-ocr page 1-

DE FAILLISSEMENTS-WET

VERKLAAllB 1X)0U

Mr-^W. L P. A. M0LI5NGBAAFF,

rioogleeraar te Utrccht,

^

i

m

-ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4-

< r ^

«je

Mr. p. A. GREUP,

Sitluocaat en J^vonircur,

/

/çeÀ-o

\'4

- ^ JH^ O^ d\'û Ó n a^^

. , -, - -----^--- —" ---- .

/1

r

tu-, \'CC ^ G^

.

T

^^

^ - ^ . .

o/fc a^jz^ ^^ ^ .

, ^ ^ ^

Z

^^ «A. -e^ ^ ^

-

c ^^^ r------------ _ ---

» - ^ O -M

- " « T c^. ~ /f. • yi^i A.^ ^yo^r ^

X. ^àL\'. rCo ^

cLc /^i,\'

a
m

./y \' ^ /

fx /X a, ^ / ^^^\'/a.^ ^ /c f -

* <■ o. ^

-ocr page 5-

y

TP rCjf ^

Z.

^Jipl^. r^crv y e^at^^ ^/ ^^

-ocr page 6- -ocr page 7- -ocr page 8-

m

MOLENGRAAFF INSTITUUT
VOOR PRIVAATRECHT
NIEUWE GRACHT 60
UTRECHT

■ tS

Mr. w. l. p. a. molengraaff.

DE FAILLISSEMENTSWET VERKLAARD.

-ocr page 9-

RUKSUNIVERSITEIT UTRECHT

i

0704 9285

-ocr page 10-

\'r

DE FAILLISSEMENTSWET

VERKLAARD DOOR

ME. VV. L. P. A. MOLBNGKAAFP

Hooglecraar te Utrecht.

WOLENGRAAFF INSTITUUT
\' VOOR PRIVAATRECHT
NIEUWE GRACHT 60
\'RECHT

\'h- (j R A V K N II A O H

(Jl^^BR. BELIN l^VNTE
1898

-ocr page 11-

11 m-m

-\'-wl U

A 4P

r

fr

r«..

y\'

rw\'

> -r, r

n.

tnu

1 c.. % <■ ^

Tl,

ÎV/.

V \' •• -\'f . ! i

M

T

4L

m

f.:

\'if

4

-ocr page 12-

voorwoord.

Dit werk wil niet meer geven dan de titel aanduidt:
eene verklaring van de Faillissementswet. Het maakt in
geenen deele de aanspraak een hand- of leerboek van het
faillietenrecht te zijn. Men verwachte dus geen uitvoerige
of volledige historische, rechtsvergelijkende of dogmatische
beschouwingen. Toch vleit de schrijver zich te zijn geslaagd,
waar hij trachtte aan zijn onderwerp eone wetenschappelijke
behandeling ten deel te doen vallen.

Voor de bewerking is gekozen de methode, door Prof.
Opzoomkk gevolgd in de eerste vier deelen van zijn Burgerlijk
Wetboek verklaard.
Na eene algemeene Inleiding en Algemoene
Beschouwingen over den eersten titel, worden van iedere
afdeeling van dien titel en van don tweeden titel systematische
overzichten gegeven, telkens, voor zooverre dit bleek noodig
te zijn, gevolgd door aanteekeningen op enkele artikelen.
Deze methode heeft het voordeel, dat het verband bewaard
blijft tusschen do verschillondo bepalingen der wet, dat bij
den oigenlijkon commentaarvorm noodwendig te loor gaat.

Naar volledigheid ten aanzien van de opgaven en van de
verwerking van literatuur en rechtspraak is gestreefd, onder
beperking evenwel tot die geschriften en beslissingen, die

A

-ocr page 13-

voor de verklaring en toepassing der geldende wet van
belang zyn,

Mr. A. F. K. Haetogh had de vriendelijkheid by het nazien
der drukproeven behulpzaam te zijn; daarvoor en voor ver-
schillende door hem gemaakte opmerkingen worde hem hier
openlijk dank betuigd.

Üi

Utrecht 1 Februari 1898.

M.

mm

-ocr page 14-

INHOUDSOPGAVE.

\\i\\7..

voobwooud....................................v

ALGEMEENE INLEIDING.

§ 1. Geschiedenis der toet........................1

§ 2. Verhouding der verschillende ontwerpen tot elkander . . 9

§ 8. Aanleiding tot de herziening van het faillietenrecht ... 11

§ 4. Form en indeeling der wet..........15

§ 5, Hoofdbeginselen der met, Qeene onderscheiding tusschen

kooplieden en niet-kooplieden....................19

§ 6. Qeene onderscheiding tusschen eerlijke en oneerlijke schuldenaren 28

§ 7. Onderscheid tusschen groote en kleine boedels.....80

§ 8. Berechting door den kantonrechter of door de arrondisse-

ments-rechtbank..............82

§ 9. Homologatie van akkoord buiten Jaillietverklaring ... 84

TITEL I. Van faillissomont. .\\loemkfnf. beschouwingen.

§ 1. {Rechtskarakter van het faillisiement.).......89

§ 2. {Het faillissement betreft uitsluitend de goederen mn den

schuldenaar.)...............42

§ 8. {Het faillissement omvat alleen vermogensrechten,) ... 44
§ 4. {Ferhouding tusstheti schuldenaar, schuldeischers eti curator.) 4r)

§ 5. {Het faillissement omvat het geheele vermogen.) .... 52

4

-ocr page 15-

vi ii

Bh.

§ 6. {Het /aillissemenf. eindigt, als de hoedel vereffend is) . . 54
§ 7.
Bepalingen omtrent faillissement in andere toetten . .59

EERSTE AFDEEL1N"G. Van de faillietverklaring.

§ l. (Voorwaarden voor de faillietverklaring.)......71

§ 2. {Personen die de faillietverklaring kunnen aanvrageji.) . . 86

§ 3. {Bevoegde rechter voor de fallietv er klaring.).....88

§ 4. {Procedure tot faillietverklaring.)........96

S 5. {Rechtsmiddelen tegen de beslissing over de faillietverklaring.) 102
§ 6. {Foorloopige tenuitvoerlegging van het vonnis van faillietver-
klaring.)
................112

§ 7. {Inhoud en openbaarmaking van het vonnis r,an faïllietr,er-
klär ing.)
...............116

§ 8. {Artikelen 16-19.).............119

Artikel I eerste lid...............126

Artikel 2 derde lid; .\\rtikel 4 tweede lid......130

TWEEDE AFDEELINGr. Van de gevolgen der faillietverklaring.

Inleiding..................134

§ 1. Omvang van het faillusementsbeslag (artt. 20-22) . . . 135
§ 2. Invloed van het faillissementsbeslag op de handelingsbevoegd-
heid van den schuldenaar (artt. 23 en 24).....148

§ 3. Invloed van het faillissementsbeslag op de handhaving van

rechten door en tegen den gefailleerde (artt. 25-34, 3<5) . 151
§ 4. Invloed van het faillissementsbeslag op tweezijdige overeen-
komsten (artt. 37-40)........... 169

§ 5. Uitbreiding van het faillissementsbeslag over zaken die aan

den boedel zijn onttrokken fartt. 42-51).......183

6. Invloed van het faillissementsbeslag op betaling en schuldver-
gelijking (artt. 52-55)........... 207

§ 7. Invloed van het faillissementsbeslag op zakelijke zekerheids-
rechten (artt. 57-59)............213

§ 8. Gevolgen van het J\'aillissementsbesla(j in verhand met het

huwelijksgoederenrecht (artt. 22 al. 2, 61-63).....219

^ 9. Gevolgen van het faillissementgbeslag ten \'opzichte van de

onderwerpen, behandeld in de artt. 35, 41, 56 t-« 60 . 232
Artikel 21 n" 1................241

m

-ocr page 16-

t

MOlEt^GRAAfF-lNSTlTUUT VOOR

m;

1-i

ix

Blz.

246

247
251
253
255

Artikel 25 al. l . .

Artikel 33 . , . .

Artikel 51 .

Artikel 57 . . . .

Artikel 61 al. 1 en 6

DERDE AFDEELlNGr. van iikï bkstuuii oveu den faillieten

boedel.

§ 1. [iileidiiig...............258

§ 2. reckter-commissaris ........259

% \'è. De curator...............266

§ 4. De commissie uit de schuldeischers . . . . . . 274

§ 5. De vergadering der schuldeischers........"2 84

§ 0. De rechterlijke beschikkingen .........288

VIERDE AFDEELING. van de voouzieningen na de failliet-

vellklaring en van het beheek des curators.

Inleiding..................\'290

§ 1. Foorzieningen na de faillietverklaring (artikelen 92-97). . 290
§ 2. Foorschriften omtrent het beheer van den c?<m^or (artikelen

98-104)................................296

^ 8. Plichten van den gefailleerde en dwangmiddelen welke tegen

hem kunnen worden aangewend [}\\x\\.i. 91, 105, 106, 87-90). 302

§ 4. Artikel 107 ............................807

VIJFDE AFDEELING! van de verificatie der schuldvorderingen.

§ 1. {Algemeene beschouwingen.)..........305)

§ 2. De voorbereiding der verificatie (nrtt. 108-115). . . . 812

§ 8. De verifcatieoergadering (artikelen 116-127, 137) . . . 317
ij 4. Bijzondere bepalingen omtrent de verificatie van sommige

vorderingen (artikelen 128-136)..................348

1". llentedrogende vorderingen .........348

2". Foorwanrdelijke vorderingen.........349

3". Vorderingen met tijdsbepaling, waarvan het tijdstip der
opeischbaarheid onzeker is , of welke recht geven op periodieke
uitkeeringen..............351

I

-ocr page 17-

X

Blz.

4°. Forderingen niet van een bepaalde waarde in Ncder-

landsch geld..............

5". Schuldvorderingen aan toonder.........356

6°. Bevoorrechte schuldvorderingen en schuldvorderingen door

hypotheek of pand verzekerd.........358

7°. Schuldvorderingen verzekerd door borgtocht.....359

8®. Schuldvorderingen met hoofdelijke schuldenaren . . . . 360

Artikel 122 al. 1..............366

ZESDE AFDEELING. van het akkoord.

§ l. Algemeene beschouwingen (art. 138)..............376

§ 2. Indiening en behandeling van het akkoord (artt. 139-149). 385

§ 3. Homologatie van het akkoord (artt. 150-156)..........400

§ 4. Rechtsgevolgen van het akkoord (artt. 157-164). . . . 410

§ 5. Ontbinding van het akkoord (artt. 165-172)..........418

Artikel 138 ................................426

Artikel 153 tweede lid 3°............429

Artikel 163 eerste lid.............438

ZEVENDE AFDEELING. van de vereffening des boedels.

§ l. De verzilvering (artt. 173-178). ...............435

§ 2. Be uitdeelinfjslijst (artt. 179-188)................443

% 3. De uitbetaling en het einde der vereffening 189-194). 453

Artikel 173 ................................462

Artikel 174 ....................466

Artikel 188 eerste lid.............469

ACllTSTKi AFDEKLING. van dkn recutstokstand des sciiuldk-

denaars na aflool\' van de vereffening. . 477

NEGENDE AFDEELING. van het faillissement eener nala-
tenschap
............486

TIENDE AFDEELING. bepalingen van internationaal recht. 499

ELFDE AFDEELING. van rehabilitatie.......509

-ocr page 18-

XI

TITEL 11 Van surséance van betaling.

§ 1. Algemeene beschouwingen..........

§ 2. Procedure tot verkrijging der surséance van betaling (artt

213-229 eerste lid, 239)..........

§ 3. Rechtsgevolgen der surséance van betaling (art. 229 tweede

lid - 235)........•.....

§ 4. Einde der surséance van betaling (artt. 236-238). . .

NASCHRIFT.................

Aanvullingen en verbeteringen..........

Wet van 30 September 1893 (^ffl/^i^w/n°. 140), op het Faillis
sement en de Surséance van betaling (tekst) ....

Register der behandelde artikelen.........

Register der behandelde onderwerpen.......

niz.

515

523

538
549

554
563

567
621
626

-ocr page 19-

\'-t

-ocr page 20-

ALGEMEENE INLEIDING.

§ 1. Oeschiedeiiis der wet. — Bij K. B. van 22 November
1879, u" 26, werd, op voorstel van den Minister van Justitie
Mr. A.
E. J. Modderman, eene Staatscommissie ingesteld
tot herziening van het Wetboek van Koophandel. Deze
Commissie bestond aanvankelijk uit de heeren: M" J.
G. Kist,
raadsheer in (thans voorzitter van) den Hoogen Raad, als
voorzitter;
II. C. Vërnieus van der Loepf, lid van den
Raad van State; J. A.
Fruin, hoogleeraar aan de Rijks-
Universiteit te Utrecht; T. M. C.
Asser, advocaat en
hoogleeraar aan de Universiteit te Amsterdam, en M. J.
Pijnappel, advocaat te Amsterdam, als loden, Jhr. G. J.
Th.
Beelaeuts van Blokland, referendaris aan liet Depar-
tement van Justitie, als lid en secretaris, benevens Jhr. Mr.
R. K. W. IJ.
Diert van Mrlissant, als adjunct-secretaris.

De Commissie hield zich in de eerste plaats onledig met
de lierziening van hot wissolrocht en van hot vennootschaps-
recht. Eerst in 1884 werd de herziening van hot derde bock
van het Wetboek van Koophandel, handelende, onder don
titel: u van do voorzieningen in geval van onvermogen van
koopliedenover faillissomont en surséance van betaling,
onder handon genomen. Roods drio jaron lator, bij rapport
van 28 Fobr. 1887, werd door haar aan don Ivoning aange-

Moi.r.NT.KAAFr, FiiillUicmcntluct 1

-ocr page 21-

2

boden het ontwerp eener Wet op het Faillissement en de
Surséance van betaling, met toelichting.

Inmiddels had de Commissie verschillende wijzigingen onder-
gaan. Bij K. B. van 5 Oct. 1883 n° 27 werd aan Mr.
Diert
van Melissant
om redenen van gezondheid, op zijn verzoek,
eervol ontslag verleend. Kort daarna bood ook Mr.
Veuniers
van der Loepf
zijn ontslag aan (eervol verleend bij K. B. v.
8 Juli 1884 n° 68), terwijl 1 November 1884 aan de
Commissie Prof.
Fruin door den dood ontviel. Daarentegen
werd Mr. W. L. P. A.
Molengeaaff, eerst advocaat te
Amsterdam, later hoogleeraar aan de Universiteit te Utrecht,
bij meergemeld K. B. van 5 Oct. 1883 en bij K. B. van 24
Febr. 1885 n° 8 achtereenvolgens benoemd tot adjunct-secretaris
en tot lid der Commissie.

Met machtiging des Konings werd het ontwerp der Staats-
commissie met de toelichting en het rapport der Commissie
gedrukt en algemeen verkrijgbaar gesteld (uitgave Gebrs.
Belinfante, 1887 teneinde deskundigen gelegenheid te
geven hun oordeel te doen kennen. Achtereenvolgens werd
het ontwerp besproken door Mr. S.
J. Hingst, llcchisgdccnh
Bijdragen en Bijblad
1886/7, afd. D, bl. 43-/9; Mr. B. J.
Polenaak
, in Rechtsgeleerd Magazijn 1888 (jg. VII), bl. 1-44;
Mr. M. Th.
Goudsmit, in Theinis 1888 (dl. IL), bl. 206-241
en Mr. C. E.
Achterberg, in Regien Wet, dl. 41, bl. 150-212,
terwijl Mr. D.
Josepiius Jitta, in Rechtsgeleerd Magazijn 1888
(jg.
VII), bl. 406-426, de in het ontwerp voorkomende be-
palingeh van internationaal recht (Titel 1, afd. 10 van hot
Ontw.) aan een uitvoerige critiok onderwierp.

i

L

In haar rapport aan den Koning had de Staatscommissie
opgemerkt, dat zij over het ontwerp niet, zooals over hot
ontwerp op het IlandelGpapier en ovór andore, toon nog
niet aangeboden, ontworpen, hot oordeel van do Kamers

\') Deze uitgave wordt liienia steeds aangotliiiil door den nnkolen naam ünlinfante.

-ocr page 22-

van Koophandel had gevraagd, en wel n wegens het groote
tijdverlies, dat daarvan het gevolg was«^). Dit gaf den
inmiddels opgetreden Minister van Justitie Jhr. Mr. G. L.
M. H. Euijs VAN BBERENBROEK aanleiding in Juli 1888 het
ontwerp der Staatscommissie aan verschillende Kamers van
Koophandel ter fine van advies toe te zenden. Vier-en-twintig
Kamers deden ingevolge deze uitnoodiging of uit eigen
beweging den Minister haar advies toekomen. Het waren de
Kamers van Groningen, Winschoten, Leeuwarden, Harlingen,
Sneek, Assen, Zwolle, Kampen, Avereest, Deventer, Arnhem,
Wageningen, Nijmegen, Apeldoorn, Utrecht, Amersfoort,
Amsterdam, Haarlem, \'s Gravenhage, Rotterdam , Dordrecht,
Middelburg, \'s Hertogenbosch en Maastricht. Nagenoeg al
deze adviezen gaven blijk van groote ingenomenheid met het
ontwerp, terwijl in verscheidene op eene spoedige behande-
ling word aangedrongen.

Met deze adviezen en de beschouwingen, waartoe het
ontwerp den Minister aanleiding had gegeven, werd do
Staatscommissie in hot voorjaar van 1880 in kennis gesteld -).
Tiet in overleg met haar gewijzigde ontwerp bereikte den
|8icn Maart 1800 den Raad van State wiens, later aan do
Tweede Kamer overgelegd, advies is godagtcekcnd 24 Jnni
1800. Dit advies leidde, in hernieuwd overleg met do Staats-
commissie^), tot hot alsnog aanbrengen van verschillendo
wijzigingen in liet ontwerp. Tn hoeverre aan hot advies van
don Raad van State en aan do daarbij gevoegde afzonderlijke
ndviezon, resp. van do loden Mrs. Jhr
W. A. C. dh Jonoe
on G. i)k Vries Az. ; A. J. Swart; Jhr. W. Rochusskn en
Jlir. J.
F. VAN IIUMAL»A VAN EyBINQA; Jhr. VAN lIUMAIiDA
van Eysinoa on J. Ukemhkkrk Az., gevolg word gogovon,

\') ncllnfiuilo, 1)1. VII.
. MiMiiorio van ToHichtiug lol hot Regofirinf^s-Onlworp. nolinruntc I, bl. \'M.
\') Zit! Uiipport :i.in do Koningin-llogciUos. Dolinfiinlo U, bl. 223.

-ocr page 23-

blijkt uit liet eveneens aan de Tweede Kamer overgelegd
rapport van den Minister aan de Koningin-Regentes, dd. 20
Nov. 1890 1;. Het aldus gewijzigde ontwerp, hierna het
Regeerings-Ontwerp genoemd, werd 9 Dec. 1890 bij de Tweede
Kamer ingediend. De Memorie van Toelichting is onderteekend
door den Minister Ruus
van Beerenbroek 2).

In de zitting van den 30®""" Jan. 1891 werd besloten niet
de gewone wijze van behandeling te volgen, maar het ont-
werp te stellea in handen eener Commissie van voorbereiding.
Als leden dier Commissie wees de Voorzitter der Kamer aan de
HH. Mrs. H. J.
Smidt, tevens voorzitter, J. A. N. Travaglino,
A. F. K. Hartogh, Th. Heemskerk en J. G. S. Bevers. Het
onderzoek in de afdeelingen geschiedde den IS\'\'®" en 16*^®"
April 1891. De algemeene verkiezingen, die in den daarop-
volgenden zomer plaats hadden, en het optreden van een
nieuw Ministerie met Mr.
Smidt als Minister van Justitie
deden groote vertraging in den loop der behandeling ontstaan.
Door de Regeering werd zelfs bij brief dd. 9 Sept. 1891, met
alle andere aanhangige wetsontwerpen, ook dat betreffende
het faillissement on de surséance\'van betaling ingetrokken.

Weldra echter, den 22"\'"" Sept. 1891, werd het ontwerp
weder onveranderd ingediend en den 2\'\'\'\'" Oct. d. a. v. door
de Tweede Kamer opnieuw besloten tot de benoeming eener
Commissie van voorbereiding, thans samengesteld uit de HH.
Mr. J. A. N.
Tra vaglino, tevens voorzitter, Mr. A. F. K.

IA

\') Het-advies v.in den Raad van State, dc d.-iarbij gevoegde vier afzonderlijke
.adviezen van leden van dien Raad en het mpport, door den Miiiister van Justitie
naar aanleiding dier ailviezen uitgebracht aan de Koningin-Regentes, zijn opge-
nomen in dl. H der uitgave van het Ontwerp van Wet op het faillissement en
de surséance van betaling, van Gebrs. Melinfante (den Haag, 1803).

ï) Bijlagen tot de Handelingen der Tweede Kamer, zitting 1800/01, no 100,1-3.
Het Ucgeerings-Ontwerp en de .Memorie van Toelichting zijn uitgegeven door
Gebrs. Helinfante, den Haag 1801. Deze uitgave wordt hier steeds aangehaald
als Bel infante I, II, enz.

3) Bijlagen lot de H.mdelingen der Tweede Kamer, zitting 1801/02, n» 38,1-3.

t

-ocr page 24-

ïïartogh, Mr. J. G. S. Bevhus, Mr. U. H. Hubeu en G. H.
Hintzen. Den 12\'\'\'\'" en November 1891 volgde liet her-

nieuwde afdeelingsonderzoek, daarna een geheel jaar van schijn-
bare rust. Eerst den 22®\'®" Febr. 1893 was de Commissie van
voorbereiding gereed met haar lijvig Verslag, dat tevens het
Antwoord van den Minister van Justitie en de uitkomsten
van het mondeling overleg tusschen den Minister en do
Comfnissie bevatte. Eene afzonderlijke nota van het Kamerlid
Mr. J. A.
Levy was aan het Verslag toegevoegd i).

Buiten de Kamer had het ontAverp inmiddels weinig stof
tot critiok geleverd. Alleen valt te vermelden eene bespreking
van het ontwerp door Mr. B.
J. Polenaar, uitgegeven bij
Gcbrs. Belinfante in 1891^ ^ Mr/CrrC. /. , T^^n^

Naar aanleiding van het Verslag en van het mondeling
overleg tusschen den Minister on de Commissie, werden door
do Kogoering in het ontwerp verschillende wijzigingen gebracht,
wat don Minister er toe leidde bij brief van 23 Maart 1893
een gewijzigd ontwerp van Wet aan de Tweede Kamer toe
te zendon 2). Dit gewijzigde ontwerp kwam den 18\'\'®" April
d. a.
v. in openbare behandeling, welko zes dagen duurde
(18-21, 25 on 2G April). Bij eindstemming op don 28-«®" April
word hot ontwerp aangenomen mot 50 tegen 12 stemmen

In do Eorste Kamer worden tot rapporteurs bonoomd do
llll. Mrs. Jhr. A. F. de Savounin Lohman, E. N. Eaiiusen , A.
E. J. Nusinoii, M. J. Pijnappel en B. M. Vlielander Hein.

\') liet Verslag en de verdere stukken zijn oiigciioineii in do Hijlrtgcn lot do
lluutlolingen der Tweede Kauier, zitting 180\'i/lKl oiuler no 18, l-\'20.

ï) liet Verslag dor Couunissio van voorbereiding, do Nota van Mr. I.KVV en
liet gewijzigd Wetsontwerp zijn opgeiu>inen in dl. II van voormelde viitgavevan
het Ontwerp van Gebrs. Helinfante.

ï) Handelingen der Tweodo Kamer, zitting 18n2/lK{, bl. 088-1058, 1000-1008,
1128 en 1120. De beniadslagingen in do Tweede Kamer en bet Ontwerp van
Wet, zooals bet door deze Kamer word aangenomen, vornien het lil» doel van
meergenoemde uitgave van hot Ontwerp.

-ocr page 25-

6

Hun Voorloopig Verslag is gedateerd 21 Juli 1893, liun Eind-
verslag, uitgebracht na ontvangst van de daarin opgenomen
Memorie van Antwoord van den Minister, 9 September 1893
De openbare beraadslaging in de Kamer volgde op 25, 26
en 27 September, terwijl het ontwerp op laatstgenoemden
dag werd aangenomen met 30 tegen 14 stemmen

Na bekrachtiging door de Koningin-Weduwe Eegentes
verscheen het ontwerp als Wet van 30 September 1893 op
het Eaillissement en de Surséance van betaling, in het
Staaishlad
van 1893, n° 140.

Art. 240, het laatste artikel der wet, luidt: „Deze wot
treedt in werking op een nader bij de wet te bepalen tijdstip ".
Ter voldoening aan dit voorschrift werd den 3lsten Octobcr
1893 bij de Tweede Kamer ingediend een ontwerp van Wet,
\'/ houdende bepalingen omtrent het in werking treden van de
wet op het faillissement en de surséance van betaling, de
wijziging van bestaande wetten in verband daarmede en den
overgang van de oude wetgeving tot de nieuwe « Voor dc
behandeling van dit ontwerp nam de Kamer dezelfde methode
aan als bij de behandeling van het ontwerp der Wet op
het faillissement was gevolgd : het ontwerp werd gesteld in
handen eener Commissie van voorbereiding en tot leden
dier Commissie benoemde de Voorzitter der Kamer in de zitting
van 15 Dec. 1893 dezelfde leden, die indertijd do tweedo
Commissie van voorbereiding voor het ontwerp der Wot op
het faillissement hadden uitgemaakt: de HH.
Tra vaglino,
Hartogh, Bevers, Huber
on Hintzen. Hot onderzoek in do
Afdeelingen had plaats den 14"^\'" Fobr. 1894. Kort daarna verviel

«1«

A

«) Haiulelingcn der licrstc Kamer, zitting 1892/93, bl. MO-tm.

1) Handelingen der Eerste Kamer, zitting 1893/Oi, bl. De Verslagen

der Commissie van Rapporteurs uit de Eerste Kan\\er en de beraadslagingen,
in die Kamer gevoerd, maken uit het IV« deel van dc aangehaalde uitgave
van het Ontwerp.

s) Bijlagen tot de Handelingen der Tweede Kamer, zitting 1893/94, n" 102, 1-3.

-ocr page 26-

echtüi- het ontwerp evenals alle andere aanhangige wetsont-
werpen , ten gevolge van de in Maart 1894 uitgesproken Kamer-
ontbinding.

Nagenoeg onveranderd werd het opnieuw ingediend den
20®\'®" Juni 1894; de Memorie van Toelichting was nu oiider-
teekend door den in Mei bevorens opgetreden Minister van
Justitie Mr W.
van dek Kaay In de zitting der Tweede
Kamer van 28 Juni d. a v. werd andermaal besloten het
ontwerp in handen te stellen eener Commissie van voorberei-
ding, tot welker leden door den Voorzitter werden gekozen
de
HH. Travaglino (voorzitter), Hartogh, Hintzen, Rlr. C.
Lucasse en Mr. H. L. Drucker.

In de zitting van den 25"" September 1894 werd in handen
van dezelfde Commissie gesteld een bij brief van 24 September
door het lid van de Tweede Kamer Mr. M. J.
Pijnappel
ingediend voorstel van wet tot wijziging van de Wet op
het faillissement en do sursdanco van betaling, eii wel van
do artikelen 1 eerste lid, O tweodo lid en 198-). Hot onder-
zoek van do beide wetsontwerpen in do afdoelingen der
Tweede Kamer had plaats den 2\'^\'" October 1894. Over het
wotsvoorstol
-pijnappel vorschoon onder dugteokening van lïi
Juni 1895 het Verslag der Commissie van voorbereiding,
bevattende do uitkomsten van do behandeling van hot voorstel
in de afdeelingon, van hot eigen onderzoek der Commissie,
het antwoord daarop van den voorsteller ontvangen, on do
uitkomst van hot mondeling overleg, met den voorsteller
gehouden. Een gewijzigd voorstel van wet sloot zich aan dit
Verslag aan. üe openbare behandeling in de zittingen van
do Twüodo Kamer van don 27"®" on 28"*" Juni eindigde met

\') nijliigdii tot ilü HiuiiloUngen tier Twootle Knincr, zitting 1804, n" 54, 1-4.
Î) Allo stukkiMi lu>treiron»Iü het wetsvoorstel van den lieer PuNAi\'l\'Ki. zy"
opgenomen in ile MiJIagon tot do Handelingen der Twe.vde Kamer, zitting 1801/0.\'»,
onder n"
01, 1-0.

-ocr page 27-

de aanneming van bet voorstel met 63 tegen 10 stemmen i).
In de Eerste Kamer vond het algemeene instemming. Eeods
den 12*^®" Juli werd door de Commissie van Rapporteurs (de
HH. Mr. E. Fokkeu, Mr. A. E. J. Nijsingh, Jhr. Mr. K. A.
Godin de Beaufort, A. C. Wertheim en Jhr. Mr. L. van
Nispen
) eindverslag uitgebracht, waarna het wetsvoorstel in
de vergadering van 18 Juli 1895 zonder hoofdelijke stem-
ming werd aangenomen 2). Als Wet van 6 September 1895
vond het een plaats in
Staatsblad n° 155.

Inmiddels was den 27®^®" Juni 1895 door de Commissie
van voorbereiding uit de Tweede Kamer het Verslag uitge-
bracht over het wetsontwerp, houdende bepalingen omtrent
het in werking treden van de wet op het faillissement en
de surséance van betaling enz. Ook dit Verslag gaf de
uitkomsten van de behandeling van het wetsontwerp in
de afdeelingen, en van het eigen onderzoek der Commissie,
alsmede het antwoord der Regeering. Een gewijzigd ontwerp ;

van wet werd door den Minister van Justitie den Juli
d. a.
v. ingezonden Den ie«"" October kwam het ontwerp
in de Tweede Kamer in openbare beraadslaging en werd het
zonder hoofdelijke stemming aangenomen

De Commissie van Rapporteurs uit de Eerste Kamer (do V

HH. M"* R. Melvil Baron van Lynden, E. N. Rahusen, A.
M. Sassen, D. Engeluerts
en R. van Boneval Faijrk) bracht
8 November haar Voorloopig Verslag uit, en 25 November

\') Handelingen der Tweede Kamer, zitting 1894/95, bl. 1432-1437 , liii-Ui?,
1449-1452. •

ï) Handelingen der Eerste Kamer, zitting 1894/5, bl. 381, 382, 384 en 385.

Alle stukken en de beraadslagingen betrelFende het wetsvoorstel van den
heer PuNAPPEr. maken het VI® deel uit van Belinfante\'s uitgave van het Ont- \'

werp van wet op het faillissement en de surséance van betaling. \'

Bijlagen tot de Handelingen der Tweede Kamer, zitting 1894/95, n" 22,
1-G; zitting 189.5/9G, n» 6,1.

Handelingen der Tweede Kamer, zitting 1895/90, bl. 00 en 01.

«) Handelingen der Eerste Kamer, zitting 1895/90, bl. 35.

SA

i

-ocr page 28-

9

(1. a. v. haar Eindverslag, waarin het antwoord van den
Minister was opgenomen i). De openbare behandeling, gevolgd
door aanneming van het ontwerp zonder hoofdelijke stem-
ming , vond den 18\'\'®° Januari 1896 plaats. Kort daarop
werd de koninklijke bekrachtiging verleend en verscheen het
ontwerp als Wet van 20 Januari 1896 in
Staatsblad n" 9

Het in werking treden der Faillissementswet werd door
artikel 1 dezer Invoeringswet vastgesteld op den 1"®° Septem-
ber 1896.

Artikel 14 derzelfde wet bepaalt, in navolging van het
voorbeeld, in verschillende nieuwere wetten gegeven: «De
wet van 30 September 1893
(Stbl n" 140) op het faillisse-
ment en de surséance van betaling, gewijzigd bij do wet
van 6 September 1895
[Stbl. n° 155), kan worden aangehaald
onder den titel van
n FaillisBomentswet«, en deze wet onder
den titel van n Wot ter invoering van de Faillissementswet «i.
Deze officioelo terminologie wordt ook in dit werk gevolgd.

§ 2. Verhouding der verschillende ontwerpen tot elkander. —
In do Wet op het faillissomont, zooals zij is tot stand gekomen,
is feitelijk het ontwerp der Staatscommissie tot wet vorhovon;
want al moge dit ontwerp in vele details zijn gewijzigd on
aangevuld, on de redactie vooiszins verbeterd, in hoofdzaak
is hot onveranderd gebleven. In do Memorie van Toelichting
tot hot eerste Eogeeringsontworp wordt dan ook voorop-
gesteld: «aan dezo wotsvoordracht en do memorie van too-
lichting liggen niet slechts do voorstellen der Commissie ten
grondslag, maar deze zijn daarbij zelfs, zooveel mogelijk,
woordelijk gevolgdDo bohingrijksto afwijkingen van don
arbeid dor Staatscommis&io, wolko in hot eerste llogeerings-

\') T. z. p., bl. 51.
») T. z. p., bl. 1G2
V.

Allo stukkoi) Cl) <lo bemiKlsbigitigiM) botrctrondo tlo Wet ter invoering vtin
lie Faillissementswet zgn opgenomen in bet V* deel van Helinfante\'s nitgave
van bet Ontwerp enz.

-ocr page 29-

10

ontwerp waren aan te wijzen en daarna in de wet zijn over-
gegaan, bestonden in weglating van de in het ontwerp der
Commissie voorkomende bepalingen omtrent het akkoord nè,
vereffening of slotuitdeeling (artt. 197—204 O. S. C) en
omtrent de gevolgen van in het buitenland uitgesproken failliet-
verklaringen (artt. 211—213 O. S. C.). Ook in het tweede
Regeeringsontwerp, eene nieuwe editie van het eerste ontwerp
met de daarin naar aanleiding van de opmerkingen der Com-
missie van voorbereiding gebrachte veranderingen, komen
geen ingrijpende wijzigingen voor.

De openbare beraadslagingen lieten eveneens alle lioofd-
beginselen van het ontwerp onaangetast. Behalve over het
zoogenaamde amendement van den heer
Levy , ten doel heb-
bende de wet te doen voorafgaan door een nieuwen titel:
ff van homologatie van akkoord buiten faillietverklaring*, had
dc Tweede Kamer slechts over een zevental iimondoinontcn te
beslissen. Van deze werden er vier
(con van den heer Rink
op artt. 8 eu volg., twee van dc Commissio van Voorbereiding
tot invoeging resp. van do niouwo artikelen 10 en 11 en 200—212,
en con van den heer
van Houtkn op art. 198) aangenomen.
Bovendien gaven verschillendo amendenicntcn op artikel 1
den Minister aanleiding, dit artikel, en in verband daarmede
dc artikelen (J en 198, gedurende do benuidsluging te wijzigen,
wijzigingen die later bij de wet van (J Sept. 1895,
8ibl. n" 155
(voorstcl
-pijnai\'pkl), weder zijn ingetrokken. ÜverigenH werden
nnyoiiooK allo urtikolen dor wot zonder beniadsliiging of
hoofdelijke Htcmming goedgekeurd.

Het feit dat allo hoofdbeginnelon, in het Ontwerp der
Staatscommissie neergelegd, ongewijzigd zijn g.bleven, nuuikt
d kenn,s van dit ontwerp t<,t het recht verstund van de wet
o«ontbeerl,k. Nevens dit ontwerp c„ d« daarbij bchoorcnde

«tukken, waann de wijzigingen worden gemotiveerd, die

\'-r

i

-ocr page 30-

11

bedoeld ontwerp naderhand hoeft ondergaan. Daartoe behooren
hot Advies van den Raad van State met hot daarop betrekke-
lijke Rapport des Ministers aan do Koningin-Regentes, de
Memorie van Toelichting gevoegd bij het Regeeringsontwerp
en vooral het Verslag van do Commissie van voorbereiding
uit de Tweede Kamer. Het zijn deze documenten die, als
hulpmiddelen tot uitlegging der wet, in de eerste plaats
in aanmerking komen en als zoodanig groote diensten kun-
nen bewijzen. Zij kunnen licht verspreiden over den zin en
do boteekonis der wet, over de bedoelingen der ontwerpers
cn dü strekking der gemnakto wijzigingen. Daarentegen heb-
ben de beraadslagingen, in do beide Kamers gehouden, voor
don uitlegger minder waardo, tenzij voor zooverre zij gedu-
rende do beraadslaging in de wet gebrachte wijzigingen
toelichten.

Do door vorschillcndo sprekers gegeven, somwijlen zeer eenzij-
dige, voorstellingen omtrent geest en strekking der wet hebben
geen andere betcokenis, dan aan subjecticvü meeningen in
hot ulgomeen tookouit, en alleen conigo waardo voor zooverre
zij op juiste wunrncining berusten on door den inhoud der
wet, bij onbevooroordeelde beschouwiiig, wonleu bevestigd.
De gehouden redevoeringen uioeien dnnrom niet dan met
groote voorzichtigheid en voonil niet «onder critiek worden
geraadpleegd. Kene geheel verkeerde opvatting omtrent de
bettjekenis der wet
kou anders allicht kunnen post v«tU<n.

Jj Aanhidintj h( Wn hnMituimj van het JaiUieleurechi. —
Do redenen, die tot hot ontwerpen eener nieuwe wetUdijke
ivgoling viin het fiiillieUnireeht hebben geleid, worden
duidelijk en beknopt iningi»geven in de Memorie van Toe-
lichting, welke dimrouitreut hot volgende mededeelt:

»Sedert de invoering viui het Wetboek vun Koophandel
in 1838 is liet denle boek dnnrvnn , houdende de • voory.ie-
ningen in goviil vun onvermogen vun kooplieden", onver-

-ocr page 31-

12

anderd gebleven; er is zelfs geen enkel artikel dat, in den
loop dus van bijna een halve eeuw, ook maar de geringste
wijziging heeft ondergaan. Toch mag hieruit de schijnbaar .
voor de hand liggende gevolgtrekking niet afgeleid worden,
dat de bestaande regeling van het faillissement voldoet aan
de eischen die eener goede wetgeving mogen worden gesteld.
Integendeel hare toepassing heeft reeds sedert jaren tot tal
van klachten, vooral van de zijde van de meest belang-
hebbende personen, van den handelsstand, aanleiding gege-
ven 1); zij bracht al spoedig aan het licht, dat aan het werk
van den wetgever van 1838 talrijke gebreken aankleven; zij
deed eene menigte controversen ontstaan, voor alles door
de onvolledigheid der wet, haar zwijgen waar zij behoorde
te spreken, in het loven geroepen 2).

.Bezat Nederland in 1838 eene faillieten wet, die in vele

ï\\

>) Dit l)cwij/-cii «). II. de vele adressen ter /.ake vat» hel failliclenrechl
Kamers van Koophandel bij dc Ucgccring ingediend.

«) Verg. Mr. lliNOST, iels over dc werkimj ontcr faiUietwcl, \\\\\\ Magm\'yn van

Handehrcijl ^ dl. lil, U, bl. 05 vlg,; Mr. OoDKKmu in Manazynrnn J/mirfir/wm;»,

dl. IV, n, bl. 07; Mr. G. J. M. v. VooRTHUVSEN, over de fneent toeit*ciiel\\jl(e

wljzujin(}cn in onze fnilUelwel in Thcmi» 1875, hl. R5 vlg.; JUr. Mr. O. Q. VAN

SwiNOKRKN, cenitje HcnHchdijkc teyri^irif/cn in het Ned. /nilUetenrrgl, in Tijd-

schrijl v. h. Netl. ficyl, «\\l. V, bl. WW vlg. cn 210 vlg.; Mr. J. C. nr. Mahk./.

ovkns, dc betjinnclen van het hedcndawjiche faiUielenrecht ^ nnar nnntndhi\'j

der >/Konkursordnutuj f. d. Deuttchc /{«V/i«, IP83. Verg. verder do lUmlo-

lingcn van dc Nederlandschc Jurl>lcn-Vcrrcnlglng over hel onderworp: wpIVo

hoofdvcrbclcritigen zijn in het fiilliptrcchl wcnschclgk, WpnaWciyk tncl l«cl
oog op:

tt. ondewchciding tusschen groolcrc cn klohicrc

b. de mogelijkheid van gcrcchlclykc »»eknichUging \\%n wsn onilerUantlH\'b
akk«M»rd huiten fuillUiicmcnl;

c. ecnc vereenvoudiging drr proccdun-n, waarloo hel f«aU»M\'inenl «umWhUnjJ
gccfl.

l\'r.u advicTen van Mr«. J. Polh ..„ K.S. vak NiKlim. in thmd,li,ujfn ^nu,

dl. l,bl. .H-HO. Ik\'nuidslaging cn «lemming o\\cr de vmaRtnmlen In Ihndelin\'j«**
1871, dl. 11, hl. 94-177.

i

-ocr page 32-

13

opzichten de meeste buitenlandsche wetten op dit stuk over-
trof, thans zou die lofspraak te eenenmale misplaatst zijn.
En geen wonder. Vijftig jaren van voortschrijdende rechts-
ontwikkeling zijn aan haar voorbijgegaan; de resultaten van
eene even zoolange ervaring en toetsing aan do behoeften
der praktijk, door dagelijksche toepassing verkregen, liggen
nog ongebruikt. Bovendien is dit tijdperk van stilstand ten
onzent juist saniengevallen met "êéu tijdperk van levendige
ontwikkeling en vooruitgang in oti^e nabuurstaten. Zoo
ontving Pruissen eene nieuwe wet op het faillissement in
1855, Oostenrijk in 1869 (9 Januari), Hongarije in 1881,
het Dnitscho Rijk in 1877 (10 Februari, in werking getreden
1 October 1879), Denemarken in 1872 (25 Maart, in werking
getreden 1 October 1872 \')), België in 1851 (18 April), Italië
in 1882 (2 April—31 October, in werking getreden 1 Januari
1883), Spanje in 1885 (in werking getreden 1 Januari 1880).
Tn Engeland werd hot faillietonrecht voor het eerst in zijn
geheelen omvang gecodificecrd in 1849 (Bankrupt Consoli-
datinn Act), welke wet sedert driemaal werd herzien, in
1801, 1809 on 1883 (in werking sedert l Januari 1884 2)).

• Hot derde book van den Code dc Commerre werd in Fnink-
rijk nunlH in 1838 (wol van 28 Mei) herzien en heeft toen
belangrijke verbeteringen ondergaan. Sedert 1879 zijn opnieuw
vernrliillende voorstidlen t4»t herziening van do geheole nmtorie
van iu?t failliHsoment bij de Kamer van Afgevnardigilen unn-
hangig. InmiddelM kwam eene vrij ingrypende wyziging tot
Htnnd by de wot van 4 Manrt 1889 »portant m(»diliontion ii
hl li\'»gitihiiion don faillitos-. Ook mng worden gewezen op de
den ll"*^ April 1889 door den ZwitHorxchen Bonduniad VH«t-

i! J

«) iWi^ wri lii^r» in tRHi (wel \\an ir. Apnl) M\'niMarnn^fn
*) «rgfi(tMi|t(*it <n 1H87 i*n JHHH,

-ocr page 33-

14

gestelde en bij de op 17 Nov. d. a. v. gehouden volksstem-
ming
aangenomen wet „ Ueber Schuldbetreibung und Konkurs«.
Ten slotte verdient nog vermelding dat de /r Act to establish
a uniform system of bankruptcy throughout the United
States" van 2 Maart 18G7, welke eene codificatie van het
faillietenrecht bevatte voor het geheele gebied der Yereenigde
Staten van Noord-Amerika, sedert weder is afgeschaft bij
de wet van 7 Juni 1878, zonder vooralsnog door eene nieuwe
regeling vervangen te zijn.

ffDat de Nederlandsche wet nog aan de spits zoude staan,
gelijk in 1838 geval was, kan dus redelijker wijze niet meer
verwacht worden. De behoefte aan herziening deed zich dan
ook reeds lang gevoelen. De klachten, die van Kamers van
Koophandel en van anderen het meest gehoord worden,
betreffen de opdrijving der faillissementskosten, ten gevolge
der vele en hoogo griffie-, zegel- en registratierechten; de
talrijkheid der voorgeschreven formaliteiten; den langen dnnr
der faillissenientsafwikkeling, vooral bij insolventie; den ge-
ringen invloed, den schuldeischers op den loop der zaken
toegekend; de gemakkelijkheid waarmede akkoorden tot stand
komen, enz. Vooral echter heeft de jurisprudentie hot bestaan
van groote leemten in de wet aan den dag gebracht Zoo
hebben het gemis van bepalingen omtrent den invloed van
do failUetverklaring op bestminde rechtsbetrekkingen, het
ontbreken van elke regeling bij niet-nakoming door den
schuldenaar van het gehomologeerde akkoord en de onzoker-
heul van den toestand der seht.ldeiHchers en van den gefail-
leerde na het feitelijk eindigen van den failliHHoment^tooHtnnd
door goedkeuring van de rekening en verantwoording de«

curators, talrijke nog Rteeds onopgeloste twiHtvmg.n in hot
leven geroepen.

•Schoon hot »on»oh«liik, w„„r .loRrifiv™ ,.o„ talrijk on /.oo
ernst,g ,.ijn. ,.ioh niot )« l,..,„,lm, lol h,.< u,„on,l...,r..n «l-r

■ t

-ocr page 34-

15

bestaande wet, maar veeleer eene geheel nieuwe wet te
ontwerpen, anderzijds was er geen voldoende reden om de
herziening tot iets anders of meer te doen strekken dan tot
verbetering, verduidelijking en aanvulling van het bestaande
recht, telkens waar de ervaring had aangetoond dat zulks
noodig was.

n Daarmede is de richting aangewezen waarin do wetgever
lieeft te arbeiden. Het Ontwerp schept geen nieuw recht, is
geen uitvloeisel van nieuwe theorieën, maar beoogt niets
anders dan een loutering van het geldend recht, door ver-
werking van de resultaten eener ruim vijftig^jarige ervaring.
Alleen waar een critisch onderzoek van de werking der be-
staande wet, eene gestrenge toetsing daarvan aan do behoeften
van het verkeer, eeno nutiwkenrigo rnudpleging der reolit-
spraak en van de literatuur wijziging van het bestanndo nis
wenschclijk doden kennen, in dnnrtoo in het Ontwerp over-
gegaan. Van doar ook dot geen der niouwero bnitonhindscho
wotton tot niodol kon dienon. Niott<nnin is do hulp dor
rochtsvorgolijking goonRzins versmaad, vecloor zorgvuldig nago •
gaan hoo olk punt in vrooindo wotgovingon is gorogold. Vooral
is dit goBchiod ton aanzien van do »Ivonkursordnnng für da»
DontHcho Il<>ich « on do » Loi sur la failHti» Bolgo««\').

§ \'I Tom en iiulfrUmj tlrr tcfl. — Do wot van !U) Sopt.
IHUa is vttstgcstold als oono zolfstandigo wot lot rogoling
nitshutond van het faillissouicnt on do snrn(^nnro van bota-
llng. Zij vorvangt hot donlo biM»k van liot Woibook van Kooj»-
handol on don laats^Mi
i\\U}\\ van hot donlo book van hot
WotlMiok van Hurgorlüko I^»gl«vordoring, zondor in do
phuit» to Irodon van oon van boido. Do toopassolykhoid dor
wol op aUo burgors hoh»lto «it don aanl dor wink haar
lo nnikcMi lol oon van hot Woibook van
Ktmphandol,

») llrUnfanir l, M. :i7 v.

-ocr page 35-

16

verzette zich daarentegen niet tegen hare inlijving bij het
Wetboek v. Burg. Regtsv.. waarvan de wet bijv. een vierde
boek had kunnen uitmaken. De Staatscommissie en de Re-
geering gaven echter de voorkeur aan eene afzonderlijke wet.
/r Indeeling ervan in het Wetboek van Burg. Rechtsvor-
dering«, lezen wij in de Memorie v. Toelichting (Belinfante I,
bl. 41), ff in plaats van den in
te trekken titel-»Van den staat
van kennelijk onvermogen", welke als afzonderlijke instelling
komt te vervallen, schijnt niet wenschelijk. Daardoor toch
zoude de economie van dat
wetboek te zeer verstoord worden.
Het faillietenrecht bevat te vele en belangrijke bepalingen
van materieelrechtelijken aard, dan dat het geacht kan worden
op zijn plaats te zijn in een Wetboek, meer eigenaardig gewijd
aan het formeele procesrecht*.

Dit standpunt vond reeds dadelijk bestrijding bij Mr. Polknaar,
die in zijne beschouwing over het ontwerp der Staatscommissie,
in het
JUehlsgeleerd Magazijn, t. a. p., bl. .5 v., zijne voorkeur
voor de opneming van de wet in het Wetboek van Koophandel
aan den dag legde, vooral omdat de verhouding der nieuwe
wet tot de overige wetboeken, bij gebreke van een aan art.
1 van het Wetboek van Koophandel analoog voorschrift,
onzeker zou zijn (verg.
het Ontwerp enz. door Mr. Poi.knaau,
bl. 8). In het Verslag der Commmissie van voorbereiding werd
eene dergelijke opmerking gemaakt.

^Do aandacht word er ovonwel op gevestigd (aldus het
Verslag, Belinfante TI, bl. 3), dat, mocht het ontwerp indien
vorm (scil van eeno afzonderlijke wet) tot wet verheven worden,
er in véle gevallen twijfel zal ontstaan, of het voor zaken van
koophandel geldend materieel on processueel recdit van toe-
passing zal zijn. Eeno bepaling als die van art. l, eersU^ lid,
van het Wetboek van Koophandel, luidende: »Het Burger-
lijk Wetboek is, voor zoo verre daarvan bij dit
Wetboek niet
bij/ondorlijk is afgeweken, ook op /aken van koophandel

I

If

-ocr page 36-

17

toepasselijk-, behoorde uiutatis miitandis alsnog aan het
ontwerp te worden toegevoegd. Er waren echter ook leden,
die meenden, dat alléén in geval van het faillissement eens
koopmans de regelen voor procedure en bewijs, in zake van
koophandel, toepasselijk, moesten gelden".

Het antwoord van den Minister luidde:

v Dat er twijfel zou ontstaan, of t^t voor zaken van koop-
handel geldend materieel en processueel recht wel van toepassing
zal zijn en daarom eene bepaling, als die van art 1, eerste
lid. Wetboek van Koophandel, aan het ontwerp zou dienen
te worden toegevoegd , schijnt niet juist. Tn de toepnsselijlcheid
van de bijzondere bepalingen voor handelszaken wordt niet
de minste wijziging gebracht door het feit, dat de schulde-
naar in staat van faillissement verkeert. Vnn die toepasse-
lijkheid kan alleen spniko zijn bij verificatie-geschillen en bij
procedures, waarin do boedel mocht worden gewikkeld, en
de oplossing zal dan gevonden worden in de artt 5 Wetboek
van Koophandel, die steeds beslissen, of eene zaak van
koophandel aanwezig is. Nimmer is dan ook in eenigo speciale
wet gobleken van de behoefte aan enne bepaling, als nu in
deze schijnt te zijn verlangd.

»Do meening, dat all<^én bij faillissement eens koopmans
de regelen voor procedure en bowijs, in zake koophandel,
mooton gulden, wordt niet godeeld. Die rogeion zullon, ook
in geval van failUssement van een niet-koopman, blijven
goldon, wanneer er geschil is bijv over eene wissolreoht^^Hjke
vordering. Omgokoord zullen ze, zelfs bij failIiHHomont van
oen koopnmn niet t^iopassoUjk zijn, waar hot geschil loopt
over oen onderworp vnn zuiver bui\'gornn\'htolijken, niet oom-
mereioolon aard».

Do vroes van Mr. Poi.knaak, dat de enkele omstandig-
heid dat dn wot een zidfstnudig geheel uitnuiakt, tal van
proeoHRon in hol lovon zal kunnon roopon on do deur opont

-ocr page 37-

18

Ujke^ voor allerlei chicanes, mag dan ook overdreven genoemd
worden. Er is inderdaad geen enkele reden om aan te nemen,
dat Tiit de zelfstandigheid der wet zou volgen, dat de bepa-
lingen van het Burgerlijk Wetboek of van het Wetboek van
Koophandel hare kracht zouden verliezen, zoodra zij met een
faillissement in aanraking komen. Integendeel zij blijven
uit den aard der zaak, ieder van haar op haar eigen gebied,
toepasselijk, voorzooverre in de faillietenwet niet uitdrukke-
lijk iets anders is voorgeschreven Do tot stand gebrachte
afscheiding van de andere wetboeken is, en kan ook niet
anders wezen, dan bloot formeel.

Met betrekking tot den vorm der wet valt op te merken,
dat zij telt 240 artikels (het ontwerp der Staatscommissie
bestond uit 247 artikels, het eerste en het tweede Regeerings-
ontwerp ieder uit 233 artikels), verdeeld over twee titels:
»van Faillissement« (artt. 1-212) en -»van Surséance van
betaling" (artt. 213-239), terwijl art. 240, over het in werking
treden der wet, de algemeene slotbepaling uitmaakt. Van
de beide titels bestaat de eerste uit elf afdeelingen, van
welke de derde afdeeling nog weer is onderverdeeld in 5
paragrafen.

Over do daarbij gevolgde indeeling wordt in do Memorio
van Toelichting (Belinfanto T, bl. 41) opgemerkt:

n [n hoofdzaak hoeft hot ontwerp do indeoling van don
bestaanden titel over faillissement behouden , althans beider
indeeling berust op denzelfden gedachtengang. Zij vordiont
do voorkeur boven oono aystomatiacho indoeling, als in do
Oostenrijksche en Duitscho KonkurBordnungon is aangonomon.
Materieel en formeel recht werken in hot failliHsoment zoo
op elkander in, dat oono conaoquonto scheiding daarvan
noodwendig don samenhang dor vorschillondo wotsbopalin-
gen in moordoro on mindere mato doot to loor gaan. Kono
systomatisoho indooling bohoort oordor thuiK in oon loorbook

-ocr page 38-

19

dan in eene wet, bij welker samenstelling voor alles naar
practische bruikbaarheid moet gestreefd worden en welke
gemakkelijk te raadplegen moet zijn. Aan die vereischten
beantwoordt de indeeling der bestaande wet ruimschoots.
Zij volgt den natuurlijken gang der faillissementsafwikkeling
op den voet. Zoo ook het Ontwerp. Naar gelang dat een
nieuw stadium van het faillissementsproces wordt behandeld,
zijn de bepalingen van processueelen aard, die daarop be-
trekking hebben, telkens in eene afzonderlijke afdceling bij
elkander gebracht, maar ook tevens die door het faillisse-
ment veroorzaakte wijzigingen van bestaande rechtsbetrek-
kingen en rechtsverhoudingen en in \'t algemeen die bepalingen
van materieelrechtelijken aard aangewezen, welke meer
eigenaardig met dat stadium samenhangen.*

v^ 5. Jloojdbcginselen der wet. Occno ondergchciding lugHchen
hooplieden cn nict-kooplieden. —
De twee belangrijkste vragen
van wetgevingspolitiek, welke bij het ontwerpen der nieuwe
wet waren te beantwoorden, mogen de beide volgende
genoemd worden: behoort te worden bestendigd het
aanzien van het faillissement en de surséance van betaling
bestaande onderscheid tusschen kooplieden on niet-kooplioden ?
nn: behoort te worden aangenomen een onderscheid tusschen
ongelukkige of eerlijke en oneerlijke schuldenaren P Boide
vragen hebben in de wet eene ontkennende beantwoording
gevonden.

Dc onderscheiding, wat het faillissement betreft, tussciien
koojdieden en niet-koopHeden is ten onzent geïmporteerd
mot do Franscho Wetboeken. Terecht wijst de Memorie van
Toelichting van het llegeeringsontwerp (Heiinfante 1 , bl. 11)
er oj), dat het Oud-Vaderlandsche recht haar niet kende.
Kvenmin het » Wetboek op de Algemeene manier van proce-
deeron in civiele en criminecle zaken.* van 1799, waarvan
tit. 5 afd tot opschrift heeft: irvan zaaken raakcndc Boedels

-ocr page 39-

20

L\' t:

in welke eene rechterlijke voorziening noodig is « ; het «Wet-
boek op de rechterlijke instellingen en de rechtspleging in
het Koningrijk Holland " van 1809, tit. 5 : «van zaken, rakende
boedels in welke uithoofde van des schuldenaars onvernjogen
eene rechterlijke voorziening noodig is" (artt. G51—G79), en
het «Ontwerp van Wet betrekkelijk de manier van procedeeren
in civiele zaken* van 1815 (artt. 150—178), welke alle burgers
zonder onderscheid aan het faillissement onderwierpen. Eerst
in 1820 is de historische lijn verlaten en, in slaafsche navolging
van den Code de commerce, het faillissement, beperkt tot koop-
lieden, naar het derde boek van het Wetboek van Koop-
handel overgebracht. Al zeer spoedig drong zich echter aan
den wetgever de noodzakelijkheid op, de algemeene executie
van het vermogen eens
niet-koopmans niet geheel ongeregeld
te laten, en zoo vond ten slotte het faillissement van den
niet-koopman, onder den naam van «staat van kennelijk
onvermogen«, opnieuw een plaats in het Wetboek van Bur-
gerlijke Regtsvordering. Evenwel geschiedde dit onder zoo-
danige beperken^le voorwaarden (artt. 882 en 883 W. v. B. Rv.),
dat in vele gevallen, waarin daaraan behoefte bestond, do
verklaring in staat van kennelijk onvermogen niet kon
worden uitgesproken on mitsdien allo nadoelen werden onder-
vonden, aan eene niet-rogoling van den concursus creditorum
verbonden. Voor hot overige werd do verklaarde staat van
kennelijk onvermogen, als in aard on strekking volkonien
gelijk aan het faillissement, ook nagenoeg geheel aan dezelfde
bepalingen onderworpen, wolko voor hot faillissement waren
vastgesteld. Behoudens enkolo afwijkende voorschriften, be-
stond dc titel van hot dorde boek van het Wetb. v. Burg.
Regtsvord.: «van don staat vun kennelijk onvermogen- uit
oono doorloopondo verwijzing naar do artikelen, die in hot
Wetboek van Koophandel don titel: i» van faillissement*
uitmaken.

iHiii

-ocr page 40-

21

Niet zonder tegenspraak zijn indertijd do bepalingen omtrent
wat de regeei\'ing in 1837 noemde het
hnrgcrlijh faillissement
tot stand gekomen. Tegen eene regeling van dit faillissement
werden in de jaren 1828, 1829 en 1837 (resp. bij de behan-
deling in de Tweede Kamer van het eerste en tweede ont-
werp van den titel van den staat van kennelijk onvermogen»
en bij de herziening van dien titel) dezelfde argumenten
aangevoerd, welke bij de beraadslaging over de tegenwoordige
wet dienst deden ter bestrijding van de gelijke behandeling
van het faillissement zoowel van kooplieden als van niet-
kooplieden in ééne wet. Eeno uiteenzetting en bespreking
dier argumenten kan hier gevoegelijk achterwoge blijven,
daar zij voor de uitlegging dor wet van geen belang zijn on
de, bij de wet van 6 Sopt. 1895,
Sthl. n" 155, weer geschrapte
wijziging, welke art. 1 gedurende de beraadslaging in do
Tweede Knmor heeft ondergaan, wezenlijk do ondervanging
van andere bezwaren ten doel had. \'t Zij dus voldoende
als oon gewichtig beginsel van do nieuwe wot voorop lo
stollen, dat ieder schuldenaar in staat van failHsseniont kan
worden verklaard on dat voor allo failliotverkhuirdo schul-
denaren dozelfdo bepalingen golden.

Hot voorbeeld van gelijke bohondeling van allo burgora
ujot betrekking tot do algohoolo vcrmogonsoxocutio word
roods door verschillondo moderne failliotonwottcn gogovon.
«Opmorkolijk is hot (Mem. v. Tool., Belinfanto 1, bl. lOdat
juist in Duitschhind. waar do kooplieden
oon zoor uitgebreid
eigen recht bozitton, sodort do Konkursordnung hot faillis-
somont algonioen is geworden on dat door do Kngolscho
Bankruptcy Act van 1883 hot laatste geringe ondorschoid,
dat ahh»ar nog bestond tusschen hot faillissemont van den
I» trador « on dat van don » non-trador * , is opgeheven (verg.
Soc. 1 (d.) Bankr. Act 1883 njot Soc. 1 (3) Bankr. Act 1809).
Üok in Oostonrijk, Donomarkon, Zwodon (wot van 18 Sopt.

-ocr page 41-

22

1862) en Noorwegen (wet van 6 Juni 1863) kan ieder schul-
denaar failliet verklaard worden«. Evenzoo in Hongarije.
Het stelsel van gelijke behandeling van alle burgers is in
deze landen proefhoudend gebleken; er is dus alle reden
om te verwachten, dat ook in Nederland de ondervinding
de practische bruikbaarheid daarvan zal bevestigen.

Hetzelfde beginsel is mede aangenomen met betrekking
tot de surséance van betaling. Ook dit is in overeenstem-
ming met het Oud-Vaderlandsche recht en met het recht
dat van 1814-1838 heeft gegolden, w Immersaldus de
Memorie van Toelichting (Belinfante I, bl. 164), «\'hetSouve-
reine Besluit van 29 Januari 1814, n^ 66
{Staatsblad n" 20),
dat deze materie van 1814-1838 regelde, bepaalde in
artikel 2: w Deze provisiën (namelijk surséance van betaling,
mitsgaders van procedures on executiën) zullen door ons
niet worden verleend dan aan zoodanige kooplieden, corpo-
ratiën of
andere personen, die, buiten hun toedoen «, enz. Het
Ontwerp van een Burgerlijk Wetboek van 1820 bepaalde nog
dat atterminatie of uitstel van betaling voor een bepaalden tijd
aan iederen schuldenaar verleend kon worden (artikel 3550),
terwijl surséance van betaling en executie verkregen kon
worden door kooplieden, reeders van schepen cn winkeliers,
zedelijke lichamen en corporatiën [zooals steden, collegiën
van openbare administratie, gods-, wees- cn armenhuizen cn
dergelijken] (artt. 3565 en 3574). Eerst in 1823 werd het
vraagpunt van stellig recht: „zullen er, behalve in nmterie
van kooi)handel, brieven van atterminatie en surséance bestaan»?
door dc Tweedo Kamer der Statcn-Generaal ontkennend be-
antwoord.-

Op dio uitspraak is de wetgever thans teruggekomen, van
oordeel dat het niet aanging, nog langer do rechtsweldnad
der surséance van betaling oen privilege te doen zijn voor
een bepaalde categorie van burgers, aangewezen naar een zoo

Ir

A rys

-ocr page 42- -ocr page 43-

S4ùl£l^l6RAÂfF.INSÎiîûûT VOOR PRIVAATRE^

23

willekeurige ouderscheiding als die tusschen burgerlijke en
handelsdaden, n Er is geen houdbaar motief te geven waarom
eene cultuurmaatschappij, eene bouwvereeniging eene aan-
nemersfirma, eene omnibusmaatschappij enz. van de weldaad
der surséance niet zouden mogen genieten; anderzijds spreekt
het wel van zelf, dat al kan ieder niet-koopman surséance ver-
krijgen, zij toch niet licht aan een rentenier zal verleend
worden; de voorwaarden daartoe zullen bij dezen in den regel
ontbreken « 2).

§ 6. Gecm onderscheiding tusschen eerlijke cn oneerlijke schulde-
naren.
— Een niet minder gewichtig beginsel der wet is de
opzettelijke en weldoordachte verwerping van elk onderscheid
tusschen eerlijke of ongelukkige schuldenaren eener- en on-
eerlijke schuldenaren anderzijds. Een te gewichtiger beginsel,
omdat in do laatste jaren in Frankrijk on Bolgie wettelijke
ondersclioiding en verschillende behandeling dezer beide cato-
gorioLMi van schuldenaren als
het middel tot verbetering van
hot faillietenrecht is aangeprezen en als hot eonig juiste
uitgangspunt bij eventueolo wetsherziening den wetgever is
aanbevolen. Wat moor is, do Belgischo wet vun 20 Juni 1887
relative au concordai préventif do la faillite, steunt inderduiid
op dozo onderscheiding. Immers nuur luid vun urt. 2 hvutste
lid dezer wot » l\'homologation (du concordat préventif) ne
som uccordéo qu\'on faveur du débiteur mulhoureux et do bonne
foi 1. En ul kan hetzelfde niet worden gezegd vun de Fransche
wet vun 4 Muurt 1880,
2*ortanl modification à la U\'gùslalion dc$
faillites^
wuurvun urt. 1 bepuult: \'Tout commerçunt qui cesse
ses puioments pont obtenir.... le bénéfice doluliquidutionjudi-
ciuire bedoelde onderscheiding nuiukto toch schering

en inslug uit van do beruudslugingen over deze wet, in Kunier

1  Vgl. ilfl ih\'m liikking vnn iIimi Hoogon Uiin.l vitn 7 Vchr. IRHU, II\'. n» WW\'i.
\') .MiMnoric van TooUchting, O. S. C. nôliiifiml«, l»l. 255; U.0. IWinlanto
. bl. HU.

-ocr page 44-

24

en Senaat gevoerd. Door de jurisprudentie wordt dan ook op
grond van de geschiedenis der wet de goede trouw beschouwd
als eene voorwaarde tot verkrijging van de weldaad der
nieuwe instelling

By de behandeling van de nieuwe wet in de Tweede Kamer
werd dit standpunt ingenomen door Mr.
Levy. Het gaf hem.
aanleiding tot het indienen van zijn amendement om aan het
wetsontwerp te doen voorafgaan bepalingen: n van homologatie
van akkoord buiten faillietverklaring", en tot het vellen van
een steeds heftiger oordeel over het aanhangige ontwerp, dat
door hem, geheel ten onrechte, als de scherpste laillietenwet
van gansch Europa werd uitgekreten (Belinfante III, bl.
75j.
Tegeuover deze bestrijding werd door den Minister van Justitie
Smidt het beginsel van het ontwerp duidelijk uiteengezet en
krachtig verdedigd. Dit beginsel laat zich aldus omschrijven:
de wet beschouwt en regelt het faillissement uitsluitend als
een beslag op en executie van het vermogen des schuldenaars,
maakt geen onderscheid tusschen al of niet eerlijke, al of
niet ongelukkige schuldenaren, laat daarom den persoon des
schuldenaars geheel ongemoeid, verbindt althans aan do failliet-
verklaring geenerlei voor den schuldenaar onteerend gevolg
en laat in verband daarmede het faillissement een einde nemen,
zoodra do vormogensexecutie is afgeloopen «Hot faillissement«,
^^^^^ /^rotiWtaldus do Minister, «(moet) eenvoudig zijn een vermogens-
^ zonder meer — en
niet een oordeel over — veel

^ minder eene veroordeeling van het karakter of do moraliteit

\') E. Mai.aI\'KUT, du réijinu\'. de la liquulnlion judiciairc n»» r»l$-.riO.

V Oiulcr t\\i\'. oude wet Ih-sUsIc reeds de Ub. U» Uottcrdain U Dec. IHU.\'i, Vl^.
11" 07."»8, in een geding «ver beleediging: «dal door do imputiilie viin het feit
sub 1» («lilt deze (de cischerj tweonmiil zotido /yn
*jefailicenl) des eitchers wr
of goi\'de n:uun niet is aiingemnd, kunnende toch dmjr het rucUtbiuir nmken viin
de daadzaak »/.lat een
f>er»oon twecnmlen in slaat van faillissement is vcrkbiaiil/.,
hoogstens suin lienadecling van h«!t crediet van ilicn
fM-rsoon worden gedacht,
maar talcmle die daathaak op zich zijn eer en yoedm mam volkamen
onaawjetasn,, ^^^ ^^^^^ ^ ,

iipjo.

-ocr page 45-

25

vau (leu schuld011 aar. Die uitspraak behoort de burgerlijke wet
niet aan eene burgerrechtelijke handeling te verbinden, maar
moet overgelaten worden aan de publieke opinie en zoo noodig
aan den strafrechter. De publieke opinie zal dun verder ook
niet afgaan op de faillietverklaring op/laar zeivc, maar rekening
houden met alle handelingen, het gedrag, het karakter, het
geheele leven van den persoon; en de strafrechter, die niet een
moreele uitspraak heeft te geven, zal vonnissen op grond vau
bepaald omschreven feiten, die eene vaste basis voor een
oordeel opleveren«. „Met allen nadruk«, had do Minister
laten voorafgaan, »r handhaaf ik dan ook do uitspraak, ge-
wraakt door den heer
Lkvy, die ueorgoschroven is in hot
antwoord der Regeoring: w eeno verstandige wetgevingspoliiiek
vordert dat tegen don gefailleerde niot strenger worde opge-
treden , dan oene richtige doorvoering van het beslag on van
do vormogonsoxecutie noodzakelijk maakt«« (Belinfanto III,
bl. 2G v.).

Op dit consequent volgehouden beginsel van de wot wordt
goon inbreuk gemaakt door do, op voorstel van vier loden
dor Commissie van voorbereiding, door do Tweede Kamer in
do wot ingolaschto bopalingon omtrent
do reluibilitalic, artt.
2()Ü—212. Wol zou do naam « rehabilitatie « oonigo roden tot
twijfel kunnen govon, daar hij duidt op
hcr»lcl in ecu vorigen
hcstand
, waarbij ~ omdat aan do rehabilitatie goon onkel rechts-
govolg is verbondon, on die toestand dus niot kan wezen do
rw/»i<toüstand van don schuldenaar — zou kunnen worden gedacht
aan horstel in don vorigon toestand van
eer, to oordor omdat
aan do rohabilitatio van hot Wotbook van Koophandel hot
oluinont van oorhorstol niot vroonid was. Lot men ochtor op
do zaak zolvo on niot alloon op don naam, dan is hot duidelijk ,
dat do instelling dor rohabilitatio mot oorhorstol
niets gomoon
hooft. Foitülijk is zij niets anders dan hot bij rochtorlijko uit-
spraak consttttooron, dat do schuldonaar niihot oindovan hot

-ocr page 46-

i

26

faillissement aaii zijne verplichtingen heeft voldaan, door
voldoening zijner erkende schuldeischers ten genoegen van
elk hunner, en de openbaarmaking dezer daadzaak in het
overeenkomstig art. 19 der wet te houden openbare register.
Daar in dit register het in gebreke blijven van den schulde-
naar, immers zijne faillietverklaring, wordt aangeteekend, achtte
men het een eisch der billijkheid den schuldenaar de gelegen-
heid te openen in ditzelfde register de bevrediging zijner
schuldeischers te doen aanteekenen.

Geheel in overeenstemming met het in de wet aangenomen
beginsel maken dan ook de bepalingen omtrent rehabilitatie
niet het minste onderscheid tusschen schuldenaren, die te
goeder trouw en die te kwader trouw in staat van faillisse-
ment zijn geraakt. Dit heeft te meer beteekenis, wanneer
men die bepalingen vergelijkt met diegene, welke omtrent
de rehabilitatie in het Wetboek van Koophandel waren
opgenomen. Noch art. 850 Wetb. van Kooph., bepalende
dat de rechtbank bevoegd is, bij het verleenen dor ho-
mologatie van een akkoord, den
ongelnhkigcn en icr goeder
trouw gehandeld hebbenden
schuldenaar dadelijk to rehabili-
teeren, noch art. 893 van dit Wetboek, waarbij van rehabi-
litatie werden uitgesloten, zij die schuldig zijn verklaard
aan stellionaat of die ter zako van bankbreuk of van oen
der in do artikelen 342 , 343 en 34ö van hot Wotbook van
Strafrecht omschreven misdrijven, diefstal, afpersing, oplich-
ting of verduistering van oonig in bewaring gegeven good
zijn veroordeeld, is overgenomen. I e d o r schuldenaar zonder
oonigo uitzondering kan rohabilitatio vorkrijgon, waar-
inedo nadrukkelijk hot standpunt is gehandhaafd, dat do
faillietenwet burgorrochtoHjko stralTon niot bohoort uit
dooien. Onverzwakt is dus ook goblovón hot beginsel, dat
het faillissemont als zoodanig goon ontoorond karakter hooft.
Alleen hofc godrag van don schuldonaar boslisso, onafhanko-

-ocr page 47-

27

A-

lijk van bet feit of een algemeen beslag op zijn vermogen
is gelegd, over do bom toekomende eer.

Met de bier besproken beginselen zijn evenmin in strijd
de enkele bepalingen in andere wetten, die de bevoegdheid
van den gefailleerde tot het bekleeden van sommige ambten
of betrekkingen betreffen. Hiertoe behooren : art. 11 ^ van de
Wet op de Eegterlijke Organisatie en het beleid der Justitie,
volgens hetwelk de leden van de rechterlijke macht uit hun
ambt
kunnen worden ontzet o. a. wanneer zij verklaard zijn
in staat van faillissement (of van kennelijk onvermogen);
artt. 437 n° 5 en 506 Burg. Wetb., bepalende dat van de
voogdij, de toeziende voogdij en de curateele zijn uitgesloten
zij, die in staat van faillissemei^(of kennelijk onvermogen)
verkeeren iJ artt. 437 n" 5,\' 506, 838/^n 1069 Burg. Wetb., /(\'/^I^
naar luid waarvan voogden\'T toeziende voogden, curators,
bewindvoerders over aan vruchtgebruik onderworpen goe- ^^ ^
deren, /uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen ei^ bo- ^^
win^ocrdcrs over nagelaten goederen
kunnen worden*lvfgczct, (i^tK^

vkwm^wi zij,^ceds werkzaam zijnde), in staat van fniHissement/^^^^^^^^

^\'jL

S.x\'dt/.

der wet op het notarisambt van 9 Juli 1842, Sihl. n° 20,
gow. bij art. 7 der wet van 6 Mei 1878,n® 29 .bepalende
dat de notaris, die in staat van faillissement (of van kenne-
lijk onvermogen) is verklaard, op requisitoir van het openbaar
ministerie, na verhoor of behoorlijke oproeping, door do

/ f

h
tsi^

\') Op groiul vjiii lulikel HMV.) H. W.. bopitUMuUniHt lU» «llvtwnlür« viui niloi-slc
wilHl>c>chikkinKcn, nul>*KnilorH «lo bowltnlviwnlerH, by urlikol HM»(\\ venuebl,
(HU ilen\'inio mleitoii iils <lo vnogiicn kuiineii wonlun nrgc/.ut,
woihU iIdoi\' iU*
»cbryvcrn nlgninccn luingenouion, dttl hol faillinsomciil nok de bevoegdlicid,
nis uIlvDcrder vnn uUerste wilsbeschikkingen of nis bewindvoenler op leln\'den,
ontneemt. Vgl. DiKi\'auis,
NederlmuiMh Uui\'yerl^k Kegt^ dl. U, bl. lUl\'i v.;
Oi>7.ooMKH,
Ihti^jerlijk irellwek iHtrklaaitl^ dl. 4, bl IMH; I.aNI», Verklaring mn
hel llartjerlijk IVellmk,
dl. \'i, slnk \'i, bl. ITiO by nrl. KMV.), en het Verslag
der Commis>lc van Voorbereiding over de wel ler invoering der Fnillissementswet
by Uelinfantu V, bl. 2\'i.

-ocr page 48-

28

arrondissements-reclitbarik uit zijn ambt kan worden ontzet.
Op grond van deze artikelen aan te nemen, dat liet faillisse-
ment een onteerend karakter beeft of dat de wetgever daaraan
een onteerend karakter heeft willen toekennen, is even ver-
keerd en kortzichtig, als op grond van het voorschrift van
art. 58 der Wet tot regeling van het Hooger Onderwijs —
volgens hetwelk met het einde van het studiejaar, waarin
een hoogleeraar den ouderdom van zeventig jaren bereikt,
hem
ontslag wordt verleend — te concludeeren dat het vooreen
hoogleeraar onteerend is den zeventigjarigen leeftijd te
bereiken of dat de wettrever het bereiken van dien ouderdom
onteerend heeft willen maken. Immers evenals deze bepaling
uitsluitend in het belang van het hooger onderwijs is neer-
geschreven, beoogen de aangehaalde bepalingen betreffende den
gefailleerde uitsluitend de behartiging van de belangen eener
goede rechtsbedeeling, de bevordering eener goede regeling
der voogdij enz., hebben zij allerminst de strekking het fail-
lissement voor den schuldenaar onaangenaam of vernederend
te maken. Ten duidelijkste blijkt dit uit het facultatieve van
de bepalingen omtrent de ontzetting van den gefailleerde,
waardoor de gelegenheid wordt geopend , ja de verplichting
opgelegd, met diens gedrag, met do oorzaken van hot faillis-
sement rekening te houden.

Wat eindelijk betreft do bepalingen van do Grondwet,
die van do uitoefening van hot recht, leden van do
^ Tweodo Kamer, van do Provinciale Staten of van den Gemeen-
^ r ^ toraad to kiezen, hen uitsluiten, die bij rechterlijke uitspraak
ir, ^ ^^ bcschikking of hot behoor over hunne gooderon hebben
(p verloren (re.sp. art. 80 al. 3, art. 127 al. 2 en art. M3 al. 2),

(yt/:/t/yj ^ygj eischen dat men, om lid van do Tweede Kamer,
do Eorsto Kamer, do Provinciale Staten of den Gemeenteraad
to kunnen zijn, niet bij rechterlijke uitspraak de beschik-
king of hot beheer over zijne goederen hobbe verloren (resp.

-ocr page 49-

29

(pJLbo.

^ art. 84, art. 00, art. 127 al 4 on art. 143 al. 3), zij hebben

yfi^i^ niet uitsluitend betrekking op gefailleerden, maar zijn van/^^^^j^
^ eene veel ruimere strekking. Met name vallen daaronder onder- f^j^jL^

curateele-gestelden en schuldenaren wien surséance van betaling /

UL./, ^ •

O - - _ - - -------------- ------------- ----- ----------^

is toegestaan, en zouden daaronder ook vallen de schulde- \' f

naren die, ware het voorstel van den heer Levy over homoio-
gatie van akkoord buiten faillietverklaring aangenomen,
overeenkomstig dat voorstel de" rechterlijke beschikking
houdende benoeming van bewindvoerders hadden verkregen.
Tiet is dus duidelijk dat het ook hier niet geldt bepalingen
van faillietenrecht.

Ook ten opzichte van de surséance van betaling heeft do
wet het voroischte van het Wetboek van Koophandel: » buiten-
gewone omstandigheden van oorlog of andere onvoorziene
rampen « laten vervallen, zoodat thans niet alleen hij dio geheel
buiten zijn schuld, maar een ieder die buiten staat geraakt zijne
opeischbare schulden te betalen, van dio rochtsweldaad zal
kunnen genieten. In do Memorio van Toelichting (Belinfanto
I, bl. 104) wordt omtrent dit punt opgemerkt: »» Buitongowono
omstandigheden van oorlog on onvoorziene rampen « worden
niot langer gevorderd, daar do ervaring aanleiding geeft hot
nut van dit voorschrift ton storksto to betwijfelen Immers
do toepassing, aan het artikel gogovon, hooft doen konnis
maken mot oono bijzondere sohorpzinnighoid om tot onvoor-
ziono rampen to verheffen, wat men op hot eerste
gozioht
niot gonoigd zou zijn daartoe to rekenen ... Sursdanco (komt)
vooral dan to pas . . ., indien do zaken zijn
vastgeraakt.
Natuurlijk is oorlog of oonigo dergelijke ramp hiervan oono
goroodo aanleiding; maar ook al is eigen schuld oorzaak van
don toostand, zoo blijft to(di hol bohing dor
schuldoiHchora
bij don oonon of bij don andoron vorm van rogoling hol-
zolfdo, on is or goon roch»n om hon lo lalon boot.«»n voor
hotgoon hun schuldonaar in voorzichtig boloid to kort kwam."

-ocr page 50-

30

Bij de beliandeling in de Tweede Kamer werden wel in liet
Verslag der Commissie van voorbereiding verschillende be-
■/Avaren tegen de instelling zelve aangevoerd, doch werd de
uitbreiding der surséance tot
alle schuldenaren door de
voorstanders dier instelling niet bestreden.

Zoo heeft dan de wet consequent toegepast het beginsel
der gelijke behandeling van alle schuldenaren, waar het
betreft de regeling hunner rechtsbetrekkingen tot hunne
schuldeischers en de algemeene inbeslagneming en executie
van hun vermogen.

§ 7. Onderscheid tusschen groote en kleine boedels. — In de
Algemeene Beschouwingen van de Memorie van Toelichting
tot het wetsontwerp der Staats-Commissie werd de vraag
ter sprake gebracht, of de wet onderscheid behoort te maken
tusschen groote en kleine boedels, door voor de afwikkeling
van deze eene bijzondere, eenvoudige faillissementsprocedure
in te voeren. In de Engelsche Bankruptcy Act van 1883 hoeft
men getracht dit donkbeeld in toepassing to brengen. Part.
VII dier wet, bestaande uit de artikelen 121 en 122, handelt
over ffSmall bankruptcies * en stelt daarvoor eeno -summar}\'
administration vast. Ook ten onzent werd meermalen aan-
gedrongen oj) eeno zoogen. summiere afwikkeling van kleine
boedels.

w Na zorgvuldige overweging- word in hot ontworj) aan
dit verlangen geon gevolg gegeven. »In elk faillissement",
aldus do Mom. van Toolichting, Bolintante bl. 71 (= Memorie
v. Toolichting Rog. Ontw., Belinfante I, bl. 47), «hetzij groot
of klein, is oen zeker stol van formnlitoiton noodig tot
waarborg voor do richtige behartiging van do rechten van
allo belanghobbendc partijen. Die formaliteiten tot een mi-
nimum terug to brengen, voor zooverre dit mot rechtszeker-
heid samen kan gaan, is bij de samenstelling van liet Ontwerp
oveml hot streven geweest. Waar dit eenigszins mogelijk

-ocr page 51-

31

was, zijn bovendien verscheidene bepalingen facultatief ge-
steld. Daardoor is eene regeling verkregen, die zeer eenvoudig
is, zoodat in geon faillissement formaliteiten vervuld behoeven
te worden, die niet geacht kunnen worden strikt noodzakelijk
te zijn, en tevens elastiek genoeg om met den meer of minder
ingewikkelden aard van elk concreet faillissement rekening te
houden. Daarnaast is voor eene afzonderlijke faillissements-
procedure voor kleine boedels geen plaats; zij zou niet anders
verkregen kunnen worden dan door opoffering van bepalingen,
onmisbaar geacht ter verkrijging van rechtszekerheid en waar-
borging van aller belangen.«

In de Memorie van Toelichting tot het Regeeringsontwerp
werd dit nog nader aangedrongen door van de eenvoudige wijze,
waarop volgens het ontwerp ieder faillissement kan worden
behandeld, aan de hand van de bepalingen van het ontwerj)
een schets te geven. »Het ware geheel overbodig maar ook
onuitvoerbaar naast dezo regeling nog eene andere voor kleine
boedels in het loven te roepen", dus luidde de conclusie.

Dit standpunt werd door dp Regeoring gehandhaafd i\'^n
tegenover de velo leden, die, blijkens het Verslag der Com-
missie van voorbereiding uit do Tweede Kamer, voor kleine
boedels oono nog eenvoudiger berecliting wonschten, ^n tegen-
over Mr.
Lkvy, die in zijne Nota eene wettelijke splitsing
van groote en kloine boedels verlangde. Bij de openbare be-
raadslaging kwam dit onderworp niet nader ter spnike.

De wot maakt dus geon onderscheid tusschen groote en
kloino boedels; op allo boedels zijn dozolfde wetsbopaUngeu
toepasselijk. In geenen deele wil dit echter zeggen, dat nu
ook alle boedels op dezelfde wijze moeten worden behandeld.
Juist om versehillonde behandeling, naar den eiseh der oiu-
standigheden, »nogelijk te maken, laten de bepalingen der
wet groote ruimte vnn handelen nan hon, die haar hebben toe
to passen. Tal van bepalingen zijn facultatief, de formaliteiten

-ocr page 52-

32

weinige. Eenvormige behandeling van alle faillissementen,
waar die in het vervolg nog mocht voorkomen, zal dus niet
anders wezen dan eene onverstandige toepassing der wet.

§ 8. BererMing door den kantonrechter of door de arrondisse-
ments-rechtbank.
— Bij de voorbereiding der wet heeft nog
eene andere algemeene vraag een onderwerp van ernstige
overweging uitgemaaakt, nl. deze: of de berechting der
faillissementen in navolging van de Konkursordnung voor
het Duitsche Rijk aan den kantonrechter behoort te worden
opgedragen ? De Staatscommissie beantwoordde die vraag
ontkennend op grond van de belangrijke wijzigingen, die de
aanneming van dit stelsel in de Wet op de rechterlijke orga-
nisatie zou noodig maken; immers zonder vermeerdering van
het aantal kantonrechters zou aan eene dergelijke omvang-
rijke uitbreiding van hunnen werkkring niet kunnen worden
gedacht.

Verschillende Kamers van Koophandel drongen niettemin,
in hare adviezen over het ontwerp der Staatscommissie, aan
op berechting door den kantonrechter, hetzij van allo faillis-
sementen, hetzij alleen van do kleine faillissementen, of
van do faillissementen van hen die wonen op plaatsen waar
geen rechtbank is gevestigd, of van dio faillissenjcnten die
de rechtbank aan den kantonrechter zou meenen te moeten
renvooieeren.

liet Regoerings-ontworp sloot zich aan bij het voorstel
der Staatscommissie om do berechting der faillissenjcnton
to laten bij de rechtbanken, tmchtte evenwel do daartegen
aangevoerde bezwaren zooveel mogelijk weg to nemen.

n Evenwel leest men in de Memorie van Toelichting
(Belinfante I, bl. 48), «moot worden erkend dat in do nitge-
strektheid der tegenwoordige arrondissementen voor de schuld-
eischers eenig bezwaar is gelegen. Om dit weg te nemen
wordt vastgesteld de voor do schuldeischers gewichtigste

r

-ocr page 53-

33

stukken rakende het faillissement ter inzage neer te leggen
niet alleen ter griffie van de rechtbank, maar ook ter griffie
van het kantongerecht van de woonplaats of van het kantoor of
het verblijf der gefailleerden (naar gelang de faillietverklaring
is uitgesproken door het rechterlijk college van woonplaats,
kantoor of verblijf des schuldenaars), indien de plaats waar
dit kantongerecht gevestigd is, ni^tevens is de zetel van
de rechtbank waar het faillissement aanhangig is. Men zie de
artt. 97, 114, 139 en 183. Door deze bepalingen worden de
schuldeischers in staat gesteld zich t-er griffie van het kanton-
gerecht op de hoogte te houden van den loop van het faillis-
sement Schuldeischers van te Leiden, Hoorn, Nijmegen,
Amersfoort, Eindhoven, Helmond, Harderwijk, enz., wonende
gefailleerden zullen zich dus niet meer respectievelijk naar
Den Haag, Alkmaar, Arnhem, Utrecht, \'s-Hertogenbosch,
Roermond of Zwolle behoeven te begeven om to vernomen
wat voor hen van belang kan zijn. De voornaamste grief togen
de berechting door do arrondissemonts-rochtbanken nmg hier-
modo als opgeheven beschouwd worden

Blijkens hot Ver.slag dor Comnnssio van voorbereiding
(Belinfanto IT, bl. 20) waren niot alle loden van do Tweodo
ICauior hot in dozon mot do Regeoring eens. Door sommigon
word hot denkbeeld gooppord, aan do rechtbank do bo-
voogdhoid vorloonon, wanneer dit wonsoholijk voorkwam,
hot roohtor-commissarisschap op to dragon aan oonon kanton-
rochtor, gevestigd in oono andere plaats, dan wa»r zich do
zotol dor rechtbank bevindt, voor hot geval hot faillissemont
is opongovallon binnen don kring van dat kantongorooht on
do moosto oji grootste croditouroji ook daar wonen. Andoron
gavon in overweging do faillissomontsbomooiingen alloon dan,
nniar dan ook in haar gohool, aan do rechtbank to laton,
wannoor liot faillissomont was opongovallon binnon don kring
van hot kantongerecht, govostigd U^r plaatso , waar zich do zot-ol

Xloi-MfaHAArr, K«llllt»riiienU«rrt, 3

-ocr page 54-

34

der rechtbank bevindt; daarbuiten zouden zij het wenschelijk
achten, die bemoeiingen (met uitzondering van de failliet-
verklaring desnoods) aan den kantonrechter op te dragen.
De heer
Levy eindelijk drong in zijne Nota aan op berechting
door den kantonrechter, casu quo natuurlijk, met beroep.

De aandrang, van verschillende zijde uitgeoefend, bracht
de Regeering niet tot andere gedachten. Van opdracht van
het rechter-commissarisschap aan den kantonrechter in sommige
gevallen verwachtte zij verschillende complicatiën en ongelijke
behandeling der faillissementen, waardoor ook de afwikkeling
daarvan in vele gevallen zou worden vertraagd en bemoei-
lijkt. De twijfel, in het Verslag door eenige leden geopperd, of
bij opdracht van alle faillissementsbemoeiingen aan den kanton-
rechter wel steeds voldoende waarborgen zouden bestaan voor
eene richtige behartiging der daarbij betrokken belangen,
kwam haar alleszins gerechtvaardigd voor. Tegenover den heer
Levy deed zij gelden, dat het Staatsbelang in geen geval
vorderde, de berechting der faillissementen aan de rechtbank
te ontnemen, integendeel beter .werd gediend door de be-
rechting bij haar to laten.

Ook op dit punt werd bij do openbare beraadslaging niot
nader teruggekomen. Do wot hoeft dus go<m wijziging gebracht
in de opdracht dor faillissomentsbomoeiingon aan do recht-
bank. Bij do bespreking van do verschillende bopalingon dor
wet zal even wol blijken, dat do procedure zoor is vereen-
voudigd, dat talrijke leemten in de voorschriften van proces-
sueelen aard zijn aangevuld on volo verbeteringen zijn aan-
gobracht. Al bloof zij bij denzelfden rechter, ongewijzigd is
do berechting dus geenszins gebleven, on hot is btollig niot
oen dor geringste verdiensten dor niouwo wot, dat juist do
processueele zijde van hot faillissemont mot zorg is horzion.

§ 9. Jlomolofjdiic van akkoord huikn faillielvcrklariiuj^ — In
hot advies van don Raad van Stato loo.)t men, dat hot\'s Raads

r

r

-ocr page 55-

35

aandacht had getrokken, „dat omtrent de al of niet wensche-
lijkheid tot het stellen van regelen ten opzichte van homolo-
gatie van een akkoord buiten het faillissement, niets in het
ontwerp of in de Memorie van Toelichting voorkomt Toch
is van de zijde van den handel op eene dergelijke wijziging
in de bestaande wetgeving aangedrongen. Ook is dit punt
een onderwerp van beraadslaging geweest in de Nederlandsche
Juristenvereeniging (prae-advies vïTn Mr. F. S.
van Nikrop .
bl. 50 en vlg., betoogen van Mr. J. W. Tijdeman, bl. 1G8
en Mr. J. C.
Reepmaker, bl. 170, Handelingen der Juristen-
vereeniging
II, 1871)«.

Na rijpe overweging was de Raad echter tot de slotsom
gekomen, dat eene regeling van dit onderwerp geene aan-
beveling verdient

Naar aanleiding dezer opmerking betoogde de Minister in
zijn rapport aan de Koningin-Regentes, dat hot onnoodig
was in de Memorie van Toolichting omtrent dit onderwerp
in beschouwingen to treden, « eensdeels omdat in dat opzicht
geen verandering wordt voorgesteld in hot thans geldende
recht, anderdeels omdat zoodanige beschouwingen ongeveer
eene herhaling zouden moeten bevatten van do afdoende
argumenten daartegen reeds in
1835 en 1830 ingebracht,
bij gelegenheid van de behandeling van den door do toen-
nuilige Regeering voorgestelden tweeden titel des derden
books van hot Wetboek van Koophandel onder het opschrift:
»van homologatie van akkoord buiten faillietverklaring«,
welke titel met
31 tegen 3 stemmen werd verworpen (Voor-
nuiN, OMchiedmi» m Ihgimehu der Nederlandsche Wetboeken,
dl. X, bl. m v.)» J).

In hot Verslag der Commissie van voorbereiding uit de

•) IHinfrtul« 11, hl. m V.

\') lh»linrnnl«\' l. ». p., hl. «\'20.

-ocr page 56-

86

Tweede Kamer werd gewezen op de door de bovenaange-
haalde Fransche wet van 1889 ingevoerde //liqnidation judi-
ciaire" en op het Belgische n concordat préventif de la
faillite", als middelen tot voorkoming van faillissement. Naar
sommiger oordeel ware het wenschelijk, dit stelsel ook in ons
recht in te voeren. De Regeering bleef dit echter nevens eene
goede wet op het faillissement geheel overbodig achten \').

Anders oordeelde daarover het toenmalige kamerlid Mr.
Levy. Deze beschouwde de instelling van het akkoord buiten
faillissement als eene noodzakelijke aanvulling van het inge-
diende wetsontwerp. Daarom werd door hem bij wijze van
amendement voorgesteld, de wet op het faillissement en de
surséance van betaling te doen vooraf gaan door eene reeks
bepalingen, vervat in 19 artikels: »Van homologatie van
akkoord buiten faillietverklaring" Uit de daarbij gevoegde
toelichting bleek, dat de voorsteller van deze bepalingen
verwachtte, dat ze tot de door hem zoozeer gewenschte
schifting der schuldenaren in eerlijke en oneerlijke zouden
leiden. Nadat in do zitting van 19 April 1893 met 40 tegen
20 stemmen was beslist, dat het Voorstel
-levy moest worden
beschouwd als een amendement, kwam het den volgenden dng
in behandeling. Art. 1 word toon verworpen mot 41 tegen 27
stemmen, waardoor de behandeling der verdere artikelen verviel.

Mr. Lkvy liet evenwel het door hem voorgestane denk-
beeld niet los. Den SO"*" Oct. 1893 word door hen», gebruik
makende van zijn recht tot het nemen van initiatie!, aan
de Tweede Kamer toegezonden een voorstel van eene wet
Oj) de homologatie van akkoord huilen faillietverklaring, welico
wet volgens de bedoeling van den voorsteller gelijktijdig
met de wet op hot faillissement en do surséance van betaling

«) ri<;linfantfi t. z. p., lil. 10 v.

5) Ü4>sprok(Mi in lu-l liooMiirtikel viui li\', n" (illl*.).

\'f

-ocr page 57-

37

zou moeten in werking treden. Het ontwerp was in hoofd-
zaak gelijkluidend met het vroeger door hem, betreflFende
dit onderwerp, ingediende amendement. Door de ont-
binding der Tweede Kamer in Maart 1894 kwam dit ontwerp
te vervallen en de kiezers stelden den heer
Levy niet in de
gelegenheid het opnieuw aanhangig te maken. De homologatie
van een akkoord buiten faillietverklaring verkreeg dus geen
plaats in de wetgeving. Het is daarom onnoodig op de argu-
menten, vóór en tegen do instelling, in en buiten de Kamer,
aangevoerd, hier nader in te gaan. Do beraadslagingen
over hot
amcndeincnt-LEVY vindt men bij Belinfanto III, bl.
53-78, terwijl men over hot
wctsvoorst^l-JjEVY vergelijke: M. F.
DE PiNTO, homologatie van akkoord builen faillietverklaring^
Prft. 1893, on Molknobaapf, hel voorstel van wet van Mr. J.
A. Levy „ op de homologatie van akkoord huit4in faillietver-
klaring
m , in R^cJitsgeleerd Magazijn 1894- (dl. 13), bl 98 v.

-ocr page 58- -ocr page 59-

Titel I,
Van Faillissement.

Algemeene Beschouwinqen.

§ 1. * Hot Üiitworp gaat uit van liet beginsel dat het faillisse-
ment is oen gorechteJijk beslag
op het geheole vermogen des
schuldenaars ten behoeve zijner gezamenlijke schuldeischers.
Deze opvatting beheerscht alle voorgestelde bepalingen«-.
A-ldus lezen wij in de Memoriên van Toelichting tot de ont-
werpen der Staatscommissie on der Regeoring(0. S.C Belinfante,
bl. 02; R. O. Belinfante I, bl. 42).

Wèl beschouwd heeft de instelling van het faillissement
geen ander doel dan de toepassing, de practische verwezen-
lijking van de bepalingen, vervat in art. 1177 B. VV.:
" Alle do roerende en onroerende goederen van den schulde-
naar, zoo wel tegenwoordige als toekomstige, zijn voordeszelfs
persoonlijke verbintenissen aansprakelijken in art. 1178 van
hetzelfde wetboek: »Die goederen strekken totgemeenschappe-
lijken waarborg voor zijne Hchuldeischcrs; derzelvcr opbrengst
wordt onder hen, ponds ponds gelijke, naar ovenredigheid
van eens ieders inschuld, verdeeld, ten ware er tusschen do
schuldeischers wettige redenen van voorrang mogten bestaan».
Vcrdeeling van hot geheele vermogen onder do gezamenlijke
schuldeischers, ziedaar dus wat wordt beoogd. Die vcrdeeling
is hot oinddool, de slothandeling. Het middel om daartoe te
geraken het beslag.

\'JSi

-ocr page 60-

Het b 6 s 1 a g als rechtsmiddel, waardoor ten behoeve van een
bepaalden schuldeischer een zeker verband op de goederen
van den schuldenaar wordt gelegd, ter voorbereiding en ten
dienste van de eigenlijke executie: de realisatie dier goederen,
is een bekende instelling van het procesrecht. Het Wetboek
van Burgerlijke Eegtsvordering kent dit beslag in tweeërlei
vorm: als
conservatoir beslag, als het wordt gelegd vóórdat
de verificatie van des schuldeischers vordering heeft plaats
gehad, ten einde te voorkomen dat, hangende het geding tot
vaststelling van het vorderingsrecht, de " waarborg u van den
schuldeischer wordt weggemaakt, immers aan zijn verhaal
onttrokken; als
executoriaal beslag, als het wordt gelegd na
verificatie der vordering, m. a. w, uit krach te van een execu-
torialen titel. Het faillissement nu is niet anders dan een
beslag, alleen daarin verschillende van de beslagen, geregeld
in het Wetboek van Burg. Eegtsvordering, dat het omvat het
gansche vermogen (»rallede roerende en onroerende goederen«)
van den schuldenaar, en in beginsel strekt ten behoeve van
alk schuldeischers zonder onderscheid. De gevolgen van het
faillissement zijn dan ook geheel van denzelfden aard als de
gevolgen van ieder ander beslag, behoudens hunne grootere
intensiteit en ruimere werking, uitvloeisels van den ruimeren
omvang van het beslag zelf.

Het faillissemont heeft zoowel hot karakter van oen conser-
vatoir als van een executoriaal beslag; of liever, ovonals olk
conservatoir beslag, nii vaststelling Cverificatio) van het vorde-
ringsrecht, overgaat in oen executoriaal beslag, is ook hot
faillissement een
conservatoir beslag, dat overgaat in oon
executoriaal beslag. Daardoor zijn in het faillissement twoo
periodes te onderscheiden : do eerste, do conservatoiro, bestemd
tor verjficatio eenorzijds van do inschuldon, van do rechten
dor schuldeischers, anderzijds van do goederen, dio hunnon
gomoonscliappolijkon waarborg uitmaken; do tweodo, do execu-
torialo, waarin do tegoldonniking van do in beslag genomen
goederen wordt voorboroid on ten uitvoor gebracht on do
opbrengst dier goederen pondspondsgewijze onder do schuld-
eischers wordt verdoold Draagt do eerste periode goon
bijzondoren naam, zij is in haar wozon, evenals ieder conser-
vatoir beslag, niot andors dan oono bewaring,
sequestralie^

-ocr page 61-

41

vaii den boedel, een naam voor deze periode van bet faillis-
sement in ons oud-vaderlandseh recht niet onbekend (zie Mr.
J.
van dkr Lindkn, rcclitsgelcerd, praclicaal en koop manshand-
boek
(1800), bl. 384; Ontwerp van een Burgerlijk Wetboek
van Mr. J.
van der Linden, 1807, bk. 4, tit. 7, afd. 2,
art. 1
v.). De tweede periode, die der vereffening, heet in de
nieuwe wet, evenals in het Wetboek van Koophandel,
insolventie. Wordt aldus door de terminologie der wet het
ingrijpende verschil tusschen beide perioden reeds duidelijk
aangewezen, nadrukkelijker nog komt het conservatoire, voor-
bereidende karakter der eerste periode uit in de verschillende
bepalingen der wet. Gedurende deze periode kan de curator
het bedrijf van den gefailleerde voortzetten en aan dozen
een som ter voorziening in het levensonderhoud uitkeercn
(artt. 98 en 100), gedurende deze periode mogen de goederen
niet dan in de in art. 101 genoemde bijzondere gevallen door
den curator worden vervreemd: voorschriften die geen ander
doel hebben, dan den boedel intact te houden, den bij do
faillietverklaring bestaanden toestand te handhaven. Zoodra
daarentegen de insolventie daar is, tot de vereffening moet
worden overgegaan, eindigt de werking der bedoelde voor-
schriften. Het bedrijf wordt gestaakt, dc schuldenaar niet
langer uit den boedel onderhouden (art. 170), alle baten des
boedels worden door den curator te geldo gennmkt (art 173);
do curator gaat i. e. w. tot do uitwinning over.

De parallel tusschen hot faillissement en een in executoriaal
beslag overgaand conservatoir besing is dus volkomen. Het
verschil tusschen beide instellingen is quantitatief, nietquali-
taticf. Dit verhindert echter niet, dat bij het faillissement eene
kenmerkende eigennardigheid wordt aangetroffen: de gelegen-
heid dio den schuldenaar wordt geboden, door een akkoord
do uitwinning van zijne goederen af te wenden. Niet do bevoegd-
heid van den schuldenaar, met zijne schuldeischers een
akkoord aan te gaan, is eigenaardig, nuvar het bij faillisse-
ment aangenomen beginsel, dat de
beslissing van de meerder-
heid der schuldeischers over dit akkoord, door den rechter
gefiatteerd, de minderheid bindt. Dat de eersto periode
diegene is, waarin over dusdanige nnnnelijke opheffing van
het beslag moet worden beslist, is duidelijk; voorkoming van

-ocr page 62-

42

de executie, van de vereffening is immers liet doel. En zoo
wordt dus deze eerste periode van liet faillissement volledig
gekarakteriseerd door haar te noemen de periode van bewaring
en beschrijving des boedels en van onderhandeling tusschen
schuldenaar en schuldeischers tot voorkoming der gerechtelijke
uitwinning.

Uit het vooropgestelde beginsel,- dat het faillissement is
een gerechtelijk beslag op het geheele vermogen des schulde-
naars ten behoeve zijner gezamenlijke schuldeischers, worden
in de Memoriën van Toelichting tot de ontwerpen der Staats-
commissie en der Regeering eenige gevolgen afgeleid, die
thans nader in oogenschouw moeten worden genomen.

CM

§ 2. De eerste slotsom, door de beide Memoriën uit het
genoemde beginsel getrokken, luidt: „ het faillissement betreft
uitsluitend de goederen van den schuldenaar, niet ook diens
persoon". Het faillissement is m, a. w. niet anders dan eene
generale
vermogens-execxitw (beslag op het vermogen met
executie
daarvan als einddoel). De persoon van den schulde-
naar blijft geheel ongemoeid, d. w. z. zijne rechtsbevoegdheid
en in beginsel ook zijne bevoegdheid tot handelen. Van
capitis deminutio, van burgerlijken dood is geen sprake.
Rechtsadagia als: *decoctus pro mortuo habetur", „decoctor
habet nee veile nee nolle", klinken in onzen tijd, wanneer
men let op de geldende wet, als een anachronisme. Evenals
degene, te wiens laste op bepaalde goederen executoir of
conservatoir beslag is gelegd, blijft ook de gefailleerde in
het genot zijnor burgerlijke rechten en bevoegdheden.

Hij staat niet, zooals wel is beweerd, onder curateele.
Integendeel, hij is bekwaan» om te handelen, speciaal om
overeenkomsten te sluiten en verbintenissen aan te gaan; tot
nakoming dier verbintenissen kan hij in rechte optreden en kan
tegen hem in rechte worden geageerd. Alleen op zijne goederen,
zijn vermogen rust een beslag, een verband, krachtens hetwelk
die goederen tot bevrediging van do arresteerende schuld-
eischers (hier alle schuldeischers op het oogonblik der failliet-
verklaring) moeten worden aangewend Dit verband heeft een
ieder to eerbiedigen, in de eerste plaats de schuldenaar zelf,
maar evenzeer wie lul hot leggen van hot beslag met dezen

-ocr page 63-

PCCJ

~ 43 ^

handelt. Vandaar dat latere handelingen van den gefailleerde,
voor zooverre zij in botsing komen met het gelegde beslag,
krachteloos zijn; dat de failliet, evenals ieder beslagene
niet ten behoeve van derden over zijne goederen, als waren
ze vrij, kan beschikken; dat uit verbintenissen, nii de failliet-
verklaring door den schuldenaar aangegaan, geene aanspraken
kunnen worden ontleend tegen den faillieten boedel, tenzij
voor zooverre deze ten gevolge daarvan is gebaat (art. 24 der VtM^ U\'l^l >
wet); dat vonnissen, ter zake dier verbintenissen tegen den
J
gefailleerde verkregen, hoewel voor tenuitvoerlegging vatbaar,
niet kunnen worden tenuitvoergelegd op het in beslag genomen
vermogen, op den faillieten boedel. De gefailleerde kan dus
wel handelen, zich verbinden, beschikken zelfs over de in
beslag genomen goederen, maar niet dit beslag opheffen, hot
daardoor op de goederen gelegde verband wegnemen. Niet-
togenstaando zijne beschikkingen blijft het beslag op do
goederen rusten, en niemand kan aan beschikkingen van den
gefailleerde, nii do faillietverklaring verricht, het recht ontloonen
goederen aan dit verband te onttrekken. Men drukt dit alles
uit, door te zeggen dat do schuldenaar do beschikking over
do in beslag genomen goederen vorliest (art. 23), wat dus
niot anders beteekont, dan dat do schuldenaar niet zóó over
dio goodoron kan beschikken, dat hot boslug ophoiidt or op
to ruston.

In verband daarmede wordt don schuldonaar door do wot
ook hot behoor over do in beslag genomen goodoron ontnomen
(art. 28), on wordt dit behoor bij faillissement aan oonon
curator opgedragen, ovonals bij oxocutoriaal beslag oon
bowojirdor kan worden aangesteld om hot bohoor, voor
zoovorro dit to pas komt, to voeren.

Do Memorie van Toelichting zogt omtrent dit punt o. a.
hot volgende:

»Absoluut niotig boliooft niot oono handeling van don schul-
donaar to wozon, zelfs niot overeenkomsten on beschikkingen
over hot in beslag gonomon vormogon. Hot is voldoondo dat
dorgolijko handelingen don
boedel niot binden, tegenover don
boodol niot workzaam z\\jn. Jiolatiovo nietigheid is noodig.

.\') Verg. vonnU Hb. Ainsleniftin 5 Juli 181)3, V. v. J. im ii». 1».

-ocr page 64-

44

geeu absolute. Indien dus het Ontwerp, gelijk ook thans
rechtens is, den schuldenaar het beheer en de beschikking
over den boedel ontneemt, wil dit niet zeggen dat alle over-
eenkomsten, welke de schuldenaar over bestanddeelen van
den boedel mocht sluiten , absoluut nietig zijn , nietig in dien
zin dat ook de mede contractant zich daarop zou kunnen
beroepen, maar alleen dit, dat de schuldenaar over den
boedel niet op eene den boedel, zoolang het beslag er op
rust, verbindende wijze kan beschikken, en dat de curator
tegen een ieder de nietigheid dier handelingen met betrekking
tot den boedel kan inroepen. Verkoopt bijv. de schuldenaar
een voorwerp tot den boedel behoorende, dan zal de kooper
niet de nietigheid der overeenkomst kunnen beweren, doch
alleen de overeenkomst niet tegen den boedel kunnen execu-
teeren, zoolang het faillissement niet is opgeheven. Na de
homologatie van een eventueel akkoord staat niets meer aan
de volledige werking van eene dergelijke overeenkomst in
den weg" (Belinfante I, bl. 42 v.).

§ 3. Uit het feit dat het faillissement alleen betreft do
goederen, het vermogen van den schuldenaar, vloeit tevens
voort dat alleen de
vermogemrechtcn van den gefailleerde
onder het beslag vallen, dat het verlies van beheer en be-
schikking alleen de vermogensrechten betreft. Rechten, die
niet behooren tot de vermogensrechten, blijft de failliet, tenzij
eene uitdrukkelijke wetsbepaling iets anders voorschrijft, uit-
oefenen als voorheen De curator heeft over die rechten geen
zeggen noch eenig bestel. Familierechten, rechten den man
of don vader als zoodanig toekomende, komen hier in de eerste
plaats in aanmerking. Zoo zal do failliet, zonder eenige in-
menging van den curator, de ouderlijke macht uitoefenen in
haren vollen omvang, evenzoo de maritale macht. Vermogens-
rechten evenwel, uit de ouderlijke of maritale macht voort-
vloeiende, zullen, zoolang do failliet die macht bezit, ter
beheer en beschikking van den curator staan.

Soms zal de vraag, of iets een vermogensrecht uitmaakt, tot
twijfel aanleiding kunnen geven De nieuwe wet treedt daar-
omtrent, evenmin als het Wetboek van Koophandel, in casuïstiok.
Bij de behandeling der wet kwam ook slechts eennmal de

-ocr page 65-

45

quaestie ter sprake, en wel bij art. 21 4°. Naar aanleiding
eener in het Verslag gemaakte opmerking, wordt in het
Regeeringsantwoord gelezen: • In geen geval kan de curator
dat beheer (het beheer over het kinderen-goed), een familie-
recht, uitoefenen* Hetzelfde geldt van het beheer des mans
over de eigen goederen der vrouw. Ook dit zal de gefail-
leerde, als hoofd der echtvereeniging, blijven uitoefenen. De
curator zal zich daarmede even weinig mogen bemoeien, als met
het beheer over het vermogen der kinderen of met het beheer,
dat de gefailleerde als voogd of curator over het vermogen
van pupillen of curandi uitoefent. Daar te dezen opzichte
nieuwe beginsels niet zijn aangenomen, de wetgeving dus
ongewijzigd is gebleven, blijft de vroegere jurisprudentie ook
voor de uitlegging der nieuwe wet hare beteekenis behouden.
Ter illustratie van enkele twijfelachtige gevallen moge hier dus
op eenige belangrijke beslissingen, onder vigueur van het Wet-
boek van Koophandel gewezen, de aandacht worden gevestigd.

Een paar malen kwam de vraag ter sprake, of de curator
zich kan beroepen op de nietigheid eener handeling, door
de vrouw zonder machtiging, bijstand of toestemming van
den man verricht (art. 171 B. W.). De Hooge Raad beant-
woordde haar bevestigend bij arrest van 4 Febr. 1887, IF. n®.
5398, onder de volgende omstandigheden. De curator vorderde
uitkeering van oon legaat, besproken aan de in algohoolo
gomeenschap gehuwde ochtgonooto van don failliet en door
haar vóór do failliotvorkhiring zonder bijstand van haren man
gobourd. Door do Rb. to Amsterdam was do vordering van
don curator bij vonnis van 29 April 1884 toegewezen, daaren-
tegen door hot Hof aldaar (arrest van 17 April 1885, II\'.
n°. 5250) beslist, dat do curator niot
bohoort tot do catogorio
personen, dio bevoogd zijn do vordering von art. 171 B. W.
in to stollen. Do Hoogo Raad bevestigde, mot vernietiging
van \'sHofs arrest, hot vonnis van do rechtbank.

Dat do curator in olk geval, gezamenlijk mot don gofail-
loordon nnin, do nietigheid oonor handeling dor vrouw,
zonder toostomming dos mans verricht, kan inroepen, oordooldo
do Rb. to Amsterdam 7 Juni 1892, ir. n". 0301. WM word
dit vonnis vorniotigd bij arrost van hot Hof to Amstordam

O.llt\'linrantQ II, b). 40.

li-

-ocr page 66-

46

van 30 Juni 1893, W. n°. 6401, doch op den feitelijken grond,
^ ^ ^c^-e^w^-Z^jg^^ ^J
q gefailleerde de handeling zijner vrouw had geratihabeerd.

O— T\'ot verschil van meening gaf ook aanleiding de vraag, in
. ^ ^ hoeverre de curator de rechten kan uitoefenen, die de

gefailleerde of, in geval van gemeenschap, ook diens vrouw
(yx^J- als legitimaris kan doen gelden. Zoowel de Hb. te Zutfen
^J^^ö^oL.^^ 2 Oct. 1879, TF. n". 4517, als die te Maastricht 13 Dec.

W. n°. 516Ö, en te Groningen 9 Maart 1888, W.

5642, beslisten dat de curator vermindering kan vragen
/i^a^ ^^\'^\'/van beschikkingen, waardoor het wettelijk erfdeel van den
Q^ VKyQf^ gefailleerde of van diens in gemeenschap gehuwde echtgenoote

wordt benadeeld. Inderdaad mag het recht, den legitimarissen

G9

cr7

7 ^i/«^

in art 967 B. W. toegekend, tot de vermogensrechten
worden gerekend.

§ 4. Als tweede slotsom, uit het hierboven (bl. 39) aange-
geven beginsel te trekken, stellen de Memorien van Toe-
lichting (O. S. C. Belinfante, bl. 64; R. O. Belinfante I, bl.
43): „de schuldenaar blijft eigenaar van het vermogen, blijft
de gerechtigde en verplichte persoon".
Do toelichting dezer stelling luidt aldus:
n Het faillissement kan evenmin als eenig ander beslag den
eigendom van den boedel doen overgaan. Deze blijft waar
hij was, bij den schuldenaar, zoo ook blijven alle rechten on
vorderingen van den schuldonaar
zijne rechten, zijne vorde-
ringen; blijven alle schulden on verplichtingen van den boedel
zijne schulden, zijne verplichtingen. Wel is einddoel van hot
faillissementsbeslag, ovenals van ieder beslag, do goarrostoerdo
goederen ten bate van hen, te wier behoeve hot beslag
gelogd is (hier de gezamenlijke schuldeischers van don schul-
denaar) ,-to realisoeren, en is dan ook do verefiening oon
wezenlijk bestanddeel van hot faillissomont maar stoeds
zullen het do goederen, do vermogensrechten
van den schul de-
naar
zijn, die verkocht worden door hen, aan wie door do
wot do bovoegdhoid is gegeven daartoe ondanks den eigenaar
ovor to gaan. Do schuldeischors, of do curator te hunnon
bohoovo, realiseoron niot eigen goodoron on eigen rechten,
maar die van hunnon schuldonaar. Hieruit volgt logisch dat
zij nimmer moordoro rochton kunnen uitoofonon, dan hunnon

-ocr page 67-

47

schuldenaar toekwamen, dat zij tegenover derden optreden als
plaatsvervangers, vertegenwoordigers van den schuldenaar.
Waar aan de rechten van den schuldenaar lasten en verplich-
tingen verbonden zijn, zullen die rechten niet geldend
gemaakt kunnen worden dan onder gehoudenheid die lasten
of verplichtingen te vervullen. Alles wat een derde tegenover
den schuldenaar kan doen gelden, kan hij bij faillissement
ook den realiseerenden schuldeischers tegenwerpen. Elk ver-
mogen bestaat uiteen samenstel van rechten en verplichtingen.
Ais vereffenaars van het vermogen huns schuldenaars treden de
schuldeischers dus zoowel in de daartoe behoorende rechten als
in de daaraan verbonden verplichtingen«.

In het Verslag der Commissie van voorbereiding uit de
Tweede Kamer werd deze opvatting bestreden. Vele leden
meenden dat de schuldeischers als zoodanig den schuldennar
niet vertegenwoordigen. In haar Antwoord liet de Regecring de
juistheid der benaming »f vertegenwoordiger * in het midden,
doch hield vast aan de hoofdgedachte der Memorie van
Toelichting: »dat de schuldeischers, als executanten, met
betrekking tot het in beslag genomen vermogen in de schoenen
van den schuldenaar staan en niet meer rechten kunnen
uitoefenen, dan deze. Het is trouwens een onloochenbaar feit,
dat het vermogen, hetwelk, in beslag genomen, tijdelijk voor
de schuldeischers beheerd en ten slotte gerealiseerd wordt,
het vermogen is van den schuldenaar» (Belinfante ir,bl. 15).

Inderdaad doet de naam, dien men gebruikt on» do rechts-
positie van de schuldeischers als executanten te karakteriseercn,
er minder toe , indien men die rechtspositie zelve slechts juist
opvat. Die positie nu is deze, dat de schuldeischers aan de
wet het recht ontleenen de vermogensrechten van den ge-
failleerde uit te oefenen en to gelde te nuiken. Hot komt er
dus steeds op aan te weten, welke de vermogensrechten van den
gefailleerde zijn; deze blijven
zijne rechten, totdat ze door don
curator ton behoeve van de schuldeischers zijn vervreemd,
totdat, wat art. 491, Wetb. v. Burg. Rv. de
onteigening bij
executie noemt, heeft plaats gehad. Door do executie gaan
die vermogensrechten vnn den gefailleerde op den kooper bij
cxecutie over. Deze wordt geacht onmiddellijk van don ge-
failleerde t-c bobben vorkrcgcnC Worden door den curator

é . JL^

y^f M/^

-ocr page 68-

48

inschulden van den gefailleerde geïnd, de schuldenaren,
den curator betalende, worden tegenover den gefailleerde
gekweten; zij worden geacht aan dezen te hebben betaald.

De curator, ten behoeve van de schuldeischers executeerende,
vervult dus tegenover derden dezelfde rol als een vertegen-
woordiger van den gefailleerde, treedt oj) als iemand die niet
eigen rechten realiseert, maar bevoegd is over rechten van
een ander te beschikken. Hetzelfde geldt van het 6e/jeer, door
den curator ten behoeve der schuldeischers uitgeoefend. Voor
zooverre dit beheer hem met derden in aanraking brengt,
kan de curator niet anders en niet meer doen dan de gefail-
leerde zelf zou kunnen verrichten. Dit alles heeft de Memorie
van Toelichting door het ééne woord n vertegenwoordigen «
willen uitdrukken. Het is dezelfde gedachte, welke Mr. J. O.
M.
van Riemsdijk , de beperkte rechtsbevoegdheid van den gefail-
leerde,
bl. 4G , die de beschouwing van de schuldeischers als
vertegenwoordigers van den gefailleerde verwerpt, heeft uit-
gesproken in de woorden : n de crediteuren nemen het vermogen
y van den gefailleerde in beslag, in den toestand, waarop het

^e ^gjj ^-jjg j^p faillietverklaring bevindt. Zij erlangen aan

^ dat vermogen niet meer of minder rechten , dan de gefailleerde

^Ä^-uVtAö^--^«^ daarop, heeft; zij oefenen zijne rechten en rechtsvorderingen,
^^ ^g^^iC^jeA^ waarvan dit vermogen het onderwerp is, uit«. Hot is juist
^ / \' . dit
uitoefenen van de rechten des gefailleerden, wat door het
g^ gewraakte woord \'r vertegenwoordigen wordt uitgedrukt, en

^ t/i^ Ltrtfv^ waarom vaak de curator, optredende voor do schuldeischers,

executie buiten faillissement, de executeerende
~ schuldeischer, voor wien volkomen hetzelfde geldt, als
ver-
tegenwoordiger
van den failliet of van den schuldennar wordt
aangeduid\'). Die aanduiding wil niets anders zeggen, dan
/6.3/• «lat de. curator of de schuldeischers, bij de uitoefening endo
/qoi. ^ t^" vervreemding van de vernïogensrechten van den schuldenaar,
\' /, ^ ^ de plaats van dezen treden, in diens schoenen komen to

// / staan, zooals de Regeering in haar Antwoord hot noemde.

AyfV——

^^ «) Mon v(m\'k. .Mr. Kist, Iktjimekn van IlaniMnhut, .11.hl.-i.\'l://.IcHclmlil-

Rischcrs oefenen door hunne vertegenwoordigers, de cur.itors, die regten (seit,
van inschuld) des schuldenaars uil en. vertegenwoordigen in /oovi\'rre diens
iwrsoon tegenover zijne schuldeisrher» (lees; schuldenaren)//. Zie voorts het
betoog vnn dien schrüvcr op bl.
7ü.

-ocr page 69-

49

De geschetste rechtspositie van de schuldeischers als exe-
cutanten brengt voor hen, die met den failliet vóór het
faillissement handelden, mede, dat zij tegenover de schuld-
eischers staan als tegenover den failliet zeiven, mitsdien tegen-
over genen geen
mindere rechten en geen meerdere verplichtingen
hebben, dan zij tegenover dezen zouden hebben. Dit goed in ^
het oog te houden is vooral van belang bij wederkeerige
overeenkomsten, door den schuldenaar vóór de faillietverkhiring
aangegaan. Bij de behandeling van de tweede afdeeling van
dezen titel zal dit nader blijken.

In aansluiting aan het boven medegedeelde wordt de ver-
houding van den curator tot den schuldenaar en de schuld-
eischers in de Memorie van Toelichting nader, als volgt, geschetst:
.„De gezamenlijke schuldeischers, te wier behoeve het ge-
rechtelijke beslag gelegd wordt, die dus de inbeslagnemers
zijn, zijn, als wettelijke vereffenaars of liever als executanten
optredende, de plaatsvervangers, de vertegenwoordigers van
den schuldenaar. Daar zij, eene toevallige vereeniging van
personen, niet zelf kunnen optreden, daaraan althans allerlei
eigenaardige moeilijkheden verbonden zijn, wordt door de wet
do curator aangewezen om voor en namens hen op to tredon
on te handelen. Do curator wordt daarom in \'t Ontwerp
beschouwd als do wettelijke vertogenwoordiger van do schuld-
oischors, on, omdat hij dit is, tevens als do vortogonwoordigor
van don schuldenaar. Hij toch is vortogonwoordigor van do
schuldeischers alloon voor oono bepaalde zaak, on wol voor
do uitoefening van hunne rochton als boslagnomoi\'s, in wolko
hoedanigheid hun uit kracht dor wot hot recht toekomt in
plaats van don schuldonaar (als zijno vortogonwoordigors) dions
vormogonsrochten ton eigen bate to realiseoron. Rechtens is
do curator dus uitsluitend vortogonwoordigor van do schuld-
oischora,maarjui8t daardoor ook via dozon van don schuldonaar \').
Hiortogon obstoort niet, dat do curator niot alloon do belangen
van do schuldoischors hooft to behartigen, maar ovonzoordio
van don schuldonaar. Dit toch is goono bijzondere, zolfslandigo
verplichting don curator als zoodanig opgologd, maar oiuu^
dio wodor in primis op do schuldoischors rust. lOvonals oj)

H Mr. Kist, l. ii. p., bl. Cl, "0.

XluLKKiiHAArr, FiiiUi«tcmrnUwct.

-ocr page 70-

50

iederen beslaglegger rust toch op hen de verplichting bij de
executie de belangen van den schuldenaar te ontzien. Zij
kunnen executeeren, ten eigen bate executeeren, maar behooren
daarbij, voor zooverre zich dit met eene billijke uitoefening
hunner rechten verdraagt, met de belangen van den schuldenaar
rekening te houden. Alleen zal de nakoming dezer verplich-
tingen door de tusschenkomst van een onpartijdigen persoon,
den curator, beter verzekerd zijn.

it Tegen de hier ontwikkelde opvatting kan evenmin worden
aangevoerd, dat het tot de taak van den curator behoort,
indien daartoe termen bestaan, ten behoeve van de schuld-
eischers de nietigheid in te roepen van sommige door den
gefailleerde verrichte handelingen, en dat hij dit doende zeer
zeker geen recht uitoefent dat den gefailleerde toekomt. Immers
het feit, dat de schuldeischers de vermogensrechten van hunnen
schuldenaar executeeren, belet volstrekt niet dat de wet hun
daarnaast rechten verleene, door hen uit eigen hoofde uit te
oefenen, rechten die trouwens geen ander doel hebben dan
het beslag ook uit te strekken tot die goederen, welke daaraan
onrechtmatig onttrokken zijn. Het spreekt dan ook vanzelf
dat, voor zooverre
deze rechten worden geldend gemaakt, de
schuldeischers niet in plaats van den schuldenaar optreden,
en de curator alleen hen vertegenwoordigt. Dit verandert
echter niets in hot karakter van hun optreden, waar het de
realisatie en de vereffening van den boedel geldt«.

Verschillende artikelen der wet zijn als een uitvloeisel der
aangegeven opvatting te beschouwen, zoo met name art. 13,
waaruit duidelijk blijkt dat do handelingen, die door den
curator in zijne hoedanigheid worden verricht, don gefailleerde
binden. De practische betoekenis daarvan komt vooral uit,
wanneer het faillissement een einde neemt door homologatie
van een akkoord. Do schuldenaar treedt dan, tenzij daaromtrent
iets anders bij het akkoord is bepaald, weder in hot beheer
van den boedel en aanvaardt dezen van den curator in den
toestand, waarin hij zich op dat oogenblik bevindt. Alle
beschikkingen, gedurende het faillissement door den cumtor
gemaakt, zal de schuldenaar hebben te eerbiedigen; tegenover
derden zullen die beschikkingen gelijk staan met beschikkingen
door den schuldenaur zelf genniakt, i. o. w. deze zal dnn

-ocr page 71-

51

boedel van den curator overnemen als van iemand, die dien
.boedel eenigen tijd voor hem in administratie heeft gehad.
Zoo zullen procedures, door of tegen den curator gevoerd,
door of tegen den schuldenaar worden voortgezet zal, wat
den curator verschuldigd was, den schuldenaar moeten worden
voldaan, enz.

Uit het voorgaande volgt, dat de curator in geen geval
kan worden beschouwd als een derde in den zin van art.
1917 Burg. Wetb. Onderhandsche akten, afkomstig van den
schuldenaar, hebben dus, ook ten aanzien harer dagteekening,
kracht tegen den curator. Daar echter aan rechtshandelingen ,
door den schuldenaar nsY de faillietverklaring verricht, ten
gevolge van diens verlies van beheer en beschikking over
zijn vermogen, geene aanspraken tegen den boedel kunnen
worden ontleend, zal den curator steeds het bewijs vrijstaan,
dat do akte, dio oene dagteekening vóór do faillietverklaring
draagt, in werkelijkheid m\\ de faillietverklaring is opgemaakt.
Evonzoo kan do gehuwde vr^w, die do nietigheid inroept
eener handeling, door haar%taande huwelijk verricht, zonder
machtiging haars mans, aantoonen dat do vóór hoar
huwelijk gedagtoekende akte, welke dio handeling constatoert,
is geantidateerd on eerst nïi het huwelijk opgemaakt. Ook do
curator ovor oen onder curateolo gostoldon pereoon kan bo-
wijzon, dat onderhandsche akten, van don curandus afkom-
stig, godagtookond vóór do ondor-curatoolo-stolling, daarna
zijn vervaardigd. Dat do vrouw on do curator ton opzichte
van do hier genoemde akten niot zijn dorden in don zin van
art. 1917 B. W., zal wol niot twijfelachtig wozon.

Voor do bewering, dat do curator in oen faillissomont,
indien hij niot is oon dorde, ook niot hot recht zou hebben,
do antidatooring to bewijzen van ondorhandscho stiikkon van
don schuldenaar afkomstig, bestaat dus goon grond.

In do wot is oon algemeen voorschrift, vaststellende dat
do curator niot is oon dorde tegenover do ondorhandscho

/

-ocr page 72-

52

akten van den schuldenaar, niet opgenomen; wel vinden wij
^ in art. 123 eene speciale bepaling voor het verificatie-proces.

Het spreekt echter van zelf, dat het gezegde steeds waar zal
zijn, en zijne toepassing zal moeten vinden ook in andere
omstandigheden. Voor den wetgever bestond er eene bijzondere
aanleiding, de quaestie voor het verificatie-proces uit te
maken, omdat in verband met dit proces de positie van den
curator het meest ter sprake is gebracht, en zelfs het onder-
werp van eene chronische controverse was geworden.

Bij de behandeling van art. 123 zal de gelegenheid bestaan
op dit punt nader terug te komen.

§ 5. Als derde slotsom vermelden de Memoriën van Toelichting
(O. S. C. Belinfante, bl. 67; R. O. Belinfante I, bl. 41,):

ff Het beslag omvat niet bepaalde goederen, een bepaald
gedeelte van het vermogen, maar het
geheele vermogen. Elk
vermogonsdeel, geen uitgezonderd, is in beginsel aan het
beslag onderworpen. Hieruit volgt dat alles wat gedurende
het faillissement door den schuldenaar verworven wordt, dus
toetreedt tot het vermogen, waarop het beslag rust, co
J^ftA: ^tti^ aic^rtiolJcLipso in het faillissement valt. Zoolang het beslag niet is op-
laMov^x^^-^\'^ ■ geheven, of door realisatie van al het in beslaggenomene zijn
natuurlijk einde heeft genomen, moet steeds al wat bestanddeel
uitmaakt van het vermogen des schuldenaars geacht worden
in het beslag begrepen te zijn, juist omdat het beslag rust
op hot vermogen als verzamelbegrip, als algemeenheid van
vermogensrechten

In het Verslag der Commissie van voorbereiding uit do
Tweede Kamer vond deze regeling geen algemeene instemming.
Sommige leden achtten haar in strijd met het beginsel, dat het
fuillissement een beslag is. Erkennende dat het faillissement is
een beslag op het
geheele vermogen en dat dit rust op elk ver-
mogensdeel, waren zij tevens van oordeel,dat »dat beslagalleen
kan treffen die goederen, die vermogensdeelen, welke op het
oogenblik, dat het beslag gelegd wordt, aanwezig zijn. Wel
is waar zegt art. 1177 Burg. Wetb , dat alle goederen van den
schuldenaar, zoowel tegenwoordige nis toekomstige, voor zijne
persoonlijke verbintenissen aansprakelijk zijn — nnuir daaruit
volgt alleen, dat na opheffing van dat beslag bij insolventie.

-ocr page 73-

53

do niet voldane vorderingen herleven. En dit klemt te meer
omdat het faillissement geen beslag is op den persoon, maar
op de goederen; hetgeen gedurende het faillissement door dien
persoon verworven wordt, moet daarom ook niet onder dat
beslag gebracht worden* (Belinfante II, bl. 16).

In haar Antwoord verdedigde de Regeering het stelsel van
het ontwerp, — dat in art. 20 der wet aldus is geformuleerd:
tl Het faillissement omvat het geheele vermogen van den
schuldenaar ten tijde van de faillietverklaring, alsmede hetgeen
hij
gedurende het faillissement verwer ft" ^ — op de volgende gronden:

n Zelfs al moesten de theoretische gronden, in de Memorie
van Toelichting aangevoerd, als minder juist of afdoende
beschouwd worden en al moge er ook al veel te zeggen zijn
voor het in het Verslag ontwikkelde stelsel, — er bestaan
praktische redenen van overwegenden aard, die voor het
stelsel van het ontwerp pleiten. Duidelijk is het al dadelijk
niet, hoe, bij het uitdrukkelijk voorschrift van art. 1177
Burgerlijk Wetboek, dat het
gch^elc vermogen van den schul-
denaar, »zooweltegenwoordige als toekomstige « goederen, voor
diens persoonlijke verbintenissen aansprakelijk zijn, ooit te ver-
dedigen is eene splitsing van dat vermogen in twee doelen , dén
dat wel aansprakelijk is, en een ander (het hangende het faillis-
sement verworven vermogen), dat voor het grootste deel dor
schulden niet, althans tijdelijk niet, aansprakelijk zou zijn. In
goone andere wetgeving worden do goederen, door don schulde-
naar verkregen gedurondo het faillissomont, van hot faillissement
uitgesloten, behalve in Duitschland, waar do bepaling niot
dan na vool strijd is tot stand gekomen. Do uitsluiting hooft
tot noodzakelijk gevolg do mogelijkheid van oen gelijktijdig
tweodo en dordo faillissomont, wnarvan men do schuldoischers
in hot oorsto faillisHomont, zonder onbillijkheid te plogon,
niot zal kunnen uitsluiten. Dat hot in hot loven roopon van
do mogolijkhoid van tweo, drie of meer gelijktijdige faillisso-
menten doszelfden schuldenaars oono praktische oplossing der
quaestio zou zijn, kan nionuuul beweren " (Belinlante 11, bl. 17).

Opgemerkt moot wordon , dat do Regeering en do leden, die
haar stolsol bostrodon, niet vA6 vierkunt tegenover elkander
stonden, als uit het boven medegedeelde zou kunnen worden
afgeleid. Int-egondeel, zij kwamen elkander een hooi eind weegs

-ocr page 74-

54

te gemoet. Immers, noch de Regeering noch de sommige leden ,
die in het Verslag aan het woord waren, wenschten het
resp. voorgestane stelsel tot in zijne uiterste consequenties
door te voeren. De Regeering stelde in art. 21 2" van het
ontwerp (onveranderd in de wet overgegaan) voor, dat buiten
het faillissement zou blijven, »hetgeen de gefailleerde gedurende
het faillissement door persoonlijke werkzaamheid verkrijgt of een
gedeelte daarvan, ter beoordeeling van den rechter-commissaris»,
uit ffOverweging dat de billijkheid en het welbegrepen belang
der schuldeischers vorderen, dat men den schuldenaar de
gelegenheid late in zijn eigen onderhoud te voorzien« (R. O.
Belinfante I, bl. 63). De bedoelde leden wilden, hetgeen gedu-
rende het faillissement door erfenis of legaat den gefailleerde
ten deel valt, in het faillissement doen vallen.

Het stelsel der Regeering, dat alles in het faillissement
valt en dat alleen wordt uitgezonderd, wat de schuldenaar
voor zijn levensonderhoud en zijn bestaan niet kan ontberen,
is wet geworden. Vergelijkt men het met het stelsel, in \'t
Verslag aanbevolen, dan moet worden erkend, dat hot zich
door grootere eenvoudigheid aanbeveelt. Door de mogelijk-
heid van gelijktijdige faillissementen uit te sluiten, bevordert
het zooveel doenlijk de eenheid van de executie des boedels.

§ 6. «Het faillissement vindt zijn grens in de realisatie van
het vermogen*. Aldus luidt de
vierde slotsom, in de Memoriën
van Toelichting (O. S. C. Belinfante, bl. 67; R. O. Belin-
fante I, bl. 45) getrokken uit het beginsel: faillissement
is beslag en executie van het geheele vermogen.
Ter nadere adstructie werd aangevoerd:
H Doel van het faillissement is evenals van iedor beslag
realisatie van do in beslag genomen goederen des schuldenaars
ten bate van de schuldeischers.

ff Zoodra dit doel bereikt is, is het beslag gedaan, m. a. w.
het faillissement geëindigd, en keert alles weder tot den
vroegeren toestand,
liet faillissement kan in beginsel luï ver-
effening des boedels geen nawerking hoegenaamd hebben op de
rechtsverhouding, waarin de schuldenaar lol zijneschuldeiscJters staat.

»Van een latenten faillissementstoestand nü de vereflening,
zoodat zij, die schuldeischers waren tijdens de faillietver-

-ocr page 75-

55

klaring, geen ander rechtsmiddel tegen hunnen schuldenaar
bezitten dan een aanvraag tot heropening van het faillissement
(het stelsel van artikel 887 Wetboek van Koophandel), kan
bij deze opvatting geen sprake zijn. De schuldeischers treden,
na afloop van het faillissement, in al hunne vroegere rechten
van executie tegen den persoon en op de toekomstige goederen
van den schuldenaar, voor het nog onvoldaan gebleven deel
hunner vorderingen. Het feit dat de in beslag genomen
goederen niet genoeg opbrengen om hunne vorderingen in
haar geheel te verhalen , kan hunne rechten op het ontbrekende
niet wijzigen. Deze blijven volkomen intact (art.
195 Ontw.).
Anderzijds staat de schuldenaar, wiens bekwaamheid om te
handelen trouwens door het faillissement in het minst niet
opgeheven wordt, gelijk aan ieder ander die eene executie in
zijn vermogen heelt ondergaan. Over de goederen, die hij na
alloop van de vereffening des boedels , nadat dus het faillisse-
mentsbeslag is geëindigd, verwerft, heeft hij onbeperkt vrije
beschikking".

De bepaling, dat do schuldeischers, na hot einde van
het faillissement in geval van insolventie, voor hot tekort-
komondo weer al hunne individueoio rechten van verhaal
tegen don schuldenaar herkrijgen, — do consequente toe-
passing van het beginsel, dat het faillissomont is oono
wijze van executie, — is misschien wol do belangrijkste ver-
betering, door do nieuwe wot in hot faillietenrecht gebracht.
De regeling van den rechtstoestand, waarin de insolvent
verklaarde gefailleerde m\\ het ontslag van den curator,
zoolang hom rehabilitatie niet was verleend, onder do
werking van hot Wotbook van Koophandel verkeerde, Hot
alles te wenschon over en was oen bron van rechtsonzekerhoid
en ongorochtighodon. in do Memorie van Toelichting tot hot
ontwerp dor Staatscommissio werd die toestand, bij de be-
spreking van de achtsto afdeeling van den eersten titol van
hot ontwerp (bl. 235 v., nagenoeg ongewijzigd ovorgonomon
in de Memorie van Toelichting tot het ontwerp dor Regeering,
Belinfante
1, bl. 15« v.), beknopt maar duidelijk geschetst en
als onho»idbaar ten-toon-gesteld. (Jeen wonder dan ook dat
het ontwerp der Staatscommissio, wat de regeling van do
rechten der schuldoischors nii ailoop van hot faillissement in

-ocr page 76-

56

geval van insolventie betreft, in beginsel bij alle deskundigen
instemming vond. Men verg. Mr.
Polenaab, in Bechtsgel.
Magazijn\',
7de jg. (1888), bl. 42; Mr. Goudsmit, in Thenns
1888, bl. 207; Mr. Hingst, in RechtsgeL Bijdragen en Bijblad,
1886/7, afd. D, bl. 45.

Op de opmerking van sommigen, medegedeeld in het
Verslag der Commissie van voorbereiding uit. de Tweede
Kamer (Belinfante II, bl. 18), dat het stelsel van het ont-
werp te dezen niet wenschelijk was, en dat verschil
behoort gemaakt te worden »tusschen oude en nieuwe schuld-
eischers , en de eersten slechts dan hunne oude rechten moeten
kunnen doen gelden, wanneer zij, die vroeger door den
faillissementstoestand, waarin zij betrokken waren, een zeker
consortium vormden, wederom als zoodanig optreden", koude
Regeering dan ook terecht antwoorden: »In ieder geval is
tegenover het ontwerp niet eene regeling te verdedigen, die
overeenkomt met die van het bestaande recht. Indien één
onderwerp verbetering behoeft, dan is het de bepaling van
de rechten der schuldeischers na afloop van het faillissement.
Dat die rechten thans feitelijk niet voor handhaving vatbaar
zijn, ligt juist in de gedwongen vereeniging der oude schuld-
eischers tot wat in het Verslag een
consortium wordt genoemd
Onder geene bepaling heeft de geregelde gang der maatschap-
pelijke zaken meer geleden, dan onder deze, daar zij don schulde-
naar na faillissement in den regel voor oono vervolging vrijwaart,
en dan ook in hooge mato heeft medegewerkt tot do licht-
vaardige faillissementen op oigen aangifte. Elders hooft men
hot stolsel der horopening van hot faillissomont dan ook
algemeen laten varen

Dit wat het beginsel betreft. Do uitwerking daarvan in
art. 495 van het ontwerp ontmoette op één punt mooralgo-
moono bestrijding. Hot artikel bepaalde, dat do schuldoischors
na afloop van hot faillissement herkrijgen al hunne rochton
van executie
tegen den persoon of op do goodoron van hunnon
schuldenaar. Ook executie bij lijfsdwang zou dus toogolaton
zijn. Hiertegen worden gewichtige l)odenkingon aangevoerd.
»Wat echter don lijfsdwang betreft", aldus hot Verslag
(Belinfanto FE, bl. 137), »in dat opzicht behoorde naarvolor
oordooi art. 195 wijziging to ondergaan. Allos, wat do

-ocr page 77-

M0LEN6RAAFF-INSTITUUT VOOR PRIVAATRECHT

57

debiteur bezit, is gearresteerd; de daarna toegepaste lijfsdwang
zal derhalve niet meer treffen een onwilligen, maar een
behoeftigen schuldenaar. Art. IG baat hem niet, want
ook in het daar bedoelde geval kan terstond de lijfsdwang
op hem toegepast worden. Het hier aangenomen beginsel
was, meenden deze leden, in lijnrechten strijd met dat,
waarvan de lijfsdwang uitgaat, dat namelijk de insolvente
debiteur, tegen wien lijfsdwang is toegepast, daaruit moet
ontslagen worden, indien hij aantoont niet in staat te zijn te
betalen

»Door anderen werd hiertegen opgemerkt, dat men ook
thans vaak tot lijfsdwang zijne toevlucht neemt, niet alleen
tegen een onwilligen, maar ook tegen een behoeftigen schul-
denaar, ten einde diens familiebetrekkingen daardoor te nopen,
hem hun geldelijken steun te verschaffen. In zoover konden
deze leden dus geenszins toegeven, dat deze bepaling in
strijd is met den aard van den lijfsdwang. Zij waren echter
met eerstgenoemde leden van oordeel, dat het voorschrift van
art. 195 in zijne algemeenheid te streng moet geacht worden,
en dat, blijft het bestaan, die strengheid door het behoud
van de mildere bepalingen, in de artt. 890 on 891 Wetboek
van Koophandel vervat, behoort te worden verzacht«.

De Regeering, aan deze bezwaren gehoor gevende, gaf de
voorkeur aan de voor den schuldenaar moost milde oplossing,
wolko haar het bosto voorkwam. Bij het gewijzigde Regeerings-
ontwcrp worden in art. 195 do woorden
tegen den pcnoon of
geschrapt.

Vormold mag nog worden, dat bij do openbare beraadslaging
ovor het ontwerp door Mr.
dk Kantuii word verklaard: »in
dit ontwerp wordt dozo zaak (scil. hot slot van hot faillissement)
op zoo uitnemende wijze
geregold, dat, mijns inziens, verschil
van meoning ovor do vraag wanneer oen faillissement eindigt,
on wat dan do rechtstoestand van den gefailleerde is, niet
mogelijk
\\s* (Bolinfanto 111, bl. 30).

In verband met de bepaling, dat hot faillissement een einde
neomt met do slotuitdeoling, stond in het ontwerp dor Staats-

«) Togisn hol voorgüstohip art. lOr. verkliuinlcn *iih iliin ook tlo Kniuor» viu»
Koopliiuulol 10 ArnluMH, \'»-(Smvcnlmgo, lloUoriIiun nn SchUMliun. Vgl. ook Mr.
HiNOST, nechlmjeUsenie IlijiU\'tujen m nijblwt, 1880/87, «lil. I>, blml*. 05.

-ocr page 78-

58

commissio en in het ßegeerings-ontwcrp de afschaffing der
rehabilitatie. In de Memoriën van Toelichting (O. S. C.
Belinfante, bl. 236 v.; R. O. Belinfante I, bl. 157) wordtdaarom-
trent gelezen : r/Volgens artikel 193 neemt het faillissement met
de slotuitdeeling een einde. Voor rehabilitatie is daarom in het
Ontwerp geen plaats meer. Rehabilitatie na het tot stand-
komen van een akkoord, met geen ander doel dan om den
gewezen gefailleerde zoogenaamd in zijn eer te herstellen,
gelijk het Wetboek van Koophandel nog kent, zal wel door
niemand meer verdedigd worden. Maar ook na afloop der
vereffening zou rehabilitatie voortaan geen beteekenis meer
hebben. Thans heeft zij deze, dat zij aan het faillissements-
beslag een einde maakt; in het stelsel van het ontwerp zal
zij daartoe niet meer noodig zijn. Elke reden om haar to
behouden, vervalt dus«.

Op de gronden, hier ontwikkeld, kon ook de Raad van
State zich met de afschaffing der rehabilitatie vereenigen

Uit het Verslag der Commissie van voorbereiding uit de
Tweede Kamer bleek\'van verschil van meening.
Verscheideuc
Icdeti
konden zich met de afschaffing der rehabilitatie ver-
eonigen,
anderen zouden haar gaarne behouden 2). Zooals hier-
boven reeds werd medegedeeld, bij de openbare beraadslaging
over het wetsontwerp, werd op voorstel van vier leden van
de Commissie van voorbereiding aan den eersten titel toegevoegd
eene nieuwe elfde afdceling: »van rehabilitatie«.

Het stelsel van het ontwerp bleef nochtans onveranderd.
Van de wet geldt evenzeer als van het ontwerp, dat het
faillissement is een beslag, hetwelk een einde neemt zoodra
de homologatie van het akkoord in kracht van gewijsde is
gegaan (art. 161) of do slotuitdeelingslijst verbindend is
geworden (art. 193). De rehabilitatie van de nieuwe wet is
dus geheel iets anders dan de rehabilitatie van het Wetboek
van Koophandel; deze maakt een einde aan het faillissement
dat tot de rehabilitatie voortduurt, gene heeft met het einde
van het faillissement niets te maken, komt eerst to pas, nadat
het faillissement
tjeiHudifjd in. De naam is dezelfde gebleven,
doch het wezen der instelling is geheel veranderd.

«) Ik\'lirjfunti; II, bl. t>U7. llclinrttnlc 11, bl. It».

-ocr page 79-

59

Het karakter van de rehabilitatie dor nieuwe wet werd
reeds hierboven bl. 25 vlg. uiteengezet. Onder verwijzing
naar het daar gezegde, worde thans alleen geconstateerd,
dat deze rehabilitatie intact laat het beginsel, dat het faillisse-
ment nii vereffening des boedels geen nawerking hoegenaamd
heeft op de rechtsverhouding, waarin de schuldenaar tot zijne
schuldeischers staat.

§ 7. Bepalingen omtrent faillissement in andere toetten. — De
Faillissementswet bevat niet alle wettelijke bepalingen omtrent
he^ faillissement. Naast den eersten titel van het derde boek
van het Wetboek van Koophandel kwamen nog elders in dit
wetboek, en ook in andere wetboeken en wetten, bepalingen
omtrent faillissement voor. De meeste daarvan heeft de nieuwe
wet onveranderd gelaten. Een kort overzicht dezer verspreide
voorschriften vinde hier volledigheidshalve een plaats.

Hierboven (bl. 27 v.) werden reeds besproken de artikelen
80 al. 3,-84, 90 al. 1, 127 al. 2 en 4 en 143 al. 2 en 3 der
Grondwet, art. II al. 1 n° 2 der Wet op de regterlijke orga-
nisatie, artt. 437 5°, 500 al. 3,838 en 1069 Burgerlijk Wetboek
en art. 51 al. 2 der wet op het notarisambt, welko do gevolgen
van hot faillissomont zoogen. voor den persoon van
don gofailleordo behelzen. Het is overbodig daarop torug
to komen.

Verschillende andere bepalingen regelen den invloed van
het faillissomont op beslaande rechtsbetrekkingen en strekkon
dus tot aanvulling van do tweede afdeeling der Faillisse-
montswot. Daartoe behooren:

a. Art. 1307 Burg. Wetb., volgens hetwelk do schuldenaar
het voorrecht eonor bijgevoegde tijdsbepaling niet meer
kan inroepen, o. a. wanneer hij in staat van failliFSomont
(of van kennelijk onvermogen) is verklaard.

In artikel 3 van het eerste ontwerp der Invoeringswet
werd, ter voldoening aan oono opmerking van den llaad van
State 3), voorgesteld, in art. 1307 Burg. Wetb. te doen ver-

\') Op hl. 27 stiuit iilm.sii\'Vfiyk ftrt. 112«.

») Ook lUi. I02r» lil. 2, wiiurin woiilt voiwi\'n\'ii imnr uit. KW, huil J. «i, p,
verniolil luocUiii wonlen.

Iloliiifttnlc V, hl. 40 V., r»y.

ni

-ocr page 80-

60

vallen de woorden: n hij in staat van faillissement of van
kennelijk onvermogen verklaard is«. Tot toelichting werd
gezegd: »De invloed van het faillissement op eene vordering
met tijdsbepaling is opnieuw geregeld in art. 131, tweede
lid, der nieuwe wet. Hetgeen art. 1307 Burg. Wetb. daar-
omtrent bepaalt, kan dus vervallen "

Blijkens het Verslag der Commissie van voorbereiding
waren er in de Tweede Kamer enkele leden, die betreurden
dat het tweede ontwerp der Invoeringswet art. 1307 Burg.
Wetb. onveranderd liet-). De Regeering antwoordde hierop,
dat voor het behoud der in het eerste ontwerp geschrapte
woorden de overweging pleit, dat het in die woorden neder-
gelegd beginsel, ook buiten het geval van aanbieding der
schuldvordering op tijd ter verificatie, zijne toepassing kan
vinden. Het brengt bijv. mede, dat ook op verkoopen op t\\jd,
nïi faillietverklaring van den kooper, art. 1514 Burg. Wetb.
toepasselijk zal zijn.

De verhouding van art. 1307 Burg. Wetb. tot art. 131
der Faillissementswet kan dus worden omschreven als die van
het beginsel tot de uitwerking en toepassing daarvan in een
.speciaal geval.

h. Art. 1683 4". Burg. Wetb. ^ Do maatschap eindigt,
indien
één der vennooton in staat van faillissemont (of van
kennelijk onvermogen) is verklaard". Hetzelfde zal geldon
voor de commanditaire vennootschap, althans indien één dor
beheerende vennooten in staat van faillissement is verklaard,
on voor do vennootschap onder oene firma.

c. Art. 1809 3°. Burg. Wetb. Do schuldenaar eener a 1 tij d-
durondo rente kan tot do aflossing worden genoodzaakt,
indien hij in staat van faillissomont (of van kennelijk onver-
mogen) is verklaard.

Ook van dezo bepaling word in hot oorsto ontwerp dor
Invooringswot (art. 2) do afschafting voorgesteld onulat hot
daarbij bohandoldo onderworp opnieuw is geregeld bij artikel
131 j". artikel 195 der niouwo wot. n «Eeno altijddurende ronto,
cvonzoer als oon lijfrente, is »oono vordering wolko recht gooft
op periodieke uitkeoringon • on valt dus onder artikel 131

«) Belinfante V, bl. U. T a. p., bl. \'i\'.». \') T. u. p., bl. 1.

-ocr page 81-

eerste lid«"; aldus de Memorie van Toelichting \'). Het tweede
ontwerp der Invoeringswet zweeg over art 1809 3°., wat
door enkele leden der Tweede Kamer werd betreurd, maar
door anderen werd verdedigd, ofschoon zij\\toegaven, dat art.
1809 3°. niets anders bepaalt dan art. 131 der Faillissementswet.
Zij meenden, dat behoud van art. 1809 3". niet tot moeilijk-
heden aanleiding kan geven, aangezien het tegen het nieuwe
recht niet indruischt -). De Regeering stemde bij haar

antwoord hiermede in. _

Toch mag de juistheid dier opvatting worden betwijfeld.
Het genoodzaakt worden tot aflossing, waarvan art. 1809 3®.
spreekt, kan niet anders beteekenen, dan dat de schuld-
eischer der rente, in geval van faillissement des schuldenaars,
de hoofdsom, volgens art. 1807 bij het vestigen der rente
betaald, kan vorderen. Voor de hoofdsom zal hij dus
moeten worden geverifieerd. Art, 131 al. 1 der Faillisse-
mentswet verlangt daarentegen dat eene vordering, welke
recht geeft op periodieke uitkeeringen, wordt geverifieerd
voor hare waarde op den dag der faillietverklaring. Moest
deze bepaling op de tegen betaling eener hoofdsom geves-
tigde altijddurende rente worden toegepast, dan zou deze
moeten worden geverifieerd voor hare contante waarde.
Daar de begrippen contante w a a r d e en h o o f d s o m
elkander niet dekken, bestaat tusschen beide artikelen
oen verschil, dat evenwel niot tot strijd behoeft to leiden.
Het gevolg van hot onveranderd bohoud vnn art. 1809 3". zal
vooloor wozon, dat de daarin vervatto bepaling, als vini specialen
aard, naast don algemeenen regel van art. 131 al. 1 dor Faillisse-
montswot blijft gelden, zoodat ook thans nog do schuldeischor
oener tegen betaling oenor hoofdsom gevestigde altijddurende
rente in het faillissement zijns schuldenaars voor het bedrag
van do hoofdsom zal opkomen Daarentegen zullen op andere
wijze gevestigde altijddurende renten, waarvoor art. 1809 3".

ih» M<lmhl-

-ocr page 82-

62

niet is geschreven, onder den regel van art. 131 al. 1 der
Faillissementswet vallen, en voor de contante waarde op den
dag der faillietverklaring worden geverifieerd.

d. Art. 1850 a^. 4 Burg. Wetb. Lastgeving eindigt door
den staat van faillissement (of van kennelijk onvermogen),
hetzij van den lastgever, hetzij van den lasthebber.

Bij de toepassing lette men op art. 1855 Burg. Wetb.,
waardoor onbillijkheden en practische moeilijkheden worden
voorkomen.

e. Art. 84 Wetb. v. Kooph., gew. door art. 4 al. 1 der
Invoeringswet. Artt. 57 —59 der Faillissementswet bepalen, dat
de hypothekaire schuldeischer, die het beding, vermeld in
art. 1223 Burg. Wetb., heeft gemaakt, en de pandhouder
buiten het faillissement blijven. Zij oefenen hunne rechten
uit, alsof er geen fallissement ware; hun wordt de positie
van zoogen. separatisten- verzekerd. Dezelfde positie kent
art. 84 Wetb. v. Kooph. aan den commissionnair toe.
Ingeval van faillissement van den commissiegever zijn dc
bepalingen, bij de artikelen 57, 58 en 59 der Faillissements-
wet ten aanzien van den pandhouder of beleener gemaakt,
op den commissionnair en tegenover dezen van toepassing.
De commissionnair zal dus krachtens zijn voorrecht kunnen
executeeren, alsof er geen faillissement ware.

Art. 684 tweede lid en 685 Wetb. v. Kooph. Sepa-
ratist is ook de makelaar in zee-assuran tiC\'n, in het
geval van art. 684 tweede lid Wetb. v. Kooph. »»Bij
faillissement van den verzekerde is de makelaar, die de polis
nog in handen heeft, bevoegd om de door den verzekeraar
nog verschuldigde schade te innen, ten einde daaruit aan
zich zeiven het beloop der premie te voldoen, behoudens
zijne verplichting om het overschietende aan den boedel van
den failliet te verantwoorden«.

Heeft daarentegen de makelaar de polis reeds aan don
verzekerde uitgereikt, dan is hij niet separatist, die zijne
rechten uitoefent als ware er geen faillissement, maar bloot
bevoorrecht schuldeischer, die zich in het faillissement heeft
aan te melden. * Ingeval de polis aan den verzekerde is uit^?«»-
reikt«, aldus art. 685 Wetb. v. Kooph., »doch de door d«ui
verzekeraar verschuldigde schade nog niet geheel aan ctorHt-

-ocr page 83-

63

gemelde, vóór zijn faillissement, is uitbetaald, beeft de makelaar,
die de premie lieeft voorgeschoten, recht van voorrang op
de uit dien hoofde nog te ontvangen gelden, zonder aanzien
of de schade vóór of na het faillissement zij voorgevallen«.

(j. Artt. 230—243 Wetb. v. Kooph. In deze artikelen
wordt onder den naam van reclame geregeld: 1°. de terug-
vordering door den verkooper van verkochte en geleverde,
doch niet ten volle betaalde koopmanschappen bij faillissement
van den kooper (artt. 230—239); 2". de terugvordering van
in commissie gegeven koopmanschappen bij faillissement van
den commissionnair (artt. 240 en 241); 3°. de terugvordering
van wisselbrieven, handels- en ander papier bij faillissement
van dengene, aan wien deze ter incasso zijn ter hand gesteld,
of als fonds of als onderpand eener credietopening zijn ver-
strekt (artt. 242 en 243).

Eene behandeling van deze artikelen zou hier niet op
haar plaats zijn. Onder verwijzing naar de desbetreffende
literatuur \'), zij alleen opgemerkt, dat de terugvordering
van verkochte en geleverde goederen niet de ontbinding of
vernietiging der koopovereenkomst ten gevolge heeft, maar
onkel do partijen terugbrengt in den toestand, waarin zij
verkeerden vóór do levering. Nil do terugvordering is dus
alsnog artikel 37 der Faillissomontswet van toepassing.

h. Art. 289 der Algemeono wet van 26 Aug. 1822, tSfhl
n" 88. ff Hot gansche bedrag der rekeningen van crodi et op
termijnen zal in oono reis kunnen worden ingevorderd,
zoodra een belastingschuldige in staat
van faillissement komt
Do ontvanger zal dus het gehoolo bedrag dier rekening ter
verificatie indienen.

i. Art. 7 al. 1 en 9 1" der wot van 22 Mei 1845, Slhl.
n** 22, op do invordering van \'s Rijks directe belastingen.
Blijkens art. 9 zijn do directe belastingon^dadelijk en
in eens invorderbaar: 1° wanneer do bolastingschuldigo in

•) Diki\'HUIS, Handboek voor het Sedert. nandd»t^>jfy «U. »»l. 257 v.; Kist.
lietjinniden van Uandehrcgt, dl. 2o dr., hl. iVlv.; Moi.knoiuakf, Leiddraad
bii de l^oefeniwj
f. h. Nederl. Uande.Urecht, hl. (w v.; dr mank/. Ovkns, De
l»e»iiniwlen
i\'rt»! het hedendaagxche fniUielenrerht^ hl. 14 v.; II. Thostoiuk,
M\' reclame of lenujv^i\'flei\'inij in zaken van kmi>hnndd, iVfi. IHUI; W. II.
lloKUFfT, De aard der reclmne vnn dm verkooper, Prfi. isho; j. van iuai.tk,
Dir reclame rnn verkttehie ijnederen, Prfl. 188«\'».

Votiu CvuL

^(piuJCT

\'^\'dtuiY\'.

JjU) iüP

k

J.

-ocr page 84-

T

U.X. 11 . , uf.iu (S yij,

üire/i/- tr^cCa^ Oo^ \'ycx.t * - cJt-t^t^ a^y^-clA^ ^icicAj? /f\'c/L-

\'^staat van faillissement (of van kennelijk onvermogen) is ver-
^ ^^tL-et^"^ klaard. Verificatie is voor deze schuldvorderingen niet noodig,

^ Jaar art. 7 al. 1 bepaalt, dat curators in boedels van gefail-

.^xx^sjyü^ leerden (of van in staat van kennelijk onvermogen verkeerende

belastingschuldigen) verplicht zijn, op de daartoe gedane
cCou^ vordering van den ontvanger, voor rekening van den belasting-

^^^ ^ schuldige, voor zooverre de penningen, onder hen berustende,
^tr strekken, de directe belastingen, door dezen verschuldigd,

te betalen, zonder daartoe eene verificatie en beëediging van
^^ schuldvorder^ of eene rangregeling te mogen afwachten,

^^zo^crroi^/<2*- Zij zijn zelfs bevoegd, die betaling uit eigen beweging te
doen, vóórdat zij tot de afgifte der penningen overgaan.

I\'

Aan sommige schuldvorderingen is een recht van voorrang
verbonden ingeval van faillissement van den schuldenaar.
Bepalingen van dien aard worden aangetroffen, behalve in
het bovenvermelde art. 685 Wetb. v. Kooph., in de artt.
226 en
3fi8 van dit Wetboek.

Volgens art. 226 mag de kassier, op wien briefjjes of
kwitanties zijn afgegeven door iemand die later gefailleerd
is, uit de onder hem berustende penningen, met de betaling
dier briefjes of kwitanties voortgaan, totdat door houders
van zoodanige papieren, door den curator of eenig ander
belanghebbende daartegen verzet wordt gedaan. In dit geval,
of indien de kassier niet met de betaling is voortgegaan,
worden de onder hem berustende penningen afgezonderd
gehouden, en daaruit de houders van vóór het faillissement
afgegeven briefjes of kwitanties bij voorrang boven andere
schuldeischers voldaan. Alleen wat na de voldoening dozor
briefjes of kwitanties mocht overblijven, komt aan de
overige schuldeischers ten goede \').

Eeno dorgolijko bovoorrochto behandeling van oen bopaaldo
groep van schuldoischors wordt ook in art. üjfS Wetb. v. Kooph.
gevonden. Ingeval van faillissomont (of van konnoHjk onver-
mogen) van don eigenaar van een scln\'p, wordt liot schip
van don overigen boodol afgezonderd gohoudon ton boho(»vo
van »allo vorderingen on schuldon , ton lasto van hot schip
loopondo", welke uit do opbrengst van hot schip wordon

•) Verg. J. A. K. CSkirwrit v. i». Nkttkn, /><\' r/in/iiß, Prfi. l»l. U7 v.

iSé,

-ocr page 85-

bo

voldaan bij voorrang boven de overige schuldeiscliers van den
boedel. Ten bate van deze schnldeischers strekt alleen het
eventueele saldo, na afbetaling van alle scheepsschnlden.
it De voorrang strekt zich niet uit tot de assurantie-pen-
ningen " en evenmin tot den koopprijs van een vóór de
faillietverklaring verkocht schip (Hof den Haag 2 Maart 1891,
W. n°. 6058).

In verband met art. 135 der Faillissementswet staan de
artikelen 1869 4o en 1881 al. 1 Burg. Wetb. De borg kan
de voorafgaande uitwinning van des schuldenaars goederen
niet vorderen , indien de schuldenaar zich in staat van faillis- ^ ^ ^
sem^t (of van kennelijk onvermogen) bevindt (art. 1869 4"). ^^^^ . /dt^^iv
Daartoe aangesproken wordende, zal de borg dus moeten
betalen. Evenwel zal hij, indien hij medeborgen heeft, na
voldoening der schuld, verhaal kunnen nemen op zijne mede-
borgen, ieder voor zijn aandeel (art. 1881 eerste lid, Burg.
Wetb , zooals het is gewijzigd bij artikel 3 dor Invoeringswet).

Verschillende bepalingen omtrent faillissement komen
voor in den ö\'""\' titel des 1*" boeks van het Wetboek van
Koophandel: »van wisselbrieven*.

Over faillissement van den trekker handelen de artt. 109,
110 2* lid on 119 4* lid. Indien een niot-geaccoptoerde wissel
niet tijdig van non-betaling is goprotosteerd, kan do
trekker, als
de houder op hem regres neemt, volstaan met dezen ten
beloopo viui den wissel af te staan on over to dragen do
vordering op hot fonds, dat de betrokkene van hem ten
vervuldage in bandon had; hij moet don houder, op diens
kosten, do noodige bewijzen verschaffen om die vordering te
doen gelden. Verkeert do trekker in staat van faillissement,
dan hooft do curator do kouzo, hetzij in voege voorschreven
do vordering tegon den betrokkene aan den houder af to
staan, hetzij den houder als hchuldeiHcher, voor hot beloop
van den wisselbrief, toe to laten (art. 109). In elk geval
behoort, als do wisselbrief niet is geaccepteerd, bij faillisse-
ment van den trekker, hot fonds, dat de betrokkene in handen
heeft, aan den boedel dos trekkers; de houder van den wissel
kan daarop geen rechten donn gelden (art. 110 al. 1 on 2).

MnLKMttKAArr, KullUMcmrnKwrt.

-ocr page 86-

66

De betrokkene, die den wisselbrief heeft gaccepteerd, kan
ff tegen zijne acceptatie niet in zyn geheel worden hersteld,
al ware de trekker, buiten zijn weten, vóór de acceptatie
gefailleerd, tenzij de houder bedriegelijke middelen hadde in het
werk gesteld om de acceptatie te verkrygen" (art. 119 al. 4).

Faillissement van den betrokkene doet, naar luid van
art. 155, den wissel vervallen. De houder kan, desverkiezende,
dadelijk van non-betaling doen protesteeren. Trekker en
endossanten zijn echter niet gehouden tot dadelijke betaling;
zij kunnen de voldoening van den wissel uitstellen tot den
vervaldag, in den wissel uitgedrukt, mits voor de voldoening
borgstellende. Gelijksoortige bepaling geeft art. 178 Wetb.
v. Kooph. voor het geval, dat de acceptant vóór den verval-
dag wordt failliet verklaard.

Art. 118 Wetb. v. Kooph. geeft een voorschrift in verband
met het faillissement van den in eenen wissel aangewezen gedo-
micilieerde. Indien een gedomicilieerde en geaccepteerde wissel
niet tijdig van non-betaling is geprotesteerd en de gedomicilieerde
na den vervaldag failleert, kan de acceptant, aangesproken wor-
dende, volstaan, evenals in art. 109 ten opzichte van den trekker
is bepaald, met aan den houder ten beloope van den wissel
af te staan en over te dragen de vordering op het fonds,
dat de gedomicilieerde van hem in handen heeft.

Verspreide bepalingen, waarin van faillissement sprake is,
worden nog gevonden in de volgende artikelen:

Art. 519 al. 2 Burg. Wetb.: eene volkomen overtollige
verwijzing naar » de bijzondere wetsbepalingen, voor het geval
van faillissement (of van kennelijk onvermogen)*.

Art. 1454 Burg. Wetb. w De schuldeischer, zijnen schulde-
naar, door wien de overzetting geschied is, van zijne ver-
plichting ontslagen hebbende, heeft op denzei ven geen verhaal,
indien de in de plaats gestelde in staat van faillissement (of
van kennelijk onvermogen) is geraakt, ton ware zulks bij de
overeenkomst uitdrukkelijk mocht zijn voorbehouden, of de
in de plaats gestelde schuldenaar reeds op het oogenblik der
overzetting in staat van faillissement (of van kennelijk onver-
mogen) mocht zijn geraakt«-.

Art. 11 Wetb. v. Kooph. Tot ».openlegging« van boeken.

-ocr page 87-

g:

balansen en verdere daartoe betrekkelijke papieren kan »men -
worden genoodzaakt o.a. ir^eval van faillissement. Bedoeld
is de oyerlegging of mededeeling van de geheele boekhouding,
de
"communicatioii des livres et inventaires» van art. 14 van
den Code de commerce

Art. 72 Wetb. v. Kooph. De makelaar, die failliet wordt
verklaard, wordt daardoor in zijne bediening geschorst, wen
kan daarvan vervolgens door den rechter worden vervallen
verklaard-. Heeft hij zich schuldig gemaakt aan overtreding
van het verbod, voor eigen rekening handel te drijven in het
vak 1 waarin hij makelaar is, of zich borg te stellen voor
de "handelingen" door zijne tusschenkomst gesloten, dan
moet hij, gefailleerd zijnde, van zijne bediening worden ontzet.

Art. 75 Wetb. v. Kooph. »Een kassier, zijne betaling op-
schortende of failleerende, wordt vermoed het verval zijner
zaken door eigen schuld te hebben veroorzaakt«.

Art. 488 Wetb. v. Kooph. » Indien de schipper de goederen
heeft gelost, zonder zich de vracht, avarij- en andere kosten
te laten voldoen, of zonder te hebben gebruik gemaakt van
de behoedmiddelen , bij de wetten van de losplaats veroorloofd,
verliest hij zijne aanspraak op den bevrachter of inlader,
indien deze doet blijken, dat hij het beloop daarvan met
den ontvanger der goederen heeft verrekend, of \') dat hij,
uit hoofde van faillissement van laatstgemelde, hetzelve niet
zou kunnen terug erlangen
k.

Art. 4 5\'. Wetb. van Burg. Regtsv. »»De dagvaardingen
en alle andere exploiten zullen gedaan worden op de wijze
als volgt: 5" ton aanzien van den boedel eens gefailleerden,
(of van ienmnd die in staat van kennelijk onvermogen is ver-
klaard,) aan den persoon of do woonplaats van oen der
bewindvoerders".

Art. 120, 13* lid Wotb. van Burg. Regtsv., zooals het is vast-
gesteld bij art 5 der Wet tor invoering van de Faillissementswet.

\'t NVrg. DlK.i\'ilUls, UnfiflluMSk voor hel iS\'t^tlerl, llnmlt\'hi\'e\'jl >

Kist, Heijiftnt>len v. dl. 1. 4c ilr., h\\. loav.; Fauiu:, Het AWrr/. ^^ Af laLn-

Hinfjrrlijke l»nKe$,rcht, dl. 4, li- stuk, R-liUiy.; H. IIkuiKMA, /J.\'rv»f»»/«f/?/«»f/ ^ ^
i\'fi»! kooimiannttoaken voUje»» art. i1 Kooph,, Pift. IWU^- tC^-t^cn^u/} t-p

Voor \'/of / moei goWc» wonlen •^on-/. Vorg. don Kmusrhen lokst vnn ^»tZj^

gel«\'«c>i) wonlen von-/. Vorg
hft Wotlwck vun IKIW en
Kiht, lli^innehn vati I{anilehi\',><jl. dl ld. 440

Ut- f^\'i

-ocr page 88-

08

De betrekkelijk bevoegde rechter is in zaken van faillissement
(of van kennelijk onvermogen) de rechtbank die den schul-
denaar in staat van faillissement fof van kenn(;lijk onvermogen)
heeft verklaard, en wier uitspraak tevens rechtsgevolgen heeft
(zie art 2 al. 5 der Faillissementswet). Is de faillietverklaring
uitgesproken door een hoogeren rechter, dan is de rechtbank,
uit wier leden de rechter-commissaris is benoemd, de bevoegde.

Alleen de betrekkelijke, niet ook de volstrekte bevoegdheid
wordt in art. 126 Rv. geregeld, üe volstrekte bevoegdheid
der arrondissements-rechtbank volgt, ten aanzien van » zaken,
het beheer of de vereffening des faillieten boedels betreffende",
uit verschillende bepalingen der Faillissementswet, met name
uit art. 85; ten opzichte van verificatie-geschillen uit art. 122
eerste lid dier wet \').

Met de uitdrukking »zaken van faillissement« in art.
120 Rv. worden blijkbaar geene andere dan de genoemde in
art. 85 der Faillissementswet aangeduide zaken en de verifi-
catie-geschillen bedoeld. • Voor andere zakenwordt terecht
^e/ia.^^.rti\'y^ ^^^ opgemerkt in de Memorie van Toelichting tot het eerste
^ ^ ontwerp der Invoeringswet »persoonlijke, zakelijke of

andere rechtsvorderingen, door of tegen den curator in
^ xijne hoedanigheid in te stellen, bestaat niet de minste
aanleiding tot afwijking van de algemeene regelen omtrent
/ ^ de betrekkelijke bevoegdheid, in artikel 126 Wetboek van

Burgerlijke Regtsvordering gegeven. Voor de berechting van
eene reïvindicatie blijft bijv. de rechter, onder wiens rechts-
gebied het goed, waarover het geschil loopt, gelegen is (artikel
126, achtste lid), de meest geschikte, ook al is eischer of
gedaagde curator in een faillissement*. Tegen deze opvatting
werd in het Verslag der Commissie van voorbereiding geen
bezwaar gemaakt zij zal ook voor het nieuwe der-
tiende lid van art. 120 als juist moeten worden aange-
nomen"/ al werd zij uitgesproken naar aanleiding der in het
eerste (en ook in het tweede) ontwerp der Invoeringswet voor-

(li VJ\'/a.

fi/Ti*-.

•) Verg. «ie .Memorie vnn Toelichting tot het eerste ontwerp «Ier Invoerings-
wet, op artt. .3—5, Belinfante V, hl. «.

») Belinfante V, bl. 7 v.

iCi

r\'

3) Belinfante V, bl. 27.

/ifé.

-ocr page 89-

G9

li

gestelde intrekking van het vroegere dertiende lid van dit
artikel i).

Art. 45 al. 1 der Consulaire wet (officieele uitgave bij K. B.
van 15 Juli 1887,
Stbl. n° 138). In zake van faillissement,
surséance van betaling (boedelafstand of kennelijk onver-
mogen) van Nederlanders zijn de consulaire rechtbanken
bevoegd tot bet verrichten van alle handelingen, bij de Neder-
landsche wetten aan de arrondissements-rechtbanken opge-
dragen. De tusschenkomst van het openbaar ministerie, waar
die door de Nederlandsche wet wordt vereischt, vervalt. De
faillietverklaring zal dus alleen op aangifte van den schulde-
naar of op vordering van de schuldeischers kunnen geschieden.

Ten slotte zij nog vermeld, dat in artikel 9 der wet van
25 Mei 1880,
Stbl. n»88,op de Rijkspostspaarbank, zooals dit arti-
kel is vastgesteld bij art. 5 van de wet van 20 Juli 1895,
Stbl.
n" 135, wordt verwezen naar art 103 der Faillissementswet Over
het te-goed van den gefailleerde bij de Rijkspostspaarbank kan
de curator niet beschikken zonder schriftelijke machtiging
of goedkeuring van den rechter-commissaris.

\') Art. UTy van liet Tarief van jnsliticknstcn en salarisjMsn in bnrgerlijke
^nken, bepalende dat //aan de denrwanrdcrs is verschuldigd: voor het bewnren
van (»enen gefailleerde, per dag, kos» en onderbond daaronder bogiv|MMi,/"X-/-,
wonit bier voorbygegmin, daar deze bepaling, hoewel by de Invoeringswei niet
nildrnkkelyk afgewlmfl. nlellemln Is vervullen, immers ari. H7 al
i der Kaillisso-
menlswet wijst voor de bewaring van den gefailleerde nilslmlend aan »/eenen
dienaar der openbare macht/\', niet zooals ari. 7K0 al. I Welh. van KiMiph.
•»crneft ileuni\'itnnlri\' of ettnen dienaar der openlunv macht/\'.

yy twj i"

c^JiU ^ ^ . r dn.t.

\' ^yS f Si

-ocr page 90- -ocr page 91-

EERSTE AFDEELTNG.
Van de failliotvorklaring.

§ 1. Als voorwaarde voor de faillietverklaring noemt art. 1,
zooals liet is gewijzigd bij de wet van 6 Sept. 1895,
Sthl.
n". 155: het verkeer en in den toestand van te heb-
ben opgehouden te betalen. »De schuldenaar", aldus
luidt het artikel, *die in den toestand verkeert dat hij heeft
opgehouden te betalen wordt.... in staat van faillissement
verklaard".

Niet dan na veel strijd is deze redactie aangenomen In hot
ontwerp der Staatscommissie en in het Regeeringsontwerp
werd, in navolging van art. 701- W. v. K., eenvoudig gesproken
van den schuldenaar »die ophoudt to betalen*, welke uit-
drukking op twee plaatsen in do Momorien van Toolichting
tot die ontwerpen nader werd verklaard.

In do oersto plaats in de toelichting op artikel 1. Aldaar \')
werd het ophouden mot betalen omschreven als »het objec-
tiovo, naakte feit van het niot-voldoen van opeischbaro schulden
waarvan do betaling gevorderd wordt, terwijl do verplichting
om te betalen niet ontkond wordt.
Ophoudm t(\\ betalen hooft
dus plaats bij weigering om te betalen 2), zonder aanvoering
van redenen of wol op grond van hot niet kunnen betalen.

\') Ik\'linfftiit«, bl. 47; Ikjlinfanlc I, M. 49; v. n. Fki.t*, Grsdfiedemn va»
tlfi wfi.l nu hrt FailliHtemettt en
r//? Suf »rannt vnn /lêfntinf/, ill. I, bl 4U.

>) In d.\' Memorie \\m Toclichling der SHinlucommiwi«^ woni golo*«M»:
-rOphondcn t« Wtnlcn sluit du« in r.irh
ihju concur«UH vnn i«chuldoiM:hcrs nnn
wil» do vorlnngdo lnMiiling gowrigonl wonll", on»..

UntkNUKAArr, FiillliiMmrnUwrt.

5\'

-ocr page 92-

72

Het eene zoowel als het andere, niet alleen het laatste. Het
niet
willen betalen heeft evenzeer als het niet hunnen betalen
ten gevolge dat de schuldeischers niet voldaan worden, beide
roepen den
concursus in \'t leven waarin de raison d\'être van
het faillissementsbeslag is gelegen«.

Deze opvatting van hetgeen voorwaarde behoort te zijn der
faillietverklaring werd gesteld tegenover § 94 der Duitsche
Konkursordnung,/^^waarin de stelling wordt gehuldigd: geen
faillietverklaring, tenzij er is onvermogen om te betalen, staking
van betaling is prima facie, maar volstrekt niet het eenige
bewijs van onvermogen, — eene stelling die, niettegenstaande
de duidelijke woorden van art. 764 Wetb. van Kooph., ook
hier te lande verdedigers heeft gevonden en zelfs nu en dan
in rechterlijke beslissingen is aangenomen \')«. Voorts werd
het standpunt der Memorie: „ causa van faillissement is
onver-
mogen
of onwil om te betalen, m. a, w. het ongemotiveerd
weigeren om te betalen nog aangedrongen met de o2)mer-
king dat beide, zoowel onwil als onvermogen, aanleiding
geven tot samenloop, concursus creditorum, en dat juist in
den samenloop van executeerende of tot executie gerechtigde
schuldeischers de omstandigheid wordt gevonden, die de
instelling van het faillissement noodzakelijk maakt on motiveert.
\'\'Niet in den vermogenstoestand van don schuldenaar,zooals
de Konkursordnung doet, maar in den toestand waarin d<^
schuldeischers vorkeoron omdat zij niet betaald worden, vindt
het faillissement zijne roden van bestaan".

De Memorie van Toelichting tot hot Regeeringsontwerp
voegt daaraan het betoog toe, dat het
ophouden te betalen
een deugdelijk criterium is, ook waar hot do faillietverklaring
geldt van personen niet tot don handelstand behoorenile,
*omdat dozo uitdrukking dwingt rekening te houden met de

I) vMcii zie Ovkns, t. n. p., hl. :i2 vlg.; Kist, «11. 0, bl. 40; IIoi.tius, 2ile
iiitg. bl.
r>0 vlg en de notnn nldnar. De beide hmtste Rchrüvcrs beblH-n echter
meer hel oog op dn legenHtelling vnn weigeren om te beUilen uil ongelegen-
heid, met weigeren wegen» I>ctwi8ting der vordering of vnn Imnr bedmg, dnn
mei weigeren uit onwil. In de noot op bl. .\'i2 van IIoi
.tiu!«\' werk Iwkent dan
ook UK (»KKH aan, dut elke weigering van betalen, waarby van geene betwisting
blijkt, voldoende grond Is voor falllietverklAring; men verg. ook bl. 4K, Onver-
mogen vordert de Hh. te Amstenlam SCi April IKTiOen April 1802, W. n». 211)7
en H. I\'. //., «V, bl. 82-85//.

-ocr page 93-

73

feitelijke omstandigheden, die zich in ieder bijzonder geval
voordoen

Duidelijk werd aldus aangegeven, dat als grondslag van
ieder^aillissement werd beschouwd de samenloop van ^bevre-
diging
y.ookonde- schuldeischers, en dat het ophouden te
betalen als criterium werd gevorderd, omdat daarin de uiter-
lijk waarneembare omstandigheid is gelegen, waardoor die
samenloop in het leven wordt geroepen.

Ophouden te betalen is het meest betrouwbare kenteeken
van het aanwezig zijn van een samenloop van schuldeischers
en daarom de aangewezen voorwaarde voor de faillietverklaring;
ziedaar de gedachtengang der Memorie

Wanneer van ophouden te betalen kan worden gesproken,
werd in de Memorie te dezer plaatse niet nader onderzocht.
In het afgetrokkene zijn daaromtrent ook bezwaarlijk regels
to stellen. »Of«, merkt de Memorie op, »» een schuldenaar heeft
opgehouden te betalen, of er derhalve eene algemeene
vermogens-executie moet plaats hebben, is eene feitelijke
vraag, die in elk geval aan de beoordeeling van den rechter
moet worden overgelaten«.

Artikel 6 van het ontwerp, bepalende dat van hot ophouden
met betdien
summierlijk moet blijken, gaf aanleiding op dit
onderwerp terug te komen, in verband met de vraag of het

\') Tot «leze uitbreiding der Memorie had het Advies vnn den Ilimd vnn Slnte
nnnleiding gegeven. In dit ndvies werd be/.wnnr gemankt tegen den term
ophnudett te hetnien, in de volgende woonlen: vDnnr by nict-kooplieden geene
gen\'golde lM*tnling op gerette tyden, nis waarvan in den handel spmke is,
plaats heeft, knn men niet gevoegelyk van den niet-koopman reggen, dat by
nphotnU Ie belntrn. Ophouden mrl Uelnim is oen zuivere handelsterm, vandaar
dan ook de afwijkende Iwpalingcn voor niet-kooplieden in de artt. H84 en 8R\'l
vnn het Wetboek vnn Ihirgerlyke Uechlsvonlering.* De Hand gaf danrom in
overweging, vdnl in stede vnn den in art. I vnn het ontwerp geberigden term
diti ophoudl if hi^tnfrn wno Wpanble omschryving wierd gebezigd* (llelinfanle
11, hl. IKl; V. n. Fki.T7. I, bl. 51). Ook do loden van den Hnnd Jhr. Hoouushkn
en Jhr. v\\n iiumat.na van Kvsihoa verklnnnlen in hun nf/onderlyk advies ler
lieslryding vnn de golijkstolling van koopliwlen, dat ten luinrien van niet koop-
liede«» de tiildrukking
ophouden Ie helnlen getm bepaalden lin he«?ft. \'/.(j
wensohlen voor de/en den staat van kenneiyk otivermogen lo lM»houden. en
nis voorwnanle voor de verklaring in dien sinnt den toesinnd vnn
Xahlurnjnun-
fühitjkeil
te «ien aangenomen (nelinfunle 11, bl.v. n. Kki.t/. I, bl. .\'12).

-ocr page 94-

74.

niet-betalen van ééne schuld ophouden met hetaUn kan uitmaken.
De Memories zeggen daarvan:

»Of ophouden met betalen plaats heeft gegrepen is eene
feitelijke vraag, in elk geval aan de beoordeeling van den
rechter overgelaten. Deze beslisse dus of die feitelijke toestand
zich ook kan openbaren door de niet-betaling van één schuld;
het Ontwerp laat de mogelijkheid om in dien zin te beslissen
open. Toont het niet-betalen van één schuld onder bepaalde
omstandigheden aan, dat de schuldenaar in eenen toestand
verkeert, die het hem onmogelijk maakt ook zijne andere
schuldeischers te voldoen, indien deze betaling verlangen,
dan is er zeer zeker ophouden met betalen, en behoeft de
rechter niet te aarzelen om de faillietverklaring uit te spreken 2).
De meening van H
oltiüs (t. a. p., bl. 50), dat de weigering
van eene enkele betaling
nimmer voldoende kan zijn tot het
uitspreken der faillietverklaring, word reeds bestreden door
Mr C. D.
Asseu c. s. , Wetboek vnn Koophandel met aanteeke-
nimjen,
2de uitgave, bl. 309-.

Uitdrukkelijk wordt dus geconstateerd, dat een enkele
weigering van betaling op zich zelf nooit is
ophouden met
betalen.
De Memorien zien daarin niet een alleenstaand feit,
maar den toestand welke aanwezig is uls de opeischbaro
schulden niet wordon betaald en waarvan het bestaan kan
blijken uit verschillende feiten of omstandigheden

Eenigszins uitvoerig is hier vermeld, wat tot toelichting
van de woorden:
die ophoudt te betalen, <\\oor <\\GSUmiHc.omm\\sH\\()
en door de Rogeering word aangevoerd, omdat die toelichting
bij do behandeling dor wet op zonderlinge wijze is nnsverstaan
on als argument gebezigd, om het ophouden to betalen al«
«voorwaarde voor do failliotvorklaring to bestrijden.

In het Verslag dor Commissie van voorbereiding werd roedh
gezegd, dat
men van oordeel was, dat do Mnniorio van
Toelichting do juiste stelling, dat do samonlo<»p van oxecu-
tc«!rendo of tot executie gerechtigde schuldeischers do instelling
van hot faillissement noodzakelijk maakt, niot had vastgehouden,
en dat ook de bepaling van art. 1 daarmede niet ovorejMisUjnule.

«) n<?linfantc hl. 83; Ilolinfanlc I. 1)1. v. ii. Fki.tz I, bl. 270.

») Vgl. Hof te Anibein, April IKH8, IK. n». .V.Cl; Hof to l.wuwaiilon,
.Mui IfWy, /\'• «\'. J- »" Hb. I« /ViHHlenlnin, \'211 Nov. lK8t», H\'. n". r.K\'2H.

-ocr page 95-

75

ffZooals het ontwerp er ligt, met de toelichting, zal de
niet-betaling van ééne enkele schuld, zelfs uit onwil,
faillietverklaring ton gevolge hebben«. Men achtte dit te
bedenkelijker in verband met de voorgestelde gelijkstelling
van kooplieden en niet-kooplieden. win den handel toch is
de stipulatie van betaling op een bepaald tijdstip usantie;
daar heeft dus het niet-betalen een ander karakter, dan
bij particulieren het niet-voldoen van schulden, waarvoor
bepaalde termijnen meestal niet bestaan en ook niet door
onze zeden worden aangenomen «

De Minister Smidt herhaalde in zijn Antwoord, dat «de
vraag, of
ophouihn van betalen zich voordoet, van feitelijken
aard is, in ieder concreet geval door den rechter te beant-
woorden«. Ten sterkste betwistte hij, dat de niet-betaling
van ééne enkele schuld failliotverkhiring
ten gevolge ml hebben.
Hij verwees daarbij naar hetgeen in de Memorie van Toe-
lichting werd gezegd over het
ophouden van betalen van
niot-kooplieden (zie hierboven bl. 72). Aan den rechter,
meende hij, zal do beslissing over de geheel feitelijke vraag,
of
ophouden van betalen heeft plaats gegrepen, gerust kunnen
worden overgelaten

Bij do algomeone beraadslaging over het ontwerj) in do
Tweede Kamer werd de opvatting, door hot Verslag op
rekening van
men gesteld, door den heer van Houtkn nader
ontwikkeld Terwijl hij uitging van het standpunt, dat
faillissmnent to pas komt in het geval dat er is een samen-
loop van schuldeischors, die allen trachten er bij to zijn,
ontkende hij dat ophouden te betalen een geschikt crit<irium
voor de faillietverklaring uitnnuikt, en wol omdat die »»uit-
drukking is eou zuiver tochnische handelsuitdrukking, waar-
aan in do voorbereiding van dit wetsontwerp echter een
geheel andere beteekonis wordt gegeven\'*. In hot ontwerj)
zou daanuin, evenals in de rechtszaal
geleidelijk was gedaan,
de beteekonis worden toegekend „van het eenvoudige, naakte
feit dat do debiteur, onverschillig of er is onwil of onver-
mogen of welke andere reden ook, waarom de schuld niet

•) IkUiifiinic II, bl. ar»; v. ü. FKI.TÏ I, bl. .U

>) Ikiliiifnnlo II, bl. \'20; v. n. Kki.t* I, bl.

»ülinriiiil« III, bl. O v.; v. i». Kki.tx I, bl. 01 v.

-ocr page 96-

76

door hem betaald wordt, zijne crediteuren niet o|> aanvrage
bevredigt". Toegepast op kooplieden, bad de spreker daar-
tegen niet zooveel bezwaar, wél waar het geldt niet-
kooplieden. n Omdat de Regeering ... in de stukken geheel de
technische beteekenis van het ophouden van betalen heeft
losgelaten en niets anders meer daarin ziet dan het bloote
feit, dat men eene schuld niet heeft betaald " , zou de rechter
ook niet meer op de feitelijke omstandigheden mogen letten,
maar de faillietverklaring moeten uitspreken, zoodra van de
niet-betaling van één schuld blijkt. In het ophouden met
betalen »ligt niet, wanneer men het ontdoet van de
technische beteekenis, de aanwezigheid van den concursus
creditorum. Voor\'deze opvatting beriep de spreker zich
een en andermaal, op de boven bl. 71 aangehaalde zinsnede
uit de Memorie van Toelichting. Hij verlangde in artikel 1
een breidel tegen lichtvaardige en onnoodige faillietver-
klaringen, tegen faillissementen waar geen concursus credi-
torum is, en dus het faillissement geen raison d\'être heeft.

Het is duidelijk, dat de Memorie van Toelichting door den
heer
van Houten geheel werd misverstaan. Hij zag over het
hoofd, dat waar in de Memorie wordt gesproken over »hot
objectieve, naakte feit van het niet voldoen van opeischbare
schulden", woorden waaraan hij zoozeer aanstoot nam, niet
de tegenstelling van
nid-bclalcn van één schuld en niet betalen
van meerdere schulden
wordt behandeld, maar die van niet-
betalen
en niet-kunnen-betalen of onvermogen om te betalen -).
Het geldt daar de vraag: moet den^schuldeischer, die de
faillietverklaring vordert, worden opgelegd to bewijzen, dat
do schuldenaar niet
kan betalen. dat dezen de middelen ont-
Ureken om te betalen, of moet het bewijs, dat do schulden
niet betaald worden, voldoende zijn. Dit laatste werd
voldoende geacht, omdat onvermogen niet is een objectief
uiterlijk waarneembare daadzaak maar een interne toestand.

li

In li

«) Bolinfai.le III, bl. 8 en v. n. Kki.t» I, bl. r.\'2 cn lH.

\') In het Voorloopig Verslag iler Eersie Kanjer wordt ilit zeer juist uilinMi*
gezet en :uingetoon(l, ilai de .Memorie van Toelichting ginsnerlei grond geeft
voor lie l>cwering. dat, bij gelykNielling van den niet-koopman met den kiHi|i-
man, reeds hut nalaten van eene enkelo betaling den particulier luin failliet-
verklaring
/.ou blunistellen. Zie l-elinfanle IV, bl. O v.; v. ii. Fki.tz l,bl. i:jr>v.

JiSfewi.

-ocr page 97-

77

die niet dun bij benadering gekend kan worden, en omdat
de samenloop van schuldeischers, — volgens de Memorie
de raison d\'être van het faillissementsbeslag, — steeds aan-
wezig is, als de betaling van opeischbare schulden wordt ge-
weigerd, onverschillig of onvermogen of onwil de oorzaak is ^ ^^ .
van het niet-betalen."-^ ^

De bestrijding van hat ophouden ie betalen als algemeene
voorwaarde voor de faillietverklaring vond steun bij hen,
die, zooals de heer v.
Karnebekk, niets wilden weten
van de voorgestelde gelijkstelling van niet-kooplieden en koop-
lieden, of althans, met den heer
Harte, verlangden dat de
niet-koopman minder gemakkelijk dan de koopman in staat
van faillissement zou kunnen worden verklaard. Tegenover
al deze bedenkingen werd door den Minister en door de
loden der Commissie van voorbereiding
Haktooii on Hintzkn
volgehouden, dat hot ophouden te betiden in geonen dooie
is een spocifieko handelsterm, dat het evenzeer van particu-
lieren kan worden gezegd als van kooplieden, dat hot een
feitelijke toestand is, omtrent welks aanwezigheid in ieder
geval door den rechter moet worden beslist, gelet op allo
omstandigheden.\'Omdat ieder zal wordon beoordeeld naar den
foitolijken toestand waarin hij verkeert, met dien feitelijkon
toestand, dio zeer verschillend kan wezen, door don rechter
moot worden rekening gehouden, zal hot verschil van foito-
lijken aard, dat tusschen een particulier en een koopnnin
bestaat, tot zijn volle recht kunnen komen. <Ȇe uitdrukking
ophouden van betalen is juist in do wet behouden, omdat hot
goed is aan den rechter do ruimte to geven , volkomen rekening
to houden mot allo feitelijke toestanden; zooals dozo in
gegeven gevallen zich voordoen - \').

De hoer van dku Kaay -), dio ook ophouden te bctaUm een
handelsterm noemde, duchtte de toepassing van dien term op
particulieren niot.
Hij was van oordeel, dat in do stukken
hot dool dor faillietverklaring volkonion duidelijk was uiteen-
gezet, zoodat »omtrent do opvatting van do woorden oj)Aof((/cn
te betalen wol goen verschil van gevoelen meer mogelijk
schijnt-. Kvonwel, ten oindo do vrees van onkelen voor eene

«) nolinfaulo Iii, bl. v. ü. Kki.tï 1, bl. 100.

"•) ItelinfaiUo lil, bl. tiT» v.; v. n. Fklt* l, bl. H7 v.

B5St-1

-ocr page 98-

78

verkeerde hanteering dier formule door den rechter ten
aanzien van particulieren weg te nemen, achtte hij het
gewenscht. in artikel 1 het eigenlijk doel van het faillisse-
ment nader aan te duiden en wel door er aan toe te voegen
de woorden:
indien dit in het belang zijner gezamenlijke schuld-
eischers wenschelijk blijkt.
«Ik geef dit denkbeeld", zeide de
spreker, «in overweging en meen er nog dit van te mogen
zeggen, dat, wanneer die bepaling in de wet geschreven
werd. de practijk ten aanzien van de kooplieden er mijns
inziens niet door zou gewijzigd worden. Hetzelfde denkbeeld
toch ligt ook nu reeds ten grondslag aan elk goed vonnis,
waarbij een koopman in staat van faillissement wordt verklaard".

De heer van der Kaay liet het woord volgen door de daad;
een amendement van den aangekondigden inhoud werd door
hem op art. 1 ingediend.

Zijnerzijds had de heer van Houten een amendement voor-
gesteld, waarvan het hoofddoel was, in plaats van »de schul-
denaar die ophoudt te betalen wordt enz. « , te lezen: »de
schuldenaar die blijk geeft van onvermogen om zijne opeisch-
bare schulden te betalen kan * enz. Bij de toelichting \') van
dit amendement handhaafde hij zijne meening, dat de formu-
leering
ophouden met betalen speciaal bestemd is voor den
handel, en dat die technische uitdrukking uit den aard dor
zaak eene andere beteekonis verkrijgt, nu zij voortaan zal
moeten gelden voor kooplieden en voor niet-kooplieden. Uit
het voorstel der • Regeering zou z. i. de uitlegging geboren
worden dat ophouden van betalen zal kunnen worden afge-
leid uit do wanbetaling van oeno enkele schuld. 0{)k ontkende
hij, dat door de redactie <ler Regeoring, zooals deze wenschte,
cUï appreciatie der feiten aan den rechter werd overgelaten.
Hij zou bevredigd zijn, indien aan art. 1 de door den heer
van deii Kaay voorgestelde lezing werd gegeven, omdat deze
eene groote speelruimte aan den rechter laat.

De heer Tvokman 2), die, bij afwezigheid van don hoor
van oku Kaay, diens amendement had overgenomen, stelde op
den voorgrond -rdat hetgeen hot amendement wil, v(dkomen
ligt in de denkbeelden van de Rogeering, die echter niet

\') Itoliiifantc lil, bl. 70 v,; v. t). Fki.tz I, bl. 107 v.

1) Ikjliiifuiite III, bl. K,\'l v.; v. n. Kkltï I, bl. ll\'i v.

-ocr page 99-

79

voldoende zijn uitgedrnkt in de wet zelve. Het amendement
strekt dus niet om te reageeren tegen het wetsontwerp maar
om daarin eene verduidelijking aan te brengen, geheel naar
de bedoelingen van de voordracht«.

Ook de Minister was van oordeel dat van eenig principieel
verschil niet was gebleken. /,Tusschen hetgeen met betrekking
tot art. 1 door en namens de Commissie van voorbereiding
gezegd of in de gewisselde stukken uitvoerig behandeld is,
on hetgeen de amendementen beoogen en hunne vooi-stellers
wenschen, bestaat eigenlijk zelfs geen zakelijk verschil". Het
amendement v.
d. Ka.ay—Tydeman achtte hij, met het oog
op de beteekenis der technische uitdrukking
ophouden te betalen,
in geen enkel opzicht noodig. Als verduidelijking wilde hij
het echter aanvaarden, mits, in plaats van «indien dit in het
belang zijner gezamenlijke schuldeischers wenschelijk blijkt",
werd gelezen: /rindien dit in het gemeenschappelijk behing
zijner schuldeischers wenschelijk blijkt".

Hoewel eenstemmig de voorkeur gevende aan artikel 1,
zooals het door de Regecring was voorgesteld, verklaarde
de Commissie van voorbereiding, bij monde van den heer
Huijkr^)^ y-ich toch bij het amendement neer te loggen,
onulat de verlangde bijvoeging h. e. zeer onschuldig was en
de bezwaarden scheen te kunnen bevredigen.

Nadat de heer Tydkman zich met do formuleering van den
Minister had vercenigd, nam deze het aldus gewijzigde amen-
dement over. De gewenschto eenstemmigheid bleek echter nog
geenszins te zijn bereikt. Verschillende leden meenden, dat
nu eeno nieuwe voorwaarde naast het
ophouden te betalen was
gesteld, eene voorwaarde waardoor aan den aanvrager der
faillietverklaring een in de meeste gevallen niet tc leveren
bewijs werd opgelegd. De heer
uk Kantku stelde zelfs voor,
do oorspronkelijke redactie van het artikel te herstellen.

i
!

;

1 ,

i

!

Ten einde deze nieuwe oppositie tc bezweren en to doen
uitkomen, dat niet werd bedoeld eene voorwaarde, waarvan
het bestaan zou moeten worden aangetoond, verving de
Minister hot woord »blijkt- aan het slot der toevoeging door

\') llcHnfante III, bl. 88 v.; v. i». Kklti I, bl. 118 v.
\' «) IMInfiinio UI, bl. IH) v.; v. i).
Kki.t* I, bl. 120 v.

-ocr page 100-

80

//wordt geoordoeld". Herstel der oorspronkelijke lezing ontraadde
hij, omdat de aangebrachte wijziging in het artikel niets had
veranderd, maar alleen de beweerde onduidelijkheid daarvan
had weggenomen.

De heer de Kanter trok alsnu zijn amendement in, evenals
de heer
Clergx een door hem voorgesteld amendement om de
toevoeging te doen luiden: »indien dit met de gezamenlijke
belangen der schuldeischers niet in strijd blijkt«. Het gewij-
zigde artikel werd vervolgens aangenomen met 58 tegen 11
stemmen.

De behandeling in de Eerste Kamer leerde, dat de meening,
dat de wijziging, die artikel 1 had ondergaan, van zeer on-
schuldigen aard was en geenerlei zakelijke verandering in het
artikel had gebracht, door de leden van dat college geenszins
algemeen werd gedeeld. Uit het Voorloopig Verslag bleek
al dadelijk, dat bij vele leden ernstige bezwaren bestonden
tegen de aan het artikel toegevoegde woorden. Men achtte
daardoor een nieuw element van beoordeeling in de wet
gebracht, waardoor hare toepassing onzeker en willekeurig
zou worden, en eene bepaling in het leven geroepen, die
pnictisch onuitvoerbaar was \'). Al trachtte de Minister in zijn
Antwoord 2) het bewijs to leveren, dat historisch vaststaat,
»dat do bijgevoegde woorden geene
nieuwe voorwaarde, door
den aanvrager te bewijzen, stellen, en de bedoeling hebben,
niet om het artikel to wijzigen, maar oenig en alleen om hot
te verduidelijken«; al betoogde hij uitvoerig, dat, als er
is ophouden met betalen, de faillietverklaring altijd in het
gemeenschappelijk belang der schuldeischors zal zijn, wie hij
mocht overtuigd hebben, niet het lid der ontbonden Staatscom-
missie, den heer
Fijnaitkl.

Peze, een dor auteurs van het wetsontwerp, onderwierp bij
de openbare beraadslaging do bedoelde bijvoeging aan een
strenge en afbrekende critiok waarmede bijna alle andore
sprekers instonnning botuigdon. Alleen do hoor
van Likr

») Heliiiftuilü IV, bl. 8 v.; v. i». Fki.tz I, bl. VM\\ v.

») Ik\'linfrtiUc IV, bl. \'M v.; v. ii. Kki.tz I, l. a. p.

>) Helinfaiitc IV, bl. r>8 v., 10\'i v.; v. u. Fki.tx I, bl. v., IUI v.

») Helinfaiitc iv, bl. 88 v.; v. ü. Fkltz i, bl. 178 v.

-ocr page 101-

81

steunde den Minister in diens verdediging van de onschade-
lijkheid der bijvoeging.

De heer Pijnappel ontwikkelde tegen de bijvoeging drie
grieven: dat het doel waarmede zij in de wet geschreven is,
niet daardoor zou worden bereikt; dat zij den rechter zou
plaatsen voor eene quaestie, tot welker oplossing men hem
niet tevens de middelen verschafte; en dat, al was de rechter
in de mogelijkheid de quaestie met kennis van zaken op te
lossen, het de zaak niet beter, maar wel slechter zou maken.
De bijvoeging toch stelt een voorwaarde; de wenschelijkheid,
daarin genoemd, moet dus nu eens wel, dan weder niet aan-
wezig zijn, kan dus niet
steeds aanwezig zijn, als er is ophouden
met betalen. Bij eene gezonde wetsuitlegging, meende der-
halve de spreker, zal de rechter de vraag moeten beantwoorden,
of er meer kansen zijn voor de crediteuren een goed dividend
te bekomen bij faillissement dan wel zonder faillissement.
Daarom achtte hij door de bijvoeging een verderfelijk element
in de wet gebracht.

Tegenover deze bezwaren werd door den Minister het door
hem in zijn Antwoord op het Voorloopig Verslag aangevoerde
nader ontwikkeld en opnieuw erop gewezen, dat
alleen was
bedoeld eene verandering in de formulcering, ten einde, ter
verzekering van do juiste toepassing der wet op niet-koopliedon,
duidelijk te doen uitkomen, dat het faillissement niet is een
gewoon executiemiddol, maar alleen te pas komt als blijkt
van een samenloop van schuldeischer.s. Achtte do Minister
dit reeds voldoende uitgedrukt door de woorden
ophondtm
to betalen,
anderen dachten daarover anders, en daardoor werd
het aanbrengen der verduidelijking
gerechtvaardigd \').

amtsm

! ^

Gaat men alles na, wat over artikel 1 in de stukken en
bij de beraadslagingen werd verhandeld, en hierboven zeer
beknopt is geschetst, dan kan de slotsom, waartoe men
komt, moeilijk een andere wezen dan deze, dat do veel
besproken bijvoeging een bepaald omschreven beteekonis
miste. Geen wonder voorwaar! Men wilde innners den
rechter volledige vrijheid van waardeering van alle feitelijke
omstandigheden laten, al zij hot mot de vermaning van die

. U- A

Moi

M IWinfnul« IV, lil. IKI V., III v.; v. i». Fki.t/. I, bl. 180 v., \'ilH) v.

KulJMtmcnUwel,

m

-ocr page 102-

82

vrijheid een verstandig gebruik te maken. Ter geruststelling
van hen die bezorgd waren over het lot van den in schulden
stekenden particulier, meende de wetgever aan den rechter
het doel van het faillissement in eene korte formule voor oogen
te moeten stellen, hem daarbij als het ware toeroepende, in
dit teeken zult gij vrijelijk oordeelen. Een gemoedelijke raad
werd gegeven, niet een stellig voorschrift! Zoo stonden dan
de woorden:
indien dit in het gemeenschappelijk belang zijner
schuldeischers wenschelijk wordt geoordeeld
, in de artt. 1, 6 en
198 der wet als een weinig zeggend monument, opgericht
ter eere van het gemeen overleg. Gelukkig bleek dit monument
niet te wezen acre perennius; het viel weldra onder de moker-
slagen des beeren
Pijnappel.

Bij de behandeling in de Eerste Kamer had de heer Pijnappel
verklaard vóór de wet te zullen stemmen, maar tevens zich
voorbehouden de invoeringswet af te stemmen, indien niet bij
die invoeringswet aan zijn bezwaar ten opzichte van artikel 1
werd tegemoet gekomen. De beide ontwerpen der Invoeringswet,
die achtereenvolgens in Oct.
1893 en Juni 1894 door de
Regeering werden ingediend, hielden met zijn bezwaar geen
rekening; zij lieten de Paillissementswet ongemoeid. Inmiddels
hadden de verkiezingen in het voorjaar van
1894 den heer
Pijnappel in de Tweedo Kamer gebracht en daardoor in de ge-
legenheid gesteld, zelf tot wetswijziging het initiatief te nemen.
Daartoe in Sept
1894 overgaande, stelde de heer Pijnappel
voor, de bekende bijvoegingen in de artt. 1. (> eu 198 der
wet weer te schrapjien en, tot tegemoetkoming aan do beden-
kingen, die tot die bijvoeging hadden geleid, in art. (5 tc
bepalen, dat de faillietverklaring wordt uitgi\'sproken, »indien
summierlijk blijkt
van het bestaan van daadzaken of omstandig-
heiifln, welke aantoonen dat de toestand van het ophouden
met betalen aanwezig is«.

Het denkbeold, in dezen geest artikel O aan to vullen, was
reeds bij do behandeling der wet in de lOorste Kamer door
den heer
Vlielanoku Hein, onder verwijzing naar art. 7l5U
Wetb. v. Koojdi., den Minister Smidt aanbevolen. Dtmr to
spreken van: ioe.stnnd
van het ophouden met trachtte

\') Tc)cn dl! formule in art. 1 was opgenomen, werd zy ook in arl. O al. \'2 en
in art. I»8 ingelascht.

-ocr page 103-

83

de heer Pijnappei, de misvatting weg te nemen, dat ophouden
met betalen
hetzelfde beteekende als: ééne schuld niet betalen.

Ten einde de redactie van de artt. l en 6 te doen overeen-
stemmen , wat uit een oogpunt van wetgevingstechniek .ge-
wenscht werd geacht, wijzigde de voorsteller, na afloop der
schriftelijke behandeling, in overleg met de Commissie van
voorbereiding, zijn voorstel in dien zin, dat ook in art. 1 het
ophouden te betalen als een toestand werd aangeduid. Daartoe
werd de redactie, die het artikeL.thans heeft, gekozen.

Bij de mondelinge beraadslaging bleek in de Tweede Kamer
over de formuleering van artikel 1 nog hetzelfde verschil van
meening te bestaan als twee jaren te voren. De heer
Tydkman
.kwam voor zijn stiefkind, de bedreigde bijvoeging in dat
artikel, op\'). Tusschen de uitdrukkingen: «die in den toestand
verkeert, dat hij heeft opgehouden te betalen«, en: »die
ophoudt te betalen ", kon hij geenerlei verschil ontdekken; bei-
de uitclrukkingen beteekenen volmaakt hetzelfde. Wat het
gemeenschappelijk belang der schuldeischers betreft, was hij
van gevoelen, dat de rechter dit punt zeer wel zou kunnen
beoordeelen. Met den heer
IIautk stolde hij als amendement
voor, aan het eorete lid van artikel l, zooals hot door don
heer PuNAPPKr. was geformuleerd. ti»r vervanging van de
door dozon geschrapte zinsnede: »indien dit in het gomoen-
schappolijk belang zijnor schuldeischers wonscholijk wordt
geoordeeld«, too to voegen do zinsnede: »tenzij dit in het
geineonschappolijk belang zijner schuldeischers niot wonscholijk
wordt geoordeeld«. Terwijl hij do
redactie-wijziging in don
aanhef van hot artikol, botreffondo het ophondon to betalen,
waardoor »niets niouws, goon onkel nieuw begrip, wol oen
nieuw woord, nnuir ook niets moor dan dat», in do wet word
gebracht, nis volkomen onschadelijk aanvaardde, hield hij
tevens vast aan do thans ni?gatiof gorodigeerdo toevoeging
over iu)t gemoonschappelijk belang der schuldoischors, omdat
daar(b»or in do wot wordt uit|fodrukt, »dat do rechter to doen
hebbo met oen concursus croditorum«, en bij afwezigheid
hiervan hot mi<ldol hobbe do govnvagdo failliotvorklaring af
Uj wijzen-).

«) IWinfftiito \\M, bl. W v.; v. n. Kki.t* I, bl. \'223 v.
.
ï) ».\'linfiiiHo VI, bl. m V. ; v. i». Kki.t* I, bl. 2:» « v.

-ocr page 104-

84

Met 46 tegen 27 stemmen schaarde de Kamer zich aan de
zijde van den heer
Pijnappel en van die sprekers, welke met
hem ook deze negatieve formnleering afkeurden, omdat
daardoor, evengoed als door de positieve formuleering, bij
iedere faillietaanvrage een element in het debat zou worden
gebracht, althans de mogelijkheid zou worden geopend,
bij iedere faillietaanvrage een element in het debat te brengen ,
dat door den rechter niet behoorlijk zou kunnen worden
beoordeeld.

Ter aanbeveling van de uitdrukking: »»die in den toestand
verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen , boven de
enkele woorden: n die ophoudt te betalen « , werd door den heer
Pijnappel onder meer aangevoerd : » toestand wijst duidelijk
iets aan, dat algemeen is en eenige voortduring beeft, zóó
dat niemand daaraan kan twijfelen; terwijl tegen de uitdrukking
ophoudt te betalen de bedenking gerezen is, die niet uit de
lucht gegrepen was, maar zeer krachtig in deze Vergadering
werd uitgesproken, dat zij zou kunnen worden opgevat als
niet te slaan op een algemeenen en voortdurenden toestand,
maar op een enkel feit: zoodat dit enkele feit, onafhankelijk
van hetgeen daarmede gepaard gaat, de verplichting aan den
rechter zou opleggen het faillissement uit te spreken«. En
verder: »»Wanneer de geachte spreker (de heer
Tydeman)
verder trad in een betoog, dat het, wel beschouwd, ook
onder het bestaande recht en volgens de wot van 1893 een
toestand is, die vereischt wordt, dan ga ik mot hem in die
beschouwing geheel mede; de reden, waarom ik do gebezigde
uittlrukking gewijzigd wensch te zien, is niet dat
mijne
rechtsovertuiging die wijziging noodzakelijk maakt, maar dat
van oeno togenovorgostelde rechtsovertuiging van anderen
in dozo Kamer uitdrukkelijk en herhaaldelijk gebleken is-.

Üe hoer Pijnappel had de voldoening zijn wetsvoorstel met
03 tegen 10 stemmen door de Tweede Kamer te zien aannemen.

De Eerste Kamer voreenigde zich met het voorstel, dat
blijkens hot Verslag geacht werd eeno verbetering in de wet
te brengen, zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming.

Herhaaldelijk werd door den heer Pijnappki., bij do toe-

i) llclinranle VI, bl. 29 v.; v. i». Fki.tz 1, bl. 2.\'l() r.

-ocr page 105-

85

lichting en verdediging van zijn voorstel, verwezen naar de
Memorie van Toelichting tot het ontwerp der Faillissementswet
en aangetoond, dat wat hij wenschte, geheel overeenstemde
met de bedoeling van dat ontwerp. Wat in die Memorie wordt
gezegd tot toelichting van de woorden
ophouden ie heialen en
hierboven is aangehaald, heeft dan ook voor het artikel,
zooals het thans luidt, niets van zijne beteekenis verloren.

Of de schuldenaar in den toestand verkeert, dat hij heeft
opgehouden te betalen, is, daaromtrent laat de lijdensge-
schiedenis van artikel 1 stellig geen twijfel, eene feitelijke
vraag, die de wet in elk geval aan de beoordeeling des
rechters overlaat

Deze zal daarbij in het oog hebben te houden, dat aan
de wettelijke onderscheiding tusschen kooplieden en niet-
kooplieden met betrekking tot de faillietverklaring geenerlei
gevolg is verbonden, en dat in de wot evenmin eenig onder-
scheid wordt gemaakt tusschen huisschulden en andere
schulden. Of de schuldenaar al of niet een koopman is in
stelligrechtelijken zin, mag dus bij de booordeelingder feiten
niet in aanmerking worden genomen. Evenmin mag de aard
der schulden beslissen. Hetgeen daaromtrent in de Memorie
van Toelichting wordt opgemerkt verdient alle aandacht.

»Het is#, aldus de Memorie \'), »onverschillig, ook dit
ligt in den term
ophrniden te heialen, welke schulden niet
voldaan worden. Eene uitzondering te maken, voor welke
categorie van schulden ook, bijv. voor zoogenaamde huis-
Hchuldcn, wan; ten eenenmale verwerpelijk. Do faillietenwct
mag niet het denkbeeld in het leven roepen, alsof het op
do b(»taling van sommige schulden (met name van huis-
schuldcn) minder aan zou konum, alsof bijv. winkeliers
minder rccht op betaling van het hun verschuldigdo zouden
hebben dan andere schuldeischers.
Toch waro dit ccno logische
gevolgtrekking, indien in dit artikel onderscheid word gemaakt
tiiHschen schulden on schulden, en alleen het ophouden met
hot betalen van sommige, met uitsluiting van andere, als
voorwaarde voor faillietverklaring w«»rd aangenomen. De
faillietiMiwet behoort juist het beginsel van hot burgerlijk

m\' .1

.«) IWMinfnnln I. hl M; v. n. Kki.tr l, !•>. TA

-ocr page 106-

86

recht, dat ten opzichte van alle opeischbare schulden tenzij
voortgesproten uit spel en weddingschap, eene in rechte
afdwingbare verplichting tot betaling bestaat, te bevestigen «

Dit wil nu niet zeggen, dat de niet-betaling van iedere
schuld steeds op dezelfde wijze moet worden beoordeeld;
integendeel het niet-terstond-betalen van niet ontkende en
opeischbare schulden, waarvan betaling wordt verlangd, zal
in ieder geval moeten worden getoetst aan bestaande handels-
of maatschappelijke gewoonten, en.in verband daarmede de
feitelijke beteekenis dier niet-betaling moeten worden vastgesteld.

Maar wél wil dit zeggen, dat uitsluitend op het verschil in
de feitelijke omstandigheden waaronder de weigering van beta-
ling plaats heeft, mag worden gelet, en dat alleen voor zooverre
het verschil in werkkring, stand of levenswijze van verschil-
lende schuldenaren die feitelijke omstandigheden beheerscht
of daarop invloed heeft, op
dit verschil acht mag worden geslagen.
• Heeft de rechter de aanwezigheid der door de wet gestelde
voorwaarde: den toestand van ophouden met betalen, vast-
gesteld , dan houdt meteen zijne vrijheid van beoordeeling op.
Artikel 1 zegt imperatief:
k De schuldenaar, die in den toe-
stand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen,
wordt
bij rechterlijk vonnis in staat van faillissement verklaard*.

§ 2. Het initiatief tot do faillietverklaring kan uitgaan,
hetzij van den schuldenaar zelf (eigen aangifte), hetzij van
oen of meer schuldoischors, hetzij van het Openbaar Ministerie.

Art. 768 eerste lid Wetb. v. Kooph. beperkte hot optreden
van het Openbaar Ministerie tot do gevallen, dat de schuldenaar
voortvluchtig is zonder ordo op zijne zaken to hebben gestold,
of bezig is zijne goederen to verdonkeren. Do Staatscommissie
laeondo, dat voor die beperking goon voldoende reden is aan
te geven; «ook buiten de gonoomdo feiten zijn er nog vele
andere kwade praktijkon on strafbare handelingen, waaraan
de schuldenaar zich bij staking van betaling schuldig kan

\') Dc Ilnnil van State had nicuwjaamrokeningcn ot in het algcinuon huiticiykr
schulden, huurschulden daaronder iM\'gn\'pen, willen
uil7.onden«n, /ten/y dogcne,
die eene dergelijke schuld heeft in te vordenni, van een vonnis of anderen
executorialcn titel voorzien is, of wel conservatoir l»eslag onder den schiildenanr
zalven he
<«fl gelegd/\'. Zie Ikslinfante II, hl. IHI; v. i». Kici.T7. I, hl. .M v.

m

-ocr page 107-

87

maken en die het optreden van het Openbaar Ministerie
rechtvaardigen"

Anders dacht de Raad van State er over. Hij achtte het be-
denkelijk w eene zoodanige onbeperkte bevoegdheid aan het Open-
baar Ministerie te verleenen, als thans wordt voorgestelden
gaf aan de bepaling van het Wetb. v. Kooph. de voorkeur. Aan
dit advies meende de Regeering geen gevolg te moeten geven.
In de Memorie van Toelichting eenige wijziging brengende,
legde zij den nadruk op de taak van het Openbaar Ministerie,
om steeds op te treden als het openbaar belang dit vordert.
„Wanneer dit het geval is, moet aan de betrokken ambtenaren
ter beoordeeling worden overgelaten. Hot gaat te ver te bewe-
ren dat daartoe, buiten de gevallen in art. 768 Wetb. v. Kooph.
genoemd, nimmer gegronde aanleiding zou kunnen bestaani»
Tot staving dezer uitspraak wees de Minister in zijn Rapport
aan de Koningin-Regentes i» op de gevallen, waarin de schulde-
naar zich aan oplichting of verduistering van in bewaring
gegeven geld of goed hooft schuldig gemaakt1

Blijkens het Verslag dor Commissie van voorbereiding
wenscht^n sommigen ajin het Openbaar Ministerie de bevoegd-
heid , failliotverkhiring to roquireeren, geheel te ontzeggen,
andoren die bevoegdheid to beperken tot bepaaldelijk in de
wet te noemen gevallen, althans aan de rechtbank de be-
voegdheid toegekend te zien, i» den ambtenaar van het Op(»nbaar
Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in zijne vortlering,
wanneer bleek, dat bij zijne aanvrage geen openbaar belang
was betrokken »

Do Minister Smidt, van meening dat het Openbaar Ministerie
uit den aard dor zaak alh^en moet optreden als het openbaar
belang dit vordert, en dat de rechtbank de faillietverklaring
moet weigeren, indien, naar haar oordeel, dit belang niet
aanwezig is, had geen bezwaar dit uitdrukkelijk in de w(»t
te vormeld<ui. In het gewijzigd Rt»geeringsontwerp word dus

-P

E

1  llollnfanto, bl. 75 v.

») lloUnrnnli\' II, bl. 1H0; v. n. Fki.t*. I, bl. M.

>) «olinrnuln I, bl. M; v. l». I-kl.t/. I, bl. TA).

») IWIi.fnnto II, bl. v. I». Fki.t/. I, bl. f.l.

«) IWinfanic II, bl. 27; v. n. Fki.t* I, bl. .U

]klni.i>it«)iiAArr, KnJllitacwrnUwrl.

-ocr page 108-

ff^\'

t 1

1 -

.3 :

88

bepaald, dat op vordering van het Openbaar Ministerie de
: 76^ faillietverklaring wordt uitgesproken, „om redenen van open-
^ baar belang»

^ ^ ^ Het Openbaar Ministerie zal derhalve alleen dan behooren

op te treden, wanneer naar zijn oordeel zoodanige redenen
aanwezig zijn, terwijl de rechtbank de faillietverklaring slechts
zal uitspreken, als zij dat oordeel tot het hare maakt. Boven-
dien is het Openbaar Ministerie gebonden aan de algemeene
voorwaarde, dat de schuldenaar in den toestand verkeert, dat
hij heeft opgehouden te betalen. Het tegendeel mag niet
daaruit worden afgeleid, dat in het tweede lid van artikel 1
die voorwaarde niet wordt herhaald. De splitsing van bet
j I artikel in twee leden, bij de behandeling in de Tweede Kamer,

had uitsluitend ten doel, de bekende bijvoeging over het
gemeenschappelijk belang der schuldeischers niet van toe-
passing te doen zijn, als het Openbaar Ministerie optreedt 2).

a

§ 3. De bevoegde rechter voor het uitspreken der failliet-
verklaring is de rechtbank van de woonplaats des schulde-
naars (art. 2 al. 1); heeft deze zich buiten het Rijk in Europa
begeven, do rechtbank zijnor laatste woonplaats (art. 2 al. 2).

Oorspronkelijk werd in het vierde, later in hot tweede lid
, U, t/trrv
UI ét\'. van het artikel gelezen: »Indien do schuldenaar, viet arJiter-
lating van schulden^
zich buiten hot Rijk in Europa hooft

w/tïi<7 van ftchnlden^ zich buiten hot Rijk in buropa hoott
• Y begeven Do Memorio van Toelichting achtte door do gecur-

fUn^*^*^ P sivoerdo woorden »de voorgestelde bepaling behoorlijk bo-

oPqé, Ct/^^y^^^\' gronsd « , daarmodo bodoolondo dat door dio woorden duidelijk
wordt aangewezen, dat hot niot voldoondo is, dat do schul-
donaar vroeger in Nederland hooft gewoond , maar dat boven-
dien do schuldon, waarvoor do failliotvorkhiring wordt
gevraagd, gedurende zijn verblijf in Nodorhind mooton zijn
aang(^gaan. Hij do openbare» bomadslaging moondo do hoor
TTuuku, dat do bodooldo woorden overbodig waren, omdat
oon
nrhuhhnaar^ dio zich buiton hot Rijk in Europa hffifi

<) IWinfiiiiU\' II, bl. 27; v n, Kki.tz I, b).

J) Vnrg Minfiintfi III, bl. UO ft) th2; v. n. Fki.tz I, bl. 11«.» v., I\'21; en bot
nntwonnl van ilcn .MiniHtor op ivmi «b\'slM\'trclTnml»» vmng in In»! Vomlag ilcr
Ecr»t<» Kamiü-, bij IHinfanlt» IV, bl. 10 en Jl\'.l.

>) Helinfanle, bl. 78; llclinfanie I, bl Tii; v. u. FKun I, bl, 2r»0.

j i

-ocr page 109-

89

hegeven, dit natuurlijk doet met achterlating van schulden, eene
opmerking, welke den Minister aanleiding gaf, de geïncri-
mineerde woorden uit het artikel te verwijderen. Dat de
schulden zijn gemaakt gedurende het verblijf in Nederland,
zal dus ook nu nog als eisch mogen worden gesteld.

In twee gevallen is de rechtbank van de woonplaats niet
de eenige bevoegde rechtbank, maar is daarnevens nog een
andere rechtbank mede bevoegd. Het eerste geval wordt
behandeld in art. 2 al. 3, luidende [jrten aanzien van vennooten
onder eene firma is de rechtbank, binnen welker gebied het
kantoor der vennootschap is gevestigd, mede bevoegd.« Deze
bepaling, ingevolge het mondeling overleg tusschen de Com-
missie van voorbereiding on de Rogeering in do wet opge-
nomen , gaat blijkbaar uit van de opvatting, dat do vennoot-
schap onder firma niet is oen zelfstandig vermogenssubject
of rechtspereoon. Niot de rechter, dio bevoegd is tot failliot-
vorklaring
van d<} vennootschap wordt aangewezen, maar de
rechter die
mede bevoogd is tot faillietverklaring van de
vennooten.

Te eerder verdient dit opmerking, omdat do Raad van
State in zijn advies had mingedrongen op bepalingen omtrent
do vennootschap onder oono firnni, o. a. orop wijzondo dat
het ontwerp do vraag onopgelost liot: /»of vennootschappen
onder oono firma als zoodanig in staat van faillissomont
kunnen verkoeron, dan of dit alleen mot do vennooten hot geval
kan zijn, oono vraag dio verschillend beantwoord wordt*\').

Tegenover deze bedenkingen verdedigde do Minister Ruus
in zijn rapport aan do Ivoningin-Rogontos hot stilzwijgen van
hot ontwerp, op grond dat do oplossing van dio vraag in
do oorsU) plaats aflningt van hot stolsel, dat gehuldigd wordt
omtrent hot rechtskundig karakter dier
vennootschappen, «en
dat in dit opzicht tusschen do rochtHgoloordon allerminst
ojMiheid van zionswijzo bostaiat, is algemeen
bekend. Daaromtrent
behoort in dozo wot, dio do rechtsinstituten van hot faillisse-
ment on do stirsdanco van betaling rog»»lt, niot to word»»n
gopraojiulicieord. beslissing daaromtrent en derhalve ot»k
omtrent hot rechtsgevolg van hot faillissomont dier vonnoot-

!) UoUnfunt« II, bl. IH\'i; v., I». Fbi.t» I, bl. 251.

-ocr page 110-

90

schap, blijve derhalve voorbehouden tot eene eventueele

nieuwe regeling der vennootschappen onder firma«

Op hetzelfde standpunt plaatste zich de Minister Smidt in

zijn antwoord op het Verslag der Oommissie van voorbereiding,

waarin werd te kennen gegeven, dat „ dringende behoefte

bestaat aan eene wettelijke regeling, waarbij o. a. wordt

beslist, of eene vennootschap onder firma al dan niet als een

rechtspersoon is te beschouwen en in ieder geval, of zij al

dan niet een afgezonderd vermogen zal hebben. Mocht deze

vóór de totstandkoming van dit ontwerp niet zijn gemaakt,

dan zal, meenden sommigen, de opneming van eeno regeling

ad hoe onvermijdelijk zijn«2). De Minister antwoordde hierop

O. a.: ffoene speciale aanleiding om de belangrijke, het geheele

vennootschapsrecht beheerschende vraag. of de vennootschap

onder firma al dan niet als een rechtspersoon is te beschouwen,

althans, of zij al dan niet een afgezonderd vermogen zal

hebben, bij dit ontweq) uit te maken, bestaat derhalve niet.

Het zou zelfs zeer verkeerd zijn, die quaestie incidenteel en

alleen voor het faillissement bij dit ontwerp uitte maken

Wat de Regeering toen nog niet wilde , is door haar in het

later ingevoegde derde lid van art. 2 gedaan ; implicite is daarin

partij gekozen voor eene bepaalde oplossing der strijdvraag,

en wel voor die welke in de vennootschap onder firma eene

vereoniging ziet, welke geen rechtspersoonlijkheid heeft.

Volgens deze beschouwing, dio ons voorkomt geheel in

overeenstemming te zijn met de wettelijke bepalingen omtrent

do vennootschap onder firma en met dogevestigdojurisprudentie,

is faillissement van de vennootschap onder eene firma niets anders

dan eene verkorte uittlrukking voor faillissement van de

vennooten*). Verkeert de vennootschap in den toestand dat

\'•) Bfilinfantf! ïl, bl. 2\'27; v. i». Kki.t/, I, bl. v
«) nolinfaiitc II, bl. 24 v.; v n.
Kki.T7. I, bl. 2.57.
Jj nclinfftntc II, bl. 25; v. ti
Kki.tz 1,1 a. p.

Hof van Nd. Holland 20 Jan. 1K70, vcrn. Hb. to Haai bun 25 Moi IKlUI,
%t<uj. V. 11. IH70 bl. 3 v.; Iloogc Haad 2:i »oc. 1H!»2, W. n". 0287, r.//.
18U3 bl. 10.5. Vorg. arl. 15 al. I van bot ontwerp van e«Mi wetnvoor^lel iK\'tri\'f-
fenile de vonnooUtcbap onder eene lirma, enz., Hamengestold door de Slanls-
eofnmis«ie tot herziening van het Welhoek van Koophandel, nilgavn Ochrs.
llelinfanle i81K), hl. 24: \'/Indien de vonnootHr.h.np ophoudt to l>elalen, worden,
met inachtneming der wotHbepalingen omtrenl hel faillissement, nl do vcn-
nooten in staat van faillissement verklaarde.

-ocr page 111-

91

zij heeft opgehouden te betalen, dan wil dit zeggen dat de
vennooten allen in dien toestand verkeeren.
Ieder van hen
zal door den rechter van
zijn woonplaats kunnen worden
failliet verklaard. Indien deze woonplaatsen zich in hetzelfde
arrondissement bevinden, en de faillietverklaring van alle
vennooten tegelijkertijd wordt aangevraagd, zal deze wel
kunnen worden uitgesproken bij één vonnis en met benoeming
van één curator in al die faillissementen. Wonen daarentegen
do vennooten in het rechtsgebied van verschillende recht-
banken , dan zal het faillissement van iederen vennoot
afzonderlijk aan den rechter van zijne woonplaats moeten
worden aangevraagd, en zullen dan ook allicht verschillende
curators worden benoemd, die gezamenlijk de zaken der
vennootschap zullen moeten afwikkelen. De Commissie van
voorbereiding achtte dit minder gewenscht, on om nu in alle
gevallen de faillietverklaring van alle vennooten bij één vonnis
on de benoeming van één cunitor mogelijk te maken, is de
rechtbank van het kantoor der vennootschap
mede bevoegd
verklaard. Afzonderlijke faillietverklaring der verschillende
vennooten, ioder door don rechter van zijn woonplaats,
is daardoor geenszins uitgesloten.

De wet vordert niot, \\vil de rechtbank van het kantoor
der vennootschap bevoogd zijn, dat idlo vennooten in den
toestand verkeeren, dat zij hebben opgehouden te betalen;
ieder vennoot die in dien toestand verkeert, kan op zich zelf
door bedoelde rechtbank worden failliet verklaard, onver-
schillig wat mot de andere vennooten gebeurt.

liet tweede geval, dat nevens don rechter van de woonplaats
nog een andore rechter bevoegd is, wordt gevonden in arl.
De woonplaats van de gehuwde vrouw, „welke niot van tafel,
bed, bijwoning en goederen is gescheiden*, is de woonplaats
van haren man (art. 78 Burg. Wetb.). Dit geldt ook van de
gehuwde, openbare koopvrouw en vande vrouw, die, al of niet
in getneenschap gehuwd, een eigen vernjogon bezit. Volgens den
regel van art. 2 eerste lid zou dus <le gehuwde, openbare
koopvrouw en «Ie gehuwde vrouw die eigen vennogen bezit,
onverschillig waar zij haar bedrijf
uitoefent of feitelijk woont,
alléén failliet verklaard kunnen worden door do rechtbank
van de woonplaats haars mans. Toch zul do failliete boedel:

-ocr page 112-

92

het vermogen, en zullen de schuldeischers in den regel niet
daar, maar ter plaatse van de uitoefening van het bedrijf of
van de feitelijke woonplaats der vrouw worden gevonden.
Op dien grond is in art. 3 de rechter van de plaats, waar een
beroep of bedrijf door de vrouw zelfstandig wordt uitgeoefend,
of waar zij, eigen vermogen bezittende, is gevestigd, nevens
den rechter van hare woonplaats (d. w. z van de woonplaats
liaars mans) bevoegd verklaard haar faillissement uit te spreken.

Hoewel het artikel geheel in het algemeen spreekt van het
uitoefenen van een beroep of bedrijf, zal het toch uit
dien hoofde alleen toepassing kunnen vinden, als de vrouw
eene openbare koopvrouw is; immers alleen de openbare koop-
vrouw kan volgens art. 168 Burg. Wetb. «afzonderlijk van
haren man" en »zonder zijnen bijstand» handelen Alleen
zij zal voldoen aan het door art. 3 gestelde vereischte:
zelfstandig een beroep of bedrijf uit te oefenen; dit kan
althans moeilijk worden gezegd van de vrouw, die
vict bijstand
van haren man een bedrijf uitoefent, dat niet is een handels-
bedrijf in den zin der wet 2).

Bezit de vrouw een eigen vermogen, dan is de wijze waarop
zij schulden heeft gemaakt, onverschillig. Dat zij het beheer
heeft over haar vermogen .(artt. 195 al. 2 on 170 Burg.
Wetb.) wordt niet gevorderd; al heeft zij niot anders gehan-
deld dan met bijstand of toestemming van haar man (art. 168
B. W.), toch kan artikol 3 toepasselijk zijn. Hot eenige
wat wordt veroischt, is, dat zij eigen schulden hooft en oen
eigen vermogen, dat voor dio schulden aansprakelijk is.

Na scheiding van tafel on bod is er voor do toepassing
van artikel 3 geen plaats moor, omdat de van tafol on bod
gescheiden vrouw niot do woonplaats van haar man volgt,

«) Diit het vrije genot der inkomsten, woiirvan apriike is in lut. n\\.
\'i, de Ixïvoegdheid in zich shiil, zelfbtandig een In-ruepof
lH:dryfuil Ie oefenen,
zootils Mr.
Ol. Hkki.ino Knai» in Wkhl. voor Not. cn Ihuj. n<». 1\'277 annneemt,
mag
iHïlwijfehl worden. Inkovinlcn verloeren is geheel iets anders dan HchuUlcn
maken
ter uitoefening van «m» beroep of bedrijf; en juist do l)ovoegdhcld
schulden ie maken moet vaststaan, wil faillissenu-nt mogelyk zyn.

») Oefent de gehuwde vrouw feitelijk zelfstandig, dus zonder bystatid van
ha;ir man, een beroep of bedrijf uit, dan zal zy en m\\ ook haar mande failliet-
verklaring sU«eds kunnen verijdelen dm)r de nietigheid der door haar verrichte
luiudclingen in te roepen. Keitelyk is dus de faillietverklaring uitgesloten.

-ocr page 113-

93

maar een eigen woonplaats heeft, die wel altijd zal samen-
vallen met de plaats, waar zij haar beroep of bedrijf uitoefent
of waar zij is gevestigd.

De in artikel 3 aangewezen rechtbank kan soms de eenige
bevoegde rechter zijn, namelijk wanneer de man in het
buitenland woont. Ook de vrouw zal dan hare woonplaats in
het buitenland hebben, zoodat een bevoegde rechter van hare
woonplaats in Nederland niet te vinden zal zijn Dit geval
gaf zelfs meer in het bijzonder aanleiding tot de bepaling
van artikel 3. Meermalen toch was het voorgekomen, dat
eeno openbare koopvrouw, die in Nederland bare zaken dreef
en wier schuldeischers allen in Nederland woonden, niet kon
worden failliet verklaard, omdat haar man in het buitenland
woonde. Daarin wilde men vóór alles voorzien.

Ook zij die, anders dan de gehuwde vrouw, een cujon woon-
plaats hebben, kunnen die hebben buiten hot Rijk in Europa,
on toch binnen het Rijk een beroep of bedrijf uitoefenen. Er
bestaat dan dezelfde reden, in Nederland een bevoegden rechter
aan tc wijzen. Volgens het vierde lid van art. 2 zal dit wezen de
rechter binnen wiens gebied de schuldenaar een kantoor hoeft,
ileoft deze binnen het Rijk meer dan
één kantoor, in ver-
schillonde arrondissenjcnten, dan zullen ook even zoovele recht-
banken tot het uitspreken der faillietverklaring bevoegd zijn.

De vele buitenlandsche huizen, die binnen het Rijk filialen
bezitten, zijn aldus, terecht, binnen het bereik der Neder-
landsche faillietenwot gebracht. Vroeger hadden zij in ver-
gelijk met de Nederlandsche kooplieden in zooverre eene
bevoorrechte positie, dat zij, met een beroep op hun donncilic
buitenslands, zich aan eun faillietverklaring konden onttrekken.

De beteekenis, waarin het woord »kantoor" hier wordt
gebezigd, is een zeer ruime. Blijkens dc Memorie van Toe-
lichting wordt daaronder vci-staan »de localitoit, waar men
geregeld voor zijne zaken tc vinden en to spreken is; naar
omstandigheden kan dit dus ook een winkel of een pakhuis
zijn; winkeliers bijv. houden in don regel hun kanU)or, in
den hier aangewezen zin, in den winkel -

In het ontwerp der Staatscommissie en in het oorspronkelijk

• •) lïcUnfanto I, bl. M; v. u. Fkltx I, bl. 240.

-ocr page 114-

94

Regeeringsontwerp werd als algemeene regel voorgesteld, de
rechtbank, binnen welker gebied de schuldenaar zijn kantoor
of, bij het bestaan van meer dan één kantoor, zijn hoofd-
kantoor heeft, nevens de rechtbank van de woonplaats
bevoegd te verklaren, indien de schuldenaar een beroep of
bedrijf
uitoefent. Tegen dit voorstel, dat met veelvuldig voor-
komende feitelijke toestanden rekening hield, werden èn door
den Raad van State èn in èn buiten de Tweede Kamer
zoovele bezwaren geopperd, dat de Minister
Smidt het ten
slotte prijsgaf. Toch waren de met grooten ijver en scherp-
zinnigheid opgeworpen moeielijkheden meer talrijk dan juist.

De aangevoerde bezwaren betroffen voornamelijk de con-
flicten, die het gevolg zouden zijn van gelijktijdige of opvol-
gende faillietverklaringen door verschillende rechtbanken. Dat
deze zeer goed voor oplossing vatbaar zijn, bewijst de wet.
Immers de mogelijkheid van gelijktijdige of opvolgende
faillietverklaringen door verschillende rechters is blijven be-
staan. Èn ten aanzien van vennooten onder eeno tirma,
èn ten aanzien van schuldenaren, die binnen het Rijk in
Europa geen woonplaats hebben, maar aldaar, oen beroep
of bedrijf uitoefenende, moer dan één kantoor hebben, èn
ten aanzien van gehuwde vrouwen, die zelfstandig oen beroep
of bedrijf uitoefenen of oen eigen vermogen bezitten, kunnen
verschillende rochtbankon bevoogd zijn. Mogelijk daaruit voort-
spruitende conflicten worden op oonvoudigo wijze opgelost
door hot vijfde lid vau art. 2. Bij gelijktijdige failliotvor-
khiring op denzelfden dag, door vorschillondo rochtbankon,
heeft alleen do uitspraak van do rechtbank, dio in do wotton
van 9 April 1877
{StbL n«»". 74—78), tot vaststelling van hot
rechtsgebied on do zetels dor arrondissomonts-rochtbankon
en kantongorochton binnon hot ressort van do vorschillondo
gerechtshoven, hot eerst wordt genoemd, rochtsgovolgon, —
oon denkbeeld door Mr.
van Bouiuis aan do hand gedaan —;

-ocr page 115-

!iÜLki«ui<rtAif-iiöhiüj| VUuk

95

terwijl wanneer faillietverklaring op verschillende dagen door
verschillende daartoe overigens bevoegde rechtbanken is uitge-
sproken , alleen de eerst gedane uitspraak rechtsgevolgen heeft.

Uit deze bepalingen vloeit voort, dat er nooit meer dan
één uitspraak is, welke kracht heeft. De andere worden be-
schouwd als niet-gewezen.

Wordt de uitspraak welke alleen kracht heeft, na verzet,
hooger beroep of cassatie weer vernietigd, dan is er geen
faillissement. Uitspraken welke krachteloos zijn,
geen rechtsge-
volgen hebben^
welke woorden tenslotte werden gekozen, ten einde
eiken twijfel omtrent de bedoeling weg te nemen, kunnen onder
geen omstandigheden eenig effect hebben, dus ook niet ver-
krijgen, doordat een andere rechtskrachtige uitspraak komt
te vervallen. De faillietverklaring zal ojjniouw moeten worden
aangevraagd.

Door in ieder geval slechts aan één uitspraak rechtsgevolgen
toe to kennen, is alle aanleiding tot conflicten weggenomen
Do curator, benoemd door oen rechtbank waarvan do uit-
spraak geen rechtsgevolgen heeft, defungeert, zoodra hom
blijkt dat er oon andere uitspraak is, die deze wel hoeft, en
zul alsdan alles wat hij als zoodanig reeds onder zich mocht
hebben genomen , moeten overgeven aan den cunitor, benoeind
bij do met rechtsgevolgen bekloodo uitspraak.

Niot alleen natuurlijke personen, ook dio vereenigingen,
welko een zelfstandig vormogenssubject uitmaken, en stich-
tingen kunnen worden failliet verklaard. Bij deze is evenzeer
als bij natuurlijke personen oen vermogen aanwezig, vatbaar
voor een algemeen beslag ten behoevo der schuldeischers
voor wie dit tot gemeenschappelijken waarborg strekt.

Daar alleen van natuurlijke personen kun worden
gezegd, dat zij een woonplaats hebben, is het noodig voor
de bedoelde vereenigingen on voor stichtingen aan te wijzen,
welko rechter in do plaats treedt van don hier niet aanwijs-

Ten «uiMnlen van veuntHilon onUer etine nnim hwft «leze ix\'geling tlit
gevolg, (lm nln «vn «Ier vennoolon Moor ile
n»chlbank vnn woonpliwts(iiilliet
vcrkinnnl U, «liHir .1« riH-htlmnk, liinnon welker gebifl.1 bot kiinloor .Ier ven-
nootnobnp in gevoligd, de fnllllotverklnring vnn nlle vennmiten by Wn vonni;., J

of, «HuU men dit noemt, de fnlllietverklaring vnn de vennmitwhap niet nu?er
kan wortlen uitgenprokon. Ziwlanlge faillietverklaring «ou giwn nH-btsgcvolgen
kunnen bobben v.wr «miveel Iwtnifl den rwA1 Tailliot verklanitlen venn.M)t.

J1

5 !
i\'

-ocr page 116-

96

^ou/^n^-^e^ baren rechter van de woonphiats des schuldenaars. Te dien
f einde bepaalt het laatste lid van art, 2, dat ten aanzien van

naanilooze vennootschappen, wederkeerige verzekerings- of
/^^^jzjic^i^\'i.e^ coöperatieve of andere, rechtsper-

^^..nrJt^rt-•soonlijkheid bezittende, vereenigingen en van stichtingen,
-5. toepassing van dit artikel, de plaats waar zij haren

zetel hebben, als woonplaats geldt.
\' De opsomming bij name van verschillende vereenigingen, die

^^ samengevat hadden kunnen worden onder den enkelen term:

vereenigingen welke \'rechtspersoonlijkheid bezitten, vindt hare
^ verklaring in het verschil van meening, dat in de literatuur be-

staat over de vraag, of al de hier genoemde vereenigingen wel
als rechtspersoon mogen worden beschouwd; het werd door de
Regeering niet raadzaam geacht bij de regeling van het
faillissement incidenteel in dezen strijd partij te kiezen.
Opmerking verdient daarbij, dat te dezer plaatse van de
vennootschap onder eene jirma wordt gezwegen; dit strookt
geheel met het in het derde lid van het artikel omtrent de
vennooten onder eene firma bepaalde, en bewijst, evenals die
bepaling, dat in deze vennootschap door den wetgever een
zelfstandig vermogen.ssubject niet wordt gezien

§ 4. De procedure tot faillietverklaring wordt aangewezen in
dc artikelen 4, 6 en 7.

Bij eigen aangifte -) heeft de schuldenaar of diens ge-
machtigde zich ter griffie van de rechtbank tc vervoegen. Dc
aangifte kan schriftelijk maar ook mondeling geschieden. In
het laatste geval zal de griffier daarvan , overeenkomstig de
bestaande praktijk, eene nkte opmaken, door hem en den
aangever to teekenen

\') op «Ic opmerking, in liel Verslag iler Gimmissie van voorbcreiiling, iliil
(Ie liier voorkomende opsomming onvolledig is, als yijnde daarby o. a. wegge-
laten de reederijen en burgerlijke nuuitscbapfHMi, antwmirdde de Itegecring
terecht:
tt Ueederijcn cn bunjcrlljke maaInchapiMfn mcKhten niet vermeld wonlen,
omdat zij geen n^chtspersonen zyn en dus aljiH-m de leden daarvan failliet kunnen
gaan//. Ilelinfante II. bl. \'M \\ v. ii.
Kki.tz. I, bl.

») Kene verplichting tot aangifte, zooals die in art. 7iri Woib v. Kmiph.
den schuldenaar werd opgelegd, kent de wet niet.

*) Tusschenkomst van een procureur wordt blykens art. 5 by oigen muigiftü,
Wiuirbij een verzoekschrift
niet tc pas komt, niet gevonlerd.

-ocr page 117-

97

«Ten aanzien eener vennootschap onder eene firma, moet
de aangifte inhouden den naam en de woonphiats van elk der
hoofdelijk voor het geheel verbondene vennooten" (art. 4
al, 2). De bepaling, welke in het ontwerp der Staatscommissie
ontbrak, werd, naar aanleiding van het advies van den Raad
van State, door de Regeering uit het Wetboek van Koop-
handel, art. 765 al. 2, overgenomen, ten einde de bestaande
wetgeving ten opzichte van de vennootschappen onder firma
ongewijzigd te laten. In het oorspronkelijke Regeeringsont-
werp was zij de eenigste bepaling over deze vennootschappen.
Later werd daaraan toegevoegd het boven besproken derde
lid van artikel 2.

Bij het mondeling overleg met den Minister wenschte de
Commissie van voorbereiding de bepaling weer te lat^jn ver-
vallen, omdat zij het in art. 2 op te nemen nieuwe lid vol-
doende achtte.
De Minister gaf aan dien aandrang geen
gevolg. Zoowel de Commissie als dc Minister verklaarden bij
die gelegenheid de vniag, of de vennootschap onder firnni
als rechtspersoon moet worden erkend, in geen enkel opzicht
to willen praejudicieoron \'). Toch was dit roods, zooals wij
boven aantoonden, door do in art. 2 al. 3 aangenomen redactie
gedaan. In verband daarmede kan thans hot tweede lid van
art. 1 goon andere botoekenis hebben dan deze: wat men
noemt faillietverklaring van oen vennootschap onder oono firmu
is niets anders dan failliotvorklaring van al do vennooten
bij
(5(5ti vonnis door don rocht^jr van het genjoonschappolijke
kantoor; bij do aangifte kunnen de vennooten niot volstaan,
zooals in don regel, wanneer zij colloctiot handelen, met
do firma, als hou allen omvattende, to noemen, maar bohooron
zij don naam on do woonplaats van ieder van hen U*, vermelden.

Den schuldoischors dio do failliotvorklaring der vennootschap
vorderen, en hot Oponbimr
Ministorio, datdiuirtoo requisitoir
noomt, logt do wot niot dezelfde verplichting op, hoewel
diuirvoor ovonvool roden bostaat. In hot stilzwijgen van het
Wotb.
V. Kooph. ligt do verklaring dezer onvolledigheid. In
don regel zal do bedooldo opgave wol altijd wordon gedaan;
in iodor goval zal de rochtor verstandig handelen door dio

«) HoIiMranto II, bl v , v. l). KBi.Tt I, bl. \'iWi v.

MiiLMiaiiAArr, l\'MilllMM\'mFnUw«!.

-ocr page 118-

--

-ocr page 119-

r.97

7

.•Xt-ó ^ \'Zaj^*^ OxrCu «Kc t/\'Xurrx.c^^

ƒ/ -f^. ^ crtriL «s^u.-»

-ocr page 120-

98

opgave te vorderen en door geen faillietverklaring van ven-
nooten onder eene firma uit te spreken onder de bloote ver-
melding van de firma Vooral met het oog op het vijfde
lid van artikel 2 is nauwkeurige vermelding van de namen
der vennooten gewenscht

De vordering van faillietverklaring door een schuldeischer
wordt ingesteld bij een ter griffie van de rechtbank in te
dienen verzoekschrift. Art. 5 verlangt daarbij de tusschen-
komst van een procureur. Wat het Openbaar Ministerie be-
treft, dit treedt op meteen in raadkamer te nemen requisitoir.

Het onderzoek der zaak heeft in elk geval met den meesten
spoed in raadkamer plaats. In het belang van het onderzoek
kan de rechtbank bevelen, dat de schuldenaar, bij brief van
den griffier , worde opgeroepen om te zijner keuzo in persoon
of bij gemachtigde te worden gehoord. De wet maakt, dit
bepalende (art. 6 al. 1), geen onderscheid, zoodat ook in het
geval van eigen aangifte de oproeping kan geschieden. Maar
ook zonder oproeping zal de rechtbank don schuldenaar op
diens verzoek gelegenheid geven zijn aangifte nader toe to
lichten, evenals zij, ook zonder oproeping, den schuldenaar
op do aanvrage van den schuldeischer of van hot Openbaar
Ministerie zal kunnen hooren.

Verplicht tot het oproepen van don schuldenaar is de
rechtbank nooit. Ken imperatief voorschrift, waarop werd

\') llcl hof in «Icn Uosch \'27 Juni I8H\'2, IV^. n«. i«\'24, ttchllc in het verzoek
viui schuldeischers tot faillietverkhirinp; cnuier vennootschap opgmif van de namen
der vennooten niet noodig. Anders lloogo Haad 1 Maart IKU5, IV. n». tUilUl,
niuir luinleiding van het ver/oek tot faillietverklaring eener commanditaire
vunncMitschap in liquidatie, uit overweging \'/dat allerminst uit art. 7(
m, \'2\'lid
\\y, v. K. (= art. 4, \'2«" lid Kw.) valt af tc leiden, dat de «»pgave, daar voorgeschrmeu
voor het geval van
mn^jiftc van faillissi^ment cnmer vennootschap onder «MJiie
lirma , niet zou mogen gevorderd worden in geviil van aauvratjc van faillissement,
vermits niet do
aatujiffe die »ipgavc noudig miuikt, miuir de omsUindigheid,
dat op dc aangifte de faillietverklaring der llrnmnten zal moitton woiilen
uitgesproken, cn dus voor dc
(UinvrfUjtt paritas rationls Inisttiat^/.

») Wat in den hrief moet stnan, zegt de \'wet niot. Ken amendement van den
heer
iik Kantku, ten doel hehl>cnde o. m. te lM<palen, dat do brief m«H!t inhou-
den don niuim des verzoekers en eene opgave van do vordering, wajirop deze
zich Iwrotfpt, werd door de Tweede Kamer verwor|»on. Men wilde aan «len
rechter volkomen vrijheid laten ten annzion vnn hetgeen in den brief m\\
worden opgonomen.

m

-ocr page 121-

99

aangedrongen door den Raad van State, in het Verslag det
Commissie van voorbereiding nit de Tweede Kamer en in het
Verslag van de Eerste Kamer, werd door de Regeering ont.-
raden , omdat het aanleiding zon kunnen geven tot de chicane,
dat de oproeping niet behoorlijk heeft plaats gehad of niet
is ontvangen, en omdat het tot onnoodige vertraging en
noodeloozen omslag zou leiden, in gevallen waarin juist
snel handelen van groot belang is, o.a. bij vlucht van den
schuldenaar, notoire insolventie, verduistering, enz. Het
behoeft overigens geen betoog, dat de rechtbank in gewone
omstandigheden de oproeping niet zal nalaten.

Hot onderzoek loopt over het bestaan van feiten of om-
standigheden, welke aantoonen, dat de schuldenaar in dcn\'\'^
toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, en,
zoo een schuldeischer het verzoek doet, ook over het vor- ^^.i^r^/r«^
doringsrecht van dezen. Van het een en het ander behoeft -
alleen summierlijk te blijken (art. G al. 2).

In hot algemeen verdient het aanbeveling, reeds bij
aangifte, in het verzoekschrift of in het requisitoir de feiten ^
en omstandigheden aan te duiden, waarop het bestaan van ^ 1

den door de wet gevorderden toestand wordt gegrond. Even- dCrt^^/i^^s-
wel is het den rechter geenszins verboden ook acht te slaan
op foiten en omstandigheden, waarvan eerst bij het onderzoek
blijkt Het onderzoek is te dezen van geheel feitelijken aard,
waarbij alles aan het vrije oordeel van den recht^^r is over-
gelaten. Daarom kan ook niet in het afgetrokkene worden
aangegeven, wat de aangifte enz moet inhouden. Bij eigen
aangifte zal het in den regel voldoende wezen testellen, dat
men door zijne schuldeischers in of buiten rechte wordt ver-
volgd on niet in staat is te betalen. Indien daarentegen een
schuldeischer het verzoek doet, zal de faillietverklaring niet
kunnen worden uitgesproken, indien nie
ts anders blijkt dan ♦^\'»a«»««^*

de ni^-bett^ng »y»iür vordering. De bovon medegedeelde^ CmK^f^
goschi<»doniR van artikel 1 laat daaromtrent geen twijfel,
Maar in verbaiul met andere oujstandighedcn kan de niet- ^

betaling van 6Ai\\ schuld mede aantoonen, dat de schuldiuuuir ^

in den U>estand verkeert, dien de wet hier verlangt. Zoo^ ^^
wanneer bij do gest^ilde niet-betaling van des verzoekei-s \'

•vordering zich vot^t de verklaring, door den schuldenaar bij"

, . . . _ ^^
.-Ca**««

-ocr page 122-

/Z, JZA^t^

^ ^ zijn verhoor afgelegd, dat hij in déconfiture verkeert; of

-voio^ c^eyC wanneer de wanbetaling een wissel of promesse betreft, ter

: zake van handel of bedrijf door den schuldenaar geaccepteerd

lAvn^ j ^^ geteekend; of wanneer de weigering te betalen uit onmacht

om te betalen blijkt voort te spruiten i)^ Steeds zal de rechter

. jjjjachtig moeten wezen, dat in den samenloop van schuld-

oftf^, ^ ^^ eischers die niet bevredigd worden, de raison d\' être van

het faillissementsbek^, de grondslag van ieder faillisse-

^ ment is gelegen^\'^ lojluec C\'^A

^ Wat het vorderingsrecht van den de faillietverklaring ver-

A^o-"^ zoekenden schuldeischer betreft ook daarvan behoeft, gelijk

gezegd, slechts summierlijk te blijken. Uitdrukkelijk is het

nrex^ /-.aldus bepaald, om een einde te maken aan de bij sommige

rechtbanken onder de oude wet bestaande praktijk, welke

van den schuldeischer volledig bewijs van zijn vorderingsrecht

verlangde, en er toe leidde de faillietverklaring te weigeren,

zoodra de schuldenaar, ook zonder aanvoering van eenige

gronden, eenvoudig ontkende het gevorderde schuldig te zijn,

en de schuldeischer geen geaccepteerden wissel, orderbiljet

of ander schriftelijk bewijs, of wel een executorialen titel

kon overleggen. » Wil het faillissement", aldus de Memorie

^^ V. Toelichting 2), »den schuldoischors eenige afdoende hulp

t^ cSr-rt-";^^^^- geven tegen algohoolo slooping van den bocdol huns schul-

M^Auay^ denaars, dan moet do mogelijkheid wordon afgesneden, oono

f éS^rt^\'failliotvorkhiring, waartoe overigens allo voorwaarden aan-

wozig zijn, door allerlei excopties on chicanes, die zich steeds

zonder moeite laten vinden, op do lange baan to schuiven.

; Thans is daartoe hot gewone middel do schuld eenvoudig io.

\'^^^^f^^^\'^\'e^^^^ntko.nucn , oono togen vordering to beweren of iets dorgolijks.

\' wordt voorkomen, indien do schuldoischor volstaan

j / ^ ,/ kan mot don rechter zijn vordoringsrocht aannomolijk to

^ inakon. Hooft do schuldonmir gegronde vordodigingsmiddolon,

/y^y W/K .^^«-^^\'^\'^-dan zal hij daarvan althans summierlijk mooton do.ni blijkon

9 ». vordering Kr echt van don verzoeker moot blijkon,

I \' dat zijne inschuld ook opoischbaar is, wordt niot govorde^rd.

; (Mn\'-o^ff\' ^ \' •

! «) Verg. Hof Arnhem April 1KHH, W. n". .\'^^•I,\'!; Hof I.eeuwanlcn 22 Mei

I 1881», /\'. i\'. J. 1881», n». r.0. J/^/é >

») Bollnfanle I, bl. Wi; v. i». Fkltc I, bl. 270. (J\'.^-\'yooi\'

\'Z^f

7-C.i

t -r^r J^l »tAl. tt

.. . , _____________________

/-Jf

/

JE

ts.

. ... .... r\'^i a.» r^ fA^^*- «

-ocr page 123-

101

Onder het Wetb. van Kooph. was de vraag, of de schuld-
eiseher, die eene niet-opeischbare vordering heeft, faillissement
kan aanvragen, betwist, maar werd zij toch in den regel
bevestigend beantwoord

Op eene desbetreffende vraag in het Verslag der Commissie
van voorbereiding antwoordde de Regeering terecht: «het
artikel. stelt twee eischen voor de ontvankelijkheid van het
verzoek tot faillietverklaring: 1®. dat blijke, dat de feitelijke
toestand, door
ophouden met betalen aangeduid, aanwezig is;
2°. dat blijke, dat de verzoeker schuldeischer is. Daarmede
wordt ruimte gelaten voor de opvatting van den Hoogen
Raad» Evenwel zal in dit geval uit de niet-bevrediging
van den verzoeker geenerlei bewijs zijn te putten, maar de
toestand van het ophouden met betalen uit andere feiten en
omstandigheden moeten blijken.

Als conservatoiren maatregel kan de rechtbank den verzoeker
toestaan, hangende het onderzoek den boedel te doen ver-
zegelen. De verzegeling geschiedt door den kantonrechter.
In het van diens verrichting op te nniken procesverbaal
worden de goederen, in art. 21 n" l vermeld, welke als niet
voor inbeslagneming vatbaar buiten het faillissement blijven,
en daarom ook buiten de verzegeling, kortelijk beschreven.
Indien de rechtbank daartoe termen vindt, kan zij nan het
verlof tot verzegeling de voorwaarde van zekerheidstelling,
tot een door haar te bepalen bedrag, verbinden (art. 7).

Na sluiting van het onderzoek wordt op de aangifte van ^^^^^

den schuldeujMir of de vordering van den sclnildeischer het t/^****^ ^^
Openbaar Ministerie gehoord, en vervolgens de faillietverkln-
ring bij beschikking geweigerd, of wel bij een vonnis és^^^
openbare t(»rechtzitting uitgesproken, welk vonnis bij voor-
niad en op do minuti? uitvoerbaar is, niettegenstaandeeenign •

In .lion tin WMUtcn: Hof Amstoninin i» Nov. iHHO, W. n». 4r.8H; Ilnf
Arnhem 21 Anp. 1HH2, W. n». ^m-, Uh. le llnarlem 18 Dee. 18H:1, U\'. n». 407.1; ^^^^^^ j^.

Hof AniHterdam 4 Jan 18H4, W. n». 41K»:»; Ilooge Haa.l 7 Mrl. 1884, A\'^/. lixpfL .^^„.Jtu.

.11. CXXXVI, hl. ar.l; llnt I..sni\\var.len 14 Nov. 1888, Ilivuhhr. 1880, e****^.

hl. 77. Hventno: lloi.Titm, hel IniUilcmtHji, ih .Ir. .hwr uk (iKRn, hl. ^Xmje^

77; i»k Wai., hd lfnn,Mn,^jt, .11. M, hl. Dikimiui», linmik v. /.. ^^ ^

NcihrL HnmMMrisji, \'i** .Ir., .11. a, hl. 220.
. ») üolinfamo II, hl. :
M; v. i». Kki.tx I, hl. 272.

e^/irut/e»^ . <

^^ ^v^ ^

-ocr page 124-

102

daartegen gerichte voorziening (art. 4 al, 3). Rechtbanken,
die niet dagelijks zitting houden, zullen vertraging voor-
komen door, onmiddellijk na de beslissing over de failliet-
verklaring, het vonnis in eene buitengewone openbare terecht-
zitting uit te spreken.

§ 5. Tegen de beslissing van de rechtbank kunnen de belang-
hebbenden verschillende rechtsmiddelen aanwenden. Men
onderscheide daarbij naar gelang de faillietverklaring is uit-
gesproken dan wel geweigerd.

Is de faillietverklaring uitgesproken, dan kan de schul-
denaar tegen die uitspraak opkomen als deze niet door
hemzelven, maar door een schuldeischer of het Openbaar
Ministerie is uitgelokt

Vooreerst heeft de schuldenaar, als hij niet is opgeroepen,
of opgeroepen niet is verschenen, gedurende veertien dagen,
na den dag der uitspraak, recht van verzet. Deze termijn
wordt verlengd tot ééne maand, indien hij tijdens do uitspraak
zich niet binnen het Rijk in Europa bevindt (art. 8 al. 2).

Vervolgens heeft hij recht van hooger beroep, hetzij tegen
het vonnis van faillietverklaring, als hij op de aanvraag is
gehoord, hetzij tegen het vonnis op het verzet gewezen, als
daarbij de faillietverklaring wordt gehandhaafd; in beide
gevallen gedurende acht dagen, na den dag der uitspraak
(art. 8, al. 1 en 3).

In het belang eener spoedige afdoening van zaken is een
zeer summiere rechtsgang, en wel eene procedure bij verzoek-
schrifb, voor alle voorzieningen in zake faillietverklaring voor-
geschreven. Zoo geschieden het ver/et en het hooger beroep
bij een verzoekschrift, geteekend door een procureur (art. 5),
en in te dienen ter griffie van het rechtscollege (bij verzet:
d»i rechtbank, bij hooger beroep: het gerechtshof), dat van
de zjuik kennis moot nemen.

i»De voorzitter bepaalt terstond dag en uur van de behan-
deling». Do bedoeling van dit voon^chrift is, dat do procureur
van den schuldenaar zonder verwijl dien dag en dat uur ter

-ocr page 125-

103

griffie zal kunnen vernemen. De voorzitter behoeft de bepaling
niet in elk geval zelf te doen, hij kan aan den griffier de
noodige instructies geven, waardoor deze in staat wordt
gesteld bij de indiening van het verzoekschrift dadelijk mede
te deelen, wanneer het zal worden behandeld.

Van het gedane verzet of ingestelde hooger beroep en van
den tijd, voor de behandeling bepaald, wordt door den
schuldenaar, uiterlijk op den vierden dag, volgende op dien
waarop hij zijn verzoek heeft "ingediend, bij deurwaarders-
exploot kennis gegeven aan den procureur, die het verzoek
tot faillietverklaring heeft ingediend (art. 8 al. 4). Deze
kennisgeving geldt voor oproeping van den schuldeischer,
die de faillietverklaring heeft uitgelokt (art. 8 al. 5).

Beteekening aan den procureur die het verzoek tot failliet-
verklaring heeft ingediend — waarvan natuurlijk alleen sprake
kan zijn, als een schuldeischer de faillietverklaring heeft uitge-
lokt — is voorgeschreven, omdat beteekening aan den schuld-
eischer zeiven tot groote vertraging zou leiden, ingeval deze op
grooten afstand, met name in het buitenland, woont. De wet-
gever is hierbij uitgegaan van de stelling, dat de opdracht
aan een procureur, een verzoek tot faillietverklaring in te
dienen, mag worden beschouwd als opdracht, de geheele proce-
dure te voeren, die hot verzoek mogelijk na zich zal sleepen
De behandeling van het ver/.ot on van hot hooger beroep
geschiedt op do wijze, bij art. 4 bepaald (art. 8 al. C), d. w. z.
in raadkamer on in tegenwoordigheid van hot Openbaar
Ministorio, dat moot worden gehoord. Het Openbaar Ministerie
noemt dus als zoodanig konnis van ieder verzot of hooger
beroep. Daarom word hot ook onnoodig geacht, boteolfo-
ning van hot gedane verzot of ingestelde hooger beroep
aan hot Openbaar Ministorio voor te schrijven, ingeval dit do
failliotvorklaring hooft gevorderd \').

\') Van verlegonwoonliging van hel Openhaar Ministerie iloor een procureur
kan natuuriyk geen iprako «yn. Hel O. M. trtn-di stinnU op bü i""»\'«« van den
ter tcrcohuitting aanwezigen ambtenaar.* Ander» daclil da4U\'over de OfTloier van
Justitie by de riHïhthank te Haarlem, die in zake de faillietverklaring van
Muddenborg zoowel in hooger l>eroep als in catsatio
verscheen, vertepenwoonlig»!
door een prmnimurl Hof Anisterdam 27 .Sept. I«tm en H. H. SV April iwm,
II V. J. IHim, n». — Zie van Bohkvai. fatmk, hrJ Se^l. htnv- /\'»-^«\'wA*,
y- Hl. \\, dr. bl. 101.

Moi.MiiiiAArr, KiillliiwwrnUwrl.

óth

Ae.

sro v^\'

6 tf O

-ocr page 126-

104

^trrrvo^

In de raadkamer worden de schuldenaar en de schuldeischer,
die de faillietverklaring heeft uitgelokt, gehoord, waarbij zij
^mondeling en contradictoir, in persoon of bij gemachtigde,
^ hunne belangen kunnen voordragen De Staatscommissie

^ ^ en de E-egeering achtten het overbodig dit uitdrukkelijk vast

^ vt/ut^t^c^e^^ . stellen, u Dit is een zoo natuurlijk recht van partijen
At^ éflc» o^o^ zegt de Memorie van Toelichting tot het Regeeringsontwerp 2),
naar aanleiding van de bedenkingen van den Raad van State,
Ot^ veeleer eene uitdrukkelijke bepaling noodig zou zijn,

indien men dit recht wilde beperken. De in het vierde lid van
het artikel voorgeschreven kennisgeving van den tijd, bepaald
voor de behandeling van het verzet of het hooger beroep,
U
j^ e^^Ji^ Oo^^ heeft dan ook geen andere bedoeling dan den schuldeischer
^^^ ^y\'^L^An de gelegenheid te stellen bij de behandeling tegenwoordig
te zijn ter verdediging van het aangevallen vonnis en daarmede
van het door hem ingediende verzoek tot faillietverklaring".
^„^x^t^a-^— De Minister
Smidt bleef bij deze meening, toen ook in het
Verslag van de Tweede Kamer en door do Commissie van
voorbereiding op bepalingen omtrent het hooren van partijen

•> Dc schuldeischer kan bij die gelegenheid, nevens de feiten in het ver/oek
tot faillietverklaring gesteld, ook andere feiten aanvoeren, ten l>etoogc dat de
schuldenaar ten tijde der faillissements.aanvnige werkelijk in den toe>tnnd
verkeerde van te hehl>cn opgehouden te betalen; tot het Imwijs dier feilen
moet hij worden toegelaten. Aldus voor het geval van tw:«/ volgen» de ruime
opvatting van het Hof van Nd.-llolland
\'M Jan. IW\'M, M. w. II. tWH , bl. 07,
vcrn. bij arrest lloogen Itaad U Nov. IWii,
M. v. II. t. a. p., bl. 310, in stryd
met de conclusie van .Mr. O
hkoouy, IK n».Meer dan de formcele opvatting
van den lloogen
HjuuI achten wij de uitspraak van het Hof bevonlerlyk aan
etm.deugdelijke rechtspraak. Zie
Kist, UdjinnttUtn tt. llaiuleUrt^l, dl. O, bl. M.
Men verg. voorts Rb. Arnhem 1« Dec. iWiO, M. i>. II. 1870, bl. 10, bij welk
vonnis hel verict van den schuldenaar werd luingenomen, niet op grond van
hel door dfzen oangevoenle, maar op grond van medcde»»lingen, door den
rechtcr-commissaris gedaan

Ik\' Hoog«\' Uaad is op de in 1801 vcrkondigile leer teruggekomen by arresl
van 2.5 Oct. 1804, 11^. n«. 0570; allhans mag, volgens dit arrest, de schuldeischer,
in
hooger beroep komende, na afwijzing zyyer vordering tol faillielterklaring,
feilen en omsUindigheden aanvoeren, niet voorkonumde in zyn «»orspronkelyk
ver/oekschrlft. Men zie ook reeds het arrest van 7 Mrl. 1884,
N. H. dl. C.XXXVI,
bl. 251. Kr zijn o. e. geen i-cdcnen, waarom by vur/et anders zou moeien
worden lieslist dan bij hooger l)oroop.
\') IVdinfanli. 1, bl. 57 v.; verg. 11, bl. 18.T en 22«. v. 1».
Kki.tï 1, bl. 284.

-ocr page 127-

105

werd aangedrongen ï). Hij achtte het evenzeer overbodig te
bepalen, dat de curator kan worden gehoord.^ n De bevoegd-
heid , om den curator te hooren, wordt den rechter in art. 8
niet ontzegd en bezit hij dus ongetwijfeld".

De zienswijze der Regeering, door den Minister nader
uitvoerig verdedigd in zijn Antwoord op het Verslag der
Eerste Kamer, moet volkomen worden gebillijkt Het is uit
den aard der zaak de plicht van iederen rechter, de zaken,
aan zijn oordeel onderworpen, te onderzoeken. De rechter, die
weigeren zou de partijen te hooren, op grond van het ontbreken
eener uitdrukkelijke wetsbepaling, zou daardoor bewijzen, zijne
roeping al zeer slecht te begrijpen en van de hem opgedragen
taak weinig besef te hebben. Terecht noemde de Minister, in zijn
Antwoord aan de Eerste Kamer, te eenenmale ontoelaatbaar
de onderstelling, dat waar eene procedure in raadkamer is
voorgeschreven, de rechter geneigd zou zijn of den toeleg
zou hebben, de partijen, speciaal den debiteur, er buiten te
houden en in de verdediging te belemmeren. Wie tot recht-
spreken is geroepen, is daardoor tevens geroepen, zich zooveel
mogelijk op de hoogte te stellen van de zaak, want recht
kan alleen hij spreken, die het punt in geschil nauwkeurig
kont. Dat de partijen bij de behandeling der zaak zullen
worden gehoord, als zij daartoe vei\'schijnen, behoeft dus
waarlijk do wot niot met zoovele woorden to zeggen.

In do tweede plaats kunnen tegen do faillietverklaring
opkomen allo schuldeischers, mot uitzondering van hom dio
de faillietverklaring hooft verzocht, on alle belanghebbenden.
Zij hebben daartoe recht van verzet gedurende acht dagen, na
den dag der uitspraak.\'\' Het verzot geschiedt in dezelfde
vornjon en wordt behandeld op dozeltde wijze als hot ver/.et
van den schuldenaar, die op de aanvraag tot faillietverklaring
niot is gehoord (art. 10 al. 2—5). Hot eenige punt van verschil
is hierin gelogen, dat van het verzot, alsmede van den tijd
voor do behandeling bepaald, bij
deurwaarders-exploot
wordt kennis gegeven aan den
nchuldenaar \\ indien de failliet-
verklaring door een schuldeischer is uitgelokt, tevens aan
don procureur, dio namens dezen het verzoek tot failliotvor-
klaring hooft ingediend.

IWinfiinl« II, lil. :m v.; v. n. Kki.t* I, l»l. 2Wl.

llldoJla .

-ocr page 128-

/OS

/f

/

-ocr page 129-

z.

-ocr page 130-

«

-ocr page 131-

106

Wordt het verzet door de rechtbank afgewezen, dan heeft
de schuldeischer of de belanghebbende recht van hooger
beroep, gedurende acht dagen na den dag der afwijzing
(art. 11 al. 1). De instelling en behandeling van dit hooger
beroep geschiedt, volgens art. 11 al. 3, op de wijze in de
artikelen 4 en 6 voorgeschreven.

Deze regeling laat te wenschen over. Is bijv. het verzet gericht
geweest tegen eene faillietverklaring, uitgesproken op verzoek
van een schuldeischer, dan gaat het hooger beroep geheel
buiten dien schuldeischer om, en wordt dit eenvoudig afge-
daan op het verzoekschrift van den appellant, waarop het
Hof den
schuldenaar zal hunnen hooren,in gevolge art. 6 al. 1.
Bepaald had moeten worden, dat de instelling van het
hooger beroep geschiedt op de wijze, voor het verzet in art. 10
voorgeschreven, en de behandeling daarvan op de wijze in
artikel 4 aangegeven.

In het Wetboek van Koophandel werd in het zevende lid
van art. 791 een soortgelijk recht aan «alle andere schuld-
eischers en alle belanghebbenden« toegekend. Staatscommissie
en Regeering waren beide van oordeel, dat dit rechtsmiddel
veilig gemist kon worden. »-Blijkens de gerechtelijke statistiek
werd in tien jaren tijds, van 1879—1888, slechts éénnuial,
in 1880. eene faillietverklaring ten gevolge van verzet van
schuldeischers of andere belanghebbenden vernietigd; oen
cijfer dat welsprokondor is dan lange botoogen - \').

De Commissie van voorbereiding dacht anders over do zaak.
Bij amendement stelde zij voor, hot hiorbedoelde recht van
vor/ot in do wet op to nomen, waartoe do Tweodo Kamer,
ondanks bestrijding door don Minist<»r, met 44 togen 16
stommen overging. Een overwegende invloed op do meoning
der Commissie moet blijkbaar worden toegeschreven aan do
verklaring in staat van kennelijk onvermogen van hot water-
schap Groot-Mijdrecht, door do rechtbank to Utrecht bij
vonnis van 23 Sopt. 1892, on do wedorophoning van dien
staat, op verzot van oonigo schuldoischors, door dezelfde
rechtbank bij vonnis van 19 Nov. I89l\', W n". 6273. Althans
bij do schriftelijke voorbereiding word door do Commissio

\') Mftinoiic v. Trtolicliling: IWIInfanle I, l>I. r»H; v. ii Fki.tz I, lil. im.

-ocr page 132-

107

van de wensclielijkheid, het rechtsmiddel van verzet te
behouden, met geen woord gerept, terwijl bij de verdedi-
ging van het amendement in \'t bijzonder op de inmiddels
voorgekomen zaak van Groot-Mijdrecht een beroep werd gedaan.

Over de vraag, of het rechtsmiddel al of niet in de wet
behoorde te worden opgenomen, willen wij hier niet napleiten.
Men raadplege daarover de redevoeringen door den heer
Hartogu on door den Minister in de Tweede Kamer uit-
gesproken \'). —

Weigering der faillietverklaring en vernietiging der failliet-
verklaring ten gevolge van verzet, hetzij van den schuldenaar,
hetzij van een schuldeischer of belanghebbende. geven recht
van hooger beroep, gedurende acht dagen na den dag van
de uitspraak der rechtbank (artt. 9 al. 1 en 2 en 11 al. 2). Het
recht komt toe aan don schuldenaar bij afwijzing zijner
aangifte , aan den schuldeischer en aan het Openbaar Ministerie
bij afwijzing hunner aanvraag, aan dengeno die de failliet-
verklaring heeft uitgelokt, in geval van vernietiging der
faillietverklaring ten gevolge van verzet.

De instidling on do behandeling van het hooger beroep
gcscdiiedcn op dezelfde wijze als de instelling en de behandeling
van do aangifte of de aanvraag tot faillietverklaring in eerston
aanleg (artt. 9 al. 3 cn 11 al. 3). Van toepassing zijn de artikelen
4 en ö. Mitsdien wordt de aangifte gedaan en het verzoek door
tusschenkomst van een procureur (art. 5) ingediend tor grifiie,
worden zo met den meesten spoed in nuidkamor behandeld,
en kan de schuldenaar, bij brief van den griflier, worden opge-
roepen , on» in persoon of bij geunvchtigde te worden gehoord

Tegmi hot «irrcst, dat door het Hof wordt gewezen, hetzij
in hooger beroep van een vonnis van faillietverklaring, hetzij
in hooger boroep van eene beschikking waarbij do failliet-
verklaring werd geweigerd, staat slechts tweeerlei voor-
ziening open.

tU\'

.Ai.

> << /»/ ■ ♦
ft\' S^O/.

-ocr page 133-

108

In de eerste plaats , doch alleen dan als bij het arrest eene
faillietverklaring werd uitgesproken, die door den lageren rechter
was geweigerd, heeft ieder schuldeischer, met uitzondering
van hem die de faillietverklaring heeft verzocht, en elk be-
langhebbende recht van
verzet^ gedurende acht dagen naden
dag der uitspraak. Dit blijkt uit het laatste lid van artikel
11: f Is het verzet bij het gerechtshof gedaan, dan is hooger
beroep uitgesloten if, en uit de wijziging van den aanhef van
art. 12, welke oorspronkelijk luidde:
n Van het arrest in
hooger beroep geiuezenn^
in: »Van het arrest, door het gerechts-
hof gewesen»,
op grond dat in de artikelen 10 en 11 het geval
is voorzien, «dat dadelijk bij het gerechtshof in verzet is
srekomen", als wanneer door het Hof in eerste instantie arrest

O \'\'

wordt gewezen

Buiten dit geval wordt door do wet recht van verzet togen
\'s Hofs arrest niet gegeven.

Zoo kan bijv. de schuldenaar, die, bij de behandeling van
het hooger beroep van den schuldeischer of van het Openbaar
Ministerie tegon do weigering der faillietverklaring, door het
Hof niet is gehoord, hetzij hij niet is opgeroepen of opgeroepen
niet is verschenen, tegen het arrest waarbij de failliotvorklaring
wordt uitgesproken, niot in.verzet komen Artikel 8 behandelt
uitsluitend hot verzet tegen en het beroep van het vonnis dor
Rechtbank^ terwijl in geen ander artikel aan don schuldenaar
een recht van verzot tegen \'s Hofs arrest wordt toegekend.

Behalve het verzet door medo-schuldoischers en belang-
hebbenden, in het hierboven aangegeven goval, kan tegon
hot arrest van hot Hof alleen hot rechtsmiddel van cassatie
worden aangewend. Gedurende acht dagen na den dag dor
uitspraak kunnen in cassatie komen resp. do schiildonaar, do
schuldoi.schor dio do faillietverklaiing had vor/.ocht, do schuld-
eischer of belanghebbende dio ingevolge art. 10 in verzot was
gekomen, en het Openbaar Ministerie, als daarvan do aan-
vrage tot faillietverklaring was uitgegaan (art. 12 al. 1). Hot
spreekt van zelf, dat ieder hunnof alleen dan daartoe bevoegd
is, indien hij partij is geweest bij het arrest van hot Hof. De

-ocr page 134-

109

tiibel op bl. 110 eu 111 geeft ter nadere oriëuteering een over-
zicht van de verschillende gevallen die zich kunnen voordoen.

ff Het beroep in cassatie wordt aangebracht en behandeld
op de wijze bij de artikelen 4, 6 en 8 bepaald» (art. 12 al.
2). Deze regeling was geheel voldoende, zoolang het rechts-
middel van verzet door derde schuldeischers on belanghebben-
den niet in het wetsontwerp voorkwam. Het is toch duidelijk,
dat de artikelen 4 en 6 van toepassing zijn, zoowel wanneer
de schuldenaar in cassatie komt, nadat zijne aangifte door
rechtbank en Hof is afgewezen, als wanneer de schuldeischer
resp. het Openbaar Ministerie, van wie do aanvrage tot failliet-
verklaring uitging, in cassatie komt van een arrest, waarbij
de weigering of de vernietiging der faillietverklaring werd
bevestigd of wel de uitgesproken faillietverklaring weder werd
vernietigd. In ieder dezer gevallen wordt het beroep in
cassatie op dezelfde wijze aangebracht cn behandeld als resp.
de aangifte, hot verzoek of het requisitoir in eersten aanleg
of hooger beroep \'). Deze regeling is eeno passende, omdat
verzoeker in cassatie is óf de schuldenaar, die dan niemand
tegenover zich heeft, óf de schuldeischer of het Openbaar
Ministerie, in welk geval het verzoek wel tegen den schulde-
naar is gericht, nuiar deze ook ingevolge art. O al. 1 daarop
zal worden gehoord.

Evenzeer is het duidelijk, dat art. 8 van toepassing is, als
de faillietverklaring werd aangevnvagd door een schuldeischer
of door het Openbaar Ministerie eu de schuldenaar in cassatie
komt van een arrest, waarbij de door do rechtbank uitge-
sproken of, na verzet door den schuldenaar, gehandhaafde
faillietverklaring werd bovestigd, of wol de faillietverklaring
werd uitgesproken, nadat deze door de rochtbank£op het
ver/.ct door don schuldenaar was vernietigd. In deze gevallen
treedt do schuldenaar op tegen den schuldeischer of liet

I>»! HchuliliMittJir, iti ciwsatlu konifimlo, /«il kunnen volslnan mei monuelinp
ler grifllo vnn «len lloogen Unn«l «i»n «liuirl«>e 8ln\'kkon«le verklaring «f Ie leggen.
De Hchul«leiM:lier brengt hel Iwmep nnn by i-eii ver/iwkschrift, «loor wn pw-
cunnir ler griltle in te dienen, liet 0|>cnbrtar Minislerie ageeri hg iv<iui»itoir.
Op het verzoeknchrift van den -«chuldeischer i» art. Welb. v. U. IIv. vnn
Uwpawing, terwyl het dnnr bepiuilde «»ok voor de verkinring ler griflle en
vtwr het rciuiulloir /nl gelden, omtlat het oen uitvloeisel is van den annl van
het rcchlsmidilel van tia»Milie.

ma ^^^^

-ocr page 135-

OVERZICHT der rechtsmiddelen tegen de besüssi
AANVRAGE DER FAILLIETVERKLARING ÜOOR EEN SCHü

De Rechtbank

De schuldenaar kan in hooger
beroep komen.
Het Gerechtshof

De schuldenaar heeft recht van verzet.
(Termijn 14 dagen of 1 maand).
De Rechtbank

bevestigt de
faillietverklaring.

De schuldenaar

kan in
cassatie komen.

vernietigt de
faillietverklaring.

Mij, die de aanvrage
deed, kan in
cassatie komen.

iiandiïaaft de failliet-
verklaring.

De schuldenaar kan
in hooger beroep komen.
Ilet Gerechtshof
vernietigt de failliet-
verklaring.

ï

Hij, die de aanvrage deed,
kan in hooger beroep komen-
Het Gei-echtshof

bevestigt de vernietigt de
failliet ver- faillietver-
klaring. klaring.

De schuldenaar Hij, die de aan-
kan in vrage deed, kan
cassatie komen, in cassatie
komen.

bevestigt spreekt de

de vernieti- faillietver-

ging. klaring uit.

Hij, die de aan- De schuldenii:»\'

vragedeed, kan kan in

in cassatie cassatie koniei»\'
komen.

J

fi

De termijnen zijn, voorzooverre niet iets anders

AANGIFTE DOOK ^^^
De Rcch^^l

spreekt de fallietverklaring uit.

Schuldeischers en belnngbcblH<nden liebbeti recht van veniet.
De Hechtlmnk

\' handhaaft de faillietverklaring,

Zij, die verzet deden, kunnen in hooger
beroep komen.
Het Gerechtshof

vernietigt de faillietverklaring.

De schuldenaar kan in honger
l>eroop komen.
Hot Gerechtshof

l)evestigt do
faillietverklaring.

Zij, die verzot deden,
kunnen in cassatie
komen.

vernietigt de
faillietverklaring.

De ücliuldennar

knn in
cassatie komen.

bevestigt de
vernietiging.

De scbniilenaar

kan in
cassatie komen.

spreekt de failliet-
verklaring uil.

Zü, <tiu verzet deden,
kunnen in
cassatie komen.

1/ dat»,

Alle termijnen lyn van "f\'\' ^

-ocr page 136-

eslissing op aangifte of aanvrage tot faillietverklaring.

schuldeischer of door het openbaar ministerie.

In elk geval kunnen derde-schuldeischers en
belanghebbenden in vei*zct komen.
Dc Rechtbank

weigert de faillietverklaring.

Hij, liie de aanvrage deed, kan in hooger
beroep komen.
Het Gerechtshof

1

handhaaft de
faillietverklaring.

\'^y, die verzet deden,
kunnen in hooger
j beroep komen.

Gerechtshof

— • bevestigt vernietigt

\' \'aillietver- faillietver-
. klaring. klaring.

zij, die
Verzet
deden,
•""uien in
wissatie
Itomen.

icn-

Hij, die
do aan-
vrage deed,
kan in
cassatie
komen.

vernietigt dc
faillietverklaring.

Hij, die de aanvrage
deed, kan in hooger
beroep komen.
Het Gerechtshof

spreekt
de

Hvillietvcr-
klaring uit.

Zij, die
verzet
deden,
kunnen in
cassatie
komen.

bevestigt

de
vernieti-
ging-

Hij, die
de aan-
viiige deed,
kan in
CJissatie
komen.

bevestigt de
weigering.

Hij, die de a;in-

vnige deed,
kan in cassatie
komen.

spreekt de faillietverkla-
ring uit.

/ \\

He schuldenaar
kan in cassatie
komen.

vernietigt de
faillietver-
klaring.

Derde-schuld-
eischers en be-
langhebbenden
hebben recht
van verzet.
Het Gerechtshof

handha:vft de
faillietver-
klaring.

I I

Zij, die verzet Hij, die de aan-
deden, kunnen vmge deed. kan

in cassatie
komen.

in cassatie
komen.

„gef^\'in, van acht dagen na den dag der uitspraak.

h schuldenaar.

weigert de faillietverklaring.

i)e Nchuldentuir kan in hooger beroep komen.
Het Oei-echtshof

spreekt de faillietverklaring uit.

Schuldeischers en bidang^iebbenden hebben recht
van verzet.
Hel GenvlilHhof

bevestigt de weigering.

I^c schuldeniuir kan in
uisnatie komen.

vernietigl de
faillietverklaring.

handhaafl de
faillietverklaring.

Zy, die verzet deden,
kunnen in
casMitie komen.

De schuldenaar

kan in
cassatie komen.

-ocr page 137-

112

Openbaar Ministerie dat de aanvrage deed, en is dus de
casus-positie analoog aan die, welke in art. 8 wordt behandeld.

Voor het geval daarentegen, dat doorderde-schuldeischers
of belanghebbenden verzet is gedaan, is de verwijzing naar
de artikelen 4, 6 en 8 onvoldoende. Komt de schuldenaar,
die aangifte tot faillietverklaring had gedaan , in cassatie tegen
een arrest, waarbij, na verzet, de faillietverklaring werd ver-
nietigd, of de vernietiging werd bevestigd, dan kan art. 8
zonder bezwaar mutatis mutandis worden toegepast Niet
daarentegen als zij , die het verzet deden, in cassatie komen
tegen een arrest waarbij de faillietverklaring op eigen aan-
gifte werd uitgesproken, gehandhaafd of bevestigd. Artikel 8
al. 4 past niet voor dit geval, waarin de kennisgeving niet
van den schuldenaar uitgaat maar juist aan hem moet worden
gedaan, en wel aan hem persoonlijk, daar voor de aangifte
de tusschenkomst van een procureur niet wordt vereischt.
Evenmin kan die bepaling, zooals zij luidt, worden toegepast
als hij, die de aanvrage deed, in cassatie komt tegen een
arrest, waarbij, na verzet, de faillietverklaring werd ver-
nietigd, of de vernietiging bevestigd, noch ook als zij, die
verzet deden, in cassatie komen tegen een arrest, waarbij de
faillietverklaring op het verzoek van een schuldeischer of
het requisitoir van het Openbaar Ministerie werd uitge-
sproken , gehandhaafd of bevestigd.

De regeling van het verzet door derde-schuldeischers cn
belanghebbenden bevat dus heel wat stof voor geschillen van
processueelen aard. Waarschijnlijk »jchter zal in de toekomst
evenals vroeger van dit middel weinig gebruik worden gemaakt.

§ ö. Op bl. 101 word opgemerkt, dat het vonnis van failliet-
verklaring uitvoerbaar is bij voornuid, op do minuto, niet-
tegenstaande eenige diuirtegen gerichto voorziening. Do curator
treedt dus op om to doen wat hij volgons de wet te doen hoeft.
Juist daarom scheen het gewonscht aan tc wijzen, hoever han-
gende de procedure tot failliotvorklaring mag worden gegaan
Die aanwijzing geeft art. 13 al 2: «Hangende hot verzet, het
hooger beroep of de cassatie kan geene raatlplcging over een
akkoord plaats hebben, noch tot de verefiening van den boedel
buiten toestemming van den schuldenaar worden overgegaan".

-ocr page 138-

113

Do grenzen der voorloopigo tenuitvoerlegging zijn hier zoo
getrokken, dat zij alleen die maatregelen omvat, welke een
voorloopig, of liever, conservatoir karaktor dragen. De defini-
tieve beslissing zal den curator eerst machtigen om definitieve
stappen te doen. Een definitief karakter bezitten in het fail-
lissement alleen de vereffening en de raadpleging over een
akkoord. Al wat daaraan voorafgaat strekt slechts tot voor-
bereiding van beide

De curator zal dus al diö voorzieningen treffen on al
datgene verrichten, wat in de vierde afdeeling wordt genoemd.
Verder zullen de bepalingen van de tweede afdeeling, rege-
lende de gevolgen der faillietverklaring, toepassing kunnen
vinden on eindelijk zal do verificatie kunnen worden
voorbereid. Wel werd het voorschrift van art. 108 Keg. Ontw.,
dat de rochter-commissaris binnon veertien dagen
na do fail-
liclvcrklaring
den dag dor verificatie-vergadering bepaalt, door
den Minister in dier voege gewijzigd, dat de rochter-commis-
saris bedoelden dag bepaalt binnon voortion drtgon
nadat hel
vonnis van faillietverklaring in kracht van gewijsde is gcgiuiHy
on zulks naar aanleiding dor opmerking in hot Verslag dor Com-
missie van voorbereiding: »dat volgons art. 108 11. Ü. binnon
voortion dagen na do faillietverklaring dag on uur der voriU-
catiovorgadoring mooton bepaald wordon, terwijl volgons art.
I tl hoogstens drio weken lator ovor hot ontwerp van akkoord
zal mooton zijn geraadpleegd on beslist. Hot kan voorkomen,
dat tot on mot do cassatie negentig dagen vorloopon, zoodat
diuirna oon akkoord uitgesloten zou zijn1 nuuir door dio
wijziging is blijkbaar alloon do tormijn, binnon wolkon do
rechter tot do dagbopaling moot overgaan,
verlengd. Don dag
dor vonÜcatiovoï^adoring, on in verband daarmodo don tor-
mijn van art. 108 oorsto lid T., to bepalen, vddrdat hot vonnis
van failliotvorkhiring in knicht van gowijsdo is
gegaan, is don
rochtor-conimissaris geenszins verboden, dien daarniV to bo-

1  Mi\'iiiorio v. ToclichUngi Ik^liiifiuU« I, h\\. W»; v. i». Kici.ti l, bl.

») hl lu\'l Voorbwpig Vcmlitg .lor Kor»!« Kuiucr \\vor.l <lo wenm lielykliei««

iiitgi-ipmkiMi. ile ImipiWüiiig vun <1« aiil. IK» cii lOi te verbimlen, doch op gm««!«
ginndeu «Irt^jr «Ie Hegwriug in biuir nniwooni lH\'»ttx»<len. Helinfanle IV, bl. 13
en V. I».
Kki.t« I, bl. 1 v.
») lUtlinfanle II, bl. v. i».
Kklt* I, bl. 1120 v.

H

Mui.«)«(U*Arr, K»illtM«mrnU«rl.

-ocr page 139-

lU

palen hem uitdrukkelijk toegestaan. De rechter-commissaris
mag dus, maar behoeft niet, het tydstip af te wachten,
waarop het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Hem te
dwingen daarop in elk geval te wachten, zou in vele gevallen
tot onnoodige vertraging aanleiding geven, en ook volkomen
ongemotiveerd wezen, daar, zooals de Minister in zijn ant-
woord terecht opmerkte, op het aanhangige verzet, hooger
beroep of cassatie door den rechter-commissaris kan worden
gelet bij de vaststelling van den termijn voor de verificatie
Het behoeft voorts geen betoog, dat eene uitlegging van art.
108, waardoor dit artikel tot noodeloos tijdverlies en groote
vertraging zou dwingen, geheel in strijd zou zijn met den
geest en de strekking der geheele wet. De rechter-commis-
saris zal overigens den dag voor de verificatievergadering in
den regel wel zoo bepalen , dat de vergadering plaats heeft nadat
de faillietverklaring kracht van gewijsde heeft bekomen.

Ingeval de faillietverklaring ten gevolge van verzet, hooger
beroep of cassatie wordt vernietigd, blijven niettemin allo
handelingen, door den curator uit kracht van de voorloopige
tenuitvoerlegging verricht, geldig en verbindend voor den
schuldenaar. De bevoegdheid van den curator eindigt op den
dag, volgende op dien waarop do vernietiging overeenkomstig
artikel 15 is aangekondigd -) (art. 13 al. 1).

Eene uitdrukkelijke bepaling in dezen zin werd noodig
geacht, omdat onder het Wetb. van Kooph. word geleerd,
bijv. door
Kist en Holtiüs dat het vonnis van fail-

\') Ikjlinfantc, t. ii. p.; v. i). Kki.tz I, bl. ;)21.

\') Dc niinkondiglng gcsclitcill iloor ileii ciimlor. Kcnigu KmIcii van ilc Kcrstc
Kutnur luulilcn in vcrbaml dnnrnuuic crnHlig bczwiuii- legen arl. lit, onulat vilc
cnnUor bet al/oo in zijn inacbt zou lieblM<n zync bevoegdheden in »Irijd niet
hef opgeheven raillisscinent te doen voortduren./« Do Uegeering antwoonide,
dat di; curator die luin du verplichting tot aankondiging niet voldoet, zich
schuldig ina.ikt aan nalatigheid, welke hem aan t>eno actio tol schadevergoeding
t blootstelt; zij achtte het evenwel te eenenmale onaanncmelyk, dal ooit dergelyk

plichtverzuim zou voorkomen, cn wees er voorts op dat giH!n wel plichtverzaking
onmogelijk vermag te maken. Delinfante IV, bl. 13 en 43; v. ii.
Kkltz 1. bl. 32*2.
3)
Hr.fj in neten mn tlanilcUretjt, dl. (», bl. (Mï.
: ♦) Het Ncdcrlanthche fnilUlcnregl, 2\'>« uiig. door liK tiKKli, bl 2iO vig. Verg.

het dictum van do Hb. te Amsterdam II Jan. IHHl», U\' n". .Mi??: vverklaart
den staat van laillisseinent van den opponant by dat vonni» uitgesproken,
hoiulen en vernaUcn niet teniatdoeniwj vnn al lie daaraan reed» tjegeven gevolgenk.

\' !

-ocr page 140-

115

lietvftrklaring nietig is ex tiinn, zoodat alle daaraan gegeven
gevolgen evenzeer nietig zijn. Volgens deze leer binden de
handelingen, door den curator in den tusschentijd verricht,
den schuldenaar niet en zijn de curators zelve daarvoor even-
min aansprakelijk.

Met het oog op die opvatting zegt de Memorie van Toe-
lichting :

wWat de curator krachtens dit uitdrukkelijk wetsvoorschrift
(do voorloopigo uitvoerbaarvol-klaring) verricht, verricht hij
jure, en moet later niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden.
De voorloopige tenuitvoerlegging zou elke beteekenis verliezen,
het voorgestelde doel geheel missen, slechts verwarring stichten,
en een toestand van rechtsonzekerheid in het leven roepen,
indien den maatregelen waarin de voorloopige tenuitvoerlegging
zich juist openbaart, stoeds het Damocleszwaard van latere
veruietiging boven hot hoofd hing. En wat zou het gevolg
dier vernietiging moeten zijn? De curator kan niet aansprakelijk
gesteld worden; hij handelt krachtons opdracht van de wot,
gehoorzaamt slechts aan een rechterlijk bevel, wat elk denk-
beeld aan oon luvndolon suo poriculo uitsluit Do schuldoischors
kunnen ovenmin aansprakelijk zijn; zij handelen in hot geheel
niot, do wot handelt voor hon. Wie zullen het dan wozon?
Do dorden, dio U^r goeder trouw met don tot handelen be-
voogden on zolfs verplichten curator zich inlioton, kan mon
toch zeker niot do schade oonor vernietiging laten dragon «.

Van do vorniotiging van hot faillissomont geldt, in govolgo
art. 18, wat hiorbovon (bl. 50) word opgemerkt ovor hot
oindigon van hot faillissomont door akkoord. Do schuldonaar
troodt na do vorniotiging wodor in hot bohoor van don boodol
on aanvaardt dozon van don curator in don
toestand, wnarin
hij zich op dat oogonblik bevindt. Allo boschikkingon, gedurende
hot failliss(»mont door don curator gemaakt (bijv. naar aan-
leiding van do twoodo afdooling), zal do schuldenaar hobbon
to oorbiodigon; togen ovor dordon zullen dio boschikkingon
gidijkstaan mot boschikkingon door don schuldonaar zolf
gommikt; i. o. w doz«< zal don boodol van don curator ovor-

-ocr page 141-

116

li

nemen als van iemand, die dien boedel eenigen tijd voor liem
in administratie heeft gehad.

De curator zal wegens het door hem gevoerde beheer aan
den schuldenaar rekening en verantwoording hebben af te
leggen; heeft hij kosten gemaakt, deze zullen hem door den
schuldenaar moeten worden vergoed, die ze misschien weer
op zijn beurt op den aanvrager van het faillissement zal kunnen
verhalen; in welk geval daartoe termen zijn laat de wet
echter onbeslist.

§ 7. Het vonnis of arrest van faillietverklaring moet uit den
aard der zaak inhouden eene nauwkeurige aanduiding van den
schuldenaar wiens faillissement wordt uitgesproken. Daartoe zal ^^ ^
vermelding van diens naam, woonplaats (of kantoor, als de fail-
lietverklaring door de rechtbank van het kantoor geschiedt) .
en beroep noodig zijn. Bovendien moü het vonnis (of arrest)
bevatten, volgens art. 14 al. 1: /»de benoeming van een der

\'^v^jurx-i\'/"

^^^ c/^ leden van de rechtbank tot rechter-commissaris in het faillis-

. t^- ^/\'^\'^\'^\'\'\'^eraent, en de aanstelling van een of meer curators*, en kan
^ het bevatten, blijkens art. 74, de benoeming van eene voor-

^ ^ loopige commissie van een tot .drie leden uit de aan het

college bekende schuldeischers

ro-

Van eene verkiezing van den curator » bij voorkeur uit de
schuldeischers», zooals art. 787 eersto lid 2" Wetb. v. Kooph.
voorschreef, is in de wet geen sprake meer. Kegel zal dus
wel blijven verkiezing bij voorkeur uit de leden van de balie.
Daarvoor is allo aanleiding, omdat rechtsgeleerde kennis in
den curator onmisbaar is. VVordt bovendien voor de richtige
afwikkeling van den boedel vakkennis gevorderd, dan kan
een tweede curator uit de schuldeischers worden benoemd,
of door do commissie uit de schuldeischers die kennis worden
aangobracht. In kleine faillissementen zal echter zelden de
aanstelling van eon tweeden curator of van eeno commissie
uit do schuldeischers gewenscht zijn. Eene commissie zou

.T

i !

> i

\') Hoewel artikel li npreekt van het eonHi* van Taillietverklaring en art. 7i
van <lo
reclilhank, Igdt het geen twijfel, dat Iwido artikelen meile van tm^panHing
zijn als de faillietverklaring door het Gorcchtshof of den Hoogen Uaad wonlt
uitgesproken. Dat de rechtbank het vonnis wyst, is het mwjst voorkomende
geval, en daarom voor den wetgever uitgangspunt bij zyne b<rpalingen.

I\'M

-ocr page 142-

117

weinig nut stichten, maar wel tot overlast, omslag en kosten
leiden.

De zorg voor de openbaaroiaking van het vonnis is opgedragen
aan den curator. Onverwijld wordt door hem een uittreksel
uit het vonnis geplaatst in de
Nederlandsche Staat\'scourant en
in een of meer door den rechter-commissaris aan te wijzen
nieuwsbladen. Dit uittreksel moet inhouden vermelding van
den naam, de woonplaats of het kantoor en het beroep van
den gefailleerde, van den naam van den rechter-commissaris,
van den naam en de woonplaats of het kantoor des curators,
van den dag der uitspraak, alsmede van den naam, het beroep
en de woonplaats of het kantoor van ieder lid der voorloopige
commissie uit de schuldeischers, zoo er eene benoemd is
(art. 14 al. 3).

Daar iedere faillietverklaring in de Staatscourant moet
worden aangekondigd en soortgelijk voorschrift ook eldei\'S
in do wet met betrekking tot andore gewichtige gebeurtenissen
in het faillissemont wordt gegeven, heeft dit blad als hot
ware hot karakter verkregen van oen centraal-orgaan dor
faillietverklaringen on andere openbaarmakingen , hot faillisso-
mont botroffondo, in Nederland. Hot nut daarvan is onmis-
kenbaar. In de
Staatscourant vindt mon thans allos bijeen,
zoodat raadpleging van locaio couranten niot moor noodig is,
om op do hoogte to blijven.

Nevens do algomeono kennisgeving door middel dor aan-
kondiging inde couranten, verlangt do wot nog dilno bijzon-
dero kennisgeving, on wol, in verband niot artikel 90, aan ^^ ^^^
do administratie dor posterijen on dor ttdogralio. Dezo konnis- ^^

goving wordt onverwijld gedaan door don grillior (art. I t al. 2). jtp^/^^

Evenals do faillietverklaring moot ook do vorniotiging
daarvan door don curator wordon openbaar gomaakt. Do curator
is ochtor goon partij in do procedure ovor do failliotvorklaring
on zal dus niot
woUmi, of do failliotvorklaring in hoogor beroep
of na beroep in civssatio is vorniotigd. Tor ondervanging van
dit bezwaar is aan don griflior van hot rochtscollogo, dat do ^ ^^

vorniotiging hooft uitgesproken, do verplichting opgologd,
zo(»dra do uitspraak is gedaan, oi, word dezo godaan na
verzot of in hoogor beroep, zoodra do tormijn resp. om in
hoogor boro«»p of in cjvssatio to komon , is verstreken zonder

-ocr page 143-

J^-tf^ CAjla

dat daarvan gebruik is gemaakt, van die uitspraak kennis eA^
te geven aan den curator, alsmede aan de administratie der
Y^/t\'"\'^
posterijen en der telegrafie (art. 15 al. 1). ^ -ire/y-^

De hier aangewezen griffier kan niet uit eigen waarneming ^^

constateeren, dat de termijn voor het hooger beroep of voor

C/OSjCJLt^^

f-cy.

i^tn het beroep in cassatie is verstreken, zonder dat daarvan

gebruik is gemaakt, immers het hooger beroep en het beroep
^ „ ^vzrrAi cassatie worden aangebracht bij het rechtscollege, dat
O, ^^^^ ^^ kennis moet nemen, en gaan dus buiten hem

^eA/^^^d, ^jjj jjj (jg2e moeielijkheid is voorzien door. de bepaling van

-^e^yz^^^rt. 9 al. 2, dat de griffier van het gerechtshof, ingeval
hooger beroep tegen de vernietiging eener faillietver-
. ^. klaring ten gevolge van verzet door den schuldenaar, van

X ■ ■ ^^ Jg instelling van het hooger beroep onverwijld kennis zal

/i}-, ^t" geven aan den griffier van de rechtbank, die de vernietiging

g,-^ nr. ^ijru^. lieeft uitgesproken; door de gelijkluidende bepaling van
artikel 11 al. 2 voor het geval van hooger beroep tegen de
O^^^I vernietiging der faillietverklaring ten gevolge van verzet van

derde-schuldeischers of belanghebbenden; en door de bepaling
van art. 12 al. 3, dat de griffier van den Hoogen Raad van
het verzoek tot cassatie, indien deze voorziening is gericht
tegen een arrest, houdende vernietiging van het vonnis van
faillietverklaring, onverwijld kennis geeft aan den griffier
van het Gerechtshof, dat de vernietiging heeft uitgesproken.
Het feit dat hij geen zoodanige kennisgeving ontvangt, is
dus voor den griffier van het rechtscollege, dat do vernieti-
ging heeft uitgesproken, het bewijs, dat hoogor beroep of
beroep in cassatie niot is ingesteld.

Zoodra do curator do kennisgeving van don griffier hooft
ontvangen, doot hij van do vorniotiging van hot vonnis van
faillietverklaring aankondiging in do bladen, in art. 14 ge-
noemd, d. w. z. in dezelfde bladen waarin do failliotvorklaring
werd openbaar gemaakt. Mot hot einde van don dag, waarop
dezo aankondiging geschiedt, dofungoort do curator. Dit volgt
onmiddellijk uit hot hiorbovon besproken art, 18(ziobl. 114),
bepalende dat voor don schuldenaar alloon verbindend zijn
do handelingen, door don curator verricht
vóur of op den
dag,
woarop aan hot voorschrift tot aankondiging ovoroon-
komstig artikol 15 is voldaan.

! 1

-ocr page 144-

119

§ 8. In de laatste vier artikelen van de eerste afdeeling
worden eenige onderwerpen behandeld, die tot de failliet-
verklaring waarmede de afdeoling volgens het opschrift zich
bezighoudt, ook in den meest ruimen zingenomen, niet
kunnen worden gebracht. Zij betreffen de kostelooze behan-
deling van het faillissement en do opheffing daarvan wegens
gemis van actief, den vrijdom van zegel- en registratie-
rechten en het register van fiïillissementen.

Een der klachten welke onder de oude wet het meest
werden gehoord, betrof de opdrijving der faillissementskosten,
ten gevolge der vele en hooge griffiekosten, zegel- en registratie-
rechten \'). „ Met het oog op eene eenvoudige behandeling
van het faillissement en tot wering van misbruiken, is het
wenschelijk daarbij zegel- en registratierechten op te heffen,
en dat de griffier geene onkosten in rekening brengt";
aldus luidde een der besluiten, door de Nederlandsche Juristen-
Vereeniging in 1871 omtrent de wetgeving in zake faillisse-
ment genomen. Aan den eersten wensch, opheffing der zegel-
en registratierechten, heeft de wetgever gemeend te mogen
voldoen. Eeno belangrijke vermindering van kosten zal daar-
van ongetwijfeld het gevolg zijn.

* Allo stukken, opgemaakt ter voldoening aan de bepalingen
van dezen titel, zijn vrij van zegel en van do foruniliteit van
registratie. Daaronder zijn evenwel niet begrepen de proce.ssen-
verbaal en akten, houdende verkoop of andore overeenkomsten,
noch de stukken betrekkelijk andere rechtsgedingen over
rechten en verplichtingen van den boedel, «hvn die welke
het gevolg zijn van de verwijzing door den
rechter-commissaris
bedoeld in artikel 1221 (art. 17 al. 2 en 3).

Blijkbaar is vrijstelling bedoeld van al dio stukken, nmar
ook alldm van die stukkon, welke buiten faillissement niet
voorkomen, welker oi)nuvking slechts wordt vereischt, abt er
on
onulat er faillissement is. Volgens dit criterium zullen

alle stukken betreffende do procedure tot faillietverklaring, v«-^*-\'^* f ts

de akten van verzegeling en boedelbeschrijving, alle stukkeu ■

betreffende do verificatie, het akkoord en do homologatie

1. hl. :19: v. 11. fki.t7. I, hl. 7.

Moinorie van T«Mdli:hliiig, lU\'HnfiinI«

Xlot.iiMtKAArr, l\'üllUMw.niriiUwrl.

-ocr page 145-

\' Tifttiiifnitw

s;-

120

daarvan, de uitdeelingslijsten en de rehabilitatie onder de
vrijstelling vallen.

Dat de curator partij is bij het stuk, is geenszins voldoende.
Waar hij optreedt als beheerder van den boedel, als ver-
effenaar, en in die qualiteit handelt, is wel
zijn bevoegdheid
tot handelen
een uitvloeisel der Faillissementswet, maar de
stukken welke betreffende die handelingen moeten worden
opgemaakt, kunnen daarom nog niet gezegd worden, opgemaakt
te worden ter voldoening aan de bepalingen dier wet. De
vrijstelling geldt daarvoor dus niet. Op deze stukken doelt
het artikel met de woorden: r»processen-verbaal en akten,
houdende verkoop of andere overeenkomsten Dat de hier
aangewezen opvatting de juiste is, blijkt ook daaruit, dat
ten aanzien van processtukken de vrijstelling uitdrukkelijk
wordt beperkt tot de stukken betrekkelijk renvooi-processen;
alleen deze processen zijn eene schepping der Faillissementswet.

F \'
li

Tegen de vrijstelling van griffiekosten had de Regeering
bezwaar, r omdat daardoor de griffiers eeno belangrijke vermin-
dering van inkomsten zouden lijden, waarvoor oen aequivalent
ten laste van do schatkist zou moeten worden aangewezen" \'). In
zijn Antwoord op het Verslag der Commissie van voorbereiding
rekende de Minister uit, dat gemiddeld per jaar aan griffiekosten
f 16.072 is betaald, zoodat eene eventueele totale schadever-
goeding aan de grifHiers ongeveer dat bedrag jaarlijks zou moeten
beloopen. Dit argument in cijfers bleek overtuigend. Zijn mits-
dien de griffiekosten niet afgeschaft, er is toch naar gestreefd ze
tc vermindoren , althans met zorg vermeden, dat ze ten gevolge
der wot drukkender zouden worden. Zo zullon verminderen,
omdat verschillende formaliteiten zijn afgeschaft, dio vroeger
tot griffiekosten aanleiding gaven, alsook omdat artikel 72
schriftelijke beschikkingen van den rechter-commissaris in de
moeste gevallen overbodig maakt. Voor zooverre nieuwe
formaliteiten in het leven zijn gen»epon, wordt verzwaring
van druk voorkomen door de bepaling, dat do griffiers voor
hunne bemooiingen to dier zako geene kosten in rekening
kunnen brengen. Men verg. artt. 10 al. 97, 114, 137,
148 al. 2, 183 al. 1 en 2 en 185 al. 1, volgons welke de

-ocr page 146-

Directie yan de

^DERLAIT-SGHE STÂATS-GOURAMT

FiiiVJEELEU 20

L GRMiiHKixGU.

rrzo

-ocr page 147-
-ocr page 148-
-ocr page 149-

121

daarin bedoelde stukken ter griffie voor zooveel noodig koste-
loos worden nedergelegd, in elk geval kosteloos ter inzage
liggen. Ook werd in het Verslag der Commissie van voorbe-
reiding terecht opgemerkt, dat voor de kennisgevingen,
waartoe de artt. 14 al. 2, 99, 120 al. 2, 124 en 185 al. 1
den griffier verplichten, door dezen uit den aard der zaak niets
zal kunnen worden gerekend. Hetzelfde geldt voor de kennis-
gevingen, waarvan sprake is in de artt. 9 al. 2, 11 al. 2, 12
al. 3 en 15 al. 1. De beloonin^ voor dergelijke verrichtingen
vindt de griffier in het hem toegekende vaste traktement.

Een niet onbelangrijke post onder de faillissementskosten
wordt in den regel gevormd door de kosten van de door de
wet voorgeschreven openbaarmakingen in de nieuwsbladeji.
Kostelooze plaatsing dezer advertenties kan de wetgever
natuurlijk niet bevelen, tenzij het nieuvrsblad door den Staat
zelf wordt uitgegeven. In artikel 17 eerste lid wordt dan ook
bepaald, dat elk in dezen titel bevolen plaatsing in dc
Ncdcrlandsche Staafscourant kosteloos geschiedt.

De ondervinding leert, dat bij een groot aantal faillissementen
het actief zeer gering is. Daai de kosten , met name de griffie-
kosten, niet aan het actief evenredig zijn, maar onafhankelijk
daarvan uitsluitend door de vorrichto werkzaamheden worden
bepaald, drukken deze kosten op een klein actief onevenredig
zwaar Hiermede rekening houdende, opont de wet de gelegen-
heid tot de kostelooze behandeling van het faillissement.

Indien de toestand des boedels daartoe aanleiding geeft,
kan de rechtbank, op voordracht van den
rechter-commissaris
en na de commissie uit de schuldeischers, zoo die er is,
to hebben gehoord, de kostelooze bohandeling van het
faillissement bevelen (art. Iti).

Wat die kostelooze behandeling betoekeut, wordt aangegeven
in art. 17 al. 4. Het bovel heeft vrijstelling van griffiekosten
ten gevolge \'). De griffier zal dan zijne diensten gratis moeten

-ocr page 150-

122

verleenen. Omtrent den curator is niet hetzelfde bepaald,
omdat de rechtbank bij de vaststelling van diens salaris
(art. 71) op het gegeven bevel tot kostelooze behandeling
zal kunnen letten en het bedrag daarvan binnen de meest
bescheiden grenzen beperken.

Nevens de kostelooze behandeling kent de wet de alge-
heele opheffing van het faillissement. Waar niet alleen geen
kontanten voorhanden zijn, maar zelfs in het geheel geen , zij
het dan ook eerst in verloop van tijd te realiseeren actief aan-
wezig is, en ook waar het actief in geen geval toereikend zal
zijn om de kosten tedragen, heeft kostelooze behandeling van
het faillissement geen zin meer, maar moet het faillissement
opgeheven kunnen worden» \'). Onder de heerschappij van het
Wetboek van Koophandel, dat opheffing van het faillissement
bij ontstentenis van actief niet toeliet, redde de praktijk zich,
op de eene of andere wijze. Bij sommige rechtbanken werd
de curator eenvoudig ontslagen, terwijl het bij andere gewoonte
was geworden, dat in faillissementen zonder actief met goed-
vinden van den rechter-commissaris niets werd gedaan,
zoolang niet een familielid van den schuldenaar of een schuld-
eischer, aan de zaak een einde wenschende te maken, zich
bereid verklaarde de kosten voor te schieten. Van daar tal
van slapende faillissementen, die, feitelijk gestaakt, rechtens
voortduurden en een ongeordenden toestand deden ontstaan.
Thans knn de opheffing van hot faillissement door do recht-
bank bij beschikking, in hot openbaar uit to sproken, wordon
bevolen, f» indien de toestand des boedels daartoe aanleiding
geeft". Do rochter-connnissaris lokt hot bevel uit door daartoe
oono voordracht to doen, waarop do commissio uit do sclitild-
.eischers, zoo dio or is -), moot wordon gehoord, terwijl ocik

wiT(l opgcnoinfin, bleef he« verbaml liinKehen ilil nrtikel en het ihuirmin
voorafgiuiiule cn iliuimn volgende alle«!n iMthonden in hel liuttste lid, wimrin
het gevolg van de koHleUm/e lN>handeling, die nn uilshiilend tol vrÜHtelling
van griffieko^len kon leiden, wenl aangewezen. Ten »hate wenl in hol (lew.
Heg. Onlw anii artikel 17 nog toegevnugd «Ie bepaling omlnnil de A\'r^/<rr-
lamlncUe Stanlucouvnnt ^ wajirdoor hel verband mei arlikel Itl nog meor op
den achtergrond i«i geschoven.

•) Memorie van Toolichting, Ikdinfantn l, bl. (»I; v. i>. Kki.t/, I, hl. aaH.

ï) Bij eene verslnndige UHjpasning van de wel zjil e<>ne eommissio uit de
schuldeischers wel nooit annwezig zyn.

J

-ocr page 151-

rwe* CcAjTi^ayAer^ tj^^iJ. /t-^/i^ (Lw

-y^a^Ai- ^C.c.

123 ^yW

do schuldenaar wordt gehoord of althans daartoe behoorlijk
wordt opgeroepen (art. 16).

De opheffing van het faillissement heeft tengevolge, dat
de zaken weer komen in den toestand, waarin zij vóór de
faillietverklaring verkeerden. De curator defungeert, de schulde-
naar herneemt het beheer on de beschikking over zijn...
passief, en de schuldeischers herkrijgen al hunne rechten van

executie op de goederen en tegen den persoon van hun
schuldenaar.\'^ —r- ^

Zóó gewichtig zijn deze gevolgen, dat in art. 18 aan den cp^y,

schuldenaar en aan de schuldeischers het recht is toegekend,
tegen de beschikking welke de opheffing beveelt, op dezelfde

wijze on binnen dezelfde termijnen op to komen, tals ten
aanzien van het vonnis van faillietverklaring is bepaald
m.

Do gecursiveerde woorden zijn minder gelukkig gekozen; ^^^
immers bedoeld is niot het vonnis waarbij do faillietvor-
klaring wordt
uitgesproken, maar hot vonnis waarbij failliet- ^^^^^ ,
verklaring wordt
geweigerd. Dit blijkt duidelijk uit hot Ontw. ,

dor Staatscommissie on uit hot Eoi-sto Keg. Ontw., dio beide ^^ ^^^

in art. 18 oono nagenoeg golijkluidondo bepaling inhioldon. ^o^t -^\'O\'f
Toch haddon volgons deze ontworpen do schuldoischors •
goonorloi recht op to komen togen oen vonnis waarbij do /oi^
failliotvorklaring word uitgesproken, wM on uitsluitend hot ^

recht in hoogor boroop to komon van oon vonnis waarbij ^^f i ^
do failliotvorklaring word geweigerd. Eerst bij do beraad-
slaging in do Twoodo Ivamor is don schuldoischors oon rocht Ut

van verzot togen do failliotvorklaring tuogokond. tn hot

Ontwerp dor Staatscommnissio on in hot Rogooringsont- ^ /.

worp kon dus niot anders bedoeld zijn dan hot vonnis van
weigering dor failliotvorklaring. Door hot amondomont, waarbij
do artikelen 10 on 11 in do wot zijn gebracht, zondor dat
daarbij aan artikol 18 ook maar oon oogonblik word godaoht,
is do zin van dit artikol stellig niot gewijzigd. Van toepassing,
ingeval van opheffing van hot faillissomont, zal dus wozon
artikol O, rogolondo do voorziening togon do beschikking
hou<londo afwijzing van do aangifte of aanvraag tol failliot-
vorklaring.

Do casuspositie van artikol 9 is ook do oonigo, wolko mot dio
van artikol 18 ovoroonkonist hooft. In boido govallon komt

-ocr page 152-

cJLXD

inen op tegoii eeue beschikking van deu rechter, zonder dat
men staat tegenover een tegenpartij. Juist daarom kan de
procedure, welke wordt gevolgd bij verzet of hooger beroep
tegen de verklaring in staat van faillissement (artt. 8 en 10),
rekening als zij houdt met het feit, dat de voorziening eigenlijk
is gericht tegen dengene, die aangifte of verzoek tot failliet-
verklaring deed, als tegenpartij, bij beroep tegen de beschik-
king tot opheffing van het faillissement niet worden toegepast,
althans niet zonder op practische bezwaren te stuiten. Ook
daardoor wordt de hier voorgestane uitlegging van artikel
18 gerechtvaardigd.

De minder juiste woordenkeus van het artikel is een gevolg
daarvan, dat de bepaling omtrent de rechtsmiddelen tegen
de beschikking, bevelende opheffing van het faillissement,
is vercenigd met een voorschrift omtrent de openbaarmaking
dier beschikking.
Deze, moet geschieden op dezelfde wijze »als
ten aanzien van het vonnis van faillietverklaring is bepaald«,
eene verwijzing die voor dit onderwerp zeer gepast is, en
over het hoofd deed zien, dat zulks niet evenzeer hot geval is
voor het andere hier behandelde onderwerp.

Na opheffing van het faillissement kan opnieuw aangifte of
aanvrage tot faillietverklaring worden gedaan. Dc schuldenaar,
de schuldeischer of het Openbaar Ministerie, aangifte of aan-
vniag doende, zal dan echter verplicht zijn aan tc toonen, dat
er voldoende baten aanwezig zijn om do kosten van het faillisse-
ment te bestrijden (art. 18 i. f.). Zander deze voorwaarde zou
de opheffing geen doel treffen, daar zij onmiddellijk, al ware
in do omstandigheden dio haar motiveerden, niet de minste
verandering gekomen, zou kunnen wf>rden gevolgd door eene
nieuwe aangifte of aanvrage tot faillietverklaring, welke niet
zou kunnon worden g«;wüigcrd.

Hot laatste artikel van de afdceling, artikel 10, beveelt,
dat bij elke rechtbank door den griffier een openbaar register
wordt gehouden, waarin hij, voor ieder faillissement afzonder-
lijk, achtereenvolgens, met vermelding der dagteekening, in-
schrijft: l**. een uittreksel van dc rechterlijke beslissingen,
waarbij do faillietverklaring uitgesj»r(»ken of do uitgesprokene
weder opgeheven is; 2" «len summieren inhoud en de homo-
logatie van het akkoord; de ontbinding van het akkoord;

-ocr page 153-

125

het bedrag van de uitdeelingen bij vereffening; 5^. de ophef-
fing van het faillissement in gevolge art. 16; 6°. de rehabilitatie.

Wel te onderscheiden zijn de opheffing der faillietverklaring,
waarvan onder l®. melding wordt gemaakt, en de opheffing van
het
faillissement, onder 5®. genoemd. Ouder ophefiing der failliet-
verklaring wordt verstaan de
vernietiging der faillietverklaring
ten gevolge van verzet, hooger beroep of cassatie. Het ware zeker
beter geweest, in overeenstemming met de terminologie van artt.
9, 11, 12, 13 en 15, ook hier, in art 19
1°, yiui vernietiging
der faillietverklaring te spreken. Dc minder nauwkeurige redactie
kan echter niet tot eene verkeerde uitlegging leiden.

De bedoeling van het register is een ieder in de gelegenheid te
stellen, alvorens crediet te geven, uit officieele bron het financieel
verleden van den credietzoekende te leeren kennen. Op eenvou-
dige, vertrouwbare wijze verschaft het register alle gewenschte
inlichtingen omtrent den loop van ieder faillissement, dat door
de rechtbank, waar het register wordt
gehouden, is berecht.

Om de raadpleging te bevorderen en gemakkelijk te maken,
is den griflier de verplichting opgelegd, aan ieder kosteloos
inzage van het register to geven. Alleen voor hot verstrekken
van uittreksels kan betaling worden gevorderd, en wol,
zooals do Ministtn* in zijn Rapport aan do Koningin-
Rogentos opmerkte\'), overeenkomstig art. 25 van hot Tarief
van justitio-kosten on salarissen in burgerlijke zaken.

Voor nadere bepalingen ojntrent vorm en inhoud van het
register verwijst art. 19 al. 2 naar een algemeenen ninatregol
van bestuur. Tor voldoening aan dit voorschrift is uitgevaardigd
het Koninkl. Besl. van 17 Juni 1896, «bVM. n» 97, waarbij oen
model van hot register is vastgesteld.

Iro^ f

Ton slotte zij nog vormold, dat hot laatste lid van
art. 19 vordort, dat door don griffier bij hot register een
alphabotischo klapper wordt gevoegd.

«) BtilinfiuUo II, bl. 129; v. ii. Kki.tï I, bl. :W7.

-ocr page 154-

m

126

Aetikel 1 eerste lid.

De schuldenaar, die in den toestnnd verkeert dat liy heeft opgehouden

te betalen, wordt----op verzoek van een of meer zijner schuldeischers,

by rechterlyk vonnis in staat van faillissement verklaard.

De behandeling van artikel hierboven in het kort geschetst,
gaf aan sommige sprekers aanleiding tot het stellen van
gevallen van faillietverklaring op een daartoe strekkende vol-
komen ongegronde of vexatoire vordering van een schuldeischer:
een niets kwaads vermoedende, prompt betalende particulier
zou bijv., thuis komende van een reisje in Zwitserland, op eens
ontdekken, dat hij gedurende zijne afwezigheid was failliet
verklaard! Dit en soortgelijke fantasiebeelden deden don Minister
er op wijzen, dat de schuldeischer, die alsdus handelt,
zich blootstelt t»an eeno vordering tot vergooding van kosten,
schaden en interessen op grond van onrechtmatige daad.

Inderdaad is herhaaldelijk oono vordering tot schadever-
goeding wegons hot onrechtmatig uitlokkon dor failliotvorkla-
ring toegewezen. In de practijk pleegt, bij verzot of hoogor
boroop tegen de failliotvorklaring, door don schuldonaar aan
hot verzoek of do vordering tot ophofling van don staat van
faillissomont to wordon toegevoegd hot vor/.ook of do vordering
tot vorgooding van allo kosten, schaden on interessen, ton
govolgo van het onrechtmatig uitlokkon dor failliotvorklaring
geleden. Vaak wordt zoodanige vordering niot oons togon-
gosprokon, in wolk geval do rechter niot licht btv/.waar zal
maken haar toe to wijzen. Mon verg. bijv. hot vonnis van de
Rb. to Amstordam van
11 Jan. 188», ir. n". 5G77. Andors
oordeelde ochtor het Hof in don Ilaag li Mrt. I89i, ir. n°.
() t07, ambtshalve do niot weersproken vordering tot schadovor-
gooding, gedaan bij hot hoogor boroop togon oon vonnis van
faillietverklaring, ovonals de vordering tot betaling dor kosten
van hot geding, t, als niot op do wot gegrond voor toewijzing

-ocr page 155-

127

niet vatbaar verklaremle. Op deze beslissingen heeft misschien
invloed geoefend, dat voor de Rechtbank te Amsterdam werd ge-
procedeerd op eene dagvaarding, daarentegen voor het Hof in
den Haag op een verzoekschrift. In den vorm waarin de zaak aan •
hangig was gemaakt, vond althans het Hof te Leeuwarden aan-
leiding de aan het hooger beroep toegevoegde schadevordering
te ontzeggen, » overw. dat.... de vordering van den app. tot scha-
devergoeding in dezen niet vatbaar is om eenzijdig bij request
te worden beslist" (arrest v. 6 Nov. 1889,P. y.J. 1889, n° 135).

Evenals de combinatie van hooger beroep en vordering tot
schadevergoeding, is ook die van verzet en vordering tot
schadevergoeding somwijlen op formeele gronden
gewraakt.
Zoo overwoog de Rb. te Amsterdam 13 Sept. 1895, IK. n1. C785:
n dat hot rocht van vorzet tegen het vonnis van failliotvor-
klaring, dat bij art. 791 W. v. K. aan don niet
verschonen
faillietverklaardo, gelijk opp., is toegekend, uit don aard dor
zaak geeno verdere strekking kan hebben, dan om te niet
te doen hot tegen den opp. gewezen vonnis van failliot-
vorklaring en door do verniotiging van dit vonnis gezegde
faillietverklaring op te heffen; dat de opp.
mihdicn \') niot
ontvankelijk bohoort te worden verklaard in zijn vorzet, voor
zooverre dit is gericht op hot verkrijgen van do hierboven
stib 2" omschreven voroordeoling van do geopp. " (d. w. z. om
aan opp. to vergoeden do kosten, schaden on interessen, door
opp ton gevolge van do tegen hen» uitgesproken failliot-
vorklaring reeds gehad on geleden on nog to hebben on to
lijdon, nader op to nnikon bij staat).

Men kan aan do rechtbank do overweging omtrent do strek-
king van hot rocht van vorzet grif toegeven, zonder to beamen
dat
init$dion verboden zou wezen aan het verzot (i. c nog wol
bij dagvaarding aanhangig gemaakt on als oen gewoon proces
bohandold) oono accessoire vordering tot schadovorgooding
to vorbindon.

Doch hoo dit zij, uit do gestolde ongeoorloofdheid van do
combinatie, volgt in hot minst niot, dat oono
sclfutanditjc
vordering tot schadovorgooding niot zou kunnen wordon ingesteld.

r

In do gevallen waarin zo ontvankelijk word geacht, werd

-ocr page 156-

128

over de toewijsbiiarlieid der schadevorderiDg verschillend ge-
oordeeld. Het verst gaat wel het Hof te Amsterdam , bij arrest
van 15 Apr. 1892 (TF. n°. 6196, .V.v. ff. 1892, bl. 293) aannemende,
dat eene ten onrechte geprovoceerde faillietverklaring in hare
gevolgen per se de gegrondheid eener vordering tot schade-
vergoeding \'medebrengt ï). Ware deze beslissing juist te achten,
dan zou iedere aanwending van welken rechtsmaatregel ook
dengene die daartoe overgaat ƒ indien later maar blijkt, dat hij
zulks ten onrechte heeft gedaan, aan eene schade-actie bloot-
stellen: zoo bijv. het instellen van een proces, met name als
het vonnis, in eersten aanleg gewezen, in hooger beroep wordt
vernietigd; het vonnis blijkt dan immers ten onrechte gepro-
voceerd te zijn. Met het stelsel van onze wet, dat het verlies
van het proces op zichzelf alleen kan leiden tot eene veroor-
deeling in de kosten, zou dit geheel in strijd wezen

lï ;

Tegenover \'s Hofs opvatting mag gesteld worden de volgende
overweging van de Rechtbank te Breda, vonnis van 21 Juli 1885,
]V. n°. 5283: » dat het vervolgen van eigen recht en het in-
roepen van \'s rechters beslissing op zichzelf niet onrechtmatig
is, maar integendeel behoort tot een ieders rechten, terwijl daar-
tegenover alleen staat het recht van anderen. om niet door to
kwader trouw of lichtvaardig opgezette gedingen in hot rustig
genot van ontwijfelbare rochton gestoord to wordon on daar-
door schade to lijden". Niot botton onrechte aanwenden vaneen
rochtsnniatregel maakt dus op zich zolf schadoplichtig, nmar
alleen hot
lichtvaardig of to kwader /roi/io annwondon daarvan.
Dit strookt mot hot bepaalde in do artt. -l-SO al 3, l-78,5\'i3
al. 2, 732 al. 3 on 739 Wotb v. Burg. Rochtsv. omtrent do ver-
goeding van koston, schaden on intorosson, ingeval van
afwijzing van hot vor/.ot togon don verkoop van in boslag
gonomon goodoron, alsnjodo ingeval van ophofiing van oon
Uhi
onrechte gelogd oxocutoriaal of conservatoir boslag. Do oppo-
sant, resp do arrestant kan alsdan tot vorgooding van kosU\'n,
schade on intorosson wordon veroordeeld, -bij aldion daartoo
redenen of gronden aanwezig zijn Op grond alloon van do

; i

-ocr page 157-

129

afwijzing van het verzet of van de opheffing van het beshig
mag dus zoodanige veroordeeling niet worden uitgesproken.
Dit bewijst, dat de wet het ten onrechte gebruik maken van
het rechtsmiddel van verzet en het ten onrechte leggen
van een beslag op zich zelf niet als eene onrechtmatige daad
beschouwt, ^wat", volgens
van Boneval Fauue\'), „eeno
beschouwing contra rationem iuris zou zijn«.\'

Welnu, een ongegrond verzoek tot faillietverklaring is op
zich zelf evenmin eene onrechtmatige daad. Op juiste gronden
werd in dion zin beslist door de Rb. te Amsterdam 4 Dec.
1891,
M. V. II 1892, bl. 195 -). Alleen als kan worden aan-
getoond, dat het verzoek tot faillietverklaring kwaadwillig,
lichtvaardig of chicancus werd gedaan, kan van toewijzing
eener vordering tot schadevergoeding op grond van onrecht-
matige daad sprake wezen 3)./- /U\'^ (r^

-ocr page 158-

130

Artikel 2 derde lid.

Ten aanzien van vennooten onder eene firma is de rechtbank,
binnen welker gebied het kantoor der vennootechap iR gevestigd, mede
bevoegd.

Artikel 4 tweede lid

Ten aanzien eener vennootschap onder eene firma, moet de aan-
gifte inhouden den naam en de woonplaats van elk der hoofdelijk voor
het geheel verbondene vennooten.

Uit de bepaling van art. 2 al. 3 blijkt, zooals boven bl. 89 vlg.
werd aangetoond, dat, naar do opvatting der wet, niet do
vennootschap failliet gaat, maar ieder dor vennooten. Schuld-
eischers bohooron dus, niet do faillietverklaring van de
vennootschap, nuiar van de bij name aangeduide vennooten
te vorderen, waarna door de rechtbank al do vennooten
moeten wordon opgeroepen, ton einde ieder van hen to
hooren oj) de togen hem persoonlijk gerichte vordering.
Alleen op deze wijzo kunnen practischo moeilijkheden wordon
ontgaan, nu do wet zich onthouden hooft van oono nadere
regeling van dit onderworp.

Wolko dio moeilijkheden zijn, loert hot proces ovor do
faillietverklaring van do finna do Erven Bloemink on Co. \').
Üoze firma was op vor/ook van oen schuldoischor failliet
verklaard , nadat beide firnninton waren opgeroepen en een

-ocr page 159-

131

hunner was verschenen en geen tegenspraak had gedaan.
Het dictura luidde: » Verklaart de firma de Erven Bloemink
en Co., waarvan de leden thans zijn J. K. J. en J. P. K.,
wonende enz., in staat van faillissement». Het niet ver-
schenen lid J. kwam in veraet, doch de rechtbank achtte dit
verzet niet ontvankelijk, omdat „ de faillietverklaarde, dat is
de firma de Erv. Bl. en Co... . is verschenen en gehoord in
den persoon van haren vennoot J. P. K ; dat derhalve aan
die firma wel het recht van hooger beroep, maar niet dat
van verzot kan worden toegekend Het Hof bevestigde die
uitspraak, oveneens van oordeel, dat de firma in
contradidorio
jndicio
was faillietverklaard. Beide beslissingen werden door den
Hoogen Raad vernietigd, omdat de eischor in zako de failliet-
verklaring niet geacht kon worden door zijn medevennoot
vertegenwoordigd te zijn geweest, vermits art. 17 W. v. K. y
blijkbaar alloon -op hot oog heeft^adon van behoor of bande- ^ ^
lingon betrekkelijk do uitoefening van den koophandel zolven,
mitsdien niet van toepassing is op do onderworpolijko han-
deling van don medevennoot, waarbij hot geldt hot
eindigen
dor maatschap ton govolgo oonor failliotvorklaring van do
firma, on alzoo niodo do individuoolo belangen van don eischor
als lid dor firma. Do exceptie van niot-ontvankolijklioid togon
hot vor/.ot dos oischors word dus verworpen.

In do loor van don Hoogen Raad vond nu do Rb. aan-
leiding don opposant opniotiw niot-ontvankolijk to verklaren
in hot door hom godaan verzot, ovorwogondo »dat ovonzoor
als bij do failliotvorklaring van do lirnuv do Erven Bl. on Co. do
bohingon van do individuoolo loden betrokken zijn, on daarom
do verschijning van don vennoot K. alloon, volgons do loor
van don Hoogen Raad, don opposant J. niot kon binden,—
bij dozo actio, waarbij do buiton-ofloctstolling
van dio failliot-
vorklaring wordt govordord, do bolangon van don
modovonnoot
K. zijn bolrokkon, on dat dus, volgons dezelfde loor, do
optroding van .1 alleen, al zij hot ook als lid dor firnni, do
nuiatschap niot kan vertogenwoordigon, on hij dus ullooli
voor do maatschap niot iii rochto kan optreden*. Hot Hof
van Nd. Holland bevestigde dozo beslissing o. a. don nadruk
diMiro]) h^ggondo, dat hot ondorworpolijk gewoon verzot is
gorioht togon oon vonnis, wmirbij niot do appellant of dions

L.

-ocr page 160-

132

medevennoot maar hunne firma is failliet verklaard; dat
dus zoodanig verzet nimmer door den appellant (die in dat
vonnis geen partij is geweest), zelfs als lid dier firma, maar
alleen door die firma, of namens dezelve gedaan kan worden
Door den Hoogen Raad werd dit arrest, op processueele met
ons onderwerp niet in verband staande gronden, gecasseerd
en het verzoek ten slotte ontvankelijk verklaard.

Uit de leer van den Hoogen Raad schijnt te volgen, dat
voor eigen aangifte van het faillissement der vennootschap
onder eene firma medewerking van alle vennooten noodig
is. De Rb. te Rotterdam besliste daarentegen, 22 Juni 1878,
W. n". 4269, dat aangifte tot faillietverklaring eene ver-
plichting is, tot welker vervulling ieder vennoot -) en, na
de ontbinding der vennootschap, ieder liquidateur zonder mede-
werking zijner medevennooten of medeliquidateuren, is aan-
gewezen. Reeds eerder, bij vonnis van 30 Maart 1870,
M. v. U.
1870 bl. 195. had deze rechtbank aangenomen, dat iedere
vennoot niet alleen bevoegd, maar ook verplicht is aan-
gifte tot faillietverklaring der firma te doen. Zij kende echter
tevens aan den vennoot, die tot de faillietverklaring niet had
medegewerkt, het middel van verzet toe, en liet de beide
vennooten in de verzetprocedure tegen elkander optreden
uit eigen hoofde en op eigen naam.

Neemt men, in overeenstemming met art. 2 al. 3 b^v.,aan,
dat de
vennooten failliet gaan, dat hun faillissement moet
worden aangevraagd, dan kan mon bezwaarlijk aan ieder
vennoot de bevoegdheid toekennen, aangifte te doen van het
faillissement ook zijner medevennooten Ieder vennoot
individueel kan alleen van zijn eigen faillissoment luingifte
dpen, eon collectieve aangifte zal noodig wezen, willen
allr,
vennooten failliet verklaard worden. Practische bezwaren zijn
van deze opvatting niet te duchten. Men houde in hot oog,
dat de vennoot die schuldeischer is van zijne medevennooten.

te

5:i
Iii ■\'

f!

\') Verg. Mr. P. van nkmmkl.en, nerjlngeUterile opntellen I, bl. 37 v.
\') Evenzoo
Kist, Hegimelen ran naiuteUreijl, ill. <i, bl. .Vi.

\') Dan zal ook geen sprake knnnen zyn van failHelvorklaring «Ier ventimt\'
fdiap op verzoek van den curator in het rallliHsement van een der vennooten.
/ie het aangehaalde vonnis der Ub. to UoKerdani van \'22 Juni <878.

-ocr page 161-

133

ook als zoodanig hun faillissement zal kunnen vorderen,
indien de vereischten daarvoor aanwezig zijn, terwijl dos noodig
het Openbaar Ministerie kan optreden, bijv. als een der ven-
nooten afwezig is.

Een voorbeeld van behandeling der vennooten als de schul-
denaren die failleeren, leveren het vonnis van de Rb. te
Amsterdam van 14 Juni 1889 en de arresten van het Hof te
Amsterdam en van den Hoogen Raad van 28 Juni en 27 Juli
1889 ,
W. n". 5783 Het gold echter in dit geval eene vordering
tot faillietverklaring door een schuldeischer.

Wat de ontbinding der vennootschap betreft, het is duidelijk
dat deze geenerlei invloed kan oefenen. In de hoofdelijke
schuldplichtigheid der vennooten wordt door de ontbinding
geen verandering gebracht. Mitsdien kunnen de gezamenlijke
vennooten ook gedurende de vereffening op verzoek der
schuldeischers failliet verklaard worden.

-ocr page 162-

TWEEDE AFDEELIJSTG.
Van de gevolgen der faillietverklarmg.

ff Een der grootste gebreken van de tegenwoordige regeling
van het faillissement is wel hierin gelegen, dat het Wetboek
van Koophandel nagenoeg geheel zwijgt over de gevolgen der
faillietverklaring op het gebied van het materieele recht, over
den invloed dien de faillietverklaring uitoefent op de rechts-
betrekkingen waarin de schuldenaar tot anderen staat. Welke
rechten zij, wier vordering niet bloot gericht is op voldoening
uit den boedel, in het faillissement kunnen uitoefenen, wordt
nergens aangewezen; in hoeverre bestaande verbintenissen
gewijzigd of ongewijzigd blijven voortbestaan, vervallen of
ontbonden kunnen worden is nergens uitgemaakt. In deze,
vooral in de practijk voelbare leemte, die op tal van punten
tot eene zeer onvaste jurisprudentie en wetsuitlegging aan-
leiding heeft gegeven, tracht do tweede afdoeling to voorzien.
Do govolgon van do failliotvorklaring ton aanzien van hot
matoriêolo rocht zijn daarin zooveel mogelijk bijeen gebracht

Aldus kenschetst do llogooring \'), do woorden der Staats-
•commissio-) tot do hare makende, in do Memorie van
Toolichting do botoekenis van dozo Afdoeling. Do onder-
worpen , wolko daarin wordon bohandold, wordon in hot Wet-
boek van Koophandel voor oen dool geregeld in do oorsto
afdoeling van don eersten titel .dos dorden boeks: »van do
failliotvorklaring on dorzolvor govolgon in hot algemeen •»,

-ocr page 163-

135

voor een ander deel in de tweede en in de vijfde afdeeling
van dien titel, immers in de artt. 813 en 854 v., terwijl ver-
scheidene, en daaronder van de meest gewichtige, wettelijke
regeling misten.

Het doel, dat bij de samenstelling der Afdeeling voor oogen
stond, was den invloed te bepalen, welke door het algemeene
vermogensbeslag wordt geoefend op de rechtsbetrekkingen
waarin de schuldenaar tot anderen staat, of na het leggen
van dit beslag komt te staan. Na aanwijzing van den omvang
van het beslag, worden dus aangegeven de gevolgen welke
het feit der inbeslagneming heeft voor den schuldenaar zeiven,
voor degenen, die met hem hebben gehandeld en dienten-
gevolge tot hem in eenige vermogensrechtelijke betrekking
staan, alsmede voor diegenen die hangende het faillissement
dergelijke betrekking met hem aanknoopen.

Volledig worden deze gevolgen in de Afdeeling niet opge-
somd. Verschillende artikelen waarin, buiten het derde boek
van het Wetb. van Kooph., de invloed der faillietverklaring
ten opzichte van bepaalde onderwerpen wordt aangegeven,
zijn nevens de Faillissementswet gehandhaafd. Hierboven
(bl. 59
v.) word van dio artikelen oon overzicht gogoven,
terwijl enkoio daarvan nog nader tor sprake zullen komon.

Eeno nauwkeurige beschouwing van don inhoud dor Afdooling
loert, dat daarin achtoroonvolgons worden behandeld: do om-
vang van hot faillissomontsboslag (artt. 20—22); do in vlood
van hot boslag op do handoHngsbovoegdhoid van don schulde-
naar Cartt 23 on 24); do invloed op de handhaving van rochton
door on togon den gofailloordo (artt. 25—34, 30); do invloed
op tweezijdige ovoroonkomston (artt. 37—tO); do uitbreiding
van hot boslag ovor aan don boodol onttrokken zaken (artt.
42—51); do invloed van hot boslag op betaling on schuld-
vorgolijking (artt. 52—55^; do invloed op
zakelijke zokorhoids-
rochton (artt. 57—59); do govolgon van hot boslag in verband
mot hot huwolijksgoodoronrocht (artt. 22 al. 2, (51—63); on
eindelijk do govolgon van hot beslag ton opzichte van enkele
andoro ondorworj)on (artt. 35, 41, 56 on 60).

Moi.1

§ 1. Omvatuj van h&i faillummenhlmlaAf (artt. 20—22).
w Hot faillissomont omvat hot gohoolo vormogon van don

iiUliMU>mrnUwrt.

-ocr page 164-

136

schuldenaar ten tijde van de faillietverklaring, alsmede het-
geen hij gedurende het faillissement verwerft«, art. 20. Het
beginsel, dat het faillissement is een beslag op het geheele
vermogen (zie boven bl. 40 v.), wordt in deze woorden duidelijk
uitgesproken, evenals de daaruit afgeleide, hierboven bl. 52 v.
nader toegelichte slotsom, dat ook alle toekomstige, d. w. z.
gedurende den loop van het faillissement door den schulde-
naar verworven goederen, door dit beslag worden aange-
grepen. Ten einde dit laatste zoo ondubbelzinnig mogelijk uit
te drukken, werd op aandrang van de Commissie van voorbe-
reiding bet woordje »hetgeen « in de plaats gesteld van de
in het eerste Regeeringsontwerp voorkomende woorden
j. de
goederen die«, welke aanleiding hadden gegeven tot de
opmerking, dat daaronder
rechten niet waren begrepen, in
strijd met de bedoeling der Regeering die hier, evenals bijv.
in de artt. 439 vlg. W. v. B. Rv., van »goederen« had
gesproken in den zin van »zaken« \').

Het faillissement vindt als vermogensbeslag zijn grens daar
waar het vermogen eindigt. Wat niet tot het vermogen
behoort, valt niet in het faillissement. Hierboven (bl. 44 v.)
werd reeds aangetoond, dat op dien grond buiten hot faillis-
sement blijven de rechten van den g.ifailleerde, welke niot
zijn vermogensrechten. Om dezelfde reden behooren niet tot
den faillieten boedel zaken, die do gefailleerde tijdens de
faillietverklaring van of voor anderen onder zich heeft, of
door den curator gedurende den loop van het faillissement in
zijne hoedanigheid ton behoeve van andoren worden ontvangen.

Deze zaken kunnen door do rechthebbenden van den
cnrat<»r worden opgevorderd op dezelfde wijze en mot dezelHle
rechtsmiddelen, als dit door hen, ware er geen faillissement,
van den gefailleerde zoude kunnen worden gedaan.

Iloe eenvoudig dit ook schijnt, heeft toch de toepassing bij
hot commissiecontract tot oono zeer tegenstrijdige jurispru-
dentie aanleiding gegeven.

H f

[li!

il i
m 1

In het proces over do rangregeling in het faillissement-
Rollandet word de vraag, of hetgeen do curator in het faillis-
sement van den conmnissionnair voor een bepaalden committent

(i- I

-ocr page 165-

187

ontvangt, aan dezen moet worden uitgekeerd dan wel tot den
boedel behoort, het uitvoerigst behandeld. Eenige personen had-
den aan Rollandet, commissionnair in effecten, effecten ter con-
versie gegeven, die door dezen werden opgezonden aan de firma
K. en Zn. Toen de eigenaars eenigen tijd later de effecten terug-
verlangden en Rollandet ze derhalve opvroeg aan de firma K.
en Zn., weigerde deze ze af te geven. Tot afgifte aangesproken,
werd de firma daartoe veroordeeld, alsmede tot vergoeding
van kosten, schade en interessen in geval van niet-uitlevering.
De curator van den daarna gefailleerden Rollandet ontving
ter voldoening aan dit vonnis een som van
f 9,64L82 waar-
van
f 8,849.98 als vergoeding voor de effecten. Hij keerde
dit bedrag aan de eigenaars der effecten uit, waarna door de
firma K. en Zn., als schuldeischeres in \'t faillissement, verzet
werd gedaan tegen de rangschikking, omdat bedoelde som
daarop niet onder de baten des boedels was opgenomen. Bij
vonnis v. 9 Dec. 1879 (ir. n®. 4404) wees de Rechtbank in
den Haag de vordering toe. Daarentegen besliste het Hof in
den Haag 20 April 1881 in hooger beroep in tegengestelden
zin, terwijl de cassatie tegen dit arrest werd verworpen bij
arrest van den Hoogen Raad van 17 Maart 1882 (ir. n». 4759;

^bp^ilMhycl. Jiijhl. 1882, Afd. B bl. 180 v.). Hot Openbaar Mini-
iedere instantie tot toewijzing der vordering
/ v^ lloogo Raad overwoog o. a. dat »do

^ curator, toon hij hot door Rollandet op eigen naam, doch ten

jolioovo van andoren verkregen vonnis uitvoerde, deed, wat
Rollandet had bohooron te doen on het ontvangoiie, hetgeou
"niet tot den boedel van Rollandet, nuuir aan diens commit-
tonton behoorde, niot aan dien boedel, nniar aan dio com-
\'"ittonton moest uitkooron».
, - \' f // lloogo Raad getrouw bij zijn

dA,

arrest van 5 April 1889 (H^ n\\ 5098). Do firma Matthos en
^ Bormeest<»r had aan do firnui
Tobias, commissionnair in offocton,

opgedragen voor haar op do Russische loening van 1884 in
to schrijven voor oen bedrag van £ 10000. Do firnni T. gaf
aan dio opdracht gevolg on haar word 500 toegewezen,
waarvan zij aan hare committonto mededeeling deed. Na
failliotvorklaring dor finna T., ontvingen do curators in hot
faillissomont do rocopisson ovor do toegowozon 500, welke

-ocr page 166-

138

zij als een bestanddeel van den faillieten boedel beschouwden
en op dien grond weigerden aan de firma M. en B. uit te
keeren. De Rechtbank te Amsterdam stelde de curators in het
ongelijk bij een vonnis van 5 Nov. 1886 (P. v. J. 1880 n°. 51*^),
welk vonnis werd vernietigd bij arrest van het Hof te Am-
sterdam van 30 Maart 1888 (P.
v. J. 1888 n®. 60). De
Hooge Raad casseerde echter dit arrest, ditmaal nadat de
advocaat-generaal in denzelfden zin had geconcludeerd.
Het arrest overweegt, dat de gefailleerde vennootschap als
commissionnair en dus als lasthebber, doch op eigen naam ge-
handeld heeft, waaruit volgt, dat de vordering, die zij
tegen Leembruggen c. s. (de emittenten) had, haar wel
in naam, maar inderdaad aan hare committenten toebe-
hoorde ; »dat, toen Leembruggen c. s. ter voldoening aan die
vordering de recepissen aan de curators afgaven, dezen het bezit
dan ook niet verkregen voor zich zei ven of voor de schuldeischers
van den faillieten boedel, maar voor de committenten, die
dus volgens art. 596 B. VV. op dat oogenblik door hunne
tusschenkomst bezit en daarmede eigendom verkregen

Met deze opvatting geheel in strijd is het vonnis van de
Rb. te Amsterdam van -i Jan. 1887 (P.
v. J. 1888 n". 0). Iemand
had aan de firma Reehorst en ten Cate, commissionnairs in
effecten, verschillende effecten ter hand gesteld, t«n einde
daarop voor hem eene prolongatie te sluiten van
f 5000. Na
faillietverklaring dor firma R. en t. C. executeerde de geld-
schiett»r het onderpand. Inmiddols bood de committiuit
aan de curators een bedrag van
f 5000 met de renten aan,
zijne effecten tevens terugvorderende, fn plaats van deze
ontving hij mededeeling, dat de verkoop der effecten een saldo
had opgeleverd van
f 1019.05^, van welk bedrag de uitkeering
door de curators werd geweigerd, omdat hot deel zoude uit-
maken van den boedel. I)(» Rechtbank deelde deze zienswijze.
Indien men b(!denkt, dat de effecten zonder eenigen twijfel
het eigendom waren gebleven van den committent, en dat hot
bedoelde saldo door de curators voor dezen word ontvangen.
mag de juistheid van de beslissing der Rechtbank op goede
gronden worden betwist. Met de aangehaalde jtirisprudentie
van den Hoogen Raad is zij stellig niet overec»n te bnmgen.

Do Commissio van voorbereiding bracht de quaestie bij art.

-ocr page 167-

139

20 ter sprake. Zij schreef in haar verahig: ffNatunrlijk, zoo
werd voorts opgemerkt, bedoelt het ontwerp niet, dat hetgeen
bijv. aan curatoren in het faillissement van een commissionnair
wordt afgegeven ter voldoening aan eene overeenkomst, door
den commissionnair als zoodanig en dus voor zijn committent
aangegaan, tot den boedel behoort. Men meende toch, dat
dit aan den committent toekwam. Aldus werd beslist door
den Hoogen Raad bij arrest van 5 April 1889» Met de
meening, dat niet tot den boedel behoort, wat de curator
ten behoeve van derden ontvangt, stemde de Regeering bij
haar antwoord in.

Niettegenstaande do volkomen algemeene bewoordingen vau
artikol 20 zullen toch enkele vermogensrechten buiten den
boedel blijven, onidat zo uit hun aard voor inbeslagneming
en dus ook voor oen faillissementsbeslag onvatbaar zijn.
- Daartoo behooren do zoogenaamde hoogst persoonlijke
rechten, als hot rocht van gebruik en van bewoning, voor
zooverre dezo althans alleen door don gerechtigde kuunen
wordon uitgeoefend, artikelen 870 on 87i Burg. Wetb.«-).
Daar dozo rochton niot kunnen wordon vervreemd (niot
mogen wordon
afijaUum noch verhuurd, heet hot in do aan-
gohaahlo artikelen) kunnen zij ook niot wordon goöxocutoord,
on kan do cumtor daarover evenmin ton bohoovo van don boodol
boschikkon. Uit dion hoofde word oon uitdrukkelijk voorbe-
houd in do wot gohool onnoodig geacht.

Tot do hoogst persoonlijke rochton rekende do Commissio
van voorbereiding ook hot vruchtgenot, dat door art. 3GG B. /^„^txrt A^A^*^
W. aan don vader of don langstlovondo dor ouders wordt toe* ^^^
gokond on waarvan spniko is in art. 21 •1.\'\' Fw. Do Ministor
Smidt was het mot do Commissie oons, dat van verkoop van
hot rocht van vruchtgenot ton bato van don faillioton boodol
nimmor sprake kan zijn

I» Hoowol moot wordon vastgehouden aan hot beginsel dat
hot faillissomont is oon algomoon boslag, oon boslag op hot
gohoolo vormogon van don schuldonaar, kan toch niot ont-

-ocr page 168-

AMSTERDAM, Weteringschans 151. (Tel. NO. 1356.)

22 Aug. 1905.

Weledelzeergeleerden Heer

W. L. P. A. MOLENGRAAPF.
Hoogleeraar

UTRECHT.

Waarde Profensor, .

Mag ik een beroep doen op Uw groote Ken
ni3 van ons failliet-recht, om den weg te vinden
by de beantwoording der volgende vraag:

A. heeft by een Prov. Bank effeoten in onder
pand gegeven, voor het saldo zyner rekening-oou-
rant.

De bank heeft verdiiistering gepleegd,door die

effecten te beleenen by een Amsterd. Bank. Do Pro-

\\

longatie contracten der Prov. Bank liepen zoo nlöch
af. dat de Arasterd. haar onderpand verzilverde en
nog een saldo overhield, terwyl de Prov. inmiddels

failliet was gegaan.

A. vordert nu tegen betaling vnn zyn rekening
courant saldo, de effecten op. «n daar dezen niet

Mr. P. G. VAN ANROOY

Advocaat en Procureur.
Mr. H. LOUIS ISRAÈLS
Advocaat. .

-ocr page 169-

vertoond kunnen worden hun waarde begrepen in het
te goed, dat de gefailleerde Bank aan A^terdam
heeft.

Is hy niet preferent voor dc waarde dier hem
ontvreemde effecten?. Ily heeft daarby toch aan de
Prov. Bank geen commercieel crediet verleend, maar
eenvoudig in pand gegeven.

Ik gevoel dat er alle redentot preferentie is,
maar kan zelfs met behulp van pag.6 3 van Uw werk
over de faillissements-wet de my noodige wetsbepa-^l
lingen niet vinden.

Ligt dit aan rnrrt gebrekkige juridische conntnao
tie der »^volgen dito bepalingen, of is de bedoel-
de preferentie een welgewenschte maar in deze niet
bestaande zaak?

Daar de zaak haast h®eft ber- ik zoo vry U in
Uw vacantjua met deze: vraag te komen lastig vallen
en U daarvoor iivn verontschuldiging aan l>èodend,
zal ik voor Uw antwoord dubbel dankbaar zyn.

Met vriendelyke groeten

steeds gaarne

Uw Dw.

-----

-ocr page 170-

140

veinsd worden dat dit beginsel, streng toegepast, voert
tot eene ongewenschte en onnoodige hardheid jegens den
schuldenaar. Het strookt noch met de belangen van de
schuldeischers, noch met die van de maatschappij den schul-
denaar van alles te berooven. Hem uit zijne woning te zetten,
hem alle huisraad te ontnemen, tot de laatste penning toe
van hem op te eisch en, is het zekerste middel om hem voor goed
tot den bedelstaf te brengen, en tevens voor de schuldeischers
alle kans te doen verloren gaan om na de insolventie, hetgeen
zij dan nog tekort komen, ooit terug te zien De humaniteit
eischt, dat de schuldenaar bij alle noodzakelijke gestrengheid
toch menschelijk worde behandeld; het welbegrepen belang
van de schuldeischers wordt gediend, indien men den schul-
denaar de mogelijkheid laat zijn eigen kost te verdienen en
later nog weer eens tot welstand te komen; hel belang der
maatschappij vordert dat de schuldennar niet armlastig worde
of in verzoeking kome op oneerlijke wijze zich een levens-
onderhoud te verschaffen.

»Het is dus in alle opzichten wenschelijk, het absolute
voorschrift van artikel 20 te temperen" \').

Daartoe strekkeu de artt. 21 eu 22, aanwijzende welke bestand-
deelen van het vermogeh des gefailleerden » buiten het faillisse-
mont blijven « , mot andere woorden te zijner beschikking blijven.

üij deze aanwijzing is in de oorsto plaats uitgegaan van
hot beginsel, dat datgene, wat do wetgever elders voor boslag
onvatbaar hooft verklaard on aldus aan het
individuccle ver-
haal van do schuldoischors hooft onttrokken, onulat hij hot
genot daarvan in olk geval aan don schuldenaar wildo vor-
zekoron, ook aan do generale executie onttrokken moot
wordon. « Kr is goono reden om, wat do insaisissabolo goodoron
betreft, tusschon do gowono on do faillissomonts-oxocutio to
onderscheiden«-), bij do laatsUs don schuhlonaar, wat dit
punt betreft, gestrenger to bohandolen, dan bij do eerst»}.

Do bopalingon van art. 2,1 n° I on art. 22 oorsto lid stounon
op dozo overweging.

\') Mcinorie \\aii ToelichUng O. Sc.: UrtUtifanl«, bl. IM v.; bictn U. ().: IkiUiifanl«
1, bl. ri\'2; v. i). fef,tx I, bl. \'Ml v.

J) AiUwooril vnrt il«n MinUter i»t» bi»l Vi\'r«lng iler r<itnnilji<»la van voorbp.
rciiling: Uelinfante II, bl. 4H; v. t».
Kkltx I, bl.

-ocr page 171-

141

Volgens artikel 21 n" 1 blijven buiten het faillissement de
goederen vermeld in artikel 447 n"* 2—5 Wetb. v. B. Rv.
de gelden of jaarwedden vermeld in art. 756 3® van dat
Wetboek, de gagie, indien de gefailleerde schipper of schepe-
ling is, en het auteursrecht; bovendien hetgeen in het eerste
lid van art. 448 B. Rv. omschreven is, tenzij in het faillisse-
ment schuldeischers opkomen wegens vorderingen, vermeld ^
in het tweede lid van dat artikel, .y-ö^«; -

Deze zaken hebben alle dit gemeen, dat ze niet vatbaar zijn
voor inbeslagneming; men zie de aangehaalde artt van het
W v. B. Rv., art. 21 al. 3 der wet van 7 Mei 1856
{Stbl n" 32),

•»Indien de gefailleerde-, aldus artikel 22, »wegens een

c^.ufi-iS.äA

omtrent de huishouding en tucht op de koopvaardijschepen, <

en art. ü al. 3 der wet van 28 Juni 1881 {mi. n® 124), tot ^
regeling van het auteursrecht Eene uitdrukkelijke opsomming ^^^
was noodig, omdat onder de oude wet strijd bestond over de ^.yn^j^,
vraug, of het faillissement zich ook over de niet voor inbeslag- Ae^
neming vatbare zaken uitstrekt 2).

If----

nmbt of bediening een traktement, soldij of pensioen geniet, ^^^^
waarop schuldeischers alleen binnen de grenzen en op de t-*^,

wijze, voorgeschreven bij de bijzondere wetten en wettelijke ^^^ ^

verordeningen op dit onderwerp vastgesteld, rechten kunnen ^ ^ ^^

iloen gelden, geschiedt de uitoefening dier nichten, gedurende
het faillissement, uitsluitt^nd door den cunitor ten behoeve ^^^^
van den boedel, en nemen door do failliotvorklaring allo rechten,
door afzonderlijke schuldoischors verkregen , oen oindo-. Door ^jtaé*, \'

deze bepaling wordon in goval van faillissement do wettelijke ^ ^^^
voorschriften van toepassing verklaard, wolko op traktementen,
soldijen of pensioenen slechts in beperkte nuito verhaal toe-
laten on daarvoor den bij/ondoron vorm van korting vast-
stellen, of wol elk verhaal daarop uitsluiten.

Dergelijke voorschriften vindt men in do wet van 24 Jan.
1815 {Sihl, n"5), »botroflondo hot loggen van arresten en hot
vragon van kortingen op traktementen, soldijen on pensioenen,

\') Artikel 417 »«. I U. Uv. is niet iwngclianl«l, omdat op d« daar vormoldo
giU\'dtM-ou hfl Ih\'slag op
onroemttiie giH\'dorcn kan wonlen gelegd; to «ün du»
niet voor ieder beslag onvatbaar.

\'») /.ie .Memorie van Toelicliling: IkdinfanU» I, bl. tKJ noot 1; v. n. Kki.t*
I, bl :tiH noot I.

-ocr page 172-

142

bij de hoofden der onderscheidene departementen van admini-
stratie voor ff de traktementen der officieren Onzer land-en
zeemacht van allen rang, mitsgaders der administrateuren en
officieren van gezondheid tot dezelve behoorende -, alsmede
voor „de pensioenen van gepensionneerde officieren van de
land- en zeemacht« (art. 3) in art. 40 der wet van 9 Mei
• 1846
{Stbl. n" 24), voor « de burgerlijke pensioenen«; in art.
68 der wet van 28 Aug. 1851
(Stbl. n° 127), tot regeling der
militaire pensioenen bij de zeemacht, voor II pensioenen ver-
leend aan schepelingen of mariniers beneden den rang van
officier, of aan weduwen van officieren en minderen«, zoo-
mede voor -rde onderstanden bedoeld bij art. 25« dier wet;
in art. 67 der wet van denzelfden datum
{Stbl. n" 129), tot
regeling der militaire pensioenen bij de landmacht, voor
* de pensioenen verleend aan militairen beneden den rang
van officier of aan weduwen van officieren en verdere
militairen", zoomede voor de onderstanden bedoeld bij art.
24- dier wot; in art. 30 der wet van 9 Mei 1890
{Stbl.
n\' 78), tot regeling van de pensioenen der burgerlijke
ambtenaren, voor de burgerlijke pensioenen«; in art. 42 der
wet van 17 Aug 1878
(Stbl. n" 127), zooals dit luidt volgons
art. 40 der aangehaalde wet van 9 Mei 1890, j" art. 30 dezer
wet, voor »de pensioenon der onderwijzers«; in art. 22 der
wet van denzelfdon datum
{Stbl. n» 79), tot regeling van het
pensioen der weduwen en weezen van burgerlijke ambtenaren.

\') Over dc korting op tmktoinonicn cn pensioenen van de buryertüke amble-
narcn zwijgt dc wet van IHl,\'». Wél verbiedt art. 1 het leggen van arrest op
ordonnantiën van betaling ter yjike van traktementen, soldyen of pensioenen

^^jji^/i^eenige uitzondering, on bepaalt art. \'2 in verband daarmede dat, inge*
iJ^ \'val aanspnuik wordt gemaakt, ter voldoening aan een vonnl» of tot securiteit

tan eenige pretcnsiên, op eenige gelden «»f andere obje»:icn in art. 1 vermeld
(waartoe ordonnantiën \\an lK*taling ter zake vnn traktementen, sohiyen of
pensioenen Itehooren) op roodanige wyze zjil worden gehandeld, nis Wy, op het
rapport van den Secretaris van Staat of ander hoofd van admlnlstmtie, aan
I wien het adren ic dier zake zal gemaakt zyn, zullen ooiileelen te Iwhoorrn.

n Haniin ligt echter geen onvathanrverkloring voor verhaal." Zyn wy gm-d
f^t^. i^/jo , at: |ngi.|ic|,t, dan passen niettemin al de Iwirokken departementen de Iwpalingen
\'h,-\'iy9S\', cM*^ • «»ntrent de korting op de omciers-tniktementeu, analoglm:h

/ Wettelijke tvgoling ware zeer gowcnscht, da;ir thnnii niet zonder grond kan worden

Imweenl, dal het gehecio traktement in het faillisnement valt, juist omdat gwn
^J\' enkele wetsbepaling hot verha^ilder Mrhuldeischors binnen iM^paaldegrenzen la-pcrkt.

: ^ ^^ys^éi^c. -,

] i ■

/Ul

-ocr page 173-

143

de (burgerlijke) weduwen- en weezenpeiisioenen "; in art.
34 der wet van 18 Juli 1890
{Stbl. n® 109), tot regeling der
pensioenen van de mindere geëmployeerden enz , op daggeld

vo(»r

r/ !

werkzaam bij de inrichtingen van \'s Hijks Zee-en Landmacht, ^.
voor .. de pensioenen en de onderstanden voor kinderen « ^^ \' 1
krachtens deze wet verleend; eu- in art. 36 der wet van 18 Juni
1892
(Sthi. n" 144), tot regeling der pensioenen en onderstanden jrtr^^ j

van het personeel van den loodsdienst voor zeeschepen en aan |

de weduwen en kinderen van cïat pci*soncel, voor de pensioenen ^^ .
en de onderstanden der kinderenr Voor zooverre deze wetten l\'\' ^
korting toelaten, wordt gevolgd de procedure bij de wet van-^^\'*^^
1815 vastgesteld^ Voorts komen in
aanmerking het arrêté van
18 Nivôse an XI, »qui déclare les traitemens écclésiastiques in- r^Un-^i^trn^
saisissables dans leur totalité?" (hier te lande executoir ver- •

klaard bij decreet van 22 Juni 1810), over welks voortdurende ,

geldigheid echter verschillend wordt gedacht \'),on verschillende i

Koninkl. Bcsl. betreffende do pensionneering enz. van burpïr- j

lijke ambtenaren en tot de landmacht behooronde militairen ^ |

in dc overzeesche bezittingen 2) j

Voor het opnemen van art. 22 al. 1 in de b\'aillissemcntswet irm^
(waartoe op aandrang van den Uaad van State werd «ver-
gegaan) pleitte dezelfde reden als voor liet opnemen van art.
211". Immers onder de oude wet was ook van do aangehaalde
wetsbepalingen omtrent het verleenen van korting do toepas-
solijkheid in geval van faillis.sement betwist. Met name had de
llooge Uaad bij een arrest van 13 Jan. 1888 (\\V. n" 5506) de toe-
passelijkheid van de wot van 24 Jan. 1815
iStbl. n" 5) ontkend

Art 22 al. 1 stelt thans buiten twijfel, dat tniktementcn,
soldijen en pensioenen, waarop alleen voor een bepaald gedeelte
korting is toegestaan, ook alleen voor dat gedeelte binnen hot
bereik vallen van het faillissement; van het
overige blijft den
gefailleerde het vrije genot, üe curator zal ovoreenkonjstig do

tjd\'fr\' H\'^t/\'

-ocr page 174-

I)o Min. VBn Kol. ninakl, bckond, dat op 1 Jan. 1899
in Nal.-Indi? in xrwkine Uwl wn in Imlisch Htnata-
bHd 1838 no. 208 afpekondi^do ordonnantie, kwhtcnn
^M-lkc dnar tc lande «««.\'n kortingen meer zullen worden
wt
KhmuI ten e van particiili^ro whtildeischets op

uitlamlf k%ii jijmntet» wnnlende inktmx»ten van land«*,
dienaren c:i gone«n iandmlictuiiTn. «nd «lien vindfln*
de. d-U vcrxóoki\'n om korting, van crv Uleurcii buitvn
^VI.•Indi^ verblijf lio«\'\'cntle. die vrtor 16 Octolnr 1898
bij de lKvncif«<e autoriteiten r.ullen nyn invjekomen. ni
r|(» \\V»or 1 .Iftn. 1899 «\'wr dio fl»t"rit«\'i»en vcriconde
kortin-jen. no;{ Rttllcn ■w-onlcn afgoilMU cn ïiMllon af»
loojien on den tlnm* Ixviinnden vwu

-ocr page 175-

175

wet van 1815 de korting hebben u;in te vragen, terwijl kortingen
de faillietverklaring door afzonderlijke schuldeischers
^ •> einde nemen. Verbiedt de wet iedere korting,

^^^ blijft het geheele traktement, soldij of pensioen buiton
het faillissement; verbod van korting toch wil zeggen, dat de
schuldeischers in het geheel geen rechten kunnen doen gelden.

De ff bijzondere wetten en wettelijke verordeningen op dit
onderwerp vastgesteld«, waarvan hierboven een overzicht
werd gegeven, betreffen uitsluitend ri/\'/fstraktementon en
-pensioenen. Met betrekking tot de onder die wetten niet
vallende traktementen en pensioenen ten laste van provincies,
gemeenten en waterschappen is, naar aanleiding van art. 757
W.
v. B. Rv. de vraag gerezen , of zij al dan niet vatbaar zijn
voor beslag Hoe die vraag ook beantwoord moge worden,
de artikelen 21 en 22 der Faillissementswet laten in verband
mot art. 20 geen ruimte tot twijfel. Bedoelde traktementen en
pensioenen zijn in het faillissement begrepen, omdat ze noch
in art. 21, noch in art. 22 aan het faillissementsbeslag wordon
onttrokken Na de failliotvorklaring zal dus het traktement
of pensioen door den curator wordon geïnd -). Zelfs kan "
do vraag worden opgeworpen, of do curator niot bevoogd is
hot recht op hot traktement of op hot pensioen ten bato van
don boedel te verkoopen, indien hot tniktomont of pensioen
bij de wet onvervroemdbaar is verklaard, zooals uitdruk-
/ . y ./y ■ is geschied: voor do militaire pensioenen, gagomonton on

^^ ^^onderstanden bij do wot von 2« Mei 1849 {HM, n" 24), bij art.(17

dor wot van28Aug. 1851 (67R n« 127) on art. (JC) dor wot van dion
datum {Slhl n" 129); voor do btirgorlijko ponsioonon bij do roods
^ vermelde wotton van 9 Mei 184Ö(im n" 24), art. 41; 9 Mei
19,, ir^. 1890 {HlhL n» 78), art. 31; 17 Aug. 1878 [HihU n" 127), art.

^ \' 42 ju artt. 40 en 31 dor wot van 9 Mei 1890 (Snd. n"78);9

Mei 1890 (6V6/. n« 79), art..22; 18 Juli 1890 {Slhl. n" !09),
art. 33 on 18 Juni 1892
{StbL n" 144), art. 35y

/

traktomenton betreft, hooft do vraag woinig bohing;
^.-yéAvA\'yf\'t*^^^ (lü/^j toch maken, bij do onzokx;rhoid hoo lang hot rocht op

fnf^Ct. I) V. Homk«, t. II. |i, rtrl. i:*! ii®. 5; Th. Knuis, ii. w., bl l.\'^.vlg.[llb.

^ . ^AfA Wiimbolen \'->\'2 .M.-i I8!>.\'>, U\'. m». (K\'M\'i:!; llb. Maa-.lriclil H Nov. 18115, W. iui\'A).

\' ») V«ig. Iloogü Uaiil \'27 Stipt. IHU4, W. n». «\'ir»r.2.

-ocr page 176-

4

145

het geuot daarvuii zal voortduren, een zóó onzekere waarde
uit, dat ze feitelijk niet voor vervreemding vatbaar zijn, ook
al moet worden aangenomen. dat ze het niet reeds uit hun
aard zijn. P(jusioenen daarentegen bezitten een bepaalde,
immers berekenbare waarde, zoodat de vervreemding van het
recht op pensioen zeer wel mogelijk is. Zoolang nu een wet
hier niet tusschenbeide komt, zal men den curator de be-
voegdheid tot de vervreemding moeilijk kunnen ontzeggen,
al strookt dergelijke beschikkTng over het pensioen in geenen
deele met het doel, waarmede pensioenen worden verleend.

Mocht de pensioenverleening kunnen worden beschouwd als
de schenking eener jaarwedde tot onderhou\'1, dan zou de
autoriteit die het pensioen toekent, de inbeslagneming
kunnen uitsluiten en art. 21 T Fw. j" art. 750 3° W. v. B.
Uv. van toepassing zijn; het karakter van schenking zal do
ponsioenvorloening echter zelden hebben.

Ook gedurondo don loop van hot faillissement is do tot
traktement gerechtigde in betere conditie dan de pensioen-
trekkende; immers op traktementen is stellig art. 21 2" van
toepassing, terwijl dit wat do pensioenen betreft kan worden
betwijfeld. Valt het pensioen niot onder art. 21 2", dan zal
do gofailloerde het geheel moeten derven on alleen krachtons
art. 100 dor wet eene toelage tot levensonderhoud kunnen
ontvangen, evenwel niot langer dan tot den aanvang dor
vorofToning (art. 170).

Artikol 1 der moorgonoemdo wot van 24 Jan. 1815 verbiedt
in het algemeen het loggen van beslag »op golden, effecten,
papieren of g«)odoron, berustende
onder Onze secretarissen van
Staat of andere hoofden van administratien in hunne kwaliteit,
of op eenige buroaux of kantoren tot do algomoono \'s lands
administratie bohoorondo«, alsmede »»op golden of andore
objecten, borustondo onder provinciale, plaatselijke of andere
administratien, voor zooverre dio betrekking hebben tot zoo-
of riviorwatorkoorondo werken, do sluisworken daaronder be-
grepen Daar noch in art. 21, noch in art. 22 Kw. wordt
bepaald, dat dozo golden onz. buiten
hot faillissement blijven,
maken zo deel uit van don faillieten boedel en zullen zo aan
don curator moeten wordon uitgokoord of afgegeven. Dat hot
faillissomontsboilag wol rust op dozo voor individueel beslag

Moi.hitiiiiAArr, KmlliMcmmiiwit.

» i

Iii

10

-ocr page 177-

146

niet vatbare zaken, is volkomen rationeel. Immers bet door
de wet van 1815 uitgesproken verbod heeft, zooals de consi-
derans dier wet het uitdrukt, ten doel: «den onbelemmerden
loop dier administratiën te verzekeren«. Deze zou worden ver-
stoord, als particulieren telkens onder de administratie beslag
konden leggen, vooral om den daaraan verbonden nasleep van
procedures tot verklaring. Het is duidelijk, dat van het faillis-
sementsbeslag dit gevolg niet is te duchten; de verplichting tot
^tO-
ola/^ ^ ^ uitkeering of afgifte aan den curator laat den geregelden loop
u?<jr axJ-i^a^ administratiën ongehinderd. Het hier bedoelde verbod van
^^^^^jl^if^j^ beslag is dan ook van geheel anderen aard als én de ver-
\' bodsbepalingen, waarop art. 21 1° Fw. betrekking heeft, én
het geheele of gedeeltelijke verbod van korting op traktementen
of pensioenen, welke uitsluitend zijn vastgesteld in het

belang van den schuldenaar en strekken om dezen te behoeden
^^^ voor algeheele uitwinning en voor het verlies van al zijne
Qo^. verdiensten of inkomsten. Bovendien is buit«n faillissement niet
ieder verhaal op de in art. 1 der wet van 1815 genoemde
gelden enz. uitgesloten; uit art. 2 blijkt, dat daarop verhaal
^^^^ mogelijk blijft, al is het niet in den vorm van beslag \'). Een

reden te meer deze zaken in het faillissementsbeslag te begrijpen.
^jpoy Nevens de niet voor inbeslagneming vatbare goederen blijlt

^ f-iirr. ^ ( volgens art. 21 2® buiten het faillissement »hetgeen de ge-
\' failleerde gedurende het faillissement door persoonlijke werk-
zaamheid verkrijgt of een gedeelte daarvan, ter beoordeeling
^IfUul.^
Cm^^\'V^\' van den rechter-commissaris». Deze bepaling i, steunt op de
^J^, overweging, dat de billijkheid en het welbegrepen belang der
schuldeischers vorderen, dat men den schuldenaar de gelegen-
heid late in zijn eigen onderhoud te voorzien Legt men op al
zijno verdiensten de hand, allicht zal de failliet, — de onder-
vinding onder de oude wetgeving heeft het geleerd — afkeerig
om te werken uitsluit(Mid ten bate zijner schuldeischers, den
arbeid opgeven, in wolk geval zijn werkkracht geheel ver-
r-j t loren gaat. Het is waar, aan den gefailleerde kun eene uit-

•^j. tó^ keering voor levensonderhoud worden toegelegd, nuiar nooit

. ______

^ . \') Ij\'- t.

5) Meinoriu van Toolichting: Ik-linfanto I, hl. tvl; v. ii. Fki.ix I, hl IM«
>) Ucliiifttulc, t, tt. p. n». 3;
v. u. Kki-tz I, bl. n«. I.

-ocr page 178-

147

langer dan tot de vereffening een aanvang neemt. Vandaar
dat de bepaling van art. 21 2" voor liem een veel boogere
waarde heeft en hem een veel krachtiger prikkel geeft om
ijverig te arbeiden.

Onder hetgeen door persoonlijke werkzaamheid wordt ver-
kregen vallen alle inkomsten uit bezoldigde betrekkingen,
ambten en bedieningen, voor zooverre daarop art. 22 niet van
toepassing is. De bepaling van het bedrag, dat buiten het
faillissement zal blijven, is aan den rechter-commissaris zonder
hooger beroep overgelaten (art. 67), om den eenvoudigen aard
en het geheel feitelijk karakter dezer beschikking.

Een derde groep van zaken, die buiten het faillissement
blijven, wordt vermeld in de n«". 3—5 van art. 21. Leidende
j gedachte was bij het vaststellen dezer nummers, dat gelden

; > die eene beijaalde bestemming hebben, door hot faillissement

j r tmn die bestemming niet mogen worden onttrokken.

I ^ \' Op dion grond worden hier genoemd: 1°. De gelden, die aan
! den gefailleerde verstrekt worden ter voldoening aan een wet-

I telijken onderhoudsplicht Men denke aan gelden, die door ouders

{ aan kinderen en door kindoren aan ouders worden verstrekt

I ingevolge art. 376 vlg. B. W., of aan uitkeeringen welke door don

eonen echtgenoot, gedurende het geding of na het vonnis tot
echtscheiding of scheiding van tafel en bed, aan don anderen
worden gedaan, ingevolge de artt. 268, 280 vlg. en 301 B. W. en
820 W.
v. B. Rv. De bestemnung van deze gelden is te dieium tot\'
levensonderhoud van dengene, aan wien ze worden uitgekeerd.

2". Ken door den rechter-commissaris te bepalen bedrag
uit do opbrengst van het in artikel 366 van het Burgerlijk
Wetboek bedoelde vruchtgenot, tor bestrijding van de in
artikel 367 van «lat Wetboek vermelde lasten. Door art. 367
wonlt aan de opbrengst van het vruchtgenot, in het voor-
gaande artikel aan den vader of aan den langstlevende der
ouders t^oegekend , althans t^ui deele eene bepaalde bestemming
gegeven , immers voorgeschreven tot welke doeleinden de op-
l»rengst van dat vriichtgenot in de eerste plaats zal worden
besteed. Ook, wanneer hij of zij failliet verklaard is, moet
de vader of moeder zich van de
vervulling dier lasten kunnon
kwijten. Hoeveel daarvoor noodig is^ zal de
rechter-comnn\'s-
saris bepalen , t^gen wiens beslissing hooger beroep niet open-

-ocr page 179-

148

staat (art. 67). Overigens houde men in het oog, dat, zooals
de Regeering opmerkte in antwoord op het Verslag der Com-
missie van voorbereiding\'), «het vruchtgenot en het beheer
over het kinderen-goed in verschillende handen kunnen zijn *).
In geen geval kan de curator dat beheer, een familierecht,
uitoefenen. Degene, die het beheer heeft, zal dus al, wat de
goederen van den minderjarige meer opbrengen, dan het door
den rechter-commissaris bepaalde bedrag, aan den curator
moeten uitkeeren 3). Heeft de gefailleerde zelf, bijv. als vader,
het beheer over de goederen zijner kinderen nevens het
vruchtgenot, dan zal hij de vruchten ook gedurende het fail-
lissement, omdat bij hem het beheer blijft, innen en aan den
curator moeten afdragen, wat er na aftrek van het in art.
21, 4°. vermelde bedrag overblijft-».

3°. De uitkeering, die de gefailleerde, krachtens de bepa-
ling van artikel 373 van het Burgerlijk Wetboek, uit de
inkomsten zijner kinderen geniet. Ook deze uitkeering heeft
eene bepaalde bestemming. Zij wordt, volgens de eigen
woorden van art. 373 B. W., toegelegd »ten einde, gedurende
hunne (der kinderen) minderjarigheid, tot bevordering hunner
opvoeding te worden besteed».

§ 2. Invloed van liel /aillwsemenUheslag op de luindclintfsbe\'
voegdheid van den schuldenaar
(artt. 23 en 24).
. Hierboven bl. 42 v. word reeds uitoongezot, dat de rochts-
bovoegdhoid van don schuldenaar door hot faillissonïont niot
wordt aangetast on dat in beginsel ook zijne bevoegdheid
tot handelen onverlet blijft. Evenwel moet hij hot op zijne
goederen rustendo beslag eerbiedigen en mag hij geonorloi
handeling verrichten, waardoor op dit beslag inbreuk wordt
gemaakt. In zoovorro knn men spreken van oono botrokkolijko
handolingsonbovoogdheid. Tegenover don boedel is iedere
handeling niotig, waardoor hot beslag in zijne werking wordt
belommerd. »Men drukt dit alles uit«, aldus schreven wij op

•) Iksllnfanlc II, bl. 4«; v. d. Fki.tz I\'. bl. .IW.

») Verg. Diki\'IIUI», Sed. Ifui-g, liegt ^ «H. 5, bl. 184 v.

\') In ilu Memnri« vnn Toclichling tot hnt ontwerp de .SlnAtHcommiwHin wafiilil
uil het oog verloren. Zie Ikdinfnnte, bl. 0.%.

») Verg. flerechuhof Amntcnlani H Decemlwr 18110. Wfokbltul i-n» het tlecht
n».

-ocr page 180-

149

bl. 43 , II (loor te zeggen dat de schuldenaar de beschikking over
de in beslag genomen goederen verliest *, in verband waar-
mede hem ook het beheer over die goederen wordt ontnomen.

Artikel bepaalt dienovereenkomstig, dat de schuldenaar
door de faillietverklaring van rechtswege de beschikldng\'en
het beheer over zijn tot het faillissement behoorend ver-
mogen verliest en wel te rekenen Van den dag waarop de
faillietverklaring wordt uitgesproken, die dag daaronder
begrepen.

Onder de heerschappij van het derde boek van het Wetboek
van Koophandel werd vrij algemeen, met name ook door
den Hoogen Raad, aangenomen, dat de faillietverklaring
met betrekking tot hut verlies van beheer en beschikking
terugwerkende kracht had tot op den dag van de aangifte,
van het requisitoir of van het verzoek tot faillietverklaring \').
Met dit stelsel heeft de nieuwe wet ondubbelzinnig gebroken.
Eerst te rekenen van den dag, waarop de faillietverklaring
wordt uitgesproken, gaat het recht van beschikking en
beheer voor don schuldonaar verloren. Dit strookt geheel
met do aan do wot ton grondslag liggende opvatting, dat
hot faillissement een procossuoelo toestand is, waarin do
boodol eerst door \'s rechters uit.spraak wordt gebracht: oon
bosing, dat door hot vonnis van faillietverklaring, niot door
do aangifte dos scliuldonaars of hot verzoek oons schuld-
oischors wordt in hot loven geroepen.

f
h

f-

Bovondion wordon door do terugwerking do bolangon van
dordon ton zoorste benadeeld. Innnors do practischo botookonis
van dos sclmidonaars onbovoogdhoid om (»vor zijn vormogon
U) bos(!hikkon, bestaat in do werking daarvan t(»gonovor
d(>rdon, bestaat daarin, dat dordon aan handelingen, nu^t don
schuldonaar desondanks verricht, goon rochton togen don
boodol knnnon ontloonon. Do
torugW(irkondo kracht dor
failliotvorklaring kwam dus hierop noor, dat a posteriori nl
dio handelingen van hunno rechtskracht tegenover don boodol
W(»rdon boroofd, wolko in hot tijdsvorioop, waarov(^r zich do
torugworking uitstrokto, mot don schuhhnuuir door dordon
waron vorrioht, on dat onverschillig of dio dordon al dan

«) Zio IMInfnnte I, 1»! IV» n\'. 1; v. n. Kki.t* I, M. 3r»8 n«. I.

-ocr page 181-

150

niet bekend waren of konden zijn met de mogelijkheid eenor
toekomstige faillietverklaring. Het beginsel, dat wijzigingen
in bestaande rechtstoestanden tegenover derden niet kunnen
werken, dan van het oogenblik af, waaroj) zij bekend gemaakt
zijn, werd daardoor ten onrechte geheel op zijde gezet. Tn
art. 23 der wet wordt dit beginsel gehandhaafd.

Maar vordert dit beginsel niet, dat men nog verder ga dan dit
artikel, en het verlies eerst met de
uitspraak der faillietver-
klaring doe intreden , evenals art 888 eerste lid W. v. B. Rv. be-
paalde met betrekking tot het vonnis houdende verklaring
in staat van kennelijk onvermogen, door de woorden ifdadelijk
na de uitspraak - te bezigen? Practische overwegingen hebben
er toe geleid, van deze uiterste consequentie af te zien, en
doen besluiten alleen met den dag, niet ook met het oogen-
blik der uitspraak rekening te houden. Ware er andere
beslist, niet alleen zou dit oogenblik moeten worden vast-
gesteld, maar voor eene zuivere toepassing zou ook van
iedere op den dag der faillietverklaring verrichte handeling
het oogenblik, waarop zij werd verricht, moeten vaststaan.
Het eerste ware te bereiken, door de opteekening van uur
en minuut der uitspraak te bevelen het tweede zon daar-
entegen blijken haast, nimmer het geval te zijn 2). Rechts-
onzekerheid zou dus onvermijdelijk het resultaat wezen.

Ten einde alle misverstand te voorkomen zijn aan art. 23
de woorden t> die dag daaronder begrepen» op verzoek der
Commissie van voorbereiding toegevoegd.

Het verlies van beschikking en beheer heeft niet alleen
ton gevolge, dat de schuldenaar niet rechtstreeks over zijn
in beslag genomen vermogen kan beschikken, nuuir ook dat hij
dit niet middellijk kan doen, d. w. z. dat hij geen verbintenissen
kan aangaan, die een recht van verhaal op den boedel geven.
Artikel 21- drukt zoowel het een als het ander uit door te
bepalen, dat uit verbintenissen, door den schuldenaar njV de

te

») 8 100 «Ier Duilsch« Konkiirsordfiung Wpiuill, lïnl hol failli»«i»mpnl Ix^gint
met hel uur waarop hel vonniR wordt uitgesproken, al» dit daarin id aange-
geven, anders om twaalf uur den middag"« van den dag der uitspraak.

>) De Duitsche Konkur*ordnung neemt danrom haar tiwivlurhl tot een ver-
moeden, dat de handeling h verricht n^ de faillietverklaring, S al. I>e
werking ran S 100 wordt door dit vermoeden vrywel geneutmli<tiH<rd.

-ocr page 182-

151

faillietverklaring aangegaan, geene aanspraken tegen den
faillieten boedel ontstaan, dan voor zooverre deze ten ge-
volge daarvan is gebaat.

De redactie van het artikel doet tevens duidelijk uitkomen,
dat de schuldenaar rechts- en handelingsbevoegdheid behoudt,
en dat de door hem na de faillietverklaring verrichte hande-
lingen in geenen deele volstrekt nietig zijn, maar slechts be-
trekkelijk: tegenover den boedel Noch de failliet, noch zijne
wederpartij kan zich op de nietigheid beroepen, alleen de curator
heeft daartoe het recht, tenzij de boedel van de handeling
baat heeft getrokken. Bijv. de failliet verkoopt goederen tot
den boedel behoorende en draagt den koopprijs aan den curator
af; de curator, den koopprijs voor den boedel behoudende, zal
moeten leveren. Dat de boedel inderdaad het voordeel van de
handeling heeft genoten, moet door dengene, die den curator
deswege aanspreekt, worden bewezen. Over dezen bewijslast
kan hij zich niet beklagen; wie met een gefailleerde handelt,
weet dat hij handelt met iemand, die het beheer en de be-
schikking over zijn vermogen heeft verloren.

Kene nietigverklaring van door den gefailleerde verrichte
handelingen op vordering van den curator komt niet te pas,
daar zij geheel overbodig zou wezen. De betrekkelijke nietig-
heid brengt mede, dat aan de handeling tegenover den cumtor
geen enkel recht kan worden ontleend, dat op die handeling
tegenover hem geen beroep kan worden gedaan, en wat hem
zelf betreft, dat hij optreedt, alsof de handeling niet ware
verricht. Door art. 21. wordt dus duidelijk aangewezen, welken
invloed het faillissement heeft, op de rechten van hen, die
na de faillietverklaring met den schuldenaar betrekkingen
van vermogeusrechtelijkeu aard aanknoopeu.

§ 8. Invlord van hd fami*$emetii«hc»la^ op lU Immihavinij van
rccJiien tUmr tm icycn dtm gefailkerde
(artt. 25—34, 36).

Aan «lo regeling van dit onderwerp ligt eene tweeletlige
ondersclmiding der nuditsvorderingen ten grondslag en wol in:

1*. vorderingen, waarbij de boedel nid rechtstreeks is be-
trokken ;

2". vorderingen, waarbij de boedel ml reoht^streeks is be-
trokken.

10\'

tnrU. xy-

-ocr page 183-

152

Tot de eerste categorie behooren de vorderingen die familie-
rechten betreffen, en voorts alle andere welke niet, zooals art.
25 het uitdrukt, rechten en verplichtingen tot den faillieten
boedel behoorende ten onderwerp hebben, bijv. eene vordering
tegen den gefailleerde tot ontruiming van een huis, waarin
hij zonder titel verblijft (zie vonnissen van de Rb. te Am-
sterdam 15 Maart 1888, P.
v. J. 1888, n\\ 66, en van de Rb.
te Rotterdam 5 Mei 1893,
M. v. E. 1893, bl. 214-), en in het
algemeen vorderingen, voortspruitende uit handelingen nïl
de faillietverklaring door den schuldenaar verricht, uit han-
delingen dus dio den boedel niet aangaan, uit verbintenissen,
die volgens artikel 24 geen aanspraken tegen den faillieten
boedel doen ontstaan

Ovor deze categorie van vorderingen zwijgt de wet, om de
goede reden, dat ze met het faillissement niets te maken
hebben, daarvan geonerlei invloed kunnen ondervinden. Zij
worden, daar den gefailleerde de bevoegdheid, eischendo on
verwerende in rechte op te treden, nergens wordt ontzegd,
voortgezet of ingesteld door of tegen den schuldenaar op
dezelfde wijze als ware er geen faillissomont.

Niot onmogelijk is het ovenwei, dat toch do uitslag van
zoodanig geding van belang is voor den boedel; in dat geval
zal de cunitor overeenkomstig art. 285 W. v. B. Rv. zich in
hot geding kunnen voegen of tusschenkomon. Niot vaak zal
daartoe echter aanleiding bestaan. Als voorbeeld van oono
rechtsvordering, dio niet rechtstreeks hot tot hot faillissomont
bohoorondo vermogen botroft, maar bij don uitslag waarvan
toch do bolangon van don boedel zijn betrokken, noemt do
Memorie van
Toolichting 2) oono vordering tot ochtscheiding,
omdat deze vordering bij toewijzing leidt tot ontbinding dor
huwolijksgomoonftchap. Of dit voorbeeld wol goed gekozen
is. kan wordon betwijfeld, althans do Rb. to Haarlem boslisU}
7 Nov. 1893, ir. n". 6415, dat scheiding on dooling dor door
echtscheiding nii failliotvorklaring van don nuin ontbonden
huwülijk8gomoon8cha[) door do vrouw niot vótlr do vereffening

-ocr page 184-

m

van den faillieten boedel, mitsdien niet tegen den curator
kan worden gevorderd. Het behoeft geen betoog, dat, als dezo
beslissing juist is, de boedel bij den uitslag van een echt-
scheidingsproces niet het minste belang heeft.

Een beter voorbeeld levert het geding tot scheiding von
goederen, om de bepaling van artikel 241 al. 2 B. W Het
recht der schuldeischers van den man, voor wie in geval van
diens faillissement de curator optreedt, in dit geding
tusschenbeide te komen, wordt door artikel 243 B. W. uitdruk-
kelijk erkend.

De tweede categorie omvat de rechtsvorderingen, welke
rechten of verplichtingen tot den faillieten boedel behoorendo
ten onderwerp hebben (art. 25 al. 1). Art. 813 Wotb. v.
Kooph. bedoelde de vorderingen van dezo categorie met do
woorden: rechtsvorderingen, i» waarbij de belangen van don
boedel betrokken zijn«. Opzettelijk is dezo omschrijving niot
overgenomen, maar vervangen door de evengenoomdo, ttui
einde duidelijk to doou uitkomen, dat vorderingen welke andore
rochton on verplichtingen, bijv. uit het familierecht voort-
spruitende, ton onderworp hobbon, doch bij welker too- of
afwijzing indirect do behingen van don boodol geacht kunnen
wordon betrokken tozijn, van wolko vorderingen hiorbovon 8j)rako
was, onder dozo twoodo categorie niot zijn bogropon. Do woorden-
keus van art. 813 Hot hior ruimte tot twijfel, dio van art. 25
sluit do bodooldo vorderingen ondubbelzinnig uit.

Overigens is do vraag, of oono vordering rechten on
verplichtingen tot don faillioton boodol bohoorondo ton onder-
worp hooft, oono foitolijko vraag, dio in ieder voorkomond
goval door don rechter moot wordon beslist. Do Memorie
van Tooliciiting achtto do gobruikto woorden voor do beant-
woording dier vraag op zich zolvo duidelijk genoog\'). fn
hot Verslag dor iCorsto Kamer word daaromtrent ochtor twijfel
gooppord. irHot ligt ochtor, zoo word gezegd, niot altijd
voor do hand of do aanhangige rochtsvordoring indordnad in
dio catogorio valt-2), on do MinisUu- gaf in zijn antwoord

\') lU\'lhifanIo I, bl. «W; V. ti. Kki,t* I, bl. m.
«) IWii.frtiuo IV, bl. II; V. I». FKi.n l, bl.

-ocr page 185-

154

toe, dat dit ook wel eens onzeker kon zijn Maar terecht liet
hij daarop volgen, dat die onzekerheid, waar het eene feite-
lijke quaestie betreft, door geene enkele regeling is te voor-
komen of te ontgaan, en tevens dat door de gebezigde uitdruk-
king die onzekerheid tot een minimum is teruggebracht.
Inderdaad laat die uitdrukking aan duidelijkheid weinig te wen-
schen over; daarom mag verwacht worden, dat de toepassing
van art. 25 niet tot moeilijkheden aanleiding zal geven.

Omtrent de vorderingen dezer categorie bepaalt art. 25
eerste lid in het algemeen, dat zij zoowel tegen als door den
curator worden ingesteld. Indien zij, voegt het tweede lid
van het artikel daaraan toe, door of tegen den gefailleerde
ingesteld of voortgezet, eene veroordeeling van den gefailleerde
ten gevolge hebben, heeft die veroordeeling tegenover den
faillieten boedel geene rechtskracht.

Het eerste lid is een noodzakelijk gevolg van den overgang
van beheer en beschikking over den boedel uit handen van
den schuldenaar in die van don curator. Alleen de curator
kan op eene den boedel bindende wijze in rechte optreden.
Wie een vonnis wil verkrijgen, executabel tegen den boedel,
dient hem aan te spreken. Laat men dit na, spreekt men den
failliet aan, met het vonni.s, tegen dezen verkregen, zal men
tcg(!n den boedel niets kunnen beginnen; het heeft tegenover
den boedel geene rechtskracht.

Degene, tegen wien door den gefailleerde eene vordering,
tot deze categorie behoorende, mocht worden ingesteld , zal
zich bij wijze van exceptie op artikel 25 eerste lid kunnen
beroepen tot afwijzing van den rechtsstrijd Immers, hij behoeft
zich niet in te laten in een geding met ienuind, dio de be-
voegdheid hoeft verloren over de rechten, die het onderwerp
van den strijd uitmaken , to beschikken of l)cheor uit te oefenen.

Keno nadere uitwerking van de beginselen, in art. 25 neer-
gelegd , wordt in de volgende artikelen gegeven. Daarbij wc»rden
de hier bedoelde vorderingen onderverdeeld in:« vorderingen
tot betaling, in de ruime beteekenis daaraan in de artt. 1418
vlg. Burg. Wetb. gehecht, vorderingen dus tot voldoening of
vervulling eener verbintenis uit den boedel; /». vorderingen
van anderen tuird, daaronder begrepen vorderingen tot betaling
FMirüiiZl..
IV, bl. tl; v. ii. Fki.tt. I, bl. \'m

-ocr page 186-

jü----■ \'V.\',..„■ \'./•\'-—2-—. I, ; •„... 1«.\' j\' ,

155

aan den boedel. De eersten worden onderworpen aan bet verificatie
proces, voor de tweeden geldt de gewone manier van procedeeren.

Blijkens het Verslag der Commissie van voorbereiding vond
deze onderscheiding niet algemeen goedkeuring. Verdedigd
werd de meening, dat alle vorderingen
tegen den boedel aan
het verificatie-proces onderworpen behooren te worden, zonder
daarbij onderscheid te maken tusschen vorderingen tot vol-
doening uit den boedel en vorderingen van anderen aard, als
tot opvordering van eigendom, in \'t algemeen tot handhaving
van een zakelijk recht, tot reclame, tot ontbinding van een
overeenkomst, tot nietigverklaring van een testament, en derg.
Werd voor al deze vorderingen verificatie voorgeschreven, dan
meende men, dat eene duidelijke en eenvoudige regeling,
begrijpelijk ook voor den niet-jurist, zou worden verkregen,
eene regeling die met name het voordeel zou hebben, dat
vorderingen van tweeledige strekking, bijv. tot ontbinding
eener overeenkomst met schadevergoeding, niet zouden be-
hoeven te worden gesplitst, zooals art. 21)
der wet voorschrijft.

Tegen deze bedenkingen handhaafde do llegooring hot goed
rocht dor onderscheiding. Zij wees orop, dat dozo ook onder
do heerschappij van het Wetboek van Koophandel word go-
maakt, dat vorderingen tot revindicatie onz. nooit tor veri-
ficatie worden aangemeld , on dat ook in
goon enkele faillieton-
wot hot aaiigoprozon eenvoudige stolsel was aangenomen. Zij
achtte do onderscheiding onmisbaar on betoogde, dat hij dio,
bijv. op grt)nd van zijn eigendomsrecht, iets uit don boedel
opvordert, hij die ontbinding oener overeenkomst vraagt, niot
behandeld kan worden op donzolfdon voet als iemand die
betaling uit den boedel vraagt, dat hij niot, na vorificatio,
over oen akkoord kan modestomnion on niot mot oono uil-
kooring van porconten zich behoeft te vorgonoogon.

Bij tlo verdere behandeling van hot wetsontwerp werd op
do zaak niot meor toruggokomon, wat vanzelf or too leidde,
dat hot stolsel dor Rogeering word aanvaard.

Aan hot vorificatio-iirocos zijn mitsdien alleen onderworpen
do roclitsvordoringon, wolko voldoening oonor verbintenis uit
don boedel t«»n «looi hebben. Dozo kunnen, zotials
art. 2(5 hot
uitdrukt, godurcuido het failliHsemont, ook togen don gefail-
leerde, op geono andoro wijzo wordon ingosWid, dan door

-ocr page 187-

156

aanmelding ter verificatie. Wordt de curator rauwelijks gedag-
vaard, de vordering zal moeten worden afgewezen.

ffOok tegen den gefailleerde«. Deze woorden staan in ver-
band met art. 126, krachtens hetwelk de failliet partij is bij
de verificatie. Daar de schuldeischers door het verbindend
worden der slotuitdeelingslijst voor hunne vorderingen hunne
rechten van verhaal op de goederen van den schuldenaar
herkrijgen (art. 195), hebben zij groot belang bij vaststelling
vau hun vorderingsrecht tegenover hun schuldenaar. Een
eenvoudige weg om daartoe te geraken wordt door art. 126
geopend. De verificatie geldt als vaststelling van het wrdo-
ringsrecht ook tegenover den failliet, tenzij deze tegen de
toelating der vordering zich verzet, in welk geval de schuld-
eischer, indien hij toch vaststelling van zijn recht tegenover
den failliet verlangt, dezen op de gewone wijze in rechte zal
moeten roepen. Gedurende het faillissement is dus, ook tegen-
over den gefailleerde, aanmelding ter verificatie do weg, dien
ieder schuldeischer tot handhaving van zijn vorderingsrecht
hooft in te slaan.

Tot de rechtsvorderingen, die voldoening eoner vorbintouis
uit den boodol ton doel hebben, behoort iedere rechtsvorde-
ring tot nakoming eener verbintenis, onverschillig waarin do
beloofde praoslatio bestaat. Indien dezo niot is oono praostatio
in gold, wordt zij bij do verificatie in oene goldpniostatio
omgezet; volgens art. 138 geschiedt de vorificatio voor do
goschatto waarde in Nodorlandsch gold.

Overigens houdo mon in hot oog, dat art. 26 alloon doolt
op rechtsvorderingen tot voldoening tut don bocdol van vor-
bintonisson dos
tjafaillccrdenf niot ook op rochtsvordoringon
-tot voldoening uit don boodol van vorbintonisson door
don curator in zijno hoodanighoid aangegaan. Do vorplich-
tingon, uit
deze vorbintonisson voortspruitende, bobooron tot
diegenen, wolko do wot in do artt. 28 al. 3, 39 on
W bocdd-
schulden
noemt, d.w.z. schuldon, dio, door don cunitor in zijno
hoodanighoid van behoordor ovor don boodol gemaakt, als
hot ware eigen schulden zijn van don boodol, on daarom ook
op do gowono wijze op don boodol knnnon wordon verhaald \').

\') VVrg. MiMnori« viin Twliihting «»p (IWinrmtl»« I, bl. (i\'.l;

V. ü. l->:i.i7, l, bl lloedeUchutd, wHk winird ook iii ilu nrlikdeii

-ocr page 188-

Xr ?

Trouwens het geheele faillissement raakt alleen den boedel
als onderpand voor de op het oogeublik der faillietverklaring
bestaande verplichtingen des gefailleerden. Aan het verifi-
catie-proces als een deel van het faillissement kunnen dus
ook alleen onderworpen zijn vorderingen tot nakoming van
die verplichtingen.

Zijn de hier bedoelde vorderingen tijdens de faillietverklaring
aanhangig, dan wordt het geding geschorstom alleen
voortgezet te worden, indielT de verificatie der vordering
wordt betwist. Ook de aanhangige vorderingen >vorden dus
naar de verificatie verwezen. Artikel 29, dit bepalende, houdt
rekening met de mogelijkheid , dat de vordering tot voldoening
uit den boedel verbonden is met eene van andere strekking,
men denke aan eene actie tot ontbinding eener overeenkomst
met schadevergoeding. Immers het beveelt de schorsing van
het geding aljpen,
voor zooverre de aanhangige rechtsvor-
dering voldoening eener verbintenis uit don boedel ten doel
heeft. Voor zooverre «ulks niet het geval is, blijft artikel 28
van toepassing en kan er overeenkomstig dit artikel
worden voortgeprocodeerd. In het aangegeven voorbeeld zal
dus het geding, watde vordering totontbinding der overeenkomst
betreft, met inachtneming van art. 28 worden voortgezet, terwijl
het, wat den eisch tot schadevergoeding aangaat, wordt
geschorst, om eerst, mV betwisting van do verschuldigdheid of
van het bednvg der schadevergoeding ter
verificatie-verga-
dering, verder to worden gevoerd.

Op do verificatie-vergadering kunnen do ingediende vorde-
ringen betwist worden door den curator, door een of nieer
der schuldeisehors, of door den schuldenaar Voor de voort-
zetting vnn het geding maakt dit geen verschil. Altijd wordt
het geding voortgezet tegen dengene, die de bewisting doet.
Vandaar de bepaling van artikel 29, dat liij die de bewisting
d«»et, in de plaats van den gefailleenle piirtij wordt in het
geding. Daarbij is alleen gedacht aan het geval van betwisting

oh voorkomt, utuai togcnovor SkluiUI d.*« gofniUwrden, lioetiehehuhim
lyn dl.\' )uhnld.«n, wolko «vno .mmldd.\'liyko nanwurank op don ImhiIoI go\\on,
wolko, aU komondo li^n la»lo van don curnlor in «yno qualitoit, d.wr doion
onmiddoliyk uil don lim\'del
ummjIou wonion voldaan, »ondor dat .laj»rv.>.>r
vcrillcalio niK>dtg t»«».

157

Cyn-vv^O^y^)^^

Cc—

«-c/t^

-ocr page 189-

■»-.s

JU

^-Ty

A

V

c

X

-ocr page 190-

f-t^-ft.\'l^

y

-ocr page 191-

54

d>

-ocr page 192-

yr

0L0.

-ocr page 193-

^^^^^^^^

^^

-ocr page 194- -ocr page 195-

^^Co^ ^ ^^

^ „ , . y, UJCm.»^ . ,

^/t-^^fUUu -uut^^.^

rXiAxjUj^ ^ JUJC f UfKA^tc*/ -tAXt^MMM.*^^ *^^^^^*^^

^îÂ^» -^luLACc/tâ. Ji^ U/^iuAÀu» ^ .»W t«^

^tA Vau

JU»/ UU^^CAA^ vtf A4 iéi^p^ -peUft^f** fAVtsU^

ca^ trn^ fu* - ff-

-ocr page 196-

t\'*^ ri^J^^ irexilaJüi f ù^Éçut clo eCl ijeA^^AileA-Ai, -UViAitXutA.*^

................. ^ ^ ........

otu^ VtrultAx^t^ -^f/- u*\' j-^Kx ■6ejeA<jt.^i< <2ULu otu. /»pu. eOu^ eox^du^ -ecg/t^^^

^iAjUUjJ^n^aJU^ \'fCkt. VtrtAt-ui^e^ ^ ótJ^Cj^

a .

ßiw Où Où u\'düuAj^. ^^ óCl^ \'xn^atluL^ oi c^fue^^\'oojcjC thtX, iA^o^^aÏW-

I

IfO^eU

"trUjLö^^tUM/l

-ocr page 197-

A^ ee/tJL.

\'OutrtxO^

U/atjtLLA^ ef^Mjt,^ ^iu. mo^^/^

/irA- c^^Jrx^c^i^

7

-ocr page 198-

^éetc/ani,...................i90o

Dm.\'û). oan ßf/yei,
t^in^tnnytacA/ ifSSa.

7

/

7

/ /

^ /

-ocr page 199-

/ /\' . . \' f J

^^t^éf ^ HAU^i^y^ cy^, JU. irtAJf^\'fA^

l

^ , I

»ß^t^^b , ^j\'tV

^ k/TUt.

-ocr page 200-

158

door den curator of door een scliuldeisclier, omdat alleen daar-
voor eene uitdrukkelijke bepaling noodig kon worden geacht.

In verband met de onderwerping van de vorderingen,
gericht op voldoening uit den boedel, aan het verificatie-
proces, staat de bepaling van art. 3G: »/Indiening eener
vordering ter verificatie heeft stuiting der verjaring ten
gevolge ".

Terwijl de faillietverklaring in het algemeen niet verhin-
dert, de rechten, die men tegen den gefailleerde heeft, op de
gewone wijze te vervolgen en daardoor de verjaring te stuiten,
zijn de aan het verificatie-proces onderworpen vorderingen
aan eene bijzondere wijze van rechtsvervolging gebonden.
Deze neemt een aanvang met de indiening der vordering
bij den curator en het is dus in overeenstemming met artikel
2016 Burg. Wetb., aan die indiening het gevolg van stuiting
der verjaring te verbinden. Men boude daarbij in het oog,
dat de indiening der vordering niet behoeft te wachten op
eene oproeping door den curator, maar reeds op den dag
zei ven der faillietverklaring kan geschieden.

Met betrekking tot de rechtsgedingen over rechten of
van den faillieten boedel, welko niot het ver-
krijgen van voldoening uit den boedel beoogen, en dus niet
^ onderworpen zijn aan het verificatie-proces.^ had zich reeds

r^o^o^-Amr lang de dringende behoefte doen gevoelen aan eene wettelijke
. regeling van den invloed van hot faillissement op den h»op

^ 2 tijdens de faillietverklaring aanhangig geding. Het

^y ^ Wetboek van Koophandel zweeg over dit zoo aangelegen

punt, terwijl na vijftig jaren in de praktijk nog geen over-
eenstemming was verkregen.

De artikelen 27 en 28 regelen thans dit onderwerp. Daarbij
is\'uitgegaan van het beginsel, dat het faillissement de voort-
zetting van het geding niet belet, mitsdien de faillietver-
klaring op zich zelf schorsende kracht niet behoort te hebben.
Overigens wordt onderscheid gemaakt tusschen gf\'dingen,
waarin de failliet eischer is, en dier, waarin hij gedaagde is, en
wel omdat de laatste kunnen leiden tot eenu veroordeeling
van den failliet ten principale, de eersU; daarentegen nooit.
Volgens artikel 27 kan de gedaagde in een door den schulde-
naar ingesteld, tijdens de faillietverklaring aanhangig geding,

lA^dx-yo^f.

-ocr page 201-

■I\'.iss

/yi Oijt. t^U/f^U^ Uy Z(p eyU^

oÀiJhoÙl-

oc^

7

tX/X^

(JL

7

ûit\'

y

^ l^^-^r-cf (UU t. t-o«

r

r/"

Y

It A

,<<i

tl

T

\'te rt.

.4UL

-ocr page 202-

t ^Um^StuI aU OÙ-ruH ^r. ^

y

^

A- ■Z^y^

Cf^

■r-z

rcltt^ \'

1 t^^yf-

Tu. P^^

dufCctU^

7\'

——----»

/i »^(c* Ù .

li.

At i « -

y-tf^t-

-ocr page 203-

. .

-ocr page 204-

15f>

t/trvx^^^

schorsing daurviin vragen, ten einde de gelegenheid tc hebben,
binnen een door den rechter te bepalen termijn\'\'^ den curator
tot overneming van het geding op te roepen. Geeft de curator ^^
aan die oproeping gehoor, dan wordt het geding verder tus- o^-\'So^,

schen hem en den gedaagde voortgezet , en aan de zijde kx ^
van den curator voor rekening en risico van den boedel ge-
voord. Geeft de curator daarentegen aan de oproeping geen ^^^^ ^Otl^ tC^^

gevolg, dan heeft de gedaagde het recht ontslag van de
instantie te vragen^ uit overweging dat hij niet verplicht ontrx^.

behoort te worden, het geding voort te zetten met een gefail- trt*.,

leerden eischer, in het vrij zekere vooruitzicht, als hij het cxnrx.»^^

proces wint, de kosten niet op zijne tegenpartij te kunnen ^o^c^oUiM^.
verhalen Het kan echter wezen, dat voortzetting van het
geding juist in het belang is van den gedaagde. Bijv. als
de gedaagde in eersten aanleg het proces heeft verloren,
en hangende het hooger beroep het faillissement van den
eischer-geïntinieerdo wordt uitgesproken 2). Vroeg nu de
gedaagde-appellant, als de cumtor ongenegen is tot over-
neming van het proces, ontslag van de instantie, het voor
hem ongunstige vonnis van den lageren rechter zou blijven
bcstiuin, mitsdien zijne bevoegdheid, aan het proces een
einde te maken, juist tot zijn nadeel uitkomen. Vandaar dat
hij, indien hij daaraan de voorkeur geeft, het proces uïot
den gefailleerde kan voortzetten, ovenwol »buiten bezwaar
van den boedel", d. w. z. do kosten van het proces, wordt
de gefailleerde daarin veroordeeld, komen niet ten laste van

I) Ivnn iHmiii« lol l)uiUMigci)ing«ti>UiitK vtin itcn RcfAintHmlü koinl niet lu
)M<«. IKl cumtor noiMUt kmchlcn» ((ju rf>cht liet goiling over, Wiuinl«»or ilc fiulliol
er buiten |t«fttoM wordt.

\'f Terecht wiw» «Ie Uegeering erop, in nntwiHinl op eene opmerking der
ComniiMiu van voorbereiding, dat de rollen in hot proces detelfde biyven in
hiwger lioroep en in ea»»atio (llelinfanle U, bl. T
m; v. u. Fki.ti l, bl. 370). l>e
iwn»t« aanleg lH*piull voor hoi geheele pnH\'e*, wie eincher it en wie gedaagde.
IKm* opvatting blykl duideiyk uit het artikel. Het «lelt den gedaagde
tegenover den gefailleiinie, en vonicrt leven« dat •^de rechliivonlering door den
Hchuldenoar 1« inge»teld>.. In dil feit bnnigcn hel hooger Iteroep en de ca^Milie
geen verandering. Al i» dun de gefailleerde geiintinieenie in htwg«\'r l»eriwp
of verwwnler in cA»iwlie, aU do rochuvonloring d«M»r hem ï» ingesleld,
i» «»ok het artikel van tiK\'paniklng, n».iar dan kan ook onder den g»»ilaa4itde, de
. legenparlU «len gefaillecnle, nienuind ander» wonion vemlaan dan de

np|h«ll>inl of de aanlegger in ca*»aliü

-ocr page 205-

1()0

den boedel, hoewel het voor den gefailleerde gunstige vonnis
wèl ten voordeele komt van den boedel, krachtens den regel,
dat al wat de schuldenaar verwerft gedurende het faillisse-
ment, daarin valt.

Deze bepaling omtrent de proceskosten is niet onbillijk.
u De curator toch zal overneming van het proces weigeren,
omdat hem de eisch onhoudbaar voorkomt, althans, omdat
hij eene voortzetting van het proces niet in het belang van
den boedel acht en dien dus voor schade wil vrijwaren. Dit
doel zou geheel gemist worden, indien men don gedaagde, als
hij het proces wint, recht geeft, do proceskosten op don
boedel te verhalen "

Indien de gedaagde van zijne bevoegdheid, schorsing van
het geding te vragen, geen gebruik maakt, wordt dit
zondor
^IZ/y^r-: o^rJty pudcrbroking tusschen hem en don gefailleerde voortgezet.

Het gaat alsdan geheel buiten den boedel en den curator om.
Wint de gedaagde het proces, de veroordooling van don
gofailloordo in do proceskosten -) zal overeenkomstig do
bepaling van hot tweede lid vau artikol 25 tegenover don
faillieten boedel geen rechtskracht hebben; verliest hij daaron-
procos. do voroord"oHng, door don gofailloordo
^ ^ ^^^^^^togen hom verkregen, zal oono bato van don boodol uitnnikon.

Daar het belang van don boodol mode kan brengen, dat
do gofailloordo niot in hot geding blijft, on do beslissing
daarover niot aan dions tegenpartij mag wordon ovorgolaton,

Ik-linfiint»! II, hl. 57; v. ii. Kki.tz I, hl :W0. — In lu-l Vending ilcr Korste
Kiinu\'i- (IWinfiinlc IV, hl. H; v 11. F
ki.t?. I. hl. :WI v.) wcnli\'n ih? woonlen
vhniten htv.wtuir vnn ilen tiocdcl// ten nnmthtu in ilicn /.in opgcvttt, aUor hel
n.1 ilc V(H)rzctling van hel geding gewei.<\'n vonnin geen rechtukraclil tegenover
dl\'n iMhïdel zou bexitlen. Dajirhij werd uil het \')og verloren, dal de
luingeliaalde woorden enkel l>etrekking hehhen op ile
vm)rl:etthitj van hel ge-
ding, en d>it de weigering van den cumlor. hel geding over le nemen, in giH*n
goval len itadeele m.ig »irekken van «Ie tegenjwrly de-* gefailUn^len. Indien «lu«
de opvatiing van hel Vemlag niel ni\'dx op taalkundige gwinlen inm\'ül worden
gewraakt, zou /.y imh moeten worden verworp<M) al» in »tryd mei den gwil,
waarin de regeling der artt. \'27 en \'2H iü onlwor|»cn. Verg. .M\'. J. I). V
kkokn»,
de Wel oi» hel Faiüiitemml enz., hl KI.

\') Van «H-Mie vermird«««?lïng van den g-»raillc*ei«le in iel» niidem d.in de prine»-
kosien kan gani -»prake zijn, omdat de gefailleeiile cixthei in Hem kan de
eiï^h worden onl/eg«l of hy kan dauHn iiiel onUnnkulyk worden verklaard ; ten
|»rincip.ile \\eroordeeld kan hij dm»rentegen nooit worden.

f-T< rty

fx\'O^

-ocr page 206-

161

geeft nog het derde lid van artikel 27 ann den curator de
bevoegdheid, ook dan, wanneer hij niet is opgeroepen door
de tegenpartij van den gefailleerde, te allen tijde het proces
over te nemen en den gefailleerde buiten het geding te doen ^ c/^
stellend Het geding wordt dan door don curator voor rekening
van den boedel verder gevoerd In dit geval, alsook wanneer
do tegenpartij des gefailleerden verzuimt den curator dadelijk
na de faillietverklaring op tii- roepen, doch daartoe eerst
later overgaat, zullen do procossuoele handelingen, in hot
geding verricht gedurende het tijdsverloop van de failliet-
verklaring tot de verschijning van den curator, slechts dan
tegenover dozon geldon, indien hij zo erkent, wat met name
zal mogen wordon afgeleid uit hot feit, dat hij zondermeer,
d. w. z. zondor die handelingen to wraken, op do laatste
stukken van hot geding voortprocodeort.

Over do tijdons do faillietverklaring aanhangige /cycn den
schuldenaar ingostoldogedingon handelt artikol 28. Bedoeld zijn
hier vorderingen tot revindicatie, tot reclame, tot ontbinding
oener overeenkomst en dor^., immera vorderingen die niot ton
dool hebben do voldoening oonor verbintenis uit don boedel.
De oischor in het aanhangig geding van dozon aard is »bevoogd
schorsing to verzookoii, ten oindo, binnen een door don rechter
to bepalen termijn, den curator in hot geding to roepen«.
Verschijnt do curator, dan noomt dozo daardoor hot proces
ovor on is do gofailleerdo van rechtswege buiten hot geding,
dat nu van de zijde dos curators voor rekening on risico van
don boedel vordor wordt gevoerd. Is do curator van oordeel,
dat tegenspraak nutteloos is on do voortzetting van hot geding
dus niot in h(*t belang van don boedel, dan kan hij dezen
voor Kchatlo vrijwaren door, vorRchijnondo, dadelijk in don
oiscli too to stinnmon. De pn)co8koston van do trogonpartij
zijn in dit goval goon boodolschuld, d. w. z. do curator zal ze
niot als oen schuld van don boedel integraal hebben to betalen.
WM zijn dio kosten oen schuld van don gofailleerdo, waar-
voor do togonpartij als concurrent «chuldoischor in hot fail-
lissonïont kan opkomon door aaninolding ter vorilicatio.

VorHchijnt do curator nioi \'op do oproeping, hot geding zal,
na alloop van don schorHingHtormijn, door don oischor t^»gon
don gofuilloordo kunnoii wordon voortgezet. Kvonwol bohoort

r

jLt~l,JJÜL. .

-ocr page 207-

de onwilligheid van den curator oni te verschijnen, den eischer
niet te berooven van de mogelijkheid een tegen den boedel
executabel vonnis te verkrijgen; Vandaar de bepaling dat,
als het geding, wegens de niet-verscbijning van den curator,
tegen den gefailleerde wordt voortgezet, en de eischer tegen
dezen het proces wint, op het aldus tegen den gefailleerde
te verkrijgen vonnis de bepaling van het tweede lid van artikel
25 niet van toepassing is. Het vonnis, waarbij de cisch wordt
toegewezen. zal dus tegen den faillieten boedel rechtskracht
hebben.

Ook bij deze regeling mag niet worden voorbijgezien, dat
wie het proces begonnen is en dus in eersten aanleg eischer
is, gedurende al de phasen van het geding, dus ook in
hooger boroep of cassatie, eischer blijft; immers hij blijft st<>cds
degene die eene veroordeeling ten principale van de tegenpartij
tracht te verkrijgen, de tegenpartij steeds degene die zich
daartegen verweert, degene die een vrijspraak tracht tc
erlangen. Dat net woord
cischcr in dezen zin in artikel 28
wordt gebezigd, volgt duidelijk uit de voorwaarde, dat «do
rechtsvordering
U.gen den schuldenaar moet zijn ingesteld

— waarover alleen de dagvaarding in eersten aanleg kan beslissen

— in verband met de geheele redactie van het artikel, waarin
blijkbaar de eischer wordt beschouwd als de tegenpartij van
den gefailleerde.

Indien dus de schuldenaar, na het proces in eersten aanleg
verloren to hebben, in hooger boroep is gekomen on hangende
dc procedure in beroep faillietvorklaard wordt, zal do geïnti-
meerde de schorsing moeten verzoeken, ten einde den curator
op te roepen. Verschijnt de curator op de oproeping, dan zal
deze óf het geding voortzetten, óf wel, het appM ongegrond
achttjnde, in den tegen den gefailleerde gedanen eisch t-oe-
stemmen, mitsdien verklaren dat hij het appèl intrekt of dat
hij afstand doet van de instantie. Daarentegen gaat het proces
door. als de curator wegblijft. De toepassing van hut artikel
levert derhalve ook in dit geval geene bezwaren op.

Deze zijn,als eene vordering in reconventio is gedaan, even-
min te duchten. De artikehur 27 en 28 zijn dan beide van
t«»epassing De tegenpartij van den gefailleerde zal, zoowel in
conventie als in reconventio, schorsing van het geding vragen,

u

162

-ocr page 208-

163

ien einde den curator op te roepen, terwijl deze, verschijnende,
óf het proces zal voortzetten zoowel in conventie als in
reconventie, óf wel gebruik zal maken van zijne bevoegdheid,
de door den schuldenaar ingestelde rechtsvordering overeen-
ko!nstig artikel 27 al. 2 te abandonneeren of in de tegen den
schuldenaar ingestelde rechtsvordering overeenkomstig artikel
28 al 3 te berusten. De door den schuldenaar ingestelde rechts-
vordering wordt door den curator geabandonneerd, indien hij
verschijnende verklaart, alleen het proces betreffende de tegen
den schuldenaar ingestelde rechtsvordering over te nemen. Split-
sing van conventie en reconventie zal hiervan het gevolg wezen.

Ten slotte zij er nog op gewezen, dat de vordering niet in
den zin der wet
aanhnngig is, wanneer zij tijdens do failliet-
verklaring in eersten aanleg of hooger beroep is beslist on do
tormijn van hooger beroep of. cassatie nog loopt. Do alge-
 I

moono regel van artikel 25 is dan toepasselijk. Hot hooger
beroep of het beroep in cassatie zal zoowel tegen als door
don curator moeten wordon ingesteld.

Al word bij do behandeling dor wot herhaaldelijk orop go- > t

wozon, dat de artikelen 27 on 28 oen moeilijk onderworp
behandelen, uit hot gogovon ovor/.icht blijkt, dat hot gelukt
is oono eenvoudige oplossing to vindon, on dat do vrees, in ^

do Eerste Ivamor uitgesproken, dat do regeling niot vol- j l

doende zou zijn, imlordtuid niot wiw gewettigd. 1

Eene uitzondf^ring op do behandoldo regeling dor tijdons do f

failliotvorklaring aanhangige rochtsvordoringon wordt gemaakt j

d.mr artikol 30. Indien hot geding tijdons do failliotvorklaring
in staat van wijzen vorkoort, immers do stukken roods tot hot
govon van oono b<»slissing aan don rochtor zijn ovorgidogd \'),
zijn hot tweodo lid van artikol 25 on do artikolon 27 —29 niot
toopasHolijk. Hot goding wordt niid geschorst, maar vonnis
gowezon alsof or goon faillissomont waro. Do roden ligt voor
do hand. Zij is dozo, dat, als do stukken aan don rochtor zijn
ovorgoh»gd, hot procodooron van partijen feitelijk g(*daan is.
Opdo to govon boslissing kan door hen goon invloed moor wordon
g<M>ofond Daarom kon ook aan hot to wijzon vonnis rochts-
kracht tegon don bmulol wordon toogokond; hot motief

• \') Ili<l OjMMilmnr Mininlerii* wnnll m»h«><ir»l, imihil «lukki\'n luiu ilon rochtor
tyn morgeh^gil.

/V.

-ocr page 209-

164

toch, om die rechtskracht te ontzeggen aan vonnissen, tegen
den gefailleerde gewezen, is hierin gelegen, dat de failliet
beheer en beschikking over zijn boedel verliest en het proce-
deeren beschikken is over den boedel. Indien dan ook het
vonnis geen eindvonnis is en dientengevolge het procedeeren,
nä het vonnis, bij denzelfden rechter woidt hervat, is er
geen reden meer voor de uitzondering en worden de artikelen
27—29 weder toepasselijk. Eene bepaling in dien zin is naar
aanleiding eener opmerking in het Verslag der Commissie van
voorbereiding aan het artikel toegevoegd.

Als het proces, door of tegen den gefailleerde gevoerd,
tegen den curator wordt voortgezet, wordt het vervolgd op
de laatste gedingstukken. «Al wat vóór de faillietverklaring
verhandeld is tusschen partijen, bindt den curator. Tegen-
over hem kan niet als niet geschied beschouwd worden wat
door den gefailleerde werd verricht toen hij nog rechtsgeldig
over den boedel mocht beschikken. Alleen wanneer deze
handelde met het bewustzijn daardoor zijne schuldeischers
te benadeelen en indien de tegenpartij dit wist of weten kon
(men denke aan erkentenissen van schuld tegen beter weUui
in, aan afstand van exceptiën, zooals die van verjaring,
zondor oonig redelijk motief), bestaat er aanleiding don
curator het recht toe te kennen de nietigheid dier handelingen
in to roepen» 2).

Daarom bepaalt artikel 31 ^ dat, indien oon geding door
of togen den curator of, ton govolgo van verwijzing na be-
twisting dor veriHcatie, togen oon schuldoischor wordt voort-
gezet, door don curator of door dion schuldeischor (dio dan in
dezelfde positie verkeert als do curator) do nietigheid kan wordon
itigoroopon van handolingon, door don schuldonaar vóór zijno
failliotvorklaring in hot geding verricht, zoo bowozon wordt dat
dozo door dio handolingon do schuldoischors dosi)ow\\ist hooit
benadeeld on dat dit aan zijno tegenpartij bokond was.

liet bewijs kan voor don curat<)r of don sclmldoischor zoor

\') Wordt h(!l proccH voor iHsn hoogeren nH:hti»r voorlgriri\'l, dnn geldl li«l
hierlwvcn, bl. 1(VI, gezngdt». I)« artik«U\'n \'27-\'il» *ü» «••l »»«t liM»pas-
«olijk. I>nl do wetgever er iildiin over dacht, blykl uil de redactie van art. JMI
al. \'2 duidulyk.

») Ilelinfiintc I, hl. 71; o. Fri.tz I, bl. .\'190 v.

-ocr page 210-

165

moeilijk zijn. Toch liet het stelsel der wet, dat de failliet-
verklaring geen terugwerkende kracht heeft, eene andere ^ ^
oplossing niet toe. In dat stelsel, aldus de Minister in zijn cyr^^^
Antwoord aan de Commissie van voorbereiding, kan alleen •
beslissend zijn, „of de handelingen in het proces verricht ^ ^/C
werden door iemand, die daartoe bevoegd was; zoo ja, dan
behooren zij ook gehandhaafd te worden, zoolang het bewijs,
in art. 31 omschreven, niet is geleverd"

Eene afzonderlijke vordering tot nietigverklaring behoeft
niet to worden ingesteld; het artikel is
zóó geredigeerd, dat
op de nietigheid in het proces zelf bij incidenteele conclusie
een beroep kan wprden gedaan.

Groot verschil van meening bestond onder vigueur van het
Wetboek van Koophandel over de vraag, of de gefailleerde
in processen, die door of tegen den curator worden gevoerd,
oen beslissendeii of anderen gerechtelijken eed mag afleggen,
op vraagpunten worden gehoord of andere handelingen ver-
richten, waartoe een pei^soonlijk optreden in het geding
noodig is. De Memorie van Toelichting beantwoordt die
vragen ontkennend. »W^aar de curator optreedt, is de failliet
geen partij in het geding. Juist omdat hij ter zake van het
geschil, waarover het proces loopt, niet in rechte nuig optre-
den, is die taak aan don curator toevertrouwd. Aan iemand
nu, die
builen het geding staat, kan feitelijk in het geding
geen eed opgedragen worden; hij kan evenmin
in hot geding
op vraagpunten gehoord worden. .Maar bovendien mist de
failliet ook het recht om dergelijke handelingen als eedsafleg-
ging en verhoor op vraagpunten in het proces te verrichten,
omdat deze handelingen, evenals procedeeren in \'t algemeen,
daden zijn van beheer en beschikking over den boedel-

Toch scheen het weusehelijk eenige uit7,c)nderingen op dit
beginsel toe t^) laten. Artikel 32 bepaalt, dat in fle gedingen,
door of tegen den curator ingesteld of voortgezet, of in het
geval van art. 122 togen een schuldeischer gevoerd, de rechter
den gefailleerde de eeden kan opleggen, bedoeld bij artikel
1U77 van het Burgerlijk Wetboek, d.w.z. den aanvullenden

fvA

. i) lU\'IInriinl« II, bl. r.U; v. t». Fki.t* I, bl. :WI.
ï) IWInfmU« 1, bl. "2;
v. w. Fki.t?. I, bl. m

-ocr page 211-

166

of suppletoiren oed en den schattings- of aestimatoiren eed.

De gefailleerde wordt tot het afleggen van deze beide eeden
toegelaten, op grond dat beide door den rechter worden
opgelegd en alleen dan als er reeds van elders bewijs aan-
wezig is. Het gevaar van samenspanning tusschen den failliet
en diens tegenpartij, bij den beslissenden eed zoozeer te
duchten, is hier gering en ook van minder beteekenis, omdat
de rechter den eed niet behoeft op te leggen, en daartoe
stellig niet zal overgaan, als hij eenig vermoeden van samen-
spanning heeft.

Door deze uitdrukkelijke bepaling omtrent den aanvullenden
en den schattingseed komt nu tevens duidelijk uit, dat naar
de opvatting der wet de gefailleerde, tenzij het tegendeel
is bepaald, geen processueele handelingen kan verrichten
in gedingen, waarin de curator als zoodanig of, ten gevolge
van renvooi, een der schuldeischers is betrokken. Verwacht
mag dus worden, dat de gefailleerde niet meer tot het
afleggen van een beslissenden eed in dergelijke gedingen zul
worden toegelaten

Voor de verschijning van den gefailleerde tot het afleggen
der in art. 32 genoemde eeden zal de curator hebben zorg
te dragen. Weigert de gefailleerde, dan kan artikel 87
worden toegepast.

In hot Verslag der Commissie van voorbereiding werd nog
gevraagd, » wat geschieden zal, indien in een vóór de failliet-
verklaring aanhangig proces een decisoire eed aan den later
gefailleerde is opgedragen en door hem al of niet aangenomen,
oude zaak in staat van wijzen is-. De llegecring antwoordde,
dat dan zal geschieden, wat in alle gevallen geschiedt, waarin
Qe schuldenaar na de eedsoplegging in de onmogelijkheid komt
om den eed af te leggen, bijv. door overlijden. Daar wett<i-
lijke regeling ontbreekt, is het niet zonder belang na te gaan,

\') Zie voor «Ie juri!i|irudcnlie onder de oude wet: Ikdinfante I, hl. 72 n». 1:
v. n. Fki.tz I, hl. .\'MKi n». I; waarhy jt^n te voegen: Hof den Honch 10 Dee. IKSa
\\y. n». 4871: noch nan de cnmtorH in een genH-hleiyken hoodolafiitnnd, noch
«nn hem, die tot gezegden afstand in toegelaten, kan een lM«<tliiM*nde ee«l
worden opgedragen; en Hb. Am^terdam April IWH), /\' i».
J. IKtK) n». IN»: in
een geding tunscben een curator in een faillinseinent en wn denie knn nnn
den failliet een beslin<M»nde eed niet worden opgelegd.

-ocr page 212-

167

welke invloed door de jurisprudentie wordt toegekend aan
het overlijden van de partij aan wie de eed was opgelegd.

In de zaak, beslist bij arrest van het Hof te Amsterdam
van 18 Febr. 1887, P. v. J. 1887 n°. 28*, was de partij, aan
wie de beslissende eed werd opgelegd, reeds overleden, vóór
dat het vonnis tot eedsaflegging werd gewezen. Het Hof was van
oordeel, dat het niet-afleggen van den eed aan de erfgenamen
niet kon worden tegengeworpen, daar de dood van den ge-
daagde het bewijs, dat door den eischer moest worden geleverd,
feitelijk en wettelijk onmogelijk had gemaakt. De vordering
werd, als onbewezen, ontzegd. In gelijken geest luidt het
arrest van hetzelfde Hof van 16 Mrt. 1888, ir. n». 5.557. Ook
in deze zaak was aan den ged. na diens overlijden een beslis-
sende eed opgelegd. Het Hof noemt den dood een wettig
beletsel in den zin van art. 50 al. 2 W. v. B. Rv., en over-
weegt, dat het niet-afleggen van den eed in geen geval kan
leiden tot veroordeeling van do erfgenamen. Ook do Hoogo
Raad beschouwde bij arrest van 17 Apr. 1891 , IK. n®. 6028, vern.
Hof Arnhem 10 Sopt. 1890, ir n°. 5923, don dood door
zelfmoord, indien niet blijkt dat do zelfmoord is geploegd
met hot bepaalde oogmerk om hot afleggen van don eed to
ontgaan, als oen wettig beletsel in don zin van art. 50 Rv., zoodat
do eed niot geacht nnïg wordon geweigerd to zijn. Op don-
zelfden grond ontzegde do Rb. t^ Haarlem 3 Apr. 1891, 11\'.
n". 6178, oonc vordering dio bij alternatief eindvonnis was
toegewezen , voor hot goval oen Rupplotoiro ood door do t-ogen-
partij zotido zijn geweigerd, toon dozo partij vóór don dienenden
dag was overleden. Bij oen beschikking van 24 .Tuni 1893,
ir. n®. 6389, sprak do kantonrochtor van Oud-Boijorland als
zijne meoning uit, dat do oplegging van don ood in oen der-
gelijk goval (overlijden van do partij aan wie do ood is opgo- ^ ^ é
logd), beschouwd moot wordon als nooit to zijn geschied, \'^ ^^
zoodat do zaken torugkooren in don staat, alsof do oodsop-* ^
dracht niot had plaats gehad. Tot dozo conchisio komon

ovonoons Diki»iiuih, iVffi. Wtir;/. Utgl.^ dl. 8, bl. I90v., mxUn. éf^./v^

Fkitii, th (hcmnre eed, Prft. bl. 303 \'). Fn gelijken zin zal moeten ^ ^^^ ^^

wordon beslist in goval van failliotvorklaring na oplegging \' \'
___
__l/tL^ /Ir^t^, "/»

«) Verg. OuuKMAN, hf.i Ked. HV//». rriM Ihirg. Ilechttv.^ 4* ilr., «U. 1 hl. 05 v. xv/r-/^. ro

Uoi.MO«*Arr, ruUliwmrnUwfl. f. If ■

-ocr page 213-

1Ö8

van den eed, daar ook faillietverklaring de aflegging van den
eed onmogelijk maakt, althans wanneer de curator overeen-
komstig de wet in het geding is geroepen.

Aan den invloed van de faillietverklaring op de tenuitvoer-
legging van vonnissen zijn de artikelen 33 en 34 gewijd. Het
vonnis van faillietverklaring heeft ten gevolge, dat alle ge-
rechtelijke tenuitvoerlegging op eenig deel van het vermogen
van den schuldenaar, vóór het faillissement aangevangen,
dadelijk een einde neemt. Uitdrukkelijk is beslist in den zin,
dien de Hooge Raad bij arrest van 17 Mei 1878, W. n®. 4250, had
toegekend aan de woorden it wordt gestaakt* in art. 889 W.
V. B. Rv. Het executoriale beslag vervalt, wordt geabsorbeerd
door het algemeene faillissementsbeslag; na afloop van het
faillissement kan van herleving geen sprake meer zijn. Indien
het te pas komt, zal een nieuw beslag moeten worden gelegd.

Hetzelfde geldt natuurlijk van het conservatoir beslag, dat
nevens het faillissementsbeslag evenmin bestaanbaar is als het
executoriaal beslag. Trouwens, onder de in art. 33 gebruikte
woorden »/alle gerechtelijke tenuitvoerlegging* is het conser-
vatoir beslag begrepen, zooals terecht door den Hoogen Raad,
naar aanleiding der gelijkluidende woorden van art. 889 Rv.,
bij het aangehaalde arrost werd uitgemaakt

Executie tegen of op don persoon van don schuldonaar:
lijfsdwang, kan uil do faillietverklaring ovonmin plaatshebben.
Bevindt zich do schuldenaar reeds in do gijzeling, dan wordt
hij ontslagen, zoodra hot vonnis van failliotvorklaring in knicht
van gowijsdo is gegaan, behoudens toepassing van artikol 87.
Dozo bopalingon strookon gohool mot hot karakter van don
lijfsdwang als indirect middol van oxocutio. Do aanwending
daarvan komt niot moor to pas, als hotgehoolo vormogon in boslag
is gonomon, on do schuldonaar feitelijk on rechtens in do on-
mogelijkheid verkeert, to voldoen wat hij schuldig is.

Hot ontslag uit do gijzeling geschiedt niot onmiddellijk na
do failliotvorklaring, nmar oorst als dozo in knicht van go-
wijsdo is gegaan, uit overweging dat, in goval van vornioti-
ging dor failliotvorklaring in hoogor beroep of cassatio, hot

y ^ , ^ «) Van een pamlIwHlaR, goI«\'««l vóór ile faiUiolvorklaring van don hnnnlur, kan
. iloarna do vanwaanluvorklaring nifll inccr worden gevraagd. Andere Uh.

Haag 23 Dec. 18H7, W. nO. .WIO,-

ftk

V^rf cforv

/Itha)^ JiCpH, l\'*

^

i

Co- -

aft.

-ocr page 214-

IfiO .

recht van den schuldeischer op toepassing van den lijfsdwang
herleeft, en dadelijk ontslag den schuldenaar de gelegenheid
zou verschaffen, zich door de vlucht aan de hernieuwde toe-
passing van dit executiemiddel te onttrekken. Artikel 87
levert daartegen geen waarborg, omdat de rechtbank de
in-bewaring-stelling van den gefailleerde niet behoeft te bevelen
en het zeer de vraag zou zijn, of de rechter in het bestaan
van een vonnis, uitvoerbaar bij lijfsdwang ten behoeve van
een schuldeischer, een voldoende reden zou zien, om zoo-
danig bevel te geven.

Dc bepaling, dat alle gerechtelijke tenuitvoerlegging vervalt,
lijdt schijnbaar uitzondering, als vóór de faillietverklaring de
uitwinning van de roerende of onroerende goederen van den
schuldenaar zóó ver is gevorderd, dat de dag van den ver-
koop reeds is bepaald. In dat goval toch kan de curator, op
machtiging van den rechter-commissaris\'), den verkoop laten
voortgaan roor
rekening van den boedel (art. 31-). Het karakter
van don verkoop verandert dus; de gedwongen
verkoop wordt
een willige. De opbrengst komt niet aan den cxecuteerendon
schuldeischer uïaar aan den boedel. Art. 772 W. v K be-
paalde hetzelfde. Behoudens vereenvoudiging der redactie
en weglating van eenige overtollige woorden, is art. 31\' Kw.
daarmede gelijkluidend.

Ten slotte zij nog opgemerkt, dat art, 33. uit den aard der
zaak alleen betrekking heeft op do tenuitvoerlegging van vor-
deringen, die aan het verificatie-proces onderworpen zijn. Aan
eon revindicatoir beshig staat het geenszins in den weg
Trouwens dit beslag is geen tenuitvoerlegging
op eenig deel
van hei vermogen
van den schuldenaar. De eigenaar en de
reclamant gaan juist uit van de sttdling, dathetgocMl, hetwelk
zij opvorderen en waarop zij b«»slag le^en, geen deel van
het vermogen van den schuldenaar uitmaakt of behoort uit
to nmken.

T

§ Invloed van hrl failli$Kemenlnbr»lag op hreegijdige over-
eenkomnlen
(artt. 37—K)).

Uit haren aard (zie hierboven bl. 1(» v.) oefent dc failliet-

•) Vnn ilo W^i hikking vnn ili«n iwhlni -rnnimlssnriH valt g«h»n lio.ïgcr Innwp,
arl. «7 al. \'2.

-ocr page 215-

170

verklaring op bestaande wederkeerige overeenkomsten niet
den minsten invloed uit; de verplichtingen van den gefail-
leerde en van diens mede-contractant worden niet gewijzigd.
Dit levert geen moeilijkheden op, wanneer aan de overeenkomst
aan eene zijde geheel is voldaan; feitelijk is de positie van
partijen dan dezelfde als bij eene eenzijdige overeenkomst.
Heeft de gefailleerde aan zijne verplichtingen voldaan, de
curator zal de contra-praestatie te zijner tijd voor den boedel
ontvangen of opvorderen. Heeft de mede-contractant des ge-
failleerden zijnerzijds voldaan, hij zal, indien de praestatie
des gefailleerden in eene geldschuld bestaat, voor het bedrag
daarvan, indien zij een anderen inhoud heeft, overeenkomstig
art. 133 voor de geschatte waarde, als concurrent schuldeischer
opkomen \'), of wel ontbinding der overeenkomst vragen en
vervolgens voor schadevergoeding als concurrent schuldeischer
optreden 2).

De Faillissementswet geeft voor het hier besproken geval
evenmin voorschriften als het Wetboek van Koophandel. Het
scheen geheel onnoodig uitdrukkelijk uit te spreken, dat het
faillissement op zich zelf verkregen rechten noch aantast,
noch wijzigt, noch vernietigt, en dat dus contractueele rechts-
betrekkingen, bij gebreke van bijzondere wetsbepalingen,
ongewijzigd blijven voortbestaan. Onder de oude wet werd
daaraan in hot algemeen ook niot getwijfeld, hoewel hot vaak
uit het oog werd verloren, als het recht ter sprake kwam
van do wederpartij des gefailleerden om ontbinding te vragen
eener wederkeerigo overeenkomst op grond van wanpraestatie.
Moor dan eonnuial word beslist, dat tegen den curator eene
vordering tot ontbinding niet kan worden ingesteld, m. a. w.
dat. door het faillissement hot recht om ontbinding to vragen
verloren gaat. Aldus oordeelde over oono ontbindingsactie,
door den verkooper ingesteld, de Hb. to Heeren veen 18 Febr. 1880,
]V. n". 4t7(>, op grond van de gelijkheid der schuldeischers,

WBicar)!

\') llcl Hprcckt van 7cU dat dn knnpcr. din onn do knopovorconkninnt iderlil!«
pcn poMoonlijk recht ontleent, vcroonleoUng van don cumtor tot levering van
het gektKhte voorwerp niet kan vorderen. AhluK tenv-ht Hh. Oroningen O Juli
IKWJ, IK n». Anden» ImshIIhIo in een htrafwwk de Hh. to Uitsla Mrt.

18\'.HÏ, W. n». (\'«10.

») Verg. Memorio van Toelichting op nrt. \'M H. O.: Ilollnfanto I, hl. 75;
v.
ii. fei.tz I, hl. 400.

-ocr page 216-

171

wölke vordert dat de één niet boven den andere worde bevoor-
deeld en dat allen aan het verificatiej)roces zich onderworpen.

Do gelijkheid der schuldeischers (paritas creditoruui) is
ongetwijfeld een belangrijk beginsel van faillietenrecht; in
dozen wordt daarop echter te onpas een beroep gedaan.
Immers hot wil alleen zeggen , dat zij, die gelijke rechten
hebben, gelijk moeten worden behandeld, daarentegen in
geenen deele dat allen, onvorachillig welke hunne rechten
zijn, dezelfde behandeling "^udon moeten ondergaan. Zoo
zijn aan het verificatie-proces onderworpen allen, die vol-
doening uit den boedel, d. w. z. nakoming eener verbintenis
vorderen, maar ook alleen dezen. Degene, te wiens opzichte
keerigo overeenkomst niet is voldaan, heeft

/

aan oono wederkeerigo _________________ ... .........______

volgens art. 1303 B. VV. do keus om óf zijne wederpartij tot
nakoming to noodzaken, óf do ontbinding der overeenkomst /^un^, /^m,^,
to vragon. Hij hooft dus moer rocht dan zij dio onkel nakoming ^
kunnen oischon; to zijnor beschikking staat althans oen ander
rocht, dan dozon bezitten. Dit andoro rocht, hot rocht op
ontbinding, kan hij ook gedurende hot faillissomont doen
golden, zondor dat daardoor op do gelijkheid dor schuld-
oischors inbreuk wordt gemaakt. Terecht word dan ook hot
aangehaalde vonnis vorniotigd door hot Hof to Leeuwarden
bij arrest van G Doe. 1880, ir. n®. 4015, terwijl do togen
dit arrest gerichte voorziening in cassatie word verworpen
door don Hoogen Haad 10 Dec 1881, ir. n». 4721 «).

In hot behandelde geval was do failliet reeds vóór zijn
faillissomont in gobroko, bestond dus do wanpraostatio roods
vóór do failliotvorklaring. Voolal ochtijr zal do niot-nakoming
van do vorplichtingon do» gofailloordon oen govolg zijn juist
van hot failliKsomont, althans in tijdsordo op do failliot-
vorklaring volgon. Do vrang ia, of ook dan do ontbindings-
actio iloor do wederpartij van don gt^failloordo kan wordon inge-
steld. In vorHchillondo vonnisson van do Hb. to Amsterdam

"«) V«r«.Uh. Miw»lm lit Febr. 18(17, .U. t>.//. 1807 bl. I.M; 28 .M«i 1871, U\'.
11«. Iimni; llnf Atiiülcnliim 21 IW. 18t»l, W. n«. vorn. Ub.
AmnU-nlmii 2;i

Ocl. jwm, .»/.!..//.IWU bl :m7.- W. o. Waai.kkns, M» oiHH-den imUml vnn
het fnUUnnnuent o/i hel »tfc/il •»»» onlbhulhm vnn wederkeerüj\'t oiweenkomMlen
la vimlertin,
l\'rn. 1884; \\\\ II. llAANKnniNK, da aciie tol onihimthuj vnn da
nrtl,
i:i()2 en lUtKl tUinf. WetU. in veHnind mat het faillisfement^ IVn. 188.5.

») Hb. Aiu.tonUm 27 .Mrl. I88;i, II\'. n». 41»8i;; \'M Jtn.l 1887, /\'. c. J. IH87

-ocr page 217-

172

wordt ontkennend geantwoord, omdat na de faillietver-
klaring wanpraestatie niet meer mogelijk zou zijn, noch
aan de zijde van den schuldenaar noch aan de zijde van den
curator. Niet aan de zijde van den schuldenaar, omdat deze, in
staat van faillissement verkeerende, ingevolge wettelijk voor-
schrift niet meer bevoegd is zijne verplichtingen na te komen;
niet aan de zijde van den curator, daar ook hij , krachtens de
bepalingen op het faillissement, aan aanvragen tot (integrale)
betaling niet mag voldoen. Bij deze redeneering wordt ver-
geten, dat enkel het feit der niet-voldoening aan de uit de
wederkeerige overeenkomst voortvloeiende verplichting volgens
art. 1302 B. W. de ontbindende voorwaarde uitmaakt, dat dus
ook dit feit alléén voldoende is om het recht op de ontbinding
te doen geboren worden. Wat de redenen der niet-voldoening
zijn, doet niet ter zake, daar hiillissement van den schuldo-
naar in geen geval als overmacht kan worden beschouwd \').

De sommatie aan den gofailloordo eu aan don curator om
te voldoen on de daaraan verbonden ingebrekestelling dienon
onTcol om op authentieke wijze te constateeren, dat do door
den schuldenaar aangegane verplichtingen niot wordon nage-
komen Op dio niet-nakoming kan oen vordering tot ontbinding
togen den curator wordon gegrond, nu geene wetsbepaling
do artikelen 1303, 151G en 1553 Burg. Wotb. in goval van
faillissemont buiton werking stolt.

Uit do hier verdedigde opvatting, dat hot faillissomont van
den oonon contractant hot door art. 1303 B. W. toogokondo
rocht van keuzo voor don andoron niot opheft, hobbon het Hof
to Arnhem 10 Moi 1893, IK. n". G357, vorn. Kb. Arnhem 5 Jan.
1893, W. n". (»32G, on do Hoogo Raad 4 Jan. 1891., ir. n".
(>452, do consequentie getrokken, dat ook na afloop van hot
faillissomont door honiologatio van oon akkoord do vordering tot
ontbinding nog kan wordon
ingesteld 2); hot faillissomont on hot

n». 2.» Ocl 18\'Kl, M. r. //. IHUt hl. :$07.mi soorlgplyku urRiiincnliHiu
wonll (uuigclroirun in hel tirresl van hel Hof-in ilen Itnng 10 Apr. IKKO, U\'.
n«. r>:Mi2. Zie »xik Ilh. H«iUer«liini i:J Mei 18«.\'», U\'. n®. MIK).

Zie Hof AniHtenlttni, tuingeli. nrreiil vnn 21 I)ec. l8Ui. — Verg. nog itof
Leeuwnrilen 21 Mei 1890,
W. n». .\'»89(1, vern. Ilh. Assen \\Tt Apr. 1889, l. t. p.

S) In cie zonk, bcHliül hy hel Imven tuingehaalile vonnis van ile reililhnnk
le Ma.astriclil v:in28 Kehr. I8(»7, wa» «lo vorilering lol onlhiniling tegen «len

\'J-

-ocr page 218-

^ eL^fxJ^

T ^

173

akkoord mogen invloed hebben op de vordering tot nakoming of
betaling, die tot ontbinding blijft daardoor ongemoeid

Voor de wederpartij van den gefailleerde is het practisch
belang dezer opvatting hierin gelegen, dat zij met de ontbin-
dingsactie, volgens de jurisprudentie van den Hoogen Raad,

Ctj^ t/i^i/tx^

hSsSL (ß.^- ^

de door haar geleverde zaak*zelv(7weer onbezwaard en onbelast

kan terugkrijgen. Immers de Hooge Raad vat de ontbinding
niet aldus op, dat daardoor de partijen bij de overeenkomst
verplicht worden, terug te geven wat zij ontvangen hebben,
en ontheven van hunne verbintenissen, zoover zij daaraan nog ^

niet hebben voldaan, maar hecht daaraan veeleer dezen zin, jK\'S. n\'^Zl\'^t
dat do zaken van rechtswege weder terugkeereu in den toestand ^
waarin zij zich bevonden, vóórdat aan de ovei eenkomst eenig
gevolg werd gegeven. Wie geleverd heeft, treedt dus door do
ontbinding, die do rechter niet uitspreekt maar slechts declareert,
weer terug in den vollen en vrijen eigendom van do
geleverde zaak, ook tegenover derden. In dc aangehaalde
arresten van den Hoogen Raad van 16 Dec. 1881 on van het
Hof te Arnhem van 10 Mei 1893 wordt in dien gedachteugung ^^^^^ At^*^
den gefailleerde slechts een voorwaardelijk recht op
de hem geleverde zaak toegekend en de vordering tot ont- ^^
binding eeno actio genoemd, waarbij een bepaald voorwerp
als eigendom wordt opgevorderd, terwijl in het arrest van
den Hoogen Raa<l van i Jan. 1891 de eischer lot ontbinding
do bezitter van een voorwaardelijk zakelijk recht opeen in
den faillieten boedel begrepen onroerend goed wordt gehcetrcn.
Daartiit vlooit dan voort, dat voor do ontbindingsactio plaats
is, buiten do verificatie om.

Of do bedoelde voorstelling juist is, kan in het midden
worden gelaten, nu door de redactie van art. 26 der Faillis-
sementswet is uitgennmkt, dat de ontbindingsactie in geen
geval aan het verificatie-proces is onderworpen, innners alleen

ourntnr lnKO!.loltl en, nu homolopuie van liel nkkoonl, legen ilen Hchuïileiuuir
v«M)ilRe«el. — Hel nrreül van hel Hof ie Arnhem wonll IwslivtJen ïn WMd i\'.
Sol. nn noj. n". li\'iH, .huirenlegen venhnligil, ahhuir n".

•) Hel i« iluideiyk ilal hel n«chl, onlbimling Ie vmgen, verloixMi gnnt iloor
ile vonlering lol bemUng van «len kooppry» ter verincalie mn Ie bioilen. Door
nakoming to vorderen, en de aanmelding ter verilicntie van den koopprü» i»
niolt. andcn», wonll de keuio, door arl. i:UK» U. NV. bedrndd, ginlaan, loodat
hol röchl op hol niot gekowno, hier de ontbinding, vervalt.

-ocr page 219-

174

de vorderingen, die voldoening eener verbintenis nit den
boedel ten doel hebben, moeten ter verificatie worden aan-
gemeld , en, hoe verschillend men ook moge denken over aard
en strekking der ontbindingsactie, daarover zal men het wel
eens zijn , dat zij tot d i e categorie van vorderingen niet behoort.

Bij het vorenstaande werd verondersteld, dat aan de
wederkeerige overeenkomst ten tijde der faillietverklaring door
de wederpartij des gefailleerden ten volle was voldaan. Speciale
bepalingen zijn voor dit geval in de wet niet opgenomen. De
wederpartij des gefailleerden kan a priori weten, dat hij niet
op nakoming der verbintenis van de zijde des curators heeft
te rekenen. Hij weet dus waar hij aan toe is en kan daarnaar
zijne maatregelen nemen.

Wanneer daarentegen de wederkeerige overeenkomst ten
tijde van de faillietverklaring zoowel door den gefailleerde
als door den aan hem verbonden persoon nog in het geheel
niet of slechts gedeeltelijk is nagekomen, wordt de positie
van den mede-contractant door het faillissement een uiterst
moeilijke. Zeer zeker zal hij zijnerzijds niet behoeven te praes-
teeren, zoolang de curator zich niet bereid verklaart de ver-
plichtingen des gefailleerden ten volle to vervullen, zal men
nimmer kunnen beweren dat hij verplicht zoude zijn zijner-
zijds na to komen, om dan voor do contra-praestatie des
gefailleerden eene concurrente vordering tegen den boedel to
verkrijgen \'), maar desniettemin zal hij al het nadoel daarvan
ondervindon, dat hij niet a priori weet, wat do curator op
don dag der vervulling zal doon, of deze zal nakomen, dan
wel het in hot belang van den boedel achten, in gebreke te
blijven, en zich bloot to stellen aan eene ontbindings- of
schadevergoedings-actio, welko laatste do mode-contnictant
niet* anders dan als concurrent schuldoischor zal kunnen doen
gelden. Dio onzekerheid omtrent den definitioven uitslag, die
hem noodzaakt, op beide eventualiteiten, zoowel van nako-
ming als niot-nakoming, voorbereid te zijn, kan hem groote
schade toebrengen, vooral wannoor^^do overeenkomst in een
koop of verkoop op tormijn bestaat. Moet hij zich al dan

«) Ilirt Ilof iii den llnng «chynt dit aan te nemen in het arrcut van I» Apr.
188<», Jh>v, nangeh. — Juist iik MAtiKZ Oven», hl. Hl» y. ook |,ei vonnii» va»i
de Hh. in den Iliuig van iill Juni U\'. n«. 4!H;<\'>.

Am

-ocr page 220-

175

niet gereed houden tot leveren? Zal hem al dan niet door
den curator, die de zaken des gefailleerden heeft voortgezet,
geleverd worden? Moet hij in verband daarmede al dan niet
maatregelen nemen om van elders te betrekken, wat hij van
den failliet bedongen heeft? De billijkheid vordert den medecon-
tractant hetrecht toe te kennen, dat hem kenbaar gemaakt worde,
waaraan hij zich te houden heeft, als het faillissement van den
kooper of verkooper hem daaromtrent in onzekerheid brengt
Artikel 37 omschrijft en regelt dit recht.
De wederpartij des gefailleerden is bevoegd den curator
te sommeereu, haar binnen acht dagen to verklaren , ot hij de
overeenkomst gestand wil doen. Legt do curator binnen dien
tijd eene verklaring van dio strekking niet af, hetzij dan dat ^
bij zwijgt, hetzij dat hij verklaart niot to kunnen
nakomen, ^jJé^^Jo-W^rr-
dan wordt do overeenkomst door dit enkele tijdsverloop Juj^-ut^^^-^
van rechtswogo, d.w.z. zondor dat divarvoor oen uitspraak dos
rechters noodig is, ontbonden. Do ontbinding hooft ten gevolge, ^ s^-f^c^ft^ tn^
dat »de wederpartij voor schadovorgooding als concurrent ^^ ju^w^
schuldoischer kan optreden«.\'^ Eene terugkeer van do zaken

in don toestand als waro goon ovoroonkomst gesloten {restUtitio ^^ . . ____

in intcgnun of zoogon. rcsolutio cx tune) wordt door dozo
bepaling uitgesloten, ^iif^f^

Verklaart do curator zich tot do nakoming bereid dan
blijft dc ovoroonkomst standhouden. Opdat dozo weg niot
lichtvaardig wordo ingeslagen on ton oindo do wederpartij voor
Hcluulo to vrijwaren, is do curator verplicht bij dio verklaring
voor do richtige nakoming dor overeenkomst zekerheid to

Hi^i

A

Htollon. Do wederpartij moot, waar nakoming is t?ülit)zon,
rodolijkorwijzo ook op do nakoming kunnen rekenen; nu hij ^
staat tegenover oon failliotou boedel, kan alleen zokorhoid
hom dat vertrouwen govon.

/Ju

<) Zlo MiMii.m-i« vrtii TiwlichliiiK: IWIiiriuite I, bl. 7.\'» v.; v. i». Kki.t* I, bl. m
>) hl hol Ontworp dor 8t«inli»-Conniii)»Hio on in hol Ho«. Onlw. wonll go-
!.prukon v«in don </nio«lo>vonlr<tctanU. Togon dil wooni, dal o. a, in arl. 77 W.
». K. wonll golM«*lgd, wonI in hel Vei-»!, der C. v. V. Unlenking geniaakl,
wnanip hel in hol (low. Heg. Onlw. ig vervangen door «»wcdorparly*.

») niükonii arl. (W Iwoodo lid iM\'hoolldo eiimlor do niachllging van don rochter-
ooinminMiriii. Ook i» hy vorplichl hol «dvlo» in lo winnen dor connniMio uil do
Mihuldeitchcni, loo or oono i« (arU 7H lid).

-ocr page 221-

176

De beteekenis der geheele regeling is hierin gelegen, dat
zij aan de wederpartij het recht geeft, den curator te dwin-
gen tot het nemen vau eene beslissing, welke het voor haar
van groot belang kan zijn, spoedig te kennen. Yerplicht, van dit
recht gebruik te maken, is zij natuurlijk niet. Doet zij het niet,
dan zal het boven gezegde van toepassing zijn De overeen-
komst blijft dan bestaan, totdat daaraan uitvoering is gegeven
of, komt de curator de verplichtingen des gefailleerden niet
na, de ontbinding op vordering van de wederpartij is uitgesproken.

Het tweede lid van artikel .37 maakt eene uitzondering
voor overeenkomsten, welke den gefailleerde verplichten tot
eene uitsluitend door hem j)ersoonlijk te verrichten handeling.
Dc al- of niet-nakoming eener dergelijke overeeukomst hangt
zoo geheel af van den wil des gefailleerden, dat de curator
daarover geen beslissing kan nemen. De wederpartij zal den
loop der dingen moeten afwachten,om in geval van nict-nako-
ming voor schadevergoeding in het faillissement op to komen.

Naast hot algemeene voorschrift van artikol 37 geeft do
wot in do artt. 38—iO bijzondere voorschriften voor onkolo
speciale overeenkomsten. In do eerste plaats in artikol 38
voor overeenkomsten waarbij do levering van waron, dio tor
beurze op termijn worden verhandeld, togon oon vastgesteld
tijdstip of binnen oon bepaalden tormijn is bedongen, mits
dit tijdstip invalt of dio termijn verstrijkt nü do failliotvor-
klaring on do ovoroonkonist van woorszijdon in hot gohool
niot of slechts godooltolijk is nagekomen. Bedoeld zijn dus
op hot oogonblik dor failliotvorklaring nog niot afgowikkoldo
term ij nzakon, dio in haro oonvoudigsto gedaante bostaan in
ovoroonkomston van koop on verkoop op tijd of op lovoring,
d, w. z. tog(ïn don prijs van don «lag maar ondor boding van
lovoring on betaling op oon hiUjr tijdstip.

Door do failliotvorklaring wordon dozo ovoroonkomston
van rechtswege ontbonden, mot dion vorstando, dat do weder-
partij van don gofailloordo, indien hij door do ontbinding
schade lijdt, zondor moor voor vorgooding daarvan als
concurrent schuldoischor kan opkomon. Lijdt daaronttfgon
do boodol door do ontbinding schado, dan is do weder-
partij verplicht dozo to vorgoodon

In do Memorio van Toelichting wordt orop gowozon, dat

lu. /S-/S-
^c/ér.

•f

-ocr page 222-

177

deze regeling dringend noodzakelijk is in liet belang van
het handelsverkeer. »Bij afdoeningen op een vastgesteld tijd-
stip of vastgestelden termijn (Fixgeschäfte, futnres) van
waren, die eene geregelde markt hebben is het voor
kooper en verkooper beiden, — voor den boedel, althans
wanneer de zaken worden voortgezet, zoowel als voor den
mede-contractant, — van het grootste belang steeds a priori
te weten, of de overeenkomst gestand gedaan zal worden
of niet. Elke onzekerheid daaromtrent kan de speculatie
in gevaar brengen. Dikwijls is het gekochte vóór de
levering weer verkocht, dikwijls ook bij wanpraestatie niot
dadelijk van elders to betrekken; veelal ook maakt do
overeenkomst een schakel uit van eene geheele reeks op
elkander volgende en aaneensluitende transacties, zoodat wat
mot een dezer geschiedt allicht reageert op alle andore.
Daarom nmakt alleen zekerheid, voortdurende en ongestoorde
zekerheid omtrent hot lot dor overeenkomst, den termijn-
handel mogolijk. Die zekerheid nu kan niet anders verkregen
worden dan door bedoelde overeenkomsten door do failliet-
verklaring van een der contractanten ontbonden te vorklaren,
wat zonder het nn\'nste bezwaar kan geschieden omdat do
schade, door do ontbinding veroorzaakt, in elk geval op do
meest eenvoudige wijze door betaling van hot koersverschil
(indien de boedel de schadevergoeding verschuldigd is, als
concurrente schuld) geliquideerd kan worden«

Do bepaling stemt gohoel overeen mot hetgeen in den
tormijnhandel gebruikelijk is. In do reglementen voor den
handel in verschillende waren wordt ontbinding van de over-
eenkomst en verrekening vnn het prijsverschil uitdrukkelyk
voorgeschreven, niot alleen als een der contractanten in staat
van faillissement wordt verklaard, maar in het algemeen als
hij in omstandigheden verkeert, die het niet-nakomen zijner

\' In hel Hog. Onlw. w«nl in hel iirtikel |ioi»|ir«»Vi\'n van vwnivn i\\i« oon
itmrkl* of iKMirnpryn liohbon«», wolko uililriikkinK op imntlringon «lor (Viniinlwlo
van vo<irl>or(MiUitg in liol Oow. Hog. Onlw. in vorvangon iloor wwanMi, «lio lor
iHMir/o op lormyn wonion vorliamloliU, U
mi oimlo Wtor lo lUwn uilkonion, «lal
uiUlulloml do olgoniyk gofogdo lormyniakon wonlon lK»diH»ld. I>o wnilo nilinoro
nitdnikking had ook wol hol (M»g in hol bywndor op don
lorni\\inhandol, maar
.lM«p«\'rklQ do t»wpttii<M»iykhoid van hol arlikol daarloo nlol.

«) Momorio van Toolichting: lU\'Unlanio I, hl 77; v. n. Kki.t* 1, hl. 413.

13

Mot.iu»fl

K

K>llliM«Mriita«rct.

-ocr page 223-

178

verplichtingen doen verwachten. Bij wijze van voorbeeld volgt
hier art. 13 van het Reglement voor den handel in olie te
Amsterdam, zooals dit het laatst op 18 Sept. 1805 werd
vastgesteld. Het luidt: » Wanneer iemand, die olie op termijn
gekocht of verkocht heeft, buiten staat geraakt aan zijne
verbintenissen te voldoen , zijne betalingen staakt, gerechtelijk
of buitengerechtelijk uitstel van betaling vraagt of op eenige
andere wijze kennelijke blijken van onvermogen of insolventie
geeft, zal de bepaalde termijn van levering en ontvangst
dadelijk en van rechtswege komen te vervallen, zonder dat daar-
toe eenige voorafgaande sommatie of andere akte zal vereischt
worden. De in gebreke gebleven contractant wordt geacht
door het enkel feit zijner wanpraestatie te hebben toegestemd
in de definitieve verrekening van alle loopende koopen en
verkoopen volgens de prijsbepaling, welke door de Commissie,
in art. 15 bedoeld, na gedane aanvraag door belanghebbenden,
zal worden vastgesteld op den dag, waarop zijn onvermogen
of insolventie is gebleken, of zoo deze geen marktdag is,
alsdan op don ecrstvolgenden marktdag»

Eon gebiedend voorschrift, dat de schadevergoeding in elk
geval in het koers- of prijsverschil zal bestaan, alsmede om-
trent do wijze van berekening, achtte do Regeering noch
noodig noch wenschelijk. Zij meende, dat in elk concreet geval
dc beslissing over het een on het ander het best kan worden
overgelaten aan het verstandig overleg van belanghebbenden,
zoo noodig aan den rechter, en dat oen vaste regel altijd
gevaar loopt niet voldoende rekening te houden mot de einde-
loozo verscheidenheid der foiten, welke hij bestemd is te be-
heerschcn.

In do toepassing zal dit gemis van een bepaald voorschrift
geen moeilijkheden opleveren. Bij transacties in waren, dio op

T

h S<M}rtgclijku tH>|mliitgi>ii l»cvnltcn «rl. .\'i van hol Hcglcnu\'nl v«»oriloii liamlcl
iii tarwu up toriiiyn tu Aiii-tlcnlaiti, vantgvittutii Atig. it^; arl. 4 van hul
Kcgicincnt voor ilun handel in ruggo up termen te Ant»(erduni, vantgenteld
13 Dcc. 1^); art. IU van het Heglenient voor den handel in olietaad te Anuter-
dani, vaiitgeütcid in 1KK0; art.\'23 van hel Heglement voor den handel in ka(o<!n
to Ani!.!crdani van 10 Kebr. 1888.
Mimi rio ook art. 17 vnn hel Iteglomenl voor
den handel in kato4>n te Am»tordani, voor contmcten gercgitklreerd dm»r de Aninter-
danmche I-iquidatiekas, van \'2i Juni I8t»0, en art. 14 van het Ileglenienl der
AnuU\'rdnniHcho Liquidatieka», voor den terniynhandel in iHjpcr, van I Juli 181)2.

-ocr page 224-

179

termijn plegen te worden verhandeld, zal de geleden schade wel
nooit in iets anders bestaan dan in het verschil tusschen den
prijs van den dag, waarop do overeenkomst is gesloten, en
dien van den dag, waarop de faillietverklaring is uitgesproken.

Is bijv. den l\'^" Aug. tarwe op December-levering gekocht
en gaat de verkooper den lO""" September failliet, dan wijst
hot verschil tusschen den koopprijs en den prijs, die op don
lO1"*" September voor Decemberjevering van een gelijke hoe-
veelheid moet worden besteed, aan , voor wie der beide partijen,
don faillieten boedel of den kooper, de ontbinding nadeolig
is en hoeveel de schade beloopt. Door toch op den dag der
faillietverklaring dezelfde hoeveelheid opnieuw te koopen of
te verkoopen, kan zoowol do eene als de andere partij zich
in volkomen dezelfde positie brengen, als waarin zij vóór de
ontbinding verkeerde. Wat zij bij het nieuwe contract moer of
minder moot bestedon of kan bedingen , wijst nauwkeurig
on zuiver hot door do ontbinding geleden verlies of hot
daardoor verkregen voordeel aan \').

Om tot een juist resultaat to komon, houdo men slochtR in
het oog, dat do kooper bij do ontbinding
wint, als op den
dag dor ontbituling do prijs voor contracten van golijksoor-
tigon inhoud als hot ontbondono is gedaald, dat hij daarontegon
t\'rr/w«/, als op dien dag do prijs is gestegen. Voor don ver-
kooper gohit natuurlijk juist hot togondoel.

Op do afrekening, dio op do ontbinding naar don aango-
govon grondslag moot volgon, hooHi het feit, dat oon dor par-
tijen in staat van faillissomont vorkoort, dozen invloed, dat
do t^\'gonpartij van don gofailloordo hot prijsvorschil, indien
zij dit moot bijpjwson, integraal aan don boedel zal hobbon
to voldoen, terwijl dozo, indien hot vorschil door don
boedel moot worden voi^oed, slochts porconUni zal uitkooron.
In artikol 513 wordt dit uiWrukkolijk go/.ogd. Hot is oono
oonvondigo toepassing van don algomoonon rogol, dat hot
faillissonnuit do schuldonaron van don failliet niot ontheft van
hunne verplichting, hunno Hchuldon ton volle to voldoen,
al hooft hot ton govolgo dat do concurrente schuldoisoliorn
niet moor ontvangen dan in don boedel aanwezig is. Ton

JL

1  Verg. Kil. Jacoiihon, lennynhmuM in IVft.

-ocr page 225-

180

onrechte werd dan ook in het Verslag der Commissie van
voorbereiding in de voorgestelde regeling eene bevoorrechting
van den boedel gezien.

Dat alleen hier en niet ook in het voorgaande artikel wordt
bepaald, dat de wederpartij verplicht is den boedel de door de
ontbinding te lijden schade te vergoeden , is volkomen rationeel.

ffin het geval van artikel 37 heeft de curator de keuze om
de overeenkomst al of niet te handhaven, naar gelang het
een of het ander voor den boedel het voordeeligste is; tot
ontbinding zal hij dus alleen dan overgaan, wanneer de
boedel door de niet-nakoming der overeenkomst geen schade
lijdt. In het geval van artikel 38 daarentegen heeft de curator
geen keus; in het belang van den mede-contractant des
gefailleerden wordt hier de overeenkomst in elk geval krachtens
wetsvoorschrift ontbonden verklaard*

Door de toepassing van artikel 37 behoeft de boedel dus
nooit schade te lijden, terwijl van de werking van artikel 38
schado voor den boedel oon onvermijdelijk gevolg kan zijn.

In de tweede plaats is oono speciale regeling gemaakt voor
de huurovereenkomst, waarbij do gofailloordo huurder is
(art. 39). Onder de oude wet gaf oen loopend huurcontnict
stoeds tot do grootste moeilijkheden aanleiding. Eeno gevestigde
jurisprudentie of oono algemeen gevolgde praktijk bestond
niet, terwijl in do literatuur do meest uiteonloopondo nioeningon
Jl^ ^ ^^ worden voorgestaan. Ton einde hior orde on klaarheid to
^ schoppen, bepaalt art. 39 dat, als do gofailloordo huurder

o/i^Aa^zoowol do curator als do verhuurder do huur tusschontijds
lUv o^^ ^ \'yy^»^ kan doen oindigon. Door do failliotvorklaring wordt do huur
OLA^^j^^^^f* ^^^^ ontbonden, maar oj) verlangen van oon dor partijen

/n,\'A <^"tbindbaar of vorbrookbaar. Do portij dio van zijn rocht
gebruik wil makon moot do opzegging van do ovoroonkonist
doen togen oon tijdstip, waarop dorgolijko ovoreonkonisUui
naar plaatselijk gebruik plegen to oindigon, on bovondion don

«y ut/F ^^^^ op^r.egging overoongokomon of gobrnikoHjkon U*rmijn

^ O \' Mn acht nonion, mot dion vorstando ochtor, dat oon tormijn

ift f^. -----

<y \') .Memorie van TocUchlifig: Ik?liiifrtnle I, hl. 77; v. ii. Kki.T7. I, hl. 41.1 v.

*) I)o comtor he«»ri volgen« nrt OH tweeile lid de mnrlitiging vnn den nvhler-
rommiüiuiri«! mmdig, terwijl hij bovendien volgens nrt. 78 eemle Ud hel ndvle*
moet inwinnen vnti de commitnie uil da schutdeischor», ïoo or eeno i«.

-ocr page 226-

181

van drie raaanden in elk geval voldoende is. Oni een voorbeeld
te geven, ontleend aan het antwoord van den Minister aan
de Commissie van voorbereiding: naar plaatselijk gebruik
eindigen de jaarhnren op 1 Februari, 1 Mei, 1 Augustus en
1 November, terwijl in het huurcontract is bepaald, dat de
huur
één maand te voren moet worden opgezegd; in dat
geval zal de opzegging in gevolge art. 39 moeten geschieden
uiterlijk 31 December tegen \'^Februari, uiterlijk 31 Maart
tegen 1 Mei, enz. Was daarentegen in het contract bepaald
of brengt het gebruik mede, dat de termijn van opzegging
ten minste zes maanden is, dan zal kunnen worden volstaan
met een termijn van drie maanden en do opzegging dus
kunnen geschieden uiterlijk 31 October tegen 1 Februari,
uiterlijk 31 Januari tegen 1 Mei, enz.

In verband mot de opzegbaarheid van de huurovereen-
komst na de faillietverklaring wordt in artikel 39 verder
bepaald, dat do huurprijs van den dag der faillietverklaring af
boedelschuld is, d. w. z. door den curator integraal moet
worden voldaan als oen schuld ton laste van don boedel.

De geschetste regeling laat aan do belangen van beide
partijen recht wedervaren. Zij heeft voor den boedel het
voordeel, dat do huur niet langer behoeft to worden aange-
houden dan noodig is; voor don verhuurder, dat hij zich
zonder kosten en omslag van een insolventen huurder kan
ontslaan, terwijl hem bovendien do volle huurprijs wordt
gewaarborgd gedurende den tijd, dat de huur nog blijft
loopen, wat tegenover den boedel weer niet onbillijk is,
juist omdat de curator aan de huur een einde kan maken \').

Vaak wordt bedongen, dat do huurpenningen vooruitbe-
tanld zullen worden over een korUir of langer U^rmijn ; artikel
39 houdt ook daarmede rekening. In dat geval kan do huur
niot eerder worden opgezegd, dan tegen den dog, waarop de
termijn, waarvoor vooruitbetaling
heeft plaats gehad, eindigt.

-ocr page 227-

182

In de Eerste Kamer vond de regeling van dit onderwerp
veel tegenkanting, omdat men haar ongewenscht achtte bij
verpachting van bonwhoven voor langen termijn, bijv. 12
jaren, indien door den pachter solide borgen zijn gesteld.
Het zou dan meer in het belang van den verpachter wezen,
dat de pacht niettegenstaande het faillissement bleef voort-
duren en hij zich aan de borgen kon houden, dan dat de
pacht door den curator kan worden opgezegd, zooals de wet
bepaalt. Of bij deze beschouwing het belang van den verpachter
juist wordt beoordeeld, worde hier in het midden gelaten; de
vraag zij echter gesteld, of het een gezonden toestand mag
heeten en bevorderlijk voor de belangen van den landbouw, dat
een pachtcontract met een insolventen pachter jaren lang op
kosten van de borgen wordt in stand gehouden ? Artikel 30
geeft op die vraag niet ten onrechte een ontkennend antwoord.

Üe derde overeenkomst, waarvoor de wet eene bijzondere
regeling vaststelt, is de dienstbetrekking. Alle bezoldigde
personen, zegt art. 10, in dienst van den gefailleerde, kun-
nen hunne betrekking opzeggen on hun kan wederkeerig door
don curator hunno betrokking opgezegd worden \'), met in-
achtneming van de gebruikelijke of overeengekomen termijnen,
met dien verstande ochtor dat oen tormijn van zes weken in
elk geval voldoende zal zijn. Van don dag dor faillietverkla-
ring af is hot salaris boodolschuld.

Ook voor dit onderworp is, mot opheffing van allo rechts-
onzekerheid, oono billijke on practischo oplossing gezocht. Aan
hen, die van hunno dienstbetrekking moeten loven, wordt
door artikol 40 gedurondo zes weken hot voortbestaan dier
betrokking onder genot van hot volle loon gewaarborgd, tenzij
bij do overeenkomst was bepaald of andt^rs hot gebruik mede-
brengt, dat do opzegging mot inachtneming van o(ui kortoren
tormijn geldig kan geschieden. Op do in artikol 1(>30 B. W.
bedoelde dionstbotrokkingon blijft hot in dat artikol vorvatt4>
rocht van toepassing, zoolang noch door don cumtor, noch
door don dionst- ofwerkbodo gobfuik is gemaakt van hot hun
hier, in art. 40, toegokondo rocht van opzegging.

-ocr page 228-

183

De wet spreekt in het algemeen van alle »bezoldigde per-
sonen, in dienst van den gefailleerde"; tot dezen behoort
een ieder, die zijne arbeidskracht gedurende een bepaalden
tijd ter beschikking van den gefailleerde heeft gesteld, onver-
schillig welke Averkzaamheden hij als zoodanig heeft te ver-
richten of welke positie hij bekleedt, dus zoowel de directeur
eener naamlooze vennootschap als een dienstbode of fabrieks-
arbeider

Wat de boedel betreft is de beteekenis van art. «10 gelegen
in de mogelijkheid, die het artikel opent om tot eene behoor-
lijke afwikkeling der loopende verbintenissen uit dienstcon-
tracten te geraken, en in het algemeen in de rechtszekerheid,
die van de wettelijke regeling het gevolg is en waardoor
allicht zal worden voorkomen, dat de dienstbetrekkingen plot-
seling en op voor den boedel ongelegen tijd worden verbroken.

Men houde overigens in het oog, dat noch art. 30 noch
art. \'to dwingende voorschriften geeft. Partijen kunnen de
huur, de dienstbetrekking opzeggen, zij behoeven het niette
doen. Indien bijv. overeenkomstig art. 98 hot bedrijf van den
gefaillcerdo door don curator wordt voortgezet, zal er voor
hem alle aanleiding bestaan, van zijne bevoegdheid tot opzeg-
ging geen gebruik to maken, terwijl voor den verhuurder en
voor hen, die in dienst zijn bij den gefailleerde, allicht het-
zelfde zal gelden, als er kans bestaat op het tot stand komen
van een akkoord.

Bijzondere bepalingen omtrent den invloed van de failliet-
verklaring op loopende contracten worden, buiten de Kaillis-
sementswet, nog gevonden in de artt. 1083 1809 3® en
1850 al. 4 B. W., betrefTende maatschap, altijddurende rent^»
en lastgeving. Men zio hierboven bl. (»0 vlg.

§ 5. UiÜtrruiiuif van hrl faillinifciiiriihhrnlatj ovtr sakpv difi
aan den bnedd gijn onllrokkttt (artt. 42—51).

Hierboven bl. 39 werd erop gewezen, dat de instelling van
het faillissement geen ander doel heeft <lan de practische ver-
wezenlijking van het beginsel, neergelegd in art. 1177 B. W.,

12\'

-ocr page 229-

184

(lat alle goederen des schnldenaars voor zijne persoonlijko
verbintenissen aansprakelijk zijn.

»Daarnevens staat dit andere rechtsbeginsel dat een ieder
volkomen tot handelen bevoegd is, en dat eene uitdrukkelijke
wetsbepaling noodig is om iemand die bevoegdheid te ont-
zeggen of hem daarin in het een of ander ojïzicht te beperken.

ff Is bijgevolg een ieder, ook hij die schulden heeft, volkomen
bevoegd naar goeddunken over zijn vermogen te beschikken
en moet derhalve de toestand waarin de schuldenaar zijn ver-
mogen, krachtens dat beschikkingsrecht, heeft gebracht,
door zijne schuldeischers bij executie op de meest volstrekte
wijze geëerbiedigd worden, aan den anderen kant rust even-
zeer op eiken schuldenaar de plicht het onderpand zijner
schuldeischers niet willens en wetens te hunnen nadeele te
verminderen of weg te maken. Dit doende mag hij gezegd
worden te kwader trouw te handelen.

ff Vandaar dat reeds in het Romeinsche recht den schuld-
eischers rechtsmiddelen gegeven werden om tegen handelingen
van hun schuldenaar, met dien plicht in strijd, op te komen;
rechtsmiddelen ten doel hebbende het voor hen nadeeligo
effect dier handelingen weer op te heflfen. Als zoodanig vindt
men in hot Romeinsche recht het fraudatorium interdictum
en de actio Pauliana, welke laatste naam nog steeds gebruikt
wordt ter aanduiding van dc analoge rechtsmiddelen van hot
hedendaagscho rocht. Kunnen do schuldoischors in het alge-
meen oono aanspraak slechts doen golden op het voorhanden
vormogon van hunnon schuldonaar, do
wel \') stolt hon in
staat zich onder bo])aaldo omstandigheden nog bovondion to
verhalen op zaken, die roods uit dat vormogon gognan zijn,
dfjDr aan do handeling huns schuldenaars, waardoor dio
bevreemding bewerkstelligd word, to hunnon bato haro rochts-
kniclit to ontnomen« 2).
In do artikelen 42—51 wordt dit onderworp bohandold.
Aldaar wordt aangowozon in wolkon onu\'ang, binnon wolko
grenzen on onder wolko voorwaarden do schuldoischors, of

\') In «lo Mi\'tnorin vnn TooUchting stnnl Pmitiaim Nn er volgen« «Ie FnUH*»o-
montsvvi\'l g
<»cn »pmke m«\'<»r I* vnn cjmio vonlrrhuj lot nietigverkinring, {» liet
in\'ter zich niet Innger le im\'ilienen vnn een nnnin, «lie op eene vordering ilniili.
») Memorie vnn ToelichUng: IJelinfantfl I, hl. 71» v.; v. n,
Fki.tz I, bl. 4;W.

-ocr page 230-

/

7

i

-ocr page 231-

185

liever namens hen cle curator, de nietigheid van handelingen,
welke vóór de faillietverklaring door den schuldenaar zijn
verricht, kan inroepen, ten einde de goederen, die ten gevolge
dier handelingen in handen van derden zijn gekomen, als
nog behoorende tot den faillieten boedel, in do algemeene
vermogensexecutie te begrijpen. Aan het daarbij door den
wetgever gekozen stelsel liggen twee, hier nader te bespreken,
beginselen ten grondslag. _

In de eorste plaats het beginsel, dat alleen handelingen, welke
door den schuldenaar
onverplicht werden verricht, nietig zijn.

»Den schuldenaar kan er geen grief van gemaakt worden,
wanneer hij datgene doet, waartoe voor hem een
rechtsplicht
bestaat; men kan niot beweren dat hij opzettelijk hot onder-
pand zijnor schuldeischers wegmaakt, indien hij het gebruikt
juist om zijne schulden to kwijten.

ff Evenmin is er een redelijke rechtsgrond aan to wijzen,
om hem, die datgene ontving, waarop hij krachtons zijn
vorderingsrecht aanspraak had, tot teruggaaf daarvan te
noodzaken, liet is eene logische tegenstrijdigheid en tevens
eene gevaarlijke inconsequentie, indien do wet oener/.ijds aan
don schuldenaar den plicht oplegt om te v(»ldoen, en don
schuldeischer het recht geeft om zijn schuld in te vorderen,
cn tegelijkertijd anderzijds den mede-schuldeisehers do bevoegd-
heid verleent om de handeling, die dus strekte t^t kwijting
van oen wettelijken rechtsplicht en voldoening aan een wettelijk
vorderingsrecht, weOr ongedaan to makenw \').

Behoort derhalve de nietigheid nimmer eene handeling te
treden, waartoe de schuldenaar verplicht was, dit neemt
natuurlijk niot weg, dat die handeling indirect kan worden
getroffen door de nietigheid <ler vroegere handeling, waarbij
de schuldenaar die verplichting op zich nam, indien de voor-
wiuirden, voor de nietigheid dezer handeling gesteld, aanwezig
zijn. De handeling, waardoor de rechtsplicht gevestigd wordt,
kan alle elementen in zich vereenigen, die een beroep op de
nietigheid daarvan wettigen, in welk
geval do nietigheid even-
zeer zal aantiwtmi do laUïre voldoening aan dien rechtsplicht,
juist onulat deze niet« anders is dan uitvoering dier vroegere

-ocr page 232-

186

handeling ; die voldoening op zich zelf beschouwd kan daaren-
tegen nooit de voorwaarden voor een nietigheidsberoep in
zich vereenigen.

Ook de belangen van het verkeer verzetten zich tegen de
nietigheid van verplichte handelingen. De schuldeischer wordt
erdoor belemmerd in de handhaving zijner rechten, juist op
het oogenblik dat hij daaraan de meeste behoefte heeft, dan
nl. als hij een déconfiture van zijn schuldenaar vreest.

ffZij dwingt de schuldeischers, zoodra zij moeilijkheden bij
het betalen ondervinden, een faillissement te provoceeren,
uit vrees hetgeen zij door individueele executies zullen ver-
krijgen bij een later faillissement weer aan den curator tc
moeten afgeven. De zekerheid van het verkeer berust voor
een groot deel op de snelheid en zekerheid der individueele
executiemiddelen, en wordt bedreigd waar juist deze gekort-
wiekt worden. Crediet kan men niet verleenen, indien men
er niet op kan vertrouwen dat, wanneer de schuldenaar
betaalt, die betaling ook voor altijd onaantastbaar blijft, al
moge hij later, misschien zelfs kort daarna, in staat van
faillissement geraken» \').

Op den regel: geen nietigheid van verplichte handelingen,
kent de wet slechts twee uitzonderingen, in art. 47 aange-
wezen en hieronder nader te beschouwen.

In de tweede plaats berust het stelsel der wet op het
beginsel, dat absolute nietigheid, in den zin van onvoor-
waardelijke nietigheid, van nietigheid in elk geval, in deze
materie verwerpelijk is. De artikelen 773—777 Wetb. van
Kooph. verklaarden sommige handelingen van den schuldenaar
absoluut nietig. De Faillissementswet daarentegen kent, naast
handelingen die nietig zijn bij bewezen kwade trouw, slechts
enkele categorieën van handelingen, welke nietig zijn, t<»nzij
de goede trouw kan worden aangetoond.

>»De absolute nietigverklaring van een engeren of wijdoren
kring van handelingen, door don schuldenaar binnen korteren
of langeren tijd voor den aanvang\' van zijn faillissement ver-
richt, steunt op de zeker niot onjuisto overweging, dat de
vooravond van het faillissement gewoonlijk het tijdstip is.

-ocr page 233-

137

waarop door den minder nauwgezetten schuldenaar tal van
maatregelen worden getroffen, hetzij ter begunstiging van
den een of anderen schuldeischer, hetzij ter verduistering van
enkele vermogensdeelen, hetzij meteenig ander doel, die alle
dit effect gemeen hebben, dat daardoor het onderpand der
schuldeischers willens eu wetens aan den concursus wordt
onttrokken. Geen krachtiger middol voorzeker om deze te
beteugelen dan nietigverklaring. Men kan dan zeker zijn alle
handelingen te kwader trouw verricht te troffen. Do Code do
Couimerce bereikte hetzelfde doel door don schuldenaar reeds
mot het oogonblik van het staken zijuor betalingen behoor on
beschikking ovor zijn vermogen te ontnemen, door do aan
hot vonnis van failliotvorklaring voorafgaande »faillit« do fait-,
liet spreekt echter van zolf dat mon zoodoende met allo han-
delingen, te kwader trouw verricht, tevens al diegenen treft,
wolko to goeder trouw verricht zijn, zolfs al blijkt do goodo
trouw overtuigend. Do onbillijkheid van dit systeem, de tal-
rijke practischo mooilijkhodon, waartoe hot aanleiding gaf,
leidden er toe in allo niouwero wotton do nietigheid to boporkon
tot zokoro mot name genoemde handolingon, wolko door
hunnon inhoud in verband mot hot korte tijdsverloop, dat
hon scheidt van hot faillissomont, oon verdacht karakter
bezitten, on dus moor speciaal oon prosumptio van kwado
trouw wettigen (artikelen 773 on 774 Wotbook van Ivoophandol).

»Wannoor mon or ochtor van dtiordrongon is, dat do wet-
gever niot alloon goroopon is do kwado trouw to woron on
krachtig to bestrijden, maar dat hot ovonzoor zijno taak is do
goodo trouw to boschormon, on dat daarom olko prosumptio,
ook dio van do kwado trouw, voor hot bewijs van hot togon-
dool moot wijkon, dan kan or van oono absolute niotighoid
ook voor do inoost verdachte govallon goon sprako moor zijn " \').

Vandaar dat do wot zich orUio bopaalt, voor vordachto
handolingon oono prosumptio van kwado trouw op tostollon,
in olk goval wykondo voor het bowijs van goodo trouw, zoo-
dat mon zoudo knnnon sprokon van oono omkooring van don
bowijslaMt.

Aan hot vorkoor hoofL do woigovor, door doabsoluto iiiotig-

-ocr page 234-

188

heid los te laten, een grooten dienst bewezen. Tal van om-
standigheden laten zich denken, waaronder eene betaling van
eene niet-opeischbare schuld (nietig volgens artikel 778 Wetb.
van Kooph.) of het geven van niet bij de overeenkomst be-
dongen zekerheid (nietig volgens artikel 774 Wetb. van Kooph.)
volkomen te goeder trouw kan geschieden. Bij voorbeeld:
de schuldenaar bedingt zich van zijnen schuldeischer tegenover
de betaling of zekerheidstelling bijzondere voordeden, als
verlenging van een geopend crediet, de zekerheid van nieuwe
bestellingen, enz. Of wel: do schuldenaar heeft beschikking
noodig overgegeven onderpand, en ruilt dit nu met toestem-
ming van zijnen schuldeischer tegen ander onderpand, wat bij
beleening van effecten voortdurend voorkomt en waarbij in
den regel elk denkbeeld aan kwade trouw is uitgesloten. Deze
voorbeelden zouden mot tal van andere te vermeerderen zijn.

In al deze gevallen, waarin het Wetb. van Kooph/iiietighoid
uitsprak, zal de gedaagde volgens artikel 43 zijno goede trouw
kunnen bewijzen, wat hem in den regel niet moeilijk zal
vallen \').

Met inachtneming van de beide uiteengezette beginsels is het
leerstuk der nietigheid in de artikels 42—51 nader uitgewerkt.

Artikel 42 geeft don regel,-aldus geformuleerd: ten behoevo
van den boedel kan do nietigheid worden ingeroepen van alle vóór
de faillietverklaring door don schuldenaar onverplicht verrichte
handelingen, hoe ook genaamd, waardoor do schuldeischers
benadeeld zijn, mits bewezen worde, dat bij het verrichttui
der handeling zoowel do schuldenaar als degene mot wion of
to wiens behoeve hij handelde, do wetenschap bezat, dat
daarvan benadeeling der schuldeischers het gevolg zoude zijn.

•Voor do toepassing van hot artikel is noodig:

1°. dat de schuldenaar eone handeling verricht hebbe.
Waarin dio handeling bestaat, is onverschillig. Zij kan wezen
eeno eenzijdige handeling, maar ovengoed eeno tweezijdige; zij
kan strekken zoowel tot vermindering als tot niot-venneerdering
van het vermogen; men denke bij voorbeeld aan liet vorwerpen
van een erfenis. Maar er moet altijd eeno handeling wezen.
Niet-handelen, een verzuim (het Voorloopig Verslag Bt4dde
tó geval, dat do langstlevende dor echtgenooten verzuimt
\') Verg. Memorie van Toelichting: Belinfanlo, t a p.; v. u, Fki.tx I, hl. 4iJ8.

-ocr page 235-

189

overeenkomstig art. 370 B. W. een inventaris te doen opmaken),
valt niet onder liet artikel.

2°. Dat die handeling verricht zij on verpl icht, d. w. z.
zonder dat de schuldenaar een verplichting tot het verrichten
der handeling op zich had genomen. Het beginsel, dat in dit
vereischtc zijn uitdrukking vindt^ is reeds hierboven besproken.

3\'. Dat de schuldeischers door die handeling benadeeld
z ij n. Of bcnadeeling werkelijk hooft plaats gehad, is eene
feitelijke quaestie. Onderzocht moet worden, of de schuld-
eischers door de handeling in eene ongunstiger positie zijn
gebracht. Daarbij houde men rekening met de omstandigheid,
dat de curator den geheelen boedel onder zich heeft. Het is
dus mogelijk den toestand, waarin de boedel feitelijk zich
bevindt, te vergelijken met den toestand, waarin hij zou hebben
verkeerd, indien de handeling achterwege ware gebleven.

Blijkt nu, dat hot acticf kleiner is, dan het anders zou geweest
zijn, dan is daardoor aangetoond, dat de handeling het onder-
pand van de schuldeischers heeft verminderd, mitsdien dezen
heeft benadeeld. Blijkt daarentegen, dat het actief er niet
minder om is, dan is er geen benadeeling, maar ook geen
enkele reden, de handeling ten behoeve der schuldeischers
van haar rechtsgevolg te berooven. Kvenwel houde men in
het oog, dat in het zeldzame geval, dat het actief meer dan
100 ^/o der schulden mocht bedragen, zoodat deze ten volle
kunnen worden voldaan, natuurlijk van benadeeling nimmer
sprake kan zijn, ook al is het actief door de handeling ver-
minderd. Do vermindering van het actief is alleen dan eene
benadeeling voor do schuldeischers, als het actief d«u)r de
vermindt\'ring onvohhuuule of in grotjtere mat^» onvoldoende is
geworden U) hunner bevrediging. Zooeven werd dit, als het
bij faillissement nagenoeg steeds voorkomende geval, voor-
ondersteld.

•V\'. Dat do schul don aar bij het verrichten der handeling
»1 e w e t e n s c h a p b e z a t, d a t b o n a d e e 1 i n g d e r s c lm 1 d-
eischors daarvan het gevolg zou zijn.

Art. 777 Wetb. van Kooph. vorderde: »dat de handeling
/iT hcdru"ielijkc, verkortiiuj van de regten der schuldeischers
heeft plaats gehad.« Over do beteekenis dier woorden bestond
verschil van meening. Door do moeste schrijvers en in tal van

-ocr page 236-

190

rechterlijke uitspraken werden ze in dien zin uitgelegd, dat de
schuldenaar gehandeld moet hebben met de wetenschap, dat zijne
handeling tot benadeeling zijner schuldeischers moest leiden,
In de Memorie van Toelichting wordt ten bewijze daarvan
eene reeks van beslissingen aangehaald. Sedert is die juris-
prudentie vermeerderd met een belangrijk arrest van den
Hoogen Raad van 24 Jan. 1896,
W. n». 6768, waarbij het
tegen een arrest van het Hof te Arnhem van 26 Jan. 1895,
W. n°. 6613, ingestelde beroep in cassatie werd verworpen.

Het Hof had aangenomen, » dat volgens de juiste en dan
ook vrij algemeene opvatting der woorden
ter hedricgcUjka
verkorting
in het aangehaalde artikel (art. 777 W. v. K.), aan
die uitdrukking geene andere beteekenis kan worden toege-
kend dan deze: dat zoowel de schuldenaar als
dengene met wien hij handelde, bij het verrichten
der handeling de wetenschaj) bezaten, dat daar-
van benadeeling der schuldeischers het gevolg
zou zijn, welk punt in ieder concreet geval naar de om-
standigheden, waaronder de handeling werd aangegaan,
moet worden beslist«. Aan deze uitlegging hechtte de Hooge
Raad zijn zegel, overwegende: »»dat het Hof .. .dit vereischte
voor de rechtsvordering van art. 777 W. v. K. (nl. dat dc
handeling hebbe plaats gehad ter bedrieglijke verkorting
van do rechten dor schuldoischors) niot hooft voorbijgezien
doch mot juistheid hooft kunnen beslissen, dat waar in dozo
zoowol do eischorosso als do modo-vtjrwocrdors bewust waron
van don zoor ongunstigon stand van zaken van don niodo-
vorwoorder, on van boido zijden do we ton schap bestond,
dat van do bodooldo hypothokairo goldlooning en do daarmodo
verbonden handolingon bonadooling dor concurronto
schuldoischors hot gevolg zou zijn, door hot dos-
niettogonstaando willens on wetens doen van dio handolingon
is gehandeld tor bodriogolijko verkorting van do rochton dor
schuldoischors«.

Ton eindo nu in do wot on<lubbolzinnig uitdrukking to
govon aan do bodooldo opvatting, is art. 42 dor Faillisso-
montswot geredigeerd, zooals hot luidt.

Do in het artikol gebezigde woorden toonon, bot<5r dan do

\') Ikliiifanlc I, bl. 87; v. ii. Fkltz I, bl. ÜO.

-ocr page 237-

formule: »ter bedriegelijke verkorting van de regten der scbuld-
eiscbers», aan, dat een »rbedrieglijk oogmerk« of »bet oogmerk
om de schuldeischers te benadeelen " niet wordt vereischt. Hoe
nauw de aansluiting is aan de jurisprudentie onder do oude
wet, blijkt wel hieruit, dat in de arresten van het Hof te
Arnhem en van den Hoogen Raad ter nadere omschrijving
van art. 777 W. v. K. dezelfde woorden worden gebezigd,
welke in art 42 der Faillissementswet zijn opgenomen.

Of do vereischtc wetenschapT)estond, is eene geheel feitelijke
vraag, die, zooals het Hof to Arnhem terecht opmerkt, in
ieder concreet geval naar de omstandigheden, waaronder de
handeling word verricht, moet worden beslist.

5". Dat degene, mot wien of to wiens behoeve do
schuldenaar handelde, bij het verrichten der handeling
de wetenschap b e z a t, d a t b e n a d e e 1 i n g d e r s c h u 1 d-
eischers daarvan het gevolg zou zijn.

Do rechtsgrond van de verplichting des derden, het door
hom verkregone aan de schuldeischers torug to geven, is
geeu andere dan zijne medewerking aan eene handeling, of
liever zijn verkrijgen kmchtcns eene handeling, waarvan hem
het ton opzichte dier schuldeischers ongeoorloofde karakter
bekend was. Kennis van de omstandigheden, waaronder de
schuldenaar handelde, bekendheid met de voor do schuldeischers
nadeelige gevolgen dier handeling, is daarom voor zooveel
den dorde betreft de eenige natuurlijke voorwaarde voor de
nietigheid. Meer tc vorderen zou even verkeerd zijn, als het
vorderen van een bedrieglijk opzet bij den schuldenaar.
Trouwens, het oogmerk om de schuldeischers van don schulde-
naar te benadeelen, zal bij den derde niet dnn bij hooge uit-
zondering bestaan, in de meeste gevallen zal het hem veeleer
om eigen voordeel te doen zyn \').

De handeling behoeft, zooals hierboven werd opgemerkt,
geen tweozydige to wezen. Dit wordt uitgedrukt door du
woorden * of
tc iokiis behoeve de schuldenaar handelde«,
welke wijzen op de mogelijkheid, dat de derde het profyt
van du handeling des schuldenaars trekt, zonder aan dio
handoling zelf deel te nemen. Ken voorbeeld van een eenzij-
dige handeling des schuldenaars ten bate van een derde
Vorg. Memorie \\iui T(k>Uchting: tletinriinle i, hl. 88; v. ü. Kki.tx I, hl. 411.

i

r*

UJ

MOLENGRAAFF.lhSïlTUüï VOOR PRIVAAIRECHr

191

J

-ocr page 238-

/

J^-trT\'

levert de verwerping van een den scliuldenaar opgekomen
1/-. ^A^. e*- erfenis. Door den curator kan de nietigheid der verwerping

\'y^ÊPf/H/^^\'^^\'^^^^ ingeroepen tegen hem, die door die verwerping
gerechtigd werd tot de erfenis f indien deze, evenals de ver-

werpende schuldenaar, de wetenschap bezat van de daaruit
voortvloeiende benadeeling der schuldeischers.

De wetenschap der benadeeling moet bij den derde aan- y^Avt^-^«^
wezig zijn
nhij het verrichten der handeling" , d. w. z., wanneer
de rol van den derde, zooals in het gegeven voorbeeld, een
passieve is,
tijdens het verricht worden der handeling. Is
^ÏJ*^ cyyt \'/orcn^p^. (jgxe voorwaardc niet aanwezig, dan kan den derde geenerlei

\'f

oni-. ffo^
chrrrT\'

ijiyxjucJ*-*^

ob

verwijt treffen, en zou dus uitbreiding van het faillissements-
beslagtot de door hem krachtens de handeling des schuldenaars
verworven goederen niot gerechtvaardigd zijn.

Zijn de in oogenschouw genomen veroischten aanwezig, dan
kan de nietigheid van de handeling ten behoeve van
boedel worden ingeroepen
f^/Qii/\'^,^\'\'^^\'\' Opzettelijk zegt art. 42, dat de nietigheid kan worden
^^ ingeroepen, niet, zooals art.\'777 VV. v. K., dat do handeling

vernietigd kan worden.

Duidelijk wordt daardoor te kennen gegeven, dat de curator niet
behoeft te beginnen, met de vernietiging der handeling, waarvan
hij de gevolgen voor den boedel wil wegnemen, van den rechter
to vragen, maar dat hij do nietigheid reeds dadelijk tot grond-
slag zijner actie of verdediging kan nemen. !Iet practische
belang ligt hierin, dat hij rauwelijks het uit den boedel in
hamlen van een derde overgegane zal kunnen torugvonleren,
zich daarbij op do nietigheid der verrichte handeling grondende,
en dat hij zijn verweer tegen een ingestelde vordering, ook
al heeft hij niet vooraf een geding tot nietigverklaring aan-
gelegd, toch op de nietigluud zal kunnen doen steunen, zonder
verplicht to wezen eene reconventioneelo actio in te stellen

\') In <l««un /.in l»tJ<li-»tc rcoih oinler «In ouilu wet «lo IIb. lo t(olloiil.int 10
Doccinlwr IHi^, n". OTfii. Kvonzoo Hb. to Anistonbuu \'24 Jan. 181)1, V.v.J,
IKtll n». 30. Daantntfgcn oonlocbto ilo Hb. tu Amstordam 10 Juli tK77,
Jt, tl.
1878, II bl. O, «lat op grrtn«l van art. 777 Wotbook van Koopbftn«l«\'l niot niuwo-
lijk» lot teruggave eonor bepaalde geldsom kan worden gedagvaiMil, nuiar ocr»t do
vernietiging der in fraudem creditorum aangegane overeenkomst in rocbto moot
worden f|evnuig«l.

*) Verg. Momorio van Toelichting: Holinfanto I bl. 85 v.; ». n. Fki.t* I, bl. 438.

192

-ocr page 239-

193

Zijn bijv. door den schuldenaar goederen, tot den boedel
behoorende, vervreemd, de cumtor zal zo kunnen revindi-
coeren en daartoo van het rovindicat(»ir beslag gebruik maken.

Door de woorden » ten behoeve van den boedel « wordt beslist,
dat de nietigheid slechts eeno_relatieve \') is, eene die alleen
bestaat ten opzichte van don boedel, on mitsdien alleen en
uitsluitend door den curator kan worden ingeroepen, niot ook
door dengene, mot wien de schuldonaar handolde, of door
don schuldenaar zolf, nadat deze door akkoord als andoi\'sziiis
zijno bevoegdheid tot beschikking toruggokrogon hoeft. Do
roden hiervoor is duidelijk; hot geldt hier oono niotighoid
uitsluitend in hot belang dor schuldoischors, waaraan dus
ook niemand andors dan zij oonig rocht mogen ontloonon 2).

Sommige handolingon wokkon, als zij wordon verricht kort
vóór hot faillissomont, hot vormoodon op, niot to goeder trouw
to wordon verricht. »Er zijn», zogt do Memorie van Toelichting
woon aantal handolingon, waarvan, vooral wannoor zij inden
vooravond van oon faillissomont verricht wordon, terecht getuigd
nnig wordon, dat zij oon verdacht karakter dragon, waartoe
gewoonlijk wordt overgegaan in hot vollo bewustzijn, dat do
schuldoischors or door bonadoold wordon, on dio hot bowijs
daarvan als hot ware in zich zolvo dragon«. Voor hot vast-
stollon van oon wettelijk vormoodon (do Memorie van Too-
liciiting spreekt van »omkooring van don bewijslast«) is hior
allo aanleiding

Art. Hl noemt drio catogt»rioon van handolingon, dio don
wetgever aanleiding hobbon gogovon tot hot aannomon van
hot vormoodon, dat zij verricht wordon mot do wotonschai»
van do daaruit voortvlooiondo bonadooling dor schuldoischors.

4

Dozo drio catugorioon van handolingon zijn, ton oorsto:
•• ovoroonkomston, waarbij do waarde dor verbintenis aan do
zijdo van don schuldonaar aanmorkolijk dio dor verbintenis
aan do andoro zijdo ovortroft*.
Vtrbinhnut wordt hior gobozigd ,
niot in do oigonlijko botookonis van rechtsband of rocht«-

\') IMiUinf, in den «in vnn: hUimm» legen«»ver lK«j»tinl«le |H\'rw»nen (hier: de
w:huhlel»olien»), In legonXelling vun in den »in vnn: tegenover nllen.

») Verg. Memorie vjin TmdiehUng: nelinrnnlo I, hl. H(\\; v. i». Fki.t* I, hl.
>) IWinfftnIo
1, hl. 81); v n. Kki.t* I, hl. 443

r, F«ai.»êcinriili«ri.

13

-ocr page 240-

194

betrekking, maar veeleer in die van verplichling, passieve zijd^
der verbintenis,
een spraakgebruik dat, hoewel niet geheel te
billijken, zeer algemeen is. Bedoeld zijn, blijkens de Memorie
van Toelichting, overeenkomsten, waarbij de schuldenaar
geen behoorlijke tegenwaarde voor zijne praestatie bedingt;
waarbij dus ten nadeele van den schuldenaar ongelijke ver-
plichtingen tegenover elkander staan. Men kan ze omschrijven
als overeenkomsten, waarbij de waarde van des schuldenaars
verplichting aanmerkelijk overtreft de waarde van do daar-
tegenover staande verplichting der wederpartij. Het type dezer
handeling is de verkoop onder do waarde; oen bekend middel
ter verduistering van het actief des boedels.

In de tweede plaats worden genoemd: »handelingen ter
voldoening van of zekerheidstelling voor eene niet opeischbare
schuld". Deze werden door do artt. 773 en 774 Wetb. v.
Kooph. onvoorwaardelijk nietig verklaard

Eindelijk vormen de dorde categorie: <r handelingen, door
den schuldenaar met of len behoeve van zijn echlgcnoot of
zijne bloed- of aanverwanten tot in den derden graad verricht-.
Omtrent deze merkt do Memorie van Toelichting^) op, »dat
de ondervinding leert, dat cenerzijds do echtgenoot en do
naaste bloed- on aanverwanten het eerst bereid gevonden
worden om den schuldenaar behulpzaam te zijn bij verduistering
zijns boedels, anderzijds do schuldeniuir het meest geneigd
is hen boven zijne andere schuldeischers te bevoordeelen of
hun ten nadeele van dezen lo voldoen. Bovendien zullen de
bedoelde personen door hunne intieme relatie met den schul-
denaar zelden onbekend zijn met diens vermogenstoestand.
Dit rechtvaardigt ook, dat hier de omkeering van den bewijs-
last niet tot enkele handelingen beperkt is-.

k

Het feit, dat eene handoling tot een der drie genoemde
categoriecn behoort, is op zich zelf niet voldoende. Dc wet
stelt nog twee vereischten: de overeenkomst moot zijn aan-
gegaan of de handeling verricht binnen veertig dagen vóór

\') vlkMir gcbniik van hot woonl vpnu\'slatltv/ waro do Unhicling wollii-ht
nog iKstor uit tc drukken, maar dat woonl 1* in wetstyl.minder pauwMid//
(Antwoord van don Minister op het Verslag van de Comm. v. voorbereiding:
IJelinfanlc 11, bl. O\'.); v. ft.
Fki.tz I, bl. »U).
5) Üclinfante I, bl. 80; v. ii.
Fki-TX I, bl. i43.

-ocr page 241-

195

de faillietverklaring, en de schuldenaar zich niet reeds
vóór den aanvang van dien termijn tot het aangaan der over-
eenkomst of tot de handeling hebben verplicht.

Door het eerste vereischte wordt uitgedrukt, dat de han-
deling, zooals reeds werd aangeduid, kort vdór het faillisse-
ment, in den vooravond daarvan, moet zijn verricht, üe
termijn van
veertig dagen is ontleend aan het Wetboek van
Koophandel. Daar iedere termijn iets willekeurigs heeft, werd
de voorkeur gegeven aan handhaving van den bestaanden.

Het tweede vereischte is een uitvloeisel van het algemeene
beginsel, dat alleen niet-verplichte handelingen nietig zijn
Daarom ook zal het artikel niet van toepassing wezen, als
de schuldenaar handelde kraehtens eene wettelijke verplichting,
bijv. als hij in zijne hoedanigheid van voogd of curator
hypotheek heeft gesteld voor zijn beheer. Dergelijke door de
wet gevorderde handelingen vallen buiten hot bereik van
art. 42, a fortiori dus buiten dat van art. 43.

Onvoorwaardelijk nietige handelingen kent do Faillisse-
mentswet niot (zio boven bl. 186). Hot vermoeden, waarvan
hier spmko is, bohoort dan ook niot tot do zoogon. jiracwuMij»-
iionc» juriê et de jure maar tot do praemmptiouejt juri» tantum;
het is oon vormoodon behoudens tegenbewijs. Do togonpartij
van don curator mag aantoonon, •• dat do bestreden handeling,
ton tijdo waarop on mot hot oog op do omstandighiuhui
waaronder zij vornVht word, niot tot bonadooling dor schuld-
oischors kon strekken, dat or althans voor haar goen aanno-
molijko roden bestond om dit to golooven of t<j vormoodon. O. a.
zal zij mot vrucht zich daarop kunnen beroepen, dat togonovor
do voldoening of do beloofde zokorhoidHt-olling, onder 2". alhier
(scil. in art. 43) genoemd, oon naar do gewone vorkoorsop-
vattingcMi voldoend equivalent stond. Dozo aan don gedaagde
toogostano bovoogdhoid om t<^günbowijB to leveren, stolt don
rechter in staat in elk concreet goval onder appreciatie van
allo foitolijko omstandighodon to boslisson on gooft voldo»uido
boschorming aan do mogelijk bestaande goodo trouw - \').

Ilot oconomischo karakter dor handelingen om niot
hooft Htoods do nietigheid daarvan oerdor doen aannomon

•) .Momorii» van Ti>cUchlinB lUMinfanle I, W v ; v. i». Kki.t* I, W. 44:»

-ocr page 242-

196

dan van handelingen onder bezwarenden titel. De handeling
om niet vermeerdert het vermogen van den bevoordeelde,
zonder dat eene contra-praestatie ten laste van dat vermogen
komt. Teruggave van het ontvangene beteekent daarom voor
den bevoordeelde niet verlies, vermogens-verminde-
ring, maar veeleer winstderving,nie t-v er meerdering
van het vermogen; zij drukt veel minder zwaar, dan waar"
^(u^unx^ejuifi- een aequj^lent uit het vermogen is gegaan. Deze overwe-
d gingen hebben ertoe geleid, bij het leerstuk der nietigheid

van handelingen om niet, de goede trouw van den bevoor-
deelde niet in aanmerking te nemen. Het is tegenover hem,
die op kosten van anderen werd bevoordeeld, ook wanneer
hij te goeder trouw ontving, geen onbillijke eisch het genotene
weer terug te geven. Artikel bepaalt dus, dat de curator,
om de nietigheid van door den schuldenaar gedane schen-
kingen in te roepen, kan volstaan met aan te toonen, dat
de schuldenaar op het oogenblik der schenking wist, dat hij
daardoor zijne schuldeischers benadeelde, onverschillig of de
begiftigde die wetenschap al dan niet deelde.

De wet spreekt hier, het deel voor het geheel nemende,
van
schenkingen in de algemeene beteekenis van handeliugcn
^fpÉ, om niet.
Het voorbeeld van de artt. 775 en 776 Wetb. v.

( t Kooph. gaf daartoe aanleiding. Bij do behandeling der wet
Ifj^^ trok deze minder nanbevolenswaardigo terminologie niemands

• iS- Jf\' aandacht. Wel daarentegen bij de behandeling der Invoerings-

^ wet. De Regeoring stalde in art. 3 dier wot voor, art.

1377 Bnrg. Wetb. in overeenstemming ti; brengen met de
artikelen 12 on volg. der Faillissementswet.

Van art. 1377 luidde het 3\'\'" lid: «.Indien de hnmlcUug om
niet
heeft plaats gehad", enz. Ter wille der consequentie
verving de regeering dezo uitdrukking, in navolging der Faillis-
sementswet, door
schenking. Iliertegeh werd oj)gekomon in het
Verslag der Comm. van voorbereiding, waarna de terminologie
van het Burgerlijk Wetboek:
handeling om ntVü, werd hersteld
Diontongovolgo bestaat tusschen het nieuwe art. 1377 Burg.
Wetb. on de artt li tot Faillw., wat do woordekeus betreft,
hetzelfde verschil, als vroeger tusschen art. 1377 (oud) Bui^.
Wetb. on de artt 775 en 776 Wetb. v. Kooph. Aan een materieel
verschil nmg daarbij niet worden gedacht. De Faillissement«-

I\'

-ocr page 243-

197

wet noemt de schenking alleen als het type eener handeling
om niet, als de handeling om niet welke het meest voorkomt,
zonder andere handelingen om niet te willen uitsluiten.

Evenals de handelingen, in art. 48 genoemd, zijn hande-
lingen om niet, gedaan in den vooravond van het faillisse-
ment, verdachte handelingen. Er" bestaat dus reden, daaraan
eenzelfde wettelijk vermoeden vast te knoopen. Üit geschiedt
in art. 45. Schenkingen, gedaan binnen veertig dagen vóór
de faillietverklaring, worden, behoudens tegenbewijs (door
den begiftigde te leveren), vermoed te zijn gedaan met de
wetenschap, dat de schuldeischers daardoor worden benadeeld.
Deze termijn wordt nog verdubbeld, indien do begiftigde oon
bloed, of aanverwant tot in don dordon graad van don
schenker is.

Het Ontwerp dor Staatscommissie noemde nevens don blood-
of aanverwant ook don echtgenoot. Do Raad van State achtto
dit overbodig, omdat art. 1715 oorsto lid B. W. schenkingen
tusschon ochtgonooton, staande huwelijk gedaan, in hot algo-
moon, verbiedt. Do Minister, dit boamondo, verwijderde don
ochtgonoot uit do bepaling, doch nam in zijn plaats
den
aauslnnnden cchUjenoot
daarin op, omdat ton opzichte van
dozon dezelfde grond voor do bepaling bestaat als ton opzichto
van don bloed- of aanverwant \'). In hot Verslag dor Conuu.
v voorbor. word hot begrip i«aanstaandc echtgenoot« niot
voldoondo begrensd gonoomd. i» Wil do gekozen uitdrukking
oon duidolijk bogrip vertogen woordigon, dan diont bovondion
bepaald t<ï wordon, dat ook afkondigingen van verlovingen
bij don iMirgorlijkon stand zullon plaats hobbon« Dozo op-
merking gaf don Minister aanleiding do woorden, dio op don
aanstaanden ochtg«;noot betrekking haddon, woor to schmppon.
Mitsdien is op sohonkingon aan don vorloofdo alloon hot oorsto
lid van hot artikol van toepassing, tonzij do schonking is
g(Mlaan bij huwoUjkscho voorwaarde. Dan toch zal zij in goon
goval oonigo kracht bozitUui; als hot huwelijk nog niot is
voltrokken, om art. 202 twoodo lid B. W.; als do voltrokking
hooft plaats gohad, oni art. 02 dor FailHssomonlswot, dat niot

-ocr page 244-

198

toelaat, van voordeden, bij huwelijksclie voorwaarden bespro-
ken, genot te hebben.

De bijzondere regeling van handelingen om niet berust,
zooals hierboven reeds werd gezegd, op de overweging,
dat teruggave van hetgeen om niet is ontvangen, niet
leidt tot eene eigenlijke vermogensvermindering, maar veeleer
eene toevallige vermeerdering van het vermogen weer
ongedaan maakt. Deze redeneering is alleen juist, zoolang
het ontvangene door den bevoordeelde niet is verteerd;
zoodra dit is geschied, verkeert het vermogen in denzelfden
toestand waarin het zich ook zou bevinden, als de gift
niet was ontvangen; het is althans niet meer grootor dan
het zou geweest zijn zonder de gift. Hiermede dient
rekening te worden gehouden. Werd den bevoordeelde de ver-
plichting opgelegd, in elk geval alles terug te geven, men
zou hem eene door niets gerechtvaardigde schade toebrengen,
telkens wanneer hij te goeder trouw het ontvangene had
verbruikt of verteerd. Rationeel is het dus, als de begiftigde
te goeder trouw ontving, te letten op het gebruik dat hij
maakte van het ontvangene. De wetgever heeft dit gedaan
in artikel 4G, bepalende dat de begiftigde niet verplicht is,
het door hem ontvangene terug te geven, voor zooverre hij
aantoont, dat h\\i, ten tijde der faillietverklaring, ten gevolge
der schenking niet was gebaat, tenzij blijkt, d. w. z. door
don cumtor wordt aangetoond, dat hij niet den vermogens-
toestand van den schenker bekend was.

- Bekendheid met den vermogenstoestand van den schenker
sluit bij den bevoordeelde goede trouw uit. Bestaat die be-
kendheid reeds bij het ontvangen van de gift, dan knn het
later verteeren daarvan op de verplichting tot teruggave
niet den minsten invl(»od meer uitoefenen. Kr bestaat dan
bij do schenking kwade trouw aan beide zijden. De casus-
positio van art. 42 is aanwezig. Maar ook als to goeder trouw
werd ontvangen, doch later de wetenschap verkregen van don
ongunstigen vermogenstoestand, waarin de schenker len tijde
der schenking verkeerde, en eerst daarna het ontvangene werd
verteerd, bestaat er geen reden de verplichting t-ot tenjggave
te beperken, ja nog ujcer reden haarinVMe beperken, dan wan-
neer na do
faillieiverklaring van den schenker wordt verteerd.

mm

-ocr page 245-

109

In het eerste geval toch wordt stellig te kwader tronw
verteerd, immers met de
wetenschap dat de schenking ten
nadeele der schuldeischers is gedaan, en dat men op dien
grond tot teruggave kan worden aangesproken, terwijl de
faillietverklaring op zich zelf bedoelde wetenschap nooit geeft,
maar alleen een sterk vermoeden oplevert, dat die omstandig-
heden aanwezig zijn.

Op het verweer van den gedaagde: ik heb vóór de failliet-
verklaring, wat ik ontving, verteerd, moet de curator kunnen
repliceeren, toen gij de schenking ontvingt of wel toen gij
het ontvangene verteerdet, waart gij bekend met den ver-
mogenstoestand waarin do schenker verkeerde, toen hij dio
schenking dood. Het artikol laat zoowol do oono als do andoro
repliek toe, daar de woorden »van wien niet blijkt, dat hij
met don vermogenstoestand van don schenker bekend was
niot vorderen dat dio wetenschap juist
ten tijde derschenkttuj^
muar vooloor dat zij in \'t algemeen, dus ook daarna, hooft
ontbroken \').

Op bl. 186 word orop gewezen, dat do wot op don regel:
goen nietigheid van verplichte handelingen, twee uitzondoringon
kont. Deze wordon gevonden in artikol M, Do nietigheid van
do voldoening 2), door don schuldenaar, aan oon opeischbaro
schuld kan wordon ingeroepen, l». wanneer do voldoening
geschiedde aan iemand dio wist, dat hot faillissomont van don
Hchuldenaar was aangevraagd 2®. wanneer do voldoening

I) Mr. VKKnKNR, II w., \\t\\. 71, knn ilit niot in «lo wol lo/on, al aolit hy hot
nit ionooi.

*) In hot llogi^MiiigHontwoip on in ilo Moiuorio vnn Toolichting woni vnn
Itelrtliivi van np«MHohhai\'o «ohiihlon got>|inikon In ovn-log mol ilo (\'ommi<islo van
voorltonMiling in, ovonah in art.
(uttitlhuj vonimlonl in iHi/i/ooni»»«;, ton
oinilo iliiiiloiyk to «loon iiitkomon, «lat niot nll«V<n nnii gohbohiihlon iiio««! wonloii
giHlai-ht. VohUtenhuj hooft «lo riiimo lH«tm*koni«, waarin hot Ihirgolyk WotluM^k,
«hM\'h niot hot Kurnnkgohiniik,
h,rlnHu»i bezigt. Ilot wniv »okor oonmnjnoiit
gowiH"<t nn oitk iii hol goho«»lo artikol hol wmtril ItehtUiuj iloor voUhnmiioj
to vorvangon. Kr staat tlinnn iVns, in «ItMi aanhof, «•o^/ooniit;/ on vi>r«lor «Irio-
maal /»o/«i/i»i;;.

\' >) wAangovi-nngil«\' omvat hior, ovonah in an«loi-o artikolon, byv. art. M, «lo
aangiflo tot failliotv«Mklaring. IKvo ruimon^ lN<t(H!koniH hooft «aanvinuig"
overal waar hot wwró all«V»n vi>orkomt «»ii uil «Ion inhotul «h-r iH\'paling I5i«\'t
hot log«\'n«hvl tilijkt. 7.«h> wonI in hot Oor^pnuikolyko Hog«H\'ring*onlwoi\'p ook
in art. IH nlloiMi van hot «faangovningtU worden «lor failliotvorklaring goüpro-

13\'

-ocr page 246-

200

het gevolg was vac overleg tusschen den schuldenaar en den
schuldeischer, ten doel hebbende dezen boven andere schuld-
eischers te bevoordeelen. Het bewijs van het bestaan van een
dezer omstandigheden rust op den curator, immers op hem
die zich op de nietigheid beroept.

/rüe eerste uitzondering: nietigheid van de betaling
eener opeischbare schuld aan hem die bekend is met de
aanvrage tot faillietverklaring, spreekt voor zich zelve. De
schuldeischer, die niet bloot een faillissement ducht, maar
de zekerheid heeft verkregen, dat daartoe aanvrage is gedaan,
mag gezegd worden in strijd te handelen met de goede
trouw, door hem ook jegens zijne mede schuldeischers in acht
te nemen, wanneer hij onder die omstandigheden nog be-
taling van zijn schuldenaar vraagt en aanneemt, en zich
op die wijze aan den concursus onttrekt.

„ Dezelfde overweging heeft er toe geleid ook de tweede uit-
zondering voor te stellen. Zij laat al die gevallen onaangetast,
waarin eene schuld op regelmatige wijze wordt geïnd, waarin
de betaling verkregen wordt door daarop aan to dringen, vonnis
te vragen, beslag te loggen of to oxecutoeron. Do bedoeling is
veeleer uitsluitend de betalingen to troffon, welke hetzij op
oen afspraak berusten om, wanneer hot tot oen faillissomont
mocht komon, don schuldoischor buiton den concursus t-o
houden, hetzij — on dat dikwijls op initiatief van don
schuldonaar — godaan wordon in don vooravond van hot
faillissement,
omdat dit zal wordon aangevraagd, on terwijl
dc schuldoischor volkomen bekend is mot don toestand
waarin zijn schuldonaar verkeert. Dat van do bodooldo oni-
standighodon bohoort to blijkon, daaraan moot, daar hot
hior oono uitzondering op don rogol goldt, streng wordon
vastgehouden. Do bepaling nuig goon aanleiding govon om
als nietig to beschouwen datgono wat do schuldoischor
kmchtons uitoefening van zijn vordoringsrocht hooft vorkrogon.
Vandaar dat op don curator hot bowijs rust van do aan-

kon. Naar minlciiling <»«\'nor opmofklng «Ier Coinniit^iM vniv viHtrlM^rcMling U
lati-r in »lil artiki-l «!«•
aatujifie novonn ilo nanvrmii/ vonnolii. lK\'/(<tr«ti* op-
inorkiiig wonl hij amh-n« arlikHen, zcwiah ilo arlikolen il «-n nirl horhaahl;
van ilaar «lat daarin het enkele \'/aangevraagd* bleef «taan.

-ocr page 247-

201

wezigheid der omstandigheden, als voorwaarden voor de
nietigheid gesteld«

Mr. Veegens \') merkt terecht op, dat het geven van
surplus bij prolongatie of beleening, als voldoening aan
eene opeischbare schuld , binnen dit artikel kan vallen. In zoo-
verre is de uitspraak , in de Memorie van Toelichting voorko-
mende: »het geven van surplus, als uitvoering van vooraf bedon-
gen zekerheid,
zul steeds onaantastbaar zijn*, niet geheel juist.
Deze uitspraak werd echter gedaan met het oog op art. 42,
welk artikel inderdaad op het geven van surplus nooit kan
worden toegepast. Wat betreft de toepasselijkheid van art. 47,
waar een regelmatige gang van zaken wordt gevolgd, zullen
de voorwaarden die het artikel stelt, zelden aanwezig zijn,
zoodat hier voor de gebruikelijke prolongatie- en beleening-
contracten geen wezenlijk gevaar schuilt.

In verband met art. 47 was te voorzien in eene eigenaardige
moeilijkheid, waartoe de regeling van het regresrecht bij
wissels, promessen, assignaties en sommige toonderpapienui
aanleiding geeft.

Het regresrecht van den houder van een der drie eerstge-
noemde papieren op zijne voornninnen hangt af van een
tijdig opgemaakt protest van betaling. »Jegens hen is
hij verplicht op den vervaldag de betaling af te vragen,
en vervolgens de weigc»ring om te betalen binnen den door
, de wet bepaalden termijn bij akt^ van protest te doen
eonstateeren. Verzuimt hij het een of het ander, hij ver-
liest zijn verhaal; weigert hij de betaling aan te nemen
waartoe de s(diuldenaar bereid is, er is van regres evenmin
sprake. De houder van do genoemde stukkeu is dus verplicht
op
dru vervaldtuj betaling te vragen en aan te nemen, ook
al is hot hem bekenil, dat des schuldenaars faillietverklaring
is aangevraagd. Niettemin zou hij in datgevai, bij toepassing
van artikel 47, de ontvangen betaling in don boedel terug
moet^Mi brengen, zonder nochtans deswege recht van regres
t4»gen zijne voornninnen te verkrijgen. Hetzelfde goldt voor
het kassierspapier en ander papier aan toonder in de derde
afdeeling van den arhtst^m titel van hot Wetboek van Koop-

•) M.Mnmio \\nii T.M\'liHiliiiR: lMliir«nlu I, lil «M; v. ii Kki.t* I. bl. M\'K
«) A. w., bl. 74. ») IkliiifanU\' I, bl. Hl); v. ii.
Kki.t* I, bl. 43Ü.

\\ .

-ocr page 248-

202

handel behandeld. De houder dezer papieren is verplicht ze
binnen de in de artikelen 225 en 227 Wetboek van Koophandel
bepaalde termijnen ter betaling aan te bieden, wil hij zijn
verhaal op zijn voorman niet verliezen. Het resultaat zou dus
bij al deze papieren zijn, dat de houder in elk geval zijn
regresrecht verliest en bovendien de door hem ontvangen
betaling moet teruggeven, een resultaat, lijnrecht in strijd
met recht en billijkheid « \').

Op grond dezer overwegingen bepaalt art. 48 eerste lid,
dat krachtens het vorige artikel geene terugvordering kan
geschieden van hem, die als houder van een papier aan order
of toonder 2), uit hoofde zijner rechtsverhouding tot vroegere
houders, tot aanneming der betaling verplicht was; en, opdat
dit voorschrift niet misbruikt worde tot ontduiking van
artikel 47, voegt het tweede lid (van artikel 48) er aan toe:
ff in dit geval is hij, te wiens bate het papier is uitgegeven,
verplicht de door den schiildenaar betaalde som aan den
boedel terug to geven, wanneer wordt aangetoond, hetzij
dat hij bij de uitgifte van het papier de in het vorige artikel
genoemde wetenschap bezat, hetzij dat de uitgifte het gevolg
was van een overleg als in dat artikel bedoeld«. De derde
voor wiens rekening de wissel is getrokken, o! do trekker
die door middel van den wissel eene vordering op den
betrokkene heeft geïnd, zal mitsdien kunnen worden aange-
sproken, indien de wisseltrekking diende om eene door art.
47 gewraakt(^ betaling langs een omweg to verkrijgen. Door
deze regeling heeft de wetgever getracht aan de rechtnm-
tige eisch(*n van het handelsverkeer te voldoen.

Het insttdhm van eene n^chtsvordering tot nietigverklaring
wordt door de artikelen 42—48 niet vereischt. WM zal de
nietigheid, in deze artikelen uitgesproken, vaak den feitelijktui
grondslag uitnuik(ut eener rechtsvordering van andere strek •
king, bijv. van eene rechtsvordering tot teruggave van hetgeen

«) Mcmorii! van Tmdichting: IMinfanIc i, bl ; v. n. Fkit7. I, bl. iw v.

*) Dt»7.t\' algompcne trrni in gokn^on, onnlat imni rokoning wilih» hnniliMi nn\'l
iIp niogelijkbeiil, «lal «lo \\v«\'lg«\'vcr bol gonnlon /al acbliMi ook by anilon\' onlcr-
on toonilorpapirren, dan dio wdko gcmtcnid wordon In doiulV\'» on 7^\'» lUol
van bet Kerste Hoek van bet Wi\'tlH»ck vnn Kiiopbandid, onilrcnt bel n«givi»rerbt
des liowlerH eene gelijksoortige regeling in bet leven Ie roe|MMi aU IbanH voor
deze papieren bestaat.

i

f

-ocr page 249-

203

door de nietige handeling aan den boedel is onttrokken of
van de waarde daarvan.

Door wien gedurende hot faillissement eene vordering van
dien aard moet worden ingesteld, is niet moeilijk aan to
wijzen. Zonder eenigen twijfel heeft men te doen met eeno
vordering, wolko rechten tot den faillieten boedel behoorendo
ton onderwerp heeft, immers de nietigheid wordt, volgens
art. 42, ingeroepen »ton behoeve van den boedel*. De
curator is dus degene dio de vordering heeft in to stollen.
Artikel 49 eerste lid bepaalt dit uitdrukkelijk.

Aanleiding tot dezo misschien overbodige uitspraak gaf do
strijd, dio onder vigueur van het Wetb. v. Kooph. word gevoerd
ovor do vraag, door wien de Pauliana moest wordon ingesteld,
door den curator of door de schuldoischors, dan wol of beiden
gelijkelijk bevoogd waion. Nu do curator mot do instelling dezer
vorderingen is belast, is daardoor tevens uitgemaakt, dat do
schuldoischors daartoo niet bevoogd zijn. En torocht. Do
cumtor is hun wottolijko vortogonwoordigor, dio voor hunno
bolang(»n hooft op to treden.

Alloon bij gologonhoid dor vorificatio kunnen do schuld-
oischors zolfstaudig optreden tor behartiging dor boodolbo-
langon, daar hun hot rocht is toogokontl do toelating oonor
vordering to betwistten. Dit doende mooton zij zich kunnen
gronden ook op do nietigheid dor handoling, waarop dc vor-
dering steunt. Ton oindo allon twijfel omtrent dozo hunno
bevoegdheid to voorkomen, luidt hot twoodo lid van artikol 49:
»Niottomin kunnen do schuldoischors opgronden, aan dio
Ix\'palingon (dor artikelen 42—48) ontleend, do toelating oonor
vordering bostrijdon«.

Do niotighoid, waarvan hior s|)rako is, loordon wij konnon
als oono botrokkolijko, als -»oono niotighoid uitsluitend U)n
bohoovo van don b»)odol waarop alloon door hom, dio voor
do bolangon van don boodol optreedt, oon
boroop kan wordon
godaan. Noch du schuldonaar, noch
dions modo contractantis
bevoogd togon do handoling nu»t oon boroop op haro niotighoid
op to komon, of zich oj) grond haror niotighoid van zijno
vorplichtingon ontslagen to rokonon. Na afloop van hot fail-
lissomont kan dorhalvo van niotighoid in hot gohool goon
sprako moor wozon; or is dan goon faillioto boodol moor, ton

-ocr page 250-

204

behoeve waarvan de nietigheid kan worden ingeroepen, geen
persoon meer, bevoegd de nietigheid te beweren. Vandaar
dat alle rechtsvorderingen, gegrond op de bepalingen der
artikelen 42—48, komen te vervallen, als het faillissement
door de homologatie van een akkoord een einde neemt \').

Tn art. 50 wordt dit uitdrukkelijk bepaald, maar tevens
eene uitzondering gemaakt voor een bijzonder geval. Houdt
het akkoord boedelafstand in, dan worden de genoemde
rechtsvorderingen ten behoeve van de schuldeischers vervolgd
door de vereffenaars en kunnen ze door dezen zelfs worden
ingesteld, als ze nog niet aanhangig zijn. De reden daarvoor
is gelegen in het eigenaardige karakter van het boedelafstand-
akkoord. Feitelijk beteekent dit niets anders dan vervanging
der gerechtelijke vereffening voor en namens de schuldeischers
door eene contractueele. De schuldenaar treedt niet in het
vrije beheer van zijn vermogen terug. De belangen der schuld-
eischers bij de vereffening van den boedel ondergaan geenerlei
wijziging; bijgevolg blijft ook hun belang bij do nietigheid
van handelingen, waardoor de te vereffenen boedel is bena-
deeld, onveranderd voortbestaan -).

Met de aanwijzing van de gevallen van nietigheid en van
de personen die zich daarop kunnen beroepen, hoeft do wet-
gever terecht zijn taak nog niet voltooid geacht. Ook de
gevolgen der nietigheid, on daarmede haar practische beteekonis,
heeft hij gemeend tc moeten aangeven. De ervaring drong
daartoe. Het Wetboek van Koophandel toch had de bepaling
^y ^n^ dier gevolgen aan den rechter overgelaten, hetgeen geleid had tot
^ eene voor het verkeer allernoodlottigstc rechtspraak. 1)«;
Momorio van Toelichting noemt ten bewijze daarvan het arrest
van den Hoogen Iljiad van 18 Maart 1884, IT. n" 501\'.) (verw.
hot beroep in cassatio tegcui hetarrost van het Hof to Leeu warden
van 20 Dec. 1882, ir. n" 48(32), waarbij werd beslist, dat de\'

«) Verg. Hof Arnliem 0 Kcbr. 1878, IK. u». Vi4(), Jmjv. voiini» Uli. AriiluMn
\'28 Jtiiii 1877, U\'. n". 4I:J\'2.

DftI »lo curator ni hel faillisaojneiit, liquidnlour van ilcii Ihtcdol geworden
krachlcns ecu akkoord, waarbij du failliel boedelafhland hMt gedaan, niot
licvocgd is do aclio l\'auliaiia, door hem als curator ingC).told, In
Imïvou vormeldo
qualiteiy voort tc zetten, heslisUs de Uh. tc llotlerdam 1\'2 Dcc. 1877, U\'. n".
4191. UitdnikkeUjke liepaling van het tegendeel was dus no<Mlig.

-ocr page 251-

205

vorniotiging ccncr overeenkomst vnn koop en verkoop vnn
onroerend goedop grond vnn bedriegelijke verkorting van de
rechten der schukleischers, deze overeen komst buiten-effect-stelt
met dien verstande, dat de kooj>er geenerlei recht op hot
onroerend goed hooft verkregen on dus ook geono rechten
daarop kon verleenen. Een door hem gegeven hypotheek is,
onverschillig of hij, aan wien de hypotheek werd toegestaan, te
goeder trouw was of niet, even nietig als de koop en verkoop
zelve. Meer algemeen geformuleerd, luidt dus do leer van
don Hoogen Raad, dat de nietigverklaring van de handeling
ton gevolge heeft, dat al latere beschikkingen ovor hot goed,
dat hot voorwerp wuis dier handeling, ovenoons door nietig-
heid wordon getroffen, onverschillig of daarbij van oono of
zolfs van beide zijdon te goeder trouw werd gehandeld.

bedenkelijke gevolgen dier leer springen in hot oog.
Zij brengt feitelijk do nietigheid ton Insto van dorden, die niet
alleen volkomen to goeder trouw handelden, nnuir ook n>ot
do omstandighodon, dio rocht geven tot het inroepen dor
nietigheid, niot bekend kondon zijn. «Niot alleen1, zegt de
Memorie van Toolichting \'), • is dit to oononnmlo in strijd
mot don rechtsregel, dat de schade van hot misbruikti; ver-
trouwen moot komon ton laste van hom dio hot vertrouwen
schonk (in casu van do schuldoischors, dio hun schuldotuuu
crodiot verleenden), maar bovendien wordt daardoor aan
allo transacties niot onroerend goed, speciaal aan hot
grondcrodiot, allo rochtszekorhoid ontnomen. Hoo toch kan
«lo ko<)por i)f geldschieter ooit afdoende gewaarborgd zijn, dat
niot oono vroogoro overdracht van hot goed later tot oono
L\'auliana aanleiding zal govon? Do zokorhoid van don eigen-
dom on van hot hyp«)thookroclit is oono üctio, zoolang rocht
zal zijn, wat hot bovonaangohaaldo arrost besliste««.

loer van don Hoogen Uaad is bovendien in stryd nu»t
don\'grondslag van
hot rocht, dat do schuldoischors te dozon
kunnon doon golden, wolk
rocht voor zoovorro het niet strekt
om Hchonkingon ongedaan ia nuikon , juist st^junt op do kwade
trouw van hom togiiu wien hot zich koert.

Er waren dus wol ovorwogondo roden on» mot hot stolsel.

1  Ikjiinfiinto l, bl. IH; v. i». Kklt* l, bl. 4r.7.

-ocr page 252-

206

dat de vernietiging van de handeling, waardoor de boedel is
benadeeld, van rechtswege de zaken doet terugkeeren in den
toestand, waarin zij verkeerden vóór dat de handeling werd
verricht, geheel te breken. In plaats daarvan is aangenomen,
dat de nietigheid der handeling den boedel aanspraak geeft
op herstel in den vorigen toestand, voor zooverre dit mogelijk
is bij eerbiediging der rechten, inmiddels door derden te
goeder trouw verkregen. Art. 51 geeft aan deze gedachte uit-
drukking door het voorschrift, dat, behoudens het bepaalde in
art. 46 omtrent schenkingen, hetgeen door de nietige handeling
uit het vermogen van den schuldenaar is gegaan, door hem,
tegen wien de nietigheid wordt ingeroepen, teruggegeven
moet worden (al. 1). Zoo deze daartoe niet in staat is, of zoo
hij het ontvangene niet meer kan teruggeven in den toestand,
waarin hij het ontving, is hij jegens don faillieten boedel tot
schadevergoeding verplicht (al. 2). In elk goval worden de
rechten op het terug te geven goed, door derden tc goeder
jl^ I V- trouw verkregen, geëerbiedigd (al. 3).
ti\'kj . Uit de woorden van het artikel, spcciunl uit liet geijniik

/ woord «teruggeven«, mag niet worden atgeloid, dat

thi- vordering tot teruggave zou moeten worden

Zoo als hierboven (bl. 192) reeds word anngeteekend,
^ ^ ^^ —consequent van »nietigheid« en /»het

P Jiv^ ^^^ inroepen dor nietigheid niet van n vernietiging « of ■» nietig-

^fjjuäM\'^\'\'^ verklaring», gesproken, ton einde duidelijk todoen uitkomen,
^^ nyo^h^\'^^^\'^ curator zich kan stollen op liet standpunt, dat do
/^v handoling ten opzichte van don boedel niot bestaat, geenorlei
l! i\'ochtskracht bezit. Hij zal dus ook mot do revindicatie kunnon
/7i\\\'\' .aX^^"^ 5 trouwens ook deze vordering hooft hot uitleveren,

dor zaak ton doel. Alloen zal hij met do rovindicatie
\'*" \' kunnen optreden tegen hen, die inmiddels to goeder

trouw rechten op de zaak hebben vorkregen. Do vervolgbaarheid
- ^ den eigendom (en andere zakelijke rechten) is hier beperkt

^ \' f tot hem die door de nietigo handoling verkreeg, on diens

rfrtf ^^\' rechtsopvolgers te kwader trouw.

Hot spreekt van zelf, dat als in den boedel is teruggebracht,
/^^jJ^fJ*^\' daaraan door do nietigo handeling was onttrokken, do

^t^ C^"^ ^ij boedel daardoor niet zonder grond mag worden bevoordeeld.

.JL oJ^ curator wordt derhalve door het laatste lid van art. 51

-ocr page 253-

207

do verplichting opgelegd, hot door den schuldenaar ontvaiigene,
of do waarde daarvan, terug te geven, voor zooverre do
boodol er door is gebaat. Voor het te kort komende kan
degene, tegen wien de nietigheid wordt ingeroepen, als con-
current schuldeischer opkomen. De boedel is niet gebaat door
hetgeen krachtens de nietige handoling als contra-praestatio
•\\verd ontvangen, als die contra-praestatie, tijdens de failliet-
verklaring niot meer in den boedel aanwezig is, noch eenig
daarvoor in do plaats gekomen aequivalont, bijv. omdat de
schuldenaar de contra-praestatie heeft verteerd.

§ G. Invloed van het faillissemeiüshcskuj oj) betalimj cii schuld-
verijclijking
(artt. 52—55).

Mot den dag, waarop de failliotvorklaring wordt uitgesproken,
vorliest de schuldonaar behoor on beschikking ovor zijn ver-
mogen. Uom kan dus niet moer goldig wordon betaald.
Alloon wie aan den curator betaalt, is deugdelijk gokwoten.
Bütaalt men aan don gofailleordo, do curator zal opniouw
botaling kunnen vragen, tonzij do betaling aan den gofail-
loordo ten bato is gokomon van don boodol, bijv. doordat do
gofailloordo hot ontvangono aan den curator hooft afgedragen.
Dit bijkomende feit maakt do botaling tot oono bovrijdondo
betaling, daar andors do boodol op koston van dongono dio
do botaling deed, zondor grond, zou wordon verrijkt. Artikol
52 laatste Hd bepaalt dionovoroonkomstig: »in olk goval
bevrijdt voldoening aan don gofailloordo den schuldonaar
tegenover den boodol, voor zoovorro hetgeen door hom voldaan
word ten bato van don boodol is gekomen».

Do schuhlonaar kan zich niot orop boroopon, dat hij aan den
gofailloordo betaalde,
oukundig van dions faillissomont. Do open-
baarmaking van do failliotvorklaring diont om dit foit algo-
moon bokond to nuvkon; nadat zij hooft plaatsgehad, Avordt oon
ieder, ook in rochto, geacht mot do failliotvorklaring bokond to
zijn. Op dion grond wordt op onbekendheid mot het faillisso-
mont geen acht geslagen; maar tevens volgt daaruit, dat daarop
wol moot wordon gelet, als do openbaarmaking nog niot hooft
plaats gohad of nog niot to algomeonor kennisao kon komen.

In hot eerste goval voorziet hot oorsto lid vnn artikol 52.
Voldoening (in do terminologio van hot Burgerlijk Wotbook:

-ocr page 254-

208

betaling) aan don gofiiilleercle na dc faillietverklaring doch
vóór de bekendmaking daarvan, ter verviilling van verplich-
tingen vóór do faillietverklaring aangegaan, bevrijdt hom,
die haar deed, tegenover den boedel, zoolang zijne bekend-
heid met de failliotvorklaring niot wordt bewezen. Wie dus
den gefailleerde betaalt vóór de bekendmaking van liet fail-
lissement, wordt vermoed mot het faillissement niet bekend
te zijn geweest en daarom door zijne betaling bevrijd. Den
curator staat het echter vrij te bewijzen, dat de faillietver-
klaring aan hem, die voldeed, toch niet onbekend was, on dat
mitsdien de voorwaarde voor de bovrijdondo werking der
betaling ontbreekt.

Het tweede geval, dat do bekendmaking nog niet to algo-
nioener kennisse kon komen, wordt behandeld in het tweede
lid van art. 52. Wanneer hij, die de betaling aan don go-
failleerdo deed na de bekendmaking der faillietverklaring,
bewijst dat dozo to zijner woonplaats langs den weg der
wettelijke aankondiging nog niot bekend kon zijn, wordt
hij door die voldoening tegenover den boedel bevrijdt, be-
houdens het recht dos curators om aan te toonon, dat do
falliotvorklaring hem toch bekend was. Do schuldenaar kan
niet volstaan mot zijne oigen onwetendheid aan to toonon.
In het belang der rechtszekerheid wordt vastgehouden aan
hot wettelijke niot voor tegenbewijs vatbare vormooden, dat
openbaarmaking bekendheid schept. Dit brengt mode, dat
individueel werkende oorzaken van onwetendheid niot in
aanm\'erking mogen komen, ook al verhinderden dio oorzaken
feitelijk de kennisnoming van do openbaarmaking. Alloon
wanneer do openbaarmaking, en wol do wottoHjko, voorgo-
schrovon in art. 14 dordo lid,
fer woonjylaaho van don schul-
denaar nog niot bokond kon zijn, .m. a. w. nog niot to
algomeoner kennisse kon komen, maakt bet wettelijk vormoo-
don der bekendheid, dat dan eigenlijk zijn foiteiijkon grond-
slag mist, plaats voor een vermoeden van onbokondlioid, dat
echter weer op zijn beurt moet wijkon voor het door don
curator to leveren bewijs van individueoio bokendlioid. Dit
bewijs zal o a, geleverd zijn, als wordt aangetoond, dat do
schuldenaar do botaling heeft gedaan niet to zijnor woon-
plaatso, maar bijv. ter woonplaatse van don gofailleerdo,

-ocr page 255- -ocr page 256-

y

/

/

-ocr page 257-

209

nadat aldaar de Avcttolijkc aankondiging reeds had plaats
gehad, en dus geacht moest worden algemeen bekend to zijn.

Eeno eigenaardige wijze van betaling of voldoening, eeno
niet gesloten beurzen, is do s c h u 1 d v e r g e 1 ij ki n g. In verband
met het faillissement van een der partijen gaf de schuldvergelijking
onder de heerschappij van het Wetboek van Koophandel tot
vele moeilijkheden aanleiding. Het stilzwijgen der wet was
daarvan de oorzaak. Voornamelijk liep de strijd ovor het in
vergelijking brengen van door het faillissement opeischbaar
geworden vordei-ingen. Beslechting van dien strijd is het doel
van art. 53 der Faillissementswet, luidende:

»llij, dio zoowel schuldenaar als schuldeischer van don ge-
gefailleerde is, kan zich op schuldvergelijking beroepen, indien
zijno scliuldvordering en zijne schuldplichtigheid boide zijn
ontstaan vóór de hiillietverklaring of voortvloeien uit hande-
lingen vóór de faillietverklaring met den gefailleerde verricht.

n De scluTldvorderingen op don gefailleerde worden zoo noodig
berekend naar de regels in de artikelen 130 en 131 gesteld«.

In ruimer mate wordt door deze bepaling schuldvergelijking
toegelaten dan buiten faillissoment door art. 1-Kj3 13. W. In
de plaats van do twee vereischten, door dit artikel gesteld,
dat do schulden wederzijds voor eeno dadelijke
verojj\'enimj en
o\\mschm(j vatbaar zijn, treedt dit dóne vereischtc, dat zij boide
zijn ontstaan vóór de faillietverklaring of voortvloeien uit
handelingen, vóór de faillietvorkluring niet don gefailleerde
verriclit.

De schuldenaar van den gefailleerde, dio tevens diens schuld-
eischer is, zal zich derhalve tegen don curator op schuldverge-
lijking kunnon beroepen, o. a. in de volgende gevallen:

l". Als zijno vordering is eeno vordering tot schadevergoeding
op grond van do artt. 37 on 38 Fw., of op grond van do ontbinding
eenor vóór do faillietverklaring met den gefailleerde gesloten
overoenkomst, tegen don curator uitgesproken. In dozo ge-
vallen toch vlooit do vordering tot schadevergoeding voort
uit eeno handeling, vóór de faillietverklaring met don gefail-
leerde verricht: nl, do mot dozen gesloten overeenkomst.

2^ Als zijno vordering er eono is mot eeno tijdsbepaling,
of wel eeno waarvan het tijdstip dor opeischbaarhoid
onzeker is of welke recht geeft op periodieke uitkeeringen.

Ik

Molknuiaai\'I\', K»UliHcnicnUwct.

-ocr page 258-

210

Dergelijke vorderingen worden volgens artikel 131 geveri-
fieerd voor de waarde, welke zij hebben bij den aanvang
van het faillissement of na verloop van één jaar na den aan-
vang daarvan. Het failHssenicnt brengt ze definitief terng tot,
fixeert ze , op die waarde. Ze worden dus feitelijk en rech-
tens geconverteerd in opeischbare vorderingen ten bedrage
dier waarde. Het tweede lid van art. 53 houdt hiermede
rekening door de bepaling, dat ook voor de schuldvergelijking
die waarde in aanmerking komt.

3". Als zijne vordering is eene vordering onder opschortende
voorwaarde. Ook deze kan worden geverifieerd voor hare
waarde op het oogenblik der faillietverklaring (art. 130 eerste
lid). Daardoor wordt zij geconverteerd in eene onvoorwaar-
delijke vordering voor het geverifieerde bedrug. Uet is dus
ook dit bednig, dat in vergelijking wordt gebmcht, zooals
mede in art. 53 tweede lid wordt aangowezon.

Een dergelijke vordering knn echter nog op eone andere
wijzo worden geverifieerd, nl. voorwaardelijk voor het vollo
bedrag worden toegelaten (art. 130 tweedo lid). Daar alsdan
goen conversie in eono onvoorwaardclijko vordering plaats
hooft, kan van dadelijke «chnidvcrgolijking geen sprako zijn,
maar zal, zoolang dc voorwaarde niet is vervuld, allocn oen
voorwaardelijk recht op schnldvergelijking hcHtnan, waaraan
do Bcliuldonaar, aangesproken wordende door don cnruior,
eene dilatoiru exceptie kan onticcnen.

•1". Als zijne vordering er oono is, waarvan do waarde
onbepaald of onzeker ia, niot in NedorlandHch gold of in het
gohcol niot in gold is uitgedrukt. Vorderingen vun dien aard
worden, voor zooveel noodig nict omzetting in goldvordrringrn,
geverifieerd voor hunno gexehatlo wuardn in Ncdurlaiulsfli
geld (art. 133), en kunnun dus voor hot govorificurde IxMlnig
in vergelijking komen.

Wat dc «chnhlen aan don boedel betreft, ook dozo knnncn,
ovenalB do vorderingen
op don boedol, in vergelijking wordon
gebracht, wanneer daaraan oono opftchortondo voorwaardo of
eono tijdsbepaling is toegevoegd. Keno herokoning naar ilo
rögolH, in de artikelen 130 on 131 Kw. gestold, hooft echter
niot plaats. Mitsdien zal, als do «chnhl
aan don boedel «wno
voorwaardelijke i», ook do schnldvorgolijking niot undons dun

CCLX-t .

X*/ fj^tt.. A. »♦■>j»t-^

A.

-ocr page 259-

211

voorwaardelijk kunnen wezen. Is aan de schuld eeno tijds-
bepaling verbonden, dan moet niet de contante waarde, maar
het volle bedrag der schuld in aanmerking worden genomen

Dit resultaat mag volkomen billijk heeten. Men bedenke
slechts, dat de schuldenaar van den boedel niet verplicht is, zich
op vergelijking te beroepen. Doet hij het, voordat zijne schuld
opeischbaar is, dus vóórdat hij kan worden aangesproken,
hij 7.al het doen uitsluitend in zijn eigen belang, omdat hij
daarbij voordeel heeft. Zijne schuld bij die gelegenheid tot
de contantn waarde terug to brengen , ware door niets gerochi-
vaardigd en zou eeno geheel ongemotiveerde benadeeling van
den boedel ten gevolge hebben. Dut de schulden rnn den
boedel voor do contante waardo in vergelijking komen, is geen
argument om de schulden
aan den boedel op dc/elfde
wijze to behandelen. Du boedel toch verliest niet alleen liei
voordeel van do tijdsbepaling, maar moot zich bovendien
schuldvergelijking luten welgevallen, als zijn schuldenaar het
verlangt, zonder zelf in even ruime nuvte daarop een beroep
to kiinnen doen. Alleen do schuldenaar-schuldeischcr van den
gernilleerde kan van nrt. 53 gebruik nnvken, niet ook do
cunitor. Deze kan zich van de Kchuldvorgolyking Hloclits
bedienen, als do vereischten, door art. 1103 B. NV. gestold,
aanwezig zijn.

De uitbreiding, dio art. 53 aan hot recht van schuldver-
gelijking heeft gegeven, heeft feitelijk deze beteekeniH, dat
aan ioder RchuldeiHclier vnn diMi boedel wordt toegestiuin, zijne
vordering afzonderlyk U) verhalen op datgene, wat hij aan
den boedel scliuldig is. Wat hij scliuldig is, vormt als het.
wuro een speciaal onderpand voor de richtige betaling zijner
v<»rdering. Dezo regeling vindt haar grond in de overweging,
dat het onbillijk zou zyn, den Hchuldenaur-schulduiselier
van den boedel * tot int^\'gralo betaling aan den boedel te
dwingen, t^\'rwijl do zekerheid b<»Htrtut, dat die boedel hem
niet meer dan percenten zal tntbotnlen.

Hut in duidelijk, dut deze overweging hare kracht vcrUest,
waar iennind zich opzettcdyk, juiut njet het <tog op het.
failliKMMuent, in de ])0Kiti0 van
nchnldenaar-schuldeiHclier van
den boedel heert. gebracht. Werd «K»k dan de Hchnldvergelijking
tocg«.|ut«»n, zij z<»u een jjcinakkelijk niid«lel opleveren t«»t

-ocr page 260-

212

berooving van\'den boedel. Vandaar dat artikel 54 het beroep
op schuldvergelijking ontzegt aan den schuldenaar-schuld-
eischer van den gefailleerde, die zijne vordering op den ge-
, failleerde heeft verkregen, of zijne schuld aan den gefailleerde
^^^ ggjj derde heeft overgenomen, terwijl hij wist dat de
Mrt faillietverklaring reeds was aangevraagd of aangevraagd zou

worden. Vandaar ook dat het tweede lid van dit artikel
bepaalt, dat na de faillietverklaring overgenomen vorderingen
of schulden nimmer in vergelijking kunnen worden gebracht.

Van het aanvragen der faillietverklaring wordt in het eerste
lid van het artikel in een algemeenen zin gesproken \').
Daaronder is dus ook begrepen de
aangifte door den schid-
denaar. In elk geval zal nan de wetenschap, dat t^)t failliet-
verklaring
aangifte was gedaan of gedaan zon worden j op
liet recht, zich van scbuldvorgoHjking te bedienen, dezelfde
invloed moeten worden toegekend, als nnn de wetenscliap, dat
een verzoek of een requisitoir tot faillietverklaring is ingediend
of genomen.

Misbruiken tegen te gaan is eveneens lud dool vnn nrtikel
55: »De sclinldennnr van den gefailleerde, die zijno schuld
wil vergelijken met eene schuldvordering nnn order of toonder,
is gehouden t<i bewijzen dat hij reeds op het oogonblik der
faillictverkluring te goeder trouw eigennnr was vun hot ord«»r-
of toonderpapicr*.

Kene goHjksoortige bepaling word gevonden in hot ^Veib.
V. Kooph., in liet door nrt. 2 vnn do Wot ter invo««ring van
do FailliHKoiiientswct afgOHchuft^» art. 205, doch alleen vo(»r
dnn Mchnidenanr dio houder i« van een winKol

De beteekenis vun art. 55 ligt in het vun den houder vnn
het c»rder- (»f toonderpapicr gevordenlo bewijR, dal. hij reed«

i ^ icJlL^^^\'^*-\' \'^l\' oogenblik der rnillintverkhiriiig eigennnr wns te goftler

trnuw. Hierin is eeno afwijking gelegen vnn den regel, dat
goede trouw HteedH wordt ondersteld. Voor die nfwijkiiig
^ begtaut con goede reden. Order- en toondj»r|»apieren kunnen
in den vooravond vnn het failUHBenient veel geinukkelijker
worden opgekoelit dan «eliuldeii op nanm. Men denke nun

\') Vorj?. iio<>l .t op lil. 11K1 hiorltoM-ii.

KrarhUiiH art. \'ilR» Wc>ll.. v. Kmipl,. wa- ml \'>o:. van ilil Wi-ll^x-k .wk \\an
^^^ U^^MA-ni^ lOfpanhing
op pruiiiesM-n naii order.

1; ^ ^ /(({^^

yTc-. A\'r\'ï

aóS.

-ocr page 261-

213

het geval, dat de gefailleerde obligatiëii aan toonder heeft
\\iitgegeven. Allicht zullen deze kort vdór de faillietverklaring
voor weinige percenten te koop zijn, en verleidelijk is het
dan voor de schuldenaren van den gefailleerde, ze op te
koopen, oin ze ni\\ de faillietverklaring voor 100 percent niet
hunne schuld in vergelijking te brengen.

Dergelijke handelwijze, die neerkomt op eene berooving van
den boedel ten nadeele van de overige schuldeischers, mag,
als strijdig met de goede trouw, in geen geval worden toe-
gelaten. Om haar te bestrijden is artikel 51 niet voldoende.
Wèl volgt uit het tweede lid van dit artikel, dat de schulde-
naar van don gefailleerde, die zijn schuld in vergelijking wil
brengen met eene vordering uit een ordor- of toondorpapior
ten laste van den gefailleerde, niet kan volstaan mot dit
papier over to loggen, maar bovendien moot bewijzen, dat
liij reeds
Umi tijdo der faillietverklaring eigenaar was van dit
jiapior, bijv. doordat hij hot vtWr de faillietverklaring hcoft
aangekoolit. Ongotwijfold is daarin voor den boedol oon
waarborg gelogen togen aankoop ni^ do faillietverklaring, niot
ochti\'r tegon aankoop vóór on mot hot oog op do failliotvor-
klaring. Ook hetoorsto lid holpt hier niot. Al zal do curator van
zijn kant hot bowys mogon loveron van do wetenschap, in het
oersto lid onischrovon, juist bij ordor- on toondorpapior zal
dit nit«rst moeilijk gaan, daar hot tijdstip van aankoop («n
do koors waarvoor word gokoclit niot zijn to oontroleoron.
Vandaar dut don houder hot bowijs van do verkrijging to
goiidor trouw is opgelegd; hij moot dus aantoonon , dat do
aankoop niot is gesohiod voor do lous of met lu«t dool bij
oon voor do donr staand faillissomont van srhuldvorgoWjking
«obruik to makon, nuuir ondor onistandighodon die do
goda< lit« daaraan uitslniton.

7. Invloed hfi ftu\\U**fmenUbMUuj op takelijke trkevltfid$\'

reèjden (artt. 57—5U).

I)«» positie van Kohuldoisoliors dio oon zukolijk /okorhoids-
rocht hobbon, is buiUsn fuilHssomont /.oor vorsohillond, naar
gelang dit rocht hun nl dan niot do bovoogdhoid vorloiMit
tot
oigonnn»ohtigo oxootjtio. Dio bovoi^dhoid bozitton do
pandlniudor on do oorsto hypothookhoudor, dio hot bokondo

-ocr page 262-

214

beding van art. 1223 B. W. heeft gemaakt. Dezen knnnen,
ingeval de schuldenaar niet aan zijne verplichtingen voldoet,
zonder dat voorafgaande vaststelling (verificatie) van hun
vorderingsrecht bij rechterlijk vonnis noodig is, tot verkoop
van de hun verbonden zaak overgaan (artt. 1201 en 1223 B.
W.). Zakelijk gewaarborgde schuldeischers, die het recht tot
eigenmachtige executie missen, zooals tweede en verdere
hypotheekhouders en eerste hypotheekhouders dio het aange-
haalde beding niet hebben gemaakt, staan daarentegen, wat
de vervolging en de executie van hun recht betreft, geheel
met alle andere schuldeischers gelijk. Tenzij hun vorderings-
recht uit eeno authentieke akte blijkt, is gerechtelijke vast-
stelling of verificatie daarvan een vereischte. De weg, om tot
die vaststelling te komen, is voor hen, evenals voor allo andoro
schuldeischers, het proces, hetzij dit aan de executie véómfgaat,
hetzij het, zooals bij de consorvatoire rechtsmiddelen, als het
ware een incident uitmaakt
in de executie. Dezo zolvo geschiedt
op de wijze en met inachtneming der formaliteiten, in hot
Tweede Boek van het Wetb. v. Burg Rechtsv. vustgestöld voor
do executie van executoriale titels betreflendo geldvorderingen.

Dit verschil iu kracht en in botookonis van hot zakelijke
zekerheidsrecht doet zich ook bij faillissement vun den schnl-
denanr gelden. De bevoegdheid tot oigonnmchtigo oxocutio
wijst den zakelijk gewaarborgden schuldoischor oon phuits
aan buiten het faillissement; het gemis dier bovoegdhoid stolt
hem mot allo andere, voldoening uit don boodol vorderende,
schuldeiHcliers op déno lijn. Uit dien hoofde wordon, in over-
oenstemming mot hot Wetboek van Koophundol, artt. 851 on
858, alleen do liypothekairoRclmldoisfher, dio hot beding, vor-
meld in nrt. 1223 B. W., hooft gemankt, on deimndlioudorbuiton
het faillissomont gelttton. Zij kunnen, volgens art. 57 fonito lid,
hunne rechten uitoefenen \'), alsof or goon failliHHomont wiirn\').

\') liiilipii ma« wonlon naiigcnon.i-M.ilnl i)o»rliMl.l..i»rbor,i»nii <vn inwIitiW
in imiiil h n.\'Kfvcn, lii-l rrclil liwfl ilivo in li» \\or.li\'r.Mi, «1» lü" »«»iiililfiu.ir
nii\'l Aan »ijiu- v.•^|lIi.•l.^ill^nl votilo,-!,
ra\\ Ity ilii mlil wk iin ruilliclu-rklnnnn
van iti\'ii |ianil(;ovcr kiinniMi uil
(>rr<>ncti. 7,i<< IHi, ilrn lliutf 47 IW. ISS7, U\'.

») Artt. vip. MTinrMcn niet, rooaU .li» nrlt. S.\'.t vl«. W. v. K., n^vrn» «l«\'»
IHuulUüUilfv nog afiiMMliTlijk ili n WWeurr, oiii.bt iw/.aii./in«/ oii U«\'«\'

wiMinicii lijn voor iIvicIMü »ak.

-ocr page 263-

215 h^Orr^C^, Ou^ACni^C^i

LeJ-rr trjf c^ou^ A^eCcit^ ? M,ofJL

Zij behoeven, om tot executie te kunnen overgartn, niet in ^
het faillissement op te komen; met verificatie hebben zij niets ^
te maken. Slechts voor het geval, dat hunne vordering eene óJiJbL. v.i^.JV^-t^^-
zoodanige is, als vermeld in do artt. 130 en 131 (d. w. z.
eene vordering onder opschortende voorwaarde, met eene tijds-
bepaling \'), waarvan het tijdstip der opeischbaarheid onzeker
is of wolko recht geeft op periodieke uitkeeringen) maakt het
tweede lid van art. 57 eene uitzondering. Ten aanzien van deze
vorderingen kunnen de bedoelde schuldeischers hunne rechten
alléén uitoefenen nil verificatie en niet anders dan tot verhaal
van het bedrag, waarvoor de vordering is erkend. In dit
geval blijven zij dus niet geheel buiten het faillissement, maar
bepalen hunne rechten zich tot zelfstandige executie nadat
de verificatio heeft phiats gehad. Zij kunnen alsdan hun on-
derpand zelf verkoopen, terwijl alle andere tot den faillieten
boedel belioorendo zaken na do insolventie door den curator
moeten worden te gelde gemaakt.

Uelialve de pandhouder on do onhorroopelijk gevolmach-
tigde eerste hypotheekhouder, kan ook do commissionnair de
recht<jn, hem door do artt. 81—83 W. v. K. toegekend, uit-
oefenen , alsof er geen faillissement ware (art. 81 W. v. K.;
zie hierb«iven bl. 02). Wel heeft de coinniissioniiair noch pand-
rei\'lit noch liypotlieekreclit, doch slechts oen
voorrccJil^ maar
een voorrecht, dat in zooverre van aiidero voorrechten afwijkt,
dat daaraan een eigeiiaardige bevoegdheid totexocutio is ver-
bonden. Do commiHsionnair kan zijno vordering op de zaken,
waarop hein voorrecht is toegekend, i^f geheel eigenmachtig
verhalen (nrt. 81), »Sf althaim zonder voorafgaande verificatie
van zijn recht, na een eenvoudig verlof van den rechter (artt.
82 en 8.i). Wat do macht tot executie betreft, staat de ct»ni-
initiHioiinuir dus vrijwel gelijk niet den pandhouder en den
hypotheekhouder voornoemd; vandaar dat hij evenal« dezen
biiitiMi het faillirtiiement blijft.

Uuiteii het faillinHenient hlija ook do makelaar in zeo-
lUHsurantiCn, die do poli« in handen luH»n. lleni kent art. 081
nl. 2 W. v. K., in geval van failliRHement des verzekerden, het

\') in Ao» roff«»! wonli\'n hyp.»lh.>k«irc trtrdoiJngon in xnn ruilUwmcnl
van ilvii M |iiit<l.*uA<ir o|M.iM;hUnr ArI. \\\'M U «bn nlni \\an

Uui k»t.«t*(r, Nlll)*^!«\'*)!««\'!-

-ocr page 264-

2Iß

recht toe, de door den verzekeraar nog verschuldigde schade
te innen en zichzelven daaruit te betalen, zoodat hij in het
faillissement niet behoeft op te komen (zie hierboven bl. 62).

Soortgelijk recht, maar niet beperkt tot het geval van
faillissement van hunnen schuldenaar, bezitten metselaars,
timmerlieden en andere ambachtslieden, welke tot het zetten
van een gebouw of het maken van eenig ander aangenomen
werk gebezigd zijn. Volgens art. 1650 B. W. hebben zij eene
rechtsvordering tegen dengene te wiens behoeve de werken
gemaakt zijn, »ten beloope van hetgene deze aan den aannemer
schuldig is op het oogenblik waarop zij hunne regtsvordo-
ring aanleggen«. Hun wordt daardoor een bijzonder recht van
verhaal toegekend op hetgeen hun schuldenaar, do aannenier,
te vorderen heeft, welk recht door diens faillissement niet
verloren gaat. Uitdrukkelijk werd in dien zin beslist door de
Rb. te Haarlem 17 April 1888,
P. v.J. 1888 n". 69 (met uit-
voerige conclusie van het Openb. Min.). De practijk stemt
hiermede ovoreen, blijkens de feiten vermeld in hot vonnis
van de Rb. te Amsterdam van 18 Aug. 1891,
P. v. J. 1891,
n°. 90, en het arrest van den Hoogen Raad van 6 April 1894,
W. n". 6485.

Ook waar elders aan schxildeischors do bevoegdheid wordt
toegekend, zich op hot onderpand hunner vordering, zonder
voorafgaande vaststelling of verificatie van hun recht, na
eenvoudig verlof van den rochtor, te verhalen, zal mooton
worden aangenomen, dat het faillissement van hunnen schul-
denaar aan do uitoefening van hun rocht niet in don weg
staat, al wordt zulks niet uitdrukkelijk bepaalt. Zoo zal aan
den- schipper de bevoegdheid, do vervoordo goederen ten
boloopo van de vracht, onkosten en averij to verkoopen,
hem in art. 489 \\V. v. K. gegeven, ingeval van faillissement
van den bevrachter of inlader, bezwaarlijk kunnon wordon
ontzegd. Hetzelfde geldt voor den voorman of schipper,
rivieren en binnenwateren bevarende, on don ondornomer
van openbare rijtuigen en vaartuigen mol betrekking tot hot
gelijksoortige rocht, hun in art. 94 al. 2 W. v. K. j\'\'. artt. 96
al. l on 755 al. 2 W. v. K. toegekend.

Do pandhouder on eerste hypotheekhouder zijn bovoogd
hunno rochten uit te oefenen, alscjf or goon faillisRomont

-ocr page 265-

217

ware, claai-toe verplicht zijn ze niet. Maar de afwikkeling van
den boedel, waartoe ook de aan hen verbonden zaken behooren,
mag niet worden tegengehouden, doordat zij goedvinden hun
recht niet te vervolgen. Daarom bepaalde art. 854 al. 2
W. v. K., dat de curators aan den rechter de bepaling van
eenen termijn konden vragen, binnen welken deze schuld-
eischers verplicht zouden zijn hunne rechten uit te oefenen,
bij gebreke waarvan de curator zelf tot verkoop van het
onderpand kon overgaan.

Art. 58 Fw. gaat verder. Het vaststellen van den fatalen
termijn door den rechter kan aanleiding geven tot een
misschien langdurig proces en zal steeds gepaard gaan met
omslag en kosten. Ten einde het een on hot ander te voor-
komen , is thans de termijn in de wet zelf vastgesteld.

Naar luid van art. 58 zijn de hypothekaire schuldeischer en
de pandhoiulor verplicht hunno rechten uit te oefenon vóór het
verstrijken van ééne maand, nadat de insolventie is begonnen,
behoudens de bevoegdheid van den rechtor-commissaris,
dien tormijn te verlengen bij eone niot voor hooger boroop
vatbare beschikking (art. 07 al. 2). Na verloop van dien tijd
zal de curator de verpande voorwerpen opoischon, en deze,
evenals de vorhypothokoordo goederen, behoudens hot rocht
van den pandhouder of hypothekairon schuldeischer op do
opbrengst daarvan, zelf doen verkoopen op dn wijze bij artikel
171- onïschroven , d. w. z. in het openbaar of, met toestemuiing
van den rechter-commissaris on, zoo die or is, ook van do
commissiü uit do schuldeischors (art. 78 al. 1), ondershnnds.

De bevoegdheid, ondershands to verkoopen, nniakt verkoop
van do verbonden zaken op do nnirkt of tor beurze mogelijk.
Kr bestond trouwens geen roden hier af to wijken van hetgeen
in art. 17 tin hot algomoon zoowol voor roerende als onroerende
goederen is bepaald, en dus ook geldt voor goodoron, waarop
oon oorsto hypotheek rust, indien althans hot beding van
art. 1223 H. W. niet is goniaakt, \\\\\\ wolk geval de artt.
T)7 vig. niet van toepassing zijn.

Do waarde, mot name van ter markt of tor beurze ver-
handelbare zaken, is voortdurend aan rijzing en daling onder-
hevig on daardoor zeer nfwissolond. Voor don boedol zal het
lang niet «uiverHchillig/.ijn , wannoor «lergelijke goodoron wordon

(

>

ßt^jü otc ^

-ocr page 266-

218

verkocht, en van groot belang, dat de curator daarvoor het
geschikte tijdstip kunne uitkiezen. Zijn de goederen verpand,
dan beslist de schuldeischer over dat tijdstip. Zijn belang zal
vaak identiek zijn met dat van den boedel, edoch niet altijd.
Zit bijv. in het onderpand een groote overwaarde, zoodat de
schuldeischer voor zijne vordering ruimschoots gedekt is, dan
heeft hij bij het bedingen van den hoogsten prijs niet evenveel
belang als de boedel. Mits zijne vordering er uit kome, zal
de prijs hem onverschillig zijn, terwijl voor den boedel het
grootst mogelijke overschot gewenscht is. Ten einde den curator
in de gelegenheid te stellen, in een geval als dit den verkoop
zelf te bewerkstelligen, bepaalt art. 58 al. 2, dat de curator
te allen tijde het verpande voorwerp kan lossen, tegen voldoe-
ning van het daarop verschuldigde met de interesten en kosten.

Het spreekt van zelf, dat van de hem hier verleende
bevoegdheid door den curator in den regel alleen dan gebruik
zal worden gemaakt, als hij overtuigd is, dat de waarde van
het onderpand het bedrag der vordering overtreft.

Gelijke bevoegdheid is den curator, misschien ten onrechte,
niet uitdrukkelijk toegekend, met betrekking tot onroerende
met hypotheek bezwaarde goederen. De meerdere waarde-
vastheid van onroerende goederen schijnt daarvoor het motief
te zijn geweest 2).

In het wetsontwerp, zooals het bij den Raad van State
aanhangig werd gemaakt, kwam de bepaling van art. 58 al. 2
in het geheel niot voor, terwijl in de toelichting werd gelezen:
«art. 85(5 Wetb. v. Kooph. (= art. 58 al. 2) is , als geheel
ovei\'tollig, niet overgenomen" Inderdaad is er veel voor
to \'/eggen, dat de curator niet alleen bevoegd, maar ook
verplicht is, indien hot belang van den boedel zulks vordert,
nniatregelen te nemen als do inlossing van
V(ïrpnnde voor-
werpen on de aflossing van hypothokon. Hij treedt daardoor
zeker niet buiten den hem aangewezen werkkring: hot iieheer
van den faillioton boedel, tot behoud\' waarvan luj veeleer

\') Indien pcne conunissic uit «lo scIinMi\'iitclicrs is licnnem«!, nioel liaiir mlvit^s
iloor
iUmj ciirator worden ingownnnon (art, 78 nl. 1). In clk t;eviil liclinofl hij
innclitiKing viin ilcti rüctilcr-conimissnris (arl. HB n). 2).
») IWinfiintc II, bl. 77; v. n.
Fki.tz I, bl. 477.

») Zic A.lvics van .len llaail v. State: IJelinfante II,bl. Iltl; v u. Feltz I, bl. 47S.

-ocr page 267-

219

wcrkzaaiu is. Is deze opvatting de juiste, dan mag aan do
niet-vermelding van verhypothekeerde goederen in art. 58
al. 2 geen beteekenis worden gehecht, en moet derhalve het
argumentum e contrario, waartoe die niet-vermelding bij
eene oppervlakkige beschouwing aanleiding zou kunnen geven ,
worden gewraakt.

Heeft de bypothekaire schuldeischer of de pandhouder van
zijn recht tot eigenmachtige executie gebruik gemaakt, dan
is hij verplicht de opbrengst van het verbondon goed, dat
immers een deel uitmaakte van den boedel, aan den curator
to verantwoorden, met uitkeering van hetgeen die opbrengst
het verschuldigde met de interesten en de kosten te boven
gaat (art. 59 al. 1). Ingevolge deze bepaling zal de curator van
don executeerendon schuldeischer rekening en verantwoording
kunnon vorderen, onverschillig of de opbrengst van hot
onderpand diens vordering al dan niot overtreft. Is er oon
saldo, d. w. z. een overschot na voldoening van hot ver-
schuldigde ujet rente en kosten, dan moet dit aan don
curator worden uitgekeerd. Is er een tekort, do opbrengst
dus niot toereikond om don hypothokairon schuhloischor of
pandhouder to voldoen, dan treedt deze voor hot ontbrekende
als concurrent schuldeischer op, »zoo bij zijne vordering
hooft doon verifieoron« (art. 59 al. 2). Dozo woorden zijn
ingelascht, ton oindo duidoHjk te doon uitkomen, dat do
hypotheek- of pandhouder zijne vordering niot bohooft to
doon voriliooron om tot oxocutio van zijn onderpand to
kunnon overgaan, maar alleen om lul do oxocutio voor
hot tekortkonjondo in do opbrengst van don boedel modo
to kunnon doelen. Onder «lo hoorschappij van hot Wetbook
van Koophandel word hierover verschillend gedacht, en door
sommigen bowoerd, dat do hypotheek- of pandhouder eerst
kan verkoopen na vorilicatio \').

Aan dozo controvorso hooft de wetgever oen oindo gonnuikt.

§ 8. (Jcvoltjen van het faillii1«cmcn(tbc8lai/ in verband mcl het
liuweltjkiiijocdcroitrcclU
(artt. 22 al. 2, 01—03).

Indien do gofailleerdo gehuwd ia, wordt do omvang van hot

.w

-ocr page 268-

220

faillissement, als beslag op liet vuruiogen, bepaald door het
Ixmvelijksgoederenrecht, Is iedere gemeenschap tusschen de
echtgenooten uitgesloten, dan omvat het faillissement niet
anders dan de goederen van den echtgenoot die failliet ver-
klaard is. Yoor twijfel is in dit geval geen plaats.

Daar art. 201 B, W., bij gebreke van bedingen daaromtrent,
alle vruchten en inkomsten uit de goederen van de vrouw
ter beschikking stelt van den man, wordt aangenomen, dat
deze vruchten en inkomsten, bij faillissement van den man,
deel uitmaken van diens faillieten boedel. De beschikking
van den man moet, omdat de wet daaraan geen enkele voor-
waarde verbindt, geacht worden onbeperkt te zijn, zoodat de
vruchten en inkomsten het eigendom worden van don man,
en volgens art. 1177 B. W. voor diens verbintenissen aan-
sprakelijk zijn De man zal dus, in geval van faillissement,
verplicht wezen de vruchten en inkomsten uit de goederen
zijner vrouw aan den curator af te dragen; ze zelf innen, kan
de curator niet, omdat het bestuur over de goederen der
vrouw, den man in art. 160 al. 3 B. W. toegekend, tot de
familierechten behoort, die niet door den curator kunnen
worden uitgeoefend (verg. hierboven bl. 45).

Niet allen echter zijn van oordeel, dat art. 201 den man
een zóó exorbitant recht geeft, als hier werd aangeduid.
Volgens een meer aannemelijke opvatting wil het artikel
alléén zeggen, dat de man, indien niet is bepaald hoeveel do
vrouw jaarlijks uit hare goederen tot de huishouding en de
opvoeding der kinderen zal bijdragen, voor dit doei over
al
de vruchten en inkomsten uit de goederen der vrouw mag
beschikken. Daarmede worden hem dio vruchten en inkomsten
geenszins in eigendom gegeven ; zij blijven het eigendom dor
vrouw. Slechts ter bekostiging van de huishouding en de
opvoeding der kinderen kan do man er over beschikken, en wat
er jaarlijks overschiet moet door hem ten name van de vrouw
worden belegd 2). Hieruit volgt, dat do vruchten en inkomsten

»7

. /

/e.r. jr.

-ocr page 269-

(lor vrouw in geen geval doel uitmaken van den faillieten boedel
des mans. Ook nit zijne faillietverklaring zal bij voortgaan, ze
voor zooveel noodig aan te wonden ten behoeve van de huis-

houding en de opvoeding der kinderen, i.h.b. door daaruit do
huishoudelijke uitgaven te bekostigen.

Wordt de vrouw in staat van faillissement verklaard,
dan komen ongetwijfeld het beheer en de beschikking over
haar vermogen aan den curator; de man zal hot beboer niet
langer kunnen voeren. Ook de beschikking over de vrucliten
eu inkomsten uit hare goederen zal hij verliezen. Dozo maken
deel uit van den faillieten boedel.

Indien tusschen de echtgenooten eenige gemeenschap van
goederen bestaat, hetzij deze is de wettelijke algehoelo ge-
nieonschap, do gemeenschap van winst en verlies, dio van
vruchten on inkomsten of eenige andere beperkte gomeonschap,
wordt hot faillissoment, hetzij do man, hetzij do vrouw failliet-
vorklaard is, volgens do uitdrukkelijke bepaling van art. 03,
behandeld als faillissement der gemeenschap. Het omvat,
behoudens do uitzonderingen van art. 21, alle goederen, die
in do gemeenschap vallen, en strekt ten behoovo van allo
schuldeischors, dio op de goederen der gomeonschap verhaal
hobben. Do huwelijkscho voorwaarden en bij gebreke daarvan
het Burgerlijk Wetboek beslissen, welke goederen do gemeen-
schap omvat en mitsdien tot don faillieten boedol behooren,
on
wio als schuldeischors kunnon opkomen. Pn"?si. ^

Hot antwoord is hot eenvoudigste, als do ochtgonooton zijn ^^^^^ ^
gehuwd in wettelijke algeheole gemeenschap van goederen.
Het faillissement omvat in dat goval allo aanwezigo baten, ét S» o-.

terwijl allo schuldoischers, zoowel dio van don failliet als die ^
van zijn echtgenoot, daarin kunnen opkomen \').

U/.

u^ee-A

O-.

Moeilijker wordt do beslissing bij gemeenschap van winst
of vorlios on bij gonjeonschup van vruchten on inkomsten. Jljg. trvt/r\'ptrriejir^.
Van do uitlegging der bepalingen bctreffendo dio gemeen-
scinippon hangt af, welke baten als gemeonschapsbaten zullon
wordon beschouwd\'^ on voor welko schulden dozo aanspra-

r

\') In dien ïin ived^: II. U. K Hcc. 1801, U\'. n». (MIS», Im\'v. Hof don llaaj;
20 Apr. I8
\'.»l, ir. i»«. (>0;W (faillisscmenl vun eeno goliuwde openbare koopvrouw);
Hb. Dordrcclil U Nov. I8\'.)4, W. n®. üü()l (famisscinont van den nmn).

Ct^/e^H^ ci-tKjmJl^tr^\'rl^

-ocr page 270-

222

kelijk zulleu zijn. In nadere beschouwingen over dit onder-
werp van huwelijksrecht kan hier niet worden getreden.

In ieder geval heeft het faillissement van de vrouw, dat
als faillissement van de gemeenschap wordt behandeld, ten ge-
volge dat de man het beheer en de beschikking over de
goederen der gemeenschap verliest, al wordt in het Burgerlijk
Wetboek faillissement van de vrouw niet genoemd als een
reden, die het beheer van den man doet eindigen. De goederen
der gemeenschap maken den faillieten boedel uit, althans
behooren daartoe, terwijl volgens art. 68 Fw. de curator
belast is met het beheer en de vereffening van den faillieten
boedel. De mogelijkheid van beheer en beschikking over
zaken, deel uitmakende van dien boedel, door een ander,
hier door den man, woi\'dt daardoor uitgesloten. De curator
in het faillissement van de vrouw is dus gerechtigd, de
goederen der gemeenschap op te eischen van den nmn \') en
de inschulden der gemeenschap in te vorderen

Mag nu uit dit alles worden afgeleid, dat, als een der
in algeheele gemeenschap gehuwde echtgenooten failliet
verklaard is, voor faillissemont van den anderen echtgenoot
geen plaats moor is ? Tot dit resultaat kwam do Rb. to Dor-
drecht 15 Juni 1882,
N. Mag. v. Hr 1882, bl. ;J60, die
de faillietverklaring der vrouw van de hand wees, op grond
dat de in algeheele gemeenschap gehuwde openbare koojivrouw,
wier echtgenoot failliet is verklaard, diotis staat van faillissement
volgt. Evenzoo weigerde het Hof to Amsterdam 30 Dec.
1881,
W. n". 4851; R liijbl. 1882, B bl. 24G v., do heropening van
het faillissement van don man, terwijl dc vrouw eveneons
in staat van faillissement verkeordo, omdat zijno schuldoischors
»als zij op grond dor tusschen man en vrouw bostaaiulo ge-
meenschap rechten hebben, zich kunnen aanmelden in hot
faillissement van do vrouw.

Mag men voorts, omdat hot faillissement ton bate strekt van
allo schuldeischers der gomeenschap, waartoe allo schuldoischors

>) lliif tien lliing \'20 Apr. IS\'.II, liicrbovoii luitigcliitiilil.

1) Ril. Rotterdam 9 .Mei 1887, W. no. fi.VJO. Zie ook Hof I.imliurK 10 Mui
187.^ bev. Rb. .Maastriclit \'27 Juni 1874, \\V. ii». IJ\'.KIS (faillisscnu\'nt bij gemeeii-
scliap van vruclitcn un inkomsten), en Rb. Amsterdam 1\'2 Mrt, 1871),
lieijt»,
liijbl.
1879, H bl, 189,

-ocr page 271-

223

van beide echtgeiiooteii behooren, met den Hoogen Raad \')
aannemen, dat het akkoord, in hot failHssement van een
der echtgenooten tot stand gekomen, bindend is voor de
schuldeischers met wie de andere echtgenoot heeft gehandeld ?

Het komt ons voor, dat deze uitspraken en beslissingen te
absoluut zijn. Ongetwijfeld, het faillissement van den man
of van de vrouw omvat de geheele gemeenschap en dezo kan
niet voor de tweede maal in beslag genomen en verefibnd
worden, zoolang het eerste beslag er nog op rust. Maar
daarnevens behoort in het oog gehouden te worden, dat ieder
der echtgonootcn buiten de gemeenschap goederen kan be-
zitten, die hem of haar persoonlijk toebeliooren. Bezit do
echtgenoot, die failliet verklaard is, dergelijke niet in do
gemeenschap vallende goederen, dan worden ook dezo, naar
luid van art. 63, ondor het faillissement begrepen, -»maar
zijn alleen aansprakelijk voor de schulden, waardoor do
gofailleerdo persoonlijk« (d. w z. niet enkel uit krachte dor
gemeenschap) »verbonden is». Bezit daarentegen do niet-
gofailleorde echtgenoot goederen buiten de gemeenschap,
dan blijven die goederen buiten hot faillissement, wat echter niet
wegneemt, dat do persoonlijke schuldoischors van dien echtge-
noot daarop verhaal kunnen nemen. Verhaal door allo middelen
rechtens, door individueel, maar ook door collectief beslag,
d. w. z., als daartoe tormen zijr>, door faillissement, dat
alsdan uitsluitend do hier bedooldo goederen zal omvatten
on alléén zal strekken ton behoeve van do persoonlijke
schuldoischors van don failliet.

liet als faillissement dor gemeenschap bohandold wordende
laillissemont van don oenen ochtgonoot kan op dozo rochten
dor persoonlijke schuldoischors van don andoren ochtgonoot
op hot aan dozen buiten de gemeenschap bohoorondo ver-
mogen goonorloi invloed bobben. Alleen zullon dt) bodooldo
schuldoischors, indien zij in het faillissomont dor gemeenschap
zijn opgekomen on «laaruit oono uitdooling hobbon ontvangen,
voor hot bedrag daarvan hun rocht togen hun niot gofail-
loordon schuldenaar vorliozon. Kon akkoord, totstandgekomen
.in het faillissomont dor gemoonschap, vermindert dus op zich

\') Arrest van 48 Nov. IBUr», \\V. n". ü7()7, vern. Ub. Zutfcn 18 Apr. I«\'.).\'),
1\'. V. J. i85)r. n". TkI.

-ocr page 272-

22 t

zelf hunne rechten op cle goederen buiten do gemeenschap in
geen enkel opzicht; eerst na ontvangst der akkoord-percenten
wordt hun vordering ten beloope dier percenten vernietigd.

Op een en ander is bij de bovenaangehaalde beslissingen
niet voldoende gelet. Dit hiat zich hieruit verklaren, dat zij
betrekking hebben op gevallen van algeheele gemeenschap
van goederen, waarbij het eene uitzondering is, dat een der
echtgenooten ook nog eigen goederen heeft buiten de gemeen-
schap. Toch opent art. 175 Burg. Wetb. daartoe de mogelijk-
heid. Met het (mogelijk) aanwezig zijn of de latere verkrijging
van goederen buiten de gemeenschap behoort dus steeds,
ook als er algeheele gemeenschap is, rekening te worden
gehouden. Men komt dan tot de conclusie, dat het faillisse-
ment van een der in algeheele gemeenschap gehuwde echt-
genooten niet belet de faillietverklaring van den anderen
echtgenoot op voi\'dering van diens persoonlijke schuldeischers,
indien maar wordt aangetoond, dat hij buiten de gemeen-
schap eigen goederen bezit; de faillietverklaring mag alleen
worden geweigerd op grond, dat het bezit van eigen goederen
niet is gebleken. Dan zal het voorts duidelijk wezen, dat het feit,
dat het faillissement der gemeenschap met een akkoord is geëin-
digd, niet in den weg kan staan aan eene persoonlijke veroordoe-
ling van den niet gefailleerden echtgenoot tot betaling van het
door hem verschuldigde, al zal het te wijzen vonnis uitsluitend
op goederen, hem alleen toekomende, kunnen worden ton
uitvoer gelegd \').

Waarop het te dezen aankomt, is juist ingezien in het
vonnis van de Rb. te Dordrecht van I t Nov. 189 t, IK. n". (5601.
Gevraagd word veroordeeling eener in algeheolo gemeenschap
gehuwde vrouw tot betaling eener schuld, door haar persoonlijk
met machtiging van haren nuin aangegaan, terwijl do nuin
in staat van faillissement verkeerde, alsmede van-waarde-
verklaring van een onder een derde gelegd beslag.

De rechtbank overwoog: »dat de\'vrouw, al is zij in al-
geheele gemeenschap van goedei-en gehuwd, goederen kan
bezitten, die niet in de gemeenschap vallen cn op dozo
goederen de vordering van de eischereskan worden geöxecuteerd;

-ocr page 273-

OOK

dat dorhalvo do oischoros ontvankelijk is in haro hoofdvordoring
en deze haar zal moeten worden toegewezen; dat de accessoire
vordering tot van-waarde-verklaring van het gelegd derde-arrest,
opdat de eischeres op hot gearresteerde hare schuldvordering
moge verhalen, niet voor toewijzing vatbaar is, omdat niet
is gesteld en evenmin uit de processtukken blijkt, dat het
gearresteerde, als vallende buiten de gemeenschap, het bij-
zonder eigendom van de 11 ged. is, zoodat moet worden aan-
genomen, dat die gelden vallen
in de gemeenschap en dus
tot den faillieten boedel behooren, waarop de vordering, ten
laste van een der echtgenooten, tijdens het faillissement ont-
staan, niet kan worden geëxecuteerd«. Op deze gronden word
do hoofdvordoring tot betaling toegewezen, daarentegen do
accessoire vordering tot van-waarde-verklarirg van hot gelegd
derde-arrest ontzegd.

Voor welke schulden een der echtgenooten persoonlijk ver-
bonden is, beslist hot Burgerlijk Wetboek. Daartoe behooren
de schulden, door den echtgenoot vörtr het huwelijk of staande
hot huwelijk geldig aangegaan, »in één woord alle schulden,
waarvoor hij aansprakelijk zou zijn, ook indien hij niet in
gomeenschap van goederen ware gehuwd, in tegenstelling dus
van dio schulden, waarvoor hij kan worden aangesproken,
alloon omdat do gemoouschap daarvoor aansprakelijk is « \').

liet beginsel, dat het faillissemont van den in oonigo ge-
meenschap van goederen gehuwden ochtgonoot wordt behandeld
als faillissement van de gemeenschap, heeft don wetgever aan-
leiding gegeven tot een tweetal speciale bepalingen.

t/v-tnr

In de eerste plaats tot do bepaling van art. 22 al. 2: »In
dit en het vorigo artikel wordt ondor »gofailloordo» nuule
bogropon do echtgenoot van den in oonigo gomeenschap ge-
huwden gefailleerde-. Do inkomsten van do boido echtgenooten
vallen zoowol in do algeheele gomeenschap, als in dio van
winst on verlies of van vruchten on inkomsten; in goval van
faillissomont van don eonon ochtgonoot nuvkon dus ook do
inkomsten van don andoron doel uit van den faillieten boedel.
Voor zoover nu door do artikolon 21 en 22 al. I de inkomsten

\') Antwoord van den Ministor op hel Vornlag der Ctiinmissiu van voorlM\'iritling
Ik\'linfamo II, bl. 70; v. n. K
ki.T7. I, bl. iOO.
MoLKKoiuArr,
KRiUlMcmenUwet,

IS

-ocr page 274-

226

van den gefailleerde aan het faillissement worden ontti-okkcn \'),
gebood de billijkheid de inkomsten van den niet gefailleerden
echtgenoot eveneens buiten het faillissement te houden. Dit
geschiedt door de aangehaalde bepaling.

Ingevolge daarvan blijft, wanneer bijv. de vrouw failliet-
verklaard is, niet alleen wat zij zelve, maar ook wat
haar man door persoonlijke werkzaamheid verdient, tot het
bedrag door den rechter-commissaris vast te stellen, buiten
het faillissement. Geniet de man wegens een ambt of be-
diening een rijks-traktement, -soldij of -pensioen, dan zal de
curator in het faillissement der vrouw daarop de hand niet
kunnen leggen, maar alleen de door de wet toegelaten kor-
ting kunnen aanvragen. Mutatis mutandis geldt hetzelfde
als de man failliet is en de vrouw oigen inkomsten heeft uit
bedrijf, beroep, ambt of bediening.

In do tweede plaats wordt in art. 63 al. 2 gezegd: n do
bepalingen in deze wet vervat omtrent handelingen door don
schuldenaar verricht, zijn, bij faillissement van een in ge-
meenschap gehuwden echtgenoot, toepasselijk op de hande-
lingen waardoor de gemeenschap wettig verbonden is, onver-
schillig wie der echtgenooten dozo verrichtte". Dit voor-
schrift houdt rekening met het feit, dat ook do vrouw, al
zij hot bij uitzondering, bevoegd is de gemeenschap te ver-
binden. Zij is ton eerste het orgaan der gouieenschap voor
alles, wat de gowono en dagolijksche uitgaven dor huishouding
betreft (art. 164 B. VV.), on verbindt dezo verder in hot goval
van art. 180 B. VV. (als de man afwezig is of zich in do
onmogelijkheid bevindt om zijnon wil to verklaren), alsmodo
wanneer zij mot goedvinden van haren man openbare koop-
vrouw ib, doch dan alleen door do handelingen hare koop-
manschap betrofFondo. Wordt nu de man faillietverklaard,
dan ondervindt de failliete boedol, dio de gemeenschap
omvat, do gevolgen van de door do vrouw bovoegdelijk ver-
richte handelingen ovonzeer uls dio van do handelingen des
mans. Daarom moot do curator, zoo noodig, ook togen do
handolingen dor vrouw kunnen opkomen. In één woord, als
het faillissomont eene huwelijksgemeenschap omvat, mooton
de bepalingen van do Faillissomontswot van toepassing zijn
Zie hierboven bl. 140 vlg.

-ocr page 275-

227

•os»

op alle handelingen, „ waarbij, om het zoo eens nit te drukken ,
de gemeenschap wettig partij was" \'), onverschillig wie der
echtgenooten de handeling verrichtte. De daartoe vereischte
toepasselijkverklaring wordt in art. G3 al. 2 gevonden.

Het Burgerlijk Wetboek kent aan den man het bestuur
toe over de goederen, aan de vrouw persoonlijk toebehoorende.
Dat deze goederen in geen geval in het faillissement van den
man betrokken zijn, werd hierboven reeds opgemerkt. Do
curator zal ze ter beschikking moeten stellen van de vrouw,
of liever van den man als bestuurder dier goederen. Maar
dan moet den curator ook het recht van de vrouw worden
aangetoond. Omtrent het daarvoor gevorderde bewijs geeft
art. G1 eenige voorschriften, in hoofdzaak uit het Wetboek pj^a^-ér.
van Koophandel overgenomen.
 Jl^/üut^,^^*^ /2~

1

In het eerste lid van het artikel wordt, bij wijze van inlei- y ^

ding, medegedeeld, dat, in geval van faillissement van den\'^^"\'^^
nnin^ de vrouw alle roerende en onroerende goederen terug-
neemt, welke haar toebehooren en niet in de gemeenschap
vallen

Volgens het tweede lid bewijst zij »de aanbrengst dor
goederen, bij het aangaan des huwelijks buiten de gemeen-
schap gehouden», i,zooals bij art. 205 Burg. Wetb. is voor-
geschreven 1. Raadplegen wij dit artikel , dan blijkt dat het
alleen een voorschrift bevat omtrent hot bewijs van de aanbrengst
van
roerende goederen, mot uitzondering van inschrijvingen
op het grootboek der nationale schuld en andere op naam
staande effecten on iuschulden. Op geene andero wijze kan <lo
aanbrengst dier goederen worden bewezen, »dan door derzelvcr
vermelding bij de huwelijkscho voorwaarden, of door eene
beschrijving, door den notaris en do partijen onderteekend, en
vastgehecht aan de minuut van de liuwelijkHcho voorwaarden,
in welko daarvan melding moet worden gennuiktWordt nu
het hier voor roerende goederen geeischte door het tweede
lid van art 01 der Fw. uitgebreid tot onroerende goederen en op
naam staande oftecton en iuschulden, of wil dit voorschrift
slechts zoggen, dat,
voor zoover door art. 205 B. W. bijzondere
bewijsregels worden opgesteld, deze ook bij fa|lli88enient van
loepaHsing zullen zijnP
i) Memorif van Toolicliting: IWiiifaiil.\' I. 1.1. lOi; v. li. Kki.tz I, M.

; i\\

f\'.\'ii

\' 1
11

-ocr page 276-

228

Onder de heerschappij van het gelijkhiidende art. 880 al. 2
van het Wetb. v. Kooph. werd daarover verschillend gedacht.
Dat wij te doen hebben met eene afwijking van het Burgerlijk
Wetboek, met eene beperking van het recht der vrouw, te
dien effecte dat zij bij faillissement van haren man ook de
aanbrengst van hare onroerende goederen, van bare inschrij-
vingen op het grootboek der nationale schuld en van andere
op naam staande effecten en inschulden niet anders kan
bewijzen dan door de bewijsmiddelen, in art. 205 genoemd,
wordt aangenomen door M. L.
van Goudoever, Opmcrkimjen
over de gemeenschap van winst en verlies,
Prft. bl. 79, onnaar
het schijnt ook door
dk Wal, dl. 3, bl. 108 vlg. Daarentegen
zien
dk Geer, op Holtius, bl. 500 n*. 1 enDiKi-nuis, lïaudh.
V. h. Nederl. llandeJsregt, dl. 3, bl. 330, in art. 880 al. 2
W.
v. K. blijkbaar niet anders dan eeno bloote verwijzing
naar de bepalingen van het burgerlijk recht.

Voor de eerst vermelde opvatting pleiten de woorden der
wet, pleit inzonderheid dat in het onderwerpelijke lid van
de artt. 880 W. v. K. on Gl Fw. wordt gesproken van do
goederen in het algemeen («aanbrengst
der goederen-), on
niet, zooals in hot derde lid van deze artikelen, van de
roerende goederen alleen. Ook moet worden toegegeven, dat
naar de andere uitlegging do geheele bepaling volkomen over-
tollig is; art. 205 Burg. Wetb. zou, wat do daarin vermelde
goederen betreft, van toepassing zijn, ook al kwam in do
Faillissementswet het tweede lid van art. Gl niot voor.
Daartegenover staat, en ons komt dit beslissend voor, dat
het geen redelijken zin heeft, van do vrouw liet bewijs van
de iianbrengst van onroerende goodoron, van inschrijvingen
op het grootboek en van te haren name staande eßecten,
op de wijze in art. 205 Burg. Wetb. genoemd, to vorderen.
Immers, uit de daarvoor bostomdo registers of boekon knn
blijken, of do vrouw roods ton tijde dor huwelijksvoltrekking
de rochthebbondo op dezo goodoron was. Bijzondere voor-
zorgsiiiaatrogelen om to beletten, dat zij zo zonder deugdelijke
bewijzen ten nadeelo der schuldoischers tot zich noemt, zijn
daarom geheel overbodig, liet Wetboek van Koophandel
van 1830, dat voor de vrouw heel wat minder gunstig
was dan het Wetboek, zooals het in 1Ö38 werd-ingevoerd,

m

-ocr page 277-

277

vorderde dan ook, wat de aanbrengst van onroerende goederen
betreft, geen bijzonder bewijs. Het is niet aan te nemen,
dat de wetgever daarop later heeft willen terugkomen, wèl
dat wij hier te doen hebben met eene minder nauwkeurige
redactie, die thans in art. 61 der Fw. is overgegaan, omdat
bij de behandeling dier wet aan de besproken controverse
blijkbaar niet is gedacht.

Van de roerende goederen staande huwelijk bij erfenis,
legaat of schenking aan de vrouw opgekomen en buiten do
gemeenschap vallende, moet, in geval van geschil, blijken op
oene der wijzen in artikel 221 van het Burgerlijk Wetbook
aangegeven« (art. 61 al. 3). Het oorspronkelijke Keg. üntw.
vorderde, in navolging van art. 880 al. 3 van hot Wotb. v.
Kooph., eene beschrijving dier goederen of andere voldoende
boschoidon ten genoegen van den rechter, dus steeds schrifto-
lijk bewijs, in afwijking van art. 221 al. 3 B. W., dat, bij
gebreke van een en ander, hot bewijs door getuigen cn door
de algemeene bekendheid toelaat. Ojj aandringen der Com-
missie van voorbereiding werd do desbetreflende bepaling ver-
vangen door do eenvoudige verwijzing naar art. 221 van hot
Burg. Wotb., die thans in de wot voorkomt.

Voldoende bescheiden, ten genoegen van don rochtor,
wordon nog wèl gevorderd voor het bewijs, dat do goederen,
die do vrouw opeischt, zijn voortgesproten uil do belegging
of wodorbologging van gelden haar buiten do gomoonschap
toobohoorondo (art. 61 al. 4). Dit geldt zoowel voor de on-
roerende als voor do roerende goederen. In hot Burgerlijk
Wetboek wordt dit onderwerp alloon bohandold bij do gomoon-
schap van winst on verlies in art. 214, volgens wolk artikol
onroorondo goederen en offocton, staande huwelijk aangokooht,
op wions naam dit ook geschied zij, worden gehouden voor
winst, tenzij hot togendool daarvan blijko. In allo govallon,
waarin dit artikel niet van toepassing is (dus altijd in hot goval
van aankoop van roorondo goederen niet in ollocton bestaande,
on bovendien in hot goval van aankoop van onroorondo gooderon
on effecten, mits do gemeenschap van winst on verlies is uit-
. gesloten), zal ie<lür <lor ochtgonooton om aan to toonon, wolko
goederen voor zijno rekening zijn aangekocht, zich van

t

allo bowijsmiddolon kunnon bodionon, tenzij mon ton

-ocr page 278-

ziclite van de roerende goederen bij analogie art. 221 toe-
passelijk acht i). Hoe dit ook zij, in geval van
faillissement van
^ \'den man, moet de vrouw door bescheiden , dus door schriftelijk

^^ ^ bewijs, aantoonen , dat de goederen, hetzij ze roerend of on-

^i-t»^\'\'"^\'^\'roerend zijn, voor aan haar toebehoorende gelden zijn aange-
/ ^schaft.

Deze bepaling is thans de eenige, die de vrouw in het
^^^^^^^^^^^^ «/-r^rt^ bewijs harer rechten bemoeilijkt, als zij staat tegenover den
curator in het faillissement van haren man.

In het vijfde lid van artikel 61 wordt nog een geval be-
e^^irx^ ^^ handeld, dat in artikel 880 W. v. K. niet werd vermeld.
^ f/Indien de goederen«, lezen wij in dit lid, » haar (de vrouw)

• ^ ^ toebehooi-ende, door haren man zijn vervreemd, docii de

^ koopprijs nog niet is betaald, of wel de kooppenningen nog
{J-. onvermengd met den faillieten boedel aanwezig zijn, kan

zij haar recht van terugneming op dien koopprijs of op de
voorhanden kooppenningen uitoefenen </. Deze bepaling, welke
^ ^ geen nadere verklaring behoeft, «geeft«, om de woorden der

^^ Memorie van Toelichting te gebruiken, »der vrouw het recht,

i-t-^J*-." ^ het pretium sxiccedit in loc^^rci te haren faveure in te roepen".

ty c, slotte wordt in het zesde of laatste lid van art. 61

^ geconstateerd, dat de vrouw voor hare persoonlijke schuld-

vorderingen als schuldeischeres optreedt.*
/*7c4^ f ^ hetgeen in het artikel wordt gezegd, moge strikt

\' genomen gemist kunnen worden, omdat het reeds volgt uit

9i\'éyy3. bepalinge

n van het Burgerlijk Wetboek, het heeft toch
zijn goede zijde, dat in de wet ondubbelzinnig wordt uitge-
sproken, welke rechten de vrouw, in geval van faillissement
van den man, kan doen geiden. »Strijd over die rechten wordt
daardoor voorkomen.

Niet noodig scheen hot daarentegen, ook do rechten te
ytrtA lA^rrrrfr^ bopuliMi, dio do nuiu kan doen gelden in geval vau faillissemont
ffu^ A, u^e^f*^ van do vrouw. Do toestand is dan in zooverre andors, dat
f^JU porsoonlijk toebohoorondo goodoron niot

^ ^ behoeft terug to nomen, omdat z^i\'niet onder het behoor zijn

^ , yjj^jj ^iq vrouw.
^^— _

I) Al.Ins I.ANn, VerUnrin;/ c. /». //iir;/. MV//»., ill. 1,1)1 lOr.. Aii.lois UlEPnuis,

f^l-\'-OOMKH, /„•/ Uil,11. Wrth vrrkhiiinl,

-ocr page 279-

^ — ^^ ^^

Zijn de eclitgenooten geliuwd in gemeenschap van winst
en verhes of van vruchten en inkomsten , dan zal op de wijze,
aangegeven in de artt. 220 en 221 al. 1 en 2 Burg. Wetb.,
moeten worden uitgemaakt, welke roerende goederen, als aan-
gebracht door den man of staande huwelijk aan hem opge-
komen, buiten het faillissement blijven, terwijl, wat betreft
de onroerende goederen, staande huwelijk aangekocht, de
curator een beroep kan doen op het vermoeden van art.
214 B. W.

Is iedere gemeenschap uitgesloten, dan kan niettemin de
curator de band leggen op alle roerende en onroerende goe-
deren, waarvan de man niet kan bewijzen, dat ze door hem
aangebracht, of staande huwelijk aan hem opgekomen of voor < .

zijne rekening aangekocht zijn. Naar ons huwelijksrecht toch • \'

worden alle goederen, waarvan niet blijkt, dat zij de bijzon- \\ \' \' \'\'\'

dere eigendom zijn van een der echtgenooten, geacht tusschen . • • - —
dezen gemeen te zijn\'), terwijl de goederen, ten opzichte {c^ju.,^.\'.- --\'

waarvan gemeenschap bestaat, zoowel vallen in het faillisse- ^
ment van den man als in dat van de vrouw. \'\'

Met betrekking tot hot bewijs gelden de gewone regels,
behalve voor het bewijs van de aanbrengst van roerende \' ■ \'
goederen, niet bestaande in inschrijvingen op hot grootboek ... • —
en andero ten name staande enocten, dat slechts kan •

worden geleverd op de wijze, vastgesteld in art. 205 B. W. ^ 7

Ten slotte moot hier vermeld worden art. 02, waarvan de
inhoud overeenstemt met dien van art. 883 Wetb. van
Kooph. liet bepaalt, dat do vrouw geen aanspraak heeft op
den boedel ter zake van voordeden bij huwelijksche voor-
waarden besproken, en wederkeerig do 8chuldei8chei"s geen
genot kunnen hebben van de voordeelen, dio de vrouw aan
den nuvn bij huwelijksche voorwaarden heeft toegezegd.

Men hoeft hier to denken aan de gift(Mi tusschen de
aumstaaude echtgenooten bedongen: hel onderworp van de
dorde afdeeling van den achtsten titol des eersten boeka van
het Burgerlijk Wetboek. Ter zake dier giften kan de vrouw
den faillieten boedel haars mans niot aanspreken, terwijl
wederkeerig de boedel aan de huwelijksche voorwaarden geon
vorderingsrecht tegen de vrotnv kan ontloenen.

\') VciK. 1-ANii, 1. a. |I. Jil. 147 V.

Uul-KNiiKAArr, r*illiiwiiirliti«i:t.

-ocr page 280-

232

Art. 62 luidt algemeen; het derogeert èn aan het eerste
èn aan het laatste lid van artikel 61. De vrouw kan dus niet
alleen niet optreden als concurrent schuldeischeres ter ver-
krijging van het baar toegezegde, maar zij mag evenmin
terugnemen, wat haar ter uitvoering der huwelijksche voor-
waarden reeds was gegeven.

Voor het geval van faillissement der vrouw is niet hetzelfde
bepaalt. Dit vindt zijne verklaring hierin , dat de giften van
den man aan de vrouw, de zoogen. douairieën, steeds in het
bijzonder de aandacht van den wetgever hebben getrokken,
wegens de misbruiken waartoe zij aanleiding gaven. Maar
al te vaak dienden ze om een deel van het vermogen des
mans, bij diens faillissement, aan het verhaal der schuld-
eischers to onttrekken.

Mr

§ 9. Gevolgen van het faillissementsbeslag ten opzichte van tle
onderwerpen, behandeld in dc artt.
35, 41, 56 cn 60.

Artikei, 35. — Onder de heerschappij van de oude wet was
het een bekende strijdvraag, of een koopakte na de faillietver-
klaring nog met rechtsgevolg kon worden overgeschreven in de
daarvoor bestemde registers. Werd zij in sommige rechterlijke
uitspraken bevestigend beantwoord, o. a. door den lloogen
Raad bij arrest van
14 Mei 1875, W. n". 3853, dk Markz
Oykns
\') schroomde niet naar aaideiding dezer beslissingen
te spreken van «tastbaar onjuiste stellingen", on van «error
juris", om op zijn beurt weer bestreden te wordon door
Mr.
Land -), dio in Oykns\' betoog wel krasse woorden maar
weinig bewijs vond.

•Art. 35 heeft voor luit geldend recht do quaestie uitgemaakt,
zoowel voor koopakten als voor hypotheek-akten en pand- en
verbandbrieven. Het luidt: «Van vóór de faillietverklaring
opgenuiaktti akten kan de door artikel
671 van hot I3urg<>rlijk\'
Wetboek of artikel
309 van het Wetboek van Koophandel
gevorderd«* overschrijving, en van bevorens
v(»rleende hypo-
theken, alsmede van akten geno(Mnd in artikel
315 van
^V!^ c^\' laatstg(!meld Wetboek de inschrijving, na de faillietverklaring

^ ^ geschieden."

<) üe liegimclen ciiz., bl. Til v.

»_) liechtigel. Magazijn 1883, bl. Gü3.
^ ^ .........

-ocr page 281-

233

In de Memorie van Toelichting lezen wij, dat de voor-
gestelde oplossing was gekozen, n omdat, al moge men voor
de eigendomsoverschrijving medewerking van den verkooper
onnoodig achten, de kooper daardoor toch nimmer het recht
kan verkrijgen om goederen, waarop eenmaal krachtens het
vonnis van faillietverklaring een gerechtelijk beslag rust, aan
dat beslag eenzijdig te onttrokken. Het beslag toch werkt
tegon derden, de bevoegdheid tot eigendomsoverschrijving
slechts tegen dengene aan wien men die bevoegdheid ontleent.
In werkelijkheid geeft het koopcontract naar ons burgerlijk
recht aan den kooper niet anders dan een persoonlijk recht
op levering jegens den verkooper. Dezo
persoonlijke vordering
moet op gelijken voet wordon behandeld met allo andoro per-
soonlijke v<u\'doringon. Met name zal ook artikel 37 toepasselijk
kunnon zijn. Don koopor oono goprivilogoordo stelling to govon
laat zicl\\ niet rechtvaardigen. Overschrijving, door don koopor
na do failliotvorklaring eenzijdig bew«»rkstolligd, is feitelijk
individucelc execufie oonor persoonlijke vordering, on dus vlak
wog in strijd met hot wozon van hot faillissomont«. Nador
werd dit aangedrongen in hot Antwoord dor llogooring op
hot Verslag dor Eorsto Kamer. «Ovor do vraag«, heet hot
daar, »wolk stolsel de voorkeur verdient, hot Franscho volgons
hetwolk oigondom overgaat door ovoroonkomst, of hot stolsel
«)nz(!r wot, dat levering daarvoor oon voroischto is, kan vor-
schillond gedacht wordon. Zoolang ochtor hot laatste stolsol
bij «)n8 is aangonomon on dus do koopor, naar hot Nodor-
landsch bnrgorlijk rocht, wanni»or niot isgolovord, niot anders
hooft dan oon
persoonlijk, goon zakelijk rocht, kan on mag
in «lo failliotonwot goono andoro dan do voorgostoldo b(<paling
wordon opgonoinon. Wat door oonigo lodon daartogon wordt
aangevoerd, is dan ook inderdaad (»ono bestrijding dor bepaling
van «)ns bnrgorlijk rocht, dat oigondom niot door «»voroon-
komst, nniar door lovoring overgaat« -).

Hot is duidelijk, dut mot dozo nu)tivooring, althans mot hot
laatsto godoolto daarvan, goon vnulo kuinion hobbtM» zij, «lio
mot Prof.
Hamakkk van oordool zijn, dat naar ons rocht.

<) IMiiiniiite I, bl. 7i; v. ». Kki.tz I, bl. m
») IMihfanto IV, bl. i-l; v. ii. Kkltz I, bl. 400.

-ocr page 282-

234

evenals naar Franscli recht, de eigendom wordt verkregen
door de koopovereenkomst, het hypotheekrecht door de akte
van hypotheekverleening, en dat de overschrijving, resp. de in-
schrijving dezer akten slechts dient om den rang te bepalen
van de rechten, welke achtereenvolgens door verschillende
e J^^^JLe^ personen op hetzelfde goed zijn verkregen \'),

^^ ^g^ Toch komt het mij voor, dat ook in dit stelsel het artikel
past. Daaraan toch ligt de gedachte ten grondslag, dat het
beslag, en dus ook het faillissement als een generaal beslag, een
afSa^ zakelijk karakter heeft. Als een zakelijk recht op bevrediging
^Sta^Wirj^ uit de opbrengst van het goed neemt het een plaats in naast

^ I overige zakelijke rechten, en wordt zijn rang, evenals van

^f^., dezen, bepaalt door de openbaarmaking, welke bij individueel

/(t^ „ beslag geschiedt door de inschrijving van het proces-verbaal

van inbeslagneming in de registers van den bewaarder der
~ hypotheken (art. 505 al. 2 Wb. v. B. Rv.) of in de scheeps-
registers (art. 566 al. 1 Wb. v. B. Rv.), bij het generale
ffCO&lt beslag door de openbaarmaking van het vonnis van failliet-

^ ü^\'.^jM\'orklaring, overeenkomstig de voorschriften van art. 1 l al. 3 Fw.

^ Evenals, wanneer eenzelfde onroerende zaak achtereenvolgens

^^^ ^^^^verkocht en met hypotheek bezwaard, nJi inschrijving der
hypotheekakte de latere overschrijving der koopakte den
hypotheekhouder niet meer van zijn recht kan berooven, zo<»
f\'i\'illissementsboslag, eenmaal overeenkomstig de
onroerende zaak gelegd, door de latere over-
^ t/*^*"^^ tA-Z\'^\'^\'f^schrijving van een vroeger opgemaakte koopakte niet meer
^\'\'\'^^^^^vorden opgeheven; het blijft op d(! zaak rusten, en geeft
curator bevoegdheid do zaak ten bate der concurrente
^^^^ ^^^*^^chuldeischers tci gelde te maken. Dit denkbe(*ld, de zaki\'lijke

faillissementsbeslag, is in artikel 35 uitge-
^ sproken. Wie die bepaling wil bestrijden, moet zich tegen «lil
^
Jm denkbeeld keeren.

Toen eenmaal het zakelijke karakter van hot faillissementK-
beslag was erkend, kon de erkenning daarvan voor het indi-
^ vidueele beslag niet uitblijven. Zij geschi«Mlde bij de Tnvcxu\'ings-

f wet. Door art. 5 dier wot zijn de artt. 505 vijfde li«l en 500

/ hiatsto lid van het Wotb. van Burg. Rv. gewijzigd in over-

ff IIamakeh, Uel imjnlieve en hel pofHievê Ktehel omtrent eiijendom van i/rn

vAT-^ tt . iftf, sr-.

^ A t

-ocr page 283-

KANTOOR

Mr gustavp: tripels,

advocaat,
Mr FERNAND TRIPELS,

advocaat-procureub,
beiden te MAASTRICHT,
Brusselschestraat 86,

eu

mr paul tripels,

advocaat-procuhbur,
St. Chrlstoffelstraat 12.

ROERMOND.

> ^ / /

^^ Ci/

c

f

"C

tü UjL/t.3 ..

-ocr page 284-

235

eonsteinmiiig mot het stelsel, in art. 35 Fw. aangenomen.
Ook voor het conservatoir boslag op onroerend goed geldt
hetzelfde, krachtens art.
770b Wotb. v. B. Rv., vastgesteld
bij art. 110 der wet van 7 Juli 1896, n°. 103, j". art. 505
al. 5 van dit Wetboek.

Bedoeld lid van art. 505 luidt thans: »De door artikel 671
van het Burgerlijk Wotbook gevorderde overschrijving van
vroeger opgemaakte akten of de inschrijving van vroeger ver-
leende hypotheken, na don dag der overschrijving van het
proces-verbaal dor inbeslagneming, kan aan de regten van
den inbeslagnomer geen nadeel toobrongen«. In hot Verslag
der Eerste Kamer over de Invoeringswet werd opgemerkt,
dat tusschon deze redactie en art. 35 Fw. geen volkomen
overeenstemming bestaat, »daar art. 35 de overschrijvingen
en inschrijvingen
niet geldig verklaart, terwijl zij naar art. 505
slechts
betrekkelijk nietig zullen zijn, voor zoover zij namelijk
gezegd worden
aan de rechten van den inbeslagnemer geen nadeel
tc kunnen toebrengen»
\'). Ook werd bij do beraadslaging door
den heer
Mklvii, van Lijnden oj) dezo »niet roer fraaie in-
consequentie - gewezen.

Toch laat art. 35 Fw. zich zoor goed verdedigen. In goval
van faillissomont is hot do vraag, niot alloon of do executie
kan doorgaan, niottogonstaando do over- of inschrijving,
maar ook welk roclit do kooper of de Rchuldeischor, wien de
hypotheek word verleend, kan doen golden. Dat recht behoort
delinitief vast to staan. Het gaat toch niet aan, denzelfden
persoon dio als
concurrent schnldoischer in het faillissement
t»ptreedt, na afloop daarvan als oigonaar van oen tot den
boedol behoorendo zaak of als iiypothekair Hchuldoischer to
boschouwen.

Mon <lenko slechts aan het tot-stand-komon van oen akkoord.
Na homologatie is hot verbindend votu- allo goon voorrang
hebbende schuldoischors, dus ook voor don hier bodocldon
kooper on voor don schnldoischer, wiens hypotheek niet is
ingeschreven; beiden toch zijn, wolko dor twoo redacties mon
ook aanneemt, in hot faillissement
concurronto schuldeischers.
Hot akkoord is dus voor hon verbindend, al zijn zij niot in

«) »clinfanto V, 1.1. 73; v. d. Kklti I, bl. TkIS.

-ocr page 285-

236

het faillissement opgekomen (art. 157 Fw.); zij zullon zelfs,
als zij wel zijn opgekomen, voor de akkoord-percenten een
executorialen titel tegen den schuldenaar bezitten (art. 159 Fw.).
Men mag vragen, hoe met deze positie te vereenigen zou
wezen die van eigenaar van het gekochte goed of die van
hypotheekhouder.

Ook bij de stemming over het akkoord zou men in moei-
lijkheden komen. Als concurrente schuldeischers zouden de
bedoelde personen meestemmen, hoewel zij altijd belang
zouden hebben bij de aanneming van het akkoord. Dit alles —
in geval van insolventie heeft de quaestie geen belang, omdat
dan alle goederen, tot den faillieten boedel behoorende, ver-
kocht worden, zoodat na afloop van hot faillissomont van
de uitoefening van eigondoms- of hypotheekrechten op die
goederen geen sprake moer kan wezen — toont d. o. aan,
dat in art. 35 Fw. terecht is bepaald, dat do overschrijving
resp. inschrijving van vdór do faillietverklaring opgomaakto vor-
vreomdings- en hypotheekakton, na de failliotvorklaring
nict
geldig
meer kan geschieden.

Artikel 41. — Indien aan den gefailleerde gedurende hot
faillissement eene erfenis opkomt, beslist de curator over
aanvaarding of verwerping; evenwel is deze verplicht nict anders
to aanvaarden dan onder voorrecht van boodolbeschrijving,
terwijl hij tot het verwerpen de machtiging van den rechter-
commissaris behoeft.

De aanvaarding (mder voorrecht van boedelbeschrijving
^"/«\'/ivheeft ten gevolge, dat do nalatenschap als oen zelfstandig
vermogen afzonderlijk wordt veroffond; do failliete boedol
iWordt alloon vermeerderd door het ovcntuoolo saldo, na do
voroflbning overblijvende. Daartegenover staat, dat do schuld-
eischers van den erflater goonorloi aanspraken op don fail-
lioton boedel verkrijgen.

Indien do schuldenaar in gemeenschap van goederen is
gehuwd, zal art. -il toepasselijk zijn, zoo dikwijls do erfenis
in do gemeenschap valt, onverschillig aan wien van do echt-
genooten zij opkomt, immers hot faillissement van don in
eenige gemeenschap van goedoron gehuwden ochtgonoot wordt,
volgons art. 68, bohandold als faillissomont van de gemeenschap.

Aktikel 56. — Een gomoonschap, hetzij dozo is ontstaan

et

Ai

i/i

V .

rf* t^
Al«.

tc^ij cjfiy»

1/IA.It

-ocr page 286-

237

buiten den wil der rocbthebbenden, zooals tusschen mede-
erfgenamen, hetzij zij berust op contractueele basis, zooals
bij vennootschap, kan op tweeërlei wijze worden opgeheven.
Ten eerste: door de baten en do schulden onder de recht-
hebbenden to verdoelen, ten andere: door uit do baton de
schulden te voldoen en daarna het saldo te verdoelen.

Do eerste deelingsmethode past de wet toe bij boedelschei- ^ •

ding, d. w. z. bij do vordeeling van nalatenschappen (artt. 1 l t6, -

11A7 en 1113B. VV.). Zij heeft evenwel in die artikelen uit- V

sluitend hot oog op do schulden van den erflater, niet ook^^^
op schulden, nü hot ontstaan der gemeenschap (hot openvallen yu/f^
dor erfenis) tor zake daarvan door een of moor dor orfgo- ^^ ^

namen gomaakt. Om tot eene juiste afrekening te komon on
de billijkheid to betrachten, zal het bedrag dier schulden,
evenals het bedrag van door oon of meer der erfgenamen
tor zake dor gemeenschap gedane voorschotton of betalingen ,
uit do voorhanden baton mooton wt)rden voldaan, alvorens
tot do vordoeling wordt overgegaan. Wordt niot aldus
gehandeld, worden do baton verdoold zondor to letten op
do bedoelde schulden on uitgaven, dnn kan dit leidon tot
groote bonadooling van do orfgonamen, die dezo uitgaven
hebben godaan of voor dezo schulden aangesproken kunnen
worden. WM kunnen zij voor hetgeen zij dientengevolge
boven hun aandeel betalen, verhaal nomen op hunne medo-
orfgonamen, nmar wanneer dezen inmiddels in staat van fail-
lissement zijn verklaard, zullen zij hunno daartoo strekkende
vordering slechts als concurrent schuldeischor kunnen doen
golden on zich dus slechts godooltolijk voldaan zion, terwijl
do faillioto boedels der modo-erfgenamen het vollo pr«)lijt van
do ten gomoonen bate aangoweudo kosten in hot toogoschoidon
aandool van hot actief zullon gonioton.

Wat hier wordt opgemerkt omtrent nalatenschappen, is
van nog moor betookonis bij gomoonschappen, dio op con-
tractuoolo basis berusten, onulat mon bij dezo uitsluitend to
doen heeft met ten gomeonen bato, mitsdien tor zake dor
gemeenschap aangegano schuldon on gedane uitgaven. Do
oonigo juisto doelingsniothodo bij dezo gomoonschappen is de
twoodo dor bovongenoomdo: botaling van do gemoeno schul-
den uit do voorbanden gemoeno baton on vordoeling van hot

-ocr page 287-

238

saldo, dat daarna overblijft. Alleen daardoor is het mogelijk
de gelijkheid tusschen de deelgenooten te handhaven, en bij
faillissement van een hunner verrijking van den gefailleerden
boedel op kosten der medegerechtigden te voorkomen.

Deze deelingsmethode is voorgeschreven bij de ontbinding
der zoogen. vennootschappen van koophandel; do zaken der
gewezen vennootschap worden
vereffend en na afloop daarvan
wordt het saldo verdeeld (artt. 32—35 en 56 Wetb. v. Kooph.).
Daarfintegen wordt aangenomen, dat deze methode niet van
toepassing is bij de verdeeling van eene zaak, welke aan meer
dan één persoon toebehoort, noch bij do verdeeling tusschen
de vennooten eener ontbonden maatschap of vennootschap,
omdat de artt. 628 en 1689 B. W. voor het eone en het andere
onderwerp verwijzen naar de regelen omtrent de verdeeling
der nalatenschappen Dat de bepalingen omtrent de boedel-
scheiding juist zwijgen over de betaling van schulden, ter
zake der onverdeelde nalatenschap door een der deelgerech-
tigden aangegaan, wordt daarbij over het hoofd gezien.

Ten einde nu te voorkomen, dat door toepassing der eerste
deelingsmethode, in geval van faillissement van een der ge-
rechtigden , de anderen worden benadeeld, bepaalt art. 56 Fw.,
dat hij, die zich met den gefailleerde in eene gemeenschap
bevindt, dio ten gevolge van of tijdens het faillissement van
don schuldenaar wordt onthemden, bevoegd is van het bij
scheiding aan den gefailleerde komende aandeel in de baten
diens aandeel in do ter zake van die gemeenschap aangegane
schulden af to houden. Den curator kan mitsdien op niet
moer dan het
netto-aandeel des gefailleerden aanspraak nuiken.

\' Oorspronkelijk werd in het artikel gesproken van n eene
gemeenschap
of vereeniging«. Lator zijn door den Minister,
zonder opgave van redenen, do woorden
of vereenujimj go-
schrapt, waarschijnlijk omdat zo nevens gemeenschap overtollig
werden geacht. Hoe dit zij, het. artikel is van toepassing
bij iedere genieenschap, ook bij dio welke hot gevolg is van
eeno overeenkomst van maatschap of andere soortgelijke
vereeniging, zooals oen commanditaire vennootschap of oeno
vennootschap onder firma.

\') Mr. S. J. Hingst, in ilc llandclingen der Ned. Jur. Ver. 1R8I, dl. 1, hl. vlg.

-ocr page 288-

239

De getnoeiiscbap moet ton gevolge van of tijdens het fail-
lissement van den schuldenaar wordon ontbonden.

Deze voorwaarde is ook dan aanwezig, als de faillietver-
klaring tijdens de scheiding en deoling, d. w. z. tijdons de
voorbereiding daarvan, wordt uitgesproken. De ontbinding
lieoft eerst plaats, krijgt eerat haar beslag als de werkzaam-
heden der scheiding en deeling voltooid zijn. Mr.
Vkegens,
a. w. bl. 79, wijst, tor bestrijding van deze opvatting, ten
onrechte op art. 183 B. W. »Ontbinding der gemeenschap»
in dit artikel wil niet zeggen, dat do goederen dio tusschen
de ochtgonooton gemeen zijn, ophouden gemeen te wezen,
nnuir alloon, dat de
huwclijksgemccnschap ophoudt te werkon,
evenals ontbinding eener vennootschap alloon wil zoggen,
dat nieuwe zakon niot meer voor rekening van do vennoot-
schap kunnen worden verricht. Aan het bestaan van don
genieonen boedel, van de gemeenschap, in den zin waarin
dit woord in art. 50 Fw. wordt gebezigd, wordt ooiul door
do boedelscheiding een oindo gemaakt.

Aktikel 60. — /< Do schuldoischor, die gerechtigd is goedo-
ron, aan den schuldonaar toobohoorondo, torug to houden,
totdat zijno schuldvordering is gekweten, verliest door do
failliotvorklaring van don schuldonaar dit recht van terug-
houding niet".

Het recht van terughouding wordt in hot Burgerlijk Wet-
boek stiofinoodorlijk behandeld; van daar vorschil van mooning
over den aard on de botoekenis vaii dit recht. Uit do artikolon
waarin hot wordt voriiiold, valt niot voel anders afto leiden,
dan dat het oon recht is, in bopaaldo govallon don schuld-
oischor toogokond, krachtons hetwelk hij afgifte van hotgoon
hij van zijn schuldenaar ondor zich hooft, kan weigeren,
zoolang hein , hotgoon hij hooft to vordoron, niot wordt voldaan.

Wettig vorkrogon rochten gaan door faillissomont van don
schuldonaar niot vorloroiu Tot afwijking van dien rogol voor
hot rocht van terughouding vond do wetgever goon aan-
leiding. Ook niot op grond van do zoog. paritas croditoruni;
immers do schuldoischor aan wien do wet oon rocht van terug-
houding toekont, heeft juist\' meor rocht dan oon gowono
concurrente schuldoischor, dio bedoeld rocht mist.

Art. 60 spreekt mitsdien hot beginsel uit, dat hot rocht van

/Cc; f <>\' »< - -

-ocr page 289-

540

terugkoiiding\' in geval van faillissement van den schuldenaar
blijft voortbestaan. Het zegt niet ook, welke daarvan de
rechtsgevolgen zijn, of welke de positie is van den schuld-
eischer wien dit recht toekomt.

De bepalingen van het Burgerlijk Wetboek moeten daar-
omtrent beslissen. Deze zijn uiterst sober, maar zooveel staat
toch vast, dat het recht van terughouding geen voorrecht
geeft. In verschillende artikelen der Faillissementswet is daar-
mede rekening gehouden, met name in de artt. 110, 113,
119, 153 en 175.

-ocr page 290-

241

Aktikkl 21 11°. 1.

Nicltemiii blijven buiteii het fnilliHsement:

1°. de goederen vermeld in artikel 117 no\\ 2—van het Wetboek
vnn Burgerlijke llechtsvordering, do gelden of jiuirwcdden vermebl in
artikel 7,\')G n". Jl van dat Wetboek, de gagie, indien de gofiiillcerdo
schipper of schepeling is, en het auteursrecht; alsmede hetgeen in het
eerste lid van artikel -MS vnn genoemd Wetboek omschreven is, tenzij
in het faillissement schuldeischers opkomen wegens vorderingen, vermeld
in het tweede lid vnn dat artikel.

Do bepaling, dat de goederen vernio 1 d in art. 447
n". 2—5 Wotb. v. 13. Kv. buiten het failHsseuient blijven,
heeft ten gevolge, dat de verkooper dier goederen het hem
in art. 1185 3". B. W. verleende voorrecht niet kan doen
gelden, zoodat hij er minder goed aan toe is, dan de ver-
koopers van voor don schuldenaar niet oven onmisbare artikelen.
Evenwol is zijno positie buiten faillissement geon betero;
op niet vot)r beslag vatbare zaken kan een voorrecht nooit
worden uitgeoefend.

Daarentegen zal men den verkooper het recht, de hier
bedooldo goederen te roclamooren, niet kunnen ontzeggen,
llcchimo is geen middel van verhaal eener schuldvordering,
maar hot recht eeno bepaalde zaak tot zich te nemen. Zaken
dio gereclameerd worden, blijven juist uit kracht daarvan
buiten don boedel, al wordt dit niet gezegd in art. 21. Zij
staan in dit opzicht golijk mot zaken, dio door don eigenaar
worden opgevorderd.
Z«k) weinig als art. 33 Fw. in het alge-
meen hot opvorderen van zaken krachtens eigendom of recht
vun roclanio belet, z»)o min verhindert art. 21 hot met betrek-
king tot do daarin vermelde gooderon in het bijzonder,
llovindicatoir beslag op do goederen in art. 21 n". 1 genoemd
wordt dus niot uitgesloten door het faillissement van den
kooper dier goederen.

Do Commissie van voorbereiding en do llogeering, in haar

16

MoLKHOSAArr, FaiUitMtncnUvel.

-ocr page 291-

242

antwoord op het Verslag der Cuniuiissie, dachten er anders
over. De E^geering was van oordeel, «dat ten opzichte van
de goederen, bedoeld in art. 447 2°. vlg. Wetb. van B. Rv.,
ook
buiten faillissement, door den aanhef van art. 447 wordt
gederogeerd aan« art. 1185 art. 1190 B. W,, „zoodat voor
den onbetaalden koopprijs van de in art. 447 2°. vlg. W. v.B.Rv.
bedoelde goederen het recht van reclame en preferentie van
art. 1185 3°. j®. art. 1190 B. W. niet bestaat«. 11mmers, hoe zou
men op die goederen die rechten kunnen uitoefenen, waar zij
volgens art. 447 W. v. B. Rv.
uit geenerlei hoofde voor beslag
vatbaar zijn?«^). De gedachtengang is blijkbaar deze: art.
447 Rv. verbiedt
ieder beslag, mitsdien ook het revindicatoir
beslag, zonder hetwelk het recht van reclame waardeloos is.
Door aldus te redeneeren wordt de aanhef van art. 447 Rv.
echter zonderling misverstaan; de beteekenis daarvan is niet:
ieder beslag welk ook is verboden, maar veeleer: hot executoriale
beslag op roerende
goederen ^ voor welke schnld ook, is vorhodcu.
Omtrent het revindicatoir beslag wordt in het artikel een-
voudig niets bepaald.

De ratio van het in art 447 Rv. uitgesproken verbod brengt
ook niet mede het uit te breiden tot het revindicatoir beslag.
Wat toch wil dit verbod anders zeggen dan dit: do hier
genoemde goederen mogon niot voor schuld verkocht worden.
Vandaar dat zij ook buiten het faillissomont blijven.

Geenszins ochtor volgt daaruit, dat nu ook zij, die dezo
goederen mogon opvorderen, niet om zo to verkoopen on
zich op do opbrengst to verhalen, maar omdat zij recht bobben
op de goederen zelve, dit hun recht nict meer zoudon mogon
uitoefenen on van hot daartoe dienstige middel, hot revin-
dicatoir beslag, geen gebruik moor makon. Do dooloindon van
hot op verkoop gorichto on van hot rovindicatoiro beslag zijn
zolfs zóó verschillend, dat door don wetgever hot recht van
reclamo, en daarmede hot rocht revindicatoir beslag to loggon,
juist is uitgebreid in geval van lailliasomont van don koopor,
d. w. z. juist als op den gohoolon boedol oon algemeen op
verkoop gericht beslag is gelogd, waardoor iodor afzon-
derlijk beslag van dien aard wordt uitgesloten. Laat hot faillis-

>) Uelinfuntc II, bl. 4:J v.; v. i). Feltz I, bl. 352.
t

-ocr page 292-

243

sement het recht, revindicatoir beslag to leggen, ongemoeid,
dan kan a fortiori de bepaling, dat iets buiten het faillisse-
ment blijft, het recht daartoe niet opheffen.

Het auteursrecht heeft in art. 21 n". 1 een plaats ge-
vonden, omdat art. 9 al. 3 der wet van 28 Juni 1881
{Sthl.
n°. 124), tot regeling van het auteursrecht, bepaalt, dat dit
recht niet vatbaar is voor beslag. Mr.
A. A. de Pinto, in
ir. n°. 6847 bij dit voorschrift stil staande \'), noemt het
eene raadselachtige bepaling, waarvoor hij geene verklaring
kan vinden, terwijl hij erop wijst, dat de geschiedenis der
wet geen licht hoegenaamd verspreidt. Zonder eenige toe-
lichting, hetzij omtrent den grond, hetzij omtrent do
strekking van het daarin vervatte verbod, werd het laatste
lid van art. 9 in de wet van 1881 opgenomen, naar aanleiding
der medodeeling in het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer ,
dat naar do meening der meeste leden het niet wenschelijk
was op auteursrecht beslag toe te laten Opmerkelijk is hot
daarom, dat de gelijkluidende bepaling in art. 5 al. 3 vun hot
Ontwerp vun wet tot regeling van het auteursrecht op werken
dor beeldende kunsten, blijkens het Voorloopig Verslag dorzelfdo
Kamer, vastgesteld 25 Maart 1885, ernstige bedenking out-
mootte. Men zag goon reden, dergelijke bate, als hot
auteursrecht op bedoelde werken, voor mogelijke schuldoischors
oiuiantastbaar to nuikon! De Regeoring vornoogdo zich t^i
antwoorden, dat do overoonkomstigo bepaling in do wot van
1881 algomeono instemming had gevonden, en hot toelaten va»»
beslag bij do uitvoering tot tul vun mooilijkhodon zou leidon.
„Deze t>vorwoging merkto zij oj), »schijnt ook bij do wot van
1881 tot oene boi)uling uls de hiorbedooldo to hebben geleid "

De gronden, dio do moeste schrijvers, o. u. ten onzent
Mr. A. G. N. SwAKT aanvoeren, rechtvuardigon hot ahnoluti\'

\') In «\'oiiii bcspn\'kiiiR vnn liot vvoik van Mr. Vkkokns: hel iiult\'iinu\'cclit
folijritn th\' NcilfrlauilHclif wchjerituj,

ï) lluiulc«linK»«n .U<i- Twoc.K« Kamer, 1877/8, llyluRo.n n"». 25, 7 ^Vonrloopi« ver-
slag); 1880/1, llylngen n». 15, 1 (.Momorie van Anlwoonl).

\') Han.lclingcn ilor Tw«\'c.lo Knmor, 1884/.\'. \'>i\' »iuing, IlijlngiMi n®. 72, :HVoor-
loopig Vorslag) on 4 (Momorio van Antwoord).

M Oiwtfrkituji\'n helrffffiuh\' iiuh\'ut\'xirrhl op wrrkeit vn» Milvtiih kuusl,
IVfl., W. v.

-ocr page 293-

244

verbod allerminst. In dezen omvang is bet verbod inderdaad
niet wel te verklaren.

Bij de beantwoording van de vraag, wat nu eigenlijk
buiten het faillissement blijft, kan dus alleen op de woorden
der wet worden gelet. Er buiten blijft » het auteursrecht« :
ff het recht om geschriften, plaat-, kaart-, muziek-, tooneel-
werken en mondelinge voordrachten door den druk gemeen
te maken, alsmede om dramatisch-muzikale werken en too-
neelwerken in het openbaar uit of op te voeren«.

De curator mag derhalve niet ten bate der schuldeischers
overgaan tot het door den druk gemeen maken of het in
het openbaar xiit- of opvoeren van aan den gefailleerde be-
hoorende manuscripten. Bovendien zal hij het recht daartoe
niet mogen vervreemden, ook niet indien de gefailleerde reeds
tot openbaarmaking was overgegaan, hetzij zelf, hetzij door
tusschenkomst van een uitgever, concert- of schouwburg-
ondernemer, Daarentegen moeten honoraria en tantièmes, die
de gefailleerde zich van derden voor den afstand van het
auteursrecht of voor do laitgavo van zijn werk heeft bedongen ,
aan den curator worden uitgekeerd. Evenzoo maken voor-
handen , voor den verkoop bestemde exemplaren van het reeds
gedrukte werk deel uit van den faillieten boedel. Noch de
bedoelde honoraria, noch deze exemplaren kunnen geacht
worden to zijn begrepen ondor »hot auteursrecht«.

Vraagt men nu, of deze regeling eono rationoolo is, dan
kan het antwoord moeilijk bevestigend luiden. Zij werkt
vooral verkeerd, als hot auteursrecht is vervreemd \').

Aan de consequentie, dat, in geval van faillissement eens
uitgevers, diens zoogen. » fondsartikelen «, voor zooverre zij in
auteursrechten bestaan, door don curator niot kunnen
worden verkocht, is niet wel te ontsnappen, al komt ons
de toekenning eener dergelijke innnunitoit aan de uitgevers
onverdedigbaar voor; ook deze fondsartikelen toch zijn ver-
mogensrechten : waren, dio vaak het voornaamste bestand-
deel van een uitgeverszaak uitmaken.

Bij do opneming van het autourarecht in art. 21 n". 1 der
Faillw. is eenvoudig hot beginsel toegepast, dat de zakon die

\') Verg. Swart, a. w., bl. 123.

-ocr page 294-

245

aan het individueele verhaal der schuldeischers zijn onttrokken,
ook buiten het faillissement behooren te blijven. Wij moeten
Mr.
DE PiNTO toegeven, dat het wenschelijk ware geweest te
overwegen, of het individueel verhaal hier wel terecht vol-
strekt is uitgesloten i).

Omti\'ent de zaken, vermeld in het eerste lid van
art. 448 W. v. B. Rv., wordt bepaald, dat zij voorwaardelijk
buiten het faillissement blijven. Zij blijven er buiten, tenzij
in het faillissement schuldeischers opkomen wegens vorde-
ringen, vermeld in het tweede lid van dat artikel. Aan deze
voorwaarde is voldaan , zoodra schuldeischers, als hier bedoeld,
hunne vorderingen op de wijze, in art. 110 voorgeschreven,
ter verificatie hebben ingediend. Het indienen der vordering
is opkomen als schuldeischer; verificatie is daarvoor niet
noodig.

Terwijl de voorwaardelijk buitengesloten goederen, evenals
de onvoorwaardelijk uitgeslotene, buiten do verzegeling
blijven (art. 03 al. 3) en niet in de beschrijving des boedels
worden opgenomen (art. 95), zal de curator do eerstgenoemden
als tot den boedel behoorende moeten behandelen, zoodra
d»» bovenbesproken voorwaarde is vervuld. De laatstgenoemden
daarentegen blijven in elk geval ter vrije beschikking vun
den gefailleerde.

De schuldeischer, dio eone vordei\'ing heeft, vermeld in het
tweede lid van art. 448 W. v. B. Rv., kaïi, door spoedig in
het faillissement op te komen, er voor waken, dat de bepaling
van art. 21 n". 1 Fw. hem niet tot nadeel strekt.

\') Kcii vooil)cclil van oono juistL>i-o iH>geling gocfl art. U <lor ndgitclic wot,
Hill- ti> droit {l\'auteur, van 12 Mrl. 1880: \'/Sont toujours insaisissables les oeuvres
litténiints ou nuisicnlcs, tant qu\'elles sont im^iles, et, du vivant d<< l\'autour,
les autres oe\\ivre» d\'art, tant q»relles ne sont pas pnMes pour la venin ou la
publication//. Zie ook art. 1\'2 dor Nooi-sclin wet van i Juli I8î):i;
Atinuaire ilf
l/yislation i<triingi*iv,
2:1\' annéo, p. r>88. — Vorg. voorts P.Dauok,/.WiWtMo/i
ilex lit, lit t. kliiiitl. «»»(< ijeiiwrhl. Urhelwrrechtx, bl. lit».

-ocr page 295-

295

Artikri, 25 al. 1.

Rechtsvorderingen, -welke rechten of verplichtingen tot den faillieten
boedel behoorende ten onderwerp hebben, worden zoowel tegen als
door den curator ingesteld.

Het is duidelijk, dat hier alleen gedacht raoet worden aan
burgerlijke vorderingen. Met strafvorderingen hooft do curator
niet te maken; deze kunnen slechts worden ingesteld tegon
den gefailleerde.

Door de administratie der belastingen werd dit uit het
oog verloren in de zaak, beslist bij vonnis van do Rb. te
Assen van 4 Nov, 1895, W. n°, G731. Zij dagvaardo, ter zake
eener overtreding van de Wot op het Gedistilleerd, zoowel
den inmiddels gefailleerden handelaar als diens curator, en
concludeerdo tot beider schuldigverklaring on veroordeeling
solidair tot betaling eener geldboete, in elk goval tot uitvoor-
baarverklaring tegen den tweeden gedaagde dor togen don
eersten gedaagde uit te spreken veroordeeling. Terecht word,
naar ons voorkomt, de Minister van Financiën in zijno
vordering tegen den curator niet-ontvankelijk verklaard on
alleen de gofailleerdo veroordeeld tot betaling dor gevraagde
boete, in goval van wanbetaling to vervangen door hechteniH.

Niet alleen kan er goon sprako zijn van vervolging van
den curator wegens misdrijven of overtredingen, door don
gofailleerdo begaan, maar ook do voroordeelingon, hangende
het faillissoujont tegon don gofailleerdo in strafzaken nitgo-
8})rokon, geven goen verliaal op don boedel. Wol kan, voor
zooverre wegens voroordeoling tot geldboete verhaal kan
wordon genomen op het vermogen van don veroordeelde,ook
do failliete boedol deswege wordon aangesproken, nnuir dan
toch alleen als do voroordeoling is uitgesproken vóór do
faillietverklaring, onulat alleen dan do bootoschuld
\\66v do
faillietverklaring is ontstaan. Wat do gofailloordo schuldig
wordt nii do faillietverklaring, gooft togen don boodol goon
aanspraak.

élfc.dht-.

l^ nu Só

rosa.

-ocr page 296-

247

i

Autikkt, 33.

Het vonnis v.in faillietverklaring lieeft ten gevolge, dat alle gerechte-
lijke tcnnitvoerlegging op eenig deel van het vermogen van den schul-
dena.ar, vóór het failliflsenicnt aangevangen, dadelijk een einde neemt,
en dat, ook van hetzelfde oogenblik af, geen vonnis bij lijfsdwang
kan worden ten uitvoer gelegd.

Indien de schuldenaar zich in gijzeling bevindt, wordt hij ontslagen,
zooditi het vonnis van faillietverklaring in kracht van gewysde is
gegaan, behoudens toep.assing van artikel 87.

Allo «jorochtelijko tonuitvoorlogging iioomt eindelijk oen
einde, liet artikel ziot dus op eono tenuitvoerlegging, die
nog niet is afgeloopen. Was zij vóór hot faillissement wM reeds
afgeloopen, dan komt de opbrengst dor executie nit den aard
der zaak ton bate van den executant. Het is daarom van veel
belang te weten, wanneer eono tenuitvoerlegging geacht kan
worden te zijn geëindigd. Moor dan eens heeft zich dio vraag
voorgedaan.

Ton opzichte der tenuitvoerlegging door middel van beslag
onder handen van eon derde is herhaaldelijk beslist, dat deze
tenuitvoerlegging eerst is voltooid, nis door den dorde afgifte

is gedaan van hetgeen hij schuldig is of ondor zich heeft.
Zoolang dit niot is geschied, noomt dus de oxooitio door de /\'A?«-«^ /

failliotvorklaring oen einde. Al was op het oogonblik der nntm
failHotverklaring hot vonnis tot afgifte
jegens don derdo reeds
vorkregen, toch behoort, wat deze ondor zich hooft of schuldig ^ / ^^

is, tot den faillioton boedol, en moot hot aan don curator / ^^ ^^^^ y-j»
worden afgegeven \'). ^ h

Moeilijker is hot te bepalen, wannoer dotenuitvoerlegging /«t^w^H
door middel van oxecutorianl beslag op do
roerondo goederen ^^efi^ \'^

----------------------------^ oft,

M lUi. Ainslortliun ii April IKSr., mot nilvoerlKc ronclusic v. Ii. Opcnl». Min., ^ ^j^ah, i

ƒ\'. v.J. IK80, n" on S:»\'; Hl». ArnliiMO W Moi 1H87, W. i>». Tm.".*; Ub. tien \' J

ic\'

lliuiK s.\'pt. tstm, U\'. n». m\\r>.

XIoMcticmAi^rr, raiUiKcmriiliwct.

-ocr page 297-

248

van den schtildenaar is geëindigd. Het geval deed zich voor,
dat, terwijl de deurwaarder bezig was met den executorialen
verkoop der roerende goederen, de staat van kennelijk onver-
mogen van den schuldenaar werd uitgesproken. Toen daarvan
aan den deurwaarder mededeeling was gedaan, staakte deze
den verloop en bracht hij de koopschat der reeds vei\'kochte
goederen over ter griffie van de rechtbank.

De griffier weigerde later de afgifte der koopschat aan den
curator, die haar vervolgens in rechte opvorderde. De Rb.
te Utrecht i) nam aan, dat, voor zoover de verkoop der in
beslag genomen goederen had plaats gehad vóór het vonnis
van kennelijk onvermogen, ook het beslag kon gezegd
worden te zijn geëindigd, en stelde dus den griffier in
het gelijk. In hooger beroep werd dit vonnis vernietigd door
het Hof te Amsterdam op grond, dat de onderhavige
executie » nog niet verder was gevorderd dan de verkoop der
goederen, en bovendien slechts van een gedeelte der goederen,
zoodat de gerechtelijke tenuitvoerlegging daarmede niet, ook
niet voor zooverre de goederen verkocht waren, was geëindigd

Bovendien imh^ het Hof dat de dag, waarop de staat
van kennelijk onvermogen is ingegaan, evenals die waarop
een faillissement is ingegaan, met betrekking tot het oogenblik
van den aanvang van het kennelijk onvermogen in zijn geheel
moet worden medegerekend 3). Juridiek had dus de verkoop
nsL den aanvang van het kennelijk onvermogen plaats gehad.
De griffier werd mitsdien tot afgifte aan den curator veroordeeld.

-i Cltli-frt^

De curator had, blijkens het vonnis van de Rechtbank to
Rotterdam van 17 Juni I8!)5 nog een anderen weg kunnen
inslaan, üok in deze zaak waren do goederen oxocutoriaal
verkocht, op 23 on 24 Nov. 1893, on was do koopschat
ter griffie overgebracht. Edn dag na don verkoop, op 25 Nov.,
werd het faillissomont van don schuldenaar uitgesproken, met
ingang op 23 November. Desniettemin vroeg do executant,—
drie schuldeischers hadden verzot gedaan tegen do afgifte der

«) Vonnis van 27 Fobr. 180.\'., W. n». (\'AVIH.
>) Arrest van \'22 Mei ISOfi, ir. n«. f.84.\'\'..
») Verg. art. \'2.\'J Fw.
») IK n». 0004.

-ocr page 298-

249

kooppenningen — geroclitelijke verdeoling van de koopschat.
De rechter-commissaris maakte vervolgens, op verzoek van den
curator, don volgenden staat van verdeeling op: »op het bedrag
van voorschreven kooppenningen ad
f 2053.30 wordt als eerst
bevoorrecht gerangschikt tot dat geheele bedrag do heer H.
in zijne hoedanigheid van curator in \'t faillissement van Z.
te R., in staat van faillissement verklaard door de arrondisse-
ments-rechtbank te Rotterdam bij haar vonnis van 25 Nov.
1893 en in die hoedanigheid alle in dat faillissement reeds
geverifieerde of nog te verifieoren schuldeischers vertegen-
woordigende". Hiertegen deden do executant en de opposanten
wederspraak, welke word afgewezen op grond, dat de goederen
verkocht waren, nadat het faillissement was ingegaan. De
vraag, of de executie met don verkoop was geëindigd, werd
dus niot beslist. Dat zulks niet bet geval is, integendeel do
gorochtelijko verdeeling nog deel uitmaakt van de tenuitvoer-
legging on deze niet is geëindigd, zoolang het proces-verbaal
van den rechter-commissaris niet is gesloten, schijnt te mogen
worden afgeleid uit do overwegingen van het arrest van den
lloogon Raad van 10 Mei 1894, ir. n°. 0502.

Zoodra hot vonnis van faillietverklaring in kracht van ge-
wijsde is gegaan, wordt de schuldenaar, indien hij zich in
gijzeling bevindt, daaruit ontslagen.

Het voorschrift bevat, evenals n®\'. 2 en 3 van art. 590 W.
v. H. Rv., een bevel tot ontslag. Toestemming van den schuld-
eischer (een grond tot ontslag in art. 590 n". 1 Rv. uitdrukke-
lijk naast on tegenover do andere gronden van ontslag gesteld)
is niet noodig. De cipier moot uit krachto van de bepaling
der wot ontslaan, zoodra hen» blijkt, dat aan de voorwaarde,
door do wot gesteld, is voldaan, leder belanghebbende, een
familielid of de raadsman van den schuldenaar, do rechter-
commissaris of do curator, als dezo van oordeel is, dat het
belang van don boedel, bijv. bij voortzetting van het bedrijf,
door het ontslag van den schuldenaar wordt gediend, kun
den cipier het gevorderde bewijs bijbrengen. Wordt dit geleverd,
dan moet het ontslag zonder eenigon vorm van proces volgen.

Mocht do cipier niottomin weigeren daartoe over to gaan,
dan schijnt ons voorden schuldenaar de aangewezen weg, zich
tot do rechtbank te wonden mot hot verzoek een bevel tot

-ocr page 299-

250

ontslag te geven. Evenwel zal het geval zich niet licht voor-
doen , daar de cipier, die zou weigeren te ontslaan in een der
gevallen waarin de wet het ontslag beveelt, zich schuldig zou
maken aan het misdrijf omschreven in art. 282 Wetb. v. Strafr.

Door of voor den schiildenaar moet worden aangetoond, dat
het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Het bewijs daarvan
wordt geleverd door overlegging van het vonnis van faillietver-
klaring en van eene verklaring van den griffier van het betrokken
rechtscollege, dat een verzoekschrift houdende verzet, hooger
beroep of beroep in cassatie gedurende den daarvoor gestelden
termijn niet is ingediend. Art. 611 Wetb. v. B. Rv., regelende
de procedure tot ontslag, komt alleen dan te pas, als de
cipier betwist, dat het vereischte bewijs is geleverd, m. a.
w., dat de door de wet gestelde voorwaarde aanwezig is, een
geval wel te onderscheiden van weigering om te ontslaan,
niet op grond van het onvoldoende van het bewijs, maar
omdat de cipier goedvindt voorwaarden te stellen, dio do
wet niet kent, zooals toestemming van don schuldeischer of
een vonnis van den rechter.

V\'

y

\') In ilcnzcirdcn zin Carrk en Ciiauvkau Adoi.imik, /.«is ife la prncctlurc
civile ct comm.,
.5« éd., t. G, vol. 1, art. 800 C. il. pr. civ., Q. iTM.

-ocr page 300- -ocr page 301-

7

O- rcty-^ ^

Co

/

^ /Ue^^l^^ i^J éi^-t /^M ^ ^^

^ Sto-L\'a.*^ /Sa /^c^ Y\'^

-ó: / ^z» tl. d

■èu.^^

/ ^^ ^ -
^ (fu ft, h, t^j /f r ^ - yh-P-t-^\'A-.., ^ —

>

»»

- y^/fU^^ /^f /lX..,. /ifi-.

-ocr page 302-

tr & X/ft-^.-. —

I

/ ^ .

AIA-«^ ern

J^^^ yjüt^ i^^ if^ fo \' — ^ ^

\'. ✓ ^ . \' / - ^ /7 « - y: . p 4 . ^

bii

-ocr page 303-

lyf? \'lÏTrtrm i/ ly

iUso

Ui

f \' \' \'

7

Cit&^-U ^ iJ^ \'

^^ ^ -------

Af / iva \'^fit ^ék -

fit- /i nrCT) Ct^t^ ^^ICJ ^vi? / /Or

/^t

/

y

« • /t
/

4 //r« Mc^itLf^ vVw/i^^ ^

-ocr page 304-

h
[

, /

/

Ar r ^ /0

...

/

/

/ !

Z\' y

i

^ toW.V < V if A.., W^tXL

/fr. f

^ i A, /^c.

/ / / / > ^
_ __________ t • -

^\'Z^ K^ --A

-ocr page 305-

ƒ4

\' ^ Jk. Xi-if- <

ytrv\'f

cJp

-ocr page 306-

M^^iJjU^ -t \'de^A---

:

^^ 5 ér::::-:

. / z y / ^ ^

v^-f.^ ^r /. # u^-i , /tryy

\' y

Àr.

-ocr page 307-

251

Artikei. 51.

Behoudens het beijaalde Ly artikel 46 moet hetgeen door de nietige
handeling uit het vermogen van den schuldenaar gegaan is, doorhem,
tegen Avien de nietigheid wordt ingeroepen, teruggegeven worden.

Zoo deze daartoe niet in staat is, of zoo hij het ontvangene niet
meer kan teruggeven in den toestand, waarin hij het ontving, is hij
jegens den faillieten boedel tot schadevergoeding verplicht.

Rechten op het terug te geven goed, door derden te goeder trouw
verkregen, worden geëerbiedigd.

Het door den schuldenaar ontvangene, of de waarde daarvan, wordt
door den curator teruggegeven, voor zooverre de boedel er door is
gebaat. Voor het te kort komende knn degene, tegen wien de nietig-
heid wordt ingeroepen, als concurrent schuldeischer oi)komen.

Do wet bepaalt nergens, tegen wien do nietigheid vandoor
den gefailleerde verrichte handelingen moet of kan worden
ingeroepen. Uit het stelsel dor botrokkolijko
nieiighcid volgt,
dat een beroep op do nietigheid kan wordon gedaan tegen-
over een iodor, die aan do handeling rechten wil ui^leonen, —{ (jYvt
dus niot alleen tegen dengeno met wien de gefailleerde han-
delde, niaar ook tegen latere verkrijgers der zakon, die het
voorwerp dier handeling waron Vlot beroep stuit alleen af
op rechten, door dorden to goeder trouw verkregen.

Eon twoedo kooper te goeder trouw is dus veilig, daaren-
tegen kan van een tweeden of latoron koojier, dio to kwador
trouw is, worden opgevorderd, evengoed als van hom dio
mot den gofailleerdo handelde.

Ondor hot vroegere rocht, toen iti artikel 777 W. v. Iv.
van
verniellying word gesproken on in art. 1377 B. W. van
opkomen tegon eene handeling, was dit niot zoo duidelijk. Er
word toen geloerd, dat het goding tot nietigverklaring alleen
kan worden gevoerd tegen de gehandeld liobbondo personen,
althans alleen tegon den njodo-conti\'actnnt vnn don schuldenaar,
niot ook tegon dordo verkrijgers. Ontkend werd niet, dat do
Pauliana tegen derden workt, maar wol dat zij togen dordon

-ocr page 308-

252

kan worden ingesteld. Is echter de handeling eenmaal in een
geding tegen den mede-contractant van den schuldenaar nietig
en van onwaarde verklaard, dan kunnen zelfs derden te
goeder trouw aan die handeling geen rechten meer ontleenen.
Dit standpunt wordt uitvoerig uiteengezet in de conclusie
van Mr.
van Manek, voorafgaande aan het vonnis der Hb,
te Zierikzee van 13 Jan. 1885

De rechtbank aanvaardde in dat vonnis het stelsel van den
officier niet. Zij overwoog, dat de vordering van art. 1377
B. W., volgens de bewoordingen van het artikel, niet is een
eigenlijke vordering tegen den
schuldenaar of tegen andere
bepaalde pei\'sonen , maar een opkomen tegen handelingen van
den schuldenaar en,
casu quo, van zijne mede-contractanten,
waaruit zij verder afleidde, » dat het de bedoeling van den wet-
gever is geweest, aan de schuldeischers de noodige vrijheid
te laten om hunne bewering nopens het bedriegelijke der han-
delingen, waartegen zij opkomen, in rechte aanhangig te
maken of te debatteereu op zoodanige wijze en tegen of met
zoodanige personen, als in ieder bijzonder geval de omstan-
digheden zouden medebrengen".

Voor het thans geldende recht is deze opvatting stellig de
juiste, behoudens deze restrictie, dat de nietigheid der hande-
ling niet werkt tegen derde verkrijgers te goeder trouw,
derhalve ook niet met dezen kan worden gedebatteerd.

>) W. n". 5178.

-ocr page 309-

253

Artikel 57

De hypothekaire schuldeischer, die het beding, vermeld in artikel
1223 van liet Burgerlijk Wetboek, heeft gemaakt, eu de pandhouder
kunnen hunne rechten uitoefenen, alsof er geen faillissement ware.

Is hunne vordering eeue zoodanige als vermeld in de artikelen 130
en 131, dan kunnen zij dit alleen doen na verificatie en niet anders
dan tot verhaal van liet bedrag, waarvoor de vordering is erkend.

Bij de behandeling der wet kwam, naar aanleiding van dit
artikel, de vraag ter sprake, hoe het moet gaan met krediet-
hypotheken , met hypotheken door voogden of curators inge-
volge wettelijk voorschrift tot zekerheid van hun beheer ge-
geven , met de hypothekaire rechten der vrouw (art. 881
W.
v. K.), en met zakelijke borgtochten, bij het aanvaarden
van ambten of betrekkingen gesteld Speciale bepalingen
daaromtrent achtte de Uegeering onnoodig en zijn ook in de
wet niet opgenomen.

Wat krediet-hypotheken betreft, is de zaak zeer eenvoudig.
De kredietgever oefent zijn hypotheekrecht uit voor het-
geen hij bij den aanvang van het faillissement te vorderen
heeft, d. w. z. voor het saldo zijner rekening. Voor het be-
drag daarvan zal hij 1 executeeren, als hij het beding van ƒ
artikel 1223 B. W heeft gemaakt, of anders als schuldeischer
opkomen.

In denzelfden zin moet worden beslist met betrekking tot
de voogdij-hypotheken en de zakelijke waarborgen voor ambten
of bedieningen. Voor zooverre zij, te wier behoeve de hypo- ^^ ^^ ^^^
theek of de zakelijke waarborg is gesteld, ten tijde der failliet- ^ \' ,

verklaring uit hoofde van het gevoerde beheer iets te vorderen ^

hebben"^ kunnen zij in het faillissement opkomen of overeen- i^\'po
komstig art. 57 Fw. hun recht uitoefenen. In het laatste geval ^^ Ó5", >
hebben zij de opbrengst van het verbonden goed, onder aftrek ^^

1) Belinfante II, bl. 76, 490 v.; v. d. Feltz I, bl. 470 v. -lo^x-cL

-ocr page 310-

254

hunner vordering, aan den curator te verantwoorden, in
het eerste geval verkoopt de cxTrator de verbonden goederen
en beveelt de rechter-commissaris overeenkomstig art. 188 Fw.
de doorhaling der hypothekaire inschrijving, zoodra de uit-
deelingslijsL, waarbij de opbrengst van het goed tot verdeeling
is gekomen, verbindend is geworden. Aldus zal ook dan
gehandeld worden, wanneer de hier bedoelde personen of
lichamen, niets te vorderen hebbende, ook niet als schuld-
eischers in hot faillissement kunnen opkomen. De slotsom
is, dat het faillissement van den voogd of van den ambtenaar
in ieder geval ten gevolge heeft, dat de hypotheek wordt
doorgehaald, en de zakelijke waarborg opgeheven, terwijl
het onderpand wordt te gelde gemaakt.

ix/iCtP.

Het hier gezegde geldt trouwens voor alle hypotheken tot
zekerheid van beheer gesteld, mitsdien ook van de hypotheek
die de vrouw zich, tot zekerheid van het beheer haars mans
over hare goederen, mocht hebben bedongen. Terecht merkte
de heer
Vlielandkr Hein in de Eerste Kamer op dat
wij hier te doen hebben niet met eene eigenaardigheid van
het faillietenrecht, maar met iets wat voortvloeit uit het
gemeene recht en ook van toepassing is bij elk gewoon parti-
culier beslag. Iedere executie leidt noodzakelijk tot deze
uitkomst

1) Belinfante VI, bl. 115; v. d. Feltz I, bl. 474.

-ocr page 311-

255

Artikel 61 al. 1 en 0.

In geval van faillissement van den man, neemt de vrouw alle roe-
rende en onroerende goederen, welke haar toebehooren en niet in de
gemeenschap vallen, terug.

Voor hare persoonlijke schuldvorderingen treedt de vrouw als scbuld-
eisclieres op.

Of en in hoeverre de vrouw eene persoonlijke vordering op
haren man heeft, wordt hier niet beslist. Het antwoord op
die vraag behoort te worden gegeven door het Burgerlijk
Wetboek. Bestaande controversen, die haar oorsprong vinden
in de gebrekkige regeling van het huwelijksgoederenreclit,
konden door de Faillissementswet niet worden opgelost. Zoo
bijv. de bekende controverse, of de in gemeenschap van
winst en verlies gehuwde vrouw in het faillissement van
haren man als concurrente schuldeischeres kan opkomen voor
het bedrag van door haar blijkens akte van huwelijksche voor-
waarden aangebrachte contanten? Bij twee vonnissen van de
rechtbank te Amsterdam, van
12 Juni 1885, P. v. J. 1885
n". 32*, en van 22 Juni 1894, W. n°. 6615, on bij arrest van
het Hof te Amsterdam van
11 Maart 1887, P. v. J. 1887
n". 24*, W. n°. 5474, word de vrouw als schuldeischeres
toegelaten. Daarentegen was do advocaat-generaal bij het
Hof, blijkens zijne conclusie in
P. v. J. 1886 n°. 9*, eene andere
^ meening toegedaan, terwijl het vonnis van
1885 on \'s Hofs

• arrest door Mr. Polenaar in Rechtsgeleerd Magazijn 1888,

bl. 18 v., worden bestreden i).

Is men van oordeel, dat de gemeenschap van winst en
verlies alleen ten opzichte van de wijze van verdeeling van de
algeheele gemeenschap is onderscheiden, en dat mitsdien die
gemeenschap de vermogens van den man en de vrouw beide

ï) Zie ook M. L. van Goudoever, Opmerkingen over de gemeenschap van
winst en verlies,
Prft. bl. 81 v.

-ocr page 312-

256

omvat dan kan yan eon optreden van de vrouw als scliuld-
oischores voor hare aanbrengst in contanten natuurhjk geen
sprake wezen. Dan kan zelfs het eersto lid van art. 61 bij de
gemeenschap van winst en verlies nooit van toejiassing zijn,
omdat de vrouw geen goederen heeft die niet in de gemeen-
schap vallen.

Gaat men daarentegen niet zoover, neemt men, zooals in den
regel pleegt te worden gedaan het bestaan eener beperkte
gemeenschap aan, ook dan komt ons verificatie van de vrouw
voor hare aanbrengst in contanten niet juist voor. Want ook
aldus opgevat, staat de gemeenschap van winst en verlies,
zoolang zij duurt, aan iedere vordering van de vrouw tegen
don tnan tot oplevering van de waarde van hot door haar
aangebrachte in den weg. Immers, wat van de aanbrengst der
vrouw ophoudt in natura aanwezig te zijn , en contanten zullen
nooit in natura aanwezig blijven, maakt, als verlies, een deel
van het passief der gemeenschap uit, tenzij de herbelegging
kan worden aangetoond of een der oorzaken bestaat, die eeno
vermindering van het vermogen der vrouw uitsluitend te haren
laste doen komen.

Eerst na ontbinding der gemeenschap en na vaststelling van
het geheele bedrag van de winst on van het verlies kunnen
do e\'ihtgenooten te dier zake eene vordering op elkander ver-
krijgen. De aangehaalde jurisprudentie miskent het wezen der
gemeenschap van winst en verlies als eene gemeenschap, die
alle baten en lasten omvat, waarvan niet kan worden aan-
getoond, dat ze uitsluitend aan één der echtgenooten toe-
bohooren, resp. door één hunner moeten worden gedragen.

Hot baat niet erop to wijzen, dat de vrouw eene vordering
heeft op den man, ter zake van diens beheer over de goederen,
haar persoonlijk toebehoorende. Ook deze vordering stuit af
op de werking der gemeenschap van winSt en verlies, krachtons
welke de vermogensvermindering, die een gevolg daarvan is,
dat de man do goederen der vrouw wegmaakt, ten laste komt
van de gemeenschap en niet van den man alléén. Maar zelfs

1) Zie Mr. II. J. Koenen, Benchomvingen over rechtsgemeenschap. PrTt. bl. 176 v.

2) Thans ook Mr. Koenen, Studies over gemeenschap van winst en verlies,
in Wkbl. van (Not. en Reg. n«". 1392/6.

YenJlüdi-^
fJL tM^

ff- r.ct.

--- r

l.cK.c^cC\' •

li

-ocr page 313-

257

dit daargelaten, het beheer van den man kan slechts aanleiding
geven tot eene vordering tot rekening en verantwoording,\'\'^
nimmer tot het rauwelijks opvorderen van een bepaald bedrag
als aanbrengst. Alleen verificatie voor een saldo van rekening
ware dus mogelijk. In dien zin zal ook dan moeten worden
beslist, als iedere gemeenschap is uitgesloten, of alleen ge-
meenschap van vrucliten en inkomsten bestaat.

MoleNoea aif, Faillissemcutswet.

-ocr page 314-

t\'/ï /

t ^^
...

,1-

■■• \'.Nr-. -

-ocr page 315-

257

dit daargelaten, liet beheer van den man kan slechts aanleiding
geven tot eene vordering tot rekening en verantwoording,
nimmer tot het rauwelijks opvorderen van een bepaald bedrag
als aanbrengst. Alleen verificatie voor een saldo van rekening
ware dus mogelijk, In dien zin zal ook dan moeten w^orden
beslist, als iedere gemeenschap is uitgesloten, of alleen ge-
meenschap van vrnchten en inkomsten bestaat.

17

MoLENGiiAArF, Faillissemeiitawet.

-ocr page 316-

DBKD-E AFDEELmG.
Van het bestuur over den faillieten boedel.

§ 1. — Des w^etgevers oordeel over de geschiktheid der
schiildeisehers om zelve de algeheele vermogens-executie van
den schuldenaar te bezorgen, althans die te leiden, is beslissend
voor de regeling van het bestuur over den faillieten boedel.
Naarmate de wetgever meer of minder vertrouwen stelt in
het zelfdoen der schuldeischers, kent de wet minder of meer
officieele bemoeienis met den gang van zaken, zal er, zooals
het wel genoemd wordt, minder of meer officialisme zijn in
het faillietenrecht.

Dat de schuldeischers niet zelf het faillissement kunnen
afwikkelen is duidelijk. Aan het gezamenlijk handelen en
optreden van velen zijn zóó talrijke bezwaren verbonden, dat
aanwijzing van een of meer vertegenwoordigers, om voor hen
te handelen, een noodzakelijkheid is. Vandaar dat men in
alle faillietwetten curators aantreft, onder dezen of een
anderen naam belast met de werkzaamheden, welko de
algemeene vermogens-executie medebrengt.

Bij hetgeen uit dien hoofde moet worden verricht, moet
rekening worden gehouden met de belangen en rechten zoowel
van de gezamenlijke schuldeischers als van ieder van hen in
\'t bijzonder, alsmede met die van den schuldenaar. Alleen eon
onpartijdig en der zake kundig persoon kan die taak naar
behooren vervullen. Deze overweging heeft den wetgever er
toe geleid de benoeming van den curator op te drtcgen aan
den rechte^.\', waardoor het onpartijdig standpunt van den
curator ook tegenover de schuldeischers wordt gewaarborgd.

-ocr page 317-

259

Al berust dus de leiding der faillissementsbemoeiingen noch
onmiddellijk noch middellijk in handen der schuldeischers,
geenszins is uit het oog verloren, dat het faillissement toch
in de eerste plaats hun zaak is. Op verschillende wijzen
kunnen de schuldeischers invloed op den gang van zaken
oefenen: persoonlijk en gezamenlijk in de vergaderingen der
schuldeischers, middellijk door de commissio uit de schuld-
eischers , individueel in verschillende in de wet aangewezen
gevallen, met name in die van de artt. G9 en 73.

De rechter, die den curator benoemt, is tevens belast met
het toezicht op de richtige vervulling van de aan dezen
opgedragen taak. Namens de rechtbank wordt dit toezicht
uitgeoefend door den rechter-commissaris, die bovendien heeft
te beslissen omtrent tal van maatregelen, tot het nemen
waarvan het beheer en de vei-effening van den boedel aan-
leiding geven. Van de beschikkingen, welke door den rechter-
comraissai\'is worden genomen, is in den regel hooger beroep
op de i\'echtbank.

Het bestuur over den faillieten boedel ligt dus geenszins
in één hand. Verschillende factoren werken daartoe mede. De
schuldeischers, de commissie uit de schuldeischers, de curator,
de rechter-commissaris en de rechtbank hebben in het bestuur
ieder een grooter of kleiner, meer of minder belangrijk aandeel.
De bevoegdheid dezer «verschillende machten in hot faillisse-
ment" zooals de Memorie van Toelichting het lïitdi\'ukt,
in het algemeen aan te geven en af te bakenen is het doel
der derde Afdeeling (artt. 64—86).

Daar die Afdeeling slechts algemeene regels stelt, kan, wie
do bevoegdheid van iedere macht ook in bijzonderheden wil
loeren kennen, mot de raadj^leging liarer bepalingen niet
volstaan. Kennisneming van den geheelen titel is voor hem
onontbeerlijk.

§ 2. De rechter-commissaris. — w De rechter-commis-
saris
houdt toezicht op hot beheer en de vereffening van don
faillieten boedel " (art. 64). Dezo bepaling moot worden gelezen

>) Belinfante I, bl, 102; v. u. Fkltz II, bl. 1 vlg.

-ocr page 318-

260

in verband met art. 68 eerste lid: »de curator is heiast
met liet beheer en de vereffening van den faillieten boedel

De taak van den rechter-commissaris is dus, in tegenstelling
met beheer,
toezicht op het beheer. Toezicht sluit niet in
zich medebeheer of opperbeheer, daarom kan de rechter-
commissaris aan de opdracht van het toezicht op liet beheer
geenszins de bevoegdheid ontleenen, den curator omtrent het
beheer in dezen of genen zin bevelen te geven, of wel hem
verlof of toestemming te verleenen tot het verrichten van
voorgenomen handelingen. De bevoegdheid tot het een of
het ander bezit de rechter-commissaris slechts voor zooverre
hem die door eene uitdrukkelijke wetsbepaling is toegekend.

Het honden van toezicht wil zeggen, dat de rechter-
commissaris nagaat, «of de curator zich houdt binnen de
grenzen der wet, of hij handelt in het belang van den boedel,
of hij zijne taak behoorlijk vervult. De middelen van invloed,
die hem" daarbij «ten dienste staan, zijn raadgevingen,
opmerkingen, berispingen, des noodig toepassing van art. 73"
(voordracht aan de rechtbank tot ontslag van den curator)

Mr. A. van der Hoeven meent, dat de uitdrukking van
art. 64: „ houdt toezicht op het beheer en de vereffening „
voor tweeërlei uitlegging vatbaar is en daarom aanleiding
moet geven tot grenzenlooze verwarring. Tot deze krasse uit-
spraak wordt de schrijver gebracht, doordat hij niet voldoende
rekening houdt met art. 68, waarin het beheer, in zijn
vollen omvang, en de vereffening aan den curator, en uit-
sluitend aan dezen, worden opgedragen. De door hem gestelde
ruimere beteekenis van art. 64, volgens welke de rechter-
commissaris bevoegd zou zijn den curator te bevelen, hoe hij zal
hebben te beheeren en te vereffenen, schijnt ons althans aan
dit artikel alléén te kunnen worden toegekend, als men bij de
uitlegging daarvan het verband met art\'. 68 geheel uit het
oog verliest. Stelt men daarentegen de beide artikelen naast
elkander, dan zal men de uitspraak van den Minister
Smidt

till

-ocr page 319-

261

in zijn Antwoord op bet Verslag der Commissie van voorbe-
reiding : ,/ gevaar voor botsing bestaat niet; de afbakening
van de taak van den recbter-commissaris eenerzijds, van den
curator anderzijds, is duidelijk; ieders bevoegdheid behoor-
lijk bepaald"!) zonder bezwaar kunnen onderschrijven.

De rechter-commissaris oefent het toezicht op den curator
vanwege de rechtbank, die hem uit hare leden benoemt 2). Hij
is daardoor ook de aangewezen persoon om de rechtbank
voor te lichten, indien het beheer of de vereffening van den
faillieten boedel tot incidenten aanleiding geeft, welke eeue
beslissing van de rechtbank noodig maken. Uitdrukkelijk
wordt de rechtbank door art. 65 verplicht den rechter-
commissaris to hooren, alvorens in eenige zaak, het beheer
of de vereffening des faillieten boedels betreffende, eeno
beslissing te geven.

Nevens de algemeene omschrijving van de macht van den
rechter-commissaris staat een aantal bijzondere bepalingen,
waarbij hom bevoegdheden worden toegekend, die in het
toezicht op het beheer niet zijn begrepen, en die dus afzon-
derlijk moesten worden vermeld. Slechts één dezer bepalingen
(art. 66) wordt gevonden in de eerste § van do derde
Afdeoling, welke ovor den rechter-commissaris handelt; de
andere zijn door de geheele wet verspreid.

Artikel 66 kent den rechter-commissaris de bevoegdheid ^^^^^avva^ i^SIt/te^,
toe, tor opheldering van alle omstandigheden, het faillisso-\\^
ment betreffende, getuigen te hooren of eon onderzoek van .
deskundigen .te bevolen. De getuigen worden namens hom ^

(d. w. z. uit zijn naam, op zijn last of bevel) gedagvaard ^^

Eon opzettelijk onderzoek naar de oorzaken van het faillis- _ ^^

sement, naar het gedrag van den schuldenaar, naar diens ^ ^

handelingen in den vooravond der faillietverklaring, naar /of/^--/\'^-
don toestand van den boedel enz. kan soms gewonscht zijn. -u^&an^o1^
In den regel zal dit niot kunnon geschieden zonder dat ^^^
getuigen worden gehoord; ook kan het zijn, dat dc voor-

-ocr page 320-

262

lichting van deskundigen, bijv. van een accountant, niet kan
worden gemist. Zoowel het hooren van getuigen als het
benoemen van deskundigen behoort meer eigenaardig tot de
rechterlijke functiën, vandaar de opdracht van het een en
het ander aan den rechter-commissaris.

De artikelen 116—119 van het Wetboek van Burgerlijke
Regtsvordering zijn toepasselijk, als de gedagvaarde getuige
niet verschijnt of, verschenen zijnde, weigert getuigenis af te
leggen (art. 66 derde lid) V. Men houde daarbij in het oog dat
de strafbepalingen, welke in de artt. 116 en 117 voorkwamen,
door art. Scü van de Wet tot invoering van het Wetboek van
Strafrecht (Wet van 15 April 1886,
Sthl. n° 64) zijn afgeschaft.
Betwist is, of daardoor ook de bevoegdheid van den burger-
lijken rechter, den onwilligen getuige straf op te leggen, is
vervallen.
Van Boneval Fauke 2) acht dit weinig twijfelachtig,
omdat door art.
Sd voornoemd de laatste woorden van do beide
eerste leden der artt. 116 en 117 zijn geschrapt, zonder
dat daarvoor iets anders in de plaats is gesteld. Daarentegen
is
Fols 3) van oordeel, dat de rechtsmacht van den burger-
lijken rechter is behouden en de vervallen strafbepaling ver-
vangen door die van de artt. 192 2°. en 444 Wetb. v. Strafr.
Over de bevoegdheid van den rechter-commissaris, de getuigen
tot straf te veroordeelen, kan dus verschillend worden gedacht\'\').

Wat de deskundigen betreft, kan van eene veroordeeling tot
straf door den rechter-commissaris geen sprake zijn. Indien
er termen bestaan tot toepassing op een deskundige hetzij
van art. 192 2°., hetzij van art. 444 Wetb. van Strafr., is
alleen de strafrechter daartoe geroepen.

Van het geven van getuigenis kunnen zich verschoonen de

-ocr page 321-

263

echtgenoot of gewezen echtgenoot (weduwe, weduwnaar of
gescheiden echtgenoot), de kinderen en verdere afkoniehngen
en de ouders en grootouders des gefailleerden (arl. 66 al. 4).
Het Wetboek van Koophandel bevatte in art. 805 derde lid
ten onrechte een absoluut verbod, deze personen te onder-
vragen. Verdient het uit een oogpunt van humaniteit goed-
keuring hen niet to dwingen tot eene getuigenis, die den
gefailleerde bezwaart, het was eene verkeerde consequentie,
hun tevens de mogelijkheid te benemen een getuigenis af te
leggen, dat tot diens ontlasting kan strekken. Deze overweging
leidde er toe het verbod, ondervraagd te worden, to vervangen
door het recht zich te verschoonen.

Krachtens de bevoegdheden, hem buiten § 1 der derde
Afdeeling in verschillende artikelen der wet opgedragen, berust
bij den rechter-commissaris de leiding der faillissements-
procedure (verificatie, akkoordbehandeling, uitdeeling), en
heeft hij in verschillende gevallen den curator bevelen te
geven, of wel machtiging of goedkeuring tot het verrichten
van bepaalde handelingen.

Een vorm is voor deze beschikkingen van den rechter-
commissaris in de wet met opzet niet voorgeschreven, opdat
de goede gewoonte, welke onder de oude wetgeving bij sommige
rechtbanken door de rechters-commissarissen werd gevolgd, om
iu den regel mondelinge beschikkingen te nemen , zou kunnen
worden bestendigd. Ongetwijfeld verdient die gewoonte aan-
beveling , daar zij de strekking heeft, noodeloozen omslag en
kosten te vermijden. Waar de wet zwijgt, is iedere vorm,
ook de mondelinge, geoorloofd ; hij is ook voldoende, omdat de
mondelinge beschikking, des noodig, bijv. als hooger beroep
wordt ingesteld, nog altijd in geschrifte kan worden gebracht.

In haar Antwoord op het Verslag der Comm. v. voorb. liet
de Eegeering zich ovor de wenschelijkheid van een mondeling
verkeer tusschen curator en rechter-commissaris, naar aan-
leiding eener daaromtrent geopperde bedenking bij art. 72,
zeer stellig uit i). Door schriftelijke beschikkingen wordt alleen
de beurs van den griffier gebaat, maar het behoeft wel geen
betoog, dat het financieele belang van den griffier nooit een

-ocr page 322-

204

roden mag Ave/en om, in strijd met de eischen eener goede
roclitspleging, onnoodige formaliteiten in acht tc nemen. Het
is de plicht van den rechter-commissaris zich tegen ieder
onnoodig koston-maken te verzetten.
e^ ? Als regel zijn alle beschikkingen, door den rochter-commis-

saris gegeven, behoudens de door de v^et genoemde uitzonde-
ringen, vatbaar voor hooger boroep. Uiterlijk op den vijfden
dag na den dag waarop de beschikking werd genomen , moet
het beroep worden ingesteld bij de rechtbank, uit welker
leden de rechter-commissaris is benoemd (art. 67 eerste lid).
Op welke wijze wordt hier niet gezegd. Toen in het Verslag
der Comm. v. voorb. op deze vermeende leemte werd gewezen,
antwoordde do Kegeering, dat het hooger beroei) uit den aard
dor zaak moet geschieden bij request, wat ook, onder do heer-
schappij van het Wetboek van Koophandel, waarin over het
geheele onderwerp werd gezwegen, in de praktijk eenstemmig
werd aangenomen. Eene uitdrukkelijke bepaling mocht, naar
haar oordeel, geheel overbodig heeton i).

Een ander antwoord was niot te verwachten, daar in dezen
van een rechtsgeding geen sprake is, en buiten rechtsgeding
het verzoekschrift of request de eenige in het procesrecht
bekende vorm is, om eene zaak bij den rechter aanhangig
te maken.

Zijdelings is de quaestie uitgemaakt doorliet na het mondeling
overleg tusschen de Commissie van voorbereiding en den
Minister
Smidt in de wet gebrachte artikel 5, waarin wordt
aangewezen in welke gevallen de bijstand van een procureur
noodig is. Het vordert indiening door een procureur o. a. van
het vorzoekschrift, bedoeld in artikel 67, en gaat dus uit van
do vooronderstelling, dat het hooger beroep , waarvan in art. 67
sprake is, bij verzoekschrift moet worden aangebracht.

Wie in hooger beroep kan komen, wordt in art. 67 niet
gezegd. Alleen wordt bepaald, dat do rechtbank beslist na
cfe verhoor of behoorlijke oproeping van de belanghebbenden.\'\'

^ y^yj, twijfol is hier trouwens geen aanleiding. Het is toch

duidelijk dat, naar gelang van den inhoud der beschikking, öf

^tnr

1) AntwoorjJ der Regeering in het Verslag der Commissie van voorbereiding:
Belinfante 11, bl. G; v. D. Feltz 11, bl. 7.

-ocr page 323-

265

hij, die de beschikking heeft uitgelokt, of degene tegen wien
zij is gevraagd, het hooger beroep kan instellen. Komt bijv.
oen schuldeischer of de gefailleerde overeenkomstig art. 69
togen eene handeling van den curator op en is deze handeling-
bij de beschikking van den rechter-commissaris gehandhaafd,
dan zal de schuldeischer of de gefailleerde hooger beroep
hebben; is daarentegen de handeling vernietigd: de curator.
Heeft de rechter-commissaris geweigerd een dading goed tc
keuren (art, 104), de curator die de goedkeuring had gevraagd,
zal de eenige zijn die het beroep kan instellen. De Rogeering
vond dit alles zóó elementair, dat zij onnoodig achtte het \'
in de wet uit te drukken.

In het tweede lid van artikel 67 worden voor hooger ^ ^^ ^^ -»^t-^t^
beroep niet vatbaar verklaard do beschikkingen, vermeld in ^e^^juJrA\'^

de artikelen 21 2° (bepaling dat van hetgeen de gefailleerde / ?

gedurende het faillissement door persoonlijke werkzaamheid c^»^ ^

verkrijgt, slechts een gedeelte buiten het faillissement blijft),
21 4° (bepaling van het bedrag uit de opbrengst van het in
artikel 366 Burg. Wetb. bedoelde vruchtgenot, dat buiten het
faillissement blijft), 34 (machtiging om den vóór het faillis-
sement bepaalden executorialen verkoop der roerende of
onroerende goederen voor rekening van den boedel te laten
voortgaan), 58 eerste lid (verlenging van den termijn waar-
binnen de hypothekaire schuldeischer of de pandhouder ver-
plicht is zijn recht uit te oefenen), 79 (beslissing op het
verzot van de commissie uit de schuldeischers, als de curator
verklaard heeft in strijd met het advies dor commissie te
zullen handelen), 94 (goedkeuring dat de boedelbeschrijving
ondershands wordt opgemaakt en de waardeering door den
curator geschiedt), 98 (machtiging dat de curator het bedrijf
van den gefailleerde voortzet), 100 (vaststelling van de som
aan den gefailleerde als levensonderhoud uit te keeren), 102
(bepaling van de wijze van bewaring der gelden, kleinoodiën
onz. en goedkeuring van de wijze van belegging van gereedc
gelden), 125 (voorwaardelijke toelating van vorderingen die
betwist worden en voorwaardelijke erkenning van een betwisten
voorrang), 127 vierde lid (toelating van te laat ingediende
vorderingen tot de verificatie), 173 (aanwijzing van het
huisraad, aan den gefailleerde in geval van insolventie over

-ocr page 324-

266

te laten), 174 (toestemming tot onderliandsehen verkoop der
goederen ton behoeve der vereffening), 175 (goedkeuring van
de wijze van beschikking over alle niet spoedig of in het
het geheel niet voor vereffening vatbare baten), 177 (vast-
stelling der vergoeding voor de diensten des gefailleerde ten
behoeve der veroft\'oning), 179 (bevel tot uitdeeling van pennin-
gen aan de schuldeischers) en 180 (goedkeuring der uitdee-

lingslijst).

§ 3. üc curator. — De curator wordt door art. 68, het eerste
artikel van de aan den curator gewijde tweede § der derde
Afdeeling, met het beheer en de vereffening van den fail-
lieten boedel » belast. Daarmede is slechts eene algemeene
omschrijving van zijne taak gegeven; welke in bijzonderheden
zijne bevoegdheden zijn, blijkt uit tal van andere bepalingen.

Het beheer en de vereffening zijn aan den curator en aan
dezen alleen opgedragen; hij kan dus naar eigen inzicht
handelen, zonder aan iemands bevelen onderworpen te zijn
of iemands machtiging of goedkeuring te behoeven, tenzij
voor zooverre de wet zulks uitdrukkelijk voorschrijft.

Voorschriften van dien aard zijn er vele. Eeeds dadelijk
wordt in het tweede lid van art. 68 bepaald, dat de curator
machtiging van den rechter-commissaris behoeft, alvorens
in rechte op te treden, behalve waar het verificatie-geschillen
betreft, alsmede in de gevallen van de artikelen 37 (al of
niet gestand doen aan eene wederkeerige overeenkomst, die
ten tijde der faillietverklaring zoowel door den schuldenaar
als door zijne wederpartij in het geheel niet of slechts gedeel-
telijk is nagekomen), 39 (opzegging eener liuurovereenkomst), 40
(opzegging eener dienstbetrekking) en 58 tweede lid (lossing van
een verpand voorwerp). Bovendien is nog in verschillende andere
artikelen van een bevel, machtiging of goedkeuring van den
rechter-commissaris sprake. Men zie de artikelen 34 (machti-
ging), 41 tweede lid (machtiging), 80 tweede lid (goed-
keuring), 93 eerste lid (bevel), 94 tweede lid (goedkeuring),
98 (machtiging), 102 eerste lid (bevel), 102 tweede lid (goed-
keuring), 103 (goedkeuring), 104 (goedkeuring), 174 (toe-
stemming),^ 175 eerste lid (goedkeuring), 179 (bevel), 180
(goedkeuring).

-ocr page 325-

2(57

Eene verdere beperking ondergaat de macht van den curator,
als in het faillissement eene commissie uit de schuldeischers
wordt benoemd. Do omvang dier beperking zal hieronder in
§ 4 worden nagegaan.

De macht van den curator, al moge zij niet onbeperkt
wezen, is niettemin zeer groot, in aanmerking genomen, dat
eene commissie uit de schuldeischers lang niet in alle faillis-
sementen , misschien slechts in weinige zal worden benoemd.
Uit dien hoofde zijn waarborgen voor een goed gebruik van
dio macht, voor nauwgezette plichtsbetrachting en onpar-
tijdige behartiging van alle belangen, welke bij bet faillisso-
ment zijn betrokken, onontbeerlijk.

Dc Faillissementswet zoekt die waarborgen niet, zooals het
Wetboek van Koophandel deed, in de aflegging van eenen
eed door den curator bij de aanvaarding zijner taak, of in be-
perking van den rechter in de keuzo van den curator. De eed
is vervallen, en evenzeer het voorschrift van art. 787 eerste lid
n". 2 Wetb. v. Kooph.: //de curator zal bij voorkeur uit do
schuldeischors gekozen wordon", een voorschrift trouwens dat
in de praktijk vrijwel totoendoode letter was geworden, daar
feitelijk niét de benoeming van een schuldeischer, maar wèl
dio van een rechtsgeleerde, meer bepaald van een advocaat,
do regel mocht hoeten. In die praktijk verandering te brengen
achtte de Regeering niet gewenscht. Zij was van meening,
dat de benoeming van een schuldeischer tot curator wol altijd
een zeldzaamheid zal blijven en ook
behoort te blijven , omdat
do curator
„voov alles een onpartijdige of liever nog een boven
do partijen (schuldenaar en schuldeischers) staande persoon, en
daarbij iemand van recbtsgeleerde kennis" moet wezen, aan
wolken dubbelen eisch de schuldeischers niet dan hoogst zelden
zullen voldoen. Op dien grond . laat de wet don rechter bij
de benoeming van den curator geheel vrij in de koitzo van
den persoon

Ligt reeds in do benoeming door den rec/tier oen waarborg,
dat do groote macht, den curator gegeven, niet in handen
van ongeschikten zal worden gelegd, waarborgen voor eene

>) Belinfante I, bl. Iü7; v. u. Feltz 11, bl. \'20.
2) Zie hierboven bl. 110.

-ocr page 326-

268

juiste aanwending van die maclit, voor een richtig en onpartijdig
beheer door den benoemde zijn gelegen in het toezicht van
den rechter-commissaris, en in de ruime bevoegdheid, toege-
kend aan alle belanghebbenden bij het faillissement, om tegen
do wijze waarop de curator zijn taak vervult, op to komen.

Volgens art. 69 kan ieder schuldeischer, de commissie uit
hun midden benoemd, zoo die er is, en de gefailleerde tegen
olke handeling van den curator bij den rechter-commissaris
opkomen, of van dezen een bevel uitlokken, dat de curator
eeno bepaalde handeling verrichte of eene voorgenomen hande-
ling nalate.

De beslissing van den rechter-commissaris moet ,/bij verzoek-
schrift" worden gevraagd, waarvoor de tusschenkomst van
een procureur niet noodig is, daar deze door art. 5 voor dit
geval niet wordt gevorderd. Na den curator gehoord te hebben,
beslist do rechter-commissaris binnen drie dagen, bij eene
beschikking, waartegen volgens art. 67 hooger beroep op do
rechtbank openstaat.

Den belanghebbenden is aldus een krachtig middel gegeven,
zich te doen gelden en voor hunne belangen op to komen.
Niot alleen kunnen zij bestrijden wat verricht is, aandringen
op hetgeen huns inziens ten onrechte is nagelaten maar
ook zich verzetten tegen een voorgenomen handeling, men
denke bijv. aan een door den curator aangekondigden verkoop
van tot den boedel behoorende goederen. Werd ondor de
heerschappij van het Wetboek van Koophandel, toen hot
zooeverf aangehaalde voorschrift van art. 787 al. 1 n°. 2 van dat
Wetboek «nagenoeg de eenige wettelijke bepaling (was) waarin
van de schuldeischers notitie (werd) genomen« terecht
geklaagd, dat dezen niet den minsten invloed konden oefenen
op den gang van zaken, thans bestaat daarvoor geen aan-
leiding meer, nu zij in het door art. 69 geschapen recht

") Onder dc afgescluiftc wetgeving heeft zicii dc vraag voorgedaan, cn zelfs
dc stof geleverd voor een proefschrift (A. C. 1\'. Lammers van Toorenbukü,
Leiden, 1887), of aan den curator in een faillissement gelast kan worden eene
vordering in te stellen Art. 09 laat daaromtrent geen twijfel meer bestaan:
het bevel, dat de curator eene bepaalde handeling verrichte, kan zeer zeker
wezen een be\\^l tot het instellen eener rechtsvordering,
2) Memorie van Toelichting: Belinfante I, bl. 1ü7; v, d. Feltz II, bl. 20.

-ocr page 327-

269

van verzet het middel bezitten, zoo vaak zij grieven hebben
tegen het beheer van den curator, deze kenbaar te maken en
door den rechter te doen overwegen. De curator is daardoor,
zooals de Memorie van Toelichting opmerkt onder de
voortdurende contrôle geplaatst van hen, in wier belang hij
is aangesteld.

Ook aan den gefailleerde is het recht van verzet gegeven,
//omdat elke handeling van den curator zijne zaak geldt; het
is zijn boedel die vereffend wordt ter voldoening zijner
schuldeischers ; al mag hij zelf niet beheeren, het is voor hem
niettemin van het grootste belang dat er goed beheerd worde"

Wanneer de curator zijne bevoegdheid te buiten gaat door
eigenmachtig te handelen in gevallen waarin hem dit niet is
geoorloofd, is zijne handeling niettemin geldig, dus verbin-
dend voor den boedel. Deze afwijking van den regel, dat
maclitsoversehrijding de handeling ongeldig maakt, is aan-
genomen in het belang van hen die met den curator handelen
en moeilijk kunnen nagaan, of door dezen alle voorwaarden,
door de wet gesteld, wel zijn nagekomen.

Artikel 72, waarin het betrekkelijke voorschrift wordt
gevonden, luidt: ».Het ontbreken van de machtiging van den
rechter-commissaris, waar die vereischt is, of de niot-inacht-
neming van de bepalingen, vervat in de artikelen 78 en 79,
heeft, voor zooveel derden betreft, geon invloed op de geldig-
heid van de door den curator verrichte handeling. De curator
is deswege alleen jegens den gefailleerde en de schuldeischers
aansprakelijk. «

Hij die met den curator handelt, is dus beveiligd tegen
latere bestrijding der handeling opgrond van verznimen, door
den curator gepleegd. Ware het anders, hij zou 5f do kans
van de ongeldigheid der handeling op zich moeten nemen,
(^f zich, zoo vaak hij zich met den curator in betrekking stelt,
een onderzoek moeten getroosten bij den
rechter-commissaris
en de commissie uit de schuldeischers, öf wel van den curator
do schriftelijke bewijzen moeten vorderen, dat
door dezen de
bepalingen omtrent de machtiging door den
rechter-commissaris

\') Memorie van Toelichting: nelinfante 1, bl. 104; v. n. Tei-tz II, bl. \'J.
Memorio van Toelicliting: t. ■/.. p.

-ocr page 328-

270

en het inwinnen van het advies der commissie nit de schnld-
eischers zijn nagekomen. Het verkeer tnsschen den curator en
derden zou daardoor in hooge mate worden belemmerd, en
tegen het belang van den boedel eene schriftelijke behande-
ling van zaken door den curator, den rechter-commissaris en
de commissie uit de schuldeischers noodzakelijk zijn.

Artikel 72 heeft de moeilijkheid opgelost door aan de beper-
kingen van de macht des curators, welke in het vereischte van
machtiging door den rechter-commissaris en van het inwinnen
van het advies der commissie uit de schuldeischers zijn gelegen,
uitsluitend interne werking toe te kennen i). Al is de onbevoegd-
heid van den cui\'ator bekend aan hem met wien deze handelt,
de handeling is geldig. Dat dit gewild is, dat met opzet geen
onderscheid is gemaakt naar gelang de derde te goeder ofte
kwader trouw is, blijkt uit de weglating van de woorden:
ir die daarvan onkundig waren « , welke in het oorspronkelijk
Eeg.-Ontwerp voorkwamen, en uit de motieven voor die weg-
lating aangevoerd in het Antwoord der üegeering in het
Verslag der Commissie van voorbereiding.

Eene leemte in het artikel schijnt ons hierin gelegen te zijn,
dat daarin het niet-opvolgen eener door den rechter-commissaris
ingevolge art. 69 gegeven beschikking niet wordt vermeld.
Al het boven gezegde geldt ook dan, zelfs in nog sterkere
mate, omdat dergelijke beschikking niet zooals eene machtiging
of advies steeds in bepaalde in de wet aangegeven gevallen
door den curator moet worden gevraagd, maar alleen wordt
gegeven onder omstandigheden, die een derde niet kan con-
troleeren. Moet men nu op grond van het stilzwijgen der wet
aannemen, dat de handeling, verricht ondanks het verbod
van den rechter-commissaris, ongeldig is? Een bevestigend
antwoord ware zoo geheel in strijd m^t de gedachte, welke
aan artikel 72 ten grondslag ligt, dat wij aan eene analogische
toepassing van dit artikel de voorkeur meenen te moeten

\') Een voorileel van deze regeling is ook hierin gelegen, dat aan den cnrator
niet kan worden tegengeworpen, dat hij de voorgeschreven formajitei\'.en niet
heeft nagekomen. Evenmin kan in een geding, waarin do cnrator partij is, door
de wederpar^j overlegging van do machtiging van den rechtor-commissaris
worden gevorderd.

-ocr page 329-

MOLENGRAÄFF-INSTiTUUT VOOR ^PlVAAlRcCr

271

geven. Nevens art. 72 kan die ongeldigheid, welke juist de
meest verborgene zou wezen , niet zijn gewild.

De curator is aansprakelijk wegens zijn onbevoegd handelen
jegens den gefailleerde en jegens de schuldeischers. Mitsdien
kan zoowel de gefailleerde als ieder der schuldeischers, wanneer
hij kan aantoonen door de handeling des curators schade te
hebben geleden , dezen ter verantwoording roepen en vergoeding
dier schade vorderen. Bovendien zal, indien de curator inge-
volge art. 73 ontslagen en door een anderen vervangen mocht
zijn, deze laatste voor de gezamenlijke schuldeischers tegen
zijn voorganger kunnen optreden.

Naar gelang van de omstandigheden, i. h. b. van de mindere
of meerdere belangrijkheid van den boedel, worden bij het
vonnis van faillietverklaring door de rechtbank één of meer
curators benoemd.

In geval van benoeming van meer dan één curator, doet
zich de vraag voor, of ieder van ben afzonderlijk kan handelen
dan wel of moet worden aangenomen, dat zij gezamenlijk
met het beheer en de vereffening zijn belast, zoodat zij alleen
collectief kunnen handelen en individueel geenerlei bevoegd-
heid bezitten. Moet er gezamenlijk gehandeld worden, dan
ontstaat de mogelijkheid, dat er wegens verschil van meening
niet gehandeld kan worden, tenzij de wet de oplossing van
dergelijke conflicten regelt. Eene regeling van dien aard komt
voor in artikel 70 eerste lid. Daaruit blijkt, dat do wot
uitgaat van het beginsel, dat, als er meer curators zijn
benoemd, het beheer door hen gezamenlijk wordt gevoerd.

Het aangehaalde artikel bepaalt, dat voor de geldigheid
eener handeling toestemming van de meerderheid der ciirators
of, bij staking van stemmen, eene beslissing van den rechter-
commissaris wordt vereischt.

Zijn curators in oneven getale benoemd, dan roept dus
een besluit van de meerderheid een geldig besluit in het
leven. Zijn, wat bij benoeming van oen even getal wel in
den regel het geval zal wezen, twee cui-ators aangesteld, dan
moeten zij bij geschil den rechter-commissaris laten beslissen.
Door deze wettelijke regeling is aan het verkeer van derden
met eene pluraliteit van curators een zekere grondslag
gegeven. Derden weten nu, dat zij niet met één van meor

-ocr page 330-

272

curators geldig knnnen handelen, en dat zij alleen dan voor
schade gevrijwaai\'d zijn, als zij zich vei\'zekerd hebben van de
medewerking of toestemming van de meerderheid der curators,
of, indien zij bijv. met één van iwee curators handelen , en de
toestemming of medewerking van den anderen ontbreekt, als
zij zich eene beschikking van den rechter-commissaris doen
overleggen.

Eene uitzondering op het beginsel, dat gezamenlijk handelen
noodig is, maakt het tweede lid van artikel 70. De curator,
aan wien bij het vonnis van faillietverklaring een bepaalde
werkkring is aangewezen, is binnen de grenzen daarvan
zelfstandig tot handelen bevoegd. Hieruit volgt, dat door
aanwijzing van een bepaalden wei\'kkring aan een van twee
ciarators, beiden bevoegd worden tot zelfstandig handelen.
Immers opdracht van een bepaalden werkkring sluit bevoegd-
heid tot handelen buiten dien werkkring uit. De mede-curator
is dus buiten dien werkkring de eenige tot handelen bevoegde,
terwijl binnen de grenzen van dien werkkring de daarvoor
speciaal aangewezene zelfstandig optreedt.

Gedacht is aan n het faillissement van een schuldenaar,
die bedrijven van verschillenden aard uitoefent, die zoowel
hier te lande als in de overzeesche bezittingen van het
koninkrijk, of ook in het koninkrijk zelf op verschillende
plaatsen, kantoren heeft//. In zoodanig geval zal de taak
van beheer en vereffening onder de curators kunnen worden
verdeeld en ieder van hen worden belast met de afwikkeling
der zaken, tot één dier verschillende bedrijven behoorende
of op één dier verschillende plaatsen uitgeoefend wordende.
Ook zal de bepaling toepassing kunnen vinden, wanneer do
schuldenaar een handels- of winkelzaak drijft on do rechter
het wenschelijk acht de voortzetting der affaire aan des-
kundige handen toe to vex\'trouwen i).

Kan de rechtbank reeds dadelijk bij do faillietverklaring
moer dan één curator aanstellen, zij kan ook daarna, zoodra
haar de vvenschelijkheid daarvan wordt aangetoond, tot de
benoeming van een of meer mede-curators overgaan. Art. 73,
waarin dit wordt bepaald, stelt tevens de bevoegdheid der

i) Memorie van Toelichting: Belinfante I, bl. -105; v. n. Ff.i.tz ii, bl. 13.

-ocr page 331-

273

rechtbank vast, den curator te allen tijde te ontslaan en door
een ander te vervangen. Tot ontslag of toevoeging van een
mede-curator gaat de rechtbank niet over, dan hetzij op voor-
dracht van den rechter commissaris, hetzij op een met redenen
omkleed verzoek van een of meer schuldeischers, van de com-
missie uit hun midden, of van den gefailleerde. In ieder geval
wordt de curator gehoord of althans behoorlijk opgeroepen.

De ontslagen curator doet rekening en verantwoording van
zijn beheer aan zijn opvolger, die, belast met de behartiging
van de belangen des boedels, daarvoor zoo noodig ook tegen-
over zijn voorganger heeft op te komen.

Het salai\'is van den curator wordt in elk faillissement vast- ^ ^ Yo^C
gesteld door de rechtbank , in geval van akkoord bij het vonnis h

van homologatie (art. 71).

Voorgelicht door den rechter-commissaris , kan de rechtbank r^a,
in ieder faillissement rekening houden met alle factoren, welke /i^^ry^yt^ ^a^i-^c^
bij de bepaling van het salaris des curators redelijkerwijze in . /. ?

aanmerking behooren te komen. Daarin is een waarborg ge- ^

legen, dat steeds een tegenover alle belanghebbenden zoo
billijk mogelijk salaris zal worden vastgesteld, een waarborg,
welken oen maatstaf, door de wet in het afgetrokkene bepaald ,
nimmer kan geven.

Ook in geval van akkoord stelt de rechter het salaris vast,
in tegenstelling met hetgeen vroeger rechtens was, toen aan
den curator en den gefailleerde was overgelaten, het salaris
in geval van akkoord naar onderling goedvinden te bepalen.
Deze vrijheid had tot bekende misbruiken geleid. In den regel
werd door den curator bedongen of aan hem toegezegd een
salaris veel hooger dan datgene, waarop hij in geval van
insolventie kon rekenen, en aldus voor hem een rechtsbreeksch
geldelijk belang bij het totstandkomen van het akkoord in
het leven gei\'oepen.

Het tweede lid van artikel 71 heeft ten doel daaraan
een einde te maken. Het veroordeelt ondubbelzinnig do
vroegere praktijk door den curator slechts een recht toe
to kennen op het door de rechtbank vastgestelde loon. Wèl
kan de bepaling der wet niet verhinderen, dat de curator
boven het door de rechtbank vastgestelde salaris nog een

toelage van den failliet aanneemt, maar er volgt toch nit,

] $

Mülengraaïf, FailliBScmcntswct.

-ocr page 332-

274

dat de belofte, na de homologatie eene toelage te zullen
geven, als strijdig met de wet niet verbindend is, terwijl
ook een nauwgezet curator niet meer zal aannemen dan
hem volgens de
wet toekomt. Straffer bepalingen te dezen
opzichte schenen evenmin gewenscht als een uitdrukkelijk
verbod, in het Verslag der Comm. v. voorb. aanbevolen, dat
de curator optreedt als advocaat van den gefailleerde. In de
onkreukbaarheid en het plichtbesef van den curator zijn
eigenlijk de eenige afdoende waarborgen gelegen tegen onbe-
hoorlijke handelingen, waartoe ook het aanbieden van een
akkoord namens den gefailleerde door den curator terecht
werd gebracht. Daarom komt het zoozeer aan op goede
benoemingen, waardoor meer wordt bereikt dan door .wets-
bepalingen. Kwade praktijken als de hier besprokene kan
de rechtbank met goeden uitslag tegengaan door hen die
zich daartoe eens hebben geleend, niet meer voor eene
benoeming in aanmerking te nemen. Blijkt, ook bij eene zorg-
vuldige keuze, onverhoopt het vertrouwen misplaatst te zijn,
dan schaft nog altijd art. 73 raad.

§ 4. De commissie uit de schuldeischers. — Het Wetboek van
Koophandel kende de commissie uit de schuldeischers niet;
de instelling is nieuw. Over hare waarde werd bij de voor-
bei\'eiding der wet zeer verschillend geoordeeld.

De Regeering deelde in haar Antwoord in het Verslag der
Comm.
v. voorb. mede, „ dat van de over het wetsontwei\'p ge-
hoorde Kamers van Koophandel 19 zich over deze instelling
hebben uitgelaten, van welke 9 te haren gunste, 8, hoezeer
minder met haar ingenomen, toch adviseerden yoor hare opne-
ming, terwijl slechts ééne bepaald, eene andere in beti\'okke-
lijken zin zich er tegen verklaarde De Kamer van Rotterdam
behoorde tot de voorstanders, daarentegen ontwikkelde die
van Amsterdam verschillende bezwaren en meende zij dat do
instelling veilig, zonder schade voor het ontwerp, vervallen
kon. Mr. M. Tii.
Goudsmit bestreed haar in zijne beooi\'-
doeling van het Ontwerp der Staatscommissie 2); ovenzoo

<) Relinfifnte II, bl. 87; v. d. Fkltz II, bl. 1-1.
2) Themis 1888, bl. 215 vlg.

-ocr page 333-

275

Mr. A. van der Hoeven in zijn bovenaangehaald proefschrift i).
Daarentegen werd de commissie door Mr. Polenaak 2) genoemd
onder de „ enkele groote en heilzame hervormingen, welke
het Ontwerp in de bestaande wet wil brengen «, en kwam
Mr.
S. H. Muhtz JWzn. tot de conclusie, dat het wensche-
lijk is de proef, die het ontwerp aanbiedt, te nemen

Het Verslag der Commissie van voorbereiding getuigde
van weinig waardeering. Naar veler oordeel mocht betwijfeld
worden, of de werkzaamheid der commissie er toe zal
bijdragen, den gang van zaken te verbeteren. Toch drongen
anderen aan op een meer imperatief voorschrift, wat de
benoeming betreft. Na het antwoord des Ministers werd
op de zaak niet meer teruggekomen.

Ongetwijfeld is de opneming in de wet van de commissie
nit de schuldeischers, — eene nieuwe macht in het faillisse-
ment, — te beschouwen als een expei\'iment, waarvan het
gewaagd is de uitkomst te voorspellen. Of de instelling zal
voldoen en burgerrecht verkrijgen, moet de toekomst leeren.
Afdoende redenen, de proef als zoodanig af te keuren, zijn er
niet. Men houde in het oog dat de commissie geheel facultatief
is. Blijkt zij aan de goede verwachtingen van velen te beant-
woorden , de wet opent de gelegenheid in ieder faillissement
waarin de commissie van nut kan zijn, er eene te benoemen.
Aan de ontwikkeling der instelling staat geene enkele bepaling
in den weg. Mocht daarentegen de ondervinding hen
in het gelijk stellen die vreezen, dat de instelling niet
aan haar doel zal beantwoorden en dat zij slechts eene
belemmering en hindernis voor den goeden gang van
zaken zal blijken te zijn, ook dan ligt het correctief in
de wet zelve. Zij geeft den rechter en den schuldeischers vol-
ledige vrijheid, de bepalingen omti\'ent do commissie buiten
toepassing te laten. Het komt ons voor, dat de wetgever
aldns het juiste standpunt heeft ingenomen; zonder eenigen
dwang is de mogelijkheid geschapen tot eeno door velen ge-

\') ni. 40 vlg.

Hel Ontwerp eener wet op het faillissement enz., in Rechtsgeleerd Magazijn
1888, bl. .39 vlg. _ Jcl AJ«/- ^.iWv\'f jtk^i^C^

De invloed van dc schuldeischers op hal beheer van den faillieten hoedel, e\'Ccjl^"^ «fW»^»^\'^
Prft. bl. 54 vlg.

-ocr page 334-

276

wenschte vertegenwoordiging der schuldeischers te komen.
Men late thans het eindoordeel aan de practijk.

De wet handelt over de commissie uit de schuldeischers
in § 3 der derde Afdeeling. Zij onderscheidt de voorloopige
en de definitieve commissie uit de schiildeischers.

De voorloopige commissie wordt door de rechtbank
uit de haar bekende schuldeischers benoemd, bij het vonnis
van faillietverklaring of bij eene latere beschikking, indien
de belangrijkheid of de aard des boedels daartoe aanleiding
geeft (art. 74 eerste lid). In dezen slotzin ligt eene vinger-
wijzing aan den rechter, bij kleine boedels, waarvoor de
commissie, zooals de Regeering terecht opmerkte , slechts
ballast zou zijn, de benoeming achterwege te laten, tenzij
de boedel van bijzonder ingewikkelden aard mocht wezen 2).
Trouwens men behoeft niet te vreezen, dat de rechter de
bedoeling des wetgevers in dezen zal misverstaan.

Wanneer de rechtbank niet reeds bij het vonnis van failliet-
verklaring eene commissie benoemd heeft, kan een verzoek
om daartoe alsnog over te gaan door ieder belanghebbende
tot de rechtbank worden gericht, daar de wet te dien opzichte
geen beperkende bepaling bevat 3).

De commissie bestaat uit een tot drie leden. Neemt een
lid zijne benoeming niet aan, bedankt hij of komt hij te
overlijden, dan voorziet de rechtbank in de daardoor ont-
stane vacature uit eene voordracht van een dubbeltal door
den rechter-commissaris (art. 74 eerste en tweede lid).

Na afloop der verificatie-vergadering defungeert de voor-
loopige commissie; haar taak is geëindigd, zoodra over de
benoeming eener definitieve commissie eene beslissing is ge-
nomen. Hoe die beslissing luidt, is onverschillig. De rechter-
commissaris heeft, ingevolge art. 75,, de sclmldeischers op de
verificatie-vergadering, na afloop der verificatie, te raadplegen
over de vraag, niet of de voorloopige commissie al of niet
zal worden vervangen door eene andere, maar of eene com-
missie uit hun midden, waaraan de wet bloot ter onderschei-

\') Belinfante II, bl. 87; v. d, Fet.tz II, bl, 23, . •

2) Verg. hierboven bl. 110.

3) Zie Ket antwoord der Regeering in het Verslag dor Commissie van
voorbereiding: Belinfante II, bl. 89; v.
d. Feltz II, bl. 20.

-ocr page 335-

277

ding van de voorloopige commissie den naam definitieve com-
missie heeft gegeven, zal worden benoemd, üe raadpleging
geschiedt dan ook altijd, in ieder faillissement, »hetzij al of
niet eene voorloopige commissie uit de schuldeischers is
benoemd". Volledigheidshalve en om alle onduidelijkheid te
vermijden wordt in artikel 74 eerste lid nog uitdrukkelijk
gezegd, dat de voorloopige commissie fungeert, «zoolang over
de benoeming van de in het volgende artikel genoemde com-
missie geen beslissing is genomen".

Acht de vergadering, d. w. z. achten de in de verificatie-
vergadering aanwezige schuldeischers, de benoeming eener
(definitieve) commissie wenschelijk, dan gaat de rechter-com-
missaris dadelijk tot de benoeming over. De commissie bestaat
uit een tot drie leden (art. 75 eerste lid).

Aan de schuldeischers is alleen overgelaten te beslissen,
dat eene commissie al dan niet zal worden benoemd, floeveel
leden de commissie zal tellen en wie daarvan leden zullen
zijn, bepaalt de rechter-commissaris, die natuurlijk te rade
zal gaan met de daaromtrent door de schuldeischers geuite
wenschen. Blijkt, dat de leden der voorloopige commissie,
als die er is, het vertrouwen der schuldeischers bezitten, dan
komen dezen ongetwijfeld in de eerste plaats voor eene
benoeming in aanmerking on zal de rechter-commissaris hen
niet dan om zeer overwegende redenen voorbijgaan. De be-
noeming is aan den rechter-commissaris opgedragen, omdat
men vreesde, dat op de verificatie-vergadering de schuld-
eischers , u dio op de benoeming den meesten invloed behoorón
uit te oefenen", zij nml. die door den curator op de lijst
der voorloopig erkende schuldeischers zijn gebracht, wel eens
afwezig zouden kunnen zijn, nu voor de verificatie de tegen-
woordigheid der schuldeischeis niet meer noodig is.

Ten einde te voorkomen, dat de raadpleging der schuld-
eischers over de benoeming eener commissie achterwege wordt
gelaten in die gevallen, waarin de rechter-commissaris haar
misschien als een lastige of althans onnoodige formaliteit
mocht beschouwen, is in het tweede lid van artikel 75 voorge-
schreven, dat \'/een verslag van het hieromtrent verhandelde in
het pro ces-ver baal der vergadering (wordt) opgenomen"

Deze bepaling schijnt nog niet altijd to helpen, daar zelfs tegen het

-ocr page 336-

M-\'. W. C. I. A. VAN EVERDINGEN,

ADVOCAAT EN PROCUREUR,

oude Delft 119.

Den Hooggeleerden Heer Professor Mr. W.L,P.A.Molengraaff

Utrecht.

Hooggeleerde Heer,

Mag\'ik ook-in myn praktyk nog eens zoo vry
zyn eene welwillende-inliohting van ü te-verzoeken.

H Gelfit my nélt thans de-questie of\'in een fail-
-lissement,nadat de verificatievergadering is verstreken,
en daarin geene oommissie uit de sohuldeisohers-is be-
noemd, alsnog eene zoodanige\'oommissie kan georeeerd wor-
den»

In üwe-verklaring-van de faillissementswet Derde af-
deeling § 4 zie ik o.a. Aan de ontwikkeling der-instel-
^ling staat geen-enkele bepaling in den weg. Naar myn be-
scheiden meening wil het my echter voorkomen,dat als"het
tydperk van insolventie is ingetreden zonder zoodanige
-commissie,deze\'Ook daarna geene\'levensvatbaarheid heeft
art* 74 P.ïï.-laat toe een voorloopige commissie-tot zoo-
\'lang als er\'is beslist over de benoeming van de-in art*
75 P.ïï. genoemde commissie (definitieve).

Op de verificatievergadering is ontkennend geant-
woord, doch thans by de vereffening vertoonen-verschillen-
de crediteuren spyt.

Wel kan eene verzameling van schuldeischers art.
84 P.W. eene byzondere vergadering byeen\'-laten roepen,
doch mag daar ook het door my bedoelde voorstel-gedaan
worden.

delft, rj j^^i /%5

-ocr page 337-

üwe verklaring der F^W^ spreekt over eene beslissing
over de afwikkeling der zaken of over de tegeldemaking

van alle of^^^Q-ggn ^^^^ der-goederen.

De zaak betreft een groot faillissement-te Delft,waar|
in enkele crediteuren myverzoeken-een weg-te vinden,
waardoor zy beter dan thans"op de hoogte\'blyven-van^de
afwikkeling.

Hopende,dat Gy-my met-eene\'inlichting*in de-|
ze wel zült willen ten dienste zyn en ü-by voorbaat my-
nen beleefden dank toezeggend;blyf-ik
met-alle hoogachting
-van ü Hooggeleerde
de dienstvaardige.

-ocr page 338-

cAuC

Do opdracht van de benoeming van de leden dor commissie
aan den rechter-commissaris leidde er toe, hem ook, in
afwijking van het bepaalde omtrent de voorloopige commissie,
te doen voorzien in de vacatures, welke ontstaan doordat oen
lid der definitieve commissie zijne benoeming niot aanneemt,
bedankt of overlijdt (art. 75 derde lid).

De commissie heeft tot taak den curator advies te geven,
alsook in verschillende in de wet aangegeven gevallen in het
belang van den boedel op te treden.

Het adviseerend karakter van de commissie staat op don
voorgrond. In artikel 74 eerste lid wordt van de voorloopige
commissie gezegd, dat zij kan worden benoemd, »ten einde
den curator van advies te dienen«, terwijl in de artikelen
77 — 79 nadere bepalingen omtrent do adviseerende werkzaam-
heid der commissie worden gegeven.

Artikel 77 van het Oorspr. Eeg.-Ontw. luidde: «De curator
wint het advies der commissie in en vergadert daartoe met
haar, zoo dikwijls hij zulks noodig acht. In de vergadering
zit hij voor en voort hij de pen Naar aanleiding van dit
artikel werd in het Verslag der Comm. v. voorb. gevraagd,
whoe de curator de commissie ter vergadering bijeen kan
brengen. Hooft hij de aanwijzing van dag en uur, waarop de
vergadering zal worden gehouden ? Gaat de vergadering altijd
door, ook als slechts één commissielid is opgekomen? Tegen
welken tormijn kan hij de commissie oproepen en op welke
wijze zal dat geschieden?« De Regeering antwoordde: w de
curator behoort... do wijze van oproeping der commissio voor
de hierbedoelde vergaderingen en het tijdstip, waarop dozo
zullen worden gehouden, te bepalen. Hij moet dit uit den
aard der zaak op zoodanige wijze en met inachtneming van
zoodanigen termijn doen, dat voor de leden der commissie do
gelegenheid bestaat, de vergadering bij te wonen en advies
uit te brengen. De
aanwezigen, al zij het ook slechts één lid,
zullen over het te geven advies te beslissen hebben" Tevens
word medegedeeld, dat het artikel duidelijkheidshalve in dier

plegen van een intellectueele valschheid niet schijnt te worden opgezien. Men
zie het ingezonden stuk van L. S
tevens in W. n». 6936.
I) Belinfante II, bl. 90 vlg.; v. u. F
eltz II, bl. 30 vlg.

-ocr page 339-

279

voegfo werd gewijzigd, dat liet werd gelezen : n Tot het inwinnen
van het advies der coiuinissie, vergadert de curator met haar,
zoo dikwijls hy het noodig acht.
Hij roept tot dat einde hare
leden ter vergadering op.
In deze vergaderingen zit hij voor en
voert hij de pen " JSTochtans worden de gecursiveerde woorden
in de Bijlage C van het Verslag der Comm. v, voorb., inhoudende
het „ Ontwerp van wet, gelijk het is gewijzigd naar aanleiding
van het Verslag" en in het «Gewijzigd ontwerp van wet"
van 23 Mrt. 1893 3) niet aangetroffen. Blijkbaar zijn ze in dozo
stukken bij vergissing weggelaten, maar dientengevolge ook
in de wet niet opgenomen. Toch lijdt het wel geen twijfel,
dat het de taak is van den curator, dio het advies der com-
missie begeert, die tot het inwinnen van haar advies mot
haar vergadert, zoo dikwijls hij het noodig acht, en die de
vergadering voorzit, de leden der commissie bijeen te roepen.

De wet laat geheel aan den curator over, de oproeping te
doen op de wijze en met inachtneming van den termijn, dio
hem goed dunken. Het spreekt echter van zolf, dat de wijze
behoorlijk moet wezen in dien zin, dat zij inderdaad geschikt
is do oproeping ter kennis te brengen van hen voor wie zij
bestemd is, alsook dat de termijn een bekwame termijn moet
zijn in dien zin, dat hij de mogelijkheid laat ter vergadering
op te komen. De vrijheid, den curator geschonken, stelt hem
in do gelegenheid naar omstandigheden te handelen en met
hot al of niet spoedeischende der zaak , waaromtrent hij advies
verlangt, rekening te houden.

Ten aanzien van bepaalde zaken is de curator verplicht
hot advies der commissie in te winnen. Artikol 78 noemt de
volgende onderwerpen : het instollon van eeno rechtsvordering,
hot voortzetten vau eene aanhangige rechtsvordering en het
zich verdedigen tegen eene ingestelde of aanhangige rechts-
vordering, verificatie-geschillen daaronder
niet begi\'0i)en ; het
al of niet voortzetten van hot bedrijf des gefailleerden; de
onderworpen vermeld in de artikelen 37 (gestand doon aan

\') Verslag der Commissie van voorbereiding: Bijlagen tot. do Handelingen der
Tweede Kamer, zitting 18i)\'2/93, n». 18.
i, bl. 85.
ï) Bijlagen enz. n». 18, 5, bl. 12.
•■i) Bijlagen enz, n». 18, 7, bl. 13.

-ocr page 340-

280

eene wederktierige overeenkomst, die ten tijde van de failliet-
verklaring zoowel door den schuldenaar als door zijne weder-
partij in het geheel niet of slechts gedeeltelijk is nagekomen),
39 (opzegging eener huurovereenkomst, waarbij de gefailleerde
huurder is), 40 (opzegging eener bezoldigde betrekking in
dienst van den gefailleerde), 58 tweede lid (lossing van een
verpand voorwerp), 73 tweede lid (rekening en verantwoording
van den ontslagen curator), 100 (uitkeering van levensonder-
houd aan den gefailleerde), 101 (vervreemding van goederen
vóór de insolventie) en 177 (gebruikmaking van diensten des
gefailleerden ten behoeve der vereffening); en voorts in \'t
algemeen de wijze van vereffening en tegeldemaking van den
boedel en het tijdstip en het bedrag der te houden uitdeelingen.
Bovendien wordt nog in artikel 104 het advies van de com-
missie gevorderd, alvorens de curator een dading treft of een
akkoord of schikking aangaat.

In de genoemde gevallen kan de curator alleen dan zonder
het advies van de commissie handelen, wanneer hij haar
tot het uitbrengen van advies, met inachtneming van
een bekwamen termijn, ter vergadering heeft opgeroepen en
er niettemin geen advies is uitgebracht (art. 78 tweede lid),
hetzij omdat de leden der commissie aan de oproeping geen
gevolg gaven, hetzij omdat zij, opgekomen, het niet eens
konden worden over het uit te brengen advies of wel besloten
zich van een advies te onthouden.

Voor zooverre de curator niet verplicht is het advies der
commissie in te winnen, is het duidelijk, dat hij evenmin
verplicht is het op te volgen. Alleen dan zal hij het opvolgen,
als hij er zich mede kan vereenigen. Maar ook in die gevallen,
waarin de wet hem wèl verplicht het advies der commissie
te vragen, is hij daaraan niet gebonden. Artikel 79, dit
bepalende, verlangt dat de curator van zijn besluit, niet
overeenkomstig het advies te handelen, onmiddellijk aan de
commissie kennis zal geven. Deze kan alsdan do beslissing
van den rechter-commissaris inroepen. Zoo zij verklaart
dit te doen, is de curator verplicht de uitvoering van do
voorgenomen, met het advies der commissie strijdige, hande-
ling gedurende drie dagen op te schorten"

De Memorie van Toelichting zegt ten onrechte: //De curator moet tie

-ocr page 341-

MOLENGftÄÄFF-lNSTITUUT VOOR f>RIVAATßECHT

281

De curator moet onmiddellijk kennis geven van zijn voor-
nemen, liet advies niot op te volgen. Na afloop dor discussie,
vóór het sluiten der vergadering, zal daarvoor het aange-
wezen oogenblik zijn; de leden der commissie zijn dan aiog
bijeen en daardoor in de gelegenheid te overleggen, of zij
de beslissing van den rechter-commissaris zullen inroepen.
Neemt daarentegen de curator zijn besluit, tegen het advies
to handelen, eerst nö, afloop der vergadering, dan zal hij
daarvan ieder van de leden der commissie afzonderlijk moeten
verwittigen, immers bij moet kennis geven aan de commissio,
die als zoodanig geen adres heeft, terwijl mededeeling aan
óón lid niet ook kan gelden voor mededeeling aan de
andere leden.

Mot opzet is in de wet niet aangegeven, op welke wijze
do commissie de beslissing van don rechter-commissaris moot
inroepen. De Regeering wilde het verkoor tusschen rechter-
commissaris en commissio, wat den vorm betreft, geheel
vrijlaten. De commissie zal zich dus zoowol mondeling, bijv.
bij monde van een barer loden, als schriftelijk,bijv. bij brief,
tot den rechter-commissaris kunnen wonden i). Omtrent
dO
verdere behandeling der zaak is evenmin iets voorgeschreven.
Een verstandige rechter-commissaris zal, nadat hom kennis
is gegeven van hot tusschen de commissie on den curator
bestaande conflict, eenvoudig den curator en de leden dor
commissie bij zich laten komen en, na hou to hobben gehoord,
do zaak uitmaken. Van de behandeling oen miniatuurprocos
to maken, ten bate van do beurs des griffiers, ware vierkant
in strijd mot do bedoeling van do wot on met do plicht van
den rechter-commissaris omslag en onnoodige formaliteiten
te vermijden.

voorgenomen handeling gedurende drie ilagen opschorten, in verband met den
termijn in artikel ()9 al. \'2 aan den rechter-commissaris voor /ijne beslissing
gegeven«. Immers, artikel 1)9 handelt over een geheel ander geval en is te
dezen niet van toepassing. De gang van zaken is ook geheel verschillend. Art. (39
vórdert een verzoekschrift, terwijl tegen de beschikking van den rechter-com-
missaris honger beroep openstaat; d.aarentegen schrijft art. 79 voor het verzoek
geen vorm voor, terwijl hooger beroep tegen de beschikking is uitgesloten
Vorg. V
eeoens, a. w., op art. 79, bl. 9.").

\'j Zie hot Antwoord der Regeering in het Verslag der Commissie van voor-
beroiding: Belinfante 11, bl.
(3 en 92; v. d. Fei.tz 11, bl. 3G.

-ocr page 342-

282

De wet veronderstelt, dat de behandeling der zaak binnen
drie dagen afloopt vandaar de bepaling, dat de curator
na het verstrijken van dien termijn tot het verrichten der
voorgenomen handeling kan overgaan. Aldus wordt voorkomen,
dat de instelling der commissie uit de schuldeischers belem-
mering van den curator in de uitoefening van zijn taak
ten gevolge heeft.

Het worde hier in herinnering gebracht, dat niet-in-acht-
neming van de bepalingen der artikelen 78 en 79 niet de
nietigheid der door den curator verrichte handelingen ten ge-
volge heeft. Wat de curator doet zonder de commissie te
raadplegen, hoewel hij daartoe verplicht was, doet hij geldig.
Men vergelijke hetgeen omtrent dit punt, hierboven bl. 269 vlg.,
werd opgemerkt, en houde tevens in het oog, dat de com-
missie uit de schuldeischers overeenkomstig artikel 69 kan op-
komen tegen hetgeen de curator doet zonder haar te raad-
plegen, en, wanneer deze maatregel niet mocht helpen,
ingevolge art. 73 het ontslag van den curator aan do i\'ocht-
bank kan verzoeken.

Ten einde de commissie uit de schuldeischers in staat te
stellen hare taak van raadgeefster naar eisch te vervullen,
wordt haar in artikel 76 het recht toegekend, te allen tijde
inzage te vorderen van de boeken en bescheiden op het
faillissement betrekking hebbende, en tevens door hetzelfde
artikel den curator de verplichting opgelegd, aan de com-
missie .allo van hem verlangde inlichtingen te verstrekken.
Bovendien is de gefailleerde verplicht voor de commissie to
verschijnen en aan dezo alle inlichtingen to verschaffen, zoo
dikwijls hij daartoe wordt opgeroepen (art. 105) 2).

Maar de taak der commissie is niet beperkt tot hot govon
van adviezen. In verschillende gevallen •heeft zij de bevoegd-
heid on is hot haar plicht voor de belangen van den boedol
zelfstandig op to treden. Het recht, do boekon in to zien on
van den curator inlichtingen te vorderen, kan haar ook
daarbij uitnemende diensten bewijzen. Tot het hier bedoelde

1) Hooger beroep van de beschikking van den rechter-commissaris wordt uitge-
sloten door aft. 67 tweede lid.
J) Zie hieronder bl. 303.

-ocr page 343-

cAuC

deel van hare taak rekenen wij de bevoegdheid, in art. 69
mede aan de commissie gegeven, tegen de wijze van beheer
door den cnrator op te komen, — de bevoegdheid, in art.
73 ook aan de commissie toegekend, het ontslag van den
curator of de benoeming van een of meer mede-curators te
vragen, — de bevoegdheid, in art. 84 eerste lid mede aan
de commissie verstrekt, aan den rechter-commissaris de bijeen-
roeping eener vergadering van schuldeischers te verzoeken,
— het recht, in artikel 94 laatste lid aan de leden der
commissie verleend, bij de boedelbeschrijving tegenwoordig
te zijn, — de bevoegdheid, haar in artikel 105 geschonken,
den gefailleerde voor zich te roepen en dezen te hooren, —
de verplichting, in artikel 140 aan de commissie opgelegd,
oen schriftelijk advies over het aangeboden akkoord to
geven. In al deze gevallen moet de commissie uit zich zelve
handelen. Zoo vaak zij dit noodig acht, zal zij bijeenkomen
ter vaststelling van hare gedragslijn. Van eene oproeping
door den curator kan daarbij geen sprake zijn. Do com-
missie treedt zelfstandig op, beraadslaagt buiten den curator
on beslist, onafhankelijk van dezen, wat haar te doen
staat. Ten einde haar volkomen vrijheid van beweging
te verzekeren, het haar niet lastig te maken, is do com-
missie to dezen aan bepaalde voorschriften en vormen niet
gebonden.

De leden der commissie ontvangen geen salaris noch schade-
loosstelling voor tijdverlies. « Het ligtnaar het oordeel der
Memorie van Toelichting i), „ meer in het karakter der com-
missie, als een college van mannen van vertrouwen ter
behartiging der gemoeno belangen, dat het lidmaatschap
kosteloos worde vervuld".

Voor zooverre de commissie tor vervulling van hare taak
noodzakelijke uitgaven heeft te doen, zijn deze faillissements-
kosten, evengoed als de uitgaven die de curator in zijno
hoedanigheid maakt. Door den curator worden deze uitgaven
aan de commissie vergoed ten laste van ^boedel. j^cOi^yL.

Ten slotte zij nog opgemerkt, dat al het hier gezegde
zoowel geldt van de voorloopige als van de definitieve com-

\') Belinfante 1, bl. lOö; v. u. Feltz II, bl. 20 vlg.

-ocr page 344-

cAuC

missie uit de schuldeischers, wier taak en bevoegdheden
dezelfde zijn.

§ 5. De vergadering der schuldeischers. — Eenige algemeene
voorschriften over de vergaderingen der schuldeischers maken
de paragraaf van de derde Afdeeling uit. Deze voor-
schriften gelden voor alle vergaderingen, ook voor die, welke
meer in het bijzonder bestemd zijn voor de verificatie der
schuldvorderingen of voor de raadpleging over een akkoord,
behoudens de daarvoor elders in de wet vastgestelde bijzon-
dere bepalingen.

Volgens art. 80 is de rechter-commissaris in de vergaderingen
der schuldeischers voorzitter, en is de tegenwoordigheid van
den curator of van iemand, die hem vervangt met goedvinden
van den rechter-commissaris, verplicht. Begaat de curator,
om met
Holtius te spreken, w de liederlijkheid« zonder
kennisgeving weg te blijven, .dan kan de vergadering geen
voortgang hebben, tenzij iemand uit de aanwezigen door den
rechter-commissaris geschikt geacht en bereid bevonden wordt
als plaatsvervanger op te treden.

Stemgerechtigd zijn alle erkende of voorwaardelijk toege-
laten schuldeischers , alsmede de toonder eener ten name
van »toonder« geverifieerde schuldvordering (artikel 82). Vóór
de verifi-catie der schuldvorderingen zal dus in eventueel to
houden vergaderingen niet gestemd kunnen worden. De Me-
morie van Toelichting voert aan, dat dit geen bezwaar kan
opleveren , „ daar de noodzakelijkheid tot het houden van ver-
gaderingen in dit stadium van het faillissement niet aanne-
melijk is /!; bovendien wijst zij er op, «dat de qualiteit van
schuldeischer eerst vaststaat na de verificatie " Het laatste
argument zal wel het beslissende zijn geweest. Inderdaad zou

\') Het Nederlandsche Faillitcnregt,\'-!\'^\' uitgave door de Gker v. Juteaas, bl. \'SU.

Zie do artikelen 121 tweede lid, 12."), 130 tweede lid, 135 tweede lid cn
13Ü tweede lid.

•■\') In het oorspronkelijke Ilogeeringsontweri) werd hut stemrecht iilleeii toe-
gekend aan de
concurrente schuldeischer.s. Op advies van den Raad van State
is dit woord geschrapt. Schuldeischers, aan wier vorderingen eet) voorrang is
verbonden, staan dus ten opzichte van het stemrecht met de concurrente
schuldeischevs gelijk.

») Belinfante I, bl. 109; v. d. Feltz II, bl. 38.

-ocr page 345-

cAuC

een stemming, vdór dat de verificatie heeft plaats gehad, in
geval van strijd over de hoedanigheid van schuldeischer van
een of meer der aanwezigen, tot zeer groote moeilijkheden
aanleiding kunnen geven.

Op de verificatie-vergadering zelve is reeds dadelijk na afloop
der verificatie eene beslissing noodig over de vraag, of de
benoeming van eene (defi.nitieve) commissie uit de schuld-
oischers wenschelijk is (zie hierboven bl. 276). De artikelen
81 en 82 zijn alsdan toepasselijk.

Besluiten worden in de vergaderingen van schuldoischers
genomen met volstrekte meerderheid van stemmen der aan-
wezige stemgerechtigde schuldeischors. Voor elke honderd
guldon brengt ieder schuldeischer ééne stem uit. Voor vorde-
ringen of overschietende gedeelten van vorderingen, beneden
honderd gulden, wordt mede ééne stem uitgebracht (art. 81
eerste lid).

Hot hier aangegeven stelsel van stemrecht-toekenning is
gekozen om zoowel n den persoonlijken als den zakelijkon
invloed" tot zijn recht te laten komen. Meerderheid alloen
van do personen zou den kleinen schuldeischors te grooten
invloed verzekeren, meerderheid alleen van het kapitaal don
grooten schuldeischers een ongewenscht overwicht bezorgen \').
Hot persoonlijk element komt tot zijn recht, doordat aan
ieder schuldeischer, onverschillig wolk bedrag hij heeft te
vordei-en, stemrecht wordt toegekend; het zakelijk element,
doordat het aantal uit te brengen stemmen stijgt, naarmate
de vordering grootor is.

Daar bedragen van 1 tot 100 guldon voor het stemrecht gelijke
waarde hebben, zou mon door splitsing eenor vordering in een
aantal vorderingen van gering bedrag en overdracht dezer
vorderingen aan verschillende personen een willekeurig aantal
stemgerechtigden in hot lovon kunnon roepen, waro het niet
dat art. 81 tweede lid, de mogelijkheid van dit misbruik
voorziende, daaraan den pas had afgesneden. Splitsing van
vorderingen, na de faillietverklaring
gedaan, doet geen stom-
recht verworven"; daai\'ontegon wèl stemrecht verliezen. Wio

\') Verg. (Ie Memorie van Toelichting: Relinfante l, bl. 10»; v. n. Fkltz
II, bl. 38.

-ocr page 346-

cAuC

dus zijne vordering voor een deel overdraagt, verliest voor
dat deel zijn stemrecht, terwijl de nieuwe schuldeischer geen
stemrecht verkrijgt. Hetzelfde geldt niet voor overdracht der
geheele vordering; deze doet den overnemer stemrecht wèl
verwerven. De reden ligt voor de hand; als de geheele vorde-
ring overgaat, wordt het getal stemgerechtigden in geen
geval grooter.

Verschillende vorderingen in de hand van één schuld-
eischer worden voor het stemrecht als ééne vordering beschouwd.
Dit blijkt duidelijk uit het eerste lid van het artikel, dat
aan iederen schuldeischer voor elke honderd gulden ééne
stem toekent, en dus uitsluitend let op het
bedrag, dat
ieder schuldeischer, uit welken hoofde dan ook, te vorderen
heeft. Indien een schuldeischer, die uit verschillende hoofden
vorderingen heeft, één dezer overdraagt, valt dus ook deze
overdracht onder het begrip „splitsing van vorderingen«.
Het eene volgt noodwendig uit het andere.

Over de oproepingen tot de vergaderingen handelt artikel
83. Ten behoeve van de schuldeischers, die zich op eene
vergadering hebben doen vertegenwoordigen, worden alle
oproepingen voor latere vergaderingen aan den gemachtigde
gedaan, ten ware zij den curator schriftelijk verzoeken, dat
die oproepingen aan hen zelve of aan een anderen gemach-
tigde geschieden.

Het was geheel onnoodig te bepalen, dat als regel de
oproepingen aan de schuldeischers zelve worden toegezonden.
De uitzondering voor die schuldeischers, welke zich op eene
vergadering hebben doen vertegenwoordigen, is vastgesteld
uitsluitend in hun eigen belang. Uitgangspunt is de veronder-
stelling, dat de gemachtigde, die op eene vergadering voor
den schuldeischer verschijnt, is gekoz^en voor het geheele
faillissementsproces, niet alleen voor die ééne vergadering,
tonzij de schuldeischer van het tegendeel doet blijken, n Het
is", zegt de Memorie van Toelichting »vooral voorden
buitenlandschen, of liever voor eiken elders wonenden schuld-
eischer van groot belang, dat alle verdere oproepingen recht-
streeks gedaan worden aan zijn agent of vertegenwoordiger.

1) Belinfante I, bl. 100; v. n. Fei.tz II, bl. M.

-ocr page 347-

cAuC

die door zijue tegenwoordigheid ter plaatse eerder in staat zal
zijn de noodige maati-egelen te nemen".

Gelijke redenen hebben er toe geleid in art. 83, nevens
II alle oproepingen voor latere vergaderingen u, ook te noemen
//alle kennisgevingen Ook deze worden tot nader order, of
liever tot nader schriftelijk verzoek, aan den gemachtigde
gedaan \').

De vergaderingen van schuldeischers worden uitgeschreven
door den rechter-commissaris: in de eerste plaats in de ge-
vallen , waarin de wet er eene beveelt, voorts zoo dikwijls
hij het houden eener vergadering noodig oordeelt, en eindelijk
als hem daartoe een met redenen omkleed verzoek wordt
gedaan door de commissie uit de schuldeischers of door ten
minste vijf schuldeischers, vertegenwoordigende één vijfde
deel der ei\'kende en der voorwaardelijk toegelaten schuld-
vorderingen (art. 84 eerste lid).

Tot de buitengewone vergaderingen, d. w. z. niet de door
de wet voorgeschrevene, voor welke de zaak afzonderlijk
is geregeld, worden de stemgerechtigde schuldeischers ten
minste tien dagen te voren door den curator opgeroepen,
bij advertentie in het nieuwsblad of de nieuwsbladen vermeld
in artikel 14 (niet ook in de
Staatscourant, aldaar mede
genoemd) en bij brieven, beide vermeldende het in do
vergadering te behandelen onderwerp. Dag, uur en plaats
der vergadering bepaalt de rechter-commissaris (artikel 84
tweede lid).

Opgeroepen worden de h stemgerechtigde schuldeischers«.
Daaruit volgt, ~ wat voor do vergaderingen, op verzoek
van schuldeischers belegd, ook reeds voortvloeit uit do
voorwaarde, dat zij oi\'kende of voorwaardelijk toegelaten
schuldvovdoringon moeten vertegenwoordigen — , dat buiten-
gewone vergaderingen eerst na de verificatie der vorderingen
kunnen worden gehouden. Eigenlijk kan er alleen in het
stadium van vereffening voor deze vergaderingen aanleiding

\') Artikel R28 Wetb. v, Kooph. verplichtte de opgekomen schnldeischers,
welke niet woonachtig zijn in dc gemeente waar dc rechtbank is gevestigtl,
bij liet proces-verbaal dor verificatie-vergadering in dio gemeente woonplaats
te kiezen. Bij gebreke daarvan konilen allo exploten en kennisgevingen aan hen
beteekend en bezorgd worden ter griffie van de rechtbank.

-ocr page 348-

cAuC

wezen. Met name kan het bij groote boedels gewenscht zijn,
de schuldeischers te laten beslissen over de afwikkeling der
zaken of over de tegeldemaking van alle of van een deel
der goederen.

De schuldeischers kunnen in de vei\'gadering in persoon
of bij gemachtigde verschijnen; zij kunnen zich ook door een
raadsman doen vergezellen.

Speciale bepalingen worden in de wet gegeven voor de
verificatie-vergadering, de akkoord-vergaderingen en de verga-
dering waarvan sprake is in artikel 178, Voor deze vergade-
ringen zij hier verwezen naar de betrekkelijke onderwerpen.

§ 6, De rechterlijke beschikhingen. — Aan het slot der derde
Afdeeling zijn een tweetal artikelen geplaatst, die de vijfde
paragraaf van de afdeeling, «van de rechterlijke beschikkingen"
getiteld, uitmaken.

Het eerste artikel, artikel 85, heeft betrekking op beschik-
kingen der rechtbank niet in hooger beroep gegeven. /rAlle
beschikkingen in zaken, het beheer of do vereffening des
faillieten boedels betreffende, worden door de rechtbank in
het hoogste ressort gewezen, behalve in de gevallen Avaarin
het tegendeel is bepaald De uitsluiting van het hooger beroep
woi\'dt gemotiveerd door de overweging, dat deze beschik-
kingen van administratieven aard zijn en dat het niet ge-
wenscht is, de administratie van hot faillissement bloot te
stellen aan de mogelijkheid, telkens door hooger beroep van
dergelijke beschikkingen onderbroken te worden i). In dio
gevallen waarin bij uitzondering hooger beroep, om het gewicht
en het ingrijpende der beslissing, scheen te moeten worden
toegelaten, wordt dit afzonderlijk geregeld, zooals bij de
faillietverklaring, de opheffing van het faillissement, de homo-
logatie en de ontbinding van een akkoord.

Ter bevordering van eene geregelde en snelle beredding des
boedels strekt ook artikel 86, dat op alle rechterlijke beschik-
kingen, ook dio van den rechter-commissaris en de door de
rechtbank in hooger beroep gegevene (verg. artikel 07 eerste
lid), van toepassing is. Naar luid van dit artikel zijn alle

\') Zie Memorie van Toelicliting: ndinfanto I, bl. 110; v. n. Fui.rz II, bl. 44.

-ocr page 349-

cAuC

beschikkingen in zaken, het- beheer of de vei-effening des
faillieten boedels betreffende, ook die welke niet uitgaan van
de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut,
tenzij het tegendeel is bepaald.

Door den in de artikelen 85 en 86, in overeenstemming
met artikel 65, gebezigden term : n zaken het beheer of de
vereffening des faillieten boedels betreffende", worden verifi-
catiegeschillen en andere gedingen, welke rechten of ver-
plichtingen tot den ftiillieten boedel behoorende ten onder-
werp hebben, uitgesloten.

Uitzonderingen op de bepaling van ai\'tikel 86 komen in
de wet niet voor.

Molenukaakk, Failliasvmi\'uUuet.

-ocr page 350-

VIERDE AFDEELING.

Van de voorzieningen na de faillietverklaring en van
het beheer des curators.

Het opschrift der Afdeeling geeft te kennen, dat hare
inhoud tweeledig is. De voorzieningen welke na de failliet-
verklaring , dus in den aanvang van het faillissement, moeten
worden genomen, worden aangewezen , en daarnevens eenige
algemeene, deels voor de geheele eerste phase, deels voor
den ganschen duur van het faillissement geldende voor-
schriften omtrent het beheer van den curator gegeven. Toch
is daarmede de inhoud der afdeeling niet volledig genoemd;
immers ook de
plichten van den gefailleerde worden daarin
omschreven en het dwangmiddel aangegeven, dat tegen den
gefailleerde zoo noodig kan worden aangewend. Wij schenken
dus üe voorkeur aan eene drieledige onderscheiding.

§ l. Voorzieningen na de faillietverklaring (artikelen 92—97).

Het eerste wat den curator te doen staat, is de failliet-
verklaring bekend te maken op de wijze in art. 14 derde
lid aangegeven, en voorts door alle noodige en gepaste
middelen voor de bewaring des boedels te zorgen. Artikel 92
stelt hem tot plicht, de daartoe dienstige maatregelen te
nemen „ dadelijk
na de aanvaar ding zijner betrekking «. Daar
voor de aanvaarding geen bepaalde vorm is voorgeschreven,
noch ook eene bepaalde handeling wordt vereisch\'t, moet do
benoemtl^e, die , na ontvangst van het bericht zijner benoeming,
deze niet dadelijk afwijst, geacht worden de hem opgedragen

-ocr page 351-

cAuC

betrekking te aanvaarden, en is hij derhalve verplicht zonder
verwijl al datgene te doen, wat den curator te doen staat.
Vóór alles heeft hij zich onmiddellijk naar de woning of het
kantoor van den gefailleerde te begeven en de boeken , gelden,
kleinoodiën, effecten en andere papieren van waarde tegen
ontvangbewijs onder zich te nemen (art. 92).

Dit imperatieve voorschrift werd noodig geacht, wat de
boeken betreft, omdat het van groot belang is, dat den schul-
denaar terstond de gelegenheid ontnomen worde, deze alsnog
te wijzigen of bij te werken, wat de andere hier genoemde
voorwerpen aangaat, omdat ze eene belangrijke waarde kunnen
vertegenwoordigen, terwijl ze gemakkelijk aan den boedel
kunnen worden onttrokken en verzegeling of beschrijving van
den boedel niet altijd op staanden voet kan plaats hebben.

De curator voldoet aan het voorschrift der wet, hij neemt
de boeken enz. onder zich, door ze in zijne macht te brengen
en aan de macht des gefailleerden te onttrekken. Dit geschiedt,
als de curator ze medeneemt en naar zijne woning overbrengt,
maar ook als hij ze in de woning van den gefailleerde op
oen plaats bergt, die alleen voor hem toegankelijk is, bijv. in
een kast of kamer, waarvan hij de sleutels onder zich houdt.
Het eerste zal in den regel het moest gewenschte zijn.

In elk geval moet de curator een ontvangbewijs, de
goederen Avelko hij onder zich neemt vermeldende, aan den
gefailleerde ter hand stellen. Geschillen ovor de vraag, wat do
curator onder zich heeft genomen, worden daardoor voor-
komen, terwijl de gefailleerde zich to allen tijdo door over-
legging van het bewijs kan verantwoorden met betrokking tot
do daai\'in gonoomdo voorwerjien.

Nevens v effecten « noemt do wet hier „ andere papieren
van waarde waaronder, blijkens do Memorie van Toolichting,
zijn te voi\'staan «al die documenten, wier bezit noodzakelijk
is tot het uitoefenen van het daarin omschreven of daaraan
verbonden recht, al is ook de
inhoud van dat recht iets anders
dan oen praestatie in geld: bijv. .cognossementen, ceelen on
dorg. Met name behooren daartoe aiie papieren aan order en
toonder, waarvoor het hior gezegde in het bijzonder geldt\').

\') Vfirg. Mot.KNOUAAI-K, Lciihh-aad hij dr. hcocfcmmj vnn het Nederlandsche
Handelsrecht,
§ 27, bl. 113 vlg.

-ocr page 352-

cAuC

De mogelijkheid bestaat, dat de curator voor de voorhanden
gelden te zijnent geen geschikte bewaarplaats heeft. Hij zal
dan niet gaarne de verantwoordelijkheid aanvaarden, die de
bewaring dier gelden medebrengt. Daarmede rekening houdende
bepaalt artikel 92, dat „ de curator bevoegd is de gelden
aan den ontvanger voor de gei\'echtelijke consignatiën \') in
bewaring te geven".

Artikel 7 geeft aan de rechtbank de bevoegdheid den ver-
zoeker tot faillietverklaring toe te staan, den boedel hangende
het onderzoek te doen verzegelen — een verlof waarvoor
alleen in bijzondere omstandigheden aanleiding zal bestaan.
Heeft op het oogenblik der faillietverklaring niet reeds inge-
volge deze bepaling verzegeling plaats gehad, dan moet de
curator, indien hij of de rechter-commissaris zulks noodig
acht, dadelijk de verzegeling doen geschieden (art. 93
eerste lid). De curator wendt zich daartoe tot den kanton-
rechter, die met de verzegeling is belast (art. 93 tweede lid).

Een imperatief voorschrift is niet gegeven; het H zou vei\'-
zegeling noodig maken in tal van gevallen, waarin zij zeer
goed gemist kan worden en tot geheel onnoodige opvoering
der kosten aanleiding zou geven« De rechter-commissaris
en vooral de curator zijn de personen, die het nut en de
noodzakelijkheid van den bedoelden maatregel, — waaraan lang
niet altijd, naar de practijk schijnt aan te wijzen, slechts bij
uitzondering, behoefte bestaat,— het beste kunnen beoordeelen.

Buiten de verzegeling blijven de in artikel 21 n^ 1 ge-
noemde goederen, welke niet tot den faillieten boedel be-
hooren \'\'), voorts de goederen welke de curator ingevolge artikel
92 onder zich heeft genomen, alsmede de voorwerpen tot het

\') Met (lo ontvangst van de gerechtelijke consignatiön zijn do ontvangers der
registratie\' van de gei-echtelijke akten belast. Men zie C. .1. M. Wn-nr.,
llcl
rechlskarakler der .fchuldhevrijdini/ door comiijnalie,
Prft. ISïl.\'t, bl. \'24 vlg.

2) Zie hierboven bl. 101.

3) Memorie van Toelichting: Belinfante f, bl. 112; v. n. Fki.tz II, bl. r^t,
Met inbegrip van de goederen, omschreven in artikel 44S eerste liil Wetb.

v. Ilurgerl. Rechtsv., omdat ook deze in art. 21 n" 1 worden vermeld, en bij
den aanvang van het faillissement, als de verzegeling geschiedt, de voorwaarde,
waaronder deze goederen bij nitzondoring
in bot faillissement knnnen vallen ,
wel nooit vcrviild zal zijn.

-ocr page 353-

cAuC

bedrijf van den gefailleerde vereischt, indien dit bedrijf door
den curator wordt voortgezet. Niettemin worden al deze
goederen en voorwerpen in het jjroces-verbaal van verzege-
ling kortelijk beschreven (art. 93 derde lid), opdat uit dit
verbaal blijke, wat buiten de verzegeling blijft en waarom
dit er buiten blijft.

Onverschillig of verzegeling heeft plaats gehad ofuiet, maar
in het eerste geval niet voordat de kantonrechter de ontzege-
ling heeft bewerkstelligd, gaat de curator »zoo spoedig
mogelijk// over tot het opmaken van eene beschrijving
des boedels.

Hij roept daartoe de hulp in van een notaris en van een
of meer deskundigen tot het doen dor waardeering (in do
artt. G75 n«. 7 en G81 n°. 1 Wetb. v. Burg. Rv.
schatters
genoemd), tenzij hij meent gebruik te moeten maken van
de hem door de wot verleende bevoegdheid, onder goed-
keuring van don rochtor-commissaris do beschrijving zelf,
immers ondershands, op to makoti on do waardeering zelf to
verrichten (artikel 94 eerste eu tweedo lid). Bij boedels van
geringen omvang zal in don regel met eeno ondorhandsclie
beschrijving kunnon worden volstaan. Daarentegen zal een
nauwgezet curator niet licht do waardoering op zich nomon;
alleen wanneer hij zelf deskundige mocht zijn of wannoer
het actief uiterst gering is, kan daarvoor aanleiding wezen.
De vrijheid, dio do Avot in dozen aan don curator on aan
don recbter-commissaris laat, maakt hot voorschrift omtrent
de bocdolboschrijvitig geschikt zoowel voor groote als voor
kleine boedels.

Do loden der voorloopige commissio uit do schuldeiscliors
zijn bevoogd bij dc beschrijving tegenwoordig to zijn (art. 94
laatste lid). Hun zal dus door don curator mededooHng
mooton wordon gedaan van het tijdstip, waarop de beschrij-
ving zal aanvangen.

In do beschrijving moeten allo goodoron worden opgenomen,
waarvan do failliet verklaart dat zo bom toobehooren, waur
•ze zich ook bevinden, in zijn
woonhuis, winkel of pakhuis, of
wel onder derdon, mits dozen het beweren dos gofailleerden

\') Van dü buscliikking van den recliter-cominissai-is is geen hooger beroep,
art. ü7 tweede lid.

-ocr page 354-

cAuC

met tegenspreken. Bovendien handelt de curator verstandig
door daarin mede op te nemen, of door den notaris te doen
opnemen, die goederen, welke zich onder den failliet bevinden,
bijv. in zijn woonhuis of magazijn, maar volgens diens opgave
niet aan hem maar aan anderen toebehooren, van welke
opgave alsdan bij de beschrijving melding dient te worden
gemaakt. Alleen door aldus te handelen wordt op het onder-
zoek naar de juistheid van de opgave des gefailleerden niet
vooruitgeloopen en kan worden voorkomen dat de boedel
schade lijdt.

De wet zelve bepaalt, dat de beschrijving moet omvatten de
goederen, welke de curator krachtens het voorschrift van
artikel 92 onder zich heeft genomen (art. 95). Wat deze
goederen betreft, zal natuurlijk de curator de aanwijzing
hebben te doen, terwijl voor het overige de verplichting tot
aanwijzing uit den aard der zaak op den gefailleerde rust.

De goederen, vermeld in art. 21 n". 1, welke buiten het
faillissement blijven en dus niet tot den boedel behooren \'),
worden niet in de beschrijving begrepen; wèl moet daarvan
een staat worden opgemaakt en aan de beschrijving worden
gehecht, opdat vaststa, welke goederen als niet voor beslag
vatbaar aan den gefailleerde zijn gelaten, en do curator zich
daaromtrent te allen tijde kunne verantwoorden.

I) Onder deze goederen zijn begrepen de in art. 448 eerste lid van het Wotb.
v. I3urg. Reclitsv. genoemde, welke voorwaardelijk buiten het faillissement blijven.
Zie hierboven bl. 245 Mocht, wat niet dan hoogst zelden zal voorkomen,— in
aanmorking genomen, dat de beschrijving des boedels zoo spoedig mogelijk, dus
kort na de faillietverklaring, wordt opgemaakt, — ten tijde van de beschrijving
de voorwaarde reeds vervuld zijn, welke do7e goederen in het faillissement doet
vallen, — d. w. z. mochten reeds schuldeischers wegens de vorderingen, in
het tweede lid van art. 448 Ilv. genoemd, zich hebben aangemeld—, dan zullen
deze goederen als belioorende tot den faillieten boedel moeten worden opge-
nomen in de beschrijving, en niet in den aan de beschrijving te hechten
staat. Motief toch voor het »»iet opnemen in den staat is het blijven buiten het
faillissement, het niet behooren tot den boedel.

Dat art. 95 zich over dit punt niet uitdrukkelijk uitspreekt, vindt zijne ver-
klaring in het feit, dat de bepaling omtrent de in art. 448 Wetb. v. Ilurg.
Uechtsv. genoemde goederen eerst naar aanleiding van het Verslag der Commissie
van voorbereiding in art. 21 n®. 1 is opgenomen. .

Hierboven bl. 245 werd uitsluitend gedacht aan het meest voorkomende
geVal, dat^bij de verzegeling en bij de beschrijving des boedels de hier besproken
voorwaarde nog niet is vervuld.

-ocr page 355-

cAuC

De vorderingen en de scliulden van den gefailleerde behoeven
in de boedelbeschrijving slechts
fro memorie te worden ver-
meld, daar zij hun plaats vinden op den staat, dien do
curator volgens artikel 96 dadelijk na de beschrijving van den
boedel moet opmaken. Deze staat moet den aard en het
bedrag van de baten en schulden des boedels, de namen en v-y-w ^

woonplaatsen der schuldeischers\'^ alsmede het bedrag der
vorderingen van ieder hunner aangeven.

De staat der baten en lasten vervangt de balans van het
vroegere recht. De samenstelling is niet, naar het voorbeeld
van de artikelen 801 en 803 Wetb. v. Kooph., aan den gefail-
leerde overgelaten, maar aan den curator opgedragen, die
alle tot den boedel behoorende boeken en papieren te zijner
beschikking heeft en wien de gefailleerde, naar luid van
artikel 105, alle verlangde inlichtingen moet verschaffen
«Eventueel", merkt de Memorie van Toelichting op,ffkando
rechter-commissaris gebruik maken van de bevoegdheid hem
in artikel 66 gegeven" (zie hierboven bl. 261).

Door den curator gewaarmerkte afschriften van do
boedelbeschrijving en van evengenoemdon staat worden, tor
kostelooze inzage van een ieder, nedergelegd tor griffie van
do rechtbank on van het kantongerecht, binnen welks ressort
zich de woonplaats, hot kantoor of het verblijf van don gofail-
leerdo bevindt, naar gelang de failliotvorklaring is uitge-
sproken door het rechterlijk collego van do woonplaats 2), hot
kantoor of het verblijf\') van don gofailloordo. Indien do
zotol van hot kantongerecht is gevestigd in oono gemoonto,
waar tovens de zetel is van do rechtbank, waarbij hot faillis-
sement aanhangig is, geschiedt do nedorlogging uitsluitend
ter griffie van dit college Do nedorlogging geschiedt
kosteloos (art. 97).

Ongetwijfeld geeft dezo bepaling don curator, dio voor do
afschriften moet zorgen, heel wat schrijfwerk, oon last

\')-Belinfante 1, bl. 113; v. u. Fültz 11, bl. 55.

Zie artikel \'2 eerste en tweedo lid der wet.
•\'\') Zie artikel 2 derde cn vierde lid cn artikel 3.
■\') Zio artikel 3.

Verg, hierboven bl. 33.
") Verg. hierboven bl. ISO vlg.

-ocr page 356-

/ /

-ocr page 357-

À

^TUf-^\'^^yiy^^ /HH^y^^O\'?^.^^

^^^ y . ^

-ocr page 358-

^ ^ï^ y/iy\'^^

yp^ /n^u^/^ïC^^ycy.-

-ocr page 359-

cAx/n ^

/

^{„^T^^^^inju^ ciAy^ . //Vxif /\'tï^ \'\' " .

-ocr page 360-

cAuC

L

7

UxU^

(y^^Ji-t-J-vY^ Irt/t.iy^TjLyói-J- O^rvt-eJÜL

iAy/V. t^cfy f u/. ti." y Tf O A^lt^z-^ó-A^t...,^^ c-L

(f^. u/r^. /f^ \'Tay

7

-ocr page 361-

cAuC

eeliter zonder welken de zoozeer gewenschte openbaarheid van
alle stukken, die voor de schuldeischers van belang zijn en
den toestand des boedels doen kennen, niet ware te verkrijgen.

§ 2. Voorschriften omtrent het beheer van den curator (arti-
kelen 98—104).

Van de aangehaalde artikelen hebben uitsluitend betrek-
king op de eerste phase van het faillissement de artikelen 98
en 100, welke ophouden van toepassing te zijn als de staat
van insolventie is begonnen (zie art. 17G), alsmede art. 101,
waarvan de inhoud niet past bij het stadium van vereffening.

Artikel 98 kent den curator de bevoegdheid toe, het bedrij f
van den gefailleerde voort te zetten. Is in het faillisse-
ment eene voorloopige commissie uit de schuldeischers
niet
benoemd geworden, dan behoeft hij daartoe de machtiging
van den rechter-commissaris \'). Is daarentegen eene commissie
uit dc schuldeischers wèl benoemd, dan is de curator verplicht
deze te raadplegen over de vraag, of het bedrijf al of niet
zal worden voortgezet (artikel 78 ; zie hierboven bl. 279). Indien
hij zich met het advies der commissie kan vereenigen, is
daarmede do zaak uitgemaakt; is zulks echter niet hot geval,
dan is artikel 79 toepasselijk, en beslist zoo noodig de rechter-
commissaris.

Aan den curator is met de commissio uit de schuldeischors
ot met den rechter-commissaris de beslissing overgelaten,
omdat zij het beste kunnen beoordeelen, of de voortzetting
van het bedrijf^in het belang is van den boedel. Daar mot
name van de commissie uit de schuldeischers geene beslissing
is te verwachten in strijd met de belangen van do schuld-
eischers, werd de machtiging van den rechter-commissaris
nevens het advies dor commissio onnoodig geacht.

/ ^

De voorzetting geschiedt, voor rekening en risico van den
boedel, door den curator, die echter zeidon do daarvoor ver-
eischte werkzaamheden persoonlijk zal kunnen verrichten;
onder zijn opzicht kan hij daarmede anderen belasten en zoo
zal in den regel de voortzetting worden opgedragen aan den
gefailleerde zelf. Deze blijft dan tegenover de buitonworeld

\') Van de^bescliikking van den reclitcr-commissaris is geen liooger beroep,
art. G7 tweede lid.

-ocr page 362-

HOLENGRAAFF-INSTITUUT VOOR

297

het bedrijf op den bestaanden voet uitoefenen, maar heeft
zich te gedragen naar de bevelen van den curator en is aan
dezen verantwoording schuldig van alle ontvangsten.

Komt de curator tot de overtuiging, dat de voortzetting
van het bedrijf niet langer strookt met de belangen van den
boedel, dan is het zijn plicht de uitoefening van het bedrijf
tc staken. Het advies van de commissie uit de schuldeischers,
zoo er eene is , zal ook in dit geval wel door hem moeten worden
ingewonnen, üe gefailleerde en de schuldeischers individueel
kunnon te allen tijde langs den in artikel 69 aangewezen weg
tegen do verdere vooi-tzetting van het bedrijf opkomen.

Meestal zullen do ontvangsten , door de voortzetting vor-
kregen, althans voor een deel, worden aangewend tot het
uitkooron van oen levensonderhoud aan don gefail-
leerde. De curator toch is bevoegd, zoolang de staat van
insolventie niet is aangevangen, naar omstandigheden eeno
door don rechter-commissaris vast te stollen som uit to koeren
tor voorziening in het levensonderhoud van don gefailleerde
en van zijn gezin (art. lOÜ).

Het voorstel tot het doon dor uitkeering gaat uit van don
curator, dio daarover het advies der commisio uit do schuld-
oischors heeft in to winnon (artikel 78), terwijl hot bedrag
in elk geval door don rochtor-commissaris wordt vastgesteld
Bij hot een on ander moet rekening worden gehouden, zegt
artikol 100, mot do
omstandigheden, omdat oono uitkeering
soms niet noodig, in kleine faillissemonton vaak niot mogolijk
is.
Onnoodig kan do uitkeering zijn in do govallon, waarop
nrt. 21 2». on 3". betrekking hooft, d. w. z.
als do schuldonaar
gedurende hot faillissement verdiensten heeft door persoonlijke
workzaamheid, bijv. als hij loon, salaris of traktement ont-
vangt wegens dienstbetrekking;
niet mogelijk is do uitkeering,
als goon contanton voorhanden zijn on, omdat hot bedrijf
niet wordt voortgezet, ook niet
worden ontvangen. Gewoonlijk
is hot do voortzetting van hot bedrijf, wolko den curator,
door hem do beschikking to govon over do noodige contanton ,
in staat stolt eeno uitkeering te doon.

In goon goval mogon door verkoop van goedoron contanton

\') Viui ,1e besciiikkiiig viin den n;clitei-comniist.aris is geen hooger beroep,
iirt. 157 tweede lid.

-ocr page 363-

cAuC

gemaakt worden, alleen om tot eene uitkeering te kunnen
overgaan. Slechts in bijzondere gevallen is de curator bevoegd
reeds dadelijk na de faillietverklaring, althans vóór het
stadium van vereffening, goederen te vervreemden.
Art. 101 eerste lid verleent die bevoegdheid uitsluitend,
»indien en voor zoo ver de vervreemding noodzakelijk is ter
betrijding der kosten van het faillissement, of de goederen
niet dan met nadeel voor den boedel bewaard kunnen
blijven«. Dat de bepaling van artikel 174 toepasselijk is,
voegt het tweede lid er aan toe: de goederen worden mits-
dien in het ojjenbaar of met toestemming van den rechter-
commissaris ondershands verkocht. Is eene commissie uit de
schuldeischers benoemd, dan heeft de curator deze in elk geval
te raadplegen, alvorens tot den verkoop over te gaan (art. 78).

Artikel 101 bevat een noodzakelijke en gerechtvaardigde
inbreuk op het beginsel, dat de eerste phase van het faillis-
sement een conservatoir karakter draagt. Waar het bewaren
zou leiden tot bederf of ook maar tot nadeel voor den boedel -),
of wel contanten gemaakt moeten worden ter bestrijding van
de kosten van het faillissement, behoort vervreemding moge-
lijk te wezen, r Of een dezer omstandigheden aanwezig is«,
ecu bloot feitelijke vraag, n kan uit den aard der zaak do
curator het best beoordeelen, vandaar dat hem do beslissing
is overgelaten«

\') Ook vati dezo beschikking is geen lioogor beroep , ïirt. G7 tweeile liil.

De\'goeileren behoeven niet lichtelijk aan bederf onderhevig tc zijn p oliloende
is dat bewaring niet in het belang is van den boedel, men denke aan scizoon-
arlikelen, aan vee, enz. Ook om-ocrendo goederen knnnen worden vci kochl
ki-achtens dit artikel, dat, in tegenstelling tot art. 800 VVelb. v. Kooph,, niet
s|)reokt van \'/waren en koopmanschappen//, maar geheel algemeen van //goede-
ren//, terwijl lie mogelijkheid niet is uitgesloten, dat onroerend goed niet dan
met nadeel voor den boedel bewaard kan blijven.

3) Memorie van Toelichting: Belinfante I, bl. 114; v. u. Fkltz II, bl. (ii.
Met Ontwerp der Staatscommissie en het Oorspr. Regeeringsontwerp kenden nog
een derde geval, waarin het den curator werd toegestaan goedoiei\\ te gelde
te maken, nl. wanneer ile gefailleerde daartoe zijno toestemming geeft. In de
Memorie van Toelichting werd daaromtrent gezegd : \'/ Stemt hij {de gefailleerde)
echter zelf toe in den verkoop, wenscht hij dien in zijn belang cii verzet zich
daartegen het belang van de schuhleischers niet, dan is er geen reden meer
hot verbod van verkoop te handhaven//. Blijkens het Verslag dor Comm. v. voorb.
vroegen sommigen, of het niet te ver gaat, dat de curator hier de toestem-

-ocr page 364-

299

Niet alleen voor de eerste conservatoire phase, maar voor
den geheelen duur van het faillissenient gelden de artikelen
99, 102, 103 en 104.

Door artikel 99 eerste lid wordt bepaald, dat de curator
do brieven en telegrammen opent, welke aan den gefailleerde
zyn gericht. Die, welke niet op den boedel betrekking hebben,
stolt hij terstond aan den gefailleerde ter hand. Do admini-
stratie der posterijen en der telegrafie is, na van den griffier
ontvangen kennisgeving, verplicht den curator de brieven on
telegrammen, voor don gefailleerde bestemd, af to geven\',
totdat de curator of de rechter-commissaris haar van die ver-
plichting ontslaat i) of, in goval van vernietiging der failliet-
verklaring, de griffier van het rechtscollege, dat do ver-
nietiging hoeft uitgesproken, haar, ter voldoening aan art. 15,
kennis geeft van die uitspraak.

In verband met dezo regeling logt artikel 14 tweedo lid
aan den griffier van het rochtscollego, dat de faillietver-
klaring uitspreekt, do verplichting op, van do faillietver-
klaring onverwijld kennis to geven aan do administratie dor
posterijen on dor telografie -).

Bij circulaire van 28 Sept. 1896, aan hoeren Procurours-
Gonoraal bij de Gerechtshoven doolde do Minister
van
dku Kaay
als zijno zienswijze mode, dat bedoelde keunis-

\'lütig van (len gefailleerde behoeft, en meenden anderen, dat de geheele
bepulitig moest vervallen. Aati
dezen niet-gemotiveerden wensch voldeed de llegee-
i\'ing door de goed-gomotivecrde bepaling in te trekken. Men zic Belinfante 1,
il. p.; Il 1,1. 1)7; —
v. i). Fki.tz U, bl. (KJ vlg.

\') Hij eene missive van den Minister van .Iiistitie van 11) December 18% (opge-
nomen in IK. 11«. 089".) en in L
uttendeuo\'s Chronolo<jische Verzamelimj 1890,
bl. -it)!) wordt aan de rechters, die als rechtcr-commissari.? in een faillisse-
ment optreden, in overweging gegeven, wanneer zij termen vinden om dc
iidministratie der posterijen en der telegrafie to ontslaan van de verplichting
den curator de brieven en telegrammen, voor den gefailleerde bestemd, af te
geven, do daartoe betrekkelijke kennisgeving te richten aan het postkantoor cn
aan hot telegiaafkantoor of aan het vereenigd post- en telegraafkantoor ter
plaatse waar de gefailleerde woont, en indien aldaar een postkantoor of een
telegwiaf kantoor ontbreekt en geen
vereenigd post-en telegraafkantoor gevestigd
\'s, aan het postkantoor of aan het telegraafkantoor of wel aan het vercenigd
post- en telegraafkantoor ter plaatse waar de rechtbank gevestigd is.

Zio hierboven bl. 117.

Deze circulaire is opgenomen in \\V. no. 0804 en in I.uttenberü\'s
Chronologische Verzameling 1890, bl. 35.^).

■y. ^/ft^Jb c^

êû. U t^.
7 ûvtL «Ai-

oU (PVS"^.

-ocr page 365-

cAuC

geving door de griffiers behoort te worden gedaan rechtstreeks
aan het j)ostkantoor en het telegraafkantoor, waaronder de
woonplaats des gefailleerden ressorteerti/Alleen dan wanneer
de gefailleerde hier te lande geene woonplaats heeft, zal, ter
voldoening aan het wettelijk voorschrift, de kennisgeving
behooren te worden gericht tot het hoofdbestuur der posterijen
en telegrafie". De opmerking, dat de aanbevolen wijze van
handelen het best beantwoordt aan het blijkens art. 99
beoogde doel, moet ten volle worden beaamd.

Eene verstandige toepassing der wet brengt ook mede,
dat aan den gefailleerde geadresseerde brieven, welke, blijkens
eene daarop gestelde aanteekening, van den curator afkomstig
zijn , niet aan dezen maar aan den gefailleerde worden afge-
geven. De curator, die de bevoegdheid heeft de administratie
ten opzichte van alle brieven en telegrammen te ontslaan
van de verplichting deze aan hem ter hand te stellen, is
stellig ook bevoegd tot het mindere: ontheffing van die ver-
plichting voor één bepaalden brief. De overweging, dat artikel
99 eerste lid niet dient om briefwisseling tusschen den curator
on den gefailleerde te belemmeren of te beletten, voert tot
hetzelfde resultaat.

II Protesten, den gefailleerde betreffende, Avorden gedaan
aan den curator". Tot deze
bepaling van het tweede lid van
artikel 99 gaf een arrest van den Hoogen ßaad aanleiding.

Volgens artikel 180 eerste lid Wetb. v. Kooph. moet do
botaling van eenen wisselbrief worden gevraagd en hot daarop
volgende protest worden gedaan ter woonplaatse van den
betrokkene, terwijl uit art. 209 volgt dat het protest wegens
niet-betaling van een orderbiljet moet worden gedaan ter woon-
plaatse van den afgever. In zijn arrest van 29 Maart 1889,
W. n°. 5700, leidde de Hooge Raad hiexuit af, dat, • vermits
nergens is bepaald dat een gefailleerde hetzij in het algemeen,
hetzij voor sommige zaken zijn domicilie heeft bij den curator«.

\') \'^ü^\'JSjjiiilJr Deceinber IHOü (IF. n». 08!)!); Lutteniiero\'s Chron. Verz,

18!)G, bKiOl) is nog een nader voorschrift gegeven voor het geval, flat//nocheen
post- en een telegraafkantoor, noch een vereenigtl post-en telegraafkuntoor//zich
ter woonplaatse van den gefailleerde bevindt. De kennisgeving worde alsdan ge-
richt aan hef post- en het telegraafkantoor of aan het vereenigd post-en telegraaf-
kantoor ter plaatse van de i-echtbank die de faillietverklaring heeft uitgesproken.

[bB:

-ocr page 366-

cAuC

wanneer de betrokkene resp. de afgever in staat van faillisse-
ment verkeert, het protest niet op wettige wijze aan de woon-
plaats van den curator kan geschieden. Alzoo zou een wettig
protest alléén kunnen worden uitgebracht ter woonplaatse
van den gefailleerde. Dit resultaat scheen moeilijk vereenigbaar
met het feit, dat de gefailleerde het beheer en de beschik-
king over zijn vermogen mist. Met het oog daarop kwam
het veeleer wenschelijk voor, dat protesten bij uitsluiting bij
den curator geschieden, weshalve een uitdrukkelijke bepaling
in dien zin in de wet is opgenomen.

Alle gelden, kleinoodiën, effecten en andere papieren van
waarde, die de curator reeds dadelijk na zijne benoeming, bij
zijn eerste bezoek aan den gefailleerde, onder zich heeft ge-
nomen (art, 92, zie hierboven bl. 291), moet hij volgens art. 102
voortdiirend onder zijne onmiddellijke bewaring houden, tenzij
door den rechter-commissaris eene andere wijze van bewaring
wordt bepaald, hetzij op verzoek van den curator zelf, van
oen of meer schuldeischers, van de commissio uit de schuld-
oischors, of van den schuldenaar, hetzij op eigeninitiatief,
bijv. omdat de gelegenheid tot bewaring dio de
curator bezit,
hem onvoldoende toeschijnt \').

Gereede gelden, die voor het behoor niet noodig zijn, heeft de
curator te beleggen ton name van den boodol op de wijze door
don rechter-commissaris goed to keuren (art. 102 tweedo lid).

Do waarborg , welke is gelegen zoowel in do bewaring dor
golden, kleinoodiën, effecten onz. door oon dordo als in do
belegging dor golden, zou illusoir wezen, indien do curator
daaraan te allen tijde naar goedvinden een einde kon makon.
lu art. 103 is om die rodon
vastgesteld, dat de curator „ over
golden, kleinoodiën, effecten en andere papieren vanwaardo,
dio, volgons bepaling van den i
\'ochter-commissaris, door oen
dordo wordon bewaard, on over belegde golden ^^ niot anders
mag beschikken «dan door middel van door don rochtor-
commissaris voor gezien getoekondo stukkon" \').

\') Van (lo boschikking van i\\o.n rcohtor-comniissaris is goen hooger beroep op
<lo rechtbank, art. 07 tweede lid.

2) nit geldt ook voor gelden door den gefailleerde belegd bij de Uijkspost-
spaarbank, art, \'.) vijfde lid der wet op do Rijkspostspaarbank (officieele nilRave
bij K. Besl. van 23 Mei 1«0f»,
Sthl. n". 87). Zie hierboven bl. 09

-ocr page 367-

cAuC

Al kan het gevorderde contraseign van den rechtei\'-com-
missaris niet voorkomen, dat een plichtvergeten curator de
gelden of waarden, na die onder zich te hebben gekregen,
te eigen bate aanwendt, het voorkomt wèl dat de curator ze
onder zich neemt buiten voorkennis van den rechter-commis-
saris en stelt aldus de beschikkingen des curators over de in
bewaring gestelde waarden en belegde gelden onder eene
gewenschte contrôle.

Art. 104, het laatste der hier te bespreken artikels, luidt:
.V de curator is, na ingewonnen advies van de commissie uit
de schuldeischers, zoo die er is, en onder goedkeuring van den
i-eehter-commissaris, bevoegd dadingen te treffen en akkoorden
of schikkingen aan te gaan« Het Wetb. v. Kooph. (art. 884)
veroorloofde alleen « met de
schuldenaren van den boedel
dadingen te treffen, gelijk mede om accoorden of schikkingen
met
dezelve aan te gaan «. Deze ongemotiveerde beperking is
terecht vervallen.

§ 3. Plichten van den gefailleerde en dwangmiddelen welke tegen
hem kunnen worden aangewend
(artt. 91, 105, lOG, 87—90).

Gedurende bet faillissement mag de gefailleerde zijne woon-
plaats niet verlaten zonder toestomniing van den rechter-
commissaris (art. 91). Hetzelfde verbod richt art. lOG tot de
bestuurders van eene gefailleerde naamlooze vennootschap,
wederkeerige verzekerings- of waarborgmaatschappij, coöpe-
ratieve vereeniging, andere, rechtspersoonlijkheid bezittende,
vereeniging (waarbij men vooral heeft te donken aan de
zedelijke lichamen van het Burg. Wetb.) of stichting.

De uit dit voorschrift voortspruitende beperking van des
gefailleerden vrijheid van beweging wordt gerechtvaardigd
door het belang, dat de boedel kan hebben bij zijne tegen-
woordigheid, daar eeno behoorlijke administratie van den boedel
soms zeer bezwaarlijk zal wezen, als de voorlichting van don
gefailleerde moet worden gemist, terwijl de curator ook om
andere redenen telkens diens inlichtingen noodig kan hebben.

\') De plïuitsing van art. S84 Wetb v. Koopli. in do Afileeling: wan de ver-
effening des boedels// had den twijfel doen ontstaan, of vóór.do insolvent-
verklaring wel eone dading mocht worden aangegaan. Ten einde dien twijfel
op te helTen, is art. lOi Kw. een plaats gegeven in de Afdeeling over het beheer
des curators.

-ocr page 368-

cAuC

Art. 91 staat dan ook in nauw verband met art. 105, welk
artikel den gefailleerde de verplichting oplegt voor den rechter-
commissaris, den curator of de commissie uit de schuldeischers
te verschynen en dezen alle inlichtingen te verschaffen, zoo
dikwijls hij daartoe wordt opgeroepen. Bovendien rust, als
de gefailleerde een in gemeenschap van goederen gehuwde
echtgenoot is, dezelfde verplichting op den
niet-gefailleerden
echtgenoot, voor zoover deze gehandeld heeft.

Wat de verplichting van den echtgenoot des gefailleerden
betreft, zij vindt haren „ grond in de overweging, . . . dat
het faillissement van den in gemeenschap van goederen ge-
huwden echtgenoot eigenlijk is een faiUissement van de ge-
meenschap , en dat deze somtijds door beide echtgenooten wettig
kan worden verbonden i), zoodat de noodige inlichtingen
alleen verkregen kunnen worden door beide echtgenooten,
ieder voor zoover hij of zij handelde, te hooren " 2).

Het hier gezegde geldt niet alleen voor de algeheele ge-
meenschap van goederen, maar evenzeer voor iedere andere
meer beperkte gemeenschap, omdat ook eene beperkte gemeen-
schap de werking kan ondervinden van handelingen door
den niet gefailleerden echtgenoot verricht. Het is dan ook
aan een onwillekeurig verzuim toe te schrijven, dat in art.
105 sprake is van
„oen in gemeenschap van goederen ge-
huwden echtgenoot» en niet, zooals in art. 63, van „den in
eemge gemeenschap van goederen gehuwden echtgenoot".
Toen in art. 63 de uitdrukking «een in gemeenechapdoor
n den in eenige gemeenschap » werd vervangen, h om duidelijk
te doen uitkomen, dat hier niot uitsluitend sprake is van
algeheele gemeenschap« is verzuimd dezelfde wijziging
aan te brengen in hot tweede lid van art. 105. Beperking van
de daarin vervatte bepaling tot algohoolo gomeenschap mag
derhalve uit hot verschil in redactie dor boido artikelen niot
wordon afgeleid \'\').

\'i Zie liicrboven bl. 2\'21 vlg.; 220 vlg.

Memorie van Toelichting: Relinfante 1, bl. 11.\'); v. n. Kki-tz II, bl. ÜH.
lielinfante II, hl. PO; v. n. K
ki.tz I, bl. 490.

M Verg .le ge.lachtenwisseling over .lit punt, naar aanleiding van .le in art.
<i -Ier Wet tor inv.ering van .le Faillissementswet voorgost.-l.l.i w.jz.gn.g van
art 194 Wetb. v Strafr., bij Delinfantc V, bl. HO; v. n. F
kltz I, bl. .hO.

-ocr page 369-

cAuC

Wanneer eene naamlooze vennootschap, wederkeerigo ver-
zekerings- of waarborgmaatschappij, coöperatieve of andere,
rechtspersoonlijkheid bezittende, vereeniging of eene stichting
failliet verklaard is, kan de gefailleerde, d. i. de vereeniging
of stichting, niet in persoon verschijnen noch inlichtingen
geven. Vandaar dat art. 106 in dat geval de bedoelde ver-
plichtingen oplegt aan de bestuurders en commissarissen,
door bij het faillissement van een dezer lichamen de bepaling
van art. 105 eerste lid op deze personen toepasselijk to
verklaren.

De naleving van art. 105, resp. van art. 106, wordt verze-
kerd door de strafbepaling, opgenomen in art. 194 Wetb.
van Strafr., zooals dit artikel luidt na de wijziging daarin
gebracht door artikel 6 der Wet ter invoering van do Faillis-
sementswet. \'/Hij die, in staat van faillissement (of van kenlijk
onvermogen) verklaard, of als echtgenoot van een gefailleerde,
met wien hij in gemeenschap van goederen is gehuwd, of
als bestuurder of commissaris eener in staat van faillisse-
ment verklaarde vennootschap, maatschappij, vereeniging of
stichting, wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen,
hetzij zonder geldige reden opzettelijk wegblijft, hetzij weigert
de vereischte inlichtingen te geven, hetzij opzettelijk ver-
keerde inlichtingen geeft, wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste een jaar. «

Een waarborg voor de nakoming der aangehaalde artikelen is
bovendien gelegen in de bepalingen omtrent de i n b ewari n g-
stelling van den gefailleerde, een dwangmiddel waaraan in de
meeste faillietenwetten een plaats is gegeven, en waarover in
de Faillissementswet wordt gehandeld in de artikelen 87— 90.

De rechtbank kan bij het vonnis van faillietverklaring of
te allen tijde daarna, doch in het.laatste geval niet dan op
voordracht van den rechter-commissaris, of op verzoek van
den curator of van een of meer der schuldeischers en na den
rechter-commissaris gehoord te hebben, bevolen, dat de ge-
failleerde iu verzekerde bewaring worde gesteld, hetzij in een
huis van bewaring, hetzij in zijne eigene woning onder het
opzicht van oenen dienaar der openbare macht. Het bovel
wordt door het Openbaar Ministerie ten uitvoer gelegd (art. 87
eerste en tweede lid).

-ocr page 370-

cAuC

Eene gelijksoortige bepaling kwam in het Wetb. v. Kooph.
(art. 789) voor. Niettemin werd in het Verslag der Comm. v.
voorb. bedenking geopperd tegen „ een voorschrift, waarbij ,
zonder aanvoering van redenen en zonder tydsbepaling, tot
inbewaringstelling wordt gemachtigd\'\'. De Eegeering achtte
II opsomming van de gevallen , waarin het noodig kan zijn, het
dwangmiddel aan te wenden, ... ondoenlijke, maar ging, op
aandrang der Commissie, die op art. 1IG Wetb. v. Strafvord.
wees, er toe over aan het artikel een derde lid toe te voegen,
hiidende: n Dit bevel is voor niet langer dan dertig dagen
geldig, te rekenen van den dag waarop het ten uitvoer is
gelegd. Aan- het einde van dien termijn kan de rechtbank, op
voordracht van den rechter-commissaris of op een verzoek en
na verhoor als in het eerste Ud bedoeld, het bovel voor ten
hoogste dertig dagen verlengen. Daarna kan hetzelfde telkens
op dezelfde wijze voor ten hoogste dertig dagen geschieden «

De rechter wordt door dozo bepaling genoodzaakt zich
telkens opnieuw rekenschap te geven van de wenschelijkheid
on do noodzakelijkheid, de bewaring des gefailleerden te doen
voortduren. Onnoodige verlenging der bewaring woi\'dt daar-
door voorkomen. Bovendien heeft do rechtbank, naar luid
van art. 88, do bovoogdheid, op voordracht van den rochtor-
commissaris, of op verzoek van den gefailleerde, dezen uit
de
verzekerde bewaring to ontslaan, mot of zonder zekor-
hoidstolling, dat hij to allen tijde op do
eersto oproeping zal
verschijnen. Het bedrag dier, uit den aard der zaak door een
derdo ton behoeve des gofailleerden to stollen, zekerheid wordt
door do rechtbank bepaald on komt bij
niet-verscbijning des
gofailleerden ton voordoelo des boedels.

De verzokorde bewaring, de vrijheidsberooving, wjiarvan
bier sprake is, mag noch
als pen lijfsdwang, noch als oen straf
worden beschouwd 2). Zij is veeleer een dwangmiddel, dat do
strekking hooft te voorkomen, dat de gofailloordo zich ton
nadeele van do borodding des boedels aan alles onttrekt en,
in strijd mot zijno plichten als schuldenaar, aan niets moor
gologon laat liggen. „Indien", zegt do Memorie van Toolich-

\') nolinfanto II, bl. SK» vlg.; v. n. Fei.tz II, bl. 47.

Vorg. C. ,1. A. Hiciion v. I.Issei.monde, ,1e afschaffi\'uj van den lijfsdwang,

I\'rft. bl. 201 vlg.

® üo

MoLCNoBAArr, FailliifcmcnUwct.

-ocr page 371-

cAuC

ting 1), " de gefailleerde zicli opzettelijk verwijdert of weigert
de verplichtingen, hem in het belang der schuldeischers opge-
legd, na te komen, is inbewaringstelling het aangewezen
dwangmiddel om hem tot zijnen plicht te brengen u. Deze
opvatting leidde er toe, de in art, 789 Wetb. v. Kooph. voor-
komende woorden: »in een huis van
(jijzeling, welke tot
verkeerde gevolgtrekkingen omtrent het karakter van den
maatregel aanleiding konden geven, te vervangen door de
meer neutrale uitdrukking: win een huis van bewaring//.

Is de inbewaringstelling geen straf, zij is evenmin een
middel tot verzekering eener strafvervolging. Mitsdien heeft
zij met preventieve hechtenis niets te maken, en mag zij
\'^re^JL^^t^l^^ surrogaat daarvan worden gebruikt. Men

verg, de beschikking van het Hof van Noord-Holland van
2 Mrt. 1865, terecht vernietigende de beschikking van do
, Rechtbank te Amsterdam van 8 Febr. 1865,
Mag. v. Ilandclsr.

1865, bl. 36 vlg.

beginsel dat het faillissement alleen do goederen, niet
\'"^iy^obk den persoon treft, wordt door de bei^alingon omtrent
^hC. inbewaringstelling in geenen deelo aangetast. Immers, be-

\' fP^ doelde maatregel wordt niet op den schuldenaar toegepast

^ ■ omdat hij failliet is verklaard, maar omdat hij, gefailleerd

zijnde, zich aan i^lichtverzuim schuldig maakt of aanleiding
heeft gegeven tot de vrees, dat hij zich daaraan schuldig zal
maken 2).

In overeenstemming met het aangewezen karakter van den
maatregel is de inbewaringstelling niot imperatief maar
facultatief. De rechtbank
]tan do inbewaringstelling bevolen.
Alleen dan
mod het verzoek daartoe wordon toegestaan, on
is dus do rechtbank
verplicht het bovel to geven, wanneer
het verzoek gegrond is op hot door don gefailleerde zondor
geldige reden opzettelijk niet-nakomon van do verplichtingen,
hom opgelegd in do artikelen 91 (veri)lichting zondor toe-
stemming van den rechter-commissaris zijno woonplaats niet
to verlaten), 105 (verplichting voor den rechter-commissaris,

\') Belinfante I, bl. IH ; v. d. Feltz II, bl. 45.

2) Verg. bet Antwoord van don Minister op het Voorloopig Verslag iler Com-
missie vair Uapportenrs uit dc Koi-stc Kamer: Belinfante IV, bl. 4<.); v. n.
F
eltz II, bl. 48.

-ocr page 372-

cAuC

den curator of de commissie uit de sclixildeischers te vér-
schijnen en dezen alle inlichtingen te verscliaffen , zoo dikwijls
hij daartoe wordt opgeroepen) \') en 116 (verplichting de verifi-
catie-vergadering in persoon bij te wonen) (artikel 89).

De aanwezigheid van de genoemde omstandigheden bewijst,
dat de gefailleerde niet gezind is vrijwillig zijn plicht te doen,
en toont de noodzakelijkheid van het aanwenden van een
dwangmiddel ter verzekering zijner tegenwoordigheid, zoo
dikwijls deze wordt vereischt in het belang des boedels.

Nader wordt daarmede rekening gehouden in artikel 90,
bepalende, dat de gefailleerde, die zich in verzekerde bewa-
ring bevindt, in alle gevallen, waarin zijne tegenwoordigheid
bij dezo of gene bepaalde werkzaamheid, den boedel betref-
fende, vereischt wordt, op last van den rechter-commissaris
uit de bewaarplaats kun worden overgebracht. Deze last wordt
door het Openbaar Ministerie ten uitvoer gelegd.

De kosten van de verzekerde bewaring of van het opzicht
over den schuldaar komen ten lasto van den boedel, in het
belang waarvan de maatregel wordt bevolen on te welks bato,
wij merkten hot zooevon reeds op, oolf do in art. 88 vermelde
zokerheidstolling komt, indien deze door de niet-vorschijning
van den gefailleerde wordt verbeurd.

De bepalingen van do artikelen 87 --90, omtrent de inbewa-
ringstelling, zijn bij faillissement van eone naamloozo vennoot-
schap, wederkeerige ver/:okerings- of waarborgmaatschappij,
coöperatieve of andere, rechtspersoonlijkheid bezittende, ver-
oeniging of stichting van toepassing op do bestuurders (art.
lOü), op wie trouwens ook dezelfde verplichtingen rusten als
anders op don gefailleerden schuldonaar zolven.

^ 4. Artikel 107. — Aan hot slot dor Afdeeling is oen artikel
geplaatst, dat, golot op don verderen inhoud der Afdeeling,
güheel op zich zelf staat. Het legt don griflier de verplichting
op> \'liui elkon schuldeischer op dions verzoek on op diens

\') Op (len in art. lO.\') gonoemilcn in gemeenschap van goederen gelniwden
cclitgenoot. van den gefailleerde kan de inbewaringstelling niet worden toegepast.

artt. 87 vlg. spreken alleen van inbewaringstelling van (lengefaillecnlc, en
"II rust wol op den in gemeenschap van goederen gehuwden echtgenoot de
verplichting inlichtingen te geven, ma.ar dit maakt hem niet tot een jfe/hi/Zm-i/e.

-ocr page 373-

kosten afschrift te geven van de stukken, die ingevolge eenige
bepaling der wet ter griffie worden nedergelegd of zich aldaar
bevinden. Daar het artikel algemeen spreekt, rust deze ver-
plichting zoowel op den griffier der rechtbank, waarbij het
faillissement aanhangig is, als op den griffier van het in de
artikelen 97, 114, 139 en 183 aangewezen kantongerecht,
ten opzichte van de stukken te zijner griffie, ingevolge die
bepalingen, nedergelegd.

J

-ocr page 374-

VIJFDE AFDEELING.
Van do vorificatio der schuldvorderingen.

§ 1. — Alleen zij behooren in het faillissement als schuldeischers
rechten te doen gelden en in de opbrengst van den boedel te
doelen , van wie vaststaat dat zij inderdaad schuldeischers zijn.
Naar de juistheid der beweerde schuldvorderingen wordt mits-
dien in ieder faillissement een onderzoek ingesteld. Dit onder-
zoek draagt den naam
verificatie, een naam die bij overdracht
ook wordt gegeven aan het resultaat van het onderzoek, de
vaststelling der vordering, alsmede aan het geheel dor hande-
lingen, het proces, dat voor het onderzoek wordt vereischt.
Ook buiten het faillissement is een onderzoek naar de juistheid
van een beweerd recht vaak noodig, en zijn verschillende
vormen bekend, waarin dit kan geschieden.

Een dier vormen, en wel die waarvan in den regel gebruik
moot worden gemaakt, is hot procc«
ot\'rechtsgeding, een andere
de
rangregeling bij gerechtelijke uitwinning van roerende of
onroerende goederen, een derde wordt aangetroffen in do
artt. 11 en vlg. der wet van 10 Mei 1880,
Stbl. n". 104,
houdende bepalingen tor bevordering van de verdeeling van
markgrondon. Do naam
verificatiet toetsing, waarmaking, die
eigenlijk steeds van pas zou zijn, heeft de wetgever echter
uitsluitend gegeven aan het onderzoek
der schuldvorderingen
in het faillissement. Met dit onderzoek hebben wij ons thans
bozig to houden.

Hot stelsel van verilicatio, in hot derde boek van het
Wetboek van Koophandel opgenomen, liet zeer veel te wenschen
over. De regeling kwam op hot volgende neer. Er werden oen

-ocr page 375-

310

of meer vergaderingen gehouden, waarin de schuldeischers in
persoon of bij gemachtigde hunne vorderingen ter verificatie
moesten aanbieden, en waarin deze werden erkend, indien
daartegen niet door den curator of een der mede-schuld-
eischers verzet werd gedaan. Was het verzet gericht tegen
eene vordering welke op de eerste vergadering ter verificatie
werd aangemeld, en leidde het tot een renvooi-proces, dan
werden de werkzaamheden der verificatie geschorst tot na
afloop van dit proces, en kon ook gedurende dien tijd een
voorstel van een akkoord niet in behandeling worden genomen.

Voorafgaande indiening der vorderingen was niet voorge-
schreven. Bleef deze, wat veelvuldig geschieddë, achterwege,
dan was een behoorlijk onderzoek van^de deugdelijkheid der
vordering, waartoe de verificatie-vergadering niet veel gelegen-
heid bood, slechts zelden mogelijk; de curator en de mede-
schuld eischers hadden doorgaans geen andere keuze, dan öf
de vordering zonder onderzoek toe te laten , óf zich oj) goed
geluk tegen de erkenning te verzetten.

Daar zich nagenoeg nimmer alle schuldeischers op de eerste
vergadering aanmeldden, werden steeds twee, soms nog meer
verificatie-vergaderingen gehouden. Bovendien waren de ver-
gaderingen, voor de behandeling van het akkoord belegd,
tevens bestemd voorde verificatie van de vorderingen van hen,
die de eigenlijk gezegde verificatie-vergaderingen niet hadden
bijgewoond, zoodat vaak het geheele getal der vergade-
ringen , waarop de- schuldvorderingen werden geverifieerd,
drie, vier of meer bedroeg.

Verzet tegen eene vordering, niet in de eersto vergadering
aangemeld, had schorsing van do verdere workzaamhodon niet
ten gevolge. De afwikkeling van hot faillissoment wci\'d daar-
door dus niet vertraagd. Eon voorstel van eon akkoord kon
worden behandeld, maar aan de behandeling mochten do
schuldoischers, wier vorderingen worden botAvist, niet deel-
nomen. Dit gaf weer aanleiding tot hot zoor verbruide on
ergerlijke misbruik, dat vorderingen werden betwist met
geen ander doel dan do houders van de stemming ovor het
akkoord uit te sluiten.

Ook Mn andere opzichten waren de bepalingen omtrent do
verificatie onvolledig en gebrekkig. Met name had tot veel

-ocr page 376-

311

ongerief aanleiding gegeven, dat de erkenning der vordering
niet in zich sloot eene beslissing over het recht van voorrang,
waarop voor de schuldvordering aanspraak werd gemaakt.
Eerst bij de rangregeling, en dus alleen in geval van insol-
ventie, werd het recht van voorrang vastgesteld.

Bij het ontwerpen der Faillissementswet is men erop bedacht
geweest, zoo mogelijk de gebreken der vroegere regeling
weg te nemen. Ingevoerd is het stelsel van het voorafgaand
onderzoek van alle vorderingen door den curator. De vorde-
ringen worden niet meer ter verificatie-vergadering aange-
meld , maar moeten vooraf bij den curator worden ingediend.
Deze stelt een onderzoek in naar de deugdelijkheid van iedei\'c
ingediende vordering en maakt de resultaten van dit onder-
zoek openbaar. Eerst daarna volgt de verificatie, waaxtoe
slechts ééne vergadering wordt gehouden. De tegenwoordig-
heid der schnldeischers in deze vergadering wordt niet vereischt.

Betwisting van eene vordering, gevolgd door oen renvooi-
proces, heeft geen schorsonde kracht, zoodat daardoor nooit
\'Ie gang van zaken wordt verstoord; toch kan de betwisting
niot worden aangegrepen als een middel om schuldeischors
te weren van de stemming over een akkoord, daar aan den
rochtor-commissaris de bevoegdheid is toegekend do betwiste
vordering voorwaardelijk toe te laten, welke toelating rocht
geeft over oen voorgesteld akkoord stom uit te brengen.

Do erkenning is niet alleen eeno vaststelling van aard on
bedrag der vordering, maar ook van haar karakter d. w. z.
door do erkenning wordt mede beslist, of aan de vordering
oon recht van voorrang is verbonden.

Nevens de regeling van hot vorificatie-proces bevat do Afdee-
ling nog oon aantal voorschriften botreffondo de vaststelling
zelve van verschillende schuldvordoringon, waardoor bestaande
leemten zijn anngovuld on menige twistvraag is beslecht.
In het bijzonder verdient de aandacht, dat do niot-opeisch-
liiu-o schuldvordoringon in den rogol worden goverifioord
voor haro contante waarde.

Omtrent do in do wet aangenomen terminologie werd in de
Memorie van Toolichting bij do algemeene beschouwingen over
tlo vijfde Afdoeling opgemerkt, » dat hot
woord wri^ca/tc wordt
gebezigd in do beteekenis van „ procedure tot vaststelling van

-ocr page 377-

312

het vorderingsrecht«", en dat in overeenstemming daar-
mede van
verifieeren, bijv. in de artikelen 127 en volgende,
wordt gesproken, „ telkens wanneer algemeene voorschriften
omtrent die vaststelling worden gegeven". Het voorafgaande
onderzoek door den curator kan leiden tot
voorloopige erken-
ning
der vordering (artt. 112 vlg.). De vordering, welke bij
de verificatie niet wordt betwist, draagt den naam van erfccwrfc
vordering (art. 121). In bepaalde gevallen (art. 121 tweede
lid: eedsoplegging; art. 125: betwisting der vordering; art,
130 tweede lid: vordering onder een opschortende voorwaarde;
135 tweede lid: regresvordering van den borg; art, 136 tweede
lid: regresvordering van een hoofdelijken medeschuldenaar) kan
eene vordering
voorwaardelijk worden toegelaten en in één
artikel (art, 128) is sprake van
verificatie pro memorie. Aan
deze terminologie is in de geheele wet streng vastgehouden;
men verg, de artikelen 159 en 196, waarin alleen van cr&<JHcZc
vorderingen , artt, 181 en 189, waarin alleen van
voorwaardelijk
toegelaten
vorderingen, en artt. 82, 84, 142, 145 en 183,
waarin zoowel van
erkende als van voorwaardelijk toegelaten
vorderingen sprake is i).

§ 2. De voorbereiding der verificatie (artt. 108—115). — Hot
stolsel van het voorafgaand onderzoek door den curator brengt
mede, dat alle schuldvorderingen bij den curator moeten
worden ingediend. Den termijn, vóór welks afloop do indie-
ning moet worden gedaan, on den dag, hot uur on de plaats,
waarop do verificatie-vergadering zal worden gehouden, bepaalt
dc rechter-commissaris zoodra mogelijk, d. w. z. zoodra hij door
den curator voldoende omtrent don boedel is ingelicht om oen
geschikten termijn to kunnen kiezen. Evenwel verlangt art. 108,
ter voorkoming van onnoodige vertraging, dat de rochter-com-
missaris zijne beschikking neme " binnen veertien dagon nadat
het vonnis van failliotvorklaring in kracht van gowijsdo is ge-
gaan ". Dit voorschrift kwam reeds hierboven, bl. 113, ter sprake.
Wij toonden toon aan, dat het onkel oen uitersten tertnijn
stelt, waarbinnen do rechtor-commissaris wocniandelon. Dozo

\') Verg. het Advies vau den Raad van State en het Rapport aan de Koningin-
Regentes; Belinfante II, bl. 194 v. en 234; v. i). F
ki.tz II, bl. 39 v — Memorie
van Toelichting: Belinfante 1, bl 119; v. u. F
kltz II, bl. 1\'>.

-ocr page 378-

313

mag zijne beschikking niet later nemen dan den veertienden
dag, nadat het vonnis van faillietverklaring in kracht van
gewijsde is gegaan. Overigens heeft men hem niet aan banden
willen leggen. Ben aanvangstermijn is niet bepaald, m. a. w.
deu rochtor-commissaris is niet de verplichting opgelegd met
het nemen zijner beschikking to wachten tot nü, het verstrijken
van een in de wet aangewezen dag. Het tijdstip, waarop hot
vonnis van failliotvorklaring in kracht van gewijsde gaat, wordt
in den aanhef van het artikel alleen vermeld als
dies a quo voor
do berekening van den laatsten beschikbaren dag, niet als
dies a (juo van den tormijn zei ven, waarbinnen do beschikking
kan worden genomen. Onder do oude wetgeving placht in
eenvoudige faillissementen de rechter-commissaris veelal do
vorificatio-vorgadoring te bepalen, zoodra do curator hom
verslag had gedaan van zijne eerste bevinding omtrent aard
en omvang van het faillissoment, zoodat do bekendmaking
der faillietverklaring on die der oproeping tot do oorsto
vorificatio-vorgadoring gelijktijdig kondon geschieden. Dezo
goede gewoonte kan ook ondor do tegenwoordige wet wordon
gevolgd; art. 108 laat don rochtor-commissaris daartoe volledige
vrijheid. Voor nadere toelichting worde naar hot op bl. 113
aangevooi-do verwezen.

Aan don rochtor-commissaris is do bopahng van don duur
van don termijn, voor do indiening dor schuldvorderingen
bestemd, geheel ovorgolateu. Art. 108 schrijft alleen voor,
dat de termijn ingaat op don achtsten dag nadat do boschik-
king is genomen, en dat tusschen het einde van
don tormijn
on don dag dor vorificatio-vorgadoring ten minste voortien
dagen moeten verloopon. Indien bijv, de rochtor-commissaris
voor do indiening der schuldvorderingen eon termijn van drie
weken vaststelt, gaat dozo tormijn in op don achtsten dng
nj\\ dien der vaststelling, on kan do vorificatie-vorgadoring
door hom niot bepaald worden op oen vroegoron dag dan don
drio-on-veortigsten m\\ dien der vaststelling, immers tusschen
dozen, dag on don dag der vergadering moeten in dit geval
Yorloopen 7 dagen drie weken of 21 dagen -f veertien
dagen, samen
42 dagen. Neemt men aan, dat do termijn voor
do indiening der schuldvorderingen bezwaarlijk korter kan
worden gesteld dan ééne wook, dan volgt daaruit dat de

-ocr page 379-

31 t

verificatie-vergadering op haar vroegst kan woi\'den bepaahl op
den negen-en-tvvintigsten dag na dien der faillietverklaring.

De rechter-commissaris kan den termijn aanwijzen door
vermelding van een bepaald getal dagen of weken (bijv.
veertien dagen, twee of drie weken), maar ook door den
eersten en den laatsten dag van den termijn te noemen (bijv.
van 7—21 Januari, van 15 Januari—1 Februari). Op deze
beide vormen van aanwijzing slaat de bepaling van art. 108,
dat de termijn ingaat op den achtsten dag, nadat door den
rechter-commissaris zijne beschikking is genomen. Maar de
termijn kan ook worden aangewezen door vaststelling alleen
van het eindpunt, door het noemen hetzij van den dag vóór
welken de indiening der vorderingen moet hebben plaats
gehad (bijv. in dezer voege: de schuldvorderingen moeten
worden ingediend vóór den 21"®" Januari), of wel van den
laatsten dag waarop de indiening nog kan worden gedaan
(bijv. de schuldvorderingen moeten worden ingediend uiterlijk
op 20 Januari). Bij deze aanduiding van den termijn, die
geenszins is uitgesloten, moet natuurlijk met het oog op het
aangehaalde voorschrift der wet de dag zóó worden gekozen,
dat tusschen dezen en den dag der beschikking een tijdsver-
loop ligt van meer dan acht dagen.

Hoe de termijn ook aangewezen moge zijn, zijne beteekenis
is altijd hierin gelegen, dat vóór aüoop daarvan de schuld-
vorderingen bij den curator moeten zijn ingediend, willen ze
op de verificatie-vergadering geverifieerd kunnen worden. De
termijn geeft dus aan, tot hoelang de indiening kan geschieden,
niet ook wanneer met de indiening kan worden begonnen.
Op de bepaling van den termijn behoeven de schuldeischers
niet te wachten. Van het oogenblik der faillietverklaring af
kunnen zij hunne vorderingen inzenden tot op den laatsten
dag van den door den rechter-commissaris vast te stellen
termijn.

De bescliikkingen van den rechter-commissaris omtrent
den termijn van indiening der schuldvorderingen en omtrent
den dag der verificatie-vergadering, — beschikkingen die, er
worde aan herinnerd, mondeling kunnen en dus schrifte-
lijk behoeven te worden gegeven \'), — brengt de curator onmid-

J

Zie hierboven bl. 2G3.

-ocr page 380-

ja^ 315 ^

dellijk bij brieven ter kennisse van alle liem beke^\'schuld-
eischers. Bovendien doet hij daarvan aankondiging in het
nieuwsblad of de nieuwsbladen, bedoeld in artikel 14 (art. 109).

De Nederlandsche Staatscourant is hier met opzet niet ver-
meld, zoodat daarin de aankondiging niet behoeft te worden
geplaatst.

" De indiening der schuldvorderingen geschiedt bij den
curator door de overlegging eener rekening of andere schrifte-
lijke verklaring, aangevende den aard cn hot bedrag der
vordering, vergezeld van de bewijsstukken of oen afschrift
daarvan, en van eene opgave, of op voorrecht, pand, hypo-
theek of recht van terughouding aanspraak wordt gemaakt. -
De schuldeischers zijn bevoegd van don curator een ontvang-
bewijs te vorderen« (art. 110).

Een bepaald formulier van indiening, dat sommige buiten-
landscho wetten kennen, is niot voorgeschreven. Een gewone
factuur of rekening is voldoende, mits daaruit aard, bedrag
on karakter der vordei\'ing voldoende blijken. Wat hot laatsto
betreft, is het niet voldoende, dat in het algemeen oon rocht
van voorrang of terughouding
wordt bowoerd, maar dient ook
to worden aangegovon op wolko zaken of haro opbrengst dit
rocht kan wordon uitgeoefend, daar het alloon op dezo wijzo
duidelijk wordt kenbaar gemaakt.

Hot door don curator af to govon ontvangbewijs strekt
tot bewijs van do indiening dor vordering, on van hot tijd-
stip waarop dozo is geschied, waarvan do vaststelling van
bolang kan wozon, omdat volgons art. 30 indiening oonor vor-
dering tor voriiicatio stuiting der verjaring ton govolgo hooft.
\'Zijn bij do indiening do oorspronkelijke bowijsstukkon over-
gelegd, dan behoort in het ontvangbewijs van dozo stukkon
niolding to worden gemaakt, on strekt hot dus tevens ton
howijzo van do overlegging daarvan.

t>o indiening dor vorderingen is verplicht gestold, ton oindo don
curator do gelegenheid te govon hure deugdelijkheid to ondor-
Züokon. Dozo taak van don curator wordt omschreven in art.
111. Hij „ toetst //, zegt dit artikol, » do ingezonden rokoningon
luin do boeken on opgaven van don gofailloordo, treedt, als
l"j togen do toelating oonor vordering bezwaar heeft, mot
den schuldeischor in overleg, on is bovoogd van dozen over-

-ocr page 381-

316

legging van ontbrekende stukken alsook inzage zijner boeken
en der oorspronkelijke bewijsstukken te vorderen Het zwaarte-
punt der geheele regeling is hier gelegen. Of deze op den
duur zal voldoen, zal voor een groot deel afhangen van de
nauwgezetheid, waarmede de curators de verplichting, in
overleg te treden, nakomen.

De schuldeischer die weigert op het verzoek van den curator
inzage te geven van zijne boeken of van de bewijsstukken of
wel anderszins inlichtingen te verstrekken, kan tot het een
of het ander niet worden gedwongen. Maar zijne weigering
zal er toe leiden, dat de curator, die een ongestaafde vorde-
ring niet kan toelaten, zich tegen de erkenning der vordering
verzet, terwijl de kosten van het dan volgende verificatie-
proces wel altijd, dus ook als het proces voor den schuld-
eischer een gunstigen uitslag heeft, te diens laste zullen
komen, omdat onder deze omstandigheden die kosten als
geheel noodeloos door hem veroorzaakt mogen worden be-
schouwd. Zie van art. 56 eerste lid Wetb. van Burgerl.
Rochtsv. den slotzin

Na afloop van het onderzoek brengt de curator do vorde-
ringen, die hij goedkeurt, op eone lijst van voorloopig orkondo
schuldvorderingen, on de vordei\'ingen, die hij betwist, op
eene afzonderlijke lijst, vermeldende de gronden dor betwisting
(artikel 112). Uit het zooeven gezegde volgt, dat grond van
betwisting kan wezen do weigering van den schuldeischer,
den.curator de noodige inlichtingen te verschaffen of inzage
van stukken to geven, in verband mot hot ontbroken van
voldoend bowijs voor de vordering.

Do curator moot in de genoemde lijsten van iedere daarop
gebrachte vordering eeno omschrijving geven, mot aanteeke-
ning of zij naar zijne meening bevoorrecht of door pand of
hYpotheek gedokt is, of wel of ter zake der vordering rocht
van terughouding kan worden uitgeoefend.

Betwist hij niet do vordering zelve maar wèl den beweerden
voorrang of het recht van terughouding, dan brengt hij do vor-
dering op de lijst der voorloopig erkende schuldvordoringon mot
vermelding van do betwisting on van hare gronden (art. 113).

i"<iiri r^\'itiÉimartito

\') Verg. Rb. den Haag 27 April 189i, \\V. n». (i.5i7.

-ocr page 382-

317

Ingericht overeenkomstig de bepalingen der wet vormen de
lijsten als het ware een inventaris van de ingediende schuld-
vorderingen, waarvan ieder belanghebbende kennis kan nemen,
daar van ieder der lijsten door den curator een afschrift ter
griffie van de rechtbank en van het in artikel 97 aangewezen
kantongerecht wordt nedergelegd, om aldaar gedurende de
zeven aan de verificatie-vergadering voorafgaande dagen koste-
loos ter inzage te liggen van een ieder. De nederlegging ge-
schiedt kosteloos (art. 114) -).

Van de gedane nederlegging geeft de curator aan allo hem
bekende schuldeischers schriftelijk bericht, waarbij bij eono
nadere oproeping tot do verificatie-vergadering voegt on tevens
vermeldt, of een ontworp-akkoord door den gefailleerde ter
griffie is nedergelegd (art. 115).

De Memorie van Toelichting merkt terecht op, dat eene
scbriftolijke kennisgeving als hier bedoeld geen aanleiding
behoeft te geven tot onnoodige of groote vermeerdering van
kosten. Immers zij kan geschieden bij een godrukton brief,
of liever voor de kennisgeving kan van een gedrukt formulier
gebruik worden gemaakt.

§ 3. Dc verificatievergadering (artikelen 116— 127, 137).

Op deu door den rochter-commissariB vastgestolden dag
wordt do verificatie-vergadering gehouden. Voorzitter is de
rechter-commissaris, dio trouwens alle vergaderingen van
schuldoischers leidt (art. 80 eersto lid). Nevens ben» mooton
tegenwoordig zijn de curator on de schuldenaar, terwijl de
vergadering kan wordon bijgewoond door alle schuldoischers.

; ,51

Do tegenwoordigheid van don curator of van iemand, dio
hem mot goedvinden van don rochtor-commissaris vervangt,
is volgons art. 80 tweedo lid verplicht, zoodat de vergadering
niot kan doorgaan, als do curator niet aanwezig is on niot
door oen ander kan wordon vervangen. Dit geldt voor alle
vergaderingen van schuldoischors; zio hierboven bl. 284. Mocht
het" govftl zich voordoen, dat do voriftcatio-vergadering om
dozo roden niot kan worden gohouden , dan zal hot derde lid

\') Zie liiorbovcn bl. .\'12 vlg.
Zie hierboven bl. 120 vlg.

-ocr page 383-

318

van artikel 119 moeten worden toegepast; er is dan behoefte
aan verdaging der vergadering. De rechter-commissaris bepaalt
dus dag en uur, waarop de vergadering binnen acht dagen,
zonder nadere oproeping, wordt voortgezet.

«De gefailleerde«, aldus de aanhef van art. 116, «woont
de verificatie-vergadering in persoon bij«. Er is, en met opzet,
niet gezegd, zooals in art. 80 tweede lid met betrekking tot
den curator, dat de
tegenwoordigheid van den gefailleerde ver-
pUeht
is. Gevolg van het wegblijven van den gefailleerde is
dus ook niet, dat de vergadering geen voortgang kan hebben.
Integendeel, deze wordt alsdan buiten zijne tegenwoordigheid
gehouden. Artikel 116 legt alleen eene verplichting op den
gefailleerde. Komt hij die verplichting niet na, dan stelt hij
zich bloot aan een bevel tot inbewaringstelling, dat in dit
geval, indien daartoe het verzoek wordt gedaan, door do
rechtbank niet kan worden geweigerd (zie art. 89 en hier-
boven bl. 306
v.). Bovendien mag art. 194 Wetb. v. Strafr.
geacht worden toepasselijk te zijn i).

Het is te doen om de persoonlijke verschijning van den
gefailleerde. Hij kan niet, zooals de curator, door een ander
worden vervangen, en ook niet volstaan met een gemachtigde
te zenden. Uitdrukkelijk bepaalt art. 116, dat de gefailleerde
in persoon de vergadering bijwoont. Daai\'in ligt echter geen
verbod, zich door een advocaat of iemand anders te laten
vererezellen. De rechter-commissaris kan «te dien aanzien
toelaten wat, naar omstandigheden, in het belang der zaak
geacht wordt. In dat belang kan het bijv. ook gewenscht zijn,
toe te staan, dat een gewezen boekhouder, agent enz. medo
ter vergadering verschijne. Maar dit een en ander moot aan do
prudentie van den
rechter-commissaris worden overgelaten " 2).

De gefailleerde moet de vergadering bijwonen, «ten einde
aldaar alle inlichtingen over de oorzaken van het faillissement
en den staat van den boedel te geven, die hem door den
rechter-commissaris gevraagd worden. De schuldeischors kunnen
den rechter-commissaris verzoeken omtrent bepaalde door hon

\') Aldus ook Mr. Veeof.ns, a. w., bl. 1ir>.

\') Antwoord der Regco\'iiig in bet Verslag der Coinnilssle van voorbereiding:
Delinfante II, bl. 101; v. n.
Feltz II, bl. 85.

-ocr page 384-

319

op te geven punten inliclitingen aan den gefailleerde te vragen.
De vragen aan den gefailleerde gesteld en de door hem ge-
geven antwoorden worden in het procos-verbaal opgeteekend
fart. 116).

Onder de werking van de afgeschafte wet kwam het haast
nooit voor, dat de gefailleerde de verificatie-vergadering bij-
woonde, zelden dat hij zich liet vertegenwoordigen. »-Zijne
persoonlijke verschijning«, merkt de Memorie van Toelichting
terecht op, «is echter steeds wenschelijk. Dikwijls toch komt
het voor, dat de inlichtingen, die de .schuldenaar zal kunnen
geven, bijv. omtrent eene vordering, door den vertegenwoor-
diger niet verstrekt kunnen worden. Ook mag den schuld-
eischers het rocht op volledige opening van zaken niet goAveigerd
worden. Vandaar dat de plicht, die te geven, den gefail-
leerde in dit artikel (116) uitdrukkelijk wordt opgelegd".
Vandaar ook de bepaling, dat de schuldeischers aan den rechter-
commissaris kunnen verzoeken omtrent bepaalde door hen op
to geven punten inlichtingen aan den gefailleerde te vragen.

De ondervraging geschiedt altijd door den rechter-commis-
saris, aan wien het is overgelaten te beoordeelen, of door hem
aan het desbetreffende verzoek van een schuldeischer kan
Avordon voldaan , waartoe hij bijv. geen termen zal vinden als
hem de vraag ongepast, boleedigend of onnut voorkomt. Als
voorzitter, belast met do leiding der vergadering, heeft hij te
zorgen, dat do tegenwoordigheid van schuldonaar on schuld-
oischors niot tot oen minder aungonamo
gedachtenAvisseling
aanleiding geeft, on alle vragen tor zijdo te stollen, die zulk
eene gedachteinvisseling zouden knnnon uitlokken.

Wanneer de gefailleerde Aveigert op de hom gedane vragen
to antAvoorden, is artikel 89 van toepassing, immers hij komt
alsdan eone verplichting niot na, hom opgologd in art. 116.
Uit de redactie: «do gefailloerdo troo«!! de verificatio-vorgade-
i\'ing
in persoon bij\\ ten einde aldaar allo inlichtinijen enz. te
(jeven, die hem
door don rcchicr-connnhsims ijevraagdxvordenn,
blijkt voldoondo, dat do gofailloordo niet alleen verplicht is
te
verschijnen, maar ook" te antAvoordeii op do vragen dio hem
worden gesteld. Het behoeft overigons geen betoog, dat bij

\') L\'elinnuito I, bl. 121; v. n. Fkltz H, bl. 84.

-ocr page 385-

320

weigering om te antwoorden wel steeds aanwezig zal zijn de
in art. 89 gestelde voorwaarde, dat door den gefailleerde
zonder geldige reden opzettelijk de verplichting, die de wet hem
oplegt, niet wordt nagekomen. Gelijke voorwaarde stelt art.
194 Wetb. van Strafr., waarin straf wordt bedreigd tegen
den gefailleerde, die wettelijk is opgeroepen tot het geven van
inlichtingen, niet alleen als hij zonder geldige reden opzet-
telijk wegblijft, maar ook als hij weigert de vereischte inlich-
tingen te geven, of opzettelijk verkeerde inlichtingen geeft.

n De vragen aan den gefailleerde gesteld en de door hem
gegeven antwoorden worden in het proces-verbaal opge-
teekend" (art. 116 a. h. e.). Door de opteekening wordende
gedane vragen en gegeven antwoorden vastgesteld, wat ge-
wenscht is, omdat het doel der ondervraging niet is,
dat door den rechter-commissaris met den gefailleerde een
gesprek wordt gevoerd, maar het verkrijgen van inlichtingen
omtrent punten, welke voor het recht van een of meer schuld-
eischers of van den boedol van belang kunnen zijn. Raad-
pleging van die inlichtingen behoort later altijd mogelijk
te wezen.

De besproken, in art. 116 omschreven, verplichtingen
rusten, bij het faillissement van oene naamlooze vennoot-
schap , wodorkeorigft verzekerings- of waarborgmaatschappij,
coöperatieve of andere, rechtspersoonlijkheid bezittende, ver-
eeniging of stichting, op de bestuurders (artikel 117). Als
zij deze verplichtingen zonder geldige reden opzettelijk niot
nakomen, zijn ook op hen de artt. 89 Fw. (krachtens art. 106
dier wet) en 194 Wetb. v. Strafr. toepasselijk.

"De schuldeischers«, zegt art. 118, «/ctmnc» tor vergadering
verschijnen in persoon of bij gemachtigde u. Zooals hierboven
roods wox\'d opgemerkt, zijn de schuldeischers niet
verplicht
de vorificatio-vergadering bij to wonen. Indien zij afwezig
blijven, heeft dit voor hen geonerlei nadeolig gevolg. Do vor-
deringen van hen, die niet tegenwoordig zijn, wordon, even-
goed als die dor aanwezigen, behandeld en , als niemand zich
tegen de toelating verzet, erkend. Gooft do verificatie tot
bezwaren aanleiding, m. a. w. wordt boeediging gevraagd
of de vordering betwist, dan wordt de afwezige schuldeischer
nil afloop der vergadering door den griflier van het gebeurde

-ocr page 386-

321

onderricht (art. 120 tweede lid en art. 121). Wie de verificatie-
vergadering niet bijwoont kan dus, tenzij hij van den griffier
bericht ontvangt van het tegendeel, er op vertrouwen dat
zijne vordering erkend is.

t)e schuldeischer, die de vergadering wil bijwonen, heeft de
keuze zelf te gaan of een gemachtigde te zenden, ff De schrifte-
lijke volmacht is«, mede volgens art. 118, ff vrij van zegelen
van de formaliteit van registratie". In het Oorspr. Keg.
Ontw. ontbrak deze bepaling. Het artikel luidde daarin : n de
schuldeischers kunnen in persoon of bij
schriftelijk gevolmach-
tigde
verschijnen«. Uitdrukkelijk werd dus eene schriftelijke
volmacht gevorderd. De practijk onder de vroegere wet-
geving gaf daartoe aanleiding. Daar bij het stilzwijgen der
wet aan den rechter-commissaris was overgelaten te beslissen,
hoe de gemachtigde van zijn volmacht moest doen blijken,
werd te dien opzichte zeer verschillend gehandeld. De Memorie
van Toelichting \') verklaart: n De eene rechter-commissaris
vordert eeno geregistreerde schriftelijke volmacht; de andere
is met eene bloot schriftelijke, zij het ook informeele, vol-
macht tevreden; eene derde eindelijk, laat ook mondeling
genuichtigden toe.« Dit laatste nu werd niet wenschelijk geacht,
«liet bloote beweren, dat men volnmcht heeft, kan inderdaad
niet als een voldoend bewijs daarvan worden aangemerkt«.
Toch schijnt de tegenwoordige redactie van het wetsartikel,
waarin niet meer van een
schriftelijk ge(vol)machtigde wordt
gesproken, do mondelinge volmacht, waarschijnlijk tegen de
bedoeling van den wetgever ^ (opnieuwjtoo te laten. Intus-
schen is "het financioele bezwaar, aan een schriftelijke volmacht
vorbonden, dat in de practijk er toe leidde met een monde-
linge volmacht genoegen te nemen, door do in het artikel opge-
nomen vrijstelling van zegel- en registratie-recht, geheel
vervallen. Het Oorspr. Rog. Ontw. bovatto dio uitdrukkelijke
vrijstelling niet, maar alleen omdat do Regeoring haar nevens
artikel 17 overbodig achtte, ff Het financieel bezwaar«, aldus
do Memorie van Toelichting, ff dat meu tegen eone schrifte-
lijke volmacht zou kunnen doon geldon, wordt opgeheven

\') nolinfante I. bl. 121; v. n. Fki.tz 11. bl. 81»

Waarom bet woord ncliriflelijk vóór rjcniachfüjile is weggelaten, blijkt niet.

21

Moi.»no«aalt, yaillii»cmciit«wct.

-ocr page 387-

322

door de bepaling van art. 17." De Commissie van voorbereiding
twyfelde daaraan, »dewijl toch eene procuratie ter vertegen-
woordiging moeilijk kan gezegd worden een stuk te zijn, rropge-
maakt ter voldoening aan de bepalingen van dezen titel «« \').
Naar aanleiding dier opmerking is in het Gewijzigd Ont-
werp de vrijstelling in het artikel zelf opgenomen.

Het doel der vergadering is de verificatie der schuldvorde-
ringen. Daaronder zijn te verstaan in de eerste plaats de
schuldvorderingen, welke, tijdig ingediend, door den curator
op de in art. 112 vermelde lijsten zijn gebracht en voorts
die, welke in het eerste en in het derde lid van artikel 127
worden genoemd.

Van het stelsel van voorafgaande indiening der vorderingen
en onderzoek door den curator zou in de practijk niet veel
terecht komen, indien het verzuim van tijdige indiening voor
den schuldeischer niet een nadeelig gevolg had. Dit gevolg
bestaat hierin, dat de vordering, welke niet vóór afloo]) van
den daarvoor vastgestelden termijn bij den curator wordt
ingezonden, niet dan bij uitzondering in de voor de verificatie
bestemde vergadering wordt geverifieerd, terwijl de schuld-
eischer, die in die vergadering niet is geverifieerd, van deel-
neming aan de stemming over een aangeboden akkoord is
uitgesloten. Eerst nadat de staat van insolventie is begonnen,
bestaat voor den hierbedoelden schuldeischer alsnog do ge-
legenheid tot verificatie zijner vordering, hetzij door toepassing
van artikel 178, hetzij, en dat in elk geval, ingevolge do
bepaling van artikel 18G. Het recht in de opbrengst van den
boedel mede te deelen gaat dus niet voor hem verloren.

Zou eene strenge toepassing van het aangenomen stolsel
medebrengen, dat de niet tijdig ingediende on daarom op do
in art. 112 vermelde lijsten niot voorkomende schuldvorde-
ringen, in geen geval in de verificatie-vergadering kunnen
worden geverifieerd, redenen van billijkheid hebben don wet-
gever er too geleid tweeërlei uitzondering too to laton. De
eerste betreft de vorderingen van schuldeischors die buiten
het Rijk in Europa wonen, en
daardoor verhinderd werden
zich tijdig aan to molden (art. 127 dorde lid). Dozo vorde-

m

\') Belinfante I[, bl. 101 vlg.; v. d. Fei.tz II, bl. IHJ.

-ocr page 388-

323

ringen worden geverifieerd, niet alleen wanneer ze te laat zijn
ingezonden, maar ook wanneer ze eerst in de vei\'gadering
worden aangemeld. De uitzondering steunt op de overweging,
dat V de termijn voor liet houden der verificatie-vergadering
dikwijls veel te lang zoude worden, indien rekening werd
gehouden met alle buitenlandsche schuldeischers« Maar
het is dan ook niet voldoende dat de schuldeischer in het
buitenland woont, buitendien moet worden aangetoond, dat
de groote afstand inzending der vordering vóór den gestelden
tijd niet wel mogelijk maakte. Ontstaat er geschil over de
vraag, of de beweerde verhindering al of niet heeft bestaan,
dan beslist de rechter-commissaris na de vergadering to
hebben geraadpleegd (art. 127 vierde lid).

De tweede uitzondering geldt de « vorderingen, na aÜoop
van don in artikel 108 1\'. genoemden tormijn, doch uiterlijk
twee dagen vóór den dag, waarop de verificatie-vergadering
zal worden gohouden, bij den curator ingediend *. Dezo worden
op daartoe ter vergadering gedaan verzoek govorifieord, «in-
dien noch de curator noch eon der aanwezige schuldoischors
daartegen bezwaar maakt-» (art. 127 eerste lid), of, als
bezwaar wèl wordt gemaakt, de recbter-commissaris daartoe
verlof geeft. Immers in het vierde lid van het artikel wordt
bepaald, dat • in goval van bezwaar, als in hot eerste lid be-
doeld,« do rochtor-commissaris » icsitsi na do vergadering te
bobbon geraadpleegd. Zijne beslissing kan bezwaarlijk iets
anders botreflbn, dan hot gedaan verzoek tot verificatie 2).

Volstrekt uitgesloten van de verificatie zijn dorbalvo alleen
dio vorderingen, welke of éón dag to voren, of op don
dag zelf vóór do vergadering of staande de vergadering wordon
ingodieud|/a/»4i. /zy

Do llaad van State had in zijn advies gepleit voor weg-
lating van den termijn van twoo dagen, of liever van het
veroischto van indiening uiterlijk op don tweedon dag vóór
do vergadering, een voroischte dat in hot Ontwerp der Staats-
commissie niot word gestold, maar, blijkens do Memorie van

\') Memorie van Toelichting: Belinlanto I, bl. 127; v. o. l-ui.tz If, bl. 12i.
ï) Tegen «lo beslissing van ilen rcchtcr-commissarls staat, hooger beroep niot
open, art.
(17 twceile liil.

=>) Ook van .leze beslissing is hooger beroep niet toegelaten, art. 07 twce.lelid.

-ocr page 389-

324

Toelichting, in het Eegeerings-ontwei\'p was opgenomen, ten
einde den curator in de gelegenheid te stellen over de inge-
diende vordering op de verificatie-vergadering prseadvies uit
te brengen.

In zijn rapport aan de Koningin-Eegentes verdedigde de
Minister zijne zienswijze nader door er op te wijzen, dat ook
volgens de Staatscommissie de uitsluiting der niet tijdig
ingediende vorderingen van de verificatie vooral noodig is
,1 om te beletten , dat op het laatste oogenblik allerlei dubieuse
schuldeischers door den gefailleerde bij elkander gebracht
worden om een akkoord dikwijls tegen den zin der grootere
schuldeischers door te drijven". Daarvan kan evenzeer sprake
zijn „ als eene vordering eenige weinige uren, wellicht een
oogenblik vóór den aanvang der verificatie-vergadering wordt
ingediend, als wanneer zij staande die vergadering wordt
ingediend" \').

In art. 119 en de daarop volgende artikelen wordt aange-
wezen , hoe de verificatie plaats heeft. De voorzitter, do rechter-
commissaris , begint met voorlezing te doen van de lijsten der
voorloopig erkende en der door den curator betwiste vorde-
ringen (art. 119 aanhef). Deze lijsten bevatten het pneadvios
van den curator over de deugdelijkheid en daarmede over do
toelaatbaarheid der vorderingen.

De curator zal daarom verstandig handelen door ook allo
na afloop van den in artikel 108 1°. genoomdon termijn bij
hom ingekomen en volgens ai\'tikel 127 voor vorificatio vatbare
vorderingen als
nagekomen vorderingen op do lijsten to plaatsen.
Immers het stolsel der wot brengt mode, dat hij zich ook over
deze vorderingen uitlaat. Dat de schuldoischors niot vooraf
tor griflSo van de rechtbank, c. q. «ook van hot in artikel 97
aangewezen kantongerecht, kennis kunnon nemen van zijn
advies betreffbndo dezo vorderingen, behoeft hem zeker niot
to weerhouden om te doen wat gewenscht is.

Bindend is des curators advies voor de schuldoischors in
geen onkel opzicht. «Ieder der op dio lijsten^ voorkomende
schuldoischors is bevoegd den curator omtrent olko vordering
on htire plaatsing op oon dor lijsten inlichtingen to vragon.

<) ndinfante bl. 1(10; nolinfiuite I, bl. 120 vlg,; II, bl. \'238 vlg. — v. i). l\'Kr.TZ II,
bl. 123 vlg.

-ocr page 390-

325

of wel hax\'e juistheid, den beweerden voorrang of het beweerde
recht van terughouding te betwisten, of te verklaren, dat hij zich
bij de betwisting van den curator aansluit« (art. 119 eerste lid).

De rechter-commissaris zal dus, telkens als hy eene vorde-
dering heeft opgelezen, gelegenheid geven tot debat. Daaraan
kunnen uit den aard der zaak alleen de ter vergadering aan-
wezige schuldeischers deelnemen. Op het denkbeeld, in het
Verslag der Commissie van voorbereiding geopperd, aan de
afwezigen de bevoegdheid te geven schriftelijk inlichtingen
te vragen en betwisting te doen, werd door de Eogeering
terecht niet ingegaan. «Juist«, betoogde zij, ,/om bezwaren
en grieven te bespreken en zoo mogelijk geschillen uit den
Aveg to ruimen, dient de verificatie-vergadering.. .. Dit doel is
niet te bereiken, wanneer hij, die bezwaren tegen eene inge-
diende vordering in het midden wenscht te brengen, noch
persoonlijk, noch bij gemachtigde tegenwoordig is. Hij, dio,
zij het ook om geldige redenen, afwezig is, kan een ge-
machtigde ter vergadering zenden"

Aanwezige, niet op de lijsten voorkomende, hoewel bekonde
en dus ook tot do vergadering opgeroepen schuldeischors,
missen het recht van betwisting. Het wordt hun nergens
toegekend. Wöl zal do rechter-commissaris, indien hij daartoe
aanleiding vindt, hun kunnen toestaan opmerkingen te maken
of inlichtingen te vragen. De gedachtengang van den wetgever
is blijkbaar deze: wio eene vordering wil betwisten, andoren
wil weren, behoort zelf op to komen en aan don
concursus
deel te nomen; wio zich daar buiten houdt, moot zich ook
niot bemoeien mot de deelneming van andoren. Deze opvatting
is volkomen rationeel, maar brengt medo do bevoegdheid tot
betwisting toe te kennen ook aan die schuldeischers, wier
vorderingen, hoewel niet op de tor grilHo noergelegdo lijsten
voorkomendo, omdat zo niot tijdig werden ingediend, niet-
temin krachtens artikel 127 eerste en derde lid in do vergade-
ring kunnen worden geverifieerd. Het doel, hen to begrijpen
onder de in het eerste lid van art. 119 genoemde schuld-
eischors, wordt bereikt, indien de curator, handolendozooals

\') Aiitwoor.1 .lor Regoering iii liet Verslag <lcr Commissie vun voorbereiiling:
Belinfante
11, bl. 103; v. u. Fki.tz 11, bl. 05.

-ocr page 391-

326

hierboven werd aanbevolen, hen als nagekomen schuldeischers
alsnog op de lijst plaatst. Zij behooren dan tot de schuld-
eischers, voorkomende op de lijsten, zooals die in de vergade-
ring ter tafel liggen, al ontbreken zij dan ook op de lijsten,
zooals deze op de griffie ter inzage lagen.

Evenmin als de schuldeischers is de curator zelf aan het
door hem uitgebrachte prajadvies gebonden. Hij «is bevoegd
op de door hem gedane voorloopige erkenning of betwisting
terug te komen" (artikel 119 tweede lid). Als er meer curators
zijn, is ai\'tikel 70 eerste lid van toepassing. Do meerderhoid
beslist dus over de toelating of betwisting, terwijl bij staking
van stemmen de rechter-commissaris heeft te bepalen wat
geschieden zal.

Blijkt er //behoefte" te bestaan «aan verdaging der vergade-
ring, dan wordt deze binnen acht dagen, op het door den rechtor-
commissaris aan te wijzen tijdstip, zonder nadere oproeping,
voortgezet» (art. 119 derde lid). De hier bedoelde casuspositie
is aanwezig, als de werkzaamheden niet op één dag afloopen,
of, om een meer waarschijnlijk geval te noemen, de curator
naar aanleiding van het ter vei\'gadering omtrent een of meer
vorderingen verhandelde een nader onderzoek van de boekon
des gefailleerden of van overgelegde bewijsstukken noodig
acht. In het laatste geval kan verdaging der vergadering hot
aanvragen van renvooi en daarmede een proces voorkomen.

Binnon acht dagen moot do vergadering worden voort-
gezet on kan dan
niet opnieuw worden verdaagd. Op do
opmerking in hot Verslag der Commissie van voorbereiding:
„Kan dezo verdaging slechts éénmaal plaats hobbon, zoodat
hior van oen laatston on fatalon tormijn sprako is? Zoo ja,
dan achtto men de gelegenheid tot het onderzoek der schuld-
vorderingen to beperkt en zou do voorkeur govon aan oon
uitstel, dat telkens mot acht dagon vei\'lengd kan wordon.
De mogelijkheid kan toch bestaan, dat do gefailleerde voort-
vluchtig is en mon geono boeken vindt, of dat andere oorzaken
een langduriger onderzoek noodig makon", gaf do Regeering
het volgende, naar het ons voorkomt, afdoende\'antwoord:

r/Er is overwegend bezwaar togon het geven van vrijheid,
om de vergadering ad infinitum uit te stellen, of, wat daar-
mede gelijk staat, om zonder eenige beperking do vergadering

/-O-

r7

-ocr page 392-

327

telkens opnieuw uit te stellen. De ondervinding leert, dat de
voornaamste oorzaak, waarom men zoo vaak niet gereed is
met zijne bewijsstukken als anderszins, eenvoudig is gelegen
in de mogelijkheid van uitstel; men laat het er op aankomen ;
er kan immers altijd uitstel verleend worden.

// Voor het geval, dat de gefailleerde voortvluchtig is, er geen
boeken zijn of om andere redenen het onderzoek naar de
deugdelijkheid der vorderingen veel tijd zal kosten, zal de
rechter-commissaris daarop te letten hebben bij do bepaling
van don dag voor de verificatie-vergadering. Reden, om deze
telkens uit te stellen, behoeft daarin niet te zijn gelogen.
Het stelsel van bot ontwerp, slechts ééne verificatie-vergadering,
zou gehool verloren gaan, indien deze ééne vorificatio-vorgado-
ring tot eon onbepaald aantal voortgezette vergaderingen
kon uitdijen«

Na afloop der verificatie brengt de curator verslag uit ovor
den stand van den boedel en geeft hij daaromtrent allo door
do schuldeischors verlangde inlichtingen (art. 137). Ver-
volgens 2) worden do schuldeischors door don rechter-com-
nn\'ssaris geraadpleegd ovor de benoeming van eono (definitieve)
commissie uit hun midden, on gaat de rochtor-commissaris
tot do benoeming ovor, als do vergadering daartoe den
wensch te kennen geeft (art. 75, zie hierboven bl. 27G vlg.)
Wordt door don gofailloordo oen akkoord aangeboden , dan
hooft in do vorificatio-vorgadoring ton slotte ook de bohan-
deling daarvan plaats, tenzij besloten mocht wordon do raad-
pleging on beslissing uit to stollen (artt. 139 on vlg.).

Van al het in de vergadering verhandeldo wordt oen proces-
verbaal opgemaakt. Voor do workzaamhodon der verificatie
volgt dit uit hot bopaaldo in nrt. 121 derdo lid, luidende:
»bot procos-verbaal dor vergadering wordt ondorteokend door
don rochtor-commissaris on don griffier", dio zich door zyn
substituut of oen beöodigd klerk (art. 2 der wot van 2ü Mei

\') l\'clinfante 11, bl. 103; v. u. 1-ki.tz 11, bl. Or..

\') De wet bepmilt ilc volgorde niet, mniir bet mag rationeel lieetcn, dat eerst
bet verslag over den tnestiiml van «len l)ocdel wordt nitgebracbt
cn daarna dc
schuldeischers worden geiaadpleegd ovor de benoeming eener commissie uit
hun midden, immers in den regel z.al juist het verslag hen in staat nmeten
stellen ntet «lo noodige kennis van /.aken over de wenschelijkheid der benoeming
te oordeelen.

-ocr page 393-

328

1841, Sthl. n°. 18) kan doen vervangen. Men zie voorts art.
75 tvyeede lid \') en art. UcC. ■

Het proces-verbaal der verificatie-vergadering wordt, met
liet door den curator over den toestand des boedels uitge-
bracht verslag, na afloop der vergadering ter griffie van de
rechtbank nedergelegd ter kostelooze inzage van ieder belang-
hebbende. De nederlegging geschiedt kosteloos (art. 137).

De verificatie leidt öf 1°. tot erkenning der vorde-
ring, 6f 2°. tot eedsoplegging, 5f 3". tot betwisting
der vordering.

1". Erkenning. Eene vordering is erkend, wanneer zij
niet wordt betwist, noch ook hare beëediging door den curator
wordt gevorderd. De erkenning geschiedt door de overbrenging
der vordering op eene in het proces-verbaal der vergadering
op te nemen lijst van
erkende schuldeischers. Op papier aan
order en aan toonder, dat de bestemming heeft verhandeld
te worden, wordt bovendien door den curator de erkenning
aangeteekend (art. 121 eerste lid).

Erkenning der vordering is vaststelling, deugdelijkverklaring
der vordering. De erkenning heeft dus hetzelfde karakter als
een vonnis. Daarmede is in geenen deele gezegd, dat do
plaatsing der vordering op de lijst der erkende vorderingen
nu ook oen vonnis is.
Vonnis heet uitsluitend de vaststelling
van een beweerd recht bij rechterlijke uitspraak als slotakte
van een rechtsgeding. De erkenning van oen vordering in oon
ftiillissemont is daarom oven weinig een vonnis als bijv. do
plaatsing oener vordering op de rangregeling bij do gorech-
tolijko verdeeling van den koopprijs van uitgowonnon roerondo
of onroorondo goederen, welke plaatsing eveneens hot karakter
hooft van eeno vaststelling der betrokken vordering. Wèl
heeft do erkenning in het faillissement wegens de gelijkheid
van karakter soortgelijke rechtsgevolgen als een vonnis of do
plaatsing op oene rangregeling. Zij is met name oene
onher-
roepelijke
vaststelling van het vorderingsrecht dos schuld-
eischers, waartegen alleon kan worden opgekomen in do bij-
zondere gevallen, waarin do wet dit toelaat. ïn artikel 121
vierde lid wordt dit aldus uitgedrukt: „ de in hot proces-
verbaal der vergadering opgoteekendo. erkenning eoner vordo-

\') Verg. hierboven bi. \'277.

-ocr page 394-

329

ring heeft iu het faillissement kracht van gewijsde zaak.
Alleen op grond van bedrog kan de curator vernietiging
daarvan vorderen«. Door dit stellige voorschrift is aan den
twijfel over de rechtskracht der erkenning, waartoe het stil-
zwijgen van het Wetb. van Kooph. aanleiding had gegeven,
een einde gemaakt.

Daar de verificatie ook loopt over het recht van voorrang,
wordt dit door de erkenning mede vastgesteld. Hieruit volgt,
dat de schuldeischer, die verzuimt van een voorrecht, pand-
of hypotheekrecht opgave te doen, dit recht verlies\'t.\'\' Eene
onbillijke hardheid is daarin niot gelegen; van de schuldeischers
mag gevorderd worden, dat zij diligent zijn, en het recht,
waarop zij aanspraak maken, volledig doen kennen.

Wordt eeno vordering voor een te hmg bedrag opgegeven,
of door verzuim of bij vergissing niet voor het volle bedrag
erkend, dan kan voor het ontbrekende alsnog eene supplotoire
verificatie worden aangevraagd, omdat iu dit geval de erken-
ning niet is eene beslissing over de geheele vordering, maar
alleen over een deel daarvan.

2". B oöediging. — «De curator is bevoegd____te vorderen ,

dat de schuldeischer de deugdelijkheid zijner noch door den
curator, noch door een der schuldeischors betwiste schuld-
vordering onder code bovestigo; indien de oorspronkelijke
schuldeischer overleden is, zullen de rechthebbenden onder
eedo moeten verklaren, dat zij te goeder trouw geloovon dat
de schuld bestaat en onvoldaan is« (art. 119 tweede lid).

Terwijl volgons het Wetboek van Koophandel (art. 823) ön
de curator èn ioder opgekomen schuldeischer do bevoegdheid
had, do beëodiging te vragen van iedere tor verificatie aange-
boden vordering, onthieldon het Ontwerp der Staatscommissio
on hot Oorspronkelijke Regeerings-Ontworp dio bevoegdheid
zoowol aan den een als aan den ander. In do Memorio van
Toelichting \') werd de eed een hatelijk middol genoemd,
wdat gewoonlijk gebruikt wordt om
een blijk van wantrouwen
to geven, als de noodige gegevens om met vrucht renvooi aan
to vragen te eenenmale ontbreken, als men het renvooi niet
aandurft of om welke reden dan ook niot wil. De schuld-

\') Bcliiifuiitü bl. 184; lielinfaiite 1, bl. l\'2i>; v. d. Feltz H, bl. \'J\'2.

-ocr page 395-

330

eischer, tegen wiens j^retense vordering men niets positiefs
weet in te brengen, behoort zonder eenige vexatie toegelaten
ij te worden; is daarentegen het door hem geleverde bewijs

li onvoldoende en meent de curator of eenig mede-schuldeischer

reden te hebben voor wantrouwen, dan is het aangewezen
middel, om hem tot justificatie te dwingen of wel te weren,
het vragen van renvooi".

De Raad van State achtto geheele afschaffing van dit middel
tot staving van schuldvorderingen niet gewenscht. f Waar de
gefailleerde de deugdelijkheid der vordering erkent en de
crediteuren geen renvooi vragen, doch de curator twijfel
koestert, en het tot wegneming van dien twijfel noodig acht
den schuldeischer den eed op te leggen, daar behoort«, volgons
het advies van den Raad, «dit bevestigingsmiddel — Avaarvan
vooral gebruik zal worden gemaakt als de schuldeischer te
goeder faam bekend staat en de vordering betrekking heeft
op geleend geld — niet door de wet te zijn uitgesloten " i).

Toen de Commissie van voorbereiding zich bij dozo opmerking
aansloot, gaf de Regeering toe en stelde zij de boven aan-
gehaalde bepaling voor, waarbij uitsluitend aan don curator
^ ^ hot recht, beëediging te vragen, wordt gegeven, mits do vordo-

K/rutfi^, ^^^^ schuldeischer worde betwist.

\'pwcayita^it\'YiQ ood is mitsdien een middel tot staving der vordering, dat
dan to pas komt, wanneer de vordering wel bewezen is, maar
bij den curator niettemin twijfel bestaat aan hare juistheid
\'(or is bijv. een schuldbekentenis overgelegd, Avaarvan de curator
de echtheid betwijfelt: mon denke aan oon vermoeden van
antidatooring), of
avoI Avanneor zij niet afdoende is boAvozen
en de curator wel geen termen vindt haar te betwisten , maar
zich toch ook niet voldoende vonintAvoord zou achten, indien
hij luuir zondor moer toeliet

Het onderAverp van den ood is do //dougdelijkheid« der
vordering. Men heeft daarbij te donken aan den feitolijkon
grondslag dor vordering. Over
Avat in hot Verslag dor Com-
missie van voorbereiding do
juridische deugdelijkhoid der
schuld Averd genoemd, kan geen eed worden ojigelogd. Acht
de curator die dougdelijkheid aan gegronden twijfel ondorhovig,

\') Belinfante II, bl. 198; v. ü. Feltz II, bl. 93.

-ocr page 396-

331

dan moet hij de vordering betwisten. Daarentegen zal het
bedrag eener vordering, een punt dat eveneens bij het monde-
ling overleg tusschen de Commissie van voorbereiding en
den Minister ter sprake kwam, in den regel voor beëediging
vatbaar zijn. Zoo kan ongetwijfeld het bedrag van ter leen
gegeven gelden onder eede worden bevestigd. Evenzoo dat
gestelde leverantiën gedaan, gestelde werkzaamheden verricht
zijn, en daardoor indirect het daarvoor verschuldigde bedrag.

De bepaling van art. 1968 Burg. Wetb., dat de eed alleen
kan worden opgedragen omtrent eene daadzaak, welke per-
soonlijk zoude zijn verricht door dengene, aan wiens eed do
beslissing wordt overgelaten, geldt, naar het ons voorkomt,
ook voor don hier besproken eed, al heeft eene uitdrukke-
lijke bepaling van dien inhoud, eerst door do Regeering
voorgesteld, ton slotte in do wot geen plaats gevonden, onulat
de Commissio van voorbereiding daartegen bezwaar nuuikte.
Overigens meenen wij, daar oen onderzoek naar do beteekenis
van hot gonoomdo artikel hier te ver zou voeren, to mogen
verwijzen naar
van Boneval Eaure, het Nederlandsche liurgor-
lijlc Froccsrccht,
dl. IV, 2, bl. 286 vlg. .

Rochtvorkrijgenden van oen overleden schuldeischor kunnon
uit don aard dor zaak de deugdelijkheid hunner vordering
niet bevestigen, daar do feiten, welko daaraan ton grondslag
liggen, aan hen niot persoonlijk eigen zijn. Do wot houdt
hiormodo rekening door to hunnen aanzien to bepalen, dat
zij moeten verklaren, dat zij te goeder trouw goloovon, dat
do schuld bestaat on onvoldaan is. Hun eed strekt dus alleen
tot bevestiging van hunne goede trouw.

De schuldvorderingen, van wolko de curator do beëediging
hooft gevorderd, wordon
voorwaardelijk toegelaten, totdat
door hot al of niot alleggen van don eed, op don daarvoor
bepaalden tijd, over hare toelating definitief zal zijn beslist
(art. 121 tweede lid). VVordt do ood afgelegd, dan is de
vordering erkend, wordt hij geweigerd, dan is daarmede
beslist, dat tegenover don boedol geen vorderingsrecht bestaat.

«De ood____wordt in persoon of door oen daartoe bijzonder

gemachtigde afgelegd in handen van don rechter-commissaris,
hetzij onmiddellijk op do vergadering, hetzij op oen lateren
door don
rechter-commissaris to bepalen dag. De volmacht

-ocr page 397-

332

kan ondershands worden verleend" (art. 120 eerste lid). Op
de vergadering kan de eed onmiddellijk worden afgelegd,
als de schuldeischer in persoon aanwezig is, of als de ge-
machtigde, die voor hem optreedt, voorzien is van een uitdruk-
kelijke volmacht tot beëediging der vordering, voor het
geval deze door den curator mocht worden gevorderd. Is
noch het een noch het ander het geval, dan bepaalt de
rechter-commissaris een dag voor de eedsaflegging. Van de
eodsopdracht en den voor de eedsaflegging vastgestelden dag
geeft -de griffier aan den betrokken schuldeischer onmid-
dellijk kennis, indien deze »< niet ter vergadering aanwezig
is«/ (art. 120 tweede lid).

Voor de eedsaflegging kan de rechter-commissaris een dag
kiezen, waarop eene vergadering van schuldeischers wordt
gehouden, hetzij tot voortzetting der verificatie, als de ver-
gadering ingevolge artikel 119 laatsto lid wordt verdaagd,
hetzij tot beraadslaging over een aangeboden akkoord, hetzij
tot een ander doeleinde. Do eed wordt in dit goval in do
vergadering afgelegd en van do aflegging aanteekening ge-
houden in het proces-verbaal dier vergadering (art. 120
dordo lid). De rochtor-commissaris kan ook een andoren dag
kiezen en zal dat doen, als eeno vergadering van schuld-
oischors niot spoedig is to verwachten, bijv. omdat goon
akkoord is aangeboden of hot aangeboden akkoord in do
vorificatio-vorgadoring zelve wordt aangenomen. Er is dan
goon procos-vorbaal, waarin do eedsaflegging kan wordon
aangeteekend, vandaar do bepaling, dat do rochtor-commis-
saris eono verklaring van do eedsaflegging, ton bewijze daar-
van , aan den schuldoibcher moet afgeven (art. 1^0 dordo lid). JX-
Door do aanteekening in hot. procos-verbaal, resp. do ver-
klaring van don rechter-commissaris, toont do schuldoischor
aan dat zijno vordering erkend is.

/ 3". Betwisting. — Betwisting i8[gomotiveord(^ontkonning

^e.\'yfutUt^^-i^^L^t^^ ^^^^^ ^^^ juistheid dor ingediende vordering, verzet tegon haro
erkenning; zij kan gericht zijn tegen do vordering zolvo of
alleen tegen het beweerde daaraan verbonden recht van voorrang.
^ / Indien do rochtor-commissaris de partijen (don schuldoischor

ie de erkenning vraagt, en don curator of mede-schuld-

^e^ eischer die de betwisting doet) niet kan vereenigen, wordt ^

^^ -----^

/u.-

-ocr page 398-

333

trtrid

het gerezen geschil ter oplossing verwezen (gerenvoieerd) naar

den rechter.\'^Daar de mogelijkheid bestaat, dat de schuld- ^ y öTb^m- -tf^Jea-tf
eischer, wiens vordering wordt betwist, niet ter verificatie-
vergadering aanwezig is, schrijft art. 124 voor, dat de griffier yo^nJ^ï^^y^ ^
in dit geval aan den schuldeischer onmiddellijk, d, w. z. yj^o^yt^ ■ (é^^,
dadelijk na afloop der vergadering, kennis moet geven van de ^ "

gedane betwisting en verwijzing. Aldus wordt voorkomen, dat \' ^^
het feit der betwisting aan den schuldeischer onbekend blijft n .(y^jcSf^S-

en hij daardoor verzuimt de noodige maatregelen te nemen
ter vervolging van zijn recht.

Een bepaalde vorm is voor de kennisgeving niet voorge-
schreven. Op de vraag in het Verslag der Commissie van
voorbereiding: n Waarom niet de kennisgeving bij aangetee-
kenden brief voorgeschreven ?« antwoordde de Eogeering :
«Indien de crediteur woont ter plaatse, waar de rechtbank
zetelt, kan de griffier de kennisgeving doen door middel van
een persoonlijk, bijv. door den bode der rechtbank of op
andero betrouwbare wijze, bezorgden brief. Maar ook in dit
geval en wanneer de schuldeischer elders woont, levert de
verzending per post voldoenden waarborg op. Ilet wegraken
van aan do post ter bezorging toevertrouwde brieven behoort
tot de zeldzaamheden, of liever, komt, indien ze geen waarde
bevatten, niot voor. Voor dio, zij het dan ook hoogst zehl-
zamo gevallen, de toezending der kennisgeving steeds per
aangeteekenden brief voor te schrijven, zou noodeloozo omslag
zijn en de kosten van het faillissement slechts verujoerderon.
Ren voorzichtig crediteur kan bovendien ón bij den gi\'iffier
»"^n bij dou curator to allen tijde vernomen, of zijne vordering
geverifieerd is« \').

In het geding, dat op do verwijzing volgt, kan do schuld-
oischor zich niet op hot ontbreken der kennisgeving beroepen
(art. 12/ tweede lid), uit overwoging dat het recht zijner
wederpartij niot afhankelijk nuig worden gesteld van de
behoorlijke bezorging eener kennisgeving, welko uitsluitend in
zijn belang, niet ook in dat dier wederpartij, is voorgeschreven.
Maakt de griffier zich aan oen verzuim schuldig, dan zal bij
deswege aansprakelijk zijn jegens den schuldeischer, aan wien
hij het bericht had moeten doen toekomen.

«) Uelinrunte II, bl. 110; v. u. Fei.tz H, bl. 113.

y

^ >t-\'

A.4\' J-*..

h

-ocr page 399-

334

De betwisting der vordering belet hare erkenning ter
verificatie-vergadering. Evenwel heeft de rechter-coniniissaris
de bevoegdheid de vordering, die betwist wordt, voorwaar-
delijk toe te laten tot een door hem te bepalen bedrag,
terwijl hij eveneens den betwisten voorrang voorwaardelijk
kan erkennen (art. 125).

Door de voorwaardelijke toelating zijner vordering komt
de schuldeischer, hangende het geding over de betwisting,
in de positie van een erkenden schuldeischer, zoodat hij stem
kan uitbrengen over een voorgesteld akkoord \'). Deze regeling,
waarvan de practijk onder de vroegere wetgeving de dringende
noodzakelijkheid had aangetoond, maakte het mogelijk
eenerzijds de verificatie-werkzaamheden en de akkoord-
behandeling niettegenstaande het geding over de betwisting
voortgang te doen hebben, anderzijds aan het betwisten van
wèl gestaafde vorderingen met nevenbedoelingen oen einde
te maken. Men vergelijke daaromtrent wat hierboven bl. 310
vlg. werd opgemerkt.

De voorwaardelijke erkenning van hot betwiste recht van
voorrang staat in verband met de bepaling van artikel 1G4,
welke hieronder nader ter sprake komt.

Hooger beroep van de beslissing van don rechter-commis-
saris ovor de voorwaardelijke toelating of de voorwaarde-
lijke erkenning van het recht van voorrang wordt door
ai\'tikel G7 tweede lid uitgesloten. Dozo beslissing is ook
niot anders dan eon provisioneele nnxatregol, waai-door
niemands recht woi-dt gopraojudiceerd. Het spreekt overigens
van zelf, dat de rochtor-commissaris van zijne bevoegdheid
alleen dan gebruik zal nnikon, als do vordering of do beweerde
vf)orrang hom voor.shands voldoende gestaafd voorkomt.

Omtrent het geding, waartoe do betwisting aanleiding
geeft, het zoogon. renvooiproces, wordon eenige voorschriften
f gevonden in de artt. 122 on 123.

De rochtor-commissaris verwijst do partijen, «zoo hij ze niet
kan vereenigen, on voor zoover hot geschil niot roods aanhangig
is, naar eono door hem to bepalen terechtzitting vaji de recht-
bank , zonder dat daartoe eene dagvaarding wordt vereischt«

n n

M Bij ilo vereiïeninK zorgen .Ie artikelen 181 on 181) voor .Ie reelilon .ler
voorwaar.lelijk toegelaten sclinlileiscliers.

If

-ocr page 400-

335

(art. 122). üe woorden «voor zoover het geschil niet reeds aan-
hangig is" slaan terug op art. 29 (zie boven bl. 157), hetwelk
bepaalt, dat tijdens de faillietverklaring aanhangige rechts-
vorderingen, voor zooverre zij voldoening eener verbintenis
uit den boedel ten doel hebben, na de faillietverklaring woi\'den
geschorst, om alleen dan te worden voortgezet, wanneer de
verificatie der vordering betwist wordt. In dit geval wordt
hij, die de betwisting doet (curator of medeschuldeischer),
in de plaats van den gefailleerde partij in het geding.

Is het geschil niet reeds aanhangig , dan verwijst de rechter-
commissaris naar een door hem te bepalen terechtzitting van
de
rechtbank. Hieruit volgt, dat de rechtbank volr,trekt hQ\\oe\'^d
is van de verificatiegeschillen kennis te nomen, onverschillig
hoe groot het bedrag der vordering is. Al behoort de berechting
der vordering andei\'S tot de bevoegdheid van den kanton-
rechter, al zou dus het geding voor den kantonrechter moeten
worden voortgezet, als het tijdens de faillietverklaring reeds
aanhangig is, in geval van verwijzing door den rechter-com-
missaris staat de vordering als verificatie-geschil ter beoor-
deeling van de rechtbank \'), on wol van do rechtbank tot
welker leden du rechter-commissaris behoort. Do
betrekkelijke
bevoegdheid dezer rechtbank ligt opgesloten in do bepaling
ovor do verwijzing,
h De rechtbank«, waarvan artikol 122
spreekt, en waarvan de rechter-commissaris oono terecht-
zitting moot bepalen, kan geen andere wozon dan
de rocht-
bank, waarop do wot stoeds hot oog hoeft: de rechtbank bij
wolko ingevolge do bepalingen dor wot het faillissomont
aanhangig is. Ondor het afgeschafte recht, toon art. 825
Wetb. van Kooph. omtrent do verwijzing een gelijksoortig
voorschrift bevatte als thans het eerste lid van art. 122 dor
Faillw., word ook door do schrijvers algomoon aangenomen,
dat do verwijzing zoowel betrekkolijko als volstrekte bevoegd-
heid vestigt. Te allon overvloede wordt do
betrekkelijke bovoegd-
hoid van den hior bedoelden rechter nog
uitdrukkelijk uit-
gesproken in art. 12ö dertiende lid Wotb. v. Burg. Kochtsv.

\') fiaat .lo vonlering .lo waarde van / 400.— in hoofdsom niet tc boven .lan
beslist do rechtbank, injjcvolge art.
.54 n».\'2 der Wet op do ivgterl. organisatie,
over hot veridratio.goschil in hot hoogste
ressort. Al.lus Hof Amstordam 27 Fobr.
Ucchlsgrl. Hij,Ir. en Hijhl. I««.\'., 1) bl 181.

-ocr page 401-

386

Cgew. door artikel 5 der Wet ter invoering van de Faillissements-
wet), houdende aanwijzing van de betrekkelijk bevoogde recht-
bank «in zaken van faillissement", waartoe de verificatie-
geschillen wel zullen mogen worden gebracht i).

Het renvooi-proces wordt gevoerd als een gewoon geding.
De instelling eener bijzondere, meer eenvoudige procedure
werd niet noodig geacht, omdat het verificatie-geschil loopt
over de vraag, of een vorderingsrecht tegen den gefailleerde
al of niet aanwezig is, « dezelfde vraag waarover in elk gewoon
geding de strijd loopt, en die volmaakt dezelfde instructie en
bewijsvoering vordert, hetzij ze in het faillissement des debiteurs
rijst of daarbuiten" -). Slechts enkele punten, die verband
houden met het feit, dat het geding bij de rechtbank aan-
hangig wordt gemaakt niet door een dagvaarding maar door
verwijzing, worden in art. 122 nader geregeld. Zoo wordt
bepaald dat de procureurs, die voor partijen optreden, dit
verklaren bij de oproeping der zaak ter terechtzitting (art. 122
tweede lid). Voorts is geregeld het gevolg van hot niet ver-
schijnen van een der partijen op de aangewezen terechtzitting
I\' Verschijnt de schuldeischer, die de verificatie vraagt, op do
bepaalde terechtzitting niet, dan wordt hij geacht zijne aan-
vi\'ago te hebben ingetrokken; verschijnt hij, die de betwisting
doet, niet, dan wordt hij geacht de betwisting to laten varen
on erkent de rechter de vordering« (art. 122 vierde lid). Door
dozo bepaling wordt verstek uitgesloten. In het oersto goval,
als do eischor in hot renvooi-proces niet verschijnt, zal do
gedaagde hetzij ontslag van de instantie kunnon vragon mot

\') Verg. hierboven bl. 08. Memorie vun Toelichting tot het Ontwerp «1er Wet lor
invoering van ile F.aillissenientswet : Ilclinfante V, bl. 7 en 8; v. n.
Fi-i.tz 1, bl. HOr»
cn .\'">17; — Verslag tier Commissie van voorbereiding betrciïendo dit ontwerp:
nelinfanto V, bl. 27 vlg,; v.
d. Fei.tz I, bl. .513.

Memorie van Toelichting: Belinfante I, bl, 123; v, n. Feltz II, bl, 100,
Van eene verplichting van een of van beide partijen, om de zaak op de
rol te doen inschrijven, kan natuurlijk geen sprake zijn, daar de terechtzitting,
waarop de zaak behandeld zal wonlen, door den rechter-commissaris ambtshalve
wordt aangewezen en vastgesteld. De griffier die do verificatie-vergadering
bijwoont, behoort te zorgen, dat de z.aak ten bepaalden dage op do rol voorktnnt,"
en maakt zich, dit nalatemle, aan plichtverzuim schuldig, op grond waarvan
c hij tot vergoeding der daardoor veroorzaakte schade kan worden aangesproken.

li IceA^\'^

c tiT

•••J ---- • .l.l«.ll(./.J| • «■.•..•»,..\' — ...... .............f.,. ..............

fi" OZI, Overigens zal, niettegenstaamlo het verzuim van den griffier, do zaak op vordering

van partijen moeten worden beh.andeld.

-ocr page 402-

c/er/f\', . 3 û O-j^-\'A^-\'^e^ /\'i\'i\'y.

Mk. d. Spakjaaku,

Advocaat — Pkocurf.ur.

CC-

V\'Tr-lrv-y^,^

Ay ^

< * tQ

y

V

___y»

5 \'

-t

\' j

7

-P

A.

<

-ocr page 403-

^

s

/

Ji— t^rry-^

"3

J

/ai J c:/r - /

/____L-tfW*" .

L /c./-

f^iyC^L i-tMu-/^, ^ ö v « ^ . ^

73 \'

-ocr page 404-

veroordeeling van de tegenpartij in de kosten"\', hetzij roiement
van de zaak.\'\'Feitelijk komt het op hetzelfde neer, of het een
dan wel het ander wordt gevraagd, omdat het geding door den
eischer in geen geval opnieuw aanhangig gemaakt kan worden;
immers hij wordt geacht zijno aanvrage tot verificatie te hebben
ingeti-okken. Verschijnt de gedaagde, hij die zich tegen de
erkenning der vordering verzet, ter terechtzitting niet, dan
zal de eischer den rechter verzoeken de vordering, zooals zij
is gedaan, te erkennen, met veroordeeling van den gedaagde
in de kosten.

/rp\'Y-

/. \'t\'^j

/• /

UD ^

337

O^At^ V-etW i^gU.--^

Omtrent de wijze van gedingvoering zegt het derde lid van
art. 122, dat de zaak summier wordt behandeld. Tengevolge < „ ,

van de wijzigingen, inliet Wetb. van Burg. Regtsv. gebracht ^

door do wet van 7 Juli 189G, Sthl n". 103, waarbij het onder- i/i\'./r/x/»
scheid tusschen do gewone en de summiere gedingvoering is
afgeschaft, heeft de bedoelde bepaling sedert 1 Jan. 1897 ^ ^ .

(<len dag waarop de aangehaalde wet is in werking getreden) ^ ^ \'
haro beteekenis verloren. ^Jf}

Ten slotte wordt in het laatste lid van art. 122 bepaald ,
dat schuldeischers, die tor verificatio-vorgadering geene be-
twisting hebben gedaan, zich in het geding niet kunnen
voegen noch tusschenkomen. Zij, die bezwaren hebben tegen
de erkenning eonor vordering, behooren dio to berdo to brengen
in do verificatie-vergadering, wolko juist wordt gebonden om
daartoe do gelegenheid te geven en oin do aangevoerde be-
zwaren te bespreken en zoo mogelijk uit den weg te ruimen.

Volgons art. 831. eerste lid Wetb. v. Kooph. waren do
curators verplicht in do gedingen , opzichtelijk de verificatie
der schuldvorderingen, tot bewaring van de rechten des boedels,
op to treden. Mot opzet is dit voorschrift niet overgenomen \').
Van een optreden van den curator in
alle verificatie-geschillen
is dus geon sprake moer. Alleen als hij de vordering heeft
betwist, is de curator partij in hot geschil en wordt hot
geding tegen hom of medo tegen hem gevoerd.

Door do verwijzing wordt een geschil naar den rechter
overgebracht, dat feitelijk reeds in do verificatie-vergadering
is begonnen. Tiet onderwerp van dit geschil is do erkenning

\') nolinrunte II, bl. i; v. n. Kki.t/. 11, bl. 101.
M
ouknohaait, FnilliMrmcntiMi\'t.

-ocr page 405-

838

der schuldvordering. Bij gevolg heeft het door den rechter
te wijzen vonnis over de erkenning uitspraak te doen.

In kracht van gewijsde gegaan bezit het, indien de uit-
spraak luidt ten gunste der erkenning, dezelfde kracht als de
opteekening van de erkenning der schuldvordering in het
proces-verbaal der verificatie-vergadering

Naar gelang van de gevoerde betwisting loopt het proces
over de inschuld zelve of alleen over het daai\'aan verbonden
recht van voorrang of terughouding, en beslist dienovereen-
komstig het vonnis öf over de erkenning der inschuld, ^f
alleen over de erkenning van het recht van voorrang of terug-
houding. Het woord »vordering//, voorkomende aan het slot
van art. 122 vierde lid, staat aan eene beslissing alleen over
het recht van voorrang of van terughouding geenszins in don
weg, daar het geen beperkende beteekenis heeft. Eono beslis-
sing over een der genoemde rechten is óók eeno beslissing
over de vordering, en wol ovor haar karakter; do
vordering
wordt erkend als verzekerd door voorrang of recht govon do
op terughouding -\').

^

Voortdurend is onder do heerschappij van hot Wetboek van
Koophandel strijd gevoerd over do vraag, of in hot vorificatio-
proces tegenover den curator of tegenover den schuldoischer
dio zich togen do erkenning dor vordering verzot, mot vrucht

\') Onder do afgcsdiafte wetgeving is herliaaldelijit beslist, dat in bot renvooi-
proces van lien rechter een bevel tot plaatsing op de lijst der erkende schnld-
eischei-s niet kan worden gevraagd. D.iar het vonnis de plaatsing o|» ile lijst
vervangt, is ile juiste vorm voor den eisch, erkenning of toelating als schuld-
eischer of erkenning der vordering te vragen. Terecht werd echler aangoMomen
dat de vnuig, op de lijst der erkende schuldeischers tc worden gejilaatst, in
zich sluit de vordering, als schuldeischer te worden erkend, zoodat do minder
juiste formuleering van den eisch do toewijzing daarvan niot verhindert. Zie o. a.
Ub. Amsterdam
VI .Tan. 1882, Ucchtagcl. Uijbl. 1882, H bl. 200; 17 Nov. 1882,
t. z. p., n bl. 210; 24 Febr. 1892. M. w H. 1893, bl. 150 vlg.; .10 Mrt. 189i,
.\\f. V. II. 1895, bl. .50 vlg.; O April 1891, Pal. v. Juni. 189.5, n». 15; Hb. Hoer-
mond 7 .lan. 1892, M. v. //. 1892, bl. 188 vlg.; Hof den Maag li Mei 1888, W.
n». .5.504; Rb. den Haag 27 April 1894, ir. n». 0517. Verg. ook Rb Amsterd.am
4 Dec. 1884,
licchtsgcl. liijdr. en Uijbl. 1885, D bl. 178 vlg.
\' Î) Men verg. de beraadslaging in do Tweedo Knmer ovor eeno door den Minister
Smidt eerst voorgestelde, later weder teruggenomen aanvulling van het vierde
lid van art. 122, door toevoeging van de woorden \'/of den voorrang// : ilelinfanle
III, bl. 1:
J4 vigg.; v. n. Fki.tz II, bl. 102 vlg.

-ocr page 406-

339

een beroep kan worden gedaan op eene onderhandsclie van
den gefailleerde afkomstige akte-, gedagteekend vóór de failliet-
verklaring, indien deze akte niet, of althans niet vóór den
dag der faillietverklaring, is geregistreerd. Ook buiten het
verificatie-proces deed dezelfde vraag zich voor, telkens
wanneer er sprake was van bewijslevering tegen den curator.

De in het dagelijksch leven meest voorkomende onderhand-
sche akten, met name quitanties en schuldbekentenissen, —
schuldbekentenissen aan toonder, bijv. obligatiën , daaronder
begrepen —, worden in den regel niet geregistreerd; sommige,
zooals wissels, orderbriefjes, assignatiën, kassiersbriefjes en
ander handelspapier aan toonder zijn zelfs van de formaliteit
van registratie vrijgesteld (Wet v. 22 Frimaire, au VIT, art.
70 § III no. 15; wet van 11 Juli 1882,
Stbl. n". 92, art. -i).
Vandaar dat in goval van faillissomont do schuldoischors on
do vroegere schuldenaren van don gefailleerde, voor zoover
y.i} schriftelijke bewijsstukken van hun vorderingsrecht of
van do door hen gedane betaling bezitten, in don rogol
niot-gerogistroordo stukkon in handen hebben. Dezo verliezen
voor hen allo botookonis, indien do curator met een beroo])
op artikel 1917 Burg. Wotb. hun to gomoot kan voeren:
«tegon mij als dorde hebben dezo stukkon, ton aanzien dor
dagtoekoning, goeno ki\'acht, dan van don dag dat zo zijn
geregistreerd; zijn zo niet geregistreerd vóór den dag «lor
failliotvorklaring, dan hebt gij mij van elders to bewijzen,
dat zo inderdaad vóór dien dag zijn opgennuikt1. Alleen dan
hobbon dio stukkon voor hunno bezitters waarde, wanneer do
daarin uitgedrukte dagtoekoning ook togen don curator kracht
hoeft, zoodat op dozon hot bewijs rust van
haro onjuistheid ,
moor in het bijzonder van de opnmking van hot stuk m\\ do
faillietverklaring. Ilot is dus duidelijk, dat hot hior oono quaostio
geldt van buitengewoon bolang voor do practijk.

Ondor do afgeschafte wetgeving hooft do Iloogo Raad steeds
beslist, dat do curator in oon faillissement niet is oen dordo
Slis bedoeld in art. 1917 Burg. Wetb., dat derhalve op hom hot
bowijs rust, dat hot stuk nil do failliotvorklaring is opgemaakt.
Hot oudsto arrost in dien zin werd gewezen 11 Dec ISfO,
ir. n". 7G8, hot jongste is van 12 Jan. 1888, W. n°. 5505.
Do loer van don Hoogen Raad word echter door do lagoro

-ocr page 407-

340

colleges lang niet algemeen gevolgd. Was dus de jurispru-
dentie niet eenstemmig, ook de sclirijvers zijn over de vraag
voortdurend verdeeld geweest. Men verg. het daaromtrent
in de Memorie van Toelichting op art. 123 in noot 2 aange-
teekende

Om een einde te maken aan de controverse, werd in het
ontwerp der Staatscommissie en in het Regeeringsontwerp ,
in de Afdeeling: «van de verificatie der schuldvorderingen «,
art. 123 opgenomen, welk artikel onveranderd in de wet is over-
gegaan, en aldus luidt: »de schuldeischer, wiens vordering
betwist wordt, is tot staving daarvan tot geen nader of meerder
bewijs gehouden, dan hij tegen den gefailleerde zelf zotide moeten
leveren/\'. Blijkens do Verslagen der Tweede en der Eerste
Kamer ontmoette de voorgestelde oplossing veel tegenstand.
Het beginsel, in het artikel neergelegd, werd vicieus en voor
do belangen van den boedel hoogst onbillijk genoemd, de deur
openzettende voor knoeierijen en nog meer. Ook buiten do
Kamer vond het artikel afkeuring
2).

Sedert het desniettegenstaande in de wot een plaats hoeft
gevonden, is de oude strijd voortgezet, al loopt dezo niet
meer over de vraag wat to dezen rechtens is, maar daarover
of het artikel goedkeuring verdient.

In zijne uitgave dor Faillissementswet teekont Veegens
bij ai\'t. 128 aan: »Hoe breed men deze bezwaren tegon
toepassing van de leor dor
date certaino uitmoto, tegon liet
beginsel dor wot golden eveneens practischo bedenkingen, dio
mijns inziens zwaarder hadden moeten wegen" 3); veelal zal,
naar zijne meening, de curator machteloos staan tegenover
kwado praktijken.
Van Boneval Fauue gaat verder; hij
noomt het artikel »contra .rationem juris introductun)
en verwijt daaraan, dat het de zoo rationeole on heilzame
bepaling van art. 1917 Burg. Wotb. volkomen illusoir maakt.
Daarentegen betoogt
Hamaker in oen opmerkelijk en oorspron-
kelijk opstel over artikel 1917 Burg. Wetb., verschonen in
Weekhl. voor Not. en lieg., n"\'. 1899—1408, dat hot bewijs, dat

ft>

lA\'

Ifl ^ fl. ^

-ocr page 408-

341

eene van den gefailleerde afkomstige onderhandsche akte ntl
de faillietverklaring is geteekend, in elk geval zonder twijfel
op den curator rust, hoewel ook hij dezen als derde beschouwt.
„Gelukkig/\', lezen wij bij hem, is de quaestie thans in art.
123 van de Faillissementswet door een duidelijke en een-
voudige bepaling beslist" \').

Hierboven, bl, 51, is de theoretische grondslag aangegeven,
waarop het voorschrift van art, 123 blijkens de Memorie van
Toelichting steunt. De schuldeischers, en de curator die voor
hen optreedt, staan als executanten in de schoenen van den
gefailleerde, zijn wat do uitoefening van diens vermogens-
rechten betreft diens plaatsvervangers of vertegenwoordigers.
De curator en de schuldeischer, die do toelating eener vorde-
ring betwist, mogen daarom niet als derden in don zin van
art. 1917 Burg. Wetb. worden beschouwd. Do dagteekening
der onderhandsche akte heeft tegen hen kracht, tenware zij
hare onjuistheid bewijzen.

Bij de gangbare uitlegging van art. 1917 is het ongetwijfeld
even irrationeel den curator of don betwistenden schuldeischer
oen derde te noemen met betrekking tot do ondorhandscho
akten van den gefailleerde, als hot zoudo wozon don curator
over een krankzinnige of verkwister een derde to noemen mot
betrekking tot do ondorhandscho akten van don curandus,
of den man met betrekking tot do ondorhandscho akten van
do vrouw. Ja, er is evenveel grond, do
getrouwde vrouw als
dordo to beschouwon ten opzichte van do door haar zelve
getookondo akten, als den curator in hot faillissomont ten op-
zichto van dio wolko door den gofailleordo zijn geteekend.

Aanvaardt mon daarentegen als do juiste beteekenis van
art. 1917 dio, wolko door U
amakku in hot aangehaalde opstel
zoo duidolijk wordt uiteengezet, dan verliest do vraag, of do
curator on do schuldoischor dio do betwisting doet, derdon
zijn, allo betookonis.
Immers Uamakku betoogt, dat de in oene
ondorhandscho akte opgenomen dagteekening uit don aard dor
zaak niot do minste kracht hooft, zoodra hot, tor beoordee-
ling van do geldigheid dor handeling, aankomt op de beslissing
van do vraag, of do opmaking der akte aan zokor ander foit
voorafging dan wel daarop volgdo, on zulks onverschillig

V. Nol. cn llcij. li». \\W2, bl. r.:i2, kol. 1.

-ocr page 409-

342

^^^^^^ ^ ^ of op de akte een beroep wordt gedaan tegen lieni
^ die haar onderteekende, dan wel tegen een derde.
■^f \' De dagteekening van door den gefailleerde geteekénde onder-

^"^écje. handsche akten heeft, in dezen gedachtengang, noch tegen

den gefailleerde zelf noch tegen den curator eenige bewijs-
kracht, maar dit neemt, volgens dezen schrijver, niet weg,
dat de curator tegenover het beroep op de akte, waaraan
formeel niets ontbreekt, de exceptie van onbekwaamheid,
de exceptie dat de handeling des gefailleerden voor den
boedel niet verbindend is, heeft op te werpen en waar te
maken, en dat dus op hèm de last rust van het bowijs,
dat de akte is opgemaakt nä de faillietverklaring. Juist dat-
gene wat art. 123 Fw. heeft vastgesteld.

Afgescheiden van de vraag, hoe de bepaling theoretisch kan
worden gerechtvaardigd, mag er op worden gewezen, dat
in ieder geval, wat door de Regeering in haar Antwoord op
het Verslag der Commissie van voorbereiding ovor do practischo
zijde der voorgestelde beslissing, natuurlijk van hot stand-
punt der algemeen gangbare opvatting van art. 1917, word
in hot midden gebracht, nog geen wederlegging heeft gevonden.
Do door ons bedoelde plaats luidt aldus :

wAlle onderhandsclie akten, van den gefailleerde uitgegaan
vóór het faillissement, alzoo, terwijl hij het vrije behoor on
do vollo beschikking had over zijn vermogen, zouden dan
[nl. als het stelsel der bestrijders van het voorgestelde art.
123 word aangenomen] gelijk zijn aan schourpapior, zooals
in hot Verslag terecht werd opgemerkt. Allo schuldbokonto-
nissoii, wissels, promossen\'), obligaties (donk aan hot
faillissement van eeno naamlooze vennootschap, dio oono
obligatio-looning heeft uitgegeven), quitanties onz. zoudon
waardeloos worden. Do curator zal nagenoeg geon onkelen
schuldeischor
behoeven to erkonuon; zal al, wat in do dertig
jaren, aan hot faillisgomont voorafgegaan, is betaald, opnieuw

\') De bewering, ilat bij nilzonilering <lc thigteei<ening van wissels, pruinessen
en dergelijk papier tegenover derden bewijskr.icht zon Jiebben (
Fauuk, I. a. j».,
bl. 148; A. Tak, tic rcchlsverliouding van Jen curator in het failliisemcnl,
Prft. bl. 7 vlg.) mist allen grond. Alleen voor de beoordoeling van den inbond
en van den omvang der uit don wissel enz. voortspruitende verbintenissen is de
dagteekening beslissend.

-ocr page 410-

343

kunnen invorderen; de quitanties, door den gefailleerde getee-
kend, \'/.uilen de betaling niet kunnen bewijzen. Wat meer zegt;
de curator zal geen schuldeischer, die niet een vóór de failliet-
verklaring geregistreerd bewijs zijner schuldvordering kan
toonen,
mogen toelaten, zal niet de grofste onbillijkheid en
rechtsongelijkheid ontstaan. Wijst hij niet allen af, dan zal
willekeur beslissen, wie al dan niet als schuldeischer wordt
toegelaten; willekeur niet alleen, omdat het geheel van des
curators opvatting zal afhangen, of
van twee schuldeischers,
die beiden eene schuldbekentenis of eene promesse in handen
hebben, de een zal worden toegelaten, de ander niet, maar
ook omdat ieder schuldeischer het in zijne macht
zal hebben,
iederen medeschuldeischer te weren. Voor misbruiken wordt
alzoo do deur wijd opengezet; de gefailleerde zal in connivcntio
met dén schuldeischer alle schuldeischers, die hem niot aan-
staan of hom niet beloven voor hot akkoord to stemmen, buiton
hot faillissement kunnen houden. Dit zulleu de practischo go-
volgen zijn van het stolsel, den curator als derde to beschouwon;
gevolgen, geheel ondragelijk, zoolang het nt)g geen gewoonte
zal zijn geworden, allo schriftelijke stukken, zoodra zij zijn
opgemaakt; allo schuldbekentenissen, op naam of aan ordor;
allo quitanties; alle obligaties, tijdig to doen registreeren.
En waarom zou dit onuitstaanbaar stolsel mooton wordon
ingevoerd? Om geen andere roden, dan omdat...met ondor-
handscho stukkon bedrog gepleegd kan worden. Verdichte
schuldbokontonisson kunnen wordon overgelegd! Malversaties
zijn mogelijk! Alles juist on wel, maar geene roden om oon
stolsel in to voeren, vierkant in strijd met den regel, dat
goodo trouw ondersteld wordt, kwade trouw bewezen moot
wordon. Hot stolsel, dat do curator tegenover dc schuldeischers
een dordo is, staat gelijk mot hot aannomon van oon vermoeden,
dat alle ondorhandscho iiiot-goregistroerdo stukkon van den
gofailleordo afkomstig, verdicht zijn of aan bodrog hun ont-
staan to danken hobbon. Boter, dan door
allo schuldbokent(!-
nisson, wissels, promessen, quitanties, van don gofailleordo
afkomstig, do pen to halen, is hot stolsel, dat bewijs van
bodrog vordert, alvorens dergelijke stukken waardeloos te
verklaren" \').
\') Udinfaiito II, bl.
109 vlg.; v. u. Fki.tz 11, bl, 108.

-ocr page 411-

344

In de liier zoo duidelijk aangewezen behoefte van het
verkeer wordt door art. ] 23 op doelmatige wijze voorzien. De
/-/^w^yyt«^\'^\'^■«^"^huldeischer, die niet gehouden is tot ander of meer bewijs,
! tegen den gefailleerde zelf zou moe^n leveren, kan

^^ tt^rww^. cLt-^ volstaan met overlegging der schuldbekentenis, van den wissel,
^^ ^
y^^(law-tlzl. liet orderbiljet enz., i. e. av. van de onderhandsche akte,
waaruit zijne vordering blijkt.

Aan de tegenpartij in het renvooi-proces (hetzij deze de
curator is dan wel een mede-schuldeischer) staat het te
beweren en te bewijzen, dat de akte, waarop eén beroep
wordt gedaan, n^ de faillietverklaring is opgemaakt. Daartoe
kan hij over alle beivijsmiddelen beschikken: over het schrif-
telijk bewijs, zoowel als het getuigenbewijs; over de vermoedens
van artikel 1959 Burg. Wetb. zoowel als den decisoiren en
den suppletoiren eed \').

Na al het gezegde zal het wel geen betoog meer behoeven,
dat het beginsel, in art. 123 alleen voor het verificatie-proces
uitgesproken, in zijne toepassing niet tot dit goval is beperkt -).
ygj^ cJL^ei Om één voorbeeld to noemen: worden door den curator schul*

J denaren van d(in boedel aangesproken on door dezen quitanties

/ ^ van den gefailleerde overgelegd, do curator zal moeten aan-

oUrry cU^^ ^"T^ \' toonon dat zo nil de faillietverklaring zijn afgegeven.\'^
^W-a- e^acio-"^ verificatie heeft, hierboven werd het roods opgomei\'kt,

^ y de vaststelling ten dool van de rechten dor schuldeischor.s op

Lut^ f^ ^ voldoening uit den boedol, mitsdien van hunne schuldvordo-

(^fjcA-^nyr«^ ringsrochton tegen den gefailleerde. Toch had volgons hot

• Wetboek van Koophandel do vorificatio tegenover don gofail-
loerde niet do minste kracht; do erkende schuldeischor kon na
fft afioop van hot faillissomont op do verificatie zich niot beroepen;

/h vaststelling van zijn rocht tegenover zijn

■ schuldenaar of aan oon tegon dozen voor tenuitvoerlegging

B&c.i^jCi vatbaren titel, dan moest hij op do gowono wijzo tot betaling

y/v /flo^ procedeeren. Do verificatie ging gehool buiten don gofail-

^ / loerde om, dio niot tegenwoordig behoefde to zijn on, zoo hij
tegenwoordig was, goen tegenspraak kon doon.

Mot dit stelsel heeft do wot gehool gebreken. Do gofailloordo.

*

\') Zie Hamaker, t. ii. p., u». tiü\'2, bl.

lil gelijken zin Veeoens, a. w., bl. I\'il. — Zie hierboven bl. .51 vlg.

tjujiyi

-ocr page 412-

345

wions tegenwoordigheid tor verificatie-vergadering door art. 116
wordt gevorderd, wordt door art. 126 tot
partij gemaakt bij
de verificatie, terwijl in de artt. 159, 196 en 197 de daaruit
voortvloeiende gevolgen worden aangewezen.

De gefailleerde is partij bij de verificatie, immers hem wordt
in art. 126 een recht van tegenspraak tegen de ter verificatie
aangeboden vorderingen toegekend. „ Ook de gefailleerde is
bevoegd, onder summiere opgaaf zijner gronden, tegen de
toelating eener vordering, hetzij voor het geheel, hetzij voor ^ c^^^f^
een gedeelte, of tegen de erkenning van den beweerden fo^

rang, zich te verzetten Maakt hij van dit recht geen gebruik, ^^ ^
dan bindt hem de er
kenning der vordering, heeft deze, zooals ^
art. 196 uitdrukkelijk bepaalt, tegen hem kracht van gewijsde/^^^^^^L^^
zaak. Vandaar dat de erkenning aan den schuldeischer een
voor tenuitvoerlegging vatbaren titel tegen den schuldenaar <

verschaft, zoowel na het tot stand komen van een akkoord,

/

als na het eindigen van het faillissement door het verbindend
worden eenor slotuitdeelingslijst (artt. 159 en 196).

Maakt de gefailleerde van zijn recht, zich tegen de toe .
lating eener vordering te verzetten . gebruik, dan wordt daar- cy ^ \'

door de erkenning der vordering in het faillissement wel niot ^JL /(^^o^Ji- ^
verhinderd (art. 126 eerste lid), umar heeft dezo tegen hem geon
rechtskracht. De erkenning gaat den gefailleerde in geval
oven weinig aan, als hem die ondor hot afgeschafte recht in ^^
ic(Zcr geval aanging, zoodat (lui afloop van het faillissement, *

hetzij eou akkoord tot stand komt of vereflening plaats heefQ ^ jïj^
do schuldeischer, die tegen den gefailleerde zijn recht vast-
gesteld wil zien of oen executorialen titel wenscht te erlangen,
daartoe alleen kan geraken door tegen hem in rechte op te treden. «yA

liet verzet tegen do toelating oener vordering behoeft door ^ •
den gefailleerde niet persoonlijk te
worden gedaan. Naar alge- , - r«.-
meeno beginselen kan een gemachtigde voor hem optreden.
Het tegendeel nuig niet worden afgeleid uit het
voorschrift
van art. 116, dat do gefailleerde do verificatie-vergadering
in persoon moot bijwonen. Zijne persoonlijke verschijning
wordt alleen gevorderd oni inlichtingen to geven, zoodat
ook alleen daarbij vertegenwoordiging is uitgesloten.

Verzot do gefailleerde zich niet tegen de toelating der vorde-
ring, dan heoft de erkenning tegen hem rechtskracht. Het

-ocr page 413-

413

vorderingsrecht staat dus tegen hem vast, zooals het is erkend.
Daaruit volgt, dat de schuldeischer, die verzuimd heeft van
/een voorrecht, pand- of hypotheekrecht opgave te doen en
dientengevolge is geverifieerd als concurrent schuldeischer,
zijn recht van voorrang ook tegen den gefailleerde niet
meer kan doen gelden. Hij is dit recht onherroepelijk kwijt."^
Anders staat de zaak, als de gefailleerde tegen de erkenning
tegenspraak heeft gedaan. Het blijft dan tusschen schuldeischer
en gefailleerde eene open quaestie, welk recht vnn schuld-

/

X«r

vordering de eerste tegen den laatste kan doen gelden, mitsdien
ook of aan de vordering een recht van voorrang is verbonden.

Van de betwisting en van hare gronden wordt aanteekening
gehouden in het proces-verbaal n zonder verwijzing van partijen
naar de rechtbank " (art. 126 eerste lid). Verwijzing heeft niet
plaats, omdat het belang van den boedel bij den uitslag van
het geschil niet is betrokken, terwijl de schuldeischer, wiens
^ .t-t/-«^\'*^^/vordering betwist wordt, alleen wanneer de schuldenaar na
aÜoop van het faillissement in zijno betwisting volhardt,
iiiiiileiding zal hebben zijn recht te vervolgen.
f^ schuldenaar volstaan met verzet aan te teekonen

f tegen de erkenning der vordering, zonder opgaaf der gronden-

^ \' _____11 • 11 _____ 1___________X_______1... --

zijne verklaring van betwisting zou kunnen ontaarden in oene

blooto formaliteit, welke bij iedere vordering word verricht,
zoodat, tegen de bedoeling der wet, van goen onkolo vor-
y . ✓ dering de erkenning ooit tegen den gefailleerde zou werken.

.c^ Om dit te voorkomen, is hom do verplichting opgelegd, sum-
miero opgave to doen van do gronden van zijn vorzet, welke
■.a^iy^\' gronden in hot proces-verbaal dor vergadering moeten worden
vermeld, en is voorts bepaald, in het tweede lid van art. 126,
dat n betwisting, waarvoor geene gi\'onden worden opgegeven , of
welke niet de gohoolo vordering omvat cn toch niet uitdrukke-
lijk aanwijst, wolk deel wordt erkend, en wolk betwist, niot als
betwisting wordt aangemerkt". Of het oen of hot ander hot goval
is, staat tor beoordeeling van don rochter-comuiissaris, die
krachtens zijn ambt en als voorzitter der vergadering heeft te
beslissen, of do betwisting voldoet aan de eischen door do
wet gestold, daar alleen, wanneer dit hot geval is, van do
betwisting aanteekening in het proces-verbaal mag wordon
gehouden.

-ocr page 414-

317

De betwisting van den schuldenaar is, wanneer men de
daaromtrent gemaakte regeling goed beschouwd, niet anders
als een gemotiveerd voorbehoud van rechten, eene gemoti-
veerde i\'eserve van de bevoegdheid zich tegen de vordering
alsnog te verweren, indien de schuldeischer haar na afloop
van het faillissement mocht willen doen gelden. Blijkens het
Verslag der Eerste Kamer werd dit karakter der betwisting
//door een aantal leden» dier Kamer geheel miskend, en in
de bepaling dat de gefailleerde do gronden van zijne betwisting
moet opgeven, door hen een verkorting van diens verdedigings-
rocht gezien. « Immers«, loost men in het Verslag, .»mot wolk
rocht, mocht men vragen, onthoudt men den failliet het

i\'ociit,.....om zondor opgave van gronden, eenvoudig to

ontkennon hot recht, dat tegon hem wordt geldig gemaakt
011 dat degene, die het geldig maakt van to voren weet, dat
hij moot bewijzen:\' En mot welk rocht verheft mon tegen den
failliet, ook na het oindo van hot beslag, oono erkenning dor
schuld,
post en wellicht proptcr zulk oon verkort verdodigings-
rocht door do schuldoischors verkregen, tot ros judicataP"

Do Rogooring kon op dozo vragon mot rocht hot volgende
antwoorden :

»Maar buitendien komt men op togen hot «verkort vordedi-
gingsrocht«,
verkort, omdat do failliet de gronden van zijno
betwisting moot opgeven. Üp zijn recht van verdediging dio
hij eerst later, na hot oindo van \'t faillissomont, kan hobbon
to voeren, wordt hierdoor goon inbreuk hoegenaamd gemaakt.
Zelfs hot rocht tot betwisting wordt or niot door verkort.
Alldón hooft hij do gronden to vormehlon, waarom hij do
schuldvordering niot erkent. Ilij hooft goono rochtsquaostio
to behandelen, maar slechts de redenen aan to voeren,
waarom hij oordeelt niots of niet zooveel als goprotondoord
wordt, schuldig to zijn. Dit is alles. Of die redenen juist of
gegrond zijn, daarover valt goono beslissing. Dat de eisch
oonor
gomotivoordo betwisting noodig on niot onredelijk is,
do lodon, dio in do voorlaatste alinea van hot Voorloopig
Verslag aan hot w(»ord zijn, hebben dit roods mot juistheid
aangowozon 2). Stoldo men dien oi.sch niot, do betwisting

\') IWiiifiuitü IV, bl. v. ». Kkltz II, bl. 87 vlg.

ï) In do budoelde ivlinca van het Voorloopig Verslag wordt, ter wederlegging

-ocr page 415-

348

zou in eene ijdele vertooning ontaarden en de geheele wette-
lijke regeling op dit stuk illusoir gemaakt worden. En de
redelijkheid van dien eisch is onbetwistbaar .... Eene betwis-
ting, waarvoor geene motieven bestaan, is eene chicane.
Motiveering zal bij eene bona fide betwisting nooit moeilijk
vallen, het meer of minder ingewikkelde der verhouding
heeft daarmede niets te maken. Men heeft gronden van tegen-
spraak of men heeft ze niet. Maar wanneer ze er zijn, dan
kan de schuldenaar, wiens eigene, door hem gedane zaken
het geldt, ze ook zonder moeite aangeven. Voor hem is het
dus al zeer gemakkelijk om, zoo althans aan zijne betwisting
niet elke grond ontbreekt, de werking der verificatie, als res
judicata te voorkomen-

De beteekenis van het stelsel der wet, dat do gefailleerde
partij is bij de verificatie en daarom recht heeft zich togen de
erkenning eener vordering te verzetten, meenen wij hiormedo
voldoende to hebben toegelicht.

§ 4. Bijzondere bepalingen omtrent de verificatie van sommige
vorderingen
(artikelen 128 — 136).

Dezo bepalingen botrofTen: 1°. Rentedragende vorderingen. —
Interesten, na de faillietverklaring loopende, wordon niot ge-
verifieerd, tenzij door pand of hypotheek gedokt (art. 128).

De uitsluiting van interessen, verschenen m\\ de failliet-
verklaring, van de verificatie is eon uitvloeisel van het beginsel,
dat do schuldeipchers in do opbrengst vau don boedel doelen
voor het bedrag, dat zij hobben te vorderen op hot oogenblik
der faillietverklaring. Een uitzondering woi\'dt alleen gemaakt
voor het geval, dat voor het verhaal dor verschuldigde inte-
ressen zakelijke zekerheid is gegeven. Als eono i-ontedragendo
vordering door pand of \'hypotheek is verzekerd, diont hot
onderpand in don regel tevens tot verhaal van allo achter-

van (Ic bcscliouwingen van veen aantal Ictlon-/, gezegtl: wDat liij (i!e failliet)
zijne betwisting moet motiveeren, is terccbt voorgeschreven, opilat zij niet
zonde ontaarden in een formulier, waarbij
alle vorderingen worden betwist;
maar over de door hem aan te voeren gronden-kan hij zich vooruit met een
rechtsgeleerden raadsman bcniden. Kn ilat hij een gedeelte dor vordering be-
twistende, dat gedeelte noemen moet, is toch wel het minste, dat men van
hem vorderen mag//.

•) üelinfantc iV, bl. 51; v. D. 1-Ki.TZ II, t. !i. p.

-ocr page 416-

349

stallige interessen of althans van een deel daarvan. Men verg.
de artt. 1201, 1202, 1204 en 1205 Burg. Wetb., waaruit
blijkt dat de schuldeischer ] echt van verhaal heeft op het hem
gegeven pand, zoowel voor de hoofdsom als voor de interessen
en onkosten der schuld. Voorts bepaalt art. 1229 Burg. Wetb.
dat de schuldeischer, die ingeschreven is voor eene hoofdsom,
welke interessen of renten voortbrengt, gerechtigd is om,
uiterlijk voor twee jaren en voor het loopende jaar, wegens
interessen of renten in denzelfden rang van hypotheek geplaatst
te worden als voor zijne hoofdsom. Het uit krachte dezer
bepalingen verkregen recht, de renten op het onderpand te
verhalen, wordt door art. 128 Fw. gehandhaafd, in overeen-
stemming met het doel van het faillissement, dat juist regeling
van de uitoefening der door de verschillende schuldeischors
op den boedel verkregen rechten beoogt, derhalve nimmer
verlies van rechten ten gevolge mag hebben.

Voor de na de faillietverklaring verschijnende interessen
wordt do door pand of hypotheek gedokte schuldeischer
pro
memorie
geverifieerd. Uit deze verificatie kan hij alleen rechten
ontleenen, voor zooverre do interessen op do opbrengst van
het onderpand batig kunnen worden gerangschikt (art. 128).
Immers alleen voor zooverre do bedoelde interessen op het
onderpand kunnen worden verhaald, kan de schuldeischer
daarop in het faillissement rechten doen gelden. Voor zooverre
zij blijken niet ophot onderpand verhaalbaar te zijn, herneemt
do regel, dat interessen, na do faillietverklaring loopende,
niet worden toegelaten, zijn kracht. In do verificatie
pro
memorie
heeft de wetgever den juisten vorm gevonden om aan
hot recht van den zakelijk gowaarborgden crediteur uit-
drukking to geven. Hij wordt, wat zijne rontevordering betreft,
erkond voor hot nog onbekende bedrag,
dat naderhand bij den
verkoop van het onderpand zal blijken op do opbrengst daarvan
verhaalbaar te zijn. Als een voorshands nog onbekend bedrag
kan dit niet anders dan
pro memorie worden uitgetrokken.

2°. Voorwaardelijke vorderingen. — De voorwaarde heeft, naar
gelang zij oeno ontbindende is dun
avoI eene opschortende,
oen verschillenden invloed op de verbintenis. Do ontbindende
voorwaarde schort de nakoming der verbintenis niot op (art.
1301 al. 2 Burg. W^^tb.); mitsdien heeft do schuldeischer, zoo-

-ocr page 417-

Qjénùi^eit/cim, Mi 1904 /^O

Mr. L. H. FESCHOTTE,

Advocaat en Procureur,

.MOMPSiiSTBAAT iA. Binnenkant 27

mo

Telephoon N°. 0008.

den HooggeUHeere Prof Mr W,L,P,A,Molengraaff

Utrecht

Hôgggèleerde Hêer

Indien het niet te veel van uwe ffelwillèndheid gevergd is,zoudt u my ten zeerste
kunnen verplichten,door my uwe gewaardeerde aeening in de navolgende falllisse«
mentsvraag wel te willen mededeelen.

Eene Scheepsverbandbank,preferent voor hoofdsom en Z Öaren rente ex art, "S15 sub
2 ïï.v K., verzocht in het faillissement van haren debiteur verificatie der rente
na de failliet-rerklaring loopende,pro memorie.

De curator betwistte deze toelating met een beroep op art» 128 Faillissementswet,
De Bank beriep zich eerstens op art, 315 voornoemd en ten tweede op de bedoeling,
-der wet,zooals die speciaal in uw handboek,pag, 848-849 is toegelicht»
De woorden van art, 128 F, zouden m^i, zonder meer,inderdaad tot twyfel aanleid,
ding kunnen geven;gelezen echter de toelichting op dit art,,komt het my niet du„
bieus voor dat de bedoeling is geweest ook in geval van 315 K. de gevraagde pre»
ferentie toe te laten^

Hoogachtend
uw dw

-ocr page 418-

350

lang nog niet is beslist over de al of niet vervulling der
voorwaarde, al de rechten van een onvoorwaardelijken schuld-
eischer, „ alleenlijk " is hij verplicht „ om hetgeen hij ontvangen
heeft terug te geven, ingeval de bij de voorwaarde bedoelde
gebeurtenis stand grijpt" (aangeh. art.). Dienovereenkomstig
wordt eene vordering onder eene ontbindende voorwaardo voor
hot geheele bedrag geverifieerd, »onverminderd de werking
der voorwaarde, wanneer zij vervuld wordt" (art. 129 Fw.).
Deze werking is eene verschillende naarmate van het tijdstip,
waarop de vervulling plaats grijpt. Heeft in het faillissement
oene uitdooling nog niet plaats gehad, dan bestaat de werking
hierin, dat de erkenning dor vordering vervalt, daaraan goen
rechten meer kunnen worden ontleend; heeft daarentegen
wel reeds eeno uitdooling plaats gehad, dan moot do schuld-
oischer do ontvangen percenten restituooi\'on en kan zulks tot
toepassing van art. 194 Fw. aanleiding geven.

De opschortende voorwaardo heeft ten gevolge, dat do ver-
bintenis niet kan worden ten uitvoer gebracht, dan nadat do
toekomstige onzekere gebeurtenis, waarvan zij do verbintenis
doet afhangen, hoeft plaats gehad (art. 1299 twoedo lid Burg.
Wotb.). Do schuldeischer heeft dus tot dat tijdstip oon
vorderingsrecht, waarvan hot bestaan onzeker Eigenlijk is
het onzeker, of hij ooit schuldoischor zal worden. Streng
genomen zou daarom ook alleon eeno voorwaardelijke toe-
lating dor vordering geoorloofd wezen. Evenwel is aan voor-
waardelijke toelating het ongerief verbondon , dat do beslissing
ovor de at of niet vervulling dor voorwaardo moot wordon
afgewacht; öf or zal vóór dat tijdstip goono uitdooling kunnon
geschieden, öf althans hot bedrag zal moeten worden gorosor-
voord, waarop do voorwaardolijko Bchuldoischor bij vervulling
der voorwaardo aanspraak kan makon. In elk goval blijft or,
tot do beslissing valt, nog iets to vereffenen.

Vandaar dat de voorkeur is gogovon aan oono oplossing,
die toelaat met don voorwaardolijken schuldoischor vóór do
beslissing ovor de vervulling der voorwaarde
definitief af to
rekenen, onverschillig wolko beslissing later mogo volgon.
Daartoe is noodig, dat do voorwaardelijke vordering wordt
goconvorteord in oono onvoorwaardelijke. Dozo conversie stelt
artikol 130 op don voorgrond, in hot eorsto lid bopalondo:

-ocr page 419-

351

//Eene vordering onder eene opschortende voorwaarde kan
geverifieerd worden voor hare waarde op het oogenblik der
faillietverklaring". De hierbedoelde waarde wordt gevonden
door waardeering van de kans, welke het geheele vorderings-
recht beheerscht, de kans van de al of niet vervulling der
voorwaarde. Voor deze waarde is de schuldeischer nu verder
in het faillissement onvoorwaardelijk schuldeischer.

Eerst wanneer de curator en de schuldeischei-s het niet
oens kunnen worden over deze wijze van verificatie, waartoe
ook wel het geval mag worden gerekend, dat eene waar-
deering der kans niet goed doenlijk is, en bijgevolg de tegen-
woordige waarde der vordering niet vastgesteld kan worden,
wordt de vordering voor het vollo bedrag voorwaardelijk
toegelaten (art. 130 tweede lid). Met de voorwaardelijke
toelating woi\'dt bij de voorschriften over de vereffening in de
iirtt. 181, 189 en 194 rekening gehouden\').

Is do vordering door hypotheek of pand vei\'zekord, dan
Ican do schuldeischer niet tot executie overgaan, vclórdat de
vorificatio hooft plaats gehad. Hij executeert, naar gelang
dor gevolgde wijze van vorificatio, voor do geschatte waarde
zijnor vordering, of wel voor hot vollo bedrag daarvan,
maar zal in hot laatste geval, omdat de erkenning zijner
vordering slechts eeno voorwaardelijke is, do opbrengst van
het onderpand aan don curator moeten ter hand stellen,
opdat dozo daarmede handelo overeenkomstig do bepaling
van art. 189.

3\'. Vorderingen met tijdsbepaling, waarvan het iijdutip der
opeischhaarhtiid onzeker is, of welke recht geven op periodieke
nitkeeringcn.
— De vorderingen, waarvan hot tijdstip dor
opoischbaarhoid onzeker is, of welke rocht geven op perio-
dieke uitkooringon, wordon omgezet in opeischbare vorde-
ringen, door zo terug te brengen tot do zoogon. contante of
tegenwoordige waardo, moer bepaald tot whare waarde op den
dag dor failliotvorklaring« (art. 131 oorsto lid).

Als vorderingen, waarvan hot tijdstip dor opoischbaarhoid

\') i:venais .le nit an.leivn hoof.lo vnnrwaar.lelijk toegclaton sclinl.loisrliprs kan
ook .Ie inmnolKC art. i;i() voorwaanlelijk l.iegelalen schnl.leiseher .l(<..ln.\'nii>n
\'•>an .lo stonuning ovor oon akkoonl.

-ocr page 420-

352

onzeker is, vallen o. a. onder deze bepaling de vorderingen
uit overeenkomsten tot verzekering eener uitkeering bij over-
lijden, waarop geen premie meer verschuldigd is. Is zulks
nog wèl het geval, dan is art. 37 op deze overeenkomsten,
welke, naar het ons voorkomt, tot de we\'derkeerige moeten
worden gebracht, van toepassing.

Tot de vorderingen, " welke recht geven op periodieke uit-
keeringen, behooren zoowel de gevestigde of altijddurende
renten (bk. 3, tit. 15 Burg. Wetb.), als de lijfrenten (bk. 3, tit. xff^jb
afd. 2 Burg. Wetb.). Omtrent de eerste geeft art. 1809 3°. Burg.
Wetb. voor het geval van faillissement van den schuldenaar
een speciaal voorschrift, dat naast de Faillissementswet gehand-
haafd is en hierboven bl. GO vlg. nader werd besproken.
Daarentegen is art. 1820 Burg. Wetb., dat de rechten van
den renteheffer bepaalde in geval van faillissement van den
renteplichtige, door art. 2 der Wet ter invoering van do
Faillissementswet afgeschaft. Op alle lijfrenten is derhalve
art. 131 Fw. van toepassing

Ten opzichte van vorderingen met tijdsbepaling wordt door
het tweede lid van art. 131 eene onderscheiding gemaakt.
//Allo schuldvorderingen, vervallende binnen
één jaar na don
dag, waarop het faillissement is aangevangen, worden behan-
deld, alsof zij op dat tijdstip opeischbaar waren". Do tijds-
bepaling vervalt pwr
et simple; do vordering wordt geverifieerd
voor hot volle bedrag. Eeno onbillijkheid is hierin, zooals do
Memorie van Toolichting opmerkt, tegenover do opeischbaro
vorderingen niet gelogen, omdat do schuldoischors hun dividend
nooit ontvangen op don dag zelvon der faillietverklaring,
maar altijd oon kortoren of langoren tijd
daarna 2). Bovendien
zou hot tot do contante waardo terugbrengen van jaar-
rekeningen on andere vorderingen op korten termijn vool
omslag zonder evenredig nut teweegbrengen.

Allo schuldvorderingen, welke later dan één jaar na don
dag, waarop het faillissement is aangevangen, vervallen,
wordon goverifioord voor de waardo, die zij hobbon na verloop

\') Ovcrcei\'komsten over dc verzekering van nitgeslelde renten en van over-

levingsrenten vallen onder art. \'M, zoolang de preniiebotaling nog niet is
^nTgeloopen.

Î) llelinfante I, 1)1. vlg.; v. i). Fei.tz II, lil. IHO.

-ocr page 421-

353

van één jaar sedert den aanvang van het failhssement (aangeh. ^^

art. tweede lid). Bij deze schuldvorderingen vervalt dus niet

eenvoudig de tijdsbepaling, maar wordt de vordering tevens ^ a^n^-^x^/-.

teruggebracht tot hare tegenwoordige of contante waarde,

welke in dit geval echter niet, zooals bij de in het eerste lid Zo oJl- H

genoemde vorderingen, de waarde is op den dag der failliet- , ^ ^

verklaring, maar, in verband met de bepaling onttrent de ^

vorderingen op korten termijn, de waarde één jaar nii dien dag. —"

De vaststelling der tegenwoordige waarde eener vordering,
waar zij door de artt. 130 en 131 wordt gevorderd, geschiedt
zoo noodig met behulp der waarschijnlijkheids-rekening. In
het derde lid van artikel 131 wordt aangewezen, op welke
factoren bij do berekening uitsluitend moet Avorden gelet; als
zoodanig worden genoemd „het tijdstip en de wijze van
aflossing, het kausgenot, waar dit bestaat, en, indien de
vordering rentedragend is, op den bedongen rentevoet".

Het Ontwerp der Staatscommissie (zie daarvan art. 131)
verlangde, dat de berekening zelve zou geschieden op den
grondslag van den wottoHjken rentevoet, die derhalve
voor deze berekeningen als het normale ronto-type werd
aangenomen \')• Op dit voorstel werd echter roods in het
llegeeringsontwerp teruggekomen on in overeenstemming met
dit ontwerp laat do wot met opzet onbeslist, welke rentevoet
moet worden gebezigd. Tot dezo onthouding leidde de over-
weging, dat "do wettelijke rentevoet van 5 "/„ in burgerlijke
en O °/o i" handelszaken, hoewel daartoe schijnbaar aange-
wezen , voor hot hior beoogde dool in verloop van tijd een
onbruikbare nmatstaf is geworden. Werd hij", gaat de
Memorie vun Toelichting voort, „hior gebruikt, men zou tot
onhoudbaro uitkomsten geraken. Trouwens de wet van 1857
heeft meer bepaaldelijk het oog o}) do regeling der moratoire
interessen on is geenszins geschreven om oeno toepassing te

In lift toelichting tot .lit Ontwerp leest men: «Zij (.le herekoning) moot
goschicilcn op den grondslag van den wettelijken rentevoet, juist omdat doze
is de
irellrlijke nuitevoet. In hoeverre hy nog geacht mag wor.l.Mi in overeen-
stemming te zyn mol de tegenwoordige economische toestanden, kan to deïer
plaatse niet worden uitgemaakt; .lo r.-geling van .l.<n wettelijken rontev.uM is
geen vi-aag uilshnt«>nd van faillietenrecht. maar behoort
om meer dan e.rne reden
zelfstandig ondorz.u\'ht to worden.// Ilelinfanto, bl.

MuLK.NURAArr, Kailliiiciiitiiliurt

23

-ocr page 422-

354

vinden als in dit artikel bedoeld. Bij de weinige vastheid van
den rentestand scheen het niet wel mogelijk de wet in dezen
te laten beslissen en werd er de voorkeur aan gegeven in elk
geval de beslissing over te laten aan het gemeen overleg van
partijen, desnoodig aan de deskundigen, wier advies wordt
ingeroepen«.

Artikel 778 tweede lid Wetb. v. Kooph. schreef bij schulden,
die in jaarlijksche termijnen moeten worden gekweten of eerst
na verloop van drie jaren of later vervallen, waardeering van
de hoofdsom, »naar gelang van derzelver daaruit voortvloeijende
mindere waarde«, alleen dä,n voor, als de schiildenaar niet
tot het betalen van interessen gehouden was. Daarbij werd
over het hoofd gezien, dat de contante waarde van eene
rentedragende vordering met tijdsbepaling verschillend is naar
gelang van het bedrag der bedongen rente, in verband met
het tijdstip der opeischbaarheid. Eene gelijke behandeling van
deze vorderingen eischt, dat ook zij worden teruggebracht tot
de waarde, welke zij hobben na verloop van één jaar sedert
den aanvang van het faillissement, berekend op den grondslag
van den rentevoet, welke op hot tijdstip waarop do berekening
wordt gemaakt, geacht kan worden de normale te zijn. Hot
behoeft stellig geen betoog, dat eono vordering met geringe
rente
ceteris paribus minder waard is dan eono vordering met
hoogo rente. Een blik op do dagelijksche prijscourant van de
Vereoniging voor den Effectonhandel kan daarvan overtuigen.
Do prijsverschillen van do fondsen wolko tor bourso wordon
verhandeld, «worden volstrekt niet alleen bepaald door do
meerdere of mindere soliditeit dor schuldenaren, maar wol
degelijk ook door do meerdero of mindere kans om bij \\ut-
loting kapitaalwinst to verkrijgen of kapitaalverlies to lijden,
en door do overweging of iu de bedongen rente oono voldoende
compensatie voor eventueel kapitaalvorlios on in do kapitaal-
winst voldoende compensatie voor gering rentegonot gevonden
wordt« \'j. Wannoer 4 als do normale rente wordt aange-
nomen, mitsdien als do rentevoet wolko aan do berekening
der contante waardo ten grondslag behoort to liggen, dan is
het duidelijk, dat noch do waardo eenor vordering, welko 2 °/
q

\') Memorie \\an Toclichling: Uelinfante I, bl 128; v. ii. Feltz II, bl. 129.

-ocr page 423-

355

rente geeft, noch ook die eener vordering, waarvan de rente
G °/o bedraagt, op 100 der nominale waarde mag worden
gesteld; de waarde der eerste vordering zal geringer, die
der tweede grooter zijn.

Met het beginsel, dat niet-opeischbare vorderingen tot de
contante waarde worden teruggebracht, wordt rekening ge-
houden in artikel 57 tweedo lid. Indien de vordering door
hypotheek is verzekerd, kan krachtens het hypotheekrecht
ook alleen voor de contante waarde verhaal worden genomen.
Men verg. hierboven bl. 215.

Ton slotte mag hier nog in herinnering worden gebracht,
dat art. 131 de uitwerking bevat ten aanzien der verificatie
van het beginsel, in art. 1307 Burg. Wotb. ueorgelegd in do
woorden: „ Do schuldonaar kan hot voorregt eener bijgevoegde
tijdsbepaling niet moer inroepen, wanneer hij in staat van

faillissomont.....verklaard is ». Bedoeld artikol kwam roods

hierboven bl. 59 vlg. ter sprake.

4". Vorderingen nicl van een bepaalde waarde in Nederlandsch
geld.
— Einddoel van het faillissomont als gerechtelijk beslag
is do verzilvering van don boedol on do vordooling van do
opbrengst pondspondsgowjjzo ondor do schuldoisciiers, mulat
hunno rochten zijn vastgesteld. Vandaar dat artikol 2G allo
vorderingen, welke voldoening oonor verbintenis uit don
boodol ton dool hobbon, verwijst naar hot verificatie-proces,
dat do vaststelling dier vorderingen beoogt.

Bij dio vaststelling mooton do vorderingen wordon uitge-
drukt in oon bopaaldo geldsom, immers alloon gold komt tot
verdooling, on alloon over
bepaalde geldsommen kunnon uit-
doolingon worden gedaan.

Voor zooverre do vorderingen niot gericht zijn op betaling
van oon geldsom, mooton zo derhalve in geldvorderingen
wordon omgezet, of, zooal.s do artt. 441 on 499 Wotb. v. Burg.
Uogtsv. hot uitdrukken, wordon „ verevend - op oen bopaaldo
geldsom; voor zoovorro zo gericht zijn op oono geldsom.
Waarvan het bedrag nog onbepaald of onzeker is, moot hot
bedrag daarvan wordon vastgesteld. Eindelijk bohooron allo
goldbodragon in Nedorlandsch gold to wordon aangegovon.
Artikol 133 bepaalt dit alles in do volgondo woorden:
"Vorderingen, waarvan do waardo onbepaald, onzeker, niot

O »

-ocr page 424-

356

in \'N\'ederlandscli geld of in het geheel niet in geld is uit-
gedrukt, worden geverifieerd voor hunne geschatte waarde
in Nederlandsch geld «.

De gevorderde schatting of waardeering kan geschieden bij
minnelijk overleg of door een deskundige. Te dien opzichte is
èn hier èn in de artikelen 130 en 131 aan de belanghebbenden
volledige vrijheid gelaten, naar omstandigheden te handelen.
Zij, d. w. z. de erkenning vragende schuldeischer, de mede-
schuldeischers en de curator, kunnen de geldswaarde der
vordering vaststellen op het bedrag, dat hun billijk toeschijnt.
Indien bijv. eene vordering in francs of marken luidt, zal ook
zonder hulp van een deskundige de waarde in Nederlandsch
geld gemakkelijk te schatten of uit te rekenen zijn. Mogelijk
is de curator of een der mede-schuldeischers een deskundige,
aan wiens oplossing men de zaak overlaat. Maar ook het
oordeel van een derde deskundige kan worden ingeroepen.
Bij de toepassing van art. 131 kan bijv. allicht aanleiding
bestaan tot het raadplegen van eon wiskundige.

Tot do vorderingen, in art. 133 bedoeld, behooren met
name allo vorderingen uit verbintonisBon tot het govon van
iets anders dan geld. Verg. hierboven bl. 170.

Blijkt hot ondoenlijk te handelen overeenkomstig hot voor-
schrift van nrt. 133, omdat do onzekere of onbepaalde waardo
dor vordering niet voor schatting in Nederlandsch gehl vatbaar
ia, dan zal de verificatie niet audors kunnon geschieden dan
pro memorie, in afwachting vnn het tijdstip wnaro]) het juisto
bedrag, dat verschuldigd is, kan worden vastgesteld. Do vori-
ficatio
pro memorie, waarvan oen voorbeeld wordt gevonden
in art. 128 (hiorbovon bl. 3-19), waarborgt don schuldeischor,
dat mot zijn vorderingsrecht, al is nog onzeker hoovool ver-
schuldigd is, rekening zal
Wordon gehouden bij dc verefiening
des
boedels

5°. Schuldvordcriwjen aan toonder. — Wannoer eono Bchuldvor-
doring aan toonder wordt govorifieord ton namo vnn hom, dio
als houder dor vordering haro orkonning vraagt, vorliest do

\') Dc gcliligUciil «lor verincalie j)ro memorie, a\\s «/ccu «loeliniUif* en geoorlooril
iniilclcl ter bewaring van nichten//, werd door den lloogen Itaail erkend hij arrest
van
ir> Jnni I8f»r», vc>rw. cass. legen liet arrest van het Ilof van üelderlanil van
\'21 Dec. 180i,
Ma<j. v. llandelxr. 1805, bl. 100 vlg. on 0;» vlg.

-ocr page 425-

357

voi-dering door die to iiaain-stelliiig hare eigenschap van
verhandelbaarheid, welke juist »de essentie, de eigenaardige
economische en juridische functie van het toonderpapier
uitmaakt« \').

Tot die ontzieling van het toonderpapier te dwingen,
zooals het Wotb. v. Kooph. deed, is verkeerd. Artikel 134
laat daarom toe, zonder het te vorderen, dat schuldvordc-
nngen aan toonder worden geverifieerd ton name van „toonder".
Door beschrijving van het stuk en vermelding van de kon-
merken , welke het van soortgelijke stukken onderscheiden —
men denke aan de nummers van de tot ééne
obligatie-leening
behoorendo obligaties — kan bij do opteekoning der erkenning
voldoende tegen verwarring worden gewaakt. Bovendien
wordon mogelijke bezwaren door de bepaling van art. 121,
dat do curator op het papier aan toonder do
erkenning moet
aanteekenen, afdoende ondervangen. Dezo aantoekoning hooft
tevens het niet geringe nut, dat daardoor latere verkrijgers
van hot papier bekend worden met de erkenning dor vorde-
ring en aldus in do gelegenheid gesteld hunno rechten als
erkende schuldeischers to doon geldon, zoo dikwijls dit noodig
is. Het is duidelijk, dat door dezo rogoling de vorhandolbaar-
beid van het stuk na de verificatie behouden blijft.

»/Iedere ton imnio van toonder govorifieordo vordering
wordt als do vordering van oon afzonderlijk schuldoischor
beschouwdDozo nood/akolijko consequentie van do vorificatio
ton namo van
toonder wordt in art. t uitdrukkelijk uitgo-
sprokon. Do vorificatio ton namo van „toonder« bedoelt de
vorhandolbaarhoid dor vordering in stand te houden. Elk stuk
ini is afzoiulorbjk verhandelbaar. Daaruit volgt do noodzake-
hoid ieder stuk ook afzonderlijk to veriüooren, on don houdor
van hot stuk als een afzondorlijkon schuldoischor te beschouwen,
/.t>ndcr to lotton op de toovalligo verooniging van verschil-
londo .stukkon in do handen van één persoon. Gnf do uofc nnn
zulk oono toevallige vereeniging invloed op hot stomvecht,
mot behulp van stroonuinnon zou haar pogen gemakkelijk
to verijdelen zijn , on dus het doel toch niot wordon bereikt.

m

lu verband mot do vorificatio ten namo vnn toonder, wordt

>) Memorie van Toelichting: Ik-linfant. l, hl. 1\'2!> vlg.; v. d. Fk..tz II, bl. 134.

-ocr page 426-

Mr. HENRI R. GOUDSMIT,

ADVOCAAT cfe-PROCUREUR,
738 Prinsengracht.
Telefoonnummer 813.

(^mslerdam, ...........189 c^

C^Cjt-

C-^/^S^

L.

f bs^ \'h-H

^^

^^OÙti^^eJ y/ ^

^ - y y

-

-ocr page 427-

z

-ocr page 428-

358

in artikel 82 aan den toonder der aldus geverifieerde scliuld-
vordering stemrecht toegekend. Men verg. hierboven bl. 284.

Over de verificatie van schuldvorderingen aan order laat
de wet zich niet uitdrukkelijk uit. De -erkenning van do
schuldvordering geschiedt derhalve ten name van den behoor-
lijk gelegitimeerden houder, die de erk»)nning vraagt. De
verhandelbaarheid van het stuk wordt daardoor niet bemoei-
lijkt. De rechten van erkenden schuldeischer kunnen telkens
worden uitgeoefend door den houder, op wien door endosse-
ment en levering de rechten uit de erkenning zijn overgegaan.
Daarom is in het belang van den houder voorgeschreven,
dat op het papier aan order, evenals op het papier aan
toonder, door den curator de erkenning moot worden aan-
geteekend (art. 121 eerste lid).

G". Bevoorrechte schuldvorderingen en schuldvorderingen door
hijpotheeh of pand verzekerd.
— Do positie van geverifieerde
bevoorrechte en hypotheek- of pandhoudendo schuldoischors
is in het faillissement eene andere dan die dor concurronto
schuldeischers. Dit komt vooral uit, als door den schuldo-
naar een akkoord is aangeboden. Van de stemming over hot
akkoord zijn do bevoorrechte en hypotheek- of pandhoudendo
schuldeischers uitgesloten, onverschillig welke de waardo is
van do goederen, waarop hot voorrecht rust, of van hot onder-
pand. Daarin is iets onbillijks gelegen, als die wnarde gering
is, zoodat hot vooruit is na te gaan, dat do schuldoischor zijno
vordering slechts voor oen gering doel op dio goederen of
dat onderpand zal kunnen verhalen, en voor hot ontbrokendo
in do positie zal komen van een concurrent schuldeischer.

Ten oindo dio onbillijkheid wog te nemen en aan den hier
bedoelden schuldeischor don hom toekomondon invloed op de
behandeling van eon akkoord to verzekeren, bepaalt artikol
132, dat schuldeischers, wier vorderingen door hypotheek of
pand gedokt of op oon bepaald voorworp bovoorrecht zijn ,
maar dio kunnen aantoonen, dat een dool hunner vordering
vermoedelijk niet batig gorangschikt zal kunnen worden op
do opbrengst der verbonden goederen, kunnen verlangen dat
hun voor dat deel do rechten van concurronto schuldeischors
wordon toegekend met behoud van hun recht van voorrang.
Voor do bevoorrechte on hypotheek- of pandhoudendo schuld-

-ocr page 429-

/eu. Ai .

/ / \\ .
/tl a^^r /$l ti.

y

i:3S9

t t <\'C

CU »7

-ocr page 430-

^ ^ \'

(llài^ a/,

•C^Cf-v-X-

Âi^/

y

/

-ocr page 431-

359

eischers wordt aldus dc weg geopend, waar langs zij,zonder
van hun recht van zekerheid iets op te offeren, voor het
vermoedelijk ongedekte deel hunner vordering alle de rechten
van een concurrenten schuldeischer deelachtig kunnen worden.

7". Schuldvorderingen verzekerd door borgtocht. — Dat de
houder eener door borgtocht verzekerde schuldvordering in
het faillissement van zijn schuldenaar kan opkomen cn daarbij
in mindering heeft te brengen wat hij, ook nü, do faillietver-
klaring, van den borg hoeft ontvangen, is duidolijk. Evenzoo,
dat do borg kan opkomen voor hetgeen hij den schnld-
oischer heeft betaald. Uit do artt. 1876 en 1877 Burg.
Wotb. volgt dit rechtstreeks. Art. 135 Ew., hot eon en
liet ander, in navolging van art. 879 Wetb. v. Kooph.,
bepalende, zegt dan ook niets nieuAvs, niets wat zondor dio
bepaling niot zou gelden.

Minder duidolijk was ondor hot vroegoro reclii, of do borg
ook kan opkomon voor hotgoon hij den schuldoischor nog
niot hoeft betaald, maar waarschijnlijk zal moeten betalen.
Men dacht over dit punt vorschillond. Art. 1880 Burg.
Wotb., dat don borg hot rocht toekende, zolfs vödrdat hij
betaald heeft, don schuldonaar aan to sproken wom door
denzolven schadeloos gestold te wordon«, o. a. Miiulion do
schuldenaar is verklaard in staat van faillissemont of van
kennelijk onvermogen«, gaf steun aan do opvatting, dat do
borg, dio don schuldoischor niet heeft betaald, toch voor het
bedrag dor hoofdschuld ondor den naam van schadeloosstelling
in hot faillissomont van don schuldenaar kon opkomon. Daar
was ook niets togon, indien do schuldoischor zelf wegbleef.
In dat goval was hot resultaat, dat do schuldeischor zich aan don
borg hield, on dat dozo do percenten ovor hot bedrag dor
schuld uit don boedol ontving. Eon volkomen billijk resultaat.
Maar bodonkolijk mocht dio oplossing booten, als do schuld-
oischor wM opkwam voor zijno vordering on daarvoor word
orkond. Dan was hot resultaat, dat do boodol feitelijk met
dozolfdü schuld tweemaal werd belast. Immoi-s, wat do schuld-
oischor vordert, krachtens do hoofdvorbintonis tusschon hem on
<lon gofailloordo beataando, on
wat do borg vordert ondor den
naam van schadoloosstolling", is feitelijk hetzelfde: botaling van
dozolfdo som, van oono som dio slechts eenmaal verschuldigd

-ocr page 432-

360

is, die verschuldigd is aan den schuldeischer 6f aan den borg,
nict aan den schuldeischer èn aan den borg.

Eene goede regeling vordert mitsdien, dat niet de hoofd-
schuldeischer en de borg beiden uit den boedel worden
betaald, maar slechts één van hen, en dat, als beiden de
betaling vx-agen, aan den schuldeischer de voorkeur wordt
gegeven, dat dus de borg alleen subsidiair, voor het geval
dat de hoofdschuldeischer niet opkomt, worde toegelaten.
Dienovereenkomstig bepaalt het tweede lid van art. 135: »De
borg heeft recht voor hetgeen hij den schuldeischer heeft
betaald. Bovendien kan hij voor het bedrag, waarvoor do
schuldeischer kan opkomen, voorwaardelijk toegelaten worden,
zoolang de schuldeischer zelf niet opkomt".

Komt do schuldoischer op, dan verliest do borg voor het
bedrag waarvoor gene erkend wordt, zijno rechten uit do
voorwaardelijk gedane vorificatio. M. a. w. do orkennhig van
den borg vervalt door do erkenning van den schuldoischor.
Duidelijk volgt uit de aangehaalde bepaling, »dat hetzij do
schuldeischer, hetzij do borg, doch nooit beiden tegelijk, al
zij hot op verschillende gronden, de rechten uit do door
borgtocht vorzokordo schuld in \'t hiillissoment kuinion doon
golden. Toont de borg aan, dat hij do schuld voldaan heeft, dan
alleen is hij onvoorwaardelijk schuldoischer van den boodol« \').

In vorband mot deze regeling van art. 135 is, bij artikel 2
van do Wet tor invoering van do Faillissementswet, artikel
1880 2". Burg. Wotb. afgeschaft.

Indien do borg zich hoofdelijk mot den hoofdschuldo-
naar hooft verbondon, wordon »do govolgon van deszolfs
verbintenis geregeld... naar do boginsolon, welke ten opzigto
van hoofdoHjko schulden zijn vastgesteld - (art. 1869 2" Burg.
Wotb.); art. 135 is du^ niet toopasselijk, w61 daarentegen
art. 136, dat over hoofdolijko schulden handelt.

8". Schuldvorderingen mei hoofdelijke schuldenaren. — Omtrent
do vraag, wolko aanspraken do schuldoischor uit oono van
do zijdo dor schuldenaren hoofdolijko verbintenis kan doon
golden, in goval tweo of moer dier schuldonaron in staat van
faillissement verkoeren, bestond ondor do afgeschafte wetgeving
gi\'oot verschil van mooning.

\') Memorie van Toelichting: Belinfante 1, bl. 131; v ü. Feltz 11, bl. 130.

-ocr page 433-

361

Zoowel artikel 878 Wetb. v. Kooph., waarin een algemeene
regel omtrent hoofdelijke verbintenissen werd gegeven, als
art. 198 van dat Wetboek, eene toepassing van dien regel
behelzende, liet ruimte tot twijfel over het daarin aan-
genomen stelsel. Volgens de eene meening lag aan deze
artikelen het stelsel ten grondslag, door
Düpuys de la Seuua
het eerst ontwikkeld, hetwelk medebrengt, dat do schuld-
oischor wel in het faillissement van ieder der hoofdolijko
schuldenaren opkomt voor hetgeen hij ton tijdo der failliot-
vorklaring heeft te vorderen, maar slechts uitkeering krijgt
over dit bedrag verminderd mot hetgeen hij m\\ do faiUiet-
vorklaring uit oon of meer dor andore faillissementen of in hot
algemeen van oen der medo-schuldonaron hoeft ontvangen. Op
deze manier wordt door don schuldoischer, als allo hoofdolijko
schuldonaron failliet zijn, nooit integrale botaling vorkrogon,
daar hij telkens percenten bourt over hot rostoorond bedrag.

Naast hot stolsel ne la Seura staat oon ander, volgens
hetwelk do schuldoischor in elk dor boedels van zijno hoofdolijko
schuldonaron voor het geheele bedrag zijnor vordering niot
alloon kan opkomon, maar daarover
ook uitbetaling ontvangt
tot aan do gohoolo voldoening too. Naar veler opvatting was
dit stolsel in do aangehaalde artikelen van hot Wotb. v.
Kooph. neergelegd.

Vaststaat dat in alle nieuwo Europoosche faillietwotton hot
tweede stolsol is gevolgd. Do botrokkolijko bepalingen dier
wetten mogon onderling verschillen, zij stommon toch hierin
overeen, dat zij hot stolsel
Düpuys nu la Serka buitonslniton,
daar zij goon van allo rekening houden met betalingen door
don schuldoischer van do modogchuldonaron dos gofailloordon
in mindering ontvangen nil do failliotvorklaring, tenzij voor
zoovorro do schuldoischer diontengovolgo moer zou verkrijgen

dan 100 percent. Zij laten don schuldoischor opkomon en modo-
doolon, hetzij voor hot vollo bodrag zijnor oorspronkolijko
vordering \'); hetzij voor hot bodrag, hom nog verschuldigd
ton tijdo dor eorsto failliotvorklaring =); hetzij voor hot bodrag

\') Zwilsersclio IJor.ilswel over sdniMvervolging en fuillissement, nrll. \'ilC) cn \'217.

») Artt. r.i2-r.ir. Co.lo .Ic Conun., zooals «lezo arlikclen Ini.Ion volgens de wet
van \'28 .Mei 18118; zie I.von-Cakn cn Uknaui-t, Prèw dö droit commo-cial
«II. 2, n<\'.30»W.

-ocr page 434-

371.

hem nog verschuldigd bij den aanvang van het faillissement,
waarin de nitdeeling geschiedt i).

De laatste oplossing gaat het minste ver. Zij is aangenomen
in het eerste lid van art. 136 onzer wet, luidende: «Indien
van hoofdelijke schuldenaren twee of meer in staat van faillis-
sement verkeeren, kan de schuldeischer in ieder faillissement
opkomen voor en betaling ontvangen over het geheele bedrag,
hem ten tijde der faillietverklaring nog verschuldigd, totdat
zijno vordering ten volle zal zijn gekweten «

Bij de verificatie der vordering en bij het opmaken der
uitdeelingslijst mag dus niet er op worden gelet, of dc schuld-
eischer sedert de faillietverklaring van een of meer der mede-
schuldenaren, of uit het faillissement van een hunner, eeno
betaling in mindering heeft ontvangen. Hot komt uitsluitend
aan op het beloop der vordering bij den aanvang van het
faillissement.

De aangenomen regeling beoogt de hoofdelijkheid zooveel
mogelijk to doen. beantwoorden aan haar dool, den schuld-
eischer do volledige voldoening van het hem vorschuldigdo
te waarborgen. Ieder der hoofdelijke schuldenaren is aan-
sprakelijk voor het geheel, is zdó schuldenaar als ware hij
het alleen; in geval van faillissement komt dit karakter der
hoofdelijkheid door hot aanvaarde stelsol, beter dan door
eenig ander, tot zijn recht.

Weinig rationeel is de eisch, welke in hot artikel wordt
gestold, dat ten minste twee der hoofdelijke schuldonaron in
staat van faillissement moeten verkoeren. Redenen dio recht-
vaardigen, als slechts dén dor schuldenaren failliet is, den
schuldeischer anders to behandelen dan bij faillissomont van
twee of moor hunnor, worden niet aangevoei\'d on zijn ook niot

■) nuitsclio Koiikursnrilnuiig §<)!.

Ueiliii-endo dc voorlwrciding <lcr wel is /oowci liet Ünlworp dei\' Slaats-
Coiiiiiiissiü iils liet Hegeeiiiigsontiver|> op dit piiiit sterk be.stredeii. Men verg.
E. W. iNsiNiiKR,
rechten van den houder en van belaaUl hehUendo cndoa-
santen hij faiUixiiemenl van het wiHaeliieriionccl
Anistcrdain 1888; M\'. 1{,
Keitii, in Themin 18\'.tl, bl. 310 vlg.; l. H. roili:s, de invloed van het faillisse-
ment op de verplichtifujen van hoofdelijke xchuldenaren,
Prft (Imningen 18!M.
In anderen zin de recensie vati (
Joiikn\'s Prft. in Uechtnijel, Maijazijn I8\'.M, bl.
5.V2 vlg.

f.: L

■i\'

J Jljf..^\'

: t ■ ->

i UM-r./-

Af.

f . #

I,<L

1

AjL [Jfr L

-ocr page 435-

363

te geven \'). Er bestaat dus alle aanleiding tot analogische
toepassing van het artikel in het geval van faillissement van
één der hoofdelijke schuldenaren 2), waarover de wet, wèl
beschouwd, geheel zwijgt.

De rechtsverhouding, waarin de hoofdelijke schuldenaren tot
elkander staan, kan medebrengen, dat degene van hen die
betaald heeft, verhaal kan nemen op een of meer zijner mede-
schuldenaren.
Verkeert de mede-schuldenaar, op wien eventueel
het verhaal genomen kan worden, in
staat van faillissemont,
dan doet zich dezelfde vraag voor, dio ons bezighield bij do
behandeling eener door borgtocht verzekerde schuldvordering,
do vraag nl. of en in hoeverre do
mede-schuldenaar met
zijne regresvordering nevens don schuldeischer in het faillis-
souiont kan opkomon.
Hot antwoord kan goen ander wozon,
uls ton aanzien van de rechten dos borgs word gogovon.
Dionovoroonkomstig bepaalt het tweodo lid van art.
136: »do
boofdolijke schuldenaar, dio op don faillioton boedol rocht van
verhaal hooft, kan uit dion hoofde, voor zooverre do schuld-
oischor zelf kan opkomon, alleen voorwaardelijk worden too-
gehiton, zoolang do schuldoischor zelf niot opkomt".

Doordat do schuldoischor in iedor faillissomont opkomt voor
on ook uitdeeling ontvangt over hot bedrag, hom
verschuldigd
bij don aanvang van hot betrokken faillissement, kan hot
gobouron, dat voor hom in do vorschillondo
faillissomonton
achtoroonvolgons uitdoolingon beschikbaar wordon gestold,
wolko gezamonlijk moor dnn
100 "/„ bedragen. Hot is duidolijk,
dat do schuldoischor nooit aanspraak hooft op moor dan IOO"/,.
on dat hom dus van het laatst beschikbaar gestolde dividend
slochts zoovool mag wordon uitgokeord, als noodig is om,

govoogd bij do vroeger uitbotaaldo dividenden, zijn ontvangst

tot 100 o/o op to vooron. Wat or boven honderd porcont
beschikbaar is, mitsdien, na do uitbotaliiig aan don schuld-
oischor, overblijft, wordt » naar doonderlingo rochtsvorhouding
verdoold" (art. 136 dorde lid). Bcdoold is do tusschen do

\'i Vorg. iik Mahkz Ovkns, n. w., bl. \'210 vlg.

«) Voonil .lan is .lo toepassing van art. voor «len scliul.loischcr van

gewicht, als mot oen ho<if.Ucl.ul,lonartr, .lie gofailloor.1 is, eon borg zich <o/
bc{,ml,l hc,lra.j hooWolyk hooft vcrbon.Icn. Mon verg. Ub. Zwolle li Jm"
•8t>Ü, bev. .loor Hof Arnhem 30 Dec. IHDG, W. n". CUi:i.

-ocr page 436-

MEMORANDUM

van Mrs. LODER & BIK, | \'w« Dc Heerc

Advocatcn - Procureurs - Dispacheurs. \'

0 .
V

rottkrdam, 190 l.

.M,

/

^ ^ c y

/

-

-ocr page 437-

371.

hoofdelijke schuldenaren bestaande rechtsverhouding; onder
ben wordt dus verdeeld, wat er te veel is.

De wetgever heeft zich tot deze algemeene uitspraak
bepaald, omdat de rechtsverhouding tusschen de hoofdelijke
schuldenaren van zeer verschillenden aard kan wezen, en
naar gelang daarvan ook de verdeeling op verschillende wijze
moet geschieden. Een paar voorbeelden zullen dit duidelijk
maken. Gesteld de trekker en de nemer van een wissel zijn
beiden gefailleerd. De houder des wissels komt in beide
faillissementen op voor het bedrag van den wissel. In het
faillissement van den trekker wordt 70 "/o uitbetaald, daarna
komt in het faillissement van den nemer 50 % ter beschik-
king. Van deze 50 % zal de wisselhouder 30 % ontvangen.
De overblijvende 20 o/q blijven in den boedel van den nemer,
omdat de boedel van den trekker daarop geen aanspraak kan
maken. Wordt daarentegen eerst iu het faillissement van den
nemer 50 % uitbetaald en komt daarna in hot faillissement
van den trekker 70 %ter beschikking, dan ontvangt do schuld-
eischer daarvan 50 % en zullen de resteerende 20 aan don
boedel van den nemer moeten worden uitgekeerd, omdat
dezo boedel thans op dit bedrag zijne rechten kan doen
gelden krachtens de voorwaardelijke verificatie, waartoe hij,
als voor het geheel recht van verhaal hebbende op den
boedel van den trekker, volgens het tweede lid van art. 130
gerechtigd is. Immers de erkenning van den houder Iieeft
voor het bedrag, waarover do beschikbare 20 ®/o zijn uitge-
trokken geen effect, waaruit volgt dat do voorwaardelijko
verificatie voor hetzelfde bedrag wol effect kan hobben.

Zijn do beido hoofdelijke schuldenaren niot wissolschuldo-
naren maar bijv. medoschuldonaren eener gowono hoofdelijke
verbintenis, dan is in* oen overeenkomstig geval do uitkomst
oen geheel andere. Gesteld de hoofdelijke borgen A. en B.
zijn beiden gefailleerd. Do schuldeischer komt in beido faillis-
semonton op voor hot vollo bedrag van zijno vordering, terwijl
nevens hom in het faillissement van A. do boedel van B. en
in het faillissement van B. do bopdel van A. voorwaardelijk
wordt toegelaten, wegens het verhaal dat ieder boedel, na
betaling van moer dan zijn aandeel in do schuld, op don
anderen boedel kan uitoefenen. Wordt nu eerst in hot faillis-

-ocr page 438-

371.

sement van A. 70 % uitgekeerd, en komt daarna in dat van
B. 50 % ter beschikking, dan ontvangt de schuldeischer
daarvan 30 7o- de overblijvende 20 % worden 10 %

uitbetaald aan den boedel van A., uitmakende 50 % over 20 %
van de hoofdelijke schuld, welke 20 door den boedel van

A. boven het aandeel van A. in die schuld wex\'den voldaan,
en waarvoor die boedel dus verhaal heeft op den boedel van

B. De voorwaardelijke erkenning dezer vordering tot verhaal
kan volledig effect hebben, omdat de schuldeischer zelf feite-
lijk over niet meer dan 60 % zijner vordering dividend ont-
vangt. De na de uitkeering aan den boedel van A. overschietende
10 "/(j blijven in den boedel van B. Wordt, in tegenstelling
van hetgeen zooeven werd aangenomen, eerst in het faillis-
sement van B. 50
o/q uitgekeerd en komt daarna in dat van
A. 70 o/o ter beschikking, dan ontvangt de schuldeischer 50%
on blijven de resteerende 20 % in den boedel van A., daar
do boedel van B. niot meer dan hot aandeel van B. in do
schuld hoeft betaald en derhalve goen verhaal kan nomen
op don boodol van A.

Bij artikol 2 van do Wot ter invoering van do Faillisso-
montswot is artikol 198 Wetb. v. Kooph. over het faillisse-
ment van wisselschuldonaron ingetrokken, op grond dat art.
136 Fw. eon algemoonon regel stolt, dio hot bijzonder geval,
in art. 198 Wotb. v. Kooph. bohandold, mode
omvat 2). Do
juistheid dezer opmerking zal mooton worden toegegeven.

jr

\') Men vorR. over liet ivcht van vnrlmal «Ier hoofilelyko schiililonaivn ingeval
van faillissement «le uitvoerige liosehouwingen v.in Mr. I. 1».
Cü1Ii;n, in lloofilstnk
III vnn 7.ijii aangeli. proefschrift (hl. 152 vlg.).
») Memorie van Toelichting: lU-linfanle IV , hl. 7 on lil; v. n. K
iïi.tz I, hl. .50.%.

-ocr page 439-

371.

Artikrl 122 al. 1.

De recliter-commissaris verwijst, in geval van betwisting, de partijen,
zoo hij ze niet kan vereenigen, en voor zoover het geschil niet reeds
aanhangig is, naar eene door liem te bepalen terechtzitting van de
rechtbank, zonder dat daartoe eene dagvaarding wordt vereischt.

Door de verwijzing naar eene terechtzitting der rechtbank
maakt de rechter-commissaris bij dit college aanhangig het
geschil, dat op de verificatie-vergadering door de betwisting
is ontstaan. Het onderwerp van dit geschil is de erkenning
der vordering: deze wordt door den schuldeischer gevraagd,
zijn goed recht daartoe door den betwister bestreden. Ten
einde door don rechter te doen uitmaken wio van hen gelijk
hooft, verwijst de rechter-commissaris partijen, als hij er niot
in kan slagen hen to vereonigen.

Eon verslag van hot gebeurde moot wordon opgenomen
in het proces-verbaal der vergadering, dat oen verbaal bevat
van al hetgeen tor vergadering voorvalt. Wat dit proces-
verbaal omtrent hot gerezen geschil vermeldt, maakt don
grondslag uit van het renvooi-procos, waarin do aangevangen
strijd wordt voortgezet. Het is dus duidelijk, dat dit proces
niot kan loopon ovor iets anders, dan hetgeen partijen , blijkens
het proces-verbaal, ter vergadering verdeeld hiold. Do orkonning
vragende schuldoischor kan in hot ronvooi-procos niet orkonning
vragen van oono vordering van con ander bedrag of van nndei-en
aard dan waarvan hij tor vergadering do orkonning vroeg; do
betwister moot met zijn tegenspraak blijven binnen do daaraan
tor vergadering gogovon grenzen.

L

Dat de vordering, in do vorificatic-vergadering gedaan, hot
renvooi-proces boheorscht, werd mqermalon beslist. Men vorg.
do vonnissen: Hb. Amsterdam 8 April 1887,
Val. v. JuhI.
1887, n". 19* (mot conclusio van don subst.-ollicior van justitie
M\'. B. 0
«t); Rb. Den Haag 12 .Tan. 1802, \\V. n". 6178, en

Él

-ocr page 440-

371.

Rb. Amsterdam 29 Sept. 1893, v. Randelsr. 1894 , bl. 200.
In de laatste zaak was ter vergadering zuivere, daarentegen
in het renvooi-proces voorwaardelijke erkenning gevraagd. De
rechtbank zag hierin eene verandering van den eisch, die niet
geoorloofd is en waarop geen acht mag worden geslagen

Dezelfde rechtbank ontzegde aan een schuldeischer, die tegen
de toelating zich verzette, het recht in het renvooi-proces
op te komen tegen de omschrijving van den aard der schuld,
onulat hij daartegen in de verificatie-vergadering geen beden-
king had gemaakt (vonnis van 12 Jan. 1894,
M. v. I£r.
1894, bl. 192) 2).

Uit de bepalingen omtrent do indiening der vorderingen,
mot name uit do artt. 110 on 111, blijkt voldoende, dat do
schuldeischer, dio do erkenning vraagt, do deugdelijkheid
zijnor vordering hooft aan to toonon. Niet-gestaafdo vorde-
ringen behoeven niet te wordon toegelaten. Het verzot kan
dus eenvoudig hierop gegrond zijn, dat voor do juistheid dor
vordering geen bewijs is bijgebracht. Do enkele betwisting,
/.onder aanvoering van gronden, mag daarmede wordon gelijk-
gesteld 3). Hot renvooi-proces zal dan uitsluitend loopon
over do vraag, of voldoend bowijs voor do vordering was
golovord of alsnog in hot procos is golovord. Wordt do laatsto
vraag bovostigond beantwoord, dan moot niettemin de ver-
zoeker der vorificatio in do kosten wordon veroordeeld, omdat
bij do oorzaak is gowoost van hot procos, door niot eerder
do noodigo bowijzon to vorschafTon

Ia ton tijde der failliotvorklaring roods oon geschil ovor do
vordering tusschen don schuhloischor on don gofailloordo aan-
hangig, dan hooft, in goval van betwisting dor vordering
tor vorificatio-vorgadoring, goon verwijzing plaats, maar
wordt hot tongovolgo dor faillietverklaring geschorste goding

^O/JA A\'/ -M-A wt^ ^ I

//X. ^cfl.

f

Ux

\') Zio in «Itiiizclfilflii zin Uh. Ain.stcriliun 1 M.-i I8D0, V. v. J. 1897, n». 2V.
\') Mon viM-g. ook lUi. Ain-!tor<lnni
T, Juni 1801, ƒ\'. v. J. 1891, n". 70.

VorR. UI). Ainstcr.lam l7>Jrtn. 1877, «/•.//.^fKl. Uiihl. 1877, 11 1.1. 59, on.\'«)
April 1880, /). ,..
J, IK80, n®. 20\'; Hof Amstcnliuu [\\\\ Doe. I8S0, \\\\\\ n». 4.W8,
UochiHijel llijhl. 1882, 15 l.l. i>OV; Uli. «Ion iinnt; 27 April 189i, W. n". 0.517.
Of» ,.,.ti cti nntlcr schijnt mij iiiof V(il<lo<!inl(? «olot in luH vonnis van «1«\' Ub.
l.«\'.Mi\\viinli>n vnn 20 Febr. 188.5, U\'. n". 5i.5r., — .luist Ub. Amsl«\'nliiiii i Nov.
1809, M\'. M». ai88. Zio ook Ub. Ilaarh-m 22 l)«?c. i«90, U\'. n». OUl\'.K

, ///
A-

-ocr page 441-

f.

/

-ocr page 442-

7 l

.Am»-

^^

>
<

A

y/

y

\'y

-ocr page 443-

371.

voortgezet tegen dengene, die de betwisting deed en nu de
rol van den gefailleerde in het proces overneemt (art. 122
eerste lid j" art. 29).

Deze regeling is gekozen, omdat door voortzetting van
het aanhangige geding het geschil over de deugdelijkheid der
vordering kan worden uitgestreden, zonder dat het noodig
is de strijd van meet af te beginnen, zooals, indien verwij-
zing was voorgeschreven, in het dan volgende verificatie-
proces zou moeten geschieden.

Evenals bij de toepassing van de artikelen 27 en 28 (zie
hierboven bl. 163) moet het geschil geacht worden
aan-
hangi(j
te zijn, als daarover voor den rechter wordt
geprocedeerd; het is mitsdien niet aanhangig, als de fail-
lietverklaring wordt uitgesproken, terwijl de termijn voor
bet instellen van hooger beroep of vau beroep in cassatie
tegen een in de zaak gewezen vonnis in eersten aanleg resp.
in het hoogste ressort loopende is. In dit geval moet
verwijzing plaats hebben, maar zal iu het renvooi-proces het
vóór de failliet-verklaring gewezen vonnis als bewijsmiddel
dienst kunnon doen.

VVordt de vordering niot alloon door don curator of door
oen dor schuldoischers, maar ook door den gofailleei\'de
betwist, dan kan de schuldoischor die do orkonning vraagt,
nevens don curator of don modo-schuldeischor ook don gofail-
loordo tot hervatting van het geding oproepen. Wol wordt
hom do bevoegdheid daartoe in artikel 29 niot uitdrukkelijk
verleend, maar zij wordt hom evenmin ontzegd, terwijl do
tnodo-oprooping van don gofailloordo ongetwijfeld strekt tot
vermijding van noodoloozo proceduron, wolko do wot nimmer
geacht kan wordon to willen. Slechts wanneer do gofailloordo
in zijne betwisting\'alleen staat, blijft hot procos ruston tot
na afloop van hot faillissomeut.

Evonmin als het Wotbook vnn Koophandel wijst do Faillisso-
montswot aan, hoo hot mot hot vorificatio-procos moet gaan
^ 11» homologatio van eon akkoord. Bij hot onderzoek van dit
punt lioudo mon in hot oog, dat hot ronvooi-proces kan wordon
gevoerd togen don curator of togon oen mode-schuldoischor of
togen don curator «>ii oou medo-schuldoischor, terwijl ondor
hot vroegere recht nooit togon oen medo schuldeischer alleen

Jrt\'

-ocr page 444-

371.

werd geprocedeerd, omdat de curator krachtens art. 831
Wetb.
v. Kooph. in alle verificatie-gedingen, tot bewaring
van de rechten des boedels, moest oi)treden.

Door het in kracht van gowijsdo gaan van de homologatie
van het akkoord eindigt het faillissement (art. 161 Fw.).
Mitsdien defungeert de curator; wordt nu het verificatie
proces alleen of mede tegen hem gevoerd, dan is het geval,
genoemd in art. 254 3« Wetb. v. Burg. Regtsv., dat de
betrekking ophoudt waarin een der partijen het geding voorde,
aanwezig, on wordt dus de loop van het geding geschorst. - .

I^e curator kan overeenkomstig art. 256 Wetb.v. Burg. Regtsv.
do oorzaak dor schorsing (de homologatie van het akkoord en fj^^^ Cl ^

de feiten, waaruit blijkt dat deze in kracht van gewijsde is (IvJ-^v H

gegaan) aan zijno wederpartij boteekenen , waarna het geding, 6 \' ^ ^
zoolang het niet is hervat, niet kan worden voortgezet. Eeno h^lP y
conclusie tot schorsing is naast de beteekening vun de oorzaak
daarvan gelieol onnoodigr"! scliijiit zij in do praktijk voor te
komen. Men zie het vonnis van de Rb. to Alkmaar 13 Oct
5892, ir. n". 6250, waarbij in oen rouvooi proces aan den » . ,

<iurat<)r, dio na do homologatie van een akkoord had gedefun- ^^^

geerd, eone incidonteolo vordering tot verklaring, dat het geding y /r^éó-

is geschorst, word toegewezen op den overigons juisten grond, ^OyT^ojf-^

«hit onder da bclanghehbcnden in art. 256 Rv. ook is begrepen
degeno dio zijno betrekking hoeft vorlorelT^ en niet alleen hij v

<ho na do scljorsing in het geding behoort op to treden. \'

Mag hot nomen van eeno incidenteele conclusie tot goschorst-/^^«^»^\' "
verklaring van hot geding geeno jui.sto wijzo
van procedetMeu
boeten , hetzelfde geldt van

eone conclusie tot buiton-geding-
stolling, van welko sprako is iu hot vonnis van do Rb. te
Amsterdam 20 Juli 1880, u". 4022. Althans, met (c^d^^n^

\'»vugchaalde art. 250 ia het nemen van dergelijke conclusies . ■ ■ -

Ijozwaarlijk to rijmen

Van eono hervatting van hot geding tegen den gewezen ^^ ^

\'^"nit.)r kan natuurlijk geen sprake zijn. Wel zou zulks passou ^^^

i» do leer, door do rechtbank to Amsterdam iu het juist
k\'ccit..„rdo vonnis verkondigd, -dat zoowel de rochter-com-
"\'iHsari.s als do curator, wier functiên omtrent alles wat de

vorificatio van vorderingen betreft in de wet zi,n .....schreven, ^

Huuno .pmliteit om deze to vervullen behouden, tot do ver.b-^

(|ua

-ocr page 445-

371.

eatie iu allen deele is afgeloopen», welke leer de recktbauk
er toe leidde, hoewel het faillissement reeds lang was geëin-
digd, toch de gedane vordering tot erkenning als schuld-
eischer in het faillissement toe te wijzen, met de last op den
heer rechter-commissaris om dien schuldeischer op de lijst der
erkende schuldeischers te brengen. Veel kans, instemming te
vinden, schijnt mij deze leer niet te hebben. Waarschijnlijk
zou zij nooit zijn aangenomen, indien de curator voor schor-
sing van het geding had gezorgd; doordat hij zich bepaalde
tot eene conclusie tot buiten-geding-stelling, werd het geding
feitelijk zonder onderbreking tegen hem voortgezet.

Het is eene andere vraag, of het geding kan wordon hervat
tegen den schuldenaar, den gewezen gefailleerde. In oen
geding, waarin de Rb. te Utrecht 13 Juni 1883 , ir. n". 4920 \')
vonnis wees, waren beide partijen overtuigd, dat do schul-
denaar het geding heeft voort te zetten. Nadat oen akkoord
was gehomologeerd, nog vóór dat in het verificatie-proces
conclusie van eisch was genomen, verklaarde de procureur,
dio voor do curators occupeerde, bij procurours-akto, dat de
betrekking van curators had opgehouden tongovolge van de
homologatie van het akkoord, on dat hij zich nu procureur
stolde voor don gewezen failliet en hot ton namo van curators
aangevangen geding op do laatste gedingstukken wenschte
voort to zotten. Do eischer in hot procos gedroeg zich over-
eenkomstig dien wensch; hij nam zijno conclusio vau eisch tegen
den ex-failliet on vorderde daarbij: to worden erkend on toege-
laten als schuldeischor on voor dit bedrag to wordon geplaatst
op do lijst van erkondo schuldoischors. In hot vonnis wordt
in do eerste plaats nagegaan, wolken invloed do homologatio
van hot akkoord op hot vorilicatio-goachil heeft gooefond.
Do rechtbank over»Voogt, dat do curators in dozo hunno hoo-
danigheid iu geen geval daden van beheor meer kunnon ver-
richten en dus ovonmin als do rochtor-commissaris zich mot
do vorificatio van schuldvordoringon kunnon inlaten, noch
ook to hunnen namo rechtsvorderingen kunnon voortzottfMi
of aanvangen; dat alzoo do nog niet govorifioordo sclndd-
oischers tot orkonning hunnor rechten zich hebben to wenden

\') Ook opgenomen in Rechtstel, li^dr. cn liybl. 1885, D bl. Iö5 vlg.

-ocr page 446-

HOLEKGRAAFF-!i;STiTUUT VOOR PulVAAl.

371

tot den gefailleerde, en dat derhalve dc eiscliende firiua dezen
zou hebben kunnon dagvaarden ter uitbetaling van de bij
akkoord bedongen percenten # of ook..., zonder den tijd dor
uitbetaling al te wachten, tot erkenning van het bedrag
haror vordering in het hiillissoment, voor welk bedrag, zoodra
dit was vastgesteld, zij dan van zelf in de bepalingen van het
akkoord zou doelen»; «dat de oischer daardoor evenwel niet
word verhinderd, om govolg te geven aan den wensch van den
gefailleerde om hot geschil — door do verwijzing van don
rechter-commissaris bereids bij do rechtbank aanhangig, on
dat hetzelfde onderwerp betrof —, met hem voort te zetten,
wolko handelwijze zeker vool eenvoudiger was dan hot aan-
vangen van een nieuw geding en volgons do bepalingen der
wet geoorloofd was, nu artt. ISt on 119 llv. ton dozo toe-
passing kunnen vinden, doordien do curators,
tengevolge van
do lioinologatio van hot akkoord als zoodanig haddon godofun-
goord on de gefailleerde daardoor do beschikking ovor do
goederen, bohoorondo tot hot faillissement, had herkregen
en kan geacht worden do curators in hot behoor van den
faillieten boodol to zijn opgevolgd «. Do rechtbank overweegt
dan vordor, dat door don oischer alloon kan wordon gevraagd,
voor oon bepaald bodrag als schuldoischor
in hel faillmemcnt
to worden erkend, niot ook om voor dat bodrag op do lijst dor
orkondo schuldeischers to wordon geplaatst,
zijnde dit, zoo al
niog»«lijk, in elk goval doelloos. Ilot dictum luiddo dionovor-
oonkonistig: «erkent do roquiranto als schuldoischorosso voor
een bodrag van.... in hot faillissumo/ van..., on laat haar
voor dit bodrag... in dat faillissomont too«.

Do gofailloordo had in dozo zaak, en dit oofondo oon bosHs-
sondon invloed, zelf hot initiatief genomen tot voortzetting
van hot goding, terwijl do voortzetting ook goon punt in
goschil tusschen partijen uitmaakte. Dat do rechter ondor dio
omHtandighodon goon overwegend bezwaar had tegon do
gevolgde wijzo van procodooron, laat zich verklaren; anders
staat do zaak, als do gewezen gofailloordo, door don eischor
in zako vorilicatio tot hervatting van hot goding gedagvaard,
•/.ich daartogon vorzet. Do Ub. in don Haag oordeelde bij
vonnis van 22 Nov. 1887, ir. n®. 55Ü1 , dat do gofailloordo
H hot ronvooi-procos niot door don curator wordt vertogen-

A

-ocr page 447-

371.

woordigd, en daai-om niet kan worden gedagvaard tot her-
vatting van dit geding. De eischeresse liad behooren te
vorderen uitbetahng van do bij akkooi-d bedongen percenten,
;/ in welk geding dan tevens van zelf de vraag ter sprake was
gekomen of en voor welk bedrag de eischerosso croditrico was
Voorts betoogt de rechtbank, „ dat eon eisch om to worden
geplaatst op de lijst van erkende schuldeischers .... alleen
kan worden ingesteld tegen den curator, maar niot togen
iemand, die failliet is geweest, doch wiens faillissement door
eon akkoord is geëindigd". Bij arrest van het Hof in den
Haag van l i Mei 1888, ir. n°. 5561, werd dit vonnis ver-
nietigd, overwegende o. a. «dat do appellant, aan wio zeker
hot recht niot kan wordon ontzegd, hot tengevolge der ver-
wijzing van den rechter-commissaris bij de rechtbank aanhangig
gemaakt later geschorst rechtsgeding to zien boeindigd, tot
hervatting van het geding terecht den goïnlimeerdo hooft
gedagvaard , dio na de homologatio van het akkoord de beschik-
king en hot behoor van zijn vermogen terugkreeg on dus
zelfstandig kon optreden in hot geding, waarin hij vroeger,
tijdons hij in staat van failliBSomont verkeerde, moot wordon
geacht door don curator to zijn vertegenwoordigd«. In do
onmogelijkheid van plaatsing op do lijst der schuldoischors
zag het Hof geen bezwaar, omdat moot worden beslist, »of
voor do app., ten tijdo dat zij haai* geprotondeord rocht wilde
goldig maken, hot recht al of niet bestond, zonder dat daarop
do schorsing on latere hervatting van hot geding vnn invloed
kunnon zijn; dat ook niots knn afdoen, dat door\'lator zich
voordoende omstandigheden do uitoefening van hot bowoordo
recht onmogobjk zou wordon gemaakt, daar zulks toch niot
ton govolgo kan hobben, dat de rochtor zich zou niogoji
onttrokken aan do booordeeling van hot bij hom ovor hot
al of niot bestaan van dat recht aanhangig giunankt geschil

Do Rechtbank to Amsterdam (> Fobr. 181)1, P. v. J. 1891
n". 32, verklaarde ovonoons do vordering tegen don 8(!huldonaar
tot hervatting van het, na homologatio van oen akkoord,
geschorste verificntio-goschil ontvankelijk. Hot renvooi-proces
word in dit govnl govoord tegen oen modo-Hchuldoischer on
tegen do curators als optrodondo tot bowaring van do rechten
dos boodoU, on was geschorst door do betookoning van bot

-ocr page 448-

371.

na homologatie van een akkoord aan de curators verleende
ontslag. In hooger borocj) werd dit vonnis door het Hof te
Amsterdam
(l i April 1893, Mag. v. Handelsr. 1893, bl. 200 vlg.;
W. n°. G381) bevestigd, op grond dat aan don eischer het
recht op hervatting van het geding, met het oog op art. 258
Wetb.
v. Burg. Eegtsv., niet kan wordon ontzegd, terwijl na
beëindiging van het faillissoment nienuind anders voor den
schuldenaar kan optreden dan dezo zelf.

Anders dacht do Hoogo Raad over de zaak. Bij arrest van
30 Nov. 1893
(Mag. v. llandchr. 1894, bl 45; ir. n". 0437)
werd hot arrest van het Hof gecasseerd cn do eisch tot her-
vatting van hot geding alsnog niot-ontvankolijk verklaard. Art.
258 Wetb. v. Burg. Regtsv. brengt volgens den Hoogen Raad
geenszins mede, »dat elk geschorst geding vatbaar zou wezen
voor hervatting,daar uit artt. 275 on 301 B. W. alreeds blijkt,
dat er gedingen zijn onvatbaar voor hervatting, dat is voort-
zetting, en dat zulks ook het geval is met
verificatio-gcschillcn,
gelijk hier nog hangende op hot oogenblik, dat hot faillissoment
door oon akkoord wordt beëindigd; — dat toch hot samen-
stol vtin middolon, om
bij faillissoment op oono snelle, een-
voudige on min kostbare wijzo tot orkonning dor vorderingen
togen oon failliet te gerakon, onverbrekelijk samenhangt mot
do gohoole regeling van hot faillissement als algemeen bosing,
alzoo met hot oindo van dion vermogenstoestand
noodzakelijk
zij"« toopasaohjkhoid verliest, on dio toepasselijkheid door
goeno hnndoHngon vnn procesvoering knn behouden«.

Al wordt in hot nrrest nog bovendien in annmerking go-
"omon, dat do curators in hoi ronvooi-procos slechts waren
betrokken uit kracht dor bepaling vnn hot eerste lid vnn
art.
834 Wetb. v. Kooph., do volstrekte nlgoinoenhoid dor
niodogodooldo ovorwogingon wordt daardoor niet weggenomen.
Uitdrukkelijk wordt daarin uitgesproken do onvatbiinrheid
van vorincatio-geschillen voor hervatting,
onverschillig of hot
gosclnl wordt gevoerd togon don curator dan wol tegen oon
«nodo-Hchuldoischor, onverHchilUg ook of do curator de
vordering betwist of, zooals vroeger kon geschieden, zich

buiten hot goséhil houdt.

iJat hervatting van hot geding togon don modo-schuld-
oiachor, dio do betwisting had gedaan, niot mogelijk is.

-ocr page 449-

371.

had ook de Rechtbank te Axnstei-dani juist in deze zaak
aangenomen, waarin oorspronkelijk èn de mede-schuldeischer
èn de curator tot hervatting waren gedagvaard. Door de
rechtbank werd de vordering tegen den mede-schuldeischer
niet-ontvankelijk verklaard, in welke beslissing door partijen
werd berust.

Wordt het renvooi-proces, wat vroeger niet kon voorkomen,
alleen tegen den mede-schuldeischer
gevoerd, dan is schorsing
van het geding op grond van de homologatie van het akkoord
niet mogelijk, daar alsdan de homologatie ten opzichte van
geen van beide partijen een der in art. 254 Wetb. v. Burg.
Regtsv. genoemde omstandigheden in het leven roept. liet
geding gaat dus voort, en de Rb. te Amsterdani 20 Juli 1880
(hierboven bl. 3G9 aangeh.) meende zelfs dc oorspronkelijke
vordei\'ing tot ongegrondverklaring van het verzet, tot erken-
ning als schuldeischer in het faillissement on tot hot geven
van last tot plaatsing op de lijst dor erkende schuldeischers
te kunnen toewijzen. Tot dezo onpractischo en onuitvoerbare
uitspraak kwam do rechtbank blijkbaar door do verkeerde
opvatting, dat zij bij do beooidooling dor zaak alloon mocht
letten op don toestand, zooals dio was ten tijde van den
aanvang van hot geding door do verwijzing van don rochtor-
commissaris, zonder rekening to mogon houden mot do vorando-
ringen, wolko nü do dagvaarding daarin haddon plaats gegrepen *).
De onjuistheid van deze mconing is door Mr. J.
Gkuuitzkn,
in zijn proefschrift: lEet ontstaan cn tenietgaan van do actie
gedurende het proces
(Loidon 1892) duidelijk aangetoond (zio
bl. 9G vlg.). Mot don gedurende don loop van hot geding
door do homologatie van hot akkoord in hot loven getreden
toestand hoeft do rechter wol degelijk bij zijn uitspraak rekening
to houden. Van oono erkenning als schuldoischor tu/te//ai7/i«-
scment kan goon sprako moor zijn. Hieruit volgt nog niot, dat
hot procos onvatbaar zou zijn voor voortzetting on beslissing.
Als ongegrondverklaring van het verzot togon do vorificatio is

\') In ilezc zaak golil liot eon n\'nvooi-proccs logen oon nioilo-sclmliloisrlior o?)
«Ion cumtor, opirodomlo ingevolge nrt. H.\'li Wetb. v. Kooph.

Dozoirdc verkoorilc voorstolling wonIt aangctroiïon in hot vonnis van tic
Rochtb. te Anistenlam van \'27 Juni 187λ,
Ik\'chlfjet. liijbl. 187".), II bl. :i\'20
(= 20 Juni I87λ,
V. v. J, 1879 n®. \'M).

-ocr page 450-

371.

J K . , f

gevorderd, zal deze uitdrukkelijk kunnen worden uitgesproken,
terwijl de rechter iu elk geval zal moeten onderzoeken, of do
betwisting gerechtvaardigd was, ten einde uitspraak te kunnen
doen over de kosten. Men houde daarbij in het oog, dat de
gegrondheid der vordering niet bewijst dat de betwisting
niet gerechtvaardigd was; deze is ook dan gerechtvaardigd,
als voor de later gegrond blijkende vordering ter verificatie
geen bewijzen waren bijgebracht. De betwistende schuldeischer
mag in dit geval niot als do oorzaak van het proces worden
beschouwd \').

Wij komen derhalve tot de conclusie, dat het verificatie-
proces tegen eon mede-schuldeischer na de homologatie van
een akkoord alleen kan loopen over de vraag wie de kosten
moet betalen, en zouden moonen, dat, als hot proces werd
gevoerd tegen een medo-schuldeischor ön don curator en werd
geschoi-st op initiatief van den laatste, hervatting tegen den
medo-schuldeischer mogelijk is, ter beslissing ook in dit geval
uitsluitend van de kostenquaestie.

\') Zio hierboven bl. 307.

MoLKiidRAArr, F»llli»»«wrnUwfl.

-ocr page 451-

ZESDE AFDEELING.

Van het akkoord.

§ 1. Algemeene heschouivingen (art. 138).

Reeds de oudste faillietenwetten konden als middel tot
beëindiging van het faillissement eene minnelijko regeling
tusschen den failliet en zijne schuldeischers betreflendo de
wijze, waarop de laatston voldoening zouden ontvangen. Niet
altijd echter was iedero regeling toegelaten, mot name niet
oene welke betaling van percenten der vorderingen mot kwijt-
schelding van do rest inhield. Wèl schijnt roods spoedig het
akkoord, de technische term voor deze regelingen, hot karakter
to hobbon vorkregen van een tZu/anyakkoord, d.w.z. dat hot,
aangonomon door oono bopaaldo moordorhoid dor schuldoischorB,
vorbindend was voor do minderheid.

Do moderne failliotonwotton behandolon allo het akkoord
als dwangakkoord. Als zoodanig kwam hot voor in hot Wotbook
van Koophandel, on is het ook geregeld in do goldondo wot.
Uitdrukkelijk zegt art. 157 : «hot gohomologeordo akkoord is
verbindend voor allo goon voorrang hebbondo schuldoischors,
zonder uitzondering, onverschillig of zij al dan niot in hot
faillissement opgekomen zijn», on in overoonstomming daarmodo
wordt in art. 138 do gofailleordo bevoogd verklaard aan zijno
gezamenlijke schuldoischors oen akkoord aan to bieden.

Do wet bovat goen definitie van hot akkoord, bepaalt dus
niot wolkon inhoud hot moot of kan hobbon. Sommigo
artikelen geven echter omtrortt don mogolijkon inhoud van
hot akkoord oonigo aanwijzingen. Zoo wordt in art. öb molding
gomaakt van oon akkoord dat »boodolafstand inhoudt»;
sproken do artt. 153 tweedo lid 1" on 171 eerste lid rosp.

-ocr page 452-

371.

van de »som bij het akkoord bedongen« en van »de bij het
akkoord toegezegde percenten»; veronderstelt art. 162 tweede
lid, dat bij het akkoord bepalingen zijn gemaakt, krachtens
«velke de goederen, gelden, boeken en papieren onder het
beheer van den curator blijven. Hieruit blijkt voldoende, dat
de wetgever omtrent den inhoud van het akkoord volkomen
vrijheid heeft willen laten. Dat sommige regelingen in het
bijzonder zijn vermeld, en met het oog daarop enkele bepalingen
gemaakt, vindt zijne verklaring in het feit, dat deze de
meest voorkomende zijn.

Het akkoord kan dus tot inhoud hebben iedere regeling,
welke geschikt is tor bereiking van het dool, waartoe de
instelling in hot loven is geroepen. Ton einde dit dool te
loeren konnon, hooft men den toestand, welke intreedt als
oon akkoord niet tot stand komt, to vergelijken mot dien
welke door do homologatie van een akkoord wordt geschapen.
Hot konmorkondo vorschil blijkt dan hierin gelogen te zijn,
dat in hot oersto goval insolventie, d. w. z. gerechtolijko
vorolToning van don boedel volgt, terwijl in het tweede de
insolventie achterwege blijft on hot faillissomont oon oindo
neemt. Hot dool van hot akkoord is mitsdien voorkoming
van do gerechtolijko vereffening dos boodols, voorkoming
van do insolventie.

Tot bereiking van dit dool kan dienen: betaling van
porconten mot kwijtscholding van hot tokortkomonde, boedel-
afstand, botaling in tormijiion, overneming van hot bedrijf
dos gofailloordon door do Hchuldeischors, i. o. w. ieder denk-
bare wijzo van bevrediging dor schuldoischors.

Noodwendig bostanddeol van oon akkoord mag derhalve
iilloon wordon genoemd: do bevrediging dor schuldoischors
op
oono bnitongoroclitolijko wijzo, in tegenstelling tot do
insolvontio: do door de wot aangewezen wijzo van vereffening»).
Uiernit volgt, dat hot akkoord oen kwijtingsolomont kan,
»naar niot noodzakelijk bohooft to bevatten.
Don schuldonaar
wordt niots kwijt goschohlon, wannoor hot akkoord bijv.
botaling van loÓ "/„ mot do rente, in termijnen, vaststelt.

\') Verg. „K

i>i. V.

-ocr page 453-

371.

of, wat in geenen deele ondenkbaar is, al zal het niet vaak
voorkomen, dadelijke betaling van 100

Minder nauwkeurig is dan ook de Memorie van Toelich-
ting^), waar zij zegt, dat het doel van het akkoord is, » eene
buitengerechtelijke voldoening der schuldeischers
met bevrij-
ding des schuldenaars
te stellen in de plaats van de
gerechtelijke liquidatie met blijvende aansprakelijkheid des
schuldenaars voor het tekortkomendeTe veel is bij deze
omschrijving gelet op het meest voorkomende geval.
—/jk Immers, toegegeven metj^f worden, dat het akkoord in den

regel kwijtschelding inhoudt van een deel der vorderingen. Dit
geldt uit den aard der zaak van alle akkoorden, welko de
betaling van percenten vaststellen, on feitelijk van de meeste
akkoorden houdende boedelafstand, de zoogen. liquidatie-
akkoorden.

Naar aanleiding van het Ontwerp der Staatscommissie Avord
de vraag opgeworpen, of aan de kwijtschelding bij akkoord door
de wet grenzen behooren to worden gesteld, i. h. b. wanneer
hot akkoord do betaling van percenten inhoudt. Door sommige
Kamers van Koophandel werd daarop in hare adviezen aan-
gedrongen. Ook in het Verslag dor Commissio van voorbereiding
uit de Tweede Kamer vond dat denkbeeld weerklank. //Tegen-
woordig», aldus hoot het daar, »is het akkordeoren mot enkelo
percenten geen zeldzaamheid, en hierin word voor do crediteuren
weinig voordeel, voor hot publiek belang groote bonadeoling
gezien. Het verdiende, meenden sommigen, do voorkeur, het
percentage vast to stellen, benedon hetwelk oen akkoord niot
tot stand mocht komen. Do to trokken grens zal natuurlijk
oenigszins willekeurig wezen; dit is evenwel goono roden om
haar achterwege to laton. Do hierbedoelde leden meenden,
dat het cijfer van 10 pet. gevoegelijk daarvoor kon worden
aangenomen". Anderen deelden echtor dozo zienswijze niot.
//Eono grens waro«, naar hun oordeel, «hoo mon haar ook
trokken moge, geheel willekeurig. Waar mon >ian do partijen
do gelegenheid laat, tot oon ^vergelijk to komen, kan mon
bezwaarlijk vooraf vaststellen, op wolkon grondslag dat ver-
* golijk tot stand moet komen. Ilet vaststellen daarvan zou

\') Delinfanto 1, bl. 134; v. n. Feltz II, bl. UC.

Üf

-ocr page 454-

371.

bovendien in vele gevallen er slechts toe leiden, dat nog
meer dan thans werd aangeboden en aangenomen een akkoord ,
waarbij een zeker aantal percenten contant wordt voldaan,
en omtrent een aantal andere betaling in jaarlijksche termijnen
wordt beloofd. De betaling in termijnen zou dan reeds aan-
stonds of na korten tijd achterwege blijven«.

De ßegeering stemde bij haar Antwoord met deze bestrijding

geheel in, onder opmerking dat: „dergelijke bepaling.....

ook het aanbieden van akkoorden, houdende boedelafstand
(zoogenaamde liquidatie-akkoorden), zeer in de hand (zou)
werken, veeltijds niet tot meer voordeel van de schuldeischers.
Dit ware alleen tegen to gaan door de liquidatie-akkoorden
bepaald to verbieden, wat zeker niet wenschelijk zou zijn"

Laat de wet dus in het algemeen den schuldeischers vrijheid
zooveel van hunne vorderingen prijs to geven, als zij zolvon
oorbaar achten, toch is die vrijheid niet onbeperkt. Ieder
faillissement stelt daaraan zijn eigen grens. Dezo wordt aan-
gewezen in het tweodo lid van art. 153. Do homologatie moet
worden geweigerd, » indion do baten dos boedels met inbegrip
van do zaken, waarop recht van terughouding wordt uitge-
oefend, de som, bij het akkoord bedongen, aanmerkelijk te
boven gaan«. Iu deze bepaling ligt opgesloten oen verbod van
akkoorden, bepalende do uitbetaling van een som, dio aan-
morkolijk blijft benedon do waardo des boedels.

Bovendien verbiedt hetzelfde artikel der wet akkoorden,
waarvan do nakoming niot voldoende is gewaarborgd. Beido
voorschriften houden verband met het dwingende karakter
vun hot akkoord. Zij trachten te wakon tegen verkorting van
de belangen der minderheid, d. w. z. der tot hot akkoord
niet toogotreden schuldeischers.

Moii mag zelfs verder gaan, en, lettende op de bevoegdheid
des rechters om naar eigen inzicht al dan niot op het gesloten
akkoord zijn
Jial to verleenen, do stelling aanvaarden, dat
het akkoord in hot algemoeu niot mag inhouden oon ongo-
motivoerd prijsgovon van rechten door do schuldeischers. Dit
to booordoelon is de taak van don rechter. Hij heeft daarbij
rekening to houden met do omstandighodon van ieder bijzonder

\') BcHnfanto 11, bl. 117 vlg.; v. i). Feltz II, bl. UO vlg.

-ocr page 455-

371.

geval. Onze slotsom moet dus luiden : het akJcoord kan in de
plaats van de gerechtelijke vereffening (de insolventie) stellen
ieder denkbare wijze van buitengerechtelijke bevrediging der schuld-
eischers, welke in concreto naar \'srechters oordeel niet onbillijk
is te achten.

Meer nog dan de mogelijke inhoud van het akkoord heeft
het rechtskarakter daarvan onder de vroegere wetgeving een
punt van beschouwing uitgemaakt.

Het geschil over de vraag, of het aldfoord moet worden
beschouwd als eene overeenkomst dan wel als een vonnis,
behoorde zelfs tot de meest bekende controversen van het
faillietenrechtHare beantwoording was practisch van
groot belang wegens het stilzwijgen van het Wetboek van
Koophandel over de gevolgen van het niet-nakomen van het
akkoord, ea den daardoor ontstanen strijd over het recht,
dat de schuldeischer kon doen gelden, jegens wien aan het
akkoord niet werd voldaan, aan wien bijv. de toegezegde
percenten niet werden uitbetaald.

Van een vonnis kan alleen nakoming worden gevorderd,
van eene overeenkomst, als zij behoort tot do wederkeerige,
hetzij nakoming, hetzij ontbinding, tor kouzo van don schuld-
eischer. Het rechtskarakter, dat aan het gehomologeerde
akkoord moest worden toegekend, was derhalve beslissend
voor het recht van den niet-bovrodigdon schuldeischer, op
grond van wanpraestatie ontbinding van hot akkoord to /cvvw.-
vorderen.

De Faillissementswet heeft aan do oude strijdvraag haro
practische beteekenis ontnomen. Do gevolgen van do niot-na-
koming van een gohomologoerd akkoord worden daarin uitdruk-
kelijk geregeld. In vorband daarmede wordt in de Momorio van
Toelichting hot rechtskarakter van hot gehomologeerde akkoord
besproken en aangewezen welke opvatting bij hot ontwerpen
van de bepalingen dor wot als uitgangspunt hooft gediend.

«Hoowol", leest mon in do Momorio, «hot gehomologoerdo
akkoord in vele opzichten met oon vonnis gelijkstaat, is hot
toch in zijn wozen niets anders dan eon door don rechter,
d. i. bij oene rochtorlijko beschikking (vonnis in don ruimeren

\') Verg. Kist, a w., dl. 0, bl. UH vlg.; de Markz Ovkns, a. w., bl. 307 vlg.

-ocr page 456-

371.

zin des woords: Fatjrp: , Het Ned. burgerlijk procesrecht, dl. II,
druk, bl. 127 vlg.), bekrachtigde overeenkomst tusschen
den gefailleerde en zijne schuldeischers. Tegen deze beschou-
wing kan niet obsteeren, dat over het akkoord bij meerder-
heid van stemmen beslist wordt en dat deze beslissing ook
verbindend is, niet alleen voor de niet-geverifiëerde schuld-
eischers, maar zelfs voor hen die tegenstemden. Dit toch
vindt zijne eenvoudige verklaring daarin, dat de wet de
gezamenlijke schuldeischers van den gefailleerde als eene ver-
eeniging van personen beschouwt on behandelt. Naast de
vereoniging uit overeenkomst staat die uit do wot. Met eene
zoodanige heeft men hier to doen. Do gemeenschap van
belangen, de noodzakelijkheid besluiten mogelijk to maken
die alle schuldeischers binden, rechtvaardigen dezo wijzo
vau behandeling

»Het akkoord is dus oono overeenkomst tusschen don gefail-
leerde eu zijne
gezamenlijke schvddeischers. Zij behoeft echtor
rochterlijko goedkeuring, ovenals in vele govallon do overeen-
komst van boodolBchoiding.

«Do rechterlijke beschikking nu, waarbij dio goedkeuring
gegeven wordt, hoot hot vonnis vau homologatio, golijk
rechterlijke beschikkingen in hot algemeen vonnissen genoemd
worden. Daardoor kan echtor nimmer aan do handoling haar
karakter van overeenkomst ontnomen wordon "

Blijkens het Verslag der Commissio van voorbereiding kwamen
bij liet onderzoek van hot wetsontwerp in do afdeelingen der
Tweede Kamor slechts ^onkelen« tegen dozo voorstolling op,
on wol op grond van art. 135G Burg. Wetb.
h Hot akkoord
kan... tot stand komen, zonder dat
allo schuldoischors hunno
toestemming verleenen, on daarbij wordt dus hot karakter
gemist, dat volgens genoemd artikel aan allo ovoreonkomsten
oigen moot zijn«; aldus luidde hun bezwaar. Do Kegeering
bepaalde zich bij haar Antwoord tot oono verwijzing naar hot
iu do Memorie van Toelichting ontwikkelde. Zij herhaalde:
« De gezamonlijko schuldoischors van don gofailloordo worden

\') Verg. Kcdactio van do Ilechtsgel. Jiijdr. en liijbL in jg. 1885, Afd. 1), bl. m vlg.
\') Zio vooral het betoog van Mr.
Kist , t. ft. p.
») Belinfante
1, bl. 134; v. u. Feltz II, bl. 145 vlg.

-ocr page 457-

371.

door de wet beschouwd en behandeld als eene vereeniging
van personen. De toekenning van het karakter eener overeen-
komst aan het akkoord vindt daarin hare verklaring«

Het mag overbodig heeten hier nader te onderzoeken, of
naar de geldende wet het gehomologeerde akkoord inderdaad
als oen overeenkomst, niet als een vonnis, moet worden
beschouwd 2). Immers, het Averd hierboven reeds opgemerkt,
het practischo gewicht der vraag is vervallen door de bepa-
lingen omtrent de niet-nakoming van het akkoord. Bovendien
volgt uit die bepalingen, dat, wanneer men het
vonnis van
homologatie als het verbintenis-scheppende feit meent te moeten
beschouwen, dan toch dit feit het karakter hoeft van oen
quasi-contract, daar uit krachte van het vonnis de gefailleerde
en zijne gezamenlijke schuldeischers tot elkander komen te
staan in dezelfde positie, als hadden zij overeengekomen wat
inhoud is van hot akkoord. Hot lijdt althans geon twijfel, dat
de wot bedoelde hen to behandelen als partijen bij een over-
eenkomst, cn het ia uit dion hoofdo bloot eeno quaestie van
constructie, of men als bron dor verbintenis tusschen don
gefailleerde eonorzijds en zijne gezamenlijke schuldeischers
anderzijds mot do Memorie van Toolichting eene ovoreenkomst
aanneemt, dan wol een vonnis 3). In elk goval zullen do
bepalingen omtrent verbintenissen uit ovoroonkomst toepas-
selijk zijn, omdat de wet partijen als door overeenkomst
verbonden heeft willon behandelen.

In ieder faillissomont kan oon akkoord tot stand komon;
art. 138 luidt gehool algemeen: »Do gefailleerde is bevoegd
oen akkoord ann to bieden«. Slechts tweo uitzondoringon
worden door de wot op dozon algomeonon regel gemaakt; in

d.w.z. do

vi-t^ni/P 202 wordt «do zesde afdoeling van dozen titel«,

j^j,i^\'Ua^: Afdoeling: »/van hot akkoord«, niot toepasselijk verklaard op
het faillissement oenor nalatenschap, terwijl art. 170 bepaalt,

/. ^ dat na do heropening van hot faillissement niet opnieuw een

lo^Aj^ ------------------------------^

// ^ ^ \') Ilolinfnnle H, bl. H7; v. i). Kkltz II, bl. HO vlg.

/l^Jè\' ^ Men vorg. bchalvo clo literatuur, vernieltl in «lo Memorie van Toclichling

i ^ /H-l.\' I I I JOO i . .. - L\'... II .t.1 41 ( ..t4k.ll I r>. . . ......1- ......I..\'.. .

(Helinrantc I, bl. 133, n\'l; v, d Kki.tz II ,\'bl. Ui, n« 1): M. J. Ci,aaskn, (/« werking
vnn het gerechlcUjk dwaugnccoord op borgtocht,
Prft. 1887, bl. 4 v., onC. J. M.
Wilde, het rechiakaraktcr der nchuldbevr^ding door consignalie, 1\'rfU 1893,
bl. 75 v.

») Tot het laatste helt blykbaar oocr Mr. Veecens, a. w., bl. IT.l (op art. IMi.)

f

-ocr page 458-

383

akkoord kan worden aangeboden. De eerste uitzondering zal
hieronder worden toegelicht in verband met de overige bepa-
lingen omtrent bet faillissement eener nalatenschap, de tweede
houdt verband met het beginsel, voor alle faillissementen
geldende, dat slechts eenmaal gelegenheid tot bet aanbieden
van eon akkoord wordt gegeven. Dit beginsel is neergelegd
in art. 158: «na verwerping of weigering van do homologatie
van het akkoord kan de gefailleerde in hetzelfde faillissement
geen akkoord moor aanbieden«. Het faillissement nu, waarvan
sprake is in art. 170, is geen nieuw, maar een heropend
faillissement, eone voortzetting, wederopneming van een reeds
bestaand faillissement.

Do Momorio van Toelichting voert bovendien aan, dat do
schuldonaar, wiens gohomologoerd akkoord wegons niet-nako-
ming daarvan is ontbonden,
onivaanlig is, na do heropening
van hot faillissomont andermaal to wordon toogolaton tot het
voorrecht, oen akkoord to mogen aaubiodon. «Ook«, aldus
lezen wij vorder, *mogon de schuldeischers niet blootgesteld
worden aan oono herhaling van hot roods ondorvondono, aan-
neming vun hot akkoord on vorvolgons... ontbinding daarvan
op gelijken grond, waardoor wodoropvatting van \'t faillisso-
mont voor do tweodo nnuil noodig zou worden« \').

Hot stolsol dor wot, goon onderscheid to niakon tusschon
schuldonaron dio al dan niet door oigon schuld hun faillisso-
niont hobbon veroorzaakt, noch ook tusschon schuldenaren
«lio to goodor dan wel to kwader trouw zijn (zio hiorbovon
bl. 23 vlg.), brongt medo, dat ook op do bovoegdhoid tot
aanbieding van oon akkoord bodooldo omstandigheden goon
invloed ooienon. Roods hot Wotbook van Koophandel had
«lit aangonomon. Ook do schuldenaar, dio vervolgd kan worden,
vervolgd wordt of voroordoold is wegons bankbreuk, kan oon
akkoord aanbiodon, on dat het oen of hot ander hot geval
is, nmg voor don rochtor nooit eon roden wezen, van oon
overigens aannomolijk akkoord do homologatie to weigeren.

! 1

Hot akkoord wordt d(.or don failliot aangeboden aan zijne
gczamcnUjke schuldoischors (art. 138). Mon denkt daarbij in
tlo oorsto plaats aan do
tjcverißoerdo schuldoischors. De uit-

\') IWinfanto I, W. 117; v. o. Fki-tz II. I>1. v.

. \'i

-ocr page 459-

371.

drukking omvat echter meer, blijkens art. 157. Voor alle,
óók voor de niet-geverijieerde schuldeischers, mits zij geen
voorrang hebben, is het gehomologeerde akkoord verbindend.
Deze vérstrekkende bepaling is noodzakelijk, ten einde het
akkoord aan zijn doel te doen beantwoorden. Dit doel toch,
het werd hierboven betoogd, is aan de algemeene
executie
van het vermogen des schuldenaars een einde te maken, op
de voorwaarden bij het akkoord aangegeven. Het zou niet
worden bereikt, indien er nog schuldeischers overbleven,
die, zich het akkoord niet behoevende te laten welgevallen,
algeheele voldoening zouden kunnen eischen en bij gebreke
daarvan tot verhaal op het vermogen overgaan.

Het akkoord is verbindend voor alle schuldeischers, mits
zij
geen voorrang hebben. Buiten het akkoord staan dus de
bevoorrechte schuldeischers en de schuldeischers, wier vorde-
ring door pand of hypotheek is verzekerd, onverschillig of
zij als schuldeischer in het faillissement bekend staan of niot.
Ook de
niet-geverijieerde bevoorrechte schuldeischer, pand- of
hypotheekhouder heeft recht op integrale betaling, voor
zoover hij kan aantoonen dat zijne vordering door het onder-
pand is gedekt. Daarentegen wordt, wio als
concurrent schuld-
oischor is geverifieerd, door het akkoord gebonden, ook al
kan hij bowijzon, dat hij heeft verzuimd eon recht van voor-
rang op to goven (zio hierboven bl. 329).

Herhaaldelijk is bij do behandeliug dor wet do vraag gedaan,
of hot akkoord ook verbindend is voor schuldoischors, die oon
recht van
terughouding kunnen uitoefenen. Hot Verslag dor
Commissie van voorbereiding bracht do quaestie tor sprako
bij art. 143 en bij art. 153 tweede lid 1®.

In do Memorio van Toolichting \') op art. 158 werd opgemerkt:

„Daar... hot recht van terughouding geen voormnggeeft,
staat do vordering door dit reclit verzekerd ten aanzien van
het akkoord, dat het vorderingsrecht zelve aantast, op eono lijn
mot allo andero concurronto schuldvorderingen. De goederen,
waarop het recht wordt uitgeoefend, maken dool uit van don
gemeonschappelijken boedel

Dit standpunt is de Uegeoring blijven innemen. Hot strookt

\') Belinfante I, bl. 141; v. d. Feltz II, bl. 177.

-ocr page 460-

385

met den aard van het recht van terughouding volgens het
Burgerlijk Wetboek.

Nergens wordt aan dit recht een voorrang verbonden,
nergens bepaald dat het een bijzonder recht van executie in
zich sluit. Het geeft niet meer dan de bevoegdheid, tot aan
(Ie betaling de goederen onder zich te houden. De schuld-
eischer, die recht van terughouding heeft, is dus
concurrent
schuldeischer, al zij het met deze eigenaardigheid, dat hij de
zaak, die het voorwerp is van zijn retentierecht, niet behoeft
af te geven, zoolang zijne vordering niet ten volle is voldaan i).
Komt een akkoord tot stand, dnn is dit voor hem als con-
current schuldeischer verbindend evenals voor alle andere
concurrente schuldeischers. Hij kan als dezen nlleen nnnspraak
inuken op voldoening overeenkomstig den inhoud vnn hot
akkoord, op betaling bijv. van do akkoord-percenten. Zoolang
hij dio porconton niot heeft ontvangen, mng hij terughouden,
maar ook niot langer. Hij moot afgeven, zoodra het akkoord
jegons hom is nagekomen, hoo luttel ook hot bedrag mogo
wezen dnt hij ontvangt, omdat hij ton volle is voldnan, als
hij hooft ontvangen, wat hom volgens hot akkoord toekomt.

§ 2. Indiening cn ï)chandcling van het akkoord {iirtt. 131)—MO).

Omtrent do aanbieding van hot akkoord geeft do wet
stellige voorschriften. Zij ondorschcidt
tijdige on niet-tijdige
aanbieding.

Ondor tijdige aanbieding verstaat zij aanbieding van hot
akkoord ton minste ncht dngon v<^(5r do vergadering tot
vorificatio der schuldvorderingen. Dc nnnbioding geschiedt
alsdan door nederlegging van oon ontwerp van akkoord
tor griHio van do rochtbank en van hot in artikel 97 aange-
wezen kantongerecht. Krachtens do bo])aling van art. 17
tweedo lid zijn do boido oxomphiron van hot ontwerp on van
do oventuool daaraan toogovoegdo bijlagen vrij van zegel on
van do fonnalitoit van registratie. Dezo stukken liggen tor
nnngegovon plnatso tor inzage vnn een iodor, on wol volgens

art. 139 oorsto Ud kosteloos.

1^0 schuldenaar hooft bovoiulion eon afschrift van het

\') Zie hierboven bl \'2;»9 vlg.

MoLKNoiAArr, FailIiHcmcnUwet.

25

-ocr page 461-

371.

ontwerp van akkoord, waarop art. 17 tweede lid eveneens van
toepassing is, toe te zenden aan den curator en aan ieder der
leden van de voorloopige commissie uit de schuldeischers, indien
de rechtbank dergelijke commissie heeft benoemd. De curator
wordt daardoor in staat gesteld, overeenkomstig de bepaling
van art. 115, bij de doordat artikel voorgeschreven nadere
oproeping der schuldeischers tot de verificatie-vergadering, te
vermelden dat het ontwerp-akkoord ter griffie is nedergelegd.

Indien de nederlegging tijdig heeft plaats gehad wordt
over het akkoord geraadpleegd en beslist op de verificatie-
vergadering (art. 139 al. 1), behoudens het geval van art.
141 n®. 1, d. w. z. tenzij staande de vergadering eene defini-
tieve commissie uit de schuldeischers is benoemd, niet
bestaande uit dezelfde personen, die do voorloopige com-
missie uitmaakten, en de meerderheid dor verschenen schuld-
eischers van de nieuw benoemde commissie een schriftelijk
advies over hot aangeboden akkoord verlangt.

Niet-tijdige indiening van het akkoord hooft plaats, als het
door den schuldenaar minder dan acht dagen vóór do verificatie-
vergadering ter griflie wordt neorgelegd (art. 141 n". 2) of
wol staande de verificatie-vergadering wordt aangeboden. Dut
^ gtmiudQ do vorificatio-vergadering oon akkoord wordt aange-
boden, wordt in art. 173 als mogolijk aangenomen. Bovendien
t/Cn^ wordt nergens nederlegging van hot akkoord ter griflie vor-

plicht gesteld. Art. 139 spreekt veronderstollenderwijze.
o\' Ovor hot niet-tijdig ingediende akkoord wordt oveneona ge-

^ i^. cn gestemd iu de verificatio-vorgadering\'). llot

\') Do mndplcging cn du beslissing moeten pliuits hebben, nl beefl de si\'.hiil-
denanr verzuimd »nn den curntor cn ann do leden van de voorloopige conimissio
uit de schuldeischers,een afsclirin van het ontwerp-akkoord te doen toekomen.
Op dit ver/uim wordt door de wet geenerlei sanctie gebteld. Het zou echter
aanleiding kunnen geven tot weigering der homologatie van bet akkoord.

Dit volgt nit het voorschrift van art. lil, dat de raadpleging en l>cslissing
alleen in de diuir genoemde gevallen mogen worden uitgesteld. In het Voorstel
der Sla:itscomuiissic cn in liet Regeeringsontwerp handelde art. ilJO over hel goval,
waarin hel akkoord dadelijk moest worden behandeld, art. lil over die waarin
do behandeling moest worden uitgesteld. Uitstel zou altijd geschieden in geval
van nicl-t\\jdige indiening; vandaar dat van do niet-tijdige indiening ook alleen
werd gesproken in verband met bel uitstel der behandeling. Do Commissie van
voorbereiding had hiertegen bezwaar; het zou den failliet te vc>el belang goven bg
nicl-tijdige indiening. Om aiui dezo bedenking tegemoet te komen, werd liet uitstel

Jl^/rMUje^

yco^.

n\'

-ocr page 462-

371.

eenige gevolg van het niet-tijdige der aanbieding is hierin
^ gelegen, dat de raadpleging en beslissing, behalve in het
i reeds besproken, in art. 147 n*\'. 1 vermelde, geval, bovendien
nog worden uitgesteld als de meerderheid der verschenen
schuldeischers zulks verlangt. Feitelijk zal dus uitstel plaats
hebben als, om welke redenen dan ook, de meerderheid
der schuldeischers dit wenschelijk acht.

In de vergadering wordt na afloop der verificatie (art. 139
n^h 1), in de eerste plaats door don curator en, zoo zij er is,
ook door de voorloopige commissie uit de schuldeischors, en
wel door ieder afzonderlijk, oen schriftelijk advies over het
aangeboden akkoord voorgedragen (art. 140) \'). Dozo adviezen
vervallen uit don aard der zaak, als het akkoord zóó kortte
voren is ingediend, dat voor hot opmaken van oen advies do
gelegenheid heeft ontbroken, alsook wanneer hot akkoord
slaande do vergadering wordt aangeboden. Artikel 140 ziet
op hot normale goval van tijdige indiening van hoi; akkoord,
behandeld in hoi daaraan voorafgaande artikol.

Do gonoomdo porsonon (curator on commissio uit do schuld-
oischors) zijn volgens art. 140
verplicht oon schriftelijk advies
to govon. Evenwel wordt do dadelijke raadpleging on beslissing
ovor hot akkoord van do nakoming dier vorplichting
nict afhan-
l<olijk gestold; blijkens art. 141 is do niot-nakoming dier vor-
plichting, hot ontbroken van hot advies, zolfs goon grond tot
nitstol van behandeling. Vorwaarloozing van do besproken
verplichting kan ochtor, wat don curator betreft, tot toepassing

>\'» nrt. UI n». 2 nfhankoHik Rcmnakt vbu pph «laarloe stivkkon«! liosluil van do
ineoidfi-luMd dor vorsclioncn sclnildoiüclu\'i-s. De
ooi-spronkclyko «odaclitonRBUK,

ai" do atlikolen IHD-HI ton grondslan liRgendo, is dnnr.loor ociiigszins vor-

"»oord, terwijl ïich daarnit (ovens laat verklaren, dat do wij/o van behandeling
\'\'Ü niet-lijdige indiening in do wet niet stellig is aangowemi, maar nit art. lil
moot wonion afgeleid.
\') Do artikelen liO en lil 1« vorderen een
„schrifletiik advies//. Kvcnzooart.

een »»chriflelijk rapport//. Pe/o eisch lu-eft ten doel te voorkonden dat lu^
"iH\'rengen vnn advies of vnn rapport ontaarde in eene bloote fonnalileit
(ncliufanto I. W. V.\\r.; v. l).
FKt.TZ 11. bl. ir«.). Uet op schrift stellen van hel
"\'bios of rapport .Iwingt meer
nch n^konschnp tc gr«ven van de /«"k,
\'nondelingo voordracht. Het spreekt overigens van .elf, -bU
het schri .eluke adv.es

rnpiH^rt n.oot worden voorgednigen. Overlegging i« nift voldoende.
»chriflclyk stuk niot voorgclown, hot zou /-ü" ^^

lichting der aanwezigen, gohcci missen.

/

!

I II

f ijl
\' i

li:

-ocr page 463-

371.

van artikel 73 (ontslag van den curator) aanleiding geven. Wat
aangaat de commissie uit de schuldeischers heeft de -wetgever
gemeend zich te moeten verlaten op het plichtgevoel harer leden \').

Terwijl uitstel van de raadpleging en beslissing over het
akkoord in de door de wet genoemde gevallen door een der
schuldeischers kan worden voorgesteld, zoowel vddr als nà het
uitbrengen der adviezen, is het altijd wenschelijk eerst nà het
aanhooren daarvan over zoodanig voorstel te laten beslissen.
De schuldeischers zijn dan in de gelegenheid bij het uitbrengen
van hun stem met den inhoud der adviezen rekening te houden.

Het uitstel heeft plaats, ah de meerderheid der verschenen schuld-
eischers
zulks verlangt (art. 141). Blijkbaar is art. 81 in dit geval
dus niet van toepassing. Ieder verschenen schuldeischer brengt
één stem uit. Was de meerderheid, berekend volgens artikel 81,
bedoeld, de redactie (van art. 141) zou hebben moeten luiden
onder 1®.: »en de
vergadering (oï: de schuldeischers) wanlnnir een
schriftelijk advies over het aangeboden akkoord verlangt (ver-
langen) «; onder 2\'. : »en do
vergadering (of: de schuldeischers) zich
voor uitstel verklaart (verklaren)».

Hoewel het artikel dit niot uitdrukkelijk zegt, mag toch
worden aangenomen , dat mot do
verschenen schuldeitchers alloon
bedoeld zijn do verschonen tot stemming
over het akkoord
gerechtigde
schuldoischors, m. a. w. do verschonen concurronto
schuldoischors, zoowol do orkondo als do voorwaardelijk too-
golatono. Immers het waro volkomen irrationeel aan to nomen ,
dat schuldeischors, dio buiton hot akkoord staan on daarom
van stemming daarover zijn uitgesloten, ovor hot tijdstip van
behandeling medo zouden beslissen. Eene verstandige uit-
legging der wet vordert dus, hot woord
schuldcischtrs in
art. 141 op te vatton in don aangogovon zin.

Wordt tot uitstel van behandeling besloten, dan bepaalt
do rochter-commissaris onmiddollijk don dag dor nadoro vor-
gadoring. Dezo dag mag door hom niot hitor wordon gesteld
dan ton hoogsto drio wokon daarna, uiterlijk dus op den één-
on-twintigston dag nà dion dor.verificatie-vergadering (art. 141
aanhef). Do vorschonon schuldoischors vornomon dit
vóór hot
sluiten dor vorgadoring, hun wordt daarom oon nadoro oproeping

\') Zio het Verslag der Commissie van Ilapporteurs uil de Ker»tc Kamer:
Kelinfantc IV, bl. U cn
Tk); v. d. Fkutz II. bl. ir>G.

ÉÉ

-ocr page 464-

371.

niet gezonden. Daarentegen wordt aan de niet-versclienen,
erkende of voorwaardelijk toegelaten schuldeischers\') van het
uitstel van behandeling onverwijld kennis gegeven bij brief van
den curator, »vermeldende den summieren inhoud van het
akkoord" (art. 142). »Noodelooze omslag is van de vermelding
van den summieren inhoud van het akkoord niet te vreezen; bij
verreweg de meeste akkoorden laat zich die inhoud vermelden
door de enkele opgaaf der aangeboden percenten aldus de
Regeering in antwoord op oeno desbetreffende opmerking in het
Verslag der Commissie van voorbereiding uit de Tweodo Kamer 2).

Na hot aanhooren der adviezen wordt tot de raadpleging
overgegaan. Daaromtrent bepaalt de wet alleen, dat de gefail-
leerde bevoegd is, tot toelichting en verdediging van hot
akkoord op to treden en het, staande de raadpleging, to
wijzigen (art. 144). Van dio bevoegdheid behoeft de gefail-
leerde natuurlijk geen gebruik to makon. Hij kan wegblijven,
wat niet verhindert dat do raadpleging en do stemming phiats
hobben; hij kan zich doen vertegenwoordigen, of wol zich door
een raadsnnin doen vergezellen. Kvenzoo kunnon ovontueelo
borgen nl of niot tegenwoordig zijn. Zijn zij tegenwoordig, dan
zal men ook hon aan do raadpleging laten deelnomen.

O]) do raadpleging volgt do stemming. Daaromtrent geldt
•»ij het akkoord eone bijzondere regeling. Zoowel mot betrekking

\') Eono iH\'porking tot «lo nifit-vi>rsolioncn tol slomininn ovor licl akkoord
KercclitiRdo scliiildoisclicrs boliootl liior nioMo worden aaiipenomon. Integendeel,
omdal de voorrang iMJ/ittende scliiilileiscliers afstand van liun i-eclil van voormng
knnnen doen en dan meestemmen overhel akkoord (arl. liH al. I), hebben ook

er belang bij te welen, wanneer de raadpleging over hel akkoord plaats
lieefl. Voor oeno letterlijke opvatting van bet woord vseluildoischer// in art. IVI
pleit dit argument
niet, omdat het daar geldt vcvKchencn sclmldeischers die,
\'loor afstan.l te doon oven-enkonislig art. Ii:i, hel in hun nuïchl hebben aan
\'le stemming ovor hel uitstel deel le nemen, indien 7.ü dit wensohen.

Ilelinfanto II, bl. 121; v. n. Fki.tz II, bl. IW».
\') Ook
in de uitgestelde vergadering zullen <le werkzaamheden in .len ivgel
wel Iwginnen met het uitbrengen van adviezen
AUÜ«\' ^

I genoemd, lol uilslel heeft geleid, nuuir ook vaak als er is nitgestehl op
den gnuul van arl I
VI n». 2, omdat hel motief voor hel uitstel iu dit geval
kan g,.legen zyn in .len wens.;h, aNnog van den cunitor of .lo benoemde detl-
"itiovo co.mnissic uit de schuldeischers cu advies overhel
akkoord te ontvangen.
Men vorg. hel.laar.MntnM.t by de ..penharo benui.lslaging in de Twee.le Kamer door
den luMïr
IIintzkn on den Minister Smii.t opgemerkte. (Heiinfante III, bl. IJ/;

Fkltz II, bl. 155 v.)

-ocr page 465-

371.

tot het stemrecht, als tot de vereischte meerderheid, wordt
afgeweken van de bepalingen der artikelen 81 en 82.

Over het stemrecht handelt art. 143. Van de stemming over
het akkoord zijn uitgesloten de hypotheek- of pandhoudende
en bevoorrechte schuldeischers, daaronder begrepen diegenen,
wier voorrang betwist wordt. Het Wetboek van Koophandel
had in art. 838 al. 2 een analoog voorschrift. De strekking
er van behoeft geen toelichting. De bedoelde schuldeischers
staan buiten bet akkoord, omdat het onderpand, dnt voor
hunne schuldvordering in het bijzonder is verbonden, hun
integrale betaling waarborgt, althans betaling van zooveel als
dit onderpand opbrengt. Daarop hebben zij in elk geval recht,
mnar daarom ook staan zij niet op gelijken voet met de
overige concurrente schuldeischers, hebben zij niet dezelfde
belangen als dezen. Naarmate hun onderpand meer waard ia,
hunne vordering dus beter is verzekerd, zijn hun de vereffening
des boedels en de opbrengst daarvan onverschilliger, zouden
zij dus ook, zonder eenig bezwaar voot\' zich zelf, nnn den
gefnilleerdo voordeden kunnen toestnan, dio feitelijk ton Inste
zouden komen van anderen. Zij missen hot stemrecht, omdat
zij geon belang hebben bij do aanneming of verwerping van
het akkoord.

Geheel juist is dozo uitspraak alloon voor dio schuldoischorH,
wier vordering door hot onderpand ton vollo is gedokt. Ia dit
onvoldoende, dan staat do voorning bezittende schuldoischor,
voor zooveel betreft hot dool zijner vordering, dat uit do
opbrengst van hot onderpand niot kan wordon voldaan, mot
oon concurrent schuldeischor volkomen golijk. Vandaar dnt
art. 838 tweede Ud Wotb. v. Kooph. godooltolijkon afstand
van het recht -van voorrang toeliet. Tn do practijk had dit
ochtor tot misbruiken aanleiding gogovon: hot kwam voor, dat
ovor oen miniem dool dor vordering afstand van don voorrang
werd gedaan louter uit gunstbetoon jegons den gofailloordo,
ton oindo dozen aan oon akkoord-moordorhoid to helpen. Do
wetgever vond hierin nanloidïng, aan do bovoogdheid tot go-
dooltolijkon afstand eon oindo to maken \'), wat hij to oordor

\') Do Raad van State pleitte tc vergeefs voor het hehnuil van <lo iMnocgdhoiii
tot gcdeeltclijkon afstand Zio Helinfontc II, bl. 201 vlg., 241; v. n. KEI.TZ
II, bl. IGO vlg.

-ocr page 466-

371.

kon doen, omdat hij met de rechtmatige belangen van den
slechts gedeeltelijk gedekten schuldeischer in art. 132 \') der
wet voldoende rekening houdt. Voor zooverre aan hypotheek-
of pandhoudende of bevoorrechte schuldeischers volgens dit
artikel de rechten van concurrente schuldeischers zijn toege-
kend, nemen zij aan de stemming over een akkoord deel.

De van het stemrecht uitgesloten schuldeischers kunnen
dit recht verkrijgen door,
vóór den aanvanj dor stemming \'"),
van hun hypotheek, pand of voorrecht ten behoeve van den
boedel afstand te doen (art. I tS eerste lid). Een bepaalde
vorm is daarvoor niet voorgeschreven; oene mondelinge ver-
klaring, in het proces-verbaal op te nemen, is voldoende. Do
afstand heeft tot gevolg, dat zij, die daartoo overgaan, con-
curronto schuldeischers wordon en derhalve vóór of tegen het
akkoord hun stom kunnen uitbrengen.

Do afstand geschiedt — het tweede lid van hot artikol maakt
dit punt uit -
onherroepelijk. Do schuldeischors, die afstand
bobben gedaan, blijvon concurrente schuldoischors, ook indien
iiot akkoord niot mocht worden aangenomen.

In hot Wetboek van Koophandel was hot andors bepaald.
Het dordo lid van art. 838 luidde: »Dio afstand hooft goen
gevolg indien hot accoord niot tot stand komt." Do onder-
vinding had ochtor geloerd, dat ook van dezo bepaling misbruik
word gomaakt. Zij atoldo don voorrang bozittonden schuld-
oischor in do gelegenheid, zondor zijnerzijds oonigo risico to
loopen, do totstandkoming van oon akkoord to verijdelen.
Inunors hot stond hem vrij, afstand gedaan hobbondo, togon

\') Zio hierhovoii bl.

"Do nrstaml moet Kcilimn wonlon vóór ilen aanvang van «Ie stenuning,
"•\'"lat iliwr.loor voiiimloring wonlt gobrao.hl in «Ion slaat ilos booilels. Wat voor
coiiourronte scluilileiscluMM bost-hikbaar is, wordt vormoonloitl mot liot good,
waanip hot vooriwhl was govosiigd, torwgl liut bedrag der roncurronto vorde-
ringen vormoordenl wordt met hot bedrag van de vordering des Mhiihloischors
den aNtand doi>t. Zal nu
ieder schuldoisrliur in do gelogonhcid zijn by hot
"itbrongen van njno sloin vóór of legen hul akkoord rekening to houden met
•\'•Ml slaat dos boodols, roonls «lio ton govolgo van don afstand ï,«l «ün, dan moot
\'l«> iifstaml ook wortlon goda.in vóór den aanvang van d<i
stomniingv. Momorio
Toolicl.ting: lUdinfanto I, bl 1;H\'.;
v, i.. Kki.ti II, bl. UK) Zio ook holafzon-
•\'crlijko Advies van do Slnatsnidon Jhr. DR
Jonok on DK VuiKS A/.., en hol
\'Inpporl van den Minister «an Justitie aan do
KoninHin-Kogentos: IJolinfantoll,
2ir. en \'2ilj v. u. Kki-ti II, bl. 102 vlg.

Molruukaait, KnilliurniruUtict.

-ocr page 467-

371.

het akkoord te stemmen en aldus tot verwerping daarvan
mede te werken, misschien wel ten gunste der verwerping
den doorslag te geven. En was het doel bereikt, het akkoord
verworpen, dan herleefde het zooeven afgestane recht van
voorrang. Aan dit misbruik wordt de pas afgesneden door
het voorschrift, dat de afstand onherroepelijk is \').

»Ten behoeve van den boedel" wordt de afstand gedaan.
De bedoeling is, dat de afstand, wordt het akkoord gehomolo-
geerd, uitsluitend zal strekken ten voordeele van den schul-
denaar, — wordt het akkoord verworpeu, ten voordeele van de
concurrente schuldeischers. Derden kunnen zich dus nooit op
den afstand to hunnen voordoelo beroepen. Ware het anders,
de tweede hypotheekhouder zou, als do eerste afstand deed
van zijn hypotheek, eerste hypotheekhouder wordon, en de
gofailloordo of de boedel allicht niets bij den afstand winnen.
Nu zal in het gestolde goval: afstand door den eersten hypo-
theekhouder, het eftect dier handeling dit wezen, dat de
schuldenaar — als hot akkoord tot stand komt — of do
boedol — als insolventie volgt — in de plaats treedt van
den eersten hypotheekhouder en diens rochton verkrijgt.
Rechtens is het dus, alsof do eigenaar (de schuldenaar) hypo-
theek hooft op zijn eigen goed 2).

De schuldoischor, dio afstand doet, is verplicht tot royement
van do hypotheek zijno modoworking to vorloonon of hot ont-
vangen pand terug to geven Tn geval van insolventie wordt
do doorhaling van do hypotheek door don rechter-commissaris
ambtshalvo bevolen, overeenkomstig do bepaling van art. 188
eerste lid.

Artikel 143 heeft niot hot oog op alle voorrang bezittende

\') De Rnad van State was van oordeel, dal cr geon aunnemelijko gmnd bestond
om in de/en af to wijkon van het aangehaalde derde lid van art. Wotb. v.
Kooph.; \'s Haads advies wonlt op dit punt l>cstrcden In hot ntzonderiyke ailvles
van dc St.aatsraden Jhr.
i»k JONOK en dk Vriks Az., aUmcde in \'»Ministers
Rapport ann do Koningin-Uegcnlcs. Zio ilelinfiinto 11, bl. \'215 cn \'2it;

v. d. f1ji.tz II, bl. 1()I v.

») Vorg. Kist, a, w., dl. 0, bl. IHi v.; dk Maukz Oykns, a. w., bl. ü.%8 v.
») iie Marez Ovkns, t. a. p.:\'/Wildeschnldcnftar het royement/.ijncr hy|)otbeek
bewerken,
zoo zal hij een expeditie van het proces-verbaal der stemming ovor
en van de homologatie van het akkooni lichten en daarmeilo den hypotlieok-
bewaarder benaderen\'/.

-ocr page 468-

MO\'ENG^AAFF-Ü.\'STITUUT VOOR PRfv

393

schuldeischers, maar alleen op die schuldeischers welke
hypotheek, pandrecht of een voorrecht bezitten op eenig tot
den boedel behoorend goed. Hij, die tot zekerheid van zijne
vordering op den failliet hypotheek heeft op het goed eens
derden of van een derde zaken in pand heeft gekregen, behoeft
van zijn hypotheek- of pandrecht geen afstand te doen om over
het akkoord te kunnen stemmen. Hij is in het failhssement
concurrent schuldeischer, evengoed als degene die nevens den
gefailleerde een borg of hoofdelijken mede-schuldenaar heeft i). U. i^yp

Men zou kunnen opmerken, dat al deze schuldeischers al ^^

even weinig belang hebben bij het akkoord, als de zoodanigon > ^^

die oen recht van voorrang bezitten op goederen tot den
boedel behoorende, dat er dus dezelfde reden bestaat, hen
van do stemming over het akkoord uit to sluiten, daar ook
van hen is to verwachten dat zij, bij het akkoord niets
hebbende to verliezen, allicht zich tot vóórstemmen zullen
hvten overhalen. Dus redeneorende verliest men echter uit
het oog, dat altijd achter dezo schuldeischers staat eon
werkelijk belanghobbendo, do eigenaar van do verbonden of
verpande goederen, do mede-schuldenaar of borg, wion het
hl geenen deelo onverschillig is, hoovool do schuldeischer uit
bet faillissement ontvangt, en dio, als dozo niet met bom
i" overleg wil handelen, steeds door to betalen zelf do zaak
i» handen kan nomen. Mon vorg. artt. 1418 al. 1, 1438 3\',
1329, 1331, 187(5 vlg. Burg. Wotb., artt. 135 on 13G Faillw.

Sluit art. 143 bepaalde schuldoischors van het stemrecht
"it, art. 145 leert, wat trouwens voor do band ligt, dat dit
recht alleen toekomt aan
geverifieerde schuldoischors, maar
<hin ook aan ieder van hen, zoowel aan do erkende als aan
voorwaardelijk toegelatone. Dat ook aan dezen stemrecht
is verloond, is in ovoroenstomming mot do positie, wolke do
wot hun in hot faillissomont toekent on hierboven (bl. 311,
334) nader is aangegeven.

Welke meerderheid wordt vereischt voor do aanneming •
van oen akkoord, zegt eveneens art. 145. Hot Wetboek van
Koophandel vorderde in art. 841 bij faillissement do toostem-
ining van Va «lor concurrente achuldoischers, vortegenwoor-

\') Vorg. Kist, n. w., dl. O, bl. ir>C.

-ocr page 469-

371.

digende van het bedrag der concurrente schuldvorderingen,
of dier schuldeischers, vertegenwoordigende van dit bedrag;
het Wetboek v. Burg. Eegtsvord. in art. 896 bij kennelijk onver-
mogen de toestemming van der concurrente schuldeischers,
vertegenwoordigende Vg der concurrente schuldvorderingen,
of \'/g dier schuldeischers, vertegenwoordigende van be-
doelde vorderingen. Het laatste als een te bezwarenden eisch
verwerpende, heeft de wet de meerderheid vastgesteld op ^f^
der erkende en der voorwaardelijk toegelaten concurrente
schuldeischers, .welke van het bedrag der niet bevoorrechte,
door geen pand of hypotheek gedekte, erkende en voorwaar-
delijk toegelaten schuldvorderingen vertegenwoordigen. De
Memorie van Toelichting motiveert die keuze aldns:

»Van het alternatief van art. 841 Wetboek van Koophandel,
2/3 van het aantal schuldeischers en van het bedrag dor
schuldvorderingen of van het aantal schuldeischors on -j^
van het bedrag der schuldvordoringon, is alloon hot eerste
behouden\'. Het laatste alternatief geeft to veel overwicht aan
de kleine schuldeischors; immers do ondervinding loert dat
do akkoorden met zeer gering dividend, dio aan do ordo vnn
den dag zijn, gewoonlijk er doorgebnnld worden mot oono
raoerdorhoid vnn dor personen en van slechts -j^ dor vor-
deringen. Alle kleine schuldeischers, bijv. dio Avogons levering
van huiselijke bonoodigdhedon, schuldoischers met pretenties
vnn
f 1.00 tot f 5.00 worden daartoe, meostnl ondor belofte
van integrale betaling, in hot veld gebrncht, on zoo gnnt hot
akkoord, ten spijt vnn hot verzot dikwijls vnn do grootste
schuldoischors, er door. Door steeds 7» vnn hot bedrag to
vorderen, znl do grief van hot al to gemakkelijk totstandkomen
van akkoorden v.oor oon goed dool worden weggenomen« \'),

Daar de stemming plaats hooft in do voriJicatio-vorgndoring
of do ingevolge art. 141 bopaaldo nadoro vergadering, kunnon
alleen do in persoon of bij gemachtigde tor vergadering
ver-
sehenen
schuldoischors daaraan deolnomon. Dit wordt to allen
overvloede bovestigd door art. 148. Schuldoischors, die weg-
blijven, wordon goacht togon to stommen.

Wordt do door do wot veroischto moordorhoid niot vor-

0 Uclinfantü I, bl. I3ß v.; v. n. Fki-ti II, bl. IG4.

-ocr page 470-

371.

kregen, dan is het akkoord verworpen, tenzij zich het geval /y^-*-*-!
voordoet, voorzien in art. UG. /vf*^ ^vJ^ tvo.

Indien, zegt dit artikel, 2/3 der ter vergadering verschenen ^ /«Ua^ ^

schnldeischers, vertegenwoordigende meer dan de helft van \' ^

het gezamenlijk bedrag der schuldvorderingen, waarvoor stem- ju^

recht kan worden uitgeoefend, in het akkoord bewilligen, zal ten ^^^ xjudJU
hoogste acht dagen later eene tweede stemming worden gehou-
den, zonder dat daartoo eene nadere oproeping wordt vereischt.
j ^ ^^ Ixjxkkm^*^
Blijkens het
Verslag dor Commissie van voorbereiding ^ \' "

ontmoette deze bepaling ernstige bestrijding. Mon meende dat l^^^.U-.t^Jiix^.t-rvL
daardoor don gefailleerde oene schoono gelegenheid werd
goopend, om door kunstmiddelen bet in de eerste vergadering
uiet-aangenomen akkoord in do tweede to doen aannemen, en
dat hot toelaten van oono stemming in twee achtereenvolgende
vergaderingen niet iu overeenstemming was met eone goede
akkoordregoling.
Do Regeoring antwoordde op dezo bedenkingen:
«Hoi feit, dat do in hot artikol aangegeven grooto moordorhoid
zich vóór het akkoord verklaart, toont aati, dat dit bij do
schuldoischors sympathie vindt on door dio meerderheid in
haar belang wordt geacht.
Iu zoodanig geval is hot toch
raadzaam, zich nader to verzekeren, of niot eeno onvoldoende
opkomst der schuldeischors oorzaak is, dat do door art.
145
vereischte moordorhoid niet word bereikt. Mon bedenke, dat,
wio wegblijft, daardoor per se wordt gorokond, tot do tegon-
stommnrs to behooren.
Do niouwo stemming, door art. 146
toogolaton, gooft don schuldoischors gelegenheid, trouwer op
to komon on nador duidolijk hunno mooning uit to sproken.
Kwado praktijken, sluipukkoorden, zijn in dien tusschentijd
wol ia waar mogelijk; dozo zijn ochtor nooit geheel te voor-
komen; maar hot ontwerp voorkomt roods veel, door slechts
eon uitstel van ton hoogsto
acht dagen toe to staan on vooral
door vorificatio van schuldvordoringon op do akkoordvor-
gaderingon niet too to hiton.
En om in sommige govallon
oon mogohjk kwaad van do zijdo dos schuldenaars te koeren,
mag men toch niot de behartiging van grooto bolangon dor
schuldoischors, wolko in andoro gevallen daarmede kunnen
gomooid zijn, uit hot oog vorliozen» \').

\') Uelinfiinto II, bl. v.; v. d. Fk!.tz II, bl. iG(> v.

-ocr page 471-

371.

In overeenstemming met het stelsel, aangenomen in het
voorafgaande artikel, om meer gewicht te hechten aan het
bedrag, dat zich vóór een akkoord verklaart, dan aan het
getal der vóórstemmende schuldeischers, vordert art. 146 niet,
zooals art. 842 Wetb. v. Ko\'oph., eene meerderheid van
der opgekomen schuldeischers, vertegenwoordigende de helft
der geverifieerde vorderingen, maar acht het eene meerderheid
van der verschenen schuldeischers, mits ook de helft van
het geverifieerd kapitaal vertegenwoordigende, voldoende,
ff Aan het bedrag der vorderingen mag meerdere invloed worden
toegekend, omdat het bedrag, dat ieder schuldeischer te
vorderen heeft, diens belang aanwijst bij de liquidatie»

Opmerking verdient dat art. 146, in het besproken geval,
alleen eene nieuwe
stemming toelaat, niet ook eene herhaalde
raadphging. Naar aanleiding eener desbetreffende vraag om
inlichting, voorkomende in het Verslag dor Commissio van
voorbereiding, wordt in hot Antwoord dor Rogooring uit-
drukkelijk geconstateerd: <• do debatten zijn op de eerste
vergadering gesloten on het artikol (146) laat niot toe, ze te
horopenen of hot akkoord te wijzigen« *).

Wat do stemming zelve betreft, artikel 146 bepaalt nog,
ten einde allen twijfel dienaangaande wog to nemen, dat
niemand gebonden is aan zijno do eerste maal uitgobrachto
stem. Wie vódrstomde kan dus thans tegonstemmon on
omgekeerd wie tegenstemde thans vódrstomnion.

Motzij dan roods bij do eerste stonnning, hetzij bij do
tweede, in elk goval wordt over hot lot van hot akkoord
onherroepelijk beslist, althans voor zooveel do modoworking
dor schuldoischors betreft. Eennmal door do voroischto moor-

m

dorheid aangonomon, blijft het aangenomen; eenmaal verworpen,
blijft hot verworpen, al hebben tot do aanneming of verwerping
goprosnmoerdo schuldoischcrs modegoworkt, dio later blijken
geon Bchnldoischers to zijn, of porsonon niot modogoworkt,
vun wio eerst later blijkt, dat zij wèl «chuldeischorH zijn.
Zoowel hot oon als het andór is mogelijk. Hot oersto als een
voorwaardelijk toegelaten schuldoischor in hot vorificatie-proces

\') .Memorie van Toelichting: Bclinfanlo I, bl. 137; v. d. Feltz II, bl. ICT».
>) Bclinfanto II, bl. 123; v.
i). Fkltz II, bl. 167.

-ocr page 472-

371.

in het ongehjk wordt gesteld, het tweede als een schuldeischer,
die niet voorwaardelijk is toegelaten, in het verificatie-proces
als schuldeischer wordt erkend. Bovendien wijst de Memorie
van Toelichting er op, dat de uitwijzing van het recht
van voorwaardelijke schuldeischers (artt. 129 en 130) of van
borgen (art. 135 al. 2) soortgelijke gevolgen kan hebben.
Maar welke ook de grond moge zijn, waarop later verande-
ringen in het getal der schuldeischers of in het bedrag der
vorderingen tot stand komen, deze Lebben, naar luid van art.
M7, in geen geval eenigen invloed op de geldigheid van de
eenmaal vastgestelde aanneming of verwerping van het akkoord.
"Het tegendeel zou elk akkoord op losse schroeven stellen
on do grootste onzekerheid in het loven roepen « \').

Zoowel do groote beteekenis van het akkoord voor de
faillissementsproceduro als do bepalingen omtrent do stemming
vorderen, dat nauwkeurig wordt geconstateerd al wat do
bohandoling van het akkoord betreft. To dien oindo is do
griflior belast met bot opnniken van oon proces-verbaal dor
vergadering, vormeldondo den inhoud van het akkoord, de
»amen der verschenen stemgerechtigdo schuldoischors, do
door ieder hunner uitgebrachte stem, den uitslag dor stem-
niing on al wat verder op do vergadering is voorgevallen,
zooals afstand van eon recht van voorrang door eon schuld-
eischor overeenkomstig art. M3 of wijziging van het akkoord
volgens art. M,i. Hot procos-verbaal wordt na voorlozing
ondorteokend door don rochtor-commissaris en don griflior
(art. 148 oorsto lid).

In don regel zal het akkoord in behandeling komen in
<lo verificatie-vergadering. Ovor het procos-verbaal dior
vergadering gooft artikel 121 oenigo voorschriften. Het is
duidelijk dat, waar in dit artikel wordt gesproken van »hot
proces-verbaal der vergadering« on in art. 148 golijkluidondo
woorden worden gebezigd, dozo niot dezelfde beteekenis
bobbon of liever, dat dio woorden noch in het oono noch
i\'i het andere artikel op hot procos-verbaal dor geheole
vorificutio
-akkoord-vorgadoring kunnen dooien. In art. 121 is
bodoold bot proces-verbaal van allo workzaamhodon de ven-

\') Mcmorio van Toelichting: Itelinfanto I, bl. 137; v. D. Kki.tz II, bl. 1Ö7.

-ocr page 473-

371.

ficatie betreffende, of juister van al wat in de vergadering
geschiedt uit krachte der bepalingen van de vijfde afdeeling
van den eersten titel der wet: »van de verificatie der schuld-
vorderingen "; in art. 148 het proces-verbaal van alle werk-
zaamheden het akkoord betreffende, juister van al wat in
de vergadering geschiedt uit krachte der bepalingen van de
zesde afdeeling: n van het akkoord". Niet ongeoorloofd is het
te achten van iedere categorie van werkzaamheden, indien
ze elkaar op dezelfde vergadering opvolgen, toch een afzon-
derlijk proces-verbaal op te maken.

Tusschen de bepalingen van art. 121 al. 3 en van art. 148 al. 1
valt dit verschil op te merken, dat do eerste bepaling alleen
vordert onderteekening van het proces-verbaal door den rechter-
commissaris on don griffier, de tweedo onderteekening daarvan
door dezelfde personen
„ na voorlezing», welke woorden in
artikel 148
W(irdon opgenomen naar aanleiding eener opmerking
van don. Kaad van State Het zo\\i boter geweest zijn,
indien zo in hot artikel waron weggebleven; zooveel is althans
zeker, dat geen voldoende reden bestaat, juist in dit geval
do voorlezing in hot bijzonder noodzakelijk te achten. Do
roden, door den Raad van State aangevoerd, dat het proces-
verbaal bewijskracht zal hobbon, kan bezwaarlijk afdoondo
heeten, indien mon bedenkt, dat van hot proces-verbaal eoner
oiMMiburo terechtzitting, het zoogon. audiontio-blad, zelfs als
daarin een vonnis is ojigonomon, door do wot voorlozing niet
wordt gevorderd en ook nimmer geschiedt. Toch hooft hot
audiontio-blad ongotwijfold bewijskracht.
Hot tweede lid van art. 148 bepaalt, dat oon iodor tor griffie
gedurende acht dagen kostoloo/.o inzago vun hot procos-verbaal
kan verkrijgen.\' Dit stemt overeen mot hetgeen in art. 137
omtrent het procos-vorbaal dor verificatie-vergadering wordt
gezegd. Wat hier vorder wordt gelezen : «do nedorlogging
geschiedt kosteloos», bohoefdo in art. 148 ni(5t to wordon
herhaald, omdat hot procos-vorbaal, opgemaakt door don
griflior, zich van zelf tor griffio bevindt. In art 137 was do
bijvoeging noodig mot hot oog op hot niot reeds van zelf tor
griffio aanwezigo verslag van don curator, van welk verslag in hot

«) ßeUnfanlo II, bl. 202 cn 2il; v. u. Ftl.tz II, bl. IGft v.

-ocr page 474-

371.

artikel, zooals het oorspronkelijk luidde, ook alleen sprake was.

De akkoord-vergadering geeft tot geen enkele beslissing
aanleiding, die vatbaar is voor hooger beroep. Het proces-
verbaal bevat geen beschikkingen maar constateert slechts
wat er geschiedt, wat ten overstaan van den rechter-commis-
saris wordt verhandeld; deze beslist niet dat hot akkoord
verworpen of aangenomen is, maar constateert bloot dat do
door do wet gevorderde meerderheid al of niet aanwezig is.
Van appèl kan dus, ook bij verwerping van het akkoord,
evenmin sprako zijn als van appèl van eene notarieele akte.
Toch bestaat de mogelijkheid dat oeno vergissing plaats heeft
en dat dientengevolge door den rechtor-couimissaris de uitslag
"iet juist wordt geconstateerd, bijv. er is eene fout gemaakt
iü do optelling, het bedrug eenor vordering, dat uit het
procos-verbaal der verificatie-vergadering kan worden gekend,
is uiot juist overgenomen on dergelijke. Heeft deze fout aan-
leiding gegovou, ten onrechte hot bestaan der door do wet
gevorderde meerderheid aan to nemen, dan bestaat er voor
do schuhleischcrs gelegenheid genoeg daarop te Avijzon bij de
behandeling van het akkoord door de rechtbank, terwijl het
ook zonder dat aan do rechtbank zal blijken bij een behoorlijk
onderzoek der stukken. Is daarentegen, bijv. ten gevolge
oener foutieve berekening, het akkoord verworpen verklaard,
thin zouden do gofailleordo on do schuldeischers do golegenhoid
«»isson, verbetering dier verklaring to vorkrijgen en zoo tot
eonstateering van don werkehjken uitslag te komen, indien
Jaarin door artikel M9 niet word voorzien\'). Dit artikel ver-
leent zoowel don scliuldoischers, dio vóór gestemd hebben,
«lis don gofailleordo do bovoegdhoid, gedurende acht dagen
»a afloop dor vergadering aan do rechtbank verbetering van
hot proces-verbaal to verzookoii, indien uit de stukken zelve
l^lijkt, dat hot akkoord door don
rechter-commissaris ton
onrechte als verworjion is beschouwd.

"Aan do bewijskracht van hot proces-verbaal dor vergttdo-
waardoor op authentieke wijzo wordt geconstateerd,
>vat aldaar is voorgevallen, wordt door dezo bepaling m
goonon deelo to kort gedaan. De woorden „uit do stukken

Zio Memorio van Toelichling: Ilelinfanto I, bl. 138; v. ». Fkltz Il,bl.l70.

-ocr page 475-

371.

zelve blijkt4f beperken de toepassing van het artikel tot die
gevallen, waarin de stukken met zich zelve in strijd zijn,
die stukken dus zelve aantoonen, dat er eene fout in schuilt •

Voor het verzoek aan de rechtbank is de bijstand van een
procureur niet voorgeschreven (zie art. 5). Het kan zoowel
mondeling als schriftelijk ter griffie worden gedaan.

In de Verslagen der beide Kamers werd naar aanleiding
van art, 149 nog gevraagd, op welke wijze tegen het proces-
verbaal zou kunnen wordon opgekomen, indien daarin oenig
ter vergadering voorgevallen feit onjuist was gerelateerd, bijv.
ten onrechte vermeid dat oon schuldoischer den in art. 143
bedoelden afstand van een recht van voorrang had gedaan,
of wel dat oen schuldoischer had tegengestemd, die vóór-
stemde, on omgekeerd. De Rogeering antwoordde hierop terecht,
dat het procos-verbaal als authentieke akto bewijst, wat tor
vergadering is voorgevallen, en alleon door het middel van
betichting van valschhoid daartegen kan worden opgekomen.

§ 3, Homologatie van het akkoord (artt. 150—156).

Mot hot karakter van hot akkoord als divangiikkoord staat
in verband, dat het do goedkeuring, homologatie, behoeft
van den rechter. Do procedure tot verkrijging dier homologatie
wordt geregeld in do artikolon 150—156 op oono wijze dio
mag wordon genoemd oono hoogst belangrijke verbetering van
hotgoon daaromtrent ondor viguour van hot Wetboek van
Koophandel rechtens was Do Faillissomontswot hooft ook
hier gestreefd naar oene prompte, goedkoopo en zekore justitie,
door het govon van oonvondigo on duidolijko voorschriften.

Do loop dor procedure is do volgondo: Vóór hot sluiten
dor vergadering bepaalt do rochtor-commissaris, als hot akkoord
is aangenomen, do terechtzitting waarop do rechtbank do
homologatie zal behandelen. JJjj moot daartoe uitkiezen eono
terechtzitting, wolko wordt gehouden ten minsto acht on ten
hoogste veertien dagen nii don dag waarop do stomming ovor
hot akkoord hooit plaats gehad (art. 150 oersto on dordo lid).

\') Mcinorio van Toelichting: t. a. p

ï) Iklinfantü 11, bl. 12.1: IV bl 24; v. l». FKI.tz II, bl. 170 v.

>) Men verg. do .Mcinorio van Toclichling tol het Regecrings-onlwcrp: Iklin-
fanlö I, bl. 138 v.; v. u.
Feltz II, bl. 171 v.

1 ■

t ä

. t

\'l

-ocr page 476-

371.

Heeft de rechtbank, ingevolge een verzoek tot verbetering
van het proces-verbaal van de stemming over het akkoord
(art. 149), geconstateerd dat het akkoord ten onrechte als
verworpen werd beschouwd, doch inderdaad is aangenomen,
tlau bepaalt zij tevens in de beschikking, waarbij dit wordt
uitgemaakt, do voor de homologatie bestemde terechtzitting.

termijnen van acht on veertien dagon loopen in dit geval
viin den dag dier beschikking af (art. 150 tweede on derdo
lid). Daar hot akkoord als verworpen werd beschouwd, kunnen
Jo schuldeischors homologatie niot verwachten; dit verklaart,
dat den curator de vorplichting is opgelegd den schuldeischers
schriftelijk kennis te govon van do beschikking dor recht-
bank, welke, onder vorbotoring van hot procos-verbaal, do
»Houoming vun hot akkoord constateert eu eon dag voor do
bomologatio vaststelt (art. 150 twoodo lid).

Godurondo don tijd, dio or verloopt tusschen don dag dor aan-
neming van hot akkoord (of dor rochtorlijko beschikking in hot
goval van art. 149) on don dag, bepaald voor do behandoling der
bomologatio, kunnon do schuldoischors aan don
rechtor-commis-
saris schriftelijk do rodonon opgovon, waarom zij weigering dor
honiologtttio wonsoholijk achten (art. 151). Vormen zijn hierbij
niet voorgeschreven, zoodat eon gewone brief voldoondo is.

Op don bopaaldon dag wordt tor oponbaro terechtzitting
do behandoling dor homologatie overgegaan. Do wijze van
l>ohandüling ia do volgende: do
rochter-commissaris brengt
eon schriftelijk rapport uit ovor do al- of niet-aannome-
lijkhoid van hot akkoord on daarna wordt don gofailloordo
ioder dor schuldoischors do gologonhoid gogoven, in
persoon of bij gomachtigdo do grondon uitoon to zotten,
wolkü voor of togon do homologatie pleiten (art. 152). .Go-

schrovon, door procurours gonomon , conclusies komon daarbij

"iot to p,v8. lodor schuldoischor kan in persoon mondohng
•\'-ijno grieven togon, of zijno mooning ovor hot akkoord uitoon
\'-oiton. Hij kan zich ook laton vertogonwoordigon door oon
procureur of oon ander, terwijl schriftolijko
formuloonng van
Uotgeon hij in hot midden hooft to brongon, niet is uitgesloten«

rechtbank gooft, na afloop dor behandoling\'\'), op don-

\') Memorio vnn TooHchtinp: llclinfanto I, bl. KW; v. "\'J\'"

.Ic bclmndoling It op Wn .lug kan aOoopen of aan den schuldcna
UoLiMoui^,,^ riUUUMmeBU««t.

-ocr page 477-

371.

zelfden dag, in elk geval zoo spoedig mogelijk, hare met
redenen omkleede beschikking (art. 153 eerste lid). In die
beschikking is zij, behoudens de bepaling van het tweede lid
van art. 153, geheel vrij. Aan conclusies van partijen, die de
wet niet kent, is zij niet gebonden. Haar taak is, lettende
op alle haar gebleken omstandigheden, naar eigen inzicht,
de vraag te\'beantwoorden, of het voorgestelde akkoord bevat
eene billijke, aanbevelenswaardige regeling van de belangen
der schuldeischers eener- en des gefailleerden anderzijds. Zij
kan die vraag ontkennend beantwoorden op iederen grond,
die haar daartoe voldoende voorkomt, onverschillig of die
grond al dan niet bij de openbare behandeling te berde is
gebracht.
Ambtshalve kan zij de homologatie weigeren (art. 153
derde lid). Slechts tot ééne zaak is zij steeds verplicht, zoowel
bij verleening als bij weigering der homologatio, nl
tot moti-
veering
haror beschikking.

Bovendien zal zij de homologatio weigeren:
it 1". indien de baten dos boedels mot inbegrip van do zaken,
waarop recht van terughouding wordt uitgeoefend, do som,
bij hot akkoord bedongen, aanmerkelijk to bovon gaan;

12" indien do nakoming van hot akkoord niot voldoondo
is gewaarborgd;

K 3®. indien hot akkoord door bodrog, door begunstiging van
con of moor schuldoischers, of mot behulp vun andere oneerlijke
middeleri is tot stand gekonjon, onverschillig of do gefail-
leerde dan wol oon ander daartoe hooft modegowerkt* (art. 153
tweede lid).

Uot Wetboek vun Koophandel Hot don rechter volledige
vrijheid van beslissing ovor do homologatio van hot akkoord.
Do wijzo waarop de rechter hooft gomoond van dio vrijheid
gebruik to moöton maken, loiddo er toe haar op do (uingo-
govon wijze to beperken.

Ton botoogo van de noodzukolijklioid, do lnimologutio in
bepaalde govallon to verbieden, loost mon in do Momorio
vun Toelichting\'): »» In
1872 schroef Mr. IIinost: »»Vergis

conig uiUtcl wordt verleend voor zyno verdediging, kan een nndcro dag worden
bepaald voor de voortzotting der behandeling.
\') Belinfante I, hl. 130 vlg.; v. D.
Fei.tz II, bl. 170 vlg.

-ocr page 478-

40.3

ik mij niet, zoo heeft de afwezigheid van bepahngen, wanneer
de homologatie mag worden geweigerd, tot de jurisprudentie
geleid, dat die homologatie bijna niet werd geweigerd.
De statistiek wijst dit laatste uit"" Die woorden zijn
ook thans nog volkomen jnist, en in allen deele door de
ervaring van latere jaren bevestigd geworden » „Dat de baten
des boedels aanmerkelijk te boven gaan de som bij het akkoord
bedongen» », in artikel 845 Wetboek van Koophandel als voor-
beeld van een grond van verzet tegen de homologatie genoemd,
is feitelijk, behoudens hoogst zeldzame uitzondering, de eenige
grond geworden, waarop de homologatie wordt geweigerd.
De rechtbank te Haarlem besliste 20 Mei 1884 (P.
v.J. 1884,
31*), dat do omstandigheid, dat de waarborg voor de
uitbetaling der aangeboden percenten ontbreekt, geen grond
oplevert, om de homologatie van een akkoord te weigeren,
omdat de schuldeischers vrij zijn op dien grond hot akkoord
af te stemmen^). De rechtbank te Kottordam achtte, 28 Fe-
bruari 1885
(H. Bijdr. cn Bijhl, I, afd. D, blz. 197), bewezen
kwado trouw (poging tot omkooping) van den gefailleerde
geen grond tot weigering der homologatie, als het akkoord
voor do schuldoischors vermoedelijk voordoeligor is dan eene
insolventie. De rechtbank to Alkmaar overwoog, 15 October
1885 (ir. n°. 5302), dat het bewezen feit dat aan eenige
schuldeischers meer vooi-doolon waron toegekend of beloofd,
dan do bij het akkoord aangoboden percenten (sluipakkoord),
alsook bewezen kwade trouw van den gefailleerde (blijkende

\') Mr HiNosT, \\Vaarboii]cn hy nkkoonlen in faillissementen, \\n N. Hijth\'.

bl. ;n8.

IMijkoiis (lo gci-echtelyke statisliok wonl in IK7r> o|» 1 iO nniigenomen ukkoonlon
slechts vnn 4 ilo honmlogatio gowcigord ; in IKTli op 137 van I; in 1877 op 181 van
t; in 1878 op 201 van 8; in 187!» op I!«) van 8; in l«80 op 171 van r.;ii\\ 1881
"I\' \'-iWl van O; in 1882 op 22:1 van in \\i<K\\ op 210 van 1; in 1881 op281 van
2; in 188.\') op ;H2 van 7; in 188(1 op .\'«M van 7; in 1887 op;»(»;{ van 1 on in 1888
op :i88 van

\') In den/clfilen givstllof Groningen 5 Sopt 1871, M\'. n". aiOr., en Kb. Maastricht
J Mei I8«I0, U\'. n». .W.»8. Zie
voorts vonnis Ub. Amstenlam 21 l-\'ebr. 1890,/>.»\'.
1800, n«. .^2, <lat een merk waardig bewys oplevert voor <Ie stelling «lat /.elfs .Ie minst
aanlKivelenswaanligo akkoonlen worden gehomologi»erd. Andei-s Hb. Ihvda I Febr.
JB48, ir n». 004; Ilof den Uosch
Aug. 18".»0, ik n". r.\'.)22, beslissende dat gemis
van allen waarborg voor de uitbetaling ilcr beloofde pnKenton voldoenden grond
oplevert om de liomologatio van het akkoord le weigeren;
Ovkns, a. w.,bl. 273.

-ocr page 479-

371.

uit een door den curator ingestelde actio Pauliana) geen redenen
zijn om homologatie van een akkoord te weigeren \'). Een
dergelijke, de zedelijkheid verslappende, jurisprudentie wijst
op de noodzakelijkheid om in de wet de gevallen te noemen,
waarin de homologatie geweigerd
moet worden 2). Daartoe
bestaat trouwens te gereeder aanleiding, daar het notoir is,
dat in de meeste faillissementen ten behoeve van de aanne-
ming van het akkoord de praktijk van sluipakkoorden wordt
te baat genomen, en met name de kleinere schuldeischers
door belotte van integrale betaling, althans van meerdere
percenten, tot toetreding worden bewogen. De wet verbiede
dus onvoorwaardelijk de homologatie van een akkoord, waar-
door de schuldeischers benadeeld worden, dat de noodige
waarborgen voor de richtige nakoming mist (akkoorden op het
papier), of waarvan blijkt dat het met behulp van sluip-
overeenkomsten is tot stand gekomen«.

In do eerste plaats dan moet do homologatie worden
geweigerd, indien de baten des boedels (mot inbegrip van do
zaken, waarop recht van terughouding wordt uitgeoefend)
de som, bij het akkoord bedongen, aanmerkelijk to boven gaan.

Of dit geval aanwezig is, is oono foitolijko vraag en als
zoodanig geheel aan het vrijo oordeel des rechters overgelaten.
Toch zijn enkele aanwijzingen to govon. Zoo moot om do som
to vindon, bij hot akkoord bedongen, rekening worden ge-
houden,niet met dogovorifioordo concurrente schuldvordoringon
alleon, maar behalve met dozo ook met do niot-govorifioordo
doch bokondo
opeUchhare schuldvordoringon , daar hot
akkoord voor allo schuldeischors verbindend is on dus ook
van de opeischbaro niot-govorifieordo schuldvordoringon

«) Met InatÄle vonnis wonltook mpilogodoold door Mr. H. J. Poi.knaau, in Themiit
18«». bl. 89.

ï) Verg. I.aoerwev, het akkoord van den ijefailh\'crde mei z{jne »chuldchchers,
Prft. bl. 124. Zio over ninbtslmlvo weigering der hnniologntin .Mr. lliNORT, in
N. liijdr 1872, t. n. p., en ovkns, n. w., bl. 272 vlg. Venler nrt. r.17 Code de
Comin. belg. (1851), nrt.
r.ir. Code do Cotnm fr. (18.18).

») Do lU». te Utrecht 27 Juni 1888, ir. n». .\'«»09, spreekt mimlor nnnwkotnig
vnn de nicl-gcveriHccrdo crediteuren. Even/oo Innt do lU». to Itotlerdnm 28 Kcbr.
IRftr». licchhgel. liijdr. en Jiijhl. m\\ af.l. I), bl. 197, den Kofnillw.r.lo naar
de wet voor den inantstaf van een aan lo bieden nkkoonl rt>k(>ning hotnien met
al do schuldvorderingen gezamenlijk.

-ocr page 480-

371.

terstond voldoening overeenkomstig den inhoud van het akkoord
kan worden gevorderd/

Wat de baten des boedels betreft, moet op art. 173 tweede
lid acht geslagen worden. Evenzoo, wat de wet te allen over-
vloede uitdrukkelijk zegt, op de zaken, waarop recht van
terughouding wordt uitgeoefend. Door te voldoen aan het
akkoord, verkrijgt de schuldenaar de beschikking over deze
zaken i). Ze behooren dus tot de baten des boedels, welke
tegenover de som, volgens het akkoord uit te keeren, moeten
worden gesteld, ter beoordeehng van de vraag of de schul-
denaar aanbiedt, wat hij, gelet op hetgeen waarover hij zal
kunnen beschikken, ook kan aanbieden.

Soms kan het twijfelachtig wezen, of en in hoeverre iets
als een bate des boedels moet wordon aangemerkt. Er kunnon
bijv. wezen vorderingen op twijfelachtige schuldenaren. Dozo
mooton wordon getaxeerd mot het oog op de kans, dat or
iets van terecht komt, en voor dio getaxeerde waardo tot hot
actief worden gerekend. In hoeverre ook twijfelachtige baten;
do uitslag van oon aanhangig proces of do kans op eono
legitieme portie, in aanmerking genomen niogon wordon,
maakte eon onderwerp uit van godachtenwissoHng tusschen
J. A.. JoLLKs Az. en A.
Tak iu Wcckbl. v. h. Rcchl,
n". G2G8, G274 eu G277 2).

In do tweedo plaats moot de homologatio worden geweigerd,
indion do nakoming van hot akkoord niot voldoende is gewaar-
borgd. Ook dit is oono feitelijke quaostio tor booordeeling des
rechters.

Blijkens hot Verslag dor Commissie van voorbereiding 3) word
hot bezwaar gemaakt, dat «noch iu dit, noch in oonig audor
artikel wordt goformuloord, waaruit hot voldoende van don
waarborg moot blijken on wolko zekerheid do schuldoischor
vorkrijgen zal, dat do hem toegezegde percenten op den
bepaalden tijd uitbetaald zullon wordon. De nakoming van
hot akkoordi zoo word opgemerkt,
moet gewaarborgd wordon
vooral door zekoro borgstelling van dorden, dio zich ver-

\') /io hiorbovcn bl. vlg.

Vorg. i»k Makk7. Oykns, ii. w., bl.\'21>\'2on<lo<lft.irii.iiigch!wl<lcjiirispni(lcntio.
Iksliiirantü
II, bl. I\'ri; v. it. Kki.tz II, bl. 180.

-ocr page 481-

406

bonden hebben de percenten, welke boven de kosten uitge-
keerd zullen worden, te voldoen. Het ware volgens sommigen
wenschelijk, dit hier uit te drukken".

De Regeering antwoordde op deze opmerkingen: «Wan-
neer is nakoming van het akkoord voldoende gewaar-
borgd? Het ontwerp laat de beslissing aan den rechter
over. Geen twijfel, dat, wanneer het akkoord niet anders
bevat dan eene betalingsbelofte, de nakoming
niet voldoende
is gewaarborgd; geen twijfel ook, dat, wanneer solide borgen
zijn gesteld, zij wel voldoende is gewaarborgd. Maar tusschen
deze gevallen liggen nog veelsoortige andere. Er kan ook
zijn eene hypothekaire inschrijving op het goed van derden,
eene commissie van beheer en contrôle uit de schuldeischers
en dergelijke. Een volkomen eerlijk en vertrouwd schuldenaar
kan met zekerheid aanwijzen, dat hij op andere wijze in staat
zal zijn tot voldoening der percenten. Aan den anderen kant
levert borgstelling op zichzelf niet altijd eon behoorlijken
waarborg; dit hangt toch van do soliditeit dor borgen af, enz.
Feitelijk zijn de toestanden zoo verschillend on doon zo in
zoo onderscheiden vorm zich voor, dat do wot daarvoor
goono rogols geven kan. Hot is daarom niet alloon hot
verstandigst, maar volstrekt noodig, do i)e8lissing aan dnn
rechter ovor to laten. Do wet kan ook goeno volledige
opsomming govon van al do middelen, die kunnen strekken
tot voldoenden waarborg van do nakoming van hot akkoord.
Do beoordeeling van dozo foitolijko quaestie moot daarom
aan don rechter blijven«.

Do derdo imperatieve grond vun weigering dor bomologatio
is hot foit, dat hot akkoord door bodrog, door begunstiging
van oen of moor Rchuldoischors of met behulp van andere
onoorlijko middelen is tot stund gekomen. «OnvorBchillig of
do gofailloordo\'dun wol oon undor daurtoo hoeft modcgoworkt,»
voegt do wet or uun too, »immers,« aldus do Mjunorio van
Toelichting \'), »al is do gofailleordo onschuldig aan hot gebruik
dor oneerlijke middolon, dit noemt niot weg, dut hot nkkoord
door die niiddolon tot stund gokomon, do meerderheid vcr-
vulscht, hut rocht dor KcbihldeiHcIiorH derhalve gpRchonden is.

t

t.
1.

\') lielinfante I, W. IW; v, u. Fkltz 11, bl. 177.

-ocr page 482-

371.

en hierop alleen komt het aan bij de vraag of de homologatie
van een akkoord geweigerd moet worden."

Dat er sluipovereenkomsten zijn aangegaan, is op zich zelf
niet voldoende; vereischt is, dat het akkoord dientengevolge
tot stand is gekomen. Indien het akkoord ook zonder de mede-
werking van den omgekochten schuldeischer ware aangenomen,
is de homologatie niet verboden. Er zijn dan wel oneerhjke
middelen gebezigd, maar de uitslag is daarvan onafhankelijk
gebleven. Het spreekt overigens van zelf, dat de rechter van
zijne bevoegdheid, de homologatie te Aveigeren ook wanneer
hij daartoe niet verplicht is, gebruik kan en allicht zal
behooren te maken, als hem het bestaan van kwade trouw
blijkt, maar daarvan de rechtstreeksche invloed op de stem-
ming niet kan worden vastgesteld.

Tot de oneerlijke middelen waarop do wet hier hot oog
hoeft, behoort ook do opkooping van vorderingen door oon
handlanger of vriend dos gofailloordon, ton einde daarna
vóór het akkoord to stommen. Opkooping on omkooping zijn
na aan elkander verwant. Geschiedt omkooping in don regel
door don schuldoischer extra-voordooien, botaling van oxtra-
porconten of van hot vollo bodrag, too to zoggen, door
opkooping wordt hij ovenoons boven zijno modeschuldeischors
bevoordeeld, omdat hot dool waarvoor do vordering wordt
gekocht, daarvoor oon hooger prijs doot bieden of bedingen
dan do bij hot aangeboden akkoord toegezegde porconten.
Opkooping beoogt ovenals omkooping don Bchuldeischors oon
akkoord op to dringen, dat zondor dozo middelen niot door
do

voroischto moordorhoid zou wordon aangonomon.

Wannoor do omstandighodon, in art. 153 twoedo lid 3°. vormold,
zich voordoen, mag op don inhoud van hot akkoord niot /^i^oA^
wordon golot. Al komt hot don rochtor nog zoo voordoelig ^^ ^
voor, hij is vorpUcht do homologatie to weigeren. Ook hot
voordooligsto akkoord mag niot togen don zin der schuld- \' * \'
eiscliors door bodrog of mot behulp van andere slinkscho ^

middelen wordon doorgedreven. , ^.t^»»* -

Aan do hierboven geschetste procedure tot homologatie sluit ^^^

zich aan oono oonvondigo rogoling van do rechtsmiddelen, dio

togen hot vonnis van homologatie kunnon wordon aangewend. 0-.
Eigenlijk geeft do wot fllochts ó^n rechtsmiddel omjp to

MoumintAArr, XailliiicmfnUwrt.

-ocr page 483-

371.

komen tegen bedoeld vonnis, namelijk bet hooger beroep,
maar tegen het arrest in hooger beroep staat weer cassatie
open, en daarom mag hier van rechtsmiddelen worden gesproken.

Wie hooger beroep kunnen instellen, bepaalt art. 154. Men
heeft daarbij te onderscheiden tusschen weigering der homo-
logatie en verleening daarvan. In geval van weigering kunnen
in beroep komen alle schuldeischers, die vóór stemden, en de
gefailleerde; in geval van verleeuing alle schuldeischers, die
tegen stemden of bij de stemming afwezig waren, en boven-
dien de schuldeischers die vóór stemden, doch dezen alleen
op grond dat zij ns\\ de homologatie hebben ontdekt, dab het
akkoord door bedrog, door begunstiging van een of meer
schuldeischers of met behulp van andere oneerlijke middelen
is tot stand gekomen (art. 154).

Deze laatste beperking steunt op do overweging, dat,
wanneer de bedoelde schxildeischers eerder hebben geweten,
dat dergelijke handelingen, als bedrog enz., zijn geploegd,
zij ook op dien grond togen het akkoord konden stemmen
of de homologatie daarvan bestrijden, on dat zij, door dit
niet te doen, hebben getoond het akkoord des ondanks to
willen. In verband hiermede mag worden opgemerkt, dat in
do wet niet had moeten worden gesproken van frhot ontd(ïkken
7ia (le honwloffalie «, maar van »bet ontdekken na dc behamle-
ling der homologatie»,
omdat hot volgons art. I5!l eorste lid
mogolijk is, dat er eonigo dagen vorloopen tusschen den dag
van de behandeling dor homologatie on dien waarop do recht-
bank hare bcschikking geeft.

De tormijn van hooger beroep is acht dagen m\\ do beschik-
king van de rechtbank fart. 154). liet beroep geschiedt bij eon
verzoekschrift, dat blijkens art. 17 vrij is van zegel on van
do fonnalitoit yan registratie, en door tusschenkomst van een
procurour (art. 5) moet wordon ingediend ter griffie van het
bevoegde gerechtshof. Voor ieder verzoekschrift bepaalt de
voorzitter van hot Hof, of degene dion hij daartoe uunwijat,
terstond dag on uur der behandeling. Aan d<Mi procurour, die
hot verzoekschrift indient, moot dus dadelijk hij do indiening
worden medegedeold, wolko k^rochtzitting voor do behandeling
is aangowezon. Mon lieeft daarbij to denken aan (*dno terecht-
zitting voor do behiindoling van allo voorzieningen in hooger

-ocr page 484-

371.

beroep tegen dezelfde beschikking der rechtbank. Feitelijk
behoeft derhalve maar eenmaal de dag van behandehng te
worden bepaald, en wel op het eerste verzoekschrift, terwijl
de behandeling van alle
verzoekschriften, die later worden
ingediend, op dien zelfden dag zal worden gesteld. Wel zegt
art. 155 eerste lid dit niet uitdrukkelijk, maar het volgt duidelijk
uit de toepasselijkverklaring op het hooger beroep van art. 152
eerste lid, in welk artikel eene wijze van behandeling is voor-
geschreven, die voor herhaling niet vatbaar is M.

De dag van behandoling mag niet later worden gesteld dan
twintig dagen ni\\ de indiening van het verzoekschrift.

Op den bepaalden dag geschiedt do bohandeliug gohool op
dezelfde wijze als is voorgoschrovou voor do behandeling van
de homologatie bij de rechtbank, d. w. z. alle schuldoischors
worden gehoord of liever hun wordt gologonhoid gogovon vóór
of togon do homologatie te sproken, terwijl ook do gefailloordo
voor zijno bolangon kan optreden on hot akkoord vordodigon.
Kr wordt dus ton overstaan van hot gerechtshof opnieuw
eone beraadslaging over hot akkoord gohoudon, waarbij nutuur-
lijk do beschikking van do rechtbank oen voornaam punt vun
dobat zul uitnniken, nuxur toch ook, onafhankelijk daarvan,
nieuwe of althans iu dio beschikking niot overwogen gronden
vóór of togon do homologatie kunnon wordon to berde gebruclit.
Itnmors ook hot goi\'ochtsliof is in zijno beslissing gohool
vrij. Aan ovontuool in do vorzookschrifton in hoogor boroop
uangovoordo grondon is hot in geenen doolo gobondon. Uij
zijn mot rodonon omkleodo beschikking kun hot lïof op do
grondon, dio hot ufdoondo ucht, nuur oigon inzicht do homo-
logatie woigoron of toostuun. Hot verschil tusschon do bohun-
doling in oorston aanleg on in hoogor boroop bestaat uitsluitond
hierin, dut hot rapport vau don rechtor-commissaris in hooger
boroop wogvult (urt. 155).

Ten oindo ullo bolunghobbondon in do gologonhoid to stollen
tor griflio vun do rochtbunk to vornomon, of hoogor bomop is
ingesteld, logt urt. 155 don griflior vun hot gorochtshof do
verplichting op, van hot hoogor boroop, bij zijn collogo uun-

\') Verg. hut Vcrs\\ag ilor CommiKüie van llapporlwu-« »>>1 iJo Kerste Knmor:
Belinfanto IV, bl. \'24 on 53; v. u. Fkltz II, bl. 183.

-ocr page 485-

410

gebracht, onverwijld kennis te geven aan den griflBer van de
rechtbank, die de beschikking omtrent de homologatie heeft
gegeven. „ De
appelant behoeft noch den gefailleerde, noch
den curator (die als zoodanig geheel buiten het akkoord staat),
noch een zijner medeschuldeischers het appèl te beteekenen,
en hen evenmin op te roepen " \').

Ter griffie van het Hof kan iedereen vernemen, op welken
dag het appèl zal worden behandeld.

Cassatie wordt binnen dezelfde termijnen en op dezelfde
wijze aangeteekend en behandeld (art. 156). Bovendien zijn,
voor zooverre daaraan door deze bepaling niet wordt gede-
rogeerd, ook de artt. 428 en 429 Wetb. v. Burg. Regtsv.
van toepassing.

§ 4. RechUgcvolgen van het akkoord (artt. 157—164).

Door do homologatio verleent de rochtor zijno sanctie aan
het tusschen den gefailleerde on diens schuldeischers tot stand
gekomen akkoord. Aan do werking daarvan staat nu niets
moor in den weg. Dio werking strekt zich uit tot allo geon
voorrang hebbende schuldoischors, zonder uitzondering, onver-
schillig of zij al dan niot in hot faillissoment zijn opgekomen
(art. 157), onverschillig dus ook of zij, geverifieerd zijnde,
v66t of togon hobbon gestemd, dan wol geen stom hebben
uitgebracht Daarin ligt do dwang, datgene wat het akkoord
doet zijn eon
dxvangakkoord.

Gevraagd word in hot Verslag dor Commissio van voor-
bereiding uit do Tweede Kamer, wat zal goldon ton opzichte
van den houder eener vordering mot tijdsbepaling, dio niot
is opgekomen, dus niot is gevorinoord, alsmede voor niot-
govorifioordo vorderingen ondor ontbindende •) of opschortondo
voorwaarde. « VYat do vorderingen betreftaldns werd door
do RogO(ïring geantwoord, »waarvan sprako is in do artt.
129 3)—181, (lo/o artikelen zijn alloon geschreven voordo
vorificatio on kunnon dus niot goldon voor vorderingen, van
wolko goono verificatie is gevraagd. Dio eeno vordering heeft

\') Momorie vnn Toelichling: IkiUnfmilc I, bl. Hl; v. ». Kki.Tï II, bl. IRi.
J) Voor zooveel betrcn vonleringon on«ler onlbimlcnile voorwaarde IxJiloml voor
do vmag geen aanleiding.

Art. 129 li.id niet genoemd tnoelen wonlen.

-ocr page 486-

371.

met tijdsbepaling zal dus moeten wachten, totdat de vordering
opeischbaar is geworden" l), en dan natuurlijk alleen betaling
kunneii vragen overeenkomstig de bepalingen van het akkoord.
Evenzoo moet de schuldeischer onder een opschortende YOOÏ-
waarde de vervulling der voorwaarde afwachten, om daarna
de som te ontvangen waarop het akkoord hem aanspraak
geeft. Hij, die recht heeft op eene periodieke uitkeering, bijv.
op eene lijfrente, kan telkens als een termijn verschijnt vor-
deren, doch ook niet anders dan overeenkomstig den inhoud
van het akkoord, bijv. telkens zooveel percenten van den
vervallen termijn als bij het akkoord zijn toegezegd

Eene bekonde strijdvraag wordt beslist door art. 160:
• niettegenstaande hot akkoord behouden de schuldeischors
al hunne rechten tegon do borgen en medoschuldenaron van
den schuldenaar". »Deze oplossing*, zegt de Memorio van
Toelichtinir ff voldoet het meest aan do behoeften van do
practijk on rust op goede gronden. In do eorsto plaats leidt
daartoe eene juisto waardeering vun het wezen en do econo-
uiischo functie van den borgtocht en van do solidariteit, dio
beido dionen om don schuldeischer veilig to stollen tegen
do gevolgen van do insolventie of wanbetaling van don
hoofdschuldeiuiar. Kent men nu aan het akkoord oono
bevrijdende werking toe, dan zullon borgtocht on solidariteit
lu strijd mot do bedoeling van partijen ophouden hunne
dionston to praesteorou , juist wanuoor do schuldoischor daaraan
do moeste behoefte heeft. Verder boude mon in *t oog, dat
hot akkoord niot zoozeer is eono kwijtscholding als wol oono
regeling van do wijze waarop de schuldeischers buitengo-
rochtolijk voldaan zullen wordon, altijd voor zooverre voldoening
niogolijk is; oeno minnelijke oxocutio, waarbij do schuldoischors
alloon afstand doen van hotgeon niot to vorhalen is. Hot
akkoord wordt door do schuldoischors aangonomen, niet om
rochton prijs to goven of oon goschonk to doon, maar om

\') IWiiifantu U, 1)1. 121) v.; v. ». Fkutz II, bl. 185.

Uitkeeringen tol voMoenlng nan een weUelyken omlerhondspliclil »yn »UhmIs
in hnnr gelii«cl vei-schubligd. De lermynen, verschenen nh ile liomologntio vnn w>n
akkooni, kunnen len vollo woiilen gevonlenl: Hb. Amsitenlani 17 Oct. I8\'.):i, U\'.
"».0471. Zie overigens .lo nrlt. 281 tweodo lid, :Wü—382 Uurg. Weib.

Zio uk Maukz Dvkns, tt. w., bl. 29t> vlg.

-ocr page 487-

371.

zooveel te verkrijgen als onder de gegeven omstandigheden
mogelijk is. Ook om deze reden kunnen boi^en en mede-
schuldenaren zich niet te hunner bevrijding op het akkoord
beroepen "

In het Verslag der Commissie van voorbereiding uit de
Tweede Kamer wordt medegedeeld, dat omtrent het stelsel,
in dit artikel gevolgd, de meeningen verdeeld bleken.
»Volgens sommigen was de bepaling niet billijk en moesten
zij, die vóór het akkoord hadden gestemd, geen verhaal
hebben op de borgen. Deze leden wenschten het artikel aldus
te formuleeren: «\'«-Tenzij de schuldeischers medegewerkt
hebben tot het akkoord, behouden zij alle hunne rechten
tegenover do borgen on medeschuldenaren van den gofailleerdo-».

i-Do meeste leden» daarentegen »vereenigdon zich met het
stelsel van het ontwerp, ook al konden zij do opmerking in
de Memorie van Toolichting in verband met de bolangon
van den borg niot beamen, dat namelijk „ „Let akkoord door
do schuldeiscbers wordt aangenomen om zooveel te verkrijgen
als onder de gegeven omstandigheden mogolijk is««. Immers
in do praktijk zullen de hiergenoemde schuldeischors,indien
zij door borgen gedekt zijn, niet nauwkeurig toezien, of bij
het akkoord al dan niet schade geleden wordt. Do gegoede
borg kan altijd zelf voor do behartiging van zijn belangen
zorg dragon, want hij zal in den regel gebruik kunnen makon
van de bevoegdheid, bij art. 1877 Burgerlijk Wetboek verleend,
en dus treden in de plaats van den schuldoischor. Deze be-
voegdheid neemt do onbillijkheid weg, dio volgons do eerst-
gonoomde loden in do bepaling vun dit artikol golegon zou zijn»

«Terecht«, antwoordde de llegooring, »wordt gewezen op
art. 1877 Burgerlijk Wotbook. De borg, dio volgons art. 18(51)
4°. Burgerlijk "Wetboek verplicht is, don schuldoischor terstond
to voldoen, kan, dank zij urt. 1877 Burgerlijk Wotbook on
urt. 135 ontworp, de modobesiissing ovor hot akkoord in oigon
handen nemen. Daarmede is iedere onbillijkheid woggenonion.
»Tegon do door do bestrijders van hot artikol voorgestoldo

«) nclinfimlo I, bl. 143 v.;.v. i>. Feltz 11, bl. 180.

.Mr. L. A. I)K IlnuvN, l)t werking van hei ticcwrd ten ojtzie/ite van de
borgen van den failliel.
Lciilun 1887, bl. 42.

-ocr page 488-

418

bepaling goldt, behalve het bezwaar, in het Verslag aangevoerd,
nog dit, dat het in vele gevallen de borgen en medescbul-
denaren meer nadeel zal
berokkenen. Do schuldeischer zal
dan, om zijne rechten tegenover de borgen en medeschulde-
naren van den gefailleerde niet te verliezen, in ieder geval
tegen het akkoord moeten stemmen, ook al zouden de schuld-
eischers daardoor meer erlangen, dan bij insolventie, en dit
ten nadeele van die borgen en medeschuldenaren, die dan
meer zullen mooton bijpassen " \').

De beteekenis van art. IGO is, golot op de hier mede-
gedeelde gedachtenwisseling, duidelijk. De schuldeischer be-
houdt
al zijne recJiten tegen do borgen en modeschuldenaron,
d. w. z. indien door de bepalingen van het akkoord do vor-
plichting van den schuldenaar wordt beperkt, bijv. tot do
botaling van percenten, blijvon niettemin de verplichtingen
dor borgen of modeschuldonaren in haren oorspronkelijkon
omvang voortbestaan. Hot akkoord moge don schuldonaar
gedeeltelijk bevrijden, do borgen eu medoschuldenaren wordon
niot bevrijd. De schuldoischor kan hon aanspreken voor al
hetgeen de schuldonaar hem niot botoalt on krachtons hot
akkoord ook niot moer behoeft to betalen. Art. KiO stempelt
aldus hot boroop op hot akkoord tot oon middol van ver-
dediging of exceptio, t» wolko «, zooals art. 1884 twoodo lid
Burg. VVötb. hot uitdrukt, „alloon don persoon van don schul-
denaar« botrott.

Bij do behandoling van art. 135 werd in hot Verslag der
Commissio van voorboroiding do vraag aangeroerd, of do
borg dio, na homologatie van oon akkoord, aan don schuld-
oischor hot tekortkomoiulo hooft voldaan, hot gohoolo bedrag
daarvan of wol percenten ovor dit bedrag op don schuldenaar
kan verhalen. Do Minister gaf in zijn Antwoord to konnon, /"ó-jA

dat noch hot oon noch hot ander zou kunnon goschiodonr ^é*:.

• Daar hot akkoord schuldbovrijdond werkt, zal noch do /r^yl*-*^

schuldoischor, noch do borg, mi do houïologatio, don schuldo- .
naar tor zako dor schuld kunnon aanspreken« s). Deze ziens- y ^

wijzo strookt mot do aan art. 185 ten grondslag Hggondo , i^f//^\' ^^

_______."^ •■».■»-\'iv,

/

S\'o. Uf

») UolinfAiito I!, bl. 127 v.; v. n. Fki.tz II, bl. 180 v.
») Uelinfante li. bl. IU; v. ü. K
ki.tx II, bl. 138 v.

-ocr page 489-

371.

opvatting, dat wat de scliuldeischer krachtens de hoofd ver-
bintenis en wat de borg krachtens zijn recht van regres of
zijn recht op schadeloosstelling van den hoofdschuldenaar
vordert, feitelijk hetzelfde is: dezelfde som die slechts een-
maal verschuldigd is.

Zoodra de homologatie van het akkoord in kracht van
gewijsde is gegaan, eindigt het faillissement (art. 161). De
curator is verplicht, ten overstaan van den rechter-commis-
saris, rekening en verantwoording aan den schuldenaar to
doen, on hem, indien bij het akkoord geene andore bepalingen
deswege zijn gemaakt (men denke aan eon zoogon. liquidatie-
akkoord met aanwijzing van den curator tot liquidateur),
tegen behoorlijke kwijting af te geven alle goederen, geldon,
boekon en papieren tot den boedol behoorende (art. 162).

Als gevolg van de opheffing van het faillissemont treedt do
schuldenaar weder in het behoor eu do beschikking over zijn
vermogen. Do schuldoischors zijn dus op hèm aangewezen tor
verkrijging van hot hun toekomende. Tor verzekering hunnor
rechten geeft de wot eenige bepalingen, on wel onderscheidenlijk
voor de
coMurrente on voor do bevoorrechte schuldoischors.

In hot behing van do concurrente schuldeischors bepaalt
art. 159, dat hot in kracht van gewijsde gognno vonnis van
homologatio, in verband met het proces-verbaal der vorificatio,
ton behoeve der
er/cende vorderingen, voor zooverre zij niot
door den gofailloordo overeenkomstig artikel 126 betwist zijn,
oen voor tenuitvoerlegging vatbaren titel oplevert togon don
schuldenaar en de tot hot akkoord als borgen toegetreden
personen.

Uiorboven, bl. 344 vlg., word or op gewezen, dat nrt. 126
don gohulleorde tot partij maakt bij do vorificatio, door hom
hot recht toe to konnon zich togon do toelating oonor vordering
te verzotten. Maakt hij van dit recht goen gebruik, dnn bindt
hom do erkenning dor vordering, golijk zij den curatoren de
medoRchnldeischors bindt. Togon dezen, immers rin het
faillissement«, hoeft de in hot proces-verbaal dor vorificatio-
vorgadoring opgotookonde erkenning oonor vordering kmcht
van gewijsde zaak. Togen dcn\'gofailleerde moot dus de erkenning
eener vordering, wolko door hem niot is betwist, ovonoons
kracht van gewijsde hebben. Do/o conscquentio van het aan-

-ocr page 490-

NOLENGRAAFF-IKSTITUUT VOOR PRlYAATRECl l

415

genomen stelsel ligt ten grondslag aan de bepaling van art.
I59, welk artikel aan de houders der erkende niet door den
schuldenaar betwiste vorderingen, na beëindiging van het
faillissement door de homologatie van een akkoord, een
executorialen titel in handen geeft.

Daar het akkoord de rechten der schuldeischers wijzigt,
levert niet het proces-verbaal der verificatie alleen de voor
tenuitvoerlegging vatbaren titel op, maar het in kracht van
gewijsde gegane vonnis van homologatie in verband mot dit
proces-verbaal, n De door den griffier af to geven grosse zal
dus mooton bevatten: de beschikking dor rechtbank (of van het
hoogere college) houdende do homologatie, waarin do inhoud
van hot akkoord behoort te wordon opgenomen, benevens
oon uittreksel uit het procos-vorbaal van do
verificatie-verga-
dering, waarin do erkenning van de vordering dos ageorendon
schuldoischors wordt geconstateerd«

Onder do heerschappij van het Wotb. v. Kooph. is wol
beslist -), dat, al bindt do verificatie don schuldonaar niot,
niettemin door hot aanbiodon on aannomon van hot akkoord
de rechten dor schuldoischors, zooals ze zijn geverifieerd, ook
tegenover don schuldonaar komen vast to staan, omdat dozo,
oon akkoord aan de stemming dor geverifieerde schuldoischors
ondorworpondo, daarmede tovens do resultaten dor vorificatio
zou aanvaarden. Ilot bohooft goon betoog, dat
dozo opvatting
wordt gewraakt door artikol 159, waaraan juist do ondor-
schoiding tusschen vorderingen, waarvan do erkenning ook in
goval van homologatio van hot akkoord togonovor don gefail-
leerde wèl, en andoro waarvan do erkenning ook in dit goval
togonovor hom niot verbindend is, ton grondslag ligt.

Voor do bovoorrcchto schuldoischors zorgon do artikolon
108 en 1Ü4. Ondor het afgoschafto rocht was do
positie dezer
schuldoischors, in geval van homologatie van oen akkoord,
niot geregold on daardoor vorro van bonijdonswaardig. Er was

\') Moinoric vftti Toelichting: Helinfanlc I, bl. U3; v. D. Fklti II, bl. 187 vlg.
») Hb. Arnhem T» April 1877,
Hechts,jel Uijbl- H bl. 18.\'», vern. door

Hof Arnhem .\'i Dec. 1877, ul.lanr bl. 3:15; W. n». 4193; — Kb. Oroningcn 11
April 1890, ƒ\'.
v. J. 18% n». 3«; — concl. Openb. Min. by het vonnis «Ier Ub.
to Ainatcnlnm \'21 Juni 1887,
W. n". .W4. — Anders lloogo Uaad 14 Jan. 1874.
ïlandcUr. 1874, bl. 55.

-ocr page 491-

371.

niemand die met hunne rechten of belangen rekening behoefde
te houden. Wel bleven deze, omdat het akkoord buiten heii
omging, in theorie ongerept, maar in werkelijkheid onder-
vonden zij er al het nadeel van, hunne rechten te moeten
doen gelden tegen eene insolvente wederpartij, die hen zelfs
kon dwingen tot een proces over de deugdelykheid van het
beweerde voorrecht, omdat daarover bij de verificatie niet
werd beslist. Het vooruitzicht, na veel kosten een vonnis to
vorkrijgen niet-uitvoerbaar wegens ontstentenis van vermogen,
waarop verhaal zou kunnen worden genomen, noopte hen
maar al te vaak elke voorwaarde, die de schuldenaar hun
geliefde te stellen, aan te nemen of in de betaling van
akkoord-percenten to berusten

De Faillissementswet heeft de beslissing over de deugdelijk-
heid van ieder recht van voorrang overgebracht van de vroegere
rangregeling in geval van insolventie naar do verificatie Ten
tijde der homologatie staat dus vast welko vorderingen bevoor-
recht zijn. Daardoor is het mogelijk geworden op do aanspraken
der bevoorrechte schuldeischers te letten, on te zorgen dat
ook zij, na homologatie van het akkoord, ontvangen wat hun
toekomt. To dien einde, on tevens ter verzekering van do
betaling der kosten van bot faillissement, wordt door art. 1G3
bepaald, dat. na do homologatie van hot akkoord, het bedrag,
waarop goverifieordo schuldeischors, krachteuH oon orkend
voorrecht, aanspnuik kunnon maken, alsmodu do kosten van
hot failIiHseinent, mooton wordon gestort in handen van don
curator, tonzij de schuldonaar mocht verkiezen voor het eon
on hot andor zekerheid to stellen. Zijnerzijds is do curator
verplicht allo goederen en golden tot dem boedel behoorendo
ond(*r zich te houden, totdat do Htorting der veroischto geldon
in zijno handen is geschied, ftf do zekerheid is gestold, öf lu;t
uit krachto van\'do orkondo voorrechten vorHchnldigdo bedrag
on do kostcm van hot faillinHoment aan do dnarop rechthob-
bendon zijn vohhian (art. 103 eerste lid), ten blijko waarvan
de noodigo bowijsstukken zullen inoeton worden ovor^elogd.

I) Verg. Memorie van Toelicliting: Dclinfantc 1, bl. U4; v. ti. Fkltz II, bl.
1U3. — .M. P. Sll\'KKS, i/<!
lofalatul van den bevoorrechten trhuldnucfier na
homoUtgalie
i-ar» hel accottrd, Prfl,
Zio hierboven bl. 311.

-ocr page 492-

Wanneer ééne maand na het in kracht van gewijsde gaan
van het vonnis van homologatie is verloopen, zonder dat op
een der genoemde wijzen is gehandeld, moet de curator
overgaan tot voldoening van het uit de aangegeven hoofden
verschuldigdo uit de voorhanden baten des boedels (art. 1G3
tweedo lid).

Voor vorderingen, waarvan het voorrecht slechts voorwaar-
delijk erkend is, dus nog niet vaststaat, was eeno bijzondere
regeling noodig. Wat deze vorderingen betreft,
zegt art. IG4,
bepaalt de verplichting van den schuldenaar zich tot het
stollen van zekerheid, terwijl, wordt die verplichting door
hem niet nagekomen, do curator slechts gehouden is tot het
reservccrcn uit de baten des boedels van het bedrag, waarop
het voorrecht aanspraak geeft.
Betaling geschiedt eerst, als de
dougdolijkheid van hot beweerde voorrecht is uitgenuuikt.

Een en andermaal werd hier gewag gemaakt van het bedrag,
waarop oou schuldeischer krachtons een erkend voorrecht
aanspraak kun nmken. Hot is duidelijk dut dit bedrug eigenlijk
eorst gekend kan worden, als do zaken waarop hot voorrecht
kleeft, zijn verzilverd on do vordooling vun den koopprijs is
opgemuukt. Op hot oogenblik, wuarvun hier sprako is: bij do
bomologutio vun hot akkoord, zal dio voorwuurdo zelden of
nooit vervuld zijn. Meestal hooft hot akkoord zelfs ten doel
do vervulling van dio voorwuurdo onmogelijk te muken, immers
hot beoogt in deu regel don boedel in zijn geheel to houden,
do tegoldomuking duurvan to voorkomen. Hot juisto bodrug,
waarop hot voorrecht aanspruak geeft, blijft dun onbekend.
Toch moot mot dut bodrug rekening worden gohouden. Dit
kun geschieden door do wuurdo of vermoedolijke opbrengst
dor uun oon of moor voorrechten onderworpen goederen to
vorgolijkou mot het bedrug dor schuldvorderingen, wuaruau
do voorrechten zijn verbondon. Aldus komt mon tot de wuur-
dooring van hot bedrug, dut door iodor
bevoorrechten schuld-
oischor kruchtons zijn voorrecht zou
kunnon wordon vorhuuld,
wuarbij natuurlijk ook moot wordon gelet op don rang, dion de
bevoorrechte schuldoischors onderling innemen.

Do belanghobbendon: do curator, de bevoorrechte schuld-
oischors en do schuldenaar, zijn bij dozo wuurdeoring in do
oorsto plaats aangewezen op minnolijk overleg. Gewoonlijk

UoLiNoiAArr, ralUiMcmcnUwet.

-ocr page 493-

371.

zal daardoor wel eene bevredigende oplossing kunnen worden
verkregen. Gelukt dit niet, dan is eene zoo eenvoudig moge-
lijke, voor alle partijen minst kostbare oplossing gewenscht.
n Geen andere weg " staat daartoe open, «dan den rechter-
commissaris aan te wijzen om in geval van verschil te bepalen,
wat aan iederen schuldeischer toekomt. Do rechter-commissaris
heeft juist door zijne betrekking als zoodanig, de ruimste
gelegenheid, zich te doen voorlichten en do zaak ten genoegen
van allen te beëindigen 1 i). Dienovereenkomstig bepaalt het
derde lid van art. 163 : n het bedrag in het eerste lid bedoeld
(d. w. z. het bedrag, waarop geverifieerde schuldeischers,
krachtens een erkend voorrecht, aanspraak kiinnen maken),
en het deel daarvan, aan ieder schuldeischer krachtens zijn
recht van voorrang toe te kennen, wordt desnoodig door den
rechter-commissaris begroot" «).

§ 5. Ontbinding van het akkoord (artt. 165 —172).

Zooals hierboven (bl. 380) reeds werd opgemerkt, werd in
het Wetboek van Koophandel gezwegen over de rechten der
schuldeischers in geval van niet-nakoming van hot akkoord.
Vandaar groot verschil van meening te dien aanzien. Volgens
sommigen hadden de schuldeischers alloon hot recht nakoming
van hot akkoord to vorderen, volgens anderen kon ieder
hunner wat hem betreft ontbinding van het akkoord vragen
en bij wijzo van schadevergoeding voldooning van het oorspron-
kelijke bedrag zijner vordering. De rechtspraak was in do
latere jaron vrijwel in dezen zin gevestigd

Aan dozo belangrijke controvoi-so heoft de Faillissementswet
getracht oen oindo to maken, door in do artt. 105-171 uit-
voerige voorschriften to goven omtrent do ontbinding van hot
akkoord in geval van niot-iuikou\'ing. liet stolsel der juris-
prudentie: ontbinding alloon voor zooveel betreft den schuld-
oischor, dio haar vordert, is niot gevolgd. »Uot ligt in den

j

w

1  Van dc beschikking van den ijjchicr-coininissaris is gedurende vjjf dagen
beroep op de rechtbank (art. (°>7 oorstu liil).

>) Zie da:irover dc Memorio van Toelichting: Ilelinfanto 1, bl. 133 n\'. \'2 en 3;
V. d. Feltz II, bl. 145 1 en 2.

-ocr page 494-

371.

aard der zaak«, merkt de Memorie van Toelichting op, "dat
niet-nakoming der bepalingen van het akkoord door den
gefailleerde herstel der gerechtelijke liquidatie ten gevolge
moet hebben; deze is alleen losgelaten in ruil voor de minne-
lijke regeling; zij behoort dus haar plaats te hernemen, waar
die minnelijke regeling niet geheel, zooals overeengekomen,
wordt uitgevoerd. Het recht op herstel van den prijsgegeven
toestand kan den schuldeischers inderdaad moeilijk ontzegd
worden. Volgens het Ontwerp leidt dan ook niet-nakoming
van het akkoord niet tot eene relatieve ontbinding van het
akkoord alleen ten behoeve van den schuldeischer die haar
vraagt, maar tot eene algeheele ontbinding ten behoeve der
gezamenlijke schuldeischers, m. a. w. tot eene wederopvatting,
heropening, van \'t faillissement. Heropening is trouwens de
oonigo weg, waarop golijkheid tusschen do schuldoischors,
bet doel èn van hot faillissomont èn van olk alfkoord, kan
worden gehandhaafd«

Dit standpunt mag juist gonoomd wordon. Immers het
akkoord is
één ovoreonkomst tusschon den gofailleordo on zijno
gozamonlijke schuldeischorH; hot bestaat
geonszins uit zoovele
gelijkluidende overeenkomsten als er scliuldeischors zijn. Hieruit
volgt dat do vordering tot ontbinding ondeelbaar is, mits-
dien door iedor schuldoischor voor het gohool kan worden
ingesteld. Zoolang do schuldonaar ook nmar jegens
6èn schuld-
oischor in gobroko blijft, is aan het akkoord niot voldaan.
De ontbinding kan uit den aard dor zaak niot andors wozon
<hin oon ontbinding van
het akkoord, d. w. z. vaii do daarin
gelogen overeenkomst in haar vollen omvang. /"inx^veA^

Door don schuldoischor, jegens wien do schuldonaar in ^^ ^ ^^^^
gebreke blijft aan don inhoud van het gohomologeordo akkoord / ^

to voldoen r kan do ontbinding daarvan worden govordord
(art. 1Ü5 eerste lid). Het bowijs, dat aan hot akkoord is voldaan, um^^
rust op don schuldonaar (art. 105 tweodo lid), dio hot bewijs- ^^

stuk dor voldoening, do kwijting van don schuldoischor voor ^

bot ontvangen dividend, in handen hoeft of behoort te bobben,
on hot aan zich zelf to wijten heeft, indien hij dit stuk mist.

Do rechter kan, ook ambtshalve, don schuldonaar oen ^ ^^^^

\') Uelinfanto 1, bl. 134 v.; v. d. Fkltz II, bl. UG.

-ocr page 495-

371.

uitstel van ten hoogste ééne maand verleenen, om alsnog
aan zijne verplichtingen te voldoen (art. 165 derde lid). Deze
bepaling komt overeen met het voorschrift van art. 1302
vierde lid van het Burg. Wetb., welks toepasselijkheid zou
kunnen worden betwijfeld, èn omdat de vraag of het akkoord
een overeenkomst is voor verschillende beantwoording vatbaar
blijft, èn omdat de ontbinding van het akkoord in de Fail-
lissementswet een speciale regeling heeft verkregen.

De vordering tot ontbinding wordt op dezelfde wijze aan-
gebracht en beslist, als ten aanzien van het verzoek tot fail-
lietverklaring in de artikelen 4, 6—9 en 12 is voorgeschreven
(art. 166). Uit art. 5 blijkt voorts, dat het verzoekschrift tot
ontbinding door een procureur moot wordon ingediend.

Wordt de ontbinding van het akkoord uitgesproken, dan
wordt in het vonnis tevens do horopening van het faillisse-
ment bevolen, mot benoeming van een recbtor-commissaris
en van oenen curator, alsmede van oono commissie uit de
schuldeischers, indien er in het faillissomont reeds oono is
geweest (art. 167 eerste lid). Bij voorkeur zullon daartoe do
personen worden gekozen, dio vroeger in hot faillissomont dio
betrekkingen hebben waargenomen (art. 167 twoedo lid).

Voor de bekendmaking van het vonnis draagt de curator
zorg; zij moot geschieden op do wijzo in art. 14 dordo lid
voor de faillietverklaring voorgoschrovon (art. 167 dorde lid).

Niet alleon golden voor do procedure tot ontbinding van
hot akkoord on tot heropening van hot faillissement dezelfde
bepalingen als voor do procedure tot failliotvorklaring on
wordt hot vonnis van heropening op dezelfde wijze als dat
van falliotvorklaring openbaar gonuiakt, maar ook do gohoolo
bohandoling van hot heropende faillissement geschiedt zooveel
mogelijk op dezelfde wijzo als dio van ieder ander faillissomont.
Artikel 168 toch bepaalt in hot eerste lid, dat do artikolon 13
eorsto lid, 15—18 on dio, wolko vervat zijn in de twoedo, dordo
on viordo afdoeling («van do govolgon dor failliotvorklaring";
/»van hot bostuïir ovor don failHoton boedel"; »van do vo«)rzio-
ningon na do failliotvorklaring on van hot behoor dos curators«)
van dozon titel (»van faillissement«) bij horopening van het
faillissomont toopasselijk zijn. Evonzoo zijn toepasselijk do
bepalingen van do afdeeling ttver de verificatie dor schuld-

-ocr page 496-

vorderingen (de vijfde afdeeling), behoudens deze wijziging,
dat de verificatie beperkt blijft tot de schuldvorderingen, die
niet reeds vroeger wex\'den geverifieerd (art. 168 tweede hd).
Niettemin worden ook de reeds vroeger geverifieerde schuld-
eischers tot bijwoning der verificatie-vergadering opgeroepen
en hebben zij het recht de vorderingen, waarvoor toelating
wordt verzocht, te betwisten (art. 168 derde lid).

Deze bepalingen omtrent de verificatie zijn in overeenstemming
met het karakter van het faillissement als
heropend faillisse-
ment. Eenmaal vastgestelde vorderingen worden blijvend
als zoodanig beschouwd. Houders van vordex-ingen, geverifieerd
in het vroegere faillissement, treden dus iu het heropende
faillissement terstond in de rechten van geverifieerde schuld-
eischers.

In het eerste lid van art. 168 had ook nog art. 14 tweede
lid (« vau do faillietverklaring wordt door den griffier onver-
wijld kennis gogovon aan do administratie der posterijen en
der telegrafie«) toepasselijk verklaard moeten wordon. Dat do
niot-vormelding vun dezo bepaling niot anders is dan een
onwillekonrig verzuim, blijkt uit het wèl toepasselijk verklaren
van art. 91) eerste lid, en vindt haro verklaring in het feit,
dat do bedoelde bepaling, die in het oorspronkelijke Regeerings-
ontwerp ontbrak, eerst in het gewijzigde Ontwerp vun 23
Maart 1893 is opgenomen. Verzuimd is toen in art. 168 met
bet nieuwe tweede lid van art. 13 (thans het tweede lid van
art. 14) rekening to houden.

Tnsschen de opheffing vun het faillissement door do homo-
logatie van oen akkoord eu de heropening daarvan zal steeds
eet» korter of langer, misschien zelfs eon geruime tijd inliggen,
gedurende wolken do schuldenuar weer aan het hoofd van
i\'ijno zaken stuat, nieuwe schulden maakt,
ovor zijn vermogen
beschikt. Die nieuwe schalden zijn schulden van don boedol;
do nieuwe schuldoischers kouiou dus op in hot heropende
faillissoment. Dio beschikkingen zijn geldig als verricht door
oen tot handelen bevoegd persoon; do curator heeft ze dus
to eorbiedigen. Uitdrukkelijk wordt dit uitgesproken in art.
109: »do handelingen, door don schuldenaar in den tijd
tusschen do homologatio van hot akkoord en de horopening
van hot faillissoment verricht, zijn voor den boedol ver-

-ocr page 497-

bindend, behoudens de toepassing van artikel 42 en volgende
(de zoogen. Pauliana), zoo daartoe gronden zijn

De redactie dezer bepaling geeft aanleiding tot de opmer-
king , dat ,i homologatie van het akkoord « hier een verkorte
uitdrukking is voor „in kracht van gewijsde gaan van de
homologatie van het akkoord«. Immers tot dit oogenblik
duurt het faillissement voort; eerst door het in kracht van
gewijsde gaan der homologatie eindigt het faillissement
en herkrijgt de schuldenaar beheer en beschikking over zijn
tot het faillissement behoorend vermogen (art. 161). Bedoeld
zijn dus de handelingen, door den schuldenaar verricht in
den tijd verloopen sedert het vonnis van homologatie van het
akkoord in kracht van gewijsde is gegaan tot aan do her-
opening van het faillissement.

Het heropende faillissement wijkt van een oorspronkelijk
faillissement alleen in dit opzicht af (hierboven bl. 382 vlg. kwam
dit punt reeds ter sprake), dat oon akkoord niet opnieuw kan
worden aangeboden. Do curator gaat zondor verwijl tot do
verofferiing ovor (art. 170).

Bij dio vereffening, in hot bijzonder bij do vordooling van
de voorhanden baton, kan zich do moeilijkheid voordoen,
dat do schuldoischors zich niot allon in dezelfde positie
bevinden. Er zullen in de eerste plaats zijn oude schuld-
oischors en niouwo schuldoischors, d. w. z. schuldeischors dio
dat roods waron ton tijdo der oorspronkolijko failliotvorklaring,
on schuldeischors, dio mot den schuldenaar hebben gehan-
deld in don tusschontijd tusschen hot oindo van hot faillisso-
mont on do horopening daarvan. Voorts zal mon onder de
oudo schuldeischers kunnen onderscheiden schuldoischors,
dio do akkoord-porconton ton vollo hobbon ontvangen, andoren
jegens wio hot akkoord slechts godooltolijk is nagokomon on
oindolijk de zoodanigon dio niots ontvingen, terwijl mot dezo
laatston do nionwe schuldoischors gelijkstaan. De vraag is
nu, welke wijzo van vordeoling dor baton do billijksto is,
gelet op do vorschillondo positie van ieder dezer catego-
rieën van schuldeischors. Art. 171 beantwoordt die vraag als
volgt: indien tijdens do horoponing jogons oonigo schnldeischers
roods geheel of gedeeltelijk aan hot akkoord is voldaan,
wordon, bij do verdooling, aan do niouwo schuldoischors on

wfwaiwLi,.

-ocr page 498-

423

diegenen onder de oude, die nog geene voldoening ontvingen,
de bij het akkoord toegezegde percenten, en wordt aan hen,
die gedeeltelijke betaling ontvingen, hetgeen aan het toe-
gezegde bedrag nog ontbreekt, vooruitbetaald. In hetgeen
alsdan nog overschiet, wordt door alle schuldeischers, zoo
oude als nieuwe, gelijkelijk gedeeld.

Tot toelichting dezer regeling leest men in de Memorie
van Toelichting tot het Regeerings-ontwerp »De verdeeling
onder de schuldeischers van het actief, in het heropende
faillissement gevonden, en de vaststelling van ieders aan-
spraak op dividend maken de neteligste punten uit bij de
regeling van het heropende faillissement. Het systeem, in de
Fransche, Belgische en Italiaansche wetten aangenomen,
sluit als schuldeischers uit diegenen der oude schuldeischers,
aan wio het bij akkoord bedongen dividend volledig is uit-
betaald, laat hen, aan wie dit gedeeltelijk voldaan is, alleen
toe voor een deel hunner schuldvordering correspondeorondo
»net hot niet betaalde gedeelte van het dividend, terwijl
oindehjk zij, dio nog niets ontvingen , voor het geheele bedrag
hunner primitieve schuldvordering opkomen. Dit stolsel is
juist in zooverre de schuldeischors kunnon behouden, wat
^ij, krachtons hun recht uit het akkoord, van den schulde-
naar rechtsgeldig hebben ontvangen. Het zou toch zonderling
iu strijd zijn met recht en billijkheid hen te noodzaken het
eenmaal ontvangene weder in den boedel terug to brongen.
t)aaraan is steeds vast to houden, dat heropening van hot
faillissomont geon terugwerkende kracht heeft. Minder juist
is daarentegen do opvatting, waarvan bedoeld stelsel tevens
nitgaat, als zoude betaling vaii hot bij akkoord bedongen
dividend of oen gedeelte daarvan ook nog na heropening van
bet faillisseniont als delging der schuld voor het geheel of
oon evenredig deel beschouwd moeten worden.
Dientengevolge
toch zal het mogelijk zijn dat de schuldeischors, wion door
den schuldenaar niets betaald word, bij do liquidatie na
heropening een hooger dividend ontvangen dan bij akkoord
word toegezegd, derhalve meer ontvangen en van beter con-
ditie worden dan de schuldeischers, jegens wie wel aan hot

\') ntilinfiinlo I, hl. U7 vlg.; v. i). Fkltz 11, bl. 20i vlg.

MoLKNuEAArr, KkilllucmrnUwet.

27\'

-ocr page 499-

424

akkoord werd voldaan. Bovendien zouden genen (werd dit
stelsel aangenomen) na het einde van het faiUissement volgens
de artikelen 195 en 19G Ontwerp (= artt. 195—197 der wet)
hun vorderings- en executierecht tegen den schuldenaar voor
het ontbrekende behouden, terwijl dezen voor altijd als
volledig gekweten zouden moeten worden beschouwd. Derge-
lijke rechtsongelijkheid is in strijd met het wezen van het
faillissement. In het Ontwerp is daarom aangenomen, dat
de heropening van \'t faillissement alle schuldeischers zonder
uitzondering in hunne rechten tegen den gefailleerde herstelt;
het akkoord houdt voor hen allen op eenig verder effect te
sorteeren; het dividend, dat reeds krachtens het akkoord
ontvangen is en niet behoeft teruggegeven te worden, wordt
beschouwd als eeno vooruitbetaling op het dividend dat nn
de horopening door den curator wordt uitgekeerd. Op dezo
wijze wordt met eerbiediging tevens van verkregen rechten
de meest billijke bohandeling van allen bereikt.

irDo voorgestelde regeling wijkt oenigszins af vnn dio, welko
vervat is in nrtikel 48 dor Amstordamsche Ordonnantie op de
desolate boedelsknmor vnn 1777, wolk artikel wol eens tor
navolging is aangeprezen. Ilot onderscheid, dat do Amstor-
damsche Ordonnantie maakt tusschen de oude on do niouwo
schuldeischors (degenen wier vorderingen anteriour zijn aan
het akkoord on dio welke na do homologatio van hot akkoord
mot don geakkordoerden schuldenaar hobbon gocontnictoord
on gehandeld) is niet gerechtvaardigd. In hot heropende
faillissoment beliooron allo schuldoischors gelijke rochton to
hebben; in hot feit dat do vordering anteriour is aan hot
akkoord, kan evenmin eon roden voor preforontio liggen als
in hot feit dat zij daaraan posterieur is. Do gelijkheid tusschon
allo schuldoischors duldt geene andere afwijking, dan dio wolko
noodzakelijk daaruit voortvloeit, dat wat eenmaal rechtsgeldig
ontvangen is, behouden kan worden« \').

In hot laatste artikel dor afdeoling, art. 172, wordt het
govnl büliaiitlold, dut do floJjuldonimr, terwijl h(j nnn liet

t

k

\') \'l\\o. voort« hot Ailv\'io« vnn ilon llnml van Slato op «Ut nrtikel cn «lo bostrü-
«ling «lor «loor «len Rnad gciniwktfl Ixxlcnkingcn in hot liapport van «len Ministci
aan (l«> Koningin-Regentes: DcUnfanto U, bl
.ïOr»cn\'24;i; v. d. FKi,Tzn,l»\\.\'20r»vlg.

-ocr page 500-

akkoord nog niet volledig heeft voldaan, opnieuw in staat van
faillissement wordt verklaard. Deze nieuwe faillietverklaring
werkt ten opzichte van de schuldeischers, die door het akkoord
gebonden worden, als eene ontbinding daarvan. Zij komen nu
in dezelfde positie als ware het faillissement heropend. Van-
daar dat het vorige artikel (171) toepasselijk wordt verklaard.
De grond voor deze regeling is de gelijkheid der feitelijke
omstandigheden. Immers ook in dit geval kunnen naast elkander
voorkomen: schuldeischers uit het oude faillissement, die de
akkoord-percenten integraal of gedeeltelijk ontvangen hebben ,
schuldeischers uit het oude faillissement die niets ontvangen
hebben en nieuwe schuldeischers. Deze gelijkheid van omstan-
digheden maakt eene gelijke behandeling noodzakelijk.

Onder vigueur van het Wetboek van Koophandel was het
een strijdvraag of de gefailleerde, na verwerping of weigering
van de homologatie van het aangeboden akkoord, nog een
ander akkoord kon voorstellen en hoe dikwijls hij dit kon
herhalen. De wet heeft die quaestie thans uitdrukkelijk beslist
on wel, ten einde te voorkomen dat do Hquidatio door her-
haalde aanbiedingen van akkoorden zou worden gerekt, den
gefailleerde do bovoegdhoid ontzegd, na mislukking van het
aangeboden akkoord eon ander voor te stollen (art. 158). De
beslissing ovor do vraag, wat zal plaats hebben: eeno minnelijke
liquidatie of oono gorechtelijke, kan dus slechts eenmaal vallen.
Komt hot akkoord niet tot stand, door afstemming of door
weigering dor homologatie, dan is daarmodo eens on voor goed
nitgenuiakt dat door den curator do von^flening zal geschieden.
Hot faillissemont troodt in do jjoriodo dor insolventie.

-ocr page 501-

426

Abtikel 138.

De gefailleerde ia bevoegd aan zijne gezamenlijke sclnildeiscbers een
akkoord aan te bieden.

ï i

:l i

In het Verslag der Commissie van voorbereiding uit de
Tweede Kamer werd de vraag geopperd, »of ook door anderen,
dan den gofailloordo, een akkoord kan worden aangeboden«.

«Do minste twijfel bestond omtrent het aanbiodon door oon
gemachtigde". Algemeen, ook door do Rogeering in haar Ant-
woord , word dit mogelijk on geoorloofd geacht.

Maar is ook do aanbieding vergund, bij afwezigheid van
den gefailleerde, door oen negotiorum gestor, of wol door de
daartoe-door den kantonrechter gemachtigde ochtgenoote van
eerstgenoemde? De Regoering antwoordde op dozo vrar.g:
«Evenals beslist word ondor het bestaande rocht, zal ook
ingevolge het ontwerp oon negotiorum gostor of de ocht-
genoote van don gofailleerdo oon akkoord niot kunnon aan-
biodon ».

Ons komt dit antwoord, althans voor zooveel botroft do
ochtgenoote vun don gofailloordo, niet geheel juist voor. Mon
moot ondorschoidon tusschen don gofailloordo, die buitiui
gonjoonschap, on don gofailloordo dio in gomoonschap van
goederen is gehuwd. Do echtgonooto dos oorston staat t<?gon-
over diens vermogen, hetwelk uitsluitend don faillieten boodol
uitnuiakt, uls ieder dordo, als oon vreemde. Zij kan dus ook
alleen als gonnichtigdo oon akkoord aanbieden.

Anders is hot gelogen uls d«5 ochtgonooton in gemoenschup
zijn gehuwd. KuillisHomont vun don nnin botookontdun foitolijk
fuilligsemont vun hot tot <lo gomoonschap bohoorondo ver-
mogen In urt. 63 wordt dit uitdrukkelijk gozogd. Do nuin
guut fuilliet als hot wuro iif zijno quulitoit vun bohoorder dor

\') nelinfanle II, bh. 118 v.; v. ü. Fki.t* 11, bl. 151.

-ocr page 502-

-1:27

gemeenschap. Die hoedanigheid van beheerder der gemeen-
schap geeft hem oolc do bevoegdheid als gefailleerde een akkoord
voor de gemeenschap aan te bieden. Aan oen ieder die hem
in het beheer der gemeenschap kan vervangen, in zijn plaats
voor de gemeenschap kan optreden en dezo verbinden, moet
dus ook do bevoegdheid, hem bij de akkoord-aanbieding te
vervangen, worden toegekend. Er is dan geen geval van
nego-
tioram gestio
aanwezig, maar van plaatsvervanging.

Naar deze opvatting kan de vrouw van den in gemeenschap
van goederen gehuwden echtgenoot zonder eenigon twijfel een
akkoord aanbieden, mits aanwezig is een der gevallen, waarin
volgons het Burg. Wetb. de vrouw voor de gemeenschap kan
optreden. De man moet afwezig zijn of zich in do onmogelijk-
heid bevinden zijnen wil to vorklaron (art. 180 Burg. Wetb.).
Bovendien behoeft de vrouw machtiging van don kantonrechter.

Op formeele gronden werd de bevoegdheid dor vrouw ont-
kend door do lib. to Anisterdam bij vonnis van 21 Oct. 1890
{^V. n«. 6010; Mag. van ïlandchr. 1891, bl. 109). lu de over-
wegingen van dit vonnis leest men: »dat volgens onze wet
alleen de gefaillecirdo de bevoegdheid hoeft een akkoord aan

to bieden en dat.....in ieder geval moot blijken van zijnen

wil om hot akkoord aan te bieden, daar zoiuler dien wil do
gefailleerde niet kan woi\'don geacht hot aanbod to doen;
dat in casu daarvan niot alleen niot blijkt, maar dat zelfs
nit do omstandigheid, dat van de personen die hot akkoord

hebben aangoboden.....dc andero (beweert op to treden)

als vrouw en gemachtigde door den rechter, volgt, dat de
gefailleerde zijnen wil niet heeft to kennen gegeven, dewijl

.....do machtiging, waarop do vrouw zich beroept, alleen

kan worden verstrekt, wanneer do man afwezig is of zich in
do oninogolijkheid bevindt om zijnen wil to vorklaren".

Eono lottorlijke interpretatie deed de rechtbank iiet wezen
der zaak over hot hoofd zien. Blijken moot zeer zeker van den
wil dos gefailleerden, maar mot dien wil staat gelijk de wil
van dongeno, die in vermogenszaken wettig in de plaats van
of voor den gefailleerde kan optreden. Zoo kan zonder twijfel
do curator ovor oon verkwister oen akkoord oanbieden in hot
faillissement van zijn curandus. Evenzeer kon de vrouw het
tloen in het faillissement van don met haar in gemeenschap

-ocr page 503-

428

gehuwden man, mits een der gevallen aanwezig is, waarin
art. 180 Burg. Wetb. der vrouw toestaat in plaats vau haren
man te handelen.

Daar de man de beheerder is zoowel van de goederen der
gemeenschap, als van de eigen goederen der vrouw, kan hij
in het faillissement van zijne echtgenoote altijd een akkoord
aanbieden. Op dezen regel bestaat slechts ééne uitzondering:
het geval dat in de huwelijksche voorwaarden het beding,
omschreven in art. 195 tweede lid Burg. Wetb., is opgenomen.
Is dit beding gemaakt, dan moet de vrouw zelve optreden,
al zij het met bijstand of toestemming van haren man.

J

-ocr page 504-

429

Aetikel 153 tweede lid 3".

^ij (de rechtbank) zal de homologatie weigeren:

3®. indien het akkoord door bedrog, door begunstiging vau een of
nieer schuldeischers of met behulp van andere oneerlijke middeleu is
tot Htand gekomen, ouverschilHg of de gefailleerde dan wel ceii ander
daartoo heeft medegewerkt.

De hier ufgeschreven bepuling is in do oorsto i>lnuts gericht
togon do ZGogonuunido sluipovereonkomsten. Hot Ontwerp der
Stuutscomunssie truchtto hot misbruik dier overeenkomston nog
op andere wijzo te treffen. Art. 157 vun dit Ontwerp, dut
ochtor reeds in hot Rogoerings-ontworp wordt gemist, luidde:
«VVunnoor do homologutio geweigerd wordt op oon der grondon
in urtikol 153 ondor (= urt. 153 twoodo lid 3° dor wot)
vermeld, kun do schuldeischor, uun wien bijzondere voor-
dooien zijn toegekend of die tot onoorlijko nnddelen do
bund hooft geloond, in het fuillissemont goono rochton uls

schuldoischor meer uitoofonon-.

Misschien ging dozo bopuling te ver; muur toch zal mooton
worden bonumd, wut in \'do Toelichting tot dit urtikol ovor
do sluipovoreonkomst word gezegd. »Do sluiimvoroonkomst-»,
aldus do Stuutscommissio\'), wis do worm, die uun do
instelling vun hot ukkoord knuagt; zij dient om langs slink-
scho wogen on onder bodriogolijko voorgovnns don schuld-
oischors oono overeenkomst op to dringen, waurvoor zij
andors niot to vindon zouden zijn. Wel zal zij, daar r.ij
in strijd is mot goodo trouw on goodo zoden, daur zij oon
onzodolijkon inhoud hoeft, niotig wozon
en goono uctio geven,
dit ullos noemt niet weg, dat zij dosniottogonstuundo huur
volle offoct zul kunnon sortooron, dat boreikt is zoodru hot
akkoord tot stand is gokomon. Do sluipovoreonkomst is boven-

\') Uolinrantü, bl. \'211 vlg.

-ocr page 505-

430

dien des te gevaarlijker, omdat zij ten doel heeft derden te
misleiden, het recht der schuldeischers op gelijke pondponds-
gewijze voldoening krachteloos te muken. De schuldeischer,
die zich voordeelen laat beloven, neemt tegenover zijne mede-
schuldeischers den schijn aan, vóór het akkoord stemmende,
eeue opoffering te doen, terwijl hij in werkelijkheid tengevolge
der sluipovereenkomst niets of althans minder dan zijne mede-
schuldeischers te verliezen heeft \')«.

De nietigheid der sluipovereenkomst brengt mede, dat in
rechte eene vordering tot nakoming daarvan of tot schade-
vergoeding wegens wanpraestatie niet kan worden gedaan.

Ook wanneer do voordooien zijn toegezegd in don voruj
vau eon orderbiljet, kan de uitgever op die omstandigheid
tegen den nemer of den lateren houder, dio, daarmede bekend,
het stuk verwierf, eon boroep doen tor afwijzing van zijno
verplichting tot betalen. Daarentegen gaat dit boroep niot op
tegen don houder, die het stuk to goeder trouw verkroeg.
Wat hij dezen heeft betaald, kan do uitgever ochtor torug-
vordoren van don nonier, dio zich het orderbiljet in ruil voor
zijn stom v<)(5r het akkoord liet afgeven. In dion zin besliste
terecht do Rb. to Amstordum 21 Juni 1850,
Matj, v. llandchr,
1859, bl. 80 vlg.

Anders oordeelde dezelfde rechtbank oon jaar later bij vonnis
van 27 Dec. 18G0,
Mag. v. Uandeltr. 1861, bl. 139 vlg., hoe wol
zij overwoog dat do orderbiljetten, wuurvun hot bedrag word
tornggovorderd, »goono of oon ongooorloofdo oor/.uuk haddon
on dus rechtens krachteloos waren, omdat do daarin vernioldo
schuld was kwijtgoscholdon of do premie eenor onzodolijko
handoling «!

In hot algomoon moot worden aangenomen, dat hetgeen
betaald is ter\' voldoening aan oon sluipovoroonkonist, als
onverschuldigd betaald, kun worden teruggevorderd. Mot oon

\') Verg. in liczen zin Kist, bl. 159; I.agkrwkv, t. i\\. p., bl. IWt; Mr. Ovkns,
bl. \'270 vlg. en do juriüpruiicntie nldanr lutiigeliiiald; Hechliujel, Adviezen, KH*
Vci7.., bl, IKl.
Vnn ccno nnderu incening is .Mr. I.ou. S. Hoas in N, Jiydr. onz.
I«8i, bl. ri4;i vlg. Art. -M:» Welb. v. §lmfr. (wmirovcr T. M. C. Asskr hi T^d»chr.
V. Sirafr., dl. 1, bl. <">8 v.) heeft tlinns de sluipovereenkomst strafbanr gesteld.

(Zio nog Ub. Amstenlam \'2.\'"» Juni 1KK0 en KgL den Haag .\'I Ihc\\m\\ Hechtmjel.
llijdr. en Hijbl.
188tV7, afd. I). bl. 171, alsine<lo HechUijel. Ilijdr. «•« üybMSR.\'i,
afd. ü, bl. v.]

Bihr-,

-ocr page 506-

431

speelschuld mug de schuld uit sluipovereonkomst niet worden
gelijkgesteld; do eerste is geldig, al geeft do wot geen rechts-
vordering te harer handhaving, de tweede is nietig wegens
strijd met do goede zeden. Aan de toepasselijkheid van art.
1395 Burg. Wotb. staat dus niets in den weg \').

Do handelingen, in art. 153 tweede lid onder 3". vermeld,
konden volgens het Ontwerp der Staatscommissie en het eerste
liegoorings-ontwerp ook aanleiding geven tot
verniciüjing van
het akkoord. Beide ontworpen bepaalden in art. 1(54, dat
voi\'uiütiging van het gohomologeordo akkoord gedurondo één
jaar, nadat hot in kracht van gewijsde is gegaan, kon worden
gevorderd wegens hot plegen van een der handelingon in
art. 153 ouder 3". vermeld, mits de schuldeischer, dio de
vernietiging vraagt, oorst na ailoop van den termijn, vast-
ffestold voor hot aan toekonen van hooger beroep togen do
boschikking der rechtbank over do homologatio, tot de ont-
dekking was gekomen vun hot bestaan dier handelingon.

Koods do Raad van Stuto hud bezwaar togen deze bepaling,
dio haar onpractisch voorkwam. Dit govoolon vond woorkhvnk
bij het onderzoek van het Ontwerp in do Twoedo Kamer,
hnmoi-8 het artikol word blijkens hot Verslag dor Commissie
van voorbereiding door onderschoidono lodon dier Kamer
afgekeurd. Zoowol do Raad van State als deze loden achten
bot vorkoord, dat gedurondo édn jaar do toestand van don
boodol oon onzekere zou blijven. Iodor failliet, dio oon
akkoord zag aannemen on homologooron, zou daarvan do
nadooligo govolgon ondervinden. Bovendien moondo mon, dat
litoH üniri oportot, cn wol hior door do homologatio van hot
akkoord.

Do Rogooring zwichtte voor dozo bodonkingon on liot hot
artikol vullen. Do vruug rijst nu, of oon schuldoischer,indien
Inj nil liot verstrijken van don tormijn voor hot hooger beroep
ontdekt, dut hundolingen uls vormold in urt. 153 tweede lid 3".
y-ijn geploegd, op grond dier feiten oono vordering togen don
schuldonaar kan instellen.

l^Ion donkt daarbij in do eerste plaats aan oono vordering
tot "iftti^\'vvtrklurin^\' vun hot akkoord op grond van bodrog.

\') Andei-s Ktg. Ainstoi-dain ii Jan. 1850, HedUsgcl. Uijbl. 1879, U bl. G7.

-ocr page 507-

432

Daarvan zou alleen sprake kunnen wezen, indien het bedrog
gepleegd werd door den schuldenaar (art. 1364 B. W.). Maar
ook dan nog blijft de zaak aan twijfel onderhevig. De zoo-
even vermelde geschiedenis van art. 164 van het oorspronkelijke
Regeerings-ontwerp toont aan, dat men eene vernietiging van
het akkoord in zijn geheel op dezen grond niet heeft gewild.
Het zou dus moeten wezen eene vernietiging van het akkoord
voor zooveel den schuldeischer betreft, die de vernietiging
vordert. Uitdrukkelijk uitgesloten is dergelijke vordering niet;
eene partieelo vernietiging van het akkoord is echter weinig
in overeenstemming met het aangenomen beginsel van do
eenheid van het akkoord, hetwelk heeft geloid tot verweri>ing
van de door de jurisprudentio onder hot Wetboek van
Koophandel aangenomen mogelijkheid van partieelo ont-
binding van het akkoord in geval van wanbetaling. Do
schrapping van art. 164 van het oorspronkelijke Regeerings-
ontwerp zonder meer heeft het dus in elk geval tot eon punt
van twijfel gemaakt, of en in hoeverre op grond van bedrog
vernietiging van een gehomologeerd akkoord kan wordon
gevorderd.

Evonwol mag wordon aangenomen, dat do kvvostio practisch
van gering belang is. Immers do handelingen, vermeld in
art. 153 tweodo lid 3".: bodrog, begunstiging van een of meer
schuldeischers on andere oneerlijke middelen, zijn buiten kijf,
hetzij de gofailleordo, hetzij eon derdo daartoe heoft medo-
goworkt, onrechtmatige daden. Ook hij, dio do ongsto uit-
van art. 1401 Burg. Wotb. voorstaat, moot dit beamen,
omdat do bedoelde handolingon, do zoogenaamde sluipovoreen-
komsten, door art. 345 Wotb. v. Strafr. strafbaar zijn gostold.
Ieder schuldeischer kan dus op grond dior feiten oen vordering
tot Hchadovergoerting wegons onrechtmatige daad tegen do bij
do sluipovoroenkomst betrokken partijen instellen. llot deel
zijner vordering, dat do schuldoischer door het akkoord heeft
verloren, maakt hot bedrag dor door hom goleden schado uit,
zooals ondor do hoerschappij van hot Wetboek van Koop-
handel door do jurisprudontie bij partieelo ontbinding van
hot akkoord op grond van wanpraestatie stoods is aangenomen.
Langs dozen Avog komt mon voor hot Iiior behandelde geval
tot oon bovrodigond resultaat, ondanks hot stilzwijgen der wot.

-ocr page 508-

433

Aktikel 163 eerste lid.

Het bedrag, waarop geverifieerde sclnddeischers, krachten« een
erkend voorrecht, aanspraak kunnen maken, alsmede de kosten van
het failliasement, moeten in handen van dea curator worden gestort,
tenzij deswege door den schuldennar zekerheid wordt gesteld. Zoolang
hieraan niet is voldaan, is de curator verplicht alle goederen en gcldeu
tot (leu boedol behoorende ouder zich to houden, totdat dit bedrag en de
hedoeldo kosten aan do daarop rechthebbenden zijn voldaan.

De vraag is opgeworpen i), wat onder »een erkend voor-
recht* in dit urtikol moot worden verstuun: oon
voorrecht
erkend in hot faillissement, dun wol een voorrecht erkend
door don fuilliet, of liever niot betwist door don failliot,
ovoroenkomstig do bevoegdheid hom verleend bij urtikol 126.
Mon heoft do vruug in luutstgemelden zin beuntwoord, en
duurnit ufgoloid, »dut do fuilliot dus niet in hundon vun den
ourutor zul behoeven to storten hot bedrug, wuurop geveri-
fieerde schuldeischors uunspnuik nuiken, terwijl zij zeggen,
dat zo voor dit bedrag bovoorrecht zijn, wanneer do fuilliot
^ij do vorificatio onder opguvo van niotioven heeft betwist,
dut die vordering pruoforont wus

Do juistheid dezer opvutting moet worden betwist. In do
^-erminologio dor wot kun: »oon erkend voorrecht" niet undors
botookonon dun: oon voorrecht, dut blijkens hot procos-verbuul
dor voriücutio-vorgudoring, in hot fuillissemont is erkend. In
dionzolfden zin wordt overul in do wot vun
erkende vorderingen
gesproken. Wuur door don fuilliot niot betwiste vorderingen
>vordon bedoeld, wordt dit steeds uitdrukkelijk to konnon
gogovon. Mon zio urt. löU on urt. 196 j" urt. 197.

Dat ullo in hot fuillissemont uls bovoorrecht erkende vorde-
ringen, ook dio wuarvun het voorrecht door don fuilliot word

Door Mn. Cd. Hkkmno Knai., in WcekbKul voor Notarisambt cn negi\'<tratie
van 10 Mrt. 18Hr., n». lai.\'i.

UoLKtioi&Arr, FaiUluemcnUwet.

-ocr page 509-

Amsterdam, 19 Fsbr. 1910.

Hooggaleerds Hger,

Ten zeerste zou ik het op pri.js stellen. Uwe meening
te mogen vernemen\'omtrent de navolgende vraag van fail-
lissementsreoht.

Na homologatie van een acooord was de gefailleerde niet
bereid aan een preferenten crediteur (verhuurder) meer
uit te keeren dan het voor concurrente crediteuren gel-
dende percentage, op grond dat In geval van insolventie het
onderpand geheel zou zijn opgeslokt door kosten, boedel-
schuld en belastingen. Hoewel wij nu het erover eens zijn,
dat, overeenkomstig blz.417 van Uw werk, in geval van ac-
coord krachtens preferentie slechts wordt uitgekeerd wat
het onderpand verüioedelijk zou hebben opgebracht, is bij
ons twijfel gerezen, of in dit geval wel omslag van kosten
t^e pas komt, omdat art.168 Fw. voorschrijft, dat, behalve
het bedrag, waarop de preferente crediteuren aanspraak
kunnen maken, cok nog dat der kosten in handen van den

Mr. J. W. HUYSINGA

KONINGSLAAN 16
AMSTERDAM

curator moet ?/orden gestort. Het laatsts, zoo jverd gezegd,
mag dus niet kooien in mindering van het eerste; volgens
het artikel moet de gefailleerde de kosten betalen, en

niet de boedel.

Het komt.mij voor, dat die redeneering niet opgaat,
omdat, v/anneer bij de bepaling van het voor preferente
crediteuren bestemde bedrag een aandeel in de kosten in
mindering wordt gebracht, toch evenzeer storting van het
bedrag der kosten noodig is. Het zou mij eohter aange-
naam zijn, indien ü met een enkel woord te kennen zou
•.villen göven, of ik naar Üwa meening daarin juist zie,
met machtiging om Uw advies te mogen mededeelen aan de
beide beeren, die met mij in deze te beslissen hebben.

Hoogachtend
Uw dw.

-ocr page 510-

-»j-\'v-cx

7

y

vJL. ay^tr-m^oC

cO^

CJUrtit^ /I tf^

t <t\' tSM

7

^Ltvt-

7

r

»Ol^

-ocr page 511-

t^^.^yv-L\' Int^ Af^^ijht^

(U/H^

/» - Irtrrnruue.Cy./c"\'. aC\'-\'^-Ôt^^xt - Ät-.^

A-tZl) O-^CJ-I*. IKU^êxJ^ eK^roxAhti^

-A^ dAa.^ -órftl^.^ ^\'-»t/\'

«

lii. CTI/AJL^ «\'Ui^ ÄA. CHjluju.\'

-ocr page 512-

434

betwist, iu art. 1G3 in aanuierkiug genomeu worden, is ook
volkomen rationeel. Immers, bet akkoord gaat geheel buiten
de in het faillissement als bevoorrecht erkende schuldeischers
om; het raakt alleen de als concurrente schuldeischers geveri-
tieerden. Vandaar dat de rechtspositie van dc als bevoorrecht
erkende schuldeischers door het akkoord niet de minste wijzi-
ging ondergaat. Art. 1G3 nu heeft geen ander doel dan er
voor te waken dat hunne positie door het akkoord niet
feitelijk worde verslimmerd. Het waarborgt hun de betaling,
die zij in geval van insolventie zouden hebben ontvangen.

Het is dus duidelijk, dat do waarborg van dit artikel zich
moet uitstrekken tot allen, die in geval van insolventie krachtens
hun voorrecht tot oonigo uitkeering gerechtigd zouden zijn,
en daartoe behooren ook dio schuldeischers, wier in het faillisse-
ment
erkend voorrecht door don failliet word betwist.

-ocr page 513-

ZEVENDE AFDEELING.
Van do vorofToning dos boedels.

§ 1. D« verzilvering (artt. 173—178).

Do zovonde Afdoeling des oorston Titels is gewijd aan de
tweodo periode van hot ftiillissenient, waaraan in art. 173 do
naam
i> inmlvenlic\' wordt gegeven. Op do vordooling van liot
failliRRomont in twoo perioden cn do botoekenis daarvan word
roods hierboven (bl. K) vlg.) do aandacht gevestigd. Hij do
periode van vorofToning of liquidatie, do
intolvenlie, hobbon
wij thans moor in hot bijxondor onzo aandacht to bepalen.

De artt. 173—194, tiitmakondo do zovondo Afdoeling, zijn
uitsluitend toopasKohjk in goval van insolvontio. Danrontogen,
dit mag niot wordon ovor hot hoofd gozion, zijn niot ook
nitHlnit«nd deifl artikolon in dit goval van toopassing. Do
twoedo Afdoeling: «vun do govolgon dor fuilliotvorklaring«, hovut
hopulingon, dio in iodoro poriodo vnn het fuilÜHRomcnt too-
passing kunnon vindon, t«>rwijl ook vorrtohillondo voorHchriflon
vun do viordo Afdoeling: -vun do voorzioningon ini do fuilliot-
vorklaring on vun hot bohoor do« curators«, op hot gohoolo
fuilliKKomont hotrokking hobbon of wol boRtonul zijn,
koo
noodig ook godnrondo do insolvontio t4)t uitvoering to komon.
Mon zio do nrtt. 87-91, 91), 102—107. Uit^lrnkkolijk wonlt
dun ook in urt. 17(1 hopuald, dut do nrtikolon 98 on 100
ophouden vun U»opaHHing to zijn, nl« do vorofToning dos botMlols
ovoroonknmRtig artikol 17:1 iH bogonnon. Do noodzukoHjkhoi«!
oonor\'stolligo niot-toopaRHolijk-vorkluring vun voorHchriH^\'n,
opgonomon in do viordo Afdooling, ligt hiorin opgoHloton.
Gorochtvaurdigd is dorhulvo do roncluHio, dut ullo nrtikolon,
do twoodo on vionlo Afdooling nitnnikondo, van U>oput«»ing

-ocr page 514-

436

zijn in de periode van insolventie, tenzij de inhoud van hot
artikel zich daartegen verzet, of omtrent het onderwerp,
daarin behandeld, bijzondere voorschriften in de zevende
Afdeeling worden gegeven. Hier zullen alleen de bepalingen
dezer Afdeeling nader ter sprake komen.

Nauwkeurig wordt in de wet (art. 173) aangegeven hot
tijdstip, waarop de periode van insolventie aanvangt. Zij
vangt aan na afloop der verificatie-vergadering, als geen
akkoord is aangeboden; na afloop van de vergadering, waarop
de stemming heeft plaats gehad, als een akkoord is aange-
boden doch verworpen; op den dag waarop do bomologjitie
definitief is geweigerd, als een akkoord is aangeboden en aan-
genomen , doch de homologatie wordt geweigerd; op den dag
waarop de ontbinding van het akkoord wordt uitgesproken,
als deze is gevorderd (artt. 167 on 170). Do homologatie is
definitief geweigerd als bet desbetreffende vonnis in kracht
van gowijsdo is gegaan.

Omtrent den aanvang der periode wordt nader bepaald, dat
hij van
recliUwege plaats grijpt..»Indien*, zegt nrt. 173, »op
de
verificatio-vcrgadoring geen akkoord aangeboden of indien
het ajingebodon akkoord verworpen, of de homologatie defi-
nitief geweigerd is, verkeert do boedol van rechtswego in
staat van insolventie-, d. w. z. do staat van insolvontio
begint, zonder dat daartoo oono rochtorlijke rochtspnuik
noodig is. Door het onkolo foit, dat eono dor omstandig-
hoden, hiorbovon vermoM, aanwezig is, wordt zondor moor
do periode van insolventie geboren. Hot vonnis van insolvnnt-
vorklaring, door bot Wotbook van Koophundol govordord,
kent de Kailiissemontswot niet.

Wat onder «stivat van insolvontio» moet wordon vorstaun,
hot lcarakt<!riKtinko vun dozo twoodo poriod»! van hot failÜB-
Homent, wordt ovoneens in art. 173 oor«to lid nnngog«<von, on
wol door oono omRchrijving vun do taak dos curalorH gwlii-
rondo dit Htmiinm. »Do curator gaat onmiddollijk tot verof-
foning on tcgeldo-nniking van allo baton dos boodol» ovor,
zonder dut daartoo de tooBtomming of modoworking van don
gofailleordo noodig i«».

In dezo bepaling is eenn togonstolling gologon tot artikel 101
eorKto lid.\'Vóór de iimolvontio, godnrondo do |M»riod<» vun Htnint»«-

-ocr page 515-

4S7

tratie, mag de curator goederen, tot den faillieten boedel
behoorende, alleen vervreemden, » indien en voor zoover de
vervreemding noodzakelijk is ter bestrijding der kosten van
het failHssement, of de goederen niet dan met nadeel voor
den boedel bewaard kunnen blijven*; nü den aanvang der
insolventie is hij verplicht zonder verwijl alle goederen te
gelde te maken. Niet langer is bewaring van den boedel het
doel, juist het tegenovergestelde, verzilvering van het ver-
mogen , is thans aan de orde. Uet executoriale karakter dier
verzilvering, welke recht geeft het faillissement eene vermogens-
cxeculie to noemen, komt duidelijk uit in de woorden, «zonder
dat daartoe de toestemming of medewerking van den gofail-
loordo noodig is*. Zonder zijno toestemming worden do rechten
die hij op zijno goederen had aan anderen verschaft, hij
wordt
onteigend f uitgeu>onnen.

Het is duidelijk, dat de curator bij de vervulling der hior
aangeduide taak hoeft to letton op do bopalingon dio, eldor«
in do wot gegovon, don omvang dor faillissonionts-oxocutio
aanwijzen on do afwikkeling van don boedel bohoorschon. Zoo
mag do cumtor do goederen, in art. 21 ondor 1®. vormohl,
niot vervroomden; zij vallen buiten het faillisHonient. Avt. 178
twoodo lid gooft zolfs imn do voor oxocutio onvatbaro goederen
nog oonigo uitbreiding. Aan don gofailloordo kan oenig huisnmd,
luin to wijzon dotir don roclttor-commissaris, wordon golaton.
Gaat do rochtor-comnuHsaris tot dio nunwyzing ovor, dan
onttrekt hij daarmede doaangowozon goedoron aan do oxocutio,
plaatst zo foitolijk buiten hot faillissomont.

Dozo macht vorloonondo \'), volgde do wotgovor do geboden
dor nionscholijkhoid on dor billijkheid, wolko verlangen dat
do vormngons-oxocntio niot ontaardo in oono volledige nit-
Rciiudding dos RchnldonnurK. Daarom zal do rochtor-conimis*
HuriR, — zooala word opgomorkt door don Haad van StaUi,
nandringondo op oono faonltiitiovo hopuling in phuitjt vun hot
gnbiodondo voornchrifl, hotwolk voorkwam in hotunn don Uaad
om mlvioHtoogozondonOntwerp*), — »wol niot nuluUui vun dozo

\') Vnn il.» iMM-hikkinR vnn a^n rrchlfT rrtinmitiwri« U hrtogor lioiwp
(arl, 07
IwmmIo li«l).

\') Kv««nn>rt Onlwi^i« StttnlmroinmlMic, nrl. 173 IwwhU\' IW.

rFT^

■BBSE

-ocr page 516-

43S

bevoegdheid gebruik te maken, tenzij hij gewichtige redenen
hebbe om den gefailleerde die gunst te onthouden, bijv. als
deze wegens bankbreuk zich in hechtenis bevindt of veroor-
deeld is, of voortvluchtig is« i) en, zouden wij er willen
bijvoegen, geen gezin heeft of achterlaat, waaraan die gunst
ten goede zou kunnen komen.

Het Wetboek van Koophandel was niet zoo vrijgevig, althans
op dit punt niet duidelijk 2). In de practijk zal echter niet
veel verandering komen, daar het reeds gewoonte was, dat de
curator den gefailleerde eenig huisraad liet behouden.

Sober is de wet in het geven van voorschriften omtrent de
wijze waarop de tegeldemaking van den boedel moet geschieden.
Den curator is zooveel mogelijk de vrije hand gelaten. Uij
regelt de vereffening naar goedvinden. Trouwens de
vereffening
van den boedel is nevens het beheer daarvan in het bijzonder
zijn taak Men vergelijke de omschrijving dier taak in art. G8
(zie hierboven bl. 26G).

Is in het faillissement eeno commissio uit de schuldeischers
werkzaam , dan is do curator verplicht het advies dier com-
missio in to winnen. In art. 78 wordt »do wijze van vereffening
on tegeldemaking van don boedel uitdrukkelijk gebracht tot
do gevallen, waarin do commissio moot wordon goraadj>b?ogd.
Overigens is de cumtor alleen ondorworpon aan hot toezicht
van don rochter-commissariH, dat slechts in onkolo in do wot
genoemde govallon w(»rdt vervangen door oono tnost<Mnming
of giiedkonring.

lu\'do eersto plaats hooft do cnrator to(>stomming van don
rnchtor-commissaris noodig voor don ondorhundschon verkoop
van goedonm Op oigon gozog is hij alloon bovcu\'gd tot
verkoop in hot openbaar (art. 171\'.

Hij do behandoling dor wot ontmoette do ondorbiindsnlio ver-
koop, niottogunstmindo don waarborg golegon in «lo tooHtomming
van den rechtor-commiHsaris, bij sommigon bo<h»nking. 1)«? llaad
van Stato achtto hot niot gowimscht, don ondorhandHchrn

-ocr page 517-

430

verkoop van vast goed toe te laten , zonder daarvoor evenwel
redenen aan to voeren, waarop de Minister van Justitie in
zijn rapport aan de Koningin-Regentes niet verzuimde te
wijzen \'); vele leden van do Tweede Kamer waren, blijkens
bet Verslag der Commissie vau voorbereiding , van oordeel,
dat door art. 174 don recbter-commissaris eene te grooto
vrijheid is toegekend. » Onderbandscho verkoop antwoordde
do Regeering, 1kan zeer gewenscht zijn voor ter bourze
verhandelbare goederen on zelfs voor andere •; en zij voegde
or bij: « kan er gegronde vrees zijn, dat de rechter comniissaris
yan de hem gegeven vrijheid misbruik zal nmken ?« In do
wot is die vraag, ovenals in het ontwerp, ontkennend beant-
woord; do rechter-commissaris knn vnn nllo goederen, do
onroerende zoowel alsdo roorendo, don ondorhandschon verkoop
toestaan, indien hij dit in het belang acht van do vereffening.

In de tweede plaats hoeft do curator de goedkeuring van
den rechter-commissnris noodig indion hij wenscht to be-
schikken over niot spoedig of in hot gehool niot voor vereffening
vatbare baton (art. 175 oorsto lid). Do Momorio van Toelichting
dacht daarbij onn »litigiouso, twijfelachtigo of oninbare vordo-
ringon, nnn incourante of mooilijk to roaliseoren artikelen on
dorgehjko» Dozo zouden nnn do verzilvering vnn don hoedel
kunnen in don weg slivnn, indion do cumtor niot bovoogd
wnro dnurovpr op do best mogelijke wijzo to beschikken. Het
eonigszins byzondoro knrnktor dier boschikking vorklnart, dnt
hior voorafganndo goedkeuring vnn den rochtor-comniissnris
wordt gevordord. Mon houdo voorts in hot oog,dat zoowol in
dit goval als by ondorhandschon verkoop, omdat hot geldt
handolingon van voroffoning on togoldonuiking, hot ndvios
moot wordon ingowonnon vnn do commiRsin uit do schuld-
oisclioni, indion dio or is.

Omtrent do voroffoning wortlon voor hot ovorigo slechts oen
twootnl bopulingon in do wol govondtMi. I)«» oorHto is di(» van
nrt. 175 twoodo lid: »Voor zooveel dit in hot belang is van don

28 •

1  IWinfiintc II, hl. cn SU; v. i». Fki.t« II, M. iU vlg.
») UoUnhnti\' II, bl. KN; *. n.
Kki.tx II, bl. «W.

») Ook viui «loio lH»»rhikklng vnn dm ivrhler-cominU^rU U Roon Imto.»!!
(art. 117 twwdp Uil).

♦) IWlnfanto I, W. UO; *. n. FKm 11, W. iU
Voi l)»i*t«rr, KailltMrMrkl««\').

-ocr page 518-

440

boedel, brengt de curator de goederen, waarop schuldeischers
recht van terughouding uitoefenen , door voldoening der vorde-
ringen , waaraan dit recht is verbonden, in den boedel terug."
2/(t \'tv^^exJ- Deze bepaling, welke in het ontwerp der Staatscommissie

-J^^^en het eerste Regeeringsontwerp ontbrak, houdt verband
^ met art. 60, volgens hetwelk de schuldeischer het recht
van terughouding door faillissement van zijn schuldenaar
niet verliest. Immers hieruit volgt, dat de schuldeischer,

aJU tju^ /"

•wien zoodanig recht toekomt, de afgifte der goederen, die

^AJjif*-. .A^ onder zich heeft, aan den curator kan weigeren, totdat

ijL. Ot oyu^- hem zijne vordering integraal is voldaan. De curator echter

mag een concurrent schuldeischer, zooals ook de schuldeischer
is, die recht heeft van terughouding, niet integraal betalen.
Toch zou dit kunnen wezen in het belang des boedels,
immers voor den boedel voordeeliger, en wel telkens als de
goederen die teruggehouden mogen worden, eene hoogere
ayiyf-.rrP waardo vertegenwoordigen dan hot bedrog dor schuld.

Art. 175 tweede lid verleent daarom den curator do bo-
. Mfot.. voegdheid tot integrale betaling\' en stelt hem aldus in staat
^puA, mot bedoeld belang van don boedel to rade to gaan on dienover-

eenkomstig te handelen. Uij hooft nu de keuzo do goederen
to laton onder den schuldeischor, en over de schuld slechts

A-\'oJie.^r-t éJL A.

Jiy^* de percenten to betalen dio allo concurronto schuldoischors
; -uiJt^^f\' ontvangen, of do goederen in don boedol terug to brongon

---—--— tegen voldoening van de gohoolo schuld.

^^ Dy opmerking in hot Verslag dor Commissio van voorboroi-

uii\'J^ tling,\'dat verzuimd was in hot twoodo lid van art. 180 van hot

ff^ f^^/^L^ fó*^\'^ recht van torughouding molding to maken \'), dood do Ittïgeo-
«-^^»Mi 2 do wenschelijkheid oonor uiUlrukkolijko bepaling inzien.

^ Hot twoodo voorschrift wordt govondon in art. 177. Torwijl
«T^ i/c jiQt jjjjjt twijfelachtig is, dat do cumtor ton bohoovo dor
^o^oM-^ vorefTening bezoldigde hulp van anderen kan inroopon, ook
tU.^, ^^ »1 ï\'-wijgt dn wot daarvan, alsniodo dut hot hom vrijstaat do
personen uit tn kinzon, dio hij duarton hot moest gnschikt
booft do wotgovor hot toch noodig govondon t<Mi opzicht«!
^ vun
6éu persoon zich uiUlrukkolijk uit to sproknn. Dnz«»

JaX. ^ persoon is do gnfuilItMïrdn. Nuast art. 170, hotwolk d«»n nnmUir

CC"^ d*"\'\'\'*\' " ■------V

\'» Ikslinfantc II, 1,1. i:U; y. i,. Fkltz II, bJ. m

-ocr page 519-

UI

verbiedt na aangevangen insolventie op kosten van den boedel
in het levensonderhoud van den gefailleerde en diens huis-
gezin te voorzien, doet art. 177 uitkomen dat het den curator
niettemin vrijstaat ten behoeve der vereffening zoo noodig
van de diensten des gefailleerden gebruik te maken en die
te beloonen. Ten einde to voorkomen dat een misplaatst
medelijden of al to groote toegeeflijkheid den curator misschien
zou bewegen in strijd met de belangen van den boedel een
hooger bezoldiging aan don gefailleerde toe to konnon, dan
waarop deze in redelijkheid aanspraak kon maken, is do
vaststelling dier bezoldiging door de wet aan don rechter-
commissaris opgedragen \'). Uet is trouwens duidelijk, dat het
gebruik makon van do diensten des gefailleerden nimmer mag
worden gebezigd als middel om tot oon door do wot verboden
alimentatie to komen. Vertrouwd mag wordon, dat do rechtor-
commissaris, ook door zijn toezicht, daartegen zal waken.

Indien oene commissie nit doschuldoischora in hot faillissomont
irt benoemd, is nog oon bijzondere waarborg golegon in hot
advioadiorcommissio, dat do cumtor ingevolge hot voorschrift
van art. 78 oorsto lid in dit goval hooft in to winnon. Dit
advies zal moeten loopon ovor do wonschelijkhoid, van do
diensten dos gofailloonlon gebruik to makon, niot ook ovor
dn daarvoor to betalen bolooning, dio door don rochtor-
commissuriH wordt vastgesteld, al zul do comnuRsio ook
daaromtront haro zienswijze
kunum uitsproken.

* Tndion er goon oommitiaio uit de HohuldeiKchors is bonoomd,
on zolfH ook dan wannoor dit wol is goschiod, zal hot moormalon
wonscholijk zyn do scliuldoischors ovor do wijze van voroffoning
t4ï raadplogoii« Dozo overweging
hooft don wotgovor ortoo
gelold don rochter-coninnsBari», hoewel dozo roods aan art. Hi
do büvoogilhoid ontloont, zoo dikwijls hij dit noodig oonloolt,
none vorgndoring van «chnldoischorH bijoon to roopon, in
nrt. 178 indachtig to makon, dat hij, nadat do boeilol is insolvont
gowordon, oono vorgndoring van HchnldoiHoheni kan bologgon
mot hot bopnaldu «looi dozon to randplogen ovor dc wijzo van

\') Vmi iJcjt! ticiwhikkinK vAt» il^n m:ln..rH\'oroiiiUwirif ybIi Rrcn l».>og«T b^nn-p,
arl. 07 lw»>wlc li<i.

Mnnrtrii\'vanTooUrhllnjtoparl.!7H:IWii>r«nlol.bl. IM»; v.i. Kki.tï 11, bl.\'W^

-ocr page 520-

442

vereffening des boedels, — hem aldus aansporende de wensche-
lijkheid daarvan in bijzondere overweging te nemen. Tevens
zal in die vergadering, en zonder de uitdrukkelijke bepaling
van de wet zou de mogelijkheid daarvan kunnen worden
betwijfeld zoo noodig de verificatie plaats hebben van de
schuldvorderingen, die na afloop van den in artikel 108 oerste
lid\'n®. 1 bepaalden termijn nog zijn ingediend en niet reeds
ingevolge artikel 127 zijn geverifieerd (art. 178).

»De curator handelt ten opzichte van deze vorderingen
overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 111—114«.
Indien er dus vorderingen zijn, als hier bedoeld worden,
d.w.z. vorderingen die te laat werden ingediend en daarom
nog niet werden geverifieerd, zal de vergadering, waarvan hier
sprake is, wel altijd moeten worden uitgeschreven. Immers
eene behandeling overeenkomstig do artikelen 111—114 ver-
onderstelt eene daarop volgende verificatie. Ti\'ouwons nrt. 178
verbiedt geenszins, dat de raadpleging over de vereffening, nis
donrann goen behoefte bestaat, achtorwoge blijft, en dat de
vergodoring dus uitsluitend wordt bestemd tor verificatie vnn
nngokomen vorderingen. Mogelijk is hot ook, dat dio rnndpld-
ging roods heeft plaats gehad, bijv. in de vergadering vnn art.
108 eerste lid
2"., als geen akkoord is tuingobodon, of dndelijk
m\\ nfloop van do stemming over het aangeboden akkoord, nis
dit word verworpen. Ook dat toch is nergens verboden t).

In olk geval, tot welk doel do vorgadoring van art. 178
ook wordo belegd, roept do curator do schuldoischers, Uni
minsto tien dagon to voren, bij brieven op, wnnriti hot onder-
werp dor vergadering wordt vermeld. Is dit onderworp do
vorificatio vnn schuldvorderingen, dnn wordt in dio brieven
tevons herinnerd nan de be]>aling vnn art. 114, omtroni hoi
tor-inzngo-liggon van ufgchrifton der.lijston van voorloopig
erkende .on von betwiste vorderingen. liovendion, on dit woder
in olk geval, wordt door den cumtor eeno opnmping tot do
vergadering goplnntst in hot nieuwsblad of do nieuwsbladen
bedoeld in artikel 14. Dozo in urt. 178 opgenomen voorschrifUui

\') Zin Im»1 Anlwnonl der ll<»gorrinf{ in lii«l \\>n»lAg Jcr Comm *an viwrlH\'ivldingi
n4«llnf«nle II II, 1.1. m

») Verg. fMlnfanl« II, u v. „. Kk,.t* U, i. p.

-ocr page 521-

443

omtrent de bijeenroeping der vergadering komen overeen met
het bepaalde in artikel 84 tweedo lid.

§ 2. Dc uitdeelingslijst (artt. 179—188).

Einddoel van de vereffening is vordooling van do door do
tegeldemaking van den boedel verkregen contanten onder de
schnldeischers. Om daartoe over te gaan behoeft niet gewacht
te wordon tot alle baten zijn verzilverd. » Zoo dikwijls or, naar
hot oordeel van den rechter-commissaris, voldoende gereede
penningen aanwezig zijn, beveelt dezo oone uitdooling aan do
geverifieerde schnldeischoi-s - (art. 179).

Art. 78 verlangt, dat vooraf door den curator omtrent hot
tijdstip en hot bedrag dor to houden uitdooling hot advies
dor commissie uit do schuldeischers, zoo zij or is, wordt
ingewonnen. Do
betlming over het oon on het undor berust
ochtor bij den rochtor-commissaris, wiens beschikking blijkens
art. 07 tweodo lid niot onderworpen is aan hoogor beroep.

In de artt. 180-192 wordt do wijzo uangogovon, waarop bij
het doon oonor uitdooling nioet wordon to work gegaan. Vorgo-
lokon mot hot Wotbook van Koophandel is do rogoling zoor
eenvoudig. Daartoe hooft vooral bijgedragen, dat roods bij do
vorificatio ovor den voorrang wordt beslist, zoodat oene nuig-
rogeling in den zin vnn dot Wotbook, waarbij niot olloon do
rang word uangowozon, nnuir ook ovor hot rocht van voorrang
zolf bosHst, niet moor to pas komt. In do wet wordt dan ook
vun oon
rangrajeiintj niot goxpntkon. In do phiuts daarvan is
gokomon de
uUilMlUuj$lij$l. Dozo wijst oonvondig unn wot iodor
Hchnldoischor, krarhtons zijn roods bij do
vorificatio uitgomuukt
en dus vustHtuund rocht, hooft to
ontvangen, golot natuurlijk
op don rangdion do tcH uun do vorschillondo vorderingen toekent.

Dergolijko uunwijzing is telkens noodig, uls eene uit<looling
pluuts hooft, vunduur dut, zoo dikwijls oono uitdooling is
bovolen, een uitdeoling.dyst wordt opgomnukt. In urt. 180
oorHU\' lid wordt dit uiUlrukkelijk gozogd: n Do ounitor nnmkt
lelkaxê do niUloelingslijst op on onderwerpt die uun do good-
kouring vun don rochti^r-commiMuriH« \')•

Omtront do inrichting der lijst wordt in hetzolfdo artikel

\') I)« bettiMhigen vnn Aen rechl-r-comroUimri» a\\«r «Ic inHcMitH/ dor l\\j«l
»yn nlol vMtboar voor hcKtg«r bort»c|», lu-l, 07 iwisnl«» lid.

-ocr page 522-

4

voorgeschreven, dat zij moet inhouden een staat der ont-
vangsten en uitgaven (daaronder begrepen het salaris van den
curator), de namen der schuldeischers, het geverifieerde
bedrag van ieders vordering, benevens de daarop to ontvangen
uitkeering. Onder do ontvangsten behooren, tor verkrijging
van een behoorlijk overzicht, netto\'s niet bruto\'s te worden
vermeld, m. a. w. indien de ontvangsten worden gedetailleerd
naar gelang van de bron waaruit zij vloeiden, moeten notto-
opbrongsten worden gegeven, en niet bruto-opbrengsten met
vermelding van de onkosten der realisatie ondor de uitgaven.
Zijn er onder de schuldeischers die een recht van voomuig
hebben op de opbrengst van bepaalde goederen, dan is do hior
aangegovon hondolwijze zelfs de eenige juisto en noodzakelijk voor
eon nauwkeurige berekening van hetgeen ann een ieder toekomt.

Op du lijst worden voor de concurrente schuldeischers, zoowel
voor de erkondo al» voor do voorwwirdelijk toegelateno (art.
181), do door don rechtor-commissaris te bopalon perconten
uitgetrokken. Van de pand- on hypotheokboudcndc schuld-
oischors wordon als zoodanig op do lijst allcon zij geplaatst,
die niet reeds, ingovolgo do artt. 67 en 58 dor wot, zolf tot
oxecutio van hun onderpand zijn ovorgegoan. Dio dit wol
deden, bohoorun, indien
zij to kort zijn gokonicn, voor dit
to-kort-komendo tot do concurronto schuldeischers (ari. 59,
tweede lid), cn staan anders gehuel buiion liot fttillisscmoni.

Voor do als zoodanig op do lijst gobrochto pand- on hypo-
theokhoudondo schuldoischors on voor do bovoorrcchio Bcliuhl-
üiachers wordt, onverschillig of hun recht van voorrang
urkond is dan wol botwist, hot bednig op du lijst uitgotrukkon,
waarvoor zij batig gomngschiki kunnen wortlon op do door
don curator ontvangon opbrengst dor goedoren, dio nan hon
verbonden of waarop zij bovoorrocht waron. Zoo dit bodrug
minder is dun hotgcheolo buloop hunnor vorderingen, wordon
ovor het ontbrekondo voor hon gülüko porconton als voor do
concurrente schuldoischenj uitgetrokkon. Dit xolfdo geschiodt
ovor hunno gohoolo vordering, indion do aan hen verhondnn
of met hot voorrecht bolusto znak nog niet verkocht is. In
afwachting vnn den vorkoop dior zoak, wordt do schuldoischor,
dio op do opbrengst dunrvan voorrang houa, uls concurront
schuldeischer behandeld.

V i

f

1

-ocr page 523-

445

Deze voorschriften gevende omtrent de inrichting van de
uitdeelingslijst, heeft de wetgever zich het geval voor oogen
gesteld, dat de vereffening een saldo overlaat groot genoeg
om eene uitkeering aan de concurrente schuldeischers te ver-
oorloven. Niet altijd echter zal het saldo zoo groot wezen.
Mogelijk zullen de bevoorrechte schuldeischers niet eens ten
volle kunnon worden voldaan; misschien valt er, nabetaling
vun allo koston, zelfs niets uit to koeren. Wel staat art. IG
too, zonder dit to beperken tot oonigo periodo van het faillis-
sement , de opheffing dnarvun uit to spreken, muur het kun
zijn, dat oorst blijkt na do insolventie, wellicht oorst nu don
verkoop dor goodoron, dut het voorhunden actiof niet voldoondo
of juist voldoondo is om do koston to dokkon. Dun vonliont
hot oproukon van oon uitdeelingslijst de voorkeur boven
ophofiing van hot faillissement. Hot is dus mogelijk, dat do
uitdeelingslijst eon bloot negatief karakter draagt, na ver-
melding van do ontvangsten on uitgaven eenvoudig constatoort,
dut uan niot édn dor schuldoischors oono uitkeering kun
wordon gedaan. Evenzeer kan daaruit blijkon, dat or voor do
concurronto schuldoischors niets ovorschiot.

lioowol urt. 180 stich noch mot hot oono noch mot hot
andoro goval bozig houdt, verbot hot »ich toch geenszins togon
hot opnnikon van oen uitdoolingslyst in dorgolijko omstandig-
hodon. Evenmin doon dut do andonmrtikolon dozor afdeeling.
Do bepaling vun urt. 11)3, dat hot faillissomont eindigt mot
oon slotnitdoolingslijst, vorondtTHtoU vooloor, dat niot alloon uls
or punningon to verdoelen vullon, nmur stoeds uls do togoldo-
muking der activa, m. u. w. do vorofToning is afgoloopon,
oen uit<lüoHngsly8t wordt oiigomuukt. Noomt mon dit niot
aan, uan fuillissomonton, dio alloon uun do bovoorrochto
schuldoischors oono uitkooring voroorlovcn,
kou nooit oon
oindo kunnon komon. Hot middol dor opheffing toch kan
alleen buUui, uls or voor goon onkelen croditonr iets ovor-
schiot. Eon vorsUndigo wotsuitlogging vordort dus toepassing
van do artt. 180 on volgondo ook dun, wunneor, na ulloop
dor voroffnning, do stuut van znkon do*o is, dut op do uiU
doolingalijst do door do schuldoischors of wol onkel do door
do concurronUï sohuldoischeni to ontvnngon uitkooring door
bot nulcgfor moot wordon anngowoxon.

-ocr page 524-

446

De algemeene kosten van liet faillissement vormen een last,
die in de eerste plaats op de opbrengst van den boedel drukt.
Onder de algemeene faillissementskosten hebben wij te verstaan
kosten, niet gemaakt uitsluitend ten behoeve van de realisatie
van een of meer tot den boedel behoorende zaken, maar in
het belang van het faillissement en de vereffening iu het
algemeen, zooals de kosten verbonden aan de boedelbeschrij-
ving en de verificatie, de zoogenaamde boedelstbulden (waar-
van
o. a. sprake is in de artt. 39 en 40), do kosten oonor
procedure, in het belang van don boedel gevoerd, eu soort-
gelijke. Tot die kosten behoort ook hot door de rechtbank
(art. 71) vastgestelde salaris van don curator, dat volgons
art. 180 eersto lid, onder de uitgaven op de uitdeelingslijst
wordt gebracht.

In het Verslag der Commissie van voorbereiding word do
meening geuit, dat de vermelding van het salaris in bedoeld
artikel behoorde te vervallen, dut althans do zaak boter moest
worden geregeld. De Kegeering antwoordde:

•Do vermelding van hot salaris behoort niet to vervallen.
In den regel zal slechts édne uitdeeling plaats liobben na
afioop der vereffening; het salaris mag dan oj) do uitdeelings-
lijst niet ontbreken. In grootere faillissementen zullen wellicht
somtijds moer uit<leeIingon geschieden. Evenals dan op do
eerste uitdeelingslijst do uitgaven aan faillissomontskoston tot
op dat oogonblik voorkomen on op do latere lijsten telkens
de kosten, na do voorgaande uitdeeling gemaakt, zal op dio
lijsten* ook telkens, gosteld bijv., dnt hot salaris porconts-
gowijs van do uitdeeling is toegekend, zoodanig dool van hot
salaris worden uitgetrokken, als behoort. Er is geon redon
om den curator tot hot einde van hot faillissoment op zijn
salaris to laton wachten, terwijl mon-don schuIdoiHchora in
mindering van hot hun tookomendo uitbotalingon doot« \').

«r Do • bovengenoemde »nlgemoono faillissomontskoston wor-
den*, naar luid van art. 182, »omgoslagon ovor iodor doel vnn
don boedol, mot uitzondering van liotgeon overeenkomstig do
bepaling vun artikel 57 door den pand- of liypotheokhpudondon
schuldeischor zelf is verkocht\' Tot juist verstand dezer bo-

\') Ifelinfknlc II, bl. VM; y, Fi:i.tx II, bl, m

-ocr page 525-

7

paling wordt bier in zijn geheel vermeld, wat in de Memorie
van Toelichting omtrent dit artikel werd opgemerkt.

„Meermalen", aldus de Memorie, »is de vraag geopperd of
hypothekaire schuldeischers, die het beding van art. 1223
Burgerlijk Wetboek niet genmakt hebben , in de faillissements-
kosten behooren bij te dragen, in dion zin namelijk dat van
do opbrengst vnn hun onderpand in de eerste plaats oon
ovonredig deel der faillissemontskost^n moet wordon afgetrok-
ken ; zij is verschillend beantwoord. Dezelfde vraag kan gedaan
worden als do curator, na verloop van den fatulon termijn,
tot verkoop ingevolge art. 854 ul. 2 Wetbook van Koophandel
(corrospondoerende mot nrtikel 68, oersto lid, van hot Ontwerp
[= art. 58 eerste lid der wot]) is ovorgogaun. liot antwoord
zal gelijkluidend mooton zijn aan dat op do eorsto vraag. Iloo
hot moot luiden schijnt inderdaad nict moeilijk uun to wijzon.
Do pand- of hypotheekhouder is
in hot faillissement on draagt
er dan allo lusten on lasten van, of wol hij is or
builen,
tortiuni non datur. Buiten het faillissement stann alleen do
pandhouder en de hypotheekhouder die onhorroopelijko vol-
nniclit tot verkoopen bezit, voor zooverre zy gebruik nnikon
vun hun recht om hun onderpand zelve te roulisoeren. Uit
artikel 57 Ontworp [= urt. 57 der wot] blijkt voldoende dut
zij, dit doende, mot hot fuillisKomont hoogonunmd niets (o
muken hobbon; vun dragon in do kosten vun hot fuillissement
kun to hunnen minzion geon sprake zijn. Do hypothookhoudor,
dio hot boding vun urtikel 1223 Burgerlijk Wetboek niot hooft
gunninkt, stuut dnurontogon volkonion gelijk mot ulle undoro
scliuldoischer«, hij moot zich
ovoiiuIh ieder ander luten voriliooron
en ontvungt ovenuls ieder undor bij de vorofToning hot hom
toekomende uit hundon vun don cunitor. Zonder hot fuillii«8e-
niont, hotwolk dient ook ter oxocutio vun zijn ondorpund,
*oudu hij niot tot vorliuul zijner vonloring kunnen komon,
dun op do wijzo voorgoHchrovon in het twoodo boek vun hot
Wotbook vnn Ünrgerlyko llt»gt^vordoring. Kvonzeor uU hot
niot bezwnurdü goileolte vnn den boedol bohoort dun o(»k liot
hem verbonden goisl in do kosUni vnn do ulgemeone oxocutio
hij to drogen.

tllotzelfde geldt voor don hypotheekhouder, die don tormyn,
in nrtikel 68, tHjrsto lid......genooiml, huit voorbygnon.

-ocr page 526-

7

»

. ^/Lz O u

/4. J^/A y^J/.

y / ^ 4 ^

ÙjL jLi

\'vy

f

/

r
/ ^

/

/

-ocr page 527-

/

/

/

i^\'^yn.^ttA^ ^u^\'

/

\'/ \' /
(f

r

L

/Six«/»

XL./ ^

7

y

^ tm*^ ^ .✓il. C * m/i^ ^

/At

-ocr page 528-

KOLENGTÄAFF.fNSTITüUT VOOR PRfVAATRSC! •

Mr. L H. FESCHOTTE,

Advocaat-Procureur,
VONDELSTRAAT 54.

T

pi». a

Telephoon N^ 2908. ..

/

-ocr page 529-

I

^ Am - ^^r

y

A

7

V

7

tAx.

f/\'

y

^VÙL^ X^\'f\'^\'C\' f^^XJ^U^

\'»V y^yy ^

r

/a

/Ljl^U,

-ocr page 530-

i

4

-ocr page 531-

448

Immers daardoor toont hij van zijn recht om buiten het failhsse-
ment te blijven geen gebruik te willen maken. Het noodzakelijk
gevolg van zijne handelwijze is dat hij in de positie komt van
een faillissements-schuldeischer. De curator verefiFent ook zijn
onderpand.

^Eindelijk is bij deze vraag nog de bevoorrechte schuldeischer
betrokken. Moeten de faillissementskosten ook over de opbrengst
van het voorwerp, waarop het voorrecht kleeft, omgeslagen
worden? Het kan niet twijfelachtig zijn dat ook hier het
antwoord bevestigend moet luiden. Immers handelt men niet
alzoo dan brengt men de faillissementskosten feitelijk uit-
sluitend ten laste van de
concurrenle schuldeischers, terwijl
zij worden uitgegeven t<;n bato van
alle geverifieerde schuld-
eischers. Do kosten zijn een last, die op het geheele actief
drukt, op den boedel in zijn gebeol on dus ook op ieder afzon-
derlijk bestanddeel daarvan. Zij behooren omgeslagen to wordon
over nlle deelen van het actief, do opbrengst vnn elk deel mot
dezelfde percentage te verminderen.

• Artikel 182.....heeft ton doel dit ondubbelzinnig

uit te drukken. Het bepaalt dat de kosten omgeslagen wordon
ovor elk stuk van don boedel dnt do curator heeft gerealiseerd,
dus ook over do opbrengst van het vorhypothokoordo goed,
als do hypotheekhouder hot beding van artikel 1223 Burgerlijk
Wotbook niot hooft gemaakt, van het vorhypothekeordo of
verj)ande goed dat do curator ingovolgo do bepaling van

artikql 58, eerste lid,.....verkoopt, on van hot good

waarop eon voorrecht klooft» \').

Wat wil dit orageslagon worden ovor ieder dool (of ovor
elk stuk) van den boedel zoggen? #Wordt daarnu\'do bodoold,
ovor elk moubol, dan wol afzonderlijk over do roorendo «n
onroerendo goederen?» dus word govrtuigd in hot Verslag dor
Commiisio van voorbereiding.

»Foitolijk», antwoordde do Ilegoering, »/.al de omslag slechts
behoeven to goschiodon ovor dio dooien van don boedel,
waarvan do opbrengst tot oono afzonderlijko verdeoling aan-
leiding geeft. Bij voorbeeld, er zijn goeno schuldoischors mot
recht van voorrang, dan is hot volmaakt onverschillig, of van

-ocr page 532-

fCaajMAjxinM^tA^^ C^l/P •■

iederen post van ontvang éénzelfde percentage voor kosten /^

wordt afgetrokken, dan wel in eens van den totaalpost der ^^^^^^^^^ /i^Js^
ontvangsten gelijk percentage. Zijn er daarentegen li}\'potheck-
houders, die door den curator hebben laten verkoopen, en
bevoorrechte schuldeischers, dan zal het noodig zijn den étPfP, é>

omslag to doen: 1°. over de opbrengst van het verhypothekeerde • (J.\'K\'yi/s.

onroerend goed, 2". over de opbrengst-van die goederen, ^
waarop éénzelfde voorrecht kleeft, 3". over do opbrengst der
goederen, niet bij voorning aan eonig schuldoischer verbonden,
die het onderpand der concurronto schuldeischers uitmaken.
Van ieder dezer posten, onder 1, 2 cn 3 vermeld, wordt wel
hetzelfde percentage afgetrokken, maar de aftrek moot tolkens

:2oé Ooi. jf.i..

afzonderlijk geschiedon, omdat do verschillendo saldo\'s niet
op dezelfde wijzo ton bato van allo schuldeischers komen,
nniar naar vorschillcndo maatstaven verdeeld worden, naar-
nuito van ieders voornvng" \').

Hot mag overbodig heoton aan dit betoog nog iets too 1«

voegen.

Is do uitdeelingslijst door don rechter-commissaris goinlge

kourd, dan wordt zij door don cunitor tor griflie van do ^^

rechtbank neergelegd, alwaar zij gedurende tion dugon do«>r ^

do schuldoischors kosteloos kan worden ingoxien. Tevens zorgt -

de curator voor do nedorlegging van eon aischriit der uit-
deolingslijst ter griflio van het in artikel H7 aangowezon kan- ^^^
tongerecht, mot hotzolfdo dool. Do nederlegging,.zoowel van . (J,

do lijst als van het afschrift, geschiedt kosteloos. Eindelijk ^ f^
moot do cumtor Jtorgon voor oono aankondiging van do neder-
legging in hot nieuwsblad of do
nieuwsbladen, bedoeld in
art. li, terwijl hij bovendien daarvan aan ieder dor erkende
011 voorwaanlolijk toegehiUui schuldeisehors schrift-olijk kennis
geeft, mot verniolding van hot voor don betrokken persoon
uitgetrokken bedrag (nrt. 183). (JodrukU) formulioron kunnen
don cumtor hior goodo dionsttMi bewijzen.

Du nederlegging Iu»ea t^jn doel do schuldoisclinrH in do
gelógenhoid to stellen van hot uitdeolingsplan kennis to nomon
on dattrt<,»gen zoo noodig hunno boRwaren in \'t midden to
brengen. Naar oono eenvoudige regeling is ook hior gestreefd.

\') IWinraiili. II, bl. i:u vlg.; 1. n. Fklt« II, bl. 241.

MoL^üORAkrr, r»tUt«^iiw«iU«n.

-ocr page 533-

Mr B J M HANLC Advckaal&rro c.
Roermond MarKt^AilU

^^^^^

7 ^^ ^^^^

-----. -------- ..

-ocr page 534-

^ ______________ ^ -- ^ ^ ---- ----- --

I

-ocr page 535-

450

Ieder schuldeischer kau gedurende de tien dagen, gedurende
welke de uitdeelingslijst ter visie ligt, tegen die lijst in verzet
komen. Hij levert daartoe een met redenen omkleed bezwaar-
schrift in ter griffie van de rechtbank, waarvoor hem door
den griffier een bewijs van ontvangst wordt afgegeven. Blijkens
ai-t. 5 is do bijstand van een procureur niet vereischt, doch
evenmin uitgesloten. De bezwaarschriften worden als bijlagen
bij de uitdeelingslijst gevoegd en liggen als zoodonig mede
ter inzage (art. 184).

Na afloop van den meergemelden termijn van tien dagen
heeft de rechter-commissaris zich ter griffie to vergewissen,
of verzet is gedaan. Mocht dit het geval wozen, dan bepaalt
hij onmiddellijk den dag, waarop het ter openbare terecht-
zitting zal worden behandeld, welke dag door hem niot later
mag worden gesteld dan veertien dagen na afloop van don
termijn van inzage. Do beschikking, houdende de dagbepaling,
wordt ter griffie neergelegd ter kosteloozo inzage van oon
ieder. De bedoeling dier bepaling is doze, dat eon ieder ter
grinie zal kunnen vernemen, of ver/et is gedaan, on, zoo ja,
den dag der behandeling. Bovendien geeft de griffier van dion
dag schriftelijk kennis aan uo opposanten cn aan den curator
(urt. 185 eerste lid).
Ja^m y^ ^^ Op «Ion bepaalden dag wordt ter openbare U\'rochtzitting
/l^ verzot behandeld^ Do rechter-commissaris brengt oen

^^^ schriftelijk rapport nit, waarin hij do gronden zal kunnen
lA^^c^ ^^ uiteensiotten, waarop do oangovallen inrichting der door hem
goedgekeurde uitdeelingslijst berust. Vervolgens wordt don
urir^t- ♦^-^«\'♦\'^^»ourator on aan ieder dor schuldoischors, dio in persoon of bij
Set^-é-gemachtigdo aanwc/.ig is, do gelegenheid gegeven do uit-
^ doelingslijst, zoouls zij is opgemaakt, to verdodigen of te
bestrijden. Dc opposant kan daarbij zijn bozwaarschrifl nader
toelichten. Ten slotte geeft do rechtbank hans mot rodonon
omkleede bcschikking, hetzij op denzelfdon dag, hetzij op een
hiteren dag. maar in ieder geval zoo spoedig mogelijk (art.
185 tweede en derde lid).

De gehoolo behandoling van hot verzot komt overeen mot dio
van de homologatie van een akkoord, zooals doze is geregeld in
do artikelen 152 en 153 eorsto lid, naar welko artikelen dan ook
werd verwezen in art. 180 Ontwerp Stoatuc. en art. 186 van hot

«^\'/je.

-ocr page 536-

451

tJLu.

eerste Reg. Ontw. In plaats van de verwijzing werd later aan
een herhaling der in die artikelen vervatte bepalingen de
voorkenr gegeven.

Ook een nog niet geverifieerde schuldeischer kan verzet
doen tegen do uitdeelingslijst. mits hij alsnog zijne vordering
bij den curator indieno, een afschrift daarvan, d. w. z. van
de rekening of do schriftelijke verklaring vnn hetgeen hij te
vorderen heeft (zie nrt. 110 eerste lid), bij zijn bezwanrschrift
voege en in dit bezwaarschrift tevens verzoek doe om geveri-
fieerd to worden. De schuldeischers kunnen dus tor griffie
vernomen, of aanvragen tot vorificatio zijn gedaan, door wio
en voor welko vordoringcn^on^. «if^^

Do indiening der vordering bij den curator knn geschiedon
tot uiterlijk twee dagen vdór den dag, waarop het verzet tor
openbare terechtzitting zal wordon behandeld \'). Zij beeft
ton doel den curator in do gelegenheid te stollen do deugde-
lijkheid dor vordering to onderzoekon, ten oindo daarover bij

itt V,

JjxUou., ^ <yyx4/r
U/
cjt..a tA^ tt/r.

tK^^O^tLAjJ^^ «W
y^^ CaJLM

do vorificatio zoo noodig prncadvies to kunnen uitbrengen. De •

verificatio geschiedt op de voor de behandeling van hot verzet
bestemdo openbare t-erochtzitting, vjirtr do andero workzaam-
liodon, op de wijzo bij artikel 119 on volgondo voorgeschrovon^1^^.
In den regel zal do nog niet gevorifieordo schuldeischer

zich togen do uit^leelingslijst verzetten op goen anderen grond ^ ^.^^f/iTA.c/\'P-
dan dozen, dat hij, na verificatio zijner vordering, wenscht
medo to doelon. Urond van hot vorzet is dan feitelijk zijn eigen
nalatigheid, zijn verzuim om eorder op to komen. Vandaar do
bepaling van art. 180 derdo lid: »indien dit verzet alleen
ton dool hoefl als schuldeischer geverifieenl to worden, on ««r
niot tevens door andoren vorzet is gedaan, komen do kosten fn»^ ^^^
van hot vorzet ton loste van den nnlatigen schuldeischer

Is er moor dun één nalatige schuldeischer, zy zullon gezn- ^^ ^ frAu^-^
Mionlijk do kosten van hot vorzot hebben to dragen, on wol
voor gelijke deelen. Die kosten kunnon
echter niot groot zijn, ^ ^^^

dank zij do bepaling van art. 17 tweede lid. \' ^

Door verloop van den tvrmyn van tien dagon ronder verzot, i*.
of, zoo verzot is gedaan, door hot op het verzet gewezen ^^^

IT».-

1  l)c liilrvpring vrni hn tKr»wMrM:hrift m^l i»Hl|.l ovoiwnkom»li« art.
li.| wnnlcn «»iMi. hinn«« Jen loiwün, In «rt
m\\ c-r,!« lid vrrimdd.

-ocr page 537-

Mr. J. J. HEYSE.
ADVOCAAT IN »\'KOCUKEUk.
Lange St rietenaaat A 65.
MtOUILHUta.

f lór^ e^^-c^^f\'ii^ -otyye^^^-t^^-r^/y^ /-^^t^-M^ty-t/é^^ /cP^\'

^^^^^ /iV jLtl ^ yJ^ l :

/

-ocr page 538-

H ,

Xjl//i^^\'-if\'z-Jz.*^

ot-

-ocr page 539-

Mr. H. j. BIEOERLACK,

Advocaat en Procureur.

312 Keizarag^chi

Telephoon No. 2718.

♦»s .

M«. H. J. BIEDER LACK.
Advocaat an Proouraur.

Talaphoon No. 2718.

(SmsUrJam, /3
. 312 Kaiia^iracht ^

,■1 • . \\.

_ m

■âr. it

U ^ l^V

ÇtA^

-ocr page 540-

III\'»\'»>■

,XOAJR3a3ia t .M .«M

(If

i- "\'.\'y\'J

■SiTS .oM noo<<q«:»T

¥

.if UlU^

\\

t\'

■. O^J V

Ai

^X^IjA \'7* ^ yïtv^

Ai^ ^

^ \\ -----W

>v . s \' \'

I

O

f*

v \\

. ^ ... V V

Ä«,.\'? Â li,

-ocr page 541-

452

vonnis, wordt de nitdeelingslijst verbindend (art. 187 eerste
lid). Het bedoelde vonnis stelt vast, of en in welk opzicht
de uitdeelingslijst wijziging behoort te ondergaan, in. a. w.
het wijzigt die lijst, indien daartoe termen bestaan. Daar
het tegendeel niet is bepaald, is het vonnis, krachtens art.
85, niet vatbaar voor hooger beroep. Het tweede lid van art.
187 sluit bovendien het beroep in cassatie uitdrukkelijk uit,
»omdat«, zegt de Memorie van Toelichting \'), »de uitdeelings-
lijst niets anders bevat dan eene berekening van hetgeen
iederen schuldeischer, overeenkomstig zijn bij de verificatie
vastgesteld recht, toekomt. Het geldt hier eene uitsluitend
feitelijke quaestiealthans eene hoofdzakelijk feitelijke
quaestie. Men vergelijke de bedenkingen in het Verslag der Com-
missie van Rapporteurs uit de Eerste Kamer t«gen de bepaling
gemaakt, en het antwoord daarop van den Minister
Smiot *).

Indien onder de ontvangsten, op de uitdeelingslijst ver-
meld , voorkomt de opbrengst van een tot den boedel be-
hoorend, met hypothekaire inschrijvingen bezwaard, onroe-
rend goed, beveelt de rechter-commissaris, zoodra die uit-
deelingslijst verbindend is geworden, do doorhaling dier
inschrijvingen (art. 188 eerste lid). Hot bedoelde geval doot
zich voor, zoowel wannoor de cunitor het onroerend goed
heeft verkocht, als wanneer de eerste liypotheknire schuld-
oischor dit, ingevolge nrt. 57 oersto lid, zelf hooftgodnnn en
een overschot door hem, tor voldoening ann nrt. 50 eorsto
Hd, aan don cunitor is ter hand gestald.

Miuir ook als do executie door den oorston hypothookhoudor
goen overschot liet, dezo integendeel nog to kort komt, znl er nnn-
leiding zijn tot toepassing vnn art. 188, indien er nog oon twoedo
of verdere hypotheekhouder« zijn. Wol komt dnn niot in den Int-
torlijken zin vnn het woord do
ojtbrenytl vnii hot verhypothokoordo
good bij de nitiloolingslijst
M venlreling, mnnr in do uit-doo-
lingslijst znl dnn toch mooton wonhïn geconstnttHjrd, dnt dn
opbrongst vnn hot goed niot voldoende wns om den oor«U»n
hypothookhoudor te bevrodigon, inimem dnt dio opbnuigHt, blij-
konsdedoor don oorston hypotlieekhouder volgon» nrt. 51)nnn don

«) IWiMfiinln I, M. *. n pKl.ti: M. bl. 247.
MinfanV? IV, bl. 4.\'. cn M; v.
l». Kki.t* II, bl. \'24«

-ocr page 542-

453

curator gedane rekening en verantwoording, voor den boedel
gelijk nul was en dat daaruin de tweede en verdere bypotbcek-
bouders op de uitdeelingslijst ouder de concurrente schuld-
eischers worden gebracht. Geconstateerd wordt dan toch bij
de uitdeelingslijst, dat de tweede en verdere hypotheekhouders
op de opbrengst van het verbonden goed niet batig kunnen
worden gerangschikt, en waar dit geschiedt, bestaat dezelfde
roden, de doorhaling hunner inschrijvingen to bevelen, als
wanneer een misschien gering overschot valt te verdeelen, en
dus een gedeeltelijk batige rangschikking kan plaats hebben.
Do rochter-commissaris zal daarom stoeds tot de toepassing
van art. 188 eerste lid moeten overgaan, wannoor in do ver-
bindend geworden uitdeelingslijst is rekening gehouden met
de opbrengst van een tot don boedel behoorend met hypothe-
kaire inschrijvingen bezwaard onroerend good, onverschillig
of die opbrengst werkelijk voor don boodol oon vordeelbaro
bato oplevert of niet.

Is door don curator oen tot don boedol behoorend schip
verkocht, dan is oon bovol van den rochtor-conmiissaris tot
doorhaling dor ingeschreven schuldon niot noodig. In hot
twoodo lid toch van art. 188 wordt artikol 575 Wotb. van
Hui^. Ilogtsv. op dion vorkoop toopassohjk verklaard; mits-
dien wordt hot schip door don vorkoop door don curator van
rochtswogo ontlast van allo bovoorro(dito schuldon, waarvoor
hot was verbonden.

§ 3. De uUbflnlimj «n hd einde, der vercffttntng (\\\\rli. 189-lO t).

Hiorbovon werd opgomorkt, dat in do uit<loolingshjst wonlon
opgtMuimon niot alloon do orkondo nuuir ook do voorwaardolijk
toogolaton schuldoischors, dat beiden op do/tolfdo wijxo wordon
bohandold on voor boidun dozolfdü porconton t^»r uitkooring
wordon uitgotrokkon. Vorder gaat ovonwol dio golijko behan-
doling niot. Torwijl do orkondo schuldoixchor ot)k ontvangt
wat voor hom is uitgotrokkon, is hot mot don voorwiuirdol(jk
toogolaton schuldoiMchor anders. Do nitdooHng, voor hom bo-
stflind, wordt hom niot uitgokoord, nnmr gorosorvoord t<»t<lat
omtrent zyno vordoring is boslist.

Is do tt>olaiing voorwuardolyk oj) grond van betwisting dor
vonloring (art. 125), do curator wacht oon in krurht vnn

-ocr page 543-

•e.

Vtu

ch-tr^

JL^

»

JL, ar^

vi».« - «va-

t. JC. M /MD. \'

-ocr page 544-

454

gewijsde gegaan vonnis op het verificatie-geschil af; is zij
voorwaardelijk op grond eener aan de vordering verbonden
opschortende voorwaarde (art. 130), hij wacht bet tijdstip af
waarop de al- of niet-vervulling der voorwaarde vaststaat;
is de vordering van den borg voorwaardelijk toegelaten op
grond van het tweede lid van art. 135, de cnrator wacht tot
aan de slot verdeel ing de opkomst des schuldeischers af. Blijkt
ten slotte, dat de voorwaardelijk toegelaten schuldeischer
niets of minder heeft te vorderen, dan waarvoor hij is toe-
gelaten, dan komen de voor hem bestemde gelden geheel, of
naar evenredigheid ten deele, ten bate van de andere schuld-
eischers (art. 189 eerste Hd).

Wat den voorwaardelijk toegelaten borg betreft, zij nog er
op gewezen, dat wanneer er in hot faillissement maar ééne
uitdeeling plaats hoeft, de eerste uitdeeling dus tevens is do
slotuitdeeling, aan hem de uitkeering terstond geschiedt,
tenzij de schuldeischer zich na het opmaken der uitdeelings-
lijst alsnog overeenkomstig art. 186 hoeft laten vorifieoron.
Is do schuldeischer daarentegen reeds vóór dion tijd geverifieerd,
dan wordt de borg in hot geheel niet op do uitdeelingslijst
als voorwaardelijk toegelaten schuldoischor gebracht. Immers,
hij houdt op tot de gevorifieordo schuldoischors to behooren,
zoodra do schuldeischor zolf opkomt.

Op dezelfde wijzo als met voorwaardolijk toegelaten vord(»-
ringon, wordt gehandeld met vorderingen waarvan de voorning
w<)rdt betwist. Op do uitdeelingslijst staan zij gelijk mot vorde-
ringen met erkenden voorrang (zio bovon bl. 144), maar do
uitgetrokken bedragen wordon, voor zoovorro deze de porcontim,
uit te koeren ovor do concurronto vorderingen, ovortroffon,
gorosorvoord tot na do uitspraak ovor don voorrang (art. 189
twoodo lid). Naar gelang van dio uitspraak hooft dun do uit-
kooring plaats of wol komt hot gerosorvoordo bodrug tt>n buto
van schuldeischers mot lagoron voorrang of vun do concur-
ronto schuldoischors.

Do rochton dor voorrang hobbondo schuldoischors makon
ook hot onderwerp uit vun art. 190.

Dit artikol houdt verband mot hot aan hot slot van urt. 180
veronderstelde gevul, dut bij hot opmakon dor uitdeelingslijst
t\'ono zuak, waurop oon bepaald voorrecht, hypotheek of pund-

-ocr page 545-

455

recht rust, nog niet is verkocht. Voor den schuldeischer, wien
dit recht toekomt, worden dan dezelfde percenten uitgetrokken
als voor de concurrente schuldeischers. Wordt nu later dit
goed te gelde gemaakt en komt dus bij een volgende uitdeehng
de opbrengst daarvan tot verdeeling, dan moet rekening ge-
houden worden met hetgeen do uit de opbrengst bij voorrang
to bevredigen schuldeischer (reeds vooruit beeft genoten.
Vandaar de bepaling dat alsdan van het bedmg, waarvoor
hij op do opbrengst van het goed batig gemngschikt kan
worden, moeten worden afgetrokken de percenten, die hij
reeds te voren over
dit bedrag \') ontving. Do curator moet
deze berekening in de uitdeelingslijst opnemen, en het op de
aangegeven wijze verminderde bedrag, als ter uitkeering aan
den bedoelden schuldeischor bestemd, uittrekken »).

!

Indien achtereenvolgens verschillendo uitdeelingen worden
gedaan, hebben nièt-goverifieorde schuldeischors telkens go-
legenhoid door middol van vorzet tegen de uitdeelingslijst,
verificatio hunner vorderingen to verkrijgen (urt. 180). Kennuuil
geverifieerd, worden zij zooveel mogolijk in dezelfde positie
gebracht nis de reeds vroeger gevorifieordo schuldeischers;
verzuim van tijdige vorificntio
heen. dus geon vorlies vnn rechten
ten gevolge. Wat do andere schuldeischers reeds genoten hobben,
wordt hun, don nakomenden, vooruitbetaald. Art. 101 iH>rsto

\') Ovpr tUl Mniij, wWonll ilo al« bcvoorirclil gflv<>rifl«»nl« nchuWolschcr
nicclil» voor
«cn «looi «\\jncr vorilering op «lo ophrfingttl van hol aan Iumh l^j
Toorrang verbonden row
I batig gcrangnrhlkl, dnn wordt hem iwli nlliH\'n «««n
•»vmmMlig divl dor
|H«rren«cn, hy »»ene vroegen» nildetding ontvangen, in min-
•loring gebracht linmcni hel »»Hjkl dan dal
h^ ionciirrcnli»ch»ildei»rhcrU, vrt«»r
»rtoverm »yne vordtfring op de npbrrngul van hel onderpand niet Imlig gemng-
schikt kan worden».. Memorie van Titellchling: llolinrnnte I, bl. IM; v. l».
Kki.t* II, bl. 2.%1.

>) l-Ien voorlhvld moge dil dnideHjk maken. llrMeld ren whuldoiM-her horfl
to vonleren /StUH), door hypotlMvk venekenl. Vóór den
verkoop van hel onder-
pand wonll MMie iiililecling van 10 •/, vaslgeMcld. »(jeenelatereiiildeolingMyi\'l
wonll dr •chutdeiM\'hrr op .Ir opbrrngtl van hel onderpand batig grmng-»chlkl
voor «in iH^dmg van /I200, trrw^jl opnieuw vo«»r
dr ronrurrrnle »chuldeiiwhrr»
»0 •/, wonll uilgrlrokkrn. De lKHlo<\'We M-huldelM-her onlvangt nu in \'1 geheel:
(1» •/, \\an / 3000 =» / -f- (/ 1200 - 10 •/• v«n / P^» of / =)
/ loso (10 •/, van / WH» (vcwr hel bclrag toch, wa«rv.»or hy op dr opbn«ngsl
van hol ondrrpand niot l«Hg
gmng^hikl kan wonirn, U hy roncurrenl «-buld-
«\'laclMT) =) / 80. louul /
I:m10, ovrrwnkoinend« mrl / l2tW -H 20% van/■80t).

ss»*

-ocr page 546-

\'ió6

lid drukt dit aldus uit: , Aan schuldeischers, die, tengevolge
van hun verzuim om op t« komen, eerst geverifieerd worden
nadat er reeds uitdeelingen hebben plaats gehad, wordt uit de
nog voorhanden baten een bedrag, evenredig aan het door de
overige erkende schuldeischers reeds genotene, vooruitbetaald».

Op de tengevolge van de verificatie hunner vorderingen
gewyzigde uitdeelingslijst worden derhalve de nagekomen
schuldeischers behandeld, als hadden zij een algemeen voor-
recht op de baten, voor een bedrag evenredig aan de door
de andere schuldeischers reeds genoten uitdeelingen. Na
aftrek van dit bedrag van het saldo volgt dan weder de
nieuwe vaststelling van de aan alle geverifieerde concurrente
schuldeischers uit te keeren percenten.

Het beginsel, den nakomende nog zooveel mogelijk in
de positie te brengen waarin hij zou geweest zijn, indien hij
tijdig ware opgekomen, brengt mede dat hij, recht van voor-
rang kunnende doen gelden, ook nl is het onderpand van
zijnen voorrang reeds verkocht, uit de nog voorhanden pen-
ningen hot bedrag ontvangt, waarvoor hij op hot onderpand
batig gerangschikt had kunnen worden. Dit kan tot moeilijk-
heden aanleiding geven als de opbrengst van het onderpand
reeds is toegekend aan oon voorrang bozittonden schuld-
eischer van lageren rang, dio, als do nakomende schuldoischor
op tijd waro opgekomen, concurrent schuldeischor geweest
zoudo zijn (bijv. aan oen dordon hypothookhoudor, bij niot-
opkomon van don tweeden). Hot Wotbook van Koophandel,
art. 875, ondorschoiddo te dezen niet; ook in dit goval kon
do\'nakoniondo schuldoischor zijn recht van voorrang op do
nog voorhanden penningen doon golden. Daur vun don schuld-
oischor, aan wien do opbrengst van hot onderpand eenmaal
krachtens rangregeling was toogokond, bezwaarlijk iots tonig-
govorderd kon wordon, bota4»ldon dys foitolijk do concum>nt<<
schuldoischors hot gelag. Dut dit in hoogo mato onrochtvaanlig
on onbillijk wos, springt in hot oog. Hij, dio nalatig is,
bohoort zolf do govolgon van zijn verzuim to dragon, on niot
ten kosto van andoren, die diligent waron, schadoloos t«i
worden gestald.

Het twoetlo lid van art. 19! bopaalt daarom, ilat do nage-
komen schuldoischor, voorrang hobbondo, dion rnrliost,
v(»or

-ocr page 547-

■tr,7

zooverre de opbrengst van de zaak, waarop die voorrang
kleefde, bij eene vroegere uitdeelingslijst bij voorrang is toe-
gekend aan andere schuldeiscbers. Verlies dns van recht, waar
de feitelijke omstandigheden de uitoefening vnn dit recht niet
mogelijk maken zonder krenking van anderer recht i).

De woorden: «bij eene vroegere uitdeelingslijst nnn andere
schuldeischers bij voorrang is
toegelcend » (niet »niUjehcerd "),
houden rekening met het feit, dat vastgestelde of toege-
kende uitdeelingen niet altijd ook worden uitgekeerd, maar
somtijds, namelijk in de gevallen van art. 189, voorloopig
worden gereserveerd.

Nn afloop van den termijn van inzage, bedoeld bij nrt. 183,
of na uitspraak van het vonnis op het verzet (m.o. w. »Koodra
do uitdeelingslijst verbindend is gewordenzooals hot hoot
in art. 188 eersto lid), is de curator verplicht do vnstgosteldo
uitkeering onverwijld to doen. Do uitkeeringen, waan)Vor
niet binnen d<5no maand daarna is beschikt of welke ingevolge
art. 189 gereserveerd zyn, wordon door hom in do kas dor
gerechtelijke consignatiên •) gestort (nrt. 192).

Hieruit blijkt, dat do uitkooringen wotUdijk oen hnalschuld
uitmaken. De schuldeischors zijn verplicht er over tfl Inisrhik-
ken. Do cumtor handelt daarom vorsUindig, inunors in het
belang dor schuldoisohors, door hun kwiUintios tooti^ zonden
ovor hot to bouron bwlmg mot vermelding wannoer dit
kan wordon ontvnngon.

Do storting in do consignatiekas, na verloop vnn (5t<n mnand,
is voorgoschrovon, op«lnt do cumtor niot gonoodzoAkt zij de
"iot-afgehnnldo dividendun godurondo dertig jaren on do
fforoHorvoordo dividenden tot do uitwijzing vnn hot recht tlor
voorwnanlolyk lorgoInUïn «rhuldoischorH to bewnn>n. Tovons
dnarniodo oone voUtrokt vnilig»i bowanrplimtH aangowozon \').
I>" uitdoolingshjnt dio hot noodzakelijk sloUtuk nitm.u»kt
iodero vereffening («io hiorbovcn bl. onvorschillig

\') Wrg. Mrmori. «n rortlchUng: IWInf.nl.l.W ir.Vv.; Y.n.Kw«!!, W.^-
») Mo.» d. ««»«««Mrn .n «llbouUng.« t««r k« ^or «.»rchlol^k« rn rj-

wUUr. r„„.|gnMii»n d..nr nrt < v«« I.H K«nl, IW^I. 1/ \' .T,

4r. .J. «Ier n^l.inHi. v.n -k«-". ««

\') Vor«. Momori. Tochchlin«: tWinUht. IW; v. h«.-» II, bl.

xl- - if. ^

/M^ tjuiftékJ^ eftTr*"-

ft tjo^, ^

H

!

il

-ocr page 548-

458

of er al dan niet eenig dividend kan worden uitgekeerd, heet
de «Zohiitdeelingslijst. Zij kau tevens de eerste en dus ook de
eenige uitdeelingslijst zijn. Gewoonlijk zelfs zal dit zoo wezen,
omdat in den regel de uitdeelingslijst eerst zal worden opge-
maakt, immers tot uitdeehng eerst zal worden overgegaan,
als de vereffening is afgeloopen.

De slotuitdeelingslijst is als besluit der insolventie tevens
het besluit van het faillissement. Zoodra die lijst verbindend
is geworden, neemt het faillissement een einde.

De wet kent slechts twee uitzonderingen op deze wijze van
beëindiging van het faillissement nä, insolventie. De eerste is
opheffing van het faillissement ingevolge artikel 10, welke
ook nü insolventie mogelijk is, al zal de toestand des boedels
baar niet licht raadzaam maken. De tweede is uitkeering aan
de geverifieerde schuldeischers van hot vollo bedrag hunner
vorderingen, waaromtrent eene bepaling in art. 193 eerste
lid is opgenomen naar aanleiding der vraag, in het Verslag
der Commissie van voorbereiding bij art. 179 gemaakt, wot
geschieden zal, wanneer 100 "/o.kan worden uitbetaald, hetzij
door verkoop der aanwezige goederen, hetzij uit eone erfenis
of schenking

^ci De beteekenis van de uitdrukkelijke verniolding van dozen

grond schijnt hierin to zijn gelegen, dat, zoodra 100 ®/. kan
uitbetaald, do uitkeering door den rechter-commissaris
jin. ^ **^\'moet worden bevolen, en dat met het verbindend worden
^^^ .y^
 jIq daarop betrekkelijke uit<hfolingKlijst het fnillissemont

is geëindigd, ook al is do vorefieniiig nog niot geheel afge-
loopen, mitsdien de uit^leolingslijst niot een i/o/nitdeolingsHjst
in don zin der wet.

Van het feit, dat hot faillissement een oindo hooft gonomon,
wordt door den curator aankondiging giMhian op de wijzo in
artikel U voor de aankondiging der failliotverklaring voor-
geschreven (art. 193 eorste lid) Reeds hieruit blijkt, dat

I) Zie Iklinfanlit II, bl. i!« en l.in; v. i>. Flim II, Iii. 937.

*) Art. U brpaalt, ilal w?n uittrrkMil ull bei »nnnU van failUolvf>rklaring
door den cumlnr nnvorwüld wordi gcplaatut in dr
S^l^rUinthehe SlfMlunurnnt
rn in ecn of tnr<«r door den rochlrr-roinmiinMiri« aan I« wyirfv niauwtbUdrn.
Ilel einda vim lirl faillitMtnenl moel du« «•tonofint i\'n in de SrimfMVXirdnf vn
in dp bftWIdc nifuwibladen wurdun aaiigrkoiidigd. Do plaauing in dr
Slnati-

-ocr page 549-

459

met Let einde van bet failh\'ssement de werkzaamheden des
curators, a\\ defungeert bij in hoofdzaak, nog niet dadelijk
zijn afgeloopen. Bovendien moet
bij alsnog de vastgestelde
uitkeeringen doen, na verloop van ééne maand de niet afge-
haalde en de gereserveerde dividenden in de kas der gerechtelijke
consignatiën storten (art. 192) en vervolgens aan den rechter-
commissaris rekening en verantwoording afleggen van zijn
beheer (art. 193 tweede lid). Voorts heeft hij do boeken on
pupieren, door hem in den boedel gevonden, tegen behoorlijk
bowijs aan den schuldonnur uf to geven (art. 193 dorde lid).

Vtilgons het Wetboek van Koophandel word door den cun\\tor
do rekening en verantwoording goduun uun de schuldoischors.
Opzettelijk is dit thans anders bepuuld. »De ondervinding
leert", zegt do Memorie vun Toelichting op urt. 193,. dut do

^-jtütJ.
^AVrt/^oty-K- J.

courant behoorl, kractilcns hel voorschrift van nrl. 17 ccr»to lid , fcoiMot» Ic rc-
kchianlen. Nioltcinin wrnl ge<lurvnd<> «ronigcn lyd, hlükcns nipilrdivlingm\\Hn X.
il)
nUM. V. Nol. en i\\e>j. n». I KM» hl. :W0, Mr J. W. Zui.STnA in Val v. Jmt IW»7
ii«. cn Mr. J. J. UiiTWKRF .Stkhmno in li\', n*. CMl, «lp knilolnnic nlnutsing,
nog wel Ingcvolg« lN*M:hikking van don .Mininler vnn Justilie, gowcigpni.

Wy Kchlon het niel twgrdiichlig, dal dcrn weigering in «Irüd wn* mei do
wel. Diwr wa«r dc KniUw. oene lunkondiging
in de A\'/rtrt/nrtnirrtM/niel vcriangi,
WpitnU »y tich niel lol conc verwering
niwr nrlikel 14 denie lid, inanr sprockl
xÜ ftto«d»
vnn het «nionwnbUd of de nieuwühliideii vermeld in nrlikel 14« (tie
arlU K4 Iweedo lid, KK), I7K, IKi UuW/ Ud).

Ihuircniegen wordt in nrt. UM derdo lid en in art UW eerste lid gevordoni
«bekMndmnking, op de wü\'d in nrlikel 14 denIe lid v<MtrgMchr«\\en*, renp. *nnn-
koiidiging op de wyrd b^j nrlikel 14 (N^panld*, keniieiyk omdat hier
neven* do
«»nkondiging in de nieuwnblnden o.>k de nnnkondiging in de
ShMtmturanl
wonll »«rei»chl. Helielfde geldl van nrlikel 18 wnnrin wonll geleien »de l»e-
•chikking... wonll op de/elfde wyic oi>enhiwr gemnnkl... nU ten nnnRien vnn
hel vonnii vnn fnillieUcrkInring i* bepnnld -\'), tcrwgl wk in do nlgcmeene
uitdrukking vnn nrlikel If» Iwecde lid: «de hUden
in nilikol 14 genoemd
du
HlaaltMui^Hl, die, nl i» »U geen mVMWih/rtil, toch «vl wn hUul I», genchl
mng worden
Ie i^n begtt*p<<n.

IK- beikhikking vnn den Minuter vnn Ju»tille heert nl »|HHMlig pliwt» gomnnkl
vo«.r
«vno vnn den Minl»t«r vnn lliiiiienlnnd»«h« 7jiken, wnnrl.y, imnr mü van
•«vwgde lydtt welwillend wenl medegedeeld, tenvhi in licpnnld, dnt in de
HlaatBfvuranl kotloloo« moeten wonlon g,.pln«t»l de nnnkondigingen, l»e<loeld
In de nrtt. 14,
ir., 18, 1(17, IIW en ^HW der Fnillw.,^welke n|4e iK-kendmnkingen
beln,.ff,.nde den nnnvnng en hel einde vnn het fnilli^wmenl omvnitcn.

•) Vnn bekendmnkingen ingevolge dit nrlikel wenl eveneen. de ko»teloote
P»Mt.ing geweigenl: mededeeling vnn Mr.
V. J. «■ »AS nK« «KtiUH, in /W.
V. Jutt. mi, n*. W.

-ocr page 550-

/9cy

Mk. C. de Wilde Jr.

Abvocaat kn Froccrecr.

WRO 7. t^.i.in ooN 569.

4J

-ocr page 551-

460

schuldeischers op het bijwonen der rekening en verantwoording
zeer geringen prijs stellen. Niet dan hoogst zelden gebeurt het
dat een hunner voor het aanhooren daarvan aanwezig is.
Trouwens is er geen afdoende reden, waarom men hen daar-
voor zou oproepen. Gedurende het faillissement zelf geeft
althans het Ontwerp hun middelen en gelegenheid genoeg
eventueele grieven tegen het beheer en beleid van den curator
te doen gelden ; daarvoor hebben zij dus de rekening en ver-
antwoording niet noodig; ware het zoo, het zou veeltijds te
laut zijn. De rekening en verantwoording is dan ook meer
eene contrôle op de financioele zijde van des curators werk-
zaamheid, speciaal om na te gaan of bij de dividenden
behoorlijk heeft uitgekeerd ; do contrôle uit te oefenen is onge-
twijfeld den rechter-commissaris het beste toevertrouwd » \').

In sommige gevallen kan het faillissement nog een naspel
hebben. Dat naspel is het onderwerp van art. 194. - Indion
na de slotuitdeeling ingevolge ortikel 189 gereserveerde uit-
deelingen aan den boedel terngvallen, of mocht blijken dat
er nog baton van den boedel aanwezig zijn, welke ten tijde
der vorefï\'ening niet bekend waren , gaat do curator, op bovel
van de rechtbank, tot vereffening on uitdeoling daarvan
over op den grondslag van do vroegere uitdeelingslijsten.*

• Heropening van het faillissement is in de hier bedooldo
govallen niet noodig. Do to vroeg als afgeloopen beschouwde
vereffening des faillieten boedels wordt alleen voor zooveel
noodig weer opgevat. Van nieuwe schuldeischers kan goen
sprake zijn, diuir do schuldenaar over do goroservoordo uit-
doolingon en verborgen goblovon baten geen oogenblik hot
behoor en do bcschikking heoft gehad. Uot (ailliHsomontsbeslag
is er op blijven ruston, zooals in artikel 193 wordt aangewezen
door de woorden «behoudens do bepaling van artikel 194\'.
Ilct spreekt van zolf, al zegt hot artikel hot niot uitdrukkelyk,
dat een of meer der schuldeischers zich tot de rochtlmnk
kunnon wenden met het verzoek nm don curator hot in dit
artikel bedooldo bevel to goven; in dit opzicht is dus goen
afwijking l>odoold vnn artikel H80 Wotbook van Koophandel,
waarin den Bchuldcischora dit recht mot zoovolo woorden wordt

«) nolinfMi« I, bl. 1MJ; *. ». FKtn II, bl. iM »Ig.

-ocr page 552-

lÜi

toegekend; de vermelding danrvnn is alleen nagelaten omdat ook
anderen, bijv. de [vroegere rechter-commissaris en de curator,
ja ook de schuldenaar zelf, bevoegd zijn, en aan het noemen
alleen van do schuldeischers de beteekenis gegeven zou kunnen
wordon van uitsluiting van alle andere personen»

Hot goval kan zich voordoen, dat de curator inmiddels is
overleden of door verandering vun woonplaats of vnn betrek-
king in de onuiogolijkhoid verkeert de hom hior toegedachte
taak to vervullen. Hoe dan moet worden gehandeld, hangt
af van de omstandigheden. Is de curator overleden dan moet
de rechtbank bij haar bevel tevens in plaats van den overleden
curator oen ander bonoomon , on, mocht dio benoeming achtor-
wogo blijvon door onbekendheid met don dood dos curators,
uit eigen beweging tot do benoeming van oen opvolger over-
gaan , zoodra zij van hot overlijden konnis krijgt. Ook gedu-
rende hot faillissement heoft de rechtbank bij overlijden vun
don curator niot anders tu handelen.

Is duarontogon do curator wol in lovon, maur verhinderd
wodor als zoodanig op tu treden, dun is hot in do oorsto
plaats KÜn taak zich tot do rechtbank to wondon mot hot
Torzook hom op grond daarvan door oon ander to vorvangon,
torwijl, laat h(j dit nu, urt. 73 Faillissomontswot toepassing
kan vindon. Volgons dit artikol kan do rochtbonk to allon
tijdo, dus ook in hot hier bodooldo goval, op voonlracht van
«Ion rochtor-commissaris, <if op oen mot rodonon omklooil
vorzouk van oon cl moor Hchuldeischors of Van don schul-
donaar, don curator ontslaan on door oon ander
vervangen
(zio hiorbovon bl. 272 vlg.).

«) Momori« vnn TrMiUchling: IWinfantfl I, hl iW tig.; ».ii.KKi.«II,bl.ar.7.

-ocr page 553-

462

Artikel 173.

Indien op de verificatie-vergadering geen akkoord aangeboden, of
indien het aangeboden akkoord verwoqtcn, of de homologatie definitief
geweigerd is, verkeert de boedel van rechtswege in «taat van insolventie,
en gaat de curator onmiddellijk tot vereffening en tegelde-making van
alle baten des boedels over, zonder dat daartoe de toestemming of
medewerking van den gefailleerde noodig is.

Niettemin kan den gefailleerde eenig buisraad, door den rechter-
commissaris nan te wijzen, worden gelaten.

Hot oorsto lid vnn dit nrtikel is onvorandord uit hot ont-
werp der Staatscommissie in de wet overgenomen. Toch zijn
or weinige bepalingen in de wet, die tot zooveel bestrijding
on zooveel discussie hebben aanleiding gegeven, nis de in
dat lid vervatte, volgens welko de staat van insolventie vnn
rechtswege aanvangt. Do Memorie van Toelichting, behoorende
bij do ontwoq)on der Staatscommissie en dor Ilogeering,
zeiden er van: »Het volkomen nuttcloozo vonnis van insol-
ventverklaring wordt door het Ontwerp afgeschaft. Niet-
aunbioding vun een akkoord binnen den daarvoor door do
wot gostolden tormijn, d. i. uiterlijk op do verificfttio-vor-
gadering, verwerping van het aangeboden akkoord, hot in
kracht vnn gewijsde gaan van een vonnis waarbij do homolo-
gatio geweigerd wordt, zijn nllo zekere bepaalde feit^^n, die
don Rtnut vnn insolventie voor oen iodor duidelijk cn ondub-
belzinnig in hot lovon roepen. Daarnaast
Ik hot volkomon
onnoodig dien toestund nog tMjns op oono plechtige wijzo bij
rechterlijk vonnis to doon constntoeren. Voortaan znl *y van
ruchtswogo in \'t loven trodon, waardoor tovons vermindering
van faillisRouiontskoHton vorkrt*gon xal worden \' \')

Blijkens hot Verslag der Commissio van voorbereiding
konden sommigen hot nuttolooze van dit vonnis niet inxion

\') üclintuit«, bl. \'itU; ikUnUni« I, W. 140; ». n. Fftm II, W. «üH.

-ocr page 554-

463

en achtten zij het ten behoeve van hen, die anders wellicht
bereid zonden worden gevonden met den gefailleerde zaken
te doen, wenschelijk, dat de staat van insolventie uitdruk-
kelijk werd uitgesproken. Zij wenschten zelfs verder to gaan,
dan het bestaande recht, en de verplichting tot openbaar-
making van het vonnis in do wet op te nomen. De kosten
zullen gering zijn. Anderen evenwel beschouwden het vonnis
van insolventverklaring als eene noodelooze formaliteit, die
slechts zou dienen, om oen reeds duidelijk bestaanden toe-
stand to registreeren, wat door de Kegeering in haar Antwoord
ten volle werd beaamd \').

Ook Mr. Lkvt verlangde in zijne aan het Verslag toege-
voegde Nota behoud van het vonnis van insolventie. Derge-
lijke rechterlijke uitspraak mankt meer moroelen indruk dan
oon toestand, die van rechtswege geacht wordt te bestaan.
»Uot is waar», zegt de NoUv, »strong logisch past deze
rechterlijke uitspnmk niet in de abstractie van liet verinogens-
b(»8lftg of do vermogons-exocutio. Ook hier ochter herhaalt do
ontlergetoekendo: do werkelykheid heoft op meer to letten
dan do streng logische eischen vnn één enkel beginsel.
Tegon het «
viticHlui raitociuari waarschuwde reed» lUco, nnar
dos ondergoteokenden meening, niet ten onrechte1-).

Do Minister kon dit niet toegeven: »Do bedoelde moroele
indruk best«at bloot in theorie. Wol wil do sttdler der Nota
gelot hobben op do v workelijkheid», maar in
werkelykhoid
«ijn het alloon juristen en onkclo mot de faillissements-praktyk
Vertrouwden, dio weten, dat er eiui vonnis van
tMolvcntüi
bestaat en wat dit beteekent; zulke wottelyko finesses dringen
niet tot de groote niosKa door» \').

Hij do mondolingo behandeling in do TwoimIo Kamer stelde
Mr.
Lkvy voor, do woorden: • verkeert de boedel van rechtswege
in sUiut van insolventie, on gaat de curator», Ui vervangen
<loor de woonlon: «wordt do bo<Mlol door do rochtbank
insolvent verklaard.

»De cumtor gnnt»

-ocr page 555-

4-34

De uitvoerige mondelinge toelichting kwam hierop neer,
dat Mr.
Levy het wenschelijk achtte, dat de gevolgen voor
den persoon des gefailleerden, in andere wetten aan het
vonnis van faillietverklaring verbonden, bij gelegenheid van
de invoeringswet zouden worden verbonden aan de tweede
phase van het faillissement, den staat van insolventie. Daartoe
achtte hij een vonnis van insolventverklaring onmisbaar.

»Ten einde«, aldus de spreker, (,die (gevolgen) te kunnen
overbrengen en vastknoopen aan de insolventie heb ik noodig een
terminus a quo, eene date certaine, een onwedersprekelijk stuk,
eene uitspraak van den rechter, waaruit blijkt dat op dit oogen-
blik ontegenzeggelijk die staat van insolventie is aangevangen*.

De afschaffing van het vonnis van insolventverklaring zou
dus wegnemen eene mogelijkheid die het vroegere recht
openliet. Daartegenover betoogden de Heeren
Hubkr, van oku
Kaat
en Minister Smidt, dat het vonnis van insolventver-
klaring niet anders was dan eene bloote formaliteit, die tu
eenenmale ijdel en nutteloos is, en dat, wat de Heer
Levt
wenschte, evengoed zou kunnen worden bereikt onder viguenr
van een artikel uls het voorgestelde, omdat niets belet de
thans uun hot vonnis van faillietverklaring verbonden gevolgen
voortujin to verbinden uun den stjiat van insolventie, waarvan
de nunvung ook naar de niouwo wet steeds nauwkeurig zal
vuststimn. Do Kamer stolde de luutsto sprekers in het gelijk
door het amendement van den hoer
Lkvy to verwerpen mot
58 tegen 7 stemmen.

Toch word nog in hot Eorsto-Kumor-Verslag op do zuuk
teruggekomen. , Vele lodon betreurden het, dut hot vonnis
vun insolventverklaring niet in het nrtikel
wuh toruggebmcht.
Een vonnis gooft een datum, die genmkkelyk is nu te gnun.
Dut vonnis ho^l een vast punt kunnen uitmaken, wniirnuur
men zich later hud kunnen richten, wnnneer men bijv. by de
invoeringswet te mdn werd sommige cnpitis diminutieve ge-
volgen vnn het faillissement, bijv. verlieh van voogdij, eerst
to verbinden unn den staut van inBoIventio, een sUuit welks
juiste begin, hoewol van rechtswege geboren, thans cenigs-
zins zwevend is* \').

i

-ocr page 556-

W5

De Minister kon in zijn Antwoord niet anders dan herhalen:
,0ok bij gemis van een vonnis van insolvenlie zal steeds de
dag, waarop de insolventie aanvangt, vaststaan, omdat het
feit, waaraan de staat van insolventie zal verbonden zijn, met
don bepaalden datum daarvan vaststaat»

De geschetste geschiedenis van het artikol toont overtuigend,
dat do afschaffing van hot vonnis van insolventvorklaring inder-
daad niet andors beoogde dan de afschaffing van eeno schadelijke
formaliteit. Schadelijk toch is iedero formaliteit, waarvan hot
goed rocht niot kan wordon aangetoond. Men pleite nimmer
v»»or het behoud, omdat zij niet voel kwaad zou doon. Immers
hot kwaa<l steekt hierin, dat zij kosten verooi1zaakt zondor
noodzaak, omslag zonder nut, on dat zij altijd oorzaak kan
wezen van vertraging. Do afschafiing was in hot gogoven geval
tü moor gomden, omdat toch alles in zijn gohool bloof, in hot
faillietenrecht goen wijziging van materioolon aard word ge-
brocht, on ook ton opzichto van hot door Mr.
Lkvy tor spmko
gobmchto onderworp niets hoegenaamd werd gopmojtidicioord.
Do grooto botookonis, door dion afgevaardigde aan art. 17!)
toegekend, mist dit artikol to oononnnilo.

30

1  nclinfantc IV, bl. Tk) «Ig., v. o. Kkutx, U a. p.

Uoi.

-ocr page 557-

466

AnriKEi. 174.

De goederen -worden in het openbaar of met toestemming van den
rechter-commissariH ondershands verkocht.

In het Weekblad voor Notaris-ambt en Registratie, n**. 1249,
1250, 1253, 1255, 1257
en 1259 (3, 10 en 31 Dec. 1893,
14, 28
Jan. en 11 Febr. 1S94) wordt door F. en door Mr. Cd.
Reelino Knai
» du vraag besproken, welke de beteekenis is
van de woorden: »in het openbaar • in art.
174 der Faillisse-
mentswet. F. is van oordeel, dat: »de goederen worden in
het openbaar verkochtzoude beteekenen: t de goederen
worden verkocht op zoodanige wijz«;, dat
iedereen in do
gelegenheid wordt gesteld, hoogste bieder of kooper to worden
en
iedereen kan vernomen voor wolken prijs is verkochtzoodat
de curator do onroerende goederen, mits bij
publieke veiling^
zou kunnen verkoopen zonder tusschenkomst van een openbaar
ambtenaar, daar nergens, zooals ten aanzien van roorendo
goederen, is bepaald, dat onroerende goederen niot andors
in hot openbaar kunnen worden govoild on verkocht, dan ten
overstaan van een ambtenaar.

Mr. Ukklino Knai» daarentegen verdedigt do mooning, dat
«verkoop in hot openbaar\' hior zou bedoelen: « vorkoop ton
overstaan van oon bevoogden ambtenaar\'.

Do laatste mooning is dc juisto. » In hot opoiibanr • wordt
in hot artikel gebezigd in tegonstelling tot »ondershands
Daarom moot mon voor do bepaling
voji do boteekunis dor uit-
drukking «in het openbaar« haar niot op zich zelf boschouwen,
lus van het vorband waarin zij in hot artikel voorkomt, maar
heeft men na to gaan, welko tegenstelling in do rcchtKtaal
door dc woorden »in hot openbaar• cn •>ondorshands* ph»egt
te wordon aangeduid. Wolku dozo is knn niot twljfohichtig
wezen; zij is dio vnn «door tusschcnkomst of ten overstaan
van eun pponbaar nmbUinaar • togonovor w niot door tuiti»ckun-

//MtC^H,

(^ F.jr t^.

-ocr page 558-

467

komst of ten overstaan van een openbaar ambtenaar In die
beteekenis wordt met name de tegenstelling van g authentieke
(of openbare) akten« en »onderhandsche geschriften« in de
artt. 1905 en 1911 Burg. Wetb. gebezigd; wordt in de nrtt.
978 en volg. Burg. Wetb. gesproken van een uitersten wil
f bij openbare akte in tegenstelling van dien bij eene ologra-
phiescho of eigenhandig geschreven akte\'. Maar ook is iu
dezen zin de tegenstelling van »openbaren verkoop» en »onder-
handschen verkoop» aan onze wetboeken niet onbekend. Wel
wordt, wanr sprake is vnn verkoop in het openbaar, in den
regel er bijgevoegd »door een bevoegden ambtennnr», mnnr
meermnlen wordt toch ook verkoop • in het openbaar • zonder
meer voorgeschreven, wnnr toch stellig niet de bedoeling
aanwezig is do tusschenkomst vnn een oponbnren nmbtennnr
onnoodig to verklnren. Men vorg. do nrtt. 455 en 1080 Burg.
Wetb. Ook de artikelen 086 en 692 Wetb. v. Burg. Regtsv.
toonen nnn, dnt de wetgever de tusschenkomst vnn een opon-
bnren ambtenaar (spoc. den notaris) beschouwt als een nood-
zokehjk vereischte voor een verkoop »in het openbnar».

Dat nu in art. 174 Fw.dezelfde tegensUdling wordt bedoeld,
blijkt to allen overvloede duidelyk uit do Momorio van Too-
lichting tot do ontwerpen der Stnntscommissio en vnn do
Ilegm?ring. Do nrtikolen 853 en 857 Wotb. v. Kooph. luidden:

Art. 853. „Dc mommie f(oo«lercn, in ilcn bopilel winwcitii?, wonlcn
«loor do ruratom, ten
ovcratAAn vnn Cfnen bovoegilon lunbtcnnnr,
dnartoR i|i>or don rogtcr-cnntmifuuiriii benoem«!, en met inarhlneniinf^
\'Ier pliuituclijke gebruiken, in hel «penUnnr vcrkiKht; ten ware «le
regtlmnk, op vemlng
vnn ilen regler-eummiiwiiri«, mogl liepnlen, «Int
«le*e of geno beimalilelyk «nn tc wywn voorwerpen, in hei belnng
van (Ie getamenlijke nehubleiiichcni, onder Jo bami zullen wonlen ver-
k«)rlit, of bij verkoop der onroerendo gowleren
overgenomen, In beido
Kovftllen voor of boven den pry«, wnnnip deitelve door daartoe to be-
noemen deakundigen tullen worden geachnt".

Art. 8:.7. „De onroerende goederen, t«l den Iwedel behoorende,
Worden door de curaton» in hei openbaar, ten ovemlaan vnn eenen
bcvoegilcn ambtenaar, daartoe door den regterrommiiwari« benoemd,
Wpt inarhtneming der plaataelyke gebruiken, verkoeht.

Indien dezelve mei hypothckairc inarhnjvingen aijn be«w«anl, moeten
voor«»hrinen van artikel V2hh van het llurgerlyk Weilmek wonlen
in arht grnomen".

-ocr page 559-

468

Voor deze beide artikelen is art. 174 Fw. in de plaats
gekomen. De motieven, die daartoe hebben geleid, vermeldt
de Memorie van Toelichting in deze woorden:

»De formaliteiten, door den curator in acht te nemen bij
den verkoop van de goederen tot den faillieten boedel be-
hoorende, worden door dit artikel vereenvoudigd. Aanwijzing
van den ambtenaar, door wien de openbare verkoop zal plaats
hebben, door den rechter-commissaris, zooals de artikelen 853
en 857 Wetboek van Koophandel voorschrijven, mag geheel
onnoodig heet«n; de bedoelde bepaling is dus weggelaten.
De onderhandsche verkoop van onroerend goed wordt toege-
laten, terwijl voor onderhandschen verkoop in \'t algemeen
alleen toestemming van den rechter-commissaris noodig zal
zijn. Eene beslissing van de rechtbank omtrent dergelijke
administratieve handelingen brengt slechts onnoodigen omslag,
tijdverlies en kosten mede, en is te minder noodig, daar de
rechtbank toch geene andere gegevens heeft om haor oordeel
op to vestigen en naar to beslissen, dan hot rapport van den
rechter-commissaris en de toelichting van den curator. Daar
verwacht mag Avorden dat do rechter-commissaris niet licht-
vaardig toestemming zal govon tot onderhandschen verkoop is
evenzeer hot bezwarend veroiscbto van eene taxatie door des-
kundigen weggelaten. Ingevolge het slot van artikel 78 (eorsto
lid) zal de commissio nit dc Rchuldeischers moeten wordon
gehoord« \').

Uit dezo toelichting blijkt duidelijk dat aanwijzing van den
ambtenaar, door wien do openbare verkoop zal phmts liobbon,
door
\'den rechter-commiHRaris, niet ook do tuRRchenkoniRt zelve
van dion ambtenaar overbodig werd geacht.

-ocr page 560-

409

Aiitikkl 188 eerste lid.

Dc lechtcr-cominiwwiri« beveelt de doorhaling der hypothekaire
inschrijvingen, wanrmede een tot den boe<lel behoorend onroerend goed
is bezwaard, ïoo<lni de int<IecIingHhj8t, waarbij de opbrengst van het
goed tot verdeeling in gekomen, verbindend is geworden.

In tweeërlei opzicht wijkt dezo bepaling af van hot over-
oonkomstigo voorschrift van artikol 870 Wetb. v. Kooph.

In de eersto plaats wordt niet aan do rochtbnnk, maar aan
den rochtor-commissaris opgedragen hot bovel tot doorhaling
to geven. Kooils bij gologonhoid dor voriGcatie wortH boslist
ovor hot hypotbookrocht, torwijl do uitdi\'olingshjst uitmaakt
wio dor als hypothokairo schuldeischors govorifieordon batig
wordon gerangschikt on voor wolk bedrag. Diontengovolgo
valt or, als do uitdoolingslijst verbindend is geworden, niets
moor to beslissen; do doorhaling van allo inschryvingen is
niot anders dnn oono door do vordoeling «lor opbrengst van
hot onroerend goed ondor do rochthobbondon noodig geworden
administmtiovo nnuitrogol, waarvan de uitvaardiging moor
eigenaardig bohoort tot do tank van don
rochtor-commissaris.

In \'do twooilo plaats verlangt art. 188 Kw, du doorhaling
•dor inschry vingen, waarmee hot good is bezwaard», d. w. «.
van all« inschryvingon «ondor uitïondoring, on ontbreekt
daarin ounu vorwij«ing naar do nrtt. 1258 on volg. vun hot
Hnrgorlyk Wotbook, t^jrwyl volgons nrt. 870 Wotb. v. Kooph.
do doorhaling goschi(Mlt «op don voet als bij arl- 1257 IJurg.
Wotb. is vonrg(«srhrovcn«, — ulhwn dns van dio
inschryvingon,
»wolko niot batig xyn gerangschikt», - »mot innchtnoming dor
bopalingon van art. 1258 on volgondo vnn hotzolfdo wotbook».

Nnnst do bopalingon omtront do vorincatio, mot namo vnn
do artt. 130 on l!ll Fw., wwirwin volgons nrt. 57 twowlo hd
dier wot ook do oorst«» hypothookhoudor ondorworpon is, wns
voor oono vorwyuing naar do nangohualdo nrtikolon vnn hot
liurgurlyk Wotbook goon plnat« inuor.

■ ( 1
! j

-ocr page 561-

470

Artikel 870 Wetb. v. Kooph. had aanleiding gegeven tot
de vraag, of, niettegenstaande het faillissement van den schul-
denaar, door den kooper van het bezwaarde goed zuivering
kon worden gevorderd, overeenkomstig de desbetreffende
bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Ook thans kan dezelfde
vraag worden opgeworpen, daar do Faillissementswet haar
niet uitdrukkelijk beslist.

Niet twijfelachtig komt hot ons voor, dat do zuivering door
den kooper niet kan worden gevorderd, als het bezwaarde
goed n^ de insolventie door don curator is verkocht. Niet
zoozeer omdat de verkoop door den curator noch is eene
irgerechtelijke uitwinning», noch eene »willige verkooping«,
in den zin van art. 1254 Burg. Wotb., maar veeleer omdat
art. 188 Fw. aangeeft, hoo de zuivering plaats heeft van
onroerende goederen die deel uitmaken van oen insolventen
boedel. Do mogelijkheid van zuivering op oone andere wijzo
wordt daardoor uitgesloten.

Dezo mooning wordt echter niet algemeen gedeeld, zooals
blijkt uit het verzoek, dat den kantonrechter to Stoenwijk
word gedaan en nnnleiding gaf tot diens beschikking van 10
Mrt. 1897, bev. door de Rochtb. to llooronvoon 19 Mrt.
1897 \'). De cumtor over een in staat van insolvontio vor-
keerendon boedol wenschte over te gaan tot den publiekon
verkoop der tot dion boedel behoorende met hypotheken
bezwaarde onroerendo goederen en wilde do ovontueolo koopers
in de golegonhoid stellen do bij art. 1255 Burg. Wotb. bedooldn
vordering tot ontlasting te doen. liij verzocht te dion oindo
don\'kantonrechter dag, uur en plaats to bopnlen, wmin)p
de verkoop in diens tegenwoordigheid zou kunnen goschiodon.

Do kantonrechter wees hot verzoek van do hand, omdat
art. 174 Fw. do tegenwoordigheid des knnionrecht<«rs bij don
openharen verkoop van tot oenen insolventen boedel bolioorondo
onroerende goederen niot meer vordert, zoonis wol het govnl
was bij nrt. 857 Wotb. v. Kooph. Tovons aclitte hij hol, mol
het oog op art. 188 Fw., zoor Iwijfelnchtig, of ovontuoolo
koopers liot rccht hobbon
bovemiien oone rangregeling U? doen
openen.

•) WêtklJ. t>. Sol. en Hmj. n*. 14£l; Paltit i-an Jmtmt tK97, n*. Tii.

-ocr page 562-

471

In zijn verzoekschrift aan de rechtbank noemde de curator-
appellant dezen twijfel des kantonrechters geheel ongegrond,
»dat immers het recht (tot het openen eener gerechtelijke
rangschikking tot verdeeling van den koopprijs) — mits aan
de voorwaarden van art. 1255 B. W. voldaan is — den
koojiers bij de ivangehaalde artikelen van het Bxirg. Wetb. (artt.
1254 vlg.) bepaaldelijk is toegekend en hun niet bij eenige
bepaling der Faillissementswet wordt ontnomen; dat boven-
dien evengoed als art. 188 Fw. ook art. 870 Wotb. v. Kooph.
don kooper de doorhaling der op hot verkochte rustende
inschrijvingen waarborgde en dat niettemin onder viguour
van deze bepaling algemeen door hen, dio uit eenen fail-
lieten boedol bezwaarde goederen kochtcn, de vordering tot
ontlasting word gedaan, zonder dat ooit van oonig bezwaar
da4irtegon is gebleken

üo rechtbank liet zich in haro beschikking over de qnaostio
niet uit; »overwegende dat het der Rechtbank voorkomt,
dat de tegenwoordigheid van den kantonrechter bij verkoop
van tot oon fnilUettMi boedol bohoorend«! bezwaarde onroorondo
goederen, ten verzoeke vnn den curator in
dion gofailloordon
boedel, niet noodzakelijk i», dnnr dit niet is voorgoschrovon
bij do FnilliKsementswot«, handhaafde zij de boHliKsing don
kantonrechter«.

In hoeverre do modo<looling van den appellant omtront de
ondor do afgoHchafto wot gevolgde practyk juist i«, wordo
hior in hot middnn golaUui; navolging dier bowoordo prnctyk
i« in olk geval «Udlig nf te radon, dnnr hot opmnken »Hiner
rangregeling, buih\'n hot fnilliMoment om, onnfhankelyk vnn
do uitdeeling«lyHt, «leoht« tot moeilykhwlon on conflicton nnn-
lolding knn geven.

Dozo zyn evenzeer U? waohUni, ais de vorkoop is gedann niot
door don curator, nuinr door don oorsten h.vpothokniron «chnld-
oi«ohor krnoht^\'ns zyn onliorroepolyke vohnncht. Voor hot rocht
doH koopers, volgen« nrt. 1254 Hurg. Wetb. ontlasting vnn hot
tfnkochte U> vonloron, ploit in
HU gevnl, «lat de bmlmddo
«chuldoischor zijne rechten uitoefont, Milsof or geon fnilliKSi»-
tnent wnn>» (art. 57 «M^rsU^ lid Kw.).

Dient«.ngevolgo knn doz.« «rhnidoisrhor verkoopen zoowel

»«-»rtr aU m\\ don a^uivang dor insolvontio en hooft hy cH»k

30\'

-ocr page 563-

472

overigens met het faillissement, met cle verificatie en de ver-
deeling van de opbrengst des boedels onder de schuldeischers
niet te maken. De door hem bewerkstelligde verkoop gaat
als het ware buiten het faillissement om; men zou daaruit
kunnen afleiden, dat dus ook de bepalingen, geschreven voor
bet faillissement, aan den kooper niet een recht kunnen ont-
nemen, dat het Burgerlijk Wetboek dezen toekent.
^fffi besliste het Hof te Amsterdam bij beschikking

van 18 Sept. 1891, W. n®. 6107.
^jJfo», teftr"^ \' De bezwaren tegen deze opvatting zijn echter niet gering\').

In de eerste plaats maakt het bedrog, waarmede de koopprijs
het aan den eersten hypotheekhouder verschuldigde te boven
gaat, onbetwistbaar een deel uit van den faillieten boedel,
waarover alleen door den cumtor overeenkomstig do bepalingen
der Faill.wet mag worden beschikt. Als doel van den boedel
behoort het voor to komen op de uitdeelingslijst en op die
lijst tot verdeeling to worden gebracht. Al is dus eeno rang-
regeling opgemaakt ingevolge eeno vonloring tot ontlasting
en daarbij de opbrengst van hot verkochte goed verdeeld,
toch zal andermaal in het faillissement bij do uitdeelingslijst
tot verdeeling van althans eon deel dier opbrengst moeten
worden overgaan.

In do tweedo plaats golden voor het opmaken vnn do rang-
rogeling andore regels dan voor het opmaken der uitdeelings-
lijst. Er wordt dus niot eenvoudig dubbel work verricht,
tweemaal hetzelfde, maar de twoede mnnl wordt nndors ver-
doold dan do eerste maal. Bij de mngregeling wordt alleen
gelet\'op do schnldeischers, dio hunne bescheiden binnen den
bepaalden tijd bij den rechter-commissaris hobben ingeleverd;
bij do uiUIoolingsIijst alleen op do goverifieordo schnldeischers.
Bij do rangregeling zijn do artt. 1257 vlg. Bnrg. Wotb. vnn
toepassing, worden mitsdien sommige inschrijvingen, zooals
voogdij-hypotheken en hypotlu^kon voor voorwnnnlolijke
schulden gehandhaafd; bij do uiUleolingidijsi lK*sIissen do
hopaling(!n omtrent do vorificatio, van handhaving van inschrjj-
vingon is geen spmke. Bij do rangschikking wordt rekening

lir Mr. I». P. P. Kist, in Itfchl m WrI, Hl. W. ïlfl »Ig.;— Mr. K. W.
Drktkt, r*tühalii< ran nwt lnjpalhekm ti0:*t<aanl onroenmtl gtml iw fniUii-
temml, \\n\'Thémh <«»7, bl. rtT. vlg.

-ocr page 564-

473

gehouden met de kosten, aan hare opmaking verbonden; bij
de uitdeelingslijst met de faillissementskosten, die de opbrengst
voor een evenredig deel verminderen. Do verdeeling kan dus
bij de rangregeling er heel andors uitzien dan bij de uitdee-
lingslijst. Mon stelle zich voor, dat eon schuldeischer bij de
rangregeling opkomt, daarentegen verzuimt zich te doen
verifieeren, of omgekeerd wol in hot faillissement opkomt,
doch niet bij do rangregeling\'); mon denke aan betwisting
bij do vorificatio, aan voorwaardelijke schuldeischers, enz.

In do derde plaats doet zich de moeilijkheid voor, dat
volgens do bepalingen van het Wetboek v. Burg. Rogtsv.
(art. 510) en van het Bui^. Wotb. (artt. 1257 vlg.) het overschot
van don koopprijs bovon do vordering dos eersten hypothook-
honders wordt ovorgobnicht tor griffie van do rechtbank, of
verblijft ondor den koopor; terwijl dc Faillissomentswot vor-
dort, dat de vorkoopor dit overschot zal afdragen aan den
curator (art. 69).

Hot begrijpen van den koopprijs oorst in oon rangregeling
buiton hot faillissomont, daarna in oon uit<loelingslijst in hot
faillissomont, roept derhalve vorschillondo conflicton in hot
lovon. Wannoor mon daarbij bodonkt, dat do rangn>goHng
niot alloen is oeno vortlooling van do opbrengst van hot good,
ninar ook eeno vaststolling van do rochton dor twoodo on
vordoro hypothokairo schuldoischors, on dat dozon
niol huilen
maar in hot faillissomont staan (alloon de oorsto hypothook-
bondor staat or buiUui), dan wordt hot duidolyk, dat do rang-
rogiding moot wijken voor hot faillissomont, dat m. a. w. do
koopnr vnn het door don oorston hypothookhoudor ton lasto
van don gofailloordo vorkochlti onroon»ndo good do vordering tot
ontlasting niot kan doon. Hot rooht dor schuldoischors kan
Hlochts i^onmnnl, niot twoomnnl nwir vorschillondo rogols,
w«»rdon vnstgostold; do opbrengst van hot good slechts oon-
«Maal, niot twoomnnl op vorsoliillondo wij/.on, wonlon vonloold.
Kr moet dus oon kour.o tusnchon do boido wgren vnn vnst-
"«tolling on vonhïoling wonlon giMlnnn. Wolko, ligt voor do
do wijzo vnn vaststelling on vonlooling voor hot govnl

\') VrtorbeoM dwn.n lover« Hb. I>en IC«* 47 Juni !>«♦, v^n. .l.»or Hof
\'»«n Haa^f jkW,, U\'.
n\\

-ocr page 565-

474

van faillissement des schuldenaars in het bijzonder voor-
geschreven.

Het resultaat waartoe wij zijn gekomen \'), levert een goede
oplossing voor het geval van insolventie; daarentegen voldoet
het niet, wanneer nä verkoop door den eersten hypotheek-
houder in het faillissement een akkoord tot stand komt. Van
een uitdeelingslijst en doorhaling der inschrijvingen krachtens
art. 188 Fw. is in dit geval geen sprake, terwijl de termijn
van één maand voor het openen van een rangregeling (art.
1256 Burg. Wetb.) verstreken kan zijn. Zuivering is dan niet
meer mogelijk. Er is hier eene leemte in de wettelijke rege-
ling die door uitlegging bezwaarlijk kan worden aangevuld

Deze staat van zaken moet ten gevolge hebben, dat hot
bezwaarde goed bij verkoop krachtens onherroepelijke volmacht
v^ji^r de insolventie goen behoorlijken prijs kan opbrengen. De
eerste hypotheokhondor doet dus vorstandig do homologatie
van een akkoord of do insolventie af te wachten, alvorens
j^:v-.zijno rechten to doen gelden.

In hot boven aangehaalde opstel in Thcmi1 betoogt Mr. Brkvkt,
dat do bepalingen der Faillissementswet ook buitendien ver-
hinderen , dat hot bezwaarde goed, dat tot don boedel behoort,
bij verkoop don hoogsten prijs bedingt, omdat hei tijdstip van
de in art. 188 bovolon doorhaling dor hypotheken geheel
onzeker is, immers afhangt van hot opmaken en hot verbindend
wordon der uitdeelingslijst. Z. i behoorde do rechter-cojumis-
saris de bevoegdheid te bezitten het bftvol tot doorhaling van
alh\\ hypotheken to govon, «zoodra do curator hom hot bewijs
had gogovon, dat d(> koopor ann zijno verplichting tot betaling

fii MJß^

1  Mr P. P. P. Ki*>t ilofl mn ilfl hnml: vliinnrn vier wi>ki<n nn Hrn kiwip,
ingcvAlgo nrt 14VI H. W. IwHiwining »nn «vn rM:lilor-<\'ninmU«ari« Ir vntgrii,
f^ten mndr («run K><rMhli>iyk(! mnfftrliikking it* kiinn<<n ilocn openen /(xxlni
ReWcken mochl i|jn, «lal «Ie «laai tan fnUIUwmefil (of knnneiyk onvermogen
door akkiMrd en aimo zomler ntng«chikking (ihan«: iiilileeling«lu«l)
mI xiJn
geviniligil*».

ilel verdienl aanbeveling la lrarhl«n »Irh op ilew v»ijw uil de mooil(ikheid
1« redd«n.\'

-ocr page 566-

475

vau den koopprijs had voldaan, dat de eerste hypothekaire
crediteur-verkooper art. 59 had nageleefd».

Het bezwaar van den heer Brevet komt ons vrij overdreven
voor, omdat alleen het tijdstip van de doorhaling der inschrij-
vingen, geenszins do doorhaling zelve, onzeker is. Maar ook,
afgescheiden daarvan, schijnt zijn voorstel niet gelukkig,
omdat het toelaat de doorhaling te bewerkstelligen op een
tijdstip, waarop de verdeeling van den koopprijs nog niet hoeft
plaats gohad, misschien nog niet oens de rechten der schuld-
eischers vaststaan. Hot zou toch, werd zijn voorstel aange-
nomen , kunnen gebeuren , dat de doorhaling word gelast vóór
do verificatie der schuldvordoringon, waarop de eersto hypo-
theekhouder die het beding van art. 1223 hootl gemaakt, niot
behoeft to wachten. Bovendien zouden do moeilijkheden,
waartoe de homologatie van oen akkoord aanleiding goefl,
nog grootor wordon, dan zij thans roods zijn, daar do ingo-
schrovon schuldoischors hun hypotbookrocht kwijt zoudon
wezen, zondor eenigen waarborg dat hot hun toekomende
aandeel in do opbrengst hun ook zou wordon uitbetaald.

Alleen door do oxocutio van mot hypolhook bezwaarde
goodoron gohool buiton hot faillissomont to doon omgaan,
m. a. w. alU hypothokairo schuldoischors hunno rocht43n to
laton uitoefenen, alsof or goon faillissemont ware, wonlt do
niogolükhoid geschapen ook do vordooling van don koopprijs ^^ ^„c^é*^^^
l)uiton hot faillissomont to tloon goschiodon on wno rogoling , \'\'
t<} troffen, «dio do voorwaarden vorvuldo notulig voor do kans
op hoogo opbrengst, voor realisatie niot bonodon do waardo» \'). /--v»»
Aan don cumtor r.ou dan alloon verantwoord bohoovon to ty,,,, z^«

wordon hot saldo van don koopprys na afbetaling van allo ^^^

bypothokon.

Kon onroorond goed kan, b.dmlvo door h}pothokniro inschry- -

vingon,ook bo*waanl zijn doorovorschryvingen van oxoculorialo ^ .

"f con««?rvatoiro boslagon. llrtz.dnio goldt van schopon, waarbij
Ijovmidion hot revindicatoir boHhig kan vm)rkomon. Ümtnjnt ^^ ^^ ^^ ^ ^^^^^
do doorhaling dozor boslagon wonlt «loor do Kaillissomontswot ^

niots bopuuld »). Hot blija to dion aanzion by do toepassing

/fso.

\') «RKVrT, I. ». p., bl. 87.

^ Ir» »ru 870 Welb. t. Kiwph. wenl «wprrtkcn van »de do..rHiiling van
•n»cliry»i„gc„ op de verkochle g-Knleren», niel »o.»U in ail. 188 Faillw. van

-ocr page 567-

--

-

ÏZ/atA^^t.

l/iM^^ U^ CL»

(hï i^f ût^^. \'f-

-Vi/t^^ ^ ^ ex^ ^^yp*^ \'

im.

-ocr page 568-

476

van het Koninkl. Besl. van 11 Maart 1840, SUL n". 6, dat
alleen doorhaling kent uit krachte van een daartoe strekkend
vonnis of van een authentieke akte van toestemming van den
schuldeischer, die het beslag heeft gelegd.

Gewenscht ware, dat het Besluit in dien zin werd aange-
vuld, dat de doorhaling ook werd toegelaten op een bevel-
schrift van den rechter-commissaris in het faillissement, voor
zooveel betreft inbeslagnemingen, welke uit krachte van art.
33 Fw. door de faillietverklaring zijn vervallen.

\'/de doorhaling der hyi>olhekaire inschrijvingenOp grond dier algemeene
woorden kon door de rechtbank na hel sluiten der algeheele rangschikking de
doorlialing van inschrijvingen in het algemeen, de inbeslagnemingen d.iarondcr
begrepen, worden bevolen. Zie A. B. in /K. n». 0774.

-ocr page 569-

ACHTSTE AFDEELING.

. H

Van don rochtstoostand dos schuldonoora na nfloop
van do voroffoning.

Do rochtstoostand des schuldenaars na afloop van do ver-
ofl^oning wordt eigenlijk roods aangewezen door art. 193 oerste
lid, bepalende dat
hel /aUl{*temen( em einde neemt, zoodra
aan de geverineerdo schuldeischors hot vollo bedrag hunnor
vonloringon is uitgekeerd, of zoodra do slotuitdeelingslijst
verbindend is gowordon (zio bovon bl. 458). Innners, dat hot
fttillissomont een oindo neonit, sluit in zich dnt do schuldenaar
ophoudt failliet Ui zyn, dnt hij weer komt in donzolfdon
rechtstoestand waarin hij was vrtt\'»r do foilliotvorklaring,
waarin eon iodor verkeert dio niot failliot is. Hot beginsel, dat
bot faillissemont zijno grens vindt in do realisatie van hol
vermogen, hiorbovon bl. 51 vlg. nader toegolioht, wonlt in
dio bepaling duidolyk uitf^sprokon.

Do achtste Afdoeling houdt zich veeleer bozig mot de
reehien tier âeÀuldeisehert ^
wijst aan wolko rechten dezen na
l»ot oindo vnn hot fnillisscment tegen hunnen schuldonnnr
kunnon doon golden. «.Danrbtj is uitgognnn vnn het natuurlijke
beginsel, ook geldondo bij hot oxocutoriaal bosing, dnt do
«chuldeiscliors nl hunno rechten tegen don schtddonnnr b<»-
l»oudun voor dnt deel hunnor vonhiringon, wnnrvoor hot beslag
bun gwno bovnHÜging hi\'eft geschonken. Nn hot fnillissomont
treden dus do schnldoisohors voor hot tekort komende winlor
i» allo execution>cht<m nnn hunne vonloring»»n vorlmnden»

\') M.TOori» »m, TrtoHrhlInn: IWlinfWnl«, W. IWInfw«»« I, bl. 157; t. n.
^\'««.n II, bl.

-ocr page 570-

478

Gelet op de wet, zooals zij is tot stand gekomen, is deze
uitspraak echter niet geheel juist. »Alle eiecutierechten»
werd beperkt tot »de rechten van executie op de goederen"
(zie hierboven bl. 56 vlg.). Het aangeduide beginsel is daar-
mede niet prijs gegeven, maar wel is daarop eene gewich-
tige uitzondering gemaakt.

Artikel 195 luidt: »Door het verbindend worden der slot-
uitdeelingslijst herkrijgen de schuldeischers voor hunne vorde-
ringen, in zooverre deze onvoldaan zijn gebleven, hunne
rechten van executie op de goederen van den schuldenaar*.

De bepaling heeft betrekking op alle schuldeischers zonder
onderscheid, onverschillig of zij in het failHssement zijn
opgekomen of niet. Er wordt eenvoudig uitgesproken, dat
de schuldeischers en de gewezen gefailleerde
7.66 tegenover
elkander staan als in \'t algemeen schuldeischers tegenover
hunnen
niet-gefailleerden schuldenaar. Alle rechten van ver-
haal , die schuldeischers volgens do wet hebben op de goederen
van hun schuldenaar, kunnen de schuldeischers van den
gewezen gefailleerde op de eventueel door dezen te verkrijgen
goederen uitoefenen. Natuurlijk voorzooverre zij niot reeds,
na in het faillissement te zijn opgekomen en erkend, uit den
boedel werden bevredigd.

Misschien zou men kunnen opmerken, dat de bepaling van
zelf spreekt; dat, als het faillisseuient is geëindigd, uit den
aard der zaak het algemeene burgerlijke recht van toepassing
is en de schuldeischers al de rechten kunnen uitoefenen,
die daarnit voortvloeien. Toch mag hut artikel niet over-
bodig worden geacht. Hot faillissomcnt toch ontneemt aan
du schuldoischors van den gefailleerde hunne individn(>ele
rechten van verhaal of executie. Zij wordon ondorworpon
aan het vorificatio-proces (artt. 20 en 29); allo gerechtelyke
tunuitvoerlogging op eenig deel van- hot vermogen van don
schuldenaar neemt dadelijk een einde (art. .18). Nevens dezo
voorschriften uitdrnkkolyk to constateeren, wat nii alloop
van het fuillisHoment recht4;ns is, knn nuttig wozen, nl waro
het alleen om misverstand to voorkomen. Bovendien mocht
dit wonscholijk boeten om de ingrijjMmde wijzigbig, op dit
punt iu het fniilietenrecht gebmcht, duidulijk in hot licht
te 8t4*llu<i un boven allen twijfel to verheflen. Ten «lotte heeft.

i

-ocr page 571-

479

hot artikel eene daaraan oorspronkelijk niet toekomende
beteekenis verkregen, nu daarin alleen sprake is van het
herkrijgen van do rechten van executie op de
goederen, on
aldus iraplicito is beslist, - de geschiedenis dor wet toont
dit voldingend aan (zie boven bl. 56 vlg.), — dnt het recht
van executie op den prr«ooa, de lijfsdwang of gijzeling , door
het faillissemont vorloron, n^ afloop daarvan niot herleeft,
niet medo wordt horkregen.

Schuldeischors, die zich in hot faillissemont niet hobbon
aangemeld, on niot reeds vóór do failliotvorklaring in hot
bezit waron vun een executorialen titel, zullen, willen zij
nit afloop vun het fuillissoment op do goederen vnn don
schuldenaar verhnul nemen, oon executorinlen titel moeten
zien to vorkrijgon on wol langs don gowonon wog vnn hot
procos. Zij vorkooron m\\ hot fuillissemont in volmnnkt dezelfde
positie nis daiirvoor, nlleon het rocht op tonuitvoorlogging
bij lijfsdwang, in do gevallen wnurin do wot deze tooluut,
hebben zij vorloron.

Eonigszins undors is do positie vnn do Hchuldeischers dio
imn hot faillissomont hobbon deolgonomon. Omtront hon
bopunlt nrt. 19(5: «Do in hot vierde lid vun urtikol 121
bodooldo erkenning oonor vordering hooll kracht vun gowijsdo
zauk togon don schuldonaar; hot proccs-verbnnl dor vorifioatio-
vorgadoring levert voor do dnnrin nis orkond vermoldo vonlo-
ringon don voor tonuitvoorlogging vutbnron titel op tvgcn
don schuldennar«. Kvonwol goldt dozo bopuling niot, voor
zoovor do vordering door «Ion gofuiIhH)nlo ovoroonkomstig
artikel 126 is betwist (art. 197).

Do erkenning dor vordoring in hot fuillissemont, zonder
boiwisting van do «(jdo dos gofnilloordon, lixoort oons
voor
»Hijd dtó rochton vnn don schuldoischor ook U\'gonovor don
gofailloonlo. Do schuldoischor vnn oon U>n tydo dor fuilliot-
vorklaring niot-opoisohbaro en uit dion hoofde voor huro
«Mintanto wiuirdo govorifl<>ünle vonloring, knn dus nft ulloop
vnn hut faiUissomont «yno nnihten nlloon doon golden ovor-
\'Mmkómstig dio vorificatio. Hij blyft schuldoischor von oono
«ladolyk opcischbnro vordoring t«Mi boloopo vnn d.^ contnnto
wwirdi.. In huro vroogoro godunnto horlM»ft «ü\'»^ vonlering
«>iüt itj,H«r. In hot untworp dor Stuntscommissio on hot oowU)

/ V

-ocr page 572-

480

Regeerings-ontwerp werd, ten einde dit duidelijk uit te
drukken, in art. 195 gesproken van »het onvoldaan gebleven
deel hunner vorderingen,
zooaU die zijn geverifieerd « Later
was de Eegeering van oordeel dat art. 196 dezelfde gedachte
reeds voldoende tot uitdrukking brengt, en dat derhalve de
genoemde woorden overbodig geacht konden worden. Door
de weglating daarvan komt ook de algemeene strekking van
art. 195, de toepasselijkheid van dit artikel op
alle schuld-
eischers, ook de niet-erkende, beter tot haar recht.

Met de in het proces-verbaal der vergadering opgeteekende
erkenning (art. 121 vierde lid) staat natuurlijk gelijk de erken-
ning door den rechter in het verificatie-proces. Waar dit geen
twijfel lijdt voor do kracht der erkenning in het faillissement,
kan het evenmin twijfelachtig wezen voor de kracht der
erkenning tegenover den schuldenaar. Do erkenning bij vonnis
is, evengoed als dio ter verificatie-vergadering, vaststelling
van het vorderingsrecht des schuldeischers.

Gaat echter do betwisting van de vordering van den schuldo-
naar zelf uit (art. 120), dun werkt de erkenning in het
faillissement tegen hem
nicl, onverschillig of die erkenning
geschiedt bij gelegenheid der verificatie dan wel in een renvooi-
proces tegen den curator of tegen een medo-schuldcischer
Wel zal de schuldeischer, wiens vordering door den gefail-
leerde en tevens door don curator of door een mede-schuld-
eischer wordt betwist, den gofailloordo in het ronvooi>proces
kunnen betrekken en dan zoodoende een gewysde ook tegon
hem kunnon verkrijgen. Maar doet hij dit niet of sttuit do
gefailleerde in de betwisting alleen, zuodat geon renvooi-
proces volgt, dan zal de schuldoischor, om zijn recht ook tegen
den gefailleenlo vastgesteld to zien, oon rordoring t<«gen
dezen moeten instellen strekkende om de betwisting ongegrond
to doen verklaren en to doon uitspreken, dat hij, schuld-

^ oischer, terecht erkenning vroeg. Toewijzing dier vordering
-

\') llel nrtikol luiddo: ^N» afloop van hot failU»Minant, door hal verbindend
worden der tlotuitdMling«IO»l, herkrijgen de Khuldoitchrra voor hot onvoldaan
gebleven diwl hunner vorderingen, rooaU die i^n getrrifiperd, al hunne rvchlen
van eiecuUe legen den pertoon or op de goederen van hunnen Mhuldenaar*.

*) Zie haar Antwoord in het Ver*lag der CommiMie van voorbereiding:
lielinfante II, bl. 138; *. u.
Fklt* II, bl. ifKl.

ycKM-

A

-ocr page 573-

MOirüGPAAFF-INSTlTUUT VOOÄ fRlVAAi.

481

verleent dan aan de plaats gehad hebbende erkenning de
haar ontbrekende kracht tegen den schuldenaar.

Ongegrondverklaring der betwisting moet worden gevraagd,
niet betaling, nakoming der verbintenis; immers, het is de
betwisting die het proces noodig maakt, en hot is ook alleen
langs don aangegeven weg, dat het feit, dat de erkenning in
het faillissement niettegenstaande die betwisting hooft plaats
gohad on dat uitdoolingon zijn genoten over do vordoring
zooals zij is geverifieerd, in harmonie kan worden gebracht
mot de rochton, die de schuldeischer voor hot tokort-komondo
togen den schuldenaar kan doon gelden. Gestold, eon vordoring
op tijd is alleen door den schuldennar betwist, dus orkond
voor do contante waardo, dan is het duidolijk, dat do strijd
tusschen schuldoischor on schuldonaar moot loopen ovor oen
opeischbare schuld tot eon bedrag, uitgedrukt door dio
contante wjiardo, niot over do oorspronkelijke vordoring
op tijd. Do uitdoolingon in hot faillissomont «ijn ovor do
contante wnnrdo genoten; hot to kort komondo, waarvoor
do schuldonnnr alsnog nansprakolijk is, knn dus ook nllcon
oon dool wozon dier contnnto waardo, niet van do oorspron-
kohjko schuld.

Hot proces-verbaal dor vorificatie-vorgadoring lovortdon voor
tonuitvoorlogging vntbnron titol op togen don schuldonnnr.
• Den voor tonuitvoerlogging vatbaren titol • gooft to konnon,
dat, niV do erkenning, bodoold pn»cos-vorbaal
voor do orkondo
vonlering do
wnujn voor tonuitvoorlogging vatbare titol is,
mitssdion vroogoro voor do vordoring vorkrogon
oxocutt)rialo
tiUjls (bijv. tMjn notarieolo schuldbokontonis, oon vonnis) hun
kmcht als zoodanig verliezen.
Mot dit dot»! is opzettelijk den
gOHtold in do plaats van liot in hot ontworp oorspronkelijk
voorkomende
een \').

Wat don vorm lM}tn?a, bostuat do oxocutorialo titel uit oon
door don grilhor in executorialen vorm, dus mot inachtneming
van art. ÜJO Wotb. v. lJurg. ll<»gUv., uitgogovon op do vordo-
ring betrekking hobbi»nd uitiroksol uit hot pn.cos-vorbaal dor
vorificalie-vorgndoring.

U do vordoring slochU voorwnanldijk toegelaten op gn)nd
van betwisting door don curator of door oen schuldoischor.

L

\') Zio IMinfAitl« II, bl. i:W; t. o. Kki.t« II, bl. m

UoLMotAArr,

il

31

-ocr page 574-

- ^ r;- \\ • \\ \\ • . QyfffA\'fMmtMtnri S/S.

Q/Z^nfcaa/tn

jfSrts veer aanjtfttktndt britvtn:

^(/kantoor Spiegelstraat.

\'.ir-cftUtti.

^ \'/ffij/rif/am, .. .. J^^c^........../^c

739 Prinstngmcht.

^W» f^tfy. OJtA. ^

cff^ \'vtnrr fxXAC.

I .

t-y^^

>

-ocr page 575-
-ocr page 576-

482

het vonnis, waardoor bet verificatie-geschil wordt beslist, levert
den voor tenuitvoerlegging vatbaren titel op; heeft de gefail-
leerde de erkenning betwist, het vonnis, gewezen in het proces
tot ongegrondverklaring dier betwisting, zal den schuldeischer
dien titel verschaffen.

Ln het ontwerp der Staatscommissie en in het eerste Regee-
rings-ontwerp volgde in de achtste Afdeeling nog een artikel
(205 resp. 197), luidende: «De artikelen van deze afdeeling
zijn op het faillissement van de naamlooze vennootschap,
onderlinge waarborgmaatschappij (Reg. Ontw.: wederkeerige
verzekerings- of waarborgmaatschappij) en coöperatieve ver-
eeniging niet toepasselijk».

Tot toelichting van dit artikel lezen wij in de bij het Regee-
rings-ontwerp gevoegde memorie, in hoofdzaak gelijkluidend
met die, welke het ontwerp der Staatscommissie verzelde:

^De iu dit artikel genoemde vereenigingen en maatschappijen
houden ten gevolge van het faillissement of van de insolventie
op te bestaan. Een naamlooze vennootschap of wederkeerige
verzekerings- of waarborgmaatschappij is zonder actief niet
denkbaar. De slotuitdeoling, zoo niet reeds de insolventie,
maakt een einde aan haar leven, juist omdat zij worden
opgericht om met een zeker bijeengebracht kapitaal bepaalde
doeleinden te bereiken, en de leden niet verder gehouden
zijn tot dat kapitaal bij te dragen, dus ook in de verliezen
der vereeniging te deelen, dan tot het bednig, waartoe zij
zich bij hunne deelneming verbonden hebben. De coöperatieve
vereeniging eindigt rueds door hare verklaring in staat van
faillissement, volgens de uitdrukkelijke bepaling van artikol
18, a»., der wet van 17 November 1876
{SUiMlnd n". 227).
Van eene toepassing der bepalingen, in do artikelen dozer
afdeoling vervat, kan dan ook geen sprako zijn; immers tegon
oene vereeniging, die niet meor bestaat, kunnon de schuld-
eiscliers goen exocutie-rechton Iiorkrijgon. ViK)r andere rechts-
persoonlijkheid bezittende voroenigingen en stichtingen guldt
niet hetzelfde; vandaar dat zy in het artikol niot genoemd
wordon. Zoo lang eene vereeniging leden telt, eene stichting
contribuanten en een bestuur lieell, blijvon zij l>estaan, ook
al ondergaan zij eeno algemeene vormogonsoxiHïutie* \').
•) IWinfantc I, bl, ir.8; u, KKm II, bl. 2<W »Ig.

-ocr page 577-

483

Tn het Verslag der Commissie van voorbereiding werd opge-
merkt, dat het artikel overbodig zon zijn, indien juist ware,
dat de daarin genoemde vereenigingen en maatschappijen
ten gevolge van het faillissement of van de insolventie
ophouden te bestaan. Maar aan de juistheid dier stelling
word getwijfeld. ,Het is althans\', zoo werd gezegd, «geenszins
zokor (dat zij juist is) ten aanzien van wederkeerige vorzeko-
ringmaatschappijon. Is hot zolfs, zoo vroeg men, waar ton
aanzien van naamloozo vennootschappen? Er is daan)mtrent
goeno wetsbepaling, als ten aanzien van coöperatieve vereeni-
gingen. Mon denke aan eene gefailleerde naamloozo vennoot-
schap, wier maatschappelijk kapitaal nog niot ten vollo is
gefonrnoord. Mnar hoo dit ook zij, hot artikel scheen zondor
bezwaar to kunnon vervallen«.

Do llogooring gaf dit lajitste too on zoo wonl hot artikol
geschrapt. Hot punt in quaestie is mitsdien onbeslist goblevon.
Mooilijkho<lcn kunnon daaruit ««chtor niot ontstaan. Hot kan
toch bezwaarlijk in twijfel wordon getrokken, dnt vort>oni-
gingen, opgebouwd op oono vermogonsrochUdijko basis, bo-
sUmndo tiit o<»n bepaald door do lodon te storton knpitani, in
dior voege dat do lodon niot verplicht zyn cM»it moor byoon
to brongon dan dit kapitaal, noodxakolijkorwijzo ophouden
t«» bostaan nis dit knpitnnl is uitgoput door nlgohcolo uitwin-
ning; wiuir oon bopnnld knpitaal behoort tot hot wozon dor
vonwniging, valt dozo nit<»on nis hot kapit-ital is verdwonon.
Vnndnar dnt oon nanmiooxo vennootschap oindigt door hot
verbindend wordon der slotuiUloeling, ook nl wnron do nnn.
dtMïlon tydons do failliotvorklnring niot volgestort; do\'insol-
vontio toch doot allo op do nandoolon nog te storten bodnigon
opoischbaar wonlon, xoodnt do slotuitdwling stoi»ds zal
gt^schiedon na volstorting vnn nllo nnndoelon.

Vandanr ook dnt (M!n stichting, uitsluitend bostnnndo in
oon vost knpiUnI, ten govolgo dor slotuitdooling
ophoudt U^
bostftjin. Andors moot mon l>eslis«on ten nnnzion vnn stirh-
lingon wier fondson wonlon gevormd uit n»gohnntig t4>rng-
koen^nde contributiön; do algoh.Hilo
vormogons-ejoculio sluit
bier nieuwe kapitaalvorming niet nit.

Wat de oonpemtiere verenigingen botn^ft, wonlt de zaak
«»oslist .hmr art. 18 dor wet vnn IH7rt. wmin.p ook in de

-ocr page 578-

484

Memorie van Toelichting (zie boven) een beroep werd gedaan.

Alleen met betrekking tot de onderlinge verzekeringmaat-
schappij is eenige twijfel gerechtvaardigd. Toch laat zich haar
voortbestaan na eene algeheele uitwinning van hare bezittingen
moeilijk denken. Feitelijk zal zij dan een einde nemen, omdat
zij niet meer in staat zal wezen hare taak, de waarborging
barer leden, te vervullen.

Wat in art. 197 van het eerste Rog. Ontw. werd bepaald,
is dus, niettegenstaande de weglating daarvan, als recht te
beschouwen.

Het ontwerp der Staatscommissie gaf nog aan den gefailleerde
de bevoegdheid ter gelegenheid van de slotuitdeeling aan
zijne schuldeischers een akkoord aan te bieden voor dat
gedeelte hunner vorderingen, dat na die uitdeoling onvoldaan
bleef (artt. 197—204 van dit ontwerp). Tot dit voorstel word
do Commissie geleid door de overweging, dat het op econo-
mische en maatschappelijke gronden wenschelijk is den schul-
denaar in do gelegenheid te stellen zich te bevrijden uit de
weinig benijdenswaardige positie, waarin hij zich na de ver-
ofTening van den boedel bevindt. Door middel van bedoeld
akkoord zou hij zich na afloop der insolventie voor vordere
vervolging van do zijde zijner oude schuldeischers kunnen
vrijwaren. Hij zou, zooals men hot uitdrukt, weer mot eono
schoono lei kunnen beginnen on zich gemakkelijker een nieuw
bestaan kunnen verwerven, in het doen van zaken niot meer
door oude schulden belemmerd. De Commissie meondo te
mogon vorondcrstellen, dat familieleden of vrienden alliclit
bereid gevonden zullen worden, den schuldenaar na afloop
van hei faillissement finnncieelen stcuin to vorloenen, indion
do mogelijkheid bestaat hem daardoor weer op do been te
Iielpeii \').

Het denkbeeld van een akkoord nü insolventie wasniouw;
in geen dor bestaande failliotwotU«n komt do instelling voor.
Veel sympathio vermocht het niet te wekken. Door Mr.
Goudsmit wonl het in Thrmi» 1888, bl. 280 vlg., beRtn1den.
Do Kamers van Koophandel, dio zich erover «iilioten,
waren niot or medo ingenomen. Ook ann do Regeoring lachte

1  Zio Meinori« v«n To«HcUllng: UeUnbnt«, h\\. 411« ».

-ocr page 579-

485

hot niet toe. Zij nam dns in haar ontwerp de op het
besproken akkoord betrekking hebbende artikelen van het
ontwerp der Staatscommissie niet over, wat door den Raad
van State in zijn advies uitdrukkelijk werd goedgekeurd.
Blijkens het Verslag der Commissio van voorbereiding vond
het akkoord ook in de Tweede Kamer geen verdedigers\').

De »weinig benijdenswaardige positie1 van don schuldenaar
nü afloop der verefl\'ening onderging echter in zooverre ver-
betering, dat — er worde in dit verband nogmaals op
gewezen — naar aanleiding van het Verslag bet recht tot
hernieuwde executie bij lijfsdwang aan de schuldoischors
word ontzegd.

-ocr page 580-

NEGENDE AFDEELING.
Van hot faillissomont oenor nalatonschap.

»Ten oindo niet de economie van het ontwerp tc verstoren
aldus lezen wij in de Memorie van Toelichting tot het Regee-
rings-ontwerp \'), »zijn de bepalingen omtrent het foillisse-
raent eoner nalatenschap in oenen afzonderlijken titel (loos:
afdeeling) bij elkander gebracht». Ook in het ontwerp der
Staatscommissie was dit gedaan. Niet in dien zin ochter,
dat hier eene volledige regeling van het faillissement der
nalatenschap wordt gegeven, moar in dier voege, dat do
bijzondere bepalingen, die voor dil faillissement noodig worden
geacht, in dezo afdeeling zijn bij eon go voogd. Voor zoover
in de artikelen dezer afdeeling daarvan niet wordt afge-
weken of niet uit<lrukkelijk hot tegendeel wordt bepaald,
zijn al die bepalingen van den eersten titel van toepassing
op het faillissement der nalatenschap, wier toepassing door
hot feit, dat hot faillissement den boedel eens overledenen
botheft, niot van zolf wordt uitgesloten »). Do negende
Afdeeling bevat dus uitsluitend uitzonderings- on annvnllings-
l)opalingen.

Artikel 767 eerste lid van hot Wotbook van Koophandel
luidde: «Do boedel van eonen koopman, die na do ophonding

dor botnling is overleden......kan in staat van faillissement

worden verklaard, mits- enz. Hij dezo bepaling, in 1HH5
in het Wetboek gobracht, werd op do eischen der practijk
al zeer weinig gelet; word althans oeno voorwaarde gestold,

-ocr page 581-

487

die het artikel nagenoeg voor toepassing onvatbaar maakte.
»Uiterst zelden toch komt het voor, dat de dood zoo spoedig
volgt op het opbonden met betalen, dnt er vóór dien geen
tijd is de faillietverklaring aan to vragen; als het opbonden
mot betalen gedurende het leven plaats heoft, zal de failliot-
vorklaring in den regel ovonzoor tijdens het leven geschieden • \').
De ondervinding heeft dnn ook geleerd, dat het artikel vrijwel
nutteloos is geweest.

Aan do Staatscommissio tot herziening vnn het Wetboek
van Koophandel kon dit natuurlijk niot ontgaan. Zij stoldo
voor, in art. 200 van hanr ontwerp, te bepnlen: »Do boedol
oens overledenen wordt in stnnt vnn faillissomont verklaard,
indien een of moor der schuldeischors daartoe verzoek doon,
on summier aantoonen dat de overledene had opgehouden te
botnlen, of dat do nalatonschap niot toereikend is
tor botaling van do schulden dos o vorl odonon.»
Tot toelichting word gezegd i): «Ilorhaalde malen is hot
voorgekomen, dat eerst na don dood do insolventie van don
schuldonaar blcok; moor dnn oens ook, dnt do schuldenaar,
stnnndo voor hot foit «ijne betalingen to mooten stakon,
zich van hot leven beroofde. In dio gevallen hobbon do
schuldoischors oon oven groot bolnng bij failliotvorklnring
als wannoor hot ophouden mot betalen rec<ls gedurende hot
lovon is bogonnon. Do ontooroikcndhcid vnn don boodol om
alle schuldon te voldoen zal dus allicht de moost voorkomende
redon wonlon voor do failliotvorklnring vnn do nalntensohnp
e«»ns Hchuldonnnrs, torwijl volgens hot Ontworp ditzelfde foit
gedurende dions leven nooit grond voor de failliotverkinring
»>plovort.

• Dozo vorschillondo bohnndeling Innt zich goroodolyk ver-
klnron. Goduronde hot lovon vnn den schuldonanr wonlt er
niot het vermogen gehnndold, goworkt,
gespo<\'uloord; hot
actief en hot pnssiof vnn don schuldonnnr wissolon nanhou.
«lond; hot foit, dnt het vermogon
ontoen-ikond is om dnnruit
op een gegeven oogenblik nllo sciiulden to voldoen, kan dus
w?er goed vnn voorbygnandon nanl *ün on mag dnaroin gwMi

y /.

■I

-ocr page 582-

488

grond wezen voor faillietverklaring. Bovendien is iemands
vermogenstoestand gedurende zijn leven uiterst moeilijk te
constateeren, immers
Voor derden niet of niet dan hoogst
zelden waarneembaar. Zoowel het een als het ander leidt er toe
gedurende het leven van den schuldenaar alleen het ophouden
met betalen als grond van faillietverklaring toe te laten.
Na den dood zijn de omstandigheden geheel anders. De
loopbaan van het vermogen is afgesloten, het ondergaat
geene veranderingen, geene vermeerderingen of vermindering
meer; volgens den regel , bona non intelliguntur nisi deducto
aere alieno • behoort het voor alles aangewend te worden
om de schulden te voldoen. Den erfgenamen komt eigenlijk
alleen het saldo toe, in de eerste plaats is het actief onder-
pand der schuldeischers van den overledene, kunnen deze
daarop de beste rechten doen gelden. Is het vermogen
ontoereikend om de schulden te voldoen, het zal dit steeds
blijven, herstel is niet meer mogelijk. Dit feit op zich zelf
bewijst dus reeds, dat er concursus croditoruni bostaat, sluit
hot ophouden met betalen als een noodzakelijk gevt)lg in
zich: daarom bohoort het ook erkend te worden als een
afdoende grond tot faillietverklaring.

»Wat betrefl het recht zelf der schnldeischers om failliet-
vorkhiring van de nalatonschap hnns schuldonnars to vmgon,
hot steunt op do overweging, dat hun, waar zij eigenlijk do
uitsluitond gerechtigden tot den b(H;del zijn, hot middel niot
onthouden mug worden om de liquidatie in eigen hundon t^t
nemon; of liever om eene gerechtelyke liquidntie uitsluitend
te hnnnon behoeve en onder leiding van een onzijdig persoon
(den curator) te provoceoren. In hot bijzonder zullen zij duiinian
bohoofle hebben, als de erfgenaiun zelf onvermogend is f»f
diop in schulden steekt, of do erfenis niot aanvaard wordt.
Muur o<»k buiten deze gevallen kan fuillietvorklaring wenschelijk
zijn. Hot is daarom het moest raadzaam voorgokomen, mits
hot feit van do ontooreikondheid des bordels wordt bewezen,
hot recht om failliotvorklaring to vorderen onbeperkt toe to
laion, «vonals artikol 707 Wetboek vun Koophandel nu n*eds
vastst<!lt Urn aanzien der faillietaunvrago op grond van het op*
houden met l>etnlen ginlnrondo het levon. Is do orfgonaam
oon solijjd persoon i»n aanvuurdt hij zuivor, dun «uilen do

-ocr page 583-

489

schuldeischers van zelf geen aanleiding hebben van hun recht
gebruik te maken. Practische bezwaren zijn dus niet te duchten«.

Door de Regeering werd het artikel der Staatscommissie
(in het Regeerings-ontwerp art. 198) met de daarbij behoorende
toelichting onveranderd overgenomen \').

Uit bet Verslag der Commis^sie van voorbereiding blijkt niet,
dat het voorstel bij het onderzoek in de Afdeelingen der Tweede
Kamer principieele bestrijding vond. Integendeel, er wordt
in geconstateerd, dat men uit een practisch oogpunt de bepa-
lingen dezer afdeeling voorzeker kon goedkeurenAlleen
worden uit eon theoretisch oogpunt oenigo bedenkingen geop-
perd, waarop ochtor de Regeering het antwoord niot schuldig
bleef. Eorst bij do openbare beraadslaging vertoonde zich eono
emstigo oppositie. De hoor
van Houtkn keurde af, dat failliot-
vorklaring zou wordon toegelaten, indion do nalatenschap niot
tK>eroikend is ter betaling van de schiildon dos «>verlodenen;
hij sUddo voor, do woorden die daarop betrekking haddon
weg te laten, wolk amondemont, niett<?gonstnando bestrijding
door den Minister en nanions do Coniniissio van voorhoreiding
door den heer
IIartooii, word anngonomon mot fiG tegen
Ui stemmen.

Betwist woni niot, dat hot oerste lid van art. 707 Wotb.
v. Kooph. voor de practijk zonder nut is, evenmin aangetoond
dat aan do voorgestelde uitbreiding geon behoefte bostaat,
noch ook beproefd de gronden, in do Momorio van Toelichting
voor dio uitbreiding aangevoenl, Ui «»ntzenuwon. Do groote
griof van don hoor
van IIoutkn bestond hierin, dat niouw
recht werd geschapen, on dat dit nieuwe recht burgerlijk
recht, niot fail 1 ieten-nu\'ht was. Do vraag, of dit nieuwo
rorht ook go od recht was, mocht *üns inziens niet in aan-
merking komnn. Indien do bepalingen omtrent do boodolreihUng
van nalatensrlmppou herziening bolu>ofden,
iH\'hoordo wno
wijziging van hot Burgerlijk Wotb<»ek U» wortlon ontworp«»n,
«naar niet by do faiUieUiUwet die hor*ioning U) wordon
boproofd.

(Jeluvl word by doze nMleneering uit hot oi»g verloren,

IMiiihnie I, lil. IfiK »Ig.; v. t». Kri-t« 11. W. 470 »Ir.
») MinUnlr H, W. t40j *. t». Km« 11, W. H7l.

-ocr page 584-

490

eensdeels dat het Burgerlijk Wetboek de boedelredding nage-
noeg nitsluitend regelt nit het oogpunt van de belangen van
den erfgenaam, dat het recht van beraad en de aanvaarding
onder het voorrecht van boedelbeschrijving instellingen zijn
te zijnen behoeve, andersdeels dat het faillissement van de
nalatenschap, even als ieder faillissement, eene instelling is
ten behoeve van de schuldeischers, de handhaving en door-
voering hunner rechten beoogende, en dat juist daarom de
voorgestelde bepaling in de Faillissementswet volkomen op haar
plaats was. Evenwel, het zoo gemakkelijk te wekken wantrouwen
in het nieuwe deed zijn invloed golden, hot amendement werd,
zooals gezegd, met groote meerderheid aangenomen, daarmede
een dringende en wenschelijke verbetering\'van de baan ge-
schoven en de onderwerpelijke afdeeling van hare beteekenis
in hoofdzaak beroofd. Voor de practijk zal zij van even weinig
nut zijn als het art. 767 Wetb. v. Kooph. vroeger was.

Feitelijk bepaalt thans artikel 198 der Faillissementswet,
zooals het is gewijzigd bij do wet van 6 September 1895,
Hihl. n®. 155, omtrent de vraag, wanneer de boodol eens
overledenen failliet verklaard kan worden, hotzelfde als
eertijds art. 707 eerste lid Wetb. van Kooph. Vereischt is,
dat de overledene in den toestand verkeerde, dat hij had
opgehouden to betalen. Wat de beteekenis van dit vereischte
betreft, zij verwezen naar hetgeen hierboven (bl. 85 vlg.)
naar aanleiding van artikel l werd opgomorkt

Do wijziging, tijdens do beraadslaging in de Tweede Kamer
ovet het ontwerp der Faillissomontswot, in art. 1 luinge-
bracht (zie hierboven bl. 75 vlg.), gaf aanleiding tot eene
overeenkomstige wijziging van art. 198. Do woorden: «en
indien do rechtbank dit in het gemeenschappelijk belang der
schuldeischerH wonscholijk oordeelt- werden daaraan toege-
voegd. De aangehaalde wet van O" Septeiiiber IH95, HM.
n". 155, dood deze toevoeging weder vorvallon, in verband
met do vervanging van de
wiMirden »• ha<l opgehouden U»
betalen > door do woorden «in den toestand verkiH*rde dat hy
had opgehouden te botaleii« (zio hierbovon bl. 82 vlg.).

In hot oersto lid van art. 707 Wetb v. Kooph. wenl
nitdrukkolijk gozegd, dat do faillietverklaring van don boedel
des overledenen kan wordon uitgesproken: »om hot evon of

clU.

tn/^

-ocr page 585-

491

zijne erfgenamen van het regt van beraad al dan niet gebruik
maken, de erfenis zuiver of onder het voorregt van boedel-
beschrijving hebben aanvaard, dan of zij dezelve hebben
verworpen.» In de Faill.wet zijn deze woorden als geheel
overbodig weggelaten. «De algemeene woorden«, aldus do
Memorie v. Toelichting \'), »van artikel 198 dulden geen
beperkende uitlegging, zij omvatten al de genoemde gevallen.««
Dat de faillietverklaring kan worden uitgesproken ook nadat de
nalatenschap is aanvaard, mot name nadat zij zuiver is aanvaard,
blijkt bovendien overtuigend uit do artikelen 201 en 202 2).

Hot verzoek tot failliotvorklaring kan alleen worden gedaan
door eon of moer schuldoischors; uitgesloten zijn oigen aan-
gifte door de erfgenamen en vordering van faillietverklaring
door het Openbaar Ministerie.

»Don erfgenamen is de bovoegdhoid tot eigen aangifte
van \'t faillissement der nalatenschap niet gogovon, daar
zij voldoende bescherming hunnor belangen vinden in hot
recht van beraad en hot voorrecht van boodolbeschrijving»
Het ontwerp der Staatscommissie, to dezen in hot Itegeorings-
ontwerp govolgil, vond op dit punt roods dadelijk bestrijding
bij Mr. S. J. UiNosT
{lUchUgrl. liijdr. en liijbl. 1880/87, afd.
1), bl. ÖO
V.). Ook in hot Verslag dor Commissie van voor-
bereiding uit do Tweedo Kamer wordt vermeld, dat som-
niigon aan don erfgoiumm hot recht wildon toekennen, hot
faillissoment der nalatenschap aan to vragen. Do Kegee-
ring volhardde ecliti>r bij lum< meening, dat hot bostaando
recht voldoende unddelen verschaft om hot met dat voorstel
beoogde doel to bereiken. • Do erfgenaam, dio zeker wil
zyn, dat hy tn zyn eigon bezittingen niot kan wortlon aan-
gesproken voor do schulden van don »«rflater, aanvaarde
ondor bonoficio van invent^iris. Aanvaardt hy zuiver, hy nu>ot van
dozo diuul van vryon wil do gevolgen dnigen • Door do in

artikel 198 gebniehte wyziging, waardoor de mogolykheid van

P

-ocr page 586-

4y2

faillietverklariag der nalatenschap weder werd beperkt binnen
de door het Wetb. van Kooph. getrokken enge grenzen, verloor
ook deze quaestie haar belang; zij werd dan ook niet verder
tor sprake gebracht.

Het verzoek tot faillietverklaring moet worden ingediend
^fitrtrr /bij de rechtbank, welke tijdens hot overlijden des schuldenaars

bevoegd was de faillietverklaring uit te spreken (art. 199 eerste
lid). De bedoelde rechtbank wordt aangewezen door de artikelen
2 en 3.

Op het verzoek wordon de erfgenamen gehoord, althans zij
\'worden daartoe opgeroepen bij een exploot, aan het sterf hu is
te boteekenen, zonder dat het noodig is hen daarin bij name
aan te duiden, alsmede, voor zooverre zij bekend zijn, bij brieven
van den griffier (art. 199 tweede lid). Behoudens hot bepnaldo
omtrent de oproeping der bekende erfgenamen werd in het
tweede lid van art. 7G7 Wetb. v. Kooph. hetzelfde voorschrift
gevonden.

Naar aanleiding van eonigo vragen, in het Verslag dor
Commissie van voorbereiding gesteld, verklaarde do Itegeo-
ring dat zullen moeten worden opgeroepen «de toHtamentaire
erfgenamen, of, als dezen or niot zijn of verworpen hebben,
do wetlelijko erfgenamen. Zijn geono erfgenamen bekend of
to vinden, dan zullen zij ook niet gehoord kunnen worden;
hot artikel mist dan op dit punt zijno toepassing« \').
I Zoolang de nalatenschap niet is aanvaard noch vorworiion, be-

schouwt do wot, zie artt. 1071 vlg. on 1090 vlg. Burg. Wotb., den
persoon dio tot aanvaarden of vurwerpen bevoegd is, m. u. w.
don door hot testament of do wot tot de erfenis guroepen
persoon, uls den erfgenaam. Dezo moet dus, als hy bekend is,
bij briuf wordi\'n opgeroepen; in elk goval kun hij op het exploot,
iMUi het sterfhuis g(«dimn, verschijnen uni gehoord te wordon.

Daar oeno nalatenschap als zoodanig slecht« oon tydolyk
bestaan hooft, ligt hut voor do hand de failliotvurklaring
sluchts gedurundo eon bepi\'rkton tijd too t<» laten. Art. 707
eorste lid Wotb. van Kooph. vorderde, dat het vurzouk uitorlyk
binnen dun tijd van drio maanden na hot overlijden van don
schuldonour zou wordon gedaan.

-ocr page 587-

493

In verband met de toelating van het faillissement eener
nalatenschap, in hot geval deze niet toeroikend is ter betaling
van de schuldon des overledenen, stelde de Sfamtscommissio
in art. 209 van haar ontwerp voor, de drie maanden te doen
loopen niet van het overlijden, maar van hot tijdstip van do
aanvaarding dor nalatenschap. »Meestentijds toch zullon de
schuldeischers eerst nil de aanvaarding gewaar worden dat de
boedol ontoereikend is» \'). Daar evenwel niet altijd hot tijdstip
dor aanvaarding voor do schuhleischers gemakkelijk waar-
neembaar is of juist is uit te maken wanneer do aanvaarding
hooft plaats gehad, — men donko aan do zoogenaamde
stilzwijgende aanvaarding van art. 1094 Burg. Wotb., —
word in hot llogeerings-ontworp oen dubbele tormijn aange-
nomen. Volgons art. 201 vnn dit ontwerp kon de failliotvor-
klaring wordon mingovmagd, zoolnng niet drio mnnndon m\\
do iMinvnarding vnn de nalntensohnp en zes manndon m\\ hot
overlijden van don schuldenaar zijn verstreken. Behoudens
invoeging, duidolijkheidshalro, van hot woord »tevens* tus-
schon »on» on -zos nmandon*, ging dit artikol onvomndonl
in do wot over. Inmiddels hooft hot gohool on al zijn reilon
van bostaan verloren, zoodnt hot thnns oen vry wonderlijk
figuur miuikt. Immers, niotiof voor hot vorvnngon van den
in art. 707 Wetb. van Kooph. aungogoven tormijn was do
uitbreiding van hot faillissement tot nnlatensciiappon, dio
ontoereikend «ü" «lo schuldon te betalen, on juist dozo
uitbreiding word bij do berandslnging over art. 198 goschrapt.
Dit hnd mooUni loidon tot wyziging ook vnn art. 201 on tot
oen terugkeer tiit don tormijn vnn hot Wetb. v. K«K»ph.

Van hot foit, dat de ovorlwlono in don toestand vorkoonlo
«lat hy hnd opgehouden to botalon, thuns do oonigo grond,
wiuirop do faillietvorklnring kan wtmlon govmagd, kan
bezwaarlyk wonlon bowoord, dnt hot vtWr do annviuinling
miKulyker is te oonstat4H\'n!n dan daaniA. Do aanvnarding
beoa voor do wnarneembnarhoid vnn dio
oiiistandighoid oon-
vondig niot do minste bot
^H\'konis. Hot goldt toch niot .\'on foit,
«lat, xooals hot niot.t<.oroikondü van don boedol, achtonif,
«orst nïi het ovorlydon, ann don dng komt on
wnarnnar oi>nit

\') Memorio v«n T.»«.||chilng: IWinf«»!«, l»l.

-ocr page 588-

BRIEFKAART

f : /»—^

/O/ O.

1 »

-ocr page 589-

Si

V

•f\'

\' Ni.

G . f

-ocr page 590-

494

dan een onderzoek door de schuldeiscbers kan worden inge-
steld, maar een feit dat juist vooraf, vóór het overlijden,
aanwezig moet zijn en dat boe eerder des te beter kan worden
geconstateerd Daarom ook behoort de termijn kort te wezen;
van de schuldeischers mag gevorderd worden, dat zij weten
wat zij willen, en dat zij met bekwamen spoed beslissen, of zij
op grond van des schuldenaars ophouden met betalen failliet-
verklaring verlangen, dan wel de bereddering des boedels
aan de erfgenamen willen overlaten. Een termijn, loopende
van de aanvaarding, is daarbij een onding.

Volgens de woorden van het artikel zal de faillietverklaring
kunnen worden gevraagd, zoolang niet voldaan is aan beido
eischen: een tijdsverloop van drie maanden na de aanvaar-
ding èn een tijdsverloop van zes maanden na het overlijden.
Heeft bijv. de aanvaarding plaats in de vijfde maand na het
overlijden, het verzoek tot faillietverklaring zal kunnen worden
gedaan tot in de achtste maand; heeft de aanvaarding plaats
in dc achtste maand, het verzoek gedaan in de elfde miuind
zal ontvankelijk zijn; wordt er aanvaard dadelijk na over-
lijden, voor het verzoek zullen zes maanden openstaan.

Omtrent de gevolgen van do failliotvorklaring der nalat4m-
schap wordt in artikel 200 eono enkelo bijzondere bepaling
gegeven. »Dc faillietverklaring hooft van rochtswego tc«n go-
volgo de afscheiding van den boedel dos overledenen van dien
zijner orfgonamon, in dier voege als bij artikel 11&3 van hot
Burgerlijk Wetboek is omschrovon

• Ook dozo bepaling«, wonlt in do Momorie van Toolichting
aangeteekend \'), • is in overeenstemming met het geldondo
recht on overgenomen uit artikel 707 derde lid Wotboek van
Koophandel». Mon zou mot recht kunnen boworon, dat do
bedoelde alschoiding oon natuurlijk on noodzakolijk govolgis
dor failliotvorklaring, on daarom do uitdrukkelijke vermolding
van dit gevolg overbodig kunnon noemen. Toch hooft die
vermelding haar nut; waro «y achterwege goblovon, dit feit
zou, in verband mot art. 707 dorde lid Wotb. v. Kooph.,
tot een, al zij hot ook, misplaiitst argumentum a contrario
aanleiding hobbon kunnon geven.

\') Belinfiuit« I, bl. ir«; u. Kki,t» II, bl. tM.

-ocr page 591-

495

Sluiteu zich de artikelen 198-201 nauw aun de vroegere
wet aan, nieuw is het voorschrift van art. 202. Hot verklaart
de zesde afdeeling vnn den eersten titel niet toepasselijk
op het faillissement eener nalatenschap; »evenmin de achtste
afdeeling, tenzij de erfenis zniver is aanvaard". Dozo laatste
restrictie kwam in het ontworp der Staatscommissie niot
voor. Art. 210 van dit ontwerp luidde: «De zesde en de
achtste afdeeling van dezen titel zijn op het
failliKsomont
eener nahitenschap niet toepasselijk <«. Het Regeerings-ontwerp
(art. 202) voegde daaraan toe: »mot uitzondering, indien
de erfenis zuiver is aanvaard, van de artikelen 195 en 190«,
wat met het nrtikel der wet overeenstemt, dnnr de latere
wijziging der redactie bloot een uitvloeisel was van het wegvallen
vnn art. 197 van bedoeld ontwerp\'), waardoor de geheele
achtste afdeeling niet toepasselijk werd. In de verschillende
ontwerpen en ook in de wet handelt de zesde afdeoling over
het akkoord, de achtste over den rechtstoestand des schul-
denaars na ailoop der verciTening.

De uitsluiting van het akkoord werd door do Staatscom-
missie en door de Regeering aldus toegelicht:

• Het spreekt vanzelf dat by faillissement eener nalntenschnp
geen akkoord to pas komt. Uet akkoord toch hoefl ten doel
niet alleen om do gerechtelijke verelToning van hetgeen er is
to voorkomen en door eene minnelyke te vervangen, miuir
ook on vooral om don sehuldenaar onder do voorwaanlen
diuirin vastgesteld, to onthefTen van alle verdere aansprake-
lijklioid voor hot tekort komende. Do nalat^nischnp nu is nn
do verefrening voor altyd vnn het t<wneel verdwenen, van
eeno latoro vonlering togen de nalatonschap voor hot deficit
kan nooit sprake zyn en da4»rvnn dus «»ok geen oiithening
vorliHmd wonlen. UlerimMle vervnit olko niison d\'Atre voor
oen nkkoonl; met do vordeoling vnn do\'bnten is het recht
der sohuldoiscben», wnt de nnlntonschnp betreft, uit^fepnt-
De Memorie v. Toelichting der Iti\'geering
vervolgt dnnrnn:
tUet spnM\'kt
vanzeive dat de schnldeischeni, nn afloop vun
»iol faillissement dor nnlnUMischap, diegenen der erfgenamen,

•) Zi« blPrbdtcn W. m Ug.

•) IWinfanie, bl. IWl«f-«l« «. W. ttw; »• o W. 2H8.

mm

-ocr page 592-

496

welke de nalatenschap zuiver aanvaard hebben , voor het tekort
komende in hun eigen vermogen (persoonlijk) kunnen aan-
spreken. Bij zuivere aanvajirding is het faillissement vau de
nalatenschap als het ware de executie van oen afgezonderd
deel vau het vermogen des erfgenaams ten behoeve van eon
bepaalde groep
zijiier schuldeischers. Het is dan ook rationeel
dat deze, na afloop dier executie, voor het bun nog toe-
komende deel hunner vorderingen treden in de volheid hunner
rechten van executie op het overige vermogen van don erf-
genaam , dio immers door do aauvaarding zelf schuldenaar is
geworden. Vandaar de toepasselijkheid van do artikelen 195
en I9G in geval van zuivere aanvaarding dor nalatenschap.

• Het verdient geene aanbeveling, een akkoord in het faillis-
somont vau de nalatenschap toe te laten, ten oindo don erf-
genaam te vrijwaren voor bedoeld gevolg van zijno zuivere
aanvaarding, dio zijno eigen vrijo daad is. Door hot recht
van beraad on do aanvaarding onder voorrecht van boedel-
beschrijving wordt door de wet voor du orfgonamen voldoondo
gezorgd; daarnaast in hut akkoord nog een middel te geven
tot herstel tegen eeno zuivere aanvaarding waro dio zorg te
ver uitstrekken» \').

Niot andors dacht de Staatscommissie, blykons hare Momorio«),
ovor do miusprakelijkhcid van don orfgonoiim, diu zuiver hoofl
aanvaard, ul had zij daarin goon aanleiding gevonden du nrtt.
195 un 190 van hiwir ontworp op dozon erfgenaam toepussolijk
te verklaren.

Tegon do uitaluiting van hot akkoord werd zoowel buiten \')
als in do Kamors der 8taten-üonenuiI *) bezwaar gemaakt.
In de afdoulingoii dor Tweede Kamer door hon, die mode mm
do orfgonamen het recht wonschten U\\ zion toegekend, hot
faillissemont dor nalatenschap aan te vragen, üok in geval
van zuivere aanvaarding bestond, naar hunne mooning, aan-
leiding, het aanbiodon van eon akkoord toe te laten. Do

•) ltelinr»nl« I, bl. JfiO *.; ». u. Vturt II, bl. ».
*) Kelinfanle, bl iK

Mr. .S. J. llDKitr, l. n. p. bl. :•!; Mr. It. J. l>ot.iCN*AR, /(«-Aft^WW
Mrtyazyn I88K, bl. 1.1; A. I\'. vau 8twI.ii Jr., FnUUalwUarin^ ftn orrrltfil«^,
Prft W. M «Ig.

•) lieUnfkiite II, bl. 1441; IV, bl 47; - v. ti. Kw.n II, bl. 471, 5«l.

»ÊÊÊÜ

-ocr page 593-

497

Regeering bandhaafde echter haar standpunt, dut bij de
openbare behandeMng geen verdere bestrijding vond.

De negende afdeeling handelt alleen over het faillissement
van den boedel vau iemand, dio vódr de faillietverklaring is
overleden. Maar het overlijden kan ook plaats grijpen nà de
faillietverklaring, gedurende den loop vau het faillissement.
In dit goval hoeft de wet niet opzettelijk voorzien. In het
Verslag dor Commissie van voorbereiding uit de Tweede Kamer
word do meening geuit, dat een bepaling daarover niet mocht
ontbreken. Gaan, werd gevraagd, ui de verplichtingen van
den gefailleerde dan op zijno erfgenumen over? Do artikelen
198
O. V., moondo meu, zullen niet toepasselijk zijn, maar hot
faillissement zijn gewoon verloop hebben. In verband duur-
uiede word aangedrongen op de opneming eener bepaling in
den geest van art. 48t» Code Beige (wet v. 18 April 1851):
» Lorsqu\'un commoryant aura dt(j ddchtru en fuillito «prùs son
dév^s, ou lorsque lo failli viendra ù décéder aprils l\'aveu de
sa faillite, sa teuve, ses enfants ou ses héritiers pourront se
présenter ou se faire représenter pour le suppléer dans lu
formation du bilan, ainsi que dans toutes les opérations do la
faillite - \').

Do R<jgoering guf aun dozen aandrang geon gevolg. Zü
antwoonide 3): »Kene nadere regeling voor het geval van
overlijden dos gefailleerden gedurende het faillissement nmg
overbodig hooten; in do praktijk heeft zich daunuin geen
behoefte doen gevoelen. De negende afdeeling (uitt. 198 en
vlg.) zul niet toepuKselijk zyn, daar zy
handelt over de failliet-
vrrkUtrituj nit hot ovorlydon van don scbnldonuar; 1o<Mlanigo
verklaring komt natuurlyk niet te pas, als er reinls faillisse-
niiMit is.

• Keno ovenuuning vun urt. 4H(1 (W« licUje zou vun geenerlei
»»»t zyn. Do daarin genoomdo personen kunnon
Oi)k zonder
•ïurgülijko iH\'puling dmir het goven van inlichting«!!! en hot
vorleonen van m»Hlüwerking, waar dio gewenscht wonlt, den
cnnit<»r zyito taak
gomukKolyk maken. Men denke voorts luin
«»•t. «rt van hot tmtwen» (= der wet)».

ii

1  tloUnfiinio II, bl. 141 t.; ». o. Fki-TI II, bU 47.%

-ocr page 594-

498

Bij het mondeling overleg met de Commissie van voorbe-
reiding merkte de Minister
Smidt nader op, dat het aan geen
twijfel onderhevig is, dat de curator in de executie niet kan
worden verhinderd door de omstandigheid, dat dc schuldenaar
ni de faillietverklaring overlijdt, wèl zal dan de behandeling
van het akkoord moeten vervallen.

Volgens deze verklaring is derhalve art. 202 van toepassing,
ook in geval van overlijden van den schuldenaar nü de fail-
lietverklaring. Dit strookt volkomen met de gronden, voor
dit artikel aangevoerd. Door het overlijden van den gefailleerde
wordt het faillissement feitelijk het faillissement eener nalaten-
schap. Als zoodanig moot het verder worden behandeld.

IH

li ^

-ocr page 595-

TIENDE AFDEELING.
Bopnlingon van intornotionool rocht.

Ondor hot woidscho \') opschrift • bopalingon van intorna-
tionattl rocht • zijn in de tiende afdeoling oon drietal artikolon
bijeengevoegd, dio van toepassing zijn als do in NedoHnnd
gofailloordo schnhlonaar vormogon hooft in het bnitonlnnd.

In hot ontworp dor Staatsconiniissio worden dozo artikelen
door nog drie andoren voorafgegaan, waarin de werking in
Nederland van do in het buitenland uitgesproken failliotvorkla-
ring werd gorogold.

Bij hot opstellen dezer afdeoling ging de Stnatscommissio
uit van do stelling, dnt hot faillissoment als gerechtelijk bosing,
als mnatregel van oxocutio, uit don nanl der zaak, d. w. z.
indien niet in do wot uitdrukkel\\ik iets andors wonlt bepnald.
slechts territoriale working kan uitoofonon, eene workingdus,
dio beperkt blyft binnen de grenzen van hot land van den
n)cht<!r die do failliotverklaring uitspreekt. Wanneer hot ver-
mogen van don schuldenaar over verschillendo landen is
verspreid, goefl dit U>rritorialiUMtsbeginscl aanleiding tot vele
bezwaren en tot onbillykho<len. Hot verhindert dat hot dool
van hot raillissoment! vonh>eling van hot j/cAMit voimogon van
«Ion schuldonnnr onder ni zyno schuldeiscliors,
W(»nU bereikt

\'Of, 1oo dit al goschiwlt, dat hot gnschiodtopdoiHmvoudigste,

•uinst kostbare wyzo on zonder oonllicten. Vandaar dat do
Commissio voorstelde, in de wet bopalingon op to nomen die
booogdon do toepassing vnn do zoogen. eenheid (iinivorsalitoit)
van hot rnillissement, wat Nedorlnnd betreft, mogolyk te maken.

V

1  Vrr«. Vml«« der OommU.U. v«n v«,>rlK.rviding: IWIinf*«!« II,bl. IC.;
V- t> Klem II. bl. 301.

-ocr page 596-

500

De in het buitenland door de aldaar bevoegde macht uitge-
sproken faillietverklaring zou in Nederland worden erkend,
zonder reciprociteit te vorderen en onafhankelijk van tractaten.

In de artikelen 211—213 werd dit nader uitgewerkt. Tevens
werden in de artt. 214—216 bapalingen opgenomen om bij
faillissement in Nederland, voor zooverre de Nederlandsche
wet daartoe bij machte is, de gelijke verdeeling ook van het
buiten Nederland zich bevindende vermogen van den schulde-
naar onder al zijne schuldeischers te verzekeren.

Der Regeering gingen deze voorstellen blijkbaar te ver. Zij
nam in haar ontwerp de artikelen 211—213 van het ontwerp
der Staatscommissie niet over; dientengevolge is ook in de
wet eene aanwijzing van de werking in Nederland van het
buitonlandsche faillissement achterwege gebleven. De artikelen
214—210 van het jintwerp der Staatscommissie werden daaren-
tegen in het Regeerings-ontwerp behouden on hebben, nage-
noeg onveranderd, plaats gevonden in de wet. Zij makiui
daarin thans in hun isolement oen oenigszins zonderling
figuur, en worden daardoor licht misverstaan.

Do Staatscommissie beschouwde de zoogen. universaliteit
van het faillissement als hot ideaal, waarnaar ook in ieden^
nationale wet behoort t<» worden gestreefd. Zij nam dns be-
palingen in haar ontwerp op, welke ten doel haddon, voor
zoover hot territoriale karakter van het faillissement aan oon
onkelen wetgever daartoe do mogolijkhoid laat, in beide govallon
(faillietverklaring in hot buitonland on failliotvorklaring in
Nederland) dat ideaal te verwezenlijken. Do Regoering daar-
entf^gon was van oordool dat oen voorzichtig wetgevend beleid
niot toelaat, voor zooveel betreft het in het buitenland uit*
gesproken faillissement, hot donkbeeld der universaliteit zond«>r
moor zelfst4indig toe te passen. Zij gaf blykbaar ann tMillerliof
hnndolen, aan tractaU\'n de voorkour. Soortgolyk bozwnnr nchtto
zij daarent<»gon niet aanwezig mot betrekking lot de t«»gen-
woordigt; nrtikolon 203 — 205. Het beginsel, dnt tmn deze arti-
kelen ten grondslag ligt, is dns ook tlnins nog, evenals in
hot ontwerp der SUmtscommissie, do t««rritoriale werking van
de fnillintvorklaring \'); /ij strokkon om do vermeondo onbilHjk-

Wij kunntn IVof. Jitta, ih Ifliiekeni* ivih ih. nitumi fniUi*teitKml»H><4 foor
hel nalionaUf\'en hel inlemalionah nvhl,
bl. 10, du» nuil lo«»nowi, dal do wel

-ocr page 597-

501

hedon, waartoe die werking aanleiding geeft, voor het geval
de faillietverklaring in Nederland is uitgesproken, zooveel
mogelijk weg te nemen

Doordat de wet over de werking der in het buitenland
uitgesproken faillietverklaring zwijgt, is do vrnng eene opene
geblevene, welke die werking is1). Met do Staatscommissie

v^U/^ JyMjc y^^

1  ik» gefailleenle. dio goederen beiil in hel buitenland of inschulden op in hol
buiionland gevestigde pormnen, Is verplicht, indien de curator zulks noo.lig
a^bl. doion by aulhenliokn akte ovor lo dntgon do uiloofening van allo zyne
•^hlen
op voiinnelde gi«oderon of logen voormelde perw»nen*.

Na lieslryding door den Minislor en den hoor llKKHsaRWK. wonl hol ondanks
•t«\' venlo.liglng van de hoen-n IIlXTtrw en lUaTxWU, met !» legen 2lUlemmen

-ocr page 598-

502

behoort zij in dezen zin te worden beantwoord, dat de bui-
tenlandscbe faillietverklaring ten opzichte van het in Nederland
aanwezige vermogen des schuldenaars geenerlei gevolg heeft.
Het faillissement toch is eene algemeene vermogens-executie,
een algemeen gerechtelijk beslag; de faillietverklaring: do
beschikking des rechters, waarmede bet beslag, de executie,
wordt ingeleid, waardoor het wordt gelegd. Dit karakter van
het faillissement brengt mede, dat het niet kan werken buiten
de grenzen van het Rijk, welks rechter het heeft uitgespro-
ken, tenzij en voorzooverre de wetgever van eenig land aan
het buitenlandscb faillissement gevolgen verbindt. Zoolang
bet waar blijft, dat een rechter geen bevelen kan geven, dus
ook niet eene executie kan bevelen, i. e. w. goen autoriteit
kan uitoefenen, buiten de grenzen van het Rijk, welks regee-
ring hem hoeft aangesteld, zal het ook waar blijven, dat hot
faillissement niet anders kan hebben dan eene territoriale
werking.

Dozo opvatting is in overeenstemming met hot beginsel,
aan art. 431 eerste lid Wetb. v. Burg. Rogtsv. ton grond-
slag liggende. Immers, waar dit artikel bepaalt, dat uit
kracht van een buitenlandscb vonnis hier to lande geen
doden von oxocutio kunnon worden verricht, hot vormogon
van den schuldenaar in Nederland niot nutg worden aange-
tast, kan nog veel minder wonlon oangenomen, dat ten govolgo
van een beschikking van den buitonlondschen rechter dnt
vermogen door oen algemeen i)oslng getroffen on in eone
algomeono executie begrepen rou kunnen wonlon. Woar hot
mindero: partieole executie uit kmchte von een re<\'ht4»rlijk
vonnis is verboden, kon het moordoro: algomeono executie
knichtens rochtorlijko beschikking niet geoorloofd zyn.

Zelfs indion ons recht do tenuitvoerlegging vnn buiten-
Inndsche vonnissen toeliet, zou daaruit nog niot volgen,
dat hot buiU;nlandscho faillissomont hot in Nodorhind xioh
bevindende vermogon omvat. Ton hoogsto xou mon dnnruit
kunnen afleiden, dnt, ovenals do tonuitvoorh»gging von een
bnitonlnndsch vonnis zou moeien goschicden door, met

inlemationauT, 1k94 - i), Johkniub Jitta , It nxlifienlUiH du ilrdit inlaiinnlhnol
ilf Ut fnillilii,
iwr». — j. K0111.rr, l.phrhuch tlfê Konkurtrtehln, C. Inlcmn-
liAnaW i;onkur»rprlil, W. fiOJ—07.%.

-ocr page 599-

503

behulp van de Nederlandsche autoriteiten, door de Neder-
landsche wet toegelaten middelen van executie aan te
wenden, ook de tenuitvoerlegging van het buitenlandsche
vonnis van faillietverklaring, als vaststelling vnn het ophou-
den met betalen, zou moeten geschieden door, bij de daarvoor
aangewezen Nederlandsche autoritoit, de generale executie van
het in Nederland zich bevindende vermogen, d. w. z. het faillis-
sement in Nederland, aan te vragen. Het beginsel van de univer-
saliteit van het faillissement, volgens hetwelk de faillietver-
klaring werkt ook buiten de grenzen van het land, alwaar zij
is uitgesproken, gaat veel verder; hot laat feitelijk de buiten-
landsche autoriteit, die de faillietverklaring uitspreekt, beslag
leggen en excuteeren in Nederland. Zoolang de No<lerland8che
wet dit niet uitdrukkelijk toestaat, is geen andere conclusie
geoorloofd, dan dezo: dat de buitenlandsche faillietverklaring
niet raakt het deel van het vermogen van den schuldenaar,
dat zich hier te lande bevindt.

r Hieruit volgt geenszins\', zooals de Memorie van Toelich-
ting tot hot ontwerp der Stajïtscommissie terecht opmerkt,
• dat den buitenlandschen curator die qualiteit hier te lande
ontzegd kan wonlen; het vonnis, in het buitenland gewezen,
blijft altyd een feit on nict alleen dit, maar ook een wettig
on authentiek bewys van hetgeen or in staat, d. w.z. daarvan,
dat er eene faillietverklaring uitgesproken, en dat iemand
en wie tot curator is benoemd. Kvenwel, de cumtor bezit -i..

die hem niot to ontz<»ggen qualiteit alleen voor zooverre er
failliHsement is; hy kan alleen in plaats van don schnidemmr
optreden v«M)r zooverre dozen het beboer over zyn vermogen ^

ontnomen is; failHssement nu bestaat er niot ten ajinzien vnn
dos schuldenaars vermogen hier to lande, zoolang er goon
vonnis is van failliotvorklaring tan (»en Neilerlandschen rochtor;
do schuldenaar blijft bevoegd <lat vermogen to boh«H!njn en
«rover tt* beschikken. Dajtnnn mist do buitenlandsche curator
do bovo<>gdhoid hier in reehto op to treden tegon do schul-
dnnanu» dos gefailleonlen, mist hy de bevoegdheid do «ieh
hier bevindende go«jdoren to rouHseeron«» \').

I>" Nederlandsche jurisprudentie was geruiroen tijd woifelond

9V

IWinIknl«, bl. i47.
*\'\'"•*\'\'•««»», KmIIi*«H.

-ocr page 600-

504

(verg. Mr. S. J. Hingst, Overzicht over de jurispnideiitie betref-
fende internationaal recht,
XFTI. Faillissement, in RechtsgeL
Bijblad
1882, afd. B, bl. 323 v.), doch heeft zich in het laatste
tiental jaren bij de hier verdedigde opvatting aangesloten. Do
Hooge Raad ging daartoe over bij arrest van 5 April 1888,
vern. het arrest van het Hof van Amsterdam van 17 Febr. 1888,
bev. het vonnis van de rechtbank aldaar van 1 Febr. 1888,
TF. n". 5538. Bij dit arrest van den Hoogen Raad werd beslist,
dat het feit, dat do schuldenaar in hot bnitenland in staat
van faillissement is verklaard, niet belet hem, wanneer
daartoo aanleiding bestaat, ook hier te lande failliet te ver-
klaren,\' overwegende »dat het faillissement, als zijnde een bij
rechterlijk vonnis bevolen algemeen beslag op do goe*loren
des schuldenaars, op zich zelf niet verder werken knn, dan
de rechtsmacht strekt van don rechter, dio het bevolen beeft •.

Dezelfde overwoging treft mon aan in eon vonnis vnn de
rechtbank te Maastricht vnn 8 .Tuni 1893,
M. v. IL 1894 bl. 97,
welk vonnis eon in het buitenland failliotvorklaardo nnamlooze
vennootschap toeliet hior to lande in rechte op to treden.
Trouwens dezo rechtbank had het torritorialitoitsbeginsel roods
aangonomon in eon vonnis vnn 2 Fobr. 1888 (concl. contr.,
ir. n" 5528), ook toen op grond, dnt hot faillissomont oen
tot executie strekkende maatregel is, wnnrom zij don buiton-
Inndschon cumtor hot recht ontzegde op do in Nedorland
zich bevindende goodoron van don failliot revindicatoir beslag
to leggon.

CovoUyf-

Dat do schuldeischors zich kunnon verhalen op het vermogon
van\' don in hot buitenland fnillietverklnnrdon schuldennar,
voor zooverre dit zich hier to Inndo bovindt, on dnnrtoo bijv. van
hot dorde arrost gobruik knnnon makon \'), bosliston do Ub.
to \'sGmvonhogo 14 .funi 1889, IK. n\'. 5750, on do Rb. t^«
Rotterdnm 27 Fobr. 1893, ir. n\\ 0324, boido nanvoerondo
dat do bopalingon omtront do govolgon vnn hot fnillissomont,
in hot Wotb. v. Kooph. voorkomnnde, uit den nnrd der zaak
alloen van toepassing zijn op faillissemontini hier to lande
nitgosprokon on or anders nnn buitenlandscho wetUin on aan
don vreemden rochtor invloed on rochtsmiicht zou wordon loo-

«) Tot iMtielM« rwuttiul komt Ae llb. la Arnlwm \'X* April IWft, »V. n" fifiW.

-ocr page 601-

505

gekend in Nederland, welke nergens verleend zijn. Bij vonnis
van 30 Sept. 1887, W. n\'. 5491, had de Rb. in den Haag soort-
gelijke beslissing doen steunen op art. 431 eorsto lid van hot
Wetb.
V. Burg. Regtsv.

Het territorialiteitsbeginsel brengt medo, dat de buiten-
landsche curator niet mag beschikken over de vorderingen
des gefailleerden op in Nederland wonende schuldenaren,
mitsdien deze vorderingen niet mag overdragen noch ook in
rechte invorderen. De rechtbank in den Haag verklaarde op
dien grond bij vonnis van 9 Dec. 1896, ir. n". 6915, den
cessionaris vau een buitenlandschen curator in zijno vordering
tot betaling niet-onvankelijk. Zij overwoog daarbij: »dat
immers het faillissement is eon algemeen gerechtelijk beslng
op het gehoolo vermogen van den schuldenaar ten behoeve
van de gezamenlijke schuldeischers, ten gevolge waarvan het
beheer on do beschikking ovor zijn vermogen den gefailleenle
wordt ontnomen en gegeven aan don cumtor, dat evenwel
dit beslag uit den aard der zaak slechts kan werken binnen
hot Rijk van den rechter dio de faillietverklaring uitspmk en
bij gebroke van desbetreflfendo bopalingon niot kan treiTen hot
vermogen van den gefailleenle, dat buiten dat Rijk wonlt
gevonden; — dat hieruit volgt, dat do curator geon behetjr
on bcschikking heoft ovor ilat doel van het vermogen des
gefailleerden, dat gevondon wordt buiten liet land waarin het
faillissement is uitgesproken en veeleer do gefailloonlo het
beheer on de beschikking over dat deel van zyn vermogen
behoudt\' \').

Het was ook het Uirrit4>rialiteitsbeginsel, dat do rechtbank
t<ï Roermond aanleiding guf, in huur vonnis vun 7 Jan. 1892,
IK. n" 0251, te overwegen, dut het in Nederland uitgespniken
faillissement oener vennootschap onder tinna den in Duitsch-
hind wonendon Uriiiant en de goiMloren dor vennootschap, die
Kich ahliiur bovipdon, niot kun treffen.

Uit do hier ontwikkelde zienswyzo vloeit voort, dut ook
bot akkoord slechU territoriale werking heea, d. w.
t. do
Hchuldeischen» ulhn^n belet zich U) verhalen op het diH)l van

\') Ander* .«rtleeldi. otor dll puiil de KunlonrtH-hler In den II«««,J»
«««»7, w, rnnu, dte den ».«llenUndKhen cumlor l«K.Uel «en In Ne,lerUnd
»«nenJen »cliuia«iuuu* lol
beUlIng MW le »preken.

-ocr page 602-

506

het vermogen van den schuldenaar, dat zich bevindt in het
land, alwaar zijne faillietverklaring is uitgesproken. Buiten de
grenzen van dit land kunnen de schuldeischers, ua ontvangst
der akkoord-percenten, voor hetgeen zij te kort komen den
schuldenaar aanspreken en des noodig executeeren, immers
buiten die grenzen is er geen faillissement geweest en dus
ook geen akkoord ter beëindiging van het faillissement. Voor
eene nadere uiteenzetting van dit punt zij verwezen naar het
opstel van Mr. J.
Ph. Soijling, vragen van internationaal/ail-
lietenrecht naar aanleiding van het dwangahkoord in jaiUitscmenl ^
opgenomen in Rechtsgeleerd Magazijn 1894, bl. 439 v.

Alleen worde nog opgemerkt, dat bij de schriftelijke voor-
bereiding van de behandeling der Faillissementswet in de
Tweede Kamer het territoriale karakter van het dwangakkoord
niet altijd voldoende io het oog is gehouden; met name wordt
in hetRegeerings-antwoord op de opmerkingen, in het Verslag
der Commissie van voorbereiding gemaakt betreffende de artt.
203 en 204, ten onrechte gesteld, dat het akkoord, in een
in Nederland uitgesproken faillissement aan to bieden, rekening
zou moeten houden met het vermogen in het buitenland
Het hoeft alleen rekening te houden mot het doel van hot ver-
mogen , in hot goneralo beslag begrepen, met hot vermogen in
het buitenland dus alloen voor zoovorro het Nederlandsche
faillissement, krachtens do bepaling van oenigo vreemde
wetgeving, ook goederen, in het buitenland zich bevindende,
omvat.

^Jécjy-xr.

In hot Advies van den Raad van State word by dezo afdeoling
nog in het bijzonder aange<lrongon op wederzijdscho erkenning
van vonnissen van failliotverklaring in N<>derland on in zyno
koloniën on bezittingen gewezen. Do Minister vnn Justitie
achtte blijkens zijn Rapport nan do Koningin-R^^gontes hot
doen van daartoe botrokkelijko st«ppen niet nomlig. • Do
woderzijdscho uitvoerbaarheid van i>c<hN)ldo vonnissen toch i»
roeds gewaarborgd door art. 104 van het Reglomont op hot
beloid der Regeering van No<Iorlandsch-Indiê, art. I M) van
hot Reglement op hot beloid der Regeoring in do kolonie

J

«) neliti&nl« II, bl, 147 ». o. FlttTl II, bl. 30|.

-ocr page 603-

507

zich in het buitenland bevinden. Neemt de schuldeischer
daarop rechtstreeks verhaal, dan is art. 203 van toepassing, /In-

luidende: »Schuldeischers, die na de faillietverklaring hunne
vordering geheel of gedeeltelijk afzonderlijk verhaald hebben
op in het buitenland zich bevindende, aan hen niet bij voor-
rang verbonden, goederen van den in Nederland gefailleerden
schuldenaar, zijn verplicht hot aldus verhaalde aan den
boedel te vergoeden«. , ^. v.

Dezelfde verplichting rust op den schuldeischer die zich
bedient van tusschenbeide komende personen, en aldus langs
een omweg verhaal neemt. Artikel 204 bepoalt to zijnen
opzichte: »De schuldeischer, dio zijne vordering tegen den
gefailleerde, geheel of gedeeltelijk, aan eon dordo overdraagt,
ton oindo dozon in do gologonhoid te stollen dio vordoring,
geheel of godooltolijk, afzonderlijk of by" voorrang to verhalen ^ _ ^

op in hot buitenland «ich bovindondo goodoron van don gefail- \' \' \' /
loordo, is verplicht hot aldus vorh.ialdo aan don boedel to
vorgoodon. — De overdracht wordt, bohoudons togonbowys,
vermoo<i mot dit dool to 1yn geschied, als «y is godaan mot
do wotonschap, dat do iailliotvorklaring roods was aangevraagd
of aangovraagil «ou worden Ton slotte wonlt door art. 205
golijko vori)lichting tot vorgootling jogons don bomlol op hom
gelogd, dio zyno vordoring of xyno schuld, gohool
ofgo<lool-
tolijk, aan oon dordo ovordniugt, wolko daardoor in staat
wonlt gestold *ich in hot buitonland op »»ene door do Faillisso-
montswot niot to<»geloten schuldvorgolyking to boroopon. Hot
tweede lid van hot vorigo artikol is dnarby toopnssolyk.

Let mon er op, dot schuldvorgolyking foitolyk is oon zich
verhalen op do schuld, dio men mot »yno vonloring in vor-
Kolijking brongt, don wonlt hot duidolyk dnt artikel 205
liotzelfdo onderworp bohnndolt nis do nrtikolon 203 on 204,
ttl vat hot oen andoro «ohokoering daarvan in het oog.
__po«^uldeischor, dio, hoUy dnn rechtstreeks of door een

elinUnl« II, W. o, Krtn II, W. 401.

Suriname, en art. 161 van het Reglement op het beleid
der Regeering in de kolonie Cura9ao» \').

De artikelen 203—205 houden zich bezig met het geval, ^^
dat een schuldeischer van een in Nederland gefailleerde afzon-
derlijk verbaal neemt op goederen van dien gefailleerde, welke ^^^ \'

• za-tv\'

-ocr page 604-

508

tusschenbeide komenden persoon, zich verhaalt op goederen
in het buitenland, is alzoo verplicht het verhaalde aan den
boedel te vergoeden. Het doel: te voorkomen dat door de
werking van het territorialiteitsbeginsel de gelijkheid der
concurrente schuldeischers wordt verstoord, vordert dat deze
inbrengplicht algemeen is. Hij rust op alle concurrente schuld-
eischers, geene uitgezonderd, onverschillig of zij in het faillis-
sement opkomen, of wel metvoorbijgang daarvan zich uitsluitend
houden aan de goederen die zich in het buitenland bevinden.

Even algemeen als het begrip «schuldeischer-, is in deze
artikelen het begrip »goederen». Volkomen toepasselijk is hier
wat de Regeering, in haar Antwoord op het Verslag van de
Commissie van voorbereiding uit de Tweede Kamer, opmerkte
naar aanleiding van de vraag, of het woord
goederen, in
art. 20 van het eerste Regeerings-ontwerp voorkomende, ook
rechten omvatte. »Goederen wordt hier-», luidde het ant-
woord, »evenals in art. 22 (= art. 23 der wet), gebezigd
in den zin van 6o>ia, van
nl wal deel uilmaiikt van hel
vermogen
of vermogenebeftand^elen. Voor eene nauwere aan-
sluiting aan de terminologie van het Burgerlijk Wetboek
zou gelezen kunnen worden
zaken, maar, hoewel erkend
moet worden, dat de terminologie voor het overige wisselend
is, in art. 439 vlg. van het Wetb. v. Burg. Regtsv. wonlt
juist bij de regeling van hot executorinal beslag telkens van
goederen gesproken in den zin van aaken» \'). t Goederen » in
de artt. 203 en 204 omvat dus «rechten», »inschulden ».

Omtront de in art. 204 eorsto lid voorkomende woorden
• of bij voorrang» wordt in het Rapport van den Minister
van Justitie aan de Koningin-Regentos opgemerkt: dozo
%voorden » worden veroischt met het oog op wolgevingon, die
aan nationalen oen voorrang toekennen boven vroenidelingen
en met het oog op do mogelykheid\'dat by dio do vonlering
overneemt, donrvoor een pand-, retentie- of voorrecht volgens
de vreemde tvet verwerft. Mon denko aan hot kaufmannische
Pfand- und Rotentionsrecht van het Allg. I)t. liandelsgesetzbuch
en dergelijken •

-ocr page 605-

ELFDE AFDEELING.
Van rohabilitatio.

Bepalingen over de rehabilitatie ontbraken zoowel in het
ontwerp der Staatsconnnissie, als in het Kegeerings-ontwerp.
Daarentegen werd in het Wetb. van Kooph. eene instelling
van dien naam aangetroffen.

Dc rehabilitatie van dat Wetboek wns in de eerste plnuts
oen uitspraak over do ecrlykhoid en hot goed gedrag van don
schuldenunr. Tegelijk met de homologatie van hot akko«>rd,
kon de rechtbank den
otujflukkigen en Ier goeder frouw
gehandtld htbbenden
gorailleenlo rohabiliteeren (nrt. 850). Wu»
dit niot geschied of kon dit niet geschiedon omdnt geon
akkoord lot stiind kwnm, dan was do schuldennnr bevoegd
een vorzoek van rohabilitatio bij do rechtbank in to leveren
(art. 802), indien hy kon aantocmen dot hy
allo schuldeischers,
iodor van hen to zynen genoegen, had voldaan. Op dit verzoek
word door do rechtbank gehei^l noar eigen goixlvindon beslist
m.a. w. do rechter moest hot verzoek weigeren als hy van oonhnjl
was, dot de nchuldoniittr do ndmbilitatie niot had venliend. In
bepaalde govnilon, in nrt. 893 Wotb. v. Kooph. aangewezen,
was hy zelfs verplicht, het verzoek von do hand to wyzen.

In de tweede plnnt4i diende do rehabilitatie, nlthnns in
bet goval van insolventie, om nnn het fnillissemont P\'chtcns
oen oindo to innkon, don schuldennor te herstellen in don
toestand van vcirtr do faillietverklaring.

Voor nOmbiliUtio in den iHin of in den nndertui zin, mot
bot eene of met hot andere doel wns noch in
het ontwerp der

-ocr page 606-

510

Staatscommissie noch in het Regeerings-ontwerp plaats. Niet
voor rehabilitatie als certificaat van eerlijkheid en goed gedrag,
omdat de beide ontwerpen opzettelijk er van hebben afgezien,
den rechter de onmogelijke taak op te dragen uitspraak te doén
over de eerlijkheid en het gedrag van hen die failliet gaan;
niet voor rehabilitatie als uitspraak dat het faillissement is
geëindigd, omdat beide ontwerpen het faillissement een einde
doen nemen als de verzilvering en verdeeling is afgeloopen.

De meerderheid der Commissie van voorbereiding kon zich
niettemin met de weglating der rehabilitatie niet vereenigen.
Toen zij den Minister voor het behoud der instelling niet kon
winnen, werd door haar do invoeging der elfde afdeeling bij
amendement voorgesteld met welk voorstel de Kamer zich
met 38 tegen 30 stemmen vereonigde.

(Jit de bepalingen der afdeeling en de toelichting, namens
de voorstellers gegeven door den heer
Hüder, blijkt, dat
alleen de
naam rehabilitatie is behouden, daarentegen de
instelling, waaraan die naam wordt gegeven, geheel is gewij-
zigd. Wat thans rehabilitatie heet, is geen uitspnuik over de
eerlijkheid en het gedrag van den gewezen gefailleerde, even-
min eene verklaring dat het faillissement geëindigd is, manr
uitsluitend de vaststelling van het feit, dat de gewezen gefail-
leerde zijne erkende schuldeischers te hunnen genoegen heeft
voldaan. Men verg. omtrent dit punt hetgeen hierboven bl.
25 vlg. en 58 werd opgemerkt.

Do gedachtengang, waarop het amendement berustte, was
dezo: het opbonden met betalen, of liever het op grond daarvan
uitspreken van een algemeen beslag, de faillietverklaring,
wordt openlijk bekend gemaakt en ingeschreven in het register
be<loeld in artikel 19 Kaillw., waardoor de gedachtenis daaraan
voor altijd wordt bewaard. liet feit, dat men niet betatilt wat
mon schuldig is on dat deswege het gehmdo vermogen wordt
geSxecuteord, zot iemand in zijn oer en goeden naam achteruit.
Waar nu dit minder eervolle feit op do aang(>gevcn wüzo
vtK)r altijd
w<»rdt openbaar gemaakt, is hot billijk en als
aanmoediging tot het afbetalen der schulden gowenscht, het
prijzenswaardige feit, dat de schuldenaar nh. afloop van hot

\') Het lid d«r Comtni»«!« IIixtxek »pnUt en «t«mde trgen b«l «nMndetnent.

-ocr page 607-

511

faillissement zijne schulden alsnog heeft voldaan, eveneens
(loor den rechter te doen constateeren en op dezelfde wijze
openbaar to maken als de faillietverklaring.

In overeenstemming met deze opvatting wordt bij de reha-
bilitatie niet getreden in oon onderzoek naar de oorzaken
van hot faillissement of naar de eerlijkheid of goede trouw
van den schuldenaar; diens gedrag blijft buiten beschouwing.
Evenmin wordt onderzocht, hoewel dit bij den aangegeven
gedachtengang wèl zou passen, op wolko wijzo on door wolko
middelen de schulden zijn voldaan, of zo geheel zijn voldnan,
en of ze zijn voldaan door den schuldenaar zelf dan wel door
oon dorde to zijnen behoeve. Voldoondo is, dat do schuldeischors
hebben
verklaard, dat zij te hunnen genoegen zijn voldnan.
Trouwens erkend moot worden, dat, terwijl het foit, of ver-
klaringen van dion aard zijn afgegeven, gemakkelijk is Ui
controleeren, een onderzoek nnnr de betniing zelve zeer bo-
zwnarhjk zou zijn.

Wordt dus niot govmngd nnnr do werkelijke betniing, ook
do eisch, welko art. 804 Wotb. v. Kooph. stolde, dat
alle
schnldoischors zijn voldaan, is losgelaten. Do wet vonlert alloon
dat
do erkende scbuldciscbors, zij dus, dio in het fnillissoment
zijn opgekomen cn toegelaten, zich voldaan hobbon verklaard.

Do tank van den rechter bepaalt zich tot hot constateeren,
dat de vereischte verklaringen zijn afgegeven. Hechtsgovolgen
zijn aan zijn uitspraak niot verbonden. Niemand of niots wordt
daardoor in oon vroogenm staat horsUdd. Do naam
rehabUUalie
is daarom voor die uitspraak al iwr woinig passend. Uit-
neniond geschikt tot misverstand te leidon, is hy
nllerminst
in staat do zaak duidolyk to maken.

Ton einde do n>hnhilitatio te verkrygon, nioet de srhulde-
luinr, nadat het failliHseniont overeenkomstig de artikelen
lOl of lOJJ (door hot in kracht van gowysdo gaan vnn do
hointilogtttio van eon nkkoonl of hot verbindend wonlen oonor
Hlotuitdi>elingiily«t) is gi\'^indigd, oon daartoe strekkend vereoek
inlevoron bij de rechtbank, die het fnilHssement heea borocht.
Botrondion xyn d»> erfgenamen van don schuldonnnr dnartoe
bovoogd, niet alleen in hot goval van artikel 1U8, als do
Ihm,del van den schuldenaar ïk failliet verklaard nn diens over-
lüden, maar
.h,k als hy is overleden nii zyno faillietverklaring

-ocr page 608-

512

vóór of na het einde van het faillissement (artikel 206),
Het verzoek moet schriftelijk worden ingediend door tusschen-
komst van een procureur (artikel 5).

Bij het verzoekschrift moet, zal het verzoek ontvankelijk
zijn, het bewijs worden overgelegd, »waaruit blijkt, dat
alle erkende schuldeischers, ten genoegen van elk hunner,
zijn voldaan • (artikel 207). Alleen schriftelijke verklaringen
kunnen worden
overgelegd; deze worden dns vereischt, hetzij
in den vorm van kwitanties over het geheele bedrag der
vordering, hetzij in dien van voldaan-verklaringen zonder meer.

De erfgenamen vragen de rehabilitatie van hun erflater; zij
hebben derhalve verklaringen over te leggon , waarbij de schuld-
eischers van den overledene zich voldaan verklaren ter zake
van het door dezen verschuldigde. Of do voldoening is ge-
schied door don erflater vóór zijn overlijden of door do erf-
genamen daarnïi, misschien vele jaren later, is onverschillig,
evenals als het, naar wij zagen, onverschillig is, of do beta-
ling is gedaan door don schuldenaar of door eon dorde to
zijnen behoeve.

Van het verzoek wordt aankondiging gedaan in do NaUr-
landiche StaaUcourant
en in een of moor door de rechtbank
aan te \\vijzon nieuwsbladen (art. 208). Do aanwijzing zal wel
hot eenvoudigste geschieden bij appointemont op het verzoek-
schrift. Daarna hooft de procureur voor do aankondiging ie
zorgen. In do
Staatscourant geschiedt do plaatsing, ingovolgo
art. 17 oersie lid, kosteloos.

Binnon don tijd van twee maanden, nadat do voorgoschrovon
aankondiging is godaan, kan ioder orkond schuldoischor ti\'goii
hot vor/oek vor/et doon, door inlevering vnn oen mot rodonon
omklood bezwaarschrift ter griflio, waarvoor hem door den
griffier een bewijs van ontvangst wortU afgegeven (art. 20J>
oersie lid).

Hoi verzei mug nlleen dnnrop gegrond zijn, dat door don
schuldonmir niet behoorlijk is voldaan ann hoi voorsidirift vnn
urtikol 207, m. n. w. dnt door hem niet is ovorgoh^d
hei bowijs van de voldoening van allo orkondo schuldoischors
ten genoegen van olk hunner (nri. 209 iweiMlo lid).*

Indiening dor bezwaarschrifton door oon procureur is nioi
voorgeschrtsvon (verg. artikel 5).

-ocr page 609-

513

• Na verloop vnn de voormelde twee maanden zegt art. 210,
•zal de rechtbank, om het even of er verzet of geen verzet is
gedaan, op de conclusie van het Openbaar Ministerie het
verzoek toestaan of weigeren».

Hot artikel is gelijkluidend aan art. 897 Wotb. v. Kooph.,
dat door do voorstellers van hot amendement is overgenomen,
zonder zich voldoende rekenschap er van to geven, of het wel
goed pnste bij de rehabilitatie, zooals zij die bedoelden. Ons
schijnt hot toe, dat zulks niet het geval is.

Zooals het artikel luidt, Innt het den rechter de vrijheid
op het hem gedaan verzoek nnnr goedvinden to beschikken,
eeno bepaling welko in het Wetboek van Koophandel geheel
op hanr plnats wns, omdat het stolsel van dit Wetboek
medebracht, dat do rechter naar do eerlijkheid on het gedrag
van den gefailleerde oon onderzoek instelde. Met hot karakter
vnn de rohabiliti\\tie der Faillissomontswet, welke volgens de
voorstellers zolvon niets andere mng wezen dnn de vnststol-
ling van het feit dat de erkende schulden zijn voldnnn,
is dnarentegen oen rechterlijk waardooringsrocht in stryd.
Bij (
Umc rehabilitatie heeft do rechter alleen na gaan of
hot bewijs is geleverd, dnt de erkende schuldeischers te hunnen
genoegen zyn voldnan, te vcrifioeron of verklaringen vnn nl
dozo schuldoischors zyn overgelegd en of do overgelegde
vorklaringen kunnen worden geacht voldoondo te zyn. Loopt
dit onderzoek bovrc<ligond af, dan
moet hot verzoek worden
toegestaan. Voor rechterlyk arbitrium is gi>on plaats. In art.
210 hnd dit behooren te wordon uitgedrukt. Thans moot
het wonlen aangonomen, ondanks dc ruime woortlen van hot
artikel, op grond van do niot twyfelochtigo bedoeling der wet.

Boter strookt met het aangewezen knmkter dor rehnbilitatie

art. 211, hetwelk bopaalt dnt vnn do beslissing der rocht-
bank noch hooger bi\'roep, noch cnssatie is toog«daton. De
niUluiting dezer rechtsmiddelen kan nlleon bernst<«n op
do overweging, dnt do Wissing dos rochtcre gehtHjl von
feitelijkon oartl ii.

• Hot vonnis, waarby de rehobilitotio wonlt t.>egest«an,
wonlt
U>r op«.nbnre t^\'rechtzitting uitge«pn>ken, terwyl m.n e
•loarvan nanteekoning geschiedt in hot in artikel 19 hiMlo.\' do
nigisUir» (artikel 212). Het lnatsl*i wonlt in art. 19 eoreto lid

MotuokAirr, r»lUMw»««l>«H.

ïi

-ocr page 610-

514

t:

nog eens gezegd. Onder de feiten, waarvan aldaar de inschrijving
wordt bevolen, wordt onder 6°. genoemd: de rehabilitatie.

Onder de afgeschafte wetgeving werd op de rehabilitatie,
hoewel daaraan niet onbelangrijke rechtsgevolgen waren ver-
bonden, zeer weinig prijs gestold; blijkens de statistiek werd
zij zelden aangevraagd. De ondervinding zal moeten leeren
of dit anders zal worden, nu haar waarde uitsluitend bestaat
in de aauteekening in het register van artikel 19 der Faillw.,
alsook of de vrees gegrond is, bij de beraadslaging in do
Tweede Kamer door den Minister
Smidt uitgesproken \') on
door Mr.
Vkeokns beaamd, dat nu juist niet de meest
eerlijke, maar allicht de meest handige en minst nauwgezette
schuldenaars or het eerst en het best in zullen slagen do
voor de rehabilitatie vereischte verklaringen van hunne schuld-
oischers machtig to worden. Mocht deze vrees bewa«rhoid
worden, dan zou er zeker roden zijn de aanneming van het
amendement van de moorderheid dor Commissie van voor-
bereiding te betreuren.

•> rWinfanlc tll, bl, 188; v. d. Felti II, bl. m
>) A. w., bl. 170. .

-ocr page 611-

Titel IL
Van Surséance van Betaling.

§ 1. Algemtme (mchouwingcn.

Do instelling der Sursdauco vnn Betaling is niet
zonder legensprnak behouden gebleven. Onder de heerschappij
von het Wetboek van Koophandel had zij reeds geruinien
tijd bestrijding gevonden. Zoo trachtte Mr. K. ZwAAitnu-
MAKKR in 1878, in zijn academisch proefschrift: Orurttirnf-aMW
van betaüngy aan de hand vnn een stntistiek der verleende
dellnitievo surséances vnn betaling over dejnren 1838—1877,
nnn to toonon, dat de surséance vnn het Wetboek vnn Koop-
bandol niot nnn hnnr doel hnd benntwoord en hehoonlo te
worden nfgeschnft. Blykens het Verslag der Commissie vnn
voorbereiding uit do Tweodo Knmer wenl dit oonleel door
vorschillende leden van die Knmer onderschreven. Zy be-
treurden ton zeerste, dnt do instelling dor stirsénnco in het
ontworp wns bohonden, immers, golyk 1y uitvoerig tnichtten
to botoogen, «in buitongewone omstnndigheden is er weinig,
dnt voor hot behoud der instelling pleit; in gewone omstnndig-
heilen nieU» >). Do voorstnndem en do llogiMïring bloven
txïhtor op dezo beschouwingen het nntwoonl niet schuldig.

1  IWinfant« II, bl. IM; o. Kki.ti II, bl. m
Nl«i ontormoia mag biytrn, dm ^»n d« npn«idpleo»?d«\' K«"«\'\'*

•»»"«el rn Kabriokrit ni«t .Win lifh hrotl wrkUard, terwijl

•omtniRc. on dwrondor de K«mer»li» Anul.»nUm, UliwM, AnihPrnrnOmninjrcn,

ttfJnikkrlüK viAr M behond der in.lolling hebben ge«d»iM»nl. ZIp bPl AntmMrd

der

^«gewring in hei \\Vr*t»g der C«imm. v. »i»drber.: Ik»linf»nle II, bl. ;
«>. Ksm II, bl. m

is.

l\'UUiMMBfttlmrt.

-ocr page 612-

516

De surséance werd in het ontwerp gehandhaafd en de Tweede
Kamer legde zich, zelfs zonder discussie, daarbij neder.

Bij beoordeeling van de instelling moet wel in het oog
worden gehouden, dat de surséance van de Faill.wet in vele
opzichten eene geheel andere instelling is dan de surséance
van het Wetboek van Koophandel. De surséance vnn dit
Wetboek was een buitengewone maatregel, een voorrecht of
liever een gunstbewijs, dat den schuldenaar in bijzondere
omstandigheden door de overheid werd verleend. Deze op-
vatting straalt door in de geheele regeling dier surséance. Zij
kon alleen worden verkregen als &ut7«;u7euroti« omstandigheden
van oorlog of andere
onvoorziene rampen oorzaak waren van
het niet-kunnen-betalen; zij werd dan verleend door den
Hoogen ßaad, als hoogsten rechter uitoefenende een functie,
vroeger aan den Sou verein toekomende, en inde uitoefening
dier functie nagenoeg geheel naar eigen inzicht handelende.
Wel werden de schuldeischers gehoord, maar alleen om advies
uit to brengen of, zooals art. 913 Wotb. v. Kooph. het uit-
drukt, om van hunne gezindheid ton aanzien van het verzoek
tc doen blijken. Eerst als van allo concurronto schuld-
eischers, vertegenwoordigende van het gozamonlijk bodrag
der schuldvorderingen, of dier schuldoischors, vertegen-
woordigende \'/j van dat bedrag, zich tegon het verzoek haddon
verzet, word de Hoogo lljuid dnardoor in zijno beslissing
gebonden.

De nieuwe wet heeft aan do surséanco hot kaniktor vau
buUongowonen maatregel, van gunstbewijs, gohool ontnomen.
Vooreerst door hot voroischto van «buitongowono omstandig-
heden van oorlog of andoro onvoorziene nimpon\' to lalon
vallon; miuir vooral door bij do beslissing ovor het vorhHmon
dor surséanco oon overwegenden invloed too to kennen aan
do schuldoischors. Do surséanco is gowordon oeno iljdolyko
regeling van do zaken van don schuldenaar, op verlangen en
in het belang zoowol van don schuldonaar als van do
tehuld-
eitchari.
«Do rochier«, aldus do Memorio van Toolichiing,
•zal nioi langor do persoon zijn, die namens don souverein
altijd min of meer willokonrig ingrijpt in do rochtsvorhouding
iusscben schuldenaar en schuldoischors in hei belang dos
oersU\'n, maar degene ondor wiens conirdio on
goedkeuring

-ocr page 613-

517

de belangbebbeude partijen zelve hunno zaken regelen. Hij
zal dezelfde rol vervullen als bij het akkoord in het faillisse-
ment; als onpartijdig persoon zal hij waken voor do rechten
der minderheid, omdat de beslissing noodwendig in handen
der meerderheid moet berusten, wil men niet enkelen belang-
hebbenden de macht laten maatregelen tegen te houden, die
ten doel hebben aller belang te dienen. Geheel in overeenstem-
ming met deze denkbeelden is de beslissing over de definitieve
surséance aan den gewonen rechter opgedragen« \').

In het Antwoord des Ministers in het Verslag der Com-
missio van voorbereiding werd dit nader aangedrongen mot
de woorden: ,(De surséance) wordt niot verleend, tenzij de
groote meerderheid der schuldeischers, analoog aan die,
welke vereischt wordt voor de aanneming van een akkoord
by faillissement, zich er vóór verklaart. De surséance is dus
volgens het ontwerp geen beneficium, maar eene instelling,
waarvan do grondslag is minnelijk overleg tusschen den

schuldenaar en do schuldeischers.....De wetgever dringt

niets op, stelt alleen de gelegenheid open om, als do schuldo-
naar en de meerderheid der schuldeischers uitstel van betaling
raadzaam achten, daartoe te kunnon geraken« 3).

Er bestaat dns tusschen de surséance der Faillissementswet
en die van het Wetbook van Koophandel, al hebben beide
uitstel van botaling tot inhoud, een ingrypend verschil,
zoodat do mogelykheid niot is uitgesloten, dat de mindere
«ympathie, welke het deel was van de surséance onder het
Wotb. vun Kooph., plaats zal maken voor meerdere inge-
nomenheid met die instelling in hare nieuwe of gowyzigde
giHlaanto. In elk geval waro hot oogenblik tot afschaffing der
surséance niet gelukkig gekozen geweest, nu oen voorstel tot

horvorming in behandeling was, orer welks pmktischo waarde

do ervaring nog uitspnuik had to doon. Dozo *al alsnog
«noeton loeren, of do surséanco in han! gewyzigile gedaante
oigenschappen bezit, dio haar in staat stollen
in oone belioefle
^ voorzien, althans nut to stichton, dan wel of *y «wno
inntolling zal blyven vnn weinig betookenis voor het maat-
"chappolyk verkeer. Zy, dio het laaUto vreozen, gaven blyk

\') Iltlinf«»!« l, bl. I(H •!«.; ö. Ksi-W II, hl SW.

*) U«UnftMH<» II, bl. iW; ». a. Kstw II, bl. Wl

iti-

-ocr page 614-

518

van bezadigdheid, door zich niet ten einde toe te verzetten
tegen behoud der hervormde instelling, aldus medewerkende
om het geschil te verwijzen naar de rechtbank der ervaring.
Hiervoor bestond te meer reden omdat, wat men der surséance
van het Wetboek van Koophandel ook moge kunnen ver-
wijten, men-toch niet heeft kunnen aantoonen, dat zij kwaad
heeft gedaan of onheil gesticht.

Het doel der surséance is, door middel van uitstel van
betaling
gedurende een bepaalden tijd, de zaken van een
schuldenaar, die in moeilijkheden verkeert, in haar geheel to
doen blijven, de slooping zijns boedels te voorkomen.

Vandaar do beido vereischten, in art. 213 gesteld: dat de
schuldenaar moet voorzien, dat hij met betalen van zijne
opeischbare schulden niet zul kunnen voortgaan, en dat
vooruitzicht moet bestaan, dat hij na verloop van eenigon
lijd aan al zijno verplichtingen zal kunnen voldoen. Knn met
betaling der opeischbare schulden worden voortgegaan, voor
slooping des boedels behoeft geen vrees te bestaan. Is er
geen redelijk vooruitzicht, dat door uitstel van betaling do
zaken weer in orde zullen komen, de slooping des boedels
zal niet te vermijden zijn, en juist om huur t<i vermijden,
om voorkoming of afwending dor executie, niet om uitstel
van executie, is hot te doen. Surséance komt dus vooral
te pus in geval van eeno vermoedelijk tijdelijke goldvorlcgonhoid,
als er gebrek is aan kasgeld, niet ten gevolge van
onvermogen,
maar doordat het kapitaal is vastgelegd in moeilijk te renli-
soeron of niot spoedig to reuliseeron baten, uls or dus
gebrek
is niot nan do noodigo baton maar uuii de noodigo dadolyk
beschikbare baten. Als do schuldonaar onder dorgolijko om-
standighodon , wat met name in tydon van crisis het geval knn
wezi\'n, crediet niot of niot op aannemolijko
voorwaarden
kan verkrijgen, is uitstel van betaling hot aungowozen middel
om faillissement te voorkomen en duarinedo oene
gedwongen
▼orefiening onder ongunstige omstandigheden. Tijd gewonnen
is dan soms vool, zoo niet alles gewonnen; daardoor toch
wordt do gelegenheid geopend tot eene niot overhiuiste,
geleidelijko afwikkeling der zaken,
dcsncHxlig t^t oen wol
overwogen en beboorlyk voorboroido schikking mot do schuld-
oischors. De surséance tracht nldiis orger le viHirkomen, knn

-ocr page 615-

519

het zijn, de voortzetting van de zaken mogelijk te maken.
Een bezwaar is, dat vooraf niet met zekerheid kan worden
aangetoond, dat dit doel zal worden bereikt. De wetgever
heeft dan ook door verschillende bepalingen, in het bijzonder
door het verplichte onderzoek van deskundigen naar den
toestand van den boedel, getracht te verhinderen, dat de
surséance zou worden verleend in gevallen, waarin van dien
maatregel geen heil is te verwachten en zij haar doel zou
missen. Daarnevens is in eene verstandige toepassing der wet
de beste waarborg gelegen tegen mogelijke misbruiken.

Staat echter aan eene verstnndige toepassing der wet niot
de wot zelve in don weg? Eene zonderlinge vraag zal men
zeggen. Eene vraag niettemin, waartoe do redactie van artikel
225 aanleiding geeft. Dit artikel bepaalt: »Indien twee derdo
der verschenen schuldoischers, houders van drie vierde van
het bedrag dor ter vergadering vertegenwoordigde niet in
artikel 233 n**. 1—0 genoemde schuldvorderingen, daarin
toestemmen, wonlt definitieve sursdance verleend, tonzy het
geval in nrtikel 217, dorde Hd, voorzien aanwezig is»;
lorwijl het aangehaalde dorde lid van artikel 217 luidt:
• Vüorloopigo sursdance zal nimmer verleend kunnen wonlen,
indien blykt dat de schuldenaar te kwader trouw is

Lot men nlleen op do woorden van art. 226, dan leest
«nen daarin, dat, als de vereischte meonlerheid dor schuld-
eischors zich vddr do definitieve sursdance hooft verklnanl,
«»• niot blykt van kwade tnuiw, de rechtbank
verplicht is
dozo te verliHnien, al *yn do deskundigen vnn oonh>ol, dnt
bet vooruitzicht, dat de schuldenaar na verloop van eenigen
^\'d aan al zyne vorplichtingou zal kunnen voldoen, wat
artikel 218 als vereischte stelt vtmr het bekomen van sursdance,

voUlrokt niot gegrond Isen al wonlt dit oonleol iloor do recht-

bank g,»di>old. Mon uuwl dan levens aannemen, daar anders
»rt. 225 in «tryd «OU komen
mot art. 218, dat de riW-WiW««/
"Vor hot g,»gn»ndo van hot vooruitzicht, dat de volhnhge
»>"tiiHng der nchulden na afloop vnn het te verhMJnen uit^t^d

kunnen plante hobben. aan do meerderheid der

f^tker* in opinHlragiM». , , .

uith^gging nu kan bezwaarlyk bovnHHgend heeUu.. /y
ontnoumt aan de tusschenkomst dt^ nn-htom nagenoeg allo

-ocr page 616-

Mr. HENRI R. 60UDSMIT,

advocaat en procureur
•738 IPrinsoncracht.

p\'fUfff

Zr\'J\' \'it\'

17

(^tuslczJam, ^

......189^

Ç * »Ali

/ ^

aJ^ ar^ S

✓V^ÄJ».

--r A_-< tM Ê

^cf ^

t^Y

^

>

-ocr page 617-

jy^i^^y A-^^vX:?« iiV\' /t

y

^yü-t^ c^/i^ ^^^

—T"

-ocr page 618-

520

beteekenis. In de Memorie van Toelichting werd diens taak
omschreven met de woorden, hierboven blz. 516 aangehaald,
en vergeleken met die welke hem is opgedragen bij het
akkoord in het faillissement. Welnu, bij het akkoord in het
faillissement heeft de rechter zonder eenigen twijfel te be-
oordeelen, of aan de door de wet gestolde voorwaarden is
voldaan. Bovendien zou voor de rechten der minderheid al
zeer slecht zijn gezorgd, als de rechter niet anders had te
doen dan het besluit van de meerderheid uitvoeren, ook
al mocht het in strijd wezen met de wet. Het mag daarom
rationeel worden genoemd, nevens artikel 225 ook te letten op
artikel 213 en op grond van dit artikel aan te nemen, dat defini-
tieve surséance nooit kan worden toegestaan, als de in dat
artikel (213) vermelde ombtandigheid niet aanwezig is,\'\'al wordt
dit in art. 225 niet nog eens gezegd. Naar deze opvatting
bestaat de eisch van art. 213: dat er vooruitzicht moet bestaan,
dat de schuldenaar na verloop van eenigen tijd aan al zijne
verplichtingen zal kunnen voldoen, krachtens dit artikel zelf,
onafhankelijk van andere artikels, en doet artikel 225 niet
anders dan ann dien eisch, die niet behoefde te worden
herhaald, een tweeden toevoegen, den eisch: dat niet blijkt
van kwade trouw.

Men zou hiertegen kunnon wijzon op de verandering, die
do Regeering in het voorstel der Staatscommissie heefl
gebracht. De Staatscommissie had voorgesteld, in art. 221
tweede lid van haar ontwerj), dat voorloopige surséanco
nimmer verleend zal kunnen worden, indien blijkt,
dal de
tehulden de balen des boedels overlreffen^
of dat de schuldenaar
to kwador trouw is, on in art. 229;dat definitieve surséanco,
indien de vereischte meerderheid der schuldoischors daarin
toestemt, »wordt verlinjnd, tenzy
een der geraUen in nrt. 221
tweodo lid voorzien aanwezig Is«. Vnn stryd tusschen do
artt. 217 cn 229 van dit ontwerj) (overecnkomondo roet
do artt. 213 en 225 dor wot) kon, wnar art. 229 luiddo
zooals werd aangegovon, nimmer spmko zijn.

In afwijking van dezo voorstollen liet do Regeering in haar
ontwerp in art. 210 derde lid (= art. 221\' tw<H»dc lid
Ontw. Staatse.) do vermelding van do omstandigheid, dnt de
schulden do bnten des boodol« overtreffen, weg, on «pmk *ü

-ocr page 619-

521

in verband daarmede in art. 218 (= art. 229 Ontw. Staatse, en
art. 225 dor wet) niet meer van «een der gevallen», maar
van ,het geval in art. 210, derde lid, voorzien». Oogensehijn-
lijk werd daardoor dit geval — dat van gebleken kwade
trouw — de eenige uitzondering op de verplichting des
rechters, de definitieve surséance te verleenen. Dat het echter
geenszins de bedoeling was der Regeering, bet in art. 20G
van haar ontwerp (= art. 213 der wet) op den voorgrond
gestelde vereischte prijs te geven, althans aan do beoordeeling
dos rechters to onttrekken, is niet twijfelachtig.

In de Memorie van Toolichting \') bleef zy er op wijzen,
golijk do Staatscommissie had gedaan in hare toelichting\'),
dat naar het stelsel, in het ontweri> aangenomen, do surséance
afhankelijk is gomaakt van
Iwm voorwaarden: »van het ge-
gronde vooniitzicht, dat uitstel tot integrale betaling zal
leiden, on van do toestemming van do grooto moenlorhoid der
schuldeischers», niet van het laatste alleen \'). En toon in het
Verslag dor Commissie van voorbereiding bij art. 210 dorde
lid van hot ontwerp werd opgemerkt: • het ontwerp der Staats-
commissie bepaalde, dat voorloopige surséance ook niet ver-
leend zou kunnon worden, wanneer do schulden do baton des
boedels overtreffen. Waarom, vroeg mon, zyn dozo woonlen
hier vervallen?« antwoordde do R<»gooring:

• Do bepaling, dat do surséauco niot verleend kan wonlen,
als de schulden de baten des boedels ovortnifTen, is weggelaten,
omdat zij niet vereenigbaar is mot den eisch, in art. 206 voor
hot vorloonon der suméance gosteld, en omdat iM)no nUettin1
vortmuwbare raming alsdan ook voolal onmogolyk zyn zou.
Er zyn ook dikwerf goederen, die koztbaar en voor eeno
bopaaldo ondernoming onmisbaar zyn, maar wior waanlo toch
vooraf niet mot eenige waamchynlykheid is te bepalen, ilaar

1  Kwn,«. in iMkhUng op Mtu ïM4 en SIS (« «rtu «»
•»»«orwwHo »oor d« ,ura»n<r«. l» de gegrond-v»rw«chUng,d«i n.aflj«^
volledige bgUUng »«I plul. bobben- (BeUnlknie l. bl. 106; v. O. fKtni^ •
J»:.). Verg. de .oellchUng «p -m., «« «n bel Ontw der

«Winhnle, bl. m Zk. olk d. Memorie «mToeUchtlng op be.Hoge.nng»onlwerp.

Uplihlkm« I, bl. 1Ö4 ».I ». O. Kztn II, W. 330.

-ocr page 620-

522

niet zelden eene gedwongen realisatie öf niet doenlijk blijkt, óf
zeer magere resultaten oplevert. Men denke ook aan concessies;
aan bestaande relaties; aan eene jeugdige onderneming, die
bijv. inpoldering of de exploitatie van eene uitvinding zich
ten doel stelt. Het is denkbaar, dat daarbij het vooruitzicht
bestaat, dat binnen
één jaar de uitkomsten van dien aard
zullen zijn, dat de onderneming alsdan aan alle hare ver-
plichtingen zal kunnen voldoen, ook al mochten op het tijdstip
van de aanvrage om surséance de schulden de baten, door
eene gedwongen realisatie te verkrijgen, overtreffen. Een
absoluut verbod om in zoodanig geval de surséance te mogen
verleenen, ware in strijd met het belang der zaak en met
het door de surséance beoogde doel« \').

Uit dit antwoord blijkt overtuigend, dat de Regeering den
eisch, welke in art. 213 voor het verleenen der surséance
wordt gesteld, wenschte te handhaven en juist op dien grond
de voorwaarde, dat de schulden de baten des boedels niet
overtreffen, uit de artt. 217 en 225 heeft verwijderd. Zij zag
echter over het hoofd, dat art. 225 do beslissing over de
definitieve surséance niet, —\' zooals art. 217 de verleening
der voorloopigo surséanco, — geheel aan het oonleel van den
rechter overlaat, en dat het daarom in hot bolang eener
jnisto uitlegging van het artikel gewenscht waro geweest
daarin den eisch van art. 213 to herhalen, terwijl dit in art.
217 gerust kon worden nagelaten.

Wij komen derhalve tot do conclusio, dat de rechter, —
omdat hij niet alléén heeft to letten op de woorden van art,
225,. maar ook op hot verband waarin dit artikel staat t<»t
do andero artikelon van don titel, en op don aard en het
doel van de instolling, welker regeling hot goldt, — bij zyno
beslissing over do definitieve surséanco rekening belioort to
houden met art. 213 en haar niot mag verloenen, als naar
zijn oordeel de door dat artikel gestelde voorwaarde niet
aanwezig is.

Wordt de wet aldus toegepast, dnn knn daardoor wonlen
voorkomen, dnt do surséanco buiUm hare natuurlyko gnmzon
wordt uitgebreid on dat daarvan gebruik wonlt gemaakt in
govallon, waarin dit middel niet t<i pas komt.

•) IWinüaU! II, bl. 150; *. ö. F«i.t* II, bl. STÄ.

N«Mi

-ocr page 621-

523

Do juistheid der hier verdedigde opvatting wordt ten
overvloede nog bevestigd door de bepaling van art. 236
eersto lid 5". en dorde lid, volgons welke de bewindvoerders
verplicht zijn de intrekking der surséance to vragen, indien,
hangende de surséance, de staat van den boedel zoodanig
is achteruit gegaan, dat hot vooruitzicht is verdwenen op
volledige betaling van alle schulden bij het eindigen der
surséance. Dit voorschrift veronderstelt, dat de surséance
slechts dan mag worden toegestaan als dit vooruitzicht werkelijk
aanwezig is. Men zou anders tot de dwaze slotsom komen,
dat do rechter do surséance zou
moeten verloeuon onder
omstandigheden, dio do door hem benoemde bewindvoerders
zouden
verplicJUen, onmiddellijk na hunne benoeming, do
introkking dor surséance te vragen, welke de rechter in
goede justitie niot zou kunnen weigeren!

§ 2. Procedure tot verkrijging der turféance vnn betaling
(artt. 213-229 oorsto lid, 239).

Surséance van betaling kan wordon verkregen door iederen
schuldenaar, hij «ij dan koopman of niet \'), die voorziet,
dat hij mot betalen vnn zijne opoischbaR\' schulden niet zal
kunnon voortgaan, maar ook dat hy na verloop van eenigen
tijd weer aan al zyno verplichtingen zal kunnon voldoen
(art. 213). De voorwaarde voor faillissemont behoeft niot
aanwezig U> zyn. Do schuldenaar behoelt dus niot in den
toestand t<« vorkoenMi, dat hy heeft opgehouden te
beUden,
»I zal zulks allicht hel geval zyn.

Üowy« «lat do overtuiging, met hot betalen der opoischhnro
schulden niot te kunnen voortgaan, gegrond is, vonlert do
wot niet. De verklaring van den schuldenaar schynt te dezen
voldoondo Ui zyn. ünn«MHlig zal sun^éanco dan ook niot licht
wonion aangevntagtl.

Wat betraft het vooruiUicht, dat na verloop van eenij^^n
tiid nan alle verplichtingen zal kunnen wordon voldaan, geldt
niet hetzelfde. De schuldennar uum-
I de juistheid vnn dit
vooruitzicht aantoonen, terwyl dnnrnnar nog bovendien een
dezkundig onderz«»ok wordt ingesteld.

\') lic hlorbotrn l>l. vlf.

-ocr page 622-

524

Ter verkrijging der surséance heeft de schuldenaar zich te
wenden tot de rechtbank, aangewezen in artikel 2 of artikel 3
met een verzoekschrift, door hem zelf en zijnen procureur
onderteekend, en vergezeld van een door behoorlijke bescheiden
gestaafden staat, als bedoeld in artikel 96 (art. 214). Deze
staat moet den aard en het bedrag van de baten en schulden
des boedels, de namen en woonplaatsen der schuldeischers,
alsmede het bedrag der vorderingen van ieder hunner doen
kennen: gegevens, welke noodig
zijn om te beoordeelen of het
vooruitzicht, dat na uitstel aan alle verplichtingen zal kunnen
worden voldaan, inderdaad op goeden grond steunt.

Het verzoekschrift, dat ter grifße van de rechtbank wordt
ingediend, blijft aldaar met de bijbehoorende stukken liggen,
ter kostelooze inzage van een ieder (art. 215 eersto lid).
Vrijdom van zegel- en registratierecht wordt noch voor deze
noch voor andere bescheiden, de surséanco betreffende, genoten.
Artikel 17 tweede lid beperkt de vrijstelling van zegel en
van de formaliteit van registratie uitdrukkelijk tot allo stukken,
opgemaakt ter voldoening aan de bepalingen van (/«zen, d. w. z.
van den ecr«ten, titel.

Dadelijk na de indiening van het verzoekschrift beveelt do
rechtbank, dat de in Nederland wonende schuldeischers,
benevens den schuldenaar, tegen een door haar op korten
termijn bepa4ilden dag, door den griffier, bij brieven, worden
opgeroepen, ten einde op het verzoek to worden gehoord.
De oproeping vermeldt dag, uur on plaats der byeenkomst
(art. 216 eersto lid). Tovens wordt door den griffier, zoowel
van \'de indiening van het verzoekschrift als van de oproeping
der schuldeischers, onverwijld aankondiging gedaan in do
NederlatnUehe SlaaiMcouranl en in een of meer door do recht-
bank aan to wijzen nieuwsbladen (art. 215 tweede lid).

Deze aankondiging heeft het dubbele doel, aan hot gedane
verzoek algemeene bekendheid to verschaffen on zoowel de
door den schuldenaar nict opgegeven schuldeischers als do in
hot buitenland wonende op to roepen tot het verhoor. Al
krijgen zy goen byzondere oproeping by brief van den
griffier, zij zijn niettemin bovoogd do bijeenkomst bij to wonen

\') Zie hiertioven bl. 88 vlg.

-ocr page 623-

525

(art. 216 tweede lid). De, eene algemeene oproeping bevattende,
aankondiging in de nieuwsbladen stelt hen daartoe in staat.

Ten bepaalden doge worden de schuldeischers, die in persoon
of bij schriftelijk gemachtigde zijn opgekomen, door de recht-
bank in raadkamer
gehoord (art. 217 eerste lid). De schuld-
eischers moeten dus in de gelegenheid worden gesteld hunne
meening over het ingediende verzoek te uiten, het te bestrijden
ofte ondersteunen. Dat ook de schuldennar en diens procureur
de bijeenkomst kunnen bijwonen, het gedane verzoek toelichten
en verdedigen tegen de gemaakte bedenkingen, spreekt van
zelf. De wet zwijgt er vnn, omdat het ook zonder bepaling
niet twijfelachtig knn zijn.

Nn de beraadslaging wordt tot stomming overgegaan. Aan
de stomming kunnen allo verschenen schuldeischers deelnemen
met uitzondering vnn diegenen, wier schuldvordering behoort
tot de in nrtikel 233 ondor 1®—6® genoemdo schuldvorderingen.
De roden ligt voor de hnnd. De sursdanco werkt niot ton nnn-
«ion dozor vorderingen, zoodot do houders doorvon bij dien
maatregel niot het minsto belang hobbon.

Do mogohjkhoid is niot uitgesloten, dot goHchil ontstaat
ovor do vmog, of oon dor nonwozigon wol bohoort moilo lo
stemmon.
Door do rechtbank wordt dit incident dndolyk boslist.
Zij beslist, *ogt hot tweodo lid vnn nrlikel 217, »ovor do
toelating tot de stomming . . ., bij rorschiU. Uitgomankt
wordt dus uitsluitend, of do porsoon, dien het geldt, al dan
niot nnn do stomming xnl deolnemon. Dooront»»gon wonlt ovor
hot boslnnn von «ijn vorderingsrecht niot boslist, noch ook
hot bodrog «ynor vordoring vnstgostold, ol «al hot yontot
togon het medestommon vnn iomond, dio ols schuldoischor
is opgekomen, in don regel wol *\\in grond vindon in do be-
wering, dnt hü inderdnnd
sciiuldoischer niol is of wol vooreen

geringer bodmg dnn hy steil. De beslissing van dozo vmgon,
tlio hot vonloringsnHjht xolvo
niken, «ou oen ondentook vor-
oischon, dntstaondodobyoenkomsl niot knn worden ingesteld.
Heoa derhalve de n>chlbnnk «ich alloon uit te spreken over
hot deelnomen non do st^nnming of hot bodnig
woarvoor Uit
gcschimlen, dit verhindert hoor geenszins «loh by nare

uiUpnuik lo loUMi lelden door do ovorwoging,. atde gosi^
vonlering of hoar boilmg, of wol
dal do govoonlo U>gonspraak

-ocr page 624-

526

aannemelijk is gemaakt. Trouwens het is iets anders over de
aannemelijkheid eener bewering te oordeelen, iets anders over
hare gegrondheid te beslissen. De taak van de rechtbank komt
geheel overeen met die van den rechter-commissaris in een
faillissement, wanneer deze, krachtens de bevoegdheid, hem
in art. 125 verleend, eene vordering, welke betwist wordt,
voorwaardelijk toelaat.

De stemming loopt over de vraag, of het ingediende verzoek
dadelijk zal worden van de hand gewezen, dan wel, in af-
wachting van het nemen eener eindbeslissing, aan den schulde-
naar voorloopige surséance zal worden verleend. Het eerste
moet geschieden, als hetzij meer dan één derde der verschenen
stemgerechtigde schuldeischers, hetzij houders van meer dan
één vierde van het bedrag der door hen vertegenwoordigde
schuldvorderingen zich tegen het verzoek verklaren (artikel
217 eerste lid) \').

Met de niet-opgekomen schuldeischers, ook de bekende,
wordt geen rekening gehouden, evenmin als bij de stemming
over een akkoord in een faillissement rekening wordt gehou-
den met de in het faillissement niet opgekomen, d. w. z. met
do niet-geverifieerde, al zij het ook bekende, schuldeischers.
Van hen die invloed wenschen te oefenen op den gang van
zaken, mag worden gevorderd, dat z|j zich de moeite\'getroosten
aan do oproeping gehoor te govon on te vorschijnon.

Verklaart de door de wet gevorderde meerderheid zich v66r
het verleenen der voorloopige surséance, dan knn do rechter
daartoe overgaan. Daartoe verplicht is hy in geen goval.
Terwijl dus de rechtbank do voorloopige surséance niet naar
goedvinden, maar alloen dan mag verleenen, als zy wordt
gewonscht door een groote meerderheid der schuldcischen,
is zij altijd bovoogd het verzoek af te wijzen. Dozo regeling

>; De rodiirUe «ietcr weUbepaliitg i« niel ttmr nauwkeurig. Z|i luidi: . . .
kan den «chuldenaar voorloqiig« »uniéanc« verliwnd warden, leniy me«r dan
één darde der vervchenen »chuldeitcher«, of houders ran meer dan Mn tisrdo
tan hel bedrag der ler \\crg»denng teneganwoordigda niel in artikel tW
n** 1—6 genoemde schuld vorderingen, lich daartegen verklarvn*. Onder do i«r-
tehenm Khaldeiftcher« behooren , diw een vordering hebben wolko in artikel
ÏXl n" 1—6 wordl genoemd, niet Ie wordon modegeleld. Hoewel bel niet
dnidelijk wordl geiegd , kan er loch niot aan worden getw^feld,dal de bepaling
aldus behoort l« wonlen opgeval.

-ocr page 625-

527

heeft het dubbele voordeel, dat de voorloopige surséance niet
aan de schuldeischers tegen hun zin kauworden opgedrongen,
en dat zij niet behoeft to worden verleend, als de door de
wet gestelde voorwaarden niet aanwezig zijn.

Slechts in één geval heeft de wet weigering van het verzoek
aan den rechter tot plicht gesteld. Indien blijkt dat de
schuldenaar te kwnder trouw is, zal voorloopige surséance
nimmer kunnen worden verleend (art. 217 derde lid). Als
voorbeelden von handelingen te kwader trouw noemde
de Regeering\') het opzettelijk niet-opgeven van schulden
of het verdichton van boten, onder bijvoeging dat dit
punt overigens oon do beoordeeling von den rechter
moet worden overgelaten.

Aan afwijzing van het verzoek tot surséance kan gepoord goon
failiotverklaring van don schuldenaar bij dezelfde beschikking
(ort. 217 vierde lid).

In het ontwerp der Sttuitscommissio en in het door do
Rogeering oon den Rood von Stoto toegezonden ontwerp
word aan de rechtbank do
varplichling opgelegd, bij afwijzing
van het vorzoek den Kchuldenaar in stoot von foillissement
to verklaren. Do Rood von State kon zich doarmedo niot
veroonigen on nnar onnleiding vnn zijne bedenkingen werd
do bepnling facultatief gesteld. Zij stemt thnus overeen mot
artikel 213, dat het verkeeren in den toestand van opgehouden
te hebben mot botalen niet als vereischte st4dt voor hot
indienen vnn oen verzook tot surséance, in tegenstelling met
het ontwerp der Stnntjicnmmissie en het Regooringsontworp,
dio beide, resp. in nrt. 217 en nrt. 20«, vordenlen dnt de
schuldennnr, die sursénnco wenscht to bekomen,
buihn »taal
tl)\' zyne opoischbaro schulden to betalen.

Er zal voor do rechtbnnk, die to dezen geheel vry is in
haro beslissing, nlloon dnn nnnleiding bestnon, do failliet-
vorklnring uit spreken, als hnnr blykt dnt de schuldennnr
daadwerkolyk reeds in den toestond verktHjrt, dat hy heoa

An.wooH der H.p<K.ring in hel Versl«* der Co«mi«i. «n .oorbereidi»«.
JWIlnfwui. II, W. tW;
v. n. Kzi.n II, bl. m

») ïie IWi;«,,. II, hl. 410 cn 41»; v. n. K.m II, M.
Vmum Comm. ..n »oorbr.: IWlinfanU II. bl. IWl vlg.; t. II.

bl. a^*. tig.

ii.

-ocr page 626-

528

opgehouden te betalen, niet dat slechts het vooruitzicht bestaat,
dat die toestand wel niet zal uitblijven.

De toestand, waarin de schuldenaar verkeert, die het verzoek
tot surséance doet, kan zelfs een of meer van zijne schuld-
eischers aanleiding hebben gegeven reeds eerder, of aanleiding
geven gelijktijdig of later, maar nog vóór de afdoening van
het verzoek tot surséance, eene vordering tot faillietverklaring
te doen. In dat geval is de rechtbank ter zelfder tijd gesai-
sisseerd van eene aanvrage tot faillietverklaring en van een
verzoek tot surséance. De vraag, welk van beide het
eerst moet worden berecht, wordt door het vijfde lid van
artikel 217 in dezen zin beantwoord, dat het verzoek tot
surséance steeds het eerst in behandeling moet komen, wat
wel aldus moet worden opgevat, dat de behandeling van eene
aanvrage tot faillietverklaring moet worden gestaakt, zoodra
een verzoek tot surséance wordt ingediend, en nict mag worden
begonnen als zoodanig verzoek gelijktijdig wordt gedaan of
reeds eerder is ingediend. Eerst
nh, weigering van bet verzoek
tot surséance, of in verband darmede, kan op de aanvrage
tot faillietverklaring worden beschikt.

De beschikking der rechtbank op het verzoek tot surséance,
wat daarvan ook de inhoud zij: woigering van hot verzoek
met of zonder faillietverklaring, of wel verloening der voor-
loopige surséance, wurdt in elk geval uitgesproken ter open-
bare terechtzitting (art. 217 laatsto lid).

Gedurende acht dagen na den dag der uitspraak hooft,
in geval van afwijzing van het verzoek, de schuldonaar, cn
ingeval do voorloopigo surséance verleend is, ieder schuld-
eischer, die zich tegon het verleenen daarvan heefl verklaanl,
recht van hooger beroep (art. 218 oersto lid).

Wat den rechtsgang betreft is in hoofdzaak hot bopaaldo
omtrent bet hoogor beroep tilgen de besciiikking op een verzoek
tot faillietverklaring govulgd.

Uet hoogor beroep wordt ingesteld bij een verzoekschrift,
door den verzoeker cn zynen procureur ondnrtookend, in to
dienen tor griffie van het gerechtshof, dat van do zaak kennis
moot nemen. Door den voorzitter van hot Hof worden-terstond
do dag on het uur voor do behandeling van hot beroep
bepaald (art. 218 tweodo lid).

-ocr page 627-

529

Indion het hooger beroep door oen schnldoischer is inge-
steld, geeft deze uiterlijk op den vierden dag volgende op
dien, waarop hij zijn verzoekschrift heeft ingediend, aan den
procureur, die het verzoek tot surséanco heeft geteekend,
bij deurwaarders-exploot kennis van het hooger beroep en van
den tijd, voor de behandeling bepaald. Deze kennisgeving
goldt voor oproeping van don schuldonaar (art. 218 derde lid).

In elk goval doet de griffier van hot gorochtshof vnn het
hooger beroep en van den voor de behandeling aangowozon
tijd aankondiging in de nieuwsbladen, waarin het verzoek
tot surséance, ingevolge de bepaling van artikel 215, is aan-
gekondigd geweest. Bovendien geeft hij van hot ingestelde
beroep kennis aan den griffier der rechtbank, van wien hij
do in artikol 214 bedoelde stukkon (den stant der baten en
schulden en do daarbij bohoorondo bescheiden) ovornoemt,
ton eindo dio to zijner griffie voor eon ioder tor kosteloozo
inzage nodor to leggon (nrt. 218 vierde lid).

Do konnisgoving vnn hot ingostoldo beroep nnn don griffier
dor rechtbank hoeft vooml dnn nut, als do rechtbank bij
haro beschikking do surséance hoeft geweigerd, zonder tevens
den verzoeker in staat van faillissomont te verklaren. Hnngendo
hot hoogor beroep toch zal do rochtbank ovontucolo nnnvmgon
tot failliotvorklaring niet in behandeling mogon nomen,
krachtons het bovon bosprokon voorschrift von artikol 217
vyfdo lid, on do algomeono bepaling van artikel 280 zesde Hd \').

Hot hoogor boroop richt «ich tegen de beslissing dor
rechtbank, niot t«»gon do stomming dor schuldoischors. Hot
ondorzook voor den Uovo botreft dus ook uitsluitend dio
boslissing. Vandaar dat artikel 219 Mrste lid bopoalt, dot by
do behandoling van hot hoogoV boroop hot vemook tot surséanco
niot opniouw in stomming
wordt gobrocht, inoar toilor schuld-
oischor (onvorschlllig of hy by do bohandoling in eersten oonlog
is opgekomen of w»»ggoblovon, onverschillig ook ofhy in eersten
«uinleg
xMr of togen hot verzoek hetift gestemd, onverschillig
oindolyk of hy ol dan niot in boroop is gokomon) bovoe^l is
in porsoon of by scliriftelyk gemochiigtlo «on do bostryding
of vonlodiging van do uitspmok dos i^rnUm rechters dool te

31

\') Zie hieronder bl. r40.

-ocr page 628-

530

nemen. Hieruit volgt, dat als de rechtbank het verzoek tot
surséance heeft geweigerd, op grond dat meer dan één derde
der stemgerechtigde schuldeischers of houders vnn meer dan
één vierde van het bedrag der door hen vertegenwoordigde
vorderingen zich daartegen verklaarden, het hooger boroep
nooit doel kan treffen. De beschikking der rechtbank zal
dan altijd moeten worden bevestigd, omdat de rechtbank bij
dit
resultaat der stemming het verzoek moet afwijzen, terwijl
de stemming zelve onaantastbaar is, immers niet door eeno
nieuwe stemming kan worden vervangen.

Ailoen als de beslissing der rechtbank ook anders had kunnon
luiden, heeft het hooger beroep zin. Dj\\n kan van bestrijding
en van verdediging van de beschikking sprako zijn. Bovendien
zullen de schuldeischors, als de schuldenaar in beroep is ge-
komen van eene beschikking, waarbij het verzoek tot surséance
zonder meer werd afgewezen, bij de behandeling van het
beroep kunnen aandringen niet alleen op handhaving dor
weigering, maar tevens op failliotvorklaring, welko ook hot
Hof ivan zijne beschikking over do surséance kan verbinden \').

Do behandeling van het boroop heeft plaats in raadkamer,
terwijl het arrest van het Hof wordt uitgespruken ter openbare
\'terechtzitting (art. 219 tweedo Ud).

Het beroop in cassatie tegen de in hooger beroep gegeven
beschikking wordt door artikel 219 dorde lid uit<Irukkolijk
uitgesloten. In het Verslag dor Commissio van voorbereiding
werd daarop aangedrongen on do Regeering gaf aan dien
aandrang gehoor, omdat het hier eeno gehool feitelijke quaestie
betreft. Kvenwel worde opgemerkt, dat bij de beschikking
van hot Hof tevons de failliotvorklaring van den schuldenaar
bevestigd of voor het eerst uitgesproken kan zyn; ook daar-
tegen is dan geen boroop in cassatie.

(

i

Kvonals hot vonnis van failliotvorklaring wordt de uitspraak
der rechtbank, waarbij do voorloopige\' surséance wordt ver-
leend, niottegonstaando hol hooger beroop, bij voorraad ten
uitvoer gelogd (art. 220 eerste lid). Van tonuilvoorlcg£^ing der
beschikking, waarbij het verzoek tot surséance wordt afgewezen,

\') Zie hol nnlwoorii der Regeering in hol VontlAg der Comm. v»n toorUr.,
op aru 2i1 «ertlo lid en op «ri. 418: Uelintanle II, bl.
ir»U en 16(1; v.ü.Kkut»
II, bl. 361 en .\'HU.

-ocr page 629-

531

knn natuurlijk geen sprake zijn. Wordt echter bij dezelfde
beschikking de faillietverklaring uitgesproken, dan zal deze
voorloopig ten uitvoer worden gebracht.

Zoowel aan een toestand vnn surséance als aan een faillis-
sement kan dus een einde worden gemaakt door het in hooger
beroep te wijzen arrest. Aan een faillissement wordt een einde
gemaakt, als het Hof eene beschikking der rechtbnnk, wnarbij
de surséance werd geweigerd en de faillietverklnring uitge-
sproken, vernietigt en voorloopige surséance verleent, ofwel
als het eene beschikking van dien inhoud handhanft wnt de
weigering der surséance betreft, doch vernietigt wat de failliet-
verklnring aangaat. In beide gevallen zijn de nrtikolen 13 en
15 der wet toopnsselijk (art. 220 tweede lid). Nnnr het omtrent
deze nrtikolen hierboven bl. 112 vlg. en 117 vlg. aangeteekonde,
mogo hier worden verwezen.

Aan een toestand vnn sursénnco komt oen einde, nis hot
Hi»f eene beschikking der rechtbnnk vernietigt, wnarbij de
voorloopige sursénnco werd verleend. Bij lietzolfde nrrest knn
<le schuldennnr tevens in stunt vnn fnillissement worden ver-
klunrd. Voor dit gevnl bepnult nrtikel 220 donlo lid, dnt op
bundelingen, verricht in strijd met het voorschrift vnn nrtikel
230 eerste lid, de bepnling vnn het tweedo lid vnn dnt
«rtikel vnn toepassing blijft, d. w. z. dnt bundelingen, die
gedurende den tyd der voorloopige sursénnco door den schul-
dennnr onbevoegd werden verricht en dnnrom relutief nietig
*yn, don faillieten boedel niet binden. Vun ophofling der

«ursénnce is anders hot gevolg, dat de betrekkelyke nietigheid
«lor hier betloelde handelingen ophoudt te werken, omdnt
personen, die zich dnnrop nlloen kunnon beroepen:
<lo bewindvoerders, dofungeeren. (Juut echter de ophen\'uig
gopiuml mot faillietvorklnring, dan wordt in den curator in
bot faillissomont de pomoiin gevonden dio, nii hot opbonden
«lor sursénnco, in het belang der schuldeischers de nietigheid
kun blyvon inroepen. Dien»)voreenkomstig luidt hot slot vnn
artikel 220 derde lid: »do bevoegdheid, nldunr (d. w. z. in
artikel 230 twintdo lid) don bowindvoonlors gegovou, giuit
«ver\'op don curator in hot failHssemont«.

Wordtdoor het gerechtshof, met vernietiging vnn deufwyzende
»»•^schikking der rechtbank, de voorloopige sursénnco verloond.

-ocr page 630-

532

dan houdt het de zaak aan zich, ten einde ook over de
verleening der definitieve surséance te beslissen. De wijze
van behandeling is die, welke bij de rechtbank wordt gevolgd
(art. 227 eerste lid) en hier thans nader moet worden
beschouwd.

De voorloopige surséance is een voorloopige maatregel in
afwachting van de definitieve beschikking op het verzoek,
bestemd om te werken gedurende het onderzoek, dat aan de
definitieve beschikking noodzakelijk moet voorafgaan. Vandaar
dat definitieve surséance niet kan worden verkregen als voor-
loopige surséance niet is verleend, en dat het onderzoek, of
de voorwaarden aanwezig zijn voor het definitief verleenen
der surséance, alleen kan worden bevolen bij eene beschikking
waarbij de voorloopige surséance wordt toegestaan. Er bestaat
aanleiding hierop te wijzen, omdat in het afgeschafte recht
de afwijzing der voorloopigo surséanco aan verleening der
definitieve surséance niet in den weg stond.

De beschikking, waarbij voorloopige surséance wordt ver-
leend, wordt aangekondigd op de wijze, in artikel 215 tweede
lid voorgeschreven (art. 221 tweede lid), d. w. z. in de AVcier-
landêcht StaaUcouranl en in een of meor door de rechtbank
aan te wijzen nieuwsbladen, door do zorg van den griflier.
Zij houdt do benoeming in van: l". een of meer bewind-
voerders, ton einde met den schuldenaar het beheer over diens
zaken te voeren;
2\'. een of meer deskundigen, ten einde,
binnen een door de rechtbank to bepalen termijn, dio zoo
noodig verlengd kan worden, den staat en de bescheiden,
door ilen schuldenaar overgelegd , te verifieeren, den stand des
boedels te onderzoeken on een berudoneord verslag van hunno
bevinding uit to brengen (art. 221 oersto lid).

Voor de bewindvoerders moot ,de kous uit den aanl der
zaak vallon op personen, die mot hut vak, waarin doschulde*
naar werkzaam is, ten vollo bokond zyn, met toevoeging allicht
van oen advocaat ter beoordoeling dor rechtsverhoudingen«;
van hen wordt comniorcioele of industrioele on rechtskennis
geöischt. De deskundigen daarentogon , dio de oprechtheid van
do overgelegde staat en bescheiden hebben te onderzoekon,
behooren voor alles kennis to bezitten van hut bóekhoudun
en mot hot doen van taxatiën vertrouwd lo zyn. Daar eiMi

-ocr page 631-

533

juiste beoordeeling van den toestnnd des boedels zonder een
nauwkeurig onderzoek van de geheele boekhouding in den
regel niet mogelijk zal zijn, verdient het in elk geval aanbe-
veling althans één hunner te kiezen uit de zoogen.
accountantt,
deskundigen op bet gebied van boekhouding en administratie.

Zóó uiteenloopend is de verschillende taak van bewind-
voerders en deskundigen en zóó verschillend de kennis die
voor hnre richtige vervulling wordt vereischt, dat de wetgever
heeft gemeend de benoeming van dezelfde personen tot
bewindvoerders en tevens tot deskundigen te moeten uitsluiten,
in afwijking vnn hetgeen te dien opzichte rechtens was onder
de heer^rchappij van hot Wetb. van Kooph., dat de bewind-
voerders tevens belastte metdotnnk der deskundigen, on ook
in strijd met het Advies ynn de Rund van State, dio in ieder
afzonderlijk geval aan het oordeel der rochtbnnk wildo
overlaten, «of er termen zijn om nnnst de bewindvoordors
deskundigen te benoemen« \').

Wut zul geschieden, wanneer oen of moor dor bewind-
voerders of deskundigen hunno benoeming niet aannemen of
komon te overlijden, achtto do Regeoring niot nofidig to
bepalen. Zij untwoorddo op eon desbotroffondo vinng in hot
Verslag dor Commissie vnn voorboroiding, dat hot rochts-
college in bedoeld geval eono niouwo benoeming moot doen.
• De bevoegdheid daartoo ligt opgesloten in die tot bonooming1.
»Is or-», vroeg zy, «rodolyko grond, danmun to twijfelen \').

Danrentegon is hot ontslug dor bowindvoonlors en des-
kundigen wol uitdrukkolyk gorogold. Artikol 221) eersto lid
zegt daaronitrontj «hot rochterlyk collogo, dnt do bewind-
voordors en deskundigen hooft benoemd, knn hon te uilen
tij«lo op hun verzoek, of op verzoek van oon of moor dor
Hchuldoischers, of vun don schuldonnnr, of wol nmbtshnivo,
"ntflinnn en door nndonm vorvnngon».

Al zwygt do wet er vun, zoo lydt hot toch goon twijfol,
«lat de dosknndigon ten behoeve vnn hun ondorzook Unv

-ocr page 632-

534

gang hebben tot het kantoor en de kas van den schul-
denaar en tot alle boeken, papieren en bescheiden, tot
diens boedel behoorende of betrekking hebbende op zijn
bedrijf. In overleg zoo noodig met de bewindvoerders kun-
nen zij zich doen bijstaan door een ieder, wiens diensten
zij ter richtige volvoering hunnor taak blijken noodig te
hebben. Men denke aan de hulp van een boekhouder ter
contróleering der boekhouding, indien geen der deskundigen
een accountant van beroep mocht wezen. Ook behoeft het
geen betoog, dat zij van den schuldenaar en van de bewind-
voerders alle inlichtingen knnnen verlangen, welke zij behoovon.

Bij hun onderzoek zijn de deskundigen niet aan bepaalde
regels van beoordooling gebonden; de verschillendo gevallen
zijn te uitoenloopend om algemeene regels mot vrucht to
kunnen stellen. Naar eigen inzicht hebben zij te beslissen,
welke omstandigheden in elk bijzonder goval ter beoordeeling
van don toestand in aanmerking behooren te worden genomen.
V Met name is hot hun niot verboden do eigendommen van
den schuldenaar to schatten naar do waarde, die zij hebben
bij oono voortzetting van diens zaken. Surséanco toch beoogt
juist die voortzotting mogelijk te nnikon»
. Het door do deskundigen uit te brengen verslag moot

• bevatten een met redenen omkleed oordeel ovor do betrouw-

IStJ- baarheid van de door den schuldenaar overgelegde staat on

bescheiden en ovor het gogrondo van hot vooruitzicht, dat na
fijl- vorleond uitstel volledige betaling van alle schulden zal volgen,
^^^^^ met aanduiding van hot tijdstip waarop die volledige betaling
7 vermuodolijk zal kunnen plaats hobben (art. 222 eerste lid.)

tyyoMj**^^^^ Yj^jj jjj^ laatste hangt af, of do surséanco van eenig nut kan
^^ ^wozen en voor wolkon tijd zij behoort to worden verleend.
CAx-^nJ- Blijkt er bijv. goen kans to bestaan op volledige betaling

ur^-^ \'^•\'^^^uiterlijk na verloop van anderhalf jaar, den längsten duur

-ocr page 633-

535

Het verslag wordt door do deskundigen nedergelegd ter
griffie van de rechtbank, ter kostelooze inzage van een ieder,
terwijl ook de nederlegging zelve kosteloos geschiedt (art. 222
tweede en derde lid).

Onmiddellijk na de nederlegging van het verslag roept do
griffier de bekende schuldeischers, den schuldenaar, do
bewindvoerders en do «leskundigeu bij brieven op, tegen oen
door de rechtbank te bepalen, uiterlijk drie weken daarna
invallenden dag (art. 223).

Op dezen dag worden do verschenen schuldeischers in
raadkamer geraadpleegd over het verleenen vau doünitiove
sursdance. De schuldenaar, de bewindvoerders en de deskun-
digen zijn verplicht alle ophelderingen en inlichtingen te
geven, welke de voorzitter hun, hetzij amblshnlve, hetzij ten
verzoeke vnn een of meer der schuldeischers, znl vragen
(art. 224). De grondslag voor de beraadslaging wordt uit den
aard der zaak geleverd door het verslag der deskundigen,
dat iu de vergadering kan worden bestreden, nuiar ook nador
toegelicht on verdedigd.

Na afloop der benmdshtging wordt nan do schuldeischers
gelegenheid gegeven hun eindoordeel in eeno stemming uit
te spreken (art. 226). Aan deze stemming nemen nlle ver-
schenen schuldeischers deel, met uitzondering vnn hen wier
vonleringen in nrt. 233 n®* 1—tl vermeld worden. Bij verschil
beslist over do toolnting tot de Htemming do rechtbnnk.

Indien umer dnn een derde der stemgerechtigde schiild-
oischors of houders vnn meer dnn een vierde vun het
bedn»g der
door dezen vertegenwo«»rdigdo schtildvcmleringen zich
tegon
bot verleenen der surséance verklaren, is do rechter verplicht
Iniur te weigeren. Verklaren zich dnnrent4\'gen twoo derde der
stomgorechtigdo schuldeischers, levens
houders vnn drie vienle
vnn hot bedrug der door dezen vertogenwoortHudo schuldvonle-
ringen xMr hot toostuan der sursénnco, dun moet do rechter
haar verleenen, tenzü hy vun oordeel is, dut hot vereischte
«»ntbreekt, door do wet in urt. 213 gesteld: het vooruitzicht, dat
\'lo schuldenaar nu verloop van den InngsUM) tormijn wanrvoor
«b» sursénnco mug wonlen toegestnun. weer nno nl zyne
verplichtingen «nl kunnon voldoen. Bovendien moet de
rechter
«ïo Hun^éunco weigeren indion blykt, dut do schuldenaar

- ^

-ocr page 634-

536

kwader trouw is. Alleen het laatste wordt in art. 225 uit-
drukkelijk gezegd, het eerste volgt uit het onderling verband
der verschillende wetsbepalingen, zooals hierboven bl. 519 vlg.
nader werd aangewezen.

De beschikking der rechtbank wordt in olk geval uitge-
sproken ter openbare terechtzitting (art. 225 j". art. 217
zesde lid).

Evenals de afwijzing der voorloopige surséance kan de
afwijzing der definitieve surséance gepaard gaan met failliet-
verklaring van don schuldenaar (art. 225). Aan het oordeel
des rechters is geheel overgelaten te dien opzichte naar
bevind van zaken te beslissen. De faillietverklaring kan
worden uitgesproken, al is een verzoek daartoe niet aanhangig,
noch ook door de schuldeischers daarop aangedrongen,
indien slechts uit de feiten blijkt, dat de schuldenaar in den
toestand verkeert dat hij heeft opgehouden tc betalen.

In de beschikking, houdende verleening van do definitievo
surséance, wordt de termijn vastgestold gedurende welken
zij wordt verleend. De bepaling van dien termijn is aan den
rechter overgelaten, die met de gebleken wenschen van den
schuldenaar en van de schuldeischers rekening zal houden ,
indien hem dio wenschen billijk voorkomen. Evenwel magdc
surséance nimmer worden verleend voor een tijdsverloop, dat
langer is dan anderhalfjaar, gerekend van den dag,wanrop
de voorloopigo surséanco is toogi>staan (art. 226 eersto lid).

De aanwijzing vun den tormijn geschiedt wel hot nauw-
keurigst door den dag to noemen, wuarop do surséanco zul
eindigen.

S^Oju iuiMC««—^ tormijn vun underhulf jaar is gekozen, omdat dozo in

^ ^ •V./^IaA\'^"\'^ goval voldoende is te achten »om tot eene definitieve
minnelijke regeling* van de zaken van den schuldonaar
»to komen, indien al na afloop van dien tormijn de betalingen
niet dadelijk in vollen omvang hervat mochten kunnen
- *— worden\' \'). In verband mot dezo overweging is mo<Io bepmild,
gßu. dut gedurende één jaar na afitmp der surséance dozo niet

ypL^ vin.. // opnieuw kan worden verleend (art. denle lid).

^V^ I Wotbook van Koophandel (arl. 915 derde lid) liot na

afloop van don voor du surséance vastgestelden tormyn ver-

•) DclinfAoie II, bl. ICI; v. n. Fki.ti II, bl. :i71

fCeu, U^

-ocr page 635-

m

537

lenging dor surséance toe, »uit hoofde van dringende redenen
on van (lees: nè.) een nieuw en volledig onderzoek«. In
tegenstelling daarmede werd in het Regeeringsontwerp over
verlenging dor surséanco gezwegen, ten einde haar uit to
sluiten. Hot beoogde doel zou echter op dezo wijze slechts
zeer onvolkomen zijn bereikt, daar de schuldenaar do bevoegd-
heid zou hebben behouden, dadelijk na afloop der surséance
opnieuw surséance aan to vragen. Do tegenwoordige bepaling
ondervangt dit bezwaar.

Do beschikking, houdende verloening van definitieve sur-
séance, wordt aangekondigd op de wijze, voorgeschreven in
artikel 215 tweedo lid (art. 226 tweede lid), d. w. ?.. dot»r
don griflier in de
S^cdrrlandtche Staatscouranl en in een of
nieer door de rochtbank ann to wijzen nieuwsbladen.

Tegen de uitspraak dor rechtbank, houdende vorleening
of weigering der definitieve surséance, staat hooger boroop
open. Do bepalingen van do artikelen 218 en 219 omtrent
do instelling en do behandeling van het hooger beroep tegen
do boschikking, waarbij do voorloopige surséance wordt ge-
weigerd of toogestnnn, zyn <»p hot hier bedoelde beroop vnn
toepassing (art. 228 eerste lid). Alen vergelijke de uiteenzetting
hierboven bl. 528 vlg. gegeven.

In afwijking van het bepaalde omtrent do voorloopige be-
Hlissing over de surséance is do definitieve beslissing niot
uitvoerbaar by voorraad. In verband dnnrmedo blyft, hangende
hot hoogor boroep togon do definitieve boschikking, de voor-
loopige surséance van kracht (art. 228 tweede lid). Dit
«uaakt practisch geen verschil, als by de beschikking,
wanrvnn beroep, do definitieve surséance werd verleend.
Uitvoerbanrvorklnring bij voorrand zou ilnn evenzeer leidon
tot bostondiging van den boHtannden U»e«tand. Dnnrontegen
«uimkt het gr«»ot vorschil, als bij do beschikking, waarvan boroop,
«Ie .k\'Hniliove sur«éanco werd gewoigenl. Uitvoerhnarvor-
by voorraad zou dnn in elk govnl oen einde maken
mm do voorloopige surséniico en do/.o bi>vend»en door f.ülhs-
Hement vervangen, aU de weigering mot faillietverklaring
Kopaard ging, terwijl door do besliHsing van hot Hof do
t<»eHtand van surséance weer zou kunnen worden horstdd.
I-^ino dergelijke oj.eenrolging van surséance, vryo boschikking

-ocr page 636-

588

van den schuldenaar of faillissement, en weer surséance scheen
minder gewenscht. Door de voorloopige surséance te laten
voortduren totdat over het hooger beroep is beslist, worden
alle moeilijkheden voorkomen, zonder dat de belangen van
wie ook schade lijden.

In geval van vernietiging in hooger beroep van de verleende
definitieve surséance en gelijktijdige faillietverklaring van den
schuldenaar is artikel 220 derde lid, dat hierboven bl. 531
ter sprake kwam, toepasselijk (art. 228 derde lid).

Zooals reeds werd opgemerkt \'), houdt het gerechtshof,
voorloopige surséance verleenende in hooger beroep vnn eene
afwijzende beschikking der rechtbank, de znnk aan zich, ten
einde ook over de definitieve verleening der snrsénnce te
beslissen, terwijl de behundeling voor het Hof geschiedt op
de wijze, in do artt. 221—226 voor do bohnndeling bij de
rechtbnnk voorgeschreven.

Het nrrost, wnnrbij de surséance definitief wordt verleend
of wol geweigerd, wordt in dit govnl gewezen in het eerste
en tevens in hot hoogste ressort.

In geen govnl stnat tegon een arrest vnn het gerechtshof,
wnnrbij dc definitieve snrsénnce wordt verleend of geweigerd,
beroep in cassatio open. Voor het arrost, gewezen nndnt
het Hof do bohnndeling der znnk nnn zich hooft gohoudon,
wordt het uitdrukkelijk gezegd in artikol 227 tweedo lid,
voor het arrest, gegeven in hooger beroep van do beschikking
der rechtbank, volgt het uit do verwijzing in artikel 228
eerste lid nanr nrtikel 211), wnnrvnn hoi derdo lid hoi beroep
in cnsBniio tegen het nrresi omtrent do voorloopigo snrsénnce
uitsluit.

§ 3. R4sehUgevnlgr)t der iurs>\'anaf van beUiling (nrt. 220 tweedo
lid—235).

Hoi vorkrijgon van surséance hooft voor don schuldenaar
ten govolgo, dnt hij hoi vrijo behoor on do vryo l>oschikking
over zijn vormogon verliest. i-Z(»odrado voorloopige surséance
vnn botniing is verleend, is do schuldennnr onbevoegd om,
zondor modoworking, mnchtiging of bijsinnd der. bewind-
voerders (dio bij de beschikking houdende verleening dor

-ocr page 637-

539

DJ

voorloopige surséance worden benoemd) \'), eenige daad van
beheer of beschikking over zijn vermogen uit te oefenen»
(art. 230 eerste lid). De bewindvoerders moeten dus 5f mede-
handelen, óf vooraf tot het verrichten der handeling machtigen,
óf bij de handeling tegenwoordig zijn en haar goedkeuren.

Handelt de schuldenaar in strijd met deze bepaling, dan is
zijne handeling relatief nietig, immers »voor den boedel niet
verbindend, tenzij voor zooverre deze gebaat is, en zijn
de bewindvoerders bevoegd alles te doen, wat vereischt wordt,
om den boedel te dier zake schadeloos te houden » (art. 230
tweede lid).

Dit stemt overeen met den regel, dat, waar nietigheid wordt
bedreigd in het belang of ter bescherming van bepaalde
personen, de nietigheid eeno betrekkelijke is, mot dien
verstande, dat zij alloén kan wonlen ingeroepen door die
personen zelvon of to hunnen behoeve. Zoo zijn handelingen
door een gehuwde vn>uw zonder machtigingdes mans verricht,
bandelingen eens minderjarigen en beschikkingen van een
gefailleerde over don faillieten boedel alle betrekkelijk nietig,
omdat de nietigheid dezer handelingen uitsluitend in hot bolang
der gehuwde vrouw, des minderjarigen, der schuldoischors
van den gefailleerde is vastgesteld.

Uitsluitond ter behartiging van do belangen der schuld-
eischers strekt ook de bewindvoering bij surséance, zy hooft
ten ilool do slooping dos boedels te voorkomen, liet is dus
duidelijk, dat de handelingen, door don schuldenaar ver-
richt buiten do bowindvoeders om, ook alleon togenover de
schnldoisohers nietig hohooren to zyn. Daar nn do schnld-
eischers bezwaarlijk persoonlijk kunnon ojjtreden, terwyl de
hewindvoerdors als zoodanig iiangewozen zyn om hunne bo-
. langen to behartigen, is aan dozon, en ook weer allét^n aan
dezen, do bovoog<lheid gegeven zich op do
nietigheid ie be-
roeponen do nnmtr»»gelon te nemen, nootlig om do gevolgen
der Inindnliiig weg U) nemen.
Tol die maatregelon kan bohooron
oeno vordering, bloot strekkende om do nietigheid vast te
Ht^llen of uit to spn\'kon, twn zoogen.
vordering t<.t nietigver-
klaring. Do nietigheid kan echt<\'r evengoed den feiudijken
grcuidslttg uitmaken van eono vonlering van .H)no andere

-ocr page 638-

540

strekking, of ook bij wege van verweer worden tegenge-
worpen aan hem, die zich op de handeling beroept of
daaraan rechten wil ontleenen.

Verbindend, dit volgt uit het voorafgaande, is de handeling
èn voor den schuldenaar èn voor hem met wien deze heeft
gehandeld. Zij kunnen zich aan de gevolgen der handeling, in
geen geval onttrekken en moeten de verplichtingen, daaruit
voor hen voortvloeiende, nakomen. Wat den schuldenaar
betreft, kan daarvan natuurlijk alleen sprake zijn na bet eindo
dor surséance, indien hij alsdan het vrije beheer en de vrije
beschikking over zijn vermogen terugkrijgt.

Het behoeft geen betoog, dat wie voorzichtig is en verzekerd
wil zijn van de volstrekte geldigheid zijner handeling, gedurende
de surséance niet zal handelen met den schuldonaur, tenzij
hom, al naar gelang der omstandigheden, op de een of andere
wijze blijkt van de toestemming der bewindvoerders. Een uit-
drukkelijk wetsvoorschrift, hoo die toestemming moet blijken,
werd door de Regeering terecht overbodig geacht \').

Surséanco van betaling is uitstel van botaling, tijdelijke
ontheffing of opschorting van dé verplichting lot be/a/ing, in
den ruimen zin waarin dat woord in de artt. l H8 vlg. Hurg
Wotb. wordt gebezigd. Iedero dwang tot voldoening uit hot
vermogen is dimrom gedurende do surséance uitgesloten. In
artikel 231 eerste lid wordt uitdrukkelijk verklaard: • Gedu-
rende den loop der surséance (d. w. z. van hot verleenen dor
voorloopige sursi-anco af) kan do schuldonaar niot tot betaling
zijnor schuldon worden genoodzaakt*, en in artikel 230zesde
lid: •• Oodurendo do surséanco kan de faillietvorklnring (van
den schuldonaur) niot rauwelijks wordon gevorderd«. Het
tweodo lid vun nrtikel 231 zegt bovendien, dnt nlle nnnge-
vnngen executiên gedurende dion tijd geschorst blyven, nisook
dat gologdo beslagen vervallen.

Do aangevangen cxecutiên worden ge*chor$l, d. w. z. xy
blijven gedurende de sursconco rusten, maar kunnen nïi afloop
daarvan terstond worden voortgezet. Wut vó<5r den winvang
dor surséanco is gedaan, behoeft dus niet opnieuw te wonhui
verricht; do execntio wordt woor opgevat iu den toestand,
waarin zij zich op hot oogenblik dor schorsing bevond. Om

•) Zia I(<-linfiM>le II, bl. 104; v. i^ Fsu» II, bl .17(1.

-ocr page 639-

541

een voorbeeld aan de Memorio van Toebcbting \') te ont-
leenen : »de beteokening vnn het vonnis, een gedaan bevel
tot betaling, zal niet meer herhaald behoeven te worden«.
Tijdens de vaststelling der wet was dit vooral van belang bij
do uitwinning van onroerende goederen, wegens de bepaling
van art. 503 (oud) Wotb. v. Burg. Rechtsv., volgens welke het
beslag op onroerend goed eerst dertig dagen m\\ het bevel
kon worden gedaan. Sedert is deze termijn door de wet van
7 Juli 1896
(Slbl. n". 103) tot twee dagen ingekort.

Eene belangrijke uitzondering op het beginsel, dat de
aangevangen tenuitvoerlegging in stand blijft, immers slechts
wordt geschorst, ligt in de bepaling, dat gelegde beslagen
vervallen. Executiên, die in de plmse van hot beslog verkeeren,
worden daardoor ternggobracht tot den toestand vódr het
leggen von het beslog. Tot toolichting werd door do Regeering
aangevoerd: • Instandhouding von gelegde beslagen...., zooals
artikel 918 Wetboek van Koophondel wil, is in strijd met
hot wozen der surséance. Deze beoogt en brengt mede het
niet verplicht zijn, niet gedwongen kunnen worden tot
betaling, terwijl beslug juist is een dwangmiddel tot betaling.
Het een sluit dus do bestnanbnorheid von het andere uit»
Nu kon echter von do geheele tenuitvoerlegging worden
gezegd, dot zy is oon dwangmiddel tot betaling. Toch
rervall
dn oongovongen executie niet, uumr wordt zy slecht«
Inderdaad is schorsing der dwongoonwending tot no nlloop
«lor sunénnce ook voldoende tot vermyding vnn conllicten.
Voor gelegde boshigon goldt hotzolfdo. Het nongevoenlo
nrgnment is dus niet ntdoende ter vcrklnring vnn het
vervaUen
«lor besingen. Doorvoor pleit veeleer, wat de Regeering
»"bsidioir opmerkte, dot do schuldonoor do vryheid moet
hebben, mot de medewerking zyner
bewindvoenlers, de in
beslag genomen goederen te
vervroomden, indien zulks mocht
^lÜkon noodig t«» zyn. Werd het beslog enkel .^furAor1/, over
«ïü goodortui, woonip don toch hot beslag zou blyvon rusten,

«»I *ou het geen voorlgnng hebben, zou gedurende de surséance

«"«t kunnen wonlen beschikt. Het gehool vorvnilen vnn hot

1  lb.linf«nlö I, bl. IftO; v. o. Fzi,« II, bl. m.

\') Memon. v»n Toellchung! IWinUnie I, bl. v. n. Km.t. II, bl. M .

-ocr page 640-

5i2

beslag is noodig om den schuldenaar en den bewindvoerders
te dezen de gewenscbte vrijheid van handelen te verzekeren.

«Indien de schuldenaar zich in gijzeling bevindt, wordt
hij daaruit ontslagen, zoodra het vonnis houdende verleening
der surséance in kracht van gewijsde is gegaan • (art. 231
tweede lid), üit het beginsel der schorsing van
iedere ten-
uitvoerlegging vloeit het ontslag uit de gijzeling noodwendig
voort. Niettemin wordt dit ontslag eerst verleend, als de
beschikking \'), waarbij de surséance wordt toegestaan, in
kracht van gewijsde is gegaan, uit overweging dat, in geval
van vernietiging der surséance in hooger beroep, het recht
van den schuldeischer op toepassing van den lijfsdwang
herleeft, cn dadelijk ontslog den schuldenaar de gelegenheid
zou verschaffen, zich door de vlucht aan de hernieuwde
toepassing vnn dit executie-middel te onttrekken.

Gelijksoortige overweging deed in artikel 33 tweede lid
bepalen, dal de faillietverklaarde schuldenaar, die zich in
gijzeling bevindt, daaruit eerst wordt ontslagen, als het
vonnis van faillietverklaring in kracht van gewijsde is gegaan

Onder «het vonnis houdende\' verleening der surséance,
heeft men to verstaan «de beschikking houdende verleening
der
voorloopige surséance». Surséance zonder meer omvat
zoowel do «voorloopigo" als do •definitieve* surséance.

De loop van reeds aanhangige rechtsvorderingen wordt
door do surséanco niot gestuit, terwijl ook hot aanleggen
van niouwe rechtsvorderingen zoowel tegen, als door don
schuldennar, daardoor niet wordt belet (art. 232 oorsto lid).
Echter J{an do schuldonnnr, voor zoovool betreft rechtsvorde-
ringen , wolko rechten en vorplichtingon tot zyn vermogon
bohoorondo ten »»ndorwerp hobbon, niet moor alléén in
rochto optreden. Hetzij hij eischor, hetzij hy verweerder is,
in elk geval behoeft hij do medewerking dor buwindvoerdors
(art. 232 derdo lid). Door dozo laatste bopuling is oen eindo
gemaakt aan oen onder het nfgeschnfte rocht d(»or hot
stilzwijgen van het Wetboek vnn Koophundol in hot lovon
goroopon controverse.

\') Art. ÏH »)>r»ekt In afwüking van do orcriKon« in Arttn titq) gotolgdo
tcmtinologia van
»hel vonni»*.
h lie hierboven bl. HM vIr.

-ocr page 641-

543

Met vorderingen, welke niet het vermogen van den schul-
denaar betreffen, maar bijv. diens persoonlijken staat of
familierechten, hebben de bewindvoerders niet te maken.
Gedurende do surséance worden deze vorderingen tegen
en door den schuldenaar voortgezet of ingesteld evenals
te voren.

Hoewel de schuldenaar gedurende de surséance, gelijk wij
zagen, niot tot voldoening uit zijn vermogen kan worden
gedwongen, is voor vorderingen tot voldoening goen uit-
zondering gemaakt op den regel, dat de surséance het voort-
zotten on instellen van rechtsvorderingen niet belet. Daartoe
leidde de overweging, dat de schuldeischer belang beeft bij
liet instellen der vordering, immers bij do vaststelling vun
zijn recht, zoo dikwijls de verplichting tot voldoening door
den schuldenaar wordt betwist, alsook wanneer hij oen vonnis
noodig heeft om rechten tegen derden to doen golden. Is
«laarontogon noch het een noch het ander het geval, dan
kan hot geding geen ander dool hobben dan het vorkrijgen
van oon executorialen titel, waarvan echter gedurende do
surséanco geen gebruik mag worden gemaakt, on waaraan
dus de schuldenaar, zoolang deze duurt, ook geen behoefte
hooft. Art. 232 tweede lid bepaalt danrom, dat, wanneer de
rechtsgedingen blootelijk bot reffen do vordering vnn betaling
eener schuld, door den schuldonnnr erkend, on do aanlegger
«een belnng hooft om vonnis te
verkrijgen, ton oindo rechten
tegen dorden te doen golden, do rechter, na van do erkenning
dor schuld akte to hebben verleend, hot uitspreken vnn het
vonnis knn opschorten tot m\\ hot oindo dor surséanco. Mankt
do rechter van de hem hier toegekende bovoogdheid gebruik,
dan komt do schuldeischer niet in het bezit van «len execu-
torialen titel vrtrtr hy dnnrnnii behoefte knn hebben, mnar

ook zoodra zulk» het goval is.

I)«\' verplfchUng van den schiildennnr tot betalen w.)rdt op-
Koschort, dnareniegen de hnH^en\'lheid to betalen hem niot
<uitiionien. WM wordt «lie bevm-gdheid beperkt door do
Wpnling vnn nrt. 234, dnt gedurende do sursénnco niet anders
U)t beUiling knn worden overgegaan ilan aan allo schuldeischere
ffozamonlyk, in evenredigheid hunner vorderingen. Dit is
volkomen rationeel; wnar de wet aan do schuldeischer« de

-ocr page 642-

544

dwangmiddelen ontneemt, die zij anders te hunner beschikking
stelt, en hen daardoor belet zich zei ven te helpen, behoort
zij ook te zorgen dat allen op dezelfde wijze worden behandeld,
de een niet wordt voldaan vóór den ander.

De schorsing dor verplichting tot betalen betreft niet alle
schulden, [n de eerste plaats is bet duidelijk, dat de surséance
alleen geldt die schulden, welke bestaan op het oogenblik,
waarop de voorloopige surséance wordt verleend. Die, welke
worden aangegaan na dien tijd, natuurlijk met inachtneming
van artikel 230, moeten ten volle worden voldaan, onver-
schillig wat er met de andere gebeurt. Ook kan de schuldenaar
tot nakoming dier schulden worden genoodzaakt door allo
middelen rechtens. Ware het anders, de zaken des schulde-
naars zouden niet kunnen worden voortgezet; immers niemand
zou met den schuldenaar anders willen handelen dan tegen
dadelijke betaling of tegen vooruitbetaling, wat in hooge
mate belommerend zou werken en vele transacties onmogelijk
maken. Het medebeheer der bewindvoerders levert trouwens
voor de oude schuldeischers een afdoenden waarborg, dat niet
lichtvaardig nieuwe schulden zullen worden gemaakt.

In de wet wordt op de gedurende de surséanco te maken
schulden alleen gelet in het aangehaalde art. 284, wimrin
de gelijke betaling van alle schulden uiUlrukkelijk wordt be-
perkt tot de «schulden, op hot oogenblik van de verloening
der voorloopige surséance bestaande". Daarentegen bevat het
voorschrift van art. 231, dat do schuldenaar gedurondo de
surséance niet tot botaling zijner schulden kan worden ge-
noodzaakt, oeno soortgelijke beperking niet. Gewicht mag aan
dit verschil in redactie niot wordon gehecht. Al zweeg art.
234, hot boven gezegde zon toch gelden; de
voorlteUing van
het beheer met medewerking der bewindvoerders sluit nood-
wendig in zich, niot alleen do
bevoegdheid, maar ook dover-
plichliug tot onverwijlde voldoening van alle schulden uit
dien hoofde aangegaan. Uovondion staat art. 234 mot art. 231
in hot nauwste verband; uit du niet-toepasselykheid van het
oersto artikel volgt do niet-toepasselijkheid van het laatste.

Ondor do op het oogenblik van do verloening der voor-
loopige surséanco bestaande schulden zyn er ook eenige, t4)n
aanzien waarvan do surséance niot werkt. Dozo worden op-

-ocr page 643-

545

genoemd in artikel 233, dat aan de werking der snrséance
onflrckl: 1". »de vordering van rijks-, provinciale of gemeentelijke
belastingen, en van waterscbaps-, veenschaps- of veen polderlas-
ten, met de vervolgingskosten » ; 2®. • schuldvorderingen, gedekt
door hypotheek of pand, of bevoorrecht op bepaalde goederen";
3®. »levensonderhoud, door den schuldenaar uit kracht van de
derde afdeeling van den vijftienden titel vnn het eerste boek
van hot Burgerlijk Wetboek verschuldigd •; f. »huren on
pachten •; 5®. , loon vnn dienstboden, werklieden en andere
bedienden*; 6°. »schuldvorderingen wegens noodwondighodon
tot gewoon onderhoud vnn don schuldennar on zijn huisgezin
geleverd gedurende do laatste zes maanden vóór de surséance».

Men boude wel in hot oog, dnt, zooals bovon word aan-
gestipt, do bepaling alleen betrekking heoft op do genoemde
vorderingen, voor zooverre zij op het oogenblik vnn hot
verleenen der siirsénnco reeds bostaan. Ontstaan zij eerst
dnarna, ook dan werkt de snrsénnce wol niot te hnron
aanzien, maar onafhnnkolijk van hot voorschrift van art. 233.

kunnon termijnen vnn levensonderhoud, onverschillig of
bot verschuldigd is uit krachte dor wot, oonor ovoreonkomst
of oonor uiterste wilsbeschikking, van huren of pnchtfïn,van
loon van dienstboden, workliodon en bedienden of van nndoro
in dienst vnn don schuldonnnr stnnndo personen, wolko
vorschijnon nh do vorloi>ning dor surséance, ten vollo wordon
govordord on dos noodig «)p do goodoron van don schuldeminr
Worden verhnnld, niot om art. 233, maar omdat do snrsénnce
t^n aanzien van nA hare vorloening ontstane vorderingen
in hot gohool niot werkt.

Wnt de door hypotheek of pand gedokte of op bepaalde
goodoron bevoorrechte vorderingon betreft, wordt door nrt.
233 tweodo lid nog bopnnld, dat do surséance to hnron
aanzien wM werkt, voor zooverre bij executie blykt, dat zo
"P do verbondon xnnk niot kunnen worden verhaald.

Voor dozo overschiotondo dtnilen wonlon «lo bodooldo
vordoringen concurrente vordoringon en komt dus do redon
te vervallen, welke or toe loi.ldo zo te onttrokken aan do
werking dor suroénnco: hot nan do vonloring vorhonden
recht vnn voorrang bovon niidonï vonloringt)n.

Hot is ook alloon voor hei evontueolo op hot onderpnnd niot

ii

l|aU>i>«*«rr, KAiltiMfNWIiUa»«.

-ocr page 644-

546

verhaalbare deel hunner vorderingen, dat de hypotheek- of
pandhoudende of op eene bepaalde zaak bevoorrechte schuld-
eischers aanspraak kunnen maken op gelijke uitdeelingen, als
door de andere schuldeischers tijdens den duur der surséance
worden ontvangen. Voor zooverre hun onderpand gerekend
kan worden een voldoend verhaalsobject te zijn, kunnen zij
daarnaar worden verwezen.

Ter verduidelijking van het hier gezegde, nemen wij aan
dat een schuldeischer door pand is gedekt. Indien de waarde
van het pand het bedi^ zijner vordering overtreft, zullen
de bewindvoerders de schuld betalen ter voorkoming van
executie, terwijl zij, indien die waarde geringer is, het juist
op eene executie zullen laten aankomen. Heeft nu, alvorens
tot de executie is overgegaan, eene nitdeeling aan de schuld-
eischers plaats , dan kan de i)andhouder niet verlangen daarin
voor het volle bedrag zijner vordering te deelen. Artikel 234,
bevelende dat de uitdeelingen moeten worden gedaan aan
alle schnldeischers gezamelijk, geldt alleen voor de schuld-
eischers to wier aanzien de surséance wèl werkt. Daartoe behoort
de pandhouder niet, die ook juist daarom, als zijno vordering
niet wordt voldaan, tot uitwinning vnn zijn onderpand knn
overgaan. Eerst als hij daarnïi vooreen overblijvend deel zijner
vordering concurrent schuldeischer blykt to zijn, moeten hem
ovor dit restant zijner vordering golijko uitdeelingon worden
gedaan als do andere schuldeischers hebben genoten. Hot is
in het belang van den boedel hierop to letten, omdat de pand-
houder to veel zou ontvangen, indien men hem vódr de uit-
winning van zijn onderpand met de aon do sursénnco ouder-
worpeTi schuldeischors liet mededeelen. Wenscht hij op gelijken
voet als dezen behandeld t<» worden, dan behoort hy, om
dien wensch vervuld te zien, van zyn pandrecht afstand todoon.

In het eerste lid van artikel 233 wonlt nog bepaald, dat de
surséance niot werkt ten aanzien , \\\'ttn reclame en znkelyke
rechten d. w. z. dat vorderingen tot roclamo of tot hond-
having van oon zakelijk recht gedurende den loop der surséanco
tegon den schuldenaar kunnen wonlen ingesteld en dat het
to verkrijgen vonnis tegon hem knn worden tonuitvoorgolegd.
Naast de artikelen 231 on 232 is de bepaling golnnd over-
bodig. Do be<loolde vorderingen strekken niot tot vcrkryging

-ocr page 645-

roim?Mn.\\mjuu\\ vocn

547

van betalintj nit den boedel, al neemt men dit woord in den
ruimsten zin \'). Aan hare toewijzing en tenuitvoerlegging
kan dus niets in den weg staan. Het aangehaalde nummer
is dan ook alleen in artikel 233 opgenomen, omdat in het
overeenkomstige nrtikel 920 Wetb. v. Kooph. onder n". 2

• reclame en andere zakelijke rechten ■ werden vermeld, en in
de weglating daarvan «allicht bet bewijs eener niet bedoelde
wetswijziging gezien zoude kunnen worden •

Hoofdelijke medeschuldenaren en borgen kunnen zich niet
beroepen op de surséance, non een hunner of nnn don hoofd-
schuldenaar verleend (art. 235). Art. 921 Wetb. v. Koopli.
bepaalde dit alleen voor de medeschuldenaren on voor de

• borgen, welke van het voorrecht van uitwinning hebben
afstand gedaan". «Het is 1, merkt de Memorie van Toolichting
op «meer in overeenstemming met de hedendaagsche vor-
keersbehoeften en met het economische begrip van borgtocht
in dezen geen onderscheid te maken. Evenmin uls het nkkoonl,
in het faillissement vun den schuldennur tot stuud gekomen,
mug de snrscunce ton voordoele vun don borg strekken. Do
bedoeling vun den borgtocht brengt juist mede, dnt de borg
pmostoere uls de schuldennur in gebreke blijft\'.

De Rund vun Stuto en, blijkens het Yerslug der Commissie
vnn Rupportours sommige leden der Eorsto Knmer guven
aun hot voorschrift van het Wetb. vun Kooph. de voorkour.
Terecht wees de Regeering in huur Antwoord®) orop, dnt
do borgen, die geen nfstund hebben godnnn vnn hot voorrecht
vun uitwinning, dut rocht vorliozon in geval vun faillis-
sement vun don schuldonuar, nrt. 1869 4". IJnrg. Wetb. Wunr
nu het ophuu4i4>n met betulen, het fuillissement, den borg.

1  nclinfani.. IV, bl. M vlg.; ». n. Fki.t», t a. p.

Mul.»»i,»A*rr, r»iUiM»ia«liU«rl.

iS*

-ocr page 646-

548

ook wanneer hij geen afstand heeft gedaan van het voorrecht
van uitwinning, verplicht tot dadelijke betaling van do schuld,
waarvan in den regel slechts een klein deel verhaalbaar zal
zijn op den boedel, is het alleszins rationeel bij
opschorting
van betaling, surséance, zoodanigen borg evenzeer tot betaling
te verplichten, niettegenstaande hij eerst na afloop van de
surséance het betaalde kan terugvorderen «. » Het zou », meende
de Regeering, »eene miskenning zijn der economische functie
van de solidariteit en van den borgtocht, indien men de
surséance ook ten aanzien van mede-schuldenaren en borgen
liet werken. Beide dienen om den schuldeischer te waarborgen
tegen de nadeelige gevolgen van het feit, dat de schuldenaar,
om welke reden dan ook, op den vervaldag in gebreke blijft
te betalen«.

De taak der bewindvoerders gedurende de surséance
is in het voorafgaande reeds aangewezen. Zij voeren met den
schuldenaar het beheer ovor diens zaken en hebben uit dien
hoofde hunne medewerking, machtiging of bijstand to ver-
leenen bij iedere door den schuldenaar te verrichten daad
van behoor of beschikking over diens vermogen.

Na het verloonen dor doflnitiovo surséanco brongen de
bewindvoerders, telkens na verloop van drio maandon, een
verslag uit ovor don toestand van don boedol. Dit verslag
wordt door hen, ter kostelooze inzage vaneen ieder, nodor-
golegd ter griffie van do rechtbank, die de surséance heeft
uitgesproken of wior beschikking, houdondo weigering der
surséanco, door het Hof is vernietigd. Do nederlegging
gescbiedt kosteloos (art. 229 tweede lid).

Hot loon van dc bewindvoerders en van do deskundigen,
dio bij hot vorloonon der voorloopige surséanco met hot
onderzoek van den boedel wordon belast, wordt door do
rochtbank bepaald. Het wordt, evennls de vorschott<»n van
de bewindvoerders, van do deskundigen en van don gridier
(men dcnko aan do aankondigingen, door don gnfller te doen
ingevolge do artt. 215 tweede lid, 218 vierde lid, 221 tweede
lid en 22G tweedo lid), »bij voorrang voldaan« (art. 239).
Bij voorrang wil zeggen: bij voorrang boven andore schuld-
vorderingen. Het artikel maakt dus dit hmn en* deze ver-
schotten ^tot eerst bevoorrechte schulden op de gj»eden»n vnn

-ocr page 647-

549

den schuldenaarVoor de betaling hebben de bewindvoerders
zorg te dragon.

§ 4. Einde der surseance van betaling (artt. 236—238).

De surséance eindigt door afloop van den tijd, waarvoor zij
is verleend. Bovendien kan zij tusschentijds een einde nemen.

Het rechterlijk collego, dat haar heeft verleend, kan haar
intrekken:

Ä. op verzoek vnn de bewindvoerders of van een of meor
dor schuldeischers:

1°. indien de schuldennnr zich, gedurondo den loop der
surséance, aan kwnde trouw in hot beheer van don boedel
schuldig mnnkt; 2". indien hij zijne schuldeischers tracht te
benadeelcn; 3°. indien hij handelt in strijd met hot voor-
schrift, dat hij zonder medewerking, mnchtiging of bysUind
der bewindvoerders goon daad van behoor of beschikking
over zijn vermogen mug uitoefenon; 4°. indion hij nnlnut tc
doen wat nnar het oordeel van de bewiodvoorders in het
belang van don boedel geduan moot wonlen;

B. op vorzook van de bewindvoerders, vnn eon of meer
dor schuldeischors of van den schuldenaar zolvon, indien
hangende do surséance, de staat van den boedel zoodnnig
is achteruitgegaan, dat hot vooruitzicht is verdwenen op
volledige betaling van nllo schulden bij het eindigen der
sursénnco (art. 236 eerste en tweedo lid).

In de govnilon, onder A. 1". en li. genoemd, zijn do
bewindvoerders verplicht de introkking to vrngen (nrt. 236
dordo lid), overigons hoeft do wot nllos overgelaten nnn het
oordeel der betrokken personen en vun bot rochterlyk college.
Het spreekt ochter van zolf, dnt, nis do feiten, op grond
wiuirvan do intrekking wordt gevraagd, bewezen zyn, «lo
rechter do introkking niot behoort to weigeren, tenzy dio
feiten van zoo weinig boteekonis mochten wezen, dnt zy oon
zoo gewichtigen nnmtregel uls de intrekking der sursénnco
niot rochtvunrdigen. Do minimis non curnt pnietor; hot is
tlezo vrijheid dio do wetgever den rechter heea willen verleenen.

\') Ver«, hol Anlwoonl der Hegeering In het Ver*l.« der Comm. v. voorb.:
IWlnrrtnip II, bl. 107;
T. w Kn.T* II, bl. 4«)»».

-ocr page 648-

550

Indien zij niet zelf het verzoek hebben gedaan, worden de
bewindvoerders en de schuldenaar op een door het rechterhjk
college bepaalden dag daarop gehoord, althans worden zij
daartoe bij brieven van den griffier behoorlijk opgeroepen (artt.
236 vierde lid en 237 tweede lid).

De beschikking, waarbij de surséance wordt ingetrokken,
kan tevens de faillietverklaring van den schuldenaar inhouden.
Zij wordt aangekondigd door den griffier in de
Nederlandtehc
SlaaUcourani
en in een of meer door de rechtbank aan to
wijzen nieuwsbladen (art. 236 vijfde en zevende Hd).

• In den regel zegt de Memorie van Toelichting i), zal bij de
intrekking der surséance tevens de faillietverklaring (rbebooron
te geschieden; zonder uitzondering, als de intrekking gegrond
is op zoodanigen achteruitgang des boedels, dat de baten niet
toereikend meer zijn om de schulden ton volle te voldoen.
Toch is faillietverklaring niet imperatief voorgeschreven, daar
dit punt veilig aan den rechter overgelaten kan worden1.

Een andere van do genoemde geheel afwijkende grond tot
intrekking der surséanco wordt nog in artikel 237 behandeld.
fDe schuldenaar is», naar luid van dit artikel, »steeds bevoegd
van het rechterlijk college, dat do surséanco verleende, de
intrekking daarvan te verzoeken, op grond dat do toestand
des boedels hem weder in staat stelt zijne betalingen te her*
vatten. Op dit verzoek worden do bewindvoerders en de
schuldoischors gehoord of daartoe behoorlijk opgeroepen. —
Dezo oproeping. . . . geschiedt bij brieven door den griflier
tegen een door hot rechterlijk college to bepalen dag».

Ook in dit goval is do rechter geheel vrij in zijno beslissing.
Hij kan do intrekking der surséanco uitspreken, maar is
daartoe nimmer verplicht. Omdat de surséanco con maatregel
is zoowel in hot bolang dor schuldcischom als van den
schuldenaar, rust op don rechter de taak, bij de beoordeeling
van hot verzoek tot intrekking niet alleen op dc wenschen
en belangen van den scliuldonaar te letten, maar ook met
do belangen van dc sehuldeischcrs te rade te gaan. Hy zal
hot verzoek moeten afwijzen, niot alloen wanneer
niot duidolyk
blykt, dat de toestand des boedels verbeterd is, maar (K>k
wanneer bcnadeeling der schuldettchers van du intrekking

I) Ikltnbnt« I, bl. 17t; v. o. Fzltz II, bl. SW.

-ocr page 649-

551

te duchten. Dat terstond na de intrekking allo schulden
volledig zullen worden betaald, wordt niet gevorderd.
Voldoende is, dat de betalingen kunnen worden hervat,
■ immers tusschen den schuldenaar en de schuldeischors kan
eono regeling zijn getroffen, welke den schuldenaar van de
dadelijke volledige betaling zijner schulden ontheft, juist ten
einde bom het bervatten zijner betalingen mogelijk to makon.
Daar echter bij deze regelingen de meerderheid de minder-
heid niet bindt, moeten na intrekking der surséance de niot
toegetreden schuldeischers ten volle worden voldaan. De
schuldonaar, die dit naliet, zou zich blootstellen aan eene
vordering tot faillietverklaring, welke onder dezo omstandig-
heden allicht zou moeten wordon toegewezen.

Bij do bohandoling dor wot in do Tweede Kamer bleek
tusschen den Minister van Justitie Suinr on do Commissie
van voorbereiding groot verschil van meening to bestaan over
do vraag, of do surséanco eindigt mot den dood vnn don
schuldonanr. Do lodon dor Commissio wnron van oordeel, »rdot
het uit den aard der zaok volgen zoudo, dat bij overlijden
van don schuldenaar do surséanco vnn botaling vnn zolvo
komt to vervallen » \'); do Minister daarentegen kon dit niot
inzien. Ten oindo do quaostio uit ie makon, stoldo do Commissio
als anmndomoni voor, achter art. 221) (= nri. 236 dor wot),
to doon volgen een niouw nrtikol: « nrt. 22\'.) Do surséance
eindigt mot don dood van don schuldenoor No verdediging
door drio lodon der Commissio (do
H.ll. Tkavaouno, Bkvkbs
on llAUToun; on bestrijding "door don Minister word hot
amondemoni verworpen mot 18 togon 19 stemmon.

Do wei noemt dus niot don dood van don schuldennar als
oon oorzaak, waardoor de sursénnco oon oindo noemt. Indien
dnaronj mag wordon aongononion, dot do surséonco voortduurt,
blijft toch do vroog gepost, hoo hot nu moot g«nn. Voel zal
olhongon von do houding, dio do orfg»Mmmon aannomon.
Wordt door hon ile erfenis zuiver nanvaord, don is hot
antwoord nioi niooilijk. Zuivere aanvnarding zal nioi voorkomen,
als do orfgonamon nioi in stoot on niot van zins zyn do
schuldon von don erflater ie botolon. Zij kunnon dus, als zy

-ocr page 650-

r.551

.-..JÇO/

M". J. KRUSEMAN.

Q/fmù/fi(/at»,.....

KelzengrachI 043.

7-

-ocr page 651-

654

\' r ^

. y

— -----« ___

^^^ r

-ocr page 652-

t

7

y

r

QJX^

r

-----

.

-ocr page 653-

552

aan de surséance een einde wenschen gemaakt te zien, den
weg volgen in art. 237 aangewezen.

Aanvaarden de erfgenamen onder voorrecht van boedel-
beschrijving, dan zal de vereffening van den boedel, die van\'
deze aanvaarding het gevolg is, onder toezicht en medewerking
van de bewindvoerders moeten geschieden. Het wezen der
surséance verzet zich hiertegen niet. Minder juist is bet te
zeggen, dat de surséance niot vereffening maar voortzetting
van de zaak wil \'). Deze uitspraak is veel te absoluut. Surséanco
is niet anders dan opschorting vau de verplichting tot be-
taling. In den regel zal zij wordon gevraagd om de voort-
zetting der zaak mogelijk te maken; zij kan echter evengoed
dienen om een geregelde, niet overhaaste likwidatie te ver-
zekeren. Surséance en aanvaarding onder voorrecht van
boedelbeschrijving sluiten elkander dus geenszins uit.

Ten slotte het geval, dat de erfgenamen verwerpen. Hot
valt niet te ontkennen, dat do gang van zaken daardoor
bemoeilijkt kan worden. Maar ni\\ verwerping door hen, die
in do oorsto of oene latoro plaats tot do erfenis goroopon
waren, zijn or toch altijd weer andoren, dio nu geroepen worden.
Er is dus altijd oon erfgenaam, in don zin van oen tot do
erfenis gorechtigdon of geroepen porsoon, wiens moiluwcrking
tot hetgeen in hot belang van den boedel godaan moot wordon
door do bewindvoerders knn worden gevorderd. Verklaart do
erfgenaam zich to willen beradon, ook dan behoeven do zakon
niet gohool stil to staan, «laar artikel 1073 Burg. Wetb.
voldoende vrijheid tot handelen laat. Do bewindvoerders zyn
eindelijk de aangewezen porsonon om in het ongetwijfeld
oxcCl>tionccIo geval, dat do nalatenschap onbeheerd bloof, tot
curators over de nalatenschap to worden benoemd.

Zoo is hot voortduren dor surséanco m\\ den dood vnn den
schuldenaar in geon geval onbestaanbaar lo achten of onvor-
oonigboar met do bopalingon betreffende du l)ohnndoling vnn
nnhilenschappen en het nMjht dor erfgenamen.
l)esno<Klig
kunnon de bowindvm\'rdors allen tijde kmchUms art.
230
oerslo lid 4". de intrekking der surséance vor«oeken, nU, wal
nnnr hun oordeel in hot belang van den boo<lel behoort U«

Zie de uuigehMlde nx)« nn d«n boer ItKVKim.

-ocr page 654-

MOLENGRAArF-II.STiTüóT VüGR J-KiVAAfRECHl

553

worden gedaan, door het stilzitten of anderszins van do
erfgenamen ongedaan mocht blijven. Voor de schuldeischers
kan het voortduren der surséance uit den aard der zaak
nooit anders dan een voordeel zijn; zij vinden daarin een
waarborg tegen verkeerd beheer en verslimmoring van den
boedol.

Het verzoek tot surséance knn uitloopen op eene failliet-
verklaring, do introkking der surséance kan vergezeld gaan
van faillietverklaring, of wel de faillietverklaring kan de
afwijzing van bet verzoek tot surséance, de intrekking of
den afloop der surséanco als hot ware op den voet volgen,
in al die gevallen schoen het wenschelijk eeno voorziening to
troffen omtrent de berekening van de termijnen, vermeld in
de artt. 43 on 45 (over de nietigheid van handelingen woor-
door de schuldeischors benadeeld zyn on van schenkingen).
Uit dien hoofdo wordt in art. 238, op hot voetspoor van
art. 923 Wetb. v. Kooph., bcpuald: »Indion do failliot-
vorklaring wordt uitgesproken overeenkomstig eono »lor bo-
palingon van dozen titel (ovor surséanco van bettiling) of wol
binnen ééne maand na do afwijzing van hoi verzoek tot
surséanco of nn do introkking of den afloop van do surhéonco,
wordt hot tijdstip, woarop do tormijnon, in do artikelen 43 on
45 vermeld, nnnvongon, berekend van don dog of, wnnrop do
indiening vnn hot vor/ook tot verleening vnn surséanco is
bekend gomnnki*.

Hot tweede lid van dit nrtikol bopnali voorts, dot in de
hior aangeduide govallon van fnilliotvorklnring do curator do
bevoegdheid uitoefent, in hot twoodo lid van urt. 230 aun
do bewindvoerders toogokond, m. u. w. indit»n in du uun hot
fuilliHScmoni voorufgognno sursénnco door don schuldonnur is
gohundold zondor modewoiking, nmchiiging of bijsinnd dor
bewindvoerders, kunnon do curators in hot fuillissemont zich
op de nietighoi«! dior bundeling boroopon en nlsnog doon, wut
vereischt wordt, om den boodol todiorzukoHchudeloos te houden.

Door dozo voorschriften is oon behoorlijk verbond gologil
tusschon do sursénnco on eon onmiddollyk, <»f na zoor kort
iydsvorloop, doarop volgend faillissomunt.

-ocr page 655-

mllu - (i^xloe^\'t^knmjL^\'tcJ^c

//J

à-

Mr. P. H. LOEFF,

Advocaat en Procureur,
\'8 HERTOGENBOSCH.
Kantoor Hinthameratraat P
4.

-ocr page 656-

ylw^hfi\'ui^ JuAÀCOtA (^ùû/iàiAAU, .ïi^U*^pi

/lA/tc^(Tff^/fiu^ Mc^à^i^iiaoô
/y^t/ùu. -^eA^icUsl it^
.

^Ajii/^Z, ;

^Oi^AXtXiAj^ A^inju AAA^L^^ CJL. U J^^/tvt.

^^ ÂluinL^iAPtyuoÙ^ ^Ot^cé^ c/^ tt^ £Ac -

xxjt(P^/ui^/Ù. j/cc/e*^ ^v-./vr/ti^l

(S(t M^t^oJù^U^ ; /MIÄ. \'

/ ^ / \'

^/VïïfVhCAA.dL ^

Àotdtl, ufocL/va^ ^ GAtcMei^, UÀA{ ^t/yroiuu^

/UUJBC* i)tjfcJ>l/Diti^, ^ I^AXO^JH^^ UAJLM^/HajL.^
i
/ . .

/

Y

y

.Uuî ùOi^ f
f\'

\'\'dtJA M AmhßJf, M.

-ocr page 657-

/JAÂJL)/.tL^ Anr/vii/u^i^u/Â^et^^

// ^m. M P

"LiJ^ u/c du t*X

-»-A- .^^^aM^I

-ocr page 658-

, ci.t y

/ /

y

^cjc/, ^-^^n/ f90 r

- J-

Mr. P. H. LOEFF,
Advocaat en Procureur,
•s HERTOGENBOSCH.
Kantoor Hintharacrstraat F 4.

-ocr page 659-

h-i \'-f

/

/ ✓ y

t\'Ai ^ K?

y

/ / /

f

/.^.jy

/ / y y y

/

é^t^\'tyy € c,» tt.cc. ^
/
u*. k

-ocr page 660-

V / ^ / ^

y

e//t^ y Z X

rj^t-^f f cé- iii^ ^ tJ f \'
^ / / / / ^

af/Ct^t /tJJ^ ^ y vy / ^fy/

£4 •V>

-ocr page 661-

IST ASCKLKIFT.

Gedurende de zeventien maanden, verstreken sedert baar
inwerkingtreden, beeft de ï\'aillissementswot niet tot eene
eenigszins omvangrijke jurisprudentie noch ook tot eene
uitgebreide literatuur aanleiding gegeven.

meeste beslissingen betreffen de bloot feitelijke vraag,
^ \' of de schuldenaar in den toestand verkeert dat hij heeft opgc-

houden te betalen, en zijn daarom van weinig beteekenis.
Toch zijn naar aanleiding van artikel 1 ook eenige punten

fnf

U. yCiTi^.

van meer algemeen belang beslist. Zoo werd door het Hof tc
Amsterdam, in strijd met het gevoelen van dc Itechtbank to
Amsterdam, die in hare beschikking van 10 Nov. 1896 (II\'.
n". 6911)
ophouden ie brfnien had omschreven als het tßiiHen
ataal gijn ie hrialen^
bij beschikking van 2 Dec. d. a. v. (IF.
a. n.) terecht aangenomen, dat zoowel uit do woorden als
uit do geschiedenis van art. 1 Faillw. volgt, dat de (wrzaak
der niet-botaling to eenenmale onverschillig is. Mon verg.
hierboven bl. 76 vlg.

Iferhaaldelijk kwam de vraag ter sprake, door ons op
bl. 99 vlg. behandeld , of faillietverklaring kan worth!n uitgiv
sproken als slechts van één schuld de niet-betaling wonlt
luingotoond. De Hooge Ilaacl overw(M>g daaromtrent by beschik-
king van 13 Mei 1897, ir. n**. 6976: «dat het niet-betnlen
van eene enkele schuld slechts dan een toi>stand vnn
ophon-
ding van betaling aanwyzen kan, wanneer hei W(*gens du
omstandigheden, waaronder de niet-betaling van die schuld
plaats heeft, te verwachten it, dat de schuldenaar ook tegen-
over zijnu andere schuldeiichcrs xync veridichting tot Ixftaling
niot zal nakomen«. Op dien gnntd
wi«nl een arro«t von hot

ÉÜ

-ocr page 662-

555

Hof in den Bosch van 6 April 1897 {Whbl. voor Not.-amht en
Reg.
n®. 1429) bevestigd, waarbij een vonnis van faillietver-
klaring werd vernietigd, omdat als niet betwist tusschen
partijen moest worden aangenomen, dat de faillietverklaarde
geene andere schulden had dan die, op grond van welker
niet-betaling het faillissement was aangevraagd. Het Hof
overwoog daarbij, dat het vereischte van de artt. 1 en 6
Faillw., dat de schuldenaar verkeere in den toestand van te
bobben opgehouden te betalen, iu het licht van de geschiedenis
dier wet beduidt, »dat or samenloop van naar bevrediging
zoekende schuldeischors moet zijn en noodzakelijkheid van
gelijkmatige vordooling tusschen hen van hot door hot faillis-
soment in beslag genomeu vermogen van den schuldenatir*.

Hot Hof in den Haag, boschikking van 30 Sept. 1890,
vorn, do boschikk. van do Rechtbank in den Haag van 11
Sopt. 1890, ir. n». 0809, was daarentegen van oordeel, dat
uit art. O Faillw. niot kan worden afgeleid, dat hot bostimn
van meerdere schulden steeds eon voroischte zou zijn voor
hot verkeoron in don toestand van opgehouden to hebben
mot betalen, maar dat ook hot niet-botalon van ééne schuld
kan plaats hebben onder omstandigheden die aantoonen, dat
do schuldenaar in dion toestand verkeert. Juister werd dezo . jO

zionswyRo door do Rochtb. to Rotterdam in de beschikking ^ ^

van 10 Doe. 1896, l\\ v. J. 1897 n". 50, aldus geformuleerd, ^^^ a/^^/J.
f/t^^Zfriii^^A. dat do AiumUy/ het bestaan van inoonlere schulden niot ^ ^
*
M y/,.,^ bohoea dan ie ioonen. f^\'jCfiS.

Mooriualoii word dan ook, naar ons voorkomt torecht, het
bestaan van den door de wet gevorderden toestand aangenomen
op grond van de omstandigheden, waaronder de niet-betniing
vnn één schuld plaats had; mon *io do beschikkingen vnn
hot Hof to Loeuwnrden vnn 16 Sopt. on 7 Oct. 1896, H\'. n».0876;
van hot Hof
Amsterdam van 16 Dec. 1890, ir. n». 7003; «»••

vau het Hof te Arnhem van 3 Mrt. en 12 Mei 1897, ir. ^

n". 0962 en 0983. Toch schijnt «lezo opvatting niot algemeen _

to uui^Ä grtdoold, en d«»or sommigo rochtbnnken vnn don-
geno, ^PPiot faillisHoment aanvmngt, nog hot bewijs te worden
gevonlerd, dnt do schuldonnnr ook nndero opoischbnro
schulden niet botnnldo; nithans daarover wonlt goklangd
door den hoer Wui.rsoH in M\'. n°. 7068.

-ocr page 663-

556

Een andere vraag, waartoe art. 1 der wet aanleiding beeft
gegeven, is deze, of bij één verzoekschrift de faillietverklaring
van meer dan één schuldenaar kan worden gevraagd. Door
de Rechtbank te \'s Hertogenbosch was niet-ontvankelijk ver-
klaard de vordering tot faillietverklaring van zeven personen,
welke, omdat deze personen in onverdeeldheid waren, dezelfde
baten bezaten en hun vermogen één boedel nitmaakte, bij één
verzoekschrift was gedaan. Het Hof bevestigde deze uitspraak,
bij beschikking van 9 Febr. 1897, W. n°.6938, «daar de wet
in artt. 1 en 4 uitgaat van de stelling, dat elke faillietver-
klaring wordt uitgesproken op een verzoekschrift en zulks
terecht, daar tengevolge van de verschillende behandeling in
geval van het niet hooren van den schuldenaar en van het
mogelijk ver/et van schuldeischers en belanghebbenden, bij
de stukken van elk faillissement het daarop betrekkelijk request
behoort*. Uit de toelichting van hot verzoekschrift in hooger
beroep bleek evenwel, «dat de requestranton bedoelen eeno
faillietverklaring van eene groep meerderjarige en minder-
jarige personen, die allen gerechtigd zijn in tweo nalaton-
schappen, welke onverdeeld zijn en met schulden bezwaanl,
ter zake van welke schulden dezo faillietverklaring wonlt
uitgelokt«. Ook dit achtto hot Hof nict toi^elaten, «O. dat
nergens in de wet de bevoegdheid verleend wordt om het
failHssement van dergelijke groep by ééne beschikking uit to
lokken, terwijl de Faillissementswet uitgaat van hot denkbeold,
dat slechts één schuldenaar, ééne vennootschap, één zodelyk
lichaam, ééne nalatonschap wordon failliet verklaard, hetgeen
bijzonder uitkomt by do regeling vnn de bevongdheid in nrt.
\'i
der Faillw., welke regeling uitsluitend op dio éénheid gegrond is\'.

Mot moer recht dan hot Hof beriepen zich, naar ons voor-
komt, de verzoekers op art. 2 der wet, aanvoerende, «dat er
nimmer bezwaar is gerezen tegon do faillissoments
-aanvnigo
van verschillondo vennooten oener handclsvennoot«chnp, by
•ïén rc<|uest, ook al hadden zy, bohalv«) do schulden der
vimi-
noot«chap, rospoctievolyk verschillendo individueelo schuld-
oischors*. Inderdnnd is er in gevnl vnn faillietverklaring eoner
vennootschap ondor firma niot één faillissomcnt, maar zyn or
t<ui minsto xoovolo vorschillendo faillissomonton aU or ven-
nooten zijn, hetzij men mot ons aanneemt, dnt »hot faillissomcnt

^ -j

-ocr page 664-

557

der vennootschap • slechts eene verkorte uitdrukking is voor
• de faillissementen der vennooten", hetzij men een faillisse-
ment der vennootschap als zoodanig aanwezig ncht, dnar toch
door hen, die deze opvatting voorstaan, algemeen wordt
aangenomen, dat het faillissement der vennootschap het fail-
lissement van ieder der vennooten in zich sluit en met zich
brengt. Zooals wij, hierboven bl. 89 vlg., betoogden, vindt de
eerste meening steun juist in art. 2 derde lid der wet, waorin
gesproken wordt van de faillietverklaring van i> vennooten
ondor eene firma», niet van »eone vennootschap onder oeno
firma". Maar hoo dit ook zij, dit staat vast, dat vennooten
onder eeno firma plegen failliot vcrklaord to wordon op één
verzoekschrift en bij édne beschikking. Waorom, vragen wij,
zou dit niot kunnon geschieden ook ton aanzien van nndoro
schuldenaren?

Hot formeele bezwonr, door hot Hof opgeworpen, schynt
ons niot vnn botookonis to zyn. Wnnnoor dozelfdo rechter
bevoogd is ovor de verschillende fnillietvorklnringon te oor-
deolon, ten nnnzion vnn do vorschillondo schuldenaren dezelfde
«orznnk vnn failliotverkinring bestnnt, on een gemeonschnppo-
lyke bnnd, in hot onderhavige govnl: hot
modo-orfgonnamschap,
ben allen verbindt, kunnon, door op verzoekschrift bij
é\'^ne beschikking de fiiilliotverklnringon nit lo sprokon, nutte-
loozo kosten on noodoloozo omslng wordon vermeden, o i.
oon voldoondo roden nldus te hnndelon, nu do wot hot niet
verbiedt.

Eon pnar nmlon dood «ich do vnmg voor, hoo gehnndold
moet wordon, als do schuldenaar ondor enrateolo sU»nt. Hij
beschikking vnn 18 Nov. 1896, ir. n» 6898, besliste do Kb.
U\\ Zwüllo,opdo vordoring tot fnilliotvorklnring vun don cuniUir
\'|<|. ovor oon wegens zwakheid vun vermogens op eigen verzoek
ondor eumtoolo gostoldon schuldonuar, dut »oon wottolyko
vortogonwoordigor (oons schuldonuars) qq. niot kun wordon

vorklnnrd in nUxni vnn fuillissemont on hot ondorhnvigo verzoek

Uit fnilliotvorklaring ton onroi-hte togon don curutordos schulde-
naurs in pluots von U>gon dozon zolvon is gericht ^ Anders
oortleoldo do Ub. te \'s Hortogonbosch, die bij beschikking vun

•t Dec. 1896, ir. n» 6905, xoowol don curator ovor don wegens

verkwisting ondor curatoolo gost^ddon schuldennar, in «yno

-ocr page 665-

u>

QiAJt«- t/*.

558

hoedanigheid, als dien schuldenaar zelf, in staat van failhs-^^^^ ^^
sement verklaarde.

De Procureur-Generaal bij het Gerechtshof in den Bosch
vereenigde zich geheel met deze beslissing, wat den curator
betreft. Alleen deze, niet ook de curandus, behoorde z. i. te
worden failliet verklaard, omdat de laatste, al moge hij
de schuldenaar zijn, rechtens onbevoegd is zijne schulden
te betalen en derhalve, zoolang hij onder curateele is gesteld,
nimmer kan geraken in den toestand van op te houden te
betalpn, terwijl daarentegen de curator
verplicht is de schulden
van zijn curandus uit diens vermogen te betalen en
al* zoodanig
schuldenaar is. Het Hof daarentegen besliste in denzelfden
zin als de Bechtb. te Zwolle. Bij arrest van 29 Dec. 1896
(ir., a. n.) werd het vonnis a quo, voor zooveel betreft de fail-
lietverklaring van den curator qq., vernietigd.

Bij het oorspronkelijke verzoekschrift was gevraagd dc fail-
lietverklaring van den curandus en voor zooveel noodig van den
curator qq. Opgeroepen om gehoord te worden was de curator;
voor hem was een gemachtigde verschenen, dio namens hem
uitsluitend tegen zijno faillietverklaring opkwam. Toen nu,
in hooger beroep van het vonnis der rechtbank, ophofTing
word gevraagd ook van do failliotvorklaring van don curandus,
achtto het Hof dit beroep niet ontvankelijk, omdat de curandus
door do rechtbank niet was opgeroepen on niot gehoord,
daar de curator qq. den curandus te dezer zake, zonder
specialo machtiging, niet zou kunnen vertegenwoordigen. De
curandus had dus van het middel van verzot, niot van het
hooger beroep, gebruik moeten maken.

Tegen dezo uitspraak voorzag de curator zich in cassatie, *

mot dit gevolg dat do ll»>ogo Haad by arn^t vnn fi Fobr.
1897, IK. n» 6925, hot arrest van het Hof, wat dit punt
betreft, vorniotigde mot terugwyzing der zaak naar hot Hof.
De Hooge Rtuid overwoog, dat, volgon)t de artt. 506 en \'Vil
Burg. Wetb. de curator in alle burgerlyke handelingen den
onder curateele gonteldo vertegenwoordigt, en dit vo(»r!»chrift
van (lees: , nu) de FaillissoroontAwut niot anders ))epaalt,ook
moot gelden, waar een ontler curateide gtNitelde overiNjnkomstig
de artt. 6 en 8 der Faillissementswet wordt opgeroepen en
gehoord; dat dus do oproeping en hot verhoor vnn don curator

tm

/-/.^ —Ié tM Oei

\'1"

fi\'

Ui.C ijr

-ocr page 666-

559

18 de oproeping en het verhoor vnn den wettehjken vertegen-
woordiger van den onder cnmteele gestelde, die slechts door
zijn curator knn optreden, en het ook niet ter zake afdoet,
dat de gemachtigde van den curator alleen
dient verdediging
tegen de aanvraag vnn
dien$ faillietverklaring heeft voor-
gedragen, omdat dit niet wegneemt dat de curator is gehoord
en het verhoor van den cumtor
scmu legi* is het verhoor
vun den onder curateele gestelde, welke ook de defensie
moge zijn die de cumtor heeft gevoerd

Het Hof bevestigde alsnu, 2 Mrt. 1897, het vonnis der
rechtbank voorzooverre daarbij de curandus werd failliet
verklunrd, terwijl het beroep in cnssatie tegen dit arrest
werd verworpen, bij arrest van den Hoogen liuad van 2
April 1897 (ir. n". 0950), onder meer op grond, dat »de
schuldenaar, die heefl opgehouden te betalen, niemand anders
is dan de onder curateele gestelde zelf, en dat, al is hot de
cumtor, die feitelijk de betalingen voor hom doon moet, die
betalingon niet anders door den cumtor voor hem wordon
gedaan of geweigerd dan als vertogenwoordigende den curnndus
en nis beheorder vun diens vermogen

Do door don Hoogen Ilnud uungenomon opvutting uchten
wij de juiste. De curandus, niet de curator, is de sehuldenuni,
de curandus betuult, als de curator in zijne hoedanigheid,
dus voor on namens hom, betaalt. Het is te doen om de
inbeningneming en uitwinning vnn ty» vermogen. Tegen hem,
niet tegen den curator, gunt de executie. En wnt de practischo
zijdo der qunestio betreft, do bezwnron, welke, nis de curator
fnilliot verkhiunl wordt, ontstnnn in gevnl vun overlijden vun
den curator of van den curandus of vnn oi>hefling der cnmteele,
zijn vrij wat gewichtiger dan do moeilijkheden, die, bü
failHotverklaring van den curandus, kunnen voortvloeien nit
l«ot nanst elkander werkzaam zijn vun den cumtor over den
curandus un den cumtor in diens fnillissement. De procureur-
genemnl by\' hot Hof meende, dnt do eerstbedoelde bezwnron,
door eeno faillietverklaring, \'t zy vnn den niouw benoemden
curator, \'t zy van den gewezen
curnndus,goree<loIijk kunnen
wordon «mdervnngen. DnnrnuMle is echU»r het eerste faillisse-
ment niet uit do woreld, Uuizy men dun curandus als den eigen-
Jijkon gefaiUwnlo
beschouwt; mnar dAn mug w.nnr gevraagd

-ocr page 667-

560

worden, waarom men dit dan ook niet in de faillietverklaring
zelve zou mogen uitdrukken. Overigens is het duidelijk, dat de
curator over den curandus diens vermogen tot beheer en
beschikking aan den curator in het faillissement heeft af
te geven, evenals de gehuwde man het beheer en de beschik-
king over het vermogen der huwelijksgemeenschap en over
het eigen vermogen van zijne vrouw aan den curator in haar
faillissement heeft over te laten. Juist omdat de curator over
den curandus te dezen de plaats moet ruimen voor den
curator in het faillissement, kunnen eigenlijk gezegde con-
flicten niet voorkomen. Toch ware het niet ondienstig bij
eene eventueele novelle op de Faillissementswet enkele
artikelen dier wet, met name artt. 91, 105 en 116, op den
wettelijken vertegenwoordiger van den gefailleerde, immers
diens voogd of curator, van toepassing to verklaren.

Buiten de artikelen 1 cn 6 gaven slechts enkele andere tot
jurisprudentie aanleiding. Vermelding verdient hier nog slechts
een vonnis van de rechtbank te Winschoten van 17 Maart
1897, \\V. n*. 7085, om de verstandige toepassing daarin
aan artikel 51 gegeven. De eischer, dio oen beroep doed op
schuldvergelijking, bad niet ontkend dat hij,
vóór do over-
dracht aan hem der vorderingen op den gofailleordo, welko
hij in vergelijking wilde brengon met zijn schuld aan don
gofailleordo, ree<ls wist, dat do schuldenaar zijno betalingon
had gestaakt on pogingen worden aangewend door do familio
om met do crediteuren een minnelijk akkoord to treiTen, zoo
dat «bij ook kon weton, althans kon vermoeden, dat, go-
bourde.er niet iots buitengewoons, iodor oogenblik (do schul-
denaar) zich failliet zou goven, althans dions faillitsement
zou «ronlen aangovraagd*. Uit do omstandighedenwaarvan
do overdracht vergezeld ging, leidde do rechtbank nader af,
dat do overdracht klaarblykolyk heoft plaats gehad mot hot
oog op hot dreigende faillissomont, om, ten kosto der andere
croditouren ann do overdragende crediteuren (j. en B. en
waarschynlijk ook aan den cessionnris eon voordooi te bezorgen.
irO.*, lezen wy verder, »dat do wetgever, waar hy ten beboove
van croditouren, dio te goeder trouw zyn, in hetfatllissement
hot coropentatiorocht uitbreidde, blykons do goschied\'enis van
artt. 54 en 55 dergolyko handelingen heeft willen voorkomen;

-ocr page 668-

561

Memorie van Toelichting, Belinfante I, bl. 97 vlg.; Verslag
der Commissie van voorbereiding, Belinfante II, bl. 74 vlg.;

»0. dat, wil men aan art. 54 eene engere uitlegging geven
en, zich vastklampende aan de letter der wet, bet alleen toe-
passen waar althans bewezen is, dat een bepaald persoon de
faillietverklaring besloten had aan te vragen en de anderen
dat wisten, doch niet in een geval als het onderwerpelijke,
waarin cedent en cessionaris met bijna absolute zekerheid
konden weten, dat eene faillietverklaring voorde deur stond,
het doel, waarmee dit artikel in het leven is geroepen, zeer
zeker zal zijn gemist, daar moeilijk kon worden tegengesproken,
dat de verdachte handelingen, die dc wetgever heeft willen
verijdelen in den regel plaats hebben onder omstandigheden
als zich hier hebben voorgedaan *.

üit deze overwegingen blijkt, dat de rechtbank de woorden
van artikol 54: »terwijl die schuldenaar of schuldeischer wist,
dat de faillietverklaring... aongevniagd zou worden», aldus
opvat, dat daardoor niot mdér wordt gevorderd don do algo-
moono wetenschap, dat eene aanvriïgo tot faillietverklaring
niet langer kon uitblijven, immers elk oogenblik kon worden
verwacht, hot besef dat de schuldenaar, zooals men het
uitdrukt, op het springen staat.

Een vool boporktere beteekenis wordt non dezelfde woorden
toegekend door het llof to Leeuwarden, dat by arrest van
29 December 1897, H\'. n». 7069, het vonnis dor rechtbank J^\' \'
vernietigde. Hot Hof vordort op grond van do geschiedenis
van artikel 54 de speciale wetenschap, dat een bepaald
persoon heeft besloten do aanvrage te doon, do bokondhoid
mot hot feit i
.H)ner voorgonomon faillissementsaanvrage.

Bovon do moor letterlykeon formeele uitlegging vun het Hof
schijnt ons do ruimo opvatting vun de rechtbank de voorkeur
te verdienen.

Zeker, het stuut vast, dat in hot ontworp der Stuuts-
commissio in urtikel 54 word gelezen: »terwyl die schnhh»-
nuur of schuldoischer wist of kon weton dut do gefailleerde
zijne beUUingen gestuukt hud-, en in hetgolijknumigeurtikel
.van lujt uun don Ruud vun Stuto toegezonden Regeerings-
ontwerp: »torwyl die schuldonuur of schuldeischer wist

dut do gefuilleorde zyne betalingon gestuukt hud», ulsook

36

Uouuio«A*rr, ralltlM«m«»U«ifl.

-ocr page 669-

5G2

dat naar aanleiding van de opmerking van den Kaad vau
State, dat hier in afwijking van een hoofdbeginsel van het
wetsontwerp aan de staking der betalingen rechtsgevolgen
waren verbonden en aan het vonnis van faillietverklaring
eene zekere terugwerkende kracht toegekend, door den
Minister, onder erkenning dat de aangewezen afwijking niet
gerechtvaardigd was, de in de wet overgegane redactie is
voorgesteld \'). Toegegeven moet voorts worden, dat daar-
door het verbod van schuldvergelijking binnen enger kring
is beperkt, beaamd dat uit de geschiedenis duidelijk blijkt,
dat het voor de toepassing van het artikel niet voldoende
is, dat de schuldenaar tijdens het overnemen der vorderingen
wist, dat de gefailleerde zijne betalingen had gestaakt.
Maar de rechtbank heeft ook in haar vonnis do wetenschap
van de staking der betalingen niet als voldoende beschouwd.
Waardeering van alle omstandigheden, waaronder do over-
dracht der vorderingen had plaats gehad, loiddo haar tot
dc conclusie, dat do eischer
méér wist, dat hij wist, althans
kon weten, dat dc toestand van dien aard was, dat oeno
aanvrage tot faillietverklaring niot kon en niet zou uitblijven.

Op grond dus van verschillendo vermoc<1on8 nam zij hot
bestaan der door bot artikel gevorderde wetenschap nan.

Wanneer men nu verder bedenkt, dot het dool vnn hot
artikel, — dot stoods is geweest en ook n& de daarin ge-
brachte wijziging is gebleven, kwade proktijkon , berooving
vnn den boedel, t^jgon to goon, on togon zeggolyk boter wordt
gediend door do opvatting van do .rochtbonk, don door die
van het Ilof, dot \'s Hofs uitlegging von don cumtor «
hmi
bowijs vordert, dot zoo ooit niet don uitorst zelden *ol
kunnen wordon golovord, on dus feitelyk hot artikel *oo
go«*d als onbruikbaar maakt, dnn scbynt do kouxo tusschon
do beide uitloggingen niet mooilyk.

Wy althans «ouden hot toojuiehen, indion do wut st4H»ds
werd uitgelegd on toogepnst in don pmetischon «in, waarvan
do rochtbank to Winschoten in hot aangehnaldo vonnis blyk gitf.

•) Zio ll«linfiinl« II, bl. liW «n «11; v. o. Fsm I, bl. m.

-ocr page 670-

673

a rcRel i;j v. o. Rfnnt: bl. 4:i—49, lees: bl. 43—69.
5 „ 13 v. b. Voeg bij: „en een o|wtol van Mr. Lod. S.

Boas, in TAemit 1891, bl. 580—(JOT."
18 regel 1 v. b. moet vervallen: »lijk",«.
24 noot »). Voeg bij: „Amlers: Hof »len Hting 19 Oct. 1890,

/r. no. r,890."
59 regel 10 v. b. «tnat: licl, leen: he/.

09 „ 2 v. b. Verg. v. Bosrvai. Fauuk, art ncdcrlaniitehe
nnrgerlijk Vrotxnccht, «II. I, :j« ,lr , bl. 438 v.; Mr. W. vax
Rohskm Br.N., het N«drrla»(twk H\'ethoek mu ItHrffcrlijkr Itrcktt-
rori/crùiff rerklaard^ <11. I, bl. 190.
88 regel 4-6 v. b. Voeg bij: „Ken voorbceM levert Hof Amiitcr-
«Inm 19 Nov. 189G, //\'. n». 0901."

Bl. 88 regel \'JO v. b. Zic Hof AmMenlitm 8 Dec. 1890, //\'. n». 7()():i.

Bl. 99 „ 8 v. 0. .Men cumivecro «I« woonlen: „niet* nmlcm".

Bl. 1(K) „ 8 V. b. Htnal: fAÎlliwiomentjtWlnng, Iccu: fnilliiwcnientj«»
Iteilag,

Bl. KK) regel .1 v. o. (van .len teknt). Zio Hoogo liiui.1 8 Jnn. 1H97,
bev. Hof Am«ler.lnm 2 Dcc. 1890, /r. no. 0911.

Bl. IO:i noot •). Zie A. Txia .ket üpenhanr Minuterie im kef burgerlijk
geding,
in Tkrmu 1897, bl. 348 vlg.

Bl. 107 rpgei j; tcknt). Men voege in: „Het Open-

baar Mininterie komt in hooger beroep bij monde vnn «len
Procarour-(ïrncmnl bij het (terechtahof. An<lcni lincht hien)ver
«lo ofllcier vnn jnatitio to AmMenlnm, «lie, 13 Nov. IH96,
by het Hof to AmMenlnm oen vpriockHchrifl in«lien«lo tot
to-niet-<Ioening vnn ile beaohikking «1er recbtlwnk, wonrby eeno
ilvor brm goreqnin\'pnle fnillielverkUring wna gewelgenl. Zic
Huf AmHtcnlam 19 Nov. 1890,
no. «901."

BI. KM» regel 3 v. o. (vtin «len tekm). Men v«»cgo tuaurhon „«lorecht-
bank " cn „ op bot" «lo woonlon : „ wiw g«weig««r«l of".

Bl.
Bl.

Bl.
Bl.

Bl.
Bl.

Bl.

r tv

Aanvullingon on VerbeterinRen.

Bl. 110 regel 21 v. b. Voeg bij: „Dc foiten en omntamlighwlen, welke
aantoonen, dat «lo achultlonnar in «len tocKtAnd verkeert dat

W

-ocr page 671-

564

hg heeft opgehouden te betalen, behoeven in het vonnis van
Caillietverklaring niet te worden vermeld: Hooge Raad 13
Mei 1897,
JF. 6973."

Bl. 118 regel 3 v. b. In IF. n". 6975 wijst R. op een leemte in nrtikel
15. In de gevallen, dat het hooger beroep of de coAsatie tegen
een vonnis of arrest houdende vernietiging der faillietver-
klaring wordt verworpen, is niemaml aangewezen van die
uitspraak aan den curator en aan de administratie der poste-
rijen en der telegrafie kennis te geven.

Bl 118 regel 7 v. o. Ni „gemaakt" voege men in: „(art. 15 tweede lid)".

Bl. 123 regel 9 v. b. Voeg bij: „Zij kunnen hem opnieuw doen
gijzelen: lie Rb. Amntenlnm 25 Juni 1897, /\'. r. /. 1897,
no. 84."

Bl. 142 noot \'). Voeg bij: „Verg. Mr. H. HvLkwm^ ileburgerlijke Slaalt-
dieuMl IN NeJertaiut,
Prft. 188.1, bl. 238 vlg."

Bl. 14.T regel 10 v. b. Voeg in, ni „kinderen": „in art. 51 der wet
van 2 Mei 1897
{Stbl. no. 119) op de reserve voor de land-
macht, voor de pensioenen van het re«H>rve*penionecl bij de
landmacht, niet behoorende tot het perwoneel van den genees-
kundigen dienst, cn de pensioenen en ondenianden vnn de
weduwen en kinderen van dit pernoncel."

BI. 114 regel 3 v. o. (vnn den tekst). Voeg bij: „voor de pcnwoenen
van het rciierve«i>enioneel bij de landmarht, niet behooremle
tot het peraoneel vnn den geneeskundigen dienst, en de
pensioenen en oniIemtAnden vnn dc weduwen cn kinderen vnn
dit personeel, bij de wel van 2 Mei 1897
(jStbl. n». 119),
ftrt. 50. — Zie ook KaAnni, a. w., bl. 231 vlg."

Bl. 149 regel 4 v. b. staat: Artikel 20, lees: Artikel \'18.

B1.^15H regel IH v. o. Tol de hier bedoelde vonleringen l»eh«»orl
volgens Rb. den Hiug 29 Juni IK97, //\'. n\'. 7005,
een ineiden-
teele vordering tot oproeping van den runitor in vrijwaring.

Bl. 168 rege 15 v. b. Voeg bij: „Zio Hof den Uosrh 18 Der. 1894,
/r. no. 6G03."

Bl. 168 nooU Men lews dews noot als volgt: „Van een pandbeslag,
gelegil vm^r de faillietverklaring vnn
den huunlor, kan daarna
de vanwaanleverklaring alleen wonlen guvnugd, voor aoover
hel rust op goe<Iercn welke niet tot den faillieten lH>r<lel
behooren. Men denke aan art. 11H6 eerste lid Burg. Wrib.:
„onverschillig of de hierboven gemelde vewrweriien al dan
niet aan den huunler Unsbchooron", en nan ah. IlHH Burg.
Wetb. Voor »«»ovcrre hei pandbeslag is gelegil oj» gi»edrren

-ocr page 672-

565

van den failliet, neemt het evenals andere beslagen een einde.
Op dit onderwheid wordt niet gelet in het vonnis van de Kb.
in den Hang
23 Dec. 1887, /r. no. 5532, en evenmin door
de Mark Oyexs, a. w., bl. 82

Bl. 2:i0 regel 14 v.o. (van den tekst). Voeg by: „Een voorbeeld levert ^ ^r^./aerr
Rb. den Haag 12 Jan. 18U7, //\'.
no. G973."

BI. 246 Men lie voorts: Rb. Rotterdam 30 Oct. 1882, RechUgel. ItijbL
1882, B bl. 282, bev. door Hof den Iloag If) Oct. 1883,
lUschUg. Bijdr. en Bijbl. 1885, D bl. lOGf en Rb. Roermond U>. h\' fó^P
30 Juni 1892,
IF. no. 0222.

Bi. 2.51 regel 17 v. o. staat: Mi/leenen, lees: oM/leenen.

BI. 2.5:1 regel 12 v. o. «tu«t: ^o/hij executeeren, lees: ita« hij executeeren.

BI. 2.53 regel 4 v. o. Mon cie Hof Noord-Holland 16 Febr. 1871,

r. UandeUr. 1871, bl. 27; IF. n". 3363 en 3304, vern. Rb.
Amstenlam 3 Maart 1870,
Mag. p. llr, 1870, bl. 65; — Hof den
Haag 27 Dcc. 1882,
RechUgd. Bijdr. en B06/. 188\'), D bl. 99.

Bl. 2r»l Verg. over artikel 60: v. Bonkvai. Faurk, Xeder/. Burgerl.
Procetr.,
dl. IV, 2, 2« dr., bl. 130 vlg.

BI. 275 noot 1. Voeg bij: „en liet ontterrp rtin wet op ket faillUte-
mtnt cn*. hehnnddd,
bl. 13 vlg."

Bl. 2H3 regel 4 v. o. staat: van boedel, lees: vnn den boedel.

Bl. 290 regel 12 v. b. slaat: gafailleerde, lees: gtffailleorde.

Bl. :i:i2 regel 11 v. o. stnat: (art. 130 derdo lid), h^wi: (nrt.
denle lid).

Bl. regel 2 v. b. Mon voego bij: „Dc verwy«ing moet in govnl
vnn betwisting altyd gescliicden, ook dnn als dc vordering op
dc Ijjst der voorloopig betwiste vonlcringcn wan gcplnatM cn
de nrbuldnisrlicr de vcrilloatic\'vcrgndcring niet bijwoont. Zie
I>. J.
uks Bkkr 1\'o«)RTUUaki., in rimi» 1897, bl. 518 vlg."

Bl. regel 8 v. o. stnat: (nrt. 121 twcwlc lid), leen: (nrt. 12^
tweede lid).

Bl. ;i:iO regel 5 v. b. Het OponUnr Ministerie behoeft in het vcriHmtic-
pn)ce.s niet tc worden gehoord: *io d. J. in
Pat.r.Jtut.lbW
n". 7 cn Hof lA-cuwnrdcn 29 Der. 1H97, /F. n®. 7(X\'»9.

Bl. :ir>3 regel H v. b. Men voege by: „Voor wissels cn orderbiljetten
geldt nrt, 155 Wetb. v. Koopb.; dc*c wonicn dus nooit tot
de contnntc wannlc toruggebmelit."

Bl. 309 regel 18 v. b. Men voege by: „Zio Kb. Amstenlam 25 Juni
1897,
IF. n». 7or»H; P. p. J, IH97, no (}0."

BI. \\m regel 3 v. o. (vnn den tekst). Voeg by :„ Ter vergadering knn

-ocr page 673-

566

het akkoord mondeling worden aangeboden: Hof Amsterdam
24 Maart 1897,
W. n". 7009; P. r. J. 1897, n». 78."

Bl. 387 regel 3 v. b. staat: art. 147 n®. 1, lees: art. Ul n°. 1.

Bl. 431 regel 2 v. o. staat: nietigverklaring, lees: vernietiging.

Bl. 449 Zie over art. 182: V. in .Vag. r. HandeUr. 1897, bl. 206 vlg.
De Schrijver verliest uit het oog, dat de schuldeischer, die
voor zijne vordering bevoorrecht is op de opbrengxt NTin alle
goederen, ook alleen met de opbrengst van
aUe goederen te
maken heeft en nit die opbrengst bij voorrang moet worden
voldaan. Zijn critiek schijnt ons toe niet juist te zijn.

Bl. 451 regel 12 v. b. Voeg bij: „(art. 186 eerste lid)."

Bl. 451 regel 21 v. b. Voeg bij: „(art, 186 tweede lid)."

Bl. 5.55 regel 15 v. o. staat: de curator, lees: de êchnUeitcher die de
JaiUietverklaring rorderl.

1

-ocr page 674-

VV K T

van 30 September 1893 (Staatsblad iiP. 140) op het
Faillissement en de Surséance van Betaling.

TITEL L
Y n
11 F H i 1 I i s K O in O 11 t.

EEllSTE AFDEELING.

VAX DE FAILUETVKKKI.AUINO.

Artikel 1.

Du Hchuhluimar, dio in den tooHtnnd vorkccrt dat hij hooft
opgohondon to botalen, wordt, hotzij op eigen aangiflo, hot/.ij
op vor/.oek van oen of moor zijner schnhloiRcherK, bij reehtori ijk
vonnis in staat van faillissement verklaard. \')

Do failliotvorklaring kan ook worden uitgesproken, om
redenen vun openbaar belang, op de vordering van hot
Oponbnur Ministerie.

2. Do faillietvorkloring geschiedt door de rechtbank vun do
woonpluuts des schuldemuirs.

Indien de schuldonuur zich buiten het Kijk in Kuropu hoefl
bogevon, is do rechtbunk zijner luutsto woonpluuts bovoogd.

Ten imnzion vun vennooten onder oeno firmu is do rocht-
bunk, binnen welkor gobiod het kuntoor der vonnootschup is
gevestigd, modo bevoogd.

Indion do schuldenuur binnen hot Hijk in Kuropu goono
woonpluuts hooft, doch uiduur oon
boro(»p of bodrijf uitoefont,
is do rochtbunk, binnen welker gobiod hij oon kuntoor hoof^,
bevoegd.

-ocr page 675-

568

Wordt in het geval van het derde of vierde lid of in dat
van artikel 3 door meer dan ééne daartoe bevoegde rechtbank
op verschillende dagen de faillietverklaring uitgesproken, dan
heeft alleen de eerst gedane uitspraak rechtsgevolgen. Heeft
de uitspraak van verschillende rechtbanken op denzelfden dng
plaats, dan heeft alleen de uitspraak van de rechtbank, die
in de wetten van 9 April 1877
(Staatsbladen n«. 74—78) bet
eerst genoemd wordt, rechtsgevolgen.

Ten aanzien van naamloozo vennootschappon, wederkeerige
verzekerings- of waarborgmaatschappijen, coöperatieve of
andere, rechtspersoonlijkheid bezittende, vereenigingen cn van
stichtingen geldt, ter toepassing van dit artikol, de plaats,
waar zij baron zetel hebben, als woonplaats.

3. De gehuwde vrouw, die zelfstandig een beroep of bedrijf
uitoefent of een oigen vermogen bezit, knn ook ter plnntse,
wnnr zij dit doet of wnor zij gevestigd is, in stnat van fail-
lissement worden verklaard.

4. De aangifte tot faillietvorklnring wordt gednan on hol
verzoek dnnrtoo ingediend lor griffie en mol don mcesten
spoed in rnadkamor behnndold. Hel Oponbnnr Ministerie
wordt dnarop gehoord.

Ten aanzien eonor vonnootschap onder eeno firma, moot do
aangifte inhouden don naam en do woonplaats vnn olk dor
hoofdelijk voor hot geheel verbondene vonnoolon.

Hot vonnis vnn failliolverklaring wonlt ter oponbaro len»chl-
zilting uitgesproken ou is bij voorraad, op de minnto uitvoer-
btuir, nietlegonslaando oonigo dnartegen gorichlo voorzioning.

5. De verz(K!kschrinon, bedoeld in hei vorige nrlikel en in
do artikelen 8, 9, 10, 11, 07, 155, 160, 198 cn 20G, wonlon
ingediend door oon procurour.

6. Do rechtbank kan bevelen, dnt de «chuldonnar wonlo
opgenx\'pen, om in persoon of bij gemachligdo gehoord U»
wonicn. Do oproeping geschiodi bij brief door don griflier.

Do faillicivcrkhiring wordt uiigospniken, indien summierlijk
blijkt van hot beslaan von feiten of omslandighodcn, welke
aantoonen, dnt do schuldennar in den ioostnnd~verk«»ori tinl
hij heofi opgehouden to l)Olulen, en, «oo een schnldoischer

-ocr page 676-

569

liet verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van dezen. \')

7. Hangende bet onderzoek kan de rechtbank den verzoeker
toestaan den boedel te doen verzegelen. Zij kan daaraan de
voorwaarde van zekerheidstelling, tot een door hnar te bepalen
bedrag, verbinden.

De verzegeling geschiedt door den kantonrechter. Buiten de
verzegeling blijven, doch worden in het proces-verbaal kortelijk
beschreven, de goederen vermeld in artikel 21, u". 1.

8. Do schuldenaar, die in staat van faillissement is ver-
klaard, nadat hij op de aanvraag tot faillietverklaring is
gehoord, heeft gedurende acht dagen, na den dag der uit-
spraak, recht van hooger beroep.

Zoo hij niet is gehoord, heeft hij gedurende veertien dagen,
na den dag der uitspraak, recht van verzet. Indien liij tijdens
dc uitspraak zich niot binnen het Rijk in Europa bevindt,
wordt die tormijn verlengd tot eeno maand.

Van het vonnis, op bot verzet gewezen, kan bij gedurende acht
dagen, na den dag dor uitspraak, in hooger beroep komen.

Hot vorzot of hooger beroep geschiedt by oen verzoekschrift
in te dienen tor griffie van het rechtscollege, dat van do zaak
kennis moot nemen. Do voorzitter bepaalt terstond dag on
uur voor do behandeling. Uiterlyk op den viertlon dag, vol-
gende op dion waarop hij zyn verzoek heoft ingeiliond, wonlt
door don schuldenaar van hot gedane verzet of ingestelde
hooger beroep, alsmede van den tijd voor dc behandeling
bepaald, bij dourwaunlers-exploot
luin den procureur, die hot
verzoek tot faillietverklaring heoft ingediend, kennisgegeven.

Dezo kennisgeving goldt voor oproeping van den schuld-
eischer, dio do faillietverklaring heeft uitgelokt.

Do behandoling geschiedt op do wyze bij artikel -i voor-
geschreven.

0. Bij afwijzing van do aangifte of luuivnmg tot failliot-

-ocr page 677-

570

verklaring bestaat recht van hooger beroep, gednrendo acht
dagen na den dag der afwijzing.

Hetzelfde geldt bij vernietiging der faillietverklaring ten
gevolge van verzet, in welk geval van bet hooger beroep door
den griffier van het gerechtshof, waarbij het is aangebracht,
onverwijld wordt kennis gegeven aan den griffier van de
rechtbank die de vernietiging heeft uitgesproken.

De instelling en behandeling van het hooger beroep geschiedt
op de wijze in de artikelen 4 en C voorgeschreven.

10. Elk schuldeischer, met uitzondering van hem die de
faillietverklaring heeft verzocht, en elk belangheblxsnde heeft
tegen de faillietverklaring recht van verzet gedurende acht
dagen na den dag der uitspraak.

Het verzet geschiedt bij een verzoekschrift in tc dienen tor griflio
van het rechtscollege, dat de faillietverklaring heeft uitgesproken.

De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behande-
ling. Uiterlijk op den vierden dag, volgende op dien waorop
hij zijn verzoek heeft ingediend, wordt door den verzoeker
van het gedane verzet, alsmede van den tijd voor de behon-
deling bepaald, bij deurwnanlers-exploot kennis gegeven aan
don schuldenaar en, indien dc faillietverklaring door eon
schuldeischer is verzochf, ook aan den procureur, die namens
dezen het verzoek tot failliotvorklaring hooft ingediend.

Deze kennisgeving geldt voor oproeping van den schuldo-
naar en van dien schuldeischer.

üe bohandoling geschiedt op do wijz«» by artikel 4 vtnir-
goschrevon.

11. Do scliuldeischer of do belanghobbondo, wions in hot
vorige artikol bedoeld verzet door de n«chtbank is afgewezen,
heeft rocht van hooger beroop, goduronUo acht dagen naden
dag dor afwijzing.

Hetzolfdo geldt, bij vernietiging der faillietverklaring d<H>r
do rochtbank ton govolgo van dat verzot, v(M)r den schuldo-
naar, den schuldoischer, die do faillietverklaring
verzocht
heeft, en het Openbaar Ministorio, in welk geval t<?vens hot
tweede lid van artikel 9 van toepassing is.

Un instolling on l>ehnndeling van het hooger l><mM1p gi^scliiedt
op de wijzo in do artikolon 4 un G voorgi^chrevcn.

l4\'

i

-ocr page 678-

571

Is hot verzot bij bot gorecbtsbof gedunn, dan is boogor
beroep uitgesloten.

12. Vau het arrest, door hot gerechtshof gewezen, kunnon do
schuldenaar, do schuldeischer dio do failliotvorklaring verzocht,
do in art. 10 bedoelde schuldeischer of bolanghebbondo en
hot Openbaar Ministerie, gedurende ncht dagen na don dag
dor uitsprank, in cassatie komen.

liet beroep in cassatie wordt aangebracht ou behandeld op
do wijze bij do artikelen 6 en 8 bepaald.

Indien de cassatie is gericht tegen een arrest, houdende
vernietiging van hot vonnis van faillietverklaring, geeft do
griffier van don Hoogen Raad van hot verzoek tot cassatio
onverwijld kennis aan den griffier van bot gerechtshof dnt de
vernietiging heeft uitgesproken.

13. Indien ten govolgo van verzet, hoogor borooj» of cassatio
de faillietverklaring wordt vernietigd, blijven niettemin giddig
on verbindend voor den schuldenaar de handolingon, door
don curator verricht vóór of op don dag, waarop nnn ln\'t
voorschrift tot annkondiging ovoreenkfimstig nrtikel 15 is
voldnnn.

HangiMide het verzot, hot hoogor boroop of do cassatio kan
geene mndpleging over oon akkoord pinnts hebben, noch tot
de veroJToning vnn don boedel buiten toestemming van don
schuldennnr wordon ovorgognnii.

14. Het vonnis vnn fnilliotverklnring honilt in do benoeming
vnn oon dor lodon van do rochtbank tot rochter-<!oiiiiiiissaris in
het faillissement, en do aanstelling vnn eon of moor curators.

Vnn de failliolverklaring wordt door don griflior onvorwyld
kennis g«»geven aan do adminislralio dor postorijon on der
telegrafie.

Eon uiltroksid uit hol vonnis van failliotvorklaring, houdondo
vermolding vnn don nnnm, Ho woonplants of hot knntoor on
het beroep vnn don gofnilloonlo, van «len naam van don recht^^r-
commissaris, vnn den nanm en ilo woonphinlH of hot kantoor
<les curators, vnn don dag iler uiti^prnnk, nlsmedo vnn don
■naam, het beroop on do woonpinnis of hot kantoor vnn iixlor
li«l dor voorloopige commissie uit de schuldoischers, zo«» or

oene bcn«>emd is, wonlt d«H)r «Ion cumtor onverwijld gopinatst

-ocr page 679-

572

in de Nederlandsche SlaaUcourani en in een of meer door den
recbter-commissaris aan te wijzen nieuwsbladen.

15. Zoodra een vonnis van faillietverklaring ten gevolge van
verzet, hooger beroep of cassatie is vernietigd, en in de twee
eerste gevallen de termijn, om in hooger beroep of in cassatie
te komen, verstreken is zonder dat daarvan gebruik is gemaakt,
wordt door den griffier van het rechtscollege, dat de vernieti-
ging heeft uitgesproken, van die uitspraak kennis gegeven
aan den curator en aan de administratie der posterijen en
der telegrafie.

Dc curator doet daarvan aankondiging in de bladen in
artikel 14 genoemd.

16. Indien de toestand des boedels dmirtoe aanleiding geeft,
kan de rechtbank, op vwrdracht van den rechter-commissaris
en na do commissie uit dc schuldeischers, zoo die cr is,
gehoord te hobbon, bevolen, hetzij dc kostelooze behandeling,
hetzij, na verhoor of behoorlijke oproeping van den gefail-
leerde, cn in dit geval bij beschikking in het openbiuir uit
te spreken, de opheffing van het faillissement.

17. Elke in dozen titel bovolon plaatsing in do NetlerlnndscM
SlaaUcourani
geschiedt kosteloos.

Alle stukken, opgemaakt ter voldoening aiin do bepalingen
van dezen titel, zijn vrij van zegel en van do formaliteit van
registratie.

Daaronder zijn oven wol niot b(»gropen do processen-verbaal
en akten, houdende verkoop of andere ovenxMikomsten, noch
do stukkon betrekkelijk andere rechtsgedingen over rechten
en verplichtingen van den boedel, dan die wolko het gevolg
zijn van de verwijzing door don riHrhter-commissariK bedoeld
in artikel 122.

liet bovel tot kostelooze behandeling van hot failliMcment
heeft bovendien ten gevolge vrijstelling van grifBckosten,

18. De beschikking, bevelende de opheffing van hot faillisik)-

ment, wonlt op dezelfde wyze opmibaar gemaakt en danrt<*gen

kunnen do sehnldonaar en de schuldet»cher« op dezelfde wyze
cn binnen dezelfde termynen opkomen, als t4<n aanzien van
het vonnis vnn faillietverklaring is )>epnald. Indien nn wne
dorgelyke opheffing opnieuw aangifte of minvraag tot failliet-

-ocr page 680-

573

verklaring wordt gedaan, is de schuldenaar of de aanvrager
veri)licht aan to toonen, dat er voldoende baten aanwezig
zijn om de kosten van bet faillissement te bestrijden.

19. Bij elke rechtbank wordt door den griffier een openbaar
register gehouden, waarin bij, voor ieder faillissement afzon-
derlijk, achtereenvolgens, met vermelding der dagteekening,
inschrijft:

1°. een uittreksel van de rechterlijke beslissingen, waarbij
de faillietverklaring uitgesproken of de uitgesprokene
weder oi)geheven is;

2°. den summieren inhoud en do homologatie van hot
akkoord ;

3". do ontbinding van het akkoord;

•t". het bedrag van de uit<leelingen bij vorofToning;

5". do opheflPing van het faillissement ingevolge artikol 10;

O"», de rehabilitatie.

Omtrent vorm en inhoud van het register wordon door Ons
l>ij algemeenen maatn\'gol van bestuur nadoro regels gegeven.

Do griffier is verplicht aan ieder kostelooze inzage van hot
register on ti»gen boUiling oen uittreksel daaruit te verstrekken.

Op hot registi*r bostaat oon ulphabotischo klapper.

TWKKDK AKDKELING.

VAN OK OKVüMlK.S HKU FAIU.IKTVKKKr.AllINd.

20. Het faillissement omvat hot geheelo vernmgoii van <leii
schuldenaar
Umi tyde van do faillietverklaring, alsmede hotgoen
hij gedurende het faillissement verwerft.

21. Niettemin hlijven buiten het faillissement:

1®. do goederen vermeld in artikel 117, n"*. 2-5 van het
Wotbook van Burgerigke Kochtsvonlering, do golden of
jimrwjHlden vermeld in artikel 756, 3". van <lat Wotbook,
do gagie, indien d»< gefailleenlo schipper of schepeling
is, en het auteursrecht; »Ismedo hetgeen in hot eowto
lid van nrtikel 4W vnn genoemd Wetboek t)msohnuon
is, tonzij in hot fnilliss»»ment schuldeischers opkomen
wegiMis vtinleringen, vermeld in hot twee«lo lid vnn
dnt nrtikel;

2». hetgeen de gefnilleerdo ge<lnrende het faillissement door

-ocr page 681-

574

persoonlijke werkzaamheid verkrijgt of een gedeelte daar-
van, ter beoordeeling van den rechter-commissaris;

3®. de gelden, die aan den gefailleerde verstrekt worden ter
voldoening aan eenen wettelijken onderhoudsplicht;

4". een door den rechter-commissaris te bepalen bedrag uit
de opbrengst van het in artikel 366 van het Burgerlijk
Wetboek bedoelde vruchtgenot, ter bestrijding van de in
artikel 367 van dat Wetboek vermelde lasten;

5°. de uitkeering, die de gefailleerde, krachtens de bepaling
van artikel 373 van het Burgerlijk Wetboek, nit do
inkomsten zijner kinderen geniet.

22. Indien de gefailleerde wegens een ambt of bediening
eon traktement, soldij of pensioen geniet, waarop schuld-
oischers alleen binnen de grenzen on op de wijzo, voorge-
schreven bij de bijzondere wetten on wettelijke verordeningen
op dit onderwerp vastgesteld, rechten kunnon doen geldon,
geschiedt de uitoefening dier rechten, gedurende het faillisse-
ment, uitsluitend door don cumtor ten behoovo van den
boedel, en nemen door do faillietverklaring alle rechten, door
afzonderlijke schuldeischers verkregen, oen einde.

In dit on het vorige artikel wordt onder • gofailloordo"
mede begrepen do echt^^enoot van den in eenige gemeenscha]*
gehuwden gefailleerde.

23. Door de failliotvorklaring verliest de schuldenanr van
rechi«w(>go de beschikking en het beh(*or i>ver xijn Uit hel
faillissoment behoorend vennogen, t4i rekenen van don »lag
waarop de faillietverklaring wordt uitgesproken, die dng daar-
onder begrepen.

24. Uit verbintenissen, door den schuldenaar nn de failliet-
verklaring aangc>gaan, ontstaan gtmne aanspraken t<«gen den
faillieten boe<Iol, dan voor zooverre dezo ten gevolge
daarvan
is gebaat.

25. Kechtsvorderingen, welke rechten of verplichtingen Ud
den faillieton boedel behoorende
U\'U onderwerp heblM;n, wonlen
z<M>wel tegen als door den cumtor ingesUdd.

Indien zij, door of U»gen den gefnilU»enle ingtwUdd of viM»rt-
gezet, eene veroordeeling van den gefaille<*rde t4\'n gevolge

-ocr page 682-

575

hebben, heeft die veroordeehng tegenover den failheten boedel
geene rechtskracht.

26. Rechtsvorderingen, die voldoening eener verbintenis
uit den boedel ten doel hebben, kunnen gedurende het fail-
lissement ook tegen den gefailleerde op geene andere wijze
ingesteld worden, dan door aanmelding ter verificatie.

27. Indien do rechtsvordering tijdens de faillietverklaring
aanhangig en door don schuldenaar ingesteld is, wordt het
geding ton verzoeke van den gedangdo geschorst, ten einde
dezen gelegonheid te geven, binnen een door den rechter te
bepnlen termijn, don curator tot overneming van het geding
op te roepen.

Zoo dozo aan die oproeping geen gevolg geeft, hoeft do ge-
daagde hot recht ontslng van de instantie te vrngen; bij gebreke
daarvan kau hot geding tusschon den gefailleerde on den
gedajigdo worden voortgezet, buiten bezwaar van den boedel.

Ook zonder opgeroepen te* zyn, is do cumtor bevoegd het
proces to allen tijde over to nemen en den gefailleenle buiten
hot geding to doen stollen.

28. Indion do rechtsvordering tijdens do faillietverklaring
aanhnngig en tegon den scdnildenanr ingesteld is, is de eischer
bevoegd schorsing to verzoeken, t^\'U oindo, binnen een door
den rechter to bopalon termijn, don cumtor in het geding
to roepen.

öoor zijno verschijning neemt dezo het proces over en is do
gofailleordo vau rochtswoge buiten het geding.

Indien do cumtor vomchijnondo dndelyk in den eisch toe-
stemt, zyn do proceskosten vnn de togenparty geon boedelschuld.

Zoo do cumtor niet verschijnt, is op hot tegon den gefnil-
leonle to vorkrijgen vonnis do bepaling vnn het tweede lid vnn
artikel 25 niot toopassolyk.

29. Voor zooverm tydens do faillietverklaring nnnhangige
rechtsvorderingen voldoening eonor verbintenis uit don boedel
ten dool hebben, wonlt het
g^nling na do fnilliotverklaring
gescboMt, om alloon dnn voortgezet te
wordon, indien de
vorificntie dor
vonlering botwist wordt. Inditgovnl wordt hy,
dio do betwisting doet, in de plnats vnn deii
gefnilleenlo,
pnrty in hot geding.

-ocr page 683-

576

30. Indien vóór de faillietverklaring de stokken van het
geding tot het geven van eene beslissing aan den rechter zijn
overgelegd, zijn het tweede lid van artikel 25 en de artikelen
27—29 niet toepasselijk.

De artikelen 27—29 worden weder toepasselijk, indien het
geding voor den rechter, bij wien het aanbangig is, ten gevolge
van zijne beslissing wordt voortgezet.

31. Indien een geding door of tegen den cumtor, of ook
in het geval van artikel 29 tegen een schuldeischer wordt
voortgezet, kan door den curator of door dien schuldeischer
dc nietigheid worden ingeroepen van handelingen, door den
schuldenaar vóór zijne faillietverklaring in hot geding verricht,
zoo bewezen wordt dat deze door die handelingen de schuld-
eischers desbcwust heeft benadeeld cn dat dit aan zijn tegen-
partij bekend was.

32- In de gedingen, door of tegon den cumtor ingesteld of
voortgezet, of in het geval van artikel 122 tegon eon schuld-
eischer gevoerd, kan de rechter den gefailleerde de ee<len
opleggen, bedoeld bij artikel 1977 van het Burgerlyk Wetboek.

33. Het vonnis van faillietverklaring hoeft ten gevolg«*,
dat allo gerechtelijke tenuitvoerlegging op eenig deel van
het vermogen van den schuldenaar, vóór hot faillissement
luingovangcn, dadelijk een einde n(>emt, en dat, ook van
hetzelfde oogonblik af, geen vonnis bij lyfsdwang kan worden
ten uitvoer g«degd.

Indien do schuldenaar zich in gyzeling bevindt, wonlt hy
ontslagen, zoodm hot vonnis van faillietverklaring in krocht
van gewijsde is gegaan, behoudenii toupaKsing van artikel H7.

34. Indien vóór het faillissoment vnn den schuldenaar de
uitwinning zijner roerende of onroerende goisleriMi zoo ver
was gevorderd, dat de dag van don verkoop nnxls was bepaald,
kan de cumtor, op machtiging van den nichter-commissaris,
den verkoop voor rekening van den lioedel lai4!n vo«»rl^in.

35. Van vóór de faillietverklaring opgemaakte akten kan
do door artikel 671 vnn h«it Burgerlyk WetlMH\'k of artikel
:(U9 van het Wotboek van KtMiphandel gevonlerd«* ov<*n«\'hryving,
en van bevorens vorletsnde hypotheken, nlsmetle van «Ie akt«\'"

-ocr page 684-

577

genoemd in artikel 315 van laatstgemeld Wetboek de in-
schrijving, na de faillietverklaring niet geldig moer geschieden.

36. Indiening eener vordering ter verificatie heeft stuiting
der verjaring ten gevolge.

37- Indien een wedorkeerige overeenkomst ten tijde van
do faillietverklaring zoowel door den schuldenaar als door
zijne wederpartij in hot geheel niet of slechts gedeeltelijk
is nagekomen, is dozo laatste bevoegd den curator te som-
moeren binnen acht dagen te verklaren of hij de overeenkomst
gestand wil doen. Indien do curator zich daartoe binnen dien
tijd niet bereid verklaart, is do overeenkomst ontbonden en kan
de wederpartij voor schadevergoeding als concurrent schuld-
eischer opkomen; verklaart do curator zich daartoe wel bereid,
dan is hij verplicht bij dio verklaring zekerheid stellen
voor do richtige nakoming der overeenkomst.

Deze bepalingen zijn niet toepasselijk op overeenkomsten,
waarbij de verbintenis van den gofailleordo eone uitsluitend
door dezen persoonlijk to verrichten handeling inhoudt.

38. Indien in het geval, bedoeld bij hot vorige artikel, de
levering van waren, dio ter bourze op termijn worden ver-
handeld, bedongen is tegon oen vastgesteld tijdstip of binnen
oon bepaalden termijn, en dit tijdstip invalt of die termijn
verstrijkt na do faillietverklaring, wordt de overeenkomst
door do faillietverklaring ontbonden en kan do wederparty
van den gofailleordo zonder meer voor schadovergooding als
concurrent schuldeischer oi)komen. Lijdt do boodol door de
ontbinding schade, dan is do wederpartij verplicht dozo
vergoeden.

39. Indion do gofailloenlo huurder is, kan zoowel do curator
als do verhuurder do huur tusschentijds doon eindigen, mit^»
do opzegging geschiede tegen een tydstip, waan»p dergelijke
overeenkomsten naar phmtselyk gebruik eindigen. Bovendion

moet bij do opzegging do diuirvoor overeengekomen of gebrui-
kelijke U\'rmijn in acht genomen wonlen, mot dien verstand«»
echter, dat een tormijn van drie maanden in elk geval vol-
doende zal zyn. Zijn er hiinrponningon vooruitbetaald, dan

kan do huur niet eerder opgezeg.1 wonlen, dan tegen den

37

Uuuiiaa»Ar». rMlIlwmrobarl.

-ocr page 685-

578

dag, waarop de termijn, waarvoor vooruitbetaling heeft plaats
gehad, eindigt. Van den dag der faillietverklaring af is de
huurprijs boedelschuld.

40. Alle bezoldigde personen, in dienst van den gefailleerde,
kunnen hunne betrekking opzeggen en hun kan wederkeerig
door den curator hunne betrekking opgezegd worden, met
inachtneming van de gebruikelijke of overeengekomen ter-
mijnen, met dien verstande echter dat een termijn van zes
weken in elk geval voldoende zal zijn. Van den dag der
faillietverklaring af is het salaris boedelschuld.

41. Erfenissen, gedurende het faillissement aan den gefail-
leerde opkomende, worden door den curator niet anders
aanvaard dan onder voorrecht van boedelbeschrijving.

Tot het verwerpen eener nalatenschap behoell de curator
machtiging van den rechter-commissaris.

42. Onverminderd de bijzondere bepalingen in de artikelen
44—40 omtrent schenkingen gemaakt, kan ten behoevo van
den boedel de nietigheid ingeroepen worden vnn alle vóór de
faillietverklaring door den schuldenaar onverplicht verrichte
handelingen, hoe ook genaamd, waardoor de schuldeischers
benadeeld zijn, mits bewezen wcirde, dat bij het verrichten
der handeling zoowol de schuldenaar als degene met wien
of to wiens behoeve hij handelde, do wnt4»nschap i>ezat, dnt
dnnrvnn benadeeling di>r schuldeischers het gevolg zoude zijn.

43. Indien de handeling, waardoor de schuldeiscbers bo-
nadfKsld zijn, verricht is binnen veertig dagen vóór de failliet-
verklaring en do schuldenaar zich niet
hmmIs vóór den ann vnng
vnn dien termijn dnnrt^n* hnd verjdicht, wonlt de nnn hel
slot vnn liet vorige artikel bedoelde wotense.hnp,
behoudens
t<»genbowijs, vermo<Hl aan beide zyden to iN\'Stnan:

1*. bij overeenkomston, waarbij do waarde der verbintiniis
ann do zijdo van di>n schuldenaar aaninerkelyk di«« der
verbintenis imn de andere zydo overtreft;

2*. bij handolingen tor voldoening vnn ofzekerheidsttdling
voor oene niet opeischbare schuld;

8\'. bij handelingen, door den schuldenaar met of ten bi«h«M«ve
van zijn echt4(enoot
of zyne blmnl- of nnnverwnnltMi
Uii in den dorden gniad verricht.

-ocr page 686-

1 é fr III

44. Om de nietigheid van door den schuldenaar gedane
schenkingen in te roepen, kan do curótor volstaan mot aan
te toonen, dat de schuldenaar op het oogenblik der schenking
wist, dat hij daardoor zijne schuldeischors benadeelde, onver-
schillig of de begiftigde die wetenschap al dan niet deelde.

45. Schenkingen, gedaan binnen veertig dagen vóór de
faillietverklaring, worden, behoudens tegenbewijs, vermoed te
zijn gedaan mot do wetenschap, dat de schnldoischors daar-
door benadeeld worden.

De/,0 termijn wordt verdubbeld, indien do begiftigde een
bloed- of minverwant tt)t in den dordon graad van den
schenker is.

46. Dn begiftigde, van wien niet blijkt dat hij mot don
vermogenstoestand van don schenker bekend was, is niet
verplicht het door hom ontvangene terug to geven, voor
zooverre hij aantoont, dat hij, ton tijde der failliotverklaring,
ton govolgo dor schenking niet was gebaat.

47* Dc nietigheid van do voldoening, door den schulde-
naar, aan eono opoischbaro schuld kan alloen dan worden
ingon>opr«n, wanneer wordt aangetoond, hetzij dat hij, dio de
betaling ontving, wist dat hot failHssoinont van don schuldenaar
roods aangevnvagd was, hetzij dat tlo betaling het gevolg
Was van overleg tusschen den schuldeniuir en den schuld-
oischor, Uui doel hebbende laatstgenoemde door dio botuling
bovon andere schuldoischors to bogunstigon.

48. Knichtens hot vorige artikel kan geene terngvordering
geHchieden van hem, dio als houder van een jiapier aan t»rder
of toonder, uit hoofde zijnor rechtsverhouding tot vroegere
bondors, tot aanneming der betaling verplicht was.

In dit goval is hij, te wiens bate het papier is uitgegeven,
verplicht do door den schuldenaar betaalde som aan den
boedel t<^rug te geven, wanneer wordt aangetoond, hetzij dnt
bij bij de uitgifte van hot papier de in het vorige artikel
gonciomdo wetenschap bezat, hntzij dnt de uitgifU) het gevolg
wns vnn een overleg als in dat artikel bodoold.

49. llechtsvordoringon, gegrond op de bepalingen der
artikelen 12—48, worden ingesteld door den cuniU>r.

3?\'

UuluukAtrr, r»llliM»iiitiiUarl

-ocr page 687-

fi Je CKu^Ck^^-\'^ . ^^^ cJ:

cA/h\'Â.^ 13.

7

ur, »«."/Vi«-

«^^tijr t. ____________- ^^

/

-ocr page 688-

X ^ ^

M-./ßf

il

MU

s

JU . /H/

4

A

/

Ar ^^

U/rx^c.

t. fT»—

r Ü: y

^-t/i. AIPI

y;

at.

\'7

-ocr page 689-

«j^,

^ /I

_ -J--

-ocr page 690-

t/h f^\'À-tit- «rxf*.

, A

, f/y^ //r,

D

-ocr page 691-

t

Lu

ti^

p^ cC^ MV

itlt-

-ocr page 692- -ocr page 693-

^ cLu ---

^ ^ j V/i ■ Mj^A^*!^ fii*— InrtVL

i\'

-ocr page 694-

Mr. HENRI R. GOUDSHIT,

ADVOCAAT tu MOCURIUR,

738 Prinsengracht
Tilcfoonnummer 813.

(SlmsUrci/tnt,

-ocr page 695-

/S^ ert^t^^t^^^ » i 11 ■>

ui .

\'hc/^

-ocr page 696-

Arr^^

-ocr page 697-

yse. -y,"/^iy:-.

^^^MJUL ^ O-te—

-ocr page 698-

ûUt^

h

y .

/r

/ r

l\'-c

f/. i/J , .00 .p. .

C\'-éL,*^

/

txy

-ocr page 699-

ûu-L

^ / /)

■Mu

JUuUiUj

^ ûcJ. L ; ^^

iL

-ocr page 700-

SUcU

I ^^^

j, ,

/

-ocr page 701-

580

Niettemin Imnnen dc schuldeischers op gronden, ann die
bepahngen ontleend, de toelating eener vordering bestrijden.

50. Beëindiging van het faillissement door de homologatie
van een akkoord doet de rechtsvorderingen in het vorige
artikel bedoeld vervallen, tenzij het akkoord boedelafstand
inhoudt, in welk geval zij ten behoeve van de schuldeischers ver-
volgd of ingesteld knnnen worden door de vereffenaars.

51. Behoudens het bepaalde bij artikel 46 moet hetgeen
door de nietige handeling uit het vermogen van den schnlde-
naar gegaan is, door hem, tegen men de nietigheid wordt
ingeroepen, teruggegeven worden.

Zoo deze daartoe niet in staat is, of zoo hij het ontvangene
niet meer kan teruggeven in den toestand , waarin hij het
ontving, is hij jegens den faillieten boedel tot schadever-
goeding verplicht.

Rechten op hot terug to geven goed, door derden te gooder
trouw verkregen, worden geêerbie<ligd.

Het door den scliuldonaar ontvangene, of de waardo daarvan,
wordt door den curator teruggegeven, voor zooverre de l>oe<lel
cr door is gebaat. Voor het te kort komende kan degene,
tegen wien de nietigheid wordt ingeroepen, als concurrent
schuldeischer opkomen.

52 Voldoening na de failliotvorklaring doch vMr de
l>ekondmaking daarvan, lUin den gefailleerde gedaan, ter
vervulling van verbintenissen jegens dezen vóór do failliet-
verklaring aangegaan, bevrijdt hem, dio hanr deed , t4»genover
den boedel, zoolang zijno bekendheid met de faillietverklaring
niet iKJwezen wordt.

Voldoening, als in hot vorig lid bo<loeId, na de bekend-
making dor faillietverklaring aan den gefailleerde gedaan,
bevrijdt tegenover den boinlel alleen dan, wanneer hg, die
himr deed, bewijst dat do faillietverklaring to zyner woonplaats
langs den weg dor wottelijke aankondiging nog niot Ixikend
kon zijn, behoudens het recht van den curot<ir om aan te
toonen, dat zy hem toch bekend was.

In olk geval bevrijdt voldoening aan den gefailhH>nle den
schuldenaar tegenover den boiulel, voor zoov(?rro hotgi«en «hnir
hem voldaan werd ten bat4? vau don boedel is gekomen.

-ocr page 702-

581

53. Hij, die zoowel schuldennar als schuldeischer van den
gefailleerde is, kan zich op schuldvergelijking beroepen, indien
zijne schuldvordering en zijno schuldplichtigheid beide zijn
ontstaan vóór de failUetverklaring of voortvloeien uit hande-
lingen vóór de faillietverklaring mot den gefailleerde verricht.

De schuldvorderingen op don gefailleerde worden zoo noodig
berekend naar de regels in do artikelen 130 en 131 gesteld.

54. Niettemin kan noch do schuldenaar van den gefailleerde
zijne schuld vergelijken met eene vordering, door hem tegen
den gefailleerde verkregen, noch de schuldeischor zijno vorde-
ring mot eene schuld aan den gefailleerde, door hom van
een derdo ovorgouomen, terwijl die schuldenanr of schuld-
eischor wist dat do failliotverklaring roods was aangovniagd
of aangevraagd zou worden.

Na do faillietverklaring overgenomen vorderingen of schulden
kunnon nimmer in vergelijking gebracht worden.

55 Do schuldenaar van den gefailleerde, dio zijne schuld wil
vergelijken mot eeno schuldvordering ann ordor of toonder, is
gehouden te bewijzen dnt hij roods op hot oogonblik dor
faillietverklaring to goeder trouw eigenaar was vnn hot order-
of toondorpapior.

56. Hij, die zich mot don gofailloordo in eono gemeenschap
bevindt, die ton govolgo van nf tijdens hot faillisHoment van
don schuldenaar wordt ontbonden, is bevoogd van het bij
scheiding ann don gefailleerde komende aandeol in de baten
dions nnndool in do tor znko vnn »lie gemeenschnp anngegnne
schulden af to houden.

57. Do hypothokniro schuldoischor, die hot beding, ver-
meld in nrtikel 1223 vnn het Hurgolijk Wotbook, heeft
goinnnkt, on do pandhouder kunnen hunno rechten uitoefenen,
alsof er goon faillissement waro.

Is hunno vordering eono zoodanige als verniohl in do artikelen
130 on 131, dan kunnen zij dit alleen «loon nn voriIhMitio on
"iet nndors dnn tot\' verhnnl van het betlrag, waarvoor de
vonlering is erkend.

58. De hypothokairo ««dinldoischer on de pandhouder, in
bot vorige artikel bedoeld, zyn verplicht hunne rechten

-ocr page 703-

582

uit te oefenen vóór het verstrijken van ééne maand, nadat de
insolventie is begonnen, behoudens de bevoegdheid van den
rechter-commissaris om dien termijn te verlengen. Na verloop
van dien tijd znl de curator de verpande voorwerpen opeischen,
en deze, evenals de verhypothekeerde goederen, behoudens het
recht van den pandhouder of hypothekairen schuldeischer op
de opbrengst daarvan, zelf doen verkoopen op do wijze bij
artikel 174 omschreven.

De curator kan te allen tijde het verpande voorwerp lossen,
tegen voldoening van hot daarop verschuldigde met de
interesten en kosten.

59. De hypothekaire schuldeischer of pandhoudor, die van
zijne rechten gebruik heeft gomaakt, is verplicht de opbrengst
van het verbonden goed aan den curator to verantwoorden,
met uitkeering van hetgeen die opbrengst hot verschuldigde
met de interesten en kosten te boven gaat.

Indion dio opbrengst niot toereikende is om den hypothe-
kairen schuldeischer of den pandhouder te voldoen, treedt
deze, zoo hij zijno vordering hooft doen verifieoron, voor het
ontbrekende als concurrent schuldoischor in den boedel op.

60. Do schuldoischor, dio gerechtigd is gowleren, ann
den schuldena4ir toebehoorende, terug te houden, totdat zijne
schuldvordering is gekweten, verliest door de faillietverklaring
van den schuldeniuir dit recht vau terughouding niet.

61. In goval van faillissemont van den man, neemt de
vrouw allo roerende en onroerendo gowleren, welke haar
toobehooren en niot in de gemeenschap vallen, t4»rug.

D<j aanbrengst der goederen, bij het aangaan d(»s huwelyks
buiten do gemeenHcha]» gehouden, wonlt bewezen zooals bij
artikel 205 van het Burgerlijk Wetboek is voorgeschreven.

Van de roerende gotsleren staande huwelyk bij erfenis,
legaat of schenking aan de vrouw opgekomen en buiten de
gemeenschap vallende, moet, in geval van geschil, blijken op
iHjne dor wijzen in artikel 22! van het Hurgeriyk Wetboek
aangegeven.

Do go<Mleren, voortgesproten uit de belegging of wcder-
beh»gging van gelden a«n do vn»uw biiittui de gemeenschap
UMfbehooronde, worden insgelijks d«M>r haar tiiruggenomon,

-ocr page 704-

707

mits diü belegging of wederbelegging, in geval van gescbil,
door voldoende bescheiden, ten genoegen van den rechter, zij
bewezen.

Indien de goederen, haar toebehoorende, door haren man
zijn vervreemd, doch de koopprijs nog niet is betaald, of wel
de kooppenningen nog onvermengd met den faillieten boedol
aanwezig zijn, kan zij baar recht van terugneming op dien
koopprijs of op de voorbanden kooppenningen uitoefenen.

Voor hare persoonlijko schuldvorderingen treedt do vrouw
als schuldeischeres op.

62. De vrouw heeft goen aanspraak op don boodol ter
zake van voordeolon bij huwolijkscho voorwaarden besproken.
Wedorkeorig kunnen do schuldeischers geen genot hebben
van de voordoelen, dio do vrouw aan den man bij huwolijkscho
voorwaarden beeft toegezegd.

63. Hot faillissement van don in oonigo gemeenschap van
goodoron gehuwden echtgenoot wordt als faillissomont van
dio gomoonsclmp bohandold. Hot omvat, bohoudons do uit-
zondoringon van artikol 21, allo goederen, dio in dogomoon-
Hchup vallon, on strekt ton bohoovo van allo schuldoischors,
«lio op do goodoron dor gomeenschap verbaal hobbon. Indion
do ochtgonoot, dio failliet verklaard is, goederen bezit, dio
niot in do gomoonschap vallon, wordon ook dozo ondor hot
failliHsomont bogropon, nuuir zijn alloon imnsprakolijk voordo
schulden, wivardoor do gofailloordo porsoonlijk verbonden is.

Dc bopalingon in dezo wot vorvat omtrent handolingon
door don schuldonaar verricht, zijn, bij faillissomont van eon
in gemeenschap gehuwden echtgenoot, toopassolijk op do
handolingon waardoor do gomoonschap wettig verbonden is,
onverschillig wio dor ochtgonooton dozo verrichtte.

DKHDK AKDICKLING.

VAN IIKT IIKSTÜUK OVKU HKN KAIM.IKTKN HOKDKI,.

§ 1. K<ih drn rcchicr-commüêarin.

64. Do rechter-commissaris houdt toezicht op hot bohoor
on do vorofloning van don faillioton boodol.

65. Alvorens in oonigo zaak, hot boboer of do veroffoning

-ocr page 705-

584

des faillieten boedels betreffende, eene beslissing te geven, is
de rechtbank verplicht den rechter-commissaris to hooren.

66. De rechter-commissaris is bevoegd ter opheldering van
alle omstandigheden, het faillissemont betreffende, getuigen
te hooren of een onderzoek van deskundigen te bevelen.

De getuigen worden gedagvaard namens den rechter-com-
missaris.

Bij niet-verschijning of weigering om getuigenis af to leggen,
zijn de artikelen 1 IC —119 van hot Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering toepasselijk.

De echtgenoot of gewezen echtgenoot, de kinderen en
verdere afkomelingen en do ouders en grootouders des gefail-
leerden kunnen zich van het geven van getuigenis verschoonen.

67. Van alle beschikkingen • vau don rechter-commissaris
is gedurende vijf dagen hooger beroep op do rochtbank. Do
rochtbank beslist na verhoor of behoorlijke oproeping van do
belanghebbenden.

Niettemin valt geen hooger beroep van de beschikkingen
vermeld in do artikelen 21 2®. en 4\'., 58, eerste lid, 79,
94, 98, 100, 102, 125, 127, vierde lid, 178, 174, 175, 177, 179
en 180.

tj 2. Van drn curator.

68. Do curator is belast mot het beheor en du vereffening
van den faillieten boedel.

Alvorens in rechte op to treden, behalve waar het verifl-
catiegeschitlen betn*ft, alsmede in de gevallen van do artikideii
;J7, l}9, 40 en 58, tweede lid, behoeft de curator machtiging
van don rechter^commissaris.

69. Ieder d«»r schuldcnschem, .de comniiKsie uit hun midden
benoemd en «lok do gefailleerde kunnen bij verrookschriO.
U\'gen elke handeling van den curator by den
nM\'hter-commis-
saris opkomen, of van dezen een bevel uitlokken, dat do
curator eeno bepaalde handoling verrichte of eene vm
»rgen<»inen
handeling nalate.

Do rechter-commissaris Ix^slist, na den cumtor gehoonl te
hebben, binnen drio dagen.

-ocr page 706-

585

70. Indien meer dan dén curator benoemd is, wordt voor
de geldigheid hunner handelingen toestemming der meerder-
heid of bij staking van stemmen eene beslissing van don
rechter-commissaris vereischt.

De curator, aan wien bij het vonnis van faillietverklaring
oen bepaalde werkkring is aangewezen, is binnen do grenzen
daarvan zelfstandig tot handelen bevoegd.

71. liet salaiis van den curator wordt in elk faillissement
door de rechtbank vastgesteld.

In geval vnn akkoord wordt het salaris bij hot vonnis vnn
homologatie bepaald.

72. Uet ontbroken van do machtiging van don rechter-
commissaris, waar die vereischt is, of de niet-inachtnoming
vnn (lo bepalingen vervat in do artikelen 78 en 79, hoeft,
voor zooveel derden betreft, goon invloed op dc geldigheid
van de door den cumtor verrichte handeling. Do cumtor is
deswege alleen jegens don gofailloordo on de schnldeischers
aansprakelijk.

73. Do rechtbank hooft de bevoegdheid den curator te
allen tijdo, na hom gehoord of behoorlijk opgeroepen to hebben,
te ontslann en door eon nndor to vorvangon, of hom oon of
njoer modecurators too to voegen, eon on andor hetzij op
voordracht van don rechtcïr-commissaris, hetzij op eon mot
redenen omkleed verzoek van oon of nioor schuldoischors, do
commissie uit hun midden, of don gefailleerde.

Do ontslagen curator legt rekening on verantwoording vnn
zijn behoor nf nnn don in zijno plaats benooniden cumtor.

§ 3. Tan th c.ommtntio uit d« «chuideischon.

74. Uij hot vonnis van faillietverklaring of bij oono Intoro
beschikking knn de rochtbank, zoo do belangrijkheid of do
imrd dos boodols daartoe aanleiding gooft, uit do haar bekende
schuldoischors eono voorloopige commissie van eon tot drio
loden bonoomen, ten einde den curator van advies U» dienen,
zoolang ovor do benoeming van do in hot volgondo artikel
genoemde commissie geon beslissing is genomen.

IndioTï eon lid van de voorloopigo coinniissio zijne bonoonn\'ng
niet aanneemt, bedankt of overlydt, voorziet de rochtbank.

-ocr page 707-

586

uit eene voordracht van een dubbeltal door den rechter-com-
missaris, in de daardoor ontstane vacature.

75. Hetzij al of niet eene voorloopige commissie uit de schuld-
eischers is benoemd, raadpleegt de rechter-commissaris op de
verificatievergadering de schuldeischers, na afloop der verificatie,
over de benoeming van eenedeflnitieve commissie uit hun midden.
Zoo de vergadering deze wenschelijk acht, gaat bij dadelijk
tot de benoeming over. Ook deze commissie bestaat uit een
tot drie leden.

Een verslag van het hieromtrent verhandelde wordt iu het
proces-verbaal der vergadering opgenomen.

Indien een lid van de definitieve commissie zijne benoeming
niet aanneemt, bedankt of overlijdt, voorziet de rechter-
commissaris in de daardoor ontstane vacature.

76. Do commissie kan te allen tijde inzage van de boeken
en bescheiden, op het faillissement betrekking hebbende,
vorderen. De curator is verplicht aan de commissie alle van
hem verlangde inlichtingen te verstrekken.

77. Tot het inwinnen van het advies der commissie ver-
gadert de curator mot haar, zoo dikwijls hij het noodig acht.
In deze vergaderingen zit hij voor on voert hij do pon.

78. Do curator is verplicht het advios dor commissie in to
winnen, alvorens oono rechtsvordering in to stellen of eene
aanhangige voort to zotten of zich tegen eono ingi\'stfddo of
minhangige rechtsvordering to verdedigen, behalve waar het
geldt vorificatie-geschillen; omtrent hot al of niet voortzetten
van het bedrijf des gefailleerden; alsmede in de gevallen vau

Me artikolen 37, -tO, 58, tweede lid. 73, tweede lid,
100, 101 en 177, on in bot algemeen omtrent de wijzo van
vereffening en tegeldemaking van don boedel en het tijdstip
en hot bedrag der to houden uiUltHdingen.

Dit advies wordt niet vereisHit, wanneer «lo cumtor do
commissie tot hut uitbrengen dtmrvan, met inachtneming van
een bekwamen termijn, ter vergiulering hoeft opgeroepen ««n
er goon tulvies wordt uitgebracht.

79 De cumtor is niet gebonden aan het advies der com-
missie. Zoo hij zich daanniHlo niet veroenigt, geeft hij hiervan
onmiddellijk kennis aan de commissie, dio de beslissing vau

-ocr page 708-

I

587

den rechtor-commissaris knn inroopon. Zoo zij verklanrt dit
to doen, is do curator verplicht de uitvoering van do voor-
genomen, met het advies dor commissio strijdige, handeling
gedurende drie dagen op te schorten.

§ Kaa dc vergaderingen der schtddeittehers.

80. In de vergaderingen der schuldeischers is do rochter-
commissaris voorzitter.

Do tegenwoordigheid vau den curator of van iemand, dio
hom mot goedvinden van don rochter-comuiissuris vervangt,
is verplicht.

81. Op do vcrgaderingon van schuldoischors worden do
besluiten gonomon met volstrekte moerdorbeid vnn stommen
dor aanwezige schuldeischers. Voor elke honderd gulden brongt
iedor schuldeischer ééne stem nit. Voor vordoringen of over-
schietende godoolton van vorderingon, beneden honderd gulden,
wordt medo dónc stom uitgebracht.

Splitsing van vordoringen, na do failliotvorklnring godaan,
doot goon stemrecht verworven.

82. Stomgorechtigd zijn do orkondo on do voorwaardelijk
toegelaten schuldeischors, nismode de toonder eenor ten namo
van »toondorN govoriüoordo schuldvordering.

83. Ton behoeve van do schuldoischors, dio zich op eono
vorgndoring hobbon doon vertogonwoordigon, wordon nllo
oproepingen voor Intero vorgndoringon on allo konnihgovingon
aan den gomncbtigdo gednnn, ton ware zij don cumtor
schriftelijk vonsookon, dat dio oproopingon on konnisgovingon
aan hon /.elvo of aan oen andoron gomachtigdo gcschiodon.

84. Bohnivo do door dozo wot voorgoschrovon vorgndoringon,
wordt er eone vorgadoring van schuldoischors gohoudon, zoo
dikwijls do rochter-conunissaris dit noodig oordeelt of hon»
dnnrtoo door do commisHio uit de schuldoischors of door ton
minsto vijf schuldoischors, vortegonwoordigondo diSn vijfde doel
dor erkende on dor v«»orwnnrdolijk toogolaton Hchuldvordoringon,
oon mot rodenon omkleed verzoek wordt gedaan.

In olk goval bopanit do rochtor-commisHaris dag, uur on
phints dor vorgndoring, wanrtoo do stemgorochtigdo schuld-
oischors ton minste tien dngon vnn to voren door den cumtor

-ocr page 709-

588

worden opgeroepen, bij advertentie in het nieuwsblad of de
nieuwsbladen vermeld in artikel 14 en bij brieven, beide ver-
meldende het in de vergadering te behandelen onderworp.

§ 5. Van de rechterlijke beschikkingen.

85. Alle beschikkingen in zaken, het beheer of de vereffening
des faillieten boedels betreffende, worden door do rechtbank in
het hoogste ressort gewezen, behalve in de gevallen waarin
het tegendeel is bepaald.

86. Alle beschikkingen in zakon, hot boboer of do ver-
effening des faillieten boedels betreffende, ook die wolko niet
uitgaan van de rechtbank, zijn uitvoerbaar bij voorraad en
op do minuut, tenzij hot tegendeel is bepaald.

VIERDE AFDEELLNG.

VAX DE VOORZIENIÄGEX X.V DE FAILUETVEUKLAIUNO
EN VAN HET HEUEER DES CURATORS.

87. Do rechtbank kan bij hot vonnis van faillietverklaring
of to allen tijde daarna, doch in het laatste geval niot dan op
voordracht van den rechter-commissaris, of op verzoek van
don curator of van een of moer der schuldeischers en na don
rechter-commissaris gehoord
hebben, bevolen, dat do gofail-
loordo in verzokorde bowaring wordo gesteld, hotzy in een
huis van bowaring, hetzij in zijno eigene woning ondor hot
opzicht van oenen dienaar der openbare macht.

Hot bovol hiertoe wonlt door hot Openbaar Ministerie ten
uitvoer gelegd.

Dit bovol is voor niot langer dan dertig dagon geldig, te
rekenen van den dag waaroj) het ten uitvoer is gelegd. Aan
het einde van dion termijn kan do rochtbank, op voordmcht
van don rechter-commissaris of op eon verzoek en na verhoor
als in het eerste lid bedoeld, het bevel voor ten hoogste
dertig dagen verlengen. Daarna kan hetzelfdo telkens op
dezelfde wijze vmir ten hoogsU^ dertig dagen goschiiHlen.

88. Do rechtbank heeft dc bevoegdheid, op voonlracht
van den rechter-commissaris, of op verzoek van den gefail-
leerde, dezen uit do verzekerde bewaring te ontslaan, met of
zonder zekerheidstelling, dat hij te allen tijde op do oerste
9proeping zal verschijnen.

-ocr page 710-

589

Hot bodrag dor zokerhoidstolliiig wordt door de rochtbank
bopaahl en komt bij niot-vorschijning des gefailleerden ton
voordeelo des boedels.

89. Het verzoek tot inbewaringstelling van den gofailloordo
moet toogostaaii wordon, indion hot gegrond is op hol zondor
geldige rodon opzettelijk niet nakomen van de verplichtingen
hom opgelegd in do artikelen 91, 105 en 116.

90. In alle gevallen, waarin de tegenwoordigheid vnn den
gofailloordo bij deze of gene bopaaldo werkzaamheid, den
boodol betreffende, veroischt wordt, zal hij, zoo hij zich in
verzekerde bewaring bevindt, op lust vun den rochtor-commis-
suris nit de bowiuirplnuts knnnon wordon ovorgobnicht.

Do lust hiertoe wordt door het Oponbnur Ministerie ton
uitvoer gelegd.

91. Gedurende hot faillissement nmg de gofuilloortlo zondor
toestemniing vun den rochter-commisfuris zijne woonpluntn
niet verinton.

92. L)o curutor zorgt, dadelijk nu de nunvnurding zijner
betrekking, door ullo noodige en gepnsto middelen voor do
bowuring dos boedels. Hij noomt onmiddellijk do boeken, golden,
kleinoodiën, effoctiMi en undoro pupioron vun wnnrdo tegon
ontvangbewijs ondor zich. Hij is bevoegd de golden unn don
ontvungor voor de gerechtelijke consignution in bowuring
to geven.

93. Do cunitor doet, zoo hij of do rechter commissuris dit
noodig ucht, dadelijk don boodol vor/.ogolon.

Do verzegeling geschiedt door don kuntonrochter.

\' Uuiton de verzegeling blijven, doch wordon in bot proces-
vorbnul kortel(jk bcschroven, do gooderon vermeld in do
artikelen 21, uM en 92, alsmede do voorworpen tot hot be-
drijf vun den gofuilloorde vereischt, indion dit wordt voortgezet.

94. Do cunitor gunt zoo npoodig mogelijk over tot het
opmukon vun oono beschrijving dos fuilHoton boedels.

Do boedelbeschrijving kun ondorshunds wordon opgomnukt
en de wnnrdooring door den curutor geschieden, oon en undor
onder goedkeuring vun den rechter-connnissuris.

-ocr page 711-

590

De leden der voorloopige commissie uit de schuldeischers
zijn bevoegd bij de beschrijving tegenwoordig te zijn.

95. Van de goederen, vermeld in artikel 21, n". 1, wordt
een staat aan de beschrijving gehecht; die, vermeld in arti-
kel 92, worden in de boschrij\\\'ing opgenomen.

96. De curator gaat dadelijk na de beschrijving van den
boedel over tot het opmaken van eenen staat, waaruit de
aard en het bedrag van de baten en schulden des boedels,
de namen en woonplaatsen der schuldeischers, alsmede het
bedrag der vorderingen van ieder hunner blijken.

97. Door den curator gewaarmerkte afschriften van de
boedelbeschrijving en van den staat, vermeld in het voorgaande
artikel, worden ter kostelooze inzage van een ieder nedergelegd
ter griflie van de rechtbank en van het kantongerecht, binnen
welks ressort zich do woonplaats, het kantoor of hot verblijf
van den gofuilleordo bevindt, naar gelang de faillietverklaring
is uitgesproken door hot rechterlijk collego vun do woonplaats,
hot kantoor of het verblijf van den gefailleerde. Indien dc
zetel vnn het kantongerecht is gevestigd in eeno gemeente,
wanr tevens de zetel is van de rechtbank, waarbij liot fnil-
lissemont nnnbangig is, g(?schiedt de ne<lerlegging uitsluit<ntd
ter griffie van dit college.

De nederlegging geschiedt kosteloos.

98. Do curator is bevoegd het la-drijf van den gefailleerde
voort to zotten. Indien er geeno commissi»! uit dt» schuld-
eischers is Ixntoemd, heeft hij daartoe do mnchtiging van ilon
rechter-commissaris noodig.

99. De curator opent do brieven en t<>legnimmen lUin don
gefailleerde gericht. Die, welko niet op don boedel betrekking
hebben, stelt hij t4!rsiond nnn den gefailleerde tor hnnd. De
ndministmtie der posterijen en der telegmfie is, na vnn don
griffier ontvnngen kennisgeving, verplicht den cumtor de
brieven en telegmmujon, voor den gofailleordo bestenul, nf t4j
geven, totdat do cumtor oi do rochtt^r-commissaris hnnr vun
dio verplichting ontslaat of zij do kennisgeving ontvangt«
bedoeld in artikel 15.

Protesten, don gefailhnirdo betrefrondü, wonlen gedaan nnn
den cumtor.

-ocr page 712-

591

100. De curator is bevoegd naar omstandigheden eene
door den rechter-commissaris vast te stellen som ter voorziening
in het levensonderhoud van den gefailleerde en zijn huisgezin
nit te keeren.

101. De curator is bevoegd goederen te vervreemden, indien
en voor zoo ver de vervreemding noodzakelijk is ter bestrijding
der kosten van het faillissement, of de goederen niet dan met
nadeel voor den boedel bewaard kunnen blijven.

De bepaling van artikel 17i is toepa^selyk.

102. De curator houdt alle gelden, kleinoodiên, effecten
en andere papieren van waarde onder zijne onmiddellijke
bewaring, tonzij door den rechtor-commissaris eone andere
wijze van boworing wordt bepaald.

Goroodo golden, die voor het beboer niot noodig zijn,
worden door don curator belegd ton namo van don boodol
op do wijze door den rechtor-commissaris good to keuren.

103. Over golden, kloinoodiên, ofTocton on andoro papieren
van waarde, die, volgons bopaling van don rochtor-commisKaris,
door oon derdo wordon bowaanl, on over bologdo gohbui mag
de curator niet andors boschikkon dan door middol van dooi
don roch tor-commissaris voor gezien getookondo stukkon.

101. Do curator is, na ingewonnen advies van do commissio
uit do schuldoischors, zoo die or is, on ondor goodkouriiig
van don rochter-commissaris, bovoogd dadingen to trofTon on
akkoorden of schikkingen aan to gaan.

105. Do gofailloordo is verplicht voor don rochter-commis-
saris, don curator of do commissio uit do schuldoischors te
verschijnen en dozon allo inlichtingen to vorschaflbii, zoo
dikwijlH hij daartoo wordt opgeroepen.

Hij failliHsement van oon in gomoonschap van goederen
gehuwden ochtgonoot rust do verplichting om inlichtingon to
govon op ieder dor ochtgonooton voor zoovor hij gohandold
hoeft.

106. Hij hot failliHRouiont van oono naamloozo vonnootscha]),
wodorkeerigo vorzokorings-ofwaarborgmautHchappij, coop<»ratio-
vo of andere, roohtsporsoonlijkhoid bezittende, verooniging
«>f stichting zijn de bopalingon dor nrtikolon 87—91 op do bo-

-ocr page 713-

592

stuurders, die van artikel 105, eerste lid op bestuurders en
commissarissen toepasselijk.

107. De griffier is verplicht aan eiken schuldeischer op
diens verzoek en op diens kosten afschrift te geven van de
stukken, die ingevolge eenige bepaling dezer wet ter griffie
worden nedergelegd of zich aldaar bevinden.

VIJFDE AFDEELING.

VAX DE VERIFICATIE DER SCIIÜLDVORDERINOEX.

108. De rechter-commissaris bepaalt binnen veertien dagen
nadat het vonnis van faillietverklaring in kracht van gewijsde
is gegaan :

1®. een termijn, vóór welks afloop de schuldvorderingen
ingediend moeten worden ;

2®. (lag, uur en plaats, waarop de verificatie-vergadering
zal gehouden worden.

De termijn, onder 1®. vermeld, gaat in op den achtsten
dag nadat de beschikking is genomen.

Tusschen hot einde van den onder 1®. vermelden termijn
en don dag dor vorificatio-vorgadoring moeten ten minste
veertien dagen verloopon.

109. De curator geeft van dozo beschikkingen onmiddellijk
aan alle bekende schuldoischers bij brieven kennis, en doet
daarvan aankondiging in hol nieuwsblad of de nieuwsbladen ,
bedoeld in artikel 14.

110. Do indiening dor schuldvorderingen geschiedt bij don
curator door do overlegging eenor rekening i)f andere schrirudijke
verklaring, aangevende den aard en het bedrag der vonlering,
vergezeld van do bowijsstukkon of oon afschrift daarvan, en
van oono opgave, of op voorrecht, pand, hypotheek ofm\'hl
van terughouding imnspniak wordt gemaakt.

Do schuldeischers zijn bevoogd van den curator immi ontvang-
bewijs t<! vorderen.

111. De curator toetst de ingezonden rekeningen aan de
boeken en opgaven van d(ïn gefailleerde, treedt, als hij ti\'gi\'n ile
Undating iMmor vonlering bezwaar heeft, met den schuldeischer
in overleg, en is bevoi»gd van dezen overh»gging van ont-

;ï, t

-ocr page 714-

593

brekende stukken alsook inzage zijner boeken en der oorspron-
kelijke bewijsstukken te vorderen.

112. De curator brengt de vorderingen, die hij goedkeurt,
op eene lijst van voorloopig erkende schuldvorderingen, en de
vorderingen, die hij betwist, op eene afzonderlijke lijst, ver-
meldende de gronden der betwisting.

113. In de lijsten, bedoeld in het vorige nrtikel, wordt
elke vordering omschreven, en aangegeven of zij naar de
meening van den curator bevoorrecht of door pand of hypotheek
gedekt is, of wel ter zake der vordering recht van terug-
houding kan worden uitgeoefend. Betwist de curator alleen
den voorrang, of het recht van terughouding, zoo wordt de
vordering op de lijst
der voorloopig erkende schuldvorderingen
gebracht mot uantoekening van deze betwisting on do gronden
daarvan.

114. Van iodor der lijsten, in artikel 112 bedoeld, wordt
eon afschrift door den curator tor grifiio van de rechtbank en
van hot in artikol 97 aangewezen kantongerecht nodorgolegd,
om aldaar gedurende do zeven aan de verificatie-vergadering
voomfgaande dagen kosteloos ter inzago to liggen van eon iodor.

Do nedorlogging geschiedt kosteloos.

115. Van do krachtens artikel 111 gedane nedorlogging
dor lijsten gooft de curator aan allo bokondo schuldoischors
schriftelijk bericht, waarbij hij oeno nadere oproeping tot de
vorificatio-vorgadoring voegt en tovens vermeldt of oen ontwerp-
akkoord door don gofailloordo tor griffio is nodorgolegd.

116. Do gofailloordo woont do vorificatio-vorgadoring in
persoon bij, ten oindo aldaar allo inlichtingen over de oor/akon
van hot faillissement en don staat van don boedel te govon, dio
hom door don rochter-commissnris gevmngd wordon. Do sohuld-
oischers kunnon don rochter-commissnris vor7,ookon omtront
bopaaldo door hen op to govon punten inlichting«»!! nnn don
gohiilhjorde to vragon Do vragen aan
don gofailloordo gestold
on do «loor hom gegeven antwoorden worden in hot proces-
verbaal opgotookond.

117. Bij hot faillissomont van eeno naamlooze vennootschap,
wodorkeorigo verzekerings- of wrtnrborgmnat.schapi)ij, coojio-

-ocr page 715-

594

\'t .

ratieve of andere, rechtspersoonlijkheid bezittende, vereeniging
of stichting, rust op de bestuurders de verplichting, in het
vorig artikel den gefailleerde opgelegd.

118. De schuldeischers kunnen ter vergadering verschijnen
in persoon of bij gemachtigde. De schriftelijke volmacht is vrij
van zegel en van de formaliteit van registratie.

119. Op de vergadering leest de rechter-commissaris de lijst
der voorloopig erkende en die der door den cunitor betwiste
schuldvorderingen voor. Teder der op dio lijsten voorkomende
schuldeischers is bevoegd den cunvtor omtrent elko vordering
en haro plaatsing op een der lijsten inlichtingen te vnigon,
of wel hare juistheid, den beweerden voorrang of het beweerde
recht vau terughouding te betwisten, of to verklnren, dut hij
zich bij de betwisting van den curator aansluit.

Do curator is bevoegd op de door hem gedane voorloopige
erkenning of betwisting terug tc komen, of wel te vorderen,
dat de schuldeischer do deugdelijkheid zijner noch door den
curator, noch door een der schuldoischer« betwiste schuld-
vordering onder eedo bovestigo; indien do oorspronkelijke
schuldeischer overleden is, zullen de n»chtbebbonden onder
eedo mooton verklaren, dat zij to goeder tn)uw gelooven dal
de schuld bestant en onvoldaan is.

Bestnat er bohoofte nnn vorduging der vergadering, dnn
wordt deze binnen ucht dagon, op hot door diMi recht<<r-
commissaris aan to wijzen tijdstij), zonder na<Ioro oproeping,
voortgezet.

120. Do eed, bedoeld in bet tweede lid van het vorige
artikel, wordt in persoon of door oen dunrtoe bijzonder ge-
mnchtigde afgelegd in handen vnn den rechU*r coiiiinissaris,
hetzij onmiddellijk op do vergudering, hetzij op een Interen
door den rechter*commissnris U* bepnlon dng. De volitmclit
kan ondershands wonlen verleend.

Indien de schuldoischer, nnn wion de «md is opgedragen,
niot ter vergadering nnnwezig is, geeft de grifller hem onmid-
dellijk konnis vnn do oodso]Mlmrht en vnn don voor do eeds-
afl(>ggiiig b<*paalden dng.

De reclit4«r<M\'ommiHKaris geeft den schuldoischer eene ver-
klaring vnn dl» eeilsaflegging, t4\'nzij de «mm
I wonlt afgelegd

-ocr page 716-

595

in eene vergadering van sclmldeiscliers, in wolk geval van
de aflegging aanteekening wordt gehouden in het proces-
verbaal dier vergadering.

121. De vorderingen, wolke niet betwist worden, worden
overgebracht op eene in het pvoces-verbaal op te nemen lijst
van erkende schuldeischers. Op bot papier aan order en aan
toonder wordt door den curator de erkenning aaugoteekend.

De schuldvorderingen, van welke do curator do beëediging
heoft gevorderd, worden voorwaardolijk toegehiton, totdat
door het al of niet afleggen van den eed, op den bij hot
eerste lid van artikel 120 bodooldon tijd, over bare toelating
definitief zal zijn beslist.

Het proces-verbaal der vergadering wordt onderttïokond door
don rechtor-commissaris cn don griffier.

Do in bot procos-verbaal dor vorgadoring opgoteokondo
erkenning oonor vordering hooft in hot faillissomont kracht
van gowijsdo zaak. Alloon op grond van bodrog kan do cumtor
vorniotiging daarvan vordoron.

122. Do rochtor-commissaris verwijst, in goval van be-
twisting, do partijen, zoo hij zo niot kan veroonigon, on
voor zoover hot geschil niot reeds aanhangig i», naar oeno
door hom to bepalen t<;rochtzitting van do rechtbank, zondor
dat daartoe oono dagvaarding wordt voroiseht.

Do prttcurours, dio voor partijen oi)trodon, verklaren dit bij
do oproeping dor zaak ter torochtzitting.

Do y.aak wordt summier biduuidold.

Verschijnt do schuldeischor, dio do vorificatio vraagt, op do
bepaalde torochtzitting niot, dan wordt hij geacht zijno aan-
vrage to hobbon ingotmkkon; verschijnt hij, dio do botwisting
<loot, niet, dan wordt hij geacht do botwisting to laten varon
011 orkont do rechter do vordering.

Schuldoischors, dio ter vorificatie-vorgadoring goono bo-
twisting hobbon god:mn, kunnon in hot geding zich niot
voogon noch tusschonkomon.

123. Do schuldoischor, wiens vordoring betwist wonlt, is
tot staving daarvan tot goon
nader of meerder bowijs gohoudon,
dan hij tt«gon don gofailloordo zelf zoude mooton leveren.

38\'

M<)L»no»**rr, KdllliMcwrnU^rt.

-ocr page 717-

■ i

596

124. Indien de schuldeischer, wiens vordering betwist wordt,
niet ter vergadering aanwezig is, geeft de griffier hem onmid-
dellijk kennis van de gedane betwisting en verwijzing.

De schuldeischer kan zich in het geding op het ontbreken
dier kennisgeving niet beroepen.

125. Vorderingen, die betwist worden, kunnen door den
rechter-commissaris voorwaardelijk worden toegelaten tot een
bedrag door hem te bepalen. Wanneer de voorrang betwist
wordt, kan deze door den rechter-commissaris voorwaardelijk
worden erkend.

126. Ook de gefailleerde is bevoegd, onder summiere opgaaf
zijner gronden, tegen de toelating eener vordering, hetzij voor
het geheel, hetzij voor een gedeelte, of tegen de erkenning
van den beweerden voorrang, zich te verzetten. In dit geval
geschiedt in het proces-verbaal aanteckening van do betwisting
en van hare gronden, zonder verwijzing van partijen naar do
rochtbank, en zonder dat daardoor do erkenning der vordering
in het faillissement wordt verhinderd.

Betwisting, waarvoor geene gronden wonlen opgegeven, of
wolko niot do geheele vordering omvat en toch niet uitdruk-
kelijk aanwijst, welk deel wordt orkend, on wolk betwist,
wordt niet als betwisting aangemerkt.

127. Vorderingen, na afloop van don in artikel lOfl, 1®.
genoomden tormijn, doch uiterlijk twee dagen vmlr don dag,
waarop de verificatio
>Vürga<lering zal worden gehouden, bij
den curator ingediend, worden op daortoe U»r vergadering
gedtuin vorzook geverifieerd, indion noch do curator noch e<ui
der aanwezige schuldeischors daartegen bezwaar maakt.

Vorderingen, diuirna ingediend, wonlen niet geverifieenl.

Do bepalingen van het eerste on tweede lid zyn niet t<M*-
passolijk, indien de schuldeischer buiten hot Kijk in Kumpi^
woont en daardoor verhinderd was zieh oerder aan U* molden.

In geval van bezwaar, als in hot iHirsto lid biMloeld, of
van geschil ovor hot al dan niot aonwezig zyn der
verhinde-
ring, in het denie lid bedoeld, beslist do nHdiU^r-eoiniiiisHaris,
na do vergadering te liebln^n gera4idplc«*gd.

128. Iiit4!rost<>n, na de faillietverklaring loo|>endo, kunnen
niet geverifh\'enl worden, tonzy door pand of h}\'pothiM«k gtnlekt.

f !

; i

-ocr page 718-

597

In dit geval worden zij pro memorie geverifieerd. Voor
zooverre de interesten op de opbrengst van bet onderpand
niet batig gerangschikt worden, kan do schuldeischer uit
deze verificatie geene rechten ontleenen.

129. Eene "vordering ondor oono ontbindende voorwaarde
wordt voor het geheele bedrag geverifieerd, onverminderd de
werking der voorwaarde, wanneer zij vervuld wordt.

130. Eene vordering onder eene opschortende voorwaarde
kan geverifieerd worden voor hare waarde op hot oogonblik
dor failliotvorklaring.

Indien do curator on de schuldeischers het niot eens kunnon
worden ovor dozo wijze van vorificatio, wordt zoodanige vor-
dering voor hot volle bedrag voorwaardelijk toegelaten.

131. Eeno vordering, waarvan hot tijdstip der opeischbaarheid
onzeker is, of wolko recht geeft op periodieke uitkeeringen,
wordt geverifieerd voor haro waarde op den dag dor" failliot-
vorklaring.

Allo schuldvorderingen, vervallende binnen dén jaar na den
dag, waarop hot faillissement isaaugovangen, wordon behan-
deld, alsof zij op dat tijdstip opeischbaar waren. Allo later
dan één jaar daarna vorvallondo schuldvorderingen wordon
govorifieord voor do waardo, dio zij hobbon na verloop van
eon jaar sodort don aanvang van het faillissemont.

Bij de berekening wordt uitsluitend gelot op hot tijdstip en
tlo wijz« van afiossing, het kansgonot,
wnar dit biwtaat, on,
indion do vonlering rentednïgend is, op den bedongen
rontevoot.

132. Schuldoischors, wior vorderingen door hypotheek of
pand gedokt of op oon bepaald v<»orwer|i bevoorrecht zijn,
nninr dio kunnon nnntoonen dnt een deel hunnor vordering
vormoedolijk niet bntig gerangschikt znl knnnen worden op du
opbrengst dor verbonden goederen, kunnon verinngen dat
hun voor dat dool de rechten van concurrento schuldeischer
worden toegekend met behoud van hun recht van voorrang.

133. Vorderiiigon , wwvrvan de waanlo onbepaald, onzeker,
niot in Nedoriandsch geld <»f in hot gelu\'ol niet in geld is
uitgedrukt, worden geverifieerd voor hunne geschatte waardo
in Nodorlandseh geld.

-ocr page 719-

598

134. Schuldvorderingen aan toonder kunnen ten name
van /»toonder" geverifieerd worden. Iedere ten name van
»toonder» geverifieerde vordering wordt als de vordering van
een afzonderlijk schuldeischer beschouwd.

135. De schuldeischer, die door borgtocht is verzekerd,
komt op voor zijno schuldvordering onder aftrek van het^jeen
hij van den borg heeft ontvangen.

De borg heeft recht voor hetgeen hij den schuldeischer
heeft betaald. Bovendien kan hij voor het bedrag, waarvoor
de schuldeischer kan opkomen, voorwaardelijk toegelaten
worden, zoolang de schuldeischer zelf niet opkomt.

136. Indien van hoofdelijke schuldenaren twee of meer in
staat van faillissement verkeeren, kan de schuldeischer in ieder
faillissement opkomen voor en botaling ontvangen over het
geheele bedrag, hem ton tijde der faillietverklaring nog ver-
schuldigd, totdat zijne vordering ten volle zal zijn gekweten.

De hoofdelijke schuldenaar, die op don faillieten boedel
rocht van verbaal heofl, kan uit dion hoofde, voor zooverre
de schuldeischer zelf kan opkomen, alleen voorwaardelijk
worden toegelaten, zoolang de schuldeischer zelf niet opkomt.

Indien in het geheel meer dan honderd percent beschikbaar
mocht zijn, wordon dio meerdere percenten naar do onderlinge
rechtsverhouding verdeeld.

137. Na afioop der vorificatio brengt de curator verslag
uit over den stand van don boc<lel, on geeft hij daaromtrent
allo door do schuldeischers verlangde inlichtingen, ilet verslag
wordt, met hot proces-verbaal der vorificatie-vergmlering, na
afioop dier vergadering t<»r griflie nedergeh>gd t<ir kusttd«>oze
inzage van ieder belanghublxMide. De nmlerlegging
geschiedt
kosteloos.

ZKHDK AFDKRLÏN«.

VAN IIKT AKKOOitn.

138. De gefailh«ordo is bevot^d aan zijno gezamenlyke
schuldeischors oon akk<K)rd aan to bie<hm.

139. Indien do gefailloonle ««en ontwerp van akko<ird,ten
.minste acht dagen v<J<îr do vorguderiiig tot vorifiratie der

-ocr page 720-

599

schuldvorderingcu , ter griffie van do rechtbank en van het in
artikel 97 aangewezen kantongerecht heeft nedergelegd, ter
kosteloozo inzage van een iedor, wordt daarover in die ver-
gadering na aÜooj) der verificatie dadelijk geraadpleegd en
beslist, behoudens de bepaling vau artikel IU.

Eon afschrift van het ontworp vnn akkoord moet, gelijk-
tijdig met de nodorlegging ter griffie, worden toegezonden
uan den curator eu nan ieder der lodon van do voorloopigo
commissie uit de schuldeischers.

140. Do cnrator en do commissio uit do scbuldoischers
zijn vorplicht ioder afzonderlijk ter vorgadoring een schriftelijk
advies ovor bot aangobodon akkoord to govon.

141. Do raadpleging on beslissing worden tot oono volgondo
door den rechter-commissaris op ton hoogste drie weken later
to bepalen vergadering uitgesteld:

1°. indion staande do vergadering oono dofinitiovo commissio
nit do schuldeischers is benoemd, niot bestaande uit
dozelfdo personen als do voorloopigo, on do moordorhoid
dor verschenen
schuldeischorH van haar oen schriftelijk
advioH ovor hot aangobodon akkoord verlangt;

2". indion het ontworp van akkoord niot tijdig tor griffie is
neórgologd on do moordorhoid dor vorschonon schuld-
oiscbors zich voor uitstel verklaart.

142. Wannoor do raadpleging on stonnning ovor hot
akkoord, ingovolgo do bopalingon van hot voorgaande artikol,
wordou uitgostold tot oono nadoro vorgadoring, wordt daarvan
door don curator onverwijld aan do niet op do vorificatie-
vorgadoring vorHchonon, orkondo o( voorwaardelijk toegelaten
schuldoischors konnis gogovon, bij brioven vornmldonde don
summioron inhoud van akkoord.

143. Van do stenjming ovor het akkoord zijn uitgesloten
do hypothook- of pandhoudendo on bovoorrochto schtildoischors,
daaronder bogropon diogonon, wier voorrang betwist wordt,

tonzij zij, v(5<5r don aanvang dor stomming, van bun hypothook,

pand of voorrecht ton boiioovo van don boedel afstand mochten
doon.

Dozo afstand nniakt hon tot concurrente schuldoischors, ook
voor hot geval hoi akkoonl niot mocht wordon imngonomon.

-ocr page 721-

600

144. De gefailleerde is bevoegd tot toelichting en ver-
dediging van het akkoord op te treden en het, staande dc
raadpleging, te wijzigen.

145. Tot het aannemen van het akkoord wordt vereischt
de toestemming van twee derde der erkende en der voor-
waardelijk toegelaten concurrente schuldeischers, welke drio
vierde van het bedrag der niet bevoorrechte, door geen pand
of hypotheek gedekte erkende on voorwaardelijk toegelaten
schuldvorderingen vertegenwoordigen.

146. Indien twee derdo der ter vergadering verschenen
schnldeischers, meer dan de holft van het gezamenlijk bedrag
der schuldvorderingen, waarvoor stemrecht kan worden uit-
geoefend, vertegenwoordigende, in hot akkoord bewilligen,
zal ten hoogste acht dagen later oeno tweede stemming ge-
bonden worden, zonder dat daartoe eeno nadere oproeping
vereischt wordt. Bij deze stemming is niemand gebonden
aan zijno dc eerste maal uitgobrachtc stem.

147. Latere veranderingen, in het getal der schuldeischers
of in het bedrag der vorderingen, liebben geen invloed op de
geldigheid van de oanneming of verwerping van hot akkooni.

148. Het proces-verbaal der vergadering vermeldt den
inhoud van het akkooni, de namen der verschonen sUungo-
rechtigde schuldeischers, do door ieder hunnor uitgidinichte
stem, don uitslag der stemming en al wat verder op ile
vergadering is voorgevallen. Hot wordt na voorlezing onder-
teekend do«»r den rechter-commissaris en den griffier.

Gedurende ucht dagen kan oon iedor ter griflio kostelooze
inzage van hot procos-verbaal vorkrijgen.

149. Zoowel do schuldeischem, dio vMr gestomd hebben,
als do gefailloonlo, kunnen gedurende acht dagen na ulloop
der vergodering nan de rechtbank verbetering van hot pn>ces-
verbaal verzoeken, indion uit do stukken xolvo bl(jkl dnt het
akkooni door den rechter-commissaris ten onrechte als ver-
worpen is beschouwd.

150. Indien het akkoord is aangenomen, bepoalt dc
rochtcr*commiiii<aris vtVir hot sluiten der\'vergadering <1«
rochtzitting, waarop de rochtbank do hoinologatio znl
behundelon.

-ocr page 722-

601

Bij toepassing van artikel 149 geschiedt de bepaling der
terechtzitting door de rechtbank in hare beschikking. Van
dezo beschikking geeft de curator aan do schuldeischers
schriftelijk kennis.

De terechtzitting zal gehouden worden ton minsto achten
ten hoogste veertien dagen na do stemming over hot akkoord
of, bij toepassing van artikel 149, na dc boschikking van de
rechtbank.

151. Gedurende dion tijd kunnon do schuldoischors aan den
rochtor-commissaris schriftelijk do redenon oi)geven, waarom
zij woigering der homologatio wonscholijk achten.

152. Op don bepaalden dag wordt ter openbare terecht-
zitting door don rochtor-commissaris een schriftelijk rapport
uitgebracht, on kan iodor dor
schuldeischerH in i)or8oon of
bij gemachtigde de gronden uiteenzotten, waarop hij do
homologatie wenscht of haar bestrijdt.

Do gofailloordo is mode bovoogd, .tot verdediging zijner
bolangon op to treden.

153. Op donzolfdon dag, of anders zoo spoedig mogolijk,
geeft de rochtbank hare met rodenon omkloodo boschikking.

55ij zal do homologatie weigeren:

1°. indion do baton des boodols mot inbegrip van do zakon,
wimrop recht van terughouding wordt uitgeoefend, do
som, bij bot akkoord bodongon, nnnmorkolijk to bovon
gaan;

2°. indien de nakoming van hot akkoord niet voldoende
is gewaarborgd;

3". indien hot akkoord door bodrog, door begunstiging
van een of meer schuldoischors of mot behulp vnn
andero oneerlijke middelen is tot stand gekomen,
onverschillig of do gefailleerde dnn wol eon ander
daartoo hoeft medegewerkt.

Zij kun ook op andere gronden en ook umbtshnive de
homologutie weigeren.

154. Binnen ucht dagen nu de boschikking vun do rocht-
bunk kunnen, zoo do homologutie is geweigerd, zoowel do
schuldeischors, die \\ó6r het ukkoord stomden, uls do gofuil-

-ocr page 723-

602

leerde zoo de homologatie is toegestaan, de schuldeischers,
die tegenstemden of bij de stemming afwezig waren, tegen die
beschikking in hooger beroep komen. In het laatste geval
hebben ook de schuldeischers, die vóór stemden, ditzelfde
recht, doch alleen op grond van het ontdekken na de homolo-
gatie van handelingen als in artikel 153 onder 3°. genoemd.

155. Het hooger beroep geschiedt bij een verzoekschrift,
in te dienen ter griffie van het gerechtshof, dat van de zaak
moet kennis nemen. De voorzitter bepaalt terstond dag
en uur voor de behandeling, welke zal moeten plaats hebben
binnen twintig dagen. Van het hooger beroep wordt door den
griffier van het rechtscollege, waarbij het is aangebracht,
onverwijld kennis gegeven aan den griffier van de rechtbank,
die de beschikking omtrent de homologatie heeft gegeven.

Op de behandeling van het hooger beroep zijn, met uit-
zondering van het bepaalde omtrent den rechter-commissaris,
artikel 152 en artikel 158, eerste lid, toepasselijk.

op

----------------------, -----------y

156. Cassatie wordt binnen dezelfde termijnen en
dezelfde wijze aangeteekend en behandeld.

157. Het gehomologeerde akkoord is verbindend voor alle
goen voorrang hebbende schuldeischers, zonder uitzondering,
onverschillig of zij al dan niet in het faillissement opgekomen
zijn.

158. Na verwerping of weigering van de homologatie van
het akkoord kan de gefailleerde in hetzelfde faillissement geen
akkoord meer aanbieden.

159. Het in kracht van gewijsde gegane vonnis van
homologatie levert, in verband met het proces-verbaal der
verificatie, ten behoeve der erkende vorderingen, voor zoover
zij niet door den gefailleerde overeenkomstig artikel 126
betwist zijn, een voor tenuitvoerlegging vatbaren titel op tegen
den schuldenaar en do tot het akkoord als borgen toegetreden
personen.

160. Niettegenstaande het akkoord behouden de schuld-
eischers al hunne rechten tegen de botgen en medeschulde-
naren van den schuldenaar.

-ocr page 724-

603

161. Zoodra de bornologatie van het akkoord m kracht
van gewijsde is gegaan, eindigt het failhssement.

162. Nadat de homologatie in kracht van gewijsde is gegaan,
is de curator verplicht, ten overstaan van den rechter-commis-
saris rekening en verantwoording aan den schuldenaar te doen.

Indien bij het akkoord geene andere bepalingen deswege
zijn gemaakt, geeft de curator aan den schuldenaar tegen
behoorlijke kwijting af alle goederen, gelden, boeken en
papieren tot den boedel behoorende.

163. Het bedrag, waarop geverifieerde schuldeischers,
krachtens een orkend voorrecht, aanspraak kunnen maken,
alsmede de kosten van het faillissement, moeten in handen
van den curator worden gestort, tenzij deswege door den
schuldenaar zekerheid wordt gesteld. Zoolang hieraan niet is
voldaan, is de curator verplicht alle goederen en gelden tot
den boedel behoorende onder zich te houden, totdat dit bedrag
en de bedoelde kosten aan de daarop rechthebbenden zijn
voldaan.

Wanneer ééne maand na het in kracht van gewijsde gaan
van het vonnis van homologatie is vorloopen, zonder dat van-
wege den schuldenaar de voldoening van een en ander is
geschied, zal de curator daartoe overgaan uit de voorhanden
baten des boedels.

Het bedrag in het eerste lid bedoeld , en het deel daarvan,
aan ieder schuldeischer krachtens zijn recht van voorrang toe
te kennen,wordt desnoodig door den rechter-commissaris begroot.

164. Voor zooveel betreft vorderingen, waarvan het voor-
recht voorwaardelijk erkend is, bepaalt de in het vorige artikel
bedoelde verplichting van den schuldenaar zich tot het stellen
van zekerheid en is de curator bij gebreke daarvan slechts
gehouden tot het reserveeren uit de baten des boedels van het
bedrag waarop het voorrecht aanspraak geeft.

165. Ontbinding van het gehomologeerde akkoord kan door
eiken schuldeischer gevorderd worden, jegens wien de schul-
denaar in gebreke blijft aan den inhoud daarvan te voldoen.

Op den schuldenaar rust het bewijs, dat aan het akkoord
is voldaan.

-ocr page 725-

604

De rechter kan, ook ambtshalve, den schuldenaar uitstel
van ten hoogste ééne maand verleenen, om alsnog aan zijne
verplichtingen te voldoen.

166. De vordering tot ontbinding van het akkoord wordt
op dezelfde wijze aangebracht en beslist, als ten aanzien van
het verzoek tot faillietverklaring in de artikelen 4, 6—9 en
12 is voorgeschreven.

167. In het vonnis, waarbij de ontbinding van het akkoord
wordt uitgesproken, wordt tevens heropening van het faillis-
sement bevolen met benoeming van eenen rechter-commissaris
en curator, alsmede van eene commissie uit de schuldeischers,
indien er in het faillissement reeds eene geweest is.

Bij voorkeur zullen daartoe de personen gekozen worden,
die vroeger iu het faillissement die betrekkingen hebben
waargenomen.

De curator draagt zorg voor de bekendmaking van het
vonnis op de wijze in artikel 14, derde lid, voorgeschreven.

168. De artikelen 13, eerste lid, 15—18 en die, welke
vervat zijn in de tweede, derde en vierde afdeeling van dezen
titel, zijn bij heropening van het faillissement toepasselijk.

Bvenzoo zijn toepasselijk de bepalingen van de afdeeling
over de verificatie der schuldvorderingen, behoudens deze
wijziging, dat de verificatie beperkt blijft tot de schuldvorde-
ringen , die niet reeds vroeger geverifieerd werden.

Niettemin worden ook de reeds geverifieerde schuldeischers
tot bijwoning der verificatie-vergadering opgeroepen en hebben
zij het recht de vorderingen, waarvoor toelating verzocht
wordt, te betwisten.

169. De handelingen, door den schuldenaar in den tijd
tusschen de homologatie van het akkoord en de heropening
van het faillissement verricht, zijn voor den boedel verbindend,
behoudens de toepassing van artikel 42 en volgende zoo daartoe
gronden zijn.

170. Na de heropening van het faillissement kan niet op
nieuw een akkoord aangeboden worden.

De curator gaat zonder verwijl tot de vereffening over.

171. Indien tijdens de heropening jegens eenige schuld-
t eischers reeds geheel of gedeeltelijk aan het akkoord is voldaan,

-ocr page 726-

605

worden bij de verdeeling aan de ■ nieuwe schuldeiscbers en
diegene onder de oude, die nog geene voldoening ontvingen,
de bij het akkoord toegezegde percenten, en wordt aan hen,
die gedeeltelijke betaling ontvingen, hetgeen aan het toege-
zegde bedrag nog ontbreekt, vooruitbetaald

In hetgeen alsdan nog overschiet, wordt door alle schuld-
eischers, zoo oude als nieuwe, gelijkelijk gedeeld.

172. Het vorige artikel is eveneens toepasselijk, indien de
boedel van den schuldenaar, terwijl door hem aan het akkoord
nog niet volledig is voldaan , opnieuw in staat van faillissement
wordt verklaard.

ZEVENDE AFDEELING.

van de vereffening des boedels.

173. Indien op de verificatie-vergadering geen akkoord
aangeboden, of indien het aangeboden akkoord verworpen , of
de homologatie defi.nitief geweigerd is, verkeert de boedel van
rechtswege in staat van insolventie, en gaat de curator
onmiddellijk tot verefl:ening en tegelde-making van alle baten
des boedels over, zonder dat daartoe de toestemming of mede-
werking van den gefailleerde noodig is.

Niettemin kan den gefailleerde eenig huisraad, door den
rechter-commissaris aan te wijzen, worden gelaten.

174. De goederen worden in het openbaar of met toe-
stemming van den rechter-commissaris ondershands verkocht.

175. Over alle niet spoedig of in het geheel niet voor
verefiening vatbare baten beschikt de curator op de wijze
door den rechter-commissaris goed te keuren.

Voor zoozeel dit in het belang is van den boedel, brengt
de curator de goederen, waarop schuldeischers recht vnn
terughouding uitoefenen, door voldoening der vorderingen,
waaraan dit recht is verbonden, in den boedel terug.

176. De artikelen 98 en 100 houden op van toepassing te
zijn als de vereffening des boedels overeenkomstig artikel
173 is begonnen.

177. De curator kan ton behoeve der vereffening van de
diensten des gefailleerden gebruik maken, tegen eene door
den rechter-commissaris vast to stellen vergoeding.

-ocr page 727-

606

178. Nadat de boedel insolvent is geworden, kan de rechter-
commissaris, op door hem te bepalen dag, uur en plaats,
eene vergadering van schuldeischers beleggen, ten einde hen
te raadplegen over de wijze van vereffening des boedels, en
zoo noodig de verificatie te doen plaats hebben der schuld-
vorderingen, die na afloop van den in artikel 108, n°. 1 be-
paalden termijn nog zijn ingediend en niet reeds ingevolge
artikel 127 geverifieerd zijn. De curator handelt ten opzichte
van deze vorderingen overeenkomstig de bepalingen van de
artikelen 111—114. Hij roept de schuldeischers, ten minste
tien dagen vóór de vergadering, bij brieven op, waarin het
onderwerp der vergadering wordt vermeld en hun tevens de
bepaling van artikel 114 wordt herinnerd. Bovendien plaatst
hij gelijke oproeping in het nieuwsblad of de nieuwsbladen
bedoeld in artikel 14.

179. Zoo dikwijls er, naar het oordeel van den rechter-
commissaris, voldoende gereede penningen aanwezig zijn,
beveelt deze eene uitdeeling aan de geverifieerde schuldeischers.

180. De curator maakt telkens de uitdeelingslijst op en
onderwerpt die aan de goedkeuring van den rechter-commis-
saris. De lijst houdt in een staat der ontvangsten en uitgaven
(daaronder begrepen het salaris van den curator,) de namen
dor schuldeischers, het geverifieerde bedrag van ieders vor-
dering, benevens de daarop te ontvangen uitkeering.

Voor de concurrente schuldeischers worden do door den
rechter-commissaris te bepalen percenten uitgetrokken; voor
de bevoorrechte schuldeischers, daaronder begrepen zij, wier
voorrecht betwist wordt, en de pand- en hypotheekhoudendc
schuldeischers, voor zooverre zij niet reeds overeenkomstig de
bepaling van artikel 57 voldaan zijn,het bedrag waarvoor zij batig
gerangschikt kunnen worden op de opbrengst der goederen,
waarop zij bevoorrecht of die aan hen verbonden waren. Zoo dit
minder is dan het geheele bedrag hunner vorderingen, worden
voor het ontbrekende, ~ zoo de met het voorrecht belaste
of aan hen verbonden goederen nog niet verkocht zijn, voor
hunne geheele vordering — gelijke percenten als voor de con-
currente schuldeischers uitgetrokken.

181. Voor de voorwaardelijk toegelaten schuldvorderingen

-ocr page 728-

607

worden op de uitdeelingslijst de percenten over liet volle
bedrag uitgetrokken.

182. De algemeene faillissementskosten worden omgeslagen
over ieder deel van den boedel, met uitzondering van hetgeen
overeenkomstig de bepaling van artikel 57 door den pand- of
hypotheekhoudenden schuldeischer zelf is verkocht.

183. De door den rechter-commissaris goedgekeurde uit-
deelingslijst ligt gedurende tien dagen ter griffie van de
rechtbank ter kostelooze inzage van de schuldeischers.

Een afschrift wordt door den curator met hetzelfde doel
nedergelegd ter griffie van het in artikel 97 aangewezen
kantongerecht. De nederlegging geschiedt kosteloos.

Van de nederlegging wordt door de zorg van den curator aan-
kondiging gedaan in het nieuwsblad of de nieuwsbladen bedoeld
in artikel 14, terwijl daarvan bovendien aan ieder der erkende
en voorwaardelijk toegelaten schuldeischei\'s schriftelijk kennis
wordt gegeven, met vermelding van het voor hem uitgetrokken
bedrag.

184. Gedurende den in het vorige artikel genoemden
termijn kan ieder schuldeischer in verzet komen tegen de
uitdeelingslijst, door inlevering van een met redenen omkleed
bezwaarschrift ter griffie; liem wordt door den griffier een
bowijs van ontvangst afgegeven.

Het bezwaarschrift wordt als bijlage bij de lijst gevoegd.

185. Zoo er verzet gedaan is, bepaalt de rechter-commissaris,
onmiddellijk na afloop van den termijn van inzage, den dag,
waarop het ter openbare terechtzitting behandeld zal worden.
Deze beschikking ligt ter griffie ter kostelooze inzage van oon
ieder. Bovendien doet de griffier daarvan aan de opposanten
en den curator schriftelijk mededeeling. De dag van behandeling
mag niet later gesteld worden dan veertien dagen na afloop
van den termijn van artikol 183.

Op den bepaalden dag wordt ter openbare terechtzitting
door den rechter-commissaris een schriftelijk rapport uitge-
bracht, en kan de curator en ieder dor schuldeischers in
persoon of bij gemachtigde de gronden uiteenzetten ter ver-
dediging of bestrijding van do uitdeelingslijst.

-ocr page 729-

608

Op denzelfden dag, of anders zoo spoedig mogelijk, geeft de
rechtbank hare met redenen omkleede beschikking.

186. Ook een niet-geverifieerde schuldeischer kan verzet
doen, mits hij uiterlijk twee dagen vóór dien waarop het
verzet ter openbare terechtzitting zal behandeld worden, zijne
vordering bij den curator indiene, een afschrift daarvan bij
het bezwaarschrift voege, en in dit bezwaarschrift tevens
verzoek doe om geverifieerd te worden.

De verificatie der vordering geschiedt alsdan op de wijze,
bij artikel 119 en volgende voorgeschreven, ter openbare
terechtzitting, bestemd voor de behandeling van het verzet
en voordat daarmede een aanvang wordt gemaakt.

Indien dit verzet alleen ten doel heeft als schuldeischer
geverifieerd te worden, en er niet tevens door anderen verzet,
is gedaan, komen de kosten van het verzet ten laste van den
nalatigen schuldeischer.

187- Door verloop van den termijn van artikel 183, of,
zoo er verzet is gedaan, door het op het verzet gewezen
vonnis, wordt de uitdeelingslijst verbindend.

Tegen het vonnis, op het verzet gewezen, staat geen beroep
in cassatie open.

188. De rechter-commissaris beveelt de doorhaling der
hypothekaire inschrijvingen, waarmede een tot den boedel
behoorend onroerend goed is bezwaard, zoodra de uitdeelings-
lijst, waarbij de opbrengst van het goed tot verdeeling is
gekomen, verbindend is geworden.

Op verkoop, door den curator, van tot den boedel behoorende
schepen, is artikel 575 van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering toepasselijk.

189. De uitdeeling, uitgetrokken voor een voorwaardelijk
toegelaten schuldeischer, wordt niet uitgekeerd, zoolang niet
omtrent zijne vordering beslist zal zijn, Blijkt het ten
slotte dat hij niets of minder te vorderen heeft, dan komen
de voor hem bestemde gelden geheel of ten deele ten bate
van de andere schuldeischers.

Uitdeelingen bestemd voor vorderingen, welker voorrang
betwist wordt, worden, voor zooverre zij meer bedragen dan

-ocr page 730-

609

de percenten over de concurrente vorderingen uit te keeren,
gereserveerd tot na de uitspraak over den voorrang.

190. Indien eenig goed, waarop een bepaald voorrecht,
een hypotheek of pandrecht rust, verkocht wordt, nadat aan
den bevoorrechten hypotheek- of pandhoudenden schuldeischer,
ingevolge artikel 179 in verband met het slot van artikel 180,
reeds eene uitkeering is gedaan, wordt dezen bij eene volgende
uitdeoling het bedrag, waarvoor hij op de opbrengst van het goed
batig gerangschikt is kunnen worden, niet anders uitgekeerd
dan onder aftrek van de percenten, die hij reeds te voren
over dit bedrag ontving.

191. Aan schuldeischers, die, ten gevolge van hun verzuim
om op te komen, eerst geverifieerd worden nadat er reeds
uitdeelingen hebben plaats gehad, wordt uit de nog voor-
handen baten een bedrag, evenredig aan het door de overige
erkende schuldeischers reeds genotene, vooruitbetaald.

Indien zij voorrang hebben, verliezen zij dien, voor zooverre
de opbrengst van de zaak, waarop die voorrang kleefde, bij
eene vroegere uitdeelingslijst aan andere schuldeischers bij
voorrang is toegekend.

192. Na afloop van den termijn van inzage, bedoeld bij
artikel 183, of na uitspraak van het vonnis op het verzet,
is de curator verplicht de vastgestelde uitkeering onverwijld
te doen. De uitkeeringen, waarover niet binnen ééne maand
daarna is beschikt of welke ingevolge artikel 189 gei\'eserveerd
zijn, worden door hem in de kas der gerechtelijke consig-
natiën gestort.

193. Zoodra aan de geverifieerde schuldeischers het volle
bedrag hunner vorderingen is uitgekeerd, of zoodra de slot-
uitdeelingslijst verbindend is geworden, neemt het faillissement
een einde, behoudens de bepaling van artikel 194. Door den
curator geschiedt daarvan aankondiging op de wijze bij
artikel 14 bepaald.

Na verloop van eene maand doet de curator rekening en
verantwooi\'ding van zijn beheer aan den recbter-commissaris.

De boeken en papieren, door den curator in den boedel
gevonden, worden door hem tegen behoorlijk bewijs aan den
schuldenaar afgegeven.

MoLWiQEAArï, FaillissementBwct.

39

-ocr page 731-

610

194:. Indien na de slotuitdeeling ingevolge artikel 189
gereserveerde uitdeelingen aan den boedel terugvallen, of
mocht blijken dat er nog baten van den boedel aanwezig
zijn, welke ten tijde der vereffening niet bekend waren, gaat
de curator, op bevel van de rechtbank, tot vereffening en
verdeeling daarvan over op den grondslag van de vroegere
uitdeelingslijsten.

ACHTSTE AFDEELING.

van den rechtstoestand des schuldenaars na afloop
van de vereffening.

195. Door het verbindend worden der slotuitdeelingslijst
herkrijgen de schuldeischers voor hunne vorderingen, in
zooverre deze onvoldaan zijn gebleven, hunne rechten van
executie op de goederen van den schuldenaar.

196. De in het vierde lid van artikel 121 bedoelde erkenning
eener vordering heeft kracht van gewijsde zaak tegen den
schuldenaar; het proces-verbaal der verificatie-vergadering
levert voor de daarin als erkend vermelde vorderingen den
voor tenuitvoerlegging vatbaren titel op tegen den schuldonaar.

197. De bepaling van het vorige artikel geldt niet voor
zoover de vordering door den gefailleerde overeenkomstig
artikel 126 betwist is.

NEGENDE AFDEELING.

van het faillissement eener nalatenschap.

198. De boedel eens overledenen wordt in staat van
faillissement verklaard, indien een of meer der schuldeischers
daartoe verzoek doen, en summier aantoonen , dat de over-
ledene in den toestand verkeerde dat hij had opgehouden te
betalen. (\')

199. Het verzoek wordt gei-icht tot do rechtbank, wolko
tijdens het overlijden des schuldenaars bevoegd was de failliet-
verklaring uit te spreken.

(\') Artikel 198, aldus gewijzigd, vastgesteld bij de Wet van 0 Sept. 18!)r)
(Stbl. n». 15.\')). Het slot v.an liet artikel Iniildo oorspronkelijk:

......cn summier aantoonen, dat de overledene hnd opgehouden te

belttlen, en indien de rechthanh dil in het yenieenschappelijk helnng der schuld-
cischers tuenschelijk oordeelt.

-ocr page 732-

611

De erfgenamen worden op het verzoek gehoord of daartoe
opgeroepen bij een exploot, aan het sterfhuis te beteekenen,
zonder dat het noodig is hen by name aan te duiden, alsmede,
voor zooverre zij bekend zijn, bij brieven van den griffier.

200. De faillietverklaring heefb van rechtswege ten gevolge
de afscheiding van den boedel des overledenen van dien zijner
erfgenamen, in dier voege als bij artikel 1153 van het Biirgerlijk
Wetboek is omschreven.

201. De faillietverklaring kan aangevraagd worden zoolang
niet drie maanden na de aanvaarding van de nalatenschap
en tevens zes maanden na het overlijden van den schuldenaar
zijn verstreken.

202. De zesde afdeeling van dezen titel is op het faillis-
sement eener nalatenschap niet toepasselijk; evenmin de achtste
afdeeling, tenzij de erfenis zuiver is aanvaard.

TIENDE AFDEELING.

bepalingen van internationaal recht.

203. Schuldeischers, die na de faillietverklaring hunno
vordering geheel of gedeeltelijk afzonderlijk verhaald hebben
op in het buitenland zich bevindende, aan hen niet bij voorrang
verbondon, goederen van den in Nederland getailleerden
schuldenaar , zijn verplicht het aldus verhaalde aan den boedel
to vergoeden.

204. De schuldeischer, die zijne vordering togen den
gefailleerde, geheel of gedeeltelijk, aan een dei-de overdraagt,
ten einde dezen in de gelegenheid te stellen die vordering,
geheel of gedeeltelijk, afzondei\'lijk of bij voorrang te verhalen
op in het buitenland zich bevindende goederen van den
gefailleerde, is verplicht het aldus verhaalde aan den boedel
to vergoeden.

De overdracht wordt, behoudens tegenbewijs, vermoed met
dit doel to zijn geschied, als zij is gedaan met de wetenschai>,
dat de faillietverklaring reeds \\vas aangevraagd of aangevraagd
zou wordon.

205. Gelijke verplichting tot vergoeding jegens den boedel
^\'ust op hem, die zijne vordering of zijne schuld, geheel of

Molengraaff, Failliflscraentswct.

-ocr page 733-

612

gedeeltelik, aan een derde overdraagt, welke daardoor in
staat wordt gesteld zich in het buitenland op eene door deze
wet niet toegelaten schuldvergelijking te beroepen.

Het tweede lid van het vorige artikel is hier toepasselijk.

ELFDE AFDEELING.

VAN REKABILITATIE.

206. Nadat het faillissement overeenkomstig de artikelen
161 of 193 geëindigd is, is de schuldenaar of zijn zijne erfge-
namen, ook in geval van artikel 198, bevoegd een verzoek
van rehabilitatie in te leveren
faillissement heeft berecht.

bij de rechtbank, die het

207. De schuldenaar of zijne erfgenamen zijn tot dit
verzoek niet ontvankelijk, tenzij bij bet verzoekschrift zij
overgelegd het bewijs, waaruit blijkt, dat alle erkende
schuldeischers, ten genoegen van elk hunner, zijn voldaan.

208. Van het verzoek wordt aankondiging gedaan in de
Nederlandsche Staatscourant en in een of meer door de rechtbank
aan te wijzen nieuwsbladen.

209 Ieder erkend schuldeiseher is bevoegd om binnen den
tijd van twee maanden na voorschreven aankondiging verzet
tegen het verzoek te doen, door inlevering van een met
redenen omkleed bezwaarschrift ter griffie; hem wordt door
den griffier een bewys van ontvangst afgegeven.

Dit verzet zal alleen daarop kunnen gegrond zijn, dat door
den verzoeker niet behoorlijk aan het voorschrift van artikel
207 is voldaan.

210. Na verloop van do voormelde twee maanden zal de
rechtbank, om het even of er verzet of geen verzet is gedaan,
op de conclusie van. het Openbaar Ministerie het verzoek
toestaan of weigeren.

211. "Van de beslissing der rechtbank wordt noch hooger
beroep, noch cassatie toegelaten.

212. Het vonnis, waarbij de rehabilitatie wordt toegestaan,
wordt ter openbare terechtzitting uitgesproken, terwyl mede
daarvan aanteekening geschiedt in het in artikel 19 bedoelde
register.

-ocr page 734-

613

TITEL IL

van surséance van betaling.

213. De schuldenaar, die voorziet, dat hij met betalen
van zijne opeischbare schulden niet zal kunnen voortgaan,
doch aantoont dat er vooruitzicht bestaat, dat hij na verloop
van eenigen tijd aan al zijne verplichtingen zal kunnen voldoen ,
kan surséance van betaling bekomen.

214. Hij zal zich daartoe, onder overlegging van een door
behoorlijke bescheiden gestaafden staat, als bedoeld in artikel
96, bij verzoekschrift, door hem zelf en zijnen procureur on-
derteekend, wenden tot de rechtbank aangewezen in artikel
2 of artikel 3.

215. Het verzoekschrift met bijbehoorende stukken wordt
ter griflSe van de rechtbank neêrgelegd, ter kostelooze inzage
van een ieder.

De griffier doet van de indiening van het verzoek en van
den overeenkomstig het eerste lid van het volgende artikel
bepaalden dag onmiddellijk aankondiging in de
Nederlandsche
Staatscourant
en in een of meer door de rechtbank aan te
wijzen nieuwsbladen.

216. De rechtbank beveelt dadelijk, dat de in Nederland
wonende schuldeischers, benevens de schuldenaar, tegen een
door haar op korten termijn bepaalden dag, door den griffier,
bij brieven, worden opgeroepen, ten einde op het verzoeksclmft
te worden gehoord. Behalve den dag worden uur en plaats
der bijeenkomst daarbij vermeld.

Ieder schuldeischer is bevoegd om, zelfs zonder opgeroepen
ie zijn, op te komen.

217. Ten bepaalden dage worden de in persoon of bij schrifte-
lijk gemachtigde opgekomen schuldeischers door de rechtbank
in raadkamer gehoord, en kan den schuldenaar voorloopige
surséance verleend worden, tenzij meer dan één derde der
verschenen schuldeischers, of houders van meer dan één vierde
van het bedrag der ter vergadering vertegenwoordigde niet
in artikel 233, n^\'. 1—6 genoemde schuldvorderingen, zich
daartegen verklaren.

-ocr page 735-

614

Over de toelating tot de stemming beslist, bij verschil, de
rechtbank.

Voorloopige surséance zal nimmer verleend kunnen worden,
indien blijkt dat de schuldenaar te kwader trouw is.

Indien de rechtbank het verzoek afwijst, kan zij bij dezelfde
beschikking den schuldenaar in staat van faillissement verklaren.

Indien eene aanvrage tot faillietverklaring en een verzoek
tot surséance gelijktijdig aanhangig zijn , komt eerst het laatste
in behandeling.

De beschikking op het verzoek wordt uitgesproken ter
openbare terechtzitting.

218. Gedurende acht dagen na den dag der uitspraak
heeft, in geval van afwijzing van het verzoek, de schuldenaar,
of ingeval de voorloopige surséance verleend is, ieder schuld-
eischer, die zich tegen het verleenen daarvan verklaard heeft,
recht van hooger beroep.

Het hooger beroep wordt ingesteld bij een verzoekschrift,
door den verzoeker en zijnen procureur onderteekend, in te
dienen ter griffie van het gerechtshof, dat van de zaak kennis
moet nemen. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor
de behandeling.

Indien het hooger beroep door een schiüdeischer is ingesteld,
geeft deze uiterlijk op den vierden dag volgende op dien,
waai\'op hij zijn verzoek heeft gedaan, aan den procureur, die
het verzoek tot surséance heeft ingediend, bij deurwaarders-
exploot kennis van het hooger beroep en van den tijd voor
de behandeling bepaald. Deze kennisgeving geldt voor op-
roeping van den schuldenaar.

De griffier van het gerechtshof doet van het hooger beroep
en van den tijd, voor de behandeling bepaald, aankondiging
in de nieuwsbladen waarin het verzoek tot surséance volgens
artikel 215 is aangekondigd. Tevens geeft hij van het inge-
stelde hooger beroep aan den griffier der rechtbank konnis,
neemt van dezen de in artikel 214 bedoelde stukken over en
legt die op zijne griffie voor een ioder ter kostelooze inzage.

219. Bij de behandeling van het.hooger beroep wordt het
verzoek niet opnieuw in stemming gebracht, maar ieder schuld-
eischer is bevoegd in persoon of bij schriftelijk gemachtigde

-ocr page 736-

615

aan de bestrijding of verdediging van de uitspraak, waarlegen
het beroep gericht is, deel te neinen.

De behandeling heeft plaats in raadkamer; het arrest
wordt uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Tegen hot arrest, in hooger beroep gewezen, staat geen
beroep in cassatie open.

220. De uitspraak der rechtbank wordt, niettegenstaande
het hooger beroep, bij voorraad ten uitvoer gelegd.

De artikelen 13 en 15 zijn ook hier toepasselijk, indien eeno
krachtens artikel 217 uitgesproken faillietverklaring wordt
vernietigd.

Op handelingen, verricht in strijd met het voorschrift van
artikel 230, eerste lid, blijft, indien bij vernietiging der ver-
leende voorloopige surséance de schuldenaar in staat van
faillissement wordt verklaard, de bepaling van het tweede
lid van dat artikel van toepassing. Do bevoegdheid, aldaar
den bewindvoerders gegeven, gaat over op den curator in het
faillissement.

221. Do beschikking, waarbij voorloopigo surséance wordt
toegestaan, houdt de benoeming in van :

1°. een of meer bewindvoerders, ten einde met don schul-
denaar bet beheer over diens zaken to voeren;

2°. oon of meer deskundigen, ten einde, binnen oon door
do rechtbank te bepalen termijn, die zoo noodig ver-
lengd kan worden, do door den schuldenaar overge-
legde staat en besclioiden te verilioeron, den stand des
boodols to onderzoeken en een beredeneerd verslag van
hunne bevinding uit to brongen.

De boschikking, houdende verloening van voorloopigo sur-
séanco, wordt aangekondigd gelijk in artikol 215, tweede lid,
is voorgeschreven.

222. Ilet verslag van de deskundigen bevat oen mk>t redenen
omkleed oordcel over de betrouwbaarheid van do door den
schuldonaar overgelegde staat on bescheiden en het gegronde
van hot vooruitzicht, dat na verleend uitstel volledige bo-
taling van alle schulden zal volgen, met aanduiding van den
tijd waarop deze vermoedelijk zal kunnen plaats hebben.

-ocr page 737-

616

De deskundigen leggen hun verslag neder ter griffie van
de rechtbank, ter kostelooze inzage van een ieder.

De nederlegging geschiedt kosteloos,

223. Onmiddollijk na de nederlegging van het verslag,
worden de schuldeischers, benevens de schiildenaar, de bewind-
voerders en de deskundigen door den griffier bij brieven op-
geroepen, tegen een door de rechtbank te bepalen, uiterlijk
drie weken daarna invallenden dag.

224. Ten bepaalden dage worden de verschenen schuld-
eischers in raadkamer geraadpleegd over het verleenen van
definitieve surséance aan den schuldenaar. De schuldenaar,
de bewindvoerders en de deskundigen zijn verplicht allo op-
helderingen en inlichtingen te geven, welke de voorzitter hun,
hetzij ambtshalve, hetzij ten verzoeke van een of meer der
schuldeischers, zal vragen.

225. Indien twee derde der verschenen schuldeischers
houders van drie vierde van het bedrag der ter vergadering
vertegenwoordigde niet in artikel 233, n"\'. 1—6, genoemde
schuldvorderingen, daarin toestemmen, wordt definitieve sur-
séance verleend, tenzij het geval in artikel 217, derde lid,
voorzien aanwezig is. Het tweede en het zesde lid van artikel
217 zijn toepasselijk. Bijaldien de delinitievo surséanco niet
verleend wordt, kan de schuldenaar in staat van faillissement
worden verklaard.

226. Surséance van betaling wordt verleend voor eenen
tijd, niet langer dan één en een half jaar, gerekend van den
dag, Avaarop do voorloopige surséance is toegestaan.

De beschikking, houdende verleening van definitieve sur-
séance, wordt aangekondigd gelijk is voorgeschreven in artikel
215, tweede lid.

Gedurende één jaar na afloop dor surséance kan zij niet
opnieuw worden verleend.

227. Wordt door bet gerechtshof, in hooger beroep van
eene afw^zende beschikking der rechtbank, voorloopige sur-
séance verleend, dan houdt het de zaak aan zich, ten einde,
met inachtneming van de wijze van behandeling in de artikelen
221—226 voorgeschreven, ook over de verleening der definitieve
surséance te beslissen.

Tegen het arrest staat geen beroep in cassatie open.

-ocr page 738-

617

228. De bescliikking van de rechtbank, waarbij definitieve
surséance verleend of geweigerd wordt, is vatbaar voor hooger
beroep. De bepalingen van de artikelen
218 en 219 zijn
daarop toepasselijk.

Hangende het hooger beroep blijft de voorloopige surséance
van kracht.

Bij vernietiging der verleende definitieve surséance is artikel
220, derde lid, toepasselijk.

229. Het rechterlijk college, dat de bewindvoerders en
deskundigen heeft benoemd, kan hen te allen tijde op hun
verzoek, of op verzoek van een of meer der schuldeischers, of
van den schuldenaar, of wel ambtshalve, ontslaan en door
anderen vervangen.

Na het verleenen van definitieve surséance wordt door do
bewindvoerders, telkens na verloop van drie maanden, een
verslag over den toestand van den boedel uitgebracht. Met
dit verslag wordt gehandeld, gelijk in het tweede en derde
lid vau artikel 222 is voorgeschreven.

230. Zoodra de voorloopige surséance van betaling is ver-
leend, is de schuldenaar onbevoegd om, zonder medewerking,
machtiging of bijstand der bewindvoerders, eenige daad van
beheer of beschikking over zijn vermogen uit te oefenen.

Indien do schuldenaar iu strijd met deze bepaling gehandeld
heeft, is zoodanige handeling voor den boedel niet verbindend,
tonzij voor zooverre dezo gebaat is, en zijn de bewindvoerders
bevoegd alles to doen, wat vereischt wordt, om den boedel
te dier zake schadeloos to houden.

231. Gedurende den loop der surséance kan de schuldenaar
niet tot betaling zijner schulden Avorden genoodzaakt.

Alle aangevangen executiën blijven gedurende dien tijd
geschorst. Gelegde beslagen vervallen. Indien de schuldenaar
zich in gijzeling bevindt, wordt hij daaruit ontslagen, zoodra
het vonnis houdende verleening der surséance in kracht van
gewijsde is gegaan.

232. De surséance stuit den loop niot van reeds aanhangige
rechtsvorderingen, noch belet het aanleggen van nieuwe.

Indien niettemin de rechtsgedingen blootelijk betrefien de
vordering van betaling eener schuld door den schuldenaar

-ocr page 739-

618

erkend, en indien de aanlegger geen belang lieeft om vonnis
te verkrijgen, ten einde rechten tegen derden te doen gelden,
kan de rechter, na van de erkenning der schuld akte te
hebben verleend, het uitspreken van het vonnis opschorten
tot na het einde der surséance.

De schuldenaar kan, voor zooveel betreft rechtsvorderingen,
welke rechten of verj)lichtingen tot zijn vermogen behoorende
ten onderwerp hebben, noch eischende noch verwerende in
rechte optreden, zonder medewerking der bewindvoerders.

233. De surséanco werkt niet ten aanzien:

1°. van de vordering van rijks-, provinciale of gemeente-
lijke belastingen, en van waterscbaps-, veenschaps- of
veenpolderlasten, met de vervolgingskosten;

2®. van schuldvorderingen, gedekt door hypotheek of pand,
of bevoorrecht op bepaalde goedei*en;

3°. van levensonderhoud, door den schuldenaar nit kracht
van de derde afdeeling van den vijftienden titel van
het eerste boek van lietBurgei-lijk Wetboek verschuldigd;

4°. van huren en pachten ;

5". van loon van dienstboden, werklieden en andere bedienden;

6". van schuldvorderingen wegens noodwendigheden, tot
gewoon onderhoud van den schuldenaar en zijn huis-
gezin geleverd gedurende do laatste zes maanden vóór
de surséance;

7°. van reclame en zakelijke rechten.

Voor zooverre bij executie blijkt dat de vorderingen,
onder n°. 2 vermeld, op de verbonden zaak niet verhaald
kunnen worden, werkt de surséance wel ten aanzien yan dezo
vorderingen.

234. De betaling van alle andere schulden, op het oogen-
blik van de verleening der voorloopige surséance bestaande,
kan, gedurende de surséance, niot anders plaats hobben, dan
aan alle schuldeischers gezamejdijk, in evenredigheid hunner
vorderingen.

235. De surséance werkt niet ten voordeele van do mede-
schuldenaren en borgen.

236. Het rechterlijk college, hetwelk de surséanco verleend

-ocr page 740-

619

heefb, kan die, op verzoek van de bewindvoerders of van een
of meer der schiildeiscliei\'s, intrekken :

1°. indien de scliu\'denaar zich, gedurende den loop der
surséance, aan kwade trouw in het beheer van den
boedel schuldig maakt; >

2°. indien hij zijne schuldei/chers tracht te benadeelen; j ())

3°. indien hij handelt in strijd met artikel 230, eerste lid;

4". indieji hij nalaat te doen wat naar het oordeel van
de bewindvoerders in het belang van den boedel gedaan
moet worden;

5°. indien, hangende de surséance, de staat van den boedel
zoodanig is achteruit gegaan, dat het vooruitzicht is
• verdwenen op volledige betaling van alle schulden bij
het eindigen der surséance.

In het laatsto geval kan de intrekking ook op verzoek vau
don schuldenaar worden uitgesproken.

In de gevallen, vermeld onder n"®. 1 en 5, zijn de bewind-
voerders verplicht de intrekking to vragen.

Do bewindvoerders on de schuldenaar worden, indien zij
niet zolvo het verzoek gedaan hebben, daarop gehoord of
daartoe behoorlijk opgeroepen.

Indien op grond van de bepalingen van dit artikel do sur-
séance wordt ingetrokken, kan tevens de faillietverklaiing
van den schuldenaar worden uitgesproken.

Gedurende do surséance kaïi de faillietverklaring niot rau-
welijks worden gevorderd.

De beschikking, houdende introkking der surséance, wordt
aangekondigd gelijk is voorgoschrovon in art. 215, twoedo lid.

237. Do schuldenaar is stoeds bevoogd van hot rechterlijk
collego, dat do surséanco verleende, do intrekking daarvan
te verzoeken, op grond dat do toestand des boedels hom weder
in staat stelt zijne betalingen te horvatton. Op dit verzoek
worden do bewindvoerders en do schnldeischers gohoord of
daartoe behoorhjk opgeroepen.

Deze oproeping, gelijk mede dio bedoeld in het vierde lid
vau het vorige artikol, geschiedt bij brieven door don grifhor
togen een door hot rechterlijk college te bepalen dag.

238. Indien de faillietverklaring wordt uitgesproken over-

-ocr page 741-

620

eenkomstig eene der bepalingen van dezen titel of wel binnen
ééne maand na de afwijzing van het verzoek tot surséance
of na de intrekking of den afloop van de surséance, wordt
het tijdstip, waarop do termijnen, in de artikelen 43 en 45
vermeld, a,anvangen, berekend van den dag af, waarop de
indiening van liet verzoek tot verleening van surséance is
bekend gemaakt.

De curator oefent dan de bevoegdheid uit, in het tweede
lid van artikel 230 aan de bewindvoerders toegekend.

239. Het loon van de deskundigen, benoemd ingevolge
de bepaling van artikel 221 2°,, eu van de bewindvoerders
wordt bepaald door de rechtbank en bij voorrang voldaan.

Dit laatste is ook van toepassing op hunne verschotten en
op die, door den griffier ten gevolge van de bepalingen van
dezen titel gedaan.

Algemeene slotbepaling.

240. Deze wet treedt in werking op een nader bij do wet
te bepalen tijdstip.

-ocr page 742-

REGISTER

der behandelde artikelen.

FAILLISSEMENTSWET.

eerste hil: blz. 7, 71—86,126—
129, 554—560.
tweede lid: blz. 86—88.
eerste en tweede lid: blz. 88v.
derde lid: blz.
89—91, 97 v.,
130—133, 556
Y.
vierde lid: blz. 98.
vijfde lid: blz. 94 v.,
zesde lid: blz. 96.
blz. 91-93.

/ eerste lid: blz. 96, 98, 101.
j tweede lid: blz. 97 v., 130—133.
( derde lid: blz. 101 v.
blz. 96 n\'3, 98, 102, 107, 264,
268, 400,408,420,450,512.
eerste lid: blz. 1)8 v., 558 v.
tweede lid: blz. 7, 73—84,
99-101.
blz.
101, 292.

, 102—105, 108, 112, 558 v.

„ 107, 118, !21, 123, ÓG3.

, 105-107.
eerste lid: blz. 106.
tweede lid: blz. 107, 118, 121.
derde lid: blz. lOG, 107, 503.
vierde lid: blz. 108.
eerste en tweedo lid: blz. 108 v,
112.

derde lid: blz. 118, 121.
eerste lid: blz. 50, 114v., 118.
tweede lid: blz. 112 v.

Aut.
1

Art.

14.

15.

16.

17

18.
19
20.

21

22

23.

24.

25.

26.

27.

28.

29.

30.

31.

32.

33.

()

7.

8.

9.
10.

11

12
13

blz. 116 V., 121,. 290, 299, 420,
421, 458 n^ 2, 563 v.
, l l7v., 12!, 299, 458 n\'2,
564.

, 121, 122 V., 445, 458.
eerste lid: blz. 121, 458 n\'2.
tweede en dorde lid : blz. 110 v.,
385; 386, 408.
vierde lid: blz. 121 v.
blz.
123 V., 458 ut 2.
/ eerste, tweede en vierde lid:
\\ blz. 124
V.

( derde lid: blz. 120, 125.
blz. 52 V., 135—139, 500 u\' 1, 508.
1": blz. 101,
140v., 341—245,
292, 294, 437.
2«: blz. 54, 146v.
3\'>-5<\': blz. 147
V.
eerste lid: blz. 140—146,564.
twocdü lid: blz. 225v.
blz.
43, 148—150, 508.
, 43, 15ÜV.
, 151—155, 246.
, 155 v., 173. 199 n\'2, 355.
, 158—IGl, I62v.
, 157, 161—103,
, 157, 335; 368.
„ 163
V.
, 164 V
, 165
V.

, 168 V., 247—250, 564 v.

-ocr page 743-

622

Art.

Akt.

84.

blz.

169.

06.

blz. 2G1—203, 295, 565.

35.

!t

232—236.

eerste lid: blz. 264,268,41811^2.

36.

n

158, 315.

tweede lid: blz. 147, 148, 169

37.

n

63, 174-170, 180, 181 n\'l,

11^ 1,217, 265 V., 282 n\'1,293

209, 233, 352.

67 •

ntl,296 n\'],297 nM,298n\'l,

38.

n

176—180, 209.

\' 301 nM, 323 n\'2 en 3, 334,

39.

»

180—182, 183.

437 n\' 1, 438 n\' 3, 439 n^ 3,

40.

182 v.

441 n\' 1, 443.

41.

»

236.

[ eerste lid: blz. 222,260, 266,

42—51.

blz. 183—188.

68 •

\\ 438.

42.

blz.

188—193.

tweede lid: blz. 175 n\'3, 180

43.

j)

193—195.

^ nt2, 182 n\' 1, 218 n^ 1, 200.

44.

n

105 v.

69.

blz. 265, 208 v., 270, 280 n* 1,

45.

n

197.

282, 283, 297.

46.

n

198 v.

70.

„ 271 v., 326.

47.

«

199—201.

71.

, 122, 273 v.

48.

*

20] v.

72.

, 120, 209—271.

49.

?)

203.

73.

, 272 v., 274,282,283,388,461.

50.

K

204, 376.

74.

, 116, 270 v., 278.

51.

n

204—207, 251 v.

75.

„ 270—378, 285, 327, 328.

52.

n

207 v.

76.

, 282.

53.

n

209—211.

77.

, 278 v.

54.

»

199 nt3, 211 v., 5G0-

563

eerste lid: blz. 175u\'3, 180

55.

•n

212 v.

78

182 n\' 1, 217, 218 n^ 1, 379 v.,

56.

i)

230—239.

296, 297, 298, 438, 441, 443.

57.

»

214 v., 253 v., 355,
471
v., 565.

469,

1

79. 1

[ tweede bd: blz. 280.
blz. 380—283, 296.

58

; eerste lid: blz, 217.

80.

, 384, 317.

! tweede lid: blz. 218 v.

81.

, 285 v., 388.

59. 1

blz.

219, 444, 473.

82.

, 384 v., 358.

60.

n

239 v., 440.

83.

, 280 v.

61.

n

227—230, 255—257.

84 j

; eerste lid: blz. 283, 387, 441.

62.

•n

197, 23Iv.

5 tweede lid: blz. 3S7, 441,458 n» 2.

f eerste lid: blz. 221—225,

236,

85. blz. 08, 288 v., 452.

63 !

} 303, 426 V.

86.

, 288 v.

, tweede lid: blz. 226 v.

87.\'

, 69 nU, 160, 304—306.

64. 1

blz. 259 V.

88.

, 305.

65.

3

261.

89.

, 300 v., 318, 319, 320.

-ocr page 744-

623

blz. 807.
„ 302, 306.
, 290-292, 301.
( eerste en tweede lid: blz. 292.
l derde lid: blz. 245,
392 v.
blz. 283,
293—295.
, 245, 294.
, 295.

, 33, 120, 295.
, 41, 183, 29ÜV., 435.
\'i eerste lid: blz. 121,
299 v.
V tweede lid: blz. 300 v.
blz. 41,
297, 435.
, 41,
298, 436 v.
« 301.
, 69,
301 v.
. 265, 302.

, 282, 283, 295, 303 v., 306 v.
, 302, 304, 307.
,, 307
v.

eerste lid: blz. 113 v., 312 v.
tweede en derde lid: blz. 313 v.
Wz. 315, 458 n\' 2.
, 315.
« 315
v.
. 316, 322.
„ 316.

, 33, 120, 317.
, 317,
386.
, 307,
318—320, 345.
, 320.
, 320—322.
( eerste lid: blz. 324—326.
i tweede lid: blz. 32Ü, 329—331.
^ «lorde lid: blz. 318,
326v.
( oersto lid: blz. 331 v.
J tweede lid: blz. 121,321,332.
^ tierde lid: blz. 332.

Aiiï.

90.

91.

92.

93

94.

95.

96.

97.

98.

99

100.
101.
102.

103.

104.

105.
lOG.
107.

108

109.

110.
111.
112.

113.

114.

115.
110.

117.

118.

119

Aht,

121

122

123.

124.

125.

126.

127.

128.

129.

130.

131.

132.

133.

134.

135.

136.

137.

138.

139.

140.

141.

142.

143.

144.

145.

146.

147.

148
149.

I2ü

eerste lid: blz. 328, 357,358.
tweede lid: blz. 331.
derde lid: blz. 327, 397 v.
vierde lid: blz. 328 v.
eerste lid: blz. 68, 333, 334—
336, 366—375, 565.
tweedeen vierde lid: blz. 336 v.,
338.

derde en vijfde lid:blz. 337,5G5.
blz. 52, 338—344.
„ 121, 321,
333.
, 334.

, 156, 344—348, 414,479 v.
„ 322—324, 325.
, 348
v.
, 350.

, 210, 215, 350 v., 353, 356.
, 60,61,210,215
,351 -355,

356, 565.
, 358
v., 391.
, 156, 170, 210,
355 v.
, 356—358.

, 359 v., 393, 412, 413 v.
, 360-305, 393.
, 120,
327 v., 398.
, 376,
382-384, 426—428.
„ 33, 327, 385 v., 387.
, 283,
387.
, 386—389, 565 v.
„ 389.

, 384 v., 390—393, 397.
„ 389, 397.
„ 393
v.
„ 395 v.
, 396 v.

eerste lid: blz. 328, 394, 397 v.
tweede lid: blz. 120,
398 v.
blz. 399 v.

-ocr page 745-

624

blz. 400 v.
, 401.

„ 387 nt 1, 401, 409.
eerste lid: blz. 402, 408.
tweede lid: blz. 879, 884,
402—
407.

tweede lid 3^: blz. 406 v.,429 -
432.

\\ derde lid: blz. 402.
blz. 407
V.
, 408—410.
, 410.

, 376, 384, 410 v.
„ 383, 425..
„ 845,
414 v.
, 411—418.
„ 58, 369,
414, 422.
, 377,
414.
/ eenste en tweede lid: blz. 415—
\\ 417, 433
v.
l derde lid: blz. 417 v.
blz. 334,
417.
„ 419 v.
, 420.

, 420, 458 n\'2.
„ 420
v.
. 421 v.
, 382 v., 422.
„ 422-424.
, 424
v.
/ eerste lid: blz. 41, 386, 430 v.,
J 462-4G5.

( tweede lid: blz. 405. 437 v.
blz. 217, 298, 438 V., 400-468,
470.

eerste lid: blz. 439.
tweede lid: blz. 439 v.
blz. 41, 435,
441.

Art.

150.

151.

152.

Art.

177.

178.

179.

180.
181.
182.

183

184.

185

186.
187.

188

189

190.

191.

192.

193.

194.

195.

196.

197.

198.

199.

200.
201.
202.

203.

204.

205.

206.
207.

153

154.

155.
150.

157.

158.

159.

160.
161.
162.

163

164.

165.

166.

167.

168.

169.

170.

171.

172.

173
174.

175
^ 176.

blz. 440 v.
, 288, 441-413, 458 nt 2.
„ 448.
, 448—446.
, 351,
444.
, 446—449, 566.
/ eerste lid: blz. 120, 449.

tweede lid: blz. 33, 120,449.
( derde lid: blz. 449, 458 n\' 2.
blz. 450.

( eerste lid: blz. 120, 121,450.
( tweede en derde lid: blz. 450.
blz.
451, 454, 455.

„ 451 v.
( eerste lid: blz. 254, 392, 452 v.,
! 409-475.
^ tweede lid: 453.
\' eerste lid: blz. 351,
453 v.

tweede lid: blz. 454.
blz. 454
v.
. 455- -457.
, 457, 459.

, 58, 445, 458—400, 458 n\' 2,
477.

, 350, 351, 400 v.
„ 55—57, 477—479, 480.
, 345,
470-482.
, 479—482.
, 7, 82,
480-492.
„ 492.
, 494.
, 492-494.
„ 382
v., 495—497, 498.

I blz. 500 v., 507 v.

blz. 25 V., 58, 511 v.
, 25 v., 512.

-ocr page 746-

625

blz. 25 v, 458 11^2, 512.
, 25
v., 512.
„ 25
v., 513.
„ 25 V., 513.
, 25v., 513v,
, 518—522, 523.
« 524.
, 524.
, 524
v.
/ eerste en tweede lid: blz. 525 v.
) derde lid: blz. 519—522,527.
) vierde, vijfde en zesde lid: blz.
I 527
v.
blz. 528 v.
, 529 v.
, 530 v.
, 532 v.
, 534 v.
„ 535.
, 535.

, 519-522, 535 v.

Art.
226.

227

228.

229

230.

231.

232.

233.

234.

235.

236

237.

238.

239.

240.

Art.
208.

209.

210.
211.
212.

213.

214.

215.

216.

217

218

219

220
221
222

223

224

225

blz. 536 v.

( eerste lid: blz. 532, 538.

tweede lid: blz. 538.
blz. 537
v.
\' eerste lid: blz. 533.

tweede lid: blz. 548.
blz. 538—540.
, 540—542, 544.
, 542
v.
, 544—547.
, 543
v., 546.
, 547
v.
I eerste en derde lid: blz. 523.
\\ eerste, tweede, derde, vierde,
vijfde en zevende lid: blz. 549 v.
zesde lid: blz. 529, 540.
blz. 550
v.. 552.
, 553.
„ 548
v.
. 6.

Molknoraaik, Kuilliufmeiitiwcl

40

-ocr page 747-

REGISTER

der behandelde onderwerpen.

A.

Aanbrengst.

Bewijs van — van goederen door de vrouw, bij faillissement
van den man, blz. 227—230; door den man, bij faillissement
van de vrouw, blz. 231.

Aangifte.

Eigen — tot faillietverklaring, blz. 9G, 98, 99, 101.
Eigen — bij vennootschap onder eene firma, blz. 97, 132.

— na opheffing van het faillissement, blz. 124.

.Aankondiging.

Vonnis van faillietverklaring, blz. 117.

Vernietiging van het vonnis van faillietverklaring, blz. 117,118.

Opheffing van het fuillissoment, blz. 124.

Vergaderingen der schuldeischers, blz. 287, 442.

Termijn voor de indiening der schuldvorderingen en bei)aling

der verificatie-vergadering, blz. 31.ö.
Heropening van het faillissement, blz. 420.
Nederlegging der uitdeeling,slijst tor grifiie, blz. 419.
Einde vun het faillissement na verefiening, blz. 458.
Verzoek van rehabilitatie, blz. 512.
Verzoek tot sunséance van betaling, blz. 521.
Hooger beroep tegen de beslissing omtrent de voorloopige

sursuancc, blz. 529.
Verleening van voorloopigo surséance, hlz. 532,
Verleening van delinitieve surséance, blz. 537.
Intrekking der surséance, blz. 550.
Kostelooze — in de
Staatscourant, blz. 458 nt. 2.

Aannemer.

Hechten der ambachtslieden ])ij faillissement van den —, hlz. 21G.
Aanvang.

— van het faillissement, blz. 149, 150.

-ocr page 748-

627

Aanvrage tot faillietverklaring.

Ruimere en engere beteekenis van —, blz. 199 n\'. 3.

— in engeren zin, blz. 98—102.

— na opheffing van het faillissement, blz. 124.

Actio Paiiliana.

Zie Nietigheid.

Administratie (Algemeene \'slaiuls).

Gelden enz. berustende onder de —, af te geven aan den
curator, blz. 145, 146.

Adniini.stratio dor posterijen en telegrafie.

Zie Posterijen en telegrafie.

Advios.

Adviezen der Kamers van Koophandel: over het ontwerp vun
wot der Staatsconnnissic, blz. 3; over de instelling der
conmn\'ssie uit de schuldeischers, blz. 274; over het behoud
der surséance van betaling, blz. 515.

Adviezen van den Haad van State eu van enkele loden van
den haad: over het ontwerp van wet, blz. 3; over
ophouden
ie het<den
als voorwaarde der faillietverklaring, blz. 73.

Adviezen, uit te brengen over eon aangebodon akkoord, blz.
387, 388, 389 n\'. 3.

— van de connnissio uit de schuMoiscliors, blz. 278- 282.

Afscheiding.

— van den boedol des overlodonon \\\'an dio zijner orfgonamon,
blz. 494.

Afschriften.

Nodorlogglng van — van vcrschillcnde stukken tor griilio:
van (Ie bDodelboschrijviug en don staat dor baton on scliuldou,
blz. 295; vau de lijsten dor sdiuldvonloringon, blz. 317,
442; van de uitdooliiigsljjst, blz. 4 19.

Verplichting vau don grilHor — to govon, blz. 307, 308.

Toozending van — vnn hot ontworp viin akkoord, blz. 385, 380.

Afstand.

— van hypotheek, i)and of voorrecht vóór de stomming ovor
liot akkoord, blz. 390—392.

Akkoord hnlteii falllis.sonionf, blz. 34—37.

MoLïhoRAArr, FallliHcmrnUwct.

40«

-ocr page 749-

628

Akkoord in faillissement.

Invloed van het — op rechtsvorderingen tot inroeping der
nietigheid van handelingen des gefailleerden, blz. 204; op
renvooi-processen, blz. 368—375.

Beteekenis van het — in liet faillissement van een in alge-
heele gemeenschap gehuwden echtgenoot, blz. 223, 224.

Inlioud, blz. 376—380.

— houdende boedelafstand, blz. 204, 376, 378.

liechtskarakter, blz. 380—382.

Gevallen, waarin een — niet kan worden aangeboden, blz.
382, 383, 422, 425.

Schuldeischers, voor me het — verbindend is, blz. 383—385,410.

Tijdige aanbieding, blz. 385, 386.

Niet-tijdige aanbieding, blz. 386, 387.

Adviezen over het aangeboden — , Ijlz. 387, 388, 389.

Uitstel van do raadpleging en bo.slissing, blz. 386, 387.
388, 389.

Raadj)leging over en wijziging van het — , blz. 389.

Stcnu-echt, bU. 390, 393.

Afstand van voorrang, blz. 390—392.

Meerderheid, voor de aanneming van het — vereischt, blz.
393—395.

Tweede stenuning, blz. 395, 396.

De besli.ssing over het — is onherrocpolijk, blz. 3!)6, 397.

1\'roces-vcrbaal van het verhandelde, blz. 3i)7—399.

Verbetering van het proce.s-verbaal, blz. 399, 100.

AVerking van het — , blz. 410, 411.

Invloed vau het — op de verplichtingen vau borgen cn
medcschuldcnarcn, blz. 411—414.

Niet-nakoming en ontbinding van hot — , blz. 418—120.

Verdeeling der baten onder dc schuldeisclicrs na ontbinding
van het — en lieropehing van het failli.s.sement, blz. 422—124.

Nieuw faillis.sement, terwijl aan het — nog niet volledig is
voldaan, blz. 425.

Aanbieding van het — door een ander dan dun gcfaillecrdo,
blz. 426- 428.

Vernietiging van het —wegens slui])overccnkomst, blz. 131. 132.

Voorstel der Staatsconnnissie omtrent een — na slotuitdee-
ling, blz. 484, 485.

-ocr page 750-

629

Uitsluiting van het — in het faillissement eener nalatenschap,
blz. 495—497.

Territoriale werking van het — , blz. 505, 506.

Zie Homologatie, Voorrang.

Akten.

Zie Ondersliandsche akten.

Altijddurende rente.

Faillissement van den renteschuldige, blz. 60—62, 352.

Amendement.

Amendementen bij de behandeling der Faillissementswet, blz. 10.

— van Mk. Lkvv over de homologatie van een akkoord buiten
faillietverklaring, blz. 30.

Amendementen op artikel 1, blz. 78—80.

— van de 11 II. Tvdkman on IIaktk oj) artikel 1 bij de bo-
handeling van hot wetsvoorstel PuNAiTEr,, blz. 83, 84.

— van de Connni.ssie van voorbereiding tot invoeging der
artikelen 10 cn 11, blz. 106.

— van Mit. Levv oj) artikel 173, blz. 463, 464.

— van Mk. van Houten op artikel 198, blz. 489.

— van de Connni.ssie van voorbereiding: tot invoeging van
een artikel 205/»/.s-, ])lz. 501 n\'. 3; — tot invoeging van
de elfde afdeoling (van do rohai)ilitatio), blz. 510; — tot
invoeging van eon artikel 229/;/.s\', blz. 551.

As.signatlü.

Niotighoid <lor betaling, blz. 201, 202.

Zio Papier aan order, Papier van waarde.

Auteursrochl, blz. 141, 243—245.

B.

lied rog.

Vernietiging dor veriricatie op grond van —, blz. 328, 329.
^Voigoring van de homologatie van oon akkoord op grond
vun —" blz. 402, 400, 407, 429-432.

-ocr page 751-

630

Bedrijf.

Voorzetting van het — des gefailleerden, blz. 292, 293,
296, 297.

Beëediging van schuldvorderingen, blz. 329—332.
Begunstiging.

Nietigheid van de voldoening aan eene oiieischbare schuld

op grond van —, blz. 199—201.
Weigering van de homologatie van een akkoord op grond
van —, blz. 406, 407, 429—432.

Beheer en beschikking.

— over den faillieten boedel, blz. 42 -44, 148—151, 2G0, 266.

— over den boedel van den scliuldenaar, wien surséance van
betaling is verleend, blz. 538—540.

Belastingen.

Crediet op termijnen bij accijnzen, blz. 63.
Directe —, blz. 63, 64.
Surséance van Ijetuling, blz. 545.

Heleening.

Nietigheid van gegeven sur])his bij —, blz. 201.
Kecliten van den beloener, blz. 214, 215, 217-219.

Benadeel ing.

Nietigheid van handelingen, waardoor do sc]iuMeisclier.s benadeeld
zijn: in een geding, blz. 164, 165; in het algemeen 183—193.
Zie Nietigheid.

Berechting.

— der faillissementen door de arrondissements-rechtbanken,
blz. 32 34.

Beschikkingen.

— der rechtbank ïn failli.ssementszaken niet aan hooger
beroe]) onderworpen, blz. 288.

Hechterlijke — uitvoerbaar bij voorraad, blz. 288, 289.
Zie hechter-Commis.saris, {{echtcrlijke bo.schikkingen.

Beslag.

liet faillissement een —, blz. 39—42.

Goederen die niet in — genomen mogen worden, blz. 140—146,
241, 245, 292 n\'. 1, 294.

-ocr page 752-

631

Invloed der faillietverklaring op gelegde beslagen, blz. 168,
247 -249.

Revindicatoir —, blz. 169, 241, 242.

Pand —, blz. 168, 564, 565.

Doorhaling van beslagen, blz. 475, 476.

Verval van gelegd — in geval van surséance van betaling,
blz. 540—542.

JJestuur.

Het — over den faillieten boedel, blz. 258—289.

Keialiiig.

Vorderingen tot — uit den boedel, blz. 154—158.

Vorderingen tot — uan den l)üedel, blz. 154, 155.

Nietigheid van de — van nict-opeischbare schulden door den
schuldenaar vóór de faillietverklaring, blz, 194, 195.

Nietigheid van de — van opeischbare schulden door den
schuldenaar vóór de faillietverklaring, blz. 199—201.

— van papier aan order of toonder vóór de faillietverklaring,
blz. 201, 202.

Invloed van het faillissement op betalingen aan den schuldenaar,
blz. 207—209.

— van bevoorrechte schuldon na du homologatie van een
akkoord, blz. 415-418.

— der va.stgc.stcldc porccntcn na in.solvcntic, blz. 457.

— van schulden gedurende do surséance van betaling, blz.
513—546.

Hervatting der betiilingon na verkregen surséanco van be-
taling, blz. 550, 551.

llülwistiiig.

Invloed van do — eener vordering op do afwikkeling van
het faillI,s.somcnt. blz. 310, 31 I.

liijst vun voorloopig betwiste vorderingen, l)lz. 316.

Welke schuldoi.schcrs het rccht vun — hebben, blz. 325, 326.

— door den curator, blz. 316, 326.

— vun den voorrang cn van hot rcclit vun tcruglionding,
blz 316, 325, 326, 338.

Wezen on gevolg der —, blz. 332—;138.

Kennisgeving der — aan afwezig gebleven schuldeischers,

blz. 333.

-ocr page 753-

632

Verwijzing en renvooi-proces, blz. 334—338.

Voortzetting van aanhangige rechtsvorderingen tot betaling
na —, blz. 157, 164, 165, 335, 367, 368.

— door den gefailleerde, blz. 844—348, 368, 114,480,481.

Gronden van —, blz. 316, 367.

— op grond van de nietigheid der handeling, waarop de
vordering steunt, blz. 203.

— van het recht mede te stemmen bij beraadslaging over
een verzoek tot surséance van betaling, blz. 525, 526, 535.

Zie Renvooi-proces.

Jlevoegdheid.

— des gefailleerden tot het bekleeden van ambten en be-
trekkingen, blz. 27—29.

— van den rechter-conunissaris, blz. 259—263.

— van den curator, blz. 266.

Handelingen door den curator verricht met overschrijding
zijner —, blz. 269—271.

— van de commissie uit de schuldeischers zelfstandig op te
treden, blz. 282, 283.

— tot aanbieding van een akkoord, blz. 426—428.

Zie Rechterlijke bevoegdheid.

Jlevoorrechto schuldcii.

Voldoening der — na homologatie van ecu akkoord, blz.
415-418.

Beteekenis van ,ceu erkend voorrecht" iu artikel 163 eerste
lid, blz. 433, 434.

Verkoop door den curator van ecu door — bezwaard sciiip,
blz. 453.

Zie Voorrang.

Bowiiidvoerdcr.s (testamentaire), blz. 27 ut. I.

Jlowindvoürdors bij surséance van betaling.

Benoeming, blz. 532, 533.

Taak, blz. 532, 533, 538-510, 548.

Ontslag, blz. 533.

Loon cn verschotten, blz. 548.

Bewoning (recht van) blz. 139.

Bewijs.

— te leveren bij de aanvrage tot faillietverklaring: door den

-ocr page 754-

633

scliuldeischer, blz. 99—101, 104 n». 1, 555; door het
Openbaar Ministerie, blz. 88; door den schuldenaar, blz. 100.
— door onderhandsche akten, van den gefailleerde afkomstig,

blz. 51, 52, 338-844.
Overlegging van bewijsstukken bij de indiening eener schuld-
vordering ter verificatie, blz. 315, 310.
Betwisting wegens het ontbreken van — der vordering, blz.
316, 367.

Boedel.

Onderscheid tusschen groote en kleine boedels, blz. 30—32.
Omvang van den faillieten —, blz. 52—54, 135—139, 500 n\'. 1.
Vermogensrechten die buiten den faillieten — blijven, blz.
139—148.

Vorderingen welke rechten cn verplichtingen, tot den faillieten

— behoorende, ten onderwerj) hebben, blz. 153, 154.
Zie Beheer en beschikking, Commissionnair.

Bocdclafsiiind.

Akkoord houdende —, blz. 204, 370, 378.

Bocdülhexchrijvliig.

Aanvaarding van erfoui.sson, «an deu gefailleerde ()]>komen(le,

onder voorrecht van —, blz. 23().
Beschrijving van den faillioteu boedol, blz. 293—295.
Faillietverklaring van oen ondor voorrecht van — aanvaarde
nalatonschiip; blz.
491.
Boedelschuld.

Botcekonis, blz. 15(5.
Proce.skoston, blz. 1(51.
Huurovereenkomst, blz. 181.
Dion.stbotrokking, blz. 182.

Boeken.

Opoulogging vau —, blz. 0(5, 67.

— cn pajiicron tot don boodol bolioorondo, blz. 291, 414. 459.
h\'ocht dos curat()r.s inzage tc vorderen van de — der schuld-
oischers, blz.
315, 316.

l^orgtochi.

Hochton van dc borgen dos gofailloordon, blz. 65, 359, 360,
•113, 414.

-ocr page 755-

634

Verificatie van schuldvorderingen verzekerd door —, blz. 859,
360, 364, 365.

Invloed van het akkoord op de verplichtingen der borgen,
blz. 411—413.

Invloed van surséance van betaling op de verplichtingen der
borgen, blz. 547, 548.

Brieven.

— aan den gefailleerde gericht, blz. 299, 300.
Ojiroeping bij brief of —:

a. faillissement, blz. 98, 106, 107, 109, 287, 314, 315,
317, 389, 442, 449, 492;

b. surséance van betaling, blz. 524, 535, 550.

Buitenland.

Faillietverklaring: van een schuldenaar, die zich buiten het
Hijk in Europa heeft begeven, blz. 88, 89; van ccne vrouw,
wier man in het buitenland woont, blz. 93; van een
.schuldenaar, die buiten het Kijk in Europa zijn woonplaats
hoeft, blz. 93-95.
Verzet tegen de faillietverklaring, als de schuldenaar zich

buiten het Hijk in Europa bevindt, blz. 102.
Schuldoischors, dio buiten het Hijk in Europa wonen: veriHcatie,

blz. 322, 323.
Faillietverklaring in het —: werking, bl/.. 199—505.
Akkoord: goederen in hot —, blz. 506.
Afzonderlijk verhaal op goederen in het —: inbrcngplicht.

blz. 500, 501, 507, 508.
Surséfiuce vun l)ctaling: oproojting vun .schiildei.schor.s in het —,
•blz. 524.

c.

(Cassatie.

Fnillietverklnring, blz. 108, 109, 112.

Homologatie vun een akkoord, blz. 410

Uitsluiting vun beroep in —: ti>gcn dc l)i\'.sli.ssing over de
uitdeelingslijst, blz. 452; tegen de beslissing over dc
rcluibilitutie, blz. 513; togen de beslissingen over sur.séunco
van betaling, hlz. 530, 538.

-ocr page 756-

l-iOLE^GRAAFf.INSriruUT VOO.\'J

635

Cessie.

Zie Overdracht van vorderingen.
Cheque.

Zie Assignatie, Papier aan order. Papier aan
toonde r, P a p i e r v a n \\v a a r d e.

Coniniissie uit de schuhloischers, blz. 274—\'284.
Voorloopige —, blz. 116, 276.
Definitieve —, blz. 277.
Taak van de —, blz. 278.

Onderwerpen, waaromtrent de curator vorplicht is het advies

van de — in te winnen, blz. 271), 280.
Beroep van do — op den rechter-conunissaris, blz. 280—282.
Bevoegdheid van do — zelfstandig oj) te treden, blz. 282, 283.
Advies over liet akkoord, blz. 387, 388. 389 n\'. 3.
Noodzakelijke uitgaven, blz. 283.
Heropend faillissomcnt, blz. 420.

Coinnilsslc van voorbereiding, blz. 4, 5, 6, 7.
Zie Amondomont.

(\'Oninilssle van Bapporlciirs, blz. 5, 6, 8.

Coninilssionnnlr.

Ih\'cht tot o.xecntie, blz. 62, 215.

Hetgeen do -- voor anderen te vordoien of onder zich heelt
behoort nict tot zjjn faillieten boedel, blz. 136—139.

Conipon.salle. ^

Zio Schil ld vergelijking.

Concurrente Kclinidelschers.
Akkoord, blz. 384, 110.
rildcellMgsIjjst, blz. 4 14.

(•onslgnutie.

Zio («orochtoljjke con.signatio.

^\'onsulaire rechihankon.

Bevoegdheid iu 1\'ailli.s.semcnLszaken, blz. 69.

^\'ont^inle waarde.

Vorilicatio voor de — van vorderingen: onder eene opschortende
voorwaarde, blz. 350, 351; mot tijdsbepaling, waarvan het

-ocr page 757-

636

tijdstip der opeisclibaarlieid onzeker is of welke recht geven
op periodieke uitkeeringen, blz. 351—355.

Altijddurende rente, blz. 61, 62, 352.

Coöperatieve vereeniging.

Zie Vereenigingen.

Curateele.

De gefailleerde staat als zoodanig niet onder —, blz. 42, 43.

Faillietverklaring als de schuldenaar onder — staat, blz.
557—560.

Faillietverklaring van den curator, blz. 27.

Curator.

Vertegenwoordiging van de schuldeischers en van den ge-
failleerde door den —, blz. 46—52.

Nietigheid van handelingen ten nadeelc van de schuldcischcr.s
door den — in te roepen, blz. 203.

Benoeming, blz. 116, 267, 272, 420, 461.

Taak en bevoegdheid, blz. 266, 267.

Bevoegdheid van belanghebbenden op tc komen tegen hot
bc.stuur van den —, blz. 268, 269.

Handelingen door den — verricht zonder de vereischte
machtiging, blz. 269—271.

Bevoegdheid tot luindclen als meer dan cén — is benoemd,
blz. 271, 272.

Ontslag, blz. 273, 274, 282, 283, 46).

Kekening en verantwoording, blz. IK), 273, 411. 459, 460.

Salari^ blz. 122, 273, 274.

Verplichting van den —, het advies der Conunissic uit de
schuldeischers iu te winnen, blz. 279, 280.

— in het buitenland benoemd, blz. 503—505.

— over ecu onder\' curatcele gcstcldcn jicr.sooii, blz. 27,
557—560.

Zie Curatcele.

D.

Dadin»;.

Bevoegdheid vau den curator dadingen aan te gaan, blz. 302.

Dagluckening.

Onderhandsche akten, blz. 51, 52, 338—344.

-ocr page 758-

637

Dagvaarding.

Diigviiardingon eu exi)lüten ton aanzien van don boedel eens
gefailleerden, blz. 67.

Deeling (Scheiding en).

Zie Gemeenschap.

Dorden.

AVcrking van de nietigheid van handelingen ten nadoole van
de schuldeischei-s tegen —, blz. 204--207, 251, 252.

Is de curator een dorde in den zin van artikel 1917 Hurg.
AVetb., blz. 51, 52, 338-344.

Bevoegdheid van den curator tegenover —, blz. 269—272.

Deskundigen.

De rechtor-conunissaris kan — hooren, blz. 261, 262.

— voor de waardooring dor goodoron bij de boodolboschrijving,
blz. 293.

— ter bepaling van do waarde van schuldvordoringon, blz. 356.

— bji surséance van betaling: bouooming, blz. 532; taak,
blz. 532—531; ontslag on vervanging, blz. 533; uit (o
brengen verslag, blz. 534, 535; looncn vorschotton, blz. 548.

Dienstbetrekking.

Inkomsten van don gofailloordo uit (lionstbotrokkingon. blz.
146, 147.

Bozohligdo poi-sonon in dienst vau don gofailloorde: opzog-
baarhoid hunnor hotrokking, blz. 182, 183.

Dionston van don gofailloorde ten bohoove van don boodol
m\'i do ins»)lvontio, blz. 440, 441.

Dionstbodon, workliodon en hodionden: surséance van betaling,
blz. 515.

Directe belastingen.

Zie Belastingen.
Dood.

Zie Overlijden.
ï>oorhaling.

— van hypothekaire inschrijvingon, blz. 392, 452,453,469.

— van ingoschroven hcalagon, blz. 475, 476.

-ocr page 759-

638
E.

Echtgenoot.

Zie Gehuwde man, Gehuwde vrouw, HuwelijivK-
goederenrecht.

Echtsclieiding.

Vordering tot —, blz. 152, 153,

Eed.

Kan in een geding, dat door of tegen den curator of tegen
een schuldeischer wordt gevoerd, aan den gelaillccrdc een —
Avorden opgelegd, blz. 165, 166.
Faillietverklaring na opdracht van ecu beslissenden —
, IjIz.
166—168.

Beëediging van schuldvorderingen, blz. 329 — 332.
ElTcctcn,

De curator neemt de — onder zich, blz. 291.
Verzegeling, boedelbeschrijving, l)lz. 2!)2, 293, 291.
Bewaring van cn beschikking over —, blz. 301, 302.

Eindo van het faillissement.

Door o[die(Hng van het faillissement, blz. 122, 123.
Na de honmlogatic vun een ukkoord, blz. 50, 115, 201, 111.
Nii insolventie, blz. 51—57, 158, 177—182.

Eindo van de surscunce van bctuling.

Door afloop van den gcstcldcn termijn, blz. 53(5.
Door intrekking der sunscuncc, blz. 51!)—551.
Dood van den schuldcmiur, blz. 551—553.

Erfoiiis.

Aanvaarding of verwerping door den curator, blz. 236.
Nietigheid vun dc verwerping ccncr — door den gcfuilieerde,

blz. 188.
Zie Nulutenschup.

Krfgonunion.

Beëediging vuji schuldvordoringon, J)lz. 329, 331.

Erkenning vun «chuldvordcringcn.
Voorlooj)igc —, blz. 312, 316.

Beteekenis en rcchtskrucht der —, blz. 311, 312, 328, 329.

i

-ocr page 760-

639

Voorwaardelijke — of toelating, blz. 311, 312, 331, 334,
351, 360, 363.

Kracht der — tegen den gefailleerde, blz. 344—348, 414,
415, 479-482.

Rechten der erkende schuldeischers, blz. 284, 287, 393.

Execiitciir te.staiiieiitair, blz. 27.

Kxceutie.

Faillissement eene — van het vermogen des schuldenaars,
blz. 24, 25, 42, 46—50, 54.

Invloed der faillietverklaring op aangevangen executiën, blz.
168, 169.

Wanneer de — van goederen is geëindigd, blz. 247—249.

Schorsing van aangevangen executiën door de surséance van
betaling, blz. 540—542.

Kxecuiorial« titel.

Vonnis viin homologatie in verband met het ])rocos-verbaal
dor verilicatio, blz. 114, 115.

I\'roco.s-verbaal dor verilicatio. na ailooj) van hot faillissomont
in geval van insolventie, blz. 479 — 482.

F.

Fnillletverklnriiig.

llot vorkooron in dou too.stnud van tc bobben opgohoudon to
botalou v»)()rwaardc voor do —. blz. 71—86, 554, 555.

()nvornu)gou goon voorwaarde voor do —, blz. 76, 77, J)54.

Vordering tot — door hot Openbaar Ministerie, blz. 86—88.

~ van vennooten «uidor ccue Hnna, blz. 89 — 91. 130 — 133.

— van oon .schuldoniuir dio onder curatcolo staat, blz. 557—560.

— oouor gehuwde vrouw, blz. 91—93.

— in Nederland van poi-sonon dio buiten hot Uijk in Kuropa
wonen, blz. 93.

CSoljjktijdige of opvolgende failliotvorklaringon door verschil-
lende rechtbanken, blz. 91, 95.

-— van vorccnigingou on .stichtingen, blz. 95, 96.

I\'rocodure tot blz. 96-102.

-ocr page 761-

640

— van meerdere schuldenaren bij één vonnnis, blz. 556, 557.

Rechtsmiddelen tegen de beslissing over de — , blz. 102—109,

112; tabellarisch overzicht, blz. 110, 111.

Aanvrage of aangifte tot — na opheffing van het faillissement,
blz. 124.

Schadevergoeding wegens ongegronde vordering tot — ,
blz. 126—129.

Gevolgen van de —, blz. 134, 135, 148—151.

De — heeft geen terugwerkende kracht, blz. 149, 150.

Tijdens de — aanhangige gedingen, blz. 157—165.

Invloed der — : op de tenuitvoerlegging van vonnissen,
blz. 168, 169, 247\'—250; — op wederkeerige overeenkom-
sten in het algemeen, blz. 169—176; — op termijnzaken,
blz. 176—180; — op huurovereenkomsten, waarbij de
gefailleerde de huurder is, blz. 180—182; — op bezoldigde
betreklcingon in dienst van den gefailleerde, blz. 182, 183 ; —
o]) betalingen aan den gefailleerde, blz. 207—209 ; op
schuldvergelijking, blz. 209—213.

— van den in algeheele gemeenschap gehuwden echtgenoot,
terwijl de andere echtgenoot reeds in staat van faillisse-
ment verkeerd, blz. 222—225.

—, uitgesproken in het buitenland, blz. 501—505.

—, uitgesproken in de Nederlandsche koloniën of bezittingen,
blz. 506, 507.

— bij afwijzing van het verzoek tot surséance van betaling,
blz. 527," 553.

vordering tot —, gelijktijdig aanhangig met een verzoek
tot surséance van betaling, blz. 528.

— bij vernietiging in hooger beroep van de voorloopige
surséance, blz. 531, 553.

— bij afwijzing der definitieve surséance, blz. 536, 538, 553.

— bij intrekking der surséance van betaling, blz. 550, 553.

— binnen één maand na afwijzing, intrekking of afloop der
surséance van betaling, blz. 553.

Zie Vonnis van faillietverklaring, Nalatenschap.

Faillissement.

Doel en karakter, blz. 39—42.

Omvang, blz. 52—54.

-ocr page 762-

641

Kostelooze behandeling, blz. 121, 122.

Opheffing wegens gebrek aan actief, blz. 122— 124, 445, 458.

Register der faillissementen, blz. 124, 125.

Aanvang van het —, blz. 149, 150.

— van een buiten gemeenschap gehuAvden echtgenoot, blz.
220, 221.

— van een in eenige gemeenschap gehuwden echtgenoot,
blz. 221, 222, 225-227, 303, 426—428.

— van een in algeheele gemeenschap gehuwden echtgenoot,
blz. 222-225.

Heropening van het — bij ontbinding van een akkoord,
"blz. 420, 421.

, uitgesproken terwijl aan het akkoord in vroeger faillisse-
ment nog niet ten volle is voldaan, blz. 425.

— eener nalatenschap, blz. 486—498.
Territoriale
Averking van het —, blz. 501—505.
Zie Einde van het faillissement.

Faillissomeiitskosteii.

Wat onder de algemeene — te verstaan, blz. 446.
Omslag der algemeene — over ieder deel van den boedel,

blz. 446-449.
Bijzondere —, blz. 444, 446.

FsiiiiilierecUteii,

— blijven buiten het faillissement, blz. 44—46, 148. 220.
Itechtsvorderingen — betreffende, blz. 152, 153.

G.

Gagio

vau schipper of schepelingen, blz. 141.

Gebruik (recht van).

Het — blijft buiten het faillissementsbeslag, blz. 139.

Geding.

Schorsing van gedingen aanhangig tijdens de faillietverklaring,
blz. 157—163.

.Molknobaatf, Flullifscmeiits-ivet-

40

-ocr page 763-

642

Gedingen, tijdens de faillietverklaring in staat van wjjzen
verkeerende, blz. 163, 164.

Nietigheid van handelingen door den schuldenaar iu een —
verricht, blz. 164, 165.

De gefailleerde niet partij in het — door of tegen den
curator gevoerd, blz. 165.

Eedsoplegging aan den gefailleerde in een —, door of tegen
den curator of tegen een schuldeischer gevoerd, blz. 165,
166.

Gedingen naar aanleiding van de nietigheid van handelingen
des gefailleerden, blz. 202—204.

Schorsing en hervatting van het verificatie-geding na homo-
logatie van een akkoord, blz. 368—375.

Zie Betwisting, Nietigheid, Henvooi-j)roces.

Gefailleerde.

Vertegenwoordiging van den — door de schuldeischers en
door den curator, blz. 46—52.

Gevolgen van bet failli.ssement voor den j)ersoon van den —,
blz. 27—21), 42-44, 50.

Hechtsbevocgdheid en handelingsbevoegdheid van den —, blz.
42—46, 148—151, 165.

Verdiensten gedurende het faillissemont, blz. 146, 147.

Rechten tegenover den curator, blz. 260, 273, 301.

Uitkeering van levensonderhoud door den curator, blz. 297, 435.

Verbod de woonplaats to verlaten, blz. 302.

Verplichting inlichtingen te geven. blz. 303, 304.

Inbewaringstelling, blz. 69 n\' 1. 304—307.

Vcrj)lichtiug do vorificatie-vergadcring bjj to wonen, blz. 318.
319.

Ondervraging in de verincatic-vergadcring, blz. 31!), 320.

H<\'cht van h\'gcnspriiak- bij do verificatie, blz. 344—348.

Kracht van de erkenning eener vordering tegen don —, blz.
345, 346, 414, 415, 4 79—482.

Bevoegdheid oen akkoord aan tu i>icdcn, blz. 382, 383, 426—428.

Verleening van diensten aan den curator in geval van insol-
ventie, blz. 440, 441.

OvcrUjduu na de faillietverklaring, blz. 497, 498.

Hfhabilitatie, blz. 509—514.

Zie Geding.

-ocr page 764-

Wi

Gehuwde inun.

Failhssement van den —, blz. 220—230.

Bewijs van aanbrengst en opkomst van goederen in geval
van failli-ssement van de vrouw, blz. 230, 231.

Voordeelen bij huwelijksche voorwaarden besproken, blz.
231, 232.

Verplichting inlichtingen te geven. blz. 303, 304.

Aanbieding van een akkoord door den eenen echtgenoot voor
den anderen, blz. 420—428.

Gehuwde vrouw.

Faillietverklaring, blz. 91—93.

Handelingen zonder machtiging, bijstand of toc.stennning des
mans verricht, blz. 45, 40.

Faillissement der — in verband met het huwclijkHgocderen-
recht, blz. 221—227. 230, 231.

Ilewijs van aaid)reugst en opkomst van goederen in geval
van faillissement van den man, blz. 227—230.

Verlies van aanspraak op voordeelen bij huweljjksche voor-
waarden besproken, blz. 231, 232.

Veri)lichting inlichtingen te geven, blz. 303, 304.

Aanbieding van een akkoord, blz. 426 —428.
Zie Hu w 01 ij k s g o e d e r e n r e c h t.

(jeld.

Hewaring van voorhanden gelden, blz. 291, 2!)2, 301, 302.
Geldboete.

Veroordeeling tot betaling van —, blz. 246.

Geinachtlgdo.

Verschijning bjj —: aangifte tot faillietverklaring, blz. 96;—
behandeling vun de aangifte of aanvrage tot failliofv(>r-
klaring. blz. 98, 104, 105. 107; — vergaderingen van schuld-
eischers, blz. 288; — verificutie-vergadoring, blz. 321,322; —
betwisting van vorderingen door den gefailleerden, blz. 345;—
aanbieding van ecu akkoord, blz. 426;— behandeling van
de houKdogatie vau een akkoord, blz. 401, 409: —behan-
deling van het verzet tegen do uitdeelingslijst, blz. 450.

Schriftelijk —: behandeling van een verzook tot surséance
van betaling, blz. 525. 529. 537.

iIoLr*Q«j>Arf, Kallliiiemtntiwtt.

-ocr page 765-

644

Bijzonder — ; beëediging van schuldvorderingen, blz. 3\'31, 332.
Oproepingen tot de vergaderingen der schuldeischers en
kennisgevingen te doen aan den — , blz. 286. 287.

Gemeeiischap.

Ontbinding eener — ten gevolge van of tijdens het faillisse-
ment, blz. 236—239.
Zie Faillissement. Huwelijksgoederenrecht.

Gerechtelijke coiisigiiatie.

In-bewaring-geven van voorhanden gelden aan den ontvanger

voor de gerechtelijke consignatiên, blz. 292.
Storting van onafgehaalde uitkeeringen in de kas der ge-
rechtelijke consignatiên, blz. 457.

Getuigenverhoor.

— door den rechter-commissaris, blz. 261—263.

Gijzeling.

Zie Ljjfsdwang.

Goederen.

Beteekenis van — in de artikelen 203 en 204, blz. 508.

Griftlekosten.

Faillissoment, blz. 120, 121.
Vrijstelling van —, blz. 121, 122.
Surséance van betaling, blz. 548, 549.

H.

Handolingon oni niet.

Nietigheid, blz. 195—199.

Handolhigshovopgdlicid.

— van den gefailloerdo, blz. 42—40, 148—151, 165.

— van den schuldenaar ann wien simséance van betaling is
verleend, blz. 538—540.

Hnndwerkslipden.

Hechten bij faillissoment van den aannomor, blz. 216.

-ocr page 766-

645

Heropening van liet faillissement.

— in geval van ontbinding van het akkoord, blz. 120—422.
Verdeeling der baten onder de schuldeischers na —, blz.

422—424.

Horziening.

Aanleiding tot de — van het faillietenrecht, blz. 11—15.

Homologatie

— van akkoord buiten faillietverklaring, blz. 34—37.
Procedure tot verkrijging der — van een akkoord in het

faillissement, blz. 400—402.
Beschikking over de —, blz. 402.

Gevallen waarin de — moet worden geweigerd, blz. 402—407.
Sluii)overeenkomsten, blz. 407, 429—432.
Hechtsmiddelen tegen het vonnis betreffende de —, blz.

407—410.
Zie Vonnis van homologatie.

Hoofdbeginselen der Faillissementswet.

Geen onderscheiding tu.ssclien koojdiedon en niet-kooplieden,
blz. 19—23.

Geen ondei-scheiding tu.sschen eerlijke on oneerlijke schulde-
naren, blz. 23—30.
Geen onder.scheiding tusschen groote en kleine boedels, blz.
30—32,

liet faillissement een beslag, oen vermogens-executie, blz.
24, 25, 39—42, 46—50, 54.

Iloofdclijkhold.

Schuldvorderingen met hoofdolijko schnldenaren: verificatie,
blz. 360—365.

Invloed van het .akkoord oj) do vorplichtingen van hoofdeljike

mode.schuldenaron, blz. 411—113.
Invloed dor sui-séan.\'o van betaling, blz. 547, 548.
Hoofdelijke borgen: verificatie, blz. 360.

Hooger beroep,

— van beslissingen omtrent do faillietverklaring, blz. 102—
105, 106, 107.

— van do beschikkingen van den rechtei-conmiissaris, blz.
264-266, 268.

-ocr page 767-

646

— van de beslissing over de homologatie van een akkoord,
blz. 408—410.

— van de beslissing over de voorloopige surséance van
betaling, blz. 528—530.

— van de beslissing over de definitieve surséance van ])C-
taling, blz. 537.

Uitsluiting vau —: rechterlijke beschikkingen in faillisscments-
zaken, blz. 288; beslissing op het verzet tegen de uitdeelings-
lijst, blz. 452; beslissing over de rehabilitatie, blz. 513.

ITiilsraad.

— ter beschikking van den gefailleerde in geval van insolventie,
blz. 437, 438.

lluisschulden, blz. 85, 86.

Huurovereenkoinsi.

Opzegbaarheid der — in geval van faillissement van den
huurder, blz. .180—182.

Hotaling van huur gedurende de surséance van betaling, blz. 545.

Huur vau diensten.

Zie Dienstbetrekking.

Huwelijksfjoodercnrochl.

Faillissement van een der echtgenooten: bij uitsluiting van
iedere gemeenschai), blz. 220, 221, 231; — bij algeheele
gemeenschap van goederen, blz. 221, 222—225. 225—227 ;
— bjj gcnuicnschu]) van winst en verlies of vau vruchten
en inkomsten, blz. 221, 222, 225—227.

Bewijs van aanbrengst cn oj)k()mst der goederen, die niet in
de gcmecnschap vullen, blz. 227—231.

Voordeclen bij liuweljjksche voorwaurdcu besproken, blz.
231. 232.

Hecht der in gcmecnschap van winst cn verlies gehuwde
vrouw, in het fuillisseujcnt vun huren man voor huur uan-
brengst op tc konien, blz. 255—257.

Aaid}ieding vun een ukkoord. blz. 426—128

s

Hypotheek.

Onherroepelijk gcmnchtigde eerste hypotheekhouders: rocht
van executie, blz. 213—215. L\'IO; termijn waarbinnen
zij hun rccht mooten uitoefenen, blz. 217.

-ocr page 768-

617

Allossing van — door den curator, blz, 218, 219.

Inschrijving van liypotheek-akten na de faillietverklaring,
blz. 232—236,

Krediet- en voogdij-hypotheken, blz. 253, 254.

Verificatie van hypothekaire schuldvorderingen, blz. 219,
315, 316.

Verlies van — door verzuim daarvan opgave te doen, blz.
329, 346.

Verificatie van interesten, blz. 348, 349.

Voorwaardelijke en niet-opeischbare vorderingen, blz. 215,
351, 355.

Toekenning aan den hypotheekhouder van het recht van
concurrent scliuldcisclier voor het vermoedelijk niet-gedekte
deel zijner vordering, blz. 358, 359. 390, 391.

Afstand van — vóór do stenuning over het akkoord, bl/.
391, 392.

Verhouding dor hypothekaire «chuldeischers tot een akkoord,
blz. 384, 390, 393.

Plaatsing van hypothekaire schuldeischers oj) do uitdeelings-
lijst, blz. 444.

Om.slag der faillissemontskosten, blz. 4 16—149.

Doorhaling van inschrijvingen na vaststelling der uitdoeling.s-
lij.st, blz. 452, 453, 469, 474, 475.

Mogelijkheid zuivering to vorderen, blz. 470 — 474.

Surséance van betaling, blz. 545, 546.

Zie Voorrang.

I.

Inhe.slagnoniing.
Zie Beslag.

InhiMvaringstelling.

— van den gefailleerde, blz. 69 n\'. 1, 304—307.

Indeollng der Kaillissemcntswct, blz. 15 — 19.
Indiening.

— tor grifiio: verzoek tot faillietverklaring, blz. 98; — verzet
tegon of hooger beroep van dc beslissing over do failliet-

-ocr page 769-

648

verklaring, blz. 102, 105, 106, 107; — beroep in cassatie
van (le beslissing over ile faillietverklaring, blz. 100; —
hooger l)eroep en beroep in cassatie van de beslissing over
de homologatie, blz. 408, 410; — vordering tot ontbinding
van een akkoord, blz. 420; — verzet tegen de uitdeeling.s-
lijst, blz. 450, 451; — verzoek tot rehabilitatie, blz. 511,
512; — verzet tegen de rehabilitatie, blz. 512; —verzoek
tot surséance van betaling, blz. 524; — hooger beroep
van de beslissing over de voorloopige surséance, blz. 528;

— hooger beroep over de beslissing omtrent de definitieve
surséance, blz. 537.

— van schuldvorderingen ter verificatie: bei)aling van den
termijn voor de —, blz. 113, 114, 312—315; wijze
van —, blz. 315; niet-tijdige —, blz. 322—324, 442;

— met verzet togen de uitdeelingslijst, blz. 451; stuiting
der verjaring, blz. 158.

Iiikoiiiston.

— van don golailleonle door persoonlijke werkzaandieid, blz.
146, 147, 225, 226.

Julielitiiigüii.

Verplichting van den gefailleerde — te geven, blz. 303,304.

liischrijvinj;.

— van hypotheken on van pand- en verbandbrioven niv de
faillietverklaring, blz. 232—236.

Doorhaling van hypothokaire inschrijvingen, blz. 302, 452,
4.53, 460, 474, 475.

Doorhaling van ingo-schrovcn beslagen, blz. 175, 47(5.

IiiHolveiilio.

Toepas-selijkc voorschriften, blz. 135.

Aanvang der periode van —, blz. 430.

Afschalling van het vonnis van —, blz. 4(52—165.

Verzilvering van don boedel, blz. 436—430, 466—168.

Zaken waaroj) recht van terughouding bestaat, blz. 440.

Diensten van den gefailleerde, blz. 440, 441.

Verzilvering vau nagekomen baten, blz. 460, 461.
Interesten.

Verificatie van — na de failliotverkhiring loopcndo, blz.
348, 349.

-ocr page 770-

649

Internationaal recht.

Voorstellen der Staatscommissie, blz. 499, 500.

Werking eener in het buitenland uitgesproken faillietver-
klaring, l)lz. 501 -506.

Bevoegdheid van den in het buitenland benoemden curator,
blz. 503.

Het territorialiteitsbeginsel in de recht.spraak, blz. 504 —506.

Verhaal goederen van don gefailleerde, welke zich in het
buitenland bevinden, blz. 507, 508.

Intrekking.

— van de surséance van betaling, blz. 549—551.

Inzage.

Hecht van don curator — te vragen van de boeken der schuld-
oischors, blz. 315, 310.

— van stukkon tor grüHe: in \'t algomoon, blz. 33, 120, 121;
— register van failli.ssoinonton, blz. 125; — hoodolho-
schrijving en staat van baton en schuldon, blz. 295; - - lijston
dor schuldvordoringon, blz. 317; — verslag van don curator
on procos-vorhaal dor vcrificatie-vorgadoring, blz. 328; —
ontworp van hot akkoord, blz. 385: — procos-vorhaal
van de bohandoling van hot akkoord, blz. 3!)8; — uit-
dooling.sljjst, blz. 119; — boschikking hopalcnde don dag
van hohaiuleling van hot verzot togon do uitdoolingslijst,
blz. 150; vorzook.schrift tot bokoining van sui-séanco
van hotaling, blz. 521, 529; — vorslag dor do-skundigon
hotroll\'endo de sui-sóancc, blz. 535; — vorslag dorbowiud-
voordors, blz. 518.

K.

Kanlongerochl.

Noilorlogging van stukkon lor griilio van hot —, blz. 33;
- boodclhoschrijving on stiuit van baton on .schulden, blz.
295; — Ijjston der schuldvordoringon, blz. 317; — ontworp
van hot akkoord, blz. 385; - uitdoolingslijst, blz. 449.

-ocr page 771-

650

Kjiiitoor.

Faillietverklaring door den rechter, binnen wiens gebied de

schuldenaar een — heeft, blz. 93—95.
Vermelding in het vonnis van failietverklaring, blz. 116.

Kassier.

Betaling vau kassierspapier, blz. 6-1.
Faillissement van den —, blz. 67.

Kic.srcclit en verkiesbjuirlieid, blz. 28, 29.

Kleinoodiën.

De curator neemt de — onder zich, blz. 291.
Bewaring van en beschikking over —, blz. 301.

Koopakte.

Overschrijving nii faillietverklaring, blz. 232—236.

Kooplieden cn nict-kuoplicdcn.

Geen onderscheiding tusschen —, blz. 19—23, 85, 8(5.

Korting.

— op traktementen, soldijen en jiensiocnen, blz. 111—111.
226, 561.

Kostelooze behandel ing.

— van het faillissement, blz. 121, 122.

Ko.stelüoze nederlegging en inzage.

— van stukken ter grillie, l)lz. 120, 121.

K(»steloüze plaatsing

van bekendmakingen in dc NcdcrUnnhchc Studlscourant, blz.
121, 158 nl 2.

Krcdiet-h.vpotheek, blz. 253, 251.

L.

linstgeving.

— eindigt door faillibsement, blz. 62.

Lcgitienjo portie.

Zie Wettelijk erfdeel.

-ocr page 772-

651

LevcnsoiKlcrljoiHl.

Gelden tot — dienende, blz. 1-Jl, 1-17.

Uitkeering van — aan den gefailleerde, blz. 297, 298, 4o5.

Surséance van betaling, blz. 545.

Lcvüii.sverzekeriiig.

Overeenkomst tot uitkeering bij overlijden: verificatie, blz. 352.

Levering.

Na de faillietverklaring kan — niet worden gevorderd, blz.
170, 232, 233.

Loon.

— van den curator, blz. 273, 274, 446.

— van bewindvoerders on deskundigen bij surséance van
betaling, blz. 548. 549.

— van dienstboden, werklieden on andere bedienden, blz. 545.

Lij fronton.

Vcrificutic, blz. 352.

Lijfsdwang.

Geen — nu alloop vun het fuillisscnuMit, blz. 56, 57, 179.
Ontslag uit do gjjzcling ton gevolge vun dc fuillictvcrkluring.

blz. 168, 169, 249, 250.
Sursénnco van betaling, blz. 512.

Lijsten.

— vun voorbxejiig erkende on van voorloopig betwiste schuld-
vorderingen, blz. 316, 317.

M.

.Maatschap.

— eindigt door fuillis-scnuMit, blz. 60.

Machtlprlng.

Govullcn waarin dc curator — vin» den rochtor-conmu\'ssaris

behoeft, blz. 26(5.
Gevolg vun het ontbreken
vun do vcroiscbto —, blz. 2(59—271.

.Mukolanr.

ruillisscuïcut vun den —, blz. (57.

-ocr page 773-

652

Makelaar in zee-assurantiën.

KecLten van den — in geval van faillissement des ver-
zekerden, blz. 62, 63, 215, 216.

Man.

Zie Gehuwde man.

Medeschuldcnaron.

Zie Hoofdelijkheid.

N.

Naamlooze vennootschnp.

Zie Vereenigingen.

Nalatenschap.

Voorwaarden voor. de faillietverklaring, blz. 486—490.

Personen die de faillietverklaring kunnen vorderen, blz. 491.

Termijn waarbinnen de faillietverklaring moet wordon ge-
vorderd, blz. 492-494.

Afscheiding van don boedel dos overledenen van die zijnor
erfgenamen, blz. 494.

Uitsluiting vau akkoord, blz. 495, 496.

Zuivere aanvaarding, blz. 496.

Zie P]rfcnis.

Ncdorlandscho Staiitsconrant.

Zie Staatscourant (Nederlandsche).

Nederlegging.

— van stukken tor griffie, blz. 295, 317, 328, 385, 449,
450, 524, 529, 535, 548.

Nioiighoid.

Handelingen door de gehuwde vrouw zonder machtiging,
bijstand of toestonuning verricht, blz. 45, 16.

— van handelingen dc» gefailleerden nit de faillietverklaring,
blz. 43, 44, 148—151.

— van hniulelingen door den gefailleerde vó<)r de failliet-
verklaring in een geding verricht, blz. 164, 165.

-ocr page 774-

653

— van handelingen door den gefailleerde vóór de failliet-
verklaring ten nadeele zijner schuldeischers verricht, blz
183-188, 192, 193, 202, 203.

Vereischten door artikel 42 voor deze — gesteld, blz. 188—192.

Vermoeden van de wetenschap van de bcnadeeling der schuld-
eischers bij sommige handelingen, blz. 193—195.

— vau handelingen om niet, blz. 195—199.

— van de voldoening aan opeischbare schulden, blz. 199- 201.

1\'apier aan order en aan toonder, blz. 201, 202,

Beteekenis der — blz. 192, 193, 202, 203, 200. \'

Door wie dc — kan woi\'den ingeroepen, blz. 203.

Invloed van het totstandkomen van een akkoord, blz. 203, 204.

Gevolgen van do —, blz. 204—207.

Togon wie de — kan worden ingoroojton, blz. 251, 252.

Faillissement van oon in gcmoenschap gehuwden echtgonoot,
blz. 226, 227.

— van sluipovcroenkomston, blz. 429 — 431.

lloroponiug van hot faillissoment, blz. 121, 122.

— van handolingon door don schuldouaar nii vorkrogon sur-
sóance van hotaling verricht, blz. 539, 510.

Surséance van betaling gevolgd door faillissoment, blz. 531.
538, 553.

Notaris, blz. 27, 28.

O.

Ondorliandsclio akten.

Kracht vun de dagtookoning vun —, afk»)mstig van don go-
failloordo, hlz. 51, 52, 338—314.

«ndcrhandscho vi\'rkoop, blz. 217, 298, 438, 439.

Onderhoudsplicht.

Wottelijke —, bl/,. 147.

Onderlinge waarhorgniaatschappij.

Zio Vereenigingen.

Onderscheiding.

— tusschon kooplieden on nict-koopliodon, hlz. 19—23, 85, 86.

-ocr page 775-

654

— tussclieii eerlijke en oneerlijke schuldenaren, blz. 23—30,
383.

— tusschen groote en kleine boedels, blz. 30—32.

Ondervraging.

— van den gefailleerde in de verificatie-vergadering, blz.
318—320.

Oneerlijke middelen.

Akkoord door — totstandgekomen, blz. 406,107, 429-432.

Ontbinding.

Kecht van de wederpartij des gefailleerden — eener weder-
keerige overeenkomst te vragen, blz. 170—174.

— van overeenkomsten, ten tijde der faillietverklaring zoowel
door den schuldenaar als door zijne wederpartij in het geheel
niet of slechts gedeeltelijk nagekomen, blz. 63, 174 — 176.

— van ten tijde der faillietverklaring nog niet afgewikkelde
termijnzaken, blz. 176—180.

— van overeenkomsten van kapitaal- en van rente-verzekering,
blz. 352.

— eener gemeenschap ten gevolge van of tjjdons het failli.s-
.senient, blz. 236-239.

— van het akkoord, blz. 418—420.

Ontbindende voorwaarde.

Schuldvordering met —, blz. 349, 350.

Ontslag.

— uit de gijzeling, blz. 168, 169, 249, 250, 542.

— van den curator, blz. 273, 274, 282, 283, 461.

— van bewindvoerders cn deskundigen bij surséance van
beUiling, blz. 533.

Ontslag van dn instantie, blz. 159, 336.

Ontvangbewijs, blz. 291, 315, 450, 512.

Onvermogen.

— om te betalen geen voorwaarde vofir <lo faillietvorklnring,
blz. 76, 77, 554.

Onvervreonidbaarheld.

— van traktementen cn pensioenen, blz. 144, 145, 561.

I

-ocr page 776-

655

Opeischbare eu niet-opeisclibare vorderingen.

Verzoek tot liiilbetverklaring, blz. 100, 101.
Nietigheid van de betaling van of zekerheidstelling voor niet-
opeischbare vorderingen, blz. 194, 195; van de betaling
van opeischbare vorderingen, blz. 185, 186, 199 — 201.
Schnldvergelijking, blz. 209-211.

Verificatie van niet-oiicischbaro vorderingen, blz. 351—355.
Niet-opoischbarc vorderingen door hypotluick of pand ver-
zekerd, blz. 215.

Openbnnrniaking.

Vonnis van faillietverklaring, blz. 117.

Vernietiging van het vonnis van faillietverklaring, blz. 117,118.

Ophefling vun het faillisscinont, blz. 124.

Hcroj)cning van het faillissement, blz. 420.

Einde van het faillissemont door hot vcrl)indcnd-wordcn der

slotuitdeelingslijst, blz. 458.
Verzoek tot rchubilitutio, blz. 512.
Verzoek tot surséanco vun betaling blz. 524.
Zie Aun kondig ing.

Oponbaar Mlnislorio.

Vfo-dcring tot failliotvorklaring, blz. 86—88, 97, 98, 107,
108, 109.

Mot — wordt over do fuillii\'tvorkluring gehoord, blz. 101, 103.
Optreden van hot — in hooger boroop cn cassatie, blz.

103ni 1, 109, .563.
Inbowuring.stclling vun den gofailleordo, blz. 307.
Vcrilicutic-proccs, blz. 565.
Kchabilitutic, blz. 513.

Openhuro vorkoop.

Ilctockcuis vun — in urtikol 171, blz. KiC)—468.

Oponlo^ging vnn hnokon.

Zio Overlegging vun boe kon.

Ophofflng.

— van het faillissement wegens gebrek aan ucticf, blz. 122 —

124, 44.5, 4.58.

Hoicckcuis vau — vun do faillietverklaring in artikel 19oor.sto

lid 1", blz. 125.

-ocr page 777-

656

Oplioiideii te betalen.

Beteekenis van de uitdrukking „toestand van te hebben opge-
houden te betalen", blz. 82—86, 554. 555.
Niet-betalen van ée\'n schuld, blz. 74- 76,99, 100,554,555.
Geschiedenis van artikel 1, blz. 71—85.

Oproeping.

— bij brief door den griffier, blz. 98, 107, 492, 524, 535, 550.

— van den schuldenaar, blz. 98, 99, 107, 123, 535, 550.

— van de wederpartij, blz. 103. 529.

— van de schuldeischers, blz. 286, 287, 317, 421,442,524,
535, 550.

— van den curator tot overneming van een geding, blz. 159,
161, 162, 163.

— van de commissie uit de schuldeischers, blz. 278, 279.

— van den gefailleerde tot het geven van inlichtingen, blz.
303, 305, 307.

— van erfgenamen bij exjdoot, blz. 492.

— van bewindvoerders en deskundigen, blz. 535, 550.
Vergadering zonder nader —, blz. 326, 395.

Opschortende voorwajirdc.

Schuldvordering onder —: schuldvergelijking, blz. 210; uit-
oefening van hypotheek- of pandrecht, blz. 215; veriücatie,
blz. 350, 351; uitdeehng, blz. 454.

Opzegging.

Huurovereenkomst, blz. 180—182.
Dienstbetrekking, blz. 182, 183.

Orderbiljet.

Nietigheid vnn oen —, afgegeven ojider beding van te stennnen

vóór het akkoord, blz.\' 430.
Verilicatio, blz. 565.

Zie Papier aan order, Papier van waarde.

Orderpnplor.

Zio Pajiier ann order.

Overdracht van vorderingen.

Invloed op het stenn-ocht, blz. 285, 286.
Schuldvergelijking, blz. 212, 560—562.

-ocr page 778-

657

Opkooping van vorderingen met het oog op een akkoord,
blz. 407.

Verliaal op goederen in liet buitenland, blz. 507, 508.

Overeenkomsten (wederkeerige), blz. 170.

Huurovereenkomst, blz. 180—182.

Dienstcontracten, blz. 182, 183.

Zie Ontbinding.

Overlegging van boekon, blz. 66, 67.

Overlijden.

— van den schuldenaar gedurende het faillissement, blz.
407, 498.

— van den schuldenaar gedurende do surséance van betaling,
blz. 551-553.

— van den curator, blz. 461.

— van een lid dor commissie uit de .schuldeischers, van eon
howiiulvoorder of van oon deskundige, blz. 276, 278, 533.

Boöodiging oonor vordering door de rochtverkrijgoiulon van
een overleden schuldoischor, blz. 329, 331.

Rehabilitatie na —, blz. 511, 512.

Zio Nalatenschap.

Overschrijving.

— van akton bovattonde oon rochtstitol van oigondonisovor-
gang, blz. 232-236.

Doorhaling van do — van oon boslag, blz. 475, 47(5.

Overzetting, blz. 66.

P.

Pacht.

Pachtovereenkomst: opzoghaarhoid na faillietverklaring van

don pachtor, blz. 180—182.
Hotaling gedurende Hui-sóance van boUiling, blz. 545.

Pand.

Do pandhouder bljjft buiten hot faillissoment, blz. 213—215,219.
Tormjjn waarbinnen do pandhoudor zijn rooht moot uitoofonon,
blz. 217.

MoLrKn««»rr, rnl\'lififmrntt« ct

42

-ocr page 779-

658

Lossing van verpande voorwerpen door den curator, blz. 218.
Verificatie van door — verzekerde schuldvorderingen, blz.

219, 315, 316.
Verificatie van interesten, blz. 348, 349.
Voorwaardelijke en niet-opeischbare vorderingen, blz. 215,
351, 355.

Verificatie van den pandhouder, als het onderpand onvoldoende

is, blz. 358, 359, 390, 391.
Verlies van pandrecht door verzuim daarvan opgave te doen,
blz. 329, 346.

Afstand van het pandrecht vóór de stennning over een akkoord.

blz. 390-392.
Uitdeelingslijst, blz. 444.

Om.slag der faillissement.sko.sten, blz. 446—449.
Surséance van betaling, blz. 545, 546.
Zie U i t d e e 1 i n g s l ij s t, Voor r a n g.
Pandbeslag, blz. 168, 564, 565.
Pand- en verhandbrievcn.

Inschrijving na faillietverklaring, blz. 232—236.
Papier aan order.

Nietigheid van de betaling van —, blz. 201, 20 .i.
Schuldvergelijking, blz. 212, 2i:5.
Verificatie, blz. 358.
Zie Papier van waarde,
l\'npier aan toonder.

Nietigheid van de betaling van —, blz. 201, 202.
Schuldvergelijking, blz. 212, 213.
Stenu-echt, blz. 284.
Verificatie, blz. 356—358.
Zie Papier van Avaarde.
Papier van waardo.

Do curator neemt het — onder zich, blz. 291.
Verzegeling, boedelbeschrijving, blz. 292, 293, 294.
Bewaring en beschikking over —, blz. 301, 302.
Pauliana.

Zie Nietigheid.
I\'ensioonen.

, i-f

h.

Korting op - ten behoevo van den boedel, blz. 141-144,226,564.

ly-i\'

-ocr page 780-

659

Onvervreenidbaurlieid van blz, 144, 145, 564,

— die in den boedel vallen, blz, 144, 145,

Periodieke uitkeeringen.

Schuldvorderingen welke recht geven op —, blz. 351—355.

— door hypotheek of pand verzekerd, blz. 215, 355.

ro.storljen cn tclegralle.

Kennisgeving van de faillietverklaring en van de vernietiging
der faillietverklaring ann de administratie der —, blz. 117,
118, 299, 300.

Kennisgeving van de heropening van het faillissement, blz. 421.

Afgifte van brieven eu telegrammen, aan den gefailleerde
gericht, aan den curator, blz. 299, 300.

roslspanrhiink.

Zie 1{ ij k s j) o s t s p a a r b a n k.

Proces-vcrbaal.

— van verzegeling, blz. 101, 293.

— der vcrilicatio-vcrgadering, blz. 327, 328, 332, 316,397,398.

— vau het verhandelde bctrcUcndc het akkoord, blz, 391,
397, 398.

Verbetering van dit —, indien het akkoord ten onrechte als
verworpen is bcschouwd, blz, 399, 400,

Kxccutoriulc kracht van hot — van vcrilicatio na ailoop van
hot faillissement: als oon akkoord is gehomologeerd, blz.
414, 415; als do boedel insolvent is gowordon, blz. 479—482.

ProcnrtMir.

Gevallen wnarin do bjjstaud van oen — wordt vereischt,
blz. 98, 102, 107, lOOn\'l, 264, 408, 420, 512,524,528.

Gevallen waarin <lo bjjstaud van oen — niet noodig is, blz.
96 n\'3, 103 n\' 1. 268, 400, 450, 512.

IVocurcur-stclling in rcuvooi-proccsscn, blz. 336.

I\'ronic.sso.

Zie Orderbiljet, Papier aun order. Papier vun waurde.
Proloslon.

— den gcfuillccrdo bctrcll\'cndc, blz. 300, 301.

MntKNOKAArr, Vnilllttemcntiwet.

-ocr page 781-

660

R.

Kapport.

— van den rechter-commissaris: over het akkoord, blz, 401,
409; — over de uitdeelingslijst, blz. 450.

Itecht van terughouding.

Voortbestaan van het — in geval van faiUissenient van den
schuldenaar, blz. 239, 240.

Verificatie, blz. 315, 316.

Betwisting, blz. 316, 338.

Verbindende kracht van het akkoord ten aanzien van den
schuldeischer, die — heeft, blz. 384, 385.

Bij de beoordeeling van het akkoord te letten op de zaken,
waarop — wordt uitgeoefend, blz. 404, 405.

Bevoegdheid van den curator in geval van in.solventie den
schuldeischer die — heeft, te voldoen, blz. 439, 440.

Hechtor-coniniissaris.

Benoeming, blz. 116.

Besli.ssing van den — over hetgeen buiten het faillissement
blijft, blz. 146, 147.

Taak van den —, blz. 259—261.

De — moet in alle faillissementszaken worden gehoord, blz. 261.

Verhoor van getuigen en benoeming van de.skundigen door
den —, blz. 261—263.

Beschikkingen van den —: vorm, blz. 263, 264, 314.

Hooger beroep van de be.schikkingen van den —, blz. 264—2(»6.

Beschikkingen van den — zijn uitvoerbaar bjj voorraad en
op de minuut, blz. 288, 289.

Gevallen waarin de curator de goedkeuring of mnchtiging van
den — behoeft, blz. 26().

De — be.slist over de voorwaardelijke toelating van betwiste
vorderingen, blz. 334.

Hechtorlijko bescliikkingen.

Uitsluiting van hooger beroei), blz. 288.

Uitvoerbaarheid bjj voorraad en op de minuut, blz. 288, 289.

Ilecliterlijke bevoogdhcid.

Betrekkelijke bevoegdheid in zaken van faillissement, blz. 68.

Volstrekte bevoegdheid ten aanzien van zaken het beheer of
de ven-flening des faillieten boedels betreflende. blz. 68.

-ocr page 782-

661

msm

-- ten aanzien der faillietverklaring, blz. 88—96.

— in verificatie-geschillen, blz. 335, 336.

Kechtsbevoogdheid.

— van den gefailleerde, blz. 42, 148.

Kecliisniiddclcii.

— tegen de beslissing omtrent de faillietverklaring, blz.
102—109. 112.

Tabellarisch overzicht der — tegen de be.slissing omtrent de
failUetverklaring, blz. 110, 111. .

— togen de boschikking bevelende opheffing van hot faillis-
sement. blz. 123, 124.

— togon het vonnis van homologatio, blz. 407—110.
Hooger beroep tegen de boschikkingon van den rochtor-com-

missaris. blz. 264, 265.
lloogor beroop tegen dc bo-slissing over de voorloopige sur-
séance, blz. 528—530.
Hooger boroo]) togen do beslissing ovor do dofinitiovo sur-
.séance. blz. 537. 538.

Hcchtsvordoringon.

—. waarbjj do boodol vief rochtstrooks is hotrokkon. blz.
151 — 153.

—. waarbjj de boedol icH rochtstrooks is hotrokkon. blz. 151.
153—155.

— tot betaling of voldoeiu\'ng uit don boodol. hlz. 154—157.

— aanhangig tjjdons de failliotverklaring: a. tot betaling of
voldoening uit don boodol, blz. 157; //. door den scliuldonaar
ingesteld, hlz. 158—101; r. tegon don schuldenaar ingo.stold
on voldoening uit den boodol niet hooogondo, blz. 101—103.

—, tjjdens de failliotvorkhiring in .staat van wjjzon vorkoorondo.
hlz. 163, 164.

— gegrond op do niotighoid van handolingon. verricht tor
benadooling dor schuldoischoi-s. blz. 192,
193,202,203,206.

Vorval dozor — na homologatie van oon akkoord, blz. 203, 201.
Voortzotting dozor — als hot akkoord boodohifst^ind inhoudt,
blz. 204.

Invlood dor .sui-sóanco van hotaling op het aanloggen on voort-

zotton van —, hlz. 542, 543.
Zie Konvooi-proces.

-ocr page 783-

662

Reclame, blz. 63, 155

Revindicatoir beslag, blz. 169, 242, 243,

— van niet voor inbeslagneming vatbare goederen, blz.
241—243.

Sm\'séance van betaling, blz. 546, 547.

Registratie.

Vrijstelling van de formaliteit van — blz. 119, 120.
Volmacht tot vertegenwoordiging in de verificatie-vergadering,

blz. 321, 322.
Zie Onderhandsche akten.

Register.

Openbaar — der faillissementen, blz. 124, 125, 513, 514.

Rehabilitatie.

Karakter der —, blz. 25—27, 58, 59, 509-511.
Procedure tot verkrijging van —, blz. 511—513.
Aanteekening in het faillis.scmentsregistcr, blz. 513, 514.

Rekening on verantwoording.

— van den curator nii vernietiging der faillietverklaring,
blz. 116.

— van den ontslagen curator, blz. 273.

— van don curator nii homologatie van een akkoord, blz. 4 14.

— van den curator na het vcrbindcnil worden der slot-
uitdceling.sljjst, blz. 459, 460.

— van den hyi)otheek- ol pandhouder nii verkoop van het
onderpand, blz. 219.

Rente.

Zie Interesten.

Dc bedongen rentevoet een factor bij dc berekening van <lo
contante waarde ten behoove der verificatie, blz. 353, 354.

Renvooi-proces.

Verwijzing, blz. 332, 333.

Rcvoegdc rechter, blz. 335, 336.

Wijze van gcdingvocring. blz. 334, 336, 337.

Inhoud van hot vonnis, blz. 337. 338.

Ik\'wijs, door den schuldeischer tc leveren, blz. 338—344, 307.

Gronden van betwisting, blz. 366, 367.

-ocr page 784-

663

Invloed van de homologatie van een akkoord op het —, blz.
368—375.

Ketcnticrccht.

Zie Recht van terughouding.

Kcviiidicatoir beslag., blz. 169, 242, 243.

Kijksposispaarbaiik.

Beschikking van den curator over het tegoed, blz. 69, 301 n\'. 2.

S.

Salaris.

Bepaling van het — van den curator door de rechtbank,
blz. 122, 273, 274.

De leden dor connnissio uit do schuldeischers genieten geon —,
blz. 283.

liet — van den curator behoort tut de algemeene faillissenients-
kosten, blz. 446.

Zie Loon.

Schadovcrgoeding.

Hecht op — wegens ongegronde vordering van laillietver-
klanng. blz. 126—129.

— bjj onlbinding van wederkeerige overeenkomsten, blz. 170,
175, 177, 178-180, 209.

— wegens niet ternggavo van hetgeen door oene nietige
handeling uit den boedol is vorkregen, blz. 206.

SchiMikliigcMi.

Zie Handelingen om niot, Nietigheid.

Schepeling.

De gagio van den — blylt buiten het railli-ssoment. blz. 141.

Schikkingen.

Bevoegdheid van don curator — aan tc gaan, blz. 302.

Schip.

Bovoorrcchto .schulden by faillissomcnt van den eigenaar,
blz. 64, 65.

-ocr page 785-

664

Overschrijving van een koo})akte en inschrijving van pand-
en verbandbrieven na de failhetverklaring, blz. 232—236.

Zuivering door verkoop na insolventie, blz. 453.

Schipper.

Recht van den — na lossing de vracht te vorderen van den
bevrachter of inlader, blz. 67.

Recht van den — op het vervoerde goed verhaal te nemen,
blz. 216.

De gagie van den — blijft buiten het faillissement, blz. 141.

Sclionsiiig.

— van het geding tjjdens de faillietverklaring aanhangig:
u. vorderingen die voldoening uit den boedel ten doel
hebben, blz. 157; —
b. vorderingen, tegen den schuldenaar
ingesteld, van andere strekking, blz. 161 —164;—
c. vor-
deringen, door den schuldenaar ingesteld, blz. 158—161,

163, 164.

— van aangevangen executiën in geval van surséance van
betaling, blz. 540, 541.

Schuldoischers.

Vertegenwoordiging van den schuldemmr door de —, van
de — door don curator, blz. 46—52.

Vordering tot faillietverklaring, blz. 97, 98.

Verzet van - togon de failliotverklaring, blz. 105—107,108.

Kochtcn dor — die een zakelijk zckorheidsrocht bozitton,
blz. 213-219.

Rechten tegonovor den curator, hlz. 208, 2(59, 273, 301.

Commissio uit de —, blz. 274—284.

Vergadering der -, blz 284-288.

Hijwoning der vorilicatic-vorgaderi[ig, blz. 320—322.

Rotwi.sting der vorilicatie door een niodo-schuldeischor, blz.
324-320.

Ronvooi-procos tegen eon mode-.schuldeischor, blz. 157, 158,

164, 165, 203, 335, 373-375.

Gevallon waarin de — zich oj) de niotighoid ocner handoling
kunnon horoopon. blz. 104, 105, 20:1.

Iloropond faillissement: vordooling ondci\' rlo —, blz. 422—121.

Vordooling in geval van faillis-sonuMit, torwjjl aan het akkooni
in con vroeger failli.s.senient nog niot ten volle is voldaan,
blz. 425.

-ocr page 786-

665

Uitdeelingen bestemd voor voorwaardelijk toegelaten —,
blz. 453, 454.

—, die opkomen nadat reeds uitdeelingen hebben plaats ge-
had, blz. 455—457.

Hechten der — na afloop van het faillissement in geval van
insolventie, blz. 54—57, 477—485.

De — kunnen intrekking der surséance van betaling vragen,
blz 549.

Schuldon.

Handelingen ter voldoening van of zekerheidstelling voor eene
niet-opeischbare schuld, blz. 194, 195.

Nietigheid van de voldoening aan opeischbare—, l)lz. 185, 186,
199—201.

— aan den boedel: schuldvergelijking, blz. 210, 211.

Overneming van —, blz. 212.

—, waarvoor een der echtgenooten persoonlijk verbonden is,
blz. 225.

Staat der baten en —, blz. 295, 524.

Schuldcnnnr.

Zie Gefailleerde.

Schuld vergolijking.

Wmmcer toegelaten, blz. 209—211.

Wanneer uitgesloten, blz. 211, 212, 560-562.

Pupier aan order cn aan toonder, blz. 212, 213.

Hcroop op — in het buitenland, blz. 507, 508.

Sclinldvordorlngon.

Niet-opeischbare —; opcischburc —. Zie ()i)cischbaro
cn nict-opcischbarc vorderingen.

— onder opschortende voorwaarde. Zie Opschortende
V o O r w a a rd e.

— onder ontbindende voorwaarde: veriiicatie. blz. 349, 350.

— met eeno tijdbepaling, waarvan het tjjdstip der opei.sch-
baarhcid onzeker is, of welke recht geven op periodieke
uitkeeringen: schuhkcrgclijkiug, blz. 209,
210;-uitoefening
van hypotheek- of i)undrecht, blz. 215; verificntie, blz.
351—355.

— waarvan do waarde f)nbopaald, onzeker, niet iu Ncdcr-

mÊÊim

-ocr page 787-

666

landscli geld of in het geheel niet in geld is uitgedrukt:
schuldvergelijking, blz. 210; — verificatie, blz. 355, 356.

— aan order. Zie Pupier aan order.

— aan toonder. Zie Papier aan toonder.
Rente dragende —: verificatie, blz. 348, 349.

— verzekerd door ])orgtoclit: verificatie, blz. 359, 360.

— met hoofdelijke schuldenaren: verificatie, blz. 360—365.

— ter zake van geldboete, l)lz. 246.
Indiening der — ter verificatie, blz. 312—315.
Onderzoek der — door den curator, blz. 315, 316.
Lijsten van voorloopig erkende en van voorloopig betwiste —,

blz. 316, 317.

Gevolg van niet-tijdige indiening der —, blz. 322—324.
Verificatie, blz. 324—328, 442, 451.
Erkenning, blz. 328, 329.
Beëediging, blz. 329-332.

Voorwaardelijke toelating, blz. 331, 334, 351, 360, 363.
Betwisting door den curator of door ecu schuldeischer, blz.
332-334.

Betwisting door den gefailleerde, blz. 344—348.
Uitdeelingen l)estemd voor voorwaardelijk toegelaten —, blz.
453, 454.

— te wier aanzien dc surséuncc van bctuling niet werkt,
])lz. 544—546.

.Sloiuitdeoliiigslijst, ])lz. 457, 458.

Voorstel dor Stuutsconnnissic omtrent het aanbieden vun con
akkoord ])ij gelegenheid der slotuitdeeling, blz. 484, 485.
Sluipovorccnkoiiisicii.

Verbod vun homologatie als hot ukkoord mot behulp vun —

is aangenomen, blz. 406,\' 407.
Omkooping cn opkooping, blz. 407.
Nietigheid van —, blz. 429—431.

Orderbiljet afgegeven tor voldoening aun con sluipovcrccnkomst,
blz. 430.

Vorniotiging vun het akkoord wegens —, blz. 431, 432.

— zijn onrcchtmutigo daden, blz. 432.
Soldijen.

Korting o]) — ten behoeve van don fuillictcn boedel, blz.
141 — 144, 226.

-ocr page 788-

667

Splitsing van vorderingen.

Invloed oj) het stemrecht, blz. 285, 286.

Staat der l)ateu en schulden.

De curator maakt een —, l)Iz. 295.

Overlegging bij het verzoek tot surséanco van l)etaling, blz. 524.
Onderzoek van den — door deskundigen, l)lz. 532.

Staatscomniissie, l)lz. 1—3.

Staatscourant (Nederlandsche).

Kostelooze plaatsing van aankondigingen het failHssement
betreffende, blz. 121, 458 n^ 2.

Stoniniing.

— over een akkoord: vereischte meerderheid, blz. 393—395;
tweede —, blz. 395, 396.

— over het toestaan van voorloopige surséance van betaling,
blz. 526.

— over het toestaan van definitieve surséance van botaling,
blz. 535.

Stenirocht.

— in do vergadering van schuldeischers, blz. 284—286.
Schuldvorderingen aan toonder, blz. 284.

— bij de stenuning over uitstel van do raudi)leging over een
akkoord, blz. 388.

— bij dc stemming over een akkoord, blz. 390—393.

— bij de stemming over voorloopigo en bij die over definitieve
surséance vnn betaling, blz. 525, 535.

Stichtingen.

Faillietverklaring, blz. 95, 96.

Verplichtingen van de bestuurders, blz. 302, 301, 320.
Inbewaringstelling van de bestuurders, blz. 307.
Voortbestaan na insolventie, blz. 483.

Strafvorderingen, blz. 246.

Stuiting.

— der verjaring door indiening ter verificatie, blz. 158.

Surséance vun helaling.

Karakter en dool iler —. blz. 515—519.
Voorwaarden voor het verleenen van —, blz. 518—523.

-ocr page 789-

668

Verzoek tot verkrijging van —, blz. 524.

Beraadslaging en stemming, blz. 525, 526.

Beslissing over de voorloopige —, blz. 526—528.

Verzoek tot — aanhangig gelijktijdig met eene aanvrage
tot faillietverklaring, blz. 528.

Hooger beroep tegen de beslissing over de voorloopige —,
blz. 528—530.

Vernietiging der beschikking, waarbij voorloopige — werd
verleend, hlz. 531.

Verleening der — in hooger beroep, blz. 53\', 532.

Beraadslaging en stemming over de definitieve —, blz. 535.

Beslissing over de definitieve —, blz. 519—523, 535, 536.

Termijn, waarvoor de — wordt verleend, blz. 536, 537.

Hooger beroep tegen de beslissing over de definitieve —,
blz. 537.

Schuldvorderingen ten aanzien waarvan de — niet werkt,
blz. 544—546.

Einde der —, blz. 549—553.

Zie Bewindvoerders, Deskundigen.

T.

Tolegraninien.

— aan den gefailleerde gericht, blz. 299.

Tonultvooiipgging.

Door de faillietverklaring neemt alle gercchtolijke — een
einde, blz. 168, 169.

Wanneer eene — geacht kan worden te zijn geëindigd,
blz. 247—249.

Schorsing van allo gcrechtoiyke — door dc verlecning van
surséance van betaling, blz. 540—542.

Tt\'rniijnzakoii.

Ontbinding door dc faillietverklaring van een der i)artijt\'n,
blz. 176—180.

Terughouding (Recht vaii).

Zie Hecht van terughouding.

-ocr page 790-

669

Toomler-pnpier.

Zie Pui»ier a.in toonder.

Trakteiiiüiiten.

Korting op — ten behoeve vun den boedel, blz. 141 —144, 226.

Onvervreemdbaarheid van —, blz. 144.

— die in den boedel vallen, blz. 144, 145, 147.

Tiissclionkomst.

— van den curator in een geding, waarbij de boedel niet
rechtstreeks is betrokken, blz. 152, 153.

Schuldeischers, die geene betwisting hebben geduan, mogen
in het renvooi-proces niet tusschenkomen, blz. 337.

Tijdsbepaling.

Door het faillissement vau den schuldenaar vervalt de —,
blz. 59, 60.

Schuldvorderingen met eene tijdsbepaling. Zie Schuld-
vorderingen.

U.

Uitbetaling.

— aan bevoorrechte .schuldeiscliei\'s na hom(dogatie van een
akkoord, blz. 415-118.

— in geval van insolventie, blz. 457.

— in geval van surséance van betaling, blz. 543, 544.

LlldeollnK na insolventie.

Voorwaardelijk toegelaten schuldeischers, blz. 453, 454.
Vorderingen met betwisten voorrang, blz. 454.
Schuldei.schei\'s, die recht van voorrang hebben, blz. 454, 455.
Nagekomen schuldei.schers, blz. 455—157.

— van 100%, blz. 458.

— van de opbrengst van nagekomen buten, blz. 160.
Gereserveerde uitdeelingon, blz. 453, 454.

Uitdeelingslijst.

Inrichting dor —, blz. 443—145.

Wanneer eon — moet wordon opgemaakt, blz. 443, 445.

-ocr page 791-

670

Salaris van den curator op de — te brengen, blz. 446.

Omslag der faillissementskosten, blz. 446—449.

Ter-inzage-legging van de —, blz. 449.

Verzet tegen de —, blz. 450.

Verzet door een niet-geverifieerden scbuldeisclier, blz. 451.

Slot —, blz. 457, 458.

Uitkeering.

De —, die de gefailleerde geniet uit de inkomsten zijner
kinderen, blijft buiten het faillissement, blz. 148.

— van levensonderhoud aan den gefailleerde, blz. 297, 298.

Uitstel.

— van de raadpleging en beslissing over het akkoord, blz.
386, 387, 388, 389.

De rechter kan den schuldenaar — verleenen voor de nakoming
van het akkoord, blz. 420.

De curator moet handelingen, in strijd met het advies van de
commissie uit de schuldcischcrs, drie dagen uitstellen,
blz. 280.

Surséance vun betaling is — van betaling, blz. 518, 540.

— van vonniswijzing in geval van surséuncc vun betaling,
blz. 543.

Ultvocrhuarhoid bij voorraad.

Vonnis van fuillictvcrklaring, blz. 101, 112—114.

Handelingen, krachtens do — van het vonnis van failliet-
verklaring verricht, binden den schuldenaar, blz. 1 14 —116.

Be.schikkingcn van den rcchtcr-conunissaris cn vun de recht-
bank in fuillisscmcntszukcn, blz. 288, 289.

llcschikking houdende vcrlcci)ing vun voorloopige sui\'séuncc
vun betaling, blz. 530, 531.

Beslissing over dc definitieve surséuncc vun bctuling, blz. 537.

Mi

-ocr page 792-

671
V.

Yeniiootscliap (Naamlooze).

Zie Vereenigingen.

Yeniiootscliap onder eene firnisi.

Bevoegde rechter tot faillietverklaring van vennooten onder
eene finna. blz. 89—91, 96.

Aangifte tot faillietverklaring, blz. 97, 132.

Vordering tot faillietverklaring: boe te behandelen, blz. 97, 98,
130—132, 133.

Faillietverklaring na ontbinding, blz. 133.

Verdaging.

— der verificatie-vergadering, blz. 326, 327.

Verdooling,

— van het actief na heropening van het faillissement, blz.
422—424.

— van het actief in geval van faillietverklaring, terwijl aan
het akkoord in een vroeger faillissement nog niet volledig
is voldaan, blz. 425.

Yerdienslen.

— door persoonlijke werkzaamheid gedurende het faillis-sement.
blz. 146, 147, 226.

Yereonigingcn.

Faillietverklaring, blz. 95, 96.

Verplichtingen van do be.stunrders. blz. 302, 304, 320.

Inbewaringstelling van de bestuurders, blz. 307.

Voortbestaan na insolventie, blz. 482—184.

Vorcironing.

Hangende het vorzet, het hooger beroep of de cassatie tegen
eeno beslissing over de faillietverklaring kan niet tot —
worden overgegaan, blz. 112.

Kochten der schnldeischers na alloop van do—, blz. 54—57,
477—485.

Zie Insolventie.

Vergadering der schnldeischers.

Stemrecht, blz. 284—286.

-ocr page 793-

672

Oproeping, blz. 286, 287.

Uitschrijving, blz. 287.

— na den aanvang der insolventie, blz. 441—443.

Verhoor.

— van den schuldenaar op de aangifte of de vordering tot
faillietverklaring, blz. 98, 99.

— van den schuldenaar en van den schuldeischer in geval
van verzet of hooger beroeji tegen de beslissing omtrent
de faillietverklaring, blz 104, I0.ó, 107.

— van getuigen door don reclitor-commissaris. blz. 261—263.

— van den gefailleerde tot het geven van inlichtingen,
blz. 303, 304.

Verhoud iiig.

— der wetsontwerpen tot elkander, blz. 9—11.

— dor Faillissemontswet tot de wetboeken, blz. 10—18.

— van den curator tot den schuldenaar on de schuldoischers.
blz. 46—52.

Vorillcntic.

Vorderingen tot voldoening uit den boodel onderworpen aan
het i)rocos van —. blz. 155—158.

Indiening ter — stuit dc verjaring, blz. 158.

hogoling der — in hot algemeen, blz. 309—312.

Verplichting van voorafgaande indiening der vorderingen bij
den curator, hlz. 312—315.

— van niet-tijdig ingodiendo vorderingen, blz. 322—324.

Wijze waarop de — plaats hooft, blz. 324—327.

Erkenning, blz. 328, 329.

Boöodiging, blz. 329—332.

Voorwaardelijke toelating, blv,. 331, 331, 351, 360,363.

Betwisting door den curator of door een schuldei.schor, blz.
332—334.

Do gofailloordo partij bij de —: betwisting, blz. 344—318.

— pvo mentorh\', blz. 349, 350.

— van intoroston. blz. 348, 349.

— van voorwaardelijke vorderingen, blz. 349—351.

— van vordoringen mot tijdsboj)aling, waarvan het tjjdstip
dor opeischbaarheid onzokor is, of welke recht govon oj)
periodieke uitkooringen, blz. 351—355.

-ocr page 794-

673

— van vorderingen niet van een bepaalde waarde in Neder-
landsch geld, blz. 355, 356.

-- vau schuldvorderingen aan toonder, blz. 356—358.

— vau schuldvorderingen aan order, blz. 358.

— van bevoorrechte en van hypotheek- of i)andhoudende
schuldeischers Jils concurrente .schuldeischci-s. voor een deel
hunner vordering, blz. 358, 359.

— van schuldvorderingen verzekerd door borgtocht, blz.
359, 360.

— vau schuldvorderingen met hoofdelijke schuldenaren, blz.
360—365.

— voor de contante waarde, blz. 60—62, 350, 351—355.

— na heropening van het faillissement, blz. 421.

— na in.solventie, blz. 4-12.

— bij gelegenheid van verzet tegen de uitdeelingslijst. blz. 451.

— nadat reeds uitdeelingen hcl)ben plaats gehad, blz. 450, 456.

Vcrillciiiie-verijsidering.

Ilcpaling van den dag dor —, blz. 113, 114, 312, 313,
314, 315.

Wie ter — tegenwoordig moctoi zijn, blz. 317, 318.
De schuldeischers kuumn de — bijwonen, blz. 320—322.
Ondervraging van den gefailleerde, blz. 318—320.
Verdaging der —, blz. 32(). 327.
Procc-s-verbaal der —, blz. 327. 328.
/ie Verificatie.

Verjaring.

Stuiting der —, blz. 158.

Verkiesbaarheid, blz. 28, 29.

Verkoop.

— vóór do insolventie, blz, 298.
Onderhandsche —, blz. 217, 298, 138. 139.
Openbare vorkoo|), blz. 138.

Heteokonis van „verkoop in het oi)cnbanr" in artikel 171,
blz. 166—168.

— vun mot hypotheek bezwaarde goederen: zuivering, blz.
•170—175.

— vau oen schip door den curator, blz. 153.

Ai

XUil.tNRKHAl f, rniUiftniii-iiUvi\'t

-ocr page 795-

674

Vermogen.

Het fiiillissement betreft alleen het — van\' den schuldenaar,
blz. 42, 44—46.

Het faillissement omvat het geheele blz. 40, 52—54,
135—139.

Bestanddeelen van het —, die buiten het faillissement blijven,
blz. 140-148.

Vernioliging.

— der faillietverklaring, Idz. 107, 114. 115, 125.

Kennisgeving van de — der faillietverklaring door den griffier,

blz. 117, 118, 564.

Openbaarmaking van de — dor faillietverklaring, blz. 117,
118, 458 n\'2.

— van de erkenning eener vordering op grond van bedrog,
blz. 328, 329.

— van het akkoord niet toegelaten, blz. 431, 432.

— van de beschikking over de voorloopige surséance, blz. 531.

— van de beschikking over de definitieve surséance, blz. 538.

Verslag.

— over den stand van den boedel, door den cumtor uit tc
brengen, blz. 327, 328.

— van dc dc.skundigcn, benoemd bij do verleening der voor-
loo])igc surséance van betaling, blz. 531, 535.

— over den toestand van den boedel door de bewindvoerders
in eene surséance van betaling, blz. 548.

Zie Rapport.

Vertegen woord Igi lig.

— vim den schuldenaar door de schuldeischers en van do
schuldeisclicrs door don curator, blz. 46—52.

— door een gomachtigdc. Zio (Jcmuchtigdo.

— door een i)rocurcur. Zie Procurour.

— vun den onder-curutcclc-gestcldc door don curator bij
verhoor op oen verzoek lot fuillictvcrkluring. blz. 55 8, 555>.

Vervrcomding.

Zio Verkoop.

Vorworping oonor erfenis.

Dc curutor behoeft voor — muchtiging van don rcchter-
commissuris, blz. 236.

-ocr page 796-

75

Nietigheid van de — door den schuldenaar ten nadeele zijner
schuldeischers, blz. 188.

Verwerjiing van de erfenis van den na verkrijging van sursé-
ance van betaling overleden schuldenaar, blz. 552.

Verwijzing.

Zie Kenvooi-proces.

A\'erzegeling.

— als conservatoire maatregel vóór d e faillietverklaring, blz. 101.

— na de faillietverklaring, blz. 292, 293.

Verzekering.

Zie Levensverzekering.

Verzekeringniajitschnppij (Onderlinge).

Zie Vereenigingen.

Verzet.

— van den schuldenaar tegen het voinu\'s van faillietver-
klaring, blz. 102—105.

— van sclmldeischers en belanghebbenden tegen het vonnis
of arrest van faillietverklaring, blz. 105—107, 108.

— tegen de uitdeelingslijst, blz. 450, 451.

— tegen het verzoek van reliabilitatio, blz. 512.

Voeging.

De curator kan zich voegen in gedingen, waarbij de boedel
in\'et rechtstreeks is betrokken, blz. 152.

Sclmldeischers die geene betwisting hebben gedaan, mogen
zich niet voegen in het ronvooi-i)roces, blz. 337.

Volnnichl.

De .schrifteljjkc — tot vortogcnwoordiging in de verificatie-
vergadering is vrjj van zegel en van do fornniliteit van
registratie, blz. 321, 322.

Zie G 0 m a c h t i g d e.

Vonnis van failllclverlilarliidT.

Failliotvorklaring van meerdere .schuldenaren bij één vonnis,
blz. 55(5, 557.

Inhoud van het —, blz. 110.

Voorloopigo uitvoerbaarheid, blz, 101, 112—114.

Openbaarmaking, blz. 117.

MoicxniiAArr. r»llllMcraenti«ct.

-ocr page 797-

67ö

Kennisgeving aan de administratie der posterijen en der
telegrafie, blz. 117, 299, 300.

Buitenlandscli —: kracht in Nederland, blz. 501—503.

Wederzijdsche uitvoerbaarheid van vonnissen van faillietver-
klaring in Nederland en in zijne koloniën en bezittingen
gewezen, blz. 50G, 507.

Tonnis vau homologatie.

Het — moet gemotiveerd zijn, blz. 402.

Het — levert, in verband met het proces-verbaal der verificatie,
een voor ten uitvoerlegging vatbaren titel, blz. 415.

Voogd, blz. 27.

Voogdij-li.ypotheek, blz. 253, 254.

Voorloopige commissie uit de schuldeischers.

Zie Commissie uit de schuldeischers.

Voorloopige erkenning van schuldvorderingen.

Zie Erkenning, Schuldvorderingen.

Voorloopige surséance van betaling.

Zie Surséance van betaling.

Voorloopige tenuitvoerlegging.

Zie Uitvoerbaarheid bij voorraad.

Voorrang.

Beslissing over den — bij de verificatie, blz. 311, 32ï), 338.

Voorloopige erkenning en betwisting, blz. 310.

Erkenning, blz. 329.

Verlies van — door verzuim van ojigave. blz. 329, 340.

Betwisting en voorwaardelijke toelating, blz. 332, 334, 338.

Toekenning van het recht van concurrent schuldeischor voor
hot vermoedelijk niet gedekte dool der vordering, blz.
358, 359.

Schuldoischors, die — hebben, stommen niot mode ovor hot
akkoord, blz. 390.

Schuldeischors die — hebben op goodoren„ niet tot don boodol
bohooronde, stemmen wol mede, blz. 393.

♦ Afstand van — vóór do .stemming over hot akkoord, blz.
390—392.

-ocr page 798-

677

Plaatsing tier — hebbende schuldeischers op de uitdeelings-
lijst, blz. 444.

Omslag der algemeene faillissementskosten, blz. 446—449.

Uitdeelingen, bestemd voor vorderingen metbetwisten —,
blz. 454.

Uitdeelingen flau — hebbende schuldeiscliei\'s, blz. 454, 455.

Verlies van — in geval van verificatie nadat reeds uitdeelingen
zijn gedaan, blz. 456. 457.

Positie der schuldeischers met recht van — in geval van
surséance van betaling, blz. 545, 546.

Zie Bevoorrechte schulden, Hypotheek, Pand.

Voorrecht.

Zie Bevoorrechte schulden. Voorrang.

Voorrecht van hoedolhe.schrijving.

Curator aanvaardt onder —, blz. 236.

Faillissement van eene oiuier — aanvaarde nalatensclm]).
blz. 4!)1.

Aanvaarding onder — van de nalatenschap van een schuldenaar,
die gedurende de surséance vau betaling overlijdt, blz. 552.

Voorslellen van wet.

Zie AVetsontwerpen en voorstellen.

Voorlzetling.

— van het bedrijf des gefailleerden, blz. 293, 296, 297.

Voorwaarde.

Voorwaarden voor dc faillietverklaring. Zie Faillictver-
k 1 a r i n g.

Voorwaarden voor de surséance vau betaling. Zie Surséance
v a n 1) e t a 1 i n g.

Schuldvorderingen onder eono —. Zio Ontbindende voor-
waarde, O i)schortendc voorwaarde, Schuld-
vorderingen.

Voorwaardelijke toolnting.

Zie Verificatie.

Voorzieningen.

— na do faillietverklaring, blz. 290—296,

Vorderingen.

Zie Hechts vorder in gen, Schuldvorderingen.

-ocr page 799-

678

Toriii.

— der Faillissementswet, blz. 15—18.
Vracht.

Aanspraak van den schipper op den bevrachter of inlader

wegens de —, blz. 67.
Verkoop van de vervoerde goederen tot verhaal van de vracht,
blz. 216.

Vroinv.

Zie Gehuwde vrouw.

Vriichten eii iiikoiiisten (Gemeenschap van).
Zie Huwelijksgoederenrecht.

Vruchtgenot.

— van den vader of den langstlevenden der ouders, blz. 139.
üe opbrengst van het — blijft voor een deel buiten het

faillissement, blz. 147, 148.

W.

AVaardecring.

— der goederen bjj do boedelbeschrijving, blz. 293.

— van schuldvorderingen, blz. 351, 353—355, 356.

— door den rechter-conunissaris van het bedrag, waarop
.schuldeischei\'s na homologatie van oen akkoord, krachtens
een erkend voorrecht, aanspraak kunnen maken, blz. 417,418.

Wanpraestatle.

Hecht van de wederpartij dos gefailleerden, ontbinding eener
wederkeerige overeenkomst wegens — te vorderen, blz.
170—174.

Wederkeerige overeonkonisten.

Zie Ontbind i n g, O v e r c e n k o m s t e n,. W a n p r a os t a t i e.

Wetenschap.

— van de benadeeling der .schuldeischers, blz. 189—192.

Vermoeden dier — bjj sommige handelingen, blz, 193—195.

-ocr page 800-

679

Wetsontwerpen cn —voorstellen.

Ontwerpen der Faillissementswet, blz. 1—6.

Verhouding der verschillende wetsontwerpen tot elkander,
blz. 9—11.

Ontwerpen der wet ter invoering van de Faillissementswet,
blz. 6-9.

Voorstel van Mr. PuNArrEL tot wijziging der Faillissementswet,
blz. 7. 8, 82—85.

Voorstel van wet van Mr. Levy oj) de homologatie van akkoord
ljuiten faillietverklaring, blz. 3(), 37.

Wettelijk erfdeel, blz. 46.

Wettelijke onderhoudsplicht, blz. 147.

Winst en V(M-lios (Gemeenschap van).

Zie II u we 1 ij k sgocderc n rcch t.

Wisselhriovon, blz. 65, 66.

Verificatie, blz. 565.

Zio Papier aan ordor. Papier vau waardo, Protesten.

Wonnplnals.

Hi\'vocgdhcid van den rochtor vun do — van don schulilcnuar,
blz. 88, 93. 95. 96.

Dc gcfuillccrdo mug zijn — niet vcrlafen. blz. 302, 306.

z.

Zakon.

— wolko buiton het fuillissemont blijven, blz. 140—148.

Zakolijko rochton.

— worden niot geverifieerd, blz. 155, 169.
Sui\'si.\'anco van betaling, blz. 546, 547.

Zakolijko zokorholdsrecliien.

Invloed vun het fuillisscmontsboslng op —, blz. \'213—219,
253. 254.

Zio Hypotheek, Pund. Voorrang.

-ocr page 801-

680

Zegel- en registratie-rechten.

Vrijstelling, blz. 119, 120, 321, 322.

Zekerheidstelling.

Voorwaarde van — bij verlof tot verzegeling vóór de failliet-
verklaring, blz. 101.

Ontslag van den gefailleerde uit de verzekerde bewaring tegen
—, blz. 305.

Verphchting van den curator tot — voor de nakoming eener
overeenkomst, blz. 175.

Zuivering.

Verkoop van een met bevoorrechte schulden bezwaard schip
door den curator, blz. 453.

Kan de koojier van een met hypothekaire inschrijvingen
bezwaard onroerend goed van den gefailleerde — vorderen,
blz. 470—475.

J».

-ocr page 802-
-ocr page 803-
-ocr page 804-

-

I

ü»\' ■\'■\'.

Jh:-

-ocr page 805-

Î5SS

ï^jïi
: <tl

-vue ■ ^

\'■\'SSPi.iJB^^ Bij (ii"jevevs dezen zijn u. u. a-j\'-\'-enen:
_^ t

.Tosephii!- .1 Jii nir. J,) La cov.i\'nation du droit, • •♦jnt • ..I do la faillite. / b.2!:

Kisi (Mr. .1. G.) Begiinolen van liot Handelsregt voi:r\' \'île Nedorlandso»-"
Wet, 5 dc\'^.en on suppl\'........ • .......

Levy (lî\'. A.) Ilet algemeen Duitsch ITandelso-otboolv. f>rTol<îken nie^

« het Nodorlandacli Wotlmek van Koopliandol, met Bijvoo- Mëiincht) „ 17.00

Marcz C,vej>s (t\\Ir. J. C. do) Dc bei^iuscleu van - 1ondaa,ü;sclio
Faill .o-uocht......... ..........«

Ontwerp van Wot op het Faillissemont en do Sur: ^(^o \\m betaîiiiû;
(S\'^uatscommissie).......* • • •

~ Idom Dl. \' -IV. \'.landelingon tuaschcn KOj^oeriug v, u-Goncranl. „ (>.75

— Idem deel V, Bepalingen omtrent het in werking .\'Hlr-n vnn do Wot ^

op hot Faillissoment en de Surséance van bo\'ili. \\\\i;;:;ising van • fc -

bcstnai V v.etten in verband daanu\'^-\'o en i\'e. vnn do oude

wetgeving tot do nieuwo (Ontwei ll-iiddi. . ■ ^ l\\t
ring en Statci\'"lovai\'.).................. 1.—

— Idem dool VI "^\'■•:\'.r8t" »on t .t wij\'!\'\';i.. * v.an uo Wof hot Faillissement

jde Si.;-sÓ!Uïoe • jo^.iï.ng (V. r. riin - " .^r Vu:i\\vvvA.). . , O.OO

— vnn Wet op het famlt >ior" >tatttscomnr:ssnj . ....... (..OU

— van Wetten op d\'> \' ï.>tschappon cn andere (Staatsoou\':..;8rtio) . . ^ 1.75

Poleiiuar (Mr. H. .1 » outworp van Wet op hot Faill\'^^mont on de
Surséance van bot\'\'iiK; behandeld........ \'......

Wattol (II. M. ,1.) Inl. \'" . .^.t d- licoolbning vai^\'Ïf^ ^\' \'\'> ok v:in Foop-

handol on do Wet lier r-illishomont. In r()W.> ....... 2.r)0

Wei op het Faillisi^oment. en de Surséance van botali\'.g ^..-novcns do vijzi-
gingswet volgons hot voorütcl-ruxAPi\'Kii. In t.^v .......

— r « r a r " n ii\' n •

-- tor invoering vn j- ... ln-!.2"......... O.iO

a

I\'

.s

r\'.