-ocr page 1-

-ÎÎ

•t:

U\'

•z»

♦r»

I\'

m

Î.-

-•TL*

V

-ocr page 2-

J . -

V- \'

I

-ocr page 3-

II

âVà.i [üßj

Söiif/\'\'^

Crlinuiolugi.^cK Insti

stiliTrit

I\'

24 8

:

* ■. . ■-ocr page 4-

-ocr page 5-

i

är*

Vi.

-ocr page 6-

m

s

/

k

1-.

V

-ocr page 7-

VERHANDELING

DER

LYFSTRAFFELYKE

MIS DA A DE N

E N

HA ARE BERECHTINGE!)

N A A R T
voorschrift des gemeenen rechts,
getrokken uyt de schriften
van den heer

BENEDICTUS CARPZOVIUS, R. g.

raad van t keurvorstendom

. saxen,

]En daaruyt in de Nederduytfche Spraake overgebragt

DOOR

M^. DIDERIK VAN HOGENDORR

tweede deel.

tweede druk.

By

TE A M ST E R. D A M,
petrus schouten.

MDCCLXXII.

-ocr page 8-

ISlB. Iemand genegen zynde dît Werk in twee ftukken
te verdeelen, moet dk
Tpei-blad voor bladzjde
761 gefteld wordea.

u

-ocr page 9-

\'VAN -ocr page 10-

52 E E N E N T ACHT IG S T E H O Ü F D S T U K

trekkinge tot de ftraxFe in \'t gemeen, dies de onderneeming des dief-\'
ftals niet in \'t geheel behoore ongeftraft te blyven, zal echter de ftraf
der koorde in de onderneeminge des diefftals geenfins können ftand .
grypen.

IV.-ocr page 11-

\'VAN -ocr page 12-

12 TWEE EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

, XII. En mitsdien zal ook niet in dit geval, waarin iemand zyn ey-
\'gen goed, \'t welk door een\'ander\'bezeten wordt, fteelt en wegdraagt ^
de ftraf van diefllal ftand grypen. Waaruytte beüuytenis, datdedood^
ftraf den dief geenfins behoort te worden opgelegd, \'t en waare door dea
gepleegden diefftal den eygenaar een groot nadeel zy toegebragt.
Trouwens, zo iemand zyn eygen goed fteelewie ziet niet, dat in
zulken gevalle bykans geen het minft nadeel met betrekkinge tot den
eygendom aan een\' ander\' wordt toegebragt ? Want ik handel ftechts
van den eygendom des goeds, en geenfms van\'t recht, op dat goed ge-
veftigd^ ten welks opzigte de fchuldenaar, die zyn eygen goed\'t
welk verpand wierdt, den infchulder ontfteelt,. by wege van naamr
wisfelinge diefftal van zyn eygen goed pleegt, en ten dien opzigte aan
opfpraakevan diefftal gehouden wordt
L. 12. §:. 2. L. 10. tt. de furt,
L, 4. §. 2 j. TT. ds ujucap.

XIII,-ocr page 13-

\'VAN -ocr page 14-

14 TWEE EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

beklaagden geenfins van de ftrafFe bevryden kan, want anders zou waar-
lyk niemand over misdaad aangeklaagd, zynde eener vrouwe man, met
eenige doodftraffe in \'t geheel können aangedaan worden. Waarvan een
ieder de ongerymdheydzou können nagaan, vooral, daar de ftrafder
misdaad door den dekmantel des huuwelyks niet moet worden qpge-
\'houden,
L. 27. C. ad L. Jut de adulUr.

XXI.-ocr page 15-

VÄTSf DE TE VERLIGTEN STRAFFE DES DIEFSTALS. 767

XXV. En is^geen dfer^gevoelens van redenen ontbloot. Want zy,.
dfe de laattgemelde gedachte voorftaan, zeggen, dat\'er nyt het vallen
des diefs twyffeling ontftaat, of hy fchuldig, dan onfchuldig, geweeft
zy
F In \'t onzekere is het toch niet min rechtmaatig, dan veylig, het
zachtft
vonnis optevolgen; L. 56. L. 168. L. 192. ■tt. deR. J. voor-
d.io lyfftraffelyke zaaken,L.- 32. -tt.
de p(En. L. i^S\' fi^^- deR.J^
waarin niet van deeze of gééne geringe zaake, maar van \'s menfchen
eerci en leeven\', gehandeld^wordt: en daarom moet
men in deezen met
te; meerdere omiigtigheyd^\'te\' werk gaan, en- \'t is beter den fehuldigen
wy te fpreeken ^ dan één onfchuldigen. te verwyzen-, L.
5. \'tc. de poen,.

XX V B Ze\'Voegen\'erneg.ditby datgeval is toetefchryven of aan-;
de fchuld en lifedes Scherprechters, of wel aan GODS Raad en Voor-
zienigheyd; Nu is \'t niet waarfchynelyk, dat diergelyk geval door de
lift of fchuld dés Scherprechters is voorgevallen; , omdat die onder-
fteld wordt,zyn openbaar Ampt behoorlyk te hebben waargenomen;
als ,omdät hy wel weet, dat hy niet buyten leevens-gevaar is,in-
dien hy de\'uytvoering van het tegen den beklaagden ge weezen vonnis
c^ geene behoorlyke wyzevolbragt hebbe. Gevolgelyk wordt dit ge-
-ocr page 16-

768 TWEE EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

\'t omkoopen des Scherprechters diergelyke ontkoming kon te wege ge-
bragt worden, deswegens geene moeyte fpaaren zouden.

. XXVIII. Gevolgelyk hebben ze nietgetwyfFeld ftaande te houden,
dat de dief op nieuws moet worden opgehangen, opdat naamelyk de
Rechter niet zachter dan de Wet zy, willende, dat de dief ter zaake
van gepleegden diefftal met den dood ftraf baar zy, van welke Wet de
ter aarde vallende dief nergens uytgezonderd te zyn bevonden wordt.
En mitsdien kan ook niet op loffen voet zonder Rechts-gezag aan hem
verfchooning vergund worden,
Nov. i8. cap. 5. in pr. L. 19. C. de
collât. C. is ., qui in ecclefiâ. 18. in fin. pr. extr. de fent. excomm.
in 6to.

XXIX. Doch, hoezeer dit gevoelen, de ftrengheyd des Rechts en
de kracht der woorden ingezien zynde, niet moeylyk zou können wor-
den ftaande gehouden, vooral, indien ook de zin der hoofdftrafFelyke
gewysdens worde naagegaan, waaraan gewiffelyk nooit anders te vol-
doen is, \'t en zy\'er de dood op volge,
arg. (w) L. 7. in fin. -ocr page 17-

\'VAN -ocr page 18-

770 TWEE EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

wordt, om den zin van de L. i. C. ubi de crim. agi oport. L. 2. C,
eod. tit.
Maar dit moet dus worden opgevat, zo geene quytfchelding
vereyfcht worde, want anders moet zekerlyk de daader naa de piaatfe,.
w^aar hy misdaan heeft, heenen gezonden worden, L. 7. §.
uit. Tt. de
acQufat. L.
7. \'7t.de cußod.-ocr page 19-

VAN KERKROOF EN DE STRAFFE VAN DIÉN.

\'t

ftaat, daarin einige bepaaling te maaken,en mitsdien hetzelve Plakkaat-zom
behooren woordlyk
gevolgd te worden. Doch, dewyl het dagelyks Rechtsge-
bruyk heeft
goedgevonden, de ftraffenop deeze misdaad van diefftal willekeu-
riglyk te
behandelen, en het ook niet wel raadzaam fchynt, in deezen zo ftip-
telyk de letter van dit Plakkaat aantekleeven, zou men können in bedenken gee-
ven,
of niet in het ft raffen deezer misdaad zeer veel aan \'s Rechters befchey-
denheyd zy overtelaaten, die naa overweeginge van alle omftandig- en
hoe-
daanigheden derzelve beft zal können oordeelen, wat ftraf op enkelen en niet
gequalificeerden diefftal toepaifelyk zy ? Oproerige en geweldaadige hnysbraak
en diefftallen als voore gequalificeerd, dwang op \'s Heeren ftraaten of wegen ^
in huys of op andere plaatfen, opbreeking vanhuyzen, winkels; pakhuyzen,
fchuuren, fchepen, fchuyten of andere beflooten erven of plaatfen , en
het
fteelen van goederen by die gelegenheyd, word uyt krachte van datzelfde
Plakkaat van den 19«. Maart 1614 met de koorde geftraft -ocr page 20-

772 TWEE EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

€11 welke zy de ftraf mn dïergelyken roo- 19. Straf van Kerhroovers ^ die on-
wr? IS\' \\6.-ocr page 21-

van kerkroof en de straffe van dien. 773

zaaken t\'zamenloopende, is \'t onwraakbaar, dat waarlyk en in der daad
Kerkroof gepleegd is. Doch, eéne dier beyde ontbceekende, neem
eens, zo \'t Heylige uyt eene onheylige plaatfe, of \'t onheylige uyt
eene Heylige plaatfe geftolen worde, is het zeker, dat eygentlyk geen
Kerkroof gepleegd wierdt.

ge uyt eene Heyhge plaatfe, wegdraagt,C/ quis contumax\\facri-
legium ergo efl.ij. qucefl.
4. naar \'t welke driederhande foorten vanKerk-
roof gefteld worden, i. Zo iemand eene zaak, welke Hey lig of den
Heyligen Dienft is toegewyd, op eene Heylige plaatfe; 2. Eene Hey-
lige zaak op zekere onheylige plaatfe; 3. Eene onheylige zaak op ze-
kere heylige plaatfe fteele en onderfcheppe.

VI. Doch, fchoon de Rechtsgeleerden \'t onder den anderen niet eens
zyn, of de fchikking des Burgerlyken, dan wel die des Geeftlyken
Rechts, aamieemelyk zy, ib \'t echter onwraakbaar, dat hedensdaags
naar \'t Geeftlyk Recht op deeze driederhande wyzen Kerkroof gepleegd
wordt: hoewel die doorgaans op verfcheyden wyzen ftrafbaar zy, en
zulk een diefftal zwaarer ftraf verdiene, die aan Heylige zaaken uyt eene
Heylige plaatfen gefchied is, en naar \'t BurgerlykKecht eygentlyk Kerk-
roof genoemd wordt. Dies het ter betere onderfcheydinge van dien
raadzaam zal zyn, van deeze driederhande foorten van Kerkroof on-
derfchey dentlyk te handelen.

V JI. De Eerste Soort van Kerkroof is, zo iemand eene Hey-
lige
of GODE , dat is, den Heyligen Dienft toegewyde zaak, op ze-
kere Heylige plaatfe fteele en wegdraage.

VIIL Dit is ook waarlyk en in der daad naar \'t Burgerlyk Recht
Kerkroof, die op eene Heylige plaatfe en aan Heylige, dat is, den Hey-
ligen Dienft toegewyde zaaken, gepleegd wordt,
L. 5. L. 9. ad
L. Jid. peculat.
naamelyk, dat deeze twee zaaken t\'zamenloopen;
Eerßelyk de zaak heylig;ten anderen, dat die uyt eene Heylige
plaatfe weggedraagen zy. -ocr page 22-

774 TWEE EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

fchroomen te beweeren, dat de ftraf van Kerkroof altyd die des natnui%
iyken doods is. En, omdat de doodftraffen veele en verfcheyden zyn,
dat \'s Rechters willekeur daarin ftechts begreepen wordt, dat hy zelfs
behoort uyttekiezen zulk eene ftraf, met welke de Kerkroover moet
beteugeld worden, doch geenfms, dat hy van de doodftrafFe kan afgaan.
Hierom zegt Ulpianus, de Rechtsgeleerde, in de
L. 6. jt, adL. Jul.
peculat. \'k Weet, dat veele Rechters de Kerkroovers tot verfcheuringe
der heeften verweezen ,en fommige %e leevendig verbrand., doch ook
andere aan de galge gehangen hebben.

X.-ocr page 23-

VAN KERKROOF EN DE STRAFFE VAN DIEN. 773

dom en Kunne, \'t zy ftrenger ofzagter, tegen de Kerkrovers te rech-
ten. Want
hetis met diergelyke omftandigheden dermaate gelegen,
dat men doorgaans uyt hooide derzelve\'t zy de ftraf des doods, of ook
wel deeze of gééne lyfftraf, mooge opleggen. De hoedaanigheyd des
perfoons wordt naamelyk in acht genomen, zo men overweege, of
die eerlyk geweeft zy, dat is, van goeden naame, en ook, of die
te
misdoen gewoon zy; insgelyks, of de menfch zy vry, of fiaaf; of hy
den Kryg volge, danwel onder het gemeen volk behoore,
L. lO. §. i.
L. 28. §. uit. TT. depmn. De geileldheyd der zaake wordt nagegaan in.
de heyligheyd der vaten, bekers, fchaalen, gewigten, tafel-lakens,
linnens, kandelaars enz. Doch te tyd; of de Kerkroof by dag, dan
wel by nacht, gepleegd zy,
d. L. 6. tt, ad L. Jul. peculat. danwel ,-of
dit feyt op\'s Heeren-of anderen Heyligen dag, ter eere GODS inge»
fteld, begaan zy. Insgelyks wordt \'s Kerkroovers ouderdom in acht
genomen ten opzigte van minderjaarige en oude luyden. Want min^
derjaarigen worden zachter, dan wel meerderjaarigen, geftraft,. L.
27.
§. . w . de minor. Ook worden oude luyden zachter beteugeld. L. 2.
JT. term. mot. L. 5. tf. de Jur. immun. Eyndelyk wordt op de Kunne
acht gegeeven ten opzigte van vrouwen, welke, zachter dan de man-
men, geftraft worden,
L.-ocr page 24-

24 TWEE EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

XVL Eli hiermede ftrydt niet de L. 9. z.tt. ad L. Jul peculat.
Xe vef dienen meer als dieven, en minder als Kerkroovers ^ w^dimjt
te
volgen ichynt, dat in dit geval den beklaagden zwaarer ftraf, dan die
des diefilals, behoort te worden opgelegd.

X V11. Eyndelyk is de Derde Soort van Kerkroof, zo onhey-
lige zaaken uyt
eene heylige plaatfe weggedraagen en geftolen worden.
Neem eens, zo iemand zaaken, welke niet heylig,of den Heyligen
Dienft niet toegewyd, maar onheyiig zyn, moogelyk deezen of géé-
nen by zonderen perfoon toebehoorende, en in de Kerke bewaard wor-
dende , fteele en wegdraage, hoedaanig een ook Kerkroof pleegt.

XV III. Maar ook deeze foort van Kerkroof wordt naar \'t Burger-
lyk Recht ook geen Kerkroof; maar liever enkele diefftal, genoemd,
L. TT. ad L. Jul. peculat. want, gelyk boven gezegd is, naar\'t Bur-
gerlyk Recht worden tot eygentlyken Kerkroof twee zaaken van elkan-
dere onaffchey dentlyk gevorderd:-ocr page 25-

VAN KERKROOF EN DE STRAFFE VAN DIEN. 773

drie en tachtigste hoofdstuk

Van Roof en de Straffe van dien.
I N H O U D.

25. In de door veelm gepleegde mij\'\'
daad worden ze alle voor
V geheel geljou-
den.

16. Edelen zyn zo wel, als geringe
menfchen, aan de deflraffe des roojs onder-
hevig.

27. Roof van de minße zaake verdient
zelfs dood ftraf.
28. 29.

30. Het is ten opzigte van de flraffe
des roofs om V even, wat zaaken met ge^

■den? 33. 34-

37. Straf der medefianders in misdaad
van roof
38. 39.

40. Straf eetier geweldaadige kneeve-
laarye of afperßnge-
41. 42. 43.

44. Op wat wy7.e de roovers, den roof

J. Roevers worden loozere dievm ge-
memd.

2. Somwylen wordt ook roof genoemd
firaatfchendery.

3- JVelke twee echter van elkandere
mderfcheyden zyn. 4, 5.

6. Roof wordt ook doorgaans genoemd
plundering en flruykroovery.

1. De misdaad van roof is .zwaar en
grmnxtLaam.

8. Op wat wyze de roovers geftraft weid zyn weggenomen!
worden.
9.-ocr page 26-

778 TWEE EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

zelfs een beruchte ftraatfchender enkelyk genoemd zulk een, die zich
het fteelen heeft gewoon gemaakt.

III.-ocr page 27-

VAN KERKROOF EN DE STRAFFE VAN DIEN. 773

ook doorgaans plundering en ftruykroovery genoemd wordt. Want,
hoezeer fommige een fpitsvindig onderfcheyd deezer woorden ftellen ,
willen echter andere, die deeze onderfcheyding in de wind liaan, dat
voor deeze woorden roof zonder onderfcheyd worde betekend.

VII. Doch, of deeze misdaad zwaar en gruuwzaam zy, is gan-
fchelyk onwraakbaar, en wel daarom, dat ze is boozer
, dan diefftal-ocr page 28-

28 DRIE EN.TACHTIGSTE HOOFDSTUK,

hooren, maar ook, voor zo verre de Keyzer recht heeft, de Room-
fche Burgers en de Overheden van elk Wingeweft en Rechtsgebied te
noodzaaken, om die wegen te befchermenen beveyligen.

XII. Het is toch den Keyzer en alle andere Burgerftaaten^ opgelegd
datgene te verzorgen, \'t welk tot beveylinge
der wegen vereyfcbt
wordt, opdat
die naamelyk van booze menfchen gezuy verd, en nooit
door ftraatfchenders of itruykroovers befprongen worden. Waarom
ook de aloude Keyzeren voor zich deeze zorg, naamelyk met zeke-
re Opzienders over de openbaare wegen aanteftellen, behouden hebben.

Xin. En können de Landen en openbaare wegen genoegzaam door
geen ander middel voor roovers en itraatfchenders zeker en geruft ge-
fteld worden, dan door de oefteninge van zwaare ftraffen tegen de daa-
ders, opdat naderhand andere van diergelyk feyt worden afgefchrikt.
Want de ondervinding leert, dat in die plaatfe, waarin tegen de over-
treeders ftrengelyk gerecht wordt, een veyliger doortogten overgang
zy, dan in de zulke, waarin de ftruykroovers ftraffeloos ontkomen. Om^
dat door de uytvoeringe der ftraften niets Üechts de beklaagden zelis
uyt het midden weggenomen, maar ook andere verbeterd, en van \'t
misdoen afgefchrikt worden, L. 6.L. 20. 7r.dep(En. \'t welk gewiifelyk
voor geene der geringfte
vruchte van \'t ftraffen te houden is.

XIV.-ocr page 29-

VAN KERKROOF EN DE STRAFFE VAN DIEN. 773

op een rad gefteld worde, fchoon hy Hechts eene enkele reyze op den
weg geroofd hebbe. Het is my toch onbekend, dat fommige Rechts-
geleerden niet
fchroomen vaftfteftellen, dat roof met doodilraffe niet
behoort
beteugeld te worden, \'t en zy de roover dien meer dan ééns
gepleegd
hebbe, volgens deL. 28. §. 10. tt. depten, maar wordt deon-
waarheyd deezer beweeringe opgemaakt daaruyt, dat in deeze foor-
te van misdaad inzonderheyd de beveyliging des openbaaren wegs,
die
door alle Vorften en Overheden moet ongefchonden bewaard wor-
den, tot het ftraffen aanleyding geeft,
L. i.§. ii. tt. de offic pr^efeél
urb. L, 13. sr. de offic. prafid.
Gevolgelyk, de veyUgH^ddes open-
baaren wegs eenmaal gefchonden zynde, kan de misdaad jiiet ontkend
worden gepleegd te zyn , en mitsdien moet het ^-aan -riiemand won-
der voorkomen, dat het ftraffen derzelve in deezen opzigte ftand
grype.

XVII.-ocr page 30-

782 DRIE EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

%^attmge niet weynig verzwaard worde, in zo verre, dat de misdaad,
welke in zich zelve niet hoofdftrafFelyk is, om de hervattinge van die
met den dood ftraf baar wordt, meen ik echter geenfins, dat des wegens
de ftraf, welke anderfms die des doods is, tegen dedaaders ingevoerd,
behoort verzwaard
te worden; en wel daarom, dat het gezag der Wet
ontbreekt,
zonder welke doorgaans noch ftraf verzwaard noch wat op
eygen gezag moet verzekerd worden , L. 5. C.
de repud. JSlov. 2.
cap. 3,

X X, Maar wat, %o de roover met zynen roof niet te vreden vjyndt.
den beroofden bovendien zwaarlyk treffe en quetfe, of niet deswegens
de firaf dzs roofs zal moeten verzwaard worden
? Het gebeurt toch
veeltyds, dat roovers op openbaare wegen de menfchen gewapender-
hand aanranden, en hen, indien ze weêrftand bieden, doodelykquet-
.-ocr page 31-

VAN PvOOF EN DE STRAFFE VAN DIEN. , 78

de ftrafFe des doodflags vermengd wordt: op gelyke wyze wordt hy, die
een\'ander\'quetft en berooft, niet dan over roof en beroovinge geftraft,
en de ftraf der
wonde met de ftrafFe des roofs vermengd.

xxïli. Ten Anderen: Het bovengemeld richtfnoer wordt uyt-
gebreyd daarin, zo verfcheyden medegenooten in
ééne en dezelfde
misdaad gevonden worden, die alle (myns oordeels) ter z-aake van
gepleegden roof met den dood geftraft, en hunne doode lighaamen
op een rad moeten gefteld worden.

XXIV.-ocr page 32-

784 DRIE EN.TACHTIGSTE HOOFDSTUK,

zeer geriftge zaake, als den roover van iets van meerdere waerde,
eene en dezelfde ftraf worden opgelegd.

XXVIII.-ocr page 33-

VAN KERKROOF EN DE STRAFFE VAN DIEN. 773

Want dit verzet is niet voldoende, dat de roover zich daarmede zou
konnen verdeedigen. Trouwens, gelyk meer dan ééns gezegd is, in
roof moet geenüns de toegebragte fchaade, maar vooral \'t fchenden
der veyligheyd, worden opgemerkt. Welke by den roover eener ge-
ftolen
zaake ook verftoord wordende, zal hy niet ten om-echte de ftraf-
fe
van roof ondergaan moeten.

XXXIÏ. Ten V y f d e n : Het boyengefteld richtfnoer wordt uy tge-
breyd, fchoon de met geweld beroofde en ontdraagen zaak weêrgekree-
gen, en zynen eygenaar ter hand gefteld worde, zal echter niet te min
de roover aan de ftraffe des roofs gehouden zyn. Want nergens wordt
dit geval van het algemeen richtfnoer uytgezonderd, Wie zal toch
ontkennen, dat hy, die de afgezette zaak heeft weêrgegeeven, een
roover en beroo ver is ? Dies het geen wonder zy, dat zulk een met den
dood geftraft worde; dewyl de misdaad van roof door hem éénmaal
volbragt, en de veyligheyd des openbaaren wegs, welke door de
weérgeevinge van \'t geroofde met wederom herfteld wordt, gefchon-
den is.

XXXIII. Waarmede geenfins ftryden zal, dat in misdaad van dief-
ftal , \'t geftolen goed zyner
eygenaar weêrgegeeven zynde, de ftraf
der koorde quy tgefcholden, en de dief gegeeffeld, en voor eeuwig
moet gebannen worden, gelyk
boven aan \'t 9®. onderdeel des drie en
feventigjïen Hoofdfiuks
gezegd is, fchoon de diefftal meer dan de waer-
de van vyffchellingen mogte te boven gaan. Want dit \'s in diefftal wel
onwraakbaar, maar
geenfins op misdaad van roof betrekkelyk ; om \'t
onderfcheyd der reden, welke eene onderfcheyden beüiftiDg uytle-
vert, L. 83. §. 5. 5r.
de verb, oblig. wantin diefftal moet de gewoone
ftraf verligt worden om de wêergeevinge
des goeds, welke in die mis-
daad ganfchelyk moet in opmerkinge komen; maar \'t is meer dan ze-
ker , dat in roof niet zo zeer de berooving zelve, als wel \'t geweld,
aan de veyligheyd gepleegd, in opmerkinge komt, welke veyligheyd
door \'t weêrgeeven van \'t geroofde geenfins herfteld wordt. En mits-
dien zal ook nooit de ftraf, hoezeer ook \'t geroofde zy weêrgegeeven,
moeten verligt worden.

. ^XXIV. En zulks meen ik waar te zyn, fchoon de roover, eerhy
m verzekeringe gebragt wierde, van zyne misdaad berouw gekree-
gen üeDbende de met geweld afgezette zaak den beroofde weêrga-

Ggggg-ocr page 34-

34 DRIE EN.TACHTIGSTE HOOFDSTUK,

ve, arg. (a) L. 65. äe furt. (b). L. 54. §• 3. t. \'eod. Ut. (c) L. r.
§. 25.
-TC. depofit. (d) L. J7. §. 1. de Mdilit. edidi. (e) L. 5. 7r.de
vi bon. rapt.

XXXV. Want, hoezeer de dieven, eer ze in gevangenifle gebragt
zyn, van hunne misdaad berouw gekreegen hebbende, indien ze de
ge-
Holen
goederen weêrgeeven, de ftraffe des doods ontduyken, en ftechts
met eene buytengewoone ftraffe beteugeld worden, is dat echter in
misdaad van roof ganfch anders gelegen;
zo, omdat nergens deeze gunft
den ftruykrooveren verleend te zyn gevonden wordt;
als ook, omdat
het berouw naa \'t
voltooyen der misdaad dan eerft de ftraf verligt, zo
de zaak naa \'t
volbrengen derzelve in haaren voorigen ftand herfteld
worde, \'t weikin diefftal te gefchieden bekend is.
En gewiftelyk, de
roof voltooyd zynde, wordt de gefchonden veyligheyd niet herfteld:
want hetgene éénmaal gedaan is, kan niet wederom vernietigd worden.
En mitsdien moet ook niet de ftraf verligt, maar ten voorbeelde en af-
fchrik van anderen met alle ftiptheyd ter uytvoeringe gebragt
worden.

XXXVL

(al Hy^ dtê eens anders goed met die gedachte ontrokken heeft om daarmede gewin
te zoeken, echter zyn voorneemen veranderd hebbende hetzelve naderhand zynen eyge-
naar heeft weêrges^eeven, is een dief. want niemand heeft door zyn berouw oVer dier-
gelyke zonde opgehouden fcbuldig te zyn.

( b) Dewyl de opfpraak van diefftal tot het vervolgen der flraffe^ doch de weêreysr
fching en eyge^iing tot het herkrygen der zaake^ gericht is,blykt het.y dat^ de zaak
herkreegen zynde, niet te min de opjpraak van dieiftal in haar geheel blyft, doch de
eygening en weéreyjfching opgeheven wordt: gelyk ook aan den anderen kant naa \'f vol-
doen van deßraffe des twee oj viervouds de eygening en weéreyjfching in haar geheel
èfyft.

(c)-ocr page 35-

VAN KERKROOF EN DE STRAFFE VAN DIEN. 773

XXXVI. Hoewel in dit geval de Hooge Overheyd den beklaagden
met alle recht mooge verfchooning geeven. En het is\'er zo verre van-
daan , dat zulks door my zou beftreeden worden, dat ik veel eer aante-
raaden genegen ben, dat, met achterftellinge van de ftrengheyd des
Rechts, de beklaagde, die zyne misdaad betreurt, en\'t geroofde weer-
geeft , door \'t ontduyken der doódftraffe de vruchten zyns berouws
plukke en geniete,

XXXVIL Ten S e s d e n : Het bovengefteld richtfnoer wordt uy t~
gebreyd in zulke roovers, die fchoon zelfs niet handdaadig zynde ,
noch de goederen den reyzigers afzettende, echter tot het pleegen van
roof hulp bieden, en de reyzigers aanranden, hen met woorden of drey-
gementen vrees aanjaagende, en\'t vlugten belettende, of hen, indien ze
al moeten vlugten, noodzaakende hunne goederen achter te laaten, en
daarna van den roof deelende, die (myns oordeels) zo wel als de zulke,
die de goederen rooven, aan de tegen ftruykroovers ingevoerde ftraf-
fe gehouden worden.

XXXVIIL Het is toch zeer om\'t even, of iemand zelve zynen even-
menfch eygener-hand van zyne goederen beroove, dan, of hy zulks door
een\' ander\' verrichte, en dat door eenig geweldaadig middel te wege
brenge, met dat oogmerk, om van den roof te deelen? Wantin beyde
gevallen wordt geweld toegebragtenroof gepleegd , dies het onwraak-
baar zy, dat de ftraf van roof ftand grypt.

XXXIX.Waarheenen ook fchynt gericht te zyn de L. i. §. i. de re-
ceptator. In geljk geval worden %e gehouden, dle^ %oanneer %e de
flraatfchenders konden vangen^ geld
of een gedeelte van\'t geroofde ont-
vangen hebbende., hen hebben laaten heenen gaan
enz. Waaruyt volgt,
dathy, die de roovers heeft konnen vangen, en dat echter niet heeft
willen doen, aan de tegen ftraatfchenders en ftruykroovers ingevoerde
ftraffe gehouden wordt. Hoeveel te meer zullen dan de zulke, die |li
\'t eygentlyk bedryf des roofs hulp bieden, en zo veel te wege brengen,
dat de roof gepleegt worde, die anders moogelyk te beletten was, aan
de^e ftraffe gehouden, zyn?

XL. Hieruyt blykt, wat van de zodaanigen tedenkenzy, diedea
reyzigers \'t geld afperffen. Het gebeurt toch veeltyds, dat ftruykroo-
vers den reyzigers niet in \'t geheel met geweld afzetten, echter hen
door dreygementen noodzaaken , hun geld en andere zaaken door
dwang aantebieden en overtegeeven, en dus den buy t te laaten volgen.

Ggggg 2-ocr page 36-

788 DRIE EN.TACHTIGSTE HOOFDSTUK,

Ten welker opzigteik weet veeltyds getwyffeld te zyn, of de 7^odaa-
nige waarlyk komen roovers genoemd y en met de firajfe van roof
moeten aangedaan worden.

\' XL 1. Schoon toch deeze wyze van den reyzigers geld of andere zaa-
afteperlfen eene foort van kneevelaarye mooge genoemd worden. Waar-
om hy, die een\' door \'t aanjaagen van fchrikonftelten beroert, knee-
velaary te pleegen gezegd wordt. Waarvandaan ook de misdaad.van;
kneevelaarye genoemd is, zo iemand door middel van Rechtspleeginge „
Overheyds-ampt of andere magt, welke hy in handen heeft, door \'t
aanjaagen van fchrik of vreeze geld afperfle,
L. i. L.-ocr page 37-

VAN KERKROOF EN DE STRAFFE VAN DIEN. 773

Waarby ook door fommigen, ten vierden\\ gevoegd wordt , dat naa-
melyk \'t openbaar gerucht tegen hem werkzaam zy. Waaruytte vol-
gen fchynt, dat roof eygentlyk nooit, dan
langs openbaare wegen, ge-
pleegd wordt, op diezelfde wyze, waarop ftraatfchendery genoemd
wordt
de zodaanige, door welke iemand op eene heymeiyke en dief-
achtige wyze in boffen en andere van \'t ooge des volks afgezonderde
plaatfen door geweld beroofd en bovendien gedood wordt.

XLVI. Echter twyffel ik geenfins, of ftruykroovers, die ophoeveo
en in huyzen roof pleegen, ende menfchen berooven, worden aan de
gewoone ftraffe van roof gehouden.

^ XLVII. Want, wie ziet niet, dat diezelfde reden,. waarom de beroo-
ving , langs openbaare wegen gepleegdzo zwaar geftraft wordt, ook
in eldersgepleegden roof ftand grypt, naamelyk, dat iemand zo wt
li-
op den openbaaren weg, als in zya eygen huys, \'twelk aan een\' iedei-ocr page 38-

Soo\' ■ VIER EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

VIER EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

/

Van de te verligten flralFe des Roofs.
INHOUD.

I. In ht heßuyten van de ßraffe des
roofs moet de Rechter met omxigtigheyd
handelen.

3 De gewoone ftraf houdt op in roof^
die niet is vyandig noch ge-weldaadig.

4. IVat roof genoemd worde vyandig en
geweldaadig? 5\' 6. 7- 9.

10. Welke zy de ftraf eener geweldaa-
dige en afgeperfle verruylinge ?
11. 12.

13.-ocr page 39-

VAN DE TE VERLIGTEN STRAFFE DES ROOFS. 791

de geftraft, en hunne hghaamen naa de uytvoeringe der ftrafFe op een
rad moeten gefteld worden, niet altyd en overal gevolgd wordt, maar
ook nu en dan zekere bepaalingen toelaat , van welke nu ftaat gehan-
deld te worden.

ï11. Dit ricHtfnoer wordt toch bepaald, Eerstelyk: ïn roof,
die juyft zo vyandig en geweldaadig niet bevonden wordt. En moet
hier wederom herhaald worden,\'t welk aan\'t 29^
onderded des voor-
gaanden HoofdftuksgQZQgdiis,
dat de ftruykroovers in veelerhande op-
zigten met de fchenders der openbaare rufte te vergelyken zyn, en de
openbaare ruft door \'t pleegen van roof langs openbaare wegen verbro-
ken wordt. Waar het op eene zeer kennelyke wyze blykt, dat niet aller
hpde verflooring en geweldaadigheyd wordt beteugeld, maar enkelyk
die, welke door hooggaand en vyandlyk geweld gepleegd wordt, waar-
aan naauwlyks weérftand gefchieden kan, L. i. §. 3.5r.
devi -ocr page 40-

40 TWEE EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

v/as, L. r./TT. adL.Jiil.de vi publ. en aan niemand buyten \'s Vors-
ten kennifle en zonder delTelfs raads-pleeginge de magt van eenige hoe-
genoemde wapenen te vloeren verleend wierdt.
L. un. C. ut ar mor. uf.
infc. princ. interd. \'^m.mjt
moogelyk te befluyten is, dat ftruykroo-
vers dan eerft met den dood moeten geftraft worden, indien ze eenen
geweldaadigen roof door toedoen van wapenen gepleegd hebben, \'t
Welk eygentlyk uyt de (f)
L. 28. §. 10. \'^r. de poen. niet duy-
-fterlyk beweezen wordt.

Vni. En, fchoon ik ditgaerne zou willen toeftaan, dewyl roof be-
zwaarlyk op eene geweldaadige wyze zonder gebruyk van wapenen ge-
fchieden kan, onder wier benoeminge niet flechts fchilden, zwaerden,
pylen, fpieflen, en allerhande fchietgeweer, begreepeii worden, maar
ook ftokken, fteenen, fchoppen, en all\' wat eenigüns ter quetfmge die-
nen kan, L. 3. §. 2.
5r. de vi -ocr page 41-

VAN DE TE VERLIGTEN STRAFFE DES ROOFS. 41

worden , de opfpraak over lift en lyfftraffelyke aanklagte ophoudt,

XII.-ocr page 42-

Soo\' ■ VIER EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

roofde niets deele of verwachte; Trouwens, roof of berooving wordt
eygentlyk nooit zonder hoope van winfte of voordeel gepleegd. Want,
ey lieve, wat zal \'t voor eenen roof zyn, waaruyt geen het minft voor-
deel te wachten is ? Waarom ook, naar \'t Burgerlyk recht, ftruykroo-
vers met den dood geftraft worden, indien ze iemand ter verkryginge
van buyt hebben aangerand , gelyk in de
L. 28. §. 10. tt. de pmn. ge-
zegd wordt.

X VIL, Ja \'t is ook kennelyk, dat ftruykroovers, die op bevel en
gebod hunner meefters roof pleegen, met zo groote boosheyd niet mis-
doen , als wel de zulke, die dat uyt eygene beweeginge verrichten.
Gevolgelyk zullen ze dan ook niet aan de ftraffe des doods gehouden
worden, welke alleen aan boosaartige roovers te wachten ftaat.

XVIIL Doch, zvat %-ocr page 43-

VAN DE TE VERLIGTEN STRAFFE DES ROOFS. 795

liftige wyze aanleyding geeve? arg. (g) 15.5, i. -n-. adL.Cornd.
deficar,
(h) L. 11. §. 3- ^^-ocr page 44-

44 TWEE EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

§. 12. T. quod. md: cauf.L.^^^. C. de Epifc. -ocr page 45-

VAN DE TE VERLIGTEN STRAFFE DES ROOFS. 797

leeven, L. 2. tt. dt fiat. hom. L. 44. ît. de Mdilit. edi-ocr page 46-

Soo\' ■ VIER EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

XXXIV.-ocr page 47-

VAN DE TE VERLIGTEN STRAFFE DES ROOFS. 799

^t gezigte van alle menfchen zouden blootgefteld zyn. Gevolgelyk zal
iemand niet ongerymdelyk kennen denken, dat deeze ftraffen gelyk-
¥ormigzyn, en geene derzelve, met betrekkinge tot haare zwaarheyd,
boven andere moet gefteld worden.

XXXVII.-ocr page 48-

Soo\' ■ VIER EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

wegens geleeden, te vergoeden. En mitsdien zal ook dit niet zonder
Wet moeten gedreeven worden,
L. 5. tt. de probat. L. C. de col-
lütion.
§.28. Infi, de a-ocr page 49-

VAN DE TE VERLIGTEN STRAFFE DES ROOFS. 49

van de reyzigers, moet echter daaruytzonder\'tgezag van eenige Wet
niet worden opgedrongen, datze deswegens tot vergoedinge van \'t ge-
roofde aan hunne zyde zouden verpligt
zyn.

XLV. Dewyl \'t recht om tollen te heffen aan Vorften, Graaven en
andere Overheden verleend is, \'t zy ter vertrooitinge
van de fchraalhey d
J^unner inkomften, L. lo. C.
dt ve-ocr page 50-

So2 VYF en tachtigste HOOFDSTUK

VYF EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

Van Valsliejd en haare Straffc-
I N H O U Dv

I:. Vdsheyd is eene foort van dief-
ftal

2.-ocr page 51-

VAN VAL.SHEYD EN HAARE STRAFFE. 803-

Lok is aan diefftal zeer gelyk de misdaad van valsheyd, zo dié
_ \' voor geene foorte van diefftal te houden zy. Het is toch eene
•argüitige en heymelyke foort van fteelen, deeze of gééne zaak met een
valfch, boosaartig en uytgedacht voorneemen te
bederven, en door ze-
ker blanketfel van valsheyd naa zich te trekken.
Want, al wie eene
zaak door zeker uy terlyk en baarblykely k blanketfel verkort, en op eene
bedriegelyke wyze bederft, die wordt gezegd valsheyd te pleegen,
L. 23.
ad L. Cornel de falf. C. tua nobis. extr. de offic. vkar.

II. Welke misdaad niet is ligt, maar zwaar en hooggaande,omdat
ze den menfch, zynen ftand en goöden naam, by uytftek verachtelyk
maakt. En mitsdien zyn fommige van gedachten, dat ze zwaarer en
verfoeyelyker is, dan doodilag en gifmenging.

lil. Doch wordt in eene zeerruymebetekeninge valfch te zyn ge-
nomen
air \'t gene niet waar is, fchoon \'t niet uyt iemands lift en be-
drog voortfpruyte,
L. 13. §. de reb. dub. onder welken naame

ook allerhande leugen begreepen wordt, die echter niet valt in misdaad
van
valsheyd.

ï V. Maar valsheyd wordt eygentlyk genoemd die misdaad, welke
door de
Wet Corndia van valsheyd ftrafbaar is. Want deeze wordt
doorgaans genoemd eene bedriegelyke verandering der waarheyd.

V.-ocr page 52-

8c4 VYF EN tachtigste HOOFDSTUK

in de waarheyd, dan wel in de verbeeldinge, zyn kan, L.\\.-ocr page 53-

YAN VALSHEYD EN HAARE STRAFFE. ^05

X L Waaruyt te volgen fehynt, dat hy, die eenig befchey d of fchrift,
\'^t welk nietig en krachteloosüs, ontrekt en verduyftert, niet geftraft
wordt, L. 38- §. 6.
de pœn. Hoewel de zodaanige eene buytenge-
woone ftraffe bezwaarlyk zal ontduyken.

XII. Echter is men doorgaans van gedachte , dat het ter aanloopin-
ge van de ftraffe der valskeyd genoeg is , dat de valsheyd hebbe kon-
nen benaadeelen, fchoon ze door \'t bedryf niet benaadeeld hebbe,
L. 5.

ïi. TT. de bis, qui dejec. vel effud, dewyl \'t vermoogen, de bedry-
vinge naaft aankomende, voor\'t eygentlyk bedryf gehouden wordt, L.
pen. TT. de milit: teflam. Gevolgelykhoezeer uyt valfch bewys nie-
mand befchaadigd worde,is\'techter genoeg,dat zulks hebbe konnen
gefchieden. En is ( 1 ) zeker Rechtsgeleerde daarom van die gedach-
te,, dat hy, die valfche getuygen voortbrengt,fchoon hunne verklaa^
ringen hem niet bevoordeeld, noch zynen tegendinger benaadeeld had-
den, echter,, omdat ze zouden hebben, konnen benadeelen, aan de
ftraffe van valsheyd gehouden wordt.

Xllï. \'t Welk ik gaerne wil toeftaan met betrekkingetot buytenge-
woone en zachtere ftraffe. Want, gelyk in andere misdaaden de on-
derneeming met ligtere ftraffe word
beteugeld, fchoon die tot het naaft
aangrenzend bedryf gekomen zy,zo zal ook dè pleeger van valsheyd,
zoekende te benaadeelen, hoe zeer ook zyn fey t geene fchaade toebrag-
te,met deeze of gééne doch zsrhtere ftraffe moeten beteugeld wor-
den.

XIV. Dit zyn de drie vereyfchtens, welke de misdaad van valsheyd

uytmaakem Waarby andere nog voegen het uytgedrukt kenmerk der
Wet, dat naamelyk niemand om eenig feyt in misdaad van valsheyd
vervalt,\'ten zy de zodaanige door
àQ JVetCornelia ( ló. )Libo-
niaanfchRaad-ocr page 54-

■Soó VYF EN TACHTIGSTE.HOOFDSTUK

veele en verfcheyden wyzen gepleegd worden, fchoon eene by de Wet
uyrgedfukte betekening ontbrake: want eene algemeene bètekening dec
IVet Cornelia is voldoende, welke gebiedt allerhande verandering ,der
waarheyd, ten naadeele van een ander\' gefchied te ftralFen,
arg. (^m)
L. I. (n) L. 23. -TT. L.Cör/fd/. ß\'d/ö/y^.-ocr page 55-

YAN VALSHEYD EN HAARE STRAFFE. ^05

XIX.-ocr page 56-

•SoS VYF EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

op veele en verfchey den wyzen kan gepleegd worden, welke alle te by-
zonderen onmoogelyk is. Trouwens, gelyk zo even gezegd wierdt, alle
gevallen, die in misdaad van valsheyd vallen, zyn geenüns door uyt-
gedrukte woorden der
Wet Cornelia en van andere inftellingen bete-
kend en bepaald geworden. Echter können (myns oordeels) bykans
alle gevallen zonder onderfcheyd tot deeze vier volgende wyzen niet
ongevoegelyk gebragt worden: dat naamelyk valsheyd gepleegd wor-
de of in den perfoon, of door woorden, of door gefchriite, of door
misbruyk. Welke wyzen het my luft door voorbeelden naader op-
;tehelderen.

XXIV.-ocr page 57-

VAN VALSHEYD EN HAARE STRAFFE 809

XXV IL Insgelyks kan hiertoe gebragt worden de volgende foort
van valsheyd naamelyk, zo iemand den éénen vooi den anderen per-
foon in deeze of gééne overkomfte, uyterften wille. Gerechts-hande-
linge of anderfins op eene andere hoegenoemde wyze verwiifele.

xxviii.-ocr page 58-

58 TWEE EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

XXXIII.-ocr page 59-

YAN VALSHEYD EN HAARE STRAFFE. ^05

ken, valfghe verzetten, bewyzen enz. toelaaten, dezulken, die ze kon-
den overtuygen, \'t geding laaten winnen,
L. i. §. 6. yr. adf-ocr page 60-

812 VYF EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK.

deï{1%) (Vet vanverboodengiftenaanteneemen, willekenriglyk
beteugeld,
L. 7. §. fin. \'x. adL. Jul. repetimd. ook uyt het (i 9) bevel
van lafteringe gehouden,,
tot. tit. C. de poen. jud. qui mal. judic.
dies het geen wonder zy, dat de Rechter, die op eene argliftige en be-
driegelyke wyze qualyk oordeelt, met banniifement of geeffelinge be-
hoore geftraft te worden.

XL. \'t Welk niet flechts van Rechters, de Vierfchaar fpannende,
maar ook van Rechtsgeleerden, Schepenen en andere kundige Mannen,,
die over\'t Recht geraadpleegd worden, te verftaan is, dat naamelyk de
zulke uyt quaadwilligheyd, haat of liefde tot geld, willens en weetens
valfchelyk raad geevende, en van de misdaad der valsheyd overtuygd
zynde, met de ftraffe derzelve moeten beteugeld wordeni \'t W\'elk
fchoon iemand zou moogen denken zeer zeldzaam te können gefchieden
ter zaake van dien afgelegden heyligen Eed, door wien ze der gerech-
tigheyd verbonden worden, fpreekt echter de zaak van zelve,dat de
liefde en genegenheyd tot het goud dikwerf ten huydigen dage de
00-
gen en ooren der Rechtsgeleerden en kundige luyden derwyze verblin-
de en betoovere , dat ze willens en weetens vaadenweg der waarheyd
afwyken, en de zaaken van
eerlyke en oprechte menfchen t\'onderfte bo-
ven keeren in weêrwille
van GODS allerftrengft Verbod, Kvod. 23 :
Deuter. t6: 19. Levit. i():is- Deuter, i r lö. 17. dies deLeeraar der
Wysheyd Salomo te recht gezegd hebbe, \'t
Geld verantwoordt alles^
Ecclefiafl. lo: 19.

XLI. Maar, %al het niet den Rechter tenminflen tot een goed eyndd
en in, eene rechtvaerdige zaake vry ßaari y giften engaaven te ontvan-
gen\'^

(iS) By deeze Wet Julia van verbooden giften aantenemen, gegeeyen by
Julius CEefar, was goedgevonden, dat geen Overheyds-perfopn,noch iemand
onderdeflèlfs gevolg behoorende, mogte aanneemen eenige giften, gaaven of
gefchenken,. waardoor hy in weerwille va- ^ den by hem afgeledenEed zon kön-
nen bewoogen worden wat te doen of niet te doen, fpruytende uyt deeze Wet
zo wel burgerlyke als lyfftraffelyk opfpraak j de burgerlyke- tot viervoud van
datgene, \'t welk op eene onrechtmaatige wyze genooten was,, de lyfli\'affelyker
tot buytengewoone ftraffe naar maate van de
zwaarheyd der misdaad...

(19) Uyt krachte van dit bevel wierdt de Rechter, die verbooden giften
ontvangen had, in burgerlyke zauken tot drievoud^ van ^t.gegeevene, tot; twee-
voud van ^t beloofde , met veiiies. vaa. zyn Ämpt of waerdigheyd,, in; lyfftraf^
fdyke zaaken tot banniffement met verbeurd-verklaaringfe zyner gpedereii;^.,.

vv,

-ocr page 61-

VAN VALSHEYD EN HAARE STRAFFE. 813

gen\'-ocr page 62-

gT4 VYF EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

fchaadigd, bedorven, veranderd, vermeerderd, verminderd, gefcheurd ^
uy tgewift, vernietigd, valfclielyk ondertekend, valfche zegels daaraan
gehangen , of op eene argliftige wyze de hand-tekeningen van anderen
naagebootft. AU\' het welk door de
fVet Corndia van valsheyd geftraft
wordt,
L. i. L. 16, L. 23. L. 28. tt. ad L. Cornel. de falf. L. n.
L.
23. C. eod. tit. §.7. Inß. de publ. judic. waarin men de gefchree-
ven zaak dan zegt gefchonden te zyn, zo die tegen de waarheyd zy op-
gefteld, of, zo iemand ganfch anders gefchreeven en getekend heb-
be, dan de waarheyd vordert, met dat gevolg, dat iemand uyt hoof-
de van dusdaanige valsheyd nadeel lyde Want valsheyd wordt nooit
geftraft, dan, zo het één oft ander nadeel, fchaade, onrecht of eens an-
ders oneer, daaruyt voorfpruyte.

XLIV. Wie derhalve eenige valsheyd aan fchriften en befcheyden
op eenige der voorzegde wyzen tot eens anders naadeel zal gepleegd
hebben, moet buyten allen twyffel met de ftraffe van valsheyd, wel-
ke is willekeurig, naamelijk die van gevangeniffe, banniffement, of
ook wel
van geeffelinge, naar de hoedaanigheyd des feyts en der toe-
gebragte en opgevolgde fchaade, beteugeld worden. Gevolgelyk zal
de Rechter naa voorgaande
overweeginge van de omftandigheden ei-
ker valsheyd, aan fchriftuiiren gepleegd, uyt het voorzegde de ééne
of de
andere ftraf met veyligheyd können opleggen.

XLV^ En worden aan deeze ftraffe van valsheyd gehouden niet
flechts de zulke, die valfche befcheyden fchrijvenen opftellen, fomwij-
len ook wel daaraan zegels hangende; maar ook de zodanige, die val-
fche zegels of andere tekenen maaken, fchoon een ander die gebruykte
om te bedriegen,
L. 30. w. ad L. CorneL de falf.

XLVI. Hiertoe moeten ook gebragt worden valsheyd pleegende be-
delaars , die in gefchrifte tegen de waarheyd voorgeeven het één of \'t
ander onvoorzien geval van brand, ziekte, bederf enz. om daardoor
openbaare aalmoeffen intezamelen, en de menfchen te bedriegen, en
ten deezen eynde een anders letteren en zegels te misbruyken; die
(naar de gedachten van voornaame Rechtsgeleerden) deswegens met
de ftraffe van geeffelinge en eeuwig banniffement moeten, beteugeld
worden.

XLVII. Ja, fchoon bedelaars geene letteren en zegels misbruyken,
indien, ze flechts ziekte, wonden of eenig aangeboren gebrek, voorgee-
ven , en onder diergelyke voorwendfels geld inzamelen, daar ze met ge-
zonde

-ocr page 63-

VAN VALSHEYD EN HAARE STRAFFE, gis

zonde ledemaaten begaatd zyn,is \'t onwraakbaar,dat ze aan de ftralfe
van geeffelinge worden gehouden: Deeze misdaad heeft toch eene beeld-
ten i^ van valsheyd, en is zeer gelyk aan diefftal.

XLVIII. Eyndelyk wordtten Vi e r d e n , misdaad van valsheyd
gepleegd door misbruyk, zo iemand deeze ofgééne zaak op eene arg- ^
iiftige wyze om een\' ander\' te bedriegen misbruyke. \'t Welk gefchiedt
in\'tmeeten, weegen en dry ven van Koopmanfchap. Want al wie
valsheyd pleegt met op eene boosaartige en bedriegelykewyzetemis-
bruyken valfche maaten, fchaalen, gewigten, evenaars, weegfchaalen
en andere vervalfchte ofbedurvenKoopmanfchap ,-en die als oprechte
te gebruyken en ten toon te ftellen, wordt aan de ftraffe van valsheyd
gehoudenen moet ^naar de Burgerlyke Wetten, met tweevoud of ban-
niilément geftraft worden,
L. 32. §. i. ad L. Cornel de falj. L. 6.

2. TT. de extrord, crim. L. 23. C. ad L. Cornel. de falf.

X L I X. Welke valsheyd in deeze vuylaartige eeuwe niet zeldzaam
-ocr page 64-

64-ocr page 65-

VAN WOOP.DLYKEN HOON EN OPSPRAAKE TOT HERR. 82S

SES EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

Van woordlyken hoon en opfpraake tot herroc-

pinge.

INHOUD.

dig zy? 15\' 11\' 18.

19. Wat f zo de beklaagde voortvlugtig
en af weezen de zy?
20.Zt.

22 Wat flraf den hooner moet worden
opgelegd?
23. 24. 25. 26

27. Of het den Rechter geoorlofd zy ^
den beklaagden om dezwaarheyd des hoons
de doodßraf opteleggen?
28.

29 Of opfpraak van hoon tot herroe-^
pinge zy lyfliraffelyky dan burgerlyk?
30.
31. 32. 33. 34 35.. 36.

37. Of de herroeping met eerloosheyd

tekene? 38- 39-

40. Of en wanneer in deeze Landen de
over hoon ver weezen eerloos worde?
4I.
42. 43. 44 45. 46. 47. 48. 49. 50.
51. 52. 53- f4-
55\' 56.

I. Hoon is eene gruimiaame mis-
daad.

Op noat wyzen de hoon gepleegd
vjorde ?

^ fVat eygentlyk woordlyke hoon ge-
noemd worde?

4 Straf van woordlyken hoon. 5.

6. Op wat wyze y naar heaensdaags
gehruyk^ tvoordlyke hoon geßraft wor-
de?
7.

8 De herroeping des hoons betreft de
aangelegenheyd der beleedigde partye.
9.
10.
II.

12 Op wat wyze de herroeping gedaan
worde? 13.

14. Op wat wyze te handelen zy tegen
den halfierrigen beklaagden, die
weygert
herroeping te doen^ indten hy tegenixoor-

I. 1\\ /ret diefftal en valsheyd, voor zo veel de zwaarKeyd der mis-
J. daad betreft,zoude ook konnen famen wandelen de misdaad
van HOON , fchynende even zwaar te zyn, en zo veel zwaarer, als
\'t verlies van eere en achtinge, welke niet flechts boven \'t goed, maar
ook boven \'t leeven en de gezondheyd, gefchat wordt, aan eerlyke
mannen ondraagelyk voorkomt. Deeze met hoonende woorden ge-
fchonden zynde, zou het gewiflelyk aan iemand tot oneere verftrekken,
den hoon, op wat wyze die ook zy aangebragt, ongewrooken te laa-
^^^{j^rJ^- i 3--ocr page 66-

8J8 SES EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK.

de daad, dan wel met woorden: waarom alle hoon is of woordlyk, of
daadelyk. Want de by gefchrifte toegebragte hoon is ook zeker woord-
lyke hoon, gelyk
laeger zal worden aangetoond.

I n. Woordlyke hoon wordt genoemd, zo lafterlyke woorden tegen
iemand worden uytgefproken. Neem eens, zo iemand een\' ander^
voor doodflager, ftraatfchender, ketter, hooren-draager, achterklapper,
dief, guyt, pleeger van valsheyd, Jood, of woekeraar, verraader,
eerloozen, onechteling of baftard hebbe uytgemaakt, of eenig ander
woord, waardoor zyne achting en goede naam verminderd wordt, met
drifte en voorneeminge om te hoonen voorgeworpen, \'^t Welk ook
doorgaans fchelden genoemd wordt,X. 15. §. 4, è
feqq. -ïï.de injur,
L. 5. L-ocr page 67-

VAN WOOP.DLYKEN HOON EN OPSPRAAKE TOT HERR. 82S

VIII.-ocr page 68-

820J8 SES EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK.

vraagt, niet ftilzwygende den aangebragten hoon herfoepe, dan wel
zulk een, die de herroeping met uytgedrukte woorden naakomt, want,
terwylhy de verklaaring of afbidding doet, belydthy eygentlyk daar-
door, onrechtvaerdiglyk gehandeld en leugen gefproken te hebben,
die hy wel wenfchte van zich niet te zyn uytgegaan, wordt echter
naar de gedachte van \'t gemeen, de herroeping voor zwaarere ftralfe
gehouden, dan wel de bloote afbidding, als welke niet is naam- quet-
fende, en den naame des beklaagden geenfms benaadeelt, hoezeer ik
ook niet zou konnen denken, dat de herroeping altyd en in alle geval-
len zonder onderfcheyd den beklaagden eerloos maakt, gelyk
laeger
ftaat te v/orden aangetoond.

XIII.-ocr page 69-

VAN WOOP.DLYKEN HOON EN OPSPRAAKE TOT HERR. 82S

XVI.-ocr page 70-

8-22 S-ocr page 71-

VAN WOOP.DLYKEN HOON EN OPSPRAAKE TOT HERR. 82S

XXV.-ocr page 72-

824 SES EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

XXXI.-ocr page 73-

VAN WOOP.DLYKEN HOON EN OPSPRAAKE TOT HERR. 82S

felyk. Want deeze redenkaveling heeft dan eerft kracht, zo bey de
ftraffen, zo wel de burgerlyke als de lyfftraffelyke, tot wraakneemin-
ge gericht zyn. Het wierdt toch
boven aangetoond, dat de herroeping
geenlïns tot wraakneeminge gericht is, maar enkelyk op de byzondere
aangelegenheyd betrekking heeft.

XXXVL Bovendien, fchoon anderfms de burgerlyke opfpraak met
de lyfftraffelyke opfpraake geeniins t\'zamengevoegd en opgeftapeld,
noch de beklaagde tot vergoedinge van fchaade mooge verweezen wor-
den in dat geval, indien hy met lyfftraffe wierde beteugeld, is ech-
ter zulks in opfpraake van hoon wat byzonders, en voornaamelyk ter
gunfte des gehoonden ingevoerd, dat naamelyk de herroeping ftand
grype, \'t zy burgerlyker - wyze tot banniffement, ftraffe van gevange-
nifle of geldboete , of wel lyfftraffelyker-wyze ter opiegginge van lyf-
ftraffe , gerecht worde, en met die bey de m^ooge t\'zamenloopen, en
wel daarom, dat diergelyke herroeping van hoon uyt byzondere
gunfte voor den gehoonden, om de herftellinge des goeden naams
en van de achtinge, ten naadeele des hooners is ingevoerd en aan-
genomen. \'t Gene toch uyt byzondere gunfte is ingevoerd, moet
met datgene, \'t welk in \'t befchreeven Recht bevolen wierdt, niet door-
een gemengd worden. AU\'\'twelk (myns oordeels) in aUe plaatfen zal
moeten aangaan, dies de herroeping met de lyfftraffelyke opfpraa-
ke, waarmede tot willekeurige ftraffe gerecht wordt, moet worden
opgeftapeld, wat ook andere voor het
tegendeel zouden moogen
by
brengen.

XXXVIL Verders fchynt daaruyt, dat ik gezegd heb, dat de Op-
fpraak tot herroepinge, als zodaanige aangemerkt, geenfms is lyfftraf-
felyk, te volgen, dat de hooner ter zaake van de herroepinge, als zo-
daanige aangemerkt, met geene eerloosheyd getekend wordt; Trou-
wens, deeze ziet flechts op de byzondere aangelegenheyd, en geen-
fins op de wraakneeminge,\'t welk zo veel te waarachtiger voorkomt,
als het meer zeker is, dat de herroeping, by \'t Burgerlyk Recht on-
bekend, door\'t gebruyk wierdt ingevoerd. Hoezeer ik niet ontkenne,
dat de ver weezen door de opfpraake des hoons, waarmede de beklaagde
tot Herroepinge en willekeurige ftraffe te gelvk is aangefproken, met

eerloosheyd getekend wordt.

Mmmmm-ocr page 74-

826 ZEVEN EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

XXXVIII.-ocr page 75-

V AN WOORDLYKEN HOON EN OPSPRAAKE TOT HERR, m

XLL Doch deeze gedachten fteunt op valfchen grond. Want ik
ontken, dat de
ftraf van hoon door de gezegde Landwet verzwaard is,
en, hoe zal men\'t zelve toch bewyzen? Trouwens, de gezegde Land-
wet wil hen, die over hoon beklaagd worden, met willekeurige ftraffe
hebben aangedaan, aan welke willekeurige.ftraffe ook eygentlyk de
hocJner naar \'t gemeen Recht gehouden wordt, gelyk zulks uyt de
L,
uit. L.
40. L. 43. Te. de, injur. kennelyk is.

XLIL En, fchoon in de gezegde Landwet aan de willekeurige ftraffe
die van herroepinge zy toegevoegd, welke op \'t Burgerlyk Recht niet
gegrond is, wordt echter daarom geene nieuwheyd ingevoerd, om-
dat zelfs naar \'t gemeen Recht deezer Landen, en van de algemeene
gewoonte, doorgaans den hooner de herroeping wordt toegeweezen,
en mitsdien is die in de gezegde Landwet niet op nieuws ingevoerd,
maar liever bekrachtigd. Ja kan ook de herroeping eygentlyk geene
ftraf genoemd woorden, als welke ziet op de herftellinge des goeden
naams, en dus op de aangelegenheyd der partye, in weêrwille van de
eygentlyke hoedaanigheyd der ftraffen, welke meeft tot wraakneemin-
ge gericht zyn.

XLIIL Van betere gedachten zyn dan die Rechtsgeleerden, welke
het daarvoor houden, dat ten deezen opzigte door de gezegde Land-
wet niet nieuws ingevoerd, noch verandering gemaakt is, en mitsdien,
dat de over hoon verweezen beklaagden in deeze Landen zo wel als el-
ders
met eerloosheyd geteekend worden , volgens \'t gene boven uyt het
Burgerlyk
gemeen Recht is bygebragt, en gewiffelyk nergens by eenige
Landwet veranderd wierdt. Waarom zou het dan niet moeten ftand
grypen?
arg. (d) L. 6.5r. de condidl. cauf. dat.

XLIV,

(d) InSen een vreemde voor zekere vrouwe huuwelyh-goed gegeeven, en ledongen
hadde, dat, op wat wyze ook V huuwehk gefch^yden wierde, het huuwelyh-goed hem
zou weêrgegeeven worden, en huuwelyk ook niet waare opgevolgd, zal men ter
oh-ocr page 76-

828 ZEVEN EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

XLÏV. \'t Welk nogtans uytzondering lydt, Eerßelyk, in ligten en
maatigen hoon; neem eens, zo iemand een\' ander\' voor boeiich, onge-
leerd , qualyk gemaakt enz. uytgemaakt hebbe. De Schout laat zich
toch aan geen kleyntje gelegen leggen, en onderneemt ook geene naam-
quetfende opfpraak om eene geringe zaake, L. 4.57-.
de in integr. reßit,
L.
9. §. uit. L. 4. TT. de dolo malo. En, zo de ftralfen naar de mis-
daad moeten worden afgemeeten, volgens de L. 11. §. 12.
adL. Jul,
de adulter. L. 4. de incend. ruin. naujr. L.
ló. tt. de p(En. zou
gewiflèlyk de beklaagde voor ligten hoon met de ftralfe van eerloosheyd
niet moeten worden aangedaan; omdat dezelve zeer zwaar is, en met
de
doodftraffe vergeleeken wordt, arg. (e) L. 8. §. pen. tt. quod met.
cauf.
(f) L. 9. \'ïï. de manutnijf. mndidt. (g) L. 38. §. fin. tt. ad L,
Jul. de adulter.

XLV. En dit is\'t eygentlyk, dat in deL. 17.§. tt. de injur. de
ligtehoon , door vrye menfchen toegebragt, niet veel fchynt geacht te
worden. En, dat hy, die over ligten hoon verweezen is, in den rang
der Tien-mannen zyn kan, de fluytreden van, den tegenftrydigen zin
genomen zynde uyt de
L. 40. tt. de injur. Doch hy, die met de vlek-
ke van eerloosheyd getekend is, kan \'t Ampt van Tien-man geenfms
bekleeden,
L. 5. L. 6. §. 3. -tt. de decurion. L. 8. C. eod. tit. Hierop
ziet ook, dat niemand voor eene geringe zaake tot opfpraake van arg-
lift gerechtigd is; en dat wel om geene andere reden, dan, omdat de
opfpraak over arglift is naamquetfende, en eerloosheyd oplegt, C. i.
§. 4.
it.de dolo mah. Dit blykt toch ten allerklaarften uyt C,.cum.te^
23. extr. de f entent. -ocr page 77-

VAN WOOP.DLYKEN HOON EN OPSPRAAKE TOT HERR. 82S

gebragten hoon veel eer voor ligten, dan wel voor zwaaren hoon,
houden zaL Dit \'sechter zeker, dat alle hoon, voor wien de Recii-
ter den beklaagden geene herroeping, maar wel afbidding of verklaa-
ring
oplegt, voor ligten hoon te houden is: En moet ook niet in zwaa-
ren hoon zo hgt de herroeping worden quytgefcholden ^ en mitsdien
wordt ook de beklaagde, die ter afbiddinge des hoons verweezen is,
geeniins met de vlekke van eerloosheyd getekend: \'t welk de zeker-
heyd zelve, en dopr \'t gebruyk meer dan genoeg geftaafd is.

XL VIL Ten anderen, zo de Rechter uytdrukkelykinzpgewys-
de den beklaagden zyne eer bewaard hebbe. Want (h) zeker Rechtsge-
leerde is van die gedachte, dat de Rechter zulks uyt deeze of gééne
rechtmaatige oorzaake doen kan. Dewyl hy toch ftilzwygende in ftaat
is, voor des beklaagdens goeden naam door \'t opleggen van zwaarere
ftraffe zorg te draagen, L. 13. §.
1. ir. de bis, qui not. infam, meent
hy, dat\'er geene reden zich opdoet, waarom hy zulks nietuytdruk-
kelyk zou doen können, vooral, zo \'t op die wyze door de gewoonte
of ftyle van Rechtspleeginge, welke in plaatfe eener Wet moet gehouden
worden, zy aangenomen, L. 2. C,
quemadm. teftam. aper. L. 3. C.
de bon. vacant. Ja zyn zelfs andere Rechtsgeleerden van gedachten,
dat zulks wel en te recht niets ftechts naar -ocr page 78-

830 ZEVEN EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

bevels voor geenen eerloozen gehouden worde, hy echter naar het
denkbeeld der menfchen de eerloosheyd der daad niet ontduyken kan,
L. 2. TT. de obfeq.parem. -ocr page 79-

VAN OPSPRAAKE DES HOONS TOT WAERDEERINGE. -831

wordt. Want op die wyze bevrydt zich de beklaagde van de verwy-
zinge tot herroepinge, en kan buyten deeze verklaaringe of af biddinge
met geene meerdere ftraffe worden aangedaan. Want, de herroeping
ophoudende, wordt de beklaagde ter zaake van de bl-oote af biddinge of
verklaaringe nooit eerloos, gelyk reeds gezegd is.

L V. Bovendien wordt de beklaagde met geene vlekke van eerloos ^
heyd getekend, indien hy in\'t gerechte niet verfchyne ,maar uyt hoof-
de van halfterrigheyd verweezen,. en als overtuygd gehouden zy.

L VI. \'t Welk niet flechts in opfpraake van hoon, maar ook in an-
dere misdaaden, dus ftand grypt, dies naamelyk de beklaagde, uyt
hoofde van halfterrigheyd verweezen,. aan de ftraffe van eerloosheyd
niet onderhevig worde, fchoon anderfms de misdaad zy de zodaani-
ge, dat ze den goeden naam van hem, die beleeden heeft of overtuygd
is, bevlekke.

ZEVEN EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK
Van opfpraake des Hoons tot waerdeeringe.
I N H O U D.

I.-ocr page 80-

832 ZEVEN EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

27. TVanneer en in wat gevallen zulks
uytzondering lyde?
28.

29- Tot hoeverre het onderzoek de op-
fpraake van hoon voorkome?

30 Tot hoeverre in zaaken van hoon
een gemagiigde worde toegelaaten?
31. 32.

33- Of de van V vlugten verdachte be-
klaagde in de zaake van hoon borg te ftel-
len gehouden zy^
34. 35.

36.-ocr page 81-

VAN OPSPRAAKE DES HOONS TOT WAERDEERINGE. -833

toch genoeg, zo de aanlegger zonder eenige betrekking te maaken
voorgeeve, zodaanigen hoon geleeden te hebben , dien hy op zo veel
gelds waerdeert., en eyfcht, dat de beklaagde in die hoeveelheyd ver-
weezen worde. Ja, fchoon de gehoonde de waerdeering tot winfte
betrekkelyk maake, voorgeevende , dat hyzo veel niet zou willen ge-
nieten, en dusdaanigen hoon ondergaan, zal echter de eyfch, naar de
meer aanneemelyke gedachte beftaan konnen,

V.-ocr page 82-

834-ocr page 83-

VAN OPSPRAAKE DES HOONS TOT WAERDEERINGE. -83

wyzlng tot zo veel, als by den aanlegger begroot en gewaerdeerdis,
zonder tot meer of min te komen.

XIII.-ocr page 84-

84-ocr page 85-

VAN OPSPRAAKE DES HOONS TOT WAERDEERINGE. -837

met omzigtigheyd\' daarop letten,-dat zyn eyfch behoorlyk ingefteld,
en \'t geding, naar
de Wetten toegericht worde. Waarin onderzocht
wordt,
Eerteeyk: Of äe aanlegger vermoogens , de herroeping
met de waerdeeringe des hoons te gelykopteftapelen ,en diehtyde in Sy-
rien eyfch te vervloeken}-
welk men eenvoudiglyk moet ontkennen,
\'t zy tot lyfftraffe gerecht worde, dan niet ? En fchoon al eens de ftraf
van geeflelinge inden eyfch wierde uytgedrukt, is \'t echter onwraak-
baar, dat die opfpraak niet beftaan kan , omdat hedensdaags niemand
tot lyfftraffe en vergoedinge van fchaade te gelyk kan verweezen wor-
den.

XX. Doch,zo geene lyfftraf worde uytgedrukt,zal niet te min de
eyfch ondeugdzaam zyn, dewyl de aanlegger onmoogelyk tweemaal
ey flehen kan: want bey de die eyflchen, naamelyk van herroepinge en
van waerdeeringe, zyn tot één en \'t zelfde gericht, naamelyk tot her-
ftellinge des goeden naams, en tot vergoedinge der toegebragte fchaa-
de ; en mitsdien zal de ééne door den anderen verzwelgd worden.

XXL Ten A der e n- : wordt getwyffeld, Of tyd en plaats, waar
en wanneer de booning gefchied is .behoor e teworden uytgedrukt ^
Gq-
wiflelyk niemand kan van andere gedachte zyn, oft jaar en de maand,
ook de plaats, moet worden aangeduyd; in zo verre, dat, zo dit al-
les worde overgeflagen, die eyfch ondeugdzaam is, hoezeer ook de
party dit gebrek niet voorwierpe, moetende echter dit eygentlyk tot
zulk geval alleen bepaald worden, waarin
lyfftraffelyker-wyze tegen
den beklaagden gerecht wordt.

XXIL Maar met betrekkinge tot den dag , is men \'t niet eeïis , of
Gok die in den eyfch behoore te worden uytgedrukt, en, of de verzwy-
ging van dien den eyfch over hoon ondeugdzaam
maake? Dit wordt
doorgaans by de Rechtsgeleerden ontkenddie \'t meenen voldoende
te zyn, zo jaar en maand zy uytgedrukt.

XXIiï. \'t Welk ze nogtans bepaalen, indien zulks eygentlyk door
de beklaagde partye geëyfcht zy: Want dan moet de dag en de lyf-
ftraffelyke opfpraak van hoon worden uytgedrukt, met dat oogmerk
opdat de beklaagde zou konnen bewyzen, dat hy op dien dag elders
geweeft
IS; Want de verzwyging des dags zou den beklaagden zyne

^r ^ ^^ Derden: wordt onderzocht: Indien, eenig geding
tuffctm dec%m en tujfchengéénen aangevangen zynde, de één act^ ^^^

Nnnnn 3.-ocr page 86-

838 ZEVEN EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

anderen door \'t voorwerpen van dit of dat verzet in de voornaame
zaake hoon toebrenge, en de gehoonde over hoon betuyge, en ey ffche.,
dat hem recht en gerechtigheid gefchiede, of in één en\'t zelf de geding
dit puntßip des toegebragten hoons met de voornaame zaake beßiß, en
de opfpraak van hoon behoore op het tapyt gebragt te worden, hoezeer
ook de voornaame zaak baar beflag nog niet erlangd hebbe\'?

XXV.-ocr page 87-

VAN OPSPRAAKE DES HOONS TOT WAERDEERINGE. -839

Ja, zo in eenige zaake, o.ver deeze of gééne openbaare misdaad burger-
lyker-wyze ondernomen, tegen den aanlegger eenig verzet worde voor-
geworpen , en de verzetter eyiTche, dat de Rechter ampts-halve tegen
den van eene zwaare misdaad befchuldigden aanlever onderzoeking in-
richte, is \'t kennelyk, dat de Rechter met betrekking tot de Burgerlyke
Rechtszaake behoort ftil te zitten, totdat de lyfftrafFelyke Rechts-zaak,
als zynde een onderzoek van grooter nadeel, ten eynde gebragt worde.

XXX.-ocr page 88-

840 ZEVEN EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

de ftraf van hoon eene buytengewoone en willekeurige ftraf is, welke
tot geeifelinge en zelfs tot\'den dood (gelyk fommige willen, wierge^
dachte echter
boven ter toetfe gebragt is) indien de zwaar- en gruuw-
zaamheyd der misdaad zulks vereyfchte, kan worden uytgeftrekt, d.
§. 10.
infl, de Injur. Het is toch kennelyk, dat in hoofdftraffelyke
zaaken, waarin zwaarer ftraf dan die van banniffement, moet worden
opgelegd, gemagtigden en voorftanders nooit worden toegelaaten. Volgt
dan, dat de beklaagde, door opfpraake van hoon tot herroepinge en
willekeurige ftraffe aangefproken, zich door geenen gemagtigden ver-
deedigen kan.

XXXÏII. Ten V y ,f d e n : \'t Gebeurt fomwylen, dat de beklaagde
door opfpraake van hoon aangefproken^ eer hy verweezen zy, voor-
vlugtig wordt, en dus noch ftraf lydt, noch den aanlegger voldoening
geeft, met herroeping te doen: Gevolgelyk wordt onderzocht,indien
hy geene onroerende goederen bezitte, en zyne vlugt gevreesd wor-
de,
Of hy geene zekerheyd te geeven en borg te ßellen genoodz-ocr page 89-

VAN OPSPRAAKE DES HOONS TOT WAERDEERINGE. -841

Rechtsgebruyk zulks aan de hand geeft. Doch, dewyl om zwaaren
hoon niet zelden
lyfftraffelyker-wyze tot herroepinge en lyfftraffe ge-
recht wordt, is \'er zekerlyk niets, \'t welk zou können verhinderen,
waarom ook in dat geval van den beklaagden geene zekerftelling be-
hoore gevorderd te worden.

XXXVI.-ocr page 90-

842 ZEVEN EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

L. in. C. ds\'

zon, welke aan den middag fchynt, vereyfeht worden,
probat.

XL IL En komt in geen bedenken, dat opfpraaktot herroq)inge
en willekeurige ftraffe gericht, riiet altyd lyfftraffelykis; Trouwens,
zulke zaaken worden eerft lyfftraffelyk genoemd, welke ter aandoenin-
ge van lyfftraffe gericht zyn, hoedaanige zeer zelden den hooner wordt
opgelegd, gelyk dat onwraakbaar is:Het is toch genoeg,dat tot wil-
lekeurige ftraffe gerecht worde. Want, fchoon doorgaans wel meeft
voor hoon eene ligter ftraf worde beftooten, neem eens,die van geld-
boete, gevangeniffe of banniffement voor eenen tyd, echter, dewyl
men ook tot zwaarere ftraffe kan overgaan, om de gepaftheyd en on-
zekere uytkomfte , kan niet te min de zaak van hoon onder de hoofd-
ftraffelyke zaaken, voor zo veel de aanbieding des Eeds aangaat, be-
greepen zyn.

XL III. Ja, fchoon de aanlegger in zynen eyfch ftechts eene geld-
boete of ftraf van gevangeniffe uytdrukke,.of enkelyk herroeping eys-
fche, en dus.de ondernomen opfpraak, met betrekkinge tot deo ge-
hoonden ,
niet lyfftraffelyk, maar burgerlyk zy, als zynde naam - ver-
volgende , L. I. ÓP tot. tit. de injur. is \'t echter zeker, dat ze ten op-
zigte van hem, die den hoon pleegt, aan de lyfftraffelyke opfpraaken.
meeft naby komt, en den hooner eene vlek van eerloosheyd aanwryft,
en tot wraakneeminge gericht is,dies het van de konfte der billyk-en
rechtmaatigheyd minft afwyke, wanneer men zegt, dat in opfpraake
van hoon, tot herroepinge ondernomen, hoezeer die burgerlyk zy, ech-
ter de aanbieding des Eeds zo wel als in lyfftraffelyke zaaken geenen
ftand grypt.

XLIV. En dit\'s alzo gelegen in gerechtlyke Eedzweeringe, welke
de aanlegger den beklaagden, en de beklaagde den aanlegger, door-
gaans aanbiedt: Want uyt de gelykheid der reden wordt ook.geenfms-
de beklaagde, die over het door hem voorgeworpen verzet in de lyf-
ftraffelyke zaake van hoonden aanklaager het doen vaniEedzweeringe;
aanbiedt, toegelaaten.

XLV. Doch, wat den Eed van zuyveringe aangaat, is \'t onwraak-
baar\', dat die
den over hoon beklaagden, \'t zy burgerlyk- of lyfftraffe--
lyker-wyze aange%roken, door den Rechter kan wordeu aangebooden
als welken doorgaans
in lyfftraffelyke zaaken de Rechter Ampts-halve
den beklaagden aanbiedt,
arg. C. ex tuarum. 8. C. uk. extr., de purgati.

XLVI:

-ocr page 91-

VAN OPSPRAAKE DES HOONS TOT WAERDEERINGE. -843

XLVL Waarin tot aantemerken, dat de Eed van zuy veringe den
beklaagden nooit behoort te worden opgelegd, dan, zo deeze en géé-
ne
onderftellingen, vermoedens-blyken en aanneemelyke giffingen, voor-
afgaan, tat Eedzweeringe voldoende, en tegen den beklaagden pley-

tende;: \'t welk ook met het gemeen Recht overeenkomt, L. uit. §. 4.
C.
de bis., qui -ad ecdef. confug. auth. novo jure. C.de peen. Jtidic. qui
male judic. Nov.
124. cap. 2. L. 26. §. uit. C. de ujur. L. uit. §. 10.
C de jur. delib. d. C. ex tuarum. C. uit. extr. de purgat. Gevolge-
lyk, deeze en gééne onderftellingen en vermoedens-blyken t\'zamen-
loopende, is \'t onwraakbaar, dat in zulk geval de Eed van zuy ve-
ringe den beklaagden behoort te worden opgelegd.

XLVII. Ten Zevenden: Doch wat, de beklaagden, door
opfpraake nm hoon aangefproken^ en wettiglyk gedaagd zynde., niet
verfchyne, hoe %al in dat geval tegen hem moeten gerecht worden ?
Het is zeker, naar \'t Burgerlyk Recht, eene kennelyke zaak, dat, zo de
beklaagde doordrie bevelen, of door een enkel zaak- eyndigend bevel,
gedaagd zynde weygerig bly ve door zich zeiven of door eenen gemag-
tigdentekomenen verweering te doen, of, indien hy zich quaadaar-
tiglyk verfchuyle, of op eene andere wyze verhindere, dat de dag-
vaarding tot hem niet kome, de ftelling in \'t bezit zyner goederen uyt
krachte van \'t eerftebefluyt ftand grypt
, C. quoniamfrequenter, extr. ut
Ut. non contefl.
L. 1. L. z. L. 1. in pr. -ocr page 92-

§44 ZEVEN EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

-ocr page 93-

VAN OPSPRAAKE DES HOONS TOT WAERDEERINGE. -93

LIL Ten Achtsten: Wordt getwyfFeld, Of de Recbier \'en Over-
heyd vermoogens %y, den hoon, hem of
baar Ampt s-halve als Rechter
en Overheyd
toegebragt, van flonden aan vlonder andere aanklagt e en
met voor by gang van den gerechtlyken weg te ivr eckenden den hooner te
flraf en
?\' Welk onderzoek Mlender-wyze by (k) zekeren Rechtsge-
leerden beflift wordt. En gewiffelyk, m datgene, \'t welk kennelyk en
onwraakbaar te zyn gehouden wordt, is\'t niet raadzaam kennis te nee-
men of vonnis te wyzen, maar wel uyttevoeren en te ftraffen, C
de
manlfefla. C. manifefla.
2. qu^efl. i. C. evidentia. de accujat. Waar
gezegd wordt, dat in eene kennelyke en onwraakbaare misdaad alle
plegtigheyd des gemeenen Rechts ontbonden te zyn verftaan wordt,
vooral, indien \'t kennelyke zodaanig zy, dat niet mooge getwyffeld
worden.

LIII. En komt hiertegen in geen bedenken, dat niemand in zyne
eygene zaake behoore te oordeelen,
L. tin. C. ne quis in fud caufa.
Want, zo den Rechter, als Rechter, hoon worde toegebragt, en die
kennelyk en onwraakbaar zy., dan wordt de Rechter, dien hoon ftraf-
fende, gezegd niet in zyne eygene zaake, maar in die van een\' ander\',
te werk te gaan, en den beklaagden te verwyzen.

LIV. \'t Welk nogtans by den aangehaalden Rechtsgeleerden bepaald
wordt tot deeze ofgéénebuytengewoone ftraffe naar de hoedaanigheyd
van plaatfe, perfoon enz.
L. 4. §. i. tt. de incend. ruin. naufr.L.fin.

de injur. Doch geenfms, zo de ftraf mofte opgelegd worden met
betrekkinge tot zyne eygene aangelegenheyd , wanneer de hoon
geleeden
hebbende Rechter zo tot byzondere wraakneeminge, als tot herroepinge
en waerdeeringe dis hoons, rechten wilde, in welk geval hy geenfms
Rechter in zyne eygene zaake zou konnen weezen.

LV. Gevolgelyk, opdat de Rechter van ftonden aan, zonder aan-
klagte en met voorbygang des wegs van rechten, den hooner zou
konnen ftraffen, worden \'er (mar de gedachte des voornoemden
Rechtsgeleerden) drie zaaken gevorderd, i. Dat de hoon aan den
Rechter Ampts-halve zy toegebragt.
2. Dat de hoon kennelyk en on-
wraakbaar zy, en geene verder bewyzing vordere.
3. Dat de be-
klaagde enkelyk tot willekeurige ftraffe verweezen worde, en geenfms
tot herroepinge en waerdeeringe des hoons. Waarvan het één oft an-

Goooo 3-ocr page 94-

84€. .ZEVEN E.N TACHTIGSTE HOOFDSTUK. .

ander ontbreekende, zal de Rechter geenen rechtsdwang konnen oef-
fenen, maar tot hoogeren Rechter moeten toeviugt genomen worden^
opdat die als een bevoegd Rechter kennis neemen.
L.un. C. mquisin
fuä caufd,

EVI. Ten Negenden: Eyndelyk wordt ook hieraan getwyf-
feld ,
Of de gehoonde,, den hem toegebragten hoon niet willende wree-
ken, zynen goeden naam in gevaar fleUen, en zyne achting deswe-
gens benaadeeld worde\'?

L VIL Aanleyding om te twyffelen wordt hierdoor gegeeven, dat
de gehoonde, tot herroepinge of waerdeeringe des hoons rechtende,
vooral daarop fchynt toeteleggen, dat de hem ontdraagen eerbied,
die op geenen prys te waerdeeren is, herfteld worde: Gevolgelyk^ de
opfpraak des hoons achterwege gelaaten^ £n geene
hLerftelling der eere
gedaan zynde, is \'er naauwlyks eenige twyffel over, of de eer en ach-
ting des gehoonden blyft gefchonden en bevlekt.

LVIII. Echter is het tegendeel meer aanneemelyk, dat de gehoon-
de door \'t rechten op geenerhande wyzen zynen goeden naame en ach-
tinge benaadeele, als wien\'t vryftaat, den hem aangedaanen hoon te
wreeken, of wel den hooner
vergiffenis te fchenken. Hy is toch buy-
ten alle gevaar,
welken weg hy ook hebbe ingeilagen. Want, ge-
lyk de achting desgenen, die door hem, welke geenen den minften lof
waerdig is, gepreezen wordt, weynig of liever in \'t geheel niets aan-
groeyt, zo wordt ook door hoonende woorden, van den éénen of den
anderen loskop teegen eenen braaven en eerlyken man voortgebragt,
van zyne
eere en achtinge niets verminderd noch afgetrokken.

LIX. En komt hiertegen in geen bedenken, dat de gehoonde, die
tot herroepinge recht, herftelling zyner
eere eyifche, waaruytte vol-
gen fchynt, dat hy met hoon bevlekt wierdt. Trouwens, deeze op-
fpraak is meer gericht tot verklaaringe des ongefchonden goeden
naams, danv/eltot herftellinge der beleedigde achtinge,
naamelyk,op-
dat de beklaagde zich zeiven openbaarlyk
van leugen befchuldige, en
belyde,
dat hy all\' \'t gene by hem tot lafte des aanleggers gezegd,
is, voor valfch
houdt, en gevolgelyk , dat hy hem daarmede
gehoond heeft, en mitsdien, \'t zy de gehoonde rechte, of zwyge,
loopt zyn goede naam geen het allerminft gevaar: echter is het ze-
ker, dat hy, die den hoon wreekt, een openbaar blyk van zynen
ongefchonden en niet bevlekten goeden naam ontvangt, en daar-
door

-ocr page 95-

VAN DE GEVALLEN, WAARIN OPSPRAAK VAN HOON enz. 85^

door eygentlyk aan het gemeen te gemoet komt, \'t welk uyt een
quaad en. valfch begrip doorgaans denkt ^ dat iemands eer door hoon
gefchonden wordt.

ACHT EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

Yan de gevallen, waarin opfpraak van Hoon
ftand grypt.

i N HOU D.

I. Opfpraak van hoon heeft met altyd
en zonder onderfcheyd\' plaats.
2,.

3 - De Rechter kan tegen den hooner
onderzoekender-wyze te -merk gaan\', en
wanneer zulks uytzöndering: lyde?
4. 5.
6. 7.

8.-ocr page 96-

848. ACHT EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

I. /^P wat wyze in opfpraake van hoon, zo burgerlyker- als lyfïlraf-
felyker - wyze ondernomen, te handelen zy, en wat ftraf tegen
hen, die over hoon zyn aangeklaagd, behoore ftand te grypen, is op
eene voldoende
-ocr page 97-

VAN DE GEVALLEN, WAARIN OPSPRAAK VAN HOON enz. 85^

^krachte van de gewoonte des tegenwoordigen tyds ophoudt. Ja zou
men ook moogen zeggen , dat het onderzoek met het Burgerlyk Recht
niet zeer ftrydig is, dewyl hetzelve dn de plaatfe der aanklagte komt,
L. pen. fe. de publ judic, en dus de onderzochte buyten aanklagte
nooit verweezen wordt. Enis\'t mitsdien zeker , dat vaftgefteld zyn-
de, dat ten minften eene wettige aanzegging of betigting te
gelyk met
voldoende vermoedens-blyken moet voorafgaan, \'t geding van onr-
derzoek niet flechts naar \'t Geeftelyk, maar naar \'t Burgerlyk Recht,
wordt toegelaaten.

V.-ocr page 98-

B50 ACHT EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

IX.-ocr page 99-

VAN DE GEVALLEN, WAARIN OPSPRAAK VAN HOON enz.

I

den wordt, \'t Welk min onzeker is, zo aan deeze ofgééne gemeen-
fchap, maatfchappy e of Raads-vergaderinge, welke te meer tot herftel-
linge van haare eere en achtmge gehouden is, door den toegebragten
hoon
eene zwaarer oneer worde aangewreeven.

XV. Maar, wat te denken met betrekkinge tot Geeßljke perfoonen\'^
Dat deeze van de ftraffe der herroepinge bevryd zyn, fchryft (n) ze-
ker Rechtsgeleerde; doch zonder grond. Want nergens worden by d^
algemeeneW^et,naar welke de hooners tot herroepinge verpligt wor-
den , de Geeftlyke perfoonen van dezelve uytgeflooten te zyn bevon- -ocr page 100-

acht en taghtigste hoofdstuk

Want naa den aanvang der Rechtspleeginge is de zaak. niet-ocr page 101-

VAN DE GEVALLEN, WAARIN OPSPRAAK VAN HOON enz. 85^

ze. echter ten opzigte van den hooner en van den aangefproken be-
klaagden ftiraftelxk en naam-quetfende, en. mitsdien zal ze op zyne
erfgenaamen geenfins overgaan.

XXIV.-ocr page 102-

B54 ACHT EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

- XXVIII. Maar, wat van zulk eenen te denken, die voorgeeft,dat
hy eens anders echtgenoot«, eene maagd of weduwe, vleefchlyk be-
kend heeft, \'t welk gewilfelyk niet zelden gebeurt, dat lofFe men-
fchen zich dus beroemen, zynde het wel zeker, dat zulke deswegens
ftraf baar zyn: maar zou konnen in twyffel getrokken worden,
C^\' de
%odaamge ook zich zeiven aan opfpraake van boon onderhevig maake^

XXIX.-ocr page 103-

VAN DE GEVALLEN, WAARIN OPSPRAAK VAN HOON enz. 85^

herroeping uyt deeze of gééne rechtmaatige oorzaake in afbiddinge
te „veranderen. AU\' het welk door het dagelyks Rechtsgebruyk ge-
ftaafd wordt.

XXXIII.-ocr page 104-

§5(5 ACHT EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

den wordt. Welke afgelegd zynde, is hy doorgaans tegen de lafire-
rende vrouwe tot geene opfpraake van hoon gerechtigd, en moet ook
niet in dit geval aan de vrouwe herroeping worden opgelegd, en wel
daarom, dat de befchuldiging, zo niet ten vollen, ten minften door gis-
lingenen vermoedens-blyken, tot den Eed van zuyveringe voldoende,
half volkomen beweezen, en dus door de lafteraarelfe eenigermaate be-
waarheyd is, dies het geen wonder zy, dat de opfpraak van hoon te-
gen haar ophoude.

XXXVIIL Maar, deez Eed van zuyveringe door eenen gehuuw-
den afgelegd zynd, geheugt my meer dan ééns onderzocht te zyn.
Of
de vrouw.,
welke door V befchuldigen van hem het overfpel beleeden
heeft ^ en in die belydeniffe volflandig blyft, met de flraffe van
over-
fpel, naamelyk met die van felinge , moege beteugeld worden-ocr page 105-

^ VAJ^DE GEVALLEN, WAARIN OPSPRAAK VAN HOONecz. 857

XL. Echter indien uyt \'s mans verantwoordinge, en uyt andere by-
\'kans onwraakbaare vermoedens-blyken, ontdekt worde, dat hetoverfpel
geenfms gepleegd is, maar de betigtende vrouw op eene hardnekkige
en quaadaartige wyze in de belydenifle des overfpels volftandig bly-
ve,of die om eenige andere reden niet in te trekken genegen zy, komt
het my al aanneemelyk voor, dat de Rechter met quy tfcheldinge van
de ftraffe der geeffelinge baar eene ligter ftraf kan voorfchryven.

XLL Ten V y f d en : Dit richtfnoer wordt uytgebreyd in de zul-
\'ken, die den hoon, by hen van anderen gehoord, tegen iemand voort-
.brengen en uytftrooyen. \'k Weet zeer wel, dat het bedenkelyk is, of
ook zulk een door opfpraake van hoon tot herroepinge en willekeuri-
ge ftraffe mooge worden aangefproken, die den hoon voorgeeft van au-*
-deren gehoort te hebben, en zynen naam aanwyft? !t welk (o) zeker
Rechtsgeleerde te ontkennen fehynt.

XLII. Maar is het tegendeel, naar de gedachte Tan andere Rechts-
geleerden, meer aanneemelyk., dat ook dengeenen,. die zynen man.
aanwyft, herroeping, en zulk eene ftraf, als op \'t hoonen gefteld is,
moet worden opgelegd; om den zin van de
L. un. C. de jamof
ImlL waaruyt blykt., dat zo wel de fchryver als de verfpreyder des
hoons aan gelyke ftraffe gehouden wordt. Want, fchoon de gezeg-
de
L. un. flechts fpreeke van naam-quetfende gefchriften, kan echter
bez waarlyk worden getwyffeld, of hetzelfde grypt ook ftand in ande-
ren woordlyken hoon: en dat wel om de gelykheyd
van reden, welke
één en \'t zelfde recht uytmaakt, L. 32. ad L.j^^qüil. als ook, om-
dat hy, die den hoon, welken hy van een\' ander\' gehoord heeft, voort-
brengt en uytbraakt, eens anders goeden naame en achtinge niet min
benaadeelt, dan de man zelve, die den hoon valfchelyk uy tgedacht, en
aan een\' ander\' geopenbaard heeft: dies het geen wonder zy, dat die
beyde tot herroepinge en dezelfde ftraffe v verweezen worden.

XLIIL Ten Sesden: Dit richtfnoer wordt uytgebreyd daarin,
dathy, die de waarheyd door verwytinge gezegd heeft, ook aan op-
fpraake van hoon is gehouden, ja zelfs tot herroepinge en willekeuri-
ge ftraffe moet verweezen v/orden, omdat (naar de gedachten van
voornaame Rechtsgeleerden) de waarheyd van \'t verwetene niet ver-
fchoont.-ocr page 106-

acht en tachtigste hoofdstuk

XLIV. Gevolgelyk, fchoon de hooner genegen zy, het verwetene
te bewyzen, wordt hy echter niet gehoord. In opfpraake van hoon
wordt toch niet zo zeer de waarheyd van\'t verwetene, als wel de
wil en begeerte om te hoonen, in acht genomen, L. 3. C.
de offic.
redtor. provinc. L.
6. C. de poftul En is \'t ook zeker, dat het
boos voorneemen des ontdekkers de zaak quaad maakt, en de misdaad
voltrokken
wordt, zo de wil om te benaadeelen tuifchenbeyden kome,
I. C. adL. Cornel. de ficar. En, wanneer in of buyten gekyf ver-
wyting gedaan wordt, fchynt die op eene hoonende wyze gefchied te
zyn, en zal ook de waarheyd derzelve geene verfchooning bybren-
gen
; omdat het voorneemen om te hoonen tegenwoordig is, en ftraf
verdient.

XL V. \'t Welk eygentlyk niet te min by de voorzegde Rechtsge-
leerden bepaald wordt, zo de nuttigheyd van \'t Gemeenebeft vorde-
re,. dat het verwetene geopenbaard zy, neem eens\', zo aan iemand
ftraatfehendery, roof, diefftal, melaatsheyd\'enz. wierde voorgewor-
pen; want in dat geval zal de verwyter, \'t verwetene bewyzeride,
geenfms gehouden zyn; opdat de misdaaden niet ongeftraft blyven^
L.» 51.
T. ad L. Aquil. en \'t verrot lid des menfchlyken lighaams-
worde afgefneeden,
C. hoe ipfum 33. qiicEft. 2. C. i. de conjug. Ie-
pros.

XLVI. Waarom in dit geval\'t bewys des hooners wordt toegelaa-
ten, indien flechts uyt andere omftandigheden van\'t voorneemen omte:
hooneu niet blyke; dies naamelyk de hooner dan eerft herroeping te
doen gehouden
worde,indienhyvalfchelykde verwyting gedaan heb-
be, \'t welk te weeten de nuttigheyd van \'t Gemeenebeft vordert,

XLVII. Waaruyt verder volgt, dat ook hy, die zynen evenmenfche
eenige misdaad voorgeworpen heeft, welke door den Vorft is quy tge-
fcholden , of waarvoor hy ftralFe heeft ondergaan, of welke hy door dé
pyniginge gezuyverd heeft,aan opfpraake van hoon gehouden wordt.
Want, zo de waarheyd
van\'t verwetene niet verfchoone, gelyk reeds
beweezen is, zal hy, die
aan een\' ander\' eene quy tgefcholden mis-
daad heeft
voorgeworpen, veel min voor opfpraake des hoons bevey-
iigd zyn.

XLVIII. Waartoe ook veel gedaan heeft, dat door\'s Vorften gunfte
en herftellinge alle vlek, uyt de misdaad voortvloeyende, uy tgewift
te gehouden wordt , L. ulu §. fin. C. de fent. paffi. -ocr page 107-

VAN DE GEVALLEN , WAARIN GEENÊ OPSPRAAIt ciiz. Só?

L. 2. C. de bon. vacant, \'t Is_ dan onmoogelyk, dat door t voot-
wèrpen eener
quytgefcholden misdaad geen hoon worde toegebragt.

negen en tachtigste hoofdstuk

Van de gevallen, waarin geene opfpraak van Hoon

ftand grypt.
N H O U

D.

ï. Men ts tot geene opfpraake van hoon-ocr page 108-

8.6q neg e n;en . t a c h ti\'g s t e^^h o gf d s tuk;

44- Opfpraak mn hoon .houdt op, wan-
neer .de gehoonde recht uyt de L, 5. C.
de tngen. manum.
45. 46.

47-ocr page 109-

VAN DE GEVALLEN , WAARIN GEENÊ OPSPRAAIt ciiz. Só?

al gehcord worden:en,zo hy dat aangetoond en zyne onfchuld be-
weezen hebbe, wordt hy zo wel van de herroepinge als van de ge-
woone ftralFe ontheven,
L. .5, C. de injur.

V. Ter bewyzinge deezes, dat naamelyk iemand geen opzet om te
hoonen gehad heeft, worden geene ftipte en volkomen bewyzen gevor-
derd , doch zyn gillingen en onderftellingen voldoende. Het is toch
zeker, dat de onderftellingen en omftandigheden van eenig feyt het op-
zet van een\' ieder\', en, of wat opzetlyk als anders gefchied zy, ver-
klaaren^X.
16. ir.. de poen. L. 5. C.^de inflit. -ocr page 110-

g52 NEGEN EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

Z,. ló. §. 3. TT. de pœn. En zal hy nooit op elks verzoek tot deeze
Eedzweeringe zo aanftonds plaats geeven,\'t en zy deeze of gééne
onderftelling ten voordeele des beklaagden tegenwoordig zy.

X.-ocr page 111-

VAN DE GEVALLEN , WAARIN GEENÊ OPSPRAAIt ciiz. Só?

doe, wanc naderliand wordt hy niet gehoord. 3. Dat de beklaagde
deeze verklaaring voor den Rechter in \'t by weezen des aanleggers af-
lesge.
Want anderfins moeten verklaaringen en afbiddingen, met de
-roepinge niet veel verfchillende, in \'t Gerechte gedaan worden. Deé-
ze drie zaaken t\'zamenloopende, zoude ik denken, dat de verklaaring
van den door opfpraake van hoon aangefproken beklaagden
behoorde
te worden toegelaaten.

XIII.-ocr page 112-

.864 .NEGEN EN-TACHTXGSTE •HOOFÖST.ÜIC

neerainge gedaan te hebben gehouden wordt, L. 45. jt..ad L.. Aquil
Want, de beleediging nog duurende,en\'tgevaar boven \'t hoofd han-
gende, moet noodwendiglyk de weêromkaatfing m den eygentlyken
ftryd, ontmoetinge en \'t gevecht nog blaakende, gefchieden, zo an-
ders de verweering mooge wettig genoemd worden, gelyk de Reclits-
geleerden eenftemrniglyk over de (p) L,. i.. C
unde z^/. gedacht heb-
ben.

XVII.-ocr page 113-

VAN DE GEVALLEN , WAARIN GEENÊ OPSPRAAIt ciiz. Só?

dere woordlyke hoon by wyze van lafteringe toegebragt is, en mits-
dien ter
verdeediginge zyner eere zegt en fchryft, dat die verwyter,
hem deezen hoon toebrengende, als een dief of roover geloogenheeft.
Waarin ftaat aantemerken, dat de veyligfte weg van weêromkaatfinge
daarin gelegen is, zo hy, die met woordlyken hoon wordt aangedaan,
aan eenen ßeampt-fchryver en zekere getuygen, daartoe byzonderlyk
t\'zamengeroepen, \'t behoorlyk opgefteld en door hem eygenhandig on-
dertekend gefchrift van weéromkaatfmge overgeeve, en \'tzeke in het
openbaar door dieozelfden Beampt-fchry ver laate voorleezen, \'t welk
geleezen zynde, hy van hem vorderen moet, dat hy in \'t aanweezen
van getuygen den hooner dat gefchrift uyt zynen hoofde wettiglykaan-
kondige, deüHfs daarop gegeeven antwoord met alle omzigtigheyd
aantekene, en een openbaar befcheyd dit alles betreffende opftelle, eé.
den gehoonden ler bewaaringe overgeeve, däarby voegende een voor-
fchrift om \'t briefje of gefchriftje der weêromlaatiiiige behoor- en wettig-
lyk optefteilen, en den Béamptfchryver te behandigen.

XX.-ocr page 114-

g6\'6 NEGEN EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

ceffante. 6q. extr. de appel. C. cum infirmltas. 13. extr. de pœnit.
-ocr page 115-

VAN DE GEVALLEN , WAARIN GEENÊ OPSPRAAIt ciiz. Só?

XXV. \'t Welk nogtans (myns oordeels) tot zo verre waar is ^ zo
de wettiglyk gedaane weêromkaatfing en haare vereyfchtens, naamelyk
die des tyds en eener rechtmaatige beft:iiuringe, wel en ter deege zyn
waargenomen. Waaruyt dan ook verder moet worden opgedrongen,
dat de hooner van de opfpraake des hoons niet is ontheven, fchoon de
■gehoonde hem
eenen kinnebakflag toegebragt, en hem met iiagen af-
geweerd hebbe :¥/ant, omdat het niet geoorloofd is, woordlyken hoon
met
ilagen en wapenen afteweeren, wordt ook gewiüelyk deeze ver-
decdiging voor geene wettige weêromkaatfinge gehouden, noch daar-
door de hoon opgeheven, noch de fmaad gezuyverd, dies het geen
wonder zy, dat de opfpraak van hoon niet te min fi;and grype.

XXVL Verders fi:aat ook het volgende aantemerken, dat, fchoon de
opfpraak des hoons door weêromkaatfinge worde opgeheven,echter daar-
uyt de Overheyd geen het minft naadeel kan ontvangen, dat die Ampts-
halve den hooner niet zou moogen ftraffen, want weêromkaatfing be-
treft enkelyk \'t recht des partye, en herftelt als \'t waare de eer en ach-
ting derzelve, terwyl ondertuffchen den Rechter het vry vermoogen
om de misdaad zelve te beteugelen wordt overgelaaten.

XXVII.-ocr page 116-

868 ZEVEN EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

fcheyden fey ten en een verdeeld oogmerk verkeeren. Gééne is tot tref^
finge en daadelyken hoon, doch deeze ter toebrenging van fmaad en
woordlyken hoon, gericht, en mitsdien wordt de woordlyke hoon veel
ligter met deeze dan met geene vergeleeke; omdat gelyke misdaaden
dän eerft door onderling vergelyk ontbonden worden, indien ze ten
aanzien van één en \'t zelfde feyt gepleegd zyn: Doch geenftns zo ze in
onderfcheyden fey ten verkeeren, in dat geval blyven beyde misdoeners
verbonden.

XXX. \'t Welk ook zo veel te meer zal moeten worden toegeftaan,.
als de Rechter daardoor te minder wordt benaadeeld. W^ant, fciioon
onderlinge hoon met betrekkinge tot de aangelegenheyd van partyen
wierden vergeleeken, naamelyk, dat geene dier beyde den hoon te her-
roepen gehouden wierde, zoude echter de wraakneeming der Overheyd
in haar geheel blyven, en beyde aan, dea Rechter tot ftraffe verbon-
den zyn.

XXXÏ. Doch, wat hiervan ook zyn mooge, de gemeene gedachte
der Rechtsgeleerden wordt hedensdaags onderhouden, en de onderlinge
hoon geenfms door vergelykinge ontbonden, maar konnen beyde, zoo
hooner als gehoonde, op zich zeiven rechten.

XXXIL. \'t Welk nogtans op tweederhande wyze merkelyke uytzon^
dering
lydt. i. Zo iemand den aanklaager van leugen befchuldige,
met op de hem voorgeworpen misdaad te zeggen, gy liegt l of op eene
andere wyze zyne onfchuld verdeedige. Want alsdan zal de opfpraak
des hoons van weerkanten ophoudenomdat het eene rechtmaatige en
wettige weêromkaatiiBg is , welke de fmaad zuyvert, gelyk boven mxi.
het 13e. onderdeel gezegd is. 2. Zotwee perfoonen den anderen over
en weer gefcholden hebben , en \'t niet blyke, wie van beyde de eerfte-
geweeftzy, die de hoonende woorden heeft uy tgefproken, in dat ge-
val ,, fchoon- ze aan eikanderen over en weer verfcheyden misdaadea
hadden voorgeworpen,, zal echter geen dier beydenaan opfpraake van
hoon gebonden worden, maar van weerskanten de. vergelyking ftand
grypen,.
L. 45.-ocr page 117-

VAN DE GEVALLEN , WAARIN GEENÊ OPSPRAAIt ciiz. Só?

zelfs door geene herftellinge in \'t geheel weer leevendig mooge ge-
maakt worden.-ocr page 118-

870 ZEVEN EN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

\'t BurgerÏykRecht door plaatfelyke verjaariiige niet moet gehouden wei-
den uytgebreyd of verlengd, maar veel eer beperkt te zyn.,
arg, (r)
L. 3, (s) L. 4. C de prœjcript. 30. vel 40. ann.

XX\'XÏX. Doch wordt onderzocht, Of dit jaar profytlyk %y, en
niet dan van den tyd der weetenjchap beginne te loopen?
\'t Welk
fchoon
konnende in twyffel getrokken worden, ik echter niet fchroom
met de eenpaarige gedachten der Rechtsgeleerden flellender - wyze te be-
veftigen. En brengt ook de gemeene fteUing mede, dat in verjaaringe
van een jaar de tyd nooit loopt ten naadeele des onkundigen.

XL. Ook is wel nu en dan het volgende onderzocht geworden: Ze-
ker perfoon, door hoon getergd, had tegen den hooner opfpraak van
hcnon ingefteld, en den hooner gedaan dagvaarden ; doch, de aanlegger
ten geftelden dage niet verfchynende, was de beklaagde van het tydperk
van rechten vrygefproken, en tegen den aanlegger vonnis gegaan van
by vervolg niet toegelaaten te worden, eer hy de koften van \'t eerfle
tydperk van rechten voldaan,
en borg voor de vervolginge des gedings
gefteld hadde, doch, eer de aanlegger aan dit gewysde voldaan hadde,
met de koften weêrtegeeven en borg te ftellen, waaren\'er eenige jaaren
verloopen, gevolgelyk heeft men getwyffeld,
Of de aanlegger ook nu
de opfpraak van boon %ou konnen vervolgen, en behoore toegelaaten te
worden?

XLI. De reden om deswegens te twyffelen was voor de hand. Want
de aanlegger had den beklaagden ééns gedaan dagvaarden, waardoor
eygentlyk niet kan ontkend worden, dat de verjaaring van een jaar
was afgebroken., dies de beklaagde zich met dit verzet niet verwee-
ren kon.

XLIL

(r) Docj) deeze opfpraaken worden door dertig achtereenvolgende jaaren vernietigd,
welke eeiiwigdmrende fcheenen^ niet de zulke, welke binnen de oude tyden bepaald mer-
den.

(s) Alle Konften, welke alle fins konnen benaadeelen, aan eW en een^ ieder^ affny-
dende beßuyten wy, dat -joel alle tydlyke verzetten, welke uyt het oud Recht of uyt
de Vorftlyke hefluyten afdaalen, even en als of ze by deeze Wet hyuonderlyk en hy
naame waar en opgeteld, met haare kracht en uytwerkinge duur en, ja hun vermooge
en hy ftand aan eT en ieder\' een\', wien ze toehehoorig zyn, of hy vervolg zullen toe-
lehoorig woorden, te ixeeten naar hunnen inhoud, ten eeuwigen dage verleenen. Doch
alles, wat i^an de voorheden verjaarivgen, ^tiy m woorden of in gedachten min he-
greepen wordt ^ gebieden iji^ ^ dat ten dien opzigte deeze Wet voor eeuwig fland grypt.

-ocr page 119-

VAN DE GEVALLEN, WAARIN GEENE OPSPRAAK enz. 871

XLII Doch de Rechter heeft het tegendeel van dien uytgefproken,
dat naamelyk de opfpraak van hoon door de verjaaringe van een jaar
ganfchelyk was opgeheven, en de aanlegger niet verder m.oft worden
toegelaaten; want, de-beklaagde van het tydperk vrygefprokenzynde,
is de uytwerking der d\'agvaardinge zo wel als die van de opfpraake t\'ee-
nemaal vernietigd, en dus ook het middel, waardoor \'t geding anders
doorgaans vereeuwigd blyftopgeheven geworden. Waarom de aan.
legger ter afbreekinge van de verjaaringe binnen \'t jaar had moeten
borg ftellen voor de achtervolginge des gedings, en den beklaagden op
nieuws had behooren te doen.dagvaarden,\'t welk naagelaaten zynde,.
volgt, dat hy
\'t recht van opfpraak te doen verboren heeft.

XLIII. \'t Welk eygentlyk hedensdaags te meer ftand grypt, waar
de opfpraak van hoon door den enkelen aanvang der Rechtspleeginge
vereeuwigd te zyn gezegd wordt. Ja men denke geenfins, dat het
wachten den beklaagden zou können geweten worden, dewyl de aan-
legger zelve in fchuld verkeert,en door\'t niet v/eêrgeeven der koften
en \'t niet ftellen van borge te wege gebragt heeft, dat de beklaagde tot
den a-anvang der Rechtspleeginge niet heeft können noch heeft moeten
overgaan.

X LIV. Ten S e s den: Dit richtfnoer wordt bepaald, zo de ge-
hoonde, de opfpraak van hoon ter zyde gefteld hebbende, uyt de
(t)
L, 5. C. de-ocr page 120-

NEGEN ÉN TACHTIGSTE HOOFDSTUK

des gefchonden goeden ïiaams en der te kort gedaane achtinge, noch
tot de aan den betigter opteleggen ftraiFe gericht is: waarom \'t hem
laadzaamer toefchynt van de opfpraake des hoons tegen den hooner eene
proef te neemen, echter, zo de gehoonde uyt deeze Wet liever \'LOii
willen rechten, is \'t onwraakbaar, dat hy zulks ook zou doen konnen.
Trouwens, het hulpmiddel deezer Wet ftaat voor elk\' een\' open, die
X)f wegens ftand en waerdigheyd, of over. misdaad, of wegens andere
zaaken, welke zynen goeden naam of goederen mogten beireften, be-
tigt., of over eenig hoegenoemd feyt bemoeylykt wordt.

XE VI. Gevolgelyk, zo de gehoonde zich van dit hulpmiddel be-
diene , en uyt de bovengezegde W^et rechte, wordt de hooner of be-
tigter met geene herroepinge bezwaard, m.aar is gehouden^
tegen den
betigter op ftraffe van eeuwig ftilzwygen opfpraak te doen, en den hoon
te bewyzen. Want de P.ecbter is gewoon, de beklaagde verfchynen-
de en de betigting bekennende, in het tot onderzoek der betigtinge aan-
gelegd Gerechte een zeker tydperk van rechten te betekenen.

XEVn. Die echter niet ftiptelyk verpligt wordt, voor dienzelfden
Rechter de voornaame opfpi aak inteftell
en, maar zal\'t genoeg zyn, in-
dien hy Hechts binnen zekei
en hem betekenden tyd zyne opfpraak in de
voornaame zaake
voor eenen anderen bevoegden Rechter des betigten
voordraage: en dus is het zeker, dat voorkoming, in \'t Gerechte tot on-
derzoek van betigtinge aangelegd, geen naadeel in de voornaame zaake
toebrengt.

XLVilL Hoewel ik ook weet, dat in diergiyke Rechtspleeginge,
.tot onderzoek van betigtinge aangelegd, dikweif den beklaagden, die
de
betigting belydt,het bewyzen van ftonden aan wordt opgelegd,en
dat voor naamelyk
, zo de opfpraak, welke uyt de betigtinge voortfpruy t,
zy kortbegrypeiyk of uytvoerelyk, opdat naamelyk den betigter in
kortbegrypelyke zaaken geen gewoon geding worde opgedrongen, en
de Rechts-zaaken, welke in eene korte en gemaklyke handeUnge zyn
aftedoeii, met geenen langen naafteep behandeld worden.

XLIX. Doch, de onteerende beklaagde niet willende rechten, of
ook wel niet verichynende, wordt hem een eeuwig ftilzwygen opge-
legd : \'t welk nogtans doorgaans in \'t eerfte tydperk zo niet aanftonds
gefchiedt. Want, fchoon anderfms de halfterrigheyd van hem, die
£jen Rechter niet gehoorzaamt, door \'t verlies der rechts-zaake beteugeld
wordej L. 53.
\'tt.üc rejudic. is hem echter,zo van de waare halfter-
righeyd

Ii ■

i? 1

J: I

31

-ocr page 121-

\' van de gevallen, Waarin geene opspraak enz. 873

Kgheyd des betigters nog niet blyke, zo van ftonden aan op \'t eerfte
tydperk van rechten geen eeuwig ftilzwygen opgelegd, doch moet
de betigter op nieuws gedagvaard worden; die, fchoon in zyne hals-
terrigheyd volftandig blyvende, en zelfs niet op het tweede tyd-
perk van rechten verfchynende, zal niet te min het opleggen van
eeuwig ftilzwygen nog geenen ftand grypen, doch wordt in dat ge-
val eene derde dagvaarding onder bedreyginge van zekere ftraffe ver-
leend.

L. Doch, zo naderhand de betigter op die dagvaardinge niet ver-
fchyne, en d\'ééne halfterrigheyd op de andere laate volgen, wordt
hem eyndelyk op de herhaalde aanklagte derzelve een eeuwig ftilzwy-
gen opgelegd.

LI. Ten Z e v e n d e n : Eyndelyk wordt het voorzegd richtfnoer
bepaald in hen, die iemand vervloeken, en hem alles quaads toewen-
fchen. Die eygentlyk (myns oordeels) geenen hoon pleegen, noch
verwyting doen: alle hoon is toch tot quetfinge en verminderinge van
iemands goeden.naam en achtinge gerichtet welk eygentlyk van ver-
vloekingeniet kan gefteld worden.

LIL Hoewel ik niet ontken, dat diergelyke vervloekers en quaad-
fpreekers ook aan willekeurige ftraff\'e gehouden zyn, welke ook wel
fomwylen tot lyfftraffe kan worden uytgeftrekt; neem eens, zo iemand
den Vorft of eenen anderen aanzienlyken Perfoon gevloekt hebbe,
moet echter aan diergelyke quaadfpreekers geene herroeping worden op-
gelegd, ook niet
den zulken, die vuyle en oneerlyke woorden tegen
iemand uytbraaken, wiens goede naam en achting echter daaruyt niet
eygentyk gequetft wordt, fchoon die by gevolg wierde benaadeeld.

Sffff

:NEGEN-

-ocr page 122-

«74-ocr page 123-

VAN NAAM-QUETSENDE GESCHRIFTEN EK DE êaz. 8ff

IL Gevolgelyk is het zeker, dat de by gefchrifte toegebragte hoon
diezelfde
betrekking tot naam-quetfende gefchriften heeft, als het alge-
meene tot het byzondere. Trouwens, \'er kan uyt hoofde van alle
naam-quetfende gefchriften over hoon gerecht worden, doch wordt
geenfms daarentegen om allerhande in gefchrifte toegebragten hoon op-
fpraak van naam - quetfend gefchrift verleend, en mitsdien
dezelve
geenfms met de ftraffe van naam-quetfend gefchrift beteugeld.

III.-ocr page 124-

NE GE N T IG S T E H O O F D S T UK

moeten worden opgelegd. Gééne, naamelyk de ftraf des doods^ in-
dien de misdaad, welke in de naam - quetfende gefchriften wordt uyt--
gedrukt, hoofdftraffelyk en der doodftraffe waerdig zy, dies de be-
klaagde, zo die misdaad waar te zyn bevonden wierde, de ftraffe des^
doods niet zou konnen ontduyken. Doch deeze» naamelyk de ftraft
van banniffement of zendinge hi ballingfchap, zo de voorgeworpen
misdaad niet hoofdflraffelyk zy, en geene ftrenger ftraf verdiene. Zo-
dat in-diervoegen de ftraf van gelyke vergeldinge ftand grype, en de
betigter met diezelfde ftraffe beteugeld worde, Waarmede elke misdaad;
en wanbedryving, by den gefchrifte. voorgeworpen., indien ze waar
bevonden wierde, zou moeten geftraft worden...

VIL En, fchoon de woorden der gezegde Lmn.m \'t algemeen fpree-^
ken , kan ^echter, niet ontkend worden , dat daar ter plaatfe van zulke-
misdaaden wordt gehandeld, welke tot het openbaar welweezen betrek-^
kelyk,en mitsdien hoofdftraffelyk zyn:Zodat in diervoegen uyt de
woorden der
gQxegée L. \' un. gemaklyk zy optemaaken, dat de ftraf:
des doods tot zulk geval, waarin eene zwaare en hoofdftraffelyke mis-,
daad befchreeven is, moet bepaald worden...

¥111. Hiervandaan ftel ik dit algemeen Richtfnoer: Dat naaraelyk.
ELK OPSTELLER VAN EENIG NAAM-QUETSEND GE^-
SCHRIFT AAN ZULK .EENE STRAFFE GEHOUDEN\'
WORDT, ALS DE MISDAAD MEDEBRENGT, WELKE
AAN IEMAND IN.-DAT .GESCHRIFTE ...IS TOE.GER.E-,
KEND./

I;X: Welk richtfnoer op alle recht en billykheyd gegrond is. Want
het is
eene oude ftraf vanlafteringe , dat geiykheyd van ftraffe haar tot
ftraffe voortrukt,
Levit. 19. L. uit. C. de calumniator.^rx \'t zou zeer-ocr page 125-

vänynaam-QUETSENDE GESCHRIFTEN EN DE enz. 8^7,

en tot bera, die een naam-quetfend gefchrift op ftraat vallen laat, of°t
zelve voorleeft, ook tot den vinder van dusdaanig gefchrift, dat niet
fcheurende noch verbrandende, maar in \'t openbaar voortbrengende,
hoezeer ook diergelyke vinder, die \'t naam^quetfend gefchrift gemeen •
maakt, den maaker noeme en aanwyze..

XIï.\' Maar deeze gedachte komtmy te hard voor. Want, hoezeer
ik;gaerne zou willen toeftaan, dat de vinder en verhreyder van eenig
naam-quetfend gefchrift van alle ftraffen geenfms ontheven is, echter zal
ik noit durven zeggen, dat hy met de
ftraffe des doods zou moeten be-
teugeld worden.

XIIL, Derhalve komt het my voor, dat de vinder en verbreyder
van eenig naam - quetfend gefchrift, hoezeer hem ook ftraf zal dienen
opgelegd te worden, enkelyk eene willekeurige ftraffe ondergaan moet.

XIV.-ocr page 126-

N E G E N TI G S T E ■ H O 0:F, D S T UK

L. TT. de pm. L. 2. tt. de publ. judic. L. 103. w. de verb. ßgmf.
En, zo anders gezegd wierde, zou noodwendiglyk de maaker van
naam-quetfend gefchrift in allen gevalle en zonder onderfcheyd met den
dood geftraft worden.

XVI.-ocr page 127-

VAN NAAM-QUETSENDE GESCHRIFTEN EN DE enz.

kén-,„doch niet te min ter zaake van\'t naam-quetfend gefchrift met eene
buytengewoone en willekeurige ftraffe beteugeld worden; omdat hy zich
in \'tGerechte ter bewyzinge dier misdaad had moeten aanbieden, en
geenfins zynen evenmenfch door naamlooze infteekingen en buytenge-
rechtlyke betigtingen had behooren te beleedigen,/..
tm. c. de famof.
UbelL

X X. Maar gevoelen dit de Keyzeren Valentinianus en Valens niet
anders, den onteerer,indien \'t blyke,dat de misdaad, welke hy voor-
geworpen heeft, waarachtig is, niet flechts ongeftraft laatende, maar
hem ook bovendien zeer grooten lof en belooninge waerdig achtende
in: de L.
Mn . C. de famof libell:

X X I. Waarlyk dit \'s geenfms het oogmerk der Keyzeren. En is dat-
gene, \'t welk in de gezegde
L.un.v^n belooninge gezegd wordt, niet
betrekkelyk tot den maaker van eenig
naam-quetfend gefchrift, maar
weLtot zulk eenendie voor zyne naauwgezetheyd, gelyk de.woor-
den dier Wet luyden, en voor-\'t gemeen welweezen zorg draagende
uyt eygene beweeginge de Overheyd aanfpreekt, en zynen naam op-
geevende datgene,\'t welk hy gemeend heeft door den weg vari naam-
quetfend gefchrift te moeten achtervolgen, met eygenen monde in \'t
Gerechte brengt ; en wettigiyk bewyfti -Wien de Keyzeren lof en be-
looninge waerdig achten: Doch den anderen, die aan iemand in eenig
naam quetfend gefchrift deeze of gééne misdaad voorwerpt, indien hy
zulks in \'t
Gerechte niet volbrenge, fchoon hy de waerheyd derzelve
bewyze, niet ongeftraft laatende.

XXII. Ten Vierden: Dit richtfnoer wordt bepaald, indien hy,
wiens goede naam door \'t voorwerpen van deeze of gééne misdaad in
eenig naam-quetfend gefchrift gefchonden wordt, met opfpraake van
naam - quetfend gefchrift te rechten ongenegen zy, maar tot opfpraa-
ke van hoon toeviugt neeme, \'t welk hem vryteftaan by niemand zal
ontkend worden. Want, zo^emaud tot meer dan éen hulpmiddel be-
voegd zy, ftaat de keur aan hem zeiven, van welk middel hy eene
proef te neemen geneegen zy, en,het ééu ondernomen zynde,. wordt
daardoor het anfc te niet gedaan,
L. 6. tt. fle injur. Bovendien
wordt dat ook eygentlyk uyt de
L. 5. §. 9. ^r. de wy^/r. niet duyfter-
lyk beweezen, waarin uyt de
PFet Cornelia tegQïi den maaker van
eenig naam-quetfend gefchrift over hoon te rechten wordt
toegelaaten.

XXIIL Ge.

-ocr page 128-

€3o N E G E N T I G S T E H 0 O F D S T Ü K

XXIIL Gevolgelyk , zo hy, die door eenig mam-quetfend gefchrift
gehoond is, eene lyfftraffelyke opfpraak van hoön tegen den onteerer
inftelle, en herroeping ey ffche, is de Rechter verpHgt, den beklaagden,
van \'t.maaken-eens naam-quetfendengefchriftsovertnygd zynde of dat
beleeden hebbende, naar den inhoud van zynen eyfch tot herroepin-
ge en willekeurige ftraffe des hoons te verwyzen.

XXIV.-ocr page 129-

VAN NAAM-QUETSENDE GESCHRIFTEN EN DE enz. 88i

^igte van de onderfchryvinge. Want voorheenen is beweezen, dat tot
de weezendlykheyd vaneen naam-quetfend gefchrift de verzwyging en
verberging des naams noodwendiglyk gevorderd wordt. Gevolgelyk,
zo \'s maakers naam wierde uytgedrukt, zal dat gefchrift wel voor ge-
fchreeven hoon, doch geenfms voor naam-quetfend gefchrift, te hou-
den zyn. 3. Ten opzigte der
verjaaringe. Want gefchreeven hooa
wordt op diezelfde wyze,als woordlyke hoon,naa verloop van een
jaar opgeheven. Doch de kennis-neeming van een naam - quetfend ge-
fchrift duurt dertig jaaren met byvoeginge van jaar en dag.

XXV II. Hiervandaan is\'t openbaar,dat alle hoonende woorden,
fchoon ze gefchreeven waaren, indien echter daardoor den gehoonden
geene merkelyke misdaad worde aangewreeven, geenfms voor naam-
quetfend gefchrift te houden zyn, noch met de ftraffe van\'t zelve moe-
ten beteugeld worden. Waarom ik my ook niet voegen kan by de zul-
ken, die van gedachten zyn, dat ook hy, die tot iemands oneere op
zyne deure of voorpootte manlyke of vrouwelyke ledemaaten fchildert,
aan de ftraffe van naam quetfend gefchrift zou gehouden worden. Het
is toch meer dan zeker, dat door diergelyke fchilderye den Heere des
huyzes noch eenige misdaad toegerekend noch eerloosheyd aangewree-
ven wordt.

XXVIII.-ocr page 130-

882 TWEE EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

èer daarvan de verfpreyding én gemeenmaaking volbragt zy; of hy
de misdaad uyt eygene beweeginge belyde, of om andere redenen,
welke aan \'s Rechters beoordeehnge en willekeure worden overgelaa-
ten. Want, hoe zwaarer deeze ftraf is, hoe ligter ze moet quytge-
fcholden en in zachtere ftraffe verwiffeld worden. (M)

(M) Volgens het Rechtsgebruyk onzer Landen wordt de hoon, zo by mon-
de als by gefchrifte toegebragt, met eene willekeurige ftraffe beteugeld, welke
ook naar de omftandig- en hoedaanigheden van feyt en perfooneü tot lyfftraf-
fe, ja tot den dood, kan. worden uytgeftrekt. Tegen naam-quetfende gefchrif-
ten is by de Plakkaaten van den Lande van tyd tot tyd, en wel inzonderheyd
by die van datis 9« Maart 1589, 19= Juny i6i8, 17. January 1650, 28«. Mey
1669, September 1675 , l^. December 1676, 19« September 1679,
28! November 1681, 15«. December 1683, 24= Juny 16S4, 21« February
1686, 29. December 1688, 18^. January 1691 , 9= December 1702, onder
het ftellen van arbitraire ftraffen, waarvan \'er fommige tot lyfftraffen worden
uytgeftrekt, gewaakt. Voorts kan de gehoonde, indien hy woordlyken hoon
ontvangen hebbe, tot amende zo honorabel als profitabel rechten, met benoe-
minge van de hoegrootheyd der lomme ten behoeve van de armen, met ver-
dere aanbiedinge van te zweeren, dat hy om zo veel, ja zelfs om meer geld,
diergelyken hoon niet zou willen ondergaan , ftellende de begrooting dier fom-
me
aan \'sRechters willekeure, en dit alles onverminderd de Crimineele A die,
welke uyt
den toegebragten hoon by de Hooge Overheyd, of dengenen, die
het recht derzelve waarneemt, zou konnen geintenteèrd worden.

EEN EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

Van daadelyken Hoon.
INHOUD.

1.-ocr page 131-

VAN DAADELYK EN HOON.-ocr page 132-

884-ocr page 133-

VAN DÄADELYKEN HOON. 885

fmarten der wonden en verhinderde arbeydsloonen, te waerdeeren
zyn.

X. Maar, hoedaanige en hoe groot zal deeze voldoening van pyne en
fmarteweezen, welke dengequetflen voor den toegebragten hoon en 7 ver-
minkt lid verfchuldigd wordt
? Gewiffelyk, dit moet den Rechter wor-
den overgelaaten ^hoedaanige
fchikking hy deswegens in elk geval naar
maate der omftandigheden en naar de hoedaanigheyd der wonde zal
willen maaken, terwyl hy aan geene bepaalde voldoeninge van py-
ne en finarte verbonden is, maar den gewonden zulk eene moet toe-
wyzen,welke als voldoende zal voorkomen naar de hoedaanigheyd
der wonde of van de verminkinge der leden, en naar maate des per-
foons , die den hoon geleeden heeft. Want geenfins kan ééne en de-
zelfde voldoening van
pyne en fmarte zonder onderfcheyd op alle won-
den en perfoonen toegepaft worden. Wie ziet toch niet, dat het ver-
lies van ooge, tonge en hand, veel zwaarer is, dan dat van ooren, of
van den éénen of den anderen vinger of tand? Wie merkt ook niet,
dat door \'t afzetten van vinger of hand meer naadeel of hoon wordt
toegebragt aan eenen fchry ver of werkbaas, dan wel aan eenen boode\'
of iemand andeis,die diergelyk lid met minder naadeel miffen kan?\'
Welke en andere diergelyke omftandigheden de Rechter, eer hy
dem
beklaagden tot zekere voldoeninge van pyne en fmarte verwyze, met
alle oplettendheyd moet
overweegen en naagaan.

XI.-ocr page 134-

886 EEN EN NEGENTiGSTE-ROOFDSTUK

hy gemid heeft, of nog miffen zal, om die reden, dat hy onbruykbaar
gemaakt is,
L. 13. t. ad L. Aquïl.

XIIL Alles met dien verftande nogtans, dat tot de koften ter zaake
der geneezinge als anders voorgevallen, waarvan reeds gefproken is,,
de quetfer enkelyk in dat geval gehouden wordt, indien hy moed wil-
lens en quaadaartiglyk den onnoozelen eene wond toegebragt; doch
geenfms, zo hy getergd en eerft getroffen zynde den eerften aanval-
ler door weêromtreffinge gequetft hebbe. Want, fchoon hy alsdan
om de in geval van verweeringe gepleegde overmaate geenfins van alle
ftraffe ontheven zy,is hy echter ganfchelyk niet gehouden,de loonen
der Heelmeefters en andere diergelyke fchaaden aan den gequetften te
vergoeden.

XIV. Het Derde, waartoe de quetfer verpligt wordt, is de
STRAF. W^ant boven en behalve de voldoeninge van pyne en fmarte
en de ter zaake van geneezinge gevallen onkoften, en andere dierge-
lyke fchaaden, waarvan tot hiertoe gefproken is, en welke den gequets-
ten moeten vergoed worden, behoort ook de beklaagde met willekeu-
rige ftraffe van gevangéniffe, banniffement of geldboete, beteugeld te
worden.-ocr page 135-

VAN DAADELYKEN HOON.

goeding van fchaaden en onkoften worden eygentlyk niet ih plaatfe der
llrafie gehouden, en zyn ook geenfms tot wraakneeminge gericht;
maar zien enkelyk op \'t recht der beleedigde partye, en zyn ten op-
zigte der gepleegde argliftigheden en des toegebragten hoons verfchul-
digd.

XVII. Air het welk ook hedensdaags in diervoegen onderhouden
wordt, fchoon de gequetfte \'sRechters hulp aangezocht, en die we-
derom teil verzoeke van den gequetften Ampts - halve langs den weg
van onderzoek te werk gegaan hebbe. Want de beleedigde party
fchynt geenfms door \'t aanzoeken van \'s Rechters Ampt van haar recht,
waartoe zy uyt hoofde der voldoeninge van pyne en fmarte en vergoe-
dinge der fchaaden gerechtigd is, afteftaan: dies het t\'eenemaal onwraak-
baar zy, dat de aangezochte Rechter, Ampts-halve te werk gaande,
den beklaagden ter voldoeninge van pyne en fmarte, en ook te ge-
lyk van de fchaade, ja zelfs tot ftraffe, verwyzen kan.

X V111. En dit heeft in deezervoegen plaats, zo Burgerlyker - wyze
gerecht worde. Doch, indien de gequetfte om \'t verminken zyner le-
den of om het toebrengen van wonden
Lyfßraffelyker - wyze zou willen
rechten, moet het volgend Richtfnoer gehouden worden, DAT DE
RECHTER,ZO DE BEKLAAGDE VAN DE QÜETSINGE
OVERTUYGD ZY, OF DIE BELEEDEN HEBBE,NAAR
DE HOEDAANIGHEYD DER WONDE, EN NAAR MAA-
TE DER OMSTANDIGHEDEN, LYFSTRAF KAN OF-
LEGGEN.

XIX.-ocr page 136-

888 TWEE EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

boven maate doe pynigen, L. 15, §. 34. §. 41. ?r. de injur. of on-
rechtmaatiglyk gevangen houde, of weygere de gevangenen voor geld-
boete onder voldoende borgtogte te ontllaan, L. 3 2.
\'tc. de injur. Doch
van de ftrafte deezes byzonderen hoons zal
laeger aan het 48. onder-
deel diO.?, honderd en derden Hoofdjiuks,
en aan het onderdeel des
honderd en negentienden Hoofdjiuks, gehandeld worden.

TWEE EN NEGEN Tl GS TE HOOFDSTUK

Van den aan Overheden en Ouders toegebragten

Hoon.

INHOUD.

de met doodflrajfe worden aangedaan. 15.
16.

11. Op wat wyze hy, die aan de Over-
heyd eenen kinnebakjlag geeft, geßraft
worde

18.-ocr page 137-

mm

VAN DEN AAN OVERHEDEN EN OUDERS TOEGEBR. enz. 889

naategaan, en daaruyt zyn gewysde en willekeur aanterechten. In
welke zaake het van de grootfte nuttigheyd is, het onderfcheyd van
zwaaren en ligten hoon te onderkennen. En, fchoon hetzelve bin-
nen een bepaald richtfnoer niet kan beflooten,maar aan \'sRechters
willekeur moet overgelaaten worden, is \'t echter zeker,dat de hoon,
die aan Overheden en Ouders wordt toegebragt, voor
den zwaarften
te houden is: waarom die ook met zwaarere ftraffe zal moeten beteu-
geld worden.

II.-ocr page 138-

Spo TWEE EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

gerechtigheyd en in \'t voorftaan van zynen rechts - dwang bedienen moet,
aan geene mindere ftraffe gehouden wordt, dan hy, die Rechter en
Overheyd in eygenen perft^on treft en beleedigt.

V1. En dit is niet buyten reden: dewyl hy, die de dienaars der
Gerechts-oeffeninge, op \'s Rechters laft dit of dat verrichtende, belee-
digt , den Rechter zeiven te beleedigen en te hoonen fchynt. Doch
\'t is min twyffelachtig, dat hier onder den naame van Overheyd be-
greepen worden alle zulke perfoonen, die tot eenig gebied en rechts-
dwang bevoegd zyn, en dien ontvangen hebben, als zyn Schouten en
Schepenen in de fteden
en ten platten Lande, Raadsheeren, Edelen,
Landvoogden, Ontvangers, en Beftuurers van hooge en laege Schoo^
len, zo dat, iemand der leerlingen hen met daadelyken hoon aandoen-
de , hy naar maate der omftandigheden, en naar de hoedaanigheyd des
hoons en der belydeniffe van dien, met de ftraffe des doods mooge
beteugeld worden.

VIL Insgelyk verpligt en verbindt de gezegde inftelling elk\' en een\'
ieder\', die de Overheyd, of zulke perfoonen, die door de Overheyd
zyn afgezonden, geweldaadiger-hand tegengaat. Waarom hiertoe ze-
ker geval (in deeze zeer booze en quaadaartigeeeuwe niet zelden ge-
beurende ) moet gebragt worden, zo in \'t ontftaan van oprtDer de luy-
den ten platten Lande, te gelyk met hunne knechts, vrouwen en dienft-
maagden vereenigd, de Overheyd met ftokken, houten, fteenen, hou-
weelen, fpaden, eggen, vorken, gaffels en andere wapentuygen te-
gengaan, ja met ftaan en ftooten dreygen,de uytvoering beletten,ge-
hoorzaamheyd weygeren, en als waare het eene wederfpannigheyd koes-
teren ; zynde het onwraakbaar, dat die alle als medepligtigen deezer
misdaad aan de willekeurige ftraffe der bovengezegdeanftellinge gehou-
den worden, echter met gebruyk der volgende beftuuringe, dat de
veroorzaakers des oproers en der weêrfpannigheyd, ook de zulke, die
de Gerechts-dienaars gequetft en getroffen hebben ^ met eene zwaarere
ftraffe van geeffehnge, of eeuwig banniffemait; doch de andere mede-
pligtigen zachter, en om de enkele byftand en goedkeuringe des oproers
met gevangmiTe of geldboete beteugeld worden.

VIII. Eer men echter in dit geval den daaders eene bepaalde ftraf
voorfchryve,moet van de veroorzaakers des oproers en vaa \'t feyt^
door eiken perfoon gepleegd, in \'t zekere blyken.

IX. Tm

-ocr page 139-

VAN DEN AAN OVERHEDEN EN OUDERS TOEGBR. enz. 891

IX.-ocr page 140-

892 TWEE EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

van fchaaden en onkoften den beklaagden zy opteleggen, zo dezelve
met banniflement, doch geenfms met lyfftraffe, worde beteugeld. Wel-
ke verklaaring niet weynig daardoor gehulpen wordt, dat alle plaatfelyke
inftellingen ten allerftipft moeten worden opgevat, opdat, zo veel doen-
lyk is, het gemeen Recht niet dan in den uyterften nood veranderd
worde.

XIV. Ten Vierden: Eyndelyk ftaat ook aantemerken, dat om
daadelyken aan de Overheyd toegebragten hoon, zo die van den aller-
zwaarften zy , de beklaagde dien beleeden hebbende,of daarvan over-
tuygd zynde, met de ftraffe des doods, ofwel met die des zwaerds,
kan worden aangedaan; neem eens, indien hy de Overheyd op eene
wreedaartige wyze gequetft hebbe, fchoon hy dezelve niet ganfchelyk
gedood hadde.

X V. En dit \'s wat byzonders in den allerzwaarften daadelyken hoon,
dat naamelyk deez nu en dan. met de doodftraffe gewrooken wordt:
\'t welk ook in den allerzwaarften woordlyken hoon nooit ftand te gry-
pen
boven aan het 28^- onder deel fe? en tachtigflen Hoofdfluks ge^
zegd is. En dit verfchilt in geenen deele met het gemeen Recht, naar
\'t welke de Réchter zyne willekeur in \'t geval des allerzwaarften daa-
delyken hoons tot de ftraff\'e des
doods kan uytftrekken.

XVI. Ja zal iemand ligtelyk konnen toeftaan, - dat de allerzwaarfte
treffing of quetfmg der Overheyd nooit zonder fchendinge der open-
baare rufte gefchieden kan; in welk geval het anderfins zeer bekend is,,
dat de ftraf des zwaerds moet ftand grypen, L.
fin. tt. de re milit.

X V H. Echter moet in dit geval de doodftraf zo hgt niet worden op-
gelegd , \'t en zy de omftandigheden den daadelyken hoon in zo verre.
verzwaaren, dat voor denzelven eene hgter ftraf niet fchyne voldoende
te weezen. Waarom de zulke, die ftellen, dat hy, die aan Overheyd of
Rechter eenen vuyftftag toebrengt, met den dood ftraf baar is, niet moe-
ten gehoord worden. Want, fchoon ik zou konnen toeftaandat de:
allerzwaarfte daadelyke hoon, aan de Overheyd toegebragt, hoedaa-
nige is de doodlyke quetfing op eene bevoorrechte plaatfe, met de dood-
ftraffe kan gewrooken worden, moet het echter te hard en ftreng voor-
komen, om. eenen enkelen vuyftftag, aan Overheyd of Rechter toege-
bragt,. den hooner tot de doodftraffe te verwyzen.

X VUL t Is ook niet minder een daadelyke hoon, die aan Ouder«,
wordt loegebragt^als welken^^zo niet meeider,.ten minften eene even-
gelyke

-ocr page 141-

VAN DEN AAN OVERHEDEN EN OUDERS TOEGEBR. enz. 893

gelyke eer en hoogachting verfchuldigd wordt, L. 7. §. %.7F.de injur.
Want, gelyk der Ouderen pligt wel meeft daarin beftaat, dat de kin-
deren gevoegd, opgequeekt, groot gebragt en wel onderweezen wor-
den, zo vordert aande andere zyde de kinderlyke fchuld, dat kinderen
aan hunne Ouders eerbied en gehoorzaamheyd bewyzen
en afleggen,
en hen, tot den gryzen ouderdom gekomen, en daardoor
buyten ftaat
geraakt zynde zich van leevens - onderhoud te verzorgen, daarvan te
voorzien,\'t gene zelfs by de redenlooze dieren niet verzuymd wordt.

XIX.-ocr page 142-

894 TWEE EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

byzondere gevangenhuyzen by\'t recht verbooden zyn, gelyk hy, die
daartegen aangaat, het merk van geqnetfte Oppermagt te gemoet loopt,
en met den dood geftraft wordt,
L, un. C. de privat, carcer. inhib.
Indien echter de vader zynen ongehoorzaam en zoon in zeker vertrek
opfluyte, wordt hy aan de ftraffe van b^^onder gevangenhuys niet ge-
houden , omdat hy zulks niet ter bewaaringe maar ter verbeteringe van
zyns zoons gedrag verricht heeft.

XXII.-ocr page 143-

VANDENAANOVERHEDENENOUDERSTOEGEBR. enz. 895

XX VI. En moetin \'t befluy ten der ftraffe wel onderfcheyden wor-
den , of de aan Ouders toegebragte hoon één des allerzwaarften eu
grootften, als doodlyke quetfmg of treffing; dan wel, of die eeniger-
maate ligter zy; neem eens, mdien een zoon zynen vader met ge-
weld aangegreepen, met hem te flaan of te teyfteren,of enkelyk hem
met woordlyken hoon aangedaan hebbe ?

XXVII.-ocr page 144-

8p6 DRIE EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

mmm

drie en negentigste hoofdstuk

Van \'t opleggen der Doodftrafiè.
.INHOUD.

I. Het IS denVorft en en Overheden op-
gelegd, de overtreeders der Wetten te
ftraffen.
2.

3. Waarin het eynde en oogmerk der
ftraffen heßaa?
4.

5. \'\'Er is den Gemeenehefte veel aan
gelegen, dat de misdaaden geftraft wor-
den.
6. 7. 8.

g..De wraakneeming en voorbeeld der
ftraffen maakt anderen heter.
10. 11. 12.

13.-ocr page 145-

VAN \'T OPLEGGEN DER DOODSTRAFFE.

11L En, hoegroote nnttigheyd, en hoegroöt Toordeel, door \'t opleg-
gen der ftraffen den Gemeenebefte worde toegebragt, blykt zelfs ge-
noegzaam uyt de oorzaaken van \'t zelve,en uyt de redenen, tot het
ftiraffen der misdaadsi aanleyding geevende, waarvan doorgaans drie-
derhande worden aangemerkt.

I V. De eerfte is, dat de waerdigheyd en\\ gezag desgenen, tegen
wien misdaan is,behoudenblyve, opdat naamelyk de verzuymde ftraf
.geene verachting der Overheyd voortbrenge./Bet ftaat toch geenüns
vry , door \'t overtreeden de Wetten ftraffeloos te befpotten,
L. i .L. 2.
TT. de leg. Doch moet de Overheyd haare eer ongefchonden bewaa-
ren,zo veel doenlyk is,opdat de onderdaanen daarvan geen quaad
gebruyk zouden maaken,
L. 19. de offic. prœf. L. i. §. i^.tt. dó
ventr. infpic.. .

V.-ocr page 146-

gp8 PRÏE EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

VII.-ocr page 147-

VAN \'T OPLEGGEN DER DOODSTRAFFE, 147-

\'t gemeen moet ter haitegaan ,door de vreeze der gekende ftraffe wor-
den afgefchrikt, en\\ quaaddoen tot geene gewoonte voortbreeke. Hier-
vandaan is
\'t, dat I-ocr page 148-

500 TWEE EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

XIII.-ocr page 149-

VAN \'T OPLEGGEN DER DOODSTRAFFE, 149-

XVII.-ocr page 150-

^^ PRIE EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

door \'t zwaerd vergaan, Gevolgelyli w-ordt het recht des zwaerds
door den Heere CHRISTUS bekrachtigd, en het is\'er zeer verre van
daan., dat hy \'t zelve aan de Overheyd heeft willen uyt de hand nee-
men. Hiertegen opperen fommige wel die bedenking, dat in deeze
woorden van oazen Zaligraaaker flechts eene voorzegging legt opge-
flooten. .

XXI.-ocr page 151-

VAN \'T OPLEGGEN DER DOODSTRAFFE, 903-

omkeerenen als beroerers der Godlyke fchikkinge moeten geftraft

worden.-ocr page 152-

904 TWEE EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

^tlnge onderdaanig om des Heeren Wille , dat is, alle Staat-kimdige Wet-
ten, door de menfchen, die naar de Godlyke infteilinge het Overhey ds-
«tnpt bekleeden, ingevoerd.

. -XXVII. Hieruyt zal (myns oordeels) de waarheyd onzer fteUinge
ten allerklaarften opdaagen. En zyn de daartegen ingebragte bedenkin-
gen geenfins zo krachtig,dat ze deeze onze ftelling zouden konnen
ontzenuwen. Want,

XXVÏIL Eerßelyk-ocr page 153-

XXX. Ten derden-, ée wapenen van onzen Kryg, zeggen ze, zyn
niet lighaamiyk, zwaerd, gevangenis., galg en rad, maar geeftlyk,
\'Rom. 6. Epbef. 6. 2. Corintb. 10. Welke woorden des Apoilels zyn
algemeen , tot alle Chrirtenen,en dus ook tot Overheden, betrekkelyk.
Ik Ä/^/wö^r^: De Apoftel Cpreekt daar ter plaatfe niet van de
openbaare
magt, aan de Overheyd toekomende, maar van \'t Chriftendom en de
geeftlyke wapenen van \'t zelve, waarmede de duyvel en zyne werk-
iuygen moeten beftreeden worden. Gelyk toch het Chriftendom de
Overheyd en waereldlyke Rechtbank niet af keurt, zo is\'t ook zeker,
dat de wapenen van\'t Chriftendom het recht des zwaerds geenfms ont-
zenuwen, waartoe de Overheyd op GODS bevel bevoegd is. Dit
wordt ten allerklaarften beweezen uyt de woorden van den H. Paulus^
Rom. 6. Om dienjtbaar te %yn der gerecbtigbejd., en Epbef. 6. opdat
deChriftenen, den duy vel en zyne verzoekingen zullende beftryden,
zich mogten bedienen van Geeftlyke wapenen, dewyl ten dien op-
zigte met geen zwaerd , pyl, ftok of fchiet^eweer , kan geflagen wor-
den.

XXXI. Ten vier den,\'hveng-ocr page 154-

5,06 DRIE\'EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

zulk eenen fpitsvindigen vond uyttedenken, waardoor die overfpelige
vrouw kon bevryd worden enz.

XXXIII. Ik antwoordgefcbiedenis beneemt geenfms bet
recht des zwaerds aan de Overheyd, maar bewyft enkelyk, datKerke-
Jyke perfoonen tot hetzelve niet bevoegd zyn. Want de Heere CHRIS-
TUS, in deeze waereld om te leeren en teonderwyzen gekomen zyn-
de , heeft niet gezocht de partyen der burgerlyke Overheyd tot zich
overtehaalen,te vreden zynde,de menfchen door de predikinge des
Woords tot berouw en geloove aantevoeren,
Joh. 6 i i^.Luc. 12:14.
Bovendien moeten de woorden van den Heere CHRISTUS Joh. 8:11..
zo veroordeel ik u ook niet, alleenlyk van de vryfpraake der geeftlyke
aanklagte ^ en geenfins van burgerlyke ftraffe, worden opgevat. Want,
zo de overfpelige vrouw door haare wettige Overheyd naar de Wet ter
dood waare verweezen geweeft, zou de Heere C H RIS T U S buy ten
allen kyf haar van de ftraffe niet bevryd hebben. Gelyk hy ook den
berouw gekreegen hebbende Moordenaar aan de ftraffe der Overheyd
niet ontrukt heeft, fchoon hy hem zyne fchuld vergeeven hebbe, Li/^:,

\' • 43.

XXXIV-ocr page 155-

VAN ONDERSCHEYD DER STRAFFEN. 907

VIER EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK
Yan \\ onderfcheyd der Straffen.
INHOUD.

ï. De ftraffen moeten naar de misdaa-
den geëvenredigd zyn.

De ftraffen zyn hoofdftraffdjk of
niet hoofdftrajfelyk.

3. Welke zyn de hofdflraffeJyke ftraf-
fen?

4- \'i\' Menfchen hoofd is tweevoudig ^
natuur- en hurgerJyh
5. 6. 7. 8.

9.-ocr page 156-

9o8 vier en negentigste hoofdstuk

ftraffen niet even zwaar gehouden, als welke altyd naar de misdaaden?
moeten geëvenredigd zyn,L. ii. L. 13. ^r.
de p(£n. Nov. %2.cap. lo.
L\' 6. TT., aé. L. Jul. peculat. L. 22. C. de poem L. 4. §. \\.it.deincend^
28- §• 3- §• ro, TT. de poen. L. r. Tf. de jure patronat. L. 3. C. de
Epijcop. audient. L.
8. C. ad L. Jul. de vi pubL

II. Hiervandaan is het, dat zo veele onderfcheyden ftraffen tegen
wanbedry vers uy tgekomen, en door de Recht^uy tleggers zo veele ver-
fchey denheden van ftraffen overgeleverd zyn,welke alle in \'t gemeen,
en iedere derzelve in \'t byzonder aantehaalenv geenfms van onze ge-
dachte is. De ftraffen worden toch in \'t gemeen verdeeld in HOOFD-
STRAFFELYKE en NIET HOOFDSTRAFFELYKE
L. 2.
de publ. judic. §. 2. Infi, eod: tit, L, -l. L. 6. uk. L. 28. in pr, -ocr page 157-

TAN \'T ONDERSCHEYD DER STRAFFEN. 909

ad L Fab. de plagiar. L. i. §. 3- f- äe abîg. L. ç. adh.jru
de parricid. L. 6.
§. 6. de mjujt. rupt. -ocr page 158-

^10 ■ VïER EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

IX.-ocr page 159-

VAN \'T ONDERSCHEID DER STRAFFEN. 911

amon uit. Inß. de oblig. qu-ocr page 160-

5JI4 VIER EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

meyiien gemeen zynde geweeft, echter hedensdaags is opgeheven.,
L. 23. uit: TT. de poen. L. i. C. de mandat. jerv.

XIV.-ocr page 161-

VAN ^T ONDERSCHEYD DER STRAFFEN. 9TI

p(En. L. 7. §. uit. TT. ad L. Jul. repetimd L. i. §.-ocr page 162-

5JI4 VIER EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

zynde onder borgtogte ontflagen worden. Doch in lyfftraffelyke zaa^
\'ken, wier ftraf is lyfftraffelykwordt nooit borgtogt toegelaaten, era
moet ook niet de daader uyt de gevangenifle ontflagen worden, i/. i.
L. 3.
Te. de cuftod -ocr page 163-

VAN ^T ONDERSCHEYD DER STRAFFEN. 9TI

zekeren voornaamen Rechtsgeleerden veele en verfcheyden gedachten
geopperd, waaruyt hy dit beiluyt opmaakt,dat, en de zaak en de
ftraf is burgerlyk, zo tot eygen voordeel gerecht worde, zynde het
om \'t even, of de zaak voortfpruyte uyt misdaad , dan wel uyt over-
korafte ? Doch, dat zulke Rechtspleeging lyfftraffelyk te noemen is, waar-
in tot openbaar voordeel gerecht wordt, \'t zy de lyfftraf ter openbaare
wraakneeminge behoore te worden opgelegd, \'t zy de geldboete, ten
behoeve van\'s Vorften Schatkifte te bekeeren, uyt hoofde der mis-
daad zy voortefchryven.

XXIX.-ocr page 164-

pj6 VIER ENNEGENTIGSTE HOOFDSTUK

eend. L. uit. C. de[epulchro vioL L, 12. §. 5. L. uit. C. de ^dif.prm.
L. SS- de injur.

XXXL Doch, wat 7^aaken en flraf en hedensdaags naar ons gebruyk
iyffl^cifelyk genoemd worden
, deswegens is men het doorgaans niet
eens? Sommige van gedachten zynde, dat enkelyk zulke zaaken voor
lyfftraifelyk konnen gehouden worden, waarin tot lyfftrafFe, als is
doodftraf, geefleling, afhouwing der hand, gerecht wordt,doch de
andere zaaken, welke tot ligtere ftraffen, als geldboete, gevangeniffe
of banniffement, gericht worden; burgerlyk zyn, even en als of deeze
ftraffen eygentlyk burgerlyke ftraffen genoemd wierden.

XXXII. Welkegedachte (x) zeker Rechtsgeleerde met de volgende
redenen beftreeden heeft; en wel
eerflelyk , omdat de ftrafvan eerloos-
heyd genoemd wordt lyfftraffelyk. Dat toch de ftraf van
eerloosheyd
niet aan den lyve gefchiedt, zal niemand ontkennen, die flechts deL.
(y) 6. i
uit. junSt. (z) L. 8. ^r. de p(En. in opmerkinge neemt. Volgt
derhalve, dat \'er eene lyfftraffelyke ftraf wordt gevonden, welke ech-
ter geenfins aan den lyve gefchiedt.

XXXIIL Hieruyt kan men ook, ten anderen, opdringen, dat geld-
boete eene lyfftraffelyke ftraf kan
genoemd worden. Trouwens, men
ziet doorgaans, dat alle geldboetens
, welke in openbaare Rechtspleegin-
gen uyt hoofde van arglift worden opgelegd (want
, indien ze uyt enkele
fchuld, neem eens, om overmaate van ftraffelooze verweermge, wier-
den opgelegd, zou men van andere gedachten moeten worden) eer^
loosheyd naar zich trekken, ^r^. (a)
L. 1. tt. de publ.pudic. (b) L.8.
sr.
de pmn. nu toch is de ftraf, welke uyt krachte van openbaare

Rechts-

(x) Antonius volgens de aanhaaiinge van Reinking. m tr. de Kegim. Secu-
lar. -ocr page 165-

VAN ^T ONDERSCHEYD DER STRAFFEN. 9TI

Rechtspleeginge wordt opgelegd, en eerloosheyd naar zich trekt,lyf-
ftraffelyk.-ocr page 166-

5JI4 VIER EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

XXVII. Welke ftraf van verbeurd - verkiaaringe ecfiter onder de
lighaamlyke ftraffen niet kan gerekend worden,
d. L. 6. §. uit.
L.
8, TT. de pmn. d.%. 2. Jnft. de publ. judic. L. 2. tt. eod. tit. Nov.
134. cap. 13.

XXXVIII.-ocr page 167-

VAN ^T ONDERSCHEYD DER STRAFFEN. 9TI

van eenig ander lid; en, dat andere ligtere ftraffen,. als geldboete, ge-
vangenis of
banniftement enz. burgerlyke ftraffen genoemd worden.

XEl. Het Tweede aantemerken onderfcheyd der ftraft\'en is het
volgende, dat fommige ftraff-ocr page 168-

20 TWEE EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

flaave , ook wel van banniffement enz. L. 6. ^r,. de accufat. jun-ocr page 169-

VAN ^T ONDERSCHEYD DER STRAFFEN. 9TI

die des enkelen doods in de eygentlyke foorte van doodftraffe, neem
eens,
omdat ze goedvindt de beklaagden voor diergelyke misdaaden
in
eenen lederen zak genaayd, met vuur verbrand, in ftukkengefnee-
den, geradbraakt, of ter ftrafplaatfe weggefleept te worden. Ook,
wanneer ze boven de ftraffe des doods nog andere hoedaanigheden toe-
voegt ; neem eens, indien ze de ftraf zelfs tot de zoonen uy tftrekke,
als in misdaad van gequetfte Oppermagt, of tegen de daaders eenige
byzonderheden verleene.

XLIX. Hierin ben ik onbezwaard het volgend Richtfnoer te ftel-
len: Dat GRUUWZAAME MISDAADEN DE ZULKE ZYN,
WAARVOOR EENVOUDIGLYK DOOD- OF LYFSTRAF
IS OPGELEGD: DOCH ZEER GRUUWZAAME MISDAA-
DEN DE ZODAANIGE GENOEMD WORDEN, WELKE
MET ZWAARERE SOORTE VAN DOODSTRAFFE EN
MET BYZONDERE VERZWAARINGE VAN STRAFFE
GEWROOKEN WORDEN.

L. Hieruyt is het dan niet moeylyk,de zeer zwaareftraffen en de
zeer gruuwzaame misdaaden te bepaalen, naamelyk de zulke, welke
met eene byzondere en zwaarere foorte van doodftraffe gewrooken wor-
den. Hoedaanige zyn
Sodomie, Brandftichting, vervalfching der
Münte, Ketterj:
welke misdaaden doorgaans met den vuure of des
beklaagdens verbrandinge geftraft worden. Dus wordt ook doorgaans
Gifmenging, Doodßag door omkoop, Straatfchenderj, Kerkroof, met
het rad,
Vader- en Kinder- moord met verftikkinge door water, geftraft.
Gevolgelyk is het t\'eenemaal onwraakbaar, dat allê deeze misdaaden
voor zeer gruuwzaame misdaaden gehouden worden. Waartoe ook te
brengen zyn zulke misdaaden, welke wel met de eenvoudige dood-
ftraffe, neem eens, met het zwaerd, beteugeld, doch echter door eene
byzondere Rechts-oeffeninge ten affchrik van anderen voorgegaan of
gevolgd worden; als, wanneer de beklaagde op een horde gebonden
zynde naa de ftrafplaatfe weggefleept wordt,\'twelk gefchiedt in moord,
aan broeder, zufter, bloedverwanten en verzwagerde perfoonen, ge-
pleegd ; of naa de uytvoeringe der ftraffe \'s daaders dood lighaam op
een rad tentoon gefteld wordt, gelyk gefchiedt in roof,doodflag,met
opzet en voorbedachten raade gepleegd enz. Welke misdaaden ook
daarom voor zeer gruuwzaame misdaaden te houden zyn.
Waarin ,
ook ftaat aantemerken, dat het moogelyk is, dat de misdaad, welke

Aaaaaa-ocr page 170-

5JI4 VIER EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

IJl zich zelve is gruuwzaam, tot eene zeer grunwzaame misdaad ges-
maakt
wordt,zo naamelyk zulke omftandigheden t\'zamenloopenuyt
wier hoofde de Rechter zal hebben goedgevonden ^ eene zwaarer ftrafs-
oeffening toetevoegen. Gelyk ook aan de andere zyde zeer gruuw-
zaame misdaaden konnen gemaakt worden tot gruuwzaame misdaa-
den,. de gruuwzaamheyd der misdaad in zekeren opzigte te verfchoo-
nen zynde, neem eens,, indien moord zonder arghft gepleegd worde^
en. op andere wyzen, waarin, men weet, dat zelfs in zeer gruuw-
zaame misdaaden geene zwaarer ftraf, dan die des zwaerds, ftand
grypt. Doch andere misdaaden, welke eenvoudiglyk met den dood,,
naamelyk met zwaerd of galge, of ook wel met andere lyfftraffe, be-
teugeld worden, hoedaanige zyn
Doodßag,Uiefßal, Godslaftering
Overfpel,. Bloedfchande, Meyneed
enz. flechts gruuwzaame misdaaden
zyn,.. doch geenfms voor zeer gruuwzaame misdaaden in \'t gemeen
aioeten gehouden worden.

H. Doch, wat nut en uytwerking is\'er van deeze onderfcheydinge
te wachten.? Waarlyk, dat de hoogfte nuttigheyd uyt deeze onder-
fcheydinge der ftrafïè moet gehaald worden, blykt zeWs uyt deeze twee
tolgende zaaken. i. Dat in gruuwzaame misdaaden de beklaagde
lOoit,, dan tweemaal, gepynigd wordt; doch in zeer gruuwzaame
misdaaden kan de beklaagde ook voor de derde reyze gepynigd wor-
den,. vooral, zo nieuwe vermoedens blyken aan de hand komen. 2. Is
het kennelyk, dat het in zeer gruuwzaame misdaaden om de gruuw-
zaamheyd des feyts- vryftaat de Rechten te buyten te gaan : \'t welk ech-
ter; in; gruuwzaame misdaaden (naar de gedachten van voornaame
Rechtsgeleerden) geenfms is toegelaaten; zynde evenwel (m) één
derzelven van gedachte, dat zulks enkelyk en alleen in
\'t ftraffen van
•iäfen beleeden- hebbende of overtuygden beklaagden, en geenfms in \'t
^oereo\' des gedings, en, eer in \'t zekere blyke, of de aangeklaagde
m onderzochte eene zeer gruuwzaam^e misdaad gepleegd hebbe, dan;
miet,. moet ftand grypen; Welk gevoelen, als wel het billykft, ik
(©nbez waard
kan onder fchry ven, hoe zeer bewuft zynde, dat het tegen-
dtó op\' andere plaatfen in gebruyk is, dat het naamelyk den Rech-
t€jenuii: zeer gruuwzaame misdaaden toegelaaten wordt,, de Rechten
aglfs^ m \'fe voer.ea des gedings te buyten. te gaan^ en het ¥ryftaat ter

pyni-

n /

-ocr page 171-

VAN \'T GEDING-VOEREN IN LYFSTRAFFEL. ZAAKEN enz. 171

pyniginge overtegaaii, hoezeer ook de vermoedens - blyken niet gan-
fchelyk
voldoende, noch door onwraakbaare getuygen beweezen waa-
ren, gelyk zulks (n) één der aangehaalde Rechtsgeleerden aan de

hand geeft.

(n) Ciams Lïh. 5. Smtent. I. n. 9. in fine.

15. Niémand kan zonder aanUaaget
verweezen worden.
16, 17. 18.

19. Ook is naar V Burgerlyk Recht
het onderzoek geoorlofd. 20. 21. 22, 23-»

24. Verkharing mn de L. 6» §. 2.
de mumr. ^ honor. 25.

26. Beantwoording der tegenßrydige be-
wysredenen^
27. 28. ap. 30. 31.

3a. Onderzoek is hy alle Rechten goed-
gekeurde

33.-ocr page 172-

24 TWEE EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

den zelve geftraft worden, L. si.-ff, ad L. aquil En is het ook ze-
ker, dat geen minder naadeel (helaas!) uyt eene quaade inrichtinge
van lyfftraffelyke Rechtspleeginge, en \'t misbruyk derzelve, voortfpruy t,
dan wel uyt de ftraffeloosheyd der misdaaden, niet zonder hooggaand
naadeel van onfchuldige menfchen.

II.-ocr page 173-

VAN \'T GEDING-VOEREN IN LYFSTRAFFEL. ZAAKEN enz. 925

moet toch door zekere geregeldheyd beftuurd, verricht en onderhou-
den worden.

IV.-ocr page 174-

no-ocr page 175-

VAN TGEDïNG-VOERENINLYFSTRAFFI;L. ZAAKEN enz; 921\'

onderzoek. Waarvandaan ook in lyfftraffelyke zaaken tweederhande
geding ftand grypt,
GEWOON en ONDERZOEKEND geding
het
GEWOONE wordt genoemd, zo tegen den beklaagden ter zaake
van gepleegde misdaad langs den weg van een gewoon geding gerecht ^
en naar het richtfnoer en de wyze, in. rechten aangenomen, gedongen
worde, door het doen. van eyfch,door \'t beginnen der rechtspleeging
op de gewoone wyze, en alles te doen, wat tot de weezendlykheyd
des gedmgs flechts eenige betrekking heeft, waarin \'s Rechters Ampt ten
minften
in\'t kennis-neemen en vonnis-vellen wordt aangezocht.

IX.-ocr page 176-

928 vyf en negentigste hoofdstuk

gediend; en dit is \'t geding,\'t welk wy hier vopre een gewoon geding
genoemd hebben. Doch op eene buytengewoone wyze, als \'er geene
klaagende party is, maar de Rechter, of hy, die \'t recht der hooge
Overheyd waarneemt, Ampts-halve \'t geding voert door onderzoek te
doen by wege van ondervraagen of pynigen op onderftellingen en ver-
moedens blyken, welk geding, volgens het zo even gezegde, een onder-
zoekend geding genoemd wordt,

XII.-ocr page 177-

VAN \'T GEDING-VOEREN IN LYFSTRAFFEL. ZAAKEN enz. 929

Toorten

_____der verbooden zaaken is. Want de menfchen neemen hunne

toevhigt tot den Rechter, als tot zekere bezielde Gerechtigheid: Gelyk
ook
de Overheyd eene bezielde Wet genoemd wordt: De Gerechtig-
heyd is toch geenfins voor zich zelve, maar voor een\' ander\', en is \'C
gevolgelyk noodig, dat de Rechter als Rechter en goed Man te ge-
lyk tulTchen twee dingpligtige Perfoonen door zyne bemiddelinge tus-
fchenbeydenkome,\'t welk dan eerft gefchiedt, zo de één zy aanlegger
cn de ander verweerer.

XVI.-ocr page 178-

no-ocr page 179-

VAN^T GEDING-VOEREN IN LYPSTRAFFEL/ZAAKEH enz, 931

ders ongeftraft laaten, zekere ftraf invoert, d. nov. 128. cap. 21.

XXI Ten anderen, hiermede ftemt overeen de Rechtsgeleerde Ul-
pianus in de L. 13. de offic. pr^f. dus fchryvende: Het betaamt
■eenen^goedm en waerdigenFoorzitter,%orgte draagen,dat betmn-
gewejl, door hem befiuurd wordende , fiil en gerufi blyve ^ \'t welk hy
zonder veel moeyte zal konnen naakomen, indien hy met
alle o7nzigtig-
heyd daarvoor z^orge, datz^ynWingewefi van quaade menfchen
bevryd_
worde, en hy tegen de zulken onderzoek doe. Het wordt toch van zyne\'
hand geëyfcht, tegen Kerkroovers, Straatfchenders, opkoopers van .
Slaaven, onderz.oek te doen, en naar maate van ieders misdaad hem te
Jiraffien.
En Paulus in de L. 3. x. eod. tit. zegt, dat hy, die over H
JVingemefi gefield is,moet zorg draagen ^dat hetzelve van quaade
menjchen gezuyverd, en geen
onderfcheyd gemaakt worde, waar ze
vandaan %yn.

XXII.-ocr page 180-

922 vyf en negentigste hoofdstuk

bewyzen opfehreeven, welke ontdekkingen genoemd wierden, dat is^
aantekeningen van alle gepleegde misdaaden, naar wier inhoud de
Overheyd gewoon was, op de waarheyd van elke misdaad, welke door
hem, dien de Deurwaarers hadden aangebragt, gepleegd was, onder-
zoek te doen^
L, tt. de cufiod. -ocr page 181-

VAN \'T GEDING-VOEREN IN LYFSTRAFFEL. ZAAKEN enz.. 93$

verwyzen. Omdat, gelyk reeds gezegd is, de vermoedens-blyken eu
\'t gerucht in geval van onderzoek de plaats der aanldagte vervangen,,
en
mitsdien wordt geenfins de beklaagde in onderzoekend geding zon-
der
aanklaager verweezen en geftraft, noch zal ook niet \'t onderzoek,
ten deezen opzigte van \'t flach der verbooden zaaken zyn, als niet
toelaatende, dat iemand zonder aanklaager verweezen worde. Ja is het
zeker, dat zy, die doorgaans beweeren, dat het onderzoek naar \'t
Bur-
gerlyk Recht verbooden is, zeer veele gevallen toelaaten, waarin de
Rechter Ampts-halve zonder vreeze voor lafteringe rechten kan, dies
recht een richtfnoer voor het tegendeel zou konnen worden opge^
fteld.

XXVII.-ocr page 182-

934 TWEE EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

minder daartoe moet uytgeftrekt worden, even en als oft geding van
onderzoek daarom doorgaans zou verbooden zyn; dewyl den Gemeene-
befte daaraan grootelyks gelegen legt, dat op de misdaaden onderzoek
gefchiede, opdat ze niet ongeftraft bly ven, maar de ftoutheyd der mis-
daadigers beteugeld worde,
L. 95. §. i. tt. de folut. L. 5. C. ad L.
Jftd. majeft. L.
2. tt. de jur.fifc.

XXIX.-ocr page 183-

VAN \'T GEDING-VOEREN ÏN LYFSTRAFFEL. ZAAKEN enz. 935;

de zekerheyd zelve,dat (naar de hedensdaagfche gewoonte) door-
gaans de RecHter in allerhande gpallen
langs den weg van onderzoek
op
eene geoorlofde en rechtmaatige wyze kan geding voeren ;by Wel-
ke
gewoonte (naar \'t zeggen van (q) zekeren Rechtsgeleerden) gan-
fchelyk moet gebleevenworden,dewylt kennelyk is, dat air hetgene
by \'t gemeen recht gebooden is, uyt krachte der gewoonte en van \'t
gebruyk des aanweezenden tyds moet ophouden, gelyk zulks overal ia
diervoegen onderhouden wordt.

XXXII. Welke gewoonte te meer ,in opmerkinge moet genomen
worden, omdat ze op gronden van biilykheyd fteunt, en met het
Godlyk Recht overeenkomt; want de openbaare Overheyd wordt ia
de H. Bladen gelaft, de misdaaden zonder oogluykinge naategaan,
maar op de ftraffinge derzelve met alle omzigtigheyd waakzaam te
zyn, zodat ze niet verfchoond worde, indien ze haare onkunde voor-
geeve , daar ze onderzoek te doen gehouden is
^.Exod. 2: 11.13. Kom..
13: T. Prov. 20:8. Prov. 24:11. gelyk ook de Herder niet te veront-
fchuldigen is, zo de fchaapendoor eenen wolf verfcheurd en opgegee-
ten worden en de Herder daarvan onkundig
ïj ,C.quamvi\\. extr. d-ocr page 184-

936 TWEE EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

XXXIIL Uyt het reeds gezegde blykt overvloediglyk, dat in lyf-
ftraffelyke zaaken de Rechter niet flechts langs den weg van aanklagte,
maar ook op eene onderzoekende wyze Ampts-halve, tegen de mis-
daadigers kan gedmg voeren.

XXXIV.-ocr page 185-

VAN AANKLAGTE IN LYFSTRAFFELYK GEDING. 937

SES EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK
Van aanklagte in Lyfftraffelyk geding.
INHOUD.

I. Gewoon geding gefchiedt langs den-ocr page 186-

38 TWEE EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

I. TVT^ t^at ik in het voor gaand iJöö/^j^/?^! van t geding-voeren in IjrP

JLA ftrafFelyke zaaken in \'t gemeen gehandeld en betoogd heb , dat
het zelve is tweevoudig, naamelyk^ézüOö;/en
onderzoekeni^^ zaliknit
van beyde afzonderlyk handelen,. en wel vooraf van \'fc G E W O O N
GEDING-VOEREN IN LYFSTRAFFEEYKE ZAAKEN, \'t
welk langs den weg van aanklagte gefchiedt.

II.-ocr page 187-

VAN AANKLAGTE IN LYFSTRAFFELYK GEDING. .941

aanklaager en Rechter te gelyk in \'t gewoon geding waarteneemen,
L. 5. C. dt delator.

VI. -ocr page 188-

SES EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

X. Waarin ftaat aantemerken, Eerfielyk, dat hy, die de aanklagt;
doet, niet oneerlyks pleegt, noch deswegens aan eenige vlekke onderhe-
vig wordt. Want het is\'er zoverrevandaan,datzy ,die\'3 Eandsonge-
rechtigheden wreeken, en voor \'t openbaar welweezen zorgen, den
openbaaren haat, verachtinge of ftraffe zouden waerdig gekend wor-
den , dat veel eer de billyk- en rechtmaatigheyd vordert, de zodaani-
gen met den uyterften lof en verdiende achtinge te bekroonen,
L. i .
C. de famof. libell

XL Gelyk ook veeltyds door de Roomfche Vorften voor de aanklaa-
gers en aanbrengers der misdaaden zekere belooningen zyn ingevoerd,
als in de
L. 5. C.ad L. Jul.majefi. L. 2. de jur. fifc. L. 13. §.4.
V. eod. tit. L. i. tt. ad L. Cornel de falf. L. 5. §. uit. v. de re milit..
L. 5. §. tdt. TT. de injur. te zien is. Want den Gem.eenebefle is daaraan
ten hoogften gelegendat de misdaaden niet ongeftraft bly ven, L. 5
t . §. 2.
55-.
ad L. Aquil L. 18. §. i.tt. de judic. En mitsdien is \'t aanklaagen
van misdaadigers en \'t ftraffen van die een zeer heylig ampt,
L. 13.
sr. de offic. prcef. L. 3. C. de epifc. aud. C. quï malos C. bomici-
das.
23. qudcft. 5.

^ XII. Echter kan men niet ontkennen, dat doorgaans het Ampt
eens aanklaagers eenigermaate
verachtelyk en eerloos genoemd wordt;
maar zulks is eygentlyk optevatten van zulk eenen, die door
geene an-
dere eerlyke reden tot het doen van aanklagte bewoogen wordt, dart
door enkele winzucht, welk gewin voorwaar is fchandelyk, gelyk
het dus in de
L. 8. tt. de accufat. genoemd wordt. Want, gelyk de
zulke, die uyt inzigte voor de openbaare nuttigheyd, en ter liefde-
voor de
openbaare rirfte en kalmte , andere misdaadigers aar^klaagen,,
daarin handelende als bewaarers van \'t openbaar weizyn, niets ftechts,
verfchoond, maar óok ten hoogften moeten gepreezen worden,
3-.
de injur.. L. i. C. de famof libell. zo is het ook zeker, dat zy, die-
enkelyk uyt winzucht tot het doen van aanklagte voortfpringen, veeï
eer allen haat en openbaare ftraffe, dan wel belooninge, waardig zyn
C. accufajit.^ de accufat. C: odio. dïfl. S6.

XIII. Dit\'5 dan geenfins \'t gebrek van allen, doch enkelyk van wey-
jiïgen, en \'t misbruyk der aanklagte: doch dit gebrek wordt wel meeft-
befpeurd by de voorfpraaken in Rechten, die door \'t verzwaaren
en
uy trekken derPleytzaaken zich zoeken te verrykeH,ett hun voordeef
ijy t eens anders ixaadeei trekken ^^ dies ze waarlyk zyn
aanqueekers van-

m

-ocr page 189-

VAN AANKLAGTE IN LYFSTRAFFELYK GEDING. .941

gefchillen en beroerersder openbaare rufte en eenigheyd, daarop enke^
iyk afgerecht, dat ze hunne Meefters uytmergelen en bedriegen , ter
liefde van welke- de wel-ingeftelde zaak, zo iemand die qualyk ge-
bruyke, niet loffelyk behoort vernietigd of behekeld te worden, gelyk
Keyzer Juftinianus fpreekt in de
conJUt. Co die. de veter, jur ■ enucL
wier gedrag men hedensdaags door de voorfpraaken en verdeedigers in
lyfftraffelyke zaaken niet weynig^ ziet naavolgen, die deswegens te
grootere ihiaad en ftraffe waerdig zyn.

XI V. En is het ook zeker, dat de H. Apoftel in zynen ^r/^/ aan dè
Corinthiers eygentlyk het Rechtspleegen en den loop van \'t zelve niet
veroordeelt; maar de bitterheyd der dmgsluyden en de gewoonte vaa
fommige boosaartige menfchen, die om allerhande redenen, hoezeer ook
over eene geringe zaake getwift wierde, de Chriftenen dikwerf voor
de Rechtbanken van-ongeloovigeRechters voortrukken,afkeurt,\'ten.
waare men den Apoftel zeiven van eenige misdaad zou willen befchul-
digen , die zich het voordeel des Roomfchen Burger-rechts in zaaken
van Rechtspleeginge aanmaatigende, van den onrechtvaerdigen Land-
voogd tot \'s Keyzeis Vierfchaare beroepen heeft / //z
adjutorium,-
difi. 10. .

XV.-ocr page 190-

SES EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

XVII.-ocr page 191-

VAN AANKLAGTE IN LYFSTRAFFELYK GEDING. .941

Of, zo hy \'t recht van aanklape by fmeekfchrifte verzocht hadde ;of
by ftilzwygende bewilliginge wierde toegelaaten , geen verzet tegen zy-
nen perft)on voorgeworpen zynde,
L. 6. C. de precib. imper. offer,-
of, zohy zyns Meefters dood wreeken wilde,X. i. c. eod. tit.L- i.
C.
quib. ex. cauf. po prcem.libert.oïoo\'-ocr page 192-

^44 SES EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

fche, die van goeden naame en eerlyk gedrag is, hoedaanige (naar
hunne gedacliten) geenims van het aanklaagen konnen geweerd wor-
den. Want anderfms wordt ook een arm en behoeftig menfch, op
wien niets te zeggen valt,als getuygetoegelaaten,en onwraakbaar ge-
houden.

XXIII.-ocr page 193-

VAN AANKLAGTE IN LYFSTRAFFELYK GEDING. .941

door geene lafteringen onderdrukt worden; en mitsdien moet men naar
eenen
onberifpelyken en niet verdachten wille van getuygen en aanklaa-
gers omzien, C.
accufat. 3. qu^ß. 5.

XXVIII.-ocr page 194-

SES EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

de hy getekend is, zou willen aanjüaagen,(t) L. n. C. de in-
offic. teflam.

XXXI. Uyt hoofde van EERBIED wordt iemand verbooden aan-
teklaagen den zodaanigen, dien hy verpligt is; neem eens, de Zoon
kan zynen Vader niet aanklaagen, L.
8. jt. de accujat. een Voedfter-
ling zynen Opvoeder,
L 17- ^^^^ accuf. non pof. een Leerling zy-
nen Meefter, een
Slaaf zynen HtQï .L.pen.C. d.iit. een vry gemaakte
Slaaf zynen Vrymaaker,
d. L. 8. een Leenman zynen Leenheer, arg..
C.
I. quib. mod. Feud. amitt. \'t En zy ze genegen waaren, hun ey-
gen en der-hunnen onrecht te vervolgen, L. 11.
-tt. de accufat. oï wel
over
misdaad van gequetfte Oppermagt aanklagt te doenL. pen. C.
qui accuf non pojf.
Op gelyke wyze worden ook van het doen der
aanklagte geweerd Bloedverwantenvan wie de één den anderen niet
kan aanklaagen; neem eens, de Vader en alle, die zich in de opgaan-
de lyn
bevinden, konnen hunne kinderen, noch de ééne Broeder den
anderen, niet aanklaagen, L, 13. C.
qui accuf. non pof. \'t welk nog-
tans in drie gevallen kan bepaald worden. i. In ligte misdaaden. 2. zo
iemand zyn eygen en der zynen onrecht vervolge. 3. In misdaad van
gequetfte Oppermagt,

XXXIL Deeze en andere perfoonen worden verbooden, tegen
irisdaadigers aanklagt intebrengen, waaruy-t gemaklyk is optemaaken^
vat perioonen daarentegen konnen aanklaagen, naamelyk de zulke,,
dien \'t niet verbooden is. Waarin geen het minft onderfcheyd of betrek-
king van en tot byzondere of openbaare misdaaden te maaken is,\'t welk
ten minften in openbaare misdaaden geen bedenken heeft. Want daar-
om worden de misdaaden openbaare misdaaden genoemd, omdat
een ieder uyt den volke tot de opfpraake en aanklagte derzelve be-
voegd is, §. I.
Inft. de publ. judic. Doch in byzondere misdaaden,
fchoon doorgaans niemand ter aanklagte worde toegelaaten, dan de zo-
daanige, die hun eygen of der hunnen onrecht vervolgen, L. ƒir.de
privat. deli-ocr page 195-

VAN AANKLAGTE IN LYFSTRAFFELYK GEDING. 947

kinge tot de aangelegenheyd der beleedigde partye, zo naamelyk tot
vergoedinge van fchaade of tot zekere aan de partye opteleggen boete of
ftraffe
gerecht worde. Doch, voor zo veel de openbaare aangelegen-
heyd en wraakneeming aangaat, zo naamelyk de boete ten behoeve
van \'s Vorften Schatkifte bekeerd worde, meenen voornaame Rechts-
geleerden, dat elk en een ieder ter aanklagte is toegelaaten, zelfs
de ziilke, die hun eygen en der hunnen onrecht niet vervolgen, en
hierin de byzondere misdaaden met de openbaare misdaaden vergelee-
ken worden. Hoewel het ten huydigen dage zeer zelden gebeurt, dat
in byzondere misdaaden zulk een, die geene aangelegenheyd heeft, dat
den daader eene boete worde opgelegd, zich^ ter aanklagte aanbiedt;
dewyfer niemand zo ligt gevonden wordt, die genegen is, eenen mis-
daadiger voor openbaare
Rechtbanken aanteklaagen, en \'t onrecht, den
Gemeenebefte toegebragt, te wreeken.

XXXIIL Zo dan langs den weg van aanklagte eenig gewoon ge-
ding wierde ingericht, moet op den drempel des Gerechts wel en ter
deege overwoogen worden, of de aanklaager tot het doen der aanklagte
bequaam zy, dan niet, naar \'t gene hier voore gezegd is. En, zo hy
min bequaam worde bevonden, vermag de aangeklaagde daader verzet
van onbequaamheyd voorwerpen, en den aanklaager weeren. Maar,
öf, de party dit verzet niet tegenwerpende, het over diergelyke aan-
klagte ingericht geding %oii konnen ftaande gehouden worden
, fchynt
onzeker
te zyn ? Sommige verklaaren\'er zich voor; andere wederom
maaken onderfcheyd en leeren, naamelyk, dat, zo de aanklaager gan-
fchelyk onbequaam zy, neem eens, een Ketter, Eerlooze enz. die uyt
haatly kheyd van den perfoon zeiven aanteklaagen verbooden wordt, de
Rechter hem, hoezeer ook de party geen verzet voorwerpe, Ampts-
halve kan en moet atwyzen, indien hy \'t geding zou willen ftaande
houden; doch geenfms, indien hy niet
geheel onbequaam, maar in ftaat
zy, met bewiliiginge van partyen bequaam gemaakt en gewettigd te
worden. Maar dit gefchil valt zeer weynig voor in \'t Rechtsgebruyk,
omdat hedensdaags een Rechter in allerhande misdaaden langs den weg
van onderzoek kan geding voeren, en dus wordt genoegzaam nooit
getw^, of de aanklaager bequaam zy, dan niet ?

XXXIV. Ten der den ookgeweeten, wieuyt veele aanklaagers
behoore toegelaaten te worden? Het is toch onwraakbaar, dat veele te
gelyk
eenen éénigen man konnen aanklaagen, indien ze naamelyk met

Dddddd 2-ocr page 196-

^48 SES EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

den anderen t\'zamenloopen, en aller aangelegenheyd daarop uytkome^
dat de daader geftraft worde. Hoewel de daader,door den éénen
reeds aangeklaagd, door den anderen over ééne en dezelfde misdaad
niet zou moogen aangeklaagd worden, L. 9.
C. de accufat.L. 11. §.2.
TT. eod. tit. omdat over ééne en dezelfde misdaad meer dan ééns kan on-
derzoek gefchieden, L.\'7. §. i.
eod. tit. \'tenzy de eerfte aanklagt
verlaaten, of by zeker toeval verhinderd zy
, d. L. 11.

XXXV.-ocr page 197-

VAN AANKLAGTE IN LYFSTRAFFELYK GEDING. .941

den\'-ocr page 198-

SES EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

XLII. Om GEBREK van OORDEEL konnen niet worden aan-
geklaagd KINDEREN: welke de onnoozelheyd des verftands ver-
fcii00nt:dat in kinderen toch geen opzet om te benaadeelen vallen ..kan,
wordt uyt de
L ^ ßn, \'Tt. ad L. Aquil. L. \\ 2.7r. adL. Coï\'^ml. de ßcar.
beweezen. Waarom ze ook aan geene misdaad konnen fchuldig wor-
den, dewyl opzet en oogmerk de wanbedry ven, onderfcheyden, L. r.
vt.fi quadr. paup. L. 14- ad L. Cornel. de-ficar. Aan deezen zyn
niet ongelyk de DOLLEN, die om hun ongeluk en rampfpoed verfchoo-
ning vinden. En daarom konnen ook de zulke niet aangeklaagd worden;
want ook deeze weeten niet, wat ze doen,
L. 14. w-. de offic. prc^f. L.
fin.
^r.. de adminïftrat. tutor. L. 5. 1. tt. ad L. Aquil. Hiervandaan
is het, dat dollen gezegd worden, geweld en onrecht van anderen te
lyden^ doch aan anderen geen onrecht te konnen toebrengen, waarom
ze llrafFe zouden moeten ondergaan,
L. 3. i.w. de injur.

XL 111. Eyndelyk kan zulk een niet worden aangeklaagd, DIE
EENMAAL OVER DEZELFDE MISDAAD AANGE-
KLAAGD, EN DOOR DEN RECHTER VRYGESPROKEN
IS, L. 7. §. 1.
TT. de accuJ\'at.Yjn is aan hem, die op op nieuws wil aan-
klaagen , \'t verzet van gewysde in den weg,
L. fin. C. de cufiod. reor.
L.
2. C. de except. rei. judicat. \'t Welk gezegd wordt tot zo verre
aantegaan, dat zelfs niet hy, die van zekere blootelyk in \'t Gerechte
gebragte misdaad is vrygefproken, zonder eenige hoedaanigheyd na~
derhand weêr zou moogen bemoeylykt worden door dienzelfden of
anderen aanklaager, die eene verzwaarende hoedaanigheyd der mis-
daad voorftelt. Want de voornaame misdaad, en dus de misdaad in
haar eygentlyk weezen en beftaan, wierdt reeds weggenomen door \'t
vryfpreekend vonnilfe, \'t welk verklaard heeft, dat \'er geene misdaad
was. Hoe zal dan eene nieuwe hoedaanigheyd der misdaad in \'t Ge-
rechte konnen worden voorgefteld, indien\'er geene misdaad tegenwoor-
dig
zy ? Want zulks is onmoogelyk, omdat\'er geene hoedaanigheyd
zonder onderwerp zyn mag, en hetgene niet is, geene hoedaanigheyd
ooit hebben kan,
L. 41. tt. fi eert. pet at. Z.. 4. §. uit., de adt. emt.
L. l\'fin. TT. dt adquir.pojf.

XLIV. Dit

éed of kßuyt of, opdat hy uyt krachte van iW Ampt nsoat meer of min doen tou-
■de^ gild ontvangen heeft, wordt aan de Wet Julia van verbooden giften t€ ont^

voMgen

-ocr page 199-

VAN AANKLAGTE IN LYFSTRAFFELYK GEDING. .941

X LIV Dit eenige wil ik hier flechts aangemerkt hebben, dat hy,,
die
eenmaal is aangeklaagd en vry gefproken, eerft in dat geval niet op
nieuws, kan, worden aangeklaagd, mdien hy bepaaldelyk van de mis-
daad
zy vrygefproken. Doch geenfms, indien hy flechts van \'t waar-
neemen der Rechtspleeginge ontflagen zy, neem eens, moogelyk om
de ongepaftheyd van den eyfch of om de onbequaamheyd des aanklaa-
gers, m.aar ganfchelyk niet van de voornaame zaake ofmisdaad. In welk
geval niets kan verhinderen, waarom hy niet weêr op nieuws zou kon-
nen worden aangefproken, als zynde geeniins onfchuldig gehouden
L. i\' TT. de accu] at. L. 12. C. eod. tit. L. 13 §. 3. tt. de\'inj ar,

XLV. Ook zal de perfoon des RECHTERS in \'t gewoon lyf-
ftraffelyk geding in opmerkinge genomen worden. Want moet niet
flechts in burgerlyke, maar ook in lyfftraffelyke zaaken,de beklaagde voor
den bevoegden Rechter worden aangefproken, gelyk dat van een zeer.
bekend recht is,.
C. cum fit generale. C.fiClericus Laicum. s. de foro
compet. C. neminem.
3. qucefi. 6. experientice. ii.qiuefi. 2. L. 2. C. de^
jiirisd. omn. judic. L.
2. L. uit. C. ubi. in rem. a-ocr page 200-

p52 ses en negentigste hoofdstuk

pleeginge toetekennen, dient de aanklagt ondernomen te zyn ter plaat-
fe , waar de beklaagde in lyfftraffelyke zaaken moet te recht gefield
worden,
L. 2. C. de jurisd. omn. judic. L. i. L. uit. C. ubi in rem
a-ocr page 201-

VAN AANKLAGTE IN LYFSTRAFFELYK GEDING. 953

bygang des middelften Rechters niet mooge beroepen worden,L. 2T.
w. de appellat, echter het minft vermoeden te wege brengt, dat met
recht
beroeping aan hem gefchieden kan. En dit wordt begreepen zo
waarachtig te zyn, dat het door geene verjaaringe mooge worden in-
gevoerd , opdat aan den hoogften Vorft geene beroeping zou gefchie-
den , ten minften om de de benaadeehnge van dat voorrecht, en gevolge-
lyk noch door inftellinge noch door gebruyk de beroeping kan weg-
genomen worden, C.
venientes. de jurej.

LL Doch dien onverminderd is \'t eene waarheyd, dat Rechter of
Overheyd in ftaat is, de tegen hem gepleegde misdaad te wreeken en
te ftraffen, en mitsdien kan men ftaande houden, dat dezelve bevoegd is;
welke gedachteookby\'t rechtsgebruyk is aangenomen, \'t hedensdaags
gebruyk der vierfchaare zulks bekrachtigende.

LIL Het is toch aan niemand, die flechts weynig in \'t rechts-
gebruyk geoeffend is, onbekend, dat de Overheyd het onrecht,\'t welk
ze met betrekkinge tot haar openbaar Ampt lydt, eygener - gezag wel en
te recht ftraft, vooral, indien hetzelve kennelyk en onwraakbaar, ja
de ftraf niet zo zeer tot byzondere wraakneeminge, als wel tot wree-
kinge van \'t Gemeenebeft, gericht zy. Trouwens, de onderftelling
pleyt doorgaans voor de Overheyd,
C.in proefentia. i. derenundat,
C. ficut nobis. de fent. -ocr page 202-

SES EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

datgene, waaraan \'t Gemeenebeft gelegen is, neem eens, dat de mis-
daaden beteugeld, en de fchuldigen geftraft worden.

LIV. Bovendien wordt iemand dan eerft verbooden in zyne eygene
zaake Rechter te zyn, zo eene kennelyke en blykbaare reden van ge-
negenheyd of vermoeden beweezen worde, doch geenfms, indien \'er
eene
zaak van rechtsdwang voor kome. Want dan bedient zich de Rech-
ter van zyn openbaar gezag, uyt krachte van \'t zelve rechtende en vonnis
vellende,
L. 3. 5r. de offic. pr^et. C. i. de re judic. in niet zo zeer
naar zyne eygene weetenfchap en bewuftheyd, als wel uyt degeloof baar-
heyd en bewyzen der tegengefteldefeyten, welke uyt het recht kracht
en gezag ontvangen,
C. quoniam. de probat. C. 1. de re judic. C. pas-
tor alis. quia vero. de offic. deleg. L. 6. §. i. de offic. prœj.
En
mitsdien is de Rechter niet uyt zich zeiven of zyne bewuftheyd, welke
hy als byzonder menfch heeft, maar uyt het geziene en gehoorde naar
des Gerechtfchryvers optekeninge, gewoon en verpligt te oordeelen.

L V. En kan hierby nog gevoegd worden, dat de Overheyd niet
ganfchelyk in haare eygene zaake recht te fpreeken verbooden wordt,
dewyl \'t gebruyk aan haar deeze magt toekent,
C. cum. contingat. de
foro. compet. C. dele-ocr page 203-

VAN AANKLAGTE IN LYFSTRAFFELYK GEDING. .941

zal moeten geeven. En, hoezeer ook eenige reden van vermoeden
zich opdeede, is het echter van een beproefd recht, dat deswegens de
Rechter niet ganfchelyk als verdacht moet geweerd worden,maar en-
kelyk tot zo verre, dat aan hem een ander, min verdacht zynde, wor-
de toegevoegd, gelyk te zien in de iVöZ?. 89. -ocr page 204-

950 ZEVEN EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

ZEVEN EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

Van gemagtigden in lyfftraffelyke zaaken.
INHOUD.

1.-ocr page 205-

VAN GEMAGTIGDEN IN LYFSTR AFFE LYKE ZAAKEN. 95^

57. In Openhaar e Recht spieegingen, laaten. 58.
•wanneer noch hoofdftraffelyke noch andere 59. In\'t lyfftraffelyk recht spieegen wordt
lyfdrukkende ftraf moet worden opgelegd,, een Vader als voorflander van lynen Zoon,
wordt des beklaagdens gemagiigde toege- toegelaaten.

I. TJuyten en behalve de voornaame perfoonen, waarvan in -ocr page 206-

9Ö2 ZEVEN EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

d. L. uit. L. 3. er. ad L. Jul. majeft.zéiQïlj\'k de aanklaager in \'t Ge-
rechte moet tegenwoordig zyn,opdat hy,moogelyk van de aanklagte
afziende, of anderfms in \'t bewyzen te kort fchietende, zich kon zien
verwyzen in de ftraffe van het
(24) Turpilliaanfch Raadsbefluyt of in
die van gelyke vergeldinge,
L. 7. -jt, de accufat.L. 1. C. adfdt.
TurpdL L.
3. %.idt.\'7r.eod. tit. L.ult. C. eod. tit. welke ftraf in den ge-
magtigden geene plaats vindende, als wiens daad in eene zaake van zo
groot naadeel doorgaans den Meefter verongelykt,
L. \'^^.-rr. de pro^
curat,
blykt daaruyt genoegzaam, dat in lyfftraffelyke zaaken te ver-
geefs een Gemagtigde wordt aangefteld,
C. ti^dc. de procurât. C. fi
quando.
2. qU(ßJt. 6. C. in criminalihus. 5. quceft. 3. C. absque. 3.
qU(ßfi- 9.

V.-ocr page 207-

VAN GEMAGTIGDEN IN LYFSTR AFFE LYKE ZAAKEN. 95^

VIL Waarom de nood vereyfcht, dat een iegelyk uyt een anders
hoofde tot aanklagte gerechtigd zy; want, de oorzaak des verbods op-
houdende, zal ook \'t verbod zelve
ophoudende, cum. cejfante.de ap-
pellat.L. 6. §• 2. de jure patr on.

VIII.-ocr page 208-

960 ZEVEN EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

En op wat wyze of waarom hy aangefteld zy. \'t Welk ook eygentlyk
in \'t bevel, waarby iemand als Gemagtigde is aangefteld, door-
gaans anderhouden wordt, volgens de
L. 65. \'pr. de procurât.\'tYolgm-
de wordt gemeenlyk hier ter plaatfe onderzocht, Of de naamen der ge-
nen,van wie de Voorßander wordt aangefield, moeten onderjchreeven,
of in \'t bejcbeyd des Voorßanderfchaps 7^yn ujtgedrukt?
\'t Welk
fchynt te moeten ontkend worden; Nooit wordt toch diergelyke in-of
onderfchryving, ook geen gezag eens hoogeren, noodwendiglyk ge-
vorderd , uytgezonderd in zulke gevallen, waarin een Voorftander tot
het doen van vervreemdinge wordt aangefteld,
L. idt. C. de prœd.
decur.

XIII.-ocr page 209-

VAN GEMAGTIGDEN IN LYFSTR AFFE LYKE ZAAKEN. 95^

C. de accufat. zal echter geenfms die verbetering , als haatlyk zynde,
moeten toegelaaten worden. En, dat in \'t gezegde §. i. met het
woord
verdeedigen niet zo zeer de verfchooning van \'t afweezen, dan
wel die der onfchuld, en dus eene volkomen verdeediging, betekend
wordt, en dezelve naar de Wetten der openbaare Rechtspleegingen
toegelaaten, en deswegens die gemeene verklaring van de verichooninge
der afweezendheyd te gedrongen en mitsdien onaannemelyk is, wordt
by (z) zekeren voornaamen Rechtsgeleerden wel duydelyk beweerd. ^

XVI.-ocr page 210-

9Ö2 ZEVEN EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

gunftiger, dan de aanleggers, behandeld, L. 125. tf. de R. J. L, 38,
TT. de re judic.

XIX. Waaruyt het gebeurt, dat de verweerer zieh van meer ver-
WTeringen, niet ilechts van de zulke, welke onderfcheyden, maar ook
van die, welke tegemtrydig zyn, bedienen kan, L. 25.
\'k. de probat.
L.
5. L. 8. TT. de except. L. 9. C. eod. tit. \'tWelk in diervoegen te
doen den
aanlegger niet vryftaat, die van veelerhande opfpraaken, uyt
ééne en dezelfde oorzaake, zo laftige als voordeelige, tegen een\' óf
meer
menfchen toebehoorig zynde, geene proef neemén kan, maar met
de keure der ééne wordt de andere uytgeüooten,
L.^). §. t.ït. de tri-
hut. a-ocr page 211-

VAN GEMAGTIGDEN IN LYFSTR AFFE LYKE ZAAKEN. 95^

maar ook door eenen gemagtigden of verweerer, zyne verzetten als wet-
tige verweeringen allefms mooge voorftellen : vooral, zo de perfoonen
aan den anderen verknocht waaren, zynde het van een ontwyffelbaar
recht, dat ook dezelve in\'t gerechte zich uyt eens anders hoofde ten
gedinge konnen aanbieden, en dus den aan hen verknochten perfoon
verdeedigen, L. i. §.
uit. tt. de poftul. L. 35. tt. de procurât. L.^.%.
de bis, qui dejec. C.fi duo. % fin. de procurât, in
XXII. Tenden beklaagden\'t verdeedigen en bewyzen zy-
ner onfchuld toegelaaten zynde, moeten hem geenfms de middelen ont-
zegd worden, waardoor hy tot het verdeedigen en bewyzen dier on-
fchuld geraaken kan. Vv^ant, het één toegertaan zynde,fchynt alles
teffens toegeftaan te weezen, zonder \'t welke de verleening van \'t zelve an-
derfms zoude onnut zyn, en weynig te ftade komen,
L. 2. dejurifid.
L.
7. §. 13. ad fi-ocr page 212-

5-ocr page 213-

VAN GEMAGTIGDEN IN LYFSTSRAFFELYKE ZAAKEN. 963

wierde toegelaaten : Maar deeze oplqffing wordt door de algemeenheyd
van den zinder
L.pen. -tt. de publ. judic. afgeweezen, ontkennende,
dat in misdaaden van openbaare rechts-oeifeninge een Voorftander
voor den beklaagden toegelaaten wordt: Waar
dan de Wet niet oa-
derfcheydt, daar konnen wy ook geen onderfcheyd maaken, en moe-
ten de algemeene woorden der Wet algemeenlyk worden opgevat,
L. 8. -^r.
de public, in rem a-ocr page 214-

9Ö2 ZEVEN EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

zien waaren, worde vrygefproken, maar enkelyk tot het bybrengen
van de redenen derafweezendheyd,en van de verfchooningen der on-
fchuld , opdat de afweezende niet veroordeeld, maar \'t vonnis uytge-
fteld worde, indien de Rechter de verfchooning als rechtmaatig hebbe
goedgekeurd. En, dat van zulk eene verdeediginge de L.
%.C.de ac-
ciifat.
en de L. 33. §. 2. sr. de pro cur at. moQt worden opgevat, blykt
overvloediglyk uyt de L. 10. L. 13. tt. de publ. judic. wmx\'m voor
den afweezendenbeklaagdeneen Voorftander tot het geeven van reken-
fchap zyner afweezendheyd, opdat hy niet als een halfterrige verwys-
baar zy, toegelaaten wordt. Trouwens, in de volgende L. 13. wordt
wel duydelyk ontkend, dat ter verdeediginge des aanweezenden be-
klaagden een Gemagtigde kan tuflchenbeyden komen. Waarom de voor-
zegde Wetten naar die
onderfchey dinge zullen moeten worden opge-
vat, En komt tegen deeze oploftinge geenfins in bedenken, dat in de
gezegde
J-ocr page 215-

VAN GEMAGTIGDEN IN LYFSTR AFFE LYKE ZAAKEN. 95^

V XXïX. Op het derde antwoord ik,dat de reden van aanklaager en
aangeklaagden hier ter plaatfe is onderfcheyden; Voor géénen moet toch
een
Gemagtigde worden toegelaaten, omdat het aan een ieder\' uyt den
Volke vryilaat, eene misdaad van openbaare rechts oeffeninge te ver-
volgen : want den Gemeenebelle is daaraan gelegen, dat de misdaaden
aangebragt en gewrooken worden, opdat ze niet zouden ongeftraft bly-
ven, §. t.
Injh de publ judic. L. 51. Tt.adL. Aquil. Doch voor den
aangeklaagden kan geen Gemagtigde tuflchenbeydenkomen, en wel
daarom niet, opdat de Rechtspleeging, zo den afweezenden beklaag-
den lyfftraf waare opgelegd , niet vruchteloos gemaakt worde. Gevol-
gelyk zal om de verfcheydentheyd van
reden, welke tuffchen aanklaa-
ger en tuffchen aangeklaagden iland grypt, door dit geval niets worden
opgedrongen, omdat m
onderfcheyden zaaken niet één en \'t zelfde kan
begreepen zyn,
arg. (i) L. 27. 2. ^r. de aur. -ocr page 216-

950 ZEVEN EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

ftraft gelaaten, dan, dat een onfchuldige verweezen worde, L. 5. -yr. dt
pœn.
maar ganfch anders is het ten opzigte van de voorbereydlèlen in
\'t Reclispleegen, waarin de aanlegger meer voordeel geniet, dan de
verweerer.

XXXI.-ocr page 217-

VAN GEMAGTIGDEN IN LYFSTR AFFE LYKE ZAAKEN. 95^

kelyk redenen van afweezendheyd konnen bybrengen: Hoedaanige
verfchooningen toegelaaten worden, zelis zonder laft en borgftellingc
voor de voldoeninge van \'t gewysde: Want in dat geval neemen ze
-ocr page 218-

9Ö2 ZEVEN EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

gen, noch tot het aanvangen desgedings,noch tot het bybrengen van
de verdienften der zaalce, maar, dat de beklaagde gehouden is in ey-
genen perft^on voor\'t lyfftraffelyk Gerechte te verfchynen, en alles uyt
eygenen hoofde te verrichten, en
\'s Rechters Ampt hierin beftaat, dat
hy^ den afweezenden ter verfchyninge noodzaake, of tegen hem als
eenen halfterrigen rechte,
L. 53. de re judic. Hiervandaan is het,,
dat (naar de gedachten van fommige Rechtsgeleerden) de Rechter met
alle omzigtigheyd handelt, hidienhy den beklaagden noodz^iake in ey-
genen perfoon te antwoorden, en zulks doorgaans door zorgvuldige en
cmzigtigeRechters onderhouden wordt. Ja zelfs, dat het van een on-
twyffelbaar recht is, dat in lyfftraffelyke zaaken de beklaagde m ge-
vangeniffe moet opgeüooten zyn: en, dat zorgvuldige en omzigtige
Rechters altyd gewoon zyn„
de Gerec4its handelingen met den gevan-
genen in
perfoon te houden. En zulks wordt doorgaans door de ge-
woonte en \'t Rechtsgebruyk ten klaarften beweezen en aangetoond.

XXXVIL Air het welk dus ftand grypende, kan het volgend
richtfnoer gefteld worden: Dat IN LYFSTRAFFELYKE ZAA-
KEN GEEN GEMAGTIGDE OF VOORSTANDER VAN \'
DEN AFWEEZENDEN BEKLAAGDEN TER BEHANDE-
LINGE VAN DE VERDIENSTEN DER ZAAKE TOEGE-
LAATEN WORDT.

XXXVIIL Schoon de waarheyd deezes richtfnoers uyt het voorzeg-
de klaar genoeg gebleeken, zy, zodat iet verders daarby te voegen
(myns achtens) zoude overboodig zyn,echter,omdat van de reden
deezes rechts, waaruyt een klaarer verftand des richtfnoers toevloeyt,,
tot nogtoe in \'t zekere niet bly kt, zal ook daarom op dezelve naarder
onderzoek m.oeten gefchieden ; want\'er worden niet ftechts eene ééni-
ge of eenvoudige^ maar zelfs verfcheyden van dat recht, toege^
diend, welke my lult alhier neêrteftellen.

XXXIX De eerße en voorn aamflemdoxi is, omdat op t hoofd des-
aangeklaagden daaders alleen, indien hy zy verweezen, het vonnis
door den Rechter ter
uy tvoeringe wordt aanbevolen, L. i. k. deCar-
Un. edidt.
want de fchaade volgt altyd het hoofd, §. 5. Inß. L. 2Q.
l. uit. eod. tit. L. I. §. 14. depofit. L. tt. de furt. dies de
ces
m plaats des anderen niet behoore verweezen te worden, L. 2. C.
mßl pro pair. Waarom ook, opdat de Rechtspleeging niet vruch»
teloos aflöope , het vonnis tegen den in gevangenifle opgeflooten be-

-ocr page 219-

VAN GEMAGTIGDEN IN LYFSTR AFFE LYKE ZAAKEN. 95^

klaagden moet geveld worden, L. 2. C. de cufiod. reor. L. 2. C. de
exhib.
mj-. doch geenfms tegen de Gemagtigden, die in eene zaake,
waarin over \'t leven gehandeld wordt, zich bevindende, onnoozel \'t
gevaar zoude ondergaan, en de fchuldige beklaagde, door \'t vlugten voor
zich zeiven zorg draagende, zich aan de ftraffe ontrekken, ais die af-
weezende zynde niet zou konnen verweezen of geftraft worden^*
Trouwens,dat in lyfftraffelyke zaaken iemand,die afweezende is,niet
moet verweezen worden, is meer dan ëéns fchriftlyk geantwoord, L. 5.
de poen. L. i. tt. de requir. reis.

XL. -ocr page 220-

zevenennegentigste hoofdstuk

dan wel, zo hy eenen Gemagtigden of Voorftander aanftelle. Want
de welgeplaatfte lieide begint van zich
zoivQ^C.non. fatif.Dift-
non eft nojirum,
23. qmeft. 5. L. 6. C. de fervit. -ocr page 221-

VAN GEMAGTIGDEN IN LYFSTR AFFE LYKE ZAAKEN. 95^

liaare kracht en uytwerking hebbende, is \'t ook onwraakbaar, dat, zelfs
naar
\'t recht deezer Landen, m lyfftraffelyke zaaken een Gemagtigde-
aan des beklaagdens zyde geweerd wordt. Want, fchoon deswegens
moogelyk niets duydelyks ingevoerd te zyn bevonden worde, is\'t ech-
ter genoeg, dat de fchikking des Burgerlyken Rechts niet veranderd
noch verbeterd is, waaruyt volgt, dat geheel en al by dezelve moet
gebleeven worden, zelfs in deeze Landen. Omdat in de by het recht
deezer Landen niet uytgedrukte gevallen tot het
Burgerlyk Recht moet
toevlugt genomen worden. En,
\'t gene by geene plaatfelyke Wet is-
uytgedrukt, wordt onder de fchikkinge des gemeenen rechts gelaaten,
L. 6. \'Tt. de condi-ocr page 222-

ZEVEN EN NEGENTÏGST

Waat, fchoon deeze reden ophoude, is het echter zeker,dat de ove-
rige redenen ,• waarom geen Voorftander des beklaagden worde toege-
laaten , in dit geval geenfins ophouden, neem eens, dat tegen den in
gevangenifle geftelden beklaagden vonnis moet geveld worden
, L. 2.
C. de cuflod. reor.
\'t welk anderfins tegen zynen Gemagtigden niet ge-
fchieden kan; als die in lyfftraffelyke zaaken geen Meefter des ge-
dings is.
Boven dien is .het ook den Rechter opgelegd, op de misdaa-
den met alle ftiptheyd onderzoek te doen,L. 13.
\'k. de offic. prcef. dc
bewyzen, giflingen en vermoedens - blyken van bey de partyen intezame-
len,
en de overige zwaarwigtigheden der zaake te onderzoeken, en dus
de
waarheyd naatevorfchen door fluytredenen, getuygen, vergelykinge
van fchriftlyke befcheyden en andere voetftappen, eer hy tegen be-
klaagden eenig hoofdftraffelyk vonnis veile, L. 22. C.
ad L. Cornel. de
falf. L. 16. C. de \'poen.
Tot all\' het welke de Rechter met meer ge-
mak zal konnen geraaken, zode beklaagde uyt de gevangenifle ge-
haald , en voor \'t Gerechte in perfoon gehoord v/orde: want de per-
foon van den misdaan hebbende beklaagden wordt beft uyt zyn wee-
zen en gebaerden, of
uyt de veranderinge zyns gelaats, en uyt andere
tekenen en vermoedens - blyken, overtuygd.
Weshalve om deeze re-
den alleen geen Gemagtigde van den gevangen
beklaagden zal moeten
toegelaaten, maar de beklaagde zelve, uyt de gevangenifle opgehaald,
in perfoon op zekere ftukken van onderzoek te antwoorden gehouden
worden.

L. Ten A. n d e r e n : Dit richtfnoer wordt uytgebreyd in eene vrou-
we , over \'t pleegen van deeze of gééne misdaad aangeklaagd, dat zelfs
niet uyt haaren hoofde eenig Gemagtigde of Verzorger tot het geding
worde toegelaaten, maar ze gehouden zy, in eygenen perfoon te ver-
fchynen , en te antwoorden.

L L Waarin de lyfftraffelyke zaak van de burgerlyke zaake onder-
fcheyden is. In deeze kan toch eene vrouw niet flechts door eenen ver-
zorger of door haaren man, naa voorgaande borgftellinge van goed-
keuringe, verfchynen; maar moet zulks ook doen naar \'t gebruyk dee-
zer Landen, en wordt zy in eygenen perfoon niet toegelaaten, omdat ze
geenen perfoon heeft om voor \'t Gerechte te ftaan. Op diezelfde wy-
ze, waarop ze ook niet zonder de bewilliginge van haaren man of ver-
zorger met uytwerkinge kan overkomen noch verbonden wordt. Want
in \'t reclitspleegenwordtby Wetduydingeovergekomen,L. 3- §•

de

EHOOFDSTUK

-ocr page 223-

VAN GEMAGTIGDEN IN LYFSTRAFFELYKE ZAAKEN. 975

de pecul. en zulks gaat aan,\'tzy de vrouw in de rechtspleeginge aan-
legfter, dan wel verweerfter zy.

Lil. Doch ganfch anders is\'t gelegen in lyfftrafFelyke zaaken, waar-
in
geen Voorftander of Verzorger eener vrouwe wordt toegelaaten,
maar dezelve in perfoon te verfchynen, en op vraag- of onderzoeks le-
den te antwoorden, en in een gewoon geding de rechtspleeging aante-
vangen, gehouden is; , om de algemeenheyd van den zin der
L.pen.
§.
1. jr. de publ. judic. welke het afwy zen van eenen Gemagtigden of
Voorftander voor den aangeklaagden daader zonder acht te geeven, of
hy de Gemagtigde van eenen man, dan wel die eener vrouwe, ge-
weeft zy, voorfchryft, welke plaats waarlyk by\'t recht deezer Lan-
den nergens verbeterd wierdt, zodat niet ten onrechte by de fchikkin-
ge des gemeenen rechts behoore gebleevente werden,L.
C.\'Tr.decon-
didt. cauf. dat als ook
, om de reden van verbod, welke ook in dea
Gemagtigden eener aangeklaagde vrouwe ftand grypt, en hem afwyft,,
naamelyk, dat tegen\'t hoofd
der aangeklaagde vrouwe vonnis moet ge-
veld worden, opdat de rechtpleeging niet vruchteloos afloope,
L. 2.
C.
de eujJod. reor. L. 2. C. de exbib. reis. En de Rechter met
te
fiieer gemak de waarheyd der gepleegde misdaad zou konnen naa-
vorfchen, naamelyk uyt het weezen, verfpreeken, gelaats-veranderinge^
of verzettinge der vrouwe, en uyt andere tekenen en vermoedens-bly-
ken,
L. 1. L. 2. C. de cufiod. reor. L. 3. ^j-. de tefiib. om nu niet
te fpreeken,
dat den Rechter in \'tkennisneemen over lyfftraffelyke zaa-
ken
daaraan grootelyks gelegen is, dat de vermoedens-blyken en getuy-
geniffen door den beklaagden in eygenen perfoon voorden Rechter ver-
klaard worden zonder eens anders hulpe of raadgeevinge
; waardoor
niemand in misdaaden te gemoet gekomen wordt, zelfs geen minder-
jaarige, met wien eene vrouw wordt gelvk gefteld,L. 9. §. 2.
L. 37,
§. I.. sr. de minor. L. un. C. fi adverf deU-ocr page 224-

acht EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

ge, en de reden derzelve bewy ze .in welk geval biiyten allen kyf voor
den aanvang der rechtspleeginge een Gemagtigde wordt toegelaaten ,
die eygentlyk een verfchooner of voorftander der afweezendheyd en on-
noozelheyd genoemd wordt, om die reden, dat hy den afweezenden
van de misdaad der haifterrigheyd,
L. 6. Tt--. d-ocr page 225-

VAN GEMAGTIGDEN IN LYFSTRAFFELYKE ZAAKEN. 9?^

LIV. Ten Anderen: Dit richtfnoer wordt bepaald in afwyzende
en
uytftellende verzetten, voor den aanvang der rechtspleeginge voor-
tewerpen ; welke zelfs de Voorftander op des aangeklaagdens naame kan
voordraagen ; neem eens, zo de Rechter als verdacht afgeweezen, of
irrygeley verzocht, of eenig verzet voor de nietigheyd des gedings voor-
gefteld worde.

L V. Want, behalve dat diergelyke verzetten voor den aanvang der
Rechtspleeginge, en dus voor de inrichtinge des lyfftraff^elyken gerechts,
worden voorgeworpen, L.
un.C. cklitu-conteft men ook niet ont-
kennen, dat in diergelyke verzetten geenüns de verdienften der lyfftraf-
felyke zaake te behandelen zyn, maar eygentlyk van \'t inrichten der lyf-
ftraffelyke Rechtspleeginge en de wyze des gedings gefproken wordt :
waarin een Gemagtigde of Voorflïinder mag tuffchenbeydenkomen.

L VI. Ten Derden: Dit richtfnoer wordt bepaald, zo de be-
klaagde in \'t rechte tegenwoordig zy en verfchyne. Want in dat ge^
val kan hem te recht een Gemagtigde of Voorftander gegeeven wor-
den , juyft niet om te antwoorden op de aanklagte, onderzoekinge of
vraagleden, welke op de misdaad door den Rechter worden voorge-
houden, all\' het welk de beklaagde, hoezeer ook in gevangenifle ge-
fteld zynde ^ in perfoon te doen en te volbrengen gehouden is, gelyk
by de
ecrße Uytbreydirige deezes richtfnoers gezegd wierdt; maar wel tot
andere handelingen der zaake, neem eens, om de reeds gedaane beant-
woording naaf behooren in gefchrifte voortedraagen, de verzetten voor-
tewerpen, de hoofdzaaken voortebrengen, den beklaagden te onderrech-
ten, te verdeedigen, en hem met raad te helpen, \'t Welk niet zo
zeer aan eenen eygentlyken Gemagtigden, als wel aan eenen Voor-
fpraak, eygen is; en zulks wel, omdat in dit geval de Gemagtigde geen
meefter des geding is, tegen wien anderfms geen hoofdftraff\'elyk vonnis
in \'t geheel kan geveld worden, L. 22.
L. 2q. C. de procurât. L. i.
C.
de f entent. -ocr page 226-

acht EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

den; waarom ook niet ten onrechte \'t verbod zelve zal ophouden,!.

§. 2. TT. de jure patron.

L V11. Ten Vierden: Dit richtfnoer wordt bepaald daarin, dat
een Gemagtigde, naar de meeil gemeene en aangenomen gedachte, in
Openbaare Rechtspleegingen mooge tulfchenbeydenkomen, waarin noch
hoofdftraffelyke noch andere lyfftraf moet worden opgelegd.

EVIIL Want de voornaamfte reden des verbods, waarom naame-
lyk in
lyfftraffelyke zaaken geen Gemagtigde wordt toegelaaten, is
deeze, opdat de Rechtspleeging niet vruchteloos afloope, dewyl de
lyfftraf niet kan ter uytvoer gebragt worden: welke reden in ligtere
misdaaden ophoudt, enkelyk eene geldboete verdienende, hoedaa-
nige zelfs by des beklaagdens afweezen uyt zyne goederen ten behoe-
ve van \'s Vorften Schatkifte bekeerd worden. En, fchoon\'er nog an-
dere redenen des
verbods waaren, ecliter, omdat in ligtere misdaaden
zo groot
naadeel voor \'t Gemeenebeft niet gevonden wordt, fchynt het
eene te groote hardigheydte zyn, dat in dit geval des beklaagdens Ge-
magtigde van \'t gerechte zou worden afgeweezen.

LIX. Ten Vyfden: Dit richtfnoer wordt bepaald daarin, dat een
vader voor zynen zoone, die over doodftag hoofdftraffelyker-wyze is
aangeklaagd,
niet ftechts voor zyne eygene aangelegenheyd verfchy-
nen , maar ook met recht als Gem^agtigde en Voorftander van zynen
afweezenden zoon mooge tuflèhenbeydenkomen; gelyk de Rechtsge-
leerden eenftemmiglyk van die gedachten zyn..

ACHT ENNEGENTIGSTEHOÜFDSTÜK

Van de inrichtinge eens gewoonen iyfftraffe.]ykeE

gedings.

INHOUD.

1.-ocr page 227-

VANDEÏNPJGHTINGEEENS GEWOONENLYFSTRAFF. ais. m

9\'

ÎO.

li De genteen? mfïuyting {langs de
hefie wyze ) wat die uymerke ?

12. Het vonnis moet met den eyjch
overeenfiemmen : dn lydt uytzondering m
lyfftraffelyke zaaken.

Het ÎS voldoende^ dat de ftraf in

Ij-

V algemeen geëyfcht worde, jchoon de
foort van ftraffe niet gemeld zy.
14.

15. In den eyfch van aanklcigte konnen
m moeten de vermoedens-blyken teffens
gefteld worden. 16.

17. De aanklaager is gehouden, de ver-
moedens ~ blyken Jiuks -gewyze en onder-
fiheydentlyk aantehaalen.
i8. 19.

20. Gelyk hy ook één van heyde moet
vraagen, firaf of fyniging.

ai. De vermoedens-blyken by eyjch
overgeflagen zynde, nmrdt den aanklaager,
zo hy de misdaad niet hewyze, daarop
verhaal zegeeven.
22. 23.

24. Wanneer jaar en dag der gepleeg-
de misdaad in den eyfch van aanklagU
moeten gemeld worden ?
25 2Ó. 27.

2,8. Wanneer het melden van dag en
uur noodzaakelyk %y?
2,9.

30. Wanneer de aanklaager %onder
^^fch van aanMagte mooge opjpraak doen ?

31.

32.-ocr page 228-

,228 acht en negentigste hoofdstuk -ocr page 229-

-ocr page 230-

,230 acht en negentigste hoofdstuk -ocr page 231-

-ocr page 232-

950 ZEVEN EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

dens lighaam opgelegd, of beftaat in g;eldboete, en ten behoeve van
\'s Vorften Schatkifte bekeerd v/ordt,
L. i. §.

I5-. dß term. moto. En daarom kan de Rechter, als een dienaar van\'t
Gemeenebeft, ten minften billykheyds-halve, de ftraf verwifielen,
L. 30,

mandat. welke de Wet zelve niet de aanklaager, bepaald heeft.

XIV. Ten opzigte van deezen eyfch der aanklagte wordt doorgaans
onderzocht , of tot de bewyzen en vermoedens-blyken der misdaad in
éénen en denzelfden eyfch te gelyk lyfftraffelyke opfpraak mooge inge-
\'field, en dus ook de vermoedens-blyken in den eyfch van aanklagte
konnen uytgedrukt worden? Hier kan men te recht twyffelen uyt
krachte van de L. 3. -tt. de accufat. waarin Paulus, de Rechtsgeleerde,
■een opftel van eyfch opgeeft
, vorderende dag en jaar, binnen \'t wel-
ke de aanklagt wordt
overgegeeven, den naam van aanklaager en aan-
geklaagden , eene
voorftelling der misdaad, plaatfe en tyd, waarin de
misdaad gepleegd te zyn gezegd wordt, en infchryving. Doch van
vermoedens blyken wordt daar ter plaatfe geen enkel woord gerept,
waaruyt te volgen fehynt, dat de vermoedens-blyken der misdaad in
den eyfch van aanklagte geenfins moeten uytgedrukt worden.

X V. Doch het rechtsgebruyk leert het tegendeel. Want in deeze
•Landen is de aanklaager gewoon, inden eyfch der aanklagte niet flechts
misdaad en vermoedens - blyken by elkandere opteftapelen, maar ook
de beklaagde teffens gehouden, op de vermoedens-blyken en hoofdzaa-
ken der aanklagte te antwoorden. Doch \'t is gewiflelyk nuttig, dat in
geval van loogcheninge uyt het feyt zelve zekere bepaalde vermoedens-
blyken teffens in \'t beiluyt van den eyfch worden aangetekend, waar-
mede de beklaagde bezwaard wordt, dies hy, de misdaad niet bely*
dende, ten minften om de vermoedens-blyken derzelve naderhand moo-
ge gepynigd worden. Want, zo de Rechter het wanbedryfniet vol-
komelyk vinde beweezen te zyn, en hy niet te
min dengenen, die be-
fchuldigd wordt, verdacht houde, kan wel de beklaagde niet verwee-
zen worden, en wel daarom, dat niemand uyt onderftellingen moet
veroordeeld worden, echter zal hy zo niet aanftonds vrygefproken,
maar veel eer uyt dringende en voldoende vermoedens-blyken moeten
gepynigd worden, om welke rede de aanklaager zeer wel en te recht
de vermoedens-blyken der misdaad fehynt uyttedrukken, want ander-
fms, indien
eenvoudiglyk tot gewoone ftraffe gerecht worde, geen het
fflinft gewag van de vermoedens-blyken gemaakt zynde, is het te duch-
ten ,

-ocr page 233-

-ocr page 234-

,234 acht en negentigste hoofdstuk -ocr page 235-

-ocr page 236-

A C H T E N N E G E N TIG S T E H O O F D S T ü

zo in den eyfch eene uytfluyting gefteld zy, waarby. de aanklaager
ter bewyzinge van \'£ gene overboodig is zich niet wil. verpligt, heb-
ben.

XXVII. Maar ten opzigte van-\'t\' uytdrukken van dag en .uur. wordt
vooral ondèrzocht: -
Ofdeeze tyd in den eyfch der aanklagte doargaans te
flellen
sj? \'t Welk ik eenvoudiglyk ontken, volgens de L. 3. tt. dd
accufat^i -W2Lmm
duydelyk gezegd wordt, dat niemand tegen wille
en dank kan verphgt wordendag en. uur in . den te doenen eyfch
te vervatten.

XXVII. \'t Welk nogtans uytzondèring lydt, zo dè. befchuldigdè
verweerer het melden des dags vordere, waaruyt hy zich zou willen verr
deedigen-en bewyzen, dat hy op zulken dag elders geweeft is. Want

verdeedigen. En deeze is de gemeene gedachte, van welke nooit moet
worden afweek en.

XXIX.-ocr page 237-

VAN DE INRICHTINGE EENS GEWOONENLYFSTSRAFF. enz. 989

de leevendige ftemme doorgaans te werk gaat, de verdienften der zaa-
ke in gefctirifte overgegeeven, en de zaaken zelve fGhriftlyk verdee-
digd worden.

XXXI.-ocr page 238-

ppo acht EN negentigste hoofdstuk \'

accufat. L. 3. C. de his, qui accuf non pof. L. 4. C. de edendo. L.
23. C. de probat. Bequaame zekerftelliug wordt toch genoemd de zo-
daanige , welke gefchiedt door huys en hof, ook door borgen, daartoe
bequaam en gegoed zynde, niet flechts in middelen, maar ook in ge-
mak om te konnen aangefproken worden,
L. L. 2.. tt. qui Jatifd,
■cog.
En moet dezelve worden naagekom en niet flechts, zo de beklaag-
de \'t misdoen ganfchelyk ontkenne, maar ook dan, indien hy de mis-
daad bekenne, dezelve echter om wettige redenen verdeedigende. Ja
zelfs, indien van de misdaad blyke, die onwraakbaar zy, en de
beklaagde haar ook niet zou konnen verdeedigen, is niet te min de
aanklaager gehouden zekerftelling te doen, juyfl: niet voor de vergoe-
dinge van hoon en fchaade, welke in dit geval geene is, maar enkelyk
voor \'t vervolgen der aanklagte.

XXXIV.-ocr page 239-

VANDE INRICHTINGE EENS GEWOONEN LYFSTRAFFE,6112.992

wmm

te veranderen of te verbeteren, wor^it nïetongepaftelyk onderzocht ten
vierden, Of de aanklaager, die in 7.ynen eyjcb vermoedens blyken gefield
beeft, en verzoekt, dat de beklaagde, die de misdaad ontkent, worde
gepynigd. naa de gegeeven bevrydinge der naamaaninge meer ver moe-
densblyken mooge voortbrengen ?

XXXVIIL Dit onderzoek kan ftellender-wyze beüift worden, en
wel meeft om die reden, dat het toevoegen van meer vermoedens bly-
ken geene verandering van eyfchinftuyt, omdat \'er niets veranderd wordt
noch van \'t feyt, \'t welk in het gerechte gebragt is, noch van\'t middel
des belluyts, noch van de vorderinge, in welke drie deelen de eyfch
der aanklagte te moeten beftaan hier voore gezegd wierdt . En is diergely-
ke vermeerdering veel eer eene byzondering, dan wel eene verbetering .
der vermoedens-blyken. De eyfch blyft toch dezelve met betrekkinge
tot de weezendlyke vereyfchtens, en de nieuwe vermoedens blyken
zyn tot het zelfde eynde gericht, waartoe het verzoek voor de afge-
legde bevrydinge der naamaaninge geftrekt heeft, narmelyk tot de-
pyniginge.

XXXIX. En, dewyl den aanklaager, die in \'t bewyzen der mis-
daad zelve te kort fchiet, op onderftellingen en vermoedens blyken ver-
haal wordt gegeeven, gelyk zeer waarachtig en
boven aan \'t 21^ 0/?-
der de el ht\'^etZQn is, kan ik echter geene reden vinden, waarom her
dan aan hem niet zou vryftaan, voor de bevrydinge, echter naa \'t af-
leggen van de bevrydinge der naamaaninge,nieuwe vermoedens blyken
enkelyk by de voorige te voegen. Trouwens, van de richtfnoeren des
gedings wordt moeylyker naa, dan wel voor het doen der bewyzinge,,
afgeweeken.-ocr page 240-

192 ACHT en negentigste hoofdstuk

fens in \'t Gerechte voorbrenge, en zieh verdeedige, L. (). C. de ex-
cept.
want alle verzetten, zo uytftellende als zaak-eyndigende, moe-
ten aangehaald worden, hoezeer die ook onwraakbaar waar en. Waar-
in echter dit onderfcheyd. in acht te neemen is, dat de
uytftellende ver-
zetten voor den aanvang der rechtspleeginge ingebragt, doch de zaak-
eyndigende verzetten met de rechtspleeginge .zelve moeten vereenigd
worden, Gevolgelyk, zo by geval iemand, die van doodilag beklaagd
wordt, zich met beftuur van ftraffelooze verweeringe zou willen ver-
deedigen, de zodaanige dit verzet van ftonden aan by den aanvang
der rechtspleeginge moet
inbrengen. Hoewel \'t ook zou konnen be-
ftaan, hetzelve voor de uytfpraake van\'tgewysde voortewerpen,
arg.
(w) L. 3. \'X. der efeind. ven dit. ( x) X. 84. §. 5. -rr.de legat. i. dies
het aan
des beklaagdens willekeure zy ov4?rtelaaten , dit verzet van be-
ftuur der
ftraffelooze verweeringe, ook andere zaak-eyndigende ver-
zetten, of by den eygently ken aanvang der rechtspleeginge voor zich
te behouden, of die naa den aanvang der rechtspleeginge tot het ge-
wysde toe intebrengen.-ocr page 241-

Van de ÏNRICHTINGE eens gewoonen LYFSTR AFF.enz. 993

XLII. Ten anderen, dat hy met beknoptheyd, duydelyk, rond-
borftiglyk en op elk lid der aanklagte, antwoorde, opdat de Rechter
mooge zeker gaan, wat eygentlyk door den aanlegger te bewyzen zy,
ook
, hoeverre en in wat leden hy hem den laft van te bewyzen behoore
opteleggen. Het komt toch op één en \'t zelfde uyt niet te antwoor-
den, of duyfterlyk te antwoorden,
L ii. §. 7. de interr. a-ocr page 242-

,94 acht en negentigste hoofdstuk -ocr page 243-

-ocr page 244-

,096 acht en negentigste hoofdstuk -ocr page 245-

van ^T ONDERZOEKEND geding. looi

LVIII. Doch, de aanlegger niet bewyzende, wordt de beklaagde
vry crefproken, fchoon hy niets aangetoond, dat is, fchoon hy noch \'t ver-
zet
noch de aanhaaliog van \'t zelve beweezen hebbe, L.^. C. de pro-
bat. L.
4- C. de edendo. L. 2. L. 5. L. 19. tt. de probat.

LIX. \'t Gebeurt echter wel nu en dan, dat de aanklaager in \'t bewyzen
der misdaad zelve te kort fchiet, doch zo veele en zodaanige vermoedens-
blyken bewyil, welke ter pyniginge voldoende zyn. Gevolgelyk wordt
onderzocht,
Op wat wiyze in dit geval de uytjpf aak behoore te gefchie-
den
? Waarlyk de beklaagde moet om \'t gebrek van bewys nooit ver-
weezen , en echter ook niet ganfchelyk vrygefproken, maar, dringende
en voldoende vermoedens-blykenbeweezenzynde,moet de beklaagde
gepynigd, en de waarheyd langs den weg des onderzoeks ontdekt wor-
den. \'t Welk dus gebeurende, zal \'t gewoon geding ophouden, en in
onderzoekend geding veranderen. Want, zo ras den beklaagden deeze
of gééne lyfftraf of pyniging moet worden opgelegd, wordt doorgaans
tegen hem langs den weg des onderzoeks gerecht.

NEGEN EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK

Yan \\ Onderzoekend Geding,
INHOUD.

1. Befchryvmg van ^t Onderzoekend\'
^ \' \'g. By ónlftentemjje eens aanklaagers
is de Rechter gehouden onderi^oek te doen.-
2. S.

4. Naader hefchryving van onder-
zoek,

5- -ocr page 246-

Négen ennegentigste hoofdstuk

Het gewoon geding verandert in
geding van Onderzoek, wanneer de be-
klaagde moet gepynigd worden. ^4.

35 Men voert tegen den afweezenden
geen geding van Onderzoek, V en zy în
ligtere misdaaden.
56. 37.

Op wat wyze het Onderzoek be-
hoor lyk moet worden ingericht?
39.

40. Vereyfchtem eener wettige Onder-
zoekinge.
41, 42. 43. 44. 45« 4^- 47»

L rj^ot hiertoe van \'t gewoon geding in lyfftraffelyke zaaken gefpro-
I ken zynde, moet ook nu van \'t onderzoekend geding gehan-
deld worden, \'t welk
doorgaans of kortbegrypelyk of ook wel buitenge-
woon genoemd wordt. Wanneer naamelyk, geen aanklaager zich op-
,doende,de Rechter langs den weg des onderzoeks kortbegrypelyk en
Ampts halve tegen den daader geding voert, en hem eene by de Wetten
bepaalde ftraf oplegt, \'t Welk by ontftenteniffe eens aanklaagers den
Rechter
is aanbevolen, opdat de misdaaden niet ongeftraft bly ven : om-
dat het
hoogft eynde van de verbeteringe der misdaad in \'t openbaar
welzyn
begreepen wordt, L. 51. 2. tt. ad L. Aquil. ten eynde de
één, door-\'t voorbeeld der anderen afgefchrikt, te minder misdoen
mooge,
L. ó. §. i. L. 28. §. 15. tt. de pœn. L. 31. tt. depofit.

11. En dit is \'t ook, dat boven aan \'t 19^. Onderdeel des vier en ne-
gentig ften Hoofdftuks
beweezen wierdr,dat het onderzoekend geding niet
flechts op \'t Geeftlyk,maar ook op \'t Burgerlyk Recht,gegrond ftaat.
Ja is het ook onwraakbaar, dat, naar \'t algemeen gebruyk, de Rechter
langs den weg des onderzoeks op eene rechtmaatige en geoorlofde wyze
kan te werk gaan, en by dit algemeen gebruyk geheel en al moet ge-
bleeven worden. En, wat meer is, dat de Rechter niet flechts by ont-
ftenteniffe eens aanklaagers kan onderzoek doen, maar ook daartoe
Ampts-halve verpligt wordt, dies hy, dit verzuymende, zich aan gee-
ne kleyne misdaad fchuldig maake,
bovenln\\ vier en negentigfte
Hoofdftuk
uytvoeriglyk is aangetoond.

Hl. Ter dezer plaatfe zyn nog flechts ter verklaaringe overig de vol-
gende drie
zaaken: t. Hoe veelerhande heronderzoek zy. 2. Wanneer
en in wat misdaaden\'t zelve plaats hebbe. 3. Op wat wyze dat onder-
zoek naar behooren wettiglyk zy interichten

IV. Wat

99S

12. In lyfßrajfelyke zaaken wordt het
geding van Onderzoek door V gewoon ge-
ding ujtgeßoot en.
23. 24- 25. 26. 27.

2 8. Men moet onderzoekender - wyze te
werk gaan, wanneer de aanklaager van
zyne aanklagte ajflaat.
29. 30.

31.-ocr page 247-

van ^T ONDERZOEKEND geding. looi

IV.-ocr page 248-

looo . NEGEN EN NEGENTIGSTE HOOFDSTUK -

te gelyk met betrekkinge tot perfoonen en misdaaden, maar in onder«
fcheyden opzigten; gééne, naamelyk het algemeene,
met betrekkinge
tot de perfoonen, doch het byzondere, mee betrekkinge tot de misdaa-
den ; neem eens, zo de Rechter in \'t gemeen onderzoek doe over de
zulken, die eenen zekeren en bepaalden perfoon gedood hebben: of
daarentegen het algemeene tot de misdaaden, en het byzondere tot de
perfoonen; ne\'?m_eens, indien de Rechter ftrafbaar zy, omdat hy val-
fchelyk geoordeeld te hebben gezegd wordt. Andere brengen weêr an-
dere verdeelingen te berde.

VI.-ocr page 249-

van ^T ONDERZOEKEND geding. looi

op \'t feyt zelve, of wel op perfoonen, geruchte, of andere omftandig-
ten
hoedaanigheden. \'t Welk is als voorberey dend om de misdaad en den
veroorzaaker derzelve, van wien de Rechtbank nog geene kennis heeft,
te
konnen uytvinden. Doch , zo naderhand de Rechter uyt het alge-
meen onderzoek zo van de misdaad als van den veroorzaaker derzelve
eenige kennis bekomen hebbe, is hy gewoon tegen dien perfoon in \'t
byzonder Ampts halve onderzoek te doen, opdat hy niet ongeftiaft
blyve. Welk onderzoek naderhand een byzonder, ja zelfs een pleg-
tig en gewoon onderzoek, ter ftraffinge
der misdaad aangelegd, ge-
noemd wordt,
L. 2. §. 5. 5r. ad L. Jul de adidter. En wordt dus
op deeze tweederhande wyzen ten huydigen dage tegen de daa-
ders langs den weg des onderzoeks, zelfs naar\'t gemeen recht, tewerk
gegaan.

IX.-ocr page 250-

i002-ocr page 251-

VAN \'T ONDERZOEKEND GEDING. 1003

weeft, zou zekerlyk de HeereCH RIS T U Shaar van de ftraffe niet
bevryd hebben. Gelyk hy ook den berouw hebbenden
Moordenaar
van de ftraffe der Overheyd met ontrokken heeft, fchoon hy hem
de
fchuld hebbe quytgefcholden, Luc. 23:43. gelyk boven aan de
33 en
3 4®. Onderdeden des twee en negentig ft en Hoofdftuks gezegd is.

XI lï. Andere daarentegenftrekken\'t hulpmiddel des onderzoeks te
verre uyt tot alle misdaaden zonder onderfcheyd, in welke, ze zeg-
gen, dat ten huydigen dage eenig onderzoek kan worden ingericht,
ten minften naar de algemeene gewoonte, volgens welke het hulp-
middel des onderzoeks hedensdaags is gewoon, en geenfms buy ten-
gewoon.

XIV.-ocr page 252-

i002-ocr page 253-

VAN \'T ONDERZOEKEND GEDING. 1005

fchoon anderfms in alle misdaaden zonder onderfcheyd \'t volgend oog-
merk
der ftraffe begreepen wierde, opdat naamelyk door \'tftraffendk
misdaad andere, ter misdoeninge genegen enbereyd zynde, verbeterd
worden, en van hun boos voorneemen zouden afftaan, moet echter
deeze reden wel meeft in ergerlyke en de openbaare ruft verftoorende
misdaaden gewoogen worden, en te meer, omdat den Gemeenebefte
daaraan grootelyks gelegen legt, dat diergelyke misdaaden, welke aan
elk\' en een\' ieder\' kennelyk zyn en tot
ergernifleverftrekken, geftraft,
en de daaders uyt het midden weggenomen worden.
En zien hierop de
woorden van Keyzer juftinianus in de
Nov. 128. Cap. jtibemuf. Wy
, beveelen
, zegt hy, dat alle, zo Krygs- als Burgerlyke Rechters, uyt %icb
zeiven onderzoek doen op de 7^odaanigen, die moor der jen, geweldenaa-
ryen, roovery en van vrouwen of goederen, ofandere ongeoorlofde zaaken
in de Wingeweflen. aanrechten, en denfMken de wettigeßrajfen opleg-
gen
enz. En van den Rechtsgeleerden Ulpianus in de L. i^. \'^rideof-
fic. prcef. Want by moet en op Kerkroovers en op moorders en op al-
lerhande dieven
onder7^oek doen., en, naar dat elk van die misdaan heeft,
de verdiende ßraf ^opleggen
enz. Waaruyt ten klaarften blykt dat de
Wetgeevers \'t onderzoekend geding den Overheden wel meeft met dat
oogmerk hebben toegelaaten, opdat zwaare misdaaden, in\'t openbaar
niet zonder \'ergernifle gepleegd, op een behoorlyke wyze zouden be-
teugeld worden. Hieruyt is dan openbaar, dat het doen van
onder-
zoek enkelyk ftand grypt in zulke misdaaden, door welke de ruft en
kalmte van \'t
Gemeenebeft verftoord wordt. Waai\'uy t volgt, dat het
doen van onderzoek in andere misdaaden ophoudt.

XIX. En deswegens kan minder getwyff\'eld worden, maar. Wat
misdaaden genoemd zyn zwaare, ergerlyke en rMaanigemisdaaden,-
^door welke de rufl en kalmte van \'t Gemeenebeß verßoord wordt
? Is
moeylyk te bepaalen, en zo veel te moeylyker, als het meer onzeker
is, dat het Gemeenebeft uyt allerhande en hoe ook genoemde misdaa-
den zonder onderfcheyd naadeel ontvangt: want door \'t misdoen wordt
afgegaan van \'t oordeel der gezonde reden, en mitsdien het Gemeene-
beft op eene vuylaartige wyze ontbonden, L. 25.
-Tt. de a-ocr page 254-

i002-ocr page 255-

VAN \'T ONDERZOEKEND GEDING. 1007

dat ze by zich zeiven overleggen, of ze aanklagt willen onderneemen,-
dan niet? Dewyl, de aanklaager verfchynende, het onderzoek, als
zynde
een buy tenge woon hulpmiddel, ophoudt; doch, zo de beleedig-
de delfelfs vrinden en bloedverwanten zich verklaaren, geene aan-
klagt te willen doen, de Rechter dan eerft Ampts halve eenig onder-
zoek kan aanrechten.

XXIII.-ocr page 256-

i002-ocr page 257-

VAN \'T ONDERZOEKE-nd gedino. ïoo|

we] een aanklaager voor handen zy, en de misdaad aan de Overheyd
aaneeeve, doch echter niet genegen zy, tegen den daader by gewoon
geding te rechcen, het Ampt der Overheyd aanzoeke, opdat tegen den
daader langs den weg des onderzoeks gedongen, en hem de behoorlyke
ftraf opgelegd worde. Of, zo de aanklaager zyne aanklagt wei van
den beginne af ingeileld hebbe, echter die niet vervolge, maar van \'t
geding affta?., en \'t zelve ganfchelyk afbreeke.

XXX.-ocr page 258-

i002-ocr page 259-

van\'to\'n derzoekend geding. iou

XXXIV.-ocr page 260-

i002-ocr page 261-

VAN \'T ONDERZOEKEND GEDING. 1013

ïinge van ftemmen, L. 14. C. de accufat. zonder ligtvaerdigheyd, d.

C.\'Jummopere. zonder onkunde, L. 14. §. 4. de bon. libert. L. i.
vr.
de appellat.ioM voorbaarigheyd, 28: 8. L. i.C. deexecut,
rei judic. C.non folum. ti. quaeji. 3. zonder onrecht, l. 50. v, depe-
cul
eyndelyk, niet uyt onze wille, §. 16. fub rubr. de co7^firm. di-
geß. noch uyt onze genegenheyd, C.paratus. z^.qu^fl. i. noch uyt
onze ongenegenheyd, liefde, hartlykheyd en haat, maar uyt het Godlyk
gebod,
d. C.Jimmopere. wettelyk gezag, d. % 16. toedragt van lief-
de, C.
quallter. 24. extr. de accujat. ziele en zin, door reden en
verftand beftuurd, een wettig geding wel en naar behooren in acht ge-
nomen zynde,
Matth. i8. 15. -ocr page 262-

ioi4 negen\'en negentigste hoofdstuk.

der voorafgaande vermoedens blyken moet tegen zekeren bepaalden pet-
foon geen byzonder onderzoek ondernomen worden.

XLIL Ten anderen, moet het onderzoek door den bevoegden Rech-
ter worden ingericht; %o, met betrekkinge tot de misdaaden zelve, opdat
naamelyk de onderzoeker hoogen rechtsdwang of heerfchappye magtig
zy,
als ook, ten opzigte der Vierfchaare, welke de beklaagde in geval
van misdoen volgen moet \'t Welk niet in acht genomen zynde, het
onderzoek nietig is,
tot. tit. C. fi non a compet.jud. L. i. C. ubi dó
crim. agi oport. C. fi diligenti. deforo compet.

XLIII. Het derde Fereyficbte is des beklaagdens verzekering en ge-
vangen neeming. Trouwens, de Rechter, uyt de voorafgaande ver-
moedens-blyken en \'t kortbegrypelyk onderzoek van
des beklaagdens
perfoon bericht ontvangen
hebbende, moet zorg draagen, dat hy ge-
vangen
genomen en verzekerd worde, opdat die niet ontkome, noch\'t
onderzoekend geding vruchteloos alloope.

XLIV. \'t Fier de Vereyfchte is de opftelling der onderzoek-ftukken,
èn de aantekening van het door den onderzochten daarop gegeeven ant-
woord. Waarontrent de ziele des onderzoeks vooral daarin gelegen
is, dat naamelyk de beklaagde \'t wanbedryfbelyde, of, zohydatont-
kenne, tot het bewyzen van \'t zelve worde aanleyding gegeeven.

XLV. Ten vyf den, zo de beklaagde\'t wanbedryf ontkennen, moeC
de Rechter getuygen voortbrengen, die gehouden zyn, hun getuyge-
nis onder Eede te beveiligen,
L. i. C. de tefiam. \'t Welk volbragt,
en de misdaad of wel de vermoedens-blyken, welke ter pyniginge vol^
doende gehouden worden, beweezen zynde, moeten de getuygen met
den onderzochten te gelyk verhoord worden.

XLVl. \'t Sesde Vereyfchte van een wettig onderzoek is, dat des be-
klaagdens verdeediging, opheldering en bewyzing worde toegelaaten.
Want het onderzoek moet altyd dermaate zyn ingericht, dat de be-
klaagde nooit van zyne verdeediginge verfteeken blyve.

XLVIL Dit zyn de vereyfchtens van een wettig onderzoek, welke
meeft noodzaakelyk en ftiptelyk waarteneemen zyn, waarvan byzon-
derlyk in de
volgende Roofdftukkcn breedvoeriger ftaat gehandeld tè
worden.

HON-

-ocr page 263-

VAN ALGEM5:EN of KORTBEGRYPELYK ONDERZOEK. loïg

honderdste hoofdstuk

Van algemeen of kortbegrypeiyk Onderzoek.
I N H OUD.

1.-ocr page 264-

ma-ocr page 265-

VAN ALGEM5:EN of KORTBEGRYPELYK ONDERZOEK. loïg

der opderzoek overgaa. Het is toch van een kennelyk recht,-ocr page 266-

ïoï8 honderdste HOOFDSTUK

van onderzoek is de enkele klagt, openbaare betigting of aanzegging ^
voldoende. Ja zelfs, de klagt of aanzegging gefchied zynde, is de
Rechter verpligt, geding te voeren en onderzoek te doen, dies hy,
hierin naalaatig bevonden zynde, mooge geftraft worden. En gevol-
gelyk ten opzigte van de uytwerkinge des onderzoeks kan \'t vol-
ftaan, dat van \'t lichaam der misdaad niet dan in\'t gemeen, en uyt on-
derftellingen en uyt vermoedens-blyken, zekerheyd inkome.

IX.-ocr page 267-

VAN ALGEM5:EN of KORTBEGRYPELYK ONDERZOEK. loïg

dat vermoedens blyk tegen haar over kindermoord onderzoek gedaan ^
en zy ter onderzoekinge van vroedvrouwen overgeleverd worden, en
vooral dan, zo verfcheyden vermoedens-blyken met elkandere t\'zamen-
loopen. Neem eens, quaade naam, zwellende buyk, wegwerping by
nacht gedaan. ^Welke vermoedens-blyken waarlyk, zo van\'t lighaam
der misdaad met eenige zekerheyd blyke, moogelyk ter pyniginge zou-
den konnen voldoende zyn.

XI.-ocr page 268-

1020 honderdste hoofdstuk

\'t en zy het lighaam der misdaad aan \'s menfchen ooge en \'s Rechters
gezigte worde voorgeMd. Ja durf ik onbezwaard ftaande houde,
dat het tegendeel meer aannemelyk, en de
Rechter fomwylen uyt
krachte van vaftgaande, zwaarere en onwraakbaare vermoedens-blyken
verpligt
is, de waarheyd dér gepleegde misdaad door fcherpere onder-
vraaginge afteperflen, hoezeer ook van \'t lighaam der misdaad niet ten
klaarften en door de kennelykheyd des feyts blyke.

XV.-ocr page 269-

VAN ALGEM5:EN of KORTBEGRYPELYK ONDERZOEK. loïg

derd wordt, dan de zulke, welke naar maate der misdaad zelve en
andere omftandigheden kan bekomen worden.

XVIII.-ocr page 270-

ïoï8 honderdste HOOFDSTUK

- XXI. En zal dit richtfnoer in alle misdaaden van eenig blyvend feyt
zonder onderfcheyd ftand grypen. Want, fchoon daarvan de misdaad
des diefftals wierde uy tgezonderd, is echter het tegendeel, dat ook in
diefftal van \'t lighaam en de waarheyd der misdaad noodwendiglyk
behoore te blyken, eer de dief ter galge worde verweezen, vry meer
aanneemelyk, gelyk in het
drie en feventigfle Hoofdfiuk beweezen is.

XXII.-ocr page 271-

VAN ALGEM5:EN of KORTBEGRYPELYK ONDERZOEK. loïg

ftappen overblyven, in welke nogtans de enkele belydenis des beklaag-
den
ter verwyzinge voldoende is, indien flechts deugdzaame en by \'t
Recht goedgekeurde onderftellingen en vermoedens-blyken t\'zamen-
loopen.

XXVn. Echter in Overfpel, Bloedfchande en geweldaadige Ontee-
ringe wierdt het byzonderlyk door het gebruyk en de gewoonte deezer
Landen ingevoerd, dat de belydenis der beyde partyen de plaats van
\'t lighaam der misdaad vervangt, waarvan de Rechter verzekerd zyndé
met afle veyligheyd tot de doodftraffe kan overgaan. Doch, de ééne
party voorvlugtig zynde of de misdaad belydende, kan de beklaagde,
hoezeer ook de misdaad beleeden hebbende, geenfms met de doodftraffe
worden aangedaan. Waarvan breedvoeriger in het
drie en vyftigfit
Hoofdfiuk
gehandeld is\'

XXVIII.-ocr page 272-

ïoï8 honderdste HOOFDSTUK

zyn, fchoon van \'t Hghaam der misdaad zo zeker niet blyke ? Want
onderftellingen koiinen \'c gebrek van \'t hghaam der misdaad zo veel te
beter dan de belydenis aanvullen, welke ook de Rechter door wettige
middelen mag uytperflen.

XXX.-ocr page 273-

TAN ALGEMEEN OF KORTBEGRYPELYK ONDERZOEK. 1025

XXXIII. En Ziilks fchyntby elk\'en een\'ieder\'buyten alle bedenken
te weezen; maar,
wat vermoederis-blykenterbyzmdereonder7^oekifige
wettig
en voldoende zyn? is zo klaar niet, noch door de Uyt leeggers be-
ilift
geworden. Deez leerende, dat geen onderzoek tegen zekeren
bepaalden perfoon kan worden ingericht, \'£ en zy wat mogte vooraf-
gaan , uyt welks hoofde het den Rechter waarlyk of wel onderftellen-
der-wyze blykt, dat de te onderzoeken beklaagde misdaan heeft.
Doch, zo iets van dat voorafgegaane blyke,
waaruyt eene wettige on-
derftelling voortfpruy t, dat in zulk geval het onderzoek moet opgevat
worden: fchynende dus te beftuyten, dat eene wettige onderftelÜng
ter inrichtinge des onderzoeks is voldoende, doch, welke die wettige
onderftelling zy, en, uyt wat vermoedens blyken ze voortfpruy
te, leert
hy ganfchelyk niet. Gééne van gedachten zynde, dat ter onderzoe-
kinge ligte
vermoedens blyken, en nog ligtere, dan totpynigen, vol-
doende zyn. Dewyl \'t echter niet kennelyk is, wat vermoedens bly-
ken ligte, en, wat vermoedens blyken ligtere, genoemd worden, is (f)
zeker Rechtsgeleede van gedachte, dat zulke vermoedens-blyken eerft ter
onderzoekinge voldoende zyn, welke tot het
gevangen-neemen volftaan
können: maar hy beflift het onzekere door iets, \'t welk even onzeker
is; dewyl het bezwaarlyk is te onderkennen, uyt wat vermoedens bly-
ken tot het gevangen neemen behoore gekomen te worden.

XXXiV. Ik vertrouw dan zeer veel aan de gedachte van eenen (g)
anderen Rechtgeleerden, dit ganfchelyk aan \'s Rechters willekeure over-
laatende. Die uyt het algemeen onderzoek der onderftellingen en
vermoedens blyken verftendigd zynde met weynig moeyte
zal oordee-
len, of die naar de hoedaanigheyd der misdaad en van
den te onderzoe-
ken perfoon ter inrichtinge des onderzoeks genoeg dringende zyn ?
Want, gelyk de misdaaden onderfcheyden, en de daaders van onder-
fcheyden aart zyn, zo zyn ook de onderftellingen en vermoedens-bly-
ken in alle gevallen zonder onderfcheyd niet gelykvormig, maar kan
één en \'t zelfde vennoedens-blyk naar maate der misdaad en naar de
hoedaanigheyd en den aart des daaders in zekere misdaad ten onder-
zoekinge voldoende zyn, \'t welk echter in
een ander geval min vol-
doende zal
toefchynen.

XXXV.

.(f) Lancell. in Fra^. Cum. tit. de Inquifit. n. 34.

{g) Farin. m Prax. Cnm. L, i. tit. i.q 45.

Oooooo

V- \'1

V

-ocr page 274-

274 honderd en eerste hoofdstuk

XXXV. Dit \'s echter zeker, dat ligte vermoedens-blyken, welke
fchyn van waarheyd hebben, ter onderzoekinge voldoende, doch ech-
ter te ligt zyn, dan, dat daaruyt ter pyniginge zou konnen gekomen
worden, hoedaanige doorgaans zyn ZW AARE VYAND-
SCH AP, en ook BETIGTING, welke tegen iemand voorafgaan-
de, moet elk en een ieder bekennen, dat de Rechter kan gedingvoe-
ren, en over de misdaad zelve tegen den zodaanigen mag berichten in-
winnnen: want betigting vervangt de plaats van aanklagte: indien flechts
\'t gerucht voor het minft door twee getuygen, verklaarende hetzelve
van \'t
meerder deel des volks of in \'t openbaar gehoord te hebben, be-
weezen zy. Ja zyn de Rechtsgeleerden eenftemmiglyk van gedach-
ten, dat geen onderzoek ooit zonder betigtinge moet ondernomen wor-
den. Welke
nogtans door (h) zekeren Rechtsgeleerden weêrfproken \'
worden,
beweerende, dat de plegtigheyd der betigtinge ten huydigen
dage in
geval van onderzoek van \'t Gerechtshof is afgeweeken; doch,
dat uyt andere kennelyke onderftellingen en vermoedens-blyken, hoe-
zeer ook \'t gerucht ontbrake, byzonderlyk tegen iemand onderzoek kan
worden ingericht: Welke gedachte zekerlyk met de waarheyd overeen-
komftig is, niet flechts, omdat andere het onderzoek voorafgaande ver-
moedens-blyken de plaats van betigtinge vervangen; maar ook, omdat
nooit tot byzonder onderzoek wordt overgegaan, \'t en zy het algemee-
ne waare voorgetreeden, in welk geval de Rechtsgeleerden bekennen de
betigting niet noodwendiglyk gevorderd te worden.

XXXVL Bovendien levert ook de AANZEGGING der BELEE-
DIGDE PARTYE een vermoedens blyk ter onderzoekinge uyt.
Want, fchoon fommige voorgeeven, dat de wyze van door aanzeg-
ginge te rechten \'t gewoon geding grondveft, en de betigter des aan-
klaagers perfoon aanneemt, is echter zulks onwaarachtig, en de wy-
ze van door aanzegginge te rechten geene wyze, welke van \'t onder-
zoek onderfcheyden wordt. Want de aanzegging werkt niet anders uyt,
dan, dat ze de plaats van klagte of betigtinge vervangt, en dus den
Rechter eenen weg om tegen iemand Ampts-halve onderzoek te doea
ipntfluyt, \'t welkhy zonder voorafgaande vermoedens-blyken niet zon
doen konnen.

XXXVII. Waaruyt verder volgt, dat, zo de beklaagde in de zaake»

weike

(h) Clarus \'m VraU. q. 6. n, 8.

-ocr page 275-

VAN algemeen OF KORTBEGRYPELYK ONDERZOEK. 1027

welke burgerlyker-wyzeondernoomenis, over eene openbaare misdaad
tegen den
aanlegger eenig verzet voorwerpe, den Rechter eene wigtige
reden
ter onderzoekinge gegeeven wordt; neem eens, zo de beklaagde
tegen hem, die uyt een valfch befchey d recht vraagt, over misdaad van
valsheyd verzet voorwerpe: in welk geval het ook is aangenomen, dat
de Rechter in de burgerlyke zaake moet ftilzitten, totdat de lyfftraffe-
lyke zaak, als zynde een onderzoek van meer aanbelang, geëyndigd
worde,
L. 2. §.4. x., ad L jul. de adulter. L. 22. C. ad L. Cornel
defalf. L. uit. C. de ordin.

XXXVIIL Aan dit vermoedens blyk is niet ongelyk de verkUkking
van den medegenoot der misdaad, welke ook eene onderftelling tot het
doen des onderzoeks uytlevert, vooral in zwaarere misdaaden; \'tgene
(myns oordeels) dan eerft waar is, zo dit of dat vermoedens-blyk met
haar t\'zamenloope: want de bloote verkUkking van den medegenoot
der misdaad zonder andere onderftellinge brengt niets te v/ege, noch ter
geding-voeringe, noch ter onderzoekinge des vermoedens-blyks; \'t zy
hy uyt eygene beweeginge gettiyge, \'t zy hy uyt \'s Rechters onder-
vraaginge geantwoord hebbe. Vooral, zo de aanzegging doende me-
degenoot der misdaad met andere misdaaden befmet en getekend zy:
want alsdan verdient hy ganfchelyk geen geloof, \'t Welk meer dan

zeker is, en in \'t lyfftraffelyk rechtsgebruyk ftandvaftigiyk in acht geno-
men wordt.

XXXIX. Verders wordt den Rechter door de onwraakbaarheyd der
gepleegde misdaad een weg ter onderzoekinge geopend; neem eens,
zo de
misdaadiger op heeter-daad bevonden zy: in dat geval is de Rech-
ter niet ftechts bevoegd tegen hem onderzoek te doen, maar kan ook te-
gen denzelven tot het vonniffe toe, zonder \'t houden van eenigen loop van
rechtspleeginge, geding voeren, of, indien
getuygen over den veroor-
zaaker der misdaad eenige verklaaring afleggen, ofzeker geftolen goed
by iemand gevonden worde, of een ander vermoedens-blyk uyt de ver-
kiaaringe van getuygen of elders zich opdoe, \'t welk de Rech ter naar
zyn eygen oordeel, \'t welke hy magtig is, ter onderzoekinge meent
voldoende te zyn. W^ant, van de misdaad eenigermaate gebleeken zyn-
de, is de Rechter verpligt, wanneer hy in \'t algemeen berichten heeft
ingewonnen^ de zodaanigen, die by \'t pleegen der misdaad tegenwoor-
dig zyn geweeft, of
vermoedelyk van dezelve eenige kennis hebben, te
dagvaarden, en hen, door den weg van betigtinge niemand
noemende, in

O O O O 0 O 2

-ocr page 276-

ïoï8 honderdste HOOFDSTUK

\'£ algemeen te ondervraagen, of zy den veroorzaaker der misdaad ken-
nen, of ten minften eenig vermoeden tegen iemand, en uyt wat hoof-
de of op welken grond, magtig zyn, of, wat ze van dit feyt mogten
gevoelen? En wordt op deeze wyze de
Rechter gezegd in\'t algemeen
.of kortbegrypelyk onderzoek te doen, \'t welk doorgaans een algemeen
onderzoek of eene kortbegrypelyke naavorfching genoemd wordt.
Waaruyt de Rechter van de vermoedens-blyken tegen eenen bepaalden
perfoon
verftendigd zynde, zo hy die meene waarfchynelyk en vol-
doende te zyn, tot byzonder onderzoek in alle veyligheyd zal konnen
overgaan.

XE, \'t Is dan in Rechters willekeure gelegen, naar maate der om-
ftandigheden , en naar de hoedaanigheyd der misdaad en van den ftaat
en de gefteldheyd der misdoende perfoonen, te oordeelen en bepaalen,
wat vermoedens-blyken ter byzondere onderzoekinge voldoende zyn.
Want, zo \'t waar zy, dat de vermoedens blyken ter pyniginge wille-
keurig zyn, zullen te meer de vermoedens-blyken met betrekkinge tot
het te doene onderzoek aan \'s Rechters willekeure moeten overgelaa-
ten worden, dewyl onderzoek van minder aanbelang is, dan pyni-
ging. De Rechter zie gevolgelyk wel toe, dat hy zonder voldoende
onderftellingen en vermoedens blyken ter byzondere onderzoekingeniet
heenen fpoede, maar in deezen met omzigtigheyd handele, ook alle
de onderftellingen en hoedaanigheden zo van de misdaad zelve, als van
den befchuldigden perfoon, met allenaauwkeurigheydoverweege.

XLI. Verders moeten ten aanzien van ditalgemeen onderzoek deeze
en gééne zaaken, welke by \'t lyfftraffelyk rechtsgebruyk zyn aange-
nomen, wel en ter deege overwoogen worden.
Eerflelyk. fchoon de
Rechter Ampts halve verpligt zy, tegen de misdaadigers onderzoek te
doen, en hen te ftraffen, opdat hy de misdaaden niet fchyne goedte^
keuren,
L. 13. 7t. de offic. pnef. L. 2. C. de commerc. -ocr page 277-

VAN ALGEMEEN OF KORTBEGRYPELYK ONDERZOEK. 1029

XLÏI Ten anckren, moet het algemeen onderzoek buyten onder-
fcheyd, zonder inzigt voor perfoonen en zonder acht te geeven op den
Haat en gefteldheyd der daaders, ondernomen worden. Want de Rech-
ter
maakt door \'t algemeen onderzoek eenige voorbereydfelen tot liet
byzonder onderzoek, \'t welk zekerlyk, zo wel tegen aanzienlyke luyden,
als tegen menfchen uyt den geringen volke en van eenen laegen Hand,
kan worden ingericht.

XLIII. Waarin echter ook\'tvolgende ftaat aantemerken, dat ter
byzondere onderzoekinge, tegen aanzienlyke luyden te doen, meer
gewigtige vermoedens-blyken gevorderd worden, dan de zodaanige,
welke menfchen van een los leeven en quaaden naam konnen be-
zwaaren.

XLIV. Ten derden, fchoon anderfins aan beëedigde getuygengeen
geloof te geeven zy, vooral in lyfftraffelyke zaaken en byzonder on-
derzoek, wordt zulks echter in
\'t algemeen onderzoek niet zo ftiptelyk
onderhouden, en
is het ook onnoodig, dat de getuygen hunne verklaar
ring onder Eede beveftigen, maar v/ordt aan de kortbegrypelykever-
klaaringe der getuygen geloof gegeeven. Want in \'t algemeen onder-
zoek worden de getuygen nooit ter ftraffinge ^ maar flechts ter onder-
zoekinge , gevorderd. Waarom hen ook veel eer geloof gegeeven wordt,
die echter naderhand in\'t byzonder onderzoek
voortgebragt zynde ge-
houden worden, hunne kortbegrypelyke verklaaring .onder Eede te be-
veftigen.

XLV. Ten vierden, zo naa \'t eyndigen der algemeene onderzoe-

zonder onderzoek zy mgencht, wordt onderzocht, 0/ in dat geval de
Rechter gehouden 7^y,den aanklaager op %fn
verzoek de befihey den der
algemeene onder%oekinge ovej^tegeeven?
waarlyk, zode Rechter ge-
negen zy, dat te doen
,, en den aanklaager deswegens dienft te bewy-
zen, is \'t onwraakbaar,, dat zulks hem moet worden toegelaaten.
Eoch, zo de Rechter weygerig zy, de befcheyden overtegeeven, zal
hy daartoe geenfms konnen genoodzaakt worden: Het is toch voldoen-
de , dat, fchoon de aanklaager van zyne aanklagte afzie, het den Pvech-
ter vryftaa, tegen den beklaagden onderzoek te doen. Weshalve,,
fchoon de aanlegger om \'t gebrek der algemeene onderzoekinge \'t ge^
woon geding verlaate, zal niet te min de misdaad door de Overheyd,

Oooooo q-ocr page 278-

Ï030-ocr page 279-

VAN hoogen en LAEGEN RECHTSDWANG.-ocr page 280-

I032 HONDERD EN EERSTE HOOFDSTUK

geding t\'zamenteloopen; opdat naamelyk de Rechter tot de magt om in
lyfftraiFelyke zaaken kennis te neemenen te ftraffen bevoegd zy ,en de
Rechter dier plaatfe, waarin de daader betrekkelyk is, het onderzoek
inrichte. Wier één van beyde ontbreekende, is het geen wettig onder-
zoek. Gevolgelyk zal van beyde moeten gehandeld worden.

ï 11. Het mfle, den bevoegden Rechter uy tmaakende, is eygentlyk
de magt om over lyfftraffelyke zaaken kennis te neemen en de misdaa-
den te flraifen: want geenfms kan elk Rechter lyfftraffelyker-wyze on-
derzoek doen,m.aar enkelyk zulk een, dien de wettige magt of HOO-
GE HEERSCHAPPY gegeeven is. Waardoor \'t gebeurt,dat aan
Burgerlyke Rechters, die tot geene kennis neeminge van lyfitraffelyke
zaaken bevoegd zyn, en noch tot verbeteren noch tot ftrafien eenig
recht hebben
, geen \'t minil vermoogen tot het do^n van onderzoek
gegeeven is. W^ant onderzoek is niet anders, dan eene naavorfching van
zekere
openbaare misdaad, naar \'t recht en de billykheyd door den
bevoegden Rechter, dien de magt en van\'t beteugelen en van\'t ftraffen
gegeeven is, wettig- en rechtmaatiglyk gedaan zynde.

IV.-ocr page 281-

VAN HOOGEN EN LAEGEN RECHTSDWANG. 1033

VI.-ocr page 282-

3034 honderd en eerste hoofdstuk

ligtere misdaaden, welke \'t zy met maatige geldboete , of wel met ge-
vangenilTe voor korten tyd, konnen geftraft worden. En komt hier-
tegen in geen bedenken, dat men all\' hetgene van gemengde heerfehap-
pye is, tot hoogen rechtsdwang brengen kan. En mitsdien, zo dier-
gely k geval mogte voorkomen, waarin eene ligte misdaad te beteuge-
len is, fchoon geen onderzoek mooge worden ingericht, zal echtes
daarenboven voor dien Rechter, die tot den laegen rechtsdwang be-
voegd is, langs den weg van aanklagte moeten gerecht worden,
\'t Welk echter in \'t geval van eene onwraakbaare ligtere misdaad uyt-
zondering lydt, waarin de laege Rechter \'t zelve van ftonden aan
Ampts-halve ftraffen mag.

XI.-ocr page 283-

VAN hoogen en LAEGEN RECHTSDWANG.-ocr page 284-

284 honderd en eerste hoofdstuk

XVI.-ocr page 285-

VAN hoogen en LAEGEN RECHTSDWANG.-ocr page 286-

1038 honderd en eerste hoofdstuk

2;y,c!at ook de hooger Rechter tot diergelyke beteugeling;e bevoegd is.
En mitsdien wordt zeer wel gezegd, dat gemengde heerfchappy, hoe^
daanige naar \'t Burgerlyk Recht heeft ftand gegreepen, ten huydigen
dage als \'t waare verdeeld is, en nu ééns tot den hoogeren, dai ééns
tot den laegeren rechtsdwang, gebragt wordt. Maar,
tot hoe groo-
te fomme gdds de laeger Rechter, vooral in willekeurige zaaken, de
geldboete, en, voor boe veele dagen of weeken hj de flraf van gevange-
nijfe zal konnen ujtftrekken en opleggen
? is zekerlyk nergens uytge-
drukt noch bepaald, en zal men overzulks niet ongerymdelyk moogen
vaftftellen, dat zulks aan \'s Rechters willekeure moet worden overge-
iaaten.

X X VI ï. En gevolgelyk, indien eene willekeurige ftraf aan deeze of
gééne misdaad zy opteleggen, wordt de magtdes laegeren Rechters tot
zo verre bepaald, dat hy geene zwaarer ftraf of boete
mooge VOOrfchry-
ven. Doch, zode
misdaad eene zwaarer ftraf verdiene, zal de lyfftraffe-
lyke zaak den hoogeren Rechter overgezonden, en door hem de beklaag-
de moeten beteugeld worden.

XXVIII.-ocr page 287-

VAN hoogen en LAEGEN RECHTSDWANG.-ocr page 288-

I040 HONDERD EN EERSTE hoofdstuk

fen, binnen zyn rechtsgebied gelegen, totdat de uytzondering wor-
de beweezen,
arg, (m) L, 70. tt. de R. V,

XXXV.-ocr page 289-

VAN de BE voegde rechte. IN lyfstraff. ZAAKEN. 1041

alle burgerlyke- en geld zaaken, uyt burgerlyke overkomften en an-
dere handelingen voortfpruytende, tot laegen rechtsdwang behooren.
Waarin \'t recht deezer Landen van \'t Burgerlyk Recht niet weynig
verfchilt: want, naar dit recht, kan de laeger Rechter, die ook de minfte
en geringfte genoemd wordt, niet verder dan tot drie honderd gouden
fchilden oordeelen, §.
andient. Auth. dejudicib. coli ó. Doch, vol-
gens \'t recht deezer Landen, kan ook de
laeger Rechter in allerhande
geldzaaken tot eene onbepaalde fomme wel en te recht kennis
neemen
en vonnis vellen.

XL. Tot deezen laegen rechtsdwang behoort ook \'t vervolgen der
opfpraake over fchaade, door eenig redenloos dier toegebragt. Trou»
wens, deeze opfpraak wordt niet ter vervolginge van ftraffe gegeeven;
want redenlooze dieren, wien de reden ontbreekt, en die niets bezit-
ten, konnen geene boete ondergaan. Maar de opfpraak over fchaade,
door eenig redenloos dier toegebragt, ziet enkelyk op \'t nadeel, door
de dieren veroorzaakt, en is dus deeze zaak t\'eenemaal burgerlyk, be-
hoorende alzo de behandeling derzelve en \'t geding deswegens aante-
vangen aan den Rechter, die enkelen rechtsdwang heeft.

HONDERD EN TWEEDE HOOFDSTUK

Van de bevoegde Rechtbanke in lyfffcrafïèlyken

zaaken.

INHOUD.

I. ^t Geding^Door eene onbevoegde Recht-
lanke ingericht^ is nietig-i noch kan naar
de rechten beftaan. a.

3.-ocr page 290-

-ocr page 291-

vandebevoegderechtb.INLYFSTRAFF.ZAAKEN ï043

de offic. pr^f\' i- 2. de offic. proconf. L. uit. -Tt. de off. pr^f.
zirb.
waarom ook \'t verzet van nietigheyd , nyt het gebrek van rechts-
dwang voortfpruytende, de uytvoermg van \'t gewysde ftremt Waar-
van d€ reden niet duyfter is; Trouwens, de aanklagt voor den onbe-
voegden Rechter, zynde het om\'t even, of hy gewoon zy,
L.fin.
C. de except.
dan wel tot zekere zaake aangefteld, L. 1. L. 2. L. 3.
C. fi non a compet. jud. ingericht en \'t vonnis door hem geveld is
t\'eenemaal nietig, dies, fchoon zelfs drie eensluydende gewysdens té
gelyk werkzaam waaren, die echter nooit gezegd worden de kracht
eener geweezen zaake teerlangen. En gewiffelyk, een vonnis, dat nie-
tig is, zal ook geene uytvoering voortbrengen, \'t Welk nogtans
uytzöndering lydt, zo de beklaagde in den onbevoegden Rechter ,mids
hebbende zuyvere heerfchappy, bewillige, en de rechtspleeging aan-
vange ; naar de meer aanneemelyke en in gebruyk aangenomen ge-
dachte.

III.-ocr page 292-

1044 HONDERD EN TWEEDE HOOFDSTUli

ninge, L. 19. §. i. L. uit. tt. de judic. L. 2. C. de jurisd. en geen-
fins die der geboorte, ofwel de natuurlyke woonplaats.
• V. De daader kan toch ter plaatfe zyner wooninge om eene elders
gepleegde misdaad worden aangefproken, niet Hechts, indien hy daar
ter plaatfe betrapt worde, waarover miifchien minder twyffeling ont-
ftaan kan, in welk geval zo onderzoekender-wyze, als wel langs den
weg van aanklagte, tegen hem kan gerecht worden; want in deezen
wordt niet zo zeer de plaats der wooninge, als wel die der betrappin-
ge, in acht genomen; maar ook, zo de daader afweezende of voor-
vlugtig zy, de aanklaager tot den Ban te rechten genegen zynde.

VI.-ocr page 293-

VAN DE bevoegde rechtb. IN LYFSTRAFF. ZAAKEN. 1045

IX.-ocr page 294-

î046 honderd en t\\j^eede hoofdstuk

X L En hiertegen komt in geen bedenken de redenkaveUng des eerft-
genoemden Rechtsgeleerden. Trouwens, in dit geval is\'er een groot
onderfcheyd tuifchen tyd en plaatfe te maaken,dies het geen wonder
zy, dat daaruyt niets beweezen worde. Want zelfs daardoor, dat
iemand doodlyk gewond is, wierdt de misdaad voltooyd, en mits-
dien de naderhand gevolgde uytkomft te rugge gefteld, doch ganfch
anders is het, zo iemand te deezer plaatfe ftaande zy, en een\' ander\',
elders ftaande, ombrenge. Want alsdan is te deezer plaatfe de misdaad
met voltooyd geworden, en kan mitsdien ook niet de doodiiager voor
de rechtbanke der misdaad te deezer plaatfe, waar hy geftaan heeft,
beroepelyk zyn.

XII. Uyt welke beftilTmge verder volgt, dat, de misdaad op meer
dan één
rechtsgebied voltooyd zynde, de eygenaar van elk rechtsge-
bied de bevoegde Rechter der misdaad
is, naamelyk tot zo verre,als
de
misdaad op zyn rechtsgebied gepleegd en voltooyd wierdt; neem
eens, zo iemand een\' ander\'op\'t rechtsgebied vanTitius llaa,en hem,
op \'t rechtsgebied van Sejus vlugtende,vervolge,en daar treffe,in
welk geval ze beyde, naamelyk Titius en Sejus, bevoegde Rechters
zyn , te
weeten, een ieder met betrekkinge tot de flagen, den getroffen
op
zyn rechtsgebied toegebragt.

X11L Ten Anderen: wordt onderzocht, Wie de bevoegde Rech-
ter der misdaad neem eens, van eenen doodßag,op de naafl aan^
grenzende en ineen loopendefcheydpaalengepleegd?
Omtrent welk onder-
zoek tuflchen de Rechtsgeleerden doorgaans veel getwift wordt, en des-
wegens veele en verfcheyden gedachten zich opdoen.

XIV. Van wie de eerße wil opgemerkt hebben de plaats, waar \'t
hoofd, als zynde \'t voornaamft gedeelte, gevonden wordt, L 44. -tt,
de relig. -ocr page 295-

VAN DE BE VOEGDE RECHTB. IN LYFSTRAFF. ZAAKEN. 1047

dachte fteunt op eenen bouwvalligen grondflag, en hangt de beflifling
deezes onderzoeks ook geenftns af van de voornaamheyd des deels, maar
moet dezelve gehaald worden uyt giflingen, waarby men kan opmaa-
ken, dat de doodflag op deeze of gééne plaatfe gepleegd is, vooral,
indien het hoofd van den romp afgefcheyden te zyn voorgefteld worde.

XV.-ocr page 296-

î046 honderd en t\\j^eede hoofdstuk

toch denken, dat de neêrgeflagen, wanneer hy doorfl:eeken, of door
pyl of koegel overhoop geworpen wierdt, daar ter plaatfe geftaan, en
mitsdien ook op dieplaatfe, en geenfms op zulk eene, waar de fterven-
de met het hoofd of middelft deel des lighaams de
doodlyke wond ont-
vangen te hebben moet onderfteld worden, Het is toch zeer bekend,
dat iemand, die valt, eene ganfch andere plaats met het hoofd en \'t
overig deel des lighaams beflaat, dan wel de zodaanige, waarop hy
geftaan heeft, eer hy wierde doorfteeken; doch, dat de voeten diezelf-
de plaats bezetten, welke ze te voore befloegen, of ten minften zulk
eene, welke daar naaft aankomt. Waaruyt volgt, dat ook de kennis-
neeming tot den Rechter dier plaatfe behoort*

XIX.-ocr page 297-

VANDE BEVOEGDE RECHTB. IN LYFSTRAFF. ZAAKEN. 1049

bied bevonden zynde, in datgeval, zo, de treffing gedaan zynde,
het leeven aanftonds hebbe opgehouden, dies
het waarfchynelyk zy, dat
de neêrgeflagen zynen voet va-n de plaatfe, waar hy ftond, niet heeft
konnen beweegen, zal iemand niet qualyk denken, dat hy, op wiens
rechtsgebied de neérgeüagen met de voeten te leggen bevonden wordt,
waarlyk de bevoegde Rechter is: dies ik in deezen onbezwaard ben,
dit
onderzoek aan \'s Rechters befcheydenheyd uyt de voorkomende omftan-
digheden, onderftellingen en vermoedens blyken van elk feyt, terbe-
ililTmge overtelaaten: die
de hoedaanigheeden van iedere misdaad en
toevalligheyd wel en ter deege overwoogen hebbende deswegens zon-
der veel moeyte kan oordeelen. Doch, indien
\'er echter giffingen,
waaruyt anderfms de beftifting moft gehaald worden, ganfchelyk ont-
braken , of zodaanige mogten voorkomen, waaruyt niet diergelyks
is
optemaaken
, dan meen ik, dat in \'t ontzekere de kennis - neeming en
beteugeling der misdaad den eygenaars zo van ^t één als van \'t ander
rechtsgebied te zamen toebehoort. Welke gedachte billyker, dan de an-
dere, toefchynt.

XXII.-ocr page 298-

î046 honderd en t\\j^eede hoofdstuk

Het is toch de pligt van Keyzer, Hartogen, Graaven en andere
Vorften, die eenen openbaaren weg hebben ^ dat ze zorgen voor dat-
gene, \'t welk ter beveyliginge van diergelyken weg kan te ftade ko-
men, opdat die van booze menfchen gezuy verd,. en niet door moorde-
, naars, menfchen - dieven rooyers en fteelers, onvry gemaakt worde..
Want het betaamt dengenen, dien de zorg en vyligheyd der open-
baare wegen is aanbevolen, te bewerken, dat het Land ftil en geruft
blyve, en booze menfchen ontbeere,
L. i. 12. tt. de offic. prcef
urb. L.
13. de offic. praef.\' Ten welken opzigte ook doorgaans de-
openbaare weg onder de Koningklyke lechten gefteld wordt. Gevol-
gelyk is het zeer rechtmaatig, dat ook dengenen, dien dit Koningkly k
recht toebehoort, de kennis-neeming der op den weg gepleegde mis-
daad verleend worde.

XXIV.-ocr page 299-

VAN DE BEVOEGDE RECHTB. IN LYFSTRAFF. ZAAKEN: 1051
verfchynenden beklaagden tot Ban te rechten, \'t Welk, de ervaren-

heyd leert, dat zo wel by gewoon als by onderzoekend lyfftraffelyk ge.
ding, vooral in deeze Landen, dus onderhouden word.

XXVI.-ocr page 300-

I052 honderd en tweede hoofdstuk

huydigen dage doorgaans de rechtsdwang aan Edelen en Steden byzon-
der- en afzonderlyk door \'t Leenrecht vergund wordt. Waarom de
laegere Rechters, door den Hoogeren Vorft in\'^t handhaaven van hun-
nen rechtsdwang door het bedryf van overzendinge niet konnen ge-
ftoord worden. Maar nog minder zal diergelyke overzending in lae-
gere gerechten ftand grypen, dewyl gelyk tegen gelyk geene heerfchap-
py heeft, L. 4.
de recept, arbitr-

XXX.-ocr page 301-

van de bevoegde rechtb. ïn LYFSTRAFF. zaaken. 1053

zending verzocht wordt,gepleegd is:waarom het kortbegrypelyk on-
derzoek noodwendiglyk moet voorafgaan, \'t welk dient voortekomen
uyt een kortbegrypelyk bewys van die misdaad, ten minften door den
verzoeker by zyn te doene verzoek gemeld zynde.

XXXIV.-ocr page 302-

3054 honderd en tweede hoofdstuk

XXXVIIL Eïi zulks is ten huydigen dage min twylïelachtig, op
welken doorgaans Ampts-halve langs den weg van onderzoek tegen de
boosdoeners gerecht wordt daar ter plaatfe, waar ze gevonden zyn.

XXXIX. Maar hier ter plaatfe valt een onderzoek in, \'t welk zo Idaar
.niet is:
Of de Rechter dier plaatfe, waar de daader gevonden wordt,
ter enderzoekinge en beteugelinge van dien verpligt %y?
Het gebeurt,toch
niet zelden, dat de Rechter van de plaatfe der gepleegde misdaad, niet
zeer genegen tot het doen der koften, het onderzoeken en ftraffen der
\'misdaad verzuymt, en zelfs niet eens verzoekt, dat de elders gevonden
en betrapte daader hem worde overgezonden, maar de ganfche zaak
den Rechter der plaatfe, waar de beklaagde gevonden is, overlaat, in
welk geval eene onzekerheyd ontftaat:
Óf die Rechter verpligt %y, te-
gen den
daader ter 7^aake van eene elders gepleegde misdaad onderzoek
te doen, en hem te flraffen ?

XL. \'t Welk ik onbezwaard ftellender-wyze kan toeftaan: Het is
toch den Gemeenebefte daaraan grootelyks gelegen, dat de misdaaden
äiiet ongeftraft blyven, L. 51. 2.
tt. ad L. Aquil. L. 9. §. 5. x. de
public. -ocr page 303-

VAN DE BEVOEGDE RECHTB. IN LYFSTR AFF. ZAAKEN. 1055

XLIL Eerßelyk^xm opzigte van eenigT^örrd^^^ wordt deRech-
ter^belet zynen rechtsdwang te oeffenen, zo de misdaad gepleegd zy
door hem, die by
eenig byzonder recht van den gewoonen rechtsdwang
bevryd is; neem
eens, Letter-oeffenaars konnen om \'t pleegen van
eenige misdaad niet dan voor den Beftuurer der Hooge Leerplaatfe wor-
den aangeklaagd, volgens de
Jutb. habita C. ne fil pro patre. Ea.
moeten Kryf^slnyden ten opzigte dier misdaad, welke tot den Kryg be-
trekking heeÏt, by den Krygsrechter worden aangefproken, ^OL ï/^. C.
de offic ma^ïftr. milit. L. it. C. de judic. L. 9. C. de\'cuftod. reor..
om nu niet te melden van andere perfoonen, die met diergelyke voor^
rechten befchonken zyn.-ocr page 304-

105Ö HONDERD EN T WE EDE\'H OOFDSTUK

worden toegediend. Welke vrylieyd ze echter tot ligte misdaaden en-
kelyk bepaalen, doch in zwaare misdaaden,naamelyk in die van Ket-
terye, Godslafteringe, gequetfte Oppermagt, doodilag door omkoop,
opzetlyken doodflag, openbaaren en by nacht gepleegden m.oord enz.
Ook in misdaaden, welk in of ontrent de Kerke zelve, echter met een
oogmerk om naa de bedry vinge derzelve tot de Kerke toeviugt te nee-
men, gepleegd worden, meent men, dat de daader in de Kerke niet
veylig is, maar hy door den waereldlyken Rechter zonder eenige ver-
gunninge des BiffchopsofKerkvoogds te erlangen vry en vrank kan ge-
vat worden: opdat naamelyk, terwyl de bewiÜiging van Biifchop of
Overfl;en der Kerke, die zich anders in zulken gevalle doorgaans niet
zeer gemaklyk draagen, wordt
ingewacht, de daaders door \'tvlugten
zich niet der openbaare tuchte mogten ontrekken.

XLVI. Doch, wat ook hiervan rechtens zy, \'t is zeker met der
daad zelve en door\'t gebruyk ingevoerd, dat zelfs de daaders in deKer-
ke konnen gevat worden, zynde het onwraakbaar, dat ten huydigen da-
ge deeze Kerkelyke vry heyd om\'t groot aantal der Kerken en deveel-
heyd der misdaadigers zeer befnoeyd en deswegens de gewoonte gan-
fchelyk veranderd is: want anderfms zoude elk boosdoener met weynig
moey te den handen der gerechtigheyd ontduyken , dewyl\'er in de Steden
bykans geene fliraat te vinden is, waarin niet eene en fomwylen ook
wel m.eer Kerken gevonden worden, dies de daader, eer hy worde ge-
vangen, zich met veel gemaks in eene derzelve zou konnen begeeven,
vooral, zo
hem niemand vervolgde.\'tWelk nogtans met de gedachte
dergenen zou fl;rydig zyn, die aan de Kerken eene vry heyd verleend heb-
ben, juyfl; niet om voor moorders en allerhande misdaadigers tot fchuyl-
plaatfen en fpelonken té
verftrekken,maar,opdat daardoor aan elendi-
gen de toeviugt zou gegeeven worden, die door menfchlyke zwakheyd
of by toeval tot misdaad vervallen zyn. En dit \'s ten huydigen dage
zeer zeker, en wordt aan misdaadigers noch in de Kerke noch in
\'t huys
des Biflchops eenige vryheyd gegeeven, maar konnen die daar ter plaatfe
gevat en daaruyt gehaald worden.

XLVII. Ten vierden-, eyndelyk wordt de Rechter in lyfftraffelyke
zaaken verhinderd, zynen rechtsdwang te oeffenen ten opzigte van de
door een\' ander\'
voorgekomen Rechtbanke. Want het geding des voor-
komers doet het geding des voorgekomen zwygen,
L. 7. TT, de jurisd.
En, zo twee Rechters, die eenen afzonderly ken rechtsdwang hebben,

konnen

M

n
[ t

-ocr page 305-

VAN \'T OPSLüYTEN DER BEKLAAGDEN. 1057

konnen geding voeren, dan heeft de voorkomft altyd plaats, fchoon
d\'één meerder dan de ander zy; sö, Ofdat het geding voor geen ander
gerechte, dan, waar\'t zelve begonnen is, geëyndigd worde, Z,. 30. «tt.
\'de judic. als ook eynde de t\'zamenhang der zaake niet gefpiitft wor-
de,
L. TO, a de judic. C. i. ^e cauf. po f -ocr page 306-

r

1058 H O N D E R D E N D E R D E H O O F D S T U K

25\' Rechter kan den daader uyt
eene ligte onderßellinge mondling doen dag-
vaarden,

26., Alle menfchen zonder onderfcheyd
können opgeflooten worden..

27- Ook Leeraarsd Edelen ^ Geeftlyken
enz.
28., 29. 30.

31.-ocr page 307-

2

T

rid.

jT

-ocr page 308-

VAN ■\'T OPSLUYTEN DER BE^I^AAGDEN. \'mm

deege moet overweegen , en met zo veel te meerdere omzigtigheyd,
als het zekerer is , datdeftofvan \'t vangen als waare die willekeurig ge-
houden wordt. \'Er konnen toch in deezen uytftap zeer veele zaaken
voorkomen, welke by de Wetten niet bepaald zyn, en mitsdien wordt
het genoegzaam altyd aan \'s Rechters wülekeure en beoordeelinge over-
geiaaten, wanneer en in wat geval tot het beiluyt der vanginge te ko-
men zy, waarin voornaamelyk deeze vier
zaaken moeten in acht geno-
men worden: i. In wat misdaaden naamelyk het vangen en opfluyten
plaats hebbe.
2. Wanneer , en wat vermoedens blyken voorafgaande,
daartoe te komen zy.
3. Wat perfoonen moeten opgeüooten worden.
En
4. Hoedaanige de oplluyting behoore te weezen?

IV. Wat het Eerste aanbelangt, in wat misdaaden naamelyk het
vangen plaats hebbe , wil ik dit Richtfnoer hebben aangetekendDAT
DOORGAANS DE RECHTER TER OPSLUYTINGE DES
DAADERS NIET BEHOORE OVERTEGAAN, DAN IN
MISDAADEN, WAAROP DOOD- EN EYESTRAF GE-
STELD WORDT.

^ V. Het is ook eene onbetwiftbaare zaak, dat de Rechter den daader
met kan gevangen neemen,\'t en zy
bevoorens van \'t lighaam der mis-
daad blyke. Doch dit \'s ter opfluytinge niet voldoende, en is \'t ook
zeker, dat die niet altyd en overal in allerleye misdaaden zonder on-
derfcheyd ftand
grypt, L. 3. tt. de-ocr page 309-

3o€o honderd en derde hoofdstuk

ten, en de rechtspleeging vruchteloos maaken,\'t weikin hem, die an^
derfms van goeden huyze is^of goederen bezit, waaruyt
aan \'sRech-
ters befluyt kan voldaan worden, noch te vermoeden noch te duchten,
zal zyn. En, fchoon iemand dachte, dat de te bannen daader daarom in
geene verzekeringe te houden is, omdat de beklaagde door te vlugten
en zich elders heenen te begeeven zich zeiven als waare het eene ftraf
oplegt,, is \'t echter aan niémand onbekend, dat door de te banne-
nen eene zeker-ftelling moet gegeeven worden, welke hen,naderhand
-ocr page 310-

—^

VAN »T OPSLUTTEN DER BEKLAAGDEN. ïo6r

X.-ocr page 311-

HONDERD EN DERDE HOOFDSTUK

en dienvolgendeftelikdit algemeenRichtfnoerrDAT DE DAADER
NIET MOET WORDEN OPGESLOOTEN. \'T EN ZY
ZULKE VERMOEDENS-BLYKEK WELKE DE RECHTER
NAAR ZYNE E ESCHE YDENHEYD ALS VOLDOENDE
ZAL GEHOUDEN HEBBEN, WAAREN VOORAFGE-
GAAN.

XV.-ocr page 312-

van \'t opsluyten der beklaagden. io6f.

Wel van een openbaar wanbedryf, air het well en andere diergelyke
zaaken de omzigtige Rechter in opmerkinge te neemen^gehouden is.

XVIII.-ocr page 313-

-10-64 honderd en derde\'hoofdstuk

lborgtogt gefteld, noch de beklaagde van vlugten verdacht zynde, is
het en gevaarlyk en tegen alle recht en billykheyd aanloopende, uyt
hoofde van de enkele klagte der partye het vangen toeteftaan.

XXII.-ocr page 314-

\' 1

VAN ^T OPSLUYTEN DER BEKLAAGDEN. 1065

den mondling te doen dagvaarden, en op de misdaad te ondervraagen,
of die door hem gepleegd zy, en van.zyn antwoord en verzet met alle
omzigtigheyd aantekening te houden: waaruyt het veeltyds gebeurt,
dat de beklaagde, \'t zy door\'t niet verfchynen,\'t zy door wanke-
len en ftamelen in de te doene beantwoordinge, zich meer en meer
verdacht maakt, en fterke vermoedens - blyken aan de hand geeft, uyt
wier hoofde naderhand met meerdere veyhgheyd tot de opfluy tinge kan

gekomen worden.

.XXVI. Ten Derden: Staat ook ten aanzi-n van \'t vangen in
opmerkinge te neemen,wat perfoonen konnen opgeflooten worden?
waaromtrent dit Richtfnoer plaats vindt: Dat ALLE BEKLAAG-
DEN ZONDER ONDERSCHEYD TER ZAAKE DER GE-
PLEEGDE MISDAAD IN BEWAARINGE MOETEN GE-
STELD WORDEN.

XXVII.-ocr page 315-

66 HONDERD EN VIERDE HOOFDSTUK.

Edelen, Leeraars,Geeftlyken,ook andere onbefproken en in zekere waer-
digheyd geftelde perft)onen, in geene onderaardfche gevangenhuyzen
gefteld en opgeflooten, maar in eene andere meer aanzienlyke plaatfe
onder bewaaringe van Krygsluyden of Overften der gevangenhuyzen,
die de Rechter hen toevoegt, verzekerd worden, \'t Welk vooral ftand
grypt in de zulken, die nog niet overtuygd zyn. Het is toch wat al-
gemeens , \'dat in de ftoffe der gevangenifle voor den Adel niet weynig
inzigts genomen wordt.

XXX.-ocr page 316-

V AN \'T OPSLUYTEN DER BEKLAAGDEN. 1073

XXXIII.-ocr page 317-

10(58 HONDERD EN DERDE HOOFDSTUK

\'t zy tot ftraiFe verweezen of wel vrygefproken zy. Want door-
gaans wordt de daader bewaarings - halve opgeflooten, opdat hy niet
ontvlugte, noch \'t gerecht-te leur ftelle. Waarom, zo verwyzing of
vryfpraak gefchied zy, de bewaaring te recht zal ophouden, en \'t von-
nis ter uytvoer gebragt worden.

XXXIX. En zal in dat geval de Rechter, opdat hy zynen pligt
niet verzuyme, met alle omzigtigheyd daarop toeleggen, dat het von-
nis zyn beflag erlange, en de uytvoering van \'t zelve geenfins uytge-
fteld worde, ten eynde moogelyk de deernis-waerdige daader, voor de
dood- of andere lyfftraffe beducht zynde, niet langer door een aller-
droevigft herdenken vermagerd worde, noch de fmart eener langduu-
riger gevangeniffe gevoele, of, indien hy onfchuldig waare, niet bo-
ven verdienfte
opgeflooten blyve.

XL. Hiervandaan moet ook dat onderzoek beflift worden : 0} de.
Rechter de ßraf van eeimige gevangenijfe mooge opleggen, dies de be-
klaagde daarin zou konnen dengeeflgeeven?\'tWék
fchoon by veele
volken in gebruyk zy aangenomen, echter ten huydigen dage by de
meefte Rechtsgeleerden te konnen gefchieden, ontkend wordt, te wee-
ten , dat de ftraf van eeuwige gevangeniffe zou moogen worden opge-
legd.

XLI. En wel op deezen grond : Dat naamelyk de eeuwige gevan-
genis zy eene hoofdftraffelyke ftraf, hoedaanige de Rechter naar zyne
wiflekeure geenfins kan opleggen. En wordt deeze gedachte niet duys-
terlyk door de ( w )
L. 6. G. de pœn. (x ) L. S. 9. ( y ) L. 35. eod:
tit.
beweezen, Hierby komt nog, dat de eeuwige gevangenis zy eene
flaaverny, welke den vryen menfche niet kan wórden opgelegd, L,
71. §. 2.. ïT. de. condit. -ocr page 318-

1:\'

VAN nr OPSLUYTEN DER BEKLAAGDEN. 1069\'

XLII. Dit lydt echter uytzondering op tweederhande wyzen- Eer
telyk
, zo by eenige Wet of InfteUinge van deeze of gééne plaatfe de
ftrafvan eeuwige gevangenifle op zekere misdaad gefteld worde.Hoe-
daanige inftellingen niet zeldzaam zyn, waarby als waare het uyt ge-
nade voor en ter gmifte van zekere bepaalde perfoonen de fträf des
doods in die van eeuwige gevangenilTe verwifleld v/ordt. Welke inftel-
ling daar zynde, komt het my onwraakbaar voor, dat deRechter dee-
ze ftraf van- eeuwige gevangenifle met veyligheyd mooge opleggen.
W^ant, zelfs naar \'t Geeftlyk Recht, wordt de
ftrafvan eeuwige gevan-
genifle niet afgekeurd, C.
nommus. de fentent. excomm. C. antlqua.
de beeret. C. quamvis. de ptzn. in

XLIII. Indien flechts deinftelling geene fchikking maake in misdaa-
den , waarop \'t Godlyk Recht ftiptelyk de ftraf des doods voorfchryft,
als in doodflag: hoedaanige inft.elling, als met het Godlyk Recht ftry-
dig, van geen het minft gewigte is,en ook geenenPvechter verpligten
kan. Gevolgelyk, fchoon hier of daar eenige inftelling wierde gevon^-
den, dat een Edelman,doodflag gepleegd hebbende^ tot eeuwige ge-
vangenifle moft verweezenworden,zaldat echter niet verpligtend zyn,
maar de Rechter, zonder acht te geeven op Adeldom en infteUinge
den beklaagden met den dood ftraffen konnen: ja hy zal dat ook naar \'t
Godlyk Recht, waarvoor alle menfchlyke inftellingen wy ken, moeten,
uytvoeren,
Genef 9 : 6. Alwie\'s menfchen bloedvergiet, %yn bloed -
door den menfch vergooien worden.

X LIV. Ten anderen, zo de beklaagde om deeze ofgééne rechtmaa-
tige oorzaake in eeuwige gevangniffe te houden zy. Want alsdan is^
de eeuwige gevangenis geene ftraf, maar flechts eene
bewaaring,, waar--
in de beklaagde moet gehouden worden, totdat of aan hem genade be-
weezen zy, of eene reden van ontflag opkome.Neem eens, zo iemand,
om woordlykedreygementen zy opgeflooten, kan zulk een gewiffelyk.
niet op vrye voeten gefteld, maar moet hy in eeuwige bewaaringe ge-
houden worden, en wel zo lang, totdat hy eene voldoende borgtogt
van niet te zullen beleedigen gefteld hebbe, of wel de gedreygde zelve
genegen zy, den gedreygden toetegeeven, en op deffelfs bezwoorem
borgtogte te vertrouwen. Ea dit wordt dagelyks in diervoegen.
acht genomen,

XLV. Waartoe ik ook nog andere dringende reden bybrengv
daardoor de Rechter bewoogen zynde den beklaagden ter vermydin^-

Tttttt a

1 i\'

\' f \\

-ocr page 319-

1070 HONDERD EN DERDE HOOFDSTUK

ge van gróoter quaad en fchande tot eeuwige gevahgeniffe verwyzen
kan.

XLVI. Ten derden, wanneer in het bovengemeld richtfnoer gezegd
wordt , dat de beklaagde in\'t gevangenhuys te bewaaren zy ,kan men
daaruyt opmaaken,dat de gevangenis moet zyn eene
bewaaring,en
geene ftraf En dit is het eygentlyk, \'t welkUlpianus, de Rechtsge-
leerde, in de L. 8. §. 9. 5r. öfe
pœn. te kennen gegeeven,en Key-
zer Conftantinus in de
L I. C. de cußod. reor.heih.Vi2Xdi heeft, dat naa-
melyk de gevangenhuyzen ter beteugelinge der menfchen, en geenfms
ter ftraffinge of pyniginge en quaade behandelinge derzelven, moeten
gehouden en gefchikt worden.

XLVII. Doch ten huydigen dage is de gevangenis ook wel fomwy-
len eene ftraf, vooral in willekeurige zaaken, waarin men aan misdaa-
digers de ftraf van gevangeniffe dagelyks
ziet opleggen.

XL VUL En dit is het, \'t welk de Rechter in \'t vangen en opflüy-
ten der misdaan hebbende beklaagden wel en ter deege moet opmerken
en in acht neemen. Hieruyt wordt onderzocht,
Eerßelyk, zo de
Rechter in weérwüle van dit afles eeneonrechtmaatige vangingen op-
fluyting beflooten hebbe, in hóeverre hj mooge aangefproken worden,
en welke zyne ßraf %y ?

XLIX. En meenen de Rechtsgeleerden eenpaariglyk, dat de Rech-
ter ten deezen opzigte aan de ftraffe van hoon gehouden wordt, als
die door het onrechtmaatig vangen den opgeflooten eene fchande met
zwaar en onherftelbaar naadeel heeft toegebragt.

L. Welke gedachte echter uyt de L. 13. §. i. §. 6. L. 35.^. de in-
jur.
wordt tegengegaan, waarin men duydelyk gezegd vindt, dat hy,
die zich van \'t openbaar recht bedient, zulks niet te doen fehynt met
inzigt om te hoonen : want in de uytvoeringe des rechts legt geen on-
recht opgeflooten, en datgene,\'t welk door de Overheyd uyt hoofde
van \'t recht haarer magt gefchiedt, behoort geenfms tot de opfpraake
van hoon. Waaruyt het
kennelyk is, dat de Rechter, iemand, hoe-
zeer hy zulks niet verdiend hadde, opfluytende,aan geene opfpraake
Tan hoon gehouden wordt.

LI. Ten anderen, dewyl \'t een zeer bekend recht is, dat de op-
fluyting, door zekeren byzonderen perfoon gedaan, die tot geenen
rechtsdwang bevoegd is, onrechtmaatig zy,
L. 6. C. de cußod. reor.
wordt niet ongepaftelyk onderzocht, Welk de ßraf van %ulk eene

bjzon-

4\'

if..

-ocr page 320-

V AN \'T OPSLUYTEN DER BEKLAAGDEN. 1073

byzondere opßtiytinge? Op dit onderzoek antwoord Keyzer Zeno in
de
L I C. ^de privat, carcer. dat de pleegers deezer misdaad by \'t
recht\'aan
misdaad van gequetfte Oppermagt ft:huldig gekend, en met
den
dood geftraft worden. Want hy, die een byzonder gevangenhuys
houdt, wordt gezegd de zuy vere heerfchappy te misbruyken. Nu is
het zeker, dat misdaad van misbruykten rechtsdwang misdaad van ge-
quetfte Oppermagt genoemd wordt,
L. 3. ^.ad L. Jul. majeß. DiQii,
volgende kan men niet zonder reden denken, dat ook door hen, die
byzonder gevangenhuys houden, misdaad van gequetfte Oppermagt
gepleegd wordt.

LLl. Doch deeze inftelling van Zeno is te ftreng, en daarom
ook in geen gebruyk aangenomen; want doorgaans worden zy, die
aan \'t houden van byzondere gevangenhuyzen fchuldig ftaan, niet met
den dood, maar zachter naar \'sRechters willekeure, geftraft. Welke
gedachte, als de zachtfte, hedensdaags in\'t vonniffen gevolgd wordt.
En is die ook niet afgekeurd door de
L. 2. C. de privat, carcer. be-
veelende, dat zy, die aan deeze misdaad fchuldig ftaan, zo veele
dagen in \'t openbaar gevangenhuys moeten bly ven, als iemand door
hen in byzonder gevangenhuys wierdt opgeftooten.

L! 11. En fchoon men zou konnen toeftaan, dat door \'t houden
van byzonder gevangenhuys
misdaad van gequetfte Oppermagt ge-
pleegd is, zal echter
daaruyt geenfins de ftraf des doods beweezen
worden
, dewyl de ftraf van gequetfte Oppermagt niet altyd is de ftraf
des doods, maar ook wel fomwylen zending in ballingfchap, en ook
wel nu en dan banniffement met eerloosheyd,
h. 40. jundt. L. 24. tt.
de peen. waarom, hoezeer hy, die byzonder gevangenhuys houdt, aan
misdaad van gequetfte Oppermagt onderhevig worde, de zodaanige
echter met eene zwaarere, dan willekeurige ftraffe van gevangeniffe
of banniffement, of ook wel van geldboete,niet ligt zal te beteugelen
zyn.

LIV. Echter zy geweeten, dat de ftraf van byzonder gevangenhuys
te houden geenen ftand grypt in de zodaanigen, die iemand tot zyns
Verbeteringe houden opgeftooten, neem eens, indien de Vader zynen
zoon, of de Meefter zynen ftaaf, op eene kamer of in een gevangen-
huys opftuyte,
L. 3. §. I. §. 2. de Uber. bom. exbib. L. 35. §. 4-
•ïï. dc bered. inß.-ocr page 321-

-^sr-r

io|2 HONDERD EN DERDE HOOFDSTUK

LV. \'t Zelfde grypt ftand indenman, die buyten vreeze voor eeni-
ge ftraffe zyne huysvrouw tot haars verbeteringe en kaftydinge kan in
banden ftellen en opftuyten
, C. placuit. 24. quaeft. 2. C. qiiemadmo-
dim. extr. de jurejur.

L VI. Ten derden, wordt onderzocht, aan wat ftrafe by, die eenig
gevangenbuys opbreekt, met dat in?Jgt, opdat de gevangen ontvlugte,
of hem op eene andere wjze uyt het gevangenbuys verloffe, gehouden
worde?
Hierop antwoorden de Rechtsgeleerden eenpaariglyk, dat de
opbreeker, die den opgeflooten op vrye voeten ftelt, met diezefde
ftrafte moet beteugeld worden, waarmede de opgeflooten voor de mis-
daad , om welke hy gevangen zat, ftratbaar is. Voor welke gedachte
de (z)
L I. C. de bis, qui latron. zich te verklaaren fchynt.

L VII. Maar, zo iemand de voorfchreeven plaats wat naader hebbe
ingezien, zal hy met weynig moeyte konnen bemerken, dat daar ter
plaatfe geenfins van opbreekersder gevangenhuyzen gehandeld wordt,
maar enkelyk van de zulken, die de daaders verbergen; waaruyt tot het
geval van opgebroken gevangenbuys geen opdrang kan gemaakt wor-
den. Ja ftelt ook de Keyzer in de gezegde
L. i. dat voor de innee-
mers van moorders geeniins dezelfde, maar wel eene willekeurige ftraf
moet
worden opgelegd, wanneer hy dus fpreekt, Xo iemand met %yne
voor kenniffe moorders ingenomen,en gewacht bebbe,ben denRechters aan-
tebieden, zal de zodaanige naar de hoedaanigheyd z-ocr page 322-

V AN \'T OPSLUYTEN DER BEKLAAGDEN. 1073

uyt zal blyken, dat in dit geval de ftra^es hoofds geftèld is. Doch,
■wat ßraf daar ter plaatje door de ßraf e des hoojds te verftaan ^j,
daarop vermoeyen zich de Rechtsgeleerden geweldig, en denken op
ganfch onderfcheyden wyzen,gelyk (b) een derzelven acht gevoelens
bybrengt, teifens befluytende, dat zy, die aan \'t opbreeken van ge-ocr page 323-

1074 honderd en\' derde hoofdstuk:

f:3sn

ftraffe des natuurlyken doods opgevat, en dns de doodftraf den ©ps^
breekers der gevangenhuyzen moet opgelegd worden.
. LXI. De zaak komt juyft zo bedenkelyk niet voor, wanneer men zegt,,
dat de beklaagde, die aan \'t opbreeken van gevangenhuyzen fchuldig zyn,.
met de ftraffe des doods moeten werden aangedaan, zo ze naamelyk om:
de gepleegde misdaad, welke de ftraf des doods verdient, zyn opgefloo-
ten , indien flechts de belydenis der misdaad (welke zelfs om de enkele,
opbreekinge, als zynde een voldoend vermoedens-blyk ter pyniginge,
door ondervraaginge moet worden afgeperft) daarby kome. En tot zo.
verre kan de gedachte dergenen, die door de ftraffe des hoofds de dood-
ftraf willen verftaan hebben, ftand grypen.

LXII, Doch, zo de misdaad, door den opgeflooten gepleegd, niet
de zodaanige zy, dat
daarom de ftraf des doods zou moeten worden,
opgelegd
, zoude ik (naar de meer aanneemelyke gedachte) van begrip-ocr page 324-

VAN ^T OPSLUYTEN DER BEKLAAGDEN. Ï07S\'

omdat hy een voorneemen om weêrtekeeren gehad heeft, L. 13:
jr. äe cuflod. reor-ocr page 325-

1076 HONDERD EN DERDE HOOFDSTUK

de cuftod. reor. en uyt de (h) L. S.tt.-ocr page 326-

V AN \'T OPSLUYTEN DER BEKLAAGDEN. 1073

dachten zyn, dat de wachter met den dood kan geftraft worden,is
het echter zeker, dat, naar \'t rechtsgebruyk deezer Landen, enkelyk hy,
die door het toedoen van geweld, neem eens, door ^t gevangenhuys
ge wapender-hand optebreeken, den opgeflooten op vrye voeten ftdt
en wegvoert (\'t welk van eenen wachter, die \'t vlugten toelaat, niet
kan gezegd worden) met den opgeflooten aan gelyke ftraffe gehouden
wordt.

LXXIV. Doch, eer den wachter lyfftraf of wel eeuwig banniffement
worde opgelegd, moet den Rechter van delfelfs arglift in \'t zekere bly-
ken; gevolgelyk, indien hy de arglift niet zou willen bely den, welke
nogtans uyt giflingen en vermoedens-blyken kennelyk is, zal de bely-
denis door de pynbanke of bedreyginge derzelve worden afgeperft.

LXXV. Doch in \'t ïaatfte geval, zo de opgeflootenen door de fchuld\'
en \'t verzuym der wachters ontvlugten, zal de ftraf van geeflelinge
geenen ftand grypen, maar kan de Rechter naar de hoedaanigheyd
der breede, ligtere of zeer Ugte fchuld, ook naar maate der perfoo.-
nen en omftandigheden, gelyk mede van de door den voorvlugtigem
gepleegde misdaad, eene wiUekeurige ftraf van gevangenifle of geld-
boete den zuymachtigen wachters opleggen,
L. ulk tt, de cufiod, reor. L.
8. L. 12. TT. eod. tit.

LXXVL Ja zelfs ,, indien de opgeflooten door de breede of zeer
breede fchuld der wachteren ontkomen waaren, zal ook tot de ftraffe-
van banniflement konnen worden overgegaan, \'t Welk vooral ftand
grypt, zo de wachter op zyn bezwooren woord den opgeflooten ont-
vangen, of een openbaar bediende in breede of zeer breede fchuld v er-
keerd hebbe.

fVant wy legeeren, dat ly met diezelfde ftraffe worde aangedaan,, waaraan ly, M

\'t

gmugt ts^ onderhevig te zyn zal worden aangetoond Qnz,

f V V V V V-

-ocr page 327-

1078 HONDERD EN VIERDE HOOFDSTUK.

hojnderd en vierde hoofdstuk.

Van vry geley en des beklaagdens Borgftellinge.

INHOUD.

1.-ocr page 328-

VAN VRY GELEY EN DES BEKLAAGDENS BORGST.

11ii

40. Op wat wyze -mlk een, die den-ocr page 329-

joSo HONDERD EN VIERDE HOOFDSTUK

V.-ocr page 330-

VAN VRY GELEY EN DES BEKLAAGDENS BORGST. ïoSi

Gevolgelyk moet by deeze bepaalde vergunninge gebleeven worden,
omdat de bepaalde handelmg eene bepaalde uytwerking voortbrengt,
L 3. C. de tranfa-ocr page 331-

1082 HONDERD EN VIERDE HOOFDSTUK.

Lf

kan gefteld worden. Want, zo de daader om \'t voorrecht der veylig»
heyd van de opftuytinge ontheven zy ^ zal gewiftehjk, het vry geley
naagelaaten en verzuymd zijnde, ganfch anders moeten gevoeld wor-
den. En heeft de gedaagde in dit geval geene reden van zich te be-
klaagen; hy wijte het toch zich zei ven, dat hy dekplaats niet veylig ge-
maakt hebbe, verzuymende, door \'t niet verzoeken van veyligheyd zich
zeker te ftellen; want, verpligt zynde wat binnen zekeren bepaalden
tyd te doenmoet hy weeten, dat hem zulks naa verloop van dien tyd;
ontzegdis, L. 35.
\'n-. ad L.. Jul. dß adulter .h.i^.\'Tr. de accu fat. L.i,
C. qui accuf non po jf.

XIII.-ocr page 332-

VAN VRY GELEYiEN BES BEKLAAGDENS BORGST. ïo8|

éen ; i Wie den befchuidigden vry geley mooge geeeven. 2, In wat

misdaaden. Waarin eygentlyk dit vry geley beftaa. 4 Hoelang
-ocr page 333-

roS4 HONDERD EN VIERDE HOOFDSTUK

enkelijk en alken door den Keyzer naar \'t Burgerlijk Recht kan ver-
kend worden.

XVIII.-ocr page 334-

VAN VRY GELEY EN DES BEKLAAGDENS BORGST. 1085

Cornel. de ficar. C.fignificaßi. extr. de homicid. En, fchoon iemand
van
deeze of gééne misdaad zy befchuldigd, echter, omdat de zaak
door \'t ontkennen onzeker wordt gemaakt, en deswegens den aanklaa-
ger het bewyzen is opgelegd, L.
9. C. de O. -ocr page 335-

I

icB5 HONDERD EN VIERDE HOOFDSTUK

gebeurt het echter veeltyds, dat voorvlugtige daaders ,eer door\'t af-
zenden van brieven, ter hunner gevangen-neeminge gefchikt, eenig
onderzoek worde ingericht, den Rechter voorkomen, of, het onderzoek
reeds ingericht zynde, uyt de boeij en ontkomen en vlugten, hunne ver-
deeding bybrengende, en ter bewyzinge derzelve zich aanbiedende,
ook te gelyk eene volkomen veyligheyd verzoekende. In welk geval
waarlyk geen vry geley moet geweygerd woorden, opdat ze te beter en
gemaklyker tot het voortbrengen hunner onfchuld moogen geraaken,
waarvan \'t vermoogen hen geenfms moet ontrokken worden. Hierop
ziet ook, dat het onderzoek de plaats van aanklagte vervangen heeft,
C. qualiter -ocr page 336-

[VAN VRY GELEY EN DES BEKLAAGDENS BORGST. IOBT

XXVI.-ocr page 337-

1088 honderd en vierd-e hoofdstuk

flooten, het banniffement of de ftraf van gevangeniffe in geldboete ver-
wifleld zynde,\'t welk door den Rechter, die tot de
zuy vere heer-
fchappye bevoegd is, ligtelyk gefchieden kan, onder borgtogte ontlla-
gen worden,
L. 3. de cufiod. reor.Vijt wier krachte de Rechts-
geleerden doorgaans deeze bepaaling vaftmaaken.

xxix.-ocr page 338-

VÄN VRY GELEY EN DES BEKLAAGDENS BORGST. 1089
gehouden worden, dat dit geley den beklaagden deeze magt en gunft

verleent, dat het hem, ged uurende d en ganfchen tyd des gedings, vry-

ftaa, ter plaatfe en op \'t gebied van dat Gerecht by en onder de zynen
zich
optehouden, zyne zaaken te verrichten, ja met vrienden en magert
ter verdeediginge zyner onfchuld te raadpleegen: waarom het ook eene
volkomen veyligheyd genoemd wordt, konnende de Rechter, geduu-
rende dezelve, niets veranderen. En is het onwraakbaar, dat de door
den beklaagden gegeeven zekerftelling, welke een weezendlyk onder-
fcheyd tuifchen algemeen en byzonder vry geley uytmaakt, deeze vey-
ligheyd uytwerkt. Want in gééne, naamelyk in algemeen vry geley,
wordt door den beklaagden nooit zekerftelling gegeeven, en mitsdien
heeft ook in dat geval de beklaagde geene volkomen veyligheyd om zich
te konnen ophouden. \'

XXXIV.-ocr page 339-

i090 honderd en vierde hoofdstuj^

XXXVI.-ocr page 340-

VAN VRY GELEY EN DES BEKLAAGDENS BORGST. 1091

wordt overgeiaaten, L. i. §. i. d-ocr page 341-

3092 HONDERD EN VIERDE HOOFDSTUK

geding geene uytfpraak van \'t gewysde noodig, en kan ook nooit het
gewysde door middel der beroepinge van zyne uytwerkinge worden op-
gefchort. Zie
laeger hQt tiende onder deel honderd een en dertigflen
Hoofdßuks.
Waarom ook geene reden zich opdoet, welke des beklaag-
dens opiluyting zou konnen beletten: dies het in deezer voegen den
Rechter geoorlofd zy van ftonden aan \'t geding interichten.

XLIII. Doch ganfch anders moet gezegd worden met betrekkinge
tot het
laatße geval, zo naamelyk tegen den daader langs den weg
van aanklagte door middel des gewoonen gedings gerecht zy: Want,
omdat binnen den tyd van tien dagen in een lyfftraffelyk gewoon ge-
ding \'t gewysde door middel van beroepinge kan worden opgefchort,
zie
laeger. het onderdeel des honderd een en der tig ft en Hoofd-
fittks^
gaat het voor dien tyd geenfins in krachte van gewysde, noch
wordt
voor dien tyd van tien dagen voor geen gewysde gehouden, tot.
tit. C. de re judic.
En mitsdien is het ook zeker, dat het vry geley
voor de tien daagen niet ophoudt, noch vernietigd wordt, noch zal
ook deRechter in weêrwille der nog duurende veyligheyd rechten
konnen.

X LI V. \'t Komt ook in geen bedenken, dat ten deezen opzigte, de
beklaagde, veyligheyd hebbende, en ziende op den t
\'zamenhang en in-
houd van \'t gewysde, door \'t vlugten de rechtspleeging met weynig
moeyte zou konnen te leur ftellen. Trouwens, de geftelde borgtogt
zal dit naadenken der vlugte uytftuyten,. en in allen gevalle ftaat het
den Rechter vry, tegen den niet verfchynende of vlugtenden beklaag-
den zodaanige hulpmiddelen te gebruyken, waarvan men zich nood^
zaakelyk had moeten bedienen, zo moogelyk ,de veyhgheyd van
dm
aanbeginne den b eklaagden geweygerd zynde, dezelve niet verfchee-
nen waare.

XLV. Ten V y f d e n : Ook moet van de uytwerkinge des vry en ge-
ley s gehandeld worden: welke eygentlyk daarin beftaat, dat hy, dien de
veyligheyd verleend is, voor de opüuytinge veylig zy ,en voor geen
onrechtmaatig geweld te duchten hebbe: welke
veyhgheyd eenmaal ver-
leend zynde onfchenbaar moet gehouden worden. Want, gelyk naa
gedaane beroepinge,
als welke \'t gewysde opfchort,iL. i. §. uit..Trad
f-ocr page 342-

VAK VRY GELEY EN DES BEKLAAGDENS BORGST. \'1093

XLVL Hiervandaan is \'t ook, dat in deeze Landen\'t vry geley ge-
rechtlyk aangetekend, en daarvan een affchrift gegeeven wordt, Doch,
fchoon \'t niet buyten gevaar fchyne te weezen, dat iemand zich aan
eene zwakke veyhgheyd of zekerftellinge, welke op een ftuk parke-
mets of papiers vervat
ftaat, bloot geeve, is het echter zeker, dat de
vrees en \'t mistrouwen wordt weggenomen,
Eerftelyk, door \'t gezag
der Wet, te wege brengende, dat de beveyligde alle vrees van zich
afzette. Want de Wet zelve beveelt het vry geley te houden,
Nov.
17. cap. 6. En \'t ééns gegeeven woord moet zelfs den vyand naage-
komen worden.

XLVII. Ten anderen , door de krachte en\'t vermoogen der verbin-
teniife, welke éénmaal aangegaan zynde nooit moet gefchonden wor-
den,
L. 5. C. de O. -ocr page 343-

094 HONDERD EN VIERDE HOOFDSTUK.

hey d hebbe ingezien, zal hy gewüTelyk wel merken, dat die enkelyk en
alleen fpreeken van
\'t beleedigen eens gedaagden, gepleegd in weêrwille
der veyligheyd, onmiddelyk door den
Vorft of eenig Gemeenebeft ver-
leend,
\'t welk aan misdaad van gequetfte Oppermagt zeer gelyk zynde
met de ftraffe des zwaerds moet beteugeld worden. Hoewel
ik zelfs
dit niet
kan toeftaan: want, hoezeer door \'t fchenden van de door den
Vorft verleende veyhgheyd misdaad van gequetfte Oppermagt gepleegd
worde, zoude ik echter ook daarom van gedachte zyn, dat zo niet aan-
ftonds de ftraf des doods moet ftand grypen, dewyl misdaad van ge-
quetfte Oppermagt nu eens met zendinge in ballingfchap, dan eens met
banniffement, geftraft wordt,
L. 40. jundt. L. 24. tt. de pœn.

LI. Waarom andere beter denken, dat m dit geval eene buy tenge-
woone ftraf naar \'s Rechters willekeure en naar de hoedaanigheyd van
feyt en perfoonen moet worden opgelegd.

LIL Ten anderen, wordt onderzocht: Zo debeklaagde, diende,
myligheyd verleend is, uyt .eygene beweeginge de mis daad beleeden bebbe,
\'Of by dan van ftonden aan in weerwille der verleende veyligheyd mooge
gevangen gefteld en gejlraft worden-ocr page 344-

VAN VRY GELEY EN DES BEKLAAGDENS BORGST. 1095

fyke zaaken g^elegenv in welke,zelfs ten huydigen dage,de vry geley
verzoekende beklaagden doorgaans borg ftellen van te recht te zullen
ftaan, dan en wanneer het noodig zal geoordeeld zyn, en geen vry ge-
ley
verleend wordt, dan deeze borgftelling gegeeven zynde.

LI V. De uytwerking deezer borgftellinge beftaat toch daarin, dat
de borgen den beklaagden moeten opleveren, opdat, de lyfftraffelyke
rechtspleeging geëyndigd en \'t vonnis geflagen zynde, de ftraf ter
uytvoer gebragt,en\'t verdiend loon den daader mooge toegefchikt
worden. Want, zo de borgen den beklaagden met opleverden, zyn
ze van de lyf of doodftraffe, met welke de beklaagde in eygenen per-
foon moet geftraft worden, wel ontheven; want de borg kan zich voor
den beklaagden tot geene lyfftraffe verbinden; ja zelfs, indien hy zulks
aLeens gedaan hadde,. kan hy echter niet aan den lyve geftraft wor-
den, dewyl de ftraffen\'haare eygene werkmeefters moeten vervolgen,,
L, 22. C. de pmn. en niemand meefter over zyne eygene ledemaaten
kan genoemd worden ,
L. 13. w. ad L. Aquil. jundt. L. 1. tt. de his.,.
qui fibi
/«ör^.cö;?/^;/^^. echter moet hen naar\'sRechters willekeur e eene
geldboete opgelegd, of zekere by de borgtogte bepaalde en uytgedrukte
fomme gelds van hen afgevorderd worden.. W^ant (naar \'t gebruyk
deezer Landen) wordt in lyfftraffelyke ter oplegginge van lyfftraffe on-
dernomen zaaken geen borg van te recht te zullen ftaan toegelaaten
\'t en zy dezelve in gevalle van de niet gedaane opleveringe des
aange-
klaagden
zich teffens tot eene bepaalde geldboete verbinde; met welke:
boete
vervolgens de halfterrigheyd van den beklaagden niet opleve-
lende borgen beteugeld wordt.

i-\'l

tl

KON-

-ocr page 345-

logS. HONDERD EN VYFDE HOOFDSTUK

HONDERD EN VYFDE HOOFDSTUK

Van des onderzochtens naauwkeurige onder-
vraaginge.

ï N H O U D.

I,-ocr page 346-

n,.

It

»1.1

VAN DES ONDERZOCHTENS NAAÜWKEüR. ONDERVR. lOQf

Î. \'tT Tierde vereyfchte eener wettige onderzoekinge beftaat in des
V beklaagdens ondervraaginge óver de waarheyd der gepleeg-
de
misdaad en in het door hem daarop gegeeven antwoord. Want
hy, die befchuldigd wordt , is zo van ftonden aan niet fchuldig, maar
wel zulk een, die overtuygd is, of de misdaad belydt ; en moet daar-
om niemand geoordeeld worden, \'t en zy dezelve of in \'t Gerechte
overtuygd zy, of uyt eygene beweeginge beleeden hebbe, C. i.C.
nos
in quemquam.
C. primates. 2. quœft. i. L. ló. C. de pœn.

II.-ocr page 347-

lopS-ocr page 348-

I

VAN DES ONDERZOCHTENS NAAUWKEüR. ONDERVR. 1099

VII.-ocr page 349-

1100-ocr page 350-

VANDESONDERZOCHTENSNAAUWKEUR.ONDERVR. IIOÏ

XIIL Ten Anderen: De ondervraaging en \'t naauwkeurig on-
derzoek des onderTOchten moet op eene gepaile en ter zaake dienende-ocr page 351-

II02 HONDERD EN VYFDE HODFDSTDK

XVI.-ocr page 352-

VANDESONDERZÖCHTKNSNAAÜWKEUR.ONDERV11. nas-

Van de Rechters, aan wier raad en oordeel de onderzoeks^befchey-
den gefteld worden, zeer uytrekken, waarvan een kundig en oni-
zigtig onderzoeker zich onthouden moet. Want het geding des on-
derzoeks moet zonder veele omwegen, waardoor men dikwerf het:
ftraffen der misdaaden verzuymt, kortljegrypelyk ten eynde gebragt
worden.

XX.-ocr page 353-

II04 HONDERD EN VYFDE HOOFDSTUK.

benomen, maar die ook gemaklyker gemaakt worden, en de beklaag-
de zich zo veel te beter in \'t Gerechte mooge verdeedigen.

XXII. Dus wordt ook de Rechter niet verbooden, ter ontdekkinge
van de waarheyd der misdaad zich te bedienen van veynzeryen, en te
verzieren datgene te doen, \'t welk hy waarlyk niet in den zin heeft,
naar \'t voorbeeld van Salomo, waarvan in
C. ajferre. extr. de proe-
jumt.
indien flechts de veynzeryen niet zyn bedriegelyk of met geweid
vermengd, als het pynigen, maar tot een goed eynde gericht, enby
\'t recht niet verbooden. Want niets moet ter ontdekkinge der waar-
heyd tegen de billyk-en gerechtigheyd-ocr page 354-

VAN DES ONDERZOCHTENS NAAUWKEUR. ONDERVR. 1105

ftrafFe en \'t onderzoek ganfchelyk ontheven; laaten zich dan de Rech-
ters van deeze hooggaande buytenfpoorigheyd onthouden, indien ze
aan geene berifpinge en vlekke van onvoorzigtigheyd willen onderhevig

worden.

XXV.-ocr page 355-

iio6 HONDERD EN VYFDE HOOFDSTUK

len belyden. Doch hieraan kan ik myn zegel niet hangen; omdat zm-
der aanneemelyke vermoedens blyken geene belydenis, zelfs niet door
enkele vreeze voor de pyniginge, moet worden afgeperft, L. ï . §-27-
5r.
de qudeft. L. 2. C. quor. appeil. non recip. waarom, eer van vol-
doende vermoedens-blyken by voorafgaand gewysde gebleeken zy,geen-
fms eene belydenis door dreygementen kan worden algeperll. \'t Welk
vooral waar is, zo de dreygementen van den beklaagden te zullen py-
nigen niet eenvoudig zyn, doch zwaar, geweldig en verdubbeld, of
de beklaagde zy vreesachtig, of ligt zou konnen ontiteld worden; neem
eens, eene vrouw, in welk geval, het waarlyk onwraakbaar is, dat gee-
ne eygenwillige belydenis gedaan is.

XXVIII.-ocr page 356-

VAN DES ONDERZOCHTENS NAAUWKEUR.ONDERVR. 1107

antwoording genoemd wordt klaar en duydelyk, welke is doorflaande,
of
ftellende, of ontkennende, op elk der onderzoeks-leden en op iedere
vraage gedaan met woorden, welke rond, klaar en verftaanbaar zyn,
zonder omwegen, waardoor anderfms \'t feyt bezwachteld, en de ey-
gentlyke zin der woorden veranderd wordt. Doch, zo de onderzochte
uytvlugten zoeke, en niet genegen zy op eene doorflaande wyze en
duydelyk te antwoorden, moet hy op nieuws nog één en andermaal
ondervraagd worden, totdat hy wel gepaft en duydelyk op elk hd ant-
woorde , ten eynde de Rechter zeker worde,of de beklaagde \'t wanbedryf
beleeden hebbe, dan niet, en, wat\'er tot naadere bewyzinge overbly ve:
dewyl het op één en \'t zelfde uy tkomt niet te antwoorden, ol duyfterlyk
te antwoorden,
L. 11. i- tt, de interrog, a-ocr page 357-

ïioS HONDERD EN SESDE hoofdstuk

XXXIII.-ocr page 358-

V A N \'T B E W Y Z E N D E R M ï S D A A D E:N. 1109^

gelaaten worden?

IJ. In wat gevallen , men zeggen kan ,
dat de waarheyd niet anders te verkry-
gen is?

16 Of onbequaame getuygen tot het
pynigen voldoende zyn?

17. Vrouwen worden ter getuygem{fe
in lyfftraffelyke zaaken toegelaaten.

18.. h lyfftraffelyke zaaken wordt nie-
mand tot getuygenijfe toegelaatenV en

waare hy het twintigfte jaar vervuld had-
de.

19. Wanneer zulks uytzondering lyde?
20.

21- Wanneer ter bewyzinge der mis-
daad getuygen uyt de gemeenfchap worden,
toegelaaten ?

22. Hoeveele getuygen ter bewyzinge
der misdaccdworden toegelaaten?
23., 24.

daan zynde, het vryftaa, nieuwe onder-

25. Somwylen is een éénig getuyge vol-
doende als in ligtere misdaaden.

i6. Een éémg getuyge maakt een half
volkomen bewys uyt.

27. Em éénig getuyge bewyft zyne ey-^
gene daad volkomen.-ocr page 359-

iio6 HONDERD EN VYFDE HOOFDSTUK

en hét is één en \'t zelfde, of iemand overtuygd zy, dan, ofhy bely-
denis gedaan hebbe ? wier één van beyde ter verwyzinge des onder-
-zochten is voldoende.

III.-ocr page 360-

VAN \'T BE WYZEN DER MIS DAADEN.: ms

\'t welk de onderzochte ontkent, met alle de omftandig- en hoedaanig-
heden van \'t zelve in bepaalde en onderfcheyden leden is opteftuyten,,
en de getuygen daarop moeten ondervraagd worden, zo en in diervoe-
gen, als dit in burgerlyke zaaken door \'t gebruyk is mgevoerd, en
zulks niet zonder dringende en zwaarwigtige redenen, opdat naame-
lyk de waarheyd van deeze of géene zaake zo veel te ligter ontdekt en
aan den dag gebragt worde, welke uyt eene verwarde en eenvoudige
verklaaringe van getuygen bezwaarlyk zal te haaien zyn. \'t Welkzo
veel te meer in lyfftraffelyke zaaken en onderzoekend geding moet
ftand grypen, waarin de getuygen met eene meerdere zorge en oplet-
tendiieyd moeten onderzocht en gevraagd worden. Want, omdat
zulks eene zaak van groot naadeel is, moet ook daarin des te omzigti-
ger gehandeld worden,
C. ubi periculum. de eledt. in ó\'-ocr page 361-

iio6 HONDERD EN VYFDE HOOFDSTUK

VIL Hier ontftaat eene tweevoudigeonzekerheyd, Eerflelyk, O/;
.■de beivjzing in onderzoekend geding eenmaal gedaan, en de getuygen
reeds gehoord %jnde, het mooge vryftaan, andere en nieuwe vraagde-
den opteftellen, en nieuive getuygen voortetebrengen?
Waarlyk\'eront-
breeken geene, die ontkennen, dat in lyfftraff-ocr page 362-

VAN »T BEWYZEN DER MISDAADEN. 1113
*

ven, welke hy op nieuws door getuygen bewyzen moet,gelyk
aan het acht en negent/gße Hooßßuk gezegd en beweezen is. Hoeveel
te meer zal dit gevolgelyk den Rechter vryifexan in \'t onderzoekend ge-
ding, \'t welk kortbegrypelyk zonder den gewoonen loop van rechten
ondernomen wordt, wel meeft met dat oogmerk, opdat de misdaaden
niet zouden ongeftraft blyven ?

VUL Ten ß/^^^mz, wordt onderzocht. Of ookin dit geval de onder-
\'^ochte.eenige vraagßukken over dehoedaanig- enomßandigheden der on-
derzoeks leden.ook over de perfoonen der getujgen.opgeßeld ^ over geeven-
de, te hoor en z^y.en, of de getuygen op dier gelyke vraagßukken naauw-
keuriglyk moeten onderzocht
wordend lietis toch by \'t gebruyk inge-
voerd, dat de tegenparty
aan de tegen hem voortgebragte getuygexiop
de bewys-leden volgens de omftandigheden
der zaake en voortgebragte
perft)onen vraagftukken voorlegt. Welke vraagftukken zyn of alge-
meen, waardoor de oprecht- en geloofwaerdigheyd der getuygen be-
proefd wordt, en wel meeft de perfoonen betreffen, hoewel ook
ten huydigen dage niet zelden zekere algemeene vraagftukken tot de
zaake zelve gericht en voorafgezonden worden; of byzonder, tot ze-
kere bepaalde leden gebragt en opgefteld, waardoor de kennis en ze-
kerheyd van de door getuygen gedaane verklaaringe wordt naagefpoord,
en welke naar \'t gezegde der getuygen gefchikt zyn. En die helpen ge-
weldig tot het verdraajen der bewyzen, ja brengen zeer veel toe aan
den overgeever derzelve. Hoeveel te grooter gevaar dan in lyfftraffe-
lyke zaaken voorhandenis ,en den onderzochten boven\'t hoofd hangt,
zo veel te meer zoude iemand denken konnen,dat de vraagftukken
des
onderzochten moeften worden toegelaaten, arg. (v) L 29, C. de
appellat.

IX. Doch het tegendeel wordt in deeze Landen onderhouden: want,
dewyl langs den weg des onderzoeks, zonder den gewoonen loop van

rechten

(v) Het xj aan niemand geoodofd, hen, die der ftraffe toegewyd, m voor de
gruuwxaamloeyd hunner misdaaden verweezen zyn, door geweld of gebruyk van dwam

Wtraffelyke zaake uyt overweeginge der
menjmykteyd,
\\ndien het de tyden toeftemmen ,het vermoogen om beroeping te doen
geenjins ontzeggen: opdat men daar ter plaatfe met meerdere oplettendheyd onder-
^eke, m welken opzigte
tegen \' s men f doen welzyn door de dwaalinge of gunfte dfs
hnnis-neemers de gerechtigheyd verdrukt te zyn gehouden worde.

Bbbbbbb

-ocr page 363-

iio6 HONDERD EN VYFDE HOOFDSTUK

fechten te houden, maar kortbegrypelyk zonder langen omtrek, ge-
dongen wordt, is het zeker, dat de vraagftukken des onderzochten,
waardoor het onderzoekend geding niet weynig wordt lleepend gehou-
den , zo niet in een gewoon geding veranderd, geenfms ten onrechte wor-
den verworpen. Gelyk ook de onderzochte niet moet gehoord worden,
indien hy de verklaaringen der getuygen in gefchrifte zou ^villen tegen-
fpreeken en betwiften. Want door zulke vittingen wordt de tyd ver-
fleeten, en \'t feyt veeltyds meer verduyfterd, dan opgehelderd. En
mitsdien wordt zulks van\'t geding des onderzoeks niet ten onrechte ge-
weerd. ja heeft ook de onderzochte geene de minfte reden van zich
te konnen beklaagen, dat hem door \'t verwerpen der vraagftukken het
middel van zyne onfchuld aan den dag te brengen benomen is; want,
indien hy genegen waare, tegen de perfoonen en de gezegdens der ge-
tuvgen ten voordeele zyner verdeediginge en onnoozelheyd wat byte-
b.engen en te bewyzen, zal hy zulks in \'t aantoonen zyner onfchuld
door \'t overgeeven van verdeedig - leden doen konnen , waarin hy ze-
kerlyk moet gehoord worden. Zie het
volgend Hoofdfiuk.

X.-ocr page 364-

VAN \'T BEWYZEN DER MISDAADEN. ms

xii.-ocr page 365-

iio6 HONDERD EN VYFDE HOOFDSTUK

ja verborgen misdaad zy, en de waarheyd op geene andere wyze kon
bekomen worden; Huys-dienaars,
L. 2. C. de tejiib, L. 24. eod,
tit.
die in lyfftraffelyke zaaken, volgens de L. pen. tt. d. tit. niet mog-
ten ondervraagd worden; en andere, die alle hier ter plaatfe te noe-
men,, van ons beftek niet is, en by deRechtsgeleeiden, die deeze gan-
fche ftof van \'t aanneemen of wraaken der getuygen in \'t openbaar,
en vooral uytvoeriglyk, door bepaal en uytbrey dingen behandeld heb-
ben , woraen opgenoemd.

XIV.-ocr page 366-

VAN \'T Bt^WYZEN DER MISDAADEN. iiiT

pyniginge, voldoende is: indien \'er flechts verfcheyden zijn,of meer
dan één vermoedens blijk t\'zamenloope.

XVII.-ocr page 367-

iio6 HONDERD EN VYFDE HOOFDSTUK

XXI.-ocr page 368-

VAN\'T BE wy ZENDER MISDAADEN. IIÏ-ocr page 369-

ïi,20 . H-ONDERD EN SESDE HOOFDSTUK

den lighaamlijken zin verklaaren; want anderfms verdienen ze geen ge-
loof, 20. TT.
de teftam. L. 4. L. 18. C. de tefiib, \\ en zy gehandeld
worde over des beklaagdens verdeediginge of kundigheyd in deeze of
gééne konfte, of zekere handelinge, welke op geene andere wyze kan
beweezen worden, dan door \'t geloove, met eene voldoende reden ge-
paard gaande.

XXXI.-ocr page 370-

V.AN T BEWYZEN DER MISDAADEN.

tBch bekend, dat het Eedzweeren door de getuygen, eer ze hunne ver-
klaaring geeven, moet volbragt worden, C.fraternitatis. extr. de tes-
tib. in zo verre, dat, fchoon de getuyge, nadat hy zonder Eedzweeringe
verklaard heeft, eer de verklaaringen wier den bekend gemaakt, den Eed
aflegge, echter daarom geenfins zyne gezegdens uyt dien hoofde be-
vefiiigd worden. Waarvan men deeze reden geeven kan, omdat, zo
de Eedzweering zy voorafgegaan , het waarfchynelyk is, dat de ge-
tuyge, aan deezen Eed gedachtig, uyt vreeze voor meyneed ten
minften de waarheyd zeggen zal, daar hy in tegendeel, indien hy te
voore verklaare, aan geenen band van Eedzweeringe is vaftgeklonken,
en, geenfms vreezende voor \'t gevaar van meyneed, zeer ligt wat on-
waarachtigs -ocr page 371-

JI22 HONDERD EN SESDE HOOFDSTUK

zou moeten:losgelaaten worden(x) L. 51. ad L. Aquil.
L. 9. §. 5. TF. de public. -ocr page 372-

V A N -ocr page 373-

ÏI24 HONDERD EN ZEVENDE HOOFDSTt/iC

drukkingen, en \'taan-een-fchakelen van de fpreekwyzen der getuygen ,.
waardoor niet zelden en nooit zonder het hoogft gevaar des onderzochr
ten de zin der gegeeven verklaaringen veranderd wordt, doch moeten
de fpreekwyzea der getuygen en de eygentlyke bewoordingen, door
hen voortgebragt, met alle omzigtigheyd worden opgetekend,\'t welk
wel in achit te neemen is.

[ft,-
tl i\'

l2. De beklaagdey hoezeer ook nu dt.
misdaad beleeden hebbende, moet echter
ter verioonmge zyner onfchuld toegelaa^-
ten worden.
19. 20.

21... De onderzochte, ter vertooninge
zyner onfchuld éénmaal toegelaaten zynde.,
indien hy niets beweezen hebbe, moet ten
tweede of derde reyze op nieuws gehoornd
worden. 22.
23.

24\' J¥at de beklaagde ter verklaaringe
van zyne onfchuld bewyzen moet ?

25.-ocr page 374-

VAN \'T VERDEEDIGEN EN VERTOONEN DER ONSCH. 1139

52.-ocr page 375-

VÎÏ26 HONDERD EN ZEVENDE HOOFDSTUK

III.-ocr page 376-

VANTVERDEEDIGKNEN VERTOONENDERONSCR naf

®mdat die gemeene verwantfchap, welke de natuur onder ons menfchen
gefteld heeft , L. 3.
de juft. -ocr page 377-

^îig HONDERD EN ZEVENDE HOOFDSTUK

te meer zal dan deeze vryheyd aan naabeftaande en bloedverwante per-
foonen te verleenen zyn, als die zich uyt eens anders hoofde ten ge-
dinge konnen aanbieden, als blykt uyt de
L. i. §. uit. tp., de poftul. L.
35. TT, de procurât. L. 3. §. 3. \'k. judic. [oh. h. 5. ^.^.fr.deblsqui
dejec. C. fi duo. §. uit. de procurât, in

VIII.-ocr page 378-

VAN \'T VERDEEDIGEN EN VERTOONEN DER ONSCH. 1139

dat naamelyk een, tegen wien het onderzoek gefchieden moet, be-
hoort tegenwoordig te zyn,en aan hem moeten verklaard worden die
onderzoeks-leden, waarop het onderzoek ftaat te gefchieden.,opdat
hy de magt hebbe om zich zeiven te verdeedigen, en niet flechts
de gezegdens, maar ook de naamen der getuygen,hem bekend ge-
maakt, ook de
wettige verzetten en verklaaringen behooren toegelaaten
te worden, opdat door de verduyfteringe der naamen
geene gelegenheyd
ter betigtinge, en door de uytlluytinge der verzetten geene vryheyd
om valfchelyk te verklaaren, gegeeven worde, waarom het ook aannee-
melyk is, dat den beklaagden, hoezeer dat niet verzoekende, zonder on-
derfcheyd, ofhy kennis van \'t recht hebbe, dan niet, door den Rech-
ter de vermoedens blyken moeten worden ter hand gefteld.

XIII.-ocr page 379-

1130 HONDERD EN ZEVENDE HOOFDSTUK

men, en niet dan in de hem geoorlofde weêrlegginge of tegen bewy-
zinge zyne onfchuld te vextoonen en te bewyzen.

XVI. Hieruyt komt in bedenken, eerftelyk, of de offder-zocbte^.
genegen %jnde zyne onfchuld te vertoonen en te bewyzen, moet gehoord-
wormen, eer ky op onderzoeks leden geantwoord hebbe? Jä^Qt
gebeurt
toch veeltyds, dat de daaders dengenen, die hen op onderzoeks-leden
ondervraagt, ^^niet willen antwoorden, hunne onfchuld bybrengende
en zich ter bewyzinge derzelve aanbiedende; met dat inzigt en oog-
merk, opdat ze het onderzoekend geding zouden ontduyken en afwee-
len: in welk geval het twyffelachtig voorkomt,
of %e moeten gehoord
worden ?
hierop kan men zeggen, dat wel en ter deege moet worden
opgemerkt, wat de
onderzochte trachte te bewyzen ; want, indien hy
voorgeeve te zeex bezwaard, of de aang^bragte misdaad dermaate niet
gefteld te zyn, dat deswegens eenig onderzoek tegen eenen
eerlyken
menfch kan of moet ingericht worden, en hy genegen zy, zulks te be-
wyzen en wettiglyk te vertoonen, ook daardoor de gevangenis en \'t
onderzoek aftekeeren, is \'t onwraakbaar, dat hy moet worden toegelaa-
ten; opdat
hem naamelyk \'t vermoogen om afwyzende verzetten inte-
brengen met benomen, noch dit voorrecht, waartoe een iegelyk be-
fchuldigde in gewoon geding bevoegd is, den
onderzochten geweygerd-
worde,
L. 19. C de probat. L.pen. -ocr page 380-

VAN \'T VERDEEDIGEN EN VERTOONEN DER ONSCH. 1139

XVOL Ten anderen, wordt onderzocht, of de beklaagde ft wan-
bedryf beleeden hebbende, onmrminderd deev^e belydenis, wat tot voor-
konifte der éertoyvJnge voor %jns verdeediginge 7m
I konnen bjbrengen,
en, indien ky zulks te doen en zyneonfcbuldtebewyzen genegen %,y of
by in dat geval behoore toegelaaten te worden VtW tl^
ik onbezwaard
ben fteliender wyze met fommige Rechtsgeleerden te verzekeren.
Want, fchoon de onderzochte \'t wanbedryf eenmaal beleeden hebbe,
kan \'er veel tuffchenbeydenkomen,\'twelk hem van de gewoone ftraffe
zon konnen bevryden: neem eens, zo de Rechter onbevoegd zy, kön-
nende de voor hem gedaane belydenis geenfms in krachte eener ge-
rechtlyke belydenifte doorgaan. Of, zo de belydenis door belofte van
ftraffeloosheyd afgeperft, of onder\'t pynigen zonder voorafgaande wet-
tige vermoedens-blyken gedaan zy: hoedaanige belydenis buyten allen
twyffel ter verwyzinge met is voldoende. Of, indien van de misdaad
in \'t zekere niet blyke; want, zo op geene andere wyze van de misdaad
gebleeken zy, dan door \'s daaders belydeniffe, moet de beklaagde uyt de
bloote belydeniffe niet verweezen worden. Insgelyks zou de beklaagde
zich op minderjaarigheyd konnen beroepen, of, dat zyne belydenis
niet gaaf noch volftrekt,maar met deeze of geene hoedaanigheyd ver-
groot zy: in welk geval ze niet zou konnen noch moeten deels aange-
nomen, en deels verworpen worden.

XIX.-ocr page 381-

lo

3132 HONDERD EN ZEVENDE HOOFDSTUK

XXII.-ocr page 382-

VAN »T VERDEEDIGEN EN VERTOONEN DER ONSCH. 1135

de ftrat van iedere misdaad quytgefcholden, en fomweylen ook wel dee-
ze of gééne zachter buy tengewoone ftraf moet opgelegd
worden, ge-
lyk
boven inde 135«: en eenige volgende HoofdJlukkenhQ^Qej^Q^i^^ als
zyn, in misdaad van doodilag \'t beftuur van ftraffelooze verweeringe,
zo de nederilag niet door lift, maar gedwongen ter verdeediginge van
lyf, leeven, eere en middelen, gepleegd worde,
L. 45. §. pen. Tt^ad
L. Aquil. L.
2. L. 3. L. 4. C, ad L. Cornel. deficar.

XX VIL Nederflag in oneenigheyd of oproer gepleegd, zo de dood-
ftager in \'t zekere niet kenbaar zy, en moet gevolgelyk in dat geval
aan niemand de doodftraf worden opgelegd.

XXVIII.-ocr page 383-

IJ34 HONDERD EN ZEVENDE. HOO EDSTUR

pende, of de ftraf van geeflelinge op de bloote belydenifle des onder-
zochten, moet worden opgelegd, gelyk
bovenrnxihoifeftiendeHoofd■
ftuk gezegd is.

XXXIII.-ocr page 384-

VAN \'T VERDEEDIGEN EN VERTOONEN DER ONSCH. 1139

7. TT. ad L. Jul de adulter. L. 5. L. 28. C. eod. tit. ZiQboven\\itt
twee en vjßgße Hoofdßuk.

XXXIX. of, zo de overfpeler het overfpel beleeden hebbe, doch
de andere party, niet wie \'t overfpel gepleegd te zyn gezegd wordt,
afweezende zy, en haare belydenis niet zon konnen bekomen worden.
Zie
boven het drie en vyftigfte Hoofdftuk.

XL. Of, zo de overfpeler of oveïfpeleres voorgeeve zyns ofhaars
Eclugenoots onmagt, ziekte, dwaaling of onkunde, fcheyding van ta-
iel en bed: in welke en andere gevallen de ftraf
van overfpel moet ver-
ligt worden, gelyk
boven aan het vier en vyftigfte Hoofdftuk gezegd
en beweezen is.

XLI. En heeft één en \'t zelfde plaats in de overige misdaaden,
welke door \'t vleefch gepleegd worden, als in
tweev/y verye, onteerin-
ge, hoererye, bloedfchande, bordeelhoudinge, fodomie enz. in welke
ook uyt krachte van wettige redenen de by \'t recht geftelde ftraf moet
,verligt worden, gelyk aan de sf\'r-ocr page 385-

113^ HONDERD EN ZEVENDE HOOFDSTUK

ftichtinge nog niet voltooyd en volbmgt zynde. Zie boven \\ietvjfen
dertigfte Hoofdftuk.

XLVI. Eén en \'t zelfde gebeurt ook in andere misdaaden en wan-
bedry ven, waarin de by \'t recht geftelde ftraf van iedere misdaad uyt
wettige redenen ophoudt - of nu en dan eene ligter ftraf wordt opge-
legd: gelyk byzonderlyk in de verhandelingeen verklaaringe van iedere
misdaad uytvoeriglyk door my is aangetoond, \'t welk hier te herhaalen
overtollig zou zyn.

XLVII. Zo de onderzochte dit en diergelyke tot zyns verdeedigin-
ge en onfchuld voorwende,en om die reden van de ftraffe zou willen
ontheven worden, moet hy op eene wettige en behoorlyke wyze te
werk gaan, en de
voorgewende reden zyner onfchuld bewyzen. Waar-
uyt, ten Vierden,moet geweeten worden,op hoedaanige wettige en
behoorlyke wyze in de vertooninge der onfchuld te handelen zy, en
wel in deezer voegen, dat de reden van onfchuld door getuygen moet
beweezen worden, \'t welk echter op eene kortbegrypelyke wyze dient
te gefchieden zonder buytengewoon geding en veel omtreks. Want
anderfms moet ook in geding van onderzoek met vaerdigheyd worden
te werk gegaan,
tot. tit. C. ut intra eert. temp. quceft. crimin. L. 13.
§, ï. C. de judic. opdat de beklaagde door eene langduurige gevange-
nifle nietfgedrukt worden,
L. i. -ocr page 386-

VAN \'T VERDEEDICÏEN EN VERTOONEN DER ONSCH. 1137

der onfchuld te gelyk met de verklaaringe der getuygen in gefchrifte
wordt
overgegeeven.-ocr page 387-

li

3138 HONDERD EN ZEVENDE HOOFDSTUK

konnen bekomen worden. Insgelyks ,, omdat de onfchuld: fomwylen-
door gisfmgen en onderftellingen. beweezen- wordt; neem^ eenszo de
befchuldigde hebbe konnen ontvlugten, en zulks door hem niet gedaan
zy;; of , indien hy zich uyt eygene beweeginge den Rechter aanbiede
of gevangen ftelle; of, zo de befchuldigde weygerde in de zaake voort-
tegaan. Waarom dikwerf tot het verkrygen van onfchuld de eed van;
zuyveringe den beklaagden wordt opgelegd.,

EVI. Verders, omdat gezegd is, dat in \'t vertoonen der onfchuM
©r verdeediginge op eene kortbegrypelyke wyze moet te werk gegaan
worden, de loop van rechten niet gevolgd zyndewordt onderzocht,
Eerftelyk, Of de verklaaring de?^ getuygen op de verdeedïgingsdeden,
noodwendiglyk
beBoore beëedigd te ^yn^. danweP^ of in\'t vertoonen der

li

tl }

eedzweeringe gehoord „ niets bewyzen-,, L. 18 . C. de teftib.

LVIL \'t Welk (myns oordeels) zo onwraakbaar is, daty, zo die-
zelfde getuygen , die reeds te voore op onderzoeks-leden gehoord zyn^
en onder eede verklaard hebben,, op^ nieuws door den onderzochten
worden voortgebragt,, ze echter gehouden, zynv van nieuws te zwee-
ren:, want de eerfte by die getuygen afgelegde eed verpligt hen niet
verderdan om de waarheyd te zeggen, op de onderzoeks-ledenzo
en op diezelfde wyze,, als een getuyge in\'t bewyzen voortgebragt, in
\'t weêrleggen weder aangevoerd,, verpligt word; op nieuws te zwee-
ren, ten eynde hy ook op de weêrleggings-leden de waarheyd ver-
klaare.

LVIII,. Ten anderen\\ wordt onderzocht, boe veeltyds de onderzoch-
te ter vertooninge of bewyzinge zyner onfchuld of verdeediginge noodig
hebbe
?■ Dit moet (myns oordeels) aan, \'s Rechters willekeure worden-
overgelaaten,
arg. (e)- L. i. 2., tt. de jur e deliber. En gewifle-
lijk ^ het zal den Rechter vryffcaan ,. eenen zekeren tyd naar de hoedaa-
ïiigheyd der misdaad en naar: maate der omftandigheden te bepaalen.
Want,, hoezeer ook doorgaans de tyd van ééne maand ter vertoonin-
ge der onfchuld\' fchyne voldoende te zyn, echter, indien \'er getuygen
ïjyt meer afgelegen plaatfen aangevoerd, of be\\^^sredenen van moey-
lyk bewys bygebragt zyn,. is het zeker, dat doorgaans die tyd naar
\\ Rechters goedvinden kan worden uytgerekt.-ocr page 388-

VAN \'T VERDEEDIGEN EN VERTOONEN DER ONSCH. 1139

LIX. Ter), der den. wordtondetzocht, of aan de zy de äes onderzoch-
ten ter vertoonmge en bewy%mge7.yner onfchuld een voorfpraakmooge

îtiffchenbeydenkomen^ van wiens hulpe en byfiand de ojïder7^ocbte zicb

bedienen \'kan? \'tWelk ik onbezwaard ben ftellender-wyze te befluy ten:
want, fchoon doorgaans voor den onderzochten geen gemagtigde
worde toegelaaten, als die noch meefter des gedings is, noch tegen
wien eenig hoofdftraffelyk vonnis kan geveld worden, L. 22. L. 23. C.
de procurat. L. i. C. de f entent. -ocr page 389-

1

1040 HONDERD EN ZEVENDE HOOFDSTUK

LXIV. Dat zich dan vroome voorfpraaken (wier ampt zeer eerlyk en
den menfchlyken geflachte niet min, dan de krygskunde, te ftade komt,
L. 14 C.
de advoc. dl-verf.jud.) van diergelyke boos- en dwaasheyd
onthouden, welke zo veel te meer verfoeijelyk is, wanneer ze de be-
klaagden ter ontkenninge uytlokken, beloovende hen te zullen verdee-
digen , en de waarheyd verkrachtende, \'t welk t\'eenemaal duy velfch, en
der zwaarfte ftraffe waerdig is.

LXV. Ten vierden, eyndelyk komt in
ïen, die zyne onfchuld en verdeediging bewyft en vertoond, een affchrift
der vermoedens-blyken en andere onder f^oeks-befche^ den behoore gegeeven
te worden
? \'t Welk uyt krachte van het gemeen recht aan geene zwaa-
ligheyd of twyffelinge onderhevig is, naar \'t zeggen van (f) zekeren voor-
naamen
Rechtsgeleerden, denkende, dat doorgaans, zo tegen iemand
iangs den weg des onderzoeks gedongen zy, den onderzochten moeten
worden toegediend de naamen der tegen hem voortgebragte getuygen,
ook de eygentlyke gezegdens van die, met dat oogmerk, opdat hy
zich zeiven zou konnen verdeedigen, en zyne verzetten tegen hunné
perfoonen en gezegdens voordraagen, volgens
C.qualiter -ocr page 390-

VAN \'S RECHTERS GEDRAG, DE MISDAAD NIET enz. 1141

worden voortgezet, i. 13- de offic. prcefid Nov. 178. Cap. 21. C.
qualiter -ocr page 391-

II42 HONDERD EN ACHTSTE HOOFDSTUK

\'t Welk ik echter zo niet wil opgevat hebben, dat de beklaagde, \'t wan-
bedryf ontkennende,nogtans met dit of dat bewys,deeze of gééne
onderftellingen en vermoedens-blyken, bezwaard, ganfchelyk zou moe-
ten vrygefproken worden, Inaar behoort hy in dat geval of op eene buy-
tengewoone wyze beteugeld,of gepynigd te worden,of zich by eed-
zweeringe te zuy veren. Waarom tot verder verftand drie richtfnoeren
moeten worden aangetekend.

II.-ocr page 392-

VAN \'S RECHTERS GEDRAG, DE MISDAAD NIET enz. 1145

derftellingen en vermoedens-blyken, mids zeker en ontwyffelbaar zyn-
de ter verwyzinge kan worden overgaan, wordt ook by anderen
ftaande gehouden en beweezen.

VIL. Ten öfer-ocr page 393-

\\ i

IÎ44 HONDERD EN ACHTSTE HOOFDSTUK

met Eedzweeringe bezwaard worden, C. idt. §. uit. C. ex tuarum, 8.
extr. de purgat. L.ult. §. 4. C. de his,qui ad ecclef. confug.Autb.
novo jure. C. de pœn. judic. qui maie judic. L. 26. §. ult. C. de ufur.
L. ult. §. 10. C. de jure deliber. L. ult. §. ult. C. de bon. Auth. jud.
pojfid.

XI. Hier ter plaatfe wordt onderzocht, .e^ry?^^\')^, 0/ de beklaagde,

-ocr page 394-

van ^S rechters gedrag, de misdaad niêt enz. 114g

dien hy flechts den éénen of anderen aanneemelyken grond en nieu-
we oorzaak by brenge, waarmede hy zyne verdeediging te bewyzen
tracht; en dat zo veel te meer, omdat in \'t bewyzen van des beklaag-
dens
onfchuld veel toegelaaten wordt, \'t welk anderfms het recht niet
kan gedoogen.

Xin. Ten ander tn., wordt onderzocht, Of, flfe ^^^ ^cin zuyveringe
opgelegd 7^ynde,de
(25) Eedvanlafteringe by de tegenparty e mooge ge-
vorderd ïüorden?T
-ocr page 395-

II42 HONDERD EN ACHTSTE HOOFDSTUK

overlaaten, omdat die het eygen gewifle des beklaagden alleen te be-
treffen komt.

XV.-ocr page 396-

VAN DE PYNIGINGE.

neer het ter ontdekkinge der waarheyd meeft raadzaam is, den beklaag-
den de noodzaakelykheyd der Eedzweeringe opteleggen.

XX. Doch, zo over eene zwaarere misdaad worde gehandeld, wel-
ke voor \'t minft aan den lyve ftrafbaar is, en\'er voldoende vermoedeos-
blyken voor handen zyn, moet tot dien Eed van zuyveringe nooit ge-
komen, maar de beklaagde ter uytperflinge der belydeniife gepynigd
worden, van welke ftoffein
de volgende Hoofdfiukken eene naader ver-
handeling volgen zal.

HONDERD EN NEGENDE HOOFDSTUK

Van de Pyniginge.
INHOUD.

I. D-ocr page 397-

1148 HONDERD EN NEGENDE HOOFDSTUK

overtuygd zynde, L. ló. C. de\'pœn. L. ult\'. C. de cuftod. reor. C. i.
C. primates. 2. quœft. i. moet echter diergelyke beklaagde, die de mis-
daad ontkent, noch door wettige en volliomen bewyzen kan over-
tuygd worden, zo niet aanftonds worden vrygefproken, maar, omdat
het welzyn van \'t Gemeenebeft vordert, dat de misdaaden geftraft, en
de wanbedry vers uyt het midden weggenomen worden, L. 51. §. 2. tt.
ad L. Aquil. L. 4. §. i.tt. de nox. aBion.héiooïi men op alle wyzen
ter ontdekkinge der waarheyd mede te werken: \'twelk door\'t pynigen
gemaklyk gefchieden kan, en ook doorgaans gefchiedt. Want, om-
dat zeer veele misdaaden in\'t heymelyk en\'t verborgene gepleegd wor-
den , dies altyd geene getuygen te bekomen zyn, daarom is door \'t ge-
bruyk onzer Voorouderen ingevoerd, dat
de waarheyd door \'t pyni-
gen onderzocht wordt.

II.-ocr page 398-

VAN DE pyniginge:-ocr page 399-

ÏÏ50 HONDERD EN NEGENDE HOOFDSTUK.

2. Wat perfoonen men pynigen kan ? 3. In wat zaaken de beklaagden
konnen fcherpelyk ondervraagd worden? 4. Wat zaaken en vermoe-
dens-blyken den Rechter moeten beweegen om tot fcherpere ondervraa-
ginge te komen? 5. Wat rang en maat in \'t pynigen van beklaagden
behore gehouden te worden? En
6. welke de uytwerkingen van\'t py-
nigen zyn ? Waarin de geheele bewysreden des rechts met betrekkinge
tot het pynigen
van beklaagden gelegen is. Waarom ik^tookderpy-
jne waerdig geacht heb, van dit alles onderfchey dentlyk te handelen en
aantetoonen , wat ten deezen opzigte by de Vierfchaare in gebruyk zy
aangenomen ?

VII.-ocr page 400-

VAN DE PYNIGINGE

IX. B. Moet ook de Rechter in \'t opleggen der pyniginge de trap-
pen der pynen wel en ter deege in acht neemen. Want, gelyk het
zeer bekend is, worden niet alle beklaagden zonder onderfcheyd op
ééne en dezelfde wyze gepynigd; maar deeze zwaarer, andere weer
hgter, naar de hoedaanigheyd der misdaad en vermoedens blyken, wel-
ke by \'t geding-voeren zich opdoen. Waaruyt volgt, dat \'er bepaalde
trappen van pynen moeten gefteld worden, van welken de Rechter, zo
wel als van de foorten en wyzen van die, ter onder rechtinge zyner be-
oordeehnge ten aanzien van \'t opleggen der pyniginge behoort kundig
te zyn. Hiervan worden\'er vyfderhande by voornaame Rechtsgeleer-
den opgenoemd. De
eerße naamelyk beftaat in enkele dreygementen
der aanftaande pyniginge. De
tweede, in \'t brengen des beklaagden
naa de plaatfe der pyniginge. De
derde, in \'t ontkleeden en binden.
Gevierde, in \'tophaalen aandepynbanke. Vevyfde, in\'tfchudden,
wanneer de beklaagde, terwyl hy opgehaald zynde tuifchen hemelen

den Scherprechter aangetaft en gefchokt wordt,
j \'-ocr page 401-

1JS^ HONDEPvD EN NEGENDE HOOFDSTUK

Landen zyn aangenomen; waarin moet vaftgehouden worden, dat \'er
twee voornaamere foorten van fcherpeiyk ondervraagen of pynigen zyn:
naamelyk de VERSCHRIKKING en de PYNIGING ZELVE.

Xm. De VERSCHRIKKING\'vervat flechts dreygementen eener
aanfl:aande pyniginge, en is wederom tweevoudig:
Enkele ver fchrik-
hing
, en verfchrïkking, met ligte voorfpelingen en toebereydfelen van
pynen gepaard gaande. Enkele verfchrikking
is niet anders, dan eene
bloote houding des Scherprechters van den beklaagden te zullen pyni-
gen , zonder hem op eenigerhande wyze aanteraaken of aantevatten,
ais naamelyk de Scherprechter met verfchrikkende en naar de te doene
pyniginge wel gepafl:e woorden en gebaerden op den onderzochten
aanvalt, niet anders, dan of hy hem zou willen aangrypen en pynigen,
echter, zonder dat te doen,
zyne belydenis door enkele bedreyginge
van
te pynigen afperft.

XIV.-ocr page 402-

VAN DE PYNIGINGE.

foort van pijoiginge influyt, omdat ze het hghaam aandoet, echter
verfchilt ze van de eygenthjke pijmgmge,als welke in eene zwaare fol-
teringe
en teyfteringe des Lighaams beftaat, L. 15. §. 41. ^^ quc^ß.
En mitsdien wordt de verfchrikking gezegd met ligte voorfpelingen en
toebereydfelen van pijnen gepaard te gaan, of ook wel daadelijk te
zijn.

XVII. Deeze verfchrikking wordt veeltijds dan eerft aangewend, zo
de beklaagde naar \'t recht wierde verbooden, door pijniginge onder-
vraagd te worden, neem eens, indien hyonhuuwbaarzy, L. i.§. 33.
TT. ad Sä. SyII. of befchuldigd van zulk eene misdaad, welke met gee-
ne lijfftrafte beteugeld wordt, of, indien hy met geene geringe ver-
moedens-bUjken belaft waare, echter met de zodaanige, welke niet
t\'eenemaal fchijnbaar en aannemelijk te houden zijn.

XV III. ja is het ook onwraakbaar, dat in dit geval de Rechter
uaar maate der omftandigheden en vermoedens-blijken, ook naar de
hoedaanigheyd der misdaad en de gefteldheyd der perfoonen, de Ver-
^hrikkmg tot het binden
kan uytftrekken, zo nogtans, dat de
scherprechter des beklaagdens handen zo naauw niet prange, maar
ciie aliengskens beginne te binden en vaft te maaken; want eene zwaa-
re en ftijve binding is niet anders, dan de pijniging zelve. V/elke
Wijze van verfchrikkinge aan \'t pynigen zeer naby komt, echter de
pijniging zelve niet
uytmaakt, omdat de voeging der handen niet

naauw wordt toegehaald.

XIX.-ocr page 403-

X^v;

1154 HONDERD EN NEGENDE HOOFDSTUK

éle aan de pynbanke vaftmaaken, en dus zyne konft in \'t pynigen te
werk ftelle.

■ XXÏ. Van deeze pyniginge worden, naar \'t gebruyk deezer Landen,,
drie trappen opgenoemd, die van den anderen onderfcheyden zyn, en
ook niet in alle gevallen en misdaaden zonder ond\'srfcheyd ftand gry-
pen. De
eerfle en laegfie is, wanneer de beklaagden door \'t gebruyk
van koorden gepynigd worden: neem eens, als hunne handen achter-
waards met touwen zeer naauw worden toegehaald. Welke trap vam
pynigen van de verfchrikkinge, welke fomwylen door \'t binden met
koorden gefchiedt, daarin onderfcheyden is, dat in deeze, naamelyk.
in de verfchrikkingede Scherprechter des beklaagdens handen flechts
een weynig begint te binden , doch in den eerften trap der pyni-
ginge de voegfelen. der handen met touwen ten allernaauwften tot het
gebeente worden aangehaald : waardoor \'t lighaam ondraagelyke
fmarten gevoelt, dies deez trap van pyniginge, voor zo veelde fmar-
ten en pynen betreft, genoegzaam aan den tweeden trap gelyk zy.
Want de Scherprechters zeggen doorgaans, dat de beklaagde, deeze;
binding doorgeftaan hebbende, ook zeer ligt de fmarten eener zwaare-
xe
pyniginge zal konnen te boven komen.

XXIL De tweede en middelfie trap der pyniginge is, wanneer de
beklaagde aan de pynbanke vaftgemaakt, en de leden
door eene ge-
weldige uytrekkinge of ophaahnge van een gefcheyden en gefcheurd^
-ocr page 404-

VAN DE PYNIGINGE.

dachte) moet in acht genomen worden, is \'t niet genoeg,dat men al«
Ie de trappen van t pynigen kenne; en gewiffelyk ,.niet alle deeze trap-
pen zonder onderfcheyd konnen in allerhande misdaaden ftand gry-
pen , doch moet ook naa voorgaand gebruyk van de gemaatigdheyd
der gezonde reden met alle oplettendheyd gewoogen en beflift
worden,
tot welken trap der pyniginge te komen geoorlofd zy , waarin
^s Rechters willekeur ontrent de hoedaanigheyd der pyniginge wel meeft
verkeert. Opdat naamelyk de Rechters, deeze gemaatigdheyd der
gezonde reden in den wind ftaande, de beklaagden niet zonder \'t maa-
ken van eenig onderfcheyd pynigen, noch hen onder voorwendinge van
de waarheyd te willen ontdekken op verfchrikkelijke wijzen verfcheuren
en ter belydeniffe van datgene,\'t welk ze nooit gepleegd of gedacht
hebben , noodzaaken, zijnde waarlijk niet v/reeders en gruuwelijkers^
ja van alle recht en redai meer bevreemd, dan eene diergelijke be-
handeling.

XXVI. Het is toch niet wel doenlijk,dat met betrekkinge tot
de trappen van \'t pynigen een bepaald richtfnoer gegeeven worde;
maar zal de Rechter naar zyne willekeure\'en \'t beftuur der gezon-
de reden het dermaate moeten aanftellen, als de hoedaanigheyd van
misdaad,perfoon en vermoedens-bhiken, zal fchijnen te vefeyffchen,

1155

ant naar de fterkte van den perft^on, die gepijnigd wordt, lig-
haams zwakheyd, waerdigheyd, naar maate der misdaad, en naar
de hoedaanigheyd der vermoedens-blijken, moet volgens
de L. 7. L.
§. 3. 5r. de qucEß. gehandeld worden. AU\' het welk uyt de

HON-

10.

i)pvolgende Hoofdftukken naader zal aanlichten.

Ogggggg 2

mm

-ocr page 405-

Iisd HONDERD EN TIENDE HOOFDSTUK

HONDERD EN TIENDE HOOFDSTUK

Van de perfoonen, die niet konnen gepynigd

worden.

INHOUD.,

1.-ocr page 406-

VAN DE PERSOONEN, DIE NIET KONNEN GEPYNIGD eriz. r 165

20. Wanneer en in wat gevallen he- konnen met toelaat\'mge der hoogere Over-
densdaags de in waerdigheyd gefielde per- heyd gepynigd worden,
foonen konnen gepynigd worden? 40. 4 t. 46. Geeftlyke perfoonen^ Meefters en

42. 43- 44\'.-ocr page 407-

ïisS HONDERD EN TIENDE HOOFDSTUK

fconen van dit richtfnoer zyn uytgezonderd; ook, wat ftand en hoedaa-
nigheyd iemand van \'t fcherpelyk ondervraagen en pynigen bevryde ?
Waarin ik (onder verbeteringe) eene drievoudige hoedaanigheyd vind,
naamelyk i. Gebrek van verftand en oordeel. 2. Zwakheyd van lig-
haam. 3. Waerdigheyd des perfoons. Deeze zijn de oorzaaken, uyt
wier hoofde de beklaagden niet konnen gepijnigd worden, van welke
nu
afzonderlijk te handelen ftaat.

IV. De Eerste oorzaak en hoedaanigheyd, welke den beklaagden
van \'t pijnigen ontheft, is gebrek van oordeel en verftand. Want, ge-
lijk in \'t opleggen der ftraffen \'s menfchen wil en oogmerk wel en ter
deege moet ingezien worden,zo is ook deRechter in \'t befluyten der
pijniginge gehouden, des
beklaagdens verftand en oordeel wel te wikken
en te
weegen, en moet hy dengenen, in wiea hy gebrek van oordeel
en
zwakheyd van verftand ontdekt,nietfcherpelijk ondervraagen. Van
welke uytzonderinge eene tweevoudige reden kan gegeeven worden :
Eerßelyk \\omècit zulke perfoonen, dien verftand en oordeel ontbreekt,
als zijn jonge kinderen, dollen enz. noch waarlijk misdoen, noch met de
ftraffe der misdaad beteugeld worden; als in wie geen opzet om te benaa-
deelen vallen kan,
L. 5. ult. tt. ad L. Aquü. L. 12. tt. adL.Cornel.
de ficar.
en mitsdien ook aan geene misdaad konnen fchuldig worden;
de wyl\'t opzet en voorneemen de wanbedrijven onderfcheydt,
L. i. yr.ß.

q-uadrup. pauper, fee. die, L. 1. §. 3. L. 14. tt. adL Cornel. deficar,
C. ßgnificaßi. de homicid.
L.\' 53. 7r.defi1rt.en ook niet moeten gepij-
nigd worden; het is toch eene zeer bekende zaak, gelijk \'t ook naader
aan het 5e
onder deel opvolgenden Hoofdßuks zal beweezen worden,
dat men de pijniging nooit belluyten moet,\'ten zy zulk eene misdaad
gepleegd te zijn gezegd wierde, waarop eene lyfftraf toepaffelijk is.
Ten
anderen;-ocr page 408-

VANDEFEUSOONEN,, DIE NIET KONNEN\' GEPYNIGD.eE^.ïl59^

V. Gevolgelijk zal te zien ftaan, aan wat perfoonen \'t gebrek en de
zwakheyd van oordeel mooge te ftade komen? onder wie buyten allen
kyf de eerfte plaats bekleed wordt door
ONHUUWBAAREN: want
dus fpreekt de Rechtsgeleerde in de
L. lo. de qucejl, over den jon-
geling, die dm ouderdom van
ia jaar en nog niet bereykt^ beeft ,moeP

ry-n/i/l/tn /T^ ^-ocr page 409-

ïisB HONDERD EN TIENDE HOOFDSTUK

|a doorgaans en in alie gevallen voor eenen afweezenden en flaapenden
gehouden,
L. 2. §. 3. tt. de jure codicül

VIII.-ocr page 410-

VAN DE PERSOONEN, DIE NIET KONNEN GEPYNIGD enz. 1161
fchyne ftrydig te zyn, kan men daarop antwoorden, dat naamelyk de

zin dier Wet moet enkelyk worden opgevat van de zulken, die niet lee-
zen konnen ,_en uyt het zeggen van getuygen moeten verweezen wor-
den.

X1. Deeze zyn dan de perfoonen, die om gebrek van verftand en
oordeel niet konnen gepynigd worden, onder welke geenfms een
B LIN D E te brengen is. Want, omdat hem noch \'t gehoor noch de
fpraak tot beletfel ftrekt, waarom hy van de door hem gepleegde misdaad
geene belydenis zou doen konnen, is\'er waarlyk geene reden, waarom
hy van \'t pynigen zou moeten verfchoond worden, \'t Welk nogtans
in den blinden getuyge uytzöndering lydt, die over eene door iemand
anders gepleegde misdaad, welke hy zelfs niet heeft konnen zien noch
ontdekken, niet kan gehoord
noch gepynigd worden, gelyk deswe-
gens de
L. 3, §. adf-ocr page 411-

ÏÏ52 HONDERD EN NEGENDE HOOFDSTUK.

ker Rechtsgeleerde dit een moeylyk en angftvallig onderzoek noemt,
Want het is eene zeer harde inftelling der Keyzeren, dat minderjaari-
gen in geval van misdaaden door de ftemme der jaaren
niet gehulpen
worden, L. r.
L. 2. C.fi adverf. delidt. L. 9. §. 2. tt. dß minor, ja
zelfs, terwyl een onhuuwbaare met naame van \'t pynigen verfchoond
wordt,
L. 10. L. 15. §. I. de quceft. is daaruyt ligtelyk optemaa-
ken, dat in den onhuuwbaaren, die minderjaarig is, wat anders ftand
grype.

XIV.-ocr page 412-

VAN DE PERSOONEN, DIE NIET KONNEN GEPYNIGD eriz. r 165

werf zeer veel naadeels toebrengt, en wel inzonderheyd den zulken,
die om de zwakheyd huns lighaams niet in ftaat zyn , het pynigen te
ondergaan, en om die reden (naar\'t eenftemmig gevoelen der Rechts-
geleerden) van \'t pynigen en \'t fcherpelyk ondervraagen ontheven zyn.

XVII. Hiervandaan mo^mi. Eer ft elyk, OUDE MANNEN, die
door hooge jaaren zyn afgefleeten,niet gepynigd worden,
L. 3. 7.

adf-ocr page 413-

ÏÏ1104 HONDERD EN NEGENDE HOOFDSTUK.

we-, ftraffeloosheyd zouden bekomen, in weêrwille van de L. 51.
ad L. Aquil

XIX.-ocr page 414-

VAN DE PERSOONEN, DIE NIET KONNEN GEPYNIGD eriz. r 165

h.i^-Tt. adfdt. Sßlan. Echter konnen ter naavorfchihge der waarheyd-
de zulke,die met ongezondheyd zyn aangedaan, verfchrikt worden
niet üechts door
woorden, maar ook door\'t gebruyk van werktuygen,
neem eens, van duymfchroeven enz.
arg. (s) L. i. §. 33. ^r. adf\'B^
SyUan.

XXII.-ocr page 415-

HONDERD EN TIENDE HOOFDSTUK

XXIV.-ocr page 416-

VAN DE PERSOONEN, DIE NIET KONNEN GEPYNIGD eriz. r 165

- XXIX. Doch ftaat aantemerken, dat in dit geval, waarin over \'t
pynigen eener zwangere vrouwe gehandeld wordt, aan de vrouwe,
welke zich ter verrnydinge
der pynbanke voorgeeft zwanger te zyn ».
geen geloof gegeeven wordt, maar is de Rechter, indien hy twijftel-
de, of de vrouw zwanger zy, dan niet, gehouden, met gezwooren
Vroedvrouwen en Geneesheeren te raadpleegen, en, naar hunne ge-
dachten over den zwangeren ftaat der vrouwe,
zijn gewijsde Interichten.
En is \'t vervolgens
zeer aanneemelyk, dat de Rechter, eene zwangere
vrouv/ aan de pynbanke gefteld hebbende, welke uyt dien hoofde eene
miskraam heeft gekreegen, niet gehouden wordt, zo de Geneesheeren-
verzekerd hebben, dat ze niet zwanger was.

XXX. Eyndelyk beftaat de Derde oorzaak van onthemnge m des
beklaagdens W AERDiGHE YD. Want, omdat het
pynigen met
ftechts eene onzekere en gevaarlijke,
maar ook by uytftek naam - quet-
fende zaak is, moeten daarom zeer aanzienlijke en in hoogere waerdig-
heyd geftelde perfoonen geenfins gepynigd worden, naar de eenftem-
mige en meeft aanneemelijke beftuytinge der Rechtsgeleerden,
L. 8.
L. lo. C. de dignit.

XXXL Hoedaanige zijn, Eerftelyk, aanzienlijke Perfoonen, Vors-
ten, Hartogen, Graaven\', Vryheeren, die,
naar het Roomfch Recht,.,
niet konden gepijnigd worden,
L. ii. C, de qiicefl. L. lo. C. de dig-
nit.
en mitsdien, gelijk men ze oudstijds onder \'t pijnigen niet kon on-
dervraagen
d. L. lO. G. de dignit. L. ii. C. de qiiceß. zo zijn ®ok^-
deeze van de ftrenge naavorfchinge, welke door \'t pijnigen gefchiedt,.
ganfchelijk ontheven. En zulks fchijnt ten huydigen dage niet veeti
twijftels te hebben, dewijl diergelijke perfoonen zeer zelden om\'t plee-
gen van misdaaden worden opgeftooten.

XXXIL Ten anderen, hiertoe konnen ook gebragt worden Krygs-
luyden, die ook verfchooning van \'t pijnigen verdienen, L. 8. C.
d-ocr page 417-

ïisB HONDERD EN TIENDE HOOFDSTUK

:qu(£ft. en mitsdien is het zeker, dat zeer veele Rechtsgeleerden den
■i^ryg eene waerdigheyd toekennen.

XXXIII.-ocr page 418-

VANDE PERSOONEN, DIE NIETKONNEN GEPYNIGD enz. ii6f

meen volk te raaken, L. ii. C. de qudeß. Dat toch de Edelen van de
gemeente onderfcheyden worden, kan aan niemand onbekend zijn;
Waarom men ook deswegens met het nyterft recht zal konnen ftaande
houden, dat het pijnigen ten opzigte der Edelen van geen gebruyk is.

XXXVI.-ocr page 419-

1170 HONDERD EN TIENDE HOOFDSTUK

ftelde perfoonen niet te pynigen , nog ten huydigen dage onwrikbaar^
en door geene tegenftrydige gewoonte vernietigd is, moet echter ook
dit worden toegelaaten, dat hetzelve richtüioer zekere bepaalingen on-
dergaan mooge.

XLL En wel, Eerftelyk, wordt dit richtfnoer bepaald in vuylaarti-
ge misdaaaden, in welke Hooggeboren, Edelen, Leeraars, Krygsluy-
den en andere aanzienlijke menfchen, geene verfchooninge waerdig zijn;
hoedaanige is de misdaad van Ketterije , -L.
4. §. 4. C, de beeret, van
gequetfte Oppermagt, L.
3. L. 4. C. ad L. Jul. majeft. waarmede
ook vergeleeken wordt de misdaad van fimonie,
L. 31. C. de Epijc. -ocr page 420-

VANDE PERSOONEN, DIE NIET KONNEN GEPYNIGD enz. 1171

gepleegd,reeds blijkt, terwijl\'er flechts eenige onzekerheyd overblijft,
met wat oogmerk hy die gepleegd hebbe?

XLIII. Echter, zo een Edelman of Leeraar in ft:aat zy te bewijzen,
ten minfl:en vermoedelijk uyt giflingen en vermoedens
-blijken aantetoo-
nen , dat hy ter zijns verdeediginge gedood heeft, is \'t onwraakbaar^
dat hy zo wel als andere der verfchooninge waerdig is, Waarin veel
\'sRechters willekeure moet worden overgelaaten, of naar de hoe-
daanigheyd der vermoedens blijken en naar de gefteldheyd des perfoons
beklaagde te pynigen zy, dan niet?

XLlV. Ten derden, is (y) zeker Rechtsgeleerde van gedachte, dat
-ocr page 421-

ÏÏ72 HONDERD EN NEGENDE HOOFDSTUK.

dat met \'s Vorften voorkenniffe en goedvinden de Edelen en andere be-
voorrechte perftDonen konnen gepynigd worden. En, fchoon iemand
aan de algemeene fteUinge der Rechtsgeleerden wilde toegeeven, dat de
voorrechten van \'t niet pynigen der aanzienlyke Perfoonen, Krygsluy-
den en Leeraars, ten huydigen dage door eene tegenftrydige gewoonte
vernietigd zyn, echter met bepaalinge van deeze gewoonte tot \'s Vors-
ten wiUe en goedkeuringe, die zal noodwendiglyk moeten in acht nee-
men , dat naamelyk de voorzegde bevoorrechte perfoonen niet dan met
\'s Vorften voorkenniffe konnen gepynigd worden.

XLVL \'t Gene nogtans tot hiertoe gezegd is ten opzigte van per-
foonen , die om hunne waerdigheyd van \'t pynigen ontheven zyn, dat
wil ik flechts
van eene uytmuntende en verheven waerdigheyd verftaan
hebben.
Want het is geenfins zeker, dat alle waerdigheyd, hoedaa-
nige ze ook zyn mooge, verfchooning vindt, maar enkelyk de zo-
daanige, welke met den Adel of Kryg vergeleeken wordt, L.
4. C. ad
L. Jul majeft.
Gevolgelyk, fchoon ook Meefters, LeerHngen en an-
dere Geeftlyke perfoonen, met eene waerdigheyd voorzien zyn, is \'t
echter onwraakbaar, dat ze konnen gepynigd worden.

XLVII. Want, fchoon dit by fommigen ontkend worde, ftellen
echter de Rechtsgeleerden genoegzaam met eenpaarigheyd het tegen-
deel, overeenkomftig met de L. 8.
C. de Epifc. -ocr page 422-

VAN DE TER PYNIGINGE GEPASTE ZAAKEN. 1173

foonen neemen hun Ampt waar zonder zich in leevens-gevaar te ftel-
len. Waarom in dft geval de redenkavehng van géénen tot deezen
geenftns beftaan kan.

HONDERD EN ELFDE HOOFDSTUK

Van de ter Pyniginge gepafte zaaken.
INHOUD.

. De Rechter kan geenfins tn alle
misdaaden zonder onderfcheyd tot de pyni-
ginge voortbreeken. 2.

3.-ocr page 423-

1174 HONDERD E N ELFDE HOOFDSTUK

I- TTet Derde Hoofd deel, waaraan de Rechter in\'t pynigen tnoet
Xx gedenken, verkeert in de overweeginge
van de tot het beiiuy-
ten der pyniginge gepafte en behoedaanigde zaake. Want, fchoon
naar \'t getuygenifle van Ulpianus in
de L. i. de qu^eft. doorgaans
in de ontdekkinge der misdaaden van fcherpere ondervraaginge gebruyk
worde gemaakt, moet nogtans de Rechter niet in alle zaaken en mis-
daaden zonder onderfcheyd ter pyniginge voortfpoeden, maar zal \'t
fcherpelyk ondervraagen, dan eerft ftand grypen, zo deRechter de by
\'t recht behoedaanigde zaak beoordeeld hebbe. Waarontrent zeker be-
vel van den H. Auguftus, door Paulus, den Rechtsgeleerden, in de
volgende woorden aangehaald, te vinden is in de L. 8.
tt. de qiiceft.
Het fcherpelyk ondervraagen moet men {%o ik meene^ niet altyd in al-
lerhande zaaken en
perfoonen vorderen: en, dewyl zwaare en hoofd-
ftraffelyke .misdaadenniet anders konnen onderzocht en naagevorjcbt
W-orden, dan door \'t fcherpelyk ondervraagen derflaaven, denk ik, dat
hetfMve ter ontdekkinge der waarheyd zeer dienftig is, teffens van be-
grip zjnde, dat ztdks moet in \'/ werk ge fteld worden.

n. Waaruyt men dit Richtfnoer ftellen mag: Dat HET PYNI-
GEN ENKELYK PLAATS HEBBE IN ZWAARERE
WAARLYK GEPLEEGDE MISDAADEN, WAARVAN DE
WAARHEYD OP GEENE ANDERE WYZE KAN ON-
DERZOCHT WORDEN. Welk richtfnoer, uyt de woorden des
bevels van den H. Auguftus ontleend, \\ loral drie zaaken betekent:
I. Dat de zaak lyfftraffelyk, en de misdaad zwaar zy. 2. Waarlyk
gepleegd, van wier lighaam ook in \'t zekere blyken moet. 3.Dat an-
dere bewyzen ontbreeken, en de waarheyd op geene andere wyze kan
ontdekt worden. Deeze
drie vereyfchtens maaken de lyfftraffelyke zaak
behoedaanigd om \'t pynigen te konnen beftuyten, en is het noodig,
dat die^ altyd met elkandere t\'zamenloopen, anders zal men nooit tot
het pynigen moeten overgaan.

lïl. Het Eerste Ve r e y c h t e is de gruuwzaamheyd der ge-
pleegde misdaad. Het is toch niet voldoende, dat de zaak lyfftraffelyk
zy,maar moet ook dezelve zwaar
en hoofdftraffelyk weezen. En mits-
dien kan de Rechter enkelyk in hoofdftraffelyke en zwaare misdaaden
zich van \'t fcherpelyk ondervraagen bedienen.

IV. Doch, wat misdaaden genoemdimrden zwaarere misdaaden^
en ^
wat misdaaden genoemd wor den ligte misdaaden, daarin zyn het de

Rechts-

1, t

-ocr page 424-

VAN DE TER PYNIGINGE GEPASTE ZAAKEN. iï75

Rechtsgeleerden ganfchelyk niet eens, dies deeze zaak aan\'s Rechters
wiilekeure moet worden overgelaaten. Doch eens daar latende datge-

ne, \'t welk door de Rechtsgeleerden deswegens aangetekend te zyn be-
vonden wordt, meen ik, dat de befchry ving,
boven aan het 47 e
der deel des vier en negentigften Hoofdfiuks gedaan, moet gehouden
worden, waarby gezegd is, dat zulke misdaaden zyn zwaare misdaa-
den, waarop dood- of lyfftraf gefteld wordt; waaruyt volgt, dat alle

misdaaden, op welke by Wet of inftellinge eene ftraf des natuurlyken of
burgerlyken doods gefteld wordt, zwaare ofzwaarere misdaaden zyn.

V.-ocr page 425-

1176 HONDERD EN ELFDE HOOFDSTUK

VII.-ocr page 426-

VAN DE TER PYNIGINGE GEPASTE ZAAKEK II77

IX Want, fchoon het by fommigen onwraakbaar zy, dat de Rech-
ter het willekeurig ftraffen zelfs tot den dood uy tftrekken kan, grypt
dat
echter nooit anders ftand,\'ten zy ook ander lins in diergelyke mis-
daad de ftraf des doods doorgaans worde opgelegd, en die uyt de om-
ftandigheden, welke de gruuwzaamheyd der misdaad verzwaaren, der-
maate behoedaanigd zy, dat ze by de Wet zelve met den dood ftraf-
baar worde geoordeeld. Gevolgelyk, fchoon de beteugeling eener mis-
daad zy willekeurig, zal \'t evenwel den Rechter tot ontdekkinge der
waarheyd dan eerft vryftaan, indien de belydenis gedaan hebbende of
overtuygde beklaagde de
lyfilraife op geenerhande wyze hebbe konnen
ontduykem

X.-ocr page 427-

1178. HONDERD EN ELFDE HOOFDSTUK

geene belydenis door de pyniginge, naar de zo even aangehaalde be-
iluytinge, zal moeten worden afgeperft.

XII.-ocr page 428-

VAN DE TER PYNIGINGE GEPASTE ZAAKEN. 117^

XIV \'t Welk nograns op eene aanmerkelyke wyze moet bepaald
worden in de burgeriyke- oi geldzaake, welke met zo eene misdaad
gepaard gaat , waarin de beklaagde naaï den aart derzelve kan gepy-
nigd worden.

XV.-ocr page 429-

ïi8o HONDERD EN ELFDE HOOFDSTUK

, XX. Doch dit zal niet flechts in bank-breekers, maar ook in alle an^
dere znaken zonder onderfcheyd,, ftand grypen, zo naamelyk iemand
op eene argliftige en bedriegelyke wyze zy ne gelden en infchuldenver-
duyftere om tot geene betaalinge genoodzaakt te worden; en dat weE
©m de geiykheyd van reden, welke ook in andere gevallen ftand grypt.

XXI.-ocr page 430-

VAN DE TER PYNIGINGE GEPASTE ZAAKEN. nU

gen wille en dank getuygenis te geeven genoodzaakt waaren. Gelyk
ook niet de zulke, die uyt een zwak geheugen dwaaien, en hunne
dwaaling van ftonden aan verbeteren. Waarni gewiffelyk veel aan \'s
Rechters willekeure moet worden overgelaaten, zynde het zeer aannee-
melyk, dat het pynigen gemaatigd,. en
zo zwaar niet zyn moetin ge-
tuygen , als wel in beklaagden.

XXVI.-ocr page 431-

HONDERD EN ELFDE HOOFDSTUK

5^ekere blyken; En gewiflelyk, dat feyt wordt nooit onderfteld, \'ten
zy
het worde beweezen: L. 5. 3. de captiv. -ocr page 432-

m

VAN DE TER PYNIGINGE GEPASTE ZAAKEN. ii%

lende en uyt giffingen opgemaakte bewijzing voor een volkomen en be-
fluy tend bewijs gehóuden wordt, is m \'t gemeen en met eenpaarigheyd
aangenomen- Waaruyt ten klaarften
blijkt, dat aan \'t pijnigen hu en
dan wordt plaats gegeeven, ft:hoon van \'t lighaam der misdaad niet:
blijke, dan uyt zekere en onwraakbaare onderftellingen ofvermoedens-
klijken, \'t welk
boven ^nde tonäeräßeen volgendeHoofäßukkenuyt-ocr page 433-

i

i

1184 honderd en elfde hoofdstuk

XXXVI.-ocr page 434-

ii

\'VAN ONZEKERE EN AANNEEMELYKE VERMOEDENS-BL.IÏBS

dien men .anderfins om de beleeden misdaad moet ter dood verwyzen,
veel
eer van \'t pynigen bevryd, dan wel door nieuwe fmarte behoort
bedroefd te worden.

XXXIX. Ja, fchoon in dit geval de beklaagde-, die over eene an-
dere misdaad gepynigd wierdt, by zyne ontkenniife gebleeven zy, is
\'t echter onwraakbaar, dat hy tot de getvoone ftraffe moet verweezen
worden ten opzigte van die misdaad ^ waarvan hy te voore overtuygd ^
wierdt of belydenis gedaan had.

HONDERD EN TWAALFDE HOOFDSTUK

Van onzekere en aanneemelyke Vermoedens-

blyken.

INHOUD.

,1

M\'

\' \'i
P

16. Tot hoeverre iemandverdacht ftaa.
zo hy ter plaatfe der gepleegde misdaad
betrapt worde?
17.

18. Dit enkel vermoedens-blyk is tc^
fcherpere ondervraaginge niet
voldoende.

jp. Verkeering met ondeugende men-
fchen levert een vermoedens-blyk uyt.

20. Wanneer dit vermoedens-blyk uyt-
zöndering tyde?
21. 22.

23. verkeering, met de verleende
hulpe gepaard gaande, is een voldoend vef
moedens-hlyk tot fcherpere ondervraaginge,
14. Hoedaanig een vermoedens-blyk
dood-vyandfchap uyt lever e ?

25. Wat eygentlyk Jood-vyandfchap
genoemd wórde? z6.

27. Enkele dood-vyandfchap zonder an--ocr page 435-

.ji86 HONDERD EN TWAALFDE HOOFDSTUK.

30.-ocr page 436-

VAN ONZEKERE EN AANNEEMELYKE VERMOEDENS-BL 1187

de ufur. C. iudicet. 3. qu^ß-7- zo moet hy ook vooral in de gevaar-
lyke en
benaadeelende ttofFe der pynigmge, als waarin van\'s menfchen
leeven gehandeld wordt, zich zeiven naar de fchikkinge des rechts voe-
gen , en geenfins uyt zynen eygenen halze nieuwe vermoedens-blyken
voortbrengen, maar van de ééne gelykluydendeby \'t recht goedgekeur-
de laaken tot de andere gelykluydende zaaken overgaan, en dus uyt
woordlyk uytgedrukte vermoedens - blyken de bewysredenen tot niet
uytgedrukte vermoedens-blyken aiieyden, zo nogtans, dat daarin eene
geiykheyd van reden te vinden zy. \'t Gene ook met het gemeen recht
is overeenkomftig, naar \'t welke de bewysreden van de ééne gelykluy-
dende zaake genomen tot de andere gelykluydende zaake kan dienftig
zyn. want in gelyke of
gelyk gemaakte zaaken heeft geiykheyd van re-
den plaats, L. 9. TT.
de jur. -ocr page 437-

1188HONDERD EN TWAALFDE HQOFDSTÜE;

. VI. De vermoedens-blijken, welke met alle misdaaden sonder on-
derfcheyd gemeen zijn, konnen wederom op eene tweevoudige wij-
ze worden opgevat: fchijnbaare of aanneemelijke, 8. § i.C.
äe
quœfi.
en zekere of onwraakbaare. welke ook zeer zwaare genoemd,,
L, 19. C. de R. V. en wederom van: elkandere op eene tweevoudige
wijze onderfchey den worden; en wel,
Eerfteljk\\ gééne bewijzen toch,
dat de zaak waar is, niet altijd, maar enkelijk doorgaans, waarvan^
daan ook vermoedens blijken niet Hechts- zeker te zijn gezegd wor-
den, maar fchijnbaar en aanneemelijk: of als waaren die zekere ver-
moedens blijken,
d. L. 8. §. i. e. de qiiceß. welke ook wraakbaare,.
meer afgezonderd en half volkomen, genoemd worden. Doch deeze,
naamelijk de zekere en
onwraakbaare vermoedens-blijken,, beßuyten
waar- en
gemeenlijk in hunnen aart ter betigtinge der misdaad , welke
eok
volkomen en naabeftaande genoemd worden. Van anderen wor-
den ze ook dringende, klaare enklaarere, dan dè Zon, welke op den
middag fchijnt, genoemd, den Rechter van den daader als waare het
zeker maakende, dies\'er niet anders, daades beklaagdens belijdenis, te
entbreeken fchijne,
L. r.tt-. dè qudeß.

VII. En komt.hier. in geen bedenken, dat zulke zekere en onwraak-
baare vermoedens blijken ter verwijzinge voldoende zijn, en ge
volger
lijk de pijniging uytlluy ten ; want, als\'er bewijzen, die klaarer zijn,
dan de Zon, welke op den middag fchijnt,, zich opdoen, volgens de
L. fin. C. de prdbat: moet dè beklaagde als overtuygd zijpdeverwee.
zen, en geenfms ais iemand, die met vermoedens-blijken bezwaard is,
•gepijnigd worden,
L. ló. C. depœn. L. uit. C. dè cußod reor... Dit,
!z;eg ik, komt in geen bedenken, omdat het bewijs van \'t vermoedens-
blijk moet onderfcheyden worden. Want tot het pijnigen worden geen-
üns\' vereyfcht zekere-ocr page 438-

VAN0NZEKEREENA.ANN.EEMELYKEVERMÖEDENS-BL..II^9?

pyniginge gevorderd worden, in hunnen aart klaar en klaarer zVn dan
de
Zon, welke op den middag fehynt. Want daarom zeggen de Rechts-
geleerden bunnen aart) omdat ze wel weeten, dat de vermoedens-
blyken niet zo klaar en beiluy tende zyn moeten, gelyk een t-er verwy-
zinge voldoend bewys behoort te weezen, waaruyt de Rechter verze-
kerd wordt, dat de beklaagde misdaan heeft; doch uyt de vermoedens-
klijken moet de Rechter niet zeker voor \'t geheel zyn, maar als waare het
zeker gemaakt worden; insgelyks, indiener bewys van de misdaad zy
gegeeven, is\'er geene andere belydenis des beklaagden noodig t doch y.
de vermoedens blyken onwraakbaar zynde, zal enkelyk des beklaagdens-
belydenis ontbreeken;

V III. Ten anderen, uyt fchynbaare ofwraakbaare en meer afge-
zonderde vermoedens-blyken is ieder van die in zich zelve ter pynigin-
ge nooit voldoende, \'t en zy ook andere vermoedens-blyken t\'zamen-
ioopen, naar dat dè Rechter zulks zal hebben beoordeeld. Doch van
zekere of naabeftaande vermoedens-blyken is ieder van die op zich zel-
ve aangemerkt enkelyk ter pyniginge voldoende.

IX.-ocr page 439-

I

ïi-po HONDERD EN TWAALFDE HOOFDSTUK

fchande verwekt, en waarop naader onderzoek gefchieden moet-
3. Dat de getuyge zegge het gehoord te hebben van de meefte men-
fchen en \'t meerder gedeefte yan \'t volk dier plaatfe,
waarin\'t gerucht
verfpreyd wordt.
4. Dat de getuyge , van \'t geruchte verklaarende,
eenige perfoonen by naame aanduyde, van wie hy dat gerucht ont-
vangen heeft, fchoon hy daarop niet gehoord zy. 5. Dat die door
den getuyge opgenoemde perfoonen, van wie\'t gerucht voortgekomen
te zyn gezegd wordt, zyn geloofwaerdige en braave luyden, ja zelfs
onwraakbaare getuygen.^
ó. Dat de getuyge, die\'t gerucht bewyft, de
oorzaak des ontftaanen geruchts uytdrukke en aanduyde, fchoon daar-
op niet gehoord zynde. 7. Dat de getuygen, die van\'tgeruchtver-
klaaren, zyn van
eenen zeer goeden naame en achtinge. 8. Dat het
gerucht
niet van de zulken voortkome, die eenige aange egenheyd heb-
ben. 9. Dat het gerucht in denzelfden aart van misdaad beweezen
worde, 10. \'t Gerucht moet zyn geheel, onafgebroken, toeneemend,
niet los , niet onzeker noch tegenftrydig.

XII.-ocr page 440-

VAN ONZEKERE EN AANNEEMELYKE VERMOEDENS-BL.i 191

XIV.-ocr page 441-

1Ï192 HONDERD EN TWAALFDE HOOFDSTUK

met de zulken, die zich met diergelyke misdaaden bemoeijen, of, z©
met hem eenige vyandfchap zy tuflchenbeydengekomen, of eenig
voordeel uyt het wanbedryf op hem zou konnen toevloeijen.
AU\' het
welk, benevens diergelijke andere behulpzaamheden, de befcheyden
Rechter wel en ter deege optemerken gehouden ds, en, indien hy die
gezamentlijk vinde voldoende te zyn, het pijnigen te befluyten,

XIX.-ocr page 442-

m

\\ \'»ii

VAN ONZEKERE eN AANNEEMELYKE VERMOEDENS-BL.i 193

pen, zo de Rechter den beklaagden ter pyniginge zou willen over-
seeven

XXIÏI. \'t Welk ik nogtans wil opgevat gebben van den enkelen en
blooten omgang met wanbedry vende menfchen, zonder gegeeven hul-
pe en byftand, mogelyk tot het verduyfteren der misdaad, en \'t hel-
pen der daaders: \'t welk daarby gekomen zijnde, is \'t onwraakbaar,
dat de Rechter uyt dit vermoedens-blijk alleen ter pyniginge kan over-
gaan. Waaruyt dan volgt, dat zy, die geftolen goederen inneemen,
verkoopen, verduyfteren, den daader ten hunnen kofte en rekeninge
onderhouden, inneemen en herbergen enz. tegen zich zelven een ter
pyniginge voldoend vermoedens blijk aan de hand geeven. Waarvan-
zie het
vdlgmd Hadßßuk.

XXIV,-ocr page 443-

Ï194 HONDERD EN TWAALFDE HOOFDSTUK

verliezen. In welk geval indien hy van zulk gedrag zy, dat hy van
bloedritfen en moorden niet vreemd te zijn gehoude wordt, kan hy^
de zodaanige, tegen wien hy geding voert, omgebragt zijnde, aan
den doodflag fchuldig te zijn onderfteld worden. De zaak vangoede-
ren wordt toch eene zaak van \'t leeven genoemd,
L. 14. C. de adm-
cat.
en de zaak van alle de goederen en de zaak van \'t meerder gedeei
te derzelve zullen van elkandere niet veel verfchillen.

XXVII.-ocr page 444-

VAN ONZ EKERE EN AANNEEMELYKEVERMOEDENS-BL.l 195

fchuidiginge moeten daarom worden bygebragt, opdat van\'t volkomen
verftand
desgenen, die zich in doods-gevaar be vmdt, zou können blijken;
Want zal ook de verzekering des gequetften niets konnen uytwerken,
\\ en
waare hy volkomen by zijn verftand zy geweeft. 2. Dat de ge-
quetfte of in doods gevaar geftelde by zijne befchuldiginge volftanj^ig
blyve , en die door zijnen opgevolgden dood of by Eede bekrachtige.
Wier één van beyde ontbreekende, meen ik, dat de befchuldiging des
gequetften ganfchelijk geen vermoedens-bhjk uytlevert, en wet daarom,
dat
uyt zo eene bloote befchuldiginge zelfs geen vermoedens-blijk ter
opfluytinge voortfpruyt.
Zmbovenhet 18« Onderdeeldes honderd en
timeden Hoofdftuks;
hoeveel te minder zal dan de bloote verzekermg
des gequetften ter pyniginge, welke
den beklaagden veel meer, dan
de opfluy ting, benaadeelt, voldoende zijn ?

XXXI. Ten anderen, fchoon de befchuldiging des gequetften of
in doods-gevaar geftelden uyt zekere oorzaake voortkome, en te gelijk
door den Eed
of door\'t overlyden des gequetften bekrachtigd worde,
is het echter zeker, dat ze, enkelijk op zich zelve aangemerkt, geen ter
pyniginge voldoend vermoedens-blijk uytlevert, \'ten zy ook nog an-
dere behulpzaamheden en vermoedens - blijken t\'zamenloopen, waarvan
reeds te voore gefproken is: en zulks
wel, omdat de gequetfte en
in doods-gevaar geftelde
is een éénig en geen onwraakbaar getuyge:
elk wordt toch in zijne eygene zaake getuygenis te geeven verbooden,
L. 10. de teflib. L. 9. C. eod. tit. Gevolgehjk zal een eenig ge-
tuyge, die
niet onwraakbaar is, geenfins een vermoedens - blijk ter py-
niiinge
uytleveren; 7^0 om den zin der L. 3. §. i. tt. ad S-ocr page 445-

1196 HONDERD EN TWAALFDE FI O OED STUK

gelijk ook anders het bewyzen aan \'s Rechters willekeure is overgelaa-»
ten; \'t welk ook by \'t rechtsgebruyk dus ondeihouden wordt.

XXXII. Ten derden, hoezeer ook de befchuldiging des gequetften.
of in doods-gevaar geftelden geen ter pyniginge Voldoend
vermoedens-
blijk uytlevere, echter, zo de ftervende hem, die van den doodliag
verdacht is,, verfchoone en zegge, dat hy niet door hem, m.aar door.
een\' ander\' gequetft wierdt, is
\'t onwraakbaar, dat dusdaanige ver-
zekering een groot vermoedens blijk van onfchuld ten voordeele des
beklaagden uytlevert, en andere hoezeer ook wettige vermoedens
-blij-
ken ontzenuwt, dies hy uyt krachte derzelve niet mooge gepynigd
worden. Het is ook anderfins de waarheyd, dat het zeggen van eenen
éénigen getuyge \'des
beklaagdens onfchuld bewyft. Hoeveel te meer
zal dan aan
de verzekeringe der beleedigde partye geloof gegeeven, en.
haar getuygenis tot bewyzinge der onfchuld als voldoende moeten
toegelaaten worden ?

XXXin, Het Zevende vermoedens blijk fpruyt voort uyt de
vlugte, welke den vlugter befchuldigt, en van\'t fey t verdacht maakt ^
en mitsdien ook een. vermoedens blijk ter pyniginge uytlevert,
Nov.
53. cap. 4. L. 3. 1. TT. de re müit. L. 7. §, z. tt. de fufpe-ocr page 446-

j

VAN ONZEKERE EN A ANNEEMELYKE VERMOEDENS-BL.Ï197

XXXVI Echter wil ik hier twee zaaken hebben aangemerkt • Eers-
telyk
, dat de enkele vlugt in zich zelve zonder andere behulpzaamheden
doorgaans geen vermoedens-biyk ter pynigmge uytlevert, gejyk de
Rechtsgeleerden eenpaariglyk van die gedachten zyn. Ik zeg toch,,
dat doorgaans de bloote vlugt geen ter pyniginge voldoend vermoe-
dens blyk uytlevert; want het geval kan gebeuren, waarin uyt het
vlugten een gepaft en voldoend vermoedens blyk opkomt, zo naame-
lyk de in gevangeniffe opgeflooten beklaagde, zyne boeyen ver-
broken in \'t gevangenhuys verkragt hebbende, ontvlugte: het
is toch onwraakbaar,\' dat de zodaanige op de misdaad kan ge-
pynigd worden; ja kan ook dit aangaan, zo de beklaagde zonder^
uyttebreeken de gevangeniffe ontvlugt zy. En zoude ik zelfs den-
ken , dat ook dit uytgezonderd geval onder het richtfnoer zelve moet
begreepen zyn. Want \'er ontbreeken geene andere behulpzaamheden,
zo de beklaagde uyt de boeyen ontvlugte, als zynde het eene waar-
heyd , dat hy zonder vermoedens-blyken niet zoude in gevangeniffe
zyn opgeflooten, welke met de vlugte t\'zaamenloopende,^. moet door-
gaans de pyniging beflooten worden.

XXXVII. Umänderen, behoort ook t volgende te worden vaftge-
houden, dat de vlugt niet altyd een fchynbaar vermoedens-blyk ter py-
niginge uytlevert, dewyl iemand van zekere plaatfe zou konnen weg-
gaan en ontvlugten, fchoon hy onnoozel en geenfms aan de misdaad
fchuldig zy, naamelyk uyt eene andere.oorzaake, neem eens, door^
rechtmaatige
vreeze -ocr page 447-

V\'

J198 HONDERD EN TWAALFDE HOOFDSTUK

den in \'t gemeen en iedere derzelve in \'t byzonder wei overweegen,
Ja zelfs., indien van den zin en meeninge des vlugtenden beklaagden,
die voor de gevangeniffe beducht te zyn voorgeeft, niet in \'t zeicere
blyke, meen ik, dat hem ter ontdekkinge der waarheyd desv/egens
de Eed van zuyveringe kan worden opgelegd.

XXXT. En konnen by deeze fchynbaare vermoedens blyken nog
andere gevoegd worden, neem eens, verfcheydentheyd en onftand-
vaftigheyd van fpreeken, of het voortbrengen eener leugen: zo naa-
melyk de beklaagde, op de waarheyd des feyts ondervraagd zynde»
niet uyt éénen mond gefproken, en eene leugen voortgebragt te heb-
ben betrapt zy.

XL. Want, fchoon niet weynige Uytleggers denken, dat het
liegen en niet
fpreeken uyt éénen mond een zeker en onwraakbaar ver-
moedens-blyk uytlevert, \'t welk op zich zeiven aangemerkt enkelyk ter
pyniginge voldoen kan, is echter de tegenftrydige gedachte, dat uyt
het niet fpreeken uyt éénen mond niet dan een meer afgezonderd en
fchynbaar vermoedens blyk voörtfpruyt, en meer gemeen en meer aan-
neemelyk. Waarom, indien het niet fpreeken uyt éénen mond
door geene andere giffinge of behulpzaamheyd worde bygefprongen
zal \'t zelve geenfins een ter pyniginge voldoend vermoedens-blyk uyt-
leveren.

XLL \'tWelk nogtans in eenen gezonden zin moet worden opgevat,
indien het
niet fpreeken uyt éénen mond gefchiede met betrekkmge tot
\'sfeyts hoedaanigheden, en geenfii» ten opzigte van de voornaame
zaake, of van de weezendlyke omftandigheden. Want het niet fpree-
ken uyt eenen mond zou ten opzigte van de voornaame zaake of van
de omftandigheden met betrekkinge tot tyd en plaatfe zo groot konnen
zyn, dat de beklaagde bezwaarlyk vande pyniginge zou verfchooning
vinden, neem eens, zo de beklaagde nu eens zegge, dat hy ten tyde
der gepleegde misdaad te Frankfort geweeft is, dan eens, dat hy zich
op dienzelfden tyd te Augsburg bevonden heeft, en echter toen ter tyd
niet verre van de plaatfe der
te Leypzig gepleegde misdaad door getuy-
gen gezien is. fci welke zaake
(myns oordeels) zeer veel aan\'s Rechters,
befcheydenheyd moet worden overgeiaaten, die naa overweeginge vaft
tyd, plaatfe en andere omftandigheden, met weynig moeyte uyt reden
cn biilykheyd zal können oordeelen, of de beklaagde om het
enkel niet
fpreeken nyt éénen mond zal moeten gepynigd worden, dan niet? En

waar-

F I

M

/

{

»

tl

-ocr page 448-

VAN ONZEKERE EN AANNEEMELYKE VERMOEDENS-BL.1199

waarlyk, indien uyt inzigte voor \'t geeven eens enkelen getuygeniffe
een vry
menfch, die niet uyt eenen mond fpreekt en zich zeiven niét
beftaat, ter aanlichtinge der waarheyd zou moogen gepynigd worden.
gelyk uyt de L. 15. L. 18. §. 3. tt. de quœft. te zien is; waarom zou
dan ook niet de beklaagde, indien hy met betrekkinge tot de weezend-
lyke hoedaanigheden niet uyt éénen mond gefproken hebbe, konnen
gepynigd worden ? Vooral, omdat eene verre gaande onftandvaftig-
heyd in \'t fpreeken een kennelyk vermoedens blyk van arglift uytle-
vert,
L. 20. §. i.TT. de dolo. C. litteras. 14. §. nos vero. extr, deprœ-
filmt.

XLÎL Op diezelfde wyze zal ook ftameling en ziels - beroering een
vermoedens-blyk ter pyniginge uytleveren. Dezelve fchynt toch den

te om de grootheyd des gevaars en de beroeringe hunner ziele on-
ftandvaftiglyk fpreeken, beeven en verbleeken: en is fomwylen het bee-
ven in den beklaagden, dien nu de pyniging boven \'t hoofd hangt ^
niet zo zeer een teken en bewys van een quaad gewiffe, als wel eene
uytwerking der aanweezende vreeze voor de pyniginge. Waarom, op-
dat onfchuldigen aan de pyniginge niet zouden bloot gegeeven worden,
het de gemeene en aanneemelyke gedachte der Rechtsgeleerden is, dat
om enkele ftameringe en ziels beroeringe tot pynigen niet moet wor-
den overgegaan, \'t en zy ook
andere behulpzaamheden t\'zämenloo-
pen.

XLIII. Aan dit vermoedens blyk is ook verzwagerd het zodaanige^
welk uyt het onvoordeelig weezen des beklaagden wordt afgemeeten.
Welk vermoedens-blyk echter niet zeer zwaar weegt, en zonder andere
fterkere behulpzaamheden zelfs niet ter verfchrikkinge fchynt voldoende
te weezen: En gewiffelykeen quaad gezigt bewyft wel in\'t gemeen
eenen quaadenaart» doch niet m\'t byzonder deeze of gééne misdaad.

XLIV. Ook wordt iemand verdacht gemaakt, zo hy, eene mis-
daad hem voorgeworpen zynde, gezweegen, en daarop niet met be-

en ürm-.\'f.nde , m^r wel eene meer afgezonderde en aanneemelyke onr

derftelimg, voorfpruyten.

Ook

-ocr page 449-

1200 HONDERD EN TWAALFDE HOOFDSTUK

XLV. Ook komt in geen bedenken, dathy, diezwygt, zyne toe-
ilemming te geeven onderfteld wordt, indien hy hebbe konnen tegen-
fpreeken, en zulks door hem niet gedaan zy, ZL. ii.§. 4
\'Tr.detnterr.
aäion. C. cum preefiitum. decmfejf. in
Waaruyt te volgen fchijnt,
dat uyt het ftilzwygen een ter pyniginge voldoend vermoedens-blyk
geboren wordt. Want die behandehng kan nooit, dan in burgerlijke
zaaken, ftand grijpen., doch in lyfftraffelyke zaaken wordt hy, die te-
genwoordig is en zwijgt, geenfms voor toeftemmende gehouden, £.48.
|. i. §. 2. §. 3. 5r. de furt.

XLVL Van dezelfde foorte is het volgend vermoedens-blijk: zo ie-
mand van de reeds gepleegde misdaad niet onbewuft zy, en echter die
niet ontdekke, noch \'t
pleegen derzelve voorkome, daar hy zulks had
behooren te
doen. Want hy is niet buyten bedenken van een heymelijl:
deel aan de misdaad te hebben , die een aanftaand wanbedryfniet heeft
tegengegaan,
C. deli-ocr page 450-

van zekere en NAABESTAANDE VERMOEDENS-BL. iiot

tuygen gekocht, of in gereedheyd gebragt hebbe, en de misdaad daar^
ep onmiddelvk gevolgd zy. Want uyt diergelyke toebereydfelen zo
van den doodüager blyke, wordt onderfteld, dat hy opzetlyk en met
eene opgeheven hand gedood heeft, L. i. §. 28. ^r. de vi -ocr page 451-

1202 HONDERD EN DERTIENDE HOOFDSTUK

25-ocr page 452-

VAN ZEKERE EN NAABESTAANDE VERMOEDENS-BL. 1203

gewaerdeerd en ter befliffiinge overgelaaten Worden, luft het my ech-
ter de
gemeenfte en voornaamfte derzelve, zo als die by \'t Recht en de
Wetten zyn goedgekeurd. optenoemen, opdat de Rechter hieruyt ver-
ftendigd zynde in ftaat gebragt worde, van de overige by vervolg
met meer gemak te oordeelen.

ni. Onder de zodaanige kan aan het volgende de Eerste plaats
worden toegekend: zo naamelyk deeze of gééne zaak ter plaatfe der
^gepleegde misdaad gevonden zy, welke zou konnen beweezen worden
den beklaagden of aangebragten toetekomen; neem eens, zo iemands
kleed ter plaatfe, waar de diefftal, kerkroof, doodflag of andere mis.
daad, gepleeg wierdt, gevonden zy. Waaruyt tegen hem eene onderftel-
ling voortfpruyt, dat by zich daar ter plaatfe bevonden en de misdaad
gepleegd heeft : welke onderftelling zelfs ter pyniginge is voldoende.
Door welke vermoedens-blyk ook ju da over \'t plcegen van bloedfchan-
de met zyne fchoondochter, naamelyk uyt ftaf, fooere en zegelring ^
overtuygd wierdt. Aan v/elk vermoedens blyk het volgend niet onge-
lyk is, zo iemands zv/aerd ter plaatfe des gepleegden doodilags met
bloed beüiiet te zyn gevonden worde; want alsdan is het zeker,
dat geen gering .vermoedens-blyk tegen dengenen, wien\'t zwaerd toe-
behoort, ontftaan zal.

IV. Echter moet geenfms uyt deeze bloote onderftellinge, welk uyt
gevonden goederen
voortfpruyt, ter pyniginge gefpoed worden, zo de
beklaagde genegen zy, door meer kennelyke bewyzen der gevonden
goederen,
of met getuygen, aantetoonen, dat hy die zaak aan iemand
anders gefchonken, verkocht, verwiffeld, of op eene andere wyze op-
gehouden
heeft die te bezitten, of zou willen aantoonen en bewyzen,
dat hy te.dier tyd, wanneer het feyt gepleegd te zyn gezegd wordt,
elders geweeft is, maar moet men dit bewys ganfchelyk toelaaten, eer
ter pyniginge worde overgegaan. V/ant, zo de befchuldigde of on-ocr page 453-

3204 HONDERD EN DERTIENDE HOOFDSTUK

deediging zeer veel toegelaaten, \'t welk anderfins tegen de richtfnoe-
ren des rechts fchynt aanteloopen.

V-ocr page 454-

Van zekere en naabestaande vermoedens-bl. 1205

Vil Het eerfieVereyfchte is,dat die eenige getuyge zy onwraak-
baar. Die getuyge woi dt toch onwraakbaar genoemd, dien geen verzet

kaa worden voorgeworpen, naamelyk zulk eeii,\'t welk op de Wetten
gegrond is. Waarom, zo die eenige getuyge niet zy onwraakbaar,
nog andere behulpzaamheden ter aanvullinge der onbequaamheyd van
den getuyge zelven gevorderd worden.

Vlli. Het tweede Vereyfchte is,dat deeze eenige getuyge van de
onmiddelyke handehnge verklaare. \'t Welk te gefchieden verftaan
woidt, zo de getuyge door eenen begrypelyken zin, die met de zaa-
ke overeenftemt, van zyn getuygeniiierekenfchap geeve, dat hy naa-
melyk in eygenen peifoon
gezien heeft, de misdaad door den befchul-
digden of onderzochten gepleegd te zyn, en, dathy daarby tegen-
woordig geweeft is, L. 14. C.
de tefdb. waarom, zo de getuyge niet
van het wanbedryf zelve verklaare, maar van deeze of geene handelin-
ge, hoezeer ook de misdaad naaft aankomende, getuyge,kan zulks
geen ter pyniginge voldoend vermoedens-blyk uytieveren; gelyk ook
niet de getuygenis van hem, die van de misdaad verklaart, welke hem
in \'t ooge valt, en in eenen anderen zin rekenfchBp gegeeven heeft, be-
quaam en voldoende
is; neem eens, zo iemand gezegd hebbe, dat de
beklaagde gedood, geftolen of overfpel gepleegd heeft, omdat hem
zulks is voorgekomen. Hoedaanig getuygenis gewiflelyk noch
van
eenig gewicht is, noch een ter pyniginge voldoend vermoedens blyk
Uytlevert

IX.-ocr page 455-

î206 honderd en dertiende hoofdstuk

genoot der misdaad tegen iemand een vermoedens-blyk voortfpruyt;want

allerhande benoeming is tot fcherpere ondervraaginge geenfms voldoen-
de,
arg. (n) L. ii. C. de teftib. C. veniens. de teftib. C. i.decon-
fejf.
(o) L. 4. C. de-ocr page 456-

VAN ZEKERE EN NAABESTAANDE VERMONDENS-BL. îsof

L I. C. de falf- monet L. 17. tt ad fö. Sjllan. h ult. c. de maleßc:
-ocr page 457-

1208 HONDERD EN DERTIENDE HOOFDSTUK

ondervraagd worden. Gevolgeiyk, zo de Rechter den beklaagden op
Titius of Sempronius ondervraage , fchoon
de beklaagde hem als mede-
genoot der misdaad noemc, is \'t echter zeker, dat daaruyt tegen hem
geen ter pyniginge voldoend vermoedens-blyk voortfpruy
t, omdat de
ondervraaging niet in
\'t gemeen is gefchied. \'t Welk nogtans ook niet
anders moet worden opgevat, dan, zo de Rechter zonder het vooraf-
gaan eener rechtmaatige oorzaake en onderftellinge den beklaagden op
eene bepaalden perfoon met naame zou willen ondervraagen.
Doch,
zo diergelyke ondervraaging gefchiede, deeze ofgééne wettige oorzaak,
bewysreden of onderftelling, voorafgaande, is\'t aanneemelyk, dat die
in dat geval naar alle recht geoorlofd is.

XVII. D. Moet ook verder in acht genoomenworden, datdebc\'
noeming van den meede-genoot der misdaad geen vermoedens-blyk ter
pyniginge uytlevert, \'t en zy \'s Rechters ondervraaging zy voorafge-
gaan. Want, zo de beklaagde.zynen mede genoot uyt eygene bewee-
ginge noemde, zou deeze benoeming geen vermoedens-blyk uytleveren.
En gewilfelyk, den getuyge, die uyt eygene beweeginge verklaart,
moet geen het minft geloof gegeeven worden.

XVIIL Het ttveede Fereyjchte is, dat debeklaagde, die den mede-
genoot der misdaad benoemd heeft, verder ondervraagd worde op tyd
en plaatfe, wanneer de mede - genoot zyne hulp heeft toegebragt, en
op andere omftandigheden, waaruyt de Rechter by vervolg kan afmee-
ten, of de opgaaf van mede-genooten zy aanneemelyk, dan niet ?

XIX.-ocr page 458-

li

VAN ZEKERE EN NAABESTAANDE VERMOEDENS-BL. 1209

onderhoude; welke vernomen zynde, moet den benoemenden beklaag-
den als eenen vyand en tegenpartyder geen geloof worden gegeeven.
Want de ééne vyand wordt onderfteld den anderen vyand en met
woorden en met daaden te willen benaadeelen. Waarom het vraagen,
aan vyanden gefchied, niet moet geloofd worden, L. i. §.
24. jr. dl
qtictfl.

XXÏ. Wierde Verejfchteï^, dat de door den beklaagden benoem^
de mede-genoot met zulk vermoeden bezwaard worde, dat het is aan-
neemelyk, dat hy die misdaad te gelyk met den overtuygden en bely-
denis gedaan hebbenden beklaagden gepleegd heeft. Zo toch van des
benoemdens goeden naame blyke, wordt het vermoedens blyk, welk
uyt des beklaagdens benoeminge is voortgefprooten, met zeer weynig
moeyte uytgewift.

XXII.-ocr page 459-

m

7

3Z10 HONDERD EN DERTIENDE HOOFDSTUK

getuygev siet geheel onwraakbaaar zynde, tot het houden van feher-t
pere ondervraaginge geenfins is voldoende, L. 20.
tt. de qßcsß. J^OQt
ook temin de Rechter door \'tgetnygeniiTe van eenen menfch, die vam
misdaad overtuygd is, overreed worden, waarom hy dengenen, dien.
de beklaagde.als eenen mede genoot heeft opgegeeven „ daaruyt alleea
ter pyniginge zoude overgeeven. Waarby komt, dat dè reeds over-
tuygde en belydenis gedaan hebbende beklaagde is eerloos, wiens ge-
tuygenis geenfins als een bequaam getuygenis kan gehouden worden ^
L. 3. §. 5. L. 20. TT. de teftib.

XXIV.-ocr page 460-

\' 1

VÄ]^ ZEKEB-E EN NAABESTAANDE VERMOEDENS-BL. lail

getuygeH van de aangebragte misdaad, waarvan hy befchuldigd is,
uyt
eygene beweeginge, niemand hem daartoe dwingende,overtuygd
worde,
dathy buyten\'t gerecht zich daarvan beroemd, en die beleeden
heeft. Want, fchoon men dit zou willen tegengaan, eti trachten
te bewyzen, dät de eygene belydenis des beklaagden buy ten\'t gerecht
gedaan niet anders is, dan een aanneemelyk of meer afgezonderd,
en gevolgelyk een zonder andere fzamenloopende behulpzaamheden
ter pyniginge min voldoend vermoedens blyk, wordt echter het te-
gendeel door de Uytleggeren met eenpaarigheyd aangenomen, denken»
de, dat dit vermoedens blyk is naabeftaande^ en tot fcherpere onder-
vraaginge bequaam en voldoende:

- XXVII. In zo verre kan ik echter aan de bovengezegde gedachte
toegeeven,
dat eene bloote buyten gerechdyke belydenis geen ter py-
niginge voldoend vermoedens blyk is, voor ^o verre die op geene be-
hoorlyke wyze met hoedaanigheden bekleed wierdt; want, opdat de
buyten-gerechtelyke belydenis den beklaagden volkomelyk Verdacht
maake, worden er by,de rechten zekere bepaalde vereyfchtens gevor-
derd.
Eerftelyk, dat ze byzonder zy over zekere bepaalde misdaad.
Want
het is geenfms voldoende, zo iemand beleeden hebbe, dat dood-
flag of diefftal door hem gepleegd wierdt, \'t en waare hy ook daarby
Voege, wien hy gedood, en, wat
hy ontrokken hebbe, met beteke-
ningevan tifd en plaatfe, en \'t bevonden zy , dat diémenfch gedood, öf
dit, en niet
anders, öp dié plaatfe en te dier tyd wiérdt ontrokken.

XXVlïI. Ten anderen, dat de beklaagde ^ulk een perfoon zy,te-
gen wien \'t
vermoeden der misdaad iigtelijk vallen kan. Het is toch
aanneemelijk, dat eene bloote belydenis niet is voldoende,doch buy-
ten die ook een ander vermoedens-blyk, in de gefteldheyd des perfoons,
die van diergelyke misdaad wierdt verdacht gehouden, té vinden zyn-
d^, vereyfcht wordt.

XXIX. Ten derden, dat iemand ernftiglyk beleeden hebbe, de
misdaad doorhem gepleegd te zyn, en geenfms uyt fpotternye, öf
om te lagchen en een gezelfchap zo wat te vermaaken. Want hy ,die
fpott^de fpreekt, verdient gewiffelyk verfchooning.
\'
AAÄ. Andere voegen nog hierby,dat de buyten-gerechtlyke bely-
denis dan eerft een ter pyniginge voldoend vermoedens-blyk uytlevert,
zo de beklaagde voor ^t ondergaan der pyniginge die niet herroepen
hebbe. Doch deeze Helling der Rechtsgeleerden is niet buyten be-

Ooooooo 2

-ocr page 461-

I2I2 HONDERD EN DERTIENDE HOOFDSTUK

denken, en wordt het tegendeel derzelve by \'tRechtsgebruyk onder-
houden. Want, zo \'t vermoedens-blijk door de bloote herroepinge
Wierde weggenomen, zou de gemeene beiluyting nimmer ftand gry-
pen ; want hierom komt men tot de pyniginge, omdat de belijdenis
herroepen wordt: want, zo de beklaagde geene herroeping deede, was\'er
geene pyniging noodig. Indien echter de beklaagde door de herroepin-
ge van diergelijke belijdenifle blijken deede van dwaalinge, zoude ik van
gedachte zijn, dat hem dusdaanige herroeping moft te ftade te komen.

XXXI.-ocr page 462-

VAN ZEKERE EN NAABESTAANDE VERMOEDENS-BL. 1215

by \'t recht niet bepaald zijnde, aan \'s Rechters willekenre worden
overgelaaten, \'t welk (mijns oordeels) zeer aanneemelijk is,volgens
de L. I. §• 5r.
de jure deliber.

XXXV.-ocr page 463-

IK

9

Jf

Vi-ocr page 464-

VAN DE VERMÖEDENS-BLYKEN ELKER MISDAAD INTenz.îsiS;

van eene misdaad befchuldigd, huysveften. Hoewel ook dit niet al-
tijd ontwijffelbaar aangaat, (r) L.
2. tt. de recept. Dies het (mijns
oordeels )- aan \'s Rechters willekeure moet worden overgelaaten, of in
dit
geval tegen den huysveiler een voldoend vermoedeits - blijk opkome,,
dan niet ?

XLI. Aan dit vermoedens blijk kan ook het volgende worden toe-
gevoegd : zo iemand de zaaken
der beklaagden in \'\'t openbaar begunfti-
ge, of buyten kennilfe en weeten van des gevangens Overheyd door
tuiichenkomfte van geld
voor deifelfs bevry dinge overkome,en \'t geld
of aan zich zeiven laate
betaalen of voor hem borg blijve : welke twee
zaaken, \'tzy te zamen dan wel afzonderlijk-, voorkomende een ontwijf-
felbaar vermoedens-blijk der verleende hulpe uytleveren, uyt wier hoof-
de de Rechter met veyligheyd ter pyniginge kan overgaan.

XLIL Deeze zijn de voornaamfte der naabeftaande, ontwijffelbaare
en ter pyniginge voldoende vermoedens blijken, eygen aan alle mis-
daaden, waaruyt ook de omzigtige Rechter nog van andere, naar
maate der omftandigheden van elk feyt en wanbedryf voorkomen-
de, met weynig moeyte zal konnen oordeelen.

{t) Dat zjyhy wie een venwagerde of hloedverwante flraatfdender of moor deu-
rnar in zekerheyd gehragt en hewaard wierdt, noch moeten vrygefproken, noch
ganfch ßrengelyk moeten geftraft worden : want hunne misdaad is nief gelyk met de
misdaad dergenen , die flraatfchenders en moordenaars ^ tot wie ze geene betrekking^
hehben inneemen.-

HOiNDERD EN VEERTIENDE HOOFDSTUK

Van de Vermoedens-blyken. eiker misdaad
in \'t byzonder.

1 N H O U D.-ocr page 465-

ï2i6 honderd en veertiende hoofdstuk

leftuur der flraffelooze ver-weer\'mge hy-
brengty levert een vermoedens-blyk ter
pynigmge uyt.
8.

9. Een vermoedens - blyk van den in on-
eenigheyd gepleegden doodflag is ^ zo ie-
mand met den neérgeflagen gekeeven, en
hem getroffen hebbe.
10.

II. Wanneer en tot hoeverre het koopen
van vergif tegen den kooper een vermoe-
dens-blyk van gifmenginge uytlevere? 12.

14.-ocr page 466-

VANDE \\^ERMOEDENS-BLYKENELKERMISDAADIN\'Tenz.i2i9

11 Schoon het toch meer dan zeker zy, dat deeze zo wel als gééne
vermoedens blijken naar de veranderinge der omftandigheden zyn on-
derfcheyden, en niet alle konnen worden opgenoemd, zal \'t echter
der pyne wel waerdig weezen,de voornaamfte derzelve aantehaalen.

III. En wel E E R s T EL Y K, in misdaad van doodilag, konnende hy
met een ter pyniginge voldoend vermoedens blyk bezwaard te zyn ge-
houden worden, die op zodaanige plaatfe en tyd, ja oogenblik des tyds,.
waarop een menfch gedood te zyn gezegd wordt, of niet verre daar-
vandaan, met wapenen of bebloede kleederen gezien of betrapt wierdt.
Want, zo iemand ter plaatfe, waar de doodilag gepleegd is, betrapt
worde, is het zeker, dat daaruyt een vermoedens-blyk voortfpruyt,
gelyk
homn aan het 16^ onderdeel honderden elfden Hoofdfluks
zegd is, welk echter meer afgefcheyden, en in zich zelve zonder m-
dere behulpzaamheden ter pyniginge geenfins is voldoende. Doch, in-
dien \'er dit by kome, dat debetrapte met bebloede kleederen of wapenen
gezien is,zal niemand ontkennen, dat in zulk geval de beklaagde ge-
noeg verdacht, en met een dringend vermoeden bezwaard wordt, en
deswegens behoort gepynigd te
worden, zeggende (s) zeker voornaam
Rechtsgeleerde, dat, zo iemand gezien zy met een bloedig zwaerd ea
verbleekt weezen uyt zeker huys te komen, welk huys niet dan eene
éénige deur heeft, en van binnen een dood menfch worde
gevonden,
zulk een vermoedens-blyk ter verwyzinge is voldoende, \'t Welk hy
echter
naderhand tot eene buytengewoone ftraffe bepaalt: en niet ten
onrechte, omdat uyt onderftellingen en vermoedens-blyken, hoezeer
ook
onwraakbaar voorkomende, niemand met den dood ftrafbaar is.
Doch ik zie niet, waarom in dit geval den beklaagden eene bnytenge-
wooneAraf zou moeten worden opgelegd, dewyl men de waarheyd en
belydenis door \'t pynigen veyliglyk kan afperifen.

ï V. Ja zelfs, zo iemand met een bloedig zwaerd op de plaatfe des
gepleegden doodftags niet betrapt, doch zyn mes of zwaerd daar ter
plaatfe met bloed befmet te zyn gevonden worde, is aan de 3 ® en 4c on^
deelen de^voorgaanden Hoofdfluks g^z^g^ ^ dat zulk een niet te min aan
de misdaad fchuldig te zyn onderfteld wordt, \'t en waare hy konde
^ntoonen dat hy eens anders zwaerd geleend had, of, dat het zyne
hem ontrokken was geweeft.-ocr page 467-

SR

i2I8 HONDEPVD EN VEERTIENDE HOOFDSTUK

V. Aan dit vermoedens blyk kan nog een ander worden toegevoegd,
zo iemand uyt des neérgeilagens goederen wat Ontvangen, vervoerd,
verkocht of op eene andere wyze vervreemd, of by zich gehou-
den hebbe,

V L Maar deeze twee vermoedens-blyken vervallen, zo de aange-
bragte door het bybrengen van tegenftrydige bewysredenen en onder-
ftellingen bewyze, dat hy die goederen uyt eene rechtvaerdige
oorzaar
ken bezit, of ook andere ter plaatfe der gepleegde misdaad aanweezende
geweeft zyn, en de doodllag in oneenigheyd gepleegd wierdt, waar-
uyt zyne kleederen met bloed bevlekt zyn geworden enz. welke bewy-
zen gewiftelyk niet moeten van de hand geweezen woorden.

VII.-ocr page 468-

VANDE \\^ERMOEDENS-BLYKENELKERMISDAADIN\'Tenz.i2i9

Zien wierdt met den neêrgeflagen hooge woorden te hebben, en hem
met een mes, zwaerd of andere foorte van wapenen, geweld toetebren-
gen.
Want de onderftelling pleyt ten naadeele yan hem, die de oor-
zaak der oneenigheyd en een vyand van den neêrgeflageri is; met wel-
ke onderftellinge dit vermoedens-blyk overeenftemmende, dat hy naa-
melyk getroöen heeft, zal\'t onwraakbaar zyn, dat debeklaagde tot het
ondergaan der pyniginge op eene voldoende wyze bezwaard wordt.

X.-ocr page 469-

3 2 20 H O N D E R D EN VEERTIENDE HOOFDSTUK

dan eerft tot het doen van fcherpere ondervraaginge zy bequaam en vol-
doende , zo eene andere behulpzaam hey d t\'zamenloope, neem eens, in-
dien de befchuldigde kcHi beweezen worden met dengenen, die door ver-
gif omgebragt te zyn gezegd wordt, in zwaare vyandfchap geleefd
of uyt zynen dood eene ervenis of ander voordeel gehoopt, of eenig
voorrecht van waerdigheyd, opvolging van Ampt of bedieninge, ver-
wacht te hebben; of zo los van leeven geweeft zy, dat hy aanneemely-
ker-wyze mooge geloofd worden de gifmenging gepleegd te hebben.
Hoedaanige behulpzaamheyd ook is, zo debeklaagde \'t vergif gekocht
of toebereyd, doch voor de Overheyd ol\'t Gerecht door hem gekocht
of toebereyd te zyn ontkend hebbe, en hy daarvan niet te min over-
tuygd zy; want met
het vermoedens blyk, uyt de koopingedes vergifë
gefproo ten, welke den kooper in zich zeiven verdacht maakt,(v)
35. §. 2\'. ïr.,
de contr. emt. loopt eene leugen te zamen, welke aan
de Overheyd in de hand gefteeken zynde voor een groot fchelmftuk ge-
houden wordt, en mitsdien verzwaart ze het eerfte vermoedens-blyk
dermaate , dat het is onwraakbaar, dat de befchuldigde moet gepynigd
worden.

XI I. Ten anderen, moet dit vermoedens blyk wel inzonderheyd be-
paald worden tot dat geval alleen, waarin
iemand geene rechtmaatige
en aanneemelyke reden, waarom hy \'t vergif gekocht heeft, kan aan-
duyden. Want, zo hy konde aantoonen, dat hy zich van \'t vergif
om eene andere aanneemelyke en niet verbooden reden bediend heeft,
sal hy moeten verfchooning vinden, hoezeer hy ook met den. vergiftigd
den in vyandfchap geleefd hebbe, of deffelfs perfoon verdacht zy ge-
worden.

XIV. Verders is het ook een ter pyniginge voldoend vermoedens-
blyk van kindermoord, die ook eene foort van doodilag is, zo de buyk
eener maagd by voortgang zwelle, en zo eensklaps dunner en ingefta-
gen worde.

XV.\'t Welk

(v) Iemanddenh, dat nan \'quaad-ocr page 470-

VAN DE VERMOEDENS-BLYKEN ELKER MISDAADINTenz.iao-l

X V. \'tWelk nogtans in eenen gezonden zin is optevatten, Eerfte-

Ijk, zo naamelyk die jonge dochter over de fteels gewyze geleeden ont-
eeringe eenig vermoeden geeve, dat ze van aan eene maagd niet paffen-
de
zeden, van een wulpfch en geyl gezigte, en van eenen loflen mond,
geoordeeld wordt.
Ten anderen, indien ze van onbefproken vioed-
wy ven of ervaaren vrouwen betaft en onderzocht zynde gebaard te heb-
ben bevonden worde. Want, omdat de zwelling des buyks wel uyt
eene andere oorzaake kan voortkomen, wordt niet ten onrechte, eer
men tot fcherpere ondervraaginge kome, gevorderd,dat de maagdom
door het doen der onderzoekinge niet ftechts gefchonden te zyn bevon-
den worde, maar ook,dat de vrouwen verklaaren,dat de befehuldig-
de dochter gekraamd heeft. V/ant in dit geval wordt aan ervaaren
vroed- of andere vrouwen
met betrekkinge tot haare konfte geloof ge-
geeven, Vooral, indien ze het voorfz onder eede verklaard hebben,
\'t welk vooral is noodzaakelyk.

XVI.-ocr page 471-

Ï22Z HONDERDEN VEERTIENDE HOOFDSTUK

niet zoude aan den dag komen; want dan dringt het vermoeden, dat
de vrucht is omgebragc, en gevolgelyk, zo de moeder dit haar verzet,
dat ze een dood kind gebaard heeft, niet kon bewyzen, moet ze ge-
; ^ynigd worden. Want daarin eygentlyk, zo de vrouw haare zwanger-
! leyd verheeie, en zonder \'t by weezen van iemand hebbe willen baaren,
heeft ze argliftig- en bedriegelyk gehandeld, waaruyt zeer ligt een ter
pyniginge voldoend vermoedens-blyk kan geboren worden.

XIX.-ocr page 472-

VAN DE VERMOE DENSBLYKEN ELK ER MISDAAD INTeffiZ.isss

HeereGOD verzocht wordt, Deuter. 6: i ó. Matth. 4 ::7.Hoedaaßig een
dit vermoedens blyk te zyn bezwaarlyk zal konnen ontkend worden.

XXlï. Waarom , dewyl dit vermoedens-blyk nergens by\'t recht aan-
getekend te zyn bevonden wordt, gelyk anderfms de meeft merkwaer-
dige vermoedens blyken doorgaansin \'t byzonder worden aangeroerd,
L. 5. §- 26. -rr. de injur. L. i. §. 2. tt. de puhlican -ocr page 473-

1224 HONDERD EN VEERTIENDE HOOFDSTUK

Rechtsgeleerde van gedachte,dat dit geftelde,naamelyk,dat niemand
genoodzaakt wordt zynen verkooper aantewyzen, tot dengenen moet
bepaald worden, tegen wien geen vermoeden van bedrog zich opdoet.
Doch, wie zal konnen ontkennen, dat hy, die eenig geroofd of ge-
ftolen goed by zich houdt, verdacht is ? ter zuyveringe van welk ver-
moeden hy gewiflelyk tot ontdekkinge des daaders moet genood-
zaakt worden, indien hy niet zou willen gepynigd weezen, ör^. (x)
L. 3. (y) L. 13. de offic.pr^f. En, dat ditzelfde vermoedens-blyk
iemand
genoegzaam verdacht maakt,blykt ook uyt de L. 2. L. 5.C.
de furt. waar gezegd wordt, dat hy, by wien geftolen goed gevon-
den wordt, in naadenken van misdaad vervalt. Waarmede niet wey-
nig overeenftemt Keyzer luftinianus in de §.
4. Inß. de oblig. quce ex
deliä. nafc.
wanneer hy fchryft, dat hy, die geftolen goed ontvan-
gen heeft, aan
heymelyken diefftal fchuldig wordt.

XXVI. Dit moet nogtans bepaald worden, Eerftelyk, indien hy,
by wien geroofd of geftolen goed gevonden wordt, zy een menfch van
eenen goeden en ongefchonden naam, dien men uyt de bloote vindin-
ge van ger
(X)fd of geftolen g^ed geenftns een dief of ftraatfchender te
zijn
onderftellen moet tot dat èynde, dat hy zou moeten gepynigd
worden,
arg. (z) L. 5.5. 6. tt. de re milit. Want het kan dikwerf
gebeuren, dat iemand buyten zijn weeten geftolen goed by zich heeft,
of \'t welk geftolen te zijn gehouden wordt; dewyl hy echter aan gee-
nen diefftal fchuldig is, \'t en waare hy van\'t fteelen des goeds kennis
hadde,
L. 12. L. 14. C. de furt. zo kan \'t ook gebeuren,dat hy
dit goed van den dief of van een\' ander\' ter goeder trouwe gekocht of
onder eene andere oorzaake ontvangen heeft, §,
2. Inß. de ufucap.

Waar-

(x) Hy die over V Wingeweß gefteld is^ moet zorg draagen dat het Wingeweft
van booze menfchen gezuyverd worde

■y) Zie het 30e onderdeel des negen en negentigCten Hoofdftuks.

(z Hadrianus heeft Jchnftlyk geantwoord, dat ie Krygslwyden, die door de woes-
te volken waaren weêrgezonden, behoorden derwyue herlteld te worden, indien ze
beweezen, dat -Le gevangen zynde geweeß ontfnappe, doch geenfms overgeloopen waa-
ren: doch dit , hoezeer niet klaar blyken konnende, moft echter door bewysredenen on-
derkend worden, en, indien hy te voore voor een?n goeden Krygsman zy gehouden,
het naafte, dat aan zyn zeggen worde geloof gegeeven: indien hy
zy eennytblyver,
naar de zynen met omziende, of een Imaard, of huyten dê Krygs-tenten doi^rgaam
■miwervende
2 zal hm geen geloof worden gegeeven.

-ocr page 474-

VANDE \\^ERMOEDENS-BLYKENELKERMISDAADIN\'Tenz.i2i9

Waarom tegen iemand, die ter goeder naame ftaat, uyt dit bloot ver-
moedens blijk geeniins ter pyniginge moet worden voortgefpoed.

XXVII.-ocr page 475-

475 HONDERD EN VEERTIENDE HOOFDSTUK

deren te geeven; over den roof of diefftal, op de naby gelegen plaatfen
gepleegd, door pyniginge moet ondervraagd worden. Met dien ver-
ftande nogtans, dat dit vermoedens-blijk tot het houden
van fcherpere
ondervraaginge dan eerft wórdtbequaam en voldoende , wanneer het is
van zulk een gefteldheyd, dat hy deezen diefiial gepleegd te hebbers
geloofd wordt: dewyl de eerlijke gevallen, waardoor iemand fchielijk
kan rijk gemaakt worden, veele en verfchey den zijn, gelijk de zin der
L. lo. C. arbitr. tuteï. L. 4. §. i. -n-. de muner.- -ocr page 476-

VAN DE VERMOEDENS-BLYKEN ELKER MISDAAD lN\'Tenz.U27

XXXIÏ. Doch het is eeameer zeker en dringend vermoedens-blijk ter
pyniginge, indien hy, die anderfms van diefftal verdacht is, gezien zy,
wat onder zyn kleed of mantel uyt eens anders huys, waarin ten dien
zelven dage diefftal gepleegd te zijn gezegd wordt, wegtedraagen.

XXXIII.-ocr page 477-

2228 HONDERD EN VEERTIENDE HOOFDSTUK

zo ook het overfpel uyt des Schry vers Brief, ten minften tot het bewer-
ken van fcherpere ondervraaginge, kan worden opgemaakt.

XXXIX. Of, zo een man gezien zy met eens anders vrouwe alleen
door boflchen en langs eenzaame wegen te wandelen, en teffens haar
te kuflen, of met geyle aanraakinge en dertele omhelzinge te om-
vangen,
C. ex Ut er is 12. C. 13. extr. de prcefumt. insgelyks, zo ie-
mand in \'t huys van eens anders vrouwe verfteeken te zyn gevonden
worde, of gewoon zy, \'t huys eener fchoone vrouwe by nachte en by
dage te betreeden.

XL. Welke en andere vermoedens blyken tot het opleggen der py-
niginge meer zeker gemaakt worden, zo de man der overfpelerefte eeoi-
gen tyd herwaards door zo eene lighaams ongezondheyd zy aangetaft,
dat hy aan zyne huysvrouwe de huuwelyks-fchuld in\'t
zekere niet heeft
konnen afleggen, en ze niet te
min in dien tuflchen tyd bezwangerd zy,
L. 6.
de bis. qui fui -ocr page 478-

VAN DE VERMOEDENS-BLYKENELKERMlSDAADINTenz,ii29

vermoedens-blyk uytlevere, in 7.0 verre, dat dev^elve op de waarheyd
der misdaad door pyniginge moet ondervraagdwor den?

veeltijds, dat eene hoog zwangere vrouw den bezwangeiaar noemt en
zegt
door hem onteerd te zijn, ofmet hem overfpel gepleegd te hebben,
die echter zulks wel degelijk ontkent. Waarlijk, zo deeze en gééne
behulpzaamheden t\'zamenliepen, zoude ik onbezwaard denken, dat in
zulk geval ter pijniginge
kan worden overgegaan: Doch, zo buyten de
befchuldiginge en benoeminge der bezwangerde vrouwe geen ander
vermoedens-blyk in\'t geheel voor de hand zy, moet ik (naar \'t gene

aan het 23e onderdeel-ocr page 479-

230 HONDERD EN VEERTIENDE HOOFDSTUK

mand wat anders gehandeld, en wederom wat anders gehandeld te zyn
wordt voorgegeeven, L. 7. §. 9, -
tt. depadt.

XLV. Insgelyks is \'t een vermoedens-blyk van valfche raunte,in-
dien zodaanige munt of wel eenig werktuyg, tot het flaan van valfche
munte bequaam, by iemand wierde gevonden,\'t en waare de befchul-
digde zy een eerlyk man en van een onbefproken gedrag, in wien dee-
ze vermoeding ophoudt.

XLVI. En zyn deeze de voornaamfte vermoedens-blyken der meeft
gepleegd wordende misdaaden, waaruyt zo wel van andere misdaaden
als van de overige vermoedens-blyken, welke zich uyt het bedryf zelve
opdoen, de voorzigtige Rechter naar zyne willekeure zal in ftaat zyn
te oordeelen en te onderfcheyden, wat
vermoedens blyken tot het doen
van fcherpere
ondervraaginge zyn voldoende? Want het is onmooge-
lyk , alle
vermoedens blyken van elke misdaad optenoemen; als welke
uyt het bedryf voortfpruy ten, \'t welk veranderd zynde, moet ook het
recht zelve noodzaakelyk veranderd worden
, L. \'rr. de excufat.
tutor.
L. 45. TT. de legat. 3. L. 3. v. de in diem addidt. L. 75. tt.
de contr. empt.

HONDERD EN VYFTIENDE HOOFDSTUK

Van de algemeene Richtfnoeren \'der Vermoedens-

blyken.

INHOUD.

I. Zonder wettige vermoedens-hlyken
kan geene pyniging leßooten worden. 2.

3. Misbruyk van fommige Overheden.
4- 5. 6.

7: De heïydenis, zonder voldoende ver-
moedens -blyken door de pyniginge uytge-
ferjt, heeft geen uytwerktd van
verwy-
zinge.

^\' Hoezeer ook de gepynigde hy zyne
telydmße voljtandig Uyve, en ^er naa V
uytftaan der pyniginge andere vermoedens-
Uyken opkomen.
9.

10.-ocr page 480-

VAN DE ALGEMEENE RICHTSNOEREN DER VERM. li^l

\' 13. Het is onmoogelyk , aVe ver moe-
dem-hlyken en teder deri.elve optehaalen.

14. V Rechten willekeur moet in dee-
zen zyn rechtmaatig, en welke? 15.

16 De Rechtskundigentmeten over de
verrnoedens-hlyken geraadpleegd worden,

17.-ocr page 481-

1232 HONDERD EN VYFTIÉNDE HOOFDSTUK

hebben opgeflooten,van ftonden aan pynigen, en niet te voore onder-
zoeken, of de misdaad gepleegd zy, dan niet? Maar, zonder dit ia
acht te neemen, gaan ze ten eerften over tot folteringe, vuur en pyn-
banke.

IV.-ocr page 482-

tan de algemeene richtsnoeren der VERM. iê35

tig, en mitsdien kan ze ook geen uytwerkfel van verwyzinge genie»
\'ten.

VIII.-ocr page 483-

234 HONDERD EN VEERTIENDE HOOFDSTUK

tachtigd worden, L. 29. L. 21Q. de R, en wordt ook de han-
deling, welke van den beginne om \'t gebrek der bekrachtigende oor-
zaake nietig is, nooit beveftigd, hoezeer ze ook naderhand door de
opvolgende bekrachtiginge beveftigd wierde
öö^,omdat zulk vol-
ftandig blyven, gelyk zo even gezegd is, uyt vreeze eener te hervat-
ten pyniginge gefchiedt te zyn gehouden wordt.

X.-ocr page 484-

VAN DE ALGEMEENE RICHTSNOEREN DER VERM, 1235

Op de pynbaoke van de misdaad belydenis gedaan hebbende kanhyde
verwyzinge niet ontgaan,-ocr page 485-

mm

honderd en vyftiende hoofdstuk:

XV. Diergelijke vermoediens,blijken, door de Wetten en- dé redea
des rechts ingevoerd en goedgekeurd, zijn in grootraantal, en wel de
gemeenfte en voornaamfte derzelve,
m ée voorgaande Hoofdftukken
opgenoemd; maar, zal iemand zeggen, indien uyt de veelerhande
omftandigheden van elk feyt en wanbedryf, ook uyt de verfcheydent-
heyd van perfoonen en zaaken, de vermoedens blijken moeten wor-
den afgemeeten, gelijk zo even is beweezen, hoe zal dan de Rechter
zijne willekeur in \'t beoordeelen van deeze vermoedens blijken naar de-
fchikkinge des Rechts kennen inrichten, dewyl- de meefte fey ten in de
aangehaalde Wetten niet begreepen ftaan, maar-ocr page 486-

van m algemeene richtsnoeren der verm. ï£3-ocr page 487-

1238 HONDERD EN VYFTIENDE HOOFDSTUK

XX.-ocr page 488-

VAN DE ALGEMEENE RICHTSNOEREN DER VERM. 1239

houden van fcherpere ondervraaginge nooit dan door twee getuygen
beweezen worden, gelyk de Rechtsgeleerden eenpaarigiyk van dat
begrip zyn.

XXIV. Want, dat het getuygenis van eenen eenigen menfch niet
moet worden toegelaaten, is by Godlyke en menfchlyke Wetten voor-
zien,
Deuter. 19: 15. Matth. 18: j 6. Ja zelfs een eenig getuyge
bewyft gemeenlyk niets, hoezeer hy ook in de hoogfte waerdigheyd
gefteld waare, L.
9. §. i. C. de teßib, L. 20. tt. de quceft. \'t Welk

wyl het is onwraakbaar, dat dezelve een onherftelbaar naadeel met zich

fleept, en veeltyds de waarheyd te leur ftelt,L. i. §• 23. ^r. de qu^ft.
om welke reden ook zulke getuygen gevorderd worden, die onwraak-
baar zijn, tegen wie noch verzet noch tegenwerping kan plaats hebben.
En, zo de Rechter hetzelve niet ter deege zal in acht genomen heb-
ben , is het genoegzaam ontegenzeggelyk, dat eene afgeperfte belyde-
nis van geen het minft gewigte is, en de beklaagde nooit kan verwee-
zen worden.

XXV.-ocr page 489-

1240 HONDERD EN VYFTIENDE HOOFDSTUK

XXV\'I Ten anderen, wanneer in \'t gemeen over \'t bewyzen der
misdaad gehandeld wordt, vervattende in zich zelve onderfcheyden
iborten en afzonderlijke of opvolgende handelingen; hoedaanige zijn
kettery, -overfpel, enz. In welk geval de verklaaringen van enkele ge-
tuygen, van welke de één hiervan,de ander daarvan,en een derde
wederom van een ander vermoedens blijk,getuygt,moeten t\'zamen-
gevoegd worden, met dat oogmerk, om den beklaagden te konnen
pynigen op die misdaad., waarvan hy verdacht wordt gehouden.

XXVIII. T-ocr page 490-

VAN DE ALGEMEENE RICHTSNOEREN DER VERM. 11241

de, en geenfms van de zulke, welke van haar meeft afgefcheyden zijn.
3. Dat de vermoedens blijken, waarvan die enkele getuygen verklaa-
ren, zijn verfcheyden en de zodaanige, welke\'sRechters gemoed als \'c
waare verzekeren, dar de beklaagde misdaan heeft.

XXX.-ocr page 491-

2242 honderd en vyftiende hoofdstuk

ook teffens naagegaan worden, of de beklaagde in ftaat zy, die aaiis-
neemelijker-wyze te vernietigen, en door het bybrengen van tegenftry-
dige ftuytredenen en onderftellingen opteheften of te weêrleggen. En
mitsdien moeten ten deezen opzigte twee zaaken in opmerkinge ko-
men , naamelijk de oorzaak der vermoedens - bHjken, en de onderftel-
ling, welke de oorzaak aan des beklaagdens zijde vernietigt. Waarin
gewiftehjk geen gering gedeelte van verdeediginge zich opdoet, welke
den beklaagden op geenerhande wyze moet benomen worden; war
toch, indien hy zou willen aantoonen, dat die zaak, waarvoor de
ftuy treden en \'t vermoedens-blijk wordt bygebragt, doorhem met ee-
nig ander oogmerk gepleegd wierdt ? of, indien hy meer genegen waare,;
tegenftrydige
vermoedens-blijken en fterkere onderftellingen aantehaa-
len
en te bewyzen, en dus vermoedens-blijken met vermoedens-blij-^
ken
te weêrleggen, en onderftellingen door tegenftrydige onderftellin-
gen te vernietigen ? Het is \'er waarlijk zo verre van daan , dat de be-
klaagde, ter bewyzinge van dien zich aanbiedende, zoude aftewyzen
zijn, dat hy veel eer ten dien eynde moet toegelaaten en gehoord wor-
den.

XXXIII.-ocr page 492-

VAN HET UYTVOEREN DER PYNIGINGE. 1241

evenwigt te brengen , en\'t gewigt door fterkere fluytredenen en onder-
ftelhngen overtehaalen, waarin hy,zich niet konnende nytredden,ge-
houden is met kundige luyden raadtepleegen.

XXXV. Dit \'sechter meer dan zeker, dat de onderftelling van
geene misdaad de onderftelling van misdaad uytfluyt,. en altyd in \'t
onzekere voor de zachtfte zyde moet onderfteld worden.

HONDERD EN SESTIENDE HOOFDSTUK

Yan het uytvoeren der Pyniginge.
I N H O U D.

ï. De uytmermg der pyniginge moet 13. Hoedaanige leftuuring in\'\'t fynige\'ê

^ eene behoorlyke wyze gefcheden.-ocr page 493-

i

1244 HONDERD EN SESTIENDE HOOFDSTUK

27.-ocr page 494-

VAN HET UYTVOEREN DER PYNIGINGE. 1245

mand op eenen ruildag te pynigen, is zulks echter een affchuuwelyk en
deernis-waerdig fchouwfpel, waarvan men zich op zulken tyd om den
aan GOD verfchuldigden eerbied ganfchelyk moet onthouden.

IV.-ocr page 495-

1246 HONDERD EN VYFTIÉNDE HOOFDSTUK

op het bepaald ftip der aanftaande pyniginge de misdaad belyde, het
pynigen te recht zal ophouden.

VII. Ten Derden: Indien\'er verfcheyden beklaagde mede-genoo-
ten van ééne en dezelfde misdaad zyn, zal de Rechter eenen juyilen
tred in
het doen der fcherpere ondervraaging moeten houden, waarin
zyne willekeur niet min, dan in de eygentlyke wyze van \'t fcherpelyk
ondervraagen, moet werkzaam zyn. Welke willekeur daarin beftaat,
dat de Rechter boven allesoverweege, wie onder
de beklaagden meeft
verdacht zy, van welken eerft moet begonnen worden, L. 1. §. 2*5r.
de qU(Bfi.

Vläl. Doch, indien ze alle gelykelyk verdacht ftaan, is dit richtfnoer
■onwrikbaar: Dat MOET
BEGONNEN WORDEN VAN.HEM,
DIE DE VREEZACHTIGSTE GELOOFD WORDT, EN
VAN DE TEDERSTE
lAAREN SCHYNT TE WEEZEN,
UYT WIEN DE WAARHEYD MET DE MINSTEMOEYTE
KAN GEHAALD WORDEN. Welk richtfnoer niet flechts door
Ulpianus, den Rechtsgeleerden, in de gezegde L. t. §. 2. en door Pau-
lus, in de L. 18.
tt. de quceft. aangetekend, maar ook door de Uytleg-
gers
met eenpaarigheyd is aangenomen.

IX.-ocr page 496-

Van het uytvoeren der pyniginge. 1247

aanzien, een begin maaken: niet zo zeer, omdat de zoon met betrelv-
kinge tot den vader van eenen tederen ouderdom is,
arg. (g) ig.
TT.
de qucefi. als wel, omdat den vader ten opzigte van zyne liefde tot
den zoon eene meerder verfchrikking wordt aangejaagd,
L. 8. tt. quod
met caufi. en, dat de vader door \'t lighaam van zynen zoon aan meer
gevaar, dan de zoon,onderhevig wordt, §.
ult. Infi. de nox. öf^^.dies
het gevolgelyk fchynbaar zy, dat de vader, die zynen zoon ziet pyni-
nigen, uyt eygene beweeginge de waarheyd zal openbaaren.

xii.-ocr page 497-

s

1248 HONDERD EN SESTIENDE HOOFDSTUK

daarmede zal opgehouden zyn, gefchieden. Het is toch niet waarfchy-
nelyk, dathy, die aan de pynbanke gefteld wierdt, zoude in ftaat zyn
de waarheyd te zeggen, of het gepleegde met de omftandigheden wel
en ter deege in zyne geheugenifle te herroepen. Maar moet eerft aan
datgene, \'t welk de beklaagde, van de pynbanke losgemaakt en van de
fcherpere ondervraaginge ontheven, zal te kennen geeven en belyden,
geloof worden gegeeven: waarom ook geenfms datgene, \'t welk de
beklaagde op de pynbanke beleeden heeft, maar wel \'t gene hy van de
pynbanke losgemaakt zynde bekent, door eenen Beamptfchry ver moet
worden aangetekend en verzegeld.

XVI.-ocr page 498-

VAN HET UYTVOEREN DER TYNIGINGE. 1249

-ocr page 499-

f 250 HONDERD EN SESTIENDE HOOFDSTUK

konnen opftellen zodaanige vraagftukken, als tot uy tvorfchinge der waar-
heyd meeft bequaam en gepaft zyn zullen.

XXII. Neem eens, indien van doodflag of moord worde gehandeld ^
kan de beklaagde ondervraagd worden, om wat oorzaake hy den dood-
flag gepleeg-ocr page 500-

VAN HET UYTVOEREN DER TYNIGINGE. 500

en gedachte te binnen brengen, en deez, denkendé znlks aafl zich
vorderlyk te können zyn,daarin van ftonden aan toeftemt,L. i. §. 21\'.

de quceft. Het is dan voldoende, dat de beklaagde in \'t gemeen o^
de omftandigheden des gepleegden feyts ondervraagd, en zyne beant^
woording ftiptelyk opgetekend en verzegeld worde.

XXIV.-ocr page 501-

^sm

1252 HONDERD EN SESTIENDE HOOFDSTUK

eenige ligte vermoedens-blyken voor handen zyn, welke ook den be-
klaagden van die misdaad verdacht maaken. Ja zal iemand, zelfs niét
ongepaftelyk, konnen ftaande houden, dat ook dit, waardoor iemand»
die ééns voor boos te boek ftaat, altyd in diezelfde foorte van misdaad
boos te zyn onderfteld wordt, C.
femel malus, de reg, jur. in een
voldoend vermoedens blyk ter ondervraaginge, welke by toeval over
eene andere misdaad, echter van diezelfde foorte zynde,mpetgefchie-
den , uytlevert.

XXVII.-ocr page 502-

VAN DE UYTWERKSEEEN DER PYNIGINGE. iz^^

XXIX.-ocr page 503-

1254 HONDERD EN ZEVENTIENDE HOOFDSTUK

en ly zyne onthentemffe Dolftandig hlyfty-ocr page 504-

VAN DE UYTWERKSELEN DER PYNIGINGE ia55

ßiet bekennenden maar ontkennenden beklaagden. De tweede in de
verwijzinge van
den bekennenden en zijner belijdeniffe geftand doenden
beklaagden. De
derde in de ftraffe,waaraan de Hechter, die den be-
klaagden onwettidijk pijnigen doet, gehouden wordt.

1 ï I. Wat het E ERSTE uytwerkfel der pyniginge aanbelangt: Lo
naamelyk de beklaagde in \'t ontkennen zy volftandig gebleeven, is de
gedaclite der Uytleggeren eenpaarig, dat de vermoedens-blyken
oer
misdaad,waarmede de beklaagde bezwaard was, gezuyverd te zyn
gehouden worden,en hy gevolgelyk de vryfpraak en\'tontilag uyt de
gevangeniffe verkrygen moet, L.
ult. tt. de quceft.

I v: Maar \'t volgendeisminzeker :0/^^ vermoe^
dens-blyken der misdaad door het ondergaan der pyrd
ginge gezuyverd
beeft, mn \'t houden der rechtspleeginge, dan wel ßechts bj eynaetyn
vonniße, behoore vrygefproken te zvorden\'?
Het eerfte wordt by iom-
mige Rechtsgeleerden ftaande gehouden , die het beter meenen te zyn^
dat de gepynigde beklaagde, hoezeer ook by de ontkenteniffe volftandig
gebleeven zynde, echter ten minften van het tydperk en \'t onderhouden
der rechtspleeginge,dan wel by eyndelyk vonniffe, worde vrygefpro-
ken, opdat hy naderhand by\'t opkomen van nieuwe vermoedens-bly-
ken of van zekere en onwraakbaare bewyzen ter openbaare wraakne«-
minge op nieuws zou
konnen gevangen, gepynigd en verweezen wor-
den,
en dus dc misdaad niet ongeftraft blyve, Z,. 51 §• ^ u
Aquil. \'t Welk zeker bezwaarlyk zal konnen gefchieden, zo de De-
kiaagde
by eyndelyk vonniffe wierde vry gefproken, dewyl de beklaag-
de
eens befchuldigd zynde, van diezeltde misdaad niet wederom op
nieuws kan befchuldigd worden, C.
de hls criminibiis. extr. de accu*
fat. L
7. §. 2. TT. de accufat.

V. Maar deeze reden kanmy geenfms beweegen, dat ik aan die
gedachte myn zegel zou hangen; want, hoezeer ik wel zou können
toeftaan, dat de eens vrygefproken beklaagde doorgaans om dezelfde
reden op nieuws
niet kan bëfchuldigd worden, lydt zulks echter veel-
tyds uytzondering,
en;, is aan verfcheyden bepaalmgen onderhevig,
\'t welk
onder anderen ook plaatsheeft, zo naderhand de beklaagde niet
door eenen en denzelfden, maar door iemand anders, worde befchuldigd:
indien
hy fleehts aantoone, niet geweeten te hebben, dat de aanklagt
door iemand anders ondernomen wierdt, L.-X\'^-\'^äe accufat. GelyK
ook4 de vryfpraak eenmaal opgevolgd zynde, andermaal om de meu-

-ocr page 505-

: i

Ï2SÖ HONDERD EN ZEVENTIENDE HOOFDSTUK

we nog niet voortgebragte, doch nu voorttebrengen en te bewyzeij
hoedaanigheyd het onderzoek of de aanklagt kan ingericht of gedaan
worden, L. 4. §. 3. -
tt. de noxal. a-ocr page 506-

VAN DE UYTWERKLSELEN DER PYNIGINGE,

volgt dan, dat, de beklaagde \'t wanbedryf op de pynbanke ontken-
nende, en daarin voltendig blyvende, éen en \'t zelfde reelit ftand
grypt.

V lil. En wordt deeze gedachte door \'t hedensdaagfch rechtsgebruyk
beveftigd, dewyl men de beklaagden, die \'t wanbedryf op de
pyn-
banke ontkennen, by eyndelyk vonniffe ziet vry fpreeken en uyt de
gevangenilfe ontfkian.

IX. Hier ter plaatfe wordt onderzocht: Zö^sfe beklaagde, mn
kere misdaad door volkomen bewy%en overtuygd, en daarop gepynigd-, ■
by %yne ontkent enijfe
zy volftandig gebleeven, of by geloouden worde,
die volkomen bewyzen
door\'t uy tftaan der pyniginge gezuyverd te heb-
ben, en destvegens behoore vry gefproken te worden?
W^nt,ïchoon het
van een onwraakbaar recht zy, dat de beklaagde, die van de mis-
daad overtuygd is, niet gepynigd,maar by eyndelyk vonniffe moet
verweezen worden, gebeurt het echter veeltyds, dat onervaaren
Rechters met de bewyzen niet te vreden, maar bovendien den beklaag-
den zyne belydenis atperffende, hem pynigen: in welk geval, zo de
overtuygde by zijne ontkenteniffevolftandig blyve,eene onzekerheyd
ontftaat, of hy gehouden worde, de bewyzen gezuyverd te hebben, dan
niet, dies hy behoore of vrygejproken of verweezen te wordend
In

ontbinden van wetke onzekerheyd deÜytleggers het met den ande-
ren ganfchelyk niet eenfch zijn. Want fommige
beweeren onbe-
fchroomd, dat de beklaagde met de gewoone ftraffe moet beteugeld
worden, niet min, als ofhy nooit waare gepynigd geweeft, om
die reden, dat hy, die van de misdaad overtuygd wordt, onwettiglyk
gepynigd,en mitsdien de op die misdaad gehouden fcherper
onder-
vraging nietig en krachteloos is,
arg. (h) L. de legib. Maar

deeze

(h^ is geen twyffel aan, dat hy, die de woorden der Wet hegreepen hehhen-
de wat tegen den wille der Wet onderneemt, tegen de Wet misdoet, en hy , die zich
tegen het oogmerk van \'recht door een hard voorrecht van woorden hedriegelyk ver-
, z^l ook geenfms de hy deeze ofgééne
Wetten uvtgedrukte ftraffen ontduyken,
fVe legeeren toch, dat onder hen, die overkomft aangaan, wanneer de Wet het over-
komen verbiedt, geen leding, geene overkomft, geen verdrag, fchyne opgevolgd te
wee-
zen. t Uene we goedvinden zelfs tot aUerhande zo oude als nieuwe verklaarin-
gen mn Wetten aigemeenlyk te worden betrekkelyk gemaakt: dies het voor den Wet-
gever
-Ly wldoeude, enkelyk verbooden te hebben, V gene hy niet wil gedaan
2/f«.\' m aU het ovenge aJs waare het uyt den Uaarm wille der Wet optemaake^i

Vvvvvvv-ocr page 507-

2258 HONDERD EN ZEVENTIENDE HOOFDSTUK

deeze gedachte is te hard en te ftreng, welke uyt de nietigheyd des ge-
dings en der pyniginge bezwaarlyk zal konnen ftaande gehouden wor-
den , als waardoor de pynen en ftnarten den beklaagden zo wel zyn
aangedaan, als of daar van op eene wettige wyze waare gebruyk ge-
maakt, waarom de gepynigde, \'t wanbedryf ontkennende en daarin
volftandig blyvende, niet ten onrechte moet verfchooning vinden.,

X» In tegendeel befluyten andere, dat de volkomen bewyzen door
\'t gebruyk der pyniginge gezuyverd zijn, en deswegens de ontkennen-
de en daarin volftandig blyvende beklaagde geheel en al moet vryge-
fproken worden. Schoon deeser gedachte van de waarheyd niet zeer
afwyke, en wel daarom , dat het fcherpelijk ondervraagen een zeer
krachtig hulpmiddel tot
onderzoekinge der waarheyd te zijn gezegd
wordt,
L. 8. 5r. de quc^fi. en mitsdien fchijnt uyttewerken, dat de
bewyzen, waaruyt de beklaagde zonder het gebruyk der pyniginge
had können verweezen worden,niet meer volkomen bewyzen te noe-
men zijn, hoezeer ze ook voor \'t ondergaan der pyniginge voor vol-
komen bewyzen waaren gehouden, zoude ik echter, omdat in dit ge-
val op eene ganfch onwettige wyze van de pyniginge is gebruyk ge-
maakt, daaraan de uytwerking eener volkomen vryfpraake niet wil-
len toefchryven: vooral, dewyl
anderfms het fcherpelijk ondervraa-
gen eene gevaarÜjke en onzekere zaak is, welke fomwylen de
waarheyd\'
te leur ftelt, en veele zo verdraagzaam en hardvochtig zijn, dat van,
hen de waarheyd door geene pyniginge kan worden afgeperft, L. i.

23. L, 12. §. I. ïT. de quceft. Waaruyt zou te wege gebragt wor-
den, dat een feyt, hoezeet ook beweezen, zou ganfchelijk ongeftraft
blijven, ganfch anders, als de nuttigheyd van \'t gemeenebeft vordert
h. 9. §. 5 . X. de pubhcan. -ocr page 508-

VAN DE UYTWERKSELEN DER PYNIGINGE,

eenkomftig te omdat het m biilykheyd beftaat, dat\'er wat van
de fcherpheyd der gewoone ftraffe verminderd , en de ftrengheyd des
rechts gemaatigd worde ter zaake van de pynen, welke de van \'t wan-
bedry f overtuygde beklaagde geleeden heeft: echter kan de beklaagde,
die ééhs door volkomen bewyzen, welke bezwaarlyk door de pynigin-
ge in \'t geheel konnen gezuyverd worden, overtuyd is, geenftns in
dit geval van alle ftraffe ontheven zyn. Doch, in hoe verre ten deezen
opzigte de ftraf te verligten, en, wat ftraf den beklaagden opteleggen
zy, moet aan \'sRechters befcheydenheyd worden overgeiaaten, die
uyt de ingekomen bewijzen, verdere ftuytredenen en omftandigheden,
de ftraf moet bepaalen; als aan wiens willekeure en beoordeelinge het
weegen der bewijzinge.anderfms wordt overgeiaaten, L. 3. §. i. §. 2,

de tejUb.

XII. \'t Gene nogtans tot hiertoe van des beklaagdens vry fpraake ge-
zegd is, heeft juyft altyd geene plaats, en moet niet ten allen tijde den
ontkennende en op de pynbanke ftandvaftig bly venden beklaagden ge-
loof gegeeven, maar fomwylen de pyniging hervat, en tegen hem op
nieuws beftooten worden, \'t Welk ook Modeftinus, de Rechtsgeleer-
de, dus gevoeld heeft, als ten klaarften bljrkt uyt deL. 16.^.
de qucejl.
Waar ter plaatfe hy zegt, dat het fcherpelijk ondervraagen kan hervat
worden, en \'er woordlijk byvoegt, dat de H. Broeders dus
in \'t by-
zonder fchriftelijk geantwoord hebben.
En, dewijl de woorden dier
Wet algemeen
zyn, denken de Rechtsgeleerden, dat het fcherpelijk
ondervraagen
zonder onderfcheyd naar \'s Rechters welbehaagen kan her-
vat worden, om die reden, dat algemeene woorden geene bepaaling
toelaaten, L. 3.
de offic. pnefid, L. 3. §. i. de aleator. En ge-
tuygen fommige Rechtsgeleerden, dat dit alzo in gebruyk onderhou-

j

WW»jr-ocr page 509-

ji6o HONDERD EN ZEVENTIENDE HOOFDSTUK

de pyniginge gezuyverd zyn, volgt daaruyt, dat het pynigen nooit op
nieuws gefchieden kan, \'t en zy \'er nieuwe vermoedene-blyken waaren
opgekomen, en het mitsdien den Rechter niet vryftaat, den beklaag-
den, die uyt krachte van voorgaandevermoedens blyken ééns gepynigd
is, wederom op nieuws te pynigen, gelyk de algemeene beftuy ting der
Rechtsgeleerden daarheenen gaat, met byvoeginge , dat eene door de
pyniginge zonder nieuwe vermoedens-blijken afgeperfte belijdenis t\'ee-
nemaal nietig is, en de beklaagde uyt krachte derzelve nooit kan ver-
weezen worden.-ocr page 510-

VAN DE uyTWERKSELEN DER-ocr page 511-

12^52 . HONDERD EN ZEVENTIENDE HOOFDSTUK

IT--ocr page 512-

VAN DE UYTWÉRKSEEEN DER PYNIGINGE, 1263

XXIII.-ocr page 513-

1:\',

12^4 HONDERD EN ZEVENTIENDE HOOFDSTUK

zullen gepijnigd worden éénmaal ondervraagd zy, zal hy niet te min in
gruuwzaame of meer gruuwzaame misdaaden uyt krachte van nieuwe
vermoedens-blyken nog tweemaal konnen gepijnigd worden, \'t welk
ook in zeer gruuwzaame misdaaden zal ftand grijpen, dat
naameftjk
hy,
die reeds te voore onder \'t verfchrikken ondervraagd is,by \'t op-
komen van nieuwe vermoedens-blyken nog altijd drie reyzen mooge
gepijnigd worden ; Trouwens, \'t verfchrikken is geene rechte pyniging,
vooral, zo \'t zelve bloot- en woordlijk gefchiede,\'twelk tot het bevel
van \'t pijnigen niet behoort,
L, 15. §. 41, tt. de injur. waarom ook
niet om de gebruykte verfchrikkinge van \'t hervatten der rechte pijnigin-
ge zal afgeweeken woorden.

XXVII.-ocr page 514-

i:

VAN DE UYTWERKSELEN DER PYNIGINGE. 1265

XXX.-ocr page 515-

266 HONDERD EN ACHTIENDE HOOFDSTUK

HONDERD EN ACHTIENDE HOOFDSTUK

Van \'t bekrachiigen der Belydenisfe.
I N H O U D.

22. Wat, zo de beklaagde zyne belyde-
nis te bekrachtigen ongenegen zy?

23-ocr page 516-

VAN \'T BEKRAGTIGEN DER BELYDENISSE; 1267

de pyniginge beleeden hebbe. Want de verwyzing voigt noodwendig-
lyk op de belydeniffe, en zo wel hy,die de misdaaden beleeden heeft,
als zulk een, die daarvan door bewyzen overtuygd is, moet door ftraffe
beteugeld worden, naar de beveelinge van Keyzer Conftantinus, aan
Catulinus, Stedehouder van Africa, fchriftlyk antwoordende, dat de
Rechter deezen middelweg houden moet, dat hy niet eer tegen iemand
een ftreng en hooftlftraffelyk vonnis veile, dan, zo dezelve in misdaad
van overfpel, doodflag of tooverye, \'t zy door zyne eygene belydeniffe,
of ten minften door die van allen, die de pyniginge of \'t fcherpelyk on-
dervraagen hebben moeten ondergaan, wanneer die tot één en \'t zelfde
eynde gericht is en daarmede overeenftemt, overtuygd zy, L. 16. C.
de peen. en welke uytwerking toegekend wordt aan \'t bewys der ge-
\'tuygen, allerklaarfte bewys-ftukken en onwraakbaare vermoedens-
bly ken. Datzelfde wordt ook toegekend aan de belydeniffe, opdat naa-
melyk daaruyt de Rechter een hoofdftraffelyk vonnis zou können voort-
brengen , dat is, den beklaagden tot ftraffe verwyzen.

II.-ocr page 517-

2268 HONDERD EN ACHTIENDE HOOFDSTUK

menfch met vergif heeft omgebragt, geen geloof moet gegeeven wor-
den; dewyl de Wydenis en waarachtig en valfch kan zyn. Waaruyt
men verder mag opdringen, dat, zo iemand diefftal, doodflag, overfpel
of eene andere misdaad, belyde, uyt deeze enkele en bloote door de py-
niginge afgeperfte belydenifle geenfms tegen hem een hoofdAraffelyk.
vonnis moet geveld worden. Doch moet de belydenis op eene gepafte
wijze met hoedaanigheden bekleed zijn,,eer deRechter tot de verwijr
zinge kome, naamelijk de zodaanige, welke door de pyniginge op eene
wettige wijze afgeperft, met de waarheyd overeenkomftig, en door
den beklaagden zeiven op eene openbaare Gerechts-plaatfe bekrachtigd,
is. Want\'er moeten drie zaaken t\'zamenloopen daartoe, dat diergelijke
belijdenis zou
konnen geloofd, en daarop eenhoofdftraflelijk vonnis ge-
veld worden:
Eerftelyk, moet naamelijk de belijdenis op eene wettige
wijze door de
pijniginge zijn afgeperft. Ten anderen, moet die met de
waarheyd overeenkomen..
Tender den, Op de Gerechts-plaatfe bekrach-
tigd zijn.

IV.-ocr page 518-

m

Van t bekrachtigen der belydenisse. 1269-

VI.-ocr page 519-

%

1270 HONDERD EN ACHTIENDE HOOFDSTUK

de, met alle omftaiidig- en hoedaanigheden dier misdaad te gelyk opte-
noemen, en ook waarlyk zulk eene misdaad gepleegd zy , en in der daad
op zulk eene plaatfe , waar ze gepleegd te zyn beweerd wordt, en alle
de geopenbaarde omftandigheden in \'t gemeen, en iedere derzelve in \'t
byzonder, met de gedaane belydenifle overeenftemmen. \'t Welk vooral
ftand grypt in zulk geval , waarin over misdaaden van geen .bly vend
maar voorbygaand feyt gehandeld wordt, van wier lighaam op geene
andere wyze blyken kan. En dit \'s genoegzaam het eenigft middel
om de waarheyd te onderzoeken, dat naamelyk de omftandigheden,
welke door den bely der zyn aangeduyd, ftiptelyk overwoogen en met
alle omzigtigheyd onderzocht worden, of ze met het gezegde van den
belydenis gedaan
hebbende beklaagden overeenkomen.

IX.-ocr page 520-

TAN ^T bekrachtigen DER BELYDENISSE. 127Ï

XI.-ocr page 521-

1272 HONDERDEN ACHTIENDE H O O F D S T U K

;nachten worden afgewacht, om die reden, dat de beklaagde geduuren-
de eenen enkelen dag en nacht nog in pyne en fmarte te zyn ge-
Jiouden wordt.

XV.-ocr page 522-

van \'t bekrachtigen der belydenisse. ^73

de plaatfe der pynbanke gefchiede. Want, fchoon de bekrachtiging

van de ter pynbanke afgeperfte belydeniffe naar de rechten buyten \'t ge-
vangenhuys en voor de rechtbanke, ja zelfs ter aanhooringe van eenige-
getuygen, behoore gedaan te v/orden, heeft echter de gewoonte ftand
gegreepen, dat die ook in \'t gevangenhuys en zonder getuygen kan ge-
fchieden , indien flechts de Rechters met eenen Gerecht-fchryver daar ter
plaatfe tegenwoordig zyn: want deeze maaken niet alleen het Gerecht-
uyt, maar vervullen ook\'t gebrek der getuygen.

XIX.-ocr page 523-

1274 HONDERD EN ACHTIENDE HOOFDSTUK

voor geene door de pyniginge afgeperfte belydeniffe te houden zy, ge-
lyk de zin van de L.
15, ^.^ï.tt.de medebrengt, wordt ze ech-
ter in de
L. 2. C. quor appellat, non recip. met eene door de pyni-
ginge afgeperfte belydeniffe vergeleeken, en is ook geenfms vry en ey-
genwilhg, waarom ook in dit geval de bekrachtiging wordt gevorderd,
eer eenig verwyzend vonnis mooge plaais vinden.

XXII,-ocr page 524-

VAN \'T BEKRACHTIGEN DER BELYDENISSE. mS

XXiV. Wat het eerße aanbelangt; zoude iemand, konnen denken,
dat de
gepynigde en belydenis gedaan hebbende beklaagde, indien hy,
tot het bekrachtigen der belydeniffe voortgebragt, dezelve herriepe, zon-
der nieuwe tot fcherpere ondervraaginge voldoende vermoedens
blyken
geenfms op nieuws moet gepynigd worden, om die reden, dat de
fcherper ondervraaging nooit zonder nieuwe vermoedens blyken, welke
in hunnen aart van de voorgaande onderfcheyden zyn, moet hervat
worden, naar het richtfnoer, aan\'t 15®
onderdeel des vóór gaanden
Hoofdßuks
aangetekend, ook ingevolge van de L. 18. §. i. t. qumß.

XXV. Maar dat richtfnoer, en ook het aangehaald recht,fpreeken
enkelyk van zulk geval, zo de gepynigde \'t wanbedryf niet beleeden
hebbe, maar halfterriglyk
by zyne ontkenteniffe blyve volharden, zyn-
de het van een onweêrfpreekelyk recht, dat de zodaanige zonder nieu-
we vermoedens-blyken (nadat de voorgaande door de pijniginge zul-
len gezuyverd zyn) niet wederom kan gepynigd worden; daaruyt
mag men toch tegen den éénmaal belydenis gedaan hebbenden, en

-----O-ocr page 525-

1276 HONDERD EN ACHTIENDE HOOFDSTUK

heeft. Weike gedachte door de Rechtsgeleerden met eenpaarigheyd
goedgekeurd, en by \'t rechtsgebruyk aangenomen is , zelfs in zulk ge^
val, indien eene vrye en eygenwillige belydenis herroepen zy.

XXVI.-ocr page 526-

VAN \'T BEKRACHTIGEN DER BELYDENISSE. ï^

XXIX.-ocr page 527-

1278 HONDERD EN ACHTIENDE HOOFDSTUK

XXXII.-ocr page 528-

VAN \'T MISBRUYK DER PYNIGINGE\'. 1279

HONDERD EN NEGENTIENDE HOOFDSTUK
Van \'t misbruyk der Pyniginge.
INHOUD.

1.-ocr page 529-

f 28o HONDERD EN NEGENTIENDE HOOFDSTüR

zal hebben voorgefchreeven, L. lo. §. 3. i^-. de quceft. en vervolgens
van alle gevaar zullen ontheven zyn. Doch, indien ze tot zo groote
uytzinnigheyd gebragt waaren, dat ze, met achterlaatinge van \'t gene
voorfchreeven is, tot heethoofdigheyd gebragt zynde tegen den beklaag-
den naar hunne driften hadden te werk gegaan, zal niet ilechts op hun-
nen kop t\'huys komen het zeggen van onzen Zaligmaaker:
Met ivelke
maate gy meet, %al u weder gemeeten worden, Matth.
7 :2,. Luc. 6 :
38. maar zullen ook diergelyke Rechtersgeenfins de tydlyk ftraffe ont-
duyken.

II.-ocr page 530-

Van ^t misbruyk der pyniginge. izst

de zin van de L. 7. §• fin -s-. ad L. Jul. repetund. meer duydelyk,
waar
Marcellus, de Regtsgeleerde, zegt: IVat toch, indien %e tothet
omhrengefi van eenen menfch geld ontvangen hadden? Of .fchoon %e dat
niet ontvangen hadden, echter door heetboofdigheyduangefpoord^H%y
eenen onfchuldigen, of wel zulk eenen, dien ze niet moeflenßraffen^
omgebragt hadden^ De zodaanige moeten met den dood geftraft
wor-
den. En, fchoon de Rechtsgeleerde daarop naderhand laate volgen
{of %ekerlyk op een Ey land in ballingfchap verzonden worden\') waar«
uyt te volgen fchynt, dat
fomwylen de ftrafvan zendinge in ballingfchap
kan zyn voldoende, is het echter niet onaanneemelyk, dat deeze woor-
den tot zulk eenen Rechter
moeten bepaald worden, die den beklaag-
den niet door arglift, maar door onkunde of fchuld, op de pynbanke
^^eeft omgebragt. Ook zal die ftraf van zendinge in ballingfchap eerft
dan konnen ftand grypen, zo de gepynigde beklaagde onder \'t pyni-
gen niet gefturven zy,maar eenig ander ongemak buyten den dood
geleeden hebbe.

IV.-ocr page 531-

Î282 HONDERD EN NEGENTIENDE HOOFDSTUK

en onkunde iemand onrechtmaatiglyk pynigt, geenfms hoofdftraffelyk
moet gerecht worden. Want uyt de onkunde dès
rechts in eenen Lee-
raar of Rechter word nooit arglift, maar enkelyk breede fchuld, afge-
meeten,, welke in misdaad geenfins met arglift vergeleeken wordt ^
L\' i6. §. 2. TT. de pœn. Waarom ook in \'t onzekere,\'ten zy vanom-
koopinge, haat of vyandfchap, blyke, in den Rechter, die den be-
klaagden pynigt, veel eer fchuld en onkunde, dan wel argUft, onder-
fteld wordt.

VII.-ocr page 532-

VAN \'T MISBRUYK DER PYNIGINGE\'. 1283

Ughaams fmarten .welke tot ontdekkinge der waar hejd gebruykt wor-
den.
Waaruyt genoegzaam blykt, dat door eene onrechtmaatige py-
niginge de beldaagde gehoond, en dus tot opfpraake van hoon gerech-
tigd wordt. En waarlyk, dewyl hoon niet ilechts door woorden , maar
ook met der daad, aan iemand wordt toegebragt,L. i. §. i. ?r.
de in^
jur.
naamelyk door zulk eene daad, welke op eene hoonende en verfmaa-
dende wyze gepleegd wordt, neem eens, door treffinge, met hand,
ftok of eenig ander werktuyg,gefchied zynde, L.
9. de injur. kon-
nende niemand ontkennen, dat zulk eene fmaadely keen hoonende daad
ook is eene pyniging, welke aan iemand onrechtmaatiglyk wordt toe-
gebragt; is het kennelyk,dat ook hierdoor de gepynigde gehoond,en
gevolgelyk tot opfpraake van hoon gerechtigd wordt.

IX.-ocr page 533-

1284 HONDERD EN NEGENTIENDE HOOFDSTUK

fligingenietisjaarig, maareeuwigduurende; omdat onreektmaatige py-
niging eenen zeer zwaafen hoon iniluyt, als waardoor het losmaaken
der ledemaaten gefchiedt, en welke zwaarer dan \'t af houwen der beyde
handen te zyn genoemd wordt, Nov. 134. cap. 14. en een onherllel-
baar naadeel toebrengt, waarom uyt deezen daadelyken hoon, als zeer
verre gaande, uyt de Wet
Camelia opfpraak gegeeven wordt, L. 7.

6. L. 37. TT. ^(^//^\'//r. welke opfpraak is burgerlyk en eeuwigduuren-
de, §. 8.
Inß. (k injur. L. 5. tt. eod. tit. §. i.Inß. de perpet. -ocr page 534-

VAN \'T MISBRUYK DER PYNIGINGE\'. 534

pleyt voor den beklaagden de onderftelling des rechts ten naadeele varï
den Rechter, dat naamelyk de pyniging ten onrechte beüooten wierdt,.
\\ en waare de K echter klaar aangetoond hebbe, dat\'er voldoende ver-
moedens-blyken voor handen zyn geweeft. Maar hy zal dit nooie.
beter konnen bewyzen,dan met deovergaave van\'t gewysde,-ocr page 535-

I2B5 HONDERD EN NEGENTIENDE HOOFDSTUlv

de gefteldheyd des gepynigden perft^ons zou willen opleggen; zo en
in diervoegen, als in woordlyken hoon de boete hedensdaags is wille-
keurig; zie
boven de lo^ en volgende onder deelen des negentigfi-ocr page 536-

VAN \'T MISBRUYK DER PYNIGINGE\'. 1287

XX. En ziet hierop de L. pen. §. uU. tt. ad L. Jul. repefund. wil-
lende, dat de ftraf van zendinge in ballingfchap den Rechter worde op-
gelegd. Welke de Rechtsgeleerden met eenpaarigheyd bepaalen tot
zulk geval, waarin wat door oskunde gepleegd wierdt. En, omdat
deeze ftraf van zendinge in ballingfchap ten huydigen dage in onge-
bruyk geraakte, is in ftede derzelve de willekeurige ftraf gekomen.

XXL Het Derde onderzoek, \'t welk doorgaans ten opzigte der
toegebragte onrechtmaatige
pyniginge in bedenken komt, beftaat hierin,.
OJ naamelyk de zekerftelling, door den gepynigden gegeeven, de op-
fpraak uytftuijte, en den
beklaagden daarin verbindere^ Want de
Rechters en Overheden zyn doorgaans gewoon, de gevangen beklaag-
den nooit anders te ontflaan, dan, indien ze den Eed van zich over
de gevangenhoudinge en\'t hen
aangedaan ongelyk niette zullen wree-
\'ken hebben afgelegd, doorgaans eene zekerftelling genoemd worden-
de : welke kan befchreeven worden te zyn eene foort van borgftellinge
waarby de beklaagde,, die uyt zyne gevangenifle ontflagen wordt,-
zweert, dat hy zich niet zal wreeken van datgene,\'t welkhy daarby
gêleeden heeft, en, dat hy verweezen zynde zich aan \'t gewysde zat
onderwerpen. Gevolgdyk, deez Eed afgelegd zynde, kan men twyf-
felen, O/z/e
beklaagde, genegen zynde tegen den Rechter om\' de hem
aangedaane verongelykinge in gedingte treeden, daar door verhinderd\'
loofde} Welk onderzoek ontkennender-wyze kanbeftift worden; want
het geeven van zekerftellinge wordt van geene andere krachte en ver-
moogen gevolgd, dan, dat de beklaagde ter zaake van \'t gevangenhou-
den en \'t
onrechtmaatiglyk pynigen met der daad en door geweid ziclï
niets behoore te onderwinden; doch belet hem de
zekerftelhng geenfms
van zyn recht eene proef te neemen. \'tGenezelfs ftand grypt,hoezeer
ook de beklaagde met klaare en duydelyke woorden gezwooren hebbe,.
dat hy de pyniging of gevangenhouding noch met recht noch met on-
recht wreeken zal.,

XXII. Doch, op wat wyze ook debeklaagde gezwooren, en met
wat woorden hy de zekerftelhng gegeeven hebbe , kan hy tegen den
Rechter nooit anders in geding treeden,\'t en zy hy te voore door de
hoogere Overheyd, van deeze zaake kennis genomen hebbende, van
den ii.ed ontflagen zy. Want het is in dit en andere gevallen buyccn
tegenfpraake, en doorgaans by alle Rechtsgeleerden aangenomendac
de Eedzweermgen van zelve nooit vernietigd worden, maar eenej?-ocr page 537-

Î28S HONDERD EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

XXIII. Echter moet het ontflaan van deezen Eed nooit worden toe-
gelaaten, indien \'t zelve geene de minfl:e uytwerking voortbrengen ;
neem eens, zo het blyke, dat hy, die \'t ontflag verzoekt, tot geene
opfpraake gerechtigd is. Waarom, indien de Overheyd bemerke, dat
de Rechter tegen den beklaagden op eene wettige en behoorlyke wyze
heeft te werk gegaan, en daarvan uyt de Gerechts-rollen blyke, moet
men de zekerftelhng geenfins ontbinden ; opdat den beklaagden tot het
onderneemen eener vruchtelooze opfpraake en het maaken van vergeef-
fche kofl:en geene gelegenheyd gegeeven worde.

HONDERD EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK
Van
de verfcheyden foorten der Doodftraffeno

INHOUD.

1.-ocr page 538-

VàN de verscheyden soorten der DOODSTR. 1289

I. T^At misdaadigers met eene behoorlyke ftraffe moeten beteugeld
I J worden, en de misdaad geenfins behoort ongeftraft te blyven,
wordt by de Uytleggers als uyt éénen en den^elfden mond beveftio^d,
volgens de L. 51. îT.
ad L. JquU. L. 9. §. 5. de ptiblican. -ocr page 539-

t.2§o HONDERD EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

STRAFFEEYK, andere wederom BURGERLYK, te noemen,
zyn. Want door gééne wordt het hghaam gedrukt; Trouwens, alle
lyfftraffelyke ftralfen zyn lyfdrukkende. Doch deeze worden ligtere
ftraffen genoemd, waardoor het lighaam niet gedrukt wordt,, als
zym
banniffement, geldboete enz.

III.-ocr page 540-

VAN DE VERSCHEYDEN SOORTEN DER DOODSTR. ïiQÏ

iiielyk het recht van Burgerfchap, Geüacht, en de Vryheyd beneemt,
L. 103. äe verb. fignif. L. 28. ït. de pmn. L. 14. §. 3. de bon.
libert.
3. Infi. quib. mod. jus patr. poteft. L. 5. tt. de cap. dimi^
nut.
maar ik heb voorgenomen aanteduyden., wat volgens het hedens-
-daagfch gebruyk en \'t recht deezer Landen ftand grype,naar \'t welke
geene andere hoofdftraffelyke ftraf bekend is, dan de zodaanige, welke
den dood aanbrengt,

VI. En zyn deeze doodftraffen gefteld op gruuwzaame misdaaden ,
tot wier opiegginge de Rechters, voor zo veel zulks moogelyk is, niet
dan zeer langzaam moeten overgaan, en die bezwaarlyk behooren te
t-ocr page 541-

r! iv

1292 HONDERD EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

dat een doodflager, naar de ff^ef Cornelia van de moorders, met dem
zwaerde ftraf baar is, §. 6.
Inft. de pub. judic. dat een Vadermoorder
noch met den vuure noch met den zwaerde geftraft wordt, dat is, dat
hy met de ftraffe des natuurlyl^en doods beteugeld wordt, niet met vuur
noch zwaerd, maar op eene andere wyze : in welke plaatfen, het onwraak-
baar is, dat de ftraf des zwaerds voor onthoofdinge of onthalzinge ge-
nomen wordt: gelyk dat ook elders in diervoegen moet verftaan wor-
den, als in de
L. 34. w. de teftam. milit. L. i. tt. de pœn. L. 5.
C. ad L. Fab. \'de plagiar. L C. de malefic. -ocr page 542-

VAN DE VERSCHEYDEN SOORTEN DER DOODSTR. 129S

XII.-ocr page 543-

1294 HONDERD EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

in vier deelen gehakt, en tot \'er dood toe gefolterd, en vervolgens de
gedeeltens van het dood lighaam aan de openbaare wegen opgehangès
en ten toon gefteld.

XVII.-ocr page 544-

VAN DE VERSCHEYDEN SOORTEN DER DOODSTR- rw^

XX.-ocr page 545-

I29Ö HONDERD EN TWINTIGSTE HOOFDSTUR

tot de te doene uytvoeringe gefchikt is,wegvoert,metgloeyende tan«
gen geneepen en gebrand wordt.

XXIV.-ocr page 546-

VAN DE NIET HOOFDSTRAFFELYKE STRAFFEN. lagi

HONDERD EEN EN TWINTIGSTE HOO^^^;
Van de niet HoofdftrafFelyke ftraffen.
INHOUD.

romeynen oudstyds in gebruyk waaren,
yn verfcheyden geweeft.

4.-ocr page 547-

I2p8 HONDERD EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

is\'er, eygentlyk en met ftiptheyd gefproken, geenehoofdftralfelyke ftraf^.
dan de zodaanige, welke den natuurlyken dood en de beneeming van^
\'t leeven medebrengt.

IL En ditzelve is de Tweede foort van ftraffen,naamelyk van
de zulkewelke niet hoofdftraffelyk, maar Hechts lyfdrukkende zyn,.
waarvan hier ter plaatfé moet gehandeld worden.

III. Doch het is myn oogmerk niet,alle foorten van lyfdrukken-
de ftraffen in^\'t gemeen,en iedere derzelve in \'t byzonder,optehaa-
len, gelyk die by de Romeynen en andere volken zyn in gebruyk ge-
weeft, neem eens, boeyen, flagen, gelyke vergelding enz. onder
welke geene der minfte ftraffen is geweeft de verwyzing tot de berg-of
andere openbaare werken,
L, 8. §. 4. §. 6. L. 17. L. 28. L. 36. tt. de
pœn. L.
3. TT.-de hls, quœ pro non Jcript. L. 12. tt. de jure fifc.
L. T. ult^ de bon. pof. contr. tabul.

\'iV. Doch dit alles eens daar laatende, luft het 0ns flechts aan-
teduyden de lyfdrukkende ftraffen, in deeze Landen gebruyklyk, waar
van\'er vy fin getal zyn ;
-ocr page 548-

VAN DE NIET HOOFDSTRAFFELYKE STRAFFEN. 1299

öeeze ftraffe niet zonder gevoel van groote ftnarte geteyfterd wordt.

VI I. Ten opzigte van deeze ftraffe der geeffelinge ftaat aantemer-
ken ,
Eerjielyk, dat ze altyd met eeuwig banniffement verzeld gaat.
Want niemand-wordt ooit in \'t openbaar gegeeffeld, die niet- te gelyk
met eeuwig banniffement geftraft wordt ; \'t welk gewiffelyk een nood-
wendig byvoegfel en gevolg der geeffelinge, en een zeker gedeelte
van de ftraffe zelve is : waaruyt bet gebeurt, dat doorgaans in ftraf-
felyke inftellinge by de geeffelinge met duydelyke woorden eeuwig
banniffement gevoegdt wordt: ja het is meer dan zeker, dat, hoezeer
in eenige inftellingen flechts van geeffelinge gewaagd worde, echter
^Ityd daar onder eeuwig banniffement moet verftaan worden, niet
ï^in , of hetzelve met duydelyke woorden waare uytgedrukt.

, Vin. En \'t komt in geen bedenken, dat de daader ten deezen op-
zigte met eene dubbele en onderfcheyden zo wel burgerlyke als lyfftraf-
felyke ftraffe beteugeld wordt ^ \'t welk als ongerymd aan iemand
zou
konnen voorkomen, L. 22. C. de peen. C. ficut dignum. extr. de
homicid. C. ut cïericorum. de vit. -ocr page 549-

1300 HONDERDEEN EN TWINTIGSTE FIOOFDSTUK

ftrengheyd niet overtreede, noch die zo verre gebruyke, dat ze den be-
klaagden ganfchelyk van \'t leeven zou konnen berooven.

X.-ocr page 550-

VAN DE NIET HOOFDSTRAFFELYKE STRAFFEN.. 130-1

nen ontduyken. Zie boven de en volgende Onder deelen des^nV
en veertigßen Hoofdfiuks,

XIV.-ocr page 551-

11302 \'HONDERD EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

wel elders , dan hier te Lande, gebruyklyk zy ? En wordt deeze ftraf
den misdaadigers, ook niet zonder onderfcheyd, opgelegd,maar wor-
den de Jilch-dieven enkelyk met deeze ftraffe beteugeld, in welk eenig
geval de lÄIaagden, die op \'t viffen in eens anders water betrapt zyn^
op eene willekeurige wyze, \'t zy met banniffement of wel met uy trek-
kinge der handen, geftraft worden. Waaruyt ook niet duyfterlyk is af-
temeeten,dat deeze ftraf voor zachter, dan geeffeling, gehouden, ech-
ter daarmede vergeleeken wordt, vooral, indien ze tot twee, drie
«en vier trappen toe worde ingericht.

XIX.-ocr page 552-

VAN DE NIET HOOFDSTRAFFELYKE STRAFFEN. 1303^

ZO nogtans,dat daardoor zyne willekeur niet verminderd wordè,-ocr page 553-

1304 HONDERD TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

HONDERD TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK
Van Burgerlyke ftraffen.
INHOUD.

1.-ocr page 554-

V Ä N B U R G E R L YiïC E S T R A F E N. ï gOS

Teldlyke Vierfchaare zyn de Rechters, en wel inzonderheyd in buyten-
gewoone
en willekeurige misdaaden, of, wanneer ze om deeze ofgééne
reden van de gewoone ftraffe der misdaad afgaan, doorgaans gewoon,
geldboeten, nu eens zwaare, dan eens ligtere, naar de hoedaanigheyd
van misdaaden en misdaadigers, opteleggen. Doch in de Kerkelyke
Vierfchaaren hebben de Biffchoppen ook eene Schatkift, en konnen ook
daarom de Kerkelyke Rechters geldboeten opleggen, vooral ten be-
hoeve van eenig Godsdienftig gebruyk. Doch inzonderheyd is men
gewoon in willekeurige misdaaden deeze ftraf voortefchry ven, zo naame-
lyk bv de Wet geene bepaalde
ftraf op de misdaad gefteld zy maar aan
\'sRechters willekeure gelaaten worde, wat ftraf hy den misdoenden
beklaagden begeere
opteleggen? Wantin dat geval ftaat het den Rech-
ter vry,naar de hoedaanigheyd des feyts en
de gefteldheyd des per-
foons, de ftraf \'t zy van gevangeniffe of wel van banniffement, ook
Van geldboete,
veyliglyk te konnen opleggen. Waarom deeze ftraffen
in de meefte Wetten en Inftellingen deezer Landen doorgaans worden
t\'zamengevoegd, met overlaatinge van de keure aan de Overheyd.
\'tWelk ook niet zonder byzondere reden gedaan is; want, dewyl het
veeltyds gebeurt, dat de beklaagde, uyt hoofde zyns behoeftigen ftaats,
niet in vermoogen is, eene geldboete te betaalen, moet hy in ftede der-
zelve
met de ftraffe van gevangeniffe of banniffement beteugeld wor-
den, opdat de misdaad niet
ongeftraft blyve.

III.-ocr page 555-

1306 HONDERD TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

L.T^.C.debon.libert. Doch deeze verbeurd - verklaaring der goederen/
is juyfl geene byzondere ftraf, maar wel een gedeelte dier ftraffe,
waarmede de zodaanige, die de misdaad van gequetfte Oppermagt ge-
pleegd hebben, beteugeld worden : want buyten deeze misdaad is
hier te Lande de verbeurd-verklaaring der goederen ganfchelyk ver-
nietigd.

V.-ocr page 556-

VÂNBURGERLYKESTRAFFEN. 130?

ongebruyk geraakt is, terwyl in ftede derzelve de ftraf van geeflelinge
met
eeuwig banniflement gebragt wierdt.

VII.-ocr page 557-

1308 HONDERD TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

bannen, zonder uytdrukkinge van tyd, by \'t vonniffe gedaan, in dat
geval moet het vonnis van eeuwig banniflement verklaard worden. _

X. Ten anderen, wordt onderzocht, tot boeverre de mmerking
van banniffement uytteftrekken, en, of iemand, uyt de ééne ft ad of
plaatfe van zeker Byk gebannen, uyt bet ganfeb hand gebannen te
gehouden worde, dies het het hem geenfins vry ftaa, zich ergens in
dat Land optehouden\'^
Welk onderzoek ik geenfins van banniifement,
door den Keyzer of zynen Stedehouder gedaan, wil verftaan hebben,
in welk geval, het bykans onwraakbaar is, dat het banniffement tot dat
ganfch Eand, het welk de Keyzer of zyn stedehouder beftuurt, worde
uytgeftrekt.

XL Gelyk ook\'t volgende in geen bedenken komt of de Vorft, die
By t zyn
rechtsgebied iemand verbant, hem ook fchyne uyt het rechtsge-
bied
van eenen anderen Vorft of Heer te verbannen; want, omdat de
magt van denverbannenden Vorft buyten zyn rechtsgebied tot geene an-
dere plaatfe wordt uytgeftrekt, zal ook gewiffelyk het banniffement el-
ders vangeeneuytwerkinge zyn. ]a
zelfs, hoezeer ook Vorften met den
anderen in bondgenootfchap ftonden, moet echter hy, die uyt het één
rechtsgebied verbannen is,, geeniins uyt het ander rechtsgebied verban-
43en te zyn gezegd worden.

XIL Maar\'t volgende komt wel meeft in bedenken, Ofhy, die uyt
eene Stad. Bailluage, en zeker e plaatfe van het één oft ander Land^
gebannen wordt ^ uyt het ganfch Land diens Vorft es gebannen te zyn
gehouden worde ?

XIIL Welk naar \'t recht moet ontkend worden volgens den zin
van de L 7. §. 15. tt. de inter di-ocr page 558-

VAN BURGERLYKE STRAFFEN. ï

ï

. t

ul

-I\'

de gezegde h. ïo. ^t. de interdiä, -ocr page 559-

.1310 HONDERD TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

.der zekerftellinge in eigenen perfoon afgelegd hadde , waarvan hy
vooral moet gewaarfehoud worden, opdat hy de afzettinge der vin-
geren en andere ftrengere ftrafte, tegen de hervattinge des meyneeds
ingevoerd, zou konnen ontwyken.

XVIII.-ocr page 560-

VAN DE onderwerpen DER STRAFFEN. 13IÏ\'
XXIL Ten eyndelyk wordt ook het volgende ter onderzoek

.1______ r^f cy^i rlio cTphn.nfip.n-ocr page 561-

, r

ïS î 2 HONDERD DRIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

13.-ocr page 562-

VAN DE ONDERWERPEN DER STRAFFEN. 1315-ocr page 563-

: if \'

1314 HONDERD DRIE: EN TWINTIGSTE FIOOFDSTUK

feyten zo hooggaande zy, dat tot verfoejinge derzelve een byzonder
en openbaar voorbeeld noodig fchyne, waardoor andere uyt herden^
Jcinge van
\'t gevaar zich konnen wachten, ja zelfs hen fchrik en vrees
worde aangejaagd opdat niemand zoude onderdaan , in datgene te mis-
doen, waarin zelfs de redenlooze dieren niet ongeftraft worden vry ge-
laaten.

VII.-ocr page 564-

VAN DE ONDERWERPEN DER STRAFFEN. 1315-ocr page 565-

HONDERD DRÏE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

XV.-ocr page 566-

VAN DE ONDERWERPEN DER STRAFFEN. 1315-ocr page 567-

V

131B HONDERD DRIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTITÏ^

XXIII.-ocr page 568-

VAN DE ONDERWERPEN DER STRAFFEN^ im

©m die reden, dat de misdaad zelve, voor zo veelde lighaamely-fee ftraf
aanbelangt, door \'sdaaders dood vernietigd wordt.
L. 6. de publ
judic. L. fin. C. fii. accufi mort. fuer.-ocr page 569-

3-32 HONDERD ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

HONDERD VIER. EN T WINTIGSTE HOOFDSTUK

Van de opftapelinge der Straffen«
INHOUD.

1.-ocr page 570-

VAN DE OPSTAPELINGE DER STRAFFEN.. isaT

\'et D E R D E, \'t welk in de opteleggen ftraffe moet in acht
H fi nomen worden, is het voorfchryven derzelve, of de verwy-
zing des beklaagden. Want moet ook den belydenis gedaan hebben-
den en overtuygden beklaagden nooit ftraf worden opgelegd, eer hy
daartoe verweezen zy : en het is t\'eenemaal ongeoorlotd, aan iemand
ftraf opteleggen ter zaake eener misdaad, waarvan hy befchuldigd
wordt, eer hy daartoe by vonniffe verweezen zy. Want voor de uyt-
voeringe der zaake moet altyd het eynde en \'t gewysde derzelve wor-
den afgewacht, L. 2. C.
de ex teut, rei Judicat.

11. Gevolgelyk, het lyfftraffelyk geding gevoerd, des beklaagdens
belydenis wel overwoogen, de bewyzen ter deege onderzocht, en de
befluyting der zaake genomen zynde, is het de pligt eens Rechters,
dat hy, de befcheyden (waarna moet gevonnift worden,L. ó.§.
i. tt.
de offic. prœfid. L. 14. C £ie judic.) met alle naauwkeurigheyd gezien
hebbende, die
onderzoeke en weege, ja een vonnis, naar de Wetten en
inftellingen der openbaare rechtspleegingen gefchikt en des wanbedryfs
t
\'eenemaal waerdig, opftelle, L. 11. -tt. de pœn. L.4. §. pen. v. de in-
eend. ruin. naufr.
\'t welk van ftonden aan moet in gefchrifte gebragt
worden, opdat men \'t zou konnen voorleezen,
L. 2. L. ult. C. de.
fent. ex peric.
f^aV. in welk voorfchrift van gewysde eene ftipte enwyd
uytgeftrekte omzigtigheyd, geleerdheyd en behendigheyd des
Rechters,
Wordt
gevorderd. Want, fchoon doorgaans op de misdaaden eene be-
paalde foort
van ftraffen by Wetten en Liftellingen ingevoerd te zyn
bevonden worde, echter, omdat uyt de veelerhande en ontelbaare hoe-
daanig
en omftandigheden der feyten en misdaaden het recht zelve als
\'t waare veranderd wordt, het welk daarom in\'t kennis neemen en on-
derzoeken van iedere misdaad met de uyterfte ftiptheyd moet in over-
weeginge komen, L. n.
L. 16. de pœn. kan \'t niet anders gefchie-
den , of het zal zeer moeylyk zyn, de
by deeze of geene Wetten bepaab
de ftraf op zeker feyt en wanbedryf toetepaffen. En dit is zo veel te
moeylyker in feyten en misdaaden, waarvoor geene bepaalde ftraf
by \'t
recht is voorgefchreeven, als de bepaaling der ftraffe aan \'s Rechters wil-
lekeure te meer wordt overgelaaten\', welke eene byzondere voorzigtig-
neyd en niet gemeene ondervmding afvordert

111 Want, voor zo veel de gewoone ftraffen aanbelangt, fchoon
die axtyd zeker en bepaki zyn, waarvan ze ook gewoone
ftraffen
genoemd worden, welke naamelyk de Wetten bevolen, de Vorften

Eeeeeeee-ocr page 571-

3-322 HONDERD ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

voorgefchreeven, de gebruyken en gewoontens ingevoerd hebben , L. i.
§. 2. w. adf-ocr page 572-

l

VAN DE OPSTAPEL INGE DER STRAFFEN. 1323

tyd tot de galeye verwyzen, en hem vervolgens ter dood overgeeven:
\'t gene
zelfs niet zonder hooggaande ongerymdheyd zou worden toe-
gelaaten. Dewyl \'t ook van een zeer bekend recht is, dat de meer-
der ftraf de minder ftraf verzwelgt, en in dit geval de vermenigvuldi-
ging der ftraffen geene plaats heeft, dies hy, die iemand gequeft en
gedood heeft, enkelyk over doodÜag geftraft, en de ftraf der quetfm-
ge met de ftraffe van doodftag vermengd worde.

IX.-ocr page 573-

. 13 24 HONDERD VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

hetzelve fleclits aangaat in oogenbliklyke, en geenfins in zulke mis-
daaden, waarvan de ééne op de andere volgt, en waarin niet dan.
eene éénige ftraf moet worden opgelegd, en zelfs daarom, dat de mis-
daaden verfcheyden en naa verloop
van zekeren tuifchentyd gepleegd
zyn, gelyk uyt het vervolgen van overfpel met éénen en denzelfden
perfoon het overfpel flechts voor een eenig overfpel, en niet voor veele,
moet gehouden worden,
L. 29. §\',. ^.\'tt. adL. Jul. de adulter,

X II. Somwylen, zeggen ze, gebeurt het ookdat verfcheyden mis-
daaden van eene onderfcheyden foorte, op denzelfden tyd gepleegd,
tot een en \'t zelfde eynde en oogmerk gericht zyn: in welk geval,ze
meenen, dat de meerder misdaad de minder misdaad verzwelgt, en
ilechts eene eenige ftraf moet worden opgelegd; neem eens,
in hem,
die quetft en doodt
, moetende hy flechts over doodflag, en geenfins
over
doodflaan en quetfen te gelyk, geftraft worden.

XIIL Welke en nog veele andere onderfcheydingen der Uy tieggers
de zaak meer fchynen te verwarren, dan wel optehelderen, zodat ie-
mand moogelyk niet ten onrechte zou konnen denken, dat de oploffing
deezer onzekerheyd, hoe en wanneer naamelyk t\'zamenloopende mis-
daaden met verfcheyden ftraffen behooren beteugeld te worden, aan \'s
Rechters willekeure is overtelaaten. \'t Welk hoezeer by my zou kon-
nen worden toegeftaan, moet niet te min de Rechter
zyne willekeur
naar \'t gebruyk van elke plaatfe inrichten. Waarom ik hier voorge-
nomen heb te vermelden, wat \'er in deeze Landen ten opzigte van
de t zamenloopinge van verfcheyden en onderfcheyden ftraffen by ge-
woonte en rechtsgebruyk zy aangenomen, ftellende ten deezen opzig-
te tot meerdere verklaaringe en ophelderinge van \'t gezegde eenige be-
paalde Richtfnoeren.

XIV.-ocr page 574-

VAN BE OFSTAPELINGE DER STRAFFEN.

meer dan ééns met den dood zou konnen geftraft worden. En, fchoon
iemand zou konnen denken, dat in dit geval de beklaagde niet dan om
eene éénige misdaad geftraft wordt, doch de overige misdaaden gan-
fchelyk ongeftraft blyven, in weêrwille van de L. si.tt. adL. Aquil.
echter oordeelen ze beter en voorzigtiger,die zeggen, dat de ftraf des
doods voor alle de misdaaden t\'zamen wordt opgelegd , door recht en
reden dus verftendigd zynde; %o, omdat geene opftapeling der ftraf-
fen toegelaaten wordt, dan daartoe, opdat \'er meer in de ééne, dan
wel in de andere zy, L. i.
tt. d-ocr page 575-

i3f6 HONDERD VIER EN TWINTIGSTE HOOEDSTüK

by gewoonte en rechtsgebruyk zy aangenomen, geene verder twyfFe-
Ijng overbly v,e. Hoezeer ik niet ontkenne., dat het echter op meer daa
ééne wyze kan
bepaald worden.

XVIII, En wel eerftelyk, indien, veele en verfcheyden misdaaden
t\'zamenloopende, de ftraf der eene van byzonder verzwaaringe ge-
volgd zy, welke te gelyk met de ftrengfte ftrafte der andere
kan geoef-
fend worden. Neem eens, zo iemand, die aan brandftichtinge fchul-
dig is, teffens ook beleeden hebbe eene vermenigvuldigde en hervat te
ftraatfehendery, welke het branden met gloey end yzer vordert: in welk
geval de ftraf der brandftichtinge, buyten allen twyffel zwaarer zyn-^
de, dan die des rads, den beklaagden moet worden opgelegd; ech-
ter , omdat de vermeerdering van de ftraffe der ftraatfchenderye, naa-
melyk het branden met
gloey ende tangen, te gelyk met de ftraffe des
vuurs kan geoeffend worden, fchynt\'er gewiffelyk niets in den weg te
zyn,
waarom de ,met den vuure te verbranden beklaagde niet eerft
zou konnen met gloeyend yzer gebrand worden, \'t welk ook in dier-
l^oegen gebruyklyk is.

XI X. Het is tceh onmoogelyk, dat ftraffen van veele en verfchey-
den misdaaden te gely k den beklaagden daarom konnen opgelegd wor-
den , omdat ze niet elkandere niet overeenkomftig zyn, en ook niet
over en weer beftaan konnen: het is toch eene ongerymdheyd, dat
iemand op veele en verfcheyden wyzen te gelyk van \'t leeven zou
beroofd worden. Welke reden ophoudt in de vermeerderinge der ftraf-
fe , welke zeker te gelyk met die ftraffe zeer wel kan geoeffend worden:
. dies in deezer voegen debeklaagde uyt geenerhanden opzigte van die
vernieerderinge der ftraffe ontheven zy.

XX. Ten anderen, het voorzegd richtfnoer wordt bepaald in mis-
daad van diefftal , met die van roof t\'zamenloopende : in welk geval de
Rechter naar maate der gedaane hervattinge, toegebragte fchaade, en
naar de hoedaanigheyd der misdaad, nu eens de ftraf der galge, dan

de beweezen is.

XXI. Ten derden Mt voorzegd richtfnoer moet bepaald worden.
Indien zulke misdaaden t\'zamenloopen, van welke iedere derzelve eenS
feyzondere vermeerdermg van ftraffe heeft, hoedaanige is de misdaad
wm ftraatfchenderye, vadermoord enz. Trouwens, om de
hervattin-
ge-

-ocr page 576-

VAN DE OPSTAPELINGE DER STRAFFEN.. isaT

ge deezer misdaaden wordt debeklaagde, buyten en behalve de dood^
ItrafFe, met gloeyende tangen gebrand, als kennelyk is. Gevolgelyk,
20deeze misdaaden t\'zamenloopen, fchoon geene hervatting derzelve
gefchied, maar Hechts iedere misdaad op eene éénige reyze gepleegd-
zy, zal niet te min het branden met gloeyend yzer konnen worden toe-
gevoegd , even en als of flechts ééne derzelve gepleegd en hervat waare.
Het is toch om \'t even, of dusdaanige misdaad op twee reyzen,,
dan wel, of eene tweevoudige
misdaad van eene en dezelfdehoedaa-
nigheyd gepleegd zy ?

XXÏI. Ten vierden,, eyndelyk wordt het voorzegd richtlïioer be^
paald, zo de gruuwzaam- en afgtyzelykheyd
van t\'zamenloopende mis-
daaden eene ftrengheyd van ftraffe vordere, en op geene voldoende
wyze door de eenvoudige ftraffe
van eene eenige misdaad fchyne beteu-
geld te werden. In dat geval kan\'er niets in den weg zyn, waarom
-ter zaake van de afgryzelykheyd dér misdaad aan de ftraffe niet ee-
nige vermeedering toegevoegd, en de ftraf eener meer gruuwzaame
misdaad met zou konnen verzwaard worden.

XXIII.-ocr page 577-

HONDERD VIER EN T WINTIGSTE HOOFDSTUK

XXV.-ocr page 578-

VAN DE OPSTAPELINGE DER STRAFFEN.. isaT

lighaam eene meerder fmart veroorzaakt, en niet te min doorgaans met
de doodftralfe wordt opgeftapeld. Want, buyten en behalve dat zulk
branden, \'t welk met gloeijende nyptangen gefchiedt, eygentlyk niet
is eene byzondere lyf-drukkende ftraf, maar wel eene verzwaaring der
doodftrafte, wordt dezelve niet flechts door \'t gebruyk en de gewoon-
te, maar ook door het duydelyk
recht deezer Landen, goedgekeurd en
beveftigd. Doch daaruyt kan ter opftapelinge van andere lyfftraffen
met die des doods, welke nergens in rechten is goedgekeurd noch door
\'t gebruyk aangenomen, niet zekers worden opgedrongen; want dier-
gelyke uy tftrekkingen zyn in \'t ftraffelyke haatelyk en t\'eenemaal verboo-
den , C.
odia. de reg, jur, in

XXVIII.-ocr page 579-

1330 HONDERD TVIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

XXXI. Echter wordt dit richtfnoer bepaald ^-ocr page 580-

VAN DE OPSTAPELINGE DER STRAFFEN.. isaT

XXXVI.-ocr page 581-

332 HONDERD VYF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

HONDERD VYF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK
Van willekeurige of buytengewoone Straffen.
INHOUD.

1.-ocr page 582-

VAN WILLEKEURIGE OF BÜYTENGEWOONE STRAFFEN.i.333^

ling heeft, en den beklaagden willekeurige ftraffen doet opleggen; L.
2..L. 3.
de crim. ßellionat.

HL In \'t voorfchry ven deezer buytengewoone of willekeurige ftraffen
komt geene minder zwaarigheyd
voor, en doet zich geen minder ge-
vaar op, dan in gewoone ftraffen, welke op zeker feyt en op deeze
of geene misdaad moeten worden toegepaft: en dat wel om die re-
den , dat buytengewoone ftraffen niet zo ftipt- en eenvoudiglyk be-
paald, noch binnen zeker richtfnoer konnen vervat worden, maar wel
meeft aan \'sRechters willekeure zyn overgelaaten, die van^de zaake
met alle oplettendheyd kennis genomen, en alle de omftandigheden des
feyts wel gewoogen hebbende, eene ftraf moet befluyten, geenfms de
zodaanige, welke hem
meeft zal behaagd hebben, maar zulk eene,. wel-
ke hy met den evenaar van recht en reden overeenkomftig. te zyn be.
vinden zal. Want, gelyk de Rechter t\'allen tyden en in alle zaaken
gehoudenis, de hem by Wet of menfche verleende willekeur naar de
eyndens en paaien van recht en billykheyd te leyden en beftuuren^
L. i.TT. de tifiir. cum autem. h M pyr^paßtus. zz.Diß.C. Judicat.^.
quceß.
7. zo moet hy ook in \'t beoordeelen van buytengewoone mis-
daaden en \'t befltiytenvan wiUekeurige ftraffen zyn Ampt naar \'t richt-
fnoer van recht en billykheyd waarneemen: en dat zo veel te meer, als
het gevaar is grooter in \'t ftraffen der misdaaden;
wordende hetzelve,
vooral in \'t opleggen van
wiflekeurige ftraffen aan den beklaagden, ge-
vorderd
, waarin het den Rechter hoogelyk is aanbevolen, dat hy nie£
anders oordeele, dan in gevolge van Wetten, infteUingen en gebruy ken.
pr. Inß. de offic. judic. L. i. % 2. tt. ad L. Cornel. de jdlj\'.

IV. Want de Rechter moet niet ftrenger zyn, dan \'t recht en de
billykheyd, opdat uyt het
allerhoogft recht geenfms het grootft onrechE
v/orde geboren,en zich ook niet goedertierener aanftellen,L.8.C. ad
L. ^ul. de vi publ. L.
244. de verb. ßgnif.. L. n.-\'Tr. depofit. En ger
wifrelyk,\'s daaders fchuld
legt op dien Rechter, die, als\'tin zyne magt
-ocr page 583-

3-334 HONDERD ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

^hunner gebreken fpaart en niet te keer gaat, dezelven op eene wreede
wyze vermoordt, C.
qui vitiis. 23. quceft. 2. C. ne quis arbitr etur. 22.
quaft. %. En wordt niet min in overmaate,dan wel in gebrek,gezon-
digd ; waarom eene zekere maat aan alle kanten te houden is, L. 40-
-x. de damn. inje-ocr page 584-

VAN WILLEKEURIGE OF BÜYTENGEWOONE STRAFFEN.i.584^

geß, L, 72. TT. de judic. L. 34. §. 8. de jurejur. L.
V. de ïnjur.
Z, 9. §. 11. 11. L. 16. sr. de pœn.

VII. Hieruyt wordt onderzocht, E e r s t E L Y K : 1Î ffforten van
ßraf en ander den naame van willekeurige ßr aß en voor komen, en, wat
ßraf en de Rechter uyt krachte zyner willekeure mooge opleggen ?

VlIL En waarlyk, het is in den mondvan bykans alle menfchen ge-
vedtgd, dat, wanneer de ftralfen noch by Wetten, noch by Inftellin-
gen, noch uyt krachte eener gewoonte, in\'t zekere bepaald worden, de:
ftraf moet willekeurig zyn. Doch, in wat ftraften die willekeurige be-
teugeling zy beftaanbaar, wordt nergens uytgedrukt, en. moeten gevok

gelyk.de Rechters hierop \'t oordeel van Rechtskundigen inneemen.

1X. Waaruyt wordt opgemaakt, dat\'er geene byzondere foorten vaœ
•willekeurige ftraffen zyn opgegeeven, maar, dut de Rechter zodaanige
ftraffen, welke by \'t recht goedgekeurd en
volgens\'t gebruyk zyn aan^
genomen, voor buytengewoone misdaaden moet opleggen. Van welken
de
volgende drie foorten können worden toegediend : naamelyk hoog-
ße,
als dood, kruysofgalg, verbranding, onthalzing. Maatig, als;
bergwerken, zending in ballingfchap.
Minße, neem eens, banniffe-
ment, ballingfchap, openbaare arbeyd, boeyen. Doch, dat\'er, naar
\'t hedensdaagfch gebruyk en \'t recht deezer Landen, drie foorten van^
ftraffen in gebruyk zyn aangenomen, is
boven aan dè 3« en volgende
onder deelen
des honderd en twintigßm Hoofdßuks gezegd; naamelyk
van Hoofdßraßelyk ftraffen, welke den menfche her leeven beneemen,
en doodftraffen genoemd worden., L. 4. L. 21. L. 28. L. 29. tt. de\'
pœn.
§. 2. Inß. de publ. judic. L. 2. tt. eod. tit. van niet Hoofdftraf-
felyke oï Lyfdrukkende
ftraffen, welke eene lighaams-drukking toebren-
gen. En van
Burgerlykeümïïen^dooï welket hghaam eygentlyk niet
gedrukt wordt. Zie
boven het genoemd honderd en twintigfte Hoofd--

-ocr page 585-

ÏS3Ö HONDERD VYF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

voor eeuwig, nu en dan met eene lyfïlraffè, naamelyk met geeffelinge
of afhouwinge der hand, gepaard gaande; of in opüuytinge, of eyn-
delyk in geldboete. In \'t opleggen van welke ftraffen de omzigtige Rech-
ter alle de omftandigheden des voorgeftelden onderzoeks noodzaake-
lyk wikken en weegen moet.

XI.-ocr page 586-

VAN WILLEKEURIGE OF BÜYTENGEWOONE STRAFFEN.i.586^

jur. C.jußum. quc^ß. 3- C. prodeß fevenitas. 23. qu^ß, 5. q M
illud.
4T. want de ftraf des éénen is \'t behoud van veelen, JSov. 117.
Cap. 5. C. quid ergo. 23. quceß. 5. C. nee is, qui invitus -is-quceß. i]
En, fchoon de Rechter in ligtete zaaken tot zachtheid overhelde, moet
inen echter in zwaare misdaaden van de ftrengheyd der ftraffe niet af-
wy ken, opdat andere van \'t zondigen des te beter zouden afgefchrikt
worden,ja zal het zelfs den Rechter om de gruuwzaamheyd der mis-
daaden vryftaan, de Wetten en gewoone ftraffen te overtreeden, de-
wyl de gunft der openbaare tuchte het ftraffen der misdaaden aan-
raadt.

XV. En, dat deeze gedachte hier te Lande reeds overlang aangeno-
men, en ingevolge van dezelve veeltyds gevonnift is,fchryft (a) zeker
Rechtsgeleerde, wiens fteUine niet ongerymdelyk van zulk geval kan
verftaan worden, zo de doodftraf by de Vorften uytgedrukt en met duy-
delyke woorden aan\'sRechters willekeure, ofhy de ftraf des doods, dan
wel eene zachter ftraf, den beklaagden zou v/illen opleggen, zy over-
gelaaten: waarin bezwaarlyk kan getwyff\'eld worden, of de willekeu-
rige ftraf kan gewiflelyk tot de ftraffe des doods worden uytgeftrekt,
gelyk zo aanftonds volgen zal.

X VI. Doch, de doodftraf niet duydelyk uytgedrukt zynde, denken
andere beter, vaftftellende, dat
den Rechter uyt krachte zyner wille-
keure geene doodftraf
befluyten kan.

XVII. Wier gedachten ik genoodzaakt word te onderfchry ven, en
wel daarom, dat in ftraffelyke zaaken altydt de gunftigfte verklaaring
moet plaats vinden, C.
in pœnis. de regul. jur. in 6to. L. T55. §,
fin. -TT. eod. tit. L. 2. tt, de Uber. -ocr page 587-

5338 HONDERD SES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

XVIlI. Hieruyt blykt genoegzaam, zo ik meene, wat ftralFen wille^
keurig zyn, en aan welke zal konnen plaats gegeeven worden, zo by de
Wetten geene bepaalde foort van ftraffe zy uytgedrukt, of, indien ook
de misdaad zelve eenebuytengewoone misdaad geweeft zy, welke met
eene willekeurige ftraffe moet gewrooken worden. In wier opiegginge
het den befcheyden Rechter betaamt,, alle omftandigheden in \'t ge-
meen, en iedere derzelve in\'t byzonder, ftiptelyk en met alle omzigtig-
heyd te wikken en te weegen, en wel zo, dat geen lof \'t zy van ge-
ftrengheyd of van goedertierenheyd beoogd, L. 11.
de p(£n. noch
de buytengewoone misdaad met geene ftrengere of zachtere ftraffe, dan
wel behoorlyk is, beteugeld worde: waarin ook \'s Rechters omzigtig-
en befcheydenheyd zo
veel te meer w.ordt gevorderd, als wel het ftraffen
van buytengewoone misdaaden byeen bepaald richtfnoer te minder kan
beperkt worden,
en dat wel om de verre gaandeen menigvuldige ver-
fcheydentheyd der misdaaden en omftandigheden,
L. 5. §. uit. L. ir,
§. 2. L. 28. §. 12. TT^ de poen. L. 53. ^r. de furt. L. i. in pr. jun-ocr page 588-

VAN DE STRAFFE DER SPEELERS EN HEELERS.\' 133$

20. Op \'wat wyze deeze misdaad ge-
ftraft worde?
21. 22 25.

24.-ocr page 589-

i

1340 HONDERD SES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

f\'ndeb. L. (). §. 3. \'K. de negot. gefl. L. 206. de R. J. L. i?- §• 4r

de inß. L. 2$. tt. de a-ocr page 590-

VAN DE STRAFFE DER SPEELERS EN HEELERS.\' 133$

20 verre is afgeweeken, dat het zelfs geoorlofd blyft, ftraffeloos te
fpelen, ook de by\'t fpel gedaane winften te behouden, en dus de boo-
ze
zeden de goede en heylzaame Wetten met den voet vertreeden te
hebben bevonden zyn. \'t Welk ook aan niemand moet wonder toe.
fchynen,dewyl de gewoonte in ftaat is, de overkomft goed en quaad
te keuren, en de handelingen, welke in zich
zelve ongeoorlofd zyn,
geoorlofd te maaken.

VIL Doch de zulke, die van gezonder oordeel zyn, ontkennen, dat
men een gebruyk kan mvoeren, waarby het dobbelen zou konnen ge-
oorlofd gemaakt
worden, en\'t zelve zoude ophouden een ondeugd te
zyn,welke zo veele tot openbaar
naadeel voortfpoedende rampen verzelt;
omdat deeze gewoonte en voedfter der zonden tegen de goede zeden
zal worden ingevoerd, keurende niet te min voor goed het gebruyk,.
\'t welk verbiedt het weêrgeeven van hetgene ter zaake van fpee-
len en dobbelen verkreegen is.

VUL Andere zyn wederom van gedachten, dat de anderfins ver-
booden fpellen niet altyd noch overal der berifpinge en verachtinge waer-
dig zyn, maar fomwylen konnen verdraagen en verfchoond worden,
indien ze niet aanhoudende of menigvuldig, maar gemaatigd, tydig ,-ocr page 591-

f34^ HÖNDEP.D SES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

de aleator. Waartoe ook te brengen zyn die vyf fpellen, welke Juftinia-
nus in de
L.fin. (^/^i^/^r. opnoemt, en dezelve bovendien meenen ge-
oorlofd te zyn, omdat ze doorgaans ter bekominge van roem en eere
.ondernomen worden,
d. L. 2. L. 3. tt. de aleator.

X.-ocr page 592-

VAN DE STRAFFE DER SPEELERS EN HEELERS.\' 133$

dadingd hadden, zyn echter de Uytleggers van gedachten geweeft, dat
zulk eene dading geenfins is deugdzaam: omdat de grond derzelve met
de goede zeden ftrydig is,: en wel dermaate, dat deswegens in rech-
ten nooit gedongen, en de Aanlegger t\'allen tyde door het verzet,
gy
70 tct geene opfpraake bevoegd, kan worden afgeweezen.

XIII.-ocr page 593-

^344 HONDERD SES EN tWINTÏGSTE HOOFDSTUK

dimt. L.% ^.C. de repud.zo zyn ook; aan den anderen kant, fpel-
len van geluk en gemengde fpellen, welke anderfins
verbooden zyn,
niet altyd noch overal der fmaad en berifpinge waerdig, maar konnen nu
en dan gedoogd en verfchoond worden, vooral, zo daarvan geen da-
gelykfch gebruyk worde gemaakt, en ze zyn maatig, tydig en ontbloot
van alle lift en bedrog; indien ze gefchieden door de zulken, die hun-
ne eygene meefters zyn, nadat ze de pligten van hun dagelykfch be-
roep zullen vervuld hebben^ enkelyk uyt inzigt om zich zelven te
verquikken en te vermaaken, en geenfms met oogmerk om daarmede
gewm te doen, zonder Godslafteren en fchelden, en buyten fchaade
■of .naadeel der huyslyke zaaken.

XVIII.-ocr page 594-

VAN DE STRAFFE DER SPEELERS EN HEELERS.\' 133$

daad met de gewoone ftraffe derzelve moeten beteugeld worden: \'t welk

nogtans tot eenvoudige inneemers van misdoende menfchen om de
uytfteekende reden van onderfcheyd, aan niemand onbekend, geen-
fms is uytteftrekken, die op eene buytengewoone wyze naar \'sRech-
ters willekeure ftraf baar zyn, volgens de L.
2. C. de hls, qui latron.
zynde deeze gedachte by de meefte Pvechtsgeleerden dus aangenO\'
men.

XXIL Van welk gevoelen de waarheyd ook daaruyt kennelyk
wopdt, dat zelfs de zulke, die den boosdoeners naa de reeds gepleeg-
de misdaad hulp en byftand verleenen, met geene gewoone ftraffe ee-
ner misdaad moeten beteugeld worden: gelyk by fommige Rechtsge-
leerden in \'t byzonder van den helper eens diefs naa de gepleegde mis-
daad des diefftals begreepen wordt; ook, dat hy, die naa de gepleeg-
de misdaad den daader ter ontkominge en aanneeminge der vlugte hulp
en byftand birdt, geenfms met de gewoone ftraffe der misdaad moet be-
teugeld worden, \'t Gene ah onwraakbaar zynde naar \'t recht deezer Lan-
den in gebruyk aangenomen te zyn,
boven aan het 31« Onderdeel des
tachtigflen Hoofdftuks aangetoond en beweezen is. Hoeveel te min-
der zal dan de inneemer eens boosdoeners, die buyten het verbergen
geene verder hulp en byftand vedeent, aan de gev/oone ftraffe der
misdaad gehouden worden?

XXIIL Gevolgelyk moeten inneemers van misdaadige menfchen met
eene willekeurige
ftraffe beteugeld worden, te weeten naar de hoedaa-
nigheyd van de door hen gepleegde misdaad, naar de gefteldheyd der
perfoonen, en naar maate der omftandigheden. Waarin vooral ftaat
aantemerken, dat aan bloedverwanten en verzwagerde perfoonen, die
zekeren aan hen in den bloede verknochten of verzwagerden boosdoener
inneemen en verbergen, eene zachter ftraf moet worden opgelegd,
volgens de
L. 2.5r. de.receptat. Want de misdaad van deezen en de
misdaad van de zulken, die moorders en ftraatfchenders, tot wie ze
geene betrekking hebben, inneemen, is niet evengelyk,
L. 2. Want,
indien \'t geoorlofd zy, zyn eygen bloed op de befte wyze vrytekoo-
pen
L. 1. de bis, qui mort fibi confciv. zal het gewiffelyk ook
leeven zyner bloedverwanten en van de aakem verzwa-
gerde perfoonen, naar t gene
bomn gezegd is, vrytekoopen. Waarom
de zodaanige eenigermaate moeten verfchoond worden, die tot de ver-
deedigmge der hunnen opwaaken,L. 22. ^r. ad L. JuL de uduUer.L-

Hhhhhhhh-ocr page 595-

PIONDERD SES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

9. de re ^i/i^.en mitsdien worden ze noch in\'t geheel verfchoond^.
noch ftrengelyk geftraft, maar moet hen eene geldboete
naar maate der
misdaad en hunner middelen worden opgelegd

XXIV.-ocr page 596-

VAN DE STRAFFE DER SPEELERS EN HEELERS.\' 133$

iemand word tin rechten op tweederhande wyzen gehouden van de mis-
daad kennis te hebben : niet flechts hy, die de misdaad zonder eenige
deel-neeminge ge weeten heeft, en daarvan eene bloote kennis houdt:
van wien het zeker
is, dat hy doorgaans, naar \'t reeds gezegde, aan
:geene ftraffe gehouden wordt;maar ook zulk een,die te gelyk aan de
ânisdaad deelachtig is : in welken zin dit woord in de L.
7. C. äepag. L.
i^.TT. de pœn.
gevonden wordt. En het is gewiffelyk bykans onwraak-
ï)aar, dat de zodaanige, niet flechts, omdat hy van de misdaad ken-
nis heeft, maar ook, omdat hy die goedkeurt, aan eene willekeurige
ftraffe naar de hoedaanigheyd der misdaad en naar maate der omftan-
digheden gehouden wordt, niet min dan de zulke, die hulp toebren-
.gen, en misdaadigers inneemen, L. i.
L. 2. t. de receptat.

XXVIII.-ocr page 597-

3-348 HONDERD ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

honderd zeven en twintigste hoofdstuk
Yan de uytwerkfelen der Verwyzinge.
i N h o u d:

fjt ij

r. Het voornaamft uytwerkfel der ver-
wyzinge-is de uytvoering der ftraffe.

2. Oudstyds wier den de verweezenen
tot flaaven der ftraffe gemaakt, ^t gene ten
Huydigen dage verbeterd is.
3.4. 5-ocr page 598-

VAN ÜE ÜYTWERKSELEN DER VFRWYZINGE.- Ï3#

IT Het Eerste Uytwerksel der verwyzinge is de SLAA-
VERNY van STRAFFE.- Want naar\'t redit der is het buyten^
alle kyf en tegenfpraake, dat hy, die tot de ftraffe van dood, yzer,
beeften en bergwerken, verweezen was, van ftonden aan vryheyd en
burgerfchap verloor, en een flaaf der ftraffe gemaakt wierdt: gelyk
dat klaar is in de L. 12. L. 17. L. 29. tt. de pœn. L. 6. §. 6. w,
de injuft. \'rupt. irrit. fa-ocr page 599-

,1.35-0 HONDERD ZEVEN EN T WINTIGSTE HOOFDSTUK

^TII. Gevolgelyk, het recht van verbeurd -verklaaringe der goederem
«opgeheven zynde, en de goederen des verweezen misdaadigers voor zyne
^erfgenaamen bewaard wordende, \'t welk ook dus buyten alle tegenfpraa-
ke in deeze Landen ftand grypt, wordt hieruyt opgedrongen,
Eerftdyk
,dat de beklaagden, die tot de doodftraffe verweezen zyn, voor de uyt-
^voeringe der ftraffe van hunne goederen onder de leevenden allerwyze
konnen fchikken, overkomen,verdraagen en dadingen, de reden des
■verbods naamelyk opgeheven zynde, welke was verbeurd - verklaaring
-der goederen en ftaaverny der ftraffen. Want, dewyl,zelfs niet ten
huydigen dage , de goederen der verweezenen ten behoeve van \'sVors-
;ten Schatkifte verkocht, noch de verweezenen tot flaaven der ftraffe
gemaakt worden, is \'t onwraakbaar, dat ze van hunne goederen konnen
fchikken, die
verkoopen, fchenken, en daarover op eene andere wyze
.dading of
verdrag aangaan. Want, de reden des verbods verbeterd
zynde, moet ook\'t verbod zelve verbeterd te
zyn gehouden worden.

IX.-ocr page 600-

VAN DE UYTWERKSELEN DER VERWYZINGE.. 1351\'

by uyterften willeJchikken kan. Want, omdat hy ten huydigen dage\'\'
noch tot üaaf der ftraffe gemaakt,
autb. fed bodie. C. de donat. int.
vir. -ocr page 601-

j-352 HONDERD ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

-met geen ander oogmerk verbooden wordt , dan, opdat ze aan de hy
verfterf komende erfgenaamen niet zouden ontzet blyven : als duyde_
lyk blykt uyt
do Nov. 134. Cap. uit. §. i. \'t welk gewiflelyk zou ge^
beuren,, zo de ter dood verweezenen ten naadeele hunner by verfterf
opvolgende erfgenaamen konden uyterften wil maaken; dewyl een uy-
terfte wil altyd onderftelt, dat\'er wat ten naadeele der naafte by ver-
fterf opvolgende erfgenaamen gedaan wordt; Waarom, opdat de by
verfterf komende erfgenaamen van hun recht niet zouden verfteeken
zyn, den ter dood verweezenen geene maaking van uyterften wil moet
worden toegeftaan; opdat naamelyk datgene, \'t welk tot hunne be-
voordeeliiige is ingevoerd, geenfins tot hun naadcel in weêrwille van
de fchikkinge des rechts weêromgekaatft worde,
L. 6. C. de legib.

XV.-ocr page 602-

. VAN DE UYTWERKSELEN DER VERWYZINGE. 135S

vaarender ik ook Land verraad, als zynde eene foort van gequetfte
Oppermagt, begryp, ten huydigen dage geen geval gevonden wordt,
waarin de verbeurd verklaaring der goederen, welke eygentlyk de zo-
daanige is (want hiervan wordt het geval van ledig leggende goederen
uytgeilooten) ftand gryp:. Waertoe my de algemeene woorden van
de
Auth. bona. damnatorum. C. de bon. projcript. -ocr page 603-

mw-

f\\ f

j 354 HONDERD ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

derlyke ervenis den zoone, als die onwaerdig zynde, benomen, en
aan \'s Vorften Schatkifte moet toegeweezen worden.

XXI.-ocr page 604-

VAN DE UYTWERKSELEN DER VERWYZINGE.

dewyl de verbeurd-verklaaring der goederen ten huydigen dage ganfche-
lyk is opgeheven, gelyk hier voore gezegd wierdt. Waarom
wy ons niet
zeer behoeven te vermoeijenop de rechten, door den gemelde Rechts-
geleerden uyt de w. en het
C bygebragt, als welke door de Amb. bona
damnatorum. C. de bon profcript. -ocr page 605-

\'O

^,356 HONDERD ZEVEKEN TWINTIGSTE HOOFDSTüK-

loosheyd alie geloof ontzenuwt, ja alle waerdigheyd en bekleeding
van Eer-ampten beneemt, dies eerloozen aan geene openbaare bedie-
ninge konnen deel hebben,
L. 2. Ç. dß dignlt. L. 58. C. de dectir. L,
12. TT., dejudîc,
neem eens, in \'t Aanklaagen, Byzitten^ L. 2. de,
offic. ajfejf.
Oordeelen, L.12. Tt.depidic.\'^^i-ocr page 606-

V

VAN DE ÜYTWERKSELEN DER VERWYZINGE.. TS5f

denkbeeld gewaerdeerd wordt, zal ook niemand konnen ontkennens
dat de goede naam en achting van hem, die voor eenen bepaalden tyd
gebannen is, met zekere vlekke befra.et,en hy doorgaans voor eerloos
gehouden wordt.

XXX.-ocr page 607-

■u

HONDERD ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

Z. 4. C ex quib. cauf. infam, irrog. L. %. -tt. de poftul. L. 3 L s-de
decur.L.
13. §. ad L. Cornel de falf. gezegd. Hoewel het te-
.gendeel van dien in de L. ó.
C. ex quib. cauf infam, irrog. L. 15.
,5r.
ad municip. geileld wordt.

XXXI L Gevolgelyk moet (naar myne gedachte) ter overeenbrengin-
ge deezer plaatfen onderfcheyd gemaakt worden, of de eerloosheyd uyt
hoofde eener zaake of misdaad, welke naar de rechten is naam quetien-
,de, ;dan wel uyt krachte eener willekeurige zaake, worde opgelegd.^
in \'t
eerfte gevaf zo naamelyk de misdaad van zelve met fchandelyk-
heyd gepaard zy,moet rechtuyt gezegd wo\'-ocr page 608-

VAN DE INRICHTINGE DES STRAFFELYKEN GER. 1359

naar de gedachte van (f) zekeren Rechtsgeleerden, hetzelfde worden\'
vaftgefteld, zo de Rechter eene bepaalde wraak - neeming der Wet uyt
zekere
oorzaake, en in \'t geval, waarin hy zulks doen kan, wilW
keurig maake.

(f) Wezenbec. m Parat. tt. de his, qui not. infam, n. 8. circa fin.

honderd achtentwintigste hoofdstuk:

Van de inrichtinge des lyfftrafFelyken Gerechts.^
I N H O u m

Î. De uyï\'aoering der ßraffe is de laat-
fte handeling van een lyfftraffelyke geding^

2.-ocr page 609-

■fecht moetMgerich en gehouden worden?
37

38.-ocr page 610-

\'VAN DE INRICHTINGE DE5 LYFSTRAFFELYKEN GER. tS^t

fechtspleegen, maar in de uytvoeringe van hoofdftraffelyke- en van
doodftraöen moet volgens den rang en bet richtfnoer des rechts , en naar
de by\'t gebruyk aangenomen gewoonte, worden te werk gegaan, waar-
in vooral drie zaaken in opmerkmge komen : naamelyk de
plegtige
inftelling en inrichting des lyfftraffèhhen gerechts..
De uytvoering zel-
ve: en de vergoeding der koften .welke in \'t -lyfftraffelyk geding en bj
-de uytvoeringe van f zelve gemaakt zyn.

lil Het Eerste is de iNSTELLïNG en INRICHTING des
LYFSTRAFFELYKEN GERECHTS. Want, eer de met den
dood te ftraffen beklaagde
naa de ftrafplaatfe geley d worde, de plegtig-
ftx wyze in \'t lyfftraff-ocr page 611-

2362 HONDERD ACHT EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

derende , dat dezelve aan alle menfchen ter voorbeeldinge en tot affchrik
bekend worden?
L. 60. §. i. L. 20. -tt. dó pœn. opdat andere eenen af-
keer tot zondigen zouden erlangen, zo niet uytliefde tot de deugd, ten
minften uyt vreeze voor de ftraffe,
L. 27. §. 6. tt. de padt. L. ó. %.pen.
ir. de poen.
en de ftraf des éénen de fchrik en welvaart van veelen zy,
L. i.e. repetund. c. quid ergo. 23. quaefl.

VI.-ocr page 612-

VAN DE INRICHTINGE DES LYFSTRAFFELYKEN GER. is^j

Gerecht, en, of het nu een bequaame en gevoeglyke tyd zy om te
rechten, verzoekende het vonnis van den eerften aan zyne Hnkerhand
zittenden Schepen
, die daarop den Rechter met het woord ant-
woordt.

XI.-ocr page 613-

w^^mm

T2é4 HONDERD ACHT EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

Rechter oorlof te erlangen, en beftuuring tot het voordraagen zyner-
aanklagte te verzoeken. De aanklaager moet toch eerft verzoeken oor-
lof om te verfchynen, en in \'t gerechte te fpreeken. \'t Welk. verkrecr
gen zynde, hy naderhand verzoekt onderrecht te worden van de wyze
der voortedraagen aanklagte. Waarop de Rechter zelve niet antwoordt,
maar de vierdeSchepenin rang,, door den Rechter daarop ondervraagd
zynde, gebiedt den aanklaager , die een uytgetoogen zwaerd in zyne
rechterhand houdt, met zeker geroep,.in die handelinge gebruyklyk-,
voor den dag te komeni

XVII. Tenßsden,hier-ocr page 614-

v^m de inrichtinge des lyfstafï^elyicen gër. 1365 -ocr page 615-

honderd acht en twintigste hoofdstuk

aan veranderingen onderhevig zyn, en ook in geen bepaald richtfnoer
konnen vervat en beüooten worden, dies de gewoonte en \'t gebruyk
van elk gerecht in deezen een voorfchrift behoore opteleveren.

XX Vl. Maar, zoude iemand kennen zeggen, Is dit alles niet oveT-
boodig, \'t welk ook daarom zou konnen overgeflagen worden, omdat de be-
klaagde reeds te voore op de misdaad ondervraagd of daarvan overtuygd
wierdt, of van aie misdaad, \'t ^y op de pynbanke ofwel uyt eygene be-
weeginge,belydenis gedaan heeft, en door
V vonniffe van Rechtskundigen
verweezen is?
Waarom niet ten onrechte, zonder längeren omwegen
omtrek te gebruy ken, tot de uytvoeringe der voorgefchreeven ftraffe zel-
ve zou moeten voortgefpoed wo. den.met achterlaatinge v an die overboo-
dige plegtigheden, welke
doorgaans de uy tvoering meer uy tftellen en ver-
traagen, ja niet zelden
verhinderen, dan wel bevorderen en verhaaften.

XXVII.-ocr page 616-

van de inrichtïnge des lyfstraffejlyken ger. 1367

mi gedngs ontvangt, omdat in \'t zelve niet naar den gewoonen tred
van rechten, maar op eene kortbegrypelyke en buy tengewoone wyze
zonder gedruys en gedaante van rechtspleegen, gedongen wordt.

XXIX.-ocr page 617-

i; ■ -ocr page 618-

VAN DE inrichtinge DES LYFSTRAÏ^FELYKEN GER. 13Ó9

■verweezen Want, eer dit verwyzend vonnis ter uytvoeringe wor-
de
overgegeeven, moet het lyhtraitelyk gerecht naar gewoon gebruyk
ino-efteld en gehouden worden,naamelyk door\'t gebruyk van die pleg-
tigheden en vereyfchtens, waarvan hier voore gefproken is.

XXXVI.-ocr page 619-

f\'

1370 HONDERD ACHT EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

XXXIX. Ten derden ^ moet ook dit volgendeworden vaftgehouden,.
dat in dit gewoon geding het eenmaal plegtiglyk begonnen lyfllraffelyk
gerecht nooit geëyndigd is , eer de beklaagde verweezen en
der uytvoe-
ringe overgeleverd, of afweezende zynde verbannen worde. Gevol-
gelyk, zo de beklaagde om zyne ongehoorzaamheyd in\'t niet verfchy-
nen by vonniffe tot betooginge der wettige beletfelen verweezen, of
het geding op eene andere wyze vertraagd zy, wordt het lyfftraffelyk
gerecht tot een ander en volgend tydperk van rechten opgefchort.

XL. Eyndelyk is het De r d e G e va l : Zö tegen den beklaagden r
op heet er-daad bevonden m betrapt, hoezeer ook vlugtig ?^ynde jen da-
ge der gepleegde misdaad, eer die vernacht opfpraak worde inge-
fleld, met dat oogmerk, dat de daader vanßonden aan verweezen,
en met den
dood geftraft, of , indien hy niet verjbhyne, als een halfter-
T.ige opftaande voet verbannen worde.
Welk aanklagt waarlyk buy-
ten lyfftraffelyk gerecht, naar de gewoone wyze deezer Landen aan-
gefteld en ingericht, niet kan ondernomen noch behandeld worden.
Welk gerecht doorgaans heeft den naam van Ban gerecht, omdat naa-
melyk tegen den daader, die in \'t vlugten volhardt, op ftaande voet
tot
Ban-gerecht wordt, en ten huydigen dage zeer gemeen is in mis-
daad van doodflag, welke
gepleegd en nog niet vernacht zynde, wordfe:
hetzelve doorgaans altyd in deeze Landen ingericht.

XLI. Want,fchoon, de misdaad zelve vernacht zynde,het niet ger
oorlofd zy, tegen den hoezeer ook op heeter-daad niet betrapten be-
klaagden tot de ftraffe van dood of ban te rechten, gelyk hier Voore op ^
het tweede geval gezegd wierdt, is het nogtans zeker, dat dit gerecht,,
tegen den op heeter-daad betrapten daader, de misdaad nog niet vernacht
zynde, ondernomen, niet weynig van \'t voorgaande onderfcheyden
is , en het raadzaamer toefchynt, door middel deezes gerechts te rech-
ten. Ter welks ophelderinge het niet zal ondienftig zyn, het onder-
fcheyd deezer gerechten aan de hand te geeven: \'t welk by het recht
deezer
Landen drievoudig te zyn wordt aangemerkt.

XLII; Eerftelyk , zo iemand op heeter daad betrapt, of van dén be-
ginne het gerecht en de kennis-neeminge dèr zaake ontvlugtende, aan*
geklaagd; en door eene gerechtlyke uytroepinge gevorderd, eer de mis-
daad ^ernaciit wierdev en naderhand, naa verloop van eenigen tus-
fchentyd , m gevangenilfe gebragt zy ,- moet hy geenüns onder borr
feoste
woxdea ontllagea

^-ocr page 620-

VAN DE INRICHTINGE DES LYFSTRAFFELYKEN GER. 1371

XLIII. Doch, zo de misdaadiger wel niet op heeter-daad betrapt wor-
de,
maar moogelyk door de vlugt \'sRechters bewaaringe ontkome,ea
tegen hem geen geding voor den Rechter der misdaad worde ingericht»
eer die vernacht zy, wordt de gevangen naderhand onder borgtogtely-
ke zekerftellinge uyt de gevangeniffe ontflagen.

XLIV. Ten anderenM-i lyft\\raffelyk gerecht, eer de misdaad ver-
nacht zy, aangefteld en ingericht
zynde, moet de heete daad van fton-
den aan geftraft, en de daarop bevonden doodiiager aanftonds onthalsd
worden, indien hy aanweezende zy; doch, zo de op heeter-daad be-
trapte beklaagde niet verft:hy ne, en by \'t uy teynde van de misdaad over-
tuygd worde, moet hy op ftaande voet als een halfterrige gebanneor
worden, \'t Welk nogtans zich anders toedraagt in eene vernachte mis-
daad. Want, fchoon ook dan tegen hem in lyfftraffelyken gerechte
worde gedongen, kan echter de betrapte niet van ftonden aan ter ftraffe
voortgerukt, doch moet hy bevoorens van de misdaad opeenc wettige
wyze overtuygd, en eerft naderhand verweezen worden.

XLV. Ten derden, zo, de misdaad nog niet vernacht zynde, te-
gen den halfterriglyk achterblyvenden beklaagden eene aanklagt in Ban-
^erechte worde voorgefteld, dingt men van ftonden aan tot ban of ver-
banninge, noch de gewoone weg van rechten gehouden, noch eenig
wettelyk tydftip om te verfchynen verleend zynde. Doch, zo, de
misdaad
reeds vernacht zynde, de aanklagt worde voorgefteld, kan
niet
langer tegen hem op eene kortbegrypelyke wyze en van ftonden
aan tot ban of wettige beletfelen gedongen, doch moet een wettige tred
van rechten gehouden worden, dat hy gedagvaard worde van 14 tot
14 dagen, in drie reyzen, of ten huydigen dage, naar \'t gebruyk dee-
zer Landen,eene éénige reyze door dagvaardinge,inhoudende het in
deeze Landen aangenomen tydftip van rechten, naamelyk van fes wee-
ken en drie dagen.

XLVI. Uyt deeze drie onderfcheydingen blykt (myns achtens) klaar
genoeg de verfcheydenthey d van \'t Ban-gerechte, \'t welk, de misdaad nog
niet vernacht zynde, naar \'t gewoon gebruyk wierdt ingericht.
Van wel-
ke de twee eerftgemelde echter door de gewoonte en \'t gebruyk niet wey-
nig veranderd zyn, dewyl noch de gevangen, zo de misdaad reeds ver-
geht zy, aangeklaagd en betrapt zynde, ten allen tyde onder zeker-

^ gewilfe-
onderftellii\'ê^

LUlllIi

üSia^säS;

-ocr page 621-

1^72

pleyten mogten,in welk geval-hy geenfiosonder borgtogte zal te ont-
ilaan zyn; noch de zodaanige, die op heeter - daad betrapt en opgeflooten
is , eer de misdaad vernacht wierde, voor altyd gevangen gehouden, en
nooit onder zekerftellinge moet ontllagen worden, dewyl datzelve ten
huydigen dage is willekeurig, en het den Rechter vryftaat, naar de hoe-
daanigheyd der misdaad en omftandigheden eenen anderen weg inteflaan.

X L VIL En het zou de hardheyd zelve zyn, den beklaagden, dis
op heeter-daad, de misdaad nog niet vernacht zynde,betrapt wierdt,
van ftonden aan te verwyzen en te ftraffen, en daardoor den doodftager
of eenen anderen misdaadiger zyne verdeediging aftefnyden, welke
is
van \'t recht der natuure, in weêr wille van de (i) L. 3. tt. d-ocr page 622-

VAN DE INRICHTINGE DES LYFSTRAFFELYREN GER. ï^f

geflagen dood lighaam in \'t Gerechte pbragt, en uyt dien hoofde te-
gen hem
gedongen worde. Welke zich haliterriglyk fchuyl gehouden
hebbende, wordt \'er van ftonden aan tot ban of verbanninge gedongen,
\'t
Gene echter buyten dit Ban-gerechte niet gefchieden kan, \'t en zy
eene wettige dagvaarding, inhoudende een wettelyk tydperk van \'t
recht deezer Landen, - waare voorafgegaan. Ja is hierin zelfs deeze byzon-
derheyd aantemerken, dat in dit geval de dagvaarding ter plaatfe des
gepleegden doodflags enkelyk worde aangeilagen; dewyl anderfms, de
gewoone tred van rechten gehouden zynde,de afweezende beklaagde
door bevelen, op drie onderfcheyden plaatfen van een onderfcheyden
rechtsgebied en van onderfcheyden Heeren-in \'t openbaar aangeflagen, in
lyfftraftélyke zaaken moet gedagvaard worden.

XLIX. Niet te min fchynt deeze eenige uytwerking ter ver=-
haaftinge des bans van zo groot gewigte te zyn, dat zelfs daarom al-
leen dit Ban-gerecht geenfins zal optehouden zyn, indien flechts
alle de vereyfchtens, welke daartoe gevorderd worden, t\'zamenloo-
pen. Want, zal diergelyk Ban - gerecht naar \'t recht deezer Landen
ftand grypen, wordt \'er gevorderd.

L. Eerflelyk, dat de beklaagde op heeter-daad, of ten minften kort
daaraan, betrapt zy. Wier één van beyde ter aanftellinge van Ban-
gerechte voldoende gehouden wordt, dat of de beklaagde op heeter-
daad betrapt, of, dezelve^ afweezende zyndé, de aanklagt, eer de

misdaad vernacht wierde, ondernomen zy.

LI. Maar \'t hedensdaagfch gebruyk vordert ftiptelyk het laatfte, en ■
wordt
daarby het Ban-gerecht dan eerft toegelaaten, indien hetzelve
ingericht, en de aanklagt voorgefteld
zy, eer de misdaad vernacht wier^
de. Dies in deezer voegen ten huydigen dage in geval van Ban-ge-
rechte juyft niet behoore overwoogen te worden, of de beklaagde op \'
heeter-daad betrapt zy?
Ja heeft zelfs de hedendaagfche gewoonte dee-
zer Landen
zulks derwyze veranderd , dat enkelyk aan Ban-gerechte \'
plaats worde gegeeven , zo de beklaagde zich hebbe fchuyl gehouden:
want, dezelve gevat en in \'t Gerechte gebragt zynde,
houdt het Ban-
gerecht op, hoezeer ook de misdaad nog niet vernacht zv • \'t
eene wel -
in acht te neemen is.-ocr page 623-

ï374

de daarop volgende uuren naa den middag, gepleegd zy, zal ditBan»
gerecht op den volgenden dag van morgen ten 9 uuren met recht kon-
nen gehouden worden, omdat de 24 uuren federd het pleegen der mis-
daad nog niet verloopen zyn,hoezeer ook de nacht waare tuflchen-
beydengekomen.

L111. Ten anderen, moet \'er blyken van \'t lighaam der gepleegde
misdaad, dat die waarlyk gepleegd zy, Z..
-ocr page 624-

van de inrichtinge des LYFSTRAFEELYREN ger. nqf

daarvan overtuygd zynde, met de doodftraffe niet kan worden aange-
daan: neem eens, indien hy zich met verzet van noodweere of beftuur
van ftraffelooze verweeringe zou konnen verdeedigen ; zal het Ban.
gerecht geene plaats hebben.

LVI. Ten vierden, wordt ook vereyfcht, dat de Rechter van den;
bewerker der misdaad of wel van den daader zeker zy. Want \'er zal
ook geen Ban-gerecht konnen worden aangefteld, indien hy, die aan-
de gepleegde misdaad fchuldig is, onbekend blyve. Die ook daarom
niet gedagvaard noch met den ban-vermag geftraft te worden. Doch,
de ban of wel de verbanning, als zynde het eynde en de uytwerking
des Ban-gerechts, ophoudende, zal ook gewiflelyk dit Gerecht geene
plaats vinden.

L VI I. Waaropook ziet dat gemeen zeggen van brecht deezer Lan-
den : dat naamelyk geen Ban-gerecht plaats heeft, dan enkelyk tegens
den op heeter-daad gegreepen beklaagden, \'t Gene zelfs ( myns oor-
deels) ten huydigen dage ftand grypt, voor zo verre de zodaanige,-
van
Wien het m \'t zekere blykt, dat hy de misdaad gepleegd heeft,-
hoezeer hy ook niet gevangen genomen, maar in \'t vlugten volftandig.
gebleeven zy, op heeter-daad betrapt te zyn gezegd wordt;

LVIII. Het is echter voldoende, zo van den beklaagden blyke,-
voor zo veel zynen perfoon aangaat, fchoon de naam onbekend bleeve.
Want omdat de misdaadiger in de aangeflagen dagvaardinge uyt de\'
hoedaanigheden en kleedinge zyns lighaams te befchryven is, zie ik
zeker niet, Waarom tegen hem geen Ban enBan - gerecht zou konnen;
aangefteld en ingericht worden.

LIX. Opdat toch tegen deeze vereyfchtens niet worde gezondigd ,
moet de Rechter , voor de aanftellinge des Ban gerechts eene algemee-
ne en kortbegrypelyke onderzoeking voorafgezonden hebbende, alle\'
de omftandigheden, zo wel de misdaad zelve als den perfoon des daa-
ders betreffende, met alle naauwkeurigheyd overweegen: of naamelyk
diergelyke misdaad, welke buyten alle twyffel de ftraf des doods ver-
dient, gepleegd, en de pleeger deezermisdaad zeker zy,en zich ook
met geen verzet van de gewoone ftraffe des doods mooge bevryden ?\'
AU het welk uyt eene algemeene onderzoekinge kennelyk geworden

Y Ti-ocr page 625-

i;

a s7ö honderd acht entwintigste hoofdstuk

grype, ook het afweezen des beklaagden gevorderd. Want, in-
dien hy van ftonden aan, eer de misdaad vernacht wierde, gevangen
genomen en-opgeüooten zy, moet geenfms dit Ban gerecht aangefteld
en gehouden worden. Want, omdat enkelyk tegen iemand, die zich
halfterriglyk fchuyl houdt, tot ban of verbanninge gedongen wordt, zal
ook gewiflelyk geen Ban-gerecht, waarvan de eenigfte uytwerking is
\'t verhaaften der verbanninge,gelyk ^ö-z;^/^aan de 48e en 49e
Onder-
deelen deej^es Hoofdfluks gQZQgd.
is, in eenig ander geval, dan, wan-
neer debeklaagde zich verfchuylt, konnen ftand grypen. Waarom,
de beklaagde opgeflooten zynde, veel eer tegen hem langs den weg
van onderzoek gedongen, en hetßan gerecht tot de verwyzinge en
uytvoeringe der doodftraffe
moet uytgefteld worden.

LXI. Waartoe ik ook dit geval breng: zo de beklaagde door eenen
voorftander, die echter
zynen laft heeft overgegeeven, in \'t Gerechte
verfchyne,
de misdaad ^belyde,zich zeiven tot het betoogen zyner
.verdeediginge aanbiede, en vry geley verzoeke. Want, omdat de
zodaanige geenftns voor eenen halfterrigen te houden is, zal het Ban-
^erecht, \'t welk nooit anders dan tegen iemand, die afweezende en
halfterrig is, plaats vindt,in dit geval niet ten onrechte ophouden.:
•vooral, dewyl deRechter uyt de bygebragte verdeediginge wordt on-
zeker gemaakt,, of jiy tot de ftraffe des doods zal konnen overgaan,,
dan niet ?

LXII. Deeze zyn de vereyfchtens, wéke tot het Ban-gerechte meeft
noodzaakelyk zyn,waarvan het één of \'t ander ontbreekende,moet
nooit tot het geding deezes Gerechts worden overgegaan. Doch,
die alle t\'zamenloopende, is het onwraakbaar, dat dit Ban-gerecht
moet aangefteld en gehouden worden.

LXIÏI. Verders worden doorgaans hier ter plaatfe twee zaaken on-
derzocht, wier beftiffing nog overbly ft.
i. Of in Ban gerechte het ge-
bruyklyk geroep van gewdd of de uytroeping des beklaagden op de
tujjchenkmnße van vrinden en naabeßaanden mooge naagelaatem wor-
dend
Waaraan ik meer dan ééns weetgetwyff\'eld te zyn. Want, fchoon
naar \'t gemeen recht de kennelykheyd der gepleegde misdaad des aan-
Maagers geroep niet benoodigd hebbe, C.
evidentia. de accufat. is
het achter, naar \'t recht deezer Landen enons hedensdaagfch gebruyfc
geene der
minfte plegtigheden des Ban-gerechts,dat de aanMagt te ge-

\'1

H

ft

r

b

-ocr page 626-

van BE INRICHTINGE DES LYFSTRAFFELYKÊN GER. 1377

lyk met het geroep des aanklaagers of uytroepers worde ingefteld.
Waaruyt te volgen fchynt, dat deeze uytroeping, als een plegtig ver-
eyfchte van dit Gerecht, niet Tian worden overgeflagen.

LXIV. Echter heeft het tegendeel aan fommige Rechters meer ge-
fmaakt; want, omdat door dit roepen van geweld niet flechts de goe-
de naam en achting des beklaagden zei ven, maar ook die van zyne
naabeftaanden en ganfch geflacht, niet weynig bezwaard, en met
fchande bevlekt wordt., gelyk de Rechtsgeleerden in de L. 2, §. 2. L.
II. 3..
TT. ad L. J^ul de adulter.\'m diergelyk geval fpreeken; Trou-
wens, de fchande,welke aan iemand overkomt,heeft niet flechts haa^
re betrekking tot de eerloosheyd van hem, die eygentlyk befchuldigd
en aangeklaagd wierdt, maar tot den
hoon en fmaad zyner kinderen, L.
I. L. 2. Tt. de Ub. cauf. fchynt het zeer rechtmaatig te zyn, dat deeze
uy troeping ter liefde en gunfte van de naabeftaande vrinden worde uyt-
gefteld.

LXV. Het komt ook in geen bedenken, dat de plegtige verey fchtens
het weezendlyke eener zaake zyn, en niet können overgeflagen wor-
den. En gewiflelyk, de uy troeping of bekendmaaking des beklaagden
wordt in dit geval niet ganfchelyk overgeflagen, maar enkelyk tot de
uytvoeringe der ftrafie of tot de verklaaringe des bans, zo de beklaag-
de in \'t vlugten volhard hebbe, uytgefteld.

LXVI. Ten anderen, komt in bedenken, of dit Ban-gerecht behou-
dens bet Ijfßraffelyk geding f eenemaal mooge opgefchort ivorden
? Het is
wel zeker, dat, het Ban-gerecht verzuymd en de misdaad vernacht
zynde, niet te min den naderhand betrapten en gevangen misdaadiget
de ftraf des doods opgelegd, of tegen hem afweezende zynde tot ban
of verbanninge, de gewoone tred van rechten evenwel gehouden zyn-
de , kan gedongen worden.

LXVII. Niet te min, omdat het geding des bans tegen den afwee-
zenden door het
Ban-gerechte niet weynig wordt voortgezet, als
^ande48! en49^. OnderdeekndeezesHoofdßuksgezQgdi^YQie^kht-ocr page 627-

i;

\'i;

;37s honderdnegenentwintïgstehoofdstuk

I . De uytvoermg moet nooit gefchieden
met voorhygang des gewoonen wegs van
rechtem

. 2. De uytvoering van doodftraffe moet
doorgaans niet worden uytgeßeJd, enwaar-
om met?
3. 4, 5; 6, 7.
■ 8. -ocr page 628-

VAN DE ÜYTVO ERINGE DER STRAFFEN. m9

4-0 Welk echter nu en dan uytzonde--ocr page 629-

5 HONDERD NEGEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

fef of door \'t kiezen van eenen geweldaadigen dood, of op eene ande^
re wyze, de ftraffe können ontduyken en te leur ftellen, volgens de ge-
zegde
L. i8. C. dt pxn. Ja kan ook de uytvoering van \'t vonnis^
door den dood des verweezen perfoons, buyten zyn toedoen tuffchen-
beydenkomende,naderhand ganfcli vruchteloos gemaakt worden:daar
echter het Gemeenebeft nergens meer aangelegen is, dan-^ dat de
fchuldigen de verdiende.ftraf openbaarlyk boeten^ L.
51. §. 2. tt. ad
L. Aquil.
Opdat naamelyk de ftraf des éénen ter affchrikkinge van
veelen dienftbaar zy,L, i. C.
repetund. ^xivïiQvmx^ ligtvaerdiglyk ter
misdoeninge voortfpoede,
L. 14. C. de.poem

VI. Ook is de aangelegenheyd van \'t Gemeenebeft daarin gelegen^
dat \'s Vorften fchatkifï door de onmaatige ter onderhondinge en bewaa-
ringe des gevangen beklaagden uy ttefehieten koften niet langer be-
zwaard worde, van welken laft hy echter door \'t verhaaften der uyt-
voeringe veel ligt zal konnen bevryd zyn. En, indien \'er andere
redenen, welke het uytftellen der uytvoeringe verbooden, ganfchelyk
ontbraken ,.zou deeze eenige reden konnen voldoende zyn, opdat niet
het gevangenhuys, \'twelk ter bewaaringe wierdt uytgevonden, uyt hoof-
de van die langere ophoudinge in weérwille van de (1) Z.. 8. 9.
d.e poen. tot eene ftraffe en pynbanke verftrekke.

VIL En mitsdien is het zeker, dat niet ftechts de gunft des verwee-,
zen beklaagden, maar ook de openbaare nuttigheyd, het uytftel der
uytvoeringe verbiedt,. waarvan elk Rechter, die omzigtig, Godvruch-^
tig en een liefhebber der Gerechtigheyd i-ocr page 630-

VAN DE UTTVOERINGE DER STRAFFEK rgSl\'

ten, hoedaanigheden van onderfcheyden feyten, gefteldheden van per-
foonen, andere omftandigheden en oorzaken, voorkomen en gebeuren,,
welke de verhaafting der ftraffe niet weynig verhinderen, fchoon de be^
klaagde reeds ter dood verweezen zy. Neem eens,zo de uytvoering
om aanklagte of onderzoek, over eene zwaarere misdaad tegen den be-
klaagden interichten, behoore. te worden opgefchorttotdat ook daar-
van zy kennis genomen,L» 11. §.
3. tt. ad L. Aquil gelyk zulks da-
gelyks wordt onderhouden. Of, zo het aanzien der beklaagden, de
vrees voor oproer, of eenig tulfchenbeydenkomend geroep en ge-
fchreeuw, het uytftelle\'i van de uytvoeringe der ftraffe tot bequaame-
ren tyd aanraade. De ftraffen zyn toch den Geneeskruyden nietonge-
lyk, waarvan geen gebruyk wordt gemaakt, wanneer de.zaaken zo
wanhoopig ftaan, dat ze niet konnen herfteld worden, of zulke tyden
invallen, die \'t rechtspleegen langs gewoone en gebruyklyke wegen
van de hand
wyzenv Gelyk ook, aan den. anderen kant, de ftraf wel
ééns nu en dan ter vermydinge van oproer verhaaft wordt, welke an-
derfms zou moeten uytgefteld bly ven, L. 6. §. 7.
de injuji. rupu
Om Welke reden ook fomwylen fchuldige beklaagden zonder gedruys
van rechtspleeginge geftraft worden.

IX.-ocr page 631-

honderd negen en twintigste hoofdstuk

gebleeven rekenfchap te vorderen., daar hy zulks had konnen doen, ea
van de liftighey d desgenen, die het doen van rekeninge vergt met oog-
merk om de uytvoering draaiende te houden, gebleeken zy, en, \'ten zy
er zich vrees van ontkominge uyt de gevangeniife of van ander onge-
mak opdeede ; of ook wel, indien de Vorft iemand met ftrengere ftraf-
fe, dan naar \'s Lands recht en gebruyk op de misdaad gefteld wierdt,
aantedoen bevolen hebbe:in welk geval de Rechter gehouden wordt,\'
in hoope van verhgtinge, tot dertig dagen toe de uytvoering opte-
fchorten,
L, 20. C. de poen.

XI.-ocr page 632-

VAN DE UYTVOERINGE DER STRAFFEM fs^

XV.-ocr page 633-

,X3S4 HONDERD NEGEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK

msmm

riaa de vervullinge van fes weeken, ter ftraffe voortgerukt,zynde Jiet
om \'t even,ofze tot den dood,dan wel tot eene andere lyfftraffe, ver-
weezen zy ?

XIX.-ocr page 634-

YAN VB UYTVOERING DER STRAFFEN.

gedachte, het eene loflyke gewoonte te zyn, dat het vonnis der hoofd-
ftraffelyke verwyzinge\'den verweezen door eenen
Geeftly ken perfoon
worde bekend gemaakt, die den beklaagden met gepafte woorden den
dood aanzegt, en hem tot lydzaamheyd en boete zyner zonden aan-
fpoort. Echter gefchiedt op andere plaatfen de bekendmaaking der uyt-
voeringe doorgaans door den Rechter zeiven, evenwel buyten de
plaatfe der gevangeniife in eene kamer of wel in de Vierfchaare, waar
\'t Gerecht gehouden wordt. En, omdat zulks onderfchey dentlyk op
verfcheyden plaatfen wordt onderhouden, kan men het gebruyk van elk
Land ten deezen opzigte beft naagaan.

XXII. Echter moet ten allen tyde met behoorlyke ftipt-en omzigtig-
heyd onderhouden worden:
Eerßelyk, dat, zeker dag tot de uy tvoerin-
ge bepaald zynde, zulks den
beklaagden drie dagen te voore bekend ge-
maakt, en hem de
uytvoering aangezegd worde, opdat hy in tyds zy-
ne zonden met allen ernft beweene, af bidde, van gantfcher harte wys
worde, en zich tot den
Heere, die menigvuldiglyk vergeeft, Jeß 55 :7.
103: 8. Pf. 14?: 8. bekeere.

XXIIL Ten anderen, geduurende dien tyd van drie dagen voor de
nytvoeringe, moet de verweezen beklaagde, van de naarheyd der ge-
vangenifle bevr}^d zynde, ia eene kamer of vertrek, of wel in andere
draagelyke bewaar-plaatfe, verzekerd, en aan zyne naafte vrinden en
bloedverwanten, en
andere Godvruchtige menfchen, maar wel inzon-
derheyd den Kerke-dienaaren, opgelegd worden , dat ze den ter dood
verweezen
beklaagden naerftiglyk en dikwerf bezoeken, en hem over
GODS
onuytputtelyke en onmeetelyke goed- en barmhartigheydonder-
wyzen en daerin beveftigen, insgelyks hem tot het waar geloof en ver-
trouwen^ en tot eene volkomen hoope in GOD, onzer aller Vader, en
in de verdienften ,van den Heere CHRISTUS, onzen Zaligmaaker,
eeniglyk en op geene andere zaake ooit te ftellen, vermaanen. Ja moet
ook
tot ditzelfde eynde deRechter Ampts-halve deezen armen zondaar
eenen Kerke-dienaar toevoegen, opdat die hem, terwyl hy naa de
ftrafplaatfe weggeleyd wordt, met vertrooftinge en aanmaaninge tot
geduld mooge byftaan en hulp toebrengen.

XXiy. Laaten echter de Kerke-dienaars zich wel wachten, dat ze de
misdaadigers niet aanipooren of uytnoodigen tot herroepinge
van dat-
gene, t welk ze ot van zich zeiven, of van
anderen, in waarheyd en
,met
fl;andvaftigheyd gezegd hebben: dewyl ten deezen opzigte eene ge-

Nnnnnnnn

15^5

-ocr page 635-

legenheyd van vryer te zondigen aan anderen zou; gegeeven, en ook
niemand uyt zyn eygen of eens anders arglift en loosheyd moet verligt
worden, L. 63. §. 6.
jt. pro fado. en het voor de maatfchappy e der
menfchen nuttig en dienftig is, dat de zonden der fchuldigen bekend
ftaan, en met verdiende ftraffen beteugeld worden, L. 18. tt. d-ocr page 636-

VAN DE UYTVOERINGE DER STRÄFPEK. 1381

ten verleend worden, dat zelfs (myns oordeels) de uytvoering om de
verre gaande hardnekkigheyd des verweezen haaren voortgang zal er-
langen, opdat hy iuyt zyne hardnekkigheyd, waardoor anderfins ie-
mand zich van de ftralfe des doods zou konnen bevryden., geen voor-
deel geniete, en de misdaaden niet zouden ongeftraft blyven;aan wier
beteugelinge het gemeen welweezen grootelyks gelegen legt.

XXIX.-ocr page 637-

raSS HONDERD NEGEN EN TWlNTIGSTE HOOFDSTüIi

die V hoofdftraffelyk vonnis %ou konnen uytvoer en, te vinden %y, of
in zulk geval deRechter iemand uyt involgt voor\'t openbaar weizyn
zou konnen noodzaaken Scherprechter of uytvoer er van dat gewys-
de te wordenfchoon hy niet misdaan hebbe\'^\\\'^€^
de Rechtsge-
leerden ftellender wyze beweeren, mits de zodaanige een gering per-
foon -Ly.-ocr page 638-

VAN DE ÜYTVOERINGE DER STRAFFEN.

XXXIV.-ocr page 639-

,3-b^9O-HONDERD NEGEN EN twintigste hoofdstuk

\'-welke foorteii van ftraffen de Scherpreebter met alle ftiptheyd zyneu
pligt moet .naakoomen. Daarna^ de nytvoering volbragt zynde, is
de Scherprechter gewoon,den Rechter te vraagen,,of het vonnis naar
zynen inhoud wierde uytgevoerd ? Dien de Rechter, indien hy daaraan
niets .meene te ontbreeken, gehouden is te antwoorden:
Indien gy uw
ampt wel en tßr deege naar den inhoud van V vonnis hebt waargeno-
men, :neem ik daarin genoegen.

XXXyilI. Doch, opdat de uytvoering meer behoorlyk voltooyd
worde, moet de Rechter zich met de Schepenen by het bedryf der
uytvoeringe laaten vinden , opdat de Scherprechter, door hunne
itegenwoordigheyd aangemoedigd, zich met te meerderen yver en
^oplettenheyd van zynen pligt
quyte. Doch het is geenftns den Vorft
aanteraaden, dat hy
vjan de by hem opgelegde ftraffen de aanfchou-
wer
-;z:y;, omdat zyne tegenwoordigheyd, welke eenigermaate
.eene gedaante van wreedheyd vertoont, den Onderdaanen zou kon-
nen verfchaffen eene reden van verdenkinge, en hem by \'t volk ge-
haat maaken;
als ook, omdat de Vorft door zyn afweezen aan \'t
wolk ,^yne geneygdheyd, van diergelyk moordtooneel en bloedplen-
;gen t
\'eenemaal afkeerig zynde,verklaart en betuygt,dat hy bezwaar-
lyk ten iüs daartoe genoodzaakt zynde tot het ftraffen der fchuldigen
vergaat.

XXXIX. Ten vierden^ moet de Rechter zorg draagen, dat de
Scherprechter zyn ampt buyten vreeze en gevaar mooge oeffenen.
Wantin de meefte plaatfen, en vooral in deeze Landen,heeft eene
dolle gewoonte ftand gegreepen, dat het volk den Bedienaar des Ge-
rechts , indien hy met den eerften flag den dood niet aanbrenge, of
eOp .eene andere wyze de uytvoering min behoorlyk eyndige, gewoon
is met fteenen en op andere wyzen qualyk te bejegenen.

XL. Xal dan de Scherprechter,indien hy de uytvoering óp geene
kehoorljke wyze mlbrenge, van alle ftrafe vry %yn?
zulks volgt
daaruyt
geenfms. Want, fchoon het den volke niet geoorlofd zy^
den Scherprechter om die reden eeniggeweldtoetebxengen, is het ech-
ter .onwraakbaar,
dat hy om fchuld en verzuym door den Rechter op
eene willekeurige wyzekan geftraft worden: Trouwens, fchuld en on-
Icunde verdient 0^ ftraf, :§. 6, 7,8. inft.de L. Aquil

XLI. Ten vyjden, de hoofdftraffelyke uytvoering gedaan zynde,
Mjetês de doode lighaamen der geftrafte misdaadigers
begraaven wor-
den.

II

I.

\' i\'
i -ocr page 640-

VAN DE uytvoeringe DER STRAFFEN.

d\'en-, C. qucefitum. 53. qimjl. 2. \'t welk niet flechts die reden vaa be-
taamelykheyd, maar ook het gemeen welweezen, vordert,om de ge-
dachtenifle der menfchlyke gefteldheyd,L. 27. sr.
de condit. infi. ook.

om \'t affchuuwelyk gezigte, opdat de leevenden zich daarmede niet zou-
den befinetten.

XLIL Waardoor echter niets van de gewoonte word verminderd
naar welke de doode lighaamen der opgehangen en geradbraakte mis-
daadigers onbegraaven gelaaten worden. Dit \'s-toch in de ftrafte van \'
galge of rad wat byzonders ; en wordt doorgaans hetzelve tegen hen,
die met den zwaerde geftraft worden, onderhouden, als in misdaad-
van roof,doodflag,met opzet en voorbedachten raade gepleegd: want
de doode lighaamen derzulkentot affchrik en voorbeeldinge van ande-
ren opgehangen, of aan een
rad vaftgehecht, en dus onbegraaven gelaa-
ten worden. Gelyk ook de H. Bladen getuygen, dat ook de door Jofua
gevangen Koningen voor hunne ftrafe onbegraaven zyn weggewor-
pen geweeft, 10. het lighaam van Goliath, i.
Sum. 17. van\' de\'
Koninginne Jefabel, Achabs huysvrouwe, 2.
Reg. 9. van Jojakim,
Koning van Juda,
2 Keg. 24. Waarom ook geen opgehangen zon-
der toelaatinge der Overheyd, welke \'t vonnis geweezen heeft y van-
de galge kan genomen worden,
L. i. §. fin. tt, de cadav. punît.

XLIII. Hier ter plaatfe onderzoekt men , £?ƒ de doode lighaamen van\'
gejlrafte misdaadigers te recht den heelkundigen ter ontledinge verleend \'
voorden
? \'t Welk hoezeer ook onzeker zy, dewyl het bezwaarlyk ge-
fchieden kan, dat het ontleden tot
fmaad der naaftbeftaande vrin-
den des
geftraften niet ftrekken zou, moet echter zulks geenfms ont-
kend worden, zo men de reden der openbaare nuttigheyd flechts naa-
gaa, uyt wier inzigte nooit onrecht gefchieden kan,
L. 33. tt: de
injur.
Vooral, dewyl ook anderfms datgene, \'t welk doorgaans
aan elk\' en ieder\' een\' te ftade komt, boven \'t welzyn van byzondere^
menfchen te ftellen is,
L. un. % fin. C. de caduc, tollend. Het is toch
eene zekere zaak, dat diergelyke ontledmg door de heelkundigen met
inzigte tot de openbaare nuttigheyd, en, opdat daaruyt eene\'meer

volkomen kennis der heel-en genees-kunde Verkreegen en om anderen ^
te geneezen , eene meerder kundig en omzigtigheyd\'erlangd en in \'t
werk gefteld. worde, ondernomen- is. Hierby, komt ook,.dat aan doo-
de
lighaamen, welke anderfins aan dê galge moftèn gelaaten worden,

door-^-ocr page 641-

1-39^ honderd en dertigste hoofdstuk

door de goedwilligheyd dier heelkundigen eene eerlyke begraavenis
zou konnen te beurt vallen.

XLIV. Echter wil ik dit niet zonder onderfcheyd hebben opgevat,
doch moet zulks aan \'sRechters willekeure worden overgelaaten, wan-
neer en in wat gevallen de doode hghaamen der geftrafte misdaadigers
ter ontledinge te vergunnen zyn, dien het in zulk geval is opgelegd,
de omftandigheden van des geftraftens geflacht, gefteld- en waerdig-
heyd, op\'tnaauwkeurigfte teoverweegen: doch ik denk, dat deRech-
ter veyhgft handelen zal, indien hy daarop den Vorft raadvraage, en
tot dat eynde verlof erlange.

I

HONDERD EN DERTIGSTE HOOFDSTUK
Van de koften der lyfftralFelyke zaaken.
I N H O U D.

1.-ocr page 642-

TAN DE KOSTEN DER LYFSTRAFFELYKE ZAAKEN. 1393

•29. Ten \'waare die onmagtig zy.-ocr page 643-

I3P4 honderd en dertigste hoofdstuk.

IV-ocr page 644-

\\

VAN DE KOSTEN DER LYFSTRAFFELYKE.ZAAKEN. 139S

des doods ondergaande, geene verder betaaling der kollen van hem
of zyne erfgenaamen kan gevorderd worden. Want de erfgenaamen
des verweezen beklaagden fchynen daaruyt, dat hy ter dood verwee-
zen wierdt , zwaar genoeg geftraft te zyn.

VIII.-ocr page 645-

\' ■ ,\'1

honderd EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

XI.-ocr page 646-

tan de kosten der eyfstraffeeyke zaaken. 159t

fchoon pynigen, zo wel als geeifelen, des beklaagden lighaam drukke
en
verfcheure, echter, omdat het pynigen geene ftraf is, maar zekere
foort van bewyzinge in lyfftraffelyke zaaken, en een behulp der overige
bewyzen,
L. 8. L. 9. tt. quceß. L. 11. L.fin. C. de qu^eß. zal \'t
zelve gewiflelyk de vergoeding der koften. niet können verhinderen
naamelyk in zulk geval, waarin ftechts banniffement moet worden op-
gelegd.

XVI.-ocr page 647-

HONDERD EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

tingook op de erfgenaamen overgaat, L. 49. tt. de O. -ocr page 648-

VAN DE KOSTEN. DER LYFSTRAFFELYKE ZAAKEN. 1399^

Overheyd, het Land van booze menfchen te znyveren, L. 13. jr. de
offic. prœfid. volgt, dat zulks om niet moet gefchieden. Waaróm
het ook den Overheden giften en gefchenken aanteneemen verbooden
wordt,
L. 6. TT. de office, proconf.

XXIL Tqïï anderen, ontvangende Overheden uyt geenen ande-
ren hoofde de tollen en fchattingen va^hunne Onderdaanen, dan,,
opdat ze met billyk recht gebieden, rechtsïwang en hooge heerfchap-
py oelfenen, en de misdaadigers behoorlyk ftraftén zouden,
Nov.-
149. volgt derhalve, dat,wanneer tot byzondere handhaavinge der
Gerechtigheyd gekomen wordt, de Overheyd gehouden is, het Ge-
recht ten haaren kofte te houden, en datgene, \'t welk met de Gerech-
tigheyd overeenkomt, haaren Onderdaanen om niet toetedienen, om-
dat ze de behoorlyke inkomften ontvangen heeft.

XXIII.-ocr page 649-

.5400, ÏIONDEUD EN DERTIGSTE HOOFDSTLTR

wyze gemaakt zijn? indien ze flechts met betrekkinge tot de gepleegde
misdaad en in lijfftraffelijke zaaken zijn nytgefchooten.

XXVII.-ocr page 650-

VAN DE KOSTEN DER LYFSTRAFFELYKE ZAAKEN. 14OÏ

gedinc^s willende vermy den, de misdaad aan de Overheyd te kennen
geeft
teffens vraagende, dat het onderzoek voor haare eygene reke-
ninge\'en op haare eygene koften tegen den beklaagden ingericht, en
die°met de verfchuldigde ftraffe beteugeld worde. Jn welk geval de
aanbrenger geeniins van de vergoedinge der Gerechts-koften bevryd is.
Want, de plaats des aanklaagers bekleedende, moet hy ook niet ten
onrechte de by \'t onderzoek gedaane koften draagen. Ja is ook de
omzigtige Overheyd nooit
gewoon ter aanzoekinge der beleedigde par-
tye by onderzoek te rechten, \'t en zy eerft gevorderd hebbende eene
borgtogt voor de betaalinge
der koften en vergoedinge van fchaade, ge-
lyk men zulks dagelyks gebeuren ziet. Welke borgtogt gefteld zynde,
is \'t onwraakbaar, dat de aanbrenger tot de vergoedinge der lyfftraf-
felyke koften gehouden
wordt, hoezeer ook naderhand de onderzochte
van \'t gedaan onderzoek waare vrygefproken.

XXXill. Doch zulks grypt dan eerft ftand, zo de aanbrenger het
onderzoek tegen den beklaagden vordere en
verzoeke,dat hetzelve
voor zyne eygene rekeninge en op zyne eygene koften worde inge-
richt. Doch, indien hy flechts de misdaad te
kennen geeve, en de
wraakneeming aan \'s Rechters Ampt overlaate, verpligt hy zich door
die bloote aanzegginge geenfms tot het vergoeden der koften, maar is
in dien gevalle de Overheyd genoodzaakt, het onderzoek Ampts-halve
op haare eygene koften te
onderneemen.

XXXIV.-ocr page 651-

honderd en dertigste hoofdstuk

ze koften der openbaare gerechts-oeffeninge draagen. Echter moet aa®
de Overheyd, welke zich op deeze gewoonte beroept, geen geloof ge-
geeven , maar die op eene wettige wijze beweezen worden, omdat de
onderftelling van vry dom voor de onderdaanen pleyt.

XXXVII.-ocr page 652-

VAN BEROEPINGE IN LYFSTRAFFELYK.E ZAAKEN.

X L. Ten derden, worden ook de onderdaanen uyt krachte eener al-
gemeene gewoonte tot de vergoedinge der koften geenfms verpligt, zo
de beklaagde voorvlugtig zy, en tegen hem tot Ban gerecht worde.
Want,omdat verbanning van lyf- en doodftrafte zeer veel verfchilt\'
blykt uyt het bier voore verhandelde genoegzaam, dat de koften,tot
het houden des Ban-gerechts gemaakt,van de onderdaanen geenftns
moeten gevorderd worden,

XLI. Ten vierden, uyt de gelykheyd van reden kan men ook het
volgende opdringen, dat -ocr page 653-

t404 honderd een en dertigste hoofdstuk

Echter wordt m gewoon lyfftraf- opgeßooten heklaagde niet geßaakt worden^

felyk geding ook. hedensdaags de beroeping-ocr page 654-

VAN BERÓHPINGE IN LYFSTRAFFELYKE ZAAKEN. 14CS

hoogere Overheyd beroeping te doen, als ten klaarften blykt uyt de
L. 2. O. de appellat, recip. \'t welk de Rechtsgeleerden zo verre
uytftrekken, dat, fchoon anders door beroepinge, van een tuftchen-
fpreekend vonnifle gedaan, \'sRechters handen niet gebonden zyn,
niet te min de Rechter in ftaat is,voor\'t verbod zyn gewysde uytte^
voeren, en in de zaake voortegaan, C.
non folimh 2 ae appellat, in 6to,
echter, van \'t beftuyt ter pynbanke beroeping gedaan zynde, de Rechter
behoore ftil te zitten, zelfs, eer \'t verbod gedaan zy, dies, zo de
Rechter, onverminderd de beroeping, tot de pynbanke voortgel poed, en
den beklaagden zyne
belydenis afgeperft hebbe,zulk eene belydenis
t\'eenemaal nietig en ter verwyzinge krachteloos
zy.

IV.-ocr page 655-

i

;i4o-ö .:H0NDERD EEN EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

■t bewys der nietigheyd toelaat, arg. (s) L. 6.%.^.7r.de injufi. rupt.,
irrit. teftam. {t) L. C. de Epifc. audient.
(v) L. 6. tt, de ap-
jpeilat. (w) h. 29. C. eod. tit.

VIL En ditzelve ilrekken ze met eenpaarigheyd tot zo verre uyt,
dat ook, ten allen tyde en zelfs naa verloop van tien jaaren, van de ge-
vangen-neeminge en opfluytinge mooge beroeping gefchieden. Want,
fchoon het van een zeer bekend recht zy, dat alle beroeping ,\'t zy die
gerechtlyk of wel buyten-gerechtlyk zy, binnen tien dagen gefchieden
moet , dat toch andeiflns het vonnis overgaat in krachte van gewysde, en
de naderhand gedaane beroeping voor verlaaten gehouden wordt,
L. 6.
§. 2.jun-ocr page 656-

VAN BEROEPINGE IN LYFSTRAFFELYKE ZAAKEN. HOf

/

hn tyde kan beroepen worden. Want,hoe dikwils debezwaaring,uyt
wier hoofde de beroeping gefchiedt, geene oogenbliklyke, maar\'weh
eene aanhoudende en opvolgende oorzaak heeft, zo menigmaal wordt
\'er geloofd te konnen beroepen worden, t\'allen tyde en plaatfe,C.^x
parte 47. de appeUat. L. t. §. pen. tt. de ufufr. accrejc.

VIII.-ocr page 657-

:4O8 HONDERD EEN EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

plegtigheden des rechts zo zeer behoeven intezien; sö, omdat de gunft:
der openbaare tuchte aanraadt , dat de boosheeden haare ftraften erlan-
gen,
L. 51. §. 2. 9r. aä L. Aquil. L. 9. §. 5. tt. de publ.-ocr page 658-

ViAN BEROEPINGE IN LYESTRAFFELYKE ZAAKEN. Ï4Ö9

hande bezwaaringe beroeping te doen, ben ik ook verzekerd, dat zulks
des te meer in lyfftrafFelyke zaaken is toegelaaten ; als waarin over
een allerzwaarfl naadeel gehandeld wordt: want, zelfs naar \'t gemeen
recht, indien het naadeel, \'t welk uyt het tuffchenfpreekend vonniflfe
voortfpruyt, zodaanig zy, dat
het door geen eyndlyk vonniffe zou
konnen herfleld worden, mag
men daarvan gewiffelyk beroeping doen,
L. 2.
TT. de appellat, recip. L. 2. C. de Episc. audient.L.^. quor. ap-
pellat. non recip.

XV I. Te^ anderen ^ dSx richtfnoer ontvangt zyne bepaaling daarin^
dat-, in ftede der beroepinge
van onderzoekend geding, de verdeediging

des onderzochten toegelaaten wordt. Want, fchoon de onderzochte
van het eyndlyk of tuflchenfpreekend vonniffe geene beroeping doen
mooge, echter, indien hy genegen zy ,dehem uyt het vonnifie opko-
mende bezwaaring langs den weg van \'t vertoogen zyner verdeedigin-
ge aftewenden, en zyne onfchuld te bewyzen, moet hy gewiffelyk ge-
hoord , en de uytvoering van -ocr page 659-

WÊm

14.10 HONDERD EEN EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

dwang en \'t geheel geding door het doen der beroepinge, en dus de
bewaaring zelve, tot den hoogeren Pvecliter wordt
overgebragt;nade^
maal de oplluyting een gedeelte des gedings is,
C. 1. de Hceretic. L.
2. C.
de edendo.

XIX.-ocr page 660-

VAN BEROEPINGE IN LYFSTRAFFELYKE ZAÄKEK. Ï4ÏI

XXI.-ocr page 661-

141a HONDERDTWEE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

HONDERD TWEE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK
Yan \'t Ban - gerecbte.
I N H O U D.

1.-ocr page 662-

V A \'^ \'T B A N - G Ë R E C H T E.-ocr page 663-

1414-ocr page 664-

VAN n: BA N-G E R E C H T E.

ofin den Ban verklaard worden,gelyk dat zeer bekend is. Want,
naar \'t gebruyk deezer Landen, wordt de ftraf van halfterrigheyd te-
gen de afweezende en voorvlugtige beklaagden met den naame van
ban benoemd, moetende\'in \'t verklaaren van dien vooral vier zaaken
in opmerkinge komen. Naamelyk, r. De
befcbryving en verdeeling
des Bans. 2. Wanneer en in wat misdaaden tot den Ban te komen
3. Het inricbten van \'t Ban-gerecbt. En 4. de uytwerkingen deezer
ftraffe.
ïn welke Hoof-deelen genoegzaam de ganfche behandeling dee-
zer ftoffe gelegen is.

• IV. Wat het Eerste aanbelangt; ik befchryf den Ban te zyn
eene ftraf of beteugeling eener misdaad of halfterrigheyd, welke voor-
naamelyk uyt het gezag des rechtsdwangs of Rechters voortfpruyt.
V^ant,omdat de ftraf des doods den afweezenden en voorvlugtigen.
beklaagden niet kan voorgefchreeven worden, L.
\'),7r. de pœn. L. 6. C.
de accufat.
is gewiflelyk, opdat hy niet t\'eenemaal ongeftraft zoude
ontkomen^ deeze ftraf des Bans uytgevonden, waarmede de beklaag-
de, \'tzy om de gepleegde misdaad, of ook wel, indien hy daarvan nog
geene belydenis gedaan hebbe noch overtuygd zy,om zyne halfterrig-
heyd in \'t verfchynen beteugeld,in den Ban verklaard,en uyt het
Land verbannen en afgefneeden wordt.

V.-ocr page 665-

honderd twee en dertigste hoofdstuk

lyke rechten verfteeken is. Maar zulk een, die door den laegeren Rech-
ter uyt zeker bepaald Wingeweft gebannen wierdt, moet niet dan enkelyk
van de byzondere voorrechten en inftellingen van dat Wingeweft ver-
fteeken worden. Want, gelyk de affnyding iemand van den fchoot
der Kerke ofKerkelykehuyshoudinge
BÏzoiiÓQn,C. cum inter. priorem.^-
extr. de exceptim. -ocr page 666-

VAN \'T B A N-G E Pv E C H T E.-ocr page 667-

ii

HONDERDTWEE EN DERTIGSTE-HOOFDSTüK

en t\'zamengefteld zyn: welke te voore uyt het reclit der volken ongebo-
ren, den volke aanbehoorende, en toevallig waaren,L. 2. §. 6. tt- äe
(Orig. jur. L. 17. 5. 3. sr. commod. i. \'hiß. de perp. -ocr page 668-

van \'T b a n - g e r e c h t e. .

XVI. Gelyk ook dagelyks diergelyke Bannen door de laegere Vorften-
en Stenden des Ryks binnen hunne Heerlykheden beüooten, en by de
0-ewoonte en \'t gezag van geweezen zaaken goedgekeurd worden.
^ XVII. Hoewel deez Ban van hem, die eenen hoogeren erkent,\'t en
zy by hem de gebannen beklaagden duydelyk verklaard wierd\'en voor:-
vyanden des Vaderlands,zodat ze van elk een\'ftraffeloos konnen beleedigd
worden, en buyten alle befchuttinge des rechts gefteld zyn, niet invoert
verfteeking van \'t gemeen recht der Romeynen, zelfs niet in de

eene

Heerlykheyd, waar de Ban wordt opgelegd,ook niet het verlies van
datgene, \'t welk uyt krachte van deeze of gééne voorrechten ofvan
zeker plaatfelyk recht toekomt, ook niet uyt zynen aart het verlies
van goederen.

XVIIL Doch buyten dit bannen, \'twelk dus te recht genoemd\'
wordt, is\'er nog een ander Ban (van welken hier ter plaatfe eygentlyk
gehandeld wordt) die, naar \'t recht deezer Landen en\'t hedensdaagfch
gebruyk,door laegereRechters op zekere bepaalde Wyze beflooten wordt
tegen den voorvlugtigen daader, op de ontvangen dagvaardinge niet:
verfchynende; van welken de gebannen beklaagde zich ontdoen kan,.,
indien hy genegen zy, het bewys zyner onfchuld den Pvechter aante-
bieden. Welke Ban niet weynig ^-/an den waaren,. zo algemeenm als
byzonderen Ban, van wien zo even gefproken is, Verfchilt; dïe ftrekt
toch geenfms zyne krachten verder uyt, dan binnen het gebied en denJ.
rechtsdwang der laegere Overheyd, als van Hals-rechter, Stedehouder,.,
of Stads-fchout, en \'heeft veele byzondere voorrechten uyt krachte vau=:
de fchikkinge en \'t gebruyk deezer Landen, waarvan uyt het volgende\'
blyken zal, zodat dezelve rfiet dien Ban (welke hier vooren in algemee-
nen en byzonderen Ban verdeeld wierdt) zonder gevolg en merk van on-
gerymdheyd geenfms kan vermengd worden. Dit \'s evenwel zeker
dat deez Ban is eene foort van dien, en daaruyt zynen oorfprong ge-
trokken heeft, doch iederen laegeren Rechter verleend wierdt, opdat die ^
zynen rechtsdwang tegen de befpotters zyns gerechts zen konnen voor-
ftaan, en de voorvlngtige daaders zou moogen ftraffen en beteugelen.-
XIX. En is deez Ban tweevoudig:
Eerfte en tweede Ban. De eerfte

^^A^A-ocr page 669-

H0NJ3ERD TWEE EN DERTIGSTE HCX)FDSTUK:

XX.-ocr page 670-

VAN \'T BA N-G E R E C H T E.-ocr page 671-

honderdtweeen dertigste hoofdstuk.

XXVI.-ocr page 672-

VAN T B \'A N-G BRECHT E.

eeiier zaak-ej^ïidigende dagvaardinge,, fchoon diergelyke bewoording
daarin
met zy uytgedruktals te zien ^s uyt de L. 2. C. quomodo -ocr page 673-

142-4 HONDERD TWEE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

XXXIV.-ocr page 674-

VAN \'T BA N-G E R E C H T E.-ocr page 675-

J42d HONDERD TWEE EN DERTIGSTE HOOFDSTUIC

ie deezer Landen onderhouden. Dochzo ten opzigte van deeze inrich-
tinge by de Vierfchaaren van fommige plaatfen een ander gebruyk zy
aangenomen V moet daarvan in \'t houden dier gerechten geeniins worden
afgegaan: :Trou wens, het gebruyk van elke Vierfchaare moet ten allen
tyde worden opgemerkt.

XLIV. Eyndelyk moet ook, ten Vierden, de uytwerking des^
Bans: worden ingezien. Van welke, eer men wat zekers vaftfielle,ik
vooraf wil,indachtig gemaakt hebben, dat hier ter plaatfe niet wordt
gehandeld over den algemeenen Keyzerlyken Ban des Keyzers en Key-
zerly ken Gerechtshofs, of van eenig byzonder Gerechtshof der Vorften,
en Stenden des Ryks, die eygentlyk en waarlyk de Ban is, en den ge-
bannen beklaagden van de
gemeenfchap des gemeenen of plaatfelyken..
rechts, ja van alle
voordeelen en voorrechten, uy tftuy t, en \'t leeven des
gebannen beklaagden aan elk\' en ieder een\' Openbaarlyk blootftelt en.
verkort; doch moet hier ter plaatfe enkelyk van den Ban desSaxifchen
Rechts en de uytwerkinge van dien gehandeld worden, die zelfs door lae-
gere Rechters tegen den voorvlugtigen daader beflooten wordt. Welke, ,
hoezeer moogelyk zyne geboorte aan dien waaren Ban verfchuldigd zyn-
•dfe, met
denzelven echter geenfms moet vermengd, of daarna gefchikt
worden, gely k hier voore aan het 18. Onderdeel dee%es Hoofdßuks ge-
zegd is. \'tWelk ik nogtans vind by zeer veele Rechtsgeleerden, en.
wel by de zulken, die niet onvermaard zyn,. doch ten onrechte, ge-
daan te weezen.

XLV. Bovendien onderftelik het volgende als eene zekere zaak, daü
de Ban, die door eiken laegeren Rechter, als in \'tKeurvorftendom van
Saxen door eenigen Stedehouder, liais-rechter,Stads-Overheyd enz,,
is opgelegd, geenfms tot andere Steden , Bailluagien en Landen van \'t
Keurvorftendom Saxen, uytgeftrekt, noch daar ter plaatfe van eenige:
uytwerkinge achtervolgd wordt.

XLVI. AU\' het welk vooraf aangemerkt zynde, zal \'t niet moeylyk
vallen, de uytwerking der beyde Saxifche
Bannen uyt de eygentlyke
bewoordingen
des Bans, hier te Lande gebruyklyk, optemaaken. Want,,
betreftende den eerften of eenvoudigen Ban, fchoon in deszelfs uytwer-
kingen de ETytleggers des Saxifchen Rechts merkelyk verfchillen, en niet
weynige deezen Ban met den waaren Keyzerlyken Ban, en met dien van
de Stenden des Ryks, vermengen-, gelyk zelfs daaruyt blykt, dat ze
van
gedachten zyn, dat iemand, die op deeze wyze gebannen is, zo

als

-ocr page 676-

VAN \'T BA N-G E R E C H T E.-ocr page 677-

F428 FIONDERD TWEE EN DERTIGSTE HOOFDSTUIC

tumacia, de Heer et. in Want, fchoon in ligtere misdaaden de
beklaagde uyt onderftellingen willekeuriglyk mooge geftraft worden
fchoon hy demisdaad niet beleeden hebbe, noch daervan overtuygd zy?
is het echter ganfch anders gelegen in zwaarere misdaaden, waarvoor
de ftraf des doods nooit, dan op volkomen bewyzen, dengenendie de
misdaad beleeden heeft, of daarvan overtuygd is,, moet worden op-
gelegd.-

e. Waarom ik vaftftel , dat de banneling geenfins met de ftraffe des
doods moet worden aangedaan, eer hy door waarachtige en volkomen
bewyzen van de misdaad overtuygd zy, of die beleeden hebbe.

EI. En-ocr page 678-

V A N \'T B A N-G E R E C H- T E.

däan,- vindt men ook eene drievoudige uytwerking van dien fland te
grypen.

V. De E e b s t e U y t w e r k i n g heeft haare betrekking tot het
lighaam des bannelings, en is bykans gemeen met de uy twerkinge des
eerften Bans, en beftaat daarin, dat de banneling gehouden wordt, de
misdaad beleeden te hebben, en daarvan overtuygd te zyn, ook door een\'
ieder\' als overtuygd zynde gevangen genomen, en voor \'t gerechte,ja zelfs
tot de uytvoeringe, kan voortgebragt worden. Want, fchoon hy,die
met den eerften Bangetekend.is, ook aan dit gevaar worde bloot gefteld,
als uyt het bovengezegde kennelyk wierdt, is het echter zeker, dat deez
hooger Ban het vermoeden uyt de hervatte halfterrigheyd meer ver-
groot, den-banneling te
fterker bezwaart, en van de misdaad over-

LVI. Echter is deeze uytwerking van die dès eerften Bans daarin
onderfcheyden,-ocr page 679-

,1430 HONDERD TWEE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

zeker, dat hy , die met den tweeden Ban getekend wordt,ook zyne
goederen verlieft, en die aan \'sVorften Schatkifte vervallen.

EX. ,Echter wil ik deeze fchikking van\'t recht deezerEanden in eenen
gezonden zin hebben opgevat. En wel,
Eerfielyk, dat van de ver-
beurd-verklaaring der goederen worde uytgezonderd het wettig aan-
deel,\'t welk den kinderen des bannelings toekomt, ook het\'plaatfe-
lyk aandeel, waarby de vrouw uyt \'s mans goederen wordt bevoor-
deeld.

LXL Ten anderen, deeze verbeurd-verklaaring der goederen heeft
plaats in den hoogeren, en geenfms in den eerften of laegeren Ban.
Want, naar \'t recht deezer Landen, wordt tegen de goederen der
voorvlugtigen, eer ze der verbanninge onderhevig gemaakt of voor
bannelingen verklaard
worden, en in zulken Ban jaar en dag volftandig
blyven,
nooit gerecht, maar blyven ze zelfs eygenaars van hunne goe-
deren.

L X H.^ Echter, naar \'t gemeen gebruyk, worden de goederen der
voorvlugtigen gerechtlyk opgeft:hreeven en bewaard, zelfs voor de ver-
klaaringe des eerften Bans° opdat naamelyk \'sVorften Schatkift, den
hoogeren Ban
inwachtende, niet zou konnen benaadeeld, noch de ver-
ibeurd- yerklaaring der goederen door\'t verkoopen derzelve te leur ge-
fteld worden.

-ocr page 680-

V-ocr page 681-

HONDERD DRIE EN DERTIGSTE HOOFDSTUIC

banneling om zyne halfterrighevd met den dood geftraft worden,
omdat de misdaad van halfterrigheyd zo
eene groote ftrafniet verdient,
terwyl het ook anderfins zeker zyn zou, dat iemand,die in
eene bur-
gerlyke zaake halfterrig was, ftraffeloos zou konnen gedood worden:
\'t welk niemand ooit zou konnen denken noch gevoelen.

LIX. Eyndelyk is het, ten vier den., van een kennelyk recht, dat
hy, die in den hoogeren Ban verklaard is, te gelyk alle zyne goederen
verlieft, gelyk hier voore breedvoeriglyk wierdt aangetoond. Waaruyt
men op eene voldoende v/yze kan opmaaken, dat de banneling,als
de zodaanige aengemerkt, geenfms met de ftraffe des doods mag wor-
den aangedaan, omdat, naar \'t recht deezer Landen, alle ftraf de
burgerlyke opfpraak en
verbeurd-verklaaring der goederen uytfluyt, ge-
lyk dat zeer
bekend is Indien men dan zuüc eenen, die met den twee-
den
en hoogeren Ban getekend wierdt., niet ftraffeloos mooge dooden,
zal de zodaanige, die met den eerften en eenvoudigen Ban is aange-
daan, zo veel te minder met eenig recht konnen gedood worden.

\'LXX Indien echter diergelyk gevalgebeure, dat iemand eenen ban-
neling gedood had, meenende, dat hem zulks met recht geoorlofd was,
fchijnt het my toe niet onaanneemelijk te weezen, dat de zodaanige van
de gewoone ftraffe des doodflags ontheven is, en met eene zachtere
ftraffe behoort aangedaan te worden: dewijl ook eene onrechtmaatige
en onredelijke oorzaak den daader van arglift verfchoont,
L. 13. §. 3.
sr. de lib. cauf. L. 47. §. 7. w. de furt. vooral, zo de ftraf behoo-
re verligt te v/orden.

y

HONDERD DRIE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

-ocr page 682-

VAN DE VEPvJAARINGE DER MISDAADEN. 1433

6. V Weih ook in de Vierfchaare deezer
Landen ftand grypt.
7.

8.-ocr page 683-

HONDERD DRIE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

II.-ocr page 684-

VAN DE VERJAARINGE DER MISDAADEl^. 1435

sis byzondere misdaaden door verjaaringe van twintig jaaren wordea
opgeheven.

VI.-ocr page 685-

Î436 HONDERD DPvIE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

of aanklagte en het aanzoek der partye, maar ook, indien hy Ampts-halve
onderzoek inrichte. Want de Rechtsgeleerden zijn eenpaarglijk van ge-
dachten , dat binnen zo veel tijds, naamelijk van 20 jaaren, niet
enkelijk
het recht van aanklagte, maar ook het Ampt van onderzoeker of Rech-
ter, verjaard wordt ; ,omdat alle verzetten, welke men te recht den
aanklaagers kan voorwerpen, zelfs tegen den onderzoek doenden Rech-
ter plaats vinden;
ah ook, omdat het doenvanonderzoekin de plaatfe
der aanklagte gekomen is, C.
qualiter -ocr page 686-

VAN DE VERJAARINGE DER MISDAADEl^. 686

of Rechter, maar wel van den dag, waarop de misdaad gepleegdi
wierdt.

X.-ocr page 687-

honderd drie en: dertigste hoofdstuk

;anders gdegen in verzetten, weiketot de bevoordeelinge en verdeedi-
■ginge des beklaagden betrekkelyk zyn; terwyl het eene waarheyd is,
,dat, wanneer over \'t bewys van iemands onfchuld en verdeediginge ge-
rhandeld wordt, veele zaaken wbrdentoegelaaten, welke anderfms niet
zouden toegelaaten zyn. Bovendien vordert ook de openbaare aangele-
genheyd., dat onfchuldigen vrygefproken worden. De Rechter moet
toch Amptshalve datgene aanvullen, \'t welk tot de openbaare zaake
:betrekkelyk is. Ja, fchoon zulks, naar \'t gemeen recht, nog eenigfms
zou konnen twyffelachtig zyn, is \'t echter onwraakbaar, datde
zaak
,in de yierfchaare deezer Landen buyten alle bedenken gefteld is.

XII. Daarentegen wordt ook dit richtfnoer nu en dan bepaald. En
wel,
Eerfielyk, in de misdaad van overfpel, welks aanklagt of onder-
Zoek geene 20 jaaren lang duuren blyft, doch door verjaaringe van
5. jaaren wordt opgeheven, L. II. §. 4. L. 29. 5. §. 6. §. 7. -tt. ad
L Jul de adulter, L.
9. L, 28. C. eod. tit, L. i. §. 10. ad f-ocr page 688-

VAN DE VERJAARINGE DER MISDAADEl^. 688

XVI. ^ Deeze bepaaling lydt ook uytzondering in misdaad van ■
bloedfchande: welke zonder onderfcheyd, \'t zy ze tulïchen opgaande
en daalende magen, of ook wel tuifchen zy delingen, bloetverwanten;
en verzwagerde perfoonen, gepleegd zy, niet, dan naa verlóóp van-ocr page 689-

;1440 HONDEPVD DRIE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK .

initsdien loopt de verjaaring geenfms ten voordeele van hem, die niet
iieeft konnen rechten.

XX.-ocr page 690-

VAN DE VERJAARINGE DER MISDAADEl^. 1441

nen dag, dat is, fes weeken, toevoegt. Want dus is de verjaarinf-ocr page 691-

1442 HONDERD DRIE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

den nergens duydelyk vernietigd of veranderd te zyn gevonden wordt,
gelyk
boven aan het7^ Onderdeel deezes Hoofdftuks gQZQgàïs. Waar-
om ik onbezwaard ftel,dat deeze verjaaring van
20 jaaren, ook in
de Vierfchaare deezer Landen, van oogenblik tot oogenblik loopt, en,
de twintig jaaren ftiptelyk verloopen zynde, de Overheyd zelfs niet is
in vermoogen, op den dag of eerfte weeke van \'t opvolgend een en
twintigfte jaar tegen den beklaagden te rechten,en ter ftrafs oeffeninge
overtegaan.

XXVIII.-ocr page 692-

VA-N DE VERJAARINGE DER MISDAADEN. 1443

ftraatfchenderye enz. meenende, dat in aaneen gefchakelde en te her-
vatten misdaaden, neem eens , overfpel, verbooden huuwelyk en an-
dere van die foorte, de langduurigheyd des tyds niet ftechts de ftraf
geenfins verligt, maar die zelfs verzwaart, noemende de langduurig-
heyd des tyds in dat geval de zodaanige, welke is van i o of ten min-
ften van 8 jaaren.

XXXII.-ocr page 693-

Ï444 HONDERD DRIE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

XXXIV.-ocr page 694-

VAN DE QüYTSCMELDÏNGE OF YERLIGT.VAN STR AFf È.h45

HONDERD VIER EN DERTIGSTE HOOFDSTUK:
Yam de quy tfc heldin ge of verligtinge van RrafFe.
I N H O U D.

r. Inrichting van den ftaat deetes-on-
derzoeks.

2. De misdaaden: moeten Jïrengeïyï
geftraft worden-
3. 4,. 5. 6. 7.

8.-ocr page 695-

\' honderd VIER EN DEPvTIGSTE HOOFDSTUK

ftd L. Waaruyt ganfchelyk v/ordt opgemaakt, dat de by \'t recht
bepaalde ftraffen den mrsdoenden beklaagden moeten worden opgelegd.
Maar,
of d^ Rechter het vermoogen en de wülekeur hebbe om de ivet-
tige ftraf te verligten,
is niet geheel buyten alle onzekerheyd gefteld?
Eer men dit belliffe, luft het my,bewysredenen voor het ontkennend
gevoelen bytebrengen. En wel,
Eerflelyk, wordt dit onderzoek on-
zeker gemaakt daaruyt, dat de misdaaden (naar \'t getuygeniffe van
voomaameRechtsgeleerden) niet volgens den aart der liefde,maar wel met
geftrengheyd, geftraft worden. En geenfms,
gelyk het voorkomt, zon-
der aanneemelyke reden, dewyl door de toegeevendheyd en quytfchel-
dinge, den éénen gegeeven, het geheelal tot de befmettinge des vals
wordt voorïgeftuuwd,
C. ejl inhibendum. \\. de cohabitat. cleric. -ocr page 696-

VANDEQUYTSCHELDINGEOFVERLIGT.VANSTRAFFE. 144T

daan, ofhy heeft niet misdaan. Zo hy niet misdaan hebbe, moet hy
Vrygefproken worden; doch, zo hy wel misdaan hebbe, moet hy met de
gew\'oone ftraffe beteugeld worden, en zelfs dermaate, dat de Rechter
die niet veranderen kan, dewyl zulks geenfms in zyne magt ftaat, L. i .
§. i. TT. adföï. Turpül.\'V^2ccx \'er kan geen derde gefteld worden, dat
naamelyk de beklaagde misdaan en niet misdaan heeft: dewyl Natuur en
V/et twee tegenftrydigheden in één en \'t zelfde onderwerp nooit toe-
laaten,
L. 388. de R. y^ waarom, zo de Rechter zeker zy, dat de
beklaagde misdaan heeft,moet hy geene zachter ftraf op eene buyten-
gewoone wyze opleggen, maar veel eer de gewoone ftraf, als door de
Wet zelve voorgefchreeven, beüuyten. Doch, zo de Rechter onzeker
zy, dan gaat hy ter onderzoekinge en pyniginge over; waaruyt bly ken-
de , dat de misdaad door hem gepleegd wierdt, moet datzelfde, \'t welk in
het eerfte geval is
aangeduyd, worden vaftgefteld. Doch,indien hy in
\'t
gehouden onderzoek niet belyde, maar eenvoudiglyk de misdaad
ontkenne, moet men hem gewiffelyk in dat geval, omdat de vermoe-
dens-blyken door de pyniginge gezuy verd te zyn gehouden worden,
t\'eenemaal vryfpreeken, en nooit met eenige ftraffe\'
beteugelen.

V. En kan ook de Rechter geenfins in zulk geval, waarin de beklaag-
de het wanbedryf beleeden heeft, uyt reden en billykheyd voor \'t minft
eene ligter ftraf befluyten, noch met veyligheyd van de by \'t recht bepaal-
de ftraffe afgaan; dit fehynt toch niet
raadzaam noch geoorlofd, d. L.
i. §. i. 5r. ad fSi. TurpUl En, gelyk in \'t onderzoek ove;- reden en
billykheyd,indien \'er geen duydelykbefchreeven recht gevonden zy,
onder \'t gezag van de weetenfchap des rechts veeltyds ten verderve ge-
dwaald wordt, zo men de rechten, buy ten het voorgefteld geval fpree-
kende, naar zyn oogmerk op eene geweldige wyze zou willen ver-
draaijen, volgens het getuygeniffe van Paulus in de Z.. 91. §. 3.
tf. de
verb. oblig.
zo wordt, aan den anderen kant, met quaad wilHgheyd ge-
dwaald , zo men in zulke zaaken, welke eene zekere bepaaling des rechts
hebben, met achterlaatinge der gefchreeven Wet, tot de billykheyd zou
willen overgaan: want dit zoude eene ganfche omkeering des rechts in-
houden, arg. {i) L. 25\' C. de inoffic. teflam.

VL Ten

(r) AU er dusdaanige KejLerljh vergunning zal voorgekomen zyn, waarhy eene
vrye maakmg van uyterften ml verleend mrät.fclynt de Verft niet anders te ver-
gmnm^ daxu, dat h) eene \'maige
en-ocr page 697-

i44s honderd vier en DEPvTIGSTE hoofdstuk

Vî. Ten derden, uyt den voorgaanden grond vloeyt ook het vol-
gende voort, dat het zelfs niet geoorlofd is,uyt eenig onvoldoend be-
wys tot eene buytengewoone ftraffe overtegaan, niet meer, dan of de
-beklaagde op de pynbanke en in\'tgehouden onderzoek niets beleeden
hadde. Want, zo \'t bewys niet zy voldoende, dat Titius gedood
•wierdt, zal \'t ook niet voldoende zyn om hem tot de galeije, eeuwi-
ge gevangeniffe,of wel op eene andere wyze, te veroordeelen : dewyl
in \'t ftraffen een
zonneklaar bewys gevorderd wordt, L. uit. C. de pro-
bat.
waarin men geen onderfcheyd vindt, of de ftraf des doods, dan
wel die van banniffement of eene andere diergelyke, behoore te worden
opgelegd ?

V IÎ. Gevolgelyk is (naar de gedachte van ( s ) zekeren Rechtsgeleer-
den) het bewys of volkomen en zonneklaar blykende, dat dc beklaag-
de misdaan heeft, en wordt hy in dat geval te recht geftraft: of het be-
•wysis ten minftentwyffelachtig, en wordt de beklaagde insgelyks vryge-
fproken: dewyl een onzeker en duyfter bewys niet flechts het allerminft
gezag heeft, C.
cum clamor. 5 3. teftib. maar ook tegen hem, die \\ be- -
wyzen onderneemt, eene verklaaring toelaat, en dat wel aan de voordee-
iigfte zyde, h. io.% uit. de reb. dub. L. %i.\'^.depa-ocr page 698-

VAN DE QUYTSCHELDIN GE OF VERLIGT. VAN STRAFFE. 1449-ocr page 699-

I450 HONDERD VÎER EN DERTIGSTE HOOFDSTUK;

loos verklaard,L. 8; C. aä L. Jul d-ocr page 700-

\\ V

DE QU y TSCHELDÏNGE OF VERLIGT. VAN STRAFFE. MS^

.zen door Ulpianus, den Rechtsgeleerden, in de (t) X. 13. ^r. de pœn.
En, opdat niemand denke^dat dit ooideel van Ulpianus flechts van
buytengewoone misdaaden moet worden opgevat, gebiedtMarcianus,
de Rechtsgeleerde, de ftraffen uyt hoofde van de oorzaaken en hoedaa-
nigheden des feyts doorgaans te verzwaaren of te verligten, in de
L.
IL îr. de pœn. Want moet ook de roem van geftreng- of zachtheyd
nooit gezocht, maar naa een bedaard overleg vaftgefteld worden dat-
gene , \'t welk iedere zaak medebrengt. En gewiifelyk, de Rechters
moeten in ligtere zaaken meer tot zachtheyd genegen zyn, en in zwaa-
rere ftraffen de geftrengheyd der Wetten met eenégemaatigde zachtheyd
opvolgen, L. 3.
C. ex quib. cauf. infam. irrog. L. 13. §. de ks.,
qui noî infam. L.
22. tt. de pœn. L. 5. ^r. de re milit. C: quoniam fre-
quenter.
5. %.fin. ut lit.non conïe/l. C.de cauf ^.extr. de offic. delegat.
C. uit.
II. de tranfaet c. at. fi clerici. 4. de adulterils. de judlc waar-
,uyt niet duyfterlyk. kan worden opgemaakt, dat het den Rechter vry-
ftaat, de geftrengheyd der Wet uyt een-
lechtmaatige oorzaake in^\'t
befluyten der ftraffe te maatigen.

, XV. Ten anderen fv^àQîQÔiQn deezer gedachte aan een\' ieder\' ken-
nelyk: want de misdaaden zyn üyt onderfcheyden hoedaanig- en om-
ftandigheden aftemeeten, waaruyt de misdaad zelve dan eens verfchoo-
nelyk, dan eens wederom meer gruuwzaam en haatlyk gemaakt wordt ,
C.
ficut dignum. 6. extr. de homicid. L. 4. C. ad L. Jul. de adulter. L.
38. §. 8. TT. eod. tit welke hoedaanig- en omftandigheden de Wet zel-
ve niet hebbende konnen uytdrukken, maar flechts eenige van die be^
paaiende, gelyk ze in de L. lö. §. i. è?
feqq. tt. de pœn. den Rechter
zeer wel deeze magt en willekeur gegeeven heeft, dat hy \'t in zyne magt
hebbe,de ftraffen naar de gebeurteniffe des feyts uyt krachte zyner
willekeure te verminderen of te veranderen, ook nu en dan te verzwaa-
ren: opdat naamelyk geene zwaarer of ligter ftraf, dan behoorlyk is,
opgelegd, maar de misdaad naar de juyfte reden afgemeeten worde,
en met de hoedaanigheyd derzelve in behoorlyke evenredigheyd over-

een-

{t) Hedensdaags is het dengenen , die op eene luytengemone me over ms-
daad kenms neemt, geoorlofd, zulk vonnis te vellen, ds ZXhm

iupengaa-ocr page 701-

1452^ honderd vier en dertigste hoofdstuk

eemlemme, L. 22. C de pœn. L. 11. ït. eod. tit. Auth. omnes pere-
grini. C. comm. de fuccejf. L.
i. §. 2. tt. de abig. C non af]eramus,
24. quœft. I. C.felieîs. 5-ocr page 702-

VAN DE QUYTSCHELDIN GE OF VERLIGT. VAN STRAFFE. 702-ocr page 703-

,1454 HONDERD VIER EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

rinoet van dit ;algemeeii richtfnoer ganfchelyk afgewedven., en langs
den weg van zachtheyd en goedertierenheyd veel eer, dan wel langs dien
van geilrengheyd, geoordeeld worden, als bewyft de zin van de (vj
L. II. 1 I- Cw) L. 13. \'TT. pmtt.C. JiJapUna. Cjiam 45.

il

, c

C. quodfaciat, 32. qiksft. Waar ter plaatfe ook in \'t algemeen be-
weezen
\'wordt, dat- geftrengheyd altyd .met zachtheyd mc^t gemaatigd
zyn.
.Gevolgelyk, fchoon de misdaaden behooren geftraft te worden, in-
,dien ook ilechts ten voorbedde van. anderen,.opdat ze zich van dierge-
lyke misdaaden mogten onthouden, moet dat echter derwyze worden
■opgevat, dat ze, dereden en hoedaanigheyd der misdaad zulks vor-
derende, niet met geftrengheyd, maar met zachtheyd ,woiden beteu-
geld: omdat in zulk geval de Rechter
, voor zo veel in zyji vermoogen
is, de ftraf behoort te
maatigen «n te verzachten. En moeten in \'t ge-
meen de
misdaadeo met geftrengheyd beteugeld worden,\'t en zy eene
rechtmaatige oorzaak de geftrengheyd verhindere, of eene zachtheyd
en verligthig van ftraffe vordere. Ja moet de Rechter zachter zyn,
dan de gefchreeven Wet, zo de reden van diezelfde W^et en der gerech-
itigheyd dat medebrenge en toelaate.

XXI.-ocr page 704-

VAN DE QUYTSCHELDIN GE OF VERLIGT. VAN STRAFFE. 1455-ocr page 705-

145.6 HONDERD VIER EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

XXV.-ocr page 706-

VAN DE QUYTSCHELDINGE OF VERL. VAN STRAFFE. HST

ge uyttedrukken gehouden %y ? Dit wordt by de Rechtsgeleerden met
eenpaarigheyd ftellender-wyze aangenomen, zeggende (z) één van die
dat, fchoon doorgaans de Rechter by zyn vonnifle, niet noodig hebl^\'
de reden uyttedrukken,
C.ficut. 16. C. cum Bartoldus. \\%.derejudic Ja
jiy onzinnig zy, \'die de reden by^tvonniiTe gemeld heeft, dewyl
hy met
die uyttedrukken eene deur opent om zyn vonnifle te laaten beftryden,
hy echter zulks te doen gehouden is,indien hy ,om deze of gééne re-,
den, van de Wettelyke, plaatfelyke of gebruyklyke ftraffe afgaa,met
die te verzwaaren of te verligten. Het is toch wat gemeens, dat, waar
de Rechter, uyt rechtmaatige oorzaake, van\'t gemeen recht afgaat, hy
die reden by zyn vonnifle moet uytdrukken, L. 6.
tt. de appell recip^
L. 38. 6. TT. ad L. Jul de adulter. L.i.C. de prad. decurion.

XXX. \'t Welk ik nogtans in zekeren zin wil hebben opgevat:
Eerjielyk.é^t het voldoende zy,de reden in \'t gemeen by het von-
nifle uyttedrukken, iieem eens (om wettige redenen ons daartoe be-
weegende of naar de hoedaanigheyd deezes feyts) fchoon de reden
der oorzaake juyft met met woorden vermeld worde.
En is het ook
aanneemelyk, dat in \'t onzekere de onderftelling ten voordeele des
Rechters pleyten moet, dat hy niet zonder reden de ftraf veranderd
hebbe.

XXXL Ten anderen, moet de oorzaak der verligtinge by\'t vonniffe

worden uytgedrukt, enkelyk en alleen tot \'s Rechters verfchooninge

opdat hy niet tot hetgeevenvanrekenfchap gehouden worde,en geen-
fins tot het weezen en de deugdzaamheyd van \'t zelve. Want de
Wet vervult altyd datgene, \'t welk in het vonnifle
ontbreekt L. 4-ocr page 707-

honderd vyf en dertigste hoofdstuk

HONDERD Y YF EN DERTIGSTE HOOFDSTUK;

Van de verligtinge der ftrafê om Minderjaarigheyd.
:-ocr page 708-

VAN DE VERLIGTINGE DER STRAFFE OM MINDER]. l459

nooit zy geoorlofd, de Wetten uyt eene verkeerde geneygdheyd ligt-
vaerdiglyk in den wind te liaan, maar \'s Rechters willekeur aan de tioe-
daanig- en omftandigheden van elk feyt en van iedere misdaad worde
vaftgehecht.

II.-ocr page 709-

1460 HONDERD VYF EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

derdoms. Hoewel het moeylyk genoeg is, deswegens een bepaald richt-
fnoer te ftellen, dewyl, naar de verfcheydentheyd van aart, humeuren,,
opvoedinge, voedfel, gefteldheyd der werktuygige ledemaaten, en land-
ftreeken, de één gaauwer van begrip, dan de ander, en mitsdien vroeger
des bedrogs vatbaar is:Dies het alzo veyliger fchyne,de trappen des
ouderdoms aan \'sRechters willekeure,. welke die uyt de onderfcheyden
omftandigheden moet afmeeten, overtelaaten.

V.-ocr page 710-

VAN DE VEREIGTiNGE DER STRAFFE OM MINDER).

ke rechten dit richtfnoer kan gegrond worden. Trouwens, dat kinde-
ren des bedrogs onvatbaar zyn, wordt genoegzaam uyt de 5. §. idf^
TC. ad L. Aquil L. 12. ^r. ad L. Cornel de ficar. L.%. § i.L.g.-yr. dc
adquir. heredit.
§. 9. Inft. de inutil ftipul L. 18. C. de jur. deliber.
L. 60. TT. de R. V. L.
23. tt. de furt. opgemaakt. Hieruyt volgt dan,
dat kinderen zonder argiift noch
waarlyk misdoen, noch uyt misdaad
gehouden worden.

IX.-ocr page 711-

1402 HONDERD VYF EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

•en wel om den zin van de L. 7. C. de pœn. L.iz.v.defurt. L. 111.
de R. J. waaruyt klaar genoeg biykt, dat onhuuwbaaren moeten ge-
ftraft v/orden., hoezeer ze ook om de brosheyd huns oordeels van de
gewoone ftrafte ontheven zyn. Want, fchoon \'t oordeel van onhuuw-
baaren mooge argliftig zyn, is hetzelve nogtans zwakker, om de zwak-
heyd der natuure, dies alzo eene minder boosheyd in deezen, dan wel
in den minderjaarigen, doorfteeke : waarom ze ook niet ten onrechte
moeten ligter geftraft worden, vooral, omdat in hen de hoop van be-
terfchap te vinden is.

Xlli. Echter moet tot netter verftand deezes richtfnoers worden aan-
gemerkt,
Eerßelyk^ dat in de ftofte der misdaaden niet flechts de man-
net] es, maar ook de
wyfjes, dan eerft huuwbaar genoemd worden,in-
dien ze het
veertiende jaar huns ouderdoms vervuld hebben, dies eene
vrouw, fchoon het
twaalfde jaar des ouderdoms reeds uytgetrreden,
nogtans uyt hoofde van misdaad aan de gewoone ftraffe niet behoore
onderhevig gemaakt te worden, maar tot hiertoe zich met het recht en
voordeel der onhuuwbaaren mooge behelpen.

XIy. Want, fchoon, naar \'t gemeen recht van Juftinianus, dié
vrouwen huuwbaar zyn, welke het twaalfde jaar des ouderdoms vervuld
hebben, i. Inß. quib. mod. tutel. finit, h. uit. C. quando tilt. vel
curat, eff. defin.
wordt echter, naar \'t hedensdaagfch gebruyk, dit onder-
fcheyd, als in ftraffelyke zaaken haatlyk zynde, niet onderhouden,
maar worden de vrouwen zo wel als de mannen, het veertiende jaar
nog niet bereykt hebbende, onhuuwbaar gehouden, en van de ge-
woone ftraffe ontheven; vooral, omdat het de onrechtmaatigheyd
zelve zyn zou, dat de meysjes zwaarer geftraft wierden, dan de jon-
gens, aan welke echter, met betrekkinge tot haare kunne en zwak-
heyd van oordeel, ligter zou konnen worden toegegeeven,
C.ficut dig-
num 13. extr. de homicid.
5. §. 3. C. ad L. Jul. ma]efi.

XV. Ten anderen, fchoon het voorzegd richtfnoer, in \'t gemeen
ftelle, dat onhuuwbaaren uyt misdaad
verbonden, en gevolgelyk aan
willekeurige ftraffe gehouden worden, moet zulks echter nooit an-
ders worden opgevat, dan, wanneer ze des bedrogs vatbaar zyn,
gelyk de eygentlyke woorden des richtfnoers aanduyden. Waaruyt
iiet gebeuft, dat onhuuwbaaren, die van de kindsheyd niet verre af-
zjn, omdat ze ook doorgaans zyn buyten arglift, met kinderen gç

IjiC

4

\' i

-ocr page 712-

VAN DE VERLIGTINGE DER STRAFFE OM MINDER]. I463-

ïyk gefteld, en genoegzaam van alle ftraffe, zo wel als kinderen, ontheven
worden, ^r^. (e) §. 9. Inft. de inufil ftipulat. (f-ocr page 713-

Ï4B6 HONDERD ACHT EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

dchtfnoer den onkuuwbaaren met eene wiilekenrige ftrafie begeere te
hebben aangedaan. Doch., dewyl de willekeurige ftraf beftaat in ge-
vangenifle of banniflement, zal men ook gewiflelyk befluyten, dat on-
huuwbaaren, die van de huuwbaarheyd niet verre afzyn , met dierge-
lyke ftrafle moeten beteugeld worden.

XVIII. Ten vier dm, zy ook dit volgende geweeten, dat in \'t ftraf-
fen van onhuuwbaare beklaagden, naar maate van de gruuwzaamheyd
des feyts en van\'s daaders fchranderheyd, welke anderfms de jaaren aan-
vult, tot lyfdrukkende ftraffe gekomen, en de beklaagde openbaarlyk
kan gegeeffeld wordenden wel inzonderheyd,omdat willekeurige ftraf
zelfs tot geeffehnge of andere lyfdrukkende fljaffe kan worden uytge-
ftrekt, gelyk zeer bekend, en
boven aan het ii®. Onderdeel des bon»
.derd vyf en mintigß-en
Hoofäßuks beweezen is.

Xl \'X. Ten nyfden^ eyndelyk ftaat aantemerken, dat, fchoon een
onhuuwbaare doorgaans yan de ftrafte des doods ontheven zy , het ech-
ter fomwylen zou konnen gebeuren, datomdedoorfteekendeen hoog-
gaande boosheyd hem de doodftraf met recht worde opgelegd. En dus
moet men in dit geval van het bovengefteld richtfnoer eene uytzonde-
ring maaken. Welke ook niet zonder grond is: dewyl de woorden van
-ocr page 714-

\'VAN DE verligtinge, Di:.R STRAFFE ÖM MINDERJ. H^S

XX.-ocr page 715-

f.466 HONDEPvD YYF EN. DERTIGSTE HOOFDSTUK.

ftandigheden. den minderjaarigen daaders de ftraf naar zyne willekeure
verminderen kan, echter daartoe niet verpligt wordt; die wederom
door anderen wordt gevolgd. Met welke ik afwyk van die gemeene ge-
dachte der Rechtsgeleerden, ftellende dus een algemeen richtftioer: dat
DOORGAANS MINDERJAARIGEN NIET M\' )ETEN LIG-
TER GESTRAFT\'WORDEN. Trouwens, men moet dan eerft
het gemeen gevoelen vafthouden, indien hetzelve op rechtmaatige reden
en vaften grond geveftigd zy, C.
ergo. difl. 9. Doch dit \'s van geen-
het allerminft gezag, indien het eenvoudiglyk buyten Wet of reden ,-by
wege van overloop of uytftap, zonder juyfte overweeginge en weder zyd-
fche wikkinge der bewysredenen,maar met eene ligte hand,zy opge-
maakt.

XXIV. Doch, dat dit richtfnoer met recht en reden is overeenkom^
ftig, blykt,
eerßelyk,xxyt de (k) L. 37..§. I. ït. de minor. Waar ter
plaatfe wel moet in acht genomen worden het
^ooxdQkQ {jomtjds)
\'£ welk genoegzaam aantoont, dat in misdaaden, door minderjaarigen
gepleegd, de ftraf doorgaans niet moet gemaatigd worden, maar wel
fomtyds,, dat is, indien het de Rechter dus hebbe goedgevonden.
~ XXV. Ten
anderen, is de zetregel bykans algemeen, en genoeg-
zaam op \'t recht gegrond, dat in misdaaden en openbaare gerechts-han-
delingen de minderjaarigen door\'t voordeel des ouderdoms niet gehul-
pen worden,
L. i. C. fi adverf. deliä. L. 9. §. 2. ir. de minor. De
reden is klaar, omdat aan bedroogenen, en niet aan bedriegenden of
op eene argliftige wyze misdoenden, moet ter hulpe gekomen worden,.
L. 1. 57-. de, minor. En \'t komt ook in geen bedenken, dat in eenen
minderjaarigen de arglift zo groot niet
is, dan wel in eenen meerder-
jaarigen. Want, fchoon zulks waar zy, volgt echter daaruyt niet,
dat minderjaarigen van de ftraffe des doods ontheven zyn, als die zich
iiiet t\'eenemaal buyten alle arglift bevinden. Het is toch genoeg, dat
\'er zulk eene arglift gevonden worde, als\'er ter
oplegginge van\'dood-
ftraffe voldoende wordt gehouden, waarvan de minderjaarige daaders
niet ontbloot zyn, als blykt uyt de gezegde L. 37. §. i.
tt. de minor...
\'XXVI. En zal dit richtfnoer niet flechts ftand grypen in zeer gruuwzaa-
mêifiisdaaden, maar kan ook uyt de algemeenheyd des richtfnoers en uyt
de
reden dezelve overvloediglyk worden opgemaakt, dat ook hetzelfde

recht

{V) Ban voor zo verre fomtyds kt medelydender jaaren den Rechter tot eenf^
•matige ftraffe gelragt helhe tm.

-ocr page 716-

VAN DE VERLIGTINGË DER STRAFFE OM MINDER]. 14Ö7

recht in andere misdaaden plaats vindt. Want., fchoon iemand uyt de
woorden van de L. 37- i. de minor, zou willen opdringen, en
daaruyt befluyten, dat minderjaarigen niet, dan in gruuwzaame misdaa-
den, aan de gewoone ftraffe moeten onderhevig gemaakt worden, is
zulks echter daaruyt bezwaarlyk te haaien, dewyl het woordeke {ze-
kerlyk) hetzelfde betekent, als {^vooral) dies de zin zy, dat minder-
jaarigen in misdaaden, vooral in dezulke, welke meer gruuwzaam zyn.,
geene verfchooning vinden ; waardoor de ligtere misdaaden veel eer
ingeflooten, dan wel uytgeflooten worden. Ja zelfs, dat ook
in mis-
daad van overfpel de minderjaarigen van de gewoone ftraffe geenüns
-ontheven zyn, blykt uyt de gezegde L.
37. §. i. tt. minor.

XXVII.-ocr page 717-

1468 HONDERD SES EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

doods in die van geeïïelinge verwiffeld^ is,opdat hy,dien de zwak-
en eenvoudigheyd van oordeel kan ter hulpe komen, moogelyk niet tot
de ftraffe des doods zou verweezen worden..

f I

/

HONDERD SES EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

¥an de verligtinge der ftrafle in oude\' Mannen.,
I N H: O Ü Dl

r. Oude mannen moeten ligter gefiraft
•worden.^ en waarom?

2.-ocr page 718-

VAN DE verligtinge DER STRAFFE IN OüDE MANNEN v 14^9

in gelyken\'trap gefteld,als die een goeddeel van hun overleg en ver-
ftand verlooren hebben , en dus de ouderdom eene tweede jongeling,-
fchap en kindsheyd is, dies \'t geen.wonder zy, dat hy verhgting van
ftrafle aanbrenge. \'t Welk ook ten klaarften bewyft Calliftratus, de
Rechtsgeleerde, in de
L. 2. tt. de termïn. mot. en Ulpianus in de L.
6. ad L. Jul. pecul. L.
3. §.7. tt. ad fä. Syllan.

III.-ocr page 719-

,;.i.47o .HONDERD SES EN DERTIGSTE HOOFDSTUK.

keure overgelaaten. \'t W,elk hoezeer ook onwraakbaar zynde , is het
echter buy ten alle kyfdewiiarheyd, dat iemand, die
den ouderdom van
feventig jaaren bereykt heeft, voor eenen ouden man te houden is, vol-
gens de §.
^ Infi, de excufat. tutor.

VI I. Doch, dat deeze oude mannen, als de zodaanige aangemerkt,
van de gewoone ftraife niet ontheven zyn, blykt zelfs,
Eerstelyk,
daaruyt, dat ze
nergens woordlyk uytgezonderd te zyn gevonden wor-
den. Waarom hen ook zonder wettelyk gezag geene verfchooning zal
te verleenen zyn,
L. 15. C. derepud. C. is, qui in Ecclefia.. 18. extr.
,de fent. excomm. in 6to.

VlII. En komen in geen bedenken de boven aangehaalde plaatfen in
de (1)
L. 2. TT. de term. mot. (m) L. ó. tt. ad L. Jul.peculat.
3. §. 7. adf-ocr page 720-

VAN DE VERLIGTINGE DER STRAFFE IN OÜD E MA HNEN. 1471

plaatfe genoegzaam aan {die door ouderdom verßecten %yn) welke ey-
gentlyk niet, dan van ftok ouderdomkonnen worden opgevat.

lic. Ten And er en: kan niet ontkend worden,dat zeer veele
oude mannen, zelfs van feventig en meer jaaren, fterk van lighaam,
verftandig en doorzigtig zyn, die, zo ze verfchoond worden,twyffel
ik, of niet aan de oude mannen eene deur ter misdoeninge zou geo-
pend zyn, die zo veel te meer zouden moeten geftraft worden, als ze
zwaarer te misdoen fchynen. En, zo de vervreemding des verftands
in oude mannen eene reden tot ftrafs-verzachtinge uytlevere , zullen ge-
wiffelyk, deeze reden ophoudende, oude mannen, die nog verftandig
en doorzigtig zyn, geenfins konnen verfchoond worden.-

X.-ocr page 721-

\'HONDER-D -SES EN DERTIGSTE MOÖFDSTVK

den opgelegd. Want ik heb gezegd, dat deeze de éénige reden is,
welke hen vanlyfftraffeverfchoont,by wierontttentemiFe het algemeen
richtfnoer ganfchelyk is vafttehouden.

XiV. Waarom\'ook niet alle oude mannen zonder onderfcheyd van
■t pynigen en \'t fcherpelyk ondervraagen ontheven worden, maar en-
kelyk de zulke, die door ouderdom verileeten zyn, en een goed ge-
deelte hunner krachten,oordeel en verftand, uyt hoofde van ouder-
dom verlooren hebben,
d. L 3. §. 7. tt. adJcf. Syllan. \'Doch oude
mannen^ die fterk van lighaam, doorzigtig en verftandig zyn, worden^
zo wel als jongeren., gepynigd. Zo dan de Rechter in den misdoenden
beklaagden zo eenen ftok-ouderdom en verval van krachten niet be-
fpeurde,dat uyt \'slighaams aandoeninge eenig leevens gevaar kon ge-
vreesd worden, is
\'t gewiflelyk onwraakbaar, dat by denzelven in dat
geval eene geefleiing kan opleggen.-ocr page 722-

VAN DE verligtinge DER STRAFFE IN OUDEMANNEN. 147S

ad L. Cornel. deficar. waarop ook ziet C. tanta. 86. diß. \'tGene
daii gezegd wordt, dat de ouderdom , naar de gemeene gedachte der
Uytleggeren, verfchooning vindt,moet niet,dan enkelyk van ftok-
ou-
derdom , verftaan worden, die de vervreemding des verftands invoert.

XVn. Dit \'s echter niet in deezer voegen optevatten, dat de oude
mannen t\'eenemaal van alle ftraffe zouden ontheven zyn. Want, fchoon
ze ligter geftraft worden, moet
men die echter niet in\'t geheel verfchoo-
nen noch bevryden. \'t Welk dan gezegd wordt in de L. 3. §. 7. tt.
ad f-ocr page 723-

Ï474 HONDERD SES EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

deeze reden zo wel in eenen zieken of zwakken, als in eenen oude®
man, ftand grypt? Want het is ganfchelyk te duchten,, dat een zie-
ke, die lyfftraffe ondergaat,, daarvan om \'t verval zyner krachten en
êe zwakheyd van. zyn lighaam fterve, en niet leevendig blyve, in
weêrwille van de fchikkinge des rechts, niet willendedat iemand door.
lyfdrukkende ftraffe van \'t leeven beroofd worde. Waaromdiezelfde
leden im eenen zieken ftand grypende, om v/elke oude mannen van
lyfftraffe ontheven zyn,, gewiffelyk moet gezegd worden, dat die ook
gelyke vryheyd moeten genieten; het is toch eene waarheyd, dat gelyk-
heyd van reden ééne en dezelfde fchikking van rechten uytlevert, L.
32. ïT. ad L. Aquil. L. 7. §. 2.-C de revoc.. donat. C. inter. corpora-
Ma.
2. extr. de tranflut. Epifc..

X X. Ten anderen, tex bekrachtiginge deezes richtfnoers mag m.en-
dus redenkavelen: Alwie niet kan gepynigd worden, dien moet men.
.ook geene lyfdrukkende ftraf opleggen: nu konnen ongezonde menr
fchen niet gepynigd worden: gevolgelyk zal men hen ook geene lyf-
drukkende ftraf moeten opleggen. De waarheyd van \'t eerfte voorftel
m niet duyfterlyk te haaien uyt hetgene
Bovenum. het 6® onderdeel des;
honderd en elfden Hoofdßuks is aangetekend, waar ter plaatfe ik bewee-
zen heb,. dat het pynigen, zo niet zwaarer,, ten minften gelyk is aan.
de af houwinge des, hands en lyf drukkende ftraffe, welke, zo wel als lyf-
ftraf, het lighaam drukt en teyftert. Waaruyt doorgaans de Rechtsge-
leerden opdringen,dat de beklaagde niet,moet gepynigd worden,\'ten^
zy de misdaad,. waarvan hy befchuldigd is, zo groot zydat daar-
voor de ftraf des doods of eene lyfdrukkende ftraf behoore te worden
opgelegd-

XXL Het tweede voorftel is zo zeker, dat hetzelve bykans door
niemand^ kan in twyffel getrokken worden, gelyk
boven aan het 21« on-
derdeel
des honderd en tienden Hoofdßuks is aangetoond. Waaruyt de
Rechtsgeleerden befluyten,dat een zieklyk
menfch,door zulk eene
Ziekte aangetaft, welke aan alle verdere
pyniginge onmoogelyk weêr-
ftaan kan, om \'t verval
der krachten en de zwakheyd zyns lighaams op
de pynbanke niet moet ondervraagd worden. Hieruyt volgt dan, dat
ook een zieklyk menfch, door eene zwaare ziekte aangetaft, met geene
lyf-drukkende ftraffe kan worden aangedaan.

XXII. Doch wordt dit richtfnoer bepaald, Eerßeljk, daarin, dat
Miï flechts ftand grype in lyfftraffen, of in de zodaanige,

t\' i.

-ocr page 724-

VAN DE VERLIGTINGE DER STRAFFE OM DOLHEYD. HIS

drukkeaide zyn, en geenfms inhoofdftjaffelyke of dood ftraffen. Want,
als den beklaagden de doodftraf moet worden opgelegd, is bet \'er zo
\'verre van daan, dat men die eenen zieken niet zou konnen opleggen
dat ze veel eer moet verhaaft worden, opdat-een opkomende dood de
uytvoering niet verhindere, en mitsdien is het zeker, dat in dit geval
alle reden, welke de lyf drukkende ftraf afwendt, moet ophouden, dies
het geen wonder zy, dat het richtfnoer zelve oiok ophoude,
L. 6. §. 2.
!r. de jur. patron.

XXIII. Ten anderen ^dlit richtfnoer wordt bepaald in zlektens, wel-
ke by vervolg geneezelyk zyn. Want, fchoon lyfftraf ter zaake van
ziektens^ welke zwaar en van langen duur
zyn, neem eens, vallende
ziekte, voeteuvel, jigt in de Leden enz. naar\'t bovengefteld richtfnoer
behoore quytgefcholden te worden., echter, indien de beklaagde door
zo eene
ziekte zy aangetaft, welke ligtelyk te geneezen is,moet veel
eer de ftraf uytgefteld, totdat hy in voorige gezondheyd herfteld Zy,
dan wel t\'eenemaal quytgefcholden worden; en zulks vooral om de
openbaare nuttigheyd, willende, dat deby \'t recht
bepaalde ftraffen den
beklaagden worden opgelegd.

HONDERD ZEVEN EN DERTIGSTE HOOFDSTUK
Van de verligtinge der ftraffe om Dolheyd^
INHOUD,

Een dolk daader wordt van ftraffe
wrfchoond.

2. Ook een uytzinnige en verftande-
houe.

a. Niet allen, dollen en uylzinnigen zyn
^dykelyk van reden ontbloot^ eu moet ge-
volgelyk in het
firaffen deei.er daaders aan
\'^sRechters willekeure veele overgelaaten
worden.

4. Een dolle is vry van alle ftraff\'e,
0. 6.

7. In misdaaden wordt -ocr page 725-

I

147ó HONDERD ZEVEN EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

verligt worden.

24.-ocr page 726-

• VAN DE VERLIGTINGE DER STRAFFE OM DOLHEYD. H^T

echter zoverre van daan, dat de zulke van hun verftand zouden beroofd\'
zyn,dat veel eer fómmige de droef-geeftigheyd eenen flypfteen van
doordringende verftanden achten te weezen. Bovendien is het ze-
ker, dat Ulpianus en Paulus, de Rechtsgeleerden, L. i.L. ^.-Tt.deM-
düit. edidt, de droefgeeftigen en zodaanigen, die boven maate vreez-
achtig, greetig, gierig en heethoofdig zyn, met den anderen gelyk
ftellen, die echter, niemand ligt zal konnen zeggen, tot het aangaan
van overkomften of tot het maaken van uyterfte willen onbequaam,.
of van de ftraffe ontheven te zyn. Echter gebeurt het wederom nu
en dan, dat een drank voor droefgeeftigheyd, \'s menfchen lighaame
ter geneezinge ingegeeven, in zwarte galle en befmettelyk vergift ont-
aardt, en daaruyt eene ziekte, by de Geneeskundigen eene byzondere\'
droefgeeftigheyd genoemd,geboren wordt, waarin vooral de herffenen
worden
aangedaan, \'t zy door een byzonder gebrek,of wel door dat
van het ganfch hghaam:
waardoor \'t gebeurt, dat de zulke, die door
deeze vervreemdinge des verftands zyn aangetaft, denken, fpree-
ken, of uytvoeren datgene, \'t welk ongerymd, en
verre van reden en^
oordeel is afwykende, en dat alles met vreeze en droef heyd. In welk
geval gewiffelyk de vroome Rechter zyne willekeur moet maatigen, e«!
wel begrypen, op wat wyze hy datgene, \'t welk van dollen en uyt-
zinnigen gezegd is, ook op de zodaanigen toepaifè. Dies gevolgelyk~
in deezen veel aan \'s Rechters willekeure zy overtekaten, die in ftaat
is, uyt de reden en verzwaaringe der dolheyd zyne gerechts houding
interichten,vonnis te
vellen,en den fchuldigen te ftraffen of vry te-
fpreeken. Doch, tot \'s Rechters beftuuringe, wil ik vooral twee richt-
fnoeren hebben aangetekend, waarvan het één tot dollen, en het an-
der tot droefgeeftigen, eygertlyk betrekking heeft.

IV.-ocr page 727-

148^4 HONDERD ZEVEN EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

door de L. 12. v. ad L. Corml de ficar. L. %. 1. tt. ad L. Pom-
pej. de parricid. L. 14. ir. de offic. prafid. L. 61. tt. de adminlfif -ocr page 728-

VAN DE VERLIGTINGE DER STRAFFE OM DOLHEYD. ^479

9. §. 2.-ocr page 729-

1480 HONDERD ZEVEN EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

zaake derzelve, getuygenis geeft. Waarom,zo de Rechter deswegens on-
zeker zy, en eenig vermoeden van gemaakte dolheyd opvatte, hy gehou-
den is, alvoorens de ftraf te befluy ten, niet flechts op de daaden en han-
delingen des dollen menfche getuygen te hooren ,maar ook eenen Genees-
kundigen te roepen,, opdat die met den daader in gefprek treede, en zyne
gefteldheyd benevens de oorzaaken der dolheyd onderzoeke, dien ook,
.naderhand over de dolheyd op eene aanneemelyke wyze zyne verklaa-
ring ingeevende, de Rechter veyliglyk gelooven, en de ftraf quytfchel-
den kan.

X V I. Ten anderen, dit richtfnoer wordt bepaald daarin, dat het
dan eerft aangaat, indien in \'t zekere bevonden zy, dat iemand in zo
eene dolheyd befpeurd wordt
, dat hy met aanhoudinge van die ver-
vreemdinge des
verftands aUe begrip t\'eenemaal ontbeere. Doch, in-
dien de
zodaanige door geene aanhoudende dolheyd zy aangetaft, maar,
.als waare het op de grenzen van dolheyd en verftand en in \'t aanzien
eener kalme rufte gefteld zynde, eenige blinkende tuflchenpooflngen heb-
be, moet hy om de gepleegde misdaad zekerlyk geftraft worden.

XVII. In welk geval echter, eer men tot de ftrafle overgaa, moet
beweezen worden , dat op datzelfde oogenblik, waarop de misdaad ge-
pleegd wierdt, de daader geenfms dol geweeft is, L. 21. tt. de pro-
bat.
L. 2. C. eod. tit, want hy,die ééns voor dol gehouden is,wordt
jn \'t vervolg ook voor den zodaanigen gerekend, C.
uit. de fuccejf. ah
inteft
omdat van \'t voorleedene op het tegenwoordige eene onderftelling
■gemaakt wordt,
arg. (r) L. 2. (s) L. 3. (t) L. ló. C. de probat. (v)

L. 4.

(r) Vervolg, mar ^t gehruyk der rechtspleeginge, datgene\', welks bezit gy zegt u
toetehooren. Want den bezitter- is geenfins opgelegd de nood van te bewyzen, dat die
bezittingen hem aanbehooren: dewyl ^ gy in\'^t bewyzen niet voorafgaande, de eygendom
\'hy hem verblyft.

(s ) Gyl:moet niet uyt hoofde i^an den perfoon uws Ampt-genoots ,uwh Grootva-
der.^ worden aangefproken , indien gyl: zult
hebben aangetoond, dat diezelfde Amptge-
mot ten tyde des neêrgelegden Jmpts des hetaalens magtig geweeft is.

( t ) Het zy gyl: landgoederen bezit, welke de handgeligte broedere, beweerende, die
;hen door den gemeenen
Vader gefchonken te zyn, \'naaften: is hen opgelegd de nood
van dat feyt ie bewyzen: het %y gyl: die landgoederen, zyl: blyvende ftaande houden,
dezelve ah \'H waare van ul: Vader hen gefchonkente %yn, gyl: als uws Vaders mede
.erfgenaamen gefteld zyndej eyjfchen kondt: worden ze genoodzaakt te bewyzen, dat
lul: he-weering niet h^ft aan kan, en te ontdekken, waaruyt ze
eygenaars geworden 7.yn.

X-v) De Rechter -ml wd hewuft weezen. dat, zo de befcheyden van wm recht^

•wdke

-ocr page 730-

TAN DE VERLIGTINGE VAN STRAFFE OM DOLHEYD. ï-ocr page 731-

Î482 HONDEI^D zeven en dertigste hoofdstuk

menfch Winkende tuifchenpoozingen gehad heeft, wordt echter in \'t oa.
zekere onderfteld, dat \'er veel eer ten tyde van dolheyd, dan wel ten tyde
van een gezond verftand, wat door hem verricht is ; in zo verre, dathy,
die voorgeeft, wat ten tyde eener blinkende tuftchenpoozinge gedaan te
hebben, dat te bewyzen t\'eenemaal gehouden zy. En gewiflelyk, die
ziekte der dolheyd, in haaren aart ongeneezelyk,wordt onderfteld al-
tyd te duuren, dies dezelve, hoezeer nu en dan fchynende blinkende
tuifchenpoozingen te hebben, echter niet, dan by toeval, daarmede ge-
paard te gaan gehoudén worde,
L. 5. §. i. tt. qui fatisd. cog.L. 21.
C.
de jur. deliber.

XIX.-ocr page 732-

VAN DE VERLIGTINGE DER STRAFFE OM DOLHEYD. l^h

enkelyk van een botter of plomper verftand zyn, neem eens, uytzinni-
•gen of verftandeloozen, dat is, die noch by hun vol verftand, noch
wederom daarvan geheel beroofd zyn, maar eenigermaate hun beleyd
hebben, en in welke de fchuld of arglift vallen kan. Zo iemand de
zodaanigen van alle ftraffe zou willen ontheffen, vrees ik,dat hy eene
deur ter misdoeninge zoude openftellen, zonder in acht te neemen, dat
eene zwaarwigtige reden het ftraffen van misdaadigers aanraadt,
L. 70.
§. 5.
TT. de fidejujjbr. L. 31. \'n\'. depofit. L. ^i. tt. ad L. Aquil. L.^.%.
2. TT. de noxal. a-ocr page 733-

148^4 HONDERD ZEVEN EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

\'t welk in het voorafgaand richtfnoer van dollen gezegd is, geenfms tos
droefgeeftigen moet worden uytgeftrekt. En deeze moeten zo v/eynig
als gééne van alle ftraffe ontheven zyn. Gelyk ik ook geenfins hier ter
plaatfe de zodaanigen voor droefgeeftigen wil gehouden hebben, die
boven maate vreezachtig, greetig, gierig en heethoofdig, zyn, ter-
wyl niemand ligt zal konnen denken, dat de zulke om eene gemaatigd
de droefgeeftigheyd van de gewoone ftraffe ontheven worden.

XXV.-ocr page 734-

enz.

VAN D R Ö N K E N S C H a P

geftraft worden, L. 51. ad L. AquiL L. 4. §. 2. äe noxal

a-ocr page 735-

Ï4B6 HONDERD ACHT EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

14.-ocr page 736-

van d r o n k e n s c h a p einr.

de wil desgenen, die misdoet, of ook wel de uytwerking in \'t ftraffen
der misdaad, in acht genomen,
arg. (y) §.7. Inft. de. obligat, qucz
ex deliB. najc.
(z) L. 25. §. tdt. (a) L. 50. 2. sr. de furt. (b)
41. §,
uit. . ad L. Aquil. (c) L. 34. de O. -ocr page 737-

-..Ï4S3 HONDERD ACHT EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

-ocr page 738-

w

van dronkenschap enz.

loopen, verfchoond worde, die ook daarom met eene ftrengere ftraffe,
als gezegd is, te beteugelen zyn, wil ik gewiflelyk dit richtfnoer niet
eenvoudiglyk hebben opgevat. Want, zo iemand de Uytleggers zal
hebben naagegaan, zal hy bevinden, dat die op ver- en onderfcheyden
wyzen onderfcheyd maaken, of naamelyk iemand, wel bewuft zyn-
de , dat
hy in dronkenfchap gewoon is te misdoen, anderen te tref-
fen en te beleedigen,zich van \'t onmaatig wyndrinken niet onthouden,
en zich zelven vol gezoopen hebbe, die de gewoone ftraffe bezwaarlyk
ontduyken kan;dan wel, of de dronkenfchap flechts maatig en naage-
bootft geweeft zy, welke ook geenede minfte verfchooning vindt, his-
gelyks,of de daader in dronkenfchap naderhand berouw gekreegen heb-
be, dan niet?

IX.-ocr page 739-

I490 HONDERD ACHT EN DERTIGSTE FIÖGFDSTUIS

XIL Waartoe ook \'t volgend geval te brengen is, zo naamelyk ie-
mand, een voorneemen om te dooden in zynen boezem, koefterende^
hetzelve, dronken geworden zynde, in \'t werk gefteld hebbe. Want
deez wordt zelfs onderfteld gedood te hebben, fchoon hy zich niet vol
gezoopen hadde: waarom ook in dat geval de gewoone ftraf geenfins
zal ophouden.

XIII.. Tavderden^ dit richtfnoer wordt bepaald daarin , dat het nooit
fländ grype in hem, die^ wel bewuft zynde, dat het zyne ge-
woonte is, in dronkenfchap te misdoen, anderen te treffen en te belee-
digen, zich van \'t onmaatig wyn-drinken niet onthouden, maar zich
zeiven vol gezoopen heeft. Want in dat geval is de daader van de ge-
woone ftraffe niet ontheven.

XI¥. Ten vierden, dit richtfnoer wordt bepaald, indien \'sdaadeis
dronkenfchap niet in
zekere blyke. Want in dit geval moet de be^
klaagde, die zich Op dronkenfchap beroept, juyft niet geloofd worden,
maar ishy, die dronkenfchap bybrengt, dezelve te bewyzen gehouden j
dat hy naamelyk ten tyde der gepleegde misdaad is dronken geweeft.

XV.-ocr page 740-

VAN MISDAADEN, DOOR STOMMEN, DOOVEM enz.

honderd negen en dertigste hoofdstuk

Van misdaaden, door StommenDooven en Heet-
hoofd igen gepleegd.

INHOUD.

ï. Een ßomme en doove daader moet
ligter geßraft worden.

2. Somwylen is by eenen ßommen en
dooven eenig begrip

4. Op wat wyze de Rechtsgeleerden in
de belliffinge deezes onderzoeks onder Jchey-
den ?

5., Tot hoe verre deeze onderj.cheyding
naar de rechten heflaan kan ?

6\' Een ftomme en doove^ begrip \'heh-
lende j en van de misdaad overtuygd zyn-
de , wordt aan de gewoone firaffe dter mis-
daadgehouden,

7.-ocr page 741-

148^4 HONDERD ZEVEN EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

niet duyfterlyk optemaaken uyt C. an mut. vel al impert. feud.
retin.
waar ter plaatfe de ftomme geenfins een volmaakt menfcli , die
begrip heeft, genoemd wordt.

II.-ocr page 742-

VAN MISDAADEN, DOOR STOMMEN EN DOOVEN enz. 1493

zulk geral zal hy uyt misdaad gehouden zyn, indien hy van eenen wet-
tigen ouderdom zy,enzal hem dan ook geen verzorger behoeven ge-
geeven te worden.

V. Maar, deeze onderfcheydmg wat dieper inziende, komt my dezel-
ve , niet zonder reden, bedenkelyk voor. Want, fchoon ik kan toeftaan,
dat een ftomme en doove, indien hy begrip hebbe, de ftraffe niet ont-
duyken kan, moet zulks echter niet anders worden opgevat, dan in
zulk geval, indien hy van de misdaad overtuygd wierde, naamelyk door
getuygen,die hem demisdaad hebben gezienbedryven: want zyne be-
lydenis kan ook nooit bekomen worden; en die, door tekenen en wenken
aangeduyd zynde, is tot de verwyzinge des beklaagden geenftns voldoen-
de. Waarom, zal degemelde ondeifcheyding beftaan, dit volgende (myns
oordeels) is toetevoegen,dat een ftomme en doove,die begrip heeft,
dan eerft kan
verweezen worden, indien hy uyt de verklaaringen der
getuygen van de misdaad overtuygd
zy, met verwerpinge der belyde-
niffe, door tekenen en wenkèo gedaan. Zodat
in diervoegen twee zaa-
ken noodwendiglyk fchynen gevorderd te worden
daartoe, dat men
den ftommen en dooven eene ftraf zou konnen opleggen, naamelyk,
I. Dat hy begrip hebbe. 2. Dat hy van de gepleegde misdaad door
getuygen overtuygd zy.

V l. Ingevolge van dien mag men dit algemeen richtfnoer ftellen:
DAT NAAMELYK EEN STOMME EN DOOVE, DIE BE-
GRIP HEEFT, VAN DE GEPLEEGDE MISDAAD DOOR
GETUYGEN OVERTUYGD ZYNDE, DER STRAFFE ON-
DERHEVIG, EN GEENSINS VAN DE GEWOONE STRAF-
FE DER MISDAAD BEVRYD WORDE.

VII. Hier is eygentlyk geen verfchil over hem, die flechts door ééne
der genoemde gebreken wierdt aangetaft, naamelyk, die of ftom of doof
is, wien doorgaans geen begrip ontbreekt, noch gezond oordeel, welks
gemis enkelyk verfchooning vindt, dies \'t onwraakbaar zy „ dat de zodaa-
nige uyt misdaad verbonden, en aan de gewoone ftraffe gehouden wordt.
Dewyl
ook de belydenis en beantwoording van deezen kan bekomea
worden, waarin minder twyffeling ontftaat, indien hy flechts doof,en
te
fpreeken m ftaat zy. Doch,zo\'t ongemak met eene afgezonderde-
oorzaake gepaard gaa, dat hy niet in ftaat is te fpreeken, doch de woor-
den der menlchen wel bevat,dan moet aan zyne in gefchrifte gedaane
belydeniffe geloot gegeeven worden ; want de zodaanige kan letterkuia-

CccqccQcc 3

-ocr page 743-

:I49 4 \'H0N\'DERD:NEG,E.N en dertigst e hoofdstuk

r-ocr page 744-

VAN MISDAADEN, DOOR STOMMEN, mOVEN enz: 149SÎ

toegerekend worden. Waaruyt, het blad omgekeerd zynde, nood-
wendiglyk volgt, dat een ftomme en doove,eene misdaad in eygenen:
perfoon pleegende, aan de gewoone ftraffe gehouden wordt: en niet
ten onrechte, omdat hy naamelyk op eene argliftige wyze handelt, en ;
daardoor ftraf verdient. Het
is toch eene waarheyd, dat de fluytre-
den, welke van den tegenftrydigen zin genomen wordt, in rechten is
de fterkfte,
L. i. tt. de offic. ejus ,cm mandat. eft jur is di-ocr page 745-

148^4 HONDERD ZEVEN EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

XIV. En daarom zal de Rechter,eer hy tegen den ftommen en
■dooven daader ftraf befluy te, met alle omzigtig- en naauwkeurigheyd
zyne daaden onderzoeken, en vooral wel toezien, ofhy een volkomen
begrip en oordeel hebbe, dan niet ? Want hetzelve geeft de waare oor-
zaak aan de hand, dat de ftomme en doove niet flechts uyt overkom-
ften , maar ook uyt misdaaden, verbonden wordt, welke oorzaak ont-
breekende, zal ook de verbintenis ophouden,
C.etJïChriJïus 26, extr,
de jurejur. C. cum cejfante.
60. in pr. extr, de appellat. C. cum hijlr-
mitas. 13. extr. de pœn.

X V. Ten anderen, dit richtfnoer zal bepaaling lyden, zo de beklaag-
de van de misdaad niet konde overtuygd worden. Want, fchoon de
misdoende doove en ftomme zyn vol verftand hebbe, echter, indien hy

van de gepleegde misdaad door getuygen niet overtuygd zy, is het \'er

zo verre van daan, dat hy zou moeten verweezen worden, dat men,
zelfs om deeze reden alleen, den dooven en ftommen daader vooral
( myns oordeels ) de gewoone ftraf moet quytfchelden.

XVI. Van welke bepaalinge dereden klaar genoeg doorftraalt : hec
is toch aan niemand onbekend, dat hy, die over eene misdaad wordt
aangeklaagd, niet is verwysbaar, eer hy van de misdaad belydenis ge-
daan hebbe, of daarvan overtuygd zy. En hy, die befchuldigd wordt,
is ook
ZO aanftonds niet fchuldig, maar wel de zodaanige, die over-
tuygd wordt, of de misdaad belydt: en is daarom niemand te beoor-
deelen , \'t en waare hy of in rechten overtuygd zy, of van zelve be-
leeden hebbe, C. i. C.
nos in quenquam. C. primates. 2. qu^ejl. i.
L. i6. C. de pœn.
Nu dan, is het den ftommen en dooven om \'t
gebrek der fpraake onmoogelyk de misdaad te belyden, en zal ook van
hem, die niet fpreeken kan,geen antwoord te vergen zyn.Volgt dan,
dat hy van de gepleegde misdaad noodwendiglyk door getuygen moet
overtuygd worden, eer men de ftraf des doods tegen hen befluy te.

XVÏI. Men zou wel konnen tegenwerpen, dat het bewyzen in dit
geval
miffchien zo noodzaakelyk niet is, dewyl een ftomme en doove
zyne gedachten door tekenen en
wenken kan uytdrukken, en ook ter
ontdekkinge der waarheyd op diezelfde wyze mag ondervraagd worden.
Maar de verklaaring, door tekenen en wenken gedaan, is niet flechts
zeer gevaariyk,maar is het bovendien ook zeker,dat ze de waare be-
lydenis of het recht bewys der misdaad geenfms invoert. Het is toch
van een onwraakbaar recht, dat in lyfftraffelyke zaaken eene klaare,

duy-

-ocr page 746-

m

VAN MISDAADEN, DOOR STOMMEN, DOOVEN enz. 1497

duydelyke en kortbondlge belydenis van den beklaagden, met ronde,
klaare en verftaanbaare woorden gedaan, gevergd wordt, gelyk boven aan
liet 30-ocr page 747-

149g HONDERD NEGEN EN DERTIGSTE HOOFDSTUK

ftraife kan beteugeld worden , fchoon hy van dë misdaad geene belyde-
nis gedaan hebbe, of daarvan overtuygd wierde.

XX.-ocr page 748-

VAN MISDAADEN, DOOR STOMMEN, DOOVEN enz. 1499

hoeaaanige misdaaden veeltyds om\'t heet bloed pleegen verfchoond te
worden, doch geenüns verfchoonbaar zyn. Dies ik onbezwaard zy,
dit algemeen richtfnoer te ftellen: dat H E E T B L O E D D O O R,
GA^NS DEN DAADER VAN DE GEWOONE STRAFFE
NIET VERSCHOONT.

XXIV.-ocr page 749-

1500 HONDERD NEGEN EN DERTIGSTE FIOOFDSTUK

dat de gewooneftrafder misdaad ophoude, zo de daader uyt eene recht-
vaerdige oorzaake of fmarte tot gramfchap zy gaande gemaakt, neem
eens, zo iemand van een\' ander\' uytgedaagd,of op eene andere wyze
beleedigd worde, die, gaande gemaakt zynde, indien hy, de paaien
van verweerioge te buytengaande, misdoe, buyten alle kyf met eene
ligtere ftraffe naar\'s Rechters willekeure zal te beteugelen zyn. Het valt
toch zeer moeylyk, eene rechtmaatige fmart te bedwingen, dewyl de
menfch, door hartgrievende droefheyd bewoogen, niet by zyn volko-
men verftand is, en gevolgelyk moet ligter geftraft worden,
L. 38.

TT, ad L. Jul. de adulter. waarvandaan het is, dat hy, die, bewaard
hebbende het beft uur der ftraffelooze verweeringe, zynen beleediger
doodftaat, aan de gewoone ftraffe van doodftag geenftns gehouden
wordt: en, fchoon hy de
paaien eener ftraffelooze verweeringe hebbe
te buy
tengegaan, wordt hy echter niet, dan op eene buytengewoone
wyze
naar \'s Rechters willekeure, geftraft, gelyk aan de acht en
twintigfte m volgende Hoofdfiukken
meer uytvoerig is aangetoond,

XXVII.-ocr page 750-

VAN DE VERLIGTINGE DER STRAFFE OM DADINGE. 1501

honderd en veertigste hoofdstuk

Van de verligtinge der ftraffe om Dadinge.
INHOUD.

I. Men mag doorgaans over alle mu-
daaden dading aangaan.

I.-ocr page 751-

Î502 HONDERD EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK

ner. -ocr page 752-

VAN DE VERLIGTINGE DER STRAFFE OM DADINGE. I503

Cleric. C.plurim. 3. di-ocr page 753-

Î1504 HONDERD EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK

VIL Doch uyt deezen grond wordt enkelyk die afmaaking afge-
keurd. welke door de laegere Overheyd of den
laegeren Rechter ge-
fchiedt, die de Koninglyke Rechten niet heelt, noch vermoogensis,
de ftraf naar zyn welgevallen te verligten of quyttefchelden ; Trouwens,
de Vorft alleen of
de hooger Overheyd is bevoegd, de gewoone ftraf
tot \'s daaders voordeel opteheften of te verligten,
L. i.tt. de conft.
princip. L. 15. v. 4e pœn.

ViJL Doch \'t komt my onwraakbaar voor , dat de afmaaking,
vooral in hgtere misdaaden, wier beteugeling is willekeurig, door de
hoogere Overheyd gedaan, is deugdzaam. Want, indien het in dat
geval den beklaagden zy geoorlofd, met de beleedigde partye en met
den aanklaager dading aantegaan,
L. 18. C. de tranfa-ocr page 754-

VAN DE VERLIGTINGE VAN STRAFFE OM DADINGE. 1505

beklaagden vergiiFenis te fchenken, bevoegd is. Want, fchoon de lae-
ger Rechter, die den daader geenfms de gewoone ftraf kan quytfchel-
den, met hem dading aangaa, is \'t echter onwraakbaar, dat de hoo-
ger Overheyd, onverminderd zulk eene dadinge, den beklaagden de ge-
w^oone ftraf kan opleggen.

XII. Ten anderen, dit richtfnoer wordt op eene aanmerkelyke wyze
bepaald daarin,dat,fchoon de Rechter,onverminderd de dadinge der
beleedigde partye, vermoogens zy, Ampts-halve te rechten, den daader
te verwyzen en te ftraffen, echter in dit geval de verwyzing niet ge-
Ichieden moet tot bloedftraffeofbeneemingedes leevens,doch behoort
flechts eene geldboete of andere lyfftraf te worden opgelegd, L. 9. L,
11. TT. de incend. ruin. naufr. L. 38. §. 8. ^r. ^^ L. Jul. de adulter.

XIIL En moet deeze bepaaling (myns oordeels) enkelyk tot zulke
misdaaden
, welke zo gruuwzaam niet zyn, betrokken worden; in wel-
ke misdaaden alleen de Rechter om dadinge, met de beleedigde partye
aangegaan, de gewoone ftraf verligten moet, als in misdaad van over-
fpel, hoon enz. waartoe ook vooral diefftal moet gebragt worden
waarin de eygenaar des geftolen goeds, met den dief dading aangaan-
de, en denzelven het aan hem toegebragt onrecht vergeevende, geene
fchaade lydt, als welks vergoeding hy van hem afwacht: waarom \'t on-
wraakbaar is, dat de dading, over den gepleegden diefftal met de be-
leedigde partye aangegaan, den Rechter verhindert, waarom hy Ampts-
halve niet vermoogens zy, tegen den dief by wege van onderzoek te
rechten, en hem tot de ftraffe der galge te verwyzen. De dief moet
toch dan eerft met de ftraff\'e des doods beteugeld woorden, zo door den
diefftal naadeel zy toegebragt.

XIV.-ocr page 755-

t\'

HONDERD EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK

zaake gepleegd. Waarmede wel meeft overeenkomt het Geeftlyk Recht
in C.
homo Chriftianus. dift. 40. waar gezegd wordt, dat om den hoo-
gen ftand der waerdigheyd een Chriften zwaarlyk in de zonde vervalt.
Insgelyks: C.
cum quid, de jurejur. waar geft:hreeven ftaat, dat hy zo veel
te zwaarer ftraf moet ontvangen, als hy in te grootere waerdigheyd
heeft ijytgefteeken ,en andere naar zyn voorbeeld zo veel te ligter tot
diergelyken zullen konnen worden uytgelokt. En dit is hêt, welk ge-
zegd wordt, dat in Gerechts - oeffeningen geene aannaeming van per-
foonen behoort te gefchieden, C.
ïn judiciis. de reg. jur. in (^to.. en de
ftraf zonder inzigte voor perfoonen moet worden opgelegdC. ^^,
quce.
8. §. I. de monach.

XVL Deeze verfcheydentheyd van rechten heeft den Uy tleggeren
aanleyding gegeeven om
verfcheydentlyk en op onderfcheyden wyzen
te onderfcheyden tuffchen de misdaaden, en tuffchen haare ftraffen; ook
dit
geftelde tot zekere fooiten van misdaaden en tot zekere ftraffen te
bepaalen.

XVIL Air het welk ter zyde gefteld zynde, ben ik onbezwaard,
de ontkennende gedachte aantekleeven, dat naamelyk Adeldom en waer-
digheyd den daader van de gewoone by
\'t recht bepaalde ftraffe geenfins
Ontheft, gelyk reeds op veele plaatfen door my wierdt beweezen, waaF
ik byzonderlyk van de ééne en de andere misdaad met haare ftraffe ge-
laandeld heb, en \'t welk ik hier ter plaatfe niet herhaal. Doch het zjr
genopg, dat, als\'er van enkele gerechtigheyd gehandeld wordt, de-
verdienften der perfonen in geene aanmerkinge komen.
\' XVIII. En moeten ook de hier voore aangehaalde plaatfen-des BUj..-ocr page 756-

VAN DE VERLIGTINGE DER SlliAFFE OM DADÏNGE.. 150^

XIX. Ten T i e n d e n ; Ook moet de gewoone ftraf verligt wor-
den, zo van \'t lighaam der gepleegde -misdaad in\'t zekere niet blyke.
Want, fchoon de beklaagde het wanbedryf beleeden hebbe, echter^
indien daarvan, of \'t waarlyk en in der daad gepleegd zy, in \'t ze-
kere niet blyke , kan de beklaagde geenfms uyt de bloote belydeniffe ter
doodftraffe verweezen worden.

X X. En dit \'s min twyffelachtig, dewyl zelfs nooit ter pyniginge
noch tot onderzoek moet gekomen worden, eer van de gepleegde
misdaad waarlyk gebleeken zy,
L. i. §. 24. ^r. ad S-ocr page 757-

1508 honderd en veertigste hoofdstuk

. XXIII. Ten anderen, ftaat. ook het volgende aantemerken, dat het
in verborgen misdaaden, waarin by vervolg geene voetftappen over-
blyven, en zulks, wanneer de kennelykheyd des feyts ophoudt, voldoen-
de zy, dat van \'t lighaam derzelve blyke door giffingen en vermoedens-
blyken. Welk gegift en onderfteld bewys voor volkomen en befluy-
tend gehouden wordt.

XXIV.-ocr page 758-

VAN EENIGE STRAF-VERLIGTENDE OORZAAKEN. 1509

HONDERD EENENVEERTIGSTE HOOFDSTUK

Van eenige ftraf-verligtende oorzaaken.
INHOUD.

I. Belofte vanflrajfehoiheyd, door den
Rechter tot afperfftr.ge der waarheyd ge-
daan , verligt de ftraf.

I.-ocr page 759-

1510 HONDERD EEN EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK

II.-ocr page 760-

VAN EENIGE STRAF-VERLIGTENDE OORZAAKEN. 760

V. Doch, deeze vergiffenis nu beloofd zynde, wordt getwyfleld,
oj den beklaagden, die op boope der gedaane belofte beleeden beeft, de
gewoone ftraf der misdaad Tff opteleggen? Y^n
dit is het tweedeónder-
%oek,
\'t welk ik onbezwaard ben ontkennender-wyze te befliffen , en.
vaftteftellen, dat, fchoon de Rechter niet vermoogens zy, genade en
ftraffeloosheyd der misdaad te belooven,en zich ten uyterften van die
belofte behoore te wachten, hy echter, die beloofd hebbende, ze naate-
komen genoodzaakt wordt, met zich van de verwyzinge te onthouden;

omdat het voor den Pvechter fchandelyk is, zyn woord te breekeo.
Want, fchoon\'taan hem geoorlofd zy, om van den beklaagden de waar-
heyd der misdaad te verkrygen, zich van veynzeryen te bedienen,en
te verzieren, dat hy begeere te doen datgene,\'t welk hy waarlyk niet
zoekt te doen^ grypt zulks echter ftand, indien hy ilechts niets met
argiift
uytvoere, of leugen fpreeke: want vetziering en veynfery ver-
fchftt zeer veel van leugen, welke altyd ongeooiiofd is. Dit quaad
moet toch worden uy tgevoerd, opdat daaruyt
wat goeds voortko-
me, C.
undecimque. 56. dift. C. neque enïm. 14. qucefi. 15. maar ,,
dewyl deRechter door \'t niet houden der beloofde ftrafTeloosheydl
buyten alle kyf, eene leugen op eene argÜftige en bedriegelyke^ wy-
ze gefproken heeft, moet hy gewiffelyk de gewoone ftraf liever
verligten, dan wel zich zeiven op deeze wyze eene vlek aanwry ven:
als ook, omdat de beklaagde uyt krachte zyner belydeniffe tot de ftrafle
des doods niet moet verweezen worden, \'^t en zy dezelve aanneemelyk
cn eygenwülig geweeft zy. Waaruyt het ook gebeurt, dat eene door
de pyniginge afgeperfte belydenis nooit anders geloofd wordt, \'t en zy
de beklaagde die naa verloop van zekeren tuffchentyd, en de fmart der
pynen ophoudende, uyt eygene beweeginge bekrachtige. Doch, wie
ziet niet, dat eene belydenis, op hoope der beloofde ftraffeloosheyd
afgeperft, niet is eygenwilhg, maar gedwongen, waartoe \'s Rechters
argiift gelegenheyd heeft gegeeven, dies dezelve buyten alle kyf ter
verwyzinge voldoende zyPen
eyndelyk, omd^^i veele feyten in rechten
ftand grypen, welke van den beginne af niet konden gelden
Gevol-
gelyk, fchoon vergifienis op geene behoorlyke wyze beloofd wierde,.
zal die echter beloof zynde moeten verleend en
toegeftaan worden.
Het is toch een al te ontydig onderzoek, of het
noodig zy , eene ge-
geeven belofte te houden , waar niemand
die te geeven getwyffeld heeft;

-ocr page 761-

1512 HONDERD EEN EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK

dus heeft ook David de aan Simei beloofde ftraffeloosheyd enkelyk voor
eenen tyd gehouden, i.
Heg. 2:8. 9.

V L Tegen welke gedachte in geen het minft bedenken komt, dat
het, als reeds gezegd wierdt, den Rechter niet zy geoorlofd, de belyde-
nis onder belofte van ftraffeloosheyd afteperffen : waaruyt volgt, dat dier-
gelyke belofte niet behoeft gehouden te worden, als tegen Wetten en
verbod gedaan zynde: het kan toch nooit verbinden, \'t welkby \'t recht
verbooden wierdt,
arg. C. non eft Obligatorium. 58. C. in mails promis-
fis.
6g.de reg. jur Jn6to. Want, hoezeer wierde toegeftaan, dat dierge-
lyke belofte van geen krachte of gewigte is, en ook daarom niet behoeft
gehouden te worden, komt echter daartegen wat anders in bedenken,
waarom in dit geval de beklaagde tot de gewoone ftraffe niet is verwys-
baar ; omdat naamelyk de
belydenis, onder zo eene valfche en bedriegely-
ke
belofte afgeperft, niet is vry en onbedwongen, hoedaanige belydenis
een
verwyzend vonnis vooral vordert.Gevolgelyk,fchoon aan de zy-
de van den Pvechter, die de ftraffeloosheyd belooft, geene reden van
verzachtinge zich opdoe, is het echter zeker, dat, aan de zyde van den
beklaagden, het gebrek eener eygenwiUige en onbedwongen belydeniffe
de oplegging der gewoone ftraffe verhindert : ja moet zelfs niet eenvou-
diglyk worden toegeftaan, dat de door den Rechter gedaane belofte van
vergiffeniffe is vruchteloos, en wel daarom, dat het van den beginne af
den Rechter niet heeft vrygeftaan, den beklaagden ftraffeloosheyd te be-
looven ; Trouwens, veele fey ten worden in ons recht toegelaaten, wel-
ke van den beginne af geenfms deugdzaam waaren.

VII.-ocr page 762-

VAN EENIGE STRAF-VERLIGTENDE OORZAAKEN. 762

ult. deßrt. C. inter corporalta. 2. de tranßat. Epifcop. . Wvimom oofc
dengenen, die zieh uyt eygene beweginge, eer de zaak aan \'s Lands
Verzorger gebragt zy, den Rechter aanbiedt, vergiffenis verleend
wordt,
L. 13. de jure fifc. L. un-. C. de bis, quijedefer.

IX.-ocr page 763-

[•3

î5ï4 honderd EEN EN VEERTIGSTE HOOFiisTUR

felinge of met eene\'andere ligtere teffe beteugeld worde.

XI.-ocr page 764-

VAN eenige STRAF-VERLIGTENDE OORZAAKEN. 1515-

En indien eene hoer voor denzelven tuffchenbey deskome, kan van de
verligtinge deeze volgende reden gegeeven worden, dat het voor
dien
verweezen beklaagden grooter ftraf zy, eene hoer te trouwen, daa
wel met den zwaerde geftraft te worden. Waarby men nog eene aur
dere voegen kan, dat ten deezen opzigte de ziele der hoere zou konnén
behouden blyven, indien ze van haar onkuyfch leeven langs den weg
van een eerlyk huuwelyk wierde te rugge gebragt.

XVII.-ocr page 765-

1^516 honderd een en veertigste hoofdstuk

zou \'t zeer \'hard vallen, haar zulks te weygeren. Ia konnen ook an-
dere omftandigheden t\'zamenloopen, welke in dit geval den Rechter
tot zachter vonniffe zouden moeten aanzetten ; als de hoedaanigheyd des\'
perft^ons, die geen opzet noch oogmerk om te misdoen gehad heeft, of
de eenvoudigheyd, welke anderftns ook tot verligtinge van ftraffe fchynt
voldoende te weezen. In welke gevallen gewiffelyk de Rechter , door
oogluyking op de tuffchenkomfte.eener jonge dochter te gebruyken, niet
zwaarlyk misdoen zaL

XIX.-ocr page 766-

-VAK DE VERGEEViNGE DER STRAFFE, WELKE BY enz. 151?

HONDERD TWEE EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK

Van de vergeevinge der Straffe, welke by de Over-
heyd verleend wordt.

INHOUD.

1.-ocr page 767-

m

1518 HONDERD TWEE EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK

^s Rechters willekeure quy tgefcholden en verligt worden, L. 3. C. ex
quib, cauf. infam, irrog. onder welke oorzaaken ook te brengen is de
ontdekking van overlegen verraad, tegen den Vorft gefmeed en onder-
nomen, uyt wier hoofde te recht iemand verfchoonmg vindt. Insge-
lyks de openbaaring van de mede-genooten der misdaad, uyt wier krach-
te de belofte van ftraffeloosheyd, welke den beklaagden gedaan is, moet
gehouden worden ; de hoop van beterfchap,
C. convenientibus. i. qu^ft,-
7. C. fin. de dimrt.

IÎ. Nog luft het my ftechts eene éénige oorzaak te verhandelen, en
daarmede dit werk te befluy ten :
Of naamelyk de Overheyd vermoogens
^y, ujt eene volftrekte of volkomen magt den mïsdaadïgen beklaagden
vergiffenis te fchenken,
en die van de ßraffe vryteßpreeken? Men vindt
toch, dat ook nu en dan laegere Overheden zich zeiven
deeze magt,.
naamelyk van de gepleegde
misdaad te vergeeven,en haar van ftraffe te
bevryden, aangemaarigd en misbruykt hebben. Welke zich zeiven met
dit verzet zoeken te dekken, dat zy, dien de magt van te oordeelen
gegeeven wierdt, ook nu en dan vermoogen, de ftraffen, by de Wet
opgelegd, te maatigen enopteheffen: vooral, dewyl ten huydigen da-
ge alle ftraffen willekeurig en buy tengewoon gemaakt zyn,L. 13.-^.
de
pœn. lu. \\.%.\'i.7r, ad f-ocr page 768-

VAN DE VEKGEEVINGE DER STRAFFE, WELKE BY enz. 1519

den, opdat hy den lof van zacht-en goedertierenheyd zou verkrygen,
de liefde zyner onderdaanen naa zich trekken, en den haat des volks,
die hem anders door te groote ftrengheyd berokkend wordt, van
zich afweeren. Want de Vorft kan ook nooit grooteren roem; dan
door zachtzinnigheyd, wegdraagen, daar in tegendeel de wreedheyd
veel eer den onverzoenelyken haat en wrok der onderdaanen veroor-
zaakt, en niet zelden \'s Vorften verderf aanbrengt.

V. Dewyl dan de Vorft enkelyk tot het recht van genade te geeven,
en den beklaagden verft:hooning van ftraffe te verleenen, bevoegd is,
wordt hetzelve niet ongepaftelyk onder de Koningklyke rechten of on-

--O-ocr page 769-

iTjTn-ocr page 770-

-ocr page 771-

15-22 HOiNDERD TWEE EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK

V

zonder gevaar zyne ziele de ftraf der misdaad quyttefchelden , welke
ter voldoeninge van \'t Gemeenebeft by de Wetten wierdt ingevoerd, in-
dien ftechts eene rechtmaatige oorzaak zy te vinden, en door diergelyke
quy tfcheldinge noch aan\'t Gemeenebeft
noch aan eenen anderen byzon-
deren menfche onrecht worde toegebracht : ja zelfs, dat het moogelyk
3s, dat op deeze wyze de doodflag met geldboete geftraft worde, zynde
(k) één der Rechtsgeleerden ook van gedachte, dat zulks geenfins in
opzetlyken, maar wel in toevalligen doodflag ftand grypt. Waartoe ook
moeten gebragt worden de Vryfteden der Jooden, die geenfins aan op-
zetlyke , maar aan on voorzigtige doodflagers toevlugt verleenden : want
opzet- en fey tlyke doodflagers konden zelfs van \'t Outaar weggefleept
en gedood worden, uyt krachte van \'t voorfchrift der Godlyke Wet,,
en naar \'t voorbeeld van Koning Salomo en Priefter jojada,£j£:ö^. 21 :
14.
Demer. 19:11 en volg. y.Reg- 2: 28.31. i.Ctron.ïi» en volg.

XIIL Ten ander en, dît richtlnoer moet bepaald worden daarin, dat
de Vorft of hooger Overheyd niet altyd en zonder onderfcheyd aan el-
ken beklaagden moet vergiffenis fchenkem Want, fchoon \'t (als reeds
gezegd wierdt ) aan de Overheyd zy geoorlofd, in misdaaden,, waar-
op by de Godlyke Wet geene bepaalde ftraf gefteld is, den beklaagden
vergiffenis te geeven, moet die zich echter wel inzonderheyd wachte,,
dat hy of zy deeze magt niet misbruyke, noch zich laate overhaalen^ eiken»
daader altyd en zonder onderfcheyd genade te bewyzen ; vooral in
eene misdaad,, welke openbaarlyk is ftrafbaar; maar, de Overheyd
denke altyd, dat ze niet is van haar eygen recht, maar wel GO D S
Dienaares,
Rom. 13:4. en ze \'t Gerecht niet den menfche, maar den:
HEERE, houdt,. 2.
Cbron.. 19: 6. Gevolgelyk is het zeker,dat ze
van eens anders en geenfms van haar eygen recht te fchikken fchynt,
indien ze aan quaad-doeners en misdaadigers de verfchuldigde ftraffen.
quytfchelde. En dus is \'t eene waarheyd, dat de fchuld der quytfchel^
dinge op den Vorft zelven neêrdaalt

\'t

ri

in-fe
i
i

IHI\'

r\'\'

ii
)

M

XIV. En zal de quytfchelding^ der ftraffe van den Vorft door geene-
gebeden, hoe ernftig ze ook zyn moogeu, konnen worden afgeperft^
als by zich zelven verzekerd zynde, dat hy tot eenen bewaarer en
on-
derhouder van Wet en Gerechtigheyd gefteld, en om geene andere re^
den van GOD tot Overheyd verklaard is,dan om dé goeden
door be-

loo^

(k) Cmm. Lib. i. ^fol C uk, n, 8, Lib. 2, c, g, h. 9. \'

I

-ocr page 772-

VAN DE VERGEEVINGE DER STRAFFE, WELKE BY enz. isn

looiiingen aantefpooren, doch de boozen met ftraffen te beteugelen.

X V. Het TwEEDERiCHTSNOERis\'t volgende: LAEGERE
rechters en overheden, niet dan zuyvere
heerschappy hebbende, zyn geensins bevoegd,
den beklaagden hunne gepleegde misdaa^
den te vergeeven,
NOCH hen de straf quyt-
teschelden.

XVI. Dit richtfnoer heeft zyne betrekking tot die Overheden, wel-
ke enkelyk tot zuy vere heerfchappye bevoegd zyn, zonder te hebben de
Koningklyke rechten, waarmede ze door den Vorft niet verlyd waaren,
hoedaanige gehouden worden Edelen op dorpen, en Stads-Overheden
Dat de zulke geenftns de ftraffen uyt krachte hunner eygene wille-
keure konnen quytfchelden noch veranderen, lydt by de Uytleg-
gers
geene de minfte bedenking; ^ omdat het recht Vau vergiffenis
te fchenken en den beklaagden verfchooning der ftraffe te verleereil
onder de Koningklyke rechten gerekend wordt,
gelyk boven aen hét
ge
onderdeel dee%es Hoofdßuks gezegd is. Nu is het zeker, dat laegere
Rechters en Overheden, welke enkelyk tot zuy vere heerfchappye be-
voegd zyn,geenftns de Koningklyke rechten hebben; En gewiffelyk, de
zuy vere heerfchappy is zeer onderfcheyden van deKoningklyke rechten,
gelyk dat aan elk\'een\'bekend is,en vindt zich niemand daartoe gerechtigd,
dan flechts hy, die met de Oppermagt bekleed wierdt, of haar uyt hoof-
de
eener byzondere oorzaake verkreegen heeft. Hieruyt volgt dan, dat
ook laegere Overheden, met geene Koningklyke rechten bekleed, geen-
ftns bevoegd zyn, den beklaagden vergiff\'enis te geeven , en de ftraf quyt-
tefchelden;-ocr page 773-

3S2-4 HONDERD TWEE EN VEERTIG STEHOOFDSTUK

tegen de Wet te onderneemen. Nu is liet zeker, dat de Opperfte Vorft
alleen, of die zyne rechten verkrygt, van de Wetten is ontbonden,
L. 31. TT. de legib. L. 4. C. eod. tii: Gevolgelyk is de Vorft alleen, of
wel hy, die de rechten van den hoogften Vorft in handen heeft,doch
geenfms de laeger Overheyd, bevoegd,- de ftraffen quy ttefchelden en
vergiffenis te fchenken.

XVII. En zulks is min onzeker in eene quytfcheldinge voor \'t geheel,
!t hedensdaagfch gebruy k zulks bekrachtigende.
Mmv.ofde laeger Over-
heyd, welke flechts tot zuyvere heerfchappye bevoegd wierdt, de opge-
legde ßraf des. doods, naar goedvinden in eene andereßraffe zou kon-
nen veranderen
, fchynt meer twyffelachtig te weezen ? Gewiffelyk, dit
is zelfs onwraakbaar, dat het aan de. Overheyd niet is geoorlofd,. de
ftraf des doods in
ligtere ftraffe van banniffement,. of in geldboete,-

te veranderen. Maar,^/^^ pevoegd7^y,eeneftrenger doodftraf, neem
eens^ van vuur., rad, verftikkinge door 7 water, verworginge, in
andere ligtere doodßrajfe te veranderen, en den beklaagden, die tot dù
ßraffe des rads,mur s-
enz. verweezen wierdt,met den zivaer de te doen
ßra,jfen
? hierover weet ik meermaalen getwyffeld te zyrr.
^ X V111. Echter heeft de ontkennende gedachte wel meeft gefmaakt,
naamelyk, dat Edelen ofStads-Overheden,zondeBeene byzondere toe-
laatinge en vergunninge der,hooge Overheyd, geenfms bevoegd zyn,.
den beklaagden i genade, te bewyzen, de ftrenger doodftrafte verzach-
ten, en die in de ftraffe des zwaerds te veranderen. En zulks wel daar-
om , dat de verligting en verandering eener hoofdftraffelyke ftraffe niet
is het minfte van de Koningklyke rechten, en met de quytfcheldinge der
ftraffe voor \'t geheel t\'eenemaal gelyk ftaaf, Trouwens, door deeze
verandering van ftraffen wordt,.zo wel als door de quytfcheldinge,
van \'t gezag der V/et en \'t bevel des rechts afgeweeken, en tegen de\'
voorgefchreeven Wet gehandeld,, \'t welk gewiffelyk aan de laegere
Overheyd niet geoorlofd is te doen-,
L. i. §. 2. ad fdt. TurpiU. L. 15.
55-, ad municip. L. 14. C. de pœn. C. de-caufts.-ocr page 774-

VAN DEVERGEEVINGE DER STRAFFE, WELKE BYeriz. isaj

XX.-ocr page 775-

f

3526 HONDERD TWEE en veertigste hoofdst- ek

en ook niet altyd en zonder onderfcheyd verfchooning geeve. Want,
fchoon hy vermoogens zy, den beklaagden (als reeds gezegd wierdt) van
de ftraffe der geeffelinge te ontheffen en
vry tefpreeken, echter, om dat
het openbaar weizyn vordert^ dat de misdaaden worden beteugeld,en die
geenfins behooren ongeftraft te blyven,
L. 5 r. 2. tt. ad L. Aquil.
L. 9. §. 5, -^r, de public -ocr page 776-

VA\'N DE VERGEEVINGE DER STRAFFE, WELKE BY enz. 152T

Gemeenebeft, het welke daaraan gelegen is, dat de misdaaden niet on-
geftraft blyven, L. 51. §. 2. tt. ad L. Aquil
. XXV. Des wachte zich de Overheyd , datze niet zachter noch ftren-
ger dan Wet en billykheyd zelve zy;. in allerhande lyfftraffelyke Rechts-
pleeginge denkende en overweegende, dat ze op ditzelfde oogen-
blik, waarin ze een\' ander\' oordeelt, van GOD beoordeeld wordt,^
Met welke vermaaninge ik dit lyfftraffelyk Rechtsgebruyk beftuyt in
den naame van onzen Heere JESUS CHRISTUS, denrechtvaer-
digften Rechter, onzen éénigen Zaligmaaker, diente gelyk met
dem
VADER en HEYLIGENGEEST zy toegebr^alle lof, eer
en dankzegging, van nu tot in eeuwigheyd. A M E N,

e y n d e.

I

-ocr page 777-

kièk -i\'iif^-;-?

i

m

-ocr page 778-

EGIST

der

VERTAALDE WETTEN^^

MET A A N W Y Z I N G E VAN DE
HOOFDSTUKKEN en ONDERDEELEN,

WAARIN ZE WORDEN AANGEHAALD.

H

Ex I N S T I T u T I s.

h. o. L. 9. §. 7. de fecul
§. 6. de PuM. JiidiC.-ocr page 779-

REGISTER DER

H. O.

25. 4.
12.

1.-ocr page 780-

vertaalde we t t e n.

H O.-ocr page 781-

REGISTER DER

52. ^^ Aâquir. Fojf.
3. de Accu fat.
ult. de Fmd. Inflr. îegat.
r. $-ocr page 782-

HERTAALDE WETTEN.

H. O.-ocr page 783-

L. 5 . de Accufaî.
L. 11. adL. Cornel, de Fais.
L. 10. es quib. Cauf. Infam.
L.
18. ex quib. Cauf. Infam. 86. 38.
L.
Un. deFamos. libell.-ocr page 784-

i

REG I S T E R

DER

KONSTWOORDEN.

A.

Deîatio.

■Anbrenging.
Aandeel
tortw

Aandeel, (recbtlyk)-ocr page 785-

E G I S T E R DER

Bevrjs. (halfvol) Probatio femrpJena.

Bewysreden. Argumentum.

Bloed (heet) Ca or iracundu.

Bloedfchande Inceftus,

Blykbaarheyd. Evident ia.

Boedel. Patrimonium.

Bondzegel Sacrament urn.

Bordeelhouding Lenocinium.

Borgftelling. Satisdatio.

Braak, Efffactio.

Brandftichting. Incendimn.

Bruydfchat. Dos.

Bruykieen. Commodatum.

Buy ten-ge woonlyk. Ext raordinarie.

Byzit. Concubina.

Byzitter. Aßeffor.

Byzittery. Concuhinatus-

D.

D

^Ader. Detinquens^
Dading. Ir anfactio
Deurwaarer. Apparitor.
Diefftal. Furtum.

Diefftal (:0,plpraak van ) Condictio fur-
tiva.

Dievery. (me.n(c\\iQn-)Plagium,
Dingsluyden. Partes luitigantes..
Dolheyd. Furor.
Doodlykheyd. Lethalitas..
Doodflag. Homicidium,.
Doodflag door omkoop Affajfinium.
Doorgaans. Regular iter.
•Doorflaande wyze. (op eene ) Cathego-
rich

pEoefgeeftigheyd. Melancholia..

E.

_Chtfcheyding. Divoriium.
Eed. Jusjurandum,
Eed. ( aanbieding van) Delatio. Jurls-

jurandi,

van zuy veringe. Jur amentum pur*
^atormm*

K f
f

U

Een-wyvery.. Monogitniia.
Eerlposheyd. Infamia.
Erfgenaam over de hand. Hicres fidei-

commijjarius.
Erjfgenaam uyt de hand. Hares fidur

ciarius-^-ocr page 786-

-fir

K O N S T IF O O R D E Nf

Gemeen/chap. Umnerfitas.
Gerecht. Judicium.
Gerechtlyk. Judicialiter.
Gerechtlyk. (Buyten) Extra-judicia-
liter.

Gerechtigheyd. Juftitia.
Gerechtigheyd. (bedeelende) Juftitia

dißributiva.
Gerechtigheyd. (verwifTelende) Jus-

titia commutativa.
Gefchrift. (naam-quetfend) Pasquillus.
Geftolen goed. Res furtiva.
Gevolg. Lonfequentia.
Geweld. ( byzonder : Vis frivata.
Geweld, (openbaar) Vis phlica.
GeWOOnlyk, Ordmayï^-
Gifmenging. Veneficium.
Giften, (verbooden) Repetunda.
GifTmg. Conjectura.
Godsdienft. Religio.
Godslaftering. Blasphemia.
Goederen, (ftelling in \'t bezit der)

Mißo in bonorum poßeffionem.
Goeding. Dotatio.
Grondgebied. Territorium.
Gruuwzaamheyd. Atrocitas.

H.

J^Alfterrigheyd. Contumacia.
Handligting. Emancipatio
Heerfchappy (zuyvere of hooge) Im-
perium merum.
Herroeping. Palinodia.
Herftelling. Reftitutio.
Hoer. Scortum.
Hoerery. Formcatio. Scortatio.
Hoedaanigheyd. ^aïitas.
Hoeveelheyd, ^antitas.
Hoofdftoffen.
Element a ■
Hoofdftraffelyk. Capitaliter,
Hoogheyd. Majeßas.
Hoogheyd. (gequetfte) L^fa Majeßas.

Hoon. Injuria.

Hoon. (daadelyke) Injuria realis.
Hoon. (Woordlyke) Injuria- verbalis.
Hoon. (zwaare) Injuria atrox.
Hoops gewyze Cumulative.
Hulpmiddel Remedium.
Huuwbaarheid. Pubertas.
Huuwelyks-bed. Tkorus.

^ A

liiiiiiii

I.

Nenting, Infitio.
Inleener. Commodat arius.
Inrichting. Forma.
Infchulder. Creditor.
Influyting. Claufula.
Infteeking. SllggeßlO.
Inftelling Co^vßjtut\'io.
Inzigt.
Refpectus.
Jongelingfchap. Adolefcentia.

K.

j^ï^Aak. Numella.
Kaatfing. i weerom) Retorfio.
Kennelykheyd. Evidentia. Notorium.
Kennis-neeming Cognitio.
Kerkpligt. Ceremonja.
Kerkroof. Sacrilegium.
Kerkvoogdye. (recht van) Jus Pa-

tronatus.
Ketter. H^reticus.
Kettery. Hcerefis.

Keurbod. (verdurven Schouts-) Album

corrupt um
Kindermoord. Infanticidium.
Kneevelaary. Concußo. Reftdmm.
Koopfchat. Pretium.
Kortbegrypelyk. Summarie.
Koften. Impenf^.
Kunne. Sexus.

-ocr page 787-

REGISTER DER

L.

^And-diefte. Peculatus.

Landvoogd. Pr^efes Provintu..
Laft. Mandatuni. ^
Laftaanneemer.. Mandatarms.
Laftering.. Calumnia.
Laftgeever., Mandator.
Leengoederen., leudaVia.
Leerplaats. Schola.
Leerplaats. ( hooge ) Academia.
Letter-oeffenaar. Studiofus.
Lid. Gradus..
Lift. Dolus.,
Lijn. Linea.

Lijn. (opgaande) fe^a afc^^^-
Lijn., ( neergaande )
Lif^ dejmdens.
Lijn. (zyd- ) Linea collateralis.

M.

M

___Aaking., Fa^io.,^ Legatum.

Maaking-beurer., Legatarius.
Maatfchappy., Societas.
Magen van \'s vaders zyde. Jgnati.
Magen van \'s moeders-ocr page 788-

KONSTrr OORDEN.

-Ontmaaking. Ademth.
Ontrekking. Detredatio.
Ontvangenis. Conceptio,
Ontvanger. ^i£jtor.
Ontveynzing.
Diffirnulatio.
Ontzenuwing. Enervatio.
Oogluyking. Conniventia.
Oorzaak. Cauja. \'J\'iïulus,
Opdrang. Illatio.
Openbaar-maaking. PuUicaïto.
Oppermagt. Ma je ft as.
Oppermagt. (gequetfte) L^efa Majes-
tas.

Opfchryving. Amotatio.
Opfluyting. hcarceratio, .

Opfpraak. ^^io.

Opfpraak. (behulpzaame) A^to fuhfi-
diaria.

Opfpraak. (naam-quetfende) A^ïo fa-
mof a.

Opfpraak. ( naam-vervolgende) AMio

fam£ perfecutoria.
Opfpraak. (profytlyke) ASïio iiïïïts. ■
Opfpraak. ( rechte ) Aèïio dire^a.
Opfpraak van weggedraagen goederen.

A^io rerum amotarim.
Opfpraak. ( zaak - vervolgende ) A^io

rel perfecutoria.
Opftapeling. Accwmhtio.
Opvolger. Succejfor.
Opzet, (\'quaad ) Dolus, malus.
Opzigt. Relatio.
Opzigtlyk. Relative. ReJpeSîive.
Overheden. ( Stedelyke ) Magiftratus

municipales.
Overkomft. Contradus.
Overkomft door Wetduydinge. ^ajl

contradus.
Overlevering. Traditio.
Overmaat. Excejfus.
Overfpel. Aduïterium.
Overzending, \'Transmiffio.
Overzetting. Delegatio.

P. -

\'Legtigheyd. Solennitas.
Plunderaar. Robbator.
Plundering. Rohbaria,
Pynbank. Eculeus.
Pyniging. \'Tortura.

üiftgoed. Prodigus.

R.

ïiiiiiiii 2

__^A adsbefluy t. Senatusconfultum.

Raazerny. Furor.
Recht. ( Burgerlyk ) Jus Civile.
Recht. (Geeftlyk) Jus Canonicum.
Recht, (mgefchapen; Jus naturale.
Recht. ( Pauslyk ) Jus Fomifiyium.
Recht. ( der volken ) Jus Gentium,
Rechten. (Koningklyke) R^galia^
Rechten.
Agere.
Rechtbank. Forum.
Rechtsdwang. Jurisdi5Ho.
Rechtsgebruyk. Fra^ica.
Rechtsplaats, T\'extus,
Rechtspleeging. Judicium,
Rechtspleeginge ( aanvang dèr ) Litis-

contejtatïo.
Rechtspleeging. ( bezitlyke) Judicium

poffejforium.
Rechtspleeging. ( grond-onderzoeken-

de) Judicium petitorium.
Rechtzinnigheyd. Orthodoma,
Redenkonft. Logica.
Regelrecht. Diredè.
Rekenfchap. ( tot het geven van ) ge^

houden zyn. h Syndicats effe.
Richtfnoer. Regula.
Roof. Rapina. Raptus.
Ruft. Pax.

Rufthouder. Irenarchâ,

-ocr page 789-

REGISTER DER

S.

j^Chaade. Damnum. Noxa.
Schaadeloosheyd. Indemmtas.
Schande, (openbaare) Scandalum.,
Schatkift. (\'s Vorften) Fifcus.,
Schenking. Donatio.
Schietbus. Archibufium.
Schikking. Difpojitio.
Schilden, (gouäen) Aurei.
Schoat. Prator..
Schanderheyd. Mvitia.
Schry ver. Scriba.
Schuld. Culpa.

Schuld, (breede of groote) Culpa lata.
Schuld. (ligte) Culpa levis.
\'Schuld, ( zeer ligte) Culpa-
Slechtelyk. Pure,
Smeekfchrift Libellus fupplex.
Spaarpenningen. PecuUum.,
Speelkinderen. Viberi naturales.
Spitsvindigheyd. Subtilitas.
Spfaak. (gemeene) Fama.
Staaving. Confirmatie.
Staat, (beklaagde) Reatus.
Staatkundiglyk. Poliiice.
Stand des onderzoeks» Status ^aßio-
nis.

Stelling. Pofitio.
-ocr page 790-

K O N S T TV O O R D E N,

Veroorzaaker. Auctor._
Verruyling. Permutatio.
Verfchooning.. Excufatio.
Verfterf. (by) Ab inteftato.
Vertooning. Deductio.
Vervallen, (van de zaak) Caufd ca-
dere.

Vervreemding. Alienatio.
Verweerer. Reus.
Verweering. Defenfio.
Verweeringe. (Beftuur van ftraffeloo-
ze
) Moderamen mculpata tuteU..
Verwiflelinge. (by beurts-) Vïc\'iffm.
Verwoefting. Depopuïatio.
Verzendinge. (by) Remißve.
Verzet- Mwepth.

Verzet, (afv/yzend) Exceptio decUna-
toria.

Verzet, (uytftellend) Exceptio dila-
tor ia.

Verzet, (zaak-eyndigend) Exceptio per--

emt or ia.
Verzorger. Curator.
Verzwagerd. Affinis.
Veftiging van Rechtsdwang. Fündatio

Juris dictionis.
Volks-keur. Plebifcitum.
Volftrektelyk. Abfolutè.
Vondeling (te) leggen van kinderen.

Expo fit io infant ium.
Vonnis. Sententia.
Vonnis. (eyn^Jyk) Sententia defini-
tim.

Vonnis, (tuftchenfpreekend) Sententia

interlocutoria..
Vonniffen. Jiidicart.

Voogd. \'Tutor.

Voogd. (Stads-) Prafectus XJrlis.
Voorbeeld tot affchrik.. Paradeigma.
Voorkeur. Optio.
Voorkomft. Praveniio.
Voornaam.e. (het) Principle.
Voornaamelyk Principalijer.
Voorfpe], Prdudium,.

Voorfpraak. , Advocatus.
Voorfpraak. (\'s Lands) Syndicus.
Voorftander. Defenfor,
Voorftelling. Prdatio.
Voorwaarde. Conditio.
Voorwerping. Objectio.
Voorzaat. Praedecejfor.
Vraagleden. Articuli. Interrogatoria.-
Vroüwe-moord. Uxoricidium.
Vruchtgebruyk. Ufusfructus.
Vruchtgebruyker. Ufujructuarius.
Vruchts-verwifleling.. Suppofitio par-
tus.

Vryheer. Baro.
Vrylaating.. Maimmiffio.
Vryfpraak. Abfolutio.
Vryftad. Jfylum.

Vyandfchap. (hoofd-) InmiciUa capi-
talis.

V.

Ytbreyding. Ampliatio..
Uytdaaging. Provocatio.
Uytgang. Exitus.
Uytftorting. Ejfufio.
Uyttrekfel. (echt) Authentica.
Uytvoering. Executio.,
Uytwerkfel, Effectus.
Uytwinning. Evictio.

W.

\'Aarneeming. (verraadlyke) Pr^^
varicatio.
Waardeering. Mflmatio..
Weêreyflching,. Condictio,
Weerlegging., Reprobatio..

W^eezendlvkheyd., Eßentia..
Werkmeefter. Auctor..
Werktuyg. Inßrumentum.
Wettelyk. Le^aliter.
Wil. (uyterfte) leftamentum.

liiiiiiii: 3

-ocr page 791-

1- -

REGISTER DER enz.

Wil. (liefdelooze uyterfte) Tefiamen-

turn inofficiojum.
Wil. (onvolmaakte uyterfte) Codicil-
lus.

Willekeur. Arbitrium.
Willekeuriglyk. Arbitrarie.
Wingeweft. Provintia.
Winftpenningen. Ufurae.

^ /

t

Z.

2jAak. Caufa.
Zak (Iedere) Cukus,
t\'Zamenhang der zaake. Contimnfm

caufae.
\'tZamenloop. Concurfus.
Zelfsmoord. Autocheiria.
Zekerftelling. Satisdatio.
Zekerftellinge. (Eed van) Urpheda.
Zekerftelling vante recht ftaan, Cautia

de fiftendo.
Zelve, (van) Ipfo Jure.
Zetregel. Axioma.
Zuyvering. Purgatio.
Zydelingen. Collatérales.

A i

-ocr page 792-

... .

\'iJ:

- vVc- - .

. . . , -ocr page 793-