7*
|
|||||||
INLEIDING
MUZYKKUNDE; uit klaare , onwederfpreekelyke gronden, de
innerlyke gefcliapenheid, de oorzaaken van
de zonderbaare ukwerkfelen , de groote
waarde, en 't regte gebruik der
MUZYKKONST
aanwyzende.
OPGESTELD
DOOR JACOB WILHELM LUSTIG,
Organiji van Martini Kerk,
te Groningen. La theorie de la Mufique eft auffi fublime * que la pratique en eft
delicieufe; 8c 1' une efl; auffi chariuante pour l'efpiit, que l'autte
l'eft pour les fens 8c pour l'imagination. SAUVEUR Hift.
de l'acad. loy. des feicnces, J704. pag, lo». Ed. Holland.
|
|||||||
Gedrukc voor den Auteur.
Te GRONINGEN. By HINDRIK VECHNERUS,Boekdrukker.
1751.
|
|||||||
A A N D E
EDELE MOOGENDE H. HEEREN,
de H E E R E N BORGEMEESTEREN
E N D E
R A A D T
DER STADT
GRONINGEN,
Worden deeze
cerftel'mgen ccncs
Kweekhojs,
tot bevordering van
grondige mazykaak kennis
aangelegt en neerftiglyk bebouwd,
ten blyke van innige hoogachting
en fchuldige onderdaanigheid,
eerbiediglyk opgedraagen,
* * DOOR
|
||||
mm1 i---------------------- '
|
|||||||||
DOOR
|
|||||||||
HUNGER EDELE MOOGENDEN
|
|||||||||
ootmoedigen dienaar
|
|||||||||
Groningen J. W. LUSTIG.
den iften OBober',
*75*-
|
|||||||||
V
|
|||||
VOORREDE
A A N
DEN BESCHEIDEN,
MUZYKBEMINNENDEN
L E E Z E R.
Quisquis hsc legit, ubi pariter certus eft , pergat mecum ; ubi
pariter hstfitat , quacrat mecum 5 ubi enotein fuum cognofcit, ledcat ad me; ubi nieum , revocet me. AOGUSTiNUS. a^^^mat Baco Verulamius van de Wysgeerte
^^Mrag zeid, dat zc , ter loops befcbouwt, ons <&gfi|s&y^ van God afwende . maar , in den grand jSmtifSfamm behandeld, ons tot hem doe ivederkeeren, fchynt vry toepaffelyk op de Muz.ykkunde , als welke , oppervlakkig aangemerkt, der ydelheid voorfpreekt, en , flegts ten halven begreepen , verwarder dan wyzer maakt, doch, met een natuur wis en zedekundig oog befpiegeld, opallerhande wyze, tot verheerlyking des groo- ten Scheppers, tot luifter van den ftaat, tot ver- heffingdes gemoeds,en tot bevordering van deugd kan verftrekken. Schoon nu de moogelykheid van Muzykkunde, en die van haare ongemeene mittigheeden, met rede niet in tvvyfel kan worden getrokken, men ontmoet echter , zelfs midden onder den bloei der muzykaale pra&yk, weinig grondige muzykaale kennis, Deeze aanminnige weetenfchap, valt namelyk, wegens haare uitge- ftrektheid, en het vereifcht nadenken, niet on- der net bereik van ieders bevatting. Wie, door de ftreelende zoetigheid der Muzyk verrukt, als enkel oor wenfcht te weezen , dien ftaat hec hoofd zo weinig naar 't oordeelen en redeneeren over de uitwerkfele'n, dat hy veeleer alles, wat * 3 niet
|
|||||
VOORREDE.
niet daadelyk klinkt, en't genot der zielroerende
harmony eenigzins belet , als hinderlyk aan- merkt. Ook verdienc de bevatting van regclen, zonder die van de gronfcn , op welke dezelve fteunen, geenzins de benoeming van grondige, maar flegts , van gemeese kennis. De meefte vermaarde wysgeeren van den ou-
den tyd hebben iets overde Muzyk gefchreeven; ja, gelyk her niemv- en vollediglte muzykaal woordsnboek, in 't jaar 1732, door eenen Wei- tbtr, een geleerd Organitt in Weymar , uitgegee- yen , over de 3000 muzykaale aureuren, van ak lerhande foort, bybrengt, men zeid niet te on* regt, dat de boekeryen gemeenlyk meer muzy^ kaale gefchriften bevatten , dan menig geleerd bezicter zig wel verbee'dc. Doch genoomen, iemand had alle die werken by elkander, en 's menfchen leven ware roereikeode ror het lee- zen, onderzoeken en fchifren van zulk eene me- nigte tegenltrydige gevoelens; ieder gefchnft, 't we!k den tycel de Mufica voerc, koomt op verre na niet toe aan de muzykaale compofitie, als 'c voornaamite pra&ykaale gedeelte, maar de mee- fte, verhandelen flegts zornmige, op eene wis- konftige leeft gefchoeide, voorleeringen , eenige eigenfchappen der muzykaale toonen betreffende; en 'c is bekend, dat men, noopende derzelver geboorte, voortplanting en werking, zelfs by de geleerdfle griekfche en latynfche muzyk- ichryvers. hoe deftig hunne pooging , anderen te verlichten, ook zy ueweeft, een bondig on- derrigt te vergeefs zoeke. Zederd nu de Na- tuurkunde , naa de uitvinding der lugtpomp , in ongelyk fraaier gedaante verfcheen, kreegen de geleerden de handen zo vol werks , dat ze, om de Muzyk weinig denken.de, het nader onderzoek daar
|
||||
VOORREDE.
daar omtrent aan de muzykoeffenaaren van
Erofeflie overlieten; terwyl deeze, van 't fpoor
unner voorgangeren , die hec op treifelyke weetenfchappen neerftig plagten toe te leggen, alleenskens verder begoiten afte wyken: hocwel men , volgens billf kheid, ook niet kan ontken- nen, dar er tot een wydloopig ftudie meer tyd overichoot, toen de Muzykkonlt nog als in de wieg lag. Ze bereikte vervolgens, als een kind van weelde, van tyd tot tyd rykelykergekoefterd, en prachtiger uitgedoft, haare mannelyke jaaren; doch, de opvoeding was juift de befchaafdfte niet; de componilten verborgen zig namelyk achter wolken van nooten-getuigen gaven ge- ltudig meer gclegenheid tot nadenken aan de hind, maar beriepen zig, zelfsin dingen, omtrent de vvelke ze waarlyk niet onkundig behoorden te weezen, op degeleerden. leder fchoofdetheory van zig, eenen anderen op den hals; de viysgee- ren verlieten de Muzyk , en de muzykoeffenaars, de wysgeerte: geen wonder dan, dat de Muzyk- kunde eindelyk een verwarde boedel wierd, die, bykans alleen door fchoolvoflen behandeld, wei- nig oplettendheid van galante liefhebbers en van fchrandereonderzoekers, fcheen te verdienen. Her. is waar.ttalien, Vrankryk.eninzonderheid Duitfch- land, pronken met ve'rfcheiden fraaie muzykaale ontwerpen; het ontbreekt ons zekerlyk ook niec aan kleine Itcbten, tot heerfchappye des nachts; aan onnutte laden, die leezeren van een gezond vcrftand walging verwekken; maar wet, aan een grondig, uitvoerig, bruikbaar muzykaal Syltema, en in 't gemeen, aan zodanige theoretifche wer- ken, die het weezentlyke klaar open leggen \ die van duiftere zaaken en konltwoorden bondige * 4 be-
|
||||
V O O R R E D E.
befchryvingen geeven; die niers zonder bewys
voordraagen; die niet flegts regelen voorfcbry- ven, maar zelfs haare bronaders ontdekken; die werkingen uit haare oorzaaken verklaaren ; die, vol gens deorde der naruur, hetnavolgendeuic het voorgaandeafleiden, en, verrayanalles, dat mar verwaandhcid gelykt, in eene*vIoeyende fchryf- wyze, niets ter neer ftellen, wat niet tot dever- lichting des leezers konne ftrekken ; niet naar waarheid-en deugdliefde fmaake. Om er zo lets op te ipeuren ennuttig aante wenden, deed de blaakende weetlult my, in de dagen der jon- gelingfchap, te Hamborg, onderhet geftadig ge- noot van fraaie kerk-tooneel-en kamermuzyk, nietalleen verfcheidenoudeen nieuwe muzykaale gefchriften doorzoeken , maar zelfs by den alom- vermaarden Muzykgeleerdcn, den Heer Kapel- meelter Mattbefon een privaat collegie over dc xMuzykkunde (de Scientia melodica) houden; doch.nergensvolkomen zekerheid oiumoetende, vondt my krachtig aangenoopt, buiten't gewoel der groote wercld , fchoon in een laager muzy- kaale rang, dan mirlchien anders had moogen be- geeren, de geheele zaak eens bezadigd, en der- wyze, als of ze nog nooit ond^rzogt ware ge- weelt , te overiveegen; waar toe zigdan, korc daar naa, onder faveur van een der fraailte, my gunltiglyktoebetrouwde, muzykaale puikjmveelen van Nederland, eene gewenfchte gelegenheid op- deed. Deeze zederd altoos als des Hemels wenk, vlytig te fiudeeren , aangemerkt hebbende, zyn meer dan twee maal feven hier doorgebragte jaa- fen in myne oogen als eenige dagen. Yverzug- tig wordende voor de glory des geletterden Ne- derlands , begolt her my gevoelig te finarten, dat de geleerde Brvjfard , opfteller van zeker |
||||
V O O R R E D E.
bekerid Diffionttire de Mttfique , te Amfterdam ge-
drukt, naa 900 muzykaale auteuren, van allerhan- de natien, tc hebben opgeteld , pag. 361 rond- borftig dorlt verklaaren, nog nooiteenige muzy- kaale verhandeling in de nederlandfche taal, al zo vveinig als in de deenfche, zweedfche, pool- fche en hongaarfche, te hebben konnen ontdek- ken, en , dat de hollandfche uitgeever deezen flag niet beter wift af tekeeren, als door zig op zeker trooftryk boekje, te Franeker uitgekoomen, namelyk van de kofteraale fabrique eenes Claas Dou-xs, te beroepen ; innig wenfchende, in ftaac tegeraaken, alle rede tot diergelyk verwyt voort- aan naar uiterrte vermoogen te helpen benee- men; zo moogelyk, aan Neerland mede te dee- len, wat praalzieken buicenlanderen tot een voor- werp van bewondering koft verftrekken ; ten minflen, in deeze zwaare, wydloopige materie, nader te koomen dan myne voorgangeren. Wat de A'/uzyk zy, behoefi men , volgens zeker neder- duitfch muzykboekje, ivel juifl niet eerft te zeggent als zynde zulks namelyk bekend genoeg; eene heerlyke methode waarlyk, omerztg beknoopt af te maaken, in een ondervverp, 't welk, myns oordeels, zo moeyelyk is, als er ooit iets kan worden verzonnen. Het fcheen my derhalve noodiglt en raadzaamft , alvoorens te tragten, van den aardt, de werking, en 't regte gebruik der Muzyk een duidelyk begrip te geeven zo wel aan geletterde leezers, die oordeelkundige aan- merkingen- als aan galante, die iets, dat naar gee- itigheid fmaakt-enaan ongeoeffende, die het ligt be- vattelyke voor anderen beminnen. Deezen al- ien de achting voor eene betoo^lyke leerwyze, voor zo verre dezelve het verftand krachtiger beltraak, meer of min in 't hart gefchreeven * 5 zynde, |
||||
VOORREDE.
zynde, levere deeze eerftdirtgen in zodanige
orde , die naar eene betooglyke, vry wat ge- lykt; echrer , zonder dcmonjheer zugt, en zon- der het verheven woord betooging te gebruiken: eensdeels, om defielfs majefteyt niet te ontwy- den, en anderdeels', om dat menig leezer, ja, volgens zommigen, der vrouwelyke Sexe in 't ge- meen, by 't hooren noemen van deeze bewoor- ding, een fcorc van vreeze en trilling pleegt te be- vangen. Immers, daar wy hier te lande van kerk- en tooneel-muzyk niets-ja, zelfs vaneigentlyk zo- genaamde zangmuzyk , weinig te zeggen wee- ten, en dus, als by gebrek van prompte wille- len, eenige moden ten achteren zyn; men dient den boog niet al te hoog te fpannen, daar aan den vooritand van galante leezeren der Muzyk grootelyks gelegen lege. Wyders, zonder my eenigzins in te laaten met
de beuzehngen der muzykaalegeeftdryveren, die eene aanftaande hemel-muzyk, gelykfoortig aan de onze, te beweeren, en, door de muzykaale drieklanken, verborgendheden des geloors op te helderen tragten; ik wenfehinnig, dat myne ge- nnge, zwakke pen worde verwaardigd en be* ftierd, de Muzykkonftook opeenefiigtclyke wy- ze voor te (tellen, of hen, die langs den weg- en midden onder 't genoot van zinnenltreelende geneugtens het gemoed behoorlyk weeten te verherfen, eenige aanleiding te geeven, de won- deren, die zig hier middagklaar vertoonen, te behartigen , de edle Muzykkontt te vergefteely- keu, en tot verheerlykirsg des grooten geevers aller goede giften te befpiegelen. Schoon ik nu, niet om eenige belezenheid te
Icennente geeven, maar uit eenfoortvan afkeer, mec vreeinde veeren te pronken, en cerFens, om fraaie
|
||||
VOORREDE.
|
|||||
firaaie gedagten van uitheemfchen tot de kunde
myner landgenooten, in vreemde taalen onbe- dreeven, over tebrengen, verfcheiden auteuren, ja , alle die my thans niet zyn ontvallen, ge- trouwelyk aantrek, ik vertrouvv echter, dat de bedreevenfte leezer hier meer oploffing van al- lerhande muzykaale geheimen, dan elders, zal aantrefFen ; ja, fchoon hier zekerlyk geene muzy- kaale kinderleflen, maar zaaken van 't uiterlte gewigt, voordraag, en, elke waarheid aan ieder niet bevattelyk gemaakt kan worden , ik ver- trouw nochtans, dat ook de ongeoeffendfte, hier iers weetenswaardigs, naar zyne vatbaarheid ge- fchikt, al was het flegts de muzykaale gefchied- kunde, ontmoeten , en dus de muzykaale kennis algemeener worden zal. Ik noem myn opltel eene inleiding, vooreerd,
om dat het my voldoet, als de tytel het boek helpt verkoopen. Ten tweeden , om dat ik het voor geen volledig muzykaal Syftetna, maar flegts voor iets, dat daar toe den weg baanen, en tot verder nadenken dienen kan, uicgeef. Tenderden, om dat ik, fchoon zom- mige deelen uitvoerig genoeg verhandelende, vry- htid wil behouden, van zodanige, die zig zon- der muzyk-nooten geenzins duidelyk laaten ver- klaaren, vooreerrt at te ftappeiij en achter myn tafereel te luifteren , of myne voorltellen war. opgang hebben, in welk geval het tweede en derde, bykans gereed leggende , werk eerlang ftaat te volgen. Ten vierden, om dat ik hec vonnis over myn maakzel, zonder het zelve te pryzen noch te laaken, aan "t oordeel des fchranderen, befcheiden leezers volftrekt overlaat. Keur ik zommige, my ongegrond fchynende,
ftellingen rayn.es gemelden eertyds hooggeeerden mu-
|
|||||
VOORREDE.
muzykaalen leermeefters, en van andere vermaar-
de Iieden, zedig af, ikbedien my , volgens des- felfs raad en voorbeeld, behoudens alle fchuldi- ge hoogachting en onderwerping, van zodanige vryheid, als in de republyk der geletrerden altoos mag en moec ftand grypen ; en noem ik doorlugtige fchryvers , kortheids halve , flegts zo, als hun naam is , ik wil eveneens verftaan weezen , als of er t'elkens, de hoogeerwaurde , hooggeleerde, hoogedel geMrenge enz. by (tond. Aangaande myne fchryfwyze en fpelling, ik
meen daar omtrent by de geene , die een wei- nigje toegeevendheid willen gebruiken, niec veel ontfchuldiging te behoeven. Mogt er eens een tweede druk worden vereifchr,
hy kan uitvoeriger en, in verfcheiden opzigten, befchaafder voortkoomen, gelyk tog de ondervin- ding bed leert, hoe naauw hec met de correftie van een eertte vverk, vooral wanneer men zig door geltadige bezigheden omringd vindr, luiftere ; doch , de tegemvoordige orde der afdeeldielen [§§] , zal onveranderlyk dezelfde blyven , ten einde my in alle volgende muzykaale gefchrif- ten op deeze grondlegging , uit welke alle by- zondere muzykregelen meen af te leiden , te konnen beroepen ; en , nader verzekering ont- fangende, dat die ontwerp dernakoomelingfchap waardig worde bevonden , ben niet ongeneegen, het eens, by gelegenheid, in de franfche en hoog- duitfche taal over te zetten. Ontdekt inmiddels een hoogverlicht leezer in
myne ftellingen eenige misllagen, ik ben al te wel verzekerd, dat de Muzyk my veel te grootis, en, ik haar veel te klein ben, als dat dezelve in 't min- ite zoude vvillen verdedigen; ja, kan iemand de ge- heele Kraam, door krachc van reden, om verre wer-
|
||||
VOORREDE.
|
||||||
werpen, zal het waarlyk met vermaak aanzien,
als flegts de aanwas der edlen Muzykkunde er door kan worden bevorderd. By onzydige,welmeenende konft-enamptgenoo-
ten, verhoop, door het pluimtje, 't vvelk hier onzer profelTiegetragthebop tezetten, geenen ondankte behaalen ; en gezwooren lief hebbers van bedillen en twiften, willen ze hen zelve niet benadeelen en ten toon fteilen, dienen my door de roem- waardigtte, nadrukkelykfte wapenen, namelyk, door iets bondigers voort te brengen, hoe eerder hoe liever, te koomen wederleggen. Si mentior , Ji fingo, refelli cupio; quid enim laboro,
tiiji ut Veritas in omni qua/lione explicetur. Cicero. Quaft. tufe. 3.
|
||||||
TAF£L
|
||||||
T A F E L
D E R
TE VERHANDELDE ONDERWERPEN-
V an de MUZYK. in 't gemeen. Pag. i
Van de MUZYKKUNDE 19
Van de TOONKUNDE 34
Van de MUZYKAALE STOFFE 94
Van de EIGENSCHAPPEN DER
GEBRUIKELYKSTE INTER- VALLEN. 121 Van de TEMPERING der muzykaale
intervallen. 148 Van den MUZYKAALEN GEEST. 153
Van de MUZYKAALE HARMO-
NY in \ gemeen. 168 Van het VORMELYKE der Muzyk. 187
Van
|
||||
Van de MUZYKAALE GESCHIED-
KUNDE. 209 Van de WERKING, en de NUT-
TIGHEID der MUZYK in 't gemeen. 263
Van de WAARDE der Muzyk. 284
Van het OOGMERK der MUZYK. 289
Van het WEZEN der Muzykkonft. 297
Vande geeftelyke- of KERKMUZYK.311
Van 'c MUZYKAAL BEHAAGEN
en MISHAAGEN. 323 Van de NUTTIGHEID der MU-
ZYKKUNDE. 334 |
|||||
Eenige
|
|||||
Eenige ingefloopene dmkfeilen vooraf aldus
te verbeteren. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blad/.yde
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ftaat
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tegel
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lees
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De overige feilen gelieve de Ieezer of te verbe-
teren of te verlchoonen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
INLEI-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pug. I
|
|||||||
INLEIDING
T O T D E
MUZYKKUNDE.
|
|||||||
Van dc MUZYK in 't gemeen.
§. i. E MUZYK KONST BESTAAT UIT
WEL- EN WANLUIDENDE , EN- KELE EN SAMENSTEMMENDE TOONEN VAN VERSCHILLEN- DE, HOOGTE , DUURZAAMHEfD EN STERKTE, D[E IN MaATGEZANG DER- WYZE AANEENGESCHAKELD VOORT- KOOMEN, DAT ZE TOT DIENSTIGE, GEOORLOOFDE VERLLSTIGING EN BE- WEEGING DES MENSCHELYKEN GE- MOEDS KONNEN STREKKEN. Allerhande foorten van TOONEN zyn hier
het ftnjfelyke. Aaneengefchakelde toonen , op eene zingbaare uyze en in nee afgemeeten tyd- ftippen voorrgebragt , noem ik MAATGE- ZANG ; deeze term dm let het vormelyke der zaak eigenaardig uit > gemerkt de bewoor- ding Adutyk aldaar , w.iar of zmg of want ont- breekt, nook plaats vindt. BetreiFende de ivyze der vereifchte aaneenichakeling, het oogmcrk, toe uelksbereikingde toonen, alsmiddelen, zullen dienen, licit hier de wet, en het waare oogmerk A wordt
|
|||||||
4. V A N D E
wordt ons kennelyk door nafpeuring, hoe de
toonen toe bevordering onzer voimaaktheid beA 2yn aan te wenden. Maatgezang tot bereiking van hec vereifchte oogmerk bekwaam, noem ik dan Mazy k,In tegenflelling van alle zodanige toon-
mengelingen, die of tegen het waare oogmerk aanloopen, of gantfeh niets uitdcukken , ofge- heei iers andcrs, dan zeuit te drukken behoor- den. Dceze gegeeven belchryving, welkerbon- dig- en vrugtbaarheid eerlang nader zal blyken, itel ik tot een grondilag aller myner muzykaale verhandelmgen. $. 2.
Allcs, tsat tot de MuzyJ^ onaffibeidelyk beboort, er
toe aanleidt, en er uit voort/pruit, draagt de benoeming van M UZYKAAL. Dusdanigedingen noemtmen te mets, by verkOrting, Muzyk, ten welken opzigc die bewoording zelfs tot het genootfehap van muzykoeffenaaren, muzykaale inftrumenten, al- lerhande foort van nooten-papieren enz. overgaat. Stellingen, volgens luelke men over muzykaale din-
gen oordt'c/i,en zjg ia't voortbrengeu van maatgezang ge- draugt, beeten M UZYKREGELEN. Deeze worden verdeeld in natuurlyke, die het talent zelf, zonder overieg, aan de hand geeft, en in Konflregeien, die men of door eigen nadenken, of, voor zo verre ze aanmerkingen zyn van fchrandere on- derzoekers, door toedoen van anderenverkrygt. Op dienvoet noemt men natuurlyke muzyk, wat volgens natuurlyke- en Kouflmuzyk, wat door be- hulp van konflregeien wordt voortgebragt; eene onderfcheiding, die men hier zo weimg als in de rtdeneerkunde, en dders, van de hand kan ' wy-
|
||||
MUZYK IN T GEMEEN. 3
wyzen, nademaal de ondervinding klaarlyk leert,
dat \vy, in vcclcrlei voor-vallen , regelen , die wy ilegts verwardelyk begrypen, naauwkeurig in acht te neemen en werkltellig te maaken ver- moogen. 5. 4-
De kunde , befpiegelende kennis, of weeten-
fchapiw«deMuzyk,bekend onder de bewoording van muzykaale theory, noem ik M UZYKKUNDE , ter onderfcheiding van de muzykaale praffyk, uit hebbelykheid in 'c werltellig maaken van muzy- kaale regelen beltaande , en , van derzelver uit- werkfelen, de MLZYK. De theory vormt begnp- pen, oordeelt en redeneerc , zonder iets in 't werk teftellen, de praftyk flaat handaan 'twerk, brengt maatgezang voorc, en (lelt zekere regelen in osifening, zelts zonder den aardt der voorc- brengfelen, en de regelen, op welke de uitvoe- ringlt'eunt, altaos voorafteoverweegen. Schoofl nu de inuzyk kennis van allerhande dingen, ja, by aldien men er bondig over tragt te redenee- ren, grondige kennis, of weetenfehap, vereifcht, en de muzykkunde alleen ons leeren kan , wac demuzykzy, en water al roe behoore; hier uic -volgt nog al zo weinig, dat de muzyk uit theory en praftykbeftaa, of, alseen weetenfehapen konft zy aan te merken, als, dat de kennis van eene zaak geenzins verfchille van de zaak zelve , of, dat de Auitrede, wac weetenfehap vereifcht, is zelfeen weetenfehap, Idem hebhe. Immers.de . uitdrukkingejl er is muz.yk , er zal mlizyk weezen , hebben enkelyk haare opzigc tot maatgezang, 'c welk luidrugtig tot de gewaarwording koomt, en er toe overgebragt kan worden. Kortelyk, dejruizykkunde beftaat ujjjkllingen; de muzyk, uit maatgezang. A 2 §.5.
|
||||
V A N D E
|
||||||||
4
|
||||||||
S. 5-
Muzykaale toonen konnen op tweederlei wy-
ze worden aaneengefchakeld, achter clkandcr, m enkcle toonen , van vvelke men namelyk flegts een ter tyd hoort, en achter- en nejfens elkander, des noemc men een verband van enkele toonen, op eene zingbaare , vvelgeregelde wyze achter elkander volgende, eene voize, zangwyze of ME- LODY, en famenftemming van verichillendc too- nen, Hx^RMONY.De melody is 't geene,dat ons eigentlyk tot de muzyk aannoopt; aat den grond legt tot de harmony; ja, 't geene , uaar door de oude Grieken de muzykaale wonderen , van vvelke de gefchiedeniflen zo breed opgeeven , iiykansalleen hebben uitgevoerd; gelyk zy door edle eenvoudig en klaarheid zekerlyk meer op 't gemoed vermag, dan wanneer haare fchoon- jheid door gelladig tegen elkander twiftende har- mony wordt beneveld. Echter, 'x. is in 'tgemeen uaar, dat enkele toonen te weinig ftoife tot na- denkenaan 't verlland verfchaffen; dat de nadruk dcr melody van de harmony afhange; dat eene fraaie melody een vvelgefchapen , bezield , doch ongekleed iighaam verbeelde, 't welk , met te- genttaande het reeds door natuurlyke begaafthe- den aan oplettcnden tot een waardig voorwerp van bekoorlykheid en bewondering verltrekt, zig in een zinnelyk gewaad van harmony met mcerder deftigheid kanvertoonen; korteiyk,dac het oogmerk der muzyk niet dofp: de melody allecn , maar door wyllyk vereende melody en harmc ny zy te bereiken. |
||||||||
§. 6»
|
||||||||
MUZYK IN 'T GEMEEN. 5
§. 6.
Maatgezang , ,t tvelk als een byzonder gedeelte der
mttzyk , en alt op zekere "xyze tot bereiking van baar algemeene ougmerk tocreikende , ivordt aanganerkt , rioemt meneen MUZYKSTUK. Daarmen zeer ver- fcheiden zaaken, ieder op gantfch verfchillende manier, klinkende lean uitbeelden, er zyn aller- handey7^i> van muzykftukken ingevoerd , die zig ieder, innerlyk, door den ftyl, de fchryfwyze oftrant, enuiterlyk, door defchikking, van an- deren onderfcheiden, en uit welke weer verfchil- lende foorten voortfpruiten. Hoewel nu ieder maargezang nog geen muzykftuk is , maar zelfs ieder gedeelte van dien deezebenoemingdraagt, ieder muzykftuk beftaat uk maatgezang, en de geheele muzyk , al zo wel als haare zufters, de dicht- en redenrykkonft, die met haar eenerlei oogmerk hebben, uit zekere ftukken, welke als deelen, die een geheel ftellen, 00k ieder in 'c byzonder mnzyk worden genoemd ; ja , aange- zien de wyzen van uitdrukking grootelyks van elkander koxinen verfchillen, uit ftukken van zeer ongelyke waarde, des men te regt onderfcheid maakt tuflchen een muzyk (I uk, en, een fruu'i, treffelyk muzykftuk. Inmiddels , daar alles, wac by een muzykftuk aanmerking verdient, of toe de melody of tot de harmony behoort , men verdeelt alle hier te pas koomende muzykaale regelen in melodijihe en barmonifebe. §. ?.
Het werk der muzykaale praByk beftaat in bet uitvin-
den, opflellen en uitvoeren van muzykftukken. De bei- deesrltedinger! noemt m^nmuzykaak COMPQSI- A 3 TIE,
|
||||
6
|
VAN D E
|
||||||
TIE. eniemand, die indusdanigeredenrykkonft
(mufica poetica)eene hebbelykheid bezit, eenen COMPONISr:immers, hetwoord tvysvinder, by zommigengebruikelyk.hoetoereikendehetookin Noach's tyd mag zyn geweelt, drukthedendaags de zaak gancfch niet volledig uic. Uitvinden on- derilelt den tea , inzonderheid, muzykaale v'tnding\ en 'c opllcllcn brengc mede, dat men zyne gedag- ten door bekende tekenen ueete aan te duiden , ten einde anderen , zulker tekenen kundig en tot de uitvoering bekvvaam zynde, des opftellers mee- ningbevatten, enzingende en fpeelende voordra- gen koonen. Jeder denkt niet behoorlyk , en ie- der, die zodanig denkt, weet zig niec naar ver- eifch tiit te drukken ; hier van daan allerhande flach van flegtcgoedeen deftige compofitie. Wie zig dan behoorlyk uitdrukt, die raoet zekerlyk ook zodanig deriken. § 8.
De onderwerpen der muzykaale compofitie zyn,
ten opzigt der verfchillende muzykaale innrumen- ten,vocaal-eninltrumentaal,ofZANG-enSPEEL- MUZYK,ieder een byzonder foort van melodyen vereifchende; en ten aanzien der verfchillende plaatfcn, ahvaar men muzyk uitvoert, of veel- eer, der verfchillende voorwerpen enbedryven, naar dat dezelve geelt- wereld of huislvk zyn , KERK- TOONEEL-enKAMER-MUZYK, in ieder van de welke de componilt zig , naar ver- cifch van 't oogmerk, in eenen byzonderen flyl moet weeten uit te drukken. §. 9.
De ixttzentlykt dee lea der muzyk beftaan in de COM-
|
|||||||
MUZYK IN'T GEMEEN. 7
POSITIE, en indeluidrugtige UIT VQERING, z«-
getide enfpeelendegefchiedende Allerhande dingen tot
uitbeeldmg, aanduiding en vervvelcking van toonen bekwaam,worden, reprefenceerenderwyze, ft>o- «f»genoemd; op dien voet bevat ieder gefchree- ven en gedrukt muzykftuk too/tea, en maatgezang, ja, ieder behoorlyk opgefteld muzykftuk, maat- gezang 't welk toe het vereifchte oogmerk kan ftrekken (§. 1), wordende dus, gelyk het van de uitvoering flegts als woordeavtnjiemmea verfchilt, al zo vvel in een eigentlyke zin muzyk, als ge- fchreeven en gedrukte woorden, die bondigere- deneeringen uitdrukken , oratien en gedigten ge- noemd. Voorts , de termen diatonyke- of voltoo- nige- cromatyke- of buittecbooraai-/i'guraal-mi/zyk, en alle diergelykc afnoemingen , hoedanige men in menigte kan verzinnen , hebben enkelyk haa- rc opzigt of tot de cowpo/uie, of tot het zingen en Jpeelen. §< 10.
Maatgezang, zander tyd tot nadenken en xoorgeflehh
tekens te beboeven, uitgevondenenvoortgefrragt, draagt de benoeming van muzykaale FANTA1SIE. Mcnig overvlieger,die,door aankweeking van muzykaai talent, als eenen bron van geftadig opwellende welluidendheid in zynen geeft heefc gegraven, laat aldus allerhande aardige invallen hooren, ge- lyk meniggebooren digterzonder tyd tot beraad, zinryke gedagten, ja, geheele redenvoeringenin vloeijende vaarzen weet te uiten. Dusdanige uitwerkfelen dient men volgens de verfchillende gefteldheid der verbeeldingskracht, als werkoor- zaak, en mar den verfchillenden graad van de hebbelykheid des voortbrengers, in on- en we/ge- regelde te verdeelen , en ten opzigt deezer laatfte A 4 foorc
|
||||
* VAN D E
Toort de tkrmenfantai/k tx\fantarfeeren in een gocde
zm , als konlhvoorden , zelfs dien van een ma- vmaal fantaft, als eenen eernaam , op te vacten. Uqdertuiichen , daar de iverking onmoogelyk Uieer kan in/liuten dan deoorzaak, en duswel- geregeldzingen en fpeelen, ivelgeregelde begrip- pen onderitelt; Velgeregclde muzykaale fantai-, m is een loon van contpafitie vook devu'tft, vloei- jende uit cene hebbeiykheid in- akhans, uic ee- mge Devoting van de compofitie; ja. een hooge graad van muzykaale volmaaktheid, gemerkc inenhier, als in een zelfde oogenblik componeert eji uitvoerr , vvelfpreekendheid in maatgezang vercoonc, en eenen muzykaakn njenaar verheeldt. |
||||||||
h ii.
|
||||||||
Men ontmuct in V gemeen dricderhande JIach van
miizykocjfenarcn. \. Zommigen, die de befte re- gelen als op den duim weeten, over de gehee- le zaak bondig oordeelen , ja.de zogenaamde gfondtoonen der muzykftukken, of het uit A, k, C, D enz gaa, van verre konnen raaden , en nochtans door geen middel zo verre zyn re urengen, dat ze de muzykaale maat tiiptelyk tretfen. 2. Anderen, die niet alleen fraai naar nooten zingen en Jpeelen, m3ar 00k aardig fan- iai eeren, doch in \ opitellen van hunne mu- jiykaale gedagten als onoverwinnelyke zwaarig- l)eid vmden. 3. Eenigeweinige, die zig zonder veel moeite op alle verzmnelyke wyze'behoor- jyk waxen uic te drukken De eerfte dienen 0.eU tot toeboorders; de Uveede, taxzang- en/peel-. wjpnaars; de derde, tot componMen. |
||||||||
$. 12.
|
||||||||
MUZYK IN 'TGEMEEN. o
§. 12.
DE MUZYK IS EEN KONST. De on-
dervinding leert , dat op verre na ieder niec
naar believen in het fpeelen en zingen, veel min in de muzykaale fantaifigien compoiitie vorderen , ja, dat menig onvermoeid, fchran- dcr hefhebber alles , behalven de muzyk, Jeeren konne ; dienvolgens, dat het voort- brengen van maatgezang hebbelykheid in nut- tige aanwending van aangebooren begaaftheden, door werkzaamheid van zekere hghaamlyke? leden aan den dag gelegt, vereifche en te kennen geeve. Dusdanige hebbelykheid noemt men gemeenlyk Konft, om dat ze het geene is, dat er in gds toe vvordt vereifcht; echter , ze is niec de Konft zelve, maar de prafryk naar wenfch gelukt zynde, konnen de uitwerkfelen eigentlyk eerft zodanig heeten: te weeten, niet hec com- poneeren, zingen en fpeelen, maar het behoor- lyk gecomponeerde, gezongene en gefpeelde, is muzyk of muzykkonft: Inmiddels, het ivoordS Konft geeft te kennen. i. De muzyk zygeenhan4- wcrk, of een bedryf, 't welk ieder, die met ge- noegzaame fterkte des lighaams is voorzien, en den arbeid niet fchuuwt, naar believen kan leeren en oeftenen, maar vereifche talent, of aangeboo- ren begaaftheden. 2. De hebbelykheid zy hier niet van natuur voorhanden, maar , een vrugt, van neerflige oeffettitig. 3. De Ughaamelyke werkzaam- heid onderfcheide haar van een -weetenfibap, als, welke insgelyks talent en hebbelykheid vereifcht, doch alwaar het inzonderheid op gemoedskrach- tenaankoomt. Wie nu zi me hebbelykheid in 't voortbrengen van maatgezang bezit, diq heet een muzykhnftenaar, en des te grooter Kon- ftenaar, naar dat hy in m§er deejen, fc.K K°nft A 5 gr^cc-
|
||||
MUZYK IN'T GEMEEN. rr
tiitizykaale methode, of byvoeging van allerhande
Jcleine en groote gevoeglyke cieraaden , colora- tuuren of agrcmenten genoemd. Deeze fchryfc men aan de muzykaale leezers zelden ftiptelyk voor, raaar ftelt ze Iiever m hunne keur, ten einde hen ook tot het vertoonen V3n hunne ei- gene gsven des te meer gelegenheid te geeven; en zy, leezers, doen in deezen niet meer, dan de titel van Konftenaar mede brengt: want kwarat- er gantfch geen vinding te pas, men zoude him bedryf van een handwerk niet al te wel konnen onderfcheiden. Daar nu de muzykaale toehoor- ders niet alleen ooren, maar ook oogen hebben, en ieder myne als een tong kan verbeelden, hec fir of de gebaardemaaking eenes muzykaalen re- denaars en leezers koomt hier insgelyks in zon- derlinge aanmerking. Componiften verfchillen dan in 't gemeen van 't gros der zang- en fpeel- oeffenaaren als auteuren , van leezers; ja , vol- gens zommigen , als bouwmeefters , van werk- lieden ; als konftfchilders , van maalers, en te mets zelfs, als Hoogleeraars in de welfpree- kendheid , van lee-aanzeggers. Menig is flegts tot een zaak, en ander, tot verfcheiden dingen, doch niemand, tot alles bekwaam. Menig braaf auteur is een onnozel leezer, en menig deftig leezer, een fober auteur. Inmiddels, naar dac de muzykaale leezers meer talent, en handig- heid op hun inftrument, meer ervaarendheid in de muzykaale theory , voornamentlyk in de compoficie, meer methode en een bater air heb- ben , munten ze ook boven elkander uit; en hec volgt van zelve, dat de achting, die een treffe- lyk leezer verdient, by die eenes prulligen au-. teurs gantfch in geene vergelyking koome. Men ontmoet ook zomwylen leezers, die byzonder wel naar muzykaale redenaars (§. iq) gelykenj by
|
||||
is V A N D E
|
|||||
by voorbeeld , opera-zangers, die hunne leiTen
van buiten , als of het uit den geeft voortkwam, op te zeggen, en zig met fraaie mynen te uiten weeten , en anderen die vocaale en inftrumen- taale ftukken met zulke uitneemende agrementen verryken , dat de componiften, zig zelve over- trofteij vindende, te mets als in verrukking uit- roepen : gelukkige Achilles, die eetten Homerus tot gefchiedenisjchryver heeft. Zeker muzykkundige Krygsheld vergelykt de mu»
zykaale en de militaire chargen aldus : Surinten- daut , of opperopzigthebber, verbeeldc Capitein Generaal. Opperkapelmeefler, of eerfte direfteur van vorftelyke hofmuzyk, Generaal. Kapelmee- Jler, Generaal Luitenant. Vice Kapelmeeller, Ge- neraal Majoor. Kapel-diretteur, brigadier. Can- tor , of beftierder van Kerk-muzyk, Overfte. Concertmeefler , Overfte Luitenant. Organifl, Majoor. Orgel- en tnflrumentmaaker, Artille- riemeefter. Eerttc difcant-ftem , Capitain van de Cavalleriei Tiueede difcant, Capitain Luitenant van dezelve. Altffi , Luitenant. Tenorid , Sous Luitenant. Baffijt, Cornet. Eerfle Violift , Ca- pitain van de Infanterie. Tweede Violijt, Luite- nant van die. Altviolift , vaandrig. Generaal- bafftfl , plaats-majoor. Bafjonift, fergeant. Via- loncellift, capitain d'armes^ Eerfte boboifl, Ca- pitain van de Dragonders .... Trompetter en UHtldbornift, conflapels. Copift, Ingenieur. Het Koor, gemeene. Zi'et Muttbefon's Kleine general- bas fchule. pag. 56, §. 14-
tie Compojitie is het voomaattrfte gedeelte der nm-
cykkonjl. Er was weinig kans om ooit goede zang-
en fpeelkonftenaars aan te kweeken , ten zy men hunnen fmaak door behulp van voorhan- (ien niuzykftukken in de regte plooyen konde leg-
|
|||||
■jpnepp----------------------------------------------------~ "
|
|||||||
MUZYK IN'T GEMEEN. i?
leggen ; en genoomen , het getal van fraaie mu-
zykaale fantaften ware zo groot, als het in der daad klein is, ja , ieder muzykoeffenaar konde reeds van naruur aardig fantaifeeren, er was even- wel geen middel tot overeenttemming in con- certen, veelmin, tot muzykaale verlultiging van afweezenden , zonder compofitie. Zy befchikt de beide eerfte dingen van de drie, op welke hec in de muzykaale praftyk aankoomt (§. 7), des van zelve volgt, dat men haar als 't roer van het fchip, als den grondilagendebronaderallerweji- geregelde fameriftemttiing hebbe aan te merken. Daar ze inmiddels in uitvoering van zekere me- lodifche en harmonifche regelen (§. 6) beftaat, ik reken ze, niet in navolgingvan zommigehe- dendaagfche muzykgeleerde (<?), tot de theory , maar tot de prattyk, en noem ze Konft, geenie^- unfchap (§. 4). Nochtans, buiten tegenfpraak het voornaamftegedeelte dier konft zynde, de fchoon- fchynende befchry ving, de muzyk is een- Konfl om lieflyk te zingen en te fpeelcn, is geen zier bondi- ger , dan of men de bowwkontt befchreef, als een Konlt om bouwftoffen, volgens gegeeven fchet- fen, behoorly k famen te voegen; en de dichtkonft, als een konft om gedigten met bevallige zwier en vereifchten nadruk te letzen, (a) Scheibe , eritirdier muiicus. torn. 1. pag. a^g;
Hamb. 17^8. Mattbe/on, volkomner Capelmei- , iter, pag, 6. §. 15. Hamb. I/39. § IS-
De term Muzyk is oorfprongelyk van 't Iatyn-
fche woord muflcit ; dit, van griekfche, m«/a, en die weer, van 't hebreeufche, Mofar, welkswor- telwoord, maa/a, een volmaakt, treffelyk , on- verbeterlyk werk, voornamentlyk tot Gods eer uitge*
|
|||||||
14 VAN DE
tiirgevonden en beftemd, zal te kennen geeven (a).
Mufa betekende konft , difciplin of onder- wyzing in 't geraeen, doch wierde, achcings ,halve, aan de muzyk alleen toegelegr, als met welke men eertyds in 'c ondervvyzen der jeugd hec begin maakte. (b). Voorts, men leeft ook, dat de Egyptenaaren de muzyk, ma den zond- vloed door hen te eerft weer opgedolven , her- fteldenbefchaafd, met den titel msys vereerden(^), beduidende een vond, het puikje, de bloem , of 'c pit der weetenfchappen, van welk woord, volgens zommigen (el), niet alleen het konilig ingelegt mofaifch of mozaik vverk , maar Mops zelf, als in den Nil gevonden en de bloem der Pro- pheeten zynde, de benoeming zal hebben ont- fangen. Ondertuffchen , wy beruften billyk by de gemelde hebreeufche vvoorden , zonder de- ceive als uit de egyptifche brabbeltaal afkomfiig a3n re merken. Genoeg , er is gcloofw aardig berigt, dat van 't hebreeufche , mo/ar, hergriek- fche, mufa, van dit, het latynfche, mufica , en hier van weer ons onduitfch woord muzyk, door zommigen niet onaardig Konft der geluidleiding , klank- of veeleer toonkonft verraald , oorfpronge- lyk, dienvolgens, dat het woord Muzyk van eene gantfch verhevene betekenis zy. (a) Mich, Pratotitts , Syntagma rmificum. torn, i.
pas- *8. Mattbefon , capHmeifler, pag. 4. (b) Mufica haud aliud fiynificat quam artem five
difcipfinam. Id enim Hcl>rxis mofar, unde Do- ricum mo fa , pro quo alii mufa malucre ... . £tii vero artes fint complures, huic tamen fmu- ilcxl id per excellentiam datum, quia oiim abea: caperenj initium difciplinarum. G. J. Vosfius, de quat. artib. cap. 4 § l. (c) A. KircbentSy in prodomo Copto; item, in mil-
furgia, torn. 1. lib. 2. pag, 44. (d) MMbefon, loc. cic.
§. t6.
|
||||
MUZYK IN 'T GEMEEN. 15
$. 16.
Pythagoras , Plato , en hunne aanhangers,
noemden alles, wat goede aaneenfchakeling, or-
de en evenredigheid vertoont, muzyk, verdee-
lende haar op dien voet in natuurlyke en konftige
(naturalis & artificialis) , geene , weer in ivereld-
en menfch-muzyk (mufica mundana & humana) ;
deeze , in muzykkonfl en muzykaale weetenfcbap (ars
& lcientia mufica). Wcreld-muzyk betekende, dc
mengeling der hoofdttoffen ; de famenvoeging
van de deelen der zigtbaare hemellichten, en
derzelver onderlinge ontraoeting. Deeze ver-
wekten, volgens hunne meening , uit kracht van
gefiadige omwenteling, zekere wonderaangenaa-
me zoetluidendheid , die wy zouden gewaar
worden , ten zy onze ooren door wereldfch ge-
druis reeds verwend waren. Men zoude mis-
fchien denken, a Is of ze haddenwillen te kennen
geeven , dat de geheime natuurfpraak aller ons
omringende fchepzelen, onze opmerking groo-
telyks verdienende , tot verheffing des gemoeds
behoore aan te leiden; doch , hun gevoelen lydc
in der daad geene andere dan letterlyke verklaa-
ring , als zynde zelfs door verfcheiden vermaar-
de lieden van den laateren tyd {a) overgenoo-
men , onder welke zeker eerwaardig auteur (b)
de zaak door eene gelykenis van de bewoonders
des Nyl-firooms , die deflelfs vreeflelyk geraas
door de langduurige gewoonte niet meer konnen
bemerken, tragt op te helderen. Wyders. menfch-
mazyk beduidde, de verceniging van menfchelyke
zielen en lighaamen; de betrekking der lighaarn-
lyke leden tot elkander; gewenfchte tempera-
men-
(a) b. v. Cicero. Lib. X. de republ.
(b) Beda venerabilis , in mufica theorica.
|
||||
;*6 VAN DE
menten oflighaams gefteldheden; het onderling
verband van ryken, ftaaten , weetenfchappen en konften; ja, de deugd zelve, als de zogenaamde moraal-muzyk. Konfl- of werkmutyk was 't geehe , dat wy hedendaags muzykaale praftyk en theory noemen. Hier onderfcheidden ze,' als hec er op aankwam, tuflchen de kottfl, die men gedeeltelyk aan kinderen kan bybrengen (r), en, de weeten* /chap , als een gedeelte der wysgeerte ; echter, de fpeel- en zangkonft , beneffens de compofitie en de muzykkunde muzyk noemende, gebruikten 7e diem term, volgens hunne ttellingen , nog flegts in een naatrive zin. (t) Pra&ica ilia mufica qua & pueri imbuuntuf. Foffius, ubi fupra. $. 17.
Dit buitenfpoorig gebruik, uit gebrek van on-
derfcheiding tuflchen harmony in 't gemeen, en, muzykaale harmony, gefprooten , heeft ons ze- kere gefchriften der ouden vry onvefftaanbaar gemaakc , en allerhande gelegenheid tot inisvat- tingen en ongerymde uitleggingen gegeeven. Men ontmoet er eene menigte'loffpreuken. die muzykaal fchynen, en eehter geenzins hctgeene, dat wy tegenwoordig muzyk noemen , maar veeleer de orde der natuur , en de ixevtenfebap van de orde aller dingen , des tyds in een ruime, volledige zin muzyk geheeten (a), betreflen. Hier op ziet de uitdrukking, Me vieetenjihappen leggeti in de muzyk opgejlootcn. Zeid nu Plato, wie de muzyk verftaat, die alleen is een volmaakt wys- gcer {b), hygeeitbedcktelyk tekennen, volmaakte rxys-
(a) Mufica nihil aliud'eft, quant omnium ordincm fci-
te. Kircherus, mufurgia. torn, i in tir. (b) Solum mii/icum ej]e Pbllofopbum, Lib. 3. de
RepubL |
||||
MUZYK IN »T GEMEEN. 17
toysheit zy op aarde nooit te v'mden, gelyk dan Py-
thagoras in dit opzigt den titel van Wyze ver- worp , en dien van Philozoof, of wysheids be- minnaar, aannam. Weerom , de termen de ziel is een harmony ; er is harmony in de ziel, ja > har- mony , of muzyk , in alles nxat ivy kennen, beteke- nen enkelyk, de gefchapene dingen vertoonen evenredigheid en orde ; onze gedagten worden uit elkander als voorrgeteeld, voor zo verre eert voorgaande de rede influit, waarom een volgende ons invalt; geen ding is alleen zynenthalve, maac ieder 00k toe dienft van anderen beftemd. Ge- lyk nu dit alles zig in 't maatgezang, als in 't kleine , affchetfen , en op eene luidrugtige wyze onder 't verlland brengen laat, deeze wysgeeren, in riguurlyke uitdrukkingen meer dan anderen behaagen fcheppende, noemden de orde zelve, de orde door maatgezang afgefchetft, en dewee- tenfehap van dit alles, muzyk. Inmiddels, deeze al te ruime betekenis heeft veroorzaakt, voor- eerft, dat de onkunde, om de ouden, naa ver- loop van eeuwen , niet in verdagt van fnorkery te houden, van hunne zo uitneemend gepreezen fchynende zang- en fpeeloefFeningen zekere, na- derhand geheel ter zoek geraakte en voor ons onbegrypelyke, treffelykheid zig heeft beginneil te verbeelden. Ten tweeden , dat zommigen, die beter konden weeten, zig niet hebben ont- zien, de muzyk, onder voorwendzel van haare groote waardy aan den dag te leggen, en haare regten te verdedigen, voor iets, dat boven alle, zelfs hedendaagfche , opgehelderde en befchaaf- de, vvysgeerte voortrekkelyk zy, uit te gceven; als of de ouden door muzyk in een ruime zin niet geheel iets anders, dan muzykaale praftyk ea theory hadden verftaan, en dus de woorden B van
|
||||
VAN D E
|
|||||||
i8
|
|||||||
van Plato : de wysgccrte is een groote muzyk (c)
flegts betekenden, onze muzyk is de grootjie ivys- geerte (d\ ; ja , als of het iets bevvees, al had Plato, of iemand anders, zulks gedagt en met ronde woorden gefchrceven. Uitleggmgen waar- lyk, die nergens toe dienen, dan zig by de ge- leerden belachelyk te maaken, onkundigen te misleiden , en de beminnenswaardige konft ten toon te (tellen, (c) Pbilofqphiam magnum e/fe mitjjcam. in Phxd.
id) Mujica eft maxima Pbilofopbia. Marthefon, de
eruditione mullca , pag. 8 Orcheftre 3 , pag, 195 zij, Voorts de woorden van Cicero , in qurcfl: tufc: (ummam eruditionem Graces ptam cenfuiffe in nervorum vocumque cantibus, en on- telbaare andere foortgelyke, doen' niets tot het bewys van de eigentlyke waardy der zaak , als welke alleen volgens onbetwiftelyke gronden be- tooglyk gemaakc kan worden. §. 18.
De term Muzykkunde kan tot vermyding van de
dubbelzinnigbeid des ivocrds Muzyk dienen. De gemelde bctekenis vervolgens van de hand
geweezen en alleenskens afgefchaft zynde, ver- itond men door Mujica in een naauwe~ zin de praftyk alleen, maar in een ruime, pra&yk en theory. Nochtans, behalven dat kennis van- en redeneering over de muzyk zekerlyk iets anders is dan Muzyk zelve , men kan ook op dien voet, in uitdrukkingen buiten het verbanduaande,niet altoos klaar ontdekken, op wat gedeelte een auteur het oog hebbe. By voorbeeld, de goude woorden van Auguftinus , die ons drie boeken over de muzyk heefc nagelaaten: onweetenbeid in de muzyk valt aan rt regie verjlana der heilige febrtfi |
|||||||
MUZYK IN 'T GEMEEN. rp
binderlyk (a) , worden deerlyk gemisbruikt door
toepalling op componeeren, zingen en fpeelen, daar ze alleenlyk tot de theory haare opzigc konnen hebben , voor zo verre namelyk eenige fchriftuurplaatfen zig door behulp van muzykaale termen laaten opheideren , als waar van er in der daad merkwaardige voorbeelden voorhatt- den zyn (b). Weerom,zy, die de muzyk voot een weetenfchap en konlt uitgeeven , en dus theory en pratlyk in een zelfde befchryving on- dereen mengen , konnen zig niet dan zeer be- zwaarlyk uit de verwarring redden. Alle dier- gelyke onheilen kan men gemakkelyk verhoeden, door het maatgezang alleen muzyk te noemen > en ten opzigt van de befpiegelende kennis de bewoording muzykkunde in te voeren ; onder- fcheidende dus konlt en weetenfchap , als ver- fchillende zaaken , zonder ze evenwel in 'train- fte van elkander af te fcheiden. (a) Mufics ignoracio Scripture intelledhim itnpedit.
Tom. %. Lib. a. de doftr. Chrifti. (b) Vide Mfibomii pradatio ad antiquae muficsfe
fcriptores. Van de MUZYKKUNDE.
§. 19.
T)e moogelykhcid der kennis van muzykaale dingen.
fiaat genoegzaam buiten gefcbil. Wy zyn gewis verzekerd , eensdeels , dat toonen , die wy ge- waarworden , die blvdfchap en droetheid in ons verwekken , en buiten ons allerhande ver- anderingen te wege brengen, ons niec flegts volgens onze verbeelding , maar in der daad, B 2 aari«
|
|||||
::
|
|||||
ao V A N D E
aandoen , gevolgelyk voorhanden zyn ; ander-
deels, dat ieder uitwerking evenredige oorzaa- ken , tot haare voortbrenging toereikende , ver- eifche , en anders nook zoude ontftaan , ja, dac dit al zo vaft ga3 , als , dat onze voorwerpfelen en indrukzelen er niet altoos zyn geweeit , en met uit niet hebben konnen voortfpruiten. Daar nu alle in de natuur voorhanden zynde dingen toereikende oorzaaken hebben , waarom 2.Q veeleer zyn als niet zyn, en veeleer dus zyn als anders , zo volgt van zelve , dat alle veran- deringen en verfchynfelen die er omtrent muzy- ]<aale dingen ooit konnen voorvallen , insgelyks zulke oorzaaken hebben, en uit dien hioofde ketmelykhe'td influiten. §. 20.
Muzykkunde betekent, verfltindvan muzykaale dingen.
In de konft, als zodanige , komt het niet aan op het iveeten , maar op het konnen (§ 12) ; de fmaak. die ons zommige toonenvoor onbevallig, andere, integendeel, voor aanminnig doet keu- ren , is de fpil., op welke het rad der muzyk- konft draait. Vindt zig iemand door naruurlyke drift er toe aangenoopt, hy onderftelt, wat hem lehaage, zy goed, wat hem niet behaage, deu- ge 00k niet; daarop viert hy zynen geelt den ruimen teugel, en met eenen goeden muzykaalen fmaak begaaft zynde, bednegt hy zig zelden in deeze onderftelling. Doch,vraagt deedle weet- gierigheid, waarom is het goed ? waarom moet men dus en niet anders werken ? waarom luiden de toonen hoog , laag, fterk , zwak ? waarom zyn zommige wel- andere welluidende? ja, wat zyn toonen ? wat is het oogmerk van dit alles? hy weec zulks zeer wel, maar kan het zo juift niet
|
||||
M U Z Y KKU N D E. 21
m
niet zeggen? en waarom niet ? ora dat hy er geen
verftand van heefc. Het verftand is een vermoo- gen om zig iets dmdelyk voor te ftellen. Onze rede- neeringen ngten zig naar de oordeelen; de oordeelcn, naar de bcgrippen , en deeze, hebben verfchillen- de graaden van klaarheid. Wie, byvoorbeeld, van een Menuet verder niets te zeggen weec, als dat ze een muzykftuk zy , die heeft er een dui- ker begrip van. Wie, een Menuet hoorende, aanftonds bemerkt, dat het een menuet zy, geen Courant, PaiTepied , Gavote, of iets anders, diens begrip is klaar ; echter , verward of ondui- dciyk, voor zo verre hy de kentekens , door welke hy een menuet van alle overige muzyk- ftukken onderfcheidt, niet lean aanwyzen ; maar duiddyk, by aldien hy zuike kentekens anderen vermag te beduiden. Hier fpruit de dtndelykc ken- nis van het famengeiteld geheel uit een klaar be- grip der deelen , en konden wy deeze, zelfs dmdelyk inzien , onze kennis zoudc des te hoo- ger graad van duidelykheid influken. Weerom, wy bedienen ons in 't uitvinden, oprtellen en uitvoeren des maatgezangs van zekere regelen. Een muzykregel zeid aheenlyk, doet dus of zo, het zal welluiden, niet, ivaarom het dan wellui- de, waar van er tog zckerlyk een grand, of een rede, voorwerpelyk dus genoemd, door welke zulks bevattelyk kan worden, raoet voorhanden weezen , gemerkt de muzykaale dingen kenne- lykheid vervangen. lets anders is derhalve', gecomponeerd, gezongen en gefpeeld maatge- zang ; iets anders is de kennis van de regelen, volgens welke men componeert, zingt en fpeelt; en weer iets anders, die van de gronden , op welke de regelen (teunen, en welke de rede in- fluken , waarom men zig juift naar deeze en gee- ne anderc regelen dient te gedraagen. Dus volgc B 3 van
|
||||
54 VAN DE
SliZdVe' dat ver^ardelyk begreepen muzyk*
regelen, verre van de geheele muzykaale theory teveezen , flegts voor zo verre , als ze de weg £"' -Ss wdken men eindelyk tot duidelyke
bevatting geraakt, onder de verheven bewo'or-
25? tbf°ry>nvm fen, befpiegelen of befchou-
wen arkomftig, konnen doorgaan. Waar nu omtrent de voorvallende zaaken en woorden geen dmnerheid overig blyfr, maar bondige be- lchryvingen bygebragt, en werkingen uit haare oorzaaken verklaard worden, daar is duidelyke, g*ondige kennu ; deeze noemt men weetenfrbap, en dusdamge kennis omtrent muzykaale dingen noem ik, met een woord , muzykkunde. |
|||||||||||||
$. 21.
|
|||||||||||||
^^?UNDE IS EEN WEETEN-
SCHAP VAN DE NATUUR- EN 'T REG TEGEBRUIKDERMUZYK. Door de natuur der muzyk verftaa ik, de mid-
aeien nier tot zekere werking ingereedhcid zyn- TrUT hu']ne 1"nerlyke gefcbapenheid , uit kracht van de welke er deele en geene andere werkingen uit voortfpruiten ; door het regte ge. Ztl " de1Voornanden middelen in deeze en f f' I voorvalIe" zodanig worden aangewend, Sie£ rg,nerk 2ulks ^reifcht. De middelen fit J L??,n lXl "iaatS^angen, die zig op onein- dig verichillende manier aaneenvoegen, uitbeel- dcn en luidrugtig voortbrengen laaten. Om nu ^et oogmerk des te gewiiTer te bereiken, en tef- SS n a,ITh?nde verfchynfelen omtrent toonen voorvallende des noods .bondige rede te konnen |
|||||||||||||
g
|
middelen.
|
onderzoekc men zelfs de natuur diet
|
|||||||||||
%. xz.
|
|||||||||||||
MUZYKKUNDE. 2?
De Muzykkunde is Pwcezins als een ineetenfchap
aan te merken. Vooreerft, voorwerpelyk, voor ZO verre men er in gefchriften en op hooge l'choo- len van handelt ; uit beginfelen , die zonder verder bewys klaar zyn , leer- en voorftellingen trekt, en uic deeze vervolgens regelen , hoe de muzyk zy teoeifenen, afleidt, ten welken opzigt ze nog hedendaags op zommige vermaarde aca- demien, te Oxford in Engeland (a), en elders, door ordinaris Profeflbren en Leftoren , als een gedeelte der wysgeerige geleerdheid wordc ver- handeld. Ten tweeden, onderwerpelyk , voor zo verre lemand eene hebbelykheid in 't betoogen zyner muzykaale ftellingen bezit, en dies een ntuzykkuHdige wordt genoemd. In 't eerfte geval deelt zy, als een fchakel van vvaarheden, ons, in 't tweede , deelen wy anderen muzykaale wee- tenfchap mede. Er wordt verftand vereifcht om in de muzykkunde, voorwerpelyk aangemerkt, te vorderen , en onderwerpelyk is muzykkunde het verftand van de muzyk zelf. (a) Tot het DoQoraat in de godgeleerdheid zyn al-
daar elf en tot dat in deregten en in degcneeskun- de , feven jaar vaftgefteld; maar wie Baccalaureus in Mufica be^eerc ■ te worden , die moet er feven jaar eu wie Do SI or Ma/ices tracjc te heeten , twalf jaar in de theory en pradyk doorbrengen. Vid. Parecbolas e corpore ftatutorum Academic Oxonienfis, pag, 4J, De Muzykkunde bevat theoretifche en praBykaale,
of befplegelende en oejfenende ftellingen. Geene,
onderzoeken en verklaaren de natuur der zaak;
B 4 deeze,,
|
||||
V AN D E
|
|||||||
=4
|
|||||||
deeze, het oogmerk , en de aanwending der
middelen. Het theoretifche gedeelre bevat gron- den j het pra£tykaale, gronden en regelen , te wee- ten, algemcene regelen uit welke een muzykaale pra&ifyn naar vereifch van omflandigheden, byzoudrre regelen, die men tog onmoogelyk alle kan aan de hand geeven, dient af te Jeiden. Een grand maakt bevattelyk , zekere zaak zy dus of zo; een regel, dat men zig in deeze en geene voorvallen dus en niet anders hebbe te gedraagen. Dit alles kan en zal verftrekken tot aanwyzing van de natuurlyke orde, hoe behooiiyk te den- ken en te vierken. %■ 24.
De voornaamfle gronden der tmtzyk leggen hi de
WYSG&ERTE. Men kan de gefchapenheidder toonen niet bevatten , zonder natuurkunde; de vermoogens, tot liet onderfchciden van- en tot het oordeelen over toonen aan onzen geeft ver- leend , niet Ieeren kennen , zonder geeftkunde ; van den aardt der toonen, ja, van allerhande muzykaale dingen, geen duidelyk begrip vormen, zonder reken- en meetkunde; de beginzelen aller menfchelyke kennis niet nagaan, zonder ovema- tuurkunde , het regte gebruik der gemoedsbewee- gingen niet inzien > zonder zedekunde s en van de behoorlyke aanwending der krachten des ver- (lands in *t onderzoek van muzykaale waarheden niet genoegzaam verzekerd weezen , zonder redeneerktmde. Alle deeze weetenfehappen, die de orde der natuur aanwyzen, zyn gedeeltens der wysgeerte , en de gronden , die er uit afgeleid worden , zyn hier de voornaamfle , om dat de na- fuur der zaak anders onbevattelyk blyft. Zon- der nu van andere weetenfehappen en vrye kon- |
|||||||
MUZYKKUNDE. 2$
ften, die hier insgelyks de behulpzaame hand
konnen bieden, eens re gewaagen, er volgt on- wederfpreekelyk, dat duidelyke , grondige mu- 2ykaale kennis zonder behulp der wysgeerte geenzins zy te verkrygen. De Muzykkunde is een nxeetenfchap op haar zelve.
Men bedient zig, naar 't voorbeeld der hooge faculreiten, van alles, wat eenigzins tot ophel- dering kan ftrekken ; doch, alle ftellingen, uit andere weetenfchappen ontleend, laaten zigniet voor de vuift overneemen , maar vereifchen te nietseenige uitzondering. De natuurkunde leidc ons op den weg, echter, ze handelt flegts van 'tgeluid,als zodanig, niet van toonen, veel min van wel- en wanluidende. De wiskunde kan ons hier treffelyk te ftade koomen, en onze gewoone bewoordingen, primen, fecunden, tertfen, quar- ten, quinten enz. hebben er de geur van; noch- tans volgt niet, dat men zig naar rekenkonftige orde moete gedraagen, wanneer de ondervinding tegenfpreekt. Ja , alle voornoemde weeten- fchappen flaan op verre na de laatfte hand niec aan een bruikbaar muzykaal fyftema, gelyk des- felfs voortbrenging aan geleerden, in de muzy- kaale practyk onbedreeven, nog nooit heeft wil- len gelukken. De muzykkunde leidt er ftellingen uitaf, die hier alleen te huis hooren, en nergens anders te pas koomen. Kan men nu , volgens billy kheid, aangaande alle muzykaale dingen van ieder muzykkundige geen rede eifchen, alle re-, den, die er van worden gegeeven, en ooit ge- geeven konnen worden , behooren evenwel tot de muzykkunde , aangemerkt als een eigen foort van een weetenfchap, aan de wysgeerige facul- teyt onderhoorig. i B 5 5- 2&
|
||||
16 V A N D E
§. 2.6.
De MUZYKREGELEN, door 't gebruik inge-
voerd, vereifeben onderzoek. In alle konften plee- gen met er tyd misvattingen in te fluipen, en door onkundigen te worden voortgeplant, des ieder (telling, volgens welke ieder zig gedragt, zekerlyk niet goed kan heeten. Een regel isgoed, wanneer ze op ftellingen beruft, die waarheid behelzen, en men weet, dac ze zulks zy, by aldien men de waarheid dier ftellingen bevat, gemerkt niet de waarheid zelve , maar de bevat- ting van haare bewyzen het verftand eerft volko- men gerult ftelt. Regelen zyn conclufien, of laatfte (tellinpen , van bewysreden, welker voor- fte fprcemifTa}), kortheids- maar ook wel onwee- tendheids halve in de praftyk achterwege blyven. By voorbeeld , iemand heeft aldus geredekaveld: wat het muzykaal gehoor beledigt, moet men in de muzvk vermyden ; onmiddelyk achter elkan- der volgende oftaven en quinten beledigen het muzykaal gehoor; ergo, men moet dezelve vermyden. Beide voorfte ftellingen vereifchen nier nader opheldering: inmiddels, dit ergo, dus uitgefprooken, men moet onmiddelyk achter elkander volgende oftaven en quinten vermyden, of, maakt geen oftaven en quinten, heet een regel. Zulke ftellingen draagt men elkander , zonder onderzoek en bewys, van hand tot hand over, ja, menig onderwyzer noemt ze een verbod, hoewel zelfs fchrandere leerlingen genoegzaam verzekerd zyn , dat het gezag hier van geener waardezy, maar, allesop toereikende redemoere berutten. Men dient derhalve de beide voorfte ftellingen., uit welke een regel regelregt heeft konnen volgen, na te fpeuren, en derzelver waar-
|
||||
MUZYKKUNDE. vj
waarheid te toetfen; is een van beide, of zyn ze
beide, valfch enonzeker, dan deugtook deregel niet, vermits er uit dusdanige ftellingen nooit bondige befluiten konnen voortkoomen. Of nu de gronden eener regel Idem hebben, en het be- fluit er wettig uit volge, zulks lean ons de rede- neerkunde alfeen aanwyzen. Doch, vermag men den grond eener regel, aan welke de goedefmaak in 'talgemeen zyn zegel hangt, niet te ontdek- ken, het voldoet vooreerft , dat ze haare zeker- heid hebbe door 't gehoor; echter, de edle weetgierigheid vindt nooit ruft, voor ze de gron- den der regelen bevat. §. 17-
De midde/en van Kennis zyn hier ervaring en ver-
fland. Door oplettendheid op onze aandoenin- gen bemerken wy allerhande foorten van too- nen; het muzykaal gehoor en de goede muzy- kaale fmaak doen ons meer toonen, en meerin ieder toon onderfcheiden, en door naauwkeu- rige proefneemingen geraaken wy tot de bevat- ting van hunne eigenfehappen. Ja, de ervaa- ring brengt zelfs duidelyke begrippen te wege, by aldien men alle deelen van een famengefteld geheel, hunne orde. hunnen famenhang , en de wyze, hoe ze met elkander verknogt zyn, ter deeg in aanmerking neemt; waar men echter zo verre niet koomt, maar het flegts by een oor- deel volgens foortgelyke voorvallen laat berus- ten, daar wordt de kennis uit deervaaring, aan die uit de reden, die insgelyks het hoe aanwyft, tegenfteld; geene , gemeene , deeze, grondige ken- nis genoemd. Voorts, een klaar begrip van de deelen, kan het begrip van het geheel, duidelyk maaken ($ i6); dufyere begrippen konnen door op-
|
||||
28 VAN DE
oplettendheid klaar, en klaare, door nadenken
duidelyk. worden, zo dat oplettendheid en naden- ken de middelen zyn, door welke wy verftand krygen. Dit vermoogen, wiens hooglte trap, in befpiegeling van den geheelen famenhang van waarheden beltainde, onderwerpelyk, ofinons, rede heet, maakt ons vervolgens den grond der zaak bevattelyk; doet ons ieder ding naar zyne waarde fchatten ; in betrekking tot het oogmerk oordeelen, en geftadig meer nieuwe waarheden ontdekken. Jnmiddels , de ervaaring legt niet alleen den grondflag tot alle verdere kennis , aangezien iemand, die nietalvoorens aanmerkt, dat iets voorhanden zy, nooit tot het onder- zoek , hoe en waarom het zy , geraakt; maar wy hebben ons hier, voor zo verre het aandoenin- gen betreft, zelfs geduurig op de ondervinding en op 't muzykaal gehoor, te beroepen: ge- merkt muzykaale betoogingen die langs deezen weg niet beveitigd, maar tegengefprooken wor- den , van geener waarde zyn. f. 28.
Men kan in de muzykkunde van voorenenvan acb-
teren beginnen. Te weeten , of van de gronden tot de regelen, of van deeze tot geene overgaan Eene ordentelyke leerwyze vereifcht, dat men met het ligte beginne, maar het zwaare laate volgen Ligt is 't gecne, dat zonder behulp van iets anders kan worden bevat. Op dien voet zyn de befte regelen niet ligt , aangezien rmre bevatting van die der gronden, op welke ze iteunen , en omtrent welke eenig nadenken wordt vereifcht, afhangt; niets kan in tegen- deel ligter weezen dan grondftellingen en be- fchryvingen, die aanftonds klaar zyn, zo dra men
|
||||
MUZYKKUNDE. 19
men de woorden hoort, en hunne betekenis ver*
ftaat. Dienvolgens, deeerftgemeldeleerwyze is ge- voeglykft in gefchnften, en, om by lieden van oordeel den grond te leggen. Doch, wil mengron- dlg aanleiden, of iemand, die in de prattyk reeds gevorderd is, theory byzetten, men moec van achteren aanvangen, gelyk men zulks in taalen, en andere oeffeningen, ahvaar uit misflagen geeti zonderling gevaar , zo als wel in de zede- en geneeskunde, te dugten fftat, doorgaans doet, ten einde eerft Wat handigheid in 't werken te verkrygen, en dus de zwaarigheden der konft, op welke het hier inzonderheid is aangezien, des te eerder te booven te koomen. In zulk geval begint men dan met verklaaring der voor- vallende tekenen en konftwoorden ; zoekt om- trent al 't geene, dat bevallig en onbehaaglyk voorkoomt, naar de reden, en ontleedt dezelve io lang , tot men eindelyk grondftellingen, die geen verder bewys vereifchen , ontmoet, die alsdan tot bekrachtiging van 'c geene, dat men in de pra&yk reeds bewaarbeid heeft gevonden, verftrekken; eene leerwyze, die des te natuur- lyker fchynt, daar de konft tot de weetenfchap, niet de weetenfchap tot de konft, den wegheeft gebaand. §. 29.
Mitzykaale konft en weetenfchap A'tenen onafj(cheide<-
lyk met elkander gepaard tegaan. Het een kan zon- der 't ander beftaan; de theory , uit hoofde van bondigheid, zonder pra£lyk; en de zogenaam- de natuurlyke muzyk, ja, de gemeene praHyk , wier ftreelende indrukzelen menig liefhebber aan de vereifchte oplettendheid omtrent de voor- gedraagen regelen hinderlyk valien, zonder theory. Noch»
|
||||
|o VAN DE
Nochtans , het een is hier om 't ander :
de konft onderftelt weetenfchap, en deezeheeft de praftyk tot haar eigentlyke doehvit. Men onderzoekt de muzyk, om dat men de Konft, welluidend maatgezang uitte vinden, opteftel- len en uit te voeren, te baat heeft, en niemand lean in de konft den vollen vvasdom bereiken, zonder het merg van weetenfehappen te hebben ingezoogen : want, dat iemand, die zig ilegts door behulp van natunrlyke regelen in de prao tyk verwonderensvvaardig vertoont, door on- derfteuning van theory nog verder had konnen koomen, daar aan ftaat immers gantfeh niet te twyfelen. Het is ook moogelyk, teffens wee- tenfchap en konft tebezitten, doordien men alle ontfangen vermoogens opfcherpen, en t' elkens zodanige, als er dan tot een onderwerp wor- den vereifcht, te werk ftellen kan. Hoewel nu de weetenfchap ongelyk gemakkelyker fchynt te verkrygen, dan de konft, nademaal menig een zaak ten eerften bevat, zo dra hy er onderrig- ting van ontfangt, maar, lang moet werken , voor hy in de uitvoering van regelen eene hebbelyk- heid verkrygt, by nader onderzoek zal men be- vinden, dat de natuurlyke begaaftheden tot de muzykkunde, in haar voile beflag aangcmerkt, vereifcht, op verre na niet aigemeen zyn , ge- lyk er immers onder de muzykanten van pro- feftie niets zeldzaamer, dan grondige muzykaale kennis wordt ontmoet. §. 3°-
De term Mupcus, of muzykant , betehent iemand,
die teffens muzykaale konft en iveeteuftbap bez.it. Dee- ze bewoording, die men tog nooit anders dan onderwerpelyk kan aanmerlcen , wierde thans m eer-
|
||||
MUZYKKUNDE. jt
eertyds in Griekenland, toen een MuficHs , een
digter, en een wysgeer het zelfde gezeid was {a), voor een zonderlinge eernaam gehouden , en , wegens de verheven betekenis des woords mui zyk (§ ic)> aan niemand toegelegt, die niet tef- fens m de muzykkunde zo veel ervaarendheid had, dac hy , naar vereifch zynes muzykaalen cara&ers (§, 13. not), fierk in de 7nuzyk konde heeten ; tervvyl zy, die flegts iets componeeren, ziiigen en fpeelen koften, maar er verder geen reden van te geeven widen, als dat het klinkt, zig met de benoeming van muficaftri, betekende foorten van muzyksnten, muzykanten die men op muzykanten lean toegeeven, moeften verge- noegen. De term Muficns drukt 00k in der daad zonder byvoeging, meer uit, dan de woorden muzykkundige, en muzykaalepraftijyn , als welkete kennen geeven, dat iemand flegts in een gedeelte geoeffend, ten minften in beide, niet even fterk zy. InmiddeJs , men behoeft hen , die zonder theory in de muzykaale praftyk eeniger wyze uitmunten , dien eernaam juift niet te betwiften, maar hem 00k, voor al in gefchriften , gelylc immers de bewoording een braaf, vermaard fol- daat aldus niet wel zoude voegen voor ftaf orR- cieren ; niet op te dringen aan voornaame mu- zykaale amptenaaren , die, zederd hy, helaas ! verachtelyk is geworden, en zelfs aan biervede* laars wordt gegeeven , er gantfeh niet begeerig naar zyn, maar liever muzykmeefters , direc- teuren, componiften, met een woord, virtuojen- willen heeten. {a) Dt iidem Mufici b5 votes & fap'untes judicarentur.
Quintil. lib. 1. cap. 17. Inft. Orat. Mufici nor mine vir omnium fcientiarum compos intelligeba* tar, Ariftoph. Schol. $. 31.
|
|||||
_
|
|||||
ja V A N D E
|
|||||
De tnuzykktinde beep baare voornaawfte opzigt tot
de COMPOSITIE. Want deeze is het voor- naamfte gedeelte der kontt (§20), en van Com- poniften wordt ongelyk meer verftand vereifcht, dan van hen, die flegts als uic hunnen mond fpreeken. Zy zullen de middelen aan de hand geeven, 's menfchen geeft door maatgezang op allerhande vereifchte wyze te verluttigen en te beweegen, des moeten ze de werking der too- nen en den aardc der menfchelyke gemoederen zekerlyk nader kennen. Zyverbeelden in'tryk der muzyk , Koningen , die anderen werten voorfchryven; nochtans, ze moeten van alles wat ze opftellen en beweeren, des noods aan 't parlement der fchranderheid bondige rede kon- nen geeven. § 32-
Alle tnuzykktinde moet nuttigheid in de praftyk ko»'
mn bebben. Alle theory is praktyks halve; niet, de praftyk theory Js wege: nooit zoude men op theory hebben gedagt, ten zy de regellooze prac- tyk als genoodzaakt had , naar ttellingen , die in allerhande voorvallen tot hulpmiddelen en wegwyzers koften verftrekken, uit te zien. Wat tot dien einde op geenerhande wyze kan die- nen, mag men vryelyk als nutteloos vervverpen; doch, alles wat tot het verband der zaak be- hoort, heeft men uit dien hoofde , fchoon hec ieder t' alien tyde voordeel aanbrengt, noch zig op nooten laat ftellen, als nuttigheid inilui- tende aan te merken. Waar in nu deeze nut- tigheid eigentlyk beftaa, zal in de flotrede by de itukken blyken. 5- 33-
|
|||||
MUZYKKUNDE.
|
|||||||
33
|
|||||||
f- 33-
De muzykkunde tvordt bier in geen volflrekte zia voor een meetenfchap uitgegeevcn. Dan koomt dieil eernaam aan de wiskunde alleen toe : wy heb- ben hier niet flegrs met mathematifibe, maar in- 2onderheid met philo/bphifihe, en zelfs met hijlo* rifcbe kermis te fchafien. Vindt het zogenaamd zither verfland hier zelden plaats, daar wy ons geduung op de ondervinding hebben te beroe- pen (§ 27), hetmuzykaal bloed wordt 00k des te minder in zynen loop geftremd, en 't begrip van de zaak kan des te algemeener worden. V alien hier eenige dmgenvoor, welker grondige Icennis vvy onzen nakoomelingen moeten over- laaten, genoeg, datwyveele, en de meefte ftel- lingen onwederfpreekelyk konnen bewyzen. Be- fchryvingen van vveetenfchappen en vrye Kon- (len dienen nochtans, volgens den raad en 'c gebruik van groote vvysgeeren en reedenaaren, naar de hoog(te volmaakrheid, die zeooit kon- nen influiten , fchoon tot dus verre niemand de- zelve had bereikt, te worden opgemaakt: eens- deels, oin geene paalen te ftellen aan neer(ug& onderzoekeren , maar hen veeleer aan te moedi- gen , altoos verder te eaan , en anderdeels, ora de
verwaandheid der geener, die reeds overlang
meenente hebben uitgeleerd, teftuiten, gemerkc
tog al ons weeten iets gerings is, in vergelyking
met het geene, daar vanwy nog onkundig zyn (a).
Bovendien, muzykkunde verfchik ongelyk meer
van mtzyk , dan redenrykkunde van welfpree-
kendheid, doordien de muzykaale ftoffe reeds
op haar zelve een vry wydk>opig onderzoek ver-
eifcht. Zeker, wiehet woord toonen oppert, die
opent een ruim veld tot redeneering.
(a) li, v, Wolf, logyk. inleiding, §, 9.
C VAN
|
|||||||
54 VAN DE
Van de TOONKUNDE.
S- 34-
De toonkunde is een nueetenfchap van toonen, als
zodanige. Niet voor zo verre ze muzykaale ftof- fe, veel rain , wel- of wanluidende, maar flegts voor zo verre ze toonen zyn , die door zekere beweeging van zekere lighaamen verwekt, voort- geplant, entotonze bevatting gebragt wOrden, ja, die men, opzigtelyk , alslaage, hooge, fter- Jce, zvvakke, duurzaame enz. onderfcheidt, en iiit welke men vervolgens de muzykaale itoflfe verkieft. D'it is dan een foort van gehoorkunde , otacouftyk. Wy weeten van geen geluid, zonder gehoor , en van geen gehoor , zonder geluid; hooren wordt van de ziel gezeid, klinken , luiden , geluid geeven, verwekken of veroorzaaken , van iigbaaman , des is de bewoording gehoorkunde van 't edelfte gedeelte afgeleid. De acouftyk, als een gedeelte der natuurkunde, en zuller der optyk of gezigtkunde, handelc van 't geluid, als zoda- nig , van gebrooken en vveeromgekaatft geluid, van de werktuigen des gehoors, van de midde- len het geluid voort te planten , te verdooven, het verzvvakt gehoor te verbeteren , en van ver- .fchciden andere weetenswaardige zaaken. Zo- damc gedeelte der acouftyk, 't vvelkenkelykop- zigt neefc tot toonen, en (tellingen bevaf, die in de muzykaale praftyk tot een grondflag konnen verftrekken, konde men dienvolgens muzykaale gehoorkunde noemen; en vandeeze gedenkikhier, onder de bewoording, toonkunde (phonurgia) , vermits er tog van 'c muzykaal gehoor nog niet wordc gehandeld, een ontwerp te maaken. i 35■
|
||||
TOONKUNDE. 35
Mr-
Lighaamen , die naa ontfangen aanftooting ,
in een behoorlyke afltand , onze gehoortuigen koomen aandoen, noemt men geluidverwekkends lighaamen; hunne uitwerkfelen , tuflchen hen en onze ooren verfpreid , voor zo verre ze in de- zelve zekere veranderingen te wegebrengen, en te verwekken vermoogen, geluid. Er wordt noo'tt geluid verwekt zotider BEWEET-
GING. Zonder beweeging , of geftadige ver- plaatfing van deelen , valt er in lighaamen nooit eenige verandering voor: ieder rultend lighaam volhardt in den ftaat van ruit, tot het door een ander wordc genoodzaakt om dien re verlaaten; ja , het biedt aan de beweeging tegenftand , en kan voor dezelve wordt gebrooken, niec in be- weeging geraaken. Daar nu zulke breeking doot aanitooting van een ander lighaam, reeds in be- weeging zynde, gefchiedt, ieder beweeging ontflaat uit eene voorgaande , en wat een oorzaak eener be- weeging kan weezen, noemt men een drukkendt verrfloogen, of eene beweegende magt. § V-
Er kan geen geluid tot onze bevatting kootnen zonder
LUGT- Een wekker, of een ander flagtuig , met behoorlyke omzigtigheid op de plaac eener lugtpomp gelegt zynde, hoort men geftadig min- der geluid, naar maate de lugt er verder uitge- pomd, of door verfpreiding in verder ruimce meer verdund wordt; eneindelyk, wanneerze, 20 vcrre z,ulks doenlyk, ergeheel isuitgelaaten, C: hof
|
||||
§6 VAN DE
hoe men ook luiftere , gantfch geen geluid raeer,
fchoon men de {lingers eveneens ais voorheen ziet werken, en naar maate dat delugt erweer toegang verkrygr, het geluid weer als vooren hoort. Zonder lugt is er namelyk geen ftotfe , aan welke de beweegende lighaamen hunne vver- ]<ing mededeelen, en door welke zedeuitwerk- i'elen tot onze gehoortuigen overbrengen kon- nen; zo dat men het water flegts voor zo ver- re , als het lugt vervangt, tot dien einde be- kwaam kan achten, en, in 't gemeen te regt zeid , dat onze ooren by gebrek van lugt te vergeefs waren gefchapen , en wy alsdan het noodlor van doove en ilomme zouden moeten ondergaan. *
Het geluid is met 'dan TR1LLENDE LUGT ,
Ate , toatitieer ivy kooren, in onze ooren dringt. Rus-
tende lugtdeelen , die cenbewoogenlighaam ora«
ringen , ontfangen beveeeging , om dat hunne
kracht van traagheid wordt gebrooken ; en tril-
letide beiveeging , om dat zy den lighaamen, die
hen aanvallen, niet eensklaps konnen plaats maa-
ken, maar tegenlland bieden en zig te herftellen
tragren moeten. Aleer nu de zwaarte en de
veukracht der lugt ontdekt waren , verbeelde
men zig gemeenlyk , als ofer uit degeluidver-
wekkende lighaamen , 't zy door wryving en
periling, 't zy by wyze van ttitwafeming, ze-
kere deeltjes kwamen uit te fchieten, en onze
ooren te genaaken. Ja , volgens zommigen be-
(londen de klankenen toonen uit eene meenigte
geeften (dcemones;, die zig in muzykaale m-
ltrumenten verichuilden, en, er uit verdreeven
vvordende, hunne woonplaatien ten eerften weer
|
||||
TOONKUNDE. 37
gingen opzoeken (a); eene gemakkelykmethode
waarlyk , om den aardt der wel- en wanluiden- de toonen volgens manifcheefche gronden te verklaaren. Men konde de 2aak des tyds niec wel anders bevacten; ja, het ontbreekt nog he- dendaags met aan geleerden, die, fchoon in JC voorfchryven van goede muzykregelen uitmun- tende, zig niet ontzien, hec geluid , met roiide woorden , voor een boorbaare fubftantie, die geen ligbaam heeft, uit te geeven (b). Zeker, de on- dervinding doet ons bemerken, op vvat inftru- menren deeze en geene toonen voortkoomen , zelfs , of men op zilver, koper, yzer, glas, fteen of hout flaa ; niet , om dat er in ieder geval een byzonder foort van deeltjes koomen uit te fchiecen, maar alleenlyk , om dat het geluid , wegens de verfchillende oppervlaktens , vanwel- ke de lugtdeelen koomen af te ftuiten, zeer ver- fchillende fterkte en zuiverheid ontfangc. Hoe konden deeltjes van gantfchongelykehardigheid met gelyke vaardigheid na buiten fpringen? Het trompetten geklank verfpreidt zig in de voort- gedreeven rigting vry verre, en dat van groote klokken , te mers by ieder Hag geheele uuren verre in de rondte ; waar zouden tog alle dia deeltjes van daan koomen? hoe wa"re het moo- gelyk , dat de ftoffe dier werktuigen , naa menig jaaren diergelyk verlies te hebben ondergaan, niet merkelyk verminderde? ja, dat die deeltjes ondenveeg hunne kracht niet zouden verliezen? en waarom paffen ze met op hunne funftie by 't gebruik der lugtpomp ? Men moet derhalve noodzaakelyk toeltaan, dat een bewoogen lig- haam door een itootof ilag niets konneontfan- C 3 gen
(a) Porpbirius, in vita Pychagorx cap. 4,1.
(b) Matbefon, vom geiftigen wefen des tonklangs,
pag. 39. Hamb. 1748. |
||||
?8 V A N D E
gen dan eene trilhnde beivccg'mg , daf deeze aan
3e naattaangrenzende Iugtdeelen ingedrukr, door lugtdeelen voortgeplant, en tot onze ooren o- vergevoerd worde. § 39-
leder baseeging verwekt geen gelnid. Het geluid
onderftelt periling, oflighaamen, die tegenftand Jconnen bieden ; daar nu iseeke lighaamen , wel- Jeer deelen aanftonds uitwyken , tot dien einde onbekwaam zyn, zo Jconnen ze ook geen hoor* baare bevveeging in de lugt veroorzaaken. Voorts, men kan met alleen de werking van harde lig- haamen door kontt verydelen (§ 37) maar 't is Zelfs gantfeh niet onwaarfchynelyk , dat er on- telbaare bevveegingen in de naruur voorvallen, welker uitwerkfelen , wegens gebrek van over- eenkomft met onze gefteldheid , onze bevatting t'eenemaal ontwyken. Het is derhalve onbe- grypelyk, hoe wysgeeren aldus hebben konnen redekavelen : de hemelklooten zyn in bevveeging er wordt geen geluid verwekt zonder bevveeging; ergo , ze vervvekken niet alleen geluid, maar zelfs eene wonderaangenaame harmony (§. 16). § 40.
Geluid, 't welk, eenigen tyd in de eigenfle
hoogte voortduurende, klaar te onderfcKeiden en uit dien hoofde zhgbaar is , noemt men eenen KLANK , en klanken van verfchillende hoogte , in onmiddelyke achtervolginge op-, en in famenftemming met elkander aangemerkt, TOONEN. |
|||||
$. 4«.
|
|||||
TOONKUNDE. 39
§. 41.
Ieder klank en toon is een geluid, voor ZO verre ieder, op onze gehoortuigen werking oeffent, althans, te oeffenen vermag. Men lean derhalve den aardt der toonen geenzins bevatten, zon- der alvoorens dien van 't geluid in 't gemeen te kennen. $ 41-
Waar geen geluid kail voorfkoomen, daar keeft nooit
Joonierviekking plaats. Hier dient dan in 't voor- bygaan te worden aangemerkc, dat zy, die by misduidmg van fchrir'tuurplaatfen , den hemel met daadelyke muzyk inftrumenten bezetren (<?), en over eene aanftaande hemel-muzyk gefchriften in 't licht te geeven onderneemen (b), zig niet gebelgd behoeven te houden , als men bevvys eifchc , dat er of in den hemel lugt zy (c), of dat aldaar buiten dat toonen konnen worden verwekt. a) Matthrfon , orcheftre i. pag. ?o}.
/-) Idem, von der himlifchen mullc. Hamb. 17+8. c) Milder , muficale bibliotheek. torn, 3. pag, 581, Leipzig. 17+9. §. 4V
Ieder geluid is geen klank en toon : om dat alle
hoorbaare indrukfelen, zelfs geraas, gedruifch, gekraak , gebulder, die niet dan verwarde be- vatting toelaaten , al mede onder de bewoording van geluid doorgaan. # §44-
Ieder tson is ook een klank : want deczc termen
C 4 heb- |
||||
4o V A N D E
hebbcn beide hunne opzigt tot klaar bevattelyk
gehud, en de uitdrukking , een verfcbillende blank
of toon, geeft te kennen, geluid van verfcbillende hoogte, gelyk die, de eigenfle Klank of toon, geluid 't vvdk hooger nocli laager klinkt. § 45-
t IEDER KLANK IS GEEN TOON , om dot
ieder, door anderen onmiddelyk isordt gevolgt, noch met anderen famenfiemt. By voorbeeld , het geluid van een klok , of van een glas, hoe dikwils ook achrereen gehoord, is, in een muzykaale zin, een klank , geen toon , ten zy er zig, of onmid- delyk daar naa of ter zelver tyd ," ten minften nog een verfchillende klank opdoe, wiens ver- fcheidenheid van hoogte tot onderlinge verge- lyking genoeg?.aame geleegenheid geeft, als wan- neer ieder> ten opzigt des anderen , een toon lieet., beteekende dus deeze bewoording in 'c gemeen overgang van klank tot klank (progreilio fo- ni in fonum;. $ 4<$-
Het woord TOON is afkomftig van /panning of
uhrekking. Zal een fnaar geluid geeven . men moet zc fpannen; zal haar klank eene wyle tyds in dezelve hoogte voortduuren , ze moet op dezelfde wyze gefpannen blyven, en by aldien er een ander toon onmiddelyk zal volgen , als emgefpatinen , en , min of mcer , uttgerekt vvor- den* Hier koornt de grootheid van de ruimte in aanmeridng .langs welke zulke uitrekking ge- fchiedt; op dien voet befchreeven de oude mu- zykkundige den klank , als eenen Jtemval van een /panning, en de taotten, als klanken van verfcbillende Jpan-
|
||||
TOONKUNDE. 4,
/punning (a). Hier blykt derhalve, dat zy, die
hec woord toon van dander {b) tragten af te lei- den , de zaak kwaalyk hebben begreepen. {a) Sonus eft vocis cafus in unam extenfionem , vol-
gens Ariftoxenus , in elern. harm. lib. i. pag. if. Sonus eit vocis cafus, cantui aptns, in unam ten-' ftonem. Euclidcs, introd. harm. pag. i Soni non eandem tenfionem habentrs , appellantur toni. Of uitvoeriger; tonus eft fpatii magnitudo, qui idea tonus diftus eft , quia per hoc Ipatium prima vox ... cxtendhur. Martian. Capella , de mu- fica, pag. 188. Ed. Meibomii. (/>) Schoon tono, tonitru of tonnerre hier al nader
mogten fchynen , tonus is evenwel afkomftig van tendo, ten/to en extenfio, in plaats van welk laat- fte naderhand, intenfio is ingevoerd. f- 47-
Het woord toon ziet enkelyk op verfchillende HOOG-
TE, niet op de flerkte. Een toon kan even hoog blyven by zeer verfchillende graaden van fterk- re, niet even fterk by verfchillende hoogre: de fterkte is hier dan eene enkele toevalligheid; maar een verfchillende toon, als een uitwerktel van verfchillende {"panning, betekenc alleenlyk verfchillende hoogtc. §. 48.
Werktuigen , in onmiddelyke acbtervolging en in fit'
men/lemming tot veroorzaakiug van toonen bekivaam, heeten MUZYKAALE INSTRUMENTEN. Deeze verdeek men in natuurlyke, door natuur zonder ons toedoen voortgebragt, en in konlii- ge, aan de welke hec talent en de werkzaamheid der menfehen deel hebben. Geene, zyn de zangjlemmen , wegens verfchillende laagte en G 5 hoog-
|
||||
42 V A N D E
hoogte, als fes- bas, hooge bas, tenoor, alt,
hooge alt, en difcant- doch gemeenlykals vier- derlei flach van ftemmen, difcant, alt, tenoor en has, onderfcheiden,- deeze , de fnaar- flag- blaas- en nuindtuigen , ieder uit verfchillende foorten beftaande. Dienvolgens , een geraasverwekkend werktuig, neem eens, een trommel, kan in gee- nen deele muzykaal heeten; zelfs een iintonig, of klankverwekkend , verdient deeze benoeming in geen eigentlyke zin , fchoon men zekerlyk uit verfcheiden eentoonige , een muzykaal mftru- ment kan toeftellen. Doch , een eenfnaarig , is volkomen muzykaal, gemerkt ieder fnaar, door middel van verfchillende fpanning en afdeeling, verfcheiden toonen, om nu voortaan van klan- ken niet verder te gewaagen , voort te bren- gen vermag. §.49.
VEERACHTIGE LIGHAAMEN warden ah
teen tot bet verviekken van toonen bekiuaam gevonden,
iwrd'ten ze gemakkelyk tot bet trillen konnen ivorden gebragt, en hunne trillingen eenigen tyd voortzetten. Lighaamen, welker deelen , naar dat ze geperlt of, by wyze van ttaale veertjes, geboogen zyn, hunne voorige gedaante vveer aannemen, zo dra het drukkend vermoogen hen vryheid geeft van zig uit te zetten , noemt men veeracbtige of elafty- ke, en des te volmaakcer elaftyk, naar dat ze zig volkomner herllellen, of, by de geftadige wry- ving minder merkelyk verlies ondergaan. Door trillingen verftaa ik, heenen weer keerende, flin- gerwyze beweegingen , hoedanige wy in vry bewoogen lange en dikke fnaaren door blopte 00- gen, en in korte en dunne, door behulp van f ergrootglafen ontdekken,gelyk 00k die van lugt- |
||||
TOONKUNDE. 45
deelen op de oppervlakte van water en kwikzilver
zigtbaar, en die van klokken en ftaaven voelbaarzyn. Dusdanige lighaamen trillen naa ontfangen aan- ftooting, om dat hunne deelen, door de hevige fchuddingzekereveranderingen in hunne pooren ondergaande, zig in den voorigen ttand tragten te heritellen. Een fnaar ontfangc ter plaatfe daar men ze beroerc, een begt, en zulks des te eer- der , daar ze nooit volkomen regc is geweeft, vermits er oneindige krachten wierden vereifchc om ze zodanig te trekken. Deeze bogt veroor- zaakt, dat de naafte deelen, van weerkanten ge- trokken wordende, weer op de naafte, werking oeffenen. Ze wordt gemakkelyk tot het trillen gebragt, om dat ze door de fchudding der dee- len in beweeging geraakt, en een deeltje minder tegenftand biedt aan een kleine bogt, dan het ge- heel aan een grooter zoude bieden. Schoon nu een fnaar naa geeindigde periling iets langer en dunner wordt, en een klok by ieder (lag iets van haare cirkelronde gedaante te verliezen dreigt, de veerkracht befchikt, dat alle als in wanorde geraakte deelen, aleer ze nog verre koomen uic te wyken, reeds weder tot zig zelve worden ge- bragt. Ze zetten de trlUingen voort, om dat ze de verbaazende fnelheid, in welke ze gefteld zyn, niet aanftonds konnen verliezen, en, plotfelyk tot hunnen ruitplaats weerkeerende, maar aldaar geen verblyf vindende, noodzaakelyk er buiten fprin- gen en de beweeging hervatten moeten. Houdt dan de drukkende magt hen eenigen tyd geduu- rig ftrenger onder bedwang, gelyk de ftrykftok eene fnaar, de veerkracht vermeerdert, zo lang haar innerlyk vermoogen zulks toelaat; doch krygen ze vryheid van zig ait te zetten, de be- weeging wordt alleenskens flaauwer, naar maate de bewoogen deelen hunnen eerften ftandplaats nador
|
||||
V A N DE
|
|||||||
44
|
|||||||
nader koomen, vermits ze geftadig door ande-
ren worden belemmerd, namelyk, tegendelugt, en de vogtige dampen, met welke dezelve ge- duurig is befwangerd, te worftelen hebben, toe zeeindelyk, wanneerde hinderpaalen even grooc zyn als de eerfte kracht, geheei weer te rutten fchynen. f. 50-
Het muzykaal geluid wordt, ten aanzien der voerk'
iuiglykc oorzaaken , Jlegts op tweederlei wyze geboo- ren : i) wanneer TWEE HARDE LIGHAAMEN, van de welke ken, tot bet trillen kan worden gebragt, elkander aanftooten; en, 2) TWEE VLOEYSTOFFEN, liamelyk tegen elkander werkende lugtdeelen, in trilling worden gefteld. Tot de eerfte foort behooren de Jnaar- en Jlagtuigen, gelyk aldaar ruuw gewreeven paardehair van ftrykftokken, pennen, nagels van vingeren of van zilver, kopere (tiften, houten bol- letjes, raderen enz: op/haaren, en klepels van aller- hande metaal,yvoor, ofhout, op klokken, ftaaven en pauken aanvallen, en er trillingen in veroor- zaaken. Tot de tweede, de blaas- en windtuigen, fluiten, hoboen, trompetten, waldhoorens, or- elpypen enz: ja, dezangftem zelve, van de wel- e, als een der grootfte natuurwonderen, ver- volgens in 't byzonder zal worden gehandeld. AUe overige foorten van geluidverwekking raa- ken de Acouftyk in't gemeen, niet de toonkun- de. Dat het in blaas-en windtuigen op de tril- lingen dier geheele lighaamen , noch op die van hunne binnenvlaktens aankoome , zulks blykt hier uit, vooreerll, dat men er 00k lloffen die weinig of geen veerkracht hebben , by voor« beeld , lood, fteen, leer, bordpapier, toe kan gebruiken; ten tweeden, dat ieder blaastuig van dezelf-
|
|||||||
TOONKUNDE. 4$
dezelfde foort en lengte, hoe verfchillende de
ftoife zyn mooge, zig met gelyke kracht laat aanblaazen, 't welk, by aldien zelts de deelen dier werktuigen moelien trillen, volitrekt onmooge- lyk zoude weezen. Die is dan de zaak: daar de lugt, alseenfubtil lighaam, alle ruimte, die door andere lighaamen verlaaten en niet door konft in Jt ydel gelteld wordt, vervulc, de blaas-en wind- tuigen zyn reeds vol luge, en deeze binnenlugtis hier het toonverwekkend lighaam, maar de lengteen wydte dier inftrumenten zal alleenlyk dienen om zekere quantiteyt lugt van de buitenlugt af te zonderen, en er trillingen in te verwekken. De binnenlugt zoude zig uitzetten, ten zy de perf- fende buitenlugt zulks verhinderde; deeze hin- derpaal wordt door de kracht van inblaazing weggenoomen: dus is de veerkracht der buiten- lugt de oorzaak, datde beurtlings voortgeftooten en te rug gekaatfte binnenlugt, zig te herftellen tragtende, trillingen voortbrengt , aan die van fnaaren evenredig. De lengte der blaastuigen ttaac gelyk met de lengte van fnaaren; hunne wydte, met haare dikte ; de inblaazende kracht verbeeldt het drukkend vermoogen, en de veerkracht der buitenlugt , de (panning der fnaar. Hoe ver- fchillend dit laatfte ook fchyne , nademaal de lugt inblaas-en vvindtuigen (amengeperft, maar, een fnaar uitgerekt wordt, ten aanzien der nit- werking ftaan ze evenwel volkomen gelyk, ver- mits de trillingen van deeze en geene enkelyk voortfpruiten uit de pooging om weder in hun- nen natuurlyken ftand te geraaken. De ftoffen der blaastuigen moeten hard weezen, ten einde de lugtdeelen ter deeg van elkander af te fchei- den ; de binnenvlaktens, glad, om aan den loop der gins en weer rollende lugtdeelen niet hin- derlyk tevallenj dehoeken, vafigt (looten, op dac |
||||
V AN D E
|
|||||||
46
|
|||||||
de binnengaande lugt niet koome uit te wyken (<?),
ondertuflchen, iets anders is de inblaazende kracht, en weeriets anders, de toonverwekken- de ftoffe. Deeze bkaft men er niet eerrt in, maar, breekt flegts, door 'c geene, dat men er toevoegt, en, in de buitenlugt gaat verdwynen, haare kracht van traagheid. De binnenlugt moec langs de vldkte zagtjes worden voortgedreeven, des er, naar alle waarfchynelykheid, in 't mid- den, een foort van een lugtzuil flaan blyfr. De binnenlugt, door de kracht van inblaazing ver- fterkt, werkt als met dubbelde kracht, geen won- der dan, dat ze tegen de hevige periling der buitenlugt iets vermooge, en nog minder, dac deeze, in evenredigheid met de werkende oor- zaak, tegenftand biede. Schoon men nu aan luid- baar gemaakte blaas-en windtuigen ook uiterlyk eenige trillingen befpeurt, deeze zyn al zo wei- nig als het gedreun van nabuurige planken, muu- ren, en kerkverwelfzels , oorzaaken der roonen, maar alleenlyk iets door'c geluid, als zodanig, bytoeval, veroorzaakt. (a) L. Euler, tentamen nova theoria: mufics. Pe*
tersb. 17^9, cap. i. §. 28. §51.
Er zyn zigt- en onzjgtbaare toonver-jiekkende lig-
baatnen. Geene, defhaar- en flagtuigen, beltaan Hit deelen , die nooit, behalven in onze verbed- ding , gantfch volkomen met elkander overeen- draagen; deeze , de binnenlugt van blaas- en wina-tuigen , uit gelykflacbtigt vloeyftoffe. Althans, wy befpeuren omtrent deeze laatite foort van toonvervvekking, alvvaar deelen van eenerlei natuur elkander in beweeging (tellen , nooit valfch ge- luid , uic den aardc der ftoffe oatibande, des is de-
|
|||||||
... _.__-._..
|
|||||||
TOONKUNDE. 47
is dezelve , wegens meerder overeenftemming
tuflchen het m'enigvoudige , zekerlyk de vol- maakfte. § 52-
Gelykjlacbtig heeten de toonverwekkentfe lig-
haamen, wanneer wy niec anders bemerken, of hunne deelen fluiten, uit hoofde van eenerlei (toife en geweefzel, gelyke kracht in, daar ze in een tegengefteld geval, verre van eene wel gere- gelde beweeging aan de lugt over te brengen, elkandersloop lluiren, doordien zommige deelen zig reeds uitzetten , terwyl andere nog geperft worden , ofinwaards gaan; zommige reeds rus- ten, terwyl andere nog beweegen. letter toonverwekkend lighaam beeji eene B E-
PAALDE GROOTHEID. Voorondertteld, dac het redely k geflachtig zy, en, nietal te hevig aange- ftooten ,ofal te verre uitzynen ruftplaatsverdreeven worde : want in zulk geval beginnen de deelen, welke de kracht van aanftooting onmiddelyk ontfangen, fchielyker te beweegen , als de ove- rige konnen volgen, zo dat de medewerking van eenigen wordt verhinderd. Daar nu alle bewee» ging in tyd gefchiedt, van hoe korten duur die ook zy, het getai der trillingen moet alsdan in de volgende iecunde, of 6ofte gedeelte eener mi- nuut, van dat der voorgaande zekerlyk verfchil- len, vermits de maiTa, zig in gelyke kringen verdeelende, naderhand, wanneer alle deelen met vereende krachten werken, langzaamer beweegt. Anderzins volgt ten opzigt van veerachtige lig- haamen altoos,dat debeweeging, niettegenltaande de
|
||||
48 V A N D E
de onmiddelyk aangeftooten deelen in 't eer-
fte moment lets feller geboogen raaken , zig door alle deelen heen gelykelyk verfpreide; dac de deelen, geftadig metelkanderin-en uitwaards gaande, toe dezelfde beweeging zodanig famen- loopen, dat, by voorbeeld, in een fnaar die vyf voet lengte , en dus 720 linien, oftwalfde dee- len van een duim, bevat, icder linie een y2o(te Jarc van de beweeging draagr. Grootheid betekent lier T de menigte van deelen, die een geheel tellen, en tot een zelfde beweeging famenwer- ten; deeze wordt bepaald genoemd, niet aileen, om dat ieder lighaam flegts eene bepaalde kracht heeft, en men door ieder alles, noch evenveel Jean uitvoeren, maar 00k, om dat het getal dier deelen bevattelyk gemaakt of beftemd kan wor- den, gelyk die van fnaaren, klokken en ftaaven thans meet- en weegbaar zvn. Schoon nu leng- te, dikte en /panning, als driederhande foorten van grootheden , zig op zeer verfchillende wyze laa- ten famenvoegen, en elkanders gebrek eenigzins konnen vergoeden » ze leveren t' elkens flegts een bepaalde grootheid: aangezien een zelfde lighaam ter zelver tyd onmoogelyk een meerder en een minder getal van deelen vervangen , en men niet meer deelen, dan er voorhanden zyn te werk Itellen kan , maar alle deeze in een zelf- de moment even fchielyk worden bewoogen. Voorts, blaatt men een fluit of pyp over, fcheidt men een gedeelte eener fnaar zo onvaft af, dac de beweeging tot anderen kanovergaan, offpanc een fnaar feller aan , zo dat er minder deelen in beweeging konnen geraaken, als er nu meer buiten de kammen worden getrokken, en dus de fnaar dunner wordt; men ftek datelyk eene andcre bepaalde grootheid uit welke, als uit eene verfchillende oorzaak, zekerlyk eene verfchiL- lende tverking moet voortfpruiten. § 54. |
||||
TOONKUNDE. 49
Bene zelfde bepaalde trrootbeid van een trdcntlyk be*
*woogen toonverwekkend lighaam, vcroorzaukt, met hoe verj'cbiliende kracht de voorbanden deelen ook wordert bevioogen, in gelyke tydcn een gelyk getal van trillin-* gen. Schoon de eerite trillingen van fuaarenon* gelyk ruimer gefcheden, als de volgende, By de welke ze haare krachc alleenskens verliezen, haar verder of korter weg neemt in gelyke rede af en toe met de kracht, welke ze daar toe be- tteeden. Ze hebben tot een verder weg niet meer tyd van nooden, om dat ze des te meer- dan tot een korter, om dat /e des te minder gebOogen eri gefpannen zyn. De veerkracht doet hen even- eens werken als {lingers, die, hoe flaauw of fterk ze moogen gaan , altcos gelyke tyden houden* Hebben ze (legts de helft van hunne kracht ove- rig , de weg is ook flegts half zo verre. Ontwy- ken de trillingen eindelyk onze gevVaarwording, haare kracht verflaauwt alleenskens, zonder daC her getal der trillingen, in zekerea tyd verwekt, in *t minfte konhe veranderen. Zo lang de toon- verwekkende lighaamen trillingen voortbrengen, levert ieder, volgens zyne bepaalde grootheid, uit hoofde van veerkracht, gelykmaatigetrillingen, te weeten > evenveel, in ieder kleinfte tydjiip. § 55".
r
i. SNAAREN z.y» de bekreaamfte onderwerpen tot
beproeving van trillingen- Wanneer men aan koor- den van verfchillende lengte, gewigten van gely- ke zwaarte hangt, en ze met gelyke krachc be- weegt, zo langzaam echter, dat men de flin- genngen kan tellen, befpeurt men reeds, dac D haar
|
||||
$o VAN DE
haar getal in een gegeeven tyd des te groorer
zy, naar dat de koorden minder des re klei- ner, naar dat ze meerder lengte hebben. ln- middels , daar zulke telbaare trillingen juift niet veel bewyzen, en men rafle rrillingen met tellen,.maar wel fnaaren , behoudens de leng- te , door kammen en vingeren op allerhande wyze verkorten, en de ruimtens meeten, ja , fnaaren op planken fpannen , en door vergely- king van haare lengte, dikte en de fpannende krachten , volgens de wetten der beweeging , het getal der trillingen, 't welk de gedeekens tuilchert de kammen , als op welke het hier aileenlyk aankoomt, in zekeren tyd moeten voonbren- gen, uitrekenen kan; zo (taat gemakkelyk te begrypen, dat diergelyke toonverwekkende lig- haamen hier inzonderheid tot opheldermg kon- nen dienen; dat vvy by gebrek van fnaaren, van de innerlyke gefchapenheid der toonen weinig of niet zouden weeten; en, aangaande het getal van trillingen in eenen bepaalden tyd vervvekt, van haar op alle overige ,, naar evenredigheid hebben ze beflniten. § 56.
De ligtfte en voornaamfte ftellingen , die zulk
een fpannend nxerktuig (inllrumentum cordofo- phicum) aan de hand geeft, zyn de voiger.de : fnaaren van gelyke lengt-e, dikte en I panning, leve- ren in gelyke tyden , volgens de evenredigheid tuflchen oorzaaken en vverkingen , evenveel tril- lingen. Verfchillen ze flegts in lengte, het getal dier trillingen (taat in omgekeerde rede met de lengtens: by voorbeeld, tenvyl A , vier voet Jang , 50 maal trilt, doet B, van twee voet, zulks 100 maal; is C vyf- D, drie voet lang ,C maakt
|
||||
T.OONKUNDE, 5*
maakt drie trillingen , tegen vyf van D. Verfchil-
kn zeenkelyk in dikte, de trillingen ttaan in om- gekeerde rede met de middellynen, zynde na- melyk in een gegeeven tyd des te minder, naar dat de diameter grooter, des te meerder , naar dat hy kleiner is. Verfchillen ze alleen in /pan- ning , het getal der voornoemde trillingen is als de vierkantwortelen der fpannende gewigten: te weeten , A, door een pond gefpannen, maakt in eenen zelfden tyd half zo veel trillingen, als B, aan welke vier pond hangt. Voorts, men kan 00k nagaan, hoe veel trillingen dceze'ofgee- ne fnaar in zekeren tyd moete afleggen, hoewel flegts langs eenen vry ongemakkelykcn \veg (a). Hetvolgende voorrtel zalde zaak miifchien be- vattelyker maaken. (a) Euler, ubi fupra, cap. 1. §. 10. 36.
§. 57.
'■■■.
S/iaaren zytt kleine cylinders, of rolzuilen ' Iiaare
lengte (hat gelyk metde hoogte haare zwaarte, met de malla haare dikte, met de middellyneri der cylinderen. In een cylinder is ieder linie van hoogte, eene regte linie, als men dan de oppervhkte aanftoot, worden regte linien in kromme veranderd: want de oppervlakte raa- kende, beroert men insgelyks den omtrek dier kringcn , welke de oppervlakte ftellen, en naar maate van wel ker ruimer vierkant de krachtvan aanrtooting tot een grooter menigte van deelen overgaat, en grooter bogten in de kringen verwekt (a). Gelykerwyze ontfangen 00k lan- ger en dikker fnaaren, wegens het meerder ge- tal van deelen, op welke de beweeging zig verfpreidc- en minder gefpannen fnaaren , die, D 2 we-
{a} Croufaz, traite" du beau loc. cic. pag. 257, Ed, 171^
|
||||
f % V A N D E
wcgens minder veerkracht, minder tegenttand
konnen bieden,,grooter bogten, maarkorce, dun- he en feller gefpandc, uit tegengeitelde reden , kle'iner bogten. Hoe grooter de bogten worden, des te meer- hoe kleiner, des te" minder tyd wordt er tot herftelling en hervatting der be- weeging vereifchr: dienvolgens, des te langzjia- mer 'beweegcn ze in 't eerfte geval, des te fneller in 't tweede. Hoe langzaamer ze beweegen , des te minder- hoe fneller, des te meerder tril- $ngen worden er in eenen zelfden tyd geboo- fen. Kortclyk , het getal der trillingen , door fnaaren in zekeren tyd verwekt, is des te klei- ner , naar dat de ihaaren longer, dikker, en flap- per- des te grooter , naar dat ze kortcr , dunner en flyver gcj'pannen zyn. §. 58.
Ieder bepaald getal van tr'illwgen , door een toon-
ifei'xekkend lighaam in z.ekeren tyd voortgebragt , reroorzaakt in de r.aafi aatigrenzende lugtdeelen eeit GOLF , die gednurende een zclfde tydflip^ het eigenfte getal van trillingen injluit. Snaaren moeten ge- fpannen weezen , zullen ze haare veerkracht te werk ftellen , wanneer men ze echter op ftoelen of tegen muuren fpant, blykt genoegzaam , dat ze op zulk een dun lighaam , als de lugt is, wei- nig zoudcn vermoogen, ten zy haare kracht merkelyk wierde verlterkt, zo wel door het vee- retid bout der klankbodems , 't welk t' elkens eveneens kan trillen, als door derzelver bolligbe- den , door middel van de welke de lugt hen van verfcheiden kanten te gelyk koomt omringen. Dit alles vverkt la men tot het perifen en voort- ftooten der- aangrenzende lugtdeelen, fchoon deeze beweeging , naar alle waarfchynelykheid, niet
|
||||
TOONKUNDE. ig
niet in de geheele mafla der luge, gelyk by den
wind, alwaar de deelen flegts warden voortge- ftuwd, maar alleenlyk in haare kleinfte, veer- achtige deelen, tot her aanneemen en voortzetten van tnllingen bed bekwaam , zal voorvallen. Dusdanige lugtdeelen ontfangen gelykmaatige trit- lende bewceging, nademaal delugt, als een veerach^ tige vloeyltorfe , alle ooit verzinnelyke aandoe- nmgen kan overneemen , en, alle uitwerkfeleil aan haare oorzaaken evenredig moeten weezen ; ja, daar in veerachtige lighaamen op ieder pers- fing een uitfpreiding, en op deeze weer eert tueede persling volgt, eene Krings- ofgolfsivyze be-xeeging. Diergelyke golven worden er in de luge naa ieder geeindigde persfing van een toon- verwekkend lighaam, als werkoorzaak, geboo- ren, wanneer, by voorbeeld, eene te rug ftuitende fnaar aan de voortgeitooten lugtdeelen gelegen- heid geeft, haar, onder verzelling van alle gaande gemaakte deeltjds, als op de hielen te volgen. L>3ar inmiddels een bejmlde kracht flegts eenen bepaalden trap van fnelheid kan verwekken, en, ieder beweeging uic eene voorgaande ontftaat, her. koomt by ieder toon, myns oordeels, inzonder- hdd aan op deflelfs cerftc lugtgolf. Naar dat een toonverwekkend lighaam langer of korter, wyder of naauwer is, en dus door meerder of minder lugtdeelen wordt omringd , kan het ookeenrui- mer of kleiner portie lugt trillende perflen, en pertlende uit haaren ftandplaats verdryven , ech- ter, ieder portie, die eene eerite lugtgolf for- meert, moet juilt zodanig een getal van trillin- gen, als een toonverwekkend lighaam in zeke- ren tyd er aan overbrengt, geduurende een zelfc de tydltip ontfangen en ihfluiten. |
|||||
D 3 §. 59.
|
|||||
*4 V A N D E
|
|||||
§ S9-
leder eerfle lugtgolf verwekt , met onbcgrypelyke fnelbeid, aan alle kanten, van zvaar geen bitulerpaal zig opdoet , SOORTGtLYKE GULVEN. De zwaarte der luge brengt mede, wanneer er door zommige voortgeftooten deelen een foort van een ydel konde oncdaan, dat de naaite deelen van alle kanten tot de vervulling toefchieten, Zelfs , dat er meer aankoomen, dan er tot dien einde noodig zyn ; en haare veerkrecht befchikt, dat alle zulke overtollige deelen, naa geeindigde perffing, niet alleen te rug, maar ook verder ach* terwaards, dan ze in 't aannaderen vooruit lie- Pen, worden gedreeven. Daar nu alle ruirate hier buiten twyffel door eene groote meni^te lugtbolletjes moet bezee weezen, er raaken ge- duurie meer deelen aan de gang. Ja , er kon- nen door een {toot of flag hxmderden van gol- ven worden gebooren , die iede*r het zelfde ge- luid herhaalen , gevolgelyk , het eigenfte getal van trillingen, 't vvelk de eerfte , als werkoor. 2aak opgeefc, overneemen; zonder door ande- ren overdwarft te worden, behouden , en ge- trouwelyk tot onze ooren overbrengen; welke voortplanting vervolgens door die van waterknn- gen nader zal worden opgehelderd. §. 60.
Noopende het laonderbaar maakzel onx.tr ooren,
en de wyze, hoe 't geluid tot de bevatting ge- raake, wat de natuur en ontleedkunde ons dien aangaande Ieert, koomt kortelyk hier op uit: de luge in 'c buiten-oor gevangen , en in de fchelp vergaderd , gaac in de gehoorpyp, en loopc tegen het trommel vlies aan, 'c welk , zenuw-
|
|||||
TOONKUNDE. s$
zenuw-veerachtig en gefpannen zynde, de bui-
tenlugt als opvangen en t' elkens eveneens tril- len moet. Is dit vlies of te week\, om zuike fchuddingen te konnen veelen , of te hard, otn er door aangedaan te konnen worden, de voort- planting van 't geluid blyft achterweege, fluiten- de dus de wangedeldheid der ooren de rede in van het n'tet- en 't niet ivel booren, Anderzins worden de gemelde trillingen overgezet aan de aldaar bevindelyke vier gelioorbeentjes, de ha- rrier, 'tambeeld, 't vierkant beentje, endeftyg- beugel genoemd, en aan 'c trommelfnaartje , ge- raakende voorts door hurl behulp, langs de ven- (tertjes , tot den doolhof. Gelyk nu ieder voor- werp, 't vvelk ftraalen aan 't oog kan overbren* gen, in de retina, oft netvlies, en beeldtenis verwekr, ieder geluid vormt in degehoorzenuw, door toedoen der vliefen, die van deuirgebreide gehoorzenuw gemaakt en in dezelve zyn, eene jlujfeiyke afbeeiding. Deeze wordt door de dierlyke geeften tot de harilenen overgevoerd, ftuit van daar te rug, en in 'c zelfde oogenblik ontftaat er in de ziel zodanig onitoffelyk denk- beeld, als wy gewaarwording van geluid, met een woord, booren noemen. Wat meer is: ze- ker vermaard geneeskundige (a) berigt, in een onlangs uicgegeeven gefchnfc, uit eigen onder- vinding, dat een muzykoefFenaar van eene zeer gevoelige getteldheid , doof geworden zynde , echter , door de trillende beweeging der lugt, aan fubtile zenuwen van buiten mgedrukt, en dus als ruglings naar den doolhof en tot de harflenen overgebragt, aan de gewaarwording van geluid vatbaar blyve;, eene zeer gewigtige flel- ling waarlyk, die, nader bevvaarheid wordende, meniggeheel Syftema dreigt omverre tewerpen. (a) Kouw-Iioerbave, obi", med. Petcrsb, D 4 §. 6i.
|
||||
$6 V A N D E
|
|||||
§. 61.
Een z.elfdc gclu'ul klinkt ons eveneetis, ons dat uy
emerlci fourt 'van gcboortnigen I'fbben , en ecnerhanite wdrukz.eic;i ontfangeu. By gebrek van deeze ge- nadenryke gift des hemels, zelden naar w'aarde qrksndi zouden onze gehoortuigeri, en de lugt, svenwel nog te vergcefs zyn gcfchapen (§ 36). AUes zoude ons 00k buicen twyfel geheel anders luiden, by aldien wy andere foorcen van ge- hoortuigen hadden , en , luidt zelfs aan geoef- fende muzykanten, welker ooren en harffenen door eenen zwaaren val, of ander ongemak ont- fteld zyn, datelyk geheel anders; des wy vryelyk moogen befluiren, dat het geluid den diercn niet eveneens, dan ons- en, dieren van verfchillcude foort verfqhillend moete klmken. ja, zcker vermaard natuurkundige (a) inerkt aan, dat de voornaamfte gehoorbeentjes, fchoon meeft alle beenen met het lighaam aanwafTen , in kleine kinderen reeds van dezelfde grootte zyn, als in bejaarden: tor dien cinde zoo 'c fchynt, dat als de gehoortuigen veranderden, de Henimen van de kinderen zelfs, die van hunne ouders, en an- dere geluidcn, die aan kinderen bekend waren, met her grooter worden deezer indrumenten hen niet ongewooh en onbekend worden, en dus Verwarnng veroorzaaken zouden. #) Nietryentyd, werddbEfcliouwintj, fccc. 14. § 17. f. 62.
Uet mar.igeziwg kan onmoogelyk lot e,en VERMAAK
PER OOK.EN bejlemd iveezeti. Ooren zyn canaa- Jen, die beweegingen van grooc gewigt aanneemen <;n overbrengen ; vverktuigen , zonder welke da gieUwaf vernioogen van te hooren, naar wy wee- ten, |
|||||
TOONKUNDE. 57
ten, niet kan te iverk ftellen ; ja, wcrktuigen ,
die des grooten Scheppers oneindige wysheid en magt middagklaar te kennen geeven, maar, nochtans al zo vveinig bezef van geluid konnen hebben, als een pen , van letteren; als een pinceel , van coleuren; en als een blad papier, van 't geene, dat er op gefchreeven ftaat. Ver- viaak onderftek bev>uftbeid, daar nu lighaamlyke werktuigen in geenen deele aan bewuflheid vatbaar- zyn, is het daadelyk hooren een werk der ziel. De ziel boort, door middel der ooren: kondende ooren hooren, er was geen rede , waarom wy flaapende, als wanneer ze immers al zo wel open ftaan, ook niet hoorden. Schoon nu de uit- driikkingen, de muzyk moet aangenaam voor de ooren weezen ; een misflag, dien \oor niet bemerkt, is geen misflag, en alle foortgelyke, in een bor- gerlyke zin al zo wel verdraaglyk zyn, als die van 't op en nedergaan der Zon by wyze Co- pernicaner; dit moet ons echter niet hinderenin 't behoorlyk onderfcheiden tuflchen OOREN,als lighaamlyke wcrktuigen; GEHOOR, als een ver- moogen en, HOOREN, als eene daadelykheid der ziel. f 63.
Men kan de- ziel, in H hooren van geluid, met rede
niet als onafbankelyk van den ftaat der harffenen, en dien des zeituiMgeftels in 't getneen, aanmerken. De ondervinding leert, dat wy nook hooren,
voor zekere beweegingen van zekere lighaamen op onze gehoortuigen werking oeflfenen; dat wy, flaapeloos , en met gezonde, openftaande ooren onder 't bereik der werking van geluidgeevende lighaamen geraakende, niet alleen geen keur meer hebben, of wy hooren willen, dan niex, aange- zien het geluid zyne werking doeC: % het zy on$ D 5 lief
|
||||
58 V A N D E
lief of leed ; maar dat zelfs de wyze der bevat*
ting, hoe iets ons zulle klinken, geheel buiten onze raagt zy. Wy konnen onmoogelyk te vvege brengen, dat, by voorbeeld , het gequaak van een kikvorfch ons luide als dezang eener nag- tegaal; het gebulder van grof gefchut, als een dwarsfluit; een viool, als een trompet; maar, zyn volftrektgehouden.alle indrukzelen zodanig .over te neemen, als ze volgens den aardt der be- ivoogen lighaamen, dewyze van beweeging, en onze gefteldheid, ons koomen aandoen. f. 64.
De wyze , hoe de ziel de gewaarwording van *t ge~
luid ont'fangt, htyft, zo lange ivy die van baare ver- ceniging met bet lighaam niet vermoogen te doorgron- den, geheel buiten bet bereik onzer bevatting. Wy konnen , eensdeels , niet beweeren, dat onze begrippen van 't geluid by manier van een natuur- Jyke invloed in de ziel gewrogt en geteeld wor- den; doch , anderdeels, 00k niet, dat dezelve zonder beweegingen en indrukzelen eveneens hadden konnen ontftaan, invoege dat een toe- hoorder zodanige gedagten, als er by het hooren van deeze en geene rauzykftukken in hem op- koomen , evenwel zoude hcbben gekreegen, al had hy ze nooit gehoord, ja, al waren er zulke ftukken nooit voorhanden geweeft; maar alleen- lyk , willen wy niet bevefligen dan wy vveeten, dat Ze ter gelegenheid van en in evenredigbeid met zekere veranderingen in onze gehoortuigen , ata Zodanige , in ons opkoomen, verwekt en ver- oorzaakt worden. Genoeg, wanneer wy op het geene, dat er buiten en in ons omgaac, naauw- keurig acht geeven , wy bemerken, dat de oor- zaaken der beweegingen, de beweegingen zelve, onze
|
||||
TOONKUNDE. 59
onze indrukzelen, en onze begrippen, ingevolge
ecner vaftgeftelde natuurwet, geduurig in meetkm- dige proportie ftaan. \
§ 6$. Een klatik o/"TOON beftaat uit een bepaald get at
van tr'illingen in zekcrets tyden verfcbillende toonen bejiaan uit een verfchillendgetal van tr'illingen geduu- re/ide een zelfde tydflip in de lugt veroorzaakt , en tot onze bevatting overgebragt. Ieder behoorlyk gefteld en bewoogen toonverwekkend lighaam in zeke- ren tyd een bepaald getal van trillingen leverende, ontfangen onze ooren , door middel van in ze- kere orde bewoogen lugtdeelen, die hen beurt- lings trillende aanvallen en ontwyken , klaare indrukzelen , en uit deeze wordt klaare bevatting gebooren. Hec maatgczang vereifcht zingbaare toonen (§ i), en de toonen zyn llegts zingbaar uit hoofde van klaare bevatting ; gelykmaatige tril- lingen (§ 54) leggen derhalve den grondilag tot het maatgezang. Wyders, een toon kan eenigen tyd in de eigenfte hoogte voortduuren , vermits de uitwerkfelen dezelfde blyven, zo lang dezelfde oorzaaken werken ; ja, de lugtgolven kooraen het eigenfte getal van trillingen dikwils herhaalen; dus heeft er oplettendheid plaats, doordien zig in een volgende oogenblik laat bevatten, wat er in een naaftvoorgaande ontglipt: geen wonder dan, dat menig, die anders, zo -te fpreeken, ilegts een half geboor heeft, toonen naauwkeurig ver- mooge te bevatten. Het tegendeel van dit alles befpeurt men, 1) wanneer de lugtdeelen tot geen golven gebragt maar voortgeftuuwd worden; a) wanneer fchielyk ontfpannen lugtdeelen de ooren eensklaps alsoverftelpen, en 3),devoort- teeling van lugtgolven door ongelykflachtige werk-
|
||||
6o VAN DE
|
|||||
werkoorzaaken [$ 52] wordr geftuit. In alle
deeze gevallen zyn er zekerlyk trillingen genoeg voorhanden, echcer, er wordt nier dan duidere, vervvarde bevatting verwekt, om dac net aan ge- lykmaatige trillingen ontbreekt , of, 't welk hec zelfde is , om dat er in iedcr kleinfie tydfiip niet even- veel trillingen verloopen. Kortelyk , byiedertoon koomtinaanmerking 1) hetge/uid, als zodanig.en 2)de bepaalde trap van fnelheid, oEdebepaaldehoog. te, by gelegenheid van de welke wy ons t'elkens zekere grootheid klaar konnen voorftellen. §. 66.
Het woord toonen betekent in een oneigentlyke
zin, de beweeging in de toonverwekkendelighaa- nien, die op de lugt, gelyk deeze weer op bnze gehoortuigen, werking oeffent; maar in een ei- gentlyke, hetgevoelen, 't welk wy ter gelegenheid van-en in evenredigheid met deeze bevveegingen in onsgewaarworden, aangeziep de rooneri door de voorftellende kracht der ziel eerit worden geformeerd , en wy anders van geen toonen weeten. Inmiddels, de gefchapenheid der zaak vereifcht, de termen van eerfte en tweede geluid (fonus primus et fecundus) (a) te laatcn vaaren, en veeleer de toonverwekkende beweegingen, van de toonen zelve, als oorzaaken van werkingen te onderfcheiden. a) Nieuwetityd, ybi (upra, pag. 140. Ed. ijij
§ 67.
Het WEZEN van verfcbillende toonen beflaat in de
VERSCHILLENDE BEPAALDE GRGOTHE- DEN , door toe Ike ze worden veroorzaakt. Een lange
fnaar heeft eene andere grootheid, dan eene korte;
dien-
|
|||||
TOONKUNDE. 61
dienvolgens , ze vverkt anders , en. ftelt de
luge op andere wyze in beweeging; andere foor- ten van lugtgoKen verwekken in onze ooren andere indrukzelen , en met deeze gaan weer andere begrippen gepaard. Het eerfte, dac wy ons nu van toonen , volgens hunne innerlyke gefchapenheid, konnen voorftellen, en dat ref- fens de rede influit van alles, wat er geftadig toe behoort, zyn de voornoemde grootheden, deS beiraat in dezelve hun wezen, §. 68.
Ieder toon fpruit als ult een mengfel van TOON-
TJES. Ieder deeltje van een toonverwekkend hghaam moet het zyne tot het geluid bybren- gen, en ieder higtgolf, onder verzelling van de lugtdeelen, die by wyze van breeking en weer- omkaatfing gaande worden gemaakt , tot do voortbrenging eenes toons haare krachten ver- eenigen en als famenfmelten : geen wonder dan, dat wy , voor al in lange fnaaren en groote klokken, als welker deelen zeldencen naaiten by gelykflachtigzyn, dikwyls ftrydige-ofzogenaam- de bytoonen gewaarworden. § 69.
De toonen van fnaaren en klokken ivorden niet ait
de merkclyke, zigt- en voelbaare, maar nit zekere, ongevoelige trillingen , in hunne kleiujle deelen ver- 'xekt, gebooren. Het geluid eener geitreeken fhaav verdwynt, zo dra de ftrykftok wykt, en haar vryheid laat van te trillen , daar evenwel, by aldien het hier op de uitterlyke, merkelyke tril- lingen aankwam.hettegendeelmoeft gebeuren {a). Weer-
a) Crou/az , ubi fupra. pag. 130, Du Bois, dis-
iertatio de ibuo. |
||||
6t V A N D E
|
|||||
Weerom , fnaaren , die door ftrykftokken met
kaarslmeer gewreeven, in plaats van harft , tot het trillen, maar niet tot het geeven van geluid , worden gebragt (b) ; klokken , door fneeuw bedekt; en de zogenaamde luitregilters op clavecimbelen , doen genoegzaam begrypen, dat de beweeging der kleinfte deelen , die eenig- zins als buiten hunne oppervlakte moeten uit- fpringen, en welker werking nu door weeke lighaamen belet, gefmoord en verdoofd wordt, hier eigentlyk het vverk doe. Wat meer is : fnaaren en klokken konnen voortvaaren met trillen, zonder dat men geluid befpeurt, en, wanneer men er dan eenig hard lighaam , tegen 't welk zy konnen aanlluiten , digt by houdt, weer geluid verwekken, door de beweeging in de kleinfte deelen herlevende, fchoon de uiter- lyke, merkelyke trillingen door zulk aanllooten worden verminderd. Daar men nu trillingen gewaarwordt, zonder geluid te hooren, en "ge- luid hoort, terwyl de uiterlyke trillingen ver- minderen, zo bewylt de ondervinding de waar- heid van voornoemde (telling ; maar daar uit volgt myns oordeels noch ganrfch niet, dat het geluid, te weeten het muzykaal geluid in 'z gc- meen (§ fo), in zulk eene opjfprittgende beweeging der deelen beftaa Ic): want , behalven dat de geluul- verwekkende beweegingen eigentlyk nog geen geluid konnen heeten (§ 66), de gemelde on- dervindingen berrefFen flegts de minvolmaakfle Joort van toonverwekking (§. f l) , zynde dus geenzins toepaflelyk op blaas- en windtuigen, veel mm, op zangtoonen. *) \M\Muffcbenbrockinzlxx\ix\iVi.vi&zi §. 1417.ed.1759.
c) ibid. ss. i+*8. |
|||||
§. 70.
|
|||||
TOONKUNDE. 63
$. 70.
De voortplant'tng der lugtgolven kan men zjg door
die van waterkringen eenigzins bevattelyk maaken. Ieder kring ontfangc zyne beweegmg van den naaft voorgaanden; detweede, van deneerften; de derde , van den tweeden enz. te regt flint men dan ten opzigt van lugtgolven eveneens. , Er koomen t' elkens meer deelen aanvlieten, dan er tot de vereiFening der oppervlakte van noo- den zyn , en deeze worden verder achterwaards gedreeven , dan ze in 'c heenga3n vooruic lie- pen , dus verfpreidt zig de beweeging geduurig verder , en er worden geftadig meer kringen ver- , wekt, die echteralleenskens zwakker worden, naar maate dat de kracht van den eerften, reeds verder is verdeeld, en geduurig meer verdeeld wordt; gelykerwyze worden er 00k geftadig meer lugtgolven geteeld, die des te minder krachc iniluiten, naar dat ze van 't middelpunt, ofhec coonverwekkend lighaam , verder afftaan. De voJgende kringen worden klaarer, dandeeerfte, om dat ze in 't begin zeer veel , masir nader- hand geduurig minder teegenftand ontmoeten ; om dezelfde rcden befpeurt men 00k , dat de toonen in een maatige atftand van het middel- punt , onderfcheidentlyker tot de bevatting koo- men , dan wanneer men er allernaaft ftaat, en het oor er boven houde. Het minfte van de be- weeging, die hergezigt in 't water ontdekt, naa dat men er eenen fteen heeft in gegooyt, is aan den fteen zelve 'toe te fchryven, en 't minfte van 't geene, dat er in eenige afgeleegenheid toe het gehoor koomt, aan de toonverwekkende Iig- haamen toe te eigenen,- maar de muzykaale in- ftrumenten zyn flegts beftemd , om de hgt aan de gang te helpen , en gelegenbeid te geeven tot het Vir-
|
||||
64 V A N D E
vcrtoonen van haare ivonderbaare veerkracht, De
deelen van bevvoogeh vloeydoflen behoeven niet, gelyk die van fnaaren en klokken, tot hunne eigenfte (tandplaatfen weer te keeren > rnaar 'c is genoeg, dat ze elders een rultplaats vinden, tot ze weer van nieuws in beweeging worden gefteld. Verzvvakt nu de eerlte knng, door den gettadigen tegenftand der periTencie lugt, de tweede, begint insgelyks te verflaauwen, en vermindert weer de kracht van den dcrdeni De eerfle, konnen reeds verdweenen zyn i ter- wyl, een honderdde eerft voor den dag koomt; waar ze dan niet heenen konnen reiken , daar is ook zekerlyk van hunne beweeging niets te bemerken, doch anderzins hebben fcherpziende en oplettende gemeenlyk iets vooruit, en blin- den konnen er in 't geheel geen bevatting van maaken. Dit alles laac zig gemakkelyk op de lugfgolven en op 'c gehoor toepaflen. §. 7i-
Schoon nu de gemelde vergelyking .hier tot
opheldering de belte en de eenigfte is , men kan ze echter op verre na niet voor volledig uitgee- ven: want, vooreerft, de waterkringen worden flegts op 'toppervlak van 't water gebooren, daar her geluid als in 't ingewand der lugt wordt ver- wekt; de golven worden midden in delugt'ge- maakt, en Ioopen door dezelve naar boven, naar beneden , en naar alle zyden been (a) Ten tweeden, waterkringen worden enkelyk door hunne zwaarte voortgedreeven , maar lugfgol- ven, door veerkracht voortgeplant; geene, ver-» beelden foorten van (lingers, .die, getrokken zyn- de, ryzen en daalen; deeze, beftaanuk krachten, die
a) Muffcbenbroek, ubi fiipra, §. 1448.
|
||||
TOONKUNDE. 6$
die , liaa ontf.ingen aan (tooting , trillen (b).
Ten derden , waterkringen houden niec Iange ftand , doch omrrent lugtgolven heeft er ook duurzaambeid plaats. Ten vierden , aan water- kringen verftrekt ieder hard lighaam tot een on- verwinnelyke hinderpaal , 20 dat ze hec graf vinden ter plaatfe hunner geboorte; daar , in regendeel, het geluid zig langs deezen weg mer- kelyk verfterken , en zelfs op eene bekoorlyke wyze te rug kaatfen laat. Ten vyfden , er kon- nen ter zelver tyd verfcheiden toonen, die nooit door vermenging tot een worden , maar van de welke ieder zig neffens anderen'zo klaar laat bevatten, als of het flegts een ware, wor- den verwekt, des er zekerlyk lugtgolven , die ieder een verfchillend getal van trillingen influi- ten, zonder vervvarring moeten door elkander loopen , 't welk in het water geenzins aangaat. Ten fesden, de waterkringen beweegen des te fneller of langzaamer, naar maate 't geene, dat men in 't water werpt, zwaarerof ligter is, en van meerder of minder hoogte koomt af te (tui- ten , maar aan de lugtdcelen is de onveranderly- ke wet voorgefchreeven , altoos gelykmaatige Jnel- be'id in den loop hunner golven te moeten bewaa- ren , fchoon de golven zelve een gantfch ver- fchillend getal van trillingen vervangen. De kracht, die een lugtgolf influit, en de tegenftand, die ze ontmoet, ftaan namelyk altoos in gelyke rede; dus veroorzaakt de veerkracht, dat twee toonen van gantfch verfchillende hoogte, in een zelfde moment verwekt, ter plaatfe waar men ze beide nog onderfcheidentlyk kan verneemen, te gelyk toe" het gehoor koomen. h) Hiftoire de Pacad. roy. 1737. PaS« ltf~ Mem,'
'737* Pag- 7- E $. 7*;
|
||||
66 V A N D E
|
|||||
§. 72-
De trillingen door toonvenvekkende lighaamen on-
tniddelyk veroorz.aakt , koomen zclden tot onze geivaar- wording. Wy orufangen doorgaans foortgelyke , uit geene voortgeteeld, zomwylen flegrs weerom* gekaatfte, die de oorfpronkelyke geheel verdoo- ven, en te niets deeze en geene. Hec gaat hier evcneens, als met de lichttlraalen (a); natuur heeft een voordeel, 't vvelk ons van geen dienft ]<onde weezen, opgeofferd, ten tinde ons onge- lyk grooter geneugte te befchikken, en door ver* fterkte,<neerder klaarheid influitendelugtgolven, zelfs in een verre afdand, hoorende te verluibgen. (a) Engelhard, phyf. § tji.
§■ 73-
Alle rttimte , laiigs welke zodanige beiseeging reiki,
vioet met foortgelyke lugtgolven bez.et iveezen. Want geen beweegend ligliaam kan tot een afgelegen plaats koomen , zonder alle tufichenleggende door te loopen ; beweegingen, die buiten twyfel eene wonderaangenaame vertooning zouden maa- ken, by aldien het moogelyk ware van ze door 't oog te ontdekken. I
$ 74- Hoe groote verfche'tdenhcid er onder de veerachtige
lugtdeelen 00k zy , ieder deeltje zal buiten twyfel te zy- ner tyd tot de voortbrenging van ieder toon bckivaam iveezen. Men behoeft hier myns ooideels geen zuik oneindig groot verfchil te' onderltellen , dat zekere deeltjes flegts tot de verwekking van ze- kere toonen konnen dienen , invoege dat de na- buurige lugtbolletjes, tot die van andere toonen be-
|
|||||
TOONKUNDE. 67
beftemd, alsdan raaar oppervlakkig aangedaan,
doch niec levendig gaande gemaakt worden (a). Op dien voet moelt niet alleen ieder hockie een oneindig gedeelre van alle verzinnelyke foorten, tot ieder toon vereifcht, influiten, vermits tog ieder toon zig allenthalve laat voortbrengen, maarwanneer men een fnaar, of een pyp, aliens- kens hooger of laager (kit, dan moeften er oofc in ieder moment andere foorten van lugtdee- len aan de gang zyn, daar het evenwel be- vattelyker is , dat dezelfde deelen flegts op eene andere wyze worden aangedaan , en dac ieder van hen al zo wel tot de overvoering van ieder toon , als ieder liclirftraal tot die van elke coleur konne dienen. Daarenboven , de voor- noerade oflderftelling is tot aanwyzing van de rede, waarom zekere lugcdeelen veeleer twee- honderd dan honderd trillingen in een gegeeven tyd aanneemen , geenzins toereikende, vermits deeze alleenlyk uit de bepaalde grootheden, die het wezen der toonen ftellen [§ 6y\ , afgeleid kan worden , en elders te vergeefs vvordt gezogt. Inmiddels , dat de vergelyking tuflchen toonen en coleuren , met welke zommigen veel op heb- ben, gantfch niet op vier beenen gaa, en in der daad nergens toe diene , daar van zyn er onwe- derfpreekelyke bewyzen voorhanden (b). a) Hi ft. de l'acad. roy. J7?7--Pa2« '34 Mem.
1737. pae. 1. b) ibid. hift. pag. 141 Mem. pag, 6.
■ § IS-
De L A.AGT E der toonen is een uifxerkfel van bet min-
der- en cVHOOGTE, van het meerdergetalder trillin- gen door toonvt rwekkende lighaamen geduurcnde zeker tyd- MpjndtlugtTieroorzaakten totonzffbevattingovergebragt. E 2 Snaa- |
||||
68 V A N D E
Snaaren leggen in een gegeeven tyd des te minder
trillingen at, naar dat ze langer, dikker en flap-
.per- des te meerder- naar dat ze korter, dunner,
en flyver gefpannen zyn, doordien ze in 'teerrte
geval langzaamer, in 't tweede, fneller beweegen
[$ 5"73, 'twelk zig dan van alle overige toonver-
wekkende lighaamen, naar evenredigheid , even-
eens verftaat, Daar nu van de beweegende oor-
zaaken zelve niets tot ons koomc, maar , alle
trillingen , die wy gewaarworden , trillende lugt-
deelen zyn, wy hebben hier niet alleen te letten
op 'tgeene dat er in de voornoemde lighaamen;
inaar inzonderheid , in de lugt, en m ons voor-
valt Wie hier inbrengt, dat er al zo weinig
zodanig iets, gelyk wy hooren, rondom ons in
de lugt zy, als de pyn die wy by het fteeken
van eene fpelde gevoelen, in de fpelde, die geeft
mifi'chien geen acht opde meetkundige proportie,
tuflchen de trillingen, in de lugt verwekt, door
haar tot onze ooren overgebragt, en tuflchen
de aandoeningen van toonen, biert'elkens voor-
handen zynde[§64]. Hoedanigc trillingen er in de
eerlte lugtgolf eenes toons worden veroorzaakt,
zodanige worden er door foortgelyke golven
voortgeplant, heihaalt, en tot onze ooren over-
gevoert; en ieder lugtgolf kan ter zelver tyd
onmoogelyk een meerder en een minder maar
ilegts een zeker getal van trillingen vervangen
t§ S3- f4] > )a > aue ordentelyke beweeging aan
de lugt eens ingedrukt, kan door haar toedoen
niet onordentelyk worden, maar moet noodzaa-
kelyk in orde voortduuren. Dienvolgens, flui-
ten de lugrgoJven , die zekeren toon verwekken,
in eenen bepaalden tyd een minder getal van
trillingen in, onze ooren ontfangen, langzaamer,
minder en min aaneenhangende- doch by een
meerder getal, fneller, meerder, en rafler op
|
||||
TOONKUNDE. 6p
elkander volgende, hen beurtlings ontwykende
en van nieuws weer aanvallende flooten. Voelen wy nu , volgens den muzykaalen fraaak , die hier als tellende te werk gaac, ons oorvlies ge- duurende zeker tydftip door minder ftooten, dan in een voorgaande, aangedaan, wy noemen de toonen laag j door meerder , boog; en naar maate dat wy zulk getal, met betrekking op anderen , kleiner of grooter te zyn bemerken, laager of booger. § 76.
Alle moogelyke toonen koomen miffch'ien niet tot onze
bevatting. Er konnen nog veele toonverwekken- de beweegingen in de natuur voorhanden zyn, die wegens al te langzaame of al te fchielyke trillingen met onze ooren gantfch geen overeen- komit hebben, maar tot een geheel ander oog- merk zullen ftrekken; des wyonshet muzykaal geluid als eene linie, die juilt niet oneindig is, doch alwaar wy aan weerkanten het einde niec vermoogen te ontdekken, hebben voorte (tellen. Mitzler, mu(. bibl. torn. 1. pars 3 , pag. 63. § 77-
■■ ' -
Men kan de bcvattelyke toonen gemakkelykft hi LAA-
GE, MIDDELBAARE en HOOGE verdeelen. Immers, de woorden laag en hoog, zyn.alzo wel als die van fterk en zwak, groot enklein, zwair en ligt, niet volftrekt- maar flegts opzig- telyk , of in vergelyking met anderen, op te vatten. Wie, by voorbeeld, het geluid van klei- ne fluiten meelt gewoon is, dien koomt dat van een altviool reeds laag voor , fchoon iemand, die geduurig bas-initrumenten behandelt, het E 3 zel-
|
||||
7o VAN DE
zelve als bosg aanmerkt. Nu kan men zig, we-
gens den ruiraen -voorraad van bevattelyke too- nen op de voornoemde drieledige vyyze oader wwrukken, en de muzykaale tekenkundeievert juilt dnederhande flach van zogenaamde fteuteh, die op deezen grond fchynen re fteunen , en tot uitbeelding van taage, middelbaare en boogg toonen worden gebruikc. S- 78.
Muzykaale inflrumentm STELLEN betekent, te
®ege brengen, dat toonverwekkende ligbaamen in ze- keren tyd eeti bepaald getal van trillingen konnen leve- reu. Zyn er te min, vvy noemen de toonen te taag; te veel, wy noemen ze te boog , en- in bei- de geyallen, outfield; bepaald. is derhalve hun ge- tal, by aldien er geen een merkelyke trilling fe;n'" "och te veel voortkoomt. en wie zulks DelcJukt, diejle/t ze in 't vereifcht accoord. § 79-
AUes wot veroorzaakt, dat de lugtdeelen in zekerctt
tyd tneerder of fneller trillingen voortbrewen , dient tot VERHOOGING- en -mat minder of langzaa- tner trtlltngeu tn ben verwekt, tot VERLAAGlNG van toonen Hoe meer men het gedeelte eener Jnaar t ivelk trillingen kan aanneemen , door atperking verkort, des te kleiner bogt ontfangc ze |§ z'/j; des te eerder herftelt ze zig, en her- vat de bevveeging, zo lang zy er kracht toe ove- ng heefc ; des te fneller beweegt ze; des te meer tnllingen verwekt ze geduurende zeker tyditip in de lugt; des te meer. brenet de luge tot onze ooren en tot onze bevatting "over; ge- volgelyk, des te booger is de toon , geJyk het te-
|
||||
.....
|
|||||
TOONKUNDE. 7r
tegendeel van dit alles de rede van deflelfs meer-
der laagte aanwyft. Weerom , hoe langer en wyder een pyp is, des te meer toonverwekkende ftoffe vervangt ze; des te verder weg heefc de binnenlugt at te leggen ; des te mecr tegenftand ontraoet ze; des te langzaamer beweegc ze be- houdens dezelfde kracht van inblaazing; des te minder trillingen veroorzaakt ze in een gegee- ven tyd ; gevolgelyk , des te laager is de toon, en in een tegengeiteld geval des te hooger. Wordt een pyp gedekt of boven toegemaakt, ze vol- brengt in een zelfde tydltip llegts half zo veel trillingen: aangezien de binnenlugt, boven gee- nen uitgang vindende, te rug keeren , en eenen weg van dubbelde lengte afleggen moet, 'twelk van dezelfde uitwerking is, als of zulke pypen eens zo langwaren, fchoon de vaardigeaanipraak nu eenigzins wordt belernmerd. Wyders, in klokkcn gefchieden de trillingen volgens -geheel andere wetten , dan in fnaaren, vermits de ron- de gedaante liter groote verfcheidenheid veroor- zaakt, gelyk menzulksaan opgehangen Idompen van dezelfde Itolfe en zwaarte klaar bemerkt; en , haare meerder wydteaan de meerder dikte- maar haare meerder dikte, eveneens als die van ltaaven en glafen, aan de meerder fpanning van fnaaren gelyk (laat. Maakt men klokken en ilaa- ven dunner, de toonen worden laager, fchoon ze tetfens ook iets van hunne kracht en eigenfchap verliezen s korter, ze worden booger: ora dat in 'teerlte geval deelen , die, wegens minder fpan- ning , grooter bogt ontfangen, lan^aamer- en in 't tweede, minder deelen even eehs gefpannen, fneller beweegen. Desgelyks, onder glafen van eenerlei ftofte en maakzel, leveren de dikfte, hooger toonen, die naar maate men er meer en zwaarer vogten in giet, laager worden, doordien E 4 de
|
|||||
7* V A N D E
de deelen, hoe ze zig minder konnen uitzetten,
des te langzaamer koomen te beweegen. §. 80.
In fluiten, en foortgelyke blaastuigen, zyn de too-
tten afbangclyk 1) van mecrder of minder flopping der gaten, door welke de weg , dien de binnenlugc heeft af te Ieggen, by wyze van min of meer afgeperkre fnaaren, verfcheidentlyk verlengc of verkort wordt; 2) \an meerder inblaazende kracht, die, uit hoofde van fneller beweegmg , hooger toonen veroorzaakt. Daar nu de binnenlugc de vlakre moet afloopen, het koorxic by dusda- nige blaascuigen , voornamentiyk aan op de lengte , zo dat de meerder ivydte, by wyze van dikker fnaaren, fchoon ze het gebrek van leng- te eenigzins kan vergoeden , inzonderheid tot bevordering van meerder flerkte dient, hoevvel er 00k t' elkens zekere proportie van de wydte tegens de lengte wordt vereifcht {a), by volfla- gen gebrek van de welke een blaastuig gantfch geen geluid meer levert; al het welke zy, die over diergelyke inttrumenten byzondere gefchrif- ten in 't ligt geeven , grondig te onderzoeken en te verklaarden behoorden a) M\tzler, ubi fupra , torn. 1, pars f, pag. 84.
pars 6. pag. 5. §. 81.
Blaastuigen, die alleenlyk door den adem wor-
den geregeerd , gelyk trompetten en i»*ldhoorens, vereifchen eenen toon uit den mond des blaazen- den, dien ze alsdan ver(lerken;invoege dat het getal der trillingen , in de naalte deelen van den iugt-cylinder veroorzaakt, terftond weer aan de naalte
|
||||
TOONKUNDE. 73
naafte, overgezec, en de toonverwekkende be-
weeging aldus langs- de binnenvlakte voortge- dreeven wordt. §. 82.
De verfch'/llende graadett van veerkracht baaren
groote verandering in de HOOGTE der toonen-. fc-laityke lighaamen zyn toonverwekkende uic hoofde van veerkracht [§49], geen wonder dan, dac ze by verfchillende veerkracht verfchillende toonen leveren. Nuleertde ondervinding, dat de veerkracht der luge door den dampkring, en andere doorvloeyende fyne ftoffen grootelyks vermeerderd en verminderd konne worden; dat die der zigtbaare toonverwekkende lighaamen , fchoon ze in de lugtpomp onveranderlyk de- zelfde blyft [§ 37], ten klaaren bewyze, dat ze van die der lugt niet afhange, evenwel mec deeze, welker aandoening en periling ze moe- ten ondergaan, doorgaans af- en toeneeme; dac de digtheid en de veerkracht der lucht altoos in gelyke rede ftaan ; dat elaftyke lighaamen groo- ter veerkracht hebben in de koude, als wanneer hunne deelenvafterineen gedrongen, de pooren beter gefloten , en van vreemde ftoffen meer bevryd zyn, van al het welke er in de tuarmte het tegendeel gebeurt; kortelyk, dat de veer- kracht in 't gemeen grooter zy by digte, koude en drooge minder, by dunne, nxarme en vogtige lugt. Deeze ftoffe vereifcht in der daad lang- duurige, neerftigeproefneemingen, dienvolgens, naauwkeurige mano- termo- en hygrometers : want het barometer, de zwaarte der lugt aanwyzende, is hier van geen zonderlinge dienft , nademaal heete en koude lugt gelyke zwaarte kan heb- ben j geene, door de menigte van toegevloeide E 5 dam-
|
||||
74 VAN DE
dampen; deeze, door de eigenaardige ftoffe,,
minder ruimce beflaande, waar uit dan alleenlyk volgt, dat blaas- en windtuigen in 't eerde geval minder in't tweede , meer klinkbaare materie vervangen. §. 83.
Voorbeelden van eenerhande uitwerkingen,
uit tegengeftelde oorzaaken ontitaande, befpeu- ren wy insgelyks aan het fpringen der fnaaren, als welker deelen, voor al die der darmfnaaren, de droogte ontbindt, en de vogtigheid doec knrnpen , wordendedus in 't eerfte geval als a/getomd, in 't tweede, feller , din ze zulks konnen veelen, uitgerekt- Voorts, daar fnaaren, zullen ze haa- re veerkracht ter deeg re werk llellen, zo fel moeten worden aangeip3nnen, dat ze llegts niec fpringen, en zy zo wel door de fpanning, als door de beweegende magt groote verandermgen in haare pooren koomen te ondergaan, men zal vry wat fnaaren konnen fpaaren, wanneer men ze by felle fpanning niet teifens aanftoot of flaat, maar haar alvoorens een momentje rurt vergunt, en ze flegts op eenewyze doet lyden. $. 84.
De toonen van fnaartiiigen zyn by kouder lugt boo'
ger , by 'warmer lugt, laager. De fnaaren zo wel als de klankbodems hebben in de koude grooter veerkracht, des brengen ze in eenen zelfden tyd meerder trillingen, gevolgelyk boogertoouen voort, eveneens als of de fnaaren feller waren gefpan- nen. In tegendeel, hoe warmer een muzykka- mer wordt , des te meer vermindert de veer- kracht der klinkbaare lighaamen, 't welk dan veroorzaakt, dat ze,als feller uitgerektjlangzaamer |
||||
TOONKUNDE. y$
beweegen, en uit dien hoofde minder trillingen,
en dus laager toonen , verwekken.
$. 85.
De toonen van blaastmgen en orgelpypen , de zoge-
tiaamde tongvierken in Orgelen uitgezonderd, zyn by kouder lugt laager , by warmer lugt, hooger. Kouder lugt dlgter, of* vader ineen gedrongen zynde, ontmoet de ingeblaazen kracht alsdan meer te- genffand , des brengt de langzaamer bewoogen binnenlugt laager toonen voort; daar, in tegen- deel, dunner luge, eveneens als een dunner fnaar, zulken tegenftand niet konnende bieden, maar gemakkelyker en fneller bewoogen wordende, in gelyke tyden meer trillingen, dienvolgenshooger toonen , veroorzaakt. Uit gaat zo verre , dac , volgens wiskonttige uitrekeningen , opgemaakc naar den laagften en hoogften ftand van den mercurius in baro- en termometern , de fluit- en vuldemmen der Orgelen, of het zogenaamde pypwerk , in 't koudfte weer eenen geheelen toon (a), zelfs nog iets meer (b), laager, dan in 't heetfte, zullen ltaan. Althans, wie van twee gelyktoonige blaastuigen het een, een tydlang in de koude, en "t ander in de warmte houdt, die zal haaft eenig verfchil konnen bemerken; gelyk 00k de ondervinding leert, datde toonen van flatten, naa dat men er eenigen tyd op geblaa- zen heeft, en die van pypen, door warme han- den aangeraakt, terftond hooger worden: zeker- lyk, om dat de binnenlugt dan wordtverdund, en, dunne lugt fneller beweegt. a) Enter, tenramen. cap. 1. § 38.
b) Mitzler, muf. bibl, torn, 3. pars 1; pag. 118;
|
|||||
«. 8<S.
|
|||||
76 V A N D E
|
|||||
§. 86.
De taonen van tongixerken in Orgelen , trompet-
ten, bazuinen, hoboen, vox humana enz. zyn, eveneens als die van fnaartuigen, by kouder lugt booger , by warmer lugt, laager. De IugC wordt hier niet door foortgelyke deelen , .maar door mid- del van een koper plaatje, het tongetje genoemd, in beweeging gefteld; dus koomt het hier niet aan op de lugt , als zodanige, maar op dehoe- danigheid dier tongetjes, die, harder en veer- achtiger zynde als de lugt, haaren tegenftand ge- rnakkelyk te breeken en te overwinnen vermoo- gen. Gelyk nu de ondervinding zelfs den grof- iineden leert, dat warme metallen iets langer zyn, dan koude, de gemelde tongetjes raoeten zekerlyk by toeneemende koude een ziertje Icrimpen , en zigin de warmteeen wemigje ver- der uitzetteo. in 't eerfte geval , iets korter zynde en feller periTende, is de uitwerking de- zelfde, als of men den koperdraad, door welken ze worden beltierd, iets om laag had geflagen, veroorzaakende namelyk, wegens grooter veer- kracht en iheller beweeging , booger tooneit, en Zulks deste meer, naar maatede lugt kouder is; gelyk ze in 't tweede, iets langer en flapper ge- fpannen zynde, langzaamer beweegen, en dus, naar maate van meerder warmre , laager toonen verwekken. Ook is de mintfe verandenng hier, eveneens als in concerten alwaar fnaar- en blaas- tuigen by elkander zyn, des te merkelyker, we- gens den tegengeftelden cours dien pyp- en tongwerken houden. Stem men nu deeze , met geene , die door toedoen der lugt nooit anders dan volgens meetlqindige proportie uit den toon raaken, te hoog, men flaat den koperdraad iets om
|
|||||
TOONKUNDE. 77
om hoog, als wanneer het tongetje , langer wor-
dende, langzaamer begmt re beweegen; te taag, men flaat dien draad zo verre om taag, tot het tongetje, dus verkort en fneller beweegende , het getal van trillingen, tot den begeerden toon vereilcht, uitlevert. !. 87.
Het voorftel, om. zonder behulp van toon-
flu iten , op eene gemakkelyker wyze, namelyk door middel van een pyp, die men honderd trillingen in eenfeeiinde afteleggen heeft bevon* den, einen vaften toon (ton fixe) te bepaalen (a), is gantfch niec aanneemlyk, Orri op een vas- ter voet van de toonen te redeneeren , ware het zekerlyk te wenfchen, dat, by voorbeeld, A, en dienvolgens ieder bruikbaare toon , in alle geweden des aardbodems , alwaar men nw> zyk oeffent , even hoog mogt luiden. Het is 00k volkomen zeker, dat een pyp denzelfden toon levert, zo lang ze honderd trillingen in een fecund aflegt : ondertuflchen, daar de ver- fchillende veerkracht datelyk eene andere grooc- heid tlelt [§ 5-3], een pyp kan al zo weinig als een toonfluft', by merkelyke verandering vanweer, het eigenfte getal van trillingen behou- den, en dus geenzins tot een vafter regelmaac verttrekken. a) Mem. de 1' acad roy. 1699. pW, 17?, 1701.
pag.474- Hi ft. 1713. pag. j 00 Matthe/on,OrchcRre 3."pag. 4x9. 5. 88.
|
||||||
De STERKTE dtr toonen is een uifwerkfel van
de meerder kracht , met vielke de lugtgolven worde/f |
||||||
7* V A N D E
gevormd, en, onz.egeboortuigcn aanvallen. Ieder bc-
woogen toonverwekkend lighaam werkt op een zekere portie van aangrenzende lugt; eene lange fnaar veroorzaakt in een grooter portie, een min- der eene korte, in een kleiner , een meerder gecal van trillingen. Nochtans, ieder portie laac zig, behoudens net zelfde getal van trilimgen, met zeer verfchillenden nadruk perflenen voort- ftooten ; dubbelde kracht werkt niet op eene dubbelde portie van lugt, maar perft dezelfde mafia eens zo hevig: dus kan ze zig eens zo fel uitzetten, en houdt echter tot voortteeling van meerder golven nog des te meer kracht overig. Wanneer wy nu bemerken , dat onze ooren door gelykraaatige trillingen levendiger, dan an- ders, worden getroffen , en wy zelfs in een verre afftand vanhet middelpunt, dusdanige trillingen gewaarworden, noemen wy de toonen fterk; wanneer ze levendige indrukzelen verlchaffen noch verre konnen reiken, zwak; en naar maate zulke indrukzelen levendiger of flaauwer zyn, en de uitwerkfelen zig meer of min verre konnen verfpreiden, Jierker en z-wakker. Daar nu alle ruimte, langs welke zulke beweeging reikt, met lugtgolven is bezet [§73], men noemt zodanige fterke toonen, die men in eenen verren afftand hoort , te regt uifwerkjl'len van eene grooter me- nigte lugtgolven; en in 't gemeen volgc, dat de iterkte eenes zelfden toons , naar inaate van fcherper natuurlyk gehoor, en, den ongelyken afitand, grootelyks konne verfchillen. §. 89.
Wanneer twee of meer toonen van merkelyk ver-
fibillende kraeht ons vorvlies ter zelver tyd aandoen, koomt de geene, die den fterkjien indruk verwekt, voorm
|
||||
TOONKUNDE. 79
voornamentlyk- en voor zo verre hy de meriting van
zvia'kken gehecl verdooft, alleen in aanrnerking. Op deezen grond berutten de vul- ftemmen in Or- gelen; de verfchillende graaden van het zoge- naamde forteqv\piano; ja , allerhande muzykaale verfchynfelen. Hoe fterker nu zekere toonen zyn , des te meer kracht tot verdooving van an- dcren iluiten ze in; en in hoe verderen afiland men ze hoort, des te meer zyn ze reeds ver* zwakt, voor zo verre de lugtgolven des te min- der kracht overig hebben , als ze reeds meer golven hebben geteeld. §. 90.
De Jierkte en de hoogte Aer toonen zyn geenzins van
elkandcr afkangelyk. De orgelflemmen bewyzen onder anderen , dat toonen al zo weljlerk en laag, als fterk en boog, al ZO wel zwak en laag, als zvoak en boog konnen weezen , vermits eenerhande grootheden , op verfchillende wyze te werk ge- iteld, verfchillende werking konnen leveren. Schoon nu ieder toon met zekere fterkte, gelyk ieder beweeging met zekeren graad van fnelheid verzeld gaat, en , de lterkte eenes zelfden toons in geltreeken fnaaren , volgens zommigen (a) i 72 'maal kan verfchillen, hy blyft echter, behoiir dens dezelfde grootheid , uit hoofde van veer* kracht, juift dezelfde toon; ja, de ondervinding leert, dat een hevige voor- of tegenwind, de toonen iets te verhaaften, te vertraagen , en on- gelyk verder te verfpreiden , doch aangaande de laagte en hoogte er niets aan te veranderen fermooge. a) Hiftoire de V, acad. roy. 1700. pag. 177.
■ -. . -
§. 9U
|
||||
8o
|
|||||||
V AN D E
|
|||||||
§ 91-
Altes , wat tot filler perjjlng eener eerffe lugtgolf, en tot voortteeling van meerder golven medewerkt, dient tot bevordering van MEERDER STERKTE dcr toonen, Hier koomen derhalve inaanmerking i) bet veerachtig bout der klankbodemt van fnaartuigen, 't welk klinkbaar weezen, enechterop zig zelve nog geenen eigenen toon hebben moec , om welke rede glas , koper , en andere veerachtiger ftoffen hier van geen dienftzyn. 2) Hunne bul- llgheden [§ 58]. 3) Hunne hoogte, dikte en lengte, die tegen elkander in zekere proportie moeten ftaan, 4) De meerder dikte van fnaaren ; en ten opzigt van de gelykmaatigefterkte aller toonen van een zelfde fnaartuig, koomt het inzonderheid aan op de gelykaardigheid van het hout, 't welk op zommige plaatfen dunner zynde, dan el- ders , aldaar zekerlyk minder toonltraalen doet afftuiten; een gebrek , 't welk door dikker fnaaren verbecerd, doch geenzins weggenoo- men kan worden. <;) De zuiverbeid dcr eenflem- mige en gelyklu'tdende toonen van een zelfde inftru- ment; byvoorbeeld, een clavecimbel, wiensver- fchillende geluiden behoorlyk in'taccoord ftaan, dringt beter door, om dat de lugtgolven elkan- der verfterken, daar ze in een tegengefteld ge- val elkanders loop ftremmen. 6. Zeker lak op de ldankbodems van fnaarcuigen door ftrykftokken geregeerd, verftrekkende tot zodanige fliuting derpooren, die de lugtdeelen feller terugkaatft, zonder evenwel aan de beweeging hinderlyk te vail en. 7. De barde veerachtige floffe derblaas- flag. en ■windtuigen, ais welke, door het veroorzaakert van meerder periling , des te geweldiger op de buitenlugt doet aanvallen. 8. De meerdr ivydte deezer initrumenten; nuts tegen de lengtens in be-
|
|||||||
TOONKUNDE. 8r
behoorlyke proportie ftaande [§ 80]. 9. Debe-
tveegende tnagten ; rieem eens, de verfchiliende clavecimbel-pennen ; haare meerder breedte; de verfchiliende klepels van klokken en ftaaven; de ongelyke zwaarte van ftryk(h>kken ; de krachc van den bedierder enz. 10. De wyze vaip beweeg'mgy dac men namely k een inttrumenc behoorlyk aan- tafie , de toonen er ter deeg uithaale, en het echter niet al te fel beroere : vermits de toonen in zulk geval nier alleen minder zuiverheid ver- krygen, maar opk eerder verdwynen, ora dat de volgende trillingen langzaamer worden [§53]. 11. Deftandplaatfen, naar dat dezelve tot verfa- melingen bewaaring der lugtgolvenbekwaamer, en van weeke lighaamen, die het geluid alsver- flinden, meer bevryd zyn , weshalve dan een zelfde muzykinitrument in de vrye lugt. op 't water, en in deeze of geene vertrekken, zeer verfchiliende werking doer. 12. Deverfterldng die de lugrgolven onderweeg van nabnurige barde lighaamen ontfangen. Zyn er eenige omtrent, die unifoons of oftavenwyze mede klinken konnen, ze geraaken in bevvceging , wanneer zodanige trillingen, als er tot hunne geboorte worden vereifcht , hen van ter zyden koomen aanval- len. Dit is de rede, waarom nabuurige fiiaaren triilen, en geluid geeven, zonder dat men ze aanraakt; waarom fnaartuigen in kameren, alwaar verfcheiden gelyktoonige van dezelfde foorc voorhanden zyn , fterker luiden; ja , waarom glafen, inzonderheid wyde en grove, die veel lugt vervangen, en uit vry ongelykflachtige dee- len beftaan , zig in ftukken fchreeuwen, blaazen en fpselen laaren ('*). Schoon nu anderen hec eigenllegetal van trillingen niet konnen aannemen, F ze
a) Morbof, diflert. de fcypho vitreo voce humana
fracli. Kiel. KS83. |
||||
8i V A N D E
ze vermoogen evenwel , uit hoofde van har-
digheid, de tegen hen aanftuitende Iugtgol- ven zodanig te ontfangen en af re zetten, dat de- zelve met ongelyk grooter kracht hunnen weg vervolgen, en, in bcilooten plaatfen, te rug kee- ren. Om deeze rede bediende men zig reeds te Athenen, op het vermaarde Bachus-toneel, van 28 metaale vaten of tonnen, naart de muur op dunne yzere ftangen ruftende (£) , en in de ro- meinfche tooneelen, van rondom gehangen fchil- den, door welke de ftemmen der afteuren onge- looflyk wierden verfterkt. Behalven dier^elyke gebrooken toonen koomen voorts in aanmerking de te rug gekaatfte , door afgelegen harde ligbaamen veroorzaakt, van de welke men in natuurkun- dige verhandelingen doorgaans uitvoerig berigt ontmoet. b) Guilleti(5re,athenes ancienne & nouvclle, pay. 318. §. 91-
De verfch'tllende veerkracbt der lugt baart 00k in de
STERKTE der toonen groote verandering. Zy veroor- zaakt namelyk, Ldat de toonen zomwylen als ter zoek raaken, verflonden, en in de geboorte ge- fmoord worden, en, dat ze ons 00k te mets als onder de hand aanwaflen, invoege dat itemmen en fpeeltuigen hen zelve fchynen te overtreften; in 't eerfte geval noemen ivy de toonen dompig oidof; in 't tvveede , doordringendc, oibelder. Zyn de lugtdeelen vafter ineen gedrongen, van mift, nevel en andere dampen meer bevryd , de eerfte lugtgolven worden met grooter kracht gevormd, en verfpreiden, wegens minder belet- felen , hunne werking ongelyk verder; zelfs ven- der by nacht, als over dag: niet dat de breeking der zonneftraalen aan de voortplanting van 'c ge-
|
|||||
>
|
|||||
TOONKUNDE. 8j
geluid hinderlyk valle, maar, om dat de luge
by nacht gemeeniyk digter, kouder en drooger is. Dit moer thans de rede weezen, vvaarom men op eenzaame plaatfen vvegens den Echo vermaard , by nacht meer weergalm dan over dag verneemt (ai. Wyders , dat een piftool- fcheut, die in valleyen een vervaarlyk geraas verwekt, op de toppen van hooge bergen zulk een flaauw geluid geeft, als of er flegts een ftok- je wierde gebrooken (b), zulks veroorzaakt de dunne, min veerachtige lugt; des wy ook vrye- lyk moogen befluiten, dat de fynlte lugtdeelen (aether), tot overvoering der lichtftraalen ge- fchikt, onze gehoortuigen niet genoegzaam zou- den vermoogen aan te doen. a) K'trcberus, phonurgia, lib. i.
b) Derham, natuurkunde. pag. 144. edit. 1718.
§ 91-
Ho? verrt zekere tooncn eigtntlyk konnen reiken,
zulks laat zig al/ee/tiyk, met betrekklng op deverfcbil* lende oorzaaken, tot vermeerdering en demping van 't geluid bekviaam, uit de byz.ondere graaden hunner flerkte- afneemen. Men beweert, dat iemand het geluid in een dubbele afftand 4 maal-in een driedubbele, 9 maal- in eenvierdubbele, 16 maal zwakker vernee- me(d); en, dat degeluidverwekkende beweeging, ten aanzien van alle verzinnelyke rigtingen, al- waar dezelve zig zonder hindernisverfpreidt, in een dubbele afftand 8 maal- in een driedubbele, 17 maal- en in een vierdubbele, 64 maal zwakker zy (b). Ondertuflchen, de ftellingen van de gelykmaatige fnelheid des geluids , ter gelegen- heid der uitwerkfelen van grofgefchutopgemaakt, F 2 en
a) Euler, tentamen. cap. i» § 14.
b) Mitzler, miif. bibl. torn, 3. pars 1. pag. 98,
|
||||||
84 V A N D E
en in natuurluindige verhandelingen door-
gaans bygebragt , hebben gantfch geen be- trekking tot de toonkunde. Is de minfte fnel- heid van 't geluid 1142 engelfche voeten in een fecunde, nooit hoorde men evenvvel de fterkfte dwarsfluiten, luiten, citers, davids-harpen, en andere zagte muzykinftrumenten, op de helft dier diftantie ,- en 't is bekend, dat het geluid aan- ftonds worde verdoofd, gevolgelyk, min verre konne reiken, zo dra men een muzykkamer met tapyten, of andere weeke ftoffen, behangt en vervult. Daarenboven , men kan op dien voec met vport rekenen, in twee fecunden 22.84; in drie , vier enz. anders moeft 00k volgen, in een minuut fes uuren verre, en dus zoude er geen rede weezen, waarom ieder toon niet geduurig verder konde gaan. §. 94.
MeMkdtideJterketootteniu'VQLLE en SCHELLE
Jezwakke, in DUNNE en ZAGTE verdeelen. Voile ofzwaare .verwekken levendiger,/*■/;*■//<?, fcherper indrukzelen i geene , vulleiihet oorten eertten; deeze, koomen het zelve als kittelende aanvallen, en worden allenskens beminnelyker. De oor- zaaken van deeze verfcheidenheid ontdekt men in flag- blaas- en windtuigen aan de verfchillende gedaanrens, gelyk zommigen zig, 't zy in 't ge- heel of hier en daar, wyder, naauwer en fchuin- fer vertoonen. Zelfs ieder clavecimbel van twee achtvoetige geluiden , geeft er voorbeelden van , vooral indien er anderen tuflchen leggen: ge- merkt de bewoogen fnaaren , die den kam nader 2yn , een kleiner boog befchryven, en dus de lugtdeelen jets naauwer fpannen. Voorts, door <^mme tooneu verftaa ik zodanige, die wegens . ge- |
||||
TOONKUNDE. 84
gebrek van mafia minder kracht hebben;
door zagte, die fterker konden weezen, ten zy men zulks opzetcelyk verhinderde. Weerom , fterke en laage toonen [§ 90] kan men, met een woord , grove noemen ; fierke en hooge, fyne 1 zwakke en laage, (lompe; zwakke en hooge, te- dere. Onze geueldheid verttrekt 00k hier tot een regelmaat, nademaal al te felle beweegingen, die 't oorgeweefzel eenigzins in gevaar van fcheunng ftellen, uit kracht der ongeneuglykeaandoening, terftond er mede verzeid gaande, ons noodzaa- kelyk mishaagen, enwy, wanneer het op leven- dige en fcherpe indrukzelen aankoomt, toonen, die geen genoegzaame kracht influiten, weinig achten. 1
De DUURZAAMHEID der toonen ontflaat uit de aanhoudende persjing van bet drukkcnd vermoogen. Ze vindt derhalve in vry bewoogen toonver- wekkende lighaamen, namelyk, clavecimbel- en harpenfnaaren , klok- en ftaffpellen enz. geen plaats; hoedanige toonen, die eerft gebooren worden, wanneer de drukkende magt wykc, en onze ooren eerder verlaaten dan dum-zaame van evenredige Iterkte, men dan , in tegenfteiling, vlugge mag noemen, mirs dezelve, gelyk ze hel- der genoeg konnen weezen, behoorlyk onder- fcheidende van doffe [$ 92], die uit geheel an- dere reden van korten duur zyn. Voor zo verre nu (terke toonen krachtiger indrukzelen dan zwakke nalaaten, mag men ze 00k als duurzaa- mer aanmerken, hoewel op verre na alle duur- zaame, niet tterk zyn ; en men zo wel in rtom- pe en tedere, als in grove en fyne, duurzaam- neidontmoet, 't welk, onder anderen, orgel- ftemmen genoegzaam bewyzen. Duurzaame F 3 too*
|
||||
85 V A N D E
toonen verfchillen dan inzonderhcid hier in van
andere , eigenrlyk zogemamde tterke , dat ze lang achtereen in gelyke Jlerkte konnen wordcn be- vac. § 96.
De ZUIVERHEID der toonen [pruit 1) uit bet
ftipte getul der vereifcbte tr i Hinge it; 2) uit de gelykaar- digbeid der deelen van toonvenvekkeitde lighnamen ; en 2) uit de gladdigheid en droogte van hunne opprvlak- tens. De eerlte foort van zuiverheid , hier in beltaande, dat de toonen geen ziertje hooger noch laager voortkooraen , dan het muzykaal gehoor ze gewoon is , en verwagt, ten welker opzigc men overlang heeft gezeid, rein gejleld, is ba!f gcfpecld, en by gefbrek van de welke men de toonen onzuiver , onrein of outfield noemt; is een uitvverkzel vanJconft, ja , een foort van meet- hmde. Ten tvveeden , ze zyn zuiver, wanneer hunne ftipte hoogte door geene ftrydige- of zo- genaamde bytoonen onzeker wordt gemaakt, en in een tegengefteld geval, valfch. Hier koomt het derhalve op innerlyke oorzaaken aan, die van ons niet afhangen [5-2. 6H]. Het gaat hier eveneensmet het gehoor, als met andere zinnen; de mindere volmaakrheid der deelen, bevordert te mets de volmaaktheid van 't geheel; wat wy niet weeten, dat kwelt ons niet. Hadden wy zulk een fcherp gehoor als haazen, wy zouden buiten twyfel meer valfche toonen oritdekken, en, miflchien menig fnaar- en flagtuig, 't welk ons nu ftreelende voorkoomt, ongeneuglyk vin- den, De vraag is dan alleenlyk , of de itrydig- heid bedekt blyve, en eindelyk, bverheerfcht en verdoofd wordende, ten aanzien van onzebevat- ting, verdwyne, als wanneer wyde toonen, gelyk het nrinlt onvolmaakte voor volmaakt doorgaat, |
||||
TOONKUNDE. 87
zither noemen. Ten derden, ze zyn zuiver,
wanneer ze, uic kracht van gladde en drooge oppervlaktens, als onbelemmerd, en met zeke- re vaardigheid, hec gehoor aanvallen. De on- dervinding leert namelyk , dat fpeeltuigen, mits dac men ze in maatige droogte, als hun element, houde, door het gebruik , of het zogenaamde uitfpeelen, niet alleen in llerkte, voor zo verre de droogte de meerder hardigheid der deelen bevordert, maar 00kin zuiverneid, aanwinnen, en zo iets verkrygen, 't wclk de hand des maa- kers hen nietaltoos by te zetten vermag: buiten- twyfel, om dat zommige ongelykflachtige deelen dus vereffend, de pooren tot den vereifchten doorgang der lugt bekwaamer gemaakt, en de oppervlaktens meer gepolyft worden ; ja, ze leerc, dat vezeltjes van niet ter deeg afgeknipte clavecimbel-pennen aan den vryen loop der lugt- deelen reeds hinderlyk vallen. Deeze ioort van onzuivere toonen, door uiterlykeoorzaakenver- wekt, kan men, ter onderfcneiding der beide voornoemde, rwwc, offchorre, noemen; en in 't gemeen ftaat,het by keurlyke liefhebbers vaft, dat ontftelde, valfche en ruwe toonen, van zui- vere , als k-xelling van verluftiging da geeftes verfchillen. ■ ■ ■
§ 97- De grooter veerkracht der lugt bevordert insgetyks de
MEEKDER DUURZAAM^ en ZUIVERHEID der toonen. De zang- en blaastuig- oeiFenaars konnen het des te langer met gemak uithouden, hoe ze meer reine lugt in plaats van dampige , inademen ; de fnaaren houden beter toon, als in buyachtig weer; ja , de fchruiven en trekkers der muzykiale inftrumenten laaten zig bekwaa- F 4 mex
|
|||||
c
|
|||||
8S V A N D E
mer regeeren. Doch , oiermaatige droogte doet
het houc krimpen; waar tegen in orgel-regifters, die zig niet ter deeg laaten tloppen, en dus ver- oorzaaken , dac zommige toonen ongevraagc fpreeken, geen beeter middelis, dan geduldtot er weer vvat vogtigheid in de luge koomt, als wanneer men zuik gebrek aanftonds van zelve heriteldvindt. Hier uit volgt dan, dat niet de herfft- en winter- tyd , als zodanige, maar, de groorer veerkracht der luyt, met maatise droogte verzeld , 't bekwaamlte faizoen tot het genoot van wonderaangenaame muzykaaie geneugtens (telle. §, 98.
:; ZANGTOONEN worden alleenlyk door de Glot-
tis geformecrd. Toonen , die wy hooren , zyn reeds geformeerd, de vraag is dan , hoe zulks aangaande zangtoonen gefchiede ? Ieder toon is een geluid [§ 41 J; het geluid beftaat uit tnl- lendelugt [§ 38], en trilling onderfteltperffing, gevolgelyk , een lighaam , 't welk tegenttand kan bieden. Nu wordt de lugt, als de irorle van 'c fpraak- en zanggeluid , niet in- maar uitgeademd, of te rug gegeeven , gelyk ieder, zo dikwyls hy van zvvygen tot fpreeken , en van fpreeken tot zingen, overga3t. zulks gemakkelyk kan bemer- ken. De long verbeeldt hier een foort van een blaasbalg, dryvende de lugt, met een zagte, evenmaatige loop, naar boven. Op den weg Van de long tot aan de (trot, alwaar de paflage gedurig numer wordt, ontmoet ze geenen te- genttand. en nog minder, in't ruime canaal der lugtpyp zelve. Tot dus verre geene perfling voorvallende, kan er 00k geen geluid worden verwekt. Laage toonen veieiilchen meer- hoo- ge, minder lugt, gevolgelyk , meerder of min- der |
||||
I ^
|
|||||
TOONKUNDE. 89
der ruimte tot hunne formeering; daar wy nu
oogenfchynelyk befpeuren, dat de flrot, of lugt- py'p der keel, by laage toonen krimpe, en zig by hooge , uitrekke, zo volgt van zelve, dat zy de oorzaak van de vorming der toonen nietkon- ne weezen. Dus blyft er verder niet overig dan de opening boyen aan de itrot, het ftrottenhoofd of de Glottis genoemd , en de epiglottis, of'c keelldapje, tot de fluking der glottis beftemd. De beweeging van dit klapje ftaat , volgens de aanmerking der naauwkeurigfte ontlederen, niet onder het gebied van onzen wil; maar wy kon- nen gemeenlyk zingen wanneer het ons behaagt, des koomt het hier alleenlyk aan op de glottis. Deeze beftaat uit eene eironde opening, beiloten tuflchen twee lipjes, die zig door middel van fpiervezelen meer of min openen en fliiiten, of uitrekken en krimpen. Hier wordt de opwel- lende lugt , door haar zelve tegenftand' biedende, en door de naauwte van den weg , lydende, benefFens de lippen der glottis tot het trillen gebragt, en in dusdanige gelykmaatige trillingen legt het wezen der zangtoonen. Ieder toonver- eil'cht een bepaald getal van trillingen in zekeren tyd, en de glottis is flegts tot verfchillende ope- ning en fluking haarer lippen bekwaam ; de quantkeyt van lugt, by ieder toon doorde glot- tis vloeyende, moet derhalve evenredig weezen aan de opening der glottis. Opent men ze zo verre als doenlyk , de lugtdeelen , alsdan den minften tegenftand ontmoetende, beweegen lang- zaam, dienvolgens, iemand verwektden laagften toon, dien hy kan bereiken. Slukende lippen der Glottis zig vervolgens meer en meer, de lugt moec des te fneller beweegen, naardat ze, wegensmin- der opening, meer tegenftand vindt; dus gaac men alleenskens over tot het vormen van booger F 5 too-
|
|||||
9o V A N D E
toonen. Hoe hooger de toonen zyn, des kleiner
is de opening; evenwel er moec altoos, al zo wel als op roeren van hoboen en bailbns, eeni- ge opening blyven, ofdeweg, langs welken de beweeging alleenlyk kan tot ons koomen, wordc gefloten. Met hoe meerder nadruk de glottis, behoudens dezelfde opening, zekere portie van trillende lugt laat doorvloeyen, des te fterker met hoe minder, des te vwak'ker hoe langer ze in den eigenflen Hand blyft, des te duurzaamer hoe eerder zy tot eerie andere werking over- gaat, des te viugger hoe netter ieder opening gefchiedt, hoe beter de lippen t'elkens aaneen- fluiten, ja , hoe gladder en drooger ze zyn, des te zuiverer konnen de toonen worden. §. 99-
De lugtpyp befehikt aim de gevormde toonen de noo-
dle ruimte tot de overvoering. Ze krimpt by laage toonen . ten einde de buis van den mond zig met des te meerder gemak verlenge; en rtkt tig uit by hooge, om aan die buis toe te laaten, dat ze zig intrekke en korter worde. Ze doet derhalve ongelyk meer dan ooit eenig canaal van een wind- tuig, doch de oorzaak van de formeering der toonen kan ze daarom niet weezen, om dat er dan of eene tegengeftelde beweeging wierde ver- eifcht, dat men namelyk in 't zingen de lugt niet te rug geeve, maar inademe|, en dat zulke inge- ademde lugt tegen den ftroom der geltadig op- wellende lugtdeelen konne te rug deinzen, of dat de glottis, by menfchen zo wel als by zommige watervogels , die eenen fellen galm flaan, met boven- maar onder aan de itrootpyp ware ge- plaatft. Dus wordt de toonverwekkende bewee- ging door het beftier van't bmnencanaal&& lugtpyp, & wel- |
||||
TOONKUNDE. 91
welker krimping en rekking met de laagte en
hoogte der toonen geduurig in omgekeerde rede ftaat, in 't buitencanaal des monds overge- bragt, om aldaar verfterkt en vervolgens geuit te worden. §. 100.
Elke portie van de lugt vitidt in V verhemelte des
monds ate een bekwaam geivelfzel tot weeromkaatfing r en ieder dee I, hoe teder bet oak fihyne, brengt bet zyne by tot verflerking. Inzonderheid koomen hier in aaninerking de neusgaten en de tanden. Zingt men met gefloten mond en open neus, het geluid is juift niet onaangenaam , doch houdt men in 'c zingen de neus toe, zo dat het geluid aldaar niet lean doordringen, maar van die kant zyne verflerking moet miffen, het begint naar dat van endvogelen te gelyken. Dat men dan met door de neus moete zingen, wordt flegts by misvatting beweerd. Voorts, de ondervinding leert, dac zelfs het verlies van een tand de zaneitem te mets merkelyk konne verzwakken. Ook is het zeer vvaarfchynelyk, dat het keelklapje de oorzaak van zekere aanminnige beevingen, ileepen.trem- blementen.en andere zang-cieraaden zy, invoege dat men, volgens eene byzondere, gelukkigege- fleldheid , er vermoogen op krygt, fchoon hec in't gemeen onder 't gebied van den wil niet ftaac, §. ioi. ;. *.
DE ZANGSTEM IS EEN WONDER DER
NATUUR. De middelyn der glottis kan in de daade-
lyke zangoefiening, zelfs ten opzigt van de ruimfte menfchelyke keelen, geen linie , of twalfde deel van eenduim, bedraagen; nochtans, uit het klein verfchiltuflchen zulke middellynen, lpruic
|
||||
pi VAN DE
fpruit het groot onderfcheid van laage, middel-
baare en hooge zangftemmen in 't geraeen [§ 48]. Wat meer is: men kan nagaan , dat die kleine middellyn zig in de daadelyke zangoeffening op verfcheiden duizend wyzen moete verdeelen. Zeker voortreffelyk toonkundige (a), wie*ns ge- fchnft tot deeze aanmerkingen de voornaamite gelegenheid heeft verfchaft , ftelt er, zonder vergrooting,9632: teweeren, in een oftaaf 301 en dus in twee ofraven, als welke thans de meefte zangers konnen bereiken , 602 toonen van gelyke tuflchenwydte. Wy konnen , zeid hy, nog veei naauwer toonen voortbrengen , doch laat ons flegts het geraelde getal verdubbe- !en : 1204 De (terkte van ieder duurzaame toon kan 72 maal grooter worden [§90], men ftelle nu enkelyk vier maal, dus 4816. En aan defor- meering van ieder toon hebben beide lipjes der gl6ttis evenveel deel: 9632. Deeze laatfte ver- meerdering fluit verfchillen in, kleiner dan een 54 fte gedeelteder middellyn eenes zyden draads, fevenmaal dunner als een hoofdhair; verfchillen nochtans, die een gefcherpt gehoor Itiptelyk vermag te onderfcheiden. Voorts, alle konftige muzykaale inltrumenten moeten hunne behoor- lyke lengte en wydte'hebben, of er is .niets me- de te worden, hier in tegendeel vermoogen de eigentlyk zogenaamde bas-zangers, binnen ee- nen omtrek, die nooit boven fes duimen kan bedraagen, toonen voort te breng.n , die pypen van acht voet lengte vereifchen. Waar zullen wy hier de proportie vinden ? hetverfchil is als i tegen 16; wie {laat nietverbaalt over zulk eene wonderbaare mechanyk! Wil men nu de glottis met tongetjes in orgelen , of met roeren van blaas-
*
0} Dodart, Hift. de I'acad.roy. 1699, Pag> *7~32"
mem. 1699. pag. 308359, |
||||
TOONKUNDE. 93
blaastuigen, vergelyken, er is verder geen over-
eenkomit, als dat er in ieders middellyn t'eikens eenige opening moet blyven; en hoewel zoda- nige orgelpypen, die aileen of voornamentlyk toe de verlterking van de toonen der tongetjes dienen, met het buitencanaal der zangftem vry wat overeenkomft fchynen te hebben, zulke py- pen brengen evenwel niet voort dan teder geluid, leder pyp flegts eenen toon , die gemeenlyk vry traag ter fpraak koomt , en wiens fterkte zig onmiddelyk vermeerderen noch verminderen laat. Daar en tegen, de glottis kan met aileen vaardige en delicate toonen leveren, maar zelfs toonen van dusdanige zuiverheid, by welke die van konftige inftrumenten, hoe naauvvkeurig 00k in 't accoord gebragt, geftreeken fnaartuigen uitgezonderd, als valfch luiden. Het ontbreekt, volgens geloofwaardig berigt {b) , 00k niet ge- heel aan voorbeelden , dat een zangkon- ttenaar, by goede dispofitie , twee toonen te gelyk konne zingen , en dit is al zo bevattelyk, als datmen op een blaastuig, byvoorbeeld, een dwarsfluit, twee toonen, die een oftaaf ftellen, te gelyk konne aanblaazen; iets, waar van ik eenige maalen oor- en ooggetuig ben geweeft. De inblaazende kracht wordt hier namelyk zo- danig beftierd, dat zeker portie lugt juift eens zo fchielyk wordt bewoogen, als de reft. Wy- ders, de gemelde voortbrengfelen der zangftem zyn onder 't gebied van onzen wil gefteldi wy verbeelden ons toonen in zekere hoogte, en treiFen ze zodanig^j zonder datwy de vereifch- te werktuigen, noc!i zy den bevelhebber, ken- nen , en verilaan konnen wat hy hen gebiedr. Ja, al het voornoemde ziet nog flegts op vol* waflen menfchelyke keelen : want, poogt men eens
b) Mattbefon, capelmeifter, pag, 14, §, 40, |
||||
94 VAN D E
eensna te gaan, wat fubtile beweegingen er tog
in die van zingende kinderen, en van zangvo- gelties, moeten voorvallen , het verftand (taat geheel ftil: de konfl verlaat den meefter; doch, beviondering is bier een vrugt van oplettendheid! Van de MUZYKAALE STOFFE.
§. 102.
NATUUR, de werkende kracht aan gefcha-
pene weezens verleend, gaat ont voor in levering van geluid, klanken entoonen. Oubezielde lighaamen verwekken reeds, door on-
derlinge aanftooting, geluid, en zommige, by voorbeeld, fuizende winde en ruifchende bee- ken , fchynen te mets tot voortbrenging van ee- nige zoetluidendbeid beftemd. Onder g<iluidgee- vende dieren is de verandering van dien verwon- derenswaardig, gemerkt ieder zig, door zynen galm, niet alleen van alle overiee , maar in vee- lerhande gevallen 00k van zig zelf, onderfcheidt. Ja, het kwinkeleerend pluimgedierte, inzonder- heid de ftreelende leeuwerik, de liefkoozende canary, en de hoogbegaafde nagtegaal, verdient niet alleen onze opmerking, maar zelfs, onze eerbiedige bewondering , voor zo verre des grooten fcheppers oneindige wysheid en mage ookin de fchelle, bekoorlyke keelen, aan zulke kleine dieren verleend , middagldaar doorttraalt. Ondertuflchen, daar het fpraakgeluid meerder en onderfcheidener veranderingen toelaat, de gemel- de verfcheidenheid is nog onnoemlyk grooter onder de menfeben. Dus vinden wy ons zomwy- len aan alle kanten door geluid omringd. Wy- ders, men eigent televering van geluid in 'tgemeen toe
|
||||
MUZYKAALE STOFFE. $5>
toe aan de natuur , om dat zy de fioffe le-
vert, zonder welke de kon(l, die er flegts zeke- re vorm, of vereifchte gedaante, aangeeft, niets vermag ; en deeze ftoffe is van zo verfchillenden: aardt, dat wy zelfs in glafe- en porcelainen-win- keln nooit twee toonen, in alien deelen met elkander overeendraagende , ontuioeten : aan* gezien natuur nooit twee volmaakt gePyke i'tngen voortbrengt. '.
§. 103. Natuur levert ongelyk meer toonen , Jan onze fmaak
in een zelfde muzykftuk bebaaglyk vindt. Wanneer men lange, gefpannen fnaaren door
kammen , die men allenskens verder kan fehui- ven, afdeelt, befpeurt men, dat een fcherp ge- hoor binnen zulke naauwe ruimte, welker uit- werkfel men eenen halven toon noemt, thans meer dan vyftig eenigzins verfchillende toonen itiptelyk vermooge te onderfcheiden. Daar ons inmiddels zulke fubtile toonen vry onfmaakelyk voorkoo- men, wy konnen niet anders befluiten, of na- tuur opene hier zulk een ruim veld, ten einde ons des te meer keur te geeven , om er zodanige, als wy met onze gefteldheid beft overeenkoo- mende vinden, uic te kiezen, dezelve tot net gebruik te fchikken, en er ons aan te gewennen. lets anders is derhalve bet gros van bevattelyke too- nen , en weer iets anders de muzykaale fioffe, in toebereiding van de welke hier bet eerfte werk tkr konft beltaat. §. 104.
Alle muzykaale toonen warden door konft afgedeeld.
Natuur wyft ons in zommige inftrumenten, by voor-
|
||||
96 VAN DE
voorbeeld, trompetten, vvaldhoorens, en trom-
pet-marinen , zekere toonen aan , by welke wy bns moeten houden, zonder aldaar naar believen andere tuflchenleggende, te konnen voortbrengcn, fchoon het zekerlyk van de lengte en wydte dier blaastuigen , gevoigelyk , van de hand des maa- kers, en van de {panning der trompet-marin- fnaar , afhangelyk blyft , dat de laaglte toon , tot een grondflag der overigen verftrekkende, juift C is, geen l3, of een ander. Hier verkry- gen wy gelegenheid, de natuur als in de kaart te zien, en de gronden, volgens welke zy zelve een muzykaaf fyftema opmaakt, na te fpeuren. Weerorn , voor zo verre ieder toon door krach- ten, aan gefchapene wezens verleend , wordc voortgebragc, is ieder , niet alleen natuurlyk, maar ook even natuurlyk, zo dat in dit opzigt geen toon on- niet- veel min bovennatuurlyk kan heeten; hoewel men in betrekking tot zekere inftrumen- ten het eigenaardige natuurlyk, het ondgene on na- tuurlyk- en dus zekere toonen natuurlyk voor vioolen , onnatuurlyk voor trompetten; natuurlyker voor de dwarsfluit, dan voor de hoboo enz be- noemt. Nochtans, alle muzykaale toonen zyn konflig, voor zo verre natuur aan derzelver af- deeling nooit de laatlle hand ilaat; de keur ftaat aan ons, mits dat wy de wetten , aan den goeden fmaak tot een rigtinoer voorgefchreeven , niet te buiten gaan. §. ro5-
De muzykaale floffe beflaat uit toonen , die, twee en
twee , zekere bepaalde tujftbenwydte bebben , geduurig in betrekking tot elkander aangemerkt , en dus BE- PAALDE TOONEN, muzykaale TWEE- KLANKEN, kl'mkende tuffcbenruimtens , met ien vsoord, INTER. VALLEN pnoemt worden. . tit |
||||
MUZYKAALE STOFFE. 57
Uit toonin, niet uic afgezonderde klanken[§45]:
ora dat onze fmaak geftadig iets vereifcht, 't welk genoegzaame gelegenheid toe onder* linge vergelyking aan de hand geeft, en , de mu- zyk in der daad eene geettige taal zal verbeel* den [§ 13] , tot vvelken einde dan een klank, zonder achtervolging, van geen dienft kan wee- zen. Maar 00k, uit toonen van zekere bepaalde tujfcbembydtet om nu van deeze een klaar begrip te maaken , dient men zig den toon voor te ftel- lenals eene linie, die zeer verfcheidentlyk afge* deeld kan worden, en, uitkracht van verfchil* lendewerkoorzaaken, t'elkens verfchillende wer* king moet uitleveren. Stelt men eenen kam, of een ander hinderpaal, onder eene fnaaf , er verroonen zig datelyk twee ruimtens, ieder tuflchen twee eindens begreepen, ja, ten zy dekam juift in 't midden onder de fnaar ftaa , twee ruimtens van verfchillende grootbeid. Dusdanige ruimtens heeten eigentlyk intervalien \ inmiddels , de wel- luidendheid het oogmerk aller onzernavorfchin* gen zynde , men gebruikt dien term insgelyks en voornamentlyk ten opzigt van de uitwerkfe- len, teweeten, van zodanige luidrugtige too- nen , als er, met uitfluiting van anderen, over- lang tot de muzykaale pra&yk zyn verkooren, betekenende dus het woord INTERVAL, in een muzykaale zin, twee toonen van eenen bepaalden onderlingett af/latid, tn hetrekking tot elkander aange- merkt. Daar men hier nu t'elkens twee toonen met elkander vergelykt , en ze als halve- geheele- drie- vier- vyftoonen enz. onderfcheidt, ten einde den min- of meerderen afftand van twee, door een bewoording beknoptelyk aan te dui- den, ze konnen 00k MUZYKAALE TWEE- KLANKEN heeten. BEPAALDE toonen worden ae genoemd, Yooreerft, om dat men in hunne G yoorc*
|
||||
?8 V A N D E
voortbrenging als bepaald is; te weetcn, een fnaar
eenes miuykaalen inltruments gefteld hebbende, de overige fnaaren, zullen ze de gewoone inter- vallen leveren, noodzaakelyk dus en niet anders moet fpannen. Ten anderen , om dat achter elkander volgende enkele toonen , die , door hunnen ftipten afftand , zekere intervallen ftel- len, door elkander worden bepaald, en de eerfte , nu hopger of laager zynde, dan anders, detwee- de, zulks insgelyks weezen moet. Tenderden, om dat hun "ilipte afftand zig beftemmen of be- faalen laat, wanneer men namelyk de zigtbaare, taftelyke ruimrens, door welke ze in fnaaren worden verwekt, meet, en er, door behulp van getallen enlinien, afbeeldingen van maakt. Dus- danige vergelykingen, als debefte en eenigfte mid- delen om de zaak onder 't verlknd te brengen , noemt men muzykaale redemaaten en evenredigbeden: te weeten , een enkele toon heeft een grootheid, geen ledemaat, als welke twee grootbeden, gelyk eene evsnredigbeid twee of meer redemaaten, vereifcht. Ondertuflchen , daar geenc andere toonen van verfcbillende hoogte, dan bepaalde, zig derwyze.dat zetot het voornoemdeoogmerk[§ i] konnen ftrekken, laaten aaneenfchakelen, en wy dus in de muzykaale praftyk fleets toonen van eene bepaalde tuflchenwydte, welker redemaaten namelyk juilt in deeze en geene andere getallen ftaan , gebruiken, ieder redemaat is geene muzykaale redemaat, en , fchoon alle intervallen toonen zyn, alle toonen z.yn geene intervallen , des beftaat de muzykaale ftofte eigentlyk uit intervallen , twee- klanken , of bepaalde toonen , hoedanige hier voor- taan door de bewoording toonen, kortheids halve toereikende , altoos worden gemeend; en dusda- nige ftotfe is het thans, op welke de befchryvingen,' |
||||
MUZYKAALE STOFFE. 0p
tie toon is een klank , door anderen bepaald (a)
uit anderen afgeleid, of tot anderem betrekkelyk(b), zinfpeelen. lmtners, geen toonjsalleen zynent- halve, maar ieder kan en zal ook teftens toe dienft van anderen verftrekken , ja . luidt in een zelfde behoorlyk gefleld muzykaal inflrumenc, in een zelfde welgeregeld concert, met opzigt tot, anderen zodanig , als by luidt. Voorts, men onder- fcheidt de enkele toonen door zekere letteren en bewoordingen, om dat men ze geftadig in betrekking tot elkander wil gebruiken, onder- ftellende te regt, dat een toon zodanige hoogte hebbe , als de betrekking tot anderen zulks me- de bfengt. Eifcht nu iemand , by voorbeeld , A aan te geeven, om er na te flellen, er wordc van geenen klank gehandeld, fchoon men voor dien tyd niet dan A noemt en hoort, maar van eenen toon, om dat men opzigtelyk tot anderen fpreekt, of, eenen toon als de regelmaat van an- deren aanmerkt. a) Tonus eft (onus ex aliofotiodeterminatus.Engelhard,
phyl § %n b) Sonus ad ulium fonum reltitus, F. A. Widtler
diflerc. de affed;bus ope mufices excitandis. § II. §. 166.
Men telt in de mUzykaale letterkonfl gedmtrlg van
beneden naar boven , of van laage toonen tot hooge, Dit gebruik is in de orde der natuur gegrond, aangezien bas- en tenoorltemmen, door meerder fluking der glottis, alt- endiskant-maardeeze, nooit tenoor en bastoonen voort te brengen vermoogen. Weerom, eene fnaar door afper- king verkortende, kan mengeftadig/xx^r toonen verwekken, doch den toon der lofle fnaar, behoudens de eigenfte fpanning, geenzins naar G 2 belie-
|
||||
■ "■ " ■ ' ' ■ ■ ^~ " ^ypjjii.-, ■ ."
|
|||||
ioo V A N D E
believen verlaagen. De laagftetoon, opwelken
de hoogere als geveftigd zyn, en naar welken men deceive bereekend, draagt dienvolgens de benoeming van grondklank , oflJRIME. Hier op ziet ook de bewoording Generaal-bas, vermits men in deeze oeffening der harmony alle vereifchte inrervallen van den grondklank afleidt; en mis- fchien is zelfs ons neerduitfch woord baas, vader des huisgezins, van den ouden muzykaalen term has oorlprongelyk. Wat nu, ten opzigt van laagte, met bas-ftemmen overeenkomft heeft, noemt men achu wat een oftaaf hooger is, vier- nog een oftaaf hooger, twee- en wat een octaaflaager gaat, Jeftien voet toon, uit alle welke eindelyk ook l- en 32 voetige toonen zyn voortgefprooten. De uitdrukkingen, een geluid, klank , toon , ftem, pyp of fnaar van 8 voet, 4 voet enz., zien derhalve, met op de lengte van pypen en fnaa- ren, maar enkelyk op de laagte, in betrekking tot bas-ftemmen, als de rigtfnoer, aangemerkt, met een woord, op de toonmaat. §. 107.
Otider de beide bekende regelmaaten van hoogte,
KOOR- en KAMERTOON genoemd, Jlaatgecne, eenengebeelen toon hooger, als deeze. By voorbeeld de laagfte orgelpyp eener praflant 8 voet, hoe- danige ftem doorgaans in 't gezigt ftaat, ver- eifcht naar kamertoon, 8 voet, 10 duim lengte, en 6 duim in diameter, maar naar koortoon , flegts 8 voet lengte, en si duim wydte. Orge- /<-»ftaan dangemeenlyk in koortoon, omdat men de pypen van ieder ltemme, die naar kamertoon D moetten fpreeken, reeds op C plaatfende, nietalleen den grond minder bezwart, enruim- te, mgarvoornamendyk kojlen, althans in groote Or-
|
|||||
MUZYKAALE STOFFE. 101
|
|||||
Orgelen, alwaar een pyp 7 tot 800 pond weegt,
voor al ten opzigt van engels tin, eene merke- lyke zomme, uitwint. Dit verftaat zig 00k, naar evenredigheid , van klokfpellen. En de trompetten houden koortoon , om dat hooger toonen van evenredige fterkte, fchoon hunne voortbrenging meerder krachtvereifcht, wegens het meerder getal van trillingen, levendiger in- drukzelen pleegen te verwekken. Speelen nu koortonige initrumenten, gelyk men
zeid, uitC, kamertoonige, namelyk, clavecim- bels, vioolen, dwarsfluken, hoboen, en ande- ren, gaan uit D. D hooger zynde dan C, fchynt het, alsof men de meerder hoogte aan den ka- mertoon hebbe toete eigenen, 't welk 00k mis- fchien den oplteller en vertaaler van zeker fraai kouttwoorden-boek, onder den naam van Hub- ner bekend, zal hebben verleid , om de zaak juift verkeerd op te geeven, des ik hier, in 't voorbyg3an, onkundigen nader diene te berig- ten. lets andeis is hooger in toon ftaan, en weer iets anders, uit een hooger toon z.ingen en fpeelen. Een koortoonig werktuig is korter en naauvver dan een kamertoonig, daar het nu uitdienhoof- de in eenen zelfden tyd meerder trillingen ver- wekt, Itaat en gaat de koortOon hooger^ en des- lelfs meerder hooete fluit de rede in, waarom kaamertoonige initrumenten, die zig naar den koortoon hebben te fchikken, eenen toon hoo- ger, by voorbeeld, uitDtegen Ckoortoonige in tegendeel, om met den kamertoon overeen te draagen, eenen toon laager, neem eens, uit G tegen A, moeten zingen en fpeelen. $. 108.
In de mvzykaale praftyk koomen voornamentlyk i»
G 3 MM'
|
|||||
ioz VAN DE
|
|||||
aattmertiitg, SEVEN NATUURLYKE INTER-
VALLEN, trapswyze nit vyfgebeeh en twee hah ye, en dus nit ACHT ENKELE TOONEN be- jlaande. Deeze worden natuurlyk genoemd , om dac ieder, die eenigzins gehoor heeft , zulke klanktrappen zander moeite, als van natuur , kan nazingen , tenvyl er rot het trerten van zodanige twalfintervallen, als ciavieren gemeen* lyk binnen den omrrek van ieder oftaaf, traps- wyze, in 13 enkele roonen, vervangen, al vry wat koufi wordt vereilcht. Worden nu de voornoemde feven, fprongswyze, of met de prime, als twee drie vier vyf fes- feven en acht toonen vergeleken, ze zyn insgelyks min gemakkeyk,en dusmin natuurlyk, dan geene: on- aenufichen, in beide gevalien volgt,dat de achtlte toon, of de OCTAAF , met den eertien, of de prime, gelykluide; weshalve men hier dan met net acbttal, gclyk in de rekenkonft met Iiec tientai te vverk gaat. §. 109.
. Tot de benoem'ingder acht enkele toonen , nit welke de
gemelde mtuurlykjle intervallen vbortfpruiten, zyn de terfle SEVEN LETTERS van ons Alphabet toereh kende , mits dat men die van verfcb Itende oElaven op zjekere ivyze van elkander ondcrfcbeide. In deezen konnen de clavieren, die gemeenlyk in vier offa- ven-ruimtens alie moogelyke zangtoonen vervan- gen , tot een regelmaat verltrekken. Gelyk men nu aldaar, zonder van de boven toetfen eens te gewaagen, de toetfen der laagtte ofraaf, de. muzyknootentotderzelveraanduiding vereilcht, en de venvekte luidrugtigetoonenzelve, GROOT C, D, E, F, G, A, B, benoemt en fchryft , d^e. dcrtweede, KLEIN c, d> e, f, g, a, b; die der
|
|||||
M UZYKAALE STOFFE. io?
der derde, EENGESTREEPT c, d, e, enz.
(une fois marque) ; die der vierde, TWEE- GESTREEPT.c, d, e, enz; wathoogergaat,
V1ER- ja, VYFGESTREEPT, en wat laager is als C, CONTRA; contra B , conrra A ; men kan en mag deeze benoemingen totalle overige muzykaale inltrumenten overbrengen , voor zo verre tot de ftipte uitdrukkingdusdanige onder- feheiding wordc vereifcht. By voorbeeld de laagfte toon der Violoncel is C; der Viooldi Gambat D ; der Altviool, c ; der viool, g ; der boboo-, c; der dviarsfluit, d; der fluit a bee, f. Althans , ik gedenk, hier en elders in 't geeven van voor- beelden, alwaar men 't zonder nooten wel af kan , my er geduurig van te bedienen , des iemand , die myne meening begeert te vatten, de gemelde verfchillende uitbeelding der lette- ren, A, a, a, a enz. naauwkeurig gelieve in acht tc neemen. §. 118.
1
In Orgclen, alwaar zelfs ftemmen van i"L en van \
voet voorhanden zyn, ontmoetmen NEGEN OCTA- VEN-RUIMTENS van verfchillende hoogte: 1) Van 32 tot 16 voet; 2) van \6 tot 8;
3) van 8 tot 4; 4) van 4 tot 2; 5) van 2 tot 1; 6) van Cc , in de eenvoetige ftem; 7) van c-7:; 8)c-c; ole-c. Dit is 00k al 't geene,
dat het fcherpfte menfehelyk gehoor ooit ver- mag te onderfcheiden: men kan zekerlyk nog grooter en kleiner pypen maaken, en, de trillin- ,gen van ieder interval tot 15 oftaven toe [a), ja, ongelyk verder, te papier ftellen;maar, 00k G 4 met 0) Mem. de Tacad. roy, 171%, pag. 408,
|
||||
i(H V A N D E
met er haaft bemerken, dat de uitwerkfelen met
onze gefteldheid geen overeenkomft meer hebben. §. in,
Men vergenoegt zig in de muzykaale praftyk doorg&ans
met fes- of Lever met VYF OCTAVEN- RU1M* TENS. Pe uiterfte van gemelde negen gelyk ze tog in orgelen flegts tot famenftemming en verfterking dienen, zyn-op haar zelve, wegens den al te grooten aftfand, niet al te wel ver- draaglyk, en koomen onze bevatting al vry te ontwyken, desmen er elders, om regt verftaan* baare toonen te hebben , ten minften drie, namelyk een in de laagte, en twee, ja, dne in de hoogre , minder gebruikt, daar immers vyf offavenruimtetts, by voorbeeld , van contra F , ?pt f, overvloedig wqrk konnen verfchaffen.
§. ii*. De intervalten ontfangen hunne benoeming volgens den
iffland, dien ze in nooten op acht traps'wyz.e volgende rmmtens, V zy ftreepen offpatien, vertoonen. Staat de PRIME, by voorbeeld, op de bene-
denfte of eerfte ftreep , wat in de naafte of twee- de fpatie valt, heet fweetoan, of SECUND ; wat op detweede ftreepkoomt, drietoon, ofTERTS; wat de derde fpatie mneemt ,viertoon, of QUART; wat de derde ftreep vervult, i>j//?oe», ofQjJINT; wat in de vierde fpatie verfchynt, festoon , of SEXT; wat de vierde ftreep beflaat, feventoon, of SEPTIMA; en wat men in de vyfde fpatie, gevolgelykin deacht!ienooten-ruimte, ontmoet, dcbttoon , of OCTAAF. Deeze, met de prime $elykluidende, en, tefFens de prime der volgende oftaaf
|
||||
MUZYKAALE STOFFE. thg
oftaaf verbeeldende, noemt men, wac zig dan
op de vyfde ttreep vertoont, weer fecund; en wat tot de fesde of bovenite fpatie overgaat, terts} fchoon men in den generaal-bas tuflchen (ecunden ennonen, of negentoonen , onderfcheid maakt. Daar men nu geduurig van beneden naar boven telt, de quint van c is g, maar de quint van g is niet q, maar d, en dus met alle overige. f. 113.
Om binnen den otntrek der vyfgewoone flreepen tneert
ja, ongelyk naauyier en ruimer intervallen te konnett eanduiden, bedient men zig van drie voor de nooten te Jlellentekenen\een kruisje, een rond- en een vierkant b. Het kruisje beteekent VERHOGING , het ronde b teken (b rotundum), VERLAAGING ; en het vierkante, fb quadratum, of b quarre, niet carre) HERSTELLING, teweeten, verhooging by aldien een onmiddelyk voorafgaande noot, toets en toon verlaagd en verlaaging, by aldien dezelve verhoogd zyn geweeft. Vertoont nu of de prime een kruis, of de bovennoot een b, het interval zal aaauwer worden; heeft de prime een kruis, en teffens de bovennoot een b, nog naau- wers vertoont, in tegendeel, of de prime een b, of de bovennoot een kruis , er wordt een ruimer--en wanneer er voor de prime een b, en teffens voor de bovennoot een kruis verfchynt, een nog ru'tmer interval aangeduid. ■ ■
§. 114.
Naar dot de tntervalleu zig aldus in nooten naaimer
of ruimer vertoonen , onderfcheidt men zc door de by- ■woorden KLEINSTE m KLEINE, GROOTE «» GROOTSTE, tevsyl de hemming volgens den G f a/jlanJ
|
||||
,o6 V A N D E
of ft and der ruimtens , fecund, tens, quart enz. onver-
anderlyk dezelfde blyft. Niet, wegens eenige on- derlingeovereenkomft,als of, by voorbeeld, een. kleinlte en een kleine terts omtrent van eenerlei aardt en werking waren; ook niet, om dus hun- nen min- of meerderen afltand in fnaaren aan te wyzen, als of, by voorbeeld, een kleinfte terts van eene prime verder ware afgelegen, dan eene grootfte fecund, als waar van in der daad het tegendeel waar is; maar alleenlyk , om dus eene vafte regelmaat van onderfcbeiding en benoeming aan de band te geeven. v: §. 115.
De elementen of kleinfte deelen , uit welke onze iit-
tervallen warden Jamengefteld, zyn kleinfte kleine en groote halve toonen. Ik zeg onze intervallen : want deTurken en Perfiaanen, gebruiken gantfeh andere elementen {a), en wel zodanige, dat on- ze keurige ooren, by aldien het daar mede nog eveneens isgefteld, naar hunne muzyk, die vry defperaat moet luiden, juift niet graag behoeven te weezen. Zy fchynen de orde van onze inter- vallen te konnen noch te willen vatten , daar wy, in tegendeel, het gebrekkige van de hunne, ons zeer klaar konnen voorltellen. Hier uit volgt dan geenzins , dat de muzykaale gronden van onze gewoonte en willekeur afhangen , maar alleenlyk, dat elke waarbeidaan ieder niet bevattelyk gemaakt konne ivorden. De goede muzykaale fmaak doet ons de geregte helft eenes geheelen toons, en de eertyds gebruikelyke quart- toonen, of vierde parten, zelfs tot geen diflbnanren goed genoeg achten , des een geheele toon uit deelen van ongelyke grootte moec worden famengefteld. Daar
u) Memoires de l'acad. roy, 1701, pag. 431.
|
||||
MUZYKAALE STOFFE. ro7
Daar nu een geheele toon even ruim' kan blyven,
fchoon deffelfs deelen tegen elkandef in ongelyke rede ftaan, de toonkundige hebben hier omtrent allerhande verfchillende fyftemen voorgeflagen; inmiddels, de groote Sanvem bewyft, met ver- wonderenswaardige fcherpzinnigheid (b), dat er onder 25 , flegts drie, voor bruikbaar konnen doorgaan: te weeten. men dient de ruimte eenes geheelen toons of, volgens het Syftema van Hui- gens, in 5 gelyke deelen te fcheiden, en voor den kleinften halven toon i, voor den kleinen hal- ven 2, en voor den grooten halven, 3 teftellen; of» volgens Sauvew, in 7 deelen , 1 voor den kleinften- 2 voor den kleinen- en 4 voor den grooten halven toon (e) , of, volgens net fyftema, by de muzykoeftenaars doorgaans gebruikelyk, in 9 deelen, zo dat den kleinften, 1 deel den kleinen- 4, en den grooten halven toon 5 deelen toekoomen. In ieder van deeze fyftemen ilaat vaft, i) dat ten geheele toon uh ongelyke deelen moett viorden
■ ■:':;■ ' i) Mem. 1707. pag- *7*.
c) Zulke 7 gelyke deelen, die hy, Sauveur, MerU
des noemt, verdeelc hy ieder weer in 7 Eptame- r'tdes, hoedanige er dienvolgens 11 (of 3 maal 7) op eenen kleinen halven-18 op eenen grooten hal- ven- en dus 49 op eenen geheelen toon gaan. Die bedraagt in de vyf geheele en twee groote halve toonen eener O&aaf, namelyk in 5 maal 49, en, » maal 18, 301 JubtHe toonen, en deeze zyn het, op welke, ter gelegenheid van de fubtile uic- werkfelen der glottis (§ 101.) wierde gezinfpeeld. Voorts, ieder Epramerides fcheidt hy, om des te gemakkelyker te rekenen, weer in iq Decamerides,, van de welke een gefcherpt gehoor thans een vierde gedeelte, en dus het 196/te gedeelte eenes geheelen toons (4 maal 49) ftipcelyk zal konnen onderfcheiUen, Mem. de I'acad, roy. 1700. pag^ 3J7< |
||||
-------------------- .1 i«IJI p..--------------------
|
|||||
i«8 V A N D E
worden famengefield. 2) Dat een geheele toon even
rui'm blyve, niet tegenfiaande dejjilfs deelen ongelyke grootte hebben. 3) Dot tivee kleine halve toonen min- der- twee groote halve meer, dan een geheele toon be- draagen. 4) Dat een geheele toon u'tt eenen kleinen en eeiten grooten halven toon worde famengefield. 5) Dat een kleinfle halve toon het verfchil zy tuffchen eenen kleinen en grooten halven, en in't gemeen is waar, dat men zonder kennis van kleine en groote halve toonen geen duidelyk begrip van de muzykaale fiojfe konne ver- krygen. lnmiddels, daar de toonkundige het hier in volkomen eens zyn , dat het kleinfte bruikbaare gedeeke , een* fnippel of COMMA genoemd, ten allernaaften by (d), een negende part eenes geheelen toons zy, en, men de ruim- te, binnen welke een kleine en een groote halve toon in fnaaren wordt venvekt, met een pafler meetende, het laaft gemelde Syftema door de praftyk beft bewaarheid vindt, ik verkies vande drie voornoemde, die ieder iets voor en tegen hebben (e), hetlaatlle, teneinde den ongeoeften- den, curieufen leezer, op eene ligt bevattelyke wyze, een denkbeeld van de intervallen eener ottaaf te geeven; ftellende dus voor den klein- ften halven toon 1 comma , voor den kleinen halven 4- voor den grooten halven, scommata. d) Mem. 1707. pag. 170. 416.
e) Ibid. pag. 170-181.
§. 116.
De muzykaale tekens kruis en b hebben enkelyk hunne
opzigt tot kleine halve toonen. Het vierftreepig kruis zal, yolgens het oogmerk der inftelleren , ver- hooging van 4 commata te kennen geeven, ge- lyk de eertyds gebruikelyke fesftreepige kruis- jes, verhooging van 6- en twee vieritreepige |
|||||
MUZYKAALE STOFFE. 109
inplaatsvan dewelke, zommigen, verwarringte
myden, liever het enkele x verkiezen, verhooging van 8commata,zullen aanduiden. Weerom, hcc b betekent verlaaging van vier- en twee bb, in welker plaars men het griekfche B konde invoe- ren, verlaaging van acht commata. Dus verfchit- len, by voorbeeld, Ckmis en Db als een negende |
||||||||||
I
|
art eenes geheelen toons: geene, is 4 commata
|
|||||||||
ooger, als C; deeze, wylt 4 commate van D
te rug, en valt dienvolgens in 't vyfde comma boven C. Desgelyks, c met twee kruisjes is nog geen d, maar een comma laager ; en d mec twee bb is geen c, maar nog een comma hooger; en dus met alle overige. §. H7'
Een KLEINSTE HALVE TOON tsordt in Jt
naafie nootenruimte derwyze uitgebeeld, dat beide nootcn denz.elfdentoonaanteduidenfcbynen: neem eens <?kmis,yC Akrnis, ~c. fx,g- Men kan dit interval opdezelfde ruimte niet uitdrukken, om dat het flegts eenert afftand van een comma vereifcht, en een kruisje reeds verhooging van 4 commata te kennen geefL des men zig nier in clavieren met een en dezelf- de toets moet vergenoegen. 5. 118.
Een KLEINE HALVE TOON verfibynt i*
ttooten op dezelfde ftreep offpatie , onderfcheidende zig de bovennoot door een kruis of, een vierkant b.; een interval, 't welk zig gemakkelyker , dan eenig ander, laat onderkennen. |
||||||||||
f. "9-
|
||||||||||
no V A N D E
|
|||||
Een GROOTE HALVE TOON , ofktein,
fecund, gaat van een fpatie tot de naafle ftreep, of van
eett ftreep tot de naafle fpatie ^ onderfcheidende zig of door een b voor de bovennoot, of door een kruis voor de prime , wtgezonderd in e, f, en b , c, die geene Voortekensvereifchen. byvoorbeeld, c,db. ckmis,d. uic eenen kleintien en eenen kleinen halven roon famengefteld: te weeten, c, d"; cktuis, dbj of, cktuis> (jbj db, d.
§. i io.
Onze nootenruimtens , fchoon evenwydig , beetden
geene evenvoydige intervallen nit , maar, op zig zelve zonder voortekenen aangemerkt, in twee graaden, de beide voornoemde groote halve toonent f,f', l> c ; en in de vyfoverige, geheeletoonen. Zoude ieder graad halve toonen vooritellen.op vyf
ftreepen en fes fpatien konden weinig geheele too- nen plaats vinden; ieder,geheele toonen, de vereifch- tetekens, kruis, en b,zouden depraclykte moeye- lykmaaken, en in beide gevallenginghetgemak, de intervallen volgens den afltand in nooren te re- kenen en te benoemen, verlooren; des is de te- genwoordige fchikking te regt voortrekkelylc geacht. Inmiddels , hoe gemakkelyk , ja , hoe onverbeterlyk ze in dit opzigt ookzy, er fprui- ten evenwel, in den omloopder toonen, groote zwaarigheden uit voort, zo dat ze ons bykans alzo zeer in den weg itaat, als delugtden ftar- rekykeren : want de kennis van groote halve en geheele toonen hangt nu volftrekt af van die der muzykfleutelen , en deeze vervangen de bei- de voornoemde groote halve toonen ieder in ver-
|
|||||
MUZYKAALE STOFFE. m
verfchillende graaden. Voorts, wil men, by
voorbeeld, c, d, e, f, in D verplaatfen oftrans- poneeren, er wordc vereifcht, d , e, $«■», g; in E; e, lktl,is, gk»»s, a; in F, f, g, a, b,,,ol;niet akiuis Kortelyk, de rede, waarom men in ze* kere grondtoonen deeze en geene andere kruisjes en b tekens aan 't hoofd der nooten ontmoet, en re plaatfen dient, is uic de gemelde {telling alleen bevactelyk. f 12t.
Een VERDUBB.ELDE HALVE TOON be-
Jlaat in nooten de eigenfle ruimte , onderfcbeidende zig
of door een dubbeld kruisje voor de bovennoot, of door een b voor de prime en teffens door een kruisje voor de boven- mot:neem eens,c,cx. d,dx. eb,ektuis. bmol,bkrui*. Die interval, uit twee kleine halve toonen (amenge- flcld, bevat 8 commata. Nochtans volgt niet, dat ieder dubbeld kruisje eenen verdubbelden kleinen halven toon aanduide , gemerkt , by voorbeeld, ekruis, f*; bktuis, cx, gelyk ftaat met
f, g; c, d; maar wel, dat men, tot vermyding van dubbelzinnigheid , voor onmiddelyk achter elkander volgende verhoogde en verlaagde noo- ten, alleenlyk dan , wanneer ze nog verder ver- hoogd en verlaagd zullen worden, de eigenfte tekens van verhooging en verlaaging diene te ftellen. Een GEHEELE TOON, ofgroote fecund,gaatt
tveneens als een groote halve toon, Xan een Jpatie tot de naafle flreep , of van een fireep tot de naafle fpatie {§ i r o], zynde uit eenen kleinen- en eenengrooten halven toon, of% uit twee kleine halve en eenen kleinjlen hat-
|
||||
iix V A N D E
balven, famengefleld. by voorbeeld f, g , uit f,
fkruisj fkmi«t g . 0f ujt £f fkru . fknils, gb; gl^ g>
Voorts, hier dient ook in 't voorbygaan aange-
merkt, dat men de boventottfen van clavier en flegts oneigentlyk halve toonen noeme,daar immers eb, fj e, fk«>; tkmU, gk»; amo1, bmo1 enz. al zo wel ge- heele toonen leveren als f, g; g, a; a, b; en, men een toets, noot en klank , zonder betrekking toe anderen aanmefkende, van malkanderen fcheidt, wat famen behoort, en dus niet muzykaal hari- delc. Een GROOTSTE SECUND is famengefleld uit ecnen
gebeelen-en eenen kleinen balven toon, by voorbeeld c,d; d, dkmis; bevattendedus 13 commata(§i 15*. Hier hebben wy dan (esderlei Jecunaen, namelyk, kleinfle, kleine en groote balve-verdubbelde Heine bal- ve-gebeele toonen, en grootjle fecunden\ deeze, ge* lyk ze in nooten niet verder gaan dan tot 'de naafte ruimte, noemt men TRAPPEN, en alle overige, SPRONGEN. 5. 114-
Een KLEINSTE TERTS vervdngt tviee groote
halve toonen: b. v. B, d*°l, is famengetteld uit B, c; c, dmo1 (10 com): hier blykt derhalve, dat ze naauwer zy, dan de grootfte fecilfid [§ 114],- 't welk zig dan van alle volgende foorrgelyke evert- eens veritaat. Een KLEINE TERTS wrong* eenen gebeelen en eenen grooten balven toon: b. v. c, emo1, fpruit uit c, d , d, emo1,' (14 com.) een GROOTE TERTS, twee gebeele toonen: c, d; d, e; (18 com.) Een GROOTSTE TER.TS, twee gebeele, en eenen kjeitten balven toon: by voorbeeld, c, ektui» (za com;.
$. I2f.
|
||||
MUZYKAALE S TOFFE. 113
§. 125-
£V«KLEINSTE QUART bevateenengeheelentoont entweegroote halve: by voorbeeld cumjsf * ckruis,d,
d, e; e, f; (10 com.). Een QUART, twee
gcbeele toonen, en eenen grooten balven: >, c , d ;
d , e; e, f (23 com). De term quart , zoncler
bywoord, betekent dan altoo's de kleine quartj een interval van meerder volmaaktheid en dienft , dan eenig ander van dezelfde benoe- ming. Een GROOTE QUART , drie gehee- le toonen: (27 com.); een interval, 'c welk
de benedentoetfen van clavieren ilegts in 5 f
uitleveren. Een GROOTSTE QUART, drie
gebeele toonen, en eenen kleinen balven: by voorbeeld
gkiuis I
Bmoi/B11101, c; c, d; d, e; e, ekttti». (31 com.).
§. 126. EeH KLEINSTE QUINT is famengefleld uit
eenen geheelen en drie groote halve toonen : by voor- beeldckmisf , uit ckrai», d; d, emo1; enio», f.
f,gn,ol;(24com.).^ro^/^,o/V'ALSCHE QUINT, uit twee gebeele, en twee groote halve toonen : £kmis / "it ck, d; d, e; e, f; f, g; (28 com.). Een
QUINT, uit drie gebeele toonen , en eenen grooten bal- ven: f} (32com.). Een GROOTSTE QUINT, *;/ viergebeele toonen-. £ f uit c, d j d, e;
Cj fktuis_. fkr«iSj gkxuis. (36 COm!). |
||||
U4 VAN DE
$. 127.
Een KLEINSTE SEXT vervangt twee geheele t amol *»
tndrie groote halve toonen: cktuiSr, ck'ui>, d; a, e;
e, f; f, g; g, a'; (33 com.). £raKLElNE
SEXT, drie geheele t en twee groote halve toonen:
amol\
c ] (37 com.). Een GROOTE SEXT, vier
geheele toonen, en eenen grooten halven: > (4160m).
Een GROOTSTE SEXT, vyf geheele toonen: c / (45 com.). 5.128.
Een KLEINSTE SEPTIMA vereifcbt drie gt-
bmo' 1
beele, en dne groote halve toonen: Qkiuil >,ckruis,d; d,e; e,f; f, g; g,a; a, b«»i; (42 com.). Een
KLEINE SEPTIMA , vier geheele, en twee groote
Dmol\ halve toonen: c f (46 com.). Een GROOTE
SEPTIMA, vyf geheele toonen , en eenen grooten halven: c) (50 com.). Een GROOTSTE SEP- TIMA ,fesgeheele toonen' " n*\ (54, com). t
%■ 129.
Een VERMINKTE OCTAAF beftaat uit vier
geheele, en drie groote halve toonen : by voorbeeld ckruis} uitc^', d^ d, e: e,f, f, g; g, a;
a, b; b, c j (yi com.). Een OCTAAF, art vyf
ge.
|
||||
MUZYKAALE STOFFE. nj
geheele, en twee groote halve toonen: _> 5J" com :).
Deeze laatfte, als de grenspaal, en de wegwyzer
om van 'c middelpunt niet te verdwaalen, ver- vangt niet fes geheele toonen, maar een coraml meer, gelyk 6 maal 9 niet het zelfde getal levert, als 5 maal 9 en twee maal vyf. Befnoeyt men dit aanminnig interval, het uitwerkzel wordt verminkt genoemd (deficiens), om dat de bewoording kh't* ne hier nog te goed is. Voorts, het tegengeftel- de, of de zogenaamde overmaatige o&aaf (o&ava fuperflua vel abundans) by voorbeeld c " Jbtyft
buiten myn beltek, als gaande de ottaven-ruimte
reeds te buiten. §. 130.
B'innen den omtrek eener oflaafontmott men 28 inter'
vallen:namelyk, 6 fecunden (§. 123);-4 tertfen; 4quarten; 4quinten; 4fexten, 4feptimen; en % oftaven. Wienu i)ophunnenafftandindenooten- ruimtens, 2) op de tekens, door welke ze on- gelyk naauwer en ruimer worden aangeduid, 3) op de Kleine en groote halve toonen, 4) op de groote halve en geheele toonen naauwkeurig ache geeft, en zig 5) naar een maatftok omziet, ge» Fyk hier de bygebragte commata een duidelyk begrip van de zaak gceven, die zal gemakkelyk totgrondige kennis vande muzykaale jtoffe konnen geraaken; iets dat in der daad zelden wordt onc- moet by muzykanten van profeflie, als welker geeft doorgaans veel te galant is tot de befpiege*. ling van zulke grandet baggatelles. |
|||||
Hi $. Ijii
|
|||||
n6 V A N D E
§ 131-
In iedcr van de gemelde dr'ie bruikba&re nmzykaale
Jyjlemen {% 115) , begrypt men de ruimte cener oil oafy fchoon nit vyfgeheele,en tvoeegrote halve toonen beftaan- de , in verfchillende declen. Het iyftema van Hut- gens bevat 31 deelen: namelyk, 5 rnaal5, voor 5- geheele toonen, en twee maal drie, voor de beide groote halve. Zeid nu iemand, een klei- ne en een groote halve toon verfchillen als een vyfde part eenes geheelen toons, zulks is niec volltrektelyk vvaar, maar flegts in betrekking tot dit Syltema. Weerom, dat van Sauveur, be- ftaat uit 43 merides (§ 115. not. c): te iveeten: 5 maal 7. en - maal 4; en het meert gebruikc- lyke, uit 55 commata, 5 maal9 , en twee maal vyf. §. 132.
Iedcr onderfcheidentlyk gcdeelte cener oBaaf kan tot
eene PRIME verftrekken. Spant men eene fnaar een ziertje hooger of laager , men ftelt datclyk eeneandere prime, lederEptamerides (§ 115.1101.0) kan een prime weezen; dus hebben vvy er 301, binnen een oclaaf. Wyders, verdeelt men een comma in 9 deelen, iedcr geheele toon, (gemaks- halve vooronderfteld,dat zealleeven ruimzyn); levert 81, en dus de ruimte cener o&uaf (in 5 maal 81 , en 2 maal 45) 495- primen. Ja, weec men de ruimte eenes geheelen toons in i96deel- tjes tefcheiden (§ 115. not. c), ieder oftaaf ver- vangt [in 5 maal 196, en 2 maal 112] reeds 1204 primen. %. 133.
leder interval kan van icder prime begin nccmen, en tot
andere bevattelykeo&aven-ruimtens warden overgebragt.
'' Want
|
||||
(
|
|||||
M UZYKAALE STOFFE. 117
Want het koomt by de intervallen gantfch
niet aan op de meerder op minder hoo^te der prime , maar flegts , op evenredige tuffcbetivoyd- te. [$ 105.] § 134-
ENKELD noemt men de intervallen, watmcer ze
binnen dm omtrek eener offaaf blyven; DUBBELD, Ja, dr'ie- vier- vyfdubbeld, wanneer- en naar maate zy er verder buiten gaan. By voorbeeld: C, c, is een enkele o&aaf; C, c, een dubbele (ofrava duplex) j C, c, een driedubbele; C, c, een vier-C, c, een
vyfdubbele. Voorts, de zogenaamde overmaatige
o£taaf [§ 129] by voorbeeld c, ckm,s, is niet dan een dubbele kleine halve toon, dien men echter van den vcrdubbelden [$ lii] , dient re onderfcheiden; c, c*, is een dubbele, verdubbelde kleine halve toon j en dus met alle overige. *' '35-
EENVOUDIG beeten de intervallen, vianneer ze
btootelyk verfcbynen, zander de deelen , nit ivelke ze ■vuortjpru'iten , maar SAMENGESTELD , wanneer bunne deelen zig trapswyze vertoonen. By voorbeeld, c,~cise&neetivottdige oftarf; maarc,d,e, f, g, a, b , c , een famengeftelde (o&ava compofita); en gaat dit op de ry voort van c tot c, ze is twee- voudig van c tot c, drievoudig famengefteld (bis
vel ter compo(ita). De grondige kennis van de intervallen nangt aekerlvk af van die der deelen, H 3 uit
|
|||||
ii8 VAN DE
uit welke ze famengefteld konnen worden : aan-
gezien men alleenlyk langs deezen weg rede kan , , , u dktuis emol ek«ua
geeven, hoe, by voorbeeld, van }
f gkiuis atnol
van c; *» van enz. verfchillen.
Wanneer men Paee interval/en famenflelt, worden de
tnuzykaale letters verfamelings-wyze (colleftive) aan- gemerkt , em Hat men een , tweemaal telt. Twee fecunden maaken geen quart, fchoon twee maal tweevieris, maar een *«■/.*, aldus gerekend; c,d; d, e. Desgelyks , Jecund en torts leveren een quart: c, d; d,e, f. Tweetertfen, een quint, c, d, e; e, f, g. Terts en quart , een fixt; C, d, e; e, f, g, a. Twee quarten eenfeptima: C,d, e, f; f, g, a, b. Quart en quint ot quint en quart, eenofoiaf. f- 137-
Men verdeelt de intervallen in trappen en Jprongen
t§ 123]j in enkele en dubbele , eenvoudige en famen- gejielde ; kleine en groote ; geljkluidende en verfchillen- de ; wel- en wanluidende. Door Kleine , verltaa ik, fecunden, tertfen en quarten; door groote, quin- ten, fexten, feptimen en oftaven; doorgelyklui- dende , de o£fciven; door verfchillende, alle overige, hoe 00k genoemd. Wyders, V3n de wel en wanluidende, zal vervolgens onder dentitel van harmony worden gehandeld. |
|||||
S138.
|
|||||
MUZYKAALE STOFFE. 119
De kennis van de afdeeltng, de c'tgenfchappen , en de
Jcbift'tng der intervallen noemde men eertyds HAR.- MONYK. Deeze (harmonica vel canonica) ver- fchilt van harmony (harmonia), en van Muzyk , als kennis van bouwftolfen, van het opmaaken van fchetfen, daadelyke timmering, en opgetrokken wooningen; echter, zy is hetgeene, op'twelk het gantfche gebouw beruft, vermics het eerfte werk der kontt in toebereiding van bekwaame ftoffe beftaac, en, het in de muzykaale pra&yk dporgaans op de uitvoering van de regelen der harmonyk aankoomt. VVie nu alleen in deeze foort van muzykaale kennis was geoeifend, dien noemde men, ter onderfcheiding van eenMu/t- cus, HARMONICUS, of taonkundige. §. 130.
Een eerfle fchets van afdeeling, volgens ivelke de in-
terval'len, binnen een oElaafvervangen, verzameld, en zekere overeenkomfl'ige , als tot eene byzondere clajje beboorende, aangemerkt ivorden , draagt de benoeming van. een KLANKGESLACHT. Dusdanige theo- retifche voorfchrifcen hebben vvy drie; hec DIA- TONYKE , of vokoonige , bevat flegts groote halve en geheele toonen s het CROMATYKE, of bunte , Kle'me halve en groole halve toonen; en 't ENHARMONYKE, door zommigen het puik- overeenftemmige genoemd, kleinfte- Heine- en groote halve toonen. Ieder van deeze gebruiken wy of ecnvoudig of gemengeld. Het eenvoudige dia- tonyke, verftrekttot een onveranderlyke grond- wet aan alle muzykftukken , ichoon men, om zig niet geheel by groote halve en geheele toonen te bepaalen, 00k te mets naauwer intervallen er H 4 laat
|
||||
iio VAN D E
laat tufTchen vloeyen, en dus uit de beide overi-
ge klankgeflachten, als uit een achterhoede, of prqvilie kameren, zomwylen allerhande keurige materiaalen oplmk. Van deeze, en andere din- gen, die zig door nooten belt laaten uitbeelden , gedenk ik in myne naaitvolgende verhandehng, muzykaalefpraakkonft genoemd, uitvoeriger berigt te geeven. be kennis der klankgeflachten dient.onder anderen, daar toe, dat men op de vraag, hoe veel intervallen men inde muzyk gebruikePordentelyk tot befcheid kan geeven, in 't diatonyke klankge- flacht io; m'teromatyke, 17; enin'tenharmonykej el wat er op is, namelyk, 28 intervallen [§ 130.]. $. 140,
Een bepaalde Jamenbang van trapsssyze acbtcr elk an-
tler volgende vyfgcbeele en tivee groote halve toonen , draagt de benoeming van een HOOID- of GROND- TOON Dusdanige grondtoonen gebruikten de pude Grieken , eerlte inftellers van muzykaa- le orde , fes oorfprongclyke (authentici) , die ieder de beide halve toonen in verfchillende graaden hadden , echter , den eenen in de quint, en den anderen, in de quart. Van deeze les, gebruiken wy hedendaags inzonderheidtwee, -namelyk, c, d, e, f, g, a, b, c, dieeenegroote terts , c , e ; en a , g, f, e, d, c, B, A, die , opwaards, eene kleine terts, A, c, vervangt. Ik zeg inzonderheid , want in kei kmuzyk, zelfs in onzegewoonepfalmvoizen, koomen nogdikwils drie van de overige grondtoonen der "Grieken ten voorfchyn. Gelyk nu overdragt van zekere intervallen aan hooger of laager toonen, TRANS- POSIT iE wordt genoemd, en deeze , mede brengt, dat.niet tegenllaande de verfchillende hoogte, if der groote halve toon, een groote halve blyvet
|
||||
MUZYKAALE STOFFE. m
blyve, iedergeheele, eengeheele enz.; wy onderfchei-
den de beide grondtoonen Gen Avolgens de groo- te en kleine terts, en transponeerenze. Dus kon- nen.er, ten aanzien der intervallen van alledrie klankgeflachten , op diatonyke Viyze gehruikt , 42 grondtoonen uit voort fpruiten , 21 over de groote en 21 over de kleine derde of terts, welke alle ik by de naafte gelegenheid in nootea voor te ftellen en uitvoerigte verklaarengedenk. Genoeg, dat wy vooreerft weeten wat een grond- toon is. Voorts , de grondtoonen, ja , alles wat ooit fcalen, zang- of tooniadders , kan heeten, leidt men af uit de klankgeflachten,, en vervolgens feharmony, uit de grondtoonen. ,
Van de eigenfchappen der gebruike-
lykfte intervallen. 5. 141-
Men kan van de ruimtens , die de intervallen op een
Monochordum vertoonen, door middel van get alien en li- nt en ajheeldingen maaken, en dus hunne innerlyke gc Jchapenheid nader leer en kennen. Een monochordum, eenfnaarig werktuig, fonometre, of klankmeeter, wiens uitvinding men aan Pythagoras toeeigent, beftaat in een dunne plank van 2,4, of 6 voet lengte, en een paar duim breed endiep, fchoon men het 00k te mets als een hoi kasje toeftek. Hier wordt aan weerkanten een vafte kam ge- plaatft, en de ruimte tuflchen dezelve in zekere graaden afgedeeld , 40 , 60 , 120 , zelfs 120a, 1400, 3600, naar believen ; op die wyze, gelyk men op uurwerken verfcheiden net verdeelde ftreepjes, en eenige weinige getallen, tot aanwy- zing van minuten en fecunden doec verftrekken. H 5 Deez«
|
|||||
*
|
|||||
i« VAN DE EIGENSCHAPPEN DER
Deeze ftreepjes en getallen fnydt men of in het
hout, of ftelt ze te papier, en bekleedt het hout daar mede. Dan wordc er eenkopere fnaar, of verfcheiden eentoonige, zo ftyf als doenlyk op gefpannen; evenveel in wat toon. Om nu ze- Jcere deelen der fnaar van anderen af te zonde- ren, bedient men zig van een welgepaft, hou- ten, loskamtje, boven met een dun koperdraat- je belegd, 't welk men aldaar , waar men iets wil afdeelen, onder de fnaar ftelt, en ze dus in twee deelen fcheidt, welke dan, naar behooren afgedeeld zynde, en met een vinger of een veer- tje zagtjes beroerd wordende, het begeerde in- terval laaten hooren. Het getal der trillingen, door toonverwekkende lighaamen in zekeren tyd voorrgebragt, is namelyk niettelbaar, eensdeel», om dat het geluid zeer fnel beweegt, en ander- deels, om datde trillingen van ieder toon zeer dikwyls door de lugt worden herhaald. Zo ge- neuglyk ons dit in 't gemeen valt, en hoe meer de klaare bevatting der toonen dus wordt be- vorderd , des te hinderlyker is het in 't vormen van duidelyke begrippen, gelyk het tot dien ein- de zekerlyk genoeg en beter ware, dat wy de trillingen van ieder toon ilegts eenmaal hoorden. Schoon men nu het getal der trillingen, 't welk een fnaar in een gegeeven tyd moet verwekken , kan uitrekenen [§. 56. not.], een toon is nog geen interval, en langs deezen moeyelyken weg zouden wy nooit gedaan werk hebben. Onder- tulfchen, daar wy weeten , dat en waarom de lengtens vanfnaaren met het getal der trillingen, en met de hoogte der toonen, in omgekeerde rede ftaan [$ 56.57. 75], wy konnen hier uit twee lengtens, die zeker bekend interval verwekken, gemakkelyk en onfeilbaar afneemen, hoe de tril- lingen van deflelfs beide toonen tegen elkander ftaan
|
|||||
»
|
|||||
GEBRUIKLYKSTE 1NTERVALLEN. 123
ftaan moeren: te weeten , hun getal in eenen
zelfden tyd des te kleiner zynde , naar dat een fnaar meerder- en des te grooter, naar dat zy minder lengte heeft, zo volgt , by aldien deezt toon in zeker tyAftip -zo veel trillingen aflegt, geene , moet er zo veel tegen maaken. Dit geeft gelegenheid genoeg om er vervolgens de oorzaaken der wel- en wanluidendheid uit te befluiten , ja , 't is by- kans alles , wat wy konnen wenfchen : want, fchoon wy het ftipte getal van ieders trillingen widen, wy dienden ons evenwel in de eenvou- digfte getallen. die er ooit te vinden zyn, uit te drukken. Befpeurden wy , dat een fnaar, by voorbeeld , 500, en de ander, 1000 trillingen in een fecond volbragt, wy konden ons niet klaarer uiten, dan door de getallen i tegen 2. Dusdanige vergelyking tuflchen twee grootheeden van eener- lei loort, heet een redemaat (ratio); doch, verge- lykt men zekere redemaaten met elkander, zeg- gende, by voorbeeld, 2ftaat tegen 4, als4tegen8, 8 tegen 16 enz; dan is er 00k evenred'tgheid, of proportie. Voorts, de afgedeelde graaden be- fpaaren ons de moeite van geduurig eerft te mee- ten,- het zagte geluid kan ons door menigvoudige trillingen gantfch nietftooren, en wy bemerken evenwel, dat zekere lengtens geduurig zeker in- terval verwekken. Ieder afdeehng levert aandonds twee ruimtens, 't welk aldus met fpannende ge- wigten [§ 56] niet aangaat; en de verdeeling in een en dezelfde fnaar gefchiedende, behoeven wy des te minder te twyfelen, of wy vergelyken dee- len van eenerlei foort. Daar nu fnaaren groote overeenkomft hebben met linien, deeze konnen insgelyks tot de afbeelding der intervallen be- huipzaam weezen Kortelyk, het geboor , bet ge. zigt, en de taflelyke ruimtens vierken bier famen tot be- vordering van de gerujlftelling des verftands^ mdemaal bier
|
||||
124 VAN DE EIGENSCHAPPEN DER
hier van ieder interval, in't Kleine, zodanig een of-
beeldz.el ivordt gevormd, dat tuy ons gewis verzekerd kmnen bouden, de toonvervoekkende beiveegingen aldits te zouden bevinden, by aldien bet mogelyk ivare van dezelvc door [t oog te ontdekken. §. 142.
Een UNISOON , ofeenklank , is een famenflem-
mingvan tzvee, of meer, toonen , ftaande in de redemaat van 1 tegen 1. Eenklank betekenthier nier eenklank, zonder meer (uniforms defolatus);ookniet, een gelykluidende toon, of o&aaf (aequifonus); maar twee of meer eenftemmige toonen (unifonus auftus); toonen van dezelfde hoogte. Genoomen dan, het monochord zy onder anderen, ofalleenlyk, gelyk wy hier gemaks halve willen onderltellen , in 60 graaden afgedeeld; men plaatfe hetlos kam- tje in 't midden , onder 30 , en ieder helft der fnaar zal juirt denzelfden toon leveren, om dac er aan vveerkanten een zelfde getal van deelen voorhanden is, of, eenerlei oorzaaken werken; wordende dus de unifoon uitgebeeld door t-xee linien van gelyke lengte. Schoon zig hier nu in fnaaren geen verfchillende tuflchenruimte ver- toont; fchoon men hier nog geene paflen maakt, maar zig flegts er toe in policuur {tele , wy ge- bruiken de unifoonen, om dat ze tot verfterking van andere intervallen zeer dienftig worden be- vonden, en ze konnen intervallen heeten, om dac wy ze gebruiken [§ loyl; ja de grond der interval- len, niet, om dat een fnaar zig uit dien hoofde, dat ze in 't midden kan worden afgedeeld, op allerhande wyze laat afdeelen, maar, om dat deeze afdeeling de eenvoudigfte is, en men tergelegen* held van dezeive, verfcheiden algemeene , op |
||||
'"'
|
||||||
GEBRUIKELYKSTE INTERVALLEN. u9
alle inrervallen toepaflelyke, waarheden beft b«-
vattclyk kanmaaken. §. 143-
Zo dra men den kam eenigzins uit zynen beboorlyken
flar.dplaats verfcbutft, levcren de fhaarcn niet /anger bet begeerde interval. Er moet, by voorbeeld , aan weerzyden geen een deel te veel noch re weinig weezen , wil men eenen umfoon hqpren ; hier blykt derhalveomvederfpreekelyk, dat ieder toon een uitwerkzel eener bepaalde grootheid zy , [§ 53. 67], of, 't welk het zelfde is, dat de qua- liteyt der toonen , als zodanige, u'tt hunne quantiicyt fpruite. §. 144.
Wy v'tnden in de mwzykaale pra&yk mijjcbien zeldett
zulk eene (lipte /amen/lemming, als de redemaaten der intervallen vereifcben , docb, konnen in deezen niet ver- der oordeelen, dan volgens de ons verleende regelmaat, bet geboor. Al is een verfchil nog zo klein, neern eens, van een 10000 fte deeltje, de inrervallen zyn, in een wiskonftige zin, niet meet dezelfde, waar inmiddels een gefcherpt gehoor geen ver- fchil te onrdekken vermag, daar oordeelen wy, dat er 00k geen, voorhandenzy, en houden ons voldaan. §. 145.
Toonen van *cetfchillcnde boogte , die een zelfde in-
terval ver'xekken , hebben niet tegenftaande de verfchil- lende grootheid, een en dezelfde redcmaat, om dat bunne grootbeden in evenredigheid xerjchillen. Unifoonen konnen flegts uit een eelyk getal van trillingen, in zekeren tyd voortgebragt, worden gebooren [§ 143]; genoomendan, detoonenA.A.leveren in
|
||||||
. ■ .
|
||||||
ti6 VAN DE EIGENSCHAPPEN DER
in een fecund ieder 50- BB, ieder 60-c, c,
70 trillingen, verfchillende hoogte, als een uit- werkzel van verfchillende groocheid [§ 6j], ver- oorzaakt evenwel unifoonen, zo dikwils er in ee- nen zelfden tyd een gelyk getal van rrillingen voortkoomt; en de redemaat is en blyft geduurig 1 tegen 1 , al zo wel als de lengce van twee li- nien, die ieder een duim, een.voet, een el, of verfcheiden ellen lang zyn , gelyke lengte. Hier uit kanmen. gemakkelyk afneemen, waarom hec evenveel zy, in wat toon de lnaar van 't mono- chordum tea [§ 141], daar namelyk haare meer- der of minder hoogte gantfch geene verandering in de betrekking van zekere deelen tot elkander te we- ge te brengen vermag. De uitdrukking een fa- menjlemming van twee ofmeer toonen [§ 141] betekenc derhalve.dat toonen van zeer verichillende groot- heid en hoogte, unifoonen, ja, o&aven , quin- ten, quarten enz. konnen weezen, en, eenerlei redemaat hebben: te weeten, ieder enkeld interval beef: dez.elfde redemaat als een ander enkeld en ieder dubbeld, dezelfde, als een ander dubbeld, van deeigen- fie benoeming. Wie dan van ieder foort ecu ter deeg kent, die bevat teffens den aardt van alie overeenkomrtige, gelyk men 00k anderzins nooic gedaan werk had. f 146.
Een OCTAAF flaat in de redemaat van 1 tegen 1.
Verdeelt men de fnaar in drie, en vergelykt, naar 60 graaden gerekend, 40 tegen 20, of 20 tegen 40, men kan eene zuivere oftaaf hooren; ja f ieder helft der fnaar levert van den toon der lolle fnaar de o&aaf. Dit interval wordt dan uitgebeeld door twee linien, van de welke een, dubbele leng- te heefe. §. 147.
|
||||
GEBRUIKELYKSTE INTERVALLEN. 127
§ 147-
De be'tdegetallen eener redemaat, Jamengtteld', wy~
zen aan , hoe veel deeten men, tot verwekking van ze- ker bekend interval, op H monochordum tegen elkander bebbe te vergelyken. Is de redemaat 23,menver- deelt de fnaar in vyf; 34, in feven deelen enz. $. 148.
Wanneer men van fnaaren des monocbords fpreekt,
be eft bet kleinfle getal eener redemaat zyne opzigt tot den hoogflett, het grootfte, tot den laagften toon s handelt wen, in tegendeel, van de trillingen dcr toonverwekken- de ligbaamen, bet kleinjie getal ziet op de prime, bet grootfte, op den hoogften toon. Dit beruft hier op , dat de lengrens van fnaaren, en 't getal der tril- lingen in zekeren tyd verwekt, altoos in omge- keerde rede flaan. By voorbeeld, de prime ee- ner oclaaf vereifcht in fnaaren dubbele lengte, namelyk, 1 gedeeltens, en de o£taaf flegts de helft, ofigedeelte, maa*r,eene fnaar van dubbele lengte kan in eenen zelfden tyd flegts half zo veel trillingen voortbrengen, als zy, diede helft korter is; verwekken nu 2 gedeeltens eener fnaar in zekeren tyd 10 trillingen , het 1 gedeelte, verwekt in dien tyd 10. Des te meer wordt er dan door de muzykaale redemaaten uitgedrukt, by aldien men dit onderfcheid naauwkeurig in 't oog houdt. § 149.
Een DUBBELE OCTAAF float ah 1 tegen 4.
Men verdeelt hier de fnaar in vyf deelen , re- kende aldus: y in 60, 12 maal; 1 maal 12, te- gen 4 maal 12, of j 2 tegen 48. Hier vertoonen zigdan twee linien, van de welke een, viermaal 3° lang is alsde andere. §. 150. |
|||||
1
|
|||||
|
||||||||||
n8 VAN DE EfGENSCHAPPEN DER
§. 150.
Een DRIEDUBBELE OCTAAF bteft de rede-
maat van t8. Daar nu 60 graaden zig in 9 niec zonder breuk laaten verdeelen , men behoeft evenwel geen tyd met den pailer te verliezen, maar flegts door middel vaneenen tweeden loflen kam, zo veel graaden , als er overichieten, af te zonderen, Itellende hem in 't voornoemde geval onder 54, als't groodle getal in 9 deelbaarj cms rekent men, net als of hec monochord niec meer graaden had, 9 in 54, fesmaal v en verge- lykt 1 maal 6 , tegen 8 maal 6, of 6------48.
Worden hier dan naderhand zomvvylen minder
graaden, dan 60, opgenoemd, de meenmg is altoos, dat de ontbreekende , er zo lang dienen te worden afgefcheiden ; doch, flaan de rede- maaten in groote gerallen, het volgt van zelve, dat men de graaden of door 't oog nader hebbe te verdeelen , of dat er op 't monochordum tef- fens 00k meerder afgedeelde graaden worden vereifcht. %. 151.
Een VIERDUBBELE OCTAAF float als 1 te-
gen 16. Men vergelykt hier drie, tegcn 16 maal drie, of 3------48. De redemaaten deroverige
gebruikelykfte vier- en vyfdubbele intervalien zal
men naderhand in een tafel beknoptelyk by el- kander vinden. §. ift.
Een QUINT beeft de redemaat van 2 tegen 3.
Men begrypt hier de fnaar des monochords, al zo wel als by de dubbele oftaaf (§ 149), in 5 deelen, maar op eene geheel andere wyze, ver- gelykende namelyk 2 maal 12, tegen 3 maal 12, of
|
||||||||||
.....
|
||||||||||
- ■>'■«■......" . I
I
|
||||||
GEBRUIKELYKSTE INTERVALLEN. i2j>
of 24 tegen 36. Hier vertoonen zigdan twee li-
nien, van de welke een, de belft longer is. $. 153.
£*» DUBBELE QUINT jt«» «fr 1 w^» ,;
«» driedubbele , ah 1 Ar/*« 6. Geene , laac zia
hooren in 15------47; deeze, in 8-_____48. £>» QUART bee ft de redemaat van 3 tegen 4.
Men vergelykt hier 24-32 ; des verbeeldt da fnaar twee linien , van de welke een, een dcrde part langer is. Volgens deeze aanlciding /can een naauwkeurig onderzoeker deafbeeldxng in linien voortaan zelf opmaaken. Een GROOTE TERTS Jfaat ah 4-5 , een
kle'ine terts, ah f-6. In 't eedte geval vergelykt men 24-30; in'c tweede, 25-30; een fu-btil verfchil waarlyk , in vergelyking van het raerke- lyk onderfcheid, 't welk wy in de grondtoonen over de groote en kleine terts befpeuren. §. 156.
Een GROOTE SEXT heeft de redemaat van
3-51- een kleine ftxt f van 5-8. Geene, vereifchc op 'tmonochordum 21-35-; deeze, 2032. §. 157.
AUe gebeele toonen zyn met even rulm. Men heeft
overlang bemerkt, dat trompetten, en foortge- lyke blaastuigen, de toonen 3, e, eng, a, niec
in zulketuflchenwydte, als die van c, cl; ?, g;
en a, b, konnen voortbrengen. Volgens die
voorfchrift der natuur noemc men geene, I KLEt-
|
||||||
i;o VAN DE EIGENSCHAPPEN DER
KLEINE- deeze, GROOTE TOONEN ftoni
minores & majores); gelyk ook fktuiSj giums-
aUrU;S) bklllis; b"oi, c; b, ckl»ls; Kleine- maar ckruis, dk,uisj d!>, eb; eb, f; e, fkmis- gkmiSj akiu«. amoi f bmoi t jrr00fP toonen vvorden bevonden. Hoe men nu de toonen c, d, e, f, g, a, b, c, op diatonyke wyze [.§ 140], ook transponeere, de groote en kleine toonen verfchynen alleenlyk in e, f1", g><««, a> b, #n*f dk», e, weer in dezelfde orde. Hier uic is de rede bevattelyk waarom een grondtoon, en dienvolgens een mul zykftuk, eenen halven of geheelen toon hooger of laager getransponeerd zynde , met ongefyk grooter verfcheidenheid , dan het enkele ver- fchil van hoogte zulks mede brengt, tot her ge- hoor koomtjja, waarom koor- en kamertoonige inftrumenten nooit reet zuiver met elkander fa- menfternrnen^ jelyk er , by voorbeeld, in c, d, e, en d , e, fi«"», groote en kleine too- nen tegen elkander werken. Deeze verfchillen kan men in clavieren zekerlyk naar believen of verminderen , of in 't geheel wegneemen , door alle toonen evenruim temaaken; geenzins ech- ter, zonder dat de muzykaale praftyk er meer by verliezedan gewinne: gemerkt op dien voet inet alleen de aanminnige verfcheidenheid tus- lchen de grondtoonen t] eenemaal vervallen ■ maar ook in concerten , alles, met de gemel- de blaastuigen voor altoos , en met andere fpeel- tuigen , en de zangltemmen , vooreerfl , tot de- zelve namelyk geheel anders waren gewend. ongeneuglyk luiden zoude. $ 158.
Een groote toon hetft o, een kleine, 8 cotnmata.
In
|
||||||
■■-
-
|
|||||||||||
GEBRUIKELYKSTE INTERVALLEN. 13*
In deeze laatde, worden de kleinfte- kleine-ver-
dubbelde Ideine- en groote halve toonen , naaf evenredigheid naauwer, zodatde feven natuur- lyke intervallen eener ongetemperde oclaaf, by voorbeeld c, d, e, f, g, a, b, c, eensdeels ge- rnaks halve, en anderdeels, tenaanzien der moo- gclyke tempering, aangemerkt als uit 55- comma- ta beftaande [§ 129. 131 ], in twee groote halve too* nen (e, f; b, c), drie groote toonen (c, d; f, gj a, b.i, en, tivee kleine toonen (d, e ; g, a), eigentlyk niec meer dan 5-3 commata vervangen. f. 159.
Een groote toon beeft de redemaat fan 89 i eett
kleine, die van 910. Verdeelt men de fnaar des monochords in 17 deelen, en vergelykt 24 tegen 27, ze levert eenen grooren toon, doch , lcheidc men ze in 19 deelen, en ftelt 27 tegen 30 , er doet zig zulk een geheele toon op , als wy in d, e, en g, a, doorgaans gewoon zyn. Vot- gens deeze aanleiding zal een fchrander Iiefheb- ber alle overige intervallen, als hy flegts hurinq redemaarcn weer, op een behoorlyk afgedeeld nionochordum gemakkelyk konnen voortbr^i- gen. |
|||||||||||
v
I 2 f. l60 |
|||||||||||
132 VAN DE EIGENSCHAPPEN DER
§. 160.
7^/ van de redetnaaten der voornaamfie gebruikelyke
inters alien. Unifoonen. 1- 1.
cnkele. dubbele. drie vier vyfdubbele.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. O&aven. 1- i
*. Qu'mten. 1- 3
3. Quarten. 3-4 3-8
4. groote
tertfen. 4- 5 j, kleine
tertfen. 5- 6
6. groote fexten. 3- 5
'7. kleine fexten. y- 8
8, groote
toonen. 8- 9 9. kleine
toonen. 9-10 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10. groote
halve
toonen. iy-16 if- 31 ly- 64 iy-118 iy- ay<J.
ii. kleine halve
toonen. 14-iy 1*- »y 6- ly 3- ly 3- yo.
ii. kleine feptimen. y- 9 y- 18 y- 36 y- 71 y- 144.
13. groote
feptimen. 8-iy 4- jy 1- ty 1- ly 1- 30.
14. groote
quarten. 3i-4y 16- 4y 8- 4y 4- 4y 1- 4y.
jy. valfche quintet,. 4y-64 4y-n8 4y-iy6 4y-y«* 4y-ioi4<
§. 161.
De voornocmde redetnaaten warden als ZUIVERE,
OVERDEELIGE, en OVERDEELENDE en-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
\
-
..... -.-.....-.......- - - -------- -v
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GEBRUIKELYKSTE INTERVALLEN. 133
onderfiheiden. Zuivere noemt men, die zig zander
overfchot laaten deelen : i-z ; i-j ; 1-4. enz. Overdeelige (fuperparticulares), alwaar flegts een deel overblyft, zyn de volgende acht: 2-3; 3-4; 4'S'j f'^S 8-Q; 9-'°> 15-16* H'25-> en overdee- /««/?; fuperpartientes.), alwaar veri'cheiden deelen overfchieten, alle overige. Ten opzigt deezer verfchillende redemaaten worden te mets de klinkende intervallen zelve , zuivere , overdeelige en over dee Ufale, genoemd, en, als zodanige verdeeld. 1 §. 162.
Het SEVENTAL w/V tot muzykaale redemaaten
gantfch niet ploeyen Wat hier van de rede mooge weezen, of hette heilig, dan te gemeen zy, daar omtrent ontmoet men allerhande geleerde gis- fingen (a), doch, tot nog toe geen vaft befcheid. Inmiddels, de ondervinding leert, dat toonen in de redemaaten 1-7 ; 6-7; 7-8.; al zo vvel als die van i-iij 1-13; ons zo ongeneuglyk luiden, dat wy zezelfs tot geen wanklanken goed genoeg achten , en, dus uit het getal der muzykaale inter- vallen geheel uitfluiten. a) Matthefon, Orcheflre 3, pag. 690, fequ.
§. 165.
leder muzykaal interval bee ft een redemaat, maat
alley, ivat een redemaat beeft, is op verre na geen mu~ zykaal interval. De muzykaale miftyken vinden in den geheelen toeftel cles joodfchen tempels, in alle deflelfs pronkcieraaden, ja, in allerhande gemeene dingen , enkel muzyk. Men kan hen zulk vermaak geerne gunnen , en op dien voet ftellen, de verifier glafen llaan als 1 tegen 1; ergo, Vnifoonen s deeze tobakspyp is eens zo lang, als 13 gee-
|
||||
',
|
|||||
i$4 VAN DE EIGENSCHAPPEN DER.
geene; deeze os weegt 400, geene 800 pond;
de mantel van Scaramouche is 1 - die des Koiters, 2 cllen langj ergo, o&aven j doch, de waarheid der zaak is , dat de harmony in V getnetn, van de mnz.ykaate harmony grootclyks verfchille [§ 16 17). §. 164.
ZOMMIGE INTERVAELEN VINPEN
WY IN 'T ALGEMEEN VVEL- ANDER.E, WANLUIDENDE. Koomt er een terts, quint of o&aafzoz her gehoor , ieder, die van gezonde ooren niet misdeeld is, en, goed en kwaad lean onderlcheiden , hoe onervaaren hy in de muzy- kaale pradtyk 00k zy, bemerkt eene geneugiyke aandoening. en noerat ze tve/luidmdr; laac erzig, in tegendeel, een/ecundc,ot'een feptima , hooren, ieder gevoelt onbevallige indrukzelen, en keurc Ze dienvolgens voor ivanlu/dende. Zonder nu eens te gevvaagen van den woordenftryd, zederd lange over de quart gevoerd, welken ik naderhand meen te beflegten; de fmaak doet ons unifooncn, o&Aven, qumten , groote en Heine tertjen e;v J'extcn% Ieder van een prime afgeleid, en, in 't b\zonder aangemerkt, -xclluidende , maar alle de ovenge intervallen, niet tegenltaande ivy zommigen, gemaks halve, al mede onder de benoeming van o&aven, quinten, tertfen en fexten begrypen, en Zedoorzekere bywoorden onderfcheiden [§ 114], wan/uidende vinden. Volgens die voorfchrift der natuur verdeelt men alle intervallen in vt.et- en wan~ Imdende, noemende geene, met een woord, CON- SONANTEN; deeze, DISSONANTEN: wel- verftaande,dat allewanluidendetoonengeen diilb- uantenzyn, fchoon alle diflbnanten wanluidende vvorden bevnnden, maar, dat de eigentlyk zo- genaamde diilbnanten insgelyks zekere bepaaide tus-
|
|||||
GEBRUIKELYKSTE INTERVALLEN. i-$$
ttijjcbcmvydte vereifchen. Schoon wy nu daagelyks
befpeuren, dat cen zelfde muzykftuk en inttru- ment ons niet akoos even lieflyk fmaake; deezen meer, geenen minder behaage; ja, temets zom- migen onverdraaglyk voorkoome, tenvyl het anderen als verrukt en overheerlyk fchynt [a)i hier vinden wy evenwel eene verwonderens- waardige eenparigheid van gevoelens ; eenen toetsfleen der wel~ en isanluidendbeid, ons door de redelykheid als ingeplant. Ieder enkele toon koomt met alleen op eenerlei wyze tot onze be- vatting [§ 61], maar wy bemerken ook een en dezelfde eigenfchap in een zelfde interval, om dat wy er door aangedaan worden , tot het oor- deelen over onze aandoeningen ons geftadig als genoodzaakt vinden, en in deezen volgens dezelfde natuurwetten , hoe verward of duidelyk ook be- greepen, oordeelen. Hier ontmoeten wy der- halve een GRONDBEGINZEL VAN MU- ZYKAALE KENNIS, fallen tyde door de onbetwiftelyke ondervinding beveftigd, en dus geen verder bewys vereifchende; een be- ginzel waarlyk , by gebrek van' 't we!k er nooit muzyk, veel min muzykkur.de , plaats zoude hebben: gemerkt er in 'c maatgezang, als het vormelyke der muzyk, geene welluidende too- nen moogelyk waren, ten zy de muzykaale ftoffe die reeds infloot, en, het noodeloos zoude wee- zen, de muzyk te oeffenen en te onderzoeken, by aldien een zelfde toon en interval, geenen dus, deezen weer geheel anders, koit luiden. a) II y a peu de chofes furquoi les hommes foient
plus partagez que fur celui de la mufique. Croufaz, traits' du beau. pag. 171. ed. 1715, |
|||||
I 4, $. 165.
|
|||||
136 VAN DE EIGENSCHAPPEN DER
S. 165.
Een TROMPET Inert de toonen C. c. g. c e. g. c. d. e. ?. fkruis. g. a. b. c.
Deeze konnen ivy op driederhande wyze "met elkander vergelyken, 1) met de primei x) traps. wyze, en, 3) door elkander. Ten aanzien der prime ontmoet men hier een ottaaf, C, c (i-a)i een dubbele quint, C; g (1-3)^ een rf«£fo7<f »<?<«?/", C, c (f-4)/ een driedubbelegroot? tens, C, e (1-5)*' en een driedubbele quint, C, g (1 <>>. Tot dus verre hcudc de natuur (tipte orde, doch hier koomt ze eindelyk af* te wyken, vermits er 17 ontbreekc. Deeze vyf redemaaten, die *ig in onmiddelyke achrervolging der kleinfte getallen tot de eenheid bet re k ken ,'kan men dan W on- derfcheiding van andere harmonifche of muzy- kaale redemaaten , reciproque redemaaren en de luidrugtige intervallen zelve, RECIPRQQLE INTER VALLEN noemen. Daar naa vertoonc er zig een driedubbele oclaaf C, C (l-8)j een vier-
dubbele fecund, C, d (1-9) ; een vierdubbele groote terts , C , e [ f -1 o] ; een vierdubbele quint, C, g [1-12"]; een vierdubbele groote (eptima C, b [1- 15]; en een vierdubbele ocjaaf, C, c [f-16], fchoon
eenige ervaaren trompetters er zormvylen nog hooger roonen, als fmuieerende, voortbrengen. Trapswyze verfchynen er, behalven de oclaaf C, c; een quint c^g [2-3] ; een quart, g, c [3-4]; een groote terts, c, e [4-5]; een kleine terts, e_, gj.5'6'} » een quart > g > CJ eeo groote toon,
C, d [8-9 J; een kleine toon, d, ^[9-10]; een
,.xl ir0#9
|
||||
GEBRUIKELYKSTE INTERVALLEN. 137
groote halve toon, e, f [_ 1 $ 16~]; een Heine halve toon,
f, fktuis [24-25] ; en dan nog^een groote halve, fktuis g j een kleine toon, g, a; een groote toon, a , b; en een groote halve toon, b, c. Door
elkander, vindt men er 00k, een dubbele- drie- en vier dubbele quart, c, f; c, f; C , t. Een groote-
dubbele- drie- en vier dubbele groote fext, C, a; C, a;
c, a; G, a. Een Heine-en een dubbele kleine fext,
e, c ,- e, c. Een dubbele en een drie dubbele groote
w £/W#i? Jc0», c, as c, d,- g, aj g, a. Eenen
dubbelen eroot en halven toon, e, f! Een kleine eil
dubbele kleinejcptima,g,f; g, f. Een .§■>«#»■ dubbele-eil
driedubbelegroote feptima, c, by C, b; c,b. Eeil
groote- dubbele- drie- en vierdubbele groote. quart, c, Fkmi5:>- "c , f kiuis j c, fkmisj C, Tk'u's; en een vol-
/£&* £«/«*, fkmis, c. Zo wonderbaar heeft natuur
ons overlang voorgewerkt, en de vooraaamfte intervallen , welker redemaaten wy nu van achtei en ontdekken, gelyk ze zekerlyk niet door de wiskonft, maar langs een veel gemakkelyker weg, namelyk door 't gehoor, gevonden, door den goeden fmaak goedgekeurd, en eerft lang daar naa aan de wiskoiift ter toets overgebragc zyni zelfs in onafgedeelde blaastuigen aangeweezen. §. 166.
lets anders is de muzykaale orde der natuur, en taeer
rets unders, die , ivelke zig op otize inftrumenten ver-
toont. Natuur brengt eerlt confonanten voort,
i'choon ze naderhand afwykt, en 00k diflbnanten
I 9 aan
|
||||
j38 VAN DE EIGENSCHAPPEN DER.
aan de hand geeft,- in tegendeel, wat in fnaa.
ren en toetfen naaft elkander lege, is enkel wan- geluid, uit 'c welk de konft eerit lieflyke famen- Itemming moet afleiden. Een halve toon ver- fchilc hier zeer weinig , een o&aaf, vry veel; doch in het natuurlyke muzykaale fyftema ont- moeten wy van dit alles het tegendeel, zo dat men in 't oordeelen over 'tgeene, dat in toonen waarlyk nader of verder afgelegen is, van onze inllrumenten op de orde der natuur geen gevolg Jean trekken. * §. 167.
De reciproque interval ten z.yn het, die toy ons ge~
meenlyk in 't overblaazen van fluiten en pypen tot een wet gefteld vinden. Blaall men wat te fterk , er irieldt zig terftond de offaaf, 1-2 ; fterker, de dubbele quint, 1-3; nogaifterker, de dubbele offaaf, 1-4. Dit gaat ZO VOOIT tot 1 -6. Ik zeg gemeenlyk: want men ontmoet zomwylen eenen overvlie- ger, die op eene zelfdeopening eener fluit, alle toonen, welke het inftrument ooit kan leveren, zonder eenen vinger te verzetten, flegts door de wonderbaare tempering van den adem, overblaa- xende voortbrengt, §. 168.
Dusdanige overgeblaazen toonen zyn zekerlyk
uitwerkzelen van verfchillende bepaalde groot- heden, 't zy dat de geheele maflii der binnenlugc by wyze eener feller getpannen fnaar, eensklaps fneller word bewoogen, of dat delugtdeelen, die zo fchielyk niet konnen volgen, als de geene, welke de kracht van inblaazing onmiddelyk ont- fangen, zig in zekere parten fcheiden, en hunne ml-
|
|||||
.._..............._____,,..,_
|
|||||
GEBRUIKELYKSTE 1NTERVALLEN. r39
trillingen ieder in 't byzonder volbrengen. Die
laatfte is myns oordeels het waarfchynlykfte. $. 169.
Dat zommige deelen van fnaaren, die zo fchie*
lyk niet konnen volgen dan anderen, zig in ze'kere parten fcheiden, en er dus punten van fill- fland in worden gebooren, zulks heefc de groore toonkundige, Sauveur, door de volgende merk- waardige ondervinding op 't monochordum be- veftigd'gevonden (a). Wanneer men aldaar, by voorbeeld, een vierde part, neem eens iy graa- den van 45-, zo onvaft afzondert, dat de bewee- ging van 't kortfte gedeelte der fnaar tot hec langfte, kan overgaan, zullen de drie parten, in plaats van de prime eener dubbelde quint, by voorbeelt c, g, te laaten hooren, evenhoog Iui-
den als het vierde part. Stelt men nu in de grens- paalen van ieder vierde part, te weeten , net in den 15 den, 30 ften, en 45 ften graad, zviarte fnippeltjes papier, of iets anders, 't welk zig genoegzaam onderfcheidt, maar in 't midden deezer ruimtens, namelyk omtrent den 7 den , 22 ften, 37 ften, en 52 ften graad, tuittefnippel- tjes, en raakt alsdan de fnaar ergens op een vrye plaats zagtjes aan, de vier witte inippeltjes zullen omvallen, en de drie zwarte, pofthouden, ten klaaren bewyze, dat er aldaar in de fnaar voor dien tyd geen beweeging voorvalle. Volgens deeze gronden kan men niet alleen een denkbeeld maaken van de zogenaamde Jympatkeufibe toonen, die, zelfs wanneer er in fnaartuigen de vereifch- te fnaaren niet toe voorhanden zyn , voor al wanneer de lugt, gelyk door klokken, hevig wordt aangerand, door lugt^deelen , die zig van ande-
a) Mem. de 1'acad, roy. 1701. pag, 167, |
||||
140 VAN DE EIGENSCHAPPEN DER
anderen afzonderen, moeten worden verwektj
en een denkbeeld, van den aardc de trompet-marin, als welker zeer dikke darmfnaar flegts toonen levert , die in reciproque en andere hannonifche redemaaten ftaan, doch in de overige ruimtens, hoe fors men ook rtryke, gantfch geen geluid geeft; maarzelfs, het verfchynfel verklaaren, hoe en ivaarom men op geflreeken jfnaartuigen, by voor- beeld, op een viool, door eenen v'inger zagtjes op een fiaar te leggen, z.onder ze neer te drul^ken, en dus zon- der de deelen votkomen van elkanderaf tefchei- den , toonen, die een oftaaf, een dubbele quint, en een dubbele oBaaf, hooger zyn, konne venvekken, ja, waarom de toon alsdan, tegen de natuurlyke of gewoone orde, hooger worde, naar maate de vingeren zig verder van den kam verwyderen. Uit deeze ftaaltjes blykt ook genoegzaam , dac de fluiten, dochinzonderheid de vioolen, en foort- gelyke fnaartuigen nog op verre na niet zyn uitgeftudeerd, maar dat er nog vry wat te oeiie- nen en te onderzoeken voorvalle. §. 170.
», De natuurlyke toonen C. d. e. f. g. a. b. c-
ftaan in de volgende even- redigbeden: 24 *7- 3°- 3z- 36-40.4^.48.
14-27 betekent 8-9, (ieder driemaalvermeerderd)
eenen grooten toon ; 14-50 , [4-5] » eengroote terts, 24 ?*> i 3-471, een quart; 14-36, [2-3J, een quint; 24-40, tvfJt ezngrootefext; 24 4?, [8-15], een groote feptima; 24-48, [i-zj een ottaaf. Weerom,27-2,o verbeeldry-io,eenen^/«'«^/oo»,
30-32,15-16, eenengrooten balven toons%z-%6, 8-9, eenengrooten toon; 2,6 4) ,910, eenen kleinen toon; 40-45, 8 9, eenen grooten toon; en45*48, i5-i6,eenen zro.oten balvcn toon. Desgelyks , 30-36, en 40-48 * iteUen |
|||||
s
|
|||||
GEBRUIKELYKSTE INTERVALLEN. 141
ftellen voor, f-6, een kkine tens ,-30-48 fluit in
5-8, een kkine fext; en in 32-45 verfchynt de graote quart zelve. § 171-
Mtzykaale intervalien zyn klinkende proportien.
Verbeeldt men zig de lugtdeelen, die verfchik lende intervalien verwekken , als {lingers, die in eenen zelfden tyd ieder een verfchillend getal van gelykmaatige tnllingen afleggen, uit de redemaa- ten der intervalienkan menafneemen, dat zy,die, by voorbeeld, den drieklank C, c. g c. e.g. c tot
ons overbrengen , met 1.2. 3. 4. s.6. 8. ge- lyk ftaan. Te regt noemt men dan de muzyk eeneKLlNKENDE MATHEMATYK. §. 172.
Het geboor onderfcheidt de boorbaare grootbeden on-
gelyk Jneller, dan 't gezjgt de zigtbaare. De be- haaglykfte muzykaale redemaaten zyn overlang, volgens het berigt van geleerde bouwkundige (a), uit de muzykkunde in de bouwkunde overgenoo- men, inzonderheid dievani-ij 1-2 ; 1-3; 14; i-6; 2-3; 3-4; 4.5; 5-65 3-5-5 5-8; 8-9; 9-10. Ondertuflchen, hetgefcherptgehoor onderfcheidt intervalien in de redemaaten van i-iy en 1-16, by voorbeeld t C, b en C , c, aanftonds van
elkander, ja, kan de zogenaamde 64deelen ten eerften klaar bemerken, terwyl het gefeherptfte gezigt
a) Wolf , anfangs griinde der baukunft. §. »4: Vi-
trnvius, Lib. 3 cap, 1, Sturm, mathef, inven. Pars i.. pag, io%i. |
||||
142 VAN DE EIGENSCHAPPEN DER
gezigt tot diergelyke onderfcheiding vry wat
tyd behoeft. $. 173.
hide negen ottaven eener Orgel[§ 118] onderfibeidea
wy toonen, die als 1 tegen $izfta*n, Volbrengt C van 22 voet, in een fecund 8 trillingen > C vain 6 voetlevertin dientyd 16 ■, depyp C van 8 voet ,32/ die van 4 voet, 64; die van 2 voet, 128» die van 1 voet, 256; c van deeze eenvoetigeftem, 512,' c, 10245 c, 2048 5 en c, 4096. Hoe klein of
groot men hier het gecal der trillingen oo!c be- grype , het ftaat altoos vaft , dat wy 9 maal in meetkundige progreflie moeten voort tellen, na ■ melyk aldus: 1-2; 1-4,- i-$s \-\6i 1.32; 1-64; 1-128; i-2<j6i 1-512. Een wonderbaar vennoogert den menfch verleend , vertoont zig hier in 't onderfcheiden zulker fubtile dingen ! inmiddcis, betoogde waarheden beneemen ons alle rede van twyfeling. $ »74-
Eenerhandc klinkende grootheden konnen zeer vet'
fihillende iverkitig doen. Wanneer een zelfde zang- wyze in toonen van de eigenfte hoogte, maaf van zeer verfchillende tterkte, neem eens, nu op trompetten , dan op fluiten , voortkoomt; ja, wanneer een difcant-ak-enbasftem, een fagot, clavecymbel, viool, w3ldhoom , en orgelftem- anen vaneenerleitoonmaat, eenen zelfden toon, by voorbeeld, e, voortbrengen, moetieder in- ftniment zekerlyk het eigenile getal van trillin- gen leveren , gelyk er anders onmoogelyk een zclfde toon konde ontftaan: echter, inzommige fceelen wordt hy door meerder opening- in ande-
|
||||
GEBRUIKEEYKSTE INTER V-ALLEN. 14?
anderen, door meerder fluiting der glottis ge-
formeerd [$ 98] Menig irrftrument brengt hem gedrongen voort, eenige veroorzaaken,datdetril- lingen naauwlyks- andere.dat dezelve zeer dikwils worden herhaald De verfchillende eigenfchap- pen der klinkbaare lighaamen , in evenredigheid met de welke, de lugtdeelen een zelfde getal van trillingen op geheel andere wyze ontfan- gen , voortplanten , en tot ons overbrengen , iluiten derhalve de rede in van gemeide gantfch verfchillende uitwerking. Detydftipj>enva» deG&LYKE 1NVALLINGEN der
toonverwekkende lighaamen zyn uit de redemaaten der intervallen afte neemen. Een vry bewoogen , tril- lende fnaar loopt naa ontfangen aanitooting gins en weer; worden er wu twee, van verfchillen- de grootheid te gelyk, en op eenerlei wyze be- woogen , ze loopen in 't eertle tydftip naar dezelfde rigting , by voorbeeld, naar boven; echter, ze fcheiden zig in de volgende tydftip- pen, om dat ieder, volgens haare bepaalde kracht, eenen verfchillenden weg heeft afte leggen,1en tot dien, behoudens dezelfde fnelheid, meer of min tyd belleedt, maar , hervatten naderhand, zo dra ieder op het einde van haaren weg is ge- koomen, de beweeging weder met vereende krachten. Dit noemt men geljke invallingen ; en er volgt van zelve , dat deeze in evenredigheid met de verfchillende grootheden, al&werkoorzaa- ken, moeten verfchillen. Worden de toonen van fnaaren en klokken uit zekere bngevoelige trillingen, in hunne kleinfte deelen verwekt, ge- booren [§ 69], dit belet echter geenzins, dat de merkelyke , zigt- en voelbaare trillingen niettot een
|
||||
*44 VAN DE EIGENSCHAPPEN DER
een vafte regelmaat van redeneering blyven ver-
ftrekken a). Daar nu de redemaaten der inrer- vallenaamvyzen, hoe de trillingen derbeidetoo- nen eenes intervals tegen elkander ltaan , wy konnen er de tydftippen der voornoemde invallingen onfeilbaar uit befluiten, en war hier, gemaks hal- ve, van fnaaren wordt gezeid, diepc op alle ove- rige toonvenvekkende lighaamen, naar evenre- digheid,te worden toegepaft. a) Mem. de acad. roy. 1737. pag. 3. §. 176.
In UNISOONEN r.i gaan de fnaaren, ah even-
maatige Jlingers geduurig met elkander been en iveer. Wil men zig nu de voornoemde invallingen, om een denkbeeld van den aardc der zaak re maaken, door onder- en tuffchen elkander ge- ftelde ftipjes verbeelden, deuniibon vertoontzig eenvoudig aldus: . . . enz. |
||||||
§ *77-
In OCTAVEN [1-2] beginnen beide fnaaren Ween
fimen in 't derde , en vervolgetu in V vy/de, /even' de.ennegendt tydjiip. byvoorbeeld . . . . . .enz. De korte fnaar heefc namelyk haaren weg
reeds voleind, wanneer de lange, eerft op de helft is gekoomen; geene, maakt dierhalve vier trillingen tegen i j 20 tegen 10 j 200 tegen 100 enz. $. 178.
\n 4ubbele ottaven (1 4) gefchiedt de vereeniging
in'cvyfde, tiende en vyttiende indriedubbeU[i-S~}t- iif'c
|
||||||
GEBRUIKELYKSTE INTERVALLEN. 145
in 't 9 de, 18 de, en zyUe in vierdubbele (1-16),
in 't 17 de, 34 tte en fi fie tydftip enz. In 'c eerfte geval maakt de korte fnaar 4- in 'c twee- de, 8- en in *tderde, i6trillingen tegen * van de lange. $■ W-
In Qumten [2-3] gefchiedt de vereeniging kis-
gelyks in 't 5 de , lode, en 15- de tydftip, hoeJ wel, uit kracht van overdeelige redemaat [§ i6r]> op eene gantfch andere wyze, dan in de dubbele o&aven. De korte fnaaren, als welker grootheiff de belft minder bedfaagt, moeten in eenen zelf- den tyd de belft meer trillingen afleggen , das Werken in 't eerfte tydftip beide famen, in 't cweede, de korte alleen , in'tderde, de lange; in 'c vierde de korte. Nu zyn ze beide op hec einde van haaren weg gekoomen, de den, door 3, de ander, door i trillingen, en ftaan op het punc ora de beweeging met vereende krachten te hervatten: by voorbeeld \ ' \ enz. |
||||||
§. 186.
In de overige iniervallett ivvrdt de verfibeidenheid
geduurig grooter. 'Ouarten [3 4] konnen zig eerft in 't 7de, 14 de, en 21 fte tydftip vereenen; groots tertfen [4-5J, in *c 9 de, 18 de, en 27 fte ; kleine tertfen [5-6], in *t ci de, 22 fte, en 33fte; Val/che quintet) [45.64], in 't 109 de, 218 de enz. gelyk ieder, die flegts famentellen kan , zig , naar aanwyzing der tafel§ 160, de inneflyke gefchapen- heid aller overige gebruikelykfte enkele en dub* bele intervallen gemakkelyk zsi konnen voorftel- len. K I iff.
|
||||||
146 VAN DE EIGENSCHAPPEN DER
J. 181.
De intervallen JIuiten ORDE en verfchillende graadea
van VOLMAAKTHEiD in. Orde, om dat hunne trillingen op eene bepaalde wyze achrer elkander volgen , en neffens elkander zyn ; volmaaktbeid, om dat er overeenftemming tufichen hec menig- voudige, tot een zelfde interval behoorende, voorhanden is ; en verfchillende graadm van die, naar maate dat hunne trillingen zig eerder en in #enen zelfden tyd meermalen vereenigen , en dus de gemelde overeenftemming, of pooging tot be- reiking van een zelfde einde, grooter of kleiner WOrdt bevonden. Kleiner getallen der redemaaten zyn- bier kentekens van meerder grooter getallen, van minder volmaaktbeid; hier op tteunt de vermaarde grondregel der ouden : de intervallen zyn des te Volmaakter, alt ze aan de eenbeid nader koomen, of door kleiner getallen worden uitgedrukt. In deeze zin is de un'tfoan [i-i] volmaakter, als de oftaaffi-ajideofltfdf, volmaakter alsdequint [2-3],- de enkele quint, min volmaakter, als dedubbele quint [j-3 j,-deeze, volmaakter, als de #««>* [3-4]; de quart volmaakter, als de grooteterts [4.-5]; de enkele groote terts , min volmaakter , als de qubbele [2.-5]; die weer min volmaakter , alsde <Jriedubbele[i-5]; de groote terts, volmaakter, sjls de kleine [5-6J. Hoewel er nu , uit kracht der vermoogens , volgens welke wy over de intervallen oordeelen , aangaande de trappen liunner volmaaktheid verfcheiden uitzonderingen konnen inkoomen, waar van te zyner tyd zal worden gehandeld; hier blykt evenwel, dat en 'weafom men aan de intervallen, in 't afgetrokken aange- merkt , ORDE en VOLMAAKTHEID hebbetoe te eigenen. , Ji ii. §. 182.
|
||||
.
|
||||||
GEBRUIKELYKSTE INTERVALLEN. 147
$. 182. Zommige intervallen ivorden door anderen ah voort-
geteeld. Slaat men een o&aaf en een quint , by voorbeeld, c, g, c, erlegteen quart (g, c),door famenkomft van twee volmaakrer intervallen verwekt, in op gefloten ; een o&aaf en een groote terts, c , e, c, de kleine fext (e, c) meldt zig van zelve; een o&aaf en een kleine terts, d , f, cT, de groote fext (f, d) verfchynt ongevraagt. Ten deezen opzigt noemt men dequarten, omgekeerd* qu'mten$ en de fext en, omgekeerde tertfetts «. 183.
Er zyn nooit meer- en volmaakter confinanten te
verzinnen, dan tvy reeds kcnnen en gebruiken. De 6 eerlte trappen van rekenkonftige progreffie i-ij 1-2; 2-3 » 3-4; 4-y,- y-6, leveren de befte rede- maaten, die zig het menfchelyk verftand ooit kail voorftellen ; alle overige zyn des te volmaakter te acbten , naar dat ze deezen nader koomen, deste min- ja, onvolmaakt, naar dat zy er verder van af- wyken, en deeze worden er opzettelyk onder gemengd , ten einde het volmaakte des te krachtlger te doen doorftraalcn Nu hebbeil wy reeds alle in- tervallen in de belle redemaaten ftaande, en die, welke ons, naa verfcheiden proefheemingen, zelfs tot geen diflbnanten goed genoeg fchynen [§ \6t. 164], zullen onzen naakoomelmgen, zo lang ze geene geheel andere foorten van ge- hoortuigen krygen , buicen twyfel niet mill wanluidende klinken. . |
||||||
K 2 Van
|
||||||
148
|
|||||
Van de TEMPERING der muzy-
kaale intervallen. §. 184.
De ruimte ehier oftaaf, ja , die van die bruikbaare
vyf, fes oftaven [§ 111 ] , kan door geen interval van dezelfde joorl zo net warden vervuld, dat er geen luttel te kort nocb overfcbiete. Drie groote toonen kry- gen ieder 9- tweekleine, ieder 8- entweegroore halve toonen, ieder 5 commata [§ 158] ; doch deeze 53 ,*konnen zelfsdoor geene kleinfte halve toonen,'imarflegts door intervallen van verfchil- lende foort, net vvorden uitgeleverd. Schoon, by voorbeeld , ieder groote terts uit eenen grooten en tenen kleinen toon bellaat, drie groote tertfen, neem eens, c, e; e, gk«»»; gktmsf b^ruis ,vervullen nog geen octaaf, en vier kleine, d, f; f, at>; aw, cb; cb, ebb, gaan er reeds buiten; geene, hebben een comma te weinig; deeze, een te veel. 5. -i8y.
Er is geen net geflotm MUZYKAALE C1RKEL
moogelyk , bebalven in onze verbeelding, en, wanneer ivy ons met de baftaardivoorden cis, dis, fis , gis enz. koomen te paaycn. De (toffe is tot dien einde veel te fubtil, en onze fubtilfte tekenszyn nog veelte grof. Begint men, by voorbeeld, van c, en vervolgt by quinten aldus, eg; g, d~; d, a; a, e; e,bj b, rkluiS fkr«isjCkruis. Ckruisjgkruisjgkmisj Jkiuisj
(JUtu'is} akruisj jjkruis, gkruis ■ gkruis ^ bkruis ; men is niet allecn den toon c kwyt, maar de laatftenoot
verbeeldt het c een comma te laag, daar het op inltrumenten, aan tiipte afdeeling vatbaar, in der daad
|
|||||
VAN DE TEMPERING ENZ. 149
daad te hoog wordt. Stelt men nu toe bk's de quint i*, en gaat nog eens rond, er verfchync eindelyk bx; dusgeraakt menevenwel nooit weer tot c, maar verwydert er hoe langer hoe verder. van. Maar, noemt men verfchillende toonen , om dat wy er flegts een claviertoetstoehebben, cis, dis enz. of verruilt een of ander quint, by voorbeeld, g^""*, $.m\s tegen ab, eb, en gaat dan aldus voort, emo1, bmo1; Bmo1, f; f, c, men bedriegt het gehoor, en de cirkel raakt gefloten, hoewel niet net gefloten. Deeze theory, die onze onbekwaamheid in 'e overzien van het einde ontdekt, heeft nochtans haare groote nuttigheid, en verftrekt mede tot het bewys, dat de muzyk eene ONEINDIGE KONST zy, §. 186.
De MUZYKAALETEMPERATUUR, oftm.
pering, beflaat in bet befnoeyen der intervallen, dat men namelyk zommigen een ziertje van hunne volmaakt- beid ontneemt , en zulks anderen weer toelegt. Uit de deugdelykheid der volmaakte intervallen volgc gantfeh niet, datze van zelve, zonder toedoen der konft, op alle verzinnelykewyzevolkomen met elkander moeten overeendragen; ditisiets, 't welk natuur ons geenzins heeft beloofd. In- middels, de moeyelykheid der tempering betrefc inzonderheid, om nu van de harpen niet eens te gevvaagen, de clavieren , als welker toonen door toetfen volftrekt worden bepaald- Stelt men hier vier quinten , by voorbeeld , c , g, g, d; d, a; "a, e, volkomen zuiver , de drfcf*
dubbelde groote terts c , e, is bykans een com-
ma tehoog; het overfchot, door'de muzykaala fchoolvoflen de wolf genoemd, dient derhalve K 3 net;
|
||||
»*o VAN DE TEMPERING DER.
net te wordeu verdeeld. Waar zig nu of door
den adera, of door behendigheid der vingeren , eenige bemiddeling laat trejfen, daar wylt het muzykaai gehoor den regten weg van zelve. Geoeffende zangers zyn er nooit mee verlegen^ en ervaaren violiften pleegen of hunne quinten niet op een hair zuiver te ftellen, en het ont- breekende door de behandeling te vergoeden, of, van 't clavier, 't welk hier tot een regelmaat verftrekt, am dat het niet zo ras, dananderen, kan worden omgefteld; den toon a over te nee- men: immers,daarde fnaaren a en e gemeenlyk van meerder gebruik zyn, dande beideoverige, en, hooge toonen , wegens meerder tnllingen, krachtiger doorftraalen , het klein verfchil met het clavier blyft aidus genoegzaam bedekt, fchoon het zekerlyk anders zoude uitvailen, by aldien ze de eerfie fnaar, in betrekking tot de tweede der altviool, en , tot zommige vyffnaarige itali- aanfche vioolen , fecund genoemd , eerft, en vervolgens de drie quinten g, d; d~, a; a, e ,
gantfch zuiver ftelden. Het hoofzaakelyke be- rufl dan op de volgende drieregelen: \)oBuven, groote terifen en kieine fexten moeten zuiver "seezen s z) aan quinten en kieine tertfcn mag men IETS ont- neemen , en 3) oan quart en en groate fix ten , IETS toeleggen, * . § 187.
De rede van de noodzaakelykbeid der tempering is
bier geenzins deeze, dat natttur ons gebrekkige floffe levere , maar , onze genegenheid tot oneindige verande- ringen zonder veelnserks en viyd/oopigen toejiel. Ieder toon zal ons in allerlei opzigt te dienlt ftaan j a zal een quint vveezen met e en d \ een groote
terts
|
||||
MUZYKAALE INTERVALLEN. tpr
terts, met ckIU,s en f; een kleine terts met c en fk,ui*
Hadden wy hier tot ieder interval een byzonder a", er was zekerlyk geen tempering van nooden, doch, wy willen met minder toetfen meer uit- voeren , dan de ouden met veele, en ons echter niet geerne in weinig toonen bepaalen, maar liever den gewaanden cirkel t'elkens een ftuk weegs doorkruiflen. Daarnu 13 toetfen binnen de ruimte eener o&aaf ons genoegzaame gele- genheid tot verluftiging, en vertooning onzer konft aan de hand geeven, en 10 maal 13 tot de fiiflje circulatie aller intervallen evenwelniet zou- den toereiken , wy verkiezen iets, dat mln vo/maak- tcr, maar veetgemakkelykeris, boven iets volmaakters, §. 188.
Uit de vereifcbte tempering volgt gantfch niet, als
of bet enkelyk op *t geboor aankoome, en, de wiskonfi in de muzyk geen nuitigbeid bebbe. Dat onze muzyk heerlyker luiden en meer werking doen zoude, by aldien wy aan ieder interval zyne ftipte re- demaat gaven, en konden geeven , daar aan be- hoeven wy niet eens te twyfelen; ja, dat de oude Grieken zig ter tyd in minder toonen bepaal- den, en de inftrumenten des te zuivereritelden, is een van de voornaamfte punten , in welke hunne muzyk boven de onze iets heeft vooruic gehad. Wanneer nude vraag is, of zekere too- nen re hoog, of te laag zyn, dan koomt het alleenlyk op \ geboor en, den/maak aan: echter, 'risal zoonmoogelyk, dat men het voornoemde iets [§ 186], hoe veel ze hooger of laager diertden te weezen , flegts door 't gehoor en den fmaak konne bepaalen, als dat iemand, die van 't ver- eifchte gewigt def goudfpecien onkundig is, en van geen goudwaag weet, door 'c gezigt en, K 4 '£ g«"
|
||||
vgi VAN DE TEMPERING DER ENZ.
'tgevoel vermooge aan tewyzen, hoeveelzulke
fpecien te zvvaar of te ligt zyn. Men behoefc ieder quint, volgens het Syftema van Sauveur [§ 115. 131]. Aegts een 49 fte gedeelte (a), en volgens ahderen ib), enkelyk een i2de part van een comma, of een 108 fte gedeelte eenes grootert toons, af te knippen, 't vvelk dan aan de quarten , tertfen en fexten van zelve weer toe- valt, zo is de zaak klaar. De kennis van de re* demaaten kan hier derhalve tot een grondflag, en 't monochordum tot een goudivaag verftrekken , ten einde het gehoor te fcherpen ; een comma , en zekere gedeeltens van dien, ftiptelykte leefen Onderfcheiden, en zo wel de zuivere interval- len, als de getemperde , die wy by geval van noodenhebben, endieeindelyk, doordegewoon- te, nog voor confonanten doorgaan [§ r44], zig levendig in te prenten, en des noods van 't een ^en 'tander rede tekonnen geeven. De wiskontt, ( fchoon ze het onmoogelyke niet moogelyk kan maaken,)ontdekt hier den aardt der zaak, en wyftaan, waar het eigentlyk hapere; mendienc dan de paalen, binnen welke deeze voortrefFelyke weetenfehap in de muzyk te gebieden. heeft, naauwkeung te kennen en in acht te neemen, doch voor 't ovenge, zig haare onwankelbaare gronden geenzins ontneemen en betwillen te laa- ten. De favoryt-woorden , H£T KLINKT NIET, T KLINXTWliL,geevenwaarlykaan de edle weetgierigheid op verre na geen genoe- gen: waarom klinkt het niet? en waarom klmkc het wel? zekerlyk, om dar het in 't eerlte geval BU1TEN maar in 't tweede, IN de vereijebte redemaaten en evenredigbeden ftaat. a) Mem. de I'acad roy. 1707 pag. 172.
l>) Neidbardt, von der temperatur, pag. 102. to;.1 Jena, i]o6. Van
|
||||
»«
|
||||||
Van den muzykaalen geeft.
9. 189.
Door den MUZYKAALEN GEEST verflaa ik;
de begaaftheden, nit kracht van de welke men zig al-
ter bande Jborten van toonen onderfcheidentlyk voorftelt, er over oordeelt, en toonmenge/ingen in maatgezang voortbrengt. Deeze begaaftheden, die men, voor zo verre ze aangebooren zyn, als vermoogens, en voor zo verre zekere door oeffening aange- kweekte vermoogens daadelyk worden te werk gefteld, als hebbelykbeden heeft aan te merken, ont- fangen, wegens verfcheiden opzigten, verfchil- lende benoemingen. §. 100.
De natuttrlyke ligbaamsgefleldheid, die tot klaare
bevatting van toonen den iveg baant, noem ik MU- ZYKAAL TEMPERAMENT. Ditvereifcht i)natuurlykgeboor\ t)vluggegeeften\
l)zenuiven die f^vfergenoegzyn ommeter haaft aan- gedaante konnen worden, en teffensjf&r^genoeg, omfelle fchuddingen te konnen veelen. De dierlyke ceeften , in evenredigheid van welker beweeging Teder aandoening oniltaat, zyn namely k traagert mar dat het bloet dikker en taaier/*>%#«, riaar dat het zelve dunner en vloeijender is; in't eer- fte geval zyn de zenuwen minder- in 't laatfte, meer gefpannen. Deeze , laaten zig met groo- ter fnelheid en kracht beweegen, dan geene, en langs deezen weg alleen kan er eene klaare bevat- ting worden verwekt Onder de drie tempera- menten , die men h$tfanguinifche, cbolerifcbe, en melancbolijcbe noemt ; die zig op oneindig K 5 ver-
|
||||||
|
||||||
I** VAN DEN
verfchillende wyze gemengeld vertoonen, enwel-
ker deugden, vlugbeid, emft en voorzigtigbeid zyn; koomt het dan, ten opzigr der muzykaale prac- tyk, inzonderheid aan op eene fterke dofis van 't fanguimfcbe, of bloetryke. Dit heeft thans de overhand by de geene, die , gelyk men zeid , eene muzykaale phifonomie hebben, die tot de muzyk gebooren zyn , en welkenze ah uit de oogen ftraalt. De grondflag der geheele muzykaale praftyk is de
VERBEELDING, of het vermoogen , om in- drukzelen van toonen, eertyds tot de gewaar- wording overgebragt, naderhand weer te doen herleven; ende zogenaamdeREGEL DER. VER- BEELDING, bertaande indeeze onveranderlyke haar voorgefchreevenwet, by een gedeelte van her- levende indrukzelen, de geheele fchakel van voor-jierpen , tot een zelfde zaak behoorende, en by ieder voorwerp, Joortgelyke, te moeten in de gedagten brengen. Hoe klaarer men zig de eerlle maal iets voorgefteid, hoe krachtiger men zig het zelvetoen ingeprent, hoe meermaals men er naderhand aan gedagt heeft, en hoe levendiger iemands varbeelding werkt, des te meer vindt men zulks bewaarheid. Zingt iemand ons het begin van een bekend airtje voor, terftond valt ons de geheele voize weer in;(wy denken in dezelfde orde als voorheen, en teitens ook aan foortgelyke melodyen.) De gedagten worden hier uit elkander als voortge- teeld, doordiert de voorgaande, de rede influi- ten, waarom de volgende, ons weer te binnert koomen. Dus kan een ofander toonval, gelyk een of ander woord, duizenderlei omftandighe- den, die er gantfch geene betrekking mede fchynen |
||||
MUZYKAALEN (SEES T. 155
te hebben , als in een zelfde oogenbiik weer
te bimien brengen. Het wonder der vrywillige beiseegingen ftraalt ver-
ge ns op eene uitneemender wyze door, dan in die, ixelke tot de muzyk , zo ivel injlrumentaal, als vocaal, bchoo- ren (a). Hier wordt, zo wel ten aanzien van de afperking en formeering der toonen, als der tyd, in de welke ze zullen verloopen , een foort van MEETKUNDEgeoeffend, die onbegrypelyk fubtile beweegingen vereifcht [§ $6. 98. 101], en tot de welke nochtans onkundige menfehen, die naauwlyks van theory willen hooren reppen, bekwaam zyn. Speelt men, by voorbeeld, op het clavier, eenbekendmuzykltuk uit hethoofd, men denkt niet alleen in de^elfdeorde , als voor deezen, maar de geoeftende vingeren vinden zomwylen den regten weg, zonder dat men zig naderhand eens kan bezinnen , hen daar toe eenigen latt te hebben gegeeven. De ontleedkundt leert, dat er tot een harmonifche flag, hoeda- nige \vy te mets in een fecunde verfcheiden voorc- brengen , eene ongelooflyke menigte fpieren % moete wojden aangetrokken ; en de redeneerkunde,
dat er tot ieder noot verfcheiden overpeinzingen behooren : by voorbeeld, 1) die nooc ftaat daar ter plaatfe; 2) wat daar ftaat , heet dus; 3) wat dus heet, moet op die toetfe worden geflagen ; 4) die noot heeft zulk een gedaante; y) wordt dus of zo genoemd; 6; geeft deeze of I
a) Ce miracle des mouvemens vojontaires ne fe
voit en aucun de fes mouvemens (i mervellieule que dans ceux qui apartiennent a la mujique, tane inftrumentale que vocale, Dodort. Mem. de l'acad. roy. 1700, pag. 364. |
||||
i$6 V A N D E N
deeze of geene duurzaamheid te kennen; 7) voor
die noot ftaat dit of dat teken enz. enz. echter de ondcrvinding leerc, dat men zeer zwaare ftuk- ken voor de vuilt konne uitvoeren. Wat moet er niet al omgaan in 't hoofd, en in de lighaam- lyfce lceden der geener, die in behoorlyke orde zingen, fpeelen, fantaifeeren en componeeren! bevatten wy de zaak aldus, dat er, wanneer wy ons de eerfte maai zekere toonen verbeelden, eene fubtile beweeging in de harflenen ontftaa, die aldaar indrukzelen, evenredig aan de itoffe- lyke af beelding in de gehoorzenuw gevormd, overig laate> dat de ziel in 't zelfde oogenblik op de elementen des lighaams werke, en deeze weer op elkander, ten einde zodanige beweegingen voort te brengen , als er in de lighaamlyke leden tot de uitvoeringworden vereifcht; dat naderhand de eigenfte beweeging in 't iighaam herleve , wanneer in de harflenen het zelfde indrukzel gaande wordt gemaakt, en dat de eigenlte toonen weer in de verbeelding koomen, wanneer eene zelfde beweeging in 't Iighaam het eertyds daar mede gepaard gaande indrukzel weer doet her- leven; wy bevatten te gelyk, DAT NIEMAND DAN EEN WEEZEN VAN DE ALLER- HOOGSTE MAGT EN WYSHEID ONS DUSDANIGE GESTELDHEID HEEFT KONNEN MEDEDEELEN. §. 193.
Het MUZYKAAL GEHOOR is ten vermoogen,
om zig toonen KLAAR en DUJDELYK voor tefiellen. Het woord toonen bekent hier, de uitwerkfelen van toonverwekkende lighaamen, teweecen, de ftipte hoogte, bepaalde tuirchenwydte, wel- en wanluidendhgid, duurzaamheid en fterkte, die wy
|
||||
MUZYKAALEN GEEST. i$f
wy ter gelegenheid van- en in evenredigfieid met
debeweegingen, figuuren, en grootheden zulker lighaamen , gewaar worden. De ondervinding leerc namelyk, dat ieder, die van natuurlyk ge- hoor niet misdeeld is, geene toonen in zekere vereifchte hoogte na te zingen, veel min , eer- tyds gehoorde muzykftukken te onthouden, en de muzykaale maat itiptelyk te treffen vermoo- ge; terwyl anderen, fchoon in de tnuzyk on- bedreeven, niet alleen iets eigentlyk na te zin- gen, engeheele zangwyzen te onthouden, maar zelfs, zonder onderfteuning van inftrumenten, voizen behoorlyk in teftellen, en, volgens den begonnen toon, in den vereilchten afftand voore te zetten; blaastuigen, die zig flegts door den adem laaten regeeren , en fnaartuigen, by wel- ker afperking het zeer naauw luiftert, net een maatvaft te behandelen, bekwaam zyn. Ja, dat ervaaren rauzykoelfenaars volgens een gegeeven toon , orgelen en clavecimbelen in 't vereifeht accoord weeten te brengen; dat menig, zo dra hy een onbekend muzykftuk in 't oog krygt, den zin ten eerften al zo klaar bevatte, dan of hy het zelve reeds daadelyk zingen en fpeelen hoorde; dat zoramigen allerhande aardige in- vallen fantaifeerende uiten, en zeifs midden in gefelfchappen, half zingende en half praatende, fraai componeeren; al het welke volftrekt on- moogelyk zoude weezen, ten zy men zig de voort te brengen toonen eigentlyk voor te ftel- len vermogt. Ten opzigt van dusdanige zing- baare denkbeelden, zeid men van eenigen, die niec minder als doof, en zelfs met een fcherp natuurlyk gehoorbegaafd zyn, zehebbengeengeboor. Hun seed is aan die kant niet opgewekt, de muzykaale letters fchynen hen enkel verward geraas ; ze vatten hunne betekenis niet, en konnen dus by vol-
|
||||
if8 V A N D E N
volflagen gebrek van het vereifcht beginzel,bni-
ten 't welk er geen ander kan worden gegeevtn, gelfs geene bekwaame muzykaale toehoorders , veel min leezers en auteuren , worden. Hec vermoogen , de indrukzelen der toonen te one- fangen en voort te planten, verfchilt derhalve van tnuzykaal gehoor, alt eene gelukkige gefield* beid des ligbaams, van een uitvoerkz.el des verfiands. § 1Q4-
De voorwerpen van 't tnuzykaal gehoor zyti alle be*
vattelyke toonen, die men of daadelyk boon, of voort te brengen tragt, of ivelker indrukzelen men door ver- beelding doet berleven , of ivelker famenhang men door vinding zelf opmaakt. Ten opzigc deezer beide laatfte foorten volgt, dat het muzykaal gehoor, eens daar zynde, konne (land grypen, fchoon iemands natuurlyk gehoor verzwakt. § 195-
De muzykaale tekenkunde (mufica fignatoria) berufl
enkelyk op deezen grond, dat men zig , uit kracbt van muzykaal gehoor, toonen van z,eer verfcbillende hepaalde duurzaamheid konne verbeelden. Dit vermoogen ftek ons namelyk in llaac, om de tydftippen, in de welke zekere toonen zullen verloopen, levendig te bemerken , te gevoelen, en zodanig af te meeten, dat er in een zelfde tydltip, neem eens in een fecund, al zo wel een toon, als z, 3,4, 5, 6, 8 en meer , ja, z, 3, 4, jr, 6, tegen een, 3, 4, 5, 6, tegen twee enz. konnen verloopen. Om deeze rede heeft men tot de flipte aandui- ding van zulke duurzaamheid allerhande tekens en konitwoorden uitgevonden en ingevoerd. |
|||||
§. 196.
|
|||||
MUZYKAALEN GEEST. if?
|
|||||||
f, 196.
Men ftelt zig toonen KLAAR vdor, wanneer
men zefchielyk, zonder eenige tyd tot nadenken tebehoeven, van alle overige genoegzaam onder- fcheidt 3 en DUIDELYK, by aldien men 00k vafte kentekens van zulke onderfcheiding kan aanwy- zen [§ to]: er is derhalve een laage en een hooge graadvan muzykaal gehoor, die ieder zeer verfchil- lende trappen konnen hebben. Geene, vindt 00k plaats in dezogenaamde natuurlyke muzyk; deeze, niet zonder muzykaale theory. Geene, brengt mede. dat men zig de toonen zelve, zon- der behulp dier tekenen, bewoordingen en mid- delen , door welke ze gemeenlyk aangeduid , ondericheiden en verwekt worden , levendig voorftelle; deeze , dat men zig de intervallen en hunne bepaalde duurzaamheid door middel van zekere tekenen en konftwoorden verbeelde: in 't eerfte geval werkt de befebouvoende- in 't twee- de; defiguurljke kennis., Gelyk wy nu zelfs van vvoorden duidelyke begrippen hebben, wanneer wy flegts weeteji, hoe men ze fchryft ; er zyn *. duidelyke begrippen van toonen moogelyk, vooreerft, wanneer men, door hunne redemaaten en even- redigheden anderen weette beduiden, dat zete- gen elkander ftaan als deeze en geene getallen en linien; ten tweeden, voor zo verre men ze opftellen , en dus de tekens, door welke ze uk- gebeeld en onderfcheiden worden, ttiptelyk aan- wyzen kan. Dit verknogten der gedagten met ge« voeglyke tekenen vereifcht als eene dubbele ry van gedagten, gemerkt men zig ter zelver tyd de be- tekende toonen en de vereifchte tekens moet voorftellen. Het gebrek van dit vermoogen, 'c Helk in degeeftkundebillyk eeneeigenebenoemmg veidiende, lluit myns oordeels de voornaamfte rede
|
|||||||
160 VAN DEN
|
|||||
rede in , waarom ieder bekwaam muzykaal toe-
hoorder geen goed muzykaal leezer kan wor- den,^a, waarom iedef, die maatvaft en aardig zingt, fpeelt en fantaifeert, evenwel in de mu- zykaale compoiitie niet kan vorderen [§. nj. Het fchynt, dat men reeds een duidelyk begrip van toonen hebbe, wanneer men taalkundigen kan beduiden , dat men , by voorbeeld, den toon A door zodanige hoogte, als men dan zingende of fpeelende laat hooren, vanalleove- rige, B, C, D, enz. onderkenne, aangezien men hier kentekens van onderfcheiding aan de hand feeft , door middel van de welke, vatbaare toe-
oorders de meening terftond eigentlyk bemer- ken, en, door nazingen en fpeelen , blyken konnen geeven, dat ze juift in 't zelfde begrip zyn. Die is thans iers , 't welk omtrent begrip- pen van den reuk, fmaak en coleuren, die al* toos verward moeten blyven, nooic in diervoege plaars vindt, daarmen, integendeel, by toonen de lutdrugtigheid te baat heeft, en dus elkander on- gelyk nader koomt. Ondertuflchen, daar men * juift geen vafte regelmaat van de vereifchte flip- te hoogte eenes toons aanwyzen, en dus dezelrae begrippen van opgezongen toonen in anvee^en- den nieteveneens verwekken kan , er voigt al- leenlyk, dat ze een booger graad van klaarheid in- fluiten, als die van den reuk, fmaak en coleu- ren , met welke ze te mets , by gebrek van muzy- kaal gehoor,xe onregt worden gelyk gefleld, Wy- ders, fchoon een oplettendebemerken kan, hoe veel toonen hy in een fecunde onderfcheident- Iyk te bevatten in ftaat zy, de zeer verfchillende graaden van fnel- en levendigheid der verbeel- Hing veroorzaaken nochtans, dat niemand met zekerheid konne vaftftellen, hoe veel, anderen in eenenzelfdentyddusdanigtebevattenvermoogen. In-
|
|||||
MUZYKAALEN GEEST. i&t
Inmiddels , ten opzigt van den voornoemden
hoogen graad , wordr re regt gezeid (a): daar h- mmd , die de mnzyk verftaat, bet duidelyke beter in» ziet, als een ander, z.o kan by zig bet zelve ook beteq iueer voorfiellen, a) B. v, Wolf. Metaph. torn. i. § 13?. §. 197.
De MUZYKAALE VINDING is een wmm
gen , om nit bekende inttrvallen, door verjibillende fa*
tnenvoeging en verdeeling, allethande aaneenfchakelingeil die nog nooit tot de gewaarwordittg zyn gekoomen , op te mauken. Dit vermoogen, als de grondflagaf- ler muzykaale compoiiue, fanraifie en methode, onderltelt muzykaal gehoor, en hangt insgelykS af van de vlugheid der verbeelding. §. 198.
b* Muzykaale smaaft is een m^»gt» t
om volgens onduidelyke begrippen ovm- de voltiiaaktbeid
der ititervallen in 'tgemeen, en die des maatgezangjf in 't byzonder , te oordeeten. Wanneer wy zekerei toonen bevallig of ongeneuglyk vinden * en ze dienvolgens vvel- of wanluidende noemen , ftel- len wy ons zulke toonen voor , en oordeeleri er over. lets anders, is dit voorflelkn, gevoelen of bevatten , en weer iets anders, dit oordeeten, Het muzykaal gehoor Ievert de itoffe, doch het oordeelt eigentlyk niet, maar laat zulks ovef aait andere vermoogens. Ordeelert wy nu volgens duidelyke begrippen [§ aoj , het verfland zit Zel£" aan 't roer , weshalve men dan in de wiskonft, alwaar ftrenge bewyzen plaats hebben, en zd» dikwils men zaaken duidelyk bevat , ridoic vitt den fraaak hoort reppen j oordeelen wy * irt L tegen-
|
||||
i6i V A N D E N
|
|||||
tegendeel, vslgens verivarde of onduidelyke , dan
werkt zodanig vermoogen, als, byovernaaming, defmaak wordt genoemd > dan noemen wy de voorvverpen mooy, Jchoon , en fraai, om dat wy nunne innerlyke gefchapenheid of niet naauw- keurig onderzoeken, ot niet behoorlyk weeten te verklaaren. Scboon of fraaiheid betekent derhalve , volmaaktheid, van welke wy geene duidelyke, maar lieges eene klaare bevatting hebben. Naar dat nu de voorwerpen of in der daad overeenftemming tuffchen het menigvou- digeinfluiten, ofzulksalleenlyk fchynentedoen, hebben wy onderfcheid te maaken tufl'chen vsaare en geviaande volmaakt- of fraaiheid, en hier op beruit de onderfcheiding tuflchen gocden en kwaa- den fniaak. §. 199.
D^GOEDE MUZYKAALE SMAKK daet ons,
zander overleg , goedkeuren, ivat ivy, by nader on-
derzjiek,. isaarlykvolma&kt en afkeuren, ivat men als- dan in der daad onvolmaakt zoude hebben bevonden ; ffcllcnde dus op eene vaardige wyze onderzoe- Jctng aan , daar het eigentlyk zogenaamd oordeel zulks met bedagtzaamheid, en volgens zekere flukreden doet. Hy is een foort van veritand en oordeel; als het licht der maan, overlieflyk in den nacht der konltoeffening; ja, hier van gei lyke dienft, als een ioorwind in 't fcheepsbe- ftier. nademaal hy de naruurlyke regelen aan de hand geeft, en, er in korten tyd weinig deug- delyks konde worden voorcgebragt, by aldien men alles eerft onderzoeken , en naauwkeurig bevatten moeft. Men kan hem door goede voor. beelden aankweeken, doch het vermoogen zeb ve, 't welk hier de tong verbeeldt, moet aange- booren weezen. Hy is, als eene hebbelykheid aange-
|
|||||
MUZYKAALEN GEEST. 16$
aangemef kt, lydende. en foerkcnde, gelyk een goe-
de kok nice alleen over geregten, door andcren toebereid, wel oordeelen , maar 00k zelfs iets fmaakelyks aanregten kan; en, zo wel hec fraaie, 't welk wy in de rauzyk gewaarvvorden , als de hebbelykheid, door welke,wy het zelve bemer- ken , goede tnuzykanle fmaak wordt genoemd. Hy vereifcht> behalven muzykaal gehoor, oplettend- beid, als 't vermoogen, om de gedagcen op eeri gedeelte van een famengefteld voorwerp meet dan op anderen re rigcen ; gedagtenh , zynde heC vermoogen van te erkennen en zig re verzeke* ren, dat men deeze en geene gedagten reeds ge- had, deeze en geene toonen reeds gehoord heb- be j een (ourt van nadenken, of voortgezette oplet- tendheid van deel tot deel; fehcrpzwnigbeid (acu- men), als 't vermoogen om in de toonen veel verfcheidendheid waar te neemen ; en geefligbeid (ingenium), 't vermoogen van het overeenkom- ftige fnedig te bemerken; 't welk dan fcherp- zinnigheid onderlte't , aangezien er onder veel vericheidenheid doorgaans meer overeenkomft, dan onder weinige, wordt ontmoet, .Kortelyk, alies, wat er ooit tot het onderdeel van 'ckenne* lyk vermoogen kan worden betrokken, vloeyc en werkt hier als in een middelpuntfamen. De wonderkracht desgoeden fmaaks ftraalt door in alierhande iborten van bedryven, ftellende zelfs onkundigen in ftaat, over verheven zaaken fyn en behoorlykte oordeelen, gelyk men, omtrent natuur- en konflwerken daagelyks befpeurt, dac menig, die den aardt der volmaaktheid geenzins weet te verklaaren, er evenwel door aangedaan wordt, en aanftonds ontdekt, of, en in hoe ver* re zy ergens voorbanden zy , d3n niet (a). L a Oor-
a) Omnes tacito quodam feufu, fine ulla arte & ra-
tione , qua; fine in artib.us ac rationibus re<3a aC prava, dijudicanc. Cicero, deoratore, lib, 3. |
||||
i64 VAN DEN
Oordeelen nu twee perfoonen over een zelfde
onderwerp , een volgens de reden , de ander, volgens den goeden fmaak, ze konnen al zo wel eenerlei als verfchillende gevoelens hebben;gee- ne, kan een volmaakt of onvolmaaktheid be- merken, die deeze niet gewaarwordt; nochtans, het gemeen zeggen, dat men over den Jmaak niet moete twiften, client flegts van den goeden fmaak te worden opgevat, gemerkt anderzins het ken- teken van onderfcheiciingt'eenemaal wierdeweg- genoomen. De vraag is hier niet , of iets aan iemand goed konne fmaaken, maar, of hy eenert goeden fmaak hebbe ? Hoort deeze liever een clavecimbel, als een viool; -geene , liever een viool, als een clavecimbel, men kan hen, volgens billykheid, hunnen fmaak niet betwillen, nade- maal ieder van deeze inltrumenten , in zeker opzigr, volmaaktheid heeft; maar, dat iemand, die , by voorbeeld , een trommel boven alle muzykaale inftrumentenvoortrekkelyk acht, 00k volgens eemn goeden fmaak oordeele, zal niemand uit de onveranderlyke wetten , hem v-oorge- fchreeven, ooit konnen aanvvyzen. §. 200.
De gocde fmaak doet ons nlets, dat van geHvenredig.
de verfcbcidenheid is ontbloot, dat geeji nocb aardig*- herd vertoont, en tot geeti zeker oogmerk kanftrekkent behaaglyk vinden. Wy konnen de eentoonigheid in geenen fpreeker veelen, zodanig is de neiging tot de verfcbeidenheid, tot het beminnen van de welke onzegeeitals geboorenis, ons ingeprent. Nochtans, ze kan hem niet volkomen behaagen zonder tuffchenkoomende gelykvormigheid: deezte is het, die tyd geeft om zig te verpoozen; die zekere paaien ilelt, om, te verre uitweidende, |
||||
*
|
|||||
MUZYKAALEN GEEST. 167
niet te verdwaalen, maar, de reeds gevormd^
denkbeelden liever eerft met eenige oplettendlieid te befpiegelen. Hebben nu zommige dinger* zelfs eenerlei grootheid _, zo dat A gelyk itaar. aan C, B aarv D, dan is er 00k evenredigbeid, deeze doet de verfcheidenheid luifterryker door- ftraalen , en geeft gelegenheid toe verdeeling der voorwerpen in geflachten en foorten. Dit.alles ontmoeten wy in het nvonderboek der natuur, in 't welk wy niet alleen tot letters, maar van 'cwelk wy teffens 00k tot hezers zyn bedemd. Voorts, de natuur kanenmag geen Iprongen doen, nooic te fchielyk van het een op het ander vallen, maar alies moet net met elkander famenhangen; deeze onveranderlyke wet noemen wy, met een woord , orde. De orde is de grond van alle vol- ipaaktkeid, en zonder orde en volmaaktheid kan er nooit zeker oogmerk worden bereikt, daar wy echter volkomen verzekerd zyn, dat er eindens aan de natuur zyn gefteld. ja, de natuur fluic trcffelykbeid in, voor zo verre ieder ding, fchoon voimaakt in zyne foort, des te volmaakter is, als het oogmerk verhevener, en, de wyze hoe de middelen daar toe zyn aaneengefchakeld, die, tot bereiking van een geringer oogmerk ge- fchikt, juift in zodanigen graad te boven gaat, als de beoogde dingen zelve elkander in vol- maaktheid overtreften. Met dit doorlugtig voorwerp , de natuur , is de goede fmaak in har- mony gebragt; haar voorfchrift is 't geene, dat de veioeelding ivelgeregeld [J 10] maakt. Verre dat deeze Keurmeefter ons iets , dat geen orde vervangt, en nergens toe kan dienen, behaag- lyk laate vinden, hy vervvekt veeleer eenen af- keer tegen de wanorde, en doet hen, die ramp- zaalig genoeg zyn van er toe over te hellen, in weerwil van hen zelve de treffelykheid dee L 3 orde
|
|||||
:>
|
|||||
166 VAN DEN
orde fmaaken. Van die alles onrmoeten wy in
de Muzyk doorflaande blyken. Zommige inter- vailen verwekken in 'c algemeen geneuglyke, andere, ongeneuglyke indrukzelen [§ 164J, en zommige van deeze laarlle worden evenwd tot bevordering van meerder lieflykheid bekwaam gevonden. Weerom , dat men onder verfchil- Imde intervailen, gelykluidende [§ 1 37], diene te mengelen, zulks wilt men reeds, tden het vol- Iedigile fpeeltuig, de zogenaamde cker of lyr van Mercunus , degts uit vier fhaaren, c, f, g, e beftond, en dus in twee quinten , twee quarten, en eenen geheelen toon , door de bemiddeling der o&aaf, een foort van volmaaktheid indoor. Desgelyks, dat wy grondtoonen [~§ 148] behaaglyk vinden , en echter in 'c midden eenes muzykduks 00k andere fubakerne , ter onderfcheiding van de welke , de geene , die begint en eindigt, de benoeming draagt van boofdtoon, er laaten tuflchen vloeyen ; ja, dat wy fraaye zangleidingen, ver- volgcns in hooger of laager toonen getranspo- neerd voortkoomende, bevallig en bekoorlyk achten, daar van lege de eenigde rede in de aan- gebooren neiging tot geevenredigde verfcheidenheids en dat wy geen vvildzang konnen veelen, in die
tot orde. §. 201.
Hicr naaft koomt 00k de GF-WOONTE, of de
hebbelykheid in 't handelen volgens eertyds ge- bruikte~beweegreden , in voornome aanmerking; die, als de zogenaamde tweede natuur, dikwils ver- oorzaakc, dat zekere intervailen, indrumenten en muzykdukken voor anderen behaagen, en, in deezen van den fmaak toedemmingverkrygt, gelfs wanneer men, naar reden oordeelend* , be-
|
|||||
MUZYKAALEN GEEST, 167
bevindt, dat anderen in der daad meerder vol-
maaktheid influiten. * $ 202.
De verfcbillende graaden van muzykaal temperament,
muzykaal geboor , muzykaale vinding , goeden muzy- kaalcn fmaak, /«/?, neerfiige oeffen'wg , goede gewoon- te, en muzykkunde, Jlellen de verfcbillende boogte des muzykaalen gecfles. Deeze dingen konnen. name- lyk in ganttch ongelyke proportie tegen elkan- der ftaan : by voorbeeld , menig heef't veel vin- ding , en weinig goeden fmaak , een ander, veel goeden fmaak , rnaar weinig aardige invallen. Geenen ontbreekt flegrs luft ; deeze blokt, of werkt in weerwil der natuur. Langduurige kwaa- de gevvoonre kan het muzykaal gehoor en den goeden fmaak bederven ; en zommigen vvorden moedeloos wegens gebrek van grondige kennis. -
$. 203.
De GOEDE SMAAK en de REDE zyn de vet-
ttge rigters over alle gefcbillen , d.e er omtrent muzy- kaale dingen ooit konnen voorvallen. leder namelyk in zyn diitrift, en volgens de regelmaat der na- tuur. Zyn onduidelyke begrippen toereikende, ja , brengt de goede fmaak zelfs fubtiler dingen voort, dan de rede kan nagaan [§ 101. 192], zy laate hem geworden , en vergenoege zig in 'c bewonderen van hec vermoogen, hernverleend* dock, wordt er duidelyke bevatting vereifcht, en kan de rede ons verder brengen , de fmaak dient de ftrengfte toets te konnen uitftaan, zig te onderwerpen , en het by de uitfpraak des verttands te laaten beruften. |
|||||
L 4 Van
|
|||||
-
|
||||||||
f 68
Van de muzykaalc HARMONY in
't gemeen. §. 204.
■
VISSONANTEN bebooren mede totdebefte Muzyk,
Gelyk het licbt, naa de duifternis en fchaduw* de lente , naa een guure winter- de gez,ondbeid , naa gcleden ongemak- hetz.octc, naa het wrange- de fchoonbtid, naa mismaakte vertooningen des tc aanminniger valt, en alledingen zig door tegen- ftellingen beft Iaaten ophelderen ; zo wordt ins. felyks de lieflykheid der confunanten des te fmaa-
elyker door wyslyk ondermengde diffonanten, als welke de ftreelende zoetigheid van geene, eerit regt levendig doen ondervinden, en hooger lee- ren fchatten, ja% door haare aanminnige verras- flngen de waggelende oplettendheid geltadig'on- derhouden en opfcherpen, Dusdanige bekoorly- ke famenftemming, uit zekere ltrydigheid ge- booren, is by lieden van oordeel overlang als de eigenaardigfte printverbeelding van goed en faV4#d\ deugd en ondeugd, aangemerkt (a). Men betrekt dan tot de muzykaale harmony in een naauvve zin de conjonantcn alleen [§. 1641, maar, in een ruime en volledige , de con- en dijfonan- ten; geene, als rot het iveezen, deeze, als tot he? we/weczen der zaak behoorendg. 0) C. Hu/grns, gebruik van't Orgel. pag. jgy.
Mu*yk zonder diilonanten is, volgens zeker gee-
ftig fransman, als een zop , zonder zout; als ee» ragout, zonder ipeceryen; als een gefelfchap, zon- der Dames; korrelyk, als eenzaak vanatle bekoor- Jykheid beroofc. Galant voorztker! mittdat mea de Dames ntec met de diilonamcn vergelyk |
||||||||
T
|
||||||||
J. 105.
|
||||||||
VAN DE MUZYKAALE HARMONY. 169
$. zof.
Er is natuurlyke en konfllge muzykaale harmony,
Geene, bevac wel- en wanluidende intervallen, zonder maat ; deeze , maatgczang. Geene , wyft eenvoudig aan, wat als by elkander be- hoort, en op allerhande manier achter malkan- deren kanvolgen; deeze, leidt uic zekere har- monifche flagen veelerhande bepaalde aaneen- fchakelingen af. Geene, verbeeldt muzykaale lettergreepen zonder verband t deeze, muzykaale woorden en fpreekwyzen , die zekeren zin zul- len uitleveren. Geene, lean men op een har- monieus inltrument zonder veel moeite , ah van natuur, voortbrengen;deeze, niet zonder talent, en langwylige oerlening. Over geene , kan ie- der , die eenigzins goeden fmaak heeft, behoor- lyk oordeelen \§ 164]; over deeze, niemand dan een kenner. In de oeffening van dengeneraal-bas vertoont zig het een en 't ander, gemerkt men de eenvoudige harmonifche flagen eerft kennen te leeren, en ze vervolgens in de vereifchte maat te ftellen heeft.
; ' §. 206. De natuurlyke harmony is de gronAJlag der konftige,
Dat er in een muzykltuk lieflyk famenftemmen- de toonen voorkoomen, zulks hangt zekerlyk af van de gedaane keur des voortbrengers: echter, ze ftemmen niet lieflyk famen, om dat hy ze verkooren heeft, maar hy heeft ze verkooren, om dat ze op zig zelve lieflyk famenftemmen. Aatuurgeeii de welluidendheid aan dehand, van welke de konft, volgens allerhande tQfpalhngen, L $ ffr
|
||||||||
Ho VAN DE MUZYKAALE HARMONY.
gebruik maakt; dienvolgens, de kennis van de
regelen der konftige harmony beruft op die van de gronden der natuurlyke. §. 207.
De intervallen warden , uit hoofde van wel- of wan*
luidende famenftemming, in acbtervolging wel- ofwan- Imdende bevonden. Enkele toonen worden in de muzykaale pra&yk niet als wel- ofwanluidende, maar flegtsals trappen enfprongen [§ 1233 aange- merkt, nochtans ze maaken zig van zelve als wel- of wanluidende kennelyk : hoe men , by voor- beeld, c, e>- c, g; c,c;c,e, g; c,e,g,c, 00k achrer elkander doe volgen , ze zullen al- roos weliuidende blyven; in tegendeel , valfche quinten , groote quarten, byvoorbeeld, c'Kruisg; c, &*, en alle diffonanten, akoos wanluidende: cm dat onze verbeelding de indrukzclen van twee of meer achtereen volgende toonen fckielyk famcnfchakelt, f« , de (hank bet oordeel er over velt, naar dat ze in famenftemming of con- ofdiffoneeren. Oil) deeze rede noemt men de achtervolging van enkele toonen, gelyk ze in der daad een foort van harmony influit , eenvoudige harmony (harmonia fimplex), ter onderfcheiding van de famengeftelde (compo- fita), die akoos medebrengt, dat twee of meer yerfchillende toonen ter zelver tyddaadelyk'la- raenluiden, en, hier voortaan onder dc benoe- jning harmony alleen wordc verdaan. §. 208.
Alies , wat in acbtervolging lieflyk klinkt, ftemt niet
lieflyk/amen. Want in de achcervolging konnen 00k diflommen onder loopen , die men ah ovtrilaat , en uit we.lke men de conlbnanten trekt.
|
||||||
VAN DE MUZYKAALE HARMONY. 171
trekr. Hoort men, by voorbeeld , c, d, e,
achter elkander, men vergelykt ten eerften de indrukzelen van c, d ; d, e; c, ej e, c, en ftelt hec wangeluid der beide eerfte, wegens de geneuglyke aandoening der beide laatfte, aan- itonds uit de gedagten. Eveneens gaat net in de aehtervolgtng van c, e; d, f; e, "; f, a, aiwaar wy het wangeluid uit e, d; t, e; g, f gebooren, datelyk vergeeten ; 00k in die van c, d, e,f, gene, d, e, f, g, a; doch het vale geheel anders uit in de achtervolging van c, d, e , f, g, a, b, gemerkt al het behaaglyke, in dit verband opgeflooten, met kan opweegen te- gen het ongeneuglykindrukzel van c, b, 'twelk interval hier als het einde van den weg verbeeldt, ten zy er c, c- c, a, of een ander confonant, op volge, als wanneer de wanklank verbeterd, vveggenoomen, opgeloft of filveerd wordc (niet faiveerd, gelykdeonkundegemeenlyk zeit). Hier blykt derhalven, dat verfcheiden tnelodifche rege- len [§ 6] in de harmonijche, zyn gegrond. §. 209.
De orde der enkele intervallen , iselker redemaattn
in groote get alien Jlaan, is ten onzen opzigt enkel ivan- orde. De gelyke invallingen van kleine feptimen [59] gefclueden eerft in 't i4de, en 28fte tyd- lhp [§ 178J > van groote toonen [8-9], in 't i7de en 34fte; van kleine toonen [9-10] in 't i9de, en 38(le ; van groote Jeptimcn [815] , in 't 23fte, en 46fte; van groote quarten [22-47] \ in 't yj&Q, en I5"4fte; van valfcbe quinten, [45-64], in *C io9de, en 2i8de enz. Hier is zekerlyk orde, of eene bepaalde wyze, hoe de trillingen neffens elkander zyn en op elkander volgen, voorhan- den ; daar wy irimidd«ls niet verder konnen 00f>
|
||||
i72 VAN DE MUZYKAALE HARMONY.
oordeelen dan volgens de ons verieende regel-
maat, het gehoor , en , dusdanige. zelden voor- vallende, met onbegrypelyke fnelheid verloo- pende tydftippen der vereeniging, aan 'c fcherpfte gehoor t'eenemaal ontglippen , hier volgc met, ivaar orde is, daaris-volmaaktheid', maar veeleer, dat 2ulke intervallen , welker orde voor oris onbevat- telyk is en blyft > voor zo verre ze tot het oog- merk, ons op eene geneuglyke wyze aan te doen op zig zelve van geen dienlt konnen weezen,ge- hrek van volmaaktheid, en voor zo verre zy er zelfs hinderlyk aan vallen , onvolmaaktbeid influiten. Genoeg, de Jecundcn ,groote quart en, valfcbe quitt- ten, en feftimen, bevatten , zo wel als alle ove- rige diflbnanten , die wy door de bywoorden, kleinfte, grootfte en verminkte, onderfcheiden, als eenQfiaaie , gewenfcbte ivanorde , aanminnig en nuttig te zyner tyd, ja, tot .bevordering van meerder lieflykheid opzettelyk verkooren [§183]. . I- 210.
De tonfonanten, ponder opzigt van voile dige bar mo-,
nj, als tvieeklanken aangemerkt, zyn deste volmaakter, naar dat z.e Jibielyker konnen warden bevat. Daar nu enkele conlonanten des te fchielyker konnen wor- den bevat, naar dat hunne redemaaten in kleiner getallen ftaan , ora dat de gelyke invallingen des te eerder gefchieden, vvy hebben aan zodanige enkele, welker redemaaten in de 6 eerlle trap- pen van rekenkonftige progrelhe zyn begreepen, en welker orde ons bevattelyk wordt, namelyk, aan unijoonen [1-1], Oclaven [1-2], Qtiinten [z-g] , Quarten [5-4], groote tertfen [4-5], en Heine tert- fen Lf-oJ , des te meerder of minder volmaakt- heid toe te eigenen, naar dat hunne redemaaten Jdeiner getallen vertoonen. .Wyders, enkele en dub-
|
|||||||
..... . . . . . . . . ....
|
|||||||
VAN DE MUZYKAALE HARMONY. 17J
dubbele interval/en van de eigenfte benoeming behoorea
tot een en dexjelfde clajje: want, hec muzykaal ge- hoor onderfcheidt deeze bykans net zo fchielyk als geene; hetverfchil van 1-2; 1-4; 1-8; i-«<5; i-32 is hier van gantfch geenbelang, daar de meerder herhaaling eener zelfde redemaat aan de bevatting zelft tot meerder klaarheid verftrekc, en, de goede lmaak deeze en geene als dezelf- de intervallen , flegts in hoogte verfchillende, aanmerkt. Op dien voet is een vyfdubbele oBaaf [1-32I volmaakter, of eerder te bevatren, alseen enkele''quint [2-3] ; een vyfdubbele quint [1-24] , vol- maakter, alseen enkele quart [2,-4]; een vyfdubbele quart [3-64], volmaakter, als een enkele groote tens [4-5]; en dus met alle overige, naaraanwy- zing dertafel[§ 160], Hier koomt de vermaar- de grondregel der ouden , de intervallen zyn des te volmaakter, als ze aan de eenheid under koomen , fchoon ze ten opzigt van enkele intervallen waar- heid behelft, eene krachtige uitzondering te ly- den , aangezien wy niet flegts op de rekenkonlri- georde te (laaroogen, maar insgelyks de verm 00- gens , volgens welke wy over de intervallen oor- deelen, in overweeging te neemen hebben. Evenwel, zeid zeker wysgeer (a) , ,, er moetnvg iets anders weeaen : want anders zouden 4-74 $-j enz. voortgetrokken worden voor 5-8;en 3-5 (namelyk de fexten). Zekerlyk is er iets anders; watraakt ons de orde der getallen, waar deondervinding tegenfpreekt? ik zal dan aanwy- zen, wat dac eigenrlyk zy. a) Martin, philofophifche onderwyzer. pag. 104. §. ur.
Wat er van een welluidend, ettketd interval aan de
o&aaf ontbre&kt, it insgelyks vitt- en <wat van een vian-
|
||||||
.vvy,,r....,.^..,...JrT,..,,..., ..j,. . . :-.;..,.....■ . ■<;.;. *;-■■- ■,--=■■. --■;
|
|||||
174 VAN DE MUZYKAALE HARMONY.
luidend, insgelyks ivanluidende. By voorbccld, aan de kleine terts, c ,eb, ontbreekt de grootefext cb, c; aan de groote terts, c, e, de kkine fext, e, c; aan de jjiMf*, c, f, de quint, f, c; aan de quint, c,gt de gwr*, g, c.;aande kleine Jextt c, ab, dejrco- W »«*/, a^, c; aan de groote fext, c, a, dekleint terts, a, c. Weerom , aan den grooten balven toon, c, db, ontbreekt de groote feptima , d'a, c;aan de groote fecund, c, d, de kleine feptima, d,c;aan de^oo^ jw<»-*, C, fkiuisj ^e vaifcbe quint fktuis, c; aan de valfche quint, c, gb, de groote quart, gb, cT; aan de kleine feptitna, c, bmo1, de .groo/f fecund, bmo1, c; en aan de groote feptima, c, b, de groote halve toon, b, c. Hier (peek de inbeelding, ge- lyk elders allenthalve, haare rol; doet ons in 'c gewaanvorden van verfcheidenheid aanfionds mar gelykvormigheid uitzien, en ieder interval met alleen met den gromlklank, maar ook teflens met deffelfs offaaf vergelyken (*), iets, vvaar door de wel- en vvaniuidendheid krachtig ver- meerderd , en als verdubbeld wordt. Heeft ie- mands iets tegen de welluidendheid der quart, die zal ten minlten moeten toeliaan, dat er ver- der geene uitzondering plaats vinde. a) Dus wordt het oude fpreukje , nullum tonum
dcfolatum tfft, (geen toon is zouder anderen) eer- tyds ten opzigt van de zogenaamde Sympacheti- fche toonen f§. 169], die elkander gaaiule maa- ken en verfterken, gebruikt, thans volkomen bewaarheid. §.212.
De SEXTEN Jluiten volmaaktbeid in , om dat
%e door ttrtfin worde» voortgetceld [§ 182] > en ons
|
|||||
VAN DE MUZYKAALE HARMONY. 175
ons zulke volmaakte intervallen weer in de gedagten
brengen. leder fexc doet de indrukzelen van twee tertfen herleven ; by voorbeeld, e, ~c, dat van e,c, uit welker verplaatfing zy voortfpruit, en van c,^, naar boven nog aan de o£raaf ont- breekende. Dit is het geene, wat &<zfexten over weghelpt, en, zeer beminnelyk maakt, daaran- ders degelykeinvallingen def itetneftxt [5-8] van die der kleine feptima [5-9] ganrfch weinig ver- fchillen ; en, fexten, vvegens de overdeelendt re- demaaten (3-5; 5-8), welker trillingen altoos verwarder door elkander loopen, als die der ovcrdeeligc (§ 161), buiten twyfel min behaaglyk dan groote en kleine toonen (8.9; 9-10) zoudert luiden , ten zy onze verbeelding hier andere! wetten ftelde. Inmiddels, daar het aan fecunden, feptimen, en andere diilbnanten, nooit magge* beuren, door confonanten te worden voortge- teeld, en, ons confonanten in de gedagten te brengen, 20 blykt teffens, dat en waarom de Jex* ten , enkele zo wei als dubbele [§ zicfj, de grens- paalen der confonanten zyn , of de uiterfte der in- tervallen, welken men volmaaktheid kan toe- fchryven; als mede, dat de goede fmaak, die ons overlang zekere intervallen voor ivel- en andere voor ivanhudende heeft doen aanmerken (§ 168), fchoon hy er de rede niet van konde aan- ^yzen, de zaak zelve gantfeh wel hebbe getroffen. Confonanten verliezen haare ivelluidendheid, xocmneer
ze onder elkander een diffonarit verwekken. Men re- kent en benoemt de famenftemmende intervallen volgens den grondklank, die den fterkften indrulc verwekt, en op welken de hoogere toonen als geveftigd zyn (§ 160;: dienvolgens, van c,e,g,c, neec
|
||||
176 VAN DE MUZYKAALE HARMONY.
heet c, e, groote terts ; c, g, quint, enc,c,«f-
taaf, zonder dat hier in aanmerking koome, of e, g, een kleine tens, e, c,een kleine fext, en g,c, een quart zy. Deeze metbode voldoet in de pra&yk, ten einde zig verllaanbaar uit te druk- Icen, en leerlingen de vereifchte intervallen ftip^ telyk te doen treffen: echter, ze gecftgeene opening van de natuur der zaok. Niemand zal ontkennen , dat c, e, g, a, c, of c, a, c, e, g, namelyk,
tert, quint ,/ext en o&aaf', of/ext, oflaaf, terts en quint, diflbneeren , fchoon ieder interval op zig zelve met den grondklank welluidt. De trillin- gen derfecund, g, a, en die der feptima a, g j moeten dan al zo wel , als die.der overige in- tervallen, in de lugtdeelen voorhanden zyn . en, onze ooren aandoen : waren hier enkel confonan- ten gaande, waar zoude de wanluidendbeidvm daan koomen? en hadden de trillingen der boven-* klanken niet al zo wel betrekking op elkander, als ieder, met den grondklank , er zoude geea rede vveezen, tvaarom alle confonanten niet lieflyk met elkander konnen overeendragen. Schoon nil de grond* ldank , wegens meerder iterkte, de onderlinge werking der bovenklanken gemeenlyk verdoofu, eenfcherp gehoor kan evenwel, alles rondom in ftilte zynde, op welgeilelde clavecimbelen en har- I)en, by voorbeeld in de toonen c, e,g, c,e,
angzaam achter elkander aangeflagen, en eenigefl tyd voortduurende, de kleine tens , e, g; de quart; g,c; de kleine fext, e, c; en de groote fext, g, e, ieder onderfcheidentlyk verneemen. In een aiskonftige zin is het derhalve eene vol- ftrekte waarheidi dat een groote en kleine terts, eeit quart, een oclaaf, eene groote en kleine fext , lieflyk met elkander konnen harmoneeren, hoewel zulks ill een fratlikaalc zin, namelyk , ieder interval flegts
|
|||||
>
|
|||||
VAN DE MUZYKAALE HARMONY. 177
flegts van den grondklank af gerekend , zeer
ongerymd luiden , en volttrekt valfch weezen zoude. Voorts, voegt men eener fecund, de |
||||||||||
3
|
uart en fext toe, by voorbeeld, aan c, d; f, a,
|
|||||||||
e wanluidendheid wordt, door de onderling
verwekte tertfen, d, f; f, a, door de quint d, a, en voornamentlyk door de fext c, a, getemperd, verminderd en verzagt , fchoon ze geenzins ge- heel verdwynt: dus blykt aan alle kanten, dat er in de famenflemming meet intervallen , dan toy in de pra&yk rekenen , en aldaar te rekenen beboeven, toer- king op ons oejfenen. Er kottnen ter zelver tyd nooit meet dan drie ver-
fchillende intervallen , namelyk , terts , quint, en 'oSaaf, of terts , fext en oSaaf, of quart , fext en oflaaf, iedcr van een prime afgeteld , Heflyk met tlkauder harmoneeren , ties noemt men een vcrband van zulke drie , etnat accoord, vollen flag , of MUZY- KAALEN DRIEKLANK (trias harmonica). Kleine en groote tertfen, teftfen en quarten,
quarter) en quinten, quinten en fexten , kleine en groote fexten, fluiten elkander uit, doordieil ze onderling ih0h&ititit teweeten, kleinflefecunden, groote halve en geheele toonen venvekken. De unifoonen konnen tot verlterking dienen, de ofta- ven nog ongelyk beter; doch, deeze zyn geene ge- heel verfchillende- maar eenttemmige toonen , en gelykluidende intervallen: dus blyft er voor een eenvoudige drkklank flegts 6en van voornoemde drie accoorden oveng; by voorbeeld , c, e, g; e, g, c; g, c, e; of c, e, g; c,e, a; c, f, a. Worden deeze toonen door o£taven, 'tzy in de hoogte of in de laagte, verflerkt, men noemt de drieklanken verdubbelde, of vermeerderde, en in M dug-
|
||||||||||
178 VAN. DE MUZYKAALE HARMONY.
dusdanige voile flagen beftaat de volledigjle mut.y~
kaale harmony , die er ooic te verzinnen is: im- njers, ieder iye//«/^»^ harmonifche flag, fchoon er eenige honderd perfoonen op de konttigfte wy- ze mec elkander muliceeren, kan flegts drie ver- fcbillende intervallctt iniluken, en die van C, E, G, c, e, g, c, e, g, c, e, g, c, in wat verfchillend
verband de toonen ook achter elkander volgen, is niet, dan de drieklank van C , over de groote derde ; prime, groote terts, quint en oSaaf,- een verTchynfel.van'twelk demuzykaale geeitdryvers allerhandegelegenheidtotbuitenfpoongeuitleggin- gen hebben genoomen, dieechrer door de vermeer- derdet meeit gebruikelyke drieldanken.uit vier en- Jcele toonen beltaande, reeds genoegzaam worden wederlegd. Men brengt dan alle confonanten, als de voomaamfle uoflfe der muzykaale harmony, toe DRIEKLANKEN. De DRIEKLANKEN wordeninVOLMAAKTE
en MINVOLMAAKTE verdeeld. Geene.beftaan ieder uit een prir/ie, terts, 't zy een groote of een kleine, quint en ottaaf, neem eens , c, e , g, cj deeze , fpruiten uit verplaatfing van geene voort, en zyn of Sext- of quart-fext- accoorden , by voor- beeld, e, g,^c, e, (prime, terts, fext, o&aaf); of g,c, e, g (prime, quart, fext, o&aafK Gee- ne, vergenoegen den goeden fmaakzodanig, dat men nooit lieflyker harmony verzinnen, er vol- komen by berulten, en ze tot flukingen van mu- zykflukken, ja, tot alles, wat een muzykaale yolzin, of periode, zal verbeelden, gebruiken kan ; deeze, worden in't midden van muzykftuk- ken insgelyks zeer bevallig gevonden, doch, *voidoen met tot fluitingen, maar vereilchen ach- tervolging van voimaakte drieklanken. $. 216.
|
||||||
VAN DE MUZYKAALE HARMONY, ifr
§. 216. Er xyn z.o veel volmaakte dricklanken als grondtoonen,
ja , ieder grondtoon vervangtfes volmaakte drieklankenr drie over de groote, en drie over de kleine terts , u'tt ieder van de welke , (wee minvolwaakte, konnen war- den afgeleid. By voorbeeld, in de toonen c, d, e# f, g, a, b, c, d, e leggen de eenvoudige drie-
klanken c, f, m g, over de groote, en die van d, e en a, over de kleine terts: te weeten, c,e, g; f, a, gj g, b,d~- d,f,a; e,g, b; a, c, e! Weerom,
in A, B, c, d, e, f, g, a, b, c, d, leggen die van A , d, e over de kleine , en , c, f$ng, over de groote^ terts. En dus met alle overige grondtoonen, ■ . - . '
§. 217-
VOLMAAKTE CONSONANTEN, die tif-
fins tot VOLMAAKTE DRIEXLANKEN kon- nen dienen , wardenJn des te eigentlyker zin, ea in betrekking tot voile dige harmony allcen. VOL- MAAKT genoemd. Daar de volledige harmony de tu'eeftem-
mige , uit hoofde van meerder overeenftem- ming tuilchen het menigvoudige , in voi- maaktheid tebovengaat, keurt menook zodanige inter valltn , uituelke ze voortfpruic, te regt voor votmaakrer. ' De trillingen der UNISOONEN houden geduurig gelyke invallingen [$ 176], des kan haare volmaaktheid zo weinig in gefchil worden getrokken, dat men ze veeleer, vermits ze tog enkelyk tot verfterking van intervallen bruikbaar zyn, volgens den term der fpraak- konftenaaren , meet- als volmdakt mag noemen. De OCTAVEN , verjebeidenhcid van Jioogte en teffens gelykvormigheid met de prime infl-uitende, ivorden, als de gioocfte luifter der harmony, in cen volftrekte zin, voimaakt genoemd, zonder M 2 dac
|
||||||
i8o VAN DE MUZYKAALE HARMONY.
dat hier eenigzins in aanmerking koomr, of twee
tegen een eene zeer inegale pany zyn (a). Zeker, de geheele muzyk zoxide by gebrek dee- zer inrervallen, zonder welke er nooit gelykvor- migheid moogelyk is , nict dan een baayert van Venvarring vveezen ; ja , een harmonieus inltru- ment . alwaar alle odtaven valfch luiden, zal mifichien zelfs aan onredelyke fchepzelen onver- draaglyk voorkoomen. Hier naaft verfchynen de Q. INTEN , die niet alleen lieflyke verfcheiden- heid leveren , maar ook in drieklanken tot be- iniddeling van den verren afftand der oftaven verftrekken. Deeze beide buiten regenfpraak de vo!maaktfte zynde, zo is nu de vraag, wat vol- maakte confonanter, behoudens goede eendragt, nog zy by te voegen ? hier koomt de ongelukkige QUART (b), d ie tegen de quint een diflbnanc venvekt, net proces beneffens het regt van appel t'eenemaal te verliezen , en moet aan de TERTS den rang overlaaten, ja, deez"e weet zig zodanig beminnelyk te maaken. dat zy er doorgaans als de derdeman, die 't gelelfchap aanbrengt, en 't ge- heele fpelregeert, wordt aangemerkt. In deeze zin zyn dan OCTAVEN,QUlNTENcnTERT- SEN alleen volmaakte conjonanten ; welverftaande, Heine tertjen, zo welals^ratf? : want of de ouden hunne gebrekkige tertfen voor onvolmaakte con- fonanten, ja, bykans voor diflbnanten hebben ge- houden [c), zulksdoet hiernietsterzaak. Ookkan men deezen intervallenuitdienhoofde,datdequint volmaakter is, hunne volmaaktheidniet betwmen, zonder dat de volmaakrheid der quint, wegens de grooter v olmaak theid der oftaaf, insgely ks wegvalle. a) Mattbefon, Orcheftre 5 pag. 491.
b) Infeliciflima omnium con(onantiarum,volgens Car*
ttftus , in compendio de mufica. pag. *i, t) Mattbe/pn, Klanglehre. pag, 94. jj.
S ^H
|
||||
VAN DE MUZYKAALE HARMONY. 181
|
|||||
§. 218.
QUARTEN zyn, ten opzigt van voiledtge harmo-
ny , MINVOLMAAKTE CONSONANTEN. Confonanten, om dat ze alle eigenfchappen van
confonanten hebben : haare redemaac bevindt zig onder de eerfte 6 trappen van rekenkonltige progreffie [§ 183. 2to1j ze konnen fchielykwor- den bevat, daar haare trillingert zig reeds in 'c 7de,en i4tydftip vereenigen [§ 180]^ worden ooor quinten voortgeteeld \§ -;i8i],en brengeri ons deezegeneuglyke intervallen weerte'binnenj §j 21 ]j ja.dequarten-valleng.c; a,d; b,e; c,f; d,genz. luiden in melodyeh ongemeen lieflyk. Wat meer is , ieder volmaakte drieklank vervangc eene quart, ten zy de quint boven legge, by voor- beeld , c, e, g,c; c, g, c, e; c, c, e, g;
ten wei ken opzigt men te regtonderfcheidttus- fchen eene midden-quart (quarta intermedia),en, eene bioote quart (quarta nuda). Ware de quart een diffonant , het zbude volftrekt onmoogelyk weezen, dat ze haare wanluidendheid verliezen, en tot volmaakte drieklanken dienen konde; doch, zoude ze eene volmaakte confonant heeten, ze moeft 00k tot (luitingen van muzykftukken be- jkwaam vveezen [§ 2if], en zig met de quint konnen verdraagen; daar evenwel de keur te regt op de tens vak, gemerkt de goede fmaak voor eene meerdere inneriyke volmaaktheid, die ons van geen zonderlinge dienft kan weezen, weinig achting betoont. Wyders, de quart veroorzaakt wangeluid in 't gefelfchap der quint, hier is men gewoon, de fchuld op de arme quart te leggen, als of die het allcen had gedaan, niet tegenftaande de diffonant hier uit de onderling venvektefecund[^2J3J,byvoorbeeld,cJf,g,wordt M 3 gs- |
|||||
<fe VAN DE MUZVtf AALE HARMONY.
gebooren, en , beide toonen, diezulkeen interval
ftellen , aan her vvarigeluid evenveel deel heb- ben. f)e quart moet hier wyken, en het aan de teres gewonnen geeven , doch, in de famenltem- ming van . en Z valt aan de tertfen, quin.
?f» enjextai het zelfde lot te beurt-, zonderdat
fnen deeze confonanten uit dien hoofde diilo- hanten kan noemen. Jeder diffoiiant vereifcht oploffing van confonanten , nochtans volgt nict, dat alles, wat zulke oploifing vereifcht, een diffonant &y ; maar veeleer, dat itien rert opzigtvan mter- vallen, in volmaakre drieklanken reeds begre- pen, namelyk, der fext- en quart- fext- accoor- den [§ 215], eenige uitzondering dicne te maa- ken', gelyk immers minvolmaakte confonanten daarom minvolmaakte heeten , om dat ze al mede oploffing, of achtervolging van volmaak- te, behoeven. Zekerlyk vereifchen de quarten oplaffmg, zo wel wanneer ze met fexren en bfraven , by voorbeeld, g, c, e, g, gepaard §aan, als 00k, wanneer ze zig tegen eene prime
lootelyk laaten hooren, de plaats der terts be- kleeden , en ons dit gewoone , rtreelende inter. val als achterhouden en betwiften. Ondertus- fchen , daar een interval, 'twelkalleeigenfchap- pen eener confonant heeft, buiten tegenfpraak een confonant is, en , niet te gelyk een con- en een diflbnant kan weezen, zo volgt, dat quar- ten , ten aanzien van volledige harmony, altoos minvolmaakte confonanten zyn , 't welk zig dan van de fexten, die nog al een ftem meer tegen zig hebben [§ ib2. 21?,], insgelyksverftaac. §. 219.
Tertjen en fexten tyn amgenaamer dan oUaven ,
quin-
|
||||
VAN DE MUZYKAALE HARMONY. 183
quintcn en quarten. Door aangenaamer verftaa ik,
wat langduuriger vermaak geeft dan iets anders; op dien voet konnen de trappen der volmaakt- heid van die der aangenaambeid verfchillen. Hec vermaak ontftaat uit befpiegeling of gewaarwording van volmaaktheid ; fchoon nu alles wat aange- naam zal weezen, zekere volmaaktheid, 't zy waare of gewaande [§ 198J, moet iniluiten, bet volmaakfte is niet altoos bet aatigenaamfte, gelyk het overrype daar van genoegzaame blyken geeft. Wat men zig fchielyk kan voorflellen , baart vermaak, doch , vermaak van korten duur, 't welk des te eerder weer verdwynt, naar tnaate het zyne opkomft fchielyker heeft verkreegen ; wat oiis in tegendeel verwardelyk aandoet, gelyk de diflbnanten, baart verdriet,otn dat men er weinig of niet van kan bevatreri. Doch, wat als tulFchert beiden llaat, is tot duurzaam vermak belt be- kwaam , men bevat het, en evenwel niet zeer fchielyk: dus leert de geeft zyne krachten beter kennen, en de oplettendheid wordt levendiger gaande gehouden, dan of er gantfch geen over- leg ware van nooden geweelt. Wy willen, dat een voorwerp niet ai te ongemakkelyk zy te be- grypen , en echter, in gevolge van de aange- booren neiging tot verfcheidenheid, nog liever eenige moeite te koft leggen. als geduurig eenerlei denkbeelden hebben: wataan deezebeide, eenig- zins tegenftrydige, neigingen te gelyk voldoet, vergenoegt op den duur beft, en heet te regc nangenaam (a). Men heeft meer werk, om de gelyke invallingen der tertfen en fexten, als die der overige gemelde confonant§n, te bevatten, en geene koomen nochtans klaar tot de bevatting: die is de rede, dat wy ze voor aangenaamer keuren; datze, gelyk men gemeenlyk zeid , meer harmony hebben j dat de text- en quart- fexc- accoorden M 4 ons |
||||
'i84 VAN DE MUZYKAALE HARMONY.
ons zeer geneuglyk luiden ; dat wy in drieklan/
ken never de quint, als de terts , willen miflen; ja , datde toonenc, g, e,c (z, 3, 5, 8) aangenaamer
tot het gehoor koornen , als die van c, c,g,e
(1, z, 3, 5), die echterjchielyker zyn te bevatten, en in eenvoudiger redemaaten ftaan, een beginzel waarlyk, uit'twelk men in de muzykaale cotnpo- litie eene menigte gewigtige regelen kan afleiden, a) Cartefius , de mufica. §. 1. 3, Mem. de I'acad, rOy. 1701. p3!j. 156. Mttzler, muf. bibl. tcm, 3.
pars a. pag. 331.
§. 120.
Hoe groote verfchcidenheid men in de muzykaale har-
mony 00k ontmoete , allesgefchiedt bier in VIER BE- WEEGiNGEN^/£>^»GELYKE-SCHUINSE- REGTSTANDlGli- en TEGENBEWEEGING noemt. Dege/jke, (motus parallels), vertoont zig op clavieren , wanneer beide handen eenen zelf- den flag, eenige maal, of zeer dikwils, zonder verpkatfing, Ichoon in verfchillende fnelheid, herhaalen. Dejibttinfe, ofafwykende(bbliqiius,) wanneer een hand dezelfde toonen,'t zy aanlkan- de ofruftende. herhaalt, terwyl de andere, er ge- heel verfchillende, tegen maakt. De regtflandrge (rectus), wanneer beide handen denzelfden cours nouden, namelyk, famen op- of neenvaards gaan. De tcgenbeiveeging (motus contrarius) , wanneer ze of van elkander afwyken, of naa malkan- der toe gaan ; namelyk, de een neer- de andere opwaarcls Dit alles zal men zig, zonder nooten, duidelyk genocg * konnen voorftellen, en in alle verzinnelyke muzykitukken dus bevinden. De gelyke beweeging wordt van alle muzykgeleerde met voor eene beweegingteboek gelteld, om dat er, voigeus hun zeggen, nog geen verpkatfing |
||||
i
|
|||||
VAN DE MUZYKAALE HARMONY. 185
gefchiedt ; maar deeze uitzondering is, myns
oordeels, ongegrond: vooreerft, om dat er in de toonverwekkende lighaamen verplaatfing ge- noeg kan voorvallen, [§ 36], fchoon onze vin- geren, in 't voortbrengen van duurzaame too- nen, ruften; anderdeels, om dat men het geene wat er al in de muzykaale harmony omgaat, op die wyze volledig verklaaren nocn bevatten kan. $. 221.
OCTAVE N en QUINTEN die in muzykftukken%
alixaar men mengel'mg verwagt en hebben kan , in de rcgtflandige en in de tegenbeweeging, onmiddelyk acbter elkander volgen , warden door den goeden ftnaak voor oitaangenaam gekeurd, om dat men ze zeer fcbielyk kan bevatten. Men heeft overlang bemerkt, dat deeze keurmeefter het onverdraaglyk vindt , wanneer men hem dusdanige volmaakfte confo- nanten voor verfchillende geregten opdift, fchoon hy ze in de gelyke en fchuinfe beweeging, aan- gemerkt als een en 't zelfde, of flegts als een ruimer portie op het eigenlte teljoor , zeer wel kan veelen en geneuglyk acht. Daar en tegen in de beide overige beweegingen, vergenoegt hem een van zulke incervallen reeds zodanig;, dat het vermaak, uit de fchielyke bevatting fprui- tende, aanftonds verdwynt, en in afkeer veran- dert, ten zy hy by het volgende, wat meer werk vinde. De grooter volroaaktheid der confonan- ten, en een klaarer begrip van de volmaaktheid aan onzen geeft verleend, ftaat hier tegen elkan- der over; geene, is ons zeer geneuglyk, doch geenzins ten koften van deeze: hoe meer wy nu onze eigene volmaaktheid boven die der toonen te fchatten hebben , des telaftiger valt onshun- ne volmaaktheid, wanneer ze de gewaarwording M 5 van
|
|||||
i86 VAN DE MUZYKAALE HARMONY.
van de onze verhindert. Die is, mynsoordeels,
deueniglle, waare, tot nog toe onbekende re- de , waarom zulke volmaakte confonanten , in voomoemdegevallen, aan lieden met muzykaal gehoor en goeden fmaak begaafd, onaangenaam, ja, walgelyk voorkoomen. Zelfs die , dat de itaat des grondtoons er te fchielyk door worde veranderd («), kan de toets niet uitftaan: want j laat men, by voorbeeld, op c, c; g, g onmidde- lyk volgen , de grondtoon is nog onveranderd, en nieteerderg, voor defielfs inleider, fkruis,zig klaar heeft laaten hooren. Inmiddels, dat de o&aven tot verfterking , en in ftukken, alwaar men ze gewoon is, of niet anders kan, gantfeh niet ongeneuglyk luiden, zulks blykt daagelyks 20 we] in deKonftmuzyk, als 00k in het een- voudig kerkgezang, door vrouwen- en mans- ftemmen, in den difcant en den tenoor, voortgebragt. Ja, in de enkele toonen van orfc gelen, die immers uit zo veelo&aven en quinten beftaan, als er ftemmen van 5*-, 16, 8, 4, 2; 24, it, 6 en 3 voet famenluiden, verveelen ze ons in 't minfte niet, om dat de verfchillende trootheden , die ieder toetfe levert, en die hier
aarekrachten als famenfmelten, aan onze bevat- ting reeds werk genoeg verfchatfen. a) C.Huigens, gifting over de hemeJfche aardkloo-
ten. pag. 75. §. 222.
Het WEZEN Aer mizykaale harmony befflaat in
GESTADIGE VERANDERING VAN VOL- MAAKTE DRIEKLANKEN. Deeze, konnen op zeer verfchillende wyze ver-
plaatfl, gemettgeld, gebrooken en verdeeld worden.
Uit zulke verplaatfmg fpruiten niet alleen de
min* volmaakte dneklanken , maar 00k de
' 1 . dis-
|
||||
VAN DE MUZYKAALE HARMONY. Wf
diflbnanten, en, door eenige toevoeging , alle
verzinnelyke harmonifihe (lagen. Ieder confonant kali tot anderen, en tot ieder diffonant, gelyk ieder diffonantt ateer by wordt opgeloft, tot dlle bruikbaare diffonahteM, oVergaan ; dock eindetyk moet dies tot de VOLMAAK- TE DRIEKLANKEN tvederkeeren, of de goede frriaak blyft onvoldaan , en ieder harmonifche flag moet eenen volmaakten drieklank reprefen- teereii; al het welke in byzondere verhandelingen van de harmony, en van den GetiirAul-bas, grondig dieiide te worden beweezen. Van het vormelyke der Muzyk.
$. 223.
Enkele toonen, die zekere intervallen flellen, kOnHen
op oneindig verjchillende toyze warden aaneengefcbakeld. Timet, laaten Zig flegts 2 maal verplaatfen, by voorbeeld, c, e; e, c. Drie, 6 rnaal^ c,e, g; c,g,e; e,g,c; e,c,g; g,c, e; g, e,C. Ditproduft, 6, methetnaaflvolgendegetal,4, ver- meerderd, wyft aan ,hoe dikwils vier tonen zig laaten verfchikken, 'cwelk zigdanaangaandealleoverige, eveneens verltaat: dienvolgens, vier, 24 maal; ce^g, c; c,_e,c,g; c, g,e,c; c,g,c,e;'
c, c",e, g; c,c,g, e. Dit is reeds bewys ge- noeg : want, kan men 6 maal van c beginnen, er volgt van zelve, dat e, g, c< ieder 00k 6 maal aan 't hoofd konnen ftaan , en dat de eigenfte toonen t'el kens op eene verfchillende wyze toe het gehoor kooraen. Desgelyks, vyf toonen, neem eens, c, e, g, c,"e , laaten zig 120 maal verfchikken; fes , 720 maal,- feven, 5040 maal; acbt, by voorbeeld, c, d, e, f, g, a, b, c, 4°32o ma^i t'ten , 3628800 maal; fmalf, 479001600 maal ,- ₯ier
|
||||
188 . VANHET VORMELYKE
viere/ttwintig , 620448401733239439560000 m'aal.
Dit alles verftaat zig nog Aegis van eerivoudige too- nen, zonder eenige herhaaling, verdubbeling.ver- fchillende duurzaamheid en fterkte, punten , pau- fen, of iets diergelyks: want, door middel van herhaaling fpruitener zelfsuit twee toonen, neem eens, c, e, in vier nooten van eenerlei duurzaamheid begreepen, reds i4verfchillendewyzenvan zing- baare achtervolging:teweeten,, c,e,c,e. c,c,e,c. c,e,c,c. c,c,c,e. c,e,e,e. c,e,e,c. c, c,e,e. e, c, e,e. e, e,c,e. e,c,c, e. e, c,e, c. e,e,e,c. e,c, c, c. e,e,c, c. Hier uit kan een opmerkende genoegzaam afnee- men,wat fcrndfen er tot denmuzykaalen rykdomvoox- handen zyn; dat de natuurlyke harmony eenen vceaan van onuitputtelyke veranderingen verbeelde ; cn dat men niet zonder grond beweere, fchoon ieder bewooner des aardbodems daagelyks een Concert componeerde , dat er evenwel nog ge- ftadig ontelbaare moogelyke veranderingen zou- den overig blyven. §. 224.
Aangaande de verfchillende duurzaamheid dcr too-
nen , men dient te onderfcheiden tufjlben LANGE en KORTE.w, LANGZAAME en SCHLE- LYKE. Daar men zig , door 't muzykaal gehoor,
toonen van verfchillende duurzaamheid kan voor- ftellen [§ 195], men eigent aan de muzyknooten zekcrsivaardy toe, datnamelykvan geheeleen hal- ve toonen, vieren- achten- feftiendeelen enz ieder volgende.juitthalfzo lang, alsde naaltvoorgaande zalle duuren : hier hebben wy dan verfchillende lengte en hrtheid. Maar ieder flach van muzyk- ftukken vereifcht zekere be-xeeg'wg, diegemeenlyk door
|
||||
_ ~-
|
|||||
DER MUZYK. 189
door eenige italiaanfche bewoordingen, adagio,
allegro, enz. zo yeeldoenlyk, wordt aangeduid, ukgezonderd in dansltukken olairtjes, namelyk,. Menuetten, Gavotren , Boureen enz. als welker vereifchte beweeging, fchoon in der daad vryv onbekend, men doorgaans als bekend onderftelt: Hoevvel nu, by voorbeeld, ieder vierendeel van een zelfde muzykftuk de waarde van twee ach-* tendeelen, vier i6deelenenz. heeft en behoudt, de verfchillende beweeging veroorzaakt, dac nooten van eenerlei valeur zomwylen in zeer ongelyke tydftippen verloopen. Het langzaame en fchielyke betrefc dan de beweeging van geheele muzyldtukken, te weeten , verwifleling van ada- gio, allegro, largo, vivace, te mets ineenzelf-, de fonate of concert voorvallende ; maar het lange en korte ziet op de verfchillende lengte der toonen van een zelfde adagio, allegro enz. ■ . ... >
§.. 22f.
Toonen van VERSCHILLENDE STERKTE!
ontmoeten wy 1) in 't gelu'td, als zodanig, voor zo verre eenige inttrumenten feller klinken en beter doordringen, dan andere; i) in de too- nen eenei zelfden injlruments, die het of met voile of met halve kracht levert, en die men er door feller aantafting uit haalt; 2) In eenen zelfden toon van inttrumenten, welker fterkte ongelyk groo- ter en kleiner kan worden [§ 90 not. a], f. 216. I
Er zyn ACCENTUEERENDE TOONEN
moogelyk.
Men kan alle muzykaale inftrumenten
[§ 48] tot drie claflen brengen («), ftellende.in de
«) Mem, de l'acad, roy, 1707, pag. t6x, |
|||||
l9o VAN HET VORMELYKE
de eerfte, de zogenaamde davkren, welker too-
nen door toetfen volftrekt worden bepaald. In de tweede, degeene, die door vingeren, gaten en toetfen worden geregeerd, zo echter, dat men er door behendigheid der vingeren, en door den adem, volgens het muzykaal gehoor, iets aan veranderen en verbeteren kan , hoedanige zyn, elavier di gamba ; forte en piano clavecimbel; cl-avicordium; klok- en ftaaffpel; fluit; hoboo; baflon; trompec ; waldhoorn enz. In de der- de, de zulke , by welke het t'eenemaal op 'c muzykaal gehoor aankoomt; naiiielyk, zangftem- men en geftreeken fnaartuigen. Waar en hoe meer nu, wegens thoogelyke duurzaamheid [$95 ], d£ fterkte eenes zelfden roons zig onmiddeiyk vermeerderen en venninderen iaac, daar en des temeer kan men, de toonen met verfchillenden nadruk voortbrengende, en allerhande ftembui- fingen nabootfende, al zo wel als in 't uitfpree-
en van lettergreepen , die, volgens het taalge- bruik, meerder fterkte vereilchen-, en, van woor- den,die de kracht van't gezeg influiten, ACCEN- TUEEREN,endus aan lieflyke fpreektrant nader koomen. Alle geaccentueerde toonen zyn jhr- ker\ danandereri, maar alle fterke, zyn op verre na niet geaccentugerd; ja , de ^centuatie heefc zelfs in zagte toonen , gemeeiilykdoor de woorden piano , piu piano en pianisfimo aangeduid , naar evenredigheid,plaats, gelykdefchilder- enfchryf- konft 00k in 'tldeine het aanminnig verfchil van LICHT EN SCHADUW doet doorftraalen. Ten deezen opzigt hebben de inftrumenten der beide laaftgemelde ckiten zekerlyk, min of meer, iets vooruit, hoewel de clavieren het gebrek van vat- baarheid aan accentuatie, door die aan volledige harmony [§ 114], rykelyk weer vergoeden. u f. 2*7.
|
||||
DER MUZYK. i$»
.,!.'.'..: ■.;<:... Vi..' ': : :. O
§. iij.
...... < "> '■ De bepaalde ixyze , hoe enkele toonen van verfehil-,
lende boogte, duiirzaamheid, Jierkte en accentuatie, in net afgemeeten tydftippen achter clktinder zullen volgen y en, hoednsdanige famenjiemmende toonen in gemelde tydi vcrdeel'tngen achter elkandev volgen en neffens elkander lueezen zullen , noem ik MUZYKAALE MAAT. Men kan , uit krachr van muzykaal gehoor, zig niet alleen het tydftip > in 't welk de tweede toon eenes muzykftuks den eerften zal volgen, levendig verbeelden, in gedagten afmeeten, en dus eene beweeging valt ftellen , die van begin tot einde, akhans tot nader order, zonder de minfte verbaattmg en vertraaging, moet voort* duuren; maarook, de tyd, binnen welke ze- kere toonen zullen verloopen, als een geheel aan- merken, en volgens dien meetende en tellende voortvaaren De duurzaamheid van den eerften toon eenes muzykftuks, wordt door het begrip van de vereifchte beweeging bepaald, verftrekkende dus de beide eerfte toonen tot een rigtfnoer van de lengte en kortbeid aller volgende; en 'c geheel, volgens 't welk men t'elkens dient te meeten, wordt door het maat-teken aangeweezen. Verfchynt er, tot aanduiding van de zogenaam* <Je gemeene, ilegte of vier vieundeel-imaat, het te- kenC, (beduidendemefureGwi!*w««tf, plusufitee, en Compofee of famengeftelde) men meet als by geheele ellen, fchoon by verfchillende beweegin- gen ongelyk Iangzaamer en fchielyker meeten- de ; * men meet als by halve ? 3 , als by drie vierendeel ellen enz. Inmiddels , noemt men de maat langzaame, middelmaatige of fchielyke , het ziet op de gemelde beweeging, omtrent welker |
||||
i92 VAN HET VORMELYKE
eigentlyken' graad , hoe langzaam of fchie-
lyk? men de meening des opttellers moet raa- den , en, zonder met een flingerwerk , maat- meeter of tnetrometre , voor eenige jaaren ; in Vrankryk voorgeilagen , raad te pleegen , door behulp van goeden muzykaalen fmaak te tref- fen vermag. Wyders, zeid men , hy heeft de maat in 't boofd , hy kail niet in de tnaat blyven i men merkt ze onderwerpelyk aan, als ietsin ons, dat van 't muzykaal gehoor afhangt; aangezien men tog de tydftippen, in welke detoonenzul* len verloopen , en daadelyk verloopen, klaar bemerken, bevinden en gevoelen moet, 't welk het geene is , waar op de bewoording TACT, by dehoogduitfchersgebruikelyk.zinfpeek.Weerortii in ;de uitdrukkingen , eenmudige- famengefteide- gelyke- en tripei maat > er is een tnaat te mtri\ in de eerfte, tweede , derde maat enz. gebruikt men dien term voorwerpelyk, te vveeten, in be- trekking tot de muzyknooten, door horizontale ilreepjes van elkander afgezonderd , tuflchen ie-* der van de welke in een zelfde muzykltuk, be- houdens dezelfde beweeging, evenveel tyd moec verloopen. Deeze drie verfchiilende kundighc den maaken een duidelyk begrip van de zaak in der daad vry moeyelyk; hier van daan de algemeene klagte der muzyk- liefhebberen, dat 2e de maati$tasx.. konnen begrypen , gelyk dap zommigen zo verre zyn verdvvaald, haar enke- lyk voor eene zekere beiiieeging van handen en voeten tiit te geeven. De beide eerlte dingen zal ik, on- derfcheidings halve, TYDMAAT itactus), en 't laattte, ZANGMAAT (rhytmica) noemeil. Klaare en duidelyke begrippen van geene, zyn een uitwerkzel van muzykaal gehoor en goeden muzykaalen fmaak, die hier als meetende entellen- de te werk gaat; maar die van dceze, een vrugt van
|
||||
DER MUZYK. roj
van oordeel en goed onderwys. Oaar nu hec
meefte en voornaamfte in de geheele MuzyJc, door toonen van verfchillende hoogte en duur- Kaambeid wordt uitgewerkt, fchoon verfchillende Jierkte hier insgelyks de meerdere volmaaktheid Jean bevorderen; aaneengefchakelde toonen van eenerlei beweeging en lengte, die aan kon- fienaaren geen werjc genoeg verfchaffen > maar flegts een foort van moogelyke muzykaale een- dragt te kennen geeven, verdienen in een vol- ftrekte zin geenzins de bewoording maat. ~ ■ '■ I *' ''■'-■■ r '■"::.' Vj' '■₯ "'!
'■! S. 228.
t>at zehete zangmaaten veeleer in * als in * zyn
ttfgedeeld, ja , dat men zangmaaten uitgevonden en in'
gevoerd heeft, daar Van legt de eenigfie rede in de Veretfch'te ACCENT UATIE. Wat in ztilfce een- 'voudige zangraaaten , die zig in s ert C als fa- mengefteld vertoonen , fterldt zal worden geae-
cenrueerd, dienc, volgens het oogmerk der in- ftelleren, de eerfte mot eener zangmaat te weezera. Zal nu het accent, in overeenkomlt met zekere voeten der dichtkonft, niet op den eerften- maar op eenen naderhand volgenden toon eenes rau> zykftuks vallen, er verfchynen voor-nwtm, aleer een zangmaat nog volkomen begint, weshalve er dan in gavotten altoos de helft gelyk in boureen en pajfepieds enz. iets voorafgaat, en, menig behoorlyk opgefteld muzykftuk van ' maat, 00k met het tweede, derde, vierde, vyfds of
lesde achtendeel zynen aanvang neemt. Op clavieren kan men door een ziertje meerder leng- te , en door toevoegmg van harmony, het accent doen bemerken, des moeten clavierftukken al zo N wel
|
||||
194 VAN BET VORMELYKE
wel in zodanige orde verfchynen, dat men zig
<le vereifchre accenten ftiptelyk konne voorftel- len; en op inftrumenten, alwaar duidelyker ac- centuatie plaats vindt, wordt ieder eertie noot eener zangmaat doorgaans, volgens ouder ge- woonte, geaccentueerd voorrgebragt. Ja, fchoon alles, wat naar geraas fweemt, den luifter der Muzy k benevelt, en dus het zogenaamde maatflaah geoeffenden al zo vveinig, als een kruk aan dans- ifieefteren, is aan te pryzen; het brengt evenwel dikwils te wege, dat men, trappende, aan re accentueerende toonen ongevoelig meerderen na- druk byzet; zo datmenig, hier zo wel als in andere taalen , regt accentueert , ponder dat by bet Een bcpaald getal van tange en korle toonen , noemt
men eencn KLANKVOET (rhytmus). Uit zulke voeten vvordc hier , by wyze van die der dicht- ionft, alles famengefteld; ja, men lean zelfs alle -voeten der latynfche poezy, ieder op zeer ver- ichillende manier, klir.kende uitbeelden, gelyk seulks aan kenneren ten eerften waarlchynelyk voorkoomen, en , by nadere gelegenheid in noo- -teti blyken Zal. Dzverfiheidenbeid [§ 200] eifcht 'in ieder muzykftuk verfchillende klan kvoeten; 'j&t-gelykvorniigbcid, zekere herhaaling en transpo- se, en de evenrcdigbeid, zodanige mengeling, idat -zommige aan elkander gelyk ftaan; by voor- beeld, de derde zangmaat aan de eertte, de viet- de, aan de tweede. $. 130.
Een muzykftuk kan, al zo wel als een gedigt
'eneene redenvoering, uit zekere FERKJdEN
t be-
|
||||
DER MUZYK. *$tf
beftaan , en alle tot dezelve vereifchte ZIN-
SCHEIDINGEN, comma; colon, pun&um enz. ja , allerhande redenkonjiige figuuren , klaar uitbeel- den. Zelfs ieder aardig deuntje bevat diergelyke zinicheidingen en pcrioden , en zoude anders aan Iieden van goeden fmaak geenzins behaag- lyk konnen weezen. Dit alles gedenk ik in my- ne naallvolgende «verhandeling, tot dienft van ongeoeffenden , door nooten'bp te heldererk, $.231.
Zekere toonen , die als by elkander behooren,
vpor zo verre ze eene geheele muzykaale zin- fcheiding» of een gedeelte er van, uitmaaken, draagen de benoeming van MUZYKAALE PASSAGEN. Men brengfe dan alle toonen des maatgezangs tot paflagen , onderfcheidende de- zelve als hovge en luage, langzaame en fcbielyke, lange en korte, fterke en zagte, verfihillende en even- redige, Impends en jlaande, op- en neerviadrds gaan- ds , gemeene en nieuwe enz. Voorts , de lioofd- paflage, die het begin maakt, en in groote mu~ zykltukken naderhand getransponeerd, ja , als ultgepluilt wordt, heet het THEMA. $. 181.
. Eene MELODY, zangwyze of voize, beftaat ufa
aebtervotging van enisle toonen, die zingbaure , ive/ge- regeldt, uitgeleezen paflagen influiten, en teffent tot de harmony eenes muzykfiuks den grand leggen. Zingbaar is, wat zig door geoeffenden gemakkelyk
en vloeyende laaczingen. Heiwelgeregelde vereifeht in 't gemeen eenen hoofdtoon■■; zekere gevoeglyke fubalterne grondtoonen, tot welke men in 't mid- den eenes muzykfiuks overgaac [$ 200]; N2 ver-
|
||||
i96 VAN HET VORMELYKE
fchillende, net gemengelde Klankvoeten, en mu-
zykaale zinfcheidingen, als welke inzonderheid in de melody moeten opgeflooten leggen. Wyders, eene melody is uitgeleezen, by aldien zezig, door den verfchillenden famenhang, van alle tot nog toe bekende, op eene aanminnige wyze, onder- icheidt; als door ipreekende toonen, en kLem van redeneering , lets uitdrukt, en in geeftige toehoorderen prikkelen overig laat. Die alles ziet voornamentlyk op konftige ?nelodyen , in be-' hoorlyke orde opgetteld of fantaifeerende voort- gebragt, niet op natuurlyke, die flegts op natuur- lyke regelen fteunen, en menig zomwylen alste- gen wil en dank invallen , hoewel deeze in der daad tot geene, den weg hebben gebaand. $ ^33-
T)e natuurlyke harmony isde moedet,de melody, dedogter.
Schoon de melody eenes muzykftuks zeker-
lyk eerft wordt opgefteld , en de muzykaale geeft zyne kracht en verhevenheid hier voorna- mentlyk kan doen uitblinken, maar, de harmony, 2ig naar de vaftgeftelde melody t' eenemaal moec rigten; iets anders is evenwel de natuurlyke har- mony , en weer iets anders, de konftige [§205]. De enkele toonen worden voortgeteeld uit- en hebben haare opzigt tot zekere eenvoudig be- greepen twee- en drieklanken , en uit dezelve voortfpruitende harmonifche ilagen, die zower in de melody, als in de konftige harmony, op allerhande verfchillende wyzeaaneengefchakeld, in maat voortkoomen. Boven dien, verfcheiden melodifche regelen zyn in de harmonifche ge- grond [§ ao6 207 208], en de melody moet den grond tot de konftige harmony dewyze leggen, dat deeze de vereifchte zinfcheidingen enpenoden . kon-
|
||||
DEK. MUZYK. 197
tonne uitleveren : dus volgt , dat men des
te meer melody vermooge voort te brengen, , naar dat men meer natuurlyke harmony in 'c hoofd heeft, ja, zonder behulp dier harmony nooit, dan by geval, goede raelodyen bereiden, of haar de vereifchte touren, aanwyzen konne. Op dien yoet zyn de netelige gefchillen der muzykgeleerden over deeze ftoffe, myns oor- deels, gemakkelyk re vereffenen, als men flegts de vereifchte dingen in deeze ordebegrypt, na- tuurlyke harmony, melody, en konftige harmony, vail welke de nadruk eenes muzykftuks in 'tgemeen afhangt [§ 5]. § *Vfe
De konftige harmony is of EENT- of VEEL-
STEMMIG. Geene , bevat flegts een melody, door
unifoonen en o&aven verfterkt, leverende dus ieder Item, toonen van gelyke duurzaamheid; maar in deeze, dieweer in twee- drie- vierftem- mige enz wordt verdeeld, verloopen zomwylen verfcheiden lieflyk met elkander harmoneerende; toonen tegen een. Het koomt hier namelyk, niet aan op ftemmen van verfehillende hoogte,.. maar alleenlyk,op verfehillende ftemmen, neem eens, twee vioolen, twee bafien , die kder iets byzonders voordraagen; niet ophunne quantiteyc, maar op de qualiceyt, gemerkt al zo wel dui- zend perfoonen op eenftemmige- als twee, op veelftemmigewyze muficeeren konnen. Inmid- dels , deeze laatfte foort, die niet alleen ver- fehillende toonen , maar 00k verfehillende inter- fallen , toonen van verfehillende duurzaamheid, verfehillende paflagen, en dus des te meerder vol- maaktheid, als er meerder overeenftemming tus- fchen het menigvoudige voorhanden is, influit.» "v.;. " N % wordt |
||||||
io3 VAN HET"VORMfeLYKE
wordt in een naauween eigentlyke Zin alleen
harmony genoemd.
§ 235.
D<? veclftemmige harmony kan ait famenvocging van
verftheiden melodyen beftaan. Ieder ftem kan op haare wyze, teweeten, naar den verfcfiillenden aardt der inftrumenten , en volgens den rang, eerfte, tweedeenz. hen voor een tydroegeeigend, meer of min , zekeren fraaien zang voortbren- gen, met een woord, MGDULEEREN. Li-. ; : ■ ' -
§.236. t)e veelflsmnuge harmony dient gedeeltelyk tot on-
derfleunhig van melodyen, gedeeltelyk tot partyzangen.. Beoogt men flegrs den meerdefen nadrukeener vaftgeitelde melody, alles moec haar, als preft- deerende in der tyd, getrouwelykterhandgaan, en, verre van haaren luifter eenigzins re bene- velen, of zig de heerfchappy aan te maatigen, als tot uitvoering haarer bevelen zig gereedhou- den en gebruiken laaten, zynde in dit geval de melody het argument, of de bevvysreden, eenes muzykftuks, terwyl de harmony lieges het orna- ment, 't optoifel of cieraad, verbeeldr. Daar- entegen, in partyzangen, van vriendelyke gefchil- len dus genoemd, ontinoet men twee of meer bykans even aanmerkelyke melodyen, die zig als em ftryd bemoeyen, elkander te overtreiFen, en hi dit opzigt debenoeming draagen van concer- teerende. Men noemt tweefiemmige muzykftukken, onderfteunings halve met een bis verzeld gaan- de, Yolo's, als of een hetwerk alleen deed; dne- fiemmigc, ahvaar de bovenftemmen concerteeren , en de bas flegts tot verzelling ttrekt , duettem t maar |
||||
DER MUZYK. 199..
maar zulke drieftemmige, alwaar hy, bas, ins-
gelyks op zyn beurc iets in te brengen heeft, eerft trio's, te kennen te geeven, dat zy, die in deeze foort van harmony niet mede concer- teeren, niet eens gerekend vvorden. Dus volgt niet in 'c gemeen, dat de harmony enkelyk tot onderfteuning der melody zulle dienen, maar veeleer, dat men onderfcheid hebbe te maaken tuilchen onderjieunende en concerteerende harmony. Wat item voert de melody in een doorvvrogc trio, quadro, concert, in een canon, ja , in een> eigentlyk zogenaamde fuge ? zeker, de eene zo wel als de andere ; nu legt het thema boven, dan beneden, dan weer in 't midden. By diergelyke meetleritukken van't muzykaal vernuft, die zo wel in de melody als in de harmony, ongemee- ne vinding , zangryke fchatten, en edle werk- zaamheid van geelt aan den dag leggen , zonder evenwel al te bont door elkander te loopen, pleegen geoelFende kennersals in verrukking uit te roepen, dat h Muzyk! aan te duiden , dat de concerteerende harmony, ter regter tyd gebruikt, deezen titel by uitneemendheid verdiene. , . ■ r
Alles, wat Muzyk zal heeten\ vcreijckt MAAT.
Wat geen orde influit , kan den goeden fmaak niet anders dan onbehaaglyk voorkoomen; de maat is de orde der toanen, ja, het geene, dat aan muzykaale paflagen geeften leven bezet; des kan het Ughaam der melody, hoe keuriyk 00k door 'c pronkkleeA der harmony vercierd, zonder de ziel der maat, geenzins voor Muzyk doorgaan ; uitgezonderd in eenige byzondere voorvallen , by voorbeeld, mredtativea, of muzykaale fpreek- trant; in taienzen , of fluitingen, en in }c N 4 uit-
|
|||||
VAN HET VORMELYKE
|
|||||
uitdrukken van verh'aafting , of eeneandere foort
van vvanorde , als wanneer men een wyle tyds opzet-telyk van de maat afziet> $. xi%.
De CHORAAL-ZANG , op tig zelve aange-
merkl, is Jl*gts een mazjykaal ziveemfel. De cboraalt als ingelteld ten einde zelfs ongeoefFenden , die flegts wat nazingen konnen, aan 't kerkgezang deel mogten neemen ; vereifcht niet dan toonen van verichillende hoogte , zonder harmony en agre- menten j gelykmaatige beweeging, doch geene eigentlyk zogenaamde muzykaale maat \x\i\ im- mers , daar ongeoeflenden geene konftgreepen ftiptelyk vermoogen te treffen, en, zodanig een graad van muzykaale eendragt, als tot bereiking van het gemelde oogmerk genoegzaam is , ook reeds voldoet; alles verfehynt hier in nooten van eenerlei waarde, zo platen gemakkeiyk.als men het ooit kan verzinnen, zonder dat er in de muzykaale tekens onderfcheidentlyke gedaan- tens , of figuuren , anderzins tot aanduiding van verichillende lengte, kortheid en agre- menten vereifcht, voorkoomen. Ten deezen aanzien pl^gen zommigen de geheele Muzyk in CHOK.AAL- en in FlGURAAL-MUZYK te verdeelen. Inmiddels , brengt men den Choraal of in toonen van verjchillende bemecging voort, die namelyk nu eens langzaam, dan weer fchielyk gaan ; of in verjchillende bepaalde lengte en kortheid, ueeir^eens, in geheele en halve nooten; of met agrementen 3 hy verlieit aanftonds zyne ei- fenfchap, en wordt eenftemm'ige fignraal-muzyk
§ 234]; ja, veelftemmige, wanneer men er boven dien een Orgel, of een ander harmonieus inftru* ment, toevoegt. en zelfs de voizen in allerhande welgeregelde konftvormen giet,of er over variem. Ver-
|
|||||
DER MUZYK. tor
Vermits dan Cboraal, geheel iets anders bete-
J<ent dan pfalm-muzyk , en ieder muzykftuk, min of meer, iets figuurlyks aan 't oog vertoont en tothetgehoorbrengt, zo volgt, dac de Cho- raal al zo weinig muzyk, als ieder Choraalzan- ger en muzykoeffenaar, kcnneheeten; datdege- melde verdeeling vanzelve vervalle, en, onkun- digen thans niet te onregt tuflchen zingen en muzyk zingen, Jpeelen enmuzyk/peelen, onderfcheid pleegen te rnaaken. §. 239.
ZINGEN betekent, op cene bevallige, nadrukkely-
ke nxyze fpreeken. Natuur, die hec fpraakgeluid levert, ftelt meer klanken, en moogelyke veran- deringen van die, in 't bereik onzer ltemme, dan wy fpreekende behoeven, en, te werk kon- nen ftellen; de nabootfende konft brengt derhal- ve het zanggeluid voort. Schoon men nu aan de konlt eenige vryheid toeftaat, nademaal eene co- py het onginaal zelve moeft weezen, by aldien er in 't geheel geen onderfcheid mogt zyn te ontdekken; er is evenwel gantfch geen twyfel, of men kan ieder lettergreep en woord door ge- voeglyke toonen uiten ; alles , wat geoeffenden aan 't begrip der woorden , en der zaaken, in dezelve opgeflooten, hmderlyk mogt vallen, omzigtig vermyden, gevolgelyk, 00k zingende fpreeken. Op dien voet verfchillen fpreeken en zingen, als natuur en konft ; als gaan en manier- lyk danflen; als fpreeken en welfpreekendheid; als onrym en rym. Wie zig in onrym niet be- hoorlyk weet uit te drukken, die is tot geen digter, en wie fpreeken noch zingbaare denk. beelden voortbrengen kan, tot geen zangoeffe- naar gebooien. Mocr men zig fchielyk, en in N 5 ... ge*
|
|||||
■ .
|
|||||
io* VAN HET VORMELYKE
gemeene ontmoetingenuitdrukken, natuur heefc
den byftand der konft, die zekerlyk wac meer tyd vereifcht, om dat men de werkraigen der ficmme eenigzins in bedwang heeft te houden, niet van nooden Rymen en zingen zouden hier even ongerymd ftaan, en de konlt ten toon itel- len. Doch, in alle plegtige voorvalien, alwaar een dels banket geneuglyk kan worden gefmaakt, en waar ooit vaarzen voeglyk zyn, daar paflen. insgelyks gevoeglyke zangtoonen, *
§. 2401. SPEELEN betekent , in een muzykaale zin, fraaie
iangftemmcn in maatgezang nabootfen, of konflige in- ftrumenten zingende tnvoeren, De konlt heeft, vol- gens het weergaloos model der zangftemme, al- Jerhande fpeekuigen voortgebragt, naadat hetge- val, zo te ipreeken , daar toe den weg had ge- baand. Deeze, konnen by gebrek van zangftem- men, die men tog allenthalve niet ontmoet, en die 00k altoos niet even gereed zyn, haar plaats vervullen, aangezien men zingbaare gedagten in maat begreepen, naa verkreegen hebbelykheid > tot fpeekuigen overbrengen, en aldaar fpree- kende toonen, welken flegts woorden ontbree- ken, verwekkenkan Zulkenabootfing, die, om dat men tot de bereiking eenes oogmerks de befte modellen te verkiezen dient, haare opzigt heefc tot fraaie zangftemmen, niet tot die van bulkende Kotters, noemt men, met een woord, Jpeelen (a), Wyders, hoe minder tyd tot ademhaaling men fpeelende behoeft, des te meer vryheidis er, zig werkzaamer te vertoonen, namelyk , den zang niet alleen uitvoeriger, maar 00k met meerder cier-
'■ a) afgekid van f/atlere. 1. e. cafltare fidiVus-,
tibiis wnZ;
|
||||
DER MUZYK. 103
cierlyke omwindzelen , voot te draagen; gelyk
im triers van twee , drie , vier, fes en meer too- nen eener paflage , zomwylen flegts de eerfte, den zang voert, terwyl de overige er enkelyktoc meerder verandering en verder uitbreiding, by wyze van agrememen, tuflchen vloeyen. Ech- ter, er moet geduurig zang voorhanden, en door geoetfenden thans re ontdekken weezen; de fpeelmuzyk, zal ze de bewoording vankonft verdienen, moet haar originaal nooit zo vefre uit het oog vetliezen , dat ze in geenen defile; meer naar fpreektrmt gelyke. Op dien voet zeid men re regt, i»ie niet zingen kan, teweeten , geert zingbaare gedagten heeft, die kan nietfpeehn.
■'-■>■
§. 241.
Alles , teat Muzyk zal keeten, moet ZINGBAAR
voortkoomen. Men kan zig niets van de Muzyk klaar voorftellen, en naderhand weer zodanig te binnen brengen , behalven het melodieufe, of zingbaare. Zal nu de harmony fraai heeten , ze moet zangryk weezen £$ 235] , ieder ftem moet moduleeren j en kanzulksin zeer verfchei- den ftemmen op den duur niet wel aangaan, men behoeft ter tyd niet meer, te werk te ftel- len, dan, welker zang zig onderfcheidentlyk laat bevatten. Men noemt de melody der hoogfte coonen, by voorbeeld, der eerfte viool, bo- venzang, en die, welke'voor een tyd, 't zy its hooge, middelbaare of laage toonen, als heerfcht> neem eens, die eener concerteerende altviool of violoncel, boofdzang , te kennen te geeven, dat er allenthalve, zelfs in onderfteunende har- mony, of't accompagnement [§ 256], zang diene door te ftraalen. Men ontdoet zig te mets op- zetteiyk van veelfiemmige harmony > als welke on-'
|
||||
VAN HET VORMELYKE
|
|||||
onder anderen de dansluft fchynt te beneemen.des
men verfcheiden vioolen, unifoons- wyze be- handeld, en, als welftaans halve, door een bas verzeld, tot dien einde gemeenlyk bevalliger vindt. Men kan ook in zommige gelegenheden een wyle tyds vande maat afzien [§ 2.37], doch nooit of nooit het zingbaare miflen. ZangoefFe- naars moeten zingende fpreeken, en componis- ten , muzykaale fantalten , en fpeelkonftenaars, op het fpoor van deftige zangers treeden, name- ly k , in gedagten zingen ; de muzykaale taal be- ftaat derhalve in zang, en zanglooze Aduzyk be- tekent niet dan brabbeltaal. Op dien voet drukt de term vazuxgezang gantfch veel uit, als hebben- de zyne opzigt tot de melody en harmony van ztmg en fpeel~muzyk\ en 't woord MUZYK wordt niet te onregt door ZANGKONST ver- taald > voor zo verre men er, niet het daadelyk zingen alleen door verftaat, maar, de geheele muzykaale praftyk, aangemerkt als eene konlt, alwaar alles z'wgbaar dient voort te koomen. § 142-
COMPONEEREN betekent, in een muzykaale
zin , iemand die iets ongemeens en aardigs te zeggen heefi, nadruks- en bevalligheids halve, in maatgezang Jpreekende invoeren. De menfchen zouden ge- fprooken noch gezongen hebben, ten zy ze el- kander iets hadden te zeggen gehad; ja, ze moe- ten alleenlyk fpreeken en zingen om iets uit te drukken, en , by aldien ze niets zonderlings te 2eggen hebben , liever zwygen , aangezien geen zinneloos gefwets met de redelykheid beftaanbaar is, en, een muzykftuk , 't welk gantfch niets uit- drukt, verftandigen niet min onverdraagelyk voorkoomt, als een reden zonder zin of flbt. Voy, Hiftoire de la mufique, torn, 3, pag, 148- Ami*. i> 243-
|
|||||
DER MUZYK. 405
$ 243-
By de compofitie van een muzykftuk koomen
in 'tgemeen in aanmerking, i) deflelfs oogmerk, 't welk aangaande de v'ereifchte aaneenfchakeling de wet ftelc; a) de grondtoon \. 3) de zangmaat\ 4) de itifir.umen.ten, tot de uitvoering vereifcht;
5) het thema (inventio); 6.) dejcbi&king (dispofitio),
namelyk, een melodifch ontwerp vanal 'tgeene« dat concerteeren zal; 7) de uirwerking (elabora- tio), of de toevoeging der harmony, eerft van den bas, en naderhand van de midderf-partyenj 8) eenige benoodigde cieraaden of agrementen (decoratioj. %. iW>
Men kan den vindingryken piuzykaalen geeft op atler*
hande ivyz.e fe bitlp koomen. Behalven eerzugt, iof, liefde , belooningen en de nood, door welke menig, het aangebooren vermoogen tot fraaie vindingen daar zynde, krachtig kan worden aangemoedigd, verdienen hier inzonderheid overweeging, 1) het getuid in 't gemeen : want menig krygt al weer nieuwe invallenj wanneer hy flegts met de vingeren op een tafel (hat, of hier en daar wat geklep hoort. 2) Natuurlyke melodyen, hoedanige men op oneindig verfchillende plaatfen ontmoet [§ 3.32]. 3) Het moogelyk vevfcbillend verband van bekende paffagen: gemerkt dingen, die in 't geheel niet by elkander behooren, zig evenwel, by ge- val en door konit, net famenvoegen laaten, en, een gedagte zomwylen tot honderd anderen ge- legenheid geeft. 4) De uiterlyke gedaante van nooten; voor zo verre men zig namelyk of tot noo- ten van eenerlei waarde , neem eens, enkel |
||||
io§ VAN HET VORMELYKE
vieren- en achtendeelen enz.; of tot omwending
der paflagen; of tot een weerflag der toonen, zo dat zommige.eveneens blyven , terwyl andere verfchillen ; of tot ftipte achtervolging in een tweede item, canonifche gangen genoemd, als. verbindt. j) De ftoffe uit toelke (materia ex qua): wanneer men, by voorbeeld, vatt ftelt, dat de paflagen of flegts uit confonanten, of meerendeels tlit diflbnanten , uit afgebrooken iluitingen enz. zulien beftaan. 6.) Deomfiandigbeden, die met eeff onderwerp konnen verzeld gaan (loci topici) ■ gelyk men, by voorbeeld, zekere zangwoorden, van liefde handelende, al zo wel dus kan opvat- ten, dat de minnaar in eenzaamheid zugre, als dat hy zyne verlegenheid anderen klaage, oftreu- rig omzwerve , of de gewenfchte tegenvvoordig- heid van 't bennnde voorwerp reeds genicte [a]. 7) Tegenftell'ingen van zaaken , als welke insgelyks tot die van muzykaale paflagen, gevolgelyk , tot ongemeene vindingen , aannoopen. 8) Deftige medellen, die den goeden fmaak in de vereiichte plooyen leggert. 9) De vcrjcbillende onderroerpen , naar'dat dezelve geeft-wereld-of huislyk zyn [§8], en dus in ieder geval andere paalen aan de ver- beelding ftellen. 10) De inftrumenten, die, vol- gens hunnen verfchillenden aardt, ieder eene by- zondere trant vereifchen. nj De plaats, alwaar de Muzyk zal worden uitgevoerd: want, naar dat dezelve ruimer of naauwer, hooger of laager is, en dus het geluid of voortplant ofdempt, moet men niet alleen andere inftrumenten, maar 00k vollerof zwakker harmony gebruiken, aangezien tog een zelfde muzykftuk in kerken, Kameren, op 't vrye veld, en op \ water, zeer verfchillen- de werking doet. 12) De uiiwerders der Muzyk, mir wejke men zig noodzaakelyk moet ngten, pva
a) Heinichen, General-bas. pag. \o- 88, |
||||
DER MUZYK, - iof
om fcig zelfniet befpottelyk temaaken, door hen
te veel te vergen^ gelyk ook, in tegendeel, Hunt negroote bekwaamheid dikwils veroorzaakt, dat een geeftig componiit zyne verrnoogens krachti- ger opfcherpc 13) De hartstogten vail welkeme'ra of ingenoomen is, of die men, vdlgens den re- gel der verbeelding [§19], ievendig in zig weer kan verwekken. 14) De fmaak der toeboorderenj 't zy der meeften,' der geachtften, der verrtandig- ften, of der voornaamiten; al naar dat de om* ftandigheden zyn. 15) Dcgelukkige moimnten ivan<- neer de muzykaale aderen bed vloeyen. »6) De ondervtndhg, die van allerhandezaaken, denkbeel- den, en in de oeft'ening eene hebbelykheid, be* fchikt: gedenkt iemand , by ■ voorbeeld, eenen wekker, de onftuimigheid der zee enz: in rnaat- gezang af te fchetfen, hy moet znlke dingen ze- kerlyk eerft hebben gehoord, en zig dezelve na- derhand levendig weer konnen te binnen brengen.
...-"■■■
S. 245-
■ ■;..■. . ■■ n . .
In 't oordeelen over een muzykfiuk koomt bet in 'i
gemeen aan op ^COMPOSITLE, op de UITVOE- RING, en op de TOEHOORDEREN. De Com- pofitie moet blyken vertoonen van de uk te beelden zaak, tot welken einde alles net met elkander moet famenhangen; ze wordt derhalve te regt gelaakt, by aldien ze de gemoederen van oplettende, vat- baare toehoorderen yskoud laat, en, volgenshaa- reinnerlykegefchapenheid, geheeliets andersuit- werkt, danze natuurlykerwyzeuitwerkenmoefl:. Ten tweeden, men diem naauwkeurig te on?
derfcheiden tuifchen de deugdelykheid der com- 1 pofitie en die der uitvoerhg. Een ftuk van mid- delmaatige vvaarde laat zig door treffelyke mu- zykaale leegers zodanig blanketten, dat het der on-
|
||||
*o8 VAN HET VORMELYKE DER MUZYK.
onbedreevenheid ai vry bekoorlyk fchynt; en een
puikftuk kan naauvvlyks zo flegt worden gelee- zen, dat een kenner er niec eenige overblyvende edle Iiniamenten in ontdekke, hoewel men, by aldien een maatloos ttaameraar hec geheel onc- zielt, behoudens zyneinnerlyke waardeer te rege van zeid: V isgeen Muzyk. Ten derden, het koomc zekerlyk niec alleen aan op fraaie compofitie en utt- voering, maar insgelyks, op geerne hooren, en, er behoorlyk over vonniflen. Een muzykaale fchol- vos ftaaroogt flegrs op 'c geene, dac hy als regel- maatig aan te merken gewoon is, en denkc, het voldoe reeds, als er maar geene ottaven en quin- tet! voorkoomen; en volgens den verfchillcnden fmaak ache ieder behaaglykft, wat rnec zyne ge- fteldheid beft overeendraagc, vereifchende geene geduurig lieflykheid en konft, deeze, rykdom, verheven-en levendigheid van gedagten. Hier uit volgc nog geenzins, dat de fraaiheid der Mu- zyk flegts van den fmaak der toelioorderen af han- ge, maar alleenlyk, dat men er dikwils verkeerc over oordeele, en dat de fmaak buiten zyn di- ftrift gaa, wanneer hy zonder kennis van 't oog- merk het vonnis te vellen ondemeemt. Voorts, daar de cornponifien zelden iets uit liefhebbery en op den koop maaken, maar doorgaans aan de intentie van deeze en geene muzykaale bouwhee- ren tragtentebeantwoorden; de omftandighedert ter gelegenheid van" de welke menig muzykftuk dus en niet anders wordt toegedeld, en welke veroorzaaken, dat een componift zynen geeft niet altoos in voile kracht verroont, koomen hier mede in voornaame aanmerking. |
|||||
Van
|
|||||
20p
Van de MUZYKAALE
GESCHIEDKUNDE. §. 246.
Door mnzykaale gejcb'iedkunde verfiaa ik, kennis 1)
Kan den oorfprong , den voortgang en 't gebruik deif Muzyk in'tgemeenj 2) van de merkviMrdigfle bedry- ven der vermaardfte muzykoeffenaaren, en, 3) van de tnuzykaale inflrumenten. Het eertte gedeelte heefc zyne opzigt 1) tot de hiftorie van de uitvinding en den aanwas der Muzyk (hiftoria raufica); en, 2) toe die der Muzyk van verftbeiden not ten (hifto- ria mufices), die weer in geeftelyke-theatralifche- kamer* krygs- Muzyk enz. kan worden verdeeld. Hier kooroen dan, behalven zekere tydperken ora eenen draad van redeneering te vinden, in 't ge- meen in overweeging, de gewoone en buitenge- woone werkingen der Muzyk; haare voornaam- fte voorftanders en vyanden; haare lotgevallen, en hoe ze eindelyk tot ons is overgebragt enz. Het tweede {hifioria mufiGorum), ziet op levens- befchryvingen van hen, die door muzykaale be- dryven en gefchnften vermaard zyn geworden, gelykerwyze zommigen het leven der vermaard- fte fchildefen hebben befchreeven , en zeker fchrandere pen (a) onlangs, aangaande muzyk- oeftenaaren, een fraai ftaaltje heeft geleverd. Hec derde (hiftoria inftrumentorum), vereifcht uit- voerige befchryvingen en nette af beeldingen van allezodanige eertyds en hedendaags gebruikelyke muzykaale werktuigen, die een hittorifch, phi- lofophifch en mathematifch onderzoek verdie- nen. Alles , wat er tot dus verre over deeze materien aan 'c licht is, bedraagt zeer weinig, O in
a) Mattbefon, muiicalifche ehrenpforte Hamb. 1740.
|
||||
2io VAN DE MUZYKAALE
in vergelyking van 't geene , dat er nog ont-
breekt; en noopende den oorfprong der Muzyk, moeten wy ons, by gebrek van klaar berigt, met ivaarfcbynelykheid behelpen , die echter van zelve mede brengc , dat er meer rede tot toe- ftemming, dan tottvvyfeling, moete voorhanden weezen. Inmiddels, daar leder Konftgenoot en liefhebber, iets van de hiftory der Muzyk dient teweeten, en.menzonder kennisvan 'tgebruik, eertyds er van gemaakt, niet wel tot het onder- zoek van haar oogmerk kan treeden, ik zal, de beide eerfte gedeeltens betreifende, eene korte, bondige fchets op te geeven, en vervolgens de redeii van de voornaamlte hier voorvallende ver- fchynfelen aan te wyzen tragten. §. 247.
De oorfprong der Muzyk is uit de natuur afte leiden.
Wy befpeuren, dat menig, die nooit Mu-
zyk hoort, zomvvylen beginne te zingen, te flui- ten, of zig op andere wyze uit te drukken, en ongevoelig de maat te {laan, ten klaaren bewy- ze, dat hem een of andere natuurlyke melody invalle; ja, de reizigers verhaalen, dat de wree- de Hottentotten, de onmenfchlyke Cariben, en andere wildevolken, een foort van Muzyk, met hunnen gemoedsaardt overeenkomftig, voor den groo'tften luifter hunner plegtige feeiten houden. Wat heefttog deezen barbaaren, die nooit naar rede luifteren , tot het invoeren van dusdanige gewoontekonnenaanzetren? Billyk beweertmen dan volgensdeeze ondervindingen eene aangeboo- ren neiging tot de Muzyk, zonder toedoen van uiterlyke oorzaaken uit de ziel voortkoomende. Qok vinden wy deeze neiging vry algemeen, fchoon eenigen de Muzyk flegts te hooren, maar an*
|
||||
GESCHIEDKUNDE. tit
anderen haar ook te oeffenen begeereti; Schoon
menigvocaal-eenander.inftrumentaal-Muzyk-dee-
ze.lterkluidende-geene, zagte inftrumentendee-
ze.vrolyke, geene, langzaame enftreelende ftuk-
ken voor anderen bemint. Wyd^ers, men heeft
nook om een muzykaal inflrument konnen verlegen
tveezen, daar natuur het volmaaktlle, 'c model
aller konftige, namelyk , de menfchelyke zang-
Jiem , van zelve aan de hand geeft; ook heeft
de goede fmaak, die hec natuurlyke goed- maar hec
onnatuurlyke wanvoeglyk doet keuren , buiren
twyfel t' alien cyde, zo lang er menfehen zya
geweeft, meer of ruin, plaats gevonden. Daar
wy nu uit deeze aandryvende, iuerktu-glyke en iver-
kende oorzaaken de moogelykheid van de uitvin-
dingder Muzyk klaar konnen afneemen, wy be-
hoeven ons dien aangaande op onderwjzing dot
Engelen, met welke de eerlle menfehen, volgens
de poetifche (a) en miflyke uitdrukkingen van
zommigen, zullenhebben verkeerd, noch op on-
middclyke goddelyke ingeeving te berocpen, gelyk
eenigen zulksdoen uic bygeloovigheid; anderen,
uit tfoutheid, om door een ontzaggelyk aanzien
tot bewondering als tenoodzaaken; en miflchien
ook uit vreeze, dat de konft anders geen liefheb-
bers genoeg mogt vinden. Of nu iemand Adam
voor een groot muzykant uitgeeft, en fchryft:
Ik ben des verzekcrd, datde Muzyk den eerfien menfeb,
uit kracht van het almogtige fiat, datelyk zy gcinfpi-
reerd (b), zulks doet hier niets ter zaak; ik en
anderen zyn des niet verzekerd, doordien er
zelfs waarfchynelyk bewys ontbreekt, en ver-
moedelyk wel zal achter blyven.
a) Milton, parad. loft. pag. 144. iyi. Mattbe/on,
capelmeifter, vorrede, pag. i\. b) Mattbefon, Orcheftre 1. pag, 301.
O z £V
|
|||||
1.
|
|||||
VAN DE MUZYKAALE
|
|||||
§ 248.
De aangebooren ne'tging tot maatgezang konde inzon-
derbeid door de luidrugtigt natuur, de Iedige tyd, de tnenfcbelyke haristogten, en, den natuurlyken trek tot mbootfitig, ivorden opgeivekt. Natuur omringt ons zomwylen van alle kanten door geluid (§ iox), ja, de verfchillende accenten der menfchelyke ftemmen hebben reeds genoegzaam tot het zin- gen konnen aannoopen. Ook verfchafte de Ie- dige tyd, die het landleven doorgaans overig laat, des te meer gelegenheid tot menigerlei proef- neemingen; en tot~ het verzinnen van vermaake- lykheden, fchoon hier uit nog gantfch niet volgt, dat men, volgens de kwaataardige uitdrukkin- gen van zommigen (a), de uitvinding der Muzyk enkelyk aan den lediggang, vader der welluft en moeder van alle onheil, toe te fchryven, en, 't woord Muzyk , van 't hoogduitfche, miifle, of tiwffigar.g (otium), af te leiden hebbe. Wyders, 't is zeer waarfchynelyk, dat de liefde (b), aan- gemerkt als eene aanminnige Verftrooidheid van gedagten, de blydjibap, dejmart, en andere barts- togtcn, tot veelerhande ftembuigingen en toonval- len hebben aangedreeven, ten einde zig met des te meerder bevalligheid en nadruk te uiten; dat men in deezen het voorfchrift der natuur een- voudig opgevolgt, of derwyze, als de hartstogc zulks ingaf, gezongen hebbe; dat er langs dee- zen vveg de ee'rfte natuurlyke melodyen zyn voort- geiprooten; dat men de eertte bekende voizen, volgens de aangebooren neiging tot nabootjing, el- kander nagezongen , alom verfpreid , en er ver-
a) Rehzman,h\ft. lit. antediluv. pag. J17.
b) volgens het oude fpreukje: amor docet Mvficam,
de liefde is eene muzykaale leerareffe. |
|||||
GESCHIEDKUNDE. 213
vervolgens anderen uit afgeleid hebbe. Daarnu de
eerfte menfchen meer in aangenaame bofchen en velden, dan in huizen , verkeerden, het is niet min waarfchynelyk, dat men te mets 00k zangvogelen hebbe nagebootft. Wie inmiddels hec kwinkeleerend pluimgedierce voor de oorzaaken vande uicvinding der Muzyk, tenminften, voor de eerfte muzykaale leermeetters, uitgeefc, die overvveegt miflchien niet, dat de nabootfing ze- kere aangebooren neiging en vermoogens onderftelle. Heeft de eerfte zangvogel zonder voorganger aan 't zingen konnen raaken, men mag vryelyk be- fluiten, dat de menfchen zottden bebhen gezongen, at i»as ernooit vogel in de wereldgeweeji, ■ i 249-
De zangkonjl is vermoedelyk ouder, ah de fpeclkonft.
De heilige fchrift geeftte kennen (Gen. 4. v. 21.) dat Jubal de fnaur- en blaastuigen hebbe uitgevon- den, noemende hem den voder, gelyk hy den nakomelingen tot het uitvinden van meerder fpeeltuigen thans den weg heeft gevveezen; en Jojepbus meent te weeten (a), dat Jubal, die mis-, fchien de Apollo der verdiatfelkunde zal weezeh, 00k in 't pfalter- en citerfpel hebbe uitgemiind. Ondertuflchen, niets doet ons vermoeden, dac men het treftelyk geichenk der menfchelyke zang- ftemme geduurende negenhondert jaaren nooit hebbe bemerkt; maar 't is veeleer allerwaar- fehynelykft, dat het zelve al vroeg, voor Jubal de eer heeft gehad van Adam een deuntje te ver- eeren, bekend geworden, befchaafd, van groot gebruik- en 't model der fpeeltuigen geweeft zy> zelfe , dat de dkbtkonfl, die, volgens het getui- genis van vermaarde poeten [b), enkelyk aan de O 3 zang- a) Lib 1. Antiqu.
b) Gottfried, critilchedichtkunft.pag. 67, Leipzig. 1741
|
|||||
:. l.
|
|||||
*i4 VAN DE MUZYKAALE
zangmuzyk haare geboone is verfchuldigt, ou-
der zy als de lpeeikonft. §. i$o,
De Muzyk is de oudfte Konfl. Ouder zelfs als
de (larrchopkunde, reeds door de Chaideen geoef- fend: en geen wonder waarlyk, daar deeze haa- ren grondflag biuten den menich heeft, in de ver- re afgelegen fchoonheid des hemels; geene, in tegendeel, in den menfch, te weeten, in deflelfs neigingen en hartstogten, zyndeop dien voet by- kans zo oud als de hartstogten zelve. Refle cenfent qui e difciplinis nihil muficis volunt
efle antiquius. G. J I'vffius, de quat art. cap. 4. § 8. En Meibomins nocmt deeze konft :tmtt' qniftimum difciplinam qua mortalia ingenia prtmit mundt (eculis ad virt litem & kitmanitqtem cxcha- vit, Anriq. muf. autores, iu prxf. ad Chrldtnam, Suecia; He^inam. §. 251.
De eerfle muzykjlukken zyn buiten tviyfel vry on-
nozel geweefi. Wat fobere toonen , zeid een vol- geeftig fchryver (a) , wat fobere toonen, die echter de nog ongeoeiTende ooren met beledig- den, znllen de eerfte inltrumentfpeelers er met hebben laaten onder loopen! eene ruwe harmony, die ons, netter en befchaafder uitvoeringgewoon zynde, onverdraaglyk zoude voorkoomen, was toen reeds bekoorlyk. Konde men ons de uit- vinders der Muzyk zo gebrekkig doen hooren, als zemoeten geweedzyn, wy zouden ons ver- wonderen , dat ze hebben konnen behaagen; nochtans, de nieuwigheid der kreupelgaande vin-
*) La motte le Vaytr. Discours lurHomtfre.pag.i**.
|
||||
GESCHIEDKUNDE. 215
vindingenheeftaangenaamerenlevendiger indruk-
zelen konnen venvekken , als de volmaaktheid zelve, door het geltadig genot veravakt. §. %$x.
Door de luft tot de oeffening, en door de begeerte,
dnderen te* overtreffen, is de Muzyk alieenskens ver* der bejcbaafd en aangekweekt. De luft wordt geikdig aangewakkerd door den goeden uitllag ^ daar nu de toonen een ruim veld tot veranderingopenen, en ieder gedagte weer tot anderen gelegenheid geeft, hoe meer maatgezang er reeds voorhanden was, des te meer konde er worden gevonden, VOQral , ZO dra de edle eergier'igbeid, eene harts- togt die t'allen tyde groote voordeelen aan da inenfchelykefamenlevingheeftbefchikt, de hand er in kreeg. Te rnets zal er miffchien in langen tyd niet veel nieuws zyn voorgevallen, en dan heeft een verheven geeft weer aan de geheele zaak eensklaps eene fraaier gedaante gegeeven. § ^5^■
De Muzyk is door derizondvloed nietvernieUgevtorden.
Hoe ze van de tiende tot de feventiende
eeuwe zy voortgezet, of men toen van harmony en van compofitie iets gewift, dan, zig met me- lody beholpen, en elkander flegts nagezongen en gefpeeld hebbe, daaromtrent vinden wygantfch geen berigt. Inmiddels, daar Jubalhng daar naa, in de gewyde bladeren de vader wordt genoemd, wy moogen zekerlyk beiluiten, dat er in Noach's familieten minfteneenmuzykoeftenaarzygeweeft, gemerkt anders deeze eernaam niet Jubal, maar een ofander Egyptenaar [§ 15. not. c], zoude toekoomen. O 4 *■ *54»
|
||||
aid VAN DE MUZYKAALE
§■ Z54-
De EGYPTENAAREN ivMen de Muzyk kucb-
tig aan te IriVseken , en ze op bunne wyze defiig te
gebru'iken. Hermes trismegi/lus, door zommigen voor den
Mercurlus der verdigtfelkunde gehouden , een groot wysgeer, geheime raad en naderhand op- volger van den eerften egyptifchen koning 0/irist die ten tyde van Abraham leefde; gaat voor de uitvinder van zodanig vierfnaang inllrument, als men gemeenlyk de lyr of chervan Mertwts ^§ 200] noemde , uit welk vervolgens, toen net getal der fnaaren alleenskens vermeerderde , als uit een muzykaale kweekhof, allerhande foorten van fnaartuigen zyn voorgefprooten [a). Ofins zelf, ftaat te boek voor een vorft, die 270 jiiaren prys- felyk regeerende, eene talryke menigte hofmu- Zykanten hield, groote ervaarenheid in de Mu- zyk had , en het enkeld fluitje, monaulus genoemd, uitvondt (b). Doch, //is, moeder van Orus, zal de Muzyk, in dewelke ze door Hermes was on- derweezen , te eerft alom in Egypcenland hebben ingevoerd (c", geevende aan de regelen der mu- zyk- en dichtkonft de benoeming van wettea (no- mi); gelyk dan Plato verhaalt, dat de wetten der Ifis nog in zynen tyd in Egygtenlandgebruikelyk waren (d). Men kendetoen geene andere poezy, dan lyrifche of muzykaale , die namelyk door de poeten zelve , onder verzelling van lhaarenfpel, wierde opgezongenj en geene andere Muzyk, be-
a) Prhitz, mufica hiftorica. cap 14. Waltber,mu-
fie. Lexicon. Leipzig, 1731. Tit. Hermes. b) Printz ubi fupra.
e) Fabrlcins, bibl. gr*ca. lib. 1, cap. 14. pag. 95. Alex. Sardus , de reruns inventoribus. cap. *?.
d) de lege, lib, *, |
||||
GESCHIEDKUNDE. zi7
behalven zulke , welke men tot den godsdienft,en
tot bevordering van goede zeden, bekwaamoor- deelde en gebruikte. Voor zo verre men nu de Bachusfeeiten, destyds als de heiligfte eerbewyzin- gen aangemerkt, godsdienjl mag noemen, zeid men te regt, dat de tooneelen, en de geheelethe- arralifche Muzyk, enkelyk uit den godsdienjihun- nenoorfprong hebben(^). Voorts, ze gebruikten zelfs onder vrolyke maaltyden zeker treurge- zang, met 'c welk ze weleer Linus, den overleden prins hunnes eerften konings hadden beweend : ten einde ook by den wyn en de vreugde zig hun- ner iterffelykheid te erinneren. e) Mattbefon, muf. patriot, pag. it^
f) Herod, lib. *.
%
I 25-5. TUISCO, Koning der aloude duitfchers, en
BARD US, Koning der Gaulen, begoften zig 00k op eene fiaatkundige ivyze van de Afuzy^ te bedienen. Tuifco , de eerfte duitfche muzykoeffenaar en be- fchermer, in de 2ofte eeuwe naa de fchepping regeerende, ftelde zyne wetten in dicht- en zang- maat, en gaf ze aan 't volk te zingen voor, om hen dezelve des te vafter en gemakkelyker in 'c geheugen te brengen. Wie in 'c zingen boven anderen uitmuntde, die kreeg eenen krans, als een groot eerteken, tot belooning; eene gewoonte uit welke die van het kroonen der poeten, nog hedendaags in 't duitfche ryk gebruikelyk , is voortgefprooten (a). Bardus , een grooc liefheb- ber van de Muzyk en poezy, omtrent het jaaf 2140 , ter plaatie waar nu Vrankryk legt, over de Celten, van welke deGriekenafkomtu'gzyn, O 5 re-
0) Aventinut, de origins Germanorunij lib, I,
Cicero, de legibust /
|
|||||
_^^ii- .__-
|
|||||
2i 8 VAN DE MUZYKAALE
regeerende, voerde aldaar beide gemelde kon-
ften in, en de meefterzangers wierdennaar hem, Barden, betekenende waarde of eerwaardige, ge- noemd (b). Deeze, als foorten van priefters der aloude duitfchers, die door hunne Muzyk de ge- moederen naar believen teleiden wiften, enook mede ten oorlog trokken, moeften de eer- en ridderiyke daaden der voorvaderen, in dicht- en zangmaat, onder verzelling van fpeeltuigen, den volke ter aanmoediging tot alle goede deugden, geftadig voorzingen. Naderhand maakten de be- keerde Barden, door Keizer Karel de Groote tot het chriftengeloof gebragt, op hunne oude, ge- woone voizen, cbriftelyke /iedemt, en zongen de- - zelve den volke voor, alle welke liederen die KeL zer Jfet verzamelen, en tot modellen gebruikte. b) Walther, muf. Lexicon, tit. Bardtts. $. %§6.
De HEBREEN hebbtn de Muzyk buiten tvsyfel te
etrft ingrootevolmaaktbeidgekend. UitGen. 31, vs 27. konnen wy klaar afneemen, dat men zig reeds ten tyde van Laban, omtrent het jaar 2000, in Elegtige voorvalien van Muzyk, en van (lagtuigen ,
ebbe bediend. Mofes, en de kinderen Israel, zongen den Heere het eerfte lied 't welk tot ons isgekoomen, Ex.TfVPS i*e© Mirjam, doortrom- mdende buurvrouwen verzeld, het tweede, vs. to, 21. Naderhand ontmoeten wy er nog meer muficeerende vrouwsperfoonen; de lofzingende Debora, jud.5,vS5. zegezangerejjen, in ryen gefchaard, n met elkander concerteerende, 1 Sam. 18,vs 6,7. ja, 245 zangers en zangereilen, Nehem.7, vs 67. Dit was dan, naar alle waarfchynelykheid, geen choraal- maar ten minften eenltemmige figuraal- mjizyk li 2,34]. Vervolgens kreeg Moles bevel van
|
||||
GESCHIEDKUNDE. irp
van trompetteti temz&ken , Num. io.vs I, ft. zonder
dac hem gezeid wierde, wateen trompet is, zo dat hy zulks zekerlyk al gewift , en dit inftru- ment, voigenszommigen (a), zelf uitgevonden zal hebben. Hier vinden wy nu zelfs de wyze van behandeling voorgefchreeven; bla/en en een gebrookengeklank maaken,Num. io,vS3-9; beteke- nende dit laatfte zo iets, als wy hedendaags colo- ratuuren, en harpegio's; of harpengreepen, plee« sen te noemen. Ja , zekere feeften draagen de benoeming enkelyk van de Muzyk; eene gedagte* tiijfe des geklanks , en beilige famenroeping , Lev. 13, vs 24.Num. 29, vs 1. Ook was de Krygsmuzyk reeds in gebruik, fchoon al zo weinig volgt, dat door het geiuid der bazuinen , en door 't gejuich des volkis, de muuren van Jericho zyn ingevallen, Jof 6, VS20 ,als, dat door net fpeelen op de fnaaren de geeit des Heeren over den Propheet Eli/a zy gekoomen, a Kon. 3,vs if. Doch, men behoerc juift niette twyfelen,dati$mand, die, gelyk Eli/a t eenen fpeelman eifcht, en, "gelyk Saul, eenen man diewel/peelenkMit begeert, ii>am.i6,vsi7,fmaak aan de Muzyk, en haar vermoogen op zynea geeft weleer ondervonden hebbe. e) Jofepbus, lib, 3 Antiqu. $. 257.
Eindelyk ontftak de Heer den geeft des Kon'mg DA«
VID , om de Muzyk tot den lofzynes namens gebeel te ivy en. Deeze Vorft hielt twee muzyk kapellen, e6n te Jerufalem, deandere, te Gibeon; van gee- ne, waren Affsph en Sacbarja, van deeze, Hemaa en Jedhhun, de beftierders; doch naderhand wier» den beide, tot de tempelmuzyk famengevoegt. Hy fpeelt voor het aangezigt des Heeren, niec op eene zagte, bedeefte wyze, op dat het volk tog
|
||||
VAN DE MUZYKAALE
|
|||||
tog voor al niet merke, dat hy zig met Muzyk
ophoude, maar, met aller magt, zo met liedcren , tils met bar pen, pauken, Jchcllen, cymbaalen, metge- ju'ub en met geluid der bazuinen, geevende aan de fpytige Michal tot befcheid : ja, ik zal/peelen voor het aangezigtedesHceren, 2 Sam. 6 VS 5, if, 21. Wyders, de heilige fchrift vermeldt, wat koftelyk hout er tot de harpen en Iuiten wierde gebruikt, noemende de fpeeltuigen tot den tempeldienfl gefchikt, hjlrumenten der muzyke Gods, 1 Chr. 15, VS 42 \jlerkluidende injlrumenten des He er en, 2 Chr. 30, ys 81; ze meldt de naamen der opperzangmeeite- ren, die met harpen, luiten en cymbaalen zou- denpropbeteeren, 1 Chr. 25, vs 1-3 ;ze maakt gewag van hunne fraaie kleeding; van de jaaren in hen vereifcht; van hunne ttandplaatfen in den tem- pel; van 288 meeiterzangers, in 24 benden ver- deeld, 1 Chr. 25^7-31; van 4000lofzangers des Heeren, met inftrumenten , 1 Chr. 23, VS5 ; van i2opriefters, met trompetten, 2Chr.5,vs 12; en van wonderbaare uitwerkfelen , zomwylen met de Muzyk gepaard gaande, vs. 13. 14. Zelfs , ze leert, dat de Muzyk volgens het gebod van de band des Heeren, door de band zyner Paopheten tot den tempeldienfl: zy gefchikt, 2 Chr. 29, vs 2 j; vcr- klaarende dikwils. en met allerduidelyIdle woor- den, dat het oogmerk van dit alles zy lofte zin- gen, 1 Chr. 23, vs 5; den Heere te danken en te /oven ; 1-Chr,25,VS %s de heilige Majefteit, den Heere, den Cod Israels, met luider ftemme ten hoogften te pryz.en, 2 Chr. 20, vs 19,21; gelyk de Pfulmift tot een innig lof des Heeren, op de beft- moogelykfte wyze, gevolgelyk 00k door konitig maatgezang geuit, tiles wat adem beeft nadrukkkelykft aanmaant en opwekt. §. 258.
|
|||||
GESCHIEDKUNDE. »i
§. 258.
De tempel-muzyk der Hebreen beftondt, naar Me
ivaarfcbynelykheid , uit veel/lemmige figuraalmuzyk. Geen verilandige nvyfelt, of de goddelyke liede- ren Davids, als de ftoffe der tempelmuzyk, zyri met uitmuntende melody en voorzien geweeft, die mhTchien hebben moetenter zoekraaken, op dat vvy ons aan de eertydfe muzykaale gaven niet te zeer vergaapen, en dus de hedendaagfe, gering achten mogten; doch, wat foorc van harmony men des tyds hebbe gebruikt, daar over konnen het de muzykgeleerde gantfch niet eens worden, ver- beeldende de meeite zig hier iets, 'twelk, ats flegts in kaale unifoonen en oftaven bettaande, en met de Muzyk der turketi overeenkoornende, der zaak en der gemaakte heerlyke fchikkingen gantfch omvaardig fchynt {a). Immers , 't is genoegzaam onwaarfchynelyk , dat de koning David, op zyn tienfnaarig initrumenc, noch ver- fcheiden ervaaren Kapelmeefters, by groote ken- neren in bediening ftaande, noch eene menigte muzykanten van profeffie, alle verflandig op inftru- menten vanmuzyke, aChr. 34 vs 12. nooit de fraai- heid van veelltemmige harmony, tot meerderetl tiadruk van melodyen by uitneemendheid gevoeg- Jyk, bemerkt en werkftellig gemaakt zouden hebben. Deeze foort van harmony is, naar wy weeten, 2000 jaaren daar naa eerft uitgevonden; maar, ze lean in dien tyd 00k reeds verlooren en van nieuws w eer opgedolven weezen. Voorts, het gekrioel der hedendaagfche finagoguen ver- ftrekt hier in 't minfte niet tot bewys; de ftelling van
«) On ne trouve pas un mot, qui fafle foupc,onner, que les anciens aient connu Part de faire en- tendre agreablement divers tons en meme .terns; Croujaz, traite' du beau. pag. *6j, Ed, 171$, |
||||
~"^n
|
|||||
aii VAN DE MUZYKAALE
van Carlftadt, tegen de figuraal-muzyk ingebragt:
er is een God, by gevolg er moet niet meer dan eenerlei ftern in de kerk weezen {b), verdienr geen wederlegging; En de biblifche termen, een- paarlyk trompetcen en zingen, eene eenpaarige ftem- me Iaaten hooren , iChr. 5. vs 13, konnen ai 20 wel Imre opzigt hebben tot de muzykaale eendragt, tegen de wanorde over ftaande, als toe harmony, die ongelyk minder volmaaktheid in- fluit(z34i: wy moogen derhalve vryelyk beflui- ten, d3t de harmony diertempel-muzyk, fchoon juift geen concerteerende ($. 236), dochlbuiten twyfel veelltemmige (c), volmaakte en zangryke harmony zy geweelt, zo dat de Ifraeliten in den prachtigen toeftel des tempels niet alleen goede pro- portien zagent maar 00k, hoorden ($. 174). b) in inform. Confc. Evangel, pag. 630.
e) Printz, mufica hiftorica. cap. 4.. § *S9-
De Hebreen bedienden zig 00k in andereplegtige voor-
vallen van Muzyk. 1) By Kroonings-feejlcn ; toen Jotu gekroond wierde, ftonden de overite, en de trompetters , niet achter de deur , maar, by den koning, 2Kon. 11 vs 14. 2) By beiligc verbintenijfen} gantfeh Juda en Benjamin .... zwoeren den Hee- re, met luider ftemme, gejuich, trompetten en bazuinen, zChr. 15. vs 14. 3; By rotrxsklagtenj alle zangersen zangereflen fpraaken (a) in haare Klaagliederen van Jo/ia, 2Chr. 25 vs 25 : niet, om de toehoorderen te trooften en te vervro- lyken, maar veeleer, om ze een wyle tyds, als weenende met den weenenden, nog droeviger te maaken, en den fmart des te levendiger te doen gevoelen, gelylc de ondervinding genoegzaam ^leert,
*) Per rauCcara pulchre loquimur, Caffiodorus.
|
|||||
GESCHIEDKUNDE. 423
leert, dat de Muzyk 00k tot dien einde zeer be-
kwaam zy, en dus zonder rede naa 't verfterfvan gekroondehoofden, vorften en regenten, opzom- mige plaatfen een tydlang moete zwygen (b). la, fchoon den Iiraeliten niets rampzaaligers konde overkoomen dan gevangenis, 00k aldaar diende hen de Muzyk tot opwekking en verkwikking desgemoeds: want uit de woorden, zouden tsy een lied des Heeren zingen in een vreemd land, Pf. 137. VS4. volgtalleenlyk, datze ongenegen waren om hunnen befpotteren iets vrolyks te laaten hooren, niet, dat ze te Babel nooit zongen en fpeelden. Het tegendeel is veeleer klaar af te neemen, vooreerft, uit Ezra 2, alwaar in 't 65 fte vaars 72 vocalitten meer, dan in *t 41 (te, die gevolge- lyk in Babel moeten aangekweekt zyn, worden opgeteld ; ten anderen, uit het concert, of de beurtzangen, by de grondlegging des nieuwen tern- pels gehouden Ezra 3. vs 10. it; 'twelk genoeg- zaam bewyft, dat ze niet uit de oeffening waren geraakt. 4) By in-coyingen -> de nieuwe tempel wierde met vreugde ingewyd, Ezra 6 vs 6; en al- leleviten, de kinderen der zangers, en de prie- fters kinderen met trompetten wierden verfameld, en in twee dankchooren verdeeld, om van Jerufa- lems muur de inwying te doen met vreugde, en met dankzeggingen, en met gez.ang, cymbaalen, iuiten en harpen. Nehem. I2V« 27. b) Mattbefon, capelmeifter, pag. 3* § 30 §. 260.
De vroome koningen in Juda hielden de Muzyk in
teren, en befebermdenze, dock, van degodlooze, vindt men niet diergelyks geboekt, Maar wel, dat Reha- beam, die de wet des Heeren verliet, de leviten verdreef, 2Chr. u.vs 141 welke Jtfaphet weer |
||||
M4 VAN DE MUZYK A ALE
verfamelde, cap. to; dat Achaz de deurenvan 'c
huis des heeren floot, cap.z8,vs24, totjehizkia, die er deedewat regt was inde oogen des Hee- ren, dentempel reinigenende Muzyk herftellen liet, cap. 20, Ook wierden de kerkendienaars ten tydevan Zerubabel en Nehemias, vancins, impoft en tol vry ge(l:eld,Ezra 7^824, en zoda- nig onderhouden , dat ze niet behoefden te vlie- den, zig tot laage bezigheden te wenden, en 'c huis des Heeren te verlaaten, Nehem. 3, vs 11. Godvrugtige.verftandigeregenten waren namely k in't gemeen van begrip, dat de Muzyk, als een bekvoaam middel om door H maatgezang den geefl te bedaaren , en met een beilige drift te vervutlen, de dankzeggin- gen tot God moejl helpen onderfleuncn. Genootnen dan, de Muzyk ware toen, in vergelyking van de onze, onnozel geweett, dit godgewyd gebruik fluit eene volmaaktheid in, die wy meer te be- wonderen en te wenfchen, dan weer teverwag- ten hebben. Dus volgt ook , dat de tegenwer- pingen, afgeleid vanhet Kainsgeflacht ,uic'c welk vader Jubal is gefprooten, door de kwaadaardige onnozelheid tot kleinagting der Muzyk verzon- nen, van zelve dooreigen ongeryindheid, ja.als godslafterlyk, vervallen. Het wee wordt uitge- roepen over de misbruikers, die bet werk des Hee- ren niet aanfchowwen, en niet zien op bet maakzcl zy~ nerbandenJtS. f, vsi.i, i2.Amos6,vS5;onmoogelyk niet, over dekonjl, tot des Heeren dienjlgebeiligd, §. 261.
De oude GR1EKEN fpanden alle krachten in. om de
Muzyk totiafcherping vangoede zedentedoen verftrekken, Naa dat Hiagnis , Mar/ias , Olimpius , Linus,
en anderen, alskonftige fnaarenfpeelers vermaard waren geworden , verfcheen er, oratrent herjaar 2700
|
||||
GESCHIEDKUNDE. 115
2700, eenen Orpheus, enkorrdaar naa, Ampbiont
welke, demenfchelyke gemoederen wac nader ken- nende, het inzonderheid op 't befchaaven van onbefuisde, barbarifche volken toeleidden, en hen tot dim einde allerhande ligc bevatrelyke, zinryke liederen, door aardige zangwyzen en aanminnig fnaarenfpel vercierd , gingen voor- zingen. Ofhunne konft die van menig heden-- daags bankzanger juilt hebbe overtroffen, zulks willen wy nu daar laaten ; genoeg, de handel- wyze was ongevvoon, ftreelende, en van groote gevolgen. Ze lokten, door (tern en fnaarenfpel, de wreedfte bofchbewoonders aan zig, die, fchoon anders nook vermaaningen gehoor gee- vende, aan deeze manier van onderwyzingfmaak vonden, hen greetig toeluifterden, en hunnen raad in der daad opvolgden; namelyk, naarden inhoud der voorgezongen liederen, de woeftyne verlieten, zig by elkander voegden, de lladc Theben met een muur omtrokken, en aldaar borgerlyk leefden. Dus verkreegen deeze beide overvliegers den naam van muzykaale toveraaren, en de verdigtielen zeggen , dat ze boomen , rotfen en wilde dieren te temmen widen; ja , dat deireenen der lladtmuur van zelve kwaamen aanloopen, en zig inde vereifchte orde ftelden, zo dra Amphion zyne (tern verhief: te kennen te geeven, dat hy de gemoederen naar believen te leiden en krachtig aan te wakkeren wilt. Onder de groote poeten was Ho?ntrus de eerde,
die, omtrenthetjaar 3080, zyne fraaie gedigten den volke voorzong, welk voorbeeld te wege bragt, dat de belle zedelellen, lof- en heldenzangen bin- nen kortenineen muzykaalgewaad verfcheenen. Die alles gafgelegenheid om tebemcrken, dat de jeugd n'tets gemakkelyker leeren en {anger ontbouden io/i , dan gezongen vaarzen j dac gemengelde 1? con-
|
||||
zz6 VAN DE MUZYKAALE
con-endiflonanten,zelfsindein(trumentaal-muzyk,
aan 't verltand tot een pnntverbeelding van deugd en ondeugd konnen ftrekken (§ 204); dat de Muzyk , door de vereifchte oplettendheid,/.^ t vcrft and fiberpe j datdeoeffening deezer konft vielgemanierd maake, en toteeneonfchuldige, vervroolykende uitfpan- ning by uitneemendheid bekwaam zy. Om dee- Ze gew'igrige reden begoft men de onderivyzing der >«gY/metdeMuzyk(§ ij.not.^merktedeezekontt aanalseene^/y^/>^»,ofonderwyzing,enfteldezoda- nigenuttigeleeringen,alsmenaanjongeliedengeer- newilde infcherpen.indicht- enzangmaac, welke hen dan langs deezen weg gemakkelyk in 't ge- heugen wierden gebraet; en zulks hoe eerder hoe . liever. Tholes van Creta wierde, op een aanzie- nelyk tra&ement, te Lacedemon, als muzyk-on- derwyzer der jeugd, beroepen, en volgens de gewoonte deezer dappere volken, moeften hun- ne kinders zig van 'c vyfde jaar aan in de Muzyk oeffenen, ten einde de eerlte indrukzelen, op ee- ne bevatcelyke wyze, regelregt toe de deugd {a) mogten aanfpooren. < a) IMoire de la mufique. torn. 1. pag. ico. Amft, *
§. 262.
1 ■'■■■■■
Lycurgus, de ftrengfle wetgever, keurdede Muzyk
voordienftig, mitsdatdeEphori, ofopzienders,op alles, water omging naauwkeurig net oog hid- den; endeeze, waakten zelfs met zulke ltyfe op- regtheid, datze menig, die flegts ondernam, de gewoone vierfnaarige lyr of citer van Mercurius, tot meerder verandering , met eenige inaaren te verryken , voor de vierfchaar eifchten, be- fchimpten, ftraften, voor ftoorders der gemeene ruft verklaarden, enhunneinftrumenten, tot een , afl'chrik van andeien, opentlyk lieten ten toon ftei-
|
||||
GESCHIEDKUNDE. ai?
ftellen* hoedanigerampen, onderanderen, eenen
Terpander, Phyrnis en Timotbeus Mllejius zyn over- gekoomen (a). Vandeezen laatften, leeft men, dat hy van leergiengen, die reeds eenen anderen leermeeiter hadden gehad, dubbeld falaris plage teeifchen, ora dat hy hen, volgens zyn zeggen, niet alleen het goede aanwyzen, raaar ook, het kwaade afleeren moell. a) Printz, mufica hiftorica. cap. 5. 6. §. 263.
Het TOONEEL to'terde bier, door toedoen der
Milzyk, een aanminnig Kiveekjcbool van goede zedett. Er waren reeds voor den Trojaanfchen kryg muzykaale ftrydfpellcn ingevoerd (a), ahvaar men den overwinnaaren zekere pryzen uitdeelde, en, de vermaarde Pindarus, om wiens wille de over- heerende Lacedemoniers de geheele fladt The- ben verfchoonden , fesmaal achrereen wierde gekroond. Deeze zogenaamde apollinarifcbe fpel- Un gaven aan Tbespis gelegenheid tot het uitvin- den- en aan Aejcbilus tot het verbeteren der CO- MEDIAN, of luttfpellen, tot mderhand Eur'tp'u des en Sophocles TKAGEDIEN, of treurfpellen, te voorichyn bragren, als wanneer de zaak eene ongelyk fraaier gedaante verkreeg. Men verhan- delde nu t' elkens een merkwaardig ondervverp, in zekere fneden afgedeeld, tuflchen ieder van de welke het choor, by wyze vantoepafling, eene bondige zedeles liet hooren. Deeze leflen leerdehet Volk van buiten, en gebruiktezetotgedenkfpreu- ken, ja, tot een regelmaat zyner bedryven (#). Langs deezen weg will men het tooneel den volke nuttiger te maaken, als den tempel, ja, P % als a) G. J. Vosfiin, de fcient. math, cap. 10. § r.
b) Scheibe , cricifcher muficus. torn,' 1, pag, 13.
|
|||||
#
|
|||||
ai8 VAN DE MTJZYKAALE
als alle des tyds zogenaamde godsdienftige be-
dryven. §. 264.
De Muzyk ivierde in Griekenlttnd aangemerkt als eene
medecyn des gemoeds, dienftig tot beiuaartng van kuis- lieid, tot ftilling van oproeren, tot maatiging van den toorn , en tot verzegtmg van droefheid. Humerus verhaalt (a), dat Egyfthus niet
eerder tot de fchending van Clytemneftra', Agamemnons vrouw, konde geraaken, voor hy haaren gouverneur, den poet en muzykmeefter De- modocus, wiens heilige, kuifche liederen op baar ge- inoed ongemeen veel vermogten,had omgebragt. In 't jaar 3314 ondernam de wyze Solon, zig
in de ilaatsvergadering te vervoegen, en door het zingen eenes beweeglyken, konftryken klaag- lieds (elegia), de Athenienfers tot het heroveren van Salarao aan te noopen, 't welk van die uit- werking was, dat de regenten zig als genood- zaakt vonden, de wet, volgens welke ieder, die daar van ooit verder gewag maakte, aan 't leven zoude worden geftraft, datelyk weerte vernieti- gen en in te trekken (b). Desgelyks, men leeft van een vreeiTelyke oproer, te Sparta ontllaan, tot welks demping men, op bevel van't orakel, eenen Zanger van het eiland Le^bo moeft laaten haalen, by welke gelegenheid de vermaarde Terpander het f^eluk had, door zyn bekooriyk zingen en fpee-
en de gemoederen zodanig tevermurven, dat ze zig zonder verdere tegenfiribbeling weer veree- nigden (c). Voorts, de hiftory levert verfchei- den exempelen van wyze lieden, den dapperen Afbilles, Clinias, en anderen, die door toorn, of diergelyke onftuimige driften , zig aangerand voe-
a) Odyf. %.
b) MuC Lexicon. Chemnitz. 1757. Tit. Solon,
c) Printz, ubi fupra, pag. 179,
|
|||||
«
|
|||||
GESCHIEDKUNDE. y %i9
voelende, terftond een muzykaal inftrument ter
hand namen , tot het gemoed weer bedaarde. Wyders,daardeMuzyktothetverligtenvanden /man, en tot het verbannenvanrfra/Z^/^ongemeen bekwaam wierde gevonden, Euripides , enandere ttrenge wysgeeren, beftraften de geene, die de lyr, of een ander inftrument, by den wyn , al- waar van zelve blydfchap genoeg voorhanden is, gebruikten, verklaarende hen, dieuit deMuzyk geen deugd leeren, en er zelfs misbruik van maa- Tcen, derMuzyk, en des ontfangen muzykaajea talents, gantfch onwaardig. |
||||||
De Mazykmerdeonder de VRYE KONSTENgeteld.
De Grieken verdeelden de konften in gemeene, die voornamentlyk opzigt hebben tot lighaamlyke behoefce , en geen zonderling talent vereifchen, vermirs men de fchetfen van nabootflng niet eerft te veizinnen, maar flegts over te neemen, al- thans niet verrete zoeken, en alleenlyk omtrent de wyze van nabootfmg ietsuit te vindenheeft; en in vrye, die tot ftigting en verlufliging des inen- fcbelyken geejies konnen ftrekken, ongemeene be- gaaftheden en onderfteuning van allerhandewee- tenfchappeh vereifchen , aangezien men zohder verftand geenzins voor \ verftand kart werken. Daar nu deeze laatfteeen vry, onbelemmerd ge- moed kennelyk maaken, namelyk de vrybeid van geeft konnen doen uitblinken, en vrybeid laaten om zyne gaven aan dendagteleggen, )3, tot de bevryding des gemoeds van kviaade begeerlykbeden dienftig wierden gevonden, en men toen de men- fchen, volgens het regt der volken, in vrye, vrygemaakte tnjlaven verdeelde , ftondt men aan flavtn niet toe van dezelve te leerenen te oeffenen, P 3 hield
|
||||||
23o VAN DE MUZYKAALE
hield ze voor perfoonen tor afhangelykheid ge-
booren veel te verheven, en dus alleenlyk der oeifening van vrye lieden waardig. Onder zulke edle konften, die van den dierbaaren fchat der vrybeid de benoeming draagen (a), ennieralleen tot een welgemanierde omgang , maar insgelyks en voornamentlyk tot de geinelde bevryding des gemoeds (b), bekwaam wierden geacht, behoor- de de Muzyk (c), en had er, alsde oudfte konft [5 25-0], volgens zommigen, (</; den rang. $. 266.
a) A maximo bono, i e libertate , liberates dida
artes. Plinius. in prxf lib. 14.. b) Quia non modo libet is digna, fed animum et'mm li~
berant vitiis. G, J. Vosfius de quat. arrib. pag. 3. c) Muftca eft fcientia liberorum bomtnum. Ariftoteles,
lib. 8. Polit. qua liberum fcire aquum eft. Terent. in Eunucho. Libert bottiini digna. Seneca, epift. 78. d) Inter feptem artes liber ales, teftante Boetbto. mu-
ftca obtinet principatum. Beda vener. in muf. qua- drata, Omkrdeeze (even, namelyk, reken- meet- en ftarreloopktmie, muzyk- dicbt- redenryk- en fpraakkonft, is de Muzyk, zederd de drie eerft- genoemde voor weetenichappen zyn verklaard, en als zodanige worden verhandeld , nu althans zekerlyk de eerfte. Het is waar , de geleerde Voffius rekent ze, in het aangetrokken gefchrift, onder de artes popnlares , of gemeene konften, doch geenzins de geheele Muzyk, maar (leijts zo« danig gedeelte, 't welk men zelfs aan kinderen kan bybrengen (§ 16, not. c) , ja , helaas ! door onkundigen en biervedelaars a Is eene gemeene koft- winning wordt ten toon gefteld. Ook fchynt hy deezen term op allerhande wyze te willen verzag- ten, verklaarende onder anderen, pag t, dat hy door popultis niet verftaa het gepe.upcl (plebs), veei min, het graauw (vulgus) , maar dat er on- der die bewoording, volgens de romeinfche wyze van fpreeken , ook aanzienelyke lieden, vlytige eer- en achtbaare huisvaders, zelfs riddefs en raads-
|
||||
GESCHIEDKUNDE. 231
raadsheeren wierden begreepen ; zeggende voor
't overige: pertinet ad polimatbiam, cum mam ejji cart fie t e feptem artibus liber alibus. de philologia. § 1, §. 166.
In 't jaar 3454 kwam de vermaarde PYTHA-
GORAS mec wiskonttige betoogingen van de re- demaaten* en evenredigheden der muzykaale in- tervallen te voorfchyn. De fabeldichters ver- fpreidden , als of hy dezelve in een fmidswinkel had uitgevonden; en de muzykoeffenaars koften juift alle toonen zodanig, als zyne ftellingen zulks mede bragten, niet gebruiken, des er nogeenig nader onderzoek fcheen te worden vereifcht. Nochtans, hy ftelde iets voor, waar uit genoeg- zaam bleek, dar niemand eener vrye konft , op zulke onwaggelyke gronden fteunende, met rede zyne achting konde onttrekken , zettende dus der Muzyk eene glansryke kroon op hethoofd. Bo- ven dien, hy begolt alle zyne wysgeerige onder- wyzingen met Muzyk, ten einde de gemoederen alvoorens in orde te (tellen, en vatbaar te maaken; zyne leerlingen zongen, wanneer ze 's morgens ontwaakten en 's avonds llaapen gingen. In't middendervolgende,of36tteeeuwe,bloeide
de treffeiyke PLATO , die degeheele wysgeerte onder muzykaale termen, de deugd als bekoorlyke conjonanten , de ondeugd als leelyke ivanklanken, voorftelde, en den regenten nadrukkelyk aan- ried, tog vooral omtrent de ingevoerde Muzyk geenerhande verandering te gedoogen, in de vas- te yerbeelding, de zeden zouden ten eerften ver- anderen , by aldien er een ander foort van Mu- zyk wierde geduld (a). Volgens de gronden van P 4 dee-
a) Cltero oordeelde in tegendeel, de Muzyk zoude
ten eerften veranderen, by aldien er verandering in do
|
|||||
-
|
|||||
*3* VAtt DE MUZYKAALE
deezen wysgeer, koomt het er niet eens op aan,
of de Muzyk het oor kittelt, als ze flegrs het ge- moeden'tlighaam inbehoorlykeordefteken houdt. De ernftbaftige SQCRATES liet zig, volgens Plinius verhaal , nog in 't feftigfte jaar zynes ouderdoms op fnaartuigen onderwyzen, achtende het voor min fchandelyk, op den ou- den dag Muzyk te leeren, dan er voor aitoos on- kundig in te blyven. En de befleepene ARI- STOTELES, die niet alleen het eeritewerk over de acouftyk in 't licht gaf, maar ook naar dieii tyd zeer fraai overde Muzyk fehreef, noemthaar een mfibuldig vermaak van vrye liedm, bekwaam tot ververjching des geeftes nan voleinde arbeid, tot onder- ivyzing en ivelgemanierdhcid, alsmede, tot zuivering en bedaaring des gemoeds ; vereifchende in zyne ftaatkunde uitdrukkelyk , dat men de jeugd in de. Muzyk laate onder~.xyz.en, en dat de ouders znlke on- iernsyzingen byivoonea. in de z-eden voorviel. Cam mufica immutatos vo«
hit mores Plato, cum trioribus mu/icam maluit Ci- cero, ego autem (Vo(fiiis) nee valde timendum nee plane contemnendum ptito, de quar. artib. pag. 146. Calvinus zeiffchynt het gevoelen van Plato toe te ftemmen, dcor te zeggen, over 1 Cor. 14. vs 7. 8: wy bevinden gezamentlyk, wat kracht de Muzyk op menfchelyke gemoederenhebbe, zo dat Plato niet zonder grond heeft beweerd, dat ze in 't overhaalen tot deeze of geene zeden veel ver- mooge. Denique omncs experimur, quanta vis fit. mu/ict? ad fen/us bominum movendos, ut Plato nqn abs re muficam ad mores civitatis hue illuc fleflen- dos plurimupi vaitre tradat. Comnaent. ad Corinth,. §. 267.
De Grieken hielden het in ~t gemeen met zang en
Jbaarenfpei. De blaastuigen wierden er thans vveinig ge-
|
||||
GESCHIEDKUNDE. 235
gerekend, om dac ze, gelyk men voorgaf, de
aangezigten zomwylen als onkenbaar maaken. Ariftotelcs was der muzykaale praftyk vry gene- gen, hoewel iets minder, dander theory, doch mogt, al zo weinig als Akibiades, Telephones, An~ tifthenes, en andere voornaameGrieken, vangeen blaastuigen hooren reppen. Men zeide door- gaans, wle geen fnaarenfpeeler kan worden, dfe legt zig op blaastuigen, en 't fcheen zommigen, als ofmener zo veel verftandby verblaazen, dan wind leveren moeft. Aangaande het zingen, men zag gemeenlyk meer op uitgeleezen woordenj deftig en lieflyk geuit, dan zelfs op uitmuntende melody: immers, van de harmony maakten de Grieken weinig werk, en waren er miflchien oolc niet zonderling inervaaren, aangezien de muzy- kaale praftyk door de 1200 muzykaale tekenen, met welke men zig des tyds afflooide (<?), groote- lyks wierde gedwarsboomd; iets, waar in wy deeze natie gantfch niet te benyden hebben. In- middels, men ging, volgens Callimachus berigt, met de citer onder den arm na fraaie gefelfchappen, ten einde aldaar liederen en lofzangen te zin* gen en te fpeelen. Naa de avondmaaltyd wierde er een fnaartuig omgelangt, op 't welk ieder gaft fpeelen en er by zingen moeft ; wie, zig van zulk een voorregt der vrye lieden niet aardig wift te bedienen, die kpft geenzins voor befchaaft doprgaan, en wie er zig afkeerig te- gen betoonde, die wierd als een niet bwrmonifih toegeftelde (b), ongevoelige./?qy£ aangemerktj een foort van philofophen, by welke wy ons hof P $ gantfch
a) Hiftoire de la mufique , torn. I. pag. 9. en in
A'w^w Mufurgia v'tndt men er, torn. 1. pag. 540. omtrent de helft van afgetekend. b) non efi barmonice CQmpofifus qui kWWWW Wf
dekffatur. Marf, Ficin, |
||||
i34 VAN DE MUZYKAALE
gantfch niet behoeven temaaken, fchoon hetge-
zeg van DIOGENES, dat de muzykanten de fnaa- ren iveeten te Jlellen, maar bun getnoed in wanorde lad- ten, al vry wat aanmerking verdieht. Fraai op de citer fpeelen, en zig als verftandig en welge- manierd kenbaar maaken, was toen , volgens Ariftophanes , een en 't zelfde; ja, zomraigen Waardeerden de grootheid der Philofophen naar de vlyt, die ze aan de Muzyk befteedden (c). EPICURUS, die den nvyzen tot het behoorlyk oordeelen over de Muzyk- en dichtkonft alleen bekwaam acht (d), was een groot liefhebber van de muzykaale pra£tyk, doch konde fn gefelfchap- pen onmoogelyk geene muzykaale difcourfen veelen. UliJJes vondt niets geneuglyker, dan de gaften door lieflyke gezangen te laaten verlufti- gen, maar Plato hielt de tafelmuzyk voor lieden vanverftand, totgefpreekhouding bekwaam, on- betamelyk en hinderlyk. Zo fyn was de muzy- kaale fmaak der wyze Grieken, die ons boven dien, als grondleggers van muzykaale theory, naar wy weeten, allerhande bondige aanmerkin- gen in gefchriften (e) nagelaaten , en tot hec vaft fteilen van Klankgeflacbten\% 139] en grondtoo* Pen [§ 140] den weg geweezen hebben. c) ArWtd. Qu'mtil. de mufica. lib. 1.
d) il « ' y a que le Sage qui puijje parler avec jufleffe
de I* mufique et de la Poefie. Morale, max. %t, e) In Italien door Boetbius, in Engeland door Wal-
lifius, en in Neertand door Meibotnius in de la- tynfche taal uitgegeeven. §. 168.
Aan de grondtoonen der Grieken wordt by misvat-
ting bet verwekken van zekere gemoedsbeiveegingen toe- geeigend. Deorde van d, e, f, g, a, b, c, d,
noem-
|
||||
GESCHIEDKUNDE. 23$
noemdemenDoriajj dievane.f,g,ji,b,c, 3, c,
Pbrygks , f, g, a, b, c, d, e, f, Lydius ; g , a, b . c, d, e, ?, g , Mixolydius * a, b, c, d, e, t, g, z,_JEolius , en die van c, d, e, f, g, a, b , c, Jonicus. Deeze be- noemingen der fes oorfpronkelyke grondtoonen, zyn afkomltig van de dorifche, phrygifche, ly- difche, aeolifche en jonifche volken, by welke dezelve te eerft waren uirgevonden en meeft wierden gebruikt; des tyds in de ltreek van klein Afia, die wy hedendaags de Levant noemen , woonagtig; en Mixolydius, door de vermaarde digterefle Sappho mgefteld , betekent flegts men- gei-lydifibe. Dat men nu door zeker maatgezang zekere vereifchte hartsrogten kan verwekken, al- thans, in de muzykaale compofitie het hier op diene toe teleggen, zulks was eertyds bekender dan hedendaags. Zonder nu te onderzoeken *, of de ervaarenfte onder de oude componiften, deezen en geenen grondtoon tot het bereiken van zeker oogmerk in der daad voor bekwaa- mer gehouden, dan of de nakoomelingen in dee- zen de gewoonte hunner voorgangeren blindlings gevolgt hebben, wy weeten , dat ze ten aanzien van den verfchillenden muzykaalen ftylI, de grond- toonen modi noemden, en, konnenuit verfchei- den, eenigzins tegenftrydige , berigten zo veel afneemen, dat ze tot ftaatige , aandagcige en ze- dige zangwoorden altoos Dorius gebruikten,- toe uitdrukking van hevige.verwoedegemoedsbewee- gingen, Pbrygius s tot minne- en drinkliederen, Lydius; tot bedaarde, en vrolyke iloflen, Mixo- lydius s tot tedere, ftreelende en droevige onder- werpen, JEolius, en tot de heldentrant, of oor- logs-muzyk, Jonicus. Dusheeft men de uitwerk- felen des Verfchillenden ftyls naderhand aan de enkele
|
||||
a?(5 VAN DE MUZYKAALE
enkele fchikking der muzykaale lecteren toege-
fchreeven , als of deeze en geene eenvoudige famenhang van geheele en groote halve toonen. reeds op zig zelve zekeregeheimekrachtinfloot, en de onkundige gefchiedenisfchryvers hebben zulks geftadig van elkander overgenoomen. Een muzykftukdat, byvoorbeeld, tot aandagt zoude neigen, was uit Dorius opgefteld, doch Dorius zelf, namelyk, het enkel verband van d, e, f, g, a, b, c, d, hoe dikwilsookherhaald.isirnmers tot dien einde in 't minfteniet bekwaam. Dien volgens, de duiftere uitdrukkingen, die men by verlcheiden auteuren ontmoet, dat Dorius aan- dagt en kuisheid verwekte; Pbrygius, toorn en razerny; Lydius, dertelheid; Mixolydius,bedaard- en vrolykheid; JEolius , flaap en droefheid, en Jonicus, heldenmoed, als flegts tot den flyl, de fchryfwyze of trant, eertyds in ieder grondtoon gebruikelykj haare opzigt hebbende, konnen zonder ongerymdheid', verder niets betekenen , als dat de oude griekjche componijlen diergelyke ge- moedsberoeegingen geftadig in deeze en geene andere grondtoonen plagten uit te drukken. §. 269.
De fiellingen van Pythagoras [§ 266] gaven aan-
leiding tot twee muzykaale fcQen , Pytbagoreer en Ariftoxener genoemd. Naa dat dezelve geduurende 320 jaaren onaangevogten waren gebleeven , en eenige van zyne navolgers miffchien gantfch van geene ooren wilden hooren reppen t<z), maar, de rede uit de getallen fpruitende (rationem ma- thematicam) voor deneenigtten rigter over mil- 2ykaale gefchillen uitgaven, ondernam zeker A-
a) nullis bumanisauribus credentes, Boethius, de
nuillca. lib, 1, cap. X. |
||||
GESCHIEDKUNDE, 237
ARrSTOXENUS , een Italiaan , geweezen
difcipel van Ariftoteles, en de eerfte muzykaale auteur, van dien wy iets hebben op te wyzen, zig opentlyk er tegente kimten, en 't muzykaa- le rigterampc, zonder de nuttigheid der muzy- kaale redemaaten volftrekt te ontkennen, aan 'c gehoor op te draagen: gemerkt wy ons tog zon- der gehoor het monochordum niet konnen te nut maaken, en zelfs, van geen geluid weeten. De aanhangers van Pythagoras verkreegen toen dea bynaam Canonici, en die van Ariftoxenus, dien van harmonici, doch naderhand is de benoeming Canonici tot de componiften overgegaan , die zig naar welgegronde regelen gedraagen, en die van harmonici, tot de Kumpemften , die , gelyk men zeid, naar 't gehoor iets famenrapen, en te vreden zyn als bet klinkt. Deeze oude gefchillen zullen, volgens zommigen (b), 46b jaaren hebben ge- duurd, tot zeker Claudius Ptolomaus de partyen vergeleek, door de getallen en 't gehoor tot rig- ters van gelyke kracht te ftellen; hoewel anderen (c) eenen Didymus, die een paar horiderd jaaren eerder zal hebben geleeft, voor den muzykaalen vredemaaker aanmerken; en, myns oordeels, de getallen noch 't gehoor tot hec bekleeden van zulk een rigterampt bekwaam zyn [§ 198, 205}. b) Printz, tnufica hiftorica. pag. 68. 8$.
c) Matthefon, capelmeifter. pag. 13. 14,
$. 270.
De oude CHINEESEN ivrfien zjg op eenezede~tn
flaatkandige <wyze van de Muzyk te bedienen. Men roemt, dat ze door middel van zang- en
fpeel- muzyk, in voorbeelden en regelen, deze- deleer, de ftaatkunde, en allerhande welleevende ge-
|
|||||
.'
|
|||||
a5.8 VAN DE MUZYKAALE
gebruiken, hunnen kinderen plagten by te brengen
(«);verhaalendeonder anderen .datzwangere vrou- wen niets leelyks aanzien, veel min aanhooren durfden, maar dat er eigene Muzykanten wier- den gehouden, die haar 's avonds, in een na- buurig vertrek, eenige fraaie liederen voorzingen en fpeelen moeften, ten einde de Kinders eene gelukkige geboorte en veel verftand krygen mog- ten, 't welk ook dus zy uitgekoomen , gelyker dan bondige reden van worden bygebragt \b). Ja , dat CONFUCIUS, voor omtrent 2200 jaa- ren, het verval deezer leerwyze deerly k beklaagd, en zo wel het verachteren in- als het verlies van de Muzyk voor een onfeilbaar kenteken van den aanftaanden ondergang des(laats verklaard hebbe (c). Immers, het betrett hier niet llegts zekere ge- woontens der volken , maar, onveranderlyke natuurwetten, en grondftellingen der wysheid; gemerkt vroome,zedige, enverftandige regenten onderde Egyptenaaren, saloude Duitfibers, Hebreen, Crieken en Cbmejcn de Muzyk inzonderheid inge- voerd, aangekweekt, en befchermd hebben, om er zig, ten opzigt van den geeft- wereld- en huislyken ftaat, als braave patriot en van te bedie- nen, namely k, bunnegebeden verhoorlyker, enbtmne inetten aanminniger (d), bet volk deugdzaamer en be- Jcbaafder, en dus de fumenlevinggelukkiger te maaken. a) B. v. Wolf, polic. §. 391.
b) idem, Oratio de Sinarum philof. praft pag, 99.
fequ. c) Befchreibung des Siamifcheu reichs, torn. ;. pag.
519. Theon Sniirna:us, cum noris Uulialdi. d) Ro/lin, hift. ancienne. torn. X. pag. 169. Mat-
tbe/on, muf. Patriot, pag, 18. 130. |
|||||
f 271.
|
|||||
GESCHIEDKUNDE. 239
■ .■ . «
De geleerde romeinfcbe Koning, Numa, keurdc
het zingen van fraaie liederen voor dienftig; Zelfs de oudettemmige Cato Cenforks zal de zang- konft in waarde hebben gehouden. De voor- naamfte wetten , geboden der twalf tafelen ge- noemd, moetten met luider, lieflyker ilemme worden gezongen, ten einde dezelve den volke des te vatter in 't gehetigen te brengen (a). Op gafteryen zongen de oudfte zoonen, onder ver- zelling van fluiten , van de doorlugtige daaden der voorvaderen (b). Men ontmoet by de ge- achtfte fchryveren al zo wel lofreden van uitmun- tende muzykanten, als van zodamgeredenaaren; verfcheiden voornaame Roqeinen worden als goede fnaarenfpeelers gepreezen ; de namen der geener , die de comedien van Plautus en Teren- tius hebben gefpeeld, zyn geboekt, en in de tempelen ftondc de Muzyk in zulkeen hoogagting, dat de offerprietters zelve Kapelmeefers waren(f;. Wyders , de oude Romeinen gebruikten driederlei foort van treur-muzyk ; epicedia , by de uitvaart; epitapbia, by 't graf, en noenien by 't verbrennen der lighaamen (</). Het getal van fluitfpeelers wierde hier eindelyk zo grooc, dat de regeering,volgensTullius berigt, verordende, zig voortaan met vyftien, te moeten vergenoe- gen. Jujlinianus ordineerde, tot de lykklagten zingende en fpeelende vrouwsperfoonen te ge- bruiken; ja, menleeft zelfs van muzykrtukken, die naderhand ter eere der overledenen gehouden en
a) Cicero, de lege, lib. a
b) idem, tufcul. quxft. lib. i.
c) Gueletikre, athenes ancienne et nouvelle.
d) Scaliger, lib. 1. Poet.
|
||||
*4° VAN DE M UZYKAALE
en novendinales genoemd wierden (e). In't 415 de
jaar naa de ftigting van Romen , ontboodc men de befte fluitlpeelers uit Tofcanen , tot veriter- king.der tempelmuzyk ; 14.5 jaaren daar naa, toe groote gafieryen, uit Sicilien en Napolis, eena menigte zang- en fpeelkonftenaaren, welken de regeering aanzienelyke voordeelenaanboodt, by aldien ze zig aldaar met der vvoon wilden begeeven ; en eindelyk liet de borgemeefter Manlius de bette muzykanten uit geheel Grieken- land overkoomen , ten einde defuge Kamer- doch inzonderheid toned-muzyk op te regcen. Toen ging de vreugde eerit regtaan: want.niets kvvain den welluftigen Romeinen bekoorlykervcor, en bevorderde krachtiger den aanwas der Muzyk , dan de luftfpellen oicomedien. \j\ e) Mattbefon, patriot, pag. 84,
/) Hiftoire de la mufique. torn. 1. chap. 9.
■ S. 272.
Ten tyde van JUf AVS C/ESAR telde men te
Romen by de laocozangerefTen, zangefs en fpeel- lieden. Dit was nog met te veel voor 22000 tafelen, die deeze Keizer eens op do (rraaten van Romen den volke dekken , en met dekeurlykiie geregten en dranken bezetten liet. Keizer AU- GUSTUS was niet alleen fn 't zingen zeer ge^ oeffend, maar hieldt zelfs nog op zyne oude dagen eenen pbonafcus, of ftemleider, ten einde in voorvallende opentlyke redevoeringen zig des te bevalliger en nadrukkelyker te uiten. Onder zyne hofbedienden bevondt zig een dwerg, nietboven 17 pond weegende, die keurlyk zong, en den Keizer geftadig op 't toneel moeft ver- zellen. Auguftus moedigde hen, die elkander in theatraliiche kontten Uwamen te overtreffen , |
||||
GESCHIEDKUNDE. 341
door groote belooningen aan, en klapte met de
handen, wanneer hem lets zonderling geviel; dus raakte het kla^pen en fluiten by de Muzyk in ge- bruik. Ondertufichen, men dorft niets aan 'c volk vertoonen, ten zy het alvoorens door ge- committeerde uit de regeering , de zogenaamde boinvmeefters , onderzogt en goedgekeurd was. Keizer TIBERIUS maakte een byzonder ampc van het uitvinden en beltieren der vermaakelyk- heden (</), draagende het zeiveeenen Cafonius Pri- Jcur op. Keizer CALIGULA , die zeer fraat zong, en wiens guniteling, Neftor, een treffelyk zanger en tooneelfpeeler was, liet 00k eeneme- nigte muzykkonftenaars uit /J/foontbieden, en in zyn paleis logeeren. Keizer CLAUDIUS plage den Muzykanten , boven de gewoone premien, zelfs goude Kroonen te vereeren. Keizer NERO bewees der Muzyk -,, reeds in de vyf eerfteiaaren zyner pryiTeiyke regeering, bykans ongeloofty- ke eer. Hy oeffende er zig namelyk dag en nachtin; ginglieflt met Muzykanten om, zo dat men, om by hem zynhof temaaken, verderniec behoefde, dan in de Muzyk uit te munten ; hy verfcheen, zekerlyk, tot groot nadeel der waar- digheid van zynen ftaat.in theater-kleederen op 't tooneel; tekende zynen naam in 't boek der citerfpeeleren van profeflie; ja, liet een lier, be- neffens zyn beeldtenis, in de gedaante eenes ci- terfpeelers, op geldlpecien flaan. Voorts, 'tis bekend, dat de ontaarde Nero hen, die hem in opentlyke itrydfpellen de loefafitaken, liet om- brengen, en, ftervende niets meer beklaagde, als dat de wereld in hem zulk een groot Muzykanc kvvam te verhezen. Keizer GALBA, zyn op- volger, gaf eenen vermaarden fluitfpeeler, dien Q Nero
a) nog hedendaags onder de benoeming van mafter of
the revel*, en, ivtendant des plaifirs, bekend. |
||||
i& VAN DE MUZYKAALE
Nero 5000 piftoolen zouhebben gefchonken.drie
ryksdaaler (I>). Keizer VESPASIAN US , hoe gierig hy 00k was, befteedde nog vry wat aan de Muzyk (c). Keizer M. AUREL1US liet zig door Geminus Coemoedus, den vermaardften Muzy- kant van 'tgeheele ryk, in de Muzyk ondervvy- zen. Keizer ALEXANDER SEVERUS zong keurlyk, dochvergunde flegts zynen hof bedien- den van hem te moogen hooren (d). b) Hiftoire de la Mufique. torn. 3. pag. 174.
c) Suetonius, in vita Vefp.
d) Vrintz, mul. hift. cap. 8.
§. 273.
Hec ontbrak hier 00k niet aan goede muzykaale
auteuren: in 'c 118 de jaar naa Chriftus geboorte , bloeide zeker Dionyfits, die, wegens 82 opge- ftelde muzykboekjes, achtings halve, als of hy de konft alleen bezat, Mujicus wierde bvgenaamd. In 't iaar 139 kwam de voornoemde fcheidsman Vtolomaus opaaagen [$ 269]; vervolgens, dever- maarde Plutarcbus (a), en omtrent hec einde van de vyfde eeuwe, do geleerde , rampzaalige ro- meinfehe borgemeeiter Boethius, die de voornaam- fte muzykaale gefchriften der Grieken te eerft in 'c latyn vertaalde, en vyf boeken over de Mu- zyk ichreef (b). a) met zyn compendium de Mufica.
b) deeze verfcheenen 1491 te Venedig in den druk.
§ 274»
Uit deeze bygebragte ftaaltjes blyktgenoegzaam,
dat de geene, die, op't woord van eenen Cor- nelius Nepos, zig verbeelden , en in doorwrogte gefchriften voorgeeven, als of de Muzyk by de Romei-
|
||||
GESCHIEDKUNDE. 243
Romeinen in veracbthg ware geweeft (a), kwaalyk
zyn onderrigt: inmiddels, 't is zekerlyk waar, dat zy er op verre na zulk cen deftig gebruik, gelyk de voornoemde natien, nietvan maakren, maar, de konit meer tot ydelbeid, ivee/de enpracht, dan tot bevordering van goede zedcn deedeil ver- ftrekken. a) Mufica apud Graces in magno honore, apud Ro-
manos in contemtu fttit. H. Coringii Opera, Ed.' Goebcl , torn. i. not. I. pag. 10. § 14. apud Ro- manos non deemt principes. ibid, torn, 4. § so,' P"»g. 34- 5. i7$.
Laat ik hierook van verfcheiden voorbeelden,
dat de Muzyk zomuyhn de harten verviurve om van een reukeloos voorneemen afte flaan, een bybrengen: men ledt zelfs van geld- en bloedgierige ban- dieten , die zekeren trerFelyken zanger, Stradel genoemd, tor wiens vermoording zy naar Ro- men vvaren gezonden, alvoorens in de Opera gingen hooren, maar, door zyne konft zodanig wierden geraakt, dat ze , gantfeh tegen hunne gewoonte', eenpaarig beflooten van hem te fpaa- ren , en ilegts by 't uitgaan van de Opera in t oor teluiiteVen, terftond Romen.te verlaaten, 'C welk deeze, zonder dat men 't hem tvveemaal behoefde te zeggen, met dank aannam , hoewel hy naderhand te Turin doodelyk gequetit, en eindelyk op 't bed om 't leven gebragt wierd, door andere bloedhonden , die zyne Muzyk niet hadden gehoord. Hiiioirede la Mufique, torn, 1. pag. 41.
■
In de vyfde eeuwe genaakten eindelyk de O^ 2 vrees-
|
||||
*44 VAN DE MUZYKAALE
vreeffelyke geeflelen der Romeinen, namelylc,
de Hurtnen, Gpthen, Wenden, en andere bar- barifche vol ken, die geheel Italien zodanig over- heerden , en 'c onderite boven kcerden, dat niec alleen de Muzyk, maar alles, watnaar een wee- tenfchap en konftgeleek, een byna onherftelbaar verlies Warn te ondergaan , t' eenemaal wierde vernield, en over tweehondert jaaren in 't graf der vergetelheid bedolven bleef, by welk onge- val de oorfpronkelyke riiuzykaale gefchriften der Grieken mede verlooren gingen. § 277-
Dit alles noemen zommigen, die de muzykaale
gefchiedkunde in drie tydperken verdeelen, de eerfte periode. Deeze bevat danomtrent 4000 jaa- ren , en wordt zo verre uitgerekt, om dat wy des te minder naauwkeurig berigt ontmoeten , hoe afgelegener de tyden zyn. De tivecde , be- gint met de fevende eeuwe; toen Paus Gregorius Magnus aan 't roer kwam, en (trekt ^ig uit tot 1600, bevattende dus 1000 jaaren; eenetyd, in welke de Muzyk zig in een vry flegte ftaat be- vondt, aangezien de monniken haar als in pagt hadden; tot er eindelyk in 't begin der tegen- woordige, derde periode , die, niet tegenftaande het minder getal van jaaren , de meefte rtolfe aan de hand geeft , zekere merkvvaardige verande- ringen voorvielen, welker vrugten wy nog he- dendaags bewonderen. Matthefon, eapdmeifter, pag. 13. § *c-it,
S. 278-
In 't jaar 72? kwam Johannes DAMASCENUS,
een Syrifche monnik, met allerhahde nieuvve mu-
|
|||||
■
|
|||||
GESCHIEDKUNDE. 245
muzykaale tekenen en bewoordingen in Italien
opdaagen, inmeeningvan de zaak gemakkelyker en duidelyker voor te ftellen, gelyk men tog de methode der Crieken, die hunne 7 klinkers tot de benoeming der toonen gebruikten, overlang had vergeeten, en de 15 letters, van A tot Q_, eertyds by de Larynen gebruikelyk , door Gregorius, die de 7 eerfte tot dien einde toerei- kende oordeelde [J 109], reeds waren afgefchaft. Deeze reformateur verkreeg wegens zyn uitnee- mend zingen, en , de fraaie voizen, met welke hy de de pfalmen der oofterfche Kerken had voorzien, den bynaam melodos, of/anger; doch zyne tekens maaktenzo weinigopgang, datmen veeleer het lettergebruik, de zogenaamde tabala- tuurt verkoos, en kort daar naa de feven natuur- lyke toonen, a, b, c, d, e, f, g, opfeven/hee- pen, mirtchien in overeenkomft met de gevvoone fevenfnaarigeciteren, door punten kkarer poogde aan te duiden. $. 279.
InjEKgv/rf«</bloeide omtrent den voornoemden
tyd de eerwaardige BED \ , die, zo wel monde- lyk als door twee gefchrifcen (a), de Muzyk al- daar zogt uit te breiden. In 't jaar 940 bragt DUNSTAN,een monnik, en naderhand bifchof van Canterbury;, de eerfte bekende V IE R- STEMM IGE COMPOSITIE tevoor- fchyn, weshalve hy dan, by zommigen, voor de uitvinder der veelltemmige harmony wordc gehouden i§ 258); echter, deeze fraaie uitvin- ding maakte, wegens gebrek van tekenen tot duidelyke en gemakkelyke uitbeelding vereifcht, des tyds weinig opgang. a) Mu/ica quadrata en mufica tbeorica genoemd.
q^ 3 §. 280.
|
||||
%tf VAN DE MUZYKAALE
$. ago
In 't jaar 1014 verfcheen in Italicn op »t mu- zykaal tooneel de befaamde monmk UUIUU ARETIN , Mahomed van memg muzykoerte- naar, beftaande deflelfe voornaamlle muzykaaie heldendaaden in devolgende dnedingen.. Voor- eertt, bemerkende, daterop 5 ftreepen en haare 6 fpatien reeds 11 punten plaats hadden, daar Zyne tydgenooten op 7 ftreepen flegts 7 Punte" wiften te bergen; hy vondt het nootengeltet, ot hetzoaenaamd Syftema, van 5 ftreepen uit, t welk nog hedendaags, als onverbeterlyk, in de geheele muzykaale wereld wordt aangcmerkt. Ten tweeden, miffchien van Dunftan's vinding iets vernoomen hebbende, hy kwam met veel- ftemmige harmony voor den dag. Daar nu de oude monninks-nboten uit enkel pvnten , zonder fteelen , beftonden , en er nu in 't opmaaken van een bas tegen een voize , punten tegen punten K ttaan kwamen.de benoemingCONTRAPUNCTraakte ingebrutk, die hedendaags niet fanfamenftemmtng
in V gemeen betekent, fchoon men eenige zeer konftige, harmonieuferirazykftukken, ondericnei- dings halve, dubbelde contrapunt benoemt. Guido heeft dan de eer van de uhvindtr des contrapunts re heeten. Ten derden , hy ftelde in plaats van de viertoonige orde, ofde tetracborden der One ken, in 'tdiatonyke klankgeuacht[§ 139] uit B.c.d.e; e, f, g, a enz. beftaande, eene iestoonige, ot bexachm-den, in; G, A, B, c, d, e, die in den derden graad den grooten halyen toon, en in de overige graaden geheele toonen vervangen, zou- den namelyk, in dezelfde orde, aldus worden verplaatft , c,d,e,f,g,a. f.g.a.b^'.c.d. g,a>b,c,d,e. c,d,e,f,g,a. f, g.a.b^cTd.
e.a.b.c.d.e. Tot de benoeming ideezer
too-
|
||||
GESCHIEDKUNDE. 247
toonen ontleende hy uit zeker latynifch lofzang,
ter eeren van fint Jan opgefteld (a), de 6 ietter- greepen ut, re, m\ fit, jot, la, en pafte dezelve er op toe, ten einde een Zangoeffenaar, eens- deels, of hy miflchien nog niet ter deeg koft fpreeken, de vyf klinkers a. e. i. o. u, in dezel- ve opgeflooten, kiaarlykuiteh, en, anderdeels, door net zingeil .van mi, fa de halve toonen van de geheele, naauwkeurig onderfcheiden leere (b). Dit festoonig fyftema is, behalven in Italien, weer afgefchaft, zederd wy by ottaven rekenen, en, in ieder grondtoon t'elkens op "cbt natuurtyke toonen hebben ttaat te maaken. In Neerland heeft men deflelfs gebrek reeds in 't begin der voor- gaande eeuwe bernerkt, en dieshalve de feven lettergreepen bo. ce. do. ga lo. mi n't. verkooren (c)\ gelyk dan het hedendaags gebruikelyke lit- re, mi Fa. fol. la. Ci ut, eerrt voor omtrent 80 jaaren in Vrankryk ingevoerd («0, met de fes- tobnige orde van Areth eigentlyk niets gemeen heefc. Inmiddels, het is zeker, dat deeze mon- nik, de leerwyze van zynen voorganger Damaf- cenus merkelyk verbeterde, en, zig tot bevor- dering van den verderen aanwas der konft alle verzinnelyke moeite gaf, gelyk hy dan, om de blinde muzykaale wereld teverlichten, op eigen Q 4 koften,
a) aldus beeinnende:
UT queant laxis REfonare fibris
Mlra geftorum FAmuli tuorum
SOLve polluri LAbii reatum
fanfte Johannes!
b) Volgens den ouden canon: mi, fa,efl tota mu/tcal
Zekerlyk is er hier aau de kermis der geheele en
halve tooneri veel gelegen [§ no]} doch, deeze dingen behooren flegts tot bet muzykaal A. B boek. c) Printz , muf. hift. pag. i?i.
rf) Hiftoire de la Mufique. torn. 1, pag, 17,
|
||||
248 VAN DE MUZYKAALE
koften , geheele landen doorreisde, by welke
gelegenheid verfcheiden bifchoppcn over de her- itelling der vervallen kon(t met hem raadpleeg- den; en eindelyk wierde hy door Paus Benedittus naar Romen beroepen. ' §. s8r.
In 't jaar 1480 vertoonde Francefio Beverini te
Romen de eerfte Opera , handelende van Pauli bekeering, zederd welken tyd aldaar nook car- neval zonder diergelyke toneelfpeelen is gehouden. §. 282.
In 't jaar 1552 (a) kreeg Jean de Meurs, Doc-
tor van de Sorbonne te Parys, den gelukkigen in- val, dat men uit de beide doorGuido ingevoer- de b tekenen, het ronde en 't vierkante , aller- hande ligt bevattelyke, en weinig ruimte verei- fchende tekens, tot ftipte aanduiding van de be- paalde duurzaamheid dertoonen,ko(t opmaaken ; dat namelyk een zelfde teken door de ftandplaats, in betrekking tot den muzyk-fleutel, dzboogteen iaagte, en teffens door A&figuur, of verfchillende gedaante, de lengte en korthcid der toonen koft uitbeelden, daar anders, in de tabalatuur, de te- kens tot aanduiding der maat vereifcht, door- gaansmeer ruimteinnamen, dande letterszelve. Dus kvvamen de hedendaags gebruikelyke MU- ZYK-NOOTEN aan 't licht, fchoon men de zogenaamde groote nooten, van 2,4 en 8 maat, uit
a) Hiftoire de la Mufique, torn. 1. pag. 16. Kir-
, cherus ftelt hier , jn mufurgia , lib. 1. cap. 1.
het jaar litoj doch , er is geen twyfel, of lion-
net, auteur van't eerfte deel .deezer hiftorie,
heeft er nader brieven van gehad.
|
||||
"' ' '" " " .
|
|||||
GESCHIEDKUNDE. 249
uit het vierkant b gefprooten, vervolgens weer
atfchafte, eene vinding waarlyk, die der Muzyk ecnsklaps eene vvonderlyk fraaie gedaante gaf, door geheel Europa , als overheeilyk en onver- beterlyk aangemerkt, blydelyk aangenoomen en ingevoerd wierd. t a *.*..■■:■.
' §. 183.
t
In't begin der voorgaande eeuwe vondt Lu ■
dovkus VIADANA, een konftrykOrganiftinltali- en, den zogenaamden GENERAAL-BAS uit, tot merkelyke verligting der muzykaale pra&yk , daar men voorheen de harmony tot onderfteu- ning van Concerten opclavieren vereifcht,eerft uit de partituuren opzoeken, en noot voor noot te papier ftellen, of, volgens den term der Orga- niften, ofzetten moeft. Boven dien, deeze nieuwe ontdekking wierde in 't gemeen van groote nut- tigheid bevonden, om dat ze de natuurlyke har- mony bevattelyker maakte, en men dus ongelyk gemakkelyker en eerder een klaar begrip van- en eene hebbelykheid jn de muzykaale compofitie en fantaifie koft verkrygen. -
§. 184.
Hier begint nu de tyd, alwaar wy nader be-
rigt, en meer vermaarde neerlandfche , franjcke en duitjche , dan italiaan/cbe muzykkonftenaars ontr moeten, gelyk inzonderheid Braband toen een regt muzykaal kweekfchool is geweeft. In- middels, 'tgeene, wat de volmaaktheid der Mu- zyk voornamentlyk konde bevorderen, en in der daad bevorderde, wasdit, dat de goedefmaak herleefde, eerft in de dicht- en redenrykkonft , en vervolgens, door aanmaaning van verftandige Q § toe- |
|||||
»p VAN DE MUZYKAALE
toehoorderen, ook in de Muzyk. Onze voor-
vaderen fpaarden waarlyk geen moeite, maar zogten hun heil enkelyk in de harmony, en lie- ten het zomtyds zo bont door elkander loopen , dat men den kok naauwlyks van den kelder koft onderfcheideo. Ze vonden kreeftzangen uit, die men rechts en links gebruiken, ja, op allerhande wyze keeren en wenden konde , gelyk menig vaarfemaaker zig des tyds met vaarzen, die op 't oog, pyramiden, ladders , inktkookers , hui- zen, menfchen en dieren moeften vertoonen, affloofiie. De Componifen leerden nu begrypen, dat de cierlykheid niet in de grootheid, maar de grootheid in de cierlykheid beftaa; dat ze niet voor't oog, maarvoor 'tgehooren 't verftand dien- den te werken; dat het niet zo zeer aankoome op bonte nooten, op blokken, en op konftig faroengeftrengelde harmony, als , op fpreekende iooneti, talent en uitmuntende melody ; kortelyk, dat de waare fchoon- en verhevendheid flegts gelegen zy in het natuurlyke. Men fchafte dienvolgens verfcheiden muzykaale dwaasheden af; de ftyl wiefd.van tyd tot tyd vk>eyender, en er kviam lyeer gee<l en /even in de Muz^yk. S. *8*.
De ITALIAANEN leerden nu hunne groote
voorregten kennen, en er gebruik van maaken. Naa dat namely k de vermaarde CARISS1MI, cantaten, uit Arien en Recitativen beftaande, uitgevonden, en treffelyke fcholieren inde compofitie gemaakt had, verfcheenen er in Italien vocaal- en inftru- mentaal-itukken, inzonderheid Opera's en Sin- fonien, van een aanminniger , verhevener en vioeyender trant, dan er tot nog toe waren bekend geweeft. AUedeezenwiften de ltaliaanen ook
|
|||||||||
GESCHIEDKUNDE. 2ji
ook op eene weergalooze manier uit te voe-
ren, als zynde niet alleen in 't bezit van de keurlykfte zangftemmen, die men aldaar in eigene kweekfchoolen, ten koften van den lande opge- regt, van der jeugd aan met de uiterfte zorgvul- digheid, ja, door natuur-en onnatuurlyke mid- delen, had tragten te voimaaken, maar ook in 't gemeen, van eene zeer gevoelige getteldheid; uit kracht vanfanguinifcb- melancholijch temperament, aan allerhande hartstogten vatbaar, en dus tot vroly- ke en droevige muzykftukken even bekwaam. Hunne voedfterlingen, van de gave der vrymoe- digheid geenzins misdeeld, en Duiten land's ge- zonden, behaalden allenthalve goedkeuring, lof en bewondering , gemerkt ze de befte zangers van andere natien in allerhande opzigt overtrof- fen. Zongen ze een vrolyk air, het hart fcheen hen van blydfchap te lachen; een droevig, ze ge- lieten zig als van angftvalligheid overftelpt, en zongen den toehoorderende traanen uit de oogen; hoedanige wyze van het madtgezangte bezielen, en er door als te betoveren, wanneer en zo lang menzulks goedvindt, anderen, inzonderheid den ftemmigen noord- enooiterfchen volken, genoeg- zaam onnavolgelyk voorkwam. Duswierdende iraliaanfche virtuofen met er haaft bekend, ver- maard , greetig gezogt, en als een noodzaakelyk luifter der hoven aangemerkt: althans, alle har- monifche fchatten, die men elders ontmoetde, wierden, als min vloeyende en verheven, door den glans der italiaanfche Muzyk eerlang ver- doofd. f. 186.
De FRANSCHEN, gewoonnoch genegenom.
zig naar de Italiaanen te rigten, maakten insge- lyks,op hunne wyze,Opern,Cantaten,Sonaten, Sin-
|
||||
«$2 VAN DE MUZYKAALE
Sinnfonien en Concerten; vonden onder an-
deren de Ouverturen uit, en fcheenen in de injiru- mentaal-muzyk in der daad iets boven geene voor- uit te hebben, gelyk ook hunne cbanfons allent- halve liefhebfters vonden. Ja, het noodlot fchonk hen, in 't jaar 1647 , den Italiaan LULLY (a), die, vinding en edle eenvoudigheid wonderlyk fraai te paaren, en zig naar de geene, by welke hy zyn hof tragtde te maaken , ongemeen wel te" fchikken weetende, het orakel derfranfcbe Mu- zyk vvierd. a) Hiftoire de la Mufique. torn, 3. 4. Comes de la
Fontaine, torn. t. §. 187.
Hoe het des tyds met de nationaal-muzyk van
GROOT-BR1TTANJE zygefteld geweeft, daar omtrent hebben wy, om nu van de vroiykeGiquen, Hompypen, en andere klugtige airtjes.niet eens te gewaagen , gantfch tveimg berigt, nademaal van de vermaardfte engelfche componiften, Butler , Morley , Bacon, Bridlington, Donlandenz flegtsdee- ze laatfte , in'c jaar 1619, eenige werken voor de luit heeftuitgegeeven. Men vindt in de weft- munfter kerk te London een graffchrift, eenen Pourcel, fransman van geboorte, miirchien door een goed vriend, gefteld, van den vleyendenin- houd, dat by naar die zaalige plaats ?,y verhuifl, al- loaar alleen zyne harmony kan warden overtroffen (a): inmiddels , de Italiaanen hebben raadzaam ge-
a) Here lyes Henry Pourcel, who is gone to that
blefled place , where only his harmony can be ex- ceeded. He deed in the jear of our Lord 1696. Dst van Core/ft, in de Petri Kerk te Romen , luidt kortelyk aldus: Corelli, pnnceps muficorum. |
|||||||
*
|
|||||||
...... -■-------...... I«T.»^.______.
|
|||||||
GESCHIEDKUNDE. 253
geacht, zulk een gezegend land niet voorby te
gaan, maarzig er m te voegen, en, gelegenheid gevonden van er de Franfchente doen delogeeren. §- 288.
Het ftond dan, in 't midden der voorleden
e*eu'.v, alleen tuilchen de italiaanfche en fran/che Muzyk, en hoewel geene in der daad meer te- der- en aanminnigheid infloot, dan blydfchap venvekte, ze kreeg evenwel van echte kenners op verre naa de meelte itemmen, zo dat Italien voor her muzyk ad parodies wierd verklaard. De goede fmaak vond weinig aardigheid aan chan- 1011s, bykans aan een algemeene voize vatbaar fchynende; ja, de franfche Muzyk in't gemeen, vertoonde geenzins den vindingryken geelt der Italiaanen,die zig,als onuirputtelyk, ieder moment in andere gedaantens hervormc, Men vondt de franfche tooneelen. alwaar zelfs de danskonft haare rol fpeek, gemeenlyk fraaier vercierd, maar oordeelde, dat in Opera's, als muzykaale hooge fchoolen, de ooren inzonderheid dienden te gad te gaan ; en, dat veel ondermengde choo- ren de gedagten meer verrtrooyen, dan by elkan- der houden, ja, aan keurlyke zangftemmen de gelegenheid, zig in haare voile kracht te vertoo- nen, beneemen. Aangaande deuitvoering, men vondt dezelve bydeFranfchen vry naauwkeurig, doch alleenlyk dan , wanneer ze de ftukken om- trent van buiten widen, daar, in tegendeel, de Italiaanen voor de vuill konnen treffen, en zulks, zonder te galoppeerea, of zig van het ingeflaagen fpoor der maat eenigzins te verwyderen. De meefte befchaafde natien verkoozen derhalve de ital'taanfcbe Muzyk ; eenige nabuurige, en de Dames in 't gemeen, de franfche j en zommigen fcheen
|
|||||||
2*4 VAN DE MUZYKAALE
fcheen de mengeling van deeze beide raadzaarrift,
gelyk dan de Iraliaanen en Franfchen naderhand zelve, zonder hec juift woord te willen hebben, iets van elkander hebben overgenoomen, hoewel zulks geenen, geraeenlyk beter, als deezen, ter hand ttaat. f. 289.
Ondertuflchen, hier kwam, onder anderen,
billy k in overweeging, of de menigvoudige her- haaling en uitrekking der zangwoorden, by de Iraliaanen zeer gebruikelyk, den zin niet merke- lyk verduifterden, en de paalen van 't natuurlyke vry te buiten gingen, gelyk tog menig Air by- kans geeindigc is, voor eenfchrandertoehoorder eens te ontdekken vermag, waar de -muzykaale redenaar van praate. Weerom, zeker volgeeftig franfch auteur vereifcht onder anderen, de Ita- liaanen mogten er vvel wat meer vlyt aan beftee- den (a) , en legt zynen landslieden te lalt, dac ze de hartstogten te fterk gaande maaken, en den geeft zodanig in verwarrmgbrengen, dat men de vryheid van te onderfcheiden, welke de Italiaa- nen onsoverig hebben gelaaten, om in de wel- fegronde toejtemming der toehoorderen de ze-
erheid hunner verdienlten te vinden, zelfs ver- lieft (b). a) O vous chantres fameux, grands maitres d* Italie,
qui de ce livre ouverc faites votre folie , aprenez que vos chants, pour leur perfection, dcmanderoient un peu de repetition. Si vous n* entafliez point paflage iur paflage, a chanter proprement fi vous donniez vos loins, les medians connoilTeurs vous admireroient moins, mais aux gens de bon gout vous plairiez davantage. St. Evremont, oeuvres mele'es, torn, *. pag. J49. Ed. Lond. |
||||
GESCHIEDKUNDE. iff
b) Les francois remuent trop nos paflions , ils met-
tent un fi grand desordre en nos mouvemens, que nous perdons la liberty du difcernement, que les Italiens nous ont laifle\ pour trouver la fure- x6 de leur merire dans la jufteffe de nos appitft bations. Ibid. pag. 433. . §. 290.
Dusdanig een ruim veld tot nabootfingen verbete-
ringgeopend zynde, verkreegenzommigeDUIT- SCHERS, eensdeels, wegens de onverzettelyke geduld en neerltigheid, hen lieden voor anderen eigen, en anderdeels, om dat ze zig niet ontzagen, by de Italiaanen en Franfchen op een ofandere wyze ter fchool tegaan, gelegenheid, aan demu- zykaale wereld tot nsonderen te verftrekken. Het geene, waar in de Duitfchers boven anderen uit* munten , flegts elkander nabootfen , zonder aan uitheemfchen iets verfchuldigt te weezen, zyn eenige doorwrogte clavier- en, by de proteftan- ten gebruikelyke, Kerkftukken, doch omtrental het ovenge, betreft het zekerlyk, min of meer, n'aboot- fing der geener, welke hen overbng hebben voorgewerkt. Dat ze echter in deezen onge- meen wel flagen , uit alles de quint-eflenz trek- ken , en zomwylen hunne modellen verre over- treffen, daarvan is men zelfsin Itahenen Vrank- ryk genoegzaam verzekerd. Ja, mifTchien heeft de uitvinder van het oude italiaanfch fpreekwoord: een geitaliaanifeerde duitfcher, is een drummel in der nacbt (a), klaar voorzien, wie den Jtaliaanen ein- delyk de locf konde afiteeken. Immers, het vooroordeel dat alle italiaanfche Muzyk,als zo- danige, alleen fraai, en boven die van ajle an- dere natien voortrekkelyk zy, uit gebrek van genoegzaame onderfcheiding tuflchen het verhe- vene en buitenfpoorige gefprooten, is dikwils niet alleen
a) Un tcdesco italianiiato e un diavolo incjrnato. |
|||||
|
|||||
256 VAN DE MUZYKAALE
alleen tot groot nadeel van hen, die het werk
doen, terwyl een foort van een Italiaan met de buit gaat ftryken , maar insgelyks tot groot na- deel der Muzyk in, 't gemeen , uitgevallen. §. zoi.
Men vergelykt dan de vier voornoemde nati-
en, ten opzigt van Muzyk, aldus (a): de Italiaa- nen zyn belt tot de uitvoering; de Franfihen ver- luftigen beft; de Duitfchen componeeren en wer- ken beft; de Engelfcben oordeelen beft, De Ita~ liaanen toonen zig vervvonderenswaardig; de FrtM- fcben, beminnelyk; de Duitfihen, onvermoeid; de Engelfcben, billy k. De Italiaanen zyn vernuf- tig; de Franfihen, geeftig; de Duitfihen, grondig ; de Engelfcben, befleepen. De eerite, verheften de Muzyk; de tvveede, brengen er leven in ; de derde, maaken er veel werk van; de vierde, leggen er dapper wat aan te koft. De Italiaanen zyn dienftbaar aan de Muzyk; de Franjcben ge- bruiken haar tot een fpeelgenoot ; de Duitfchen ontleeden haar ; en aan de Engelfcben is zy dienft- baar. De eerfte, hebben veel invallen, doch be- fteeden er opzettelyk weinig vlyt aan; detweede, vergen zig 00k vooral niet te veel; de derdc, zyn vindingryk en zeer werkzaam ; de vierde, hebben den fynlten fmaak. De Italiaanen furpre- neeren, of verraflen ,■ de Franfihen charmeeren, of bekooren ; de Duitfchen lludeeren ; de Engel- fcben recompenfeeren. In Italien en Vrankryk is wat te hooren, en te leeren ; in Enge/and, wac te verdienen , en in 't duitfche vaderland laat het zig beft verteeren, a) Mattbefon, Orcheftre 1. pag. 1x1, 119.
§. 292-
|
||||
GESCHtEDKUNDE, 257
§. 292,
t>i muzykaale gcfchiedkunde levcrt ve)-/cbeiden too?"
beelden van ryke, veredelde Mtn.ykanten. Men zeict gemeenlyk, dat zegroote ftukken geld verdienden, roen er nog groat'e nooten [§ 282] waren, doch, met kleine , zig moeten vergenoegen , zederd da nootetl zodanige zyn geworden i laat ik inffiid- dels tot wederlegging van het wanbegfip, als of de Muzyk eene armoedige profeffie zy, een paaf onjangs voorgevallen exempelen bybrengen t zonder te ontkennen, dat de Italiaanen het kuns- je, ora ef wind mede te doen, beter dan ande- ren fchynen te hebben begreepen. LULLY, die in de qualiteyt van Keukenjong in Vrankryk wasgekoomen, maar, wegens ukneemende hoe* danigheden, in \jaar 1672, tot Sitrintcndant der Konmglyke Muzyk , en tot Raad-Secretaris deg Konings verheven wierd, liet, 1687, by zyn ver- iterf, 630000 litres in baar goud naa (a), En da puikzanger FARINELLI, die voor weinig jaaren te London zom\vylen van een benefyt-opera 5-000 pond fteriing, of 55000 gulden hollandfch, plag te trek ken, verkreeg in 't jaar 1737 van 't Spaanfche hof eene jaarlykfe penfion van 14000 ryksdaalders, benevens eene koets op's Konings koften , overheerlyke gefchenken, en de riddef order (b). a) Hiftoire de la Mufique. torn. f.
b) Mattbcfott, capelmcitler. pag. if.
$. 293,
De Muzyk heeft in a lie ryken der befebaafdd ive1*
teld niet alleen eene ontelbaare menigte verftandigi, privaatperfoonen , maar ook zodanige regenten van dett eerftenrang, tot bejchermheeren gehad. ZondereenS |
|||||
/
|
|||||
258 VAN DE MUZYKAALE
te gewaagen van JACOBUS de eerflc, Koning in
Schorland, die het op alie bekende inftrumenten den bedrevenften muzykanten zynes tyds konde houden {a) , en van verfcheiden nog levende hoogvorftelyke perfoonen, welker uitneemende muzykaale bekwaamheid aan de vvereld tot be- wondering verftrekt, ik zal nu flegts een dou- 2yn Cbri[telyke Keizers, zederd de achtfte eeuvve in de Muzyk vermaard geworden , optellen. CAROLUS MAGNUS [§255], liet op verfchei- den plaatzen eigene muzykfclwolen oprechren j ging zelf te koor, fpeelde mede in dehoofdker- ken, maande andere vorften daar toe aan, en liet zynen fraulinnen dogters daagelyks drieuu- ren zangoeffening houden. 1HEOPHILUS componeerde fraaie muzykllukken, enbeftierde derzelver uitvoering; ja, vereerde zynen muzy- kanten tot verder aanmoediging eens honderd pond zilver; een aanzienelyk kapitaal waarlyk in de negende eeuvve. LUDOVICUS PiUS ontfloeg eenen wegens verradery gevangen zit- tenden bifchop, om dat hy in de hegtenis eenen deftigen lofzang had gecomponeerd. THfiO- DOSfUS de derde zong 's morgens en 's avonds geeftelyke liederen, Latende t'elkens door eenen hellebjrdier zyne onderdaanen tot dezelfde pligt vermaanen. . OTTO de eerfte fpeelde mede in Kerkmuzyk. HENRYK detiveede, enzyngemaa- lin Kimigunda, zongen er mede, uitgedoft in ei~ gene koorrokken, die nog hedendaags te Mer- fcborg bewaard en vertoond worden. CON- RAAD de tiseede fchreef een geleerd boekjeover de Muzyk, en componeerde allerhande figuu- raaUhikken. MICHAEL liet te Conitantinopel een orgeltje van maffiv gouden pypen maaken. JMAXlMlLIAAN^^^ hieltzoveel muzykanten dat
a) Phil, Cav.trarius , oper. fubcifiv, cent, 3. 97. |
||||
GESCHIEDKUN"DE. i'fjp
dat her. , volgens Cufyinianus , die defTdfs
leven beffahryft , aan 'c hof er van krielde. FERDINAND de derdewas in de compofitie, ert LEOPOLD, in de Muzykkundezeer ervaaren. KAREL de fesde fpeelde in 't jaar 1724 te Wee- nen, geduurende eene geheele Opera, op dege- booite ecner Aartshertogin gemaakt, den gene* raalbas, uic eene koitelyk gebonden partituur, tvelke de Keizerin haaren gemaal, by de intree in 't Orcheftre, of zuplaats der inftrument-fpee- lers, liet overreiken , rerwyl de oudfte Aarts- hertogin mede op het theatef ageerde Dit is thans in *t gemeen zeker, dat deflige Kerk- ert toneelmuzyk de voornaamfte fteunfelen zyn, by welke de Muzyk ftaan of vallen moec, en by gebrek van de welke er geen volkomen verze- kerdheid van haare nuttige en aanminnige uit- werkfelen > dienvolgens 00k geen behoorlyke achting voor de kon(t, plaats kanvinden. b) Matthefon, muf. patriot, pag. 1* 5** §. 294*
Allerhande ftach van hjfttumettten hehbsn tot de zogtl
iiaamde KRYGSM UZYK moeten dienen. De He- breen gebruikten bazuinen , of ichuiftrompetten j de Lacedemonien , fluiten en pypen s de Creten- fen4 lyren; de Romeinen , trvmpetten en boorens j de Parthen . kopefe ketelirommens de Indiaanen, panken van dennenhout, van binnen met meiiinge belien omhangen, en van buiteli met oflenhuid bekleed , vefwekkende een zeldzaam en vreeile- lyk geluid; de oude Irlanders, dudelzakken. De Turken maakeii, onder verzelling van paukent trommelen, en andere flagtuigen, een afgryzelylc gefcbreeuv) van alia , egbir , tegbir , gaur , R» vur
|
||||||
i6o VAN DE MUZYKAALE
vur enz. (a). De oudp Duitfchers gingen zin-
gende ten oorlog (/>), en nu zyn er onder de Chriitenen , gelyk bekend is, veldpypen, trompet- ten, fchalmeyen, boboen en batons ingevoerd. VoortS men leeft , dat de gezanten der oude Gothen zig met barpen in de hand ter audiemie lieten gelei- den (c), te verftaan te geeven, dat ze vrede ge- dagten te ftigten, maar des noods ook tot den oorlog gereed tvaren, gelyk tog het een en 't an- der op deeze inltruoienten vry eigenaardig kan worden afgefchetft. a) Printz, muf. hift. pag. 178.
b) Tacitus, de moribus (iermanorum.
c) Strabo, geograph. lib. 7.
De ondervinding leert , dat muzykaale inftrtimenten
zeer-cerfchillendewerkingoeffenen,opDlEREN. Zang- ftemmen zullen meehVvermoogen op olyfanten s zangflemmen , door fnaartuigen verzeld , op dolfynen, gelyk men zulks uit de bekende hiftory van Avion, door eenen dolfyn behouden aanland gebragt, befluit; citers, op zixaanen; trompetten, op paarden en beeren ; waldhoorens , op het wild in 't gemeen; dwarsfluitcn, op/uMzeH^allerhande foort van fluiten , op bertcns luiten, op fpinnen j zonder nu van bellen, bekkenklank en mondhar- pen, als 't vermaak van Kameeten, by en en duiven eens te gevvaagen. De vijjen zal men in 't gemeen door bazuinen lokken en aan den dans brengen konnen ; doch firelien en Karpers zullen meeft naar klokken, en kreeften naar pypen luifteren. Dit verdaat zig niet alleen van 't geluid op zig zelve, maar inzonderheid van maatgezang: wane geen dier , tot het huppelen afgeregt, zal aan den dans raaken , voor het op zyn favoryt- in-
|
||||
GESCHIEDKUNDE. 261
|
|||||
inftrument maatgezang hoort(<j). Inmiddels, of
de arabifche fchaapen van 'c geluid der zakpypen vet zyn geworden, gelyk strabo beweert, en of men, in een eigentlyke zin, wilde dieren door Muzyk konne temmen, als waar van zelfs Augu- fiinus gewag maakc, zulks willen wy juift niet nader onderzoeken. a) Aangaandede verfchillende werking van eenzelfde
inftrument op verlcheiden dieren, zeker naamloo9 fchryver verhaalt, dac hy onder 'f fpeelen op een trompet-marine , hec gelaat van een kat, hond, paard , ezel, hinde , haan , van hennen , koeyen en zangvogeltjes naauwkeurig gade geflagen en bevonden hebbe , dat de kat er gantfch geen werk van maakte , maar in; ftaap viel; dat de bond, zig gelyk een aap op de achterpooten ftellende, en op den fpeeler ftaaroogende, zekere fynigheid fcheen te bemerken; dat het paard, zig voor hec geopende kamervenfter begeevende , neerftig lui- fterde , voor zo verre zuIks zonder verhindering in zyne graazende bezigheid konde gefchieden, fchoon de ezel zig er in 't minfte niet aan ftoorde j dat de binde , de ooren opfteekende , zeer oplet- tend lcheen, terwyl de haan zig by zyne hennen hield 1 en deeze van 't aardekrabben geenzins af- lieten ; dat de koeyen , naa een weinigje ftil ge- ftaan en den fpeeler als of ze hem kenden , aan- gefchouwd te hebben , terftond haares wegs gin- gen , maar dat de vogeltjes tot barftens toe kwin- keleerden. Voyez Elite des bons mots , torn, i^ pag. 4.J3. Amfterd. :jo6, §. ao6.
Het ryk der dieren levert niet alleen als allt
v'ter ftemmen , maar ook, verfcheiden foorten van zeldzaame Muzykanten, en Puikzangers. Roerdompen en raven laaten den bas hooreni
exters en enten, den tenaor » koekoeken en R 3 zwa«
|
|||||
ifo VAN DE MUZYKAALE
zwaluwen, den Alt; nagtegaalenen anderezangvo-
fels, den Dijcant. Onder de zeldzaame Miizy-
anren rekent men, onder anderen, her mdi- aanifch dier Ha, ofHaut, door de Spaanjaarden Perillo Llgcro (pigtitia) genoemd, 'twelk de too- nen c, d, e, f,g, a, in den gewoonen atftand, door ha, ha, ha, ha, ha, ha, 'snagts onder- fcheidentlyk , als met menfchelyker (temme, voortbrengt (a); desgelyks, de insliaanfche aapen, door de Brafilier G«/ri^geheeten, welke daag- lyks eenige maalen vergaderen , eenen kring fluiten, en, naa dat een, die zig als voorzanger in 't midden ftelr, zyne Mem heeft beginnen te verheffen, eenpaarig zo lange voortfchreeuvven, tot liy, Kapelmeefter, eenen wenk geeft van te zwygen, als wanneer ze zig aanltonds dood ftil houden, en hem de eer, alleen na te blaaren, overlaaten (b). Wyders, men leelt, dat zeker hond eenes zingenden goochelaars de item even- eens als zyn meefter veranderen, ileepen, ver* helfen, vallen laaten , en dus allerhande foort Van maargezang uiten (c); ja, dat een exter eenes barbiers te Romen eene geheele treurmuzyk zin- gen koft (d). a) Kirchcras , mufunria , torn. i. pag. i6.
b) Erasmus Francisci , weftindianifdher luftgarten.
pag. ?8y. () Rorarius, de animis brntis.
d) Winkler, philoibphifche unterfuchung von thie* ren. pag. 31, §. 297.
Eindelyk, tot een voorbeeld van koddlge, des-
peraate Mvzyk kan de zogenaamde ZWYNEN- ORGEL verltrekken, voor omtrent 3oojaaren, op begeerte van lodewyk de elfde, Koning in Vrank-
|
||||
GESCHtEDKUNDE. 263
Vrankryk, toegefteld. De gunfteling, die er den
Ivoning mede zogtte vermaaken, kogt allerhande groote, middelfoortige, en kleine zwynen, be- merkte ieders natuuriyken galm, en itelde ze, te zyner tyd, in gantfch naauwe celtjes, alvvaar ze door middel van prikkelen, afgeleid van cla- vieren, die men ordentelyk met de vingeren re- geerde, tot de voortbrenging der vereitchte fa- menltemming wier-den aangemoedigd (a). Deeze uitvinding zal miflchien gclegenheid hebben ge- geeven tot die van een KATTEN QRGEL , naderhand teRomen, volgens de eigenfte kontt- greepen, gemaakt (b); welks heerlyk geiuid van zulk een heilzaam effeft zal geweelt zyn , dat zeker podrageus Kardinaal, van alle geneeshee- ren verlaaten , zo hanelyk er over begott te lachen, dat hy zig aanftonds herfteld vondt. a) Pen*. Op-meer, in op. chonograph; apud Printz
muf. hift. pag. 196. b) Francisc't luftige fehaubuhne. torn. t. pag. \%.
Van de WERKING, en de NUT-
TlGHEIDderMUZYKin'tgemeen. §. 298.
Toonen zyn gedetltelyk WER.K.ENDE- gedeeltelyk
GELEGENHEID GEEVENDE OORZAAKEN. By de aandoening van toonen ontfangen
onze zenuwen zekere trlilende beweeging, die aan de dierlyke geeften ingedrukt, en tot de harflenen voortgeplantwordt; langzaamer bewee- ging, naar dat de toonen laager en zwakker, doch jneller beweeging, naar dat ze hooger en fterker zyn. Hoe levendiger, onderfcheidentlyker, {hel- ler, en meerrnaalen herhaalde beweeging er na R 4 by
|
||||
264 VAN DE WERKING EN DENUTTIGH.
by zekere toonen in de zemnven en dierlyke
geeften gefchiedt, des te levendiger en klaarer is Be bevacting, dieerin ons wordt verwekt. Spant men eene l'naar flapper, er v^ordt een laager-fel- ler , een hooger toon geboorcn ; ja , een zclfde toon luidr. ons eveneens, en zommige interval- len vvorden doorgaans wel- andere in tegendeel wanluidende bev'bnden [§ 164]. In alle deeze yoorvallen legt de rede van de verwekte ver- anderingen, in de eigenfchappen der toonen, gevolgelyk, ze zyn lycr/scarfc ouvzaaken. Weerom,TOONEN KONNEN, AL ZO WEL
ALSWOO?U)EiSl,TEKkNSONZERGEDAG- TEN WEEZEN;niet voorzo verrezegeluidzyn, ofuit lugtdeelen bedaan, maar, ora datzekeretoo- nen zekere begrippen in ons konnen verwekken, en deeze, ter gelegenheid dat wy zulke toonen hooren , weer herleven De verftandige begrip- pen zelve, leggen in de toonen noch in de woor- den, raaar in ons: echter, zekere toonen en woorden, orn nu van mynen niet.eens te gewaa- gen > konnen zekeren zm influrten , door wel- fcen, als door een middel-band, menfchelyke geeften zig aan elkander ontdekken , invoege dat een toehoorder, der betekenis kundig, of eenig nadenken gebruikende, door behulp dier teke- nenjuift zodanige begrippen kan verkrygen, als men door hun~toedoen in hem poogt te ver- wekken. Ten deezen opzigt zyn de toonen ge- legenheid geevcnde oorzaaken, en de uitwerkfelen konnen, naar maare der verfctullende omftan- digheden , in de'welke een muzykaal toehoor- der zig eertyds heeft bevonden , en tegenwoor- dig bevindt; ja , naar dat zyne verbeelding le- vendiger werkt, en hy meer- of minder aplettend- hejd eq nadenken gebruikt, grootelyks verfchil- Un.
S. 209.
|
||||
DER MUZYK IN »T GEMEENf. i6f
t. 299.
' ' . .
De ondervinding Ieert, dat men allerhande
boor- enzigtbaare beweegingen, by voorbeeld, ryzen, daalen, trillen , loopen , ruden , (taan, vallen, fwerven, en ontelbaare andere dingen, ieder op oneindig verfchillende wyze, door maatgezang eigenaardig affchetfen, en opmerkenden, welker vlugge inbeelding de begrippen dierzaaken weer doet herleven, zelfs zonder behulp van zang* woorden, bevattelyk maaken konne. §. 300.
DE LUIDRUGTIGE NATUUR [§ ioij HEEFT
ONS TOT UITDRUKKING VAN IEDER HARTSTOGT BYZONDERE KLANKEN AAN'. GEWEEZEN. Wat is het gekerm der kinderen anders , als een Klaaglted, door ongeneuglykq aandoeningen verwekt? wat is lachen en juichen, als een foorc van blyzangm .? fmeeken, vleyen, ]<yven, fpotten , dreigen enz. koomt alles op verfchillende wyze tot hec gehoor, g^lyk het door zekere veranderingen van ftemraen ge- fchiedt (a). Zelfs in geluidgeevende dieren onc- moeten wy tekens van zekere hartstogcen, daar, by voorbeeld, een baan, wanneer hy het daage- raad aankondigt, verandering van weeder voor- fpelt, eenehen lokt, en va$ naar affcheidt, t'el- kens een ander foort van geluid flaat. Schoon wy nu den zin van ierqands woorden niet vec- ftaan , de gemoedsgeltalte der menfchen kan ons gemeenlyk door 't geluid kennelyk worden, om dat ieder bartstogt als baare eigene taal fpreekt. (t) Gott(cbed, critifche dichtkuoft. pag. <$, |
||||
»6*6 VAN DE WERKING EN DE NUTTIGH.
§ 301.
Maatgezang kan de taal eener bartstogt fpreeken, by aldien bet, door 't vuur der verbeelding geteeld, als in fprankelen zulk eener bartstogt beftaat DusdanigQ aaneengefchakelde toonen, door natuur zelve in- gegeeven , en naar vereifch aangeduid en uitge- voerd, konnen al 20 weinig nalaaten hunne kracht te verfpreiden op hen, die er naar ge- fteld zyn, om dezelve te konnen aanneemen/ als diergelyke voortbrengtelen van dichieren, fe- denaaren en konitfchilderen ,- een woord , een trek, een muzykaal interval, een paffage, ont- fteekttemets zekere beoogde hartstogt,wanneer men 't geene , dat men in anderen wil verwek- ken, zelf levendig gevoek; ,de klok van den geeft eenes anderen nadrukkelyk te treilen, en verborgene neigingendes barren, door ttofFelyke middelen, naar 't leven uit te drukken weet, gemerkt tog alles, wat als van harte gaat, in dat Van anderen ligtelyk weer ingang vindt. Wac wonder dan , dat maatgezang, 't vvelk emejpree- kende Jcb'tldery verbeeldt, vatbaare toehoorderen ontvonke , de gemoederen vermeeflere , en, naa inenigvoudige overpeinzingen , eindelyk tot eene vierige begeerte enftandvaftige liefde der voorge- fielde zaaken zelve overhaale. 1. 30*.
Men noemt de Muzyk te regt klinkende welfpree-
^endheid, eene zhiryke, geeftige taal, met ein vcoord, TOONSPRAAK. Men ontmoet er niet alleen muzyka'ale letters [§108], en lettergreepen [§ 130] die zigop oneindig verfchillende wyzelaatenfamen- VoegenL§223]>raaarook,aaneengefchakeldetoonen, die
|
||||
DER MUZYK IN 'T GEMEEN. 2<5;
die in zekere zinjcheidingen en perioden [§ 230^*
't zy overlaid of zagt geleezen [§ 13], ietsbepaalos konnen uitdrukken. |
||||||
De toonfpraak km, in zeer verfcbillende graaden,
BLYDSCHAP m DROEFHEID yeruekken. De blydfchap gaat gepaard met uitfprriding- de droefheid^ met Jameutrekking der dierly ke geeften, en er wordc zeker graad van blydfchap of droefheid geboo- ren, wanneer ennaar maate dezelve of uitgefpreid of famengetrokken worden. Daar nu hooge en fterke toonen, in fchielyke beweeging en in fprongett voortkoomende, levendiger werking op de dier- ly ke geeften oefFenen , en , fneller tot de be- vatting geraakende, klaarer begrippenverwekken, maar, laage en uwakke toonen, in langzaame be- ivceging en in naauwe, trapswyze gaande inter- vallen voortgebragt, wegens flaawwer werking op de dierlyke geeften , langzaamer, en met minder klaarbeid tot de gewaarwording koomen, als ver- oorzaaken deeze, in't gemeen droefheid, geene, blydfchap. Ja, dit is de rede, nsaarom zekere mti- zykilnkken langzaam, andere, in tegendeel, fchielyk zuiien gaan, fchoon ieder zo verre nietziet, maar flegts denkt, 't is een adagio, een allegro enz. f. 304.
De grondtoonen over de groote derde [$ 140], wor-
den tot vrolyke en hevige- gelyk die over de kleine, tot droevige en tedere gemoedsbetveegingen, in't gemeen iets bekivaamer gevonden. Hoe gering het verfchil tuflchen de redemaaten 4-5 en y-6 [§ 155] 00k zy , de groote terts fpreidt de dierlyke geeften, uic hoofde van meerder trillingen in eenen zelfden tyd
|
||||||
a68 VANDE WERKING EN DE NUTTIGH.
tyd verwekt, meer uit, en veroorzaakt, wegen's
meerder gelyke iuvallingen [§ i8o. 181], levendi- ger en klaarer, maar de kleine tens , uit tegenge- ftelde reden, flaawwer indrukzelen. Deeze ver- fcheidenheid wordt grooter , wanneer men beide onmiddelyk achter elkander of daadelyk hoort, of, zig levendig verbeeldt, hoe naar de kleine, maar hoe levendig de groote terts luide. Wyders, onder de gemelde fes grondtoonen der Grieken [§ 168], ontmoet men van ieder foort drie, en fchoon men dezelve des tyds niet naar de tertfen onderfcheidde, maar D, E, en A altoos pver de kleine, gelykF, G en C geftadig over de groote derde gebruikte, geene kwamen evenwel tot her uitdrukken van ernlthaftige, droevigeen tedere deeze, by vrolyke en hevige gemoedsbe- vveegingen alleen in aanmerking. |
||||||
Men kan door model van toonjpraak alle verzinnelyke
foort en van bart stag ten, in alter bande vereifcbte graaden, verwekken , onderhouden, verftaken, verzwakken en dempen. Verwekken, voor zo verre het maatge- zang de taal zulkeener hartstogt fpreekr [§ 301]; onderhouden, door gelykfoortige- verjlerken, door le vendiger- en verz ivakken, door flaauwer af beeld ze- len.'zynde in dit laatlte geval de grondtoonen over de kleine derde. en langzaamer beweegin- gen (grave,largo, adagio), zeer gevoeglyk. Wy- ders, men kan ze dempen, door tegenoverftaande hartstogren, verdryvende namelyk droefheid , door btydfihap; haat, door liefde ; vreeze, door boopi nyd, door medelydens en dus 00k in tegen- deel, aangezien immers alle gemoedsbeweegin- §en uit zekere graaden van blydfchap en droefheid
eitaan, en men onmoogelyk twee tegengeltelde harts-
|
||||||
DER MUZYlt IN 'T GEMEEN- 169
hartstogcen ter zelver tyd kan hebben. Kortelyk,
wie zig klaar kan vobrftellen, hoe een dichter^ een redenaar, en een konftfchilder, tot dit alles be- kwaam zy; en , dan eenigzins de middelen en wy zen kent, welke natuur ons hier tot dien einde aan de hand geeft [§. 2*3 fcqu.;, die zal gemak- kelyk konnen begrypen, hoe een muzykoefenaar zulks vermooge, en eens lachen met de fchool- voflen, die zelfs in deezen de wiskonft voor een treffelyk hulpmiddel aanpryzen , als of men de toonen , tot bereiking van zeker oogmerk gevoeglykft, t'elkens door de Algebra uiteyfferea moelt, en ontdekken konde. De mttzykaale taal berufi niet, getyk anteren, op
mcnfchelyke ivillekeur , maar, op onveranderlyke »a« tnur-wetten. Het denkbeeld van blydfchap had im- mers al zo wel ter gelegenherd van het woord droefhcid verwekt konnen worden, by aldien het gebruik die woorden zodanighad ingevoerd.en, wy met het begrip van blydfchap her woord droefheid hadden leeren verbinden, daar, in tegendeel, toonen , die het kenmerk draagen van lachen, huppelen en juichen, op zig zelve nooie geen ander denkbeeld behalven dat van blydfchap hadden konnen verwekken. Niet allcen de vocaat- maaf zelfs de itiJJruttuntaaU
mwzyk , kan en zal toonjpraak verbeelden. Kan men , wanneer lieden.ineeneonbekende taal, by voor- beeld, kyven, aanftonds bemerken, dat het ky- ven z'y, geen vleijen, wat wonder dan, dat men de caal van zekere hartstogten 00k tot fpeeltuigen over-
|
||||
vro VANDE WERKINGEN DE NUTTIGH.
overbrengen, en bemerken konne , van wat
hartstogc zy hec kenmerk draagen [§ 240]. %■ 308.
Be tnflrumentaal-muzyk kan tot DAPPERHEID
eunmoedigen. Dit wift men reeds ten tyde van Mofes , toen men ze by denoorlog invoerde; ja, de verfcheidenheid der Krygs-inltrumenten [294I heeft mede haaren grond in de meerder of minder aanmoediging , welke de Krygslieden behoefden; gelyk, by voorbeeld , de rirzige Lacedemoniers zig flegts van fluiten en pypen bedienden, ten einde niet al te verhit op den vyand los te gaan (a). De dierlyke geelten worden hier namely k, eensdeels, door de hevig bewoogen, trillende lugtdeelen, uit welke hec geluid befta&t, en, anderdeels, door de moedige trantderww»zelve, uitgefpreid; dus wordi het bloed verhit, en by deeze gelegenheid doet de verbeelding in degeene, die er naa gefteld zyn, zodanige denkbeelden herleven en opmaaken , volgens welke men de aanltaande zwaarigheden voor dwergen , en zig voor een reus koomt aanmerken. Daarnu de Muzyk, fchoon ze aan vertfaagten de dapperheid met kan geeven , den fchrik helpt verbannen , en in heldendestemeef yver ontfteekt, om'tleven onverfchrokken voor 't vaderland te waagen; men beweert zonder rede, dat ze bevreesde menfchen maake (b), aange- 2ien met alleen de voorbeelden van David, Alexander Magnus, en anderen , die al Zo groote belden ate groote Muzykanten zyn geweeft, maar zelfs millioonen gemeene foldaaten, het tegendeel kon- nen beveftigen. |
||||||
a) Calvin, loc. cit. § 166. not. a.
b) Mufica focit homines ignavos & imbelles. H;
Csnring. 1, c, $ 274. not. a. §, 309. |
||||||
DER MUZYK IN 'T GEMEEN. 171
§. 309.
De inflrumentaal-muzyk kan, volgens den regel der
verbeelding [§191], in opleUende, fcberpzinnige toe.
boorderen , allcrhande eertyds gevoelde bartstogten in
baare voile kracht weer doen berleven. DE MUZYK,
zeid een volgeefttg , naamloos fchryver (a),
TREKT DEN GODLOOZUN TOT DEN
TEMPEL; ja, zelfs den godloozen. Zyn oor,
by anderc ieeringen geflooten, opent zig den
doordringenden toonen. Nu treffen eens enkel
donnerendefamenttemmingen, welkedelugttrii-
lende l'cheuren, zulk eenen onheiligen menfch,
met vreeze en ontfiehenis hem bevangende. De
ftrenge harmony brengt hem in de gedagten den
levendigen , fchrikkelyken , onvermydelyken
God. die, met eene vlammende hand, op de
vleugelen eenes onweers galmende afdaalt, doo*
delyke blixemen fchiet, en door den worg-engel
op de hielen wordt gevolgt. De dreigende
toonen vcrbeelden dien godloozen de gevreesde
mdering zynes rigcers; het geraas der vuurige
wagenen; den ftortval der fmeulende pikftroo-
men ; de afgryzelykheid des bangen afgronds,
en 't onherroepelyk vonnis zyner verdoeming.
Dan koomt, in tegendeel, eene zagte, verkwik-
kende harmony hem van de fiddering weer te
onthefFen. en een herlevend vertrowwen te ver-
wekken ; hem wordt, als in een bloemen-wolk,
de vader aller goedheid verbeeldt, gereed tot
vergitfenis, indienhy, zondaar, flegts zugten,
en met afche op het hoofd , door boettraanen
het vuur der anders ewigduurende wraak bluflchen
konde.
Wie ooit trefFelyke Kerkmuzyk met oplettendheid
heetc
a) Difcours fur 1' harmonic. Paris, 1737, |
||||
%ji VANDE WERKINGEN DE NUTTIGH.
hecft bygewoond, die zal de moogelykheid van
dit gezeg geenzins in twyffel trekkon. $. 310.
titregel der verheelding v(roorz.aakt, Ant een zclfde
tttuzykftuk zomtydt ver/lhillende , ja , tegengcftelde hartswgten verivekt. Heeft men in groote droef- heid, neem eens , by de begfafenis van een dierbaar vnend , zeker lied, 't vvelk anders BLYDSCHAP moelt verwekken, gehoord , en zig het zelve krachtig ingeprent , de DROEF- HtilD herleeft, en' allerhande naare omftandig- heden koomen weer in de gedagten. zo dikwils men naderhand het eigenfte lied hoort, en et flegts aan denkt; fchoon zelfs een drotvigflerf-lhd in een ander, die het toen in eene vrolyke ge- fteldheid hoorde, en miflchienby diegelegenheid achter 't erfgoed r'aakte, naderhand weer een foort van blydjchap gaande maakt. Desgelyks, een ftreelend air kan in een onzydig toehoordet LIEFDE, en teffens in een ander , uit hoofde Van afkeer tegens den opfteller of uitvoerder, volgens het fpreukje, het is al goed, al ivat die doet, die men bemint enz. HAAT ontlteeken, en zulks des te meer , naar maate hy het zelve in der daad fraayer vindt. Weerom , een mu- zykftukje, daar omtrent geen aardigheid aan is, maar 't vvelk eertyds in zekere vroly ke omltan- digheid, by voorbeeld, opeenebruilofr, geneug- lyk wierde gefmaakt, kan, door de herlevende indrukzelen van allerhande eertyds genootenver- maakelykheden, naderhand alsverukkende voor- koomen. Ja, een airtje, 't vvelk men naauwlyks konde veelen, toen een (tudent, een muzykant, of een ander pauvercavalier, er mede voor den dag kvvam, luidtmenig overlieflyk, zederd hy |
||||
DER. MUZYK IN *f GEMEEN. iff,
het zelve van zyne zielvoogdefTe hoorde, orfl
dat het nu t'elkens haafe bekoorlykheden leven-
dig vveer te binnen brengt; eneen ftufqe, 'twelk
men eeityds pajfabel noemde , toen des compo-
nitfen naatn onbekend was, heet magnifyk, naa
dat men verzekerd, of flegts in de verbeelding
is , dac deeze of geene hooggeachte vorftelyka
perfoon er de opfteller van zy. Hief uit is
klaarlyk af re neernen, waarom het voel componee-
ren, zingen enjpeelen altoos nietvoldoe; waarorrt
een comportilt, al zo weinig als een predikanC
en hoogleeraar, nook volftrekt konne bepaalen*
wat werking Zyne opftellen in alle toehoorderen zul-
len veroorzaaken ; ja, waarom de volledigfte be-
fchryving van de Muzyk flegts aldus zy op ta
vatten, dat zeker maatgezang, doorzomtuigenvoovt-
gebragt, in zommigen deeze of geene werking ta
wege brenge : want, kan men de affwerving vari
de gedagten der toehoorderen niet beletten, en
koomt de verbeelding zig er in mengen , alle
denkbeelden, dieiemand reeds heeft, en die ef
onder 't hooren van een muzykftuk in hem weef
herleven* maatigen zig ieder eene ftem aan in
Jt vonnis van goed- of afkeuring.
§. 311.
Moopende de RAZERNYt zomwylen tef gettgett*
heid van Jnaarenfpel verivekt, men beeft niet alleen op de Muzyk , ah zodanige , mdar insgeiyks en voorna* mentlyk op degefieldbeid der toehoorderen acbt te geeven, Saul hoorde David, toen hy hem zeef be-
minde, met vermaak , of fchepte ter gelegenheid van zyneMuzykeenewm/i?«»»£[i Sam. i6.vs 21^23], maar, toen de eenklaps ontwaakende, knagende confcientie hem naderhand deezen devgdzaamen/pet* itr ais zynen troons-opvolger deedaanmerken, was S es
|
|||||
■ 1 1
|
|||||
274 VAN DE WERKINGENDENUTTIGH.
er alles by elkander, wat de denkbeelden in de
uiterrte verwarring konde brengen, dus wierde by, door de werking eenes boozen geeftes, ra- zend (i Sam. 18. vs io. 12). Boven dien , met hoe tyner muzykaale fmaak een krankhoofdige is begaaft, des te eerder kan men hem door zo- danige muzykaale tiitixerpjelen en gedrogten, als men gemeenlyk dollemans- zoldaaten- en dronken boeren- muzyk noemt , baloorig , ja , ah dol maaken, te meer, wanneer zulk defperaat gekrioel heviger en onverwagter voortkoomt, en langer duurc. Dus kan de oude bekende muzykaale hiftorie van Ericus de tweede , Koning in Dennemark, door vericheiden onkundige gefchiedenisfchry vers by- gebragt (a), en alle foortgelyke , klaar worden opgehelderd, zonder dat men zig op de tover- kracht van den grondtoon Phrygius [§ 268], op de groote konft des deenfchen harpfpeelers, en op zekere eertyds bekende muzykaale geheimen, ieder naar believen door Muzyk tot razerny te brengen, behoeftteberoepen. Doch, hebbende Ouden zulke konftgreepen gewift, en zyn die naderhand geheel ter zoek geraakt , gelyk zom- migen zonder grond beweeren(fcj, debemeigeeve, dat ivy ze nooit iveer vinden. a) Printz, muf. hift. cap. 9. § 19. to.
b) Univerlat Lexicon alter wiffenfchafftenundkUnfte.
torn. ax. pag. 1599, . ■
f. 111.
De inftriimentaal-mttzyk kan in allerbande gevallefi
tot een ARTSENY DES LIGHAAMS verjlrekken. Schoon men de oude hiftorien, dat Tbales, door de lieflykheid zyner citer, depejien andereziek- tens verdreef; dat Xenocrates door Muzyk een ixaterzugtige genas enz- enz. juift in geen ei^entlyke zin
|
||||
DER MU2YK IN *t GEMEEN. 27*
zin gelieft op te vatten, wy worden evenwel ge-
loofwaardig berigc, dat de meefte hedendaagfches Amerhaner, nog van geen ahder middel weerende^ door hunne tamelyk ruwe Muzyk allefhande lig-* haamlyke kwaalen , zo met geneezen ; ten min- ften dempen en verzagten (a). Watmeeris: dd bekcnde kuuren tegen de doodelyke beeren der TARANTULA (*), een foort vangiftige fpinneri omtrent Tarento in Napolis, en op de eilandert Sicilien enCorfica; bewyzen onwederfpreekelyk, dat alie zvieetdryvetide middelen , zonder MUZYiC niet konnen uitiverken, ivat de Muzyk allien vermag. De trillende lugtdeelen, door trompetten enan* dere inftrumenten , in regelmaatige beweeging gefteld en gehouden, moeten hier krachtig wet- ken op degefpande zenuwen en dierlyke geeften * welke hunne werking voorrs door het geheele lighaam verfpreiden , als wanneerhet bloed, door het koude gift in zynen loop geftremd, verwarmd en verdundj en de patient, eenige uurenaehter- een, onder verzelling en aanmoediging van Mu- zyk , ipringende en huppelende, door de uitwa- feming, van de giftige dampen ontlaft wordr. Wyders , de ondervinding leert, dat men del Muzyk by Ktankzinnigen (c),'mpodragfeu/e vlaagen {d) t en als het bejle flaapvervickkend middel (e) , S 2 in-
a) La rriothe le Vayer. torn. r. pag, j*i.
b) Kircherus , phonurgia, cap. 4.
c) Hiftoire de la Mufkjue. torn, t, pag. 48-51?
Tom. 4- PAS 5>'. , d) In 't jaar 1740 betuigden de cotiranteri alom,
daf de geneesheeren den Paus , Clemeht den twalfdeft, tegen het podraga, Kamer-muzyk voot- geilagen en probaat bevonden hadden. e) Din zal, onder anderen, Kafel de negende, Koniiig
in Vrankryk, naa de heillooze parififche bruiloft door vreeitelyke droomen ontruft , krachtig neb* ben ondei vonden, Printz, ubi iupra. pag. 195, |
||||
»76 VAN DE WERK1NG EN DE NUTTIGH"
inzonderheidbypatienten.dieerfmaakaanvinden,
dikwils met goed fucces gebruike; al het welke men by verfcheiden geneeskundige volkomen toegeltemd, en met reden geftaafd vindt. (/). /) Galenus JEfculap'tus > Aulas Gell'tus, Teophraflus,
apud Matthelon , muf. patriot, pag. 4 idem , Critica Mufica, tom 1. pag. 129 muf. ehren- pforte, pag. 68. Rodericus a Caflro , mcdicus politicus, lib. 4. cap. 14. 15. D. Albrecbt, Prof. Gfittinp. mttjica mediatrix. Obfervations de medicine fur lamaladie, apelike convulfion. Paris, 1721. pag. 31. §. 313.
l>e inftrumeiitaal-miizyk kan reeds tot een ART-
SEN Y DES GEMOEDS verftrekken, voor zo verre zy nadeelige hartstogten dempen, en dus, van kwaade begccrlykheden bcvryden belpt [§ 265. not. b.l. Zulks gefchiedt, wanneer de bekoorlyke muzy- kaale harmony, volgens den regel der verbeel- ding, zodanige denkbeelden verwekt, die tot eernitige, heilzaame overvveegingen, en dus tot buiging van fchadelyke wite-neigingen, gelegen- heid geeven , als waar van wy in den dapperen Achilles, Clinias, en anderen \_$ 264] , voorbeel- den ontmoeten. Gelyk namelyk zommige gal- achtige, of oploopende, de pryfTelyke gewoonte hebben, zig, by 'tgevoelen van onrtuimige drif- ten, zo lang in eenen SPIEGEL te befchouwen, tot de lineamenten, met zulke laage, fchadelyke hartstogten verzeld gaande, weer zyn vertrokken; eveneens, ja ongelyk gemakkelyker, kan men nagaan, dat deftig maatgezang aan opmerkendeu gelegenheid konne geeven tot overpeinzingen, door welker toedoen de woedende golven der gemoedsdnften ingetoomt en geiluit worden, |
||||
DER MUZYK IN »T GEMEEN. 277
als wanneer er naa den geieden ftorm, des te
aangenaamer kalmce moet ontttaan. Op deeze wyze diende het fnaarenfpel 00 k den vertoorn- den Propheet ELISA (a), en dit wegneemen van hinderpaalen is zekerlyk eene natuurlyke. iverking der ■Muzyk, als zynde in de krachc der toonen, en in de gelukkige geiteldheid van zinryke toehoorde- ren gegrond. a) To compofe his thougts , to allay the ftorms his
foul was in , and to rock the vaves of his disor- der 'd pafllon into a Calm. Anth Hoftiek , fer- mons. torn, 1. pag, 100, Apud Mattbejon, muf; ehrenpforte, pag. xxn, $. 314.
Het oogmerk door maatgezang het gemoed te BE-
WEEGEN, laat zig door ZANG-M UZYK des te geivijjer, ja, op eene gemakkelyker en bevattelyker wy- ze bereikett. Daar de fpeeltuigen hunnc geboorte aan de zangftemmen zyn verfchuldigt \_§ 249], en de fpeelkonft haare voornaamfte regelen uit de zangkonft moet afleiden J 240], Muzyk van Sen zangftem, door hoe veel fpeeltuigen 00k on- derfteund, heet, van'tedeirte gedeelte, ZANG- MUZYK, en't werk der inftrumenten wordc hier flegts als de trein, verzelling of accompagne- ment aangemerkt Voorts, wil men doorrede- neering eene hartstogt verxekken, men moet zekere zaak kort achtereen, zonder veel tyd tot naden- ken overig te laaten, als goed voorftellen; eene hartstogt dempen, men dient een van de beide ftellingen, die iemand venvardelyk in 't hoofd heeft, en zonder welke de hartstogt niet had konnen ontftaan, namelyk, die zaak is dus of zo, en, wat dus of zo is, is goed of kvvaad, aan te taften en om verre te werpen, als wanneer de ...... S3 harts.' |
||||
\
|
|||||
178 VAN DE WERKING EN DENUTTIGH.
hartstogt zig ten eerften zal legeen. Daar nu zulksal wel in rym alsin onrym lean gefchieden, ichoon de eigentlyke MUZYKA\Lk POEZY zekerlyk eene byzondere fchikking vereifcht; de innoud van zinryke zangwoorden, iets bepaalds voordraagende aan 't verjhnd, kan door deilelfs toedoen den toil tot vierige begeerte der voor- geltelde zaak neigen. Duswordtdegeheele Muzyk JUS bezield; en hier uit volgt reeds genoegzaam, oat de zang-muzyk op verre na bet zoomaumfte gcdeelte zy, en te regt metden prys gaa Hryken {a). ue ipeelmannen door zommigen eertyds tot ver- kwikking en verbetering des gemoeds vereifcht, deeden zekerlyk iers. waartoegeen zogenaamde geeftelyke fpeelman, of eenig ander perfoon , be- kwaam wierde geacht, doch miflchien heeft men toen juift geene defcige zangers by der hand ge- u jj anderzins hetwerkal zowel, enbeter, hadden konnen klaaren. Weerom , fchoon de ipeel-muzyk tot de uitbeelding van allerhande beweegingen [§ 299!, vry wel bekwaam is, wil menechterjaargetyden, en geheele gefchiedenis- ien (b) klinkende affchetfen, men moet ofeenig- zins tot de methode der eerfte fchilderen te rug keeren, die er namelyk telkens plagten by te Voegen, ditjcbal een boom v:eezent dit een vogel, een huis
0) Si concentug ille vocum adfit, haud dubis hinc
pendebis coronamque ei merito adlcribes & tri- umphum. E. Putean , in mufatb. pag. 17. b) Behatven de bekende vier jaargetyden van Vi-
valdi , en andere ioortgelyke meefterftukken van 't muzykaal vernuft, er zyo zelfs btbltfcbe bilio- nen voor 'r cluvecymbel, door eenen Kubnau, eer- tyds verrmard Muzykdireaeur in Leipzig , ge- componeerd en in'tlicht gegeeven, alwaar men, onder nndertn , David en Goliath manmoedig flryden hoort 5 doch , 't is zekerlyk goed, dat er t'elkens by ftaat, wat het weezenzal. |
|||||
DER MUZYK IN 'T GEMEEN. 279
butt enz., of, zangwoorden tot verklaaring heb-
ben. Boven dien, 't is in 't gemeen omveder-
fpreekelyk, dat wyslyk vereende vecaal- eninflru-
?mntaai-muzyk ongelyk meer op 'c gemoed vermoo-
ge, dan deeze laatlte alleen , vermits in 't eerfte
geval de verbeeldmg nitt alleen door meerder
fraaiheid bekoord, maar 00k de eigentlyke zm
klaarer uitgedrukt wordt. Inmiddels , om een
duidelyk begnp te maaken van de voornoemde
uitwerkfelen der zang-muzyk , men dient niet
alleen het maatgezang, als zodanig, maar alles,
wat eenigerwyze op 't gemoed konde werken,
in aanmerking te neemen By voorbeeld, in de
hiftorie van Clytemneflra en Demodocus [S 264],
Icoomt het met eens aan op den grondtoon
Darius [$ 2683, maar op den ftyl, en de uitvoe-
rmg; op de achtbaare perfoon des Gouverneurs,
doch inzonderheid, op de deftigheid der zang-
woorden, en de overpeinzing van derzelver zin,
gelyk hfct immers krachtig verfchilt, wat foorc
van zangwoorden men gebruike, en hoe mert
hunnen mhoud behartige.
$. 315.
De Muzyk kan naa yolehide arbeid tot berflelling
van gemoeds~ en lighaatm kracbtcn verflrekken. Wie er vermaak in weet te fcheppen, en alsdan, wan* neer hy , naa langduurige overpeinzingen en werkzaamheid der lighaamelykc leden , verlies van geeften bemerkt, Muzyk riaar zynen fmaak hoort, die zal doorgaans, mits de gedagten van de gewoone bezigheden aftrekkende , en op 'c geene, dat er in hem voorvalt, naauvvkeurig acht geevende, eene wonderaangenaame ververlching en herrtelling van krachten befpeuren, hoedanige aan lediggangeren , die er enkclyk de koftelyka S 4 tyd
|
||||
*8o VANDEWERKINGENDE NUTTIGH.
tyd mede zoeken te verdryven, nooit mag ge-
beuren , gelyk al te dikwils gebruikte genees- middelen op den duur hunne kracht verliezen. Pe trillende Iugtdeelen verfchaffen hier , eens- deels, aande famengetrokken zenuwen, opening, jnvoege dat de dierlyke geeften verzameld , ver- dund, vermeerderd en uitgefpreid worden ; an- derdeels, iets dat reeds op zig zelve 'z verttand en en't hart kan raaken, wordt met dubbele geneugte gefmaakt,wanneer mendezoetiglieidder ruft met net geleden ongemak vergelykt, en verzekerd is, eene uitfpanning te hebben verdiend. Althans, de Muzyk verkwikt op deeze wyze Keizeren, Koningen en Vorflcn , JIudeercnde perfionen , door nadenken afgefloofd, enalle, die den teji der arbeid getrowxehk hebben gedraagen. De Muzyk kan op allerbande ivyze den menjcbclyken
geeft VERLUSTIGt-N. Eerftelyk, voor zo verre men de levendige in-
drukzclen der toonen, mits geenzins tot nadeel onzer lighaamlyke gefteldheid uitvallende , aan- minnigvindt, en boven flaauwe, voortrekkelyk acht. In deezen beantuoordt men zekerlyk aan 'coogmerk, met opzigt van 't welk onze gehoor- tuigen zo wonderbaar zyn toegelteld, aangezien levendiger indrukzelen klaarer begnppen ver- wekken , en deeze , grooter volmaaktheid der 2iel te kennen geeven Ja, deeze foort van vcr- lufliging, of befchouwing van volmaaktheid, kan des te levendiger weezen, als onze ooren door de toonllraalen gemeenlyk fterker, dan de oogen door de lichtttraalen, worden aangedaan. Ten tweeden, voor zo verre er door hetna-
fcootfen van allerhande boor- en zigtbaare beweegin- gen
|
||||
DER MUZYK IN 'T GEMEEN. 281
gen [§ 299], in 't maatgezang als eene kleine ivereld
wordc afgefchtft; dinger), die in der daad zeer bekoorlyk zyn, by aldien men er geen aapenlpel uic maakt, maar zig raaatig en te regter tyd er van bedient. Ten derden , wanneer de toonmengelingen
gantfch ongeixioone vallen , holbollige fpeelwyzen, fprongen , die annminnig verrafTen , en over welke netre, Ichielyke uitvoering men als verbaaft itaat , opdiflen. Dole hier moeten de goede fmaak en de rede ons de behoorlyke paalen aan- wyzen, nademaal onze handen en vingeren ze- Icerlyk al zo weinig tot kattenfprongen of mu- zykaale goochelaary, als onze voeten tot hec koordedanflen, zyn gefchapen. Ten vierden, wanneer het maatgezang, gelyk
in fraaie concerten doorgaans, allerhande geeven- redigde verfcheidenheid tot de gewaarwording overbrengende , als eene print van moogelyke, onein- dige veranderingen der wereldje dingen aan 't veritand voorftelt. Ten vyfden, voor zo verre men de Muzyk
als een geoorloofd tydverdryf gebruikt, eenige le- dige uurtjes er geneuglyk mede flyt, en er een zonderling vermaak in fchept , dat men zelf eene party konne mede maaken. Men verkieft in dit geval de iverkzaamheid boven den lediggangi eene oerfening, die, althans ten opzigt van ibaar- en flagcuigen, voor degezondbeid dienitig weezen, en niet alleen door de beweeging des lighaams, maar 00k door die, in de omringende lugtdee- len veroorzaakt, en door 't geneugte, 't welkde zjel door 't maatgezang, als zodanig, geniet , het lighaam dikwils van kvvaade humeuren ont- laften kan; eene uitfpanning, die haar zelve ge- nocg is , of naa welker eindiging men geene verdere uitfpanning behoeft, gelyk, by voorbeeld, S y dan
|
||||
*8* VAN DE WORKING ENDENUTTIGR
dan gebeurt, wanneer men zig verfcheiden uuren
achtereen by een fchaakbord heeft afgefloofd; eene uitfpanning, die veele ongeregeltheden kan verhoeden, zo dat het te wenfchen ware, dat menig er meer trek toe vond (a); ja, eene uit- fpanning, by welke men niet aitoos medemaaten van nooden heeft, maaraangaandeclavieren, en andere harmonieufe inttrumenten, zig alleen kan redden. Kortelyk, eene vermaakelykheid, dieinalle faizoenen, in voor- en rampfpoedige gevallen, in vrede en oorlog, op allerbande plaatjen , kan ft and grypen j die petfoonen van allerbande rang, jaaren en fexe betaa- melyk is s een delicaatplaifir, '$ welk , naa verkregen handigheid op 't initrument, niet lighaamlyk kan beeten (b). a) Barbeyrac, trait£ du jeu, pag. 707. Ed. 17^7.
b) ces deticats plaifirs ne font point corporels. L'abb£
Geneft, principes de philoibphie j confide rations iur 1" Ou'ie. § V7-
De Muzyk kan in veelerbande gevallen tot STIG- TING*» VERKWIKK[NG D&S GEMOEDS dienen. Verftandige godgeleerde bekennen eenpaa- rig, dat een deftig geaang de hartstogten bedaartn; goede gemocdsbcweegingen dieper in 't hart drukken, de eandagt levendig houden , en affwervingen verbinderen belpe [a); hangende dus hun zegel aan de woor- den van Auguftinus , dat onz.e gemoederen Jlerker en vieriger tot godsdienfligbeid worden ontftooken, ivanneer beilige Jpreuken worden gezongen, dan nxanneer ze niet gezongent namelyk, flegts fpreekende geuit wier- &n (b). Ditisnetgeene, dat de Ouden noemden de
a) Men zie, by voorbeeld, C. Vitringa, korte fchets
pag. iju fequ: b) Religiofius & ardentius fentio moveri animos
noftros in flammam pietaris, cum fan&a di&a ita cantantur, quam ii non ita gantafeiitur. Conf. 10, |
||||
DER MUZYK IN 'f GEMEEN. 281
de dankzeggingen tot God te onderjiettnen en de gebeden
verhoorlyker te maaken helpen [§ 270] j ja, 'tgeSne, waar op Lutberus zinfpeek, door te zeggen, tote van harte zingt, die b'idt dubbeld (c). Leggeri er in de heilige pfalmen, volgens de uitdrukking van Auguflhus (d), veilige bulpmiddelm tegen alle ge» moedskrankheden opgefloten, het maatgezang kan deeze dierbaare middelen op allerhande wyze nadrukkelyk helpen toepaflen; ahgeneezende, vol- gens Plato's woorden , niet de ziel door 't lig- haam, maar, V lighaam door de ziel. Zeker, menig deugdzaam Neerlander zouden de traanen in de oogen ftaan, indien hy eens hoorde en zag, hoe Ihgcelyk de handwerks - en landlieden elders, by voorbeeld, onder de Luiterfchen in Duitfch- land , zig als door geftadig zingen van geeflelyke itederen den latt der arbeid weeten te verzoeten. Ja , de Kerkelyke gefchiedeniflen leeren , dat Joban Hus, Hieronymtts van Praag, en andere mar- telaaren, zelfs midden in de woedende vlammen, door middei van heilige gezangen, hunne aandagt blaakende hebben gehouden; en in de muzykaale gefchiedkunde ontmoet men voorbeelden van chriftelyke, hoogvorftelyke perfoonen, die, tot den rand der eeuwighei$ genaderd zynde, ten einde den doods-fchrik te verbannen, alien hof- muzykanten toegang verleenden, en tot den laat- ften fnik hunnes glory-ryken levens de harmony zeer geruft aanhoorden (<?). c) Bis orar qui corde canit.
d) Prsef in pfal.
e) Hiitoire de la Mufique. torn, 1, pag. pa
|
|||||
Van
|
|||||
284
|
|||||
Van de WAARDE der Muzyk.
§. 3'8.
De Muzyk is eetie VRYE KONST. Ze kan
niet alleen tot verluftiging [$ 315 516], maar 00k tot bevryding van kwaade begeerlykheden [§ 308. 313 3:4], ja, tot ftigting des gemoeds [§ 317], mede werken; dus is ze eene vrye konit, al was zy er zelfs eertyds in 't geheel met onder begreepen geweeft [§ 265]. Billyk hebben wy dan 00k het groot voorregt onzer tyden te er- kennen , dat leder vryelyk mag leeren en oeftenen 'tgeene, waar toe zyne genegen- en gelegenheid ftrekt; en billyk flaat het ieder vry , van alle konftregelen, op eene befcheidene manier, rede te eifchen, ten einde alles, wat naar dvvang en flavemy gelykt, meer en meer worde uitgerooid. $■ 3'9-
■
De Muzyk is eene ONEINDIGE KONST.
Die kan men niet alleen uit het geene, dat [§ 132. J33. 185-. 223] is bygfbragt, gemakkelyk afnee- men , maar zelfs de daagelykfche ondervinding bevethgt het hoe langer hoe meer. Midden on- <ier zulke verbaazende verfcheidenheid kan ech- ter het Muzykaal gehoor niet verdvvaalen, om dat men de gedagten altoos bepaald houdt by h(erval/en T§ 130]. $. 520.
De Muz.yk is een SPIEGEL VAN ORDE.
Ieder confoneerend interval fluit bevattelyke or- de in [§ 181]; in ieder zangmaat van een zelfde |
|||||
VAN DE WAARDE DER MUZYK. 28*
muzykftuk moet, niet tegenftaande het verfchil
van lange en korte toonen, juljl evenveel tyd ver~-
loopen i ja, ieder muzykftukje verpligc den Com-
ponift, opbeteinde te denken, namelyk, op den
grondtoon, naar welken hy eindelyk weer heen
moet. Is het dus gefteld met een Menuet, hoe
veel te meer, met het geheele menfchelyke
leven (a) ! Deeze luidrugtige fpiegel is het, dien
men overlang tot het helj-en bedaaren van ver-
woede drift en by mtneemendheid dienftig heefc
bevonden \j ? i y}. Gelyk er dan nook in eenige
andere taal zulk eene ordencelyke leezing wordc
vereifcht, ener geene kontt teverzmnen is, die
de orde met zulk een nadruk tot de bevatting
brengt; wie orde bemint, en het geneugte der
harmony ooit regt levendig heeft gefmaakt, die
kan niet anders belluiten, of deMuzykzy ertoe
bellemd, ons geftadig, op eene Jireekode viyze. orde
voor te bouden, in te prenten, en tot aerzelver liefde
vieer en meer te ontvonken. Men zoude zig derhalve
geenzins behoeven te venvonderen, by aldien de
muzykoeffenaars de ordentelykfte, zagtmoedigfte,
lieftalligfte , deugd- en vreedzaamfte heden der
wereld waren.
a) Mattbefon, muf. patriot pag, totf
■
De Muzyk is een KENTEKEN EENER
BLOEYENDE , WELGEPOLICEERDE RE- PUBLYK. Namelyk, aangemerkt als eene vrye konft, en , een fpiegel van orde. Boven dien, ware het noodzaakelyfte altoos 00k het edelfte, men zoude yzer boven goud, ftraatfteenen boven diamanten , en befemftokken boven fcepters moeten waardeeren- genoeg, deeze konft behoorc onder de bronaderen , die middelyker %uyze 2on*
|
||||
a86 VAN DE WAARDE
zonderlinge voordeelen aan de famenleving te
befchikkea vermoogen. §. 322.
JJlt de mtuurlyke muzykaale harmony \% 205] blykt
reeds omxederfpreekelyk, DAT EEN ALWYZE , ALMAGTIGE MAAKER DE SCHEPPER ONZES WEEZENS ZY. Wie anders had ons met zulke wonderbaare vermoogens kohnen be- giftigen , dat een zelfde toon, en een zelfdei interval, ons eveneens luidt; dat wy aanftonds bemerken , of de intervallen volmaaktheid in- fluiten, dan niet [§ 164. i8r. 199]; ja , dat wy juifltegende mm- en onvolmaakte intervallen eenen of* keer gevoelen , en vermaak fcheppen in de volmaakte! Tot deeze dierbaare verzekerdheid geraaken wy hier door rnjjdjdel der natuur- geefl- en wiskimde. $. 323.
tie Muzyk h e'en GODDELYK GESCHENK.
Uit het geene hier tot dus verre is bygebragty lean ieder opmerkende klaarlyk afneemen, dat eti toe de Muzyk de hartstogten breidelen , to range driften
iiitblujfchen en intoomea, het zaad van twifl en toorn uit- toeyen, de luften maatigen, het gemoed zuiveren , be. daaren en in ordeflellen , den menfeh vrymoediger ,goed. aardiger, vrolyker , gefelliger en beminnelyker maa- Jccnta), den/mart verligten, verzagten, endegeneug- lykbeden des menfchelyken levens vermeerderen, gevolge- lyk, onze volmaaktheid op allerhande vijze bevorderen , a) Tarbatos aniftiosmufica recreat.triftitiam toliit...
inter omnes fcientias mufica laudabilior , jucundi- or, litior , aniabilior efle probatur, nam reddit hominem Hberalem, jucundum, curialem, ixcum, amabilem, lieda ven, in mufica quadrata. |
||||
D £ R MUZYK. 48y
ofnutt'tg vieezen konne. Daar wy nu alle nuttighe-
den , uit gefchapen dingen voortfpruitende , als eindens des grooten fcheppers hebben teachten, men kan de Muzyk met rede niet anders aan- merken dan voor een gift van den geever alles goeden, die uit medelyden voor de booze, twiftzieke, onflnimige wereld, haar ook aldus eene heilzAame kalmte beefi aangeboden. Die wordt beveftigd door eene onrelbaare menigte getuigeniffen van wyze, ge- leerde, vermaarde lieden, van de welke ik nu flegts eenige weinige zal aantrekken. Socrates be- lydt, dat degeheele Muzykkonft van God haaren oorfprong hebbe (b). Auguflinus befchryft de Muzyk, als een weetenfchap om lieflyk maat- gezang voortte brengen, tot het erinneren eener groote zaak (namelyk, het lof des Heeren). uit goddelyke mildaadigheid aan redelyke fchepzelert verleend (e). De bifchof Nazianzenus verklaarc alle overige konften voor fiommepredikefs der beef' lykheid Gods, terwyl deeze alleen, Gods woorden en daaden luidrugtig verbreidt (d). Ze is ons, volgens zeker platonifch wysgeer (e), door God vergunt, om 't lighaam tebeteugelen, 't gemoed te temperen, en God te loven. Lutherus , als eert
b) Tile Dens eft... qui non calamo tantum cantare & agrefte atque inconditum carmen ad aliquant tantum oble&ationem modulari docuit, ted tot artes , roc vocum varietates, tot fonos, alios fpi- ritu noftro, alios externocantuedituroscommentus eft. de benef. lib. 4. cap. 6. f) Scienciam bene modulandi, ad admonitionem mag* nx rei, efiam rriortalibus rationales habentibus animas Dei largitate concefiam. Conf. lib. 9.cap. 6. d) Cxtera? artes tantum mud pracones funt magnifl-
centia; Dei, (ola vero Mu/ica cantti & voce turn dicla turn fa&a Dei celebrat. e) Concefla eft mufica nobis a Deo ad domandum
corpus, temperandum animum , & Detun laudan- dum. Marf. Ficinus. lib. 1. Epift, |
||||
288 VAN DE WAARDE DER MUZYK.
een groot kenner zynes tyds, houdc der Muzyk
eene eigene lofrede (/), noemt ze een heerlyk, goddelyk gejchenki iets, dat naaft de godgeleerdbeid deit rang en de boogjie eere verdiene , een middel tot demping van twiftzVgt, onkuisbeiA, bovaardy, en andere kivuade neigingen; eeneedle, treffelyke konfi, nooit naar waard? te befcbryven, en die men ieder, inzonderbeidderjcugd, niet kracbtig genoeg vcrmooge aan te pryzen. Men kan derhalve niet anders befluiten, (g) ofdefthep- per bebbe er zig laaten aan gelegen zyn, en z.yne ewi^e ivysbeid bebbe bet noodig gevonden , den (iervelingen zodanig een middel te fcbenken, door *t welk een droef- geeflige verheugd, bet gemoed opgewekt, V menfchelyk geflacbt verk'xikt , en Hy zelf ge'eerd konde ivorden. De menfch heefc een treffelyker leermeetter ge- had.(dan vogelen § 248), wien alleen hy eerbie- dige dank is verfchuldigt; de Muzyk is een godde- lyk gefihenk (h). Zeid nu iemand, ze zaierdeertyds meer geacht, dan bedendaags, men mogt er wel by voegen, wy moeten zulks metfcbaamte bekennen{i)\ de ondankbaarheid maakt ons ongevoelig , zelfs midden in 'c genoot der volmaaktheid : echter onze verpligting aan den geever des gefchenks is zekerlykdes tegrooter, als de konft toteenhoo* ger top van volmaaktheid is gereezen. Krachti- ge beweegreden waarlyk , om de harmony der- wyze aan te wenden, als het verheven oogmerk van de eto/ge oorzaak alter harmony zulks vereifchc. /) Encom. Mul. Tom. 8. Altenb. g) Derbam, Aftro-theology. b) L'homme a eu un plus excellent ffiaitre , auqucl
feul il doit faire remonter fa reconnoiltance ; la mujique eft un prefent de Dictt. Rollin. hift. ancien. torn. XI. pag. 16c. Parts. 17357. i) Ien'aimepas, comme vous fcavez, la mufique, e'efi a ma bunte que je fats cet aveu. Lettie de Mademoil". d' Orleans au Comte de Bully. voy. mem. de Bully, torn. t. pag. i?f. . Van het
|
||||
280
|
||||||
Van het OOGMERK der MUZYK.
§. 314. Men dnder/cheidt met te onregi iujfcben den menfchi*
tyken geeji door viaatgezang te VERLL'STIGEN, ent
hem er door te BEWEEGEN t of, gelyk men zeidt
bet hart te raaken (at. Het eerlte, leverc ftoffetofi
nadenkenaan 't verfland, doch, het tweede gaad
verder, en rragt zelfs den if// te buigen , of tot
zekere begeerte over te haalen. In 't eertte gevat
voldoet het eenen muzykaaien redenaar en leezer *
dat men hem met vermaak, ten hoogften meC
bewondering , hoore, maar in't tweede, eifchd
hy boven dien , dat men doe , laate, beminne,
venverpe, vreeze, hoope* zoeke en goedkeura
wat en zulks derwyze als het hem behaagt. Im-
mers, daar het maatgezang tot eenenkel vermaak
der ooren niet beftemd kan wezen [J 62], maar,
zyne werking gedadig tot de ziel ove'rbrengt, heC
koomt hier in 't gemeen aan opgemoedsbevseeghigetti
Deeze term betekent zo wel neig'tngen , als barts*
togten, die, naa dat de begeertens, door meerdef
ontfangen verrterking , vieriger zyn geworden,
er uit voortfpruiten ; geene, gaan in orde altoos
voor, invoege dat alle hartstogten gemoedsbe-
weegingen , maar alle gemoedsbeweegingen geeri
hartstogten zyn, en, verlufiiging des geefles van
bevieeging des gemoeds, eveneens als neigingen Van
hartstogten, flegts in trappen verfchilt. Voorts,
het maatgezang levert ftolfe aan 't verfland, ten
einde of zekere neiging of zekere hartstogt ta
verwekken, fchoon zulk oogmerk, vvegens de
T ver-
a) Divertir fe(prit, oa amufer I' oreille, 6i touchet
on emouvoir le coeur* Ctoufaz. trait£ da beau^ pag, 301, Jtd. 171J, |
||||||
■'
|
||||||
*9o VAN HET OOGMERK
verfchillende gefteldheid der toehoorderen, zom-
ryds in 'tgeheel niec, en gemeenlyk ftegts ten dtele wordt bereikt, zo dat componiften, mu- zykaale redenaars en leezers zig dikwils met het verwekken van neigingen, in plaats van hartstog- ten, moeten vergenoegen. Het tnaatgezang koomt hler in aanmerking, voor za
verre het tot verwekking van BLYDSCHAP en DROEFHtilD kan dicnen. 'tis bekend, dat de droefhe'rd zomvvylen een treffelyk middel tot het f;enoot vanwaare, beltendige blydjebap, ja, dat de
mrtstogt, die wy gemeenlyk liefde noemen, aan de welke de meefte componiften zig als dood werken, in der daad aan de droevige kan zy (ai. Op dat nu de Muzyk der Medecyn niet fchyne in 't ampt te vallen, mag men de zogenaamde medecynfcbe Muzyk [§ 313I, gelyker tog daagelyks geene voorbeelden van worden ontmoet, liever voor eene toevallige, hoewel zeer gewigtige nuc- tigheid, aanzien, en tot het eigentlyk oogmerk van de vooffchikking der Muzyk flegts het vrolyk- tn droevig maaken \j 303. 30,-3 betrekken. *) Qui dit amoureux , dit trifle. |
||||||
Tie Muzykoeffenaars konnen foorten van zedemeefterf
iveezen, door bet enkelyk op ,t verwekken, onderbouden en verfierken van dienflige en geoorloofde maar op het verzivakken en dempen van nadeelige gemoedsbeweegin- gen toe te leggen. Men kan de hartstogten, gelyk ze, natuurkundig, in aan onaangenaame en ge- mengelde worden verdeeld , zedeknndig, of ten aanzien der gevolgen, als dienjlige, nadeelige en ge-
|
||||||
DER MUZYK. igt
geoorloofile Onderfcheiden. Door dienjllge of heil-
zaame, verltaa ik zodanige, die, uit kraeht van vennaak met de deugd en, van afkeef met de ondeugd gepaard gaande, tot het zelfde , dat de rede gebiedt, aaiizetten, en van 'tgeene, dat zy Verbiedt, athouden. Deeze dryven zomwylert kraehtiger cot het goede aan , als de rede zelve,, althans het een wordt hier door 't ander vertlerkc. Hier uit volgt, fchoon het moogelyk ware , de hartstogten , volgens het voorftel der StOykea [§ 267J $ geheel uit te foeyen , dat zulks even- tvel gantfeh niet raadzaam, en al zo weinig als} eene zeevaart zonder winden, wenfchelyk zoude weezen. In tegendeel, door nadeelige of wraak- baare hartstogten, verftaa ik de zulke, die uit hoofde van vermaak met de ondeugd en, van afkeer met de deugd verzeld gaande, tot het kwaade aanzetten, en van 't goede afhouden, gevolgelyk, vlak tegen de rede ftrydende, dert menfch in een ftaat van geduurige flaverny hou- den , en deffelfs bederf zekerlyk naa zig deepen* by voorbeeld , razerny , geiiheid , wanhoop, ivraakzugt, uitgelaatenheid enz. als welke nooii goed, madr enkel onheil , konnen baareru Weerom, zodanige hartstogten, als met de rede" genoegzaam overeenilemmen , in zeker opzigt goed , ten minllen niet verwerpelyk zyn, en, naa ontfangen verftefking , dienftige, doch, by aldien ze tot het kwaade overflaan, nadeelige konnen worden, noem ik onfchuldige, oigeoor- ioofde. Verz-wakt men dan eene nadeelige harts- togt, daar de drift van pafiieufen, die geen gehoor verleenen, niet toelaat van ze regelregt onder des heerfchappy der rede te ftellen , zulks is ten m in den van die nuttigheid , dat het kwaad niet uitbarfte , maar voor een tyd worde geituit/ eri ilewpt men ze door eene tegengettelde, er moet T i ze,
|
|||||
<
|
|||||
'
|
|||||
29z VAN HET OOGMERK
zekerlyk of eene dienftige of eene onfchuldige
hartstogt worden gebooren. Daar men nu alle verzinnelyke foorten van hartstogten door maat- gezang gaande maaken, verfterken, onderhouden, temperen en dempen kan [505], zo moet nood- zaakelyk volgen, dat men 00k alleenlyk dienftige en geoorhofie, tot zyn doelwit konne hebben; dat men namelyk aan de zinnen als aangenaam konne voorftellen , ivat de rede aanraadt, en als onaatigenaam, wat zy ajkeurt, of, 't tvelk het zelfde is, dar men het goede als goed, en H kwaade als kwaad konne affchilderen, ten einde tegen het goede eene vierige begeerte, maar tegen het kwaade eenen innigen afkeer te ontfteeken. Immers, de com- poniften konnen alle zodanige zangwoorden, die net vergift der ondeugd in vergulde pillen tragten in te geeven, van de hand wyzen; zwygen f § 242], by aldien ze fpreekende voor de ondeugd moe- ften pleiten, en , alles, wat van verftandigen te regt wordt gelaakt, omzigtig vermyden. Des- gelyks, de muzykoeffenaars in 'tgemeen konnen de belle, betamelyklte , gevoeglykfte middelen in 't werk (tellen, en tyd en plaats behoorlyk onderfeheiden, nademaal de ondervinding leert, dat een zelfde muzykftuk eene dienftige hartstogt in een zedig perfoon ; eene nadeelige, in een ligc- mis; eene geoorloofde, of een bruiloft; eene ivraak- baare, in de Kerkgemeente, konne verwekken; van al het welke de regel der verbeelding de rede influit. Voor't overige , verftandigen weeten, dat het misbruik, \ noodlot der edelfte, verhe- venfte dingen, eener goede zaak geen zier van haare innerlyke waardy beneeme; niet der zaak, maar den misbruikeren , die er venyn onder mengen , zy te wyten ; dat het mede tot een be- wys van de vvaarde der edlen Muzyk verftrekke, door de Propheten den misbruikeren in't geheel te
|
|||||
DER MUZYK. 191
te zyn ontzegd T§ *6o]; dat toehoorderen, die,
gelyk byen, uit allerhande bloemen honing wee- ten te zuigen, van iers, dat, gelyk de Muzyk, waarlyk tot ftigting kan dienen [§ 317], fligting konnen ontfangen , fchoon menig zang en fpeelkonftenaar eene klok verbeeldt, die anderen naar de Kerk luidt, en er zelve nooit in' koomtj dat het inmiddels onze pligt vereifche , verre van het kind met het badwater weg te gieten, het misbruik af te fchaften, en 't regte gebruik, naar uiterfte vermoogen, te helpen herftellen. §. 327.
Het roaare oogmerk van de voorfcbikk'mg desmant-
ge^angs beftaat in DfENSTlGE, GEOURLOOF- DE VERLUSTIGING ENBEWEEGINGDES MENSCHELYKEN GtiMOEDS. Het zoude onmenfchelyk weezen van zig te verbeelden , dat men een goddelyk gefchenk misbruiken, en alleen ofvoortiamentlyk toe den dienlt der ydel- heid befteeden moefr. Het oogmerk kan 00k niet enkelyk in de zogenaamde verluftiging des gehoors leggen (a), vermits de vraag blyft, waarom het gehoor moet worden verluftigd ? en, het hier nietflegts op geneuglyke indrukzelenaankoomt, daar zelfs de droefbeid eene dienftige gemoedsbe- weeging kan weezen [§ 325]. Ten deezen op- zigt zeid de vermaardlte griekfche muzykgeleer- de (b): al'tvermaak, uit de Muzyk gefchept, verdient juilt geen berifping, doch , 't is 00k ,, flegts iets toevalligs , niet haar voornaamtte oogmerk, 't welk alleenlyklegtin de*(?w>v/m«g- der dengd . Immers, de indrukzelen, die wy T 3 door e) Mattbefon, Orcheftre 3. pa?- 196. feq.
b) Arijlides Quintilianust de Mufica, lib, *. pag. 694 Ed. Meibomii. |
||||
m VAN HfiT ODGMERK
door de zinnen ontfangen, zyn totgteri uiteinde
beftemd, maar, toreen ladder, langs welke wy het gemoed tot den geever alles goeden konnen en zullen verhefFen; zelfs muzykkundige heidenen wyzen ons hemelwaards, door volmondig te beiyden, het heerlykfte en voornaamfte werk der A4u-? zyk zy d'u, dat ze ons tot ernfibaftige, goddelyke ge- dagten brenge (c). Zeker, de Muzyk kan op al- Jerhando wyze gelegenheid geeven tot overpein- zingen, die, uit benooriyke inzigten aangefteld , van groote nuttigheid konnen weezen , en na- tuurlyker wyze den geeft moeten opleiden tot het verhevenite der natuurlyke godgeleerdheid, 't gewigtigfte en voornaamfte gedeeke aller men-? fchelyke kennis (d). Naaft deeze itigtelyke verlu- ftigingen verluftigende (tigting, door maatgezang veroorzaakt, koomen hier voortsinaanmerkmg allerhande muzykaale vermaakelykheden, die thans met onftigtelyk zyn , maar, tot zodanige uitfpanningen behooren als de zedekunde en de religie ons veeleer gebieden, dan in 't geheel ontzeggen {e) ; genoeg , de componiften en de 2ang- en fpeelkonftenaars konnen teffens tot eer» verhevener oogmerk mede werken , en nuttig- heid aan de famenleving befchikken, daar hen anderzins ppk waarlyk niet'veel meer achting, dan
() Clarifjimum profe&o etc pr'tneeps Mufica opus eft
gravtjjima etga Deos pen/ath- Pluiarcbus , de Mtffica
d) a proportion de l'intention de ceux qui vou*
droient entrer en ces reflexions . elles pourroient devenir tres utile . . . car leur tffet nature! doi{. etre d'elevet; l'efprit jusqui ce qu'il y a de plus grand dans la rruologie naturelle , la plus importante & la plus noble de routes les counois- fances humaines. Dodart, Mem. de l'acad. roy. ? 700. pa;;. ^64. f) Iiarbeyrac, traite* du jeu, chap. 1, § 3 6,
|
||||
DER MUZYK. ao*
dan fpeelkaartmaakeren, en diergelyke onnutte
dienftknegten. zoude toekoomen (/") Wat hier nu tot het lofdes Heeren , tot fligting en tot eene art/eny dei gemoeds, dienvolgens regelregt tot. be- vordering van deugd, kan verftrekken, noern ik DIENSTIGE en wat enkelyk zyne opzigt heeft tot onfchuldige, onberifpelyke vermaakelykhe- den, GEOORLOOFDE VERLUSTIGING EN BEWEEG1NG DES MENSCHEKYKEN GE- MO£DS[§ i]; en inhetverwekken, onderhou- den en verfterken van dusdanige neigingen en hartstogten, 't welk van zelve mede brengt het verzwakken en dempen van tegengeftolde ; be- (taat het eenigfle ivaare oogmerk, tot het welk de toonen ons zyn vergund, om dat ze aldus onze volmaaktheid befl konnen bevorderen, en., zelfe de natuurwet ons, met een goddelyk gezag,tot het befie verpligt , waar tegens myns oordeels geen verftandige zal begeeren in te leggen. Daar i/u iedermenfch, iederChrift, tot een zedeleraar is gebooren (g), en de muzykoeffenaars foorten van zedemeefters kpnnen weezen, zo volgt, dat ze zulks weezen moeten , dat ze volftrekt gehoa- den zyn , alles, wat met rede kan worden be- rifpt, te vermyden,- voor alien dingen het waare oogmerk hunner bedryven te kennen, nooit uit het oog te verliezen, en tot deflelfs bereiking de befte , gevoeglykfte middelen aan te wenden. Zodanig maatgezang als nu tot bereiking van 't gemelde oogmerk kan verftrekken, noemik MU- ZYK. Dus vervallen van zelve allerhande onno- aele en kwaardaardige tegenwerpingen , dat de Muzyk de aandagt verhindere , een heimelyk vergift influite enz. als flegts opzigtelyk tot mu- zykaale uitwerpfelen en gedrogten, daar men in T 4 ta-
f\ Mazier , mur. bibl. torn. 3. pars *. pag. J4U
g) Barbeyrac, ubi fupra. Pref, pag, LXXlI, |
||||
196 VAN HET OOGMERK
fegendeel van 't geene, dat in der daad Muzyk
jean heeten, zig met rede ailes goeds mag belo- ven. Voorts, daar men, by voorbeeld, geelte- lyke Muzyk oqk in kameren, en elders, kanuit- voeren, menverdeelt haar, nietzo zeer wegens de verfchillende plaatfen, als ten 3anzien der ver- fchillende voorwerpen en bedryven, in Kerk- too* peel- en Kamermuzyk. § 328.
Het oogmerk der KERK-MUZYK Is, detoetfoorde'
ten te fligten, tot aandagt op te ivekken , en innigfte eerbled omtrent het Qpperweezen in hen te ontfteeken, Van dit gedeelte, ais 't gewigtigfte , zal ik ver* volgens nadere verklaaring bybrengen. i- 329-
Het oogmerk der TONEEL-MUZYK, of Opera,
beflaat bier in , de oeffening der deugd aangenaam en fryswaardig, maar de leelykbeid der ondeugd, alsvrug* ten der divaasbeid, affibtrwelyk en veragtelyk voor te fallen, Ze zal dienvolgens de harten der toehoor- deren raaken; zodanigegemoedsbevveegingen,als er verhandeld worden , in hen verwekken , en in Jt gemeen een fchool van goede zeden weezen. Zulke toneel-muzyk is er niec alleen moogelyk , by aldien de poeten , componiften , uitvoerders en toehoorders, ieder hunne pligten kennen, en omzigcigin achtneemen [§ 263j, maar 00k zom- wylen daadelyk voorhanden , fchoon men by gebrek van eigen ondervinding (a) moeite heeft pm er behoorlyk over te oordeelen. a) Cronfaz, Logique, torn. 1 pag. 75. edit. 1710.
Sen/us nojtros nonjeenadepravat, Cicero lib. 1. <Je leg. |
||||
DER MUZYK 297
§. 3^0.
In de KAMER-MUZYK vtoeit dies , ah in een
mlddelpunt. famen. Men gebruikt zang- en fpeel- muzyk in vreugde en treurgevallen , zo wel tot eene artfeny des gemoeds, als tot verkwikking en verheuging; tot tydverdryf, pracht.gafteryen, eerbaare dansfeeiten, jaagden, en in't gemeen toe alle zodanige muzykaale byeenkomften , alivaar aanminmgheid en konft met elkander als om den prys ftryden , met een woord , tot CONCER- TEN. Genoeg, wanneer dit alles tegen het voor- naamfte oogmerk niet aanloopt , maar evenwel indirect, tot de bevordering van deugd kan verftrekken. Van het WEZEN der Muzykkonfl
§ 33*-
Het wezen der Mwzykkonft bejlaat in NABOOT-
SING DER NATUUR DOOR MAATGE- ZANG. Schoon natuur in enkelvoudige dingen weinig volmaaktheid voortbrengt; zelden de laatfte hand flaat aan 't geene, dat door konft kan worden voltooid ; haare fchoonheden niec by elkander, maar op oneindig verfchillende plaat- fen verdeeld boudt, en dus aan onze oplettend- en neerftigheid vry wat overlaat; daar zy echter verfcheiden- gelykvormig- en evenredigheid , orde, volmaaktheid , eindens^ en treftelykheid vervangt[$ 200], ja , met werkende kracht is be- gaafd, cerwyl alle konftwerken flegts lydende zyn, zovolgt, dat men haaralshet model, 'tpatroon, als deeenigfte, volmaakte regelmaat, alsdebaar«- moeder en bronader aller zodanige fchoonheden, diede konft ooit kan leveren ,hebbe aante merken; Tj dat |
||||
t$8 VANHETWEEZEN
dat de konft de natuur nooh overtreflen,
maar enkel front copy, enkel nabootfing, heeten konne ; en dat het wezen [§ 67} aller konften, hoe verfchillende de wyzen en middelen van nabootfing 00k zyn moogen , in nabootfing der natuur beftaa. De natuur door maatgez.ang nabootfen, betekent dan in'tgemeen, dat ieder muzykftuk, volgens het voorfchrift der natuur, verfcbeiden- gelykvormig en evenredigheid , orde , volmaaktheid, en een wettig oogmerk influite en te kennen gee- ve; en in 't byzonder, voor zo verre men na- melyk zekere beweeging klinkende uit te beei- den, en zekere hartstogttz verwekkenheeft, dac men van alle kanten de belle modellen vergadere, en uit ieder weer het bette kieze, ten einde bet maatgezang ovcreenkomfl bevatte met 'tgeene, dat na- tuur onf in zulke gevallen aamvyjt. Wie, by voor* beeld, toonente berdebrengt, dieovefeenkomtt hebben met zulke, als men by lieden, van blyd~ /chap aangedaan, doorgaans ontmoet, die bootft de natuur naa, en verwekt in vatbaare toehoor- deren, natuurlykerwyze, blydfcbap. \ § 332-
De grondregel der muzykaale praftyk, die men nooit
fe nadrukkelyk kan infcherpen, is deeze: MEN MOET HETVOORSCHR1FT DER NATUUR VOL- GEN. Het natuurlyke, dat namelyk volgens dit voorfchrift gefchiedt en gefchieden moet, is de bronader aller welgegronde konttregelen ; ja , 'c eene, dat alteen de verbeeldmg welgeregeld an maaken , gelyk men in een tegengefteld geval ipoorelooze driften volgt, en enkel harffen- Ichimmen voortbrengt. Wyders de natuur houdt orde in haare werken 5 waar orde is,daar «yn regelen mogelyk om ze onderfcheidentlyk te
|
||||
DERMUZYK- Sp9
te bevatten, en er over te oordeelen. Goe-
de konltregelen wyzen de ordeder natuur aan, en wie iets ordenrelyks wil voortbrengen. dientzig naar zulke regelen te gedraagen: dienvolgens, natuurlyk, ordentelyk, en regelmaatig betekent een en t zelfde; re weeten, het natuurlyke is ordentelyk ; het ordentelyke, natuurlyk ; en *t natuur- en ordentelyke , regelmaatig , fchoon alles , war men regelmaatig noerat, juiit met natuur-en or- dentelyk kan heeten, om dat alle regelen, door 't gebruik ingevoerd, niet welgegrond zyn [§26]. Weerom, het is natuurlyk, dat ieder muzykftuk een verfchillend verband van toonen levere, ge- merkt natuur nooit twee volmaakt gelyke din- gen voortbrengt [§ ioil; natuurlyk, dat het ge- lykmaatig- enevenredigheid, orde, volmaaktheid en een wettig oogmerk bevatte, vermits wy zo iets in de natuur ontinoeten, en de goede fmaak anderzins onvoldaan blyft [§ 200] ;ja, het tegen- deel van dit alles is onnatumlyk. Kith
Aangaande de ondermerpen, die men tot de Mu-
2yk gebruikt, in fpeelmuzyk zelfverkieft, maar# in zangftukken van den digter overneemt en als beredeneert, men kan dezelve in al te hooge, al te laage,engevoeglyke, verdeelen. Zommige, gaan na- mely k boven het bereik onzer bevatting, fchoon menig zelfs kernel en bely of, volgens de uitdrukking van zekercomponift, dingen die geen oog gezien, en geenoor oott geboord beeft («;,door maatgezanguitte beelden onderneemt. Andere zyn , of op zig zelve , of in zekere tyden en omftandigheden, te laf om er van te fpreeken, dienvolgens, der conr- pofitie onwaardig [§ 241]: of wy, by voorbeeld, mk
») Mattbefou, orcheitre 1, pag, 160, 307,
|
||||
goo VAN HET WEEZEN
alle geluidgeevende dieren in maatgezang kon-
nen nabootfen , aan blaiFen , kraaien , bolken enz. is weinig eer te behaalen, daar ieder natuur- lyke bond, haan en or ons datelyk kan overtrerlen. Genoeg, er blyven evenwel ontelbaare gevoeg- lyke, over, die men, in betrekking tot het oog- merk, mupykaale ondenverpen mag noemen. $- 334-
Componiften moeten beboorlyk denkcn. Niet aller-
hande paflagen famenvoegen, en zig naderhand bezinnen, wat naam het kind diene te hebben, maar, vooraf overweegen, wat ze volgens het onderwerp te zeggen behooren. Het koomt hier doorgaans aan op het uitdrukken van zekere hartstogten , en op derzelver verJcbUiende graaden. Het een en 't ander moet de componifl in zig weeten te verwekken, of zyne uitdrukkingen , wat deftig muzykaal temperament en gehoor, ja,hoe fynen muzykaalen fmaak en hoe aardigein- vallen hy 00k hebbe, blyven geelt- ziel- en krach- teloos. Hy moet zodanige ~blydfchap , fmart , vreeze, anglt , hoop, droefheid enz. als hy in anderentragt te ontfteeken, zelf levendig gevoe- len. Al behoeft hy by 't opftellen van eentreur- muzyk juift niet tehuilen, zalhy droefheid uitdruk- ken, hy moet ofwaarlyk droevig weezen, of de indrukzelen van eertyds gevoelde droefheid weer konnen doen herleven ; doch, kan hy met be- grypen, wat droefheid zy, hy is tot zulk flach. van compofitie onbekwaam, gelyk tog de wer- king onmoogelyk meer kan influiten , dan de oorzaak, en ieder toehoorder , met eenen goe- den fmaak begaaft, hier zo wel als in de poezy en elders, datelyk bemerkt, ofhechart fpreekt, dan de gemaaktheid. Dienvolgens, datniemand in
|
||||
DER MUZYK. 301
in alle deelen der compofitie, ja, nooit in die
van eenige vrye konft, even gelukkig flaage * daar van legt de voornaamfte rede in 'f gebfek van eigen ondervinding, en in de favoryt-barts- togten. Voorts, het oordeel en de vindingryke geeft
eenes componiiten vertoonen zig inzonderheid in het THEM A eenes muzyklfuks, aangezier* het zelve ten eerften een klaar denkbeeld van de uit te beelden zaak moet geeven, en de verdere uitvoering ilegrs tot den flyl, of de fchryfwyze behoort. Wie , by voorbeeld , den {tervendei*. Simeon wil voorftellen, en zulk een geraas van inftrumenten laac voor af gaan, als of hy dent tvvift der honden over het lighaam van Jefabel had willen nabootfen, die doet aanftonds be- fpeuren, waar het hem hapere. Wie, in tegen- deel, de woorden van Pilatus, ziet, de menfibe (Joh. 19. vs 5J! met zulk een nadrukkelyk the- rm begint, 't welk de toehoorderen gevoelig. aandoet, hunne harten vermeeftert, hunne zin- nen als betovert, en eindelyk bewondering en overweeging, ja, diepe eerbied omtrent de on- emdige,~evvige liefde des ftigters der zaligheid veroorzaakt, die toont klaar, dat hy als de ge- heele verhevenheid zynes geeites tot deuitbeel- ding zulk eener gewigtige materie hebbe be- fteed (a). Gelyk dan de uhdrukking zelve beftte kennen geeft, of een componilt behoorlyk hebbe gedagt [§. 7}, men is daar van volkomen ver- zekerd, by aldien een muzykftuk het geene af- fchetft , wat deflelfs oogmerk en benoemmg mede brengt, en dus in den geeft van geoeffende toe- hoorderen , die de gedagten by het voorttel naauw- keurig weeten bepaald te houden [§ 310], prik- kelen van de voorgeftelde zaaken overig laac. a) Scbeibe , critifcher Muficus. ions. 1. pag, 6%. § 335.
|
||||
|os VANHETWEEZEN
$ 335-
Men km den goeden MUZYKAALEtf STYL,
Hoar 't voorbeeld der redenaaren en dicbteren , alt LAAG , M1DDELMAA TIG en VERHEVEN mderfcbeiden De laoge, vereifcht geene cierlyke opfmukking; weinig harmony; korce paflagen; matig doorgewerkt; echrer, aanminnige eenvou- digheid, ofeen foort van armoede, tot bewee* ging van oplettenden bekwaam. Deezen wordc tegengefteld de phtte en laffi , die of telangdraa* dig oftekortis; geenen famenhang, flaauween ongevoeglyke vindingen vertoonr, ja , tegen da jnuzykaale grondregelen aanloopt. De middel- tnaatige ftyl dient zeer aangenaam en vloeyende! te weezen, uit klaare , lieflyke, levendige me- lody , ongezogte cieraaden, en onderrteunende harmony [g 236], te beftaart, alshebbende zyne opzigt meer tot verluftiging, dan tot iterke ge- xnoedsbeweegingen. De verheven ftyl eifeht lets prachtigs en nadrukkelyks , namelyk , grootfs uielody en voile , doordringende harmony , ten einde in de toehoorderen eenen levendigen in- drtik van de voorgeftelde zaaken te verwekkert. Tegen deezen ftaat over de voinderige, al te hoog- dravende , die zig alsdan vertoont, wanneef men ieder party evenveel vergt; de woorden zo verre uitrekt, dat de zin geheel ter zoek raakt; en, zulk eene menigte van geduurig als tegert elkander twiftende cieraaden, diiVondnten, trap* pen, fprongen en paflagen famenvlegt, dat natuuf door konft wordt overheerfeht. Weerom, tegen den middelmaatigen, ftaat over de ongelyke, of onordentelyke, die, het verhevene en platte mislyk door elkander mengende, als eenen be- delaarsmantel van allerhamie lappen verbeeldt. Deezen ftyl ontmoetmen doorgaans by zodamge |
|||||
*
|
|||||
DER MUZYK. joj
muzykaale helden, die alles uit dewerkenvan
anderen ontleenen, en er zo weinig eenen be- kwaamen draai aan weeten te geeven, dat een geoefFende te mets by ieder paffage den naam van zeker auteur koncie ftellen, by voorbeeld, Tartini, Schikhard, Loccatelli, Mek enz. Dus- danige bultige fchryftvyze is een beul voor ge-< icherpte muzykaale ooren, onverdraagelyker zelfe als de winderige, alwaar noggeeften aardigheid, hoewel te fterk, doorftraalt. Ten deezenopzigc xv,ordt dan aan goede componiften, die zigdoor' vrugten van hunnen eigenen akker van elkander onderfcheiden , een ferme ot vaflefiyl toegeeigend. Inmiddels, daar de muzykaale fmaak zo wel de ge- dagten als de uitdrukking dercomponiftenbeftierc, en dlis niet alleen geheel iets ander is als de muzy- kaale metbode [§ 13], maar 00k iets anders, als de muzykaale ftyl of fchryfwyze, men zeid min eigentlyk een muzykftuk van eenen nieuiven fmaak , dan , van eene nieuwe fchryfwyze of trant. Ten aanzlen van verfcbillende natlen , onderfcheidf
men tujjcben den ITALIAANSCHEN , FRAN- SCHEN , DUITSCHEN m POOLSCHEN MUZYKAALEN STYL. De italiaanfche, is in 'r gemeen teder, vloeyende en uitvoerig , gebrui- kende de harmony voornamentlyk tot onderfteu- ning, en, opheldering van uitgeleezen melody. De franfche , is levend'ig, aanminnig en kort s zeer bekwaam tot verheuging; een gezwooren vyand van buitenfpoorigheden ; vertoonende thans in Sonaten , Ouverturen , en eenige andere in- ftrumentaal ftukken, deftige, prachtige harmony. De duitfche ftyl is ftemmig, arbeidzaatn en konftts;, Depoo/fcbe, onlangs door den vermaarden Tele- man, muzyk-dire&eur te Hamborg, in een hel-
|
||||
304 VAN MET WEEZE N
helder lichc gefteld, is vrolyk , klugtlg en naautu-
keurig afgedeeld; alles moet hier, in matige har- mony, netaan elkander hangen, losvandehand gaan, en zo nadrukkelyk worden geaccentueerd, oat het zelfs de ongevoelykfte toenoorderen aan- doe (a). In ieder van deeze nationaale muzykaale fchryfwyzen, fchcon men de laatlte, inzonder- heid boertende gebruikt, vertoont zig hec laage, middelmaatige en verhevene op vry verfchillen- de manier, gelyk ieder ook eene andere metho- de, of een byzonder flach van agrementen, vef- eifcht. Inmiddels, geen van alien onderfcheidt zig merkelyker van zig zelve, dan de haliaanfcbe t ten klaaren bewyze , dat de Muzyk nergenstier- ker geoeffend en hooger geichat worde , d3n in Italien; by voorbeeld, de Romeinjche ftyl kefomt ernfthaftiger en diepzinniger voort; de Venetiaan- febe, vloeyender en bevattelyker; geene, ziec xneer op doordringende harmony j deeze, op galante melody. Weerom, de Neapolitaanfcbe en Siciliaanjcbe , levert eene gantfeh byzondere neg- ligence foort van maatgezang , 't welk guile te- derheid en edle eenvoudigheid uitdnikt ;£); ge- lyk dan onze gewoone bewoordingi'/V//M«^, met een S niet met een C gefchreeven, als geenzins opzigtelyk tot Cecilia , gewaande patrQnelTe def Muzyk; ilegts te kennen geeft, tederlyk, beweeg* tyk, op de tram dcr Siciliaanjcbe Componijien. a) Scbeibe, ubi fupra. pag. 117.
b) Mattbefon, Orcheftre 1. pag. 203.
§. 337'
He muz-ykaale fchryfivyze moet met de nit te beeldeti zaaken, perfoonen en bedryven oxereenkomjlig , met kin "oioord, NATUURLYK weezen. ISliets is hier verbeven, ten zy de gedagten zodanige zyn, en de uitdrukking er volkomenmede overeenftemtj niets
|
||||
DER MUZYK. w
fliers behoort roc den mtddehnaat'tgen flyl, tvatgeen
levendigheid vangeeft, en vloeyende uirdrukidng vertoonc; niecs, cor den laagen , by aldien de vinding niec mac en kruipende, en de uicdruk- king , zonder krullen, flegc en regr, even wel in eene aanminnige laagre, voorrkoomc. Zal er, by voorbeeld, een zondaar, een bedelaar, een flaaf, een balling, een rrooftlooze, een lafher- rige, een boer, een dommekrachc , een plom- perc, de onnozelheid, hec onverftand , of iecs diergelyks , w'orden voorgefteld, men dienr zig in den laagen ftyl uir ce drukken; doch, becrefc hec blydfchap , welhift, vryheid , vlyc, vry- moedig- werkzaam- mildheid, eenert konftenaar, koopman enz de middelmaatige ftyl koomr in aan- merking » handelr men , in regendeel , van hel- dendeugden , doorlugrige perfoonen , heerlyk- heid, majefteic en prachc, de naruur der zaak eifchc eenen verheven ftyl. Wyders, zommige harrsrogten konnen roc alle drie claflen behoo- ren, al naar dac de voorwerpen, en de graaden dier hartsrogren, verfchillen; ja, in de kerk- coo- neel- en kamermuzyk heefr reder goede ftyl plaars, hoewel alcoos , naar maare van 'c verlchillende oogmerk, onder eenigzins verfchillende gedaan- te: by voorbeeld , in Opera's, gelyk her cog aldaar meer jok dan trnfl is, vercoonc de verheven ftyl zig belt door vuurige , nadrukkelyke, prach- tige melody, van harmony flegrs verzeld; maar in de kamermuzyk, door melody en harmony mec vereende krachcen werkende. Scbeibet I. c. pag. 97. fequ, f. 338-
Een Muzykfluk is FRAAI, wanneer bet tnaatge*
zjtng een muzykaal ondervierp , naar veretfcb van V V oog~
|
||||||
f
|
||||||
/
|
||||||
----_
|
|||||
3Q6 VAN HET WEEZEN
oogmerk , eigenaardig uitdrukt, en als naar H Men af-
fchildert. Gelyk een portrait fraai is, niecwanneer er oogen, neus noch mond ontbreeken, maar wanneer alle trekken met die van 't originaal volkomen overeendraagen. Men ontmoet beroi- Jcbe, edlc en gemeene tronien , die ieder of fvne en gladde, of ruuwe en bultige trekken konhen vereifchen ; tot de uitbeelding van deezelaatfte, dienen ons de dijfonanten [§ 204], uit welker men- geling met confonanten allerhande coleuren fpruiten, en by gebrek van de welke men hier altoos behoorlyk redeneeren noch fchilderen. Iconde. Het koomt hier dan op verre na niet cnkelyk aan op het grabbel gooyen van toonen, maar op toonlpraak of fpreekende toonen; niet zo zeer op het fchilderen, als op het treffcn; niet alleen op de fraaiheid van 't pinceel , namelyk, op even lieflyke melody, en even doorwrogte harmony, maar inzonderheid, op dejraaiheid der mtdrukking. De fraaiheid, of mnerlyke volmaakt- heid door den goeden 1'maak bemerkt, kan er zelfs by voorhanden zynde welgeregelde melody en nadruk van harmony t'eenemaalontbreeken, by aldien of het onderwerp met muzykaal is; of, 't maatgezang juicht , wanneer het kermen moeft, en kermt, in plaats van te juichen , na- melyk , geheel iets anders uitdrukt als de zaak vereifcht, gelyk tog, vrolyke toonzwieren, hoe ftreelende en lieflyk 00k tot het gehoor koo- mende, op zangwoorden, die van fmart en angft- valligheid handelen, geenzins zouden voegen. Weerom , de fraaiheid kan er 00k gedeeltelyk ontbreeken , indien er of paflagen onder loo- pen , die, met de overige , geenen famenhang nebben , het originaal te llerk of te fiaauw ver- toonen, en dus tot het oogmerk van geen diend konnen weezen; of, voor zo verre de krachten |
|||||
DER MUZYJC. ?o7
der melody en harmony niet wyslyk zyn vereend,
of, tyd en plaars niet behoorlyk worden onder- fcheiden, vermits tog een zelfde muzykttukfraai kan weezen op't tooneel, niet fraai, ja, voor ZO verre her aan 't oogmerk zelfs hinderlyk valt, flcgt, in de Kerk. Voegt her, dat het maargezang de verbeelding ook bekoore, of Jlreelende voort- koome; dat het verheven- en levendigheid van. geefl, konft'en pracht doeuitblinken, 't iser ze- kerlyk niet flimmer om : inmiddels, daar zelfs een portrait, dat in vergelyking met anderen leelyk is, uit hoofde van volmaakteovereenkomft met het originaal, fraai kan heeten , zo insgelyks een muzykifuk, fchoon met dijfonanten als doorzaaid. Het redeJyk gehoor, of't verjiand, zal het in zulk eval evenwellieflyk vinden, en voor fraaikeuren, y aldien het natuurlyk is, en in 't gemeen voor jraaier , wat hetnatuurlyke krachtiger doet door- ftraalen. Gelyk dan het oogmerk moet bevat- telyk inaaken , wat muzykaale ftyl, wat grond- toon , wat thema , wat foort van melody en har- mony, wat rykdom van gedagten, vuur, leven- digheid en konft er te pas koome j een muzy- kaal onderwerp wordt eigenaardig of natuurlyk uirgedrukt, by aldien 't maatgezang het af te fcbet- fen originaal te jlerk nocb te zviak , te kracbtig noch te mat , te Heftyk nocb te Jlreng, te konflig nocb, te eenvoudia vertoont. §. 339.
De grondregel van de compofitie der VOCAAL-
MUZYK // deeze: DE COMPOlNiST MOET DEN STYL DES DICHTERS VOLGEN, of, in dejfelfs wyze van denken overgaan. De Zlll der zang- woorden verbeeldt hier namely k het af te fchec- fen portraits daar nu de fmaak nooic onderrigc V x geefc
|
|||||
/
|
|||||
3o8 VAN HET WEEZEN
geeft in de raalkunde, 't is al zo onmoogelyk,
over de fraaiheidvan zangftukken zondernaauw* keurige bevatting van den zin der zangwoorden, die hier het oogmerk moet aanwyzen, behoor- lyk te oordeelen, als over die van een portrait, zonder kennis van het af te fchetfen originaal. De eerfte en voornaamfte vraag is hier , of bet maatgezang de hartstogt, in de viovrden opge/looten, en wel in den zelfden graad, bebbe getroffen ? Zo ja , de Muzyk ftaat tot die hartstogt eveneens als de poezy, namelyk, beide, in tneetkundige proportie. Dit toppunt der muzykaale volmaaktheid, van 't welk men algemeene doch geene byzondere regelen kan geeven, vermoogen (legts verhevene geeften, door weetenfchappen, deftige modellen , onver- moeide befpiegeling en oeftening opgewekt, te bereiken. Waar paffer noch liniaal meer te pas koomen, daar begint eerlt het fynfte der konlt, bet jchilderen naar ''t leven. Inmiddels, wy weeten door ondervinding, dat zulks zo wel in de com- poiitie als in 't portrait en hiltoryfchilderen moo- gelyk zy, en moogen vryelyk vattftellen, dat die volmaaktheid algemeener weezen, en de Muzyk ongelyk meer werking doen zoude, by aldien of de digters en wysgeeren componeerden , ofde componiften , naar *t voorbeeld van den ouden tyd {§ 30. not.) digters en wysgeeren waren, te Weeten, beboorlyk badden lecren dettken. §. 34°-
Zeljs iederinjlrttmentaal-muzykfluk zal, volgens bet oog-
merk der injlelleren, zekere gemoedsbeweeging verwek- ken. By voorbeeld , eene Menuet, 't zy men ze fpeele, ofzinge, of danfendegebruike, gemaatig- de vrolykbeid. Eene Gavote, juichencfe blydfcbap. Eene ^outee ^bezaadigd- en onbefommerdkeid. Een Marcb, |
|||||
-.
|
|||||
DER MUZYK. 309
belderimoed. Eene Rondeau[a), Rigaudon Pajfepied\ Cou-
rante, en Gique, zekere graaden van blydjibap. Eene Entree, PaJJataglia, en Ciaconna, verhevendbeid. Eene Polonoife, vrymoedigbeid. EeneSarabande, crnflhaftig- beid. Eene Loure , offpaanfche Gique, bcdaardbe'ul. Eene/ntrade, verlangen naar iets meerders. Eene Allemande, vergenaegt- en Jiandvafiigheid. Eene Ou- verture, edehnoedigbeid. Capricen en Fantaifien, ver- wondering. Die alles gedenk ik by nader gelegen- heid, door behulp van noqten, uitvoeriger voor- tedraagenjgenoeg.deinurumentaal-muzyk kanins- gelykstoofi/praakweezen (§307), en, zoudeteregc zinneloos iverk heeten, by aldien ze niets bepaalds konde uitdrukken. Gelykt nu dit flach van com- pofitie niet zo zeer naar 't fchilderen van -por- traiten, als naar andere gedeeltens der fchilder- Jcond, geme-rkt de keur hier aan den componift ftaat; de goede fmaak roept hem evenwel ge- * ftadigtoe, volgt bet voorfchrift der natuur: te wee- ten , de keur gefchiedc zynde, is en blyft hy ge- houden, famen te voegen wat in betrekking van hec vaftgelrelde oogmerk bed by elkander part; ieder hartstogt haare eigene taal te laaten fpree- ken; dienvolgens, in ieder geval zodanige ge- moedsgeftalte, als men in de toehoorderen gaan- de te maaken, te onderhouden en te verfterken V 3 tragt,
a) Het woord SELAH, in de gewyde bladeren 85
maal voorkoomende, wordt aldaar, naar a!le waar- fchynelykheid , 74 maal als een muzykaal konft- woord gebruikt, berekenende enkelyk ritomeilo, da Capo , of berbaaltng van 'r vovrfpel, gelyker- wyze men om eenen beurtzang, als het eigentlyk zogenaamde Rondeau, die, naa de ingelafchde tus- fchenfpellen, of couplets, verfcheiden maal even- eens wordt herhaald, nietgeduurig weer te fchry- ven, er gemeenlyk het enkeld woord RONDEAU ftelt, Men zie Matthefon 's erlauterte Selah, Hamb. 174J. |
|||||
1
|
|||||
3io VAN HET WEE2EN
tragt, alvoorens in zig zelf te verwekken. Wy*
ders, wordt de beweeging der muzykitukken, gelyk in Sonaten, Sinfonien en Concerten, door ze- kere bewoordingen adagio, allegro, enz. en zeke- re byvoegfelen, molto, a/fiii, non troppo enz. aan- geduid, er volgt vanzelve, dat deeze altoos op- zigc hebben tot zekeregemoedsbsweegingen, en haare verjlbillende graaden. §■ 34»-
Een muzykfluk is TREFFELYK , taameer bet
maatgezang een verbeven onderiserp met zulke leven* dige verwen afmaalt , dat verftandige toeboorderen, als tegen roil en dank, er door -xorden ingenoomen. In dit geval ftraalt erdes temeerderfraaiheid door, naar maate dat het oogmerk verhevener is, en men nadrukkelykerte beweegentragi (zoo); het maatgezang redeneert en fchildert wonderlyk fraai, dienvolgens, het muzykftuk '^excellent, oftrtffelyk. $ 341-
Fraaie en trefelyke muzykjiukken warden te regt
WELLUIDENDE genoemd De term goed of ivel zinfpeeltop de innerlyke volmaaktheid eener zaak, uit kracht van de welke zytot bereikingvan ze- ker wettig oogmerk bekwaam is; en de rede, als opperregter (§ 20O, verwerptalles, wat aan net zelve met beantwoordt, en dus ter zaake met behoort, hoe zoetluidende enttreelende het 00k tot het gehoor koome. Deeze muzykaale waar- heden zouden ongelyk bekender weezen, by al- dien men zig gewende, in fraaie concerten het oogmerk van ieder muzykltuk na te fpeuren, en nook anders, dan in betrekking tot het zelve te oordeelen ; ja, nog liever waagde van er zom- |
||||
DER MUZYK. 3rt
wylen verkeerd over te oordeelen, dan de ge-
dagten er nooit ter deeg over te^laaten gaan , maar het flegts te laaten beruften by hec gewoo- ne U is moot; V gaat n'tet leelyk ,- dat bebben ivy ge- bad i H is gedaan. Van de geeftelyke- of KERKMUZ YK.
§ 343-
De Muzyk is in de CbrifienkerkHvgevoerd, teneinde
den Heere loveride, dankende en biddende, eendrachtiglyk aan te roepen, door zielroerend maatgczang de laauwe oninn'tgheid te ontjlecken , en de aandagt levendig te bouden. Wy leezen , Math. 16 vs 20, dat de Heer Jejus zelf, kort voor zyn bitter tyden, met zynen jongeren den lofzang hebbe gezongen; miflchien een van dePfalmen, die, met Hallelu- jah eindigende , het groote Hallelu-Jah wierden genoemd, hoedanige de Joden naa het eten van 't paafchlam , tenvyl men den beker der dank- zegging liet rond gaan, gemeenlyk gebruikten. Ook hebben des Heeren Apoflekn de heilige bee- zigheid des pfalmzingens onder anderen 1 Theft*. 3 vs 16; Jac. 5VS12. nadrukkelyk aanbevoolen, en dat zulks onder de eertte Chriftenen zy opge- volgt, is uit 1 Cor. 14 vs a6 genoegzaam af te neernen. Clemens Alexandrinus verhaalt , dat ze insgelyks by liefdemaalen, ofgafteryen, geeftely- ke liederen zongen {a\, en Dionyfius Areopagita betuigt {b), dat men omtrent het 60 fte jaar naa Chriftus geboorte, in alle oofterfche Chriften- kerken reeds Muzyk, welvevftaznde cbooraalzang, Jiebbe gehad. In de derde eeuwe wierden de Pfalmen Davids ook in de egvptifche chriftelyke V 4 " Kerlo
a) lib t. Paedagog cap. 14.
b) de hierarchia ccelefti & ecclefiaftica.
S
|
||||
jiz VAN DE GEESTELYKE-
Kerkgemeentens, door den bifchop Nepos, die
er zeif de voifcen toe maakte , ingevoerd. Hier zong {leges een ter tyd , en op het einde van ieder pfalm , ftemde de gemeenre het gloria Patri aan (eere zy den Vader enz); doch in de oofter- iche Kerken greep het eenpaarig pfalmzingen ftand tot in 't midden van de vierde eeuwe; ja, de Keizer Cditffantinus Magnus, wiens harteluft geettelyke liederen waren, had zig deftig in 'c zingen geoerFend, ten einde ook in deezen de gemeente door zyn voorbeeld te ftigten. Maar onder de regeering van deflelfs zoon, Conftantius, raakten de beurt- iviffel- of tegenzjngen (antiphona:) in gebruik , zo dat de zanggemeenten in twee chooren, die elkanderafloiten.wierden verdeeld, welk gebruik terftond van Antiochia naar andere geweften overging, en allenthalve goedkeunng vondt (c); hOewel de Paus Syricius in 't iaar 387 verordende, pfiilmen en tegenzangen beurtwyze te gebruiken. De bifchoppen Hilanus, Ambro- fius, enanderen, ftelden boven dien allerhande geeftelyke, fchriftmaatige lofzangen (hymni) in digt- en zangmaat, en vonden geraaden, ook aan de figuraal- en injlrumentaal- Muzyk plaats te gun- nen. Den bekeerden joden en heiden, die in de Muzyk ervaaren, en haar luifter in de tempelen gewoon waren, kwam namelyk de choraalzang al te eenvoudig voor, des men gantfeh geen zwaa- righeid maakte, hen in deezen wat te gemoette koomen, aangezien er immers in geeftelyke tnuzyk- fiukken, opeeneverdaanbaare, deftige wyze geuir, al zo wel als in diergelyke predicaden, GODS WOORD -joordt verkondiqt (d), c) Hieronymus% in comment, ad Ephef.
d) Verbum Dei eft , five mente cogitetur, five carta-
(ur , Jive pul/u edatur, Juft. martyr. § 344-
|
||||
OF KERKMUZYK. 313
|
|||||
Hoe gezegende vrugten er uit de kerkelyke figuraaL
muzyk zyn ge/prooten , znlks blykt onder andercn uit
de betniging van Al'GUSTINUS. Deeze groote
Kerkleeraar vermeldt, dat hy, nog Manicheer
zynde, en zig eens uit nieuwsgierigheid onder'c
ehoor van Ambroiius begeevende, door de
eerlyke liederen en lofzangen, die deeze bis-
fchop liet zingen en fpeelen ; zodanig in 'chare
zy gerrofFen , dat hy van blydfchap begoit te
huilen, en dat zulks de gelegenkeid tot zyne bekee-
ring zy geweeft, gelyk hydan kort daar naa door
Ambrofius wierde gedoopt. Heer, zeid hy («)
ik hebgefchreyd onder uwe lofzangen, fcher-
pelyk geroerd doordeltemmenuwerzoetluiden-
dekerke; deeze drongen in myne ooren;uwe
waarheid wierd in myn hart uitgeftort, en
ontftak het vuur der aandagt,- myne traanea
vlooten, en ik bevond er my wel by , Om
die rede vervolgt deeze treffelyke kenner, dien
zeer wel bekend was, dat er onder de behaaglyke
zang- en fpeelflukken veele vodderyen onder loopen (b),
hebbe hy, bifchop te Hippon, in Africa , ge-
worden zynde, raadzaam geoordeeld, de Kerk-
muzyk, fchoon door Atbanafius afgefchaft, weer
in te ftellen, of ze mijfchien meer zondaars tot een in-
keer mogt brcngen [§ 309]. Ja, hy ftelt voor vaft,
dat de Muzyk eene Code behaaglyke konft zy, en
V 5 merkc
«) Flevi in hymnis en cancicis tuis, fuave fonantis
eccleficc tux vocibus commotus acriter. Voces iliac influebant auribus meis, & eliquabatur Ve- ritas tua in cor meum , & ex ea xftuabat inde affe&us pietatis, & currebant Iacrymx , et bene mihi erat cum iis. Conf. 9. cap. 6. b) Multa in canendo et pfaHendo, quamvis delec-,
tent, vilillima lunt. De Mufica, lib. 1. |
|||||
514 VAN DE GEESTELYKE-
ttierkt het aan ah eene ivyze inftelling onzes regt
Verivonderljken meejlcrs, dat ivy van "t geene , ivat tot bet nut der z'tele Jirekt, al zingende worden onder* ixeezen (c). c) O vera admirandi magiftri fapiens inftitutum, ut
fimul et cancare videamur, ec quod ad utilicatem aninia; pertinet doceamur. Pracf. in pfalmos. §. 34f.
Tegen het einde der vierde eeuwe verordende
H'teronymus zekere zanguuren tot Gods eeren in de Kerken tehouden5 boras canomcas genoemd, van welke de Domheeren nog hedendaags den titel van Canonhi voeren. In 't midden der vyfde eeuwe kvvamen er te
Weenen , ter gelegenheid van vreefTelyke ram- pen , met welke bykans geheel Vrankryk en Uuitfchland, door in de iteden loopende wol- ven, daagelyks voorvallende donderbuyen, aard- bevingen enz. wierde gedreigd, de eertte bidzan- gen, of litanien, te voorfchyn. De Kerkmuzyk hielt redelykitand, ja, hielt hetfatfoen der konit op, toen men zelfs , geduurende tweehondert jaaren, in Italien van geen Muzyk will [§276]. Tegen het begin der fevende eeuwe voerde de
befaamde Gregorius Magnus eene nieuwe foort van Kerkmuzyk in , nog hedendaags onder de be- woording van gregoriaanfih bekend. Deeze ver- kreeg zodanige goedkeuring , dat zelts Pipinus , Koning der Franken, en Vader van Keizer Karel de Groote , er eenige Koorzangers heenen zondt, om die nieuwe trant te leeren, en ze in zyn ge- biedalom bekend te maaken; doch, heteen noch 'c ander hen regt ter hand ftaande, bleef de zaak fleeken, tot het eindelyk aan Keizer Karel de Groote, door behulp van twee italiaanfche meelterzangers, hem
|
||||
OF KERKMUZYK. 3,5
hem door Paus Adriaan toegezonden , ge«
lukte, dezelve in't jaar 790 door geheel Vrank* ryk in te voeren. In verfcheiden navolgende duiftere eeuwen be-
ftondt het puik der Kerkelyke figuraal-muzyk uit zekere graveelige, vry onverftaanbaare ftuk- ken, die men Motetten noemde. §. 346.
In 't begin van de 16 de eeuwe kwamen er uit
den Koker van Laiherus, Beza, en anderen, ver- fcheiden geeflelyke lie der en y als voorboden der Kerkelyke reformatie, opdaagen , liederen , die gefchikc naar de vatbaarheid van den gemeenen man, meer zielen hebben geftigt, dan alle diep- zinnige twiften der geleerden, gelyk zeker Jefuit zulks duidelyk genoeg te verftaan geeft. Hymni Lutheri five Bezani animas plures quam
Icripta et declamaciones occiderunt, A. Contze, lib. *. polk. cap. 18. pag. 99. $ 347-
In't begin der voorgaande eeuwe vondt Ludo-
vlcus Viadana [§ 283] geeftelyke concerten uit, in plaats van de voomoemde Motetten, die nader- nand merkelyk wierden verbeterd, en aldus tot op den huidigen dag in de roomfche Rerken wor- den gebruikt. Daarentegen,de Proteflanten in Duitfch- land, en elders, voerden eene byzondere foort van epifche en dramatifche Kerkttukken in, can- taten en Oratorien genoemd, beftaande uit Arien, recitativen, ondermengde chooraalen, fugen, chooren enz; deeze verfchillen niet alleen groo- telyks in den ftyl van de motetten , maar de fchriftmaatige, geeftryke zangwoordenzyn erook door-
|
||||
3i6 VAN DE GEESTELYKE-
doorgaans van gedrukt, en ftaan voor een zeer
geringe prys tot ieders dienft. Ja, men oncmoet in Duicichland als geheele muzykaale provintien, by voorbeeld, Tbunngen , alvvaar zelfs de land- lieden , uit zuivere liefhebbery , op zon- en feeftdagen fraaie, veelftemmige Kerkmuzykmaa- ken. Zeker fransman (a) zeid er van , in de befchryving zyner reizen door Duitfchland: de Duitfchers houden het cieraad hunner Ker- ken , de menigvoudige harmony van ftemmen en inftrumenten , voor een godzaalig vverk, daar wy Franfche ons zulke dingen als aan de godvrugt hinderlyk verbeelden. Achl mogtbet in onze Kerken ook zo heerlyk toegaan , en zulke acbt'ing voor de Muzyk ivorden gevonden, als by de Duit/cben,,. Doch, hedendaags hebben ze niet meer dezelfde rede van klagte; gelyk zeker ga- lant franfch muzykfchryver ons, onder anderen, verhaalt, dat de franfche Kerkmuzykancen in 't zwart moeren gekleed gaan ; dat zy het voor eene groote eer rekenen, deKerkte dienen, en er de kenmerken van te draagen; maar, maar , Zeid hy eindelyk , 't is ivonderlyi, dat de Oudenzig van bunne Kerkmuzyk zo veel goeds beloofden , en dat toy van de onze 20 veel kwaad vreezen, a) Mabillon , pag. 21.
b) d'y alier un peu plus gayemem, ce n'eft pas un
mal 5 peu de Cafutftts condamnent le plaifir qu' on prend a entendre un predicateur eloquent ... il eft etonnant, que les anciens efperalient tant de Ieur mufique d' Eglife, & que nous craiinons tant de la notre. Hiftoire de la Mufique. torn. 4. pag. 191. § 348.
De tempelmuzyk der Hebreen beboorde , met tot de
ceremonielle- maar, tot de zedelyke wet. Zeker ver-
|
||||
OF KERKMUZYK. 317
vermaard engelfch godgeleerde (a) zal hier't woord
voeren: Mofes heeft den volke ifraels nergens een wet of voorfchrift gegeeven , hoe de Mu- zyk by den ceremomellen godsdienft zoude worden gebruikt, maar hy en 'c volk Ifrael hebben , naar aanwyzing der onveranderlyke ,, naruurwet, en de gevvoonte aller volken, zo wei met eigene ftemmen, als met Iuidrugtig ,, gefchal van muzykaale inftrumenten , Gode >, lof en dank geofFerd ; zo- dat de inftrumen- taal-muzyk geenzins als een gedeelte of aan- hangzel van den ceremoniellen godsdienft aan- gemerkt kan worden. Mofes , Mirjam, Debora en Barak maakten geeftelyke concerten [§256], voor de levitifche wet in de wereld kwam, hoe kan dan de Muzyk tot die wetbehooren? moeit men ze onder 't joodfche werk, onder den le- vitifchen dienft der fefhaduwen, rekenen , er ,, zoude zekerlyk in Exod. 28 enz. van zyn ge- meld ; doch nu, hebben wy ze aan te merken gedeeltelyk, als een algemeen gebod in de ze- delyke wet vervangen, en gedeeltelyk, inzon- derheid ten opzigt van laater tyden, namelyk, wegens de laauwe behartiging van Gods lof, als een uitdrukkelyk gebod van de hand des des Heeren door de hand zyner Propheeten, ,, 2 Chr. 29 vs 25. a) Durellus, hiftor. ritual. (contraThomas Aquinas). § 349-
*
De Muzyk is geene weereld/cbe* maar eene geeftelyke
zaak. Dus noemt men ze billyk ten opzigt van 't gemelde edelfte gedeelte, tot des Heeren dienft geheiligd , gelyk dan 00k de aaloude volken haar voornamentlyk aangekweekt en befchaafd heb- ben, om er gebruik van te maaken in bedryven, die
|
||||
?i8 VAN DE GEESTELYKE-
die zy als de verhevenfte, gewigtigfte en gods-
dienltigfte aanmerkten [§ 25-4]. Men befluit der- halve te regt, datdeMuzykin de Kerkeigentlyk te hnis hoore , en tot geeltelyke verngtingen inzonderheid zy aan te wenden. §. 350.
Wy blyven aan de kerkmuzyk voor altoos gehouden,
by ald'ien de omftandigheden z.ulks eenigzins vergunnen. Het oogmerk der joodfche tempel-muzyk be- ftond hier in, den Heere op eene plegtige, nadrukkc- lykfte ivyze te he/pen loven en danken. Dit loven en danken , als het weezentlyk gedeelte van den godsdienfl, ter onderfcheiding van zelfdienjl aange- merkt, is niet alleen de pligt, maar 00k het be- houd, en een dierbaar voorregt van redelyke fchepzelen, hen door den algendegzaamen gena- delyk toegeltaan, ten einde langs deezen vveg 'c gemoed te verhefFen en te volmaaken. De Heer eifcht een lof van gantfiher bane; iets, zonder'c welk al het uiterlyke ons geenzins kan baaten; maar 00k, een lot mt alle krachten: dienvolgens, wie den Heer niet alleen van harte , maar insge- lyks, op de belt moogelykfte wyze, met zang en klank looft, die doet meer, dan iemand die flegts met het harte looft, en er ftil mede door gaat, vermits geene, alle ontfangen vermoogens te werk ftelt, en dus 00k zynen vatbaaren even- naaften tot de eigenfte pligt aanmoedigt en ont- vonkt (a). Wyders, de Muzylc vvierd eertyds 20 hoog vereerd , tetfens 00k de heerlyk- heid der aanftaande verbondsgoederen te moogen helpen affchaduwen , en het nieuwe lied, 't welk den Heere zoude women gezongen, (Pf. 98: vs 1), betekent alleen het beil'tg evangelium, onmoogelyk geen
a) C, Huigens, gebruik' van 't Orgel, voorrede. |
||||
OF KERKMUZYK. ji*
geen nieuw muzykftuk : nochtans, de rede dife
de Pfalmift van zyne voorbedagte liedtrcn op inftrumen. ten inbrengt, Pf. 92. vs 2-5. en dikwils met al- lerduidelyldte woorden herhaak, wasenkelyk hec loven en danken. Daar nu de geeftelyke Muzyk- eerder als de joodfche tempel in weezen is ge- weeft, behoeft ze geenzins met denzelven een einde te neemen; en daar ze toe de onverander- lyke ph'gt, den Heere uit alle krachten te loven en te danken, nadrukkelyk lean aannoopen [§ 317], en wy hier toe zelfs ongelyk grooter rede heb- ben, dan onze voorvaderen in de dagen des ou- den verbonds, zy mag en moet in de kerk ge- duurig ftand grypen. Vraagt iemand, waarllaac dat gefchreeven ? Ik antwoorde, wy hebben er Zekerlyk diergelyk goddelyk bevel, als de Ifrae- liten hadden, niet toe; doch, de kerkelyke in- ftrumentaal-rauzyk is 00k nergens uitdrukkelyk verboden, behalven in den Alcoran, ja, 't is be- kend , dat ze gezegende vrugten hebbe gehad [$ 344], en nog daagelyks konne hebben, als trek- kende zelfs den godloozen tot den tempel [§ 309J. Maar, zeid de muzykaale patriot {b) ishetniet eene fchande, naar een gebod te vraagen, den Heere op eene plegtige, nadrukkelyke wyze te' loven en te danken? \Vie gebiedt aan 't pluim- gedierte, doorlieflyk kwinkeleeren naar uiterfte vermoogen den fchepper der natuur te loven {c) ? de wet legt in de natuur der zaak, en in onze harten moefl ze billyk gefchreeven flaan Zegt men, wy verwerpen het gebruik der inftrumentaal- muzyk niet buiten het kerkelyke (d) , men kan evenwel niet bewyzen, dat ze aldaar veriverpelyk zy.
b) Matthefon , pag. 34.
e) volgens het fpreukje: laudat alauda Deum.
d) non rejicimus uium inftrumeiicorum Mafices ex-
tra negotium cultus & religionis, Rivettis, ad Exod. XV. |
||||
3*o VANDEGEESTELYKE-
zy. Hier te Groningen hebben wy thans op drie
hooge feeftdagen doorgaans nog een fweemfel van kerkmuzyk, en wift ieder componift uic de on- dervinding, 20 wel als ik, God dank, wat on- uitdrukkelyk , zielroerend vermaak er met de compofitie van geeftelyke Muzyk gepaard gaac, wanneer men namelyk geheiligde, verhevene hartstogten regt levendig gevoelt, en eigenaardig uitdrukt, menig zoude vvalgen tegen de gewoone flegtigheden van P amour & du vin. Weerom, men is 00k van de voornoemde pligt ontfchul- digt, indien de omftandigheden net niec roelaa- ten : wy zyn hier op verre na niet in Tburingen t§ 347] : tot een regtfchapen Muzyk in groote. Kerken worden ten minlten twalf perfoo- nen vereifcht, en 't onderhoud van eene bende virtuofen loopt vry hoog aan; zonder nu eens te gewaagen, dat net wangedrag der muzykanten zelve, dikwils een van de voornaamue oorzaa- kenis, waarom de Muzyk haare achting verlietl, en , hedendaags niet behoorlyk wordt onder- fteund (e). Evenwel, in kerkmuzyk mede zingen en fpeelen, is beneden niemands rang, daar wy in deezen zelfs Keizers tot voorgangcrs hebben [§ 293], en de rede, hoe de tyden 00k moogen veranderen , hier altoos dezelfde blyft. e) Scheibe, critifcher muficus, torn. a. pag. 137.
§. 351.
Men verbeeldt z.ig zonder grond , als of Muzyk de
aandagt verbindere. Het is volltrekt onmoogelyk , dat de Heer zy-
nen volke zo iets, tot bevordering van aandagt zoude hebben voorgefchreeven;alleenlyk, hetver- fchilt krachtig, wat men Muzyk noemt, en hoe men er mede omgaac. Wac vertlandigen daadelyk in de
|
||||||
- --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------■---------------------------------------------------------------------------- -
|
||||||
.. OF KERKMUZYK. pi
de aandagc ftoort, is geen Muzyk , maar een
muzykaal gedrogt- en , ten beften genoo- men, konflige dertelhcid. Doch, het gemelde wanbegrip f'pruit in 't gemeen uic het vooroor- deel, dat de Muzyk flegts onder de vvereldfcha vermaakelykheden behoore; op dfen voet nee- men zommigen ergernis aan de vrolyke trant der Kerkmuzyk , anderen , aan zekere inftrumenten. VVordt er by vrolyke gelegenheden vrolyk ge- muficeerd, daar immers de Muzyk zig naar da zangftorle moet rigren, en niemand meer red® tot waare blydfchap heeft, dan een opregt Chri- ften ; de zwaarhoofdige onkundezeid, 'tgaat net also/ het in een berberg ware. Weerom, zommi- ge inftrumenten , met welke men te mets ook by de ftraat loopt , neem eens vioolen, worden krachtig gemisbruikt, maar daar uit volgt nog in geenen deele , dat ze ydele inftrumenten zyn , en dat men rede hebbe, zig in de Kerk er aan te ergeren. Men moeft zig daar aan ergeren, dad men aan baldaadige, reukelooze menfchen do Muzyk niet geheel ontzegt, onttrekt en verbiedt, Zal een Chrift uit dien hoofde, dat de godlooze wereld zig dit goddeiyk gefchenk aaumaatigt, en het zelve ten toon itelc, van zyn regt, over de grooce daaden des Heeren te juichen , ver- fleek^n bJy ven ? vecler vereifcht de billykheid, dat men het misbruik affchatfe, en 't regte ge- bruik herftelle. '■/ . Met befte en edelfie, mat de Mnzykkonft ooit kan le-
veren, behoort der kerk. Niemant kan immers zon- der reukeloosheid bevveeren, dat de groote gee- ver desgefchenks [§ 323] zig met het uitfchot, eenendroeven, naaren teem, moete vergenoegen, X en
|
||||||
_<
|
||||||
j22 VAN DE GEESTEL. OF KERKMUZYK.
en, men het pit der konft tot tooneel en ka-
mermuzyk dienete fpaaren.- § 353-
Het oograerk der Kerkmuzyk \§ 328] geeft, on-
der anderen , de volgende grondregelen aan de hand: 1) alles moet nier op eene ernfthaftige, deftige , nadrukkelyke en verftaanbaare wyze worden voorgedraagen. a) Het koomt inzon- derheid aan op benxeeglyke melody , door volftem- mige , doorvvrogte , prachtige harmony onder- fteund. 3) De blyd/chap moet hier met zekere ingetoogenheid verzeld gaan ; geene al te vrye beweeging, anderzins wel geoorloofd, doch hie^ ter plaatle aanftootelyk, maarflegts eeninnerlyk vergenoegen der ziel te kennen geeven. 4) Droef- heid, ontjleltenis, fchrik , vreeze, banghcid, berouw over de zonde, moeten, beneftens alle foortgelyke hartstogten , op de krachtigfte wyze worden uitgedrukt, ten einde de toehoorderen des te ge witter te treffen. 5) De tederheid moet zig nier , in evenredigheid van het groot verfchil tuflchen geeitelyke en wereldfche voorwerpen, met zekere bezaadigdheid en eerbied vertoonen. Kortelyk, een Chrijl zal hier tegen Chriften fpreeken, des wordt er, behalven den muzykaalen geeft, iets vereifcht, dat alle konft verrete boven gaat, namelyk, een begnadigt hart, 't ivelk zodanige heil~ zaame gemoedsbevieegingen, ah men in anderen poogt te verwekken, zclf levendig ondervindt. |
||||
32}
Van 't muzykaal behaagen en
mishaagen. $ 354-
-
De ondervinding leert, dat zoriimige natuuf-
lyke en konftige toonen ons in 't gemeen behaa- gen t terwyl anderen ons in 't gemeen mishaa- gen; als raede, dat zommige, deezen, meer of min behaagen, maargeenen, meer offnin, mis- haagen; daar ons nu zonder -rede, duidelyk of verwardelyk begreepen, niets behaagen of mis- haagen kan*, er wordt billyk naar de oorzaakert gevraagd. Zonder overienkomft tnffcben onze gefteld- beid, en, de voorwerpen die ons koomen aandoen, kan er, ingevolge eener onvernnderlyke nattiurviet, nooit be* baagen plaats vinden; de reden der gemelde ver- fchillende uitwerkfelen zyn derhalve in 't ge- meen af te leiden «it overeen- en, gebrek van over* eenkotnji tujfchen de toonen en ons oorgeftel, gelyk, tut* Jcben dh en otize begrippen. Hoe grooter nu deeze overeenkomft, deste meer-hoe Kleiner, in tegen- deel, des te minder moeten zekere toonen ons behaagen. Van deeze zwaare, wydlbopige ftof- fe zal ik hier, behalven het reeds gezeide, nog eenige byzonderheden, die tot verder nadenkeil gelegenheid konnen gecven, bybrengen. tiet gebrek van muzykaal temperament [§ 1.90] vtr-
vangt de natuurkundige rede, ivaarom de toonen in '# gemeen, zommigen niet konnen behaagen. Is het oorviies te bard, als dat het door de tril-
lende lugtdeelen aangedaan kpnne worden, er is geengevoelen veel min fewaarwording van toonen X 2 moo-
|
||||
324 VAN 'T MUZYK A AL
moogelyk ; te week , om zulke fchuddingen
te konnen uitftaan, wy vinden ze onverdraa- gelyk, om dat ze,. her oorgeweefzel eenigzins in penkel van fcheuring ftellende , terftond eene ongeneuglyke aandoening verwekken. §. 356.
Deluidrugtige fpiegel van orde {% 320] flu'it de zede-
kundige rede in, ivaarom iemand, die tot Wanorde over- .belt, geen Muz.yk mag nocb toil veelcn. TJit kracllt van aangebooren neiging tot orde, vindt men den piaatflag, zelfs in geraasverwekkende Iighaamen, eenigzins bevallig; wie ondertuflchen de denk- beelden van orde tragt uit te rooyen, fchoon hy haar voor altoos, in weervvil van zig zelf. ze- kere onuitwifTchelyke , geheime achting moet blyven toedraagen, dien is alles in den weg, wat naar orde gelykt, ja, des te. onverdraagelyker, naar dat het dezelve met meerder nadruk tot de bevatting brengt, en dus zyne kwaade confcientie krachtiger onruft. Op dusdanige mutykhaaters, die den gemelden trelFelyken fpiegel zelfs voor bedriegelyk, gevaarlyken heilloosuitkryten, part het gezeg der Italaanen : God bcmint bent niet, dien hy de Muzyk niet doet beminnen ,■ dat Van Lutberus: ivie de Muzyk niet bemint, die moet waarlyk eea grove klomp weezen; van St., Evremont: ivy draagen, God dank, zulk teken Van verwerping niet aan ons, dativy de Muzykbaaten (a), en alle foort- gelyke, vanbeelten, en rteenen afgeleid; uitdruk- kingen waarlyk, die men, daar zommigen buiten flaat zyn gelteld van haar te konnen beminnen, met groote omzigtigheid dient te gebruiken. a) Nous n* avons pas, grace a Dieu, cette marque
de reprobation tie hair la Mufique. Ocuvrcs mclees»
§ 157-
|
||||
BEHAAGEN EN MISHAAGEN. 3*5
§. 357.
Waarom behaagen ons de CONSONANTEN- en
vvaarom Mishaagen ons de D1SSONANTEN, ali zodanige ? Hier te zeggen, wy ftellen de rede, waarom zommige famenftemmende toonen voor *t gehoor aangenaam zyn, in dsmagt, ivil cngoed- heid van den groat en fcbepper {a) , zoude een treffe- lyk antwoord weezen , wanneer men vraagt , waarom zyner zulke toonen in de natuur voor- handen ? doch , is in 'c gemeld geval gantfch niet philofophifch: gemerkt men immers hetzelf- de antwoord op duizenderlei foortgelyke vraa* gen konde geeven , en dus niet alleen tot het onderzoek met aangemoedigd worden, maar 00k van zodanige beweegreden tot innigfte bewon-i dering van des grooten Scheppers oneindige vol- maaktheden, als er uit grondige kennis konnen fpiuiten [f 192. 322], verfteeken blyven zoude. De rede van 't voornoemd behaagen en mishaa- gen kan 00k niet enkelyk in ons oorgcflel leggen , nademaal behaagen een foort van blydfchap, ge- lyk mishaagen een foort van droefheid iniluit, en niet het oor , maar de zjel, blydfchap en droefheid gevoelt. Zegt men , wordt er niet op die wyze uit eene enkele aandoening een klaar oordeel gemaakt(/>)? ik antwoorde, wy vinden ons geftadig als genoodzaakt tot het oordeelen over onze aandoeningen, en de goede fmaak kan volgens klaare, onduidelyke begrippen regt oor- deelen ,r§ 199]; maar, dat de wetten , hem X 3 voor-
a) Martin, philofophifche onderwyzer, pag. 14,7;
not. 29.
fcl n'eft ce pas fubflituer un jugement explicite & une pure Teniation ? Mem, de l'acad. royv
. *ff7t. Pa£\ io- |
||||||
1 '
\
|
||||||
3*5 VAN'TMUZYKAAL
voorgefchreeven[§ 2oo],eeniglyk haareopzigtzou-
den hebben tot het geene, dat voor onze lig- haamlyke gelieldheid heilzaam of nadeelig is (V), daar van ontbreekt het bewys, en zal miftchien wel achterweege blyven. Zomrnigen hebben hier eene onderftelling ver-
Zonnen, die in den eerften opflag overaardig fchynt : om dat wy namely k met weeten , tot wat einde alle vezeltjes in Jt ilakkenhoorn , van verfchillende lengte, {panning en veerkragt, zyn beftemd, zullen wy itellen, dat ze, by wyze van clavierfnaaren gefpannen, ieder tot het ontfangen van zekeren toon zullen dienen (a), en dus de rede van derzelver wel en wanluidendheid uic den maatigen afftand, en de al te groote naby- heid dier vezeltjes afleiden. Vraagt men , waar<- om difibneert eene (eamde ? het antwoord is, om dat er dan twee mart elkander leggende vezeltjes worden aangedaan, en dus het oorgeweefzel in gevaar van fcheuring geraakt. Waarom diflb- neert eene jeptima ? om dat ieJer prime ook het vczehje deroftaaf aandoet, zyndedus, by voor- beeld, c, b, ten naaften by van dezelve uitwer- Jcing, als c, b, c En waarom wordt de quart niet ai te welluidende bevonden? ze zoude ze-
$) la veritable raHon eft done, a mon avis, unique-
ment fondle fur ce qui fe pafle alors dans I'organe par rapport a fa confervaiion ... a fori etat de fante', favorite dans un-cas, & menace ou derange* dans I'autre. ibid, pag n. d) a quoy ferviroient tomes les fibres de la lame
fpirale , de differente lonaueur , tenfion & res- fort ? ibid. pag. 37--------*■ II y a toute apparenee, que chaque fibre eft deftine* a recevoir un certain
ton, a peu pres de la meme m3niere , que dans les clavecins les plus grandes cordes font pout les tons graves, & les pius courtes pour les aigus, Gronfaz, traite; da beau. pag. j-74. Ed. i7ij. |
||||
BEHAAGENENMISHAAGEN. 327
zekerlyk behaagen, ten zy ze naaft de quint ware
geplaatft, tot welker vezeltje de werking der prime 00k eenigzins overgaac, invoege dat doorc, f; die van c, f, g, c in beweeging geraaken (e). Maar hoe weeten wy, dat natuur zig in deezen
veeleer naar de willekeurige orde onzer inftru- menten rigte, als naar die, volgens welke zy zel- ve een muzykaal Syftema voortbrengt [§ 166]? en genoomen, die vezeltjes lagen gelyk gefpan- nen clavierfnaaren by elkander, daar wy in orgelen 9 o&avenruimtens [§ no], en het i96fte gedeelte eenes geheelen toons [§ 115. not. cj, te onder- fcheiden vermoogen, er moeten niet alleen zo veel verfchillende vezeltjes weezen, als bevatte- lyketoonen, maar, 00k zo veel tuflchen twee, die eenen geheelen toon zullen leveren, dac ze op verre na niet naall elkander konnen leggen. Myne meening is deeze : het wonderbaar
maakzel onzer gehoortuigen fluit de rede in, dat ieder toon onszodanig luidt, als hy luidt, maar dit alles zal enkelyk dienen om iets voor te draa- gen aan dengeefl,"die alleen tot het bevstten en oordeelen is bekwaam gemaakt. De goede fmaak gaat hier, metonbegrypelyke fnelheid, aan't»«- mereeren, tellen, wikken en weegen, ontdekkea- de in de intervallen , welke het klaar onder- fcheidend muzykaal gehoor hem ter toets over- geeft, aanttonds, zonder duidelyke kennis te be. hoeven, ofer orde en volmaaktheid [§ 181], dan gebrek van dezelve [§ 209], voorhanden zy: dien- volgens, de confonanten behaagen ons, om dat ivy de orde en volmaaktheid, die z.e influiten, klaar bemerken% maar de dijfonanten mishaagen ons, om dat isy er ge- brek van volmaaktheid in gewaarworden. In 't eerfte geval wordt er behaagen, vermaak of verluftiging, in 't twecde, mishaagen , afkeer en walging e) ibid. pag. 18*. fequ.
|
||||
328 VAN'TMUZYKAAL
gebooren , cm dat het eene eigenfcbap der geeflen
if, zig aan alles, wat men als orde en volmaaktbeid aanmerkt, isaar men die ook ontmoete, te moeten wr» luftigen, en in een tegengefteld geval afkecr te moeten gevoelen. Dus blykc zelfs uit de natuurlyke har- mony middagldaar, dat ivy tot bet beminnen van orde ' <y» gebooren, Gelyk nu de vraag, waarom ziet men geerne voorwerpen, die orde en volmaakt- heid vervangen? flegts aan blinden betaamt, die, waarom boon men geerne dusdanige toonen? paft alleenlyk voor dooven, gemerkthec vermaakin de confonanten- en de afkeer regen de diffbnanten alszodanige, uitdeREDELYKHEID zelvevloeyt. § 353. .;./■' ,
Waarom behaagen WYSLYK ONDERMENGDE
-D1SSONANTEN5 Hoe weinigovereenkomft er tuffchen de diflonanten en ons oorgeftel ook zy, het verfland vindcze behaaglyk , wanneer men begrypt, dat ze ter zaakdienen[£ 338], fchoon ze onkundigen, endieren, die achter het geheim noch aan duidelyke begrippen vatbaarzyn, bui- ten tvvyfel altoos ongeneuglyk en Itrydende zul- Ien voorkoomen. f 359-
, Waarom vindt men de ZINGENDE SPREEK-
TRANT [§ 239] bevalliger, dan degemeene? Vooreerft,om dat de voortbrenging van mooge-
lykezangtoonen , te regter tyd en op behoorlyke wyze geuit, aan V oogmerk van den grooten Scbepper, die de werktuigen der zangftemme met verbaar zende vvysheid en magt toegetteld , en, niets te vergeefs gemaakt heeft, zekerlyk beanfwoordt, ge- merkt qoJc de konften tot delTeifs verheerlyking kon-.
|
||||
BEHAAG'EfcfENMTSHAAGEN. -319
konnen en zullen verftrekken , fchoon ieder toe*
hoorder juift zo verre niet ziet, en menig keirr- lyk zangoeflfenaar er miflchien nooit op denkt. Ten tweeden, wegens de groote menigte toonen van verfchillende boogte 1i duurzaamheid _en fierkte, die men fpreekende niet kan te pas brengen, en welker lieflyke mengeling \ reeds zonder behulp van zangwoorden, de verbeelding bekoort. Ten derden, wegens allerhande kldiiie en groote zang- leidingen, of agrementen, die, behoorlyk te werk gelleld , tot "uitrekking van ; lettergreepen en woorden, die zonderlingen nadruk vereifchen;, zeer bekWaam konnen weezen. Ten vierden> wegens de aanminnigheid der nabootfing, die zig op eene luifterryke wyze van fpreeken onder- fcheidt, zonder zich echter van de fpreektranc geheel te verwyderen. Ten vyfden, om dat gevoeglyke zangtoonen de oplettendbeid niet alleen onderhouden, maar* door meer tyd te geeven tot overweeging der voorgedraagen zaaken, zelis krachtig bevorderen helpen. Ten fesden, om dat er, uit hoofde van de muzykaale maat, verfcbeiden perfionen, zonder afbreuk aan de ver- ftaanbaarheid , te gelyk fpreeken, ja, den zin mer- kelyk verfterken konnen. Ten fevenden , om dat de inhoud van zinryke woorden des te nadrukkelyker kan worden ingeprent, wanneer de dicbt- en zangkonfi met wyslyk vereende krach- ten werken. Ten achtften , wanneer er zig nette overeenkomft opdoet tuflchende voorgedraagen zaaken, woorden en toonen, de mynen zelve niet tiitgeflooten, doordien het maatgezang alsdair, den zin der woorden verzegelende, aan de ziel der zaaken meerder verhevenbeid, en aan 't iigbaam der woorden als een plegtgewaad en kroon koomt by- zetten. Ten opzigt van aile deeze verfchillende bekoorlykheden pleegen zommigen, die zig niet X 5 dui-
|
|||||
*
|
|||||
33o VANTMUZYKAAL
duidelyk genoeg weeten uitte drukken, kortelyk
te Zeggen (a), de zangmuzyk dringt tot bet binnenfte der ziel, en doet baar inzekere aanminnige opgetoogeif beid als verparadyft flaan. «) De Drune, wetfteen , pag. 16. i. 360.
Murom *oo»tf <feCONCERTEERENDE HAR-
MONY [§ 256] den kenneren bebaaglyker voor, dan de onderfieunende ? De goede fmaak en de rede ont- dekken hier, wegens meerder overeenftemming tuflchen het menigvoudige, meerder volmaaktbeid, meer ftoffe tot oplettendheid en nadenken , ja, tot bewondering. Het fchynt, alsofde partyen met elkander praaten; allerhande tegenwerpingen inbrengen , ten einde het gefprek levendig te houden; als of ze zeer verfchillende gevoelens nebben, met elkander twiften, maar het eindelyk eens worden; als of ze eene welgeregelde demo- cracy , of volksregeering, althans, ariftocraty , of adelregeering, zullen uitbeelden, terwyl de on- derfteunende harmony llegts eene monarchy, of alleenheerfching affchetft. Zommige melodyen brengen in twyfel, of ze meer tot het voeren van heerfchappy, dan tot den dienfl: des boven- en hoofdzangs [$ 241] zyn beftemd. Ieder party moduleert, waar heen men het oor 00k wende; en ieder moduleert op verfchillende wyze , gee- re te mets in vieren deeze, in* twee en dertig deeien, dat men zeggen zoude , zulke dingen konnen nooit overeendraagen : nochtans, ze koorhen, als tegen alle verwagting, wonderlyk fraai met elkander te harmoneeren, ja, verwek- ken deste dieper indrukzelen, en des te klaarer begrippen, als ze levendiger tot de bevatting worden overgebragt. Dus wordc de verbeeiding door
|
||||
BEHAAGEN EN MISHAAGEN. 3?r
door bekoorlykheden als overftelpt, en de rede
ieid, toat verfcbillende ryen vangedagten des t*itvinder» vertoonen zig bier! Wat oorzaaken zj/n er van de FAVORYT- 1N-
STRUMENTEN, FAVORYT-GRONDTOO- NliN , en FAVORYT-STUKKEN ? Het tem-
perament, en dejmaak, zonder nu van de gewoonte f§ 201] , en van 't geene, dat de regel der ver- Beelding kan te weege brengen [§ v°!> eena verder te gewaagen. Uit kracht van verfchillend temperament is oris zeninvgeftel, fchoon eener- hande deelen vervangende, anders gewyzigd , des konnen zekere toonen met den graad der fpanning van iemands zenuwen meer- en met dien van anderen minder overeenkomft hebben. AVyders , de fmaak rigt zig doorgaans naar 't temperament, en toehoorderen te willen bebaa- gen, onderftelt, hun temperament kennen, ofuit- vorfchen, of blindlings trefFen, gemerkt tog de meefte, een regt meenen te hebben, in hun hu- meur te volharden , en voor fraai te keuren, war daar mede overeenkomft heeft. Ja , de dagelykfe ondervinding leerc, dat een oploopende (Cholericus) mannelyk , moedig en doordriri- gende moete worden aangetaft; dat een bloetryke (Sanguineus) zignooit aan teernftige, gemelyke, klaaglyke uitdrukkingen kreune, en dat een droef- gee/tige (Melancholicus) niet de minfte hardheid konne verdraagen,- hier uic kan men gemakkelyk afneemeo , dat en waafom fterkluidende inftru- menten, grondtoonen over de groote derde, en vrolyketoonzwieren, op lieden van eene chole- rifche en fanguinifche complexie maar, zagter gelmd , grondtoonen over de kleine derde , en |
||||
332 VAN 'T MUZYKAAL
langzaam maatgezang, op melancholifchen meer
yermogen hebben ; waarom deeze, het droevige , eh diepzinnige; fanguiniiche, hec lugtige en Jirce* lendc ; en cholerifche, hec bevige en grootfe, in- zonderheid behaaglyk vinden. Weerotn , 'c is oolc in't gemeen waar, dat men dikwils aan de grondtoonen toefchryft, wac veeleer aan den goeden muzykaalen ftyl is toe te eigenen. Ge- noomen, iemands favoryt-toonen waren E over de groote en C over de kleine derde , hier uit volgc gantfch niet, dat alles, wat uit zulke toonen gaat, ujt dien hoofde reeds bevallig wordt gevonden; anders moeft ieder muzykftuk, in zulke toonen getransponeerd, ook daadelylc tehaagen;'t welk evenwel de ondervinding tegen* fpreekt.nademaal het byfavorytjiukken voornament- lyk aankoomt op overeenkomjl tu/fcben het maatge- zang en de begrippen, gelyk menigzig zomwylen als verwondert, dat zulke toonmengelingen, aan welke hy deel fchynt te hebben, hem zelve niet zyn ingevallen. Inmiddels , daar alles , wat droevig of levendig zal werken, des te meer behaagt, naar dat het droeviger of levendiger werkt, het'ftaat vaft, dat behaaglyk maatgezang des te bebaaglyker ivorde gevonden, wanneer bet tejfens in favoryt- grondtoonen, en opfavoryt- injlrumenten voort- koomt. §. 362.
' Waarom behaagt een FRAAI SOLO, en CON-
CERT, eene KEURLYKE SONATE, SINFO- NIE en CAPRICE ? Ieder, van hoe verfchil- lend temperament hy ook zy, vindt in de ver- fchillende beweegingen, grave , allegro, dolce, Brelto enz. doorgaans iets naar zynen fmaak.
>och, behalven het reine, doordringende .g^iW als zodanig, by voorbeeld, van eene Steiner of Crtf-
|
||||
BEHAAGEN EN MISHAAGEN. *,#
Cremoner viool, van een ftaartftuk van Rukkers,
of Couchetenz, men wordt voornamentlyk aan- gedaan, niet door de verfchillende grootheden, gedaantens en figuuren der toonen, maar, door de gevoeglyke , geduurig anders verzonnen, onuitputtelyke vindingen, diehet maatgezang le- vert, en die op oneindig verfchillende manier, verwifleling, verdeeling, famenvoeging, menge- ling , hoogre, laagte, vertraaging, verhaafting, fterkte , zvvakte, trappen , fprongen , keering, hevigheid , allerhande gewoone en buiten ge- woone beweegingen, in zekere orde uitbeelden, en op eene nadrukkelyke wyze tot de bevatting brengen. Dusdanige geeftige uitwerkzelen zyn het, die oplettende, fcherpzinnige, geeftige toe- hoorderen roeren, als betoveren, en re mets in verrukking doen uitroepen, hoe bedenkt men bet zo! boe geraakt men tot zulke beerlyke invallen! Men bevvondert nu eens den componift, die zo aardig, zo vry, zo verheven gedagc, zig behoorlyk uit- gedrukt, en anderen tot het vertoonen van hurv- ne eigene gaven gelegenheid gegeeven heeft; dan, den uhvoerder, die des componiften gedagten zo ftiptelyk over te neemen, en, door goede muzy- kaale methode in een helder licht teftellen weet; nu, de zielroerende melody, dan , de prachtige harmony, en vindt het een en 'c ander behaaglyk, by aldien hec natuurlyk is. §. 3^3.
Waarom behaagthet NATUURLYKE >om dat het
natuurlyk, en, den goeden fmaaktot een onveran- derlyk rigtfnoer voorgefchreeven is; eenegrond- ftelling, die nader beweezen lean worden noch verder bewys vereifcht, en 00k anderzins geene grondftelling konde heeteo, §. 364,
|
||||
>34 VAN 'T MUZYKAAL BEHAAGEN enz.
i 3^4-
Waarom bebaagt eene frame CADENCE?
Men brengt de gedagten uit den grdndtoon ,en leidt
2e aldaar weer in door allerhande omwegen. Deeze omwegen behaagen, om dat men opeene aanmin- nige wyze wordr verraft > men hoort de vervvag- ting als ter leur gefteld; men grypc er na, het wordc onttrokken; doch eindelyk krygt men het weer, en vindt 't geene, dat bykans verlooren fcheen. i. 36*
Waarom nioet menjuift zelj componcerelti, fantaifeercn,
tingen en fpeelen? is 't met genoeg dat de muzykanten zulks doen , en dat men hen lieden gehocr verleent f Pit is de gewoonetaal van fymelende Muzykvyan- den, die de konft fchynen te willen verheflfen, maar echter, door haare oeffening aan jonge lie- den, en aan perfoonen van rang, volftrekt te ont- raaden, genoegzaam kennelyk maaken , dat ze haar te ondermynen en den doodlieek te geeven tragten. Doch, de vraag is myns oordeels niec wyzer.als deeze, waarom moet een redelyk febepzel Itieer vermaak genieten in zyne eigene volmaaitbeid, dan in die van anderen zynes gelykent Van de NUTTIGHEID der MU-
ZYKKUNDE. |
||||||
tie Muzykkunde ontdekt iets, dat te vOoren bnbekend
Was, dies kanze, vooreerft, door opening te gee- ven van den aardtder zaak, en door infcherping, dat de kond inzonderheid tot verheerlyking des grootengeevers, totbevordering vangoede zeden, en
|
||||||
VANDE NUTTIGHEIDenz. 33$
en hier naaft tot geoorloofde verluftiging zy aan
te wenden, de muzykaale pra&yk BETAAME- |
||||||||||
LYKER maaken.
Ten tweeden,*daarze nietalleenvrugten, wel-
ker verzameling anderen vry wat tyd en naden- kenhebben gekoft, aanbiedt, maar zelfs de brona- deren, uit welke goede konftregelen vlieten, ont- dekt, en dus den leergierigen als op zekere hoogte plaatft, van waar hy dingen, die eertyds gelykeene wildernisdoorelkanderlagen,nu,inordegefchikr, met een opflag kan waarneemen; ze maakt de praayk 00k GEMAKKELYKER. Ten derden, daar ze, volgens gronden die heC
verftand voor onwederleggelyk erkent, van de vreeze, den regten weg niet te trefFen, ontheft, entegendwaalingenwapent, ja, daardevaftigheid van 't verftand op eene wonderbaare wyze tot de werkzaame leden overgaat, en dus haare zeker- heid der konft te baat koomt, ze maakt 00k VASTER EN VRYMOEDIGER IN DE PRACTYK-. Ten vierden, daar ze aamvyft, dat e*n waar-
om men de Muzyk als eene oneindige konft [§319! hebbe aante merken; daar onze gedagten uit el- kander als voortgeteeld worden, en er zig hier deS te meer laat uitvinden, hoe meer er reeds onc- dekt is, ja, daar men eerder honderd wettige ge* tfolgen uiteenduidelykbegreepenwaarheid, dan een , uit tien verwardelyk begreepen ftellingen kan afleiden; ze helpt de paalen van 't muzy- kaal ryk geduurig verder uitzetten, of maakt de praftyk 00k UITGEBREIDER. Ten vyfden, ze geeft VERZEKER1NG VAN
EEN BESTENDIG VERMAAK. Uit tweeder- lei foort van volmaaktheid, waare engewaande [§ 198], fpruit noodzaakelyk tweederlei foort van wr- W**s alszynde namelykbejiendig, indien het op waare
|
||||||||||
336 VAN DE.NUTTIGHEID
waare- maar veranderlyk, indien het flegts op ge-
waande volmaaktheid is gebouwd. Hoe meer volmaaktheid men zig voorftelt^ en hoe leven- diger de verbeelding werkt, des te grooter en levendiger is het vermaak; doch, ontdekt men naderhand in dingen , die vermaak aanbragten, on volmaaktheid , het vermaak verdwynt eens- lclaps, en verandert in afkeer: dienvolgens, hoe onduidelyker men den aardt der volmaaktheid eener zaak bevat, des te meer heeft men te dug- ten,dathet vermaak opden duurgeenftand houde; hoe duidelyker in tegendeel, des te beltendiger verluftiging mag met zig met rede belooven. Hier uit is gemakkelyk afte neemen, waarom onzy- dige kenners grooter, levendiger en duurzaa- mer vermaak aan konltwerken hebben, dan on- Icundigen; geene, befchouwen dezelve met oogen des verftands; bemerken den graad der voorhan- den volmaaktheid, en teftens ook die aan hen verleend, uit kracht van de welke zy voor ande- ren zulke dingen in te zien, en naar regte waar- de re fchatten vermoogen. Ze denken daaren- boven aan de gronden op welke dezelve fteunen; aan de regelen, volgens welke deeze zyn voort- gebragt, en, nog ontelbaare andere voortgebragt Jconnen worden; regelen, die hen eertyds dor en onvrugrbaar fcheenen, worden nu,door middel van her afgefchetfte, 'c welk haare nuttigheid en waardy onwederfpreekelyk aan den dag legr, als bezield voorgelteld. Zeker, vvie de onge- voeligheid, uit degewoonte ontftaande, doorge- ftadig vernieuwde oplettendheid weet te verban- nen, die fchepc reeds in eenvoudige muzykaale drieklanken, welke een verwend gehoor naauw- lyks rekent, een onuirdrukkelyk vermaak, roe- pende te mets in verrukking uit. hemeli vuttge- neugtefpruiteruitde harmony!een vermaak waarlyk» 't welk
|
||||
'DERMUZYKKUNDE. 337
't welk beftcndigbeid beloofc , doordien de
conlbnanten, uit geftadige verandering van de welke het wezen der harmony beftaat [§ 222], erde en volmaaktheid influiten [§ 181 322]. Ten fesden , de Muzykkunde kan zekere port'te t
aan 't muzykaal talent ontbreekende, vergoeden. Wie met bevrugt is , dien kan de bedreevenfte vroed- vrouw zekerlyk niet doen verloflen. Door zing- baare denkbeelden moet de geeft bezwangerd wee- zen, of de pra&yk blyft ziel-en levenloos. Hoe fterk de pooging van hen, die flegts in weerwil der natuur werken, de wieken flaa, zy bereiken evenwel nooit zodanige hoogte,alwaar de weg vlakker en gemakkelyker wordt. Ondertuifchen, die (taat onwrikbaar vaft, dat geeftenvan middel- maatige bekwaamheid, die anders buiten twyfel voor altoos in de laagte hadden moeten blyven, door de vleugelen der theory, zomwylen reeds eene ongemeene hougre vermoogen te bereiken. Ten fevenden , de Muzykkunde doet menig eertyds genooien muz.ykaul vermaak iveer berlevent wie zig namelyk een muzykfruk in deflelfs zinfeheidin- gen en perioden [§ 230] weet te verbeelden, die kan hex ongelyk gemakkelyker onthouden, en zig vveer te binnen brengen, dan iemand, die, van theory ontbloots het duidelyke niet inziet. (.$. 196. not. 1.) Ten achtften, gelyk tog practyk zondef theory
niet dan oefFening zonder verftand [J 20] kan heeten, de Muzykkunde is het fteunfel der Muzyk, voor zo verre zy ons bekwaam maakt tot het oordeelenen redeneeren over muzykaale dingen, 't wdk immers zonder haar behulp al zo on- moogelyk blyft, als, zonder kermis iets te ken- nen, of, zonder toedoen der ziei tot kennis van eenig lighaam te geraaken Ten negenden, de Muzykkunde is noodzaaketyk m Y voor' |
||||||
338 VAN DE NUTTIGHEID
voordeelig voor ben, die anderen in de Muzyk gedeu-
ken te onderrigten. Deeze, moeten zekerlyk iets meer weeten , als dat de muzyknooten, gelyk Elias-raven , her. brood aanbrengen, en , dat er twintig leffen op een maand gaan. Zy moeten reden konnen geeven, fchoon de leerlingen zo wys niet zyn van die te eifchen. Men verbeeldc zig waarlyk zonder grond, als of iemand uit dien hoofde, dat hy beterlpeele, als een ander, ook beeter ondervvyze (a) j de ondervinding leerc in
e) Zekerbcil^epen Muzykgeleerde redenkavelt er on-
der anderen aldas over: er behooren veele goede ,, hoedanigheden tot een leerling, m'aar tienmaal meer, tot een onderwyzer. De verkiezing van onbekwaamen, bederfc de beftedifcipelen. Menig meent hec goed , doch kan evenwel nret meer f/eeven , dan hy bezic. De meefte , gaan by hunne leerlingen ter lehoole, en doen als jon- ge, onervaaren geneesmeelters, die, by manier van proefneeming , het kerkhof aanvullen, en ,> er zig echcer dipper voor laaten betaalen. lets ,, anders is, zelf goed fpeelen, en weer iets an- dcrs, goede [peelers aankweeken. Ik ken et cenigen , die zig geen kleintje verbeelden, en welken men ook , zonder flaauw te vorderr, ,, nog wel^een kwaariierrje gthoor kan verlee- nenj niaar , zullen ze onderwyzen, ze weeten waarlyk niet, of ze van achteren dan van voo- ren moeten beginnen. Ze denken , hec voldoe ,, reeds, als zy een paar regels nooten opftellen, ,, en in 'c gros iets van de behandelinor melden. Dan fpeelen ze dieeenSgaau- voorj flaan ver- volijens de beenen over elkander; haalen de fnui'fdoos voor den dag, kyken op 't oorlogy; of ten venfter uit; fchudden hec hoofd i ftampen mec de voecen , en gaan vercrekken (jusqu* a de- main). Uit fl'-ch van volk wordt niet anders Ziet Mattbe-fun's kleine general-bas-fchule , cap. 3. vom lehrmeifter/ §. 2. }. Hier op volgen nog
|
|||||
1
|
|||||
DERMUZYKKUNDE. 339
in tegendeel, dat lieden van middelmaatige be-
kwaamheid in de prafityk, maar die in de theory ten rainrten even (terk zyn, de vereifchte ge- duld , wakkerheid , en vooral, de gave van ordentelyk en nsar ieders vatbaarheid te rede- neeren, bezitten, doorgaans beter fcholieren maa- ken, dan overvliegers, die, wegens al re groote vlugheidvan geeft, maar aire weinigoordcel, zig zelf nooit zo verre krygen, eens bezadigd te overweegen, waar in de force van hun inftru- ment beftaa , en, ten aanzien van muzykaa- le fantailie , hen gelyken, die 's nagts hunne woonplaats weer vinden, zonder's ogtenszig te konnen bezinnen, wat {traaten al doorgekruift. De Muzykkunde verbeeldt ten deezen opzigt, een proviandhuis, alwaar voedzel in overvloed te vinden; een magazyiv, 't welk alleen de wapenen ter hand kan (tellen, zonder welke de onder- wyzerszig, op den duur, eer noch voordeelheb- ben te betooven. De konfr is groot, en 't men- fchelyk leven, korti geraakt er dan op deeze. manier een proces eerder teneinde, genoeg, zy kvvyten zig als eerlyke advoc/aten, en moeaigen des te meer liefhebbers aan , in zulke harmoni- eufe pleitkonft, alwaar talent, verdand en oefFe- ning het vonnis (tryken, zig in te wikkelen. Ten tienden, de Muzykkunde is een middel tot de
uitvorjchtng van iemands natuurlyk temperament. Wie of compofitie, enfantaifie, naarzynen fmaaklaat hooren, of openhartig ontdekt,'wat foorten van muzykllukken hy voor anderen beminne, die verraadtdatelykzynedomineerendepaffie [5 360]; Y 2 iets,
meer aardige aanmerkingen, der vertaaling waar-
dig;doch, wy willen hoopen, dat het geene, wat dee7.e Cricicusaan zyne tydaenooten nuspryft, hies te lande juift niet coepaffelyk zy. |
||||
34<> SLOT.REDE.
iets, waar voor wysgeeren zig anderzins iii
redeneenng omzigtig pleegen te wagten. - Ten eifden , de Muzykkunde kan aan febrandere liefhebbers, die tot de muzykaale praflyk gelegtn- noeb gencgenheid hebben, nit hoofde van bondigbeid, tot een geejiig vermaak dicnen. Menig peribon van jaaren, itudie en oordeel , die groote virtuofen hoort, geen kans ziet van 'c hen ooit naa ce doen, eri Retook nooit erop toete leggen begeerc, fchept hier in vermaak, dat hy den aardt der toon- fpraak, de oorzaaken der uitwerkfelen, het vol- maakte en 't gebrekkige der compofitie en der nitvoering, duidelyker, dan zelfsde meefte com- ponilten en muzykaale redenaars, inzie. Hier toe konnen bondige geichriften gelegenheid gee- ven, en langs deezen weg maakt de Muzykkunde de Muzyk<W acbting van verftandigenivaardiger, en doet ons die der geleetden berivinnen, welker oor- deel, van groot gewigt zynde, der kon(b en er- vaaren, deugdzaamen konftgenooten, meter tyd zekerlyk tot voordeel verltrekt. Voor 't laatfte, zonder nu eens verder gewag
te maaken van de dierbaare nuttigheid , dat de Afuzykkunde zotntvylen tot opbeldering van fibriftuur- plaatfen bebulpzaam kan iveezen !§ 18. not) ; het vermaak uit de Muzyk, als zodanige, fprui- tende, is flegts/?»/«?/, of zinnenftreelende, terwyl dat, 't welk de Muzykkunde befchikt, te regt intel- lelluel, ofverftandig, inagwordengenoemd. Dee- ze laatlte foort, door'verftandigen beoogd, is reiner vermaak , en hier op zinfpeelen de goude woorden van Sauveur, op 't tytelblad bygebragt: DE MUZYKKUNDE IS AL ZO VKRMEVEN, ALS DE MUZYK BEKOORLYK; DFIEZE, IS AANMINNIG VOOR DE ZINNEN EN VOOR DE VERBEELDING; GEENE , VOOR T VERSTAND. E Y N D E.
|
||||
R E G I S T E R
van de voornaamfte hier aangetrok-
ken auteuren, en verklaarde zaaken. A.
A **
£\.andagt wordt door Muzyk niet verhinderd 356
Aangenaam, wat zo heet \ . . 119 Aapen , indiaanfche, bun concert . ." 196
Accenten der menfchelyke ftemmen hebbcn tot het
zingen konnen aannoopen . . 24$
Accentuate der toonen, verbeeldt lichten fchaduw ti6 ■----------------- fluit de rede in van de afdeeling der zangmaaten . . »i8
Acouftyk, muzykaale, wat ze is . '. 34
Adam wordt vooreengroot muzykantuitgegeeven 247
Aeolius, een grondtoon derGrieken . . 16& Agrementen, muzykaale ... 15 Air eenes muzykaalen redenaars . . , 13
Ampbion , een vermaard griekfeh muzykant 161 Antipbbna, foorten van muzykftukken .- . 34$ Apollinarijcbe (pellen . . , . 163 Aretin, Guido, . . . . . 180
Arijlides Quintillianas . . *A *^7' 3*7
Arifiocraty door Muzyk uitgebeeld , . %66
Ar'tlloteles .... . . a6j. a<5<5. 167 Anjtoxenus . ' , . , . . 46. 169
Auguflinus . ♦ » . 18. 317. 313. 344
■■'■ - "!
B. Xjijflj, *va'ar van dit woord af komftig « * ioA
Baccalciureus in Mu/ica..... xz
Barheyrac, J, . J ; . 3KJ. 317
Barden,foortenvanprieftersderaaloudeduitfchers iy£
Bardus, een befchermheer der Muzyk . , iyy
Basftemmen, de regelmaat van de benoeming der toonen ..... 106
Beda . . . . 16, id*, 170. 31a
y ? &?
|
||||
REGISTER VAN DE VOORNAAMSTE
§.
Begrippen, verwarde, ldaare en duidelyke . . 10
>■
reuk, fm'aak en coleuren te onregc gelyk
gefteld . . . . . 196 Bifcbryvitig-van de Muzyk ; . . . . i
~--------. de volledigfte, hoe ze op te vatten . . 510
Beverini , auteur der eerfte opera . . 28 r
Betaeeging tot het geluid vereilcht . , 36 - - - verwekc niet altoos geluid . , 39
- - - gefchiedt in tyd ,''', , 53
- - - krings-of goHswyze . . ,, 58
- - - der harmonil'cbe flagen . . no
Biblifcbe biftoricn voor 't clavecimbel . . 314, Blaastuigen, hoe ze toonen veroorzaaken . . 50 ■;wierden by de Grieken weititg geachc . . 167 Blydfchap hoe ze door Muzyk kan worden verwekt 331 Boetbius . ' . ♦ 269. 273 Bovenzang, wat zo heec . . 24.1 Braband, eertyds een muzykaal kweekfohool . 184. C.
G , Betekenis van dit muzykaal maatteken . 227
Cartencen, fraaie, waarom ze behaagen . . 364, Calv'mns . " " . . 166. 308 Canon'ici, wat het betekent . . 269
Carifflmi y eenvermaard italiaanfch componift . 287
Cartefius , . ' . 217. 219 Cato, de oude . ; '. 271
Cicero . . 1<J. fj. ^199. 27 y. 166. 271, 329
Chinee/en, oude, hun defctegebruik der Muzyk - 270
Cbolerijche , wat foort van Muzyk hen beft be haage . . . 36r
Chooraalzang, waar in hy beftaa . . 238
Cirkel, muzykaaje, iluit niet net , .185
Clevieren, waarom ze tempering vereifchen 186. 187
Coleuren, konrien met toonen niet worden verge- leeken ... 74,
Comedien, watze te Romen uitwerkten . . 271
Comma, wat het in de Muz,yk betekent - j 15 CompoDeeren, was het is .. ... 14? Com*
|
||||
AUTEUREN EN ZAAKEN.
f.
Componillen hoe ze van zang-en fpeel-oeffenaaren
verichillen . . . 13
- - - moecen rede konnen geeven . jr
- - - hebben zig doorgaans naar den fmaak
der liefhebberen te rigten . . 14J
- - - hoe ze moeten dcnken « . 310. 3541
Compofitie, muzykaale, wat ze i* ♦ . 7 - - - kan Muzyk heeten ' . ; 9
- - - is 't voornaamfle gedeelte der muzyk-
konft . . .. 14,
- - - van een muzykftuk, wat er in 't gemeen
toe behaort . . ^43
Concert en , wat ze z>n .. . . 330
Confucius beklaagt den verval der Muzyk . zjo
Conring, H, , . 274. 308 Confonattten . . 164
- - - de volmaaktfte die er oojt moogelyk zyn
hebben wy reeds . . 183
* - - haare trappen van volmaaktheid . no
- - - waarom ze niet alle lieflyk met elkander
harmoneeren. . . . 213
- * - welke te regt voor de volmaaktfle wqf-
den gehouden . . . . 117
- - - waarom ze in 't gemeen behaagen . 377
Contrapunt, wat net betekent . . . 280 Cromatyk .... 9 Croufaz . . 57. 69, 164. 2;8, 314. 319. 357 D.
JlJatnafcenus, Joh. eenmiizykaalreformateur - 278
David, de koning en Propheet, wyt de Muzyk tot den lof des Heeren . . 257
Became rides, wat het betekent . . . uy
Democraty, door Muzyk uitgebeeld ■■■ * . 360 Demodocus, een gneklch niuzykmeefter . . 264 Derbam . . ft, ^ Dertelheid, konftige . . . 351
Deagd kan en zal door Muzyk worden bevorderd 164
265. 166. 317
Diatonyk, wat het betekent 8 . , .. 9 Dm-
|
||||
REGISTER VAN DE VOORNAAMSTE
§
D'teren doorverfchillendeinftrumenten aangedaan . 29 j »-, - - leveren zeldzaame Muzyk . 196 i... - - , maakeii door 't geluid 'zekere hartstogten
kennelyk . . . ^ca
Diogenes berifpt de muzykanten niet zonder rede . 267
Dionyfius, bygenaamd Muficus . . , 272. Diffonanten , . . 164, - - » behooren tot de befte Muzyk . . 204.
- - - haare orde is ten onzen opzigt enkel
wanorde . . . 109
- - - waarom ze in'c gemeen mishaagen . 257
- - - wyslylc ondermengde, waarom ze be-
haagen . . . 182. 3*8
DocJor Mufices . . .22
Doclart . ; . 92. 3.22.
Dorius, een grondtoon der Grieken . 268
Drieklanken, muzykaale, war zezyn . . 214.
- - - hoe ze worden verdeeld . . £14. 215
- - - waar uic afgeleid . . . 116
DuHJchers, zommige verftrekken toe muzykaale wonderen . . . 190
Dtinftan , gewaande uitvinder der veelftemmige
harmony , . . 1-9
E,
X^jgyptenaaren > hundeftiggebruik der Muzyk . 216
Eli/a, de Propheet, vondc fmaak aan de Muzyk . i$6 ■ hoe de Muzyk hem diende . - . 213 Engelhard . . . . . 72. 105
Epbori der Grieken , hunne waakzaamheid omtrent
de Muzyk .... 262
Epicurus, oordeel over de Muzyk . . 267
Epiglottis, der zangftemme behulpzaam , , 100 Epiamerides, zekere naauw afgedeelde toonen . ny Euler, L . 5°- S<5. 2J. 9? Euripides, over 't regte gebruik der Muzyk . 264,
Evenredigbeden, muzykaale . . . 105. 141. 170 Evremont, St, .... 289. ?j<» |
|||||
F. Fan-
|
|||||
AUTEUREN EN ZAAKEN.
|
|||||
FF. §i
antai/te, muzykaale, wat ze is \ « ns
Fartnelii, ee.n veredeld JVluzykant » 19*
Favorit- tnjirumenten , grondtoonen en ftuklcen 361
Ficinus, Marfilius . . 167. 323 Figuuren , redenkonftige , laaten zig door Muzyk
uicbeelden . . . 136
Fraaibeid, wat ze is * 4 . 198
- - der Muzyk, hangt nietenkelyk van den
imaak af . , . 145?
- - - eenes Muzykftuks waar in ze beftaat 338
Branfcbe Muzyk, haare gefchapenhcid i.26. z88, 289. GG>
edagtenis, wat zy . . 199" G^e//, muzykaaie, waar in hy beftaat * 1S9-
- - '- wat delTelfs vertchillende hoogte ftelc »oi
- - - hoe men hem kau te huip koomen 3447
Geeftigheid, wat ze is . ♦ . 199" Gelu'uU wat men dus noemt. . * . 3? - - - wat het is . . . . - 38.
... - hoe het van klanken en toonen veifchilt. 45 - - - muzykaal , op tweederlei wyze verwekt. 50
- - - eenzelfde, luidt ons eveneens. , 61
- - * van onbezielde en bezielde weezens 10*
Gehoor, een zielsvermoogen. « ! . 6% - - - onderlcheidt de hoorbaare grootheden
zeer inel . . . 17*.
- - - muzykaal, wat het is . ... .191
* - - deflelfs voorwerpen . . 194,
* - - is de grondflagder muzykaale tekenlcunde 19$
- - heeft verlcheiden graaden . . . 196 Gehoorkunde , muzykaale . » 34, Generaal has, waar van benoemd . . lodi - - * vertooncnatuurlykeen konftige harmony aoj
» - ' wanneer uitgevonden . . 183 Gene/?, I'abbe' . , . . i<6 Ge/cbiedkunde , muzykaale , wat ze is . , 146 - - - hoe verdeeld . . 477.
Geftreept, e'e'n- twee- drie- vier ♦' : 117 Gewoonte, haar verrhopgen in de Mu/yk , 101 Glajen, hoe men ze laager en hooger van toon kan ■ maaken . 79
Z Ghu
|
|||||
REGISTER VAN DE VOORNAAMSTE
9.
Glottis, oorzaak der zangtoonen . . 98 Goocbelary, muzykaale , . 316
Gottfcbed J. C. ♦ . . 149 300
Graffebriften op twee vermaarde Muzykanten . 287
Gregoriaanjcbe trant, in Vrankryk ingevoerd. 34$ Gregorius Magnus, een reformateur der Mazyk. 178
Grieken, oude, hunne muzykaale wonderen j - - - hun deftig gebruik der Muzyk 261 feq.
- - - bedienden zig van 6 grondtoonen 268, $04
Grootbeid, bepaaIde, wat ze is . . y$ - - - veroorzaakt gelykmaatige trillingen. 74
- - - ftelt het wezen der toonen . 67
Gronden, muzykaale , fluiten de rede in van de muzykregelen . . 15
- - - de voornaamfte , leggen in de wys-
geerte. ... 44
Grondtoonen, wat ze zyn l . . 14.0
- - waarom wy ze behaaglyk vinden. 10a
- - - der Grieken . . . 268
- - » over de groote en Kleine derde, doen
gantfch verfchillende werking , 304
H.
JL x&» een indiaanfch dier . . 196
Harmony, muzykaale, wat ze is . , f
- - - verfchilt van't harmony in't gemeen 16,17
- - - natuurlyke en konftige . aoj
- - - hoe ze van elkander verfchillen 206
» - - haar weZen . . . 222 . - - e'e'n- en veelftemmige . . 234 - - - onderfteunende en concerteerende 236
. - - vierftemmige, wanneer uitgevonden 36a - - - natuurlyke, geeft reeds gelegenheid tot
verhevene befpiegelingen . air. 5*7
Harmonyk hoe ze van Harmony verfchiit . 138 llaruiontfcbe ftagen, wat er op davieren toe wordt
vereifcht . . . 192
_ - - geichieden in vier beweegingen 220
Hartstogten, menfchelyke, hebben tot het zingen
aangenoopt. . . . 248
- - - Ipreeken ieder als haare eigene taal 300
- * ze*
|
||||
AUTEUHEN EN ZAAKEN.
* - - zekere bedogde , hoe 2e door Muzyk
konnen wbrden verwekt . 303. 30?.
- - * tegengeftelde, hoe door een zelfde mu-
zykltuk veroOfzaakt. . . 3 id
? - - dienftige, nadeelige en geoorloofde 316"
Hebreen thaakten eeh godgetvyd gebruik van de
Muzyk . . . 156
- - - of ze 00k in de gevangems te Babel mu-
ficeerden. . » . 459
Heinichen , . 4 . . . 144
HemeUmuzyk gaat boven het beireik onzer bevat-
ting . . . .4* 333M
Hermes, trismegiftiis, uitviuder van zekervermaard
Tpeeltuig - . . 454
Hexachorden, door Aretin ingefteld . 18b
Hicronymus .... 343. 34$
Homerns zong zyne gedigten den volke voor 461
Hoofd-toon hoe van eenen grondtoon verlchilc too
Hoofdnang . . » 14. t
Hoogte der toonen, hoe veroorzaakt ♦ 75
Hooren, eeti werk der ziel . ■ . 6%
- - - hoe het gefchiedt . . 64
f\uigens , C, : ir'j. 151. i$j. lit, 370
Hymnt, faorten van muz.ykftu.kken * > 343
T
J^onicus, een grottdtoon der Grieken 4 J *38
■lojeplms, F, . . . 149. 156 Inlirument.. muzvkaal, het volmaaktfte . . 111
Injlrumentaal*-Muzyk kan en zal tbonfpraak wezeh » 367 - - - kan toe dapperheid aanmoedigen . 308
- - - allerhande hartstdgten weer doen hef-
leven . . ♦ 309
■- * * haare dverige nuttigheden . . 311.313
/»/*>-»ot«W«J , muzykaale * hoe verdeeld . 48.416
- - - tot wat einde ze beftemd fchynen . 79
- - - tot den oorlog gebruikt t . 194
Inftmmentum eordofophicum ; . %6 lniervallen, muzykaale, wac ze zyrt . . ioj - - - feven natuurlyke ... . 108
- - Van waar benoemd & « . 114 L % « « - hoe
|
||||
REGISTER VAN DE VOORNAAMSTE
|
|||||||||||
§.
■ * - hoe ze worden onderfcheiden ' » 114
- - - hoe veel erin <5en Ottaaf zyn . .130
- - - hunne verdeeling 134. 13J, 137. i6f
- - - worden colleftive aangemerkt . . 136
- - - reciproque .... i6y
- - - eenerhande, konnen zeer verfchillende
werking doen . . . 174
- - - hunne gelyke invallingen . . 17?
- - - vervangen orde en volmaaktheid ; 181
- - - zommige worden door anderen voort-
geteeld . . . .182
» - - hoe menzeineenuiskonftige-enhoeineen
pra&ykale zin aanmerkt . . 213
- - - aangenaame . . V aI9
Intendont dcs plaifirs . . . , 171 J/is verfpreidde de Muzyk alom in Egypten . . 174 Italiaanen, hunne muzykaale voorregten 285. 288 Jubal, uitvinder van fnaar-en blaastuigen . 149 Juftinus maityr .... 343 |
|||||||||||
K.
|
|||||||||||
K
|
|||||||||||
mcr-Muzyk, wat ze vereifchc , . g
|
|||||||||||
- - - haar oogmerk . . . 330
Kamerttion ..... 107 Karel de Groote, een befchermheer der Muzyk . ayy Ke'tzers, liefhebbers en patroonen der Muzyk,
romeinfche . . . 172
- - - chriflelyke . . . 593
Ketm'ts, muzykaale, van verfchillende foort . 10. 195 > - - middelen tot dezelve ... 27
Kerkendienaars wierden eertyds van import vry ge-
fteld ... . iCo
Kerkmuzyk . . : .8
. - - 46n der voornaamftefteunzelen der Muzyk 193
. . - huare nuttigheid . . . 309 « - - haar oogmerk . . .318
- - - wanneer in de Chriftenkerken ingevoerd 343
- - - in. Duitfchland en Vrankryk 347
. - - moct, 7,0 docnlyk, altoos ftand grypen 35-0 - - - haare gronda-gelen . . 373
Kir-
|
|||||||||||
AUTEUREN EN ZAAKEN.
§.
Kirchertis, A, if, 92. 167. i8t, 295. 312 Klappcn by de Muzyk, wanneer in gebruik geraakt 271
Klank, wac hec betekent . .40 - - - hoe hy van toonen verfchilt 44.. 4?
Klankgeflacbten, drie . . 139 Klankvoeten . . . . 119 Klok, heefc een klank, gecn toon . . 4.7 Koningen in Juda, de vroome, hielden de Muzyk in eeren . ♦ ♦ 160
Konft, wat ze is . . . it
- - - mii7,ykaale, dient met weetenfchap ge-
paard te gaan . . 19
Koortoon , . . . . 107
Kumpeniften verfchillen van componiften , 269
Kuhnau , . . . . 314
L.
\_jaagte der toonen, hoe veroorzaakt . 75
Liederen , geefteiyke, haare nuttigheid 317. 346
Ligbaaman . geluidverwekkende . . 37
- - - veerachtigezynalleen toonverwekkende . 49
- - - hoe deeze worden verdeeld . . yi
- - - gelykflachtige « , ft
Ligt, wat zo is . . . . 28 Litanyen, wanneer ingevoerd . . . 345: Lugt, de middelftoffe van 't geluid ♦ . 37 - - - hoe ze toonen verwekt , . 58. 59
- - - of ze tot dien einde oneindig verfchillen-
de deeltjes tnoet vervangen . . 74
- - - haare verlchillende veerkracht, wat ze
in de Muzyk veroorzaakt 8x. 92. 97
Lugtgolven, hoe voortgeplant ... 70
- - - houden gelykmaatige fnelheid . 71
Lugtpyp, wat ze in 't zingen doet , . 99 Lul/y, 'torakel der frankhe Muzyk . . 286 - - - een ryk, veredeld Muzykant . . 292
hntherus . . . 317. 323. 356 Licurgus, onder wat beding hy de Muzyk goed- keurde , 262
Lydius, een grondcoon der Grieken , . 268
Z j M. Moat
|
||||
REGISTER VAN DE VQORNAAMSTE
§.
M.
jy/\.aati muzykaale, wat zeis . , . %ij
- - - wordt toe dc Muvyk volftrekt ver-
cilcht .... 137
Maatgezang, wat het is , .1. 44.1
- - - wat het affchetfr. , . 199- 3*7
- 1 - hoe het de taalen van zekcre harts-
togten kan fprecken 301. 303. 305
- - - waarom htt in 't gemeen behaagt en
mishagt . . 3*4. 35^5. 356 361
Mnatflaan, hoe het aan te merken . . t*8
Martin . . . ', aro. 3*7
Mmbefqn 13. 14. if. 17. 38. 41. 87. ioi. i6t
117. 147. »f4. 1^9. i(><). 171. 191. 191. 311
313. 310. 317. 333. 336, 340. 350. ?6<S
Meibomius . . . . j8. ijo Melancbolifcbe, wat foort van Muzyk hen beft be-
haage .... 360
Melody, wat ze is . , , J- 131. *33
Menuet, wat ze vereifcht . , . . 310
» - - wat ze verwekken zal « . - 340 Mrrides, naauw afgeperkte toonen , « nj Met bode, mqzykaale . . ? Mnrometre, niaatmeeter. : . »»7
Meurs, Jean de, uhvinder der muzyknooten. 184
Mi.'b.uik der Muzyk, hoe het aan te merken. 316
M'tzler, L. . 41. 76 85 93. 119 317 Mixolydius, een grondtoon der Grieken . a68
Moduleeren, wat het betekent . . *3? Monarchy, door Muzyk afgelcherft . 360
Monttcbordum, deflelfs gebruik en nuttigheid* 141.188
Morbof ... . .91 Mofei, waar van benoemd . . if
- - - uitvinder der trompet . . 156
Motetten, foorten van muzykftukken . 345. 347 Mays, eernaam aan de Muzyk toegelegd , if Miifica'lri, foorten van Muzykanten , 30 Muficus, wat die eernaam betekene. , 30 Mufjchnbroek, P van, . , 69. 71 Muzyk wat ze is . , . t f - tyuuurJyke en konflige , 3. \6 |
||||
AUTEUREN EN ZAAKEN.
|
|||||
hoe men ze verdeeld . . 9
is een konft . . 1*
afkomft deezes woords . , J ?
haare natuur . . .21
der Turken en Perfiaanen . iif
is eene Klinkende mathematyk. 171
eene foort van meetkunde . 19*
Choraal- en figuraal . a?8
een ziels banket . . *39
in wat opzigt die woord teregt door zang-
konft wordt vertaald. . . »4r
haar oorfprong , . 147. 248
is de oudfte konft . . 149
hoe aangekweekt . . aya
of ze door den zondvloed is vernield ge-
worden » . . *??
der Egyptenaaren . . »?+
der oude Duitfchers en Gaulen. ayy
der Hebreen . . *f<5. feq,
der Grieken . t6i. feq.
wierd onder de vrye konften geteld i6f
der Chineeien . . a;o
der Romeinen . . . *7r
hoe ze de harten verwurwe . %Tf
kwam een byna onherfteibaar verlies te on-
dergaan . . zyS
hoe ze weer tot volmaaktheid is geraakt. 184
der Italiaanen . . *8$
der Franfchen . . 186
der Engelicben . . 187
der Duitichers . . 190
deezer vier gemelde natien, vergeleeken 191
haare werking op dieren « 19?
koddige en defperaate , . 197
heet te regt toon/praak ♦ ?oz
trekt den godloozen tot den tempel 309
kan tot eene artieny des lighaams en ge-
moeds verftrekken. . 31*. 313. 31J.
tot verluftiging en ftigting . 316. 317
is eene vrye konft 4 . 318
eene oneindige konft , . 319
een fpiegel van orde . » .310
Z 4 - - - een
|
|||||
REGISTER VAN DE VOORNAAMSTE
» - ■» een lentekeneener bloeyende republyk. 31'
»;..-.- een.goddalvk gefchenk . 3*3 - - - , haar. oogmeak . « 314. 317
- - - medccynfche , . gif
- - * haar wezen . . . 331
- - - is een Gode behaagelyke konft . 349
- - - . de befte, behoort d^r Kerk , . 3?*
fflnzykctfll, was het is . * fllmykantcn, met Militairen vergeleeken 13. not, - - - ryke en vgredelde . . *9*
- - - hun .wangedrag, wat het veroorzaakt 350
Muzykbaaters verdienen te regt berifping . 356 365 ftluzykkunde, watdeeze term betekent . 4 18 jo - - - haare moogelykheid . . 19
- - - wat ze is . . ai. »i. 13. tf
» - - hoe ze te oeffen?n . .18 - - - , haare nuttigheid . . 31, 366
Muzykorffeiifiaren van driederhande flich . «r - - - konnenfcorren van zedemedlers weezen 3x6
JHuzykflukken wat ze zyn . . 6 - - - waarhet in't oordeelen over dezelve in't
gemeen op aankoomt . 14?
m - - deeerfte, hnnne gefchapenheid . ayi
■ - - waarom zommigelangzaamandere, fchie- lyk moeten gaan . . 303
- - - waarom ze zomwylen tegengeftelde harts-
togten venvekken . ♦ 310
- - - wanneer ze fraai zyn . . 338
<r ' - wanneertrefFelyken velluidende . 341.341 N.
XNJ^/ch, mu7ykaale, vergeleeken , , 191
Natuur,. wat ze, is . ', 101 - - - levtrt oneindig verfchillende toonen . 103
w - - ' wyft tot uitdrukking van ieder hartstogt byzondere klanken aan . , 300
» - - is 't mode'l dcr konften ♦ . 331
fJattiurlyk zyn alle toonen . . 104
JVatuiirlyke, het, waarom 't behaagt ; 363
/Vazianpenus . , . 313
Neidbttrdi , i . » -'88
|
||||
AUTEUREN EN ZAAKEN.
|
|||||
5.
Nieuwentyd . ♦ . . 61. 66
Novii, eene benoemingder muzykaale regelen 254. xjj
Nootett, muzykaale, wannter uitgevonden . 281 Nooten-ruimtens, evenwydige, beelden geene even- wydige interval len uic , no Nvvendituiles, een ibort vanmuzykftukken , 171 Ntima, oordeel over de Muzyk . . %jt O.
O ftaven . . . 129
- - - haare redemaat , . . 146
- - - dubbele, drie»en vierdubbele 14.9. ijo. lyf
- - - hunne invallingen . ♦ 177. 178
- - - zyn volmaakte intervallen . . 117
- - - waarom zommige onaangenaam zyn , 221
Onderwerpen der Muzyk, hoe verdedd . 233 Onderivyzers, muzykaale, worden te mets met rede berilpt ♦ . . 266
Oogmerk der Muzyk . ♦ 527
Ooren, hoe toegefteld . . (So. 61
- - - tot haar vermaak kan de Muzyk on-
moogelyk zyn beftemd , 6%
Opera, de eerfte , . . 281
Oplettendbeid, wat ze is . ; 199
Oproeren door Muzyk genild . . 264
Orde, wat ze is, en waarom ze ons behaage . 200
Orge/en, gwote, vervangen 90<2aven-ruimcens - u8
- - - in wat proportie derzelver uiterfte too-
nen ftaan . . . 172
- - - van zwynen en katten toegeueld . 297
Orpheus,een vermaard griekfch Muzykant ; 261 Ofiris, een befchermheer der Muzyk « 254 P.
X ojjagen, muzykaale 7 : ait
Periodcn, muzykaale . . 22.0
Phrygius, een grondtoon der Grieken . r, x6%
Pindarus, een vermaard griekfch Muzykant . 263
Plato . 16, 17. 2^4. 2&>.267 Pluimgedierte, het kwinkeleerende * . iox
Z 5 P/«-
|
|||||
REGISTER VAN DE VOORNAAMSTE
§.
Plutarchus . » .. 173. 317
Poezy, lyrifche « '. ; 154
- - - muzykaale ... 314,
Praffyk, muzykaale, wat ze is . . 4 - - - haare zoetigheid hiudert zomwylen aan
de theory » . . 19
» - - haare grondregel . . 331
Prime, of grondklank . 1 ; 106
- - - hoe veel er binnen 44n oftaaf zyn . 133
Printz,W.C, 116.158.161.164.t69.271.180. 311.31* Pcolomaus, Claudius, eengewaandemuzykaale vre- demaaker . . . 169
Pute/mur . . . 314
Pythagoras . , 16, 17. 166
Q.
\^uarten, van vierderlei foort . . nj
- - - haare redemaat . . 154
- - - invallingen . , 180
- - - zyn ongelukkige intervallen . 117
- - minvolmaakte confonanten . 119
Quinten . , , 116 - - - haare redemaat . . 151
» - » dubbele . . . 153 « - - haare invallingen . . 179 - - - valfche, zyn diflbnanten . 164
- - zyn volmaakte intervallen . 117
» - ; waarom zommige onaangenaam zyn . in R.
J\.azerny, hoe door Muzyk veroorzaakc . . 311
Redemaaten, muzykaale . . joj
- - wat ze zyn . . 141
- - van alle gebruikelykfte intervallen ; ifo
- - - hoe verdeeld , . 161
- - - reciproque . . i6y
" ** - zyn uit de Muzyk in de bouwkunde over- getioomen . % . 171
|
||||
AUTEUREN EN ZAAKEN.
Regelen, muzykaale, wat ze zyn J ; 5
» - - natuurlyke en konftige . ; 3. 16
- - - meloiifcheen harmonifche . . 6. 108
r - - hoe ze te onderzoeken ; , 16 ■ - ■ haar grondflag . , 33» Rigters over muzykaale geichillen ; , 103 - - - gewaande . . 269
/?e#/w . . . 170. 313 Romeinen, hunne Muzyk . ; 171. 171. 173 - - - hidden dezelve in groote achting , %-j^
SS.
aizaen, het bebwaamfte tot de Muzyk , 97 Sangulnifcbe, zyn tot de Muzyk gebooren ; 190 - - - wat loort van Muzyk hen bed be-
haage %6t
Saul*, de koning, had fmaak aan de Muzyk . %$$
- - hoe hy ter getegenheid van Davids fnaa-
renfpei raazend wierd . , 31c
Sativeur, . . . irf. 131. 169. 188. $66
Scbeibe, ... 14, %6\. 33+. 336, 337. 350
Scberpzinnigbeid, wat ze is . . 199 Scbootvoffen, muzykaale . . i%&. 14$
Seften, twee muzykaale . ; . 169
Secunden van fesderlei loort . ; 123
Se/ab, wat het betekent . . 340
Seneca, over den oorlprong der Muzyk $ 313
Septimen . , . 1%% Sevental, wit tot de muzykaale redemaaten niet
plooyen . . . i<J*
Sex ten . . 7 1*7. ij<{
- - waarom ze conlonanten zyn . %i%
» - - min volmaakte confonanten . . %i% - - - waarom ze aangenaamer zyn als O&aven
en quinten . 119
Skill and, wat het betekent . . 33d
Steven dorften eertyds geen Muzyk leeren en oef-
fenen . . z6$
Smaak, muzykaale, wat hy is . ; ipg
... goede, volgens wat voorgefchreeven re-
gelen hy werkt , 199.^100
p - wanneer heritelU ; . z+8
Snaare*
|
||||
REGISTER VAN DE VOORNAAMSTE
§.
Snaaren, de bekwaamfte onderwerpen tot beproe- ving van trillitigen . . y$
- - - zyn kleine cylinders . , 57
- - - hoe haare kracht wordc verfterkt. *8
- - - uit wat oorzaaken ze (pringen . 83
- - - punten van ftilftand er in gebooren. 169
Socrates leerde nog in zyn 60 fte jaar Muzyk 266 Solon wat hy door 't zingen e'e.'ies beweeglyken klaaglieds te wege bragt . 264
Speelen, naar nooten, is een ioort van leezing 13
- - - wat het in een muzykaale zin betekent 140
Speeltuig, heteerfte bekende , 200. 2,-4 Spiegel van orde, luidrugtige . . 310 Sprongen, muzykaale . , J23 - - - Kattenfprongen . 316
Staawn, hoe ze hooger en laager van toon konnen worden ... 79
Stellen van een muzykinftrument, wat zy . 78
Stemmen, menlchdyke, van iesderlei foort ' , 48
Sterkte dertoonen, hoe veroorzaakt . 88 - - - is vanhunnehoogte nietafhangelyk,90
- - - hoe ze wordt vermeerderd 91
r - - is drieledig . . 225 Stradel, waarotii hem door bloedgierige bandieten bet leven wierd gefpaard . . 174
Styl, muzykaale, hoe verdeeld . 3jj. 336
- - - deffelfs grondregel , 337
T.
X aal} muzykaale, beruft op onveranderlyke
natuurwetten . , 306
Tact, waar deeze term op zinfpeelt . 117
Tarantula-Jieeken, door Muzyk geneezen . 312
Jekenkunde , muzykaale , haar grondflag , \<)$ - - - der Grieken . . . 167
Tempelmuzyk, der Hebreen, haaregefchapenheid 258 - . - haar oogmerk en haare trefFelykheid 257. 348
- - - der Romeinen . . 271
Temperament, muzykaal, wat zy . .188 |
||||
AUTEUREN EN ZAAKEN.
|
|||||
§.
Tempering der muzykaale intervallen ♦ i%6
' - - waar door veroorzaakt . 187
Terpander, een vermaard griekfch Muzykant 164
Ten fen van vierderlei foort . . 114
- - - grooteen kleine, haare redemaateft. iff
- - - haare invallingen . , 180
- - - zyn volmaakce confonanten . 117
- - - waarom ze aangenaamer zyn als o&aven
en quinten , , . 11^
Tetracborden der Grieken , . , a8o
Thales , muzyk-onderwyzer te Lacedemon . . 161
Tbema eenes muzykftuks . . z$i. 334 Theory, muzykaale, waar in ze beftaac . 4, 10
Timotheus Mile/ius, zyne ftelling by 'c onderwyzen %(>%
loon, een vafte, laat zig niet bepaalen ♦ - - 87 Tooneel-muzyk . .' . » - 8
- - - waar ze uic voortlpruit , ~ 154
- - - haar oogmerk . . « 319
Toonen , war men aldus uoemt i ,40 - - - zyn 00k klanken ♦ «, . 44
- - - afkomft deezes woords . \ 46
- « - verfchillende . . \. 47
- - - war ze zyn . , / 6<f
- - - worden tweezins aangemerkt . 66
- - - hun wezen . . . 6?
-' - - fpruiten uic toontjes . . <5H - - - van fnaaren en klokken, hoe ze worden
verwekt 69
- - - de oorzaaken van htinne laagte en hoogte 75
- - - alle moogelyke , koomen miflchien niet
tot onze bevatting . . 76
- - - hoe de bevattelyke te verdeelen . 77
- - - hoe men konne te wege brengen, dat ze
hooger of laager worden . 79
- - - van fluiten . . 80
- - - van trompetten en waldhoorens . 81
- - - wat veranderingen de verichillende veer-
kracht dtr lugt in hunne laagte en hoog-
te veroorzaakt . 8a. 84. 85, 86. - - - hunne fterkte, hoe verwekt . 88
- - - fterke , verdooven de zwakke . 89
» - - hoe ze fterker konnen worden « <>r - - - doffe
|
|||||
REGISTER VAN DE VOORNAAMSTE
|
||||||
- » doffeen hetdere 7 , 9*
» - - hoe verre ze konnen reiken . 93 - hoe ze ten opzigt van fterkte zyn te ver-
deelen ; . 94
» - - hunne duurzaam- en ztiiverheid 95 96, 97,
* * - van zangftemmen > hoe geforrtieerd
en verfterkt % . 98. 99. iod
* - - worden door konft afgedeeld . 10$
* - bepaalde . . . ioy
- - * ache natuurlyke . . * 108
- - hunne benoeming . . 109
■ - kleinfte-kleine-engrootehalve 117.118.119, ; - - verdubbelde halve en geheele ni. \%t * . * grondtoonen . . 140
- - grooteen kleine . 157. 158. 179
» - - Overgeblaazen, van fluiten en pypen. 168 - - - fympathetifche » . 169
» - * enkele, laaten zig op oneindig verfchil- lende wyze aaneenfchakelen " . 215
* . - large en korte, hoe ze van langzaame en
fchielyke verfchillen * , 224
.5 accenrueerende . * . 126
- - - konnen tekens onzer gedagten weezen 298
Tooukunde, wat ze Is . . .34 Toonverviehking van tweederlei ioore « 50 - - - de volmaakfte . * 51
Toovenaaren, muzykaale * i , 26 c Trans pofitie, muzykaale . . . 140 Trappen , muzykaale. * , . itj Treffelykbeid, wat ze is . . 200 - - - eeties mnzykftuks . . 34.1
Treur ntttzyken by de Romeinen gebruikelyk . zjt Trommel, is geen muzykaal inftrument . 48 Trompet, wat intervallen ze levert , . j6j Trompetrmarine, haare eigenfchap . 169 Tuijco, de eerfte muzykbeichermheer def aaloude Duitfchers . . , *y$
Tvieekianken, muzykaale * . . ioj
|
||||||
V. Qit-
|
||||||
AUTEUREN EN ZAAKEN;
|
|||||||||||
u.
itfpeehn van muzykaale inllrutnenfeti : ; $4
Unifoonen wat ze zyn . . 14*
» - hunne invallingen . irf
konnen meer als volmtakte confonanten
heeten . . , ai/
|
|||||||||||
V.
|
|||||||||||
V.
|
|||||||||||
yer, la mothe Ie, . ; 31*
|
|||||||||||
Verbeelding, en haare repel, de grondflag der mu-
zykaale pra&yk . . 191 doet ons zelfs in enkele toonen wel-of ivanluidendheid beipeuren . 107 - - - en ieder interval op vertcheiden wyze
vergelykeri . . ait
Virina&k of verlufliging, waar uit hetontftaat . %\6
- - - beftendig en veranderlyk . . 366
Verftand, wat het is . *o - - - zuiver, vindt iri de Mazykkunde zelden
plaats . . 33
Viadana, een muzyfitaal reformateur . , i%\. 347
Finding, muzykaale, wat ze is . . 197 Vioolen zyn nog op verre na niet uitgeftttdeerd . 167
- - geene ydele inftrumenten . 3ft
Fitringa, C, ♦ 317 Vocaal, zie zangmuzyk. Volmaaktbeid, waar in ze in 'c gemeen beftaat . $1
- - - waare en gewaande . * 198
Voornooten, waarom szebruikt « ♦ **8 Vtouwsperfoonen, muficeerende * . ljtf Voffius (G. J) . . if. id. 150. %6i. %6$, %66 '*" . ■
TV.
W ultbtt . . . aft. ayf
Waterkringen ftfekken tot ophelderirig van de toon-
verwekkende beweeginget* . 70. 71
Weetenfcbap, muzykaale, dient met -konft gepaard
te gaan . ♦ . *9
Wei-.
|
|||||||||||
REGISTER VAN DE VOORNAAMSTE
§
WeUuidendbeid eenes muzykftuks , waar in ze
beftaat . , 34.1
Wezen eener zaak, wat het is . . 67
Wolf, Baron von, . . . 171. 195. 170
Wolf, een term der muzykaale fchoolvoflen . 186
Wysgeerte vervangt de voornaamftemuzykgronden - 24 Z.
iangkonfl, een term op de geh,ee!e muzykaale
pra&yk toepafleiyk . . 241
- - - is otider als de dicht-en fpeelkonft . , 249
Zangmaat . . . 227 Zangmuzyk, wat dus heet . , 514 - - - haare grondregel 4 . 339
Zangftem, een wonder der natuur : . ior Zangtoonen, hoe geformeerd en voortgeplant . 9? 99. 100
Zangvogclen, of ze muzykaale leermeefters zyn 24.8.223 Ziel, is in 't hooren nict onafhangelyk van den ftaat des zenuwgeftels , . 6\
Zingbaar, ♦ . . 232
- - - moet alles weezen, watMuzyk zalheeten*24.1
Zingen naar nooten, een foort van leezing . . 15 - - - doordeneus, is geenzins af te keuren . 100
- - - wat het in 't nemeen bete ken t . . 239
- - - had zonder vogelzang piaats konnen
vinden . . . 248
- - - waaromhet bevalliger isals fpreeken . ^9
Zinfcbe'tdingen, muzykaale . . 230 Zuiverbeid der roonen , ontftaat uit driederlei oorzaaken ... 96
|
|||||
MUtMHttHMHMHBMlvw--^ ^J»m
|
|||||