-ocr page 1-
\\2 2 58
-ocr page 2-
J915J1G16
-ocr page 3-
rr \'iöt/S
I *
p eer Wed. ^-
BIBLIOTHEEK V
No.
3
8
L
E
*
Het Remonstrantisme in Noord-Hollandsohe
synoden van 1621 tot 1680.
In geen land van West-Europa werd zulk een het
leven der gansche natie rakende leerstrljd gevoerd als
ten onzent in den aanvang der zeventiende eeuw. Ner-
gens vindt men dan ook de rechtzinnigheid zoo ten
uiterste doorgevoerd, en in het volksbewustzijn diep
ingestampt. De Remonstrantsche strijd liet tot in ge-
slachten wonden en sporen na. Door \'s Hemels gunst
behoedde hij Neerland lang voor doorvlooien. De kinderen
en kindskinderen van Dordt bewaarden angstvallig, wat
de vaderen in zoo harden kamp zich verworven hadden.
Ook de notulen der particuliere synoden van Noord-
Holland doen ons welbewuste zich zelf tegen allen wind
der leer handhavende orthodoxie kennen l).
1) Behalve Zeeland dat niet mocht en Drenthe dat niet kon, zonden
eertijds alle provinciale synoden des lands een afgevaardigde — Zuid-Hol-
land zond twee naar Noord-Holland — naar de jaarlijksche synoden der
andere gewesten. (In N-Uolland waren in 16*23 slechts afgevaardigden van
2
Gelderland, Z-Holland en Groningen, in \'24 en voortaan ook van Utrecht
en Overijssel, in \'31 voor het eerst ook van Friesland tegenwoordig). Deze
/
fjtf.
ft
-ocr page 4-
2
"Wel volhardde de kerk onmiskenbaar bij haar verwer-
ping van het Remonstrantisme. Maar zij zon al zeer
spoedig op middelen, om de Remonstranten te doen
wederkeeren. Reeds de synode van Haarlem 1621 besloot,
dat men gedeporteerde [ontslagen] predikanten over hun
«correspondenten" verhoogden den luister der vergadering, vertolkten mon-
deling of uit hun aoten de meening van hun provincie, en verlichtten den
arbeid door wel in synodale coinmissiën zitting te nemen. Om de onder-
linge correspondentie nog meer te versterken, brachten zij de notulen van
hun eigen synode als eeregeschenk mee, en verkregen de acten der pas
gehouden kerkvergadering als tegengift. Zoodoende bezat en verwierf iedere
provincie de acta van haar eigen synoden plus die van gansch Nederland.
Ze zijn nog in wezen. Alleen het oud archief van Z-Holland ontbreekt
geheel. Daarentegen bezit de Synode der Ned. Herv. Kerk, schoon eerst in
1816 geboren, al den schat die aan Z-Holjand heeft toebehoord. Sinds wan-
neer, schijnt niet bekend. Uit dien schat heb ik mogen ontleenen. Wel
niet in mijn eigen woning ondanks ruime borgstelling. Maar dan toch in
de Leidsche Universiteits-Bibliotheek zonder drukkende verantwoordelijk-
heid. Voor zoo veel voorkomende vriendelijkheid betuig ik hier gaarne
mijn diep gevoelden dank aan onze Synode van 1913. Meer bijzonder nog
dank aan haar dienstvaardigen Secretaris ds. .1. Knottenbelt, die mij alle
gewenscbte faciliteiten onbekrompen verleende.
Niet geringe hulpvaardigheid mocht ik ondervinden van prof\', dr. S. G.
de Vries directeur der Leidsche Bibliotheek, en van den hmnanen Conser-
vator der handschriften dr. V. T. Büchner, tot wier studeercel in de hand*
sehriftenkamer mij maanden lang hoogst aangenaam toegang verleend werd.
Aan beide geleerden bied ik hier mijn oprechten dank.
De notulen der oude Noord-Hollandsche synoden te \'s Gravenhage aan-
wezig zijn afschriften in folio-formaat, door praesides en scribae watecht-
heid aangaat gewaarmerkt. Hun inhoud is dus even deugdelijk als die der
oorspronkelijke aanteekeningen te Amsterdam. Voor elk jaar beslaan zij
30 a 40 bladzijden, van jaar tot jaar met andere hand geschreven. Telkens
zijn omtrent 10 jaarverslagen saamgebonden in een hechten perkamenten
hand een handbreed dik. De 15 deelen die ik doorwerkte bevatten : Volu-
men I 1621—1629, II 1630—\'39, 111 1640—\'40, IV 1650—\'59, V 1660—\'71,
VI 1672—\'90, VII 16111-1707, Vlll 1708—1720, IX 1721—\'35, X 1736—
1744, XI 1745—\'52, XII 1753-\'61, XIII 1762 \'70, XIV 1771—\'79, XV
1780—\'90, en in losse stukken de acten van 1791—\'93 en 1795. Zie ze
ook opgenoemd bij II. Q. Janssen, Catal. v. h. oud synodaal archief, 05 v.
Het ware een onsmakelijk geheel, thaus in den tekst «Je gansche vondst
der notulen kronieksgewijs weer te geven. Hier volgt wat voegt. Over con-
fessie-uitgaven, onderwijs, buitenland enz. later.
-ocr page 5-
3
gevoelen zou aanspreken, om hen zoo mogelijk weder te
winnen.
Hoezeer de kerk bij het beginsel de wacht betrok,
leert het geval Bodecher. In de synode van Amsterdam
1622 (art. 32) was een brief ter tafel van den kerkeraad
van Leiden aan de gedeputeerden der synode betreffende
Nicolaus Bodecherus, voor dezen eenige jaren onwettig
predikant te Alkmaar. Hij had zich stil en godzalig ge-
dragen, de prediking des Woords en de academische les-
sen gevolgd, en zich bereid verklaard de Dordtsche canones
te onderteekenen. Nu was het verzoek, hem tot het
avondmaal toe te laten. Ook de Leidsche professoren
deden voorspraak voor hem. Voorts waren er brieven
van den kerkeraad en de hoogleeraren te Leiden aan de
synode, met ingesloten een schriftelijke schuldbekentenis
van Bodecher.
De vergadering oordeelde dit geen genoegzame schuld-
bekentenis. Dus maakte zij een andere acte op. En ver-
ordende tevens, dat Bodecher in persoon voor de classis
Alkmaar compareeren, en de acte van den kansel aldaar
voorgelezen worden zou. In de beide volgende synoden
mochten brieven van den Leidschen kerkeraad, in 1625
kon Bodecher\'s compareeren voor de synode niet baten \').
1) Brandt IV, 800—802. Ofschoon Bodecher zelfs in 1624 een boekje
uitgaf, waarin hij de Remonstranten en hun confessie van Sociuianisme
beschuldigde, Sociniano-Reinonstrantisinus, hoc est evidens demonstratie,
qua Heinonstrantes cum Socinianis, sive reipsa sive etiam verbis, sive
methodo in pluribus Confessionis suae partibus consentire ostenditur. Van
uit Frankrijk antwoordde Episcopius nog hetzelfde jaar. Bodecherus inep-
tiens, hoc est, evidens demonstratio, qua ostenditur N. Bodecheruin ut plus
qnam servili adsentatione efficacem contra Remonstrantium [lege: Contra-
Reinonstrantium] gratiam deinereatur, inepte admodum et nugatorie
Confessionem Remonstrantium Socinismi arcessere nuper esse aggressum.
Opgenomen in Simonis Episcopii S. S. ïheologiae in Academia Leydensi
quondam professoris, dein inter Reuionstrantes, Opera theologica, quorum
primum volumen prodiit Amstelodami . . . MDCL . . . volumen secundum
prodiit üoudae . . . 1665. Altera hujus voluminis pars continet tractatus
poiernicos, scil. 4. Bodecherus inepliens etc. Zie Adriaui a Cattenburch S.
-ocr page 6-
4
Een jaar later legde de boetvaardige het hoofd in den
schoot. De notulen der synode van Alkmaar 1626 bevatten:
„16 .... is gerapporteerd, dat Nicolaus Bodecherus nae
den voet in Synodo Amsteld: geraemt, met de kercke,
in de Classe van Alcmaer, ten overstaen van de Gede-
puteerde des Synodi, ende des Classis van Amsterdam,
Christelijk is versoent, ende de acte van versoeninge in
de kerke van Alckmaer affgeleesen".
Dergelijke gevallen herhaalden zich. Daarom gewaagt
de synode van Enkhuizen 1624 van een eenparigen voet
voor het gansche land, waarop afgeweken en afgezette
Remonstrantsche predikanten in de kerk kunnen opge-
nomen worden. Ieder gevoelt dat opname niet geschieden
zou dan met aanvaarding der Dordtsche leer.
De synode van Edam 1625 stelde het drie bladzijden
lange artikel 36 op, dat het volgend jaar geapprobeerd
zou worden. Daar vindt ge eerst het resumeeren van
de provisioneele resolutie der synoden van Gelderland,
Zuid-Holland en Utrecht over de wederaanneming dei-
Remonstranten. Volgens dit besluit zou men hen een
tijd lang beproeven, eer zij tot lidmaten werden aange-
nomen. Voorts zou er geschieden openbare schuldbeken-
tenis van de modeste Remonstranten, in absentie van
de personen door publicatie van zekere acte, hebbende
alvorens hun schuld bekend in kerkeraad en classis ten
overstaan van de gedeputeerden der synode. Doch de
openbare schuldbekentenis van de clamanten [schreeu-
wers] en hevige drijvers der nieuwigheden, zou geschie-
den door publicatie van de acte in hun tegenwoordigheid,
Th. Professoris inter Remonstrantes Bibliotheca scriptorum Remonstranlium
Cui subjunctiim est Specimen eontroversiarum inter Remonslrantes et
Socinum ejusqne Asseclas, exhibitum ipsissimis seriptoruin verbis. Am-
stelaedaini 1728. En betreffende <le beschuldiging van Sociniunisme ile
Praefatio van liet Specimen. Ofschoon Itodecher van jaar tot jaar door de
Z-Hollandsche synode „allen kercken ende Classen eernstelick gerecoin-
mandeert" werd, was hij nog in 1 Gli\'2 ambteloos. Dr. Knuttel, Actu I.
-ocr page 7-
5
wel verstaan de in zulke kerken die gewoonte hebben
alzoo te handelen met enorme zondaars. Ook zou plaats
hebben revocatie [herroeping] van geschreven boeken,
door mondelinge wederroeping, en onderteekening van
de canones en andere acten. De plaats der reconsiliatie
[verzoening] zou zijn de kerk waar zij hun dolingen ge-
leerd hebben.
Degenen die beroepelijk mochten gesteld worden, zullen
aan zes voorwaarden moeten voldoen. 1. Als lidmaten
der kerk worden zij een geruimen tijd beproefd. 2. Zij
zullen door hun zuiverheid der leer en godzaligheid des
levens, door hun goede exempelen en vermaningen zoo
veel mogelijk terecht brengen, die door hen en anderen
voormaals verleid zijn.
„3. En sullen oock simpelijck en sinceerlijck [oprecht]
underteekenen de confessie, catechismum, en Canones
Syn: Nat: Dordrac: volgens \'t formulier twelck dePten
[Predikanten] en proponenten onderteeckenen, en sonder
exceptie, reserve, ofte interpretatie en additie mutatis
tantum mutandis [met wijziging slechts van wat wijzi-
ging behoeft], dat de kerkenordre bij haer mede onder-
schreven [worde], die inde provincie geobserveert wort,
daer zij gereconsilieert en aengenomen werde 1).
I) Ouk uit deze woorden blijkt, dat niet overal de Dordtsche kerken-
ordening aangenomen waa. Het stemt lot weemoed, in de synodale acten
de vergeefsche pogingen te lezen, om de kerkorde door de Uollandsche
Staten te doen arresteeren en authoiïseeren, en van hen een nationale
synode te verkrijgen. De Dordtsche synode 1619 (art. 50) had bepaald:
»Oe Nationale Synode zal ordinaarlijk alle drie Jaren eens gehouden
worden". Ook was Dordrecht als classis synodalis aangewezen. Zij zou de
nationale synode in 1622 saamroepen. Eerst in 1624 vond ik wat N-Holland
betreft er melding van gemaakt. Art. 26 der synode van Kakhuizen 1624
vermeldt, dat tol bevordering der nationale synode door de classis en kerke-
raad van Dordrecht „goede debvoireu\'\' [moeiten] gedaan zijn. De gedepu-
teerden der beide synoden van N- en Z-Ilolland zullen bij de Hollandscbe
Staten oonsent verzoeken tot het houden der synode. In de synode van
Edam 1625 (art. 34) leert het gravamen van Hoorn, dat het verzoek om
een nationale synode, bij de meeste provinciën ingewilligd, bij sommigen
-ocr page 8-
6
In de synode van Hoorn 1623 verijdelde het staats-
gezag de poging, om de Dordtsche rechtzinnigheids-
formule ook door voorlezers te doen onderschrijven.
Zoowel het streven als het stremmen teekent. Artikel
34 een gravamen der classis Edam luidt:
„Off niet behoorlijk en noodig sij, dat oock de voor-
leesers en voorsangers der kerken, in conformité van de
sieckentroosters, onderteeckenen de acte bij den Sijnodum
Nationalem gestelt? Antw: jae: doch de H.H. Com-
missarissen hebben in bedencken gegeven, dat het niet
geffectueert werde, dan met kennisse van mijn Heeren
de Staeten".
Beter zou welhaast dezelfde poging slagen met betrekking
tot de theologische studenten. Over de moderatie met
de Remonstranten handelen wij straks.
In de synode van Edam 1631 luidde het vierde gravamen
van Haarlem (art. 30) als volgt.
„Of in toecomende tijden niet noodich sij, dat de stu-
diosi, die preparatorie [voorloopig] geexamineert sullen
werden, mede gelijck onder de Synodo Suijdthollandiae,
de Canones Synodi sullen onderteeckenen, te meer alsoo
tegengestaan wordt. Kunnen de tegenstaanden niet daartoe geïnduceerd
worden? Conform de resolutie der synode van Z-Holland wordt den gede-
puteerden bevolen, om met de gedeputeerden van Z-Hollaud en der classis
van Dordrecht de synode met alle middelen te bevorderen. De synode van
Alkmaar 1620 (art. 19) meldt: De gedeputeerden hebben met die van Z-Holland
en den kerkeraad van Dordrecht „ingesteld" een remonstrantie aan de Staten-
Generaal, die ook aan de respectieve provinciën overgezonden is. Die van
Utrecht hebben reeds hun devoir [moeite, plicht] gedaan. De andere corres-
pondenten hebben aangenomen, het bij de hunnen zooveel mogelijk te
procureeren. In de synode van Haarlem 162*7 (art. 14) blijkt dit verzoek
„om gewichtige redenen, in deese conjuncture van tijden naegelaten te
sijn". In de synode van Haarlem 16il3 (art. 46) op de vraag: Moet men
in dezen tijd Synode nationaal verzoeken1 bekomt de deputaat van Over-
ijssel ten antwoord: De classis synodaal zal de vraag als een gravamen
uitschrijven. In de synode van Enkhuizen 1(536 (art. 23) beroept Smoutius,
gelijk na hem soms een „verdrukte" doen r.al, zich op de nationale synode.
Reeds was de synode ex actis. Zie over de kerkorde de synode van 1624
art. 37, 1625 art. 32, en 1627 art. 13.
-ocr page 9-
32 D 58
7
zelfs sieckentroosters ende gemeijne schoolmeesters sulcks
te doen gehouden sijn" \').
De synode van Alkmaar 1632 (art. 35) maakte de
volgende resolutie op het gravamen van Alkmaar.
„Alsoo in de naest gehoudene Synodo tot Ëdam, gelast
is Art: 30. op het vierde gravamen Harlemense, dat als
een gravamen soude uijtgeschreven werden, het poinct
vande onderteekeninge der proponenten van zekere
geprojecteerde Acte, mitsgaeders of men niet jets wats
tegens de moderatie metten Remonstranten in de selfde
soude dienen in te voegen? is geantwoort jae, op alle
beijde de leden.
Ende nae dien dan iets op het laeste lid tot ampliatle
gedaen moeste werden, soo is verstaen, dat men de
voorgemelte Acte met de naevolgende woorden sal ver-
vullen: — Post illa verba |na die woorden]: (nietsullen
leeron noch voorstaen)
Noch met niemant in het particulier, tot Moderatie
ofte accommodatie men den Remonstranten, ouer hunne
vijff Art: in prejuditie [tot afbreuk] vande voorschreve
Sijnodale besluyten, spreken noch handelen sullen.
Ende sal dan dese A.cte bij alle de Proponenten onder-
schreven worden".
In de synode van Haarlem 1633 (art. 28) rapporteeren
I) »Antw. Dattel geschiede conform dexcmpelen van andere kerckcn.
Ende is tot dien eijnde gelezen d\'Acte van onderteeckeninge der Propo-
nenten in de Synodo Snijdlholl indica Uorcliomitana anno 1622, [twee laatste
cijfers onzeker] gestelt, mitsgaders geopent, dat sulcks anno 1623 [voor-
laatste cijfer onzeker] inde Synodo vanden Briel goetgevondon is, in testo-
monijs praeparatorij Examinis te inscreren, ende hare namen inde Synodale
Aeten te teeekenen. Over wekkers teeckeninge aende respective Classen bjj
lorine van gravamen tegen den naesten Synoduin sal uijtsclirijvinge gedaen
werden, ende met eenen in bedencken gegeven, of men niet ijetwes tegen
de moderatie mette Remonstranten inde selve Acte soude dienen in te
voegen.
d\'Acle luijt als volcht".
[volgt acte van Gorkum 1622, en besluit van den Briel 1623.]
-ocr page 10-
8
de dassen, dat de acte van de proponenten gepractiseerd
wordt.
De geestesstemming van de leiders der kerk kon niet
verhinderen, dat binnen en buiten de muren der kerk-
gemeenschap reactie tegen het anti-Remonstrantisme
intrad \')• Naar de wet van oorzaak en gevolg riep zij
vernieuwde actie op. Bovendien zal de verheffing van
prins Frederik Hendrik tot stadhouder de rechtzinnige
kerk niet weinig onthutst hebben. In de synode van
Haarlem 1626 (art. 29) kwam een anti-remonstrantsch
gravamen der classis Amsterdam ter spraak.
„Bij wat middel men best kan vooren koomen en
verhinderen, dat geen revisie en retractie [terugtrekking]
van de Sijnodi Nat: Dordrac: en vorders geen particuliere
raetslaegen van eenige niewe moderatie met de Remon-
stranton, gelijck die aireede bij eenige voorgeslaegen, en
oock bij openbaeren druck uijtgegeeven sijn, wijders
voorgenoomen en te weegen gebracht werden?
Antw. Dat niemandt ijedts scriftelijck uijtgeevesonder
voorgaende visitatie, dat men de Heeren Staaten Generael,
I) In 1626 publiceerde een Rotterdamseh overheidspersoon eenige »Con-
cepten tot moderatie tusschen de Gereformeerde kerken en de Remonstran-
ten". De Z-Hollandschc synoden van 1Ü26 en \'27 bedreigden echter allo
voorstellers van dien aard met de kerkelijke tucht. Eveneens in 1626
leverde de predikant van Eemnes Antlionij Hornhoven bij den Stadhouder
en de Algeineene Staten een soortgelijke remonstrantie in. Predikanten uit
alle provinciën bijeengeroepen, zouden de Dordtsche leerregels verzachten
en aldus verzoening stichten. Doch de Staten dekten hun onwil met het ongun-
stig advies der theologische faculteit te Leiden. Zie het «Oordeel der E. E.
professoren der h. theologie te Leyden\'\', in Lat. en Ned. druk 1626. En
de kerk schorste den voormaligen Remonstrant voor een tijd. Ook een
irenische poging der Remonstrantsche predikanten vond bij de Staten geen
goedkeuring. Ypeij en Dermout II, Aanteekeningen blz. 224—22(i. Zie tegen
dit streven o. a. Joh. Cloppenburg (over wien straks), »Trouwhertige aan-
wijsinge van theologische redenen, waarom het immeis soo seer van de
sijde der remonstranten als van de sijde der gereformeerde kerken onmo-
gelijk is te treden in vrede-handelinge tot vereeniging der Remonstranten
met de gereformeerde kerken\'\', Amst. 1627.
-ocr page 11-
9
en sijn Pr: Extic remonstreore, de schaedelijckheyt van
deese voorslaegen, eu versoeeke daer nao doch niet te
willen luijsteren, dat men suleke censureere, en [op]
kerckelijcke wijse daer tegen procedeere met suspensie
[afzetting], dewijle sij volgens haer eijge onderteeckeninge
ipso facto [door de daad zelf] haer selven aen soodaenige
straffen schuldig maecken".
Dit laatste is een beroep op het Dordtsche onderteeke-
nings-formulier, door alle predikanten onderschreven. Het
behelst dat wij, ondergeschreven bedienaren des godde-
lijken Woords, beloven, indien wij tegen de leer eenig
bedenken krijgen, het niet te zullen voorstellen voordat
wij het den kerkeraad, der classis en synodus zullen
openbaren, om daar geëxamineerd te worden; „op poene
dat wy hier tegen doende, metter daad (ipso facto) van
onse diensten gesuspendeert sullen sijn".
Voor de synode van Haarlem 1627 compareerde een
Remonstranten-vriend van democratischen naam, Corne-
lius Hanecopius predikant te Amsterdam. Afgevaardigden
van zijn kerkeraad verhaalden, hoe hij op zijn verzoek
gedimitteerd [ontslagen] en van het heilig avondmaal
geweerd was. Hij is van onzuiverheid der leer overtuigd,
drijft dat de dwalingen der Remonstranten eu Menno-
nieten geen excommunicatie verdienen, en zoekt de cen-
suur te ontgaan door autoriteit der overheid. De synode
deed hem een acte van satisfactie teekenen, die te Am-
sterdam vóór het houden des avondmaals zou worden
voorgelezen. En stond hem toe het ten avondmaal gaan,
en het na zes maanden proeftijd weder beroepelijk ge-
steld worden *).
De geest van voor middelman „moijenneur" te spelen
waarde alom rond. Zelfs Dordrecht\'s beroemde scriba
van 1619 Festus Hommius heette er mee besmet2).
1)   Ypeij en Dei-mout II, Aanleekeningen blz. 228—230. Dr. II. W. ter
Haar, Jacobus Trigland, \'sGrav. 1891 diss, 57—63.
2)  t. a. p., blz. 231 v., en over Z-Holland in 1627 blz. 226—228.
-ocr page 12-
10
Gevolg was dat de Zuid-Hollandsche synode van Dor-
drecht 1627 (art. 35) een acte van nadere verbintenis
ontwierp, die door alle predikanten moest onderteekend
worden. Tot het aangaan van eenige moderatieofaccom-
modatie [schikking] met de Remonstranten ten prejuditie
nadeel] van de canones synodi nationalis zouden zij zich
niet laten vinden. Op de synode van Leiden 1629 (art.
20) werd bericht, dat gemelde acte van alle predikanten
in Zuid-Holland geteekend was.
Twee classes Haarlem en Amsterdam drongen door
hetzelfde gravamen in de synode van Haarlem 1627 (art.
33) tot overname dier acte.
„Tweede gravamen der Classis Amstelodamensis.
Alsoo men hoort van nieuwe voorslaegen van mode-
ratie, vreede, en accommodatie metten Remonstranten,
off het niet dienstig en nodig en werde, dat door seeckere
acte bij den E. Sijnodum daer toe te beraemen allePre-
dikanten in de respective Classen met haere onderteij-
ckeninge verbonden wierde, met niemant voor haer par-
ticulier haer in te laeten in deliberatie van soodaenige
voorslaegen ?
Antw: Hoognoodig, en conformeert sich de Sijnodus
met de resolutie Sijnodi Suijdt Hollandiae Dordracenae
[der synode van Z-Holland te Dordrecht] anno 1627
art. 35 in welcke alle de Predikanten nu sijnde en nae
decsen sullende in dienst koomen, werden gelast te
teeckenen deese volgende acte van naerder verbintenisse,
en luijt deselve acte van woort tot woort aldus.
Wij onderschrevene Dienaeren des Goddelijken woorts,
vesorteerende onder de Classis van N. belooven mits
deesen, dat wij met alle manieren sullen handt houden
de Canones Synodi Nationalis Dordracenae anno 1619
gearresteert, en ons noijt sullen inlaeten, omme met
ijmant int particulier, t\' sij kerkelijke ofte particuliere
persoonen, sonder weeten ofte consent des voorsz. Classis
van eenig concept, ofte voet van moderatie, ofte accom-
-ocr page 13-
11
modatie vande Remonstranten aen te gaen, te spreecken,
ofte adviseeren, in preiudicie [ten nadeel] vande voorsz
Canones Synodales en besluijten, op pene, dat de voorsz
Classis sal vermoogen den geenen, die daer teegen be-
vonden sal worden gedaen te hebben, te censureeren
naer geleegentheyt van saecke, oock tot suspensie en
deporteraent toe, welke censure wij onderges. mits dee-
sen ons elck hooft voor hooft onderwerpen" i).
In de synode van Amsterdam 1328 werd geconstateerd,
dat alle dassen de anti-remonstrantscbe resolutie reeds
hadden volvoerd. Niemand schijnt zich verzet te hebben.
Men was algemeen tegen het Remonstrantisme ingeno-
men. Zelfs tot de koloniën werd de maatregel uitgebreid.
„15. Op het 33". art: vervatende de onderteeckeninge
vande acte daer gestelt hebben de respective Gecommit-
teerden der Classen verclaert deselve bij hunne Classen
gesamentlijck te sijn onderteekent, verstaet voorts de
Sijnodus, dat conform t\' exempel van de Classe en kerke
van Amsterdam en Enchuysen aen deese onderteecke-
ninge, als oock der acte Sijn: Nat. gehouden sullen sijn,
de Predikanten die nae Oost ofte West Indien sullen
gesonden werden, gelijck hetselve de Correspondenten
daer Cameren sijn mede wort gerecommandeert" *).
Uit een onderzoek in de classis Alkmaar ingesteld
bleek mij, dat de resolutie der synode van Haarlem 1627
lange jaren van kracht bleef. Nog berust in de biblio-
theek van het stedelijk museum aldaar het confessie-
boekje der classis Alkmaar een vinger dik, op den rug
van welks leeren band staat: „Formulieren van eenig
1)   De acle ook bij Ypeij en Üermout, t. a. p, blz. 227.
2)   De Oost-Indische Compagnie had zes Kamers, te weten Amsterdam,
Middelburg, Delft, Rotterdam, Hoorn en Enkhuizen; en een bestuur van
zeventien Bewindhebbers, uit de zestig Directeurs der Kamers. — Art. 21
der acten luidt: Tot wering der Arminiaansche factie en conventiculen
art. 44 geroeid, hebben de Gedeputeerden bij den Prins en de Staten van
Holland hun devoir gedaan.
-ocr page 14-
12
heid". Voor predikanten was het van 1619 tot ongeveer
1660 in gebruik. Zes-en-twintig beschreven bladzijden
komen eerst daarin voor. Op de zeer verbleekte eerste
bladzijde leest ge: „Het formulier vande onderteecke-
ninghe door de Predikanten des Stadts ende Classis van
Alckmaer bij den Synodum National tot Dordrecht anno
1619. gestuit ende gearresteert". Het Dordtsche formulier
is hierin vrij gevolgd. Op bladzijde 2 tot 16 staan hand-
teekeningen, vijf a zes per pagina J).
Bladzijde 17 opent met de „Acte, die alle deKercken-
Dienaeren volgens de resolutie van t\' Synodo Haerle-
mensis, gehouden Anno 1627, sullen onderschryven". Ze
is bijna woordelijk gelijkluidend met die in de notulen
van de Haarlemsche synode van 1627. De drie predikan-
len van Alkmaar teekenden het eerst. De bladzijden 18
tot 26 zijn vol handteekeningen, die hier dichter ineen
staan dan op pagina 2 tot 16. Zij eindigen met dezelfde
namen als bladzijde 16. Behalve dat op pagina 26 nog
twee namen volgen. Waaruit ik afleid, dat omstreeks
1660 een nieuw formulier-boek in gebruik genomen is.
Want later zal ons blijken dat men in genoemd jaar
geenszins opgehouden heeft, de Dordtsche en Haarlemsche
formulieren te onderteekenen.
Keeren wij nu nog even tot de synode van Haarlem
1627 en haar bepaling weer.
De vergadering het Zuid-Hollandsch besluit terstond
tot wet verheffende, leert ons dat de dassen reeds een-
parig aldus besloten hadden. Op deze wijs ontvingen de
Dordtsche canones nog een kerkelijke bevestiging boven-
dien. Ook werd toekomstige verzoening of ineensmelting
met de Remonstranten zoo veel mogelijk afgeweerd. Be-
1) Schier nooit een jaartal. Op blz. 14 is de eerste Jaoobus Triglandius I.
F. Predicant binnen Alckmaer, in tnargine: 1648 Aug. Blz. 15 heeft vooraf,
als bij het voorgaande behoorende: 1653 den 9 Januari. Dan volgt:
Theodrus a Brakel, Predicant aen den Burch op Texel. Met de volgende
pagina, dat moet dus zijn ongeveer 1660, eindigen de handteekeningen.
-ocr page 15-
13
zwaarlijk kon de kerk anders handelen. Voor Nederland
en Europa ware het geen houding geweest, eerst ten
uiterste te strijden voor de leer als tot zaligheid onmis-
baar, en dan toe te geven in de leer als van niet wezen-
lijk belang.
Mee in Utrecht eens het El Dorado der leerbestrijders
was reeds gelijke bepaling gemaakt, blijkens een missive
van een remonstranten-bestrijder.
„39. Is geleesen een missive D. Corn: Dunganij Predi-
cant tot Utrecht, inhoudende een lange narede over de
acte (hier boven art: 33: geexpresseert) gestelt, met een
contradebat daer teegen, slaende op t\' poinct van mode-
ratie. Dewelcke bij den Sijnodum overwoogen sijnde, is
goedtgevonden hem hier over vrundelijck door scrijven
te begroeten, sijn misslagen in deesen hem te ondecken,
en voorts te vermanen om hem te conformeeren met
de resolutie sijnes Classis in deesen genomen. En wert
D. Deputatus Swavius [Andreas Swavius predikant te
Utrecht, correspondent der provincie Utrecht] gebeeden
daer op in haeren Sijnodo te letten nae behooren" J).
1) Synode van Amsterdam 1628, art. 17. »De saecke D. Dungani art.
39 wort verclaert en bevonden uijtd\'acten des Sijnodi Trajectinae nu geheel
affgedaen en geassopieerd [in slaap, tot rust gebracht] te weesen". Synode
van Hoorn 1629, art. 14. «Belangende de saecke I). Corn: Dunganij, waervan
art. 17. dos voorleeden Synodi, meldende vande assopieeringe der saecke I):
Corn: Dungani, is uyt onse Gedeputeerden verstaen, dat D. Dunganus beesig is,
met verscheijde projecten van accommodatie en moderatie te maecken, om
de Hemonstrant met de Contra Remonstrant te vereenigen, welcke voor-
genoemde projecten van onderlinge verdraegsaemheijt de Synodaele vergae-
deringe door de Gedeputeerden sijn voorgeleesen, waerop nae behooren
gclett sijnde goedtgevonden en gereesolveert is, dat die gaen sal op de
Correspondentie van Wtreeht sorge sal draegen, datter niet geschiede, dat
lot prejuditie vande gemeijne saecken strecke, en ernstelijck daerop lette, dat
geen particulier hem aanneeme, \'t geen de kereke int gemeen aengaet, en
sal ondertusschen de saecke D. Dunganij den Sijnodo van Wtreeht ten prin-
cipaele bevoolen blijven". Nog vóór de Remonstrantscbe synode te Utrecht
van 1612 was de predikant van Jutfaas Cnrnelis van Dongen ol\' van
Dungen door de libertijnsche Staten der provincie afgezet. In 1619 keerde
hij naar het Sticht terug. Als predikant van Ulrecht deed bij een middel
-ocr page 16-
14
Is het doeltreffend, onrechtzinnigheid door onderschrij
ving van formulieren te willen keeren? Over het ant-
woord op deze vraag kan men verschillend oordeelen.
Doch een feit is het, dat ondanks het opleven van het
Remonstrantisme na de groote synode, Neerlands kerk
na 1627 weinig last meer had van de leer der verslagen
tegenpartij. Is dit ook toe te schrijven aan deDordtsche
en Haarlemsche onderteekenings-formulieren der jaren
XIX en XXVII?
Ook tegen godsdienstige samenkomsten der Remon-
stranten bleven opeenvolgende synoden waken. Typee-
rend is artikel 21 der synode van Amsterdam 1628.
„Tot wering der Arminiaansche factie en conventiculen
art. 44 geroerd, hebben de Gedeputeerden bij den Prins
en de Staten van Holland hun devoir gedaan".
In diezelfde vergadering gaf een gravamen der Amster-
damsche classis aanleiding tot het op nieuw behandelen
der Remonstrantsche dwaling op den kansel.
„24. Gravamina Classis Amstelodamensis. I. Alsoo men
dagelijks meer en meer hoort en verneemt, dat bij eenige
niet weijnig in twijfel getrocken wort, de wichtichheijt
en nootsaeckelijckheijt der vijf bekende art: der Remon-
stranten: Off niet bij deese geleegenheijt hoognoodig en
sij, dat de Predikanten van de respective Classen van
Noort Hollant naerder vermaent werden, om volgende
de resolutie des Syn: Nat: de dwalingen der Remonstntn-
ten met ernst openbaerlijck op den Predicstoel te weeder-
leggen?
van verzoening aan de hand, dat op onderdrukking der Remonstranten uitliep.
Ken ci\'iliek daarop verscheen als Consideratien vaneenighe Ledematen vande
ware, suyvere, chiislelijeke ghereformeerde Kercke, op \'lboccxken van ("..
v(an) D(ungen). Z. pi. 1627. Ken andere vredespoging waagde II. Grotius,
Votum pro pace ecclesiastica, contra examen Andreae Riveti et alios irre-
conciltabiles, s. I. 1642. Rivet antwoordde door zijn Apologeticus rnntia II.
Grotii Votum, 1643.
-ocr page 17-
16
Antw: wort geacht hoognoodig, Ende de Predikanten,
en de respective kerken sullen deesen aengaende opge-
wect worden, omme t\' gewichte der waerheijtdaer teegen
de gemeijnte allenthalve bij alle geleegentheijt wacker-
lijck in te scharpen".
Een gravamen der classis Enkhuizen betrof insgelijks
de noodzakelijkheid en het gewicht der Remonstrantsche
dwaling in de vijf bekende artikelen. De nationale synode
had ze in de Gereformeerde kerken niet tolerabel ge-
oordeeld.
In de synode van Enkhuizen 1630 bleek treffend, dat
de Gereformeerde leer en confessie internationaal waren.
Mede het geloofsverwante buitenland duchtte wederop-
luiking van het Remonstrantisme. Naar luid van artikel
32 werd in de synodale vergadering voorgelezen een
missive van de professoren en predikanten der Gerefor-
meerde kerken van Zwitserland en Genève, aan de theo-
logische professoren dezer provincie gericht. Zij uitten
hun droefheid over den ellendigen staat onzer kerken —
N.B! — en stoutigheden der Remonstranten, met waar-
schuwing tot volharding. In vereeniging met Z-Holland
zou men den brief beantwoorden.
Spannend werd inderdaad de kerkelijke verhouding
ten onzent door wat in de grootste gemeente voorviel.
Te Amsterdam waren reeds in 1622 twee van de drie
verkoren vroedschappen openbaar „moderaet" gelijk de
Arminianen zich gaarne noemden, terwijl de derde en
de vier gekozen burgemeesteren „tusschen beide en van
goede hoope" waren1). In 1628 geraakten tot groot mis-
noegen der burgerij veel „moderateurs" in het stadsbe-
stuur. Prins Frederik Hendrik kwam 10 April in de stad
en sterkte de magistraten door garnizoenen. Daarop
schreed de overheid van de theorie tot de practijk der
gematigdheid voort, bestaande in beboeten en ontpoorte-
1) Braudt.IV 724 v.
-ocr page 18-
16
ren, gevangen zetten en uitbannen van tegenstanders.
In \'29 werden „publieke tempelen" voor de in \'19 ver-
oordeelden getimmerd. Welke ziener of droomer te Dordt
zou zoodanige omwending nog wel te Amsterdam ge-
profeteerd hebben?
Nu liep de maat over. Het gansche land kantte zich
tegen de contra-revolutie. De kerken van Zeeland en
Overijssel besloten, aan de Generale en aan de Hol-
landsche Staten te remonstreeren. Ter plaatse zelf werd
ds. Adrianus Smoutius, „10 jaar getrouw predikant te
Amsterdam", ter oorzake van een zijner predikatiën
tegen het Remonstrantsch kerkgebouw „met een brief-
ken van hare Eers. [Eersaeme = den magistraat van
Amsterdam] ter stadt uytgeset". Zijn geleerde ambtge-
noot Johannes Cloppenburg was reeds vroeger naar
Leiden uitgeweken.
Daar reeds al de zes dassen gealarmeerd waren, maakte
de synode van Enkhuizen 1630 Smout\'s zaak geheel tot
haar zaak. Aanstonds besloot zij: Wanneer een vroom
predikant, onder pretext [voorwendsel] dat zijn prediking
seditie [oproer] kweekt, door zijn stadsmagistraat wordt
ontslagen en uit de stad geleid, zullen de gedeputeerden
der synode voor hem bij de Staten remonstreeren. Geen
suspensie of deportement van een predikant kan plaats
hebben dan na kerkelijk oordeel (art. 10).
Om het verzet te fnuiken nam de magistraat van
Amsterdam zich voor, sessie te nemen in den kerkeraad.
Doch eenige dagen tevoren heeft de synode de sessie
voor iedere kerk waar dit niet gewoonte was afgeslagen.
Haar acht bladzijden lange artikel 63 is een doorwrochte
verdediging van het recht der kerk.
Voorts vaardigde de synode tot tweemaal toe bezen-
dingen aan den magistraat van Amsterdam af. Haar
gedeputeerden maakten de zaak bovendien bij den Prins,
en de Generale en Hollandsche Staten aanhangig. Niets
hielp. Smout stierf ambteloos in 1646.
-ocr page 19-
17
Zijn naam zou nog lang in de acten der Noord-Hol-
landsche synoden prijken \'). Ja zoo lang Joost van den
Vondel\'s meesterstukken gelezen worden, zal Smout\'s
aandenken bewaard blijven. Want diens hekeldichten
zijn smoutig 2). Staat daar soms de Muze met afgewend
of omsluierd aangezichte? Immers weinig prinselijk spreekt
over zijn tegenstander de prins van Neerlands dichters 3).
Het schijnt of beide partijen van de hevige zaak Smout
in 1630 geschrikt zijn. Tien jaar lang heerscht er rust.
In de synode van Amsterdam 1640 (art. 41) duikt de
vraag op: Of niet de Catechismus, door de Remonstran*
ten uitgegeven, moet wederlegd worden? Men houdt
refutatie [wederlegging] voor noodig. Eenige bekwame
1)   Synode van 1034 art. 24; Cloppenburg ontvangt zijn tractement te
Amsterdam van den magistraat. Art. 30: Ook Smoutius zal het ontvangen,
indien hij de uitspraak van zijn prinselijke Excellentie aanneemt. Synode
van 1640 art. 6: Bij de Staten en zijn Hoogheid zal aanzoek gedaan worden
om het tractement Smoutii. Synode van 1643 art. 10: Het verzoek van ds.
Smoutius zullen de deputaten conjunctim met die van Zuid-Holland voor
ditmaal nog ondersteunen. In \'41 idem. Synode van 1646 art. 7: Wat
betreft het traotement Di. Adriani Smoutii piae memoriae, nu overleden,
verzoekt zijn weduwe de hulp der synode. Deputaten zullen, met den
kerkeraad van Amsterdam, de burgemeesters van Amsterdam daarover
begroeten. Synode van 11147 art. 3: Tractement Smoutii. Burgemeesters
van Amsterdam zeiden, sdat daer toe gants gene apparentie was". Zal aan
de weduwe bekend gemaakt worden.
2)  Smout is reuzel of uitgebrand vet. Smouten is met reuzel inwrijven.
Zijn spijs is smoutig (Hab. 1:16). Om de woordspeling op Smout\'s naam
sta het woord smoutig, vettig in den tekst met de verzonnen beteekenis:
van Smout doortrokken. Dr. ter Haar, a. w., C3—05, 66—76.
3)   De Synode van 1630 (art. 57) spreekt van een Fransch boekje van
Mr. Fabritius Waalsch pred. te Amsterdam, behelzende een voorslag van
vereeniging met de Remonstranten. — In deel IV, waarin de naamlijst,
van Ypeij en Dermout en in dl. 11 wordt Smout zelfs niet genoemd. Zeer
vreemd. — In de zaak Smout komt het woord confessie wel niet voor.
Maar de geschiedenis der Dordtsche leer is zoo nauw verbonden tnet die
der Dordtsche belijdenis, dat ik haar niet mocht overslaan. Het ging om
de confessie-leer.
-ocr page 20-
18
particuliere personen zijn daarmee bezig. Zuid-Holland
laat het daarbij berusten. Ook Noord• Holland.
In de synode van Hoorn 1641 (art. 32) wordt gemeld,
dat de Remonstrantsche catechismus door professor Voe-
tius en door Heijdanus predikant te Leiden weerlegd is.
Beiden worden schriftelijk van wege de synode bedankt\').
In 1646 (dus na zijn dood) verscheen Wtenbogaert\'s
welbekend hoofdwerk, de Remonstrantsche geschiedbe-
schouwing van dien tijd en strijd, zonder naam van
auteur of drukker. Professor Trigland zou na eenige
jaren den onwaardeerbaren kerkelijken tegenhanger leve-
ren. "Werd de kerk bij dien aanval door vrees of door
verontwaardiging het meest aangegrepen? Van stonde
aan verweerde zij zich. In de synode van Hoorn 1647
(art. 14) werd gerapporteerd: Op het aanhouden der
deputaten is door de Hollandsche Staten het boek van
Wtenbogaert geïmprobeerd. De exemplaren zullen wor-
den opgehaald. Ook zal geïnformeerd worden naar uit-
gever en drukker der „Kerckelijcke geschiedenissen".
1) Ondervvysinge in de christclijeke religie, ghestelt by vraghen endo
antwoorden na de belijdenisse der remonstr. — gheref. christenen. Mits-
gaders derselfder formulieren ende ghebeden, des h. doops oude des h.
avondtinaels, Rott. 1040". «Catechisatie over den catechismus der ltemon-
stranten, tot naerder openinghe ende oeffeninghe voor hare catechumenen,
als oock alle andere liefhebbers der waerhcydt inghestelt door Gisberlns
Voetins dienaer des Woordts ende professor der theologie tot Utrecht. Hier
by zijn gevoeght eenighe disputatien ter selver materie dienende. Utrecht
1641", LXXV\'1 770 blz. Daartegen «Verantwoordinge tegen Gisherti
Voetii Remonstrantsche catechisatie . .. van Jacob lïatelier [Arminiaansch
pred. in den Haag], Amst. 11142". Ghristelijk vredelievend «Proeve en weder-
legginghe des Remonstrantschen cateclhsini, door Ahrahamurn lleyilanuin,
dienaer des godtlicken Woorts lot Leyden, Leyden 1641". Daartegen S. Epis-
copius, Antwoord op de proeve des Remonstrantschen cateehismi van A.
Heydanus, Rott. 1043". Wederwoord van meer dan 1000 blz., »De causa
Dei, dat is de sake Godts verdedight tegen den mensche,. . . ilnor Ahra-
ham van der Heyden, Leyden 1645". Dr. A. G. linker, Gisbertus Voetins,
Leiden 1897-1913, II, 63—70. Dr. J. A. Cramer, Abraham Heidanus en
zijn Cartesianisme, Utr. 1889 diss., 23—-28.
-ocr page 21-
19
(Resolutie der Staten van Holland van Dinsdag 8 Januari
1647) \')•
In de synode van Haarlem 1651 alarmeert Zuid-Hol-
land Noord-Holland over het herleven der oude pogingen, om
met de Remonstranten en Lutherschen te verbroederen.
46. De correspondenten van Zuid-Holland hebben ver-
zocht, wijl eenige predikanten van de Fransche ofWalsche
kerk in druk gegeven hebben eenige tractaten zonder
voorgaande classicale visitatie, waarin zeer periculeuse
stellingen „de syncretismo cum 5. articulis Remonstran-
tium, als oock cum Lutheranis ineundo" [over de ineen-
smelting en vereeniging die men behoorde aan te gaan
met de 5 artikelen der Remonstranten, alsmede met de
Lutherschen], dat de Classen gelieven een wakend oog
daartegen te houden.
Hoezeer trouwens de kerk op de drukpers toezag, leert
art. 14 van de notulen der synode te Amsterdam 1652.
„Op den 8. Art. [der voorgaande synode] hebben de
E. respective Classen deses Synodi bekend gemaeckt datse
alle tot een toe Visitatores Ecclesiasticos [kerkelijke
boekvisitateurs] hebben, ofte die iaerlycks verkoren wor-
den, ofte dewelcke by gelegentheyt van eenige schriften
ende tractaten die haer voorkomen pro illo tempore [voor
dien tijd alleen] daer toe worden gecommitteert: ende
wat belangt de politicos Visitatores [burgerlijke boekvi-
sitateurs], dat eenige Classen by haere E. Magistraten
sulcks voorstellende een gunstige antwoort hadden be-
komen: worden op een nieuw alle de E. Classen deses
Synodi belast op de voornoemde saecke nader by de
Achtbare Magistraten aen te houden" *).
1) »De kerckelieke historie... van het iaer 400 af, tot in het iaerK>19
1(546". Weldra deed de hnoge overheid niets meer, om de uitgave en ver»
breiding van dit werk tegen te gaan. Jac. Trigland, «Kerckelijcke geschie»
denissen . .. ende aenmerckingen op de Kerekelike historie van Wtenhogaert,
l.eyden 1650". Dr. II. W. ter Haar, a. w. 156—17B.
1) Hoorn 1ti.ri3, art. 1i: Aangaande de politieke visitatenrs van de boek-
-ocr page 22-
20
Een Gereformeerd christen der zeventiende eeuw ver-
bond in zijn gedachte Remonstrantisme gemeenlijk met
Socinianisme, waarover later. Ook de synode van Enk-
huizen 1660 (art. 54) levert daarvan een bewijs. De
classis van Amsterdam heeft bij de stadsregeering ver-
geefs aangedrongen op sluiting van het „Remonstrantsche
en Sociniaansche Seminarium" in die stad \').
Ziedaar de schrale oogst der jaren 1630 tot \'80. Beider-
zijds begon de vechtwoede te luwen.
De strijd der geesten is ook een strijd der boeken.
Een enkel woord dus over geschriften.
In 1621 en \'22 was de geloofsbelijdenis der Remon-
stranten in Nederlandschen en Latijnschen tekst in het
licht verschenen. Opeenvolgende synoden waakten daar-
tegen. Die van Hoorn 1623 (art. 24) wenschte:
„In conformité van de resolutie van Suijdt Hollandt,
is noodig geachtet, dat corte censuren en waerschouwin-
gen, nae de capaciteijt des gemeenes volckes, op de uijt-
gegeeven confessie der remonstranten gestelt werde, ende
dat dienvolgens het selfde door de Gedeputeerden der
beijder Synoden den Heeren Staten geremonstreert werde,
opdat het consent | verlof| der Ed: Mog: daertoe ver-
creegen synde, de Professoren Theologiae tot Leijden,
diet aireede op de gemelte conditie aengenoomen hebben,
daermede souden mooge voortgaen".
De synode van Enkhuizen 1624 (art. 22) ontving een
gunstig rapport.
„Belangende deuijtgegeeven confessie der remonstranten
(waervan art. 24) hebben de Gedeputeerden voorn. rap-
pers hebben de dassen van hun magistraten goede beloften ontvangen.
Dr. C. Sepp, Het staatstoezicht op de godsdienstige letterkunde in de noor-
delijke Nederlanden, Leid. 1891.
1) Het Remonstrantse)! seminarium was in I634 gesticht. Prof. A. des
Amorie van der Hoeven, Gedenkschrift van het seminarium der Remonstran-
ten, 1840. Dr. C. Sepp, Het godgeleerd onderwijs in Ned. gedur. de 16de
en 17de eeuw, Leid. 1874, 183—\'210.
-ocr page 23-
32 D 58
.21
port ingebracht, dat sij de nootwendigheyt van deese
saecke aen de Heeren Gecommit: Raeden hebben gere-
monstreert on consent versocht, dat sulckx door de E:E:
Professoren tot Leijden soude mooge geschieden, on dat
het selfde bij haer Ed: Grootm: oock is vercregen, waer
op sij de Copie beijde van de requesten en apostille
[kantteekening of\' naschrift, door de Staten aangebracht]
de heeren Professooren hebben behandigt en gebeeden,
dat sij dit werck met den aldereersten wilde bij dehant
neeraen, en dat sij dit hebben belooft en aengenomen,
verclaerende oock verders soo wanneer de Kercken ijet
diergelijks in toekoomende tijden op haer E.E. souden
willen versoecken, dat sij onbeswaert het selfde souden
aenneemen, sonder haer met versoeckinge aen de Heeren
Staeten ofte andre moeyelijcheeden te laeten bekommert
weesen, sullen derhalven de Gedeputeerden vernoemen
bij geleegentheijt wat hiervan is gedaen".
De synode van Edam 1625 mocht zich over het gun-
stig eind der zaak verheugen.
„18. In de refutatie [wederlegging] van de confessie
der Remonstranten daer van art. 22 gerapporteert, soo
verre bij de Heeren Professoren es gebracht, dat de selfde
nu al onder de perse sij".
Werkelijk verscheen in 1626 de Latijnsche wedorleg-
giug der Remonstrantsche belijdenis. Die confessie zelf
was in het oog van vriend en vijand een allerbelang-
rijkst stuk, heerlijk als voorschans of\' als punt van aan-
val. Daarom begeerde de synode van Alkmaar 1626
ernstig de vertaling der wederlegging in de landstaal.
„12. Op den 18. art: is verstaen, dat de Refutatie
vande confessie van de Remonstranten nu is uijtgekoo-
men, en is goedtgevonden de H.H. Professoren daer over
door de Gedeputeerde te bedancken, en met eenen haer
E. te versoecken, om te procureeren, dat de gemelte
refutatie tot dienst der kerke, int neederduijts mooge
overgesett werden".
-ocr page 24-
22
Een der vier volbracht deze taak. Antonius "Walaeus
schonk ons in 1627 zijn „Censure ofte oordeel" \').
1) Vlg. VIII, § 3. Censure ofte oordeel van de Professoren der II. Theo-
logie, in de Universiteyt tot Leyden, over de Belijdenisse ofte verclaringe
van \'t gevoelen der gene, die, inde geünieerde Nederlanden, Demonstranten
werden ghenaeint, etc. door Antoniuin Walaeum, Professor der H. Theologie
inde sclve Universiteyt, tot dienst eudo waersuhouwinghe der Ghcmeynte,
inde Nederduytsehe sprake uytgegeven. Tot Leyden 1627, XXIV 432 blz-
4". (Vertaling der Censura in eonfessionem ... eoi um, qui ... Remonstran-
tes vocantur. L. B. 1626). In de Opdracht aan de Staten Generaal fXX blz.J
het gemeen gevoelen dier dagen. Blz. 11: »lck brenghedan nu desen mijnen
arbeydt aen de voeten van uwe II. Mogentheden. niet alleen omdat den selven
opt versoeck der voorgemelder Sy.ioden [van de Provinciën van Hollandt endc
Westvrieslandt], ende uyt cracht van uwer II. Mogentheden privilegie
door my is by de handt genomen: maer insonderheyt om dat uwe II.
Mogentheden, voor alle de werelt de publijke protectie ende hanthavinge van
onse geineene Nederlantsche Confessie, gelyck de selve tegen de Remon-
stranten onder uwer H. M. authoriteyt in de Dordrechtsche Synode is goet,
ende Gods-woordt-eonform gekent ende verclaert, ende die wy hier teghen
der Remonstranten Confessie ende lasteringen verdedigen, tot noch toe
geluckelick ende stantvastelijck hebt aengenomen ; ende ghelyc alle ware
leden der Gereformeerde Kercke in dese vrije Nederlanden vastelic hopen
ende vertrouwen, ooc in toecomende volstandelic sult aennerneu ende
behouden". Blz. III en IV: In 159<S zijn twee Sociniaansche leeraars
Osterodius en Vaydovius, door Socinus uit Polen onder den dekmantel van
paedagogen naar Leiden gezonden. De theologische professoren aldaar
oordeelden, dat in hun boeken een religie begrepen was, die de fundamenten
van de geheele Christelijke religie omver stiet, en die niet veel van de
Mahomedaansche en Turksche religie verschilde. Die boeken zijn door uw
Mogentheden tot het vuur veroordeeld. Die personen is geboden, dat zij
binnen tien dagen na de insinuatie uit de Geünieerde Provinciën zouden
vertrekken. Veel van hun boeken en zaad van hun leer hebben zij achter-
gelaten. Van de Remonstrantsche predikers zijn merkelijk daartoe vervallen
eene Venator, beide Geisterani, en de gewezen professor Episcopius. Blz. V
enz. wordt dit uit de Remonstrantsche confessie aangetoond. XXIII v.
register. In 1629 verscheen de Apologie voor de confessie der Remonstranten. In
1630 het Specimen der Leidsche professoren. In 1631 de Responsio Remon-
strantium [zie mijn IX § 3, blz. 149.] De synode van Alkmaar 1632 was
hiermede niet tevreden, want zij notuleerde: »36 Quaestio parlicularis
Classis Hornanae. Off nodich en is dat de Professores S. S. Theologie ver-
socht werden tot wederlegginge vande Apologie der Remonstranten? Is
geantwoorl: Naedien men verstaet, dat de E. Synodus van Zuijt Hol-
lant ordre gestelt heeft, om dit aen de E. E. Professores voorsegt te
-ocr page 25-
23
Bij onze Gereformeerde voorvaderen in den bloeitijd
der kerk reikte de leer aan het leven de hand.
Voor de vervolgde geloofsverwanton, een enkele maal
in België \'), bijna twee eeuwen door gansch Duitschlatid,
deed Neerlands kerk wat ze kon. De Staten-Generaal
drong zij niet vruchteloos tot voorspraak. Schonk een
viaticum [reispenning] aan predikanten en professoren.
Eu collecteerde groote geldsommen voor noodlijdende
kerken, scholen en personen. In welke Duitsche stad of
versoeken, soo conforrneeren [conformeert] sich dese E. Sijnodus, endc
sullen dan oock hunne Eerwaardigheden per Dominos Deputatos versoclil
weiden, om dit werek ter hande te nemen, ol suo liet airede begonnen is,
daeriu te diligeiiteren". Docli de wederlegging der lijvige Apologie was geen
peulenschil. In de synode van Haarlem 1633 (art. \'29) vernam uien: He
Leidsche professoren, verzocht do Apologie der Remonstranten te refuteeren,
excuseeren zich om hun occupatiën. Onlangs verstond de Zuid-IIollandsche
synode, dut Nieolaus Vedelius theologisch professor Ie Deventer du refutatie
in handen had. bleek dit gerucht onjuist, dan zou de Z-Hollandsche synode
zelf voor de zaak zorgen. — De oude historie van klok en klepel. Vedelius
schonk geen refutatie, wel een strijdschrift He arcanis Arminiauismi, I,.
K>. 1631—\'34. In de synode van Amsterdam 163t (art. 20) bleek: Het
tractaat tegen de Hemonstrautcu van Vedelius voldoet niet aan het oogmerk
der synode betreffende de wederlegging dei\' Remonstrautsche Apologie. Die
wederlegging is met kennis der Z-Hollansche synode door tls. Isaac Junius
|>red. Ie Delft aangevangen, en de aanvang reeds door de Leidsche profcs-
soren zeer geprezen. Deze [Amst.] synode zendt Junius haar congratulatie
toe, met toewenscliing van \'s Hoeren zegen. — Zie later de Z-IIoll. syno-
den. Voorts Hoorn 1635 (art. 24): synode encouragiert Junius. Enkhuizen
1630 (art. 17): Junius\' werk geëindigd, Z-Holl. benoemde \'2 revisoren, ver-
zocht assistentie; de gedeputeerden geautoriseerd. Haarlem 1639 (art. R):
Junius f, zijn werk gerevideerd en ter perse; Leidsche proll\'. zullen prae-
fatie schrijven.
20) Synode van Alkmaar 1056 art. 57. Verhalen l>. II. üeputali, dal sij
verslaen hebbende een overgroote vervolging om der Religie wil tot
ijperen ontrent secekcren Boudewijn Tavenler, molenacr tot Mornchhoven
de selve uijt Christelijcke Compassie hebben geiemoustecit aen haere
llooguiog: die bet selve bcherligende hebben geresolveeit, als bier gebleken,
den Heer Huijgens te versoecken om dit den Ambassadeur van Spangien
te presenteeren, met versoeck het te willen bemiddelen, sulex en daer
het behoort ten eijnde sulcke vei vulginge voor lic toecomende mochten
cessereii. En is daer op gevolcht siju ontslaging uyt sijneswaregevanckenis".
-ocr page 26-
24
dorp waar Hervormden woonden, vloeide niet somtijds
een Nederlandsche liefdegaaf1)? De namen Glückstadt
en de Palts keeren in de Noord-Hollandsehe notulen van
jaar tot jaar weer. Vooral de geniepige vervolging der
achttiende eeuw moet arm Duitschland haast dol gemaakt
hebben. Voeg daarbij Frankrijks Hugenooten, en de ramp-
zalige galeislaven onder Lodewijk XIV.
O Rome! alleen zaligmakende kerk met uw attributen
van mutserd en schavot! hoe zult gij zooveel bloed en
tranen verantwoorden ? Nog in de achttiende eeuw staan
jaarlijks twintig a dertig oorden der verdrukking in de
synodale acten vermeld. Hoeveel leeds is lang na onzen
tachtigjarigen oorlog elders geleden. Ik schaam en bedroef
mij over Europa van weleer, ik verheug en verhef mij
over oud Nederland. Hier verkilde geen doode leerzucht
de harten. Hier ontvonkte geloof des Geestes menige
ziel. Geloof, door de liefde werkende.
Geloofd zij God die dit alles wrocht. En eere aan ons
godvruchtig voorgeslacht, dat weldadigheid Gods aan heel
de wereld bewees2).
1)  Gedurige collecten voor Neder-hesscn, Ilanau, Zweibrücken, Keulen,
lieidclberg, Wezel, Kleef, Gülick, graafschap Van der Marck, vorstendom
Bergen, Anhalt, Dantzig, Bremen, Lübeck, Bohème, Hongarije, Lesna in
Polen, Pensylvanië in N-Amerika enz. Syn. van Amsterdam 1658, art 11. Meer
dan 5000 ballingen van Bohème en Polen zijn op de grenzen van Silezië.
Voor deze religions verwanten zal gecollecteerd worden. Nog in 1791 bedraagt
de som der liefdegaven ƒ2399.2. Voeg daarbij de collecten voor Nederland zelf.
2)   In een dogmenhistorisch werk is deze lof der voorgeslachten niet
overbodig maar onmisbaar. De liefdadigheid doet ons een juisten maatstaf
aanleggen tot beoordeeling van den leerijver. Luide predikt zij ons dat die
ijver geen doode rechtzinnigheid, maar levende vroomheid was. In onzen
tijd van leervrijheid voorwaar geen noodeloos exempel.
-ocr page 27-
25
§ 8. Doopsgezinden, Socinianen, en aanstootelijke
NIEUWIGHEDEN IN NoORD-HoiiLANDSCHE SYNODEN
DER ZEVENTIENDE EEUW.
Een wilde loot der Hervorming was weleer de seete
der Anabaptisten of Wederdoopers. Hun overschot wist
Frieslands priester Menno Simons te hervormen tot de
vreedzame Mennonieten of Doopsgezinden. Deze laatsten
werden nog vaak gescholden of genoemd met den ouden
naam. Behalve tegen de Remonstrantsche waakte Noord-
Holland ook tegen de Doopsgezinde confessie.
De zeer bekwame geschiedschrijver der oude Doops-
gezinden verhaalt ons, dat het kenmerkende van het
genootschap bestond in het zedelijk beginsel. Christus\'
kerk bloeie in haar oorspronkelijke apostolische zuiver-
heid. Doch hij verheelt niet, dat hun geschiedenis één
relaas is van twist en scheiding. Juist niet streng zedelijk.
Tot hereeniging der elkander verketterende groepen ver-
schenen tal van belijdenissen. Den Gereformeerden wer-
den zij punt van aanval.
In de synode van Enkhuizen 1624 (art. 34) rees de vraag:
„Off niet noodig sij de refutatie [wederlegging] van de
laest uijtgegeevene confessien der Mennoniten?
Antw: Jae. En opdat de selfde saecke met den eersten
gevorderd werde, is goedtgevonden, dat D. Rippertus Sixti
Pt. [predikant] tot Hoorn, en D. Petrus Austrosilvius
Pt. tot Enkhuijsen, de nieuw uijtgegeevene confessien
der Mennoniten, die verscheijden sijn, sullen examinee-
ren, en daervan in den aanstaende synodo rapport doen,
ten eijnde alsdan op de refutatie der selver verder ordre
moge gestelt worden" ]).
1) S. Blaupot ten Cate, Ges. d. Doopsgezinden in Holland, Zeeland, Utrecht
en Gelderland, dl. I, Amst. 1847,314—328. Ds. K. Vos, Menno Simons, Leid.
1914. Uit de bibliotheek van het stedelijk museum te Alkmaar werd mij
door de voorkomende vriendelijkheid van den bibliothecaris den weled. heer
-ocr page 28-
26
Reeds had iemand anders de hand aan den ploeg ge-
slagen. De synode van Edam 1625 (art. 23) stelde dus
de zaak uit.
„Aengaende \'t stuck der confessie der Mennisten off
C. VV. Bruinvis ter inzage verstrekt een boekje in brielkaartloriuaat een
vinger dik, behelzende eenige confessies in 1606 Ie Vlissingen door Geloijn
.lansz. boekverkooper herdrukt. Met voel dank citeer ik daaruit.
I)e oude Doopsgezinden waren in koikgroepen gesplitst. De »!1oogh-duyt-
schen" stelden in 159t te Keulen weinige artikelen op. «Concept van Ceu-
len, van den eersten Mey anno 1591". [IV - 4 blz. in Alkm. geschrift],
In 1610 verscheen de Watei landsche confessie, of belijdenis van Hans de
Rics en Lubbert Gerritsz. De Oude-Friezen bezaten een korte «Bekentenis
des geloofs, gesteld in XXXIII artikelen". Ze werd door Pieter J. Twisk in
1617 voor den Hoornschen Martelaars-spiegel geplaatst, en in 1620 af/.on-
derlijk te Hoorn gedrukt. Beiden niet in het Alkm. geschrift. Deze drie
kunnen te lonkhuizen in 1624 bedoeld zijn.
Tot de herleving der Gereformeerde actie van 1626 en volgende jaren
kan het feit hebben bijgedragen, dat de Doopsgezinden meer eensgezind
werden en onderscheiden belijdenissen uitgaven. De gemeente der Vlamin-
gen te Amsterdam liet in 1626 in een zoogenaamd »01ijf-Taexken\'\' een
antwoord uitgaan op drie vragen, een confessie van VIII 26 blz. in liet
Alkm. hoekje. In 1627 door een «Brief tot vreed-bereydinge" [12 blz. il).],
in \'2\'J door een «Presentatie" [6 blz. ib.] gevolgd. Ken en ander viel in
goede aaide. In 1630 greep te Amsterdam de «Vrede handeliuge" plaats
[het protocol beslaat 7 blz. ib.]. De vereenigde Uoogduitschen en Friezen,
die zich nu met de Vlamingen verbonden, gaven nog in 16)!0 uit de »Be-
lijdcnisse van Jan Centsen of anders Hoog-duytsohe confessie des geloofs"
in 21 artikelen [blz. 53—73 in Alkm. boekje].
De reformatorische keiken van onderscheiden belijden groepeerden zich
destijds ten onzent om de Gereformeerde kerk als prima inter pares, als
landskerk. Vandaar het sprekend feit. dat (Jan Censz" zijn belijdenis op-
stelde onder invloed der Nederlandsche conlessie. Het ordelijkst belijdenis-
schrift van Doopsgezinde zijde vangt opmerkelijk aan. «Het 1 Artyckel. Van
de Kenigheyt des H. Gods, ende sijne hoedanigheyt. Wy ghelooven metter
Herten ende belijden motten monde, dat\'er is een eenigh eeuwigh oube-
grijpelick Geestelick Wesen, dat welcke in de H. Schriftuere God genaeint
wort, dien alleene toe-geschreven wort, Almachtigheydt, Barmhei tiglieydt,
Hechlveerdigheydt, Volkomeuheydt, Wijsheydt, aller Goetheydt, A!\\veten-
heydt ende ghenaemt is een Fonteyne des Levens, ende een eorspronck alles
goets, een Schepper aller dinghen, ende een onderhouder der selver, die
in den Ouden Testamente met verscheyden Namen,.. . ghenaemt wort"
enz. Meerdere sporen van navolging der Confcssio Belgica ontbreken,
Tusschen de ouderling twistende Vlamingen /.elven kwam in 1632 te
-ocr page 29-
27
der selver examinatie, staende ton laste van D. Ripperto
Sixto, en Petro Austrosijlvio, heeft Ds. Rippertus over-
gegeeven verscheijde art., haere doolinge in der selver
confessie bevonden vervatenne, doch alsoo men verstaet
dat Ds. Johannes Kloppenburg Pt. tot Amsterdam alge-
reet soodaenig werck onder de perse heeft, sij n de booven
gen. Bderen [genoemde Broederen. Voortaan worden de
afkortingen voluit door mij afgeschreven, zonder vermel-
ding] haeres devoirs [voor hun moeite] bedanckt, en es
goet gevonden de verder refutatie te laeten berusten,
tot dat dit werck sal sijn gesien" \')•
Dcrdt de zoen tot stand. Vandaar de Dordtsche belijdenis, «fielijdenisse van
Adi\'iaen Gornelisseiï ol confessie des christelicken gelools" [blz. 85 —104 in
Alk in. bockjej. Een groote vergadering te Ilaaileia 1(549 nam deze drie
belijdenissen aan: hot Olijftakje, de Duitsche en de Dordtsche. En een
Zeeuwsche vergadering van 106."i onderteekende ze en gal\' ze uit. Voorts
bevat het Alkm. boekje [blz 74—84, gedateerd 1030 Hoorn] nog : nCopye,
eude seecker Antwoordt van de Switser Broeders ofte lloogb-duytsclien,
alsoo genoemt; over-gegeven aen de Poolsche, betreffende het punct der
Menschweerdingbe ende der Godheydt Jesu Cliristi, etc".
Prof. De Hoop Scheller heeft ten onrechte de meening gepropageerd:
De oude Doopsgezinden waren eigenlijk anti-eonfessioneclen. Er bestonden
bij hen geen belijdenisschriften, waarnaar de leeraren zich hadden tu
richten. Zie daartegen het overtuigend opstel van den bekwamen Doopsgez.
leeraar van Middelstnm Ds. K. Vos, Sociniaansche bewegingen onder de
Doopsgezinden in de 17de eeuw, in Ned. archief voor kerkges., XI (1914).
332—341. Reitsina en v. Veen, Acta lil 399 spreekt van een confessie van
1018 voor het martelaarsboek geplaatst. Moet dit zijn 1617, en is zij de
confessie van Twisk te Hoorn (zie boven) ?
1) De zeer bekwame en rechtzinnige Joh. Cloppenburg werd in 1017
pred. te Aalburg, in \'18 te Heusden, in \'21 te Amsterdam ; in 1629 naar
Leiden ontweken ^.ie § 7), werd hij in \'30 pred. te Brielle, in \'40 hoogl.
te Harderwijk, van 1644—\'52 te Franeker waar hij zeer geacht was. Zijn
kleinzoon prof. J. a Marck gaf zijn geschriften uit. Johamiis Cloppenhnrgii
theologiea opera omnia nunc demutn conjunctim edita, 2 tomi \'i° Frane-
querae 1684. Tomus alter p. 103—248, Gangraena theologiae anbabaptisticae,
disputationibus XLV11I, olim publice vcntilata in lllust. üymnasio üelro-
Velavico [Harderovici]. Aldaar p. 108: Gisbertus Voetius in Bibliotheca
studiosi theologiae, edita anno MDCXI.IV. lib. secundo, de Apparatu ad
controversias Anabaptisticas, pag. 554. Hoc anno Johannes Cloppenburch
Professor ïheol. Harderoviceuus, nunc Franequeranus, scriptum suum Bel-
giuum veste Utiuu et Scholastica indult, quod studiosis nostris couuiiendo.
-ocr page 30-
28
Als antwoord op een boekje van den Zeeuwschen pre-
dikant Hermannas Faukelius „Babelder Wederdooperen"
was namelijk te Amsterdam in 1624 een Doopsgezinde
confessie verschenen. Faukelius die het volgend jaar
overleed, had Cloppenburch volle vrijheid van handelen
gegeven. Deze deed nu nog in 1625 zijn „Gangraena of
Cancker van de leeix der Weder-dooperen" het licht zien \').
Waarschijnlijk was met Cloppenburch\'s uitvoerig werk
de zaak der Doopsgezinde confessies in den doofpot ge-
1) Gangraena theologiae anabaptisticae, dat is: Cancker van de leereder
Weder-dooperen : ontdeckt uyt hare eigene schriften: [tot bewijs dat hare
Bekeutenisse A" 1624 uytgegeven, enckel bedeckinge der schande is.) Met
een teghen-gift, dor ghesondc woorden Godts. Door Johannes Cloppenburch,
Dienaer Jesu Christi in sijne Gemeynte tot Amstelredam. \'t Amstelredam
1625. XXXU en 620 blz. 12». In Bibliotheek der Vereen. Doopsgez. Gem.
te Ainst. Opdracht aan Amst. burgemeesters. Tot den Christel, lezer. Daarin
o. a.: Tegen Faukelius\' »Babel der Wederdooperen" verscheen »l!ekente-
nisse [Cloppenburch in 1645 xquam Flandricam vocant] van de voornaeinslc
stucken des Christelijcken Geloofs ende der Leere. Dienende tot antwoort
op het boecxken Hermanni Faukelij by hem gheintituleert Babel der We-
(Icrdoopers, etc. gestelt ende uytgegeven door Cl. Cl. \'t Amsterdam, anno
1624". Zij [de Doopsgezinden] willen ons doen gelooven, dat in hun gelooi
en leer zoodanige confusie niet is. Hierin zijn alle ketters liet eens, dal
de christelijke religie hun jieygentlycker bestaet" in de werking die de
mensch doet ten opzichte van God en Christus, dan in de werking van de
kracht der sterkte Gods, die Hij gewrocht hebbende in Christus uitwerkt
aan ons. I>e gronddwaling der Wederdoopers is ode vercleyninge van do
GoJheyt des Meeren Christi in syn Menschwerdinge, ende lyden ende ster-
ven". Het driedeelig boek schetst de Wederdoopers als niet gezond in de
leer aangaande God en Christus, en hoe men God door Christus zoeken
moet. En zwijgt van voorzienigheid en praedestinatie. Volledig behandelt
het dus de stof niet. Lat. vertaling, Gangraena theologiae anabaptisticae,
dispulationibus XLVIII. olim [16i4] publice ventilata in lllust. Gymnasio
Gelro-Velavico. Auctore et praeside Johan. Cloppenburgio S. S.Th. Doctore
et Professore nunc in Academia Franequerana. [XVI 3N4 p., 12".] Aceedit
Frid. Spanhemii S. S. Th. D. et Professoris Leidensis Diatriba historica de
origine, progressu, et sectis Anabaptistarum. Franequerae 1645. [p, 386—
435]. Ook te Amst. Naar aanleiding van zijn Hollandse!! boek van 1625
heeft Cloppenburch te Franeker disputen met zijn studenten gehouden. Op
aansporing van Voctius gaf hij ze in \'t Latijn uit, als zeer vrije bewerking.
Opera omnia II.
-ocr page 31-
20
gaan. Maar een persoonlijke aanklacht rakelde haar op \').
Jaques Outerman of van Reninghen leeraar bij de
Vlaamsche Doopsgezinden te Haarlem, werd door Joannes
Acronius2) Gereformeerd predikant aldaar beschuldigd,
dat hij zich gansch ongewoon uitgelaten had over den
eenigen God en de menschwording van den Zoon Gods.
Hij had zich in 1605 bloot gegeven in „Eene uoodighe
Christelijcke verantwoordinghe", door de theologische
faculteit te Leiden nu in 1626 veroordeeld als afgrijse-
lijke en godslasterlijke ketterijen behelzende. Acronius
klaagde hem en de zijnen bij de Hollandsche Staten aan.
Dezen committeerden twee leden van het Hof van Hol-
land, om met Outerman te spreken.
Het godsdienstgesprek had 26 September 1626 plaats.
De negenenzeventig-jarige vond eerlang bovendien goed,
zijn antwoord op beide vraagstukken in geschrift te
stellen en in druk te geven. Opdat blijken mocht dat
zijn gevoelen overeen kwam met dat der Doopsgezinde
leeraren, verzocht en verkreeg hij de onderteekening door
negentien andere oudsten uit negen gemeenten. Als een
soort request werd daarop de belijdenis van Outerman,
met een voorreden aan de Staten van Holland, 8 October
1626 aan de Gedeputeerden van den Hove van Holland
overgegeven.
1)  Blaupot ten Cate, 219—221.
2)  Joannes Acronius, leerling van Junius en (j-sinus, preil. te Kilsuni in
O-Friesl., in 1601 te Oron., in \'11 te Wezel, in \'14 voor de Spanjaarden
naar Deventer gevlucht, in \'17 theol. hoogl. te Franeker, in \'IS lijdelijk
pred. te Kampen, lid der nat. synode, van \'19—\'27 pred. te Haarlem. Ken
geleerd maar zeventiende-eeuwsch hevig man. Itie een oude rekening met
de Wederdoopers te vereffenen had. Zie zijn Apologie oüe Verantwoordinghe
des Kdicts der Stadt Groningen tegen der Wederdooperen en andere Seeten
onordeningen den 7 Septemher des jaers 1601. ghepubllceert. Gron. 1602.
Daartegen verscheen Ontschuldinghe der smaet-reden in seker schriften
daerinnen de rechte naevolgers der Evangelischer leere ghenoemt worden
Wederdoopers. Mitsgaders Wederlegginghe des edickts Groeninghen van 7
Sept. 1601. Anno 1603
-ocr page 32-
30
Had reeds het gesprek raadsheer en griffier gunstig
gestemd? Of won de gedrukte confessie de harten? Bei-
den droegen voor Outerman en de zijnen dit gevolg, dat
de Staten in de belijdenis „contentement en vergenoo-
gen namen en hen niet verder molesteerden" \').
Acronius\' classis Haarlem bracht als gravamen de con-
fessie van Outerman reeds in de synode van Alkmaar
1626 te berde.
„27. gravamen Haarlemense. Hoe men best zal weeren
de gruwelijke en lasterlijke leeringen van Jaques Outer-
raan, ende sijne meedestanders, van de drie Goddelijke
weesens, ende bepaelinge van het weesen des Vaders
alleen in den Heemel, uitwijsende sijne scriften, als zijnde
een seer slim gevoelen van deese secte, verschillende
van het gemeen gevoelen der selfder secte".
Het antwoord luidde: Door een remonstrantie aan de
hooge overheid, en een rapport aan het hof van justitie.
D. Petrus Jacobi Austrosilvius wordt verzocht, het orde-
lijk te wederleggen.
De kerk zou Acronius dus krachtig steunen. Met weinig
succes, naar we reeds zagen. De Staten zouden niet
verder molesteeren. Op eigen terrein zette de kerk den
1) De belijdenis des geloofs, die op den 8 Octoberl626. aen de Ed. Groot-
Mog. Heeren Staten van Hollandt en West-Viïeslandt is over-gelevert. Door
Jaques Outerman, ende ooik aen-ghenomen ende onderteeckent is, van
verscheyde andere Oudsten en leeraren, der verëenighde Vlaeinsehe, Vrie-
sclie ende Hoogh-duytsche Doopsgesinde Geineentens in Hollandt. Te Vlis-
singhe, voor Geleyn Jansz, Boeck-veikooper .... Anno l(>66. [X bl/..; in
Alkm. bibliotheek als afzonderlijk geschriftje; daarin op bil. 2:] Voorreden :
Op 26 Sept. I02ii zijn voor ui. gecommitteerden, Johan Persijn raadsheer
en Francois de Witthe grilfier van het hof van Holland, eenige vraagstuk-
ken voorgelezen aangaande de kennis van den cenigen God en de inensch-
wording onzes Heeren Jezus Christus. Mijn antwoord is opgeteekend, mij
voorgelezen en tot mijn genoegen gesteld. Ik heb zonder lang bedenken
geantwoord, ben 7!) jaar oud en van verzwakte memorie, en word beschnl-
digd van een bijzonder gevoelen te koesteren afwijkende van de gewone
confessie onzer leeraren. Daarom geel ik mijn belijdenis uit, onderteekend
door eenige leeraren uil andere steden.
-ocr page 33-
31
strijd voort. De notulon der synode van Haarlem 1627
bevatten:
„15. Op het 27. art: hebben die van de kerke van Haer-
lera gerapporteert, bij haerlieden aen de Ed: Heere Per-
sijn [raadsheer van het Hof van Holland] de stucken en
grouwelen van Jaques Outerman bekent gemaect te sijn,
gelijk dan verstaen wert, deese stucken den H. Profes-
soren Theologie nu te sijn gecommuniceert.
D. Petrus Jacobi Austrosijlvius gelast tot weederleg-
ginge deeser en andrer dwaelingen der Mennoniten, heeft
de vergaederinge geopent seeckere swaerigheeden, die
hij in dit werck vindt, en concludeert dat hem een
assistent mochte bijgevoegt werden, twelck bij de ver-
gaederinge sijnde in acht genoomen, versoeckt als nog
D. Austrosijlvium te willen continueeren in \'taengevam
gen werck, volgens ordre voor deesen gegeeven".
De bekwame Austrosylvius werkte nu met spoed. De
synode van Amsterdam 1628 getuigde van merkbaren
voortgang. Tevens blijken uit de notulen het kras oor-
deelen en het inbinden der Leidsche professoren. Was
dit laatste het gevolg van het gunstig oordeel der Staten
over Outerman?
„9. Op den 15. art: des voorleeden Sijnodi begrijpende
de saecke van Jaques Outerman is door de Achtbare
Heeren Commissarissen [politiek] lecture vergunt [!] van
t\' oordeel der Theologische Faculteijt tot Leijden van
dato den 8. Septemb. 1626, daer bij hunne waerde oor-
deelen desselfs artikelen sommierlijck spreeckende vande
Qoddelijcke nature, d\' H. Drieenigheit, en den persoon
Christi te sijn nefarias et blasphemas hereses etc. [god-
delooze en lasterlijke ketterijen enz.], gaende teegen de
overeenstemminge des gansenen Schrifts, en t\' geheelen
Christendom". Deze dwalingen zijn door Outerman der-
mate bewimpeld, dat de professoren eenig contentement
schijnen genomen te hebben. Deputaten zullen bij de
professoren naar die latere verklaring vernemen, en aan
-ocr page 34-
32
het provinciale Hof verzoeken om de copie van het voor-
noemd oordeel.
D. Hartenbergius rapporteert uit naam van Petrus
Austrosylvius, dat hij al ver in \'t werk gekomen is.
Teder classis wordt vermaand conform artikel 27 der synode
van Alkmaar 1626, één predikant te nomineeren om het
conjunctim [gemeenschappelijk] te visiteeren. D. Austro-
sylvius zal door het schrijven der gedeputeerden ver-
maand worden, hetgeen nu bij hem gereed is door de
visitatoren zijner classis ter hand te stellen aan de ge-
ëligeerde visitatoren, en voorts het werk met den eersten
te volvoeren.
De synode van Hoorn 1629 (art. 9) constateert stil-
stand van het werk.
D. Austrosylvius heeft grooten onlust tot het werk.
De synode zal hem ontbieden om hem te „couragieeren".
„Op de saecke van Jaques Outerman rapporteeren de
Gedeputeerden, dat de Professoren bleeven bij haer ge-
geeven oordeel, en niet en wisten van eenig contente-
ment hun waerden in deesen gegeeven".
In die vergadering compareert Austrosylvius. Hij wordt
door den aard van het werk genoodzaakt, invita Minerva
[zijns ondanks] te arbeiden. En verzoekt een helper, die
het werk formeere. De synode benoemt als zoodanig den
beroemden Abraham a Dooreslaer, eveneens predikant
te Enkhuizen. In een volgende zitting wordt deze na
aarzeling bereid gevonden \').
In de synode van Enkhuizen 1630 (art. 34) doet de
praeses, toevallig a Dooreslaer zelf, verblijdende opening
van zaken. Kort voor het aangaan der synode zijn hem
door Austrosylvius ter hand gesteld theses en antitheses
1) Schreef een verdienstelijke bijbelvertaling, Nieuwe vertaling der H.S.
met verelaringen ende nnnotatien van Emailuel Tremellius, Franciscus Ju-
nius, Theod. Beza en Joh. Piscator, Amst. 1014. (Vgl. I. Ie Long, Boekzaal
der Nederduijtsche Bijbels, 753, 750.) En Christ. ende schriftel. aenspraken
aen de gem. te Enckhuyzen, Enckh. 1655,
-ocr page 35-
33
over de dolingen der Mennonieten en de waarheid en
zuiverheid der Gereformeerde leer. Twee revisoren wer-
den daarop benoemd. Zij bevonden dit een goed werk
te zijn, waaraan veel naarstigheid gedaan was, getrouw
aanwijzende de lasterlijke en grouwelijke dolingen der
„Wederdooperen of Mennoniten" over den persoon Christi
en de Drieeenheid. Austrosylvius ingekomen zijnde ver-
zoekt advies over de orde, waarin het boek zou gesteld
worden. De vergadering besluit hem door den praeses
hoogelijk te bedanken, en hem te kennen te geven, „dat
hij in t\' stellen van dit werck dese ordre soude houden:
namenlyck dat het gevoelen der Gereformeerde kercke,
ende de dolingen der "Wederdooperen souden worden
voorgestelt door Theses ende Antitheses: de Theses met
de eijgen woorden van onse Confessie ofte des Catechismi,
soo veel mogelick is, ende d\' selven bevesticht met eenige
clare Schriftuerplaetsen. En de Antitheses met d\' eijgen
woorden vande partijen, ende aenwijsinge der plaetsen,
waer deselve te vinden sijn: dat oock vergelijckinge soude
werden gedaen tusschen de dolingen der Wederdooperen
ende der ouder ketteren"... Volgens vroegere resolutie
zal de praeses het werk fatsoeneeren.
De synode van Edam 1631 (art. 26) verneemt, dat het
werk voortgang heeft. Door de gedeputeerden der classis
Enkhuizen zijn de theses en antitheses van Austrosyl-
vius overgeleverd, gevisiteerd en goedgevonden. Zij wor-
den tot spoed vermaand.
In de synode van Alkmaar 1632 (art. 24) doet zich
vertraging voor. Wegens lichaamszwakte verzoekt Austro-
sylvius, dat de synode een weinig wil „patienteeren".
In de synode van Haarlem 1633 (art. 23) levert Abra-
ham a Dooreslaer een proeve van zijn werk over, hem
door Austrosylvius overhandigd. Van artikel één wordt
met groot contentement lecture gedaan.
De synode van Amsterdam 1634 (art. 22) hoort van
merkbaren vooruitgang. Men is voortgegaan tot het
-ocr page 36-
34
twaalfde hoofdstuk, handelende van Christus\' mensch-
wording.
Het volgend jaar arbeidt slechts één der twee autheurs.
Artikel 21 der synode van Hoorn 1635 vermeldt: a Doo-
reslaer is gekomen tot het negentiende caput, er schieten
nog vijf capita over.
De synode van Enkhuizen 1636 (art. 6) smaakt de
voldoening, den arbeid der beide pastores loei voltooid
te zien. Het werk van a Dooreslaer en Austrosylvius is
voltrokken, en door revisoren der respectieve dassen ge-
approbeerd. De beide autheuren worden door den praeses
hartelijk bedankt.
Zoo kwam in twaalf jaar tijds onder synodale leiding
een geschrift tegen de Doopsgezinde confessies tot stand
dat, om in de taal dier tijden te spreken, zijn weerga
mist. Deze 800 quartijn-bladzijden zijn metterdaad het
beste, dat destijds over dit onderwerp in onze taal ver-
scheen \')• „Grondige en klare vertooning van het onder-
scheid tusschen de Gereformeerden en de Wederdoopers".
Wel is in opdracht en voorrede van geen geloofsbe-
lijdenis spraak. Maar de verschilpunten, in 24 hoofdstuk-
ken behandeld, stellen onafgebroken confessie tegenover
confessie. De leer der Gereformeerden wordt daarin voor-
gesteld met de eigen woorden der confessie of belijdenis
van de Gereformeerde kerken van Nederland, mitsgaders
van haar christelijken catechismus, en het oordeel der
nationale synode van Dordrecht 1618 en \'19, met ver-
scheiden Schriftuurplaatsen versterkt. De tegenleer der
Wederdoopers wordt weergegeven met de eigen woorden
van verscheiden schriften, belijdenissen, tractaten en
verklaringen. Dit alles geschiedt met getrouwigheid.
1) Een even omvangrijk werk 800 blz. groot was Idz. Nicolai Franeke-
rensis pred. te Minnertsga, Grontlioke onderwijsinghe leghen allerleye
dwalinghen der Wederdooperen deses tijts inde Nederlanden. Franeker Amst.
16U9. In hun register der aangetogen schriften door a Dooreslaer en Austro-
sylvius niet genoemd.
-ocr page 37-
35
Daarna stellen de auteurs in ieder hoofdstuk hun chris-
telijke aanmerking, dat is een korte aanspraak aan den
lezer of pleitrede\').
Met groote voldoening maakte ik kennis met het
degelijkste boek over de leer der Wederdoopers. Het
beleefde een tweeden druk 2). Al bladerend komt men
1) «Grondige ende klare vertooninghe van het onderscheydt in de voor-
naemste hooft-stucken der Christelijcker religie, tusschen de Gereformeerde
ende de Weder-dooperen: In maniere van tegen-stellinghe neven den
anderen voor-ghestelt, met bevestiginge der waerheyt, ende wederlegginghe
der dwalingen. Uyt ordre ende last des Noordt-Hollandtschen Synodi ghe-
maeckt ende uyt-gegheven, door Abrahamum a Dooreslaer, Predicant tot
Knchuysen; ende Petrum Jacobi Austro-Sylvium, Predicant in Venhuysen.
Den tweeden druck ; waer in nu de Schriftuer-plaetsen zijn voor-ghestelt
na de nieuwe Oversettinghe des Bibels. Gedruckt t\' Enchuysen 1649." Te
Leid. aanwezig. In tekst en hier eerste druk gevolgd, te Amst. in Bibl. d.
Doopsg. gem. aanwezig. Dedicatie 34 blz. gedateerd Enkhuizen \'20 Juni
1637. Na klachten over Wederdoopers: Opgestaan is een Jaques Outerman,
een Vlaamsche wederdooper, in zijn leven woonachtig te Haarlem. Zijn boek
•j Krui\' noodighe christelijcke verantwoordinge tegen de quade inventien",
1605 zonder plaatsnaam, is vol ketterijen over de natuur Gods, de drieeen-
heid, en den persoon van Christus. Zie het oordeel der theol. faculteit van
Leiden van 18 Sept. 1626. Zie ook het plakkaat van burgemeesters en
raad der stad Gron. van 8 April 1637 over een vergadering van Doopsge-
zinden. Burgemeesters oordeelen, dat door dergelijke leerpoincten »deuren
ende vensteren tot alle sonden worden open ghedaen". «Voorreden aen
den . t. leser" 34 blz. noemt hun dwalingen uit het oude Christendom
opgerakeld, en hun geloofsbelijdenissen. De tegenschriften die wij doorzoch-
ten »monteren ten ghetale van 80. ofte 81. stucx". En »dat de Verschil-
poincten ... uytloopen tot een getal van 87. sulcx dat tot noch toe geen
Tractaet, so volcomen, wijtloopigh, ende in sodanigen fatsoen, ende ordre,
als dit tegenwoordige (onses wetens) tegen de Weder-doopersche dwalingen
gestelt ende uytgegeven is". Approbatie der zes gecommitteerden. Begister
van de aangetogen schriften der Wederdoopers en der Gereformeerden, o. a.
De zes boeken van Bullinger Zürich 1560; Den wortel, oorspronck, ende
fundament der Weder-dooperen, door Guido de Bres, Amst. 1589; Grondigh
bericht van de beginselen der Weder-doopersche secten, door Hermannum
Moded, Middelburch 1603. Grondighe ... Vertooninghe, blz. 1—856, 2e dr.
1—763. Vooral hoofdstuk XXII »Van den christelijcken ban" is een apo-
logie der geref., een wederlegging der doopsgez. leeropvatting. Begisters
der hoofdstukken, der Schriftuurplaatsen, en der voornaamste zaken.
2) Synode van Edam 1649 (art. 1). D. Abraham a Dqoreslaer predikant
te Enkhuizen zegt: Het hoek genaamd Grondige vertoninge vandedolingen
-ocr page 38-
36
onder den indruk van magistraten arbeid. Daarbij is
maatstaf ter beoordeeling de leer van Gods woord, kort
samengevat in de Nederlandsche belijdenis des geloof\'s.
Ter kenschetsing diene het volgende uit de Dedicatie
aan de Staten van Holland, en aan de herders en ouder-
lingen der Gereformeerde kerken onder de christelijke
synodus van Noord-Holland, en representeerende de clas-
sen van Haarlem, Amsterdam, Alkmaar, Hoorn, Enk-
huizen, Edam.
„Want Noodigh is \'t, dat eens de Wederdooperen, van
alderhande secten generalijck op \'t Tonneel gestelt, hare
Hutte wijdt open gheset, ende de gordijnen van dien
opgeschoven werden. Op dat een yeghelijck weten moghe,
hoe verdeelt dat sy zijn, hoe sy rijten ende splijten, hoe
sy teghen malcanderen aenloopen, hoe sy malcanderen
verketteren ende verbannen: ende insonderheyt, wat sy
drijven ende leeren, wat al lasteringen dat sy teghen
den levendigen Godt, ende sijn H. Woort, niet alleen in
hare dagelijcxsche vermaninghen, maer oock in openbaren
druck uytbraken; wat een vreemden Godt ende Saligh-
maker dat sy verdichten; hoe los dat sy den gantschen
grondt des gheloofs stellen; hoe seer datse de fundamen-
ten der saligheyt ende godsaligheyt te gronde werpen;
hoe oneerbiedelijck dat sy van de ordonnantie Gods,
nopende het Ampt der Overheyt, ende de gene die \'t
selve bedienen, spreken; hoe troosteloos dat sy den
mensche in sijn siek-bedde laten; hoe vreemt dat sy
der Wederdoopers, dat hij met lts. Petrus Austrosylvius zaliger gedachte-
nisse anno 1637 door ordre des Noord Hollandsche Synodi heeft in \'t licht
gegeven, is nu weder onder de pers gebracht, met Schriftuurplaatsen naar
do nieuwe bijbeloverzetting [volgt een onleesbaar woord, iets als »Genike\'\';
kan er staan «gesterkt"?]. In de remonstrantie voor dat boek aan de Staten
wordt gewag gemaakt van een scliandaleusen Mennoniet Ouwke Wallis,
wiens gruwelijke dwalingen wederlegd zijn door I). Adolphus Sibeliuspre-
dikant te Werfum in de Omlanden. Doreslaer verzoekt, dat dit boek je door
de vergadering mag worden geapprobeerd en geauthoriseerd, om als appendix
achter zijn boek te worden bijgevoegd. Het verzoek wordt afgeslagen.
-ocr page 39-
32 D 58
37
van den staet des menschen na sijn overlijden gevoelen;
ende wat al tyrannie, wreetheyt ende gruwels dat sy
onder \'t decksel van haren Ban aenrechten. Ende dat
alles daer henen, op dat men hare sake, niet nae den
schijn, maer na de waerheyt soude moghen aensien".
Nevens geloofshelden heelt de eeuw der Hervorming
ook lasteraars en twijfelaars voortgebracht. Een lasteraar
was de Arragoniër Michaël Servet, die de Drieeenheid een
driekoppigen helhond schold \')• Ken twijfelaar de Poolsche
edelman, die met de Hervormers schoon niet ongeveinsd
vriendschap onderhield. Zelfs in die eeuw des lichts door-
reisde Laelius Socinus de Gereformeerde landen, als zocht
hij nog waarheid. Na Servet\'s verbranding vervaardigde
hij een scherp geschrift tegen Calvijn over het vervolgen
der ketters. Zijn eerste openbaar worden. Bij zijn over-
lijden in 1562 werd Laelius Socinus eerst recht bekend
als leerling van Miguel Servede 2).
1)  Geleerde arts en antitriiiitariër, om hoofdwerk Christianismi restitutie)
veroordeeld, 27 Oct. l.r>53 te Genève verbrand. M. Servet, Van de doUugheii
in do Drievuldigheyd. Seven boecken, eertijts in het Latijn beschreven ende
overgeset door R. Tellier, 1(120. II. ab All woerden, Historia Michaelis Ser-
veti, Ileluist. 1727, in li. Iloll. als II. van Alwoerden en J. L. Mosliciui,
Historie van Michael Servetus den Spanjaart, Holt. 1729. F. Trechsel, Die
Protestant. Antitriiiitariër vor Socin und in seiner Zeit, 1839. Werk van
Brunneniann 1805. A. v. d. Linde, Michaël Servet een brandoffer d. gerei.
inquisitie, Gron. 1891. Vooral II. Tollin Waalsch pred. van Maagdenburg
gaf veelomvattende studiën betreffende Servet.
2)   Bijzonderheden uit een boekje, dat uit de Hibl. der Vereen. Doopsg.
Gein. te Amst. mij vriendelijk ter inzage verstrekt weid ; Kort begrijp
van de opkomste ende leere der Socinianen ... gronteliek wederleyt ...
door I). Johauiiem Cloppenburch, Dootor ende prof. d. II. Theol., in de
vermaerde universiteit v. Franeker, Dordr. 1052, 423 blz. Het Lat. geschrift
van Vorstins\' leerlingen, »Van \'t ampt van een Christen inensch in dese
hedendaeghsche Heligious verschillen 1010", bevat in de Ned. vertaling van
-ocr page 40-
38
Zijn neef en erfgenaam Fausto Sozzini ijlde van Lyon
naar Züricb, om de nagelaten geschriften te bemachtigen.
Daarna onthield hij zich langen tijd te Florence, te Bazel
en in Polen *)• Laatstgenoemd land begon juist zich tot
de Gereformeerde Hervorming te keeren. Faustus stichtte
er de gemeente der Unitariërs, die met verwerping der
Triniteit slechts de eenheid van het goddelijk Wezen
voorstond. Faustus Socinus werd de vader van het So-
cinianisme.
De leer der Socinianen is halfslachtig, een hinken op
vasthouden aan de klanken en verwerpen van den inhoud
der bij bel waarheid. Jezus Christus is als bloot mensen
doch vaderloos geboren. In den hemel opgenomen, werd
hij tot loon zijns levens vergoddelijkt. Als middelaar
Gods brengt hij den menschen kennis en genade toe.
Wie van hem leert het Christendom zedelijk op te vatten,
is ... verlost.
Deze koude verstandsgodsdienst hief dus eenvoudig
1630 als aanhangsel «Kort begrijp v. d. leere d. Socinianen". Ken Lat. copie
daarvan bestreed onze Cloppenburch, Compendiolum doctrinae ecclesiae
Christianac nunc in Polonia potissimum florentis. — C. lllgen, Vita L.
Socini, Lps. 1814; Symbolae ad vitatn et doctr. L. Soa, Lps. 3 P. 1826—\'44.
1) In liet Italiaansch schreef hij een tractaat over de autoriteit der 11.
Schriftuur, 1570. Te Bazel van 1574 tot \'77 theologie studeerende, schreef
hij twee lange disputen. Hoe Jezus Christus onze Zaligmaker is, en Van
\'s menschen staat voor den val. In 1578 gaf hij in \'t Latijn uit Castellio\'s
samenspraken over de praedestinatie, den vrijen wil en het geloof; Seb.
Castellio, Dialogi IV: de praedestinatione, de electione, de libero arbitrio,
de hde. Eiusd. opuscula. Aresdorfii, per Theophil. Philadelph. (Hasil) 1578,
12". Dirk Coornhert verspreidde in 1581 daarvan een Ned. vertaling. In
Polen sloot Faustus zich aan bij de Arianen en Ebionieten. Hij begon toen
vermaard te worden door het uitgeven der Apologie voor die van Rakau,
tegen Palaeologus, van het politiek magistraatsambt 1581, en van het Dis-
puut over den zin van Hom. VII 1583, gedrukt onder den naam van Prosper
Desideus. De eerste onrust tusschen Arminius en de Amsterdamsche pre-
dikanten bestond juist ook in verschil over de uitlegging van Kom. VII.
Arminius neigde tol het gevoelen van Prosper Uesideus alias Socinus.
Fueszsin, Seb. Castellio, Frkf. 1755. A. Schweizer, S. C. Vorganger des
Arminius, in Tüb. Jhbb. 1851. I. Mahsy, S. Cast., Basel 1863.
-ocr page 41-
39
alle christelijke mysteriën op. Zijn aanhangers golden
allerwege als onchristenen. In Polen werden zij uitgeroeid.
Brandenburg nam verdreven gemeenten, onze Republiek
enkele personen op. Schier alle rechtzinnigen tot ergernis M.
In het jaar waarin Faustus Socinus te Krakau door
studenten bijna werd doodgeslagen, deed het Socinianis-
mus ten onzent zijn intree. Christoffel Ostorodt een
Duitscher en Andreas Voidovius een Pool bezochten in
1598 Friesland en Holland, om Socinus\' „Hoe Jezus
Christus onze Zaligmaker is" en andere geschreven en
gedrukte boeken te verspreiden. De theologische faculteit
van Leiden oordeelde, „dat die schriften met de Religie
1) Opera F. Soeitii, Ircnop. [Ainst.] 1656. 2 il, f. [S. Przypcovius] Vita
F. S. 1636, vóór Opera Soc. en Bibl. fral. Polon. Sotilinin, Mem. of the
lifc of F. S., Lond. 1777. .1. .1. Rambach, Einl. in d, B. Streit d. cv. K. in.
d. Soa, Cob. 175B. ld., 1\'ellis ovina Socinianis detracta, Holl. verl.: Uodt-
geleerdc verhandeling waar in de schapenvagt, dcu Socinianen afgetrokken,
vertoont wort 1743. Op p. 11!—116 der »Pellis" het bewijs, dat de Soc.
slechts in woorden verdraagzaam zijn. Zeltner, Uistoria Crypto-Socinismi
Altorlinac Acad. infesti, Lps. 1729. C. Ostorodt, Unterrichtung v. d. Hauptp.
d. chr. R., Rak. 1604. Wissowatius, Rel. ralionalis, 1685 Amst. 1703. Stau.
Lubieniecii, Rist. ref. Pol., Frcist. 1085. C. Bengel, Ideen z. Erkl. d. Soc.
LBegr. [Tüb. Mag. St. 14 ff.] Vooral O. Fock, der Soc, Kiel 1847. 2 Abtb.
vgl. Zts. f. bist. Th. 1845, H. 2. De leer der Socinianen inzonderheid in
Catechismus Racoviensis, 1609, 12 enz., in het Poolsch 1605, ed. Oeder,
Frcf. 1739. Daaraan ging vooral Catecbesis et Confessio fidei coetus per
Poloniam congregati, in nomine Domini nostri Jesu Christi crucifixi et
resuscitati. Deut. VI. Audi Israël Douiinus Deus noster Deus unus est.
Job. VIII. dicit Jesus: Quem dicitis vestrum esse Deum est Pater mens.
Cracoviae 1574. Absolvitur ea quatuordecim philyris. [pliilyrae = de tot
schrijfpapier bewerkte bast der papyrusplant. Wat kan D. Gerdes, Florile-
giuin, ed. lil, p. 77 sq., daarmee bedoelen? Telde bet zeldzaam geschrift
14 bladen 1] In praefatione: «Obsecramus et obtestarnur omnes per Deum
et saliitem vcstram, examinate isthaec sedulo ad normam divinorum ora-
culorum et 1\'ugite a fide Babylonica et vita Sodomitica, ingressi in arcam
Noë 1 Pet. 3". Tot ergernis van Gerdes en velen, worden de antwoorden
in bijbelteksten gegeven. Zie Moshemius in Institut. Hist. eccles. recent,
sec. 16. sect. 3. c. 4 p. 316, 321; Baumgarten in relat, libror. memorahil.,
torn. XI. p. 35—40. En Ernesti Soneri Catechismus; waarin de beginselen
van den Catecb. Racoviensis besproken worden.
-ocr page 42-
40
van de Turken aller naest o ver-een komen: ende om
verre stooten, soo de ware eeuwige Godheyt Christi, des
Soons Gods ende des H. Geestes: Het Ampt Christi,
ende sijne salighmakende weldaden: als de Instellinge
van den H. Doop". De Staten Generaal deden die boeken
in tegenwoordigheid dier vreemden te \'s Gravenhage ver-
branden, en belastten hen zelven binnen den tijd van
tien dagen uit de Vereenigde Provinciën te vertrekken \').
Op den duur lieten geschriften en gedachten der Uni-
tariërs zich niet buitensluiten. Inzonderheid aan Remon-
stranten, ook wel aan Doopsgezinden, werden „de ziel-
verderfelijke en godslasterlijke ketterijen der Socinianen"
aangewreven.
De synode van Alkmaar 1662 (art. 17) verstond met
genoegen, dat Commenius het derde en laatste deel uit-
gaf van zijn „Admonitorium tegen het Jurenicum Soci-
nianorum Swickerij".
Vooral de synode van Haarlem 1669 kantte zich tegen
het Socinianisme. Zij vestigde (art. 3) haar aandacht op
de „Bibliotheca fratrum Polonorum, quos Unitarios vocant"
[Bibliotheek der Poolsche broeders, die men Unitariërs
noemt] een boek van acht folianten dat al dertien jaren
bestond 2). Een request daartegen aan het Hof had zij
van de Staten van Holland verkregen.
Ook was de vergadering (art. 32) op kerkelijke midde-
len tegen de Socinianen verdacht. De classis van Haarlem
merkte op, dat het „Socinismus" bijzonderlijk schuilt
1)   W. J. v. Douwen, Socinianen en Doopsgezinden. Doopsg. hist. uit de
jaren 1559—1626. Prof. dr. W. J. Kühler, Het Socin. in Ned., Leid. 1912.
Dr. J. C. v. Slee, Ges. v. h. Soc. in Ned., 1914. Vgl. Cloppenburch, 26—32;
en Ant. Walaeus, Censure, Opdracht aan Staten, 3 en 4. F. K. van Ommen
Kloeke, De Socinianen en de Zuid-Hollandsohe Synode in 1639, in Ned.
archief voor kerkges., XI (1914) 241—256.
2)  Bibliotheca fratrum Polonorum, quos Unitarios vocant, instructa ope-
ribus omnibus Fausti Socini, J. Crellii, J. Slintingii a Bucowietz, J. L.
Wolzogenii. Irenopoli (Amst.) 1656, 8 vol. fol.
-ocr page 43-
41
onder de Mennisten en Remonstranten. De dassen zullen
zich op middelen bedenken. „En sullen ondertusschen
D. D. Deputati eens vernemen, off en op wat confessie
de Mennisten hier te lande worden getolereert en toe-
gelaten".
De synode van Amsterdam 1670 (art. 24) vernam: Er
zijn verscheiden confessiën der Mennisten, „maar is geen
confessie bevonden waer op deselve getolereert werden".
Over de kerkelijke middelen wordt niet meer gerept.
Alleen zij nog vermeld dat de synode van Hoorn 1683
(art. 11) niet weinig onthutst was, toen „bericht wierde
datter Testamenten [bijbels] gevonden wierden oock van
gereformeerde predicanten met approbatie onderteeckent,
achter dewelcke dan gevonden wierden Sociniaensche
Formulieren en Confessiën; de C. synodus oordeelende
dat dese dingen mettertydt konden werden van een seer
verschrickelijcke consequentie, geeft D. D. Deputatis in
last conjunctim cum D. D. Deputatis Zuyd Hollandiae
[te zamen met de deputaten van Z.-H.] daer over een
request aen haer Ed. Groot Mogenden te presenteren,
tenderende om te obtineren placcaet dat niet alleen den
Bijbel noch int geheel noch ten deele, maer oock onse
gemeen e liturgie niet soude mogen worden gedruckt off
uytgegeven dan na voorgaende revisie en onderteecke-
ninge van predicanten".
Ziedaar al de oogst der zeventiende eeuw. De elders
verdreven Socinianen werden in Holland geduld. Hier
verschenen hun boeken. De schuilnaam hunner geschril\'-
ten, „Gedrukt tot Vrijburg", is de vaste benaming voor
Amsterdam. Heeft de oude kerk tegen deze secte vol-
doende gewaakt?
-ocr page 44-
42
Wat mogen wel de aanstootelijke nieuwigheden in de
leer geweest zijn, waarvan de synode van Enkhuizen
1672 gewaagt?
„45. Particulare Haerlemensis. Nadien de tegenwoor-
dige tijden seer vrughtbaer sijn van veelderhande aen-
stootelijcke nieuwigheden, dewelcke op den predickstoel
werden gebraght, ende oogenschijnelijck staen te veroor.
saecken grooten hinder jndelieffde ende vrede der kercken,
soo wert de Christel: sinodus jn bedenckinge gegeven,
oft niet oorbaer ende voor de ruste der kercke dienstigh
waere de dassen respective te vermanen, om met allen
jver ende voorsightigheijt tegen die aenstootelijcke nieu-
wigheden te waecken.
De Christelijcke Sinodus heeft dese voorgestelde be-
denckinge soo gefundeert gevonden, datse gewilt heeft
dit voorstel in haere eijgen sinodale resolutie te veran-
deren, en vermaent allen respectiven dassen met allen
jver ende voorsightigheijt tegen die aenstootelijcke nieu-
wigheden te waecken".
De synode van Edam 1673 breidde dit nog wat uit.
43. Gravamen classis Edamensis. Geeft in bedonking
of\' niet „gerecommandeert behoort te worden, om ten
hooghsten te vermijden alle soodaenige phrasiologien en
expressien, jut predicken catechiseeren en het schrijven,
weleke oogenschijnelijck geschaepen schijnen twisten en
onrusten tusschen broederen te veroorsaecken en de ge-
meente te ontroeren, dat oock gelijck op de eenigheijt
der leere om het selve te spreecken, geleth magh werden
op de eenigheijt der liturgien om het selve te doen".
De christelijke synode heeft hieromtrent „reflexie ge-
nomen op het project dien aengaende van sijne wel ed:
de Heere van out-Haerlem [mr. Cornelis Fannius vrij heer
van out-Haerlem, één van de aanwezige commissarissen
der Hollandsche Staten],
Dit ontwerp bevatte 10 artikelen. „4e. Dat de classis
en visitatores in het visiteren en approberen der schriften
-ocr page 45-
43
niet alleen letten oft de selve oock directelijck, ofte met
seckere consequentie aenlopen tegens de Formulieren
van eenigheijt, soo jn saecken als expressien ende door-
gaens aengenomen leer en waerheijt, maerwel bijsonder-
lijck oft oock door eenige personalia ofte andersints de
vrede en stightinge der kercken daer door eenigh hinder
ofte gevaer soude mogen werden toegebraght".
De broederen, daarop speciaal niet gelast, zullen dit
concept op het favorabelst hun respective dassen recom-
mandeeren, en daarover het volgend jaar besluiten. De
gewone werkmethode in dergelijke gevallen.
In de synode van Alkmaar 1674 wekte de nieuwig-
beidszucht oude confessie-liefde, die zich zelfs aan de
Leidsche hoogeschool trachtte mee te deelen.
38. Zijn opgelezen de adviezen der dassen over het
concept van den heer Fannius. Op het 4de artikel „Js
de resolutie des christelijken Synodi, dat int approbeeren
der Boecken sal gelet werden, dat daer in niet werde
gevonden, dat in saacken of expressien directelijk of
indirectelijk aenloopt tegen de doorgaens aengenomen
leere, soo als in Godts woordt, ende de Formulieren van
Eenicheijt dat is Catechismus Confessie Canones Synodi
Dordracenae uytgedrukt is".
Na het tiende artikel „Hebben de respective Classen
eenpariglijck verclaert hen verpligt te vinden en aente-
nemen te blijven bij de leere, die conform Godts woort
tot nog toe in publijke kercken onses vaderlants is ge-
leert, ende inde formulieren van eenicheijt, dat is in de
Catechismus, Confessie, Canones Synodi Dordracenae is
uytgedrukt, sonder int prediken, catechiseeren ofte schrij-
ven, iets te spreken ofte te leeren, twelck in saacken
of expressien, daer tegens soude mogen aenlopen, direc-
telijk of indirectelijk, of de selve leere, of formulieren
te taxeren, tsij in saecken off met expressien, mede
directelijk off indirectelijk daer tegen aenlopende als boven.
Sijnde wijders verstaan, dat de Heeren Staten van
-ocr page 46-
u
Hollant en Westvrieslant per Duputatos Synodi [door
de deputaten der synode] sullen werden versogt bij der
selver te nemen resolutie, het selve oock opt serieuste
te recommanderen en gelasten, aen de professoren van
de H. Theologie in de Universiteijt tot Leijden, nevens
de regenten van de collegen aldaer".
In de synode van Haarlem 1675 bleek het reglement
der 10 artikelen door de Staten van Holland te zijn be-
krachtigd, behalve de aanbeveling der drie Formulieren
van eenigheid aan de Leidsche professoren.
36. Op den 38 Art. Synodi praecedentis [der voor-
gaande synode] handelende van het Project en Reglement
der X Artikelen rapporteren D. D. Deputati, dat sij het
Request, slaande op het laatste lidt van den Xd<>n Artikel,
volgens hare last aan hare Groot Mogenden hadden over-
gelevert, dogh dat het hare Ed. Groot Mogenden niet
en hadde goed gedacht daarop eenige Resolutie te nemen :
Maar dat de Wel-Ed. H. H. Commissarissen haar rapport af-
gelegt hebbende, daar op een Staats Resolutie was gevolgt,
in welke alle die X Artikelen, met weynigh veranderinge,
genoegsaam van woord tot woord waren gearresteert,
uytgesondert dat hare Ed. Groot Mogenden de recom-
mandatie van de H. H. Professoren der Theologie, en van
de Regenten van de Collegien tot Leijden, waar van in
den Xden Artikel gesproken wort, ende waarop gemelte
Request sloeg, aen haarselven hadden gereserveert, son-
der eenige reflexie te nemen op het versoek des Synodi
in desen. Zijn derhalven de Classen vermaant, die \'t
ook hebben aangenomen, haar preciselijk na den inhoud
van de voorgemelte Artikelen te reguleren".
De correspondenten van Zuid-Holland lezen uit hun
acten op, dat hun synode van Leerdam insgelijks de X
Artikelen heeft aangenomen. Op de aanbieding tot een
oprechte correspondentie — bestond die dan niet meer? —
verklaart dit christelijke synodus van harte genegen to
zijn, „om alsoo te beter en krachtiger uijt te werken
-ocr page 47-
45
ende te bevorderen tgene soude mogen strekken tot de
eere van Gods H. Name, ende conservatie vande ware
Christelijke Gereformeerde Religie, soo als die tot noch
in de publijke Kerken onses Vaderlants geleert, en inde
Formulieren van eenigheijt uijtgedrukt is"\').
Aldus zijn de aanstootelijke nieuwigheden van het
jaar 1672, door Staat en Kerk met het zwaard der drie
Formulieren van eenigheid bedwongen.
F. J. Los.
Koudekerk (Z-H.) Augustus 1914.
1) Synode v. Amst. 167(5. Art. 58 bevat het besluit, dat de Acta synodi
in de eerste classis na het houden der synode in iedere classis zullen ge-
lezen on daarop geresolveerd zal worden. Jaarlijks zal daarvan in de synode
rekenschap gegeven worden, of het gedaan is. In de synode van Hoorn 1677
(art. 51) werden de 10 artikelen nadrukkelijk gehandhaafd.
Als blijk van waakzaamheid tegen een zeer bekend boek zij iets uit de
synode van Hoorn 1677 (art. 42) vermeld. Gedeputeerden, als vrucht van
hun devoiren, rapporteeren een extract uit de resolutie der Staten van
Holland van 17 Juli 1677 aangaande de Historiën van Gerard Brandt. Reeds
zijn twee stukken verschenen, gericht o. a. tegen de Kerk, den Prins van
Oranje, en verscheiden staten-leden. Verwacht werd het derde stuk, „het
vuijlste buijten twijffel van allen, als waer in eijgentlijck de oorspronk,en
de waere oorsaeck van de kerckelijcke beroerten, met de gansche naesleep
van dien, waerlijck door de Remonstrantsche factie verweckt, op sijn Re-
monstrantsch soude werden verhaelt, en aengewesen". De Staten trekken
het octrooi in, en gelasten Brandt zich verder van alle aanstootelijkheid te
onthouden. Edam 1679, art. 40. Deputaten zullen met den kerkeraad van
Amsterdam vigileeren, dat het derde deel van Brandt «niet in \'t licht en
kome". Enkhuizen 1684, art. 33. Het derde deel der Historie van Brandt
werd niet gedrukt, zou ook niet licht gedrukt worden.