-ocr page 1-

i89y

j

■ ■-ocr page 2-

m

/

-ocr page 3-

IL

N (

it.

-ocr page 4-

■f ^

\'m. \'

^-ocr page 5-

HET TÜSSCHENBESTÜÖR

IN HET

LEYCKSTERSCHE TIJDVAK.

■ li

-ocr page 6-

OEDKÜKT BU U. M. KLEMKKRlt: TS GOES.

RUKSUNIVEHSITEIT UTRECHT

51 1270

T

-ac.

______

-ocr page 7-

IIT fïïSBO:

IN HET

LEYCESTERSCHE TIJDVAK.

PROEFSCHRIFT

TKR VKUKKIJCUNO VAN DEN ORAA!) VAN

DOCTOR IN DE NEDERLANDSCHE LETTEREN

AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT,

XA MACHTIGIXG VAX DEX RKCTüR MAGXIFICUS

Dr. H. WEFERS BETTINK,

HOOOLEERAAH IN DK FACULTEIT DER WIS- KN\' XATUURKUNDR,
voi,gk!?s rrslüit vax dex sknaat dkr universiteit
TE(!KN DE 1!KI)KNKIN0E\\ VAN

I)E FACULTKIT DKU LKTTKRKX

TE VEHDKDKJEN

OP DINSDAG 12 DECEMBER 1890,

DES NAMIDDAaS TE .\'J UREN,
DOOR

ROELOF BROERSMA.

«EBOHKN TK LEEUWARDEN.

■ /
/

«0e8 — j. j. visser — 18m-ocr page 8-

: - \'^Mi.....

M ytli\' -\' Ä

. JA vom

a:

-4 . :

:

k t r V n a t H, •. » IV

■f . z;-i ■ ■ -

: ... • : .\'ia y^-/ ^

-ocr page 9-

aan mijn ouders
en mijn vrouw.

-ocr page 10-

\'i

\' : * \'t...

■M-

-m

■ -fi! .

. St«. •

.m:

i

n

■ , \' î \' : i

1 ■ .

4-v -

4\': -

.. A .. •

- î V » »-• \'

^c-^iaiè-ocr page 11-

Bij de voltooiing van dit proefschrift voel ik mij ge-
noopt te verklaren, dat het scheiden van dc Academie,
oen scheiden tevens van het Vaderland, mij zwaar valt.

Daar, waar wij vrij konden leeren en studeeren, zou-
den wij bijna vergeten, dat de Maatschappij en de eischcn
van het leven ons roepen.

, Hooggeleerde Kriinier, hooggcachtc promotor! Gij
waart het die mij tot de Historie bracht door Uwe
colleges, door Uw voordracht. Het was U nooit te veel
mij voort te helpen : ik gedenk de talrijke uren, in uw
studeervertrek aan dc ontcijfering van moeilijk schrift
besteed; ik gedenk, wat Gij voor het stoffelijk belang
van Uw leerling hebt willen doen.

En nu heb ik voor het laat.st — mocht het niet zoo
zijn — U te danken voor de belangstelling, die Gij
toondet bij het schrijven van dit proefschrift, voor dc
wenken, die mij daarbij ten deel vielen.

Ik beveel mij in Uw vriendschap aan.

-ocr page 12-

Hooggeleerde Gallee! De studie der Historie trok
mij meer aan dan taalstudie. Maar ik verzeker U plech-
tig, dat er bij mij nooit geringschatting van de taalwe-
tenschap was.

Uwe colleges waren evenals die van den te vroeg ver-
scheiden leermeester, professor Moltzer, zeer zeker wel
geschikt mij de schoonheid der taalstudie te doen gevoe-
len. Aanvaard mijn hartelijkcn dank voor de bewijzen
van hulpvaardigheid, die ik in zoo ruime mate van U
mocht ontvangen.

Hooggeleerde Kalff! Slechts korten tijd heb ik Uw»
colleges kunnen volgen. Niettemin had ik gelegenheid
genoeg dc bewijzen Uwer welwillendheid te ontvangen.
Houd U verzekerd, dat ik U daarvoor erkentelijk blijf.
Eveneens is het mij ccn behoefte mijn dank te betuigen
aan U, hooggeleerde Van der Vliet, voor het onderwijs,
van U ontvangen.

Bij de langdurige onderzoekingen, waarvan dit proef-

1.-

-ocr page 13-

schrift een gedeeltelijk resultaat is, heb ik de hulp onder-
vonden van velen.

Ik denk aan den Archivaris der Utrechtschc archieven
Mr. S. Muller, die mij steeds op dc aangenaamste wijze
voorlichtte, wanneer dc duisternis, die in dc geschiedenis
van Utrecht heerscht, al te dik werd.

Eveneens ben ik verplicht ccn woord van dank te
richten aan Jhr. Mr. Th. H. F. van Riemsdijk, Algemeen
Rijksarchivaris, voor dc hulp, mij bij onderzoekingen in
het Rijksarchief in Den Haag betoond.

Ten slotte betuig ik mijn dank aan het Oud-Studen-
tenfonds, dat mij door een subsidie in staat stelde een
archiefonderzoek te Parijs aan te vangen.

-ocr page 14-

■ it:

■7

- ■

» ♦ ■-ocr page 15-

inhoudsopgave.

Bk.

Inleiding.............1—11.

Hoofdstuk I. Leycesters vertrek. De Staten-

Generaal herstellen den toestand . . . 12—41.
H
oofdstuk II. De Geschillen tc Utrecht,

November 1586—Maart 1587 .... 42—86.
H
oofdstuk III. Toenemende Oneenigheid. Zen-
ding van Buckhurst........
87—142.

Bijlagen............. 144.

Opmerking. De uitgave van motlev\'s werk, door
mij gebruikt, is de vertaling onder toe-
zicht van
Dr. R. C. Bakhuizen van
den
Brink, uitgegeven bij W. P. van
Stockum, Den Haag 1861,

-ocr page 16-

V

■■ -ocr page 17-

I N L E I D I N Cf.

„Voor ons Nederlanders, die onze gcschicdcnls in haar
eigenaardigheid, in haar volle waarlicid willen kennen,
blijft ook na Motiey\'s verhaal dc geschicdcniS van Ley-
oester nog altijd te schrijven.-ocr page 18-

Eerst in 1846 verscheen het boek, dat voor \'t eerst
een duidelijk beeld van Leycester\'s bestuur in dc Neder-
landen moest geven. Onder goede voorteekens had de
schrijfster, mejuffrouw Toussaint, haar arbeid aangevan-
gen. In 1843 toch verscheen van der Kemp\'s Maurits
met tal van aanteekeningen ; in 1844 gaf Bruce de Ley-
cester-Correspondence over 1585 en 1586 uit. Wanneer
mejuffrouw Toussaint zelf meedeelt, dat de roman „Ley-
cester in Nederland-ocr page 19-

3

Hoezeer de schrijfster dc Muze der Historie eert en
getrouw blijft, zij heeft — en niemand zal het wraken —
menig offer aan hare verbeelding gebracht, wat verhindert,
dat haar werk als geschiedenis der jaren 1585 cn 1586
wordt ter hand genomen. Dc romans „Vrouwen uit het
Leycestcrsche tijdvak-ocr page 20-

archieven tal van hoogst belangrijke stukken. Ook werd
het Rijksarchief te Den Haag geraadpleegd. Tot waar-
deering van Motiey\'s werk vindt men alles bijeengebracht
in het uitvoerige Gidsartikel van de hand van prof. Fruin.
Het is dat artikel, dat voor dc ware kennis van het
Leycestcrsche tijdvak niet ongelezen kan worden gelaten.
Zeer beknopt heeft de schrijver alles meegedeeld wat
Motley óf niet óf onjuist had verteld; het is een opstel,
dat men, zonder eenige bekendheid met de feiten, niet
met vrucht leest. Dc schrijver wees er op, hoe Motley
menige eigenaardigheid niet had begrepen, hoe hij onbe-
kend was gebleven met dc weinige geschriften, die reeds
hier te lande over het tijdvak 1585—1587 waren ver-
schenen. Een en ander was voor een lateren bewerker
overgelaten. Was dc door Bruce uitgegeven Correspon-
dence voor Motley reeds een rijke bron, hij beschikte
bovendien over menigcn brief uit dc „State Paper OlTice-ocr page 21-

geboren in 1524. Achttien jaren oud, was deze Fran-
ciscus reeds doctor in de rechten.

Toen hij den hervormden godsdienst had aangenomen,
moest hij [Parijs verlaten, in 1547. Sedert bekleedde hij
aan meer dan eene academie het hoogleeraarsambt in dc
rechten. De prins van Oranje cn de Statcn-Gencraal
hebben getracht met schoone aanbiedingen hem te Lei-
den tc krijgen, doch het lukte niet.

Hotman was op de hand van Hendrik van Navarrc cn
heeft diens rechten in geschrifte verdedigd, i) Die bekend-
heid met koning Hendrik verklaart gemakkelijk, dat Fran-
ciscus\' zoon. Jan Hotman, in dien.st is geweest bij den
lateren Hendrik IV. De zoon was, als zijn vader, rechtsge-
leerde. Hij heeft met beroemde mannen als Lipsius en Hugo
de Groot correspondentie gevoerd, welke met die zijns
vaders ook is uitgegeven, In 1582 kwam hij in dienst van
Leycestcr, doch heeft hem vrij spoedig voor korten tijd
verlaten voor den dienst van Hendrik van Navarrc. In
de jaren van Leyccsters verblijf in de Nederlanden was
Holman wederom diens secretaris. In dat ambt verza-
melde hij tal van bescheiden, die voor de kennis van die
jaren van groot gewiéht zijn. Prof. Fruin wees er op,
dat voor de maanden van \'s graven afwezigheid het
archief van Hotman zou kunnen opleveren, wat liruce\'s
Corrcspondcnce voor 1585 cn 1580 heeft gegeven. Nu
Motlcy het bestaan der brieven had aangetoond, doch

1) L Moroni: Le grand Dictionaire historique, in voce
I Hotman.-ocr page 22-

6

slechts enkele ervan had meegedeeld, was \'t wcnschclijk,
dat het geheele archief voor den dag gehaald en uitge-
geven werd. Intusschcn was \'t dan noodzakelijk tc we-
ten, waar zich Hotmans archief bevond.

Tot voor twee jaren was dat onbekend. Toen cchtcr
werd prof. Blok van regceringswegc naar Parijs gezon-
den om te onderzoeken welke belangrijke bescheiden
voor onze getjchiedenis in de archieven aanwezig waren, i)
Het bleek dat Hotmans papieren zich bevonden in het
Archief van het ministerie van Buitenlandschc Zaken.

In het voetspoor van prof. Blok\'s „Voorloopig Ver-
slag-ocr page 23-

ren tot zijn gevangenschap bewaard en later is de col-
lectie verstrooid.

In het Teyler-Museuin moeten zich drie deelen bevinden,
die hoogstwaarschijnlijk tot de collectie van Hotman hebben
behoord. Twee declcn er van bevatten brieven cn minuten
van Hotman aan de regeering van Frankrijk, hoofdzakelijk
over dc Gulik-Kleefsche zaken; de derde bundel is een
verzameling van 81 origineele cn op enkele na eigen-
handige brieven, geschreven aan en gekomen uit het
kabinet van Leycestcr. Zoo althans schrijft Dr. K. Sybrandi
in zijn „Notice sur quelqucs lettres ccrites au comte de
Leycestcr par Guillaume de Nassau, 1867-ocr page 24-

8

geen beteekenis, doch er zijn er ook — en soms van
groot belang — die men geheel in Bor kan vinden.
Enkele stukken zijn reeds door Motley in Engelsche
archieven gevonden, terwijl bovendien Groen van Prin-
sterer verscheidene stukken over 1587 in zijn Archives
heeft opgenomen.

In de volgende hoofdstukken is het resultaat neergelegd
van onderzoekingen te Parijs, Utrecht en Den Haag.
Het lag voor de hand te meenen, dat de archieven te
Utrecht voor de Utrechtsche aangelegenheden 1585—1587
vele bijzonderheden moeten bevatten. Toch viel dat niet
mede. Zoowel in Den Haag als te Utrecht ontdekt men
gapingen, zoodra men de jaren 1580 cn 1587 nadert.
Hoe verder men zoekt, des tc meer wint het vermoeden
veld, dat verscheidene stukken over die beide jaren zijn
vernietigd. Men voelt steeds, dat er nog iets moet zijn,
wat een of andere zaak zou kunnen ophelderen, maar
men vindt het niet.

Daar mij dc tijd ontbrak om het geheele tijdvak van
Lcyccstcr tc behandelen, moest een keuze worden gedaan.
Om verschillende redenen achtte ik dät gedeelte het
vcrkicsclijkst, dat in den koristen tijd cn zonder liet
verder raadplegen van bibliotheek of archief kon worden
behandeld. Zoo mogelijk zal ik het ontbrekende later
bewerken. Dc keuze viel op het zoogenaamde lusschen-
bcstuur, den tijd, dien Lcyccstcr in lüigcland door-
bracht als landvoogd der Nederlanden, het eerste halfjaar
dus van 1587, Voor diOn tijd zijn Hotmans papieren
vooral van belang. Men weet, dat Lcyccstcr hem hfcr

-ocr page 25-

9

achterliet om als \'t ware de tusschenpersoon tc zijn voor
den landvoogd cn voorname personen in de Nederlandschc
gewesten. Bovendien moest Hotman zijn meester steeds
op dc hoogte houden van wat er voorviel.

Voorwaar geen gemakkelijke taak en Leycestcr wist
dat, toen hij haar aan Hotman gaf. „Niemand zal U
met goede oogen aanzien,-ocr page 26-

10

„et autres choses que nous autres femmes pouvons sca-
„voir (car vous les excluez autrement hors de vos con-
„seils.)-ocr page 27-

11

van Mcurs, graaf Willem Lodcwijk van Nassau en eenige
anderen grijpen hem een paar dagen later te Delft aan
en dwingen hem al zijn gepraat weer goed tc maken.
Nog is \'t niet genoeg. Don volgenden dag zetten dc
heeren hem na van huis tot huis en jagen hem eindelijk
in den kelder van zijn eigen woning. Gelukkig komt
Wilkes hem uit zijn benarde positie verlossen, i)

Hotman klaagt sedert niet meer; hij zal voorzichtiger
geworden zijn.

Dat hij overigens een verstandig man was kan uit
hetgeen hier en daar van hem zal worden aangehaald,
voldoende blijken.

1) Motloy TI: 290, 291.

-ocr page 28-

HOOFDSTUK I.

Leycesters vertrek. De Staten-Genera.vl her-
stellen den toestand.

\'t Was juist ccn jaar geleden, dat graaf Leycestcr tc
Vlissingcn voet aan wal zette, toen hij in December van
1586 dns land verliet. Hij was gekomen met dc ojKlracht
zijner koningin deze landen tc ontrukken aan de Spaan-
schc troepen. Groote ijver had hem bezield, schoone
plannen had hij gekoesterd en nu, December 1586, ging
hij heen, teleurgesteld. Hij had \'t gelieelc jaar geleefd in
geschillen cn verschillen, vooral met de Staten van
Holland.

En toch: „om \'t gemcenc best te vorderen, cn niet
OH) \'tselye te ycriqtyn-ocr page 29-

13

geland. De Statcn-Generaal moesten niet denken, dat hij
„door ecnigc swarighcyt der saken, of door particuliere
afflictie, uyt de dood van (sijnen) welbeminden neve
Sidney, een afkeer soude hebben-ocr page 30-

14

Of deed genegenheid voor zijne koningin hem besluiten
tot een keer naar Engeland ? Voorzeker moest \'t hem
na aan \'t hart liggen ook persoonlijk zijn meesteres te
vertecdercn, wier gramschap hij enkele maanden geleden
had gaande gemaakt door grootcr gezag te aanvaarden
dan zij hem had toegedacht. Elisabeth verheugde zich
reeds in het vooruitzicht den „sweet Robin-ocr page 31-

15

jaar bijna geen dag was geweest, dat er niet eenig ge-
schil, meer of minder ernstig, tusschcn Leycestcr en de
Staten hangende was.

Door meer gezag aan tc nemen dan hem geoorloofd
was, had hij de achterdocht der Staten opgewekt. De
kooplieden zagen in hem den verwoester hunner goud-
mijn, sedert de landvoogd, het oor leenende aan ver-
dachte vreemdelingen, den handel met Spanje, direct cn
indirect, had verboden. Plotseling had hij eigenmachtig
een Kamer van Financiün opgericht cn zoodoende het
aanzien van den Raad van State nog verminderd. Te
Utrecht waren dc democraten, op zijne aansporing cn
met zijn goedvinden, overgegaan tot buitensporigheden
cn met schending der stadsrechten en gebruiken had
I.,eycestcr Utrecht tot zijn sterkste punt gemaakt, lle-
kwame, geachte en eerbiedwaardige mannen waren op
hondsche wijze de stad uitgejaagd cn Leycestcr deed
niets tot hun herstel.

Dc plotselinge gevangenneming van Paulus liuys (Juli
1580) vervulde dc Molland.schc partij met verontwaardiging.
Men kan deze opsomming nog aanvullen met tal van
feiten, die dc verhouding van Leycestcr tot dc Staten
ongunstig tcekencn.

lin wat had dc Hngelschc hulp tegen den vijand
uitgewerkt ? Na het verlies van Grave in \'t voorjaar van
1586, (lacht Leycestcr zich schadeloos te kunnen stellen
door ccn tocht in de Iktuwe. Ken .schans tegenover
Nijmegen werd bezet, de Schcnckcnschans werd gebouwd.
Maar kort daarop viel Vcnloo in handen van Parma,

-ocr page 32-

16

eveneens Neuss; Rijnberk werd belegerd. Inmiddels twistten
Leycester en zijn onderbevelhebbers onder elkander en
stond het noorden des lands bloot aan de plunderingen
van Verdugo\'s troepen. Het eenige lichtpunt in de
krijgsgeschiedenis van 1586 is dc tocht, dien Lcyccstcr
naar den Gclderschen Achterhoek ondernam. Doesburg
werd veroverd cn na een vrij lang beleg ook de schans
voor Zutfen ; Deventer werd versterkt.

Dc .slag bij Warnsveld, hoe roemrijk ook voor de
Engelsche troepen, was voor hen tevens een nederlaag.
De landvoogd had\' reeds lang ingezien, dat hij over tc
weinig troepen kon beschikken. Ook de Staten waren
van nicening, dat de Engelsche hulptroepen vermeerderd
moesten worden en dat nogmaals Elisabcth dc souvc-
reiniteit moest worden .aangeboden. Dc Staten-Gcncr.ial
besloten een gezantschap tc zenden ; den 30en Oct. werd
dc instructie voor het gezant.schap vastgesteld i). Lcy-
ccster\'s tegenwoordigheid zou dus dc
i)Ogingcn der ge-
zanten bij H. M.ajcsteit kunnen bevorderen.

Uit een brief van Leycester aan 1 lotman dd. 7 Octobcr
2) blijkt duidelijk wat den landvoogd cr toe gebnicht
heeft naar Engeland terug tc kccren. Hij vcrkl.iardc aan
zijn sccretari.s, dat hij wel inzag de gemccne zaak niet
te kunnen dienen, zooals zijne toewijding dat wel wilde.
Hij bekende te weinig takt te bezitten om de opgc-
dr.igcn taak tc vervullen. Wel zou hij stectls met alle

1)-ocr page 33-

17

kracht en middelen de zaak der Staten voorstaan, maar
de Koningin moest een ander kiezen om zijne waardig-
heid in deze landen op zich te nemen, i)

Intusschen was zijn vertrek in de gegeven omstandig-
heden een onverstandige daad. De verdeeldheid, die reeds
in liooge mate bestond, zou zich nog kunnen uitbreiden,
nu men een krachtige leiding miste.

Ook aan zijn eigene belangen zou dc landvoogd schade
doen door zijn vertrek, Hotman bracht hem dat on-
der \'t oog. 2)

Voorceist zou het volk in een toe.stand van wanhoop
worden gebracht, wanneer het zich van zijn cenigcn redder
uit dc rampen zag verlaten. De ,Utrechtschc predikanten
warai reeds van plan Z.Kxc. tc verzoeken, toch vooral
alles tc regelen vóór het vertrek en ccnigc vertrouwbare
mannen aan tc wijzen. Ter wille van Gods glorie smeekte
Hotman zijn meester het aangevangen werk niet onvol-
tooid tc laten.

%

Dc Statco haddcfi niet voldoende meegewerkt om bcyj-ijd
tc worden. Maar — evenals dc geneesheer, ondanks dc
razernij cn onwilligheid van zijn patiënt, hem toch helpt,
Ijct mes cr inzet, hcni het geneesmiddel toedient — zoo
moc.st ook hij, dc landvoogd, meer op het welzijn van
het vulk, dan oj) zijn onvolmaaktheid letten. lün —dat
alk.s nog buiten rekening gelaten: zoo dc Koningin eens

,1) Arch. TnrU.

i) Arclu PftrÏH. Hotiimn—lioyrtwtor 1\'i (-ocr page 34-

18

kwam te sterven, zoodat de toestand van Engeland on-
zeker werd ? 1) Dan zou Leycester hier te lande steeds een
veilig onderkomen hebben, waar \'tvolk hem lief had,
meer dan het den Prins van Oranje had lief gehad. Zoo
daarentegen door zijn vertrek het land dieper in gevaar
kwam, dan zou \'s graven reputatie lijden, hij zou de
schuld moeten dragen, Gods toorn zou hem treffen.
Eenmaal in Engeland, zouden velen hem willen overhalen
niet meer naar de Nederlanden terug tc keeren: zij,
die op hem afgunstig waren, om den loop zijner glorie
te stuiten ; zijn gemalin wegens de groote kosten, die hij
voor het bestuur dezer landen gemaakt had cn nog maken
zou ; zijn dienaren en vrienden. Hotman verzekerde, dat
die allen reeds hadden overlegd om den Graaf te smec-
kcn voortaan in Ii)ngcland tc blijven. Ten slotte kon
Leycester zich verzekerd houden, dat, met dc opgedane
ervaringen, het gemakkelijk zou vallen aan dc dwalingen
van zijn eerste jaar tc ontkomen.

Dc landvoogd heeft naar dien raad niet geluisterd.

Het was ccn gebiedende eisch, dat vooraf zou worden
bepaald in wiens handen dc rcgccring zou berusten tijdens
\'s graven afwezigheid. Dc Koningin en hare raadslieden
hadden daarover gesproken. Sommigen noemden graaf
Maurits om leycestcr tc vervangen ; anderen wilden het
bestuur opgedragen zien aan Maurits cn lord Gray, dien
Elisabeth reeds had aangewezen om aan \'t hoofd der
Engclschc troci-ocr page 35-

19

\'t liefst, dat de Staten de teugels van het bestuur in handen
zouden nemen.

Burghley, een der aanzienlijke raadslieden der Koningin,
vreesde voor een regeling in dien zin, want het volk en
de krijgslieden hadden een slechten dunk van de Staten.
Doch Leycester had immers groote ervaring opgedaan en
zou dus zelf wel weten, wat gedaan moest worden\').

Het was wel zeker, dat de landvoogd zijn gezag nooit
zou overdragen aan de Staten: dan toch zou in duigen
worden gewori-ocr page 36-

20

Staten den vrijen teugel had gelaten; de Raad van State
20U aan hun leiband loopen, gelijk de Raad te voren
gedaan had aan den zijnen.

Hij kon dus niet beter doen dan met de eene hand
terugnemen, wat hij met de andere gegeven had en in
zijn trouweloosheid stelde hij dienzelfden 2-1®-ocr page 37-

21

de handen uit om van hen herstel te krijgen van het
onrecht, door Leycester aangedaan.

Een groot deel van het krijgsvolk was onbetaald geble-
ven en als gevolg daarvan zag men hen muitend rond-
trekken, brandschattend het platte land. Zelfs hadden
sommige vendelen er op geijocht, dat zij hun soldij in
Den Haag zouden gaan halen, i) Dc Statcn-Gencraal
tnocsten raad schaflTcn. Dc Raad van State kwam kla-
gen, dat hij zonder geld cn crcdict dc rcgccring niet kon
staande houden: er moesten gercede penningen zijn cn
de gemcenc middelen behoorden voortdurend tc worden
opgebracht. Vooral Friesland was nalatig gebleven. Als
er niet aanstonds drie honderd duizend pond werd op-
gebracht, zou dc Raad zich genoodzaakt zien zijn taak
neer te leggen. 2)

Nog in December 1586 werden 05 vendelen ontsla-
gen, tcr^vijl aan dc in dienst gebleven benden ccn maand
soldij werd betaald. 3) lilcn maand later besloten dc
Statcn-Gencraal dc door den Raad gevorderde som op
tc brengen.

Daarmede was een groot kwaad weggenomen ; maar
er was meer tc doen. Paulus 13uys, de man, wiens naam
dc Staten altijd verbonden aan den opstand tegen Spanje,
zuchUc nog altijd in de gevangenis tc Utrecht. Hij was
reeds den 10«-ocr page 38-

22

ven, doch het is duidelijk, dat Leycester zich wilde ont-
slaan van den man, die hem in alles nauwkeurig gade
sloeg en die de Staten aanstonds wees op eiken inbreuk,
dien de landvoogd op hun rechten maakte. Sedert den
dag der gevangenneming was geen aanklager tegen Buys
opgetreden. Ondanks verzoeken van verwanten cn vrien-
den, van steden cn Staten, moest Buys wachten — in
de gevangenis. Doch de Statcn-Generaal achtten zich
verplicht den verdienstelijken man tc helpen cn met
voorbijgang van den Raad van State, die door dc geheime
acte van 24 November toch niets vermocht, haalden zij
den onderschout te Utrecht over, Buys los te laten. Den
24en Januari begaf hij zich over Woerden naar Leiden,
waar zijn vrienden hem met open armen ontvingen, i)
Van der Kemp 2) noemt deze daad van dc Statcn-Gene-
raal onwettig. Het bezoek bij den Raad van State om
van hun handelwijze kennis te geven cn de reden op tc
geven, waarom zij den Raad van State in deze niet had-
den gekend, haalt hij aan als een bewijs, dat zij zelf dc
onwettigheid hunner handeling gevoelden. Wanneer men
echter bedenkt, dat noch Lcyccstcr noch de magistraat
van Utrecht erkende last tot dc gevangenneming tc heb-
ben gegeven, dan behoort het niet alleen verklaarbaar,
maar ook rechtmatig genoemd tc worden, dat dc Statcn-
Generaal Buys in vrijheid stelden.

Hadden de Statcn-Generaal daarmede cen grooten

-ocr page 39-

23

wensch van Holland vervuld, zij gaven vooral aan Hol-
land reden tot grootcre vreugde door de opheffing van
het plakkaat van
4 April 1586, dat den uitvoer zoo goed
als vernietigde.

Het verbod van uitvoer stopte de bronnen, waaruit de
noodigc gelden voor den oorlog vloeide», het fnuikte
den landbouw, dc scheepvaart, dc visscherij, sommige
takken van nijverheid. Het noopte andere nation zelf dc
voortbrengselen van het Zuiden tc halen cn dus dc zee-
wegen tc zoeken cn tc vinden, waarlangs voorheen slechts
Ncderlandschc schepen stevenden. Het verbod was velen
ccn doorn in \'t oog. Vandaar dc remonstranties, het ver-
zet, dc „lorrcndracicrij-ocr page 40-

24

cesters vertrek haastten onzen handel tc redden ? In Ja-
nuari 1587 werd een nieuw plakaat ontworpen. Zij
konden zich niet storen aan de bezwaren van den Raad
van State, die wel toegaf, dat het plakaat van 4 April
bij den vijand slechts duurte, geen gebrek had veroor-
zaakt, maar er op wees, dat dc gemeente in alle gewes-
ten nu eenmaal de vaste overtuiging had, dat door het ver-
bod van uitvoer dc vijand „versmacht-ocr page 41-

25

\\

naar Spanje en Portugal niet uitsloot cn dat onder
„plaatsen, den koning van Spanje tocbchoorcnde-ocr page 42-

26

ils se fussent disposes a un massacre plustotst que
d\'endurer la reduction de leur magistrat perpetuel en un
magistrat annuel-ocr page 43-

27

verlies van sommige door hen bezette sterkten tegemoet.

Den 14-ocr page 44-

28

het met Deventer hachelijk gesteld was, dat Stanley op
zeer onbescheiden wijze sprak over den Raad, dat Zijne
Excellentie wel spoedig bevelen mocht zenden om de
stad in een beteren toestand te brengen. — i) Het was
te Iaat. Beide oversten brachten nu den Raad op de
hoogte: Zijne Excellentie had hun uitdrukkelijk gelast
alleen bevelen van hem op tc volgen en van niemand
anders. Dc Raad van State cn dc Statcn-Gcneraal ver-
wonderden zich om het zeerst. Toen werd de geheime
acte van Lcyccstcr voor den dag gebracht.2) Het is ccn
eenigszins vreemd voorval; men begrijpt niet goed hoe
het den landvoogd mogelijk is geweest de acte zoo onder
de papieren van den Raad te verbergen, dat zij nu eerst
gevonden werd, tenzij een of meer leden van den Raad
hem behulpzaam zijn geweest cn dus dc acte gekend
hebben. Men zou dat kunnen verwachten van Meetkcrc-
ken, van van Brakel, of van Gilpin, die zeer op \'s graven
hand waren.

Op het verraad van Stanley volgde terstond dat van
York, die dc schans vóór Zutfen overleverde. Enkele
dagen later liep te Zwolle een vendel Engelsche soldaten
over. Voegt men nog daarbij, dat de magistraat van
Arnhem reeds den 22on Jan. kwade vermoedens had geuit
ten opzichte van het garnizoen aldaar, waarom de hulp
van den Raad van State begeerd werd, dan wordt het
duidelijk, dat velen de angst om het hart sloeg cn dat

-ocr page 45-

29

zij, die toch al niet^veel genegenheid voor Leycester en
de Engelsche hulp koesterden, thans openlijk verklaarden
den Graaf tc wantrouwen.

Zoodra het verraad van Stanley hun bekend werd,
begaven de Staten-Generaai zich den 1-ocr page 46-

30

Oldenbarnevcit geraakte buiten zich zelf van drift.
Luidkeels riep hij uit, dat het de Kabinetsraad was,
waarin verscheidene zaken werden afgehandeld, die nie-
mand kende buiten de leden van dien raad. Nog onlangs
was het gebleken door de geheime acte, die gemaakt
was door enkele particulieren buiten weten van de leden
van den Staatsraad, door welke geheime acte het gezag
van den Raad tijdens de afwezigheid van den landvoogd
in alles was beperkt. Hier was de Raad, in Engeland
het gezag. Al heel weinig .scheen men zich in dit gou-
vernement te herinneren van de wijze van regeeren, welke
prins Willem, hooger nagedachtenis, had gevolgd. Hij
had nooit in grensplaatsen garnizoen van ccne enke-
kele natie gelegd. Zoo was ook in het Tractaat, met
de Koningin gesloten, volstrekt niet bepaald, dat in alle
grensplaatsen Engelschen moesten bevelen. Dat zulks
toch gebeurd was, had slechte gevolgen gehad ; het was
niet tc dulden, door lieden nog wel van de Engelsche
natie zoo .slecht behandeld te worden. Hier merkte Loozen,
lid van den Raad van State, op, dat men het vergrijp
van een enkele niet dc geheele natie mocht aanwrijven
cn dat onder Prins Willem ook wel onheilen waren
voorgekomen, vooral van Kran.schc zijde. „Nooit zijn wc
door de I\'\'ranschcn zóó bedrogen-ocr page 47-

31

recht deed. Barnevclt ontkende dit en kwam nog eens
op de geheime acte terug, „comme si cela en fut esté
la cause qui le mouvoit, ne scachant aultrement et vou-
lant par la excuser ses parolles non convenables-ocr page 48-

32

dien tegen de Fransclien te Antwerpen. Tot nog toe
had men zich bepaald tot het blameeren der Engelsche
natie. Deze ooggetuige scheen niet onpartijdig te zijn:
„Wijze lieden zijn de auteurs niet van dit rumoer, maar
de papisten en spionnen, de loontrekkers van Spanje.-ocr page 49-

177

Het was zaak nieuw verraad zooveel mogelijk te kee-
ren. De Staten van Holland ontwikkelden een buitenge-
wonen ijver. Zij wilden zelf voorzien in de verdediging hun-
ner provincie: waardgelders werden in dienst genomen ; i)
bezettingen, die men niet ten volle vertrouwde, werd
aangezegd tc vertrekken, o.a. üax met zijn compagnie
uit Muiden, Clecrhagen, vriend van Van Prouninck, uit
Gorkum. Door het overlijden van Philip Sidney in 1586
miste het regiment in Zeeland zijn bevelhebber. Holland
en Zeeland deden het thans geven aan den graaf van
Solms, baron van Hohensa-xcn, die, met goedvinden van
den graaf van Nieuwcnacr als stadhouder van Utrecht,
Gelderland en Ovcrijscl, tevens het commando verkreeg
in eenige grensplaatsen in het Oosten. De Staten kenden
in die dagen geen hooger belangen dan die van hun
gewest. Dc koningin en Leycester hadden zoo pas ver-
zocht tienduizend last \'rogge te laten overzenden. Dc
Staten gingen overwegen, dat dc rogge verre van over-
vloedig was, dat duurte der levensmiddelen ontcvrcdcnhcitl
cn oproerigheid wekken zou, dat dc vijand daaruit steeds
voordeden trachtte tc halen, en schoon dc Raad van
State, vooral Wilkes, er zeer voor was, werd besloten
allerbeleefdst te .schrijven, dat uitvoer van rogge in dezen
tijd niet kon worden toegestaan.

Uit alles bleek, dat de Staten van HollantI zich niet
langer konden regelen naar ccn Staatsraad, die machte-

1)-ocr page 50-

34

loos was. De veiligheid des lands ging boven alles.
Het is waar, wat Mr. van der Kemp op meer dan eene
bladzijde opmerkt, dat dc Staten in menig opzicht hunne
bevoegdheid te buiten gingen, het wettig gezag voorbij-
gingen, doch die schrijver heeft geen oog voor de ci.schcn
dier dagen, de eischen der defensie tegen den vijand
buiten en het verraad binnen dc grenzen ; hij vergeet,
dat ook hier gold : Nood breekt wet. i)

De voornaamste maatregel der Staten van Hollanden
Zeeland was de opdracht van het gouverneur- en kapitein-
generaalschap der beide gewesten aan prins Maurits.
Hohcnlo werd hem als luitenant-generaal toegevoegd.

Voortaan zou de prins het beleid van den oorlog, het
bezetten van alle steden en stei-kten in Hollanden Zee-
land regelen; alle oversten, kolonels enz. zouden van
hem hunne commi.ssie ontvangen. 2)
\' Te eerder gingen de Staten daartoe over, omdat dc
commissie van den Raad van State bijna verstreken was.
Bij wien zou dan dc landsrcgcering berusten.\' Bij den
afwezigen landvoogd ?

De Statcn-Generaal besloten den Raad van State voor-
loopig voor drie maanden tc continuccrcn en wel naast
dc gouverneurs der provinciën en de Kngelschc leden
van den Raad: Leoninus voor Gelderland, jonkheer
van Brederodc, M«-ocr page 51-

179

Holland, M^. Valckc cn Teelinck voor Zeeland; voor
Utrecht Mr. Buys of een ander, door de Staten-Generaal
tc kiezen uit ccne nominatie der Staten van Utrecht
van twee personen; voor Friesland twee leden, uit ccne
nominatie van vier personen ; voor Overijsel D\'. Dorri
of ccn ander, eveneens uit ccne nominatie van twee te
kiezen. Buiten hen zou niemand dan dc trcsorier-
gcneraal in den Raad zitting hebben. Vanwege dc
Staten-Generaal zou aan de genoemde hecren een com-
missie worden gegeven, i)

Op die wijze waren uit den Raad geweerd enkele
mannen, die door hun vroeger gedrag verdacht waren.
Reeds den 28«-ocr page 52-

36

geheel verbaasd, toen de Staten Generaal dienzelfden
Buys, die op listige wijze uit de gevangenis losgelaten
was met schending van de rechten der stad, voor het
Sticht zitting gaven in den Raad. Zij schreven aan-
stonds een nijdig briefje, i) Maar het was ook een zaak
van de Staten van Utrecht en zij werd op hunne ver-
gadering besproken. Buys was dan niet, zoo zei men,
genomineerd door dc Staten, doch wat betcckendc dat}
Er was immers geen nominatie noodig.^ De Raad mocht
geen ontslag vragen zonder advies van den landvoogd
en de Statcn-Gcneraal mochten zoo\'n ontslag ook vol-
strekt niet aanvaarden. Op die wijze werd het gezag van
Lcyccstcr „hoochgclyck vercort-ocr page 53-

37

mocht niet langer zitting hebben; in zooverre waren de
leden der Staten het eens en men zou daarvan bericht
geven,

In dc Statcn-Gencraal verklaarde Buys zelf bovendien,
dat hij wegens beleediging niet langer zitting in den
Raad wilde hebben.

Reeds waren enkele Staatsraden in de Statcn-Gencraal
gekomen met de klacht, dat zij door het ontbreken van
enkele leden tegcring in aantal waren, maar nu ook Buys
voortaan niet meer een der hunnen zou zijn, werd het
onmogelijk dc landszaken te behandelen. Voor ordonnan-
tiën van rmancicclcn aard was dc ondertcckcning noodig
van leden van drie verschillende gewesten cn thans waren
slechts leden van twee gewesten aanwezig, i)

Het is duidelijk, hoe groot dc verwarring van die da-
gen was; hoe moeiclijk het was, daarin orde tc brengen.
En toch is het gelukt. De Raad is ten slotte aangeble-
ven, telkens weer aangezocht om zijn taak tc blijven
verrichten, totdat Leycestcr zou zijn teruggekeerd. Een
maand na dc eerste continuatie van den Raad, verzoch-
ten de Statcn-Gencraal wederom, dat dc Raad althans
nog twee maanden zou aanblijven. Maar tevens werd
toen verklaard, dat dc Raad zich niet zou behoeven tc
houden aan eenige acte, bevel of depechc, door Leyces-
tcr gegeven of nog tc geven, zonder voorweten der Sta-
tcn-Gencraal. 2)

1)-ocr page 54-

38

Toen werd dus de geheime acte feitelijk vernietigd,
die zooveel onheil over deze landen had gebracht.

Zoo hadden de Staten dus met groote moeite de ver-
beteringen aangebracht, die voor de veiligheid des lands
noodig waren. Hun restte nog, aan den landvoogd de
gevolgen mee te deelen van zijn slechte maatregelen.
Het is de gewichtige brief van den 4en Februari,
waarin zij zich van dien plicht kweten.

Waardig van toon, krachtig van inhoud, doet hij het
den landvoogd gevoelen, hoe de Staten terecht groote
verwachtingen van hem hadden gehad ; hoe hij, in stede
van zich te houden aan degenen, die geschikt waren hem
ten beste te raden, het oor had geleend aan de inbla-
zingen van „geveinsde hypocViten en gespanioliseerde
geesten-ocr page 55-

39

dealt with me since my departure thence in giving out
such reporteof my returning home with so great riches
from them as they themselves cannot but know to be
most untrue-ocr page 56-

40

meegedeeld door Motley; bovendien heeft Bor het nauw-
keurig weergegeven, l)

Gemakkelijk was de taak der gezanten niet cn men
bewondert hun goeden moed, hun volharding cn vast-
beradenheid, naarmate Leycester zich meer gegriefd
toonde. Nu eens uitte hij zich door scherpe verwijtingen,
dan weer liep hij driftig weg, alsof hij zich verder niet
meer met de Nederlanders en hunne gezanten zou in-
laten, om een anderen dag terug te kccrcn tot hetzelfde
woordenspel. En dc KoninginManhaftig als steeds,
keurde zij het gedrag der Staten in krasse termen af.
Na een maand lang te hebben onderhandeld, konden dc
gezanten niet meer verkrijgen dan eenvoudig het voort-
zetten dcrzelfde hulp: geen vermeerdering van troepen
of van geld. Moeilijker werd dc toestand der gezanten,
naarmate dc berichten kwamen van wat cr aan dc overzijde
geschied was. Elke verandering, door dc Staten aange-
bracht, was ccn prikkel te meer voor Lcycesters toorn.

In die stemming werd dc brief van 4 Februari
uit dc Nederlanden ontvangen. Wat de reeds hevig
gekrenkte trots van den landvoogd nog meer ergerde,
was de toezending van een afschrift aan dc Koningin.
Het is waar dat zij in het bijzijn van Lcyccstcr den
gezanten dc groote ondankbaarheid der Staten verweet;
dat zij hun voorhield, dat dc toezending van dien brief
zijn terugkeer onmogelijk maakte, daar hij, zóó belasterd,
niet meer tc midden van dat volk zou willen vcrkecrcn,

1) Motloy III: 7 vIr. Bor. II: 872 vIr. cn 929 vlg.

-ocr page 57-

41

doch — en dit is een groot voordeel voor de Staten
geweest — Elisabeth besloot een onderzoek naar den
toestand te doen instellen. Intusschen was het reeds
Maart geworden cn dc gezanten verlangden nu het
antwoord der Koningin op hun verzoek schriftelijk te
mogen meenemen. Zij verlangden dat te meer, nu er
zoo pas hooge woorden waren gevallen over het loslaten
van Buys. Leycester beweerde bij die gelegenheid, dat
hij wel degelijk een rechtbank had aangewezen om over
Buys te oordeclcn, nl. den Raad van State; cr was ook
zeer zeker ccn beschuldiging: i) Buys had schuld aan het
request, dat indertijd namens eenige kolonels en kapiteins
door den graaf van Ilohcnio was aangeboden, het ver-
zoek inhoudende, dat zij niet met het krijksvolk cener
andere natie (dus ook niet van dc Engclschc) zouden
worden vermengd. Leycester ontkende alles, wat dc ge-
zanten zeiden de waarheid tc zijn. Het liep zoo hoog,
dat zij ten slotte moe.stcn verklaren, niet tegen hun
Gouverneur-generaal tc willen pleiten. Deze gaf echter
volkomen vrijheid om tc zeggen, wat zij te zeggen hadden ;
gelukkig kwam toen dc tresorier der Koningin tusschcn
beide. Bij het uiteengaan wilde Leycester alles weer
goedmaken cn noodigdc de gezanten aan zijn tafel. Maar
zij bedankten: hun eetlust was dien middag bedorven.

Den 23on Maart vertrokken de gezanten, den 31«-ocr page 58-

HOOFDSTUK II.

De Geschillen te Utrecht.

1 \' novemden 158c—maart 1587.

Nog vóór Lciccstcrs vertrek waren de partijtwisten te
Utrecht met vernieuwde hevigheid begonnen. Zoolang de
landvoogd in het land was geweest, had Utrecht geen
rust gekend. I\'rof. Fruin heeft er op gewezen i) d.it
Motley een fout begaat, wanneer hij het laat voorkomen,
alsof de partijtwisten ontstonden in den tijd van Leyce.ster.
De Utrcchtsche democraten hebben van zijn invloed partij
willen trekken om zóó hun zin te krijgen. Ongelukkig
genoeg, sloegen zij juist hun grooten slag, toen de land-
voogd reeds besloten had te vertrekken en zelfs op het
punt stond heen tc gaan.

1) OidH 1862, poR. 537.

-ocr page 59-

43

Tot het recht begrip van hetgeen te Utrecht in December
1586 en in het voorjaar van 1587 voorviel, is hetnoodig
in het kort de verhouding der partijen weer te geven.
Een uitvoerig verhaal daarvan zal later bij de behandeling
van het eerste gedeelte van Leycesters bestuur moeten
worden gegeven.

Utrecht had steeds geijverd voor het behoud van eens
verworven rechten. Men kan teruggaan tot den tijd van
Karei V om de bewijzen te zoeken : eerst in 1528 mocht
het gelukken het gewest aan het oude bisschopi-ocr page 60-

De aristocraten waren met die bepaling, vooral met
het laatste gedeelte ervan, niet zeer ingenomen; noode
stemden zij toe, daartoe aangespoord door de hoplieden.

De burgerhoplieden waren belangrijke personen. Zij
stonden aan het hoofd der schutterij. Acht in getal,
commandeerden zij elk cén vendel. Doch zij vervulden
nog ccn andere betrekking: de hoplieden stonden aan
het hoofd der wijken. Door dit ambt waren zij met de
behoeften cn wenschen der burgerij beter dan cenig
college bekend, en door hun bevel over de schutterij
hadden zij altijd het middel bij dc hand om aan de
adviezen, waarvan zij het stadsbestuur gevraagd cn on-
gevraagd dienden, de noodige kracht bij tc zetten.

Het was tc verwachten, dat de aristocraten zoo sjwe-
dig mogelijk zouden beproeven in de regeling van 1577
verandering te brengen. Dc gelegenheid deed zich voor,
toen na den moord op Prins Willem gepleegd, een nieuwe
Stadhouder tnoest worden benoemd. De keuze viel op Jan
dc Soete, heer van Villcrs, die zich gedurende den krijg
tegen Spanje een goeden naam had verworven. In Oc-
tobcr 1584 werd hij bcücdigd en reeds in November
werd een nieuwe regeling getroffen voor het stadsbe-
bestuur. Men gaf voor, dat met het oog op de onder-
handelingen met den Koning van Frankrijk over de aan-
vaarding der souvereinitcit voorzorgsmaatregelen moes-
ten worden genomen om vreemdelingen uit het bestuur
tc weren. De Stadhouder benoemde derhalve veertig
raadsleden uit ccn voordracht des Kaads van tachtig jxir-
nei4; zij werden voor het leven benoemd : de crfr^ad

-ocr page 61-

4B

was ingesteld. Jaarlijks zou de stadhouder twee burge-
meesters benoemen cn twaalf schepenen uit dubbeltallen,
door de vroedschap opgemaakt.

Zoo hadden de aristocraten hun doel bereikt.

Dc keuze van den heer van Villers tot stadhouder
had echter nog een andere betcekenis. Zoolang dc gewesten
Holland en Utrecht bestonden, was cr rivaliteit tusschcn
hen geweest.

Utrecht wilde zoo goed mogelijk zijn zelfstandigheid
bewaren ; zijn eerzucht duldde niet, dat het gewest door
Holland op sleeptouw genomen werd. Toen Holland dus
Prins Maurits tot .stadhouder koos, volgde Utrecht dat
voorbeeld niet, trots alle pogingen, daartoe in \'t werk
gesteld. In zooverre had een deel der aristocraten,
namelijk dc Holland.schgczindcn, de nederlaag geleden.

Uit hetgeen hier is meegedeeld, blijkt dat men eigen-
lijk drie partijen heeft tc onder.schcidcn c

lo dc democraten, tevens afkeerig van Holland ;

2o de aristocraten, eveneens afkeerig van Holland;
de ari.stocraten, tevens Hollandsch gezind.

Deze verdceling der aristocraten is van voorbijgaantlen
aard geweest; men bcsi-ocr page 62-

46

der St. Jacobskerk, dat hij voortaan de nieuwe leer zou
verkondigen. Nu begon de hervorming meer veld te
winnen in de stad, wat door den magistraat niet werd
tegengewerkt.

Dc gereformeerden, die niet tot de parochie van St. Ja-
cob behoorden en hier en daar nog in \'t geheim naar
hunne predikers kwamen luisteren, verkregen eindelijk
dc Minrebrocderskerk. Daar traden in het vervolg be-
kende predikanten op als Dathenus cn Modct. Zij waren
echte volgelingen van Calvijn en konden het niet met
goede oogen aanzien, dat Duyfhuis eenvoudig predikte
volgens dc gereformeerde leer, doch in enkele punten,
hoofdzakelijk doop en avondmaal betrcfiTcnde, met hen
verschilde en geen catechismus • leerde, geen ouderlingen
of diakenen er op na hield cn geen consi.storic oprichtte.
Dat was ongebonden, libertijnsch in hunne oogen.

Het trof, dat de aristocraten zich, voor zooverre zij
protestanten waren, bij Duyfhuis voegden, terwijl de\'de-
mocraten zich meer tot tic Consistorie-kerk aange-
trokken gevoelden. Op die wijze ont.stond dc calvinisti-
sche volkspartij, die in 1086 en 1587 te Utrecht mees-
ter was en diende als blind werktuig voor den landvoogd,
toen hij op elke wijze zich wilde ontslaan van dc ge-
hate lil-ocr page 63-

47

den Gclderschen Stadhouder, den graaf van Meurs en
Nicuwenaer, in de plaats van den heer van Villers te
benoemen.

Doch de aristocratische magistraat had daarin weinig
lust en antwoordde, dat een dergelijke benoeming niet
aan hem (den magistraat) stond. Daarop nam de bur-
gerij een dreigende houding aan, waarvan het gevolg
was, dat de graaf van Nieuwenaer door de Staten van
Utrecht tot stadhouder benoemd werd. Zijne instructie
bepaalde ten opzichte van het stadsbestuur dat hij jaar-
lijks de wet zou verzetten.

Derhalve werd de erfraad weer afgeschaft cn leden de
aristocraten daardoor groot nadeel. Dat bleek ongeveer
ccn maand later, toen de stadhouder dc wet verzette en
met den burgemeester menig ari.stocratischgezintic zijn
zetel moest ruimen voor ccn tegenstander.

Doch een volkomen zegepraal was voor de democraten
weggelegd. Nauwelijks was Leyccster tc Utrecht gekomen
(Maart IHSfl), of cr werden artikelen ontworpen, rakende
de verecniging der St. Jacobskerk met de Consistorie-
kerk. Hoe dc nog overgebleven ari.stocraten in dc
vroetl.schap zich ook verzetten, het baatte niet. De
Libertijnen werden als het ware ingelijfd bij de Calvi-
nistische gemeente. De nieuwe landvoogtl had haar die
overwinning verschaft.

Maar dc wcderzijdschc genegenheid werd nog versterkt:
dc burgerhoplieden zetten een beweging op touw om
namens het gewest Utrecht en, zoo mogelijk, ook namens
de andere gewesten de Koningin nogmaals de .souverci-

-ocr page 64-

48

niteit aan te bieden; het lukte evenwel niet. Nog waren
dus de aristocraten niet geheel vernietigd. Eene nieuwe
poging om hen te verzwakken gelukte maar al te zeer.

De Libertijnen golden bij de thans bovendrijvende
partij niet meer dan de „papisten-ocr page 65-

49

/

beklccdcn. Zelfs het aanzienlijk Schoutambt werd gege-
ven aan ccn Brabander, van Trillo. Al wat cr nog
aan mannen van moed was overgebleven onder de aris-
tocratische minderheid in den Raad der stad, kwam in ver-
zet ; vertoogcn werden ingediend. Doch wat zou het baten ?

Men naderde den October, den dag, waarop dc
wet placht verzet tc worden. Wel was dc stadhouder,
die krachtens zijn ambt dc verzetting moest doen, af-
wezig, maar Leycestcr stond daardoor niet verlegen. Hij
zond twee commissari.ssen, die op den bestemden dag
alle leden, die nog uit den ouden Raad van 1584 overig
waren, afzetten cn democraten in hunne plaats stelden.
Het gevolg was, dat Trillo door den nieuwen Raad in
het bezit van zijn Schoutambt werd gesteld. Tevens was
het den landvoogd gelukt ccn zijner be.ste aanhangers,
Gerard Van Prouninck, gezegd Deventer, een |-ocr page 66-

50

wat Utrecht bijzonder had getroffen. Niets was meer de
wensch der Utrechtsche democraten dan de souvereini-
teit aan tc bieden aan de EngcLsche Koningin. Maar dan
moest men ook den gedeputeerden vollen last geven en
niet, gelijk Holland en Friesland wilden, een voorloopigc
opdracht, i) Zoo oordeelden dc steden op dc vergade-
ring der Utrcchtsche Staten. De andere leden, adel cn
geestelijkheid, waren het eens met Holland en Friesland.
Blijkbaar wilden zij voorzichtiger tc werk gaan cn in
cen zoo gewichtige zaak niet overijld handelen. Wel
keurden de twee leden het echter goed, dat aan de de-
putatie naar Engeland nog iemand van wege Utrecht
zou worden toegevoegd, namelijk Van Prouninck. Hij
moest tevens dc andere gewesten, vooral Holland, gaan
overhalen inzake de aanbieding der .souvcreiniteit met
Utrecht één lijn te trekken. 2)

Den llon November verscheen Van Prouninck in dc
Statcn-Generaal. Hij begon dadelijk zijn merkwaardigen
lastbrief te vertoonen : hij zou de Utrechtsche gedepu-
teerden bijstaan en vooral de gewesten trachten tc win-
nen voor een aanbieding der souvcreiniteit in den geest
van Utrecht. Doch men vindt nog cen punt genoemd :
hij kwam bevorderen, dat dc Raad van State gedurende
Lcycc.sters afwezigheid zetelen zou tc Deventer, Arnhem,
Amersfoort of Utrecht.

1)-ocr page 67-

51

/

De bedoeling is duidelijk. Utrecht had ingezien, dat
de Raad van State, die den landvoogd zou vervangen,
in Holland direct onder den invloed der Hollandsche
Staten zou staan. Het heette nu, dat de Raad in het
centrum des lands behoorde te zetelen, natuurlijk met
de niet uitgesproken overweging, dat dan de Raad zich
in anti-Hollandsche omgeving zou bevinden. Is de onder-
stelling gewaagd, dat juist omdat men hierin zijn doel
niet bereikte, de landvoogd op andere wijze den Raad
van State onschadelijk heeft gemaakt, namelijk met de
acte van restrictie ?

De Utrechtsche burgemeester kwam te vergeefs. De
Hollandsche gedeputeerden begonnen met er op te wijzen,
dat de Staten-Generaal de privilegiën moesten handhaven
en zij dus Van Prouninck niet mochten toelaten in hunne
vergadering, alvorens de wettigheid zijner benoeming
tot burgemee.ster was gebleken. Zeeland was het daar-
mede eens; zóó ook Friesland. Hoe moesten zich nu
dc vier gedeputeerden van Utrecht in deze zaak houden ?

Hendrik liuth cn HartholomeUs Van der WacI, heer
van Moersbergen, bchoorende tot het lid der Kdelen cn
gedeputeerden van het gewest Utrecht, beweerden, dat
Van Prouninck volgens zijne commissie wel behoorde
te worden toegelaten, maar dat zij, ingeval dc vergade-
ring cr anders over dacht, toch geen last hadden om uit
haar midden tc vertrekken.

I loc moet dat worden opgevat ? Wanneer dc Staten-
Generaal werkelijk een afgevaardigde van Utrecht niet
wilden toelaten, dan zou men kunnen verwachten, dat

-ocr page 68-

52

de andere afgevaardigden die handelwijze opvatten als
een smaad, hun gewest aangedaan, cn dat zij derhalve
vertrokken. Doch dit doen de beide beeren niet. Zij willen
niets zeggen ten nadecle van \'s burgemeesters commissie,
maar als men hem niet toelaat, welnu, zij zullen afwach-
ten of dc Staten van Utrecht ook hen terugroepen.

Anders doen de beide afgevaardigden der steden, de
schepenen Lantscroon cn Dompsclaer, Zij vragen, waar-
om de andere gewesten zich met Utrecht\'s zaken inlaten,
daar cr toch niets tegen de privilegiën is gedaan. Zoo
Van Prouninck niet wordt toegelaten wenschen zij ook
de vergadering te verlaten.

De burgemeester was ziedend van toorn. Na een lang
vertoog beet hij den heercn toó, dat al hadden zij zoo-
veel verstand als haren op het hoofd, zij nog niet konden
begrijpen, welke groote ellende voor het land uit hunne
weigering zou voortvloeien. Hij vroeg den Utrechtschc
gedeputeerden, liuth cn Moersbergen af, of zij nu nog
wel in deze vergadering konden en mochten blijven; hij
vermaande hen de drie gcwc.sten aan hun lot over tc
laten. Niemand sloeg er acht op cn toen van Prouninck
vroeg, wat hij zijn princiijalcn zou mcedcclcn, lieten dc
drie gewesten dat eenvoudig aan hem over. „Deze dag
en deze ure zijn het, die dc landen zullen beklagen cn
bc.schrcicn-ocr page 69-

53

l

Van Prouninck had zich aanstonds bij Leyccstcr ver-
voegd in den Raad van State en hem zijn wedervaren
meegedeeld. Dc landvoogd zond terstond twee Raads-
leden, Leoninus cn Bardes, om te verzoeken, dat men
toch zou trachten „het onweer tc verhoeden-ocr page 70-

54\'

De Gedeputeerde Staten waren het geheel met de stad
eens en besloten aan de Utrechtsche afgevaardigden in
Den Haag te schrijven, dat men zich tot Leycester zou
wenden. Slechts van één der leden van de Gedeputeerde
Staten, den heer Van Berck, wordt vermeld, dat hij het
afkeurde zich in deze zaak te vereenigen met de stad
Utrecht, i)

Toen de beide brieven in Den Haag ontvangen waren,
meenden de Staten-Generaal niet beter te kunnen doen
dan de heeren Buth en Moersbergen te hooren. Buth
verklaarde, dat de Staten van Utrecht hadden besloten
de privilegiën te handhaven, en wanneer nu de Gedepu-
teerde Staten in strijd met dat besluit wilden handelen
door de toelating van Van Prouninck te vragen, gingen
zij hunne bevoegdheid te buiten. Men kan moeilijk de
juistheid dezer opmerking ontkennen. De afgevaardigden
der stad wierpen echter tegen, dat Buth en Moersbergen
die verklaring hadden afgelegd op eigen gezag en niet
„ex mandato-ocr page 71-

1

55

„dat ons cygen volk van Utrecht die caerte voor haer
„wel ondersteken souden-ocr page 72-

56

van Van Prouninck weer ter sprake. Deze was zelf ook
aanwezig om zich te verdedigen.

Vooreerst wezen de beeren cr op, dat Van Prouninck
burgemeester was geworden tegen de privilegiën der stad
in, want hij was een Brabander en vroeger was reeds
vastgesteld in Utrecht, dat Brabanders geen ambten
konden krijgen, omdat hun gewest evenzoo de vreemde-
lingen daarvan uitsloot. Van Prouninck was geen burger
der stad en kon dus niet burgemeester zijn. Zelfs had
hij te Utrecht niet eens vaste goederen. Maar er kwamen
nog andere redenen bij. Van Prouninck was aan dc
Statcn-Gcneraal nog altijd rckenplichtig, omdat hij tresoricr
van den I.andraad was geweest en ten slotte: volgens
de gedeputeerden van Utrecht had hij verklaard, „dat
uyt sake dat ccnigc so sccr wilden voorstacn dc privi-
legiën noch bloedige koppen souden worden gedragen.-ocr page 73-

57

(

den gebesogneerd in dc Staten-Generaai. Wilkes wees
hem cr toen op, dat het misschien beter zou zijn dat laatste
besluit te doen herroepen.

Zonder iets bereikt tc hebben ging men uiteen, i)
Afgezien van het al of niet rechtmatige van het besluit
der Statcn-Gencraal, kan niet worden ontkend, dat zij in
dc gegeven omstandigheden verstandig deden, wanneer
zij, zoo het eenigszins mogelijk was, ccn gevaarlijk man,
gelijk Van Prouninck ontegenzeggelijk was, uitsloten. Hij
zou hun in Utrecht reeds genoeg kwaad kunnen brouwen;
is het dan niet verklaarbaar, dat zij hem uit hun muldcn
weerden en op die wijze tevens de Utrechtsche aristocra-
ten steunden tegenover de niets meer ontziende demo-
craten? Kn bovendien was hun besluit een verwijt te
meer, aan den landvoogd gericht, die met terzijdestelling
der oude rechten zijn eigen gunstelingen de voorname
ix)sten tc Utrecht had bezorgd.

IJor verhaalt nog dat Van Prouninck na zijn afwijzing
met Leycester is vertrokken naar Dordrecht, en dat deze
hem daar een brief mede gaf voor dc Staten van Utrecht.
Dc brief was van den 27c» November cn Uor deelt mede
diit uit de minuut van den brief blijkt, dat Van Prou-
ninck zelf hem had gecorrigeerd. „Ik ben besloten-ocr page 74-

58

Van Prouninck en de Utrechtsche democraten hadden
de nederlaag geleden. Zelfs met inroeping van den
steun des landvoogds hadden zij hun leider niet in de
Staten-Generaal kunnen brengen. Aan wie de schuld ?
Aan de Staten-Generaal voorzeker, maar het was duide-
lijk, dat deze niet met zooveel kracht hadden kunnen
weigeren, indien zij niet de medewerking hadden gehad
van de Staten van Utrecht zelf. Dat begrepen Van
Prouninck en de zijnen ook. Wel kon men Buth en
Moersbergen treffen door hen tehuis te roepen, maar
daarmede zouden de Staten niet bedwongen zijn. Utrecht
had voorgesteld de beide hecren terug te roepen, Amers-
foort steunde het voorstel. Maar dc beide andere leden
zeiden, dat zulks tweedracht en bitterheid zou veroorza-
ken; men zou a//c gedeputeerden kunnen terugroepen,
dus ook Lantscroon en Dompselaer. Dat laatste is
besloten, maar de beide leden hadden eerst het verwijt
moeten hooren, dat zij meer om de vriendschap voor
twee personen gaven dan om dc rust en de welvaart
der stad. 2)

•Daarbij bleef het echter niet; men kwam tot een be-
sluit, dat een groote beweging tengevolge heeft gehad.

De democraten waren in hun jongste streven wederom
gedwarsboomd door het eerste lid der Staten, dc gcOli-
gecrden, cn het tweede lid, den adel.

1)-ocr page 75-

59

Het was reeds een oude wensch de macht dier beide
leden te verbreken. Een goede reden was reeds jaren
lang voorhanden : de hervorming had een toestand, vroe-
ger in alle opzichten billijk, tot een misstand gemaakt.
De geestelijkheid namelijk was niet meer een geprivi-
legieerde stand en behoorde dus ook niet meer zitting
te hebben in het Staten-college.

Dit meenden ook de burgerhoplieden, die in 1582 bij
den Raad het verzoek deden om „de facto-ocr page 76-

60

zes of acht personen zouden eligeeren om het derde lid
der Staten tc vormen (Gcëligeerden). i)

Die regeling zou de Utrechtschc burgerij op den duur
niet kunnen voldoen. Men had nu wel geen bepaalde
geestelijkheid in de Staten, doch dc Gecligcerden waren
bijna altijd verbonden met het lid der Edelen cn ver-
schaften dat in den regel dc overmacht.

Vandaar dat de hoplieden in Dcccmbef 1585 wederom
verzochten, dat de Raad bij gelegenheid verandering
zou aanbrengen; in het voorjaar van 1586 hadden zij
Lcyccstcr op dc wanverhouding gewezen.

Zoo wordt het verklaarbaar, dat zij, na het gebeurde
met Van Prouninck, den 21cn November (l December
nieuwe stijl) wederom in den Raad kwamen om dc cas-
satie van het lid der Gciiligeerdcn tc verzoeken. Mun
verzoekschrift berust in het stedelijk archief te Utrecht.
De hoplieden vonden het „ongefundcert ende onrcde-
licken dat vijflT ofte zes i-ocr page 77-

61

vianden Van dc gereformeerde religie-ocr page 78-

62

tijdens zijne afwezigheid. Men behoorde] te bedenken, „hoe
die generale Staten andersins genoch tegen dese stadtsre-
gieringe vervreempt, hier met souden ontsticht zijn, jae
by aventuren bewegen worden ten versouck van de geïn-
taresseerden tegen die van Utrecht represaliün te verle-
nen, sulcx gevallende, ende de
gcmeyntc na ouder gcxvoentc
nyct altoos even stantastich
(lees standvastig) blivcndc
byzonder in tegenspoet ende merckelycke schade, alles op
dei regenten .schouderen geleyt soude worden-ocr page 79-

63

ncnicn dat VVilkcs zelf, die als lid van den Raad van
State het wel weten kon, dc houding van den burgemeester
niet vertrouwde. Want deze had ook hem zijn onschuld
betuigd. „J\'ay rcccu une lettre-ocr page 80-

64

stad Utrecht het recht der Staten had geschonden; in afwe-
zigheid der Gcëligeerden begeerden zij niets te vernemen.
Dc gedeputeerden der stad verdedigden nogmaals dc cas-
satie : andere gewesten hadden vroeger reeds dc geeste-
lijkheid uit dc Staten gezet, maar er was nog een andere
reden: „bchalven verscheyden practycken, listen, ont-
dcckingen van \'tgene in de vergaderinge van de Staten
mach gehandelt werden, hadden zy wel ingesien, dat die
gheene die tot noch toe deerste lit van Staten dezer
provincie hadden gehouden, zij daertoe gebruict wacren
geweest omdat zij gheestelijckc beneficien wacren be-
sittende, die wclkcc hem quytgemacckt, zij gheene lit-
maten van voorz. Staten wesen cn conden.-ocr page 81-

65

men. Daarom werd besloten enkele gedeputeerden naar
hun stadhouder, die in Den Haag vertoefde, te zenden
met verzrek, dat hij de manier zou aangeven, waarop
dc leden der Staten zouden besogneeren. Dc Ridder-
schap verzocht van haar kant hetzelfde.

Dc graaf van Nieuwcnacr bemoeide zich terstond met
dc zaak. Het kan niet meer verwonderen, dat hij zich
op dc hand der Ridderschap toonde. Zeker was hij stad-
houder geworden volgens den wensch der democraten en
had dc roep van zijn sympathie voor Engeland daartoe
veel bijgedragen. Maar die sympathie voor de Engclschc
natie en Leycestcr was voorbij. Hotman .schrijft het zijn
meester nog geen twee maanden later: „Ik hield graaf
Moers en zijn vrouw voor beter vrienden van Uwe E.xcel-
lentie dan ik merk, dat het geval is.-ocr page 82-

66

pen en deze had Meetkercke aangewezen om den stadhou-
der bij te staan. Bovendien had Wilkes last gegeven
aan Hotman om mede te werken tot wegneming van
het geschil. In allerijl moest hij zich naar Utrecht bege-
ven, zoo luidde Hotmans instructie, en zich aanmelden
bij den stadhouder. Daarna: „Vous vous adresserez in-
continent aux Burgemaistres et Capitaines et remonstre-
rez les dangers esquels ils se vont plonger.-ocr page 83-

67

ten hadden het evenwel geweigerd, en Nieuwenaer had
zich dus eerst moeten tevreden stellen met de medewer-
king van den Raad van State. Toch besloten de Staten
enkele dagen later hun medelid Roorda naar Utrecht
te zenden.

Dat de onderhandeling hoogst moeilijk zou zijn, was
vooraf te zien. Dc democraten zouden zich niet licht
laten ontnemen, wat zij eindelijk na jaren lang streven
hadden verkregen. Om de kans van slagen tc verhoo-
gen had Wilkes den 27on November (7 December) nog
aan de hoplieden geschreven, opdat zij zich voor een
goede regeling zouden laten vinden. 2)

Den 30cn November kwam Hotman in den Raad om
zijn opdracht mee te deden. Men was hem en Wilkes
hoogst dankbaar voor hunne tu.sschcnkomst, doch een
bevredigend antwoord gaven zij niet: aan den stad-
houder hadden zij een geschrift overhandigd, hun ant-
woord bevattend op hetgeen hij had betoogd, cn wel
dat zij zich zouden houden aan dc beschikking van
Leycester. 3)

De democraten bicven op hun stuk staan, ondanks den
arbeid van Wilkes, Hotman, Nieuwenaar. Zij moeten
zich toch ergens gesteund hebben gevoeld om zoo te
blijven volhouden. I^ien steun vonden zij, althans meen-
den zij te vinden bij Leyccster zelf. itén woord van hem

1)-ocr page 84-

68

vermocht bij de Utrcchtsciic burgerij meer dan alle
onderhandelingen van den stadhouder. Maar Leycester
sprak dat woord niet. „In het begin der beroerte-ocr page 85-

69

deze heeft gespeeld, leert men daaruit niet kennen;
slechts zijn eigen correspondentie levert de gegevens.
Maar van veel meer belang is het verslag, dat Hotman
den Icn Januari 1587 aan zijn meester zond, ccn verslag
van zijn onderhandelingen, dat hier cn daar eigenaardige
opmerkingen en bijzonderheden geeft. Hij ging bij het
verslag geven tc werk alsof Leycester van de geheelc
quaestic niets wist cn daarin zal hij geen ongelijk hebben
gehad, want de Utrechtsche geschillen waren wel zoo
ingewikkeld, dat dc landvoogd er geen juiste voorstelling
van gehad heeft.

Hotman begon daarom met tc vertellen, dat er een
geschil was ontstaan cn waarover het liej). Hij zelf was
in den Raad der stad geweest en daar was hem gezegd:
dat terstond na Leyccsters vertrek Deventer in dc Statcn-
Gencraal was geweest, maar niet toegelaten was cn
dat
die \'Mcigcriug hoofdzakelijk geschied was op aandringen
cn door de „tnanvais offices\'\' van de Gceligcerdcn,,
wier
gedeputeerden in Den Ilaag op dit punt cn vele anderen
hun instructie hadden overschreden.

De Ridderschap had (terecht) opgemerkt, dat daarom
nog niet het gehcele lid behoefde gecasseerd tc worden.
Dc Edelen haalden dc woorden aan, die Xenophon Cyrus
laat zeggen : dat het kleed van een grooten man niet
behoort gegeven te worden aan ccn kleinen noch omge-
keerd ; zij pasten ze toe op dc geestelijke goetleren, die,
grootendcels buiten het gewest gelegen, door dc stad en
steden, het derde lid der Staten, niet konden worden
bemachtigd. En d.^t was toch luiar doel. Dc drie

-ocr page 86-

70

leden te zamen hadden Koningin Elisabeth de souverei-
niteit aangeboden. Was daarmede niet het recht van
bestaan ook van het lid der Geëligeerden erkend ? „Car
nemo dat qui non habet.-ocr page 87-

71

Meenendc dat het goed zou zijn „de laisser passer
cette chaleur pour quelques jours-ocr page 88-

72

gehoorzamen aan elk hooger gezag. Daarop wendde de
stadhouder zich wederom tot den Raad, die, nog altijd
voor den dag komende met het bezwaard geweten,
antwoordde, dat de predikanten zouden gehoord worden.

Men ziet dus, dat de hoplieden verwezen naar den
Raad en deze op zijn beurt de zaak schoof op de
predikanten. En van hen was niet veel tc verwachten,
want dc stadhouder had hen, zoo verhaalt Hotman, voor
het Tolgcnd dilemma gesteld : „Que si son serment (eed als
stadhouder) estoit bon, il le luy faut garder ; s\'il est mal,
ils avoient grand tort de le luy avoir du commencement
conseille, l\'ayant eu trois jours entiers entre leurs mains
pour luy en faire rapport et en donner leur advis-ocr page 89-

73

boozc lieden waren en dan was het nog de vraag, of men,
omdat zij slecht waren, niet mot hen zou Je mogen samen-
werken in staatkundige zaken. „Wanneer wij met genige
godlose souden besogneren willen, souden wij na de
leere Pauli, uit de wereld moeten gacn-ocr page 90-

74

wel vragen „hoe het sonder quetsinge van consciëntie
mogelijk soude wesen, met sulke personen op een so
godlosen en verdoemelijk fondament buiten haer ampt,
langer te konnen of mogen besoigneren, selfs daartoe niet
bedwongen sijnde door eenige onredelijke overigheid-ocr page 91-

75

te zijn ; en eindelijk de regeling zelf, die den staat der
gcëligeerden handhaafde.

Na het vertrek van den stadhouder had Hotman nog-
maals aangemaand, geen bitterheid tegenover elkan-
der te toonen. Ten slotte had de Raad beloofd gede-
puteerden naar Leycester tc zenden om hem volledige
inlichtingen te geven. „Voilà, Monseigneur, Ie vray dis-
cours de cc qui s\'est géré et négocié en cet affaire
d\'Utrecht-ocr page 92-

76

beklaagde zich hevig: „duer persuasie-ocr page 93-

77

kerk van Christus, thans in groot gevaar, zou staande
liouden. Deze instructie schijnt hem evenwel later gegeven
te zijn ; Bor geeft als datum 22 Januari 1587, terwijl de
andere instructies reeds meer dan een maand eerder
waren gegeven, l)

Dat de predikanten ingenomen waren met dc cassatie
van het lid der Gcc\'ligccrden, ligt voor dc hand. Ook
door hun toedoen waren de pogingen van den stad-
houder en van Hotman mislukt. Wie anders dan dc
predikanten hadden de „redenen uit Gods Woord-ocr page 94-

78

Zoo hebben wij heimelijk den Graaf van Culemburg 1)
weggezonden, totdat de rust hersteld is.

Wij hebben het laten voorkomen, dat hij cen gewich-
tigen dienst moest doen, om te beletten, dat hij dc zaken
in verwarring bracht. Houd dat geheim. Als ge ziet,
dat het geschil niet uit den weg te ruimen is, zult ge cr
wel aan doen hierheen tc komen, i)

Er is geen reden om aan te nemen, dat Hotman in
de Utrechtsche aangelegenheden had . partij .gekozen. Hij
was door Wilkes gezonden om naar recht en billijkheid
te oordeelen cn advies tc geven. Meer had hij niet gedaan.

„Ouir, entendre, peser et considerer Ie different-ocr page 95-

79

partijdig was geweest. Hotman zuiverde zich van die
aantijging in een brief aan de predikanten. „Ce n\'est
done point a moy d\'espouser un party contre l\'autre
et m\' arrester aux raisons de l\'un plus que de l\'autre-ocr page 96-

80

Staten beleggen tegen 4/14 Januari 1587. Volgens ge-
woonte maakte het hoofd der Geöligeerden, de Domdeken,
de beschrijving op. Belangrijke zaken zouden aan de
orde komen. De heer van Moersbergen zou voorstellen
komen doen en besluit vragen inzake de hervormingen,
die de Staten-Generaal na het vertrek van Leycester
hadden noodig geoordeeld. Die voorstellen betroffen de
betaling der con.sentcn van het verloopen jaar en het
geven van nieuwe consenten. Voorts moesten de Staten
hun besluit nemen over de wijze, waarop de Koningin
dc souvereinitcit zou worden aangeboden, over een
nominatie voor den Raad van State, over het plan tot
herstel van wat, tegen het tractaat met Engeland in,
gedaan was. Een heel gewichtig punt van bespreking zou
de commi.ssie uitmaken, die Leycester aan den stadhouder
had gegeven en waarin stond, dat deze de rechten van
het gewest moest voorstaan, den magistraat vernieuwen,
de justitie en politic besturen cn
dat nllcs met advies
vau den president en de raden van het Hof.
Streden
die woorden niet met de instructie van den Stadhouder.*
.Was dat niet dc weg, waarlangs het Hof weer tot hecr-
.schappij over dc Staten zou willen komen, gelijk onder
Alva?i)

Om dc bctcckenis van dat laat.stc punt tc bcgrijixin,
herinnere men zich, dat het Hof ccn in.stclling was van
Karei V. Het had veel invloed en had feitelijk het da-

-ocr page 97-

81

gcHjksch bestuur. Door den opstand kregen de Sta-
ten meer gewicht cn verloor het Hof een groot deel van
zijn invloed ; het werd meer cn meer teruggebracht tot
een rechtscollege, i) En nu zou het Hof weer de oude
macht herkrijgen cn behalve rechtscollege ook regce-
geeringscollcgc worden ? Dat zou den Utrechtschcn de-
mocraten niet onaangenaam zijn, nu enkele maanden ge-
leden door den landvoogd aan mannen van hunne partij,
schoon mccrendeels vreemdelingen van afkomst, in het
Hof zitting was gegeven. Des tc gchater was die toeleg
Ijij de Geöligcerdcn en dc Edelen. Dc resoluties der
beide leden zouden in deze zaak zeker hemelsbreed van die
der stad verschillen. Maar____zou de stad wel willen ver-
schijnen ? Immers zij zou voortaan met Geüligccrdcn niet
meer samenkomen ? „Nochtans om de gewichtigheid van
flc materie welke den gchcclcn stand der gemene zaken
betreft, ten cynde dat om dc simultcyten gevallen inde
forme vande beschrijvingc, syn Exccllcntic genen ondienst
ende de landen genen schade cn lijden-ocr page 98-

82

gebleven met goedvinden hunner committenten. Op de
gestelde voorwaarde en op het protest, dat de Raad aan
zijn antwoord op de beschrijving had doen voorafgaan,
werd door de twee leden niet gelet; zij vergaderden en
de Raad kon zijn besluiten afzonderlijk nemen. Buth en
Moersbergen moesten blijven in de Staten-Generaal, zoo
besloten de twee leden nogmaals op hunne vergadering
den 4en (14en) Januari; zij waren er wel mede tevreden,
dat dc Staten-Generaal gingen herstellen wat in strijd met
het tractaat met Engeland was gedaan cn zij zouden
spoedig cen lijst van overtredingen zenden.

En wat oordeelde dc Raad van Utrecht ? Men wist niet,
zoo heet het in zijn besluit, dat cr iets tegen het trac-
taat was gedaan,
ten minsU niet in dit gcivest. Men
behoorde niet lichtvaardig of subtiel te oordeelen, hetgeen
Leycc.stcr ten nutte van het land had gedaan, daar hij,
geroepen om de twisten tc beëindigen, zonder souvercine
macht zulks niet had kunnen doen.

Ten aanzien van Nieuwcnacr\'s commissie vonden de
twee leden goed. dat zij zou worden ingericht volgens
dc commissie, die in 1584 aan den heer van Viller.^
(zie blz. 44) was gegeven door dc Statcn-Gcncraal. Dc
Raad daarentegen keurde goed, dat dc stadhouder in
zaken van justitie advic.s vroeg aan het Hof, cn wat dc
„politie-ocr page 99-

83

Dc Raad, wetende, dat de twee leden vergaderd cn
besluiten genomen hadden, wenschtc die besluiten te
kennen. Doch de leden hadden hun secretaris verboden
visie of copie van hunne resoluties tc geven. Dat waren
„Saickcn van sccr quader consequentie-ocr page 100-

84

genomen ofte alsnoch tc nemen cnde dselvc (te) doen
eflectucren endc executeren cnde malcandercn daerinne
te assisteren-ocr page 101-

85

Friesland zich daarin schikte naar de Staten-Generaal i)

Onder betere voorteekens dan vroeger begon nu de
onderhandeling. Zonder geven en nemen zou men niet
tot een resultaat komen, gelijk de stadhouder waar-
schuwde. Doch daartoe heeft hij de stad zoowel als de
twee leden weten te brengen. Den 8en Februari was het
accoord gereed en den ISen (28onn. s.) aangenomen. Het
college der Geëligeerden zou door den stadhouder ge-
bracht worden op vijf j)crsonen van gereformeerde religie;
de twee leden zouden zich niet bemoeien met het stellen
van den magistraat der stad; de instructie des stad-
houders zou veranderd worden in zooverre het noodig
was; bij „solempnele ewichdurende resolutie-ocr page 102-

86

nomen. i) Buth die tot nu toe nu toe een der Geëligeer-
den geweest was, werd zelfs niet meer onder dc vijf ge-
vonden en met hem verdween uit het college de heer
Bcrck, die in de Gedeputeerde Staten partij had getrok-
ken tegen dc stad. De heer van Moersbergen bleef nog
wel lid der Staten voor de Ridderschap, doch werd niet
meer als afgevaardigde naar Den Haag gezonden. 2)

Daarmede was het Utrecht gelukt aan de aristocratische
partij een gevoeligen knak tc geven, want sedert toonde
het lid der Geëligeerdcn op dc hand der stad te zijn. De
Edelen konden op den duur daarmede niet tevreden zijn;
ruim een half jaar later herleefde dc twist.

1)-ocr page 103-

hoofdstuk iii.

Toenemende Oneenigheid. Zending van Buckhurst.

Dc Statcn-Gcncraal hadden na het vertrek van den
landvoogd niets anders gedaan, zooals reeds is aange-
toond, dan verbeteren en opheffen wat hij ten onrechte
had ingesteld of besloten. Maar de kwade gevolgen van
Leycesters slccht beheer waren telkens weer aan den dag
gekomen en ten slotte had zich de verontwaardiging der
Staten in den beruchtcn brief van den 4«» Februari geuit.

Men weet dat het ccn veclbeteekenend besluit van
Holland was om aan Maurits als gouverneur cn kapitein-
generaal uitsluitend dc regeling der garnizoenen in Hol-
land op tc dragen. Men zorgde dat ddar niet zou kun-
nen voorvallen wat zooeven in Deventer en bij Zutfen
gebeurd was: verraad door Leycesters schuld.

-ocr page 104-

88

Maar die maatregelen cn van de Staten-Generaal èn
der Staten van Holland vonden geen onverdeelden bij-
val. Want toen zij ook van Sonoy, bevelhebber in het
Noorderkwartier, eischten, dat hij aan Maurits den eed
van trouw en gehoorzaamheid zou doen en van hem
commissie ontvangen, verklaarde de bevelhebber, dat hij
gaarne den stadhouder wilde eerbiedigen, doch aan hem
geen ccd kon doen, zoolang Lcyccstcr hem niet van zijn
vroegcren eed aan den landvoogd had ontslagen.

Hier treft men wederom een der slechte gevolgen aan
van Lcycesters beheer. Hij immers had den ouden trek
tot zelfstandigheid in het Noorderkwartier aangewakkerd
door het beheer van het zeewezen in Holland en West-
Friesland tc splitsen en aan Sonoy, die sedert 1572
bevelhebber der trocjjen in het Noorderkwartier was, een
afzonderlijke commissie te geven, waardoor hij regelrecht
onder den landvoogd kwam tc staan, i)

Dc Staten hadden het onwettige van die daad wel
opgemerkt, maar er zich niet ernstig tegen verzet. Zoo
was Sonoy cr toe gekomen zich langzamerhand als statl-
hpuder te gaan beschouwen en toen nu de Stalen hem
zijne afhankelijkheid van Maurits wilden doen erkennen,
weigerde hij, zich beroepende op Leycester.

Na het verraad van Stanley en York begaf Sonoy
zich naar Kampen om de verdedigingswerken na tc zien.
Van die gelegenheid dachten dc Stalen van Holland
gebruik te maken en zonden een vendel soldaten naar

1) Fruin in Gids 1862 p. 658.

-ocr page 105-

89

Mcdcmblik om cr dc plaats in te nemen van een van
Sonoy\'s compagnieën. Doch het gelukte niet; de luite-
nant der compagnie weigerde tc vertrekken. Toen Sonoy
teruggekeerd was, werd hem een nieuwe commissie ge-
zonden, die hem geheel en al in zijn positie liet blijven,
zoo hij slechts den eed deed aan Maurits. i)

De zaak van Sonoy wordt door Bor met bijzondere
uitvoerigheid behandeld en toch zoekt men te vergeefs
bij hem naar bewijzen, dat Lcyccstcr van den beginne
aan zich met deze aangelegenheid heeft bemoeid. Wel
geeft IJor een brief van den landvoogd, doch deze is
eerst einde Maart geschreven (noot I p. 90). Dc papieren
van Hotman komen hier wederom tc hulp.

Na een klacht over dc lasteringen der Staten, droeg
de landvoogd Holman op aan alle vrienden groeten van
hem te doen, ook aan „Coroncll Snoyc. I wyll not doubt
him; Ictt him takc which commission hc will and I wish
yt so ralhcr than hc should bc puit from his ofTicc.-ocr page 106-

90

ook Hotmans advies gevraagd. Er is een brief van
Sonoy\'s commissaris Mostart *), een Brabander, aan Hot-
man, waarin hij de commissie, die Maurits aan Sonoy
zou geven, „restrainte-ocr page 107-

91

predikanten en dat den 25en Maart een brief van Ley-
cester hem gewerd, waarin zijn volhouden geprezen werd
en de genegenheid der Kóningin hem verzekerd, i) Zoo
bleef het geschil bestaan, dat met de wapenen scheen
beëindigd te moeten worden.

De houding van Sonoy moest te meer bezorgdheid
baren, nu zich in Utrecht eveneens een beweging open-
baarde, die den indruk maken moest van afscheiding der
Unie. Dc Raad der stad had den Graaf van Nieuwenaer
er toe gebracht gedeputeerden van zijn andere gewesten,
Gelderland en Overijssel, naar Utrecht op te roepen om
samen tc beraadslagen over dc defensie. Schoon de Raad
van State hem onder het oog gebracht had, dat dergc-
hjkc afzonderlijke vergaderingen scheuring in dc Unie
zouden veroorzaken, en hij haar dus behoorde te beletten,
had de bijeenkomst der drie gewesten toch plaats. 2)

De stadhouder scheen weer onder den invloed der
anti-Ilollandsche jwrtij tc zijn geraakt; zijn houding bij
het beëindigen der Utrechtsche geschillen had daaraan
ook doen denken. Wat mocht het doel dier bijeenkomst
zijn Dc defensie alléén toch zeker niet! Men wilde
meer: althans werd besloten ccn verzoek te zenden aan
de Koningin, dat zij den landvoogd toch wilde terugzen-
den ; burgemeester Deventer zou met twee andere hecren
den brief opstellen. De afgezanten der andere gewesten

1)-ocr page 108-

92

konden dan meedoen aan \'t verzoek, i) Drie dagen later
werden de Staten van Holland en Zeeland verzocht ook
gedeputeerden naar Utrecht te zenden. Men behoorde
samen er over te spreken, dat deze landen, op zichzelf
staande, verloren zouden gaan ; dat de Koningin van En-
geland onze redster uit den nood kon zijn en niemand
anders; dat voor het voortzetten harer hulp niets anders
noodig was dan eendrachtig die hulp te vragen en alle
misverstand weg te nemen.

Doch zóó zouden eigenlijk de Staten-Generaal naar
Utrecht worden verlegd cn dat betcckendc wel niets,
daar het college meermalen in andere plaatsen dan Den
Haag vergaderde maar hier gold het een bijeenkomst
van afgevaardigden der gewesten tegenover de gewone
vergadering in Den Haag. Het zou wel mogelijk zijn, dat
sommigen te Utrecht daarnaar streefden. Wellicht was het
ccn opzet van Deventer. Had hij in October II. nietgedrcigd,
dat de dag, waarop de Staten-Generaal hem afwezen,
hun zou heugen f

Dc brieven, waarmede Utrecht de gewesten Holland
cn .Zeeland had uitgenoodigd waren sjwcdig bekend ge-
worden. Dc Statcn-Gcneraal lieten niemand toe op hun
terrein. Overwegende, dat voor behoud van hst land de
handhaving van ieders rechten vcreischt werd en ccnigc
oproerige en ambiticuse geesten tc Utrecht, alleen op
eigen voordeel bedacht, die rechten met voeten traden,
besloten zij den heer van Weresteyn, [KMisionaris van

J) uoh. Stnt. v. Utrocht 21 Fobr./3 Maart 1587.

-ocr page 109-

93

Gorcum, en Karei Roorda naar den stadhouder van
Utrecht te zenden, om hem zorg te doen dragen, dat
Utrecht bij de Unie bleef. De stadhouders der andere
gewesten en graaf Hohenlo werden uitgenoodigd Nieu-
wenaer daarin tc ondersteunen, i) Tevens werd aan de
Staten van Utrecht geschreven, dat de Statcn-Generaal
inderdaad alle belangen des lands ter harte namen; dat
zij van misverstand tusschen dc gewesten niets anders
wisten dan dat ecnigc vreemdelingen te Utrecht poogden
de verhouding van dat gewest met Holland te bederven,
doch dat om scheuring te voorkomen afzonderlijke bij-
eenkomsten van enkele gewesten niet moesten plaats
hebben. 2)

De Staten-Generaal vree.sden het ergste. Kon achter
het zonderlinge gedrag van Utrecht wellicht verraad .schui-
len Zij zonden cen der hunnen er heen om liet tc onder-
zoeken. Gelukkig had hij niets ervan bespeurd ; van han-
delingen met den vijand had hij niets vernomen.

Wellicht had Utrecht iets van het vermoeden der
Statcn-Generaal vernomen; althans werd terstond een
brief in druk rondgezonden, waarin zij onderhandeling
met den vijand verre van zich wierpen. Dientengevolge
gaven dc Staten van Holland eveneens cen antwoord
daarop in druk, waarin zij, om verdachtmaking tc voor-

«)-ocr page 110-

94

komen, nog eens duidelijk hun gedrag in de laatst ver-
loopen maanden uiteenzetten, i)

Voorzeker is het verklaarbaar, dat Holland aan ver-
raad begon tc denken. Immers was het wel meer voor-
gekomen, dat steden in de handen des vijands vielen
door partijschap, waarop verraad dan volgde? En toch,
al is het vermoeden van Holland begrijpelijk, niets was
minder waar dan dat Utrecht zou willen onderhandelen
of heulen met den vijand. Wat de Engclschc hulp later tc
Utrecht in discrcdict heeft gebracht, was juist de poging
der Koningin om tot vrede te komen met Spanje.

Evenwel — cr bestond nu eenmaal vrees, dat Utrecht
wilde afvallen, Dc stadhouder had den ISo Maart aan
dc Statcn-Gencraal om bijstand gevraagd tot het weg-
nemen van alle redenen tot onecnighcid. Hij vroeg dat
met het oog op zijn aanstaand vertrek. 2) Eenige dagen
later ziet men Wilkes in den Raad van Utrecht ver-
schijnen: hij vermaande tot eendracht; alle verleden
zaken moc.stcn worden vergeten; eerstdaags behoorden
gedeputeerden gezonden tc worden naar Den Haag om
cr .met die van dc andere gcwc.stcn te beraadslagen. 3)
Dubbel gevaarlijk werden dc practijken der Utrechtsche
democraten geacht, omdat men in Friesland iets derge-
lijks zag. In elk gewest zochten zij ccn steunpunt, liefst
ccn ontevreden partij. Met Gelderland en Ovcrij.ssel werd

1) IW II : 909 vi«.

\'2) 11««. 8t. (Jen. 18 Miuirl 1587.

S) Stedel. Arch. Utrocht, IliuulHuotulon 21/31 .MnArt.1687,

-ocr page 111-

95

samengewerkt, maar ook met Friesland. Het Hof, dat
eertijds evenals in Utrecht èn. politieke èn rechtsmacht
had gehad, was een tiental jaren geleden van de politieke
macht beroofd ten behoeve van stadhouder en Gedepu-
teerde Staten. De leden van het Hof schenen zeer Engelsch-
gezind te zijn ; diezelfde gezindheid bestond in Oostergoo,
de grootste der drie gouwen. Vandaar het verzoekschrift,
dat den Icu November 1586 door Oostergoo aan den
stadhouder werd gezonden om goed te keuren, dat zij,
volmachten van Oostergoo, ccn gezant naar Lcjxcster
hadden gezonden om de bescherming der Koningin tc
behouden. De stadhouder was niet gezind die zucht tot
zelfstandig optreden van slechts een deel van zijn gewest
goed te keuren cn wees er op, dat de Staten-Generaal
ijverig doende waren om de Koningin dc souvcreiniteit
aan te bieden en althans haar hulp te verkrijgen. Doch
drie weken geleden — het was in Januari —: had het
Mof zijn goedkeuring wel gegeven, i)

I^e Staten-Generaal waren op hun hoede. Men herin-
ncre zich, dat zij den 2Soii Januari den heer Aysnia,
president van het Hof van Friesland, niet wilden toege-
laten zien in den Raad van State, zoo hij niet zijn no-
-ocr page 112-

96

der souvereinitcit gewezen op de Staten-Generaal.
Maar zoo gemakkelijk liet Utrecht noch Oostergoo zich
uit het veld slaan. Evenals Modet en Rataller uit Utrecht
naar Engeland werden gezonden, reisden Wybrant Aylva
cn Dr. Richens di Postella, advocaat van het Hof van
Friesland, voor Oostergoo naar Elisabeth om haar na-
mens Oostergoo de souvereinitcit aan tc bieden cn, zoo
zij die niet begeerde, haar bescherming tc vragen. Doch
dc instructie der heercn hield ook in, dat Harer Maje-
steits gouverneur-generaal tot zijn Raad mocht kiezen
degenen, die eertijds dien Raad vormden (het Hof), cn
alle collcgiOn van Gedeputeerden zou ontbinden, i)

Dat die particuliere gezanten over het algemeen niet
kic.sch tc werk gingen, blijkt uit ccn brief, dien de ge-
wone gezant Ortcl schreef aan Oldenbarncvclt. „De
Vricsche gezanten van Ostcrgo hebben over O dagen bij
Hacr Majesteit audiëntie gehad, macr als mij dunkt
wcinich uytgericht; gelyck oock alle degenen tc wcn.schcn
die hen van dc Gcneraliteyt afsnyden ende yet particu-
lier voornemen.-ocr page 113-

97

waerby Gracf Maurits, vóór dc wedercompstc van Zyn
Extto den Grave van Lcyccstcr, in \'t selve gouvernement
ontfangen worde, i)

Duidelijk is na te gaan welke macht de Friesche en
Utrcchtsche democraten den landvoogd wcnschten te ge-
ven. Hessel Aysma heeft een brief gericht aan Deven-
ter, die zeker niet bestemd is geweest om algemeen be-
kend te worden. Aysma is het met Deventer geheel eens.
«Ik zie geen kans op behoud, zoo niet óf dc souvcreiniteit
wordt opgedragen, óf aan het recht om dc souvcreiniteit
te verdedigen dc macht daartoe wordt verbonden. De
Romeinen wisten het wel; daarom gaven zij aan hun
dictator de macht. Niets toch richt de Nederlanders zoo
7.ecr ten gronde als het gebrek aan een autoriteit. God
weet waartoe die nieuwe onecnighcid leiden zal; ik be-
lden eerlijk, dat ik het niet inzie. Och mocht duidelijk
worden, in wier winkel d;\\t is vervaardigd.-ocr page 114-

98

Friesland zich ook inspanden, dc Staten-Generaai hielden
zich staande. Doch zij hadden meer dan één pijl op hun
boog. Er waren andere middelen om dc Staten ten val
te brengen. Aan wie ontleenden zij het gezag ? Aan het
volk. De wettige vorst was immers afgezworen en een
nieuwe landsheer niet gevonden! Welnu, dan was dc
souvercinitcit bij het volk zelf teruggekeerd en dc Staten
— zij waren slechts zijn vertegenwoordigers. Die leer
is hoogstwaarschijnlijk het eerst door Deventer uitge-
dacht cn door Wilkes het eerst verkondigd in dc Statcn-
Gencraal, toen hij in hunne vergadering kwam kla-
gen over dc maatregelen, door hen en vooral door
de Staten van Holland in de laatste maanden ge-
nomen, maatregelen namelijk,, die strekten tot verminde-
ring van Leyccsters macht. Het lag nu op den weg der
Staten voor hun practijk ook ccn theorie uit tc denken.
Een opdracht aan den pensionaris van Gouda, h\'ran^ois
Franken, bracht diens bekende deductie voort. Hij zoekt
zijn kracht in de Historie: Reeds acht eeuwen geleden
berustte dc souvercinitcit bij dc Staten cn zij hebben
haar aan dc graven ovcrgctlragen. Dc onjuistheid dier
leer is duidelijk cn toch heeft zij sedert de eerste ver-
kondiging lang gegolden. \')

1) Ikm II: 918—929; Fruin in üid« 18C2 p. 684 ; Motlny
III p31 vlg. ;P. I^ Muller: Do Htiuvt dor Vorocnigdn N«r
derlAnden p. 431 vlg.

Hot iH onnomlig hier uitvoorigor «vor do doniocratiitcho en
ariHtocratiHcho thoorioiin to sproken. Dovontor hooft «ijn ideoi\'n
aan Leycestcr niedogodcoldin oen brief van 22 Mei, dien Motley

-ocr page 115-

99

In dezelfde dagen werd nog iets anders beproefd om
het gezag der Staten te ondermijnen.

Het was van algcmcene bekendheid, dat naar Ley-
cesters terugkeer door zeer velen verlangd werd. En
toch had men nog volstrekt geen zekerheid, dat aan dat ver-
langen spoedig zou worden voldaan. Wanneer nu kon worden
aangetoond, dat het gedrag der Staten den terugkeer des
landvoogds vertraagde, dan zou het volk wellicht overal
tegen die gehate Staten in het harnas kunnen worden
gejaagd en zou de val dier aristocratische regenten nabij zijn.

Hoe was nu de gezindheid van Leycester jegens de Staten?
De verslagen van het gezantschap in Engeland hebben
soms eenige inlichting gegeven. Overigens vindt men
noch bij Hor noch bij Motley daarover voldoende be-
scheiden, Ook hier vult Hotmans archief het ontbrekende
aan. Al zijn het niet alle brieven van Lcyccstcr zelf,
waarin hij aan zijn toorn lucht geeft, de stukken, val-
lende in Maart 1587, bewijzen, dat door Hotman zelf of
door hem als tusschenpersoon dc houding der Staten
sterk werd beoordeeld.

Nu het uit Motley bekend is, dat Lcyccstcr, wel verre
van afkeerig te zijn van zijn ambt, vurig wcn.schte naar
de Nederlanden terug te kccrcn, moet zijn vrij langdurig
verblijf een andere oorzaak hebben gehad. „A tali officio
libera no.s, Domine!-ocr page 116-

100

uit en later wil hij het aan anderen laten voorkomen,
alsof „niets dieper in zijn ingewand zat dan liefde voor
het arme bedrukte (Nederlandsche) volk-ocr page 117-

101

„Ik zeg het U naar mijn beste weten, onder zuchten
en met tranen in de oogen-ocr page 118-

102

crediet zal hij onder de kooplieden altijd twee of drie-
maal honderdduizend gulden kunnen vinden en dat is
van belang, als het geld der Koningin of der Staten
eens enkele maanden te laat komt.

Geen heer in Engeland is zoo gehecht aan de religie
en zoo bemind door de predikanten.. „Courtois, affable
et libéral aux estrangers, de belle présence-ocr page 119-

103

tc vertrouwen aan hen, wier gezworen vijandschap zij
kennen. „Estant bien certain que, sans Utrecht et Nort-
hollandc, l\'on alloit du tout changer la forme du gouver-
nement, et par aventure n\'y auroit-il aucun Anglois
par deçà.-ocr page 120-

104

meening doctrinair verheft, het welzijn des lands niet
spaart om zijn partij te verheffen, en middelen kiest, die
aan een ridderlijk figuur niet passen.

Er waren er wel, die niet, gelijk Deventer en de
zijnen, reikhalsden naar Leycesters terugkomst. Dat
was de meening van niemand minder dan Hotman, die
de gezindheid der partijen uitnemend kende. Die lieden
hier, zoo zei hij, denken, dat de Koningin zich niet
staande kan houden, wanneer dit land verloren gaat en
dat zij, eenmaal in de zaken dezer gewesten gemengd,
ter wille harer eer geen hulp kan weigeren. Daarom
moet de Koningin maar eens met goede redenen aan-
toonen dat zij heel goed buiten hen kan. De lieden hier
zeggen, dat zij zich zelf wel zullen besturen
„samquc sa
Majesté ait besoin d\'envoyer aueun] homme signalé de
son Royaume pour les gouverner.-ocr page 121-

105

premièrement le dedans et oster les abus qui sont en ce
gouvernement, chose bien aisée a faire, s\'il plaist a sa
Majesté, au plus
que huit ou dix mauvais garsons qui
sont ou marchans ou papistes ou partiaux et tous en-
semble geus dc petite estoffe^ avares et ambicieux ; les-
quels ayans gagné credit parmy ce peuple et entre leurs
compagnons font et disposent maintenant de toutes choses
à leur plaisir.-ocr page 122-

106

is gesteld, doch het is slechts een minuut en zou dus
wel in het Engelsch kunnen zijn overgebracht.

Hotman schreef dergelijke zaken niet zonder grond
onder de voeten te hebben. Hij was uitstekend inge-
licht ; hij kende de geheimste gedachten der Staten ; hij
wist wat zij tegen den landvoogd en zijn bestuur hadden.

Toen hij dien brief schreef, lag ongetwijfeld vóór hem
het groote zondenregister van Leycester, dat zich onder
Hotmans papieren bevindt. Het register was in dcnzclf-
den tijd door hem zelf opgesteld.

Drie cn dertig redenen somt het stuk op, waarom de
Staten zich aan de alliantie met Engeland zouden kun-
nen onttrekken en „donner couleur a leurs procedures
contrc Ie party et nation angloise.-ocr page 123-

107

Ten slotte hebben de Staten zeven klachten over mis-
bruiken en malversaties der Engelschen: het verraad
van Stanley en York, de ongeregeldheden der Engelsche
troepen enz. ; en eindelijk — het hooge woord moest er
maar uit — de gedeputeerden der Staten in Engeland
waren door de Koningin\'zelf „rudoyéz-ocr page 124-

108

brief der Staten-Generaal van 4 Februari mede. De
Utrechtsche democraten springen op: Welk een onge-
hoorde schending van den verdienstelijken landvoogd!
Een brief van de Staten-GeneraalMaar Utrecht had
dat
nooit goedgevonden ; men wist er niets van !

En mi ving opnieuw dc groote agitatie aan tegen de
Staten-Generaal.
2)

Burgemeester Deventer greep handig de gelegenheid
aan om den Staten-Generaal een knak te geven. „Alsoo
die Staten van Utrecht vanden voorzeiden briefT (nl. van
4 Febr.) cgheen kennisse cn hebben noch oick haeren
gedeputeerden last daertoe gegeven hebben cnde men
oick vermoet dat die van Gelrelant, Zeclant en Vrics-
lant van gelijckcn vcrclaercn zullen, maer dat het die
gedeputeerden van den provinciën inden Hage wezcndc
op haer cygen autoriteyt gcdaen zullen hebben, vuyt-
genomen die van Hollant die haere principalen bydchant
hebben-ocr page 125-

109

een stap verder en schreef terug, dat Gelderlands afge-
vaardigde, Wijnbergen, evenals de afgevaardigden van
Holland, Zeeland en Friesland, schuldig was. Het gevolg
was, dat Wijnbergen teruggeroepen werd, hoewel hij
uitdrukkelijk verklaarde, dat dc brief „by gemeen con-
sent van de gedeputeerde van alle dc Provinticn goed-
gevonden-ocr page 126-

110

volgt de schrijver, is daarop gevestigd, dat gij U zelf
voor oogen stelt „rexemple de ce grand Capitaine et chef
des Israelites, Mose; item du vray Roy ct brave guer-
rier, David.-ocr page 127-

Ill

Uwe gezanten hebben om vermeerdering van hulp ge-
vraagd, zoo schreef zij, en dat had ik niet verwacht.
Als de geheven belastingen maar beter waren bestuurd,
dan zou, wat wij voor U gedaan hebben, voldoende zijn
geweest. De alteraties, waarvan wij vernomen hebben,
vinden wij al even vreemd als de rest. Om te weten,
wat ervan is, zal ik iemand zenden, i)

Den volgenden dag schreef Leycester: De Koningin
zal Buckhurst zenden. Ik heb reden genoeg om de handen
van U af te trekken. Maar dat zal ik niet doen, „ne
désirant me resentir de chose aulcune en preju^e de l\'estat
gendral desdits pays.-ocr page 128-

112

kort komen zal, „yf hit fall out-ocr page 129-

113

een afzonderlijk verbaal opgemaakt 1), zoodat men in de
resolutieboeken der Staten-Generaai niets vindt opgetee-
kend. En toch behoeft men niet in het onzekere te
vcrkccrcn. Alles werd behandeld, wat Leycestcr cn de
Koningin had aanstoot gegeven: de maatregelen der Staten
en dc brief van 4 Februari. De inlichtingen, den 14^-ocr page 130-

114

Moeilijkheden van allerlei aard vond men in alle ge-
westen, in menig college. De Raad van State klaagde,
dat hij te weinig leden telde cn dat er niet over vol-
doende geldmiddelen kon worden beschikt; dc leden
wilden nog veertien dagen of drie weken, maar hoogstens
een maand aanblijven. Dat dc Raad niet voltallig was,
moet op rekening gesteld worden van Utrecht cn Fries-
land; het eerste zond niemand in plaats van Buys, het
tweede zond onbevoegden, die de Staten-Generaal niet
konden toelaten in het college van den Staatsraad. Met
groote moeite hielden de Staten het college in stand. \')

De correspondentie van den Raad met Leycester gelijkt
een klachtonbock. Wij daen, wat wij kunnen, maar we
hebben geen „liart-ocr page 131-

115

het oog op Bergen op Zoom, Heusden en Utrecht. Wij
hopen dus, dat Uwe Excellentie spoedig kome. i)

En wat later luidt het weer: „Zonder voldoend gezag
zijn wij hier, en blijven toch onzen plicht doen. De
vijand zal gebruik weten te maken van ons ongeluk.
Sedert eenigen tijd is in ons college niemand voor Vlaan-
deren, Utrecht en Friesland. Schenck heeft Ruhrort in-
genomen, maar wordt nu belegerd-ocr page 132-

116

De Staten-Generaal weigerden een brief met zulk een
adres te openen, i)

Twee maanden later herhaalde zich het geval.
Toen het noodig was, met het oog op de vragen van
Buckhurst, de consenten vast tc stellen, zonden de Sta-
ten van Utrecht twee gedeputeerden naar Den Haag.
Wat die consenten betreft. Utrecht wilde maar de helft
opbrengen van vroeger, dus het twintigste deel van Hol-
lands consent. Maar bovendien verschenen de beide hec-
ren, Van den Berch en Dompsclaer, met een lastbrief,
waarin „duysterheden-ocr page 133-

117

riteit daarin bestond, dat de gedeputeerden der gewesten
kwamen,
volkomen gelust op voorvallende saken, tensij
dezen zooveel zzvarighcden bevatten., dat dc gedeputeerden
niet zouden kunnen besluiten zonder vooraf rapport te
hebben gedaan bij hunne principalen. Vroeger was
dat met de Utrechtsche gedeputeerden ook hei g\'.val
gezveest. i)

Een andere moeielijkheid deed zich voor met Gerrit
van Remundt, den onderschout van Utrecht, die Buys
had losgelaten. Hij was de stad ontvlucht cn wilde nu weer
terug. Daartoe wendde hij zich tot de Staten-Generaai.
Men besloot den stadhouder te doen verzoeken, dat Re-
mundt in zijn ambt \'/ou worden gehandhaafd. Hiertegen
verzette zich Utrecht en de stadhouder kreeg later een
berisping omdat hij Remundt paspoort had gegeven om
zijn verblijf weer te Utrecht tc hebben. \'-).

De Staten-Gcneraal hadden, gelijk bekend is, ccn pla-
kaat uitgevaardigd, waarbij dc uitvoer van verschil-
lende artikelen weer was toegestaan. Maar dc stad Bom-
mel vond dat niet goed en hield de schepen tegen. Het
kwam zoo ver, dat dc Statcn-Gencraal besloten repre-
saille-maatregelen te nemen. Bommel wendde zich tot
Utrecht cn daar werd besloten met Buckhurst over dien
afkeurenswaardigen uitvoer te spreken. 3).

-ocr page 134-

118

In Utrecht zelf scheen de verhouding der Statenleden
tot elkaar nog wel te wenschen over te laten. Schoonde
archieven te Utrecht het niet uitwijzen, zijn er toch ge-
gevens om dat vast testellen. Tot tweemaal toe vindt men
besluiten der Staten-Generaal om gecommitteerden naar
het gewest te zenden tot ondersteuning van den stad-
houder en van Buckhurst in hunne pogingen tot herstel
der orde en der goede verstandhouding te Utrecht.i)
Men ziet dus, dat er voor Buckhurst, zoo hij vrede- en
ordestichter wilde zijn, genoeg viel te doen.

Een goede gelegenheid om zijn diensten te verlcenen
deed zich weldra voor. De Staten van Gelderland waren
bevreesd voor een aanval des vijands op Arnhem en
verlangden niets vuriger dan hulp. Wanneer nu de kans
op voortzetting van den Engelschcn onderstand vermin-
derd was door zekeren brief van 4 Februari, gelijk Utrecht
had beweerd, dan was het vóór alles noodig de nadeelige
gevolgen van dat schrijven tc verhoeden en daartoe met
Utrecht pogingen aan te wenden.

Zoo moet de deputatie van Gelderland worden opge-
vat, bestaande uit de beeren Cornclis van Gent, burge-
meester van Arnhem, Gasin van der Hel cn Jan van
Golstcin, burgemeesters van Harderwijk. 2)

Den 22oii April kwamen zij bij burgemeester Deventer
te Utrecht en deelden hem het doel hunner zending

-ocr page 135-

119

mede. Zij sloegen voor, dat Utrecht een afgevaardigde
met hen mede zou zenden naar Den Haag. Doch De-
venter antwoordde, dat Utrecht daar reeds gedeputeerden
had en dat bovendien Buckhurst te Utrecht zou komen.
Evenwel kwam cr dienzelfden dag bericht, dat Buckhurst
zijn reis nog een week had uitgesteld, weshalve de Gel-
dcrsche heeren naar Den Haag vertrokken.

Daar onderhielden zij zich in de eerstvolgende dagen met
verschillende personen en telkens kwamen zij met den
brief van 4 Februari voor den dag, die, zooals zij ver-
nomen hadden, een gunstig besluit der Koningin om
voort te gaan met helpen had verhinderd. Doch èn
Leoninus, kanselier van het Hof van Gelderland en lid
van den Raad van State, èn generaal Norrits gaven ten
antwoord, dat zulks niet het geval was. In dc verga-
dering der Staten-Generaal stond Oldenbarncveldt hen tc
woord: het misverstand met Engeland was door Buck-
hurst reeds weggenomen; het was wel waar, dat men
een brief (van 4 Febr.) had geschreven, doch de Raad
van State had hem gelezen en goedgekeurd. Wat er in
stond was reeds vóór dien dag aan den landvoogd be-
toogd ; alleen het verraad van Stanley en York was iets
nieuws in den brief. Dat hun schrijven het nemen van
cen gunstig besluit der Koningin had verhinderd, was
onwaar, want de Nederlandsche gezanten hadden al vóór
hel overhandigen van den brief een definitief antwoord
ontvangen. Tot tweemaal toe had Buckhurst verklaard,
namens de Koningin en Lcyccstcr, dat hij volkomen
voldaan was.

-ocr page 136-

120

Den volgenden dag hadden dc Geldersche afgevaar-
digden een onderhoud met Buckhurst, die hun verzekerde
dat Elizabeth hen niet zou verlaten.

De hecren keerden daarop naar Utrecht terug en von-
den er afgevaardigden van Overijsel. Men wachte er
Buckhurst, die den 3en Mei dan ook verscheen. Vier dagen
daarna was er een samenkomst van de afgevaardigden
der drie gewesten met Buckhurst. Burgemeester Deven-
ter stond gereed het gehate college der Staten-Generaal
een vervaarlijken slag toe tc brengen.

Hij wilde nu de onderhandelingen van Buckhurst met
de Staten-Generaal hier opnieuw doen beginnen en ver-
zocht derhalve den gezant, dat hij zou herhalen, wat hij
namens de Koningin in Den Haag had voorgesteld.
Doch Buckhurst deed niet mede aan het onderkruipen
der Staten-Generaal. Hij verklaarde aan het verzoek
niet te kunnen voldoen ; alle gewesten behoorden hunne
gedeputeerden „met volkomen procuratie-ocr page 137-

121

democraten nog zijn versterkt en zouden zij allicht meer
steun in andere gewesten hebben gevonden.

Buckhurst deed ten slotte aan de Gedeputeerde Staten
van Utrecht nog enkele voorstellen: vooreerst, dat zij
met Holland het eens zouden zijn in het opbrengen der
algemeene middelen. Utrecht sloeg dat af. Betreffende
den Raad van State, drong de gezant cr op aan, dat
Utrecht iemand zou deputeercn, doch het antwoord
luidde, dat men dat slechts wilde doen, wanneer de Raad
ingericht werd op de wijze, die vóór Leyccsters vertrek
had gegolden. Wel verklaarde Utrecht op een desbe-
treffende vraag, dat het de financiën in handen van den
landvoogd zou willen stellen. Daarentegen sloeg Utrecht
13uckhurst\'ij voorstel af om de uitgezetten van 1580 weer
toe te laten, opdat zij zich zouden kunnen verdedigen, i)

Het was in deze dagen, dat de bezorgdheid der Statcn-
Gencraal voor het behoud des lands weder sterk was
toegenomen. Men had iets vermoed cu vervolgens iets
vernomen van een geheim artikel van Buckhurst\'s last,
namelijk dat hij de Staten moest polsen over vrede met
Spanje.

Zoo geheel vreemd en onverwacht kon hun dat niet
voorkomen. Een zekere Cajus Rantzau, een Dcensch
edelman, was ruim twee maanden geleden door eenige
Staatsche soldaten uit Bergen op Zoom nabij Brussel ge-
vat en naar Den Haag gevoerd. Men opende zijn koffer

1) Ilior is hot vorhoiil gevolgd der Geldcrsclie deputatie,
dat te vinden is bij IJor TI ; 9G2.

-ocr page 138-

122

.... cn vond verdachte stukken. Hij was door zijn
koning gezonden naar Parma, evenals een ander edelman
naar Engeland, om een vredesonderhandeling mogelijk te
maken. Terstond besloten de Staten aan de Koningin te
schrijven, dat onderhandeling hoogst schadelijk zou zijn
en dat zij volgens het tractaat niet mocht plaats hebben
zonder advies der gewesten, i)

Men kan zich voorstellen, dat de Staten nu op hun
hoede waren. Een bewijs daarvan vindt men in het
toonecl, dat in het deftige college aardig zou zijn, ware
het niet te ernstig, het tooneel, dat den 22en April ver-
toond werd. Dompselaer, gedeputeerde van Utrecht,
kwam dien dag dc vergaderzaal binnen, toen er nog
slechts enkele andere afgevaardigden met den griffier
bijeen waren. Hij opende een brief van Ruysch, burge-
meester van Utrecht, over particuliere aangelegenheden.
Maar in den brief bevond zich ook een bladzijde Latijn.
„Dit sal die rescriptie wescn van thofï van Vrieslant-ocr page 139-

123

gedaan. Doch nu eischte Dompselaer, die lont begon
te ruiken, zijn brief terug, zeggende, dat hij hem ont-
nomen was. Neen, zeiden de Friesche gedeputeerden,
hij is ons in handen gekomen.

Intusschen waren gedeputeerden van dc andere ge-
westen gekomen en daarna werd besloten den brief ter
griffie tc leggen, i)

En welke brief was het nuDe brief van Aysma
aan Deventer van 8 Maart, waarvan het slot deze vol-
zmnen bevatte : „Zij, die den Spaanschcn Koning met
uitgestrekte armen verwachten, die verdwaasd zijn door
zucht tot regeeren en die uitgeput zijn door den lang-
durigcn oorlog, vormen het grootste deel des volks. Niet
alleen de landlieden, maar ook de meeste burgers zijn
verzoend of hebben cen overeenkomst met hen (dc vij-
anden) over een maandelijksche schatting-ocr page 140-

124

brief niet werd teruggegeven. \') Doch de Staten-Generaa
leverden den brief niet uit en ontboden Aysma.
, Terwijl de Staten nu zeer prikkelbaar waren, wanneer
er over vrede gerept werd, was het hoogst moeilijk voor
Buckhurst aan zijn geheimen last te voldoen. Deze toch
hield niets minder in dan, na eerst de voornaamste staats-
lieden te hebben gepolst over vrede, dat onderwerp zoo
voorzichtig mogelijk bij de Staten ter
sprake te brengen.
Buckhurst zelf was tegen onderhandeling. Hij ried de
Koningin aan liever met geld cn troepen de Staten tc
helpen dan te onderhandelen met den trouweloozen
koning van Spanje.

Buckhurst heeft Oldcnbarncvelt gepolst. Vandaar wel-
licht het plotselinge verzoek om ontslag, dat de advo-
caat bij dc Staten den 20en April indiende. Natuur-
lijk werd hem dringend verzocht in functie te blijven.
Oldcnbarncvelt stemde toe; voor vijf of zes maanden
zou hij in zijn ambt blijven, mits men niet over vrede
zou onderhandelen of de souvcreiniteit aanbieden zonder
waarborgen voor het behoud der privilegiën.
3)

Prof. Fruin heeft het wenschelijke van ccn nader on-
derzoek naar deze crisis betoogd, doch er schijnen geen
bescheiden te bestaan, die daarover licht ontsteken.

Buckhurst heeft zijn meesteres tc kennen gegeven, dat
zijn voorstellen van onderhandeling geen goed onthaal

1)-ocr page 141-

125

vonden, weshalve zij hem terstond gelastte die voorstel-
len in de Statenvergadering niet te herhalen, i)

Doch het was te laat. Oldcnbarncvclt wilde zekerheid
hebben en ging daarom met den heer van Brcderoden,
Mcnin en Van der Mij Ie nogmaals tot Buckhurst. Zij
zeiden tc willen weten wat cr van aan was, dat zekere
Andrics de Loo berichten van Parma aan Elizabeth
bracht cn omgekeerd. Buckhurst antwoordde toen, dat dc
Koningin wel tot vrede geneigd was. De Staten waren
ontsteld, doch besloten dc zaak nog geheim te houden.
2)
Eerst in het najaar van 1587 werd namens dc Ko-
ningin openlijk een zoodanig voorstel aan dc Staten
gedaan. Met is niet zeker of hiermede het leugenachtige
verhaal samenhangt, dat Leycestcr aan zijn Koningin
gedaan had, namelijk, dat Maurits met den Spaanschcn
Koning in onderhandeling was over vrede en over dc
overgave van Vlissingcn aan den Koning. In elk geval
heeft Maurits zich tot Buckhurst gewend cn hem duide-
lijk \'gemaakt, dat dergelijke geruchten geen reden van
bestaan hadden. 3)

Datzelfde moet van burgemeester Deventer worden
gezegd. I\'!len brief van hem aan Buckhurst bewijst, dat
hij vrede met Spanje noodlottig vond voor deze gewesten.
„Nihil mihi nec gravius accidere nec tristius potuit eo
rumore quem ex magnatum quorundam ore spargi

1) Motlcy III p. 57.
•J) Bor 11: 967.

a) V. Deventer; Gedenkstukken 1 p. 156.

-ocr page 142-

126

exaudio dc pacis conditione nostris ordinibus offerenda.-ocr page 143-

127

Buckhurst de oorzaak van het geschil wilde weten, dan
konden zij, zoo schreven de Gedeputeerde Staten, niets
anders zeggen dan wat de Staten-Generaal hem van
Utrecht hadden meegedeeld. „Dit zelve vier is van daer
voort herwaers voortgesproten en overgevlogen in den
herten van eenige onrustige geesten, en eergierige luiden
dev/elke al voor een geruimen tijd, hier met alle mid-
delen verzocht hebben der Landen rcgeringe aen hun
te trecken en tot dien einde den jegenwoordigen staet te
versteuren, Landen en steden tot twedrachte en moeite
te rit.sen-ocr page 144-

128

te houden. Hij zeide dus, dat Oostergoo hem op schrift
antwoord op eenige vragen, die hij gesteld had, moest
geven en dat hij binnen enkele dagen zou vertrekken, i)
Een dergelijk geschrift is hem werkelijk ter hand ge-
steld, waarin Oostergoo zijn grieven ontvouwde. Toen
in het voorjaar van 1586 dc commissie voor Leyccster
als landvoogd door de gewesten was opgesteld, zoo luidde
het, ware dc Friesche gedeputeerden niet voldoende ge-
machtigd om namens hun gewest een eindbesluit te nemen.
Daarom werd een Statenvergadering belegd, waar men
zich eens verklaarde met dc Staten-Generaal. Oostergoo
had die resolutie reeds onderteekend, doch nu belette
een zekere „Carel usurpateur du nom Roorda-ocr page 145-

129

Het resultaat van Bardes\' zending was dus niet groot;
het geschil bleef bestaan, t)

Terwijl Buckhurst door middel van Bardes de partijen
in Friesland zocht te bevredigen, moesten dc Staten van
Holland zich wenden tot eenige predikanten van hun
gewest, omdat dezen zich veroorloofd hadden de rcgcc-
ring op den kansel te critiseercn. Zij werden uitgenoo-
digd om in Den Haag te verschijnen voor den stadhou-
der, den president en de raadsheeren vaji het Hof van
Holland.

Het was hoog noodig, zoo werd den prcdikantci» voor-
gehouden, dat in deze onrustige tijden onder dc gemeente
eerbied bleef bestaan voor de Overheid. Doch welverre
vandaar, Jiep onder het volk ccn gerucht, als zouden de
Staten de ware religie niet handhaven cn tot vrede piet
Spanje geneigd zijn. Het mocht derhalve den dienaren
des H. VVoords behagen de gemeente tc vermanen tot
eensgezindheid en tot eerbiediging der Overheid.

Den volgenden dag, het was den Ifjon ]\\lci, kwamen
de predikanten met hun antwoord : Het was in Vlaan-
deren gebleken, dat er veel kwaad uit voortkomen kon,
wanneer het volk of dc predikanten niet eensgezind waren

t) Do FrioHclic »ikon zijn ingowikkold on luuoilijk to ont-
warren. Nojir mijn wotou hooft oon ondorzook naar don oor-
sprong 011 do afwikkeling dor Friescho geschillen niet plaats
goliad. Zondor kennis van hotgoon hot Frioscho Arclüof hier-
voor ongetwijfeld zal kunnen opleveren, zullon die gescliillon
niot grondig kunnen worden verklaaixl. Ook in Don Haag
bovindtzich een Iwlangrijko bundel (lioopeiide Lias No. 2, 1-ocr page 146-

130

en ongehoorzaam aan den gouverneur of dc wettige ma-
gistraten. En inderdaad — het volk had geklaagd in
meer dan één plaats, dat dc Staten een andere partij
schenen te willen kiezen en in verdeeldheid tc geraken
met de Koningin en Leycester, die hun nu zooveel was
als eertijds de prins van Oranje. Daarbij kwam, dat het
volk zich altijd bitter ergerde aan het feit, dat het mcc-
rendeel zijner magistraten papisten waren en Spaanschge-
zinden. Wat onlangs te Leiden was gebeurd, was niet
alleen schadelijk voor de Universiteit, maar ook voor
het algemeen. 1) En dan werkte het op den gemeenen
man verbitterend, dat zoovele overheidspersonen weinig
tot het gehoor van Gods Woord kwamen cn dat zij geen
belijdenis deden en niet aan het Avondmaal gingen. Ja
zelfs werd wel eens gespot met de religie. Dc predi-
kanten hadden zelf ook nog een klacht: Zij hadden tot
nog toe niet kunnen verkrijgen, dat een vaste kerkorde-
ding in Holland werd ingevoerd, waaraan zich ieder, hetzij
magistraat, of predikant of burger, zou moeten houden.

Van der Mijlc, de president, bi acht hiertegen in, dat die
zoogenaamde paapsche Staten groote genegenheid hadden
voor de hervormde religie en Spanje haatten. Wat de

1-ocr page 147-

131

kerkordening betrof, zij mochten wel tevreden zijn met
de Synode, die zij met machtiging van Leycester hadden
gehouden. Wanneer zij de kerkordening bij wijze van
edict wilden ingevoerd zien, dan moest zij ter goedkeu-
ring naar de vroedschappen worden gezonden en — de
predikanten hadden het zelf getuigd — dat waren papis-
ten voor het meerendeel, die de ordening verdacht zou-
den vinden, omdat zij een strenge tucht wilde instellen,
omdat zij een juk was voor de gewetens, omdat zij was
een tweede inquisitie, waarvan de herinnering hun zelfs
hatelijk was. i)

Minder rustig dan in Holland verging het te Utrecht
met een zaak, waarin ook de predikanten, maar vooral
een predikant, Modet, betrokken waren.

Den Gen Juni was te Utrecht een groot oproer uitge-
broken ; de poorten waren gesloten, de burgerij was in
de wapenen en een bloedbad scheen te zullen volgen.
Want de Graaf van Nieuwenaer wilde Modet gevangen
doen nemen, maar de gemeente verzette zich. Gelukkig
bemiddelden de ex-keurvorst van Keulen, die in 1583
reeds uit zijn gebied verjaagd, thans te Utrecht verblijf
hield, en generaal Norrits, zoodat Modet in de stad
bleef en ten slotte met den stadhouder niet alleen ver-
zoend, maar zelfs bevriend raakte.

Zoo verhaalt Bok -) in korte trekken, zonder eenige
verdere inlichting van deze blijkbaar belangrijke gebeur-

-ocr page 148-

132

tenis mede te deelen. Helaas, het schijnt, dat er geen
genoegzame bescheiden voorhanden zijn om over dien
nieuwen twist het volle licht te doen opgaan. Toch is
het mogelijk een enkele bijzonderheid aan
Bor\'s verhaal
toe te voegen.

Den 29«n Mei kwam de stadhouder in de Staten van
Utrecht klagen over onaangenaamheden, hem in zijn
bestuur aangedaan. Want zonder zijn voorkennis cn zon-
der patenten, door hem verstrekt, waren troepen aange-
nomen cn was kapitein Clecrhagen met een en dertig
soldaten in de stad gekomen, terwijl kapitein Spenser 1)
ook wilde binnenkomen: zulks was in strijd met het
gezag des stadhouders. Bovendien verzocht hij, dat de
stad Utrecht enkele Friesche vendelen, die gemuit had-
den, zou opnemen om hen behoorlijk tc straffen en ten
slotte cischte hij, dat men Modet binnen vier cn twintig
uren uit de provincie zou doen vertrekken, omdat hij
hem als stadhouder tc kort had gedaan, i)

Vanwaar zoo plotseling die eischen van den .stadhou-
der Ken antwoord is daarop niet te geven. Het is
niet bekend, of er ccn directe aanleiding voor dat door-
tasten van Nieuwenaer is geweest, nog minder welke
aanleiding. Doch er be.staat grond om tc vermoeden,
dat dc twist niet eerst in Juni begon. Immers schreef
dc later zoo bekende Ledenberch reeds den Mei, dat

1-ocr page 149-

133

Nieuwcnacr een billet had gezonden aan Modet, hem ge-
lastende binnen drie dagen uit het Sticht te vertrekken.
Modet had dat bevel aanstonds zijn collega\'s vertoond,
die daarop den Staten en den magistraat een geschrift
hadden overgegeven, waarin zij met redenen uit de
Schrift aantoonden, dat een stadhouder niet het recht
had ccn predikant het preeken te verbieden zonder
advies van diens ambtgenooten. De stadhouder had ver-
volgens ondershands Modet gelast te vertrekken cn het
had allen schijn gehad, dat Modet uit vrees zou ge-
hoorzamen. 1)

Kvenwel was die schijn geen waarheid geworden blij-
kens de cischen van Nieuwcnacr van den 29«» Mei.

Meer dan eenig ander lid der Staten ging het geschil
de stad Utrecht aan, die de zaak dan ook opeischte ter
overweging en beslissing. Burgemeester Deventer weerde
zich bijzonder. Hij gaf advies, hield besprekingen, bracht
verslag uit.

Doch alleen het feit, dat hij zich zoo beijverde, is
bekend ; de inhoud zijner adviezen en verslagen niet (op
één enkele uitzondering na). Daarom zou het onvoorzich-
tig zijn, onvoorwaardelijk geloof tc slaan aan de bewering
van
VVagenaak, dat Modet getracht had mylord North in
de j)laats tc schuiven van Nieuwcnacr als stadhouder. 2)

Den dag na het gebeurde, den 30c» Mei, schreef

-ocr page 150-

134

Deventer over de zaak aan een onbekende, wellicht Hot-
man, onder wiens papieren zich het origineel bevindt, i)

Na in het kort de feiten tc hebben verhaald, vervolgt
Deventer : „A paine (tant estoit il soustcnu des nobles)
pouvions nous nous obtenir d\'en communiquer avccq le
conseil (vroedschap) et que cependant il mettroit ses
points par escript.-ocr page 151-

135

denen, vriendelijkheid en goede verstandhouding zooveel
bewerkt, dat in de Staten het besluit is genomen, dat krach-
tens de commissie, door de gewesten aan Leycester ge-
geven, hij de patenten zal geven en in zijn afwezigheid
de stadhouder met toestemming der Staten of steden.
Cette résolution coupe breche sans leur sceu a toutes
leurs alterations et alterations desquelles ils ont taschc
faire leur proffit.-ocr page 152-

136

binnen vier- en twintig uren moest zorgen de stad te
hebben verlaten. Er zou eerst nog overweging plaats
hebben. In dien geest hadden ook de collega\'s van Mo-
det een verzoek gericht aan Buckhurst ten behoeve
van hun „charissimum collegam.-ocr page 153-

137

der voirseyder versekerlnge sall ontslagen zijn, doch tot den
eyndc toe vande saicke oft tot anders met zijn Genade
sal verleken wesen hem des niinisterii (predikambt) ont-
houdende-ocr page 154-

138

begeerde konden de Utrechtsche democraten en hun-
ne medestanders in andere gewesten zijn komst als een
succes beschouwen van hunne smeekbeden. Doch zij
hadden niet nagelaten Leycester het gif van haatdra-
gendheid in te gieten ; reeds lang had het in hem gewerkt.
Men had als lokmiddel laten doorschemeren, dat hij nu
zou kunnen zegevieren over zijn tegenpartij ; men had
hem herinnerd aan de zoetheid der wraak.

Let goed op hetgeen ik ga zeggen, schreef Deventer
te midden van het Utrechtsche getwist i) cn verwittig
de Koningin ervan. Uwe Excellentie weet toch, dat dit
land democratisch is ? Welnu het souvereine volk is on-
geloofelijk sterk aan U gchccht. Het is wanhopig van het
wachten op Uw terugkeer. Na het bekend worden van
den brief van 4 Februari waren de Statcn-Gcneraal zóó
bang, dat zij publicaties uitstrooiden van Buckhurst\'s
verklaring, dat hij tevreden was. „Les auteurs craignoient
leur peau pour l\'apparence d\'une commotion générale.-ocr page 155-

139

ou telles bravades (?) se complottent asseuré que la furie
des mutins réussit en couardisce.-ocr page 156-

140

Maar tot ieders verbazing, en niet het minst van Ley-
cester zelf, was deze brief van den ITe» Juni eigenlijk
een totale bevestiging van hetgeen zij ruim vier maan-
den geleden hadden geschreven.

Dezelfde grieven werden er in besproken en nog eens
werd duidelijk gemaakt, wat de Staten tot het zenden
van den brief had bewogen, i) Die brief was dus zeker
niet geschikt om Leycester terug te doen keeren. En
toch kwam hij. Wellicht had de Koningin het hem nóg
niet vergund, wanneer niet de toerustingen van Parma
haar den schrik om het hart hadden doen slaan.

De krijgsbedrijven van weerszijden waren na het ver-
lies van de schans bij Zutfen en van Deventer gering.
Geen enkele groote onderneming was er geweest. Doch
nu, in het zomerseizoen, kwam er beweging op het oor-
logsterrein. Weer zag men een stad, door Staatsche
troepen bezet, in handen des vijands vallen. Want de
Schot Paton gaf Gelder over.
Reeds lang hadden Hohenlo,
Oldenbarnevelt en anderen geweten, dat Paton niet tc
vertrouwen was, maar alweer had dc acte van restrictie
hen belet Paton dc stad te doen veriatcn.\'-)

Gewichtiger echter zou het verlies van Sluis zijn cn
op die stad bleek Parma het gemunt te hebben (Juni).
Het gevaar, dat daaruit de gewesten bedreigen zou,
bracht Eli.sabcth er toe Leycester terug te zenden.

-ocr page 157-

141

Leycestcr gaf er terstond kennis van aan den Raad
van State, i)

Zijn brieven aan dc predikanten van Zuid-Holland,
aan de rcgccring van Utrecht, aan burgemeester Deventer
getuigden van zijn goede voornemens om alle lasteringen
en belcedigingcn in het vergeetboek te zetten. 2)

Doch hij schreef ook aan zijn secretaris Junius den
IQs-ocr page 158-

142

voortdurend opgewekt en gevoed door zijn vrienden,
verkeerde vrienden. Wilde de landvoogd zich aan de
overzijde der Noordzee een blijvende plaats verwerven,
dan moest hij vóór alles zich met de Staten verstaan.
Doch dit juist maakten dczoogcnaamde vrienden onmogelijk.

Men kan den brief aan Junius beschouwen als een profetie
voor het tweede bestuur van Leycester als landvoogd der
geünieerde gewesten.

-ocr page 159-

b ij l a g e n.

¥

.It,,:

-ocr page 160-

L «

iï o a j î.i a

M

t

.» » » \' «S , ,

s-

I

.

■1 z
^ «

-ocr page 161-

I.

AUCIllVES DU MINISTÈUE DES
AFFAIRES ÉTRANGÈRES, PARIS.
CORRF^PONUANCE HOLLANDE 2.

Hotman-Lofcestor, 12 Octobcr 1580.

Sigr. ill-ocr page 162-

146

a Ie lor\' cose et specialmente per lasciar qui col consiglio
certi vostri deputati et luogotenente durante Tassentia
vostra. Et ancora jo stesso, Sig-ocr page 163-

147

tanti travagli et perigli vostri, anche s\'imposera la causa di
questo male a V.E. forze Dio, la cui benedittione deve aspet-
tar per il resto della sua vita se ne offendera grandemente.
lo non dubito Sig*-ocr page 164-

II.

STEDELIJK ARCHIEF UTRECHT,
Handel „Importnnic sinkkon.

Verzoek der hoplieden tot cassatie van het lid der Gcëligeerden.

Die burgerhopluyden ende gemeen bevelhebbers ver-
staende dat geheel ongefundcert ende onredclickcn we-
sen soude dat vijfi-ocr page 165-

149

deert es promaneert ende compt vanden Paus van Roomen
ende syne leeringe dwelcke alhier overlange versaeckt
ende verswoeren es met alle exercitien ende dependentcn
vandien ; Item dat in andere geünieerde provintien ende
namentlijck in Vrieslandt een Paepschen Staet gecasseert
ende te nyet gedaen es ; Soo versoucken dselve hopluyden
ende bevelhebberen om dese ende merckelicke meer an-
dere consideratien haer daertoe moverende, dat mijnhee-
ren vande magistraet mitten anderen steden die goede
hant daeraen houden willen dat dvoerz. paepschen staet
als vuyten Roomschen hove gecommen zijnde, datelicken
gecasseert ende te nyetc gedaen worde mit interdictie
penaell ommc geene capittulare vergaderingen ofte anders
meer te houden dan mit vocrwetcn, wille ende consent
vande Schoudt ende Borgemeesteren ende dat in prescncie
van eenige vuyten magistraet die daertoe telcke reyse
gecommitteerd sullen werden ten eyndc men wecten mach
dat dacr nyet getractcert ofte gehandelt wordt tcgens
dwaerc religie ende het gemcenc lants welfaercn.

-ocr page 166-

III.

STEDELIJK ARCUIEF UTRECHT,
Uiiiidel „Iniporlantc stukken-ocr page 167-

151

repos de ce pais, affrans le recognoistrc de tout leur pou-
voir. Qu\'après ils remercient de mesmes le dit sieur
Hotoman de la peine et du très bon devoir qu\'il a pris
et fait en la cause susdite pour l\'équité dc laquelle ils
ont à leur gouverneur monsieur le comte de Niewenaer
en forme de response sur ce qu\'il luy a pieu leur rc-
monstrer, exhibé certain escrit, résolus au dénouement(.\')
dc se rapporter comme il leur convient à la disposition
dc son Exce . Quoy pendant ils continueront tous devoirs
possibles comme desia ils ont fait affm que la cause com-
mune ne souffre point de dommage. Ayans à cest ef-
fect aux nobles faits des offres et presentations si raison-
nables sans prcjudi.se du principal que pour amateurs,
qu\'ils font du bien publicq ils n\'auront occasion de les
refuser.

Fait à Utrecht ce 14 Décembre 1186.

G. VAN DER VOORT.*)

-ocr page 168-

■ I Î • ■— .. . . • .. ; t -V... . -ocr page 169-

stellingen.

-ocr page 170-

f

¥

■ v
ftV

, ■ u
rVf. V-

f-

h

A

\'I1\'--,

. - . «V-V- f - -ocr page 171-

I.

Dc Statcn-Gcncraal waren in hun rccht, toen zij
Deventer niet als fjedcputeerdc van Utrecht in hunne
vergadering toelieten.

II.

Dc Statcn-Generaal vervulden hun plicht door Paulus
Buys uit de gevangenis tc doen ontslaan.

III.

Er bestaan geen redenen om aan tc nemen, dat Modct
den Graaf van Nieuwenaer in het stadhouderschap wilde
doen vervangen door Baron North. (Wagenaar dl. 8 p. 220.)

IV.

Het is wcnschclijk, dat in dc handboeken der Vader-
landsche Geschiedenis duidelijk wordt uiteengezet, dat

-ocr page 172-

156

de theorie van het staatsrecht der Republiek in het
Leycestersche tijdvak is gevormd.

V.

„Salische Franken-ocr page 173-

157

X.

De verklaring van den vorm „wrook-ocr page 174-

V

/-ocr page 175-

if.

• *

-ocr page 176-

v ^

v/\'i

, e

i ■ , \' r

. .-\'Ici.\' .

i t-t \'

ë-

M 1
■V

cl\'-ocr page 177-

-ocr page 178-

, V.

• \' » \' * *

\'r-

f \'

.1 -, \' * \'

■j\' :