ONZE
s ■
N:
u
11
GEMEENTE-FTNANCIEN.
door
l
j. •
ARNOLD MEYROOS.
-ocr page 2-V
j ,
- - ^
V
V . <
■ r .
1
I:-;
-ocr page 3-. ;
\\ ■ /
r . >\'w
• . /
.■ .
l . >
\\ \'
:
r \'
A
■ (
y ,
.\'S
- r
\\
• ^ -
J •
) ;-.
V- r
r
■ ■■ ) \'
-ocr page 5-ONZE GEMEENTR-PINANCIBN.
-ocr page 6-» <
-ocr page 7-TBR VKRKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
Doctor in de RechtsAvetenscliap
aan de Rijks-Universiteit te Utrecht,
NA MACMTIGINO VAN DEN UKCTOB-MAQNlrlCt\'S
Hoogleeraar in de Faculteit der Qcneeskiindfi,
VOLGENS HKSLUIT V.\\N DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT
TKGEN DK UKDENRINGEN VAN
DE FACULTEIT DER HËCIITSdELEERDIIEID
Tli VERDEDIGEN
op Vrijdag 9 Juli 1897, des namiddags ten 3 uur,
DOOR
geboren te ARNHEM.
a
Amsterdam. — METZLER & BASTING. ~ 1807.
-ocr page 8-^ \'Vi v.-. . ■■■, :- ,.. •
■ ..AA .
■j-a\'
\'V;
\' V -
■fi
J
f
- ...... " \'^ft.Â\'feiià ■
\'•■ir-
■■\'•tA..--^\' „■;■\' t..
-ocr page 9-Aan miiiien Vader
en de nagedachtenis mijner Moeder
-ocr page 10--C"
. .., rnm\' übain\'^^
■ ^is?:- - ■
... i^yi^ -,. .....■
...
, ■ . ."•. •-j- \'v-\'â,. ..
li-:
ter-
Bij het verlaten der Hoogeschool kan ik niet nalaten
aan U, Hoogleeraren der Juridische Facidteit, mijn dank
te betuigen voor Uw onderwijs,
Vooral aan U, Hooggeleerden ue Louter, hoog-
geachten Promotor, voor Uw groote welwillendheid en mede-
werking, die ik bij het samenstellen van dit proefschrift, in
zoo ruime mate mocht ondervinden.
Wt^-
h : ■ \' \' "
. : : ■ VV:".
m
I..V , -V , .
a-
7
•■Tl
1
.-."■\'■^\'ir
ï • ■ \' ••
rf sir-.,- \'
■f?
Een proefschrift over een zoo omvangrijk en belangrijk
onderwerp, als onze gemeente-finnncien, waarvan enkele
speciale onderwerpen reeds boeken zouden kunnen vullen,
kan uit den aard der zaak weinig meer dan een schets
zijn. Noch tijd, noch ruimte zijn beschikbaar om zulk
een bewerking te geven, als wel mogelijk zou zijn.
De welwillende beoordeelaar gelieve dit dan ook bij
de lezing in het oog te houden.
. ■ - : | |||
. \' ,ï \' ■ | |||
. :, | |
■ * , \' •\' | |
.. ■ - | |
-c-
\' ■ ■ ■ • ■ \'si^i\' - - ■ \'\'^■7 ^
\'■ ..jj:.:^- ■ iî\'siy«;^ ^ f^vr\'fr^hm^^^^
fei:--!., ■ ; ■ \'■.■\'\'^-\'y A\'- ■ \' ( , - , \'\' ■
^i \'^oq. iit unisöï
.. ïsapv- ^ • \'
■ -rU
I
li
1
4
-ocr page 15-Tnlevding...............pag. 1.
L J)e Graventijd.............. „3.
II. De llepiibliek der Vereenigde Nederlanden .... „19.
III. De Revolutie . . ^............ „27.
IV. Nederland onder liénlioofdig Bestuur...... „33.
V. De Inlijving.............. »42.
VI. De Overgangsperiode........... „50.
VII. De Grondwet van 1814.......... „54.
VIII. De Grondwet van 1815.......... "57.
IX. De Grondwet van 1848 en de Gemeentewet.....72.
X. De AfscliafUng der accijnzen..........,89.
XI. De Fixatie en de Noodwet......... „ 104.
Xll. De Wet van 24 Mei 1897 ...........U8.
J 1. Ontwerp en Memorie van Toelichting.....,118.
§ 2. Vei-scliillende Critiek...........132.
§ 3. behandeling en Aanneming....... „ 137.
Xlll. Financieele Hervormingen............ 149.
§ 1. Uitgaven............. „ 153.
§ 2. Inkomsten............. „161.
XIV. Toeziciit op de Gemeentefinnncien . . , . . „ 180.
-ocr page 16-jiff y :
Jür:"\'
m
-ocr page 17-Het vult bijna niet te betwijfelen of de gemeente, de kleinste
groepecringsvorni van dc sociale maatscliappij, die wij daarin
allerwege aantreffen, is ook de oudste dier vormen. Uit den
aard van de zaak volgt als van zelve, dat zoodra dc ontwik-
keling der menscbheid het leven uitsluitend als éénling, zoo
niet onmogelijk, dan tocli ongeweuscht maakte, eerst familie-
betrekking een\' zekeren band knoopte; vervolgens, toen ook
eene familie op zich zelve niet meer alle behoeften der individuen
vermocht te bevredigen, leidde het wonen op een zelfde plaats,
in eikaars nabuurschap onwillekeurig tot verccuiging.
Kr ontstond overal ccne iiuiige eenheid van belangen der
betrokken personen, er kwamen behoeften, die slechts allen
tc zamcu voldoende koudon bevredigen.
Iu primitieve tijden was persoonlijke krachtsinspanning der
leden gevorderd en voldoende; men verwachtte weinig moer van
dc verccniging dan cen zekere mate van veiligheid van lijf on
goed, zoowel onderling als tegenover buitenstaandon.
Maar dc voortgaande ontwikkeling schiep andere toestanden
cn andere behoeften; cr ontstonden rcgccringcn, overheden die
de leiding op zich namen, cr ontstonden ambtenaren die vor-
richten zouden wat vroeger dc taak van allen was. Dc overigen
getroostten zich zekere opofferingen, weldra zekere sommen gclds
cn wij kunnen thans sproken van gomccntcfinancicn.
Vooral in de steden waren de voorwaarden voor deze ont-
wikkeling zeer gunstig. Zij waren al spoedig tamelijk onaflian-
kelijk en bemiddeld, en door haar rijkdom vormden zij machten
die ontzien en met privilegiën gunstig gestemd werden: immers
van haar moest het meeste geld komen. Daarvan bewust ge-
bruikten zij hare macht om zooveel als het kon hare vrije
stelling te bevestigen: wel erkenden zij den landheer, maar
overigens waren zij haar eigen meester. Zij genoten een zelf-
standig bestaan, dat eens na langen tijd ook aan de dorpen
ten deel viel.
Deze stonden onder het vaderlijk gezag van hun heeren, dc
toestanden bleven er veel primitiever, dc gemccntcfinancien
vormden een onderdeel van de financien van den heer, die
volkomen naar vrije verkiezing handelde of niet handelde, de
ontwikkclingsvoorwaarden waren zoo ongunstig mogelijk, armoede
en afhankelijkheid.
Op het tijdstip (14e eeuw) vanwaar de vroegste gegevens
omtrent de steden over zijn, treden wij zc reeds in cen tamelijk
vergevorderd stadium van oiitwikkciing aan; is het gewaagd
tc veronderstellen dat dc dorpen ons eenigszins cen beeld geven
van den toestand der steden in nog veel vroegcrcn tijd?
Van deze eerste ontwikkeling kan met bepaaldè zekerheid
weinig gezegd worden, de oudste overgeblevene stadsrekeningen
en andere bronnen, die ons hieromtrent gegevens kunnen vcr-
schaflen dateeren allen van latere tijden, dc vroegste uit dc
11e eeuw.
Met -dit tijdvak kan dan ook eerst de gcschicdcnis der
gcmccntefinancien gerekend worden te beginnen. In dc steden
bestaat reeds overal ccn geregeld beheer en cen inrichting,
waarin wij zeer veel aantreffen, dat ook iu)g thans tot dit
gebied gerekend wordt.
Hoe zij zich zoover ontwikkeld hebben en welke trappen
zij daarbij doorloopen hebben ligt in het duister.
Dc dorpen zijn nog weinig ontwikkeld en dc gegevens hier-
omtrent ook veel schaarscher.
Zooals bovengezegd waren de steden in liet begin der 14o
eeuw reeds op een tamelijk ontwikkeld standpunt aangekomen.
Niet is uit liet oog te verliezen, dat iedere stad gelieel op
zich zelf stond, vrij in hare-uitgaven en inkomsten cn dat cr
dus cen groote variëteit van systemen, lasten cn lusten bestaat.
TIct hier volgende overzicht kan dus niets dan de grootere
lijnen aangeven. Binnen deze grenzen wordt in iedere stad veel
verschil aangetroffen.
Maar aan den anderen kant, liet feit, dat de behoefte, do
noodzakelijkheid dc gemeente schiep, gaf cr cen zekere eenvor-
migheid aan en zoo komt liot dat cr cathogoriën zoowel van
uitgaven als van inkomsten aangctrollen worden, die in iedere
stnd zij hot in eenigszins gcwijzigden vorm, wederkcercn.
Behalve uit de verschillende stadsrekeningen kunnen wij hier-
omtrent ccn overzicht bekomen, o.a. uit do „Informacic uj) den
Stact, Facultcyt cndc Gelegentheit van dc Steden cndc Dorpen
van Hollant ende Vricslant om dacrnac tc reguleren do nycuwc
Schiltaclc gedacn in den Jacrc MDXIV", cen verzameling ant-
woorden op ccn zestal vragen door eene commissie van woge den
gnuif aan de steden en dorpen voorgelegd, die vele belangrijke
gegevens verschaft. Hierover wordt nader gesproken op pag. Ki.
Do Uitgaven, die de steden tc bestrijden hadden waren twee-
-ocr page 20-erlei: 1". uitgaven veroorzaakt door de zorg voor haar eigen
bestaan en 2°. betab\'ng van haar aandeel in de beden ten behoeve
van den vorst en in andere lasten.
I. Onder de eersten nemen de voornaamste plaats in:
A. Bestuurs- en administratiekosten.
De hoogere ambten waren onbezoldigde eereposten, de beklec-
ders genieten evenwel reis- en verblijfkosten voor zendingen in
dienst der gemeente. Te Arnhem, zooals blijkt uit de stads-
rekeningen der oudste jaren, 1353 enz., werden de verteringen,
op hunne vergaderingen gemaakt, vergoed.
De lagere ambtenaren, en zij die niet tot het gemeente5tf«/?<?/r
in engereu zin konden gerekend worden, genoten jaarwedden.
De Informacie geeft inliclitingen van 26 steden en van
den Haag. Soms zijn deze zeer uitgebreid, soms van weinig
beteekenis maar van 14 steden wordt uitdrukkelijk opgegeven
dat zij zulke jaarwedden te betalen hebben.
De personen die er van genieten zijn o.a.: advocaten, pen-
sionarissen, rectoren van de school, „scoelineesters, clockestelres,
boden, waeckers, organisten, poortiers, boomsluyters, cyrurgyiis,
vroetAvijf, saugineesters, scarprechters" enz.
Behalve de reis- en verblijfkosten voor stadszakeii vergoed,
zond men ook boden met brieven enz. enz., alles ten laste der
stadskas. Kosten van verwarming, verlichting enz. van liet
stadhuis worden in 4 steden opgegeven.
B. \'Kosten voor onderhoud en versterking.
Vooral de laatsten hebben in de veelvuldige tijden van onrust
cn voortdureiiden krijg de burgers der steden zwaar gedrukt,
toen nog een stevige iimur grooter waarborg voor onafhankelijk-
heid en vrijheid opleverde, dau eeu gaudsche stapel privilegiën
en gezegelde stukken.
V
Zij worden dan ook in 23 steden, waarover de Informacie
ging, opgegeven. Dc kosten vau onderhoud van straten, openbare
gebouwen, muren, torens eu bruggen verslonden groote sonuiieu.
1) De liipr toegepaste classificatie wordt noch in de rekeningen noeli in de Infor-
m.icic nnngetroflfn.
Het reclit tot versterken werd van den vorst verkregen; ja,
zelfs in den aanvang was er verlof van den Eoomsch koning
voor noodig. De graven matigden zicli dit recht aan en talrijke
conflicten ontstonden er door. i)
Toen Dirk III in 1015 zonder machtiging het kasteel Dor-
drecht gesticht had, beval de keizer hem reeds in 1018 deze
sterkte te doen slechten, waartoe de Hollandsche graaf evenwel
volstrekt niet genegen was. Dc pogingen om hem er toe tc
dwingen weerde hij gewapenderhand af.
Graaf Floeis Y verleende 6 Juli 1271 aan dc stad Dordrecht
het recht tot versterken, Mauoauetjia 2 Augustus 134G aan
Schiedam, evenzoo Ruwaard Albrecht aan Rotterdam en hier
als belooning „wegens hunne goede trouwe."
Het tegendeel komt ook voor: als straf wegens onwil of
ongehoorzaamheid werden soms steden van dit recht beroofd cn
ontmanteld.
Hier waren de steden dus niet geheel vrij in hare handelin-
gen, ja dc graven, die dit repht later uitoefenden door\'hunne
kapiteins cn hoofdlieden en door liuniic stadliouders, breidden
het uit tot het bevelen om ecu stad in staat van verdediging
tc brengen, wanneer zij dit noodig oordeelden.
Zoo gaf Jan van\' Bkykrkx den 22™ ]\\Ici 1421 aan Elorens
cn .Iacou van Borselen cn Laijrens van Cats, ka])itcincn der
stad Zicrikzcc, macht, om rondom die stad versterkingen tc doen
aanleggen cn hij gelastte aan dc regeering om de dcsbctrcHendc
bevelen op tc volgen.
Vlaardingcn had renten gekocht, die reeds in 1514 oud ge-
noemd werden cn het geld daaruit verkregen was „gecmployccrt
— an bolwercken derselver stede, daartoe zij van [hunnen] gena-
dighen llecrc bedwongen zijn geweest." 2)
Hetzelfde blijkt uit het eerste artikel van het Berichtschrift
voor den llovc van Holland, Zeeland en AVest-Ericsland voor
het jaar 1531. Dc stadhouders mochten cn moesten inspcctecren
») I\'IETKR I\'AULUS. Verklaring van de Unie van Utrecht, I, pag. 323, vlg.
_ 2) Infonnacie, pag. 317 (zie pag. 10).
en doen verbeteren waar dit noodig was, de steden moesten
gehoorzamen. En zulke bevelen werden niet voor dc leus ge-
geven, maar herhaaldelijk toegepast.
C. Koden voor eenige takJcen van staatszorg.
Voor defensie is veel onder de vorige rubriek opgegeven,
hierbij komen nog kosten voor het houden van leroepssoMaten.
Bij de ontwikkeling der oorlogstechniek waren de gewapende
burgeren niet meer sterk genoeg. Arnhem bad reeds in de 14®
eeuw eenen busmeester voor de bediening der artillerie, de
Infonnacie maakt in 3 steden melding van bezoldigde schutters,
tot welk doel Gorincbein zelfs speciaal renten had verkocht.
Dc regccring der stad Amsterdam besloot in het jaar 1515 tot
liet aanwerven van soldaten iu stadssoldij.
Onder dezelfde rubriek valt nog dat, wat besteed werd aan
den aankoop vau wapens, buskruit, kanonnen enz. waarvan ook
de Informacie melding maakt.
Voor het onderwijs werd iets, al is bet weinig, gedaan;
getuige de traktementen der „scoebneesters", getuige de school
tc Arnhem Avaarvan in 1.353 het dak werd vernieuwd, wat dc
stad op 64 stuivers te staan kwam.
De kosten der jurisdictie kwamen ook voor rekening der
stadskas, waar de meesten dit recht zelf bezaten en het eeii
naijverig bewaakt voorrecht vormde.
1). Betalingen van verJcocJUe renten.
Dat was de toenmalige metbode van geldleenen. Dc steden
cn ook dorpen maakten druk gebruik van dit middel, niet het
gevolg, dat de jaarlijksche termijnen van die los-, erf- of lijf-
renten, dikwijls belangrijke sommen bedroegen.
Verschillende andere uitgaven zijn nog:
Kosten van eerewijn, feestelijke ontvangsten van de graven
of andere gemeentebesturen, bijdragen tot dc feesten der burgerij
0. a. tc Arnhem herhaaldelijk genoemd cn ook in dc Informacie
voorkomende.
TT. Wat dc tweede catliegorie van stedelijke uitgaven aangaat
liicronder behooren \'t allereerst de Beden. Wanneer dc vorst
geld noodig had, boven datgene wat hij uit domein-inkomsten
trok, was er geen ander middel, dan dit te vragen aan de
afgevaardigden, ook van de steden. Had nu eeu stad hare
toestemming gegeven tot het medeopbrengen van zulk een bede,
dan werd zij voor haar aandeel aangeslagen en werd verder
geheel aan haar overgelaten, hoe dit geld van hare burgers te
krijgen.
Van alle de hollandsche steden betaalden alleen AVeesp cn
Purmereijnde de sommen niet uit de stadskas, teu tijde dat dc
Informacie geschiedde. Zij sloegen ze over hunne inwoners om
respectievelijk bij „honderden" eu bij „eischen".
Naast deze uitgaveu behooren vermeld te worden de onge-
twijfeld nog oudere:
Kosten ter heirvaart een uitvloeisel vau het feodaal stelsel.
Alle mail, poorters eu huisluiden vau 18 tot öO jareu waren
gehouden, wanneer do Landsheer dit gelastte, gewapend op tc
trekken en de kosten hiervan kwamen, behalve voor eigen
rekening of voor rekening vau den graaf, ook dikwijls ten
laste vau de stedeu. Nog iu het grafelijk tijdvak werden
deze kosten, alsook het geheele trekken ter heirvaart, afgekocht.
Vrijwillige bijdragen aan den vorst werden ook nog bovendien
soms gegeven, maar dau meestal als koopsom voor voorrechten
en privilegiën.
De Inkomsten waarover ter bestrijding hunner uitgaven, do
steden konden bescliikken waren velerlei.
1". TnJcomsten uil gemecnicgoederen, hureu van landerijen,
ruimten in muren en poorten cn dcrgelijken, in de eerste plaats.
Zij waren evenwel bijlange niet voldoende om dc steeds stijgende
uitgaven te dekken en er werden verschillende coiitributiëii vau
de ingezetenen geheven.
Al spoedig ontwikkelde zich het stedelijk belastingstelsel eu
kende men:
1/
2\'. Accijnsen of assijseu, cxcijnsen enz. Dc oorspronkelijke
stedelijke belasting was het gemeen schol, volgens dcii schotbricf
\') P. l\'xuLus. t.i«.|i, |)n{?. tl ISÜ,
-ocr page 24-geheven, een verhooging van het Grafelijk schot maar zij
geraakte in onbruik.
ßecrls in 1305 gaf Graaf Willkji III aan de stad Zierikzee
dc bevoegdheid om excijnsen ten bclioeve der stad in te stellen
cn ze te vermeerderen of te verminderen naar welgevallen.
Eerst in 1472 werd er van dit middel gebruik gemaakt en het
had heftige beroeringen ten gevolge. Het grauw veroverde het
stadhuis, sloeg don provisor en den baljuw dood en wierp ze
uit de ramen.
\'s-Gravenhage ontving in 1325 het recht om in te stellen:
voorboden op "Wijn, bier, voeder enz.. Maximiliaan gaf het in
1484 een octrooy op wijn cn bier.
In 1404 werd aan Amsterdam vrijheid geschonken om te
heffen van bier zes grooten, van andere waren „naar de schik-
kinge des llaads."
Toch mag men aannemen, dat ze reeds veel ouder waren,
ja, reeds in de 12\' eeuw geheven werden. Reeds Philips van
Leiden maakt melding van dc accijnzen als van cen bekende
zaak en hij schreef omstreeks het jaar 1355.
De stad Arnliem had in 1353 reeds oen geheel stelsel van
accijnzen, die regelmatig verpacht werden cn cen rijken opbrengst
gaven.
In 1.51.5 werden in alle 20 Hollandsche steden accijnzen
geheven jnet uitzondering van Eynckhuysen, Purmereynde cn
Monickodam.
Dc moest geliefde waren:
Bieraccijns, die geheven werd in 24 steden. In 1 leukelom
was evenwel de opbrengst niet voor henzelf. J liernevens waren
nog hrouwergelt in 5 steden en hopmaie in 2 steden.
Wijnaccijn^ was bijna even populair en werd in 23 steden
geheven.
Het gemaal was oorspronkelijk een der regalia, maar werd
\') r. N. slckdsga. Bijdrngc tot de Geschiedenis der Belastingen in Nederland.
Leiden lSß^, pag 57.
2} 1\'. Paulus, t. a. p. pag. 370 v.
-ocr page 25-weldra aan de steden en soms ook aan particulieren verkocht
of verpacht, zooals vele voorbeelden reeds uit de 14" eeuw
bewijzen. \'s-Gravenzande (1318) Zierikzee (1321) Elburg (133G)
Utrecht (1398).
In 1515 hieven 7 steden in Holland molengclt of gemaal,
ü korenaccijns, 5 koornmaai, 2 meelaccijns. Bovendien waren
er 3 die hakkergelt kenden cn ü die een belasting hieven op
het „koornui/isetten."
De zoutmaat behoorde eveneens aan de graven, maar werd
ook weggeschonken. Karei, de Stoute verklaarde in een plakaat
van 1471 „dat er in eenige Tlollandsche steden, toen reeds
Excijns op het zout gesteld was". Dc Ibiad van Holland be-
weerde in 1543 het tegendeel, maar dit berustte blijkbaar op
een misverstand, althans de Informacie kent deze belasting in
4 steden.
Runder accijns kenden in 1515 3 steden, geslacht werd cr iu
10 betaald. De Friezen betaalden het reeds in 1498 cn tevens
eene belasting op paarden. In Amsterdam werd het in 157^
afgeschaft, maar in 1515 kende het tevens nog een varkens
accijns cn een „10\'" penninck van vercofie ossen."
Laken kwam ook al spoedig onder de accijnsplichtigc voor-
werpen; in Embden wordt ervan melding gemaakt in 1412,
de Friezen bewilligden cr eene in het eiiulc der XVc eeuw, tc
Alkmaar werd dezo belasting in 1507 vcrluuird cn dus waar-
schijnlijk reeds vroeger geheven.
De Informacie kende haar in 8 steden, een wolaccijns in
Amsterdam, eene oj) lijngaernen verder laickenrcep en ellcmale
in 3 steden, segelgeld in 2, raemwachierij of raemstedcn in 3 en
ilryckerije of sirccck iu 2 steden.
Arnhem verantwoordde reeds in 1353 een som „de reep et
waglie."
In 1515 werden verder in Holland de navolgende accijnzen:
Azijn (4) \'), honigh (3), zeep (5) cn ol^ (0). In Gorkum werd j j
dit met pek, teer en traan verccuigd vetaccijns gcnoeuul.
Verder: boter (3), vel eu huiden (3).
>) Het getal tmschen twcK haakjes duidt het nnnlnl heffende steden «nn.
-ocr page 26-10
Vv.cli (3), h-andexoijn (2), lastgeld van haring (2), waarvan in
Schiedam de helft aan de kerk toekwam, waarom de belasting
ook wel kerkegeld werd genoemd.
Turf en Lranddoffen (10), calc en houteoeUnmate (Amsterdam),
uHdag op wijn, oly en zeep (Amsterdam), scaelgen (leien) en
molensteenen (Dordrecht).
Voor deze soorten van belastingen Avas voorafgaande toestem-
ming des graven noodig. Op den 10 " September 1400 verbood
Graaf Albrecht deu Hagenaren uitdrukkelijk „eenigerliande
accijnzen of ougeld te zetten op eenige goederen of waren, dan
bij toestemming van hem en zijuen rade." Kakel V deed het-
zelfde in 1515 en verklaarde nogmaals den 8"" September 1518
„dat geene Steden of Dorpen eenige cxcijnsen zouden mogen
stellen, hoogen of lagen op AYiju, Bier, Koren, Turf, Visch of
andere Waren, Koopmanschappen eu Goederen, hoedanigeu ook,
dan bij octrooi of uitdrukkelijk verlof vau Zijne Majesteit."
De invoering der accijnzen ging lang niet overal vreedzaam
in het werk. Op vele plaatsen verzette de armere bevolking,
die zich het pijnlijkst getroffen voelde, zich tegen dc nieuwe
belasting; te \'s Gravenhage, Gouda, in Zeeland (pag. 8) ont-
stonden ongeregeldheden bij de invoering. In dc Westfriesclie
steden schaarde zich de menigte, tijdens de minderjarigheid van
Philips den Scuoonex, onder de Kaas en Broodvaaii; de pachters
eu stedelijke regenten moesten het ontgelden, tot in Haarlem en
Leiden strekte zich de plundertocht uit, waarvan nog iu 1515
in de gemeentefinancien de sporen teruggevonden worden, iu
den vorm van verkochte renten.
De steden hieven nog eeu soort van belastijig, die vaak in
werking met de vorige veel overeenkomst had cn waartusschcu
het moeilijk valt een grens te trekken. Dit zijn:
3". lielrilidiën rechten en loonen.
Waaggeld behoorde al vroeg tot het Grafelijk domein en
hoewel een loon, werkte het als accijns zoodnv de weging ver-
plicht was cn betaald werd naar den :uird der gewogen artikelen.
Het werd reeds vroeg weggeschonken o.a. 1319 aan Amsterdam,
1339 aan Schiedam.
11
In 1515 Averd het in 8 steden geheven.
In dat jaar Averden verder de navolgende retributiën geheven:
Kraangeld (5), bierherrie (draaggeld van het l)ier cn ook van
andere waren) (3), jmelkisie en lastgeld (Amsterdam), convojjeer-
geld (Gouda), ojislag in de haven (Dordrecht), bierloom (boom-
gckl van het bier) (Woerden).
Tischhanhen cn afslag (7), vleescJihanJcen (2), stalgeld (recht
voor staanplaatsen) (6), wagengeld (Ileusden), iceghgeld (Geer-
truidenberg), pontgeU (Leiden).
lioupamhacU (loon voor het doen omroepen van verkoopingeu
enz. in belasting veranderd).
Korenschrijfgeld en mal-elaardi/ in 2 steden.
De steden waren in de heffing volkomen vrij en maakten
daarvan een ruim gebruik. Vaak hadden zij dit gevolg dat dc
bewoners van het platteland mede moesten betalen aan de
stedelijke kassen, waartegenover de boeren geen verdedigings-
middel bezaten, overgeleverd als zij waren aan dc willekeur
hunner machtige naburen, door de marktoctrooyen, die hen
dwongen aldaar tc koopen en to verkoopen.
Een recht op schepenbrieven zoodra men deze deze liet op-
stellen ter constatcering van overgangen van onroerend goed,
schuldvcrbintenisscn, enz.
De wijze van hefling was vcplal zeer primitief. Zij werden
geheven in den vorm van een jaarlijksche opbrengst van gilden
of afzonderlijke personen, die zich dan vervolgens wel met dc
invordering wilden belasten. Do accijnson worden verpacht of ook
wol dc ambten waaraan dc invordering verbonden was. Do
stad Utreclit nam zelfs haar toevlucht tot verkoop aan don
meestbiedende en overwoog dc mogelijkheid er ceno loterij van
tc maken.
Eveneens waren de steden vrij in dc hefling van:
4°. Birecte belastingen, ofschoon deze bijzaak blijven. Veelal
hoofdelijke omslagen worden geheven cn dan als straatlantaarns-,
pomp- cn torcngeldcn enz. Als grondslagen werden dan de
») SiCKEKRA, t. n. p. pag. 53.
-ocr page 28-12
straatbreedten der huizen of ook wel de huurwaarden toegepast.
Verdere heffingen waren b. v. de 50" penning van Jmizen (2),
een belasting op leder/nissen en helder geld (2).
In Amsterdam werd een 100® j^enning van het vermogen
geheven ten tijde der Informacie en de opmerking werd daarbij
gemaakt dat vele kooplieden zich om de wille van het crediet
te hoog aangaven.
Vooral bij rampen of benarde omstandigheden greep de
magistraat naar dit middel.
Delft sloot leeningen (!) met hare ingezetenen en hief eens
een weekgeld. De allerarmsten die dit niet betalen konden
waren verplicht er om de G weken één dag voor omniet te
arbeiden. Het grootste aantal van hoofdelijke omslagen werd
wel bereikt door Beverwijk dat, nadat een brand veel ver-
woesting had aangericht, cr gedurende eenige jaren 38 in het
jaar moest heffen.
liet recht van exue was een heffing op poorters, die de stad
verlieten, en erfenissen, die aan niet-ingezetcnen opkwamen; de
opbrengst Avas evenwel niet overmatig.
Een soort van intree-recht werd geheven van de nieuw aan-
genomen liirgers.
5°. De opbrengst der loeten kwam eveneens aan de stadskas
ten goede. Verder de
G". Leeningen, veelal verkochte lijf- of gevestigde renten.
Hiertoe behoefden de steden vergunning van den landheer,
maar de meesten sloegen er weinig acht op. Hoorn, Enkhuizen,
Edam cn Geer trui denberg gaven zich nooit de moeite er om tc
vragen. De stad Naarden verklaarde zich hieromtrent in 1515:
„want zij zooveel niet geweten cn hebben, dat zij daaronnnc
octrooi behoefden." Karkl V herinnerde ze daarop uitdrukkelijk
aan hunne verplichting.
Eindelijk vond men nog:
7°. Inkomden van allerlei aard waarvan hier eenige voor-
beelden.
») SlCKKNOA. t. il. p. patr öi.
-ocr page 29-13
SchaUing van de hanken van leenivg, betaald door de z. g.
lombarden. Deze banken mochten alleen met octrooi van den
landheer opgericht worden.
Groningen ontving verschillende betalingen, die elders aan de
gilden vervielen, zoo uit boeten, betalingen bij de opname als
leerling, bevordering tot meester en contributiën.
Gorkuin, Delft, Gouda eu Kotterdam trokken jaarlijksche
inkomsten uit de grafelijke domeinen, maar zooals de Informacie
meldt, hadden zij daarvoor wederom renten verkocht, zoodat zij
maar weinig eraan hadden.
Hoorn, Gorkum, Ileusden en Dordrecht hadden vele na-
burige dorpen aau de stad onderhoorig. Hoorn belastte naar
goedvinden 13 omliggende dorpen, Dordrecht had zich groot
gezag aangemachtigd, waarover later (pag. 15).
Om in dezelfde voordeelige positie te komen cn eveneens
hare uitgaven voor een deel op de omwonenden tc kunnen
verhalen, sloten de steden vaak contracten met ambaclitsheoren
of kochten zelf die heerlijkheden aau, o. a. Eotterdain, dat ook
eene tol hief.
Äfet de Dorpen was het anders gesteld. Hier was alles veel
minder ontwikkeld. De Informacie maakt melding van 272
dorjien, waarvan cr 52 onder Dordrecht bclioordcu.
Vau de 220 overigen valt \'t volgende tc vermelden:
Versterking cu verdediging kenden zij niet.
De kosten voor „dyckaetge, sluis- cn molengelden werden
omgeslagen, grooterc werken door combinatiën onderhouden.
De betalingen dor dorpelingen varieerden van 10 duiten (Heem-
stede) tot 52 stuivers (Woggenom-Watweyde) per morgen, terwijl
er drie in lipt geheel uiet behoefden tc betalen.
Hun aandeel in de beden voor deu vorst werd meestal ge-
vonden door omslagen volgens een bepaald kohier, waarvan do
grondslagen heetten: schotpoiidcn, kerven of cruyscu, schilden,
eischen, stuivers, scelliuckeu, ousschen, strcckcn, macudeu,
croengetal, morgcutaelcu of gulden. Zij vertoonden allerlei
1) sickknga. t. n. |) pag. 5K «) Ibid. pag. 6\'J.
-ocr page 30-14
vixriatieii van waarde en werden vastgesteld om de 4, 5, 0,
of 7 jaren, twee keer in 7 jaren, ieder schrikkeljaar of ook
wel: „so dicwijls als 7 mannen commen die dat begeren" of
clachtig dat sij te hoog staan" evenzoo: „so dicwijls als daar
dachten commen ende van noode es".
25 vermelden een omslag naar ieders rijkdom die dan ge-
schiedde door 3, 4, 6, 7 of 8 mannen en in een geval door
een college van 4 personen waarvan er jaarlijks twee aftreden
moesten.
Aelsmeer sloeg om enkel over landbezit, Zevenbergen had
nog een tweeden omslag over de huisluiden, waarvan de
„welboeren" mannen vrijliepen.
Slechts twee dorpen Catwich Up Zee en Noortich voldeden
hunne portiën in de beden uit accijnzen.
De grootste helft had zich in sclmlden gestoken, meer of
minder belangrijk; slechts 74 hadden- geene renten verkocht,
maar hiervan waren 16 weerhouden door dc overweging: „alsoc
sy geen geloef hebben en souden". Boscoop had het geprobeerd,
maar om „crancken geloeve" had niemand de Boscoopsche
renten willen koopen,
in sommigen daarvan liadden nu de particulieren hun laiul
bezwaard en zoo aan de dorpen geld verschaft.
De opbrengst was besteed aan: beden, omslagen, ruytergcld,
oorlogskosten, bouwwerken, dijckaetge en proceskosten, en ook
zelfs aan oorlogsschepen.
Accijnzen komen er maar zeer weinig voor en wel bieraccijns
in 8 dorpen, waarvan Muiden en Hacstrecht nog respectievelijk
1/4 en V2 ^^^^ \'^cn graaf moesten afstaan, wijnaccijns in 3
dorpen, azijnaccijus in Liesvelt, koegcld, geslacht accijns eu
zeegeld in Noortich.
De Informacie vermeldt nog dat er 17 waren die accijnzen
of „biertollen" aan den heer betaalden, 8 aan de stad Gorkum
en 14 aan dc stad lleusden; 10 dorpen waren tot nog andere
bijdragen verplicht: schot cn de bottiiige (-1), tliins (2), tieiulen (1),
turfmaat (1), turf in natura (1), prince dienen mitter sweep (1).
Zui(l-IIollan(t d. w. z. 52 dorpen, die ajin Dordrecht onder-
-ocr page 31-15
worpen waren en de stad Geertruidenberg, die in lietzelfde geval
verkeerde, inde zelve geen beden.
Dordrecht zorgde daarvoor cn profiteerde van de gunstige
gelegenheid om ^/g van hare eigene portie over Zuid-llolland
om te slaan. Zij betaalden croengelden door Dordrecht vastge-
steld, sommigen bovendien nog viaenfgeld-, Mijns ITeerenlant
kwam er af met eene vaste som van 402 llhijnlandsche Guldens.
De inwoners moesten hun tuif cn koren in de stad ter
markt voeren cn waren, op 8 na, verplicht aldaar hun bier in
tc slaan cn daarvan eene accijns tc betalen, die in sommige
gevallen „mitter stit verdongen" werd.
Van hun eigene produkten moesten zij dan makelaardije betalen.
Ook moesten zij medewerken en betalen aan het uitdiepen,
versterken en het onderhoud van de Dordrechtsche havens.
Dc meeste dorpen hieven hunne bijdragen in het croengelt
door een „merghengclt", {langcviild door cen omslag naar rijkdom.
Een hief cen tweeden omslag .naar draagkracht, die door (5 man-
nen vastgesteld werd.
Alleen merghengclt hieven G dorpen, alleen cen omslag 10.
Drie hadden de verkcrving en ccn rekende met schcllingcn: ócn
zeer klein liet door ieder luiis een vaste som betalen.
Ilct sluisgcld en dijkgcld bedroeg hier van 10 tot 20 stuivers
„ui)ten merglicn". AVcrckendam betaalde het niet „alsoc sij geen
lant cn hebben in Zuythollant gelegen — maar wonen up eenen
houck van eenen dijck en vacren nacht ende dagh visscheii".
Als regel genoten de steden eene volledige vrijheid in hun
linanciccl beheer: zij deden wat zij verkozen met dc ontvangen
gelden en beheerden ze zooals zij dit het best achtten.
Ilct beheer, geschiedde eerst door dc Burgemecstercn: later
kwamen er veelal afzonderlijke ambtenaren voor: Thesauriers,
Ontvangers of Cameraars, in Utrecht Sclicpcnboden
De ingezetenen kwamen meestal bitter weinig van dit beheer
te weten: aan rekening en verantwoording buiten de regenten-
colleges werd niet gedacht. Wel verplichtte cen privilegie van
I tlO sommige burgemeesters om openbare rekening cn vcrant-
1) SlCKKtJGA. t. n. |l. ijlljt. 61.
-ocr page 32-16
woording te doen van de stadsgelden en bestond later iets der-
gelijks in Dordrecht, Hoorn, Naarden en Weesp, maar tusschen
de verplichting en het doen was een groot verschil.
De eenige maatregel die iets had van inmenging vau \'s lands-
wege in de gemeentelijke financien was de reeds meermalen
genoemde Informacie, gelast door Karkl V in Holland, Zij ge-
schiedde alleen met de bedoeling om betrouwbare inlichtingen
te verkrijgen omtrent den rijkdom der steden en dorpen en hen
naar evenredigheid daarvan te laten bijdragen iu de algemeene
lasten.
De vorst benoemde eenige commissarisseu, die twee stel vragen
opuiaakten, één voor de stedeu en cén voor het platteland,
waarvan de beantwoording hen de uoodige gegevens zou ver-
schaflen en opgenomen Avcrd in dc Informacie, \')
Vau de steden wenschteu zij overlegging der rekeningen, om
daaruit hare inkomsten tc zien eu verder opgave van:
a. de leeningen, die zij gesloten hadden, (erf, los- of
lijfrenten) en de andere lasten ter stad met opgaaf Avaarvoor dic
gediend hadden,
b. dc accijnzen, dic aldaar geheven werden,
c. het getal haardsteden, met de veranderingen daarin ge-
durende de laatste 10 jareu,
(1. het getal „communicanten" en dc veranderingen daarin
gedurende de laatste 10 jaren,
e. de „gemeene ncringc, faculteyt ende rijckdom vau der-
selver stede in \'t generael, cndc rijckdom vau den routiers
ende andere persoenen int particulier, alsoo nac as meu sall
mogen,"
Van de dorpen cn het platte land vroeg men gocu rekeningen
maar wel:
P, 3®, inhchtingcn, als bovcugcnocmd (mdcr dc letters
c. d. cn l/. en verder omtrent
4®, \' den gewonen omslag der beden ovor do inwoners,
50. koop- cn huurprijzen vau het land cn hoeveel daarvan
bij poorters of kloosters in gebruik is,
1) TJitgefjeven van wcge de Mantscliappij dor Nederlandsche LeUcrkundc, Leiden 18C0,
-ocr page 33-17
6®. de bedragen van dijk- en sluisgelden per morgen.
De toestind der gemeenten bleek jammerlijk te wezen en
allen klaagden dan ook steen en been Alleen Hoorn kon, dank
zij de belasting op de omliggende dorpen, een batig saldo aan-
wijzen, dat aan fortificatiën besteed was.
Het belicer liet bijna overal te wcnsclicn over. 1508
hadden verschillende regeeringen geen rekeningen meer afge-
sloten en stonden aan de commissie slechts staten vau inkonjsten
uit do registers der thesauriers ten dienste (Leiden) of inoesten
zij licht trachten tc vinden uit verhuurbockjes cn dergelijke,
waaraan het stedelijk bestuur authentieke kracht toekende (Alk-
maar, Hoorn, Enkhuizen, Amsterdam, ^yecsp, Gorkum,
Schiedam, Geertruidenberg —; Gouda verklaarde, naar opheldering
gevraagd, dat de oorzaak van dit verzuim in „andere occiipatien,
die zij gehad hadden" moest gezocht worden.)
Een gunstige uitzondering hierop maakte Delft, dat bewijzen
overlegde van eene nauwgezette aduuin\'stratic. Daar gaven de
thesauriers rekening en veraiUwoording van alle goederen dor
stad, dc burgemeesters vau wat zij van dc thesauriers ontvingen
cn voor dc stad besteed hadden, dc havenmeesters vau wat zij
van dc thesauriers ontvingen en uitgaven voor havens en ])oorten.
Hij deze informacie was Dordrecht de eenige stad, dio moeilijk-
heden veroorzaakte on dat is tc begrijpen, waar het ecu hoofd-
zakelijk tegen haar gcrichtcn maatregel betrof. \') Ilct begon niet
eenvoudig te weigeren ocnige inzage van zaken to geven, oj)
grond van hare ])rivilegii:n, die uitwezen dat de stad met do
nieuwe verponding niets tc uuikeu had. De (\'onnnissarissen ver-
zekerden, zich nu van dc pcr-^^oncn van ccnigc regenten oni gijze-
laai-s tc hebben cn vroegen aan dc bandvoogdcs om raad. Doze
gelastte oj) advies van den (irootcn Kaad aaii dc Avocrsjwnnigc
stjul gchoorzaaiuheiil, hetgeen dan ook gebeurde, hoewol nicl
zonder nieuwe prot(^sten.
Dordrecht had geen ongelijk, hot werd van vele voorre(;htcn,
van het aangemaligdc patronaat over Zuid-Mol land beroofd,
luiuir zette nog lang den strijd voort.
\') Infurmacie |iaj{, XVII Iiilf!iiliti!{.
-ocr page 34-18
De tweede gemeente, die weigerde zicli te onderwerpen, was
de rainiatuurgemeente „Noordeloos". Het beweerde „een vrijlieijt"
tc zijn, die nooit gecontribueerd had en dus nu ook niet van
plan was inlichtingen te geven. Men constateerde dit cn liet
het met rust.
Dc toestand, die aan het liclit gekomen was, vorderde evenwel
dringend eenige regeling, die Karel bij plakkaat van G .luli 1515
gaf. Hij herinnerde de gemeenten aan hare verplichti.igen
tegenover den landheer wat betreft het vragen van octrooy voor
leeningen en accijnzen en gelastte aan alle steden jaarlijks „in
goeder fornien" van haar inkomen rekening te doen cn binnen
G maanden na het einde van ieder jaar een copie ervan op te
zenden naar de Rekenkamer in den Haag.
Ilct plakkaat geeft nog regelen omtrent het land door poorters
en kloosters gebruikt cn omtrent omslag van beden ten platten
lande (alleen over de goederen der ingezetenen).
Een tweede van 8 September 1518 verduidelijkt de regelen
der omslagen cn herhaalt het verbod van accijnshefling zonder
„octroy ofte expressen consente van ons."
De Republiek der Avereen iu» de
NederJnndeii.
Dc Unie van Uircclii was -lanuari 1575) golcokcnd cu
liicriucdc ecu nieuw tijdvak geopend, waarin dc noordelijke
])roviucii\'n zouden vorecnigd blijven, lliaus iiog in een bond
toldat zij ruim twee ccuwcii lalcr zouden samensmcUcn.
l)oz(! Iwoc ccuwcii kciimorkcu zich door weinig bijzonders op
het gel)iod der gcinccnlclinaudcn. Do stcdiMi voelden zich
souveroiu cn hadden gocu den minsten hisl in lu\'t eomuaal vigcc-
rcndc stelsel verandering to l)r(!ngcn, de regcering bestond voor
ecu groot deel uit hare afgovaardigdou cn dacht, or evenzoo
over: in dezelfde sleur ging mc.n vorder.
Do IJUgarcn ondergingen iu zoover verandering, dat de do-
fonsio, ook do onmiddoIHjk dc steden betreHendo, in ])rincipe
als algcmcono landszaak orkond word on do stodon gedooltelijk
ervan onthist worden, /oo verviolon giMleoltolijk:
l\'enferkintjKkosie». De. Unie bo])aaldo hioronitrent in art. !■:
„dat die fronticrstodon, cndc oiok andere, daor nion dos van
noodc vyudcn sal, t.sj van wat l\'rouineion dio .syn, by adnys
cndc tor ordonnantie van den govnioerdo l\'rouineion snllon
vastgoniaockt. cndc gcstcrekt worden to! roufcii nni ife slnleii t\'iii/r
Promncieu, daer lum; dio gelegen syn, mits hebbende daertoe
(isKkffiii/ie ran de (jtincralUeyi roor deen Iwlfl."
20
^lochtoH (le provinciën soms nog raadzjiam oordeclcn nieuwe
forten of sterkten aan te leggen, dan stond haar dit vrij onder
bepaling „dat die costen daertoe van node by alle die voorsz:
Prouincien in \'t gnael gedragen sullen Avordcn".
Dit was liet standpunt vaii 1579 en reeds eenige jaren
vroeger, want in 157(> besloten dc Staten van Holland cu
Zeeland, te ^fiddelburg vergaderd, om de vestingwerken van
verscheidene grenssteden van dit gewest tc verbeteren en stelden
daartoe eene aanzienlijke som beschikbaar. Met principe was
dus ingevoerd, al gold het nog maar alleen voor do grens cn
liet men daar nog soms do steden zelve betalen o. a. Zutfeu,
1583, dat voor dit doel verlichting van lasten aanvroeg.
Twee eeuwen later gold hot beginsel dat do bovengeiioouulc
steden mot dc kosten niets te maken haddeïi. Do verklaarder
der Unie van Utrecht deelt mode \') dat volgons (?) art. 4 die
kosten door provincie en goncralitcyt ieder voor dc helft godra-
gen werden, en geeft dan aan dc ni. i. zeer duidelijke woorden
dor Unie dezen uitlog: dat het woord steden alleen sloeg o])
dc generaliteitsstcdon, die niot iu oen provincie lagen on dus
zelve van dc kosten mooHtcn dragon. Do fortidcaticn binnen
dc ])rovincicu werden door de staten daarvan of gocomun\'ttccrdo
Kaden bezorgd ®). Hot ])riTici])o werd dus steeds zuiverder in
acht genomen.
.laar-in, jaar-uit, besteedde dc CJonoralitoit .steeds .^tijgende
sommen aan de vcr.stcrkiiig van belangrijke .stratogi.scho ])unteii,
vooral frontiorsteden. Toch bo.hioldon do steden hot recht, om
zich lo versterken waarvan zij dan ook ondor.sohoidone malen
gebruik maakten o. a. Amsterdam 1579 on 1591, (lorkum
159(;, Dordrecht 1(\'.5(\'. on beiden 1(559 oii 11)72.
Ilct honden ran heroejmohlatfn door de steden word door de
boter gcorganise(!rde landsverdediging overbodig on do Algc.meenc
Staten zagen het mot Iccdo oogen aan, totdat zij met gewold
in de geuu;ontchuishoiuling ingrepen.
J)e waardgeldcrs werden KUS eerst tc Utrecht, later opandero
])laatsen in Holland uiet voorbijgiuui van hot .stedelijk iMistuur
1) r. l\'Aift,i;s. t. n. p. I. pag, 333 v. 2) Ilid. png. 319.
-ocr page 37-21
afgeflankt. Den 12en .luni van dat jaar kwamen gedeputeerde
Staten hiertegen op, maar ontvingen van de Algemeene Staten
o. a. dit ten antwoord: „dat de waardgelder» iu dien /yV/waren
tegen de orde, dienst en welvaren van het J^and en strekten
tot ontrusting en wantrouwmaking van de gemoederen der
ingezetenen en dat daarom zoude volliard worden met de aan-
gevangen nu)eitens, om dezelven op de gevoegelijkstc wijze van
hunnen dienst tc ontslaan".
Overigens bleven de steden het recht behouden om zulke
troepen in dienst te houden en werd alleen ingegre])en, indien
\'slands belang dit vorderde. Dit recht bleek b.v. uit dc ])etitie
van den Eaad van State .\'iO December 171.5.
^Vat cr ook in dit tijdvak stationair mocht blijven : de schuldenlast
niet. Deze nam oj) eene angstwekkende wijze toe. De provinciale
geldnood maakte, dat dikwijls dc steden geld moesten voorschieten
cn lecncn. Deze geraakten dan op hare beurt in verlegenheid
cn zoo namen dc lasten snel toe.
De oude beden vervielen, maar in ])laats daarvan kwamen dc
qno/a. De gelden voor do (ilcneralitcit bcnoodigd cn toegestaan
werden over dc provincii^n omgeslagen, die dan dcnzclfdcn weg
volgde ten aanzien vau de gemeenten. Do ])rovinciën begonnen
ook belastingen cn accijnzen uit te schrijven tot dekking van
haren omslag. Maar het overschot werd over dc steden cn
dorpen verdeeld cn dozen moesten maar zien, dat zij het geld
binnenkregen, (lecn wonder, dat zij veelal de oudo uiclliode volgden.
Nog .steeds vonden vele gemccntcïambtenarcn liuinic belooning
in rccliten, die zij voor hunne werkzaamheden nuichtcn hellen,
(«Il die zooals in Amsterdam vaak bij tarieven bepaald werden.
Dc InkowMeu bleven overigens tamelijk wel onveranderd. Hier-
bij valt het volgende op Ic merken :
Voor dc (tirijuzcu ging het vci\'l(H;iien van consent over op ilc
Slatcn der 1\'rovincic, nu cr geen vorst meer was. Kvcnals
\') 1\'aui.us. f.n. ]). pnr. 55.
SlüKKNOA. l. n. p. pi»!,\'. l-BS,
Mr. M. W. F. TiihUii. Gcscliicdciiis <!ii Vcrbniid dor lUjks, Troviiicinlc rn üc-
flipcntobclastingcn in Krdcilnnd, Amatnrdani 1S85, imjç. SI vlg.
vroeger was het aantal steden, die zicli hieraan volsterkt niet
stoorden, legio, eu, waar zij grooten invloed op het provinciaal
bestuur uitoefeiulen, sprak het vanzeive, dat zij de belemme-
rende bepalingen trachtten o]) te heflen. In Friesland werden
de bier eu wijnaccijns aan het octrooy onttrokken en in Holland
bepaalden de Staten, dat iedere stad vrijelijk accijnzen mocht
heflen, mits niet overschrijdende het bedrag dat de provincie
van ieder artikel hief. Deze regelen golden in hoofdzaak op papier.
Wel gevoelde men het schadelijke van de belemmeringen van
handel en verkeer door de accijnzen veroorzaakt eu trachtte
men hieraan tegemoet te komen. Sommige accijnzen werden
door eenige provinciën als monopolie geheven, de stedelijke
belastingen op deze artikelen vervielen en zij ontvingen in ruil
daarvan een aandeel in dc pachtsom. lilders trachtte meu dit
doel te bereiken door eenen omslag van sommige accijnzen over
de gebruikers, zooals ook dc provinciën wel deden.
In Friesland hief men den accijns op het inlaudsch bier cn
gedistilleerd direct van do brouwerijen en branderijen. Hot
meest radikaal ging Utrecht tc werk: dit schafte in 1 Tl*.) alle
dc stedelijke accijnzen af cn keerde een aandeel uit van den
verhoogden provincialen impost.
In Holland was het aan do steden verboden, om waren en
koopmanschappen uit eonc andere stad dier ])rovincic af komstig,
hoogor tc belasten daji liarc eigene: een bepaling dio veel-
vuldig (Jntdoken word.
Als middelen der steden in dit tijdvak noemt Sickk.voa
t. a. ]). pag. 458 vlg. dc navolgende:
Zegtilrec/il, weeshxmeroclrooj/ (dat betaald word voor hot verlof
om dc wooskainor van do voogdij uit to sluiten), poorterrecht
en recht van extie, Idaitlbuj ran den verkoop van onroerend
goed en schepen.
Markl-, bank-, hal-, waag- on kraangelden. Amstordam had
waalgeld (betaald voor het liggen in dc door het ijs gekapte
sleuven) eu lastgeld oj) schepe-n.
Faal-, lonne-, vunr-, haken-, shnt-, hrug-, wal-, haren- on
kaaigelden. *
23
Een belasting, het wikloov, kwam ten profijte van de waag-
knechts. Op de wagen bevonden zicli bussen, waarin speciale
betalingen gestort moesten worden, soms voor liefdadige, soms
voor andere doeleinden.
Vele steden trokken \'nog uit Jlecrlijkhehhinkomsien cn ont-
vingen recogniiicn ran benoemde ambtenaren.
De banken ran leening brachten nog steeds groote sommen
op, evenzoo, vooral in later tijd, dc posterijen, ofschoon b. v.
in Amsterdam tot 171<S toe de opbrengst daarvan door dc
regenten opgestoken werd.
Sommige ambten betaalden ambtgelden, elders had men weer
omslagen over bepaalde bedrijven, waarvoor dan vaak do koren-"
molenaars genomen werden.
^[cn kende voorts nog omslagen als straatgelden, lantaarn-,
pomp- en tor engelden.
Nachtwacht- on waakgelden voor schutters, logiesgeld voor
afkoop van inkwartieringen.
Ten slotte hieven vele stcdön nog schoolgelden cn trof men
cen belangrijke verscheidenheid van accijnzen aan, die overal
grooto sommen opbrachten.
Op het Platteland wordon de heerlijkhedon, geheel afgescheiden
van grondbezit, afzonderlijk verkocht. Dc eigenaars verkochten
dan wederom do ambten of genoten recognitien daarvan. Deze
ambtonaren vorschafton zich oon inkomen uit dc licHing van
rechten op gerechtelijke stnkken, pondgelden o]) den verkoop van
onroerend goed, soms consentgeldcn gchccten (in Friesland) cn
meer dergelijken.
Schutterijen voorzagen meestal in eigen kosten on dienden
tevens als politic; met het. onderwijs was het overal treurig
gesteld.
Overigens wordon do eenzame dorpelingen op velerlei wijzen
on onder allerlei bonamingoii in hunno beurzon gotrollen. Zooals
b.v. herfstbeden, lentebcdcn, bottingen, rroonschnlden, jaarschoten,
riemialen, voederpenningen, hoender- on kapoengelden, Ihtjnsen,
cpmn.
Zij moesten ojibrcugon voor erfpachten, veeren, visscherijen,
-ocr page 40-24
vogclerijen, tienden, heergewaden, hofdiemten, grinten, wind-
rechten, maalgelden, biertollen, Jcraan- eu waaggelden, turf- en
zonirnaten, enz.
Omslagen liad men zoowel lioofdelijke: rerrigeling of rer-
stoeling om de 7 jaren O]) eigen aangifte in Holland, als over
erven of boerenliofsteden — hocrlaisten (Drentlie) grietenij-
f oreenen (Friesland), Jclohkenslag (in dc Betuwe) werd in klassen\'^
gelieven. ^^^^^ _ ^
Voor het beheer ten plattenlande wees de ambachtsheer
meestal ontvangers aan, die dan procenten genoten van het
beheerde: soms kozen dc dorpelingen ze zelve.
* Tn de steden kwam de beschikking in het algemeen aan de
stedelijke vroedschappen of raden, het beheer was met het
dagelijksch bestuur van zaken toevertrouwd aan het college van
Burgemeesters, die ook de mandaten tot uitgaven teekenden.
Een begrooting van inkomsten en. uitgaven Mcrd weinig ge-
vondeu, meestal had ieder middel zijne speciale bestemming.
Zoo ook werden voor buitengewone doeleinden soms afzonderlijke
buitengewone belastingen vastgesteld. Hierdoor kreeg men als
van zelve een afzonderlijk beheer over onderscheidene takken
van inkomsten en uitgaven door afzonderlijke ambtenaren. De
rekeningen Maren uitermate omslachtig en zeer onvolledig. Voor
de leden der vroedschap zelve, aan wio dc algemeene jaarlijksche
rekennig en verantwoording moc.st jjlaats hebben, bleef veelal
dc staat der stedelijke financicn con duister geheim.
Een resolutie van dc Staten van Holland en Wcstvricsland
genomen den 18"" September 1 (!()() verplichtte de regeerders
ten ])lattcn lande rekening en verantwoording te doen met „opene
deuren ende venstcren" en aan den ingezetene die cr om vroog
„dubbelt van deselve rckcninge authcntycquc tot hare redclijckc
kosten te leveren",
Wat de leeningen aangaat , zoo bepaalden de Staten van
>) SICKENCA. t. a. j). paff. 150-157.
2) l\'n. W. VAN Hkusuf.. ])e .lutonomic iler gcinooiitft iu Nederland, Utrecht 187J.
pftg. at, ^
S. van Leeuwen. Handvesten en Privilegien van Rijnlaud pag. 370.
-ocr page 41-25
Holland den 2î)\'=" Noveinhcr (lîosolutien van TTolland blz. 5) 1(5)
„dat de magistraten binnen alle dc steden van Holland vermogen
met consent van haarluider Vroedschap of andere Gemeente
aldaar, reprcscnteerende liaarluider Stede, tc beswaaren ende tc
belasten, hetzij enz. enz. — sonder vorder octroy oftc consent
daertoe te versoecken". Daar werd dus dc bestaande beperking
formeel opgeheven.
\'s Hcrtogenbosch bcMcerdc later hetzelfde recht te hebben op
grond van een privilegie van den Hertog van Brabant. 1\\)en
de regenten in IT t.\'J met den IJaad van State overeengekomen
waren eenige barakken tot inlegering van krijgsvolk tc bouwen,
ontvingen zij meteen consent tot het sluiten van eene geldlcening
om dc kosten te bestrijden. Zij vreesden, dat dit een antecedent
zou kuimen worden en schrcvcn weerom, dat zij ook zonder
dic inaclitiging daartoe bevoegd zouden zijn cu verzochten dicn-
omtrcnt nadere verklaring, die evenwel achterwege bleef.
Hoe dc steden dachten over inmenging van \'s lands wege in
hunne geldmiddelen en beheer, blijkt uit een voorbeeld van dat-
zelfde \'s Hcrtogenbosch, dat nogwel als gencralitcitsstad minder
reden had om zich geheel vrij tc gevoelen dau andere steden.
In 1()52 vaardigden dc Algemecuc Staten ccne connnissie
al\', om aldaar de rekeningen na te zien cn te (nulerzoekcn of
er in het beheer der geldmiddehiu gccn ongeregchihedcn waren
gepleegd. Maar hiertegen stelde de stad zich heftig tc weer:
kortaf werd geweigerd eenige o])ening tc doen, ofschoon de
regcering wel genegen was om, zoo er misslagen waren begaan,
deze te herstellen. Gedurende jaren hield dc zaak aan, vor-
deringen van dc ccne zijde, ])rotestcn van de andere Toen ile
stad evenwel jn I()5(> verklaarde geen hooger lasten te kun-
nen opbrengen, was het geduld van de Staten ten einde.
De afgevaardigden sommeerden nogmaals de boeken open te
leggen en na herhaalde weigering Heten zij het stadhuis be-
zctl(!n en verboden aan de regentiiu de stad te verlaten. Thans
«) Van IIeusdk. t. a p. patç. 23.
-ocr page 42-1130
zwichtte liet stedelijk bestuur voor geweld en liet zien, wat er
tc zien was, want het bleek dat er rekeningen ontbraken.
In 1725 wilden de Algemeene Staten de politierekeningcn over
de laatste 25 jaren nazien, omdat zij vermoedden, dat er geschen-
ken ter omkooping gegeven waren. Wederom weigerde de stad
eenige opening en ditmaal gingen de Algemeene Staten niet
tot het uiterste over, zoodat \'s Ilertogcnbosch vrij van contrôle
bleef.
Op velerlei gebied kwamen nu met een schok grooto ver-
beteringen tot stand, en ook o]) het lorrcin dor gcmecnte-
financion werd oen geheel nioinvo gedragslijn ingevoerd.
Wei werd liet ondorworj) zelf voorloopig niot aangeroerd, wel
bestendigde mon voorloopig den bcstaandon fcitelijkcn toestand,
wijl ccn grooto gewestelijke geldnood en InKuicieclc verwarring
andere regelingen op den voorgrond drong.
Maar cr valt oen ander principe op tc merken. Do lands-
rcgocring on do weigovendo macht zijn niet in het minst meer
huiverig in le grijpen cn to rogolon waar zij dit. noodig achten.
Verder komt thans ccn streven naar eenheid naar boven: mon
wil aan do verwarring on onderlinge verschillen oon einde
maken cn zoo mogelijk overal in het land dc gomccntclinancicn
op dezelfde groiulslagcn regelen.
Dc fninschc invloed deed zich hier ten goede golden, wal.
niet. wegneemt dat. or oon ijzeren hand, als waarover oen fransch
keizerlijk gouvernement boschikto, noodig was om ook geheel on
al to. volbrengen, wat gezocht word.
Enkele bepalingen on maatrogelon bctrolfcn in do eerste
plaats do gemeentel ijk(i inkomsten.
Dc Nationale Vergadering besloot 27 Februari 1707 aan do
-ocr page 44-2S
gewestelijke besturen te verzoeken bet recbt van exue reeds
onmiddellijk af te scliaffen.
])en O\'" April van dat jaar namen TTolland en Zeeland reeds
besluiten in die richting, waiirbij evenwel het eerste zich het
recht voorbehield het te blijven heften van personen uit gewes-
ten afkomstig, waar het nog van Hollanders geheven werd.
liet bestuur der provincie Holland bepaalde 2G Juni 1797:
„dat de waagen in de zoogenaanule kleine steden even cn in
dier voege zullen worden gerespecteerd, als die der groote
steden en dat mitsdien de Inwoonders van de zoogenaanule kleine
steden en het platteland zullen worden ontheft van het bezwaar,
om naar vertooning hunner waagcedullcn andermaal het recht
op den Waag te moeten voldoen." Hiermede werd aan een
langbestaande onbillijkheid afdoende een eind gemaakt.
Eene ontwerp Constitutie samengesteld door eene commissie
van 21 leden, bevatte in hare bijna 1000 artikelen ook bepa-
lingen voor de gemeenten. Aangenomen door de representanten
des volks, werd zij door dc grondvergaderingen o]) den 8"\'
Augustus 1797 afgestemd.
De bevoegdheid der gemeenten cn dus ook luire uitgaven
werden bepaald tot de eigene huishouding cn dc zorg voor
politie cn financicn. Dc .lustitic werd haar ontnomen cn aan
den Staat opgedragen; bij dc defensie volgde men dc consecpicntic
van het bovenaangehaalde beginsel; zij was zaak van hot alge-
meen bestuur. Dc (piotu bleven in stand.
Ilct recht van exue werd afgeschaft, voor dc verbruiksbelas-
tingen werd aan den ouden regel, dat men waren, uit andere
^ plaatsen komende, niet hoogcr mocht belasten, dan die van dc
])laals zelve (art. (ióD), toegevoegd nog deze: dat de doorvoer
niet bezwaard (art. Of)!}), dc uitvoer niet verboden of belast
(art. 057) cn dc invoer niet verboden of door ]mMnicn bevorderd
mocht worden. Iedere nieuwe belasting moest goedgekeurd
worden door gecommitteerden uit de burgc.rij.
1\'ublicitcit van rekeningen werd gelast (art. 051) zonder\'iets
II. Keüu. Dc autonomie der gemeenten volgens de grondwet, pag. 31; v
-ocr page 45-29
meer, dus een beginsel van weinig waarde, waar de uitvoering
afhankelijk was gesteld van reglementen, die de gemeenten
zeiven moesten maken.
Zooals gezegd is, kon (feze constitutie lu\'et de goedkeuring
des volks wegdragen. Er werden aiulero maatregelen genomen.
22 .Fanuari 1798 had een „zuivering" van de Nationale Ver-
gadering plaats. De foedcralistcn werden gevangen genomen,
dc overblijveiulen noemden zich Constitucerende Vergadering,
represcnteerendc het Hataafsche volk. Een uitvoerend bewind
van .\') personen werd benoemd, gewest cn gemeente werden bloot
administratieve lichamen, onderwor])en aan de constitneerende
vergadering. (Publicatie van 22 .lanuari 1798, Verzameling VII1
Irt.) .\'5 dagen later werden de quota vernietigd en begonnen de
leden Siccama cn vax Kkks met. dc voorbereiding van een stelsel
van Rijkslastingcn, dat ook opgenomen werd \'m ih SlaalifreijeUnu
rav 2;j April 1798.
Hierin kwamen dc navolgciulc bepalingen voor:
Dc defensie bleef en is voortaan ook gebleven ccne zaak vau
zuiver algemeen belang.
Art. óüa zcidc: Aan de vertegenwoordigende hoogste macht
behoort o.a. „het bcpaalcu der sterkte, aanwerving, afdai\\king
en bezoldiging der armeen te Lande" enz.
„Forl.iiicaticn, iMagazijnen, Werven cn Tuighuizen on alles
wat t(!r verdediging van den Slaat te watcir on to lande behoort"
worden door art. 122 gestdd onder hot Uitvoerend bewind en
den agent voor oorlog.
De, recht«rlijko macht W(ir(l als één geheel georganiseerd en
aan de gemoonüm dc zorg voor justitie ontnomen. Alleen be-
hielden zij ieder hunne vredorechtors (art. 2(11).
De .laarwedden van do leden der gemeentebesturen, zonden
niet meer door dezen bepaald wonion, maar geregeld worden
bij een Ucglonieiit vastgesteld op voordracïht, van het uitvoerend
b(!wind door hot vertegenwoordigend lichaam.
Wat dc inkomst,(>.n betreft bepaalde
Art. 19|.: Nieuwe belastingen nu)gon niot. worden vastgesteld
door dc gomocutcbosturcn „dan na alvorens daaromtrent tc
30
hebben gehandeld en te zijn overeengekomen met Gevolmagtig-
den uit de Stembevoegde Burgeren binnen deszelfs Gemeente,
tot dat einde, op de wijze bij het Regleinent voorgeschreven,
door dezelven genoemd eu onder opvolgende goedkeuring van
het vertegenwoordigend lichaam.
Vergeten is de bepaling over de belemmering van verkeer,
vergeten is de bepaling ter voorkoming van protectie.
Het reeds herhaaldelijk genoemde reglement zou tevens dc
wijze bepalen, waarop de rekening van den plaatselijken ontvang
en uitgave openbaar zouden gemaakt worden (art. 195.)
.Jaarlijks, met den aanvang der Ma^vnd Augustus zendt het
gemeentebestuur „aan het Dcp.artementa.!! bestuur waaronder
deszelfs gemeente behoort, specifieke Mcmorien van Ontvang
en Uitgave voor Nationale Ilekcning" (art. 190). Deze ver-
zenden die stukken zoo noodig met Imnne bedenkingen diuir-
tcgen aan liet Uitvoerend bewind.
Van eene begrooting is nog geen sprake.
De Instructie van 9 ,luni 1800, herzien (5 Februari 1801,
was het reglement, dat dc constitutie eischte en de eerste
algemeene wettelijke regeling van deze materie in ons vaderland.
llet liet de gemeenten wat hare linanoieu aangaat in den
zelfden tocst^ind. Als zedelijk lichaam bleven, zij vrij in lum
doen on laten. Alleen werd hct gebruik van eonen Secret.-iris
aan alle. gemeenten gelast.
Üe bepaling der jiuirwedden van het gemeentebestuur had
volgens artikel 7 der Instructie oj) de volgende M\'ijzo plaats:
De gemeenten droegen voor in overleg met do gccommitlcierden,
het (Ie])arlem(;nlaal bestuur beschikte oj) die voordracht behou-
dens goedkeuring van het gouvernement.
Art. 107 bepaalde, dut nieuwe belastingen moesten worden
omgeslagen over alle ingezetenen van de gemeente, nadat
alvorens het departementaal bestuur de bekraclitiging op de
wijze van omslag had gegciven.
Bij verecTn\'ging van twee gemeenten onder één gemeentebe-
stuur, mochten dc ingczelcnen zelve besli.sseu of dc linancieelc
verecniging al dan niet wenschelijk was. (art. 105).
31
Zoodnnige ineensinelting werd op groote soliaal beoogd vooral
0111 de eenvoudigheid. Werd de vereeniging van financiën afge-
stemd, dan moest het departementaal bestuur de ineensmelting
nog zien te verkrijgen door eene schikking. Mislukte dit, dan
moest er na verloop van twee jaren nog eens over gestemd
worden, i)
Dc jaarlijksche Ilekening en Verantwoording en een staat
van de eigendommen moest aan het departementaal bestuur ge-
zonden worden. Deze werd ten overstaan der gevolmachtigden
uit de burgers afgelegd cn eveneens jaarlijks o])cnlijk ter lezing
gelegd cn in dc groote gemeenten gedrukt cn tegen betaling
verkrijgbaar gesteld (art. 111-112).
Alle bepalingen omtrent goedkeuring van belastingen hadden
betrekkelijk weinig jiractisch nut, waar alleen over nieuwe be-
lastingen werd gesproken cn het oude nog maar steeds onaan-
gevochten bleef bestaan.
l\'kjuc Vnblicalic ran 20 Januari 1801 breidde het tocziclit
uit, overwegemie: „dat het verminderde verkooiKJU cn vcralic-
nccren van plaatselijke vaste goederen cn ellcctcn ccnc directe
strekking heeft tot vermindering van plaatselijke inkomsten cn
alzoo tot het eventueel introducccren van plaatselijke belastingen."
Ilct Uitvoerend bewind achtte het ontwijfelbaar vast le st;ian,
dat zij dus o]) dezelfde wijze als het vaststellen van pliuit»selijkc
belastingen moesten behandeld worden cn bepaalde: „dat geene
gemeentebesturen voortaan eenige idaatsclijkc vaste goederen of
cllccten, het eigendom van de gezamenlijke ingezetenen hunner
gcmccnt« zullen mogen verkoopen, bclcencn of op cenigerhande
wijzo vcralionocron, dan na alvorens daaromtrent lo hebben ge-
handeld en to zijn overeengekomen met gevolmachtigden uit de
stembevoegde burgeren" en verder bij dozo handelingen den-
zolfden weg lo volgen, die bij hot vaststellen van belastingen
was voorgoscbroven. Iliernit volgt, dat er goedkeuring van hot
uitvoerend bewind noodig was.
•) .llir. Mr. VAN PF, Pou.. De gemepnldbcsturcn onder de StR»t«regflinj?en van
1708—1801 cnr.
32
Een Nieuwe SinaUregeling van IG Ocioler 1801 op een min-
der gebruikelijke wijze en ontijdig vastgesteld, bracht weinig ver-
andering in de gemeentefinancien.
Iedere gemeente heeft de vrije beschikking over deszelfs huis-
houdelijke belangen en bestuur, (art. 74). „De voet cn M\'ijze
van dc inrichting der Hcchtbanken in dc onderscheidene Gemeen-
ten zal (evenwel) door derzelver Bestuuren aan het ])e])arte-
mentaal Bestuur worden voorgedragen hetwelk zorg zal dragen,
dat dezelve zooveel mogelijk op eenen gelijken voet worden in-
gericht en geregeld.
Dc belastingen worden (art. 75) vastgesteld in overleg mot
„gecommitteerden uit de gemeenten, gekozen volgens een regle-
ment, goed te keuren door het Departementaal bestuur, aan
het welke mede alle plaatselijke belastingen ter goed of afkeuring
gezonden moeten worden".
])c constitutie waakte verder tegen binnenlaiulschc ])rotcctio
cn wilde dat noch den invoer, noch den uit- of doorvoer van
of naar andere steden of plaatsen zou worden belennncrd.
IIoc de gemeenten dit evenwel moesten iuinleggcn zonder dc
accijnshcfling te staken, meldt zij evenmin\' als het ontwerp van
1797 of een vau hare opvolgsters.
Men begon een weiin\'g genoog tc krijgen van dc „een en
ondeelbaarheid des Bataafschen volks". Vandaar do goc^dkcuring
door Departementale besturen, vandaar ecu streven lot hervor-
ming in de richting van den toestjnul vóór 171)5, waarin men
op vele plaat,scn tamelijk wcl slaagde.
Onder Huishoudelijke belangen, waarvoor dc gemeenten moch-
ten zorgen cu dus moesten betalen, verstond het Hcglcmcnt der
stad Amsterdam (21 December 1802) politic, occononiic, linan-
cicn cn Justitie, liet Hcglenicnt voor dc Krieschc gewesten
definieerde negatief cn sloot cr van uit:
1". alles waarbij aiulcrc gemeenten binnen of buiten het
departement gelegen belang kunnen hebben, enz.:
2° alles bij hctwelks regeling het gchcclc dcjiartcmcnt bf het
geheele gemeenebcst belang heeft.
-1-
») Van Heusde. t. a. p. pag. Cl.
-ocr page 49-IV
Nederland onder (^enlioofdiii\' l)estunr
Dc gang van zaken in dc Balaafschc Rciinbliok niishaagde
Napoleon. Nogmaals cn nogmaals werd dc regceringsvorm ge-
wijzigd. Een raadpensionaris Hutokr .Ian Sciiimmkm\'knninck
trad in 1805 op als hoofd van het uitvoerend bewind, om
evenwel reeds in 180(5 om gezondheidsredenen zijn ontslag te
ontvangen cn door een\' broeder van den Kransehen allce.nheer-
schcr, dic den titel van Koning van Holland aannam, vervangen
tc worden.
Van groot belang is dit tijdvak, omdat hierin dc eerste syste-
matische regeling der gemeentebelastingen tot stand kwam, te
danken aan dc financicclc bekwaamheid van Isaac; Ai.kxandkii
(lookl.
Dc Staatsregeling gaf de navolgende bepalingen:
De Gemeente heeft do beschikking over hare huishoudelijke
belangen: zij legt gecnc jdaatselijkc belastingen op, dan ingevolge
de algemeene bepalingen bij dc wet vast tc stellen cu niet anders
dan met overleg van Gcconnnittecrdcn uit de Gemeente, gekozen
door dc stemgerechtigde burgers, na bekomen autorisatie vau
het departementaal bestuur, aan hetwelk alle plaatselijke Belas-
tingen of Gcldlichtingcn ter goed- of afkeuring moeten worden
opgezonden.
34
Wanneer de departementale besturen die autorisatie tot het
raadplegen der Gecommitteerden nu weigert, kan de gemeente
op geen enkele wijze eene nieuwe belasting invoeren.
Deze belastingen mochten „noch de(n) Doorvoer, noch de(n)
Uit- of Invoer naar of vau andere Steden of Plaatsen" belasten
noch ook mochten „de voortbrengselen van den grond of de
nijverheid van andere steden of plaatsen (Morden) bezwaard,
boven die van de plaats zelve, waar de belasting gelegd wordt".
Ook zullen deze plaatselijke belastingen aan de middelen van
de Nationale financien niet mogen hinderlijk zijn. In zulk geval
is de Ilaadpensionaris gehouden de invoering daarvan tegen te
gaaiij en wordt, ter bevordering van dit oogmerk, door de
dep.artementale besturen van alle, door hun goedgekeurde, Pla.at-
selijke belastingen onverwijld geinformeerd". Dit alles meldt
art. 67 der Staatsregeling van 1805.
Het Reglement van 20 December 1805, dat veel invloed
uitgeoefend heeft, ook nad.it het formeel was opgeheven, hield
zich voornamelijk bezig met de gemeentelijke inkomsten cn wel
speciaal met de gemeentebelastingen.
In tegenstelling met vorige regelingen, die alleen nieuwe
belastingen betroflen, bepaalde het;
Alle Stedelijke belastingen cn plaatselijke impositiën, welke
zullen bevonden worden strijdig met het Stelsel van Algemeene
Belastingen voor deze republiek vastgesteld bij Staatsbesluit van
12 Juli\' 1805. .3 (eveneens hct m\'crk van Gooki,) zullen
zoodra mogelijk met de invoering hiervan ophouden en vervallen.
Ook degenen, die strijden met de nader volgende voorschriften
uit dit reglement — dus waarom het tc doen was. — Zij zullen
„desnoodig geoordeeld wordende, vervangen (wonlen) door dezulken,
welke daarbij ter invordering worden vrijgelaten, als nn\'ddelen
cn voorweri)cn van plaatselijke belastingen. Hetzelfde zal plaats
hebben wanneer in hct vervolg in\'euwe of meerdere belastingen
of ook eenige verandering in dezelve mogtcn noodig geoordeeld."
(art. 13.)
„Dicnsvolgens (gaat art. 15 voort) zullen de Gemeentebesturen,
met den meesten spoed overgaan, om, met overleg van de
35
Geeommitteerden uit de Gemeeute, welke bij hen aanwezig zijn,
of anderszins op dc meest geseliikte wijze, volgens de plaatselijke
omstandigheden zullen worden gekozen, te beramen zoodanige
Plaatselijke Belastingen, als toereikende zullen geoordeeld Avorden
tot bestrijding der plaatselijke behoeften, en de ontAverpen dezer
Belastingen aan het Departementaal of Landschapsbestuur ter
goed- of afkeuring inzenden."
De Gemeentebesturen zullen aan deze Gecommitteerden open-
leggen „een completen gemotivcerden staat van Bezittingen en
schulden. Inkomsten en uitgaven mitsgaders eene begrooting
der toekomstige behoeften." (art. IG.)
Art. 17 belast de Gemeenten met „liet achtervolgen cn hand-
haven (van) alle AVetten, Bevelen cn Besluiten door daartoo
bevoegde Magten vastgesteld en genomen; zij zullen dezelve
uitvoeren en gehoorzamen en zorgen voor de bcA\'ciliging van
personen cn eigendommen."
De Gemeentebesturen hebben de beschikking over dc fman-
cicele belangen der gemeente, met inachtneming der navolgende
bepalingen. (Art. 12.)
Willen zij oen belasting invoeren en do geeommitteerden
hebben zich ervoor verklaard, dan moeten zij „ecnc Petitie
formcercn tot dc introductie dier belastingen cn behoorlijk ge-
adstrueerd inzenden aan het Departementaal- of liandschapsbc-
stuur, hctAVelk zal approbecrcn of aanmerkingen hebbende,
desAvegc van dc Gemeentebesturen en Gecommitteerden zoodanige
clucidatiën vragen, als hetzelve ter bepaling dezer belastingen
noodig oordeelt." (Art. 3G.)
Dc vrije beschikking in belastingzaken (toch ook fmancicelc
belangen) bepaalt zich dus tot vriendelijk mogen vragen. Keurde
nu hot Departementaal bestuur af, dan Avas het uit, althans cr
stond iuui dc gemeenten geen enkelen Avcg open Avaarlangs dio
afkeuring herroepen tc krijgen.
Keurde het goed, dan gaven zij daarvan kennis aan het
plmitsclijk bestuur, maar moesten eerst het ontAVcrp „met do
stukken diiartoc relatief, inzenden aan don Kaadpensionaris, ten
einde dezelve het ontAVcrp, conform aan het G?"" Artikel der
1140
Staatsregeling zoude kunnen beoordeelen eu hetzelve, met deu
inhoud van gezegd Artikel strijdig vindende, afkeuren." (art. 37.)
Dit geschiedde, om, wanneer deze afkeuring plaats greep,
toch het prestige van de departementale besturen ongeschonden
te bewaren.
Keurde de Raadpensionaris evenwel goed, dan mocht cr
teruggezonden worden cn moest de gemeente volgens artikel 38
publiceeren, in werking brengen en stiptelijk achtervolgen.
Ojntrent de middelen werden voor het eerst algemecuc bepa-
lingen gegeven, werd thans eenheid geschapen.
Zij zouden verschillend zijn, al naiirmate de gemeenten meer
of minder dan 2000 inwoners telden. In dc kleinere cu ook
diegene waar „de uitgaven gering zijn en de omstandigheden
zulks toelaten, zullen de penningen tot bestrijding der plaatselijke
behoeften bij voorkeur gevonden worden door middel van een\'
jaarlijkschen penoneelen omslag of repartitie -over dc In- of
Opgezet enen der Gemeente, met inachtneming der relatieve ver-
mogens dcrzclvc tot het dragen van Lasten volgeus een staat
daarvan, jaarlijks door het Gemeentebestuur met dc Gecommit-
teerden uit de Gemeente te formcereu".
Iedereen moet hierin mededragen, die drie of meer maanden
van het dienstjaar in dc gemeente verblijf houdt: alleen bewezen
onvermogen geeft hiervan vrijstelling.
Deze omslagen waren vooral op het platteland reeds gebrui-
kelijk Dc wetgever zag in, dat dit middel uit den aard der
zaak altijd eenigszins willekeurig was (zie Ilfdst. Xlll) en dat het
in kleine plaatsen hieraan het minste zou lijden, waar dc in-
woners elkanders draagkracht het beste kunnen beoordeelen.
In de andere gemeenten nu)cten dc hcnbodigde ])cnuingen
gevonden worden „bij wijze van verhooging van Additioneele
stuivers tc ponde boven \'s Laiuls lmpo.sitien onder dc navolgende
benamingen Vastgesteld: (art. 19).
Verponding, eene rcëcle belasting van alle onroerende goederen
geheven naar de waarde daarvan.
Pcrmneel, eene belasting geheven naar do huurwaarde van den
\') Tredb. t, if. p. pa^\'. ISl.
37
gebruiker van onroerend goed. Vrijgestekl waren woningen be-
neden _/\' 30.— Daar zij ook van landerijen geheven werd, gold
zij tevens als landbouwbelasting.
Biemtlmhngcld, hooger voor persoonlijke diensten cn sterk
progressief geregeld.
Vaarden en plainergeld. Paarden voor vermaak waren hooger
belast dan voor industrie en landbouw. Ook deze belasting was
progressief geregeld.
RnnderheesiengeM, per rund geheven: eene belasting die luiast
de anderen ongeloofelijk zwaar drukte, i)
Mobilaire belasting vau alle inboedels met eene zwakke pro-
gressie voor zeer groote inboedels, als correctief voor hot per-
soneel bedoeld.
Do Wijn, rijksaccijns per oxhoofd bij den inslag ter consumtio
geheven.
liet Bestiaal naar dc geschatte wajirdc der dieren, dio ge-
slacht werden, en
Het Gemaal tot ccn vast bedrag jwr last geheven. Do accijns
op de rogge was aanzienlijk lager.
Het JtecJd ran Waag „van alle Waaren cn Koopmanschappen,
dio men boven de twintig ponden bij gewicht koopt of ter
waag doet wegen". (Ordonnantie van l.\'l December 1805).
Het Klein-Zegel op de Patenten op allen Handel, Neringen,
Beroepen cn Bedrijven en eenige aiulerc (!) \') objcctcn van
weelde cn vermaak. Hieronder vielen: Belasting op beroepen
cn bedrijven, openbare vermakelijkheden, dragen viui gepoederd
haar, cn de jacht. De belasting was progressief bij ojwubaro
vermakelijkheden.
Hot Klein-Zegcl op de Alienaticn en dc roerende Goederen in
publieke J\'endn\'en verkochi wordende.
Artikel 20 bepaalde een volgorde waarin men deze belastingen
met oiMientcn moest belasten. Deze was: personeel, dienstboden,
piuirden of plaisiergcld, dc belasting op de rundcrbccslcn.cn
het mobilair, benevens het recht van ))atcnt cn dat op dc
1) Trt.iih. t.r.p. pajr. 120. ») Tkt.ub. t.». p. paif. 127.
-ocr page 54-38
alienatien en venduen van roerende goederen, „als meer bijzonder
op de Plaatselijke Ingezetenen nederkomende." Daarna de ver-
ponding, de wijn en bet bestiaal, het gemaal of wel een of
meer daarvan en ten slotte het recht van de waag.
Men moet in deze aangegeven volgorde van ieder eerst één
stuiver heffen. Is men door de geheele reeks heen, dan op
nieuw beginnen met een tweeden stuiver, vervolgens een der-
den , enz.
Alle gemeenten mochten verder naar hun beste goedvinden
heffen volgens de plaatselijke omstandigheden: weg-, straat-,
brug-, kaai-, kraan- en sluisgelden of dergelijke, voor werken
die zij moesten onderhouden. Deze mogen de kosten van aanleg
en onderhoud niet te boven gaan en in geenerlei wijze kunnen
leiden tot een belasting op den in- en doorvoer.
Verder poortgelden, marktgelden voor plaatsen.
Zij mochten omslagen stellen voor het oiulerlioud van lantaarnen
en brandspuiten, nachtwaehts, enz.
Verder was toegestaan een matige belasting tc heffen „op
Prachtvertooning bij Trouwen en Begraven en verdere soortgelijke
objecten van Weelde."
De Gemeenten (art. 40) kunnen tc allen tijde tot lierziening
overgaan, maar moeten dit doen met en voor den aanvang van het
4e jaar in overleg met Gecommitteerden indien de ondervinding
bewijst, ,dat de belastingen te hoog gesteld zijn. Waren dc
belastingen te hoog gesteld, dan moest het batig saldo opgelegd
worden tot een fonds om daaruit de schulden te betalen, af te
lossen of af te koopen. De vorming van een dergelijk fonds
werd aan de andere gemeenten uit de in tc voeren belastingen
toegestaan, indien de schulden zeer drukkend waren. In dat
geval was geen belastingverlaging noodig, voordat liet beoogde
doel bereikt was.
De invordering van de geaccordeerde impositiën geschiedde „bij
wijze van verhooging op \'s Lands Middelen door de gcwcme Lands
kantoren (art. 23) cn \'daarvoor droegen de respectieve gemeen\'ten
pondspondsgewijze mede in de kosten van Perceptie, llcclicrchc,
Toezicht en .lustitie op dc gecombineerde invordering vallende.
39
Voor Geldleeningen „zal het gemeentebestuur de ontwerpen
derzelve, ter goed- of afkeuring ann het Departementaal of
Landschapsbestuur inzenden, met bijvoeging eener voordracht
der ]\\Iiddelen tot vinding van kapitaal en Interest of een van
beide, beraamd met overleg van Gecommitteerden uit de Gemeente,
met overlegging van de laatste rekening van ontvang en uitgave,
(art. 28.)
„Tot het veraliëneeren of verhypothekeeren van plaatselijke
vaste Goederen, reëele rechten, Schuldbrieven of effecten", moesten
de Gemeentebesturen op dezelfde wijze autorisatie aanvragen.
Ging zoo\'n verkoop door zonder autorisatie, dan konden do
gemeenten gedurende 30 jaren de goederen wederom rcclamceren.
(art. 29.)
Openlijke Rekening en Veranttcoording gelastte art. 31 aan do
gemeentebesturen. Zij zou afgelegd worden ten overstaan van
dc meer genoemde geeommitteerden uit de stemgcrechligdcn cn
behoorlijk gcspcciticcerd, naar het goedvinden der besturen ver-
krijgbaar gesteld, of gedurende ecu\' bekwamen tijd tor visie
gelegd worden.
Met dit groote werk, waren evenwel aan dc meeste gemeenten
groote hervormingen gelast. Vele gemcontcn kwanten er niet op
tijd mede gereed cn het besluit van O Januari 1800 machtigde
dc departementale besturen om aan de gemeenten toe tc staan
provisioneel gedureiule hoogstens (> ntaandeu de oude belastingen
te continueeren, maar spoorde hen tevens aan met de algeheel«
doorvoering van hot llogloment op de Gemeentebesturen, zooveel
mogelijk spoed te maken.
De Conslitutioncele VeHen van 7 Angustm 1800 bepaalden
alleen: dat dc Gemeentebesturen gcenc belastingen kunnen op-
leggen, dan ingevolge dc ^Vet en na bekomen autorisatie van
den Koning op rapport van dc Departementale besturen.
Do nieuwe wet op de Gemeentebesturen liet bot stelsel geheel
ongemoeid. Zij werd ajuigonoinen don 13"" April 1807 cn be-
paalde, dat dc ontwerpen van belastingen zouden worden ojigc-
zonden door dc gemeentebesturen aan den Landdrost. Deze stelde
ccn voorloopig onderzoek in cn (Decreet van 29 April 1807)
40
zond alles met zijn advies aan den Minister van Binnenlandsclie
Zaken, die het daarna, ook van eonsideratiën voorzien aan den
Koning voorlegde.
Thans zijn de gemeenten voor het eerst verplicht hegrootingen
op te maken. Dit geschiedde door de vroedschap die tevens in
de middelen tot dekking van het te kort komende moest voor-
zien. De definitieve vaststelling was haar evenwel niet vergund.
De Rekening en verantwoording zou jaarlijks aan de vroed-
schap geschieden in een vergadering, waarbij de Drost voorzat.
De begrootingen en rekeningen van de gemeenten der 1® en
klasse werden naar den ]\\rinister van Binnenlandsclie Zaken
opgezonden met eonsideratiën door den Landdrost.
Reeds den 17®" April 1807 weck een wet af van het tot nu
toe vigeerende stelsel.
Zij stond toe aan de gemeenten den invoer van brood; meel,
vleesch en wijn te onderwerpen aan een eigen impost, gcëvcn-
redigd aan dc additioneele stuivers aan die gemeenten geaccordeerd
en welke zouden worden gchcvcu bij het te koop brengen.
De wet geeft verder ecu tabel vau berekening en toelichtende
bepalingen.
liet effect was, dat men nu dc ingezetene bakkers, slagers,
molenaars cn wijnhandelaars in de gemeente wederom kon be-
schermen tegen concurrentie van buitenwoncndcn, dic nu twcc
belastingen moesten betalen.
Toch staat er in dic wet zelve (art. 1) „Dc Plaatselijke
besturen zullen den invoer van brood, meel, vlecsch cn wijn
v.m buiten hunne jurisdictie niet mogen verhinderen of beletten,"
als of invoerrechten niet belemmerden.
Dc wet van 30 November 1807 voegde iii het register der
Additioneele stuivers in de volgende twee nieuwe middelen :
Belading op de h/tarddeden, dic geheven werd vau elk huis-
gezin, \'t welk meer dan twee haardsteden in gebruik heeft.
Dit middel werd ingevoerd bij de wet van 9 Juli 1807 cn dc
additioneele stuivers werden geplaatst na de mobilaire belasting.
Belaiiling op de rondemaai van alle waren en koopmanschai)-
])eii, welke iiïet dc Rondcmaat gemeten of verkocht worden.
41
nevens de waag gesteld en hoewel reeds lang bestaande, in
1805 er niet in opgenomen, hoewel niet blijkt waarom niet en
de opneming slechts logisch was.
Dezelfde wet veranderde de pondspondsgewijze mcdebctaling
der perceptiekosten in een afstand vaTi 4 °/o der procenten cn
invoerrechten aan het Rijk.
Al hct tot staiul gckomeue zou evenwel slechts van korten
duur zijn; reeds 9 Juli 1810 maakte een Keizerlijk Decreet een
einde aan onze onafhankelijkheid en werden de voormalige
Nederlandsche gewesten opgenomen onder dc departementen van
het keizerrijk.
De nationale wetten werden vervangen door de rranschc en
zoo trad ook de Constituüe van 22 Primaire an 8 (13 Decem-
ber 1799), voor deze gewesten uitgewerkt in hct Keizerlijk
Decreet van 18 October 1810, waarin voorloopig eeiu\'ge wijzi-
gingen cn verlichtingen in ons belastingstelsel werden aangebracht,
daar eene plotselinge verfransching nadeelig cn moeilijk beide
zou zijn. De eerste verandering trad in werking op 1 Januari
1811 en omvatte o.a.: afschaffing van hct,Bestiaal en het
Mobilair, verlaging van den accijns op levensmiddelen en van
hct personeel, hct laatste tot op de helft.
Een jaar later, 1 .Tanuari 1812, werd de volledige fransche
regeling hier ingevoerd bij decreet van 21 October 1811. Deze
regeling omvatte niet alleen de inkomsten en belastingen, maar
ook de uitgaven, die ten laste van eene gemeente zouden komen
en voor het eerst waren dus beide zijden van het linanciewezen
der gemeenten aan dc wet onderworpen. Dit door Franschcn
43
ingevoerde principe heeft st.ind gehouden en behcerscht thans
nog ouze gemeentewet.
De Loi du 11 Erimaire an VII (1 December 175)8) bcpaahlc
de Uitgaven als volgt.
Alle gemeenten mocsteu betalen voor (art. 4):
1®. Onderhoud van het plaveisel der wegen, voor zoover
niet rijksweg,
2». Wegcnpolitic,
3®. Onderhoud van uurwerkeu, pompen, hallen, openbare
gebouwen enz. in het bezit der gemeente,
4®. Idem van grachten, waterleidingen en bruggen, ten
\' nutte der geheele gemeente cn niet onder 3 begrepen,
5\'. Verlichting, brandweer cn straatreiniging,
6®. Inkt, papier, pennen, enz.,
7®. Belastingkantoren voor dc ambtenaren der contributions
foncièro ct personelle,
8®. Grondbelasting van de gemecntcgocdercu,
5)®. Bewaking, enz. van het gemeentcbosch, waarvoor ieder
jaar ecu zeker aantal boomen verkocht mocsteu worden voor do
ingezetenen ervan mochten trekken,
10®. Eegisters van den Burgerlijken Staiul.
Deze laatste post vau uitgave was een nieuwigheid voor de
Nederlandsche gemeeutcu, die tot nu toe geen Burgerlijken
Stand gekend hadden.
Ten laste der grooterc gemeenten kwamen vorder nog dc
navolgende kosten, dic bij dc kleinere door combinatiën van
gemeenten, kantons gehcetcn, gedragen werden, ieder voor een
aandeel.
11°. De bezoldiging van den vrederechter en zijn grifïïer,
1Ä®. Idem van den Secretaris, dic zij mocsteu hcbbcti cn
van de overige ambtenaren der geinccntc-administratic, zoo zij
cr hadden,
13". Onderhoud van het gemeentehuis,
14®. Bureaukosten, verwarmings- cn drukkosten, porto\'s en
boden,
15®. Kosten van nationale feesten.
-ocr page 60-u
Iß". Kosten van de „garde nationale sedentaire",
17°. Salarissen van veldwachters, die zóó in de kantons
moesten verdeeld worden, dat ieder verschillende gemeenten in
zijn dienstressort had, of in de grootere gemeenten van de Com-
missarissen van politie, inspecteurs, agenten, enz. voor zoover dc
gemeente die bezat,
20®. De kosten der „écoles primaires" in een aantal zooals
dc wet bepaalde.
Vorder geeft het Arrêté du 4 Thermidor an X bepalingen
omtrek het hoofdstuk Uitgaven en gelastte, dat de plaatselijke
inkomsten uitsluitend zouden dienen ter bestrijding der plaat-
selijke behoeften.
Verder dat er voor gewone uitgaven geen buitengewone be-
lastingen mochten geheven worden.
Indien er een excedent was aan het einde des jaars moest
dit gebruikt worden „en améborations., réparations et embellis-
sements d\'après l\'avis du conseil municipal, celui du sous-préfet
ct la déciscion du préfet."
Ecn Arrêté van 17 Germinal an XI (G April 1803) stelde
voor steden, boven 20.000 francs inkomen cn onder de 100.000
inwoners, een som vast van vaste uitgaven (dépenses fixes) voor
administratie, van 50 centimes per jaar cn per inwoner en
dit werd streng toegepast
Hiervan moesten bestreden worden volgens art. I, dc kosten
van abonnementen op couranten, registers van den Burgerlijken
Stand, onderhoud (geen huur) van het stadhuis, verwarming,
verlichting, bure-aubehoeften cu porto\'s. Verder salarissen van
ambtenaren van bestuur en politie, kosten voor nationale feesten
en onvoorziene uitgaven.
Dus een fixatie op zoo groote schaal als nooit tc voren of later
meer ondernomen is.
Het maximum-tractcmcnt van eenen politic-commissaris is francs
800 in een stad onder de 10.000 inwoners. Van ecu gcmccntc-
•) Mr. !•\'. N. SipKENOA. Gcucliieilcni» der Nederlandsche Belastingen sedert 1810.
Utrecht 1883, II pag. 210.
45
ontvanger kan het, zoo de inkomsten onder 100.000 francs
blijven hoogstens 5 "/o daarvan beloopen: zijn zij boven die som
dan nog hoogstens \'/a 7o van het meerdere daarbij.
Ondanks het besluit van 4 Thermidor werden aan de gemeenten
verschillende uitgaven, volstrekt niet ter bestrijding van plaatselijke
behoeften, opgelegd. Dit waren de Prclèvementen, een berooving
van de gemeentekassen, om die van het Rijk te ontlasten.
10 7o van de opbrengst der octrooycn moesten de gemeenten
boven 4000 inwoners of wier inkomsten meer dan 20.000 francs
bedroegen afstaan: „pour le pain de soupe des troupes." Art. 75
der Wet van 24 April 180G legde dezen last op de gemeenten.
De wet van 15 September 1807 stichtte een „fonds commun
pour les besoins du culte" cn hief daarvoor 10 "/o «sur les
revenues de toutes les propriétés foncières de la commune."
De decreten van 25 ibnart cn 28 Julij 1811 beroofden de ge-
meenten van l7o van de „octrois et revenus" ten bate van dc
invaliedenkas.
Kceds hadden de Wetten van 20 Floréal an X voor dc vcri-
llcatic van maten cn gewichten cn van 24 Floréal an 18 „pour
la con\\pagnic de réserve" beslag gelegd op respectievelijk 10 "/u
van de waaggelden en 5 "/o van het gchcele inkonien.
Ken dccrect van 21 September 1812 ontnam alle gemeenten
voor dat jaar nog eens 5 °/o van het gchcele inkomen. Dit
werd gebruikt tot dekking van de groote tekorten, die vele
departementen aanwezen; deze aderlating had maar ééns plaats
cn M\'cl omdat do Staatsraad inzag, dat do gemeenten niet nu^or
konden lijden.
Over het Inkomen geeft dezelfde wet, die dc uitgaven regelde,
bepalingen, die hierop neerkomen.
De gemeenten hadden volgens art. 7 hunne inkoinsten, jure
])rivato, uit verhuringen van gcnicontogocdcron cn bosschon,
verder inkomen uit verhuring (?) van staanplaatsen in hallen
op straten en pleinen, ligplaatsen in rivieren cn havens, enz.
Vervolgens mochten zij licHen opcenten op do contributions
foncière ot por.><oncllc. Dc Keizer bepaalde ieder jaar oen maxi-
mum; do gemeenten het aantal dat zij wcnschtcn to hollen.
- , Iß
Tn grootere gemeenten n.1. boven 5000 inwoners en kantons,
kwamen liier nog bij 10 "/o van het recht van patent, dat op
hun territoor geheven werd, 50 7« van de politieboeten en
waren de opcenten hooger. De politieboeten werden aan de
gemeenten teruggegeven bij Arrêté van 26 Brumaire an X (17
November 1801).
Een wet van 1 Brumaire an VU (21 October 1798) had
liier nog aan toegevoegd, in verband met het art. 7 van het
Arrête van 15 Fructidor an VIII (2 September 1800), afstand
van 8 7o van het binnen hare gemeente geheven recht van patent.
Dan had men een „fonds de supplement", gevormd uit uit-
drukkelijk daarvoor door de departementen geheven opcenten op
de contributions foncière et personelle.
Ilet diende om in de déficits te voorzien, die bij kleine
gemeenten en kantons uit meer gemeenten bestaande, mochten
aanwezig zijn. Het departementaal bestuur regelde de uitkeering
en moest beginnen met het deel in de vragende gemeente op-
gebracht; eerst zoo dit uitgeput was, uit de andere. Ieders
overschot kwam in mindering op wat er het volgende jaar ge-
heven moest worden.
De grootere gemeenten boven 5000 inwoners mochten, zoo
Imnne inkomsten niet voldoende waren „taxes indirectes et
locales" opleggen.
Bovendien stond het decreet van 21 October 1811 toe aan
.ille „villes et communes de la Hollande où les revenus ordinaires
sont insuffisants" de invoering van „des octrois municipaux et
do bienfaisance" tegelijk met het begin der toepassing van do
fransche wetgeving.
Een reglement van 17 Mei 1809 regelde deze octrooien nader,
Dc Gemeenteraad beraadslaagde over de invoering daarvan, maar
de prefect had het recht om indien hij bij onderzoek der hc-
grooting de ongenoegzaamhei(l der plaatselijke middelen bemerkte,
ilen Ilaad tc verzoeken tot eene beraadslaging over tc gaan
(art. 2 en 4).
AVeigerde de Rjiad of gaf hij na beraadslaging als zijn oordeel
te kennen,
dat hct octrooi overbodig was, dan zond dc prefect
-ocr page 63-47
een rapport aan den Keizer (art. 5), die dan, naar lietscliijnt,
zulle een octrooi toch kou opleggen. \')
De Keizer moest alle octrooien bekrachtigen op advies na
onderzoek door den prefect, (art. 6—12.)
De belastbare artikelen waren (art. 16):
Boissons et liquides, comestibles, combustibles, fourrages,
matériaux. Bepaald uitgesloten waren: grains et farines, fruits,
beurre, laits, légumes en overige zaken die menscliclijkc levens-
middelen waren. Deze zelfde uitsluiting was bepaald in art. 55
der Wet van het jaar VII. Van deze octrooien werd een zeer
ruim gebruik gemaakt.
De inning geschiedde door plaatselijke ambtenaren, onder
controle vau de beambten der droits réunis, maar werd 8
Pebruari 1812 reeds aan dc laatsten uitsluiteiul opgedragen; zij
betaalden daarvoor over 1812 hetzelfde als iu 1811 besteed was,
maar onder aftrek van 5 7o l\'économie présumée qui
pourra résulter du nouveau système de perception."
De droits réunis oatvingen cène aanmoedigingspremie in deu
vorm van 5 "/q van het meerdere dat de belastingen onder hun
bestuur opbrachten.
De decreten van 14- .Fuh 1812 en 15 Mei 1818 stonden aan
dc gemeenten beneden 200Ü inwoners toe, voorloopig met do
hefling van hoofdelijke omslagen voort tc gaan, zooals zij dit
gewend waren.
De Begrooting wordt evenals dc rekening geregeld door het
Arrêté du 4 Thermidor an X.
Do begrooting wordt door den Maire opgezonden aau den
S()us-])réfct (art. 10). Deze geeft advies en zendt ze hoogcrop
(art. 18), waarna dc prefect ze definitief vaststelt, (art. 14).
De gemeenten met boven de 20.000 francs inkomen, (Titre
IV) keiuicn eerst ccne beraadslaging door den (icmceutcraad oji
voorstel van den Maire (art. 21). Zijn cr meerdere Maires cn een
Conunissaris-gcncraal van Politie dau dient ieder zijn afzonderlijke
begroeting in.
48
J)aarna wordt zij langs hiërarchisclien weg opgezonden naar
den Minister van Binnenlandsche Zaken, waarna liet Gouverne-
ment (de Keizer) definitief beslist.
Het decreet van 12 Augustus 1 SOG schreef daarvan een model
voor, dat streng gevolgd moest worden.
Uit model bevat eerst den staat van schulden en inschulden,
dan de buitengewone ontvangsten, waaronder het batig saldo
van het vorige jaar. Vervolgens de gewone ontvangsten en dc
gewone uitgaven. Ucze zijn verdeeld in 8 hoofdstukken:
1. Administratie, belastingen en onderhoud van gemeentegoederen
en prélèvementen. 2. Politie, straatreiniging cn onderhoud, open-
bare veiligheid en brandweer. 3. Nationale garde en portiers
van de stad. 4. Openbare werken, onderhoud van gebouwen,
poorten, wandelwegen, bruggen, enz. 5. Armwezen, bijdrage aiui
gestichten, bureaux van weldadigheid en werkplaatsen voor bede-
laars. G. Openbïuir onderwijs „lycéc, collége" en vergoeding
voor huishuur aan de „instituteurs primaires". 7. Eeredienst,
vrij wonen aan hoogere cn vergoeding aan de lagere geestelijk-
heid, groote reparation en huur van kerken. 8. Nationale feesten
cn onvoorziene uitgaven.
Ten slotte komen buitengewone uitgaven voor deze acht takken
van dienst.
Was deze begrooting eenmaal vastgesteld, dan mochten noch
de maire in zijn betaliiigsmandatcn, noch de gemeente-ontvanger
in zijnc uitbctidingcn buiten of boven de posten, dio voor alles
aangegeven waren, gaan, op stratle van persoonlijk verantwoor-
delijk tc zijn.
])e Bekening werd door den mairc aan .den sous-prcfet ge-
geven ; de conseil municipal mocht ze hooren en ook daarover
beraadslagen, mmir dc prcfct stelde ze eindelijk dilinitief vast
(art. IG—18).
Volgens art. 19 zendt dan de prefect aan den conseillcr d\'étAt,
met dezen t;ik van dienst belast, bericht over het resultaat van
«
de gemccntcrekeningen cn het nazien daarvan.
Van de beslissingen van dc prefecten is beroep op het Gouverne-
ment dat beslist in den Staatsnuid (art. 21).
49
Voor het leheer draagt de gemeenteontvanger zorg, die betaalt
op mandaat van den maire.
In de steden boven 100,000 inwoners waar een Commissaris-
generaal van politie is, zal deze onder autoriteit van den prefect,
b(!hondcns goedkeuring van den Minister van Biimcnlandsche
Zaken, kunnen belast worden met het regelen cn betalen van
Straatreiniging cn Verlichting, (jlezondhcidsdicnst, Riulding van
drenkelingen en buitengewone uitgaven bij brand, overstrooming ^
en ijsgang (Arrcté du 5 Hrumaire an IX, 27 October 1800).
In dat geval dient hij ccn eigcin bcgrooting in cn heeft ecu
credict tot dat bedrag bij den gemeenteontvanger.
■wm
Drie jixreu s]eclits liiid de fransclie lieerscli.appij geduurd, die
jareu waren voldoende geweest ojn hct Nederlandsche volk een
gloeienden haat in te hoezenien tegon alles wat 1\'ransch was,
^len wenschte zoo spoedig mogelijk andere wetten, andere
regelingen, ofschoon het zeer duidelijk was dal, zoo iets niet maar
zoo direct ging, zooals van llogendorp cn van der Duyn dan
ook verkliuirden hij de fuinvaarding van hct Algemeen IJestuur
der Vereenigde Nederlanden (21 November 1813),
De Sonvereine vorst traditie zoo spoedig mogelijk tegemoet
te komen aan de wcnschcn des volks, mjuir het bleek dat dit
nog niet zoo gemakkelijk ging. Voond wat de
Viiijaven betreft bleek de fransche regeling zeer doelmatig en
nauwkeurig te zijn. Zij werd dan ook op wnbcdnidende uit-
zonderingen na ongewijzigd overgenomen en gehandhaafd.
Alleen tegen de ])rclèvementen bestond een algemeen bezwaar
en daarin zou dan ook voorzien worden. Art. 2 van hct besluit
van 18 Februari 1811. (Staatsblad N». 27) bepaalde hct bedrag
dat de gemeenten ontnomen zou worden op lOy^ van .ile
inkomsten, „voor den lande."
De InkomnUn werden geregeld bij een Souverein Besluit van
23 December 1813 (Staatsblad N\'\'. 15). Dit schafte de onder
51
den naam van Octrois Afunicipaux bekend staande belastingen
„geheel eii al" af, en voerde daarop onmiddellijk nieuwe in, die
alleen in den naam ervan verschilden. De geheele regeling was een
mengsel van llollandschc cn Franschc belastingen.
Dc octrooien zouden mogen voortduren tot de invoering van
belastingen volgens dit reglement „met deze bepaling nogtans,
dat, voor zooverre uit krachte van eenige thans bestaande
stedelijke of plaatselijke octrooycn, sommige specicu aan Belasting
mochten zijn onderworpen, bedragende meer dan de helft van
den Iinjjost, welke daarvan voortaan van \'s Landswege zal worden
geheven, in zulke gevallen, zoodanige Stedelijke of Plaatselijke
belasting van het tijdsti]) der invoering van dc nieuwe Lands
impositien af aan, zullen worden gcredueccrd uiterlijk tot oj) de
helft van den lm])ost, welke op zoodanige Spe(!ien van .s\'Lands-
wegc is gelegd."
De opcentcn o]) het recht van patent werden aan dc geuïcenten
ontnomen: die op dc contribiitions lonciere et pensonelie en op
dc belasting oj) het nu)bilair herleefden in de toegestane vijf
opccnten op de grond- en porsoneele belastingen en het nieubilair.
De heffing van deze vijf opcenten nwcd in iedere gemeente ^
geschieden.
fJ(!mecntfln van UOOO inwoners of minder en plaat.sen waar de
uitgaven gering waren, werden wederom gelast „door middel van
een jaarlijkschen pensoneelen omslag of repartitie over de In-
of Opgezetenen der (jemecute (in hnniui behoeften te voorzien)
met inachtneming der relatieve vernu)gens derzelven tot het
dragen van lasten."
„lu zoodanige steden en plaatsen, alwaar de uitgaven en
behoeften zoo groot zijn, dat dc omstandigheden niet toelaten
om het nmntant vau het te k()rt komende door een matigen
omslag te kunnen vinden", heeft num dien oin.slag eenvoudig
laten varen \'). De stedelijke en ])laatseHjkc bestiurn zullen dan
iu het tekort moctcMi voorzien door „ecneji lm])ost oj) het ;^
Bestiaal of Slagtgcid mitsgaders op den .lenever, Hrajidcwijn,
Hicrcn, Kolen en Turf binnen hunnen gemeenten geconsumeerd
\') SicKKNOA. t.n.ii. iiag. 218.
-ocr page 68-52
of verbruikt wordende, alsmede ook door ccn belasting op de
Imurwaarde van vaste panden te betalen door de bewoners,
huurders of gebruikers." Deze im])ort mocht voor gedistilleerd
j niet hooger zijn dan V3 > voor brandstof niet liooger dan Va van
den Kijksaccijns.
Kan ook op deze wijze niet voldoende iu de bolu)\'efle worden
voorzien, dan zullen de stedelijke cn ])laatselijko besturen ver-
plicht zijn over te gaan tot heffing van belastingen, „bij wijze
van verliooging van additioneele stuivers tc ])on(lc boven \'s Lands
im])ositien, onder de navolgende benamingen vastgesteld: Wijn,
Clemaal, Jicgt van Waag, Ronde IMaat, Deuren- cn Venstergeld,
Dienstboden en I^iarden" (art. ü).
D(i bedoeling was dus dat do gemeenten eerst eigen rmi)osten
zouden hellen en daarna j)as hun toevlucht nemen tot o])centen,
maar aan den Souvcrciiien Vorst M\'as do bevoegdheid voorbehouden
om toe tc staan, „dat lot dc aangewezen objecten van bcla.sting,
vatbaar voor eene verhooging bij wijze van additioiuiclc stuivers
to poiulc, bij voorkeur boven afzonderlijke belastingen vau
stad.swege to Iicllcn, toevlucht zal nu)gen worden genomen."
Van (leze üxistomining schijnt vaak ge.bruik gemaakt tc zijn. \')
Volgens art. 13 mochten dc gemeenten ook stec,ds hellen:
„W(>.g-, Brug-, Straat-, Kaai-, I laven-. Kraan-, Sluis- of Poort-
gelden, mitsgaders recognitiën voor het g(!bruik van plaatsen
op dc (Iponbare markten, hallen, visclibankcn cn dcrgclijkcn."
Dc bepaling dat de retributicn niet lu)(>g(ir mochten ojigc.voerd,
dan voor dc kosten van onderhoud van bc.trokken inri(;htingen
jioodig was, stond ook in (l(!Z(! wet.
Dc (Icmconten mochton ook omslagen doen vo(u- het (uidcr-
Iioud van lantaarns, brandspuiten, naclitwachtcn, enz.
()ntwcr|)on van nieuwe belastingen werden opg(v,ouden aan
dc.n (!onimissaris-(Jeneraal in hc.t d(!part(!mcnt „of aan zoodanige
autoriteit als dc.nzelven (•onstitMfione(!l zal vcrvang(!n."
Bij hoofdelijke omslagen cn heffing van rctributi(!n kou hij
zelf goedkeuren; bij andero Ixilastingcii bkuif de lws|issing aan
den (Joinnn\'i«aris-(icncraal tot de Biinienlamlschc Zaken, (iold
\') SicKF.NOA. t. n. ]). pag. 225.
-ocr page 69-53
liet p.veinvcl belastingen van „steden, Hoofdplaatsen van De-
partementen zijnde, mitsgaders van zoodanige steden en plaatsen
waar de bevolking 10,()()() zielen en daarboven bedraagt", dan
mocht hij alleen advisceren cn moest de Souvercine Vorst be-
krachtigen.
Dc Begroot\'mg en rekening waren geregeld bij het zooeven
genoemde besluit van 18 1\'ebruari 1814.
.laarlijks formeerden dc gemeentebesturen (art. 1) „cen staat,
van behoeften voor den dienst van het volgend jaar met aan-
wijzing der middelen, om dezelve zoodanig te bestrijden, dat
geen tc kort op den uitgaaf kon aanwezig zijn."
Daarmede waren taak en bevoegdheid der gemeentebesturen
ten einde en zonden zij dien staat wederom langs liiërarchischen
weg op. De (\'omuu\'ssaris-generaal stelde vast beneden dc /\' 10,000
cn adviseerde over dc overigen (art. 0), de bcvoegdlicid van
den C()mnn\'s.saris-generaal van Binncnlandschc Zaken bestond in
„finaal arrcstecrcn" tot en met f 50,000 (art. 7) en nogmaals
advisceren over de overigen, waaromtrent dan ten slotte de
vorst dc bcslis.sing liad. (art. 8.)
Zoo noodig moest dc gemeente nog inlichtingen geven. (art. 0.)
Hekniitigeii gciscln\'cddcn op grondslag van dc bcgrooting
door den ontvanger aan het gcinccntcbcstiiur, dat na rajiport
van ccn (\'ominissie van Icdim natuurlijk weer opzond, verge-
zeld van goedkeuring of observaticn cn debatten. Mr wanüi
hier evenwel slechts twee catlicgoriiM), beneden cn boven f 10,000;
dc Commissaris-generaal van het (K^partcmcnt stelde de eerste
vast cn dc Itckcnkamer de laalsto. (artt. 10—1.\'5.)
Yll
ITet ontwerp daarvan werd 20 Maart 1814\'te Amsterdam
door de Notabelen aangenomen en nog denzeifden dag door den
Souvereiiien Vorst bij proclamatie verklaard te zijn: de Grondwet
van den Staat der V(!rccnigdc Ne(l(!rlanden.
Zij schenkt aan dc gemeentebesturen wederom „overeenkomstig
den inhoud hunner reglementen de vrije beschikking over hunne
huishoudelijke belangen." (art. !)1.)
Voor zoover de besturen lot dekking hunner uitgaven belas-
tingen behoefden, zouden zij zich volgens art. *.)0 gedragen:
„naar hetgeen deswege bij de algemeene financiecle wetten,
ordonnancieu en bepalingen is vastgesteld." Dc goedkeuring
hiervan was naii de Staten der provinciën of Lan(lscha])pen
opgedragen.
Deze belastingen moehlen nimmer „bezwaren den vrijen in-
voer en doorvoer van ])rodncten van den grond of voortbrengselen
van industrie van andere 1\'rovincien, Steden of Plaatsen boven
die van de Plaats zelve, waar dc belasting gelegd wordt."
De bcgrootingen (art. werden aan d(; Staten overgelegd
met verplichting van de gemeenten om zich to gedragen nnar
hetgeen dienaangaande door gemelde Staten zal worden noodig
geoordeeld.
55
Art. 97 bepaalde iiog: „Deze goedgekeurde begrootingeu
worden door de Staten aan den Souvereinen Vorst gezonden,
die er inzage van nemen en ze, desnoods, schorsen en buiten
cfFect stellen kan.
Ten aanzien van het opnemen en sluiten der plaatselijke
rekeningen worden door den Souvereinen A\'^orst de vereischte
voorzieningen voorgeschreven.
De Grondwet sprak niet van vervreemdingen vau cigendonunen.
iiij Besluit van 2» Juli 1811- (Bijvoegsel tot het Staatsblad
1815, III 1()21) werden Conunissiëu in de verschillende steden
b(!noemd ter opstelling van stedelijke reglementen cu voor deze
tevens een achttal punten gegeven, die daarbij in acht waren
te nemen, o.a.: ten minste ééns in het jaar zal de volle raad ^
vergaderen om over de stedelijke financiën te raadplegen.
De Keglementcn waren niet afzonderlijk maar voor alle steden
in eene jjrovincie, behalve voor Zwolle, Deventer, Kampen,
Groningen, Amsterdam cn Utrecht, die er afzonderlijke bekwamen.
Zij datecren van 5 November 1S15, dus reeds nadat een
nieuwe (irondwet, door de vereeniging met de zuidelijke gc-
Mcstcn iu)()dzakelijk geworden, in werking was getreden.
Zij bevatten voor de .steden onder meer dc volgende bepa-
lingen : \')
Tot het verlecnen van kwijtschelding van conilitiën voor ver-
pachting en verhuur van stadsgoederen enz. behoefde de Haad
alleen dan de goedkeuring van de Staten imlien dit om billijk-
heidsredenen zou geschieden.
Tot het beginnen van een ])roces was dezelfde goedkeuring
noodig, terwijl de toestemnung des Konings werd gcëischt bij
het invoeren vaji nieuwe belastingen, vervreemden van stedelijke
goederen en opnemen van geld.
Ten aanzien der begrooting werd naar wetten cn besluiten
verwezen door den Koning hieromtrent genomen of alsnog te
nemen.
\') Va.n IIeusde. t. ii. p. pii;{. 71.
-ocr page 72-56
Maar ten platten lande waren de bepalingen nog bezwarender.
Er kwam bij:
De Staten moesten ook goedkeuren liet getal en dc bezoldi-
ging der ambtenaren en verder dc verhuring van goederen cn
andere eigendommen der gemeente.
Dc bepalingen omtrent de hegrooihig werden opnieuw vastge-
steld bij Besluit van 31 Januari 1815 (Staatsblad N«. 55.)
Deze vaststelling geschiedde om ze in overeenstemming met de
Grondwet te brengen.
Alle begrootingen moesten nu ingediend worden aan de
Staten der provinciën of landschappen, (art. 1.) Deze stelden
dan vast en moesten ook de ontwerpen van belastingen goed-
keuren. Daarmede waren deze gereed, maar toch gescliicdde cr
opzending aan het Departement van Binncnlandsche Zaken om,
zoo noodig op grond van Art. 97 der (Jrondwet, schorsing of
buitenwcrkingstclling uit te spreken.
De bepalingen omtrent de Rekenhigeti gegeven in het Besluit
van 1814 bleven in stand maar iu plaats van den (.\'ommissju-is-
Gcncraal werden de Provinciale Staten dc handelende autoriteit.
Overigens herinnert het Besluit van 1815 eraan, dat in-
sturen en ontvangers zich stipt aan dc bcgrooting hebben t(!
houden.
VIM
Zooiils roods hovoii gezegd is, iniiakte reeds licl volgende jaar de
veroeniging met Iklgie eene herziening van de (Irondwet noodig.
Wat ons onderwerp hetreCt verschilde dc nieuwe weinig meer
dan in redactie van de vorige.
Do Staten behoefden thans alleen die bogrootingcn aan den
Koning op tc zenden, welke hij vordert.
Verder voegde men na het art. dat dc goedkeuring van dc
Staten der ])rovincion voor de plaatselijke belastingen bevatte,
een geheel nieuw in (art. 158) luidende: „Cicen nieuwe plaatselijke
belastingen kninuni worden ingevoerd zonder voorafgaande goed-
keuring dos koin\'ngs."
llicr was dus eon groote tegenstrijdigheid in dc ({nmdwct
zelve, nuiar men diende nu wol beider toostcuiming tc vragcu.
Dat bij de beslaande dubbelzinnigheid dc Koin\'ng het rccht van
Sanctie op dc |)laatsclijkc belastingen tol zich trok kan wcl
niemand verwonderen, die met onze politieke geschiedenis van
dien tijd eenigszins bckc.nd is.
Do (Hfgaren worden in dit tijdvak bchcerschl door dc modellen,
iu navolging van dc fransche voor dc gemeenten o])gcsteld, maar
staan verder aan talrijke innuuigingcn bloot. Wcl hadden do
>) Treub, t. a. p. tó» v.
58
gemeenten de vrije besdiikking, maar overeenkomstig hunne
reglementen, die er reeds dadelijk een deel van ontnamen.
Deze Reglementen dateereu van 1- .Tanuari 1821 voor de
Steden en afzonderlijk voor Amsterdam (l?ijv. XI, l en 11) en
van iS Juli 1824 voor het platte land (Bijv. Xll, 1—87).
De tractementen van Burgemeester en Wethouders (art. 101)
van den Secretaris (art. 105) en den Ontvanger (.art. 108)
benevens de toelage iian de leden van den Raad (art. 85) werden
in de steden door den Koin\'ng bepaald: evenzoo ten ])latten lande
die van den Burgemeester (art. 91) en den ontvanger (Art. 115
Wainieer wij vervolgens de verschillende hoofdafdeelingeii der
uitgaven nagaan, valt er op tc merken, dat Wetgevende Macht,
Koning, Ministers, Gedeputeerde Staten en Gouverneurs der
provinciën als om strijd zich ermede bemoeiden. Nu in den
vorm vau bevelen, dan weer van vcreerende opdrachten of van
welwillend in overweging geven werd de vrijheid der Gemeente-
besturen beperkt.
Zij waren niet alleen niet vrij in de bepaling van de zaken
waarvoor zij uitgaven wenschten tc doen, maar ook dc soiinnen
werden oj) dc begrooting vastgesteld door Gedeputeerde Staten
die volstrekt niet bang waren, ze tc veranderen.
13ij het huii^hondelijk hcafunr werden behouden de kosten van
de registers voor den Hurgerlijkon Stand (art. 95 van het regle-
ment op\'het bestuur der steden en S.\'J, 81. en 101 van dat
ten platten lande.) llet Burgerlijk Wetboek bradit deze in
art. l.\'J op den oorspronkelijken Kranschen voet terug.
Do kosten van de Kamers van Koophandel cn Fabrieken wel-
ker reglement goedgekeurd was bij Besluit van. 8 October 1815
(St.Bl. No. 18) kwamen ten laste der gemeentekassen krachtens
de Besluiten van 29 Mei 1818 (St.Bl. N». 58) en lO.Iulij 1828
(St.Bl. NO. 8:5.)
Onder Onderhoud ran plaatselijke eifjeudovimeii eu werken
wordt aangetroflen hct onderhoud van kazernen waaraan dc
gemeente niets had, maar die luwr bij Besluit van 2(5 .luni 1814
waren opgelegd, V^olgens eene circulaire van 17 September 1821\'
") J. II. TiiORBECKr.. Over Plaatselijke Begrooting. Leiden 1817 pajf. 30.
-ocr page 75-59
van (len Minister, die hen op deze verplichting wees, vonden
de genieenten eene vergoeding voor „dczelver uitgaven te dier
zake, in dc meerdere opbrengst van het stedelijk octrooy en
het meerder vertier en daaruit voortvloeiende mcerilcrc omloop
van geld onder de ingezetenen welke voordeden zij, zonder het
aanwezen van garnizoen, zoiuler missen."
Bij besluit van 10 .lanuari 1827 werden bomvrije gebouwen
van dezen onderhoudsplicht uitgezonderd.
Ook een deel der Uitgaven voor Vublicke Vcilujheid stond
geheel buiten de regeling door de gemeenten. Daar had meu
eerstens de reglementen waarvan artt. 90 cn 78/79 bepaalden,
dat dc jaarwedden van den directeur en de commissarissen van
jjolitie, gelijk van den veldwachter ten i)latten lande door deu
Koning zouden vastgesteld worden.
De kosten van de Schutterijen worden volgens artikel
van de Wet van II .Vpril 1827 (St.Ml. No. 17) op de ge-
meentebegrootingen ingevoegd. _ Deze worden door den Schut-
tersraad oj)gemaakt. Art. 80 l)e])aalt, dat dc kosten op de dienst-
doende schutterijen vallende, zullen gevonden worden behalve
uit bijdragen, boeten en eontributien uit eene toelage uit dc
gemeentekas. De gemeente draagt verder de schade bij de
oefeningen aan ile wajjcns toegebracht (art. 88) en dc kosten
van kleeding van onvernu)gen(len.
Binnen het bestek van deze wet waren de gemeenten nog
niet vrij.
Ken Circulaire van den (iouverncur van Holland van 28
Maart 1821» (Bijv. MI—90) stdde in beginsd traktementen
van de bezoldigde personen bij dc S(!hutterijen als: auditeurs,
oHlcieren-adjudanten, onderoHicicren en tanïboers vast. Hij gaf
dc navolging hiervan nog maar in overweging, zijn collega van
Drenthe schreef voor dc traktementen van de Instructeurs bij do
Schutterij. (Uesolutie van !• November 1880 (Bijv. .\\lll, 101.)
Do rnstondc Sduitterijou in Zuid-Holland werden onderworpen
aan eon Dispositie der (Jedeputeorde Staten van dat gewest
9 Mei 1881. (Bijv. X.\\l, 817). De kosten moditon niet meer ^
bedragen dan y 1.— ^wr man. Nog verder gingen (jcdcputcordo
-ocr page 76-60
Staten van iSWl-Brabant, 21 Februari 1880 (Bijv. XXYII, 91)
die eene uitgebreide regeling van kosten en traktementen gaven.
AVat het Armwezen betreft, werd er verbazend veel besloten
en gedecreteerd ten uadeele van de kassen der gemeentebesturen
die cr „goed" voor waren.
Een Besluit van 20 September 1817, goedkeurende het Re-
glement voor liet bedclaarsgcsticlit te Hoorn, gelast in art. 11
aan Gedeputeerde Staten, het provinciaal aandeel in de kosten
der eerste inrichting en voor het noodig onderhoud tot aan het
einde van 1818 te repartitieeren onder de verschillende ge-
meenten binnen de provincie, naar zoodanige regelingen van
billijkheid en omstandigheden, als zij raadzaam zullen oordeclcn.
Klaghtcn over die repartitie moesten aan de Gedeputeerde
Staten worden ingediend, die deze aan den Minister van Bin-
ncnlandschc Zaken zond, waarna de Koning besliste.
Het Besluit van 27 Mei 1818 (Bijv. V, 192 en VII, M4G)
machtigde den Minister van Binncnlandsche Zaken zorg te dra-
gen dat de Israi\'Htische armbesturen op de begrootingen naar
evenredigheid van het aantal leden evenveel subsidie van de
gemeenten ontvingen als dc andere.
Na de Wet van 28 November 1818 gebood het Besluit van
12 October 1819 art. 1 dat dc daggelden Ijcnoodigd voor het
onderhoud der zich in bcdclaarswcrkhuizcn bevindende individuen
ten laste zouden komen van dc gemeente waar die persoon zijn
domicilie van onderstand had.
Het Besluit van U Abiart 1822 (Bijv. IX, 15.\'}9—1674) ge-
lastte overbrenging van de bedelaars uit dc werkhuizen, naar
dc koloniën van do maatschappij van Weldadigheid, voorzo()V(U\'
zij tot den veldarbeid geschikt waron. 1)(! kosten van overbrenging
cn van onderhoud aldaar mocliten dc gcmoonton betalen maar
de Minister van Binncnlandsche Zakon zou hot contractwclsluiton.
Dezo koloniën wordon met dc bedclaarsgcslichton gelijkgesteld
door het Besluit van 6 November 1822 (Bijv. IX—-1569) dat
vorder regelde dc contracten cn prijzen van opzending, als ortk
de opzending van niet-veroordeoldcn oj) hun eigen verzoek, van
vondelingen en* van kinderen van bedelaars.
N.
-ocr page 77-61
liet K. B. van 1\'2 October 1825 herinnerde nogmaals aan
die verplichting tot opzending van hen, die dit verlangden, zonder
te liebben gebedeld en tot onderhoud der bedelaars.
])o llogecring had zeer veel op met die koloniën van dc
^laatschappij van Weldadigheid, want oj) 17 Augustus 1827
werden hare koloniën bij Besluit in do jilaats gesteld van dc
werkhuizen tc Hoorn en to Vcerc.
De administratiekosten der nieuwe gcstichtcn, ton bedrage eener
som van /■ 4().üü(), werden over do gemeenten verdeeld (art. 22)
boven en behalve dc onkosten van onderhoud.
Artt. 5 cn (> vcrbodcüi aan dc gemeenten subsidie tc geven
aan diacoiiiën of armcnadiiiinistratiën, welke aan de bij dit besluit
opgelegde verplichting, om dc ondersteunde kinderen aan tc
geven en naar do koloniën van Weldadigheid oj) tc zenden niet
voldeden. De vraag of de kroon tot dit verbod bevoegd was
kan niet ernstig gemeend zijn
In 1813 is dc storting dier ƒ 10.0(10 tengevolge van
Koninklijke machtiging gestjiakt; verder zijn dc gemeenten ont-
heven van dc verplichting om anilcrc. dan veroordeelde bedelaars
cn landloopers oj) tc zenden.
Nog een paar voorbeelden van hoogere bcniocizucht zijn:
dc dispositie van den (iouverneur van Noord-Holland van 10
Kebruari IS27 (Mijv. XIV—(>82) die aan de gemeenten verbood
dc levering van mcdicainentcn aan tc besteden cn dc circulaire
van l April 1837 uitgaande van dc (icilciuitccrdc Staten van
(i rollingen en aan de gcinceutebc-sturcn aanbevelende siibsidiën
tc verleenen aan gevestigde iiistclUngen van liefdadigheid, indien
dczo zonder hulp voor go.w(uic uitgaven hun kapitaal zouden
inortlcii aansiirekeii.
Op gebied van Ondennjx zijn vele bepalingen tc vinden,
waarvan sommige rationeel cn dan ook in latere wetten over-
gegaan, andere op het kinderachtige af cn getuigend van een
groote bcmocizuchl bij dc hoogere besturen cn aan don iindercn
kant van groote nonclialancc bij dc gemeentebesturen, die af-
wachtten totdat hen alles gelast werd.
TllOKlIF.CKI!. t. R.p. ]m((, 3Ö.
-ocr page 78-62
Belangrijk was een Reglement tot bevestiging van de school-
verbetering, ter algemeen making van liet onderwijs en ter ver-
zekering van eene genoegzame Ijelooning der onderwijzers, gege-
ven door de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland 15 Juni 1824
(Bijv. XI—301). Het bevatte o. a. regelen omtrent de heffing
van schoolgelden en stelde mininium-jaarwedden vast voor de
onderwijzers. Overigens was de heffing van deze gelden over-
gelaten aan de onderwijzers, zoo het schijnt; op de begrooting
der stad Leiden, gepubliceerd door Thorbkcke, wordt althans
alleen gesproken van Minerval a.in het stedelijk Gynuiasium.
Een resolutie van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
20 Augustus 1830 (Bijv. XVII—380) gelastte aan de gemeenten
eene som uit te trekken voor onderwijs aan kinderen van arme,
nietbedeelde ouders, die toch geen schoolgeld konden betalen,
en wel van jiiinstcns f 2.50 pör 100 zielen.
Maar een Resolutie van Gedeputeerde Staten van Friesland
van 27 September LS21 (Bijv. XI—242) gelastte aan de gemeente-
besturen jaarlijks een zekere som tc „despecieeren" voor een
kinderfeest op de lagere scholen; hetzelfde college in Holland
bepaalde 27 November 1821 (Bijv. Vlll—!»20) sonnnen voor
ververscliingen bij onderwijzersexamens cn zulks verschillend
naar de klassen waarvoor het examen was.
Wat te donken van de Re.\'jolutie der Gcdepuleerde Staten
in Friesland van 18 December 1821 (Bijv. IX—22;}5) waarbij
de gemeenten werden geautoriseerd (!) on nitgenoodigd om maat-
regelen te nemen ter verzorging van het noodige licht in dc
avondscholen ?
De Onvoorziene UHgavcn waren eon ])ost, dio. voorzoover ter
beschikking van het Algemeen bestuur en van het provinciaal be-
stuur, veel overeenkomst vertoonden met de fransche prélevèinen-
ten en door de Regeering dan ook meermalen zoo g(!noomd werden.
Nadat in begin 1814 hun bedrag op ld"/« ^vas bepaald,
veranderde het besluit van 27 October van hetzelfde jaar den
post in 2 7o verliooging der uitgaven ter beschikking van het
Algemeen bestiyir, daar de ondervinding (of het billijkheids-
gevoel ?) aangetoond had, dat i0Y^, te veel was.
63
Ilct Besluit van 20 Januari 1877 lict deze heffing bestaan cn
voegde er bij een „fonds voor onvoorziene uitgaven" ter beschikking
van het Provinciaal Bestuur, hoewel deze post reeds voorkAvani
op het eerste Nederlandsche model van begrooting van 1814._
Het Algemeen Bestuur beschikte o. a. iu Leiden i) en in
Amsterdam slecht.s over een deel dier sonunen. Li de laatste
stad bedroeg het gebruik bijna \'/s van het beschikbare en werd
O. a. besteed aau: toelagen aan eene Koninklijke Academie voor
Beeldende Kunsten, Koninklijke Muziekschool, Klinische school,
en Schouwburg, aan uitgaveu voor cholera, landstorm eu werk-
huis, volkstellingen en bijwerken van de kadastrale plans, aan
werken in dc dokkeu en het \'rrippenhuis, de Kamer vau Koop-
handel en Fabrieken en reorganisatie der politie en eindelijk
vergoeding aan dc stad voor genu\'s aan tol- cn sluisgeldcu; dus
iu dit laatst^" geval werd aan dc stad vergoed uit. haar eigen kas.
liet Cicmcentebestuur van Amsterdam deed telkens pogin-
gen om van dit prcièvcmcnt bevrijd tc worden. In LS.\'M vroeg
het bij adres :uui de lloogc llcgcering „om voor het vervolg
verschoond to mogen blijven op hare begrootingen een dergelijkcu
post tc ])laatsen." De Hooge Regcering kon hierin met treden
cn nu probeerde de stad het o]) eene andere wijze. In 1811
schra])t<i zij eenige pensiocn])osten van do bogrooting, die tegen
haren zin bij K(minklijk Hosluit erop gebracht waren.
Do belanghebbenden richtten zich nu tot de hegeoring, dio
do stad Anistcrdani in het gelijk stelde. Aangemoedigd hierdoor
wendden Hurgcmccstor en Wethouders in 1813 (1 April) zich
ajulernnial tot dc ilcgc(!ring mot verzoek dien post vau 2 °/o
mogen schrappen, daar zij wegens den benauwden toestand
humier iinancienj alles wat maar eenigszins kon van de begroo-
li\'ig wenschteu af te voeren. Daarbij beriepen zij zich o|) do
(Irondwet. Do regeering wcnschto de beslissing aan to houden,
maar op een tweede adres gaf zij too 11 December 1813. Do
gemeente won cr tinancieel weinig bij, daar bij het verlof van
weglating dc voorwaarde gesteld was, dat voor zoover bij
>) TiioBIifcke. t. n. p. jmfr. 53, C. J. HF.N Tix. Uijdrsfto tot dc Orsrliiedonis
der (Jemrentefmiincien jiag. 05 vlg. iir.H Tr.x. t. H.p. pag. 02,
-ocr page 80-G4
Koninklijk Besluit erover gedisponeerd was, deze uitgaven in het
vervolg onder de rubriek „onvoorziene uitgaven" gesteld moesten
worden, maar de inmenging in hare financiën op dit punt was
afgeloopen.
Ook werden wel eens uitgaven van bijzondercn aard aan dc
gemeenten opgelegd b. v. in Zeeland 1838 (Bijv. XXV—237)
waarbij aan dc gemeenten door den Gouverneur gelast werd,
maatregelen te nemen tegen dc scliapenschurft cn van de
kosten niet gesproken werd.
Wat de Inhomnien aangaat, gaf liet Besluit van t October
181() (St.Bl. N". 54) eene nieuwe regeling omtrent dc plaatse-
lijke belastingen „in aanmerking nemendq, dat de op handen
zijnde veranderingen in het stelsel van indirecte belastingen
(vorderen eenige bepalingen tc nuikcii) ten aanzien van de jjlaat-
sclijkc belastingen, welke met het actuccl systema in het
nauwste verband staan."
In art. 11 wordt daar nog eens uitdrukkelijk op gewezen, dat
cr aan den Koning goedkeuring moet gevraagd worden.
Als eerste middel van inkonuiu, bclialve natuurlijk die uit
eigendommen, noemde dit besluit 5 „bij voortduring" te liellcn,
„additionccie pcrccntcn van dc hoofdsom dor grondbcla.sting cn
van de hoofdsom der jiersoneclc en ineubilaire belasting." Dc
Minister van Financiën deed deze oj) dc koliicrcn brengen cn
aan dc gemeentekassen uitkeeren. (art. 1.)
Voor rctributiihi cu rceëlc om.slageu was do goedkeuring dor
Provinciale Staten voldoende (art. 2), welke goedkeuring zich
volgens art. 3 ook over tarieven en grondslagen uit.strcktc.
Dc bepaling, dat zij niet hoogor mocliton wozcn dan (b; kosten
voor aanlog on ondorhimd, ontbrak tlians.
Wanneer nu deze bronnen uitgojjut waren on or was iu)g niet
voldoende, dan mocliton dc gemeenten beneden dc 2()()() zielen
cn allo anderen waar .slechts (!cn gering tekort was on do ))laalsclijkc
omstandigh(!(lcn hot toelieten , bij voorkeur bollen eon jaarlijkschcn
omslag over dc ingezetenen (art. 4). Dc tarieven cn loggers
hiervan moc;>ton door dc Sbitcn goedgekeurd wtmlcn cn iedereen
moest bijdragen, die moor dan 3 maanden gcdnrondoccn dienstjaar
in de gemeente zijn verblijf hield.
65
Til alle overige steden „in welke de behoeften niet kunnen
worden bestreden, door de tot nu toe aangewezen middelen,
zullen plaatselijke belastingen kunnen worden geheven oj) de
vijf volgende objecten als: dranken, eetwaren, brandstollen,
fouragien en bouwmaterialen (art. 7). „Onder de middelen op
de eetwaren" zouden „vooral in aanmerking moeten komen die
op het bestiaal en het gemaal." De Staten der provinciën moesten
oordeelen of ze geschikt waren cn er een goed toezicht zou
kunnen gehouden worden (art. 8).
Eenige bepalingen zijn er nog, die de zelfstandigheid der
gemeenten ernstig bedreigen.
Art. 8 al. 2 bepaalde: dat voor het gemak en de mindere
kosten het middel van het gemaal „in zoodanige provinciën,
waarin men mögt verlangen hetzelve in alle gemeenten le hellen,
en alwaar de Staten zulks zullen dienstig oordeelen, bij wijze
van provinciale belasting (zal) kunnen worden ingevoerd." Dit
bevel getuigt wel van een eigenaardige opvatting van gemeentc-
financien.
Nog dwazer is art. \'.) N". I, n. 1. dal in de aaugreuzende
gemeenton zooveel mogelijk dezelfde objecten lot gelijke hoogte
bezwaard iiu)oten worden. Hel gaat niet iian de vrijheid eener
gemeente te koppelen aan het initiatief vau haar naburen en
wie zou dan bovendien de toonaangeefsler zijn?
Men moest bij voorkeur geen voorwerpen van Hijks-accijus
belasten: maar was dit onmogelijk le voorkomen en kon men
niet anders, dan mocht de gemeente wel ert()(^ overgaan.
Uitgesloten bleven in ieder geval: zout, zc.cip, waag, rondemaat
en de binnenlandsche scheepvaart (art. 1) N". 2).
Art. O N". \'1\' slelt iels onmogelijks: „dat de ])laatselijkc
belastingen niet (zullen mogen) jirejudicieeren aan het beginsel
van vrije binnenlandsche circulatie der im])ost-sul)jectc specien.\'\'
Dat is bij accijnzen onvermijdelijk.
De twee andere bepalingen N". 2 en N". 8 dat len aanzien
van die jdaatselijkc belastingen, welke op objecten zouden worden
gelegd, die reeds van \'sRijkswege zijn bezwaard, het montant
der plaatselijke belastingen niet hooger worde gebraclit dsni tot
de lielft van \'s Rijks Impost en de keuze bepaald op zoodanige
objecten, welker belasting volgens de locale omstandigheden het
minste bezwaar zal opleveren, zijn rationeel.
Deze regeling werd wederom vervangen door de AVet van
12 Juli 1821 (St.Bl. N». 9) in werking getreden op 1 Januari
1823 volgens Besluit van 18 October 1822 (St.Bl. N«. 15).
Zij stelde in Art. 15 wederom 5 verplichto opcenten op de
ongebouwde en gebouwde eigendommen en op hel personeel „tot
zoolang andere plaatselijke belastingen door Ons zijn goedgekeurd."
Het Personeel omvatte thans 0 grondslagen: Huurwaarde,
/jƒ Deuren en Vensters, Haardsteden, Meubilair, Dienstboden en
Paarden.
Narist deze 5 opcenten echter voegde het tweede lid nog 2 erbij,
die geheven mochten worden „onder de uitdrukkelijke bepaling, dat
dezelve in evenredigheid uu)eten strekken tot het doen wegvallen
of verminderen der personcelc of andere plaatselijke belastingen."
Waren de twee opcenten niet noodig dan mocht men dezo of
minder of in het geheel niet heUen.
Deze 2 facultatieve opcenten op de Grondbelasting werden
door dc Wet van 27 December wederom ten behoeve van het
Rijk in beslag genomen.
Artikel Ifi van de Wet van 1821 liet toe de heffing van
opcenten op de accijnzen met verlof des Konings, terwijl dc
gemeenteii S"/,, van de opbrengst daarvan aan de Rijks-Schatkist
zouden uitkecrcn.
Reeds bij Besluit van 8 November 1822 werd aan dc ge-
meenten toegestaan opcenten op het gedistilleerd te hcflen.
Do Gedeputeerde Staten mengden zich ook hier in de vrijheid
<lcr plaatselijke besturen. Zoo bevalen zij in Gelderland voor
de gemeenten ten platten lande eene heffing van 50 opccntcn
op het gedistilleerd, waiiraan het Besluit van G .luli 1821\' de
Koninklijke Sanctie verleende.
Ovcrijsel volgde dit voorbeeld (Hcsluit van 27 Scjitcmber 1825)
met eene stedelijke belasting oj) sterke dranken, Drenthe even-
eens (Besluit van 30 Augustus en 23 October 182G) rakende
den ophef der plajitsclijko belastingen op dc sterke dranken.
67
Dit laatste besluit werd door den Hoogen Raad vernietigd
en daarbij liet standpunt der gemeenten en der provinciale
besturen zuiver bepaald. De Hooge llaad overwoog, dat „toe-
vallige overeenstemming der belangen van alle Gemeenten eeuer
provincie eu wcnsclielijke ecnpariglieid van plaatselijke rcgle-
meiitcu, geen verandering kunnen brengen in het zelfstandig
bestaan en de Grondwettige rechten der onderscheidene gemeen-
ten; dat deze dan ook blijven afzonderlijke, van de provincie
onderscheidene lichamen en dat het derhalve niet aangaat te
boAveren, dat alleen daardoor de regten der plaatselijke besturen,
omtrent zoodanige onderwerpen, zouden wonlen ojjgelost in dic
der Provinciale Staten; dat aau de Provinciale Staten niet is
opgedragen het daarstelleu, onder hoogere goedkeuring vau
belastingen ten behoeve der gemeenten, doch dat daarentegen
Artikel 150 Grondwet, het invoeren der plaatselijke belastingen
eu het maken vau reglenientcu deswege toekent aan dc plaat-
selijke besturen, cu dezelve tc dien aanzien alleen onderwerpt
aan de deswege vast te stellen algemeene wetten of wettelijke
verordeningen, alsmede aan de hoogere goedkeuring.
De llcgcering oefende steeds op dc gemeenten eeu pressie uit
opdat zij hunne eigen accijnzen zouden vervangen door opccnten
op dc Kijksmiddclen, waar dit maar kon.
lict Besluit van 10 November 1826 (St.Bl. N». l.\'J.\'l) bc-
p!W)l(le „dat do plaatselijke belastingen, welke geheven Mordcn
op (lo fabrikage van bieren cn azijncu, op welken voet zulks
ook zij, mot don Istcn April aanstaande zullen ophouden en
vervangen wonhni door opccnten, tc heUon o]) \'a Rijks princi-
palen accijns op dezelfde voorw(irj)on ? Hieraan was verbondon
een evenredig recht op van buiten ingevoerde bier en azijn.
Hetzelfde geschiedde met don pliuitsolijkeu accijns oj) hot
gemaal bij Besluit van 28 Januari 18:M\'.
De Minister verbood d.\'varentegen zulk oen omzetting voor
den wijn in ISl-l\' cu dn)ng 15 October 18M) aan op dc ver-
vanging van den Rijks-accijns op dc steenkolen door eigen
plaat.-^elijkc belastingen. Dit kwam, omdat deze accijnzen op
>} Van Heusue. t.it.p. |mg. 81; Arrest, 19 Mnnrt 184K
-ocr page 84-68
crediet werden geheven van de leveranciers van die artikelen,
zoodat bij verbruik in een andere gemeente dc verkeerde de op-
centen trok.
Getuigden deze besluiten tot nu toe allen van zeer weinig
res])cct voor de gemeentelijke autonomie, één is er, dat liiero])
een uitzondering maakte. Dit is de AVet van 24- December
1829 (St.Bl. jV®. 70.) Daarbij werden de accijnzen oj) buiten-
landscli gedistilleerd en buitenlandschen wijn verhoogd en nu
was afschaffing of althans vermindering der plaatselijke opcenten
op die accijnzen dringend noodig. Dc Wetgever bcj)aa]dc nu
niet een maximum, wat geheel in het systeem van dien tijd
zou gevallen zijn, maar liet de voordracht van vermindering
aan de plaatselijke besturen over, die natuurlijk in grooten
getale niet aan die verwachting beantwoordden. Zoo viel dc
schuld van cen onverantwoordelijke opdrijving van accijns op de
])laatselijkc besturen.
Voor deze accijnzen bestond nergens cen maxinuun, met dit
gevolg, dat het aantjd opcenten hier en daar enorm was; Leiden
b. V. hief 290 opcenten en Dordrecht -\'Mö opcenten op de
tarwe, Haarlem zelfs 350 op d(! Kogge.
De voornaamstcn, die in het gchcele Kijk in 1850 bleken
tc bestaan, waren:
Eene belasting op het gemaal overal, waarvan in 100 gemeenten
boven dc hoofdsom van \'s Kijks-accijns; eene belasting op het
geslacht in 462 gemeenten en tot hoogstens 275 keer de hoofdsom,
eene belasting op turf tot hoogstens IV2 "i 138, op steenkolen
in 112 met een maximum van 1.6, in 39 op bier cn azijn,
in 257 op wijn tot hoogstens 1.6 keer die hoofdsom en in 560
gemeenten cen belasting op gedistilleerd waarvan in 19 dc
gcmeentc-accijns meer, tot hoogstens l\'/^ keer de hoofdsom van
den Kijks-accijns, bedroeg.
Deze belastingen werden nog opgedreven door een proportioneel
zegelrecht dat in céne gemeente zelfs 16®/y bedroeg.
De bevoegdheid tot het hellen van ümxlagen werd na\'dcr
geregeld bij besluit van 25 November 1816 litt. S, waarbij de
\') SiCKESGA t. a. p. pag. 210.
-ocr page 85-t
69
Koning ze nader omschreef, als zijnde „alleenlijk — een
personele omslag."
Een missive van de llegeering aan de Gedeputeerde Staten
van Holland (18 Augustus 1818) ging nog weer verder cn zeide
O. a. „De klassificatie der ingezetenen in de omslagen moet
noodzakelijk plaats hebben naar de vermoedelijke consumptie of
uiterlijken staat der contribuabelen."
De omslagen nu)chtcn ook op de directe belastingen gebaseerd
zijn behalve op dc verponding, mits zij maar personeel bleven.
De Regccring wenschte evenwel nog verder als leidsvrouw der
gemeenten op tc treden en bij ccn circulaire der administratie
van het Binnenlandsch Bestuur van 28 .luni 1825 beval zij
aan do gemeenten den volgenden weg aan.
Het bedrag van den personeelen omslag moest men in 3
declcn verdeden „het eerste onder dc belastingschuldigen in
evenredigheid van derzelver aanslag in de directe belastingen;
dc grondbelasting uitgezonderd; het tweede in evenredigheid
van derzelver waarschijnlijk vermogen cn het derde in even-
redigheid van derzelver gebruik."
Ilct valt ernstig tc betwijfelen of in weerwil van de oilicicele
verzekering, dat deze wijze met succes was tocgci)ast, deze
omslag wel ooit, anders dan oj) papier bestaan heeft. \')
Een aanschrijving van dc (icdcputccrde Staten vau Drenthe
(Bijv. XXX — 229) van t April 1813 wilde, dat dc (;ontribua-
len voortaan naar everedigheid van hun vermogen in ccn billijke
verhouding tot elkander worden aangeslagen , waarbij dan niet
tc ruime klassen zullen worden aangenomen n. 1. nust overgangen
van hoogstens 5 gulden.
Ken ministcriede missive van 12 October IS ll (Bijv. XXXI,
•168) geeft ook weer wenken en herinnert o. a. dat omslagen
op dc huurwaarde alleen dc bruikers cn niet do eigenaren
uu)gcn treilen, uitgaande van het beginsel, dat allo omslagen
personeel moc.tcn zijn.
Hiiulclijk wij.st ecn dergelijk stuk van 10 Kebruari, toelichtende
ccn Koninklijk Besluit van lü Februari 1819 (Bijv. XXXII —
>) Treub. t. ft. p. pug. l-ijS.
70
54) op de iioodige beperking in de omslagen en op het feit,
dat de Koninklijke goedkeuring althans maar voor één jaar
wordt verleend.
Een eigenaardig verschijnsel is het, dat ondanks alle reglemen-
ten en ondanks de Koninklijke goedkeuring, meer en meer ook
de groote steden ertoe overgingen hoofdelijke omslagen te hef-
fen, zooals b. v. llottcrdam, Leiden, Dordrecht, Delft, Schiedam,
Middelburg, Leeuwarden en Groningen. De grondslagen waren
meerendcels gebrekkig.
Andere omslagen voor lantaarns, bnuidsj)uiteu, nachtwachts,
enz. Averden zelfs zonder bekende grondslagen geheven.
Ook kwamen er zeer buitengcwoTie personeele omslagen. Een
y Besluit van 10 December 1880 stoiul toe, het te kort komende
/ tot voorziening in de Ijchoeften vau vrouwen en kinderen van
schutters, die iu actieven dienst waren opgekomen, door eenen
omslag over de ingezetenen bijeen tc brengen. 30 November 1846
veroorloofde de Minister van Binnenlandschc Zaken aan de
gemeentebe.sturen buitengewone omslagen te heflen, tot leniging
van de buitengewone armoede mits, tot geen hooger bedrag dau
dat der gewone omslagen.
Van de lielrihHiiën brachten sonunigen niei veel op, daar
zij iuin de ambtenaren, die voor dien dienst zorgden, waren
afgestium.
Het Besluit van 25 November 1818 geeft voorschriften be-
tretleudc de leges bij den „civielen staat", dat van 28 .luli
^ 1828 regelt de poortgelden, die van 24 Mei cn 5 Dcccmlxïr
1827 (St.Bl: 27cn58) de leges der secretarie. Bij de laatsten
werd gelast zoo min mogelijk te hellen.
Dc rechten voor het gebruik van openbare werken, brug-vccr-
VJ cn havengelden, ook doorvaartgelden, brachten in sommige
steden zeer belangrijke bedragen in.
Verder hadden sommige steden nog zeer speciale middelen
0. a. kassen van inkwartiering, verschillende recognitiën van
ambtenaren cn van couranten; enz.
De Goedkeuring des Konings voor de grondslagen, l)edrageu
--f
>) SiCKENGA. t. II. p. pag. 251.
-ocr page 87-71
en wijze van invordering van plaatselijke omslagen werd geëisclit
bij Besluit van 25 .luli 18l8, hetzelfde voor nieuwe reglemen-
ten en tarieven of meet-, weeg-, keur- en ijkloonen, kaai-, haven-
en dergelijke gelden.
Hetzelfde gold ook voor de omslagen voor straten, onder-
houd, de lantaarnen, de brandspuiten, de naehtwaehten, enz.
In de Reglementen van bestuur voor Steden en platteland
van 1824 en \'25 (zie ])ag. 58) werd de goedkeuring uitgebreid
tot het veranderen of ophouden van reeds bestaande plaatselijke
belastingen. ^
In 1831 Merden al deze regelen opgeheven en verdeelde het
Besluit van 15 December (St. Bl. N®. 52) de goedkeurings-
bevoegdheid in den navolgenden zin : dat „voortaan — alleen aan
[\'s Konings] goedkeuring (zullen) — behooren tc worden ondcr-
worjien de tarieven, aanduidende den aard der voorwerpen —
cn het bedrag — der belasting —; wordende diensvolgens aan
dc Provinciale Staten overgelaten dc goedkeuring van do door
de plaatselijke besturen ontworpen reglementaire voorschriften,
welke uitsluiteiul strekken, om den richtigen ophef dor pLiatse-
lijke belastingen te verzekeren."
Do Begroolingeu werden G Novenibcr 1810 door den Minster
op een nieuw model geregeld, dc dispositii\'U van 7 .luH 1818
(Bijv. V ()4.\'J) cn 13 October 1827, betrellende de aanvulling
met nog een kolom, gaven (Hcm)mfrent voorschriften.
In de Reglementen van Be.stuur werd de opmaking van de
begrooting aan den Haad opgedragen, dio zich dan hierbij had
tc gedragen „nnar ■ ile algeuu^one voorschriften dienaangaande
reeds te geven of nog verder te geven." De Stïiten arresteerden
ten slotte nog de begrooting.
Het Besluit van 3 Mei 181!) Letter V droog hct sluiten van
stedelijke cn jdaat.\'^elijkc rckoiinge» zonder onderscheid ann dc
(iedeputeerdc Staten van dc provinciën op.
Verschillende besluiten uit dit tijdvak, worden door Thorukokk
aan ccn vernietigende kritiek (mderworpen, wat dc grondwettigheid
daarvan betreft. Moe juist deze ook moge geweest zijn: dc
besluiten werden er niet minder om nagevolgd en de behandeling
van deze kwestie ligt buiten het bestek vau dit proefschrift.
De GroiKhvet van 1848 en
(le Gcnieentevvet.
Reeds voor de tot stuiidkoiiiing vnn de Grondwetsherziening
was veler aandacht gevallen op het Gcnieentcrecht, dat dan
ook zeer dringend afdoende verbetering noodig had.
.30 Mei 184.5 was het voorstel der O mannen verworpen cn
reeds 24 November van datzelfde jaar diende het lid NKUKiotKYEk
von Rose.vïhai. eenige voorstellen in, omtrent de 1\'laatselijkc
besturen, die evenwel na cen ongunstige ontvangst den 2.5\'^" April
1846 ingetrokken werden.
i\\ren verwachtte en verlangde een grondwets-herziening op initia-
tief van de Kroon. Zij kwam dan ook cn na de doorworstcling
van ccn gchcele lijdcns-periode werd dc nieuwe Grondwet den
3"\' November 1848 afgekondigd.
Een grootsch werk was volbracht, dat vooral ook voor de
gemeenten en hare financiën zegenrijke gcvolgc.n zou hebben.
Dc ondervinding van dc verwarring van NVctten, Koninklijke
Jlesluiten, Resoluties van Gedeputeerden, circulaires cn aan-
bevelingen in dc afgeloopen 35 jaren opgedaan, had Nederland
wijs gemaakt.
Thans zou <lc gemcent(! berusten op dc Wet, die dc bevoegd-
heid der gemeentebesturen zou bepalen (art. 188), die algcmcene
73
regels zou geveu ten aanzien der plaatselijke belastingen (14Ü)
eu liet opmaken der begrootingen, alsook liet opnemen en slui-
ten der plaatselijke rekeningen zou regelen (art. 143).
Hierdoor zou men een tot nu toe ongekende vastheid ver-
krijgen en waren ook de vroeger zoo veelvuldig voorkomende
inmengingen van uitvoerende macht en provinciale autoriteiten
geheel buitengesloten.
De Grondwet liet in principe den wetgever volkomen vrij in
wat hij dienomtrent zou willen vaststellen; slechts enkele aan-
wijzingen geeft zij nog en wel:
Aan den Raad wordt de regeling en het bestuur van de huis-
houding der gemeenten opgedragen (art. 140).
De besluiten der Gemeentebesturen, rakende de beschikking
over gemeente-eigendom en zoodanige andere burgerlijke rechts-
handelingen, welke de Wet aanwijst, alsmede dc begrooting van
inkomsten en uitgaven worden aan de goedkeuring der Provin-
ciale Staten onderwori)en (art. 141).
liet besluit van een Gemeentebestuur tot het invoeren, wijzi-
gen of afschaflen cener ])laatseHjke belasting wordt voorgedragen
aau de Staten zijner ])rovincie, dic daarvan verslag doen aan
den Koning, zonder wiens goedkeuring daaraan geen gevolg
nuig worden gegeven.
De jjlaatsclijke belastingen mogen den doorvoer, en deu uit-
voer naar cn invoer uit andere gemeenten niet belemmeren.
De Wet, die aan de vereischte van de Grondwet voldoende,
ccne algemeene Hegeling gaf, was de Wet van 29 .iuni 1851
(St.Hl. 85) regelende dc zanienstclling, inrichting en bevoegdheid
der gemeentebesturen of kortaf: de Gemeentewet.
De bepalingen op de gemccntetinancien toepasselijk staan iu
de Titels IV,\'V cn VI dier Wet.
Waar nu de grondwetsartikelen reeds vcnschillen met die
van vorige (\'onstituties is dit nog meer het geval met dc
regelen di(i in dc Gemeentewet werden gegeven.
Hierbij werd het gemeentewezen geheel op een nieuwen voet
ingericht cn deze inrichting bestaat thans nog bijna geheel
ongewijzigd.
74
De verandering in haren toestand betreffen evenwel bijna
uitsluitend de positie der gemeente tegenover het Rijk en tegen-
over hare ingezetenen.
Losgemaakt werd voor een groot deel de leiband van afhan-
kelijkheid , waaraan het Gouvernement de Gemeentebesturen hield,
maar toch met handhaving van het toezicht: dit geschiedde
door de zeer eenvoudige bepaling, dat de Cïedeputeerde Staten
wèl de begrootingen mochten goedkeuren, maar niet daarin
veranderingen maken. Daarentegen werd de Raad aan een veel
grootere controle van den kant der gemcentenaren onderworpen
door de bepaling, dat er groote openbajirheid zou zijn in verband
met de regeling der periodieke aftreding.
Over deze beide beginselen, vrijheid en openbaarheid, die
de geheele hervorming en de machtige verbetering van ons
gemeentewezen na de Grondwet van 1848 omvatten, wordt in
Hoofdstuk XIV nader gehandeld.
Wat de Uiigaven betreft, is men afgew(;ken van het vroegere
systeem, om de gemeenten een model van begrooting voor te
schrijven. Daarvoor in de plaats trad art. 205, dat eene opsom-
ming bevat van verschillende uitgaven, die volgens dc menu)rie
van toelichting op de Wet, alleen daarom zijn oj^enoemd, opdat
er geen twijfel zou ontstaan omtrent de verplichting der gemeen-
ten om althans deze posten o]) de begrooting te brengen.
De opsomming kan evenwel niet als een dwingende beschouwd
worden: anders zou dc gemeente verplicht zijn b. v. schulden
te maken of ])rescnticgeld aan de leden van den Kaad uit te keeren.
Men kan dc uitgaven die thans op de gemeente rusten ver-
deden in eein\'ge cathegoricn:
1. Inwendige admini-flralie cn bestuur hunner huishouding.
Hieronder zijn dan tc rangschikken hetgeen art. 205 opnoemt
onder:
a. .laanvedden van den Burgemeester, Wethouders, Secretaris,
Ontvanger, den Commissaris van Politie en de overige ])laat-
selijke ambtciuircn en bedienden.
Hierbij valt^ op te merken, dat de bezoldiging van Burgemeester,
Wethmulcrs, Sccrctiiris en Ontvanger worden vastgesteld door
75
de Gedeputeerde Staten onder goedkeuring des Konings (respec-
tievelijk in de art. 73, 94 en 104 bepaald) terwijl deze ambte-
naren voor iedere gemeente verplicht zijn gesteld in art. 2.
De jaarwedde van den Commissaris van Politie wordt vast-
gesteld door den Koning, den llaad en (Jcdepntcerde Staten
gehoord (art. 191), die dan tevens uilmajikt of er zulk een
ambtenaar zal zijn of niet.
Bij de overigen zijn de gemeenten vrij in hun l)eslissiiig.
h. Presentiegeld van de leden van den llaad. Over het al
of niet genieten van dit geld beslist de Eaad, maar heeft deze
er toe besloten dan, mag hij over het bedrag slechts adviseeren,
terwijl de beslissing aan de (üedeputeerde Staten blijft.
f. de kosten van licht, bnind eu bureaubehoeften,
(1. dc drukkosten of schrijlloonen,
e. onderhoud en schoonhouden van meubels, llaadza-il en
Secretarie, enz.
ƒ. de huur van deze laatsten, zoo geen gemeonte-eigendom:
dus tc zamen de onkosten aan de stedelijk admiin\'stralie verhonden.
II. Omla-houd rnti gemeente eigendommen cn werken, waarvan
art. 205 opnoemt:
1. de kosten van de zorg voor de ])laatselijke wegen, stra-
ten, pleinen, vaarten, bruggen en andere plaatselijke werken
tot gemeenen dienst van alle bestemd. Zij hadden zorg te dragen
voor de instandhouding cn bruikbaarheid (art. 179^).
m. die van het aanleggen en oiulerhoudeu der algemeene\'
begraafplaatsen. De Wet vim 10 April 18(59 (St.Bl. No. Oö)
schree.f voor, dat iedere gemeente er minstens één moest bezitten,
voldoende aan do ei.schen in dio Wet zelve ge.»<tcld. Hier staat
tegenover, dat de gemeente begmfenisrochten mag hellen, die
beii(M)rcn tot en vallen onder de retributiën.
O. die van hct oiulerhoud der gemcente-cigondommcn en de
wegens die eigendommen verschuldigde kosten.
III. /éOTtj voor de veiligheid der ingezetenen.
Wnt men hieronder to verstaan heeft, is wel in de eerste
plaats:
de kosten van dc gcnjc<:nü;lijke |H)litic. De gemeentewet
-ocr page 92-76
noemt een deel ervan op in art. 205«, onder jaarwedden,
en de andere uitgaven, die de plaatselijke politie medebrengt,
zijn zeer goed onder andere hoofden le brengen, als b. v.
onderhoud van plaatselijke eigendommen enz., maar toch is deze
tak van bestuur te belangrijk om nog niet eens afzonderlijk
aangestipt te worden.
Naast deze vorigen noemt art. 205 nog uitdrukkelijk:
n. de kosten der brandweer cn bluschmiddelen,
q. die der plaatselijke gezondsheidspolitie.
IV. Renten en ajiosningen van plaatselijke geldleningen en
alle opeischbare schulden, (art. 250*.)
V. Uitgaven van den meest verschillenden, aard.
g. eri i. de kosten van aanleggen en bijhouden van de registers
van den burgerlijken stand en der bevolkingsregisters. Deze
uitgaaf is dus steeds ten laste der gemeenten gebleven.
h. de kosten van liet aanleggen en\' bijhouden van de dub-
belen der leggers en plans van het kadaster. De Wet van 30
Mei 1877 (St.Hl. N". 132) heeft de gemeenten hiervan ont-
heven: de bijwerking geschiedt kosteloos.
k. idem van de kiezerslijsten cn van het uitoefenen der
kicsverrichting, niet alleen van den Gemeenteraad maar ook
van Provinciale Staten cn Tweede Kamer,
p. die der Kamers van Koophandel en Fabrieken. Eene
wettelijke bevestiging dus van eene vcr])lichting door Koninklijk
Besluit opgelegd.
t. die vaji de door de gemeente gevoerde gedingen,
n. die van aboiuiement op het Staatsblad en het provinciaal
blad der provincie,
w. cen post van onvoorziene, uitgaven, maar nu niet meer
ter bc.schikking van het algemeen of provinciaal bestuur, hoewel
er niet over baschikt mag worden door dc gcnuM!nte zoiuler de
goedkeuring van dc (Jcdeputecrde Staten. (Missive van den
Minister van Binnenlandschc Zaken, 21\' .buiuari 1852.)
x. alle uitgaven, door i)ijzondcro wetten aan dc gemeente
opgelegd; x (d^ onbekende) heeft zich voor dc Nederlandscho
gemeenten vertoon«! in cen groote leegte in dc gemeentekassen,
77 ,
een Manlio])ige o])(lrijving der lasten waaromtrent aanstonds meer.
J)it zijn de uitgaven door de organieke wet aau de gemeenten
opgelegd. Dat zij nog andere uitgaven mochten tloen, bleek
boven en de gemeenten maakten er gebruik van: de eene meer,
de andere minder.
Subsidies aan instellingen van kunst en wetenscha]), credieten
bij feestvieringen en dergelijke komen in grooto verscheidcniieid
OJ) de meeste begrootingen der meer belangrijke gemeenten voor,
Do opsonuning der uitgaven in dc Wet eindigde met do
algemeene uitdrukking: die welke door bijzondere wetten aan
de gemeente worden opgelegd.
Hiervan heeft de wetgever gemaakt eene belangrijke reeks
vau uitgaven, die niet alleen dc geineenton zeer bezwaard
hebben, maar waarvan sommigen ook dc iioiging hol)l)en, zich
wel uit te breideji, maar niet nuier in tc krimpen.
De belangrijkste hiervan zijn :
fo. do kosten umenzorg. (Wet van28.luni 1851,St.iil. lOl).
Zij waren geen onbekenden voor degemeonton, die roods vroeger
subsidiën gaven on o. a. ook te zorgen haddon voor de o])gozon(len
bedelaars. Thans werd de zaak systematisch geregeld. De gemeenten
moeten wachten tot ])artikulieren en kerken haddon gedaan, wat
hun gemoed hou ingaf en hunne tbiulsen ])ennitteer(len. Dan
mogen zij Injspringen, maar niet dan „ingeval van volstrekte
onvorniijdolijkheid." Daar deze onveriuijdolijkheid vrij algemeen
en tamelijk groot ])loek, werd or voel geëischl van de gemeente-
kassen. Het domieilio van onderstand met restitutie-stelsel, een
svsteem waarbij de eene gcmeonto foit(*lijk beschikte over de kas
van de aiulcre, waarhij iedere gemeente verplicht was lo vergoeden
wat haar collega geliefde uit te keeren aan de binnen hare
grensi)alon geboren personen, werkti; een groc)te vrijgevigheid in
de hand. Bij de wet van 1 .Iuni 1870 (St.Bl. N». 85) werd
althans dit euvel gekeerd, maar toch zijn de uitgaven van
armenzorg hoog cn stijgen dagelijks meer. Volgens den Minister
Si\'RKNOKR V,\\N EiJK bcdrocgeii zij omstreeks 1890 gemiddeld
10"/o van alle gemeente-uitgaven.
2°. dio van oiiiiei-iciji. Te beweren, dat zij door de ^Vet van
-ocr page 94-78
13 Augustus 1857 (St.Bl. N". 103) aan de gemeenten opgelegd
zijn, is, Yoor velen althans, niet juist. Reeds vroeger legden
vele gemeenten gelden aan het onderhoud van scholen ten koste,
aan vuur en licht en aan jaarwedden. Leiden in 1845 b. v.
ƒ7171.28. Maar wèl is het waar, dat wat de nieuwe wet eischte
reusachtig groot was, bij wat er vroeger gedaan werd.
Dc Grondwet bepaalde in art. 194 al. 3 dat overal in het
Rijk van overheidswege voldoend openbaar lager onderwijs zou
gegeven worden en regelde den aard en omvang ervan. De
onderwijswet wees de gemeenten aan als de overheid, die dit
alles tot stand brengen cn betalen zou.
Zij werden verplicht tot dc oprichting en instandhouding van
ccn voldoend aantal "scholen. Wat het oiulerwijs zelf betreft,
noemde de Wet 11 verplichte vakken en nog 9 andere, waarin
onderwijs zou kuimcn gegeven worden.
Zoo mogelijk wordt er dan verder nog zorg gedragen voor
herhalingsonderwijs voor ouderen.
De Raad beslist over het aantal scholen en do leervakken, die
er zullen onderwezen worden; deze beslissingen moeten evenwel
aan de Gedeputeerde Staten medegedeeld worden, die, den in-
specteur gehoord, vermeerdering kunnen gelasten, terwijl dezelfde
vermeerdering. Gedeputeerde Staten gehoord, door den Koning
kan gelast worden.
De Raad\'stelt dc onderwijzers aan, maar dc Wet bepaalt het
minimum, dat aanwezig moet zijn voor ecn zeker aantal kin-
deren en stelt tevens minima voor dc salarissen vast.
De kosten, die natuurlijk enorm toenamen, kwamen ten la-ste
der gemeenten: deze is daartegenover verplicht\'ecn schoolgeld
te heffen voor ieder kind, behalve van bedeelden cn van hen,
die, .schoon niet bedeeld, toch niet in staat zijn dit op te bren-
gen. Deze heffing is eeno bekisting en wordt als zoodanig be-
^ schouwd en goedgekeurd. Zij mag niet hooger zijn, dan ieder
kind geacht kan worden aan do gemeente tc kosten cn voor
kiiuleren uit andere gemeenten niet hoogcr gesteld worden dan
voor die van ingezetenen.
Ecn wijzigingswet van 17 Augustus 1878 (St.lM. No. 127)
-ocr page 95-79
legde aan de gemeenten nog weer zwaarder plichten op. De
scholen moesten thans aan zekere hygiënische eischen voldoen, i/
waarop van hoogerhand nauwlettend werd toegezien.
Deze wet joeg vele gemeenten wederom op hooge kosten ter
vervanging van de scholen, die afgekeurd werden, door hetere.
Als vergoeding zou hct Kijk aan de gemeenten tegemoet-
komen in dc kosten voor onderwijzers, schoolbouw, enz. Deze
tegemoetkoming werd bepaald op .\'JO"/« dier kosten, (llet veel-
besproken art. 45 der onderwijswet.)
De Wet van 8 December 1889 (St.Bl. No. 175) bepaalde de
llijksbijdrago op vaste sonnnen per onderwijzer, verschillende
naar dc talrijkheid der schoolkinderen.
Bovendien kan (art. 49) aan iedere gemeente, waar de uit-
gaven voor onderwijs te groote afmetingen aannemen, een subsidie
voor het rijk verleend worden.
De Wet van 2 Mei 18G3 (St.Bl. No. 50), regelende hct
Middelbaar Onderwijs, stelde v.oor gemeenten van 10.000 in-
woners dc verplichting tot het oprichten van ten minste één
burger dag- en avondschool, die zij natuurlijk beüden moesten
(art. 14 en 80).
Iloogero Burgerscholen zijn niet voorgeschreven: i\\rt. 18 ver-
plichtte het Kijk er minstens 15 op te richten, maar door de
aanwijzing der gemeenten van vestiging zijn vclo gemeenten in-
direkt, maar niet minder dwingend, ertoe gebracht, om ook
zelve lloogere Burgerscholen op to richten.
Do wet bepaalt verder een m.aximum van schoolgelden (art. 37).
De derde onderwijswet is dio van 28 April 1870 (St.Bl. N". 102),
regelende het Hooger Onderwijs. Volgens art. O moet er in iedere
gemeente boven .20.000 zielen een gymna.sium zijn. De Koning
kan or vrijstelling van verleenen, indien in zoodanige gemeenten
op weinig bezook tc rokcncn valt.
(^ok hier is oon maxinuun schoolgeld l)e])aald, ook hier kan
aan dc gemeenten uit \'sllijks kas subsidie verleend worden
(art. 2 t en 8).
Waar zoo straks (jxig. 77) werd gesproken van eene neiging
tot steeds zwiuirder worden der onkosten, beslaat deze voond bij
80
liet onderwijs in de hoogste mate. Tiet aantal schoolgaaiiden
wordt absoluut en gelukkig ook relatief veel grooter, en een
betere inrichting, grooter zorg aan leermiddelen besteed, degelijker
bezoldiging van personeel, gedwongen door gevoel van j)licht of
door de jmblieke opinie, eischt voor ieder kind steeds meer en
meer kosten.
Uc llijks bijdrage blijft de vaste som, die alleen met het
toenemen van het onderwijzend personeel grooter wordt.
Bij het lagcr-ondcrwijs kostte tc Arnhem ieder leerling, na
aftrek van schoolgelden en bijdragen, in 1870 ƒ8.11, in 1883
ƒ 16.10 en in 1894 ƒ 19.29, en was het aantal kinderen in
die jaren respectievelijk 2716, 3339, en 5078.
3°. De kosten voor de nc/iuHerij, gebaseerd oj) de zeer
oude Wet van 1827, gingen over in 2()5j?. Dat zij aan het
initiatief der gemeente geheel en al onttrokken zijn, is reeds
boven behandeld (pag. 59).
4®. Kosten bij henmeilelijht ziekten. De Wet van 4 December
1872 beval in het belang der openliare gezondheid vele voor-
zieningen. Zoo moesten dc gemeenten ecnc inrichting hebben
om lijders aan besinetlclijkc zickkm te kunnen afzonderen cn
verplegen; cen lokaal om overledenen aan besmettelijke ziekten
tijdelijk te kunnen bewaren. Verder moesten zij voor de ont-
^ smetting van verdachte cn gevaarlijke voorwerpen cn lokalen
zorgen. \'ICcn en ander sleept«; natuurlijk groote kosten na zich,
die de gemeenten mochten dragen.
Van het uitzicht, in de Memorie van Beantwoording door de
llegecring geopend, dat door het Hijk aan de armere gemeenten
ecnc tegemoetkoming zou verleend worden, is weinig gekomen.
Het eenige, wat de gemeenten genieten, is ccnc .subsidie ten
behoeve van de instellingen voor kostelooze inenting.
Voorts zijn er nog verschillende wetten, waarvan de uitvoering
aan de gemeenten geheel of gedeeltelijk wordt ojigcdragcn cn
die dus o]) analoge wijze de gemeenten tot soms bclangrykc
>) fl. J. CoRÖfeS. Overzicht van den rinancieelen toestand der Gemeente Arnhem
van 1870—1894., pag. CO,
81
uitgaven dwingen. Prof. Oi\'pkmiki.m somt deze op in zijn „Ne-
derlandsch Gemeenterecht" (Groningen 1895) pag.
li. De In komsten.
Ook hier geeft dc wet ccn lijst, ditmaal ccn grens,
Dc Inkomsten bestaan uit:
1". Inkomsten uit de gemeentetjoederen, waaraan de wet geen
aandacht heeft geschonken,
2". Opbrengst ran boeten en verbeurd verklaringen (art. 282),
uit de ontduiking der plaatselijke belastingen voortvloeiende,
Toevallige of bijzondere baten, en dan
l". Plaatselijke belastingen, waaraan de Gemeentewet al hare
aandacht wijdt.
Voor ])laatselijke belastingen worden gehouden of daarmede
gelijkgesteld: „dc in naam der gemeente gevorderde: weg-,
straat-, brug-, kaai-, haven-, kraan-, slni.s-, dok-, boom- eu ^
veergelden, wik-, weeg-, nu;et- cn kcurloonen, gelden voor
banken oC .staan])laatscn in hallen, o]) markten en dergelijke
opcnban; plaatsen, bcgrafcnisrcchtcu en andere gelden voor het
gebruik of genot van oimnbarc gemeentewerken, be,zittingen of
inrichtingen cn dat van door of vanwege het gcmcenlcbcsfiuir
v(!rstrekt(! diensten," terwijl hetzelfde geldt, voor zoover dc
aard der zaak licii toelaat, voor belasting in natura of verplich-
ting tot arbeid of levering ten ImïIioc.vc vau gcmccuicwerken.
De wet laat zich niet in mei. dc kwestie, of deze iKslastingen
nu wcl het eigenaardige bclastingkaraklcr dragen ol\' niet ; zij
stelt gelijk wat voorschrift e.n onitnmt invoering (mz. bclrcft.
D(i bijzondere .soorten van belasting worden o|)genocmd in
art. 2\'K) cn zijn:
a. Opcenten-O]) dc hoofdsom der grondbclasiing,
b. Opccntcn oj) dc hoofdsom der ])crsoncelc Ixïlasting,
t\'. Opccntcn OJ) dc hoofdsom van andere daarvoor vatbare
Kijk.s-bclastingcn, direct naar hot. vermogen of inkomen geheven,
met uitzondering van het ))alcnlrecht,
d. Hoofdelijke omslagen of andere plaatselijke directe be-
lastingen,
e. Belastingen op voorwerpen van verbruik,
6
-ocr page 98-82
f. Belasting op de lionden,
^ (). Belasting op tooneelvertooningen en andere openbare ver-
niakclijklieden,
h de liegten, loonen en andere gelden bedoeld in art. 238.
De\' volgorde van opsomming houdt geen voorkeur in; voor
zoover de wetgever die koestert, heeft hij ze neergelegd in de
volgende artikelen, die den aard der heflingen nader omschrijven.
Deze .artikelen bepalen omtrent:
a. Deze opcenten mogen niet hooger geheven worden dan
15 op het gebouwd en 10 op het ongebouwd, (art. 241.)
h. Het maximum der opcenten o]) de ])eisoneele belasting.
Zij worden, indien zij tot het maximum van 25 zijn toegestaan,
naar gelang van dc huurwaarde der ])erceelen cn de bevolking
geheven, ten getale als in de bij de wet gevoegde tabel is
aangewezen, cn, indien het toegestane cijfer minder dan 25
bedraagt, in dezelfde reden; zoo echter, dat dc helling\'steeds
geschiede bij geheele opcenten.
/ Deze tiibel verdeelde de gemeenten in t) rangen en ver-
volgens waren in ieder dezer rangen 5 klassen aangegeven. In
deze klassen betaalden dc belastingschuldigen in de liuigste 5, in
de hoogste 25 opcentcn met regelmatige opklimmiiig. Daar in
de hoogste klasse iu)g betrekkelijk zeer kleine huizen vielen,
kwam de verlichting der opccnten alleen aan de minstvermo-
genden,\'die het dan ook het meeste noodig hebben, tcin goede.
c. Over deze opcentcn werd niets gezegd cn valt alleen o])
te merken, dat zij niet gciheven konden worden bij ge.breke
van eene zoodanige rijksbelasting.
(J. Voor deze soort van belasting neemt dc wetgever eein\'ge
reserve in acht. Voordat de gemeente tx)t de helling van
hoofdelijke omslagen of andere ])laatselijk(! directe belastingen
mocht overgaan, moesten de opcentcn op de grondbelasting tot
\' op 5 voor gebouwd en 10 voor ongebouwd, die op hef jxirso-
necl tot 15 zijn gestegen. Was dit niet het geval, maar had<lcn
deze opccnten over dc laatste 5 jaren gemiddeld \'\'5 van het
onzuivere bell rag der gezamenlijke gemeentelasten ()])gebracht,
dan stoiul eveneens zulk een omslag vrij. (art. 241).
83
De bepaling berustte op de vrees, dat dc gemeenten de uit-
wonende eigenaars betrekkelijk te veel in de belastingen zouden
aanslaan, maar hielp niet waar zij niet verplichl waren tot een
omslag.
De omslagen, enz. worden geheven naar grondslagen, die voor
een\' redelijken maatstaf van het inkomen der belastingschuldigen
te houden zijn, maar „kunnen nict uitsluitend worden aange-
nomen een of meer grondslagen van de personele belasting of
van (le andere in de vierde zinsnede van art. 210 (f) bedoelde
directe belastingen van het llijk."
llet artikel diende blijkbaar om te voorkomen, dat de ge-
meenteen op dezelfde grondslagen zouden hellen om door directi!
hetting tc verkrijgen, wat zij in\'et door opcenten mochten innen\').
De bijvoeging was, wat dc personcele belasting betreft, overbodig,
want nooit konden de groiulslagcïu hiervan opleveren, wat do
wet dan toch vorderde: een redelijken maatstaf viiu het inkoujcn
der belastiugscluildigen.
. Ze werd evenwel gevaarlijk en wel door de schuld der Hcgoering
zelve. Deze wees de gemeente {)p een middel, waardoor zij aan
(loze bepaling konden ontj^nappen: „want, zeide zij: hct woord
uit.sluitend in do 2"\' zinsnede verbiedt niet eene Rijks-incometax
oiuler do grondslagen te begrijpen, maar alleen die be.lasling ot\'
(^ene andere bij de 1\' alinea van 2 I0 bedo(ïld, zonder bijvoeging
van m(^cr tol grondslag te nemen, m. a. w. wanneer zij o.r nog
maar iets aan toevoegden, viel hun omslag niet onder hot ver-
bod van art. 240, 2" lid. Dit viol in goede aarde eu vclo omslagen
zijn van dien aard, dat zij eigenlijk dc wet ontduiken.
Do accijnzen mogen (Uirst dan geJicven worden nadat do
gemeente-opceuhMi op de grondbelasting zijn g<;stogeM tot 5 en
10 en die oj) do andere bcilastingon 25 bedragen ol\' wel 15
indien er dan in die gemccule (M\\no diriicto i)laatsolijke belasting
wonlt govorde.nl, wier bedrug ten minste nu\',t 10 van dio op-
centen gelijk slaat.
Zij mo(;hl(in alleen hot verbruik binnen do genuuinle trotl\'on
(art. 247) cn het verbruik van voortbrengselen uit andere gc-
>; TUEUll t. tt 1>. jm«. W7.
84
mßenteli niet liooger belasten, clan dat der eigen voortbrengselen
van de gemeente (art. 248).
Uitgesloten waren: zout, zeep, aardappelen, varkensvleesch
en schapenvleescli (art. 249). De financiën lieten niet toe aan
dit verbod verdere uitbreiding tc geven, zooals men gaarne zou
gewild liebbcn.
1 let ma.ximum voor dc accijnzen vastgesteld was de hoofdsom van
den Kijks-accijns, zoo deze voorwerpen hieraan waren onderworpen.
Zijn echter alle opcenten op\'sKijks belastingen tot hunne maxima
opgedreven, „dan kunnen het gemaal, voor zoover dc tarwe
betreft, het geslacht, zooveel de runderen en kalveren aangaat,
(le wijn cn het gedistilleerd liooger worden belast, doch uiterlijk
tot anderhalf maal het bedrag van den Kijks-accijns. Waar dc
plaatselijke gesteldheid eene eigene directe belasting toelaat, moet
evenwel de heffing daarvan voorafgaan a.\'in de bedoelde verhooging
der opccntcn op het gemaal, het geslacht, den wijii cn het
gedistilleerd." Men moest vooral ook denken aan feitelijke toe-
standen, zooals vroeger (pag. (58) aangegeven en niette ruw ingrijpen.
liet voortbrengend gebruik in nijverheids-ondernemingen moest
slechts /oo min mogelijk belast worden (art. 2.\')1), het gebruik
van bouwmaterialen voor Kijks of Provinciale werken in het
geheel niet (art. 2.52). Ten o])zichtc van dc nijverheids-onder-
nemingen ^ moesten dc reg(;len omtrent den vrijdom van Kijks
accijns worden nagekomen.
Dc accijnzen moesten zooveel mogelijk als o])ccntcn oj) den
Kijks-accijns geheven worden, teneinde dc belemmering van het
verkeer en de kosten van de invordering tot een minimum tc
beperken (art. 267).
Moe de gcdrag.slijn der K(!gcoring te dezen opzichte evenwel
was, blijkt later.
/\'. D(i b(!lasting op honden diend(! m(!er als ccn ])oliticmaatrcgcl,
dan wel als bron van inkonxni voor de gc.mecntcn. Dit blijkt
vooral in art. 25.\'i waar bepaald wordt, dat honden, uit.sluitciid
gehouden ten dienste van den landbouw of ccnig b(>drijf van
nijverheid of\'ter bewaking van gcbouwtm of erven, of vrij of
minder belast moeten zijn.
85
h. De rechten en loonen worden tot geen liooger bedrag
geheven, dan noodig is tc achten, oni den betaler naar even-
redigheid .van het gebruik of genot, dat hij heeft, in de kosten
van aanleg, onderhoud of verstrekking van het door hem
gebruikte of genotene te dotüi dragen.
Poortgelden of rocognitiën wegens de uitoefening of aanvaarding [y
van bedrijven of bedieningen zijn van nu af uitgesloten.
Een korte blik op dit nieuwe belastingsysteem leert ons dat
op dit gebied weinig nieuws werd ingevoerd.
Dc vcrj)lichting om ccn zekere belasting (opccntcn o|) dc
grondbelasting) tc hellen verviel, maar dc eisch, bij de omslagen
en accijnzen gesteld, handhaafde voor de gemeenten, die veel
geld behoefden, deze verplichting feitelijk.
De aard van den omslag |M\'.rsoncclcu werd nader omschreven
maar zóó, dat dc nieuwe bepaling praktisch onuitvoerbaar was.
Zij werd aan alle gemeenten gelijkelijk toegestaan, maar dat deed
dc praktijk ook reeds; de hefling van ac(!ijnzen is gebonden aan
een vooraf t(i heden bedrag aan andere belastingen.
Nieuwe hcflingen werden er niet ingevoerd.
Over dc n-ijze vau fol daud kumeu geeft dc ficmccntcwcl. de
navolgende bepalingen :
Dc Kaad besluit tot het invoeren, wijzigen of afschallcn
ccner belasting: dus regelingen van Provinciale of (icdcputecrdo
Staten zijn onwettig. Dit besluit vermeldt „ingeval van invoe-
ring of wijziging, dc voorwerpen door de belasting tc trollen,
haar bedrag cn hare grondslagen." (art.
liet besluit wordt vergezeld van allo invonhiringsvoorischrifton
binnen 8 dagen aan do. (Icdojiutecrdo, Staten voorgedragen, die
daarvan l)inn(!fi (5 wokcn na dagteekoning verslag doen. De
K<ming beslist binnen 2 maanden na dit verslag en dczo uit-
spraak wordt bekend gcMiiaakl, tenzij do Koning bij gemotiveerd
besluit tot eene verdaging dor beslissing overgaat.
Hij (lat l)(!sliiit worden dc voorschriften, naar welke do belas-
ting zal wordon ingevoerd, aangehaald. Zoo dc Uaad dc/.o voor-
schriften wijzigt moeten zij W(Mlcr()m goedgekeurd worden,
(art.
86
Worden in den vorm tot stand gekomen belastingen, nader-
iiand bevonden strijdig te zijn met de wetten of liet algemeen
belang, dan worden zij „op dezelfde wijze, waarop zij zijn
gemaakt, onverwijld ingetrokken." (art. 236.) Daartoe neemt dus
de Eaad het initiatief. Doet hij dat evenwel uiet, dan kunnen
zij door een wet, die tevens zoo noodig de gevolgen regelt,
worden geschorst en vernietigd.
Dc plaatselijke belastingen mogen den doorvoer en den uit-
voer naar en invoer uit andere gemeenten niet belemmeren.
Alle bestaande belastingen moeten binnen 5 jaren worden herzien
cn, onder goedkeuring des Konings met de bepalingen dezer
wet in overeenstemming worden gebracht.
Dc besluiten van het gemeentebestuur omtrent het aangaan
van geldkcningen, het verkoopoi, verruilen, vervreemden, bezwa-
ren en verpanden van onroerend goéd, van inschrijvingen in
een der grootboeken van de Nederlandsche schuld, van schuld-
brieven of vorderingen en het aanvaarden der aan de gemeente
gemaakte legaten of gedane schenkingen, behoeven dc goedkeu-
ring der Ciedcputcerde Staten, (art. 21)1-.)
Zij moeten binnen 30 dag(!n beslissen, ajiders geldt het
besluit als goedgekeurd; in geval van afkeuring moeten de
motieven waarop dit berust opgegeven worden (art. lOü—188).
D(! Ifegrooting der inkomsten en uitgaven wordt inge.riclit
naar dc voorschriften door de (Jedeputceidc Staten onder
Koninklijke goedkeuring te geven, maar zij wordt vastgesteld
door den liaad. (art. 206—207.)
^^\'"cl behoeft zij, om tc kunnen werken de goeilke.uring van
de Gedeputeerde Staten, die evenwel de begrooting in haar
geheel moeten goe,d- of afkeuren en niets mogen verandere,n,
tenzij de Raad weigert, uitgaven door de Wet aan de geme-ente.
opgelegd, op de bcigrooting tc brengen, (art. 210 en 212).
Zijn de Uitgaven niet geheel gedekt en weigert de Raad
nieuwe middelen daartoe voor te dragen, dan worden de niet
verplicht gnntcldo uitgaven zooveel verminderd, dat cr even-
wicht is.
Van de afkeuring door dc Gedeputeerde Staten is cr lioogcr
-ocr page 103-87
horocp op (len Koning, hebben zij de beslissing onder opgaaf
van redenen uitgesteld, zoodat de begrooting niet goedgekeurd
is voor hct jaar, waarvoor zij dienst moet doen, dan zullen
zij toestaan de helft der uitgaven te doen en over de helft
der inkomsten te bescliikken, belialve over die, waartegen bij
lien bezwaren bestaan, (art. 208 — 209 en 211).
Af- en overschrijving van posten op de begrooting, behoeven
evenals uitgaven daar buiten om, de toestenuning van deCicde-
puteerde Staten, Maarbij tevens Mcer van de afkeuring hooger
beroep openstaat (art. 213 — 214).
De Iteh\'nivg eu verantwoording wordt gedaan door Ibu\'ge-
meest«r en AVethouders aan den Kaad, die deze oiulerzoekt en
voorloopig vaststelt, terwijl dan de tiedeputeerden de sluiting
volbrengen en daanuede tevens den Ontvanger en Burgenuiest^r
en Wethouders dcehargeeren (art. 218 — 220 221). Ook van
deze beslissing van de (icdeputeerden is hooger beroep op den
Koning (art. 22(5).
Beiden, zoowel begrooting als rekening, zijn ])ubliek. Zij nu)elen
onnn\'ddellijk bij de indiening aan den Raad op de gemeeule-
sccrclarie ter lezing worden gelegd en algemeen verkrijgbaar
zijn iu afsclirift of druk tegen vergoeding van de kosten. De
termijn van ter lezing liggen is n\\inslens 11 dagen en hiervan
moet eene openbare afkondiging geschieden (iirt. 203 — 219).
De (ledeputeerde Staten mogen de rekening zelfs niet sluiten
dan na zich overtuigd te hebben, dat zij minstens li dagen
ter lozing heeft gelogen (art. 221).
Op groiulslag vau deze bepaling(*n is nu de huidige regeling
van onze gemeente linaucien gebaset\'.rd.
llet vóór en tegon zal nader worden beschouwd in Hoofdstuk
Xlll. Voorloopig zij reeds opgemerkt dat, behoudens do in-
vulling van lettor x nit iirt. 205, (u- van af de lot stand
koming tot op heden slechts weinige wijzigingen in aangebracht
zijn, dio allo de inkomsten botrellen. \\Vas hiervan do eerste,
tevens om redenon van algenuu^n belang, de oplioHing dor
accijnzen, de meesten vinden hun oorsprong in iets anders,
llet trad langznmerhand aan hct dngliclit, dat verschillende
88
gemeenten hoezeer zij ook hun best deden, hoe ook de belas-
tingen opgedreven worden tot bedragen en percentages, die men
onmogelijk zou geacht hebben, niet in staat waren hare uit-
gaven door voldoende inkomsten te dekken. Daartegenover
stonden andere maar slechts weinige, die in gunstige omstandig-
heden verkeerden, maar in het algemeen was de toestand van
dien aard dat, voorzieningen dringend noodig waren.
Dc regelen van de tot standkoming der belastingen cn bc-
grootingcn hebben evenwel gedurende cen halve eeuw gewerkt,
zonder dat er wijziging noodig bleek en zoo iets, ])lcit dit er
wel voor, dat de juiste weg was gekozen.
Voor thans tot de volgende gebeurtenissen over te gaan, valt
nog melding te uniken van cen belasting, die zich, geheel buiten
de wet om, heeft ingedrongen.
(/ Onder den naam van het Straatgeld; onder art. 238 genoemd,
is men erin geslaagd in Amsterdam, 8 Augustus 1879, weder
tc doen goedkeuren ccn allicht oude hefling, Mclk voorbeeld
door andere steden is gevolgd.
De geheele hefling is met dc wet in strijd, zooals blijken
zal uit eenige bepalingen.
Als maatstaf wordt aangenomen „dc langs den grond gemeten
breedte van den gevel" van de gebouwde pcrceelcn, aan den
oy)enbarc>i weg gelegen, ol\' alleen daarvan door een erf of tuin
ge.scheiden. Niet dc bewoner als zoodanig is belast, maar hij,
die krachtens het recht van bezit of eenig ander zakelijk recht,
het genot heeft van het perceel.
Deze z.g. retributie is dus doodeenvoudig ccnc grondbcla-sting
op een deel der gebouwde eigcndonnnen.
w
Vijf jaren had de Gemeentewet aan de verscliinende gemeenten
gelaten, om zich te reorganiseeren op de door haar aangegeven
hasis en zij werden zeer verschillend gebruikt. IVrwijl in
Noord-Holland h. v. ccn groote lauwheid hccrschte, oiulcr-
scheidde Noord-Brabant zich gunstig. \')
Daar onderwierpen vclc gemeenten zich aan een grondige
lierzicning, waarvan het nisullaat vaak was, dat num oogcn-
blikkclijk cr toe overging alle bcla.slingcn oj) voorwerpen van
verbruik te doen vervallen, zoo om dc groote kosten, die aan
dc bewaking tegen sluikcrij verbonden zijn, als om dc omslach-
tige formaliteiten.
Ook het Kijk begon dcnzelfdcn w(>g tc bewandelen cn be-
perkte zich herhaaldelijk in dc accijns-helling, waarvan de
opccntcn hellende gc.nu;cntcn de gevolgen natuurlijk oiulcrvonden.
Reeds bij de Wet van Ajiril IS52 (St.Bl. N". IMJ) werd de
IJijks-accijns op scha])cn, lannncrcn en varkens afgeschaft cn
daarmede verdween ook dc gcnnuuite-accijns. Dc Wet van
.luli 185.\') (St.Bl. N". lU.\'J) schafte wcl don Rijks-accijns oj) het
gemaal af, maar liet dc gemeentebelasting ongemoeid tot ccn
bestaand maxinuim. Dit maxinmm mocht desnoods nog ver-
hoogd worden, terwijl nog bijzondere wetten uit hoofde van
SiCKE.NG.v. t. n. p. pag. 278. vlg.
-ocr page 106-90
bijzondere omstandigheden verdere afwijkingen konden toestaan.
Waar evenwel het Ilijk zulk een voorbeeld gaf, volgden de
gemeenten vanzelve, wegens den grooten last, die in dat geval
zulk eene belasting veroorzaakte bij de heffing, vooral indien
zij in den opcentcn-vorm werd geheven.
Al waren vele gemeenten tot de afschaffing overgegaan,
vooral in het Zuiden, al hadden in de jaren 1855 en 1856
vele groote gemeenten den gemaal-accijns door directe heffingen
vervangen (Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Dordrecht, enz.)
toch werden in 1857 nog zeer resjKictabele sommen door dit
middel bijeengebracht en was de opbrengst van het gedistilleerd
met ruim Sö\'/g 7o toegenomen. Na 1857 trad zelfs eene
reactie in en de totaal-opbrengst bedroeg in 1803 weer 20\'/g "/o
meer, dan in 1857.
Een circulaire aan de plaatselijke besturen van den ]\\finistcr
van Binnenlandschc Zaken, gedateerd .20 Januari 1859, wil
het de gemeenten gemakkelijk maken hoofdelijke omslagen te
heflen in plaats van accijnzen, op welker afschaffing wordt iuin-
gedrongcn.
Dc Minister wees erop, dat een der hoofdvereiscliten was,
dat de groiulslagen een redelijken maatstaf van het inkomen
der belastingschuldigen zoudciu geven. Hij geeft eenige aanwij-
zingen, hoe dit resultaat te verkrijgen, in deu vorm van 5
st(!lsels, waaruit hij de gemeenten we,nscht tc doe-n kicizen.
Deze stelsels van grondslagen waren:
I. a. De aanslag in \'s llijks-personeel of voor huurwaarde
alleen of dc eerste vier grondslagcm voor het volle bedrag (m
de laatste twee voor die dienstboden en ])aarden, die niet uit-
sluitend gebezigd worden tot het uitoefenen\' van beroepen,
bedrijven of ambachten, een en ander in verband to brengen
met:
h. de vertering, behalve datgene, wat onder het personeel valt,
c. het zuiver inkomen uit ambt, bedrijf of pensioen,
//. het zuiver inkomen „uit va.ste goederen, schuldbrievtni
of eenige anchsre bron van l)o.staan."
II. a. Do\'„uiterlijke staat" gecombineerd met
-ocr page 107-91
h. (le vertering,
c. hct zuiver inkomen uit a)nbt, heih\'ijf of pensioen,
d. het „vermoedelijk vermogen."
III. llet zuivere inkomen uit bezittingen, na aftrek van
lasten, renten van kapitalen, beuevens inkomsten uit ambten of
bedrijven met dien verstande dat inkomen uit Ixszit hooger
moet aangeslagen worden dan dat uit arbeid, en dat er voor
groote gezinnen verlaging van belasting moet zijn.
IV. rt. Inkomsten uit rentegevende bezittingen,
b. inkomsten uit ambten, pensioenen, lijfrenten of
vruchtgebruik.
c. inkomsten uit stand, betrekking, industrie, haiulel,
beroep, bedrijf, arbeid en oiulerneming.
V. Ieder der navolgende voor \'/a
tt. de M\'aarde der consumptie,
h. dc aanslag in \'sllijks personeel,
c\'. dc bekende of vermoedelijke bezittingen en nn\'ddelen
beslaan.
llet spreekt van zelf\') dat de genjcentebesturen, de gelegen-
heid hun aangeboden ziende om zich voor hunne belasting-
verordcringen van \'s Konings goedkeuring te verzekeren, voor
hct nuHircndeel deze circulaire hebben gevolgd, tiirwijl vooral
dc tweede combinatie bij khïinere gemeenten zich in groole
jiopulariteit verheugde."
Verder blijkt uit deze circulaire, dat het nu niet juist giiuiakkelijk
was grondslagen te geven voor het inkonum. llet ])ersoneel is
er gc(!n, vertering of consumptie evenmin. Verder stolt <le
Minister veel als grondslag dalgc^uo, waarvoor do wet juist
grondslagen eischt, le weten het inkomen.
in 18(50 hielen, op 121< gonuionten na, waarvan nog alleen
52 in liind)urg, allo de Nederlandsche gomoenlc.n hoofdelijke
omslagen. Nict hieven ze o. a. \'sllage, \'sllosch, Arnhem, Nijmegen,
\'Piel, Zutphen, Clouda, (Jorkum, den Helder.
181) van dc 185 Noord-Ilollandsche gemeenten steldon in
1801 eene gemeenschappelijke helling op hct gedistilleerd en
\') den Tex. t, r. p. pag. 101.
-ocr page 108-92
ook dmirdoor steeg liet aantal der accijns-lieffende gemeenten
van 621 in 1857 tot 925 in 1861 of bijna 497o.
Reeds in 1856, den lOen November, diende het Ministerie
SiMoxs — Vrolijk het Eerste Onhcerp in, dat de toestand beter
zou regelen en den nood der gemeenten lenigen. Onder de pressie
van vele aanzienlijke gemeentebesturen en de Gedeputeerde
Staten van de meeste provinciën zocht men vooral de oplossing
in verhooging van den gedistilleerd-accijns en stelde dus voor:
Dc gemeenten zouden als eerste belasting heffen 100 opcenten
op het gedistilleerd. Nadere regeling hiervan zou bij Koninklijk
Besluit worden gegeven.
Naast of in ])]aats van de in art. 210 der gemeentewet
genoemde belastingen, wordt aan de gemeenten toegelaten de
heffing eener „plaatselijke directe belasting op slijters, tappers,
societeit-, koffiehuis- cn kroeghouders, herbergiers cn houders
van dans-, speel- en andere openbare huizen, die gedistilleerd,
likeuren of daarvan vervaardigde dranken schenken of in het
klein verkoopen", naar evenredigheid van hun debiet en tot
een maxinmrn.
Tegenover de moeilijke vraag, hoe de opcenten onder de
gemeenten verdeeld moesten worden, stond het wegvallen van
den last cn de duurte van de plaatselijke a(;cijnzcn. Dc tegenwer-
king van gemeenten, die dc opccntcn niet noodig hadden,
maakte dc^ uitvoering wel iets lastiger, maar daarom nog niet
onuitvoerbaar.
Blijkens het voorloopig verslag hadden dc leden der volks-
vertegenwoordiging bezwaar tegen een greep in het stelsel der
gemeentewet, die zoo weinig werd toegelicht, t(!gcn cen beper-
king van dc vrijheid der gemeente-besturen door dit ontwerp
noodzakelijk veroorzaakt, (iindclijk tegen een maatregel, die niets
herstelde, ja wat meer is een afdoend herstel bemoeilijkte.
liet ontwerj) werd niet verder behandeld en bij het <)])tredcn
der nieuwe regecring vervangen door het Ticeede Onhcerp van
25 .luni 1857. (van Rappard—Vuolijk.)
Dc Rcgccring verklaart lang geaarzeld te hebben in haar
keus, waar cn accijnzen cn hoofdelijke omslagen beiden hunne
Ó3
deugden eu gebreken liebben: de eerste niet gemist kunneii
worden en de laatsten toch ook niet.
Wederom wei\'d voorgesteld, als eerste middel dezelfde 100
opccntcn op het gedistilleerd, bij Koninklijk Hosluit nader te
rogolon cn behoudens afwijking voor die gomoonton, waar moer
of minder dan dat bedrag noodig zal blijken cn j)laatselijke
Vcrordcin\'ngcn in die regeling zullen voorzien.
Daarna pas komen de andere belastingen.
De Opcenten op dc grondbelasting, ongewijzigd wat hot ongo.
boiiwd betreft, worden voor het gebouwd toegelaten tot con
verhoogd maximum van 40 opccntcn cn zelfs tot 50 zoodra
een gelijk getal opcenten mocht geheven worden op het . Rijks
Personeel, dat herzien cn verlaagd zou worden. Daarvoor ollcrde
dan het Rijk zijn eigen äI\'/ü opcenten op.
Oj) hoofdelijke omslagen of andere directe belastingen had de
llogeering het niet voorzien. Zij kunnen worden toegelaten,
zoodra dc gemeente heft 30 opcenten op hot gebouwd, 5 op
het ongebouwd cn 20 op het personeel, of ook wcl dc gezamen-
lijke opbrengst van die opcenten ten minste bedraagt van
dc gemiddelde onzuivere opbrengst van alle belastingen.
Vcrbruiksbolastingon worden toegelaten, zoodra dc opcenten
op hot jjer.\'ioiuiol nog 10 stijgen boven hot getal voor dc om-
slagen gevorderd, of in plaats daarvan, oon in o])brcngst daar-
mede nn\'nstens gelijkstaande diroctc belasting gohcvon w(mlt.
(Jomeenten van moor dan 50.000 inwoners waar ook oene
belasting oj) rund- on kalfsvlccsch gchcv(Mi wordt (doch geen
gemaal) et» de opccntcn op grond- cn pcrsonoclo belastingen
reeds tot het wettelijk maximum mochten zijn opgevoerd, mogen
(anders dan vroeger) ook varkens- on schajuuivlocsch belasten.
Ilct maxinmm voor die belasting oj) varkens on schapen cn
voor het gcn\\aal blijft bcpiirkt tot hel. cijfer vroeger in hoofdsom
voor het Uijk geheven, dezelfde hoofdsom dor nog bestaande
Kijksbelastingen blijft als zoodanig gelden voor dc andere voor-
werpen.
Zoodra in oene gcnuicntc het maximum van directe belastingen
bereikt was, mochten zij nog hooger gaan bij don accijns op
94
runderen, tarwe, wijji cn gedistilleerd en wel tot 150 opcenten.
De Regcering hoopte door deze regeling aan de accijnzen
(behalve dan natuurlijk het gedistilleerd) en de hoofdelijke
omslagen in verreweg de meeste gemeenten een eind te zullen
maken.
Het behoud der gemeentelijke tolliniën zal slechts in weinige
gemeenten (die boven 100\'/o op het gedistilleerd wenschen te
heflen) voorkomen.
Wat de beperking der autonomie aangaat, meent de Regcering,
dat het recht haar daartoe wordt gegeven en door de talrijke
verzoeken der Gemeenten zelve, waarvan sommigen zelfs om
150 opccnten hadden gevraagd cn door de adviezen van alle
Gedeputeerde Staten cn door het overwegend algemeen belang,
dat door dezen nuiatrcgel gediend werd.
liet Voorloopig Verslag achtte den financieelcn m)od der
gemeenten nog uiet van dien aard, als werd beweerd. Dat
sommige gemeenten en vooral grooterc zich vastgewerkt hadden,
ligt meer aan het overhaaste toegeven aan den drang tot af-
schaffing der gemeente-accijnzen.
Miuu\' daarom is er geen voldoende motief om terug tc gaan
op den sedert 1851 ingeslagen weg. Men moest zich blijven
verzetten tegen alle bela.stingen op eerste levensbehoeften en
niet ])artij kiezen tegen hoofdelijke omslagen, waarvan nog zeer
veel te mliken valt, al wordt toegegeven, dat zij thans in vele
gemeenten neerkomen op een gebrekkige verhooging der per-
soneele belasting.
liet Antwoord zegt, dat dc Regcicring een eind trachtte t(!
maken aan de steeds toenemende belasting der. meer vermogen-
den, die tegenover dc minvennogcnden telkens in ongunstiger
conditie kwamen te staan.
Eene wijziging, hierbij in het ontwerp aangebracht, hief de
verplichting, tot heffing der 100 opcentcn op het gedistilleerd, op.
\'loch kwam dit ontwerp niet in behandeling, maar vcrvjcl
met de overige herzicnings-ontwerpen, na vcrwcr])ing van Art. 1
vau het Ontwerp op de Personeele Belasting door dc Tweede
Kamer.
95
Ecu Derde Ontwerp werd ingcdioiid iu dc zitting 185S/59,
door de nieuw opgetreden Ministers van Tkts — van\' 13ossk.
llet stelt op den voorgrond het „algemeen erkend" feit, dat
de toestand der geldmiddelen van vele en vooral van eein\'ge der
voornaamste gemeenten, dringend verbetering behoeft. Ofschoon
de llegeering nict toegeven kan, dat dit aan den llijkswetgever
te wijten is, meent zij toch aan dien ongunstigen toestand te-
gemoet tc moeten komen.
Kivenwel kunnen niet de gemeente-accijnzen afgeschaft worden,
daar het verkieslijker is eerst den Itijks-accijns oj) de eerste
levensbehoeften af te schallen on beide to gelijk onmogelijk is.
De llcgeering tracht nu tc schikken.
llet Kijk zal dc eerste levensbehoeften vrijlaÜMi en zijn
directe belastingen behouden om zo voor zooveel noodig uit te
breiden en t^e, verbeteren, de gomoente mag kiezen tusscihen ilio
accijnzen „die het llijk missen kan" en eene plaatvsolijke directe
belasting.
De accijns op de brandstollen wordt dan \'teerst roods aini
dc gemeenten afgestaan, hoowcd vele go(in gebruik o.rvan zullen
kunnen maken. , Dajirom staat de H(^go(iring dan ook weer too,
vóór alles, 100 opcenten op het gedistilleerd to hcllbn en stelt
zij vorder de maxima van o])conten oj) de grondbelasting, op
ongebouwde eigendonnnon en o]) do ])ersoncele belasting respoc-
tievelijk op 25 en 85, terwijl de llijks-opcenton oj) dit laatste
nn\'ddol dan mot 10 verminderd zullen worden.
Do Wet van 15 Mei 1859 (Ht.Hl. No. 88) wiiarvnn hot
ontwerp bij deze voordnichton behoorde, liet, niettogenstaando de
hoofdsom dor Kijks-accijnzon op wijn, gedistilleerd, bier en azijn
verhoogd was, hot bestaande maximum voor de plaatselijke
accijnzen oj) do.ze voorwerpen nagenoeg onvenindord. liet maxi-
mum werd thans in oen bodnig, in geld uitgedrukt, veranderd,
omdat d(! tot nu too gebruikte woorden bloken „practisch tot
grooto moeielijkhedon en nadoelen voor do gemeenten le leidon."
Verworpen werd hierv.an de bepalijig, dat in het belang eener
spoedige uitvoering reeds thans, in plaats van door dc gemcente-
iKwturen, door do Kegocïring do ncMMlige reductie zou kunnen
96
gebracht worden in de tarieven der gemeentelijke accijnzen op
het gedistilleerd.
In het voorloopig verslag wcnscht men in plaats van terug-
keer tot de toestanden vóór 18.51 andere maatregelen: b.v,
hoofdelijke omslagen op meer rationeele grondslagen dan nu
het gev.al was, of wel een heffing, door het Rijk en voor dc
gemeenten, van ccn overal gelijke hoeveelheid opcenten op het
gedistilleerd. Ook werd de voorslag gedaan: alle gemcentc-
accijnzen af tc schaflcn en in ruil daarvan aan dc gemeenten
af tc staan, dc geheele of gedeeltelijke opbrengst der pcrsoneclc
belasting.
De ongunstige toestand in enkele gemeenten motiveerde
slechts uitzo)ideringswetten voor die gemeenten, niet het in
den steek laten van ccn goed systeem.
Het derde ontwerp vond geen beter lot dan do voorafgegane.
Dc Rcgccring trok hot nog hetzelfde-jaar weer in, waarna dc
quaestie gedurende oenigo jaren niet ter sprake kwam.
Dot Wet van 1 Alei 186.\'i (St.lM. N». 17) stolt dc maxima
van plaatselijke accijnzen op binnen en buitonlandsch gedistilleerd
even hoog; dc Wet van 27 .binuari 186-1. (St.Bl. N". 5) ver-
hoogde deze in verband met den Rijks-accijns on de afschaffing
der braiulstollen-accijns tot /\' M.— por vat.
Een Fierde Onhocrp was intusschen reeds weer ingediend,
ditmaal alleen ter vcrgoitding der verliezen, die zouden ontstaan
door de afschaffing der accijnzen oj) brandstoficn en aiuloro
artikelen. Ilct ontwerj) stond daartoi; af do laatst« twee grond-
slagen van de pcrsoncclo belasting, maar noch gemeenten, noch
kamers, voelden iets voor dit plan cn hot (mtwcrj) ging den weg
van de vroegere.
liet Vijf da Ontwerp, (Tiu)U1u;ckk— JIktz) in do zitting
1863 — 1864 ingediend, was ook al niet gelukkiger.
liet gaf dc gemeenten do bevoegdheid .50 ojx^cntcji te hcU\'on
op het personeel, dat in hoofdsom verhoogd word, na verval
van de 20 Rijks-opeen ten. Do grondslagen van het ])orsoneel
zouden mogen dienen als grondslagen voor de hoofdelijke om-
slagen (wat facto reeds lang geschiedde). Voor men evenwel
97
tot zulk een omslag mag overgaan, moeten er minstens 25
opcenten geheven worden op het personeel (dus 10 meer dan
vroeger) of in plaats daarvan, de minimum opbrengst van de
opcenten op de grondbelasting eu het personeel, gestegen zijn
tot 1/4 van de gezamenlijke gemeentebelastingen.
Verder zouden de gcuiecnten opcentc]i mogen hellen op eene nog
in te dienen llijks-inkomstenbelasting, in plaats van het patent.
Accijnzen waren pas toegelaten wanneer dc gemeenten minstens
hieven 5 en 10 opcenten op de grondbelasting, respectievelijk
van ongebouwde cn gebouwde cigondommen, benevens 50 op
het personeel, of wel in plaats daarvan 30 en een hoofdelijken
omslag, die in opbrengst met 20 o])centen gelijk stond.
Lu ieder geval mochten slechts gedistilleerd, wijn, bier cn
geslacht belast worden en dan tot. geen hooger bedrag, dan dc
hoofdsom van den Rijks-accijns.
IJitzondcringswctten worden weer toegelaten en verder be])a-
lingen gemaakt, omtrent den aanslag in dc hoofdelijke omslagen
van hen, dio maar tijdelijk in (Ic gcnuiento. verloofden.
Ilct V()orlooj)ig Verslag zegt niet meer dan vroegere verslagen.
Mr waren or dio liever accijnzen zagen cu hot aan dc eigen
schuld (lor gcnuionten, die maar afgc.schaft hadden, weten, dat
zij thans iu linancicolc moeilijkheden verkeerden. Andere loden
der, Kanuir hadden juist liever algo.hcolc afschafiing der accijnzen
gezien, die door het toononuind verkeer on dc nieuwere ver-
keersmiddelen steeds lasligcM- on hatelijker wcrdon, terwijl zij dc
bcschonwingcn ovor don hoofdelijken omslag tc donker getint
achtten.
Ueidc partijen waren het crov(!r (hius, dat. er to voel werd
afgeschaft tegenover de verleende schadcloo.sstolling cn wedeiom
liet men het oog vallen oj) dc personcelc belasting om in dit
bezwaar lo voorzic^n. iM(!(!r opccnt(!n was niet wenschelijk,
waar dczo dc fouten, die iedere belasting aankleven, aanmerkelijk
verhoogon, vooral wanneer zooals ook voorgesteld was de tabel-
len van progressi(!ve hefling vorvieUiU.
Dc bedreigde vrijheid dor gciiiocnt(;n vond natuurlijk ook
weer hare verdedigers.
98
Eindelijk was het aan de Ministers Thorbecke en Betz ge-
gund het Zesde Onlicerp tot Wet tc zien worden.
Hun voorstel luidde:
Dc plaatselijke accijnzen zouden geheel cn al afgeschaft wor-
den, behoudens voor die gemeenten, waar een speciale wet de
voortdurende heffing zou toestaan.
Als vergoeding voor het gemis zou iian de gemeenten worden
afgestaan de helft van de Ilijks personeele belasting met hare
opcenten: de afstand in dien zin, dat de gemeenten zouden
uitmaken of zij ervan wenschteu te profitcercn en hij een ont-
kennend besluit de belasting voor die helft niet geheven zou
worden.
liet maximum van de opcenten op de grondbelasting op de
gebouwde eigendommen werd van 15 op 40 gebracht, waarvoor
dan de ül^a Rijks-opcenten wegvielen; als maxinmm der opcenten
op de personeele belasting werd genonwu de opbrengst van een
gelijktijdig daarmede te hetfen plaatselijke directe belasting.
Waren zij evenwel gestegen tot het bedrag van 50 opcentcn
op het personeel, dan kon aan dc gemeenten nog tijdelijk worden
^ uitgekeerd een bedrag van hoogstens f 14 per verbruikten
hectoliter gedistilleerd, waarop de Rijks-accijns van /\'35 op ƒ 50
werd gesteld.
De beperking vim de keuze van de grondslagen der hoofdelijke
omslagen yerviel; de bepaling omtrent hetdoinicilie werd opgenomen.
De Memorie van Toelichting somt de vele nadeden op aau
de plaatselijke accijnshetfing verbonden, alle redenen, dic tot dc
- verwijdering daarvan, zelfs de opollering van een deel der Rijks
belastiugem motiveeren.
De omslagen vinden thans genade in dc oogen der voorstellers,
die ervan getuigen: „Sedert een tal van jaren zijn in dc meeste
gemeenten dergelijke bdnstingen ingevoerd, en het nadeel of
ongerief, waarvoor men in den beginne vreemde, is door de
ondervinding niet gestaafd."
Blijkens het Voorloopig Verslag van December 1864
dacht thans de Kamer over het beginsel der afschaffhig eenstemmig
gunstig, maar niet zoo over dc opotlering, die er voor gebracht
1203
werd. Men oordeelde haar, zooals in deze regeling voorgesteld,
te groot en toch niet geschikt.
Van het gedistilleerd was het verbruik in iedere gemeente
onmogelijk na te gaan. Voor de gemeenten waar de uitkeering
niet noodig is, wordt de verhooging van den Rijks-accijns hard
en onbillijk en eenvoudig een last, haar opgelegd ten behoeve
van andere gemeenten. Of wellicht zal men de uitgaven maar
opdrijven om door de uitkeering van het gedistilleerd te ver-
krijgen, dat die verhooging althans ten eigen bate aangewend
zal worden.
Daarom wonlt iiangeraden o. a. een algemeene verplichte uit-
keering van f I I\' per hectoliter gedistilleerd aan alle de gemeenten,
afstjind v.an of \'••/,„ der Personeele belasting of zelfs van het
geheel of eindelijk (Nota van Bosse) een uitkeering van het
Rijk in I t jaren .alloopeiule, geëvenredigd aan de som, dio (boven
ccn zeker minimum) ton gevolge van de afschaffing van accijnzen,
meer dan vroeger aan Rijks- en gemeentelijke belastingen te zamen
in eenige gemeente zou moeten geheven worden. Het Personeol
wordt geheel en al onveranderbaar gemaakt, hoewel de herziening
zeer noodig is, terwijl men maar steeds op de grondslagen
daarvan voortbouwt.
Dc iMomorie van Antwoord brengt 2 belangrijke wijzigingen
in het ontwerp:
1". wordt het aftostane deel van het j)orsonoel van ^/j op
Vs gebracht.
2°. vervalt de uitkeering voor hot gedistilleenl gehool.
llet lOiiulverslag heeft nog weer verschillende bedenkingen,
vooral tegen het feit, dat do Kegeoring zoo snel van inzichten
veranderde (als blijkende uit de wijziging) en dienomtront niot
eons het oonleol van «len Haad van State vroeg.
De gevolgen voor de gemeenten zullen zoor ongelijk blijken,
daar somnu\'gen bijna geen, andere weer een hoog bedrag aan
accijnzen hellen, zoodat de eersten bijna geen personeel,de
andoren oen onmogelijk aantal opcimten\' zullen konnen. Men zal
woer met uitzonderingswetten moeten gaan werken of onhoud-
baar hooge omslagen hellen.
100
J)e anderen erkenden eenige bezwaren, maar. wenschten toch
thans eindelijk te komen tot de afschaffing.
De Rcgccring beloofde iu haar Antwoord een weinig ruim tc
werk te zullen gaan bij het voorstellen der uitzonderingswetten,
die toch bovendien alle een zeer tijdelijk karakter zullen dragen.
Zij beroept zich op de Belgische toestanden waar sinds vijf jaren
de accijnzen waren afgeschaft en de daarbij ondervonden bezM\'arcn
allen berustten op de wijze van uitvoering, maar niet op het
beginsel.
Het advies van den Raad van State was alleen daarom niet
gevraagd, omdat cr aan het beginsel niets veranderd was en de
Rcgccring met eenen bekwamen s])oed wenschte voort te gaan.
Bij de discussie worden weer oude bezwaren opgehiuild en
weerlegd. Sommige gemeenten zouden niet genoeg, niet weinige
andere vcci te veel ontvangen. Ilct is niet goed tc keuren, dat
het Rijk zijn eenige eenigszins algcn\'icene directe belasting zoo
meer en meer aan de gemeenten overgeeft, liet zal meer aan
accijnzen moeten hefien en die verhooging zal juist het meeste
gevoeld worden in de gemeenten, die geen accijnzen kenden en
ze reeds afgeschaft hadden. Dc afschaffing van dc 217a Rijks
opcenten op de grondbcla.stiiig voor gebouwde eigendommen,
weegt hiertegen niet oj).
Sommigen verlangden cen andere soort van vergoeding b. v.
dooi toekenning van subsidiiin uit dc Rijkskas, naiir gelang de
behoefte der gemeenten medebracht, maar terecht werd erop
gewezen, dat hieraan nog grooter bezwaren waren verbonden.
Anderen verlangden een geleidelijke afschaffing der accijnzen.
Maar dan zou het groote bezwaar: gckopjxdd blijven aan den
Rijks-accijns en dus minder vrijheid voor den wetgever te dien
opzichte, blijven bestaan; verder had de ondcrviiuling geleerd,
dat zoo cr maar gelegenheid toe werd gelaten in de wet, iedere
keer weer reactie intrad onder den aandrang vooral van dc
provinciale besturen.
Afstand van het geheele personeel, hoewel zeer gcwcnscht,
was evenweb onmogelijk daar de kieswet het blijven bestajui als
Rijksbelasting vorderde. Volgens dc letter der wet bleef zij
101
dit nn. Dc Eegcering bedoelde evenwel door den tijd tot een
algeiieelen afstand over te gaan, oin daardoor de gemeenten
meer vrijheid bij de invoering van linnne directe belastingen
te verzekeren.
Twee amendementen werden aangenomen:
1®. om den afstand van het V5 te veranderen in: beschikken
over ten hoogste vier vijfde gedeelten van de opbrengst der
Rijksbelasting op het personeel in hunne gemeente geheven.
Deze wijziging was van een groot en niet voorzien belang.
Wel bleef het personeel nog meer dan vroeger eene Rijksbelas-
ting, maar thans zou het, en dat was in het ontwerp niet het
geval, ook geheven worden tot het volle bedrag, al beschikte
de gemeente over geei» penning, liet gevolg was, dat de eene
gemeente voor, dc andere na zich aanmeldden on» hun deel, i)
zoodat spoedig alleen Warnienhuizen het trok. \\Vat
hielp het niet erover te beschikken? de belastingschuldigen be-
taalden er niet minder om.
Ü". ter handhaving van het bestaande verbod (mi grondslagen
van het personeel voor de plaatselijke (lire(;te belastingen te
gebruiken. De Uegeering verzette zich sterk hiertegen, op
grond van de ondervinding, die het onhoudbare van het artikel
aantoonde, zoodat zelfs herhaaldelijk ertegen gezondigd was;
het mocht niet baten.
Verworpen werd: een amendement onitrent de ])l!iats van
aanslag; een amendement, dat de uitzonderingen o]) het verbod
van accijnshetfing of althans de voorwaarden daarvoor in acht
te nemen reeds in dez(! wei geregeld wilde zien en eindelijk het
voorstel van Uossk omtrent de uitkeering. \'
m
De, Wet zelve werd daarna aangenomen in de Tweede Kamer
nu!t 71< tegen Ü\') stemmen, in de Kerste Kamer op 1 .luH
met iiO tegen 18 stemmen. De afkondiging had plaats 7 .lul^
18f)5 (St. Bl. N». 70).
De nieuwe regeling luidt thans als volgt :
De gemeenten kuniu\',n beschikken over van het personeel
\') Treub. t, r. 1». paff. ifiO.
-ocr page 118-102
en verder heffen: 10 opcenten op de grondbelasting op het
ongebouwd cn 50 op het gebouwd.
Wanneer deze geheven worden, mogen zij hun toevlucht
nemen tot opcenten op het personeel, mits daarnaast heffende
eene plaatselijke directe belasting, waarvan het bedrag tevens
het maximum van het aantal opcenten vormt.
Het progressief karakter dezer opcenten vervalt met dc tabel,
waarin het vervat was.
De grondslagen der hoofdelijke omslageji moeten geheel aan
dezelfde vereischtcn voldoen als in de oude wet (dus ecn rede-
lijken numtstaf vormen en niet aan het personeel ontleend zijn).
In deze hoofdelijke omslagen dragen bij: „zij, die in de
gemeente hun hoofdverblijf houden en zij die er verblijven" tc
beoordeelen naar omstandigheden en niet naar het Burgerlijk
AVetbock.
Ilij, die niet het volle dienstjaar er verblijft, betaalt evenveel
12e declcn, als hij er maanden woonde: hij die er geen maanden
woonde is vrij: evenzoo hij, die in een gemeente slcchts tot
waarneming eener ojjcnbarc betrekking aanwezig is.
De uitzonderingswetten vangen aan met die van 10 April 18(\'»0
(St.Bl. N". 25 — 72) cn volgen elkaar regchnatig op met O of 5
jaren tusschcnpoos. liet aantal gemeentcu is steeds afiuMucnd,
bedroeg in 18G0 nog IS, in 1871 nog 12 voor het niccrcndeel
zeer onbelangrijk of in zeer speciale omstaiulighcxlcn vcrkccrciul.
Geheven werden, gedistilleerd, in 2 steden ook gemaid en oj)
Urk brandstoffen cn verder speciale wik- en wccglooncn in dc
i\' Noord-Ilollandschc kaas-stcdcn.
Overigens is dc verandering van dc Wet van 18(55 overal
doorgevoerd eu zijn sedert dat tijdstip alle i)laatselijke verbruiks-
belastingen verdwenen en voor ecn betrekkelijk langen tijd tevens
het brandende vraagstuk der gemeentcfinancien.
Ilct is eigenaardig waar te nemen, hoe in do opeenvolgende
ontwerpen , de totale afschaffing van alle accijnscn, die men eerst
niet aandurfde, hoofdzaak werd cn de groote rol, die men aan
den gcdistilleerd-accijns wilde toebedeeld zien, steeds verminderde,
om ten slotte uit het laatste voorstel te verdwijnen.
V
103
Het idee, ojjceiiteii op, uitkeering voor, of afstand vau liet
gedistilleerd is zelfs gebleken in 1897 nog niet verdwenen te
zijn: telkens wordt het weer ter sprake gebracht en in zooverre
niet ten onrechte, dat, indien er ccn accijns voor zulk een
afstjuid, enz. iu de termen valt, het zeker die op het gedistilleerd
is (zie Hfdst. XIII).
De verplichte heffing van de 100 opcenten ontmoette voond
en terecht groote bezwaren; men was sinds 1851 bevrijd van
zulke verplichte heffingen, zij verviel het eerste.
Het derde ontwerp erkende ronduit, dat het niet de bedoeling
was de gemeente-accijnzen af te schaffen, integendeel, zij zouden
uitsluitend door de gemeenten geheven worden en toen werd in
het Voorloopig Verslag even duidelijk gezegd, wat sommigen
dan wèl wenschten: geheele ophefling van die accijnzen.
En met dezen eisch werd dan ook verder rekening gehouden,
hoewel het vijfde deze belasting toch nog behouden wilde, al
werd zij ook op den achtergrond gedrongen, daar de gemeenten
eerst hunne andere belastingen, hooger dan vroeger het geval
was, moesten opdrijven.
Eerst Thorhkckk cn Bkïz pasten dit beginsel zuiver toe.
De vergoeding aan de gemeenten in den vorm van een
verferings-belnsting was juist gezien: dat zij evenwel daartoe
het personeel aanwezen, dat, door den lUjkswetgovergeregeld,
geen verband hield met dc plaatselijke behoeften, was januner.
En zooals wij gezien hebben, werd deze cr niet b(!ter op toen
zij het karakter eener Hijksuitkeering aaniuun.
Dc gemeenten waren thans voorloo])ig geholpen, maar dc
ondervinding toonde idras, dat de regeling niet afdoende was;
na eenigen tijd. vertooiulen zich dc oude verschijnselen, grooto
leegte in dc plaatselijke kassen.
Een nieuwe bron van inkomen voor de gemeenten werd geopend
door de Drankwet van 21 Juni ,1881 (St.Hl. N". 97). Volgens
art. 6 kwam het Vergunningsrecht, ingesteld om den kleinhandel
en het misbruik van sterken drank te beperken, aan de gemeen-
telijke kassen. De regeling van de hoogte is, binnen door de
wet gestelde grenzen, aan de Gemeentebesturen overgelaten; het
wordt als een belasting behandeld cn op den grondslag: huur-
waarde Van het perceel, waarin verkocht wordt, geheven. Dc
omstandigheid of er van\'s Zaterdags-avonds tot\'s Zondags-morgens
al dan niet verkocht wordt, is mede van invloed op het bedrag.
Aan dc uitkcering van het "\'/j ])crsonecl kleefden bezwaren:
hier was veel noodig en werd weinig gegeven > op andere plaatsen
daarentegen was de behoefte klein, maar de uitgekeerde som
hoog. En deze bezwaren deden zich dagelijks meer gevoelen,
want zij wc.rden met iedcrc.n dag grooter. Ilct groote verschil
tusschen de rijke gemeenten, die voor weinig belasting veel konden
geven en de armoedige, dio bij allo ongunstige conditiën bovcnilicn
nog cen zware belasting hieven, liep natuurlijk uit op nadeel
voor de zwakkere, die hun gegoede inwoners zagen vertrekken,
om hun zaken elders over tc brengen.
105
De Uitgaven werden steeds Iiooger en eiseliten meer inkom-
sten, die niet te verkrijgen waren.
Bovendien was sinds 1805 het personeel deerlijk in de klem
geraakt. Het was, hoe gaarne men het ook gewijzigd zag,
feitelijk buiten ieders bereik geplaatst. Het Kijk was onver-
schillig gezind, omdat het bijna geen belang erbij had en
aarzelde, uit vrees met een wijziging tevens ook de gemeente-
financien overhoop te wer])en. De gemeenten, voor het ^/j deel
direct belanghebbenden en door de opcenten ook in hooge mate
indirect belanghebbenden, waren in deze onbevoegd, want het
jwrsoneel was eene Rijksbelasting.
Keil Koninklijke Boodschap vau 17 November 1881 diende
een ontwer|) in lot wijziging van eenige artikelen {2\'10 — 242
en 247) der Gemeentewet.
In plaats van over ^s zouden de gemeenten slechts over
mogen beschikken; dc onbillijkheden werden dus minstens met
V,| verzaclit. De maxima voor de opcenten op de hoofdsom
der grondbelasting zouden verhoogd worden tot (>0 voor de
gebouwde eigendommen eu 40 voor de ongebouwde.
Voor de o])centen op hct personeel werd geen maximum gesteld
en zij werden losgemaakt van de helling van hoofdelijke omslagen.
Dit voorstel van dc Ministers IIkkmskkuk en Guouukk was
niet geheel nieuw.
Reeds bij Koninklijke Boodscha]) van 10 October 1883 was
het ingebracht, maar de behandeling liiid op verzoek der voor-
stellers, dio een mogelijke wijziging in hel subsidiestelsel der
Lager-Omlerwijswet wilden afwachten, geen plaats.
In het Voorloopig Verslag wordt do weusch geuit om vooral
aan de gemeenten niet meer uit te keeren, dan zij noodig
zouden hebben on wordt het, denkbeeld geopperd om do ge-
meenten iu het vervolg slechts lot het bedrag, dat ovor hct
jaar 1881— 1S85 zou zijn uitgekeerd, ovor het vier vijfde de
beschikking te geven. Zoo was althans dc toename der onge-
jijkheid eenigszins belet.
Do R(!gcering nam dit ter harte cn wijzigde het ontwerp in
dezen zin:
106
Dc Regccring zou jaarlijks uitkeeren:
1". een vast bedrag gelijkstaande niet ^/g van de zuivere
opbrengst van de hoofdsom van de Rijksbelasting op het perso-
neel over liet dienstjaar 1884—1885 en
2". de zuivere opbrengst van 10 der opcenten op de Grondbe-
lasting op de ongebouwde eigendommen in iedere gemeente geheven.
Zoo maakte men het personeel los van de ketenen, waarmede
het aan de Gemeentc-financien vastgeklonken was, terwijl de
tweede uitkeering bestemd was om in hoofdzaak aan het platte
land ten goede te komen.
Ecn latere nota van Avijziging voegde er nog overgangsbepa-
lingen aan toe:
Over het jaar 1885 wordt hoogstens over ®/,2 der bij art. 1
bedoelde sommen beschikt, onverminderd hetgeen aan de ge-
meenten nog aankomt wegens het V5 van dc hoofdsom cn
Rijks-opcenten der belasting op het personeel over het belasting-
ja:ir 1884—1885.
Zoolang de zuivere opbrengst van de hoofdsom der belasting
op het personeel over het belastingjaar 1S84—1885 niet vast-
staat, worden dc uitkecringen volgens art. 1 letter a voorloopig
berekend naar de vermoedelijke opbrengst, door den Minister
van Financicn voor elke gemeente te bepalen, behoudens latere
verellening van het verschil.
Verder\'zou dc wet voor I Januari 189(5 moeten worden herzien.
De leden der Kamer dk Bruij.v Kops cn 5 anderen dienden
2() Juni 1885 ccn zeer gewichtig amendement in op art. f.
liet beoogde de samensmelting van dc twee uitkecringen en
wilde dan, na intrekking van art. II en 111-, dc gemeentewet
overigens onveranderd laten.
ilct nieuwe artikel 240 zou luiden: „.............
1". .laarlijks, geheel of gedeeltelijk tc bcschikkcn over ccnc
som ten laste van het Uijk, gelijk staande met vier vijfde
gedeelten van dc zuivere opbrengst der hoofdsom en Rijks-
opcenten van dc belasting op het personeel, gemiddeld over dc
belastingjaren\'1882—1888, 1883—1884 cn 1884—1885 in
hunne gemeenten geheven..................."
107
Dit aineiidpinciit werd aangeiioinen op 1 Juli 1885 waarna de
Eegcering dc overige artikelen introk, behalve het laatste, dat in
overeeustcnnning met de bepaling van fixatie over 3 jaren
gcAA\'ijzigd werd, waarna het geheele ontwerp werd aangenomen.
Een amendcment-LiEFTixcK, waarvan deze een nieuw voor-
stel had gemaakt, nadat het met artikel 2 vervallen was, om
de maxima voor de opcenten op de grondbelasting op gebouwd
en ongebouwd te stellen, respectievelijk op 10 en 20, werd
verworpen.
lict ontwerp door de Ie Kamer aangenomen 20 Juli 1885
werd als wet geproclameerd op 2() Juli 1885 (St.bl. N". KiO).
Hiermede was de fixatie tot stand gekomen, dic zoowel
groote voor- als nadeden gaf. Het personeel was vrijgemaakt,
maar het accres was niet meer voor de gemeenten, die zich
steeds met het gefixeerde bedrag moesten vergenoegen.
Hoewel dc herzicningstermijn op ruim 10 jareu was bepaald,
d. w, z. voor 1 Januari 180(5, deed dc steeds toenemende nood
der gemeenten behoefte voelen aan een nieuwe en thans liefst
ingrijpende regeling.
Eeeds den 10 Augustus 1800 diende de minister (jodin dk
IIkaufokt een Ontwerp in, dat eene geheele, reorganisatie van
de plaatselijke belastingen beoogde. Daartoe zou de lijst in
art. 210 luiden :
(t. opcenten op dc hoofdsommen der Eijks directe belastingen,
met uitzondering van het recht o]) de mijnen en dat van die
])atcnten, die betaald worden door vreemde kooplieden, kramers,
kctelboeters, eigemiars, vaste huurders en andere vaste gebruikers
van l)innenschc])cn,
h. belastingen, naar het vernuigcn of naar het inkomen,
c. belastingen naar den uiterlijken staat,
tL belastingen op ondermMiiingeu van handel en nijverheid
voorzoover het bedrijf, hetzij rechtstreeks, hetzij door tusschen-
k(mist van anderen, in kantoren, winkels, magazijnen, pak-
huizen, fabrieken, werkpliuitsen oi andere vjuste inrichtingen
binnen de gemeente wordt uitgeoefend,
e. ccne belasting op do honden,
108
f. belastingen op openbare tooneelvertooningen, muziekuit-
voeringen en vermakelijkheden,
g. belasting op den verkoop in het klein van tabak, sigaren
en dranken, met uitzondering van de sterke dranken, bedoeld
in de drankwet,
h. rechten of gelden geheven krachtens bijzondere wetten,
i. belastingen in natura of verplichting tot arbeid of levering
ten behoeve der gemeentewerken.
Er was aangedrongen op uitbreiding van het belastinggebied
der gemeenten; § 3 geeft ze in niet geringe mate, vooral in
het toestaan van eene vermogensbelasting, ccnc belasting op
den uiterlijken staat, ccne bedrijfsbelasting cn debictrechten.
Volgens § 4 mochten de opcenten op de grondbelasting, zoo-
wel voor gebouwd als voor ongebouwd gaan, tot 60, die op
het patent tot 30.
In gemeenten, waar dc kosten van ój)enbarc wegen en vaarten
geheel of gedeeltelijk ten laste zijn van watcrschajipen, veen-
schappen en polders of buurten, komt het zuiver bedrag dier
kosten ten opzichte van de eigendommen, welke in dien last
bijdragen, in mindering van het bedrag door dc gemeenten aan
opcenten op de hoofdsom der grondbelasting te hetien, tenware
de gemeente aan die lichamen het zuiver bedrag dier kosten
vergoedt.
Dc opccntcn op het patent komen bij evcntucclcn aanslag in
eene bedrijfsbelasting in mindering.
liet llijk zou zijn eigen 28 opccntcn, behalve op de uitge-
sloten patenten, laten vallen, zoodat de belasting niet zwaar-
der werd.
Hij dc belastingen naar het vermogen of naar het inkouicn
worden deze belast (§ .5) bf op gelijken voet of met degressie,
zoodat gelijk de wet zegt, zij beneden ecu zeker bedrag in ster-
ker nuitc, dan zij in bedrag afnemen, minder belast worden.
Dc, iuuislag mag ook verschillen naar mate van <lc wijjcc,
waarop het vermogen is belegd of van de bronnen, waaruit dc
inkomsten voortvloeien; ook mogen zij voor ccn gering bedrag
van belasting geheel worden vrijgcstchl
109
Bij belasting naar den uiterlijkeu staat worden kenteekenen
opgegeven, ibij de belasting oj) de bedrijven enz. wordt bepaald
hoc den omvang daarvan te berekenen of tc schatten (§ 0).
§ 7 bepaalt wie in de inkomsten- of vermogensbelasting
zullen medednigen.
Dat zijn zij, die in de gemeente metterwoon verblijven, voor
zooveel twaalfde gedeelten als hun verblijf in het dienstjaar
kalendermaanden bedraagt.
Vrijgesteld zijn:
Personen, die minder dan 90 dagen in de gemeente metter-
woon verbleven, en zedelijke lichiimen. Oi)enbare ambtenaren
of personen in gestichten zich bevindende, worden gerekend
aldaar tc verblijven, waar hun huisgezin verblijft.
Ook mogen forensen worden anngeslagen n.l. zij, die in
de gemeente eene woning voor zich of hun gezin beschikbaiU"
houden, of een bedrijf als bedoeld onder letter d van artikel
210 uitoefenen, zonder dat zij in de genuicnte metterwoon
verblijven of aldaar den hoofdzetel vau lum bedrijf hebben,
cn wel voor zooveel twaalfde gedeelten der belasting, als de
grond der verplichting kalendcnuiiiinden bestaat.
Zij nu)gcn evenwel niet zwaarder belast worden dan de
ingezetenen.
Met dezo boi)alingon bedoelt het Ontwerp oenigo meenings-
vcrschillen uit don weg le ruinuïn, die zich voordedon onder
de oude regeling.
De verplichte hoMing van ecu omslag, vóór on mot o])ccnten
OJ) het personeel, vervalt. (§ S.)
Omtrent do retributiën wenschtc de Minister een geheel
ander .systeem te volgen, dan tot ini too het geval was. Hij
achtte deze geen belastingen en ook niet ermede gelijk le
stellen. Aan don andoren kant zag hij de wenschclijkhoid in,
de bojjaling der hoogte niot aan de willekeur der gcmeenie
over te laten en stelde dus voor, deze soort inkomsten to be-
handelen als ondcrhandsche huren, in § 1, dat art. 238 der
gemeentewet aldus deed luiden:
(Jolden „voor diensten of gebruik van inslellingon, inrig-
-ocr page 126-110
tingen, bezittingen of werken, door de gemeente ten behoeve van
het gebruik, waarvoor betaald wordt, tot stand gebracht, be-
heerd of onderhouden, kunnen, wanneer zij niet door de wet
zijn geregeld, door het gemeentebestuur worden gevorderd
volgens tarieven, die door den Gemeenteraad vastgesteld en
door de Gedeputeerde Staten goedgekeurd zijn.
Art. 254 Gemeentewet, dat de hoogte dier gelden verbond"
aan de kosten voor aanleg en onderhoud, zou vervallen (§ 1 en
§ 2 Ontwerp).
De Gemeenten ontvangen nevens hunne eigene belastingen
evenwel nog eene uitkeering, n.1. zij kunnen beschikken over
van de in 1885 gefixeerde aandeelen in het personeel, doch
tot geen hooger bedrag dan de helft van hetgeen de gemeente
het laatst vorige jaar heeft ontvangen aan opcenten op het
personeel en eigen belastingen, met dien verstande, dat deze
uitkeering wordt verminderd met de helft van het bedrag,
hetwelk de gemeente meer zoude hebben ontvangen, zoo de
opcenten op dc grondbelasting tot het bij art. 242 bepaalde
maximum, mitsgaders 80 opcenten op het patent of wel eene
daarmede in opbrengst gelijkstaande belasting, ingevolge art. 240«^
werd geheven.
Dit Ys dat alsnu wegvalt, kan door de gemeenten, zoo zij het
behoeven, wederom geïnd worden in den vorm van de tot nu
toe door het Hijk geheven 20 opccnten, die vervallen.
liet Voorloopig Verslag ontwikkelt vele bezwaren.
Dc gemeentebelastingen werden weder te veel gckojipeld aan
die van het Kijk, men had beter gedajvn eerst ecu reorganisatie
van het personeel cn h(!t patent tot stand te lirengen, die zoo
noodig was cn nu weer moeilijk gemaakt werd door de gemecnte-
opccntcn. Anderen zagen evenwel in, dat ccne herziening van
dc gcmccntefinancicn overwegend noodzakelijk was.
Aangeraden werd: het geheele personeel af te staan of wel
het tot Ys fß verminderen en alsdan de gemeenten toe tc stnah
daarop 400 gemeente-opcenten te heflen. Ook afstand van
den accijns op het gedistilleerd vond verdedigers.
Velen betreurden het, dat de Regeering zoo weinig over dc
-ocr page 127-lil
oorzaken der gemeentelijke armoede sprak. Men weet deze aan
te hoogen hijstand en kosten in zake armenzorg of aan te
weelderige inrichting der administratie. Anderen gaven de wet
O]) het Lager Onderwijs of de fixatie de schuld.
Velen wezen op de groote kosten, die door de verschillende
wetten aan dc gemeenten waren opgelegd cn zochten verbetering
in dc opheffing van art. 205 a:.
Algemeen zag men in, dat de voorgestelde buitengewone toe-
lage van f 200.000, door de Kegeering to vcrdeelcn oiuler dc
bijzoiulcr zwaar belaste gemeenten, ecn noodzakelijk kwaad was.
Die behoefte zou wel altijd blijven bestaan. Men wilde evenwel
dc tocschatting daarvan niet aan de willekeur der opvolgende
llogeeringcn overlaten, maar aan vaste regels biiulcn.
De voorgestelde opcenten op het patent vielen volstrekt niet
in gocdo aarde: vooral de groote steden, waar vele groote be-
drijven hun zetel hadden, zouden daardoor onevenredig bevoor-
deeld worden.
Van dc eigene belastingen der gemeenten duchtte men ge-
vaarlijke gevolgen, want er word betwijfeld of dc gcnuxuito-
besturen wcl het noodige beleid zouden hebben om ze billijk
te hellen, vooral waar het den aanslag der nitwoiumden gold.
Ook dc toegelaten dubbele bolastingon op dezelfde objcctcn
door Rijk on gemeente worden betreurd; men raadde aan oen
inkomstenbelasting van wcgc het Rijk in te voeren, waarop dan
de gemeenten opccntcn zouden mogen licHcn. Voor de foronsen-
(pia(!stie zocht nuin nog dc o])lossing in ccnc aparte belasting
voor do uitwonenden, die dan bij lictic vorondorstold zouden
worden ingczotcncn tc zijn, voor zoover zij hunne mkomston
trol<kcn uit don grond of uit industriocle-on handclsinrichtingcn.
In écu (l(!r afdeolingcn word het volgende voorstel gculaiin:
Wcl aan dc gcnuïcntcn to geven dc 20 o])ccnton oj) het per-
soneel cn do 28 op het patent, (hans door het Uijk geheven,
maar niet door hen de bevoegdheid tot helling te verleenen.
Men zou in plaats van van het in 1885 gefixeerde bedrag
moeten uitkeeren vier vijfde van het ovor 1801 —1802 to
lixecrcn bedrag van dc Rijks-porsoncelc belasting, zoowol i)i
112
hoofdsom als m opcenten, binnen dc grenzen van de betrokken
gemeente geheven.
Zij ontvingen dan ongeveer hetzelfde zonder het samenkoppelen
v.m Rijks- cn Gemeentebelastingen.
De afschaffing van het verbod om de retributies hooseer op
te voeren, dan de kosten in art. 254 vond tegenstand bij leden,
die vreesden dat geineenten deze gelegenheid zouden aanwenden
om vermomde accijnzen te gaan heUen: anderen, die wel het
verbod wilden verwijderen, achtten het toch veiliger van die
beslissing van de Gedeputeerde Staten beroep op den Koning
toe te staan.
De uitdrukking Rijks directe belastingen in art. 240« werd
te vaag gevonden vooral in combinatie met dc uitzonderingen.
Men rekende tot nu toe met de opeentcnlieffing, dat die belas-
tingen ertoe behoorden, die de Wet van 1821 direct nocnule:
daartoe behoorde nu dc mijnwet niet. Hedoclde nu de Rcgccring
dat dc belastingen in het vervolg naar hun feitelijk karakter
zouden worden beoordeeld?
Dc patentwei bracht door haar z. g. aanvullingsrcchtcu ook
onbillijkheden mede. Wie zou nu van de twee gcnuicntcn dc
opcenten liellcn en waaroji? Somnn\'gen wenschten dc naam-
looze vcnnootscha])pcn ook uit tc zonderen.
Men verzocht aan dc, Rcgccring nader te willen aangeven in
hoevctre, dc drie soorten dircctc ])laatsclijkc belastingen onder
b. en c. genoemd, n:iast clkiur konden voorkomen.
Dc bedrijfsbelasting had, naast de ])atcnt-opccntcn cn de
inkomstenbelasting cn dan nog dc dcbictrcchten, bij vclc leden
onoverkomelijke bezwaren, diuir m(in voor diibbch; en drievoudige
belasting vreesde. Alleen met een streng zakelijk karakter en
dan voor naamloozc vcnnootscha])pen en uitwonenden, zooals
b.v. Amsterdam in 1888 verzocht had, kon zij genade vinden
in de oogen van een zekere groep leden, die dan toch nog de
bezwaren aan een aanslag b. v. van spoorwegen verl)ondon zeer
goed gevoelden.
Bij de f hondenbelasting werd het idee geo])])er(l ook andere
wcelde-artikelen, speciaal pianos, te belasteu, en bij de debiet-
1217
rechten werd de aandadit erop gevestigd, dat vooral bier cn
melk ervan uitgezonderd moesten blijven.
Thans werd reeds de wenschelijkheid voor verhooging der
opcenten op de grondbelasting, alleen voor niet-ingezetenen
eigen.nars, verdedigd en aangevallen.
De aftrek van ])older- enz. lasten van de opcenten der grond-
belasting werd ook afgekeurd, waar het in vele gevallen zou
neerkomen op een geschenk aan de groiuleigenaars en men
dan logisch ook zou moeten rekening houden jnet de door par-
ticulieren-onderhoudsplichtigen besteedde sonnnen en de kapitalen
waarmede dit oiulerhoud in sonnnige gemeenten afgekocht was.
Hij de degressie, die zeer juist hetzelfde genoemd werd als
j)rogressic met een maximum, wenschten sommige leden eene
klassilicatic in de wet te zien opgenomen, anderen vaststelling
vau ccn zelfde bestanns-mininuim.
Hij de directe belastingen wilde men liever het hoofdverblijf,
waarvan de delinitic door jurisprudentie en gewoonte thans vast-
stoiul, behouden en uitgemaakt zien, dat dc termijn van 91)
dagen „achtereenvolgende" dagen bedoelde.
Mr waren leden, die terug wenschten to komen op de ter
kwader ure ingevoerde llxatic en het artikel van do uitkeering
oiuluidelijk achtten. Men trachtte wel oeno botore lezing le
geven, maar dit gelukte niot.
Verder dan het voorloopig verslag bracht dit. ontwerp het
niet; hot nieuw opgetreden Ministerie Tak vax Poortvi.ikt —
PiKiJSON- trok hct in den Seiitcmhcr ISDl.
Dc Hijksuitkeering was in de praktijk onvoldoende gebleken;
zoowel het voorstel van 188 l. als dat van 18!)() tra(!htte do
oplossing daarin, to vinden, door haar met tc verminderen
en in hct tekort, door het toestaan van hoogore of nieuwe
belastingen, te voorzien. Dat zou natuurlijk wel iets verbeterd
hebben, ma.\'ir dc principiecle regeling bleef onveranderd.
Terugkomen op do lixatie zou nog nn\'nder gebaat hebben; de
Hijksuitkeering van hct jaarlijksch ^/f, was in do praktijk nuuls
gewogen cn eveneons te licht bevonden.
llet voorstel van den Minister (ioDl.v dk Ukauvout is hierom
s
-ocr page 130-114
vooral merkwaardig, omdat het en dat deden de vorige, o]) een
kleine uitzondering na niet, naast verhoogde opcenten, aan de
gemeenten gelegenheid gaf, zich door geheel nieuwe belastingen
inkomsten te scheppen. Het ging hierin zoover, dat het zoowat
alle denkbare heflingen aan de gemeenten toestond.
Deze zullen in Hoofdstuk Xlll ieder afzojulcrlijk ter sprake
komen—voorhands zij slechts opgemerkt, dat bij den grooten
overvloed vau mogelijke combinaties, het bezwaar van dubbele
heffing geenszins overdreven genoemd kan worden.
Terecht begreep het Ministerie echter, dat het nu den plicht
aanvaard had de zaken te regelen. Het was evenwel van oordeel,
dat eene definitieve cn eenigszins afdoende regeling een tijdverlies
zou medebrengen, dat voor vele genieenten wel eens noodlottig
zou kunnen worden. Daarbij kwam nog, dat het zich voorstelde
eerst de llijksbelastingen te regelen en dat de Kieswet vooraan
op de agenda stond.
Er werd dus een andere weg ingeslagen.
Een circulaire aan de Gedeputeerde Staten verzocht om in-
lichtingen omtrent den nood in de verschillende gewesten en
als antwoord steeg overal een koor van jammertoonen op. Fries-
land stond bovenaan met een nauwkeurig overzicht van vele
tabellen voorzien, waaromtrent nog eenige correspondenfie ge-
voerd werd.
Het eindresultaat was, dat dc Gedeputeerde Staten van Fries-
land, Drenthe, Noord-Brabant en Limburg ieder een aantal
gemeenten aanwezen, dic onmiddellijk bijstand noodig hadden,
terwijl er in Friesland zelfs 5 waren, waarvoor die hulp over
het vorige jaar nog onvermijdelijk was. In dc overige provin-
ciën was de toestand een weinig bcjter en zouden de gemeenten
zich nog wel voorloopig kunnen redden, mits de Regcering wat
ruim was niet de subsidiën van art. IU der Wet oj) het Lager
onderwijs.
Diensovereenkoinstig stelde het Ministerie 9Maart 1802 voor:
Hoofdstuk V van de Staatsbegrooting te wijzigen over het dienstjaar
1802 en^de subsidies aan de gemeenten te verhoogen van
/6000 tot y 2515.000 cn dc som uitgetrokken voor de uitkeeringen
115
Voor het Lnger Onderwijs te brengen op /\'31ü.()00 van /" 2G0.00t),
die zij eerst bedroeg.
Er zou dus 3 ton aan de gemeenten, do(u-Cïedeputeerde Staten
voorgedragen, worden uitgekeerd.
liet Voorloopig Verslag toonde het ingrijpende van dezen
maatregel to beseflen: het beginsel was feitelijk nieuw, althans
dc toepassing ervan op zoo ruime schaal cn het zou groote
gevaren opleveren zoowel voor de autoiu)mic der gemeenten als
voor dc energie vau hare besturen.
Men zag onmidellijk in dat deze maatregel het volgend jaar
weer zou moeten tcrngkccren cu drong aan o]) ccn zoo spoedig
mogelijke definitieve regeling van het onderwerp.
Natuurlijk kwamen dc oorzaken van deu toestand wederom
ter sjjrakc: velen noemden dc Ericschc toestanden in hoofdzaak
eigen schuld cn tc wijten aan dc tc hooge uitgaven voor het
onderwijs, de armenzorg cn dc op tc grooten vocf georganiseerde
adnn\'nistratic, terwijl anderen juist weer hiertegen opkwamen.
Onder de oorzaken rekenden zij dan de samenvoeging van vclc
heterogene dorpen tot groote gcnuicntcu , do onvoldooiulc inrichting
cn dc zwaro lasten van he(. watorscïhapswczcn on vooral ook het
feit dat velo grondoigonaars niet binnen dc gemoenton woonden,
on dus geen ])crsoonlijkc laslon iiclaaldeu.
Als middelen van horstel wordon dan aangovoord: work-
vor-schalling, reorganisatie van het grondbezit, b.v. op den voet
van hef ({roningor boklcmrccht., zoodat volo klciiui stukkon in
verschillendo handen kwauu\'.n; desnoods door middel van
onteigening van dc uitwonende eigenaren. Hervorming van het
pachtcontract, belasting van forensen, zooals b. v. hot ontwerp
Gonix DK llKAiiKoliT, opceutcu op dc v(*rmogcnsl)olasting, zooals
die gcrcg(!](l zou worden door het later Wet geworden Voorstel
van don Minister l\'rKU.soN.
In Limburg werd gewezen oj) de mogelijkheid van veroeni-
ging van vele nn\'niatuurgenieenten.
Verder word overal o]) eenvoud van inrichting eu spaarzaam-
heid in de administratie aangedrongen.
Er waren leden, die alles wildon trachten tc vinden uit vorhoo-
-ocr page 132-llt)
ginc der subsidies van liet art. 49 der Lager-Oudetwijswet,
om zich. bij het bestaande aan te sluiten, terwijl anderen terecht
opmerkten, dat het niet aanging onder dezen dekmantel uit-
keeringen te. doen voor de andere takken van gemeentelijke
huishouding.
Men protesteerde tegen een maatregel, die zooveel aan het
llegeeringsbeleid overHet en wenschte in dQ wet regelen, althans
eenige voorwaarden, gesteld te zien. Anderen wilden zelfs de
gemeenten, die uitkcering zouden ontvangen, bij de wet bepalen.
Overigens drong men algemeen erop aan niet te rijkelijk te
geven.
De Memorie van Antwoord beriep zich, waar men de Ecgee-
ring verweet de gemeentelijke zelfstandigheid zoo weinig te
ontzien, op het voorbeeld van de vroegere wetgevers. AVaar
deze telkens maar dc gemeenten met nieuwe lasten belaadden
\\vas er ook weinig tc bespeuren van iets, dat oj) eerbied voor
die zelfstandigheid geleek.
Men moest in ecu delinitievc wet komen tot eene nauwkeurige.
Omschrijving van dc taak der gemeentebesturen cn zoolang
tijdelijk in den nood trachten te voorzien.
Dc Minister verdedigde dc wijze van het onderzoek, die hij
gemeend had tc moeten volgen cn die weinig tactvol wasi
genoemd.
Toegegeven dat de subsidicering vclc bezwaren na zicli .sleept,
is het toch liöt CenigC practisch bruikbare stelsel: de opdrijving
der bagcr^Onderwijs-uitkceriiigen zoil cil ongepast cn onvob
doende zijn.
liet geopperde beginsel, oln door dc ])i"ovincicn liiede te laten
betalen aan de subsidich, werd door den Minister verworpen.
Vaste regelen tc geven ging niet, omdat de toestanden tc
Veel uitcCn loopcn-
Dc discussie bewoog zich hoofdzakelijk om dezelfde punten,
lleftige aanmerkingen hadden de gemeenten iu Friesland tc
doorstaan, voor welke Vooral dc heer I\'yttku8kx als kampioen
optrad. \'
De Wet werd ten slotte aangenomen, 19 Mei in dc Tweede
-ocr page 133-117
Kamer, 1(5 .luni in de Eerste, en afgekondigd 18 Juni 181)Ü
(St.Hl. N". 141.;
Zij wordt meestal Noodwet genoemd en verdient dien naam
in twee opzichten, cn dienende tot leniging van den wezenlijk
onhoudharcn nood èn als zelf zijnde een hulpmaatregel bestemd
om zoo spoedig mogelijk te verdwijnen.
Op het nieuwe Ministerie rustte thans de zedelijke verplich-
ting en ook de wettelijke, oin de reorganisatie van lu^t tinancie-
Avezen der gemeenten tot stand te brengen.
Tiet heeft dit ook gedaan, ofschoon de termijn, in de wet
van 1885 gelast, met een jaar overschreden werd. De Konink-
lijke Boodschap immer.s is gedateerd: 1! September 180(5.
§ 1. Ontwerp en Memorie van Toe-
lichting.
Ilct Ontwerj) van Houten - spiienoeit van Eyk is gcsplit.st
in twee deelen.
In het eerde deel wordt de Kijksuitkcering geregeld en wel
op een geheel nieuwen voet. Ook deze .Minister zag in, dat
het niet ging op de tot nu toe gevolgde wijze. Maar anders
dan vroeger, trachtte hij niet door vermindering zijn doel te
bereiken. Integendeel: de berekeningstjvbel, bij het ontwerp
gevoegd cn later aangevuld, wijst aan, dat voor vele gemeenten
die som verhoogd zal worden cn dikwijls met een belangrijk
bedrag.
Blijkens de Memorie van \'roclichting gaat het ontwerp uit
van de volgende rcdenecring.
Eensdcefs noodzaakt de Staat de gemeenten tot het doen van
vele uitgaven in het algemeen belang: anderdeels wordt aan de
119
gemeenten belet door middel van accijns-heffing ook de minder
vermogenden in hare lasten tc doen bijdragen.
Het is niet wenschelijk uitgaven, die de gemeente thans doet,
ten laste van het Uijk tc brengen, evenmin kan men eraan
denken terug tc komen van de in 1805 volbrachte afschaffing der
gebruiksbelastingen.
Er dient dus eene Kijks-uitkeering gehandhaafd te blijven,
maar zóó, dat het bedrag daarvan billijk verband houdt met
de motieven, die aan de uitkeering ten grondslag liggen.
Het ^/j van het personeel voldoet niet aan dien eisch, na de
lixatie van 1885 was dit nog minder het geval; het bedrag,
dat het Kijk jaarlijks aan dc gezamenlijke gemeenten uitkeert,
wordt niet naar billijkheid verdeeld.
Art. 1 van het ontwerp bestendigt dus dc uitkeering,
die evenwol in hot vervolg uit !i verschillendo sommen zal
worden afgeleid. Deze twee wj)rdeu ieder jaar vastgesteld in
vcrbaml mot het aantal inwoners, dat iedere gemeente telde op
1 Januari van dat jaar.
Dc eerste som wordt bepaald naar hel getal der bevolking
op 1 Januari 189(5 on bedraagt (arl. Ü § 2):
/\' 0.50 ])cr hoofd in gemeenten van beneden 5000 inwoners;
f 2,500.— f 1.— voor iedcrcn inwoner boven de 5000
in gemeenten, waar do bevolking varieert van 5000 tot 20,00()
inwoners on eindelijk
f 17,500.— -f / 1.50 vooriodoron inwoiu;r boven de 20,000
in iedere gemeente, waarvan het aantal inwoners boven 20,000
stijgt.
Dozo uitkeering is uu^cr s])cciaal dc vergoeding voor wat dc
gemeenten in \'s Hijks belang uitgovon, cn zóo geregeld onulat
de Miin\'ster van oordeel is, dat doze uitgaven nu\',1 hot tocnemon
der bevolking ook zullen stijgen.
Voor dc tweede som is eene vernuftige borokoning uitgedacht
cn nccrgologd in § 3 van art. 2.
/ij zal dan do vergoeding vormen, die het Rijk aan dc
gemeenten geeft, omdat zij geen verbruiksbelasting meer mogen
hellen.
120
Dc Minister redeneert thans als volgt:
Omdat de gemeente geen verbruiksbelastingen mag heffen,
kan een groot aantal personen niet aangesproken worden om
een bijdrage in de gemeentelasten. Hiervoor zal het llijk beta-
len en de vraag is nu: vast te stellen het aandeel, dat die niet-
betalers zouden opbrengen.
Het ontwerp neemt aan, dat ieders aandeel in de gemeente-
lasten evenredig is aan de huurwaarde van het door dien per-
soon bewoonde huis en verder, dat die personen, die de Itijks-
wetgever in aanmerking liet komen voor den vrijdom van het
personeel, in\'et in staat geacht moeten worden om in die lasten
op te brengen.
Bij de berekening telt men nu samen hetgeen de gemeente o])
1 .Januari 1890 zuiver ontving uit: 1. hoofdelijke omslagen of
andere plaatselijke directe belastingen (art. 210, 2" al. .\'5 der
Getneentewet), 2. belasting op voorwerpen van verbruik, in
de weinige gemeenten waar die bij uitzondering iu)g voorkomt,
opcenten oj) het personeel, 4. belastingen in natura tot geld
herleid naar de daarvoor bepaalde afkoo])sommen of dagloonen,
5. de Kijks-nitkeering vaii het gefixeerd \'1/5 van het pcrs(meel,
0. den onderstaiul nit \'s IJijks kas verleend voor de gewone
kosten van het Lager Onderwijs (art. 49 der wet) en 7. den ver-
leenden onderstand in de kosten harer huishouding ten gevolge
van de Noodwet.
Dit alles vertegenwoordigt luit bedrag, dat de gemeente deels
moet en voor het overige, bij het niet bestaan der uitkeering
en subsidies, zou moeten hellen als ])ersoonlijko lasten van
hare ingezetenen.
Van dit totaal wordt afgetrokken dc volgens § 2 bej)aalde
eerste som: immers voor dat bedrag, dat de gcmeenie reeds
ontvangt, is geen belasting noodig „in dat bedrag heeft dus het
llijk ook geen .aandeel van niet-betalenden te dragen".
Daarna wordt het verkregen verschil gedeeld door het \'totaal
der huurwaarde van alle tot w(ming dienende perceelen in de
gemeente, welke op 15 .laiuiari 1897 in gebruik zijn, en dc
uitkomst vermenigvuldigd met het totaal der huurwaarde alleen
121
van die welke buiten de personeele belasting vallen. De zoo
verkregen uitkomst stelt dan voor het aandeel, dat, zooals boven
gezegd is, ten laste van het llijk zal komen.
Bij de berekening van de huurwaarde neemt de Mini.ster nu
nog 2 veronderstellingen in de Wet op (§ 0);
Schatting van de huurwaarde van ieder onbelast perceel zou
tc omslachtig zijn en bovendien onzekere resultaten geven, onulat
de bewoners geen belang erbij hebben en dus zich niet om het
bedrag zouden bekommeren. De Minister stelt nu voor om dc
lumrwaarde van de buiten de belasting vallen dc perceelcn te
bepalen op 80% van de huurwaarde, die voor dc betrokken
gemeente als belastbaarheid-grens is vastgesteld.
Evenzoo stelt hij het aantal woningen in ccnc gemcentfl op
van het aantal inwoners om telling te voorkomen. Wanneer
men nu van dit l^^t getal belaste woningen aftrekt, behoudt
men het getal, waarover het llijk betalen moet.
liet totaal van de beide souuncn wordt nu gedeeld door het
aantal inwoners der gemeente op 1 .lanuari 1890 cn dc iiit-
komst is dan het bedrag, dat ieder jaar per inwoner zal worden
uitgekeerd.
Dc Minister is ertegen om do tweede som jaarlijks to bere-
kenen per onbelaste woin\'ng, hoewel in beginsel hiervoor vool
to zeggen valt, omdat anders ccnc gemeente belang erbij zon
]iol)bcn do kleinere woningen zóó to zien inrichten, dat zij
juist van dc personeele belasting vrij blijven
Daarom wordt dc uitkcering voor goed vastgesteld per iiiwoncr.
liet bedrag wordt berekend naar de gegevens van bet jaar 1890
voor zoover hot inkomen der gemeenten betreft.
Soms komt iu)g ccn derde factor bij do berekening in aanmerking.
l)(ï uitgaven voor arnu;nzorg komen niot aan do gemeenten
ten goede, iloo deugdelijk — voornamelijk uit oon practi.xch
oogpunt beschouwd — het beginsel ook zij, om dc onveruïijdclijko
kosten van liet armwezen aan de gemeenten op tc dragen, de
Staat heeft, najir liet voorkomt, to zorgen, dat daardoor dc
\') Dftticlfde liclnnpt ))CStaat nvcnwrl rcrdi rn in nog vtol grooter mate bij den
eigenaar, die bij den bouw wel eroji letten zal.
te
122
lasten van sommige gemeenten niet in hooge mate toenemen,
vooral om het daardoor ontstaande gevaar voor emigratie van
de welgestelden.
Ofschoon er geen rcdeii is om daarom een algemeene uitkeering
te doen plaats hebben, is er alle reden om voor de gemeenten,
waar de armenverzorging buitengewoon zware lasten oplegt,
eene bijzondere voorziening te trcflen.
Daarom zegt art. 8 §1 ongeveer: Indien, gemiddeld over de
jaren 1894 — 1895 en 1890 de gewone kosten der gemeente
van armenzorg meer bedragen dan 15 ten honderd van het
verschil tusschen hare gewone inkomsten en die kosten, wordt
het in § 4 van art. 2 vermeld totaal met het bedrag vau dat
meerdere verhoogd. Vooraf wordt datzelfde bedrag in minderiiig
gebracht o]) het verschil boven aangegeven (zie ])ag. 120 regel 4 v.o.).
De wet geeft verder regelen: wat tc vcrstaaji onder gewone
kosten van armenzorg en de gewone inkomsten eener gemeente,
evenals zij deze in het vorig art. gaf omtrent de zuivere inkomsten
uit hoofdelijkcn omslag of andere plaatselijke directe belastingen.
liet cijfer 15®/o is gekozen met het oog op het feit, dat het
gemiddelde percentage van deze kosten over het Kijk 12"/^ bedraagt
en men dus bij 15 wel van een hoog bedrag kan spreken. De
berekening ge.schiedt hier over .\'i jaren om het toeval minder
invloed te geven.
Bij grcnsvcraiulcring iu de jaren 1894 en 1805 wordt alles
over het vergrootte territoor berekend, zoo noodig bij taxatie
(art. \'t).
Dc uitkeering volgens art. 1 daalt niet beneden- dc som (zegt
art. (1) waarover dc gemeente over 1807 heeft kunnen beschik-
ken krachtens dc Wet van 2(5 .luli 1885 (St.Hl. N". 160),
immers deze zijn zoo lang eraan gewend.
Ciedeputeerde Staten stellen binnen 6 maanden na het inwer-
king treden der wet de uitkeeringssom voor iedcren inwoner
va.st, van welk be.sluit zoowel de Commi.ssaris in de 1\'rovincie
als de gemeenten in hooger beroep kunnen komen bij de
Koningin (art. 7). Op dezelfde wijze wordt ieder jaar voor 1 .luli
dc som, die iedere gemeente zal ontvangen, vastgesteld.
123
Tlier werd ecn nieuw (art. 9) ingevoegd, waardoor de num-
mers van de volgende hij dc bchaiuleling één opgcschovon zijn,
liet luidde:
Boven de uitkeering bedoeld in artt. 1 tot cn met 8 ontvan-
gen de gemeenten van het Uijk over elk jaar ccnc uitkeering
ten bedrage van een vierde van de som der jaarwedden, voor
den Burgemeester en den Secretaris vast gesteld.
Deze uitkeering gaat het bedrag van f fiOO.— niet te boven.
Het zou vooral dienen als ccnc tegemoetkoming aan kleinere
gemeenten, waar deze uitgiiven het bczwareiulst waren en ook
vaak dc traktementen veel tc wcnsclicn overlieten.
Tot zoover regelt het ontwerp de uitkeering, die ditmaal niet
in dc (icmeentcwot gevoegd wordt.
Ilct (iccetk deel van hel ontwerp, dat thans begint, oiitvat
wijzigingen in dc (ïcmecntcwet.
Het gaal niet zoover als het Ontwerp-ok Mi;.\\ufoi!t : de
Memorie van Toelichting geeft rekcnscha]) waarom ervan afge-
weken is, zonder het evenwel met name tc noemen.
Over de vermogensbelasting aldaar toegestaan, zwijgen ontwerp
en memorie.
De laat.stc overweegt eerst het al of niet wcnschclijkc van
eene bedrijfsbelasting, waarvan de Minister in zijn in 1801
verschenen werkje ccn groot voorstander was
Al is zij zeer aan tc bevelen als ccn belasting naar dc voor-
deden, die een ieder uit het gcniccntcwczcn trekt, als oen be-
lasting die geen personen, die hun inkomen uit andere bronnen
trekken, van vestiging in de gemeente afschrikt, als ecn ge-
makkelijk middel om de z. g. forensen aan dc gemeentekas tc
doen contribuccrcn, toch zijn er groote bezwaren aan verbonden.
Niet alle beroepen (rekken evenveel voordoden van do ge-
meente; or moot verschil in do aanslagen zijn, waarvoor de
regeling moeilijk, dc controle omslachtig is; vorder is hol moeilijk
het juist bedrag van dc winst, zdfs maar bij bonadering to be-
palen, die bij con bedrijf, dat in meerdere gcmeonten wordt nit-
gcoofcnd, in dk dier gemeenten gemaakt wordt.
1) SrHE.fgee van EiJK. Dc Rgki- cn GcmccuU-beUslingen in Nedcrlaud.
-ocr page 140-124
Ook met de grootste tiscaliteit zou liet niet doenlijk zijn,
eene plaatselijke bedrijfsbelasting zoo te regelen, dat de centra
van handel daardoor in staat gesteld werden, allen die indirect
bij hunne krachtige werkzaamheid voor handel en vertier belang
hebben, op billijke en evenredige wijze te doen bijdragen.
Het resultaat, dat bij invoering van eene nieuwe directe
gemeentebelasting verkrijgbaar ware, zou dus niettegenstaande
veel moeite, omslag en onverkwikkelijk gehaspel, toch niet
bevredigend zijn. Daarom verdient het de voorkeur, de gele-
genheid tot invoering voor zoodanige belasting, niet te openen,
maar daarentegen de voorschriften, nopens de bestaande belas-
tingen naar inkomsten of vertering, zoo te verbeteren, dat
deze, tezamen met goed geregelde heffingen en loonen, ook hen,
die zonder hun hoofdverblijf in de gemeente te hebben, regel-
matig met haar in aanraking komen, op behoorlijken voet in de
lasten doen dragen.
Debietrechten zouden, indien zij werden toegestaan, toch
moeten beperkt worden tot den verkoop van die artikelen, die
onmiddellijk geconsumeerd worden; anders zouden de meer ge-
goeden eraan ontsnappen, door die w.aren van elders in het
groot in te sla.an. Bovendien betalen de tappers enz. reeds in
hct nieuwe })ersoneel in de opcenten.
Opcenten op de vermogens- cn bedrijfsbelasting vallen ook
niet in dc termen, om de financien der gemeenten te versterken;
zij zijn verboden bij de desbetrellende wetten en er is geen
aanleiding om op dat verbod ter\\ig te komen. Ilct systeem van
])rogressie is niet geschikt voor de gemeenten en de plaatselijke
oinstandigheden blijven geheel buiten aainuerking. Bovendien
zou er eene aanvullingshelasting nu)eten zijn voor dc vrijgestelde
inkomsten uit landb(niwbedrijf, veehouderij cn dergelijken. Kr
zou onmiddellijk weer emigratie van dc meergcgocden ])laats
grijiHju en dat moet juist voorkomen worden.
Uit een cn ander volgt dan, dat art. 240 der gemeentcwét,
inhoudende de opsomming der belastingen (immers de uitkeering
is eruit verwijderd) die eene gemeente mag heden, wordt voor-
gesteld te luiden aldus (art. 10,11):
125
Tot dekking der plaatselijke uitgaven kunnen de gemeente-
besturen de volgende belastingen heffen:
a. opcenten op de hoofdsom der grondbelasting,
h. opcenten op de hoofdsom der personeele belasting,
c. een hoofdelijken omslag naar het inkomen of naar de vertering,
hetzij volgens schatting of klassiticatie in eens, hetzij berekend
naar grondslagen, ontleend aan den uiterlijken staat,
(Deze letter werd later door de Eegeering gewijzigd en luidde: ecu
hoofdelijke omslag of andere directe belasting naar de vertering of
naar het inkomen, tenvijl de voorwaarde in art. 243 kwam te staan.)
(1, eene belasting op dc honden,
e. eene belasting op dc tooneel-vertooningcn cn andere openbare
vermakelijkheden,
f. de rechten, loonen en andere gelden, bedoeld in art. 238,
fj. de belasting bedoeld in art. 230,
//. dc bclastingpn, waarvan dc heffing krachtens bijzondere
wetten geschiedt,
(Tot zoover bevat de nieuwe lezing niets anders dan den reeds
bestaandcn toestand nauwkeuriger omschreven cn geredigeerd. Dc
toevoegingen zijn slechts erkenningen van wat reeds bestond).
Boveiulicn mogen bijzondere belastingen worden geheven:
i. wegens gebouwde eigendommen, die aan dc ojxmbare wegen
of straten belenden, en
j. wegens gebouwde eigendommen en hunne aanhoorigheden,
die gelegen zijn in bepMalde gedeelten der gcmeeijte,
een en ander naar groiulslagcn, volgens welke van de belasting-
schuldigen in billijke evenredigheid ccnc bijdrage gevorderd
wordt, in de kosten ten laste der gemeente komende in het geval
onder i voor aanleg cn onderhoud der straten of wegen (en
daartoe behoorcndc werken — hetgeen later verandenl werd iu:
voor hun verlichting en voor afvoer van water en vuil van dc
in dc belasting vallende eigendommen) cn in hot geval ondery ten
behoeve van don aanbouw in die gedeelten.
In beide gevallen is dc gewone opcentenhcffing nog onbillijk.
Dc be])alingcn der wet trachten hieraan togenHMit to komen.
Zij zijn niot aan vroeger ontworpen ontleend.
Soms hebben in eene gemeente de eigenaren in verschillende
gedeelten eeu zeer verschilleiul voordeel van de ten laste der
algemeene kas komende uitgaven. Dit is het geval, wanneer
eene gemeente uit eeu stad eu een dorpsgedeelte of uit mecnlere
dorj)sgc<leeltcn bestaat: dan is het niet alleen niet onbillijk,
nniar zelfs rechtvaardig, dat vau de bewoners vau zulk een
gedeelte eeu meerdere bijdrage geheven wordt.
Ook bij aanbouw vau nieuwe stadsgcdet^lteu,dic dc genu\'cnte
vaak op hooge kostiïu jaagt, (lo<\'.t zich hetzelfde geval voor.
Art. 240 geeft in de toegevoegde bej)aliugen de hoofdbeginselen,
waaro]) hiervoor eene belasting naar billijke wijze kan geheven wor-
den ; letter i sanctioneert tevens het z. g. straatgeld, dat boven
(piig. 88) genoemd is en onder de oude wet beslist ongeoorloofd was.
lien denle bezwaar is nu m)g, dat uitwonende eigenaren voor
een groot deel van de contributiën aau de gemccutekas feitelijk
zijn vrijgesteld, ofscluwn zij dc voordeclen wel mede genieten.
Daaraan komt te gemoet art.\' 10, C bevattend ecu toevoeging
aan art. 242 der gemeentewet, dat dc o]H-enlcn op de hoofdsom
der grondbelasting voor ongebouwd «m gebouwd rcsiH\'ctievelijk
vaststelt op 10 en 40. Deze lM!|)aling, reeds, zij het (M)k in
anderen vorm, in 1801 in het voorloopig verslag geopiM^nl, luidt :
lk)ven dit maxinnnn kuuneii, zoowel V(M)r de gclMUiwde al»
vcMir dc ongebouwde eigendommen, ten hoogste twintig buiten-
gewone o|)ecntcu op die belasting worden geheven.
-De aanslag in den hoofdelijkcn omslag van den belastingschul-
dige, dic iu de gemeente luMifdvorblijf heeft, kan wonlen ver-
minderd met het bedmg, hetwelk hij over het belastiiifyaar ter
zake van in dc gemeente gelegen (;igeudommen aan buitenge-
wone OjKcnten voor de gemeente te iM\'talcu heeft.
Is hij niet in den hoofdelijkcn (>ni.\'«lag aangeslagen of over-
treft het bedrag der buitengewone oi«cnlen zijn aanslag in den
luKifdelijken oinslng dan kan restitutie van het betaalde of van
het meer betaalde wonlen verleend.
In gcvul van verandering van hoofdverblijf in den.hnjp van
het lH»ln»lingjaar gc-M-hiwll de vermindering of n«slitutie nnar
tij(l.sgcl^ng.
127
Later \\vcr<l het kunnen hier veranderd in een worden ontheven.
De hedoelinij en het etleet van deze bejKdingeu is, on» uit-
wonende grondeigenaars h(M)ger tc laten betalen, dan thans het
geval is. Zij moeten nu wel wnigcrmatc mededragen in de
lasten der gemecnlon; tevens verkrijgt men dit voordeel, dat
bezitters van vaste gonleren niet zoo licht hunne gi\'.mecutcn
zullen g:ian verlaten.
Wat dc opcenten oj) hct iMirsoneel betreft is het vereistihie
van helling van het maximum der ()|Menlen oj) de grondbe-
lasting en van een hoofdplijkon omslag of andere jilaatselijke directe
belasting lot ren nn\'nsteus g«\'lijk bedrag, vervallen in het on\'l-
werp. Daarvoor in de plaals is ecu andeni beixding gekomen
in art. lU, V. n. 1.
De «)|K-cn(en op dc iK\'.rs(uuHile belasting worden op alle
aanslagen in de gemwMite lol tvn gelijk luMlrag gt\'.hovcn.
Indien echter het gclal hooger dan 50 is, blijft hct tol 50
beiH\'rkt voor dc aanslagen vnn hen, voor wie de belastbare
huurwaarde niet tc bovengual hct dubbel van dc sum in art.
12 der Wet van lu\'.Vpril I SOO (Sl.Hl. N". 72) be|mald, en
stijgt het, op in do verordening (ot holling aan (e geven wijze
geleidelijk Z(mi, dat het volle aantal bereikt wonll, uiterlijk bij
de aanslagen van hen, voor wie de im\'lastbare huurwaarde hel
vijfvoud van de hodoehic som hednuigl.
Op de aanslagen van hen, die niet naar don grondslag-huur-
M\'aardo wonlen aiingr.slagcn, wonlt het volle gelal o)MTnten
geheven.
Kr is naar ge.Htreofd, analoog aan de lalH\'l van IS5I, nuinr
eerst bij h(M)ger iMnlnigen aanvangend en venirr .strekkoiul, um
de kleine aansingen niet h(H)g(>r op (e vcM>ren, dan in den regel
door de belastingschuldigen kan wonlen opgidiniehl. Want het
gevolg daarvan zou licht zijn, dat de geheele aiinsliig oninvor-
derbaar wenl. Is eehter helling van een ongelijk aantal o|«\'enten
ncM)dig, dnn lM\'h(M)rt wn billijke n-geling v(M»r de toename
gj\'.stehl te wonlen ten einile le viMirkonu-n, dat »1 te vcrl op
dc luKigen\' iijinslagen \\uinll gelegd. Hier dreigt dan gevaar
V(H)r af>ehaHing en vermindering der lM\'l»hling-«bj«H"t«\'n.
I\'IH
De vereischten, waaraan een lioofdelijke omslag moet voldoen,
zijn eerst overgebracht van art. 243 niiar 210, met de ver-
andering van den gevorderden redelijken maatstaf der grondslagen
in dc voorw.iardc, (bit deze moet zijn njuir het inkomen of naar
de vertering, hetzij volgens schatting of klassificatie in eens,
hetzij berekend naar grondslagen, ontleend aan den uiterlijken
staat, welke voorAvaarden later weer overgingen muir hun oude
plaats. Dc aiinhef van art. 213 luidt thans:
Dc directe belastingen bedoeld in art. ^lOf, mogen met of zonder
aangifte geheven worden naar schatting van of klnssificatic
overeenkomstig het totaal inkomen of ook volgens ccnc bcrc-
ning van het inkomen of de vertering, ontlc<!iul aan den
uiterlijken staat.
Thans wordt op te groote schaal van dc inkomstenbelasting
gebruik gemaakt, zonder dat cr een redelijke lujuitstaf gegeven
is, iets wat trouwens onmogelijk was, waarom ook dc Minister
later zijnc cischcn liet vallen.
Maar ook drong zich ccn aiulcrc vraag oj): mng hier het
l)cginscl van proi)ortionnHteit worden losgelaten, hetzij door
verschil tc makcm tusschen do bronnen van inkoujcn, hetzij d(K)r
gewoon progressieve heffing, hetzij door vrijstelling van «^cii
bc^dnig van elk inkomen. Het oordeel der rcgw.ring is bcHchiuund
in het nieuwe art. 213 (art. 10, D.)
Hij het hefrcn vnn ccncn hoofdelijken omslag of andere diniclc
l)cla.sting (stiuit diutr) niuir het inkomen, uu>gen g(H;n inkomsten
buiten berekening worden gelaten of lager dan haar werkelijk
zuiver bwlrag worden Iwrckend of gcschnt, behoudens bij wiss««!-
viilligc inkcmistcn l)crckcning van ccn gemiddelde over twcr. of
meer jaren, cn wordt voort.s luingcnomcu, dat do belastingschuldige
zijn gewone vertering uit zijn inkomen l)c.strijdt.
Het l)c<lnig der nnnslngen in elke Iwlnsting als onder c van
art. 210 b(?<locld, moet pcrcent.Hgcwijzc gelijkelijk worden Intnikcnd
(»ver het totaal vnn het inkomen of dc vertering of bij iudwding
in klnsscn, ecn cn ander nn aftrek vnn ccn bij tic l)ol»sting-
vcronleriug tc bc|wlcn, voor allo imuslngcn op gelijken v(m!I
iMïnrlcend l)ednig voor n()(Klz:»k(dijk levensonderhoud.
m
Do Regeering beschonwt de onderscheidene middelen om de
zuivere inkomsten aan ccn andere, dan voor alle bronnen van
inkomen gelijke cn projmrtionoele heffing, tc ondorweqwn als
onbillijk, boboudons iVnc uitzondering. De belastingheffing kan
eerst aanvangen daar, waar aan de vercischten van bot levens-
onderhoud is voldiuui. FiOn voor alle aanslagen gelijken aftrek
voor het Icvensondcrhoml is de eenige oorzaak van onevenredigheid
der hefling, welke zij als juist cn doeltreircnd kan erkennen.
Do overdrijving van bel Ix\'ginsel van progressie buiten de
matigi; grenzen, welke bij deze inricbling in acht genomen
wordon, bccfl v(!ol bijgnlnigcn tol hol bijeenbreng<in van ver-
mögenden in dc weinigb gemeenten, waar de belastingen laag
zijn of „althans geen jacht op groote fortuinen wonll gemaakt."
baler is dc laat.«le alinwi nog belangrijk gewijzigd:
1®. Moet nu het bedrug van den aftrek voor alle aanslag(in worden
iM\'.rekcnd: „gelijk of in verband met bet aantal leden van het
gezin, voor wier onderhoud dc bola8ting!«chuldigi^ wettelijk
verplicht is tc zorgen."
//.Afwijking van dezen regel is gWKirloofil, waniu*er de
licslaande venmleningen of bijzondere omstnn«ligbo<len d«nrt<M>
iuuileiding geven, mit« dn venlo<?Ung der lasten daarbij in\'el
aanmerkelijk verschilt niet die, welke bij opvolging van den
"\'gel zon worden verkregen."
Venlor wordt nrl. 21-5, dal de aanslagen regelde, thans als
volgt gelezen:
In de behist ing, onder r van art. 2 M) iKilocId, wordt bijge<lnigen :
1°. dtM)r hem, die tijdens hel belastingjmir in de gemeente
zijn hiMifdverblijf liw-ft, — en bovendien:
2". «hK)r hem, «lie er gnbin\'iide nuM*r <lan iM» «lagen van hel
iM\'lastingjaar v<Mir zich of zijn gezin «h\'Ih*. giMneiilMilde woning
of e<-n kiinliMir of andere inriehling lot iMirsoonlijke niliM-fening
van w;n lM>tn>kking, lM\'n)ep of lH«<Irijf Inwinkiwar lunull,
!{». «loor hem, die er in hel Imlaslingjaar gedunMulc innT
dan \'.\'(I dagen verblijf houdl,
V. door hem, die er in het lH\'la,stingjaar op mw.r dan IMI
dagen aanwezig is tot uil<K!fening van wn Im^hm^p «>f In\'drijf in
O
-ocr page 146-130
eeü kantoor, winkel, werkplaats of andere vaste iuricliting of
tot het vervullen eener dienstbetrekking.
Het eerste lid geldt alleen voor natuurlijke i)ersonen. Het is niet
toepasselijk op hen, die ter waarneming eener openbare betrekking,
tijdelijk buiten de gemeente van hun hoofdverblijf vertoeven.
Wie belastingschuldig is volgens 1". van het eerste lid,
draagt in de belasting bij over zooveel 12" gedeelten van den
aanslag over een vol jaar, als het getal maanden bedraagt,
waarin hij zijn hoofdverblijf in de gemeente had, gedeelten van
maanden voor geheele te rekenen. Ter zake van hoofdverblijf
in de eerste 15 dagen van de maand van verhuizing wordt in
de gemeente van vertrek niet bijgedragen.
Wie belastingschuldig is volgens een of meer der nummers 2, 3
of i van het eerste lid, draagt in dc belasting bij voor vier
twaalfde gedeelten van den aanslag over een vol jiuir.
In welke gemeente het hoofdverblijf gevestigd zij, wordt niet
uitsluitend naar de verklaring in arl. 7() van het Burgerlijk
Wetboek bc(lcM;ld, nuiar naar omstandigheden beoordeeld.
Dit artikel moet met art. 210 aan verschillende kwaden ccn
einde maken.
ICtTstcns aan dc gcbrc.kkigc regeling van dc t«!injH>nnrc be-
lasting ter zake van verblijf, die dikwijls tot verhuizing van
meer gcgtMnlcu aanleiding gaf. Dc gcnu\'cnlcn kunnen ook ccnc
Aljrtcringsl)clasting hcHcn cn in icïdcr geval n(M)il mcttr dan 1
maanden vorderen van dc tijdelijk aldaar vcrhlijvcndim.
Twccdcns aan de (l(M)r dc jurisprudentie geijkte o))vat(ing,
die den juiiislag wegens verblijf iMïjMTkt tot nachtverblijf. Vooral
d.\'iard(K>r is ecn andere vorm van outshapi)ing aan dc gemeente-
belasting, inzoiulcrhcid bij dc groote centra vau handel cn
verkeer, mogelijk geworden en de z.g. forcnsenvniag ontstaan.
Ten slotte v(M)rkonit het ongewenschtc gevolgen bij iM^rsonen,
die \'» zomers en \'s winters iu verschillende gemeenten vcrl<KJveu.
Knkel op het nachtverblijf werd daarbij golct: eu nu slelt het
ontwerp hem, ilie ecu genteubileerd«- woning ter iK\'schikking
heeft MU die gemeente Injlastbaar, zij het dan ook voor \'/s»
onverschillig of hij gebruik ervan nuwikt of niet.
131
Art. 251 haiulclciule over de maxiiiin vau rechten en loonen
is eveneens gewijzigd.
Hechten en loonen eu andere gehlen, in art. 238 l)edoeld,ter
zake vau het gebruik of het geuot van openbare werken en
inrichtingen, die stukkeu ten dienste van het verkeer, waarvan
het gebruik bij wet of verordening is voorgeschreven of waarvan
de oprichting en instandhouding door do wet aan de gemeenten
is opgelegd, worden tot geen hooger bednig goedgekeurd, dan
verciseht wordt tot dekking van de ten laste der gemeente
komende kosten van die werken of inrichting welke in recht-
strccksch verband daarmede aangelegd cn onderhouden zijn of
wonlen en waanloor geen andere afzondtirlijke heffing geschiedt.
De regeling van deze cathegorie van gemeente-inkomsten is
thans gebrekkig. De bepalingen van art. 238 zijn hoogst onzeker,
wanneer de gemeente zich begeeft buiten haar engeren publick-
rerhtcHjkcn werkkring. D(?ze zijn of in hel geheel gwn publieke
werken en aan alle gojMlkenring onttrokcn of zij zijn het wel
cn dan komt \'a K«)nings g(MHlkcnring erbij (e jvis, en zijn zij
onderworiK\'.n aan den ontntv(m\',rl)arcn n>gel vau art. 25t.
Op ileze uict-publiekrcchtelijke gemeente-instellingen is nu e<Mi
bijv(K\'ging onder f\'"" in «rl. HM- van toejwissing, die nunle
aau dc goedkeuring van (Jedcputeenle Staten onderwerpt:
(Ie vaststelling van tarieven voor het gebruik of genot van
inri<\'hliug(!u niet vallend onder art. 23S. (art. lll,A).
IvMi nieuw ingev(Hïnl art. 12 wijzigt «rt. 2(51 al. I der Wet
VHu 1851 iu dien zin, dal de kohieren der Iwoc nictiwe belastin-
gen (M)k diHir don liaad wonlen vastgesh\'ld.
De nrl. 11 en 12 (of luier 13 en 11-) regelen hot in werkïjig
treden: .
.\\lle vtTonleniugen iM\'lreHende o|MTnlen op het ]M^.rsoneel,
h(K)fdolijke omslagen enz., en nvhten en loonen vervallen
van nH\'ht.swego op l .lanuHri n-sjM\'ctievclijk v«u de janui
1898, 1899 en 1900.
Do besluiten lot vaslstolling der tarieven der niet publiek-
rechtelijke gemwuteworken wonlen viM»r I .l«iuiHri IS99 her/.ien
en aan do g(m\'dkoiiring van de (ie<lepultH\'nlo Sinten onderworix\'n.
32
De iuwerkiiig trcding is bepaald op 1 .rauuari 1880.
De wijzigingen boven aangegeven zijn in het ontwerp ge-
bracht na het Voorloopig Verslag bij de Memorie van Antwoord
ingezonden hij brief van 23 Februari 1897. Ter wille van de
duidelijkheid zijn zij hier reeds ingevoegd.
Het spreekt van zelve, dat een ontwerp van zulk een ingrij-
jKMuIeu aard vele jiennen in beweging hnu-lil. Behalve een
])rocfschrift \'), dat gehi^el :ian de beoordeiïling daarvan g(^wijd
was, vcrsehcnen er artikelen in de groole bladen, zoowfil in
goc<lkeure.nden als in afkeurenden zin.
ll(;t beginsel: handhaving van dc taak der geme<;ntcn, zooals
zij thans is cn uitkeering van .hct Rijk, mocht zich bijna in de
algemeene goedkeuring verheugen. I)(! uilspniak des .Miin\'sters
werd bijna unaniem aanvaard. JSlcchls enkele stemnioi deden
zich ertegen hooren. Ilct Vaderland wijst o. a. erop, dat
die eenlndisatie nog volstrekt zoo\'n vaart nict zou bciuMiven le
loojKju, „zoo maar aan de organen van pl.wit.xclijk zelfl)e,sluur
bleef overgelaten, wat uit d(!n ajird der zaak tot plaatselijk
zclfl)cstuur l)ch(M)rf." llet acht bij den tcgcnwoonligcn l<k;.staml
dc vn^es zeer gerechtigd, dat het algemeen behing slecht gediend
wordt, omdat men ])laat.selijk een minder g(h>d oog Ikm^H op
hetgw.n het belang eischt. De verdeeling der koste.n, zooals
thans bij hot o)M\'nhaar onderwijs wonlt liM>.g(ii»asl, aeht hct lM:t«!r.
(Zie hierover Hoofdstuk .Xlll.)
\'legen de l«;rekening van die uitkeering wonlen verschillende
bezwanMi ge4)p|M!nl, waarvan veh\'n gegrond, maar er wt)nlt
velveten, dat hot hoogst moeilijk is zulke gn>ndslagen te
vindon, dat in alle opzi(;hteu de billijkheid lH;tnu:ht wonlt.
Bij dc Wspreking van de Kijks-uitkeering in H(M)fdstuk Xlll
zal dit nog nader blijken.
\') J. WiRnr». Opmrrkingrn o»rr de lUKeling «Irr nrni«!fnle.8n»ncifn.
Qroninfcrn. 160G.
1237
Vooral in het pmefschrift van den heer WarkkS\' wordt
hierop gewezen en wat de berekening van de tweede som aan-
gaat geeft de wijze, die hij gevolgd wenseht te zien, zeker
meer kans op een juist resultaat als het door de Regecring
aangenomen systeem.
])c vaststelling der eerste som is willekeurig en er bestaat
volstrekt geen verband tusschen de hoogte der kosten en hel
aantal inwoners.
Tegen de berekening van de tweede som heeft de schrijver
nog meer bezwaar: waar de Regecring logisch alleen zou dienen
te l)crekenen over dat gedeelte, dat vermoedelijk aan accijnzen
zou moeten worden opgcbnicht, doet zij dit over het totaal der
|k;rsoonlijkc belastingen. Men kan gerust aannemen datditHO\'/o
tc hoog is.
Had de Regeering dc uitkcering werkelijk willen berekenen
naar de gronden daarvoor opg(>geven, dan had zij als volgt
nuwten te werk gaan:
„Zij had eerst nuHjten nemen, het gcdwltc van het totaal
der belastingen, dat naar raming gemiddeld aan accijnzen zon
zijn geheven cn diwirover haar voor iwlem gemeente gevonden
j)ercentage ,,nitkccrcn" Dat was de e<>rste son>.
Daarna had zij^ voor ieilern genuMMite moeten vaststellen hel.
lolaal der uitgaven, (er zjike van de nu^t name te utM\'nuui lasten
«l<M)r den Hijkswelgever, op ham .schouders gelegd, v<M)r lager
«inderwijs en armenzorg, Z(m) noodig, (M)k verminilerd nu>t buiten-
gewone uilkeeringen te. dezer zj»ke, »IsuumIc met het aaiuhM\',!,
dat billijk was, dal hel Uijk haar daarvan verg(M\'dde. Dil laatste
mtK\'sl nalnurlijk in hel algtMneen gcniaiml worden en is lol op
zekeni li(K)glo kwestie van appn\'<\'i»tie. Mijns (Wakukxs) inziens
is men niet ver van de billijkheid wanntnir men \'l slelt op
Kn dil Vi \'"»g i» verhouding van de diM»r ilo
lleget\'ring gevonden cijfers aan ieden^ geineenie worden uitgekeertl,
m. a. w. nuMi nuM\'.sl hel middenrijfer nenien van alle door de
ItegiM-ring gcvond«\'n precenlages en nn overal hel iM\'.rekend ,
vermenigvuldigd mei de verhouding van het daar gevonden jHir-
I) Wakdrü. t. *. p. pkk. 47. Hij Wahhrx MmI btijlilMi«r foutipri „hrfTcn".
-ocr page 150-lU
centage tot dit niiddencijfer, aan de gemeenten uitkeeren. Dit
was de tweede som eu uit de som van beiden zou dan op dezelfde
wijze liet vast betlrag per hoofd der bevolking kunnen worden
afgeleid".
Toegegeven moet worden, dat deze berekening zich veel nau-
wer aan dc motieven aansluit.
Het totaalljcdrag van deze uitkecringen zou niet zooveel ver-
schillen van dat, in het (mtwerp geraamd.
Dc berekening van het aandeel, dat het Kijk moet dnjgen in
de persoonlijke belastingen, zal niet den onvolkomen, hoewel
niet vervangbaren maatstaf der huurwaarde in dc steden beter
zijn dan op het platteland. l^]en feit is, dat zuinige en over-
leggende gemeenten naar verhouding ongunstiger worden be-
handeld, dan de slordige, maar dannian is niets te doen,
men moet dc berekeningen wel op den hcstaandcn toestand
basccren.
Ecn andere aanmerking cn wcl op dc berekening der huur-
waarden maakt het AUjcmecn llamklMad.
liet zou, ter bcpiding van hetgeen ten laste der gennrntc
komt, wcnschcu: „niet in rekening tc brengen dc totale som
van alle huurwaarden, «loch het gczanicnlijk bedrag, waarmede
die huurwaarden het nuiximum van onbelastbaarhcid ()vcrsehrij<lcn.
In ieder geval diende voor ieder ])crcecl Ic worden afgiet rok ken
df- vaste som, die volgens dc wcl op het jwrsonccl, ter bc|)aling
van dc belastbare huurwaarde in mindering wordt gebracht."
Op welk beginsel die aftrekking dan wel zim steunen blijkt
niet, of het moest zijn om dc gemwnleu meer (e bezorgen.
Ixju andere grond is hiervoor moeilijk tc vinden.
Hen gegrond bezwaar noemt het Vatlerlaml, dal er in het
geheel geen rekening wordt g(?houden met nu>crdcrc of mindere
welvaart, die toch zeker van invloed z<Mi zijn op dc opbrengst
der aecijnzcïU. Maar juist dcnir dez<i inconse(|Uenlie wordt hel
meest gchoIjMjn, waar het meeste n«KMlig is.
Nog verder gaat dc ühnnliuirtl, die de tweede sóni vnn dc
uitkc<Ting, Ikm\'.wcI achter <lc aecijn8(puie,stic geniaskccnl, feitelijk
ccnc tegemoetkoming bij mindere. gegjHvIheid neht.
135
De Uitkeering voor armenzorg iieneeint gelukkig (gaat Warren*
door) voor goed de mogelijkheid op ecu art. M.) der Lager
Onderwijswet ook op dit terrein, waardoor het Uijksgeld vrijwel
zonder controle aan de gemeenten ter beschikking zou staan,
naarmate zij maar luider klaagden. Datzelfde bezwaar is tegen
de Hijksuitkecring, die alles, boven een zekere som in de
laatste 3 jareu besteed, in berekening brengt. Heter Mare de
berekening over 10 jaren uit tc strekken, het genu\'ddclde was
dan beter en minder van toevallige omstandigheden afhankelijk.
Te betreuren is het evenwel, dat deze som ook eens vooral
vastgesteld wordt, want hier toch ziju dc meeste variaties.
(Alfj. llandchhUid). Nog nu\'uder sympathie koestert het raderlaud
voor die uitkeering. Hierin ligt reeds de erkenning dat het
beginsel vicieus is, onulat de behoefte aan bijzondere, subsidies
onmiskenbaar is. Dc Minister laat hier twee Wginselcn binnen,
waarvan hij bij ilon opzet van ziju stelw^l niet lieeft willen weten.
lict eerste beginsel is: dat het Kijk een bei)anld aandeel heeft
te <lnigeu iu de kosten, waanuede dc Uijkswctgever dcgcinoentelijke
huishoutliug Ix\'zwaart; hel tweeilo, dat het Hijk heeft bij te passen
naar de werkelijk gebleken behoefte.
liet uuM\'.l uu\'t zoov«h;1 woorden erkcud worden, dat niet do
gonuHMito aanspnikelijk In^hoort te ziju voor do arnu)ode in haren
kring geleden, maar dal de gtunwusehap iu haar geheel mede
to dragen hooft iu de kosten vau t<H>slamlou, ilio dwls door de
wetten dor gomwusehap, deels door ilo algemetuie oeeoiuimische
verhoudingen zijn go,\'<eha])cu.
Kixatio is, z(K) op wtiig gehi(Ml, dan op dal vau nruuinzorg
hoogelijk af lo keuren. Ilcl l itdct/aiid zou de voorkeur geven
aan eeu geheel ander stolsel, gcseholsl in hol nip|H)rt ovor
aruu\'uvor/orgiug vau do Nulsoouunissio, ou wol: Subsidie naar
do dnuigknu\'ht der goujoeuto eu hol he<lr«g dor uitgaven V(H)r
nrnieuzorg, aauvaugoiule ztMxIni dio kosten wu bopiudd iH\'rroulago
dor in dio geuu\'onio ge.hevon Hijks dirooto bolasliugeu ovorsohrijdou.
Dezo subsidie lH\\«<l«nt uil oen slmls tocnonuMid divl vau dnt
nuvrdorc: totdat oiiidolijk boven wu twmle jwrrontago hef
Hijk alles v(H»r ziju rekening zou ucuieu.
136
De l)e/waren, hieraan verhonden eii in Hoofdstuk XIIl genoemd,
worden hierbij uit liet oog verloren.
Bij de nieuwe regeling der plaatselijke belastingen blijkt het,
zegt Warkex, dat dc Minister Spkkxokr van Eijk aan de
praktijk vele conces.«ies doet in afwijking van zijne in 18!) 1 .
verkondigde theorie.
De buitengewone opcenten op de grondbelasting voor het
ongebouwd, door uitwonenden te betalen, zijn ongemotiveerd,
daar hct nict aangaat uitwonende grondeigenaren, alleen om
dit feit hooger te belasten, waar zij overigens minder van dc
gemeente profitecren. Consequentie in dezen zou dan ook
medebrengen de uitwonende hypotheekhouders in den aanshig
tc begrijpen. In ieder geval zou nieii om dubbel belasting le
voorkomen moeten bepalen, dat de gronden, welke behooren
tot corjK)ratic8, die zelf hunne ojienbarc wegen hebben bekostigd
of onderhouden, geheel of voor dat deel, dat zij tengevolge
daarvan moesten betalen, van deze buitengewone opcenten
zullen zijn vrijgesteld.
Met gebouwde eigendommen staal de (juaestic anders, wat
betreft dc nieuwe hellingen; deze genieten in veel grooter mate,
van dc gemeente. Daarom is het goed, dal hier dc geiue(Mileu
bijzondere belastingen zullen mogen hclleu.
De ojieèntcn alleen v(M)r uitwonenden en om g«\'en andere
redenen, dan om het uitwonen, zouden hier irrationeel zijn
naa.st andere belastingen.
llet pn)grexsie-verbod zal hij ile berekening toeh nog wel
ontdoken kunnen worden. Bij de omslngcin zid men niet hel \'
inkomen naar grondslagen, onlleen<l aan den uiterlijkeu slaat,
kunnen alleiden en de beviH\'grlheid hiertoe aan de gcMiieenlen
gegeven, zou sleehls onl<Iuikingen, vooral van hel progressie-
verlxMl, tengevolge hebben.
B<der is daarom eene andere redactie, h.v. eenen lnM)fdelijken
omslag naar hel inkomen volg(Uis schatting of klassilic^itie in
eens of e^ncn iwwir dc vertering, hetzij volgens schatting of
klassiliwitie in eens, hetzij Ix\'rekend naar gnuidslagen ontleend
aan den uilerlijken staal. (Dit jmsl natuurlijk niet meer bij hct
gewijzigd ontwerp.)
1.37
Ook is ccn groote vraag of het progressie-verbod in\'ct aan
vele gemeenten het oinnogelijk zal maken in hnnne iiehoeften
te blijven voorzien. Wcnsclielijk ware allicht progressie le laten
bestaan, maar binnen zekere perken in de wet te geven.
Voond dit verbod van progressie vond ook, cn terecht, inde
bladen groote afkeuring.
De forcnscn-quaestie is van veel minder belang dan zij schijnt
en verdient in ieder geval niet die algemeene bekendheid, die
haar haast met het vraagstuk der gemecnte-financicn doet
identiticecren. De o])lossing is er eene als van den (lordiaanschen
knoop; dc zjwik is geregeld en de vn>ag de wereld uit, maar
men kan bezwaarlijk zej^cn, dat zij o])gelost is. Er is eene
groote verscheidenheid van forensen, die de wet evenwel alle
over één kam scheert. Uit de oplossing der Kegeering spreekt
dc wensch, dc verlaten gemeente zooveel mogelijk te hulp tc
komen.
l\'>ne onvolledigheid is nog gebleven in het artikel, dat de
goedkeuring van tarieven v(M)r privaat rcebtclijkc ondernpmingon
aan dn Cietlcputeerde Staten ojHlraagt; waaron» moeten dezen
dan ook niet oonleelen over de geldelijke voordeelen, welke de
gemeenten van concessionarissen weten le bedingeji, waar zij liever
niet zelve de exploilatie Ier hand nemen?
• ^ 3. Behandeling cn aanneming.
Hel loorloopiij fm/tn;, een lijvig stuk werk, gdnigt van
ernstige wiTkzjiamheid in de afdee.lingen.
Het opnemen der berekeningslabellen werd d(M)r e<\',nigon
afgekeurd, maar i«n zeiT juisi, vcrdnligd niel hel argnment dal
daanliMir slabilileil en lieginsel vast heid wenl verkn\'gen.
De (\'enindisjitie-kwcslie werd natuurlijk in den bnM\'de lM>hnndel«l
bij ^ 2 (lieijiuHrl tlrr liegefiiiij), evenet\'iis de vraag of deze uit-
k<H\'ring nu eene subsidie was «)f niel, nuuir zonder <lal er nieuwe
argunuMiten aangev(M^rd werden.
Hij d(i (H-rsIe som werd (Mik het bnt giM-onslatwnl, dal er
weinig verband beslond tusschen de uitkc>cring jn^r hoofd der
^138
bevolking en de bedragen der bestunrskosten en erop gewezen,
dat kleine steden naar verhouding zwaarder gedrukt zijn dan
plattelands-gemeenten, terwijl de groote steden onevenredig veel
ontvangen zouden. De grens tusschen uitgaven in bet algemeen
Ixilang en huishoudelijke kosten kon niet vastgesteld wonlen:
uitkeering vau het werkelijk besteed bedrag, in theorie te prijzen,
zou in dc praktijk niet gaan.
Ook dc tweede som werd in vclc opzichten gecritiseerd. Men
merkte op, dat cr nog andere hctfingen in dc gemeenten bestonden
behalve de in berekening gcbrachtcn; waarom waren deze weg-
gelaten? zooals 1). V. ojKienten op dc grondbelasting, subsidies
voor ander onderwijs, voordeden uit gasfabrieken, enz.
Of)k vonden zeer vclc leden het jegens dc zuinige gemcenteu
onbillijk, dat dc berekening over het vorige jaar zou geschieden
en dc som eens en voor altijd zoo blijven. Voorbeelden worden
gegeven, dat een toeval (daling van gasprijzen) hoogcr omslag
noodig maakte.
De baseering van dc verhouding tusselicu wcl- cn nict-luïtalcrs
op dc huurwaarde werd daarom afgekeurd, (undat de tabel van
het jHirsoneel lang niet onberisixdijk was en vcnjnd onulat er
eene iiu-0nse(|ucntie schuilde iu het feit, dat de wetgever t<M;h
wel aan dc gemeente dc vrijheid wil geven, deze z.g. niet-
bctalcrs in dc dircctc belastingen tc tnillcn.
^Staten werden overgelegd om tc bewijzen, dat dc schatting van
het aantal «ui de luumvaardc niet deugtlc en dat vooral inde gr(M)te
genuïcnten het wan? bednig voel lager was dan het getaxecnle.
\'rcre(;hl werd door voorstanders opgemerkt, dat eene absolute
juistheid twh n(x)it was le verkrijgen cn dat dc huurwaarde
nog d(! beste maatstaf was.
De uitkeering vtxtr Armenzorg l)choordc eigenlijk in de
armenwet: dc regeling van dit ontwerp strml daaricgen. .Men
l)criep zich op vorige debatten on> iuin tc l<M)nen, <lat het de
eigen schuld der gemeenten was, dat het zoover was gekomen,
s))cciaal in Friesland. De bevordering van iwrticliHcn^ lief-
dadigheid d«K)r gewe-stclijk- cn gemeente-l>cstuur wenl nu w.n
nadoet en dat was onbillijk.
_J
^1243
Aanbevolen werden twee andere systeinen: 1®. ook de pro-
vineie tc laten bijdragen, cn eene regeling in den geest
van een rapport, uitgebracht door eene commissie van de
Maatschappij tot Nut vau \'t Aliifcmcen.
Daar zou dan de uitkeering geschieden naar de draagkracht
der gemeente cn het bedrag der gedane uitgaven, niet dien
verstande dat de uitkeering begint, zoodra dc lasten ccn zeker
iwrcentage van het totaal der hoofdsom vau de in die gemeente
geheven Hijks directe belastingen bedragen. Daarboven wordt
ecu steeds grooter wonlcnd ge<leelte vergoed, totdat eindelijk
boven oen tweede percentage, het Hijk alles betaalt. Terecht
vreesden dan eenige leden voor grooto opdrijving.
Velen achttcn het gevaarlijk om hol cijfer por hoofd voor
goo«l vast te stollen, voond bij armenzorg, maar anderen oor-
deelden hier dic fixatie no(Mlig om do schatkist niet aan dc
willekeur van do gemeenten ovor tc leveren.
Ändert! Ie<lcu wo<lorom wezen erop, dat de subsidie-i>creouton
hier en daar versehillon vortoomlen, dic mot do omstandigliodon
in lijnrechten strijd waren. l"ir waren genuH>ntou ougoveor gelijk
in wolvaart, dio aui ver-^ehillend bedrag ontvingen — andoren,
die ongcviH;r wm zolfdo prtx ent vorgoinl kregou, weken iu uuMiig
«»pzicht iM\'langrijk «f. Ilieroj) word eene voroonlotding van hot
geheele sy.\'<tcem gi\'.bouwd.
,\\an do billijkhoiil vau het stollen van het gelixoord van
het ])erson(Md tot mininunn vau do uitkeering wenl (hnir velen
getwijfeld, Hudereu stelden voor or voorwaarden aau tc verbin-
den , u.l. dal er in zulk oono gonuTuto oen zokor iH\'drag van
boWliugou uu)o.st wonlen gohcveu, weer nudon\'u haar Inug-
zamorhaud te vorunudon\'u. Dit laatste vonUout uit eon oogpujit
vȕ> m-ht ongel wij fold do V(K)rkour, innuprs zij outvuugcu moor,
dau \\v«an»p zij aanspniak kuuuou uuikeu. Hot is ovouwol oen
gnMito vnwig of zij dozo vormindoriug vau inkomstou zullen
kuiuu\'u venlnigeu, zoudor dat hiuiuc linanrion hoploos in dc
war genikou.
Ilct douklHvld «nu aau don buileugowoneu «»ndor>lHn(l oxcoptio-
neelc uuiatn\'gclcu vau tm^zicht to verbinden vond bijval, «udon\'u
^140
wenschten er in de wet voorwaarden bij te stellen. Toegejuicht
werd het beginsel om de provincie mede te laten betalen: zij
zou dan van zelve een grooter controle uitoefenen: men moest
dan tevens bepalen, dat het Aijk, indien er verdere lasten op de
gemeenten gelegd zouden worden, hiervoor vergoeding moest
geven. De consequentie, dat het dan rechtvaardig zou zijn alles
tc vergoeden, vergat men evenwel te trekken.
Ook andere stelsels dan dat der llcgeering werden besproken :
Afstand van het personeel, weder-invoering der accijnzen (geluk-
kig vond dit geen bijval!) afstand van een deel van alle Rijks-
belastingen binnen de gemeente geheven (zoodat zij dus allen
hoogst moeilijk te wijzigen zouden worden).
Verder werd er ten gunste van het ])latteland voorgesteld, de
grondbelasting op het ongebouwd met \'/s verminderen en dan
aan de gemeenten te vergunnen 25 opcenten meer tc helfen.
Anderen wenschten hetzelfde op de gebouwde eigendommen te
zien toegepast.
Wat het tweede deel aangaat, achtten sommige leden de verrui-
ming van het belastinggebied der gemeenten niet groot geiu)Cg. Men
moest zoover gaan om alles Mat niet verboden Mas toe tc staan.
Anderen Menschten de nu)geHjkheid te o])enen voor speciale
gemeenten afwijkingen toe tc staan.
1\'crccht merkten anderen M-ederom op, dat een negatieve
lijst in 240 .aanleiding zou kunnen geven tot misbruiken cn
wezen oj) hct Mcinigc nut van uitbreiding, waar alle belasting-
bronnen uitgeput zijn.
Ihn\'tengeMone opcenten oj) de grondbelasting Mcrden afge-
keurd, onulat: l®. zij hct aantal koopers van onroerend goed
tot de ingezetenen zouden beiM\'.rken qn de prijzen doen dalen,
welke daling op alle cn vooral dc kleine eigenaars zou drukken ;
2®. dc belasting verliest daardoor haar eigenaardig zakelijk
karakter en Mordt een belasting op inkomen uit onroerend
goed ; 3". de grondeigenaars betalen ook reeds in de vermogens-
belasting; 4®. dc diensten aan de eigenaars van ongebouwde
eigendommen bewezen, zijn in vele gemeenten, vooral M\'aar water-
schappen bestaan, bijna van geen belang.
^141
Verder zouden landbouwers, wier gronden dicht hij elkaar,
doch in verschillende gemeenten gelegen zijn, ernstig benadeeld
worden, waarom men opperde om de inwoners van een zeker
rayon om elke gemeente vrij tc stellen.
De verdedigers voerden hiertegeiu)ver aan, dat het toch billijk
was, dat ook zij mededroegen, dat hunne arbeiders oj) later
leeftijd ten laste der gemeente kwamen; verder werd de hefling
aanbevolen als middel om het absenteïsme togen le gaan. Zelfs
waren er die nog meer, 40 of 00 wilden toestaan en voor
buitenlanders iu)g weer extra ojwcntcn.
Hij de bijzondere belastinge.n op gebouwde eigendounnen, werd
((Ml mot succe.s) op verduidelijking aang(vlrongcn. Men wees er
OJ), dat niet de belasting zoo hoog mocht gesteld worden, dat
dc eigenaren der belendende pcrcoelon hot golieclc ()n(h;rhou(l
van iedere stnuit betaalden, (Lit zou onbillijk zijn, cn vooral
ten nadeele van cigcuiuirs van weinige huizon aan een langen
w(^g; eveneens ging niet aan dc verschillende buurt.scliappon
verschillend to belaslen, daar dan de siuncnwerking zoor bena-
deeld zou worden.
Sonnnigo leden wenschten in de tweede nieuwe bekisting ook
bouwterrein tc b(!grij])on; andoren oordeelden en terecht, dat
hier alleen eene afzonderlijke wettelijke voorziening (onteigening)
Z(m heliHm.
Do nudilen en loonen achtte nuMi volge.ns het nieuwe art.
w(!inig duidelijker ge,wonlo.n. Ook ari. 251 was vaag en
zelfs (lublxilzinnig, daar ni(;t duidelijk bleek of er dan wol
2 soorten bodotild worden, (hot (UTsIe, b(;dooldo de l{eg(U!ring).
Sommige hulen wenschten de maximuu) bojjaling bij de ojK\'c.nten
op het ]H!rs()ue(d to behouden, andenui wenschten de nHluclio
voor kleinere aanslagen grooter te maken.
\'legen Inifling van hoofdelijke omslagen waren ve.le bezwaren:
hot Kijk had er nu-ds eono, de gemeenten hebben minder gcgtwens,
zij was zoo gomnkkclijk tc verhoogtiu (?), er zijn dan drio luinslag-
billelten in te vullen (waarlijk ccn kapitaal bezwaar I)
Men procs opcenten op vermogens- cn bedrijfsbelasting aan,
die evenwol door anderen afgonulen W(!rden on» het niet rekening
^142
houden met plaatselijke omstandigheden, de mogelijkheid door
ongelijke opcenten het onderling verband te zien verloren gaan
en de verleende vrijstellingen.
Over het progressie-verbod werd een groote discussie gevoerd.
Wel erkende men dat wettelijke regehng nuttig zou zijn om
misbruiken te voorkomen, ofschoon bestreden werd, dat de
emigratie grootendeels daaraan zou zijn te danken.
Het voorstel van de Eegeering strekte evenwel slechts om de
groote inkomens te bevoordeelen ten koste van de kleine.
De percentages zouden zoo hoog moeten opgevoerd worden, dat
de kleine inkomens niet meer eronder kunnen blijven, tot schade
der gemeentekas. Aftrek voor kinderen werd gevraagd (en verkregen).
De regeling van de forcnsen-(juaestie achtten velen willekeurig
en onbillijk en het bleek, zoo een vertering-belasting geheven
werd, niet of nu alleen de vertering binnen de gemeente in
aanmerking kwam.
Men gaf voorbeelden, dat die betaling van Viï i" sommige
gevallen bepaald onbillijk was, dat er dubbele belasting door
zou ontstaan cn achtte dan een speciale Ixulrijfsbclasting beter.
Ook werden andere plaatselijke belastingen besproken en wel
het eerst de zakelijke bedrijfsbelasting. Dan zou men meteen
forensen en naamlooze vennootschapjMui kunnen aanslaan en dc
bezwaren zouden niet onoverkomelijk zijn.
Ook dc debietrechtcn vonden voor- cn tegenstanders. Verder
word ook nog aangedrongen dat dc naamlooze vennoot8cha])i)cn
in den hooi\'delijken omslag zonden oi»genomcn worden.
De Memorie ran Antwoord bracht vclc wijzingen en hield
overigens een welsprekend pleidooi voor het ontwerp zonder
veel nieuws tc zeggen.
Het Voorloopig Verslag wordt i)ari>graafsgcwijzc gevolgd. Dc;
Mini.sters handhaven geheel hun standpunt tegenover dc centra-
lisatie en betoogen overigens (en terecht), dat, zelfs al wenschte
men dezen reuzenarbeid aan t«! vangen, toch eerst eene betere
regeling, zij \'t ook tijdelijk, nu)et gctrotlen worden.
Het ontwcrj) houdt juist geen rekening met dc draagknu-ht,
om niet tc egalisecren.
^143
De bij berekening van de tweede som niet opgenomen factoren
moeten daarbuiten blijven, omdat zij, deels door niet ingezetenen
of door een ieder, ongeacht zijn tinancieele omst^indigheden, of
alleen door de meer welgestelden worden opgebracht.
Op verscliillende plaatsen wordt nogmaals nadrukkelijk erop
gewezen, dat het ontwerp geen subsidie beoogt, maar eene
uitkeering afhankelijk van het aantal personen, die niet in de
directe belastingen vallen.
Ook kwam er weinig nieuws in de Algemeene Beraadslaging.
Van de verhooging der grondbelasting-opcenten (zie pag. 140)
werd bij de ariikeUgewijze behandeling door den heer vax
Dedem een voorstel gemaakt, hetgeen de Minister overdreven
royaliteit vond, waarvan de gemeenten, die nu reeds te veel
ontvingen, zouden profiteeren.
Art. 1 de Hijksuitkeering kwam ongewijzigd uit de stemming
te voorschijn. Ilct amendement — van Dkukm werd verworpen
overeenkomstig den weusch van den Minisler, die het onaan-
nemelijk achtte.
Anders liep het af nuit art. 2 dat de eerste twee sommen
voorstelt en wel s}h^ciaal wat de eerste sou» betreft. Kenige amen-
dementen werden hieroj» ingediend.
llet amendement — \'riaiuKN, wilde hier ook ecu berekening:
de inkomsten der genuxMile in\'t belastingen, rijk.ssubsidies en de
bijdnige volgens deze wet bijeen te tellen (wi met één vierde
te vernn\'ndereu: dan die som te deelen door het bevolkingscijfer,
daarbij / 0.50, ]U\'r hoofd te voegen en z<»ó hot uit to keeren
bedrag te bepalen. Dit amendement word weer ingetrokken.
lOen amendomout—Boroksius e. a., was in twee deelen ge-
splitst. Ilct eerste deel bedoelde: dc laagste twoc klassen hij ecu
te nenu\'-n. en aan hou f 1.— por hoofd (o geven; hot tweede
deel wilde aan dc (lemoenteu boven dc ïiO.OOO inwoners oene
uitkeering verzokoron van f ÜO.()()() en bovendien f 1.25
voor iedoron inwoner boven 20.000. llet stelt zich op liet stand-
])unt dat er wol degelijk te vragen is iu hoeverre or nood is
hij de gomoenten. Do kleinere komen or lo sicoht af: daarom
moeten deze meer gesteund worden en in ruil daarvan de grootere
^144
wat minder ontvangen. De ^finister verzette zicli hiertegen en
vreesde, dat het te duur voor het Rijk zou uitkomen. Ten
slotte werden toch beide amendementen aangenomen.
Door deze aanneming vervielen:
een amendement — Fkrf e. a., dat aan dezelfde cathegoriën
resiKictievelijk /\' 0.75 en f 1.— wilde geven cn een amende-
ment — van Karnebeek , dat eveneens slechts twee klassen
wilde, maar met 5000 inwoners als grens, die dan rcspccticvelijk
f 0.50 en f 1.— per inwoner zouden ontvangen.
Art. (3 dc sj)eciale vergoeding wegens hooglooi)emle ko.sten
van armenzorg werd aangenomen, ofschoon warm bestreden.
Daaruiuist werd een nieuw artikel (S**\'\') voorgesteld door de
Gommissie van Rapporteurs cn namens deze door den heer
Goeman Borgesius verdedigd, luidende:
„lu gemeenten waar de gewone kosten van armenzorg ge-
middeld over de jareu 1804, 1805 cn 1800 niet meer bedra-
gen dan ƒ 0.80 voor iedcren inwoner, hceft ter zake van
armenzorg gccn vermeerdering van het totaid vermeld in § 4 van
art. 2 plaats.
In gemeenten waar de gewone kosten voor armenzorg, ge-
middeld over dc jaren 1804, 1805 cn 1800, na aftrek van
het bedrag, dat volgens art. 3 voor rekening van het Rijk zou
komen, minder bedragen dan y\'G.80 voor iedcren inwoner,
. geschiedt ter zake van armenzorg dc vermeerdering van het
totiud vermeld in § 4 van art. 2 tot gccn hooger bedrag, dan
noodig is, om dc bedoelde gewone koshm voor arnumzorg op
y"0.80 voor iedcren bewoner tc brengen."
Het beginsel, dat de gemeenten zelve een zekere som jwr
inwoner niotitcn blijven dragen, achtte dc Mini.ster wel etiue
verbetering, het cijfer evenwel, voor dc kleinere gemeenten
vooral, te hoog, waarom hij het amcndcnuint ontried, dat evenwel
toch werd aangenomen.
Bij art. O nam de Minister over ccn amcudenient van dc
Commissie van It^ipportcurs. Naast de bepaling,\'dat gecnc ge-
meente minder dan het in 1885 gefixeerde bedrag zal ontvangen ,
be|)aalt het artikel thans in een tweede alinea:
^5
In gemeenten waar op I Januari 1807 noch cen hoofdelijke
omslag of andere plaatselijke dircctc belasting, noch oj^enten
op de personeele belasting, noch belastingen in natura worden
geheven, stijgt dc uitkcering volgens art. 1 niet boven de som,
waarover de gemeente over 18S)7 heeft kunnen beschikken
krachtens de Wet van 2G .lub 1885. (St.Hl. No. lOO.)
Art. 11, A en G betrclleiulc de rcclitcn en loonen en de
privaatrechtelijke werken der gemeente, maakten het onderwerp
uit van eene langdurige discussie. Ten slotte werd A verworpen eji
G buiten behandeling gehouden op verzoek van den Minister,
die zou trachten dat artikel nader tc redigecren.
Op B (de opsomming der belastingen) kwam een belangrijk
amendement—I\'ij.nai\'pel, dat dc tusschen voeging van „ccne
bedrijfsbelasting" inhield, met het doel om de forensen te treilen,
waartoe dc Minister van Binnenlamlschc Zaken haar niet geschikt
achtte, vooral indiiüi zij zoo onbci)erkl werd gedecreteerd; hij
achtte bovendien het amendement niet in de wet passend.
Verder is er een princiipieel bezwaar tegen de bedrijfsbela.sting:
het verblijf op het territoor der genu\'cnte wordt heiast en niet dc
inkomsten of de vertering, al zijn deze maatstaf van belasting.
Dc Minister sntkxdkii van Kijk zeide vroeger wel een be-
drijfsbelasting verdedigd te hehhen, maar voor alle bedrijven,
en ni(!t voor enkele bedrijven, uitgeoefend door nict-inwoncrs;
dat was iets anders. Nu beslond er na de invoering van de
gesplitste |{ijks-inkomslcnbela.><ling geen reden voor die bedrijfs-
helasling, die ook ])ra(^lisch te groote bezwaren opleverde.
liet artikel wenl goedgekeuni nu\'t een kleine verduidelijking
in litl. /., dal nu luidt: „wegens gebouwde eigendounnen, die
zelf of wier aanhoorigheden aan de openbare stnitcn of wegen
der gemeente belenden", nadat het amcndement-l\'iJXAiTKi. niet
gn)ote nu;enlerln!i(l was verwor)M\'n.
Ken amendement van dc (\'ommi.ssie van Happortcurs, dat
strekte om de twee belastingen /. en j. onder één hoofd tc
brengen, wenl na eenig debat ingclrokken.
\'i\'hans kwamen de buitengewone opcenlen op de grondbelas-
ting ((? van art. 11) aan dc bcurl.
lU
-ocr page 162-^146
Daarop kwamen verschillende amendementen: om het hedrag
tot op 40 buitengewone opcenten te brengen, om de ingezetenen
van onmiddellijk aangrenzemle gemeenten vrij te stellen, om
dubbelbelasting zooveel doenlijk te voorkomen.
Tegen het ])rinci[K! werd aangevoerd, dat thans wederom de
bevoordeeling van het ka])itaal in ])(>rtefeuille werd ingesteld en
alzoo het compromis van 1803 geschonden. Kci\\ amendement-
Bastkrt wenschte zelfs uit<lrukkelijk te doen beslissen, dat
uitwonende eigenaren niet hoogcr mogen belast worden en dan
dc oi)ccntcn te vcrhoogen (voor allen) oj) 20 oj) dc ongebouwde
cn 50 op de gebouwde eigcudonnncTt.
De licgecring tooiule eenige tocgcvciulheid cn wijzigde het
artikel in dier voege, dat de buitengewone opcenten alleen dan
zouden geheven worden, wanneer de druk van den omslag
naar het inkomen of naar de vertering aanleiding ertoe gaf.
Dit werd verkeerd geacht, omdat het slcchts dc oorziuik zcm zijn
van willekeur bij de opeenvolgende iJegceringen, die dan toch
den druk zcmdcn moeten beoordeelen, en tevens een inbreuk
op de autonomie der gemeenten.
Ofschoon de liegcering nog verder ging en een deel van dc
anuuulementcn der Comnn\'ssic van Rapporteurs overnam, kon dit
niet baten. Twee amendementen werden ingetrokken: de twee
andere cn diuirna het gchcclc artikel werden v<irworj)cn.
Het artikel 11, 1) over dc omslagen kwam nn aan dc orde.
Kenige amendementen waren hierop ingediend:
1®. van dc Commissie van Rapimrtcurs om toe tc laten de
inkomsten uit bedrijf ten hoogste 25 % lager in rekening tc
tc brengen en dc op jwg. 1I7 vtirmeldo weglating,
2". van den heer Van Kaunkhkkk om geen afwijking van
het progresrfic-verbod to(; tc laten,
3°. van den heer. Hixtzkx om ecn zekere dcgressic tc
veroorloven,
•1". van dc heeren (ïkrrit.skn en uk Bükr om het geheele
verbod tc schrapiKJii,
5". van den heer (iokman Hohciksius, die «in hoogcr per-
centage voor hoogere aanslagen wilde toestaan (hoogstens 2 maal
^147
het bedrag, dat voor de laagste vastgesteld was) en nog een
verdere regeling gaf om te voorkomen, dat er onregelmatigheden
in de progressie-schaal zouden insluipen.
Dit laatste was van een uitgebreide schriftelijke toelichting
vooiv-ien en werd krachtig verdedigd: het moest een midden-
weg vormen: hooger progressie dan de Benthamsche, waarvan
dc cijfers te snel opliepen, mogelijk maken, en veroorloven
ook de zeer kleine inkomens aan le slaan, die bij een tc hooge
l)ercentage zouden moeten vrijblijven, en aan den aiuleren kant
misbruiken voorkomen.
llet eerste amenilement werd ingetrokken en do overigen
verworpen. Alleen verviolen de woorden: dat do wet aanneenit,
dat de belastingschuldige zijne gewtnio vertering in\'t zijn inko-
men bestrijdt.
Thans was 11,10 iuni dc beurt. auu;udomont-van-Kauxk-
HKKK wenschte dc dubhelhclasting, die hier mogelijk zou zijn, te
voorkomen door dc bepaling, dat dc aanslag over ecu geheel
jaar, voor hem, dio iu oen of moer andere gemeenten roods voor
*/j3 was aangeslagen, ook met dat ■\'/jj verminderd zou worden
„met dien vorst.\'inde echter, dat die vernn\'ndoriug nooil meer
bedraagt dan do som, die hij in die andere gemeenten in do
do belasting bijdraagt."
voorsteller bedoelilo daannodo zoowol hen te helpen, die
ter uitoefening van hun bedrijf een andere gemeente geregeld
bezoeken, als dc eigenaars van buitcn])laatsen.
Andere leden haddon bezwaar tegen don aanslag voor vier
maanden, ook dan wanneer dc belastingschuldigen er veel
hinger verbleven, on wenschten liever aanslag naar tijdsduiir.
Do Minister van Hiinicnlaudscho Zaken vond evenwel heter de
regeling \'als in Ih\'.I ontwerp voorgesteld: eon soort van abonne-
ment. Do dubbelbclasting slaat ook togouover hot geuioteu van
do lusten van verschillciule gomoenten.
Hot auu\'.mlemcnt word vtirworpon, het artikel aangouomeu,
beide nu\'t groote nu\'erdorheid.
Op art. 11, K, dal de helling van opcenten o)i het personeel
onbeperkt toelaat, stolde dc heer van Dkukm oen amcndenu;nt
^148
voor, dat zoodra deze opcenten boven de 100 zouden stijgen,
dezelfde beperking als vroeger zou gelden, alleen met dit ver-
schil , dat de daarnaast te heffen omslag minstens de helft van
de opcenten zou moeten opbrengen.
De Minister achtte het amendement overbodig. De Regeering
zou steeds tegen mogelijke misbruiken kunnen waken, terwijl
door de aanneming haar bevoegdheid beperkt zou worden.
Het artikel werd ongewijzigd aangenomen.
Thans kwam art. 11, G voor de tweede maal in discussie.
De Regeering had, om tegemoet te komen aau de bezwaren, bij
de eerste behandeling geopperd, ingevoegd deze uitzondering,
dat het niet sloeg op „inrichtingen en werken enkel ten dienste
van het verkeer binnen dc gemeente".
Alzoo gewijzigd, werd het artikel aangenomen, ofschoon nog
niet alle leden bevredigd waren.
De drie volgende ook, ofschoon het laatste eenigszins ver-
duidelijkt door de bepaling, dat dc verordeningen ter uitvoering
van deze wet gemaakt, natuurlijk op de tijdstip])en daar aan-
gegeven, niet zouden vervallen en vtirder met uitbreiding van
den her/ieningsterniiju voor de ju)ofdelijke omslagen tot l .lanuari
1901, op amendement van den heer dk K.\\ntkii.
De behandeling duurde van 17 Maart tot l April. De eind-
stemming vond jdaats 9 April.
In de Eerste Kamer ontnu)ctte het Ontwerp geen ernstige
bezwaren.
In het Secticver.«>lag betwijfelde men de duurzaamheid en
afdoende verbetering der wet eu wenschtc o. a. meer door het
Rijk fe Iat(Mi betalen voor het LagiT-Onderwijs en meerdere
centralisatie van de armenzorg.
lu de zitting vau 20 .Mei werd het Ontwerp bijna zonder
discussie (twee sprekers voerden cr eenige reeds meer gehoorde
bezwaren tegen aan) eu zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De Wet werd ten slotte iu het Staatsblad No. 15(5 gejilaatst
als de Wet van 24 Mei 1897.
Wat moet tlians het oordeel zijn over de inrichting vnn onze
gemeente-financien ?
De gemeenten hebben de navolgende hoofdgroe^hm van uit-
gaven te doen:
1°. inwendige adminijjtratic en bestuur hunner huishouding,
onderhond van gemeente-eigendommen en werken,
3®. kosten van politie, brandweer, enz.,
4°. die van lecningen, renten en schulden,
5°. die van den burgerlijken stand, kiesverrichling. Kamers
van Koophandel, enz.
(i®. die van het lager onderwijs,
7®. die van de annenzorg,
8®. die van dc seluitterij.
Daartegenover geeft dc wet dc volgende inkomsten:
II, opeenten op dc grondbelasting,
/y. opcenten op «Ie iiersom^ele belasting,
c. eigen inkomsten- of verteringsbelasting,
(f. rechten en loonen,
e. belasting op honden, ojicnbare vermakelijkheden, in natura
en anden\' kleine .hellingen krachlcns de wet geschiedend,
/\'. dc Hijks-in\'tkecring,
g. inkomsten uit eigcndonnnen cn niet pnblickrcchtclijkc-
gemccntc-instcllingcn,
^150
Het feit, dat vele gemeenten niet in liare behoeften kunnen
voorzien, dat de meeston onder zware lasten gebukt gaan eji
met moeite roiulkomcn door angstvallig de tering naar dc nering
te zetten, door veel na te laten, dat niet strikt nood/,akelijk,
maar toch wel zeer gewenscht is, dat feit bestaat nog steeds.
Dc Kijks-uitkeering, die de noodlijdende gemeenten, die in
1896 subsidies ontvingen, thans zullen krijgen, wordt in vclc
daarvan verhoogd, ja, die verhooging is regel. Zal dit meerdere
evenwel opwegen tegen het verlies van dc Rijks-subsidie, die
haar thans boven water hield cn het gemis van de sterke
progressie in den hoofdelijken omslag, die thans zal gewijzigd
moeten worden?
^laar wanneer dit het geval is, indien dc Fricschc gemeenten
blijken, dank zij dc jongste regeling, op eigen hcencn tc kunnen
staan, is daarmede bewezen dat dit het geval zal kunnen blijven ?
Of is er niet meer kans op, dat hiimen niet al tc langen tijd
opnieuw van hier cn van daar noodkreten zullen opgaan?
Afct den dag nemen dc uitgaven der gemeenten loc, onulat de
toenemende beschaving aan alle takken van dienst steeds hoogere
cischcn stelt: dc Uijks-uitkccring neemt toe, niet met die
cischcn maar met het aantal inwoners en er behoort waarlijk
geen profetische blik toe, om te kunnen voorzeggen, dat ieder jaar
die uitkeering een geringer ])crccntage van het gemeente-inkomen
zal bedragen: dc hoofdelijke omslagen zullen weer stijgen en de
ongelijkheid, waaraan thans ccn weinig tegenH)etgekonum is, zal
zich weer scherper aftcckcnen, om luuileiding tc geven tol
dezelfde euvelen, die zij nu heeft doen ontslaan.
De mecr-gegoeden zullen dc gemeenten, Maar do belastingen
hoog zijn, verlaten voor herbergzamer oorden en Mcdcrom zal dc
toestand dringend voorziening eischen.
Kn zonder nu een egalisatie tc verdedigen of haar mogelijk
tc achten, dient toch het onderling verschil van lasten van dc
verschillende gemeenten van Nederland, mci degelijk ecn i)un(
van overweging uit tc maken bij het zoeken miar cen(! linancieeh!
rcge|ing.
Waar is hel, dat <lic verschillen zeer oud zijn, voortspruitend
-ocr page 167-^151
uit ouistandiglicdeu, die dikwijls buiten het bereik vau den
wetgever liggen: maar ook waj\'ir is het, dat Nederlandsehe
burgers om een zelfde voordeel uit de gemeenschappelijke
sjuncnlcving tc trekken, hier zeer weinig betalen en daar onder
zware lasten gebukt gaan. Bij de vroegere, ik zou haast zeggen
souvereiniteit der gemeenten, toen dc band, die haar ouderling
verbond, nog niet zoo sterk was als thans, kon zulk een toe-
stand geduld worden; nu moet al het mogelijke gedaan worden
om ten minste een weinig eraan tc gemoet te komen. Want nu
is het iets onregelmatigs geworden en dat voond neerkomt o])
hen, die niet verhuizen kunnen, maar door omstandigheden
aan ecu zekere gemeente gebonden zijn.
Daarnaast bestaat evenwel het feit, dat dooreen genomen de
gemeenten zwaar gebukt gaan onder dc uitgaven, dic zij niet
kunnen of mogen nalaten en zich daardoor ook al in bedenkelijke
mate overgeven aan de gevaarlijke liefhebberij van schulden
maken, cn dit feit vcnuidert iu gccn enkel ojizicht door dc
nieuwe regeling.
Met belasting voor nieuw aan te bouwen stadsgedeelten zijn
alleen vooruitgaande steden gebaat; dc straat belasting is ook
ccne uitbreiding, uuiar of zij inderdaad belangrijk zal zijn,
moet betwijfeld worden. Vooral in gemeenten, waar reeds een
hoofdelijke omslag met ecu hoog percentage geheven wordt, zal
het gezond verstand aan dc plaatselijke belasting-wetgevers voor-
houden voorzichtig te zijn, ojnlat niet èn hoofdelijke omslagen
straatgeld tezamen te zwaar wonlen voor de hclastingschnldigen.
Want voor dc gnxitc meenlerheid zullen do dnigers in hot
laatste ook reeds voorkomen o]) do kohieren van deu hoofdelijkon
oinslag.
Op twee wijzen kan men nu aan dezen geldnood togonioet
komen: door boperkiug der uitgaven of door vorgnioting ilor
inkomsten.
Ouder bojHirking van uitgaven wordt dan verstaan: het out-
nemon aau do gemeente van zekere takken vau dienst ou dus
ook het ontlasten van de uitgaven daarvan, of wel hot vergoeden
vau oen doel der kosten aan do gonioonten, die deze maakten.
^152
Dit laatste middel heeft bijna alle nadeelen van centralisatie,
en is, als later blijken zal, to(;h meestal nog onvoldoende.
Voor het eerste komen dan gewoonlijk hct eerst in aanmer-
king de uitgaven, gedaan in \'s laiuls of in het algemeen belang,
waaronder men dan meer speciaal pleegt te verstaan diegene,
die door den Rijks-wetgever aan de gemeenten zijn opgelegd.
Deze richting wordt o. a. voorgestaan door Mr. .1. Sickexoa.
Zij lag eveneens in de bedoeling van het Miin\'sterie-TAK vax
Poortvliet blijkens de uiteenzetting in de Memorie van Ant-
woord op het Voorloopig Verslag omtrent de Kieswet en dc
aanduidingen bij de behandeling der Noodwet, waar de Miin\'sters
verklaarden, dat men in een definitieve wet moest komen tot
eene nauwkeurige omschrijving van de taak der gemeente-
besturen, en tot zoolang tijdelijk voorzien.
llet theoretisch argument hiervoor aangevoerd, wat Rijkszaak
is, moet ook door het Rijk bekostigd worden, mist hier alle
waarde, en wel om een zeer eenvoudige reden: men kan
onmogelijk vaste duidelijke kenmerken geven, waarnaar men
zich bij dc beoordeeling van iedere s])eciale zaak zou kunnen
riclitcn. Eu bij gemis hiervan zou dc bewering hiero)) neer-
komen : wat dc wetgever regelt moet hij ook betalen.
De historische ontwikkeling van gemeente en Staat naast
elkaar gebiedt volstrekt niet een zoodanige vcrdeeling in gemeente-
en Rijkszaken. Defensie, thans aan het Wijk opgedragen, tot
alfer tevredenheid door dit lichaam behartigd, wordt door dc
voorstanders van deze beschouwing toch wel voor eene Rijks-
zaak gehouden; <!venzoo de handhaving der .lustitie.
Maar heiden waren in den iuinvang wel degelijk gemeente-
zaak, vooral de laatste, .la, zij waren\' nog meer dan dat: de
behoefte daaraan was dc aanleideude oorzaak van het ontstaan
der gemeenten.
In den looj) der tijden liecft de ontwikkeling aan dc gemeenten
ook nog andere bezigheden oj)gedragen, dezelfde evolutie heeft
aan haar twee voorname functies ontnomen. Zou deze daii\'jilotsoling
\') rrapadvifzcn. Vcrccniginij voor de Stsathiiiihoudkundc, fn dc .Slalitick 181)3.
t
^153
Iiare werking verliezen? Of moeten wij aannemen, dat evenals
de Staat deze functies overnam, er ook andere kunnen zijn,
waarvan die overneming nuttig is, zoowel in het belang der
gemeenten, als in het belang der zaak zelve? Dit zonder twijfel:
bij de overweging of ecu zekere tak van dienst aan de gemeenten
moet blijven opgedragen, moet het nuttigheids-argument den
doorslag geven.
Jiij de bcoordceling van ccn tak van gemeentelijken dienst
van dit juiste standpunt, moet cr op twee dingen gelet worden.
Men kan aannemen, dat in den regel eene zaak het beste
behartigd zal worden door dengenc, die onmiddellijk het meeste
belang daarbij heeft.
^biar aan den anderen kant, moet men in het oog houden,
dat dan 0{)k die belanghebbende de uoodigc kracht moet bezitten
om dc hem toegedachte taak tot ccn goed einde tc brengen.
Er zijn thans aan do gemeente verschillende uitgaven opgelegd
door do wet, waarvan onnn\'ddcllijk blijkt, dal die oplegging
nuttig en doelmatig is.
Mot eigen bestuur, het onderlumd van eigen goed, van wegen
enz., do zorg voor de brandweer, voor goede begniafplaatson,
hel doen plaats hebben van zekere gezondheidsmaatregelen
behooren onder meer daartoe.
De Ingezetenen hebben daarbij zelve onniiddellijk belang: de
lasten nu)gcn onderling verschillen, zij zullen nicl tc zwaar wordon
voor dc draagkracht dor inwoners. Of nu dc kosten daarvan
door de \'wet zijn o))gclegd of niet, of de gemecnlcn zonder
dwang geen cont ervoor uitgegeven zouden hebben, verandert
aan de zjutk zelve niets. Niemand zal aan den wetgever het recht
betwisten om door het gebieden van zekere nuialrcgolcn te voor-
konum, dat slordigheid, zorgeloosheid of onwil vaneen hokromiwn
mcorderheidjc in do gemeente, haar zelve en hare naburen
schade toebrengen.
^54
Aiirlere uitgaven zijn er nochtans waarvan het even vast staat,
(lat zij niet door de gemeenten, maar door het Rijk behoorden
tc geschieden.
[s het bijhouden der registers van den burgerlijken Stand
in het belang der gemeente? Of de verkiezing voor dc Tweede
Kamer en Provinciale Staten? Of het aandeel, dat zij hebben
in de uitvoering van de wet op de Natioiuilc Militie, enz?
Uit de mindere nauwkeurigheid, waarmede het een cn aiulcr
geschiedt, spruit geen nadeel voor de gemeente voort. Ilct
Rijk is daarentegen wel belanghebbende. Het heeft in het
belang van orde cn regelmaat den Hurgerlijkcn Staml ingesteld,
voor het Rijksbestuur de verkiezingen gelast, ten behoeve der
defensie dc Nationale Militie georganiseerd. Wanneer het nu
daarbij gemeenteambtenaren aan het Mcrk zet of de gemeente
nog op kosten jaagt, dan moet het den arbeid betalen, dc
kosten vergoeden.
Afocht het practischer blijken het status-(iuo tc handhaven,
dan nH)et het Uijk een zekere vergoeding geven en dan wel de
besteedde kosten. En om dan overdadigheid te voorkomen, is
het voldoende ccn maximum per inwoner tc stellen, waar-
voor dc gemeenten het ecn cn aiuler kunnen doen.
Maar ook deze uitgaven drukken dc gemeenten niet zoo
zwaar. Wel is dit het geval met het
• Onderinjn, het lager en ook het middelbaar en het hooger.
Dc gcnu^cntc, als zoodanig, heeft betrekkelijk weinig belang bij
een goed onderwijs. Wcl hebben dc ingezetenen, als jKirsonen,
zulk een belang. En ook de Staat.
Voor de particulieren is het aangenaam, dat zij dicht bij
zich goede inrichtingen hebben, waar hunne kinderen onderwezen
worden; een verstaiulelijk ontwikkelde cn beschaafde bevolking
verleent ccn ongekende kracht aan den Staat.
Miuir voor de gemeenten is er geen Maarborg, dat zij dc
vruchten van ccn beter onderMijs, dc vergoeding voor de
(hiaraan ten koste gelegde geldsommen zullen ontvangen, door-
dat (je i)crsonen, die ervan gemiten (M»k op lateren leeftijd deel
blijven nitnuiken van haren kring. En bij een keuze van
^155
■woonplaats letten de meeste menselien meer o]) de hoogte der
belastingen, het meer of minder dure leven, dan op het cmderwijs.
Slechts plichtgevoel moet haar dus drijven.
Het belang van ecu goed geregeld onderwijs is verder een
zeer idd^el belang cn het bewustzijn daarvan kau veilig in dc
Hijks-wetgevers en uitvoerders in veel grooter mate aanwezig
geacht worden, dan bij dc gcnicentebesturen, de goede natuur-
lijk niet tc na gesproken.
Maar afgezien van de vraag wie of het meeste belang erbij
heeft, is hier nog in aanmerking tc nemen wie het beste in
staat is, in dc behoefte te voorzien.
Het oiulerwijs is zeer duur, vooral goed onderwijs. Vele
gemeenten zijn noodlijdend, bijna alle verkeeren in een zoo-
danigen linancieelen toestand, dat zuinigheid op elk gebied
een gebiedende eisch is. Kn maar al te groot is dan dc ver-
leiding om juist op het gebied van onderwijs deze bezuinigingen
in groote mate toe tc passen. Hu is het wcnschclijk dc uit-
voering vau dc lagcr-ondcrwijs-wct, ,,die zoo teere en zoo
gewichtige belangen raakt", te basceren op een systematische,
uiterste zuinigheid cn iidialigheid ?
Onderwijs is verder een der takken van gemeentelijken dienst,
die in versehilicndc genu\'enten groote onevenredigheid van
kosten vertoont. Ken rijke genuiente, waar vele welvareiule
Heden wonen, dic gemakkelijk haar betrekkelijk lichte belas-
tingen kan innen, heft van vele kinderen haar schoolgeld. Ken
arme gemeente, die genoodzaakt is haar belastingen drukkend
tc maken en ook do miudcr-bedoolden daarin to betrokken, is
door do omstandigheden gedwongen, op den koop too, nog aau
vele kinderen gmtis on<lerricht to geven. Men kan gerust
zeggen, dat dc uitgaven voor lager ouderwijs omgi\'keerd ovoji-
redig zijn aan de draagkracht der gemeenten.
Hier staat nu\'.n dus tegenover oen oorzaak van betrekkelijke
ongelijkheid vau lasten, dic dc wetgever volkomen binnen zijn
borcik hoeft en die hij daarom moet verwijderen.
,\\an hou, die op deze eenvoudige en billijke grouden over-
neming van het onderwijs door hot Hijk beploiton, wordt hot
Medusahoofd der centralisatie voorgehouden.
^156
Het is volkomen waar, dat door deze overneming een groot
deel van de zelfregeering der gemeenten op dit gebied verloren
zal gaan, maar dat is in werkelijkheid zoo vreeselijk niet, als
het wel schijnt.
Daargelaten of tegenover dc enorme opofferingen het behoud
van dit recht wel wenschelijk zou zijn, vooral voor armere
gemeenten, wordt te veel gewicht eraan gehecht en wordt
ook de toestand na de overneming te pessimistisch afgeschilderd.
AVaarop komt dit recht thans neer?
De wet op het lager onderwijs regelt zooveel en zoo in
bijzonderheden afdalend, dat de bevoegdheid der gemeentebesturen
iu hoofdzaak hierop neer komt:
1\'. bepaling van het aantal onderwijzers boven hct minimum,
dat de Mct bepaalt,
2°. aanwijzing van een aantal vakken, door de wet faculta-
tief gesteld,
zorg voor dc leermiddelen,
4". het bepalen van de traktementen van hct onderwijzend
personeel,
5". liet bepalen van dc grens en hel verband met vooraf-
gaand of volgend onderwijs,
6". benoeming van hct ])ersonecl,
7". het regelen van schooltijden cn vacantiën.
. Wat jui dc eerste 8 punten aangaat kan men veilig beweren,
dat het onderwijs bij hct verlies van zelfregeering alleen winnen,
maar niet verliezen kan. De minima, die do wet aangeeft, zijn
maar al te dikwijls levens al hetgeen dc gemecntcbcsturon in
dezen doen. Voor leerun\'ddclen, waaromtrent de wet geen
minimum stolt, geeft dc noodzakelijkheid or ecu, dat niet hoog
is eu vaak tevens het maximum. In de grootere gemeenten zijn
hioroj) natuurlijk vele lollelijke uitzonderingen
Dc Kegocring, dio zeer goed beseft, van wolk overwegend
belang voor do kracht des Hijks het lager onderwijs is, zal zekor
niet minder d(M!n.
N®^ 4 is vau geen belang waiuicer de gemeenten, die trakte-
menten niet moer behoeven tc betalen: overigens kan mon ook
^157
hier thans aannemen dat zij, ook weer met uitzonderingen ten
goede, juist zooveel geven als zij maar durven en waarvoor zij
personeel kunnen krijgen.
Het vijfde en zesde punt zijn de kardinale punten.
Doordien de gemeenteraden de onderwijzers benoemen, oefenen
zij op den algemeenen geest van het onderwijs invloed uit.
Maar daarmede is het dan ook afgelooj)en: de onderwijzer is dan
verder uitvoerder der wet. En houdt deze zich maar aan de
grenzen, die zij hem stelt, dan is alle verdere invloed van
gemeentebesturen uitgesloten. Dit ondervond eene plattelands-
gemeente in Gelderhind niet lang geleden, toen zij het ontslag
van ecu onderwijzer, dat op den keper beschouwd niet verder
gemotiveerd bleek te zijn, dan dat de man over godsdienstige
(puiestien anders dacht, dan de meerderheid van het gemeente-
bestuur, door de Gedeputeerde Staten zag vernietigen.
Kn wat belet nu, aan de gemeenten de voordracht of zelfs
de benoeming van de onderwijzers, ook onder eene nieuwe rege-
ling, op le dragen en haar tevens de beslissingen omtrent N". 5
en 7 over te laten, binium zekere, grenzen door de wet te bepalen?
Wanneer nu\'n haar eindelijk de bevoegdheid geeft om plaat-
selijk toezicht uit te oefenen cn voor te dragen voor schorsing
en ontslag, die jjcrsoncn, die zij om een bepaalde reden onge-
schikt achten, dan blijkt die ccnlralisatie van naderbij bezien
niet zoo schrikbanwid tegenover de voordeelen cn voor de
genu\'enlelijke kassen en voor het onderwijs zelf, dat hier toch
ook gewicht in de .««chaal legt.
Hij hooger cn middelbaar onderwijs geldt mutatis ututandis
hetzelfde, ofschoon de nadeelcn van de tegenwoordige regeling
hier minder in het oog springen, wat het onderwijs zelf betreft.
Uit den aard der zaak bevinden de instellingen hiervoor zich
steeds in grootere gemecnlcn, waar het gevaar voor l)ekrom])cn
regenten veel minder groot is. Op dil gebied slaan wij evenwel
tegenover een aiuler kwaad, n.1. een jwirasitisme op groote schaal,
van de zijde der bewoners van de omliggende gnneenten, die
hunne kiiuleriMi dagelijks van het onderwijs laten proliteeren cn
slechts het schoolg(^ld betalen.
^158
Het Armlesluur is in tegenstelling van liet vorige een on-
middellijk en hoofdzakelijk gemeentebelang, en zelfs een van
dien aard, dat het moeilijk aan de aandacht der plaatselijke
besturen kan ontsnapjien. Van de aanwezigheid van velen, die
niet in eigen onderhoud kunnen voorzien en dus wiskunstig zeker
tot bedelarij of diefstal gedwongen worden, ondervinden in de
eerste plaats de ingezetenen den last.
Er is nog een andere reden, die het allerwenschelijkst maakt,
dat de armenzorg aan de gemeenten blijve. Er moet in ieder
s[)eciaal geval beoordeeld en beslist worden en dat kan moeilijk
iemand beter dan de jdaatselijke autoriteit. Aan de inrichting
b.v. van plaatselijke comité\'s, die uit de schatkist zouden mogen
uitkeeren, aan vergoeding van kosten voor de arnuiuzorg door
het Uijk, zijn overwegende bezwaren verbonden.
In tegenstelling met het onderwijs, kan de wet hier zeer
weinig détails geven; de groote kosten worden niet door de
inrichting maar door dc uitvoering veroorzaakt.
Ecn verbeterde armenzorg in de richting van algehcelc ver-
goeding door het Rijk, zou zijn een signaal tot algemeene
])lundcring van dc Kijksschatkist; controle hierop zou, zoo al
uitvoerbaar, toch hoogst omslachtig cn diuirdoor èn kostbajir èn
gebrekkig blijven.
Ecn systeem van gedeeltelijke vergoeding lijdt altijd aan twee
bezwaren, of het is niet voldoende, of het is een plundering
zonder controle.
Dit alles geldt nu voor armenzorg, voor zoover deze uit
het geven van geldsommen of levensbehoeften best^iat.
Ilct Kijk kan evenwel ecn groote verlichting aan dc gemeenten
geven, door een ander soort van armenzorg, die thans op
kleine schaal hier en daar door particulieren of geineenten to<ï-
gepast, genoegzaam bew<7,cn heeft in zijn werking uitstekend
tc zijn.
Vooral in dc noordelijke provinciën, waar dc txjcstand het
donkerst is cn waar dc kosten van armenzorg zoo builen alle
verhouding hoog zijn, worden niet alleen ouden van dagen en
zieken,\' nuiar ook arbeidsgeschiklen bedeeld. Zooals bij dc
^159
behandeling van de Xoodwet d(K)r een der leden werd gezegd:
er wordt in Friesland gebedeld, maar niet om een aalmoes, maar
om werk.
En juist wanneer dit noodzakelijk wordt, bevindt de gemeente
zich weer in een vicicusen cirkel. Omdat (!r geen voldoende
welstand heerscht, loo])t de arbeidende bevolking zonder werk
rond, cn moet dus bedeeld worden: omdat dit zooveel geld
ei.scht, wordt de welstand nog weer verminderd door de enorm
hooge gemeentelasten.
Tegen de werkeloosheid baat maar één middel: werkverschafting,
en dit kan door den Staat, dic over zooveel nuicr hulpbronnen en
hnlpnn\'ddclen beschikt, het beste toegepast worden. ])e gemeenten
kunnen het niet en heljxm zich met dcmoraliscerende en toch
nog onvoldoende uitkeeringen in geld aan valide ])ersonen, die
door dc omstandigheden aan ccn nog demoraliseercnder ledigheid
zijn overgegeven.
Wanneer het Rijk de gemeenten in st)u»t stelt werk tc geven,
waar er hamlen voor zijn, of zelf dit ter hand neemt, zullen
de eiu)nne verschillen in kosten vau arutenzorg zeer afnemen.
Het aantal werkeloozeu, laat zich gemakkelijk beplen; wanneer
men do gelegenheid oiwiit, komen zij wel.
Heide maatregelen van overneming zouden aan het Nederlandsche
volk veel, zeer veel geld kosten, nuuir ook belangrijke voordeelen
opleveren.
De Hijksuitkeeringen cu onderwijssubsidiën zouden kunnen
vervallen; het ouderwijs zou beter zijn; een deel der bevolking
thit thans gccn werk heeft, zou nuttig bezig ziju eu, last not least,
wanne(!r do Hijksbelastingeu verhoogd nu)Ostcn worden, zou de
fiscus tc (Joen hebben met nu\'.nschcn, dic ovend betn>kkclijk
gelijke dnu>gknu;ht iMizittcn eu niet hier bijna niets boven
hun deel in de Rijkslasten opbrengen en gindsch uitgemergeld
wonlen door den plaatsclijken belastingdruk.
Wat dc polltlti aaugaat: de zorg hieniau be.stced komt ook
weer iu do wirste, j)laat.s ten goalc aan de gemeente. Welvaart
en veiligheid van dc ingezetenen hangcu hiervan voor eeu goed
deel af: zij zulle,n tIe meest geschikte i)ers()nen zijn, om deze
^160
zaak te behartigen en de betaling zal haar niet overmatig
drukken, vooral wanneer het Rijk, zooals thans geschiedt, met
de stationeering van Rijks veld wacht en Marechaussee rekening
houdt met de mindere kracht der kleine plaatsen.
De Rijkspolitie moet gehandhaafd worden, daar de behoefte
aan opsporingsbeambten natuurlijk blijft bestaan en het niet in
het belang der justitie zal zijn, dat het Rijk bij de vervuUing
dier taak geheel zou moeten steunen op personeel der gemeente-
politie. De Gemeentepolitie moet blijven bestaan omdat de auto-
riteiten moeten kunnen beschikken over rustbewaarders, die ten
allen tijde ter hunner beschikking blijven en omdat centralisatie
op dit gebied het gevaar zou opleveren, dat de politie een soort
van leger werd, een macht in den staat, die zich voor een groot
deel aan de controle van belanghebbenden onttrokken zou ge-
voelen, en waarvan ruw en heerschzuchtig optreden, ma.ar al tc
zeer was te vreezen.
Dat het Rijk lui van de amblenareu der gemeenten tot het
bereiken van hare doeleinden meer dan eens gebruik maakt, is
in geen o])zicht af te keuren, waiuu^er dan maar de onderlinge
verhouding cn vooral de billijke betaling daarvoor, goed geregeld
wordt. Om een voorbeeld te noenuMi, kon nuni bepalen, dat het
Rijk aan de personen, die het ook wenschte te gebruiken, een
evenredig deel van hct traktement uitbetaalde. Zoo staan èn ge-
meente èn Rijk vrij tegenover elkaar. Dc gemeente is vrij zooveel
|)ersoncel aan te houden als zij wenscht, het Kijk kan zooveel
ervan gebruiken en persomm met zulke traktementen, als met de
bedoelingen en de beschikbare sonnnen overeenkomt.
De kosten voor de nclnülenj zijn .tot het laatst bewaard en
wel om deze reden: hct zal moeilijk uit te maken zijn of die
wel in iemands belang gemaakt worden. Maar optreden als rust-
bewaarders in de gemeente is gering, zelden anders dan bij
brand en daar hebben ook reeds vclo gemeenten van het gebruik
afgezien, en is het de groot(! vraag of zij thans nog als zoo-
danig gebruikt zou worden, indien do schutlcrij-wet dit weelde
artikel niet voorschreef, zoodat men dan ten minste iefs er
aan had.
lül
Of zij voor (le rijksdefeiisio van veel nut zijn?
In ieder geval btdiooren zij daartoe en alzoo ook door lu^t Kijk
bekostigd te worden: dit dcstenieer omdat, wanneer zij op de
Staatsbegrooting komen, de kans oj) een spoedige regeling, die
reeds zoolang noodig was, veel grooter wordt.
Alvorens van de Uitgaven af te stappen, nog (!en paarwoor-
den over de pn.\'lèvementen, die gelukkig in 1851 totaal
verdwenen zijn. Er is moeilijk iets in te brengen vcjcjr dit
geschenk der fninsche overhccrsching cn zeer veel ertegen.
Ilct beginsel, waaro]) zij berusten, is zuivere willekeur, het resul-
taat, waartoe zij aanleiding geven, roof.
Zij werden onder de herstelde Nederlandsehe Kegeering ver-
vangen door (len jxjst onvoorziene uitgaven ter beschikking van
het algemeen cn een ter beschikking van het ])rovinciaal be-
stuur. Tuokhkckk zeide daarvan: „Aldus zijn twee posten,
veel onredelijker dan de fransc.hc pnïicvcmcntcn, onze plaatselijke
hcgrootingen binnen gesloixm en e,r gebleven, in strijd zoowel
met de (iischen van c(!n onhdijk huishouden, als met onze, op
dit punt zeer stellige, wetgeving."
Men kan ook dc gcutccnten in ccne hetere linancieclc jjosilic
brengen door hare inkomsten te vcru»cerd(mMi.
Uitbreiding van belastinggebied wordt in vele gevallen hiertoe
aangeprezen. M(^n vergtite evenwel niet, dat dit de gemeente fei-
telijk alleen hcljit, iiulien zij daardoor in\'euwe personen, tot nu
nicl aangeslagen, o)) haar kohieren brengt.
Blijft zij beperkt lot denzell\'den kring van individuen en dal
is veelal het geval, mo(!( het geval zijn omdat alleen ingezetenen
er in vallen en nog eenige pcrsoi\\en, die er in de (Mmi of andere
wijze, door grondbezit b. v. betnikkingen mede hebben, dan
h(d])l geen toeslaan van andere of meer soorten van belastingen.
Al heft de g(ime(mle dri(TrhM soort omslagen in plaats van
ij tiiorhkckk. t.«.]!. i>«|?. 18.
11
-ocr page 178-^102
vroeger één, om meer geltl tc ontvangen moet zij toch den
belastingdruk in het algemeen vcrhoogen cn is dc grens van
draagkracht bereikt, dan kan haar inkomen niet meer toencuuiu.
Ook voor zulke gemeenten evenwel, waaruit niet meer geld
te halen valt, is uitbreiding van het belastinggebied lang geen
onverschillige zaak in dien zin, dat zij allicht daardoor in dc
gelegenheid komen de lasten billijker tc vcrdeelcn, dan dit tot
nu toe het geval kon zijn.
Vergrooting van het gemeentelijk inkomen zal oiuler de nieuwe
wet van 1897, behoudens het geven van ccnc grootere Hijks-
uitkecring om bovengenoemde reden, alzoo in\'ct gemakkelijker of
zelfs mogelijker zijn gemaakt, dan\'zij thans was. De aanslag
van dc forensen is voor ccnigc; gemeenten misschien van groot
belang, over het geheel zal zij wel van weiin\'g belcekenis zijn.
En juist dit feit, dat bij meer verscheidenheid toch de
totaalopbrcngst dier belastingen niet veel zal toenemen en dc
toename nog even bezwarend blijft als vnx^ger, waar zij thans
om dc weinige welvaart onmogelijk was, zal ook d<ï regeling
van L897 slechts van tijdelijk nut doen zijn.
Thans zijn allen, die maar eenigszins in dc termen vallen,
onder dc belastingschuldigen gebracht; wanneer dus over eenige
jaren wederom verschillende gcmccntcii in vcrlegenlicid zullen
komen, kan men geen anderen weg in.slaan dan ze tc ontlasten
vim uitgaven, tenzij men dan eene voortdurende sy.stcmatischc
bedecling mocht verkiezen.
Ilctgcciii thans reeds wenschelijk is, overname van onderwijs
en wcrkver.\'ichalfïng, zal dan onvermijdelijk zijn.
Thans nog ecn zeer kort overzicht tier verschillende bronnen
van inkomen.
Dc ncdjuzen zijn in 1 SOf) als zoodanig ge.schr.ipt. //ooals boven
aangegeven werden zij reeds in oude tijden aangclrollen, waar
zij zich in hoogen bloei verheugden, zoowel als zuivere stads-
belasting, als later in den vorm van o])centen op den jirovin-
cialcn of lat<!rcn Rijk.s-accijns.
In ^lic beide vormen blijven zij tot de afschafiing iiaasi elkaar
bestaan, terwijl wetgevers en gouvernement nu weer eens den
eenen vorm, dan den anderen, voor den Ijesten hielden en
aankweekten.
Zoo wenschte CJooKt enkel ojKienten, maar hij kon zijn
systeem, wegens dc onmogelijkheid eener spoedige doorvoering,
niet s[K)cdig verwezenlijken en weldra werden ook weer andere
belastingen toegestaan. Met de rninschc wetten was weer juist
het omgekeerde het geval cn zegevierden de eigen belastingen
(octrois mnuicipanx). In 1818 werden beiden niui.4 elkaar geduld.
Men begon thans langzamerhand het schadelijke der accijnzen
in te zien, omdat num den la^t ervan oiulervond, des te
erger naarmate het verkeer zich out .wikkelde. lOn toch hiel men
maar door cn nu)cdigde de Regeering dit telkens weer aan.
Kvenwel, hunne dagen waren geteld en in I8G5 vervielen
zij voor de onverbiddelijke noodzakelijkheid.
Deze afschalUng is toe tc juie.heu en cr bestaat geiiu enkele
reden om erop terug te komen en dc a(\'cijnzcu weer door de
gemeenten te laten heircu.
Ilct middel der accijnzen hceft wel voordeden, maar ieder
voordeel is onmiddellijk door ccn nog grooter nadeel gevolgd.
Zij zijn gemakkelijk te verhoogen en hun druk wordt niet
direct bc-sjKiurd; hij, die er niet aan mede betalen wil, kan zich
(iraan onttrekken door die goederen niet tc gebruiken cn ook
de niindcr vcrinogenden dragen in de gemeentelasten mede.
Maar ook is de helling uitermate duur, dc iKirceptickosten
loojMMi hoog, dc i)rijzeu der gelroll\'en artikelen stijgen, er ziju
vele tolliniën, belemmeringen van handel cu verkeer, kweek-
scholen van smokkelarij cn un\'sdiwid. De gemakkelijke verhooging
is ci^n W(M\'.lde, die slechts zeer sterke beenen kunnen dragen;
de gemeenlebe.»ituren worden te vrijgevig eu mi.ssen die controle
voor een groot deel, die bij dc directe belastingen zoo sterk werkt:
de onte.vre.deidieid van de betalers en het aantal niet-betalers.
Bovendien hebben de accijnzen dit zeer groote nadeel, dat eeu
relatief veel zwaarderen druk o]) dc miiuler bczittonden wordt
uitgeoefend. Vooral indien de accijnzen noodzakelijke levensbe-
hoeften trelleu, heeft dit iu hooge nuite pliuits: de armen bedsteden
een »aar verhouding veel grooter deel van hun inki)uien daaraan.
1(54
Deze gebreken zijn zoo volledig erkend en van zoo over-
wegenden aard, dat er zelfs niet meer aan gedacht mag worden
de gemeenten in die bevoegdheid te herstellen.
Is nu het Rijk verjdicht dc gemeente voor dit genns aan
accijnzen schadeloos te stellen?
Veelal wordt deze vraag toestennnend beantwoord, ofschoon
de rechtsgrond ver te zoeken is. Het Rijk was volkomen bevoegd
het hetlen der accijnzen te verbieden, zooals het tic heffing van
andere belastingen met name toestond.
Met het afschafi"eu in 1865 werd tevens een nieuw element
in onze inkomsten gebracht:
de liijhuHkeering, als vergoeding voor het gemis van accijnzen,
hoewel ook later uitgebreid tot vergoeding van hel Rijk voor
wat het door dc gemeenten te zijnen beho(!ve laat doen.
Tn de oorspronkelijke bedoelingen van Tuoubkckk en Bkt/, lag
geen uitkeering, maar afstand van een Rijksbelasting, van hct
personeel, eerst voor de helft om later ook de andere helft le geven
BegrijjMilijk is het, dat zoo al niet het recht, dan toch over-
wegingen van billijkheid, het verleenen van een dusdanige
schadeloosstelling in 1865 dringeiul vorderden.
Ken groote fout was hct evenwel al dadelijk, die schade-
loosstelling te geven aan alle gemeenten, zonder te vragen of zij
veel of weinig, ja, of zij in het geheel wel accijnzen hieven.
Deze fout kwam exirst bij dc behandeling der wet er in (pag. 101).
Verder kon de uitkeering slcchts toevallig lo(!- of afnemen iiuit
de behoefte; als regel kregen dc rijke gcme(;nten veel tc veel,
de arme veel te weinig.
Dc wet van 1807 motiveert nog eeii deel vau hare uitkeering
met de verklaring: de gemeente wordt door het Kijk verhinderd
de un\'nder-vermogenden le (l(M\'n bijdragen in de kosten harer
huishouding: het is dus ook billijk, dat het Hijk vergoedt wat
auders deze minvermogenden zouden betaald hebben. Deze
redeucering klinkt heel zuiver maar past niet bij de omstiindighcden,
die wjj zien.
Er zijn gemeenten, die de werkelijke inkouuius van /250,
ƒ200, ja van ƒ 150 nog in den hoofdelijken omslag betrekken.
^165
zij het dan ook voor een gering percentage (Weststellingwerf,
Ooststellingwerf, Schoterland en Opsterland). Het is niet aan
te nemen, dat er personen zijn, die nog kunnen bijdragen en
het niet doen, want wie hier heden opliet kohier der belasting-
schuldigen staat, komt morgen voor op de bedeelingslijsten.
Wat men deze nog door de accijnzen zou kunnen laten betalen,
zou door de gemeenten, door de toenanu\' der noodzakelijke
bedeeling, weer vcrh)rcn wonlen.
De Rijkswetgever ontzegt deze gemeenten dus het gebruik
vnn een middel, dat haar vele kosten en omslag zou bezorgen
en niets meer o])brcngen en er beiioeft hier althans van ver-
goeding geen sprake te zijn.
Afgezien hiervan, geeft de wet nu^er dan de gemeenten van
de minvermogeiulen zouden kunnen trekken bij accijnsiicHing.
1)(! eerste fout wordt gemaakt door aan te nemen, dat de
minvermogeiulcn evenredig zouden bijdragen in alle ]H>rsoonlijke
lasten, terwijl de vergoeding alleen zou moeten gegeven worden
over dat doel daarvan, dat (b)or middel van accijnzen zou zijn
geheven.
Venler vergect.de wet, <lat er een aantal accijnzen bestaan,
die dc minvermogenden zoo goed als geheel ongcnuieid laten.
Daar heeft men den wijnaccijns, den accijns op rumlvleesch en
kalfsvleesch on op de suiker, zaken die voor inkomens, die
niet onder den hoofdolijken omslag vallen, voor een gn)ol deel
tot de onbereikbare weeldeartikelen behooren. Ook de bier-
nccijns kan gerust voor meer dan de helft hiertoe gereketid
wonlen.
Illijven dus over, die op het gedistilleenl, op het zout en op
den azijn."
Dez(! brachlen in I St)5 mei don hieniceijns samen op ruim
(17 % van de lotaalophrongsi der accijnzen in het Hijk, waarvan
ruim 6(1 % alleen voor rekening van het gedistilleenl kwam.
Van dit gedistilleenl moel«\'n nu nog afgetrokken wonlen, de
accijnzen op brandewijn voor ecu gn)ot deel (men dcnkc nnn
I) Pc lircr rYTTKKSRN in de T«n>dr Khmer. Mei ISBJ.
-ocr page 182-^166
alle iiigeinaakie vnicliton en flergelijke) en alles wat op fijne
likeuren en dergelijke gelieven wordt.
liet overschot zal dan vrij juist zeggen, wat door meer- en
ininverniogenden ^ beide, gebruikt wordt cn waarover dus dc
vergoeding zou" moeten loopen.
Ecn andere uitkeering komt slechts neer op ccn tegemoet-
koming aan de gemeenten wegens mindere welvaart der inge-
zetenen, een principe te ingrijpend cn te vcr.>trckkend om zoo
maar in ons Staatsrecht in tc dringen.
IJij dc beoordecling van Mat het Eijk zou moeten vergoeden
blijft natuurlijk buiten beschouMing al hetgeen het zelf van
eigen verbruiksbelastingen heeft vrijgemaakt. Waar het om
overMcgcndc redenen afstand deed>van ccn schadelijke bcla.sting,
gaat het niet aan, nu nog dc .schade door dit genn\'s aan dc
gemeenten veroorzaakt tc moeten dr.igcn. Maar natuurlijk de-
zelfde belasting ook schadelijk werkte.
Nu dc nieUMC Mct is aangenomen moeten dc uitzondcrings-
Mcttcn vervallen voor dc thans nog accijnshctrcnde gemeenten,
M\'ant hierover krijgen zij vergoeding.
Voor zoover dc Hijksuitkccring moet dienen als vergoeding
voor datgene, Mat door de gemeenten voor hel, Uijk Hordt
gedaan, lijdt zij aan de gewone bezwaren van iedere Uijks-
uitkeering.
Dc grondslagen zijn Mille.keurig cn bf in h(!t geheel nicl of
in een zeer gebrekkig verband met dc oorzaak der invoering.
Dat toont dc Mct-lS07 Maar dc kliussen en de bedragen
gewijzigd Mcrden zonder dat bf Kamer bf Ministers eenige
reden hadden zc op dc door hen aangeprezen hooglc juist te
achten. De meest zuivere, zij het ook mcImilleiulc, Millckeur
bej)aaldc dc toename per iuMoner opy\'l.— of ƒ 1.25 al naar-
mate "dczo boven of onder de 20.000 waren.
Dc uitgestrektheid eener gemeente oefent MCil invloed uit op
dc hoogte der kosten, niet op die der vergoeding.
Hij iedere M\'ijziging van do gemeentelijke financicn mcM^t cr
naar gc.strecfd worden de nitkccringcn te verminderen, liefst af
te schalfcn. Dc onbillijkheden en\' gebreken op te mimen is
1G7
een onbegonnen werk: dat is door de zoo ingenieus uitge-
dachte en inooi-opgczette regeling van 1897 weer gebleken.
Ingewikkeld en uitvoerig, verwaarloost zij nog tal van hoogst
gewichtige onistandighcdcn eu invloeden en hoe men ook zoeken
nu)ge, er is geen regeling tc vinden of althans tot nu toe
gevonden, die uiet o]) ccn voordeel minstens twee nadeclcn
aanwijst.
Zoolang er vastgehouden wordt aan de ojKlracht van dezelfde
takken van Staatszorg aan de gemeente, waaronder zij thaus
gebukt gaat, is de nieuwe wet evenwel ontegenzeggelijk een
groote verbetering. Zij geeft veel, waar veel noodig is.
De ophefling van dit inkomstcnnn\'ddel kan thans, nu dc gemeen-
ten er zoo geheel ingegroeid zijn , slechts plaats viiulen met gelijk-
tijdige bevrijding van uitgaven, een reden tc meer om dien
kant uit te gaan.
Opccnicn hieven de gemeenten zooals wij gezien hebben, reeds
zeer vroeg.
Ilct is een zeer gemakkelijk eu onkostbaar middel om aan
geld tc komen. Ilct aanslagbiljet wordt eenvoudig met eeu aantal
])crccnten verhoogd.
Met bezwaar aan dit soort van belasting verbonden is, dat
dc fouten, die dc belasting zelve, aankleven, door de o])eenten
nog veel .scherjM^r te voorschijn treden, dc ongelijkheden in
drukking nog sterker worden. Daarom moet bij dit middel
(!cn groote voorzichtigheid in acht genomen worden, oixlat niet,
zooals voorgekomen is, de belasting daardoor verdubbeld of
verdrievoudigd wordt.
De opcentcn vienlcn hunnen triomf in 1805 bij de regeling
van (J()(ii\',i.. Deze was eeu groot voorstander ervan cu gaf aan
de gemeenten tal vau Kijksbclastingen om in ecu zekeni
volgorde opcenten ervan te hellen. Deze volgorde wa,s juist eu
g()(ul gekozen, minder jui.st evenwel wa.s, dat het aantal oi)eenten
op alle even — of althans bijkans even —groot moe.>«tziju. Dc
praktijk stoorde zich trouwens weinig hieraan <mi hief zeer
ongelijke bedragen.
Door deze regeling wilde (mmiki, ecu tweeledig d(Hil bereiken
-ocr page 184-^168
en wel: vereenvoudiging van administratie en invordering van
de plaatselijke middelen, terwijl tevens de gemeenten belang-
hebbenden werden bij dc invordering van de Rijksmiddelen.
De afzonderlijke gemeentebelastingen zouden dan dienen als
correctieven en moesten verder de noodige afwijkingen voor
plaatselijke omstandigheden veroorlooven.
Men kwam evenwel weldra terug van dit stelsel en onder
Franschen invloed werden alleen gehandhaafd de opcenten op de
grondbelasting, op het persouetil (de Rijks-verteringsbelasting),
die thans nog veroorloofd zijn en dan o]) de accijnzen, die
natuurlijk in 1865 mede vervielen.
Op dc grondbelasting, gaan zij thans nog uit vjui dc zeer
juiste stelling, dat in dc eerste plaats de grondeigenaren belang
en voordeel hebben bij en van hetgeen de gemeenten doen. Ilct
is dus billijk, dat zij hijdi-agcn en de grondslag moet zeer
logi.sch zijn hun grondbezit.
llet Rijk heft nu een grondbelasting en wel naar evenredig-
heid van de belastbare o])brengst van ieder perceel, die jaren
geleden is vastgesteld en g(?acht wordt steeds dezelfde gebleven
te zijn. Dit is ecu groot b(v.waar, nuuir reorganisatie is ver-
bazend duur en kost veel tijd.
Dc gemeenten nu)gen nu opcenten hellen, 10 op het ongc-
bojiwd en 10 op het gebouwd, om zoo ecu billijk aandeel tc
doen dragen door de grondeigenaren, waarbij itien dan Icreeht
oordeelt, dat dc eigenaren van gcibouwden grond veel meer voor-
deel hebben vau een goed ingeri(;hl gemeentewezen. Deze
helling is niet meer verplicht, zooals dat vroeger het geval was,
maar boven dc hier gegeven cijfers m.ng men niet gaan.
Kvenwel is het aan gcgronden twijfel onderhevig of van
den grond wel evenredig genoeg betaald wordt aan dc gemeenten.
Vele voorstellen ter verhooging der maxima zijn reeds gedaan.
Er bestaal dit groote bezwaar l<\'gen verhooging vau groiul-
l)elasting en dus ook vau de opcenten, «lat bij iedt/Ve poging
daartoe wordt opgcworiMJU, n. 1.^ dat deze hcfling in groote uuite
neiging tot anu)rtisatie vertoont, llelgexm het land d(K)r dc ver-
hooging minder opbrengt, wordt omgezet in waardevcrnn\'ndering
^169
en in den regel zal het feit zicli voordoen, dat deze vermindering
tot schade komt van hem, die op dat oogenblik eigenaar van
den grond is. Dit bezwaar schijnt zich voornamelijk bij de
gemeentebelastingen voor te doen: althans dc poldcriasten, die
toch dezelfde inconvenicnten aanbieden, worden zoo noodig
zonder eenige gewetenswroeging verhoogd.
Nu is dit zeker iets, wat naar onrechtvaardigheid zweemt,
maar zij, die zich daarom met hand en tand verzetten tegen iedere
verhooging, vergeten, dat thans een minstens even groot (mrccht
gcideegd wordt aan dc amlerc zijde. moet meer geld zijn
en deze vermeerdering van lasten wordt dan o]) dc ])ersoonlijk
belastingschuldigen geschoven. Uit vrees voor de amortisatie,
schenkt men ieder jaar den grondeigenaren een soms aanzienlijk
bedrag van hun billijk aandeel, om de betaling daarvan aan
dc persoonlijk belastingschuldigen op te dragen.
Daarom moeten de maxima op de grondbelasting wel degelijk
verhoogd worden en liefst met een Hink getal, zoodat
ccne gemeente in staat is ieder te laten betalen redelijkerwijze
voor wat hij aan voordeelen geniet. Kn vermindert, de grond
in waarde, zij daalt toch nooit beneden het bedrag, dal zij zou
gegolden hebben, indien een rechtvaanlige verhouding in acht
genomen ware: de vermindering bedraagt datgene, wat door de
gebrekkige regeling len geschenke is gegev(>n aan de eigenaren,
ten koste der overige bclaslingschuldigen.
Ken gelijk getal verplichtend te. stellen is nooil aan te bevelen,
wel mi.sschien de gemcenlen Ie binden aan een zekere verhou-
ding tot het totaal (hir inkomsten uit overige belaslingen,
waarboven die opcenlen niet mogen gaan, ook al hebben zij
het in dc\' wet gestelde gclal nog niet bereikt.
Wat het gebouwd aangaat, voldoen de beide nieuwe belastingen:
het s(raatg(ïld, olschoon de wel het woord niet kent, en <lo
belasting van nieuw (e bouwen slacbgedeelten, voor een groot
deel in dc behoefte aan verhooging van opcenten. Zij zullen
zelfs beier werken, want zij kunnen correctieven vormen tegen
al tc groote afwijkingen van do belastbare opbrengst van do ware
opbrougsl. Hij ccn verstandige regeling en cen juiste vcrlumding,
^170
zooflat h.v. beider opbrengst ongeveer even lioog is, voorzien
zij in een groote leemte en zijn alzoo onvoorwaardelijk goed te
keuren.
Tegenover de geschenken, die dc wet de gemeenten dwingt
jaar-in, jaar-uit^ aan de grondeigenaren aan te bieden, staat de
plaatselijke belastinghetler evenwel machteloos. Peze machte-
loosheid moet vervangen worden door bevoegdheid tot heffing
van hooger oi)centen, en daarmede zal dan ook de brandende
(jnaestic der absenten zijn uitgemaakt.
Extrii-opcentcn ter bestrijding van het absenteïsme zijn totiwil
ongerechtvaardigd. Het hebben van bezittingen en vaste goederen
buiten de gemeente van inwoning is nog geen strafbaar feit.
Acht men het een economisch kwaad, dan moet er in ccne
speciale wet tegen voorzien worden cn dan met inachtneming
of dc eigenaar ziju land verwaarloost of goed ver/orgt. Het
ligt evenwel niet op den weg van de gemeentewet. Wat deze
wM kan en moet doen is tc zorgen, dat de gemeente deu grond
kan belasten in evenredigheid van dc voordeclen, dic ieder stuk
van de gemeente geniet. Kn wanneer dat het geval is, mag
van een zwaarder belasting van uitwonende eigenaars geen sprake
zijn; de gemeente heeft alleen (pia-eigenaars met hen tc maken.
De klachten en het voorstel spruiten voort uit een, zij het
ook onklaar bewustzijn, dat cr thans tc veel op de dragers van
jM\'Tsoonlijkc lasten geschoven wordt. Hoe anders tc verklaren,
dat juist in de Frie„schc gemeenten, waar den 10" cu soms wel
den 8"\' penning van het inkomen wordt geheven, dc klachten
het grootst zijn; waarom anders de wijziging van den Minister
VAX llouTKX in het KegceringHvoorstcl in die.r vwge, dat de
opcenten dnn alleen zouden geheven worden, indien de druk
van de in art. ÜlOc bedoelde belasting daartoe aanleiding geeft.
Wanneer (irkiiud wordt cn dat wordt het hierdoor, dal dc
grondbelastingen iu de gciineentc niet ziju in evenredigheid met
de voordeden, die men ervoor trekt, dan moeten allen meer
betalciuen niet alleen de uitwonenden, hetgeen zou neerkomen
op een ongelijkheid, geheiligd als middel tot een economisch
doel vau twijfelachtige waarde.
^171
Do opccntcn op lict personeel, eerst nan ecn cijfer, later aan
het hedrag van ccn\' hoofdelijken omslag als maximum gelxm-
dcn, zijn thans in onheperkten getale aan de gemeenten toegestaan.
Het wenschelijkstc van alles zou zijn, indien dc geheele
bevoegdheid uit dc wet gelicht was.
Innners zij datceren uit een tijd, dat dc grootere gemeenten
hoofdzakelijk dreven op de accijnzen. Omslagen kwanuui weiin\'g
voor en dan nog tot geringe bedragen. Naast de o])centen op
dc grondbelasting was dit middel het eenige, dat eenigszins op
ecn directe belasting geleek en binnen het bereik van dc grootere
gemeenten viel. Toen werkte een verteringsbelasting, welke
dan ook, uitstekend. Ook kon dc handhaving naast een belasting,
waarvan de wet, ofschoon in vage tcrnuui, scheen te willen,
dat zij naar het inkomen geheven werd, wel verdedigd worden.
Nu evenwel is hun bestaan overbodig cn, als nu\'cr overbodige
ziiken, schadelijk geworden.
De gemeenten mogen zelve verteringsbelastingen hellen,
doen het vaak reeds cn zullen het nog meer doen. Nu
openen dc opcenten aan dc besturen eenen weg om een
soort van ])rogrcssie toe te ])assen, waarvan de wc^lergadc niet
licht gevonden zal worden en dat, terwijl de wel blijkens letter
en bedoeling zich ertegen ver/et. Waar de laagste aanslagen
van hel personeel beginnen, neemt het langzaam klinunende be-
drag van hetgeen aan de gemeenten in verteringsbelastingen
moet worden betaald, ccn plotselingcn sprong en die alle ver-
houdingen ovcrsj-hrij<leiHle verhooging zal juisl daar (rellen,
waar zij nog verbazend pijnlijk aank«)mt: bij den reeds in min-
d(^r gunstige conditiën verkeerenden middensland.
Wal baat het de progressie te bejMTken, indien dezelfde wet
het mogelijk maakt op ecn vrij lagen tra]) van draagknu-ht de
aanslagen plotseling te verdubbelen? Deze bejialing moet dus
uit de wet verwijderd worden.
De (luacstie of het jx^rsoneel aan de gemeenten afgestaan zou
nu)eteu worden, is nu van bel rekkelijk weinig belang meer:
immers dc gemeenten mogen toch al eene in hoofdzaak daar-
mede overeenstemmende belasting hellen cn dc afstand is dus
zonder doel.
^172
Boof(lelijke omdagen zijn oud als de geschiedenis der gemeente-
financiën.
Iu den aanvang, hoofdzaak ten ])lattenlande en bijzaak in de
steden, hebben zij altijd gestaan op de lijst der gemeentelijke
ink(unsten, ofschoon hun groote bloei eerst dagteekent vau de laatste
eeuw. De grootere gemeenten hieven ze oflicieel eerst na 1851
mjiar de wet sanctioneerde de praktijk: zij hadden er zich reeds
ingedrongen om vooral na de afschaffing der verbruiksbelasting,
te worden tot de plaatselijke lietting bij uitnemendheid, wat zij
thans zijn.
Ook aan deze belasting kleeft een .bezwaar, dat eerst na lange
ondervinding in werkelijkheid niet zoo erg bleek, als dc theorie
verkondigde. De hoofdelijke omskigen lijden aan willekeurigheid.
„Immers welke schoone regelen men ook slelle voor dc hcfling
van een hoofdelijken omslag — (if met wijdscher titel, van eene
plaatselijke inkomstenbelasting — in grootere plaat.sen, in de
uitvoering zal men steeds op onoverkomelijke moeielijkhcden
stuiten.
Elke hoofdelijke omslag, hoe schoon ook geregeld op hct
papier, is uit zijn aard willekeurig. Welke grondslagen men
ook bepale voor ccnc helling naar het vermogen der ingezetenen,
in de uitvoering zal niet op deze, maar wel op den iiiterlijkcn staat
en\'de vau elders bekende of vcrmoedwordcnde gcddelijke omstaiulig-
heden van dc verschillende belastingplichtigen gelet worden." \')
Deze vrees is door dc praktijk weerlegd, in zooverre, dat
meestal wel willekeurig nu)est gehandeld worden, maar deze
willekeur niet onmatig op de belastijigplichtigeu neerkwam.
Het bezwaar van willekeur is verder in\'et uitsluitend eigen aan
dc hoofdelijke omslagen, llet bestaat hij iedere din^(;te belas-
ting, ook die door het Kijk gehiiven, waar het geldt inkomen
of vermogen vast te stellen en men zich niet wil verlaten op
de zeer twijfelachtige eerlijkheid (h.v. hij de vermogensbelasting)
der belastingschuldigen. Ku zoo lang belastingontduiking in de
publiek^\', opinie geldt als eene geoorloofde listigheid, mits men
«) Trfcb. l.a.p. r«tf- 18b
-ocr page 189-maar zorge niet betra])t te worden, is die willekeur onver-
mijdelijk.
De j)raktijk heeft bewezen, dat de besturen over het algemeen
liever velen tc laag aanslaan, dan dc kans te loo])cn, dat
iemand tc hoog gctrollen wordt. Hij de kleinere gemeenten kent
men elkaar, bij de grootere kan men vertrouwen oj) onbevangen-
heid en onpartijdigheid hij dc beslissende autoriteiten; het be-
zwaar bleek bij nader inzien bijna geheel te verdwijnen.
Dc wet van 185)7 staat toe te hellen naar de vertering of
naar het inkomen. Of beide tegelijk kan ])laats vinden blijkt
eruit niet, maar wenschclijk is hel wel, zeker niel.
Dc omslagen naar het inkomen, vooral in de groote ge-
nu\'cnten veelvoudig gebruikt, hebben dit nadeel, dat zij, zoodra
hel jierccntagc hoog wordt , in hooge mat(! tot een exodus der
meergcgocdc belastingschuldigen aanleiding geven; dan zal dc
verteringsbelasting beter voldoen, die meer rekening houdt nuit
dc voordeelen, die ieder uit de gemeentekas geniet. Van
plaatselijke omstandigheden zal veel afhangen.
In ieder geval is het gelukkig, dat beiden toegestaan zijnen
een eisch als vroeger: dat de grondslagen een redelijken nuiatstaf
van het inkomen moesten oj)lcven>.n, \'ccn niet na te konuMi en
veel ontdoken eisch, uit dc wet is verdwenen.
In de hoofdclijk(>, onislagen zijn thans , verschillende cathe-
goricn opgenomen der z.g. forensen, die vroeger onbereikbaar
waren. Deze zijn allen aangc-slagen voor \'/a van het bedrag
over een geheel jaar. Hierover nu\'cr op pag. I7 I\'.
Hoofdelijke omslagen voor speciale doeleinden als voor lantaarns,
brandspuiten, enz., die vroeger in steden vctond voorkwamen,
zijn gelukkig uit de wet verdwenen, nu het beginstd zoogoed als
geheel is doorginocrd, dat alle gemeentelijke uitgaven een geheel
vornu\'n, le dekken door het totaal di-r inkomsten. Zij werkten,
al naar de grondslagen waarop de helling plaats vond, ver-
schillcml en berokkenden slechts last «m kosten.
Ken lifdriJ/xfjclaidiinj is aan de gemeenten niet ter helling toe-
gestaan, hoewel herhaaldelijk t(T .sprake gekomen en voorgesteld in
het ontwerp (.ionix dk Hkaukout cn het amemlement-IMj.nai\'i\'ki,.
Wm |i I I li 111
^174
De Minister Spren\'ger van Eijk had in 1891 de bedrijfs-
belasting, de belasting bij uitnemendheid voor de gemeenten
genoemd, maar is er iu 1897 om pnictiselie en juiste over-
wegingen afgestapt, (pag. 123).
Het is zeker moeilijk de relatieve voordeelen, die ieder bedrijf
van de gemeente trekt, vast te stellen: men zou er dood
eenvoudig een slag in moeten slaan.
Miuir er is meer tegen: geflankeerd door eeiu! verterings-
belasting, moet de liuitste al wel zeer de hoofdzaak zijn en de
eerste slechts weinig bedragen, wil men niet oj) de nijvere klasse
een extra heffing leggen, die theoretisch zeer goed verdedigbaar
maar practisch moeilijk tc betalen zal wezen. Wel gemeten de
neringdoenden direct meer voordeclen van de gemeente, dan de
overige klassen der bevolking, maar dc werken, waarvan alleen
de bedrijven voordeel hebben, zijii hoofdzakelijk voor het verkeer,
waarvoor zij ook nog rechten cn loonen moeten betalen.
Ken bedrijfsbelasting voor de forensen alleen, zooals het amen-
dement PiJNAi\'pkl wilde instellen cn ccne voor zedelijke lichauKui,
zou een welkome aanvulling van het belastingsysteem vormen.
De laatste,!! kunnen dc gemeenten thans niet, dc eersten
slechts voor Vs van het bclastingjiuir in haren hoofdelijkcn
()!nslag betrekken. Dc kosten worden even goed voor hen ge-
niajikt en door hen verhoogd.
Het abonnement voor 1 maanden verblijf, waarvoor men een
geheel jaar forens zou mogen zijn, zooals dc Minister het
noemde, kan als noodniaatregel, als uiterst middel om in de belas-
ting te betrekken, geduld worden: in ])rjncipe is veel erop aan te
merken: voonil op dat onwrikbiuir vast.stiuui van het bedrag,
onverschillig of de persoon 91 dan wel 3()1" dagen in de ge-
n!(?entc aanwezig is.
De wcnschelijkheid ou! de gemeenten in sfjuit tc stellen door
een bedrijfsbelasting te treilen hen, dic buiten dc ingczetiüKüi van
het gemccnteleven voordcel genieten, is groot, lict beste waren
misschijtn o!n dc keus tc geven: of aanslaan voor een derde, of
eene bedrijfsbelasting.
Het bedrag van (lez(! belasting zou dan (!en billijk verband
-ocr page 191-^175
dienen te lioudcn niet dat van de overige genicentolasten, ojjdat
zij in geen enkel opzicht ontaarde in een bestrafting van forenscin,
liet spreekt van zelf, dat slechts weinige cn groote gemeenten
een zoo groot getal forensen hehhen, dat zij zouden verkiezen
een iMulrijfshclasting in tc stellen hoven den aanslag van \'/a-
Aan die groote gemeenten kunnen opmaking der tarieven
enz. en toepassing gerust worden overgelaten.
Nu blijven nog dc zedelijke lichamen over, die thans zich
in belastingvrijheid blijven verheugen. Met eene bedrijfsbelasting
kon men zo trollbn: zoolang dit niet het geval is, zou het
aanbeveling verdienen, zc in den hoofdelijken aanslag te bo-
tnïkko.n, desnoods, ter voorkonung van onbillijkheden, met bepa-
ling van hunnen aanslag door dc (icdoputoerdc Staten van het
gewest. Deze regeling zou, theoretisch beschouwd, wel is waar niet
zeer fraai zijn , maar de toestand dat er gro«)lc, rijke, veel gold
verdienende corporation gevonden wordon, die van allo mogelijke
gemeentewo.rken profiteeren evengoed als natuurlijke personen,
die dc gemeente voor hun talrijk personeel op hooge kosten
jagen en wanneer het op belasting betalen aankomt zich
onzijdig houden, is ook niet fraai en wettigt wcl bijzondere
maatregelen.
moeilijkheid om sommige bedrijven, die zich ()vcr volo
gemeenten uitstrekken, om .spoorwegen enz. te taxceren, bestaat
«ivengoed bij een andere wijze van belasting als bij een botlrijfs-
belasting; het gaat toch ook niet aan hou maar geheel vrij te
stollen, omdat het lastig is tot oon juistcn aanslag te komen.
Onder ilo belastingen door den Minister (ioni.N dk HKAUKoin"
voorgesteld en in het ontwerp-18".)7 niet overgenomen, behooren
ook de (lehiftrcchit\'n op sigaren, tabak en dranken. (Jelukkig
zijn zij niet ovcrgcMiomcn. Zij zouden aanleiding geven, dat de
moor gegoeden wnvoudig uit een andore gemeente ontboden,
wat in de pliuits hunner inwoning tc duur was, en zoo vele
bedrijven ccn gevoeligen knak toebrengen. Mn als belasting op
kotHehuis-vortcring zijn er doelmatiger groiulslagcn van helling,
terwijl deze elablisseinenlen toch al oon voorwerp van bijzondere
zorg voor den belasting-wetgever uitmaken.
^176
■Äi.\'^tJrj\'ltjfÄiä^s^"":
De belastingen op honden en op publieke vermakelijkheden
brengen weinig op. De eerste, niet zoo zeer fiscaal, dan wel .als
politiemaatregel bedoeld, de tweede, oorspronkelijk eene sjjcciale
li(;fdadigheidshefling, zijn zij beiden van weinig belang. Wenschelijk
is alleen bij de tweede, dat de hoogere (gocdkoopere) rangen
zoo min mogelijk belast worden of geheel vrij blijven.
Belasting in natura, een overblijfsel uit den grijzen voortijd,
heeft zich in enkele gemeenten gehandhaafd, doch neemt stoeds
af in belangrijkheid.
Inkomsten nit eigendommen en gemeentobezittingen zijn ook
reeds van ouden datum. Zij slaan dfcht naast de
en zijn zeer vaak ermede v(irmongd. De grens tusschen ])ubliek-
en privaatrecht is hier moeilijk te trekken eu nu)et toch bepaald
worden om te kunnen nagaan, of eon zekere heffing belasting
is of niet en vooral ook met hct oog op een oude bci)aliug
(in 1798 reeds voorkomend) dat de rechten en loonen tot geen
hooger bedrag mogen geheven worden, dan er noodig is voor
onderhoud enz. der betrokken werken, in vcrschillondo lozingen
en omschrijvingen voorkonuind on in art. Äo-t thans nog weer
gehaiulhaafd.
Do eerste maal, dat cr eene olficieele grens gesteld werd, was
in 1819 bij Besluit van 9 A])ril. Do twistvraag was toen oon
voorworp van veler aandacht. Do niet zeer duidelijke onder-
scheiding komt hioroj) m\'er: Is hot gebruik van dc bedoelde
])laatsen en persoonlijke diensten onverjdicht on wordt do ge-
vorderde betaling eenvoudig borokond naar de uitgestrektheid
der ])laals en den omvang der moeite\' (bijv. de rccognitic! voor
staanplaatsen in hallen), dan moot (h; betaling alloen als huur-
prijs of loon beschouwd worden. Is daarentegen het gebruik
verplicht of wel wordt de betaling berek(^n{l naar de waarde
der goederen, die tor markt gebracht, gewogen, gemeten of ge-
keurd worden, dan draagt die betaling het kouun\'rk eener be-
lasting. Dat deze onderscheiding niet nauwkeurig was, bowees
o.a. fnorbkckkl \').
Ij Thoubeckü. t.«. p. pag. 03—65.
-ocr page 193-17?
T)o wet van 1851 ontlicj) dc moeilijkheden door ari. 238,
dat een groote opsomming iuhield van inkomsten, waarvan nu
niet werd gezegd, dat zij belastingen waren, maar dat zij er
voor gebonden zouden worden of daarmede, wat dc goedkeuring
enz. betreft, zouden gelijk gesteld worden.
Nu kwam er een andere moeilijkheid: er stond o. a. in dat
artikel „oiienbare" inrichtingen. Wat beteekende dit? Er zijn
vele gemeente-instellingen als gasfabrieken, telephoonnctten,
waterleidingen enz., die weing of geen verschil opleveren met
particuliere van soortgelijken aanb Hoewel deze in den hwtsten
tijd een groote vlucht nenu-n, zijn zij toch reeds oud: althans
dc stad Arnhem exploiteerde in het jaar 1353 reeds ccn steen-
oven, waarvan uitgaven en inkomsten op de stedelijke rekenin-
gen voorkwam cn het batig slot .nan de gemeent(! ten goede kwam.
Mochten deze instellingen lui winst uniken of vielen zij onder
het verbod van (art. 25 |.). De vcrjilichte goedkeuring van den
Koning op de tarieven was voor hen eveneens e,en groot bezwaar,
waar zooveel van loojicmh; marktjirijzen <in toevallige omslandig-
hcdcn afhing.
In dc jiraktijk oordeelde dn Hegeiïring, dat dit niet het geval
was: sommigen hieliM-n zich door kunstmiddelen als b.v. een
uitkcering van de gasfabriek aan dc gemeente voor het recht
pij])en enz. (e lcgg(!n in de ojienbarc straat.
Thans is die hejxïrking gchicvcn voor zekere met name ge-
noemde werken en wel: 1". strekkende lot het verkeer (het
binnen-gcmccntelijke uitgcslolen), 2". waarvan het gebruik bij
wet of verordening is voorgeschreven, 3®. waarvan de oprichting
en instandhpuding door dc wet is voorgestdireven.
Ken lH)ging om dc goedkeuring van de tarieven voor jirivaat-
rechtelijke inrichtingen aan de tJedeputeerdc Staten op te dragen
werd verworpen, trouwens men kon dit wel veilig aan dc
gemeenten zelve overlaten. Van de besturen, die in staat zijn
zulk een inrichting te organi.seenm en lot stand te brengen,
kan dc noodige voorzichtigheid bij het opmaken der tarieven
zeker verwacht worden.
Wil men evenwel al of niel goedkeuring, dan verdient het
12
-ocr page 194-^178
toch, vooral ook oin deu uitslag van den nitgevochten strijd in
dc wet vast te leggen, de voorkeur, de inrichtingen, die niet
onder art. 2.38 valleu, met name te noemen, zooals de heer
Hintzex in het amendement op art. 10, A bedoelde, llij
stelde voor te noemen: inrichtingen voor verlichting, vervoer,
water verzorging en dergelijke doeleinden, dc heer Mkes voegde
er bij: gebouwen voor kunsten en wetenschappen en badinrich-
tingen, de Commissie van Bapportcurs: tramwegen en telefoon.
In ieder geval eischt de logica, dat bij onderwerping van
deze tarieven aan het oordcel van Gedeputeerde Staten, aan
deze ook zal worden opgedragen dc. goedkeuring van dc voor-
waarden, door dc gemeente aan die personen opgelegd, die
concessie ontvangen voor het oprichten cn cxploitecrcn van
dergelijke inrichtingen.
De inkomsten uit de gemeènte-cigcndomnien zijn dc voor-
naamste oorzaak, dat cr nog enkele gemeenten gevonden worden,
die ccnc uitzondering maken op den algcmccncn geldnood; zij
datceren meest van eeuwen-her en thans nog genieten die gemeen-
ten dc voordeden van bet beleid van vroegere regenten. Dc inkom-
sten uit dc meeste privimtrechtdijke inrichtingen zijn van jongen
datum cn in het belang der gemeenten is het voorzeker, dat
dc besturen hieraan groote aandacht wijden cn zorgen, waar dc
omstandigheden het toelaten, zc op tc richten.
Om nu tc resumccrcn, het volgende:
Dc wet van 1807 is zeer zeker geschikt om ecu tijd lang
het vmagstuk der gcmccntctinancicn op den achtergrond te
dringen cn leniging aan tc brengen, wiiar dit hot meest noodig is.
Dc ontwikkeling van deu werkkring der gemeenten, in ver-
band met hare financicclc kracht, cischt evenwel dringend
overname door het Kijk van eenige takken van gcmcentcHjkeu
dienst cn wel voornamelijk: onderwijs en arnjcnverzorging voor
zoover zij kan geschieden door wcrkvcrschafting.
Rijksïiitkceringcn moeten dan geheel vervallen met uitzonderin-
gen v«n diegene, die geschieden voor wcrkziVJimheden, die t(!r wille
van dc eenvoudigheid of goedkoopheid aan dc gemeenten zijn o|)g(!-
dragen onder controle vanwege de Kegeering, waarvan do omvang
^179
geheel onafhankelijk is vau den wil der gemeeuteu cu waarvan
het volbrengen slechts voor het Rijk van belang is, of die gedaan
worden voor het bezigen vangemeente-anibtenareu(politic[)ersoueel)
door het algemeen gouveruemeut of zijne organen, tot doeleinden
bepaald buiten den engeren werkkring der gemeenten\' gelegen.
Overigens late meu aan de gemeenten in hoofdzaak dezelfde
iukomsten, die de wet van 1897 haar thans geeft.
Toeziclit op (Ie Geiueentelinancien.
Thans nu de geheele geschiedenis der Gcnieentcfinaucieu he-
haiuleld is, rest mij nog ccn enkel woord tc zeggen over het
verband tusschen gemeente en Rijk, voor zoover dit zich in
toezicht oj)cnbaart, waarvan in vorige hoofdstukken slechts wei-
nig is gesproken om dc geschiedenis hiervan niet te verbrok-
kelen en onulat dit punt vau groot belang is cn wel ecu afzon-
derlijke bespreking verdient.
Het is wcnschclijk, ja noodzakelijk, (iU ecu dan ook in ons
modern Staatsrecht erkend beginsjil, dat de gemeenten niet ge-
heel en al vrij zijn in hare handelingen, dat van hooger hand
toezicht uitgeoefend wordt.
Deze noodzakelijkheid bestaat natuurlijk dfuir, wiuir het betreft
de aan de gemeenten veroorloofde zclfrcgecring. Wanneer hier
geen controle was, zou de zclfrcgecring kunnen ontaarden in
absentie van Regcering. De genuHuite kau door doen of laten
aan den Staat, het groote geheel, waarvan zij steeds een deel
blijft uitmaken, schade toe brengen: de Staat moet dus de be-
voegdheid hebben zoodanige handcHngcu tc verbieden of te
gelasten.
Maar ook in de behartiging vau zuiver huishoudelijke zaken,
waar de belangen van den Staal, iu lu^t minst geen gevaar
loopen, is het wcnschclijk, de gemeentebesturen te ondcrwcrjHïu
aan een toezicht vau hooger hand. Ook deze soort, wel eens
i
^181
tuteel geheeten, is gebaseerd op liet feit, dat de gemeente onder-
deel is van den Slaat, maar in tegenoverstelbng van het vorige,
vindt dit toezicht geheel in het belang der gemeente zelve plaats.
Wat is het geval? De handelingen en verrichtingen van
een gemeentebestuur en vooral die op financieel terrein, ver-
binden niet alleen het thans levende geslacht, maar ook het
toekomstige. Dwalingen ter goeder trouw, onbekwaamheid en
lichtzinnigheid kunnen bij de regenten voorkomen en de schro-
nielijksle gevolgen na zich sleyxju, die later door dc gemeenten
moeten getorscht worden.
Er moet iemand zijn, die die handelingen bewaakt en gade-
slaat, en dit moet cen hooger bestuur zijn. Dit staat op ccn
meer verheven standpunt, belangstellend, maar niet belang-
hebbend, Het brengen van onmiddellijk noodigo oficrs rust
niet O]) hen en zij kunnen voordeel cn nadeel kalmer cn bo-
dnarder overwegen cn staan vrij tegenover ccne dikwijls kort-
zichtige publieke opinie, die zou wenschcn do toekomst aan
het heden oj) te olleren met do gedachte „après nous lo déluge."
Vooral op belastinggebied is dit toezicht eon dwingend ver-
cischte. Daar kan de gemecntn het Hijk op velo punten aller-
gevoeligst benadeclen, daar kan zij oconomischo belangen groote
schade toebrengen; daar bestaat aan den anderen kant het
gevnnr, dat een bestuur zijn toevlucht zal nemen tot financieele
operatics van twijfelachtig gehalte en voordooi, om mnnr niet tot
verhooging van belasting (c moeten overgaan.
Dc Nederlanders zijn van oudsher in hun beurs zeer gevoelig;
het kan dan ook geen verbazing wekken, dat het eerst op
belnslingferrein zich de behoefte aan toezicht o|Hmbaarde en dat
ook thans nog het eonlroloeron aan eene andere macht is
opgednigen. Immers waar overal elders de (iedopnlccnlc Stalen
ovor de financicclc handelingen der (ïomconten waken, komt
dc Koninklijke CJocdkeuring le ^ws bij bel invoeren, wijzigen
en afschaffen van plaatselijke belastingen.
De ontwikkeling van dezen band tusschen gemeente en hoogere
macht heeft in drie stadia plaats gehad.
In bet eerste, dat tot de revolutie liep, is cr van toezicht in
-ocr page 198-^182
den boven aangehaalden zin nog geen sprake, althans bijna niet.
De goedkeuring, die de octrooien behoefden, of juister: het
verleenen van octrooien door den Tiandsheer en later door de
Staten van het gewest, berustte op een geheel ander beginsel
dan Rijks- of gemeentebelang. De meeste octrooien waren regalia,
uitsluitende rechtén van den Vorst. Waar zij ook aan de steden
deze rechten moesten verleenen en deze zich zonder schroom cr
van meester maakten, is het geen wonder, dat de Vorsten althans
op ex^n recht van goedkeuring stonden, llun prestige was toch
al gering, vandaar dat zij telkens aandrongen op het inachtnemcn
van hunne voorrechten.
Het eenige geval, waar men van toezicht kan spreken, was
het versterken der steden. Soms was dit meer in het belang
van het gansche land, dan van de lieden, die een zeker strategisch
])unt bewoonden; er zijn voorbeelden dat dan versterking gelast
werd. Op zich zelf was het versterken van een stad altijd een
gevaarlijk iets; dc muren, die sterk maakten tegen den vijand,
koiulen met hetzelfde succes tegen den Landsheer aangewend
wonlen; vandivar dat het recht verleend moest worden en zelfs
ontnomen kon worden.
Ook moesten in den Gniventijd dc stc<lcn cn dorpen consent
van den Vorst hebben voor het sluiten van leeningen, maar zij
stoonlen zich weinig enian en onder dc Republiek viel dczo
controle geheel weg.
Dc Informacie van 1514, wa;irovcr ook boven reeds gehandeld
is, berustte oj) geen ander beginsel, dan het viuststellen van
de dnuigkracht van dc verschillende steden en dor])cn, om
daarnaar dc algemeene lasten te kunnen vcrdcelen.
Ilct tengevolge diuirvan uitgevaardigde besluit van (J Juli 1515
is van meer belang. De Vorst gebruikte daarin o. a. dc woonlen:
„Alsoo dc connnissarisen, die van onsen wegen geordonneert
hebben geweest, onune hen tc informeeren van den staet,
facultevt ende- gelcgentheyt van de Steden, Dorpen cn andere
Plaetsen van tmzc Landen van llollant. Zeeland eiule Vrieslant
— veel ende diverse fautcn, ongcregclthcdcn ende gcbr0.c(!keri
gcvonrlcn hebl)cn — tot gnwte laste, schade ende achtcrde,elc
^1287
van den ghcmeencn oorbaer ende welvaert van denselven Lande
ende van den Ondersaeten van dien —/.oo bevelen wij, en/,.
De maatregel uit eigen belang begonnen, lokte dus een besluit
uit, waaraan blijkens de motiveering het moderne begrip van
controle ten grondslag diende, llet daarin gegeven bevel: de
rekeningen jaarlijks te sluiten en binnen 6 maanden na het
einde des jaars in afschrift aan de llekenkamer op te zenden,
was weinig in stiuit dit princijx; tot zijn recht te doen komen.
Daar kwam bij, dat het slecht nageleefd werd cn bij dc woelingen
van den uitbarstenden ojistand geheel in het vergeetboek geraakte.
Hct gebeurde met Dordrecht (15II) en \'s Hertogcmbosch
(1052 en 1725) zijn geschikte voorbeelden, om aan tc toonen,
hoc vrij en onafhankelijk dc gemeentebesturen zich toen
gevoelden.
Hct tweede tijdvak, tot 18\'18, vervalt in het andere
uiterst«!. Aangevangen luct hct revolutie-tijdperk, ten top
gevoerd oiulcr de regeering van Louis Bonaparte en do inlijving
hij het Fran.\'icho Keizerrijk, kreeg ons land thans eene admini-
str.itic berustende op groote centralisatie cn vcrondcrslcldc
onnoozolheid hij dc ])laal,sclijke besturen.
De gemeentelijke autoriteiten werden eor.st in naam, nuiar
ook al sjjoodig inderdaad, administratieve colleges, onderworpen
cn onderdanig luui hct centraal ge/.ag.
Hot begon mot toezicht oj) do nieuwe belastingen, toen
volgden al sjK)edig vervreemdingen van goederen cn toezicht op
do rekening.
Met hot toezicht op de begrooting, kreeg mon ten slotte
uitgiiven en inkomsten heide onder bero.ik door dc bciwling,
dat dc golden, dio er boven uitgcgoven wiiren, bijge|)iist nu)Ostcn
worden door hen, die ze uitgaven of gelastten.
Wel panideerde in iedere nieuwe grondwet weer dc zinsnede,
hier jjlinisc, dat dc gemeente de vrije luvsehikking had ovor
huishoudelijke belangen, miuir wat baatte dit, waar de kiMirden
der beurs in vreemde handen waren? Zij moiditen vrij be-
schikken, njiiar konden nict anders doen op financieel gcbial,
dan wat hct hoogere licstnur zoo geniulig was haar loc te
stjwn. Want , cn dit was dc ovcnlrijving, dc gemeente mocht
^184
hare begrootingen niet zelf vaststellen: dit deed de prefect of
de Keizer voor haar.
WiLLEjr I maakte dc zaak, terwijl hij beweerde haar te
verbeteren, zoo mogelijk nog erger.
Het Souverein Besluit van 18 Februari 1814 overwoog:
„dat de inrichting van de zoogenoemde budgets, bij de
Fransche administratie vergezehl ging van ccne reeks van for-
maliteiten en kleine bemoeienissen, welke als op kennelijk
mistrouwen gegrond en tot niets strekkende dan om noodeloos
het gewicht der oppermacht te doen gevoelen, met Onze bedoe-
lingen, evenzeer als met Onze vaderlandsclie grondbeginselen
strijdig zijn,
dat echter eene regcbnachtige examinatie en beoordecling door
Ons of Onzentwege, van al hctgenCde Plaatselijke geldmiddelen
! betreft, alleen in staat is, om in dczelver beheer cn verant-
I woording, orde en eenparigheid tc brengen,
I En eindelijk, dat dc jaarlijksche inlevering, zoo van begroo-
I tingen van inkomsten en uitgaven, als van rekeningen over
dezelve, voor de goede ingezetenen der steden cn gemeenten de
voegzaamste waarborg is tegen alle verwaarloozing hunner be-
langen en tegen alle pecunieele opolleringen, welke de noodza-
i kelijkhcid niet mocht vorderen."
i Maar na deze vaderlijke en welwillende overwegingen, droeg
i de Souvercine Vorst geheel in het belang der ingezetenen dc
1 vaststelling van de begrootingen cn de sluiting van dc rcke-
j ningen wederom niet aan hen zclven oj).
Aan dc feitelijke toestanden werd niels veranderd; C\'ommissa-
rissen-Genenud in de Provincie en tot de Binncnlandsche Zaken,
benevens de Vorst zelf deden wat dc gemeentebesturen onder
i\' hunne controle hadden moeten doen. In 1814 werd het opgc-
j dragen aan de Staten der Provincie, die tevens bepalingen
dicnomtrcnt zouden geven, welke taak de Vorst hen uit dc
hand nam door zelf bij Besluit te regelen.
De goedkeuring van de belastingen, bleef met eenige kleine
uitzomferingen, steeds aan het centraa gezag voorbehouden.
Met 1848 is deze ontwikkeling haar derde stadium ingetreden
en thans voldoet zij aan alle billijke eischen.
i:
^185
De begrooting immers, wordt door de gemeentebesturen zelve
vastgesteld, waarna de Gedeputeerden hun oordeel erover uitspreken.
Zij mogen niet verder doen dan, of aaanemen, of afkeuren: wijzigen
als vroeger is verboden (pag. 8(5.)
Waar nu de oorzaken van het toezicht zouden medebrengen,
dat het toezicht in het algemeen belang door de centrale regeering,
dat, in het belang der gemeenten zelve, door de Gedeputeerde
Staten geschiedde, was dit om practische redenen onmogelijk.
Daargelaten dat dc splitsing der begrootingen uiet doenlijk
zijn zoude, zouden cr telkens conflicten en (juaestics rijzen.
Verder zon de dienst zeer zeker schade lijden, wanneer alle
begrootingen alvorens te werken eerst moesten goedgekeurd zijn
door het hoofd der centrale regeering.
Daarom hceft men hieraan alleen voorbehouden het goedkeuren
van de belastingen, die het meest ingrij])cn in de algemeene
Kijksbelangen, en de rest aan de Gedeputeerde Staten opgedragen.
En als voorbehoedmiddel tegen het verstoren der eenheid, door-
dien verschillende colleges van Gedeputeerde Staten verschillend
oordeelen, zal bij zeer belangrijke gcvnllen het beroep op de
Koningin, dat dau allicht aangewend zal worden, kunnen dienen.
Ixiuigszins verwant met het toezicht kau men noemen de
Openbaarheid, inuncrs zij geeft gelegenheid, dnt van anderen,
van de zijde der ingezetenen eener gemeente een oordeel wordt
uitgesproken, dat, mits met de noodigc klem verdedigd, vaak
vnn invloed kan zijn op de beslissingen der gemeentebesturen.
Openbaarheid bestond niet vóór 18 I-8 of nog juister vóór 1851,
toen hel beginsel in dc gemeentewet werd neergelegd, zooals
hot cr thans iu)g wordt nangctrofTon.
Do bepalingen in don (Jravontijd waren weinig in getal en
werden niot nagekomen: iu het tijdvak dor republiek mot ziju
fnmilio-regccring koji zij van zelve niot bjoeion.
De rekeningen waren hot eerst ojienbanr, ofschoon het gemakkelijk
to begrijpu is, dat dit ongeveer niets helpt. Men staat tegenover
gedane zaken, waaraan een heftige verontwaardiging niets
veranderen kau cu waarvoor dc bolaugstelUug natuurlijk minder is-
Do toestand was nog in ISl? van dien juinl, dat Tuorbkckk ,
dc groote strijder voor licht in hot gemeentewezen, ervan
^186
verklaardej dat men „ligter in de begrooting en het belasting-
stelsel van Engeland, Frankrijk en Pruissen konde dringen,
dan in die van Amsterdam of den Haag."
Toen de Staten van Luik de gemeentebesturen hadden uit-
genoodigd om hunne begrootingen en rekeningen jaarlijks voor
het publiek open te leggen, zagen zij dit besluit door den
Koning vernietigen (15 December 1828), omdat deze oordeelde,
dat er geen acten zonder zijn verlof openbaar gemaakt mochten
worden, dan de zoodanige, die in de reglementen op het
bewind van Staten of Gemeentebesturen waren aangegeven.
Het Besluit van 1 Maart 1832 bepaalde „dat de jaarlijksche
rekeningen van dc ontvangsten cn uitgaven der steden en
gemeenten, na goedgekeurd en gesloten te wezen, met dc
daartoe betrekkelijke begrootingen openbaar gemaakt zouden
worden, door derzelver nederlegging, gedurende een bekwamen
tijd, op de respectieve griftien of secretaricn, ter inzage van
ieder ingezetene." Dit schijnt heel wat, maiir een missive van
16 Maart 1832 bepaalde deze bekendmaking strikt tot alles
wat reeds door de Gedeputeerde Staten was goedgekeurd, en
waaraan dus niets meer te doen was. De begrootingen mochten
hct licht der openbaarimiking nict zien, voonlat dc daarop
berustende rekening cn verantwoording geheel goedgekeurd was!
En wiuir dan aan deze bcprkte openbaarheid nog gebrekkig
of geheel niet voldaan werd, is hct niet tc verwonderen, dat
in 1817 tc Leiden *) en te Utrecht verzoekschriften om
meerder oiMJiibaarheid ingediend werden.
in 1851 werden rekening en begrooting beide publiek, eu
wel vóórdat zij nog vastgesteld wareh. Een bepaling, die
maakte, dat zij thans besproken en overwogen worden ook
buiten den Gemeenteraad, die daaruit ook nog lessen kan putten,
ccn bepaling, welke misbruiken, die door geheimzinnigheid als het
ware aangekweekt worden, voor goed verwijderde, ccn bciMiling
eindelijk, in hare werking zegenrijk v(M)r dc Ncdcrland-sehe
gcme-cntc-linancicn.
-1-
\') Thobbkckk t, r. p. Vüorredr. j) Opgrnonirn ala bijlage bij \'l\'HORBrcKK t, b. p.
-ocr page 203-STELLINGEN.
-ocr page 204-^ .........lij
■1
\'4
!
il-\'i-
(
...........
1
i
^".^^il^r\'A ......................., .
m
m.
■ ■
•• i .a
... ,
1
^ i
-ocr page 205-Do bepaling der XII tafelen, dat de usus onderbroken werd
door eene afwezigheid der vrouw per triuoctiuni uit het huis
van den man, moet niet als het begin der onafhankelijkheid
der vrouw in het algemeen worden opgevat.
Ook na verloop van de 10 jaren, bedoeld in art. 472 van
het Burgerlijk Wetboek, kan er tusschen den voogd en den
pupil geen overeenkomst worden aangegaan omtrent de voogdij
of de voogdijrekening, die niet minslens 10 dagen voorafgegaan
is door eene behoorlijke rekening en verantwoording naar
art. 470.
III.
Ontzetting uit de ouderlijke uuicht uu)est ook door den
burgerlijken rechter kunnen uitgesproken worden, op grond
van zekere bepaald omschreven feiten en wel len verzoeke van
do moeder, do naastbostaande bloedverwanten of het O. M.
IV.
llet is wen.schelijk, dat de eehtfchoiding op gnuul van wo-
derzijdsche toestenuning dor echtgenooten, bij eene eventueele
herziening wcderon» in het B. W. worde opgenomen.
.V.
Indien eon schip door don vijand is gononion, maar dc lading
vrijgegeven, is do vervoerder nict v«\'rj)licht te handelen zooals
voorgosehnnon in art. 478 al. 8 van het Wetboek van Kooj)-
handel.
^190
VI.
De bepaling bij de oprichting eener commanditaire vennoot-
schap, dat de complementair zonder toestemming van den com-
manditair geen handeling zal mogen verrichten, heeft geen
hoofdelijke aansprakelijkheid van den commanditair wegens alle
schulden en verbintenissen van de vennootschap tengevolge.
VII.
De schade door schuld of onervarenheid van loodsen veroorzaakt,
moest zijn tc verhalen op den Staat, in gevallen, waarin de
Staat het juan boord nemen van cen loods gebiedend voorschrijft.
VIII.
De verschijning van partijen op bevel van den rechter volgens
art. 49 van het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering, mag
niet aangewend worden, om een der partijen ccne bekentenis
tc ontlokken.
IX.
De bepaling, opgesloten in art. 237 van dat Wetboek, datdc
feiten cn vraagpunten vooraf aan de wederpartij nu)eten bekend
geniiiakt worden, behoorde tc vervallen.
X.
Dc rechterlijke macht is onbevoegd kennis te nemen van eene
vordering van wachtgeld, door een ont,slngen Rijksambtenaar
tegen den Staat ingesteld.
XT.
Art. 150 der Clcmccntcwct is in strijd met dc Urondwct.
XII.
Ilct is in strijd met art. 179 lett. a der Gemeentewet, bij
ixditicverordening tc verbieden het bedekken van den publieken
weg mef riet, hooi, stroo, enz., behoudens vergunning van den
Burgemeester.
j I
M
^191
XIII.
Het Misdrijf, bedoeld iu art. 295 vau het Wetboek vau
Strafrecht, behoorde uit de rij der strafbare haudeliugeu ver-
wijderd te worden.
XIV.
Het is eene inconsequentie van den straf-wetgever, dat hij
bij de culi)osc misdrijven vau den Titel, waar het gevolg als
verzwarende omstandigheid wordt aangegeven, in\'ct evenals bij
de doleuse, de voorzienbaarheid heeft gcëischt.
XV.
Uit art. 1:12 van het Wetboek voor Strafvordering volgt niet,
dat de toegevoegde raadsman verplicht is voor den beklaagde
het woord te voeren, wanneer deze verklaart gccn verdediger
tc verlangen.
XVI.
Te recht heeft do Tweede Kamer heslist, dat op dc grond-
belasting gccn buitengewone opcenten voor uitwonondon mogen
geheven worden.
XVII.
liet ware wcnschclijk, dat de St.-mt de zorg voor het onderwijs
en voor werkverschafling met de kosten daanian verbonden, op
zich nam.
■ -f.
jr...
if
I
$
. .. - .. .
■ • - . .
TÜ\' r ■ ■ r |
^ * " | ||
* ^ i- i. . ■ "i-\' |
• | ||
vr:. |
> ■ |
\' V« | |
hv . | |||
p* . \' |
■i. f -f-- |
> |
■.J ■ \'
"i l «.-
\' A
. s r^\'.\'
t :
1/1
4 ■ t
* \'r\'
iïv \'V-;",:
••1 • .
r. V
■
• vir. _ •
■• \'"Y
• \' \' Vf
\' ■ s.
: ■
t \\
"i
1\'
J
X i"
.... .
V, . »
A.
liUiÉMI^Jiiiiy\'mtrJ
r :
y
fee.,-"
\' ■ \'.
t ■
j ■
s\' .
A- I
, . > /
■/ ■ 1
r
: ■
i\'
r.
1\'
i, ■ ■■
1
T
v . , -
. <
» ■
!
- ■■ , Ji
■ \'t. .
V - •
• tvi^j-
. A
(\' :
■ y
-ocr page 211-" i . ■
^«nr. ■ \'"TT" " ■ - \' , \' *
- r - .-V
: \'\'\' ■
"••v^i,.
■ > \'-.if^
■ \' ■ .. v! -j
■ - \\ • - *
1
:
\'1
■ \\ ■
■ M
Is
) .
I.
m
S--
\'é
mm,