-ocr page 1-

\' \'a

\'jy. ..\'A

^ /

y ^

Ai

y

y

ht

i - A ^
f " -- \'

y r , \'

- " ^ i \\ "

"4 ■. -ÎJi\'

, ix \'

t \' ^

mm^-::

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-

M-,

■y

■Si-.

.......-V

K-V

«ä&Si.-ivi\'.i\'r

\' ■ •■\'f^:\'. V

■yt- J •

-ocr page 5-

SCHEIDING

ËDJ

ENIGE ORGANISCHE VERBINDINGE

-ocr page 6-

___ ... ;

■ fT ■ \'M A A ■ . l\'-T^Ï

■ f

-I

•■I

-ocr page 7-

SCHEIDING

EfiDlp Oriaiisclie ïerMMiDpii.

PROEFSCHRIFT

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD

DOCTOR IN DE ARTSENIJBEREIDKUNDE

m DK RIJKS-UNlVERSlTElT TE UTRECHT,

NA MACHTIGING VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS

Dr. M. Th. HOUTSMA,

HOOOLEEnAAR IN DE FACULTEIT DER LETTKREN EX WIJSnEOEERTE,

VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT

TEOEK DE BEDEfiKIKOEN VAN DE

j^ACULTEIT DER )VlS- EN J^ATUURKUNDE
te verdedigen

op Maandag 30 Maart 1896, des namiddags te 3 uren,

DOOR

PETRUS JOHANNES LUDOVICUS REIJNEN,

uoljorcn ie Waalwijk.

-fGES-

UTRECIlT — 1890.
Stoom Bock- cn Steendrukkerij „do Induijtric".
J. VAN DRUTEN.

-ocr page 8-

- siP^r

-.■■jä

y -.L- .i^ i.\' \'Ih it

ll^\'-..

• SA?.\'.\'i.\'

i-S\'-\'

—f

»T ... , \'

.-vY IV- : ■ -i, .

ïa m huma

■ -« .V ..-^J. fj. ■zx\'.-iiV-^b\'fiit

-ocr page 9-

ƒtAN MIJN yADER.

a

-ocr page 10-

.

m.

;. X

äV

-ocr page 11-

Bij het eindigen van mijn Akademische loopbaan,
maak ik gaarne van deze gelegenheid gebruik om U,
HoogGeleerde Heeren, Professoren der Wis- en
Natuurkundige factiUeit, wier lessen ik heb gevolgd,
een woord van dank te breiigen.

Vooral reken ik het mij tot een aangenamen plicht
U, HoogGeleerde
Wefers Bettink, hooggeachte
Promotor, mijn hartelijken, oprechten dank te mogen
betuigen voor hetgeen Gij tot mijne vorming hebt bij-
gedragen, niet het minst voor de belangstelling, die
mij van Uiv kant steeds ten deel viel en voor dc zeer
geivaardeerde hulp, mij bij dc samenstelling van dit
proefscJtrift verleend.

Ook aan U, Heer van Eijk, assistent aan het
Pharmaccutisch Laboratorium, mijn oprechten dank
voor Uwe hulpvaardigheid, mij bij het nemen mijner
proeven steeds betoond.

-ocr page 12-

.s.: ■■ \' . ■.• ■ " V"-.\'^

•-\' ■1 . ., . •■^ Aî\' -.-- • vA ■ ■
■■ v-^- „.......

• - • • -\'--Vp. u.-.- f. - ■•V-^-
■ : ....._

m

■^■Ti

. » \' - ■

r.V\'--

-ocr page 13-

INLEIDING.

Vroeger nam men algemeen aan, dat de stoffen,
waaruit het dierlijk en plantaardig lichaam is opge-
bouwd, ontstonden onder den invloed van eene in
het organisme wonende, geheimzinnige kracht, de
zoogenaamde levenskracht. De vele proefnemingen
op het gebied der scheikunde, hadden tot voor 1828
geen enkele der stoffen leeren bereiden, die men toen
reeds uit het dieren- of plantenrijk afgescheiden had;
de synthetische chemie verkeerde nog in hare kinds-
heid. Nog in
1827 om.schreef Berzelius de organi-
sche chemie als „de chemie der plantaardige of dier-
lijke stoffen, of lichamen, die onder den invloed der
levenskracht gevormd worden."

In 1828 echter werd deze meening krachtig ge-
schokt, toen het aan
wöhler gelukte, om uit niets
anders dan anorganische bestanddeelen, langs zuiver
chemischen weg, dus zonder hulp der zoogenaamde
levenskracht, eene stof tc bereiden, die in alle eigen-

-ocr page 14-

10

schappen overeenkwam met Uretim, eene stof, die tot
dien tijd slechts bekend was als een uitscheidings-
product van de in het dierlijk organisme plaats heb-
bende stofwisseling.

Na deze eerste synthese van eene organische ver-
binding kon het niet uitblijven, dat men pogingen
in het werk stelde, om ook andere stoffen, tot nu
toe alleen door het leven van planten of dieren ont-
staan, langs synthetischen weg te verkrijgen. Vooral
was dit het geval met die stoffen, welke van groote
therapeutische of technische beteekenis waren.

Onder deze trok wel in de eerste plaats de aan-
dacht het, door
Pelletier en Caventou i) het eerst
uit de kinabast gëisoleerde chinine, dat daarna als
koortsmiddel bij uitnemendheid is aangeprezen en toe-
g;cpast. Het heeft dan ook niet aan pogingen ontbro-
ken, om het synthetisch te bereiden. Hoewel deze
pogingen niet met gunstigen uitslag bekroond zijn,
hebben zij toch geleid tot verrassende resultaten;
vooral nadat uit de studie der oxydatie-producten van
chinine, door
gerhardt hoogewerff en van

\') Pelletier en Caventou. Annal. Chem. (2) iö, 291,337.
Gerhardt. Liebig\'s Annal, der Chem. u. Pharm. 42,
310; 44, 279.

-ocr page 15-

11

Dorp Skraup en anderen, gebleken was, dat
chinine een afgeleide is van chinoline. De aldus ge-
vonden samenhang tusschen chinine en chinohne, gaf
aanleiding om chinoline te onderzoeken op zijne werk-
zaamheid op het organisme. DONAT stelde het eerst
daarvan de antiseptische werkzaamheid vast en de
zouten van chinoline zijn in werkelijkheid, wegens
hunne antiseptische en antipyretische eigenschappen,
gebruikt als geneesmiddel in plaats van chinine.
O. Fischer deed een flinken stap verder in de goede
richting en voerde een nieuwen plaatsvervanger van
chinine in onder den naam van „Kaïrin," de zoutzure
verbinding van Acthyl-oxytetrahydrochinoline:

CH CH,

HC
HC

CH,

C
h

CIL

C.OH N.C,H.

Hoogewerff en van Dorp. Berichte d. Deutsch. Chem.
Gesellsch.
10, 193G; 12, 458; 13, Ol, 152.
») Skraup
. Monatshefte ft\\r Chemie. 10,39; 4,005; 2, .591.
id. Berichte der Deutsch. Chem. Gesellsch. 12.
1100; IG, 2m.

-ocr page 16-

12

Het werd in 1883 verkregen door O. FiSCflER i)
door reductie van O—Oxychiuoline met tin en zout-
zuur en behandeling van het verkregen product met
Cl-, Br- of joodmethyl.

Evenals het in 1885 door Skraup ontdekte
isomeere „ThalHne" of Para-methoxytetrachinoline:

CH

CH.

CHj. OC

iCH,

C

CH.,

HC

/

NH

ClI

dat ontstaat bij reductie van p—chinanisol en waar-
van het sulfaat wegens zijn antipyretische cn anti-
septische werking een tijdlang gebruikt is als genees-
middel in plaats van chinine, werd Kaïrine verlaten
wegens de onaangename nevenwerkingen. Van veel
meer gewicht was de ontdekking door
Knorr van
een ander, zooals hij eerst meende, van chinoline
afgeleide verbinding, nam. „Antipyrine" (zie later).
De heilzame werking van antipyrine als antipyreticum
was oorzaak, dat het in groote hoeveelheden werd

O O. Fischer. Berichte d. Deutsch. Chem. Gesellsch.
IG, 450, 712; 17, 755.

Skraup, Monatshefte für Chemie 6, 7G0.

-ocr page 17-

13

bereid en de gedachte, dat andere afgeleiden van
chinoline in werking antipyrine evenaren, wellicht
overtreffen konden, bracht er als van zelf toe in
deze richting verder te zoeken. Op den nu eenmaal
gebaanden weg volgde en volgt nog steeds, de
synthetische bereiding van een groot aantal nieuwe
verbindingen, die als geneesmiddelen gebruikt worden;
vooral in de laatste jaren heeft zich in de chemische
fabrieken in deze richting een koortsachtige ijver
ontwikkeld (in 1893 alleen zijn meer dan honderd
nieuwe verbindingen als geneesmiddel aanbevolen);
cn die enorme toevoer van dergelijke nieuwe ver-
bindingen was en is nog, hoewel eenigszins vermin-
derd, zoo groot, dat deze strooming in de chcmic
het best gekarakteriseerd wordt door dc volgende
woorden van Professor
A. Tsciimcii„Die Perspec-
tive, die sich uns aufgethan hat, ist eine glanzende!
Wir stehen erst am Anfang, und dieser Anfang is
schon verwirrend. Der kühn voranstürmenden Chcmic
kann die Medicin nicht folgen. Die wenigsten der
„in den Arzncischatz eingeführten" und (natürlich

\') A. TscniRcn. Redevoering gehouden den 20«" April
ISOi in de „Berner Apothekerverein".

-ocr page 18-

14

besonders warm von Fabrikanten) empfohlenen Mittel
sind bisher auch nur oberflächlich geprüft worden.
Es wäre gut, wenn dem ströme neuerer Arzneimittel,
der sich über die Apotheker ergossen hat, einhält
geboten werden könnte, damit man das, was man
hat, erst einmal sorgfältig prüfe und das Brauchbare
von dem Ballast scheide. In der Hast, immer neue
Mittel an den Markt zu werfen, liegt etwas Ungesundes,
und die Medicin kann der Chemie nicht mehr dankbar
sein. Man fängt an, sich vor ihr zu fürchten."

Met recht mocht Tschirch zeggen, „Man fängt
an sich vor der Chemie zu fürchten," want het is
een treurig feit, dat er zich onder die nieuwe chemische
verbindingen vele bevinden, die minder deugdelijk
zijn en dat, voor als goed erkende middelen, gezocht
vvgrdt naar plaatsvervangers, die dikwijls niet alleen
minder werkzaam zijn, maar zelfs zeer schadelijk voor
den zieken kunnen wezen. Grooter gevaar ligt er
nog in het feit, dat vele dezer als geneesmiddel
gebruikte stoffen, waarvan chemisch dikwijls weinig,
physiologisch nog minder bekend is, in handen van
leeken kunnen geraken cn daar dikwijls bedenkelijke
gevolgen kunnen hebben; er zijn dan ook reeds
verschillende voorbeelden van bekend, dat het on-

-ocr page 19-

15

voorzichtig gebruik dezer verbindingen door leeken
de oorzaak is geweest van hevige vergiftigingsver-
schijnselen, waarvan meer dan een met doodelijken
afloop. Bovendien is het te voorzien en is het reeds
voorgekomen, dat vele dezer stoffen, te gelijkertijd
met het nog grootere aantal, waarvoor tot nog toe
alle pogingen, om ze als geneesmiddel ingang te doen
vinden, mislukt zijn, gebruikt zullen worden tot het
bereiden van zoogenaamde „geheimmiddelen", die
bij den leek zoo gemakkelijk ingang vinden en door
hem zoo gaarne als geneesmiddel gebruikt worden.
Het gevaar voor nadeelige gevolgen wordt daardoor
natuurlijk aanmerkelijk vermeerderd.

Met het oog op deze gevaren kan het niet uit-
blijven, dat deze stoffen aanleiding kunnen geven
tot gcrechterlijk-chcmische onderzoekingen. Het is
voor zeer vele dier verbindingen nog niet gelukt
kenmerkende reacties te vinden. Houdt men daarbij
in het oog, dat omtrent dc scheiding dezer stoffen,
als ze naast elkaar aanwezig zijn, nagenoeg nog niets
bekend is, dan is het duidelijk, dat deze gerechter-
lijk-chemische onderzoekingen en de chemische analyses
dier stoffen in het algemeen groote bezwaren zouden
kunnen opleveren. Met het oog op genoemde be-

-ocr page 20-

16

zwaren, vond ik het niet van belang ontbloot te
trachten, een qualitatieve scheiding van genoemde
stoffen te doen. Uit den aard der zaak moest ik
mij echter beperken tot slechts enkele dier stoffen
en een greep doen uit den grooten overvloed van
verbindingen, welke de chemie van den laatsten tijd
geleverd heeft. Na eenige overweging besloot ik mij
te bepalen tot volgende stoffen:

I

fi Aceetanilide.

Antipyrine.
Betol.
Exalgine.
Methacetine.
a—Naphtol.

Naphtol.
Phenacetine.
Resorcine.
Saccharine.
Salipyrine,
Salol.
Sulfonal.
Tetronal.
Thymol.
Trional.

-ocr page 21-

17

Deze keuze was echter niet een greep in den
blinde. De hier bedoelde verbindingen kunnen tot
enkele groote groepen gebracht worden b.v. afge-
leiden van amidobenzol, zooals aceetariilide, exalgine
enz.; van salicylzuur als betol, salipyrine, salol;
phenolen, zooals resorcine, thymol enz.; afgeleiden
van methaan, zooals sulfonal, trional, tetronal. Van
deze groepen zijn er telkens twee of meer geno-
men en de bedoeling was, om een goede scheidings-
methode voor deze groepen tc zoeken en als deze
eenmaal gevonden was, een weg tc banen, langs
welken ook de leden dier groepen tc scheiden zouden
zijn. In hoeverre ik in deze pogingen geslaagd ben
moge blijken uit de in dit proefschrift medegedeelde
resultaten.

Om ecu gemakkelijk overzicht te verkrijgen, vond
ik het beste deze stoffen alphabetisch tc rangschikken,
waaraan ik mij ook in dit proefschrift wensch tc
houden.

Voordat ik cchtcr overga tot dc uiteenzetting der
door mij gevolgde methode, wil ik een overzicht
geven van dc door mij in bewerking genomen ver-
bindingen.

-ocr page 22-

Beschrijving der stoffen.

Aceetanilide.

Antifebrine; acetyl-phenylainin ; phenylaceetaviid,

Aceetanilide is het eerst in 1843 bekend geworden
als chemisch lichaam door de onderzoekingen van
Gerhardt, die het verkreeg door de inwerking van
acetylchloride op amidobenzol. Van veel meer be-
teekenis is het echter geworden, nadat in de kliniek
van
Kussmaul te Straatsburg door Cahn en Hepp i)
toevallig de antipyretische werking er van ontdekt
werd, door hen onder den naam van „Antifebrine"
als geneesmiddel in gebruik is genomen en sedert
dien tijd algemeen als zoodanig ingang heeft gevonden.

Het wordt, zooals bekend is, bereid door amido-
benzol eenige dagen te koken met\' acetum glaciale
in een kolf met een verdichtingsbuis, zoolang totdat
geen reactie op amidobenzol (met chloorkalk) meer

\') Cahn en Hepp, Centralblatt für klinische Mcdicin,
188G N». 33.

-ocr page 23-

19

te verkrijgen is; dan gefractioneerd, gedestilleerd en
omgekristalliseerd uit alcohol.
De reactie verloopt volgens:

C-NH,

\\

C-NH. CH,CO

CH HC

CH3COOH =
CH HC

CH

HC
HC

H.,0

CH

CH

Het is dus amidobenzol, waarin een waterstofatoom
van \'t amide (NHj) door de groep acetyl (CH3 CO)
vervangen wordt.

Het vormt kleurlooze, reukelooze, glanzende kris-
tallen, die (volgens de nauwkeurige onderzoekingen
van E.
Ritsert 1) smelten bij 114°2) cn bij 295°
geheel vervluchtigen, \'t Is oplosbaar in 200 dl. koud-
en 18 dl. kokend water, verder gemakkelijk oplos-
baar in alcohol, aether, chloroform en benzol, moeilijk
in petroleumaether. Zie verder voor de oplosbaar-
heid van deze en de overige stoffen bl. 75.

De voornaamste reacties zijn dc volgende:

\') E. Ritsert. Pharm. Zeit. 1890 bl. 30G.

«) De Pharm. Neerl. Ed. III geeft als smeltpunt 120°.

CH

-ocr page 24-

20

Reactie van VULPIUS Hij kookt wat aceetanilide
gedurende enkele minuten met HCl, voegt dan enkele
cM®. eener waterige phenoloplossing en een half zoo
groote hoeveelheid
IVq chloorkalkoplossing toe; dan
ontstaat een uienroode kleur, die door NH3 in fraai
blauw overgaat.

Deze zoogenaamde indophenolreactie is eenigszins
vereenvoudigd door
Ritsert^). Hij kookt 0,1 gr.
aceetanihde gedurende één minuut met HCl en voegt,
nadat het mengsel een weinig bekoeld is, dadelijk
voorzichtig een oplossing van chloorkalk toe, zoodat
de vloeistoffen zich niet mengen; dan ontstaat aan
de aanrakingsplaats der beide vloeistoffen een roze-
roode, dadelijk in indigoblauw overgaande kleur.

Reactie van FlüCKIGER : Verwarmt men acce-
tailihde met natronloog en chloroform, dan komt een
sterken reuk naar isonitrile.

Reactie van Ritsert *■). Smelt men aceetanilide
met zinkchloride, dan vormt zich een gele kleurstof
(Flavaniline) met sterke groene fluorescentie.

\') VuLPius. Apotheker Zeit 1887 bl. 153.
ï) Ritsert. Pharm. Zeit. 1888 bl. 341.
3) FlüCKIGER
. Apotheker Zeit. 1887 bl. 410.
Ritsert
. Pharm. Zeit.. 1888 bl. 341.

-ocr page 25-

21

Antipyrine.

Phenyl — dimethyl — isopyrazolon.

Deze verbinding werd het eerst bereid door
L.
Knorr, door de onderzoelcingen van Filehne
bleek spoedig zijn voortreffelijkheid als antipyreticum
en sedert dien tijd heeft het een vaste plaats onder
de geneesmiddelen ingenomen.

Volgens zijn eerste berichten \') beschouwde Knorr
antipyrine als ccn chinoline derivaat; cn wel als
oxydimethylchinizine dus als

cn N—N C II,

C-CH.,

IIC

C

GIL

\\

IIC

cir co

Bij deze mededeeling maakte Knorr cchtcr dc
opmerking, dat dit nog slechts ccn hypothetische
formule was cn volstrekt nog niet als ccn definitief
vastgestelde constitutie formule beschouwd moest

\') L. Knorr. Berichte d. deutsch. Chem. Gcsellsch. 11
bl. 54G.

Fileune. Zeitschr. f«r klin. Med. 7 heft C. .

-ocr page 26-

worden. In 1887 gaf Knorr 3) dan ook een voor-
stelling over de structuurformule van antipyrine, die
geheel afwijkt van de vorige.

Volgens deze voorstelling neemt hij als hypothe-
tische kern in antipyrine aan een basische verbinding
„Pyrazol", waaraan hij de volgende constitutie geeft:

CH

HO

Uit dit pyrazol ontstaat door addeeren van twee
atomen waterstof een dyhydropyrazol of pyrazoHne;
wordt hierin een groep CH, door CO verplaatst dan
ontstaat een zoogenaamd pyrazolon:

NH

CO

CH

HX

HC

Antipyrine is nu volgens KnöRR, welke meening
ook algemeen gedeeld wordt, een pyrazolon, waarin
een imidewaterstof vervangen is door phenyl en de

3) E, Knorr. Liebig\'s Annalen Bd. 238 bl. 137.

-ocr page 27-

23

andere door methyl, terwijl nog een derde water-
stofatoom vervangen is door methyl en hij geeft voor

antipyrine deze constitutieformule aan:

N. C„H,

CO

[CH

CH^N

CH,C

KnoRR bereidt het door condensatie van phenyl-
hydrazine met aceetazijnaether, dan ontstaat methyl-
phenylpyrazolon, dat door verhitting met CHgl, onder
afscheiding van Hl, antipyrine geeft.

Het hierbij als tusschenproduct ontstane pyrazolon
beschouwt
Knorr als ,^stahiW phcnylpyrazolon

N

CIL

CO

ILC.C

waaruit door additie van CH3I cn daarop volgende

afscheiding van Hl door atoomomzetting ontstaat

antipyrine, dat hij beschouwt als een afgeleide van

een door hem „/rt^/V/" phcnylpyrazolon genoemde stof.

N-aiL

CO

CH,

IIN

CH,.C

-ocr page 28-

u

Volgens Dr. H. Thoms ontstaat als tusschen-
product direct het phenylmethylpyrazolon,

waaruit na additie van CHgl en daarop volgende
afsplitsing van
Hl zonder atoomomzetting antipyrine
ontstaat.

Het groote gebruik van antipyrine bracht er als
van zelf toe, om naar andere bereidingswijzen er van
te zoeken.

Een der methoden, die wel het meeste opgang ge-
maakt heeft, is de volgende. Het door condensatie
van
ß halogcenboterzuur, resp. de ester ervan, verkre-
gene methylphenylpyrazine wordt door zwakke oxy-
dantia in dihydromethylphenylpyrazine (— dimethyl-
phenylpyrazoline.!* = antipyrinei*) omgezet. In wer-
kelijkheid ontstaat hierbij een verbinding, die in eigen-
schjtppen en antipyretische werking groote overeen-
komst heeft met antipyrine en ook een smeltpunt
heeft van 113°. Langen tijd meende men dan ook,
dat volgens deze methode antipyrine ontstond.

L. Lederer komt door zijn onderzoekingen
echter tot het besluit, dat de hier gevormde verbin-
ding geen antipyrine, doch een isomcer ervan is.

») H. Thoms. Berichte der Pharm. Gesellsch. 1892 bl
L. Lederer. Chem. Ztg. 1891 bl. 1831.

-ocr page 29-

25

Antipyrine vormt kleine, bittere, kleurlooze en reuk-
looze kristallen, die bij 113\'\' smelten, bij sterkere
hitte ontleed worden en geheel brandbaar zijn.

Het lost op in één dl. koud water, ongeveer 1 dl.
alcohol en 1 dl. chloroform, doch eerst in 50 dl,
aether.

De voornaamste reacties van antipyrine zijn :

Door salpeierigsimr ontstaat in de verdunde oplos-
sing een blauwgroene kleur, in geconcentreerde oplos-
singen een afscheiding van groene kristallen. De
reactie steunt op de vorming van isonitrosoantipyrine.
Zij werd het eerst waargenomen door
Eccles cn
Kennedy. \')

Met Fa^\'c oplossing geeft het een bloedroode
verkleuring; deze reactie is nog gevoelig bij een ver-
dunning van 1 op 100.000.

Reactie van Yacouuian Als een oplossing van
antipyrine in spiritus met eenige druppels HNOg en
HgSO^ wordt vermengd, dan ontstaat er een levendige
werking cn de vloeistof wordt rood. Voegt men nu
terstond eenige druppels water toe, dan vormt zich

\') Therapeutische Gazette 1886, bl. 23.
\') Yacouuian. Arch. d. Pharm. 1888, bl. 512.

-ocr page 30-

26

een groen, in water onoplosbaar, praecipitaat. In een
oplossing van antipyrine in aether houdenden spiritus
ontstaat de reactie eerst, nadat de aether verdampt is.

Een dergelijke reactie is de volgende van L. van
Itallie 1).
Wanneer men antipyrine eenige oogen-
blikken kookt met verdund HNOg, dan ontstaat een
kersroode verkleuring, die na toevoeging van NHg in
geel overgaat. De intensiteit der kleuring is afhan-
kelijk van de hoeveelheid der aanwezige antipyrine,
terwijl zij bij een te groote verdunning van het sal-
peterzuur niet ontstaat.

Verder geeft antipyrine nog praecipitaten met ver-
schillende alcaloïd-reactieven, als met tannine, pi-
krinezuur HgCIg, Mayersche opl. na toevoegen van
wat H2SO4, Cl, Br. en
I.

BE TOL

NapJiialol, Naplitosalol, SalinapJiiol, Saltcyhure-
^-naphtylacther.

Het is een afgeleide van salicylzuur, waarin één water-
stofatoom vervangen is door de rest Naphtyl CjoH^.

\') Nederlandsch Tijdschrift\' v. Pharm., Chem. en Tox.
1802 bl. 7.

-ocr page 31-

27

Het is het eerst verkregen door Nencki in 1886
en wordt bereid door sahcylas natricus en naphtol-
natrium gedurende geruimen te verhitten met phos-
phoroxychloride:

OH

2C,oH,ONa 2C«H, ^^^^^ POCI3 =

OH

3NaCl NaP03  cO.OC,„H,

Het gevormde betol wordt door uitloogen van
natriummetaphosphaat en NaCl bevrijd en ten slotte
uit alcohol omgekristalliseerd.

Een andere bereidingswijze is de volgende van
Eckenrotii 1). Een mengsel van salicylas natricus
en naphtolnatrium wordt in een kolf onder verwarming
met phosgengas behandeld, het reactieproduct met
water uitgetrokken cn het terugblijvendc betol door
omkristalliseeren uit alcohol gezuiverd.

OH

C,oH,ONa  ^O.ONa =

Betol vormt zuiver witte, glanzende, rcukloozc en
smaaklooze kristallen, die bij 1)5° smelten, hi koud
en warm water is het nagenoeg onoplosbaar; moeilijk

\') Eckenrotii. Archiv Pharra. 1880 bl. 928.

-ocr page 32-

28

oplosbaar in kouden alcohol, gemakkelijk in kokenden
acohol, aether en benzol.

Bij gewone temperatuur wordt het noch door zuren,
noch door alkaliën ontleed, bij verwarming wordt het
daardoor in zijn componenten gesplitst. Evenzoo werkt
het alkalisch reageerende pankreassap; om deze reden
is het door
Kobert i) aanbevolen bij blaascatarh
en darmziekten.

Betol geeft volgende reacties;

Doet men bij een zeer verdunde spiritueuse op-
lossing van betol eenige druppels Fcg Clg, dan ontstaat
een violette verkleuring, omgekeerd wordt, door eenige
druppels alcoholische betol oplossing in zeer verdund
Fcg Clg te gieten, geen violetkleuring maar een melk-
achtige troebeling te weeg gebracht.

Reactie van Grenaudet. Kookt men betol eenigen
tijd met geconcentreerd KOH, voegt
CHCI3 toe
cn laat staan, dan komt een prachtige blauwkleuring.
Deze reactie berust op de afsplitsing van .Naphtol.

Een andere reactie is de volgende Worden
eenige cgr. betol met geconcentreerd zuiver HgSO^

\') Kobert. Therapeut. Monatshefte 1887 Mei en Juni
1888 bl. 220.

Dr. B. Fischer. Die neueren Arzneimittel 1893 bl. 107.

-ocr page 33-

29

overgoten, dan nemen ze een zuiver citroengele kleur
aan ; na eenige seconden komt een evenzoo gekleurde
oplossing; voegt men nu daarbij een spoor HNO3
dan vormt zich een olijfgroenbruine kleur.

Flückiger geeft o. a. ook nog volgende reactie.
2 cM.^ Zwavelzuur, met 0,01 gr. betol verhit tot aan
de kooktemperatuur, geeft een blauwe oplossing, die
met water zonder troebeling een geelgroene kleur
aanneemt.

Exalgine.

Mcthylaccetanilidc.

Deze verbinding werd het eerst in 1874 door Hoff-
mann
bcschrcvcn cn is in 1889 door Bardet cn
DujaRDIN-Beaumetz als geneesmiddel aanbevolen.
Zij meenden, dat het orthomethylacccttoluïdine was.
Later cchtcr herstelt
Bardet deze fout cn zegt
dat het is : methylacectanilide met een smeltpunt van
101°, waarvan geen ortho-verbinding bestaat cn tot

^CO. CHg
formule heeft C^HjNxqjj

\') Flückiger reactionen 1892 bl. 21.
\') Bardet
. Nouvelles remödes 1889 bl. 197.

-ocr page 34-

30

Het wordt bereid door inethylamidobenzol en acetyl-
chloride onder verwarming op elkaar te laten werken
De reactie verloopt volgens :

fO CH

C,H,.NH.CH, CH3COCI = CeHsN^^-^"^

UHg

Exalgine vormt kleurlooze kristalnaalden, die in
koud water moeilijk oplosbaar zijn, doch gemakkelijk
in verdunden en geconcentreerden alcohol. Het smelt
bij 100° en kookt tusschen 240° en 250° zonder
ontleding, en kristalliseert dan in groote bladvormigc
kristallen.

Exalgine geeft volgende reacties:
Verhit men 0,1 gr. Exalgine met 1 cM^ HCl tot
de kooktemperatuur, voegt evenveel eener verzadigde,
waterige phenoloplossing toe, dan verkrijgt men een
troebele «geelachtig roode vloeistof, die door NH3
vuil violet wordt.

b. 0,10 gr. exalgine met 2 cM^ HgSO., verhit
geeft, al naar de voorafgegane verhitting, een gele
tot bruine vloeistof, waarin door Br.-water een sterke
troebeling komt; na een poos scheiden zich lang-
zaam onduidelijk kristallijne vlokken af.

>) Zie Flockiger reaclionen. 1892 bl. 08.

-ocr page 35-

31

Deze meest kenmerkende reacties voor exalgine
kunnen niet als typisch beschouwd worden, daar zij
groote overeenkomst vertoonen met aceetanilide.
Een eigenlijk kenmerkende reactie voor exalgine is
dan ook nog niet bekend.

rï—Naphtol cn /?—Naphtol.

Wegens hunne groote overeenkomst in bereiding
en eigenschappen, wil ik deze beide stoffen te gelij-
kertijd behandelen.

Beide zijn afgeleiden van Naphtaline; zij kunnen
beschouwd worden, als Naphtaline, waarin dén water-
stof atoom vervangen is door een hydroxyl (—OM)
groep en zij hebben volgende constitutie

CH CH

C.OH

CH

/\\/\\........AA

IIC

HC

C.OH

CH

C

I

l

HC

HC

ch

\\

CH

\\

CH CH
«—Naphtol.

CH CH

Naphtol.

Beide worden bereid uit Naphtaline. Daartoe wordt
naphtaline met rood rookend zwavelzuur behandeld,

-ocr page 36-

32

waardoor het wordt omgezet hi het sulfozuur; dit
wordt vermengd met kalkmelk, waardoor het calcium-
zout ontstaat, dat door NajCOg omgezet wordt in
het natriumzout. Dit wordt met natoonloog samen-
gesmolten, opgelost in water en door zoutzuur
ontleed.

Laat men zwavelzuur gedurende korten tijd bij
80°—90° op naphtahne inwerken dan ontstaat de
a—verbinding. Verhit men echter gedurende geruimen
tijd bij 200° dan ontstaat de ^—verbinding.

Beide vormen kleurlooze kristallen, die bij staan
gekleurd worden en een phenolachtigen reuk hebben.

In water zijn ze moeilijk oplosbaar, in alcohol en
aether gemakkelijk, evenals in alkali(5n.

Beide geven ze de Ufifehnann\'sche reactie, n.1.
blauwkleuring bij verwarmen met kali- of natronloog
en chloroform.

Met NHj geven beide ccn violette fluorescentie, die,
door toevoegen van zuren, verdwijnt,

Met pikrinezuur geven beide een geel tot oranjerood
praecipitaat. Met Broomwatcr geven ze beide ccn
praecipitaat.

a—naphtol smelt echter bij 95°, kookt hij 280°

en kristalliseert uit warm water in naaldjes.
*

-ocr page 37-

33

naphtol smelt hij 123°, kookt hij 286°—292°
en kristalliseert uit warm water in schubjes.

Methacetine.

Para-acetanisidine, p—oxymethylaccetanilid.

Deze, aan phenacetine na verwante verbinding,
werd in
1889 door Mahnert als geneesmiddel aan-
bevolen in plaats van phenacetine.

Het wordt op analoge wijze bereid als phenacetine
(zie daar), doch in plaats van met joodacthyl, wordt
het natriumzout van para-nitrophenol behandeld met
joodmethyl, waardoor nitroanisol ontstaat.

CH3I = 4- Na I

Dit wordt door waterstof in statu nasc. omgezet
in anisidin.

CgH, NO: OCHg 12 H = NH, OCH3 -f -l H,0
cn dit door azijnzuur in methacetine.

Cg H^ NH, OCH3 CH3 COOH =

^\'"\'Cnhch^CO °

Methacetine kristalliseert in glinsterend witte blaadjes,
die reukloos zijn en nauwelijks eenigen smaak be-

-ocr page 38-

34

zitten. Zij smelten bij 127° en sublimeeren bij hoo-
gere temperatuur zonder ontleed te worden. Methace-
tine lost op in 500 dl. koud en 12 dl. kokend water.
In alcohol en aceton is het zeer gemakkelijk oplos-
baar, evenals in chloroform. In aether en zwavel-
koolstof echter moeilijk,

In chemische reacties stemt het volkomen overeen
met phenacetine; alleen komen bij methacetine de
reacties wat sneller en intenser, doordat het meer in
water oplost. Voor de reacties zie bij phenacetine,

Een typische reactie voor methacetine ter onder-
scheiding van phenacetine is nog niet gevonden.

Dr. A. Weller geeft aan, dat als onderschei-
dingskenmerk, behalve smeltpunten en grootere oplos-
baarheid, nog zou kunnen dienen, dat bij koken met
een tot «volkomen oplosbaarheid ontoereikende hoe-
veelheid water, het methacetine tot een olieachtige
vloeistof smelt, welke bij bekoeling weder hard wordt;
terwijl phenacetine op dergelijke wijze behandeld niet
smelt, maar vast cn onveranderd blijft.

\') Weller. Pharm. Zeit. 1889 bl. 419.

-ocr page 39-

35

Phenacetine.

Aceciphenciidinc, Accct-p-phcncHdine. Oxyacihylaccct-
anilide.

Deze verbinding werd het eerst bereid door Dr. O.
Hinsberg en in het jaar 1887 door A. Kast i) als
geneesmiddel aanbevolen.

Het wordt bereid volgens twee methoden.

I. Hierbij gaat men uit van phenol, dat door sal-
peterzuur omgezet wordt in nitrophenol, waarbij dc
ortho- cn paraverbinding ontstaan. Het ortho-nitro-
phenol is met waterdamp vluchtig. Het paranitro-
phcnol wordt in het natriumzout omgezet en dit door
inwerking van joodaethyl in den aethylaether van para-
nitrophcnol of para-nitrophcnctol veranderd.

Door inwerking van waterstof in statu nasc. wordt
dit lichaam omgezet in dc amidovcrbinding, het pa-

OC,H,

raamidophcnetol of para phcnetidinc C^H

cn hieruit door aanhoudend koken met ijsazijn het
acctyldcrivaat of phenacetine gevormd.

\') Kast cn Hinsberg. Centralblatt f. d. Med. Wis-
sensch. 1887, No. 9.

-ocr page 40-

36

II. Bij de tweede methode van J. Riedel gaat

OC H fO

men uitvan para-amidophenetol

wordt door inwerken van NaNOj en HCl omgezet in

/OC H

p-aethoxydiazobenzolchloride ^^ en de

oplossing daarvan met phenol en natriumcarbonaat
behandeld, geeft aethyl-dipara-dioxyazobenzol.

OC.H^ (1)

N = N—CgH^—OH
(4-) (4) (1)

Dit lichaam wordt na reiniging onder toevoe-
ging van NaOH in alcohol opgelost en met Broom-
aethyl onder druk op 150° verwarmd, dan wordt
de OH-groep der tweede phenolrest geacthyleerd cn
cr ontstaat diparadiaethoxyazobenzol.

(1) (1)

(4) (4)

Deze verbinding wordt door waterstof in statu nasc.
gesplitst in twee moleculen p-amidophenetol, waarvan
de ééne helft door acetyleercn (zie boven) omgezet

-ocr page 41-

37

wordt in phenacetine, terwijl de andere helfc weer
verbruikt wordt.

Phenacetine vormt witte glanzende kristalblaadjes
of een wit kristallijn poeder, zonder reuk en bijna
zonder smaak. Het smelt bij 135° en verbrandt
zonder rest achter te laten. Het lost op in 1500 dl.
koud en 80 dl. kokend water, vrij goed in alcohol,
minder in aether en in chloroform.

De voornaamste reacties zijn de volgende:

Reactie van Ritsert. Men kookt 0,1 gr. Phena-
cetine met 1 cM® geconc. zoutzuur een minuut lang,
verdunt dan de oplossing met 10 cM^ water en fd-
treert na bekoeling\', bij toevoeging van drie druppels
chroomzuuroplossing komt langzamerhand een robijn-
roode kleur, (Methacetine wordt terstond roodge-
kleurd).

Met geconcentreerd salpeterzuur wordt het geel-
rood gekleurd : dit doet ook methacetine.

Phenacetine geeft ook, evenals methacetine, de
indophenol en isonitrilreactie (verg. aceetanilide).

-ocr page 42-

38

Resorcine,
Metadioxybenzol.

Resorcine werd in 1864 het eerst verkregen door
Hlasiwetz en Barth, als ontledingsproduct van
verschillende harsen en gomharsen, vooral van Umbel-
Hferae afkomstig, bij samensmelten daarvan met ka-
liumhydroxyd. E.
KOPP verkreeg het in 1873, door
droge destillatie van het extract van roodhout, Caesal-
pinia echinata.

Resorcine is een dihydrooxybenzol of diphenol.
Het is de metaverbinding, isomeer met brandig ca-
techine (ortho) en hydrochinon (para). Steunende
hierop trachtte men nu resorcine uit benzol en zijn
substitutieproducten te vormen. In 1866 reeds toonde
KüRNER aan, dat het uit dinitrobenzol verkregene
joodpheiiol door smelten met KOH in resorcine meta
omgezet werd.

CcHJ;OH -H KOH = CgH.COH), KI.

Later werd door C. WüRSTER en E. -NOELTlNG
broomphenol uit broomnitrobenzol verkregen eveneens
in resorcine omgezet.

Uit deze vormingswijzen hebben zich eenige be-
reidingsmethoden ontwikkeld. De beste is die uit
benzoldisulfoj[izuur.

-ocr page 43-

39

Bij \'t smelten van \'t natriumzout van dit zuur met
natronloog vormen zich groote hoeveelheden resorcine.
C6H,(SO,ONa) 2NaOH = C6H^(0H,) aNa^SO,,

Resorcine vormt kleurlooze kristalnaalden, die aan
licht en lucht blootgesteld roodachtig worden; het
heeft een zwak aromatischen reuk en een zoeten smaak
met onaangenamen nasmaak. Het smelt in zuiveren
watervrijen toestand bij 118° \') en kookt bij 276°.

In water, alcohol en aether is het gemakkelijk, in
kouden benzol en chloroform moeilijk oplosbaar.

De voornaamste reacties zijn de volgende:

Een kleine hoeveelheid resorcine samengesmolten
met phtalzuur geeft, nadat het alkalisch gemaakt is,
een prachtig groene fluorescentie.

Het redeneert AgNOg in ammoniacalc oplossing.

rcrrichloride geeft in waterige resorcine oplossingen
ccn donker violette tot blauwe verkleuring.

Resorcine overgoten met natronloog, geeft ccn
rozeroodc oplossing bij zachte verwarming onder toe-
voegen van chloroform of chloralhydraat.
(lust-
garten) «)

\') De Pharm. Neerl. Ed. III geeft als smeltpunt 140°~1I5°.

Lustgarten. Fresenius Zcitsch. für anal. chem. 83,
97 cn 407.

-ocr page 44-

40

Reactie van Mohler. 0,050 gr. resorcine met 0,100 gr.
acidum tartaricum en 10 cM^ sterk zwavelzuur verhit,
geeft een carmozijn roode kleur.

Saccharine.

Benzo^stir e-sulfluide.

Het hier behandelde Saccharine is het reeds in
1879 door
WiTTiNG bereide, doch eerst in 1885 door
Fahlberg in den handel gebrachte saccharine, dat
wegens zijn intens zoeten smaak gebruikt wordt als
verzoetingsmiddel.

Het wordt bereid als volgt: Toluol wordt door

geconc. zwavelzuur omgezet in toluolsulfozuur, daarbij

ontstaan de ortho- en paraverbinding; deze worden

omgezet in de Ca-verbinding en deze door NajCOg

in de natriumverbinding. Het droge Natriumzout

met PClg gemengd en een droge chloorstroom erover

geleid, terwijl het mengsel voortdurend omgeroerd

wordt; daarbij krijgt men volgende reactie:

S0,ONa pp, ^„^SO.Cl.

PCI3 CU =

(-J^^ PCI3 CU = CßH^ ^^^

NaCl POCI3.

\') Niet te verwisselen met het saccharine van Péligot.

-ocr page 45-

41

Het mengsel der gevormde ortho- en para toluol-
sulfochloriden wordt na zuivering sterk afgekoeld,
dan scheidt zich de paraverbinding uit, terwijl de
orthoverbinding in oplossing blijft. Deze wordt aan
de inwerking van NHg blootgesteld; dan ontstaat

orthotoluolsulfamid CgH^ SOgNHg^ ^^^^^ ^^^^

CHg

een zeer verdunde oplossing van KMnO^ geoxydeerd,

waarbij door het te gelijkertijd gevormde KOH

. ^ SOjNH,

orthosulfaminebcnzoüzurekalium CgH^ COOH

ontstaat; dit kaliumzout wordt ontleed door zoutzuur
en dan ontstaat orthosulfaminbenzoüzuuranhydride =
saccharine:

c h NH.

Saccharine is een wit kristallijn poeder met buiten-
gewoon zoeten smaak, het smelt bij 220°; sterker
verhit wordt het bruin en geeft den reuk naar bittere
amandelen.

Het lost op in 400 dl. koud en 28 dl. kokend
water; het is goed oplosbaar in alcohol en ook op-
losbaar in aether.

Het is gemakkelijk oplosbaar in alkaliön cn ammonia.
De voornaamste reactie op saccharine is die van

-ocr page 46-

42

Ira Remsen Bij verhitten met resorcine en HgSO^
geeft saccharine, na uitgieten in KOH of NaOH
oplossing, een prachtig groene fluorescentie.

Salipyrine.

Aniipyrinesalicylaat.

Deze verbinding van antipyrine met salicylzuur,
werd ongeveer tegelijkertijd beschreven in 1890 door
Pietro Spica en door L. Scholveen als een zout
van antipyrine met de formule C^iHi2N20.C7H503.

Spica verkreeg het door bij een waterige op-
lossing van antipyrine een waterige oplossing van
salicylas natricus in moleculaire hoeveelheid tc voegen.
Bij gebruik van veel water wordt de vloeistof eerst
melkachtig troebel en scheidt dan kristallen uit; bij
weinig water zet zich een gele olie op den bodem
af, die bij bekoelen in een vaste kristallijne massa
overgaat.

L. Scholvien 3) geeft verschillende methoden van

») Americ. Chem. Journ. 1887 bl. 372.

Spica. Pharm. Zeitsch. f. Russl. 1890 N». 17.
L. Scholvien
. Pharm. Zeit. 1890 N". 51.

-ocr page 47-

43

bereiding aan: de eenvoudigste is, salicylzuur en
antipyrine in moleculaire hoeveelheden met weinig
water op een waterbad te verwarmen. De gesmolten
massa kristalliseert bij bekoeling en kan uit spiritus
worden omgekristaUiseerd.

Salipyrine is een grof kristallijn, reukloos poeder
van wrangzoeten smaak, dat in alcohol, chloroform en
benzol gemakkelijk, in aeter moeilijk en in water
zeer moeilijk oplosbaar is. Het smelt bij 92°.

Uit de steeds gelijke samenstelling en het constante
smeltpunt van het uit verschillende oplosmiddelen
omgekristalliseerde salipyrine, zou men moeten af-
leiden, dat het een lichaam van vaste chemische
constitutie is; dit schijnt echter niet het geval tc
zijn, wat blijkt uit volgende mededeeling van C.
Esciie-
ricii
\') Salipyrine lost moeilijk op in aether cn
ook in water, terwijl het, met weinig aether cn water
te gelijk in aanraking gebracht, geheel oplost. Er
vormen zich dan twee lagen, waarvan dc onderste
(waterige) dc reacties van antipyrine, de bovenste
(aethcrische) die van salicylzuur vertoont. Salipyrine

\') Escherich. Schweiz. Wochenschr. f. Chem. u. Pharm.
■1895 bl. 4()2.

-ocr page 48-

44

schijnt dus in zijn bestanddeelen gesplitst te worden.

Met Fe2Cl6-oplossing geeft salipyrine de violette
verkleuring van salicylzuur.

Om salipyrine aan te toonen, verzeept men het en
reageert men op antipyrine en salicylzuur.

SaloL.

Salicylzure-phenylaether, phenylsalicylaat,

Salol werd het eerst in 1886 door Nencky bereid
en door
Sahli het eerst als geneesmiddel aanbevolen.
Het wordt bereid evenals betol (zie daar); in plaats
van naphtolnatrium gebruikt men echter phenolna-
trium: dan ontstaat salicylzure-phenylaether = salol.

CH

® \'"^CO.OCeHs
P. Ernest \') geeft nog volgende bereidingswijze.
Hij heeft waargenomen, dat het salicylzuur bij ver-
hitting tot
1G0° h. 200° zich in salol omzet onder
afscheiding van water cn kooldioxyde, wanneer tijdens
de verhitting het ontstane water afgevoerd en de

\') P. Ernest. Sudd. Apotheker Ztg. 1892, 18.

-ocr page 49-

45

toetreding van de lucht zooveel mogelijk verhinderd
wordt; de daarop steunende bereiding is de volgende.

Zuiver salicylzuur wordt ongeveer 4 uur in een bad
op 220° a 230° verhit. Het vat, hetwelk het zuur
bevat, is van een ontvanger voorzien, welke het af-
gescheiden water en kooldioxyde wegvoert. Om dc
lucht af te sluiten, vult men het vat voor het ver-
hitten met een indifferent gas b.v. kooldioxyde, en
voert tijdens het verhitten een zwakken stroom van
dit gas door den ontvanger in dc richting naar dc
afvoerbuis. Het ontstane salol wordt met water en,
zoo noodig, met sodaoplossing gewasschcn en uit
alcohol omgekristalliseerd.

Salol is een wit kristallijn poeder met zwak aroma-
tischen reuk en nagenoeg smakeloos, doordat het in
water bijna onoplosbaar is. Het smelt bij 42°—43°.

In koud en warm water is het zeer weinig oplos-
baar, gemakkelijk in alcohol, aether cn chloroform.

Broomwater geeft in de alcoholische oplossing van
salol terstond een wit praecipitaat.

Met natronloog verwarmd, lost salol op, terwijl het
ontleed wordt in phenolnatrium en salicylzuurnatrium.

FcgCIg-oplossing veroorzaakt in een alcoholische
saloloplossing een violette verkleuring. Een alcoho-

-ocr page 50-

46

lische oplossing van salol veroorzaakt echter in een
waterige oplossing van ferrichloride een troebeling,
doch geen verkleuring.

SULFONAL.
Diaethylsidfondimethylmethaan,

Deze verbinding werd het eerst in 1885 door
E. BAUMANN bereid en door A. KaST^) als slaapmiddel
aanbevolen. Het is een afgeleide van methaan cn wel

diaethylsulfondimethylmethaan

CJrlg

\'t Wordt bereid doordat in een mengsel van

2 dl. mercaptan (C2H5SH) en l dl. aceton (CH3)jC0

droog zbutzuurgas geleid wordt, waarbij dithioaethyl-

CH SC H

dimethylmethaan ontstaat. Deze

verbinding wordt, na zuivering met een 5 Vo tischc
kaliumpermanganaat oplossing, onder toevoeging van
wat azijn- of zwavelzuur, geoxydeerd, daarbij ontstaat
diaethylsulfon-dimethylmethaan of sulfonal.

\') A. Kast. Berl. Klin. Wochenschr. 1888 N". 10.
\') Pharm." Zeit. 1888 N», 32.

-ocr page 51-

47

Een andere bereidingswijze is de volgende. Door
inwerking van chloor- of broomaethyl op natrium-
thiosulfaat vormt zich aethylthiozwavelzuurnatrium,
dat door inwerking van zoutzuur, onder opname der
elementen van water, in zuur zwavelzuurnatrium en
aethylmercaptan gesplitst wordt. Het ontstaande
mercaptan wordt door middel van zoutzuur cn aan-
wezig aceton gecondenseerd tot mercaptol, dat minder
vluchtig is cn minder onaangenaam riekt dan mer-
captan. Het mercaptol wordt door KMnO^ tot
sulfonal geoxydecrd.

Sulfonal vormt kleurlooze, prismatische kristallen,
die volgens de onderzoekingen van L. SCHOLVIEN
bij 125,5° smelten. Het lost op in ongeveer 580
dl. koud cn 18 h 20 dl. kokend water; moeilijk in
aether, beter in alcohol van gewone temp. cn ge-
makkelijk in kokenden alcohol.

Sulfonal bezit ccn groot weerstandsvermogen tegen
chemische invloeden, noch door zuren, noch door
alkaliün, noch door oxydaticmiddclen, hetzij bij ge-
wone temperatuur, hetzij bij verwarmen wordt het
aangetast. Aan deze buitengewone standvastigheid

\') L. ScHOLViEN. Pharm. Zeit. 83, 320.

-ocr page 52-

48

is het toe te schrijven, dat eigenlijke identiteitsreacties
voor deze verbinding totaal ontbreken.

De reacties kunnen alle teruggebracht worden tot
de aanwezigheid van zwavel, die bij reductie als
mercaptan, of na overgieten met verdund zuur als
HïS uittreedt. Zij zijn de volgende:

Reactie van VULPIU.S Wrijft men wat sulfonal
met een ongeveer gelijke boeveelheid cyaankalium
fijn en verhit men het mengsel in een droog reageer-
buisje, dan vult zich dit spoedig met een dikken
nevel onder ontwikkeling van een zeer sterken
mercaptanreuk,

E. Ritsert beveelt aan voor deze reactie, in plaats
van het vergiftige KCN, als reductie-middelen natrium-
amalgaam, pyrogalluszuur of galluszuur te gebruiken,
waarmede dezelfde uitkomsten verkregen worden.

Reactie van C. SciiWARZ Brengt men een
spoor sulfonal met wat koolpoeder vermengd in een
reageerbuisje, waarvan de opening met een vochtig
stukje blauw lakmoespapier bedekt is, en verhit men,

G. VuLPius. Apotheker. Zeit. 3, 247.
ï) E.
Ritsert. Pharm. Zeit. 53, 312.
C. Sch\\Varz. Pharm. Zeit. 88, 405.

-ocr page 53-

49

dan ontstaat een dichte nevel, die den reuk van
mercaptan verspreidt, terwijl tevens zure dampen
worden ontwikkeld, die het reageerpapier sterk rood
kleuren.

Een andere reactie van SCHWARZ is de volgende.
Men verhit wat sulfonal met NaOH en wat kool-
poeder gedurende geruimen tijd op de vrije vlam.
Het samensmeltsel bevat dan Na
^S, dat, met nitro
prussidnatrium en bij overgieten met zuur, de bekende
reacties geeft. Deze reactie kan men ook met kleine
hoeveelheden sulfonal aan den platinadraad uitvoeren,
doch lang gloeien is noodzakelijk.

Reactie van H, Wefers Bettink. 2) Als men
sulfonal vermengt met wat ferrum pulveratum en in
een klein reageerbuisje sterk verwarmt, neemt men
een knoflookachtigcn reuk waar; tevens wordt er
ferrosulfide gevormd. Als men na bekoeling, den
inhoud van het buisje overgiet met verdund zoutzuur,
ontwikkelt zich zwavelwaterstof, dat een papiertje,
met een druppel van eene acetas plumbicus-oplossing
bevochtigd, terstond bruinzwart kleurt.

«) C. ScnwARz. Pharm. Zeit. 1888, 479.

H. Wefers Bettink. Nederl. tijdsch. voor Pharm.
Chem. cn Tox. 1889 bl. 285.

-ocr page 54-

50

Trional en Tetronal.

Diaethylsnlfonmethylaethylmethaan en Diaethylsidf on-
diaethybnethaan.

Deze beide, zeer na aan elkaar en aan sulfonal
verwante, verbindingen zijn als slaapmiddel aanbevolen.

Zij worden bereid, doordat men Aethylmercaptan
met metbyl-aetbylketon, resp. met diaetbylketon,
condenseert en het gevormde mercaptol met kalium-
permanganaat oxydeert.

Beide vormen kleurlooze, glanzende, reuklooze kris-
tallen, die moeilijk in koud, beter in warm water,
gemakkelijk in alcohol en aether oplosbaar zijn. De
waterige oplossing van beiden smaakt min of meer bitter.

Trional C \'^cn\'^S\' smelt bij 76°.

Tetronal gj^p: C smelt bij 89°.

Wat hun chemische eigenschappen cn reacties aan-
gaat komen ze geheel cn al overeen met sulfonal.

Thymol.

T/iyviylalco/wl, thyinolkamjcr, thyiniaanzmir, mcthyl-
norviaalpropylphenol.

Reeds in 1719 werd door Neumann waargenomen,

-ocr page 55-

51

dat zich uit thymohe kristallen uitscheidden, hij hield
ze voor identisch met kamfer; eerst in 1853 werd
deze verbinding door
Lallemand nader onderzocht
en thymol genaamd.

Het komt voor in de aetherische olie van ver-
schillende labiaten, waaruit het aldus bereid wordt.
Door schudden met NaOH ontstaat natriumthymolaat,
het mengsel wordt met warm water behandeld, dan
blijft natriumthymolaat opgelost, terwijl de lichtere
koolwaterstofifen aan de oppervlakte komen; na ver-
wijdering hiervan, ontleedt men natriumthymolaat met
zoutzuur cn laat op ccn koele plaats uitkristallisceren.

Thymol is ccn afgeleide van phenol cn wel methyl-
propylphcnol cn heeft tot constituticformulc:

C.CH,

CII
HOC

CII
CII

C.G,II,

Het vormt kleurlooze, eigenaardige riekende kris-
tallen, die zwaarder zijn dan water, doch bij ver-
warming met water boven 50® smelt thymol cn komt
als zoodanig boven op het water drijven. Thymol

-ocr page 56-

52

smelt bij 50° —51° en kookt bij 230°; doch op een
waterbad verhit vervluchtigt het reeds geheel. Het
lost moeilijk op in koud water, gemakkelijk in alcohol,
aether, chloroform, benzol en verdunde alkaliën.
De voornaamste reacties zijn de volgende:
Reactie
van Hammarsten en Robberts. i) Mengt
men een thymolhoudende vloeistof met haar halve
volumen ijsazijn en dan met minstens een gelijk
volumen HgSO^ dan komt bij verwarmen een prachtig
violette kleur.

Reactie van L. van itallie. Wanneer men
bij een thymolhoudende vloeistof eenige druppels
kaliloog en zooveel LIK oplossing voegt, dat de
vloeistof even geel-bruin gekleurd is en zoodoende
weinig\' vrij jodium bevat, verkrijgt men bij zacht
verwarmen een schoone roode kleur. Deze neemt
langzamerhand in sterkte toe, doch is niet standvastig.
Wordt de vloeistof aan zich zelf overgelaten of sterker
verwarmd, dan verdwijnt de kleur vrij spoedig, terwijl
tegelijkertijd een praecipitaat optreedt.

\') Americ. Journ. of Pharm. 1881 bl. 573.

L. v.\' Itallie. Nederl. Tijdschr. v. Pharm. Chem.
en Toxic. 1889 bl. 55.

-ocr page 57-

Reeds bekend geworden proeven tot
scheiding.

Zeer weinige pogingen zijn tot nog toe gedaan,
om deze stoffen geheel of ook slechts gedeeltelijk
van elkaar te scheiden en de onderzoekingen daar-
omtrent bekend geworden, hebben, behoudens een
enkele uitzondering, betrekking op stoffen, die in
e\'én groep behooren.

De resultaten van die onderzoekingen kunnen over
het algemeen meer dienen tot onderscheiding, dan
tot scheiding dier stoffen. De uitvoerigste onder-
zoekingen zijn gedaan voor de vier aniliden:
aceetanilide
exalgine
methacetine
phenacetine

cn van deze vooral voor acectanilidc en phenacetine,
die trouwens ook het meest als geneesmiddel ge-
bruikt worden.

-ocr page 58-

54

Zoo laat E. Hirschsohn \'), ter onderscheiding van
aceetanilide en phenacetine, aceetanilide met water
van gewone temperatuur schudden en bij het filtraat
Br-water voegen; dan treedt ontkleuring in en er
scheiden zich kristallen van het bij 165° smeltende
Br-paraaceetanilide af. Phenacetine geeft onder gelijke
omstandigheden noch ontkleuring, noch afscheiding
van kristallen; 5"/o aceetanilide is in phenacetine nog
goed aan te toonen.

Deze mededeeling van Hirsciisohn vond ik door
mijn proeven bevestigd. Zij steunt op de geringe
oplosbaarheid van phenacetine in water, want bij
oplossing van phenacetine in spiritus dilutus, kwam,
zooals mij bleek, door toevoeging van Br-water
een duidelijk praecipitaat van een Br-verbinding van
phenacetine.

M. J. SciiRöDER 2) geeft volgende reactie om
aceetanilide in phenacetine aan tc toonen. Men
kookt in een reageerbuisje 0,5 gr. phenacetine met
5—8 c.M». water, laat bekoelen (waarbij de phena-

Pharm. Zeitschr. f. Russland 1888 bl. 794.

Réf. Pharm. Centralhalle 1889 bl. 241.

Nederh Tijdschr. v. Pharm. Chem. en Tox 1889 bl. 11.

-ocr page 59-

55

cetine weer uitkristalliseert) en filtreert. Het filtraat
kookt men met wat KNOg en verdund HNOg, voegt
een paar druppels van Plugge\'s reagens toe en kookt
weer. Ontstaat er geen roode kleur, dan is aceet-
anilide afwezig, of bedraagt minder dan 2Vo\' Volgens
schröder zou nam. op deze wijze nog 2vo aceet-
anilide in phenacetine aan te toonen zijn.

Ter onderscheiding van exalgine van aceetanilidc
cn phenacetine, geeft
Hirschsohn i) de volgende
methode. Men overgiet 1 gr. der tc onderzoeken
stof met 2 c.M\'. chloroform — heeft men met exalgine
te doen dan komt volkomen oplossing (ik vond, dat
voor volkomen oplossing 10 gr. chloroform noodig
was), terwijl aceetanilidc cn phenacetine voor het
grootste gedeelte onopgelost blijven. Voegt men bij
dc heldere oplossing 20 cM®. petrolcum-aethcr, dan
komt bij aanwezigheid van 20Vo aceetanilidc of van
lOVo phenacetine na korten tijd ccn kristallijne af-
scheiding. Deze proeven van
Hirschsohn vonden
bij onderzoek bevestiging.

\') Pharm. Zeitschr. f. Russland 1890 N«. 2.

Jahresberichte der Pharm. etc. van Beckurts 1892
(25)
bl. 325.

-ocr page 60-

56

Volgens HirsciïSOHN zou de aanwezigheid van
aceetanilide ook aangetoond kunnen worden naast
exalgine en phenacetine door toevoeging van Br-water
bij de waterige oplossing; dit is echter niet het
geval, daar exalgine in waterige oplossing ook direct
met Br-water een praecipitaat geeft.

Voor de onderscheiding der vier aniliden zijn de
eerste onderzoekingen gedaan door
Ed. Ritsert;
hij geefttot een goed overzicht dier reacties vol-
gende tabel.

1

\') Pharm. Zeit. 1889 bl. 754.

-ocr page 61-

I.

,0,1 pr. der stof
met 1
c.JP.
gcc. koud
zoutzuur.

II.

Bij oploss. I
1 druppel
geconcentr.
HNO,.

III.

Oplossing I
gekookt, be-
koeld en ver-
dund, met 3
dnipp. 3®\'„
chroomzuur
opl. behandeld.

IV.

0,1 gr. stof
met 5—6
c.M\'. koud ge-
concentreerd
HCl cn 1 c.M^
3®/o chroomz.
opl. behandeld.

V.

0,1 gr. stof
met 1 c.M^
kaliloog ge-
kookt, bekoeld
met 5—8 dr.

KilnO,
behandeld.

VI.

Sjieltpunt

Exai.(;ixe . .

oplosbaar.

blijft kleurloos.

geel.

blijft geel.

donkergroen
zonder
carbylaminreuk

100°.

Metiiacetixe

oplosbaar.

wordt bloedrood,
langzamerhand
roodbruin.

direct groen.

spoedig bruin- 127°.
geel. ;

Phexacetixe

onoplo.<baar. langzamerhand bloedrood,
geel. i

geel na
eenige minuten
groen.

donkergroen, i

1.35°.

Aceetanilide

oplosbaar, blijft kleurloos,
wordt echter ■
terstond weder i
uitgescheiden. !

geel.

geel pas
na enkele uren
groen.

donkergroen
daarbij carbyl-i
aminrcuk.

ll.ö°—120°.

cn

-ocr page 62-

58

Als eenvoudigste middel ter onderscheiding van
exalgine, van aceetanilide, phenacetine en methacetine
kan men dus volgens deze tabel gebruik maken van
de oplosbaarheid in geconcentreerd zoutzuur en de
verhouding bij toevoeging van geconcentreerd salpe-
terzuur. Terwijl een bijmenging van aceetanilide bij
een der andere stoffen zou kunnen blijken uit het
ontstaan van den carbylaminreuk bij koken met kali-
loog en later toevoeging van kaliumpermanganaat.

Volgens Kottmayer \') geven echter alle vier
praeparaten de carbylaminreactie, als men er proefjes
van in alcoholische kaliloog onder zacht koken oplost,
in plaats van slechts matig te verwarmen. Na het
bekoelen wordt de isonitrilereactie het sterkst bij
aceetanilide en exalgine.

Kottmayer heeft een andere methode ter onder-
scheiding gegeven; daarvoor verdeelt hij de aniliden
in twee groepen nam.:

aceetanilide—exalgine.
methacetine—phenacetine.

Hij heeft zich tot opgave gesteld beide groepen,

») Pharm. Post 1890 bl. 517.

-ocr page 63-

59

evenals beide leden van iedere groep scherp van
elkaar te scheiden.

Tot oplossing kookt hij een proef van ieder der
vier stoffen met ongeveer een 50 voudige hoeveelheid
zwavelzuur gedurende 30 seconden. De voldoende
verdunde, zure oplossingen onderwerpt hij aan de
werking van verschillende reagentia. Het resultaat
daarvan geeft hij in volgende tabel:

-ocr page 64-

GO

Phenace-
tine.

Exalgixk.

]\\Ietiiacetixe

Reagkxs.

Aceetanilidp:

Karbohvater Geen klcurveranclcving.
4- natronloog ! Dc in<loi)hcnolrcactic treedt
in overmaat. , eerst op na toevoeging

van natriuinhypoelilorietopl.

Intense blauwkleuring.
(De indophenolre.actio treedt
dus op zonder toevoeging
van oxvdatieniiddelen.

versch Cl.
water.

terstond rood-
violette kleur,
die in violet

met sterk
blauwen tint
overgaat,

2.

a.

wat vertraagde,
door schudden
bespoedigde,
violetkleuring,
langzaam optredende violet-
kleuring.

later natron-
loog in over-
maat.

2.

dan ten slotte
vuil geelbruin
wordt.

bijna terstond
vuilbruin.

diep donkerbruine, heldere
oi)lossing.

NaOH in ge-
ringe overmaat
en NaCl.0-
oplossing.

violet.

langzaam
(bij schudden
sneller) optre-
dend vuil
blauwgroen.

donkerbruin.

3.

KNO, en
NaOH in over-
m.aat en
a-naphtol.

4.

vorming van
een geoTroode
azokleurstof.

geen azokleur-
stof (behalve
als met H,SO,
tc lang en te
sterk gekookt
werd, waardoor
p-toluidino
ontstaat,

Azokleurstof.

Kalium- geen praocipi-
bisnnilhjodide/j taat.

overvloedig
geelrood prae-
cipitaat.

goon praecipitaat.

-ocr page 65-

Gl

De tabel geeft voldoende onderscheid tusschen de
beide groepen en tusschen aceetanihde en exalgine.

In de Pharm. Rückschau zegt G. VULPIUS^): „De
reacties ter onderscheiding van aceetanilidc en phenace-
tine hebben, behalve de phenacetine toekomende zoo-
genaamde indo-phenctidine-reactie, weinig practischc
waarde, daar in mengsels van beide stoffen de kleuren
zich wederzijds bedekken en het, bij het doen der
reacties zoozeer op de modus faciendi, op nauwkeurige
toepassing van alle uitwendige voorwaarden aankomt,
dat vcnvarringen niet uitgesloten kunnen blijven.
Daarentegen kan de zoogenaamde isonitrilercactie als
ccn zeer goed bruikbaar middel aangegeven worden,
wijl daardoor zelfs geringe hoeveelheden aceetanilidc
in phenacetine kunnen aangetoond worden."

Aceetanilidc geeft echter dc indophcnctidinc reactie
ook, terwijl phenacetine, bij langer koken met KOH
cn
CHCI3 ook dc isonitrilc rcactic geeft, zoodat bij
boven aangegeven uitspraak van VuLnus beide ge-
noemde reacties ook niet uitgesloten behoeven tc

\') Pharm. Centralh. 1889 bl. 17.

Dr. B. Fischer „Die neueren Arzneimittel" fünfte
Auflage bl. ir)5.

-ocr page 66-

62

worden ; bovendien kan deze uitspraak ook uitgestrekt
worden tot exalgine en methacetine. De tot nu toe
aangegeven onderscheidings-reacties voor de vier
aniliden hebben over het algemeen dan ook practisch
weinig waarde, als het er op aankomt in mengsels
twee of meer aniliden naast elkaar aan te toonen;
beter kan hiervoor dienen de volgende methode door
G. Kottmayer \') gegeven, waarbij hij gebruikmaakt
van\' waterige oplossingen. De oplossingen maakt
men door eene overmaat der stof te verhitten met
gedestilleerd water. Men laat wat afkoelen, filtreert
en gebruikt terstond een gedeelte dezer oplossing (o)
voor de toe te passen reacties. De rest dezer op-
lossing laat men ongeveer een uur, onder herhaald
schudden, staan tot, na volkomen bekoeling, al het
meer dan bij gewone temperatuur oplosbare uitge-
kristalliseerd is. Men filtreert weder cn gebruikt
ook deze oplossing voor reacties, die\'in volgende
tabel gegeven zijn:

1) Beckurts Jahresberichte 1892 (25) bl. 328.

-ocr page 67-

m

G3

P11E.NACE-
tine.

Methacetine

Keagexs.

Aceetanilide Exalgine

Kalium bis-
miitlijodide cn
zunr maken
met verdund
ILSO,.

Oplossing /9.
Geen praec.
blijft helder.

Oplossing (9.
Oranjerood
praecii)itaat.

Oplossing ß.

Geen
praecipitaat.

1.

Oplossing 5.

Geen
praecipitaat.

Kalium kwik
jodide cn zuur
maken.

Oplossing ji.
Geen praccipit,
blijft helder.

Overvloedig
praecipitaat.

Oi)lossing ß.

Geen
praecipitaat.

2.

Oplossing ß.

Geen
praecipitaat.

Kristallijn
vlokkig praec.,
\' \'i tocvoc-
icr ö—G

........^c lioc-

veellieul water
nog niet oi)Iost,

Broomwater.

3.

dat bi
voudi^i

Bij 1\'/

oplossing een
praec., dat bij
toevoegingvnn
water genuik-
kdiik cmlost.
Veruuntlo op-
lossingen geven
geen praec.

Oi)lossing a (tamelijk licet)
rocHlervormig praecipitaat,
dat zich bij schudden lot
vlokken samenpakt.

Oplossing ƒ?.
Geen praccipit.

Ojjlossing ß,
Ciccii praec.

riiosphor-
molybdeenzuur
natrium en
maken.

4.

zuur

Geen
l)raccipitaat.

Overvloctlig
geelwit kajis-
aclilig praec.

Oplossing ß.

Gwn
jiraccipitaat.

Oplossing ,3.

Geen
prat>cipitaat.

Jood-ioodkali
cn zuur nniken
(liet best ge-
jbruikt men een
normale
joodojilossing.

O.

Bruin praeci-
pitaat uit
druppels be-
staande.

Bruin kristal-
lijn pracipi-
taat.

Nauwelijks ecu
zwakke troe-
bcling door af-
gescheiden
druppels.

Na eenigen
tijd een kris-
tallijn geel
bruin
praecipitaat.

Oplossing a (tamelijk heet.)

na bekoelen
gering i)raecipi-
taat van bruine
drupi)els.

na bekoelen
een overvloe-
dig kristal-
lijn praecipi-
taat.

Bij nader onderzoek kreeg ik uitkomsten, die aan deze
onderzoekingen van KOTTMAYER beantwoordden; doch

-ocr page 68-

64

bij behandeling van oplossing ß met een verdunde oplos-
sing van jood-joodkalium kwam noch bij aceetanilidc,
noch bij methacetine, noch bij phenacetine een praeci-
pitaat, en ook geen afscheiding van bruine druppels,
evenmin als de oplossing zuur gemaakt was, terwijl exal-
gine, als de vloeistof zuur gemaakt was, een overvloedig
praecipitaat gaf, dat in overmaat van water niet oploste.
Was de vloeistof niet zuur gemaakt, dan kwam bij
exalgine ook geen praecipitaat, doch werd de geheele
vloeistof donker bijna zwart gekleurd. Deed ik bij oplos-
sing ß een geconcentreerde oplossing van jood-joodkali
dan kwam, als de vloeistof zuur gemaakt was, bij alle vier
een praecipitaat; deze praecipitaten losten echter alle,
behalve dat van exalgine, bij verdunning met water, op.

Behalve voor de aniliden zijn ook nog verschillende
reacties gegeven ter onderscheiding van «- en ,9-naphtol.
Voor deze reacties geldt cchtcr nog veel meer, dan
dit bij de aniliden het geval was, dat zij slechts daar
dienst kunnen doen, waar beide stoffen afzonderlijk zijn.

määi

Zoo gebruikt N. VvON ter onderscheiding der
beide naphtolen de volgende reagentia:

\') Journ. de Pharm. Chira. XXI bl. 377.

-ocr page 69-

G5

I. 2 cM3. spiritus, 2 cM^. HNO3, ^r. kwil<-
nitraat oplossing.

II. 2 cM®. spiritus, 3 drupp. van een geconcen-
treerde oplossing van KNO3 en 10 dr. HgSO^.

Met deze reagentia ontstaan kleurreacties en wel:

REAGENS I.

REAGENS ir.

|9-Nai>htoi,.

a-nal\'utoi..

a-nai>ntol.

/s-naimitou

I3c gclc kleur
vnn het iiicnpicl
wordtdoor koken
niet veranderd.

CJrCl, kleurt er
zieli geel mede,
ftcther geelgroen.

De intens geel
oranje kleur gaat
direct in ro
(Hl-
oranje over cn
verandert niet
door koken.

\'t Mengsel kleurt.
ClICl., robijnrood
en aether geel.

De bruin roodo
kleur van \'t meng-
sel wordt door
koken in bruin
veranderd.

CIKl, kleurt er
zich bruingroen
metlo ; aether
groengeel en do
vloeistof wordt
wijnrood.

ICr komt e<\'n
intens violette
kleur, dio bij ko-
ken niet veran-
dert.

wordt
er groengeel door
en aether gtx^l.

schietkatoen
wordt geel.

3.

schietkatoen
wordt rozerood.

schietkatoen
wordt vuilge(^I.

schietkatoen
wordt wijnrood.

Door toevoe-
ging van zwiive-
ligzuur wordt het
mengsel direct
troebel onder af-
pclieiding van een
rood praecipitaat.

Zwaveligzuur
kleurt liet. meng-
sel rosa. Deze
kleur verdwijnt
lanj:;zamerhan(l,
terwijl zich e(>n
geel t ot zwart prae-
cipitaat vormt.

Zwaveligzuur
kleurt \'t nieng.sel
vuilgroen zonder
een praecipitaat
te geven.

De roode kleur
verdwijnt direct
door zwaveligzuur
zonder een prae-
cipitaat tc geven.

-ocr page 70-

66

Deze reacties voldoen RlCHARDSON niet en in
Chem, News
1891 bl. 8^) raadt hij aan deze beide
naphtolen te onderscheiden door
50 mgr. sulfanilzuur
(CgH^SOgOHNHg) met behulp van een weinig soda
op te lossen in enkele druppels water; daarbij te
voegen
5 cM^. normaal zwavelzuur (4,9%) en 20
mgr. natriumnitriet, in enkele druppels water op-
gelost.

Van de te onderzoeken naptholen wordt 40 mgr.
in een paar druppels oplossing van natriumcarbonaat
opgenomen, en bij het boven beschreven reactief,
waarin diazo-sulfanilzuur ontstaan is, gevoegd. Bij
aanwezigheid van a-naphtol vormt zich een donkcr-
roodc neerslag, die door verdund zwavelzuur donker-
bruin Vvordt, terwijl naphtol slechts roodachtig geel
wordt gekleurd, welke kleur door verdund zwavelzuur
niet wordt veranderd.

Hierbij merkt de referant aan: Hoewel dc reactie
verloopt, zooals
Richardson aangeeft, vinden wij
evenwel niet, dat hij boven die met fcrrichloridc
(waarmede a-naphtol violet, j9-naphtol groen wordt)

\') Réf. in Nederl. Tijdschr. v. Pharm. Chem. en Toxicol.
4892 bl. 126,

-ocr page 71-

67

of met chloorkalk (waarmede a-naphtol violet, (9-naph-
tol zwartgeel wordt) de voorkeur verdient.

Als onderscheidingsreacties voor a—en ^—naphtol
vond
L. Reuter dat 2,5 gr. gesmolten chloralhy-
draat 0,1 gr. a—naphtol intens robijnrood, doorzichtig,
niet fluoresceerend en 0,1 gr. —naphtol zuiver blauw,
doorzichtig, niet fluoresceerend oplost.

2,5 gr. chloralhydraat en 5 dr. zoutzuur lossen
0,1 gr. a—Naphtol intens donkergroenblauw ondoor-
zichtig en 0,1 gr. ^—naphtol intens geel doorzichtig
op. Brengt men een stukje metallisch zink in het
chloralhydraat-zoutzuur mengsel dan gaat het bij
aanwezigheid van a—Naphtol in donkerblauw tot
violet over; water bewerkt afscheiding van violette
vlokken; de oplossing in alcohol is roodviolet.

De aanwezigheid van (9—naphtol veroorzaakt in
het laatste geval een kleurovergang in diep donker-
bruin, water dc afscheiding van een wankleurig lichaam;
de oplossing in alcohol is geel met blauwe fluorescentie.

Dc Pharmacopce der Vereenigde Staten geeft vol-
gende reactie ter onderscheiding van a—en ^—naphtol.

0,1 gr. wordt in een reageerbuisje met 1 dr. witten

\') Pharm. Zeh. 1891 bl. 291.

-ocr page 72-

68

stroop en 5 cM^. water gemengd en in het schuin
gehouden buisje 3 cM^. geconcenteerd zwavelzuur zoo
toegevoegd, dat de vloeistoffen gescheiden lagen
vormen; bij ^—naphtol ontstaat een geelachtig bruine
ring, die bij staan donkerder wordt; bij a-naphtol
komt direct een carmozijnroode kleur, die bij staan
in \'t bovenste gedeelte van den ring donkerblauw wordt.

AymoNIER 2) geeft nog volgende reagens. 1 dl.
kaliumbichromaat, 10 dl. water, 1 dl, geconcentreerd
salpeterzuur, a—Naphtol geeft met enkele druppels
dezer oplossing direct een zwart praecipitaat, terwijl
(3—naphtol niet veranderd wordt. Bij het nagaan
dezer reactie bleek mij, dat /5—naphtol met dit reagens
in werkelijkheid niets gaf, terwijl bij a—naphtol in
een waterige oplossing een zwarte troebeling kwam.

Na het affiltreeren der troebeling was de doorgc-
loopen vloeistof, zelfs na herhaald filtrecrcn, nog
zwart gekleurd, zoodat dit reagens ook slechts kan
dienen ter onderscheiding van a— cn /5— naphtol;
hoogstens, om dc aanwezigheid van a—naphtol in
^—naphtol aan te toonen.

\') Eerf oplossing van saccharose in water.

Aymonier. Répertoire de Pharm. 1893 bl. 444.

-ocr page 73-

GO

Na dit overzicht der pogingen en reacties gedaan
ter onderscheiding van de door mij in bewerking
genomen stoffen, wil ik nog wijzen op een welge-
slaagde poging, om drie van die stoffen van elkaar
te scheiden.

W. van den Driessen Mareeuw ») geeft nam.
volgende scheidingsmethode voor aceetanilide, phena-
cetine en antipyrine. 400 mgr. dezer drie stoffen
worden met 3 cM®. water, zonder verwarming, ge-
durende eenige uren in aanraking gelaten, terwijl het
mengsel nu en dan omgeschud wordt. De oplossing
van antipyrine, die weinig aceetanilide en geringe
sporen van phenacetine bevatte, werd afgefiltreerd.
De terugblijvende rest werd met 3 cM\'. water afge-
wasschen en \'t afloopende vocht bij het eerste filtraat
(A) gevoegd.

Uit filtraat A werd de antipyrine door overmaat
van een tannine oplossing neergeslagen. Dit werd
afgefiltreerd en, nadat het praecipitaat van antipyrine-
tannaat met water afgewasschcn was, werd dit in
NaOH van 8% opgelost. Deze alkalische olpossing

\') Nederlandsch Tijdschr. voor Pharm., Chem., Tox, 1894.
bl. 314.

-ocr page 74-

70

werd met chloroform uitgeschud. De chloroform
liet na verdamping een witte kristallijne rest, die
antipyrine bleek te zijn.

Het tannine houdende filtraat, dat sporen aceetanilidc
en een te verwaarloozen hoeveelheid phenacetine in
oplossing had, werd eveneens met NaOH van 8%
alkalisch gemaakt en toen met chloroform uitgeschud.
De chloroform werd verdampt en liet een witte kris-
tallijne rest na, die aceetanilidc bleek te zijn.

Het mengsel van aceetanilidc en phenacetine, dat
op het filter van filtraat (A) achtergebleven was,
werd met 80 cM^. water vermengd en nu en dan
omgeschud, waardoor de aceetanilidc in oplossing
ging, terwijl de phenacetine, behoudens sporen, onop-
gelost bleef en op het filter, na affiltreeren van boven-
staande vloeistof achterbleef, en zuivere phcnacctinc
bleek te zijn.

Ë3

-ocr page 75-

Eigen onderzoekingen.

Na deze uiteenzettingen, wil ik overgaan tot de
mededeeling der pogingen, door mij in het werk
gesteld, om tot een scheiding van gemelde stoffen
te geraken.

Het oorspronkelijk plan, dat ik bij dezen arbeid
wilde volgep, was om een goede scheidingsmethode
te vinden voor de verschillende groepen en nadat
deze gevonden was, eenen weg tc openen, waarlangs
ook een scheiding van de leden dier groepen be-
reikbaar zoude zijn. Ik moest echter spoedig dit
plan laten varen, doordat mij bleek, dat het door de
afwijkende eigenschappen van een of meer leden eener
groep, niet mogelijk was de groepen zoo scherp te
scheiden, als verlangd wordt bij een scheikundige
analyse.

Om nu toch tot een scheiding van de door mij in
bewerking genomen stoffen te geraken, ben ik den
volgenden weg ingeslagen.

-ocr page 76-

72

Met het oog op de groote verscheidenheid in
oplosmiddelen, die na verdamping dc opgeloste
stof onveranderd teruglaten, wat een groot voordeel
oplevert bij de analyse, ben ik begonnen met dc
bepaling van de oplosbaarheid van de door mij in
bewerking genomen stoffen, in verschillende oplos-
middelen, die voor een analyse van organische stoffen
in aanmerking kunnen komen. Voor deze bepalingen
maakte ik gebruik van volgende methode:

a. In een goed droog reageerbuisje deed ik een
willekeurige hoeveelheid van het oplosmiddel cn voegde
daarbij zooveel van de te onderzoeken stof, die vooraf
goed fijn gewreven was, tot er na herhaald omschudden bij
gewone temperatuur, nog een gedeelte onopgelost bleef.
Nu liet ik alles 24 uur staan, terwijl van tijd tot tijd
nog eens omgeschud werd. Bleek dan, dat de ge-
heele hoeveelheid der toegevoegde stof opgelost was,
dan voegde ik nog een nieuwe hoeveelheid toe, en
liet weer 24 uur staan, nu en dan omschuddende,
zoolang tot er een onopgeloste rest bleef.

b. Was er nog een gedeelte der stof onopgelost
gebleven, dus de oplossing verzadigd, dan woog ik
het gesloten reageerbuisje met de oplossing. Nu
goot ik\' zooveel mogelijk de bovenstaande heldere

-ocr page 77-

73

vloeistof af in een getarreerd kristalliseerbakje, en
woog het reageerbuisje andermaal; hieruit bleek hoe-
veel ik afgegoten had.

c. Het afgegoten gedeelte liet ik bij gewone
temperatuur verdampen, de rest werd bij 50° ^ 60°
gedroogd, een dag in den exsiccator geplaatst en
gewogen.

d. De hoeveelheid der afgegoten oplossing (zie b)
verminderde ik met het onder c gevonden gewicht
der terugblijvcnde stof; vond zoo, hoeveel van het
oplosmiddel noodig was, om de gevonden hoeveelheid
stof op te lossen en berekende hieruit, hoeveel ge-
wichtsdeelen van een bepaald oplosmiddel noodig
waren, om dén gcvvichtsdeel van ccn bepaalde stof
op te lossen.

In die gevallen, waarin ik de bovenstaande vloei-
stof niet helder kon afgieten, zooals b.v. bij de bepa-
ling der oplosbaarheid in CHClg, CCl^ of CSj, waarin
de stof bleef drijven, filtreerde ik de verzadigde op-
lossing door een filter (dat vooraf met het gebruikte
oplosmiddel was uitgetrokken) in een goed droog
reageerbuisje cn behandelde het filtraat, zooals onder
b, c en d is aangegeven.

Ik vond het niet van belang ontbloot deze oplos-

-ocr page 78-

74

baarheidscoëfficienten te bepalen, daar in geen enkel
boek volledige opgaven worden gedaan en de oplos-
baarheid meestal slechts wordt aangegeven door uit-
drukkingen als: gemakkelijk of moeilijk oplosbaar.

De uitkomsten dezer onderzoekingen heb ik in
volgende tabel vereenigd.

-ocr page 79-

75

Oplosmiddel.

Spir. dil.

(707o)

Spir. fort.

(90Vo)

Alcoh.
absol.

Petr. aeth.
met kookp.
v.50°-G0°.

Aceetanilide ....

5,5

3,5

3,04

3022

Antipyrine.....

0.7

1

1 .

1137

Betol........

31G

131

144

113

Exalgine......

2

2

2

81

Methacetine.....

12

9,5

10

0

a-Naphtol......

1,15

0.7

0,G

182

/9-Naphtol......

2,24

1,17

1,0G

232

21

IG

IG

0

Resorcine.......

0,59

1

1

0

Saccharine.....

21

30

! 24

0

Salipyrine......

5

3,5

3,5

0

Salol........

57

10

1

9

3,4

87

1 G5

i

83

1G21

21

1

14

11

135

Thymol......

2

1

0,22

3,17

Trional.......

18

17

12

155

-ocr page 80-

76

Oplosmiddel.

Aether

Aceton.

Aeth.
acet.

Methyl-
alcohol.

Benzol.

Aceetanilide. .

26

2,5

4,5

3

171

Antipyrine. . .

50

1

6

0,75

15

Betol.....

9

36

7

58

3,5

Exalgine. . . .

6

1,3

. 3

1,3

3

Methacetine . .

103

5,7

21

8

270

a-Naphtol . . .

0,61

0,19

0,6

0,38

5

jS-Naphtol. . .

0,97

0,74

1,07

0,88

30

Phenacetine . .

95

9

19

14

232

Resorcine . .

1

1,28

1

0,56

268

Saccharine. . .

100

12

15

11

600

Salipyrine. . .

22

15

5

2

11

Salol......

0,5

vervloeit
terstond

vervloeit
terstond

4,48

0,35

Sulfonal ....

133

6

11

38

12

Tetronal. . . .

7

1,03

2

7

1.3

0

Thymol • • •

0,26

0,24

0,3

0,18

0,8

Trional ....

12

1,2

2

6

1

-ocr page 81-

77

Oplosmiddel.

Amylalco-
hol.

Chloro-
form.

Tetra-
chloor
koolstof.

Zwavel-
koolstof.

Accetanilide ....

10,65

7

820

2027

Antipyrine.....

3,25

1

98

96

Betol........

88

2,5

12

7

Exalgine......

4

1,42

10

12,5

Methacetine.....

25

17

908

1428

«-Naphtol......

1,13

7

70

15

^-Naphtol......

2,27

19

333

90

Phenacetine.....

25

25

1068

288

Resorcine......

1,3

150

4541

0

Saccharinc.....

90

sporen

1035

0

Salipyrine......

10

1,5

238

137

Salol........

7

vervloeit
terstond.

0,5

vervloeit
terstond.

167

4,5

103

443

55

1

7,6

30

vervloeit
terstond.

0,84

1.7

0.7

Trional.......

48

1

I 7,5

33

-ocr page 82-

78

Na deze oplosbaarheids-bepalingen, ben ik over-
gegaan om te zien, hoe de verschillende in bewerking
genomen stoffen zich verhielden tegenover verschil-
lende praecipitatiemiddelen om deze, zoo mogelijk,
ook toe te passen bij de scheiding, die ik mij voor-
stelde. Om dit na te gaan heb ik, behoudens een
enkele uitzondering, waar ik spiritus dilulus gebruikt
heb, een waterige oplossing der stof genomen, daar,
zooals bekend is, de neerslagen van organische stoffen
met verschillende praecipitatiemiddelen verkregen,
dikwijls gemakkelijk oplossen in verschillende oplos-
middelen.

Voor de bereiding dezer waterige oplossingen, heb
ik de verschillende stoffen met gedestilleerd water
opgekookt, toen onder herhaald schudden laten af-
koelen en van tijd tot tijd omschuddende nog een
dag laten staan, zoodat ik een bij gewone tempera-
tuur verzadigde oplossing had.

De resultaten door deze bewerking verkregen, heb
ik tot een gemakkelijk overzicht in volgende tabellen
gerangschikt. Waar ik niet nader gezegd heb, welk
oplosmiddel voor de stof gebruikt was, heb ik\'
overal gebruik gemaakt van de koud verzadigde op-
lossing in water.

-ocr page 83-

79

Opl. in spir. dil.
niet Br. als
zoodanig.

Br.

als zoodanig.

Br.—water.

Opl. in sjiir. dil.
met Br.-water.

Aceetanilide
AntipjTinc.
Betol ....

Exalgine . .
Jlethacctinc
o-naphtol. .

/9-naplitol.

riienacetinc

praec.
praec.
niets.

pracc.

l)racc.

afscheiding
van bruine olic-
aclitigc drup-
pels, dio door
alicaliscli ma-
ken vast wor-
den,
afscheiding
van dikvloei-
bare massa, die
door alkalisch
maken vast
wordt,
niet.«.

praec.
pracc.
niets.

praec.
niets,
trocbeling.

troebcling.

niets.

praec. bij ver-
dunnen met

water,
praec. bij ver-
dunnen met

water,
direct, praec.

pracc. bij vcrd.

met water,
praec. bij vcrd.

met water,
evenals bij Br.
in waterige opl

evenals bij
waterige oplos-
sing met Br.

praec. bij ver-
dunnen met
water.

pracc.

pracc.

direct pracc.;
bij toevoegen
van evenveel
watcralstoegev.
Br. water bij een
opl. in spir. dil.
scheiden zich
na eenigen tijd
kristal en af.
praec.

pracc.

pracc.

jiraec.

direct pracc.; bij
toevoegen van
evenveel water
bij een opl. van
PJien. in sj)ir.
dil.,na miigen
tijd afscheiding
van kristallen.

-ocr page 84-

80

Br.

als zoodanig.

Br.-water.

Opl. in spir. dil.
met Br. als
zoodanig.

Opl, in spir. dil.
met Br.-water.

Roeorcine.....

praec.
niets.

direct, praec.,
dat in overmaat
resorcine op-
lost,
niets.

praec. bij ver-
dunnen met
water.

niets.

praec.
niets.

Saccharine....

Salipyrine ....

praec.

praec.

praec.

praec.

Salol.......

niets.

niets.

direct praec.

praec.

Sulfonal.....

niets.

niets.

niets.

niets.

Tetronal.....

niets.

niets.

niets.

niets.

Thymol......

Trional......

praec.
niets.

praec.
niets.

als bij
a-naphtol,
niets.

praec.
niets.

B

-ocr page 85-

81

verdinide

Geconcentr.

Opl. zuur
gemaakt met
H..SO, en
i-IK.

Oplossing

Cl-water.

oploss. van

oploss. van |

alkal. gem..

1-IK.

I-TK.

met 1-IK.

Accctanilidc .

niets.

niets.

bij zuur ma-
ken i)raec.,dat
in overmaat
water oplost.

niets.

niets.

Antipyrine. .

geen prcac.

door zeer veel

praec.

praec. door

praec. door

I-IK i)raec.

veel I-JK.

veel I-IK.

Betol.....

niets.

niets.

niets.

niets.

niets.

Exalgine . . .

niets.

afscheiding

praec., dat in

praec.

praec.

i

van een don-
kerbruin gckl.
vloeistof.

overmaat wa-
ter niet
oplost.

Jlethacetino

niets.

niets.

bij zuurm.a-
ken praec., dat
in overmaat
water oplost.

niets.

niets.

a-Nnphtol . .

witte troe-

direct praec.

praec.

direct prnec.

eerst pnrper-

beling.

verklonrmg
<lan praec.

iJ-Nnplitol . .

gele troebe-

langzame af-

]>rncc.

langzame

direct praec.

ling.

HWieiding

afscheiding

van kristal-

van kristal-

naaldjes.

naaldjes.

niets.

Plienacctino .

niets.

niets.

bij zuur ma-
ken praec., dat
in overmaat

niets.

water oplost.

praec. door
veel
r-IK.

Rcsorcino. . .

niets.

niets.

niets.

niets.

Sacchnrinc . .

niet.s.

niets.

niets.

niets.

niets.

Salipyrine . .

geen praec.

])rncc.

l)raec.

jiraec.

praec.

Salol.....

niets.

niets.

niets.

niets.

loscentie.

Sulfonal . . .

niets.

niets.

nieti».

niets.

niets.

Tetronal . . .

niets.

niets.

niets.

niets.

niets.

Thymol. . . .

witte troebe-

gering praec.

gering i)raec.

niets.

rood praoc.

ling.

niets.

Trional....

niets.

niets.

niets.

niets.

-ocr page 86-

82

^ , . Zwak zuur : Zuur gemaakt f""\'"

Gcconc.tannme ^^^^ ^ ^^^ ^ gemaakt dau

oplossing. I opl. pikrine opl.

Accctanilicle . . .

niets.

niets.

niets.

niets.

Antipyrine. . . .

pracc.

pracc.

praec.

praec.

Betol.......

niets.

niets.

niets.

niets.

Exalgine.....

pracc.

pracc.

niets.

niets.

Mctliacetinc . . .

niets.

niets.

niets.

niets.

a-Naphtol ....

niets.

niets.

direct, pracc.

niets.

i9-Naphtol ....

niets.

niets.

langzame
afscheiding
van kristal-
naaldjes.

niets.

Phenacetine . . .

niets.

niets.

niets.

niets.

Resorcine ....

niets.

niets.

niets.

niets.

Sacclmrine....

niets.

niets.

niets.

niets.

Salipyrine ....

pracc.

praec.

prae^r.

l)raec.

Salol.......

niets.

niets.

niets.

niets.

Sulfonal.....

niets.

niets.

nipts.

niets.

ïetronal.....

niets.

niets.

niets.

niets.

Tlivniol......

niets.

niets.

niets.

niets.

Trional......

niets.

niets.

niets.

niets.

-ocr page 87-

83

j\\rolybdenas

anun.
HXO,.

Zuur pc-
uiaakt dan
Mavcrschc
oplossing.

Zuur ge-
maakt dan
KI-CdL.

Zuur ge-
maakt dan
kal.-Bismutli-
jod.

Acetas
plumbicus
basicus.

Aceetanllido
Antipyrine.

Betol ....
Exalgine . .

Mctliixcetinc
a-Naphtol .
/9-Naplitol .
riienacetine
lïc.\'^orcinc .

Saccliarine.
Salipyrine .

Salol . .
Sulfonal
Tetronal
Tliymol.
Trional .

niets.

praec., dat in
overmaat van
\'t reactief
ojilost.

niets.

ïcle ver-
deuring.

niets.

niets.

niets.

niets.

gele verkleu-
ring, die door
staan don-
kerder wordt.

niets.

niets,
praec.

niets,
praec.

niets,
niets,
niets,
niet.«,
niets.

niets,
jiraec.

niets,
niets,
niets,
niets,
niets.

praec., dat
in overmaat
reactief opl.

niets,
niets,
niets,
niets,
niets.

niets.

k.iasachtig
praec.

niets,
niets.

niets,
niets,
niets,
niets,
niets.

niets.

kaasachtig
praec.

niets,
niets,
niets,
niets,
niets.

niets,
praec.

uiets.
troebeling.

niets,
niets,
niets,
niets,
niets.

niets.
l)raec.

niets,
niets,
niets,
niet.s.
niets.

niets,
niets.

niets,
niets.

niets,
praec,
praec.
niets,
praec.

niets.

door s])Oor
ac. pl, ba.s,
praec., dat
door
meer ac. pl.
bas. ver-
dwijnt.

niets,
niets,
niets,
niets,
niets.

-ocr page 88-

84

Ook heb ik nog nagegaan de verhouding dezer
verschillende stoffen tegenover acetas plumbicus neuter;
dit gaf echter met geen dier stofien een praecipitaat.

Uit deze tabellen meende ik in Br. een geschikt
middel gevonden te hebben, om de in bewerking
genomen stoffen in
twee groepen te kunnen verdeelen,
nam. een groep, die door Br. gepraecipiteerd werd,
terwijl dit met de andere groep niet het geval was.
Deze gedachte moest ik echter laten varen, daar het
mij bleek, dat de scheiding der stoffen, die met Br.
gepraecipiteerd waren, te groote bezwaren opleverde,
daar er enkele van, zooals salipyrine en salol ontleed
werden, toen ik wilde trachten uit de Br.-praec., dc
oorspronkelijke stoffen weer terug te krijgen, wat
noodig was, om tot een scheiding van dc door Broom
gepraecipiteerde stoffen te komen.

Eindelijk heb ik nog gebruik gemaakt van dc
bekende eigenschap, dat organische stoffen, wat hun
oplosbaarheid betreft, zich dikwijls geheel anders ge-
dragen, tegenover een combinatie van twee oplos-
middelen, dan tegenover ieder der oplosmiddelen
afzonderlijk.

Om dit na tc gaan heb ik van dc verschillende.

-ocr page 89-

85

stoffen een verzadigde, en bij die stoffen, die zeer
gemakkelijk oplossen een geconcentreerde oplossing
gemaakt in aether en bij deze oplossing voegde ik
achtereenvolgens gelijke en dubbele hoeveelheden en
eindelijk een overmaat van de verschillende oplos-
middelen. De resultaten van dit onderzoek heb ik
in volgende tabellen saamgebracht.

Om de tabellen echter niet te groot te maken,
waardoor het overzicht moeilijker wordt, heb ik
alleen die oplosmiddelen er in gebracht, waarmede
een reactie kwam, terwijl met de overige oplosmidde-
len niets bijzonders werd waargenomen.

-ocr page 90-

86

PETROLEUM AETHER.

Gelijke hoeveelheid. jDubbele hoeveelheid.i Overnia.it.

Aceetanilidc. . .

Antipyrine . . .
Betol.......

Exalgine ....
Methacetine. . .

a-Naphtol. . . .
6-Naphtol. . . .
Phenacetine. . .

Resorcine....

Saccharine . . .

Salipyrine. . . .

Salol.......

Sulfonal.....

Tctronal.....

Thymol.....

Trional.....

afscheiding van
kristallen, doch groot
ged. blijft opgelost.

trocbeling, die bij
staan vermindert.

geen afscheiding.

geen afscheiding.

afscheiding, doch
groot gcd. blijft op-
gelost.

niets.

niets.

afscheiding, doch
groot ged. blijft op-
gelost.

niets.

afscheiding, doch
groot ged. blijft
opgei.

trocbeling, die bij
staan vermindert.

niets,
niets.

afscheiding, groot
deel blijft opgelost,
niets,
afscheiding, doch
groot gcd. blijft op-
gelost.

afscheiding, doch
niet geheel.

troebcling, die bij
staan vermindert.

geen afscheiding.

, nicte.

afscheiding, doch
niet geheel.

niets.

niet«.

afscheiding, doch
niet geheel.

niets.

afscheiding, doch
niet geheel.

troebcling.

niets,
niets.

afscheiding, doch
niet geheel,
niet«,
afscheiding, doch
niet geheel.

afscheiding doch
niet geheel.

troebcling, die bij
staan vermindert.

bij staan geringe
afscheiding van kris-
tallctjes.

niets.

praec., doch er blijft
nog wat opgelost.

niets.

jiiets.

praec., doch sporen
blijven in ojjl.

geringe afscheid,
door zeer grooto
overmant.

afscheiding, doch
niet geheel.

afscheiding kristal-
naaldjes; groot deel
blijft opgelost.

niets.

niets.

afscheiding, doch
niet geheel,
niets,
afscheiding, docli
niet geheel.

-ocr page 91-

87

TETRACHLOOKKOOLSTOF.

Gelijke hoeveelheid. \'Dubbele hoeveelheid.

Overmaat.

Accctanilidc . . .

niets.

niets.

niets.

Antipyrine ....

niets.

niets.

opalesccntie, dio bij
staivn vermindert.

Betol.......

niets.

niets.

nïets.

Exalgine.....

niets.

niets.

niets.

Slethacetine . . .

niets.

niets.

niets.

a-Naplitol ....

niets.

niets.

niets.

/9-Naplitol ....

niets.

niets.

niets.

riienacetino . . .

niets.

niets.

niets.

Kcsorcino.....

niets.

niets.

niets.

Sacchariiio ....

niets.

niets.

niets.

Salipyrine ....

niets.

opalesccntie, die bij
staan verzwakt.

opalesccntie.

Salol.......

nieti».

niets.

niets.

Sulfonal.....

niets.

zwakke opalescentio

opalesccntie, d ie door
meer CCl, sterker
wordtdoch er komt
geen i)racc.

Tetronal.....

niets.

niets.

niets.

Thyinol......

niets.

niets.

niets.

Trional......

niets.

niets.

opalesccntie.

-ocr page 92-

88

ZWAVELKOOLSTOF.

Gelijke hoeveelheid. jDubbele hoeveelheid.

Overmaat.

Aceetanilidc . . .

iiiet.s.

niets.

ópalescentie.

Antipyrine....

niets.

niets.

ópalescentie, dio bij
staan opheldert.

Betol.......

niets.

niets.

niets.

Exalgine.....

niets.

niets.

niets.

Methacetine . . .

niets.

niets.

ópalescentie.

a-Naphtol ....

niets.

\' niets.

niets.

y?-Naphtol ....

niets.

niets.

niets.

Phenacetine . . .

niets.

niets.

niets.

Ecsorcincl.....

niets.

niets-

niets.

Saccharinc ....

niets.

troebeling.

Praecipitaat, doch
grootgeilceltoblijft
opgelost.

Salipyrine ....

geringe troebeling.

geringe troebeling.

geringe troebeling.

Salol.......

niets.

niet».

niets.

Sulfonal.....

ópalescentie.

oi)alcsccntic.

ópalescentie.

Tetronal.....

niets.

niets.

ópalescentie.

Thymol......

niets.

niets.

niets.

Trional......

niets.

niets.

ópalescentie.

-ocr page 93-

89

Verder heb ik nog oplossingen van de verschillende
stoffen in absoluten alcohol gemaakt en deze op
dezelfde wijze met de overige oplosmiddelen behan-
deld, doch hierbij kreeg ik volstrekt geen bruikbaar
resultaat. Het resultaat, dat ik met de oplossing
in aether kreeg, is zooals uit het overzicht duidelijk
blijkt, ook niet geschikt, om te kunnen dienen voor
een scheiding. Ik meende dan ook, niet verder in
deze richting te moeten zoeken en heb de door mij
in bewerking genomen stoffen verdeeld in drie groepen
volgens hun oplosbaarheid in petroleum aether, nam.
die, welke gemakkelijk, die, welke minder gemakkelijk
en eindelijk die, welke in meer dan duizend deelen
of in het geheel niet in petroleum aether oplossen.

Om nu na te gaan in hoeverre deze verdeeling
voor dc drie groepen opging, heb ik een combinatie
genomen van vier stoffen cn wel voor dc twee eerste
groepen ieder één en voor de derde groep twee
stoffen.

Voor deze combinatie werden genomen ongeveer ge-
lijke deelen thymol, exalgine, antipyrine en phenacetine.

Reeds direct bleek, zooals bekend is, dat thymol
met antipyrine vervloeit en een verbinding vormt,
die niet gemakkelijk in pctroleum-acther oplost.

-ocr page 94-

90

Daar antipyrine ook met salol een verbinding vormt
heb ik in plaats van antipyrine sulfonal genomen, om
te zien of de door mij voorgenomen scheiding vol-
deed zonder storende invloeden. Ik kreeg dus deze
combinatie:
Thymol, Exalgine, Stdfonalen Phenacetine,
Van ieder dezer stoffen deed ik ongeveer 0,100
gr. bij elkaar en schudde dit uit met kleine hoeveel-
heden petroleum-aether, tot de bij verdamping van
den laatsten druppel teruggebleven rest, geen reactie
meer gaf met Cl-water, waarmede van de gebruikte
stoffen alleen thymol een reactie geeft.

Hierin ging over de thymol geheel, exalgine ge-
deeltelijk en te vervvaarloozen sporen van sulfonal.
De petroleum-aether werd verdampt en de terugblij-
vcnde rest A nader onderzocht.

Ondertusschen werd het overige gedeelte met meer
petroleum-aether uitgeschud, tot met I-IK oplos.sing
geen reactie meer verkregen werd in de bij-verdam-
ping van een druppel petroleum-aether teruggebleven
rest; waaruit bleek, dat alle exalgine opgelost was.
In deze hoeveelheid petroleum-aether was de rest van
exalgine en een gedeelte sulfonal; de petroleum-aether
werd verdampt en de rest B nader onderzocht.
In de uitschudbuis waren teruggebleven al de phe-

-ocr page 95-

91

nacetine, die niet in petroleum-aether oplost en de
grootste hoeveelheid sulfonal C.

Onderzoek rest A.

Nadat de petroleum-aether verdampt was, werd de
rest gedurende een paar uur onder herhaald schudden
met 5 c.M®. water in aanraking gelaten; daarin gingen
de exalgine en de sporen sulfonal over, terwijl thymol,
behoudens geringe sporen, terugbleef. Deze oplossing
werd afgefiltreerd en het op het filter terugblijvende
met 3 c.M®. water nagewasschen. Dc rest, die terug-
bleef op het filter, bleek bij nader onderzoek alleen
te bestaan uit
Thymol.

Onderzoek rest B, waarbij gevoegd was de vcr-
dampingsrcst van filtraat onder A. Deze rest werd
met 10 cM\'. water opgekookt en toen gedurende
enkele uren onder herhaald schudden ter zijde ge-
steld; nu was dc exalgine iu oplossing gebleven,
terwijl ccn klein gedeelte sulfonal zich weer afgescheiden
had; dit werd afgefiltreerd cn bleek bij onderzoek allddn
Sulfonal tc zijn. Bij het filtraat, waarin naast exal-
gine ook nog sulfonal was, werd, nadat het met
verdund HjSO^ zwak zuur gemaakt was, een gccon-
centrccrdc oplossing van tannine gevoegd. Daardoor
kwam ccn praecipitaat, dit werd afgefiltreerd, met

-ocr page 96-

92

wat water afgewasschcn en behandeld met NaOH.
Daardoor werd tannine gebonden en exalgine vrij,
deze werd uitgeschud met CHCI3 en nader geïden-
tificeerd als
Exalgine,

Het filtraat, waarin naast tannine nog sulfonal was,
werd ook alkaHsch gemaakt met NaOH en uitge-
schud met CHCigj deze liet na verdamping een ge-
ringe hoeveelheid van een witte kristallijne stof na,
die bij samensmelten met Fe-poeder en daarna over-
gieten met verdund HCl ontwikkeling van HgS gaf:
wat wijst op
Sulfonal.

Onderzoek C.

Deze rest bestond alleen uit sulfonal en phenace-
tine. Nadat de petroleum aether, door verwarmen
in een waterbad geheel verwijderd was, werd in de
uitschudbuis na afkoeling wat benzol gebracht en
hiermede geschud. Daarin ging sulfonal, dat reeds in
12 dl. benzol oplost, over, terwijl de grootste hoe-
veelheid phenacetine terugbleef. Nadat het mengsel
van sulfonal met phenacetine gedurende een paar uur
met benzol in aanraking gelaten was, werd dit afge-
filtreerd en de op het filter terugblijvende rest met

een paar cM^. benzol nagewasschen, gedroogd cn

nader onderzocht; dit hX^ék ^Wéén Phenacciinc tcz\\]n.

-ocr page 97-

93

De benzol van het filtraat werd verdampt; de ver-
dampingsrest overgoten met 3 cM^. water en gekookt,
waarbij de geheele rest oploste; bij de nog warme
oplossing werd wat Br-water gevoegd, daardoor kwam
een gering praec., dat vóór \'t bekoelen werd afge-
filtreerd. Bij het filtraat werd, om de overmaat van
Br. te binden, wat NHj gevoegd, (daarbij kwam een
bruinroode verkleuring) en uitgeschud met
CHClg;
de verdampingsrest van CHClg werd nader onder-
zocht cn bleek te zijn
Sulfonal.

Na aldus nagegaan te hebben, hoe de stoffen zich
onder gewone omstandigheden verhielden tegenover
petroleum aether, beschouwde ik het als een gewichtig
onderzoek, om te zien, hoe te handelen, als er stoffen
in het mengsel waren, die zich met elkaar verbonden.
Ik heb daarom de eerst gekozen combinatie: thymol,
exalgine, antipyrine, sulfonal nogmaals genomen.
Voordat ik echter tot de scheiding dezer vier stoffen
overging, heb ik een methode gezocht om de ver-
binding van thymol met antipyrine te splitsen. Deed
ik antipyrine, thymol en pikrinezuur droog bij elkaar,
dan ontstond gemelde verbinding, wat ook het geval
was, als ik in plaats van pikrinezuur, tannine nam.
Werd bij de verbinding van thymol met antipyrine

-ocr page 98-

94

echter wat verdund HgSO^ gedaan, vervolgens een
geconcentreerde oplossing van pikrinezuur in water en
flink omgeschud, dan kwam een verbinding van anti-
pyrine met pikrinezuur. Nu werd afgefiltreerd, wat
op het filter terugbleef bij 50°—60° gedroogd, in een
uitschudbuis gebracht en uitgeschud met petroleum-
aether. Ik heb eerst getracht thymol direct uit te
schudden uit het mengsel, dit ging echter niet, daar
er een emulsie gevormd werd, waaruit petroleum
aether zich niet goed afscheidde. In de petroleum-
aether ging thymol over, terwijl het pikraat van
antipyrine, dat, zooals nagegaan werd, in petroleum
aether niet oplost, terugbleef. Het terugblijvende
pikraat werd met NaOH behandeld, waardoor antipy-
rine vrij werd en met CHClg uitgeschud kon worden.

Toen dit eenmaal vastgesteld was, werd van ieder
• ^

der vier stoffen 100 mgr. bij elkaar gedaan, dit
mengsel overgoten met wat verdund zwavelzuur, ccn
geconcentreerde oplossing van pikrinezuur toegevoegd
cn flink omgeschud. Het nu verkregen mengsel werd
afgefiltreerd; het op het filter terugblijvende gedroogd
bij 50°—60° in een uitschudbuis gedaan en uitgeschud
met kleine hoeveelheden petroleum aether. Hierin gingen
over
Thyviol geheel en kleine hoeveelheden exalgine.

-ocr page 99-

95

Deze werden gescheiden op de methode, zooals reeds
is aangegeven. Het terugblijvende werd met meer
petroleum aether uitgeschud: daarin ging de rest van
Exalgine over. Het nu nog terugblijvende mengsel
van antipyrincpikraat en phenacetine werd overgoten
met NaOH oplossing cn hiermede een poos in aan-
raking gelaten, daardoor werd antipyrine vrij. Nu
werd afgefiltreerd, het op het filter terugblijvende
werd met een kleine hoeveelheid v/ater nagewasschen.
Dit bleek alleen
Phcnaccünc te zijn. In het filtraat
bevonden zich natriumpikraat en
Antipyrine ; dit laatste
werd met CHClg uitgeschud.

In het eerste filtraat bevond zich ook wat exalgine,
dat, nadat met NaOH alkalisch gemaakt was, met
CHCI3 uitgeschud kon worden.

Nadat ik aldus nagegaan had, dat ik, langs den
door mij gekozen weg, tot een scheiding in drie
groepen kon komen, heb ik de door mij in bewer-
king genomen stoffen volgens hun oplosbaarheid in
petroleum-acther, met een kookpunt van 50°—00°,
verdeeld in drie groepen, namelijk:

-ocr page 100-

96

Thymol.
Salol.

Betol.
Exalgine.
a-Naphtol.
^-Naphtol.
Tetronal.
Trional,

Aceetanilide,
Antipyrine.
Methacetine.
Phenacetine.
Resorcine.
Saccharine,
Salipyrine.
Sulfonal.

Voor het onderzoek werd van ieder der stoffen
100 mgr. genomen.

Om niet in herhaling te vallen is bij het aantoo-
nen der verschillende stoffen niet nader gemeld,
hoe
zij aangetoond werden, daar bij de beschrijving der

stoffen de eigenschappen cn reacties reeds aange-

«

geven zijn.

Groep I gemakkelijk oplosbaar

Groep II minder goed oplosbaar

Groep III eerst in meer dan duizend
deelen of niet oplosbaar.

-ocr page 101-

97

Scheiding groep I,

Hiervoor heb ik nagegaan, hoe salol zich bij ge-
wone temp. verhield tegenover verdunde natronloog;
het bleek daarin niet op te lossen, terwijl thymol er
bij schudden na een korten tijd gemakkelijk in op-
lost. Om nu deze twee stoffen te scheiden, werd
het mengsel van beide overgoten met wat verdunde
NaOH-opl. en hiermede, onder herhaald schudden,
gedurende ongeveer een uur in aanraking gelaten.
Nu werd afgefiltreerd, het op het filter terugblijvendc
gedeelte werd met een weinig water nagewasschen
cn nader onderzocht. Het achterblijvende was
Salol.

Het filtraat, waarbij de eerste hoeveelheid wasch-
water gevoegd was, werd met verdund zwavelzuur
zwak zuur gemaakt; daarbij kwam afscheiding van een
wit kristallijn poeder, dat werd uitgeschud met petro-
leum aether; bij verdamping liet deze
Thymol achter.

Scheiding groep II.

Om tot een scheiding dezer groep te komen, ben
ik begonnen om betol, dat in alcohol slecht oplost,
af tc zonderen. Daarvoor werd eerst nagegaan, hoe
zich een alcoholiscJie oplossing dezer stoffen verhield
bij toevoegen van water. Ik maakte een geconcen-

-ocr page 102-

98

trecrde oplossing in spiritus van 90% en voegde
langzamerhand water toe, daarbij bleek mij dat exal-
gine, a- en /5-naphtol zich eerst begonnen af te schei-
den, als anderhalve hoeveelheid water werd toege-
voegd; trional en tetronal scheidden zich reeds af bij
toevoegen van een gelijke hoeveelheid water, terwijl
betol er slechts weinig oplosbaar in was.

Voor de scheiding overgoot ik nu het mengel der
zes stoffen dezer groep met ongeveer drie cM® spir.
van 90Vo li^t het hiermede onder herhaald schud-
den een paar uur in aanraking. Na dien tijd was
nog een gedeelte onopgelost gebleven, dit werd af-
gefiltreerd, nagewasschen met wat spiritus van 90®/
q
en nader onderzocht, het bleek te zijn Befol.

Het filtraat werd verdund met een gelijke hoeveel-
heid water; daarbij kwam afscheiding van een kris-
tallijne stof A, deze werd afgefiltreerd, met een mengsel
van gelijke deelen spiritus van 90% cn water nage-
wasschen en nader onderzocht evenals het filtraat.

A bevatte vermoedelijk betol, trional cn tetronal.
Om dit te onderzoeken werd A met wat water opge-
kookt, nog warm gefiltreerd en het onopgelost ge-
bleven gedeelte met wat warm water nagewassclicn.
Dit bleek bij onderzoek tc zijn
Betol. Het hierbij

-ocr page 103-

99

verkregen filtraat werd uitgedampt; de verdampings-
rest gaf in werkelijkheid de reacties van
Trional en
Tetronal. Ik heb echter geen middel kunnen vinden
om deze stoffen te scheiden.

Het bij A verkregen filtraat werd uitgedampt; de
verdampingsrest overgoten met een kleine hoeveel-
heid natronloog ; daarbij loste een gedeelte op. Dit
werd afgefiltreerd en het filtraat zwak zuur gemaakt
met verdund zwavelzuur; daarbij kwam afscheiding
van een kristallijne stof; deze werd uitgeschud met
aether en de aether verdampt B.

Het op het filter terugblijvende gedeelte werd met
wat water nagewasschen. Dit was vermoedelijk exal-
gine naast sporen trional en tetronal. Om dit te
onderzoeken, werd dit gedeelte gedroogd en na af-
koeling overgoten met één cM® sterk zoutzuur, waar-
in exalgine geheel oplost, wat met geen der an-
dere stoffen dezer groep het geval is. Nu bleek
mij echter dat een gedeelte niet oploste; dit werd
afgefiltreerd, afgewasschcn met eene kleine hoeveel-
heid water en nader onderzocht; het gaf de reacties,
eigen aan
Tetronal en Trional. Het filtraat, dat door
het toegevoegde afwaschwatcr verdund was, werd ge-
neutraliseerd met NagCOg cn uitgeschud met aether;

-ocr page 104-

100

de aether werd verdampt, de daarbij terugblijvende
rest was
Exalgine.

De bij B verkregen rest werd nader onderzocht en
gaf de reacties der naphtolen. Het is mij niet mogen
gelukken, deze twee van elkaar te scheiden, wel ge-
lukte het mij o. a. door de reactie van Aymonier
om a-Naphtol aan te toonen; doch de storende in-
vloed van a-Naphtol was zóó groot, dat ik |9-naphtol
daarnaast niet kon aantoonen.

Scheiding groep III.

Voor deze scheiding heb ik het mengsel van de
stoffen, die hiertoe behoorden, uitgeschud met kleine
hoeveelheden benzol, waarin A antipyrine, salipyrine
en sulfonal gemakkelijk oplossen, doch B de overige
stoffen moeilijk. De verdampingsre.st van benzol werd
met weinig water uitgetrokken, om antipyrine van de
twee andere stofïfen te scheiden; ik kreeg echter
slechts zeer weinig antipyrine. Dit schreef ik toe aan
de vorming van resopyrine, daar in deze groep naast
antipyrine ook resorcine voorkwam. Bij nader onder-
zoek bleek dit ook werkelijk het geval te zijn.

Om nu de verdampingsrest van benzol te onder-
zoeken werd zij gedroogd cn overgoten met 2 cM\'.

-ocr page 105-

101

absoluten alcohol, daarmede onder herhaald schudden
een uur in aanraking gelaten en afgefiltreerd. De
terugblijvendc rest werd met twee cM^ alcohol afge-
wasschen, gedroogd en nader onderzocht Zij be-
stond alleen uit
Sulfonal.

Om nu antipyrine, salipyrine en resorcine te scheiden,
kon geen gebruik gemaakt worden van de gewone
oplosmiddelen, daar resopyrine en salipyrine, wat hun
oplosbaarheid betreft, groote overeenkomst vertoonen.

Bij gebruik van praecipitatie middelen werd reso-
pyrine wel ontleed; dit was echter ook het geval
met salipyrine, evenals dit het geval was bij behan-
deling met verdunde NaOH-oplossing, ook bij gewone
temp.; daarin losten beide op, terwijl zij ontleed wer-
den Ik was dan ook niet in staat om salipyrine, als
zoodanig, af tc scheiden.

Voor het onderzoek van dit mengsel werd volgenden
weg gekozen. Ik heb het overgoten met een over-
maat van NaOFI oplossing en daarmede onder her-
haald schudden een paar uur in aanraking gelaten;
daarbij loste alles op. Nu werdt uitgeschud met
CIICI3. Deze liet bij verdamping achter: Antipyrine.

De terugblijvendc vloeistof werd zwak zuur ge-
maakt met verdund lIjSO^. Er kwam afscheiding

-ocr page 106-

102

van een witte kristallijne stof, deze werd afgefiltreerd,
gedroogd en onderzocht, zij bleek te bestaan uit
Salicylzuur. Het filtraat werd uitgeschud met aether,
de verdampingsrest hiervan gaf alle reacties van
Resorcine.

Het bij uitschudden met benzol niet opgeloste ge-
deelte B werd zacht verwarmd, om de nog aanhan-
gende benzol te verwijderen, toen uitgetrokken met
een weinig water; dit water liet bij verdamping een
geringe rest na, die duidelijk reacties gaf van
Resorcine.

Ook kon in deze rest bij koken met KOH en
CHCI3 een zwakke isonitrilcreuk worden waarge-
nomen, wat wijst op de aanwezigheid van een of
meer aniliden.

De nu nog teruggebleven rest werd gedroogd cn
uitgeschud met chloroform, waarin de aniliden goed,
doch saccharine slechts sporadisch oplost.

Bij uitschudding met chloroform bjccf ccn witte
zeer zoet smakende rest terug; zij bestond alleen
uit
Saccharine.

Dc verdampingsrest van CHClg werd overgoten
met geconcentreerd zoutzuur, dit werd afgefiltreerd,.
het filtraat werd verdund met water, daarbij kwam

-ocr page 107-

103

afscheiding van een witte kristallijne stof; deze werd
afgefiltreerd, gedroogd, eerst bij 100° en toen een
paar dagen boven sterk zwavelzuur; bij het onderzoek
bleek zij te bestaan uit
Methacetine en uit het smelt-
punt bleek, dat het alle\'e\'n
Methacetine was.

De bij behandeling met HCl teruggebleven stot,
was zeer waarschijnlijk een mengsel van
Phenacetine
en Aceetanilide wat bij onderzoek (volgens bl. 70)
ook werkelijk het geval bleek tc zijn.

-ocr page 108-

m

-ocr page 109-

STELLINGEN.

-ocr page 110-

- J

lite . ïf: 0«
SM-

f \' "

OM Ul i s

• 1

■ •

i

im}-:-

■ M

■>f

,:L . V,

-ocr page 111-

STELLINGEN.

I.

Men kan dc organische verbindingen volgens hun
afkomst niet verdeden in groepen, die kunnen dienen
voor eene analyse.

II.

Trional cn tetronal zijn tot nog toe langs een-
voudig chcmischcn weg niet naast elkaar aan tc toonen.

III.

Eene nieuwe chemische verbinding mag niet in dc
therapie ingevoerd worden, voordat hare chcmischc
eigenschappen cn physiologische werking goed onder-
zocht zijn.

-ocr page 112-

108
IV.

Het groote verschil in oplo.sbaarheid, dat men voor
de organische verbindingen vindt opgegeven, moet
toegeschreven worden aan de niet volkomen zuiver-
heid van het oplosmiddel

V.

Het gebruik van NaF als conservatie-middel is
af te keuren.

VI.

Het voorschrift voor de bereiding van Tinctura
Acetatis ferrici aetherea der Pharm. Nederl. Ed. III
eischt dringend verbetering.

VII.

Het ware wenschelijk, voor het aangeven van
chemische kleurreacties, vooral voor alcaloïden, tabelleh
vast te\' stellen, volgens welke de kleuren bepaald
worden.

-ocr page 113-

109

VIII.

De kritiek van Schwendener (Stz. ber. d. Akad.
d. Wissensch, zu Berlin Bd. 44 bl. 911) vermindert
de waarde der bewijzen niet, welke
E. Strasburger
geeft tot staving zijner meening over het opstijgen
van het sap bij planten.

IX.

De voorstelling van Geuther voor de formule van
accetazijnaethcr nam. alsCHg—COH=CH—COOCjHs
verdient de voorkeur boven die van
FranklanI)
cn Duppa, welke het be.schouwcn als CH,—CO—
CH^-COOC^H,.

X.

Dc rcactic van Ira Remsen op saccharinc is niet
toe tc passen bij het onderzoek op saccharine in bier.

XI.

De handclsaanduiding „Saccharinc 500 maal zoeter
dan suiker" is geen goede maatstaf, om dc waarde

-ocr page 114-

110

van het verzoetend vermogen van saccharine uit te
drukken.

XII.

Rudimenten, in den zin van physiologisch niet
meer functioneerende organen, bestaan niet.

XIII.

Antipyrine is een reagens op vrije zuren.

XIV.

De formule van calomel moet geschreven worden
Hg,Cl,.

XV.

NgOg kan in gasvorm niet bestaan.

XVI.

Bij het reageeren op suiker in urine met Nijlan-
DER\'s
proefvocht, mag men uit de zwartkleuring niet
besluiten tot de aanwezigheid van suiker.

-ocr page 115-

111

XVII.

De X-, beter Röntgen\'sche stralen, zijn niet te
beschouwen als kathodenstralen.

XVIII.

Waar de Pharm. Nederl. Ed. III spreekt van
zwak zuur of zwak alkalisch, moet eene verandering
komen.

XIX.

Tabel V der Pharm. Nederl. Ed. III heeft geen
reden van bestaan, zoolang er geen permanente
Pharmacopce-commissie is, welke deze tabel aanvult.

XX.

Dc inspectie der Apotheken, zooals zij hier tc
lande geschiedt, beantwoordt niet aan haar doei.

-ocr page 116-

mm:

. •. f

^m \'wcbmmmm .. \' ......

..... ■ •

fe " .......... 0..... . ■ : ■ . ■ \'

.fK" " ■ . , .

IS .

\'V\' V\'

rn^m^. »T"

I\' -.\'Â:

\'\' 7 -

-ocr page 117-

- ■ ■ H- ■ - ; V :.

m

I ^v

Sfc\'S\'

-ocr page 118-
-ocr page 119-
-ocr page 120-

•Sa.-«

1.....