-ocr page 1-
DE BETEEKEN1S VAN HET
KWEEKEN VAN GENEES-
KRACHTIGE PLANTEN.
LEZING, DEN 17df.n DECEMBER 1915 TE
's-GRAVENHAGE GEHOUDEN VOOR DE
VEREEN. VOOR GENEESKRU1DTUINEN
- DOOR PROF. P. VAN DER WIELEN. -
X
OvERdEORUKT UIT „ M SI E S C H OTT^VAN /
8SftH6
•v^1
2*]ANüARi 1916./r ~\(
-ocr page 2-
-ocr page 3-
***** 2^V
De beteekenis van het kweeken van
geneeskrachtige Planten.
Het heeft me strijd gekost, om Uw vriendelijke
uitnoodiging af te slaan, Mijneer de Voorzitter,
toen U mij verzocht, mede-oprichter van deze
Vereeniging te worden. Ik heb echter gemeend,
geen verplichtingen meer op mij te moeten ne-
men, daar ik vreesde, dat hierdoor mijne andere
werkzaamheden zouden lijden. Nu schijnt het
wellicht overdreven, in de mate als ik deed,
tegen een bestuursfunctie op te zien, men kan
zooveel daarbij aan anderen overlaten, maar dat
is alleen mogelijk, wanneer men tegenover het
doel der vereeniging min of meer neutraal staat;
dat was hier echter voor mij juist het grootste
bezwaar; ik sta in 't geheel niet neutraal tegen-
over Uwe vereeniging; het doel is mij zoo sym-
pathiek, dat ik vreesde, er meer tijd aan te geven
dan oorbaar was, terwijl het mij thans bovendien
als buitenstaander gemakkelijker valt, haar lof
te zingen.
A06000011491119B
-ocr page 4-
2
Voor elk verschijnsel is na langer of korter
zoeken een verklaring te vinden, maar naar een
verklaring voor mijn sympathie voor Uwe ver-
eeniging behoef ik al heel kort te zoeken. Alleen
het feit, dat ik met hart en ziel apotheker ben,
zou voldoende verklaring zijn, maar hierbij komt,
dat door omstandigheden ik vooral in de laatste
jaren het nut heb leeren inzien, of laat ik me
juister uitdrukken, de noodzakelijkheid, dat de
apotheker zoo dicht mogelijk bij de bron van
herkomst van zijne geneesmiddelen is, wil hij
naar waarheid voor hunne hoedanigheid 'kunnen
instaan. Daarbij komt, dat een persoonlijk ingrij-
pen van den apotheker ook hier verbetering ten
goede kan brengen, en, zooals door U, mijnheer
de Voorzitter, in Uw fraai artikel in de Nieuwe
Rotterüamsche Courant
van 10 Maart zoo terecht
werd opgemerkt, ligt de toekomst der Pharmacie
in uitbreiding van den werkkring van den apo-
theker in zijn „apothekers" laboratorium. Door
jarenlange eenzijdige opvatting van sommige
buiten de praktijk der Pharmacie staande voor-
mannen heeft men den apotheker dikwijls de be-
langstelling in „Het Geneesmiddel" doen verliezen.
-ocr page 5-
3
De Pharmacie heette en heet nog bij vele buiten-
staanden een bijzonder soort scheikunde, de
apotheker een scheikundige, wiens wetenschap
hem in de eerste plaats aanwijst op het verrichten
van scheikundige onderzoekingen. De apotheker
heeft met andere hulpwetenschappen ook de
scheikunde te beoefenen. Voor hem is de schei-
kunde slechts een onderdeel, zij het ook een zeer
belangrijk onderdeel, van zijn studie. Hij heeft
echter voor de richtige beoefening der Pharmacie
meer te kennen dan alleen scheikunde, en elk
onderdeel van zijn in Nederland zoo breed op-
gezette studie heeft hij hiervoor noodig. Qenees-
middelkundige, pharmaceut, apotheker te zijn in
den vollen zin van het woord eischt van den
beoefenaar der Pharmacie een voortdurende stu-
die in velerlei richting. Het is daarom, dat het
apotheker-zijn voor mij, niettegenstaande ook te-
leurstellingen mij in deze niet vreemd zijn, niets
van zijn bekoring heeft verloren.
Vooral het productieve in de Pharmacie trekt
mij bijzonder.
Inplaats echter van als voortbrenger op te tre-
den, heeft men den apotheker meer en meer
-ocr page 6-
4
willen doen optreden als controleur van het door
anderen voortgebrachte. In niet geringe mate is
deze verwording uitgekomen in de moderne
pharmacopeeën. Zij zijn, in plaats van bereidings-
boeken, onderzoekboeken geworden en wil men
sterk staaltje van het internationale van dit ver-
schijnsel, dan raadplege men het protocol van
de Internationale Conferentie tot vaststelling van
de sterkte van een aantal sterkwerkende genees-
middelen, die in 1902 te Brussel is gehouden.
De opgaven, die omtrent de bereiding van een
aantal geneesmiddelen zijn opgenomen, bewijzen
het gebrek aan practische ervaring van de kop-
stukken op pharmaceutisch gebied, die hier uit
alle heeren landen ter beraadslaging waren samen
gekomen. In mindere mate vindt men dit ver-
schijnsel in de nationale pharmacopeeën terug.
Nu zou elk pleidooi voor eigen bereiding
kunnen afstuiten op de overweging, dat men door
een onderzoek voldoende controle kan uitoefenen,
maar niets is minder juist dan dit. Een onderzoek,
hoe uitgebreid ook, kan ons bij een zeer groot
aantal stoffen geen zekerheid verschaffen omtrent
hare hoedanigheid; bij andere daarentegen wel,
-ocr page 7-
5
en ik wensch dan ook geenszins het hier gespro-
kene aangemerkt te zien als een uitspraak over
de overbodigheid van controle van geneesmiddelen
en voedingstoffen. Dat men echter de beteekenis
hiervan niet moet overschatten, wil ik met een
enkel voorbeeld toelichten. Ik wil hier nu niet
betrekkelijk slecht onderzochte stoffen, zooals er
zoovele onder onze geneesmiddelen zijn, als
voorbeeld aanhalen. Ik wil U alleen op een van
de meest bestudeerde voedingsstoffen wijzen.
Men heeft duizenden en nog eens duizenden
uitgeloofd voor dengeen, die een methode zou
weten aan te geven, waardoor men met zeker-
heid zou kunnen uitmaken, of natuurboter al dan
niet vervalscht is.
Er zijn over boteronderzoek honderden artikelen
geschreven door de meest bekwamen onder de
analytisch-scheikundigen. Boter is ook chemisch
van alle kanten bekeken, maar de uitgeloofde
duizenden zijn nog steeds beschikbaar en alleen
een papiertje, waarop officieel vermeld staat, dat
de gekochte boter zuiver is, geeft den kooper
zekerheid. Geen analyticus is in staat, om met
zekerheid uit zijn onderzoek tot de zuiverheid
-ocr page 8-
6
van de onderzochte boter te besluiten. Er is maar
één manier, waardoor een bijna even groote
zekerheid als door het Rijkscontrole-papiertje
wordt verkregen, en deze manier is, dat men de
boter aan een culinair onderzoek door een be-
kwame keukenmeid onderwerpt. In dezelfde rich-
ting ligt een ervaring, die ik voor een vijftiental
jaren in de Riviera opdeed. Ik wilde een monster
zuivere olijfolie mee naar Nederland nemen, om
dit bij eventueele onderzoekingen als controle-
monster te gebruiken. Het toeval wilde, dat ik in
de coupé, waarin ik van Genua naar San Remo
reisde, bij een Italiaansch oliekooper zat. Het
wachten aan het station in Genua op een Rus-
sische grootvorstin, die nog niet klaar was met
haar ontbijt, waarom onze trein nog niet mocht
vertrekken, ofschoon het al lang vertrektijd was,
gaf aanleiding tot een gesprek, en tot kennis-
making. Ik van mijn kant vroeg, waar het meest
betrouwbare olie-adres was en mijn chemische
kennis van olie wat luchtende in jeugdige ijdel-
heid, stelde ik de beteekenis van het olie onderzoek
allicht wat te veel op den voorgrond. Veel in-
stemming vond ik in deze niet, want volgens
-ocr page 9-
7
dezen deskundige was, en dit ook niet zonder
overdrijving, het geheele chemische onderzoek
geen knip voor den neus waard. Het eenige middel,
om zuivere olie te krijgen, was volgens hem, dat
men bij zijn inkoopen zich door een proever liet
bijstaan; oordeelde deze de olie zuiver, dan was
ze het en in het andere geval deugde ze niet, al
lagen er ook honderd verklaringen van schei-
kundigen naast. Ik heb mijn monster zuivere
olijfolie gekregen, maar ze bleek bij chemisch
onderzoek veel te zuur, zoodat ze als ondeugde-
lijk standaardmonster uit het laboratorium werd
verwijderd en naar mijn keuken verhuisde. Ik
eet nooit sla, zonder met eenigen weemoed te
denken aan mijn ondeugdelijk, aangenaam smakend
standaardmonster.
Bij boter en olie en vele andere voedings- en
genotmiddelen is door het eenvoudigste physiolo-
gische onderzoek veel te bereiken; bij genees-
middelen is dit echter slechts uiterst zelden het
geval; hier is men in den regel absoluut op de
betrouwbaarheid en de kennis van den leverancier
aangewezen en voor den zieke is de apotheker
in laatste instantie de leverancier. De apotheker
-ocr page 10-
8
is echter zelf in vele gevallen van anderen afhan-
kelijk, maar deze afhankelijkheid bepale zich tot
het strikt noodzakelijke. Zijn de geneesmiddelen
enkelvoudige lichamen, zoodat een betrekkelijk
eenvoudig onderzoek zekerheid kan geven omtrent
zuiverheid en gehalte, dan bestaat er geen be-
zwaar tegen het betrekken van geneesmiddelen
van groothandelaren, al blijft het voor de gemeen-
schap noodzakelijk, dat tusschen gebruiker en
voortbrenger een tot beoordeelen bekwame en
verantwoordelijke apotheker staat.
Geheel iets anders is het met die geneesmid-
delen, over welker hoedanigheid ook met het
meest uitgebreide onderzoek geen zekerheid ver-
kregen kan worden. Dit geldt zonder voorbehoud
van alle niet enkelvoudige, uit plantendeelen
bereide geneesmiddelen, de zoogenaamde Galenica.
De apotheker, die deze in goed vertrouwen op
zijn leverancier koopt, onttrekt zich aan zijn ver-
plichtingen, kan niet meer met volle zekerheid
voor het door hem geleverde instaan. Bij de be-
reiding der Galenica spelen echter de gebruikte
grondstoffen een zeer belangrijke rol en deugde-
lijke Galenica zijn alleen uit deugdelijke grond-
-ocr page 11-
9
stoffen te bereiden. In vele gevallen zijn deze
grondstoffen naar uiterlijk en gehalte te beoor-
deelen; enkele eigenschappen zijn door geen
onderzoek, hoe volledig ook, te controleeren.
Bij een aantal geneesmiddelen stelt de Nederland-
sche Pharmacopee ook eischen omtrent herkomst
en ouderdom. Zoo moeten Doodkruid- en Bilzen-
kruidbladen van het bloeiende, in ons vaderland
gekweekte kruid worden verzameld; dit is ook
het geval met de bladen van het Vingerhoeds-
kruid en bij dit laatste moet dit geschieden van
de plant in het tweede levensjaar, terwijl ze niet
langer dan één jaar in voorraad mogen worden
gehouden. Nu kan de spitsvondige kruidenkooper
dezen laatsten eisch, dank zij een weinig correcte
redactie van het desbetreffende pharmacopee-
artikel, wel zoo uitleggen, dat hiermee het per-
soonlijk in voorraad hebben wordt bedoeld en
hij zijn oude bladen aan zijn buurman en deze
zijn even oude bladen aan hem mag verkoopen
en ze daarna nog een jaar in voorraad mag nou-
den; de op spitsvondigheden niet gestelde con-
sciëntieuze apotheker kan en wil er niet anders
uit lezen dan dat hij telken jare zijn voorraad
-ocr page 12-
10
één jaar oude bladen wegdoet en vervangt door
bladen van den nieuwen oogst. Hij zal zelfs verder
gaan dan de Pharmacopee en aan het lijstje van
14 grondstoffen, waarvan de Pharmacopee eischt,
dat ze telken jare moeten worden vernieuwd,
andere toevoegen: zijn kennis van de werking
van het kruid van Voorjaars-Adonis zal hem er
o.a. toe brengen, niet anders dan zoo versch
mogelijk kruid voor zijn preparaten te gebruiken
en wordt een aftreksel er van voorgeschreven, hij
zal zich gaarne de moeite getroosten, om te zien,
of hij niet onlangs ingezameld kruid kan be-
komen. Zekerheid omtrent groeiplaats, bloei en
ouderdom kan echter de apotheker alleen ver-
krijgen door verwerking van onder zijn eigen
toezicht ingezamelde versche plantendeelen; een
door hem gecontroleerde cultuur is hierbij feitelijk
onafwijsbaar. Heeft de apotheker zelf de beschik-
king over een stukje grond, dan zou het hem
een geringe moeite zijn, om op deze wijze zich
den noodige voorraad te verschaffen; de „buiten"-
apotheker, om mij hier van een Amsterdamsche
uitdrukking voor eiken niet-Amsterdammer te
bedienen, heeft in deze veel voor, ofschoon ook
-ocr page 13-
11
velen van deze „buiten'-apothekers, als ze be-
woners zijn van plaatsen als Rotterdam, Den
Haag, Utrecht, Groningen, Arnhem e.a., zich niet
dan bij uitzondering in het bezit van een eigen
tuin van eenige beteekenis zullen kunnen ver-
heugen. Dit is thans niet het geval; dit was
vroeger, toen onze steden besloten lagen in het
nauwe keurslijf van een te enge bemuring, in
nog veel mindere mate het geval. Men zal zich
dan moeten behelpen op de wijze als wij dat
als proef in Amsterdam thans doen. We slaan
de handen in elkaar en laten elders voor ons
kweeken, wat we zelf niet kunnen kweeken. Het
zou zeker van grove ondankbaarheid jegens de
heeren Groeneveldt en Lindhout te Noordwijk
getuigen, indien ik hier niet een woord van
waardeering sprak voor de hulp, die zij ons bij
onze pogingen in deze verleenden. Van bloeiend,
tweede jaars Vingerhoedskruid werden de voor
Amsterdam benoodigde bladen verzameld; ze
werden met groote zorg gedroogd, en zorg-
vuldig in bussen verpakt, naar Amsterdam ver-
zenden. Daar werden ze met behulp van onge-
bluschte kalk verder gedroogd, in grove stukjes
-ocr page 14-
12
van ongeveer 7 m.m. doorsnee verdeeld, zorg-
vuldig tot een gelijkmatig mengsel vermengd en
gedurende ten minste vier weken weer op on-
gebluschte kalk bewaard. De stelen werden ver-
wijderd bij de verdeeling, zoodat de grof ver-
deelde bladen direct voor het gebruik gereed
zijn. Het drogen met behulp van ongebluschte
kalk geschiedt zóó, dat in de goed sluitende
bussen met papier gevoerde zakken van zeer
dicht linnen, waarin de kalk wordt gedaan, op,
tusschen en onder de bladen worden gelegd.
Wanneer op deze wijze de eigenschappen van
de bladen als het ware bestendigd zijn, worden
ze onderzocht op hun physiologische en chemi-
sche eigenschappen.
De werking van de Digitalisbladen (Vinger-
hoedskruid) is, als bij zoovele plantaardige en
dierlijke geneesmiddelen, afhankelijk van de aan-
wezigheid van tal van bekende en naar alle
waarschijnlijkheid ook van nog niet bekende be-
standdeelen. Hierbij zal het eene bestanddeel
invloed op de werking van een ander bestand-
deel uitoefenen, het in zijn werking soms ver-
sterken, soms verzwakken, in een ander geval
-ocr page 15-
13
min of meer wijzigen. Vandaar, dat naast het
chemisch onderzoek een physiologisch onderzoek
noodzakelijk is. Bij een voedingsmiddel is het
physiologisch onderzoek betrekkelijk eenvoudig;
wanneer de smaak aangenaam en de voedings-
waarde goed blijkt, dan is in den regel het
physiologisch onderzoek hiermee afgeloopen.
Bij een geneesmiddel is dit geheel iets anders;
wil het physiologisch onderzoek werkelijk een
voor de beoordeeling afdoende uitkomst geven,
dan zou men na moeten gaan, of het in het
lichaam van een lijder aan de ziekte, waartegen
het geneesmiddel moet dienen, in de gewenschte
mate de voor den zieke gunstige veranderingen
teweegbrengt. Een dergelijk onderzoek kan nu
maar niet zoo één, twee, drie worden gedaan en
men zoekt daarom naar hulpmiddelen, waardoor
men toch eenig inzicht kan krijgen in de physio-
logische werking van het geneesmiddel. Het
physiologische hulpmiddel, dat men bij het
Digitalisonderzoek gebruikt, is de reactie van een
aftreksel van Digitalisbladen op het levende kik-
kerhart. De werking van de bladen van het
vingerhoedskruid hangt voor een gedeelte met de
-ocr page 16-
14
giftwaarde en tot op zekere hoogte voor een ander
gedeelte met het gehalte aan ruw-digitoxine samen.
Bladen met een zelfde digitoxinegehalte en ver-
schillende giftwaarde werken verschillend, maar
ook bladen met verschillend digitoxinegehalte en
gelijke giftwaarde zullen ongelijke werking ver-
toonen; zelfs is het mogelijk, dat twee partijen
bladen met een zelfde digitoxinegehalte en een
zelfde giftwaarde niet gelijk van werking zijn, maar
de kans, dat dit het geval is, is kleiner. De ge-
neesheer heeft er belang bij, beide grootheden
te kennen, opdat hij, wanneer de bladen als ge-
neesmiddel noodig zijn, er zijn dosis naar kan
richten. Hij zal, wanneer een der beide grootheden
wisselt, met de doseering hiermee rekening moe-
ten houden. Nu is dit niet goed mogelijk, wan-
neer de verschillende apothekers in een zelfde
stad allen verschillende Digitalisbladen hebben
en deze op onregelmatige tijden, al naar hun
behoefte verwisselen. Geschiedt die verwisseling
eenmaal 'sjaars bij alle apothekers tegelijk, dan
kan hiervan, onder opgave van de gevonden
eigenschappen, kennis worden gegeven aan de
gezamenlijke geneeskundigen. Hierbij wordt mede-
-ocr page 17-
15
gedeeld, dat op een bepaald tijdstip de nieuwe
bladen zullen worden gedispenseerd. Wil echter
de maatregel geheel doeltreffend zijn, dan moet
men trachten de Digitalisbladen gedurende de
opeenvolgende jaren zoo weinig mogelijk van
hoedanigheid te doen verschillen. Dit is minder
eenvoudig dan men zich voorstelt en eerst een
nauwkeurig en over vele jaren zich uitstrekkend
onderzoek zal hier den weg wijzen, dien men
moet bewandelen. Een dergelijk onderzoek is
alleen mogelijk, wanneer men alle omstandigheden
in handen heeft en in de eerste plaats zal dit de
cultuur zelf moeten zijn. Bemesting, wisselcultuur,
tijd van oogsten en zoovele andere zaken zullen
van invloed op de hoedanigheid van de geoogste
bladen kunnen zijn; den invloed van elk dezer
factoren afzonderlijk en combinaties van verschil-
lende invloeden zal men moeten nagaan, om ten
slotte het ideaal, dat men zich bij elk genees-
middel stelt, te naderen. Dat wil zeggen, dat
men geneesmiddelen aan den zieke toedient, die
steeds zooveel mogelijk dezelfde zijn. Men zal
dit ideaal, afhankelijk als men is van weersge-
steldheid en andere natuurlijke invloeden, die de
-ocr page 18-
16
mensch niet in zijn hand heeft, nooit geheel
kunnen bereiken; men mag echter niet nalaten,
elke poging in het werk te stellen, om het zooveel
mogelijk te bereiken.
Bij Vingerhoedskruid heeft men te doen met
een geneesmiddel, dat naar vele zijden bestu-
deerd is, maar wat ons bij dit geneesmiddel thans
betrekkelijk duidelijk voor den geest staat, dat zal
ook wel het geval zijn bij geneesmiddelen, waar-
van we heel weinig weten, maar waarvan we
moeten trachten veel te weten te komen. Mijn
eigen pharmaceutische ervaring is nog slechts
een twintigtal jaren oud, maar bij verschillende
geneesmiddelen is veel van wat ik eens als ze-
kerheid leerde, onzekerheid geworden. Veel van
wat ik meende dat zóó was en niet anders, is
gebleken juist andersom te zijn. In de laatste
jaren is o.m. in toenemende mate de aandacht
gevestigd op den invloed van eigen bestanddee-
len van een geneesmiddel op de werkzaamheid
van andere in het geneesmiddel voorkomende
bestanddeelen. Ik heb hierbij o.a. het oog op de
z.g. oxydasen.
De oxydasen zijn namelijk fermentachtige licha-
-ocr page 19-
17
men, die bij een te hooge temperatuur worden
gedood; onoordeelkundig drogen, d.w.z. drogen
bij een te hooge temperatuur, heeft ten gevolge,
dat de van nature in de planten voorkomende
oxydasen er na het drogen niet meer in voor-
komen. De aanwezigheid van oxydasen is echter
niet altijd als een deugd aan te merken, daar
juist door de werking der oxydasen een niet
altijd gewenschte verandering in de werkzame
bestanddeelen van een geneesmiddel te voorschijn
kan worden geroepen. Dit zal vooral daar het
geval zijn, waar aanwezigheid van water en het
bij elkaar brengen van de werkzame bestand-
deelen en het ferment gevolg zijn van de ver-
werking. Nu zijn deze veranderingen niet zoo
heel gemakkelijk na te gaan, wanneer het ferment
een oxydase, de omgezette stof dikwijls een nog
weinig bekende organische stof is. Elke verge-
lijking gaat min of of meer mank en dat is ook
het geval met hetgeen ik hier als vergelijking
aanvoer. Wanneer men b.v. de bladen van de
Laurierkers de bewerking deed ondergaan, die
men toepast bij de bereiding van de zoogenaamde
Essentiae (een in de gewone allopathische ge-
-ocr page 20-
18
neeskunst thans weinig meer gebruikte genees-
middelvorm, die evenwel bijzondere waardeering
heeft gevonden bij de beoefenaren der geneeskunst,
die meer de homoeöpatische richting zijn toege-
daan), dan zou men uit de Laurierkersbladen een
preparaat bereiden, waarin van de oorspronkelijk
in die bladen aanwezige laurocerasine al heel
weinig over zou zijn. Het zou grootendeels ge-
splitst zijn door het tevens in de bladen voor-
komende ferment, het emulsine. Door het ver-
nielen van het bladweefsel zou men dan den
inhoud der cellen, waarin het laurocerasine voor-
komt, en van die, waarin het emulsine zich be-
vindt, bij elkaar hebben gebracht. Een sterke
reuk naar cyaanwaterstof en benzaldehyde zou
het onlogische der bereiding aan het licht hebben
gebracht. Nu heb ik reeds gezegd, dat elke ver-
gelijking min of meer mank gaat; dat is ook
hier het geval, wanneer ik de omzettingen, door
de oxydasen teweeg gebracht, vergelijk met die,
welke door het emulsine tot stand komen. Dit
is vooral zoo, doordat de emulsinewerking een
veel snellere is dan die van de oxydasen, en eene,
die alleen maar aanwezigheid van water eischt.
-ocr page 21-
19
De oxydasewerking geschiedt veel langzamer en
is een werking, die afhangt, behalve van de
aanwezigheid van water, ook van die van zuur-
stof. De oxydasewerking wordt meestal verraden
door het optreden van een donkerder kleur van
het verwerkte plantenweefsel. Dit kan men b.v
heel duidelijk waarnemen bij het tot moes
brengen van sommige soorten appels. Verwerkt
men deze, voor het verkrijgen van appelsap,
tot moes, door ze door een vleeschmolen te ver-
deelen, dan ziet men na eenigen tijd de buitenste
lagen van het moes zich bruin kleuren. Het
inwendige van het moes blijft nagenoeg kleur-
loos, terwijl het verkleuren, dat wil dus zeggen
de werking van de oxydase, geheel ophoudt,
wanneer men het moes met een gelijke hoeveel-
heid sterken spiritus overgiet. Deze zeer een-
voudige waarneming is de grondslag geweest
van een bereidingsmethode der Essentiae, die is
opgenomen in het Nederlandsche Homoeöpa-
thische Artsenijboek. Deze bereidingsmethode,
die ik nu niet in details wil behandelen, komt
hierop neer, dat het versche plantendeel in een
vleeschmolen tot moes wordt gebracht en on-
-ocr page 22-
2U
middellijk met spiritus wordt overgoten. Eerst
daarna worden bepalingen gedaan, die noodig
zijn, om tusschen plantensap en de te bereiden
essentia de juiste verhouding tot stand te bren-
gen. Van deze bereidingsmethode zijn door mij
een groot aantal toepassingen gemaakt en bij het
meerendeel der verkregen preparaten was het
niet direct uit te maken, of de door mij aange-
geven methode een beter preparaat had opge-
leverd dan de oude methode, waarbij het sap
werd afgeperst en daarna eerst met spiritus werd
vermengd. Er was echter één preparaat, dat ter-
stond veel betere eigenschappen bleek te bezitten
dan het oude preparaat, en ik hoop, dat U het
mij ten goede zult houden, dat ik weer op de
Digitalis terug kom. De Essentia Digitalis der
Homoeöpathen heeft zoo vaak teleurstelling ge-
geven, dat bij geen geneesmiddel de homoeöpa-
tische geneesheer zoo dikwijls tot de in de allo-
pathie gebruikte geneesmiddelvormen overgaat
als bij de Digitalis. Een aftreksel van Digitalis
is daarom ook een door de Homoeöpathen veel-
vuldig gebruikte geneesmiddelvorm geworden.
De door mij bereide Essentia Digitalis bleek
-ocr page 23-
21
echter, in tegenstelling met de andere soort
Essentia Digitalis, een werkzaam geneesmiddel.
Ik had gaarne in dezen geest met de homoeöpa-
tische geneeskundigen verder gewerkt en van
de in de homoeöpathie gebruikte preparaten
geneesmiddelen gemaakt, wier bereiding geheel
valt binnen het vermogen van eiken apotheker.
Het resultaat van dit streven is de uitgave van
een niet als officieel erkend Homoeöpathisch
Artsenijboek geweest, dat in de oogen van tegen-
standers der homoeöpathie te homoeöpathisch en
in de oogen van sommige homoeöpathen niet
homoeöpathisch genoeg was. Waar toevallig ver-
egenwoordigers van beide groepen officieelen
invloed hadden, hebben de twee uitersten elkaar
de hand gereikt en een zeer ernstig streven naar
verbetering had niet dat succes, dat ik er van
had gehoopt. Toch is de periode in mijn leven,
waarin ik me in de bereiding van preparaten uit
versche grondstoffen heb ingewerkt, voor mij van
bijzonder groot nut geweest, omdat ik hierdoor
in een meer biologische richting heb leeren den-
ken. Nu zou ik deze zeer persoonlijke herinne-
ringen hier niet ter sprake hebben gebracht,
-ocr page 24-
22
indien hier niet mee samenhingen ervaringen, die
de onmisbaarheid van geneeskruidtuinen duidelijk
maken. Bij de verwerking van versche kruiden
op geneesmiddelen spelen de tijd van inzameling
en de omstandigheden, waaronder men zijn krui-
den inzamelt, uit den aard der zaak een zeer
groote rol. Kan men nu op beide het oog houden
en zelf nagaan, hoe het met den bloei staat, of
het weer er geschikt voor is; kan men het mor-
genuur, dat men bij voorkeur uitzoekt voor de
inzameling, zoo uitkiezen, dat men onmiddellijk
na de inzameling een aanvang kan maken met
de verwerking, dan heeft men veel grooter zeker-
heid omtrent de hoedanigheid van het bereide
geneesmiddel dan dat men het geneesmiddel maakt
uit van elders ontvangen kruiden, die in den
regel reeds den vorigen dag zijn ingezameld, min
of meer geleden hebben van het vervoer en aan-
komen op een oogenblik, waarop men in den
regel niet direct beschikbaar zal zijn voor een
altijd toch min of meer omslachtige bewerking.
De kruiden sterven af; ze drogen eenigszins in;
in één woord, het zijn geen versche kruiden
meer.
-ocr page 25-
23
Zijn er bewijzen, dat een en ander van
invloed op de samenstelling van het geneesmiddel
kan zijn? Hierop moet in bevestigenden zin wor-
den geantwoord. Ieder kan zelf het hierop be-
trekking hebben experiment verrichten. Wanneer
men Valeriaanwortel inzamelt, dan zal men aan
den wortel zoo goed als geen aroma waarnemen.
Indien men den wortel onmiddellijk op een essentia
verwerkt, dan verkrijgt men een zeer licht ge-
kleurd, nagenoeg reukeloos preparaat. Laat men
den wortel 24 uur liggen, voordat men hem ver-
werkt, dan is de reuk naar Valeriaan reeds dui-
delijk waar te nemen; men heeft dan feitelijk
met een niet meer versche grondstof te doen. Het
schijnt een contradictio in terminis, te spreken
van een reukeloos Valeriaanpreparaat, alsof niet
juist de voor velen minder aangenaam riekende
olie en het al evenmin aangenaam riekend zuur
de werkzame bestanddeelen bij uitnemendheid
zouden zijn. Het zou zeker in hooge mate onjuist
zijn, om niet aan het eerste van deze bestand-
deelen een groote beteekenis als geneesmiddel
toe te kennen, al heeft menig jong geneeskundige
het bespelen ook van dit instrument der phar-
-ocr page 26-
24
macotherapie niet in zijn macht. Het ligt niet op
mijn weg, hier de deugden van het geneesmiddel
„Valeriaan" te bezingen; de goed gedocumen-
teerde beschrijving in Zeehuizen's bewerking van
de „Voordrachten over Geneesmiddelleer" van
Stokvis wordt den belangstellende ter lezing aan-
bevolen. Ik wil echter in verband met dit aloude
geneesmiddel, waarvan een Fransch onderzoeker
getuigt: „Aucun dérivé synthétique n'a pu sub-
stituer a la Valériane", een enkele mededeeling
doen over onderzoekingen, die er op wijzen, dat
ook de allernieuwste studies op het gebied der
geneesmiddelleer de onmisbaarheid van onder
het direct bereik van den apotheker staande
kruidenculturen aantoonen.
In den Valeriaanwortel komt de vluchtige olie,
de draagster van een belangrijk deel der werk-
zame bestanddeelen van den gedroogden wortel,
niet voor. De reuk, de vluchtige olie, wordt ge-
vormd na het plukken en treedt eerst bij het
drogen in toenemende mate op. Bij het drogen
zal de olie in meerdere of mindere mate verloren
gaan en wel in grootere hoeveelheid, naarmate
dit drogen bij hooge temperatuur geschiedt, en
-ocr page 27-
25
niet ten onrechte is geklaagd over het weinig
stabiele in de werking van de Valeriaan. Het zou
voor de hand liggen, om den Valeriaanwortel te
vervangen door de olie en desnoods door de
meest werkzame bestanddeelen van de olie. Beide
is zeer wel mogelijk, want de bereiding van de
vluchtige Valeriaanolie levert al heel weinig be-
zwaren op, terwijl de olie in voldoende mate
onderzocht is, om haar door een synthetisch be-
reid en in chemische eigenschappen geheel met
het hoofdbestanddeel van de olie overeenkomende
stof te kunnen vervangen. Dit is trouwens ook
gebeurd en we hebben aan deze overwegingen
eenige min of meer goed werkende geneesmid-
delen te danken. De ervaring echter, met deze
geneesmiddelen opgedaan, leerde, dat ze niet de
zelfde goede werking als de Valeriaanwortel be-
zitten, zonder dat het evenwel gelukt is, om
andere stoffen van beteekenis uit den wortel af
te zonderen; het glucoside en het alkaloïde,
door Pouchet en Chevalier afgezonderd, bleken
evenmin de dragers van de specifieke Valeriaan-
werking te zijn. Ze ondersteunen de werking van
de bornylesters, die in hoofdzaak de dragers zijn
-ocr page 28-
26
van de werking van de Valeriaanolie. De hoe-
veelheid bornylesters in het meest werkzame
preparaat, dat men van den Valeriaanwortel kent,
n.1. het versche sap van den wortel, is zoo ge-
ring, dat deze niet alleen de werking kunnen
beheerschen. Er zijn andere, ons niet bekende
stoffen in dit sap aanwezig, die van gewicht
voor de werking moeten zijn en die naar alle
waarschijnlijkheid bij het drogen verloren gaan.
Dat er bij het drogen van den wortel, behalve
de vorming van vluchtige olie uit een in den
wortel aanwezig bestanddeel, ook nog andere
omzettingen plaats hebben, is ook uiterlijk zeer
goed waarneembaar, daar de kleur zichtbaar
verandert en van lichtgeel in grijsbruin overgaat.
Deze veranderingen kan men tegengaan, daar ze
blijken veroorzaakt te worden door een in den
wortel aanwezig enzym. Wordt dit enzym gedood,
dan heeft noch de vorming van vluchtige olie
noch de kleursverandering plaats. Het is vooral
aan de onderzoekingen van Fransche geleerden
te danken, dat we in staat zijn, de werking van
fermenten op bestanddeelen van de versche plant
tegen te gaan. Men heeft aan het procédé, dat
-ocr page 29-
27
men hierbij toepast, den naam gegeven van
„Stabiliseeren".
Onder gestabiliseerde grondstoffen verstaat men
dan grondstoffen, die in onveranderden toestand
de werkzame bestanddeelen van de versche
plantendeelen bevatten. Het procédé homt hierop
neer, dat men alle in de plant aanwezige enzy-
men op zijn sneltst tracht te dooden en dit ge-
schiedt het best, door ze bloot te stellen aan
waterdamp van 110° of wel aan den damp van
kokenden alkohol. De zoo verkregen grondstoffen
worden óf als zoodanig óf als grondstoffen
voor de bereiding van verschillende preparaten
gebruikt. De extracten uit deze grondstoffen heb-
ben den naam gekregen van „Intracta". Het In-
tractum Valerianae b.v. is een grijsachtig, hygros-
copisch, gemakkelijk in water oplosbaar poeder.
Het heeft geen kenmerkend aroma ; wanneer men
echter een waterige oplossing van het intract
met enkele druppels zoutzuur verwarmt en op
die manier een ruwe splitsing van de natuurlijke
Valeriaanbestanddeelen te weeg brengt, dan ont-
wikkelt zich de typische Valeriaanlucht. Bij het
klinisch onderzoek van het preparaat werden
-ocr page 30-
28
zeer bevredigende resultaten verkregen; van on-
aangename nevenwerkingen, die zoo dikwijls bij
onze chemische preparaten optreden, was geen
sprake. Het is nu geenszins mijn bedoeling, om
hier, op welke wijze ook, een medische beschou-
wing te geven over de werking van geneesmid-
delen, maar wel om de aandacht te vestigen op
een nieuw beginsel, dat een rol gaat spelen bij
de bereiding van onze geneesmiddelen. Evenals
zoo vele nieuwe dingen, is het niet ontdekt door
opzettelijk daartoe gedane proeven, maar is het
door de omstandigheden als het ware ons opge-
drongen. Het verschil in werking tusschen versche
grondstoffen en de uit gedroogde grondstoffen
bereide handelsproducten was geenszins aan de
aandacht van de deskundigen op geneesmiddelen-
gebied ontgaan, maar eerst door het markante
verschil in werking van de versche kolanoot en
van de gedroogde kolanoten van den handel is
men er toe gekomen, om de oorzaak van dit
verschijnsel meer systematisch na te gaan. Bij
het daarop betrekking hebbende onderzoek is
gebleken, dat de coffeïne en de theobromine, die
in de gedroogde kolanoten voorkomen, splitsings-
-ocr page 31-
29
producten zijn van een veel samengestelder be-
standdeel, dat als zoodanig in de kolanoten
voorkomt en dat door de in de noten aanwezige
fermenten onder opname van zuurstof wordt ge-
splitst. Hei ongesplitste bestanddeel van de versche
kolanoot bezit de opwekkende eigenschappen,
waardoor de kolanoot voor de inboorlingen van
tropisch Afrika een zoo belangrijk genees- en
genotmiddelen is geworden, terwijl voor ons de
kolanoot slechts een van de vele xanthine-deri-
vaten bevattende genotmiddelen als thee, koffie,
cacao was. Ik zeg „was", omdat thans ook in
Europa kolapreparaten verkrijgbaar zijn, die het
werkzame bestanddeel van de versche kolanoot
in onveranderden vorm bevatten, daar men, door
op doelmatige wijze de ontledende enzymen te
dooden, de ontleding van het werkzaam bestand-
deel heeft weten te voorkomen.
Een eerste vereischte voor het verkrijgen van
preparaten, die zooveeel mogelijk met de versche
grondstoffen in werking overeenkomen, is, dat
dat men beschikt over versche grondstoffen van
uitnemende hoedanigheid, die, onmiddelijk nadat
ze zijn ingezameld, verwerkt worden. Dit is alleen
-ocr page 32-
30
mogelijk, wanneer men als het ware de groei-
plaats van de grondstoffen naast de deur heeft.
Komen de gewenschte grondstoffen in voldoende
hoeveelheid in de naaste omgeving in het wild
voor, dan behoeft men zich natuurlijk niet de
moeite te geven, om ze te kweeken. Het zou
b.v. van de Amsterdamsche apothekers al heel
dwaas zijn. om Cochlearia officinalis te kweeken,
waar deze in de onmiddellijke nabijheid langs
het Noord-Hollandsch kanaal en in de buurt van
Schellingwoude en Durgerdam in groote hoeveel-
heden in het wild is te verkrijgen. De omwoners
van de Loosdrechtsche plassen zouden al even
dwaas handelen, door een cultuur van Acorus
Calamus aan te leggen en zoo zou men nog een
aantal gewaardeerde geneeskrachtige kruiden
kunnen noemen, die öf algemeen verspreid, zooals
b.v. de Taraxacum officinale, nergens behoeven
te worden gekweekt, öf die plaatselijk in zoo
groote hoeveelheid in het wild voorkomen, dat
het niet practisch zou zijn, ze een hoekje in den
kruidentuin in te ruimen. Men heeft hierbij ook
met arbeidsloonen rekening te houden, want
Nederlandsche boschbessen b.v. zijn te kostbaar,
-ocr page 33-
31
om ze met voordeel te kunnen drogen en te ver-
koopen als Fructus Myrtilli. De hoeveelheid van
de in het wild groeiende kruiden neemt echter,
door de uitbreiding van regelmatige cultures ook
in die gedeelten van ons land, die daar vroeger
niet voor in aanmerking kwamen, belangrijk af;
wel is het mogelijk, voor een kleiner onderzoek,
voor de bereiding van een geringe hoeveelheid
van een preparaat in het wild groeiende kruiden
te verzamelen of te doen verzamelen, maar voor
eenigszins belangrijke hoeveelheden, ook van in-
heemsche gewassen, is men op cultuur aange-
wezen. Ook zal men tot de cultuur van genees-
kruiden zijn toevlucht moeten nemen, indien men
op bepaalde tijden van bepaalde kruiden ook
kleinere hoeveelheden tot zijn beschikking moet
hebben. Hierbij denk ik aan de bereiding van
de aloude Meidranken, die zeer onlangs door
Prof. We/ers Bettink, in het licht van nieuwere
opvattingen over de eigenschappen van planten-
sappen, weer naar voren zijn gebracht. Het voor-
komen van vitaminen in versche plantendeelen
maakte de wondere werking van de verjonging
aanbrengende Meidranken verklaarbaar. Wanneer
-ocr page 34-
32
ook van medische zijde aan het artikel van Prof.
Wejers Bettink,
de aandacht wordt geschonken,
die het verdient, dan zie ik de tijd weer aan-
komen, dat de apotheker in den vroegen morgen
zijn schreden richt naar den kruidentuin, om
daar zelf de kruiden uit te zoeken, die hij voor
de bereiding van den Meidrank behoeft. Voordat
de apotheek geopend is, is zijn huis, als in lang
vervlogen dagen, vervuld van het aroma van
versche planten en staan de opgekookte sappen
te filtreeren, zoodat de zieke wanneer hij des
morgens ontwaakt, de sappen drinkt van planten,
die dien zelfden morgen ingezameld zijn. Zal
de apotheker hiervoor een in evenredigheid
met zijn arbeid en voorzorgen zijnde vergoeding
ontvangen ? Ik vrees van niet. Hij verwacht het
ook niet. Eerder zal straks, wanneer zijn hulp
niet meer noodig is, iemand hem voorrekenen,
dat hij voor zijn paar struiken waardelooze krui-
den nog meer ontvangt dan de groenteboer voor
zijn kostelijke kropjes salade. De apotheker is
echter gewend, zijn belooning te zoeken in het
werk zelf; hij zou het gevoel hebben, zijn plicht
te verzaken, indien hij, wegens het alleszins on-
-ocr page 35-
33
voldoende der belooning, iets naliet, wat hij zijn
plicht rekent en daarom is hij ook in staat, met
vriendelijke bereidwilligheid gereed te staan te
nacht en te ontij ook voor de kleinste futiliteiten.
Men make zich dan ook geen illusies van de
finantieele voordeden, die de kruidenteelt den
apotheker zal opleveren. Er zijn zeker ook wel
enkele voordeden uit den apothekerstuin te halen ;
met zorg behandelde kruiden hebben handels-
waarde, maar hooge arbeidsloonen, hooge land-
huren en dergelijke zullen de kleine cultuur, die
men zelf niet geheel kan behartigen, nooit een
finantieel voordeelige onderneming doen zijn.
Zeker, wanneer de ervaren apotheker zijn vlier-
struiken aanziet en niet zonder vermaak denkt
aan de voorschriften voor de vliergelei in de
Pharmacopee en voor de vlierstroop in het Sup-
plement op de Pharmacopee, dan ziet hij reeds
de manden met niet volledig rijpe vlierbessen in
zijn laboratorium, terwijl zij, die het voorschriften-
boeken volgen, wachten op het oogenblik, dat
de bessen geheel rijp zijn, om eerst dan te pluk-
ken wat mees en spreeuw hem overlieten. Hij
ziet de slijmige, slecht gekleurde stroop, bereid
-ocr page 36-
34
uit het koud geperste sap, een onverkoopbaar
artikel, en verraadt niet het geheim van zijn
smakelijke vruchtenlimonade, die uit het sap der
even opgekookte, bijna rijpe bessen is bereid.
De lekker rinse smaak van zijn uit koud en
daarna warm geperst sap bereide vliergelei heeft
deze reeds voor lang een zekere bekendheid
gegeven, juist groot genoeg, om elk jaar een
klein tekort te heben en den teleurgestelden
klant met een belofte op het volgende jaar te-
vreden te stellen. Heel groot zijn de zoo behaalde
winsten niet en ging men alles in arbeidsuren
omrekenen, men zou tot voor onze tijd belache-
lijke verhoudingen komen, maar de apotheker is
nu eenmaal niet gewend de uren te tellen, waarop
hij voor de gemeenschap beschikbaar moet zijn,
hetzij werkende, hetzij wacht houdende. Het zijn
er maar 24 eiken dag, die hem wordt gegeven,
en eerst sedert kort kent een gedeelte der Neder-
landsche apothekers de weelde van 12zorgelooze
uren in een heele week. Wonderlijk zal het hem
straks zijn, als ook de apotheek zich in het
productieve staatsbedrijf oplost en elk uur dienst
ook voor hem in rekening zal worden gebracht,
-ocr page 37-
35
met een toeslag voor nacht- en feestdagdienst.
Maar dit ligt nog ver voor ons en thans is de
apotheker nog zijn eigen heer en meester, zijn
voor hem de geringe voordeden en de kleine
buitenkansjes, zijn voor hem ook de onkosten
van zijn proeven. Het voordeeltje, dat de vlier-
limonade hem oplevert, verzinkt al heel spoedig
in de onkosten van de proeven, waartoe hij door
het bezit van zijn kruidentuin wordt uitgelokt.
Daar zijn tal van kleine practische vraagstukken,
die tot proeven uitlokken. Nederlandsche peper-
munt ? Waarom niet? Zou werkelijk geen aan-
genaam smakend en riekend water uit het versche
kruid kunnen worden gestookt? De destillatie
uit gedroogd kruid, zelfs als men het uit Mitcham
laat komen, is op niets uitgeloopen, maar uit het
versche of even verwelkte kruid ? Hij ziet zich
zelf op een zomerschen dag al op zijn peper-
muntfarm. Een zomerzitje tevens voor vrouw en
kinderen. Wat planten uit Engeland ontboden,
een klein perk er mee beplant en bij beginnenden
bloei het kruid verzameld. Voor een deel den-
zelfden dag, voor een deel een dag later gedes-
tilleerd. De reuk valt nog niet mee, maar ook
-ocr page 38-
36
hier zal het storend phlegma den eersten tijd
een juist oordeel over de verkregen olie niet
mogelijk maken. Eén, twee weken verloopen; de
reuk blijft minder aangenaam, wel beter dan in
het begin, maar zelfs de gewoonste Amerikaansche
olie, die ook in de verste verte niet gelijkt op
de goede Engelsche of Fransche olie, is beter.
De pepermuntfarm wordt kleiner en kleiner, het
zomerzitje bescheidener en bescheidener. Het
luchtkasteel heeft aan bouwmateriaal meer gekost
dan al de vlierboompjes tezamen dit jaar zullen
opleveren. De Engelsche connectie is echter aan-
geknoopt; een bescheiden proef, zonder dat
hierbij een farm of wat ook in het verschiet is,
wordt gedaan met Engelsche Lavendel, en ziet,
de uit de zelf gekweekte versche bloemen ge-
stookte spiritus is beter dan die, welke men uit
gedroogde bloemen bereidt. De mogelijkheid van
lavendelcultuur in Nederland is vastgesteld en
een zachte wenk aan de Pharmacopeecommissie,
om voortaan voor de bereiding van lavendelspi-
ritis versche bloemen als uitgangsmateriaal voor
te schrijven zal het resultaat van de proef zijn;
of de wenk zal worden opgevolgd en in de
-ocr page 39-
37
toekomst de lavendelspiritus in Nederland wat
beter geur zal hebben, dat ligt in den schoot
der toekomst verborgen.
Er zijn verleidelijker proeven. Het kostbare, steeds
in prijs stijgende Hydrastisrhizoom is een onder-
zoekje waard. Amerikaansche kweekersnamen wor-
den opgezocht, prijzen gevraagd, en na lang wikken
en wegen wordt besloten, om over de niet onbelang-
rijke uitgaven heen te stappen. Het tot elke inlichting
bereide Department of Agriculture te Washington
zendt op aanvrage allicht het uitnemende boekje
van Alice Henkei over de cultuur van Golden
Seal. Het is verleidelijk, om niet ook een klein
beetje eigen proeven te doen, en behalve een
trouwe opvolging van de door Miss Henkei ge-
geven voorschriften, wordt ook in het land, dat
naar verhouding de meeste kunstmest gebruikt,
en dit met groot succes, een hoekje extra zwaar
gemest. Miss Henkel's voorschriften blijken ook
voor Nederland proefhoudend, maar de extra
kunstmest blijkt voor deze schaduwboschplant
pernicieus. Na vijf jaar mag gerekend worden,
dat er niets meer van de uit Amerika gezonden
wortels over is; niet zonder angst worden ana-
-ocr page 40-
38
lyses verricht en ziet .... Hydrastis canadensis
kan in Nederland worden gekweekt. Met voor-
deel ? Dat zal een proef in het groot moeten
leeren; dat gaat boven het vermogen van den
bezitter van den kruidentuin. Miss Henkel's voor-
schriften zijn in elk geval ook voor Nederland
steekhoudend gebleken. Of na de publicatie van
van Dongen's proefschrift over de aan die van
Hydrastis identieke werking van onze gewone
Reigersbek (Erodium cicutarium) Hydrastiscultuur
nog toekomst zal hebben, zullen we thans in
het midden laten.
Er is veel en goed voorwerk verricht, inAme-
rika, in Oostenrijk en ook elders. Men is overal
met zeldzaam altruïsme bereid, alle mogelijke
inlichtingen te geven. Ware het geen oorlog
geweest, ik had U het jongste geschrift der
energieke bevorderaars der Oostenrijksche krui-
dencultuur meegebracht; het is me thans na den
oorlog toegezegd ; mocht het me morgen bereiken !
De kruidentuin verleidt tot economische proef-
nemingen. Er zijn hierbij teleurstellingen te
wachten. De uitnemende hoedanigheid van Hol-
landsch karwijzaad, nog onlangs onderwerp van
-ocr page 41-
39
een zeer verdienstelijke en wetenschappelijke
studie van den Heer K- Zijlstra te Wageningen
en van Hollandsen mosterdzaad sluiten nog niet
in, dat ook bij andere culturen van medicinale
planten Nederland aan de spits zal staan. De
pepermuntcultuur durf ik geen al te groot succes
voorspellen ; of om onze velden met Belladonna
de fabrieken van atropine zullen verrijzen, ik
hoop het, maar durf in deze zeker geen voor-
spelling te doen. Onze karwijvelden riepen wel
een fabriek van vluchtige oliën in het leven, die
prijkt met den nationalen „Oranje" naam ; of immer
in deze fabriek uit Nederlandsche rozen, uit
Nederlandsche lavendel de olie gestookt zal wor-
den, zullen we moeten afwachten; uit hyacinten
is door enfleurage en extractie wel een essence
van uitnemende hoedanigheid bereid. Dit heeft
echter de ervaring, elders en hier te lande opge-
daan, ons wel geleerd, dat klimatologische in-
vloeden niet onderschat moeten worden. Deze
hebben zoowel op in- als uitwendige eigenschap-
pen een grooten invloed, zooals ons o.a. gebleken
is uit een onderzoek van mosterdzaad van ver-
schillende herkomst. Trouwens, niet allleen in
-ocr page 42-
40
dit gedeelte van ons vaderland, waar we een
gunstige ervaring hebben met de culturen van
mosterd en karwij, ook in het bij den evenaar
gelegen gedeelte van Nederland kent men voor-
beelden van zeer gunstige klimatologische invloe-
den. Ik herinner U b.v. aan het feit, dat de
Javaansche Citronella-olie door haar beter aroma
dat ten nauwste samenhangt met de verhouding,
waarin de verschillende bestanddeelen er in
voorkomen, een veel beter product is dan de
Ceylon-Citronella-olie; Java-kaneel overtreft in
goede eigenschappen kaneel van elk andere
herkomst en om mij hier te beperken, wil ik nn
nog alleen de Java-kina noemen, om U er aan
te herinneren, hoe onder gunstige klimatologische
verhoudingen een wetenschappelijk gedreven
cultuur de oorzaak kan zijn, dat in een betrek-
keiijk klein aantal jaren de wereldmarkt van een
product zich kan verplaatsen. Hierbij heeft de
uitnemende qualiteit van de verschillende soorten
Java-kina den doorslag gegeven, en het zal zeker
den Nederlandsche apothekers aliijd als een
onverwelkbare verdienste worden aangerekend,
dat uit hun midden mannen als Van Gorkum,
-ocr page 43-
41
Bernelot Moens, van Leersum en ook de Vrij
zijn voortgekomen, die deze cultuur op de hoogte
brachten, waarop ze thans staat. Noblesse oblige !
Dat echter niet alleen de qualiteit beslist, of een
product de overwinning op hetzelfde, maar elders
gekweekte product zal behalen, leert ons de
geschiedenis van een voor Nederlandsch Indië
verloren gegane cultuur. De betere Ambonsche
kruidnagelen zijn geheel door de Zanzibar-kruid-
nagelen verdrongen: de betere Cajuputi-olie
heeft plaats moeten maken voor de Eucalyptus-
olie, niettegenstaande Amerikaansche geneeskun-
digen de Cajuputi-olie roemen als het cannina-
tivum bij uitnemendheid. Reclame en handelsgeest
behooren er bij, wil een cultuurproduct ook voor
den handel van beteekenis worden. Ik schrijf
hieraan ook wel voor een gedeelte toe, dat de
uitnemende Noordwijksche kruiden wat in het
vergeetboek zijn geraakt. De kruidencultuur, zeg
ik, zal aanleiding ook tot economische proefne-
mlngen geven, maar ook voor deze proeven moet
men een geschikt experimentator hebben en hoe
gaarne ik de deugden van mijne collega's ook
naar voren breng, ik geloof niet, dat ik bij de
-ocr page 44-
42
meerderheid een groote mate van handelsgeest
zal kunnen opdiepen. Er zijn onder ons ook, die
talenten in deze richting hebben en het zou mij
een vreugde zijn, indien een van deze bevoor-
rechten het vraagstuk ook van die zijde eens zou
willen bezien; ik acht er me niet voor berekend.
De kruidentuin zal, hoe men het ook wendt
of keert, voor mij toch in de eerste plaats zijn
een aanleiding tot het nemen van wetenschappe-
lijke experimenten en deze zijn er te over in
verschillende richtingen. Ze zijn trouwens zooeven
al aangestipt in verband met de toepassing der
kruiden als geneesmiddel en ook andere onder-
zoekingen bewegen zich min of meer in deze
richting, het mogen dan zijn proefnemingen als
die, welke door Prof. van Itallie en zijn leerlingen
genomen zijn over opium, al zal een opiumcul-
tuur in dit vochttge land met zijn hooge arbeid-
loonen nooit mogelijk zijn, of wel als die van
onzen vroegere collega Dr. de Groot over be-
smetting, of wel die van Dr. Wester over be-
mesting en tijd van inzamelen, of wel over de
vorming van bepaalde bestanddeelen in de plant
als die van Prof. Verschajfelt en zijn leerlingen,
-ocr page 45-
43
ze hebben per slot van rekening toch altijd ten
doel, om ons in het wezen onzer geneeskruiden
een beter inzicht te verschaffen en of men nu
al met de resultaten van het verrichte onderzoek
bij het kweeken der kruiden direct zijn voordeel
kan doen, of dat het verband tusschen de cultuur
zelf en de verrichtte onderzoekingen nu minder
direct voor de hand ligt, doet er weinig toe voor
den experimentator; het experiment zelf dwingt
hem tot het zich dieper inwerken in de kennis
van het voorwerp van zijn belangstelling, dat is
hier in de kennis van het geneesmiddel. De be-
langstelling in het geneesmiddel zelve zal door
het aanleggen van kruidentuinen door de apothe-
kers in hooge mate worden bevorderd. Wil de
apothekers de eervolle plaats behouden, die hij
in de maatschappij inneemt, dan zal hij weer de
geneesmiddelkundige in elke richting moeten
worden en dus niet uitsluitend aan het minst
productieve en het gemakkelijkste onderdeel van
de geneesmiddelkunde, de geneesmiddelcontrole,
zijn aandacht mogen geven.
Wetenschappelijke onderzoekingen ook in andere
richting zullen voortkomen uit den aanleg van
-ocr page 46-
44
kruidentuinen, onderzoekingen van historischen
aard. Men zal zich op de hoogte willen stellen
van de wordingsgeschiedenis der kruidentuinen,
van de herkomst der geweekte kruiden. Nu zal
niet ieder in staat zijn, werk te leveren als dat,
wat door Hanbury en Flückiger in hun Phar-
macorraphia
is neergelegd over de geschiedenis
van onze plantaardige geneesmiddelen. Velen
zullen hunne belangstelling niet als Tschirch
uitstrekken over geheel de wereld en in een
wijdsch hoofdstuk over „Pharmakosystematiek"
zich als in vogelvlucht een beeld vormen van
de wording van kruidentuinen in alle tijden en
bij alle volken. Toch zal de eigen kruidentuin
allicht een aanleiding zijn, om eens na te gaan,
wat in vroeger dagen op dit gebied is gepresteerd
in ons vaderland.
De Nijmegenaar zal wegens het voorkomen
van verschillende in het wild groeiende ge-
neeskrachtige kruiden in de buurt van zijn
geboortestad voor zijn stad de prioriteit van
den Nederlandschen kruidentuin opeischen. Hij
zal zich kunnen beroepen op het „Capitulare
de Villis" van Karel den Groote, waarin op het
-ocr page 47-
45
einde het Keizerlijk bevel is te vinden : „Volumus
quod in horto omnes herbas habeant: id est..." l)
en dan volgt een lange lijst van plantennamen,
betrekking hebbende op 73 kruiden en 16 boo-
men, waaronder vele van planten, die uitsluitend
voor geneeskundig doel werden aangewend.
Onze historielievende Nijmegenaar zal zich de
moeite moeten getroosten, uit zijn botanische
vondsten het bewijs te halen, dat ook bij Nijmegen
zoo'n keizerlijke kruidentuin werd gesticht; posi-
tieve schriftelijke opgaven zijn tot heden hierover
niet gevonden. De apothekers van Leeuwarden,
hoofdstad van een eenmaal aan kloosters rijke
provincie, zullen ook uit botanische vondsten zich
een geschiedenis van de Friesche kloostertuinen
moeten vormen, en de tot speculatieve beschou-
wingen verleidende vondst van Corydalis cava en
Pulmonaria officinalis bij Cornjum's kerk zal hem
in gedachte een grootsch kasteel, een state of
een klooster doen opbouwen in den geest van
het bouwplan van het beroemde klooster van
St. Gallen. De namen van een enkel beroemd
x) Wij willen, dat onze tuinen de volgende kruiden
bevatten: deze zijn___
-ocr page 48-
46
geworden klooster in Friesland verleiden hem er
toe; Mariëngaard en Bloemhof doen echter ten
onrechte vermoedens van grootschen tuinaanleg
bij hem opkomen. Schriftelijke overlevering zal
hem in zijn vermoedens niet versterken. Beter is
de historicus er aan toe, die zich met de geschie-
denis van het klooster te Aduaard, de bakermat
van de Groninger universiteit, bezig houdt; hier
is werkelijk, zooals uit oude plannen, die geheel
overeenkomen met die van het Cistercienser
klooster te Claiivaux, blijkt, een kloosterkruidtuin
geweest. Het schilderij van Egmond's klooster,
stichting van wijsheidlievende Benedictijnen, dat
in het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht is
te vinden, geeft duidelijk een plaats aan, waar een
kruidentuin is te vinden en de catalogus van de
eenmaal zoo rijke bibliotheek van het klooster
wijst er wel op, dat de geneeskunst ook met
voorliefde door de geleerde Egmonder monniken
werd bestudeerd. Oribasius, Hippokrates noch
Aristoteles waren onbekenden voor hen. Het is
ook niet te verwachten, dat alleen Broeder Thomas
uit Utrecht, de schrijver van het bekende medische
handschrift, belangstelling in de geneeskunst, de
-ocr page 49-
47
wetenschap der kruiden bij uitnemendheid in die
dagen, zou hebben gehad. Trouwens, ook meer
positieve bewijzen zijn te vinden en wanneer de
belangstellenden in de geschiedenis van hun
wetenschap gingen snuffelen in archieven en oude
boeken, ze zouden allicht in hun woonplaats tot
ook op dit gebied merkwaardige vondsten komen.
Ook elders dan in St. Gallen heeft een wijze abt
plannen ontworpen voor een klooster met een
„Domus medicorum", een „Locus valde infirmo-
rum", een apotheek met den wijdschen naam van
„Armarium pigmentorum", een kruidentuin, een
„Herbularius", en gelukkiger dan abt Gosbert
heeft hij zijn plan tot uitvoer zien brengen. De
plattegrond van het Grauw (Grav) Monniken-
klooster, of wel het Minderbroederklooster, dat
eenmaal op het einde van de Kloveniers Burgwal
bij den Zeedijk, aan de latere Nieuw Markt stond,
laat aan duidelijkheid niets te wenschen over;
met eenige phantasie is er het plan van het
Klooster te St. Gallen in terug te vinden. Waarin
de verschillende teekeningen van het in 1578
verwoeste klooster ook mogen verschillen, de plek,
waar eenmaal de kruidtuin lag, is goed te onder-
-ocr page 50-
48
scheiden, en verwarring met de hoven, waarin
de niet geneeskrachtige kruiden werden gekweekt,
is niet wel mogelijk. Van nog meer historische
beteekenis, omdat hierdoor het verband is gelegd
tusschen de kloostertuinen en onze tegenwoordige
horti en hiermee, daar deze zeer onderden invloed
stonden van Karel de Groote's „Capitulare de
Villis", ook met deze, is de geschiedenis van het
Amsterdamsche Reguliersklooster. Als men aan
de hand van een kenner van de Amsterdamsche
geschiedenis als mijn collega Jonkman, door het
Amsterdam van het begin van de 16de eeuw
wandelt, en uit de Kalverstraat, door de Reguliers-
poort en langs het jaagpad langs den Amstel gaat,
en een smal zijpad inslaat, waar bijna anderhalve
eeuw later een nieuwe stadsgracht wordt gegraven,
die den wijdschen naam van „Keizersgracht" zal
dragen, dan ziet men al heel spoedig op de plaats
waar thans de Utrechtsche straat de Keizersgracht
kruist, het torentje van de Regulierskloosterkerk.
De weg is den apothekers en artsen uit die dagen
zeker geen onbekende geweest, en wanneer in
1531 het klooster afbrandt (kwaadsprekende tongen
zeggen, dat de vroedschap, die een zoo sterk
-ocr page 51-
49
gebouw niet gaarne zoo dicht bij de stadswallen
zag en die geen vergunning gaf, het weer op te
bouwen, evenmin vreemd aan den brand was als
de monniken zelf, die in geldnood zaten), dan
blijft de hof van het klooster in stand en is tot
1663 de stadskruidtuin. Daarna worden de planten
naar den Gasthuistuin overgebracht, waar men
niet minder dan 2000 soorten van planten telde;
in 1682 vindt men ze in den Hortus in de
Plantage terug. Maar voordat het zoover is,
voordat de kloosterkruidtuinen nog geheel zijn
verdwenen, heeft, zooals ons uit oude notaris-
archieven blijkt, reeds een Egbert de apotheker
ergens een stukje grond in huur gekregen of
gekocht, of wel een Theodorius de crudener of
een Lambert de aromatarius even buiten de
stadswallen zich een hof gekocht; men kan zoo
goed als zeker zijn, dat dit geschied is, om
voor hunne apotheken kruiden te kweeken.
Later komt er meer coöperatie en worden door
de apothekers van een zelfde plaats gemeen-
schappelijk kruidentuinen gesticht, zoowel voor
het kweeken van de voor hun bedrijf benoodigde
kruiden, als voor de bestudeering van de planten,
-ocr page 52-
50
die zij bij hunne examens moeten kennen. Er
bestaat dan dikwijls in de plaatselijke medisch-
pharmaceutische college's samenwerking tusschen
geneeskundigen en apothekers. Niet altijd in vrede.
Als de Utrechtsche dokters de apothekers willen
plagen, bewerken ze dat de vroedschap een
oogenblik de hekken van den gemeenschappelijken
tuin sluit en tot heden wordt hun dit als een
ongeëvenaarde kleingeestigheid verweten.
En ze waren trotsch op hun tuinen! Als de patrici-
schelnspectores van het Amsterdamsche Collegium
Medico-Pharmaceuticum zich in 1683 door Backer
laten schilderen, dan is dit in een zaal bij hun
Hortus en om dit goed duidelijk te maken, komt
de hortusknecht met een pot met planten binnen.
De plaatselijke Pharmacopeeën wijzen er ons op,
dat ook elders in ons land een zelfde liefde
voor de wetenschap der kruiden bij dokters en
apothekers bestond. De fraaie titelplaten van die
Pharmacopeeën zijn meest met kruidenteelt in
verband staande voorstellingen, maar als die ge-
graveerd worden, is het al bijna honderd jaar
geleden, dat apotheker Dirk Outgens Kluyt den
Leidschen kruidtuin, waaruit later de beroemde
-ocr page 53-
51
Hortus groeide, aanlegde (1587) en de wijdver-
maarde Clusius er zijn goedkeuring aan hechtte.
De kruidentuin als hulpmiddel bij het onderwijs
heeft nergens grooter beteekenis gehad dan in
ons vaderland ; geen plaats van eenige beteekenis
was er zonder en al is het ook van betrekkelijk
jongen datum, zoo kenschetschen toch de woor-
den, waarmee het voorbericht van de Aanwijzing
der Geneeskrachtige Gewassen, welke in den
Tuin te Gouda gevonden worden (1843), begint,
de liefde van de vaderlandsche beoefenaren der
geneesmiddelkunde voor de studie der kruiden.
Ze mogen hier worden herhaald. „De plaatselijke
Commissie van Geneeskundig Toevoorzicht te
Gouda vermeende, dat de geldelijke bijdragen,
haar uit Stads kas toegestaan, tot goedmaken
der kosten van hare vergaderingen, naar aanlei-
ding van den geest onzer geneeskundige staats-
regeling, zoo min tot verteringen als tot andere
nuttelooze uitgaven mocht worden besteed, maar
strekken moest tot bevordering en uitbreiding
van reeds bestaande, of daarstelling van niet
aanwezige inrichtingen, welke de beoefening van
onderscheidene takken der geneeskundige weten-
-ocr page 54-
52
schap en kunst begunstigen, en de bevordering
van het algemeen welzijn ten doel hebben. Onder
de zaken, welke de aandacht der Commissie in
de eerste plaats tot zich trekken, behoorde de
daarstelling en de inrichting van eenen Tuin voor
geneeskrachtige plantgewassen,
met het doel om
achtereen-volgend aan denzelven die uitbreiding te
geven, welke het aan de beschikbare hulpmiddelen
der Commissie zoude mogelijk maken, van een ge-
ring begin tot eene grootere schaal over te gaan."
De Plaatselijke Commissiën van Geneeskundig
Toevoorzigt behooren, evenals de medisch-
pharmaceutische colleges, tot de geschiedenis.
Van al de door hen gestichte tuinen is thans
alleen nog maar de Amsterdamsche Hortus over;
de naam, die prijkt aan den voorgevel van het
onlangs vernieuwde hortus-gebouw, „d'Artzenij-
hoff", getuigt van den historischen zin van den
naamgever; de bescheiden naam heeft geenszins
groot werk uitgesloten. Al de met zooveel illu-
siën gestichte kruidentuinen zijn verdwenen, na
dikwijls jarenlang een kwijnend bestaan te heb-
ben voortgesleept, zooals ons de Geschiedenis
van Haarlem's Kruidentuin, zoo verdienstelijk
-ocr page 55-
53
door Dr. Bitter geschetst, leert. Een opbloei tot
een tuin als die te Kew beleefde niet één, maar
zonder den aangeboren zin van den Nederlander
voor zijn Kruidentuin, zou Kew's reuzentuin niet
overtroffen zijn door den grootste van alle krui-
dentuinen van geheel de wereld, den Plantentuin
te Buitenzorg, een stichting, waarop de Neder-
lander terecht prat gaat. Een beteekenis als 's Lands
Plantentuin te Buitenzorg heeft, ook voor de
cultuur van geneeskrachtige gewassen, geen
Nederlandsche kruidentuin in de laatste vijftig
jaar gehad. De tuinen, die opgericht worden
onder den drang van Uwe vereeniging, mijne
Heeren Bestuurders der Vereeniging voor Ge-
neeskruidtuinen, moge de taak op zich nemen
van dit gedeelte van de vele bemoeiingen van
den tuin te Buitenzorg en als straks een Neder-
landsche pharmaco-chemicus een Eijkman, een
Greshoff, een Boorsma en zoovele andere landge-
nooten, die hunne aandacht gaven aan de planten
van tropisch Nederland, voorbijstreeft door de be-
teekenis van zijn analyses, dan zal hij hopenlijk het
materiaal hiervoor kunnen vinden in den weder in
eere herstelden Nederlandschen Geneeskruidtuin.
-ocr page 56-
54
Als alle phytochemici zullen ze hun aandacht
hebben te geven aan folkloristische studiën op
kruidkundig gebied en het gedeelte van de studies
over de geneesmiddelen van Groot-Nederland,
dat over Nederlandsche kruiden handelt, zal
niet ongeschreven blijven.
Laat men een dergelijke studie niet alleen
beschouwen als een, die slechts van verre voor
de geneeskunst van gewicht is. Oude ervaring
wordt dikwijls door jongere wetenschap bevestigd.
Bestudeering van de kennis, die onze voorouders
omtrent de werking der kruiden bezaten, zal
voeren tot nieuw onderzoek. Dit is trouwens
reeds geschied, soms met gunstig, soms met
minder gunstig resultaat.
Een voorbeeld van het laatste geval heeft men in
het onderzoek van Prof. van Leersum over het Var-
kensgras; een voorbeeld van het eerste in het onder-
zoek van van Dongen, dat ik reeds bij de cultuur
van Hydrastis besprak over het kruid van Erodium
cicutarium. Ook van leekenzijde heeft men zijn
aandacht aan de oude kruiden geschonken. Soms
is dit geschied op een zeer onsympathieke en
onbetrouwbare kwakzalverachtige manier. Ik zal
-ocr page 57-
55
dit soort kruidendokters thans liever onbesproken
laten. Een meer sympathieke vorm van leeken-
studie is die, waarmee werkelijk hulp aan zieken
is beoogd, al is ook hier niet altijd de kennis
evenredig aan den goeden wil. Als een resultaat
van leekenstudie, gekenmerkt door al het enthou-
siasme van een, wien het in de eerste plaats te
doen is om hulp te verleenen, is het werk van
Broeder Aloysius van de congregatie van den
H. Jozef te Heerlen aan te merken. Zijn „Troost
der Zieken" is in vele opzichten een leerzaam
boek, dat ik liever in de hand van tot oordeelen
bevoegden dan van leeken zou zien, vooral ook
in de hoop, dat het den deskundige een aanlei-
ding zal zijn tot wetenschappelijk onderzoek, ter-
wijl het bij den tot oordeelen onbevoegde on-
vervulbare verwachtingen opwekt. De stichting
te Heerlen is een herleving van de oude abdijen
met hunne inrichtingen voor ziekenverpleging en
kruidentuin; de plattegrond van het klooster
vertoont merkwaardige overeenkomsten er mee
en, zij het ook in meer modernen vorm met
aanwijzigingen op porceleinen bordjes als in een
wetenschappelijken plantentuin, ook de tuinen voor
-ocr page 58-
-J
56
keuken- en geneeskruiden zullen, wat hun inhoud
betreft, als voortgekomen uit Karel de Groote's
Capitulare de Villis kunnen worden aangemerkt.
En het doel van dit alles moet ten slotte zijn,
leed te lenigen, het leven van den lijdende lichter
te maken. In welke richting de geneeskundige of
de apotheker in zijn studiën voldoening zoekt,
het einddoel van zijn streven zal steeds moeten
zijn, lijden te verlichten, te genezen, te voorko-
men. Samenwerking tusschen arts en apotheker,
ook op het gebied, waarop zich Uwe vereeniging
beweegt, is daarvoor noodzakelijk. Maatschappe-
lijke strijd, wederzijdsche miskenning, strijd tegen
derden hebben den arts en den apotheker vooral
te later jaren soms van elkaar vervreemd; hier is
echter geen strijd tegenderden, alleen arbeid vóór
derden te verwachten, en wanneer het resultaat van
Uw streven zal zijn, dat als eenmaal in die oude
kloostertuinen, de geneesheer en de apotheker in
overleg met elkaar zoeken naar het beste, wat voor
de zieken is te vinden, dan zal de oprichting van
Uwe vereeniging en van vele afdeelingen er van,
verspreid in gansch ons land, een zegen voor
de gemeenschap worden. — Ik heb gezegd.