-ocr page 1-
K. LESCAILJES
T O O N E E L-
E N
MENGELPOEZY.
IN T> R I E <D E E L E N.
-ocr page 2-
VERKLARING
V AN D E
TYTELPRENT.
Koningtn der Treurtooneelen
En KltOy beide aan 't zinryk Dicht
Der fchrand're Katharyn verpligt,
Doen vrolyk , op Apols bevelen,
Zyn wydberoemde Priefterin,
Het puik der vindingryke Vrouwen,
Uit eeuwigduurend Marmer houwen,
Gelyk een tiende Zanggodin,
Haar lofgalm rolt door al de Koren
Des Tempels van de onfterflyke Eer;
Nu 't Kunftwerk van haar Fenixve6r
Met haar doorluchtig word herboren.
Zo word, ten fpyt der wreede Dood,
HaarGeeft, ter ftarren ingevaren,
Op *t klinken van haar gouden1 Snaren,
In 't einde door de Kunft vergood.
Zo doet ze, op haar verheven pennen,
In ieder Dichtorakelblad
Van dezen langgewenfchten fchat,
Haar'rykdom van gedachten kennenj
En praalt j in we£rwil van de nyd,
Als 't Wonder van haar kunne en tyd.
-ocr page 3-
To Amfteldani ,by dc Bergen -.van J.Lescah.je en D.RANK.op deBeur&fiuis.
BJBLTOTTTh'CA
CONVKNTt'S
3V!£GE>SIS-
-ocr page 4-
D E
99
MENGELPOEZY
VAN
KATHARYNE LESCAILJE.
EERSTE DEEL.
VEGfciSWJ
T E AMSTELDAM,
Bv i>e Erfgenaamen van J. Lescailje en D. Ranks
op de Beurssluis. mdccxxxi.
MET F RinLEG I £>
-ocr page 5-
C O P Y E
VAN D E
P R I V I L E G I E.
De Staaten van Holland ende Weftvriesland doen re \ve?ren: alzoo Ons
verroont is by de Erfgenamen vanJact)b Lescailjeen Dirk Rank, Bock-
verkoopers tot Amfterdam, en univerfeele Erfgenamen van wyle Katharina
Lescailje, dat zy Supplianten in het korte zouden drukken en uitgeven alle
de nagelatene Tooneel- en Mengelpo'ezy
van wyle gemelde Katharina Lescailje,
waar toe zy Supplianten groote koften moeften doen; enbeduchtzynde, dat
eenige baatzoekende menfchen, het voorfchreve Werk tot hirer Supplianten
groote prejuditie zouden moogen nadrukken; zo keeren zy Supplianten haar
tot Ons, verzoekende dat bet Ons gelieven mochte aan hair Supplianten tot
het drukken van het voorfchreven Werk, te verleenen O&rooy voor den tyd
van 15 jaaren, onder zodanige penalireyten en flrafTen tegen die gcene> die
*t voorfz: Werk genaatnt Tooneel- en Meugelpo'ezy van wylen Katharina Les-
cailje
zouden nadrukken, verkoopen, ofte elders buiten deeze Provintie na-
gedrukt, binnen deeze Provintie brengen, als Wy zouden goed vinden te be-
hooren: ZO IS 'T, datWydezaaken, ende't verzoek voorfz: overgemcrke
hebbende ende genegen wezende ter beede van de Supplianten uit Onze reg-
te wetenichap, Souvereinemagt,endeauthoriteyt> dezelve Supplianten, geac-
cordeert ende geodtroyeert hebben, confenteeren, accordeeren, endeO&ro-
yeeren haar mits deezen, dat zy geduurende den tyd vao vyftienecrftachter-
een volgende ja^ren het voorfch: Werk, genaamt Tooneel- en Mengelpo'c'zy van
wyle Katharina Lescailje, in dier voegen als zulx by de Supplianten is verzogt,
en hier voren uitgedrukt ftaat, binnen den voorfch: Onzen Lande alleen zullerr
mogen drukken, doen drukken, uitgeven ende verkoopen j verbiedende daar-
om alien ende een ygelyken, het zelve Werk in 't geheel ofre deel te druk-
ken, naar te drukken , te doen naardrukken ? te verhandelen, ofte te ver-
koopen, ofte elders naargedrukt binnen den zelven Onzen Lande te bren-
gen , uit te geven ofte te verhandelen, ende verkoopen, op verbeurte van
alle de naargedrukte> ingebragte, verhandelde, ofte vcrkogte Exemplaaren,
ende een boere van drie duizend guldens, daar en booven te verbeuren,
te appliceeren een derde part voor den Officier , die de Calange doen zal,
een derde part voor den Armen der plaatze, daar het Cafus voorvallen
zal, ende het refteerende derde part voor de Supplianten; ende dit t'elken zo-
meenigmaal als dezelve zullen werden achterhaalt : alles in dien verftande*
dat Wyde Supplianten metdeezen onzen Odtroye alleen willende gratificeeren-
tot verhoedinge van hare fchade, door het nadrukken van het voorfch: Werk,.
daar d«or in geenigen deele vcrflaan den inhouden van dien te authorifeeren %
* 3                                       ©fe
-ocr page 6-
oftete advoueren ende veelmin het &lveonderOnzeprotc£ie, ende belcher-
niineeeenie meerder credit, a3nzien ofte reputatie tegeven, maar de Sup-
S^Tn^as daarinne lets onbehoorlykszoude influecren, alle het zelveto
haaren lafte zullen gehouden weezen te verantwoorden : tot d.en eynde wcl
eTpreffelyk begeerende , datby aldien zy deezen onzen Odroye voor het zel-
ve Werk zullen vnllen ftellen, daarvan geen geabrevreerde ofgeconmhcerde
menrie zullen moogen maaken, nemaar gehouden wezen het zclve Oflrooy
Tn 't eeheel endc zonder eenige omiffie dnar voor te drukken, ofte te doen
drukken, ende dat zy gehouden zullen zyn een Eiemplaar van het voorlch:
Werk "gebonden en welgeconditioneert te brengen m de Bibliotheecq van
Onze Univerfiteyt tot Leyden, ende daar van behoorlyk te doen blyken.
allesop pene van het effeft van dien te verliezen: ende ten eynde de SuppUan-
ten deezen Onzen Concenteende Oftroye mogen genieten, als naarbehoo-
Zn- Laften Wy alle ende een ygelyken, die het aangaan mag, datzydeSup-
Xnten van den inhoude van deezen doen, laaten ende gedoogen, ruftelyk,
v eddyk, ende volkomentlyk genieten ende gebru.ken, cefferende alle belet
h er contrarie. Gedaan in den Hage, onder onzen grooten Zegele, hieraan
doen hangen, op den vecrtienden November , in 't jaar onzes Heeren ende
Saligmakers, Seventien honderd feven en twintig.
J. G. V. BoETSELAAR.
Ter Ordonnantie van de Staaten,
Will em Buys.
De Regenten van den Schouwburg, confenteeren dat de Erfgenamen van
Jacob Lescailje en Dirk Rank, de Treurfpeelen van Juffr. Kathanna Lesca.lje,
voorheene gedrukt met de Privilege van den Schouwburg, by derzelver an-
dere Dichtkundis;e Werken moge drukken en uitgeven in Quarto.
/laumihAmfterdam din 16 Mej 1731.
VOOR-
-ocr page 7-
VOORBERICHT
D E R
UITGEEVEREN
A A N DEN
DICHTLIEVENDEN
L E E Z E R.
ie bier eindelyj^ de Lettcrvruchten onz.er waarde Mocije
KATHARYNE LESCAILJE, w veele jaaren n*
baar overlyden
, voor atle Minnaaren der Poezy'e ofgedifcht,
Menigmaalen was aan de Dichteresfe z.elve
, en na baar af-
Jierven
, aan ons , door haare Medekunflgenootcn ( van welken hetgrootfte
deel ons ook^door den dood is ontrukt) ernftig verz.ocbt
, omde vrucbtett
van baaren dichtlievenden Geeft
, of vecler loffelyk^ voorbeeld, der wae~
reld rnede te deelen. Dock alle vriendelyke aanx.oek*ngen waren deswe-
gen altoos te vergeefs ; en z.ouden mogeljk^ tot heden van geene fcracht
zyn geiveeft
, sndien men eindelyk^ ons daar toe niet hadde genoodz,aakt y
wanneer we eenige haarer gedichtcn tegen onzjen zJn
, en bmten onz,e
kennisfe^ onder eenige Mengeldichten van verfcbeidene Dicbters bye en*
gevoegd
, z.agen in bet licht brengen, Om dcrhalven de gevolgen van
Z-ull^e onaangenaame behandelingen voor te komen
, en aan bet veelvuU
dig verz.oek^ der Liefbebberen te voldocn
, hebben we van dien tyd of met
alien yver de hand aan bet werh^geflagen in bet bjeenz^aamelen en fcbik^
k?n, z.o der reeds voorheen gedru\te
, als der noch ongedrukte Hand*
Jcbrifttn onz.er Dichteresfe j en geene mQciie mch kofie gejpaart ^ om de*
KeU
-ocr page 8-
-
VOORBERICHT.
zelven , ter liefde van haare voor ons dierbaare gedachtenisfe, op de
Ktnneljkjie wyz.e ter ttitgave te bez.orgen.
Wy hebben deez,e onz.e verz.aAmeling gefchiht in drie byzfindere Deelen^
van well>en het eerfte veele aanmerkelyk? Staatsgevalien
, verfcheidene
zjnrjke Lofdichten
, Afbeeldingen, Verjaar- en Mengeldichtcn in z.ich
vervat. Het tweede behelft de Huwelykjzjwgen
, Lykj- en Grafdichten ,
benevens eenige ftichtelyke Stoffen. In het derde Deel vind men alle de
Tre/trfpelen
, door welkcn onz.e Dichteresfe zJch onder de Toneeldichteren
mfterfelyk^ beeft gemaakt.
Het jaargetal, waar in z.e haare Gedichten heeft opgefteh, hebben
we
, voor z,o veel we zulks honden naff emeu , onder ieder derz.elven
aangewez.cn, om Vr de vroegere van de laatere en rypere vruchten, te
beter door te onderfcheiden, Echter vond men reeds in die eerfte begin-
felen doorflaande blyken eener gceftige Dichtddcr
, die onz.e Po'eetesfe de
achting van den grooten en hoogbejaarden
Vondel, en andere doorluch-
tige Kunfr-enTydgenooten^ me er en me er dee den verwerven*. Zy be-
tnigde
, in haare tedere jengd, eene fterhe begeerte en zjtcht te hebben
gehad om dien Vader der Poeeten eens te mogen aanfchouwen. Men heeft
haar deswegen met veel nadruh^ hooren verhaalen
, dat z,e naauwelyks
tien of elf j aar en hebbende bereikt
, en eenige vaersjes gerymt, door Va-
der
Vondel, die deceive had gcleez.cn, tenzynen huize wierdgenodigt;
en dat z,e, by haare komfte y door dien eerwaardigen Gryz.aart tedcrlyk^
wierd omhelft
, en tot verdere Dichtoefening aangemoedigt. Zy ver-
k^aarde daar over toen zjodanig verheugd
, en door dit haar eerfte ge-
zjcht van dien Fenix der Dichteren z.o krachtigaangedaantc zyngeweeft^
dat z,e van verwondering voor hem verftomde
^ en federt daar aan me-
vigmaal gedenkende
, met blydfchap tot vordering in de kgnft wierd
opgewekt.
De noch levcnde Dichters , door haare vriendelyke onderrichtingen
tot volglttft aangemoed'tgd^ knnnen gctuigenis draagen van haaren yver
tot voortz.etting der Dichtkttnft^ en haarer wederom met genoegen ge-
denkgn
, wanneer zj hunnegedachten laaten weiden in de weelige- vruchten
van
* Zie D. van Hoogftratens Gedicliten, pag. 141; J. Pluimers Ged: eerfte Deel,
fag 70 ; P. Nuyts Bredaafche Klio, pag. tio; A. Bogaerts Ged: pug. 601. en Lud.
Smids Poeiy, pag, 61-63. A^5 mt^e bet Groot algemeen Hiilorifch , Geograpliiidi ,
Genealogifch en Oordeelkundig Woordenboeki gedrukt by ds Umtn Brunei,Wefr-
ftein, *»*: Zisdt Detlt pag. 117.
-ocr page 9-
VOORBERICHT.
van haaren vindingryken Geeft, die allerwegen doorftraalt in vtelvnt-
dige Lof- en Mengeldichten \ niet minder bevallig behandeld dan de vcr*
hevene Staatsgevalien
, waar in haareveder met levendigen ernft ^ verr*
van alle vleyery
, de vaderlandfche Vryheid krachtig vtrdedigt,
Allervruchtbaarft was haar werkz.aam Vernuft in Huwclyksz,angen y
waar in z.e
, volgens veeler oordeelkundigengetuigenis, haare doorlnch-
tigfte Medcdichters heeft geivenaart
, z.o niet overtroffen. Ten bewyz,e
bier van ftrekjg alleen het groot getal derz.elven
, z,o wel z.onder als met
haaren naame
, door ons voorheen van tyd tot tyd gedrukt* Maar nadien
cnz.e Dichteresfe z,elve menigwerf heeft betuigt
, dat zje voor een groot
redeelte haarer fchieiyk^ ontworpene Bruiioftsvaer^en weinig achting over-
Isadde ^ ter oorz^aake dat z.e door gebrekjuan den noodigentyd, dez.elven
niet naar den eifch kon befchaaven
•, zj> hebben we, tot verfiering van
deepen Bondel
, alleen de zjodanigen uitgekoz.cn die bevalligft zyn uitge-
werkt
, en in wclken de meefte verfcheidenheid van gedacbten word be-
fpeurt. Echter zyn
Vr, onz.es weetens^ geen derz,etven 5 haaresnaams
waardig
, door ons achtergelaaten.
De treurige Lyk~ en Grafdichten, en ftichtelyke Stoffen onzer Dichte-
resfe
, meenen we dat, wegens hunne zjelroeretide kracht, de harten der
Leezeren zjtllcn raak^n
, en als geene van de minften haarer harffenvruch-
ten mogen worden aangemcrkt. Onder dezjelven is aanmerkelyk^het Lyk?
dicht op Jongvronwe
Izabella Jacoba van Zon: niet alleen vermitshet
van alle de Werken onz,cr Moeije het laatfte
, en dus haar Zwaanenzjmg
is
^ maar inz.onderheid dewyl het ten blyke verftrekt van de z.eldz,aame
kracht en levendigheid van kaaren geeft
, die, niet tegenftaande de hevige
fynen met welke zjy toen te worftelen hadde
, in dit Gedicht niet min-
der dan in de anderen doorftraalen.
In haare z.even Tooneclftuh^cn heeft haare Dichtveder de beroemdfte
Franfche Treurfpeldichteren
, naar der kundigen oordeel, geluk&ig na-
gevolgt. Haar TreurfpeI
Kasfandr'a, (het Franfchevan vader D Afezan^
die het den tytel van
Agamemnon gtf-, in ftome vaerz,en nagezongen^
hebben we voor de z.es anderen geplaatft
; niet alleen om dat het nooit
te vooren het licht heeft gezjen
, maar eoh^om dat het voor een van haar
doorwrochtfte werken if gekeurt
, doer z^nlhe Liefhebberen als het z,elven
hebben
gelez.cn, toen het, door z.eker misverftand , van het Tooneel en
de Drukjpersje wierd afgehottden. De zjs andere Toonceljtuk^en
, met
veel roems voor de Dichteresfe
, en geen minder voordeels voor den
-ocr page 10-
VOOR.BERICHT.
Amfteldamfchen Schouwburg^ menigmaalen vertoond, warcn tended?
uitverkocht
, en zjyn, om hen alien van gelykc grootte als haare Mengelpo'e-
zye by elkander te konnen bezjtten
, hier in eenen Bondel byeengevoegd.
Het Treurfpel
Geta , of de Broedcrmoord van Antoninus, door onz^e
Moeije begonnen
, en haar alleenlyk^ voor de vyf eerfte Tooneelen toebehoo"
rende
? dochnahaaroverlyden, door den z,inryken Z>/V/tftfrJ. Haverkamp
volkomen afgerymd , en alz_o dien Heere voor het grootfte gedeelte eigen^
kon derhalve hier geene plaats behgmen. Wy achten dat de gemelde Dich-
terdeswegen, in zjyn Bericht voor het z.elfae Treurfpel gedrukt
, aanden
ief' onz.er Dichteresfe heeft voldaan. Men z.w batten twyfel meerder
Treurfpeelen van haare penne hebben gez,ien
, 7t en ware z,e, aan het mer~
kelyk^ verbeteren der Tooneelftuk^en van anderen
5 haaren tyd en vlyt
cdelmoedig hadde te koft geleg*-
De Lyk^ en Grafdichten, zo door veele reeds overledene, als door
de noch levende Vernuften^ de nu z,alige Dichteresfe toegezjongen
, en
meerendeels nooit te vooren gedrukt
5 hebben we ^ ty haarer gedachtenis-
fe
5 aan het hoofd haares Werks geplaatft, om aan den naneeve een le-
vendiger denkbeeld van haaren Gee ft te geven, dan we tot hiertoe
, naar
onz,e zjwak^e kr'achten
, hebben vermogen te doen, ofverderz»oudendur~
ven ondernemen met krenking der befcheidenheid. Wy vertrouwen dat
de Kunftbeminnaaren
onz.cn yver ten befte zjtllen duiden omtrent een
Werh^ als dit ^ dewy I het alleen ter voldoening van hun verlangen word
in het licht gebragt.
L Y K-
-ocr page 11-
LYKZANGEN,
E N
GRAFSCHRIFTEN,
TER GEDACHTENISSE
VAN
KATHARYNE LESCAILJE;
GVERLEDEN TE AMSTELDAM, DEN
VIIIsten EN TER AARDE BESTELD
DENXIIPen VAN ZOMERMAAND,
DES JAARS MDCCXL
*#
-ocr page 12-
LYKZANGEN.             i
K L A G T E N
OVER T AFSTERVEN
DER
ALOMBEROEMDE
PUIKDICHTERESSE
MEJUFFER
KATHARYNE LESCAILJE.
W at baat aan 't Menfchdom groot verftand?
Wat voordeel is 't den naam te draagen
Van Fronkftuk van zyn vaderland?
Van heerlyk Cierzel van zyn dagen?
Wat baat het of men door de Faam,
Alom beroemd word om zyn dichten?
En dat men draagt met recht den naam
Van nicmant in die kunft te fwichten?
Wat baat het of men word geeerd,
En als een wonder gewaardeerd?
* * 3                               Ach!
-ocr page 13-
LYKZANGEN.
Ach! ach! elks leven moct toch daalen:
Hoe wys, hoe fchrander, hoe vol lof,
Wil flegts de Dood maar zegepraalen,
Het ftof keerd aanftonts we£r tot ftofl
*t Moet al het lieve leven derven.
Met recht heeft Salomon gezeid,
Dat 'tWyfte Volk (*) als Dwaafen fterven.
Wie heeft zich immer vry gepleit?
Ach niemand: elk word ne^rgeflaagen %
Eh naar het aklig graf gedraagen.
Dat geeft ons heden klaagens ftof>
Ons, die de Dichtkunft hoog waardeeren r
Nu Katharyne, ryk van lof,
Die Katharyne, waardig te eeren,
Dat fchoon, doorluchtig, groot verftand,
In Dichtkunft zoo volmaakt bedreeven,
Gebooren om haar vaderland,
En haar geflacht ter eer te leeveir,
Niet meer.... Helaas! myn veder beeft:
Niet meer tot fteun der Dichtkunft leefc.
(*) Prediker 2. vs. 16.
-ocr page 14-
LYKZANGEN.
Nu zy oris oor niet meer lean ftreelen ,
Door haar bckoorelyken trantj
Nu vvy geen nieuwe dichtjuweelen,
Meer wachten moogen van haar hand;
Nu die doorfchrandre, zoo vol gaaven,
Dat vaak belauwerd breinryk hoofc,
Is in een duiftren kuil begraaven:
Nu *t levenslicht is uitgedoofc
Van haar, wiens fchoone maatgezangen
By elk met eerbicd zyn ontvangen.
O edle Dichckunft! treur vol fmart.
Ruk af uw fchoone praalciraaden.
U pall, u paft een droevig hart.
U pasfen fwarte treurgewaaden.
Nu praald de Dood met ryk gewin,
En gy hebt dubbel ftof tot klaagen,
Ora dat uw groote Dichterin,
Uw Zielvermaak, uw Welbehaagen,
Voor 't ftrenge fterflot heeft gebukt,
En U voor eeuwig is ontrukt.
-ocr page 15-
LYKZANGEN.
Gy Dichtren, gy Apoiloos Zoonen,
Gy die in 't floers haar dood beweend,
Vlecht lykcypres, brengt lauwerkroonen
Ter ruftplaats van haar koud gebeent*:
Gelyk zy eertyds, vol van yver,
Vercierde *t graf met pronk en praal,
Van de Eer der Dichtren , d'Yftroomfchryver;
En Ruiter, Hollands Admiraal.
Roemt, roemt haar gaaven waardig te eeren,
Waar door zy de eeuwen zal braveeren,
Ach was haar Dichtgeeft en verftand
My aangeerft by haar verfcheiden!
Wat zou myn Nimph, op grootfchen trant,
Met droeven maatzang 't Lyk geleiden,
Ter plaatfe daar het ruften zal,
Tot dat we£r ziel en lichaam paaren,
Wanneer het fchel Bazuingefchal
Alom zal's Heilands komft verklaarea.
Wat zou ik, in zoo ryk een ftof,
Al melden tot haar waardig lof!
Jetske Rejnou van der Malen.
TER
-
-ocr page 16-
LYKZANGEN.                f
TER GEDACHTENISSE
*
VAN MEJUFFROUW
KATHARYNE LESCAILJE.
Wy bragten, tot den krans van mirten en lauwrieren I
Die'tpraalbeeldvan Katryn nahaaredoodverfiereni
Ook, met een kindfche hand,
Een taksken, al te vroeg gerukt van zyne plant.
Ruftvreedfaam, fchrandregeeft, en wil u niet beklaagcn ;
Schoon deezeonrype vrucht onseindlykkoftmishaagen:
Ruft vreedfaam in uw graf,
Al neeme ik van uw hoofd wat dorre blaadjes af.
Zulks fchendt geenszins den krans, gevlochten t'uwer eere.
Opdat nochtans de nyd dit met ten argften keere,
Zo ting' dit eene blad,
Dat ik voor u noch heb dieachting, die ik had.
B. HUYDECOPER.
***                         TER
-ocr page 17-
6                LYKZANGEN.
TER GEDAGTENISSE
VAN MEJUFFROUW
KATHARYNE LESCAILJE,
.VOORTREFFELYKE DICHTERESSE.
KLINKVICHT.
JL/oorluchteK at haryn ,van 't fterflyk Deelontflaagen,
Verlaat dc Waereldftad, die otn haar Saffo zucht j
En heft zich boven de aarde, en ademt Zonnelucht,
Op vleug'len van haar Deugd ten ftarren ingedraagen.
't Waar vrucht'loos by haar Graf en Lykbus droef te klaagen:
Haare Afch fpreit roozegeur: zy eifcht geene ongenucht.
Haar fchoone Ziel herleeft,den boey van't vleefch ontvlucht:
Zy wiffeldeeuwigHeil voor brofle leevensdaagen.
oEcuwlicht! Fenixgeeft! Ne£rduitfcheZanggodin!
Apolloos Koor-Non, en gewyde Priefterin!
Snecuwwitte Pindus-Zwaan 3 al zingende verfcheyen!
Tydwonder! Guldemond ! Aartsdichteres van't Y!
Myn Amfteleertuw Naam, enkuftuwPoezy *
Nuge, alseennieuwcSur, beitraakder Dic'ht'ren Reyen.
M. Bode.
v
O P
-ocr page 18-
L Y K Z A N G E N.             7
O P H E T
AFSTERVEN
VAN JONKVROUW
KATHARYNE LESCAILJE.
■ ■ ■ fofl fata fuferfles.
X reurt, Zanggoddinnen > treurt, en weed met druk beladen.
Gy mift een' flonkerftar van's Amftels Schouwtooneel.
Die ed'le bloem is nu gerukt van haaren fteel,
Die vaak vereeuwigt heeft der braaven Heldendaadeo.
Haar* Zangheldin > bekranft met onverwelkb're bladen,
Heeft afgemaaldt, met een doorluchtig Dichtpenfeel,
DeWraak, deLiefde, Haat, en1 c bitter Staatskrakkeel >
*t Geen op het keurigft' koft een ieders luft verzaaden.
Dus heeft deonmydelijke en dealte wreededood
Ons van uw' Poezy en wijs vernuft ontbloot,
O Groote Katharyn! wiens roem altoos zal leeven ,
Daarinhoogachtingishet Nederduitfch Gedicht;
Uw naam zal op de tong def Kunftbeminnaars zweeven,
Zo ver de guide Zon den Waereldkloot verlicht.
P: A: d e Huybert,
Hr, van KrHjningen.
*** *                     op
-ocr page 19-
t              LYKZANGEN.
OP HET
AFSTERVEN
VAN MEJUFVROUW
KATHARYNE LESCAILJE,
UITMUNTENDE DICHTERESSE.
K L I N K <D I C H T.
h vJelukt niet ieder eeuw te brengen in het Iicht
Een Sappho, zo beroemt in dichtkunde als ervaaren,
Roept Lesbos, in *t verloop van menig honderdjaaren *
Tot de Amftel zich aldus ten antwoord vind verplicht.
Myn fchrand're Katharvne, in't ne£rduitfch afgericht
Te flaan Apolloos Lier, en op 't geklank dier fnaaren
Den griekfchen Sophocles in treurftof te evenaaren,
Is Jt groote Wonder, dat niet voor uw* Sappho zwicht-
*t Is waar, ze is ons ontrukt \ maar 't fterflot zal nooit nad'ren
Dat hemels licht, 't geen fchyntop haar vergode blad'ren,
En feswerf 't fchouwtooneel beftraald als diamant.
Dusblinkthaargeeft, gelyk de noordftar, indenhoogea
Onfterfelyk, waaropderDicht'ren rei magoogen,
Terwyl zelfs Phxbus 'tgraf met lykcipres beplant.
-ocr page 20-
LYKZANGER            <
OP HET DROEVIG AFSTERVEN
VAN DE GEESTIGE EN ZINRYKE
POETERSE
KATHARYNE LESCAILJE.
Het Negentaldattreurt, enismetdrukbewogen,
Om dat K at h r y n e s geeft het aardryk is ontvlogen;
Haar geeft die yder een verfchafte groot vermaak,
Haar geeft (zegiknocheens^dieliefde^haat, enwraak,
Trouwlooshekl, en bedrog, zoo zoet wift af te malen.
Apollo zelve kan zyn droef heid niet bepalen,
Omdatwy van haar geeft en pen thans zyn ontbloot.
Het Schouwtoneel» hetgeen door Mariamnes dood,
Verheerlykt was, kan zich van weenen nauw onthouwcn
Om hare dood, de roem en parel aller vrou wei*.
6 Dood! 6wreede Dood! dat gy niet beter ziet
Waar dat gy uw vergif en bittre pylen fchiet!
Maar fchoon haar vlugge ziel het aardryk heeft bcgeeven ,
Haar naam zal eeuwigly k in Eerefehriften leven,
Hoewel \vy van haar pen voor eeuwigzyn beroofd.
En fchoon haar levenslamp te vroeg is uitgedoofd ,
Nog zal de vlugge Faam haar lof alom verkonden r
En maken dat zy leeft en fweeft ia alle monden :
Zoo word Kathrynes lof nuoveralverbryd,.
Die daaglyks op de pen van vele dichters ryd.
D: S T E £ N W I N K £ L.
-ocr page 21-
io             LYKZANGEN.
0 P H E T
OVERLYDEN
VAN
KATHARYNE LESCAILJE,
DOORLUGTE DIGTER.ESSE. .
Myn Zangeres, door druk en hartcnleet verflaagcn,
Verzelt, met lykcypres omringd, de zwarte ry,
Waar in het lighaam van des Amftels Poezy
Een z^genteken ftrekc, aan 's noodlots zegewaagen.
Zy hoort een Zufter, uyc een tedre liefde, klaagen,
Die haar, gelyk zich zelve, opregtelyk bemint;
Zy ziet een waarde Nigt, die zy, gelyk haar kind,
Zo heus gekoeftert heeft, betraande wangen draagen.
ZyhoortdeDigtkunft,door Kathrina's doodontroerd,
Het Y, en de Amftel, door dat groot verlies vervoerd
Elk beurt om beurt haar deugd en groote gaaven uyten.
Wat wederhoud haar dan , dat zy zo lang vertoeft ?
Of is zy om 't verlies van haar vrindin bedroefd?
Die droefheyd kan, of zal haar drift niet langer ftuyten.
LYK-
-ocr page 22-
'
LYKZANGEN.              n
L Y K-Z A N G.
Cjelyk Natuur het zaad van 't ondermaanfe leeven,
Ontfangt, envoed, en baart, enlyf, en kragtmoetgeeven,
Zo moet de Dood al wat zy teelt, we£r doen vergaan, ^
En met zyn feyfen als het gras ter nederflaan.
              ( ne*v,
Nogkragt, nog fchoonheyd, nogdeglansvanKeyzerskroo-
Nog rykdom, kan den menfch van zyn geweld verfchoonen.
Hier helpt de wysheyd niet, hy hoort naar geen geklag:
De Dood is doof en blind, 't valt alles voor zyn dagg\
Ik zie Natuur, befchreyd, eentreurigroukleeddraagen;
Ik hoor haar om 't verlies van haare kindVen klaagen,
En 'tmeefte om deezen, die en wys en deugdig zyn,
Dog onder deezen nog het meefte om Katharyn,
Wat heeft het Speeltooneel, aan 't Y, aan u verlooren?
Uw fnedig breyn is door een yz'ren flaap bevrooren.
Uw feniksveder door het mes des tyds geknot,
Terwyl uw lighaam in een aak'lyk graf verrot.
Uw leevensdraad, de klos van Cinthia ontgleeden,
Door Atropos, helaas! te ontydig afgefneeden.
Uw aldernaafte bloed zit op uw graf en treurt,
Daar *t met de kleederen het hart in ft lighaam fcheurt.
Ook fchyntonze Amftelin een traanenzee te fmooren,
Haar droeve klagten deuf de wolken heen te booren*
*t Is of het Y in zyn te diepe kil verdwynt.
My dunkt dat Herkules we£r op deeze aard' verfchynt,
Om uwe dood op het gedrogt de Dood te wreeken *
Vermits gy, na zyn dood, hem Neeiduyts hebt doen fpreeken.
Hy
-
-ocr page 23-
.
i2             LYKZANGEN.
Hywiluweer.... Maarzagt! wat heerlykheyd! watligt!
6 Wclk een fchoone glans verfchynt in myn gezigt!
My dunkt ik zie Kathryne omringdvan zonneftraalen,
Met een verheugd gelaat, op englevleug'len daalen,
Terwyl de waare vreugd op haare wangen blinkt.
\Vy luy ftren, mits haar Item ons dus in de ooren klinkt,
TROOS T-Z A N G.
Wat rouwgeklag vervult myne ooren?
Wat Rey heeft zig by een gevoegt,
Om dus myn zoete ruft te ftooren,
Die my op *t alderhoogft vernoegt?
Natuur, myn Vrinden, en myn Maagen,
Zult gy om myn verfcheijen klaagen?
Natuur, *k ben bdven u verheven.
't Verandren is uw eygendom.
Ik leeve een eeuwigduurend leeven.
Gy hebt uw vlees en bloed weerom.
De Dood kan wel uw krooft bederven*
Maar *c Leeven kan vergaan nog iterven.
Myn Kunftgenooten, goede Vrinden,
Beklaag my nict: ik ben niet doodj
Al wie zig aan de Deugd wil binden,
Die heeft in ftervensnood geen nood.
Gy moet met my op eng'lewyzen
Geen fchepfel, maar den Schepper pryzen.
Myn
-ocr page 24-
LYKZANGEN.
Myn lieve Zufter, ftaak uw treuren.
Myn waarde Nigt weeft niet ontfteld.
Hier helpt geen kleed- geen hartefcheuren:
Vergeefs doet gy u zelf geweld.
Gy moet om myne dood niet fchreijcn:
Ik leef by zaal'ge hemelreijen.
Ik ben van 't zvvaare pak ontflaagep^
Dat my verftrekte tot een laft:
Ik was vermoeyd door 't lang te draagcn.
De Dood is door riiyn moed verraft:
Hy heeft my nimmermeer doen beeven,
Maar ik heb hem de hand gegeeven.
Wat is bet aardfche leeven waerdig,
Dewyl men daar al leevend1 fterft?
De Tyd is altyd vlug en vaerdig,
Die, al wat de aarde teelt, bederft.
En Tyd, en Dood, zyn eensgezinden,
Om de orde der Natuur te ontbinden.
Wie kan het noodlot wederftreeven ?
Het goddelyk befluyt ftaat pal,
*t Bepaald den fterveling zyn leeven:
Want ntemand leeft 'er by geval.
God heefc 9t getal van zyne digen,
Aan 'c Diamante flot geflaagen.
-ocr page 25-
i4            LYK-ZANGEN.
Ik ben van de aarde ora hoog gereezen>
Langs een gewyde hemelbaan,
En blink met een verheerlykt weezen,
Ver boven ftarren, zon en maan,
Omringd van Gods genaadeftraalen,
Om eyndeloos te zeegepraalea.
Al fchoon 't natuurlyk is te weenen»
Dit zy1, 6 Zufter! u ten trooft:
Myn tyd op aarden is verfcheenen.
Zyt wel gemoed, myn Zufters Krooft.
Door deugd, al koft het bloed en traanen>
Moet gy uw weg ten Hemel baanen.
S L O T Z A N G.
£"iier zweeg zy ftil, en fcheyd' met blydfchap in haar weezen:
Eene aldergrootfte vreugd was uyt haar oog te leezen.
Zy vloog, gelyk een fchim, om hoog uyt ons gezigt,
Om haar vereend te zien met Jt eeuwigduurend Ligt.
Op aarde wierd zy fteeds gedreeven door de Reden.
Zy prees de Deugd, misprees geweld en kwaade zeden>
Waar af zy het gevolg, als in een zintafreel,
Zesvoudig heeft doen zien op't Amftels SchouwtooneeL
Zy doet Alcldes in zyn huuwlyksfchennis fmooren,
Toen hy voor Tyian'tere Idle had verkooren.
Thezeiis die zyn trouw5 zyn Ariadne liet
Om Fedra, ftelt zy in een zelve zielsverdriet.
In
-ocr page 26-
LYKZANGEN.             x?
In Nikomedes pryft zy 't groots en trouw befluyten,
Toeohy, doordapperheyd, dedwinglandy wouftuyten.
In Mariamnetoontze een voorbeeld van geduld,
En in Herodes dat van regtgeftrafte fchuld >
In Genzerik, de ftraf, de geesfel van cud Romen,
Toen hy het borger-bloed deed langs de ftraaten ftroomen*
Eudoxe en Trafimond, vereenigd door de Deugd,
Verbeeld zy in hun min, hoe vol verdriet, verheugd.
In Wenfeslaiis wyft zy een geprangden Vader,
Diens Zoon, zyn Broeder dood, en trefc zyns harten ader.
Het regt eyfcht ftraf, natuur belet in hem de wraak,
De Regter fchreyt: de Moord befchouwt het met vermaak.
Dus leert zy ons de Deugd voor alle dingen minnen,
Gedrogten van het hart bedwingen en verwinnen,
In alderley verdriet ftandvaftig van gemoed,
Niettrotsin voorfpoedzyn, niet k)ein in tegenfpoedjj *
Geweld en Tiranny geduldiglyk verdraagen,
En nooyt om ongeval, ofnoodbefchik te klaagen;
Te vrede met de maat, die 's hemels werken meet,
Enmetdefchaal, dieonsgedragenwikt, enweet,
Wei aan dan, Zufter, Nigt, en welbekende Vrindenf
Laat ons haar fchoone lesfe in onze harten vinden.
Komt, volgen wy L e s c a i l j e in haar verheven toon:
Zy liet deeze aarde voor een hemellauwerkroon.
Whlem Spiering.
LYK-
-ocr page 27-
i6             LYKZANGEN.
L Y K - Z A N G,
TER GEDACHTENISSE
VAN MEJUFFROUWE
KATHARYNE LESCAILJE,
UITMUNTENDE DICHTERESSE.
N u legt de hand en vlugge Phenixveder,
Die door haar zwier de Dichtkunft heeft gekroont y
Voor eeuwig door 't onmydbaar fterflot nedcr,
Datrykdom, ftaat, nochachtbaarheidverfchoont.
Verfchynt in't zwart 3 6 IS! eerlands Dichtrenreien !
Nu zulk een licht in zynen glans bezweek.
Treur, Zangberg, treur: uw Voedfter is verfcheien ,
Katryne, die geen Griekfche Saffo week 3
Noch Roemers krooft, de fchandre Tesfelfchade.
Zy ftreefde alleen haar kunne niet voorby,
Maar vond zelfs in haar' tyd naau wedergadc;
Elk was verliefc op haare Poezy,
Alom door haar7 verheven geeft te kennen,
En ryk vernufc dat nergens voor bleef flaan.
Dus vloog zy als een Arend op zyn pennen,
En volgde \ fpoor van de Agrippynfche Zwaan.
Wat
,
-ocr page 28-
LY'KZANGEN.             i;
Wat here wierd niet bewoogen door haar ftreelcn ?
Was in de keur der ftoffen niet verdwaalt ?
Dat tuigt een' Schat van zeven Treur-tafreelen,
Door't dichtpenfeel op 't cierlykfte afgemaalt:
Dat tuigt een reeks van keurelyke dichten,
Vol zuivre taal, vol kracht, vol pit en zout,
Die voor geen toets, hoe fcherp, ooit zullen zwichten,
Zo onbefmet als 't allerfynfte goud.
Ziet hoe vol vuur Apolloos Priefterinne
Den val voorfpelt van Atreus ftam en ftaat;
Maar ach! die wyze en fchoone Trojaninne
Kan zelf den ftrik niet myden van 't verraad;
Kasfandra laat door Klytemneftra 't leevenj
Oreftes treurt om 't ftorten van haar bloed*
Egifthus doet Vorft Agamemnon fneeven.
Rampzalig hof daar liefde en ftaatzucht woed \
Ziet Herkulesy dien temmer der gedrochten,
Die 't nooit verloor in 't hevigft* van den ftryd,
Hier overmant door ongebonden togten
Tot Idle, daar <Diamre om 1yd.
Maar ach ! die luft koft hem het dierbaar leven,
Door't prachtig kleed, geverft in Nesfus blocd.
Wie moet niet voor gehoonde liefde beeven ?
Vorft Thefeus volgt hem op dien zelfden voet >
Als hy, verlokt door Phedraas blinkende oogen>
Zyn Ariadne op *t barre ftrand verliet,
-
-ocr page 29-
18             LYKZANGEN.
Vervreemtvaneer', vanfchaamte, en mededogeiu
Maar hy die dus zyn huwlyks-trouw verftiet,
Moeft ook de ftraf dier euvle misdaad lyden,
Toen hy niets zag dan leed en ongeval.
Ziet daar vol moeds Prins Nicomedes ftryden
(Dien leerling van den grooten Hannibal)
Voor 't Kroonrecht van de Armenifche Princesfe,
ZynfchooneBruid, in fpyt van 't ftaatsbelang
Des Roomfchen Raads, die deze minnacesfe
Aan Attalus belooft t door lift en dwang.
Maar ach! wie word niet in het hart bewogen,
Nu Mariamne, een voorbeeld van geduld,
Vol heldenmoeds de dood ziet onder de oogen,
Na dat zy door Herodes zonder fchuld
Uit tiranny was tot het zwaard verwezen ?
Zo word de deugd gefolc in 's leevens kiel.
Doch fchoon zy hier voor alles heeft te vreezen,
Zy vind haar trooft in de onbevlekte ziel.
Ziet Genferik, dien geeslelroe van Romen,
Die 't alles heeft door woede neergevelc.
Hy kan zyn drift van wreedheid niet betoomen,
Om kuifche Eudoxe aan Hunrik, door geweld,
In weerwil van Prins Trafimond te huwen,
Die door zyn deugd haar zinnen had bekoort :
Maar zy, gewoon de dwinglandy te fchuwen,
£taat pal, en houd haar eensgegeeven woord.
Ziet
)
!                                         -J
-ocr page 30-
LYKZANGEN.             i9
Ziet eindelyk Vorft fVenfeslaiis zuchten.
Zyn kroon befchermt hem nifet voor huisverdriet,
( 6 Minnenyd! wat teelt ge wrange vruchten!)
Nu hy zyn' zoon als moorder voor zich ziet3
Die onbekend zyn breeder heeft doorfteeken.
Wat gaf dit aan den vader niet al fmert!
Natuur verbied dat gruwelftuk te wreeken*
Dies fmoort hy *t leed al zwygende in zyn here.
Dit j en noch meer, heeft zy ons nagelaaten:
Dus is ze een baak, een helder licht geweeft.
Laat de afgunft, deeds gewoon de kunft te haaten,
Vry grimmen als zy dees gedichten Ieeft}
Dus leeft haar' geeft, fchoon 't ligchaam isbegraven,
't Geen voor het oog niet meer in weezen is.
Dus fchenkt ze een geur van haar verftand en gaaven,
De waereld tot een nagedachtenis.
G R A F-S C H R I F T.
Jien fchoone Paerel uit de kroon der Poezy,
Die Ne£rland nook te hoog kon fchatten naar waardy,
Verwonderbaar in 't oog van kleenen en van grooten,
Legt met Lescailje hier in *t duifter grafgefloten.
O. Bruik.
OP
-ocr page 31-
o           LYKZANGEN.
O P H E T
AFSTERVEN
VAN DE DEUGT- en DICHTRYKE
JONGKVROUWE
KATHARYNE LESCAILJE.
Wathoorik, van ter Goes zo evenweergekoomen?
Is ons dat heuchlyk Licht door't fterflot dan benoomen,
Dat zo veel jaaren, tot aan *t eind', gefcheenen heeft!
Is Katharyne dood die korts noch heeft geleeft!
O ja> verdweenen met den Rykdom harer gaven,
Is zy ons droef ontrooft, en'tlichaamzelfsbegraven5
Begraven, wyl haar Ziel (die door geen aarde ofzerk
Gedekt word) opgevoert ver boven 't driftig zwerk ,
Zich in den Hemel, by ontclbare Eng'lenrcien,
Thans op hct heerlykft' gaat verfrisfchen en vermeien*
Vermeien daar geen ramp ooit plaats heeft, maar de vreugt,
En waare Blyfchap bloeit die eind'loos 't hart verheugt.
Treurt Amfteldichters nu! ja treurt! en had ge ooit reden
Den invloed van uw Geeft in zuiver Dicht t'ontleden*
Gy hebt, gy vind met my een Beemd van ryke ftof,
Om u te kwyten tot uwe eeuwige eer en lof:
Wen zy die ons voorheen, en ftaag met welbehagen ,
Gulhartig van haar kunft terftond heeft opgedragen,
-ocr page 32-
LYKZANGEN.            n
Zo ras maar onze bede aan haar wierd voorgeleidi
JNiet meer in wezen is, maar eeuwig ons ontzeid:
Terwyl zy zich ook nu niet meer zal laren hooren,
Gelyk zy ieder door haar keurftof kon bekooren >
Geen Paar meer leiden na hec Huwlyks ledekant %
Noch ooit een Lofdicht op een hoog verheven trant
Meer zingen, of op nieuw een Treurfpel weer vertoonen:
J a 't hoofd eens Dichters met geen lauwer meer bckroonen>
Of hem (dus aangezogt) met hulp en raad en licht
Een fteun verftrekken in het maken van zyn Dicht.
'c Geheugt my noch hoe zy, my gantfch niet ongenegen.
My een Gedicht vereerde (als ik my zag verlegen ~) -,
Een Klinkdichti en daar na een ander fchonk, toen een
Van myn Namaagfchap me£ in 't Huwlyk kwam te tre£n;
Gelyk zy, niet heel lang voor *t einde van haar leven,
(Het laatfte Bruiloftsdicht dat zy hccft uitgegeven)
Noch gul liet blyken op myn jongften Broedcrs Feeft,'
In weerwil van haar fmarte en afgepyndenGeeft.
Treurt dan, die immcr van haar gaven hebt genooten,
Met my! en heefc het u voor dezen nooit vcrdrooten >
U op te houden in uwe uirgelcze kunft;
Toont tot erkentenis van haar genooten gun ft,
U nevens my gereed (doch in de droeffte toonen}
Het overwaardig hoofd der Dichtcres te kroonen j
Der grootfte Dichteres, die boven *s Hemels trans
Zich zelve thans onthoud, met een Cypresfenkrans:
Zo volgen \vy haar dus noch na, daar zy op heden
In beter ftand verblyft als eertyts hier beneden j
w # w 4? #                                                En
-ocr page 33-
22             LYKZANGEN.
Enmid'lerwyl ons hart, van droefheid als verfteent,
Het altoos misfen van dien ryken fchat beweent.
*t Is de allerlaatfte Pligc dicn wy bewyzen kunnen,
Daar ze ons de Vruchten van haar geeft noch lang kan gunnen r
Schoon ons onttrokken; als het geen ze ooit heeft gemaakc^
Eens by elkander in het heldre Daglicht raakt.
Dus ftrekken weookmeteen ten troolt noch in het treuren,
Om weer haar Zufter en haar Nicht iets op te beuren,
Die rnee op 't felfte door de droefheid aangerand,
9t Verlies beweenen van haar ftut en rechterhand.
Voor my, ik voel my op dit fterven gantfeh verllagen!
Om dat ik niet alleen, dat my fteeds kon behagen,
9t Gezicht van hare kunft, maar d'aanfpraak, daar ik de eer
Verfcheide maalen van genooten heb, ontbeer>
En haar nu niet meer in haar Boekzaal zal aanfchouwen$
Daar zy my meenigmaal, en dikmaals in 't vertrouwen^
Met haar Gedichten (op het keurlykft* elk bezield,
Met zin en geeft en kunft) vermaaklyk onderhield:
Terwyl ze ook rhyn Verzoek niet meer kangunftigwezeaj
Of ik haar myn Gedicht ter proeve laten lezen j
Of onderzoeken wat de kunft der Dichtkunft raakt,
En hoe een Dichter zich een loflyk Dichter maakt.
Ja 'k voel een droefheid daar geen einde aan fchynt te wagtens
Alleen te maatigen door *t veften der gedagten,
Dat zy, hoewel ze bleef in ftand noch meenig jaar,,
Toch eens zou fcheiden , of ik eerder ligt van haar:
Behalven datze ook maar een reeks van ongemakken
Moeft uitftaan, die denmoed en't hart haar deen ontzakken j.
-ocr page 34-
LYKZANGEN.             23
En flechts verkngen na het leven, van verdriet
En ziekte en ramp bevryd, het welk zy thans geniet:
Geniet gelyk ik hoopj dat haar voor 't tydlyk leven,
Dat zy heeft afgeleid, voor alcoos is gegeven!
Gegeven als ik 't aan haar Zufter en haar Nicht
Met hart en ziel 00k wcnfch, op *t fluiten van *t gezicht.
Dus laat ik my noch eens, 6 Mededichters ! hooren:
Wy hebben door de dood het befte Pand verlooren,
Dat ons fteeds waardig was ter vord'ring onzer kunftj
En misfen nu voortaan haar gaven en haar gunft:
Dies laten we eensgezind dees droevige uitvaart vieren,
En in een Lykgedicht haar loflyk hoofd verileren,
Terwyl zy is geweeft: ja daar ik fchoot te kort,
Wilt zulks verbeet'ren, door elkander aangeport.
Voorts laten wy hier op met fterk vcrlangen hoopen,
Na een gering getal van jaaren is verloopen,
Dat haar volmaakte kunft dan 't licht zal zien, dat my
Een fpoor zal ftrekken in myn Dichtlicfhebbery:
Zo zal ze 00k even als noch wezentlyk, door 't drukken
Van haar Gefchriften, doorgeen Nyd of Tyd t'ontrukken,
Weer leven , weggeleid in elks geheuchenis*
Daar 't leven anders maar een droom, een denkbeeld is.
A
AmicitiA,
LYK-
*#### 2
-ocr page 35-
24                  LYKZANGEN.
L Y K Z A N G
O P D E
D O O D
VAN
KATHARYNE LESCAILJE,
UITMUNTENDE DICHTER.ESSE.
Wat treurtoon zal myn droeve Zangfters keure
Voldoen, opdat zy naar den eifch betreure
Dat groote Licht der ecdle Poezy,
De uitmuntende Katryne, om haar waardy
Zo hoog gefchat, zo hoog van elk gepreezen r
Als ze op den top is van Parnas gerezen,
Aiwaar zy nu ecn plaats bekleeden zal,
Die zy verdiend heeft by hec Negental
Der Zufteren, alzo die haar rechtvaardig
Zelfs keurden zulk een eeuwige eere waardig?
Alziende Apol! geef myne Zangfter krachr>
Dat zy, door fmart en rouw, in haare klagt
Niet moedjoos, al te fel gedrukt, bezwyke.
En helpt haar, gy, 6 Muzen! van gelyke,
Opdat zy fchoeije op dien volmaakten leeft
Van Katharynszo hoog verheven geeftj,
En, vergenoegd, van verre volg* de gangen,
Hoewel bedroefd x van haare Eykgezangen.
Die
-ocr page 36-
L Y K Z A N G E N.              15
Die Flonkerfter is dan van 't licht beroofd,
De fchitt'ring van dien glanfch geheel verdoofd»
En ait ons oog ontydig dus verdwenen,
Daar zy met zo veel ltiifters heeft gefchenen!
Die groote flag treft fel den Zangberg, dies
Ook Febus zelf beweent dit zwaar verlies,
En laat niet me£r zo koefterend zyn ftraalen
(Zo fmartlyk valt hem dit) op 't aardryk daalen,
Der Muzen Rei toont zich hier door ontfteld,
En, om dees ramp, met grooten druk bekneld.
Haar dood treft zelfs het ganfche Ryk der Goden,
Wyl zy met vlyt fleets volgde hunn' geboden,
En niet alleen in Pindus weetenfchap,
Maar ook in deugd beklom den hoogften trap.
De Koopftad treurt, om dit verlies verflagen
Van haar, waar op zy meerder roems mag draagen,
Dan Lesbos op zyn Saffo, die het noemt
Eea Zangfter daar het billyk hoog op roemt.
Wy zien zelf't Y en d' Amftel, om 't verfcheijea
Van haar, die de eer van beide ftrekte, fchreijen;
Roemde elk, dat Zy het eerfte fchynfel gaf
Aan zynen Stroom, als even na; haar Graf
Laat weder, om de Lykafch te betreuren,.
Elk, even na, het zelfde recht gebeuren.
Der Dicht'ren zang en vrolyk maatgeluid
Is door de dood van Katharyn'j geftuit;
Geen dichtftof kan hunn' zinnen thans bchaagcn ,
Dai> dat ze, om ftryd, die Dichtercs beklaagen y
Die ondcr all' de kunne in 's waerelds rond
Misfchien noch nooit haar wedergade vondt.
Klaagt vry; gy klaagt met recht, Apolloos Zooneal
Zo lang tech als 'er mcnfchcn zullen woonea
***** j                              Q&
«
-ocr page 37-
2g             LYKZANGEN.
Op aard, wordt nooit misfchien zo hoog een trap
Beklommen in die eedle weetenfchap
Door Vrouwe of Maagd, die, in de Kunft ervaaren,
In Poezy haar' roem zal evenaaren.
Nooit mifte 't haar, in alderhande ftof,
Dat ze ongevergd verkreeg den hoogften lof.
Zy opende de Treurtooneelgordynen,
Naar 't voorbeeld van de Grieken en Latynen,
En ftreefc dus, in dat deel der Poezy,
De aloudheit zelfs in haaren vlugt voorby.
Dat Zestal van haar wydberoemde Spelen ,
Waar door zy den Beminnaars der Tooneelen ,
Toen zy die gaf met zo veel eers, in 't licht,
Voor eeuwig heeft aan haaren Geeft verplicht,
Doet zekerlyk aan all* de waereld blyken
Dat ze in die ftof ook met een* prys gaat ftryken.
Nu wacht men dat zich noch, by dit getal,
Kasfandraas droef doch heerlyk Treurfpel zal
Vervoegcn, om aldus, na haar verfcheijen ,
Haar' lof alom noch meSr te zicn verbreijen.
Maar Getaas fchim ziet zich beroofd van hoop,
Door 't ftuiten van haar dierb'ren levensloop:
Die Vorft, zo wreed door zyn ontaarden Broeder
In de armen zelfs vermoord van zyne Moeder,
Had in zyn wraak geheel gezegepraald ,
Indien haar hand dit feit had afgemaald
In \ fchildery, dat onvoltooid bleef fteeken f
Door \ konftpenceel reeds met dat bloed beftreken,
\ Geen, wyl het na geen voile wraak gebeurt,
Bedroefd om haar ontydig flerven treurt.
De Schouwburg doet zulks ook, met rouw behangen,
En 9t bigg'lend nat op zyn* bekreten wangen,
-ocr page 38-
LYKZANGEN.
Nu hy haar mift, die als een Zon vol glanfch
Vol luifters fcheen aan zynen hoogen trans,
Haar die hy is verplicht altoos re danken
Voor *t fchenken van haar hoogverheven klanken,
Waar op hy Her en moedig eeuwig roemt,
En haar een puikjuweel der Dichters noemt,
Die loffelyk , door hunn' gewyde vaerzen >
Het Schouwcooneel in. Sofoklefche laerzen
Betreeden: Zy verdient in dezen toon
Apolloos glanfch en zyne Lauwerkroon.
Hoe was zy in het Heldendicht ervaaren,
Als zy een' Held met zyne dapp're Schaaren-
Verhefte, en als haar goddelyke tong
Den fchrik des Krygs oft zoet des Vredes zongj
Haar Minnedicht Icon dus de ziel bekooren,
Dat ze yders hart betoverde door de ooren.
Hoe bragt zy, op den liefelykften trant,
Een jeugdig JPaar naar 't Bruiloftsledekant
En voerde aldus , in *t aangenaam gewemel,
Een yder, door haar' zang verrukt ten HemelT
Hoe wonder zong die groore Geeft, niet lang
Geleden noch, haar heerlyk Zwaanezang,
Waar van de klank, langs Vecht en Amltelftroomerj
Gekaatft tot in de toppen van de boomea
Van Doornenburg, het aangenaam gefluit
Der vogMen naar den toon van haare Luit
Deed klinken, en aldus een Lykklagt neuren^
Om, door die melody, bedroefd te treuren,
Om 't ondergaan der ichoone Tweelingszoa,
Die 't Luftprieei tot roem verftrekken kon!
Zo weinig kon de fmart van bitt're kwaalen
Haar zangluft, zelfs tot aan haar eind, bepaalea^
-ocr page 39-
28             LYKZANGE N.
Dat zy voor 't laatft haar gulden mond ontfloot
In 't Lykzang vodr haar naderende dood.
Kon dan die kunfl: uw leven niet bevryden,
Verheve Ziel! noch, in *c ondraaglyk lyden,
U dekken voor den doodelyken fchichc
Waar voor het all' op zyne tydbeurt zwicht?
Geen Efculaap kon dan/om u te heelen,
Zyne artzeny u tydig mededeelen!
Wierp uwe kwaal uw' moed, die nimmermeer
Bezweek, dan op de komft des doods ter neer ?
Neen, neen> de dood was zelf van fchrik bewogen,
En zag, verbaafd, u beevende onder de oogen,
U, die met vreugd dien heilftond zaagc te moet,
Die u den rang der ftervelingen doet
Verlaaten, om , van 't ondermaanfch gewemel
Verloft, met glanfch te fchynen aan den Hemel.
Zo ftierf Katryn', die heerelykfte bloem
Der Dichtkunft van ons Ne6rland, en haar roem :
Zo floot zich zelf die guide mond, orakelen,
In 't openen, gewoon aaneen te fchakelen.
Maar fchoon ze, om 't hoofd met Lykcipres verfierd,
Aldus omhoog voor eeuwig zegeviert,
Zy zal nochtans ook Pindus kruin verlichten,
En leeven fleets onfterflyk door haar' Dichcen.
Vergode Ziel! ik zie uw grooten glanfch
En luifter aan des Hemels hoogen trans 5
Daar gy alreets, zo gunftig en wilvaardig
My toelonkt, my, zo groot eene eere onwaardig*
Van waar uw oog zo godlyk nederdaalt,
En met uw Licht dit Lykgezang beftraalt.
J. Haverkamp.
-ocr page 40-
LYKZANGEN.             t9
L Y K D I C H T
O P D E
DOODen LYKSTATIE
VA N
KATHARYNE LESCAILJE.
Zo
heeft dat glansryk lichtvoor eeuwig uitgefcheenen ?
Kathrina is dan dood! helaas! 6 fmart! 6rouw!
KomtjAmfteldichters, helpt my 't zielloos Lyk beweencn^
En ftort uw tranen op de Lykzark van deez' Vrouw.
Lescailjes waardfteSpruit,inwysheidhoogverheeven,
Dat Pronkbeeld van natuur, van kennis en verftand ,
Daald nu ten graven waafd, en heeft den geeft gegeeven:
Zykoos, voor't aards gewoel, het Hemels vaderland:
Daar zegepraald zy nu 3 by Godes Eng'len fchaaren,
Voor zyn volmaakten troon, met heerelyker lof,
Bevryd van 's Waerelds druk, van kommer en bezwaaren,
Wyl 'tlichchaam hier bene£n vergaat in aarde en ftof.
Elk prent haar Denkbeeld vry in zyn geheugenisfen,
Terwyl de Zark bedekt, dat fchrand're breinrykHoofdj
Laattyd, nochnyd, haarnooituituwgedachtenwisfen,
Schoon haar de Dood, vanons, voor eeuwig heeft beroofd.
1)oor Tver bloeid de Konji.
D. Krook.
#*####
                         LYK.
-ocr page 41-
3o          -LYKZANGEN.
LYKGEDICHT
OVER DE ALLERUITMUNTENDSTE
DICHTERESSE
KATHARYNE LESCAILJE.
D e Dood, hoofdvyandin van dc Artzeny, bevond
De Jongfte Erfdochter van Lescailje, naar wiens leeven,
Zy had op 't felfi.' geftaan, noch naauwelyks gezond,
Door haar We£rftreeffters kracht, of heeft,van Ipyt gedreeven,
Op 't miflen van haar pyl, uit wraakzucht op Apol,
Den vinder deezer Kunft, een fcherper Schicht gaan wetten ,
Die zy gefmeed had in haar onverzaadbaar hoi,
Om haar verlies, ten fmart van hem, beraald te zetten.
Dies fchoot dat dor Geraamte, in euv'le Gramfchap, uit
Haar onbevleesde vuift, naar de Oudfte Dochters harte,
Ter Poezy gewyd; op dat Zy in haar ftuit'
Apolloos Maatzang, zyn Geneeskunft farre en tarte,
Daar hy een Eskulaap aan yt Y had me£ begaafd!
My dacht , zy fprak , gantfeh dof: Is my Allette ontnoomen
Geduld. Katryne zal, hoefterkhaar Artz ookflaafd,
De kracht myns Moordpyls, als haar Zufter, niet ontkoomen,
*k Heb op die Febusnonne al meenigmaal gedoeld.
Haar Borftbenaauwtheid, zwaar GraveeL en andre kwaalen
Doen lyden: *t is cens tyd dat zy myn magt gevoeld -,
Wyl ik van Man noch Krooft van haar kan zegenpraalen ,
Die voor myn hollebalg nooit ecnig voedzel had,
En ongetrouwd bleef, nooit gezint tot huuw'lyksweelde ,
Wiens
-ocr page 42-
LYKZANCEN.           31
Wiens Min de Zanggod fmaakte in Amftels grcx)te Stad ,
En my ten fpyr, daar maar papiere kind'ren teelde.
't Gaat wel! haar pyn vermefird, haar krachten die vergaan.
Al war ge 00k werkt, o God der Kruiden , heeft geen zeegen.
Zie daar den laatften fnik, het is met haar gedaan,
Zy frerft, en ik heb wraak op hem, in haar 3 verkreegen.
Helaas! Maar fchoon de Dood haar lichchaam heeft geveld,
Wat heefr ze aan haar ? als vel, wat vlees , en been te knaagen ?
Haar Ziel 5 in't vroolyk dal der Zaaligen gefteld ,
Is vry van alle ramp en ftraife noodlotsplaagen.
Daarleefdzyeeuwig, word met me£r dan waereldfch eer,
Verwelkomt van een reeks van Dichters en DichtrefTen $
Daar kuft haar Teflelfcha, Kweftiers, en van der Veer,
Hoofd, Vondel, Vos9 enme£rdi£rPrinfenenPrinfesfen.
Haar kind'ren van papier, de vruchten van haar Geefl:,
Daar leefd zy in, die kan de Dood geenfints ontlyven.
MenklaagdannietjKATRYN LEscAiLjE,ach! isgeweeft!
Zy blyft hier , en zal door haar Dichtkunft, altoos blyven.
Ikkenmyonbekwaam, oDichters! omhaarlof,
HaarMann'lykoordeel, in haar Maagdekunne, te uiten*
Ikbentezwak, engunneudecer; hier *s ftofop ftof.
Schryft duizend boeken, noch zult gy niet kunnen fluiten j
Maarkoomen, eindeloos, hoe veel ge 00k fchryft, te kort:
Want Katharyne was weergaloos in haar Dichten;
Doch fchoon't weergaloos nooit naar eiich befchreven word,
Men yv're> oftmooglyk was 'tonmooglyk te verrichten.
Enoch Kro ok.
*Door Tver Bloeld de Kunft*
#*##*#
GRAF.
-ocr page 43-
j2            GRAFSCHRIFTEN.
GRAFSCHRIFTEN
OP MEJUFFER
KATHARYNE LESCAILJE.
I
Ota, wandelaar , fta ftilj weet gy wet wie hier Iigt?
7t Is Amftcls Saffb, wye vermaart door neerduitfeh dicht,
De fchrand're Katharyn, wier geeft om hoog gevloogen,
Juicht in der eeuwigheid met nimmer fluxm'rende oogen$
Daar fpiegelt zy zich in het Hemelfche Kriftal;
Daar hoort zy op de maat der Eng'len blygefchalj
Daar dobbert ze in den glans der eindelooze lichten ,
En loofc haar Schepper met vereeuwigde Gedichten.
Joan Pluimer.
II.
D e fchrandere Katryn, die wyze maagt,
Daar Amfterdam 20 hoogen roem op draagt,
Als Grieken op dien man., daar zeven fteden
Voorheen om de Eer van zyn geboorte ftreden :
Wiens Oordeel zag door alle nevels heen $
En voor wiens Geeit de waereld was te kleen,
Ligt met haar lyf wel in dit graf befloten,
Doch leeft altyt in 't hart der konftgenoten.
H. Angelkot.
Ill,
-ocr page 44-
GRAFSCHRIFTEN.           33
III.
Exegit monumentum aere perennlus*
.L/e Duitfche Saffo, \ Amftelligt,
Waar voor de befte digter zwigt,
Zo hoog in hare fenixvlugt
Gerezen, fmilt aan dunne lugt.
Die eer van 't vrouwelyk geflagt
Is afgeloft van hare wagt,
Van 't bitter leven, dat de ziel,
Te groot voor 't aardfch, benepen hiel.
De Digtfibylle Katharyn>
Als een Erinn*, Cleobulyn,
Of Charixene, in lof en naam,
Gevoert op vleugels van de faam,
Neemt na haar dood het aardryk in,
Gelyk de tiende zanggodin.
Zy handelde, voor wol, papier,
De vorftelyke pen vol vier,
Voor fpil- en naald-werk, en doorzogt
Het hoogfte, als aan een god verknogt.
De konft, en d'ingeboren geeft
Schoeide op d'aaloude Griekfche leeft*
D' Ivore luit, al even fchoon
Geftelt, op allerhande toony
Naar al het tuimelend geval,
Gaf klanken uit als hemelval.
****** 5                6Wcix»
-ocr page 45-
34           GRAFSCHRIFTEN.
6 Weergaloze dezer tyd !
Zy blyft d'onfterflykheid gewyd.
Haar dierbaar heilig koud gebeent'.
Word van den zangberg droef befteent,
En 't graf beftrooit met maagdepalm.
Een weerklank voegt Lescailjes galm.
Haare uitvaart worde altyt geviert,
En met gedagten gelauwriert.
Sylvius.
IV.
ilier ruft een Dichteres, een Wonder van haar tyd,
Haar tyd alleen niet,maar van *t gantfch Geflacht der Vrouwen:
Wiens we£rgalooze Geeft de Dichtkunft wife te bouwen 9
Al is het Mannenwerk, met ongemeene vlyt.
DittuigthaarkeurigDicht, haar doorgewrochte Speelen,
Doorluchtig uitgevoerd, met zo veel geeft: als kunft,
Waar in de tochten van den Menfch, Haat,Liefde en Gunft,
En and're, zyn gefchetft als's Waerelds Tafereelen:
Maar ach! wat helpt de Kunft, de Wysheid, als de Dood,
Al te onmedoogcnd a met haare alverflindb're tanden,
*t Verftand en Kunfc, zo wel als Rykdom > aan derfc randen,
En't fterflyk deel van al die fchatten t'zaam ontbloot!
Gaa Lezer, zeg dat zy, wiens Lyk hier legt begraaven,
Noch eeuwig leven zal door haare uitmunte gaaven.
DL. WlLLINK.
V,
-ocr page 46-
GRAFSCHRIFTEN.
35
V.
J\athryn, wiersgrootvernufteeniederkonbekooren»
Waar in de Griekfche maagd van Lesbos fcheen herbooren.
Die door haar weetenfchap en vlugge Poezy,
Verftrekte tot een baak en flonkerfter aan *t Y,
Dat weergaalooze licht, dat helder heeft gefcheenen,
Die wysheidsminnares, ruft onder deeze fteenen:
Haar geeft om hoog gevoert, verloft van's weirelds pyn,
Zal, als haar naam, by ons altoos onfterff'lyk zyn.
Onder de Zinfpreuk
Gloriam Tribuit Doctrina.
VL
H ierleit Kathryne, d' eervanPhebusgunftelingen,
Wiens grootfche Dichtfty^niet gemeen by vrouw of maagd,
Zelf met Melpomene nad'Eerkroon fcheen tedingen :
Van elk j wiekunft waardeerd, tevrugteloosbeklaagd,
Dewyl haar vlugge geeft van't fterflyke is ontheven,
Om in volrnaaktheid Gode oneindig lof te geven.
Barths. van Oudega*
VII.
\j\t graf roemt op K a t h r y n e , een Saffo onzer dagen ,
Bemind van Phebus en \ gewyde Negental,
Dewyl haar Duitfche Luit aan yder kon behagen:
Waarom haar naam by ons vereeuwigt blyven zal,
Nu haar vergode geell, van *t ftervelyke ontbonden,
Den waaren Zangberg voor dit rreurdal heeft gevonden.
Barths. van Oudega.
VIIL
-ocr page 47-
3<J            GRAFSCHRIFTEN.
VIII.
Oier ruft de Roem van't Land en *t Vrouwelyk Geflagt
Kathryn* LEscAiLjE,dieveelblykenheeftgegeven
Van haar Verftand en Konft, alom geeert s geagt j
Waar door ze heeft verdiend onfterffelyk te leven.
H. de Roo.
IX.
H ier zonk
De Pronk
Der Nimphen, die, door Nederduits Gedight,
DenDicht'ren, alseen Noordfterr', heeft gelight.
C: G: Br a am.
STAATS-
-ocr page 48-
STAATSGEVALLEH
J
-
-ocr page 49-
--------------—-——-----
-ocr page 50-
Bladz. 3
STAATSGEVALLEN-
__________,_____________,_____________________________________________, , ——i----------------------------------------------------1-----------
D A P H N I S
HARD ERSZANG
O P D E
V R E D E.
*t Is Vrede door al *t Land. De dag aan 's Hemek transfer*
Verfchynt, omditgeluk, met ongewoone glansfen
Op *t juichende aardryk, van alle oorlogszorgen vry 4
Tenvyl een hemelgeur, vol heilzaame artzeny,
Door veld en akker weid, befproeid met paerledroppen $
De zegenryke Zon vcrguld de hooge toppen
Der groene boomen en't gebergt' met louter goud $
't Gevogelt' kwinkeleert met fchellen toon door yt woud *
En Woudheers kloeke Haan, fteeds fpellende te vooren
Mooi weer en goed geluk, laat zich luidruchtig hooren ,
Met blyden kreet, die elk belooft een goed onthaal :
Als Harder Daphnis, (lang geroemd in Leeuwendaal,
Daar de Amftel en het Y vereenigd zaamen ftroomen 3)
Bemind van Dichtlief, vroeg uit zyne Kooi gekoomen ,
Verkwikt van zoeten droom 3 zyn Schaapen dryft van ftal*
Terwyl ze weiden by een' zuiv'ren watcrval.
A 2                                 Dc
-ocr page 51-
4 STAATSGEVALLEN.
De Vree reeds rickende, komt hy zich nederzetten
In 5t open veld, daar niets zyn' zangluft kan beletten;
En, vindende zyn hoop en wenfehen nu voldaan,
Heft dus op zyne Fluit een Vredeveldlied aan:
Op, Leeuwendaalers, op: verlaatuwkwyaendtreuren.
Numaghetu, na lang verlangen, weergebeuren
Dat gy, ontflaagen van het oorlogs ongemak,
Moogt veihg weezen in het veld en onder 't dak.
Geen Roof harpy zal meer uw Zaaimans bouw verftooren,
Zyn' arbeid fchenden, noch vernielen 't goudgeel kooren ,
Dat, zwanger van geluk, de hoop was van zyn fchuur,
En't hongerig gezin $ noch floopen in een uur
De zorg van menig jaar, door branden en door blaaken ,
Vuur jaagende in gewydde en ongewydde daken}
Noch dolle krygsklaroen, het oorelogs vermaak ,
Uw flaap beletten daar gy moede geeuwt van vaak,
En'tofterlam, gewyd aan't outer, wreedverfcheuren.
Op, Leeuwendaalers, op: verlaatuwkwynendtreurerv
Men zal uw fchaapen niet rneer handlen dus onzacht >
Noch trekken tevens haar de wol af met de yacht*
De alziende Zon, die lang zag moorden met afgryzen,
Niet meer in *t aangezigt met bloed bevlekt verryzen $
Noch gy, om 't voorfpook van een kwaade dag belaan,
Met duizend angften uit de ontruftc kooi opftaan:
Men zal voor 's middags gloed uw zoete muskadellen,
Zo rood, als purper, van een leevend fap aan't zwellcn,
Voor Vreeliefs mond gefpaard, met ongewydde hand,
Niet meer affcheuren > en vertrecden in het zand 3
Met
__- —.—,_.......
-ocr page 52-
STAATSGEVALLEN.            *
Met al te dart'len voet, uw rype wintervruchten.
Gyhoeftdoordoornen, metuw Huisgo6n, niet te vluchten
UiteigenHaartfte£n, daardeKnaap, 20 tefir gevoed,
Van's mocders hals gemkt, den Kryg mee volgen moet;
Noch droeve Woudheerin door't veld de wraak der Goden
Om hulp aanroepen, en haar' Hoofdman by de dooden
Opzoeken3 Hoofdman, dievanLandraadseed'lenStam,
Uit haaren fchoot geteeld, gewond te fneuv'len kwam >
En't Heldenlyk niet zyn ontbloot van balfemgeuren.
Op, Leeuwendaalers, op: verlaatuwkwynendtreuren,
Deweidenzullennu, in plaats van daau, metbloed
Niet overftroomd zyn: neen: 't Geweld heeft uitgewoed.
De Moord is zat. De Kryg en zyn vervloekte plaagen
Verftuiven dol van fpyt, niet kunnende verdraagen
Den glans der Vredezon, met een verbaasd gerucht.
Men hoorde hem voor nacht rinkinken door de lucht >
Als of hy zelf zich had verkeert in dolle winden ,
Omopzynheenevaart, voor't laatfte > teverflinden
't Kleen overfchot, dat voor zyn klaauwen is bewaard >
Hy rnkt de boomen met hun wortelen uit de aard*,
Daar Huismans mime Schuur aan fplinters is geflaagen ,
En Heerfchaps nieuwe Stulp ftond fchrap, gefchud by vlaagen.
Dc Boom aan de Ooftzy van ons Erf, voor d' oud'ren tyd >
DoorPhebus, omzynmin, aan Daphne toegewyd,
Die Phebus zelf niet kan voor zulk een' ramp bewaaren ,
Wierd op een' oogenblik berooft van al haar blaaren.
Zo fcheidde 't Oorlog met zyn vloekgevolg, op't left y
Gelyk een helfch Gedrocht 3 gehaat uit dit Geweft.
A3                                 Op
-ocr page 53-
$          STAATSGEYALLEN.
Op, Leeuwendaalers, op: verlaatrnvkwynendtreurea*
Pe Landplaagisverjaagd: de Vreugd ontfluit haar deuren.
Zie Volkert zyne fchaa, geleen door't oorlogslot,
Herftellen, fmaakende reeds 't aangenaam genot
Der lieve Vre£, dat aardfch en hemelfch Welbehaagen j
En Rentman winft op winft genieten zonder waagen.
't Geluk rolt Bouwer nu van zelf in zynen mond,
En Vifchman in zyn net, het water vry gegont.
Voortaan zal *t heele Land van melk en honig vloeijen ,
En Melkergraag verheugd zyn doorgegraasde koeijen ,
B y emmers boorde vol, aftappen vetten room >
Duif, zingende, het fchaap gaan melken zonder fchroom j
En Grootwyngaardenicr, wiens vreugd niet is te ftremmen,
In voile kuipen. van het friffe druiffap zwemmen,
Enyderbrengen, met *s Lands OiFerfchaal, in'trond,
*t Welvaaren van het Land en \ wenfchlyk Vreeverbond.
Op, Leeuwendaalers, op: verlaatuwkwynendtreuren.
De Landplaag is verjaagd: de Vreugd ontfluit haar deuren.
De milde Ceres fteekt haar hoofd ten veldkloove uit :
Een koorenairkrans fiert haar hoofd, gelyk een bruid:
Zy fproeit een vruchtbaar fap op akkeren en velden,
Vol purp're drup'len der verflaagene oorlogshelden ,
Die zy, waar dat ze laat haar' aasfem overgaan,
Verkeert in Tydeloos en roode Roozcblaan,
Die goelyke Amaril fchaakeert met groene olyven
Voor haaren Damons hoofd 5 die, fchuuw van krygsbedry ven,
Haareenszovierigalsvoorheene mint envryd,
En blyde met de Vree zyn Bruiloft innewyd.
'tGc
-ocr page 54-
STAATSGEVALLER             7
3t Geheele Land fchynt in een Paradys herbooren,
Waar dat de Vrede laat de welvaart zien en hooren.
Men heft 'er deunrjes aan. De Beurtzang gaat in zwang.
Men vryt 'er ongeveinsd, en trouwt uit geen belang.
DeNimphengaanalleen, die voor geen Saters vreezen, (zea.
Ngch 't Schaap meer voor den Wolf. De Goudeeuw is verree-
De Leeuw fpeelt ftil in't gras. Het Krygspaerd is gedwee s
En Heermans ftrydb're Haan kraait anders niet als Vree.
De Havik laat de Duif nu veilig trekkebekken •,
En't jonge Kieken zich van's Arends vlerken dekken:
Daar Vreeryks Boomgaard pronkt met appels van klaar goud $
En Veegod Pan danft, met zyn riete fluit 3 door 5t woud.
't Geboomte mifcht op maat 5 gelyk de zilv're Vlieten.
Het Y en de Amftel uit hun brakke kruiken gieten
Een lckker fap, zo zoet als't riet van d'Indiaan :
*t Kent geen vergif. De wit gevederde Amftelzwaan,
Met welker verf de Vre£ zo godlyk komt te blinken ,
En door wier Pennen dat der Dicht'ren toonen klinken t,
(Dat Tweetal Dichteren, op hun Latynfche Lier,
Steeds aangeblaazen van Apolloos god'lyk vier,)
Slaat haare wieken van elkaar, en zingt, langs 't water >
Een vrolyk Vredelied met aangenaam gefchater.
De Veegod luiftert My naar 't geen hun zangtoon meld ,..
Welke aan den Vogel mee de onfterflykheid voorfpelt.
Op, Leeuwendaalers, op: verlaatuwkwynendtreuren;
De Landplaag is verjaagd: de Vreugd ontfluit haar deuren.
Looft met eerbiedigheid de Godheid van dit Land,
Die'tOorlogshydraklonk, metyfrenvuift, aan band.
Wydl
-ocr page 55-
8             STAATSGEVALLEN.
Wyd aan de Vreekapel uw dankbaare ofFervieren.
Wilt, metOlyveblaanenPalm, 'tAltaarverfieren*
De ret der Prieft'ren treed met dankgebeden voor.
DeHeemraanvolgenhen, met aide Burnt, naar'tKoor*
Die \vy ze Heemraan, de eer en ftof van uw gedichten >
Die Vredevaders, voor wier deugd de Nyd moet zwichten.
Hun y ver voor uw ruft en welftand aangewend ,
MethunneNaamenenhunDeugd, alombekend,
Steeds zullen zyn geroemd aan alle vier de Winden,
Zo lang 'er Vlaggen met drie Kruisfen zyn te vinden ,
Die, door hun voorzorg, totdeKoopvaarduitgeruft,
Een' fchat invoeren, ver gehaald van Kuft tot Kuft.
Op, Leeuwendaalers, op: verlaatuwkwynendtreuren*
De Landplaag is verjaagd: de Vreugd ontfluit haar deuren.
Zo lang zong Daphnis, in zyn' luft noch yver mo£,
En, wydende zyn Fluit aan Amftels Goden toe
In't aanfchyn van de Zon, (die reeds begint te daalen 3
Zofchoon, zoheerlyk, als zy oprees met haar ftraalen j
Ommedeophaarebeurt, met Thetis, 'tVredefeeft,
In't blinkend Zeevertrek, te vieren bly van geeft j)
Brengt hy zyn vee op ftal: 't heeft d'avond reeds gerooken.
Hy voegt zich by den Rei, om *t vredevuur te ftookenu
5t Vermaak is algemeen, en Vrede alom het woord;
'tIsnietals Vrede! Vrede! enVreugdedatmenhoort.
MDCXCVII.
ZE-
-ocr page 56-
STAATSGEVALLEN.            9
ZEGEZANG
OVER DE'
TRIOMFEERENDE
BONDGENOOTEN
BY HOOGSTET.
'tXstyd: menwydeaanGod, opdankb'rentoonenwys,
Het blyde Zegelied, zyn grooten naam ten prys;
Terwyl myn Zangheldin, aanbiddende de ftraalen
Dier fchoone dag, waar op de Helden zegepraalen,
Van verre nadert, daar des Hemels yz're vuift
Al tevens *s vyands magt en wapenen vergruift.
De groote Zonnevorft, gewoon te triomfeeren,
Die met een ftraalkroon om zyn hoofd, durft God trotfeercn,
En, nooitverwonnen, zelf zich onverwinlyk acht $
Voor wiens hoogmoedige en heerfchzuchtige oppermagt,
Een waereld is te kleen j meent, door zyn yd'le glansfen
Verblind, dat zyne wil bepaalt alle oorloogskansfen,
B                                  Ala
-ocr page 57-
xo          STAATSGEVALLEN.
Alsofal'taardryk, in zyn op- enondergang,
En winden, zee en lucht afhingen van zyn dwang.
De nederlaage onlangs by Schellenberg geleden,
Daar hy den Beyervorft, van trouw en pligt getreeden r
Door zyne lift misleid 5 poogde in zyn euveldaan
Tc fterken > kon hem niet geneezen van dien waan,
Hy zoek by Augsburg vry het overfchot te dekken,
Om, 'tkrygsgeval ten trots ^ op nieuw verfterkt, tetrekken
In't bloedig oorlogsveld} waar in hy 5s Keizers val
Reeds zeker acht, en zich den meefter van't Heelal y (ten
Den Keurvorft op den troon van't Duitfche Ryk, wiens krach-
Hy reeds vernield waant door hun zaamgevoegde magten:
Maar is 5t myn Zangeres geoorloft toe te treen 3
Met diepe eerbiedigheid, in Gods verborgenheen ?
Zy ziet hoe's Hemels Wraak, door yvervuur aan 't branden ,
Het vlammend flagzwaard zwaait in de opgeheven handen y
En dreigt den Dwingeland met zulk een zwaaren flag,
Die al zyn krygsmagt zal verflaan op eenen dag:
Zy zweeft reeds vaardig door zyn benden op haar wieken *
Terwyl de dag 3 dien Gods befluit baart, raakt aan \ krieken %
En voert een bloedvlek, die hun alien ramp voorzeid,
Op'tvoorhoofdj daarhy3 als een zegeboo, verfpreid
Een ongewoone n glans in't heir der Bondgenooten.
Dit heilig voorfpook komt der Helden moed vergrooten.
Z o wekt hen God ten ftryd 5 en ftreeft hen luchtig voor
Met zyn genadelicht, en wyft hen 5t veilig fpoor.
Zo dekte hy weleer zyn volk voor Pharoos oogen,
Die 2elf met al zyn magt verging in't heilloos poogen.
-ocr page 58-
*
STAATSGEVALLEK.           t
Des Franfchen Pharoos heir, omvangen met een mift
Van naare nevelen, daar 't op geen aanval gift j
Voelt zich, door't leger van den Bondgenoot , verrasfen %
Door ongebaanden weg, moeras en waterplasfen
Gevoerdj daar't aanvalt, daar'tverwintentriomfeert.
De Britfche Veldheer ziet, waar hy zich wend of keert,
Dat de Opperlegervoogd des Hemels zyne zinnen,
Zyn arm en wapenen beftiert in't overwinnen.
Hy dekt hem met zyn fchild, uit eeuwig diamant
Van zyn voorzienigheid geklonken 5 daar zyn hand
Gcfchikt fchynt om den fchrik des aardryks in te toomen.
*t Is nu met al zyn magt en Helden omgekoomen.
De Donau word geverwd van Franfch en Beyerfch bloed:
Al de oever is gedekt met lyken, en zyn vloed
Schynt thans in't roode Meir, voor duizenden > herbooren j
Daar wagens, paarden en hun ruiters in verfmooren 3
En't woedend Vrankryk, dat hoogfteig'rend Babilon ,
Veel laager daalt als 't klom met zyn gewaande Zon.
Zo fnuikt het Godlyk recht hen, die al's waerelds bergen
Beftaan te ftaap'len op elkaar, om hem te tergen;
Daarhy, wiens glory vloog langs aarde, zeeenlucht,
Nu onder eenen berg van Heldenly ken zucht,
Uitbraakende het bloed, te giilzig ingezwolgen 5
Daar de Overwinnaars ftout de vluchtende vervolgen,
En zo veel Benden en Krygshoofden, in den nood ,
Met hun gevangcnis, voorkoomen hunnen dood.
Zelfs de Opperveldheer fiert Held Churchils zegewagen.
't Keurvorftelyke Hoofd van Beyeren, de flagen
B 2                               Van't
-ocr page 59-
i* STAATSGEVALLEN.
Van't krygslot ongewoon 3 beproeft te wel hoe wrang
Hen de ontrouw opbreekt in zyn eigen ondergang:
't Verloog'nen van zyn Heer, 't verbond, zo dier, gebrooken,
Is3 in'tverliesvanalzynLanden, dier gewrooken.
Hyhoornu, bangtemoe, het kraaijen van den Haan,
Wiens fpooren hem eerlang in't wroegend harte flaan. Hen,
Nu mag gantfch Duitfchland3lang verdruktjwe£r adem haa-
De Keizerlyke Kroon in hooger daglicht praalen >
Wiens bleekbefturven goud verkrygt een fchooner gloed 3
En lecvendiger verw door't vyandlyke bloed.
Js Ryks Adelaar hcrwint zyn uitgerakte veeren,
Zyn wieken klappende in't gelukkig overheeren,
5t Licht vierende van zulk een zegenryken dag,
Die aan al *t Aardryk baart verwond'ring en ontzag.
De Helden5ziende al't Franfch en Beyerfch Heir verflagen >
Ontgefpen 't harnas, om eerbiedig op te draagen
Aan God 3 die voor hen heeft in't legerfpits geftreen y
De glory van zo veel bevochtcn krygstrofe£n
En oorlogsbuit: zydoen, door heilige offerhandert
Van plegtige gebeen 3 de veldaltaaren branden j
Daar alles juicht van vreugd, en zy, nooit juichchcns mod,
Hem zwaaijen 't wierook van hun lofgezangen toe.
\ Gefchut 5 van \ doodlyk lood ontflagen s laat zich hooren,
Daar 5t bulderende baart een zegekreet in de ooren.
De krygstrompet 5 fchalmei en trom flaan nu gelyk
Het dankbaar zegelied 3 op een triomfmuzyk.
De Helden, die in 5t heetft des ftryds verlooren 't leeven 9
Om hunnc dapperheid, in 'c hoog geftarnt' verheven>
Gaaft
-ocr page 60-
STAATSGEVALLEN, *3
Gaan op dien blyden galm, ten rci in't eeuwig licht *
Terwyl de zege is aan hun dierbaar bloed verpligt,
DeDonau, RynenMaas, zolangberoerddoor'tloeijen
Derkrygsorkaanen, zien we in't eind we£r veilig vloeijen >
Daar zy des Hemels hulp, den moed en heldendeugd
Van hun Verlosfer diep erkennen, vol van vreugd j
Een vreugd, die zwelt en fpringt ver buiten hunne boorden ,
En, metdefnelleFaam3 vUcgtnaaral'swacreldsOordeni
Daar al wat deelt in dit doorluchtig oorlogslot,
Door wapens ofgebeen, geeft de eer alleen aan God.
't Ontroerd Europe mag geruft op Vrede hoopen 3
Zo ze is door zege op zege en's vyands bloed te koopen.
Dett Xlllfrn vattOogfiruaand,
MDCCIV.
Bj                         MET
-ocr page 61-
t4          STAATSGEVALLEN.
H E T
VERLOST EUROPE,
Vrygevochten aan den Donau, door het Leger der
BONDGENOOTEN.
't Denaauwd Europe, als een Andromeda, te fiiood,
Door Vrankryks Hof harpy verdrukt 5 van hulp ontbloot,
DaarZe, aanzynpraalbeeldis,alsaaneenrots, geklonken*
Poogt t'haarer hulp in moed en deernis elk te ontvonken.
Wiereddebange, in groot gevaar, voor't monfterdier ?
Een Britfche Perzeus, fterk genoopt door edel vier,
Met Englands Pallas fchild gewapend, aangevloogen,
Beftryd het Roofgedrocht, dat vuur en vlam ten oogen
En keel uitfpuuwende, vergeefs zich weert met fmart:
Terwyl de Held 5 metwondopwond, hettreftin'tharti
Daar 't, brullende van fpyt zyn klaauwen ziet ontrukken
DefchooneBmidi die't3 nalangzuchten, maggelukken,
Datzy, ontketend, haarVerlosfervrolykgroet
En dankt, verpligt aan zyndoorluchten heldenmoed *
Terwyl zyn glory langs yt Heelal praalt ongefchonden,
En de Oorlogsfaam zyn lof trompet met duizend monden.
O f
-ocr page 62-
STAATSGEVALLEN.          if
O P D E
NEDERLAAGE
D E R
FRANSCHEN;
OVERWONNEN BY HOOGSTET.
1 Jt Franfche Dwingeland ,, wiens wreev'le hovaardy
Braveert alle aardfche magt y en't Goddelyk vermoogen y
§chent Spanjes kroonrecht, drukt Germanje > en onbewoogen,
DreigthydenDonau, RynenMaas, metflaverny.
Dus dingt hy naar de kroon van's waerelds Monarchy,
Schoon God en *t heilig recht in't aanzigt word gefpoogen ,
Door duizend euveldaan y en bloedige ooreloogen,
Als een geweetens beul en wreede roofharpy.
Maar hy, die dacht dat nooit zyn gloryzon koft daalen ,
Spyt aller Helden kracht, ziet thans zyn trotfche ftraalen
Met fchand' verduift'ren door de krygsmagt van een Vrouw.
De Britfche Ryksvorftin, de roem der Bondgenooten T
Vernielt zyn heir te land y verwint op zee zyn vlooten,
Herftelt het Dukfche Ry k 3 en ftraft gefchonden trouwv
OP
-ocr page 63-
l6           STAATSGEVALLEN.
O P D E
OORLOGSZEGE
VAN DEN JAARE MDCCII.
"JuichtNederlanden} juicht, metuweBondgenooten,
^ Gy, die lang hebt getreurt om 't kwynend Vaderland.
De aaloude Krygsdeugd, die uw Vryheid hield in ftand,
Herleeft vol glory in uw Legers en uw Vlooten.
.Wat wintgealSteden ? watal VeftingenenSlooten?
Terwyl men't Franfche Heir verduurt, ofovermant,
De zee van fchuimers vaagt, des Vyands Vloot verbrand,
En ryken buit ontrukt, ten fchrik van Waereldgrooten.
Dankt, dankt den Hemel voor dit onwaardeerbaar lot,
Die voor uw Grenzen waakt, den Aartstieran befpot,
En laat in't licht van zyn vermeet'le zon verdwaalen.
Zo leert gy, God ten prys, betrouwen op zyn magt;
God, die Vorft Willem als uw fteun en oorlogskracht
Wegrukte, op dat ge alom door Hem zoud zegepraalen.
V REE-
-ocr page 64-
I
STAATSGEVALLEN.          17
VREEVERBOND
TUSSCHEN DEN
K O N I N G
VAN
GROOTBRITTANJE.
E N D E
I         S T A A T E N
D E R
VEREENIGDE NEDERLANDEN.
H et ftompgefchaarde krygszwaard, zat
Van 't broederlyke bloed te zwelgen,
En gruwzaam woeden en verdelgen,
Schynt nu van ftryden afgemat:
Het.fchrikt en beeft zelfs voor het fchenden,
Met branden, blaaken, aangerecht
In 't gruwelyke zeegevecht,
Op moordtcx)neelen van elenden:
C                                 En
-ocr page 65-
STAATSGEVALLEN-
En 5t naaberouw looft zucht op zucht
Om al \ onfchuldig bloedvergieten,
Dat als een zee in zee kwam vlieten,
Verzeld met zulk een krygsgerucht,
Dat noch de ftranden en onze ooren
Als drcunen doet van flag op flag.
Men fcheen 't geluid der laatfte dag
In 't dond'ren van 't gcfchut te hooren.
Noch kwam naa zulk en zeeorkaan,
En donkere omveers regenvlaagen,
Toen 't voorfpocdslicht begon te daagen,
Een vredekallemte op te ftaan:
Want of door magt van fcheepskartouwen >
En heldenkracht op zee, het Land
Als een Salmander in den brand,
Tot viermaal moedig is behouwenj
Het zocht al evenwel naar ruft,
Met moeite, in ongerufte tyden,
Waar door het vuur van broederftryden
Nu met de Vrede is uitgebluftj
Die alle treurige onderdaanen
Was tot een trooft en toeverlaat,
Om dat de voorzorg van den Staat
Nooit laat den weg tot vre£ te baanen*
Dies brak die zon, voor ons gezicht
Zo lang in duifternis verdweenen3
Door 'toorlogs dikke nevels heenen,
En ftraalde uit Neerland met haar licht
-ocr page 66-
STAATSGEVALLEN,          i9
En glans in koning Karels oogen.
Dit vuur boog hem tot eendrachts miiij
En heeft hem vat zyn hert en zin
De krygsluft onverwacht getoogen.
Nu zingt myn zangheldin, hoe goed
En lieflyk is 't altyd bevonden,
Dat broeders niet elkander wondenj
Noch met hun eigen dierbaar bloed
Het kleed van Eendracht meer bevlekken,
Tot ramp en onderling bederf,
Terwyl de witte vredeverf
Het zuivert van de roode plekken!
Dit gecft het Schip van Staat weer lucht,
Om ruimer over zee te zweeven,
En doet de Koopmanfchap herleeven,
Die lang hceft moedeloos gezucht.
'k Zie reeds een groot getal van fcheepcn,
Onlangs tot rooven toegerecht,
Nu fchuw van vyandlyk gevecht,
Niet me£r de bloedvlag met zich fleepen:
Maar met een rykgelaaden vracht
Uit al des waerelds oorden keeren,
En Holland d'Overvloed vereeren.
Zo word zy we£r ten troon gebragt,
Met Neering, Welvaart aan haar zyden>
Twee fpeelnoots van die braave bmid,
Waar aan zy mild een' fchat deelt, uit
Haar ryken fchoot, in vredenstyden.
C 2                                 Dus
-ocr page 67-
STAATSGEVALLEN.
Dus word het Vaderland vervarft*
Verkoelt en overftroomt van zegen,
Als met een frisfchen dauw en regen,
Naa dat het was zo zwaar geparft
Of 't in verdrukking fcheen te fmooren.
Zo is dan eindlyk uit een* damp
Van fmaad en veeierleijen ramp,
De voorfpoed en 't geluk herbooren.
Noch werde eerlang dit heil vergroot!
Het doe de vreevlag breeder waaijen,
Om welke Vrankryks Haan zal kraaijen,
Gedwongen van den grootften nood
Door 't nieuw verbond der Britfche landen.
Dan ziet men gantfch Euroop' herfteld.
En 5t oorlogsmonfter met geweld
G-boeid, geleid aan ftaale banden.
Doch nimmer worde *t broederzwaard 3
Nu ne£rgeleid, weer opgegreepen*
Nooit weer tot ftryden fcharp geflepen5
Maar blyf voor eeuwig ftompgefchaard,
En bloedzat roeften in de fchede.
De Hemel vefte deeze Vrede!
Jfgekondigd in <kn Haage9
den Vldtn van Lentemaand
,
MDCLXXir.
1
-ocr page 68-
STAATSGEVALLEN.          ax
D E
ZEGEPRAALENDE
V R E D E.
T
1 anus Kerk word toegeflootcn:
Vorft Auguftus eeuw verfchynt.
Schoone Europe als afgepynt,
In 't gevecht gefchend, verftooten,
Schikt zich we£r in zulk een fchyn,
Zo als zy weleer Jupyn
Kon bekooren en behaagen.
Dus komt, naa dien Krygsorkaan,
We^r een ftille lucht te ontftaan*
En de goude Zon, in 't daagen,
Sleept een oegft van zegens me£$
En, met d'Overvloed, de Vre£,
Die met hertverkwikb're geuren,
De aangenaame Lent* gelyk,
Geeft van haar vermoogen blyk,
Zy verdryft het klaagend treuren,
Van *t beaaauwde Vaderland.
Mars, geketend door haar hand
C 3                             Voert
-ocr page 69-
STAATSGEVALLEN.
Voert zy, in het triomfeeren,
't Gantfche Neerland om ten toon,
Daar zy juichen om zyn hoon.
En haar in die glory eeren,
(Van het ftryden mo6 en mat)
Als een onwaardeerb'ren fchat.
Zy verjaagt alle oorlogsdampen.
Het Bedrog, de Twift, 't Geweld,
Vli£n voor haar van st open veld*
En de Nyd, die alle rampen
Baarde, met dien oorlogsbrand ,
Legt zy, zegeryk, aan band.
Even als de zon elks oogen,
Van geen nevelen bedekt,
Door haar fchoonheid tot zich trekt,
Haalt zy, krachtig van vermoogen,
Met haar glans en godlyk licht,
Tot haar yders aangezicht:
Daar elk knielt voor haare voeten,
Wyl zy varfche olyveblaan,
Strooit met voorfpoed overlaan,
Om geleden fchaa te boetenj
En de bitt're tegenfpoed
Word met winft op winfl verzoet:
Neering, Welvaart, in elenden
Ne£rgedrukt van 't wreede zwaard,
Heft zy weder op van de adrd\
\ Gruwzaam moorden, blaaken, fchenden,
-ocr page 70-
STAATSGEVALLEN.
Slaagen, ftryden, hebben uit:
Al het woeden is geftuit.
Zie de Schipvaart nu ontluiken
Van de kwelling die zy le£:
Want zy ziet niet meer de zee
Tot een oorlogsveld misbruiken >
Daar vaak Hollands zeegezag
Streek den roem van flag op flag,
Als Neptunus zelf moeft beeven
Van al 't dondren reis op reis,
In zyn kriftallyn paleis,
Als of rots op rots gedreven
Tegen een met ftoot op ftoot,
Al de waereld bragt in nood.
Nu verheft hy uit de baaren,
Die hy met zyn zeeftaf klooft,
Vry van zorg, het gryze hoofd:
Een olyfkroon dekt zyn haarenj
En zyn opperheerfchappy
Strekt tot nut der Koopvaardy,
Dies mag yder veilig vaaren:
Overal is ftrand en kuft
Onbekommerd en geruft,
Daar geen roofgedrochten waaren:
Maar het heilig Vreeverbond
Vliegt 'er voort van mond tot mond,
?t Zeenat ftaakt het droevig bruifchen,
Nu het vreeslyk moordgefchut
-ocr page 71-
STAATSGEVALLEN.
Is vernageld en onnut,
En men hoort in Jt lieflyk ruifchen,
Vry van 't fmartende verdriet,
Een bekoorlyk vredelied.
*t Graazig land, door ftrydb're paarden,
En een onverwinb're magt,
Overwonnen en verkracht,
Kent geen fpiesfen meer noch zwaarden*
En musket, trompet, en trom,
Zyn 'er door de Vrede ftom:
't Slaat weer aangenaam aan st bloeijen.
Vruchtbaarheid is overal
Op het veld j en in de ftal:
En de vette olyven groeijen
Daar de Vree haar adem zend.
Alles blyft 'er ongefchend.
Ceres moeft mee 't woen bezuuren,
't Vloeken des Soldaats uitftaan:
Maar met overmaat van graan
Vult zy nu de holle fchuutenj
't Akkerland draagt mild genoeg.
't Wapenftaal is fpade en ploeg.
Daar de Vredezon komt fchynen,
Tiert de wyngaard, plat getreen,
Met meer weelde dan voorheen.
Bacchus fchenkt een zee van wynen,
3t Groeizaam gras een gantfchen ftroom
Vette boter, kaas en room.
-ocr page 72-
STAATSGEVALLEN.
Knaap en Nimf, met luchte zinnen,
Gaan, op luit en veldfchalmei,
Naar den ouden zwier, ten rei.
Satyrs, Bofchgoon en Godinnen
Zien den barfchen Rryg verjaagd,
En haar vryheid ongeplaagd.
't Pluimgedierte, dat verfchoolen
Voor het oorlogsondier lag,
Springt, vervrolykt, voor den dag
Uit zyn winkelen en hoolen,
Nu de ruimgebaande lucht
Is gevaagt van 't krygsgerucht:
't Valt vernoegd aan 9t kwinkeleeren:
Met een dartelcnden klank
Weet het zulks de Vrede dank :
'tWafcht en fchud en droogt zyn vc£ren,
Even moedig, even fier,
By het vreugdig vredevier5
Daar Bellone, dol en dronken
Van het dierbaar menfchenbloed,
Zo uitzinnig als verwoed
Springt in 't midden van de vonken,
Door de teertonvlam verteerd,
En in rook en wind verkeerd.
Dus is 't Land van haar ontflaagen,
Daar de zon van Eendracht ftraalt*
En de Vrede zegepraalt
Op haar gloryryken waagen,
D
-ocr page 73-
16           STAATSGEVALLEN.
Schooner ak ooit de Aarde zag
Voert z' haar luifter in den dag.
Eeuwig blyf zy dus verheeven ,
Die in \ magtig Amfteldam
Onverwacht haar opkomft: nam*
Daar haar trouwfte helpers leeven,
En de Burgervader HOOFT
Nimmer word genoeg geloofty
Die met yver, zorg en flaaven,
Als een Kato in den Raad,
Streed voor 't heil van onzen Staat.
*t Y waardeer zyn groote gaaven,
En onfterfelyke deugd:
't Zwemt nu in een zee van vreugdj
't Is door hem verloft van plaagen:
Want de nieuwgetemde Mars,
Nu niet wrevelig noch bars,
Leit 's Lands Vryheid geen meer laagen,
Al zyn hoogmoed is gedwee
Op het wenken van de Vree.
Nimmer word' zy we£r verftooten!
Dat haar word* van duurzaam goud
Haardfteede en altaar gebouwd!
Janus Tempel blyf geflooten,
Zo lang als het ftarrelicht
Voor den glans der zonne zwichk
MDCLXXyilL
OF
J
L
-ocr page 74-
STAATSGEVALLEN.          tj
OP DEN HEERE
PRINSEvanORANJE;
TRIOMFEERENDE
I N
ENGELAND.
D e Oranje Zon, wiens glans alle and'ren glans doct daalen,
Vandaar ze in't Ooft verry ft,tot daar ze in't Weft houd Hand,
Genoopt, geleid > gefterkt, bewaard door's Hemels hand 5
Maakt Aarde, Lucht en Zee verwonderd van haar ftraalen.
Dit Licht, onmoog'lyk in zyn loopbaan te bepaalen ,
Trekt alle nevels op van't kwynende Engeland ,
Daar't voor de Fry be id en Geloof'den ftandaard plant,
Ora voor het recht van God en't Volk te zegepraalen.
\ Gelukt den Veldheer: 'k zie zyn onverzaagden moed ]
Van duizend duizenden verwelkomt en begroet
Als Wetherfteller en Verlofler van Brittanje >
De Hoop van Sion, en de Zweep der Dwinglandy,
Den Schrikdes Rykstyrans en Vrankryks Roofharpy,
Die zich reeds blind zien aan de Heilzon van Oranje,
MDCLXXXVIU.
D*                   OP
-ocr page 75-
28           STAATSGEVALLEN.
O P D E
LANDING
VAN
KONING WILHEM,
IN HOLLAND.
w at Godheid red den Vorft op Hollands Kuftvoorftrandcn
Door ysklip mift en zee y zelfs tegens eb en vloed,
Hoezeer ook tegen hem de Vorft desAfgrondswoed,
En's Waerelds vloeken op zyn leeven zaamen ipanden?
God, zynerVaad'renGod, draagtzynGezalfdeophanden
Voor welkers heilige eer hy 't zwaard zwaait 3 vol van moed.
En voor Befchermer des Geloofs alom begroet >
Legt hy het Ongeloof en Dwing'Iandy in banden.
Zo komt die Chriften Mars met zege herwaarts aan,
Daar de Elementen tot zyn dienft gehoorzaam ftaan 9
Als of Natuur ze alleen voor hem behield in weezen.
De Lucht, de Zee, de Wind zyn buigzaamj dc Ysklip fmelt
Voor zyn gezicht 5 de Mift klaart op voor deezen Held y
En alle licht daalt voor zyn Zon > zo hoog gereezen.
MDCXCL
OF
-ocr page 76-
STAATSGEVALLEN.           29
OP DEN HEERE
MR. CORNELIS ot WIT,
BURGERMEESTER dpr STAD DORDRECHT,
RU WAARD van PUTTEN, enz.
w ie Heer Cornelis wilbefchouweninzyndood,
Bezie zyn leeven eerft, daar zo veel nut uit vloot
Voor Hollands recht en roem; die moedig met den degen
De winft op Chattam heeft zo gloryryk verkregen,
En 't Land op Zee behiel in 't barnen van dien tyd >
Eer hy van Staatsgezach ontbloot wierd door de Nyd 5
En't toomelooze graauw 9s Mans heldendeugd/s Mans daaden
En Burgermeefterfchap dus onverdiend vertraaden >
Toen 't heilig recht, verkeerd door leugen 3 wrok en lift:
Hem zag geboeid en zyn gebleeke trouw betwift.
't Geweld deed in zyn dood van fchrik al 't aardryk beeven ,
De Zon verfmolt van rouw op yt fterven van dat leeven *
De zwaarfte fchade en fmart voor vryheid en voor Staat,
Gefchonden al te vroeg, beklaagd, befchreid te laat,
MDCLXX1L
D 3                              OP
-ocr page 77-
?0           STAATSGEVALLEN.
OP DEN HEERE
M\ JOAN de WIT,
RAADPENSIONARIS
van HOLLAND, enz.
Als 'topgeruidevolkfloeg, met den moord, dehanden
Aan Hollands Steunpikar, het heil der vrye Landen,
Aan d'onbevlekte Wit, dien Cato van den Raad,
Toenviel, helaas! methemzogrooteenlichtvanStaat
Als in alle eeuwen op het aardryk kwam te daagen,
Een Cicero, die de eer der Vryheid heeft gedraagen:
Zy fprak door zynen mond, en leefde door zyn zorg}
Hy fturf in haaren dienft, en gaf zyn bloed tot borg,
Dat bloed door flinkfche wraak zo trouweloos vergooten
Waar in 's Lands wysheid, hulpenvroomheidwasgeflooten.
De moord fchond'tdierbaarlyf: 'tgemoedbleefonverzeerd,
Dat vry van fmet en fchuld, den tyd en dood braveert,
Terwyl de Nyd zelfs fchreit by 't afgeknaagd gebeente,
En 't naberouw doorwroegt 's Lands kwynende gemeente.
MDCLXXIl.
HOL-
-ocr page 78-
STAATSGEVALLEN.
HOLLAND
TREURKLAGT.
1 erwyl de fterke Franfche magt,
In 't hart vair Holland zockt te breeken,
Begint myn Voedftervrouw haar klagt
Voor yders ooren uit te fpreeken,
En zegti ik ben door angft benard5
Ik ftaa op waggelende ftylen3
Van hoop ontbloot, door vrees verward,
Gaat lof en luifter van my ylen.
Myn onderdaan, gy waart verblind,
Toen gy die fterke fteunpilaaren
Van wit albaft, 20 gantfch ontzind,
Myn troon ontrukte, 6 onervaaren
En misgeleide domme fchaar!
Nu moet gy wel met my beklaagen
Deez* gruweldaad, nu al te waar
Het naberouw u komt te knaagea.
-ocr page 79-
i           STAATSGEVALLEN,
Maar ach! was 't noch niet al te kat!
Ik ga, bykans met vi te gronde
Wyl u Gods wraak voor 't voorhoofd ilaat,
Om 't pleegen van die fnoode zonde.
Gy troft u zelven diep in 5t hart
Toen gy met moordgeweer dorft treffen
Hun harten, die door moeite en fmert,
My hielpen op den eertroon heffen.
Hun trouw Week klaar ter zee en land;
Zy fchraagden my met raad en daaden:
Maar de ontrouw kreeg haaft de overhand,
Om trouwe Raaden te verraaden.
Van oproerpreekers opgehitft,
Sloegt gy te godloos aan het muiten.
Deez' brand wierd eerder niet geflift
Voor dat myn fchaa daar uit kwam fpruitenj
Door \ ftorten van het landverraad
Op de onbefmette witte zielen,
Die gy (wie fchrikt niet van die daad?)
Gantfch onregtvaardig dorft vernielen>
En dat in 't aanzien van myn hof,
In 't edelft vlek van Js Graavenhaage,
Nu vuil bevlektj waar uit dc ftof
Zyn oorfprong neemt van al myn klaagen.
-ocr page 80-
STAATSGEVALLEN.           3J
En de onverwinnelyke finaad
Van *t onhcil dat my nu komt drukken.
De Hemel ftrafFe Vroeg of laat
De bronaar van deez* gruwelftukken!
Geen monfter was ooit zo verwoed.
De fteenen tuigen 't, die noch fteenen
Door 9t overlaaden brein en bloed.
't Is wonder dat noch de aard' de beencn
Van zulke menfchemonfters draagtj
Dat zy» om deezen te verdelgen,
Haar openfcheuring noch vertraagt
Om hen rechtvaardig in te zwelgen.
Ontmenfchte menfch! gy hebt gedood
(Wee u!) oprechte en trouwe Heeren
Van welkers hulp ik ftaa ontbloot,
Om 't oorlogsonheil af te keeren.
*t Geluk neemt nu een droeve keen
De Vryheid, daar ik op mogt brallen,
Is met haar' troon geftort ter ne£r,
Toen 't zuiver Wit my is ontvallen.
Waar berg ik my van angft? ach! ach!
,Wie ziet niet dat ik gaa verlooren?
'k Heb reden tot dit treurgeklagh.
Den krygsli£n, tot myn hulp gekooren,
E                               Tn>f
-ocr page 81-
STAATSGEVALLEN.
Trof vrees noch fchrik voor kruid of lood,
Voor lyf en goed, voor vrouw en kind'ren:
Zy ftelden voor 9t gevaar zich bloot:
Maar dat nu *t we£rbi£n doet verhind'ren,
Ontftaat uit ingebonden magt.
Door order gaan zy uit hun poften*
Hoe vaft en fterkj op welkers kracht
Geen vyand ooit musketfchoot lofte .
Zy laaten 't krygsgevaarte, en vlieu
Eer dat hen vyand komt belaagen.
't Is ver van wederftand te bi£nr
Daar *t loopen eerder is als 't jaagen.
De onnooz'le Deugd* aan 't roer van Staat3
Word noch van valfche vleijers monden
Verleid door kwaaden raad en daad.
Zy fmeedden al voor lang die vonden,
Tot terging van des Hemels wraak.
Oranje, zie vry uit uw oogen,
Eer dat het kwaad u vaardig naak.
Gy word, al weet gy 't niet, bedroogen.
De fchyn flechts van de heerfchappy,
De fchyn alleen word u gelaaten:
Maar met uw magt begeeren zy,
Vertreen de eer, en trouw der Staaten,
-ocr page 82-
STAATSGEVALLEN.          35
Meinedig, ftout en overvals,
My in een fnoode hand te langen,
Die om myn vrygevochten hals
Het juk van dwinglandy zou prangcn.
Ik flinger blindlings in een zee
Van veelerley rampzaligheden.
U naakt, zo wel als my, het wee.
Ik zie 't* het volgt met wyde fchreden*
O Vorft! gy gaat met my te grond,
In 't fchip dat door uw hand moet vaaren.
Het water is al aan den mond.
Zie uit met my in de onwe£rbaaren y
9t Is tyd dat gy uw oogen flaat
Op de yslykheid van die gedrochten,
Die my, en 't gantfche fchip van Staat,
Uit blinde ftaatzucht lang verkochten.
Dit zyn de vrienden van uw hart.
Ontflaa u van die gruwelpeften,
Wier boosheid alles heeft verward,
Qm op myn puin hunn' ftaat te veften:
Of anders zie ik in de elend'
Van myn rampzalig lot geen end*
MDCLXXIL
E a                           DE
-ocr page 83-
STAATSGEVALLEN.
D E
VERDRUKTE
V R Y H E I D
A A N            " •..
AMSTELD AM-
H elp my in myn nood befchermcnv
Berg me, o magtig Amfteldam!
Dat met yders nood en kermen
Altoos mededoogen nam:
Waar door uw beroemde Muuren,
Buiten hooffche flaaverny,
Reezen boven uw gebuuren,
Van hunn' haat en nyd niet vry.
M-
kBen
-ocr page 84-
mmmi -an g.iimnmnHwwwwH ihhh.it
STAATSGEVALLEN.           37
'k Ben van roofzieke Aardstierannen >
Tegen \ recht der volken , {hood
Uitgeplonderd, uitgebannen,
En van fpeer en hoed ontbloot.
Och! ik kan geen fchuilplaats vinden,
Nergens in gantfch Nederland,
Dat wel eer my trouw bemindej
Dat my ruftig bood de hand,
AUes om my durfde waagen,
Met een onverichrokken moed,
Haave en Erve, Vrienden, Maagcn,
Vrouw en Kind'ren, zweet en bloed*
Om, bevryd van flaaffche banden,
Nimmer lenden, nek, noch keel,
Naar den wil der Dwingelanden,
In het afgefchud gareel
Weer te vlyen* maar fteeds de oorcn
Op te fteeken, als een Volk
Vry gevochten, vry gebooren,
Vreezende noch zwaard, noeh dolk.
Maar o Eeuw! o Tyd! o Zeden!
Daar myn luifter niet meer fchynt.
En *t Gemeenebeft vertreeden,
Als een ademlooze, kwynt.
*k Zie myn Leeuwetuin verkeercn-
In een Roof- en Wolveneft,
Vol van Luipaards,, Tygers, Beeren y
Van uw reuzel vet gemeft.
E 3                           Hoi-
»
-ocr page 85-
STAATSGEVALLEN.
Holland fchynt my minft te kennen,
Meeft verblind door eigenbaat.
Haave en privilegie fchennen,
Of 't een Grondwet waar van Staat j
Rechten, Wetten, Willekeuren,
Dier geftaafd van eeuw tot eeuw,
Te verlooch'nen, of te fcheuren -,
Op het hart van NeArlands Leeuv,
Tot den bloede als afgeftreeden,
Lang gepynd van ongeduld,
Zelfs tot barftens toe te treeden,
Daar hy bang van Weedom bruit -,
Zag ik lang met bloedige oogen,
Daar ik fchandelyk verkracht,
Nergens, nergens mededoogen,
Als alleen by u verwacht.
Schoone Paerel van Europe,
Schutsvrouw van 't Gemeenebeft,
Al myn overige hoope !
Red my, berg my voor de Peft,
Die van over zee kwam landen,
Om myn droevig overfchot
Noch te ontrukken uwe handen,
En u\v fieren nek, (dat God
Wil verho&n!) in flaavernye
Me6 te fleepen} en uw Bruid,
De overfchoone Koopvaardye,
Als een langgehoopte buit,
-ocr page 86-
STAATSGEVALLEN.
U te ontfchaakcnj en de ftraalen
Van uw goude Wapenkroon,
Waar het mooglyk, te bepaalen*
Welkers glans, zo ryk als fchoon,
Blinkt in al des waerelds oorden,
Met de Zon, in 9t aangezicht.
*t Ooften, 't Weften, Zuiden, Noorden,
Kennende uw gezegend licht,
Zal uw glory uittrompetten,
Als ge, o groote Waereldftad!
Uw aloude Recht en Wetten
Boven goed en leeven fchat.
*k Wierdwel eer van de Amfteldammers
Trouw gehuisveft, kloek herfteld,
Braaf gchandhaafd, na veel jammers,,
Tegea 't onbefuisd gewcld.
Laat op nieuw uw Burgervaders
Waaken, en hun heldenmoed
Niet verflaauwen in hun aders,
Hoe de Lafter brulle en woed',
En de Ondankbaarheid met dreigen
Hen begrimme op 't onvoorzienft:
Dit *s den Dwingelanden eigen,
En het loon voor trouwen dienft.
'k Zie, met 't water op de lippen,
Zo u eens de toom ontglyd,
En my laat uw hand ontflippen,
Och! gy zyt my eeuwig kwyt.
-ocr page 87-
STAATSGEVALLEN,
Dan zult ge al tc laat beweenen,
(Ziende door het loos verdek
Van 't geveinsde Koorkleed heenen,)
Met een ne£rgeboogen nek,
Myn verliesj daar u het treurtH
Na het overoud gebruik,
Op myn graf niet zal gebeuren
Als llechts fteelswyze en ter fluiki
Daar ge in hoop'looze ongenuchten,
Eind'lyk fteun noch uitkomft vind,
Maar myn afch, met al uw zuchten,
Weggeworpen in den wind.
Schuuw dan noch in tyds de laagen,
U en my gelegd: hou ftand,
Met de Catoos onzer daagen.
En de Brutuslen van 't Land,
Uw getrouwe Burgerheeren.
Zo zult ge eind'lyk triomfeeren.
MDCLXXIL
-ocr page 88-
STAATSGEVALLEN. 4*
OP HET VERTREK
VAN DEN DOORLUCHTIGSTEN VORST
ZYN HOOGHEID
WILHEM den DERDEN,
PRINCE V4N ORANJE, GRAVE van NASSOUW , enz:
STADHOUDER, KAPITEYN en ADMIRAAL GENERAAL
dek. VEREENIGDE NEDERLANDEN, enz.
A' M S T E L DAM fireekt:
V aar wel, 6 Vorft! die myne wallen y
Als 't helder licht3 de Oranje Zon,
Door 't opflag van uw oog deed brallen
Op owe komft. O ryke Bron
Van wysheidj die niet is te gronden!
Al lang zag ik daar uit te moet
't Verftooren van de helfche vonden,
Alleen tot myn verderf gebroed.
Ach! mogt uvv oog doen vli£n de dampen
Van Vrees en Wantrouw uit myn Stad,
Die naa zich fleepen niet als rampen,
Waar van ik heb veel hoons gehad.
Die twee afgryfelyke peften
Vernielen Stad op Stad en 't Land*
Zy maaken dat op fterke veften
Des Vyands ftanderd word geplant;
F                            Want
-ocr page 89-
»
STAATSGEVALLEN
Want inimers zyn myn Burgerheeren
Voor myn behoudenis vol zorg:
Zy ftellen, om het kwaad te weeren,.
Him leven, goed en bloed tot borg.
Ik zie hen ftaag met moeite waaken
Voor myne wakk're borgery:.
Want om hun welftand vaft te maaken<
Stond vlyt en arbeid nooit ter zy.
Zy poogen de al te felle Vorften,
(Die naar myn onderdaanen bloed
En goed zo godvergeeten dorften,)
Op uw doorluchtig fpoor, met moed
Manhaftig van myn wal te keeren y
Zo zy my naad'ren met hun magtv
Die rummer my zal konnen deeren,
Indien de Wantrouw wordt verkracht,
Ei3 (ka.uw oogen op myn muuren.
Zy kunnen yzer ftaal en lood,
En allerley geweld verduuren:
Zy zullen voor geen flag en ffoot,
Of 's Vyands magtig heir bezwyken.
Gy ziet het werktuig op myn wal,
Dat myn befpringers moet doen wyken,
Of op myn grond verpletten zal.
Zo zal men met Oranje ftrijden,
Om Vree en Vryheid, en myn kroon,
Dit kah myn Burgervaders vryden
Van onverdiende fmaad en hoon>
-ocr page 90-
STAATSGEVALLEN.          43
Ik dank u, dat gy my kwaamt naad'ren,
O Hooggeboren dapp're Held,
Gefproten uit doorluchte Vad'ren!
Ik heb van u al lang voorfpelt
Dat gy zoud op hun voetfpoor draaven,
En weeren dat geen uitheemfch juk
De Batavieren maak' tot flaaven.
Ik zie alree het krygsgeluk
Van uw hoogwaarde en ftrydbaare Oud'ren,
Roemwaarde Prins! in uve hand.
Men bragt vergeefs niet op uw fchoudren
Dien laft, waar me£ gy Kerk en Land
Befchermen zult voor fnoo tirannen.
Al randen ze uwe Steden aan
Met overgroot getat van mannen,
Gy zult hen, met uw kloeke daan,
Doen blyken dat 'er moed en krachten
Gegrondveft zyn in uwe borft.
Wat heil heeft Neerland niet te wachten
Van Uj 6 jong kloekmoedig Vorft!
Gcen wonder, dat myn onderdaanen
Alleen op uw manhaft gezicht
Door liefde ftorten vreugdetraanen.
Elk toont zich vaardig om zyn pligt
Aan uwe heldendeugd te toonen.
Godt wilze altyd met zegen kroonen.
Dcni^nvanOogftm.iaftd. MDCLXXIL
F 2
O P
-ocr page 91-
STAATSGEVALLEN.
OP HET
VERLAATEN
VAN
I T R E C H T,
DEN XXI/An VAN SLACHTMAAND,
IN DEN JAARE MDCLXXIIL
D at Neerland blyve aan God verpligt,
Die y door zyn magt en fterke handen y
Den vyand wegdryft uit de landen
Van 't oude en heerelyke Sticht.
Beurt nu het hoofd op tot de wolken,,
En wilt niet met een yd'len waan
Op eigen magt en wapens ftaan,
O all' gy vrygevochten volken !
Hier moet een yder dagklaar zien
Gods groote en wondere oorlogsdaaden 5,
En in een zee van zegen baaden $
Nu Vrankryks helden moeten vlienr
Gelyk in 't woud de vlugge hinden,
Met vrees en fidd'ring in het hert,
Daar nochtans geen vervolger werd
Naaby gezien > noch is te vinden.
-ocr page 92-
STAATSQE VALUER            45
Zy ftuiven als hot liqhte ;k&f,
Dat van den wind wosdopgeheeven^
En fnellyk overhoop gedreeven,
Van Hollands Bondgenooten af.
Zy laaten \ Stick; doch in hun hartcn
Blyft noch de wreedgeftichte vlam
Van Boodegraave en Zwammerdam,.
Met onuitblusfchelyke fmarten.
Het loon van gruwzaame eigenbaat,
En 't nooitgehoord moorddaadig woeden T
Hen nu met harder ftaale roeden,
Voor 't yzerharde voorhooft flaat.
Dies mogen we£r vol blydfchap brallen,
Die onlangs riepen met geklagh:
Het glinftrend krooncieraad, ach, ach!
Is van ons hoofd ter neer gevallen!
't Blinkt nu met leevendiger gloed:
De glans is weer op nieuw verreezen
Met meerdcr luifter als voor deezen 5
De fchaa met 's vyands fchand' geboet,
Gy kunt we£r ruimer adem haalen,
O Uitrecht 3 wydberoemde ftad!
Door dwing'landyen afgcmat:
Dit is het cinde van uw kwaalen,.
En langgeleeden flaaverny:
Dat juk is van den hals gefmeeten j
Gy moogt 't geleeden leed vergeeten,,
En de akelyke droefheid vry
E 3                                        I*
-ocr page 93-
STAATSGEVALLEN.
In hct vergeetelgraf bedelven.
My dunkt ik hoor uw vreugdgeluid,
Dat van den hemel wederftuit,
En dreunen doet uw kerkgewelven.
Die weerklank is tot Vrankryks troon
Van de Alverbreidfter voortgedreeven:
Zy doet den trotften Koning beeven.
Hoe fchud zyn waggelende kroon!
Zyn zon genaakt de duifternisfen:
Die alle nevelen van de aard'
Tot zich wou trekken metter vaart y
Moet zelf gekochte glory misfen.
Legt ook uw treurgewaaden af:
Gy zyt verhoogd y 6 Nederlanden!
Uw's vyands hoogmoed leit met fchanden
Vertreen 3 vernederd in het graf.
God kwam uw oorlogfmart aanfchouwen:
Het kleed van goedertierenheid
Heeft hy op uwe fmaad gefpreid,
Op dat gy 't leeven zoud behouwen.
O groot bewys van zyn genaa!
Zyn wraakgeweer 5 zo ftcrk in 5t ftryden,
Boet nu met kracht aan alle zyden
Op uw weerftreevcrs uwe fchaa.
Nu moet het krygszwaard in de fchcde.
De Hemel vecht voor u om vrcde.
WOER-
-ocr page 94-
STAATSGEVALLEN.         47
WOERDENS
WELLEKOMST
AAN ZYN KONINGKLYKE HOOGHEID,
DEN HEERE
PRINCE van ORANJE,
LANGGEWENSCHSTEN STADHOUDER,
en KAP1TEIN GENERAAL der VER-
EENIGDENEDERLANDEN.
£.jyt welkom Vorft in myne Stad,
Die onlangs is door dwing'landye
Van *t Franfch geweld en tierannye
Gefleurd, gedrukt, en afgemat,
Tot over 't hooft in rouw begraaven.
Had gy, 6 kloek en dapper Held!
Myn eer en luifter niet herfteld,
Ik was noch een van Vrankryks flaaven:
Want voor uw zegeryke Faam,
Die 's Konings glory kon verdooven.
Is 's vyands magt van my verftooven,
Met fchrik voor Whlem Henriks naam,
Die
-ocr page 95-
S TAATSGEVALLEN.
Die hecrlyk klinkt in 't zegepraalen.
't Geheugen van myn ranip verdwynt,
Nu my de Oranje Zon befchynt
Met haar alomberoemde ftraalen.
Die \ Land hergroeijen doen in moed.
Geen Batavier wil 't fterflot myden,
AIs hy met u om Vrce mag ftryden.
Verkwikker in myn tegenfpoed,
Ik word van blydfchap opgetoogen,
Nu dat ik U heb in myn fchoot
Die my komt helpen in den nood.
En trooft in droevig onvermoogeni
Die myne vryheid beurt uit 't flofy
Van 's Vyands klaauw gefcheurd, verdreven.
Nu doet uw komft haar weder leeven,
Op nieuw in luifter en in lof.
Hoe zou dan niet myn Burger ye
Zyn uitgelaaten van de vreugd*
Op 't zien van uwe heldcndeugd,
Die haar verlofte uit flaavernye:
Want zy., 6 Puikheld onzer eeuw!
Bcfchouwt aan uwe zegekransfen
'c Cieraat van Koningklyke glansfen,
Gewonnen mcedig als een leeuw,
Om Neerlands Leeuw in nood te bergen.
Dit tuig' 't Keurvorftelyke Bon3
Dat' gy, met Hollands Naarden5 won,
Toen ge onbefchroomd Jt gevaar dorft tergen.
-ocr page 96-
STAATSGEVALLEN.
Myn onderdaan hceft lang getracht,
Gcwenfcht u in triomf te ontmoeten;
Hy buigt zich dankbaar voor uw voeten,
Waar me£ gy met een dappre kracht
De Roos en Lely hcbt vertreeden:
Want fchielyk zyn haar trotfe blaan
Verwelkt, vervallen, en vergaan,
Naa dat gy hebt voor *t Land geftreeden.
Hy wenfcht dat uwe zegekroon
Geduurig mag in luifter groeijenj
Op dat de Kerk en Staat herbloeijen,
En ftaan in voorfpoed braaf ten toon y
Tot fchrik van Vrankryk en Brittanje.
Zyt driemaal wellekom Oranje.
MDCLXXIIL
G
-ocr page 97-
STAATSGE VALLEN.
fo
HOLLANDS
Z E G E ter Z E E,
ONDER T BELEID VAN DEN MANHAFTEN HELD
MIC HIE L dERUITER,
RIDDER, L. ADMIRAAL GENERAAL, enz.
TEGEN DE TWEE KON1NGKLYKE VLOOTEN VAN
VRANKRYK EN ENGELAND, DEN 7^ EN 14*.
VAN ZOMERMAAND, MDCLXXIII,
KLOEKMOEDELYK BEVOCHTEN.
1
k zing nu hoe twee Koningsvlooten
Tot tweemaal vlooden voor een Vloot.
Schoon Holland van zyn Bondgenooten.,
En hulp van vrienden fchynt ontbJootj
9t Ontbreekt ons echter aan geen helden,
Diey met een dapp'ren moed op zee,
De fchade met de fchand* herftelden
Die 't Vaderland te lande lee.
Nooit is 5er zulk een roem. verkregen,
Noch grooter zege voor den Staat
Bevochten met den blanken degen,
Tot veering van zyn ramp en finaad.
Dc
-ocr page 98-
STAATSGEVALLEN.           51
De Ruiter floeg met zync fcheepen
Dwars door de Koningklyke heen*
Hy fcheen 'c verderf met zich te fleepen,
Tot 's vyands ondergang alleen.
Daar vloogen hoofden, armen, beenen,
En hier verpletterd brein en bloed
Langs boord, langs maft en touwwerk heenen,
Hier ziet men dat de onnoos'le boet
Het vre£verbreeken van de Vorften,
Die door vervloekt verraad en geld,
Den luifter van ons Land bemorftenj
Hun zeemagt word ter neergevelt,
Die *t alles meende te verdelgen:
Want de afgrond opende zyn mond
Om Koningskielen in te zwelgen.
Hoe meenig zonk 'er naar den grond!
Doch and're zag men yflyk branden,
En fnellyk fpringen naar om hoog.
Zo ver kwam 3s vyands roem te fchanden
Als zyn verwaande trotsheid vloog.
Dus droeg de Ruiter zich in 't ftryden,
De luifter van het Vaderland,
Die nooit gevaaren wilde myden.
Hy blyft Oranjes rechterhand.
Hoe vocht vol moeds ook 't 'puik der helden,'
De dapp're Tromp, met dubb'le kracht,
Wanneer ze Vrankryks vloot bckneldcn,
En meeft verwonnen door zyn magt!
G 2                                  Hy
-ocr page 99-
STAATSGEVALLEN.
Hy floot voor 't kermen bey zyne ooren>
Terwyl hy met zyn fiere Leeuw
By Brittenlanders in kwam booren.
Daar wedergalmden van 't gefchreeuw
De ftomme en fpraakelooze ftranden.
Wie fchrikte niet voor 't krygsgetier,
Waar me£ die Leeuw hen aan kwam randen ?
Hy braakte louter vlam en vier,
Met meenigte van donderklooten,
En al wat neerlaag baart en dood.
Wie was voor 't fcliieten niet verfchooten ?
Neptuin zag hier zich zelf in nood >
Hy beefde voor zo veel gevaaren.
Het koude water fcheen een gloed.
En 't witte fchuim der bleeke baaren
Was rood geverfd van menfchenbloed.
Zo ftreeden ook al de and're hoofden
Met fieren moed en wys beleid>
Die hun de zege lang beloofden>
Om dat de trouwe Oprechtigheid
Op onze vlooten was gezeeten,
Die *s Vyands magt in zee verfloeg,
En gantfch verfcheurd > van een gereeten y
Met fchande in zyne havens joegj
Verlaatende in het vluchtig keeren
De magt daar hy het Zeeuwfch geweft
Mee fchielyk meende te overheeren,.
En daar de food vervloekte pell
-ocr page 100-
STAATSGEVALLEN.
Van roof en moordery te ontfteeken,
Tot plaage van den onderdaan,
Om zo de zenuwen te breeken
Daar onze Staat door moet beftaan.
Nu is 't rampfpoedig lot aan 't wenden.
Het Land* noch onlangs gantfch in druky
Schynt nu aan *t ende van elenden,
Door 't groot en onverwacht geluk.
De Franfche heerfchzucht is gezonken,
De orkaan van opgeblaazenheid,
Die door de waereld heeft geklonken.
Met Eng'lands hoogmoed neergeleit*
Schep moedj 6 treurige onderdaanen
Van Nederland! betoont u blyj
Droogt uwe wangen van de traanen j
Want uw verlosfing is naby.
Befchouwt hoe groote Koningkryken
Door hulpe van Gods rechterhand,
Voor 't kleine Holland moeften wyken,
En vlkden zonder wederftand,
Waar door uw Vryheid fchynt herbooren.
My dunkt> ik zic ze we£r ten top
Herfteld in luifter als te vooren.
De zon van uw geluk komt op.
Ook gy, 6 Holland! ftaak het treuren;
Want gy behoud de vrye zee.
Nu moogt ge *t zeegryk hoofd opbeurea,
Eerlange zal *t de lieve Vre£.
G3
-ocr page 101-
STAATSGEVALLEN.
Met bladeti van olyven kroonen.
Het is al lang genoeg gezucht.
*t Is tyd om dankb're vreugd te toonen>
Vervul daar mee de ruime lucht.
En gy, myn trouwe Landgenooten,
Bewyft dus dat gy uit het zaad
Der Batavieren zyt gefprootenj
En toont het altyd met de daad,
Dat ge eerder 't levensUcht wilt derven
Dan Godsdienft, Vryheid, Vaderland,
En 't eeuwig graf van eer verwerven,
Dan lyden dat men laf u fpant
In 't uitheemfch juk van dwinglandye:
Want immers zyt gy te e£l van bloed,
Uw vryheid paft geen flavernye.
Befchermt die voorts met wakk'ren mocd.
De weg van voorfpoed is nu open,
Dicn u Gods magtige arm ontlloot.
Wilt verder op zyn goedheid hoopen.
Bezwykt dan nook in ramp of nood,
En dankt den Hemel voor zyn zegen,
Zo mild, zo wonderlyk verkregen.
-ocr page 102-
STAATSGEVALLEN.         55
NEDERLANDS
DARDE ZEETRIOMF,
OVER DE TWEE KONINGLYKE VLOOTEN
VAN ENGELAND EN VRANKRYK,
BEVOGHTEN DEN XXI*™ VAN
OOGSTMAAND, MDCLXXlll.
Noch dorft zich 't Franfch en Brittenlandfch geweld
Vertoonen, om den Leeuw we£r aan te randen,
Na dat het reeds tot tweemaal toe bekneld
Geweeft was van zyn klaauw en fcherpe tanden 9
Zo varfch noch in geheugenis geplant $
De vlokken van des Vyands trotfe veeren
Noch ftooven langs de ruime Zeeuwfche ftrand -,
Daar Holland, in het heeiiyk triomfeeren,
Zich oppronkt met een diamanten gloed 5
Zo fier ontnikt de Koningklyke kroonen:
Als Neerlands Vloot met onverfchrokken moed3
Doeh lang getergd, geen Vyand wil verfchoonen:
-ocr page 103-
56          STAATSGEVALLEN,
Zy dondert met een ftorm van vuur en ftaal >
Door 't kloek beleid der dappere Admiraalen,
Die reis op reis, en voor de dardemaal
In een faizoen 3 met voile zege praalen.
De ontftelde Zee was naauwlyks, door den vloed,
Het aangezicht weer fchoon3 en afgewasfchen -
Van 't uitgeftorte onnoozel Chriftenblocd >
Wanneer ze wierd bevlekt met grooter plasfcn,
Tot 5s Vyands fchande en weergaalooze fchaa -9
Die, fchrikkende van angft en vrees, moeft beeven,
En denken op zyn trouwloosheid te fpaa,
Als hy zichjaf moeft op de vlucht begeeven,
Gedrongen door de RUITER'S dapperheid,
En wakk're vlyt van T R O M P, een licht der Helden 5
Twee Admiraals, wier ftrydbaar wys beleid,
Myn zangheldin niet weet naar eifch te melden:
Ik laat hun lof 5 die nimmer val ter ne£r,
Op tongen van de Faam ten hemel zweeven,
Met zulker roem, die op het bed van eer
Opofferden al vechtende het leeven;
En keer myn pen naar 't juigchend Vaderland,
Daar *t blydc lot de droef heid kan verfmooren,
En 't krygsgeluk, gefteld in ouden ftand,
Met luifter blinkt als op een nieuw herbooren.
-ocr page 104-
STAATSGEVALLEN.           tf
Geen wonder dat het dankbaar fchel geluid
Dringt door den galm in 's hemels held're hooven,
De groote vreugd elks hart en mond ontfluit,
Om God voor dit verkregen heil te looven.
De troonen zelf van Karel en Lowys
Bezwyken met hun oorlogszieke Vorftenj
De Hoven ook van Londen en Parys,
Door nood geparft, naar 't eind van't ftryden. dorften.
My dunkt, ik zie de vredezon alree
Doorbreeken met haar goddelyke ftraalen3
En fchynen door de nieuwe winft op zee,
Om zegenryk op Nederland te daalen.
Gods goedheid boei het woedende oorlogsdier,
En fmoor den klank van 't gruwzaam krygsgetier.
H
0 P
-ocr page 105-
.$8            STAATSGEVALLEN.
OP HET VOORZITTEND
BURGERMEESTERSCHAP
VAN DEN
WELEDELEN GROOTACHTBAAREN HEERE
DEN HEERE
CORNELIS GEELVINK,
HEERE VAN KASTRICUM.
Wat omvaardecrelyk gelnk is u befchooren
O magtig Amfteldam! nu de eed'le Geelvink weer
Treed op het Raadhuis als voorzittend Burgerheer,
Die van den Hemel tot regeeren is gebooren.
Op zyn voorzigtigheid moogt ge alle uw zorgen fmooren.
Zyn yver y trouw en deugd bezwyken nimmermeer.
U\v Kroon ontfangt haar glans van zyn doorlugtige eer
En naam, die fteeds met d'uwe all' 't aardryk klinkt in de ooren*
Tenvyl des Lands Kronyk meld hoe de Oranjezon y
In 't Burgermeefterfchap van Kaftricum, verwon
Met Hollands oorlogsmagt drie Koningklyke Kroonen.
GodftrekHem en zyn Stam noch lang zo fterk een ftut>
Als hy blyv' voor 't Gemeen en 't Algemecne nut,
Dat eeuwig ftelt zyn hoop op Hem en zync Zoonen.
MDCLXXXIX.
O P
-ocr page 106-
STA ATS G E VA L LE N\          »
O P D E
GEDENKPENNING
DOOR DEN RAAD
VAN
AMSTELDAM,
GESLAGEN WEGENS HET OPROER
•IN DEN JAARE MDCXCVL
D e oproerige Eolus laat al de Winden los j
Ontroert de zee. Neptuin begraauwt de Muitenaaren;
Zweert hen te ftraffen, (ftaande op zyne Schulpkaros,
Die met drie Kruiflen praalt,) na \ ftillen van de baaren.
l^at onwe£r is voorby, de ontroerde zee bedaard,
De dolle Wind getemd. De Zon, die fcheen te daalen t
Ryft uit de zee, waar op de Ysvogel fpeelevaart,
En blinkt zo fchoon als ooit met haar vergulde ftraalen.
Hi                            OP-
-ocr page 107-
m           S TA ATSGEVAL LEN^
OPSCHRIFT
IN DEZELFDE
PENNING.
»T LATYN GEVOLGD,
1 crwyl de ontftelde zee (*) is ftil3 en'twoen bepaald,
De Ysvogcl^veiligruft, weervandeZon (f) beftraald,
Heeft Amftels Raad die aan zyn Burgery gegeeven
Voor trouwc en dapp're daan, in tyd van nood bedreeveru
(a) Amftekhm.
{b) Koopmanfchap.
(<-) DeEdele GrocuachtbiHccrenBurgermeeftefen,
LOF-
-ocr page 108-
LOFDICHTEN.
_. Viatel .«■*&•
-ocr page 109-
-ocr page 110-
Pag. 63
LOFDICHTEN.
O P D E
PAPIERE SNYKUNST
VAN MEJUFFROUW
JOANNA KOERTEN,
HUISVROUW VAN DEN HEERE
ADRIAAN BLOK.
De Kunft fiert hier Natuur, met duizend zinlykhe£n.
Pigmalion vorm' vry een Beeld uit elpenbeeni
Prometheus mag het zyne uit klei en aard' bootzeeren,
En met zyn hovaardy het godendom braveeren:
J o a n n a a s Snykunft , van uitneemender waardy ,
Streeft, tot haar eeuwige eer, hen alien ver voorby -,
Nadien haarfchrand're geeft, waar zich de ving'ren reppen ,
Weet Beelden,Dieren en Gebloemte op't fchoonft te fcheppen.
Laat Atropos verwoed, de dierb're levensdraan
Der Grooten olizer eeuw, vermaard door hunne daan,
Met
-ocr page 111-
6+          LOFDICHTEN.
Met haare Noodlotsfchaar affnyden tot zy fneeven >
Jo anna as Kunftfchaar geeftopnieuwhun'twaardigleeven.
De Scheepsbouw ftaat verbaafd, als zy haar ziet eenSchip
Voltooijen naar den eifch, dat, vry voor bank en klip,
Aan de eeuwen is gewydj en fchoon het fchuuwt de baaren,
?t Zal echter met haar Naam rondom de Waereld vaaren.
Hoe! zou hier Circe wel herleeven! of haar hand
Natuurlyk toov'ren door de kracht van Jt kloek verftand,
Daar zy 't papier > gemaakt om deedele bedryven.
Der Grooten > Dapp'ren en Geleerden op te fchryven,
Tot onuitwisbaare eer van hun doorluchte faam*
Zotoverachtigfnyd tot Lett'renj 'tzy'thunn'Naam
OfBeeldenkroont, metzulkeen ftandenlosfezwieren,
Die't oog verwond'ren > en haar Snykunft fchoon verfieren >
Terwyl de Dichtkunft haar verdienden lof trompet.
De gryze Aaloudheid ftaat verwonderd en verzet*
Zelfs Dedalus, hoe ver in kunft vooruit gevloogenr
Zou hier verdoolen 5 en gelooven pas zyne oogen.
Zo zwicht de Tckenpen, alsTzy haar handling ziet *
Terwyl de Schilderkunft zo bleek van verf verfchiet
Als't onbevlekt papier, waar van zy vormt naar't leeven
Ontelb're wond'ren 3 die zy yder weet te geeven
Hun Hoogten 3 Diepzels en Gedaanten , naar elks aart
En eigenfchap, daar zy de Kunft met Oordeel paart.
Ja, wasNatuurgeen Vrouw, wat oog zou ooit gelooven
Djt Vrouwenwerk te zyn 3 dat Mannen ftreeft tc boven ?
AAN
-ocr page 112-
LOFDICHTEN.          65
A A N
MEJUFFROUW
SARAdeCANJONCLE;
op haar kunstige
BLOEM-enBOOMSNYDING.
Xk roem, in fchaduw van uw onverwelkb're Boomen,
Die gy zo mild my fchenkt, uw Kunftwerk, zonder fchroomen
Dat Satyrs, fteeds gewoon het licht der zon te vli£n,
Zich fchuilen achter 't loof3 om Maagden te befpien *
Die fchuwende de min, bevreesd zyn voor hun laagen,
Wyl ze afgericht zyn op onguureminnevlaagen.
Daar vaak 't gewyde woud en Heuveldal van waagt,
Op't fnood vervolgen van een bloode en kuifche Maagd,
Ik zie dan veilig, en met onbekommerde oogen 3
U w wonderwerk, waar van al de aarde is opgetoogen.
Wic eert, o S a k. a ! niet uw Snykunft, geeft en hand >
Daar gy een Lente fchept in zo volmaakt een ftand ?
I                                     Hier
-ocr page 113-
66            LOFDICHTEN,
Hier ftaat Natuur verbaasd, als zy \ gezicht laat daalen
Op Bloem- en Boomgewas, die door de zonneftraalen
Van uwen vruchtb'ren geeft gekweekt zyn en geteeld >
Daar 5t zoele windje van uw adem onder ipeelt5
Dat gy y vol geur 3 by beurt uw boezem laat ontflippen;
Terwyl ze ontluiken door den dauw, die uwe lippen
Bevochtigt tot meer roem van uw robynen mond,
Zo waard als paerlen van den blyden morgenftond.
Feftoenfieraaden zyn bezaaid met eed'le roozen,
Wier witheid tart de fheeuw, bevryd van't fchaamend bloozen>
Met fchoone Adonis bloed bepurperd noch belpat.
Zelfs Floraas kroon verflenft by deezen duurb'rer fchat:
Zy fcheurt haar feeftgewaad, en werpt het van haar leden y
Orn met uw Blocmtapyt zich prachtiger te kleeden.
De blonde Auroor, gewoon met blydfchap op te ftaan y
Word droevig en befchaamd in 't zien van uwe blaan *
Zo dat het wit en rood verfchieten op haar kaaken:
Haar blanke lelyen beginnen zelfs te blaaken:
Zy fieren haar gelaat zo fchoon niet als voorheen.
Dies fmeekt zy nederig uw Bloemen flechts te leen 3
Om op't roemwaardig hoofd 3 naar d'ouden zwier , te pronken.
Zo kunt gy en Auroors en Floraas hart ontvonken;
En wat fieraad ftond beide op 't Maifeeft ooit zo fchoon ?
De goelyke Amaril vlecht' vry een roozekroon
Op Venus Jaargety, voor Damons blonde hairen,
Ten teken van haar min > terwyl de knaap, ervaaren
In hartedieveryj haar vrolyk leid ten dans:
Dat hoofdfieraad is haaft verflenft en zonder glans.
Met
-ocr page 114-
LOFDICHTEN.             67
Met welk een vrolykheid zou zy u\v Bloemen keuren
Voor and're, zo haar mogt dit groot geluk gebeuren!
Een tweede Pallas ftrekt gy door uw Kunft aan 'tY,
Daar gy Arachne, (die om haare hovaardy,
Waar me£ zy dorft Mincrve in kunft zo ftout braveeren,
Zich in een Spinnekop zo fchand'lyk zag verkeeren,)
Ten tweedemaal hervormt met zo veel kunft en zwier,
Dat zy nooit minder fcheen affchuuwelyk als hier.
Maar hoe! ik word geftoort in uwen lof te zingen.
My dunkt, ik zie op Bloem, op Boom en Takjcs fpringen
De Vogeltjes, die gy zo geeftig hebt geteelt.
Wat *s dit ? Bedrieg ik my ? Of word myn oor geftreelt
Door fchelle toonen, daar zy mee hun Schepfter looven?
Zy gaan de Vogels, die Natuur fchept, ver te boven,
Die kwynende vergaan, met d'altoosvli£nden Tyd*
Daar uwe beesjes zyn de onfterflykheid gevvyd.
Dus poog ik dan vergeefs uw braave Kunft te fieren.
Ook is het noodeloos: Gy fchept u zelf Lauwrieren,
Daar ik ze alleen van u verwervende, in dien ftand
Verpligt word aan uw gunft, uw Kunftfchaar, Geeft en Hand.
1 1                               OP
*
-ocr page 115-
LOEDICHTEN.
t>8
O P D E
STEENPLAATS
VAN DEN HEER.E
NIKOLA AS vanHELMONT.
M
yn Zangeres, genoopt door keur van ryke ftof,
En door een frisfcher lucht vervrolykt in uw hof,
Geluft het dankbaar nu zyn luften af te maalen,
O braave Helmont! dies ik de oogen ne£r laat daalen
Op zo veel hcerlykheid > waar mee Natuur en Kunft
U mild befchonken door een onwaardeerb're gunft.
Men heeft nu langer niet vcr over zee te dwaalen,
Om dus 5t uithcemfche door veel arbeids in te haalen 5
De rots te klooven en te vceren aan onz' ftrand:
Want gy, o Helmont! kunt, zo roemryk3 in ons Land
De weeke kleiaard* docn in harde fteen verkeeren $
Een kunft die 't fneedig oog mag looven en waardeeren3
Befchouwen van niaby, en zien hoe dat 4e fteen
Gevormd word, die en Stad en Staaten houd byeen y
En door hct mcczelwerk de Tempels voor 't verouden,
En 't woedea van den Tyd> kan tot Gods ccr bdiouden.
-ocr page 116-
LOFDICHTEN.          69
Uw Steenhof 3 naabuur van 't vermaakelyke Dort 3
Kan 00k veel armen, die 5t aan leevensmidd'len fchort,
Het zegenryke brood doen trekken uit de fteenen:
De zon van wonderen, voor lang al uitgefcheenen,
Schynt hier weer nieuwe kracht te vinden; wyl in nood
Voor 't hongerige hart de fteen verfchafc het brood j
Waar uit 00k 't goud voor u word op zyn beurt gebooren.
Ik had my zelve fchier vergeeten en verlooren ,
Wanneer ik fchiep myn luft in uw fteenfcheppery,
Die voor de zinnen fchaft de zoetfte lekkerny >
Wiens welbeplantte hof zyn fchoonhcid doet befpeuren
In eene mengeling van duizenden van kleuren,
En d'aangenaamften geur. 'tWelluftige geboomt9,
Zo dicht byeen geplant, en voor geen wind befchroomd,
Kan voor den gloed der zon een koele fchaduw geeven a
En door zyn lommer weer de vreugde doen herleeven.
Hier vloeit het alles toe. De bloemen 3 zy' aan zy'3
Vertoonen fierelyk de fchoonfte Schildery
Der fneedige Natuur. 't Vermaaklyk kwinkeleeren
Der vluggc Vogeltjes > ons voorgaande in het eeren
Des grooten Scheppers, ftrekt hier artzeny voor 't hart,
Ontflaat het van de zorg waar in het legt verwart,
Doet de aandagt klimmen tot in 't zalig koor der Eng-'Ien,
Daar zy op'taangenaamft turn vreugdeftemmen meng'len
Tot lof der Majefteit, die alles fchiep uit niet.
Uw Hof (dat God altoos met zegen overgiet5,
En met den dauw van zyn genade koom' vereeren!}
Hecft plant, nochbloem^nogkruid^hce klcindat niet kan kercn
1 3                             Hoc
-ocr page 117-
jo          LOFDICHTEN.
Hoeonsde Godheidfchiepommethethoofdvande aard'
En al haar ydelheid te fteig'ren hemelwaart.
Hier vind gy altyd ftof voor uw aandachtigheden.
Hier fmeed gy dan een tal van ftichtelyke -reden,
En geeft by 's ligchaams vreugd het grootfte zielsvermaak.
Zo ftrekt gy in de zee der waereld voor een baak
Aan yders oog > waar in hy vaarend heeft te myden.
't Gevaar, van Schipbreuk aan zyn lyf en ziel lyden:
Dies zyt gy in Gods Kerk eenheerelyk fieraad,
En geeft een voorbeeld, niet in fchyn, maar met de daad;
Waar door uw gaaven en uw deugden yder ftichten y
En tot onfterflyke eer het aardryk over lichten,
Daar 't Godgeheiligd hart fchept luft in 's Hemels woord.
Zo lang de Merweftroom fpoelt bly aan Dordrechts boord,
Blyf uw gezegend Hof 5t voornaamfte van de Hoven >
Terwyl ik aan het Y, myn voefterwieg > zai loovea
Uw gunft en vriendfchap, die gy my, zo onverdiend,
Verleende op 't goed gelei van myn oprechten Vricnd
Den fchrand'ren Goris, dien ik eeuwig zal waardeeren
En door myn Zangeres, met u, eerbiedig eeren.
O P
-ocr page 118-
L O F D I G H T E N.           7*
O P
SIMON SCHYNVOETS
lABINII
DER
MINERAALEN
E N
STEENGEWASSEN.
w at vloeit van zelf hier toe, om vlytig na te fpooren
De wond'ren van Natuur uit god'lyk zaad gebooren ,
Alle Ertzen, StofFen en Metaalen , door de kracht
Van Vuur, van Water , Lucht en Aarde voortgebragt f
"Waarom Begeerzucht, die nooit kende maat noch paalen,
Langs al de dcelen van de waereld om loopt dwaalen;
'tZy dat ze ftreeft vol hoop, door ftorm en allezeen;
Of dringt, met lyfsgevaar, door afgrondsmynen heen
En
-ocr page 119-
7% LOFDICHTEN.
En naare bergfpelonk, of diepe waterkolken
Aan'saardryksmorgenftond, byonbekendevolken. /•jcwaa(i)
Hier ziet men't duurzaam goud (doch 't kent 'er goed noch
Bcvryd voor 's Haviks klaauw: het zal in d'eerften ftaat
Van zyne onnoozele natuur, onafgefcheiden
Van zyne hoofdftof, hier geen Danae verleiden.
Hot zilver, elders bleek van fchaamte, om 't flout beftaan
Des giergaards, die hun God, ja vaak hen zelf verraanj
Word hier zo als Natuur Jt gefchapen heeft, gevonden,
Van Stempelbeelden der Tierannen ongefchonden.
De diamant, fchoon dat haar ftarrelichte glans
Zich hier verfchuilt, als vaak de zon aan 'sHemels trans 3
Zal zonder hovaardy, nochtans haar waarde houwen.
Dc Paerlcn, die tot pracht verftrekken der Mevrouwen,
Zyn hier eenvoudig, doch van een' doorluchten aart.
De Zon die vroeg heur van Auroraas mond vergaard,
En meevoert in haar loop, fchenkt in het nedcrdaalen
Aan Thetis, zyne Bruid , dien fchat om mee te praalen:
En hoe bezorgd en diep zy die bewaaren mag,
Men weet heur echter op te haalen in den dag.
De Kunft ftaat ftil, in haar befpieg'ling opgetoogen ,
Als zy Natuur, in al haar wond'ren en vermoogen
Aanfchouwende j alles vind van zelve geboetzeerd.
*t Schynt of de bloemen hier in fteenea zyn verkeerd j
-ocr page 120-
LOFDICHTEN.         73
Of datze uit fterren fchicp ecu gantfche lent'van bloemcn.
Wat meefterftreek > wat ftout penfeel, hoc zeer te roemen,
Strykt nu de vlag niet voor haar godheid 3 die^ in fteen
En hout het wezen drukt zo voeglyk onder een ?
*t Is waar 5 Pigmalion, gy gaaft uw Beeld het leeven •,
Doch 't was door kunfttuig: zy kan door zichzelve gceven,
En zonder dat ze verf, penfeel of vormen kenta
Gedaantens, Beelden en Verfcliieten zonder end.
Wie zal men nu van twee, met dank, het meefte pryzen ?
Natuur, die 't baarde? OfU3 die'tons wift aan te wyzen,
O Schynvoet! en by een vergaarde door uw vlyt
En diep doorziend vernuft ? Offchoon de bitfe Nyd
Hier tegen grimme, en hoe 't haareoogen mag verveelens
't Blyv', tot uw glory een van Neerlands Kunftjuweelen.
Uw welverdiende lof blinke in dit pand 5 en duur'
Zo lang de Kunft zwicht voor de wond'ren der Natuur.
K                                   OP
'
-ocr page 121-
74          LOFDICHTEN.
O P H E T
MUNTKABINET
DER
ROOMSCHE KEIZERS
en KKIZERINNEN,
VAN
SIMON SCHYNVOET;
IN VAERZEN BESCHREVEN
door ABO GAART,
Jfiier geeft de aloude Munt van Schynvoe>t ryke ftof
Aan Bogaertsdichtluft ,dieyfteedsonvermoeidvanzinnen,
Neerlaagen^ krygstropheen, deugd, lafter, trouwenlof
Der Roomfche Keizeren en hunnc Keizerinnen
De nyd ten trots vertoont in zyn hoogdraavend Dicht.
Waar kwam ooit Kabinet, zo fchoon als dit3 in 'tlicht?
MDCXCr.
O P
-ocr page 122-
LOFDICHTEN. 75
O P
ETS
E N.
We uwe Zedelesfen leeft.
Met eeuwigduurende inkt gefchreeven,
Ziet, met verwond'ring, in uw Geeft
Den wyzen Salomon herleeven.
Indien dat hy geluid kon flaan,
En door zyn grafzerk heene booren,
Gy zoud hem zien verwonderd ftaan,
En uit zyn gulden mond doen hooren:
O Schynvoet! uwe Spreuken zyn
Dat goude fruit in zilv're fchaalen3
Veel fchooner dan de zonnefchyti;
Waar uit een hemelvuur komt ftraalen.
Elk zal, zo lang men hoort en leeft,
Die pryzen, met uw ryken Geeft.
SP
K 2
OP
-ocr page 123-
76        LOFDICHTEN.
O P D E
GEDICHTEN
VAN DEN HEER
DR.J.ANTONIDES vander GOES;
NA ZYN OVERLYDEN BY EEN VERZAAMELD
DOOR ZYN VADER
ANTONY JANSZ. vander GOES.
De Goefche Zwaan, alom tc kenncn
Aan zyn verheeve en vlugge vaart,
Beweegt voor 't laatfte borft en penncn,
En vliegt al zingend' hemelwaart.
Het aardryk kon met meer omvangen
Zyn grooten geeft: dat was te kleen
Voor zyn doorluchrige gezangen,
En luifter vol bekccrlykhe£n.
Hy, waard in klaarder licht te praalen,
Blinkt aan 5t geftarnte uit onzen dag.
Maar, cch! de Zangbcrg mift zyn ftraalen.
En fchud en bceft van zulk een fiaj.
En
-ocr page 124-
LOFDICHTEN.
En wie zou niet voor eeuwig klaagen?
De Maas, en 't Y hiel 't rouwkleed aanj
Het koor der dichteren verflaagen,
Zag niemand bly ten reije gaan.
Men floeg de maat met fchreijende oogen,
Wyl met Apolloos dubb'len Zoon3
Dien Duitfchen Maro, was vervlogen
't Geluid van zyn vergooden toon.
Wy miften die gewyde gaven
Van zyn vernuft, met geen gezicht,
Noch geen gedachten na te draaven.
Och! ja 3 Vergeetelheid had licht
Dien ryken fchat, wel waard te looven,
Gelyk Prometheus 't heilig vuur,
Al te onbedachtzaam durven rooven.
Wat ftond die fchaa gantfch Ne6rland duur,
In honderd eeuwen niet te boeten!
En 't zou in honderd jaar miffchien
Dat groot geluk niet we£r ontmoeten
Van zulk een Licht der Kunft te zien*
Indien zyn Vader., uit ontfarmen,
Het deftig dicht3 zo waard gcacht,
Niet had gctrokken uit haare armen3w
En 't leed van zyn verlics verzacht.
Die groote Zoon, ten top verheven,
Krygt mi, door 't vaderlyk beleid.
Ten tweedemaal het lieve leeven,
Geheiligd aan de onfterfPlykheid.
K3
-ocr page 125-
LOFDICHTEN.
Die Fenixdichter is herbooren:
Hy leeft en is niet dood, o neen!
Hy ftreelt noch yder 't hart door de ooren,
Als Prins des maatzangs aangebe£n,
Daar hy op vleugels van zyn dichten
De lucht doorzweeft, en met zyn taal.
En trant doet alle toonen zwichten}
Ja, als -een fchelle nachtegaal,
Aan velden, vlieten, bosfchen, boomen
Den beurtzang leert, en keur van ftof
Uit zyn vermaarde hut laat ftroomen,
Waar de Echo weergalmt van zyn lof.
Of ftelt hy zyn gewyde fnaaren,
Als een Arion, op de zee,
Straks ftillen winden, lucht en baarenj
't Word alles op zyn toon gedwee^
De zeegoon en godeflen dansfen,
Bekoord van 't hemelfche muzyk,
Op 't vlak der zilv're waterglansfen.
Wie ziet, wie hoort ooit zyns gelyk,
Als hy de krygstrompet laat klinken,
Der hclden lof, in ftryd op ftryd,
Doet eeuwig aan de ftarren blinken,
Als een Homeer van onzen tyd?
Hoe fchaat'ren al Neptunus zaalen,
In 't midden van het krygsgefchreeuw 5
Wanneer hy zingt het zegepraalen
Van Hollands fieren waterleeuw!
-ocr page 126-
LOFDICHTEN.
Steekc hy by 't licht der vredevonken
Zyn zangluft aan, men ziet terftond
Bellone aan band volmaakt geklonken:
Hy fluit dat blocdig fpook den mond.
En brengt gevoelen in de fteenen,
Gelyk Amphion, daar zyn Lier
Helpt 's grooten Vondels Lyk beweenen.
Met welk een krachc van heilig vier
Kan hy die Rynzwaan evenaaren,
Wanneer hy aan Palermos ftrand
Laat Michael ten hemel vaaren,
Op 't dreunen van zyn oorlogstrant!
De geeft van Sofokles, verreczcn
In zyn Trazil, voert aan den dag
Wat zyn verftand, alom gepreezen,
In treurtoneelgedicht vermag.
Indien 5t hem luft we£r zacht te kweelen,
Hoe vrolyk, aangenaam en zoet
Weet hy 't verliefd gehoor te ftreelen,
Te fchilderen den minnegloed!
Op Nazoos dichtfpoor, met behaagen
De bruid en bruigom hand aan hand, *
Op wieken van de tain gedraagen,
Te zingen naar het ledekant!
Elk is verpligt aan zyne klanken.
Maar wie zyn onwaardeerb'ren geeft
Grootmoedig eeren moet en danken,
\ Paft u., o Yftroom, allermecfti
-ocr page 127-
LOFDICHTEN.
U, die zo lang uw baaren bruisfchen
Om uw geduchte Waereldftad,
En uw vermaarde wapenkruisfen
Zich fpieg'len in 't doorluchtig nat,
Uit uwe kruik in zee gedreeven,
Uw kroon de zon in 't aanfchyn blinkt,
Ziet uwen roem en magt befchreven
Door hem, met onuitwisb'ren inkt,
U kroonende als Monarch der vlieten
Wil dan deez' Orpheus van ons land,
Uit louter goud, naar 't leeven gieten,
En laat zyn beeltenis uw ftrand
Vereeuwigen, gelyk zyn dichten,
Van waar hy, als een baak in zee,
Uw koopvaardyvloot noch zal lichten,
Door wmd en ftroom, van ree tot ree;
Terwyl zyn lof zal eeuwig leeven
In deeze blaan, en met zyn naam
Langs zee, langs lucht en landen zwecven,
Door duizend monden van de Faam,
En duizenden geleerde tongen,
Van zyn gedicht nooit moe gezongen.
-ocr page 128-
LOFDICHTEN.            81
O P D E
GEDICHTEN
VAN DEN HEERE
JOAN PLUIMER.
/Jo zien\vc uw Poezy, heer Pluimer, inhetlicht,
Tot glori van uw naam, en 3t Nederlandfch gedicht,
Verfchynen in den rang van Febus grootfte Zoonen >
En, op 't geluid van uw bekoorelyke toonen,
Den Zangberg gaan ten rei y en klinken van uw lof.
Zo immer Mengeldicht en keur van ryke ftof
Verdiende, om haar waardy en kunftige fieraaden,
Aan een gefchakeld in een reeks van goude blaadcn
Bewaard te worden voor het knaagen van den tyd,
En aan de onfterflykheid met eer te zyn gewyd :
Het is uw Dichtj uw Dicht, dat op de fnelle fchachten
Van onnaafpoor'lyke en gelukkige gedachtcn
Van de aard' zich opheft, en in zyn verheven vlucht,
Alom waar dat gy ftreeft, verfpreid een eed'le lucht,
En teelt een fchoone Lent' van onverwelkb're blocmcn,
Gemengeld onder een. elk in haar aart te roemen,
L                                         Op
-ocr page 129-
8z          LOFDICHTEN.
Op uw papiere veld, dat als een regenboog
Zo voeg'lyk gefchakeerd, al 't aardryk blinkt in 't oog.
Wie volgt u in uw zoch, als gy, vooruitgevaaren >
Oranje baant een weg, en temt de woefte baaren,
Gelyk Anon, tot hy op het Kryteftrand
Zyn krygsftandaardcn en ontrolde vaanen plant?
Dan doet gy 't Schouwtooneel van zynen lof we^rgalmen,
Als gy 's Lands oorlogsmagt, gekroond met zegepalmen,
Op Torbay toegejuicht, van duizenden ontmoet,
Vercoont, en 's kenners oog en ooren mild voldoet.
Maar als ge een hooger toon komt op uw dichtmaatzetten>
Uw Zanglter voert ten dans op ?t klinken der trompetten,
Des grooten Wilhems moed afmaalt in *t bloedig veld*
Zyn overwinningen, met Yrlands neerlaag, meld,
En zyne daaden met uw Dicht gelyk laat hooren,
Is Maroos Heldenwys Op nieuw in u herbooreni
En Flakkus groote geeft in uwe Duitfche Lier,
Als zy, met kracht genoopt van Febus heilig vier,
Den Britfchen Cefar, al de waereld omgedraagen,
In 5c juichend's Graavenhaage, op zynen zegewagen
Verwelkomtj daar hy haar uit duizend toonen hoort,
En 't haar gelukc dat zy het Heldenoor bekoort :
Genocg om eeuwig met zo groot een eer te pronken y
En's Vorften beeldtenis in goud aan u gefchonken*
Daar een vergoodde glans, van 't licht der Majefteit
Afftraalende, u verpligt tot de eed'le dankbaarheid.
Wie volgt u op het fpoor van ss Keizers zegevaanen?
Doodverwende in \ verfchiet de Turkfche halve Maanen,
Haar
-ocr page 130-
L O F D I C H T E N.          83
Haar hoorens krimpende, daar gy de maat komt flaan
Der Duitfche krygsklaroen > terwyl zy ondergaan
In traanen en in bloed, ora nook weer op te ryzen -y
En gy i om de oorlogsdeugd des Dapperen te pryzen,
>t Zy dat hy zegepraalde, of fneuvclde in 't gevecht,
Hem eeuwigen Lauwrier, of lykcipresfen vlecht?
Of daar het vriendenoor blyft aan uw vaerzen hangen ,
Terwyl gy 't hoog verpligt aan uw geboortezangen,
En, tot verwond'ring der alteelende Natuur,
Onfterfelyk herfchept hun eerfte levensuur ?
Wie evenaart uw Luit, wanneer 5t haar luft te fpeelen,
En op een zacht muzyk een Hardersdeun te kweelen,
Daar gy heer Hoofd tot Droft inwyd> met fluit en bom
Zyn lof van 't Muider flot voert 't gantfche Gooilandom;
En Roozendaal, hoe fchoon , met noch veel fchooner kleuren
AfichikTrende, van de aard' ten heme! op komt beuren?
Zo munt ge 00k uit, het zy ge, op Nafoos wys en toon,
De Mintriomfen zingt van Venus en haar Zoon -,
En zo bevallig, op uw toverende fnaaren,
Den Bruidegom en Braid, en hun gezegend paaren
Vermaard maakt, fmeltende in uw liefelyke taal
Zo wel als in hun min en minnelyk onthaal:
Of als gy 't alles, door den gloed van Heroos oogen,
Ontvonkt, in zulk een fchat van fchoonheid opgetoogen,
Waar me£ zy praalende als vrouw Venus Priefterin
Schynt Venus zelf: Gy leent hier toe al 't zoet der min,
En uit haar wieken de bekoorelykfte veder,
Haare en Leanders liefde uitdrukkende zo teder;
<
                                          L 2                                Hoe
-ocr page 131-
$4          LOFDICHTEN.
Hoc zacht vloeit gy met hem door zee naar Seftos toe!
Gy nooit van zingen, hy van zwemmen nimmer mo5,
Noch zy van hem verheugd te ftreelen en te kusfchen j
Tot dat het water komt zyn min en leeven blusfchen,
En zy op Jt lieve lyk 5 verkropt van hartewee 5
Stort, als een Star, die noch na 't vallen blinkt, in zee.
Wie zoude u volgen ? wie ? en niet in moed bezwyken ?
Terwyl gy voorftreeft, en alle and'ren na laat kyken,
Op eigen wieken dryft, als de Agrippynfche Zwaan.
En zo die fchelle keel noch eens geluid mogt flaan,
Het heilige gebeente op nieuw ontfangen 't leeven y
En zien zyn ryken geeft in uw gedichten zweeven:
Hoe zou zyn yver, op een heerelyke wys,
Uw lof vereeuwigen, uw Zangheldin ten prys!
Gy van de Nyd, die't licht der kunft haat, zegevieren>
Terwyl uw Poezy, gekroond met lauwerieren,
Den toets uitftaande van \ doordringenfte gezicht,
Tot glory van uw naam, te voorfchyn komt in't licht!
MDCXCIL
O P
-ocr page 132-
LOFDICHTEN.          85
OP DE ZELFDE
GEDICHTEN.
W
at luifter is zo fchoon als uwe Poezy ?
De drie Bevallighe£n, en al haar lekkerny,
O Pluimer! fpannen hier voor u uw fchelle fnaaren >
Die fnaaren, fteeds gewoon, met zoet geluid, te baaren
De Griekfche geeftigheen in uwe Mcederfpraak,
Den Landgenoot tot eer, de Dichters tot een baak.
Zo fchoon wierd Venus 3 om alle oogen te bekooren,
Haar vaderlyke ftrand ten rocm 5 nit zee gcbcoren.
Zo prachtig komt de Maan, als zy in voile kracht
Haar blinkcnd aanfchyn toont, verfchynen in den nacht.
Wie hier aan twvfclt zic uw borft en hoofd verficren
Met goude certekenen > en ccuwige Lauwricrcn.
Uit bet Latyn van denHeere J. F"t Broeklu^zen.
L l                                 OP
-ocr page 133-
U L O F D I C H T E N.
OP DE ZELFDE
GEDICHTEN.
D e Dichtkunft, zo vol kracht eti onuitblufchbaar vier,
Kwam van den Hemel op het Aardryk nederdaalen ,
Verfpreidende overal haar goddelyke ftraalen^
Maar nimmer met 20 fchoon en aangenaam een zwier,
Begaafde Pluimer, als in uwe fchelle Lier,
Daar gy den zangprys voor alle and're kunt behaalen,
En als een Nederduitfche Apollo zegepraalen,
Verfierd, gelyk uw Dicht, met eeuwigen lauwrier.
Hoe groot, hoe heerlyk kunt gy 's Vorften lof trompetten ?
In Mengeldicht de wys op Vrede en Oorlog zettcn!
In Minne- en Bruiloftstoon elk ftreeven ver voorby!
De Zangberg ftaat verbaasd wanneer gy dien laat hooren
Den geeft van Vondel en Antonides herbooren a
Op zo volmaakten wys , in uwe Poezy.
A A N
-ocr page 134-
L O F D I C H T E N.          87
AAN DEN HEERE
JOAN van BROEKHUYZEN.
IN ZYN STAMBOEK.
XJLl Jt Aardryk is verpligt aan u\v geleerde Lier,
En eert de fchaduw van uw bloeijenden Lauwrier >
Daar ge uw doorluchten Geeft, in alle taal laat hooren ,
Die tot een wonder van de Dichtkunft is gebooren.
Wie op Parnas ooit voor Apol wierd aangebeen,
Broekhuizen isdat licht, dat groote licht alleen.
Den z6P™ van Louwmaandy
MDCXCL
O P
-ocr page 135-
88          LOFDICHTEN.
O P D E
GEDICHTEN
VA N DEN HEERE
D\ DAVID van HOOGSTRATEN.
JTJloogstrateNj aandenreiderDicht'rcnhoog verheven,
Munt, als een Fenix uit, in Nederlandfch gedicht,
De grootc Vondel en Antonides herleeven,
En blinken aan het Y, in dit geleerde licht*
Dat licht, dat ryk van geeft, van oordeel, trant en toonen,
Straalt op Parnas als een van Febus grootfte zoonen,
MDCXCFIL
O P
-ocr page 136-
LOFDICHTEN.           8<
O P D E
BREDAASCHEKLIO
VAN DEN WELEDELEN HEERE
PIETER NUYTS,
OFF ICIER DER FRTHEID EfTEN,
LEUR EN SPRUNDEL.
'tVjelukt den Zangberg, om voortaan,
Heer N u y t s , het fpoor van u\v Gedichten
Te volgen, daar gy treed voor aan,
Als een van Neerlands grootfte Lichteni
Daar uw beroemde Klio klinkt,
En met Apolloos eerkroon blinkt.
Zo zuiver een geluid te hooren
Is de Aa en Merkftroom ongewoon.
Die fneller vloeijen als te vooren,
Trots op him grooten Voedfterzoon,
Zy fchynen van een godheid zwanger
Als hun geleerden Heldenzangcr.
M                                    Kon
-ocr page 137-
LOFDICHTEN.
Kon de Yftroom aan zyn ruimen boord
Veel gloryryke Dichters k\veeken>
Breda brengt nu den zynen voort,
Daar gy de taal van erfgebreeken
Opheldert, en de Poezy
Zet nieuwe kracht en luifter by.
Hoe ziet men uwe Vacrzcn vloeijen
Voor wind 3 voor ftroomj gelyk cen Zwaan^
Die met haar wieken, onder 't roeijen,
De maat komt van haar toonen flaan*
Daar gy Breda, in top verheven,
Schetft met onfterflyke inkt naar 't leeven!
9t Zy dat ge ontvouwt zyn eerften ftand,
Aaloudheid, Wetten en Sieraaden,
Hoe al 't geluk van Stad en Land
Sproot uit Oranjes Oorlogsdaaden:
Of eeuwiggroenenden Lauwrier
Vlecht om Vorfl: Willems Krygsbanier.
Gaat hy, ten fchrik der Dwinglandye^
Verlosfen 't kwynende Albion >
Of reift de Ryksvorftin Marye
Daar 't licht ftraalt van haar Heldenzon*
Uw K l i o leid hen door de baaren y
By bcurten^ met haar goudc ihaaren.
-ocr page 138-
LOFDICHTEN.
Zy zingt hoe fchoon op 't Vorft'lyk hair
De kroon blinkt van drie Koningryken:
i Hoe hy de Boine, in lyfsgevaar,
Doorwaad, en 's Vyands heir doet wyken*
Daar zyne krygsdeugd onbepaald,
Van Yriand heerlyk zegepraalc.
Hoe trouw komt zy den Held ontmoeten,
In 't juichend NeMand we£rgekeerd,
En met triomfgedicht begroeten,
Dat hy3 erkennende* waardeert!
Word u zyn Beeld in goud gefchonken,
Dat kan haar dankbaarheid ontvonken.
Dus zingt zy onvermoeid zyn Daan
In fchaduw van een drietal Kroonen:
Zo zong de Mantuaanfche Zwaan,
Op haar vergode Heldentoonen,
Voorheen Auguftus Oorlogskans,
Befcheenen van zyn gouden glans.
Wie was ooit Zo volmaakt bedreeven,
In Byfchrift, als haar Dichtpenfeel
De Waereldgrooten maalt naar 't leevenj
In houding, ftof en verf zo c6\,
Dat zelfs een's Zeuxis konft meet zwichten?
Zo wel gelykcn haar Gedichten.
M 2
-ocr page 139-
. ._.
.
sz          LOFDICHTEN.
Al wat hier blinkt is louter goud,
?c Geen ons uw K l i o mild komt fchenken >
Dat zyne waarde en proef behoud.
Van eeuwen, nyd noch roeft te krenken^
Goud, daar uw ryk vernuft uit ftraalt,
Waar door uw lof leeft onbepaald.
Nu blyft de Dichtkunft in verlangen,
Hcer Nuy ts, ora eens uw Poezy
Al tevens van uw hand te ontfangen>
Terwyl gy 5t Treurtooneel aan 't Y3
Gelyk den Zangberg, kunt verpligten^
Daar 't alles kuftcrt na uw Dichten.
MDCXQVIL
AAN
-ocr page 140-
LOFDICHTEN. 93
AAN
DEN HEERE
PIETER NUYTS;
ZYN TREURSPELVAN
ADMETUS en ALCESTIS
TEN TOONEELE VOERENDE.
W
aar blonk de hmvlykstrouw doorluchtiger in't licht?
Waar heeft zy ooit verdient zo hoog te zyn verheven
Als in Alcestis die, van eed'le deugd gedreeven,
Nu gantfch Thesfalien bezwykt in moed en pligt,
Dus onbezweeken vliegt de dood in *t aangezicht,
Daar zy Admetus, haar Gemaal, behond in 5t lecven,
Om de aarde een voorbeeld van oprechte min te geeven,
Op nieuw herbooren in uw treurtooneelgedicht?
De Griekfche Aloudheid laat'vry wreed dietrouwefterven,
En ftortt' ze in Js afgronds nacht: zy mag door u verwerven
Een zachter lot in ons meedoogend Nederland.
Geleerde Nuyts, gy laat zo fchoon een leeven fpaarcn,
Alcestis weer op nieuw met haar Admetus paaren,
Die dier vcrpligt zyn aan uw Dichtkonft en verftand.
MDCC.
M 3                     AAN
-ocr page 141-
94        LOFDICHTE N.
AAN DE GEESTRYKE
EN BEROEMDE DICHTERES
;MEJUFFROUW
MARIA PAEUW.
O Roem der Dichtkunft en der negen Zanggodinnen,
Die tot verwond'ring ftrekt van al die Dichtkunft minnen,
Als gy met keur van toon en trant elks geeft verlicht!
Myn laage zangfter, aan u\v grootfte kunft verpligt,
Komt op het need'rigft u bedanken en begroeten.
Al lang heeft zy getracht u iii dien ftaat te ontmoeten,
Om op te zingen hoe uw fchrand're Poezy
Word aangebeeden van de Dichters aan het Y,
Een yder eert en pryft uw nooit volpreezen Dichten.
Waar voor al }t Zangkoor fchynteerlangtezullenzwichten*
't Zy gy met eed'len zwier den vorftelyken lof >
En heldendaaden beurt ten hemel uit het ftof>
Of met een laager toon uw hoogen geeft laat blyken,
En Landgedichten zingt, die uwen naam verrykenj
Of Harderszangen met een toverend geluid,
*t Geen yders hart verheugt en trekt ten boezem uit»
Terwyl gy Veld en Bofch en Beemden kunt bekooren:
Het Vee is luifterfcherp, de boomen krygen oorenj
Die
-ocr page 142-
LOFDICHTEN.         95
Die alle pronken met uw wydberoemden Naam,
En groeijen door die eer: zo blinkt uw braave faatn.
Het luftte my uw lof naar zyn waardy te maalen.
Maar hoe ik meerder poog de kracht der fchoone ftraalcn
Van uw beroemd vernuft te ontdekken, hoe sk me£r vind
Dat door uw glans myn geeft te meerder word verblind.
Gelyk men aan de Zon kan licht noch luifter geeven,
Zo word uw roem in top door eige magt verheeven y
Die zyne ftraalen langs al 't Aardryk nederfchiet.
't Vermaakelyke vlek van Rynsburg ftoft nu met
Op fierlyk bloemtapyt en heerelyke Hoven :
't Roemt op een glory, die geen eeuw ooit zalverdooveny
Dat myn Maria zich gewaardigt in zyn fchoot
Zich neer te zetten, daar zy eenzaam, buiten nood
Van fteurnis en gewoel, in fchaduw van de bladen,
Haar vaarzen dicht, met ryke en fchrand're ftof belaaden.
Ik wenfch, o wyze Maagd! zo vergenoegd als bly,
Te luift'ren naar de maat van uwe Poezy.
My dunkt ik blyf met diepe eerbiedigheid reeds hangcn
Aan uw gezicht en mond 5 en offer u myn zangen,
Daar gy de beurtzang my leert volgen keer op kecr.
Zoo krygt myn vriendfchap dan uit de uweeeiieeuwigeeer,
En myne zangeres, die u poogt na te draaven,
Blyft een gevangen van uw onwaardeerb're gaavenj
Tcrwyl myn hart3 verbaasd van uw beleefde gunft,
Wenfcht kracht te hebben tot betaaling van uw kunlt.
AMSTELDJM, MDCLXXFIL
O P
-ocr page 143-
96          LOFDICHTEN.
O P D E
STICHTELYKE VAERZEN
VAN DE GODVRUCHTIGE EN BEROEMDE
DICHTERESSE
CORNELIA VANDER veer;
d e Dichtkunft kreeg door vAnder Veer
Een onverwelkb're lof en eer*
Nadien haar geeft kon veerder ftygen
A\s op den hoogen Hclikon,
Zelfs bovcn ftarren, maan 3 en zon>
Om hemelfchen Lauwrier te krygen,
Daar nu haar kunft zoo fier mee praalt,
Waar uit de deugd en Godsdicnft ftraalc:
Want zy verkreeg uit Eng'lepenncn
Haar Veer, gedoopt in 't heilryk bad
Van 't eeuwigduurcnd levensnat,
Pat in haar Dichten is te kennen.
Dies word haar Poezy bereid
Een Eerkroon van onllerf lykheid.
Gcjchreeven in haar E, Stamboek.
A A N
I
-ocr page 144-
10FDICHTEN.        97
A A N DEN
HOOGGELEERDENHEERE
AT. JOAN BLASIUS,
DERBEIDE RECHTEN DOKTOR,
EN ADVOKAAT VOOR DEN E.
HOVE VAN HOLLAND.
Ik volgdej o Blasius! het fpoor
Van 20 veel Dichters en Dicht'resfen,
Die in dit Boek my ftreefden voor
Met overvloed van fchrand're lesfen,
Genomen van uw glans en lof,
Die eeuwig, aan het Y zal lichten.
Indien ik zulk een rykc ftof
Naar waarde fieren kon met dichten,
N                              Ik
-ocr page 145-
LOFDICHTEN;
Ik vlocht, o Licht der Poezy!
O Eer van Neerlands Rechtsgeleerden,
Die Gysbrechts Koopftad aan hct Y,
Met hun welfpreekendheid vereerden!
Voor u een guide Letterkroon,
Die 3k met uw wysheid zou doen praalen*
Ik ftelde uw deugd daar in ten toon>
Uw weetenfchap in vreemde taalen^
Uw heusheid en beleefden aart:
Dit alles zou uw hoofd verfieren.
Maar ach! ik de£ dit niet naar waard%
Myn Zangfter is te laag in 't zwieren:
Ze erkent haar magt hier in te te£r,
En legt voor u haar veder ne£r.
Gifcbreven in zyn E, Stamhtk.
-ocr page 146-
'
LOFDICHTEN. 99
KUNSTIGE GALERY
VA N
LUDOLPH SMIDS.md
U w heerelyke Galery,
O Smids! gaat alle pracht te boven,
Vcrdooft de koninglyke hovcn,
Daar gy, met uwe Poezy,
Schaakeert zo aangenaam de verven >
En hoed de Schilderkunft vcx)r fterven.
Zo levend beeld gy alles uit,
Door uwe kunft en meefterftreeken.
Gy leert de ftomme beelden fpreeken,
Met zulk een aangenaam geluid
Als of ze, door uw pen herbooren ,
Op nieuw weer konden zien en hooren.
\ Penfeel vermaakt alleen 't gezicht;
Uw Zangheldin ftreelt oor en oogen,
En voert, met wonderbaar vermoogen,
De deugd der Vrouwen in het licht,
Waar door ze zyn in top verheeven.
Zo moet ge3 als zy, onfterflyk leeven.
MDCXC.
N 2                               OP
-ocr page 147-
-
ioo LOFDICHTEN.
O P D E
ROOMSCHE PENNINGEN
D E R
KEIZERINNEN,
VERTOOND DOOR
L. S M I D S, m. d.
■*- Jier ftaat de Aaloudheid voor het verdere bederven
In onzen laater dag bewaard, en klaar in *t lichtj
Dc fcherpe roeft haar fchoon gevaagd van 5t aangezicht,
Haar hoogte en diepfelen gemaald met al haar verven:
En wat de Onachtzaamheid of Tydooit aan haarfchond,
Door Smids zo ver, zo diep gegraaven uit den grond.
ANDERS.
De Roomfche Aaloudheid te bewaaren voor 9t verderven>
En klaar in onzen dag tc voeren in het lichtj
De dicpe roeft haar fchoon te vaagen van 't gezicht,
En af te maalen met haar houdingen en verven -y
Zo onvermoeid als diep te graaven uit den grond;
Is een roemwaardig werk, dat Smids zkh onderwond,
NUQLXXXVllL
o p
-ocr page 148-
LOFDICHTEN.         ioi
O P H E T
KABINET der STATUEN.
VAN
WYBRANDUS de GEEST-
H ier ziet de Kunft, in weinig bladen,
Romeinfche en Griekfche Beeldfieraaden ,
In we£rwil van den vluggen tyd,
Op nieuw aan de eeuwigheid gewyd.
Hier kan Poeet en Schilder leeren
Paneelen, doek, en dicht ftofFeeren>
De fchikkingj houding, maat en trant,
En Beelden vormen met verftandj
De Aalouden in hun ryke gaaven,
Te volgen, of voorby te draaven >
Met held Prometheus vrouw Natuur
Te ontfutflen *t alvermoogend vuur,
Om hun Pandooren warmte en leeven,
Gelyk Pigmalion, te geeven.
N 3                                    Zo
,
-ocr page 149-
LOFDICHTEN.
Zo mag, met hoogverheven zwier,
Apels penfeel en Febus lier
Zich vafter als voorheen vereenen.
En Alexanders en Meceenen
Verwekken, die de veege kunft
Beho£n in nood, door gunft op gunft.
Dan mag ze, van haar val verreezen,
Veel fchoonder blinken, als voor deezen.
De Gee s t, zo groot, zo ryk van geeft,
Recht fchoeijende op Aaloudheids leeft,
Poogt dus, door yver aangedreeven,
Elk met zyn Beeldwerk voor te ftrecven.
Wat zal zyn pen en kunftpenfeel,
Alreeds zo zuiver, zacht en e&l,
Doorbreekende met fchoone ftraalen,
Eerlang in voile glory praalen!
En naar zyn Grootva^rs geeft geaard,
De Geest, door Vondels pen vermaard,
Met beelden, verwen, doek en dichten,
De heele waereld overlichten!
MDCCII.
-ocr page 150-
1 O F D I C H T E N, jo*
OP D E
GEDICHTEN
VAN
SYBRAND FEITAMA.
*t V ermaak , dat gy uw Evenmenfch,
Uw Huis, U zelf kunt leerzaam ftichten >
O F e i t A m a ! voldoet den wenfch 3
En hoop uit d' arbeid van uw dichten.
Gy die den prys van wel te doen,
En wel te fchryven weg kunt draagen,
Ziet dubbeld uwen tyd vergoen,
U zelf aan God, en menfch behaagen -,
Wanneer gy met een hemelvier.
Vol heilige yver, niet te kreuken,
Zaait, op het veld van uw papier,
Het vruchtbaar zaad van goude fpreuken>
En keurige ooren voert ten dans,
Als gy de Brona£r aller dingen,
Om al haar goed, om al haar glans,
Op Eng'letoonen lof wilt zingen^
Oi
-ocr page 151-
^04 LOF.DICH.T_EN.
Of volgt Gods grooten Harpenaar
In 't heilzaam zoch van zyn gezangen,
En ftelt de geeftelyke fnaar
Van uwe luit naar elks verlangen.
Hoe kunt gy, op uw beurt, den lof
Der onbevlekre Deugd waardeeren,
Alle aardfche, en alle onzuiv're ftof,
Uittartende, in 't gezicht braveeren!
Zo voert ge uw Boek ten toon in 't licht >
Daar ?t niemands lafter hoeft te vreezen,
Wanneer als yder, met uw Dicht,
Den tyd , waar in gy \ fchreeft, zal leezen $
Den tyd, die uw geboortedag
Zag vier en zeftig maal herleeven,
En eeuwig maaken zal gewag
Van *t geen gy hebt zo laat gefchreeven.
Dit doet den groenen lauwerier
Om uwe gryze hairen bloeijen,
En , dag op dag, met fchooner zwier,
Uw onverwelkbVe vaerzen vloeijen.
Zo ftrekk' noch lang uw Poezy
Voor u, voor elk tot artfeny.
MDCLKXXIF.
-ocr page 152-
LOFDICHTEN.          105
O P D E
MENGELDICHTEN
VAN
MR. ADRIAAN TYMENS.
JL/e fchrand're Tymens, die metonwaardeerb'reDichten,
Zo ryk van zin en trant als zielberoerlyk fchoon 3
De Kunft zet in den dag, en heerlyk vbert ten troon ->
Kan als een tweede Apol den Zangberg zelfs verlichten.
't Zy dat zynZangnimf't lufttetreuren, boerten, ftichten,
Te kweelen 't bruiloftslied, of op een hooger toon
Nu kryg, dan vree trompet, of vlecht een heldekroon;
Hy wint den prys, en doet alle and'ren voor hemzwichten.
Myn zangeres, ontvonkt, o Tymens! door uw vier,
Hangt me£ een lover aan uw lof en lauwerier,
In fchaduw van wier loof uw dichten zyn verheeven.
Zo moet uw yver nooit vermind'ren, noch vergaan,
Maar als een held're baak van de ecd'le Dichtkunft ftaan,
Waar op uw naam en roem voor eeuwig zy gefchreeven,
*
O                        OP
-ocr page 153-
106 LOFDICHTEN.
O P D E
GEDICHTEN
VAN
HIERONIMUS SWEERTS;
VERZAAMELD, EN IN T LICHT GEBRAGT
DOOR ZYN ZOON
KORNELIS SWEERTS.
D us brengt de fchrand're Zoon by een zyn's Vaders Dichf,
Alom, waar dat men kunft en maatklank kent, geprezen,
Daar hy 't de dood ontrukt en houd in eeuwig wezen >
Terwyl hemyder dankt5 en roemt zyn kinderpligt.
De Feniks ftervend^ mag zyn jongen 't leeven geeven,
De jonge Feniks Sweerts geefc d' ouden weer het leeven.'
MDCXCVIL
O F
-ocr page 154-
LOFDICHTEN. 107
O P H E T
TAFEREEL
DER
DEUGDEN en ONDEUGDEN;
DOOR. DEN HEERE
KORNELIS SWEERTS.
U w Zangheldin, verfierd met godgewyde ftraalen,
Ryft met de Deugden zo veel hooger in het licht,
Als zy den fchynglans van de Ondeugden laag doet daalen,
En haare vlekken toont aan 's waerelds aangezicht.
Zo moet de duift're nacht voor \ helder daglicht wyken*
De guUre winter voor den lieven lentetyd.
Wat fchoonheid mag men by uw Deugden vergelyken5
Daar ge u\v Ondeugden braaf met kunft en kracht beftryd ?
Uw Dicht, o S weerts ! vol vuuryvol houding,geeft en leeven,
Is 5 door een hemeldrift^ met heilige inkt gefchreeven.
MDCCIII.
O 2                             AAN
-ocr page 155-
io8 L O F D I C H T E N.
AAN DEN HEERE
ABRAHAM ALEWYN;
ZYN ZEDE- EN HARPGEZANGEN
IN T LICHT GEEVENDE.
N ooit fpeelde uw Zangheldin op aangenaamer fnaaren.
Zy float een goudcn roon in onberifp'lyk Dicht,
By beurte vol gen de het hoogvcrheven Licht
In Ifraeli dat Licht van *s hemels Harpenaaren.
*t Aandachtige gehoor mag veilig fpeelevaaren
In godgewyde vreugd: hier word de geeft gefticbt,
Gevoert van trans tot trans, ver boven 't aardfch gezicht,
Daar zich de Cherubyns met uwe klanken paaren.
Heer Alewyn, wie hoort, wie ziet niet aan uw Lier
Uw vlug, uw ryk vernuft, bezield van hemelvier,
Tot glory van uw naam, in fchoone vruchtcn bloeijen,
Hicr is dan uw Parnas het hoogc Libanon,
Gods heilige Jordaan uw zuiv'rc Hengftebron j
Waar uit zo zacht uw Zede- en Harpgezangen vloeijen,
MDQXQIV.
O P
-ocr page 156-
LOFDICHTEN. 109
O P D E
ZEDE- en HARPGEZANGEN
VAN DEN HEERE
ABRAHAM ALEWYN.
MET ZANGKUNST VERRYKT
door DAVID PETERSEN.
£j ie hicr de ziel verrukt door keur van hemelwyzen.
Het luft Heer Alewvns vernuft, zo vlug3 zo ryk
Als zacht van toon en trant, op Davids fchoon muzyk,
Alom geroemd, zyn God te bidden en te pryzen.
Zo blinkt de Dichtkunft als een diamant in 't goud,
*C Heelal rerlichtende met ongewoone ftraalen.
Zo kwam zy eertyds van den Hemel nederdaalen,
Gelyk Gods Dochtcr, die het Kerkgeheim ontvouwt.
Hier kan zy rotfen zelfs beweegen en verzachtcn.
Was ooit de Kunft geroemd in Bybelpoezy,
Hier vliegc zy hoog van de aarde alle and'ren vcrvoorby^
Op godlyk fnaarenfpel en heilige gedachten.
JUDCXC1F.
o3                     op
-ocr page 157-
no LOFDICHTEN.
O P D E
HARDERSGEZANGEN
VAN DEN HEER.E
ABRAHAM ALEWYN,-
MET ZANGKUNST VERRYKT
doorN. F. LEGRAND.
JiJie nu ten rci wil gaail en fpeeleri,
Verliefd op keur van maat en toon,
In Dkht en Kunftzang even fchoon,
Die beide ziel en zinnen ftreelenj
Kan hier zich rykelyk verzaan.
Hy treede toe, en heff* flechts aan.
Leent alle, op vreugd beluft, uwe ooren.
Daar klinkt de zuiv're Hardersfluiti
Daar voert dat liefelyk geluid,
Zo groot, zo krachtig in st bekooren,
U, met een hoogverheven vlugt,
Op fchelle galmen, door de lucht.
Nu
-
-ocr page 158-
LOFDICHTEN.
Nu daalt het zachjes met u neder,
Al fpeelemeijend langs het veld,
Tot gy in lekk're toonen fmelt^
Daar Jt al op maat vryt zoet en teder,
En fteeds, met nieuwen zang en dicht,
Apol een dubblen tempel fticht.
Hier bloeijen niet als eed'le roozen.
Van geene doorenen bezet.
Hier moogt gy kweelen onverlet,
En uwen geeft met luft verpoozen*
Terwyl Sylvaan om Galathe
Vernieuwt, by beurt, zyn minnewee.
Hoe luift'ren al de Zanggodinnen
Naar de aangenaame Veldfchalmei!
Ei zie, zy treeden mee ten rei,
En dansfen met de Harderinnen.
De Veegod Pan, in 9t leutrig riet,
Slaat zelf de maat van 't geeftig Lied.
Die galm rolt over *t golvend Spaaren,
Langs 't bruifchend Haarelemmcr Meer,
En kaatft den beurtzang, keer om keer,
Den Amftel toe* die de eed'le fnaaren
Des Dickers, in zyn fchoot gevoed,
Waardeert, en vrolykt ftroomt te moet.
-ocr page 159-
LOFD-ICHTEN.
Amphion geev1 de fteenen 't leeven,
En Thebe groeije met zyn faam :
Le Grand, van kunft zo groot als naam;
Een kunft hem van natuur gegeevenj
Streclt hier de redelyke ziel,
Die fteeds den boventoon behiel.
Gy5 die in keurelyke klanken
Verrukt en opgetogen zyt$
Gy, die den Goon de Dichtkunft wyd,
Komt, wilt Heer Alewyn bedanken*
Dien grooten Orpheus 3 wiens verftand
Zo fchoone Dichten teelt op 't Land.
MDCIC.
-ocr page 160-
LOFDICHTEN. 113
O P D E
KONINGKLYKE
HARPLIEDEREN;
GERYMD DOOR
KORNELIS van EEKE,
EN OP MUZYK GEBRAGT
door JOAN SCHENK.
Jiuo ziet men Gods Propheet opnieuw ten grave uitryzen;
Zyn hoogverlichte Geeft, door Nederduitfch Gedicht,
Vergoodde toonen en bekoorelyke wyzen,
De ziel vervoeren naar het ongenaakbaar licht.
Wie hier aan twyfelt, leen' zyn aandacht en zyn ooren,
Om met van Eekes Dicht de Kunft van Schenk te hooren.
P                                  OP
-ocr page 161-
,I4, LOFDICHTEN.
SCHRYFKUNST
VA N DEN HE ERE
JOAN PLUIMER.
D e Schryfkunft word in top verheeven,
Gekroond met onverderf'lyke eer,
Daar Pluimer zwaait de vlugge Veerr
Zy geeft de doode letter 't leeven.
O Feniksfchryver van ons Land!
De waereld ken* u aan uw hand.
O P H E T
KUNSTIG SCHRYVEN
VAN DEN HEERE
HENRIK dE ROO.
\J Henrik! uwe roemleeft eeuwigj en de zwieren.9
Waar me£ uw braave hand het wit papier bemaalt,
Verftrekken om uw hoofd en lett'ren voor laurieren,
Waar in de Schryf konft zo volmaakt als heerlyk praalt.
Kan uwe Lentejeugd reeds rype vruchten geeven 3
'k Zie alle Kunften dan eerlang door u herleeven.
ANDERS.
LJ w Schryf kunft geeft uw geeft met eed'len zwier te kennen,
En voert uw fnel vernuft langs de aarde op vlugge pennen.
MDCLXXVUL
A F-
-ocr page 162-
AFBEELDINGEN.
-ocr page 163-
*
-ocr page 164-
»
AFBEELDINGEN.
.
OP D E
AFBEELDING
VAN DEN EERWAARDIGEN
EN GELEERDEN HEERE
SALOMON van TIL.
/ a ie hier den Guldemond 5 die Dordrecht Icert en fticht >
Zo groot een boetbazuin als onwaardeerb'ren Schryver j
Een Chriften Cicero, wiens godgeheiligde yver
Gclyk een heldVe zon op Thabor bliukt en lichr.
P 3                              OP
-ocr page 165-
1x8            A F B E E L D I N G E N.
-
O P D E
AFBEELDING
VAN DEN EERWAARDIGEN HEERE
SIMON KLEIN.
(licht,
JL/it 's Kl e in , maar groot van deugd, van geeft en godlyk
Die uit zyn zuiv'ren mond liet melk en honig vloeijen,
En yv'rig twintig jaar aan d'Amftel heeft geftichtj
Wiens voorbeeld yder de£ in goede werken groeijen.
Zyn Godsorakel leerde aan hem, en elk, de wys
Van 't aardryk uit te gaan in 's hemels Paradys.
O P D E
AFBEELDING
VAN D\
BALTHAZAR BEKKER.
D it'sBEKKERj dieweleerblonkals eenMorgenfter$
Maar fints zyn.hovaardy, verbreekende alle paalen y
Te hoog klom, en Gods volk aan't muiten hielp en dwaaicn,
Stort hy van boven ne£r, gelyk een Lucifer.
O P
-ocr page 166-
AFBEELDINGEN.              119
OPDE AFBEELDING
VAN DEN MANHAFTEN ZEEHELD
MICHIELdeRUITER.
D it is de Zeeleeuw, Hollands Mars,
Die leeft in 't klinkead ftaalgeknars,
En 't donderen der Zeekartouwen.
Zyn nieuwbevochten zegekrans,
Verdooft den Koningklyken glans;
Wyl niemand voor hem ftand durfc houweft,
Als fey met dapperheid op zee
Vecht voor het Vaderland om vre£.
OP DEZELFDE AFBEELDING.
J.k zie den Held 5 doch zag lieffl niets, als zyn gezicht,
Waar aan het Land was zyn behoudenis verpligt,
Toen hy tot driemaal toe verfloeg twee Konings Vlooten.
Een wondishem in 't been, den btaat in \ hart gefchooten.
ANDERS.
JDe deugd en dapperheid zyn noch in *t Heldenwezcn 3
Gelyk zyn oorlogsdaan, op alle ze£n te leezen.
O P
-ocr page 167-
no              AFBEELDINGEN.
O P D E
BEELDTENIS
VAN DEN MANHAFTEN ZEEHELD
CORNELISTROMP.
I romp munt hier uit op 't wit papier,
Zyn dapperheid in 't oorlogsvier
Op bloedige ongeftuime baaren:
Daar red hy 't Land met lyfsgevaaren j
Berooft van fterkte en trotfe Vlag
Het magtig Zcekafteel van Sprag -,
Terwyl twee Vlooten voor hem wyken
En voor de derdemaal bezwyken.
Zie met verwondering den Held
Die Neerlands roem op zee herftelt.
O P
-ocr page 168-
'■
AFBEELDINGE N.              m
O P D E
AFBEELDING
VAN DEN HEERE VAN
RAAPHORST.
Jtlen trouwj en onbekommerd halt,
By droef heid vrolyk, vry van fmart
In voor- en tegenfpoedfche winden,
Is ftaag hiRaaphorsts borft te vinden,
Hy acht geen waereld, door de deugd •>
En blyft, fchoon oud, in jonge jeugd.
Zyn hair moeft wit van fchaamt' befterven,
Toen 's leevens winter 't rys wou verven >
Om dat het, door het Lentfaizoen
Van *t hart, niet bleet in Zomergrocn.
O P
-ocr page 169-
AFBEELDINGEN.
122
O P D E
AFBEELDING
9
VAN DEN HEERE
WILLEM van ZON,
DOMHEER te OUD-MUNSTER.
D us beeldhetftoutPenfcel van Zon af naar het leeven,
Daar 't onverdcrflyk, door de verwen, blinken doet
Zyn eed'le deugd en gecft, zoo hoog in top verheven,
Den glans van 't wezen en zyn onbevlekt gemoed.
Wat lof verdient hy die de Zon zo fchoon kan maalen,
Daar alles fcheemert in zyn heerelyke ftraalen?
Voornburg-, dm K-len van Cogflj/jaand,
MDCXC.
O P
-ocr page 170-
AFBEELDINGEN.              123
O P D E
AFBEELDING
VAN MEJUFFROUWE
HELENA vande„HEK,
GEMALINNE vandenHEERE
WILLEM van ZON.
/j ie hier Helenaas deugd en haar aanvallig wezen.
De Griekfche roem' vry op haar' glans en Paris min-,
Deeze, om haar eed'le ziel en kuifchen gloed gepreezen,
Ontvonkte \ hart der Zon en wierd zyn Gemahn,
Het Aardryk zeg'nende, in zyn ftraalen opgetoogen,
Met Zonnelingen daar hy blinkt door haar fchoone oogen.
Doornburgi denV^vanOogjlmaand-,
MDCXC.
a*                op
-ocr page 171-
124           AFBEELDINGEN.
O P D E
AFBEELDING
VAN DEN HEERE
SIMON SCHYNVOET.
x\lle eed'le Kunften zyn in dit gezicht te leezen.
Het fchrandere vernuft blinkt klaar door de oogen heen.
Natuur gaf 't geen zy fchonk aan veelen, hem alleenj
Alsof in Schynvoet moefthaarkrachtuitmuntendweezen.
ANDERS.
X)it 'sSchynvoets wezen, maar zyn groote geeft3 bedreeven
In eed'le Kunften, doet alom zich zelven leevea.
O P
-ocr page 172-
AFBEELDINGEN.             125
O P D E
AFBEELDING
VAN DEN HEERE
JAN WELZING.
JLkOO maalt een welbedreeven hand
Des kleinen Welzings geeftig wezen,
Waar in, hoe jeugdig, is te leezen
De trekken van een groot verftand.
ANDERS.
Dit is de jongfte Zoon uit Welzings Stam geteeld,
Daar ss Vaders braaf verftand en ss Moeders glans in fpeelt.
Zyn geeft, die reeds zoovroegelk kanverwondVing geevcn,
JBelooft noch meerder op den middag van zyn leeven.
cu                     op
-ocr page 173-
126           AFBEELDINGEK.
O P D E
AFBEELDING
VAN DEN HEERE
GOVAARTBIDLOO
DENOUDENj
door NIKOLAAS BIDLOO
LAMBERTSZ.
L-/e jonge Neef, reeds om zyn kunft van elk gepreezen,
Beeld met een meefters hand Grootvader Bidloo af,
En al zyn deugden in de trekken van zyn weztn-,
Waar in hy kenc den Zoon, die hem het leeven gaf.
Deez' braave Telg gelykt in geeft hen bey te gader,
Geroemd door Grootvaars Beeld, en zulkeen grocten Vadcr.
Op
-ocr page 174-
AFBEELDINGEN.                  127
O P D E
AFBEELDING
VAN ME JUFFROU WE
JOANNA KOERTEN,
HUISVROUWE vanden HEERE
ADRIAAN BLOK.
/Ae bier Joanna, wiens vernuft elk kan bekoorcn,
Die Keizers, Koningen en Helden maakt op de Aard'
Onfterflyk, en haar zelf de waereld door vermaard,
Daar nooit haar we£rgaa was, en ligt nooit word gebooren.
't Doorluchtig Kunftpapier, van de eed'le hand gefneen,
In Bloemfeiloenen fchoon heiTormd, kroont haar alleen.
O P
-ocr page 175-
128'           AFBEELDINGEN.
OP DEZELFDE AFBEELDING.

.... ■>,
JLv it is Jo a n n A, de eer van haare Kunne en \ Y.
Voor haare Snykunft zwicht Apolloos Schildery.
ANDERS.
lVien eor dit Beeld > wiens geeft en hand kan wond'ren tcelen,
'c Papier herfcheppende in onfchatb're Kunfttafreelen.
V E R-
-ocr page 176-
VERJAARGEDICHTEN.
R
-ocr page 177-
----_ .._____
ft
___.
---_-.___------
-ocr page 178-
Pag. 131
VERJAARGEDICHTEN.
HARDERSZANG
O P D E N
EERSTGEBOOREN ZOON
VAN DEN HEERE
MICHIEL ELIAS,
EN MEJUFFROUWE
MARIAMARGARETA
WILDSCHUT.
X erwyl dat de Akkeren en Velden, wit de min
En Echt van Stammenaar en fchoone Rycheldin,
Een Knaap, een jonge Spruit, naar hunnen wenfch, verkreegen>
Die 't gantfche Land alom gedyen xal tot zegen,
Van onze Bofchpaapin al overlang voorfpeld,
Daar haar orakeldicht van \ edel bloed vermeld %
R 2                                      Is
-ocr page 179-
j32 VERJAARGEDICHTEN,
Is al de Buurt verheugd: men hoort een bly gefchater.
ft Stroomgodendom van Y en Amftel zingt op 9t water.
Maar harder Zegemond munt boven and'ren uk,
Zyn toon verheffende op des Veegods riete fluit:
Hy zit, om avondlucht te fcheppen, by mooi weder,
Aan d'Amftels omval, op een bed van kruiden, neder,
Daar deezens groene kruin ryft midden uit dien Stroom,
En de oude Woudheer plag, by elzenhaag of boom,
Weleer, van 't buurtgewoel vermoeid, zyn ruft te raapen.
Het zingen luft hem meer by maanefchyn, dan 5t ilaapen>
Tcrwyl zyn fchaapen in de weiftal ftaan te kooi,
En Luyert, Luifterziek en Ruftzoek ligt in 't hooi,
Met Duif , van melken moe, en Boksvoet van hetfpringen-
Hy vangt dus aan; niets kan zyn yver meer bedwingen:
Sints fchoone Rycheldin, met zo veel heil als vreugd,
Aan eed'len Stammenaar fchonk haar ontlooken jeugdj
Aan Stammenaar, die van 't Ygodendom gepreezen,
*s Lands oude deugd en trouw draagt in zyn hartenwezen>
Toen Veld en Bofchrei zong ter eere van zyn min,
En wydde met de Vree zyn blyde bruiloft in;
Heeft negenmaal de Maan haar hoorenen geboogen,
En negenmaal haar glans verduiftert voor onze ocgen >
Als zy ten tiendemaal, met haar doorluchtig licht,
Verfcheen veel klaarder met de vreugd in 't aangezicht,
Verzilverende al 't veld en groene haagedoorcn:
Als Rycheldin heeft, uit haar kuifche min, gebooren
Een jonge Stamfpruit, recht geaard naar't godenzaad.
De nacht gelykt geen nacht, maar eenen daageraad.
Lu-
-ocr page 180-
VERJAARGEDICHTEN. 133
Lucine , al ltchtende, verfterkt haar in het baaren,
Verzachtende het wee om 't jonge Wyf te fpaaren.
Het Bofchgodinnendom, de groote Landzaads Vrouw,
En Veldheerin, elk helpt de baarende even trouw j
Terwyl dat Stammenaar de Huisgoon bid verborgen t
En flagt op eigen Werf, godvruchtig en vol zorgen,
Een tweeling Geitje, korts geworpen dicht by ftrand.
Noch naauwelyks heeft hy zyn plegtige offerhand
Volcindigd , of hy is, ter goeder uur, gezegend
Met Stamfpruit, van al't land met wenfch op wenfch bejegend-
Kom , Amftelgodheid, kom, befcherm nu voor akyd
Den Knaap van Rycheldin u eeuwig toegewyd.
Godvruchte Heemraadin, om haar verftand verhevenj
Van wien dat Stammenaar gezegend kreeg het lecven,
Gevoelde, federt dat de fchaadelyke dood
Den ouden Heemraad zyn deugdftraalende oogen floot,
Waar aan de vrye Buurt heeft zo veel heil verlooren*
Geen grooter vreugd als nu zy Stamfpruit ziet gebooren ,
Dien zy, met zo veel hoop uit zulk een zuiv're vlam
Verwachtte, endiein'teindnoch voor haar fterfuur kwam.
Zy houd hem zegenende in d'arm, en niet te fpaanen
Van hem te zien, ftort zy, van teed'reblydfchap, traanen.
Kom, Amftelgodheid, kom, befcherm nu voor altyd
Den Knaap van Rycheldin, u eeuwig toegewyd.
De blyde Moeder denkt niet meerder aan de fmarten,
Waar me£ zy Stamfpruit baarde, en zo lang onder 't hartp
Geduldig droeg: o neen! zy ziet in hem te klaar
Zich zelve en 't wezen van haar waarden Stammenaar >
R 3                              la
-ocr page 181-
I34 VERJAARGEDICHTEN.
In hem, als de Eerfteling van haar getrouwe liefde $
De ftond fteeds zeeg'nende waar in de Min haar griefde,
Welk* haar't gezicht en't hart voor Stammenaar ontfloot,
Toen zy, voor Zeeman, hem verkoor tot Echtgenoot.
Nu ziet zy wat het is de waereld te vermeeren:
En fchoon zy geeftig kon een menfchenbeeld bootzeeren
Uit kleiaard; vind zy nu, daar zy *t klein Knaapje ftreelt,
Hoe veel het leeven by het leevenloos verfcheelt.
't Is of het zelf alreeds dit wil te kennen geeven,
En haar voor 't leeven dankt, en 'tvcedzel van het leeven.
Kom, Amftelgodheid , kom, befcherm nu voor altyd
Den Knaap van Rycheldin, u eeuwig toegewyd.
De vrcugd is algemeen, de Reyen weelig dansfen
Ora Stamfpruit, fierende zyn wieg met groene kransfen.
Hoe yv'rig muntenze uit in vreugd, die hem beftaan!
Ei zie, het goelyke Klaarfchoontje treed voor aan,
Met Rykje en Mattelief, om zyn Geboort* te vieren.
't Jong Vrouwelyntje brengt het Jongsken lauwerieren;
En 't is of zy voorzag, in haar eenvouwdigheid ,
Dat hem, zelfs van de wieg, is de eerkroon toegeleidj
Dat hy, op 's Vaders fpoor, een vriend der Zanggodinnen
Al vroeg zal wezen, en alom den dichtprys winnen:
En 't fchynt, hy luiftert reeds, als of hy 't kon verftaan,
Naar 't kraakende geluid van die gcwyde blaan -y
Daar Hofwarandenier verteld, voor yders ooren,
Gelyk een wonder, dat, eer Stamfpruit is gebooren,
Hy wierd gewaar hoe dat zyn jonge lauwerier
Schoot fchiclyk op, en, met een ongemeenen zwier,
-ocr page 182-
VERJAARGEDICHTEN. 135
Zyn kruin verhief, en ftraks een breede fchaduw baarde.
Waar uit een yder af te wikken fchynt zyn waarde.
Kom, Amftelgodheid, kom, befcherm nu voor altyd
Den Knaap van Rycheldin, u eeuwig toegewyd.
De braave Stammenaar mag alles zich belooven
Van Stamfpruit, welke eerlang zyn hoop zal gaan te boven.
En zo myn Hardersfluit, door de alverziende Goon
Die *t veld bewaaken, is 't voorzeggen niet verboon j
Zalhyvoorfpoedig, voor zyn jaaren, vruchtbaar bloeijen ,
Zynjeugd gelyk een Zon doorbreeken, weelig groeijen ,
En als een Ceder by een laagen wilgen boom,
Het hoofd verheffen aan den ryken Amftelftroom;
Daar Woud- en Bofchgoon hem hun zegen zullen geeven,
De fchoone Nimfen hem heur harten, aangedreeven
Door zyn volmaaktheid, om met hem te zyn gepaard:
Zyn riete fluit zal zyn door Leeuwendaal vermaard,
En klinken anders niet als vrede, vreugd en zegen.
Hoe veilig zullen dan de vekkn zyn en wegen!
De koeyen rykelyk met de uyers overlain,
Het Y en de Amftel 't op zyn zorgen laaten ftaan,
Daar hy de Stallen, Vee en Kooijen, elk ten nutten,
Voor wreede Wolven en Roofvogels zal beichutten,
En het onnoozel Schaap voor 't nypend fcheermes hoen.
Dan zal de Moeder *t Lam met zuiv're melk opvoen,
Niet hoevende eigen koft voor Havikken te fpaaren,
Hy zal de Huisgoon en gewyde bofchaltaaren,
Als zyn oogappel, fteeds bewaaren, hem tot eer,
En Hofmans laagen, voor 't vryerfrecht, gaan te keer,
Op
-ocr page 183-
T36 VERJAARGEDICHTEN.
Op d'ouden Heemraads wys, die Burgerhart bewaarda
By Grootvaars wcttig erf, en nimmermeer ontaarde.
Kom, Amftelgodheid, kom, befcherm mi voor altyd
Den Knaap van Rycheldin, u eeuwig toegewyd.
Zo lang zong Zegemond. Hy zag de Maan verdwynea
Die Rycheldin zo fchoon, zo gunftig kwam befchynen,
In 't baaren van den Knaap: en ziende reeds van ver
De Zon, doorbreekende, Stamfpruits Geboortefter
Verwellekoomen en verfieren met haar ftraalen *
Op dat zy nimmer zon verduifteren noch daalen,
Voor Stamfpruit, leevens zat, tot glory van zyn Statu,
Zo heerlyk ondergaa als zy verryzen kwamj
Sluit hy zyn vee van ftal. Brak gaat het wild aa fpooren:
Snelvoet rent reeds vooruit op 't klinken van den hooren:
Duifkweekenaar laat vroeg zyn Tuimelaars van 't hok;
Bouwlief en Melkerbuur, elk heeft het even drofc:
De Rei, die Zegemond zyn veldlied hoorde zingen,
Galmt hem met d'Echo naa, terwyl ze luchtig fpringen:
Kom, Amftelgodheid, kom, befcherm nu voor altyd.
Den Knaap van Rycheldin, u eeuwig toegewyd.
A A N
-ocr page 184-
VERJAARGEDICHTEN. 137
AAN
JONGKVROUWE
JOANNA LOUIZE ZON;
OP HA AR EERSTEN
VERJAARDAG.
JLuo ziet men op de komft van uw Geboorteftraalen,
Den barren Noordewind gebuigzaam en gedwee:
Het Zuidewindje blaaft, en brengt alom den vree,
En voert in zyn lievrei een vluchc van Nachtegaalen *
Die deezen blyden Dag met veldmuzyk onthaalen j
De boomen, bloemen en de kruiden, 't veld en 5t vee
Verfrisfchen: Doorneburg gevoelt die vreugde me£,
En pronkt met uw Geboorte, als Koningin der daalen.
Met welk een groot geluk ontfing 't u in zyn fchoot,
Toen 't veldgodinnendom uw Moeder byftand bood,
En haar, bezwangerd van de Z o n , hielp heilzaam baaren!
Wat zegen proeft gy niet, 6 driemaal zalig Kind!
Daar gy, noch naauwelyks gefchaapen, alles vind
Voor u gefchaapen, en verheugd om uw vcrjaarcn!
Cebooren op Doomhutg-) den XVIdc*.
WJiBloeimaavci
3
MDCLXXXFUI.
S                                  AAN
-ocr page 185-
138 VERJAARGEDICHTEN.
A A N MEJUFFROUWE
HELENA VANDER HEK v™ ZON;
OP HET ZELFDE EERSTE
VERJAAREN.
Wat lean u deeze dag al heil en blydfchap baaren,
Waar in het Moeders oog 't licht aller daagen vindy
Nu gy voor de eerftemaal, uw eerfte en eenig Kind,
Zo fchoon en 20 volmaakt gefchaapen, ziet verjaaren.
Ge erkent in haar de hoop van uw gezegend paaren $
Beloovende u, terwyl haar morgenlicht begint,
Een fchoonen middagftond, daar zy geroemd > bemind 3
Zal uw bevalligheid en gaaven evenaaren.
Wat lieve lagchjes fchenkt ze u reeds zo mild, zo zoet,
Daar ze aan uw blanke borft gekweekt word en gevoed,
Als of zy op haar wys u dankte voor het leeven!
Zy toont hoe groot een geeft in't kleine ligchaamfpeelt,
Gelyk een godd'lyk Kind, dat van de Zon geteeld,
Niet aardfeh, maarhemelfch wilhaar aart te kennen geeven.
AAN
-ocr page 186-
VERJAARGEDICHTEN. ?3,
A A N DEN HEERE
WILL EM ™n Z ON;
OP HET ZELFDE
VERJAAREN.
^u 't Zonnelingetje, dat van u heefc hct wezen,
Ziet zyn geboortelicht voor de eerftemaal verjaard,
Zo neemen op deez' dag de Hemel en al de Aard
Hun deel in uwe vreugd, zo hoog in top gereezen.
Uw braave Stam heeft nu geen ramp des Tyds te vreezen,
En fchynt voor eeuwig in zo fchoon een Telg bewaard,
Waar dat Natuur heeft al haar fchatten voor gefpaart,
Verhoopende eindeloos in haar te zyn gepreezen.
De luifter van deZoN, en fchoonheid van Heleen
Zyn zo volmaakt in haar gedommeld onder een,
Dat haare ftraaltjes voor den dag reeds elk bekooren.
Zo groei, zo bloei zy, als een eed'le en vruchtb're plant
Op Libanon, in glans 3 in jaaren en verftand,
En blink gelyk dc Zon waar uit zy wierd gebooren.
t                                         S 2                                   OP
-ocr page 187-
140 V E R J A A R G E D I C H T E N.
OP HET EERSTE
VERJAAREN
VAN JONGKVROUWE
HELEN A van Z ON.
Jjlonde Leentje zoete bekje,
Die in 9s aanfchyns ommetrekje,
In het tedcre gelaat,
Schooner als de dageraad,
Geefr, met groote hoop, te leezen
Hoe volmaakt u\v glans zal wezcn,
Hoe beminnclyk, hoe groot,
Als u\v fchoone Naamgenoot;
Straalende uic uw lodd're lichtjes
Duizend onweerftaanb're fchichtjes3
Waar mee gy op ccncn ftond
Lichtlyk duizend harten wond,
Duizenden, met duizend pynen
Laat om uw volmaakthei-d kwynen:
Gaat het naar myn Profecy
Op uw eerfte Jaar^ety^
9kZic
-ocr page 188-
VERJAARGEDICHTEN.
'k Zie u vol aanvalligheden,
Reeds van yder aangebedenj
En een goddelyken geeft
In een welgemaakte leeft,
Daar de roozen op uw kaaken
Onverwelkbaar bloeijen, blaaken:
?k Zie uw minnelyken mond
Frisfcher als den morgenftondi
Hemelval en honig flippen
Van uw lieve en lekk're lippea,
En Vrouw Moeders hart verheugd
Om uw gaaven, geeft en deugd>
Daar ze in u, van elk gepreezen,
Ziet haar eigezelf verreezen,
Haar verlooren jeugd bepaald,
En met woeker ingehaald.
Dan zal u myn Zangfter groeten y
En op hooger toon ontmoetenj
En uw eerfte leevenslicht
Schooner blinken in myn Dicht,
InBheimaand, MJ>C XC,
S3
-ocr page 189-
i4j VERJAARGEDICHTEN.
OP HET HALVE
JAARGETY
VAN JONGK VROUWEN
IZABELLA JACOBA van ZON,
EN
SARA MARIA van ZON.
O Tweelingzo^netjes, die vrolyk met elkaar
Het halve ronde fluit van uw Geboortejaar,
En met u beide een heel gelukkig kwaamt re leeven!
Wat fchoonheid is u van Hemel niet gegeeven,
En welke gaaven van de fnedige Naruur,
Op u niet uitgeftort in 't allerwenfchlykft uur, .
Wanneer zy u tot elks verwond'ring kwam te baaren!
In wat volmaaktheid zult gy grocijen met uw jaaren!
Wat dubb'le Godheid zweeft *er door uwe oogjes hecn,
Wei waard de Z o n , die met u teelde twee voor een!
Gtfyk gebooren-y den VAen. van
Spr0kk?l»:aand, MDCXCIL
:>                                     OP
-ocr page 190-
VERJAARGEDICHTEN. 143
OP HET EERSTE
V.ERJAAREN.
VAN JONGKVROUWEN
IZABELLA JACOBA va» ZON,
E N
SARA MARIA van ZON.
N atuur was nooit van een volmaakter drift gedreeven,
Noch juifter zinlykheid, wanneer zy bragt by een
Al haar fieraad, om ze aan u beiden te befte£n,
Die zy zo fchoon fchiep y en gelyk bragt in het leeven.
Geliefde Schepzeltjes, wat zie ik in u zweeven
Een hemelfch vuur, dat met het aardfch niets heeft gemeen!
Het edel licht der Z o n blinkt door uwe oogjes heen,
En 's Moeders gaaven, die zo mild u zyn gegeeven.
O Tweelingzonnetjes! wel klein?maar groot van hoop,
Gy zult de Waereld fteeds verwond'ren in uw loop.
Wat fchoone ftraaltjes fchiet ge reeds zo vroeg in *t daagen!
't Geluk groei met u op, en met uw jaaren aan.
De deugd van uwen Stam moet nooit in u vergaan,
Gy in den Hemel en op Aarde altoos behaagen.
Den Vdcn van Sprokkelmaand > MDCXCUL
OP
-ocr page 191-
m VERJAARGEDICHTEN.
O P H E T
VERJAAREN
VAN JONGKVROUWE
JOANNA LOUIZE van ZON.
Wat dag blonk ooit zo fchoon, zo bly voot myn gezicht,
Die met de groene Mei zyn vreugde komt te paaren,
Vcrfpreijende eenen geur van tym en roozeblaaren y
O fchoone Zonnetelg! als uw Geboortelichc ?
Zie hoe alle and're glans voor uwen luifter zwicbt,
Die zo veel blydfchap en verwondering kan baaren,
Daar ge > in den Meityd van uw lieve lentejaaren,
Elk y met uw vriendlykheid, verftand en deugd, verpligt.
'tVermaaklyk Doomeburg 5 waar op gy eerft zaagt ftraalen
Uw leevensdageraad, barft buiten zyne paalen
Van vreugd > terwyl 't u kweekt en koeftert in zyn fchoot.
Bevallige Joanne, indien 't gaat naar myn wenfchen,
Zo zult gy fteeds zyn de gelukkigfte allcr menfchen,
En uw Geboortendag nooit van fieraad ontbloot.
Den XVl&t*. vanBkemaand, MVCCFIII.
OP
-ocr page 192-
VERJAARGEDICHTEN. 145
O P H E T
VERJAAREN
VAN JONGKVROUWE
SARAdeCANJONCLE.
JL/at Sara in het e£lft des Zomers is geboorcn,
Getuigen lelyen vermengd met goudedraan,
En roozen die te pronk in 't vriendlyk wezen ftaan,
Zo fchoon als Venus ooic heefc tot fieraat gekooren-
Geen rampfpoed zal *t geluk van haar Verjaardag fmooren:
Want Vorft Apollo lagcht, en lonkt haar lieflyk aan,
En doet haar in den rei der Zanggodinnen gaan,
Die alle Negen tot haar lof zich laaten hooren.
Vrouw Pallas viert dees' dag, en eert haar braaf verftand,
Dat Lente en Zonter teelt, by Wiritef, door haar hand >
\Vaar door zich Flora ziet altyd in Sara zweeven*
Dies is Natuur verheugd, om dat zy fchiep een Maagd,
Die in haar geeft en hand, in oog en aanfchyn draagt
Zo fchoone wonderen die eeuwig ZulleA leeyen.
Ven XVAtri. van Hsoimamd-i
MDCLXXK
T                          OP
-ocr page 193-
146 VERJAARGEDICHTEN.
O P H E T
VERJAAREN
VAN D\
LUDOLPH SMIDS.
M et welk een achtb'ren roem, zo heerelyk en fchoon ,
Komt uw Geboortezon op nieuw al de aard' verlichten,
Braveerende alien glans, gelyk uw held're Dichten
Uitmuntend 3 boven al, onfterflyk ftaan ten toon!
O fchrand're Hoofdpoeet, en dubb'le Apolloos Zoon!
Wat kan uw Zangheldin al wonderen verrichten;
Die tevens geeftryk kunt vermaaken 3 boerten, ftichten,
Daar 't Treur- en Blyfpeldicht u fchenkt de Lauwerkroon!
Gy hoeft het kwetfeu van de Nyd niet meer te vreezen.
Gy weet der kruiden kracht, en kunt u zelf geneezen,
Geleerde Smids! zy zwicht op 5t hooren van uw Naaru,
Terwyl dat yder viert met vrolyk welbehaagen^
Deez' wellekoomen dag, 6 Luifter onzer daagen!
Zo vliegt uw lof atom op vleugels van de Foam.
X)en XIII*™. van Zawermaand,
MDCLXXX1II.
AAN
-ocr page 194-
VERJAARGEDICHTEN. 147
AAN DEN HEERE
NICOLAAS BIDLOO;
OP ZYN ZEVENTIENDEN
VERJAARDAG.
D e Morgenzon blinkt nooit met aangenaamer ftraalen,
Met welk een fchoonen dag zy ook verfier haar hoofd,
Als de eed'le daagraad van uw jeugd,geroemdjgeloofd,
Waar op de Hemel al zyn gunft liet tevens daalen.
Zo munt gy uit, als uw penfeel, in 't kunftig tnaalen
Reeds elk verwondert* en Natuur, van magt beroofd,
Metbeelden, verw, en (land in haaren luifter dooft,
En, door zo fchoon een fchyn, doet zelf in't vvezen dwaalen.
Gy toont wat deugd, wat geeft en oordcel in uipeelt,
En dat gy zyt van zulk een glansryk Licht geteelt,
Welks weetenfehappen niet als wond'ren kunnen baaren.
O braave Telg! die vroeg zo groot een glory won,
Gy ryft veel hooger op als uw Gcboortezon,
Die pas befluit haar loop van ticn en zeven jaaren.
T 2                              AAN
-ocr page 195-
i48 VERJAARGEDICHTEN.
AAN DEN HEERE
CORNELIS HOBBE;
OP Z Y N E.
VERJAARGETYDE.
Wy wyden vrolyfc, in het groenen van uw jeugd,
De blyde Grasmaand in s ten top van eer verheeven j
Om dat zy heerlyk op haar voorhoofd draagt gefchreeven>
Met uw Geboorteftond, uw braaven naam en deugd.
Myn hartj oHobbeIisuiuw vriendfchap gantfch verheugt,
En viert eerbiedig, door uw heusheid aangedreeven,
Met d'eerften dag der maand, ook d'eerften van uw leeven >
Terwyl al 't Aardryk voelt den we£rfchyn van die vreugd.
Men hoeft uw hoofd met geen geboortekrans te fieren:
Uw gaaven ftrekken u voor fchoone lauwerieren,
Die in iieraaden nooit verwelken of vergaan.
De Heme! geeve u zulk een overvloed van zegen,
Als immer fterflyk menfch heeft van zyn hand verkreegen,
En my dat ik altoos mag in uw vriendfchap ftaan,
         »
Den 7rten. van Grasmaandy
MDCLXXX1K
OP
-ocr page 196-
VERJAARGEDICHTEN. 149
O P D E
GEBOORTE
VAN MEJUFFROUWE
SARA HARDEBOL.
Juno en Minerf noch blaakerden in tooren
Op fchoone Venus, om 't verkrygen van het oofc,
Vereenden ze alle drie, het twiftvuur wierd gedooft,
Toen Sara, tot fieraad van 't aardryk, wierd gebooren.
Zy dachten, kan die Zon in 't daagen elk bekooren;
Verfchynt ze in middagpracht > die zo veel glans belooft >
Zo word onze eer vertreen, onze oude roem gerooft.
Diesfpandenzytezaamomhaar, nochjong, tefmooren.
Maar vrouw Natuur droeg zorg voor dit bevallig Beeld ,
Waar in de ftaatigheid der Echtgodinne fpeelt,
Diones fchoonheid, en de fchrand're Pallas zinnen.
Men eer dan deezen dag met haar y zo e£l van jeugd,
Den roem der fchoonheid 3 eer en paerelkroon der deugd
Verfierd met gaaven van drie hemeliche Godianen.
Verjaard dm XVII*Ctt. van Sprokktlmaand)
MDCLXXK
T?
OP
-ocr page 197-
if o VERJAARGEDICHTEN.
O P H E T
VERJAAREN
VAN MEJUFFROUWE
KATHARYNE SCHAAK.
O fchrand're Katharyn! 6 eer vanmyn Gedicht!
Wat heeft Natuur, tot elks verwond'ring, u gegeeven
Eengeeft, zofyk, zoe£l, zofchoon, zo hoog verheeven!
Waar door al de aarde aan uw Verjaardag is verpligt.
Uw vaardig oordecl, 't geen, doordrirtgend van gezicht,
't Geletterde vernuft met eer, voorby kan ftreeven,
En boven zon en maan met uw gedachten zweeven,
Verftrekt myn Zangheldin vaak tot een blaakend licht.
Wat is welfpreekenheid volmaakt in u gebooren !
Wat goude Ipreuken laat ge in keur van woorden hooreii *
Die zo bevallig zyn als toverend van kracht!
De nyd > dien eeuwig zal het waafdige mishaagen,
Mag uw Geboortedag aangrynzen 3 in het daagen :
Gy zyt > en blyft de glans van't vrouwelyk geflacht.
Ven X&en. van Oogftmaand*
MDCLXXXK
O P
-ocr page 198-
VERJAARGEDICHTEN. 151
OP HET EERSTE
VERJAAREN
VAN JONGKVROUWE
SARA MARIA AMI A.
kan 't geluk van uw Geboortezon afmaalen ,
Nugy, voordeeerftemaal, uw eerften leevensdag
Verjaart, met zulk een blyde als vriendelyken lagch,
En door de lonkjes van uw oogjes groet haar ftraalen ?
Zy zegent, met haar licht, in't ryzen en in 't daalen,
Veel fchooner blinkende, u ter eeren 3 als zy plag,
Uw 's Jevens dageraad, aanziende met ontzagh
Uw fchoonheid, en wat roemt zy zal ^erlang behaalen.
O waarde, 6 kleine Telg van zulk een grooten Starn,
Wiens luifter, deugd en eer vermaard is te -Amfteldam!
Wat kunt gy yder reeds behaagen en bekooren!
De Hemel geeve op Aarde u een gezegend lot.
Zo word uw lieve glans altoos bcftraalt van God,
En 't uur waar in gy wierd met zo veel hoop gebooren.
Ven XXVIIl*™. van Sprokkelmaandy
MDCLXXXyill.
OP
-ocr page 199-
if j VERJAARGEDICHTEN.
O T H E T
VERJAAREN
VAN JONGKVROUWE
KATHARINA MARIA
D O M M E R.
, zovolmaakt, zo fchoon van leeft als deugd
Die alle gaaven van den Hemel hebt verkreegen -,
Met welk een licht komt uw Geboortezon my tegen,
Bekoorlyk blinkende in het blaakenfl: van uw jeugd ?
Elk viert uw Jaargety met uftgelaaten vreugd
Zo fchoon, zo btyd een dag, bezwangerd met veel zegert,
Toejuigchende, tot u en uw geluk geneegen j
Daar ge alles met den glans van uw gezicht verheugt.
Men hoeft geen bloemekrans te vlechten om uw haircn t
De roos en lely, die op uwe kaakjes paaren,
Als gaaven van Natuur, verftrekken u een kroon.
Wieroemtnietuwverftand, uwfchoonheid, geeftenzcden?
Indien de Hemel hoort myn wenfchen en gebeden
Zo zult gy lang op aard gelukkig zyn en fchoon.
In HerfpmaaxJ) MDCCFII*
OP
-ocr page 200-
VERJAARGEDICHTEN. 15 j
O P H E T
VERJAAREN
VAN JONGKVROUWE
ANNA CONSTANTIA
D O M M E R.
/ j~i fluit op nieuvv de tyd een fchakel aan uw jaaren.
De blonde Febus ryft thans fchoonder als hy plag,
En kroont met blinkend goud uw eerften leevensdag,
Bekoorlyke Anna, die zyn glans kunt evenaaren.
Zie hoe uw fchoon gezicht de nevels op kan klaaren $
Terwyl de Faam maakt van uw lof alom gewag,
En uw verftand, uw deugd verwond'ring en ontzagh
In alle harten en alle oogen weet te baaren.
Elk roemt Natuur, die met zo veel bevalligheen,
Als een Pandoor, u fchiep, van yder aangebeen,
En toegejuigcht in 5t licht van uw geboorteftraalen.
Welk een gelukkige zal *t wezen die u blaakt,
En gy bezitter van zo veele gaaven maakt,
Die door geen Dichtpenfeel naar cifch zyn af te maalen?
Din XJen van Zomermaand> MDCCVUl.
V                             OP
-ocr page 201-
if4 VERJAARGEDICH TEN.
O P H E T
VERJAAREN
VAN JONGKVROUWE
CONSTANTIA .....
Vjy, die gelyk de Lent* zo jeugdig zyt en fchoon,.
En met hoar op- een tyd der waereld wierd gebooren ,
Waar door gy yder kunt behaagen en bekooren >
Verftrekt haar fchoonheid, en zy de uwe tot een kroons*
De Hemel, die in u zyn gaven ftelt ten toon,.
Beftierende u\v verftand, uw oogen, hart en ooren y
Waar door gy't goede kunt aanfchou wen, doen en hooren >
Vlecht van zyn zegen u op deezen dag een kroon.
U\v zuiv're jeiigd Winkt fchoon in uwe zuiv're zeden:
Zy ftrekken tot fieraad van uw bevalligheden,.
En baaren, waar gy zyt, verwondring en ontzagh,
Kunt ge, 6 Constantia! in d'uchtend van uw leeven >(
Reeds zulk een fchoonen glans aan yders oogen geeven,
Wat zult gy dan niet doen op 't midden van den dag,
ferjnard den W*** van Grasmaandy
MDCLXXX1K
O P
-ocr page 202-
V E R J A A R G E D I C H T E N.          155
OP HET VEBJAAREN
VAN MEVROUWf,
CORNELIA COMMELIN,
VROUWE van OOSTWAARDj
GEMAL1NNE VAN DEN HEERE
JAN D A E M S.
D e Lente roemt, Mevrouw, op uw Geboortetyd,
En offert kruiden , blaan en bloemen aan uw voeten;
Daar zy, met nieuwcn luft3 komt 's levens laft verzoeten,
En gy uw dagen, mild gezegend, vrolyk flyt.
Natuur, die u heefc al hftar gaaven toegewyd,
Schynt, jaar op jaar, in u de fchaa des tyds te boeten,
En geene neev'len uw Geboortezon te ontmoeten $
Daar uw verftand, uw deugd en glans blinkt onbcnyd.
De Vecht, die't adelyk Ooftwaard met uw verjaaren (rcn.
Geluk wenfcht 3 poogt haar vreugd met d'Amftelftroom te paa-
Uw Voedfterwieg, aan uw geachtcn Stam verpligt.
Zo moet deez' Dag noch lang, in 't ryzen en in 'tdaalen,
HeerDAEMS, alomgeroemd, verkwikkenmetzynftraalen,
En hy zich fpieg'len in uw vriendelykgezkht.
£><w XIIId'* van Grasmaavdj MDCCVIIL
V 2                                OP
-ocr page 203-
Ij6 VERJAARGEDICHTEN.
O P H E T
VERJAAREN
VAN DEN HEERE
JEAN de la FONTAINE;
VOOR ZTNZUSTER
CORNELIA dela FONTAINE.
JTXoe vrolyfc daagt op nieuw hct licht van uw verjaaren
Aan 't Y} uw Voedfterwieg; terwyl gy zelf, en *t licht
Van uw verftand en deugd, zo ver uit ons gezicht.
Met lof en luifter blinkt! wat vreugde zou 't my baaren,
Zo'tmy gelukken mogteen kroon van lauwerblaaren r
Met een gcnegen hand, en hart, dat nimmer zwicht,
Noch zal bezwyken in den zufterlyken pligt,
Na lang verlangen.r eens te vlechten om uw haar.cn!:
O waarde Broeder, die met my uit cencn Stam
AIs Eerftgebooren fproot! ei!' keer naar Amfteldam;
Keer > keer naar Vaders. Huis > daar elk u is genegen.
Wat wenfeh ik u te zien, u, dien ik nimmer zag f
En dat gy noch moogt lang verjaard zien deezen Dag i
%o
vloei alum u. toe Gods>milde gunft. en zegen.
-ocr page 204-
' "W!
VERJAARGEDICHTEN. 157
O P H E T
EERSTE JAARGETY
VAN JONGKHEER
ISAAK de la FONTAINE,
ZOONTJE VAN DEN HEERE
ISAAK de LA FONTAINE,
EN MEJUFFROUW
HESTER MUISSART.
.ardig Zoontje van een Vader,.
Van een Moed^r, die te gader
Om hua deugdcn zyn vermaard ^
Vadcr, die geen zorgen fpaart,
Om uw zuiv're jeugd te kwceken
Zonder vlekken en gebrekenj
Moeder die geen moeite deert
Als ze uw mondje fpreeken leert
Zoete woordjeSj zoete kluchjes,
Die uw geesje vangt zo vluchje*,,
V 3                                   Err
-ocr page 205-
VERJAARGEDICHTEK
En ftraks nabaauwt op de maat:
Zie, hoe elk verwonderd ilaat
Voor de groote lieflykheden
Van uw kleine en teed're leden.
Zet ge uw fnelle voetjes roort,
Yder treedje, elks oog bekoort.
Wat voor lagchjes, wat voor lonkjes,
En betoverende vonkjes,
Straalen uic uwe oogjes niet!
OogjeSj daar men nooit verdriet,
Maar de blydfchap in kan leezen,
Wat voorlpelt uw geeftig wezen
Reeds al glory, glans en deugd!
Hoe, in d'opgang van uw jeugd,
Uw vernuft in rop zal zweeven,
Daar gy eeuwig door zult leeven.
Zet uw eerfte Jaargety
Stof en luft myn zangfter by>
Hoe zal zy dan zwierig draaven
In den rykdom van uw gaaven.
Op een trotlen toon en trant,
Ak uw rypheit van verftand,
In de lente van uw jaaren,
Zal de fchoonfte vruchten baaren!
-ocr page 206-
VERJAARGEDICHTEN
Als uw Vaderlyke Stam,
(Die, tot roem van Amfteldam,
Geurig riekt in 't weelig groeien)
In uw lof volmaakt zal bloeien!
Hoe gelukkig is die dag
Die u eerftmaal leeven zag!
Waar op 't zonlicht in zyn ftraalen
Mag met uw verjaarglans praalen,
En me£voeren in zyn loop.
Kleine Zoon van groote hoop!
Spruit van twee roemwaarde telgen!
Nooit zal u de Nyd verdelgenr
Schoon ik vroeg uw luifter zong.
Leef dan oud, gelyk gy jong
In uw aangezicht verbeeldde.
Leef tot vreugd van die u teeldc-
'Am$eU*m, den XXftf* van Wintermaand^
MVCI+XXVU.
-ocr page 207-
i6o VERJAARGEDICHTEN.
OP HET ZELFDE
VERJAAREN.
o gceftigc I s a a ic! 'k vier uw eerften leevensdag
En eerfte Jaargety. Uw glans, zo vroeg in \ daagen,
Baart reeds ver wondering, en kan aan elk bchaagen;
Dies zyt gy Vaders hoop, en Moeders trooft en lagch.
Kan dus uw Morgenftond de nevels doen verdwynen.,
Hoe fchoon zal dan uw licht op 's leevensmiddagfchynen!
My dunkt, ik zie al hoe gy treed op 't fpoor derdeugd,
O zoet Fonteyntje! daar uw groote gaaven vloeyen.
Zo moet ge in weetenfchap, in geeft en oordeel grceijen,
Gelyk uw ligchaam in den wasdom van uw jeugd.
Zo zult gy *t aardryk als een vruchtb're boom veriierenj
In wclker fchaduw elk uw Jaargety zal vieren.
Den XX/t** van Urmtermaand>
MDCLXXVII.
OP
-ocr page 208-
VERJAARGEDICHTEN. 161
■ ■
.....
O P H E T
VERJAAREN
VAN MEJUFFROUWE
JOANNA MUISSART,
WEDUWE VAN DEN HEERE
JOAN De la FONTAINE.
o zfct gy wederom u\v Jaargety verfcheenen,
Terwyl de Tyd allengs glipt met mv dagen heenen,
Daar u\v Geboortezon, in 't op- en ondergaan 3
U leert hoe niets op aard *t verderf kan tegenftaan *
Terwyl gy in het lot u door Gods gunft gegeeven,
In hem geruft, flyt, tot zyne eer alleen, het leeven,
Uw Huis bezorgende, al uw vaderlooze Krooft
Tot nut en heil, fints dat de dood uw Hoop3 uwTrooft,
Uw waarde Weerhelft, om zyn deugd altoos te looven,
Vcrftand en Godsvrucht, u te ontydig kwam ontrooven*
X                                      En
-ocr page 209-
x6i VERJAARGEDICHTEN.
En *t waar onmoogelyk te denken aan dien flag,
Indien men hem met u niet wt£r herleeven zag
In welgeaarde Zoons en Dochters, die verzoeten
Dat bittere verlies, met traanen nict te boeten.
God heeft u dag op dag gefterkt, en jaar op jaar *
En eindelyk wierd gy door zyne gunft gewaar,
Dat alles 't geen hy in den Hemel heeft beflooten,
Ten nut en goede werkt van zyne Gunftgenooten.
Zo moet uw deugd aan hun noch lang ten voorbeeldzyn
En uwe dagen, vry van rampen druk en pyn,
Noch lang gerekt, en in het klxmmcn van uw jaaren
U de ouderdom geen laft verftrekken, noch bezwaaren*
Maar wezende van God gezegend vroeg en fpad,
Moet ge uit zyn Heil-Fontein genade voor genaa
Ontfangen, tot ge in *t eind, zynde afgeleefd van daagen.
En 't aardryk moede, word ten Hemel ingedraagen,
Daar gy, herleevende in een nooitgeftoorde vreugd,
Gcnieten zult het loon van uw oprechte deugd.
OP
-ocr page 210-
VERJAARGEDICHTEN. 163
O P H E T
VERJAAREN
VAN DEN HEERE
SYBRAND FEITAMA.
Wy zien dan wederom deez' heugchelyken dag,
Waar op ge, 6 Feitama! hec leevenslicht eerft zag.
Wy zyn met u verheugd y en vieren uw verjaaren.
De tyd gaf u een kroon y \ is waar s van zilv're hairen %
Die heerlyk blinkt door uw oprechtigheid en deugd,
Maar, die uw geeft, als of gy waart in uwe jeugd,
Ziet vruchten draagen van zo waardig een vennoogen 9
Staat van verwondering verbaafd en opgetoogen:
*t Zy dat uw kloeke pen, genoopt door hemelviei\
Zaait zedelesfen op het veld van uw papier,
En guide fpreuken die zo roemcnswaardig praalen,
Gelyk goude appels ftaan ten toon in zilvVe fchaalen,
X 2                                    Als
-ocr page 211-
164 V E R J A A R G E D I CH T E N,
AIs gy den Jongeling aanwyft de rechte baan,
Om nimmer achterwaards, of flinkfchen weg te gaan;
Of dat ge in keur van ftof, en trant, met uw gedichten*
Al wie ze leeft: en hoort vermaaken kunt en ftichten,
Waar door gy elk verpligt en aan uw vriendfchap bind,
Die u om uw gedicht, uw dicht om u bemint.
Zo viert men dan met re£n en vrolyk welbehaagen
Deez' aangenaamen dag, den fchoonften van de dagen ;
Terwyl gy zelf braveert ? met uwe wakk're vlyt,
Verftand en pen, *t faizoen van uwen leevens tyd ,
Daar gy in God geruft u kunt vernoeging geeven.
De Hemel laat u lang noch zo gelukkig-leeven ,
En zet u jaar op jaar weer nieuwe krachten by j
Op dat de Naneef, als hy ziet uw poezy,
In zyn gedachten mag onfterfelyk bewaaren
Hoe gy vernuftig fcbreeft in zulke hooge jaareiv
OP
-ocr page 212-
VERJAA RGEDICHTEN. 165
O P H E T
VERJAAREN
VAN DEN HEERE
KOENRAAD van DITSOM.
XTetaangenaame licht van deezen blyden dag
Verfchynt met meerder glans en blydfchap als het plag,
Terwyl een yder u met wenfchen komt ontmoeten,
En uw Geboortezon met zegeningen groeten.
Wat is deez' tyd, myn Heer, 't gedenken dubbel waard,
Waar in gy 't leeven en het licht ontfingt op aard!
Wat hebt gy fints geleert door uw verftand en reden y
De waereld kennen en haar wiflelvalligheden!
Hoe niets ftandvafter is als da onftandvaftigheid,
En alles in 't verderf en in het booze leit.
Hoe vaak hebt gy de deugd zien yan haar glans berooven,
Rechtvaardigheid, en trouw verdreeven en verfchooven,
En eigebaat, gefpeeld op WaereWs groot tooneel,
Inhoudende zo ftout altoos het darde deel!
En als gy alles u voor oogen komt vertoonen,
Wat hebt gy vaak uw trouw zien averechts beloonen>
En uw goedhartigheid, ftaag al te veel gevergd,
Verfmaad> gehoond, vertreSn, gelafterd en getergd!
X 1                           Maar
-ocr page 213-
—«■»,
t66 VERJAARGEDICHTEN.
Maar gy, van uwe jeugd tot braaf bedryf geneegen,
Kunt *s waerelds ydel loon wel naar verdienfte weegen -f
En uw grootmoedigheid, die voor geen lafter zwicht,
Bravecrt ftaag de eigebaat, en de ondeugd in 't gezicht*
Gy kunt geruft met uw verheevene gedachten,
Al wat bencden is verwerpen en verachten.
En wie zag immermeer dat uw oprechte borft,
Was met geveinsdheid of fchynheiligheid bemorft ?
Gy weet wel hoe men kan door alien hinder ftreeven,
AUeen met wel te doen en met een vrolyk leeven.
Met welk een goeden wil, en wat vernoegden geeft
Kunt gy dus 't goede doen, voor't kwaade nooit bevreefd ,
En uw Geboortezon met alle vreugd onthaalen,
Uw hart verluftigen en baak'ren in die ftraalen!
Daar and'ren, fchuuw voor 't licht van hun geboortedag,
Den ftond vervloeken toen hen eerft de waereld zag.
Maar uw ftandvaftigheid ftreeft alle leed re boven.
Hoe zal men dan naar eifch uw eed'len inborft looven,
En deezen blyden dag, die heerlyk word geviert ?
Die zelve zich zo fchoon met uwe gaaven fiert,
En vlecht een kroon van lof om uw eerwaarde hafren.
Ik wenfch dat gy noch lang zo vrolyk moogt verjaaren.
Nooit word voor uw gezicht herbooren deeze ftond,
Als met een nieuwe vreugd en zegen in den mond,
Die u verflyten doe, bevryd voor alle plaagen,
Voor(poedig en geruft uw overige dagen.
Btn ZXden. van Sfrokkelmaand", MDCLXXXXI.
O P
*■ ■
-ocr page 214-
VERJAARGEDICHTEN. i«;
O P HE T
VERJAAREN
VAN MEJUFFROUWE
MARGARETA van DITSOM.
De lievc lentezon, die yders aangezicht
Verheugt, verkwikt, verfiert met haar aanminnig lichtj
Die al wat leeven heeftzo lieflyk komt belonken,
En 't aardryk met haar vuur in nieuwe jeugd ontfonken,
Verfchynt met me£r fieraad; om dat zy, als ze eerft daagt,
Uw eerften leevensftond verblyd op *t voorhoofd draagt,
O fchrand're Margareet, met zo veel glans gebooren!
Die in zo vroege een jeugd reeds yder kunt bekooren ,
Zo fchoon in 't opgaan, als de nucht're dageraad,
Wanneer ze op 't heerelykft in \ ooft ten reye gaat,
En noch veel fchoonder dag de waereld komt belooven.
Wat gaan uw gaaven myn gedachten ver te boven!
Schoon gy maar negenmaal beleefde deezen dag,
Waar op uw zongezicht de lentezon eerft zag.
Gelyk
-ocr page 215-
i68 VERJAARGEDICHTEN.'
Gelyk de lely, die, als koningin der daalen,
In geur, in verf en knop, de groatfte roem kan haalen
Van al het hofgebloemt i zo munt ge 3 6 fchoone Spruit!
In ecd'len zwier by al uw tydgenootjes uit*
'c Zy dat gy met uw ftem, met uw bevallig zingen,
Door de ooren tot in 't hart zielroerende kunt dringen %
Of met uw vingeren, zo te£r als net de maat
Van 't kunftig fnaarenfpel der klavecimbel flaatj
Of onder een uw fpel weet met uw zang te meng'Ien,
En dus op aard verbeeld een koor van hemelfche eng'len,
Die met eenvoudigheid, als gy, op maat en wys3
De Bron der gaaven, in het zalig paradys,
Stadg looven keer om keer met vrolyk welbehaagen.
Hoe fchoon, hoe heerlyk is uw luifter in het daagen \
En wat belooft die nict door uw bevalligheid,
Die hi zo klein een lecfl: zo groot een majefteit
Der ziel zo fier vertoont door twee bekoorlyke oogen,
Die, fpeelcnde onder 't vak der ebbenbruine boogen,
Vertoonen aangenaam het edclmoedig vuur
Van 9t ryk vernuft, daar u dc gunfttge Natuur,
Op uw geboortedag, zo mild mee heeft befchonken!
Wat zult ge een yder, met uw loddeilyke lonkcn,
Verwinnen 3 blaakcn 3 en verteeren door uw licht!
Indien 't voorzcggen is geootloft in myn dicht,
-ocr page 216-
VERJAARGEDICHTEN. 169
Zo zic ik u eerlang, volmaakt in braave zeden,
Met roem den voorften rang der jufFeren bekleedcn,
En in vermaard verftand, in kunften, dicht en geeft
Uitblinken, even fchoon, als 's ligchaams fchoone leeft
In allerleye flag van ongemeene gaaven,
Waar door gy krygen zult een groot getal van flaaven,
Die even yverig aan u, als een godin,
Hun harten zullen3 op het outaar van de min,
Eerbiedig offeren, met wierook van gebeden.
Dan zal uw Vader zich in uw bevalligheden y
En glory, toegewyd aan zyn roemwaardig krooft:,
Noch meer vernoegen als zyn grootfte vreugd en trooft.
Zo groei en bloei dan voort, gelyk een fchoone ceder,
Geen norsfe bui van haat en nyd ftorte ooit ter neder
De wenfchlyke aanwas van uw lieve lentejeugd,
Om, vry van tegenfpoed, met een volmaakte vreugd,
De waarde vruchten van zo groot een hoop te geeven.
Zo moet ge in hemel, en op aarde onfterflyk leeven.
Den XXIII fa» van Lentemaand >
MDCLXXXII.
O P
Y
-ocr page 217-
......'Im.ML
l7o VERJAARGEDICHTEN.
O P H E T
VERJAAREN
VAN DEN HEERE
FRANCOIS VANDER SCHAGEN.
,Z_iO groet myn Zangheldin verheugd 't eerwaardig licht3,
Dat de eerftemaal beftraalde uw jeugdig aangezicht,
Toen 9s Hemels milde gunft zyn zegenryke itraalen
Met zo veel gaaven op uw hoofd liet nederdaalen y
Die in den daag'raad van uw leeven en uw jeugd
Den luft rot wysheidj tot geleerdheid, eer en deugd,
Met een onlesbaar vuur van yver heeft gegooten
In uw gemoed, daar 't diep zyn wortels heeft gefchooten.
Dit blykt, wanneer uw geeft, van aardfche zorg ontlaft.,,
Zo onvermoeid als 't een rechtfehapen Chriften paft,
Aandachtig opwaards vaart, daar ze in befpiegelingen
Des hemels y kennen lcert den Oorfprong alter dingen^
Die ailcs fchiep uit niet door een verborgen Vuur:
Oft zy gy wyders dringt door 't harte der natuur.
En met een ander oog ontdekt de rechte waarde
Van 't onberifplyk fchoon der fchepfelen op de aarde^
En al Gods wonderen in zyn verborgenheen.
J&alles boven u befchouwende en beneen5,
Scheid:
-ocr page 218-
VERJAARGEDICHTEN. 171
Scheid gy voorzichtig en oprecht den fchyn van 't wezen.
Waar door gy word alom geacht, geroemd, gepreezen,
Daar gy, in't bloeijen van uw lente, loflykpraalt
Met bloeijender verftand, dat uit uw aanfchyn ftraalt.
Wat rype vruchten moet elk van uw geeft niet wachten,
O vander Schagen! zo 'tuluftccomuwgedachten
Te laatcn weiden in de Duitfche Poezy ?
Gy ftreefde elk ecn in kunft en voegb'ren toon voorby^
En ik zong ftouter op den weerklank van uw fnaaren.
Met aangenaamer wys, het licht van uw verjaaren -y
Datlicht'tgeen eeuwig blinke en blaak'zo waard enfchoon,
Maar, nu de deugd u ftrekt voor een geboortekroon,
En dat gy zelve , met een vrolyk welbehaagen,
Den dageert die uw naam op 'tvoorhoofdkomttedraagen,
Waar toe Gods gocdheid u verfchaft een ruime ftof;
Hang ik een lover aan uw onbefprooken lof,
In welkers fchaduw dat des Hemels milde zcgen 3
Tot uw geluk en uw geboorteftond geneegen,
U toe mag vloeijen > in een wenfchlyke overvloed,
Die jaar op jaar u met een grooter aanwas groet *
Daar gy vernoegd, geruft, gebonden aan de reden,
Blyft altoos met uw lot en 's Hemels wil te vreden.
Yz                                OP
-ocr page 219-
V
i7z VERJAARGEDICHTEN.
OP HET VERJAAREN
VAN DEN HOOGGELEERDEN HEERE
PETRUSFRANCIUS,
HOOGLEERAAR in db HISTORIEN te AMSTELDAM.
D e morgenftond verfchynt op 't voorhoofd met eenlagch,
En lonkt myn zangfter toej wyl zy op deezen dag
Den wyzen Francius aan 5t Spaaren zal ontmoeten,
Dac Licbt van- 't glansryk Y op zyn verjaarfeeft groeten,
Daar hy zyn eed'len geeft ontfpant met blyden luft;
Terwyl zyn lufthof woelt van vreugd , nu hy *er ruft.
Men vind 5er boom, noch bloem, of yder geeft een teken
Van blydfchap op hun beurt, als of zy konden fpreeken.
Nu buigen zy zich laag, in 't aanzien van dien Heer*
Dan heffen zy zich hoog, hovaardig op zyn eer.
En 't luftig Spaaren juigcht en roemt, nu 5t heeftontfangen
Den roem van Nederland, die met zyn grootfe zangen
A\ 't aardryk, om zyn lof te fchaateren, verbind.
De groote Waereldftad dan eerft vernoeging vind>
Als hy, geklommen op geleerdheids liooge trappen,
Leert, als een Cicero, Hiftoryweetenfchappen,
Als 't Burgermeefterfchap, en al de groote Raad,
Verbaafd, verwonderd zit, daar hy zich hooren laatj
Terwyl de Koningin van allerleye taalen
Door hem, u\ Nederland, kan fchooner elans behaakn
Afe
-ocr page 220-
VERJAARGEDICHTEN. m
Als Nafo en Virgyl haar hebben bygezet.
De wyze Aaloudheid zwicht voor zyne dichttrompet,
Nu hy zyn ryken geeft opdifcht in lekk're vonden ;
Een koftelyk banket voor koningklyke monden.
En fchoon myn zangeres nooit aasde op Roomfche taal,
De Faam vermeldde 't haar, hoe ze in de fchoonfte praal m
Gelyk de morgenzon het hoofd weer op mag fteeken y
Daar Francxus vernuft haar heerlyk door doet breeken.
Dies praalt Antonides, een Licht der Poezy,
Met wond're kracht en zwier -y wanneer hy naar waardy
De gaaven van zyn vriend mag in zyn dichten looven.
Hoe yv'ren in zyn roem de wakk're Vollenlioven
En braave Brand, wanneer zy weiden in zyn lof!
Hier vloeit een voile zee van onwaardeerb're ftof,
Om dit Geboortefeeft met heerlykheid te vieren.
Hoe luft het nu myn geeft om 't prachtig te verfieren!
Maar neen , gelyk de dag door eigen licht beftaat,
Zo pronkt geleerdheid beft met zulk een loffieraad
Van eigen gaaven, die noch Nyd nochDoodkanfchaaden:
Zy maakt zich zelf een kroonvanmirthe-enlauwerblaaden,
En hangt *er lovers aan, die door de onfterflykheid
Voor eeuwig blinken met een held're majefteit.
Al lang heeft Francius gevlochten voor zyn hairen
Zo fchoon een hoofdkroon, die deez' dag van zyn verjaaren
Vermaard maakt met den glans en glory van zyn naam :
Ik zwyg dan, wyl hy klinkt langs't aardrykdoor deFaam,
Dm XlXdca, vanQozftmaand, MDCLXX1F.
y 3                        gl
^
-ocr page 221-
,7+ VER.JAAR.GEDICHTEN.
GEBOORTEZANG
VOOR DEN HEERE
JOAN PLUIMER,
EN MEJUFFROUWE
MARIA HAGENAAR.
BEIDE VERJAARD DEN XIVd« VAN
HERFSTMAAND, MDCLXXIV.
9t .Luft me een Gcboortcfccft te vieren
Van Jt braave Paar, nu weer verjaard
Op deezen dag, al lang vermaard.
Schoon hunne deugd dien zelf kan fieren,
Noch daalt de blyde Morgenftond,
Om dien mcer vrcugd en roem te geeven,
Uit zucht tot deeze Twee gedreeven,
Met zegendruppels in den rnond*
Het lclywit en 't rood der roozen
Gemengeld op haar aangezicht,
Vermeld de komft van ?t Zonnelicht:
Maar zy begon van fchaamt* te bloozen,
Wanneer ze Hagenaar zag aan:
Zy fchrikte, en dacht dat in haare oogen,
Met
-ocr page 222-
V E R J A A R G E D IC H T E N.          175
Met zulk een ftraalend licht omtoogen,
De Zon voor haar was opgeftaanj
Doch kon \ve£r moed en adem haalen,.
Verbaafd reeds door dat oogenvier>
Als zy met ongewooncn zwier3
Apollo zag ter kimme af daalen y
Tot luifter van dir Feeft aan 't Yr
Waar op een rey van geeften zingen,
Ter eere van zyn Lievelingen,
En zucht tot de eed'le Poezy.
Hy laat dan 't mennen van zyn waagen*:
Zyn hand ontflipt de guide room,
Om vryer aan den Amftelftroom
Hecr P l u 1 m e r s lof in top te draageny
Die hem zo kunftig eert en ftreelt,
En aanbid in zyn braave Dichten,
Waar door ze onfterflyk zullen lichten,
Zo lang de Dichtkunft bloeit en kweek>.
Eh zy haar toon met hem zal paaren.
Dies neemt Apol zyn lauwerkrans,
Nu opgepronkt met nieuwen glans,
En vlyd ze om Pluimers hoofd en hairen *
Schenkt hem zo fchoon een fchat tot loon^
Die aller oogen kan bekooren,
Zyn zangfter noopt met eedle fpooren:
Hy voert hem in triomf ten toon r
Met Hagenaar aan zyne zyde,
Zyn fchoone en fehrand're Gemalin,.
I
K
-ocr page 223-
VERJAARGEDICHTEN.
Die edelmoedig is van zin.
Dies is zy nu vernoegd en blyde,
Door de eer haar Ega toegebragt,
Niet boven zyn waardy gepreezen:
De vreugde fchittert uit haar wezen,
Als zy by beurten lonkt en lagcht.
Nu fchynt zy een der Zanggodinnen,
Met heerelyken roem verrykt*
Terwyl hy als Apollo prykt,
En 't hoofd van al die Dichtkunft minnen^
Zo licht van naam als zwaar van deugd>
Waar door zyn eerkroon ftaag zal groeijen,
Zo groen en onverwelkbaar bloeijen5
Als of die eeuwig was in jeugd.
Dies zwemt dit Feeft in waare weelden.
Hier vloeit een ftroom van Poezy,
Waar uit men fchept een lekkerny,
Die Godenne&ar kan verbeelden.
Dus viere en eer' men jaar op jaar,
En klink' door dicht in ys naneefs ooren
De gaaven, op een ftond gebooren,
In Pluimer en zyn Hagenaar.
Die Naamen blyven zonder vlekken!
En zo lang als aan 9s hemels trans
\ Geftarnt' den nacht verlicht met glans,
Moet deezen dag nooit nevel dekken,
Maar zyn in eeuwigheid gefierd
Dien nu myn zangfter heeft geviert.
-ocr page 224-
VERJAARGEDICHTEN. 177
ALS DE HEER
JOAN PLUIMER
OP ZYN VERJAARFEEST MET
EEN LAURIERKRANS WAS
GEKROOND.
*t Jjcheen of dc middagzon blonk midden in den nacht*
Toen Pluimer op zyn feeft, als een Apollo, praalde*
9s Nachts duift're naarheid week voor zulk een licht, en
De bleekverbaafde maan van haaren loop verdwaalde: (pracht,
De ftarren vlooden fnel, hoe trots op held'ren glans:
Want ze uit eerbiedigheid voor deeze Zonne zonken,
En ruimden vroeger plaats voor hem aan *s hemels trans,
Ona dat zyn ftraalen, eer het daagde, dagklaar blonken.
Z                            OP
-ocr page 225-
i78 VERJAARGEDICHTEN.
O P H E T
VERJAAREN
VAN DEN UYTMUNTENDSTEN
DER DICHTEREN
JOOST VANDEN VONDEL.
x\l 't Menfch- en Godendom eert op deez' grooten dag
De Zon der Dichckunft. Schoon zyn leeven, aan hetdaalen 3
Pen avondftond bereikt > noch licht zyn glans, als 't plag >
Ten Ipyt der hemelzon 3 het aardryk met zyn ftraalen.
A N T> E R S.
Noch bloeit en groeit., gelyk by Lente- en Zomertyd,
Op 's Herfftsgeboortedag in 't gryze Winterleeven,
Een Lauwerkroon3 wiens glans en heerlykheid nooit flyt >
Om 't hoofd van't Hoofd derKunft, door hem ten top yer-
heeyen,
AAN
-ocr page 226-
VERJ AARGEDICHTEN. 179
AAN DEN KUNSTIGEN
TOONEELSPEELER
HERMANUS KONING;
OP ZYN VERJAARGETYDE.
H eer Koning /t morgenlicht fcheen nooit metblyderlagch
Op 't voorhoofd, als nu st blinkt op uw Geboortedag*
Daar gy de Vrolykheid alom voert in uwe oogen,
9t Heelal verwondert y en voor u houd opgetoogen.
Wat lof ooit and'ren viel door geeft en kunft ten deel,
Gy zyt en blyft altoos de Koning van 't Tooneel.
Z 2                             OP
-ocr page 227-
jto VERJAARGEDICHTEN.
O P H E T
VERJAAREN
VAN DEN HEERE
JASPER LEMMERS.
Wat gaaven Lemmers heeft in zyn geboorteontfangen,
Vertoont zyn Dichtkunftj geeft, en fchelle toverzangen:
De Lente en Zomer zyn, by Herfft en Wintertyd >
Te vinden in zyn keel 3 den nachtegaal ten fpyt.
Dat de Oudheid Orfeus roem' > die beeften kon bekooren;
Hy vangt verftand en geeft der fchranderen door de ooren.
Zyn fchoone klank krygt zelf het Godendom in klem.
Beft word deez' dag geviert door 't orgel van zyn ftem.
Den XVfo* van Herfftmaandi
MDCLXXIK
o p
-ocr page 228-
VERJAARGEDICHTEN. 181
OP HET VERJAAREN
VAN DEN HEERE
VANDER HEIDEN.
Met welk een heerlyk licht ziet gy, opnieuw herbooren,
O vander Heiden! 't uur dat U het leeven gaf!
Kaarsgieters Tekenkunft maalt onberisplyk af
Het eeuwig Noodbefchik van boven u befchooren.
De Parken fpinnen hier u\v leevensdraad van goud,
Om, blinkende als de Zon, verwondering te baaren,
En ze eeuwig voor het woen der Tyden te bewaaren ,
Terwyl der goden Tolk haar 's Hemels wil ontvouwt*
Hoe u Apollo zal tot Voedftervader ftrekken 3
Met Aganippe vo£n , en voeren u ten troon
Des Zangsbergs, noemende u zyn welgebooren Zoon$
En Pallas yv'ren om u met haar fchild te dekken
Voor 't wodn des lafters, en het grimmen van den Nyd$
Hoe Themis u eerlang zal kroonen met lauwrieren y
Gy *t Recht der volkeren handhaaven en beftieren y
Als de eer van uwen ftam aan de eeuwigheid gcwyd:
Daar uw verftand en deugd de waereld zal behaagen j
Uw Naam verheven ftaan zo hoog als uw Gedicht,
Uw Wapenfchild te pronk in uw Geboortelicht,
En gy in 't eind met eer ter ftarren ingedraagen.
Z j                                  OP
-ocr page 229-
i82 VERJAARGEDICHTEN.
O P H E T
VERJAAREN
VAN MEJUFFROUWE
KLARA BERTHOLDS.
A A N 2X
LU D 0 LP H S M ID S>
\Vyze Smids, die my komt dringen>
Orn met myne poezy,
't JuiFerlyke Jaargety,
Op te fieren en te zingen;
Schoon gy zelf met grootfcher toonen,
Kunt zo fchoon een Pallas kroonen,
Die elks hart en oog behaagt.
*k Zing in fchaduw der fieraaden,
Daar uw Dicht mee is belaaden,
*t Lof van aulk een fchoone Maagd,
Die,
-ocr page 230-
VERJAARGEDICHTEN.
Die, zo klaar van hart als naam,
Leeft op *t aardryk door de Faam,
Die haar roem alom doet hooren,
Waar dat zy trompet den dag,
Die haar eeritmaai leven zag5
Dag, waar op zy wierd geboorcn,
En een yder kan verblyden,
Als de vrolykfte der tyden.
Wat al gaaven, wat al deugd,
Wat al goddelyke gunften,
Wat al ongemeene kunften,
Sieren haare lentejeugd,
Met een aangenaam feftoen
Van een onverwelkbaar groen,
Dat met eeuwige eer zal praalcn !
Wyl 't van haar godvruchtigheid
Is met glansfen overfpreid,
En onfterfelyke ftraalen,
Daar het alles voor moet zwichten:
Wyl ze een yder voor komt lichtcn^
't Zy dat haar doorluchte geeft;,.
Bezig in befpiegelingen
Van de goddelyke dingen,
Schoeijende op een hooger leeft y
\ Geen het Wetboek openbaart
Met een arendsoog verklaart*
Of, gelyk een baak der zeden,
Yder aanwyft om zyn tyd^
-ocr page 231-
VERJAARGEDICHTEN.
Die zo fnel vergaat en flyt,
Op haar voorbeeld te befteeden,
Als zy met haar maatgezangen,
Yders wenfchen en verlangen,
Op bekoorelyken trant,
Looft den Schepper, die haar 't leeven
Heeft zo zegenryk gegeeven.
Met een ongemeen verftand,
Dat in alles triomfeert,
En in kunften is volleerd.
Wat is zy haar Tydgenooten,
Met een yver vol van vuur,
Als een proefltuk van Natuur,
Ver in roem voorby gefchooten!
Wyl zy *t merg uit braave boeken
In den grond will op te zoekenj
En, gelyk de By het zoet,
Om zyn luften te verzaaden,
Trekt van bloemen en van blaaden,
Zo heeft zy het kwaad van 't goed,
In eens anders kunft en fchrift,
Met een ryp vernuft gefchift.
Zy wint harten door haar handenj
ft Zy ze met penfeel y of naald
Alles naar het leeven maalt,
Ja Natuur zelfs aan durft randen:
Wyl haar beelden niets ontbreeken
Als alleen 't bezielde fpreeken,
-ocr page 232-
VERJAARGEDICHTEN.
Om ha$r Maakfter op de maat,
Met een dankbaar welbehaagen,
Eer en glory op te draagen.
Zie hoe elk verwonderd ftaat,
Als ze in 't weeke was bootfeert,
En den tyd en dood braveertj
Of 3 door 't klavecimbei fpeelcn,
Yder een vcrrukt door 't oora
Met een aangenaam gehoor,
Dat de zinnen zacht kan ftreeleni
Daar elk een ftaat opgetoogen
In den glans van haar fchoone oogen.
Dus is yder een verpligt,
Om dit Jaargety te vieren,
Dat men allerbeft kan fieren,
Met haar eigen glans en licht.
Altoos heeft de deugd tot loon
Dat ze zich verftrekt een kroon,
Die een heerlyk licht kan baaren:
Even als aan 's hemels trans
De aangenaame zonneglans,
Die al 't aardryk kan verklaaren,
Als zy komt haar hoofd opfteeken,
En door bruine wolken breeken.
Zulk een lof zal nooit vergaan^
Maar den nyd en tyd braveeren.
Deeze dag moct nimmer keeren,
Als met glansfen overlaan.
Aa
-ocr page 233-
VERJAARGEDICHTEN.
Zuiv're KlarAj Lentebloenj>
Elks behaagen, yders roem!
Nooit meet u hec licht vcrdrieten
Op des Waerdds fpecltooneel ,
Daar een yder krygt zyn deel;
Altoos moet gy ruft genieten,
Met zo heerelyk een zegen,
Als een menfeh ooit heeft verkreegen:
Ja, uw glans hou eeuwig ftand>
En uw wydvermaarde ftraalen
Ryzen ftaadig zonder daalen:
Even als een diamant>
Die zyn glans alom verfpreidr
En met zyn ftandvaftigheid
Alles kan te boven ftreeven.
Zo moet gy gelukkig leeven.
AmfeMsvty den XVII*'* vanlftntermaand,
MDCLXXXIL
-ocr page 234-
VERJAARGEDICHTEN. 187
AAN DEN HEERE
JOAN GORIS,
RECTOR DER LATYNSCHE SCHOOLEN
TE AMSTELDAM;
ALSZYNE. OPDENX Xften VAN
LENTEMAAND VERJAARDE.
jljo zict gy wederom, met een geruften geeft5
Den dag die de eerfte van uw leeven is geweeft >
Dat leeven 't welk gy, met een wenfchelyken zegen,
Van de eindelooze gunft des Scheppers hebt verkreegen,
Die uwe zwakheid met 2yn kracht te hulpe kwam >
U van de wieg in zyn befchermende armen nam,
Om u voor 't ongemak der tyden te bewaaren,
En u tot hier toe bragt, naar zulk een reeks van jaaren:
Terwyl gy met uw hart en geeft van trans tot trans,
Door uw geboortezon en ftarrenlichten glans,
Voorby alle eeuwen weet Godvruchtig heen te dHngen*
Daar gy de Bronaar en den Geever aller dingen
A a 2                                 Be-
-ocr page 235-
188 VERJAARGEDICHTEN.
Befpiegelt van naby, en dankbaar van gemoed
Erkent de gaaven die gy krygt in overvloed.
Wat geeft gy de eeuw, die u het leeven gaf,veelvoordeeI,
Roemwaarde Goris, als uw licht en fchrander oordeel,
Gelyk de zon, die na een nacht van rampen daagt,
De vuigc nevels van onweetenheid verjaagt!
En alles zuiv'rende met uw gelecrde ftraalen,
Kunt gy den prys, by elk die wysheid mint, behaalen.
De letteroefening, die met een yv'rend vier,
U aangebooren fchynt, blinkt u in eed'len zwier
Ten ooge en aanfchyn uit, daar zy nooit zal bezwyken:
Waar van uw braave pen onfterfelyke blyken
Reeds aan de waereld heeft gegeeven, die, voldaan,
Al 't heerelyk ficraad van uw geleerde blaan,
Zo net van houding, en zo juift van pas verheeven,
Om u, naar uw waardy, vcrdienden lof te geeven,
Alom met eer trompet, daar uw geboortetyd
Op zulk een hoogen toon word juigchendeingewyd.
De fchoone Mertnve uit haar blanke waterbaaren
Gevoelt mee diep in 't hart de vreugd van uw verjaaren:
Zy heeft de glory dat ze de eerfte u leeven zag,
En 't Iiefelyke licht van deezen blyden dag
Verwelkomt heeft, toen zy voorfpelde in haar gedachten
Wat eer dat ze al uit uw geboorte had te wachten*
Hoe dat de aloude ftad, vermaard in koopvaardy,
Die ze op haar armen draagt, mogt uit haar profecy
Te moet zien dat men zou haar naam met d'uwen melden,
U noemende in den rei van Dordrechts Letterhelden,
Daar
-ocr page 236-
VERJAARGEDICHTEN. 189
Daar \ licht van uw verftand opdaagde en oorfprong nam5
Dat in zyn vollen glans geklommen, te Amfteldam
Het weelige vernuft, om niet van 't fpoor te doolen,:
Een baak verftrekt, als de eer der Nederlandfche fchoolen,
Ja, alles met uw geeft zet kracht en leeven by.
Geleerde Vriend, die vaak myn Duitfche poezy
Noopt met uw edel vier, wanneer ik opgetoogen
Drink uwe wysheid in met ooren en met oogen!
Dat uwe Jonathan, die my het leeven gaf,
Noch blydfchap geeven moet in 't midden van zyn graf,
Een blydfchap, nimmer met een grafzerk te bedekken:
Indien myn yver mogt zyn koud gebeent5 verwekken >
Dat eerelyk gebeent', fchoon 't bleef van kracht ontbloot,
Noemde u zyn vriend noch , ja zyn halsvriend, na zyn dood,
En volgde mee verblyd den maatklank van myn fnaaren,
En drift, verhemeld in de vreugd van uw verjaaren.
Maar, 'k voel my zelf vervoerd in d'yvervanmyndicht.
En fcheem'rende in den glans van uw geboortelicht,
Wenfche ik dat deeze dag, zo prachtig opgereezen,
In zynen nedergang de zon gelyk mag wezen >
En gy, ten einde van der fterfelyken lot,
Zyn glans verheerlykt moogt doorbreeken zien by God.
Aa 3                             TER
-ocr page 237-
ic,o VERJAARGEDICHTEN.
TER VERJAARINGE
VAN DEN HEERE
JOAN VANDER SMISSE.
We zou met vrcugde niet uw Jaargety ontmoeten,
En 'c heug'lyk licht van uw geboortezon begroeten,
O vandhr SmissEj die fteeds aan der Dicht'ren ry
Strekt een Mecenas, en de ziel der Poezy!
Zo ge aan deeze eed'le Kunft befteeden woud uw gaaven,
U mild gefchonken van Natuurj wat zoud gy draaven
Langs 't fpoor van Vondel, en op Helikon geleid,
In Dicht uitmunten als in edelmoedigheid!
Op 3 Febus Zoonen 5 op! vlechtkransfen; brengt laurieren,
Om naar zyn waarde hem te kroonen, en te vieren
Het vrolyk uur, waar in hy eerft aanfchouwde 't licht.
Vereeuwigt zyne deugd en heusheid in uw Dicht*
Die heusheid j die elk een verpligt, en kan ontvonken*
De berkemeijer zy tot fchuimens vol gefchonken,
En ga in 't rond om, op 't geluk van deezen dag :
Zy ftrekke een Lethes ftroom, waar in men veilig mag
De zorg, die kanker van de vrolykheid, verimooren,
Steeds roemende den ftond waar op hy wierd gebooren*
G E-
-ocr page 238-
VERJAARGEDICHTEN. 191
GEBOORTEGROETE
AAN DEN JONGEN HEERE
JOB yanMEEKEREN.
M et welk een yver groet ik u door myn gezangen,
O kleine Zoon! zo lang het eenfgfte verlangen
Van uw Heer Vader, als de hoop van zynen Stam
En liefften wenfch van zyn gewyde huwlyksvlam!
Op uw geboortc ftraalt de blydfchap hem ten oogen
En wezen uit, in zulk een zegen opgetoogen,
Zyn leeven ziende door uw 's leevens morgenftond
Op nieuw verryzen met den bloesfem in den mond,
En als een jonge zon doorbreeken, in wicns ftraalen
De deugd van uw geflacht veryd'len zal noch daalen.
Hy kufcht u duizendmaal, en kufcht in u het fchoon
Van uw Vrouw Moeder, en gy fchynt reeds een Adoonr
Daar ge aan haar blanke borft het voedzel weet te trekken*
En inzuigt met de melk haar deugden zonder vlekken.
Hy 's nook van kusfchen noch van u te aanfchouwen mot?5,
En., vj k!c*n Knaapje, reikt hern beide uw arrcrjes tee.'
-ocr page 239-
t9z VERJAARGEDICHTEN.
Uw vriendlyk wezen fchynt een kgchje hem te geeven >
Als of gy op uw wyz* hem danken woud voor 't leeven.
Ja, geeftig Wichtje, dank hem vry, die uwe jeugd
De heirbaan wyzen zal van wysheid en van deugd,
En die hem 't leeven niet alleen zult fchuldig wezen,
Maar ook Jt welleeven, als ge alom zult zyn gcpreezen
Om uw grootmoedigheid, geleerdheid en verftand,
En zyn ccn licht van uw Geflacht en Vaderland.
My dunkt ik zie hoe gy de Dichtkunft zult beminnen,
En wezen op zyn fpoor een vriend der Zanggodinnen.
Uw Grootvaar Schouten ziet dit mede in u te moet,
En hoe gy nimmer zult verbaft'ren van zyn bloed.
Hy zal uw vroege jeugd aanprikk'len, om tezoeken
Den grond der weetenfehap in zyn geleerde boeken.
Leef dus voorfpoedig dat u fteeds het leeven luft :
Niets ftoore, als gy zyt zacht in flaap gewiegt, uw raft.
*t Geluk, *t welk van uw wieg af aan u kroont met zegen,
Groei met uop, en blyf geduurig u genegen.
O klein vanMeekertje! wordgroot5 kroon Vadershoop,
En blink gelyk de zon in uwen leevensloop.
O P
-ocr page 240-
VERJAARGEDICHTEN. 193
OP H E T
VERJAAREN
VAN DEN HOOGGELEERDEN HEERE
DR. JACOB JONGBLOED.
Wat onwaardeerb're glans verfchynt voor myngezicht,
Die alle nevelen al tevens op kan klaaren ?
Bedrieg ik my ? O neen! 't is dat gczegend licht
Van uw geboortezon, vernieuwende uw verjaaren >
Dat licht, dat uur, die dag, welke yder een verhengt,
Waar op de Waereld u voor de eerftemaal zag leeven.
Myn zangeres neemt deel aan deeze groote vreugd,
Geleerde Jgngbloed, van uw gaaven aangedrecven->
Het zy de vlugge Faam volmondig uittrompet
Uw edelmoedigheid, met al de uitmuntenheden
Van uw volmaakt verftand, en deugden zonder fmct,
Die dubbelwaard zyn om ftaatsampten te bckleeden:
Of dat gantfeh Groeningen u toejuigcht, roemt en eert,
Als uw welfpreekenhcid op *t Raadhuis zich laat hooren,
En gy, zo voegchelyk, zo deftig als geleerd,
Verbind aan uvve tong elks aandacht, hart en ocrenj
B b                                  Wat
-ocr page 241-
i94, VERJAARGEDICHTEtf.
Wat lieflyke Aganip', die nergens weergaa vind,
Zo fchoon, zo zacht > zo zoet u komt ten monde uit vlocijen >
Daar gy voorftaande 't recht5 gerechtigheid bemind,
En als voorheen doet in een eedlen luifter bloeijen:
Of dat uw feniksveer, met een verheven zwier,
Gelyk een Arend, die het alles door kan ftraalen,
De Rechtsgeleerdheid, op het veld van uw papier,
Een baake ftelt om niet van 't rechte fpoor te dwaalen.
Dus hoort, dus kent men hier uw waarde te Amfteldam;
Dus word uw naam, uw lof fteeds op geleerde tongen >
O roemryk Licht! 6 eer en glory van uw Stam!
Met al 't fieraad van uw geboortezon gezongen,
Terwyl dat Themis u met lauwerkroonen fiert.
Zo moet dan deeze dag, met vrolyk welbehaagen,
Alom noch lang geroemd, geacht zyn en gevierd,
Gelyk de wellekomfte en waardigfte aller daagen,
En gy voorfpoedig in een wenfchelyken ftand,
Het recht handhaavende van Weduvven en Weezen,
Roemruchtig leeven tot een fteun van 't Vaderland.,
Daar gy onfterfelyk bemind zyt en gepreezen*
X>en , . . van Sprokfafmaand)
MDCLXXXVXL
A A N
*
-ocr page 242-
VERJAARGEDICHTEN. m
Aan DIRKJE. . ..
WEDUWE VAN
JASPER GORIS.
£jo kunt gy op een nieuw met vreugd weerom beleeven
Den wellekomen dag waar op ge eerft zaagt het licht>
Terwyl gy dankbaar en verhemeld van gezicht
Ziet op naar d* Oorfprong die u 't goede heeft gegeeven.
Met welk een zedigheid verheugc zich uw gemoed
In 't aangenaame licht van uw geboorteftraalen!
Terwyl het, zegenryk in yt ryzen en in 't daalen,
U geeft genoegen ruft en heil in overvloedj
Daar niets de waare vreugd van uw geluk kan hind'ren,
En gy het eerlyk hart, godvruchtigheid en deugd,
Uw's zaligen Gemaals, met uw verloopen jeugd
Ziet weer herleeven in uw wclgeaarde kind'ren,
Die met my zyn verheugd in uw geboortclot,
Geneigd de zwakheid van uw ouderdom te draagen,
Daar gy, geduldig in het flyten van uw dagen,
Verwacht geruft de kroon des leevcns van uw Godj
Terwyl uw hoofd blinkt met een kroon van zilv're hairen.
Wat wenfcht myn vriendfchap uvolmaakterindeez^ftaat,
Als dat des Hemels gunft u nooit op aard' verlaat',
Uw zwakheid mind'rende in 't vermeerd'ren van uw jaaren ?
Of>haarL XXX8' Verjaardag, den VI1*** van
Grtsmaand, MDCL XXXVIL
Bb 2                           OP
-ocr page 243-
t96 VERJAARGEDICHTEN.
OP H E T
TWEEDEVERJAAREN
VAN DEN HEERE
JAN DE CANJONCLE,
EN ZYN ECHTGENOOTE JUFF8-.
SARA d E G E U S-
A erwyl de kracht en glans der Oppermajefteit
Het Aardryk zegent met een nieuwe vruchtbaarheid,
Ja al wat leeven heeft doct nieuwen adem haalen ,
En 't groene veldtapyt met keur van kleuren praalen,
Zo konftig gefchakeerd gelyk de Morgenftond,
Die 't lieflyk blank by 't bios draagt in zynfchoonenmond>
Zo luikt myn zangnimf op in voortyd van haar leeven
Gclyk het jcugdig jaar, en eert, uit zucht gedreeven,
Deez' langgewenfchten dag, door zyn geluk vermaard5
Nu gy, vereende Twee, gelyklyk \ve£r verjaart.
Hier valt dan 't los geval: \vy kunnen klaarder leezen
In 't heilzaam voorbefchik van 't onbcgryplyk Wezen,
Dat gy uw Trouw door een Geboorte, op wond're wyz'5
Gclukkig zegelde in zyn hcmelfch Paradys.
Roemwaarde Twee! wat goet kan dan uw heil opweegen ?
De zon viert zelfs deez' dag, en korat u vriendlyktegen.
De
-ocr page 244-
VERJAARGEDICHTEN. 197
De Hemel juigcht, die u begaaft heeft met een zin
Als met een jaargety, en ftaadig uwe min,
Door uw geboortezon ontfonkt, op nieu\Y doet groeijen,
Gelyk de lieve Lent' > doch die vergaat na *t bloeijen
En ftaat de lucht ten doel 5 en ftrengerf Wintertyd;
Daar uwe liefde duurt, en nooit verflenft noch flyt.
Uw vriendfchapsvuur kan ,6 Canjoncle ! nooit verkouwcn,
Als gy de gaaven van uw Ega gaat befchouweri,
Wiens deugd en jjioederzucht ftaag aanwafchttotuwkrooft,
Dat u met glory kroont, tot uwe vreugd en trooft.
Hoe kweekt en koeftert zy die aangenaame looten,
Waarin haar's Egaas deugd haar wortels heeft gefchooten!
Uw fchrand're Sara, de oudft'e in jaaren en vsrftand,
Verheerlykt deezen dag y nu zy van yver brand,
Om 't roemenswaardig fpoor der wysheid na te treeden,
Daar Vader voortrad met zyn onvermoeide fchreeden.
Zo volgt ze ir beide ook in grootmoedigheid en deugd,
En zy verdrinkt met my in zee van dubb'le vreugd;
Na dat ik fcheemerde in den glans van zulke gaaven 3
Die uw geboortedag doen aan 5t geftarnte draaven,
Daar zy de Maaq, en al het zilv're liichtfieraady
Zo ver in wond'ren als in praclit te boven gaat.
Doch eer myn zangeres in blydfchap komt te fmooreny
Laatzyzich, alsdezwaanop'tdoodlykdons, nochhooren,.
En wenfcht u zhigend toe, dat uw geboortelicht
U nooit verfchyne als met Gods zegen in 't gezicht,
Beide verjaardden IirdtB van Bloeimaand>
MDCLX X.
Bb 3                            AAN
-ocr page 245-
f98 V E R J A A R G E D I C H T E N.
AAN MEJUFFROUWE
CORNELIA VANDER VEER.
UITMUNTENDE DICHTERES AAN >T Y;
OP HAAR E. VERJAAREN,
h Weelig windje uit het ziiijeri
Blaaft my lieflyk in 't gezichti
En verdryft de Noorder buijen,
Daar 't my opwekt tot myn pligt*
Om u naar waardy te groeten,
O roemwaarde vander Veer!
Wyl voor *t outer van uw voeten
Yder legt zyn dichten ne£r.
*k Zie de zon met vruchtb're ftraalen*
Om uw jaargety verheugd >
In den fchoot van 't aardryk daalen 3
Zy ontfonkt/ze in nieuwe jeugd,
En zy baart een Lent' van bloemen>
Schoon dat uw geboorteftond 3
Daar ik eeuwig op zal roemen,
Draagt den Herfft in zynen mond*
*k Word
-ocr page 246-
VERJAARGEDICHTEN. 199
*k Word in blydfchap opgeheeven;
Want deez' heerelyke dag
Doet het al in luft herleeven:
't Lover fchud, en teelt den lagch,
En der kruidjes zoete geurtjes.
Bloempjes onder 's hemels oog,
Draagen keur van mengelkleurtjes,
Schooner als een regenboog.
*t Nachtegaaltje laat zich hooren,
Hupp'lende op het nieuwe groen,
Tot uw lof alleen gebooren:
Het braveert het Lentfaizoen,
En myn zangnimf met zyn kweelen,
Daar het met een Wellekom,
Onder honderd orgelkeelen,
Groet deez dag. Al *t Godendom
Juigcht van vreugd op uw verjaaren,
'k Hoor Apollo zelf aan 't Y
Speelen op zyn fchelle fnaaren:
Nu roemt hy uw Poezy,
Met uw wonderlyke gaaven*
Dan, hoe 't magtig Amfteldam,
Daar uw geeft nooit word begraaven,
Eer uit uw Geboorte nam:
Hoe gy hooger hebt verheeven
Zyn doorluchte Wapenkroou>
En de fteenen gaaft het leeven,
Met een toverenden toon,
Wanneer
-ocr page 247-
aoo VERJAARGEDICHTEN,
Wanneer de Ygod op 't gefchatcr,
Betirde 't hoofd, langs zynen zoom,
Om u te eeren, uit het water,
Ak den Luifter van zyn Stroom.
Nyd noch Tyd moet ooit u fchaaden.
Nooit verwelke uw Lauwerkrans.
*k Hoor in 't kraaken van zyn blaaden,
Onder 't fchitt'ren van zyn glans,
Uwe Dichtkunft eeuwig fpelden,
Die de nooitvermoeide Faam
Over zee en land zal melden,
Met de glory van uw naarru
*t Zuide windje blaaft wat ftyver:
't Zwelt, hoogmoedig op uw lof,
En verftoort myn blaakende yver:
Want het dartelt in de ftof,
Die ik vond op uw verjaaren.
'k Zwyg, en laat het fpeele vaaren.
Amfteldam Jen XXXflt* van Oogft/naand,
MDCLXXVl.
O P
m
-ocr page 248-
VERJAARGEDICHTEN. 2ot
OP T VIERDE JAARGETY
VAN DEN HEERE
SALOMO JOANNES.
]3e kleine Salomo met geeft en glans gebooren,
Die noch maar viermaal zag gekroond zyn Jaargety,
Zet met zyn vriendlykheid zyn jeugd een luifter by
Waar door hy yder kan behaagen en bekooren.
Zyn groot vernuft laat hy in kleine kindsheid blyken,
't Zy dat hy lagcht en loakt, of fpeelt en geeftig ftreelt
Met't minzaam mondje, dat ftaag kusje op kusjedeelt,
Wiens diamant gezicht den glans der zon doet wyken.
Hy fchynt de Minnegod in all's gelyk te wezen
Zo als die eertyds zich herfchiep in kleine Askaan,
En Didoos borft in liefde ontfonkte ora den Troijaan.
'k Zie blanke Adonis zelfs eerlang in hem verreezen.
Vrouw Venus blaakt dan wis om zyne blonde hairen,
Om 't fneeuwit aangezicht, vermengd met purperrood}
En zy vergeet om hem haar fchoonen Minnaars dood:
Dan kroont haar roozekrans zyn hoofd op zyn verjaaren.
Hy bloei en groei zo voort in alle heerlykheden,
En zweef voorby den roem in zyn geboortedicht.
Hy volg zyn's Vaders fpoor, op zyn doorluchtig licht,
En groot verftand en deugd, met onvermoeide fchreeden.
Den XrWen. van Oo$maani, MVCLXXVIII.
Cc                             OP
-ocr page 249-
202 VERJAARGEDICHTEN.
O P H E T
EERSTEJAARGETY
VANDENHEERE
ISAAK SPRUIT.
O
geeftig Spruitje ! ik vier uw eerften Leevensdag,
En eerfte Jaargety, die yaer kan behaagen.
Gy zyt uw's Vaders hoop, en Moeders trooft en lagch,
Terwyl uw glans zo fchoon en heerlyk is in 't daagen.
Kan uwe Morgenftond, in zulk een teed're jeugd,
Reeds alle nevelen zo krachtig doen verdwynen ?
Gy geeft noch grooter hoop van wysheid, rocm en deiigdj.
Wanneer uw's leevens zon zal op den middag fchynen;
En als ge treed op 't fpoor van uwen Naamgenoot,
Dien I s a a k , om zyn deugd en groot verftand verheeven j
Die Zon, wiens waardig licht zo eed'le ftraalen fchoot,
Waar door hy, na zyndood, op aarde altoos zal leeven.
Zo moet ge, 6 fchoone Spruit! ter eere van uw Stam
En braaven Naamgenoot op 't allerheerlykft bloeijen :
Zo ziet men aan de vrucht van welk een boom zy kwam:
Zo moet ge altyd in deugd gelyk in jaaren groeijen -t
En God, wiens goedheid u het lieve leeven gaf,
Schenke u zyn heil s en keere alle onheil van u af.
Den XFIW">. van Herfllmaand, MDCLXXXIII.
O P
m
-ocr page 250-
VERJAARGEDICHTEN.            zoy
OP H E T
EERSTE VERJAAREN
VANJONGKHEERE
MATTHEUS DAVID AMIA.
V-/ kleine Zoon > met zulk een groot geluk gebooren,
Aan wien Natuur heeft zo veel fchatten meegedeelt!
Wat kunt gy Vaders hart en Moeders oog bekooren 1
Zy zien in u zich zelf roemwaardig afgebeeld,
En, met een bly gelaat, de zon van uw verjaaren,
* Vobr de allereerftemaal vernieuwen in haar loop j
En in uw glans de vrucht van hun gezegend paaren,
Het welbehaagen van hun zielen, en de hoop
Van hunn' doorluchten Stam, in wien de roem zal leeven
Der braave Spiegelsj en der Vogelaaren deugd,
De roem der Amiaas onflerflyk zyn verheven,
Die reeds zo zuiver blinkt in d'opgang van uw jeugd.
Zo zult geeerlangop'tfpooruw's wakk'ren Vaders draaven
In edelmoedigheid uitblinken, als een Licht,
Zynde onverbafterd van zyn deugd en eed'le gaaven:
c En j gaat het naar den wenfeh van myn Verjaargedicht,
Zult ge onophoudelyk, alom geacht, gepreezen,
Een vuurbaak van uw tyd, en elks verwondring wezen.
Cc i                          OP
-ocr page 251-
204 VERJAARGEDICHTEN.
OP HET VERJAAREN
VAN MEJUFFROUWE
LUCRETIA ROLDANUS.
'k vJroete, 6 Lucretia! u van het fcheepryk Y,
Daar 'k vier, gedenkende aan myn pligt, uw Jaargety •,
Terwyl ge aan d'Yflel, ora uw deugden hoog gepreezen,
Ziet uw geboortezon weer op een njeuw verreezen.
Dc fchoone weerglans van dat aangenaame licht
Srraalc, als uw vriendfchap in myn hart, my in 't gezicht,
Dat zich fteeds fpieg'lende in deeze onwaardeerb're ftraalen 3
Als in uw gaaven kan haar blydfchap niet bepaalen.
Maar hoe toch vlecht ik u , naar uw verdienfte, eenkroon,
Ziende uwe fchranderheid en oordeel even fchoon
Uitmunten als uw deugd, en uw roemwaarde zeden,
Welleevenheid en geeft, zo vol bevalligheden,
Een voorbeeld ftrekkende als ge uw redenen doorzout
Met wyze hemeltaal, veel dierb'rer als het goud,
Uit 's Vaders gulden mond, vol Godfpraak, ingezoogen ?
Roldanus waarde Telg, wie flaat niet opgetoogen >
Wie roemt, wie viert het uur van uw geboorteniet,
Die zo gelukkig is dat hy u hoort en ziet ?
Zo meet gy deezen dag noch lang, met vreugd, beleeven ,
En God u hier op aarde al 'twenfchelykftegeeven,
Tot gy keert hemelwaarts van waar uw oorfprong kwam.
Ontvang myn heilgroet, dien 'k u zende uit Amfteldam.
De?i XXFfim van Sprokkebsaand', MDCCX.
O P
-ocr page 252-
VERJAARGEDICHTEN. 205
O P H E T
VERJAAREN
VAN DEN HOOG EDELEN HEERE
r
DEN HEERE
JACOB CLEYBURG,
KAP1TEIN VAN HET EDEL MOG: COLLEGIE
TER ADMIRAL1TE1T TE AMSTELDAM.
Myn Zangeres, aan uw geboortedag verpligt
En eed'le deugden, viert dat aangenaame licht,
In blyde fchaduw van uw oorlogslauwerbladen,
Daar 't blinkend opryft met doorluchtige fieraaden}
Terwyl uw braave borft van heldenyver brand,
Gereed zynde, om, ten dienft van 't lieve Vaderland,
Zich zelf te waagen, en de Koopvorftin, in lyden ,
Van ZeefchorTeerderen belaagd, alom te vryden;
En, als een Perzeus, kloek de fchoone Andromede,
's Lands dierb're Vryheid, te verdaadigen op zee,
]Vlanhafte Clivsurg, die al vroeg op Nereus plasfen,
Zyt tegen 't krygsgevaar grootmoedig opgewasfen,
mm I                                                Cc J                                    AIs
-ocr page 253-
*o6 YERJAARGEDICHTEN,
Als of gy waart aan Mars, van uw geboortedag
En eed'le heldenwieg, tot glory van 's Lands Vlag,
Op't plegtigft toegewyd} 't zy dat gy met de baaren
En barsfe winden ftryd, of moedig in komt vaarefl
Den wreev'len Aardstieran van 't menfchelyk geflacht,
En de yz're klaauwen van dat Monfterdier veracht,
Of't, als een Herkules, poogt in zyn neft te ftooren.
O Held, tot nut des Staats en voor 't gemeen gebooren!
Geen wonder dat u elk, ora deezen dag verheugd,
Bejuigcht, en alle heil wenfcht aan uw heldendeugd,
Dat uw Geboortezon nooit opryze, als met zegen.
De Krygsfortuin blyve u onwankelbaar genegen,
Waar dat uw Zeekafteel door 't zoch zich wend of keert:
Zy geeve altyd dat gy doorluchtig -triomfeert,
Daar 't krygsvuur blixemt by het dond'ren der kartouwen.
Zo ^oet de heldenfaam de waereld door ontvouwen
Deez' grooten dag, uw naam, uw deugd en dapp're daan:
Zo vlecht myn Zangfter palm in uwe lauwerblaan.
Amfltldam-, den X1V^« van Zomermamd,
MDCCVI.
O P
-ocr page 254-
VERJAARGEDICHTEN.
-207
OP HET VERJAAREN
VAN MEJUFFROUW
C ATALINA B ARGEUS,
WEDUWE VAN DEN HEERE EN M\
JOAN BUSSCHOF.
God zo lang den draad gerekt heeft van uw leeven »
En uw vernoegde ziel heeft wederom gegeeven
Dien zegen dat gy kunt, met een verheugd gelaat,
De zon aanfchouwen, die uw 's leevens dageraad,
Voor de allereerftemaal verlichtte, met haar ftraalen,
Zo kan myn Zangeres haar blydfchap niet bepaalen j
En voelende zich aan uw vriendfchap dier verpligt,
Verwellekomt ze aan 't Y mee dat geliefde licht >
Welks wedrfchyn fchittert langs de hoog verheeven transfen
Der Bisfchoplyke Stad, braveerende alle glansfen •,
Daar yder voor uw deugd geboortekroonen vlecht,
Waar heen myn vaerzen, langs den Aemftel en de V"echt>
Gelukkig vloeijen, uw geboorte en naam ter eeren,
Om uwe gaaven en uw deugden te waardeeren ,
En op te zetten in den dag voor elk ten toon,
Wiens ftraalen blinken zo behaagelyk, zo fchoon
Als uw geboortezon, om elk een baak te ftrekken
Met zo gantfch ongeveinsd een leeven zonder vlekken,
Ge-
-ocr page 255-
*o8 VERjAARGEDICHTENT.
Gelyk als 't uwe, dat, te vreden met uw lot,
Niet voor uzelve is, maar uw evenmenfch en God,
Als of de Hemel u, zo lang een reeks van jaaren,
Alleen om wel te doen op aard' had willen fpaaren,
En waardig maaken zou den nooitvolpreezen Stam
Waar utt uw leeven eerft, naaft God, zyn oorfprong nam,
Die 't Euangelylicht ontvouwde aan yders ooren >
En Chriftus Boetbazuin, die zich alom liet hooren,
Gelyk een y v'rige en getrouwe Godsgezant,
Die de eerfte deugd u diep heeft in de ziel geplant,
Welke onweerfpreeklyk blinkt in uw gelaat en oogen,
De tolken van het hart die nimmermeer bedroogen,
Maar blyken geeven van het ruftige gemoed,
Dat fteeds ftandvaftig bleef in voor- en tegenfpoed.
Zo ftreeft gy onvermoeid Gods heirbaan op naar boven:
Zo geeft ge ftof om uw geboortedag te looven:
Zo vloei u yders groet en guile wenfchen toe.
De Hemel werde nooit van u te zeeg'nen mod :
Hy kroone jaar op jaar, met zynen vollen hooren
Van overvloed, den dag waar op gy wierd herbooren.
Zo flyt gy vrolyk, vry van tegenfpoed en druk,
Uw daagen, maanden en uw jaaren met geluk,
Tot dat uw leevenszon, gedaald aan de avondkimme,
Met nieuwe heerlykheid herbooren, opwaarts klimme
Door alle kreitzen, tot in 's hemels hoogften trans >
Ver boven zon en maan en flarrelichten glans.
O P
-ocr page 256-
VERJAARGEDICHTEN. »o»
O P D E N
VIERENZESTIGSTEN
VERJAARDAG
VAN DEN HEERE
PIETER STEENHUIZEN.
'k /jut de nevelen verdwynen,
En het aangenaame licht
Van een fchoonen dag verfchynenj
Dag, die elk tot vreugd verpligt.
Heugchelyke zonneftraalen,
Driemaal, driemaal wellekom,
In het ryzen, in het daalen!
Gy vernieuwt ons wederom,
Met een vriend'lyk welbehaagen,
D'eerften dag, en de eerfte jeugd,
Die Steenhuizens oogen zaagen,
Onder de algemeene vreugd,
Dd                                   Die
-ocr page 257-
no VERJAARGEDICHTEN.
Die al de aarde alom liet hooren,
Toen zyn leevenstyd begon,
Dat 'er was een Zoon gebooren>
Zoon, die naamaals als een zon,
Waar voor alle glaas zou zwichten,
Zoii j tot luifter van zyn Land,
Al den aardkloot over lichten,
Ryk van deugden en verftand.
O roemwaarde profecyen!
Zie hoe alks is volbragt:
Zo in vroege, als laater tyen
Geeft hy uw voorzegging kracht.
Zie hem leeven, zie hem bloeijen,
Daar hy zelfs de jeugd niet wykt,
In het eelfte van haar groeijen;
Daar zyn Herfft de Lent' gelykt,
Om onfterfelyk te Jeeven,
En gelyk als de Adelaar,
Tot der dieren Vorft verheeven,
Te vernieuwen , jaar op jaar,
Zyne frisheid, jeugd en krachten*
£n, braveerende 't faizoen
Van zyn leeven, zyn gedachtcn,
Eeuwig vrolyk, eeuwig groen,
Bly, geruft, oprecht van harte,
Zo te houden in een majt,
Die 't verclrietig lecd en fmarte
Van den ouderdom weerftaat.
Leef
-ocr page 258-
VERJAARGEDICHTEN. an
Leef zo ftaadig, naar myn wenfchen,
O myn ongeveinsde Vrind!
Als de zaligfte aller menfchen.
Dat al 't kwaad voor u verzwind>
En de Hemel kroone uw deugden,
Als myn pen uw Jaargety,
Zwemmende in een zee van vreugden,
Daar zy u, naar uw waardy
Poogt een letterkroon te ftreng'len
Voor uw hairen, ryk van roem,
Om uw gaaven t'zaam te meng'len.
Vriend, dien ik myn Vader noem,
Leef noch lang na dit verjaaren,
Dat ons zo veel vreugd kan baaren.
Den XIX*" van Wynmamid^
MDCLXXXIII.
Dd 2                           OP
-ocr page 259-
ail VERJAARGEDICHTEN.
O P H E T
VERJAAREN
VAN MEJUFFER
AGNES SASSENRAAD.
Z-jo zien we op een nieuw, 6 Agnes! *t vrolyke uur,
Waar op gy van Gods hand ontfingt het lieve leeven,
En zo veel gaaven van de gunftige Natuur,
Waar in gy yder een in roem verby kunt ftreeven.
Zy fchiep een fchoone ziel in een volmaakte leeft ,
En al wat magtig is om alles te bekooren.
By fchoonheid voegde zy een aangenaamen geeft,
En zegende den ftond waar op gy wierd gebooren.
't Is dan geen wonder dac al 't aardryk zingt uw lof,
Om, met my, deezen dag, waar 't moogelyk, te vieren.
Maar uw bevalligheid hoeft geen geleende ftof:
Uw eige waardigheid kan u volmaakt verfieren.
'k Staa dan verbaasd, en denk wat in uw vroege jeugd
Meer uitmunt; uw verftand^ uw fchoonheidiof uw deugd ?
AAN
-ocr page 260-
VERJAARGEDICHTEN. *ij>
AAN DEN HEERE
N. N.
OP Z Y N E.
VERJAARGETYDE.
jyien zag uw Jaargety nook heugchelyker grocten.
Terwyl men voor uw hoofd vlecht een geboortekroon,
En u met wenfchen en gedichten komt ontmoeten,
Dankt gy den Hemel voor uw eerftgebooren Zoon.
Nu ziet gy in die fpruit, zo fchoon, zo wel gebooren,
Verheugd u eigenzelf volmaaktlyk afgebeeld}
Een fpruit die, jong en te£r, reeds yder kan bekooren,
Daar 't moederlyke fchoon volmaakt in leeft en fpeelt.
Zo moet dan deeze dag noch lang zyn luifter geeven y
En 't onwaardeerbaar pand van uwe huwlyksmin
Voorfpoedig, vrolyk en gezond op 't aardryk leeven,
Gy zyn gezegend met uw licve Gemalin.
Dd j                        OP
-ocr page 261-
*i4 VERJAARGEDICHTEN.
O P H E T
VERJAAREN
VAN JONGKVROUWE
A L I D A ...
A A N H A A R E.
E E RWAART> EN VAT> E R.
vJ Leeraar, die gelyk een zort,
In 't hemelfch Sion ftaat te lichten,
En gunft by God, en menfchen won,
Die 't kwaade doet voor 't goede zwichten!
Ik geeve een proef van mynen pligt,
En vier deez' dag, van God befchooren,
Waar op uw kind eerft zag het licht,
Met zo veel geeft als glans gebooren.
-ocr page 262-
VERJAARGEDICHTEN.
Ik eer uwe aardige Alida,
In de eerfte en allerte£rfte jaaren,
In u, en in uw fchrand're Gaa,
Daar zo veel gaaven t'zaamen paaren:
De fchoone Moeder leeft en fpeelt
Met u in 't kind vol lieflykheden,
Dat, jong en klein, wat groots verbeeld>
En beider deugden naa zal treeden.
Ik zie haar reeds gelyk een boom,
Een Cederplant, die ftaat te bloeijen,
En by een kriftalynen ftroom
In Chriftus kerke weelig groeijen.
Zy is de vreugde van uw mond,
De luft en luifter van uwe oogen.
Hoe roem ik haar geboorteftond ?
Ik word van blydfchap opgetoogen,
Door al de gaaven van uw Kind,
In Hemel, en op Aard bemind.
-ocr page 263-
U6 VERJAARGEDICHTEN.
AAN MEJUFFER
KLEMENTIA
VAN
KUILENBURG;
OP H A A R. E.
VERJAARDAG.
U w voedftefwieg, de Hoofdftad van het Sticht,
Voorheen gewoon uw Jaargety te vieren,
Eer Krooneglans haar luifter kwam ontfieren,
Vergeet, in rouw gedompeld, deezen pligt.
't Is billyk dat men 't aan het Y hoor zingen,
Dat u voor 't Franfch geweld in hoede nam:
"Want altyd is het magtig Amfteldam
Een fchuilplaats voor verdrukte vluchtelingen.
Dies
-ocr page 264-
VERJAARGEDICHTEN.
Dies viert en eert myn Zangheldin deez' dag,
Maar zwygt van uw volmaakte aanminnigheden,
Dat vriendlyk fchoon, bepronkt met braave zeden,
En deugd, die elk* met reden roemen mag.
't Was ook vergeefs uw gaaven af te maalen,
Al wie u kent zyn die alree gewoon.
Ze fpreien zich in uw gezicht ten toon,
"Welks zongelaat uitfchittert kuifche ftraalen.
Gun dat ik u, door waare vriendfchapspligt,
Met deezen wenfch, myn hartenwenfch genaake:
Dat 's Hemels zorg geftadig voor u waakej
Uw Vaderftad, eer u het lieve licht >
Uw's jaardags we£r vergunt word nan te fchouwen ,
Verloft zy, van de Franfche Dwinglandy}
En 't Vaderland van d'oonbgs vloekharpy,
Om met den Vre£ de Vryheid te behouwen.
God, die den menfch verlicht van zwaaren druk,
Beftraal u met de zonne van geluk.
Iff Amfteldam, den VIIJ"> van
Oojfrmaand, MDCLXXIIh
Ee
-ocr page 265-
2i8 VERJAARGEDICHTEN.
O P H E T
VERJAAREN
VAN MYN WAARDEN VADER
JACOB LESCAILJE.
Xndien ik door den tyd ooit reden had tot dichten,
Gm door den waaren roem naar eifch in and'rer lof
Te weiden > 't is nu 't uur waar in Natuur myn pligten
Vertoont, en geeft my meer dan heerelyke ftof,
Om Vaders Jaargety blymoedig op te zingen
Door geen gcleenden roem: hoewel myn pen te kleen
Hier in van krachten is, dat zy daar door zou dringen
De deugden van zyn ziel, waar in op 't fchoonft by een
Veel gaaven zyn te zien. Die dan te recht wil weeten
De grootheid van 't verftand, bemerkhem van zyn jeugd
A\ aan, die nooit in fchoolgeleertheid is verfleeten:
Neen 't was Natuur die t eel vernuft, gefteld op deugd
Tot waare wysheid en geleerdheid wift te voeren.
De kennis, van Natuur verkregen, wert geeert.
De Nyd, hoe heftig, kan haar lof geenszins beroeren.
Godvruchtigheid, die ook de wysheid veel vermeert
Door
-ocr page 266-
VERjAARGEDlCHTEN. ty
Door trouwendienft tot God, fchiet in hem fchoone ftraalen,
Daar alles ver voor zwicht. Zo wykt de morgenglans
De middagzon. Myn Zang te laag van toon, moet dwaalea
In de overfchoone ftof. Ik zoek vergeefs een krans
Van waardig letterloof te vlechten, om te fieren
Met een geboortegroet het overwyze Hoofd,
Waar aan dat Themis zelf, haar kransfen van lanwrieren
Heeft loffelyk befteed, wier luifter niemand rooft,
Noch door de dood vergaat. De wysheids roem zal leeven:
Haar fchoonheid ziet men nooit tot niets vergaan in de aard.
Een ziel met deugd doorzult zal door de ftarren ftreeven,
Naar 't hemelfch veer, daar zy met haaren Schepper paart.
Ik bid j vergeef my dan dat ik geen end' kon krygen
In't maalen van u\v deugd, waar voor dat ik moet zwygen.
ANDERS.
^lyn's Vaders leeven is tot hier toe zeftig jairen.
Men zag zyn deugd met Hoop, Geloof en Liefde paaren4
Godsdienftigheid is voor den ouderdom een kroon;
Waar mee naa 't leeven ook de ziel voor 's Hemels troon
Met alien glans omzet, in heerlykheid zal praalen.
Een deugdelyke ziel kan grooten roem behaalen.
Wie zyn verjaargety naar eifch ooit maak' vermaard;
't Gemoed, opreeht en trouw, is iders loffpraak waard.
Lr AmfleUam, den XXIIft'* van
Ovsflmaandf MDCLXXI.
Ee i                               AAN
-ocr page 267-
-
l2o VERJAARGEDICHTEN.
AAN MYN L.1EVE MOEDER
ALIDA VERWOU;
OP HAAR E. V E R J A A R E N.
Wat kan uw zeftigfte verjaaren,.
O Moeder! die myn ziel bemint,,
Al groote blydfchap in my baaren!
Natuur, die my aan u verbind,
Wil dat ik hooger op zal ryzen.
Myn zang verheft zich hemelwaait,
Ora. daar den gpeden God te pryzen,
Die u tot hier toe heeft gefpaart,
En u niet vroeg deed nederzinken,
In 't yfelyke naare graf,
Daar nooit de lof zyn's Naams zal klinken.
Een vreugdegalm verzelt nooit ftraf.
Uw dood zou my uw hulp doen derven,
Die my het moederlyke hart,
Als 't myne bang is, laat verwerveny
En dragen komt de halve finart.
}t Is God, die in uw hooge dagen
U noch zo groote kraehten geeft,
Waar mee* gy zelfs de zwaare plaagen,
Des ouderdoms te boven ftreeft.
De pyn en kwaal die uwe leeden,
In 't midden van uw zomertyd',
Elk even fel om 't hardft beftreeden-:
Daar zyt gy meeft nu van bevryd>
-ocr page 268-
VERJAARGEDICHTEN. 221
Gezondheid is een fchat des Heeren,
Die 't bros vergankelyke kind
Des menfchen nimmer kan ontbeeren.
Dus geeft zyn magt, die 't at verwint,
Aan zyn verkooren Lievelingen
Naar zyne goedertierenheid,
Veel reden om Hem lof te zingen;
Dies 00k myn ziel zyn eer verbreid.
Nu bid ik 00k dat God het lceven,
(Waarom het * Vorftlyk aangezicht, * Ffiskias.
Zich keerde naar den wand, en even
Gelyk een duive kirde om 't licht
Des Waerelds noch een tyd te aanfchouwen^)
Aan u noch meer dan vyftien jaar,
Met alien voorfpoed doe behouwen,
En u voor alien ramp be waar:
Dat de Opperheer uw ftaf wil wezen,
Waar op gy zeker fteunen meugt.
't Is noodeloos het kwaad te vreezen.
Uw ziel, geankerd aan de Deugd,
Ziet door dit leeven vrolyk heenen,
(Daar *t waereldfch kind niet eens op gift.)
Waar dat geen klagen is of weenen,
Daar vaardig werden afgewift
De ziltc traanen van onze oogen^
Die Gods genade alleen kan droogen.
Den XF<i*t van SprokkeIm(tand3 MDCLXXIL
Ee 5                            AAN
-ocr page 269-
Hi VERjAARGEDICHTfcN.
AAN MYN WAARDE ZUSTER
ALETTALESCAILJE;
OP HAAR E. VERJAAREN.
*t VJeluk dat deeze dag u "geeft*
Waar op uw Jaargety herleeft,
Is, dat gy denkt hoe haaft het leeven ^
Deri menfch hier flechts te leen gegeeven *
!Met het vernieuwen van den tydj
Veroud, verdort, en fnel verflyt,
Ja, als een Arend vliegt, wiens rennen
Het al voorby zweeft op zyn pennen.
Zie dan, hoe fchielyk dat de jeugd,
O Lentebloem! verlieft haar vreugd
Gelyk een Roos, die, met zyn bladen,
Staat 's morgens hoog met pracht belaadetf j
En 's avonds valt voor uw gezicht.
Leer dan uit uw geboortelicht,
Noch niet ter middagtrans gereezen,
Den fchytt te fchiften Van het wezen,
De vreugd des doods van 's levens fmart:
Terwyl het zufieriyke hart,
Uit zugtj tot uw geluk genegen,
U wenfcht een vroege, en fpade zegen.
THrjaardden U*n van Loumaand,
MDCLXXVlll.
AAN
-ocr page 270-
VERJAARGEDICHTEN. 323
A A N D E
BLOEMPJES
GEVLOCHTEN VOOR JONGKVROUWE
N. N.
OP HAAR E. VERJAAREN.
O Bloempjes zonder re£n bedrukt!
Gy moogt vry vrolyk 't hoofd opbeuren,
Schoon gy zo vroeg zyt afgeplukt.
Nu zullen uwe blonde kleuren
Belonkt zyn vaa 't bevallig Beeld
Waar in de lieve Lente fpeelt.
Gy zult een frisfchen adem haalen.
Gy wierd befcheenen vafi ^en zon,
Zy zal 'er u met twee beftraalen,
Waar van elks glans de zon verwon:
Want zy herfchept door haaren luifter,
Den dag by nacht, en 't licht by duifter.
Gy
-ocr page 271-
VERJAARGEDICHTEN.
Gy zult op deez' beroemden dag,
Daar elk haar Jaargety komt vieren,
Vcel vvaarder fchynen als gy plag,
Gclukt het u haar borft te fieren.
Zo krygt gy door haar fchoonheid thans,
Meer rocms als Venus bioemekrans.
Gy treurt misfchien om dat haar roozen
En lelyen van 't aangezichr,
Met meerder gear en leeven bloozen,
En netter gcfchakeert, u\v licht
Verduift'ren zullen en berooven;
'k Beken, zy kan uw glans vcrdooven:
Maar trooft u dan in uwen nood;
En denk, hoe met den tyd kan keeren,
Haar wit albaft, en lieflyk rood:
Zo mag die Schoone hier uit leeren3
Dat zy haar's leevens ientetyd
Befteede, eer dat haar jeugd verflyt.
Gaa heen, en kus voor my de handcn
Van 't heerlyk proefftuk van Natuur:
Doch fchroomt gy fchielyk te verbranden,
Door 't onweerftaanlyk glinftrend vuur
Van haar bekoorelyke lonken?
Geen nood: vergaat gy door die vonken:
-ocr page 272-
VERJAARGEDICHTEN.
Gy fterft een aangenaamen dood.
Ik zou wel duizend leevens geeven,
Indien ik dit geluk genoot,
Om voor haar oog te mogen fneeven,
In plaats dat ik door de ongenaa,
Dicr Schoone al kwynende vergaa.
Helaas! het leevcn dus te leiden,
In ballingfchap van haare gunft,
Is van het leeven gantfch verfcheiden.
O Bloempjes, van natuur en kunft
Gefchaapen, en door een geweeven!
Ei, gaa dan naar die Schoone ftreeven.
Gaa naar die glory van het Y,
En zeg haar, hoe 5k, in rouw begraavcn,,
Eerbiedig vier haar Jaargety,
Haar deugd, aanminnigheid en gaaven.
Bid dat ik weer haar gunft verwerv%
Op dat ik leeve, of anders fterv'.
Itn verzoth van den lieert N. N*
F f
-ocr page 273-
u6 VER J A A R G ED I C H'T E N.
OP HET VERJAAREN
VAN DEN HE ERE
HENDRIK SCHREUDER
van D R A A G;
SCHRYVENDE ONDER ZYN ONGEMEENE GEDICHTEN,
LIEFHEBBER der WAARHEID, POEET,
en MATHEMATICUS.
/_jo roemt dan yder cen den dag van uw verjaaren -t
Doorluchtige Poeet! terwyi de Lauwerblaaren
Om uw vergode kruin, dd afgunftigheid ten fpyt,.
Op 't heerlykft bloeijen in den barften wintertyd.
Wat is uw jaargery gelukkig en gepreezen!
En uwe lot alreeds ten middagtrans gereezen!
Gy zweeft dan in uw Dicht, en met uw.Dicht uw Naam,,
Uitftekend Kunftenaar, op 't aardryk door de Faam.
De Geeft van Vondel y tot onfterflykheid gebooren,
Wiens naam de waereld, met eerbiedigheid moet hoorena,
Herleeft op nieuwe wys in uw byzond'ren geeft.
]i, hooger fchoeijende op een Sofoklefche leeft,-.
»
-ocr page 274-
VE RJA ARGEDICHTEN. 227
Kuntge alle dichten door uw kracht naar de eerkroon fteekcn
Als in uw woorden en uw werken is gebleeken,
Schoon dat uw kunft eerft is in 't opgaan van haar jeugd.
Hoe vaak hebc gy Parnas gefticht, verbaaft, verheugt,
Met zulk een Treurfpel, dat volmaakt in alle deelea,
Als eygen vinding is gefchikt om wel te fpeelen
Op 't Amfterdamfch Tooneel, tot welks gewenfcht profyt
Gy uw Sufanna baarde in 't aanzicht van den Nyd;
Die van uw breinkas zo haar oorfpronk heeft genomen,
Gelyk Minerva is met fchild en fpeer gekomen
Uit 't hoofd van Jupiter, den vader van de goon.
Geen wonder: want gy zyt de fchoonfte Apolloos Zoon.
Elk vraagt, zo dra hy komt uw kunft en taal te hooren,
O groote Schreuder! ftraks waar dat gy zyt gebooren.
En yder zweert dat u in 't letterryk Atheen
Voor de eerftemaal de zon en het geluk befcheen :
Het fchynt dat gy aldaar de wysheid hebt gezoogen,
En uit haar borften 't mergvan uw verftand getoogen:
=Dit blykt wanneer uw pen de rykfte fpreuken flaat,
Waar mee1 gy 't lof opzingt van Amftels wyzen Raad>
Of als ge uw Heldendicht door uwe Lier komt wringen,
Daar 't Amfteldamfch Parnas moet luift'ren naar uw zingen :
Geen wonder, wyl gy ftaag, met taal, noch ongewend,
En nieuwe vonden, maakt uzelf alom bekent}
Dat ai de waereld op uw Jaargety doet letten.
Maar, als gy komt een wys op huwlyksmin te zetten,
De kuifche bruiden zingt naar 't bruilofts ledekant,.
Dan zwicht het alles voor uw wonderbaaren trant.
Ff 2                                De
-ocr page 275-
22$          VERJAARGEDICHTEN.
De negen Zufteren, die gy uw kunft komt toonen,
Zyn bezig deezen dag met haar Gedicht te kroonen:
Gy zyt van haar bemind, en elk zingt om het meeft.
Ik , opgetrokken met de Dickers in den geeft,
Zie, hoe zy vlechten van irw Vaerzen de 6elfte kransfeir
Die nooit verdorren door haar fchitterige gtansfen.
Hoor zclf, hoe zy uw lof met veel- en keelgeluid
Op 't hoogft uirgalmen, dat de klank op 't aardryk ftuit.
Wanneer de blonde Apol komt van Parnas te dwaalen,
Dan zullen ze u van de aard' by zieh ten hemel haalen^
En ftellen over haar u tot een Opperhoofd:
Dan word uw Jaargety eeuw uit eeuw in gelooft:
Dan zult gy ftad op ftad, gelyk Amfion, ftichten;
Dan pronkt gy aan 't gefternt', om 't aardryk te verlichten,.
O Mathematicus! 6 Held der Poezy!
By Venus, Hercules, en Mars, tot lof van *t Y,
Daarge uw verftand en niet het leeven hebt gekree°-en.
Schoon Fredriksftad draagt roem op zulk een fchoonen ze^en
Dat zy zo groot een man uit zich gebooren ziet,
Die alien lof aileen, op zyn verzoek, gerriet -,
Het magtig Amfteldam zal u in goud doen leeven.
Zo blyf uw beeld dan voor en na uw dood verheeven.
Dat nooit Apol in u den geeft der Waarheyd blufch,.
Op dat gy blyft Poeet en Mathematicus.
MDCLXXXH.
OF
-ocr page 276-
VERJAARGEDICHT E.N. 229
OP HEX ZELFDE
VERJAAREN.
En dat ge Parnas
Met die zelve plas,
Als gy ilcchts wilt braaken r
Wei vruchtbaar kunt maaken:
J a, dat de laurier
Met kluchtiger zwier
Daar van komt te groeijen,
Uw veder doet bloeijen:
Waar door gy uw rym 3
Zo taai als een lym,
Zult eeuwig doen lichten,
Spyt alle gedichten-:
Want zeker, ge zyt
Niet ang voor den nyd:
Waar dat uwe beenen
Betreeden-de fteenen,,
Verwint gy dat bceft,
Met magtiger geeft.
Dies zyt gy nooit drukkig,
Maar eeuwig gelukkig:
3^
                                  Want
XxeerSchrwdervan "Draagl
Wyl yder van daag,
Uw jaarty wil vieren,
En lagchend verilerenj
Zo neem myn gedicht,
Poeetifch verlicht,
Gemaakt naar uw oordeel,
Mee op tot uw voordeel.
Maar ach! 't is me leed,
Dat ik juifl niet weet
Hoe dat uwe zinnen
Gefteld zyn van binnen.
Ik loef dat Apot,
Vaak raazende dol'
Van al 't poetifeeren
Daar komt te logeeren.
Men zegt voor gewis
Dat ge alle de . . -
Van 't Pegafuspaardje
Dronkt net op een haartje,
-ocr page 277-
23* VERJAAR<
Want Pallas haar Spcer
Befcherremt u meer.
Als Hektor zyn wallen.
Wat komt zy te brallen
Op alle uwe kunft !
Zy fchonk u haar gunft
Om dat ze in uw wezen
Zo dagklaar kan leezen
Den geeftigen zwier
Van 't moedige Dicr
Dat ftaag aan haar voeten
Haar wysheid komt groeten.
Wat baart deeze dag
Een dubbeld gelagch,
Om op uw verjaaren
Gcen vreugde te fpaaren!
Gelukkige tyd,
Die 't aardryk verblyd
Met zulleke zinnen,
Die alles verwinnen!
Want Orfeiis Lier
Cedhht vtor N. 2J.
JEDICHTEN.
Is min als een zier
By u te waardeeren.
Hy temde fteeds beeren:
Maar gy, met uw toon
Spant zeker de kroon;
En uwe gedachten,
Zyn zwaarder van krachten
Als die van Amfion,
Of grooten Arion.
O Held aller Helden,
Dien 'k eeuwig zal melden!
Uw breinwaardig hoofd 3
Hoogmoedig geloofd,
Moet nimmermeer gryzen,
Naar 't voorbeeld der wyzen.
Uw lof, nooit verkouwd,
Uw beeld, uyt het goud
J»Jaar 't leeven geklonken,
Moet eeuwig Aaan pronken.
Zo maakt van deez' dag
Ai 't aardryk gewagh.
NOCH
-ocr page 278-
VER J A A R G.ED I C H T EN.
NOCH OP 'T ZELFDE
VER J A A R E n
J^l'aamhafce Held der Poezy,
Uitblinkende in veel wond're gaaven,
Die waardig, yverig en bly$
Parnas viervoetig op komt draaven^
Als 't vlugge Paard van Pegafus
Dat luidkeels uitroept uvv verjaaren s
Poeet en Matimaticus!
Wat draagt uw hoofd al lauwerblaaren!
Hoe te£r heeft u Apol bemint,
0 hoog gepreezen Held der Helden!
Waar door gy elk verzoekt, verbind
Uw overgrooten naam te melden,
Dien ge in uw eerfte doopceel kreegJ?
Waar met gy yder kunt bekooren.
En of uw mond voor eeuwig zweegj.
De geeft, waar mee gy zyt gebooren,
Blinkt al zo klaar in uw gezicht
Als 't helder zonlicht in het duifter, ,
En in uw ongemeen Gedicht
Een meer als daagelykfchen luifter.
Het fchynt of gy gebooren zyt-
Om de Amfteldamfche Treurtooneelen*•-
Die gy voor ongeval bevryd,
In top te heffen met uw Speelen*
-ocr page 279-
j32 VERJAARGEDICHTEN.
Want uw Suzanna is zo fchoon
Dat elk, als hy haar komt te Ieezen ,
Roept fchaat'rend' uit: Gy fpant de kroonj
Gy moet allcen de Meefter wezen.
Gy toont hoe zy haar Mrisjts riep,
Wanneer zy luft had zich te wasfen;
Die zy met voordacht ftiert om Ziep,
Terwyl de boeven op haar pas fen.
En of de Nyd dit Treurfpel laakt;
't Is in zo fchoon een vorni gegooten,
Waar door dit maakfel is volmaakt,
Wei waard van u te zyn gefprooten.
Men kent den Vader aan de Vruchtj
De Leeuw is aan de klaauw te keonen.
Zo zal van de een in de and're lucht
Uw Naam ter heirbaantrans oprennen -,
Daar elk zo zal den lauwerier
Om uw gefplitfte hoofdkruin voegen,
Met zulk een onvervalfchften zwier
Als ooit Romeinfche Helden droegen.
Leef lang, 6 groote Kunftenaar!
't Wras alles dood, waart gy verlooren.
'k Wenfch dat wy lang noch, jaar op jaar^
Uw Dichorakels moogen hooren.
Zo ftreeft gy de eeuwigheid voorby,
Naamhafte Held der Poezy!
Geduht voir 0 O.
NOCH
-ocr page 280-
VERJAARGEDICHTEN. 233
NOCH OP *T ZELFDE
VERJAAREN,
iluripideSj Homeer, en Flakkus, Pindarus,
En Nafo, 6 Poeet en Matimaticus!
Staan op uit d'yz'ren flaap, na zo veel duizend jaaren,
En ftellen t'uwer eer hun halfverroefte fhaaren.
De negen Zufters, en 't grootmagtig Helikon,
Dat u houd voor een op- en ondergaande zon,
Slaan mede hand aan 't werk, om uw weetzieke zinnen
Het kruid en fap, dat al de Goden trouw beminnen,
En wyze mannen maakc, uit diepe fchuld en pligt
Op te offeren in plaats van een Verjaargedicht.
Nu zult gy zo volmaakt als Junoos Vogel zweeven $
Nu als 't fchilddraagend Beeft het al te boven ftreeven:
Nu zult gy wond'ren doen, by 't geen gy hebt gedaan.
Zo zal uw naam alleen in alle hiftorys ftaan.
Gedkht voor P. P.
Gg                               OP
-ocr page 281-
V E R J A A R G E D I C H T E N.
O P H E T
V E R J A A R E„N/
VAN MEJUFFER
N. N.
*.'                         '                                                                            :
*k Viere, o Schoone! deezen Dag,
Die u eerftmaal leeven zag;
Dag, die wenfchlykfte aller daagen,
En. omuj myn welbehaagenj
Dag, wiens zielverkwikkend licht
Word verheugd door uw gezicht.
'k Voel de kracht me^ van uw lonkenj.
'k Voel die onweerftaanb're vonken
In myn diepverliefde ziel,.
Die u lang in waarde hielj
Daar de fchoonheid van uw oogen.
Alles, alles op vermoogenj
Daar uw frisfche morgenjeugd,
Schoonheid, fchranderheid en deugd^,
En bekoorelyke zeden,
Eeuwig worden aangebeden..
-ocr page 282-
V E R J A A R G £ D I C H T E N.
Lieve ontloke Lentebloem,
Al myn wenfchen, al myn roem^
Waart gy niet zo fchoon gebooren!
Of kon ik uw hart bekooren!
Hoorde gy naar myn gebeen!
Waart gy niet zo hard, als fteetij
Koud, en als een beeld, van harte?
Of gelukte 't me , in myn fmarte,
Dat ik, als Pigmalion,
Die zyn Beeld vermurwen kon.
Met zyn traanen, met zyn kusfchen$
Mee myn minnevlam mogt blusfchen!
't Zou, in myn verliefden nood,
My bevryden voor de dood:
'k Nam u teder in myn armen:
'k Zou u, door myn gloed, verwarmen,
En verzachten, door gebe£n,
Door myn zuchten en geween.
Dan zoud gy het minnen leeren j
Dan myn liefde triomfeeren,
En ik eeuwig, aan uw mond,
Vieren uw geboorteftond.
Gedicht voor N.tf.
Gg %
__
-ocr page 283-
z$6 VERJAARGEDICHTEN,
OP HEX
VERJAAREN
VAN JONGKVROUWE
A L I D A d E L E S.
Wat komt ons deeze dag een dubb'le vreugd te geeven,
O Alida ! waar op ge ontfingt het lieve leeven,
Met zo veel gaaven, die verflcren uwe jeugd,
Tot elks verwondering, en uwer oud'ren vreugd!
U\v levensmorgenftond, die yder kan behaagen,
En reeds zo aangenaam en heerlyk is in 't daagen,
Belooft noch meer} wyl gy, 6 lieve Lentefpruit!
Munt boven elk in geefr, in glans en fchoonheid uit,
Waar mee gy yder kunt vernoegcn en bekooren :
Men roem dan deezen irond, waar op gy wierd gebooren,
En eerftmaal zaagt het licht. De Hemel geev' dat gy
Voorfpoedig leeven moogt, verncegd, verheugd en bly.
De goede Vrydag dien men viert met welbehaagen,
En u\v Geboortedag komt op het vcorhooft draagen,
Werd al uw levensryd met goeden dag op dag
Vervolgt, en hou u vry van rampfpoed en geklagh.
Den. . . . fan Lent ema and, MDCLXXXII,
vaor de tieudemaal verjaardL
AAN
-ocr page 284-
VERJAARGEDICHTEN. 237
AAN JONGKVROUWE
MARGARETA . . . .
OP HAAR E. VERJAAREN.
JN fcts kan myn geluk bepaalcn,
Nu het ray gebeuren mag,
Met uw fchoonheid, af te maalen,
't Uur dat u eerft leeven zag:
Nu dat in myn hart komt daagen,
En voor myn verliefd gezicht,
Met een wenfchelyk behaagen,
Uw, ja uw Geboortelicht:
't Licht dat eerftmaal kwam ontdekken
Aan 't heelal uw fchoon gelaat,
Waar gy mee tot u zoud trekken
Yders liefdei en buyten haat
Zo veel harten als 'er oogen
Uw volmaaktheid zouden zienj
Daar myn ziel in opgetoogen,
Eeuwig u myn dienft komt bien.
Duizenden van braave zeden
Heeft Natuur aan u befteed,
Duizenden bevalligheden,
Overfchoone Margareet,
GS 3-                              Int
-ocr page 285-
VERJAARGEDICHTEN.
In uw aanfchyn in uwe oogen,
Die, met lodderlyken zwier,
Lonken fchieten, wier vermoogen
Sticht een minnevier op vier -t
In het bios van uwe wangen,
In de karsfen van uw mondj
Kweekende een verliefd verlangen,
Zynde in d'eelften leevensftond 5
Recht om 't zoet der min te fmaaken!
Maar, helaas! op deeze wys
Helpt gy yder aan het blaaken.
En blyft zelf zo koud als ys.
Denk, 6 Schoone! eens om te paaren,
Denk hoe dat uw leevenstyd,
Telkens als ge u ziet verjaaren,
Eindelyk daar heenen glyd:
Denk, ja denk dat met uw leeven»
U zo veel bekoorlykheen
Niet zo ryklyk zyn gegeeven,
Om dat gy ze zoud alleen
Slyten zonder ooit te minnen.
'k Wenfchj eer dat gy weer verjaart,
U verandering van zinnen,
En zo veel geluk op aard
Als gyzelve kunt begeeren^
Uw Geboortedag ter eeren.
Ten veraoeke van den Heere N. N.
-ocr page 286-
VERJAARGEDICHTEN. 239
GEBOORTEGROETE
AAN MEJUFFROUWE
H Ij L E N. A • , • m
XJe gaaven, die u van den Heme! zyn gegeeven,
Roemwaardige Heleen, toen ge eerft het leeven zag,
En elk gedenken doen aan uw Geboortedag,
Verftrekken tot fieraad van uw gezegend leeven:
't Zy dat men 't oog op uw goedaardigheden flaat,.
Uw huiszorg, vriendlykheid en aangenaamc zeden,
Uw fchrand're geeft, verfierd met veel uitmuntenheden,
Met deftigheid en deugd, ftraalt uit uw fchoon gelaat.
Dit kan uw Eehtgenoot vermaaken en bekooren,
Wanneer als hy zichzelf van Koopzorg vind vermoeid,,
Terwyl uw huw'lyksliefde in braave Telgen bloeit,
Waar in ge uzelve^en al uw deugden ziet herbooren.
Zo wenfch ik dan y die dier ben aan uw gunft verpligt,
Dat ge u noch lang verheugt in uw Geboortelicht.
O P
-ocr page 287-
2*0 VERJAARGEDICHTEN.
O P H E T
VERJAAREN
VAN
*                    •'                    • - •                    %                    •                   »                    ♦
>
Wat onwaardeerb're glans verfchynt voor myn gezicht,
Die alle nevelen al tevens op komt klaaren ?
Bedrieg ik my ? O neen! 't is 't wellekoome licht
Van uw Geboortezon, vernieuwende uw vcrjaarenj
Dit licht, dat uur, die dag welke op uw aanfchyn flxaalt,
Waar op de waereld u voor de eerftemaal zag leeven.
Myn hart neemt deel in al uw blydfchap onbepaaldj
Dat hart, waar in altoos uw vriendfchap ftaat gefchreeven>
Terwyl myn dicht uw lof mee met een lover fiert,
En wenfcht dat deeze dag, met vrolyk welbehaagen,
Alom noch lang geroemd, geagt blyve en gevierd,
Gelyk de wellekomfte en vrolykfte aller daagen,
Daar gy verheugd verflyt, in een volmaakt geluk,
Uw jaaren, maanden en uw daagen, vry van druk.
MEN*
-ocr page 288-
MENGELDICHTEN.
Hh
-ocr page 289-
CA
-ocr page 290-
Pag. 243
MENGELDICHTEN.
G E Z A N G
DOORNBURG,
LUSTHOOVE
VAN DEN HEERE
WILLEM van ZON,
DOMHEER VAN OUD MUNSTER.
vJp welk een aangenaame wys
En toon zal u myn Zangfter looven,
Nu ge alle glory ftreeft te boven,
O Nee'rlandfch Tempe! 6 Paradys
Der vruchtb're Vecht! die, opgetoogen,
Uw glans ziet met verwond'rende oogen?
Ik voel dat gy myn poezy,
Als ge u gewaardigt haar te hooren,
Door uwe heusheid noopt met fpooren,
En zet haar kracht en leeven by,
Daar uw geluk, in top verheven,
Doet alles onbekommerd leeven.
Hh 2                            Want
»
-ocr page 291-
MENGELDICHTEN.
Want nooit was in uw bloozend ooft
Een dood'lyke akonyt te vinden.
O neen! uw hart legt bloot voor vrinden*
Uw naam, die kwetft noch vreugd berooft,
Hebt gy alleen maar aangcnoomen
Om de ongebonde luft te toomen.
Als ik in uw vermaak'lykheen,
En goddelyke lekkernyen
Myn geeft laat in verbeelding glyen,
Dan word myn hart het lyf te kleen}
Het kan zyn driften niet beteug'len,
En myn gedachten krygen vleug'len.
Hier zet ik my dan veilig neer
In fchaduw van uw groene boomen,
Daar ik geen Saters heb te fchroomen,
Die maagdezangen gaan te kecr.
Hier kan ik ruim myn adem haalen^
Om uwe gaaven af te maalcn.
Uw borft is my een Hengftebron,
En ftreeft de Hippokreen te boven>
Gy myn Parnas, 6 Eer der hoven!
Waar op uw Voedfterheer, uw Zon,
Zal, als Apol, myn dichtluft wekken,
En voor Mecenas my verftrckken.
-ocr page 292-
MENGELDICHTEN.
Hoe fchoon heft gy uw hoofd in 't licht
Uit uwe hemelhooge dennen,
En eiken , van alom te kennen!
Terwyl uw aangenaam gezicht
Alle and're weelden kan verwinnen,
Bekoor'lyk fmeltende de zinnen.
Hier zit ge, als een vorftin, en prykt,
En fpiegelt u aan alle zyen
In uwe hofwaranderyen;
Daar gy Pomone zelf gelykt,
En bofchgod Pan u ftreelt de zinnen,
Met al de veldgoon en godinnen.
Gy houd uwe armen uitgebreid,
Per wederzy, langs groene padcn,
De reiziger kan pas verzaaden
Zyn luft in uwe heerlykheid;
En waar niet elders zyn verlangen,
Hy bleef in uwe welluft hangen.
Hy ziet u met verwond'ring aan,
(U naauw'lyks kennende als te vooren,)
Uw oude in nieuwen glans herbooren,
Die, met uitheemfche hoflieraan,
Gedrongen uit zyne eerfte paalen,
Verfpreid veel fchooner zyne ftraalen.
Hh 3
-ocr page 293-
MENGELDICHTEN.
De fchoone Vechtftroom, in dien ftaad,
Met uwen luifter ingenoomen,
Kufcht, in het ginds en herwaards ftroomen,
Eerbiedig uwe rechtehand.
Gy kunt hem maar van ver belonken,
En echter in. zyn kil ontvonken.
Zo gy in 't blinkend kriftalyn
Van zynen vloed uw deftig wezen
Befpieg'len koft, wie zou niet vreezen
Dat gy van eige minnepyn,
Gelyk Narcisius zoud verteeren,
En in een enk'le bloem verkeeren?
In uw bekoorelyken fchoot,
Die lang zo fchoon, zo vruchtbaar teelde,
Daar groeit 3 daar bloeit, daar blaakt de weelde,
Wanneer het bloozend morgenrood,
Doorbreekende aan des hemels kimmen,
Verjaagt de fchaduwen en fchimmen.
Dan fchept ge in alles nieuwe vreugdj
Uw frisheid, met haar geurige aasfem,
Verfpreid een hartverkvvikb're waasfem,
Die al wat leeven heeft verheugt.
Het wefte windetje, aan 't beweegen,
Komt u daar op al lagchend tegen.
-ocr page 294-
MENGELDICHTEN.
Ik hoor hoe 't vruchtbaar ruifcht, en fpeelt
Een vrolyk lied op blaan en telgen:
Het kan zyn blydfchap niet verzwelgen.
Zo dat ge alom een fchets verbeeld
Der eindelooze zaligheden,
Voorheen bekend in 't lufthof Eden. ,
Hoe lief'lyk klinkt by u 't geluid
Der voog'len, die, terwylze u eeren,
Den beurtzang aan hun gaaitj.es leeren,
Zo dat de klank en we£rgalm ftuit
Langs boomen, bloemen, weiden, daalen ,
Op uw gewelf en fchoone zaalen.
Natuur fchynt zelf dc maat te flaan,
Op 't alierkragtigft in ?t bekooren:
De geeft, verkwikt, op nieuw herbooren,
Laat het gehoor ten reye gaan,
Dat, om de leevendige pluimen,
Met blydfchap, kan de doode ruimen.
Bedrieg ik my ? of droom ik ? neenf
Ik zkt in fchyn van nachtegaalen,
De goden in uw boomgaard daalen,.
Gelokt door uw bekoorlykhee'n:
'k Hoor hen, met duizend orgelkeelen*
Uw lof in veldgezangen fpeelen*. .
-ocr page 295-
MENGELDICHTEN.
Wie hoort, en kent uw waarde niet,
Veel heerelyker als voorheenen,
Nu gy word van een Zon befcheenen,
Die dag en nacht zyn ftraalen fchiet?
En waar die fchynt daar ziet men zwellen
Uw karsfen, krieken, en moerellen.
Hoe zwanger zyt gy van geluk,
En uwe vruchtb're wyngaardranken,
Van ambrozyn en nektardranken,
De medic yn van zorg en druk!
*k Zie perziken en abrikoozen,
Hier vroeger bloeijen, rypen, Bloozen.
Uwe appels, vol van lekkerny,
Zo mild van geur als leevensfappen,
Elk naar zyn aart en eigenfehappen,
Gaan 't guide boomgaardooft voorby,
Waar op Hippomenes mogt hoopen,
Die Atalant' bekoorde in 't loopen.
Een zegen ruft op uwen grond.
De Lent' fchynt eeuwig hier te groenen,
Verfierende u met bloemfeftoenen,
Zo fchoon, gelyk de Morgenftond
Treed prachtig blinkend op zyn wagen,
Om 't oog der waereld te behaagen.
O D
-ocr page 296-
MENGELDICHTEN.
O Doorneburg! 6 Landkleinood,
Vermaak'lyk boven al uw buuren!
Uw glans zal nyd en tyd verduurenj
Uw roem, zo fchoon, zo goed, zo groot%
Gezegend zyn, en nooit verdwynen,
Zo lang uw Z o n u zal befchynen.
Dus zult ge in fchaduw van dien Naam ,
Die eeuwig blinke en blyf verheeven,
Langs Nederlandfche daalen zweeven,
Zo ver, zo wyd de vlugge Faam
Zyn eed'le deugden zal trompetten,
En u in hooger daglicht zetcen.
n                  do
-ocr page 297-
250          MENGELDICHTEN.
DORDRECHT'S
VERMAAKLYKHEDEN;
AAN DEN WELGELEERDEN HEERE
JOAN GORIS.
My n hart, 6 Vriend! belaan met uwe guile gunft,
Vond, tot erkentenis, vermoogen, kracht, nech kunft,
En bleef als in een nacht van diepe ftilheid fteeken :
Nu moet het barften, of zich uitten door het fpreekenu
Uw weldaan parsfen my, gelyk een felle vloed,
Door fterken wind genoopt, op dyk en dammcn doet,
Zo lang als 't bruifchend nat niet elders door kan booren*
Dus, losgebrooken, laat ik my van d'Amflrel hooren
In uw Geboorteftad, daar gy my heufch ontmoet,.
En myne Zangeres u nederig begroet.
Zy offert op 't altaar der Dankbaarheid haar zangen,,
Daar zy uw vriendfchap heeft zo rykelyk ontfangeoj
-ocr page 298-
MENGELDICHTEN. ., 251
En vaart in 't aad'lyk Dord, vermaard door oude deugd,
Met my noch fpcelen in 't herdenken van dc vreugd. *
Het leit als in een beemd van allerleye wcelden :
Hier kan men zich op Aarde een Paradys verbeelden,
Waar in de blydfchap heefc hair zetel neergezet.
Het huis te Meerdervoort kan ftrekken voor een net,
Om vriend en vreemdeling voor eeuwig in te vangen :
Zy blyven met het oog, gelyk door 't oor bleef hangen
De Held Ulysfes aan vrouw Circes tovertong.
Noch ftrykt de Nachtegaal, hoe aangenaam zy zong,
Ver boven haar den prys. Ik word dan opgetoogen
Al wand'lende aan uw zy: hier was myn geeft vervloogen,
Verwonderd in 't vermaak van 't hemelhoog geboomt',
En had nooit weergekeert, had ik hem niet betoomt,
En laager ne£r doen zien op konftige verfchieten.
Hier dacht Natuur haar fchoot vol fchatten uit te gieten.
De fchrand're * Sara, myn getrouwe Reisgenoot,
En lieve Gezellin, die ftaag de vreugd vergroot,
Verdrinkt fehier in die zee zo vol van lekkernye.
Hier word haar geeft ontvonkt door drift der Poezye,
Waar zy met my noch was en dichtte op deezen flond.
Maar gy, zo minnelyk van taal, als heufch van mond,
Brengt my van 't zalig oord, (hoe kon ik wederftreeven ?_)
Om my verand'ring van vermaak en luft te geeven.
Nu fchuiit de zon, die ons heeft vriend'lyk bygeftaan,
Met haar doorluchtig oog op onze wandelpaan,
Ii 2                              Haai
1 SarackCanjonck.
-ocr page 299-
2?2          MENGELDICHTEN.
Haar ftraalend aangezicht roosverwig onder 't water,
Voorfpellende ons haar gunft •> daar wy met zoet gefchater
Vaft juigchen op een wys, om haare Majefteit
Te danken voor haar dienft met diepe ootmoedigheid.
Doch zy dook onder, om met d'uchtendftond te ryzen.
Ik zal hier voor Apol een eeuwige eer bewyzen,
Die, door verdubbeling van klaarheid, uit zyn trans
Ons toelagcht en belonkt met aangenaamer glans,
Om zyn gezelfchap ons op deezen dag te geeven >
Terwyl wy op een Jacht met witte vleugels ftreeven,
De zilv're Merwe fnel doorfnyden met de kiel.
O Yvorft, die myn hart dus lang gekerkerd hiel!
O Voedfterwieg, die met het bruisfchen van uw baaren
My dikmaal fuisde in ilaap in de allerteerfte jaaren!
Vergeef het my, nu ik aanfchouwende deez' Vliet,
Zo veel genoegen hier, als aan uw boord, geniet:
Hier leeft het alles, zelfs myn Vaderftad en Vrinden:
Ik fchyn 'er meerder als u eigenzelf te vinden.
O Dordrechts rykfte Stroom! ik brand van uwe min.
Uw kriftallyne kruik heeft zo veel nats niet in,
Om myn verliefde vlam te koelen en te blusfchen;
Terwyl de Nimfjes vaft uw blanken boezem kusfchen,
En hangen om uw hals op uw verheeven Vloed.
Zy draagen met myn hart op uwe liefde moedj
En 't is myn glory zo gy daar wilt zegepraalen :
Want gy zyt afgericht op yder wel te onthaalen.
Dies gy het vlugge Jacht op uwen oever fpoelt,
Daar wy wel mot£, niet zat, in uwen fchoot gewoelt,
En
-ocr page 300-
MINGELDICHTEN. m
En dart'le golfjes, met vermaak en blydfchap landen
Omhelzende om uw min den zoom van uwe ftranden.
Ik fchep myn adem dan, en ruft in Werkendam,
Daar 't oog des vreemdelings van ouds zyn toevluchtnam,
Om d'allerfierften Vifch te roemen onder 't vangen,
De zoete en malfchen Zalm: Hoe boet ik myn verlangea
Aan hem, die omgebragt, en doorgemeen, noch rood
Vertoont het leeven in hec midden van de dood ?
Men zou met zynen fmaak een Vorftenmond bekooren.
Ik fchyn op nieuw in luft te fmelten en te fmooren,
O Vriend! als gy zo mild hem zetten doet ten difch,
En keur van vogelvlees laat volgen op den vifch,
En ftaag uw goed onthaal vermeerdert onder 't nooden.
Hier zie ik dan in 't klein het groot banket der Goden ;
Daar Vader Jupiter in alle weelde leeft,
Als Ganimedes hem den Beker overgeeft:
Den Nektar en Ambroos proeve ik uit uwe reden:
Die vloeit in d'ommegang en hofFelyke zeden
Van Broeder Dideryk, die, deezen naam wel waard,
Naar uw doorluchten geeft en eed'le gaaven aard.
Gy zyt elkaar in all's gelyk, 6 braave Telgen!
Gefprooten uit een Stam: (Ei wilt het u niet belgen,),
Maar een gebrek houd uw volmaaktheid onvervuld ,
Dat gy my boeit als een flayinne in uwe fchuld,
Waar aan gy tyd, noch kracht, noch moeitewiltbefpaaren.
Dus zyn wy dan gefterkt om weder voort te vaaren,
Nu 't gunftig windje met zyn aim ons vteit en ftreelt,
En blaaft de blydfchap, daar het geeftig ruifcht en fpeeTt>
li 3                                Op
•"
-ocr page 301-
254          MENGELDICHTEN.
Op zulk een toon, daar zich de Vlietgoon onder mengea
Met zingen, en ons dus aan 't oude Gorkum brengen.
Hier worde ik noch verbaaft in d'op- en ondergang
Van Arkels heerfchappy, door fellen oorlogsdwang:
Doch 't wankelend geval verhief 't geluk der Grooten
Met hunne glory hoog, om laager neer te ftooten.
Dus vergenoegd geleid gy my uit deeze Stad,
Daar 't oog wierd moe van zien, en 't lyf van wand'len mat.
Hier had gy, 6 Eool! onfterf'lyke eer verkreegen:
Maar gy loopt ons zo fel en fterk, als plotflyk, tegen,
En keert uw oog, dat met een wenk zo licht en vlug
Ons dienen kon ■, en bied in plaats uw traagen rug,
En rekt met bulderen uw fiere gramfchap ftyver.
Maar gy, 6 Stroomgodin! betoont ons uwen yver,
En ftoot ons onvermoeid met al uw krachten voort ,'
Offchoon de Windgod ons te rug rukt en verftoort :
Gy geeft in tegenfpoed meer voorfpoeds in 't vertraagen,
Met onze kiel op uw verkooren kruin te draagen.
Nu zingt myn Zangeres van uw verrukkend fchoon,
En uwe aanminnighe£n. 'k Zie hoe Latones Zoon,
Verliefd van u te zien, daalt in uw arm ter rufte
Met al zyn gloed, daar hy zyn vlammen koelde en blufte
Terwyl de duifternis in ftryd is met den dag,
En dat de zilv're Maan weer licht met lief gelagch,
Gevolgd van 't hel Geftarnt', die alle met hun glansfen,
Op uwen marm'ren vloer, nu flaauwj dan fterker dansfenj
Daar Venus noch ter fluik haar Mars belonkt en licht 3
Diana, ftaatiger, befpiegelt haar gezicht
Be-
-ocr page 302-
—-............
MENGELDICHTEN.          255
Befchroomd in uwen vloed, en vreeft noch voor 't befpieden,
En fchynt by poozen voor uw Watergo6n te vlieden.
Met dit Gezelfchap komt het onze we£r te Dord:
Daar fchiet my wel de tyd, maar geen vermaak te korr.
Ik derf de kracht, om u, 6 waarde Vriend ! te dankcn:
'k Voldoe u, noch myzelf, met deeze woordeklanken:
Want al te diep ftaa ik geworteld in uw fchuld.
'k Verzoek by al dit goed alleen noch uw geduld,
Tot dat ik in 't vergo£n mag boeten myn begeeren,
Terwyl zal ik u ftaag in myn gedagten eeren,
En prenten in myn hart hoe dier gy my verpligt.
Leeve ik door poezy, gy leeft 00k in myn dicht;
Daar zal uw braave Naam de voorfte plaats bekleeden,
Als ik uw deugden zing, met al de heerlykheden
Van 't onverdiend onthaal, dat gy met gullen zin
Toonde op £en tyd aan my, aan Zufter, en Vriendin.
TYTIR.
-ocr page 303-
*5$ MENGELDICHT EN,
TYTIR,
HARDERSZANG.
Zo
gaat dan Tytir, nu zyn fchaapen elders weiden,
Ver van de buurtftreek, die hem opvoedde, afgefcheiden j
Die buurtftreek, die met een verdubbelenden fchyn,
Zich prachtig fpiegelt in het blinkend kriftalyn
Van d'Y en Amftelftroom, haar naam en roem ter eeren.
Hy 's weg -, en wie toch weet wanaeer hy weer zal keeren ?
Och ja! hy *s wegj en leeft in een uitheemfche lucht,
Terwyl 'er meenig om zyn afzyn treurt en zucht,
En laat het hoofd gelyk een troofteloozehangen.
Hy was de vreugde van 't gezelfchap, en 't verlangen
Van al de Nimfen en de knaapen> hy alleen,
Van alle hoog geacht, geroemd en aangebe^n.
Men hoort een galm, als fcheen 't geluk met hem vervloogen:
Och! Tytir, Tytir! och! is van ons weggetoogen.
De fnaat'rende Echo, als gevoelig van dit leed,
Antwoordgeduurig, en verdubbelt deeze kreet;
't Vee ftaat en gaapt 'er naar> de bosfchen en de boomen,
De velden, bloemen en de kruiden, zelfs de ftroomen ,
9t Krygt alles ooren > en zy luift'ren elk om ftryd.
9t Geheiligd vogeltje aan de onfterflykheid gewyd,
Om
-ocr page 304-
MENGELDICHTEN.          257
Om Thereus min, zingt mee, uit enkel mededoogen:
Och! Tytir, Tytir! och! is van ons weggetoogen.
Elk denkt aan hem, en 00k met een hoe hy met vree
Zo trouw bezorgt heeft al zyn aanbevoolen vee,
Van dat het zonnelicht eerft doorbrak met zyn flraalen}
Tot dat het zynen gloed in Thetis fchoot liet daalen >
En hoe de deugd hem, met een trek van vriend'lykheid 3
Van glans, van voegb'ren ernft, vol heufche majefteit,
Van 's Scheppers. zinlykheid den mannen ingefchaapen,
Blonk uit in zyn gelaat ver boven and're knaapen j
In zangfpel wezende zo wyd alom vermaard,
Als harder Rykhart, doch zo vrekkig niet van aart.
Hoe dikwils fierde hy 't altaar van groene zooden!
Hoe mild'lyk wydde hy den vaderlandfchen Goden ,
En Huisgoon de eerfteling van zyne vruchten toe!
Zyn edele inborft was noch nimmer 't weldoen moe ,
Dat hy met de eerfte melk heeft tevens ingezoogen.
Och! Tytir, Tytir! och! is van ons weggetoogen.
Dus klaagt 00k Eerykje, zyn trouwe halsvriendin,
Zo dra het daglicht heeft genomen zyn begin,
En blinkt en blaakt op nieuw aan 's hemels blaauweboogen.
Och! Tytir, Tytir! och! is van ons weggetoogen.
Ik zag haar onlangs noch, voor 't fteeken van de zon,
Zich nederzetten, in de fchaduw, by een bronj
En hoorde hoe dat zy, na lang vergeefs te peinzen,
Haar hart recht uitfprak, als een vyandin van veinzen :
Zy hield haar oog geftrekt naar 't vlak der zuyder zee>
Terwyl zy onbepaald vaft graazen liet haar vce,
Kk                                Dat,
■ ' H»WI» ■ i,
-ocr page 305-
258          MENGELDICHTEN.
Dat, graag van honger en van dorft, rondom de randcn
Der klaverweiden, 't gras afmaaide met zyn tanden.
, Zy riep: Waarom of hy den vaderlyken ftroom
Verliet, daar 't nimmer hem ontbrak aan vetten room,
Aan melk en honig, en zyn boomgaard nook aan vruchten,
Zyn flailing niet aan vee, zyn hart niet aan genuchten ?
O neen! hy had vol op van alles, dat het veld,
En 't vee verfchafte, vry van haat en krygsgeweld -,
Terwyl hy dag op dag vermeerderde in vermoogen.
Och! Tytir, Tytir! och! is van ons weggetoogen.
Wat of hem drcef dat hy ging dwaalen over zee,
Van een verzekerde naar een onzeek're ree}
Aan 't wifpeltuurig lot der winden en der baaren
Zich zelf betrouwende, om dus allerlei gevaaren
Te vaaren in den mond ? Of was het, om dat hy
Daar meerder aanzien zou verkrygen als nan 't Y ?
Neen zeker: neen, zyn ziel was nooit zo onbezonncn,
Dat ze ooit van de yd'le drift der eerzucht wierd verwonnen:
Ook was hy hier geenzins misdeeld van eer en lof.
Hoe dikmaals gaf hy elk, om hem te roemen, ftof.
Hoe meenigmaal heeft ook de Bofchgod Pan zyn hairen,
Als een verdienden prys, gekroont met lauwerblaaren ?
't Zy dat zyn wakk're geeft, genoopt van edel vier,
>let een verheven toon en aangenaamen zwier,
Zo luide dat het klonk langs 't weelig veld en akker,
Een braaven velddeun had gezongen, bly en wakker,
Daar zelf Apollo bood den knaap met kracht de hand -,
Of dat hy fpreaken, vol van pit, met diamant,
-ocr page 306-
MENGELDICHTEN.          M9
In 'c zuiver bergkriftal gcdrukt had, zo verhecven
Dat ydcr letter fcheen te fpreeken en te leeven >
't Zy hy de trouwkelk van Mecenas, wyd vermaard,
Wiens glans, af komftig van de Zon, zich heeft gepaart
Met fchoonc Vredegond, 't gewyde feed ter eeren,
Bemaalt had met geluk, dat nooit hen zal ontbeercn:
Terwyl zyn naam, die hy, met zo veel zinlykhedn,
Heeft in 't gewyde woud, op eike fchors gefneen,
Ten hemel groeit, dien hy ziet met zyn eer verhoogen.
Och ! Tytif, Tytir! och! is van ons weggetoogen.
Een toverheks, vol fpyt, vol haat en zwarte gal,
Heeft hem, zo 'k recht geloof, beleezen by geval,
En derwaarts heen getroont met haar bedrog en loogen.
Och! Tytir, Tytir! och! is van ons weggetoogen.
Wie zal voortaan de keur der bloemen, fris en bly,
Voor my verzaamelen op Floraas jaargety ?
Den witten bloefem met de roode roos fchaakeeren ?
De zerrepzoete kers, de perziken en peeren,
De bloozende abrikoos, de pruymen, geel als was,
Met haaren blanken waas, zo varfch, zo juift van pas
Afplukken, even voor 't verwelkcn en verdroogen,
Nu Tytir, Tytir (och!) is van ons weggetoogen?
Wie zal voortaan, als hy, deel neemen in myn druk?
Of zich verheugen als my toelagcht het geluk ?
Maar wien, och arm! maar wien zal ik myn hart ontdekken ?
En wie voor boezem- wie voor halsvriend my verftrekken ?
Wie my befchermen, in het naarfte van het woud,
Voor bofchgedrochten, en voor Saters, geil en flout ?
Kk 2                               Wie
-ocr page 307-
a6o          MENGELDICHTEN.
Wie zal my nu door hcgge en doorneftruiken leiden ?
AViens vce zal met het myne, in een gezelfchap weiden ?
Wie zal't verzorgen, en het drenken als het vaft
Van dorfl: verhit is, en beho£n voor overlaft ?
Wie my verdeedigen voor Valshart en zyn loogen,
Nu Tytir, Tytir (och!) is van ons weggetoogen ?
Wie zal voortaan, met zulk een onvermoeide vlyt,
Toeluift'ren als ik zing in 't vlakke veld om ftryd ?
Of my met zulk een vreugd toejuigchen, als myn zangen ,
Zich hoog verhcffende op een weitfer toon, ontfangen
De zegekroon? of daar ze op Sirakuzer wys,
In landgedichten zich verkeeien, 't veld ten prys ?
Wie zal de traanen van myn treurgezangen droogen,
Nu Tytir, Tytir (och!) is van ons weggetoogen ?
Zo klaagt de droevige geduurig, en zy vind
Haar klagt vervloogen en verydeld met den wind,
Den dag ten einde, en 't licht der zon beneen de kimmen 5
Terwyl reeds de avond, met zyn akelyke fchimmen
En bruine fchaduwen, vervult het gantfche dal.
Wat zal zy doen ? Zy dryft haar fchaapen naar den ftal:
Myn zangfter volgt haar na, en roept, met haar bewoogen:
Och! Tytir, Tytir! och! is van ons weggetoogen.
RE.
-ocr page 308-
MENGELDICHTEN.          261
REDEGUND,
HERDERSKOUT.
J. erwyl wy leedig zyn, en dat ons weelig vce
In weeliger landouw vaft weiden gaat in vree",
6 Buurmaagd Redegund! zet ik op uw behaagen
My by u neeV, om u te dienen op het vraagen
Dat gy my gift'ren deed -, of myne gezellin,
(Gy fpraakt van Rozemond,) niet meer was myn Vriendin ?
Beleefde Redegund! 'k zal dan wat breed verhaalen,
(Wyl tochdezonnocheerft van'smiddags trans haar ftraakn
Op 't aardryk nederfchiet,) hoe ik de vriendfchapswet,
Die 'k had met Rozemond, hield trouw en onbefmet j
En 't is door my niet dat zy reeds flaat aan 't verkouden:
Ik heb dit liefdevuur ftandvaftig onderhouden j
Dat vuur yt geen zy wele'er my opdroeg, als de magt
Van haar geneegenheid de myne heeft verkracht,
En myn grootmoedigheid ( hoe noo zy zich <liet prangen,}
Bleef van haar zoet gevlei verwonnen, haar gevangen.
Zo 't u vergeeten was wat gunfl ik haar al dee,
(Misfchien vergat zy 't zelfs, om haar in ruime zee
Van onftandvaftigheid voor eeuwig te verfmooren,)
Ik fchaamde my met recht als ik u die liet hooren.
Kk 3                        Oneen,
-ocr page 309-
z6i MENGELDICHTEN.
O neeti! 'k droeg nimmermeer 't beweezen goed ten toon:
Myn edelmoedigheid dient nooit op hoop van loon,
En walgt van vriendfchap die men ftaag op nieuw moet noopen.
'k Bewees haar eer noch gunft daar zymytoemoeftkoopen,
Van d'eerften dag af dat zy zich aan my verbond:
Ik dacht, 't zoude eeuwig zyn •> maar 't was voor korten ftond:
Want met de bmiloft van dim wreveligen minnaar,
('k Meen Hylas,) die, helaas ! wierd tot myn leed verwinnaar
Van een roemwaarde Maagd, myn naafte bloedverwant,
Begon haar vriendfchap eerft: en federt kon dit land
Pas tweemaal op den glans van Floraas kleuren roemen.
Ei zie dan of haar min niet teerder als de bloemen .
Niet brozer is als glas, en lichter als de wind.
Doch hy is dit gewoon die zo licht haat als mint.
Hierom zal ik niet eens my over haar beklaagen:
Want de onbeleefdheid moet haar fchande zelve draagen,
Maar ik betuig oprecht voor u, dat ik haar fchonk
Zo zuiv're vriendfchap als op 't aardryk immer blonk.
Strekte ik, 6 Redegund! haar niet voor een Vriendinne,
Als ik haar liet den prys van myn gedachten winnen ?
Het is myn fchuld niet dat haar Naam aan 's waerelds end
Niet voor den waardigften beroemd is en bekend.
Ik droeg haar hooger als de wolken op myn veder,
Dan zettede ik haar zacht weer in myn zangen neder
Op
-ocr page 310-
MENGELDICHTEN.          263
Op de allervoorfte plaatsj daar bragt ik haar in 't licht,
En fchonk haar zelfs den roem, dien 'k won door myn gedicht.
Deez' boomen zullen zelfs hier myn getuigen wezen,
Hoe ik haar laagfte deugd heb hemelhoog geprezen.
Zy hoorde dikwils, in den ftillen morgenftond,
Hoe ik den geeft ontftak van myne Rozemond,
En haar gedachten met een grootfcher ftof bekleedde -,
Op dat zy met haar voet zou op de wolken treeden,
En afftaan van al 't geen gemeene maagden paft.
Dan zweeg ik als deez' reen haar fcheenen tot een Iaft:
Dan kon ik zonder haar, by Nimfen en by knaapen,
En Zangers van deez' buurt, noch kunft noch vreugde raapen:
Daar prees ik haar vernuft, alleen uit enk'le gunft,
Daar wierd zy dan geroerat als kweekfter van de kunft.
Als men in frisfcher lucht zou gaan uit fpeelemeijen,
»t Was my niet moogelyk dat ik me daar liet leijen,
Zo Rozemond niet was de voorfte van de ry:
Dan hing zy aan myn hals, en ik befloeg haar zy:
En was ik ooit by vreugd, daar zy niet by kon wezen
Een ongeneugt ftond in myn aangezicht te leezen.
Ook heeft zy nimmermeer iets uit myn mond geleert
Dat maagdezedigheid gefchend heeft of verkeert.
Ik wees haar} en myzelf, wat heil, wat roem en vreugden
Men krygt in 't oeffenen van ongemeene deugden -t
Hier
-ocr page 311-
264 MENGELDICHTEN.
Hoe heerelyk het is dat een doorluchte faam
Het onbevlekt gemoed kroont met een goeden naam,
Die eerft zyn oorfprong neemt uit lofFelyke zeden.
O Redegund, die uw verftand gunt aan de reden!
(Want buiten haar heb ik iuv ooren niet vervult,)
Befchotfw nu eens wie van ons beiden heeft de fchuld,
Of zy, of ik, dat zulk een vrindfchap floeg aan 't kwynen.
Slechts om een ernftig woord laat zydiegantfchverdwynen,
Een woord alleen verkeert al dit genooten zoet,
Hoe fmaaklyk 't haar ook fcheen, in enkel gal en roet.
Zy haal haar hart vry op, en gaa vry elders weiden ,
Ver van die plaats daar wy wele'er te zaamen lefden
De zoete fchaapjes, in een onderlinge ruft •>
Jk volg, noch vlei haar: neen, zy doe al wat haar luft
Ik kan myzelve alleen , en buiten elk vermaaken :
Gezelfchap zoek ik niet: myn boezem is aan 't blaaken j
Die brand niet flaaffch, maar vry, en in het godd'lyk vier
Der eed'le Poezy. Myn hart is al te fier
Om een flavin te zyn, van onftandvafte zinncn,
Zo licht afkeerig als zy haaftig zyn te winnen.
En deede ik ooit een kwaad waarom zy van my kecrt,
Dan is het dit, dat ik haar heb te vecl geeert,
En al te mild geviert. Doch ik zal nooit verachten
't Geen in haar pryf'lyk is -, maar zal't in myn gedachten
Staag
-ocr page 312-
MENGELDICHTEN.          265
Staag looven naar waardy, als of het was die tyd
Toen zy voor my beleed (fchoon ik 't haar niet verwyt)
Dat zy niet zonder my kon op het aardryk leeven:
Dat myn vemoeging haar vernoeging wiit te geeven:
Hoe myn gezelfchap was de glory van haar hart,
En myn afwezendheid haar ongeduld en fmart >
Wanneer zy naar de plaats, tot myn verblyf gekooren,
Vaak vloog; die zelfde plaats daar elk al lang koft hooren
Meeft al de Dichters van deez' wydvermaarde ftreek:
Dan was zy vol van vreugd, zo 't uit haar aanfchyn bleek,
En zag naar mynen mond: dan fcheen zy opgetoogen,
En my op te offeren haar hart, haar tong, en oogen j
Indien deeze yver geen geveinsdheid is geweeft:
Doch dit geloove ik't minft, en't fchynt nochtans het meeft.
Dus ben ik dan geruft, en weet dat ik nooit fchendde
De vriendfchap, die 'k altyd voor heilig eerde en kende >
't Geen ik, 6 Redegund! u klaarder zal doen zien,
Wanneer geleegenheid ons langer tyd wil bien:
Nu is die al te kort: ik zie de Zon verdwynen,
De heldere avondftar reeds in haar plaats verfchynen.
De fchaapjes wachten ons: zy zyn het weiden moe.
Ik fpoed my voort. Dat u des Hemels gunft beho£!
OP
LI
-ocr page 313-
MENGELDICHTEN.
»
OP
REDEGUND,
Ais Redegund laatft fehreef een Brief
Aan al haar trooft, haar Eelhartlicf,
Wierd zy in Venus troon gevoertj
Daar haar de min zo heeft beroert,
Dat ik haaft zag het witte blad
Met droppen van haar bloed befpat.
Zy fchrikt: de pen valt uit haar hand:
't Papier geraakt bynaa in brand,
Door 't vuur dat van haar hartje vloog,
En doorbrak uit haar gloeijend oog:
Maar 'k zag, en fchiep toen nieuwen moed,
Haar Eelhart zweeven in haar bloed,
Zo wel als in haar hart en zin.
Hoe wond, hoe tergt, en fmart de min!
En komt zy dan geen luft verzaan,
Zo kruipt het bloed daar 't niet kan gaan.,
MDCLXXFI1I.
-ocr page 314-
MENGELDICHTEN, 267-
ROZEMOND,
HARDERSKLAGT.
o Roz^mond, die ziel en ligchaam kunt gebieden,
En in myn koude borft een heeten brand doet zieden,
Die ftaag vermee'rt, maar nooit vermindert noch verdwynt,
Zo dat een oogenblik alleen twee eeuwen fchynt!
Als ik niet kan, niet mag, maar echter u moet derven,
Dat my al leevend van verlangen fchier doet fterven}
Ik zoek met fchryven (lechts verkorting van den tyd,
Hoe fnel en vlug hy dag en maand en jaaren flyt.
Hoewel 't geluk des briefs meer als het myn zal wezen,
Die uw fchoone oogen zal befchynen onder 't leezenj
Die oogen bruiner dan de dierfte diamant,
Wier held're gloed meer als de middagzonne brand,
Als zy vol liefdevier in hooger trans aan 't praalen
Zich fpoeden wil om we^r in Thetis fchoot te daalen.
Een gunftig windje brengt misfchien hem aan uw mond.
Ei my! dat denken geeft vernieuwing aan myn wond;
LI 2                               Wyl
-ocr page 315-
268           M E N G E L D I'C'H TEN.
' Wyl't bloed met grooter kracht bmifcht door de ontftoken aarcn:
Hct zou in 't fchryven, my den bruinen inkt befpaaren;
Zo niet de ontfteltenis het had geftremt tot een.
Maar neen, ik zend hem beft, licht met meer voorfpoed, heen
In 't zwart als in het rood, de vrolykfte der verven -y
Om in dien droeven fchyn uw deernis te verwerven,
Dat gy my 't zoet genot van uw gezelfchap geeft.
En wyl de ziel is daar zy mint, niet daar zy leeft,
O Rozemond! zo komt myn pen u minlyk maanen,
En fchryft in plaats van inkt en bloed, met liefde traanen
Deez' heete letteren, die zuchten op elk woord.
Indien uw hart noch oor naar *t klaagend fmeeken hoort,
Dat gy ten minften dan myn hart we£rom wilt geeven,
Eer ik rampfpoedig door die derving koom te fneeven j
Dat hart het welk gyzelf myn boezem hebt ontrukt,
Als gy *t daar meenigmaal had met uw borft gedrukt,
Gemengt, gefmolten en bekoort door toov'rende oogen •>
En met een dart'leu kus het uit myn mond gezoogen,
Zo fteelswys en ter fluik, met zulk een aardigheid
Die tevens vryheid, luft en leeven met u leid
Hoogmoedig in triomf, en houd het, tot een teeken
Dat gy een hart zo fier als 't uwe koft ontfteeken,
Dat ongetwyfeld noch zal lagchen met myn leed.
En of't zo waar 3 acht ik noch noodig dat gy weet,
O trotfe
/
-ocr page 316-
MENGELDICHTEN.          269
O trotfe Rozemond! fchoon gy 't niet fchynt te vraagen,
Hoe ik in eenzaatnheid de nachten flyc en daagen,
En doorbreng zonder U j op dat als my de dood,
Meewaariger dan gy, gebragt heeft in den fchoot
Der aarde, en als myn fchim zal om uw ligchaam zwerven 3
Gy zien moogt dat gy zyt een oorzaak van myn fterven.
*t Vang dan met treuren aan en wenfchen tot myn fchaa,
Als gy myn woorden vangt: fchoon 't u aan 't hart niet gaa,
Ik blyf in myn elende u echter noch geneegen,
Schoon al myn rampfpoed in uw voorfpoed waar geleegen.
Wanneer de Morgenftond met zyn bekoorlyk licht
In plant en kruid, in vee en menfchen vreugde fticht,
En's aardryks fchoot bevrucht, met dien een fchat te geeven
Van dierb're paerelen met diamant doorweeven}
Beef ik in duifternis, nu gy, myn dageraad,
Myn zielzon, in wiens glans myn licht, myn heil beftaat,
JSIiet ryft voor myn gezicht, maar nacht en dag uwftraalen
Laat in de zee van uwe af keerigbeden daalen;
Daar 'k in te fmooren fchyn, om dat ik onvervaard
U volgen wil, fchoon gy met droefheid my bezwaart.
Gedicht voor N. N.
AAN
LI 3
-ocr page 317-
MENGELDICHTEN.
A A N
ROZEMOND.
£jA myn gezicht noch langer van uwe oogen,
O Rozemond! zo wreed gefcheiden zyn?
Ik klaag en zucht, in duiflernis en pyn,
Sints gy, myn zon, beroofd van mededoogen,
(Misfchien van min,) voor my dorft ondergaan.
Ei! kecr toch weer met uw vergoode ftraalen:
Laat lonkjes uit uw lieve lichjes daalen
Op my, die diep heb in uw gunft geftaan.
Ik zoude om u tot in den hemel zweeven,
Indien uw glans een van de Goon verwon
Die meerder van gezagh waar als de zonj
Om zyne min met kracht te wederftreeven.
Ik liep in een onfterfelyke dood.
Hoe kunt gy noch myn liefde langer tergen,
En uwe min ontveinzen, en verbergen,
Die gy voor my zo menigmaal ontfloot?
Hoe vaak zyt gy om mynen hals gevloogen!
Hoe minlyk heeft uw nektarryke mond
Uit myne borft, door een verliefden vond,
Myn hart met zyn geheimen weggezoogen.
-ocr page 318-
MENGELDICHTEN.          27*
Gy hebt myn mond gevleir, geroemt, metkeur,
Een altaar daar gy ftaag deed ofFerhanden
Van kusjes , als uw adem y aan het branden,
Verftrekte voor een zoeten wierookgeur.
Die mond heeft dan tot dankbaarheid gezongen
Uw gaavcn, en uw liefde op zyne beurt:
Nu zwygt hy (til, om dat hy eenzaam treurt:
En deezen galm heb ik myn borft ontwrongen:
Ach! moet ik dan uw lief'lyk zongezicht
Noch in een mifi van uw afwezen derven?
Zo zal ik dra van fpyt in wanhoop fterven,
Om dat ik niet mag leeven in uw licht.
OP DE ZELFDE.
r±\s harder Bloemaart kwam aan Rozemond te langen,
In haar fneeuwwitte hand, een varsgeplukte roos,
Ontftak zyn oog haar hart, waar doorzykreegeenbloos3
Veel fchooner als de kleur dier Bloem, op haare wangen.
O P:
-ocr page 319-
I
MENGELDICHTEN.
OP DE ZELFDE.
STloc veel fchooner fchynt de morgen
Daar myn Rozemond opftaat
Van de pluimpjes, zonder zorgen?
Daar de blyde Dageraad
Leent zyn aangenaame ftraalen:
Want ik zie zyn aangezicht
Ongewoon en heerlyk praalen
Met myn Rozemondjes licht.
Maar zy fchynt het zelf te wezen :
Zou haar goddelyke glans
By de zonne zyn gereezen?-
Ja, zy liert des hemels trans
Met zo wonderbaar een luifter:
Want de waereld was te kleen,
Al te onwaardig, al te duifter,
Voor zo veel bekoorlykhe£n.
Men verwacht dan goude daagen,
Nil de fchoone Rozemond
Is bodin van Febus wagen.
Zy zal op haar beurt en ftond,
-ocr page 320-
MENGELDICHTEN,          273
Aarde en hemel overfchynen.
Maar een lonkje zal den nacht
Met zyn nevels doen verdwynen,
Vroeger van haar licht verkracht.
Door haar oog zal elk herleevenj
Door haar aam de Lentetyd.
Daar haar vlugge voetjes ftreeven,
Groeit terftond een bloemtapyt:
Hoor, hoe kweelt het Nachtegaalrje!
't Volgt haar braaven zwier en trant,
En bekoorlyk tovertaaltje.
De Echo, die van minne brand,
Roemt uit zucht haar laatfte woorden:
De Amftel juigcht, en zingt haar lof
Aan zyn groenbemofte boorden.
Wat heeft hier myn Zangnimf ftof,
Om de gaaven me£ te roemen
Van zo waarde een Rozemond!
Die de lucht verfiert met bloemen,
Daar de frisfche Morgenftond
Zwicht voor haar aanminnigheden,
Als zy wil haar plaats bekleeden.
DE
Mnj
-ocr page 321-
17+         MENGEL.DICHT'EN.
D E
KLAAGENDE
Y S T R O O M;
OP HET VERTREK
VAN
CLARIMENE.
(jry trekt dan van my weg, 6 zuiv're Clarimeen!
Van uw Geboortcftxoom ? Gy doet my deerlyk zuchten,
"Wyl ge onme£doogende, dus tegen myn gebe£n,
Myn Vriendfchap en geftreel dus tevens gaat ontvluchten.
Ik roep luidkeels u naa: Keer weder aan myn boord,
O fchoone zonf op dat ik in uw held'rc ftraalen,
En heeretyken geeft, die my het hart bekoort,
Op nieuw mag leeven, en met vreugd myn adem haalen.
Keer
-ocr page 322-
MENGELDICHTEN.          275
Keer weer, 6 Clarimeen! en zie hoe alles kwynt
Om uw vertrek ■, en ik, helaas! om 't hart beneepen,
Met al 't Stroomgodendom van 't klaagen afgepynd,
Nu ik u mis, een reeks van jamm'ren na moet fleepen
Keer weer, 6 Clajimefn! ik zal diep in myn hart
Uwvriendfchap,meteeng1oedvanwedervriendfchap,k\veeken,
Die niet bezwykt, maar nyd en tyd en fterflot tart,
En als de morgenzon zo heerlyk door zal breeken.
Keer weer, 6 Clarimeen! met uw bekoorlyk licht ■
Dan zal eerft myn geluk tot aan de ftarren ryzen.
Terwyl gy hier den dag verheugt met uw gezicht,
Zal ik uw fchoonheid, geeft en deugden eeuwig pryzen.
Keer we£r, 6 Clarimeen! gy zult aan mynen vloed
Meer eer en glory, dan van 't Leidfche meer, ontfangen :
Gy zult de ftof zyn van myn vriendfchap en myn gloed.
Keer wee"r, 6 Clarimeen! myn uiterfle verlangen!
I
AAN
Mm %
-ocr page 323-
i-jG          MENGELDICHTE N.
*
A A N
G A L A T H E.
H a wreede Galathe! zal ik dan nook verwerven
Uw trouwe wedermin ? en wil uw killig hart
Myn boezem pynigen met nieuwe minnefmart ?
Zult gy my duizend doon, om uw vermaak, doen fterven ?
En moet ik de opkomft van uw lieflyk leeven derven,
Dat, verfch ontlooken, zelfs Auroraas glansfen tart ?
Zo blyft myn ziel, in-'t net van uwe min, verward,
En ik zal ecuwig in cen zee van liefde zwerven.
Want fchoon de nachtgordyn het helder licht bedekt,
Zy dekt geenzins myn kwaal: Maar als Diane wekt
De bloozende uchtendzon, komt zy myn rampen wekken:
Die plaagen 't kwynend hert, al op een zelfde wys:
En gy, die vlammen fticht, blyft zelf zo koud als ys.
Noch ly ik willig, mogt ik eens uw wee'rmin trekken!
ON-
^
-ocr page 324-
MENGELDICHTEN.          277
O N R U" S T
D E R
X-J         A         Hi          JO          JLv          111
Wanneer de goude zon, in 't goudc nat der baaren,
Haar ftiraalen dompelde voor 's aardryks aangezicht,
En dat de naare nacht zyn fchaduw fchoof vocr 'tlicht,
Op zulk een dag waar op myn zielzon was vervaaren;
Scheen uit myn geeft de damp van droefheid op te klaaren:
Doch naauw'lyks was ik aan den flaap myn ruft verpligt,
Of't Wicht y dat in myn brein den brand der minne fticht,
Kwam met den Droomgod door myn hart en zinnen waaren.
My dacht, ik zag myn vreugd en zielsbeminde doodj
Dies ik door fchrik en zorg uit mynen flaap ontfchoot,
En bleef tot in myn ziel bekommerd en verflaagen.
Toen peinsde ik naa waar uit dit nachtgezicht ontftond:
Het fproot uit een verliefde en ongeneesb're wond
Die my, door duizend doon, eerlang in't graf zaldraagen.
Mm 3                            AK-
-ocr page 325-
278          MENGELDICHTEN.
ANDERS.
± erwyl myn hart is dair het mint, en niet daar 't tecft,
Gaan myn gedachten daar geftadig heenen waaren.
Myn zicl, van minnefmart vermoeid, kan niet bedaarea
Van diepe zuchten, fchoon my de adem fchier begeeft:
Om dat het voorwerp van haar liefde van haar zweeft,
Kan nooit een vreugdezon, haar droefheid op doen klaaren
Zy wil (ach kon ze flechts!} de liefde laaten vaaren :
Alaar neen^zy kwyntiwyl zy vergeefs haar kracht wee1 rftreeft.
Al wat my lie fly k was ftaat my nu gruwzaam tegen.
Apol en al de Rei der Dichteren zyn verleegen :
Zy zien me, uit oude min, met medelydea aan$
En Pallas vloekt het uur, dat Venus hielp aan 't brandea
Het hart haar toegewyd, en prangde in minnebanden,
Daar 't treurt, en fmelt, ja haaft tot asfche 2al vergaai.
-ocr page 326-
MENGELDICHTEN.          279
ANDERS.
AAN D E
L I E F D E.
vJ zoete Stoorder van myn flaap, en zachte ruft;!
O lieve Vyand! die my, al te vroeg voor 't draagen-,
Zo onmee'doogende beftryd met minlyk plaagen,
Eer Venus aan 't geftarnt' haar Mars ontvonkt met luft.
Waar 't niet genoeg dat gy uw vlammen had gebluft
Aan myne kuifche borfl ? en daar uit weggedraagen
Myn hart, wanneer uw oog het myne kon behaagen,
En my verrukt had als uw mond my had gekuft ?
't Schynt neen : De Liefde brengt uw Becld in myn gedachten,
Daar gy, tot and'rer fpyt, geduurig komt vernachten,
En maakt u dichte by, hoe ver ge van .my zweefc.
Helaas! wat doe ik dan om flaap en ruft te raapen ?
Doch zyn die nooit op aard voor 'tminnend oog gefchaapen^
Zo heb ik in de min, hoe kort, te lang geleeft.
AK-
-ocr page 327-
>
280          MENGELDICHTEN.
A N D E R £
AAN DEN
HAARLEMMER
NACHTEGAAL.
O vrolyk Vogekje, dat met vermaaklyk zingen
Den geeft betovert, en den druk verlicht van 't hart,
En alle klanken met u\v leutrig keeltje tart,
Als gy aan 't Spaaren op, en van'tgeboomt'komtfpringen!
Waarom laat gy uw ftem niet door myn ooren dringen,
En trooft my, fill myn borft is van de Min benard ?
Of wilt gy niet, uit fpyt om d'oude fmaad en fmart,
(Sints Thereus dolle min u dorft ten hals uitwringen
De fpraakelyke tong; en fchenden het verbond)
Geneezen met uw zang 't geen liefde heeft gewond ?
Het fchynt zo: want gy vleid, en weigert my uw zangen.
Noch gy, noch al 't vcrmaak verkwikt my in de min.
't Veranderen van lucht vcrandert niet myn zin.
Ik voel aan 't Spaaren, als aan 't Y, 't verliefd verlangen.
MDCLXXVII.
OP
-ocr page 328-
MENGELDICHTEN.
*8i
o p
E E N K I P J E;
VERDRONKEN OP DOORNBURG
AAN DE VECHT.
JDckoorlyk Kipje, 't gccn 't Gefpan
Van Venus wagen trotfen kan,
Daar gy, noch naauwelyks gebooren,
De fchoone Phillis koft bekoorea!
Hoe zyri uw vedertjes dus nat,
Wei e'er zo blinkend en zo glad,
Verfierd met allerleye kleuren?
Hoe dus te kwynen en te treuren?
Wat kwam u over? arme Dier!
Zocht gy den gloed van 't minnevier,
Dat niet geheelt word als door kusfchen,
In *t koele nat der Vecht te blusfcheni
Der Vecht, die dikwils mede ontvonkt,
Wanneer zy uit haar Kil belonkt
Nn                                Me-
-ocr page 329-
*l* MENGELDICHTEN,
Menalkas minnekozeryen,
Zyn Doris fixeelende onder 't vryen?
Neen, Beesje, zo gy wilt den brand
Verkoelen van uw ingewand,
Vlieg, vlieg we&r naar die fchoone lonken,
Die in u baarden zo veel vonken.
Vlieg Doorneburg vry om in 't rondj
Zoek naar uw Phillis roozemondj
Uw Phillis, die op nieuw uw leeven
Zal koefteren en wedergeeven.
Hoe! toeft ge? Ze is uw trooft atleen,
Wei waard van Goden aangebe£n.
Ga, lees de roozen van haar lipjes:
Blyf hangen aan de albafte klipjes,
En fpiegel u in 't lieve licht
Van haar betoverend gezicht:
Zo zult gy ftraks, naar wenfch, geneezen,
Het Beesje, tusfchen hoop en vreezen ^
(Wat kan het anders, 't arme Dier?)
Loopt van het water naar het \ier.
AAX
-ocr page 330-
M E N G E L D I C H T E N. 4)
AANDENHEERE
WILLEM van ZON;
NA MYN VERTREK VAN DOORNBURG.
Zo
vliegt myn hart, genoopt van 't dankbaaregemoed,
We&r naar de plaats daar 't heeft zogrooteeneerontfangen,
O wakkere van Z o n ! 6 roem van myn gezangen!
Daar 't vrolyk zwanger gaat van al 't genooten goed.
Het fpiegelt zich op nieuw we£r in den zilv'ren vloed
Der fchoone Vecht, en blyft met mond en oogen hangen
Aan Doorneburg, van zyn vermaaklykhee^n gevangen,
Een hemel fcheppende in 't herdenken van dat zoet.
Myn Zangeres, in zo veel wond'ren opgetoogen,
Vind uwe gun ft te groot, te klein haar zwak vermoogen
Om u te dankcn naar u\v waarde, en haaren pligt :
Dies zal zy, nu ze uw dengd noch weldaan kan vergelden ,
U\v edelmoedigheid, en gaaven eeuwig melden >
Uw Doorneburg de ftof zyn van haar veldgedicht.
Din XXIW'* fan Oegflmaartat
MDCLXXXVI.
Nn z                            AAN
-ocr page 331-
284          MENGELDICHTEN.
AANDEN HEERE
HENRIK d e ROO;
OP ZYN VERTREK NAAR SPANJE.
Z~iO gaat gy eind'lyk, van uw Koopzorg aangedreeven,
Het Vaderlykc Strand, verlaaten, u zo waard!
Daar uwc fchrand're gceft, uw heufche en edele aart
Blyft in 't geheugen van uw Vricnden opgefchreeven.
Zy volgen, met hun hart,waar dat ge ook heen moogt zweeven,
Het zoch van uwe Kiel, en haar gevlerkte vaart}
Daar een gewenfchte wind, vooraeelig en bedaard,
In arbeid gaat om a behouden reis te gceven.
De voorfpoed draage u in haar armen over zee:
Ze ontwyke u nooit, zelfs niet aan uw beoogde re£,
Daar alle zegen u van zelve toe mag ftroomen.
Bedoel, befchiet uw wit in 't hart der Koopvaardy :
Zy voer, met winft op winft, u van en aan het Y.
Zo mag myn Zangfter u verheugd verwellekoomen.
Dtn XXXfl" van GrasmaanS, MDCLXXXVIII.
AAN DEN ZELFDEN HEERE.
1 erwyl dat gy de Koopvorftin
Omhelft, en volgr langs lucht en baaren,
Zo wil fomtyds, by deeze blaaren,
Gedenken aan myn Zangheldin.
O P
-ocr page 332-
MENGELDICHTEN.          »»J
OP HET AFSCHEID
VAN JONGKVROUWE
IDA HOCHEPIED
NAAR OOSTINDIE.
(jry gaat dan heen, gygaat, roemwaardige, en verdwy nt
Van daar uw held're glans voor eeuwfg bly ft en fchyntj
Van daar uw vriendlykheid met uw bevalligheden,
Uw deugd, uw fchranderheid en ongemeene zeden,
Een fchoone geur verfpreid, en die u overal,
Gelyk uw fchaduw, waar gy heen trekt, volgen zaL
Het magtig Amfteldam, daar u hec lieve leeven,
Met zo veel gaaven van den Hemel is gegeeven,
Ziet uw Vertrek te noode; en droef en bang te jnoei,
Reikt voor het laatfte aan u zyn beevende armen toei
En zucht u driemaal na, daar gy, vooruit gevaaren,
Noch achterwaarts befchouwi hoe dat het met de baaren
Zyn traanen mengelt, daar het luidkeels roept: Vaar -weli
Tot dat ge uit zyn gezicht gedreeven word , zo fnel,
Gelyk een Vogel, die, vaft hangende op zyn pennen ,
Zyn wieken moedig klapt, daar hy in 't vaardig rennen
De lucht van een fnyd, en ftreeft over alles heen,
En, alles boven zich befchouwende en beneen,
Mb j                              Nkt
-ocr page 333-
286 MENGELDICHTEN.
Niet ecrder rufl: voor hy zyn oogmerk heeft verkreegeit:
Zo vliegt gy heen van ckar u elk was toegeneegen,
Daar elk erkennende uw beleefdheid, braave Maagd,
Uw voortgang zegent, fchoon men uw vertrek beklaagt.
Gy zyt dan, ach! gy zyc voor cms gezicht verdweenen,
Gelyk de zon, die, als zy 'c aardryk heeft befcheenen,
In 't weft aan de avondkim niet meer zo heerlyk ftaat
Wanneer zy in de zee verdwynt met haar fieraad,
Van waar zy weder met een fchoonen glans komt daagen.
Ik zie alreede uw licht met vrolyk welbehaagen
Verwelkomt in het ooft, daar ge als het zonnelicht
Den dag verheugen zult met uw volmaakt gezicht.
De Hemel fpoede uw reis, en wil u ftaag bewaaren ,
En veilig brengen langs het fpiegelglas der baaren.
De winden, die God fluit in zyn ontzaghb're hand,
Die de ongemeete zee zo wel regeert als 't land,
Zyn eeuwig bezig om uw voorfpoed aan te blaazen:
En uw geruft gemoed bedaar 't onruftig raazen
Der watergolven van het ongeftuime vlak :
Dat wiege u zacht in flaap: zo moogt ge op uw gemak
In al de wond'ren van den hemel u vermaaken.
Terwyl de wind vaft fpeelt in 't opgefpannen laken,
Volg ik geftaag, met al de wenfchen van myn ziel
En myn geneegenheid, het zoch van uwe kiel.
KLACH-
-ocr page 334-
MENGELDICHTEN. ,87
KLACHTEN
AAN MYN AFWEEZENDE
F E I Z A N T.
ixoe ongelukkig zyn de tyden!
Helaas! ach, aeh! wat moet de deugd
Al fmaad en onderdrukking lydenj
- Terwyl de fnoodheid zich verheugt
Als zy de eenvoudigheid mag plaagen,
De lift met onrecht zaamenfpant,
En geeft aan yder ftof tot klaagen!
O myn doorluchtige Feizant,
Alleen tot myn vermaak gefchaapen,
Zo fchoon, zo heerelyk, en net,
Daar ik zou kunft en vreugd uit raapenf
Waar heeft men u dus vaftgezet,
Dat gy niet we£r tot my kunt koomen?
Ik wachtte u lang: maar 't was om niet.
Dies moet myn hart met reden khroomen,
En zuchten, ach! om uw verdrietj
Ter-
-ocr page 335-
*88 MENGELDICHTEN.
Terwyl men u houd ftreng gekluifterd,
En van uw waardigfte fieraad
Misfchien tierannig heeft ontluiftert.
My dunkt ik zie u reeds verfmaad,
En hoe gy 't lichc flechts moogt aanfchouwen
Op dat ge als voet- en handveeg dient.
Wat mogc ik u dus lichc betrouwen
Aan zulk een ongecrouwen Vriend,
Die my beloofde u waardig te eeren,
En we&r te ftellen in myn hand!
Maar hy bclet u zelfs het keeren,
O myn doorluchtige Feizant!            . .
Och! moeft gy zyn zo fchoon gebooren,
Door de eed'le kunft van myn Vriendin,
Op dat gy zoud het oog bekooren
Van hem die, nu verkeerd van zin,
U zo ondankbaar houd gevangen?
Doch fchoon gy zyt in zulk een Hand,
Ik wacht uw komft noch met verlangen,
O myn doorluchtige Feizant!
Zoek uwe vryheid weer te vinden.
Vlieg van zyn tafel, huis en oog,
Of uit de handen van zyn vrinden.
Bedrieg hem die u eerlt bedroog.
't Gefchied flechts om uw hals te vryen
Van 't onverdraagelyke juk
Van fnoode en Iangc dwinglandyen.
Doch dcrft hy, tot myn ongeluk, .
-ocr page 336-
MENGELDICHTEN.
Uw zuiv're vleugelen verkrachten,
Zo bid hem ftaag, waar hy zich wend
( Hy moet door fchaamt' zyn pligt betrachten)
Dat hy a vaardig tot my zend,
Daar gy in voile vreugd zult leeven,
Daar alle u ellef Broeders zyn,
Die, uit cen zuiv're zucht gedreeven,
Uw afzyn ftrekt tot wreede pyn:
Want gy zyt veugels van een veeren.
Doch neem, zo hem uw bee verftoort,
Geduld, en laat hem triomfeeren
Met iets dat hem niet toebehoort,
En zonder luifter is gewonnen:
Blyf edelmoedig in zyn band
En denk, (zo zy uw trooft begonnen)
O myn doorluchtige Feizant!
Dat hy u heeft met lift gekreegen.
'k Verwin de fchade, en hou den zegen.
Oo
-ocr page 337-
290          MENGELDICHTEN.
DE
BEZIGE MINERVE
O P D E
NIEUWE DRUKKERY
VAN DEN ACHTBAAREN HEERE
DR. JOHAN BLAEUW,
RAAD en OUD SCHEEPEN
der st ad AM S TEL DAM, enz.
JL oen Pallas Amftcldam byna had doen volbouwen r
Bragt zy daar 't Negental, onv keurig te befchouwen
Die heerlykheid, wiens roem tot aan de ftarren ftygt,.
Wyl elk door wakkerhcid onfterflyke eer verkrygt.
De Zufters ftaan verbaasd voor zo veel nieuwe glansfcn.
Van menig Praalpaleis, dat 's hemels hooge transfen
Door tinnen, hoog ten top gevoerd, te trotfen lykt,
Daar Heere- en Keizersgracht ftaan fierlyk mee verrykt,
Zy meenen *t wit arduin aan dAmftel is gewasfen,
Of van een fteile rots gerold is langs de plasfen
Des Oceaans 3 tot by de boorden van het Y,
Waar meS die woonfieraan geplaatft zyn op een ry.
/
-ocr page 338-
<
\
MENGELDICHTEN.          291
Tc ZaJ deeze pracht noch meer doen klimmen,(zegtMinerve,)
Met zulk een pronkjuweel, welks loffpraak nooit verfterve.
Die Heer, die Amfteldam zo lang met wyzen raad
Heeft onderfchraagt, 't welk hy betoont heeft met dedaad*
Zal door myn hulp, voor u, 6 Zanggodinnen! ftichten
Eea nieuwen Tempel > waar dat de oude voor zal zwichten,
Zo ver een enk'le dag wykt voor het ronde jaar. '
Verfchoon my, dat 1k ga: De Bouwkunfl roept my daar,
Waar door men de Amftelftad ten top van roem zal tillen.
*t Is my niet mogelyk met u meer tyds te fpillen.
Gaat gy terwyl te zaam in 't magtig Amfteldam
(Dat van een visfchershut tot zulk een wonder kwam,
En door zyn wyzen Raad noch meerder is verheeven -,)
Vry weiden onbefchroomd: dan moogt ge weer gaan ftreeven,
Wanneer uw oogluft is voldaan, naar Helikon,
Alwaar uw groote Vorft, de fteilgezeten Zon,
Verlangende u verwacht, en 00k met zyn gedachten
U w weerkomft wenfcht. Ik ga daar 't werk my zal verwachten.
Nu trad zy daar onz' jeugd zo wel als tot Atheen,
Wele'er groeide in verftand en deugd, door wyze re^n j
Daar die doorluchte Blaeuw zich bly wilde onderwinden
Het heerlyk werk. De Maagd komt hem alleen te vinden
In 't midden van die ruimt'. Zy toont terftond haar pligt,
En buigt zich meermaal voor het ftaatig aangezicht,
Dat, vol van majefteit uitfchittert wyze ftraalen.
De ootmoedigheid, door diep ontzagh, 1yd geen bepaalen,"
MaarB l a e u w,niet hoog van moed,acht zich die eer niet waard.
Nu (zegt zy,) 'k weet datgy, diewetenfchappenbaart,
Oo 2                               Be-
-ocr page 339-
>
592 MENGELDICHTER
Befluit maakt, om ook hier een wonderftuk te zetten,
Vertrouw ik dat myn komft geenszins u zal beletten.
'k Verfchyn blymoedig, om myn hulp u aan te bi£n,
Die gy zuk kcnnen> als men fpoediglyk kan zien
Het wonder groeijen, dat en oog en oor zal ftreelen.
Toen wenkte zy een fchaar' met beitels en houweelen,
Die ftaan op haar geboon te pasfen, als zy fpreekt.
Zy roept met held're item aan't dienftbaar rot: Gaat, breekt,
En werpt ter neer al wat den voortgang kan verhind'ren.
Tot meerder nut mag elk het oude wel vermind'ren.
Zy zweeg naauw, of terftond lag alles overhoop.
De Vaardigheid gedoogt geen Ituiten in haar loop.
Ja zelfs Vrouw Pallas is by 't werk niet neergezcten,
Maar houd zich bczig met kunftkamers af te meeten.
Tervryl ze een pasfer ftiert, verneemt ze een naar gezucht,
Dat haar doet ftilftaan, als verbaafd door dit gerucht.
Zy overdenkt wie haar met treuren mogt ontmoeten.
Doch 't was Geleerdheid, die #haar need'rig kwam begroeten:
Haar wezen ftaat verzct, waar door de ontfteldheid fchynt,
En maakt dat al de glans van 't braaf gelaat verdwynt.
Dedroefhcid noopt het hart met overfcherpc fpooren.
Zy laat haar diep gepeins, met grooter onluft hooren,
En roept: 6 wyze Maagd, die wond'rcn hebt gefticht
In 't oude Griekenland] ach! gaat gy nu zo licht
Uw hooggefteegen naam en wyd gezagh befmetten :
Hoe kan 't u over 't hart de groote School te pletten,
Door welks beftier de jeugd verftandig is gemaakt,
Waar van de uitfteekendften zyn, met 'er tyd, geraakt
-ocr page 340-
MENGELDICHTEN.          293
Aan *t loffelyk beftier der vrye Nederlanden.
Waar gy den hamer roert, daar baauwen ftraks de wanden,
Voor weergalm, fpreuken naa vol hooggeleerden zin
In 't jong vernufc hier vaft geplant: het gaat 00k in
Het diepfte van myn ziel. Wie zal u\v doen niet wraaken
Met bitt're finaad ? Maar ik, die my onthou te braaken
Een bitfe woordenfpraak vol gal, beveel myn hoon
En myn gerechte zaak te wreeken aan de Goon,
Wier haat gy op u haalt, en zeker moogt vervvachten.
Haarmond Hoot met een zucht. Ik bid, wilt niet verachten*
Dit overnutte werk, 6 Dochter, hoog geleerd!
(Voer toen Minerve voort:) ik heb altyt gee'ert
Uw' braaf verftand j en nu, met groot geduld, uw fpreeken
Gehoort: gy mecnt dat ik, ten trots van u, zou breeken,
En maaken woeft een plaats van u bemind > ora haar
Te laaten in haar puin: Docti neen, 't is ver van daar.
Men maakt eerft een begin, indien men wil volenden.
Ik heb, gelyk gy weet, de jeugd van hier doen wenden,
En ze aan een and'ren oord van Amftelsftad gebragt;
En nu, met groote vlyt, alree begoft, door magt
Des hooggeachten Blaeuws, een Drukkery te maaken,
Waar door gy reen verkrygt uw ongeneugt' te ftaaken.
Indien gy 't niet gelooft; zie hoe 'er word gebouwt.
De melle Vaardigheid, wiens yver nooit verkouwt,
En d'Arbeid, die alleen by ontyd tracht te ruften,
En Wakkerheid, die zich met draaven gaat verluften,
Zyn, op myn wenk alleen, hier aan het werk geraikt.
Wie ftuit haar yver, die met my op 't vuurigft blaakt,
Oo 3                           Om
-ocr page 341-
29+ MENGELDICHTEN.
Om deez' beroemde plaats met meerder waardigheden,
En braave Kunften, haar ter eere, te bekleeden,
Dat, 6 Geleerdheid! u zal ftrekken tot een ftut ?
De Drukkunft is voor u en alle volken nut.
Ook moet gy in den druk rondom den Aardkloot zweeven.
Wie door den druk vergaat, gy blyft door druk in'tleeven,
De fchrand'ren, hier door u gelegd tot eerften grand,
Daar 't groot vemuft op fteunt, die kunnen door deez' yond
Hun eed'le vonden aan de waereld doen beerven,
En hunne fchriften zo bewaaren voor 't verderven.
Dus leeft de weetenfchap ten roem van 't nageflacht.
Het brein der wysheid is van overgroote kracht.
Gy ziet, het werk groeit aan , waar op \vy konnen boogen.
Ik kan terftond byna u alles doen beoogen.
Deez' grootheid fteigert op met heerelyke pracht.
Al wat deez' Kunft betreft, wort hier by een gebragt,
Dat door de Blaeuwen eerft haar luifter heeft verkreegen.
Wat loflyk is, behoort men ernftig te overwegen.
Hier heeft de Weetenfchap haar woonplaats neergeftelt.
De Onvveetcnheid word daar verfchopt, die met geweld
In 't letterzetten zich ter fluik had ingedrongen:
Haar word de magt, ten fpyt der Botheid, nu ontwrongen,
Daar Schranderheid dit kwaad voor Stad en Land beftormt.
Hier zal men de aardigheid, waar dat men letters vormt,
Zien glinfteren ■, en daar de Koningen en Graaven,
En Helden dien hun moed in 't eerenperk dee draven,
Doen prenten op papier. Ginds word geplaatft de kunft:
Van Kaartefchryven, die elk een, door haare gunft
Dwars
-ocr page 342-
MENGELDICHTEN.          295
Dwars door 't gebulder van de woefte zee doet vaaren,
En myden zelfs 't gevaar der ongeftuime baaren.
Dus zit een fchrand're geeft in zyn vertrek met lull,
En reift de waereld om, van de een tot de and're kuft.
Uw cog moet in dit werk noch vcrder op gaan fteig'ren:
Uw voedfterlingen zal men nook den toegang weig'ren
Aan 't Negental, dat hier gevoegt word op een ry.
De waereld roeme nu haar wonderwerken vry}
Dit is een wonder dat al and're ftreeft te bovem
De glans derzon verfchynt, om 't maanlicht te verdooven ,
En tintelend geflarnt', dat zwymelt voor dien gloed.
De meerder pracht altyd de minder wyken doct.
Hier ftaat Apol, en komt dit Helikon beftraalen:
Hy zal door ftomme taal, all' de onbekende taalen,.
Door deeze drukpers mild doen werpen in uw fehoot.
Wie vreemde ipraaken mint, hoeft niet met angft en nood
En lyfsgevaaren die in and're fteen te zoeken.
Apol, en 't Negental geeft hier taalryke boekcny
Die uw leergierigen verftrekken tot een baak.
Het brein der wyzen dient Geleerdheid tot vermaak.
Uw dochter Leeszucht kan haar luft en moed hier koeleni
O wyfte Maagd! my dunkt een prikkeling te voelen
(Dus roept Geleerdheid uit:) die my tot dankbaarheid
Komt aan te maanen > voor uw overbraaf beleid,
Dat ik druk in myn ziel, alwaar men 't klaar zal leezen*
Een braave vond is waard in eeuwigheid gepreezen;
Tot myn beminnaars zal, als uit een voile bron,
De nutte en dierb're vrucht van dit myn Helikon
Toe
-ocr page 343-
296 MENGELDICHTEN.
Tot aan des waerelds end dus ryklyk konnen naad'ren.
De boom is in 't gemeen te kennen aan zyn blaad'ren.
Nu meldde 't fnel gerucht dit praalryk wonder haaft
Aan de ooren van de Faam} hier over gantfeh verbaasd.
Zy maakt zich reed' ora met haar duizend koop're monden
En zo veel tongen, dit deur 't aardryk te verkonden.
Deez' magtige houd maar met kleene poozen Hand.
Doch eer dat zy vervlicgt, ontlleekt zy eerfl een brand
In all* de harren van de werkzaame Amftellaaren,
Om 't nieuw fieraad te zien -, en is zo weggevaaren.
Zy ftuift langs 't fcheepryk Y, dat dreunt van't groot rumoer.
Des Ygods zetel fchud: zyn paarlemoere vloer
Schynt op te huppelen: de vreugd kwam hem befpringen,
Als toen zyn * Dichter kwam op zyne ftroomen zingen,
Die hem zyn waterrecht en grootfe mogenheid
Voor al de Stroomgoon heeft roemwaardig uitgebreid.
Merkuur volgt ook de Faam, die langs de hemelboogen
Is met deez' tyding tot op Helikon gevloogen,
Waar door Apol en al de Muzen zyn verheugd.
Zy laaten haar Parnas, en zyn door groote veugd,
Van Majaas zoon geleid, aan de Amflelftad getogen
Om 't nieuw Far nas van Blaeuw te zien met vrolykeoogen.
't Is wisfer dat men ziet, dan dat men fnellyk hoort.
Zy komen in de plaats, die hart en oor bekoort.
't Gezicht verdwaalt in zo veel heerlykhee'n te aanfehouwen.
Verwondering kan haar op yder tred weerhouwen,
Ab
* J. Antgnides,
-ocr page 344-
M ENG ELDICHTEN.           2<$f
Als Pallas bezigheid haar alles flelt ten toon.
Terwyl zy met vermaak gaan weiden in dit fchoon
En defti g werk, komt haar de Bouwheer zelf ontmoeten.
Apollo legt zyn krans van lauw'ren voor zyn voeten
Eerbiedig neer, en zegtj dit Wonderftuk verdooft
All' and'ren glans, die nu van luifter word berooft.
De Nyd, hoe fel zy woed, kan uwen lof niet rooven.
Ik zal de Dichteren met mond en pen doen looven
Dit Amfteldamfch Parnas, dat uitdrukt wat het wil.
Waar dat de Wysheid woont3 daar ftaat de kunft nooit ftil.
Gy zult, door deeze daad, noch grooter roem verwerven j
Die uw vermaarden naam bevryden zal voor 't fterven.
Wie dit Gebouw ooit ziet, moet zyn aan u verpligt,
Om dat gy ons aan 't Y een Tempel hebt gefticht.
Deez' weldaad zullen wy met dankbaarheid erkennen:
Dies gaan wy wederom naar onzen zangberg rennen,
En maaken, t' uwer eer t daar vaerzen ryk van ftof.
Wie goden gunft bewyft, verkrygt der goden lof.
Den XV<!*n van Wmtermaand 7
MDCLXXI.
Pp                        OP
-ocr page 345-
ae>8           MENGELDICHT EN.
O P H E T
AFBRANDEN
D E R
NIEUWEDRUKKERY
VAN DEN ACHTBAAREN HEERE
D\ JOAN BLAEUW,
RAAD en OUD SCHEEPEN
dex stad AMSTELDAM &c.
H oc haaftig ftort, helaas! ter neder
Het nieuw cieraad van Amfteldam,
Waar uit dat onlangs noch myn vedcr
Een ryke ftof tot dichten nam!
Dit pronkjuwecl gaat droevig onder:
Dat zelf door al de waereld heen
Verftrekte tot een achtfte Wonder,
Is nu zo jammerlyk vertre£n.,
En
-ocr page 346-
MENGELDICHTEN. 299
En van een felle vlam verflonden.
Wie treft dit niet tot in de ziel?
Wien maakt dit niet de diepfte wonden?
De Leeszucht, die haar ftand behiel
Door deezen fchat, raakt nu aan 't klaagen:
Zy noemt het onheil meer als wreed,
Dat haar kwam al haar hoop ontdraagen.
De Wysheid kropt alleen dit leed.
Geleerdheid zucht, om dat de vonden,
Waar door haar yder acht en eert,
Zyn nevens zo veel kunft verflonden.
Een woedend vuur, 't geen 't al verteert,
Verzwelgt met opgefpalkte kaaken
Door die gevreesde fchennisluft,
Al wat zyn wreedheid kan genaaken,
Die nooit verzaad word of gebluft.
Wie zou dit onheil niet betreuren?
Men ziet den gryzen Amftelgod
Zyn hoofd met wee ten ftroom uitbeuren:
Hy kermt dus om zyn drocvig lot :
Helaas! wat ramp was my befchooren,
Die zo veel braave kunft verfmelti
Waar uit de waereld wierd herbooren,
En voor my eerft ten toon gefteld?
Pp 2                              Ach!
-ocr page 347-
MENGELDICHTER
Ach! moeft dan \ puik der drukkeryen,
Wetks weergaa niet te vinden was,
Dat elk kon door veel druk verblyen,
Dus worden enkel puin en afch ?
Wat is myn kroon al fchats ontvallen!
Een dierb're paerel leit ter neer,
Waar op ik vry met recht mogt brallen.
Het fteig'rend vuur heeft ook wele'er
Myn oud Stadhuis van een gereeten.
Dit zou my nimmer zyn gehoondj
(Het was al door den tyd verfleeten:)
Was dit myn hoofdcieraad verfchoond.
Dat onheil voel ik meeft my raaken
Met overzwaare en bitt're fmart.
De droefheid doet my 't klaagen ftaaken,,
Ja fluit en overftelpt myn hart.
Hier zwygt hy, doch verfmelt met traaneni:
Zo doen ook al zyn onderdaanen.
Dra XXI Ufa van Sprokkelmtumd>
MDCLXXIIl.
t
-ocr page 348-
MENGELDICMTEN.          3<ji
AAN DEN HEERE
CORNELIS ELIAS,
BEVESTIGD TOT LEERAAR
DER KERKE VAN
AMSTELVEEN.
Aao zyt gy dan de Kerk tot Leeraar ingewyd y
Daar gy met yver, door een heilig vuur gedreeven,
De gaaven , u zo mild ten Predikampt gegeeven,
Eens zult doen kennen y al Gods haateren ten fpyt.
Gy leerde al overlang, met onvermoeide vlyt y
Gods wyze Orakelen en Wond'ren, boog verheven.
Op vleugelen van uw geleerdheid na te zweeven,
En klaar ontvouwen als een Kerkbaak van uw tyd.
Godvruchte Elias, gy, gy zyt van God verkooren,
Om met uw Boetbazuin te klinken in alle ooren,
Daar Hy u zalfde, en met zyn zegen overgoot.
Wat zal uw wyze mond al goude lesfen zaaijen,
Gy voor de zuiv're Kerk een Oegft van zielen maaijen!!
Zo blinkt ge als Gods Propheet, uw groote Naamgcnoot.
Ppj                            TER
-ocr page 349-
302 MENGELDICHTEN,
TER INWYDING
V AN DEN HEERE
CORNELIS ELIAS,
TOT LEERAAR DERZELFDE KERKE.
VJelukkig Amftelveen, dat weder op ziet daagen
In uwe Kerk zo groot een Licht, als ooit voorheenj
Welke op de heirbaan van de deugd u veor zal tre£n,
En moedig d'ongodift, die vloekharpy, verjaagen.
Zyn Naamgenoot ftyg naar den hemel op een waagen.
Uw, uw Elias zal zich zelf en Chriftus Le£n,
Door d'yver van zyn geeft, met vuurige Gebe£n
En zielvervaarende Boetlesfen, opwaarts draagen.
ft Zo vloei u in hem toe een onwaardeerb'rc fchat
Van 't Evangelium, daar hy nook afgemat,
Zo taalgeleerd als wys, u Chriftus af zal maalen.
Zo ryz' die Tempekon, gelyk een zuiver Licht,
De vliezen trekkende van 't noch verblind gezicht,
En fpreijende overal zyn godgewyde ftraalen.
PwXTX*» van Octfvtaand) MDCXCVl.
TER
-ocr page 350-
MENGELDICHTEN.          303
TER
KLOOSTERSTAATSY
VAN DE GODMINNENDE ZUSTER
HELENA FRANCISCA
S 1 A A T S,
BEVESTIGD IN DE ORDE VAN DE ZU9-
TEREN DER PEN1TENTIE, ONDtR.
DEN DARDEN REG EL VAN DEN
H. V. FRANCISCUS,
?E HUSSEN, DEN XXIXJk* VAN ZOMER-
MA AND, MDCLXXXyilL
io ziet men dat Helene, in 't bloeijen van luar jeugd,
Allcen omhelzende in haar ziel de waare deugd,
En, door den byftand van het goddelyk vermoogen
Gefterkt, met haaren geeft al lang vooruit gevloogen ,
Op zuiv're vleugels van 't doordringende gebed,
Van boete en aandacht, nooit van aardfche zorg verlet j
Tot in den derden kreits van 's hemels beerlykheden,
Heeft 's waerelds ydelheid ftandvaftig doorgeftreeden.,
En, zegepraalende gelukkig in haar God,
Gelyk een Kruisheldin, verkieft een zalig lot 5
Daar zy, beproefd van hart, van zinnen en gedachten,
De blinkende trofeen der waereld kan veraehten,
Zy
-ocr page 351-
jo*          MEN.GELDICHTEN.
Zy kccrt haare oogen en haare ooren van 't gevlei
Der wacreld, treedende aan de knife he maagdenrei,
Om lid, om yverig en nederig van zeden,
Gehoorzaam, en nooit moe .het voorbeeld na te treeden
Van 's Hemels Zoon, den Zoen van'tmenfchelykgeflacht,
Wiens heerlykheid het lufte om arm, ja om veracht,
Verfchooven in een ftal der beeiten, hier te leeven •,
Daar zelfs de hemel Hem is tot een troon gegeeveit -,
En al het aardryk Hem ten voetbank, die alleen
Het alles toekomt, en het alles kan bekleen.
Zo leert Hy hoe men 't al moer met zich zelf verzaaken,
Geduurig ftryden, en met vaften, bidden, waaken,
Gehoorzaamheid, die Gode en zyne Kerk behaagd,
Van geen beletfelen verwonnen of vertfaagd,
De hel verwinnen 3 om ten hemel in te vaaren.
Zo ziet men u, vol vreugd, met uwen Jefus paaren,
Q wyze Maagd! die aan uw geeft alleen geviel,
Den lieven Bruidegom yan uw herbooren ziel,
Die niemand liever heeft als die zyn kruis wil draagen,
En Hem navolgen met een hejlig welbehaagen.
Dit doet ge, uit trouwe liefde, en zyt tot vol gen ree,
't Zy dat uw Jefus treede in 't hof Gethfemane,
WaardatgymetHemwaaktj fphoon zynejong'renflaapen:
Gy ftrekt de naagalm van zyn zuchten -, en gefchaapen
Tot zynen dienft, ftaat gy, Godvruchtige, gereed
Om 't dierbaar bloed, dat Hy uit bitt're bangheid zweet,
Van 't afgematte, van 't gezegend lyf te droogen:
Of daar hy word befpot, belaftert en befpoogen
Voor
-ocr page 352-
MENGELDICHTEN.          505
Voor 's Heidens richterftoel, door 's Hoogenpriefters haat:
Gy treed uw Bruigom na, daar Petrus hem verlaaf,
Zelfs tot op Golgotha in 't fchriklykft' van zyn fmarte,
En ftaat, als een Marye, aan 't kruis, en weent van harte,
Gy volgt Hem daar Hy in den diepen afgrond daalt,
En het rantzoengeld voor een anders fchuld betaalt,
Daar gy Hem over Hel en Dood ziet triomfeeren,
Met Hem opvaarende, om nooit wederom te keeren
In 't ftof der ydele aard'; terwyl gy voor altyd,
i\an 't heilig outer, word zyn Godheid toegewyd.
Nu dunkt my dat ik zie een rei van Cherubynen,
Met hemelfche Muzyk, tot uwen lof verfchynen.
Het geeft'lyk Nonnekoor volgt op dit zoet geluid;
Terwyl dat uit de lucht de goddelyke Bruid
Een kroon van maagdepalm, wiens onverwelkb're bladren
Zyn eeuwig groen, ontfangt op haar gewyde hairen.
De groote Moeder van den grootcn Konftantyn,
Uw Naamgenoot, geplaatft in 't blinkend kriftalyn
Des hemels; ziet verheugd, met al haar Kruisgenootcn ,
Hoe gy het alles kunt, alleen om God, verftooten ,
Terwyl -zy eeuwig u gedenkt met haar gebe^n.
Zo kan uw voorbeeld, 6 Godsdienftige Heleen!
Een yder leeren hoe men leeft zyn God ter eeren,
Daar gy hier naamaals nooit het loon van zult ontbecren.
Ten verzoeke van dm Heere llerm.Tlieod. Staats..
Qjl                             OP
-ocr page 353-
'■
3o6          MENGELDICHTEN.
O P H E T
GEESTELYK HUWLYK
VAN JONGKVROUWE
LODOWINA POPPE.
D e fchrand're Lodowine, in d'eerftenbloeider jeugdj
De glans der fchoonheid, baak van kuisheid, cer endeugd,
Die, met ftandvaftigheid, godsdienftig de ydelheden,
Alle aardfche liefde, en luft en rykdom kan vertreedeni
Kieft, met Maria, 't beft en allerzaligft lot,
Om's Hemels liefde, alleen te vreden in haar God.
Zy word des Hemels Bruidj en, hooger opgetoogen,
Ziet ze in 't geloof de hoop der zaligen voor oogen ,
Met d'ouden Simeon: en op een zelfden tyd,
Wanneer God Jefus word ten tempel ingewyd,
Wyd zy zich zelf aanHem, enlagchtmetprachtenftaaten-i
Om God te volgen, en Hem nimmer te verlaaten.
MDCJUXXXIV.
O P
-ocr page 354-
MENGELDICHTEN.          307
O P D E
;
I. N W Y D I N G
VAN DE'N HEERE
PETRUS SUURENDONK,
TER SCHOOLVOOGDY TE AMSTELDAM.
'tVJaat wel, Geleerdheid zal, zo heerlyk als voorheen,
In 't magtig Amfteldam we£r worden aangebeen,
Het hoofd verheffende, op een nieuw haar adem haalen,
Door 't onverderflyk licht van haar vergoode ftraalen >
Nu Neerlandfch Seneka, die roem van onzen tyd,
Heer Suurendonk, tot Voogd der School word ingewyd j
Wiens waarde en weetenfchap men overal hoort melden,
Bekend, geacht voor de Eer van Hollands Letterhelden.
Wat is gantfch Amfteldam aan zyne komft verpligt!
't Verheft zich hooger op 't aanfchouwen van dat Licht >
Dat Licht, 't welk de eed'le J eugd zal zuiv'ren van gebreeken
En zedevormen, haar aanprikk'len, koeft'ren, kwceken
■s *                                            Qjq *                                         In
-ocr page 355-
3o8          MENGELDICHTEN.
In braave deugden, en geleidcn met zyn hand
't Eerwaardig fpoor op van zyn uitgebreid verftand >
Een oegft van weerenfchap door goude lesfen baaren,
En groote mannen, die zyn gaaven evenaaren*
Ja, Fenixcn, die, in zo groot een Waereldftad,
Pe zuiv're Vryheid, als een godgewyden fchat,
Befchermen zullen, en 's Lands rechten onderfchraagen ,
Op rc wydberoemde fpoor van hun doorluchte Maagen ,
Die voor zo fchoon een keur, zo langgewenfcht, begeerd,"
Zyn nooit genoeg bedankt a en nooit genoeg gee'erd.
De Wysheid zal, door hem, volmaakter zich doen hooren ,
En trekken duizenden van harten, oogen, ooren.
Ik zie haar gaaven reeds aan 't vloeijen, en voor wind
Aanbruisfchen, als een ftroom die nergens we^rftand vind.
Met welk een kracht zal zy voortaan, op vlugge fchachten
Van onwaardeerbaare en gelouterde gedachten,
Ten hemel vliegen, en in haar verheven vaart,
Haar wieken ftrykende, verwond'ren doen al de aard'!
Terwyl de Poezy in alle taal zal bloeijen,
En onder zyn geleide in eer en waarde groeijen,
Om, aangeftooken door zyn yver en zyn vier,
In de eed'Ie fchaduw van zyn fchoonen lauwerier,
Op een volmaakter toon te zingen van zyn gaaven,
En vonden, die op 't fpoor der oude Dichters draaven.
Maar
-ocr page 356-
MENGELDICHT EN.          30
Maar yder wenfcht reedsomden braavenSuuRENDONK,
Die in ervaarenheid lang zonder weergaa blonk,
Te aanfchouwen} wachtende met uitgeftrekt verlangen
Om op 't eerbiedigfte te hooren en te ontfangen
De wyze orakelen van zynen gulden mond;
Daar hy zal onvermoeid der taalen waaren grond,
Met zyn gefpitft vernuft, op 't allerklaarft ontdekken*
't Volmaakft der Grieken en Romeinen , vry van vlekken ,
Te voorfchyn zetten in de klaarheid van den dag,
En, voor een Noordftar in het waardig fchoolgezagh
Verftrekkende, den Nyd in 't aangezicht braveeren,
Elk edelmoedig op zyn voorgang 't vol gen leeren.
Zo zal het Y eerlang den we£rglans van zyn deugd,
Welfpreekendheid , verftand 3 geleerdheid in de jeugd
Zien blinken, en met eer zyn gaaven aangebeden,
De waarde opweegende van zyn uitneemendhederu
Den XXjC« van Herfflmaand,
MDCLXXXV.
o p
Qqj
-ocr page 357-
3io         MENGELDICHTE N.
OP DEN HEERE
RUDOLPHUS STEENBERGEN;
TOEN ZYN E. TOT DER BEIDE RECHTEN
DOKTOR WAS 1NGEWYD.
/jo klimt Steenbergen door zyn wyze weetenfchap
En eed'le deugdcn op geleerdheids hoogften trap >
Wiens ernftige yver, om bet waardfte te onderzoeken,
Zoog, als een honigby, het merg uit alle boeken ■,
En, zo doordringende van oordeel als gezicht
Het diepft doorzoekende, 't verborgen voert in 't licht
Om dus het noodigft met het nutte te vereenen:
En, breekende onvermoeid door alle nevels heenen,
Komt hy gelyk een zon te voorfchyn, die den nacht
Der duifterheen met haar vermoogend licht verkracht,
En ftraalen fchiet die elk alom eert met behaagen}
Daar hy de onweetendheid ten ftrydperk uit kan jaagen,
En Themis eert, die hem genegen bied de hand,
En alle hoop bouwt op zyn uitgebreid verftand.
Hoe juigcht elk een Iiem toe, die hem zietoyerwinnen
Al wat befrryden durft zyn fchrand'rcn geeft en zinnen!
Met wat voorzichtigheid, zo onvermoeid als wys,
Strykt hy in 't aangezicht van yder een den prys!
De wakk're Themis kan haar vreugde niet bepaalen,
Nu zy haar Voedfterkind zo fchoon zkt zegepraalen:
-ocr page 358-
MENGELDICHTEN.          311
Zy voert de blydfchap in haare oogen klaar ten toon,
En vlechtende voor hem een onverwelkb're kroon
Van groenen lauwerier, verfiert zy de edele hairen
Des overwinnaars, die haar glory zal bewaaren,
Het recht voorfpreeken, en gerechtighcid met vlyt •
Ten troon verhefFen, al haar haateren ten fpyt.
Gy, droeve Weduwen en Weezen, kunt verwachteft
't Eind van uw hoop, nu hy uw welvaart wil betrachtenj
U biedende zyn hulp in allerley geval,
Daar zyn welfpreekendheid uw recht bepleiten zal,
Het nut van 't Vaderland handhaven, en vervveeren
Al wat zyn byltand ooit zal wenfchen of begeerenj
En, triomfeerende van alien nyd en haat,
Eerlang verftrekken tot een pylaar van den Staat.
'k Zie Groeningen verkwikt met deeze hoop zyn harte:
Het aanfchyn held'rende in het midden van de fmarte,
Verfchynt het juigchende in zyn ftaatfy hem temoet,
Terwyl men hem alom met zegewenfchen groet:
Het ziet vernoegd hem tot een waardigheid verheeven,
Die 's volks ontroerden geeft op nieuw kan doen herleeven:
*t Erkent met vreugd in hem een yv'raar voor 't gemeen,
Die haaft van trap tot trap zal ampt op ampt bekle£n.
1
AAN
-ocr page 359-
3« MENGELDICHTEN.
AAN DEN HEERE
JOAN PLUIMER;
TOEN HEM DE KONING VAN GROOT BRIT-
TANJE EEN GOUDE GEDENKPENNING
HAD GESCHONKEN.
Wac Heldendichter kon 't zo wel als u gelukken ?
Gy fchryft met gouden int Vorft Willems Oorlogsdaan,
Verguldende zo fchoon,zo groots zyn lauwerblaan,
Dat elk roemt met uw Dicht zyn wond're Heldenftukken.
Dies fchenkt hy u, in goud, het merk van zyne gunft.
Gy maakt zyn Dapperheid onfterf 'lyk, hy uw Kunft.

■ -
AAN
-ocr page 360-
MENGELDICHTEN. 313
AAN DEN ZELFDEN HEEREj
TOEN ZYN E. MYN TREURSPEL
NIKOMEDES
TEN TOONEELE VOERDE,
J. erwyl myn Zangfter aan uw NederduitfchGedicht,
Dat elk alom waardeert s Heer Pluimer, is verpligt *
Daar zy3 uit liefde tot de Poezy gedreeven,
Van ver u in uw zoch vaak poogdc na te ftreeven,
Wyd ze aan uw Zangheldin, in heusheid nimmer mo£,
De kunft waardeerende, u haar Nikomedes toe.
Hy poogt op ons Tooneel noch eens te zegevicren,
En, in de fchaduw van uw bloeijende lauw'rieren,
Bevryd te wezen voor de blixems van den nyd
En afgunft, die den roem der eed'le deugd beflryd.
Reik hem uw hand •, hy zal der Nederland'ren ooren ,
In zyn grootmoedigheid en oorlogsroem herbooren,
Behaagen mini zo fchoon gelyk hy de^ voorheen.
Gemoedigd door die hoop, komt hy ter Schouwburgtreen:
En fchoon 't zyn lot was dat hy t'onrecht wierd mispreezen,
't Is hem genoeg, mag hy by u in achting wezen.
MDCXCII.
-
Rr                               AAN
*
-ocr page 361-
-
3i4          MENGELDICHTEN.
A AN DEN HEERE
JOAN van MEEKEREN;
MET MYN TREURSPEL
ARIADNE.
Myn Ariadne is aan uw heusheid dier verpligt,
Nu zy, terwyl ze in rouw, met traanen overlaaden,
Ver van haar Vaderland, van 's Vaders ongenaden
Word wreed vervolgt. Haar trouw, in haar verliefd gezichtj,
Van Thezeus trouwloosheid gefchonden al te licht,.
En van haar Zufter te beklaagelyk verraaden,
Geen uitkomft ziende in haar elende, fpyt en fchaaden y
U kan behaagen in myn Nederduitfch Gedicht.
Haar kwaad geval poog hier, als elders, haar te drukkeny
rt Mag in 't gezicht des nyds, haar tederheid gelukken
Dat zy meedoogenheid en fchuilplaats by u vind.
Terwyl ze uw eed'len geeft en deugd leeft uit uw oogen,
Vertrooft het haar, nu zy van Thezeus blyft bedroogen,
JDatze in vanMEEK'RENVondzoheufch,zo trouw eenvrind.
AAN
-ocr page 362-
MENGELDICHTEN. 315
AAN DEN HEERE
YSBRAND VINCENT.
Zo
zal de Schouwburg dan, \viensluifterfcheen verlooren3
Te lang gemarteld en misverwd in 't fchoon gelaat j
Gehandhaafd en befchermd door de achtb're Magiftraat,
Nu veel volmaakter als voorheen zich laaten hooren.
'k Zie de oude heerlykheid op nieuw in haar herboorenj
De ziel der Dichtkunft, en het deftigfte fieraad
Der Nederduitfche taal, op hooge en laage maat
In Treur- of Blyfpeldicht, elk ftreelen en bekooren.
Hoe zal zy nu voortaan een prikkel zyn der deugd!
Een leerzaam tydverdryf tot nut der eed'le jeugd,
Tot roem van 't Y en zyn doorluchte Burgerheeren!
My dunkt ik zie, haar 't hoofd opbeuren recht van pas,
En, als een Fenix, weer verryzen uit haar afch,
Veel fchooner blinkende, nu gy haar zult regeeren.
Rr 2                            AAN
»
-ocr page 363-
3i6 MENGELDICHTEN,
A A N
DEN ZELFDEN HEEREj
MET M Y N E
TOONEELPOEZY.
i\anvaard,myn Heer,aanvaard de aanbieding van myn hand,
Myn Treurtooneelgedicht in Nederduitfch gefchreeven:
Het onderwerpt zich aan uw oordeel en verftand,
Naauwkeurig in 't Paryfch en Roomfch Tooneel bedreeven:
Is 't aan dien toets te licht? Geen nood, indien voortaan
Myn Zangfter op uw fpoor en lichten rei mag gaan.
AAN
»
-ocr page 364-
MENGELDICHTEN.
3*7
A AN DEN HEERE
LAMBERTUS BIDLOO.
Myn allerwaardfte Apol, en dubbrle Apolloos Zoon,
Die u beroemd maakt door een ongemeenen toon,
En grootfe deftigheid in de eed'le Poezye,
En met onfterflyke eer de heilige Artzenye
By beurten oeffent met een onvermoeide vlyt -,
Myn ZangereSj die zelfs verheugd is en verblyd
Op 't hooren van uw Naam, komt need'rig u ontmoeten.
En, van uw drift genoopt, by deezen heufch begroeten.
En wyl ge my hebt aan uw geeft, uw groots Gedicht,
Uw vriendfchap, haart en difch oneindig dier verpligt,
Zo wenfch ik weder, met een ongeveinsd verlangen,
Om u op zulk een wys, myn waarde Apol, te onrfangen.
Verfmaad de flechtheid noch de kleinheid van myn kluis:
Uw edelmoedigheid vergaap' zich aan geen huis,
Op 't prachtigfte gebouwd met gouden wand en zaalcn.
Uw blonde Vader zelf komt op het aardryk daalen ,
Verlaat den hemel en zyn heerelyke pracht,
Om 't geen zo ver beneen zyn luifter is geacht.
't Luft grooten Vorften vaak te neemen welbehaagen
In klein gerecht aan liun gulhartig opgedraagen,
Rr 3                               En
-ocr page 365-
3i8          MENGELDICHTEN.
En de overdaad word flechts van dartelheid bemint,
Die door haar hovaardy met eenen dronk verflind
Een magtig Koninkryk. Maar, gy, myn Vriend, geboorea
Tot loffelyk bedryf; gy laat u niet bekooren
Door heerlyk difchgerecht, daar alles blinkt van goud:
Gy, die my hebt genood, uit gunft, op brood en zout,
Zult in myn flecht onthaal, zo 'khoop, vernoeging vindeni
Kom dan, is 't moogelyk, 6 waardfte myner Vrinden!
Kom dan op Vriendenkoft, daar, zonder veinzery,
U ftaat het eifchen en 't gebieden altoos vry;
Daar gy 't eenvouwdig en oprecht zult zien van zeden,
Vry van laatdunkendheid en hooffche plegtigheden.
Voldoe dan myne bee, tervvyl ik ftond op ftond
Verlang te luift'ren naar de orakels van uw mond,
Als gy met uwen geeft weet een Parnas te ftichten,
En my ten rei voert op den klank van uw Gedichten.
'k Wacht u deez' avond dan, met tocgencgen zin.
Kom, myn Apollo, met uw lieve JBedvriendin.
Den XF<>«> van Wintertntiani,
MDCLXXXI.
AAN
-ocr page 366-
MENGELDICHTEN.          3r9
AAN DEN HEERE
JOHANNES VOLLENHOVE,
OVER ZYN GEZANG
PP T NEDERSTORTEN VAN DE DOMKERK
TE UTRECHT, DEN I*» VAN OOGST-
MAAND, MDCLXXIV.
X"ioe onlangs Gods getcrgde toorenr
Den glans der Bisfchoplyke Stad,
Dat hoofdgebouw zo waard gefchat,.
In eigen puin en ftof deed fmooren >
En hoe het hemelhooge dak,
Door ftoot op ftoot, en krak op krak,,
En fchrikkelyke dondervlaagen,
Neerflortende met flag op flag,
Te baaren fcheen den laatften dag>
Of d'ongelukkigften der daagen j
Befchrytt gy, door uw ryp verftand,
Met een verheeven zwier en trant.
AH-
-ocr page 367-
MENGELDICHTEN.
ANDERS.
VJelyk Arion met zyn zingen
Geftik heefc 't onweer op de zee,
Zo zoud ge, 6 Vollenhove! me£
Een fellen Landorkaan bedwingen,
Door uwen fchoonen zang verkracht.
Nu fchynt het licht in uwe magt,
Gelyk Amphion met zyn fnaaren,
Die Thebes muuren heefc gefticht,
De Domkerk, door uw fchel gedicht,
Te bouwen, en in glans t'herbaaren,
Die reeds, van onder 't zwaare puin,
Verheft op uwen toon haar kruin.
ANDERS.
N u word gy weer in top verheeven
Uit uwen diep gevallen druk:
Uw ongeluk is uw geluk,
Nu Vollenhove u doet herleeven
In zyn bekoorelyk Gedicht,
Bezielt met geeft en godlyk licht.
Het is uw pligt dat gy den Schryver,
O onwaardeerlyk Hoofdgebouw \
Die u verkwikt in nood en rouw,
Bedankt voor zyn doorluchten yver,
Die u zo hoog verheft van de aard
Als ge onlangs laag gevallen waart.
-ocr page 368-
MENGELDICHTEN.
321
O P D R A G T
VAN MYNTREURSPEL
GENSERIK,
AAN DEN H E ERE
WILHEM van ZON.
D e Gotfche Genferik, die aan 't Paryfche hof
Weleer verfcheen met zo veel luifter, kunft, als lof,
Daar hy, hoe wreed, zelfs 't oog der grootften kon bekooren,
En uit den fchrand'ren geeft wierd van een vrouw gebooren j
Komt nu, door my hervormd, gekleed in Ne^rduitfch dicht,
Op 'c Amfteldamfch tooneel te voorfchyn in het licht:
Hy komt te voorfchyn, ja, en met uw welbehaagen,
Durft hy in fchaduw van uw braaven naam het waagen,
Met meer vrymoedigheid} dewyl ik weet dat gy
Vaak achting toonde voor myn Duitfche Poezy.
Gy die de Dichtkunft kent in veelerleije taalen,
Die zelf haar licht moet van uw fchrander oordeel haalen,
Ss                               Wyft
-ocr page 369-
322         MENGELDICHTEN.
Wyft beft my aan waar 't fpoor der Franfche deftighee'ri
Is wel, of kwaalyk op myn dichtmaat naargetreen.
Als gy myn arbeid dan uw achting waard kunt keuren ^
Zo zal myn zangeres gemoedigd 't hoofd opbeuren,
Daar zy in Genferik laat zien hoe een tyran,
Nu op, dan van den troon, nooit ruft gebeuren kan j
Tot trooft van hun, die voor's lands vryheid, recht en wettere
Steeds waaken, en metzorg de dwinglandy belettenj
Terwyl de ftaatzucht, wraak, de liefde , haat en ipyt
Haar drift vertoonen, en verwoede minnenyd
Elk leert, dat wie zich laat van 't fpoor der reden rukken,
Zich zelf in wanhoop ftort en eind'looze ongelukken ■,
En fchoon de deugd in'teind'bier word verdrukt, vertree'n
Haar glans blinkt echter door den damp der ondeugd heen.
Of nu 't onheufeh gefchimp van hun die eeuwig fmaalen,
Elk een berifpen, en niet laaten grof te dwaalen,
Zyn roem zoeke in 't verfmaan van't vrouwelyk gedicht*
Geen nood: 'c komt met den glans van uwen naam in't lichtj.
En 'k vlei myzelve dat het u niet zal mishaagen,
U, aan wiens heusheid ik 't gulhartig op kom draagert
MDCLXXXV.
OP.
-ocr page 370-
I
MENGELDICHTEN. 323
O P D R A G T
VAN MYN TREURSPEL
HERKULES
en D I A N I R A,
AANDENHEERE
MR. HARMANNUS AMIA,
RECHTSGELEERDEN.
Myn Zangfter,die den toon van'tTreurgedicht waardeert,
Neemt met haar Herkules, om veiliger te klaagen
Op't droevig Schouwtooneel, in't midden van zyn plaagen,
Een toevlucht tot uw naam en deugd, van elk gee'erd.
Zy hoopt, fchoon dat hem een vergiftig vuur verteert
Verdrukt van 't noodlot, en vervolgd van J unoos laagen,
Dat hy uw fchrand'ren geeft en oordeel zal behaagen;
Terwyl hy, met uw gunft gefterkt, de nyd braveert.
*t Mislukt haar niet: 6 neen! gy word met hem bewoogen :
Uw heusheid reikt hem reeds uwe armen, uit meedogen,
Waar in hy fterft geruft ten einde van zyndruk.
Zo ziet zy dan haar Held vergood ten hemel zweeven -,
Daar hy uw braaven naam op't voorhoofd heeft gefchreeven
En zy haar arbeid acht voldaan door dit geluk.
Ss 2                             AANT
MDCLXXXVI1I.
i
-ocr page 371-
MENGELDICHTEN.
3 H
A A N DEN
EERWAARDEN HOOGGELEERDEN HEERE
D°.WILHELMUS SLUITER,
GETROUWEN HARDER EN LEERAAR
VAN GODS KERK TE EIBERGENj
TOEN ZYN E. MY ZYN ZANGLUST VEREERDE.
Ik dank Gods Tolk voor zyn Gedichten,
Zo onverdiend aan my vereerd,
Die, vol van geeft en hooggeleerd
Ons recht vermaak aandoen en ilichten.
Al komt deez' gift in zulk een ryd,
Dat rym en zangluft fchynt verdweenen,
En 't oog gedwongen word tot vveenen,
Door droefheid die het lurt doorfnyd.
Ter-
-ocr page 372-
MENGELDICHTEN.          325
Tcrwyl geftaag ons komt te binnen-
De ftaat van 't lieve Vaderland,
Dat wreed en fel werd aangerand
Van hem die 't door verraad wil winnenj
Waar door de Vryheid is gefleurd,
De waare Godsdienft werd verflboten:
(Wie zucht tot beide heeft genooten
Heeft die geen reden dat hy treurt?)
Nochtans ontfluiten Sluiters zangen
JMyn toegeflooten doffen geeft:
Want die aw Vaerzen zingt of leeft
Moet vreugd in 't droef gemoed ontfangea.
jimfteldam, den XXIIlfltn van Hooi-
maand, MDCLXXII.
AAN
Ss 3
-ocr page 373-
326 MENGELDICHTEN.
AAN DE E. GODTVRUCHTIGE
EN GEESTIGE JUFFROUW           ;
KATHARINE LESCAILJE;
NA DEN TRANT EN RYMWOORDEN
IN HAAR SOET GEDICHT AAN
MY GESONDEN.
Ik dacht gantfch niety dat myn Gedichten
Van u zo zouden zyn vereert,
1)ie met en zyn voor V hoog-geleert^
Maar
V jlechte volk, om dat te Jiichten,
Ho ewe I in dezen dert'len tyt
1)e fuivere Eenvout is verdweenent
En elk (is dit niet te beweenenT)
Wat greats t het welk geen hert doorfftydt,
Maar
-ocr page 374-
MENGELDICHTEN.
Maar d'ooren kittelt, komt te binnen:
Gy, voor Codts Kerk en 't Vaderlant
Met heWgen jyver aangerandt,
Merkt, dat ik zielen zoek te w'mnen.
1)12) Maagde-rymen, onge/Ieurt,
En zyn van niemant te verftooteny
Ik hebVer blydjchap nit genoten,
Terwyf myn bert fwaar fucht en treurt.
Ittdien voortaan ook Sluiters zangen
Ontjluiten konnen uwen geeji,
Ei, maak ook, dat f een ander teeji,
<Dat God meer eere mag ontfangen.
W. Sluiter.
fAmfterdam-, den XXIXft* vanUooi-
maand) MDCLXXIL
WEEft*
-ocr page 375-
323          MENGELDICHTEN.
WEERKLANK
A A N DEN
EERWAARDEN HOOGGELEERDEN HEERE
D. WILHELMUS SLUITER,
NAARSTIG OPZIENDER EN L E E-
RAAR VAN GODS GEMEENTE
TE EIBERGEN.
JLk weet dat uw godtvruchte Dichten,
Die gy in overvloed verecrt,
De eenvouwdigheid alleen niet leert,
Maar kooger geeften kunnen ftichten.
'k Schep vreugd dat in deez' droeven tyd
Geen Dichtkunft van u is verdweenen3
Die ons met Gods * Propheet leert weenen
Om misdaad die Gods gunft affnyd>
En
* JetemiasKlaagliederen.van zyn E.bcrymd.
-ocr page 376-
MENGELDICHTEN.          32
En de oorlogs zwaare plaag bragt binnen
In *t hart van 't lieve Vaderland:
Ook hoe de Hemel aangerand
Moet worden, om zyn hulp te winnen.
'k Zie nu der dart'len rym gefleurd,
En als een afgodin verftooten.
Wat heeft men ooit daar uft genooten,
Als kwaad, daar 't zedig hart om treurt ?
De Deugd krygt moed, wyl Sluiters zangen
Ontfluiten tot hun liefde elks geeft.
Komt, Nederlandcrs leeft, herleeft:
Zo moet God lof, gy hulp ontfangen.
Amferda-m^ de»II*» van Oetcft-
maand, MDCLXXII.
Tt                             ON-
-ocr page 377-
33o MENGELDICHTEN.
ONSCHULD
A AN DEN
EERWAARDENGODZALIGEN
HOOGGELEERDEN HEERE
D°.WILHELMUS SLUITER,
HERDER EN LEERAAR VAN GODS
GEMEINTE TE EIBERGEN.
*t Otaat vaft dat Jeremias Dicht
Kwam in geen fchyn voor myn gezicht,
Toen ik hct allcrzoetfte zoet
Daar uit ontfing voor myn gemoed.
Het moeft ook geen inbeelding zyn,
Of 't waar te flecht van Katharyn.
Het heeft my waarlyk meer behaagt,
Dan myn gedicht daar van gewaagt.
T O E G I F T.
vJntfang myn onfchuld, waarde Heer.
Myn Zangfter buigt zich voor u ne&r,
En dankt u voor al de eer en gunft,
Die zy genoot van uwe kunft.
Amfierdam, Jen Vir» van Oegfi-
raaanJ, MDC L XXII.
OP
-ocr page 378-
MENGELDICHTEN. 33t
OP HET VERTREK
VAN DE VERMAARDE DICHTERESSE
MEJUFFROUW
CORNELIA vander VEER.
Myn Zangheldinne raakt aan 't kwynen,
En klecd zich in het rouwgewaad:
De droefheid, die om 't harte flaat,
Doet haar gewoone vreugd verdwynen}
Om dat vcrtrekt van 't fcheepryk Y
Een licht met zo veel fchoone ftraalen
Als immermeer in Neerlands paalen
Uitmuntte in eed'lc Poe'zy:
Een Zon die met haar held're dichten,
En kracht van een verheeven toon,
Waar door zy kreeg de lauwerkroon,
Myn geeft kon menigmaal verlichtenj
En in die goddelyke kunft,
Met voor te tre^n, deed yvrig branden,
En naar haar vriendfchap watcrtandcn.
Maar naauwlyks is my decze gunft,
Door haare goedheid zelfs gebooren,
Of zy verlaat my met den zoom
Van 't Y, langs wiens vermaarden ftroora
Men kan het wedergalmen hooren,
Tt 2                              Wan-
-ocr page 379-
MENGELDICHTEN.
Wanneer zy zingt van 't oorlogswee,
Of dat haar Zangheldin wil melden,
By 's Lands triomf, den lof der Helden,
En al het heil der lieve Vree\
Wie zou niet om haar afzyn treuren?
Zelfs de Ygod van haar zang beroofd
Beurt uit zyn zilv'ren vloed het hoofd,
Om haare treeden naa te fpeuren.
Men ziet het leed uit zyn gezicht,
En 't oog bewolkt met duifternisfen,
Nu hy zyn Dkhteres moet misfen,
Met al den glans van zulk een licht.
Geen wonder dat hy met verlangen
Haar wenfcht te heeten wellekom,
Om haar met al 't Stroomgodendom
Als in triomf te rug te ontfangen.
My dtinkt, ik zie hen reeds verheugd,
Met ry op ry hun Veer ontmoeten,
En met myn zangnimf haar begroetenj
Die weer herbooren word in vreugd,
Als zy haar binnen Amflels paalen,
Behouden weder van den Briel
Ziet vrolyk landen met haar kiel,
En op die wys dan in mag haalen:
Terwyl my ftrekt tot eeuwige eer
De vriendfchap van de fchrand're Veer
mdclxxiv. \.
-ocr page 380-
MENGELDICHTEN.          3^
WELLEKOMST
VAN DE ZELFDE
JUFFROUW.
Welkom, welkom wyze Maagd,
Daar onze Yftroom moed op draagt.
Welkom binnen Amiiels wallen,
Met een tal van lofgefchallen,
En een klank van vreugdgeluid -t
Zoet gefchaterd ora u\v fchuit,
Van al de Ygoon en Godinnen,
Blaakende om tiw hart te winnen,
Als verliefd op uwe kunftj
Hoog waardeerende uwe gunft,
Door de fchoonheid van uw zangen
In het minnenet gevangen,
En het onwaardeerlyk licht
Heerlyk ftraalende uit uw Dicht,
Daar elk letter is een lonkje,
Yder woord een liefdevonkje,
Net gevormd met zulk een zwier
Die het vonkje maakt tot vier,
En dt regels tovertaaltjes ,
Scheller als het Nachtegaaltjes
Tc 3                            Kleine
-ocr page 381-
MENGELDICHTEN.
Kleine keeltje, groot van ftem.
Godenhartjes, fchoon in klem,
En in prang van liefdebanden,
Zyn vervrolykt om het landen,
En de we£rkomft van hun Veer:
Dies zy u met waardige eer
Als het hoofd der Dichteresfen
En den roem der Zanggodesien,
Weder leiden naar den zoom
Van hun wydbefaamden ftroomj
Daar zy u op nieuw begroeten,
Wyl zy uw Parnas ontmoeten.
De Ygod op zyn zilv're vloer,
En zyn troon van paarlemoer,
Vol van Majefteit gezeeten,
Komt u noch eens welkom heeten.
Met al de and're Watergooa
En Godinnen op ^en toon,
Met myn Zangfter, die haar veder
Leit voor Veer eerbiedig neder.
MDCLXX1K f,
AAN
n
-ocr page 382-
MENGEjLDICHTEN. m
A A N DE KONSTIGE
EN SOETVLOEIJENDE DICHTERESSE
CATHARINA LESCAILJE;
TOEN HAAR E. MY MET EEN ADIEU EN
WELKOMST WEGENS MYN BRIELSE
RE1S HAD GELIEVEN TE VEREEREN.
Uus werdt C at r i e n /« C at h a r i e n herberen:
Spaar van der Veer, uw1 Boefem-fuchten, Jpaar ;
De tweede wykt voor de eerfle niet een haar 1
JVaar toe
Qiieftiers beweent ? V is al verloren:
Die Sangeres, heeft 'slevens rol volfpeeldt.
Geen dode romp heeft wezen van uw fuchten :
Vermaak u in haar Uck're letter-vruchten
,
'Die i'Amftely door den Druk, zyn tneegedeeldt
7)it beet de Konji my faghjens in myn or en,
Ky4ls Catharien haargaven aan myJchonk:
'Die kiank waar in Queftiers Joo helder klonk,
*Dat vander Veer op *t nieuw haar daght te horen.
Verfchoon my dan Lbscailje, in myn werk,
Terwyl myn kunji uw kunjigenoot wil werden;
Om Momus en zyn aanhang uyt te herden.
Kom worJFlen wy en maken ons maarfterk:
T)och
-ocr page 383-
336 MENGELDICHTEN.
<Z)och niet met die, die nooyt het llcht aanfchouden;
Ik laat dien warn 't rampfalig Heydendom:
Enjld, met
/a/?, door font e blaadren em.
Onfalich! diet tie op een Jantgrondt bouden:
1)e minjle windt, van dwerlinch, werpt hen neSr.
f)at niet en is
, ttoch was, zal ik dat loven?
Om Joo
, myn Godt, zyn eer en kroon te roven ?
7)at hoed hy die de Jweep is van myn
Veer/
Myn hats, van flaal, die weigert zich te buigen
Voor zulk eenjuk; met doorenen omfet:
Men vangh my eer
, in zulk een morjich net,
5Dat, fchoon ik
V fweeg, de blaadren kennen tuygen:
'K ben nu dien danfch ontfprongen waarde maaght;
J)at dwaal-licht t /a Imyn toorts niet meer verftrecken:
*K wit hooningh uyt den Roos van Saron trecken;
Soo krjgt de kunft, een fom die Jmaakt en graagt.
Moet niet de naght den dach het fpoor mtwykenl
Braveert de kaars de Jiraalen van de fon ?
Was 't Jupieter die hel en doodt verwon?
Of was het diet daar
V alles voor moet ftryken?
Dien war en Godt! mynLely in het noordt,
Cm Jandt enfirandt, in
V kommer meer fontfeylen:
JLaat ons de grondt van fjne wondren peylen,
Daar leyt de Jlof die tot de Jlof behoort:
Beftaanbaar zyn die vaarfen
, voor e/x oogen,
j' Ontjchuylen noop de kyker van de 1)eught
In heylge ftoffchept Godt en Mens geneught
,
Haar wetirklank dringht door 's kernels held'rebogen.
-ocr page 384-
MENGELDICHTEN.          m
En wyfe Maaght, een Maaght werdt veer gejien:
Haarwerk werdt vaak aan d' eerbre toets geftreken
;
Soo hler ofdaar, wat dertels door komt breken
Haar lof die fal haar lojfelyk ontvlien;
Wy my den dit: en ftoven onfe dichten,
Met Amber van d'ten Coninghlyken Vorfi',
Die voorjyn volk, fay tkeels en uytten borjl,
Grootmoedich fong, in faken vangewighte.
Codts heylbron heeft foo fmaakelyk een voght,
Dat, die haarproeft, laat d'Hipocreen verfihdlen:
Ey laat, met my, uw veder in haar ddlen,
Seojlreelt myn Conji, uw Conji in dJ of en loght,
Dit is het wit myns ooghmerks, in het ende.
<De vrintfchap bloeije en groeije in voile fieur.
Soo houdt de Conji, als't gouwt, een dabble keur;
Tot dot het roer des I evens zichfal wenden.
Dat/chenk by ons, die ons de THght conji gaf.
Vw braaf adieu, en welcomjl op myn drempel,
Slaan in myn hert, een onverganWre Jiempel,
'Die 'k met my voer op d oever van het graf.
Ik tragc Veer dcr.
CORN ELI J vander PEER.
AandeSoomvan'tY, den XXVIIften van
Hooimaand, MDCLXXIV.
Vv                          TOE-
-ocr page 385-
BS MENGELDICHTEN,
T O E G I F T
VOOR DEZELFDE DICHTERESSE.
LJAt noolt eenfimple <Duyfvan d'Arendt werdt geboren,
En dat de Naghtegaal geen Mofch of Swaluw teelt,
Bewaarhep
Catharien, die \r vaders beelt verbeeldt\
Soo quam Afcanus, eer, Eneas na tejpo'ren.
'Dejmaak der vrughten is V kenteken van den boom.
Wie fal den Wjngaart om den Druyfgeen eer toe dragen ?
fVelfalich dochter / die ww vader na komt jdgen,
'k Eer u in hem, en hem in «, aan d'Amfteljlroom.
Vejlralen van de Son, en't Sonlicht Jyn de fehe%
Ve kunjl die teelt haar faat in
V nafaat van *er Jiam.
Soo werdt Athenen weir herbout in Amjlerdam:
Enfendt Lescailjes lofdoor \r kernels• wentelwelven.
C. vander VEER.
AAN
-ocr page 386-
MENGELDICHTEN. j3f
A AN D E
GEES TRY KE JUFFROUW
CORNELIA vander VEER;
TOEN HAAR E. MY EENIGE ZEDEVAERZEN
HAD TOEGEZONDEN.
lerwyl gy, 6 Cornelia!
In dicht dat nooit had wedergad.
My fchynt te wyzen, op wat maat,
En klank uw Dichtheldinne flaat}
Zo zeg ik, dat ik niet misprys
Uw rytn en ftof op zulk een wys,
En roep: Zing voor op deczen galm,
En volg vry Davids toon en Pfalm:
Meng uwe vaerzen met het goud,
Waar door uw kunft zyn waarde houd,
Schoon 't wierd gelouterd zevenmaal.
Een Chriften pen paft hemekaal:
Die eerde nimmer Jupiter,
Maar 's leevens held're Morgenfter,
Die doorbrak met dien Dageraad,
Daar al wat dans is door beftaat.
-ocr page 387-
MENGELD.ICHTEN.
Hy 's blind en doof, gevoelloos, ftom,
Die fmaak heeft in het heidendom:
Een die zyn God te volgen tracht,
Nooit eer aan afgodiftert bragt.
'k Beken ook dat een Maagdeveer,
Is even, als haar eer, zo teer:
Want tyd en plaats heeft vaak geleert
Hoe licht haar licht, en glans verkeert.
En fchoon de Spinne haalt het roet
Daar 't Bytje honig zuigen moet >
En nydigheid een oordeel ftrykt
Dat uit de waarheid nimmer blykt:
Zo houd nochtans de deugd haar glans,
Gelyk de zon aan 's hemels trans.
Dies zeg ik, dat een Maagd wel dicht
Die God recht eert, en menfchen fticht j
Wiens geeft niet altyd kleeft aan de aard',
Maar boven 't ondermaanfche vaart,
En met een Cherubynen toon
Streeft naar een onverwelkb're kroon.
Gods Kruisberg is haar een Parnas.
In plaats van d'hippokreene plas,
Doopt zy haar veder in de bron
Van hem die hel en dood verwon -t
-ocr page 388-
MENGELDICHTEN. 343
Zo dat zy met het witte blad
De zuivre ziel nooit zwart beklad,
Noch nimmermeer voegt in een werk
Apolloos tetnpel en Gods Kerk:
Want zo een Zangfter ftelt voor vaft,
Dat God niet by den Mammon part;
Menfpot met 's hemels Opperheer,
En geeft aan de ydelheid zyn eer,
Wanneer men 's waerelts blydfchap paart
By galmen die het Sion baart:
(Men zwyg met meerder nut van God,
Als hem dus ingevoerd ten fpot:)
Zy ftooft de vrucht van haar verftand
Ook nooit met dart'len minnebrand>
Maar laakt die appels, fchoon van fchyn,
Wier goude korft het helfch fenyn
Bedekt'lyk in den boezem kweekt,
En naar het oog der ziele fteekt,
De onkuifche Sodomite vrucht,
Geplukt in Siddim, daar 't gerucht
Der gruwel noch geduurig raaft,
En fmook en rook ter keele uitblaaft,
En toont hoe s om de ontuchte vlam,
Gods vuur dat land verbranden kwam,
V v 3                                Dus
-
-ocr page 389-
MENGELDICHTEN.
Dus gaat cen nutte Dichtfter voort,
En dringt door 's hemels enge poortj
Terwyl zy om de wysheid lagcht,
Die 't menfchdom heeft ten val gebragt.
Tot dus ver heb ik dan gezeit,
O vakder Veer! hoe 't by my leit,
Wanneer een Maagd wel dichten zal,
En myden opfpraaks bitt're gal.
Voor my, ik gaa, 6 Kunftvriendin!
Stilzwygend liefft dien zangweg in,
Als dat ik met een fchyngelaat
My ftellen zou in zulk een ftaat.
Ik fchrik voor een blanketten fchyn,
En ftel my voor, hoe ik moet zyn,
Om op dien koningklyken gang
Myn voet te zetten, zonder dwang.
'k Had nimmermeer in zulk een luft
Die met den mond flechts Jefus kuft ,
Maar dien de boezem van verraad,
Tot aan de krop toe zwanger gaat.
Dies heeft my dan, godvruchte Maagd,
Nooit ftof op zulk een wys mishaagt,
Als van die geen die niet en leeft
Gelyk zyn pen gefchreeven heeft.
-ocr page 390-
MENGELDICHTEN.
Nu heb ik ongeveinsd en bloot,
Mya hart geftort als in uw fchoot,
En u getoont dat nooit myn jeugd
Zo was verbafterd van de deugd,
Dat zy de heil'ge Poezy
Zou minder achten van waardy.
Verfchoon dan de ongeveinsde pen,
Die niet vertoont heeft hoe ik ben,
Maar wat ik zelve wezen moet,
Zo ik betre£n wil met myn voet
Een weg, waar op de Zangfter gaat
Die de ydelheid der waereld haat.
Nu dank ik u voor al die gunft
My mild gefchonken met uw Kunft :
En wyl myn Zangeres noch Jong,
Niet veel op hooge toonen zong,
Zo heeft zy nooit verdient die eer,
Geftreelt te worden van uw Veer:
En wyl dat zy haar glans en licht
Van u wil leenen, als zy dichtj
Zo groei en bloei in grooter kracht
Uw vriendfchap, by my waard geacht.
JmJteMam, MOCLXX1V. ,|
-ocr page 391-
344 MENGELDICHTEN.
A A N D E
VERMAARDE ZANGSTER
MEJUFFROUW
CORNELIA VA N D E R VEER.
VJTymifte, oVander Veer! wanneer gy dacht te hooren,
In rym van laager toon, den hoogen klank en zwier
Van 't celfte Puikrernuft, de fchrandere ^uejlicr;
Als of die Zangfter was in my op nieuw herbooren.
Maar neen! die fchelle klank y dien tyd noch dood kon fmooren,
Schonk zy uit liefde aan u, die om den lauwerier,
Met haargeftreedenhebt, toeneerfthetvriendfchapsvier,
Geblufcht met's levens licht, ging al te vroeg verlooren.
Men vraag niet naar bewys, daar't werk te kennengeeft,
Hoe in u\v braaf verftand die Katharyn noch leeft:
Want dubb'len geeft en kracht befpeurt men in uwklanken.
Had ik een ftraaltje dan van dat vergoode licht,
Het zou meeft fchitteren, wanneer ik zong in dicht
Uw deugd en lof, om u voor guile gunft te danken.
MDCLXXIV. ,{.
AAN
-ocr page 392-
MENGELDICHTEN.        345
A A N D E
KUNSTRYKE POEETES
MEJUFFROUW
CORNELIA VAN DER VEER;
TOEN IK HAAR E. GEBOORTEDAG
NIET HAD GEVIERT.
Xleb ik uw Geboortety
Niet gezongen aan het Y?
Kon myn pen haar pligt niet pleegea?
Scheen ze in diepen flaap geleegen,
En verdroogd van 'c natte git,
Daar zy vaak mee op het wit
Poogde uw kunft en lof te maalcn,
Als of vriendfchaps held're ftraalen
Waren met een damp bedekt,
Door vergeetelheid bevlekt?
Liet ik 't melden van uw gaaven.
Die langs 't Aardryk heerlyk draaven,
En zo lang de zon en maan
Tre£n langs haar gewone paan,
Op haar beurten, op haar dnften,
Leeven zullen in uw fchriften?
Schoon de kennis van uw geeft,
In den mynen lang geweeft,
Xx                                (Al
-ocr page 393-
346         MENGELDICHTEN.
(Al te diep in 't hart gefchreeven,
Om *er uit te zyn gewreeven,)
My gaf overvloed van ftof,
Om te zingen van uw lof,
En geen rym noch maat te fpaaren
Op den dag van uw verjaaren:
Bleef ik echter ftom en ftil,
Het ontbrak my niet aan will
Want myn geeft wierd als gevangeny
Opgetoogen door de zangen
Van 't doorluchtig Negental,
Dat met fchaaterend gefchal
Uw verjaardag heerlyk vierde,
En met pracht en praal veriierde:
Yder eerde u als haar hoofd,
Wyl gy 't haar* van glans berooft j
Roemende uw verftand en deugden
Met een fchellen klank vol vreugden,
Die myn geeft gantfch heeft verwart:.
Want die galm drong in myn hart,
Noch verheugd, uit zucht gedreeven,.
. Om den lof aan u gegeeven.
Dies verfchoont uw wysheit licht
Het verzuimen van myn pligt.
Den eerjlen van Herfftmaand,
MDCLXXIF.
KLAGH-
-ocr page 394-
MENGELDICHTEN.          347
K L A G H T E
AAN DE VOLGEESTIGE
KATHARINE LESCAILJE.
Hoe ijfet Katharien, met onfe vriendfchapglegen?
Slagt fy 't gemeene goedt, dat meeji verloren gaat?
Ofwaantgy, braave Maaght, dat ik geen voile maat
A an u gegeven heb, voor
V geldt daar voor verkregen?
Heel anders tujgt myn hart, ontrent dat grote w?rk;
Enevenwely mydunkt, uwvriendfchap fchyntaanVwyken,
Terwyl ik van baar niet en fie de minjie blyken,
IVaar tr.ee dat ik my in dees fwyfelhein verjlerk.
'Dat ik de laaflemaal V geluk had u te aanfchonwen
Was juyft foo als uw voet Canjonkels Jloep af tradt:
Op d'uytgang van hetjaa*; dat afgerekent had,
Om d'eerfte Morgenjiondt van'tnieweons voor te houwen-,
eDoch 'k heb daar u, maar gy niet my gejien ; 0 neen:
Onweetendt evenwel dat gy 't waardt
, die ik ooghde,
Schoon ik uwvoetfpoor tradt
, tot datg Hwgangh verhoogde,
En peg de Brugh op, vajl gebout van Kalk en Steen:
Doe heeft my de agterdogt in felfflrydt toe gedreeven:
Souw 't welKatrina fyn die daar dejluys opftreeft?
'Tfchynt avn haar trotfe tret, en al wat aen haar leeft ;
Ik keer
, en heb my op de Middel-boogh begeven ;
Xx 1         .                    IVaar
-ocr page 395-
348           MENGELDICHTEN.
Waargy, van my, als Galathevan Tolifeem,
Wierdt naarfiich na geoogt tot aen uw Suffers drempel;
'Die gy op flreefde en Jloegh fir ax in myn hert den ftempel
Van voile Jcekerheyt, als in het weekfle Leem ;
Vergeefs was 't, dat ik my van
V ongeluk beklaagde:
En u, met 'Dido, fond mynJuchten aghter na;
Gy waart geweken, 'als een fchadu tot myn fcha:
'Dies my myn dom vetjlandt, en fchier mynfelfs mishaagde
}
tDoch moet herfchiep ik, als ik daght op uw befoek,
Op hoop dat de agterflal daar in voldaan fouw werden
,
fVaar toe dat ik, tot noch, de Tydt kom uyt te herden,
Maar vind, van u, niet als een ongeleltert Boek,
Waar in ik u Vrindin, noch Vyandin ken lefen;
Hoewel ik 't laajle noo]t verhoop Roemwaarde Maaght;
'Daar vuer is vint men rook: na 't vonken vlam opdaagt-
1)w penne of uw Be foe k moet hier getuygen we fen.
1)w Vederbexken Jchynt ook f eenemaal alsjlom:
Enfchoon myn Ooren na uw leek're Vaarjen jeucken,
'Die Roos en An)elier
, braver en in haar reucken,
llw Sangheldm bl\ft wegh, my lief en wellecom.
'Dies
Katharien, ik u Cieteer om op te daagen,
Behoudens uwe gunji, die ik vry hoog waardeeri
Blyfonderwylen uw Vriendinne yaiider Veer;
*Diz in uw Dightkunfl fchupt een fonderlinch behagen.
Ik rragt Veer der.
CORNELIA vander VEER.
Amftcklam, MDLXXVI.
AAN
-ocr page 396-
MENGELDICHTEN.
A A N D E
KONST-en ROEMRYKE
MEJUFFROUWE
CORNELIA VANDER VEER.
lYoemwaarde VanderVeer! 'k ontfing uw braavekunft,
Waar in gy aangenaam vernieuwt uw oude gunft,
En eed'le vriendfchap, die my eeuwig zal behaagen.
Hoe heerlyk komt die zon met fchooner glans te daagen
Voor myn gezicht, dat in een akeligen nachr,
Als zy verduifterd fcheen, den tyd heeft doorgebragt!
Zy fliep : gy wekt haar op , en trekt ze uit diepe droomenj
Verdryfc de neevelcn, en van myn hart de fchroomen,
Dat vergenoegd in vreugd met onze vriendfchap leeft,
Die, als uw Zanghcldin, eerlang te boven ftreeft
De onfterfiykheid, die u met glory wou bekroonen.
Of myne Zangeres te traag haar pligt kwam toonen
In 't fmeeken om uw gunft, het was, 6 Vander Veer!
Dat zy niet trachten dorft na zulk een waardige eer,
Die in uw byzyn, en uw DLhtkunft is geleegen ,
En u zo groot een naam op 't aardryk hsefc verkreegcn.
't Was dan vermeetelheid, indien myn pen begon
Met Ikarus zo ftout te naad'ren tot de zon:
Haar vleugels zyn te teer om naar dien top te vliegen:
Zy kent haar zwakheid, die my nimmer zal bcdriegen.
7                                Xx 3                             lk
-ocr page 397-
tfo         MENGELDICHTEN.
Ik eerde dan van veer de waarde van uw min.
Hoe dier de aanbieding van uw gunft ftaat in myn zin
Zal u dit blad, myn pen en tong te kennen geeven,
Maar meeft myn hart, waar in het leevend is gefchreeven
Met onuitwifchb'ren inkt. Ik wenfchte dat gy zaagt,
Door een beflooten borft, een open hart, dat draagt
Het waare vriendfchapsvuundat breekt,hoe't fchynt verborgen
Noch uitj gelyk de zon in 't krieken van den morgen,
Vaak rood in 't aangezicht; befchaamd, om dat Natuur
In waterwolleken by beurt verbergt haar vuur.
Ei, wil met my de kracht der vriendfchap eens befchouwen,
Die niet beftaat, maar word ontvlamt door'tonderhouwen:
Daar haar oprechtigheid eens trouwe wortels fchoot
Is zy ftandvaftig, en bezwykt voor tyd, noch dood :
Waar zulk een zon opging daar zal zy nimmer daalen.
Of zy nu lichter dan wat flaauwer fchiet haar ftraalen •
Geen nood: zy leeft akyd daar zy eens heeft bemintj
Schoon 't lieve voorwerp van haar oogen is verblind
En zweeft in verder lucht, of leit in diepe graaven.
Waant dan Cornelia, verfierd met zo veel gaaven,
Dat ik u niet befchouw al fchuilt gy uw gezicht ?
Ik zie u zonder zien, en roem uw heerlyk licht :
Noch is 't de vriendfchapsplight te toonen myn verlangcn,
Om tyd te weeten als uw heusheid wil ontfangen
Het aangeboon bezoek, dat gy my met uw kunft
Hebt opgedraagen, tot een teeken van uw gunft.
AAN
-ocr page 398-
MENGELDICHTEN.          351
AAN JUFFROUW
SARA DE CANJONCLE;
NEVENS EEN HOLLAN<DSCHEN TARN AS,
JL/at hier uw geeft zich nu verblye,
O S a r a j die Minerve mint,
En aan haar Kunften u verbind!
In deezen ftroom van Poezye,
Die, als een Hippokreene plas,
Vloeit van dit hoogberoemd Parnas:
Want in deeze onverwelkb're Blaadcn
Zyn keur van geeften, toon, en ftof:
Hier houd de Kunft een open hof,
En kan uw graagen geeft verzaaden,
Die in de Dichtkunft bloeit en leeftj
Terwyl ze ftraalen van zich geeft
In vonden, waardig ora te roeraen,
Wanneer uw hand het bros papier
Hervormt, en geeft, in eed'len zwier,.
By .Wintertyd, een Lent' van bloemen.
Ontfang gy dan, uit guile gunft ,
Dit Boek, ter liefde van de Kunft,
En volg zyn Dicht'ren op hun fchreeden.
Zo zult ge eerlang noch door den tyd,
En ftaagen arbeid, luft en vlyt,
Hun roem en lof te boven treeden,
En pronken met de onfterflykheid,
Een kroon die u Apol bereid.
VER.
-ocr page 399-
3*2          MENGELDICHTEN.
VERLOOREN
EN
WEDERGEVONDEN
VRIENDSCHAP.
W annecr dc vriendfchap op het aardryk fcheen verlooren,
Zocht myn verliefde geeft haar op van ft ad, tot ftad,
En vloog door land en zee; maar nergens was die fchat
Aan bergen 3 bofch, of beek : dies fcheen haar val befchooren.
't Gerucht van haaren dood drong zelfs al in myn ooren,
W yl fno6 geveinfdheid reeds op haaren zetel zat.
Toen viel myn droevig hart, van zoeken afgemat,
In wanhoops duifterheid: want niets kon my bekooren.
Doch eindelyk verfcheen aan my dat Godlyk licht,
In Sara, die de deugd en rrouw in't aangezicht,
En waare vriendfchap heeft in't oog en hart geflooten.
Dus licht zy als de Zon in d'opgang van haar Jeugd,
En fmelt en mengt myn ziel, als zy ze ontfonkt in vreugd:
Dus bloeit ze met de haare in nieuwe vriendfehaps lootcn,
Den XPlItf1* van Hooymaand,
MDCLXXV.
AAN
-ocr page 400-
MENGELD.ICHTEN.         3*3
AANJONGKVROUWE
SARA DE CANJONCLE.
Xlardig Saartje,
Myn gezicht,
Befte kaartje}
Met het licht
Uit dit Dicht
Van uw oogen^
Kunt gy licht
OnmeMoogen,
Zien en weeten,
Das onthoud.
Hoe vergeeten
Ach! verkoud
Ik alleen
Al uw liefde,
Zit en fteen
Die my griefde
By myn Zufterj
Met een wond
Te origerufter,
Op een ftond?
Om dat gy,
Ik kom klaagen,
Zo naby,
Om te vraagen
My uw wezen,
Oft u luft,
Waard gepreezen,
Om myn ruft,
-ocr page 401-
M E N G E L D
Hier tc komen,
Om de fchroomen
Met de fmart
Van myn hart
Weg te jaagen.
Wilt niet traagen:
'k Zit alleen
Hier en fteen.
'k Weet in boeken
Niet te zoeken
Een Vriendinne,
Die myn zinnen
Met haar kout
Onderhoud y
In het leezen,
Als voor deezen:
En de vrjend,
ICHTEN.
Die my dient,
Is op heden
Uit dees Stedej
Die de min
Uit zyn zin,
Met zyn zingen
Licht laat fpringen,
't Afzyn flyt,
Met den tyd3
Zulke vlaagen
Met haar plaagen.
Doch ik lagch
Al den dag
Met die grillen,
Is 't uw wille
Maar te zyn
By Katryn.
354
AAN
-ocr page 402-
MEN'GELDICHTEN.          35?
AAN MEJUFFER
HELENA v A N DER HEK.
JLlct eerfte Vruchtje s van het Doorneburger diertje,
Dat aan uw borft ontfing zyn eerfte minneviertje,
Op wieris bezield albaft het nooit was kusfchens moe,
Komt, fchoone Helene, aan u zyn lieve Voedfter toe.
't Bevallig Beesje, dat uw gunft fteeds wil gedenken,
Kan immers minder niet, noch meerder aan uw fchenken.
Het offert u dit door myn dicht, terwyl m' altyd
Heeft de eerftelingen aan de Goden toegewyd.
AAN DEZELFDEJUFFERj
MET MYN TREURSPEL WENCESLAUS.
jLjo ge u gewaardigt om te ontfangen van myn hand
DenPoolfchen Vorft,van my inNeerduitfch dicjit gcfchreeven,
Word hy op dit geluk op nieuw ten troon verheven,
Befchaduwd zynde van uw vriendfchap en verftand.
My dunkt, 'k zie reeds zyn lof tot aan de wolken ryzen,
Myn zangnimf blaaken in een eed'le hovaardy,
Daar gy de kunft zet een volmaakten luifter by,
En ik genoopt word om uw gaaven fteeds te pryzen.
Ik ecr dan, kennende al uw waarde, en mynen pligt,
Uwdeugd, uwheusheid, geeftenglans, in myn gedicht.
Yy 2                            AAN
--
-ocr page 403-
356 MENGELDICHTEN.
AAN MEVROUWE
YDA HOCHEPIED DISPONTYN;
MET MYN TOONEELPOEZY.
Myn Zangeres, die uwe heusheid kent,
Uw goedheid 3 deugd, verftand en eed'le zeden,
Die zy in haar geheugen houd geprent}
Komt op dien fleun, van ver u tegen treeden:
Zy bied haar Poezy u need'rig aan,
Vaft hoopende, Mevrouw, na lang verlangen,
Dat gy haar niet, hoe kleen ze is, zult verfmaan ,
Maar met uw gunft beftraalen en ontfangen.
Wat eer geniet dan myn Tooneelgedicht,
Zo gy 't fomtyds vereert met uw gezicht!
Den XW«« van Slachtmaand', MDCXCI1I.
AAN JONGKVROUWE
N: N:
MET MYN TREURSPEELEN.
De liefde die gy, fchrand're Maagd,
Van elk geroemd, de Dichtkunft draagt,
Van u geoefTend en gepreezen^
Verfterkt myn hoop dat u dit Bock,
Op myn beleefd en heufch verzoek,
Geenzins oniiangenaam zal wezen.
AAN
-ocr page 404-
MENGELDICHTEN.
AAN MEJUFFROUWE
ANNA . .
MET MYN TOONEELPOEZY.
Vyntfang, 6 Anna! van myn hand,
Terwyl nw levenszon ontlooken,
Pas in haar uchtend doorgebrooken,
Gelykt een fchoone roozcplant,
Zo frifch met geuren overlaaden,
Als fchoon en groot van hoop ■, deez' bladen.
Gelukc het myne Poezy
Het vier, u van Natuur gefchonken,
('t Welk reeds in yver fchynt te ontvonken,
De Dichtkunft houdende in waardyj
Uw luft noch meerder aan te fpooren^
Zo zal men haaft uw maarklank hooren:
Zo word uw geeft, eerlang vermaard,
Niet van uw fchrand'ren Stam ontaard.
Yy 3
AAN
-ocr page 405-
358          MENG.ELDICHTEN.
AAN JUFFER
MARIA BARNSTEEN;
MET DE BYBELSGHE GEZANGEN VAN
DEN HEERE LAURENS BAAKE.
VJTy die alleen fchept luft»in goddelyke klanken
Daar uw verheeven geeft vertreed al 't aardfch vermaak}
Wil, met myn hart, dit boek ontfangen tot uw Baak,
Ten blyk dat ik u poog voor alles goeds te danken.
O P E E N
GEDENKPENNING.
Jrlet leeven is hier bros en fnel:
"t Vergaat gelyk een waterbel.
Drie kruisfen zyn in 't myn' te vinden;
Dies denk ik aan het fterflyk lot.
'k Geeft lyfaande aard', de ziel aan Gcd,
Dit, tot gedachtenis, myn Vrinden.
A N *D E R S.
JTlet leeven is hier kort van duur:
Dies denk ik aan myn fterrefuur.
Om na myn dood by u te leeven
Word deeze Penning u gegeeven.
KOR-
-ocr page 406-
MENGELDICHTEN.
35-9
KORTEINHOUD
VAN
VIRGINIA,
TREURSPEL.
                                                                                                                                                                                 . -                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                      .
D e Maagd Virginia, van Romens Dwingeland,
Bloeddorftige Appius, gefchaakt, word door de hand
Haar 's Vaders, om haar eer te ho£n, beroofd van't leeven:
Terwyl haar Bruidegom den Aardstieran doet fneeven,
De Vryheid red, en zweert, na Romens ruft3 te ftraf,
Zyn Bruid Virginia te volgen in het graf.
KORTEINHOUD
VAN
A M F I T R U O,
B L Y S P E L.
irlier ziet men hoe de Min Jupyn kan overheeren,
Die in Amfitruoos gelaat, beflaapt Alkmcen.
Merkuur, als Sofia van wezen en van kleeren,
Bewaakt zyn liefde, daar hy met haar is alleen.
Dus word de Vrouw verleit, de Man en Knecht bedroogen:
Die ftaan verbaasd3 en zien hen eigenzelf voor de oogen.
OP
-ocr page 407-
36o         MENGELDICHTEN.
O P D E N
KNORREPOT;
VAN DEN HEERE
IZAAK de PINTO.
W at Blyfpel kon ooit zo volmaakt als dit bekooren :
Terwyl uw yver voor de Schouwburg bloeit en blaakt,
Die fchoon dat yder een het knorren fchuuwt en wraakt,
Alom verheugd is, als ze uw Knorrepot mag hooren.
Was Plautus Blyfpeldicht geacht op't Griekfch Tooneel,
De aanfchouwers roemen 't uwe op 't onze ruim zo veel.
O P D E
AMSTELDAMSCHE
SCHOUBURG;
HERSTELD IN WINTILRMAAND MDCLXXXFIIL
W aar of de Schouwburg ooit de Waereld nader kwam ?
Zy bootft haar na, en wykt geen Vorftelyke vonden,
Daar zy, herfteld tot elks verwond'ring, te Amfteldara
Speck zonder * Koning, als het Hofuooneei te Londen.
* Z'mfpeeling op den Tooneelfietler KONING.
AAN
-ocr page 408-
MENGELDICHTEN.           56
AAN DEN KONING
VAN
GROOTBRITTANJE;
OP HET VEROVEREN VAN
N A A M E N.
D e Krygsfortuin, die gy met dappere oorlogsdain
Verwint, nooit kocht metgoud, verfiert uw lauwerbla^n,
Om uw Aardsvyand in zyn hoogmoed te befchaamen
Met Zegeteekenen, Eertytelen en Naamen.
AAN DEN HEERE
MRJOAN vander MERCT.
lien fchrander oordeel, dat uit alterleye boeken
Den rechten zin, en 't pit der Wysheid weet te zoeken,
Verftrekt Geleerdheid tot een held're baak en ftut 3
En is aan anderen, gelyk zich zelven, nut.
Zo zuigt de nyvre By, om zyn vernuft te roemen,
Een heilzaam zoet uit de allerkeurelykfte bloemen.
Z z                                 OP
-ocr page 409-
362 MENGELDICHTEN.
OPHET HUWELYK VAN
THOMAS * * * *
OUD XXVI JAAREN,
E N
GRIETJE ****
OUD XLVIII JAAREN.
N u huwlykt d'oude Trouw en Deugd
Aan 't puikje van de Vryerfchapj
Waar van het zot en los geklap
Zegt, dat hy zyne vroege jeugd
Aan een bedaarde Moeder trouwT5
En dus zyn groene Lentetyd
By een verdorden Winter flyt,
Dat hem licht ramp op rampen brouwt.
Doch ik ftel zyn geluk ten toon,
En blyf fchier voor zyn welvaart borg}
Want niemand droeg ooit beter zorg
Als wel een Moeder voor haar Zoon.
Zoo Thomas rnaar gelooven wou!
Hy krygt een *Paerel van een vrouw.
J* de Kerk van Owwerkerk x              % Grtetje of Margarita beteckent een Paerek
MDCLXXFL
A AM
-ocr page 410-
MENGELDICHTEN.
A A N
N. N.
VJy zegt, myn brief vol doornen fteekt,
En zweert noch dat gy waarheid fpreekt:
Doch deeze liefdelooze waan
Neemt zynen oorfprong hier van daan,
Dat gy geftadig zyt gewoon
Dat ik uw oor ftreel met een toon
Die uwe gaaven, in myn Dicht,
Uit 't duifter voert in 't zonnelidit,
En zet u zachjes zoet en te£r
Op fuikerzoete woordjes nee"r,
En ook maar lieve roosjes zend.
Nu meent gy dat ik vriendfchap fchend,
Om dat ik juift eens waarheid fchryf.
Doch noemt gy 't noch een wanbedryf,
En blyft hardnekkig, zonder reen,
Op my noch op myn brief te vre£n ?
Zo zeg ik, (is het niet te fel?}
De doornen ftaan by roozen weij
Die roozen die ik heb zo mild
Aan u, uit teed're gunft, verfpilt.
ZZ 2
4
-ocr page 411-
*
364          MENGELD1CHTEN.
D E
DEUGD en WYSHEID
BOVEN ALLES TE ROEMEN.
X~ioe zeer Natuur, in haar volmaaktheid, is te Iooven,
Als zyeenligchaamfchept, zo kloek als fchoon van leeft j
Noch gaat een fchoone ziel, begaafd met eedlen geeft,
Met oordeel en vcrftand, de fchoonheid ver te boven.
De Deugd en Wysheid} die, fpyt 's waerelds tegenheden,
Zyn onverganklyk, zien hoe's ligehaams glans verkwynt,
En, met haarluifter, alseenbloemop'tveld, verdwynti
Terwyl ze in Hemel en op Aard' zyn aangebeden.
EINDE 01s EERSTEN DEELS.
BLAD-
-ocr page 412-
BLADWYZER
DES EERSTEN DEELS.
STAATSGEVALLEN.
Dafnis Harderszang op de Vrede, in den Jaare 1697. Bladz. J..
Zegezang over de triomfeerende Bondgenooten by
Hoogftet, 1704. ..... 9*
Het verloft Europe, vrygevochten aan den Donau, door
het Leger der Bondgenooten. . . .       14.
Op de Nederlaage der Franfchen, overwonnen by Hoog-
ftet........       if.
Op de Oorlogszege van den jaare 1701. . . .      16.
Vree'verbond tusfchen den Koning van Grootbrittanje, en
de Staatender vereenigde Nederlanden, 1674. .    17.
De zegepraalende Vrede, 1678. . . . .      21.
Op den Heere Prinfe van Oranje, triomfeerende in Enge-
land, 1688. ......       27.
Op de.Landing van Koning Willem, in Holland, 169-1.  28.
Op den Heere Mr: Cornelisde Wit, Burgerm: enz: 167 2.  29,
Op den Hre: Mr: J oan de Wit, Raadpenfionaris, enz: 167 2.  3 o*
Hollands Treurklagt, 1672.        . . . .        jr.
De verdrukte Vryheid, aan Amfteldam, 1672. . .      36-.
Op het vertrek vanzyn Hoogheid W ilhem den Derden ,
1672. ...... .      41^
Op het vedaaten van Utrecht, 1673 . , .       44,
Z z 1                           Woec-
-
-ocr page 413-
$66         BLADWYZER
Woerdens Wellekomft aan zyn koningklyke Hoogheid
den Heere Prinfe vanOranje, enz: 1673. • 47*
Hollands zege ter zee, onder 't beleid van den manhaften
HeldMichieldeRuiter, Ridder, enz: 1673 . 50.
Nederlands derde zeetriomf, overde twee koningklyke
Vlooten van Engeland en Vrankryk, 1673. • 5 ?•
OphetvoorzittendBurgermeefterfchap van den wele'd:
grootachtb: Hre: Corn: Geelvink, enz: 1689. . 58.
Op de Gedenkpenning, door den Raad van Amfteldam
geflagen wegens het Oproer in den jaare 1696. . 59.
Opfchrift in dezelfde Penning, 't Latyn gevolgd. . 60.
LOFDICHTEN.
Op de Papiere Snykunft van MejufF: Joanna Koerten,
Huisvr: van den Heere Adriaan Blok, . . 63.
Aan MejufF: Sara de Canjoncle ; op haar E. kunftige
Bloem-en Boomfnyding. .... 65.
Op deSteenpIaats van den Hre. Nikolaas van Helmont. 68.
OpSimonSchynvoetsKabinec der Mineraalen en Steen-
gewasfen.         . . . . . . 71.
Op het Muntkabinet der Roomfche Keizers en Keizerin-
nen , van Simon Schynvoec, berymd door
A:Bogaarc. .....
        -74.
OpS.SchynvoetsSpreuken.         .        . . • . 7^.
Op de Gedichten van J. Antonides van der Goes. . 76,
Op de Gedichten van Joan Pluimer. . . . 81.
Op de zelfde Gedichten......8^
Op dezelfde Gedichten......86.
Aan
-ocr page 414-
DES EERSTEN DEELS.          3*7
Aan den Heere Joan van Broekhuizen, in zyn E. Stam-
boek.             ....           Bladz. 87.
Op de Gedichten van David van Hoogftraten. . 88.
OpdeBredaafcheKliovanPieterNuyts.
        . . 89.
Aan den Hre: P: Nuytsj zyn Treurfpcl van Admetus en
Alceftis ten tooneele voerende. . . . • 93.
Aan de geeftryke en beroemde Dichteres MejufFrouw
Maria Paeuw. .....         94.
Op de Stichtelyke Vaerzen van de Godvruchtige en be-
roemde Dichteresfe Cornelia vander Veer. . 96.
AandenhooggeleerdenHre: Mr; JoanBlafius. . . 97.
Op de konftige Galery van Ludolph Smids. . . 99.
Op de Roomfche Penningen der Keizerinnen, vertoond
door L. Smids. ....         .100.
Op het Kabinet der Statuen van Wybrandus de Geeft. 1 o 1.
Op de Gedichten van Sybrand Feitama. .
        .         103.
Op de Mengeldichten van Mr. AdriaanTymens. . 1 o >*.
Op de Gedichten van Hieronimus Sweerts. . . 106.
Op het Tafereel der Deugden en Ondeugden } door
Kornelis Sweerts. ..... 107.
Aan den Heere Abraham Alewyn ■, zynZede-enHarp-
gezangenin'tlichtgeevende. . .        .         108.
OpdeZede- en Harpgezangen van A: Alewyn, enz: 109*
OpdeHardersgezangenvan A: Alewyn, enz: . no,,
OpdekoninglykeHarpliederenj gerymddoor Kornelis
vanEeke, enz: .               . . » 113.
OpdeSchryfkunftvanJoanPluimer.          .         «. n^
OphetknnftigSchryvenvanHenrikdeRoo, *         114.
AF-
-ocr page 415-
368         BLADWYZER
AFBEELDINGEN.
Op de Afbeelding van den Eerwaardenen geleerden
Heere Salomon van Til.            . . .        uj.
i -- - Simon Klein.          .         .      118.
,                           Balthazar Bekker. . ,        118.
—m» Michiel de Ruiter. . .      119.
OpdeBeeldtenisvanCornelisTromp.        .        .         120.
Op de Afbeelding van den Heere van Raaphorft. . 121.
Willem y-in 7nn . J2Z.
- Mej uffrou we Helena vander Hek,
GemalinnevandenH1*: W: V: Zon. . . J23.
i„                   den Heere Simon Schynvoet . 124.
—------------.              JanWelzing. . 125.
- GovaartBidloOj den
Ouden. ....... 126.
MejufFrouweJoanna Koerten. . 127.
Op de zelfde Afbeelding. ....         128.
VERJAARGEDICHTEN.
Harderszang , op den Eerftgebooren Zoon van den
Heere Michiel Elias. .         . . . 13 r#
Aan Jongkvrouwe Joanna Louize van Zon> op haar
eerften Verjaardag......137.
Aan Mejuff: Helena vander Hek van Zon > op het zelfde
eerfte verjaaren......138.
Aan den Heere W: V: Zon; op het zelfde verjaaren. . 139
Op
-ocr page 416-
DES EERSTEN DEELS. 369
Op het eerfte verjaren van Jongkv:Helena van Zon.Bladz. 140.
Op het halvejaargety van Jongkvrouwen Izahella Jacoba
van Zon, en Sara Maria van Zon.
Op het eerfte verjaaren van de zelfde Jongkvrouwen. .
Op het verjaaren van Jongkvr: Joanna Louize van Zon. .
Op het verjaaren van J ongkvr: Sara de Canjoncle.
■ ». 11 -—~ Dr: Ludolph Smids.
Aan den Heere Nikolaas Bidloo; op zyn zeventienden
verjaardag.
           .....
■■ ..                Cornells Hobbe > opzynE.Verjaargetyde.
Op de Geboorte van Mejuff: Sara Hardebol.
Op het verjaaren van Mejuff: Katharyne Schaak.
. ■
                ■ ■ Jongkvr: Sara Maria Amia. .
1                               Kath: Maria Dommer. .
"■ Anna Conftantia Dommer.
» Conftantia***.
Mevr: Cornelia Commelin.
den Hre: Jean de la Fontaine
Op het eerfte jaargety van Jonghr; Iz: de la Fontaine
Op het zelfde verjaaren.....
Op het verjaaren van Mejuft: Joanna Muisfart, Weduwe
van den H^: Joan de la Fontaine.
———————— Koenraad van Ditfom.
'-------^—- Margareta van Ditfom.
—--—■————» Francois vander Schagen.
—ii^n7/sircius,HooBWind<: m
Aa*                           Gel
X
-ocr page 417-
no          BLADWYZER
Geboortezang voor den Heere Joan Pluimer, en Maria
Hagenaar...... Bladz. 174.
Als de Heer Joan Pluimer op zyn Verjaarfeeft met een
Laurierkrans was gekroond. . . . 177.
Op het verjaaren van den uitmuntendften der Dichteren
Jooftvanden Vondel. .... 178.
Aan den kunftigen Tooneelfpeeler Hermanus Koning}
opzynverjaargetyde.        .        . .        . 179.
Op het verjaaren van den Hre: Jasper Lemmers. . 180,
 1 ■■ " ■■                  -------— Van der Heiden. . 18 r.
».......■—.                  Mejuff: Klara Bert holds. . . 182.
Aan den Hcere Joan Goris, Refror der Latynfche Schoo-
lenteAmfteldani» alszynE.verjaarde. . 187.
TerverjaaringevandenHre: Joan van der Smisfe. . 190.
Geboortegroete aan den jongen Hrc: J ob van Meekeren. 191.
Op het verjaaren van den hooggeleerden Heere Dr.
Jacob Jongbloed.              .          . . . 193.
Aan Dirkje *** Weduwe van Jasper Goris. . . 195.
Op het wederzydfch verjaaren van den Heere Jan de
Canjoncle, en zyn Echtgenoote Juffrouwe Sara
de Geus.         ...... 196.
Aan Mejuff: Cornelia van der Veer, op haar E. verjaaren. 198.
Op 't vierde jaargety van den Heere Salomo Joannes. . 201.
Op het eerftejaargety van den Heere Izaak Spruit. . 202.
Op heteerfte verjaaren van Jonkheere Mattheus David
Amia. . . . . ... 203.
Op het verjaaren van Mejuff; Lukretia Roldanus. . 204.
          ■ - ii-.ii, . ..Jacob Cleyburg, Kapitein van het
Edelmog: Collegie ter Admiraliteit te Amfteldam. 205.
Op
-ocr page 418-
DES EERSTEN DEELS. 371
Op het verjaaren van Mejuff: Catalina Bargeus, "Weduwe
van den H™. en Mr. Joan Bitsfchof. . Bladz. 207.
Op den vierenzestigften Verjaardag van den Heere Pieter
Steenhuizen.         .....         209.
Op het verjaaren van Mejuff: Agnes Sasfenraad. . 212.
Aanden Heere N.N. op zyn E.verjaargetyde. , 213.
Op het verjaaren van Jongkvrouwe Alida * * *. . 214.
Aan Mejuffer Klementia van Kuilenburg; op haar E.
verjaargetyde. . .        . . .         216.
Op het verjaaren van myn Vader Jacob Lescailje. , 218.
Anders.
         ...        . .                 . 219.
Aan myn Moeder Alida Verwou > op haar E. verjaaren. 220.
Aan myn Zufter Aletta Lescailje > op haar E. verjaaren. 222.
Aan de Bloempjes gevlochten voor Jongkv: N. N. op
haar E. verjaaren. ..... 223.
Op het verjaaren van den Heere Hendrik Schreuder
van Draag.         .....         226.
Op't zelfde verjaaren j voor N.N. ". . . 229.
Nochop't zelfde verjaaren > voor O.O. .
        . 231.
Noch op't zelfde verjaaren, voor P.P.         . .        233.
Op het verjaaren van Mejuffer N.N. . . . 234.
'                  m~mmm Jongkvr: Alida. de Les. . . 236.
AanJongkvr:Margareta **** op haar E. verjaaren. 237.
Geboortegroete aan Mejuff: Helena **** . , 239.
Op het verjaaren van ****** . , # 2^0#
Aaa 2                         MEN-
*
— __
-ocr page 419-
372          B L A D W Y Z E R.
MENGELDICHTEN.
Gezang op Doornburg,Lufthoove van den Heere Willem
vanZon, Domheer van Oudmunfter. . Bladz. 243,
Dordrechts Vermaaklykheden } aan den welgeleerden
Heere Joan Goris.         .        .         .        .        250.
Tytir, Harderszang. .....         256.
Redegund, Harderskout.         .        . . .261.
Op Redegund. .         ... . . 266.
Rozemond, Hardersklagt. ....         267.
Aan Rozemond.          .         .         .         .         .         270.
Op de zelfde.            .         .         .         .         .         271.
Op de zelfde.            .          .          .         .         .         272.
De klaagende Yftroom; ophetvertrekvanClarimene. 274.
Aan Galathe.
           .          .          .         .         .          276.
Onruftder Liefde. .         .         .         .         .         277.
Anders.           ......         278.
Anders. Aan de Liefde.         ....         279.
Anders. Aan de Haarlemmer Nachtegaal.          .          280.
Op een Kipje; verdronken op Doornburg aan de Vecht. 281.
Aan den Heere Willem van Zon; na myn vertrek van
Doornburg. . .         .         .         .         283.
i ■...........■ Henrik de Rooj op zyn vertrek naar
Spanje.          .         .         .          .         .         284.
Aan den zelfden Heere.         .         .         .         .         284.
Op het Affcheid van Jongkvrouwe Ida Hochepied, naar
Ooft-Indie.          ....          285.
KlagteaaanmynafwezendeFeizant. .          .         287.
De
-ocr page 420-
DES EERSTEN DEELS. 373
De bezige Minerve op de nieuwe Drukkery van den
Achtbaaren Heere Dr:JoanBlaeuw,Raaden Oud
Schcepen der Scad Amfteldam, enz:          .         290.
Op het af branden van dezelfde Drukkerye.          .          298.
Aan den Heere Cornells Elias, beveftigd tot Leeraar der
Kerke van Amftelveen.         .         .         .         301.
Ter Inwyding van den zelfden Heere.         .         .        302.
Ter Kloofterftaatfy van de Godminnende Zufter Helena
Francisca Staats.          . .         . .         503.
Op hetgeeftlyk Huwelyk van Jongkvrouwe Lodowina
Poppe.          .....          306.
Op de Inwyding van den Heere Petrus Suurendonk, ter
Schoolvoogdy te Amfteldam.         .         .         307.
Op den Heere Rudolphus Steenbergen} toen zyn E. tot
der beiden Rechten Doktor was ingewyd. . 310.
Aan den Heere Joan Pluimerj toen hem de Koning van
Grootbrittanje een goude Gedenkpenning had
gefchonken.           .          .          .          .          312.
Aan den zelfden Heere; toen zyn E. myn Treurfpel
NikomedestenTooneelevoerde . . 313.
Aanden Heere Joan van Meekerenj met myn Treurfpel
Ariadne.         .                                                 3.14.
Aan den Heere Ysbrand Vincent.        . . .         315.
Aan den zelfden Heere j met myne Tooneelpoezy .     316.
Aan den Heere Lambertus Bidloo. . . .        317.
Aan deri Heere Johannes Vollenhove j over zyn Gezang
op't nederftorten van de Domkerk te U trecht. .   319.
Anders.         .....          .         320.
Anders.         «         .                           .                   320.
Aaa 1                           Op-
-ocr page 421-
37*          BLADWYZER
OpdrachtvanmynTreurfpelGenferik , aan den Heere
Willem van Zon.          . .         .         Bladz.321.
■ ■ " i         '■....... Herkules en Dianira , aan
den Heere Mr. Harmannus Amia, Rechtsg: . 323.
Aan den eerw: hooggel: Heere D°. Wilhelmus Siuiter,
toen zyn E. my zyn Zangluft vereerde. . 324.
Deszelfs Antwoord.
           ,          .          .          ,          326.
We&rklank aan den zelfden Heere.          .         .         328.
OnfchuldaandenzelfdenienToegift.        .         .         330.
Op het vertrek van de verraaarde Dichteresfe Mejuff:
Cornelia vander Veer.          .         .         .         331.
Wellekomft van de zelfde Juffrouw.         .         .         333.
JufFrouw Cornelia vander Veers Antwoord.         .         33^.
»                ■■..........-......■■■" 1 Toegift aan K. L. . 338.
Aande zelfde geeftryke Juffrouw C. vander Veer, toen
haar E. myeenige Zedevaerzen hadtoegezonden. 330.
......... ■ -
         vermaarde Zangfter Mejuftrouw Cornelia
vander Veer.          .          .          .          .          ^44,
kunftryke Poeetes} toen ik haar E. geboor-
tedag niet had geviert.          .          .                    2A.e
Klachte van dezelfde Juffrouwe, aan K. Lescailje. . 34.7*
Aan de konft- en roemryke Mejuffrouwe C. vander Veer. 349*
Aan Juffrouw Sara de Canjonclej nevens een Holland-
fchen Parnas.          .         .          .          %           , -1
VerloorenenwedergevondenVriendfchap. . . ^2*
Aan Jongkvrouwe Sara deCanjoncle.
         .         .         ^,
Aan Mejuffer Helena vander Hek. . . . 3^'
Aan dezelfde Jufferi met myn Treurfpel Wcnccslaus. 355.
Am
-ocr page 422-
DES EERSTEN DEELS. 37?
Aan Mevrouwe Yda Hcchepied Dispontyn; met myn
Tooneelpoezy.         .         .          .         Bladz.356.
Aan Jongkvr: N: N: met myn Treurfpeelen.         ,         356.
Aan Mejuff: Anna *** met myn Tooneelpoezy. . 3^7,
Aan Juffer Maria Barnfteen > metde Bybelfche Gezangen
van den Heer L: Baake.        .         .         .         3*8.
Op een Gedenkpenning.         . . .         . 358.
Anders.          ....,.,         358.
Kortelnhoud van Virginia, Treurfpel. , . 3^0.
         ------— Amfitruo, Blyfpel. .         . 359.
OpdenKnorrepot, van den Heerelzaakde Pinto. . 360.
Op de Amfteldamfche Schouwburg} herfteld in Winter-
maand mdclxxxviii.         .         .        .         260.
Aan den Koning van Grootbrittanje} op het veroveren
van Naamen. . .                 . . jtfi.
Aan den HeereM1-. Joan vander Merft,         .         . 361.
Op het Huwelyk van Thomas ***, oud 26 jaaren,
en Grietje ***, oud 48 jaaren. . . 362.
Aan N. N......; 363.
DeDeugd enWysheidbovenalles te roemen. . 364*
DRUK.
-ocr page 423-
A
DRUKFEILEN
DES EERSTEN DEELS.
Lees vertreende de
Biadz- 34j Regel i v. o.ftaat vertreen de ------------,
47, —— ;»<&»iw/langgf.w£Nschsten
69, ■ ■ 1 v. 0. — hoc klein da: ■ - ■ »
70, —■" 8 ---------7.iel lyden: ———
tit, 'i v.o. —vrolykt---------■
til, •—— iv.0. —rys---------------------
123, .,,-1, iv.0. —zcg'nendc, ------------
141,.....-.4            ■■ van —'.-------.------------
I go, —«■»i v. 0. — gevir
• LANGGEWENSCHTEN
hoe klein, dat ---------
ziel te lyden: ■ .
------vrolyk
grys
• zeeg'nende,
«van den —
— - geviert
lo6,—- in den tytel OP HET TWEEDE
ioo, ■ ' 11 v.o. — fpeele vaaren ------
23a, ..... ■ 3 v. 0. —Dichorakels---------
278, *—■-10             ■ Dichteren ——
311,—— 3 1 ■ . ede'e-------------------
316,....." 6               lichten - . ------
gji, —— 6 ———- Voleit----------------
g$7, — 2—-—nw-------------------
• OP HET WEDERZYDSCH
■ fpeeJevaaren ■
Dichtorakels
                 
Dicht'rcn ___
 ced'le---------.■ .
lichc ten----------■■
. Vloeit —1-----.
uw                                 «