de lage veenen
gegraven, tegen 25 millioen van de hooge veenen; deze
laatsten liggen meestal in drenthe, gronuvgen, friesland,
Overijssel en de peel, — de eerste soort behoort hoofdza-
kelijk te huis in friesland, het land van vollenhoven,
utrecht en holland ; b) de steenkolenmijnen in en bij
kerkraede in zuidelijk limburg, alwaar ruim 500 arbei-
ders ongeveer 40 millioen pond kolen leveren; c) het
ijzer-oer, dat hoofdzakelijk in het graafschap zutphen en
rondom Deventer wordt uitgegraven en omstreeks 5 mil-
lioen pond ijzererts oplevert; voorts eenig zeezout, bouw-
zuid-holland (Maasland) zich ook uitstrekte over het tegenwoordig
tot noord-brabant behoorend land van Hemden c. a.; dat zeeland
thans verrijkt is met den veestapel van het sedert bijgevoegde
staats-vla anderen ; gezwegen nog van andere kleine wijzigingen
in de begrenzing van utrecht. Het toenmaals tot Groningen be-
hoorend gedeelte van oost-priesland lieten wij hier buiten aan-
merking.
-ocr page 26-
MIDDELEN VAN BESTAAN.                                                                                 7
vermogen zich van 1852 tot 1858 heeft ontwikkeld, waar-
door de snelle vooruitgang van onze industrie buiten twij-
lende gewesten; de opgave der stoomwerktuigen (enpaar-
dekrachten)
is officieel en dus stellig van belang, vooral
omdat wij er uit kunnen zien, hoe krachtig het stoom-
fel wordt gesteld.
Aantal stoomwerktuigen (en
paardekracMen) in
Aantal fabriek-
arbeiders in
1858.
Aantal stoomvaartui-
gen (en paardenlcruch·
ten) in 1858.
Provinciën.
1858.
1854
1856
1852
48
60
70
(502)
14
(588<)
25
(708)
31
(268)
89
(308)
91
(529)
124
(1542-1)
107
(1641^
107
(1663)
132
(2754^.)
10
(2981j)
12
(4181*)
16
(139)
14
(180)
12
(196)
17
(200)
13
(171)
11
(252)
16
(131*)
21
(141)
26
095*)
36
(334)
12
(447)
12
(638)
20
(108)
1
(124)
1
(234)
1
(35)
35
(35)
35
(35)
43
(632*)
(675*)
(820)
364
392
506
(6537)
(7193)
(9392) j
101
(11391)
59
(827)
181
(23981)
180
(5173)
28
(293)
22
(266·)
19
(218«
52
(872£)
31
(303)
3
(49)
48
(10411)
20800
6700
19200
19500
1600
2400
5700
10300
4000
600
4800
Noord-Brabant
Gelderland
Zuid-Holland
Noord-Holland
Zeeland
Utrecht
Friesland
Overijssel
Groningen
Drenthe
Limburg
Nederland
7
(329)
(620)
62
(5544)
46
(2482)
8
(600)
1
(45)
7
(444)
12
(787)
(-)
(-)
16
(693)
95600
724
(12581|)
168
(11544)
Voegt men hierbij de 100 locomotieven dienstdoende op
de vier verschillende spoorwegbanen, welke ieder onge-
veer 80 paardekrachteu bezitten, dan verkrijgt men een
totaal van ruim 32,000 stoom-paardekrachten; een be-
drag, dat in verhouding lot de bevolking en uitgestrekt-
heid door weinig Europesche staten wordt overtroffen,
terwijl hei; klimmend aantal stoomwerktuigen in de fa-
briekmatige werkplaatsen ten duidelijkste bewijst hoe deze
gestadig aangroeijen. Het aantal fabriek-arbeiders staat in
naauw verband met het stoomvermogen in ieder gewest,
en hoe globaal die cijfers ook mogen wezen, ze zijn stel-
lig niet van overdrijving te beschuldigen; onze locale bekend-
heid waarborgt ons o. a., dat in Overijssel stellig alleen de
vaste werklieden zijn in aanmerking genomen, daar het
aantal landbewoners, dat zich in twenthe des winters
met het weven bezig houdt, het cijfer belangrijk zou
doen klimmen; buitendien zijn de bazen ook niet mede-
gerekend , en hun aantal alleen zou het totaal der handen,
waaraan de fabrieknijverheid werk verschaft, reeds tot meer
dan 100,000 doen klimmen. Wij dienen echter nog meer
te weten, willen wij eenig begrip van onze nijverheid
verkrijgen; daartoe verwijzen wij naar kaart VIII, al-
waar de hoofdzetels der industrie zijn aangeduid met
opgave der belangrijkste takken van bedrijf en der oor-
den alwaar zij te huis behooren, en te gelijker tijd vesti-
gen wij de aandacht op een fabriek-slaat, welke betrek-
king heeft op het jaar 185S en alleen de hoofdzakelijk-
ste fabriek-industrieën bevat; welligt verkrijgt dat overzigt
nog eenige meerdere waarde, wanneer men het vergelijkt
met de daarachter volgende opmerkingen.
-ocr page 27-
Ã
8                                                                         MIDDELEN VAN BESTAAN.
I
a
CS
-i
■A
and.
Soort van Fabrieken.
as
03
Tl
""o
Ì
CU
Ì
ffi
fc
CU
si
zi
Scheepstimmer werven.
27
9
205
124
Houtzaagmolens.
2
8
84
218
Touwslagerijen enz.
48
15
99
34
Zeilmakerijen.
,,
ff
11
37
Stoomwerktuigfabrieken.
1
!t
7
6
Ijzergieterijen, ankersmederijen.
7
3
16
2
Wapenfabrieken.
1
//
11
Instrumentmakerijen.
10
6
13
8
Goud- en zilversmeden.
78
8
109
132
Steenhouwers en zagers.
2
2
9
3
Steen- panne- en aardewerk-fabrieken.
73
124
160
4
Kalkbranderijen en trasmolens.
3
10
36
20
Laken- en wolfabrieken.
121
31
50
4
Katoenfabrieken.
27
34
10
21
Linnenfabrieken, vlas en hennep.
54
6
65
4
Verwerijen, bleekerijen, klanderijen.
55
33
33
95
Zijde- en tullefabrieken.
3
1
1
4
Tapijt- en vloerkleedenfabrieken.
4
1
2
29
Verf molens en fabrieken.
1
1
20
32
Meestoven en garaneinefabrieken.
30
1
27
3
Chemische fabrieken.
2
4
23
21
Zeepfabrieken.
8
5
14
12
Olie-molens en fabrieken.
96
32
64
124
Zoutziederijen.
14
6
10
11
Vischzouterijen en droogerijen.
lf
//
3
23
Suikerraffinaderijen.
ff
ff
5
22
Branderijen en likeurstokerijen.
29 "
16
404
23
Bierbrouwerijen en azijnfabrieken.
196
33
48
23
Koren-, pel-, grut-, chocolaad-molens.
306
165
138
188
Cichoreifabrieken.
7
7
//
1
Tabaks-, sigaren-, snuiffabrieken.
55
48
63
179
Leer-looijerijen en bereiderijen.
413
71
66
30
Papiermolens en fabrieken.
3
96
16
22
Hoedenfabrieken.
18
9
7
6
Piano-, orgelfabrieken enz.
11
2
8
18
Boek- en steendrukkerijen.
32
20
46
46
Zeeland.
Utrecht.
Priesland.
Overijssel.
Groningen.
Drenthe.
Limburg.
Nederland.
12
27
119
30
103
18
1
675
7
7
49
13
45
7
Ir
440
8
13
55
18
50
5
3
348
2
!/
42
8
11
4
ff
115
II
1
1
1
1
//
II
18
2
3
3
3
12
//
3
54
1
//
1
2
//
2
18
lf
2
8
1
//
ff
2
53
10
8
108
10
90
5
8
566
2
1
14
8
6
Í
3
50
12
30
71
85
41
5
69
674
2
6
40
15
67
6
1
206
lf
19
32
1
131
ff
12
401
10
20
19
87
2
4
7
241
8
15
18
5
11
1
Ð
198
9
2
89
66
67
8
30
487
II
1
//
3
II
*■
2
15
lf
2
II
2
11
II
II
40
II
4
3
2
]
II
II
64
68
II
//
á
n
n
II
129
2
7
3
5
3
1
1
. 72
2
4
7
3
5
1
12
73
5
5
42
34
61
6
18
487
7
1
7
2
1
II
10
69
V
2
3
5
II
II
ir
36
II
II
//
*
f
II
II
27
lf
2
9
9
8
4
62
566
22
17
11
12
26
6
129
523
92
22
242
92
371
102
71
1789
II
II
75
6
19
2
20
137
9
4
63
34
44
6
25
530
16
ç
62
34
188
14
44
955
á
II
1
7
II
//
12
157
4
3
6
2
11
3
9
78
1
1
5
4
5
II
5
60
10
2
34
12
14
2
4
222
ten. — Het geheele aantal houtzaagmolens wordt bijna
uitsluitend door wind gedreven; niet meer dan 500 stoom-
paardekrachten werken mede. Het is opmerkelijk dat
Limburg geen enkele zoodanige fabriek in 1855 bezat; se-
dert is er echter eene opgerigt. — Eigentlijk zijn er slechts
292 touwslagerijen en lijnbanen, het overige aantal zijn
taanderijen, touwpluizerijen enz.; ongeveer 2000 arbeiders
vinden hun bestaan in deze industrie, waartoe alleen in
noord-holland en Groningen eenig stoomvermogen wordt
gebezigd. — De zeilmakerijen verkeeren tegenwoordig
met de reederijen in een gedrukten toestand. — De fa-
brieken van stoomwerkluigen en de ijzergieterijen zijn in
noord- en zuid-holland van het meeste belang, als in onmid-
dellijk verband staande tot de scheepvaart en enkele
hoofdzakelijk in grootere steden gevestigde takken van
bedrijf; in deze beide provinciën houden zij bezig bijna
5500 werklieden en 600 stoompdkr., in de overige ruim
Wanneer wij dezen staat doorloopen, springt dadelijk
in 't oog, dat één der hoofdgegevens ontbreekt; immers
al zien wij hoeveel fabrieken van de eene of andere soort
er in ieder gewest zijn, wij kunnen daaruit nog geen-
zins de uitbreiding dier fabrieken opmaken; daartoe zal
elk onderdeel, dat onzes inziens eenige opheldering be-
hoeft, derhalve een oogenblik onze aandacht vorderen.
Onder de scheepstimmerwerven arbeiden er ongeveer 100
uitsluitend voor de buitenlandsche vaart in noord- en zuid-
holland, zeeland en Groningen; tot aan de krisis, waarin
deze tak van nationale nijverheid heden nog verkeert,
bloeide hij vooral in zuid-holland langs Maas en Lek, wat
den bouw van schepen voor de groole vaart betreft, ter-
wijl de bouw van kofschepen in Groningen, vooral in de
gemeenten hoogezand, sappemeer, veendam en pekel-a, te
huis behoort. Het aantal werklieden wordt op 4000 be-
groot, geholpen door naauwelijks 1S0 stoom-paardekrach-
-ocr page 28-
MIDDELEN VAN BESTAAN.
ö
1300 personen en 550 sloompdkr. — Van de wapenfa-
brieken werken die van Maastricht alleen met 175 arb.
en 12 stoompdkr., de andere gewesten zijn in dit opzigt
minder belangrijk. — De inslrumenlmakerijen in ons land
munten niet zoo zeer uit door groote uitgebreidheid, dan
wel door deugdelijk werk. — De goud- en zilversmede-
rijen schijnen vrij wel in verhouding te staan lot het
gebruik van vrouwelijke sieraden en de weelde der hoo-
gere standen, want holland, friesland en groningen be-
zitten de meeste werkplaatsen; in enkele wordt met 20
werklieden en meer gearbeid. — De steenhouwerijen ver-
heugen zich niet in eene groote ontwikkeling, door
schaarschte van knappe arbeiders. — Onder de aarde-
werkfabrieken vermelden wij de 60 pijpenfabrieken te
Gouda mei ruim 200 werklieden en Vooral de aanzienlijke
aardewerk- en krislalfabriek te Maastricht met meer dan
1400 arbeiders en 143 stoompdkr.; de steen- en panne-
bakkerijen zijn voorts hoofdzakelijk verspreid langs de
groote rivieren, welke Gelderland, Overijssel en zuid-
holland doorsnijden; zij tellen meer dan 10500 werklie-
den, geholpen door onbeduidend sloomvermogen. De glas-
blazerijen in zuid-holland, utrecht en drenthe bezigen 450
personen. -^ Daar de wadden veel schelpen opleveren, is
het getal kalkbranderijen vooral in friesland en Gronin-
gen zeer groot. — De 151 werkplaatsen van wol in Gro-
ningen zijn grootendeels kammerijen van aldaar gewon-
nen grondstof, maar aan het hoofd der wol-industrie staat
tegenwoordig noord-rrabant (tilburg, geldorp) met 6000 ar-
beiders en 4—800 stoompdkr.; verder zuid-holland (lei-
den) met ongeveer 2000 werklieden en 120 stoompdkr.;
eindelijk volgen ook limburg (vaals) en utrecht, met ruim
600 arbeiders en 65 stoompdkr.; lakens en wollen dekens
zijn de voornaamste artikelen. — Ten einde geene ver-
keerde voorstelling te geven, vermelden wij de huisweve-
rijen van katoenen en linnen stoffen niet; daar alleen de
fabriek matige werkplaatsen zijn opgegeven, zien wij da-
delijk dat aan het hoofd der katoen-industrie staat: Over-
ijssel (ENSCHEDE, ALMELO, HENGELO, OLDENZAAL, GOOR C11Z.
in twenthe) met 10,000 vaste werklieden en 500 stoom-
pdkr. (1); dan volgt noord-brabant (helmond) met bijna
(1) Op grond van een berigt van de Kamers van Koophandel in
twenthe durven wij deze cijfers noemen ; in 1854 rekende men dat,
behalve deze 10,000 vaste werklieden, nog G—7000 personen, bij
afwisseling tevens landbouwers, in de katoBn-inrlustrie werkten ; on-
geveer ƒ 2,000000 aan arbeidsloon werd uitbetaald. Toen schatte
men dat er 10—11000 arbeidden voor de koloniale markten en 5—
6000 voor de binnenlandschc eonsumtie; sedert is het laatste getal
sterk toegenomen, deels ten koste van het eerste.
5000 werld. en ruim 40 stoompdkr., voorts noord-holland,
limburg , Gelderland (in het Graafschap), utrecht , zee-
land, zuid-holland, drenthe en friesland, te zamen met
4650 arbeiders en 350 stoompdkr. De linnenvervaardiging
behoort bijna overal op het platteland te huis, doch de
fabriekmatige vlas- en hennepverwerking is het gewigtigst
in noord-brabant (boxtel in de meijerij); in zuid-holland
bepaalt deze industrie zich meest tot spinnen, met name
te 's hage en gouda; het geheele getal werklieden in de
verschillende gewesten wordt begroot op 3750, bijgestaan
met zeer gering stoomvermogen. — De kleêrenbleekerijen
van ons land zijn zeer bekend, vooral de noord-holland-
sche; in friesland en groningen zijn daarentegen de
blaauwverwerijen van oudsher nog al talrijk, terwijl de
overige werkplaatsen, ter reeding van de vervaardigde
manufacturen dienende, zoo als kalanders, verwerijen,
drukkerijen en stoffenbleekerijen, meestal te huis belmo-
ren in de industrièele gewesten noord-brabant en Over-
ijssel. — Zijde-, tulle- en kantvervaardiging is bij ons
zoo onaanzienlijk, dat het te wenschen is de in staats-
vlaanderen aangewende pogingen ter verlevendiging der
kant-industrie vruchten mogen opleveren. — Onder de
tapijtfabrieken noemen wij in de eerste plaats die te de-
venter en delft, met 350 en 500 werklieden, wegens
het deugdzaam en sierlijk fabricaat; voorts breda, we-
gens het belangrijk aantal werklieden, terwijl Hilversum
ook met goed gevolg voor de binnenlandsche markt werkt;
met de aan dezen nijverheidstak verbonden koehaarspin-
nerijen, wordt het aantal werklieden op wel 2500 begroot,
in Overijssel, noord-brabant en zuid-holland door stoom-
kracht bijgestaan. — Door de zaanlandsche industrie
staat noord-holland aan het hoofd der verfniolens en fa-
brieken; slechts enkele dier fabrieken werken met een
eenigzins belangrijk aantal knechts; in sommige opzigten
is ons vaderland ook buitenlands gunstig bekend, met name
betreft dit de loodwitvervaardiging. — De meêstoven be-
lmoren bijna alle te huis in zeeland, noordwestelijk
noord-brabant en op de zuid-hollandsche eilanden, doch
worden allengs verdrongen door de fabriekmatige mee-
krapbereiding; over 't geheel bloeit deze nijverheid in
ons land, terwijl de garancine-fabrieken in zierikzee,
goes, amsterdam, Rotterdam, TiEL en elders veel van bui-
tenlands aangevoerde meekrap verwerken. Deze industrie
houdt stellig 1200 paar handen bezig en werkt boven-
dien met meer dan 500 stoompdkr. Aan enkele dier fa-
brieken zijn aanzienlijke branderijen verbonden. — De
chemische fabrieken houden zich niet alleen bezig met
-ocr page 29-
10                                                                       MIDDELEN VAN BESTAAN.
De meeste grutmolens vinden wij in het zooveel gerst
producerend Groningen; deze fabrieken gaan even als de
windkorenmolens niet vooruil. De zeeuwsche choeolaad-
fabrieken bloeijen ook niet, maar daarentegen verkrijgt
de rtjslpellerij eene groole uitbreiding; te amsterdam ver-
werkte ééne enkele fabriek wel eens 12—15,000,000 p.
rijst in één jaar. Bereids worden de 5000 arbeiders der
koren-, pel-, grut- en chocolade-molens bijgestaan door
meer dan 700 stoompdkr. — De ciehoreifabrieken zijn
vooral in fbiesland zeer talrijk, doch ook in Groningen
en limburg bloeit deze industrie; ruim 600 werklieden
vinden er bun bestaan in en worden door eenige stoom-
kracht bijgestaan. — De verwerking van tabak en de
sigarenvervaardiging regelt zich eenigermate naar de locale
consumlie, daar de Tiilvoer over het algemeen geene gun-
stige uitkomsten schijnt op te leveren: met namedeEiND-
HovENsc.HE tabaks-industrie maakt hierop een gunstige uil-
zondering; aldaar en te amsterdam bloeit deze lak van
nijverheid hel meest, en in bel gebeele land schal men
het aantal werklieden op meer dan 5000. — De belang-
rijke schoenen- en laarzenvervaardiging in noobd-brabant
(de Langstraal'sche dorpen enz.) oefent invloed uil op het
aantal leerlooijerijen; dongen, loon op zand en waalwijk
zijn de hoofdzetels. Daar deze industrie uitsluitend voor
binnenlandscb verbruik werkt, verheugen weinig fabrie-
ken zich in eene groole uitbreiding. De huidenzouterijen
en vellenbloolerijen staan natuurlijk in verband met de
leerlooijerij. Ongeveer 1500 werklieden arbeiden in deze
soort van fabrieken (1). — Onze vroegere papiervervaar-
diging overleeft haar roem in zoover althans, dat het bui-
tenland de soliditeit van fabricaal niet meer zoo als voor-
heen waardeert; hoewel klein in getal, vervaardigen de
zaanlandsghe fabrieken nog de grootste boeveelheid, dan
volgen limburg (maastriciit , roermond, meerssen) en de zuid-
oostelijke zoom der veluwe. Vooral in Maastricht verdie-
nen de speelkaarten- en behangselfabrieken afzonderlijke
vermelding; voorts ontwikkelt deze nijverheid zich ook te
's Bosch, roermond en amsterdam. Het aantal werklieden
bedraagt ongeveer 2000 en dat der behulpzame stoompdkr.
500—550; dit laatste gelal is steeds toenemend. — De
zijden hoeden verdrongen de vilten bijna geheel; noord-
brabant levert de meeslen; hier en daar wordt stoom-
kracht aangewend. — Boven alle andere fabrieken van
(1) De werklieden, die in de langslraaUche en omliggende dorpen
van de schoenen en laarzenvervaardiging bestaan, worden boven-
dien op 1700 geraamd.
de vervaardiging van reukwaters en vernissen, maar ve-
lerlei scheikundige producten, die vroeger van buiten
werden getrokken, ziet men thans hier te lande bereiden;
eene lijst der verschillende bereidingen zou te uitvoerig
voor ons bestek zijn. — De zachte zeepzieder ij en voor-
zien tamelijk wel in de binnenlandsche consumlie, en
vooral te Maastricht legt men zich op de vervaardiging
van harde zeep toe. — De oliebereiding beeft baar hoofd-
zetel aan de zaan; ook Groningen en noorij-brabant zijn
in dit opzigl belangrijk: de molens worden meestal door
wind gedreven, doch bereids werken 600 stoompdkr. mede,
waarvan alleen in zuid-holland 200. — De zoutziederijen
werken gedeeltelijk ook voor hel buitenland en voorzien
geheel in de zoo aanzienlijke binnenlandsche behoefte, ook
voor het verbruik der talrijke werkplaatsen, visscherijen
enz., die geraffineerd zout noodig hebben. — Vooral door
de monnikendammer ansjovis en bokking, staat noobd-
holland boven aan de lijst der vischzoulerij en droo-
gerij. — De hoofdzetel der suikerraffinaderij is amsterdam
(2000 werkl. met 830 stoompdkr.) en van ven-e volgt
Rotterdam (50 werkl. en 30 stoompdkr.); in de laatste
jaren werden 90—100 railioen pond 's jaars verwerkt, en
dus mag men deze raffinaderij onder de gewigtigste in-
dustrietakken rangschikken. — Slechts zeer enkele bran-
derijen werken met sloom, doch evenwel is deze nijver-
heid hoogst aanzienlijk, vooral te schiedam met 220 ruvv-
stokerijen, die ruim 50,000,000 pond rogge- en gersle-
nieel verbruiken en ruim 500000 vat gedestilleerd ad
1007o vervaardigen, waarvan ongeveer een derde onmid-
dellijk wordt uitgevoerd; dan volgen delfshaven en rot-
terdam ieder met ruim 30 branderijen, voorts leiden,
DELFT, GOUDA, DORDRECHT, WEESP, MAASTRICHT, VENLO,
hoogezand en slochteren in de provincie Groningen (aard-
appel-mou(wijn). In amsterdam en ook in 's boscii bloeijen
de likeurstokerijen, die veel naar het buitenland afvoe-
ren; over het geheel genomen kan men veilig rekenen,
dat wel 1500 werklieden er hun beslaan in vinden. —
Noörd-brabant en limburg verheugen zich in een gewig-
tig bierverbruik en tellen dan ook hel grootst aantal fa-
brieken van die soort; in amsterdam werken een drietal
hoogst belangrijke brouwerijen, groolendeels ten behoeve
der koloniën (40—50000 vaten); de azijn fabrieken zijn
vrij evenredig over de verschillende gewesten verspreid.
Het gering getal korenmolens in utrecht trekt onze aan-
dacht, zonder dat er eene bepaalde reden voor is op Ie
geven. Over hel algemeen wordt het. stoomvermogen meer
en meer toegepast, dikwerf in verband met pelmolens.
-ocr page 30-
MIDDELEN VAN BESTAAN.
11
muziek-instrumenlen zijn die van orgels in ons land gun-
stig hekend; de overigen zijn van minder belang, doch
nog onlangs lazen wij dat een haagsch fabrikant de afle-
vering van de duizendste piano feestelijk herdacht; ook
in Leeuwarden en utrecht bloeit deze industrie. — Het
aanzienlijk getal boek- en steendrukken} en pleit sterk voor
de ontwikkeling van den geest der Nederlandsche bevol-
king; zij zijn vrij gelijkmatig over de verschillende ge-
westen verdeeld. Alleen in Amsterdam verschaft de boek-
drukkerij aan 600 personen werk; ofschoon deze stad in
dit opzigt stellig het belangrijkst is, kan men veilig aan-
nemen dal deze tak van nijverheid hoogst gewigtig is.
Wij mogen van dit onderwerp nog niet afstappen, al
zijn wij aan het einde van onze lijst der voornaamste
fabriekmatige werkplaatsen. Immers *een aantal op zich
zelven staande industrieën dienen nog vermeld te worden:
bij voorbeeld de kopermolens op de veluwe en de plaat-
sen alwaar hel koper fabriekmatig wordt verwerkt, zoo-
als te utrecht, 's hage, en Amsterdam; de metalen klok-
kengieterij te aarle-rixtel , in noord-brabant ; de bloei-
jende vuurhaarden-fabrieken vooral te's hage; de diamant-
slijperijen te Amsterdam met 5000 werklieden en 250
stoompdkr.; de mallenweverijen te gememuiden en elders
met 1500 werklieden; de Rijksmunt te utrecht met 225
personen en 47 stoompdkr.; de rijtuig-en meubelmakerijen
vooral te 's hage , utrecht, arnhem, te zamen ongeveer 1500
werklieden in de verschillende provinciën bezigheid verschaf-
fende; de gewiglige fabrieken van verduurzaamde levensmid-
delen , hoofdzakelijk te Amsterdam, 's bosch en gülenborg; de
lettergieterijen te Haarlem, Groningen enz.; het vijftigtal
gasfabrieken, waaronder hoogstaanzienlijke, met honderde
werklieden ; de beelworlelsuiker-fabrieken te zevenbergen en
elders; de fourneerzagerijen, te Amsterdam met stoomkracht
werkende; de klompemakerijen, vooral in Gelderland; de
bloeijende stearine- en waskaarsenfabrieken te amsterdam
en gouda; eindelijk een aantal minder belangrijke werk-
plaatsen in de verschillende oorden des rijks zoo als : ineel-
en broodfabrieken, speklefabrieken, brandspuilfabrieken
buskruid molens enz.
Is de toestand van hel fabriekwezen derhalve gunstiger
dan men over 't algemeen geneigd is Ie erkennen, niet
minder verblijdend is het, dat de andere hoofdtak der
nijverheid, de ambachten en handwerken, ook merkbaar
vooruitgaat; al is het te bejammeren dat men in sommige
gemeente-verslagen, met name dat der hoofdstad, wel eens
de klagt kan hooren aanheffen over het gebrek aan be-
kwame en de overdaad van onbekwame handwerkslieden;
elders, vooral in de residentie 's gravenhage, is groote
vooruitgang in netheid en goeden smaak te bespeuren. De
handwerk en industrie-scholen hebben echter nog eene
gewigtige taak te vervullen; hoogst belangrijk vooral, om-
dat een zoo aanzienlijk gedeelte der bevolking in de am-
bachtsnijverheid een bestaan vindt, want uit friesland o. a.
wordt door de Gedeputeerde Si alen opgegeven, dat nevens
ruim 5700 fabriek-arbeiders ongeveer 8000 handwerkslie-
den aanwezig zijn; van de overige gewesten kennen wij
die verhouding niet.
Nemen de mijnwerken in vele andere landen eene aan-
zienlijke plaats in onder de lakken van nijverheid, in
Nederland is dit geheel anders; onder deze rubriek zijn
bij ons de veenderijen en een paar steenkolenmijnen te
vermelden, en met een enkel woord spraken wij daarover
reeds bij de rubriek Landbouw. Ten slotte achten wij onze
moeijelijke taak volbragt, wanneer wij Ier bevordering
van een gelijkmatig overzigt de hoofdfabriekplaatsen van
ons land opnoemen.
Amsterdam, metaal verwerking, machine-bouw, scheeps-
bouw en uitrusting, suikerraffinaderij, diaraantslijperij ,
meelfabricatie en rijstpellerij, likeurstokerij, bierbrouwerij,
goud- en zilverwerken. — Rotterdam, scheepsbouw en
uitrusting, machine-bouw, metaal verwerking, gedestilleerd,
suikerraffinaderij. — 's gravenhage, metaalverwerking,
meubel- en rijtuigfabrieken, vlasspinnerij. —Leiden, wol-
industrie. — Haarlem, katoen- en linnenfabricatie. —
Zaandam (en Zaanlandsche dorpen) houtzagerij, olie- en
papiervervaardiging, pel- en verfmolens. — schiedam (en
naburig delfshaven) jeneverstokerij. — Utrecht, chemische
fabrieken, metaalverwerking. — Deventer, tapijt- en me-
laalfabrieken. — Enschede, katoenweverij, spinnerij enz. —
Almelo, katoen- en linnen-induslrie. — 's Hertogenbosch
brouwerij, branderij, hoeden-, band- en glasfabrieken. —
Tilburg, wol-industrie. — Helmond, katoenen en wollen
sloffen. — Eindhoven, tabak en manufacturen. — Maas-
tricht, brouwerij, branderij, kristal en glas, aardewerk,
zoutziederij, zeep- en papier-vervaardiging. — Roermond,
wol- en katoen-industrie. — Vaals, lakenfabrieken. —
Een aantal steden met vrij aanzienlijke, doch gemengde
industrie zouden nog dienen te worden genoemd; wij be-
palen ons tol de volgende: Gouda, delft, dordrecht,
Groningen, Leeuwarden en breda, voor meerdere bijzon-
derheden naar de kaart der Nijverheid verwijzende.
-ocr page 31-
MIDDELEN VAN BESTAAN.
18
inhoud ter dienste van den handel; hieronder waren be-
grepen 569 driemasters van 185716 last en 42 zeestoom-
booten van 7170 last. Dat deze handel hoogst aanzienlijk
is, zullen wij door eenige cijfers trachten aan te loonen
en daartoe al dadelijk het volgend overzigt meêdeelen.
HANDEL, Kaart, IX.
Op 1 Januarij 1860 stond eene koopvaardijvloot, van
2406 zeeschepen met 505,673 lasl (ongeveer 600,000 ton)
Provinciën , die
Ingeklaar
d geladen.
Uitgeklaai
d geladen.
Ingeklaard
in ballast.
Uitgeklaard
in ballast.
zeehandel drijven.
Schepen.
Tonnen.
Schepen.
Tonnen.
Schepen.
Tonnen.
Schepen.
Tonnen.
Zuid-Holland
3810
844697
2026
572185
66
8442
1784
298338
Noord-Holland
2706
559152
1410
298176
86
15498
1341
279836
Zeeland
112
19913
47
7754
9
866
91
12314
Friesland
570
90420
544
99183
205
35137
373
55037
Groningen
966
61474
242
12147
66
2558
871
68040
Overijssel
209
26043
55
8366
II
//
112
8873
Totaal in 1858
8373
1601699
4324
997811
432
62501
4572
722438
1857
8292
1545933
4651
1015957
491
67386
4182
669333
1856
7977
1409687
4806
952125
537
69432
3409
613143
1855
7788
1303450
4242
810126
469
81093
4203
633544
1854
7128
1154450
4533
829785
474
89682
3291
461869
1853
6392
1064233
4413
765889
491
87060
2655
449980
1852
6977
1181369
4759
819893
480
68359
2953
497532
In 1858 waren hieronder begrepen 1600 ingeklaarde
stoomschepen van 553925 ton inhoud, waarvan slechts één
derde de nederlandsche vlag voerde, terwijl de zeevaart
in het algemeen voor Λ door nederlandsche bodems wordt
gedreven. Behalve het aanzienlijk getal schepen dat onze
zeehavens binnenliep, kwamen in 1858 het Rijk langs de
rivieren binnen:
16603 geladen schepen met 1270566 ton inhoud. \ ^g g
5286 ledige »         » 216242 » » \ ^%%
92 houtvlotten          »         12551 »         » } Ι ψs
terwijl uitklaarden
< o 55
5Γ 5
& ^3
10779 geladen schepen met 950155 ton inhoud. (
8580 ledige »
         » 519984 . » ) -8 g,^
Dat de handel zich niet alleen lot bijna alle Europe-
sche landen uitstrekt, maar ook reglstreeks met de meeste
handeldrijvende oorden in verbinding staat, zien wij uil
de volgende opgave der geladen schepen, die vooral in
de kolom tonnenmaat voldoende aantoont, met welke Rij-
ken in 1858 het drukst verkeer ter zee plaats vond.
Schepen.
Tonnen.
Schepen.
Tonnen.
Land van herkomst.
Land van herkomst.
(waaronder
stoomvaart).
(waaronder
stoomvaart).
Groot-Britanje.
3190
681879
Hamburg.
155
22519
(1172)
(413014)
(80)
(18008)
Noorwegen.
1284
226930
Denemarken.
237
17752
(17)
(3805)
(13)
(2483)
Java enz.
308
184731
Hannover.
430
15830
Rusland.
827
132871
(19)
(3459)
(13)
(4069)
Italië.
79
15464
Tolverbond.
603
70253
(?)
(3244)
(35)
(13655)
Zweden.
114
13334
Frankrijk.
390
68016
(?)
(2305)
(203)
(54746)
Breinen.
223
10685
Vereenigde Staten van Ν. Α.
101
51903
Zuid-Amerika, 0. Kust,
51
9512
(2)
(462)
Suriname.
41
9432
Britsch-Indië enz.
41
24672
-ocr page 32-
MIDDELEN VAN BESTAAN.
13
Land van herkomst.
I
Schepen. Tonnen.
(waaronder stoom vaart).
Land van herkomst.
Schepen,
(waaronder
Tonnen.
stoomvaart).
Spanje.
78
8760
Kust van Guiiiea.
7
1055
Turkije, Egypte.
(2)
49
(1001)
8330
Oldenburg.
Griekenland enz.
29
5
778
753
Peru, Chili.
15
7711
Meeklenburg.
8
728
Portugal.
49
5833
Australië.
2
642
Oostenrijk.
24
5525
Groenland.
2
599
Curacao.
(4)
15
(2321)
2408
Lub eek.
O. en W". kust van Afrika.
8
2
536
271
China.
6
1997
België.
Hannover.
11820
105
611931
1699
en riviervciart.
Tolverbond.
4681
656936
Wij gaan nu over tot de beschouwing van den han-
dels-omzet en vangen aan met eene opsomming der voor-
naamste landen, waarmede Nederland zoowel te land als
ter zee handel drijft; zij volgen, naar een gemiddelden
maatstaf over de beide laatst bekende jaren, wat de be-
langrijkheid der in- en uitgevoerde waarde betreft aldus:
Onze huitenlandsche zeevaart verdeelde zich in 18o8
over een aantal van 46 zeehavens, waarvan de zes voor-
naamste waren :
Geladen.
In ballast.
^------^--------,
„-------------ν---------^
Schepen.
Tonnen.
Schepen.
Tonnen.
/Groot-Britanje.
/ Tolverbond.
Java enz.
/ Groot-Britanje.
Tolverbond.
België.
, België.
[Java enz.
Frankrijk.
oer.
lFrankrijk.
>
3
JRiisland.
*->
/Rusland.
s
\Vereenigde Stalen.
05
AVereenigde Stalen,
:=p
j Br itsch -In tl ië.
'S
jltalië.
=5
[Hamburg.
ffl
1 Hamburg.
Zuid-Amerika.
f Hannover enz.
Noorwegen.
Turkije enz.
\Italië.
1964
418297
30
1299
276136
768
2675
672932
55
1822
540190
1005
365
61079
3
91
19197
281
636
93835
2
45
4988
.412
515
86475
71
363
90118
341
365
19601
9
151
7883
299
(Ingeklaard
(Uitgeklaard
ί Ingeklaard
( Uitgeklaard
(Ingeklaard
(Uitgeklaard
(Ingeklaard
(Uitgeklaard
ί Ingeklaard
Uitgeklaard
f ingeklaard
(Uitgeklaard
5435
157660
5739
173023
1297
48197
1219
66110
28636
52705
554
23076
Amsterdam.
Rotterdam.
Dordrecht.
Schiedam.
Harlingen.
Groningen.
Dat die in- en uitvoeren in de laatste 10 jaren klim-
mend zijn, leert ons onderstaand overzigt, waarbij de.
omzet van goud en zilver builen aanmerking is gelaten,
omdat die te zeer afhankelijk is van bijzondere bankiersope-
ratiën; de cijfers zijn uitgedrukt, in millioenen guldens,
doch wij moeten daarbij doen opmerken, dat hier de
officiëele waarde der goederen wordt opgegeven, en men
deze vrij zeker met ongeveer één derde kan verhoogen
om lot de werkelijke waarde te geraken.
Jaar.
Algemeene Invoer. Invoer tot verbruik. Algemeene uitvoer. Uitvoer uit vrij verkeer.
Doorvoer.
90
92
98
115
118
113
97
112
112
100
1849
271
1850
275
1851
282
1852
315
1853
319
1854
339
1855
339
1856
402
1857
398
1858
383
176
179
179
197
203
228
247
285
285
280
217
226
238
270
266
290
294
325
322
323
127
134
139
154
148
178
198
212
210
224
-ocr page 33-
MIDDELEN VAN BESTAAN.
14
benaming slaat uitgedrukt, hoeveel procenten zij gemiddeld
over eenige jaren van de geheele waarde uitmaakten.
Die handels-omzet omvat te veel artikelen dan dat wij
die hier aile zouden kunnen opsommen, maar eene aan-
wijzing der voornaamste vinde hier eene plaats; achter de
Bij den
uitvoer,
1851—5.
1858.
Suiker
12.1
9.2
Garen
7.1
6.8
Koffij
7.9
10.0
Granen
5.3
4.3
Boter
3.9
2.8
Slagtvee
3.6
3.4
Katoenen
manu
'acturen
4.5
3.5
Tabak en
sigaren
3.1
2,6
Kaas
3.1
2.7
Goud en
zilver
3.9
2.3
Ruw kat
Den
30
3.3
Vlas
2.6
2.7
Indigo
2.0
1.8
Bij
den invoer
1851 — 5.
11.8
1858.
Suiker
8.9
Garen
8.8
7.4
Koffij
8.4
7.0
Granen
6.8
8.1
Katoenen manufacturen
4.0
3.1
Wollen
id.
3.9
3.1
Rijst
3.6
3.5
IJzer
3.2
3.7
Hout
2.9
2.7
Ruw katoen
2.8
2.1
Tabak en sig
aren
2.8
2.9
Zaden
2.3
3.1
Steenkolen
1.8
1.8
sche aanvoeren (de zoogenaamde eigen handel), het aan-
zienlijkst zijn te amsterdam, terwijl een belangrijk deel
der scheepsbeweging Ie rotterdam aan commissie-handel
en doorvoer is toe te schrijven.
Wij mogen niet van de buitenlandsche scheepvaart af-
stappen zonder te vermelden, dat de werking der vrije
scheepvaarLwellen in de eerste plaals zeer gunstig was
voor een tak van bedrijf, die voor een land als het onze,
dat eene uitgebreide koopvaardijvloot bezit, allergevvig-
tigst is; wij bedoelen de buitenlandsche vrachtvaarl, die
zich steeds ontwikkelt en zich in de beide jaren 1855 en
1858 uitstrekte tot:
2117 reizen van geladen schepen, met 564987 Ion in 1885.
2904 »
         »          »            »          » 498575 » » 1858.
Zij greep meestal plaats tusschen de havens van Grool-
Britanje, Rusland, Dalië, het Tolverbond, China, Spanje,
Zuid-Amerika, België, Hamburg en Turkije.
In een beschaafd land overtreft de waarde van den binnen-
landschen
handels-omzet doorgaans die van den handel met hel
huilenland gedreven, en ongetwijfeld zou de nederlandsche
binnenhandel dus een rijk tafereel opleveren, wanneer er
een volledig overzigt van kon verschaft worden , maar de
bouwstoffen ontbreken daartoe len eenenmale; toch willen
wij op eenige tot de laatstbekende jaren betrekking heb-
bende cijfers wijzen, en vangen daartoe aan met de aan-
dacht te vestigen op het groot aantal binnenlandsche vaar-
tuigen, in sommige provinciën gebezigd wordende tot den
vervoer der koopmanschappen, niettegenstaande de menigle
straat-, kunst- en spoorwegen reeds zulk een levendig
vertier onderhouden; men telde in zuid-holland (1855)
De cijfers, welke ons van den nederlandschen handel op
het buitenland hekend zijn, bevatten nog velerlei de aan-
dacht des handelaars overwaardige opgaven, maar hei,
groote publiek is naar wij vertrouwen voldoende ingelicht,
wanneer het kan zien: van hoe groot belang die handel is
en in welken bloeijenden toestand hij verkeert; — welke
de belangrijkste handels-artikelen zijn; — met welke lan-
den wij het meeste verkeer en den grootslen handels-om-
zet hebben; — dat onze vlag daaraan een gewiglig aan-
deel neemt; — eindelijk dal de buitenlandsche scheep-
vaart zich zeer ongelijk over een zestal provinciën ver-
deeld en zich, vooral het tonnengehalte in aanmerking
nemende, bijna uitsluitend in de zes havens amsterdam,
ROTTERDAM, DORDRECHT, SCHIEDAM, HARLINGEN en GRONINGEN
beweegt. De heerlijke ligging van zeeland blijft dus bijna
ongebruikt, en dat wel niettegenstaande al de naar Ant-
werpen bestemde koopvaarders vlissingen moeten voorbij
varen. Eene goede ligging baat dus weinig, als handels-
geest en kapitalen niet te hulp komen.
De meerdere ontwikkeling van de scheepvaart komt bijna
uitsluitend ten bate van zuid-holland (en mei name van
rotterdam); onderstaande opgave bewijst dit:
Jaarlijks in      Jaarlijks in
1846-50.        1S51—55. In 1858.
Binnengeloopenzijnin: Schep. Tonn.    Schep. Tonn, Schep. Tonn.
Zuid-Holland 2479 465992    2887 587649 3810 844697
Noord-Holland 2611 432138    2444 427437 2706 559152
De overige provinciën 1614 127392    1616 142908 1857 197850
Uitgeklaard werden in:
Zuid-Holland                  1.834   353440    1951   423904    2026   572185
Noord-Holland                1535   225779    1588   254071    1410   298176
De overige provinciën      961   106393     918   117690     888   127450
Het valt intusschen niet te ontkennen , dal de regtstreek-
-ocr page 34-
MIDDELEN VAN BESTAAN.
15
5398 vaartuigen van 75148 ton; in noord-holland (1838)
1552 vaart, van 45192 ton; in friesland (1851) 5295 v.
van 55570 l.; in drenthe (1858) 910 v. van 29596 L;
en in limburg (1855) 891 v. van 25271 t.; van de overige
gewesten zijn deze sprekende cijfers niet bekend. En dat
die vaartuigen niet stil lagen, leert ons bet aantal dat in
1858 sommige kanalen bevoer of door eenige bekende
sluizen passeerde, zoo als: op de zuid-willemsvaart werd
de sluis te Maastricht gebezigd door 9557 schepen, langs
den zijtak naar eindhoven alleen werden 17 miliioen pond
goederen vervoerd; bet thans tot dieren doorgetrokken
APELDooRNscHE kanaal werd bevaren door 5955 vaartui-
gen van 149115 ton; door en langs gouda voeren 54815
schepen; te gorinchem zijn in het zEDERiK-kanaal geschut
5645 vaartuigen; door de sluizen te spaarndam passeerden
16508, door die te weesp 12428 schepen; de kleine sluis
te zaandam werd door 6752 vaartuigen gebezigd; langs
het kanaal van neuzen voeren af 2618 schepen van
148546 ton; te utrecht liepen binnen en losten 22051
vaartuigen van 105595 ton, te 's gravenhage 50740 v. van
554000 ton: de dedemsvaart werd bevaren door 9472,
de Willemsvaart (van zwolle naar den mssel) door 11545 ,
de dren'tsche hoofdvaart door 5500 en de hoogeveensche
vaart door 8867 schepen.
Wat al die vvaggons, stoomboolen, rijtuigen en sche-
pen af- en aanvoerden is moeijelijk op te sommen, maar
wordt ons duidelijk als wij er op lelten, dat alleen op
de markten der geldersche steden werden aangebragl
(1855) 154609 mud tarwe en 152554 mud rogge; dat er
werd aangevoerd en gewogen :
te delft (1858)                 645180 pond boter, 503492 por.d kaas.
Hoewel deze opgaven geen geregeld geheel vormen,
leveren zij toch vrij duidelijke bewijzen, dat er op de
markten vrij wat omgaat, en als wij dan nagaan dat wij
slechts een paar artikelen opnoemden en dat — hoe ge-
wigtig de graanmarkten op verschillende plaatsen ook zijn
mogen — het grootste gedeelte van deze hoofdrubriek op
monster wordt verhandeld; dat — om slechts een paar
onderdeelen te noemen — vlas, hennep en meekrap in
het westen, turf en brandhout in het oosten des lands
millioenen guldens in omloop brengen, dan beginnen wij
langzamerhand overtuigd te geraken, dat er in 't geheele
land vrij wat waarde wordt omgezet, ofschoon statistieke
cijfers dit niet slaven.
Vermelden wij thans nog met een enkel woord, hoe
belangrijk de zoo naauw aan handel en scheepvaart ver-
bonden visscherijen zijn. Deze splitsen zich in die binnen-
gaats en buitengaats, te zamen — op 1000 en 400vaar-
tuigen — eene bemanning van 7500 koppen tellende. De
Zuiderzee en de zeeuwsche stroomen zijn voor den eerst-
genoemdeu tak de belangrijkste wateren : monnikendam
staat bekend als de grootste markt van ansjovis en pan-
haring, en de viscbers op de Zuiderzee zijn er zeker van
aldaar hunne vangst te kunnen afzetten; doch deze vis-
scherij is zeer wisselvallig. In het gunstig jaar 1858
schatte men de vangst op 500—400 miliioen stuks ansjo-
vis
en 27—28 miliioen haringen. De oestervangst is op
texel het aanzienlijkst (2é mill. stuks), vooral sedert men
zich op de zeeuwsche stroomen of in de kreken te rni-
LippiNE, graauw en bruinisse meer op mosselbanken toe-
legt. Die wateren zijn ook bekend door de zoogenaamde
bergsche ansjovis, even als de friesche meren dit zijn
wegens de rijkelijke palingvangst; eindelijk dient ook de
voorheen zoo aanzienlijke zalmvisscherij op de lek enz.
vermeld te worden.
De buitengaatsche visscherij is echter van meer gewigt,
al is het aantal vaartuigen geringer; deze zijn daarentegen
grooter en sterker bemand. De belangwekkendste tak is
de groote of zoutharingvisscherij , die evenwel in een slaat
van teruggang verkeert; want in een twaalftal jaren ging
deze vooral te vlaardingen en maassluis Ie huis behoo-
rende haringvloot van 116 tot 95 buizen (met 1425 man)
terug: daarentegen bloeit de verschharingvisscherij te sche-
veningen, katwijk en NooRDWtJK met 175 vaartuigen door
1400 koppen bemand. De kabeljaauw-, schelvisch- en
schrobnetvisscherij is steeds zeer onzeker, zoodat het ui-
terst moeijelijk te bepalen is, of de laatste jaren welvaart,
aanbragten; is de vangst ruim, dan is de prijs gedrukt,
//
GORINCHEM ,j
13300
338692
/
GOUDA //
52130
439100
//
LEIDEN /,·
344010
//
ROTTERDAM tl
447074
55811
ff
ALKMAAR ,/
4135960
ff
HOORN //
58547
2328239
ff
KNKHUIZEN „
648514
ff
MEÖEMBLIK" „
13826
617820
ff
PURMERENDE /,
49059
1686332
G ROK IN GEN (1855)
382847
II
MEFPEL (1858)
771620
MAASTRICHT ,/
576043
92089
in
de FRIESCHE STEDEN „
6036431
1344787
Voorts, dat op eenige der gevvigtigsle veemarkten wer-
den aangevoerd in (1858):
In            Paard.   Runder.   Kalver.  Schapen. Lammer. Varkens.
noord-holland 5431 83178      35362      82360 21110 69203
friesland            4081 55593 9661      34749 13295 20876
Overijssel (1) 10614 43151                  18405                  40070
drenthe (1) 12569 23483 2977      30535                  26909
(1) Eenige gemeenten ontbreken aan deze opgaven.
-ocr page 35-
MIDDELEN VAN BESTAAN.
16
den op Walcheren. Ofschoon de waarde, welke deze tak van
nationale nijverheid in omloop brengt niet te berekenen
is, kan men toch tot het gevvigtige daarvan besluiten als
men o. a. weet, dat de 27 scheepjes met 150 koppen be-
mand, die aan de friesche kusten te huis behoorden,
1855000 schelvisschen en 9500 schollen in 1858 aan-
hragten ; dat in hetzelfde jaar 51 millioen bokkingen wer-
den uitgevoerd en 1863454 pond versehen zeevisch werd
verzonden naar buiten 'slands, en eindelijk te harderwijk
en elburg ruim 21 millioen stuks bot werd gevangen.
Hiermede besluiten wij dit overzigt der nederlandsche
bronnen van welvaart, dat voor eenigen verrassende cij-
fers zal behelzen en, hoe onvolledig ook, allen kan over-
tuigen dat ons land in materiëele ontwikkeling zijn stand-
punt waardig handhaaft.
en in de visschersdorpen ziet men dan ook zelden weelde
onder de bevolking; evenwel is deze visscherij een mid-
del van bestaan voor velen en behoort hier dus ook ver-
meld te worden, even als de minder belangrijke sehel-
penvisscherij en de ongeveer geheel uil ons land verdwe-
nen uitrusting ter walvischvangst en robbeslag, thans
nog te harlingen en purmerende te huis hehoorende.
Onze voornaamste vissehersplaatsen zijn van het N. 0.
af: finsterwolde aan den dollart; zoutkamp, nes en
wierum aan de wadden; de eilanden ameland, Terschel-
ling, texel, urk en marken; vollenhove, genemüiden,
harderwijk, elburg, bunschoten nabij den mond derEEM,
huizen nabij naarden, monnikendam, volendam bij edam , en
ENKHuizEN langs de zuiderzee-kusten; eindelijk aan de
NOORDZEE-KUST ; EGMOND AAN ZEE, NOORD WIJK AAN ZEE , KAT-
WIJK AAN ZEE, SCHEVENINGEN; ZWARTEWAAL, PERNIS eil MID-
delharnis op de zuid-hollandsche eilanden, en arnemui-
-ocr page 36-
FINANCIEN EN VERKEER.
(VIERDE AFDEELING).
KAARTEN X, XI XII.
üoe schijnbaar tegenstrijdig de dubbele titel dezer
afdeeling moge klinken, eene meer naauwgezelle overwe-
ging zal doen uitkomen, dat er in waarheid veel verband
bestaat tusschen de beide onderdeelen. Aan de hartaderen
van ons verkeer te water zijn ook de rijkste bronnen
gelegen, waaruit de Staat hare behoeften pul; overal
waar meerdere groote wegen elkander snijden, verrijzen
bloeijende, vertierrijke oorden, tevens centrums van ad-
ministratief beheer, van posterijen en van telegraphen.
De administratieve heerbanen werden bij voorkeur langs
de groote wegen gelegd, en waar een kunslweg de gren-
zen overschrijdt, moet de administratie onmiddellijk zor-
gen dat een kantoor wordt geopend, ten einde het. verkeer
niet belemmerd blijve.
Bij de behandeling der onderdeelen zal bet ons nog
duidelijker worden, dat de drie kaarten dezer afdeeling
gevoegelijk in ééne groep konden worden zaamgevat.
KAART X.
ADMINISTRATIEVE KAART.
Thiers zegt in zijn werk »la Propriété" dat hij na
naauwgezette studie tot de overtuiging is gekomen, dat
het beste belastingstelsel op de meest afwisselende grond-
slagen moet berusten; met andere woorden, dat het stel-
sel om alles, doch niet te hoog, te belasten in zijne
-ocr page 37-
FINANCIEN EN VERKEEK.
3
Alvorens tot de mededeeling van cijfers over te gaan,
vestigen wij den blik op Kaart X; zij vermeldt de admi-
nistratieve indeeling wegens de heffing der rijks directe
belastingen, regten en accijnsen; de provinciale directiên,
de controles en de ontvangkantoren, met aanwijzing der
attributen, komen er op voor. De hoofdplaatsen der di-
rectiên van de registratie en domeinen, der inspectiën en
der kantoren zijn er ook op vermeld. De loop der zoo-
genaamde liniën van toezigt, dat schrikbeeld der grens-
bewoners, voltooit met de heerbanen en gewigtigsle land-
en waterwegen de voorstelling.
Zie hier een overzigt der verdeeling, tot leidraad strek-
kende om het meerder of minder gewigt der directiên te
beoordeelen.
oogen de voorkeur verdient boven eene heffing, die slechts |
op enkele grondslagen zwaar drukt. Zonder ons partij te
willen stellen, vermelden wij zijn gevoelen alleen om
aan te toonen, dat het systeem onzer vaderen toch ook
verdedigers van naam vindt; want het was immers be-
kend, dat onze belastingen eigentlijk op alles eenigermate
drukten, terwijl onze slaathuishoudkundigen zeldzaam
overgingen tot het heffen van regten of belastingen, die
met verbod gelijk stonden en waarvan wij de voorbeel-
den nog zoo ruimschoots bij onze naburen vinden; of
is een regt van de driedubbele waarde geen verbod te
achten om buitenlandsche cigaren te rooken, en is een
hoofdelijke omslag, die, gelijk in Pruissen het geval is,
tot /14000 'sjaars stijgt, bijna geene prohibitie van rijk-
dom; wel te verstaan, als de reglementen worden toe-
gepast.
REGISTRATIE en DOMEINEN.
DIRECTE BELASTINGEN, REGTEN m ACCIJNSEN enz.
___-------_^,
— -.
Directiên.
Aantal
Inspectiën
Aantal
Kantoren.
Opbrengst
in 1858.
:s Bosch . .
2
21
1.276.674
Arnhem . .
3
22
1.402.352
's Hage . .
5
30
3.723.421
Amsterdam.
5
31
4.846.705
Middelburg.
2
9
831.439
Leeuwarden.
2
13
1.148.196
Zwolle . . .
2
11
535.838
Groningen .
9.
14
1.029.880
Maastricht .
2
13
473.857
9
25
164
15,268,362
Aantal
Aantal
Aantal
Controles.
Kantoren.
Gommieseii.
14
83
340
14
89
308
25
85
255 (1)
21
64
192 (2)
5
32
43
7
43
130
8
57
102
7
44
189
e
48
160
3
19
70 j
9
53
344 !
119
617
2133
1
Opbrengst
in 1858.
Directiên
of Provinciën.
Noord-Brabant .
Gelderland . . .
Zuid-Holland .
Noord-Holland .
Utrecht.....
Zeeland.....
Friesland ....
Overijssel ....
Groningen....
Drenthe ....
Limburg ....
11
3.707.332
3.666.443
11.634.642
10.103.073
2.073.980
1.834.008
3.333.766
2.209.061
2.454.858
707.906
1.438.321
43,163,390
in de fabriekoorden aan de Maas; het patentregt wegens
allerlei naamlooze Maatschappijen, onverschillig waar de
aandeelhouders wonen, wordt in de hoofdstad, de zetel
der directie van zoovele groote ligchamen, voldaan. Wij
kunnen derhalve tot geen juist resultaat geraken, zonder-
met kennis van zaken in aanmerking te nemen wat al
behoort te worden afgetrokken en bijgevoegd.
De onderlinge verhouding der provinciën , wat bevolking
en opbrengst betreft, laat zich voor het overige aldus
voorstellen in percenten :
Men zou zich op een dwaalspoor begeven als uit dezen
staat werd afgeleid, dat men de opbrengst slechts door
hel inwonertal had te deelen , om te weten hoeveel ieder
hoofd aan belasting betaalde. Dit is niet het geval. In de
Hollandsche havens worden de reglen geheven van eene
menigte artikelen, die ten behoeve van het geheele land
worden ingevoerd; de suikeraccijns wordt genoegzaam ge-
heel betaald te Amsterdam en Rotterdam; buiten verhou-
ding groot is de opbrengst van het binnenl. gedestilleerd
(1) "Benevens een aantal van 60 Commiesen aan 't Entrepot geplaatst.
(2)  Behalve 48 aan het Entrepot geplaatste Commiesen.
-ocr page 38-
FINANCIEN EN VERKEER,
Gewesten. Bevolking. Grondbelasting, Person.belasting. Patent.          Regteii. Accijnsen. Reg. ea Zegel. Domeinen.
Noord-Brabant.
12
Gelderland.
12
Zuid-Holland.
19
Noord-Holland.
16
Zeeland.
5
Utrecht,
5
Friesland.
8
Overijssel.
7
Groningsn.
Drenthe.
6
3
Limburg.
7
Nederland.
100
6.5 11.
8.
6.
32.5.
6.5 10.
7.
9.
7.5.
25. 44.
27.
25.
14.5.
33. 22.
25.
25,
13.5.
3.5 3.
3.
5.
10.5.
3.5 0.5
5.
8.
4.
7. 1.5
7.5
8.
4.5.
4.5 3.
6.
4.
2.
5.5 1.
5.
5.5
4.5.
1.5 —
2.5
1.5
2.5.
3.5 4.
4.
3.
4.
100. 100.
100.
100.
100.
Huis des Konings.
/
900,000,
\
Hooge Collegiën.
tl
548,775.
\
Buitenlandsche Zaken.
tl
487,432.
Justitie.
tl
2,958,528.
j
Binnenl. Zaken, α Gewoon
II
7,271,582.
1
b Spoorwe
gen.
II
10,000,000.
f
Hervormde Eeredienst.
II
1,770,244.
[
Roomsch-Katholieke Eeredienst.
II
666,635.
)/ 85,681,261
Marine.
ir
9,083,589.
Financiën, α Schuld.
II
30,799,502,
1
h Beheer.
tl
6,644,188.
1
Oorlog.
II
12,836,000.
1
i
Koloniën.
I,
1,664,786.
/
Onvoorziene uitgaven.
/1
50,000.
10^
9.
22
18
7
6
11
4.
7
1
3
100,
ƒ.5
10.
25,5
23.5
5.
6.5
7.5
4.
6.
1.5
3.
100.
Ontwijfelbaar blijven de beide gewesten Zuid- en Noord-
Holland het belangrijkst in opbrengst, al neemt men het
bovenvermelde in aanmerking; doch als hoofdzakelijke ze-
telplaatsen van de kapitalisten en als centrum van het
weelde-vertoon, is het volstrekt niet te verwonderen, dat
Personeele belasting en Regislratieregten (w. o. successie)
er juist 50% van het totaal opbrengen, ofschoon de be-
volking slechts één derde van het geheele Rijk telt. Dat
de Palentregten, de Invoerregten en de Accijnsen er 58,
66 en 52 percenten rendeeren, is aan de reeds genoemde
oorzaken toe te schrijven.
Tot eene opgave der opbrengst van de verschillende
hoofd-afdeelingen der Rijksmiddelen overgaande, zullen wij
de laatst bekende officiëele cijfers mededeelen; zij betref-
fen de werkelijke ontvangsten in 1860 of 1861.
De rente der staatsschuld vordert alleen meer dan 30
millioen en het nominaal kapitaal der schulden beloopt
volgens de laatste begrooting :
2£ pet. f 690,927,970
3      » 100,527,012
5> »)
         16,815,000
4      » 216,086,600
Eene ontleding van sommige belastingen brengt menige
bijzonderheid onder het oog, die voor den beoefenaar der
statistiek van belang is. Onder de gebouwde eigendom-
men telt men thans 530,030 belastbare en 26,199 on-
belastbare perceelen, op eene zuivere jaarlijksche opbrengst
van f 27,000,000 begroot; van de ongebouwde eigendommen
(landbezittingen) zijn 5,930,507 perceelen, van 5,153,359
bunders oppervlakte,belastbaar en 32785 onbelastbaar, en de
jaarlijksche zuivere opbrengst wordt op/44,580,000 begroot.
Volgens de personeele belasting telt men met 1861 in ons land
652,025 bewoonde perceelen, waarvan 257,706 beneden de
termen van belastbaarheid (in 1845, 541,000 en 193,800) be-
j nevens 12160 pakhuizen en bergplaatsen; degezamentlijke
I huurwaarde der belaste perceelen bedroeg in het Rijk
I ongeveer /' 50,000,000; van deze perceelen bezitten niet
| meer dan 14—1500 stuks eene huurwaarde van/Ί000 of
I daarboven; in al die perceelen was eene belastbare waarde
i van mobilair aanwezig van ruim f 90,000,000, waarvan
in Holland alleen bijna de helft. Ruim 51000 dienstboden
ƒ  10,370,941
    7,185,304
,    2,938,932
  18,437,364
,    5,354,726
       258,579
   12,569,299
    1,155,263
,    2,001,033
*       302,393
       412,445
111,862
Grondbelasting            \                                             r
, , , ,. / dus Directe belastingen I
Personeele belasting >               . ,„..                {
ι               in 1861.               i
Patenten                     J                                             ^
Accijnsen in 1861.
In- en Uitgaande en Scheepvaartregten in 1861.
Waarborg op goud- en zilverwerken in 1861.
Zegel, Registratie, Hypotheken en Suceessie in 1861.
Domeinen in 1860.
Posterijen in 1861.
Telegrapliie in 1860.
Loterij in 1861.
Jagt en Visseherij in 1860,
Dus opbrengst in totaal     ƒ 61,098.141
Voor 1862 geraamd op       ƒ 59,158,097
Daarbij te voegen: verschillende ontvangsten, renten,
uitkeeringen en koloniaal batig slot, te zamen . .   ƒ 27,339,391
Totaal der geraamde ontvangsten voor 1862.    / 86,497,488.
De raming der ontvangsten voor 1862 bedroeg daar-
entegen :
-ocr page 39-
FINANCIEN EN VERKEER.
4
gen met spoorwegen, diligences, stoombooten en vaar-
tuigen zijn er op verschillende wijzen op aangeduid, en
met onverholen genoegen bespeurt men, dat het postver-
keer over ons geheele land een net met digte mazen spant.
Voorts komen er op voor al de telegraaph-kantoren, met
aanduiding van hunnen werkkring, benevens de tegenwoor-
dig in gebruik zijnde lijnen. De afstand der verschillende
post- en telegraaph-kantoren onderling maakt deze kaart
tot eenen bruikbaren afslandswijzer, daar de berekeningen
door het departement van oorlog in 1862 vastgesteld, zijn
gevolgd. Eindelijk toont een afzonderlijk teeken de steden
en sterkten aan, alwaar volgens de jongste formatie gar-
nizoenen of detachementen zijn gevestigd. De rigting der
ontworpen en in uitvoering zijnde spoorweglij nen gaf stof
tot een afzonderlijk overzigtkaartje aan den regtervoet der
groote kaart.
A.   posterijen.
In 1861 werden er 2367 ambtenaren door het Rijk be-
zoldigd en het vervoer had plaats over:
5554,50 Ned. Mijlen postritlen λ
9058,50               » bodenloopen J te zamen 19450
1511.                   » spoorwegen > Ned. Mijlen, tegen
2854,75                ». postwagens \ 6247 in 1850.
2491,75                » stoombooten/
Met de middelen tot vervoer vermeerderden ook de ver-
zendingen; het aantal binnenlandsche brieven klom van
4§ millioen in 1848, tot 15è millioen in 1861; der bui-
tenlandsche van II millioen tot Ü millioen ; het totaal aantal
portbetalende brieven van 6i millioen tot 19f millioen.
Ook de geldverzendingen met postwissels stegen van slechts
f 88,000 in 1850 tot ruim Η millioen in 1860; terwijl
boven, en behalve dit alles, meer dan 6 millioen stuks
nieuwsbladen en gedrukte stukken werden verzonden.
De inkomsten der posterijen stegen dan ook niettegen-
staande de groote portvermindering van ruim 13 ton
gouds, tot boven de 2 millioen gulden.
Het aantal postkantoren bedraagt wel is waar slechts
121, doch de doeltreffende inrigting der meeste hulpkan-
toren verschaft daarvoor eene uitmuntende vergoeding, ter-
wijl zij kosten besparen en de administratie vereenvoudigen.
B.   TELEGRAPHIE.
Even als bij de posterijen strekken de ontvangsten niet be-
paald ten bate der schatkist, daar briefporten seinkostengeen
der rte klasse werden in de belasting betrokken, terwijl
buitendien nog 17000 tuinlieden, dienstmeisjes, werkboden
en huisbewaarders werden aangegeven. Het aantal paarden
van weelde bedraagt ruim 5100, buitendien werden gebezigd
1100 doctorspaarden, 22800 paarden door landbouwende
personen onder den zadel of voor rijtuigen van weelde,
ongeveer 10000 paarden door rijtuigverhuurders en voer-
lieden, eindelijk 26—27000 paarden in fabrieken of vóór
schuiten. Voorts vermeerderde het aantal aanslagen der
patenten van 1846 tol 1858, van 521,000 tot 553,500.
Wat de accijnsen betreft deelen wij enkel mede, dat de
sterke-dranken alleen een derde deel van het geheele be-
drag afwerpen, terwijl de brandstoffen de grootste ver-
meerdering hebben ondergaan.
Bij de indirecte belastingen trekt o. a. het zegelregt der
advertentiën de aandacht; dit vermeerderde van /* 51,000
in 1846 trapsgewijze tot f 52,000 in 1859.
Het successie-regt wisselt natuurlijk sterk af, want soms
geeft een enkele boedel aan een zeker jaar een belangrijk
overwigt; van 1854 tot 1857 bedroeg het actief der
nalatenschappen in ieder dier jaren respectievelijk 45,44,58
en 46 millioen, het passief telkens tusschen 5 en 4 mu-
loen ; in het laatste dezer jaren was het actief aldus te
ontleden: 12,8 millioen aan waarde van onroerende goe-
deren, 11,7 mill. binnenlandsche fondsen, 6,8 mill. buiten-
landsche fondsen, 8 mill. schuldvorderingen, 5 mill. roe-
rende goederen, 2,1 mill. contanten, voorts tienden, actiën
in maatschappijen, schepen enz. Opmerkelijk is het, dat
de verhouding der onderdeelen jaarlijks meestal dezelfde
is. De opbrengst van dit regt wisselde af van f 2,050,000
in 1849 , tot f 5,768,000 in 1858.
Gebood de ruimte geen beperking, dan zou de naauw-
lettende beschouwing onzer geldmiddelen nog menig be-
langrijk feit in bet licht kunnen stellen; thans gaan wij
over tot
KAART XI.
POSTERIJEN EN TELEGRAPHIE.
Deze kaart vermeldt in de eerste plaats de namen al-
ler postkantoren en hulpkantoren, en wijst teven het aan-
zienlijk getal bestelhuizen en brievenbussen door zwarte
stippen aan; de postritlen en bodenloopen, de verzendin-
-ocr page 40-
FINANCIEN EN VERKEER.
5
belastingen zijn; maar hoofdzakelijk worden de opbrengs-
ten ter verbetering en uitbreiding der beide vervoermid-
delen aangewend. Het toenemend gebruik dat van de
telegraaphlijnen wordt gemaakt — 263775 berigten in
1858, 413445 in 1860— veroorloofde dan ook bet aan-
tal kantoren van 35 op 54 te brengen, het personeel van
158 lot 205 te vermeerderen, de draden van 2673 tot
3526 (1) Ned. mijlen te verlengen: voorzeker eene aan-
zienlijke uitbreiding in 2 jaren. De inkomsten welke in
1860 f 302,000 bedroegen, werden echter door de uit-
gaven met ruim / 77,000 overschreden.
üe voorldurende toeneming noopt ons te herinneren,
dat wij dit in het midden van het jaar 1862 schrijven.
hoe jonge dagleekening dat net van verkeerwegen is. Een
chronologisch overzigt moge dit slaven.
1433. De weg van Utrecht naar de Bildt met keijen
belegd.
1532. De weg van Leeuwarden naar Rijperkerk wordt
bepuind (1).
1540. De weg van Veere naar Middelburg begonnen
met klinkers te bestraten (eerst tot Zanddijk).
1630. De weg van Leeuwarden over Franeker naar
Harlingen wordt bepuind, en het schijnt dat men
toen reeds in Groningen de paden langs de (rek-
vaarten begon te bepuinen.
1646. Voltooijing van den weg van Veere naar Mid-
delburg, en
1649. Voortgezet tot Vlissingen.
1660. De wegen van Goes naar Kloetinge en naar 's
Heer-Arendskerke met klinkers gedekt.
1665—90. De weg van 's Hage naar Delft van keijen
gelegd, in 1775 door klinkers vervangen.
1665. De straatweg van 's Hage naar Scheveningen
aangelegd.
1668. De klinkerweg tusschen Hoorn en Erikhuizen
vollooid.
1672. De straatweg van Zierikzee naar Nieuwerkerk
aangelegd.
1680. De straatweg van Rotterdam naar Gouda aan-
gelegd.
1684. Klinkerstraat tusschen 's Hage en Loosduinen
gelegd.
1700—1748. De Bezuidenhoutsche weg aangelegd.
1741—44. De weg van 's Herlogenbosch tot Best be-
straat; eerst in 1818 tot Eindhoven doorge-
trokken.
1750. Rijweg van Amsterdam naar Amstelveen aan-
gelegd.
1761. De weg van Arnhem naar Nijmegen bestraal.
1767. De puinwreg van Amsterdam naar Haarlem be-
straat.
1778. De weg van Amsterdam naar Ouderkerk bestraat.
1805. De weg van Brielle naar Hellevoelsluis bestraal.
1807. Voltooijing van den straatweg van Rotterdam
naar Delft.
1807. Voltooijing van den straatweg van Haarlem naar
's Hage.
KAART XII.
VERKEERWEöEiW
Als het ware ongemerkt zijn wij tol dit laatste onder-
deel der Vierde Afdeeling genaderd; ook hier kunnen wij
kort zijn, want de kaart zelve is naar ons inzien zoo
welsprekend, dat lange uitweidingen overbodig voorko-
men. Immers het was de bedoeling een overzigt der ver-
keerwegen te geven, en met welgevallen bespeurt men, hoe
bijna ieder plekje van ons land toegankelijk is gemaakt;
de roode lijnen, die alle kunstwegen vertegenwoordigen,
slaan een digi net over verreweg de meeste gewesten en de
bevaarbare rivieren en kanalen voltooijen niet alleen de
onderlinge verbindingen, maar breiden zich soms tot ver-
wijderde streken uit, waar nog geen kunstmatige land-
wegen zijn doorgedrongen. Te zamen vormen zij een
schoon geheel, onwillekeurig tot de overtuiging leidende,
dat het niet te verwonderen is, de behoefte aan spoor-
wegverbindingen hier te lande minder gevoeld werd dan
in landen alwaar niet zooveel is ten koste gelegd aan
een in alle jaargetijden ongestremd verkeer.
Voortdurend breiden de kunstwegen en kanalen zich uit,
jaarlijks worden tonnen gouds niet alleen aan onderhoud
en verbetering, maar ook tot nieuwen aanleg besleed en
de bevredigende aanblik, die de overzigtskaart ons biedt,
doet bijna bewondering voor de krachtsinspanning onzer
landgenoolen geboren worden, wanneer wij nagaan van
(1) Een goed begin; men wachtte echter 3 eeuwen vóórdat
doortastende verbeteringen aan de wegen dezer provincie werden
aangebragt.
(1) Juist zoo lang als de postritten.
-ocr page 41-
FINANCIEN EN VERKEER.
6
greep men de belangen toen anders dan nu; de zeehan-
delsteden meenden zich hel best van de winsten eener
eerste en tweede hand Ie gelijkertijd te kunnen ver-
zekeren, wanneer zij zich afsloten; aldus omgordde
b. v. Hoorn zich met een stelsel van zoogenaamde over-
halen, die de nadering der stad met vaartuigen van noe-
menswaardige grootte uit bet hart van West-Friesland
onmogelijk maakte, en op eene menigte plaatsen zien wij
die gewrochten van den ouden tijd nog aanwezig of slechts
langzamerhand vervangen door doeltreffende sluiswerken.
Nog is de spreuk »als hel mijne buren wél gaal, dan gaat het
ook mij wél," niet in aller overtuiging gevestigd, doch
voorheen schijnt men vrij algemeen van oordeel te zijn
geweest, dat algemeene bloei en gezamentlijk welvaren
ondenkbaar waren. De ontzaggelijke sommen, die Neder-
land aan zijne waterwegen heeft besleed, hebben inmid-
dels ruimschoots rente afgeworpen; de bloei van Drenthe
de ontwikkeling van Groningen, Friesland en andere ge-
westen zijn waarborgen, dat in dit opzigt nog niets te
veel werd gedaan. Tal van breede stroomen doorsnijden
ons land en leerden reeds vroeg de gemeenschap te water
op prijs stellen; een veel grooter aantal kanalen en vaar-
ten bevordert dat onderlinge verkeer en de rijke veenbed-
dingen in de Noord-oostelijke deelen van hel rijk maak-
ten het aan den ondernemings-geest mogelijk ook daar le-
ven te scheppen; buitendien zijn een niet gering aantal
steden en plaatsen door havens en kanalen met de zee of
de rivieren verbonden, en toch zijn de bewoners nog niet
tevreden; de behoeften van den tegenwoordigen tijd ei-
senen meer! — De vergrooting van het charter der schepen,
de onvermijdelijke wensch naar tijdbesparing en dus naar
den naasten weg, de betreurenswaardige verzandingen
onzer riviermonden en zeegaten vragen nieuwe geldelijke
opofferingen, nieuwe toepassingen der wetenschap: de
doorgraving van Holland op zijn Smalst en van Holland's
Hoek is de eisch van den tegenwoordigen tijd.
1809. Voltooijing van den straatweg van Utrecht over
Amersfqort naar Apeldoorn.
1815. De straatweg van Breskens naar Aardenburg en
over Sluis naar de grenzen aangelegd.
Geheel volledig moge deze opgave niet zijn, omdat hier
en daar welligt in het midden der vorige eeuw reeds
proeven met den kunstmaligen aanleg van wegen schijnen Ie
zijn genomen: wij houden ons evenwel overtuigd, dat er
niet zooveel aan ontbreekt, of ons beweren, dat het gros
der kunslwegen van late dagteekening is, blijft waar en
in 1814 werd de totale lengte der straatwegen op
slechts 88 uren begroot. Dadelijk nadat ons land lot een
Koningrijk was hervormd, zien wij dan ook de banden
krachtig aan het werk slaan; de Staat gaf het voorbeeld :
in 1817 werd Utrecht door straatwegen met Amsterdam,
Leiden, Gorinchem en Deventer verbonden; eerst vijfjaar
later kon men in Overijssel besluiten dien laatsten tak tot
aan de oostelijke grenzen voort te zetten; in Groningen
werd niet vóór 1824 en in Friesland eerst in 1829 met
den aanleg van straat- en grindwegen een begin gemaakt.
Het Rijk trachtte vóór alles in de noodzakelijkste be-
hoeften te voorzien; daarom zijn op de kaart de rijks-
straatwegen door dikker roode lijnen onderscheiden van
de andere straat- en kunstwegen; eerst jaren later
volgden de provinciale besturen, weder veel later de ge-
meenten en de particulieren.
Dit zij genoeg wat de landwegen betreft; alleen merken
wij op, dat de kaart uit den aard der zaak, al ware hel
alleen om de kleine schaal, op geene volledigheid aan-
spraak durft maken.
Met de waterwegen is het eenigzins anders gesteld; de
gewigtigslen zijn veelal van lateren oorsprong — het groote
Noord-HoUandsche kanaal, de Zuid-Willemsvaar!, het
Voornsche kanaal, de Dedemsvaart, de Noord-Willems-
vaart, het Zederik-kanaal, het Grift-kanaal, het kanaal van
Terneuzen naar Gent enz. — doch verreweg de meeste
binnenlandsche vaarten bestonden reeds op het einde der
vorige eeuw; onder anderen waren Noord- en Zuid-
Holland in 1660 reeds in het bezit van een tamelijk vol-
ledig net van waterwegen; in de 16d° eeuw bezat Fries-
land reeds verscheidene trekvaarten; Dockum en Gronin-
gen werden in 1654 tot 1656 door eene vaart vereenigd,
terwijl het kanaal van Groningen naar Winschoten in het
laatst der 17de eeuw werd gegraven; de Drentsche hoofd-
vaart begon men in 1769 te graven. Wel is waar be-
De gelegenheid bood zich aan, eene schets te leve-
ren van den loop der inundalieliniën en wij grepen die
aan; dat daartoe deze kaart werd gekozen, is toe te schrij-
ven aan den wensch met een oogopslag te doen zien, in
welk verband zij tot de belangrijke verkeerwegen staan.
Om een geheel te vormen, werden op hetzelfde blad
de versterkte steden, vestingen, forten en batterijen van
eenig gewigt vermeld.
-ocr page 42-
GODSDIENST, ONDERWIJS.
(VIJFDE AFDEELING).
KAARTEN XIII, XIV, XV.
Unze arbeid voert ons thans op een geheel ander ter-
rein; onpartijdigheid gebiedt ons hier niet te veel in be-
schouwingen te treden, maar ons hoofdzakelijk mei den
feitelijken toestand bezig te houden. Aan het slot dezer
afdeeling is eene Geschiedkundige kaart gevoegd, welke
wij niet misplaatst achten, al strekt deze Alias vóór alles
om den huidigen staat aanschouwelijk voor te stellen: het;
is immers niet ongebruikelijk bij liet beëindigen van eene
zekere taak een blik te slaan op den afgelegden weg.
GODSDIENST (Kaart XIII).
De kaart heeft tweeërlei strekking; zij doet ons bijden
eersten oogopslag de verhouding tusschen de Protestantsche
en Roomsch-Kalholieke bevolking in de verschillende gewes-
ten kennen, en bij nadere beschouwing kan men ontwa-
ren in welke oorden gemeenten van de verschillende kerk-
genootschappen zijn gevestigd; met de meeste zorg heeft
men getracht om allen aan te duiden en vertrouwt in
ieder geval dat het geleverde voldoende is om een juist over-
zigt te verschaffen; plaatsgebrek verbood de namen van
de kleinere gemeenten te vermelden.
Hoewel de Protestanten de meerderheid uitmaken, is
Nederland niet zoo als Groot-Britanje, Zweden, Noorwegen
of Denemarken een protestantsche staat, immers telde men
in 1860 tegen 1,976,000 Protestanten, 1,254,000 Roomsch-
Katholieken, en 65,000 Israëlieten. Over de provinciën
verdeelt zich die verhouding als volgt:
-ocr page 43-
2
GODSDIENST, ONDERWIJS,
AANTAL GEMEENTEN.
In percenten.
0
PROVINCIËN.
W
Protest. R.-Kath. I Israël.
Μ
2i
m
\
93
5
[
II
1
187
10
II
2
201
11
1
5
160
12
5
1
τ
101
6
V
1
67
3
n
1
204
3
ι :
Η
70
2
ι !
2
152
6
// ι
2*
48
II
1
*
14
2
"
11*
61
731
67*
73*
62
90
66*
90*
93 ί
Ν oord-Brabant
Gelderland
Zuid-Holland
Noord-Holland
Zeeland
Utrecht
Friesland
Overijssel
Groningen
Drenthe
Limburg
Nederland
1
10
10
38
24>
27|
26
37
9
32
71
4
97
4
3
40
4
1
41
12
15
60
120
17
1297
226
918
38
25
60
Van de 60 Evangelisch-Luthersche gemeenten zijn 11 bij-
gemeenten zonder predikanten; onder de 49 kerkelijke
gemeenten bezitten enkele meer dan één leeraar, als:
Amsterdam 6, 's Gravenhage 3, Leiden 2, Rotterdam 5,
Utrecht 2. — Onder de Hersteld Evang.-Luthersche gemeen-
ten telt alleen Amsterdam meerdere dienstdoende predikan-
ten , en wel 4.
De 120 Doopsgezinden gemeenten hebben 126 predikan-
ten ; meer dan één leeraar bezitten: Aalsmeer 2, Amster-
dam 5, Giethoorn 2, Groningen 2, Haarlem 5, Leeuwar-
den 2, Middelburg 2; —- Edam, Molkwerum , Pekela en
Vlissingen hebben geen afzonderlijke leeraars.
De 22 gemeenten der Remonstrantsche broederschap
bezitten 24 predikanten; Amsterdam telt 2, Gouda 2, Rot-
terdam 3 predikanten; Nieuwpoort is kortelings vervallen
en bezit dus geen leeraar.
Van de 17 Waalsche gemeenten hebben de volgende
meer dan één leeraar : Amsterdam 4, 's Gravenhage 5,
Leiden 2, Rotterdam 3.
De Engelsche en Schotsche gemeenten zijn gevestigd:
te Amsterdam eene Engelsche Presb. gem. met 2 predi-
kanten; te Middelburg eene dito met een predikant, die
ook de Vlissingsche gemeente bedient; te Rotterdam eene
Engelsche en eene Schotsche Presb. gemeenle, ieder met
een predikant. Bovendien bezitten Amsterdam en Rotter-
dam elk eene Eng. Episcopale gemeente, ieder met een
leeraar.
De 918 Roomsch-Katholieke gemeenten hebben het
volgend aantal dienstdoende geestelijken: 890 pastoors
en desservanten, 28 rectors en 556 kapellaans, vicaris-
sen en adsistenten; totaal 1474.
Slechts weinig plaatsen bevatten meer dan ééne paro-
De meeste Protestantsdie gemeenten worden door een
enkel predikant bediend, eenige tellen echter meer leeraars,
andere zijn slechts als bijgemeenten te beschouwen; bij
de Katholieken zijn geestelijken van verschillende rangen
werkzaam; — het zal dus gepast wezen, nadere ophelde-
ringen te geven.
De 1297 Nederduitsch-Hervormde gemeenten bezitten
1549 predikanten; de namen der gemeenten met meer
dan één bedienaar volgen hier alphabetisch: Aalten 2,
Alkmaar 4, Almelo 2, Amersfoort 4, Amsterdam 28, Arn-
hem 6, Apeldoorn 2, Barneveld 2, Bellingwolde 2, Bergen
op Zoom 2, Oud-Beijerland 2, Blokzijl 2, Bolsward 2,
Z. Bommel 2, Breda 5, Brielle 5, Charlois 2, Coevorden
2, Culenborg 2, Delft 3, Deventer 4, Dockum 2, Doesborg
2, Dordrecht 8, Dragten 2, Edam 2, Elburg 2, lonkhui-
zen 5, Enschede 5, Praneker 2, Goes 5, Gorinchem 3,
'sGravenhage 11, 's Gravenzande 2, Groningen 9, Haarlem
7, Harderwijk 3, Harlingen 4, Hasselt 2, Haltem 2, Hel-
der 5, 's Herlogenbosch 3, Heusden 2, Hoogeveën 2,
Hoorn 4, Kampen 3, Leerdam 2, Leeuwarden 7, Leiden
9, Lochem,2, Loppersum 2 , Maassluis 5, Maastricht 3,
Medemblik 2, Meppel 3, Middelburg 7, Middelharnis 2,
Monnickendam 2, Naarden 2, Nijkerk 5, Nijmegen 4, Oost-
Zaandam 2, Oudewaler 2, Purmerende 2, Rhenen 2,
Rotterdam 15, Schiedam 4, Schoonhoven 2, Sliedrecht 2,
Sneek 3, Steenwijk 2, Tholen 2, Tiel 2, Utrecht 10,
Varsseveld 2, Veendam 2, Veenendaal 2, Veenhuizen (kol.)
2, Vianen 2, Vlaardingen 3, Vlissingen 5, Vollenhoven
2, Wageningen 2, Weesp 2, West-Zaandam 2, Winscho-
ten 2, Winterswijk 3, Woerden 2, Workum 2, IJssel-
stein 2, Zeijst 2, Zierikzee 4, Zutphen 5, Zwartsluis 2,
Zwolle 6.
-ocr page 44-
GODSDIENST, ONDERWIJS.
3
chie en bezitten dus meer dan één pastoor; het zijn in
het Aartsbisdom van Utrecht: Amersfoort 2, Arnhem 2,
Bolsward 2, Leeuwarden 2, Utrecht 6, Zwolle 2. — In het
Bisdom van Haarlem: Alkmaar 2, Amsterdam 11, Delft 2,
Gouda 2, 's Gravenhage 4, Haarlem 3, Haarlemmermeer 2,
Hoorn 2, Leiden 5, Rotterdam 4, Schiedam 2. — In het
Bisdom van 's Bosch: 's Hertogenbosch 4, Nijmegen 4,
Tilburg 5. — In het Bisdom van Breda: Breda 3, Oos-
terhout 2.—In het Bisdom van Roermond: Maastricht 4,
Roermond 3, Sittard 2,
De 25 kerkelijke gemeenten der Oud-Bisschoppelijke
Klerezij worden bediend door even zoo veel pastoors en
2 kapellaans.
Het kerkbestuur van ieder der Protestantsche genootschap-
pen,— met uitzondering der Doopsgezinden , die geene cen-
trale directie hebben , — berust in handen eener vergadering
van afgevaardigden, Synode genaamd. Voorts zijn de be-
langen van de gemeenten der Hervormden toevertrouwd
aan provinciale collegiën in de hoofdsteden (11); deze zijn
verdeeld in klassen (43), waarvan de hoofdplaatsen op de
kaart zijn aangeduid; eindelijk in ringen (138), ieder van
5 tot 2i> gemeenten bevattende. Het Evangelisch-Luthersch
kerkgenootschap lelt 7 ringen.
Nederland is als Roomsch-Katholieke provincie verdeeld
in o diocesen, namelijk het Aartsbisdom Utrecht en de
daaraan onderhoorige bisdommen van Haarlem , 's Bosch,
Breda en Roermond, waarvan de grenzen op de kaart
zijn aangeduid; deze bisdommen zijn weder afgedeeld in
dekenaten (61), wier hoofdplaatsen mede aldaar zijn ver-
meld. Met inbegrip der in kerkelijk bestuur en bij semi-
nariën geplaatsten telt men ongeveer 1800 R. K. geestelijken.
Eindelijk blijft nog over te vermelden dat de Israëlie-
ten in ons land bezitten 14 hoofdsynagogen, 72 ringsynago-
gen en 72 bijkerken.
Bij gebreke van latere officiële opgaven vermelden wij
hoe de bevolking in 1858 naar de godsdienstige gezindten
was verdeeld:
Ν ederduitseh-Hervormd.  1,818,327  Remonstranten.                    5,214
Fransch of Waalsch „         8,122  Hernhutters.                           311
Engelsen of Presbyt. ,,           545  Christelijk-Afgesekeid.        51,963
Schotsche gemeente.                 111  Roomsch-Katholieken. 1,224,198
Anglik. Episcopalen.                 493  Oud-Roomschen.                  5,427
Evangeliscli-Lutherschen      56,982  Grieken.                                   24
Hersteld- „ „               9,643  Nederl. Israëlieten.            61,227
Doopsgezinden.                    41,564  Portug. „                     3,449
ONDERWIJS, WETENSCHAPPEN (Kaart XIV).
Sedert meer dan een halve eeuw was Nederland be-
kend wegens de gelukkige regeling van het lager onder-
wijs; of de nieuwe wetgeving geheel aan de* eischen van
den tijd beantwoordt, blijve aan het oordeel van deskun-
digen overgelaten, doch het is in ieder geval zeker, dat
de ontwikkeling der volksklassen door regering en natie
op hoogen prijs wordt gesteld, en die overtuiging boezemt
ieder regtschapen vaderlander vreugde in. Teregt heeft
de wetgever zich in de eerste plaats met het lager onder-
wijs bezig gehouden; immers de meer beschaafde baant
zich alligt zelf een weg, maar voor de belangen van het
in dit opzigt onmoudige volk dient te worden zorg gedra-
gen. De ware vrijheidszin der Nederlanders heeft reeds
vroegtijdig begrepen, dat ieder individu, om zoo te zeggen
op zijn eigen beenen moet kunnen staan, met eigen oogen
moet kunnen zien, wil het werkelijk een onafhankelijk
standpunt bewaren; daartoe moet het lager onderwijs
in de eerste plaats strekken en velen betreuren het
dus dat men, uit dat oogpunt beschouwd, niet verder is
gegaan in de zorg voor de opleiding, door het schoolbe-
zoek gedurende een zeker aantal jaren verpliglend te
stellen. De dwang moge voor het oogenblik onaangenaam
schijnen, binnen een betrekkelijk kort tijdsverloop is de
geheele natie daarentegen zelfstandiger, onafhankelijker
dan de naburige, die niet aan zulk eene verpligting was
gebonden. Iedereen, die Saksen of Pruissen doorkruist,
niet doorvliegt, maar zich bezig houdt met lieden uit alle
standen, het niet beneden zich acht om het ware volks-
karakter te bestuderen, zal met ons bespeurd hebben,
hoe gezellen en landlieden over zaken en toestanden
durven en kunnen oordeelen, waarvan die minder ont-
wikkelde klassen bij ons geen denkbeeld hoegenaamd be-
zitten.
Het lager onderwijs ligt dus bij dit overzigt ook het
eerst aan de beurt; de cijfers zijn ontleend aan het eerste
jaar van hel in werking treden der nieuwe wet (1857), zij
geven dus van zelve aanleiding om indien men wil latere
uitkomsten te vergelijken.
De onderstaande staat brengt ons eenigermate op de
hoogte der zaak; in de laatste kolommen vindt men tevens
het aantal gymnasiën en latijnsche scholen met de docen-
ten en leerlingen vermeld.
-ocr page 45-
GODSDIENST, ONDERWIJS.
*
Provinciën.
Lagere
scholen.
Onderwijzers.
Scholieren.
Scholieren
op 100 zie-
len (1).
Kosteloos
onderweze-
nen in
percenten.
Gymnasiën
en Lat.
scholen.
Docenten.
Leerlingen.
Noord-Brabant
425
927
49460
12.07
29.8
12
31
214
Gelderland
442
894
54094
13.65
32.3
14
44
242
Zuid-Holland
484
1356
67540
11.04
46.3
9
59
366
Noord-Holland
510
. 1272
57576
10.62
48.6
5
25
167
Zeeland
160
338
19253
11.61
32.6
2
7
33
Utrecht
159
403
17319
10.87
41.7
2
12
96
Friesland
370
643
38978
14.54
31.7
7
17
117
Overijssel
245
501
32025
13.70
26.8
7
27
219
Groningen
255
442
31209
15.26
34.7
2
14
121
Drenthe
146
205
14008
15.10
18.8
2
8
79
Limburg
226
410
24868
11.65
27.0
1
16
148
Nederland
3422
7391
406329
12.32
36.0
63
260
1802
jongens komt, daalt dit in Zeeland tot een getal van slechts
even 650 meisjes, en derhalve blijven vooral vrij wat,
meisjes van alle opleiding verstoken, hetgeen noodzakelijk
op den algemeenen trap van beschaving en zedelijkheid
invloed moet uitoefenen. In het geheele rijk komen op
1000 schoolgaande knapen in alle lagere scholen zonder
onderscheid, 's winters 780, 's zomers (wanneer er meer
jongens bij den landbouw behulpzaam zijn) 855 meisjes
die schoolgaan, zoodat er nog vrij wat in dit opzigt te
wenschen overig blijft.
Het aantal scholieren in bovenstaanden staat vermeld
heeft betrekking tot den winter, daar dit de geleidelijkste
maatstaf is; vooral in de bouwprovinciën mist men 's zo-
mers veel knapen bij het schoolonderwijs, zoodat in het
geheele rijk in den winter bijna een achtste, in den
zomer slechts ruim een tiende schoolgaat; alleen in Noord-
Holland oefent het saizoen geen merkbaren invloed uit,
zelfs is daar het aantal scholieren 's zomers een paar
percenten hooger dan 's winters; doch elders doet het
zich overal gevoelen, zoodat in Drenthe, Gelderland, Zee-
land, Limburg en Noord-Brabant in den zomer kwalijk
70—75 percenten der kuapen, die 's winters lager onder-
wijs genieteu, ter schole komen.
De verhouding der scholieren lot de bevolking zoo als die
op de kaart is vermeld, werd gelrokken uit den middel-
som der beide saizoenen en wij achten het belangrijk
genoeg hier onder eene opgave mede te deelen, waaruit
die verhouding op de verschillende lijdstippen van het
jaar 1857 nog duidelijker blijkt; de cijfers wijzen aan
op boeveel inwoners één leerling der lagere scholen komt.
Sedert 1852 vermeerderde het aantal scholen met 50,
dat der onderwijzers met meer dan 200, dat der scho-
lieren met 8—9000; er is dus vooruitgang (vooral is het
grooter aantal onderwijzers verblijdend), doch het is de
vraag of die wel algemeen is, en de beantwoording valt ont-
kennend uit; immers in 1852 telde men in Overijssel 37752
leerlingen en vijfjaren later slechts 52025; toen stond die
provincie verreweg het gunstigst en sedert is zij tot een
lager rang gedaald. Vanwaar die schrikverwekkende terug-
gang ? vraagt men met regt, en zoo wij ons niet bedriegen is
de opheffing der schoolbelastiiig in 1855 de oorzaak; onge-
veer 6000 kinderen werden vroeger meer ter schole gezonden
«omdat de ouders er toch eene kleinigheid (ƒ2,50) voor
moesten betalen." Is dit voorbeeld niet sprekend genoeg om
de volksmassa dus in dat opzigt voor onmondig te houden ?
Ons overzigt betreft al de lagere scholen, zoowel de
openbare als de bijzondere, en het moet dus wel bevreem-
ding wekken, dat de verhouding der leerlingen tot de
totale bevolking zoo uiteenloopt, want al vinden wij vele
der ontbrekende kiiuleren in Holland, Utrecht, enz. op
de kost- en dagscholen (pensionaten) terug, toch vergoedt
dit de ongunstige verhouding niet. Het schijnt dat in het
Noorden en Oosten meer belangstelling in bet onderwijs
heerscht, dan in het Westen en Zuiden des rijks, althans
wat de lagere klassen betreft, en met name bij de meisjes
dier klassen openbaart zich de verwaarloozing het meest;
terwijl in Overijssel en Groningen 's winters ongeveer
850 schoolgaande meisjes op elk IOOOtal schoolgaande
(1) Op 15 Januaiij des jaars.
-ocr page 46-
GODSDIENST, ONDERWIJS.
5
zaken hebben ons in eene langdurige sluimering doen blij-
ven; langzamerhand gaan de oogen echter open, de wonde
is bereids gepeild, maar het thans werkende beschaafde
geslacht is, met betrekkelijk weinige uitzonderingen, opge-
groeid in volslagen onbekendheid met natuurkrachten,
werktuigkunde, scheikunde, land- en volkenkunde en
zooveel andere noodzakelijke gidsen op den levensweg.
Na regen volge zonneschijn.
Ter voorbereiding voor hoogere studiën strekten vroeger de
Latijnsche scholen, die thans ook gedeeltelijk ter opleiding
voor andere dan geleerde vakken dienen; daartoe rigtte
men ze in tot gymnasiën en in 1857 telde men nog
slechts 33 latijnsche scholen, reeds 7 voorloöpig en 25
definitief erkende gymnasiën. Wij spreken hier van slechts
en reeds, ofschoon het te verwonderen is, dat niet reeds
alle latijnsche scholen in verband met de praktische rig-
ting der eeuw hervormd zijn, terwijl de bloei van enkele
goed ingerigte gymnasiën (bijv. 's Hage, Zutphen) de
behoefte aan zulke instellingen aantoont; doch voor een
groot gedeelte zal die stremming in den vooruitgang zijn
toe te schrijven aan de beperkte geldmiddelen der kleine
plaatsen (dikwerf dorpen) alwaar de latijnsche scholen
zijn gevestigd, zoodat er eenige zijn, o. a. te Joure in
Friesland , alwaar meermalen geen enkel leerling is. Slechts
bij een enkel dezer inriglingen wordt praktisch onderrigt
in de scheikunde gegeven (te Maastricht), terwijl bij een
zestal beginselen van handelswetenschappen worden onder-
wezen; het behoeft dus geen uitvoerig betoog, dat hier
veel te wenschen overig blijft.
Alvorens het hooger onderwijs te behandelen, dienen
wij op de verschillende bijzondere inrigtingen van onder-
wijs te wijzen; daartoe noemen wij: de Delftsche akade-
mie voor burgerlijke ingenieurs en O. I. ambtenaren, met
150—200 kweekelingen ; de militaire akademie te Breda,
met 300—400 kadetten der verschillende korpsen (eene
zelfs buitenlands gunstig bekende instelling); het instituut
voor de marine aan hel Nieuwediep, met ongeveer 150
adelborsten; de kweekschool voor militaire geneeskundigen
en de veeartsenijschool, beide te Utrecht; de klinische
scholen te Amsterdam, Haarlem, Alkmaar, Hoorn, Rot-
terdam en Middelburg; de landhuishoudkundige school te
Groningen, terwijl ook te Utrechi gelegenheid wordt gege-
ven in dit opzigt de noodige bekwaamheid op te doen;
het blinden-instituut te Amsterdam; de doofstommen-insti-
tuten te Groningen, Rotterdam en St. Michielsgestel: de
idioten-school te 's Gravenhage. Voorts zonder stil te staan
bij de scholen der legerkorpsen: het instructiebatailjon
Provinciën.
In den
winter.
In den
zomer.
10,8
Gemiddeld.
Noord-Brabant
8,3
10,5
Gelderland
7,3
10,5
8,9
Zuid-Holland
9.
9,8
9,4
Noord-Holland
9,5
9,2
9,3
Zeeland
8,5
11,6
10.
Utrecht
9,2
9,8
9,5
Friesland
6,8
7,9
7,3
Overijssel
7,3
9.
8,1
Groningen
6,5
7,9
6,8
Drenthe
6,6
9,7
8,1
Limburg
8.6
11,1
9,8
Nederland
8,1
9,6
8,8
Wij mogen niet van het lager onderwijs afstappen, zon-
der iets mede te deelen omtrent de scholen dier cathegorie
van bijzonderen aard en strekking; ons bepalende tot de
tolale cijfers van het rijk, vermelden wij alleen dal de
bewaarscholen in Holland en Utrecht het talrijkst bezocht
werden, dat de zondagscholen in Noord-Brabant de meeste
leerlingen tellen en eindelijk de werkscholen vooral voor
meisjes in Overijssel, Noord-Brabant en Zuid-Holland het
meest algemeen zijn. Zie hier de juiste cijfers:
Bewaarscholen enz.
784
met
49873 kinderen.
Kost- en dagscholen
332
»
9863 scholieren.
Herhalingscholen
152
»
6057 leerlingen.
Zondagscholen
118
»
10051 bezoekers.
Werkscholen
71
»
ί 1564 jongens.
| 5105 meisjes.
Volkszangscholen
127
»
6385 leerlingen.
Gymnastiescholen
25
r>
1803 id.
Thans naderen wij tot eene treurige bladzijde van ons on-
derwijsstelsel, want het middelbaar onderwijs dienl ons eenige
oogenblikken bezig te houden; genoegzaam alle wettelijke
regeling ontbrak tot heden op dit stuk en het gevolg daar-
van is, dat de toestand over het algemeen dan ook zoo on-
gunstig is, dat men er gaarne een sluijer over zoude willen
werpen. Of weet men soms de gelegenheden aan te wij-
zen, waar onze jeugdige industriëelen opleiding kunnen
bekomen, waar de koopmanszoon warenkennis en land-
en volkenkunde zal leeren ? — Te Amsterdam aan de handel-
en ambachtscholen, — te Utrecht aan de industrieschool, —
te Delft, — aan de op te rigten Twentsche nijverheidsschool;
aldus luidt het antwoord en wij laten aan een ieder over
om te bepalen of dat antwoord bevredigend, voldoende is.
Zorgeloosheid door gebrek aan doeltreffende concurrentie,
gemis aan populaire hulpmiddelen en meer andere oor-
-ocr page 47-
GODSDIENST, ONDERWIJS.
E
Kunsten, het Museum van Oudheden, hel Akademisch
Munt- en Penningkabinet en het Japansch Kabinet te Lei-
den; — hei Museum Boymans te Rotterdam; — het Munt-
en Penningkabinet, het Kabinet van Landbouwkundige
Werktuigen en de Bibliotheek te Utrecht; — het Museum
van Natuurlijke Historie, de Verzameling van Landbouw-
kundige Werktuigen en de Bibliotheek te Groningen; — de
Plantenluinen der akademiesleden en van Amsterdam en
Rotterdam ; — het Museum van het Zeeuwsch Genootschap te
Middelburg; — van Provinciale Oudheden te Zwolle;—de
Boekerijen te Leeuwarden en Deventer. — Voegde men
hierbij de aanzienlijke particuliere en stedelijke verzame-
lingen en die van zoo vele genooi schappelijke instellin-
gen, dan zou deze lijst te uitgebreid worden.
Op de Kaart XIV wezen wij eenige steden aan als
zetels van Maatschappijen of Vereenigingen ter bevorde-
ring van Weienschappen en Kunslen; ofschoon de opsom-
ming daarvan uit den aard der zaak niet volledig kan
zijn, wil men niet te zeer in noodelooze omslagligheid
vervallen, zoo volgen hier de namen der aanzienlijkste
Vereenigingen; — te Amsterdam: de Koninklijke Akademie
van Wetenschappen, de Maatschappij lot Nul van '1 Alge-
meen, de Kon. Akademie van Beeldende Kunsten, de
Maatschappij Pelix Meritis, de Genootschappen Natura Arlis
Magistra en Arli et Amicitiae; — te Haarlem: Teyler's Slich-
ting·, de Nederl. Maatschappij ter bevordering der Nijver-
heid , de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen; —
te Leiden : de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde;
— te 's Gravenhage: de Maatschappij üiligentia, de Holland-
sche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen,
het Indisch Genootschap; — te Delft: hel Kon. Instituut van
Ingenieurs; —- te Rotterdam: het Bataafsch genootschap der
Proefondervindelijke Wijsbegeerte, de Maatschappij ter be-
vordering der Toonkunst; — te Middelburg: het Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschappen; — te Ulrechl: het Provin-
ciaal Ulrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschap-
pen , het Historisch Genootschap, het Nederlandsen Onderwij-
zers-Genootschap; — te 's Herlogenbosch : hel Provinciaal
Noord-Brabantsch Genootschap van Kunsten en Wetenschap-
pen ; — te Leeuwarden: het Friesch-Genootschap voor Ge-
schied-, Oudheid- en Taalkunde; — te Groningen: het Ge-
nootschap ter Bevordering van Natuurkundige Wetenschap-
pen; — te Hoorn, hel Geneeskundig Genootschap Vis Unila
Forlior. Voorts verscheidene Maatschappijen van Landbouw,
Vereenigingen ter ontwikkeling der Volksvlijt en Nijverheid,
Genootschappen ter Bevordering der Muziek en der Wis-
en Natuurkunde.
te Kampen, waarbij ruim 600 jongelieden zijn ingedeeld,
de instructie der bootsmansleerlingen te Vlissingen, der
machinislleerlingen te Helvoetsluis, alle eene praktische
rigting volgende; eindelijk de zeevaartkundige scholen te
Amsterdam, Rotterdam, Dordrecht, Leiden, Helder, Har-
lingen, Lemmer, Ameland, Groningen, Zwolle en Veendam,
die merkbaar drukker bezocht worden sedert de Nederl.
Handelmaatschappij bij de bevrachting der vaartuigen de
bewijzen vordert, dat ten minste twee der stuurlieden in
hunnen rang zijn geëxamineerd. Een volledig overzigi
eischt dat wij allhans melding maken van het beslaan
van verschillende akademiën voor beeldende kunsten en
muziek, van een belangrijk aantal teeken scholen, van
onderscheidene vooral door de Maatschappij tot Nut van
't Algemeen in het leven geroepen inrigtingen ter oplei-
ding van arnbachts- en handwerkslieden enz.
Aan het hoofd van het hooger onderwijs staan de drie
hoogescholen; in 1857 telden deze 69 hoogleeraren en
1327 studenten, welke zich verdeelden in 465 voor de
godgeleerdheid, 523 regtsgeleerdheid, 251 geneeskunde,
53 wis- en natuurkunde, en 55 wijsbegeerte en letteren.
Er waren te Leiden 26 hoogl. en 622 ingesch. stud.
» Utrecht 22 »» » 493
» Groningen 21 » »212 »
         »
Het athenaeum te Amsterdam telde 118 studenten, da!
te Deventer 32 kweekelingen. Bekend zijn de verzamelin-
gen en bibliotheken dezer instellingen, die veel bijdragen
tol den luister onzer akademiën, waarvan vooral die te
Leiden eene groote vermaardheid bezit.
Voor de vorming van geestelijken zijn verschillende
seminariën geopend, als te Amsterdam voor Lulherschen,
Remonstranten, Doopsgezinden en Israëlieten, te Kampen
voor Christelijke Afgescheidenen, te Amersfoort voor Oud-
Roomschen en in onderscheidene provinciën, gelijk op de
kaart is aangeduid, voor Roomsch-Katholieken.
Met een enkel woord brengen wij hier in herinnering
dat ons land rijk is aan openbare en rijksverzamelingen;
wij hebben slechts de namen te vermelden van het Mu-
seum van Schilderijen en Prenten, benevens de Stedelijke Bi-
bliotheek te Amsterdam; — de Verzameling van Schilderijen
van levende meesters, het Geologisch Museum en Teyler's
Museum te Haarlem; — de Koninklijke Bibliotheek, hel Kon.
Penningkabinet, hel Kon. Kabinet van Schilderijen en van
Zeldzaamheden, het Rijks-archief te 's Gravenhage; — de Bi-
bliotheek , hel Museum van Natuurlijke Historie, bet Kabinet
van Natuurkunde, de Verzameling van Landbouwkundige
Werktuigen, hel Rijks-herbarium, het Museum van fraaije
-ocr page 48-
7
GODSDIENST, ONDERWIJS.
een blik op de verschillende gewesten, dan merken wij op
hoe vooral Holland en Friesland zich sedert beijverd heb-
ben om binnenlandsche plassen in vruchtbare akkers te
herscheppen.
Hoe vlugtig onze teekening moge wezen, geeft zij ech-
ter zoo wij vertrouwen veel slof tot opmerkingen; met
afzonderlijke lettersoort schreven wij daartoe de namen
van eenige weggespoelde of verdwenen steden en dorpen;
het Haarlemmermeer »die vraatzuchtige wolf" slokte se-
dert de 15de eeuw nog menig dorp in, en thans zien wij
dien plas voor goed getemd; ofschoon de vergrooting van
de Zuid-Hollandsche en van enkele Zeeuwsche eilanden,
de landaanwinningen in westelijk Noord-Brabant en in
Staats-Vlaanderen ruimschoots vergoeding aanbieden, het
arme Zuid-Beveland moest gedeeltelijk bezwijken voor het
woedende waterélement; verheugt Groningen zich in de
inpolderingen aan den Dollart en de Lauwerzee, daaren-
tegen ziet Friesland verscheidene eilanden tot Wadden ver-
spoelen. Nergens vinden wij dus eigenlijk een waarborg voor
het duurzaam bestaan van onzen tegenwoordigen bodera,
dan in het met Gods hulp geduldig bekampen van onzen
overmoedigen vijand. Zoo ergens, geldt voor ons de spreuk:
«Waakt en bidt."
Dat in 1430 tot 1453 Holland, Zeeland en Staats-Bra-
bant grootendeels onder het bestuur van Philips den Goe-
den kwamen, is bekend; niet vóór 1524—43 gelukte het
aan Karel den Vijfden de overige gewesten bij zijn rijk
in te lijven : voor het eerst vormden de tegenwoordige
Nederlanden dus toen één geheel. Het voegt ons niet de
staatkundige lotwisselingen hier in bijzonderheden na te
gaan, daartoe strekt de zoo naauwgezette, uitvoerige ar-
beid van den Heer Mr. G. Mees (Historische Atlas van
Noord-Nederland), maar toch meenden wij onze Kaart
dienstbaar te kunnen maken aan het mededeelen van eenige
bijzonderheden; onder anderen zijn er al de voormalige
Hansesleden op aangeduid, terwijl de Stemhebbende steden
der Vereenigde Zeven Provinciën er met het cijfer van
hare rangorde op zijn vermeld; eindelijk plaatsten wij er
een aantal jaartallen op, die gewigtige historische herin-
neringen in het geheugen roepen, en waarvan hieronder
eene korte aanduiding volgt.
628. Eerste Christenkerk door Dagobert te Utrecht ge-
sticht.
695. Prediking van het evangelie door Willebrord te
Westkapelle op Walcheren.
754. De aartshisschop Bonifacius te Dockum door de
Heidensche Friezen vermoord.
Ten slotte wordt er op gewezen, dat de grenzen en num-
mers der schooldistricten in ieder gewest op de Kaart
zijn vermeld, met opmerking dat de school-opzieners der
districten 1—4 in Noord-Holland ieder een gedeelte der
stad Amsterdam onder hun opzigt hebben; hetzelfde is in
Zuid-Holland het geval met die der districten 7 en 11.—
In elke provincie staal een Inspecteur aan het hoofd van
het toezigt op het lager onderwijs.
GESCHIEDKUNDIGE KAART (Kaart XV).
Weinige landstreken hebben in het verloop der histori-
sche tijden zoo vele veranderingen ondergaan als Neder-
land; niet alleen dat de bodem bijna overal bruikbaarder
werd gemaakt, hel zij dat men door dijken zoowel rivier-
als zeevloeden poogde te keeren, hetzij dat de veenkorsl
werd weggevoerd of dat men de barre beide in ontginning
bragt, — maar vooral in de eerste eeuwen onzer jaartel-
ling speelden de inbraken der Noordzee zulk een aanzien-
lijken rol in de vervorming der Nederlandsche kusten, dat
men moeijelijk, bij gebrek aan naauwkeurige kaarten, alle
veranderingen kan nagaan. Algemeen bekend is het, dat
de Zuiderzee voorheen slechts een binnenmeer was, dat de
Noordzee-eilanden verbonden waren met het vasteland, dat
de Dollart door eene doorbraak is gevormd, dat zoowel de
Zeeuwsche eilanden als de Dordtsche Waard door zeevloed
op zeevloed werden geteisterd, maar zekere bekendheid
met den waren toestand heeft men eerst sedert de eerste
helft der 16e eeuw, en onze kaart heeft daarom dat tijdstip
ten grondslag. Vergelijken wij den toenmaligen en tegen-
woordigen toestand met naauwgezetheid, dan is de uit-
komst zeer bevredigend; met uitzondering van het half
verwoeste Zuid-Beveland, het weggespoelde Orisant tegen-
over Schouwen, de zwaar geteisterde kusten van eenige
Noordzee-eilanden, de overstrooming van enkele lage Frie-
sche eilanden en eindelijk de versmalling van Schokland,
zien wij bijna overal aanwinst en eene niet onaanzienlijke
ontwoekering van rijke polders aan de geweldige zee, en
wel vooral in het Noord-oosten en Zuid-westen des lands.
Ook eenige rivieren wijzigden haren loop, met name de
Waal bij haren oorsprong; de Rhijn verloor zich toen nog
noordwaarts in de duinen; de Maas had met de Waal
boven den Bommelerwaard gemeenschap.
In hoofdtrekken schetsten wij op de kaart de grenzen
en de verdeeling des lands, en slaan wij bij die gelegenheid
-ocr page 49-
GODSDIENST, ONDERWIJS, GESCHIEDENIS.
wint. — Moord te Naarden door de Spanjaarden.
1575. Belegering en verovering van Haarlem door de
Spanjaarden. — Heldhaftige verdediging van Alk-
maar tegen de Spanjaarden.
1574.   Slag op de Mookerheide onder Lodewijk van Nas-
sau. — Boisot slaat de Spaansche vloot bij Rei-
merswaal. — Mondragon moet Middelburg aan de
Prinsgezinden overgeven. — Leiden belegerd en
ontzet.
1575.   Moord door de Spanjaarden te Oudewater aangerigt.
1576.   Belegering van Zierikzee door de Spanjaarden en
merkwaardig gedrag van Lieve Heere.
1579.  Maastricht door Parma veroverd. — Unie tusschen
de Noord-Nederlandsche Provinciën te Utrecht ge-
sloten.
1580.   Kloekmoedige verdediging van Steenwijk. —Philips
van Hohenlohe door den Spaanschen partijganger
Maarten Schenk bij Hardenberg geslagen.
1584. Prins Willem I door Balthazar Gerards te De <
vermoord.
1590.  Verovering van Breda door middel van een turfschip.
1591.   Nijmegen door Prins Maurits veroverd. — Zutphen
wordt door Prins Maurits veroverd. — Deventer
wordt door Prins Maurits weder aan de Republiek
gehecht.
1592.  Merkwaardig beleg van Steenwijk door Prins Mau-
rits.
1595. Merkwaardig beleg van Geertruidenberg door Prins
Maurits.
1597. Beleg van Oldenzaal.
1599. Zalt-Bommel vruchteloos belegerd door Mendoza.
1618—19. Synode te Dordrecht.
1621.   Hugo de Groot ontvlugt uit Loevestein.
1622.   Bergen op Zoom vruchteloos door Spinola belegerd.
1626.  Belegering van Oldenzaal.
1627.   Verovering van Groenlo door Frederik Hendrik.
1629. Belegering en verovering van 's Hertogenboscb door
Frederik Hendrik.
1652. Maastricht veroverd door Frederik Hendrik. __ Be-
legering van Roermond dooi1 denzelfden: Ernst Ka-
simir sneuvelt er.
1645. Frederik Hendrik verovert Hulst.
1667. Vrede te Breda, tusschen Engeland en de Ver-
eenigde Nederlanden in verbond met Frankrijk.
1672. Manhaftige tegenstand van Wirtz tegen de Fran-
schen onder Condé. — Aanval van Prins Willem
III op Woerden en hevige gevechten tegen Luxem-
992. Graaf Arnoud sneuvelt te Winkel in N.-Holiand in
den strijd tegen de West-Friezen.
1009. Tiel door de Noormannen geplunderd.
1205. Gevangenschap van Gravin Ada te Burg op Texel.
1227. Veldslag tusschen de Utrechlschen en de Drenthe-
naren te Ane in Overijssel.
1255.   Slag tusschen de Hollanders en Vlamingen bij Wesl-
Kapelle op Walcheren.
1256.  Willem II door de West-Friezen vermoord te Hoog-
woud.
1296.   Moord van Graaf Floris V (der kerlen God) te
Muiderberg.
1297.   Ysselstein door Beatrix van Heukelom verdedigd
tegen Wolfert van Borssele.
1304. Redding van Dordrecht door Heer Nicolaas van
Putten. — Zierikzee vruchteloos belegerd door de
Vlamingen. — Witte van Haamstede verslaat bij
het Manpad de Vlamingen.
1545. Veldslag tusschen de Hollanders en Friezen, waarbij
Graaf Willem IV sneuvelt, te Warns in Friesland.
1561. Slag bij Tiel tusschen de broeders Reinoud en
Eduard van Gelder.
1386. Willem Beukelsz. van Biervliet vindt het haring-
kaken uit.
1417. Verovering van Gorinchem door Jan vanEgmond,
waarbij Willem van Arkel sneuveil.
1425. Uitvinding der boekdrukkunst te Haarlem door Lau-
rens Jansz. Coster.
1425. Heldhaftige trouw van Albrecht Beiling te Schoon-
hoven.
1482. Zelf opoffering van Jan van Schaffelaar ie Barneveld.
1488. Rotterdam door Jonker Frans van Brederode, opper-
hoofd der Hoekschen, vermeesterd.
1528. Plundering van 's Gravenhage en andere sleden,
door Maarten van Bossum.
1545. Venlo door Keizer Karel V belegerd en veroverd.
1568. De eerste overwinning der Nederlanders op de Span-
jaarden in den 80 jarigen oorlog, bevochten onder
Lodewijk van Nassau bij Heiligerlee in Groningen.
1570. Loevestein verrast door Herman de Ruyter.
1572. Verovering van den Briel door de Watergeuzen. —
Bloedbad te Rotterdam door de Spanjaarden aange-
rigt. — Vlissingen de eerste stad die uit eigen
beweging het Spaansche juk afwerpt. Enkhuizen
volgt dit voorbeeld. — Scheepsstrijd op het Zwin
bij Sluis, waarin de Zeeuwsche admiraal Worst
den Spaanschen hertog van Medina-Celi over
-ocr page 50-
GODSDIENST, ONDERWIJS, GESCHIEDENIS.
burg. ■— Heldhaftige verdediging van Aardenburg
tegen de Franschen , door 40 krijgslieden. — Inne-
ming van Utrecht, door de Franschen. — Verdedi-
ging van Groningen tegen de Munsterschen. — Ver-
rassing van Coevorden door van der Thijnen.
1678. Vrede te Nijmegen van Frankrijk met de Vereenigde
Nederlanden en Spanje.
1697. Vrede van Rijswijk, tusschen Lodewijk XIV met
Engeland, Nederland, Spanje, den Keizer en het
Duitsche Rijk.
1711. Willem Friso verdrinkt aan den Moerdijk.
1713. Vrede van Utrecht, tusschen Frankrijk en Enge-
land, Savoije, Portugal, Pruissen en Nederland.
1747. Verovering van Bergen op Zoom door de Franschen.
1781. Magtiging aan Prins Willem V tot den aanleg van
het Nieuwe Diep.
1793. Willemstad heldhaftig verdedigd door Baron van
Boetselaar tegen de Franschen.
1794. De Nederlanders en Engelschen bij Boxtel door de
Franschen geslagen.
1797. Zeeslag bij Kamperduin. Onze laatste zeeslag, de
eerste waarbij een Nederlandsch vlootvoogd levend
in 's vijands handen viel.
1799. Landing der Engelschen en Russen te Helder. —
Nederlaag der Russen bij Bergen. — Overwinning
der Fransche en Bataafsche legers op de Engelschen
en Russen bij Castricum.
1809. Bombardement van Vlissingen, door de Engelschen.
1818. Frederiksoord geslicht.
1824. Voltoooijing van het Noord-Hollandsch Kanaal, grond-
slag van den bloei van het Nieuwe Diep.
1859. De Zuidpias ingepolderd.
1852. De Haarlemmermeer drooggemaakt.
1862. Vernieling van Enschede door brand.
 E R I G T.
Sedert de Kaart XIV (Onderwijs) werd afgedrukt, zijn bij Z. M. Besluit van 5 Julij 1862 n°. 38 de volgende wijzigingen in de
schooldistricten gebragt.
De provincie Zuid-Holland is thans in 11 districten verdeeld en daardoor zijn iu meerdere of mindere mate veranderd : n°. 4 dat
in het zuidoosten is verkleind; n°. 5, dit district (kanton Brielle) is thans met ç ë 10 (kanton Sommelsdijk) vereenigd, maar daarentegen
de . stad Rotterdam met enkele naburige gemeenten in een westelijk district, nieuw n°. 5, en een oostelijk, nieuw n°. 11, verdeeld;
n°. 6 vergroot met enkele gemeenten van het eiland IJsselmonde (Zwijndrecht enz.), welke aan n°. 8 zijn ontnomen ; n°. 7, een geheel ge-
wijzigd district, met Gouda als centrum, en Oudewater, Schoonhoven, Capelle a/d IJssel en Moerkapelle als uiterste punten.
De provincie Overijssel is in 8 districten verdeeld; n°. 2 en 7 bleven onveranderd; aan n°. 1 werd de gemeente Wijhe ontnomen;
n°. 3 bestaat thans uit Deventer, Bathmen, Diepenveeu , Holten, Olst, Raalte en Wijhe; n°. 4 uit Enschede, Oldenzaal, Delden (Stad
*en Ambt) Haaksbergen , Hengelo , Lonneker en Losser; n°. 5 uit Ambt Almelo, Borne , Denekamp , Ootmarsum, Tubbergen , Vriesen-
veen en Weerselo; n°. 6 uit Ommen (Stad en Ambt) Hardenberg (Stad en Ambt), Gramsbergen en Avereest; n°, 8 uit Stad Almelo, Die-
penheim , Goor, den Ham , Hellendoorn, Markelo , Rijssen en Wierden.