-ocr page 1-
-ocr page 2-

Histotia Gentium

Octavo n«. 1233

S. Oct.

1233

T \' I T- \'

IV ■.- : ■ •

-ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-

a\'- ■ i »•■«■\' ■\'■w\'

, t

-ocr page 6- -ocr page 7-

DE ALOUDE

rr

STAAT

DER VEREENIGDE

NEDERLANDEN.

-ocr page 8-

" - : TT r\\ T \' \' rr

o n-/ "v i * • v .. \'vj.

3

A A

a à V jî 2 a

cl Cl \' i A J

-ocr page 9-
-ocr page 10-

L

-ocr page 11-

DE ALOUDE

STAAT

E N

geschiedenissen

DER

VEREENIGDE

NEDERLANDER

f

D O O a

E. M. ENGELBERTS.

EKRSTE DEEL.

TE AMSTERDAM, BY
JOHANNES ALL ART.

-ocr page 12-

ZovL ik niet van ti gewagen

Velden, die van de oudfte dagen.

Aan de vryheid werd gewyd?

Wiet herdenken aan den tyd.

Toen het volk uit andere ftreken,

Trotfclie dwinglandy ontweken ,

Hervvaards fchoolde en ruste vond?

Wiet op uwen vryen grond

Zingen, hoe \'er de Ouders waakten,

En van moed cn yver blaakten-

Voor het welzyn van den staat.

Als geweld of eigenbaat

Dorst op bato\'s erfgrond komen? \'

Of hoe \'t albeheerfchend Romen ,

Dat de waereld dwingen kon.

Nooit uw VRYHEID ovcrwon.

Scheen het eens te zullen lukken

BATAVIEREN te onderdrukken;

\'t Noopte hunnen vryen aart.

Om in fpyt van vuur en zwaard

\'s Vyands hoogmoed te vemeêren.

En de vryheid trouw te zweeren.

Ecndragt, yver én beleid

Weerden \'t juk der dienstbaarheid.

Tuigt het bosfchen tuicht het velden!

Hoe ciVYL en andre helden

Dongen naar den lauwerkroon

En die kreegen toi hun loon!

Tuigt het plegtige verbonden,

Die te trouweloos gefchonden\'

Dikwils met een ftroom van bloed

Door den Dwingeland geboet,

Menigmaal op nieuw bezworen

De oude vryheid deeden gloren.

Mogten nimmer laffer daaden.
Smetten \'s Lands Historiebladen!
Mogten Neêrlands roem en magt
Bloeijen tot aan \'t Nageflagtl

cl. r. van raesveld, geb. vaitf sytzama,
heemze, bosch- hof- ch veldzang.

-ocr page 13-

MYNE LANDSGENOOTEN»

Eer gy tot het werk overgaat, dat ik u
aanbiede, moet ik u iets
van de lotgevallen
van hetzelve zeggen: gy hebt \'er eenig be-
lang by. Wanneer ik aangemoedigd wlerd,
om den alouden en hedendaagfchen ilaac van
ons VADERLAND in gemeenzaame gefprek-
ken te ontvouwen, dagt ik weinig, dat die
een werk van zoo veel oraflag en moeite
worden zou. Ik onderzogc op nieuw , wat
men over het eerde gezegd had, maar trof
in eene groote verfcheidenheid van gevoe-
lens al te weinig aan , dat my ten vollen
voldeed. Ik raakte ten opzigt der oude ge-

fteldheid van ons Land -vooral van het

eiland der Batavieren zo veel te meer
verbysterd, als ik meer van onze Schry-
vers raadpleegde , tot dat ik befloot my
alleen aan de oudlle gedenkfchriften te hou-
den, dezelve naauwkeurig te ontledigen en
te vergelyken; en ik meen dac deeze my
eindelyk zoo wel als den Heer de
st. Si-
mon
op \'c regte fpoor gebragt hebben.
Niet te min hield die my buiten verwagting
zoo lang op, dat ik haast berouw van my-
ne onderneeming zou gehad hebben, indien

* hec

-ocr page 14-

het myn Vaderland niet betrotfen had en ik
het voor my zei ven had kunnen verantwoor-
den , zoo fchielyk zulk een edel onderwerp
te laaten vaaren. Zou ik dan in zoo ver
van den onderneemenden geest van myne
Landgenooten ontaarden, dagt ik, al voort-
gaande en onderzoekende; toe dat ray eene
maare en langduurige krankte noodzaakte
den arbeid te ftaaken, in het zelfde Jaar,
waar in dit myn Vaderland door eenen on-
regtvaardigen oorlog zoo geweldaadig wierd
overvallen, nadat onze Vlag, ons Grondge-
bied te vooren in vollen vrede reeds meer-
maalen gefehonden, en onze fchepen geplun-
derd waren. Die laatfte gebeurde, toen ik
de Inleiding over de Liefde tot het Vader-
land fchreef, en het Voorwerk was reeds af-
gedrukt, toen de vyandelykheden in vóllen
vlam uitborstten.

Myne Leezers gelieven dit onder het oog
te houden, terwyl ik my over den gezwoo-
ren vyand van ons Vaderland geheel anders
zou uicgelaaten hebben, indien hy toen reeds
alle betrekking hadde verbroken eh de heiligde
verbindtenisfenbaldaadig gefehonden.Dan, ter-
wyl my de moed en kragten
begaven, wierd
myne ziel met grievende fmert vervuld, wan-
neer

-ocr page 15-

■m

jieer de verdediging van het aangevogte Va-
derland
zoo flegt wierd beharcigd , en onze
vj^and ongewroken en onYerbin.derd voort-
ging om ons den Oceaan - ja de wae-
reld te benaauwd te maaken. Wie had ooit
kunnen vermoeden, dat dit
Nederland onder
eene
stadhouderlyke regeering zoo
fchielyk, tot zulk eene laagte zou hebben kun-
nen vervallen? \'— Moest ik dan gefpaard wor-
den , om zulk een akeligen toeilan.d te be-
leeven, dien wy volftrekt aan ous zeiven te
wycen hadden ! Hoe menigmaalen wenschte
ik voor dien tyd de Waereld te hebben
mogen verlaaten , daar ik ray dat geen fchaa-
men moest, waarin ik altoos «ene eer geileld
had ; — een
Nederlander te heeten , en
tot een Volk te behooren, het^ welke zulk
een hoon en zoo veele mishandelingen kon
dulden , zonder zich te . weer te Hellen;
\'— een Volk , onder hetwelk zulke laage
zielen gevonden wierden , dje den ailerver-
foeijelykften handel van de
vyatiden van . hun
-Vaderland dorften verdedigen en de han-
den kusfen , welke hun den hartader poog-
den af te _ fnyden. Al de liist verging
my, wanneer ik om rayn ongelukkig Va-
derland dage , en myne ontydige onder-
* 1 nee*

-ocr page 16-

neeming berouwde my niet alleen in der
daad, maar ik wenschte meermaalen de ver-
dediging van deszelfs eer , die nu zoo ter
aarde vertreden wierd, no(?in ondernomen te
liebben. — — Myn verflagen geest kon
zich niet opbeuren en de herhaalde aanval-
len myner ziekte waren te gevaarlyker: de
meeste nagten bragt ik flaaploos door, ter-
wyl myne gedagten vermenigvulgd wierden,
en het verdrukte Vaderland, myn benaauwden
boezem duizend bange zugten afperste.

Vooral viel het my ondraagelyk, dat de
blaain
van lafhartigheid , welke men onze
vreedelievende Natie aangewreeven had , nu,
daar het kon en moeste gefchieden , in het
bloed van onze verdrukkers niet wierd afge-
wasfchen; en — de geleede fchaden niet
\'verhaald, waartoe de gelegenheid nimmer
zoo fchoon flond; terwyl wy ons in onze
havens lieten opfluiten, en den baldadigen
Brit mee onze Schepen en volkplantingen
naar welgevallen omfpringen. — Men had my
namelyk op myne Verdediging onder anderen
tegengeworpen, dat ik gezegd had:
„Neder-
land
flelde fleeds een eerlyken vrede bo-
ven de wisfelvalligheden van den oorlog,
en is niec gewoon op elke kleine beledi-
ging

-ocr page 17-

ging aanftonds ter wapen te loopen," — Ik
was, wanneer ik dat fchreef na al den hoon,
al de plunderingen door den
Engelfchen ons
£oen reeds van tyd tot tyd ongewroken aan-
gedaan, inderdaad hier mede zoo wel verle-
gen als met de kundigheid in de
Muziek^
Waarin onze Natie niet uitmunt, ■— welke
men egter thans een onvermydelyk vereisch-
te in een befchaafd Volk rekent. Ik heb
my in beide gevallen gered, zoo goed ik
kon.
— Eh juist hebben myne berispers,
als of ze myn .doelwit niet begreepen , my
in beide opzigten aangevallen. Ik hoopte al-
toos , dat \'er eens een gunllige gelegenheid
zou geboren worden om te toonen, dat hec
oude heldenbloed nog door onze aderen
ftroomde; maar nu deeze geboren, dog zoo
fchandelyk verwaarloosd wierd, zou ik
óm
zoo onbefchaamd zyn , om de eer van zulk
eene natie , uit voorige Eeuwen op te vy-
zelen ?

Intusfchen waren niet alleen al myn aan-
gewende moeite, maar ook de kosten van
d^n Drukker te vergeefs, zoo ik van myne on-
derneeming afzag. Dit deedt my de pen nog
eens opvatten; maar zyviel my telkens we-
^er uit de handen, tot dat men my onder hec

* 3 oog

-ocr page 18-

oog bragt, dat ik my zeiven te vergeefs af-
matte , en nimmer rayne gezondheid en krag-
ten zoude wederkrygen, ten zy ik my van
alles onttrok, en alle myne kommerlyke zor-
gen voor een tyd vaaren liet. Dit gelukte.
— de vyfde augustus had my in \'t
jaar 1781. doen zien, dat het ons Volk niet
aan moed maar enkel aan goede gelegenheid
ontbrak;-ik wierd gaande weg met rayn Va-
derland bevreedigd , na dat de vermogens
van ziel en lighaam zich herftelden, — naar-
maate de item des Volks zich meer en meer
tegen zulk
eene onverantwoordelyRe handel-
wys begon te verheffen, cn voor al de
Waercld te bJyken, dat men die onheil niet
aan eene verongelykte Natie , maar aan het
ongelukkig misverftand van derzclver Opper-
hoofden , en aan een verderflyken toeleg van
zommigen kwalykgezinden , door verborge
inzigten en een Engelfchen geest opgeruid,
te danken had. \'Er vielen inderdaad ge«
bcurtenisfen voor, welke my ftof gaven, om
eene andere Verdediging te fchryven. Hoe zeer
de laatstgemelde ontaarde ondankbaare voed-
fterlingen dezelve op alle mogelyke vi^yze
kragteloos maakten, ■— hunne land- en tyd-
genooten onceerden! \'er ontdekten zich daar en

te-

-ocr page 19-

tegen eene menigte regtgeäarde Vaderlanders,
welk zich over het flegt beiluur van zaaken by
alle gelegenheden beklaagden en de verwaar-
loosde of te onregt weg gefchonke voorrechten
dorften herroepen. —Deezen,
voor zoo verre
zy uit waare beginfelen van zuivere Vaderlands-
liefde werken, en het regte oogmerk bedoe-
len , rnaaken een treöelyk tegenwigt: zonder
het zelve zou ik nooit met deezen alouden
Haat van ons Vaderland, en de belchryving van
deszelfs eerlle
inwooners :e voorfchyn hebben
durven treeden, veel min aantoonen, hoe wy
zoo wel als andere natiën op edele Voorouders-
mogen roemen. Anders zou het gefcheenen
hebben als of ik my met menig verbasterd Edel-
ling hier mede nu hadt willem behelpen, nu
myne Tydgenooten zich by al de waereld door
hunne onverantwoordelyke verdraagzaamheid
veragtelyk gemaakt hadden. — Niemand ver-
denke my hier van! ^ Myn openlyk en pleg-
ngprotest, hec welk ik by de eerlle gelegen-
lieid meende te moeten doen, om voor myne
Tydgenooten en de Nakomelingfchap te too-
nen, dat ik geenzins onder die geenen behoor,
welke in zulk een weeiioozen toeftand hebben
kunnen berusten, bewyze het tegendeel: —-
dit zal men my ten goede moeten houden. Hoe
zeer ik my de wet van oneenzydigheid heb
* 4 voor-

-ocr page 20-

voorgefchreeven, kan ik in dit fchreeuwend
geval niet anders denken , niec anders han-
deleja , zoo lang men de Natie en dus ook
my niec overtuigd heeft, dat onze Zeemagt
niet tot die onverbeeldelyke laagte vervallen
is, door eene moedwillige, ten minften door
eene onverfchoonlyke verwaarloozing ; ——•
en dat men door onovervvinnelyke beletfe-
len met mogelykheid geen beter gebruik van
de Zeemagt, die voorhanden was , heeft
kunnen maaken. Hier te zwygen past geen
Nederlander , zoo lang dit overtuigend be-
wys niet gegeeven — of zoo lang niet met
ernst naar de oorzaaken van onze werkeloos-
heid , (waar dezelve ook fchuilen mogen),
het fcherpfte onderzoek gedaan en daar tegen
voor het toekomende gezorgd is. Men
moest
gansch ongevoelig , en zoo harcstochteloos
van
Charcicter zyn , als ons de Engelfchen
befchreeven, als men dit koel en onverfchil-
lig verdroeg. (*) — Worden eenigen hier

door

(*) Ik fclirooin niet te zeggen, dat ik van harten
verlange, dat de werktuigen van ons verderf ontdekt
en ncar verdienten geflraft mogen worden , op dat
de fchande, die de geheele natie aangewreeven is,
op hun hoofd nederdaalen , en zy tot een affchrik
voor elk een verftrekken mogen, zonder dat ik daar
vaii iemand uitzondere, al was hy fchoon myn aller-

naas-

-ocr page 21-

door afgefchrikt om dit werk te leezen, of
wordt het enkel hierom veroordeeld, het is
my leed; maar het is ook eigenlyk voor hun
niet gefchreeven, die zoo wyd en ver van de
eerfte grondvesters en handhaavers der
vryheid
in deeze oorden verbasterd zyn: — die, wac
hun betreft, de ketens voor eeuwig verdienen te
draagen, welke zy voor de Natie en ook voor

hun-

naasten Bloedverwant, — of iemand in \'t byzondet
bedoele.
Ik vermeete my niet te zeggen, waar dee-
ze
Verborgenheid der Ongeregtiglieid, eigenlyk fclmi-
le , dit is ook hier in \'t geheel myne zaak niet.
Ik zou, indien ik had können zwygen — indien ik
om gegeeve redenen van deeze noodlottige gebeurtenis
niet had moeten\'reppen, alles voorby gegaan hebben:
maar dit had misfchieti ook aan veelen niec voldaan,
die
thans gaarn willen weeten, waar de Schryver ftaat.
Men weete dan met weinig woorden dat hy zoo min»
een al te grooten invloed van het Stadhouderlyk be-
windi waar door het gevaarlyk wordt voor de Vryheid
en
Onafhankelykheid van \'t Gemeenebest — als eene
Ariaocratifche eigengoeddunkelyke Regeering van
eenige familien, waar by de Rechten der Burgeren
niet winnen, kan goedkeuren; maar nicts meer ver-
langt, dan dat het Schip van Staat, tusfchen deeze
beide uiterften na het uitftaan van zoo veele ftormen
cindelyk in eene ftille en veilige haven gebragt wor-
de , eer het by eene voorcdunrende verdeeldheid tus-
fchen de Scheepsbevelhebberen en de Stuurlieden
geheel verzeild raake, en eene prooi van Voiflelyke
Viybuiters worde.

-ocr page 22-

hunne nakomelingen gefmeed hebben. — Ge-
noeg! indien braave Nederlanders maar door
hetzelve te meer opgewekt worden om het
Goddelyk gefchenk der
vryheid , waarvan zy
hier de
grondvesting kunnen zien, naar waar-
de te fchatten, en den edelen
Batavier., wel-
ken wy onder onze voorzaaten mogen tellen,
in derzelver handhaaving na te volgen.

Is ondercusfchen het Vaderland voor elk
volk van des te meer waarde , naar dat hec
van de oudfle tyden af voortreffelyker inwoo <
ners gehuisvest heefc, en de Vryheid daar
een veiligen zetel heeft aangetroffen ? welk
eene liefde tot hetzelve behoorde dan niet by
U plaats te hebben, myne Landgenooten! welk
eene zugt in U te heerfchen tot uwe oorfpron-
kelyke Vryheid, die hier van den beginne af
eene toevlugt heeft gevonden! ■— De
liefde
tot het vaderland
! — Kan \'er edeler
ginfel bedagt worden ? ■— Waarlyk ik heb
my
menigmaalen bedroefd, dat hetzelve onder ons
fcheen op fterven te leggen , — voor zoo
veel elk voor zichzelven zorgde en het alge-
meene welzyn zich weinig fcheen aan te trek-
ken. Ik vreesde daarom, nu her belang ver-
waarloosd wierd en het Gemeenebest aan zyne
Burgeren, niettegenftaande alle de onmeetely-

ke

-ocr page 23-

ke fchatten, die zy aan hetzelve toebrengen,
geene befcherming, geene veiligheid, geene
handhaaving van eer en bezittingen langer
verleende, dar eik hand en hart zou te rug
trekken , en zich gedraagen als verwaar-
loosde kinderen omtrend eene ontaarde ftief-
moeder. — Schoon ik toch
met zommigen
het beginfel van Vaderlandsliefde niet enkel
aan Gewoonte en Belang
wil toefchryven ,
geloof ik egter, dac deeze beide, vooral het
laacfte, ook
wel degelyk in aaninerkhig ko-
men by fcbepfelen, wien de eigenliefde en
zugc tot eigenbehoudenis is ingefchapen.
Wanneer dan
voor geen van deeze beide
langer voldoening in het Vaderland te ver-
wagten is; —< wanneer men in hetzelve aan alle
mogelyke mishandeling en verguizing\' wordt
bloot geileld; — wanneer men zich zyn af-
komst begint te fchaamen voor bet oog der
Volken, by wien men , fchoon onfchuldig ,
eene byfpreuke des verwyts, eene aanfluiting
geworden is; en naauwlyks ergens min-
der voordeden voor duizend opofferingen
te wagten zyn : dan moet zeker de betrek-
king tot den Vaderlyken grond al zeer fterk
zyn, ora denzelven boven alle andere met eene
beredeneerde Handvastigheid aan te kleeven.

De

-ocr page 24-

De Batavieren zelve, hoe zeer de liefde tot
het Vaderland, waarvoor zy adem haalden, en
welker befcherming het hoofdbedryf hunnes
leevens uitmaakte, onder hunne voorname
deugden moet gerekend worden , beflooten
egter hetzelve of liever hun Vaderlyken grond
te verlaaten, toen zy zich aan onvermydelyke
onderdrukkingen bloot gefteld en in hunne
Rechten en Vryheid verkort zagen, en met
onderlinge overeenftemming elders den wyk te
neemen, waardoor hun onderlinge betrekking
in haar geheel bleef, maar dezelve in een an-
der Vaderland wierd
overgebragt. —■ Ik was
ook van begrip, dat de liefde tot het Vaderland
nergens meer behoorde te gloeijen, dan in een
welgeregeld Gemeenebesc; en ik meende hier
toe genoegzaame reden te hebben. Wanneer wy
ons de oorfpronkelyke Vryheid en Onafhanke-
lykheid te binnen brengen, waarin de mensch
door zynen Schepper geplaatst is, en waarvan
hy geen affland heeft kunnen doen nog be-
hoeven te doen, dan om voordeelen te verkry-
gen, welke de
overgifte van zyne volftrekte
afhankelykheid konden opweegen , zoo is
het aan den eenen kant zeker , dat die Maat-
fchappye de gelukkigfte is, waarin het minile
gevaar is, om van eene oorfpronkelyke Vry-
heid

-ocr page 25-

heid tot eene voiftrekte afhankelykheid en
llaverny te vervallen: maar aan den anderen
kant is het even onbetwistbaar, dat een van
de grootfte en weezenlykfte voordeelen, die
men met het oprigten eener Maatfchappye
bedoelen kan , beftaat in eene volkome be-
veiliging tegen allen overlast , en in eene
ernftige verdediging van de eer , de goede-
ren en rechten van elk lid van den Staat
tegen elk, die dezelve zou willen aanranden.
— Dit is zoo zeker, dat geene
Maatfchap-
py beftaanbaar of volledig kan geagt wor-
den , waar in dit ontbreekt. — Behoeft
dit nader betoogd te worden ? Hoe kon ik
dit dan in het opnoemen van het geen in een
welgeregelden Staat tot aanmoediging van de
Vaderlands - liefde vereischt wordt op bl. 29.
met ftilzwygen voorbygaan ! Ik ftond over
my zeiven verbaasd, toen ik dit, na verloop
van drie jaaren, nu het eerfte deel geheel
afgedrukt was, aantrof. Ik heb het als eene
zaak die van zelve fprak, dan opzettelyk over-
geflagen, want zulk iets, als ons nu is over-
gekomen, was ongehoord, vooral in de ge-
fchiedenisfen van
\'Nederland \\ — of ik had
het vergeeten. Dit is mogelyk , en wel te
vergeeven in een Schryver; maar hoe. is het

rao-

-ocr page 26-

#

rnogelyk, —> hoe kan het vergeeven worden,
wanneer zulken, aan wien de heilige panden
van Vryheid en Onafhankelykheid , de eer
van den Scaat, de bezittingen der Burgeren,
en het leeven van elk Ingezeten zoo hoog en
duur zyn aanbevolen; des niettemin de Vryheid
en Onafhankelykheid van den Staat verwaar-
loozen , — den grootllen hoon koelzinnig
verdraagen, — de bezittingen hunner voor-
naarafte Burgeren onverhinderd laaten plunde-
ren, de mishandelingen, het onfchuldig ver-
gooien bloed hunner Ingezetenen ongewroken
laaten: — maar dezelve in
Barhaarfche ge-
vangenisfen laaten zugten, zonder kragtdaa-
dige poogingen te doen, om derzelver vry-
heid door eene Ipoedige uitwisfeling te bezor-
gen ! — Ik zon het voor my zeiven niet
kunnen verantwoorden, wanneer ik myn feil
zoo dra mogelyk niet verbeterde, nu my de
noodzaakelykheid daar van gebleeken is: maar
hoe zullen zy dit verbeteren, die zich aan
zulk eene ontrouw en ondankbaarheid tegens
het Vaderland hebben fchuldig gemaakt, wan-
neer de gelegenheid voorby, en de gelede
Xchade onherftelbaar is.\'Hoe zullen zy het voor
den opperllen Richter der volken, voor hun-
ne gewisfèns en voor de Natie verantwoorden!

Schoon-

-ocr page 27-

Schoonze door honderd fchoonfchynende
voorwendfeien hunne fchuld verbloemen, de
tyd zal alles ontdekken, en de onzydige Na-
komelingfchap, die \'er de gevolgen van be-
zuur en moet , zal hunne nagedagtenis ver-
vloeken. — Dan, fchoon gebeurd is, het
geen ik nooit had kunnen geloven , dat
gebeuren zoude, is myne voorzegging ver-
vuld < —> is de liefde tot het Vaderland,
welke in een lange rust verouderd —
/ uitgedoofd fcheen te zyn, weder opgewak-
I kerd, en heeft, niettegenllaande dat \'weezen-
lyke doelwit der Burgerlyke Maatfchappy ge-
heel uit het oog verloren fcheen, uitwerkfe-
len voortgebragt, welke ik in zulke omftan-
digheden niet had durven verwagten; — en
de Natie — haare onwaardige Leden uitge-
zonderd , heeft getoond, dat zy beter lot ver-
diende. — Dat God dit geeve! — dat al
het bederf in de huishouding van den Staat
eindelyk geneezen, — de Rechten der Bur-
geren herlleld, — de ftem des Volks ge-
hoord, — en alles met eene bezadigde kloek-
moedigheid binnen de oude paaien te rug
gebragt werde ! Zoo zou het licht nog uit
de duisternisfe kunnen voortbreeken:
— en,
daar wy wegens eene laffe en niets beteke-
nen»

-ocr page 28-

nende afweering van onzen vyanden en te
leurftelling van onze vrienden geene fchaêver-
haaling te wagten iiebben; — dat wy ons in
zoo verre van binnen de gelede fchade ver-
goeden , zoo veel in ons vermogen is; — en
zorg draagen , dat wy door een al te mag-
tigen invloed van zulken, die het of aan ge-
noegzaame kunde of aan onbaatzugtige Va-
derlands - liefde ontbreekt niet weder in zulk
een deerniswaardigen ftaat gewikkeld worden!
Hoe zullen wy het anders voor onze Nako-
melingen kunnen verantwoorden?

Hebt gy u, regtgeaardeNederlanders ! in zoo
ver boven myne verwagting gedraagen; — gy
hebt dezelve in een ander opzigt merkelyk te
leur gefteld: ik zal het u onbewimpeld zeggen.
Ik had my gevleid, dat deeze Oorlog u ein-
delyk zou geneezen hebben van uwe heer-
fchende onverfchilligheid omtrend de hand-
werken , fabrieken en voortbrengfelen van het
Vaderland — van uwe onverantwoordelyke
overhelling tot het vreemde — vooral tot
het Engelfche. Dat
zy dus te werk gaan die
uit dweepagtige beginfelen — uit eene laage
baatzugc of fnoode Staatkunde handelen, is
te begrypen: de meesten hunner hebben geen
Vaderland — of gevoelen niets van die tedere

be*

-ocr page 29-

betrekking : maar gy, die een ander hart ivl
uwen boezem . draagt, — die de fchreeuwen-
de mishandelingen vaii onze trouwlooze
bondgenooten billyk afgekeurd , en \'er zelft
eene gevoelige fchade van geleeden hebt, —
zonder eenige verwagte vergoeding te erlan-
gen : hoe kunt gy den erfvj^and van uw
Vaderland nog bevoordeelen, zyne goe-
deren gebruiken ^ —- hem voeden, - ert

uwe arme medeburgeren, die in ,de gevolgen
zoo veel lyden, het brood ontneemen ? — Zal
dan de liefde tot het Vaderland niet eindelyk
zoo veel op u vermogen, — zoo veel verloche-
ning op uwe zinlyke verkiezing, zulk eene
kleine offerhande van een weinig
meerder uit-
fchot voor Inlandfche fabrieken van u niet kun-
nen verkrygen! daar dezelve het toch doorgaans
in duurzaamheid winnen en gy anders den ledig-
loopenden werkman uit de hand moet voeden,
— Zult gy het hier in den
Brit, die, verre van
zulke gevvigrige redenen te hebben, u in dit
geval zoo zeer te
boven ftreeft, — zult gy
het hem hier in dan nog langer gewonnen
geeven ! — Ik heb my met weerzin op
zyne Vaderlandsliefde moeten beroepen —
by heeft \'er veele redenen toe; — alles werke
mede om dit edel beginfel iii hem aan te

* * moe-

-ocr page 30-

moedigen: maar geeft hem toch bid ik nergens in
toe! — gy hebt ook redenen om uw Vader-
land te beminnen en \'er zullen , indien hec
anders welgaa, nog grooter redenen toe ge-
geeven worden. ~ En heeft het hier aan in
zoo een gewigtig ftuk ontbroken, de betrek-
king tot uwe ongelukkige landsgenooten is
daardoor niets verminderd; — zy kunnen hec
niec helpen; — zy zyn te beklaagen en te
meer uw medelyden, uwe handhaaving waar-
dig, welke zy van elders te vergeefsch ver-
wagt hebben. — Zoo kunt gy — zoo moec
gy zoo
veel in u is den trouvt\'loozen Brit
afbreuk doen en hem fchade toebrengen:
dit is eene geoorloofde, _ eene edele ver-
gelding. — Dat het nimmer dan uit uw ge-
heugen ga, — dat geen langheid van jaaren
het uitwisfche — wat deeze
Amalek u be-
rokkend, — wat hy u gedaan heeft! Schryfc
hec met onüitwischbaare letteren in uwe ge-
dagten, in de gedagten uwer kinderen, op dat
alle naauwe verbindtenis met deezen gevaarly-
ken nabuur, die voor alle genoote weldaaden,
zich byna anderhalve eeuw op onzen on-
dergang heeft toegelegd, en ons nu in zoo ver
op den rand van ons verderf gebragt heeft, voor
eeuwig afgefneeden , en alle poogingen van

En-

|!l|
i

I,

si\'

Sf;!" !

f I

"fill
jll

-ocr page 31-

ErigelscHgezinde Nederlandefen veèydeld Wor-
den : __ zoo lang dit volk, als door een won-
derwerk , zyne
nationaale laatdunkenheid eii
Vermetelheid niet heeft laatén Vaaren, eil
door eene aanmerkelyke vernedering niet tot
die redelyke en edelmoedige gevoelens ge-
bragt is , welke by hmi behooren plaats të
grypen, aan welken wy de hand van broe--
derfchap zullen geevch. — Maar dan zelfs
was uw Vaderland U het naaste: —• hoe veel
te meer nu, nu zy u niets —^ zich zeiven
alles alleen gunnen. Tot zulk eene volkomen-
heid moet de liefde tot het zelve nog in uwe
harten toeneemen —— en daar toe zal ïk, zod
veel in my is, myne poOgingeri aanwenden^

- Ook ten dien einde heb ik de eer myner

tydgenooten gehandhaafd, en zoek nu die vaü
onze eerlle ftamvaderen in een önbeneveld
daglicht te Hellen.

Ik vertrouw dat dit myn welméenend oog-
merk by alle Weidenkenden, in opzigt
op
de uitvoering, verfchooning zal te wege bren-
gen voor alle onvolkomenheden, welke zy in
het zelve mogten ontdekken; te meer daar
de voege Haat, waarin het Vaderland en de
Sehryver zelf zich bevonden hebben, terwyi

-ocr page 32-

by van deeze \'vriigt zwanger v^as, toegee*
v^enheid vorderen-.

Heeft myne Verdediging een en anderen
aanval moeten lyden onder eene Natie\\^ wier
eer ik zogt te zuiveren van aangewreven
blaam; kon ik toen de jaloufy en wrevel
van zekere
recenfeurs , en de berisping van
.een onbekenden niet ontgaan, die my gansch
verkeerd begreepen had , maar welken ik
geene opzettelyke wederlegging waardig ge-
keurd heb; — ik durf my niet voorftellen ,
dat in dit ongelukkig tydllip , waarin twee
tegenftrydige partyen elkander beurtelings ver-
doemen, myn werk zonder aanlloot zal kunnen
blyven ^ dat het zelfs zulk een gunftig lot als
de Verdédiging zal aantreffen. — Voor-
al jniet wyl ik in eenigen opzigte gewaagd
heb van alle myne voorgangers af te gaan,
en min algemeen aangenomen, min beken-
de gedagten in een nieuw en gunftig licht
voor te Hellen.

Daar \'er zoo veele gevoelens over den
ouden flaat, de verdecling deezer landen
en den loop der hoofd-rivieren by de voor-
naamfle onzer Schryveren worden gevonden,
is het zeer mogelyk , dat ik niet in allen het

reg-

-ocr page 33-

regte doel heb getroffen \'— indien ik maar
eenige nieuwe en nadere opheldering heb mo-
gen geeven. Alle myne navorfchingen hebben
my
egter tot nog toe in iriyne gevoelens
bevestigd. ■— Zoo is het onder anderen ge-
legen met die takken van den Rhyn^
welke van ouds uit den middelften hoofd-
tak deezer Rivier, volgens myne voor-
onderftelling, gefproten zyn ; —■ door de aan-
genaame Landsdouwen, waar de eerile en aan-
zienlykfte lusthoven aangelegd zyn toe aan
Alkmaar en meer noordwaards gevloeid en
zich in de Noordzee wel eer ontlast heb-
ben. Dit worde waarfchynlyker door eene
oude overlevering , dat de Rhyn het oud-
. adelyk
Brederode langs. gevloeid heeft ,
en dat men in de muuren, welke aan de >
eene zyde uit de rivier opgehaald waren,
ringen zou gevonden hebben, aan welke de
fchepen vast gemaakt werden. Men n-eft
althans by hec aloude
Aalhrechuberg^ wel
eer een
vorllelyke landhoeve — of zelfs
Graavelyk hof, volgens een pud opfchrifc
daar nog te leezen, nu nieuw
Bloemendaal
en de lustplaats van den gastvryen Heere van
Bsrk en wat verder op, drie zeer vischryke
nieu\'tjes aan , welke voor overblyffels van
** 3 dee-

-ocr page 34-

deeze vermaarde Rivier daar ter piaacze ge-
houden worden. Dus heb ik ook een
flerk bewys voor de laagte der dyken in voo-
rige tyden, en het geweldig toeneemen van
de
Zuiderzee, gevonden in eene verklaaring
yan den Jaare 1592, hier onder Heeren
Ge-
committeerde Raaden hemstewdiQ,
Verfcheide ,
perzoonen getuigen daarin, dat in hunne Jeugd
de dyken, die nu een dubbele mans - lengte
hoog zyn, zoo laag warendat men \'er over
heen kon zien , en dat op de meeste plaatzen
tegen welke de zee nu aanloopt, een aanmer-
kelyk voorland was, het welk zich zomtyds
zoo ver voor den dyk uitftrekte, dat men van
daar geen wit paard van een zwart onderfchei-
den, en niet meer dan
3 voer hooi van het
uiterlle einde te huis haaien kon. Was dit zoo
in \'t midden van de 16^2 Eeuw, hoe veel te
meer mag men vast itellen, dat de eerile dy-
ken zeer gering, en ver binnenwaards zyn ge-
legd geweest. Deeze is de oorzaak, waar door
bet land wegens het ineen vloeijen der mei-
ren , bet aflpoelen der voorlanden, het over-
weldigen van Zwakke dykagien gaande v^eg
verminderd, en het water, van tyd tot tyd, in
menigte en geweld is toegenomen en nog ge-
vaarlyker zal worden, indien men deezen ver-

fchrik-

j

-ocr page 35-

fchrikkelyken vyand blyft toegeeven , en de
masfa van water te grooter laat worden, zon-
der land aan te winnen, uit een veikeerd begrip,
dac \'er anders geen water genoeg kan gebor-
gen worden. Indien de
Zuiderzee weder bin-
nen de oude paaien kon te rug gebragt wor-
den was het gevaar over: — geeft men het an-
dere toe, laat dan de zee nog meer land inzwel-
gen, de boezem zal te meer kunnen bergen,
maar de zeegaaten ztillen ook door het uit-
en inlaaten van te meer water hoe langer hoe
wyder, de ftroom te geweldiger en de indrang
van de
Noordzee te gevaarlyker worden.

Wyl myn eerfte toeleg was, om, de Va-
derlandfche Jeugd vooral, in een kort beftek
alles te bezorgen, wat zy van hun Volk en
VaderlatTid behoorden te weeten , om eene
betaamelyke hoogagting voor hetzelve in
hunne harten aan te kweeken, en de oude
gebeurtenisfen bun ten nutte te maaken, zal
het niemand vreerad voorkomen, dat ik dit
by wyze
van Zamenfpraaken tusfchen een Va-
der en zyn huisgezin — vooral zyn oudften
Zoon heb begonnen. Naar maate het werk
onder de hand uitdyde , en het onderzoek
meer ingewikkeld wierd, ben ik wel van het
eerile opzet eenigzins afgegaan, en eene
an-

4 de-

-ocr page 36-

0

^ere vorm zal veelen gefchikter misfchien
yoorkomen ; te raeer, daar de ftof in den
beginne zwaar genoeg is voor de Jeugd
en wel voor een Jongeling van dien ouderdom :
dan ik was te ver gevorderd, om hier in te
veranderen. — Men trof ook trouwens in ons
Vaderland, — in \'onzen leeftyd, meerniaalen
Jongelingen van dien ouderdom
aan, welke
voor zulke redenwisfelingen te over vatbaar
waren; — en men vooronderftelle zulk
eenen. —- De Zamenipraaken tusfchen
een onderwyzer en eeii leerling zyn
ondertusfchen van de gemakkelyldle niet,
indien de vrage, gelyk behoort, Heeds uit de
antwoorden van zelve zullen voortvloeijen,
of ten minllen van dien aart zyn, dat tot
dezelve door het antwoord aan den Vraa-
ger eenige aanleiding gegceven zal worden :
maar aan de andere zyde geeft de gemeenzaa- ■
me en
onderhoudende ilyl ook aanleiding tot
eene duidelyker voorllelling, terwyl de inval-
len en bedenkingen van een leergierigen Jon-
geling tot noodige uitweidingen een ongezog-
te gelegenheid verfchaffen. Ik heb my nu
veroorloofd om het een en ander, het welk
|k meende min bekend te zyn, uit den grond
pp te haaien , en aanmerkingen te maa-

kea

-ocr page 37-

ken van welke een vader als eelhart niec
wel tusfchen kon, en cot welke my , ik
wil het gaarn bekennen , de tegenwoordige
tydsomllandigheden wel eens aanleiding gaven.
Heeft de onderneeming van
campe ter aan-
genaame onderrigting der jeugd onder het
verhaalen van de gevallen van
robinsom
CRUSOE, van de ontdekking van Amerïca
en andere reizen ^ eene billyke toejuiching
weg gedraagen, zal men het dan in my mis-
duiden , wanneer ik my van gevallen ^ die toi:
het Vaderland betrekking hebben, bediene, om
een meer gevorderden ouderdom in gewig"r
tiger zaaken" te onderwyzen en tot navolging
van braave, tot vermyding van flegte voor-
beelden op te wekken ? Een
\'\'cksar kon in
beide gevallen dienen, wiens bedryven, voor
zoo ver zy eenige betrekking op de
Neder-
landen
hadden , ik daarom te uitvoeriger
gefchetst -heb: — een
c^sar, die wegéns
zyn heerschzugtige en onderdrukkende on-
derneemingen tégen het Menschdom —- zelfs
tegen zyn eigen Vaderland tot een baak,
maar aan de andere- zyde in zyne
onvermoei-
de voortvaarendheid en fpoed, waar door
hy zynen vyand fteeds
voorkwam, de navol-
ging van alle Vorften of die de plaats van

* 5 Vor-

J - 5. ^

-ocr page 38-

Vorflen bekleeden vooral in het verdedi-
gen van hun Vaderlat^d waardig is. Zoo
zullen ons de zeden der
Batavieren meer-
maalen tot leering en navolging verftrekken
kunnen, daar zy veelen, die zich
Christenen
noemen, inderdaad in verfcheide gevallen zeer
ver te boven gaan, en wanneer zy zich in
een min gunftig licht vertoonen veel meer
verfchooning verdienen. —. Al denk ik hier
omtrend anders, dan men veelal gewoon is,
vlei ik my, dat dit gedeelte van myn werk
niec het minst aan myne Leezeren behaagen
zal; te meer, daar ik het met de meeste
lust, en na myne volkome herftelling ont-
worpen heb. ■— Vreemd zal men toch opzien,
wanneer ik aan de
Batavieren eene meer gere-
gelde leevenswyze toefchryve en him geheel
en al van de Wilde onderfcheiden, waar by zy
egter door agtbaare Schryvers vergeleken zyn:
— maar ook zommigen hunner tot den Adel-
ftand verhefFe : fchoon men nu min dan
ooit in dit Gemeenebesc eerbied voor dien
Hand betoont, \' waar in men meent , dat
veele Leden zich verre beneden hunne waar-
digheid gedraagen hebben, — moest ik
eg-
ter de zaaken zoo voorftellen, als ik ze vin-
^e, aonder dac ik iemand hunner daar door

eenig-

-ocr page 39-

eenigzins in zyn waan zoek te ftyven. Een
Adeldom, waarby men niets kan aanvoeren
dan voorouderlyke kwartieren, is niet dan
een
Chimere, een hersfenfchim. Hoe beroem-
der zich de voorouderen gemaakt hebben,
hoe meer fchande het is voor nakomelingen,
wanneer ze van hun verbasteren. — Zul-
ken om eene toevallige geboorte boven an-
deren te verheffen, en verfcheide voorrechten
af te ftaan, tot nadeel en onderdrukking van
vrye Burgeren en nuttige Ingezetenen, is een
redenloos bpdryf,dat in een Gemeenebest geen
plaats behoorde te hebben. Het is daarente-
gen zeker, dat zoo niemand tot den Adeldom
verheven wierd, dan om de
braave daaden,
die hy ten dienile van het Vaderland en ten
putte der Maatfchappy verrigt had en dat de
kinderen niet langer zulk een onderfcheidende
eer genooten, dan zy aan het edel gedrag van
hunne voorouderen beantwoordden, deeze in-
fteliing van zeer veel nut kan zyn, gelyk wy
niet ontkennen mogen, dat de Edelen tot
de herftelling onzer vryheid en den roem van
het Vaderknd ook hét hunne wel eer heb-
ben toegebragt , en het ontbreekt nog niet
aan zulken, welke hunne geboorte geen on-
aandoen, nog vergulde ketenen willen

draa-

-ocr page 40-

öraagen, maar met de welmeenenden zich man-
moedig tegen den inbreuk van overheerfching
cn het flegt beiluur van zaaken verzet heb-
ben. De weinige Naamen, die zich open-
■ lyk\' onderftheiden hebben , zullen in de
gedenkfchriften met eere pryken: — maar
ik vertrouw , dat behalven deezen on-
der hec aanzienlyk getal onzer Edelen zul-
len gevonden worden , die hun ftand eer
aandoen en zich den deerlyken toeftand van
ons A^aderland ter harten genomen hebben.
Ik
ken ze, die van gevoelen zyn, „ dat de
rampzalige oorlog niet tegenflaande de on-
befchrylFelyke fchade , die onze landsgenoo-
ten, en ook zy \'er by geleden hebben, toch
in zoo verre goed geweest is, dat onze vry-
heden \'er by gewonnen hebben: — die zich
liever, wanneer het op het verdedigen der
"Vryheid aankwam in de, fpitze zouden Hel-
len , ea \'er hun hoofd aan waagen dan Slaa-
ven worden." Juist toen ik hier aan bezig
was, fchreef my eene Edele hand: —- „ Laat
de man, die nu iets voor het Vaderland
doen kan alle zyne kragten .vereenigen. —
laat
hy nog moeite nog arbeid , nog zorg
nog honger nog dorst, nog waaken nog dood
ontzien. ^— Geniet hy al eens voor het te-
gen-

-ocr page 41-

genwoordige wat minder aardfche zoge-
naamde geiuiczaligheid , eene rykelyke ver-
gelding zal hy vinden." ---- —\\Maar mo-
gelyk
heeft by de Qerinaanen , . geene daa-
delyke verheffing tot den Adeldand plaats ge-
had , — mogelyk waren zy , die de eerfte
voorltanders waren van de Vryheid in vreede
en oorlog i die uit geflagten waren gefproo-
ten welke niet alleen in vermogen , maar
door een onafgebroken reeks van edele be-
dryven uitmuntten, van zelfs de eerfte Edelen
vati den Lande, die, by hun volk het meest ge-
zien en met algemeene overeenftemming tot
de
aanzienlykfte posten telkens verkoren , zoo
lang zy zich dezelve waardig
maakten , daar
door van de Romeinen voor eigenlyk gezegde
Edelen aangezien wierden, gelyk al wat uit-
muntend en \'fchoon is van ouds onder dien
naam werdt begreepen. „ Immers kan de waare
Adeldom niet verkogt, nooit aan iemand ge-
fchonken worden: wy moeten ons zeiven door
eene
reeks van treffelyke bedryven veredelen."
Indien het iemand op deezen voet aanneemely-
ker voorkomt, zullen de
Edele en Patric&
geflagten niets van den anderen verfchillen,
fchoon de laatllen by de
Romeinen veel hooger
rang uitmaakten, dan de
Equliss oï Ridders,

An-

-ocr page 42-

Aridere ftofFen vorderen meer aandagc j gë-
lyk ze my het meeste onderzoek gekost
hebben, en egter zullen ze even daarom aaii
zommigen mra behaagelyk voorkómen, dan
dit vloeit uit de onderfcheide begrippen en
den aart der onderwerpen zelf voort , die
egter niemand met reden zeggen kan, dat
van weinig belang zyn. Zoo is het vooral
met het onderzoek van den loop en de uitwa-
tering van den Rkyn, waar van de bepaaling
van het eiland der
Batavieren afhangt i —■ met
de eerlle bevolking van
Europa, en onze Ne-
derlanden
in de derde en vierde Zamenfpraak,
enz., Omtrenddit laatile moest ik nog melden,
dat men thans beweert dat de
Celten geen
eigenlyk volk hebben uitgemaakt ^ maar dat
dit een algemeene naam is, welke de
Grie-
ken
en Romeinen aan de verst afgelegen
Noordfche Volken gegeeven hebben: — dat de
Thraders en niet de Scytifche volken de eerfle
bevolkers van
Europa zyn , gelyk men uit
de overeenkomst van zeden en taal poogt
te bewyzen. Wy zouden hier by wel niets ver-
liezen, wyl deeze
Thraders met de Perßaa-
nen en Armeniers mdQï
verwandfchapt waren i .
dan ik heb hier voor nog geen overreedend
bewys gevonden , waarom ik my voor als

nog

ili:

ï

s
i

I;

-ocr page 43-

Rog aan het oude en gemeelifte gevoeien
houde; te meer, wyl de
Thraders ook uit de
Scythen gefprooten zyn.

Men bevreemde zich niet, dat ik overal
de bronnen niet heb aangeweezen, waar
van ik my bediend heb ; dit ftrook-
te niet met den aart van gemeeiizaame
gefprekken. Ik heb het zomtyds egter ge-
daan , en voorts zorg gedraagen, dat ik
niets ftellig beweerde , ten zy ik \'er grond
toe vond, Bloote waarfchynlykheden en gis-
fingen kan men door de wyze van uitdruk-
ken genoeg onderfcheiden.

Ik hoop , d^ de Kaart der Nederlanden
aan myne verhandelingen meer licht zal toe-
voegen , fchoon ik reden heb, om over de
uitvoering niec al te wel voldaan te zyn^
Veele meiren ^ die alleen aangeweezen moes-
ten worden zyn door
arceeringen aange-
vuld —- en alles veel te zwaar aangetast,
^aar door de Kaart veel minder veld ver-
toont, dan ze vertoonen moest; egter kan
de loop der rivieren genoegzaam uit dezel-
ve opgemaakt worden. ^ Terwyl de te-
kenkunst altoos myne begunftigde liefhebbe-
J^y geweest is, heb ik my van dezelve be-
dient, om het werk eenige cieraad by te

zet-

-ocr page 44-

zetten, waar toe de uitmuntende vinkeles
my aangemoedigd heeft.

n>

I

Intiisichen zal elk my yerpligten , die
my eenige misdagen met befcheidenheid
zal aantoonen in een werk, dat ik niet voor
onfeilbaar boude; of iets, het geen ik over-
geflagen heb tot bevestiging en uitbreiding
niyner aanmerkingen gelieft mede te dee-
len: — vooral met opzigt op den aller-
vroegften ftaat der Nederlanden en deszelfs
inwooneren. Zyn \'er Liefhebbers, gelyk \'er
zeker zyni welke aloude kaarten, gedenkfluk-
ken^en zeldzaamheden , die tot opheldering
yan myne berigten kunnen dienen in hunne
kabinetten bezitten , zy zullen my ten uiter-
flen verpligten,,\' indien ik dezelve bezien j
en aftekenen mag , zoo ze merkwaardig
en nog niet . in \'t licht gegeeven zyn. By-
zonderheden en Oudheden \\ welke de Ste-
den, Burgten en Dorpen in \'t byzonder be-
treffen , zouden my voor \'t vervolg kun-
nen dienen wanneer ik voortgaa qm hec
Vaderland ook in laater tyden.^ waar over
nog veel te zeggen vak, nader bekend c@
doen worden.

jll

Ijl

iJi\'

y

li;\'
lil\'
ir

E E R-

-ocr page 45- -ocr page 46-

E E a S TE

Z A MEN SP RAAK

OVER D S

Liefde tot het Faderland.

INLEIDING.

jTiÉLHARf , een inan van Geboorte , wiens
bekwaamheden hem recht, gaven tot dé ges
wigtigfte bedieningen in zyne Stad en
derland , die ook het beste van zijn leeven
in den dienst van beiden h.ad door gebragt |
fchoon ongefcbikt om zich te voegen naar die
geenen, van welker gunst de bedeeling van
eerambten afhing^ wanneer het tegen zijn
geweeten ftreed of de voorrechten en belangen
van Stad en Land , naar zyne gedagten, er
by lyden moeften ; — een regt geaard
Ne-
derlander is de voomaanifte van onze Za-.

I. deel, A mu^

-ocr page 47-

LIEFDETO-T

menlprcekers. Onafhankelijkheid en rast dee-
den hem de hoop op hooger bevorderingen,
cn voordeeliger posten ter zyde ftellen, en
hy befloot het overige van zijn leeven in een
ambteloozen ftaat, meest op een aangenaam
landgoed in Zuid-Holland door te brengen.
Zijn hart was echter te wel \'geplaatst, en ge-
duurige bezigheid hem al te eigen , dan dat
hy zyne dagen in nuttelooze tijdverdrjrven of
ledigheid zou doorbrengen. Behalven de Let-
teroeffeningen, welke hem altoos een nuttig
vemaak hadden verfchaft, behalven het wa^r-
neemcn van zyne goederen, beilond zijn voor-
naamfte werk in het onderwyzen van zyne
kinderen , welke de Voorzienigheid hem had
toebetrouwd , en welke hy de beginfelen van
Deugd en Godsdienst, die hy zelf eerbiedigde,
zogt in te fchei-pen, op dat zy t\'eeniger tijd nut-
tig aaogten wordon voor zich zei ven -en voor
het Vaderland.
Fredekik een vlugge Jongeling
van rttim
veeitien Jastnen, als het meest ge-
fchikt voor gewigtiger onderhandelingen , was
wel het meest by zynen Vader, wanneer hem
eenigen tijd van zijn meesters leslèn over-
fchoot, terwijl de Dogters van
vredegond,
de beminnelyke egtgenoot van eeliiart, met
welke hy federt meer dan twintig Jaaren ver-
eenigd was, haare Moeder gezelfchap hielden ,
in huisfelyke bezigheden byftonden of nevens

^e jongere Eindesreu in min verhevene kundig-

hcs

-ocr page 48-

HET V A P E 8. ï. B. 3

heden dooj haar onderweezen wieden. De
meefte redenwisfelingen zullen dus tusfchev^
eelhaRT en zijn oudften Zoon voorvallen.
De leergierigheid , die alle deeze Kinderen eil
gen was ; de tedere neiging, die hier over
en weder, heerschte, zal egter nu en dan cols;
MACHTiLDE de oudftc Dogter deel doen neemen
de gefprekken, of
eei.hart doen befluiten de-
zelve in bet gezelfchap van zyne waarde
vkedegond , cu haare jonger Kinderen voort
te zetten. Het
onderhoud daar door vei-
leevendigd, en te Tixeer afgewisfeld worden.
De Leezer zal er
dus njets by verliezen , al
veroorzaakte zelfs het qen of ander landbezoek
in de verkwikkelyke Lente of den
aangenaa-
men Zomer , eenige afleiding , wy zullen de
voomaamfte Spreekers telkens den draad we-
der zien opvatten , en niets verhandelen , dan
het geen op eene of andere wyze tot opluis-
tering van het gekoze onderwerp verftxekkea
kan.

Eelhart had het zich wel tot een onveran-
derlyke wet gemaakt , de gefprekken in zijn
huis
altoos xoo leerzaam te maaken , als met
de Jaaren en vorderingen zyner Kinderen be-
ftaan kon; maar om all« gedwongenheid en
verveeling te vermyden, om de
verkee-

ring teffens aangenaam te doen zijn, moest er
noodwendig eene geduurige verandering plaats
{jiypen nm dat de gelegenheid het mee bragt.

A ijet

-ocr page 49-

L I È F D E -r O T

Het zy hy hun de naamen, het zamenfïel
en het gebruik opnoemde van alles , w^aar het
oog binnens huis
Op viel ; het zy ay hun de
fchoonheid en verfcheidenheid van al het ge-
fchapene in Kruid en Bopm en Bloem en
Vrugt deed opmerken , of den aart en huis-
houding der Dieren leerde kennen ; - het

zy hy hun door voorzigtig gekoze vertellingen
of ttelFende gefchiedenisfen opgetoogen hield, om
hun bekend te doen worden met alles wat hun
omringde ; hun verftand van jongs op tot op-
merkzaamheid te gewennen ; tot den grooten
Schepper op te leiden ; en hun hart voor al
wat goed en edel is vatbaar te maaken. ——
Dan , wanneer hy zich opzettelyk bezig hield
met eene of andere raak , rekende hy het van
zynen pligt, om eene zekere orde in agt té
neemen, op dat hy zyne Kinderen geregeld
mögt
leeren denken , en huri geheugen, zoo
veel mogelyk , te hulp komen.

Een geruimen tijd had eelhart zich bezig
gehouden met de gewoonten der Oude Vol-
ken vooral der
Grieken en Romeinen. Hy had
hunne heerfchende gevoelens in den Godsdienst
•en de Zedenkunde, hunne gedenkwaardigfte ge-
vallen en voornaamfte bedryven voor zynen
FREDERiK Opengelegd. Dit, zeide hy, zal hem
de fpreekwyzen van
Romeinfche en Griekfchs
Auteuren , waarin hy volgens gewoonte onder-
weezen wordt, niet alleen te ^ eer doen b^-

giy-

i-

-ocr page 50-

h e t v a d e r l a. n d. 5

grypen maar hy zal te meer beläng neemen

in \'t geen hy leest en vertaalt.--Hy zal

zich zelfs te fterker geprikkeld voelen tot ver-

%vondering en navolging van zulke daaden, die

waarlijk onze verwondering en navolging ver-
dienen. -
Eelhart had zynen Zoon ge-
wend , alles wat hy gehoord had by zich
zelfs in eenzaamheid te overweegen , om het
te dieper in zijn geheugen te kunnen inpren-
ten , en zyne gedagten te kunnen zeggen ,
wanneer dezelve hem wierden afgevraagd.
Had hy eene herhaaling of opheldering van
zaaken noodig , dezelve wierden hem met alle
geduld gegeeven.

Frederik had met een opgetogen ftilzwy-
gen , alle deeze verhaalen aangehoord, en by
zich zeiven nagedagt, wanneer hy eindelijk aan
zijn Vader vroeg; „ zoo deeze
Griekfche en Ro~
meinfche Helden, menfchen zijn geweest, gelijk
wy, hoe is het dan mogelijk,dat zy zulke
vertaa-
zende verrigtingen gelukkig hebben können ter
uitvoer brengen , waar van de ondemeeming
thans een ieder zou doen fchrikken, en waar-
om hoort men van
zulke groote bedryven niet
meer" ?
De vraag kwam eelhart niet geheel
cnverwagt voor. „ Mijn Kind , zeide hy ,
fchoon de oude Schryvers wel met eenige
vergrooting van hunne doorluchtige mannen
zullen gefprooken hebben, zijn evenwel de be-
ïigten te
eenpaarig , dan dat wy over het al-

^ 3 ge^

-ocr page 51-

6 LIEFBETOÏ-

gemeen een historisch geloof zouden kunnen
weigeren aan het verhaal van zulke daaden ,
welke fomwylen hen fchynen boven het men-
fchelyke Verheven te hebben.
Een minder
verbastering in het natuurlijk; en zedelijk be-
ftaan , zöo lang dè fchatten, en met dezelve dö
overdaad én weelde haar fchadelyken invloed niet
verfpi-eidden ; een geïbrenge opvoeding en

harde leevenswyze, waarby het lighaam van jongs
op aan hitte en koude , aan modelte en gevaa-
ren gewend was , maakten de
Ziel meer vat-
baar voor ondenieemingen van dien aart, ea
het lighaam meer bekwaam om dezelve uit te
voeren.
Zy leefden in een tijd en onder een
volk. Waar eene neiging tot het groote en ver-
wonderlyke heerschte , en alles ingerigt wierd,
om deeze neiging aan te kweeken, en eik een
met nayver te vervullen, om zulke voorgan-
gers na te ftreeven of zyne tijdgenooten te
overti\'elfen.
Hunne fïaaije vernuften, hunne
Koriftenaars, hunne ftrijdlpelen- en zegenpraa-
len , hunne
Godsdienflige begiippen en pleg-
tigheden, alles vereenigde zich
, om dien
heldhaftigen
Geest in te boezemen en te on-
derhouden.
Maar «nder dit alles was niets van
zulk
een duurzaamen , zulk een algemeenen en
fterken invloed ^ dan die edele drift , de
lief-
be voor het vaderland
. Daar de andere
oorzaaken inderdaad meer een Zekeren Rma-
nesken
geest te wege bragten, welke allee« i«

ïvei-

-ocr page 52-

II ET VADERL AN D. 7

weinigen haare uitwerking kon hebben, en niet
ïïiin verbijstering dan
navol^ng moest veroor-
zaaken , bragt de Liefde, de verkleefdheid aan
het
Vaderland, deszelfs wetten, gewoonten eu
voon-echteh , maar vooral de uitfluitende be,
trekMng op deszelfs Inwooners , eene altoos^
duurende drift voort, welke leder Inwoonet
bezielde , waar door hy tot vermeerdering
■ van de eer cn het voordeel van het zoo zeer
geliefde voorwerp , meer dan tot bevordering
van eigen belang het zyne zogt toe. te bren-
gen, en by deszelfs verdeediging in gevaarcn^

5>oed cn bloed opzette. - Deeze drift

maakte elk burger tot een held , en genegen
om de vryheid en welvaard van een Vader-
land , waar in hy alles Helde , niet te over-
lecven. Zy waren dus, zoo lang dit vuur in
hun boezem gloeide , zoo lang zy hier door,
als door een onverhreekelyken band vereenigd
waren, en de mishandelmg , één hunner aan-
gedaan , aanmerkten , als of zy die zelf gelee-:
den hadden , niet alleen onvenvmnelijk: maar.
het gelukte hun ook andere volken door oor-
logen af te matten en. onder hun gebied te
brengen; in
zoo verre dat een hand vol Grie^
len zich tegen de fchroomelyke magt van
Jl%ien dorst verzetten ; en een enkele ftad
van Iwliö\'i het grootfte gedeelte der toen be-»
kende volken in Azien , Europa en Afrika ^
-jen laaifteii, ^n z.ich onderworpen maakte»
A4 Wijl

-ocr page 53-

r ï E ï D

Wijl de hoogfte roem en de grootheid der
Steden in de dapperheid van haare Burgeren,
en de uitgeflrektheid van haar gebied gefteld
wierd , verlochende elk gaarn zyne rust; ont\'?
zag niemand eenige gevaaren , indien hy
maar door zyne dapperheid mogt toonen , dac
hy een Burger van die
Stad was en dezelve
tot eene Vorftinne der Waereld mogt helpen
verheffen, aan welke alle Volken hulde moes-»
ten bieden.

• Fa...... Was. deeze Liefde tot het Va^.

derland dan alleen by Grieken en Romeinen\'^

E......Geenzins, dezelve is min of- meer by

alle Menfchen , hoe woest en onbefchaafH, ja
in welk een ongunftigen oord van de waereld
zy ook geplaatst mogen zijn. De
Noorafche
Volken , die een groot gedeelte van het Jaar
in een aanhoudende duiftemis, en ftrenge kou-
de moeten doorbrengen , wier Velden , meest-
al, met akoosduurende Sneeuw en Ys bedekü
zijïi-, toonen zich
zoq min ongevoelig voor.
deeze drift , als de wilde van
Amerika of de
Hottentot van de Kaap de Goede Hoop. Heb-
ben zy flegts de vryheid van verkiezing , zy
zullen U gaarn al den overvloed en voordee-
len van een zagte lucht , van een vnogtbaai?
aardrijk en duizend gemakken, welke de be-.
fchaafdheid oplevert,, laaten behouden, om on-
der hun volk en. in hun land te leeven en
fterve». . Deeze drift fchijat. d\\is elk mensch
, als.

TOT

-ocr page 54-

als aangebooren ; en geen wonder ! zy is
een onmiddelijk gevolg van de gezellig-
heid zyner natuur , en van de betrekking,
welke by door de zamenleeving op zynen
landgenoot
, meer dan op een vreemden , gg,
voeld , welke door de gewoonte , die inder^
daad eene tweede natuur is , door overeen-
komst van taal, van zeden , en wetten , en
\'eindelijk door onderling belang ongetneen ver-
fterkt wordt. Zommige leiden de liefde tot
het Vaderland alleen of voornamelyk uit de
Eigenliefde af; maar hoe llerk deeze ook wer-
ken moge , en eene van de algemeenlle
fpringveeren zy in de menfchelyke bediyven ,
nog grooter faagt heeft dikwerf de
Liefde voor
het Fäderland
in fommigen geoclFend. En
deeze moet ook , zal zy edelmoedig , zal zy .
^Pregt zijn , het algemeen belang boven alles
ftellen, en alle infpraaken der Eigenliefde , ja
van alle andere driften kunnen verdoovcn,
"Welke zugt is Herker , dan die van een moe-
der voor het leeven en behoudt yan haar
Kind ? en egter hoorde men moeders by het .
affcbeidneemen van baar eeniggeboorne Wen-
fchen , dat zy overwinnen of fteryen mog-
tenvoor \'t Vaderland. — men vond haar
befchaamd en bedroefd, wier kinderen,
door
de vlügt, het leeven , uit een ongelukkigen
flag, geborgen hadden ; terwijl zy verblijd wa-
fgu , wier Z^ponen er het leeven, by haddetx

A 5 iïi..

9

N D..

HUT VAr>EïtX,A.

-ocr page 55-

men zag eene Moeder zèlb-

ve fteenen aanbrengen , om de uitgangen voor
haaren ontaarden Zoon, die zijn Vaderland
verraaden had, en naar het altaar gevlugt
was, te floppen, en hem van honger te doen,
flei-ven. Zou de Eigenliefde alleen, zulk eene ede-
le vrugt kunnen voortbrengen ? maar hoe ligt zal
hybewoogen worden om zijn Vaderland te verrui-
len of te verkoopen, zoo dra hy elders beter kan
te recht komen, die flegts uit eigenbelang werktI
De voorbeelden van een Vaderlandlievenden
Sa-
mojeed, een Iroquois of zoo er Wilden zijn, die
nog minder onderfcheid weeten tusfchen het
mijn en dijn , welke my thans niet te binnen
fchieten , zullen het tegendeel bewyzen.

Fr. Brengt egter de verkleefdheid aan het
land, waar in wy woonen, ook niet veel toe?

E. Gewisfelyk ja, deeze deugd word er daar-
om zelve naar benoemd. Het land waar onzs
Voorouders gewoond hebben , waar hunne
beenderen rusten, waar wy gebooren , op-
gevoed zijn en ons gevestigd hebben; waar
wy duizend zegeningen , van de hand der goe-
de Voorzienigheid hebben ontvangen , of zeer
veele rampen doorgeworfleld zijn , op dit land
hebben wy meer betrekking dan op eenig an-
der ; het is daarom ons
Vaderland, Egter is
deeze de eenigfte band niét die ons bind: wy
kunnen in de onvermydelyke noodzaake komen
van onder een ander Volk te woonen; de
vei-
lig-

ingefchooten :

lo

mmm

t ï E F D Ë T O\'T

-ocr page 56-

h ï: t v a. t) e ir. x, a n d.

ïigheid, het onderhoud, de befcherming der
wetten , die wy onder hetzelve en met het-
zelve genieten , maakt het tot een ander Va-
derland ; hoewel het moeijeliik valt , de ge-
Jagtenis en de genegenheid voor het land zy-

ner geboorte uit te wisfchen. - Zoo deeze

verkleefäheid alleen de Liefde M het Vaderland
uianaakte, zouden wy dezelve alle zwervende
Volken van vroeger en laater tyden moeten
ontzeggen , die egter door hunne onverbreek-
lyke aankleeving , en geftrcnge wedervergelding,
voor de minfte beleediging één hunner aange-
daan , duidelijk toonen haar te kennen en te
bezitten.

Fr. Heeft egter de Liefde voor het
derland,
wel by eenige andere Volken, zul-
ke verbaazende uitwericfelen voortgebragt als by
de
Grieken en Romeinen\'^.

E. Zy hebben onbetwistbaar daarin uitge-
munt, en ons een
toflijk fpoor geweezen;
maar alles werkte mede , cdn deeze Liefde in
een
enthufiasmus, eene foort van dweepery
te veranderen , welke de raderen geduurendou
een geruimen tijd in beweeging hield. De wijs-
heid van onzen Schepper heeft ons zekere drif^
ten ingefchapen, welke zoo vGele natu.urlyke
Ipoorèn zijn , door welke wy geduurig worden
aangeprikkeld ; doorgaans hebben een of twee
de overhand in het rcenfchelijk gemoed, wel-
ke , naar dat geweldig zijn , verfchillende

«it-

-ocr page 57-

XIEÏDE TOT

uitwerkfelen voortbrengen. Wat vermogten ^^
liefde , de haat , de wraakzugt niet in vef\'
fchillende gevalled ? en wat kan de mensch
honderd andere niet doen of lyden , dat zy\'
ne kragten fcheen te boven te gaan , om dat
hy het er op zette! Wanneer de verflandigflert
en vermogendflen hun invloed op de menigte
oefFenen , en deezen zich gelukkig aan een-
edelen drift overgeeven ,\' laat elk een zich door
dezelve vervoeren ; en de doorlugtige voorbeel-
den , die hy voor zich heeft, brengen in hem
eene koenheid, een zelfsvertrouwen voort, dat-
hem aanzet tot de floutfle ondemeemingen»
welke dikwerf door een gelukkige uitkomst be-
kroond worden. — Ook de naauwe betrek-
king , die zy hadden , niet zoo zeer tot een
geheel land, als wel tot eene enkele Ilad,
Athene , Lacesdemm , Tbehe, Rome , aan wier
grondvesting of vergrooting men deeze of gee-
ne Godheid een byzonder deel gaf; fchijnt
deeze
Liefde voer hun Vaderland te naauwer
^ tot een middelpunt gebragt, en de uitbarfting,
des te geweldiger gemaakt te hebben.

Fa. Ik kan my niet herinneren , van
deeze
Liefde tot het Faderland in de H. Schiift
geleezen te hebben?

E. De naam van deeze edele , veel vennO"
gende deugd wordt zelfs niet eens in de
Schrift aangetroffen , en dit wordt als eene
fclijkbaare onvolmaaktheid door haare ^eft^S\'\'

ders

Ï2

-ocr page 58-

^HE.tVA-ÜÉRl.A.ïïD. IS

aers aangemerkt; maar te onregt. De H. Schry-
vers toonen in dit ftuk van eenen geest ge-
dreeven te zijn , die hun onderfcheid van alk
hunne tljdgenooten. Oïu gewigtigc redenen

fchynen zy van de Liefde des Vaderlanis een
diep ftilzwygen te hebben in agt genomen ,
terwijl zy ondertusfchen in de treffendffce voor-
beelden geleerd hebben , hoe dezelve , des
noods, moet werken , en zich boven alle eigen-
belans: verheffen.

Fr. Hoe moet ik dit zamen brengen"?
E,. Schoon het ganfche mensehdotn. uit ee-
Tien bloede was voortgebragt , had hetzelve
dc gedagtenis van zijn oorfprong, te gelijk
tnet de erkentenis van de eenige oorzaak;
van hun beftaan , door den tijd, uit het oog
verlooren. Elk volk wilde zich, om ftrijd,
als het oudfte , als het
voortreffelijkfte hebben
aangemerkt; -- onafhankelijk van eenig an-
der volk: waarom zy zichzelven naderhand
Indigetes, Autschtones of Aborigines noemden ,
die uit eene of andere Godheid, of uit den
grond, welke zy befloegen,
onmiddelijk, wa-
ren voortgekomen. —- Dit diende oïii eenen
nationaalen hoogmoed aan te kweeken ; maar
teffens om de Volken van elkander te ver-
wyderen: welke verwydering door hunne
Godsdienstige begrippen , en onderfcheide God-
heden , die zy eerden , en het opzigt van hun
Land toevertrouwden, grootelijks\' vermeerderd,

en

-ocr page 59-

X 1 E F D E TOT

cn in eene verbittering veranderd wierd, welke
de noodige gemeenfchap tusfchen de redelyljc
inwooners der waereld zeer bezwaarlijk maak-
te. Pit ftreed volllrekt tegen de Goddelyke
oogmerken en huishouding met het menfche-
iijk geflagt , dat hy uit één Vader en ééne
Moeder had voortgebragt, fchoon hy nog des
Geestes over had , op dat zy als Leden van
dezelfde algemeene Maatfchappy, die éénen God
toebehoorden, aan elkander zouden verbonden
zijn. Aan de andere zyde , dewijl het Opper-
wezen ten tyde van
mozes , de Heidenen, die
hem verfmaad hadden, eindelijk de gevolgen
van hunne buitenfpoorigheid, wilde doen on-
dervinden, cn telFens zorg draagen dat de ken-
nis en dienst van Hem , den eenigen waaren
God, waar aan het menschdom zoo veel gele-
gen was, niet geheel uit hetzelve verloren raak-
te , was er eene affcheiding der volken nood-r
zaakelijk. God maakte de Nakomelingfchap
van zynen geloovigen en gehoorzaamen Vriend
Abraham, volgens zyne beloften, tot zijn by-
zonder eigendom, hy deed \' hun alleen woonen,
en droeg alle zoi^, door zyne Godsdienftige en
burgerlyke wetten , dat zy weinig gemeenfchap
konden hebben met hunne onbefneede nabuu-
ren, op dat zy door derzelver zeden en byge-
loovigheden niet zouden afgetrokken wordeP-
Men zou kunnen zeggen, dat een hooge voor-

zigtigheid, die het gedichtfel der gedagten vaii

\'s men-

14

-ocr page 60-

H TE\'-r V A K s. L JJ tg

»smenfchen hart kende , het: niet raadzaam had
gevonden , een volk , dat zoo zichtbaar boven
anderen moest begunftigd worden , zoo lang
zy alle bianne voorregten kenden en gebruikten\'
nog daarenboven opzettelijk aan te fpooren tQ^
eene
Liefde voor hun Faderland ; welke , la^^
gewettigd, hoe heilzaam op zich zelve, wan,-,
neer ze van andere deugden niet verzeld g^t^
en door eene verlichte rede niet beftierd wordt,
de grootibe ongeregeldheden kan baaren , —.
en dus tegen het goedertieren oogmerk Gods,
zeer ligt In eene buitenfpoorige zelfsverheffing
zou kunnen ontaarden. Zoudt gy wel gelooven,
dat niets den mensch meer bloot ftelt , om
anderen te verfmaaden , dan de gedagte , dat
hy een lieveling, en een beweldaadigde der
Godheid is? De Jooden leveren zeiven het
bewijs op ; zy vervielen ras tot dit haatelijk
gevolg der menfchelyke verdorvenheid ; in zoo
verre , dat de harde tuchtigingen, die zy zoo
veele eeuwen , als een bliik van het Goddelijk
ongenoegen, in eene geheele verftrooijing, on-
der alle Volkeren des Aardbodems, bebben moe-
ten ondervinden, bun van deezen hoogmoed
niet heeft kunnen geneezen.

God was en bleef intusfchen de Schepper
en Onderhouder van alle menfchen , dus zoo
wel der Heidenen als der Jooden; hy zoude ze
^■>eiden , wanneer het tijd was vereenigen , en
daarom kon za& eene verfiuaading geenzins

zijn

-ocr page 61-

. l6 Ï4\' I E F D E T öt

zijn oogmerk zijn. Hy begon daarom zyn^
Openbaaring met de gefchiedenis der Schepping)
op dat Israël weeten mögt dat zy aan Heiö
alleen hun beftaan , en aan zyne vrye verkie*
zing alleen hun tegenwoordig geluk te dankert
hadden. Daar zy uit
denzelfden oorlprong wa-
ren , niets beter dan andere Volken, moesten
hunne voorrechten hun tot verwondering en
eerbied, tot nederige dankzegging aan dat Op-.
perwezen aanmoedigen , door het welke zy,
voor een geruimen tijd, in een dubbel erfdeel
gefield waren boven andere menfchen , hun-
ne natuurlyke broeders.

Ziet gy nu niet klaar de wijsheid, met welke
de Openbaaring van den beginne af is ingerigt?
-— God als den eenigen Oorfprong van alleS
wat beftaat, te doen kennen, en ons alle men-
fchen als onze naasten, onze broeders te doenl
aanmerken; welk een invloed moet dit hebben
op onzen Godsdienst, en onze verkeering in
deeze waereld, waar in wy allen medeburgers
en onderdaanen zyn van den zelfden Koning!

Fr. Maar hoe was het dan met de Joo-
den ten opzigte van hunne
Lufde tot het Va\'
derland gelegen?

E. Hoe gegrond de voörige aanmerkingen
ook mogen-zijn, zouden zy zommigen als eenö
uitvlugt in verlegenheid kunnen voorkomen, ^^^
daarom zal ik verder gaan en toonen , dat de
Liefdevoor het Vaderland wel. degelijk, doßh

Op\'

-ocr page 62-

k e t vad e r t. a k o.

op eene zeer befcheide \\vyze ondev \'t oog ge-
houden is by
de H. Schr-^jvers. De uiuieemen-
de Vrugtbaavheid van hét land , dat huïi ten
erfdeel gcfchonkcn was, hunne gèruste inwoos.
ning in hetzelve, en andere Zegeningen des Lee^
vens wicrdcn hun dikwerf onder het oog g^v
bragt, op dat zy hun geluk mogten kennen ^
en naar geen ander verblijf hunkeren. Vooral
•wierden zy geweezen op de uitrieemende wet-
ten , die zy boven andere Volken ontvingen ,
op dat zy begrypen mogten dat in derzelvei:
opvolging de beftendigheid van hun geluk en
\'1
waarc grootheid zou gelegen zijn. Dus wier-
den de gi-onden aangeweezen, waarop de
Lief-
de des Vaderlands
van zelfs moest wasfen hi
alle harten ^ die niet geheel van gevoel be-
roofd waren. Maar die zelfde gronden herini*
nerden hun teffens ^ zoo dikwerf zy er aan
dagten, hunne duure verpligting aan hunneii.
God , wien de aarde en haare volheid is^

-- cn hunne bettekking tot zyne Schepfelen ^

welke te beminnen het ander, gedeelte van di«
wet uitmaakte , waarvan de
bezitting de
voomaamfte
van hunne nationaale Voorrechten
was. \'Wanneer iemand
u, mijn fsederik te
binnen brengt al de aangenaamheden , die gy
boven veele andere Kinderen , nevens uwe
Zusters en Broeders in uw ouderlijk huis ge^
^"^et, is bet dan nog noodig u te zeggen, dat
RY alle verkleefdheid aan hetzelve behoort te

Ldekl. B

37

-ocr page 63-

IS L I E D E T O T

hebben —• dat dankbaarheid , vergenoegdheid »
en onderlinge liefüe onder u behooren te heer-
fchen ? ontvonken die niet van zelfs in uW
harte , en begrijptge van zelfs niet, dat het
uwe zaak is allés toe te brengen , wat dit
huisgezin , waar op gy meer betrekking hebt,
dan op eenig
ander, tot eere , bloei en wel-
vaard
verilrekkèn kan?

Fr. Gewisfelijk Ja, mijn Vader!

E. Nu dan, zoo was het ook met de ^öö-
den, ten opzigt \'van Canaan, waarin zy als
•Broeders en Zusters, byna onvermengd met
eenige andere Natie, leefden, en door denzelf-
den God, den besten aller Vaderen, onderhou-
den wierden. Alle zaaken wierden zoo ge-
regeld, dat de
Israeliten, die nog zoo gemakke-
iyk hunne afkomst uit eenen Stamvader,
waarop zy allen mogten roem draagen, kon-
den berekenen, in onderlinge liefde en vre-
de moesten leeveö , en het hoogfte be-
lang ftellen in
den algemeenen welvaard
van hunnen Staat. Volgens de eerfle inrigting
van -hunne regeering, hadden alle de oudften,
fen agtbaai-ften der Stammen en Geflagten deel
-aan dezelve, zy maakten een gemeenebést uit,
waar van God alleen het Opperhoofd was.
Tegen alle onderdrukking van den minderen ?
door den meerderen ; alle aanneeming van pef\'
zoonen , verkorting van het recht, uit gunst
Of baatzucht; alle verarming der geflagten, en

ver-

J

-ocr page 64-

het vabeb.i.and.

19

vervreemding van goederen, waardoor het Va-
derland aan iemand vry onverschillig wordt,
was met alle mogelijkheid zorg gedraagen.
Elk had
zijn buis en akker, waar op by door
den arbeid zyncr handen een genoegzaam beftaan \'
vond , hy kon van denzelven eeten onder zy,
nen WijnHok cn Vygeboom; en behoefde niet
te vreezen dat een ander de vrugt van zynen
arbeid zou genieten, of zijn koom ZOU in-
oogften. Van binnen hadden zy een vryen
toegang tot een Opperrechter, die in wijsheid
en rechtvaerdigheid zijns gelyken niet had ; ei>
van buiten konden zy op de befcherming van
een Wezen ftaat maaken, in wiens hand dc
adem is van al wat leeft: — zoo lang ze
zich hielden aan hun woord en plicht. —--
Een ieder moest wel in zijn ftam en geflagt ~
huwen en blyven, maar, op dat dit door
den tijd ook geene verwydering en verkoeling
mögt veroorzaaken, moesten niet alleen ee-
nerleije gewoonten en wetten onder hun plaats
grypen , maar de Openbaare Godsdienst mögt
maar op ééne plaats geoefiend worden. Zy
waren verpligt, als een eenig man, jaarlijks de
drie groote Feeften by te woonen , ej^ aten
cn verheugden zich geduurende dezelve in het
huis en voor het aangezicht van hunnen Va-
der , als getrouwde Broeders en Zusters by
plegtige gelegenheden, in het huis hunner Ou-
deren pleegen te doen. Zoo wierd alle ver-
B 2 vreem-

-ocr page 65-

tlëfde tot

vreemding voorgekomen , de band van broe>
derlyke Liefde geduurig vernieuwd, door dert
Godsdienst verfterkt, of dat hetzelfde is , de
Liefde voor het Vaderland telkens opgewak-
kerd. Wel verre van iets te berispen , moet
men dan de
wijsheid van den besten Wetgeever
in déeze fchikkingen niet eerbiedigen, die met
er daad moesten uitwerken, het geen ande-
ren alleen wisten voor te fchryven en aan te
pryzen? Hoe veele voorrechten, welke by
GrzV-
ken en Romeinen flegts in de inbeelding be-
ftonden , hadden hier in waarheid plaats —
hoe veele , die\' deezen zelfs by naam niet
kenden !

Fr. Geen grooter Liefhebbers van hun Va-
derland moest men derhalven ergens aantreffen,
dan onder de
Jooden.

E. Men zou hun onrecht doen, wanneer
men hun ongevoelig verklaarde voor deeze ver-
heve hartstocht : maar zy waren
zich zeiven
ook hier in , wegens hunne wispeltuurigheid ,
en onvergenoegd beflaan , meer ongelijk , dan
wel andere Volken. Alle de zorgvuldige maat-
regelen der Opperfte Wijsheid, waar by zy egter
eene vrye verkiezing alsredelyke Schepfelen moes-
ten behouden , konden niet beletten , dat zy
niet dikwerf uitfpatten, en de wegen der Hei-
denfche Volken infloegen. Het verheffen van dee-
zer gewoonten en Godsdienstoeffeningen, boveri
de hunne ; het verwilderen en
verbasteren

dei

ÜÓ

S

i

i

-ocr page 66-

HET

Q.I

der Zeden, daar uit voortvloeijende, moesten
noodzaakelijk het Vuur van Vaderlands - liefde
in hunne harten verdooven. Maar wanneer zy

door herhaalde tuchtigingen te regt gebragt
waren, wakkerde hetzelve weer op, en zy toon,
den in de
Eab-jlonifche Gevangenis zelfs,hoe zeer
zy aan hun Vaderland en wetten verkleefd waren.
Een zeventig Jaarig verblijf in die alleraange-
■ naarafte landfoeek, en eene geheele vermen-
ging onder vreemde Volken, kon het bes-
te gedeelte , fchoon eene menigte de\' welige
Landouwen van den Euphraat niet verlaaten
wilde , het Vaderland niet doen vergeeten
Zy hadden lust noch leeven, tot dat zy vry-
heid kreegen, om in een aanzienlijk getal naar
de Puinhoopen van hunne Steden en woeste
Landeryen weder te keeren , op dat zy zich
op Vaderlyken grond mogten vestigen. De
milde giften en vrywillige toelagen tot alge-
meen herfiel, uit het overfchot hunner mee-
gebragte bezittingen , toonen wat zy voor hun
Vaderland over hadden: maar niets meer, dan
het
fcheiden en wegzenden van hunne vreem-
de Vrouwen , welk men bezwaarlijk anders,
dan als eene hardigheid zal kunnen befchou-
wen, indien hetzelve niet gewettigt wierd door
de Liefde voor het algemeen en byzonder
welzijn , e^i de vreeze , dat zy, gelijk voor-
heen door dezelve tot de voorige dwaa-.
lingen
^^ afgoderyen mogten vervallen,
Bs zich

-ocr page 67-

as l i e f d e t o t

zich zeiven door ongehoorzaamheid het ongenoe-
gen van hunnen
Verlosfer , en het Vaderland
nieuwe onheilen op den hals haaien. —•
Het een en ander was van gezegende gevolgen :
zy bleeven hunnen God en zynen Wetten ge-
trouwer dan voorheen , en het kan niet an-
ders zijn of de
l^iefde voor het raderland zal
onder hun ook beftendiger gebloeid hebben.
I —— In de tyden der
Maccabeeuwen zien wy

ér de Ichoonfle vrugten van , wanneer zy,
i \' inderdaad uit Liefde voor hunne Vryheid ,

Wetten en Vaderland, eene ftandvastigheid en
" moed hebben betoond, welke niet zonder ver-

baazing in hunne Gefchiedenisfen kunnen ge-
leezen worden.

Fr. Ik las dezelve meer dan eens met
genoegen ; maar hoe gedroegen zy zich na
dien tijd?

E. Hoe zeerze by de komst van den Hei-
land verbasterd , "en van hunne eerfte inftcl-
ling en zeden afgeweeken waren , ftraalt eg-
ter hun Vaderlands-Liefde , in hunne -wyze
van denken en handelen , duidelijk door. Het
verlies van hunne onafhankelijkheid had die
niet kunnen uitblusfchen: maar is het wel
vreemd, dat zy telFens by zulk een verbas-
terd Volk tot buitenlpoorigheden overfloeg,
welke hun Wetgeever, nooit had kunnen be-
doelen , en voor welke hy hen zelfs, gelijk
wy in den beginne zeiden, had zoeken te

be-

-ocr page 68-

het VADKRI-AND.

bcwaaren. Zy ftelden hunne inwooning in
Canaan, en hunne tydelyke voorrechten, nu zy
ze haast ftonden te verliezen , op zulk een
beogen prijs , dat zy de waare oogmerken van
bunnen
Godsdienst , en de Hemelfche gelukzalig,
heden byna geheel uit het oog verlooren. Z,y
waren er zoo trots op , dat hunne nationaale
hoogmoed alle verbeelding te boven gaat: en
andere Vohcen , die zoo gelukkig. niet wa-
ren , dat zy tot hun en hunne Wetten be-
hoorden , wierden dermaate yeragt, dat een
hond en een onbefneedene by bun een en
hetzelfde was. Dc
Samaritaanen zelfs , fcboon
zy veel van hunne gewoonten en wetten
hadden overgenomen cn gerekend konden wor-
den , in hun ingelijfd te zijn , waren van de-
ze mishandeling niet uitgeflooten. Zy reken-
den de j^\'ooden alleen voor hunne naasten , aan
welke hun de wet der Liefde verbond. En
dat zy nog niet van dien waan geneezen zijn,
fchoon zy zoo lang de vrugten van verbitte-
ring,
die zy zelve hebben veroorzaakt, moesten
bezuuren, heb
ik u reeds doen opmerken , en
gy
zult bet zelfs meermaalen hebben kunnen
zien , fcboon de vreeze voor de
Christenen ,
van welker genade zy volllrekt afhangen, hun
in ontzag houdt. - De aankleeving aan hun-
nen Godsdienst en Vaderlyke gewoonten , eti
de verwagting van eenen
Mesfias, die hun
verlosfen , ^n in hunne voorige vryheden en
B 4 be-

-ocr page 69-

g4 liefde tot

bezittingen herllelien zal, houden ondertus-
fchen de
Liefde voor het Vaderland, indien men
het zoo noemen mag, federt meer dan zeven-
tien Eeuwen leevendig. Hoe kan men dan zeg-,
gen, dat hun Stichter en Wetgeever deeze
edele en
noodzaakelyke Drift verzuimd had aan
te kweeken. Er. is gqen voorbeeld onder de
Zonne , van
zulk eene hardnekkige verkleefd-
heid aan • het land der Voorvaderen, en
hunne nakomelingen^ Maar in dit alles is
iets bovennatuurlijks. En gelijk dit Volk tot
een bewijs ftrckt van dc waarheid der H. Schrift
ten, zoo fchijnt het ook met alle zorgvul-
digheid ondcrfcheiden bewaard te worden , wijl
de Voorzienigheid er iets mee voor heeft, en
eenige nog onvervulde beloften , ter beftem-.
der tijd m hetzelve moeten bevestigd wor-.
4en.

Fr, Vader heeft my gefproken van uitmun-
tende voorbeelden van
Vaderlands Liefde , wek
ke de Schrift opgeeft; zijn het deeze, welke
hy bedoelde ?

E, Eigenlijk niet. Ik heb in deeze alleen
willen toonen, hoe het geheele lighaam des
Volks ten deezen opzigte in vcrfchillende ty-.
den is gezind geweest, maar ik bedoelde nog
iets anders. Men kon in de H. Schrift, oin
wettige redenen, daar dezelve in zoo onderfcheide
tyden, door verfchillende perzoonen is ge-=

feteey^n , geen geregelde orde , gelijk in on-r

ze

-ocr page 70-

het v a. d e r 1l a n d. 25\'

<

ze Zamenftellcn van Godsdienst en Zedelcun-
de verwagten. Het een wordt duidelijk, het
ander meer
ingewikkeld voorgefteld naar dat
de tydcn er aanleiding toe gaven. Zomtnige
deugden
worden uitvoerig behandeld , met her-
haaling ingefcherpt, andere alleen in voor-
beelden , door de bedry^^en van uitmuntende
mannen ter navolging voorgefteld. Dus is het

onder anderen met de Friendfchap- met de

Liefde voor het Vaderland. Van de laatfte zal
ik u alleen drie treffende voorbeelden aanwyzen.
Het eerfte is in
mozes , welke , wanneer hy
van den
Berg afkwam , waar hy de Wetten
van God ontvangen had, die de grondflagen
van Israëls geluk moesten leggen , door de op-
rigting en aanbidding van een Gulden Kalf,
het fterkfte bewijs van dwaasheid en trouw-
loosheid , dcrmaate getrolFen en verflaagen
wierd, dat hy de twee fteenen Tafelen uit
zyne hand wierp en verbiyzelde. Dit kon hem
evenwel niet beletten, om voor dit Volk,
van welks ondankbaarheid en
oproerigheid hy
reeds meer blijken ondervonden had , en van
het
welke hy daarom niet veel genoegen voor
al zyne moeite cn zorg verMJ-agten kon , niet
alleen andermaal ten fterkften te fpreeken,
maar zich zelven voor hen aan te bieden. —
„ Nu dan — dus fprak hy , indien gy haare
Zonden vergeeven wilt, doch zoo niet delgt
jT.y nu uit uw Boek, het welk gy gefchree-

5 veil

-ocr page 71-

aS LIEFDE TOT

ven hebt (*)". Hy wilde dus liever llerven eï»
met het leeven al de eer en voorrechten misfen ?
die hy als een gunfteling der Godheid genoot,
dan zien , dat zijn Volk, naar yerdienften, ge-
fbaft wierd, dan hun ondergang overleeven.

Een dergelijk voorbeeld leveren de Schriften
des N. T. op in
paulus , dien grooten Apos-
tel der Heidenen , wien de welverdiende
verftooting van zyne Broederen de Jooden ,
van welken hy zoo veele mishandelingen on-
dergaan , en nog niets anders te verwagten
had, zoo ter harten ging, dat hy wel
wenfchen zou „ voor hun verbannen te mo-
gen wordenen zijn leeven, tot een
Zoenoffer te geeven, om zijn Volk en
Vaderland voor dreigende onheilen, die hy met
innerlyke fmerte gevoelde, ware het mogelijk, te
behoeden (f). -— Het laatile voorbeeld vinden
wy in hem, die
mozes en paulus in alles nog
zeer verre heeft overtroffen , den grootften en
besten der
menfchen jezus christüs , die wel
voor alle Volken maar allereerst voor de Joodefl
jn de Waereld kwam, en zich al de rampen
cn wederwaardigheden, welke met zyne
Menschwerding en vernedering verzeld gin-
gen , al de moeite en arbeid van een om-
zwervend leeven, Het welgevallen ; zoo hy
maar hun , onder welken hy het leeven had
ontvangen, ïchoon zy daar door boven all®

Vol-

O Exod. XXXII: 32. Ct) Rom. IX: s, 3-

-ocr page 72-

HET VADERLATSED.

Volken der Waercld vereerd waren geworden,
kon behouden ; en bet Volk van Israël,
zy-
ne Landsgenooten , welke by als vevloore
Schoapen overal opzogt , gelukkig maa-
ken. Herinner u maar bet antwoord aan de
Cananeefche Vrouwe. Hy Meld hier mee aati
in weerwil van alle te leurftellingen en tegen-
kantingen van hun, die zyne Zending niet
erkennen wilden. En fchoon zy aan zich
zeiven de rampen te wyten hadden, welke
hier uit zouden voortvloeijen; fchoon hy
nog geen eind koïi verwagten aan alle de mis-
handelingen , met welke zy hem reeds hadden
overlaaden , brak zijn hart van weedom, —
wanneer hy dagt aan de onheilen, die zijn
Vaderland over het Hoofd hingen. „
Jerufalem,
Jerufalem
, riep hy uit, hoe dikwils heb ik
uwe Kinderkens willen by een vergaderen,^gelijk
een Hinne haare Kiekens vergadert, maar gy hebt
niet gewild" By eene plechtige intrede in
Jerufalem , onder het bly gejuich der Schaaren ,
kon hy zich niet bedwingen. „ Als by de
Stad zag , weende hy over
baar en zeide ,
acbl
of gy ook in deezen uv/en dag beken-
de , wat tot uwen Vrede dienen kan, maar
mi is het verborgen voor uwe oogen." (f) Zoo
na lag hem het behoud van zijn Vaderland
aan het hart , dat zyne getrouwheid hem den
zwaarften Marteldood op den hals laadde , en

by

C*) Matt. XXIIl: 37« (t) Luc. XIX: 42.

17

-ocr page 73-

aS LIEFDE TOT

hy ftervende, egter niet kon nalaaten voor zyf®
Landgenooten , teffens zyne beulen, te bidden\'
„ Vader vergeef het hun , want zy weeteU
niet wat zy doen!" Gelijk in allen gevalle,
heeft
christus, hierin, de doorluchtigfte blykeO
van
MenschUevendheid —— van Liefde tot het
Vaderland
gegeeven.

Fr. Ik zal nooit meer vraagen of dezelve
ook in de H. Schrift wordt aangetroffen , en
aangepreezen ! welk eene aanfpooring voor
de
Christenen ! Maar hebben zy ook zoo wel
als de
Heidenen en Joodm, in de Liefde voor
het Vaderland
uitgemunt ?

E. Dit zou ik over het algemeen niet dur-
ven zeggen. De tegenwerping, welke tegen
de H. Schrift gemaakt wordt , en van zeer
veelen is aangenomen , bewijst viy duidelijk,
dat de zulken althans zich nimmer hebben
toegelegd, om de edele trekken van deeze
Liefae. in de Schriften des O. en N. Ver-
l^ilj bonds na te fpooren , en dezelve zich ten

l\'i nutte te maaken. Men heeft, daar deeze

Il merkelijk verflaauwde , tot veelerleye middeleii

|i zynen toevlugt genomen, van Rang, van Eer-

Ij! \' titels , van Ridderordes , van Gedenkmunten »

van Afbeeldingen, van Praalgraaven ^ van Lyk-
redenen , enz. om tot fpooren en prikke\'
len te verflrekken , welke alle te za-
men genomen egter zulk een vermógen niet:
kunnen hebben. Niettemin hebben ook de laa-
tere tyden uitmuntende bewyzen opgeleverd,

van

il

iliSl!

J

-ocr page 74-

HKT VADERt^ND.

van eene ongeveinsde zugc voor het Vader-
land , niet alleen onder de Christenen , maar
ook onder andere Volkeren. Dan de kragt en
werking van deeze neiging is zeer verfclüWerv-

de , in verfcheiden tyden en omftandigheden.
Fr. Hoe zoo ?

E. Wy hebben wel getoond, dat dezelve niet
enkel voortvloeit uit de Eigenliefde , en er
kunnen dus, in vvelk een ftaat zich het Vader-
land bevind , edele Zielen gevonden worden ,
die alle eigen belang ter zyde ilellen , en
hetzelve bcïninnen , in weerwil zelfs van de
ondankbaare en fnoode behandelingen , welke
zy van hun Volk ondergingen voor de groots
fte dienden aan hetzelve beweezen. Zy, die
zich in zoo ver boven de . gewoone denkwyzë
kunnen verheffen , zijn intusfchen altoos zeld-
zaam : maar zal de
Liefdé voor hst Fader-
land
in \'t algemeen heerfchen , zal zy over-
vloedige en gelukkige uitwerkfelen voortbren-
gen , een Volk moet niet als Slaaven behan-
deld worden, nog deszelfs leeven en dood
van de eigen goeddunkelyke wil van
eenen des-
poot of vrymagdgen geweldhebber afhangen ;
het moet een ,vry gebruik en beilelling heb-
ben over zyne goederen en bezittingen. Het
moet billyke Wetten hebben , waar op het
ftaat kan maaken, en op de rechten der
menfclielijkheid zich verlaaten kumien. Dc
Schattingen moeten aan derzelver inkorftften

even-

29

-ocr page 75-

so L 1 E J D E T O. T

evenredig zijn , en geene ftraf dan over waaïs
Misdaaden, geen geweld over hunne gewiS"
fens geoefFend worden. Daar de meeste dee-
zer oorfpronkelyke vereischten tot een vry, ge-
rust en genoeglijk leeven ontbreeken , of daar
ze alle ontbreeken, want wat maatigt zich
■een dwingeland niet aan , zal men zeer be-
zwaarlijk de waare Liefde tot hec Vaderland
kunnen vinden. De geest van deeze lieden
wordt onderdrukt, en kan .zich tot edele ge-
voelens niet verheffen.
Het minfte blijk vail
ongenoegen wordt voor een misdaad van ge-
kwetfle Majesteit gehouden. Het leeven, en
alles waar op zy geen oogenblik ftaat kunnen
maaken , wordt hun onverichillig,. en dus
ook hun Vaderland. Dit is de ftimt, waar
in zich veelen der
Oofierfche Volken thans
nog bevinden. Het
Christendom heeft niet kun-
nen beletten, ja de dweepeiy en bygeloovigheid
hebben wel aanleiding gegeeven , dat Christen
Vorften het
niet beter maakten. De voorbeel-
den onder hun zijn egter zeldzaamer, en
houden nu byna op. Ondeitusfchen kan ook
een Volk, dat onder zulk een j^zeren Scep-
ter niet zugt, zich zeiven voor deeze tref-
felyke aandoeningen onvatbaar maaken , door
eene algemeene verbastering van Zeden ; wan-
neer het door overdaad en weelde is vervs^ijfd
•geworden, w\'anneer de moed is
uitgebluscht, en
alle driften wyken moeten voor een raazcn-

de

J

-ocr page 76-

het VA,dïuï,A.NB.

de begeerte om door recht en onrecht Schatten

te verzamelen , - en dezelve in pragt en

wellust weder te verkwisten. De Athe^
nien%ers en de Romeinen^ die zelfden , ottder
welke de
Liefde tot het Vaderland^ zoo heerlijk
uitblonk:--- de
Romeinen vooral bevesti-
gen dit.

\' Fb.. Is dan de Liefde voor het Faderland on-
der hun verHaauwd ?

E. O Ja l Zoo dra zy tot het hoogfte top-
punt van vermogen-waren geklommen", en gee-
ne Volken meer te
vreezen hadden, vervielen
zy tot
alle ondeugden , en laagheden , zy lie-
ten zich eindelijk , zy die zoo jalours op hun-
ne vrijheid altoos geweest waren, die de
Waereld door hunne dapperheid overwonnen
hadden, zy lieten zich door de fnoodfte
tirannen op den hals treeden, en hadden
hun Vaderland te koop voor allen, die \'er
geld voor wilden bieden.

Fr. Onder wat Volk iri Europa, bloeit de
Liefde tot het Vaderland, thans wel het
meest

3t

E. Men zou dezelve vooral in de Gemeenc-
besten zoeken, daar
de meeste vryheid heerscht,
en de Regeering niet in handen van een en-

kelen

maar van veelen huisvest : daar

de Oppennagt niet erfEelijk maar verkiezelijk
is: daar de Regent niet alleen aan God en
aan zich zelven, maar aan de gantfche Na-
tie,

-ocr page 77-

3\'2 L I Ë F ß E T O T

tie, of die de Natie verbeelden, en doof
dezelve uit
haar midden verkooren worden ^
rekenfchap fchuldig is : en daar de duurzaam-
heid van
zijn beffier , of de zeekerheid\' van
bevordering, oorfpronkelijk van de gunst des
Volks , en deeze van het getrouw waarnee-
men van zynen post en het behartigen van het
gemeene-best afhangt. Hier zal een ieder het
meeste belang ftellen in het welzijn van het
Vaderland, waar in hy zoo veel deel heeft.
Maar
alles is eene verbastering onderworpen ,
en de heilzaamlle vastftellingen kunnen door
den tijd veel van haare kragt verliezen. ——-
Daar en tegen hebben de tegenwoordige ty-
den eene zeer gunstige verandering in het Sy-
flema der Vorftelyke Oppermagt, zien ge-
booren worden. Sedert de overblijffelen ee-
ner
Gottifche Regeering, eener blinde by-
geloovigheid en afhankelijkheid van den
Paus en den Koning, door den gunffigen
invloed van
gezonde wijsgeerige gevoelens ,
merkelijk verdweenen zijn ; federt de vryheid
in Steden en Dorpen, in \'t Kerkelyke en \'t
Waereldlyke haar beminnelijk hoofd weder heeft
begonnen boven te fteeken ; federt eenigé
Vorsten hebben begreepen, dat zy\' door het
geluk van hun Volk alleen hun waare groot-
heid en\'roem bevorderen kunnen; ——^— dat
zy verpligt zijn met al hunne laagt den Handel

en

-ocr page 78-

H S T V A D E S. B A. N D.

T.VL Fabrieken hunner Onderdaanen aan te moe-
digen en te begunftigen , het recht te hand-
havenen , en alle
onderdrukking zorgvuldig te
beletten. Sedert dien tijd, hebben zy , diè
onder eene eenhoofdige regeerihg leevch , ge-
toond, ddt zy het den Gemeenebest bewoo-
neren geenzins wilden gewonnen geeven. De
onderdaanen Van dött menschlievenden
joseph^
van den wyzen en dapperen
fredeuik , heb^

beo in de voorgaande,, - de Franfchen^ en

de Spanjaarden zelfs, in de tegenwoordige oorlO"
gen ontegehzeggelyke blyken van hunne
Liefde
voor het Vaderland
gegeeven. Maar onder de
hedendaagfche Volken, fteeken de
Engelfchen
het meest uit. Gelijk zy een zonderling
zamenftel van eene Koninglyke regeering,
eene regeerihg der Edelen en van het Volk
in hunne eilanden bezitten , het welk volgens
hmi gevoelen het beste is , op dat de een
de andere in een geftadig evenwigt houde ;
meent men dec^e
Liefde, waar toe élk van
deeze régeeringsvoiThen redenen oplevert, in
een driedubbele maate by hun te ontdekken.

Fr. Dfe Engelfchen ?

E. Verwonder u daar niet over. Schoon ik
federt eeti genümeri tijd niet zeer gunftig over
deeze natie denk , (en wat Nederlander kan cf
gunstig oVer denken ■?) moet ik egter zeggen, gelijk
het is. Al gedraagt zich ietimdhaatelijk tegen ons:
al fluit hy zyne oogert voor alle bega^dheden, die
\' L DEÏL. C wy

S\'

-ocr page 79-

31

34 LIEFDE TOT

wy bezitten : al wischt hy de gedagtenis van
alle genoote weldaaden
uit zijn halte ; ter-
wijl hy de diensten, uit eigenbelang, aan onS
beweezen ten breedften uitmeet, moeten wy
egter het goede, dat hy nog bezit, erkennen.
Wanneer de
Engelfchen met alle hunne bui-
tenlpoorigheden , een héerfchende zugt tot
.yryheid, een diepdenkend vernuft , een on*
iiemeemenden en werkzaamen geest , een dap-
peren moed , en eene driftige, vuurige
Liefde
voor hufi Vaderland betoonen , moeten wy
hun hier in pryzen en navolgen ; alleen moet
het buitenlpoorige er af blyven.

Fr. De Engelfchen zijn immers niet deugd-
zaamer en godsdienfliger, dan andere volken ?
, E. Verre daar van daan , zy fchynen hoe
langer hoe meer alle banden van Godsdienst
en pligt te willen verbreeken. - Ik begrijp
ondertusfchen wat gy zeggen wilt : — maar
zy zijn het juist, welke myne flelling beves-
tigen. Zy toonen dat er, ja wel, eene boven-
dryvende zugt voor het Vaderland , kan plaats
hebben onder een volk , dat weinig Gods-
dienst en flegte Zeden heeft, zoo lang het
niet geheel in al deszelfs leden verbasterd \'is,
door Ondeugden, welke tegen de edelmoedig-
heid en Liefde des Vaderlands regelregt ftiy
den: —— zoo lang de voorfpoed hunner wa-
penen j de agting en toejuiching der volkc
ren y de roera^. van hunne konsten , weeten-

ichap-

ij Iii:

»III

-ocr page 80-

HET VADEK.I.AND.

fchappen en fabrieken, de voordeden van hunne
zeevaard en koophandel, hunnen moed leeven-
dig houden. Maar in alle hunne veragting en

verdrukking van andere natiën., als of zy gee-
ne
rechten van bïiliikheid en menschlievend-
heid aan dezelve verfchuldigd waren, too-
nen zy teffens dat de
Faderlandsliefde zeer
ligt in laatdunkenheid en euvelmoed verbas»-
tert, wanneer zy door de reden en den waa-
ren Godsdienst niet beftierd wordt. Als men
voor het licht der Openbaaring zyne oogen
fluit, kan men zeer gemakkelijk in het Ipoor der
Heidenen vervallen , en alle betrekking op
andere Volken ter zyde Hellen, fchoon het
woord
Menschlievendheid, volgens den toon
der
Mode by veelen alle andere pligten fchijnt
te vervangen.

Fr. Het fpijt my , dat Vader de Nederlän*
ders
niet genoemd heeft, boven de Engelfchen,
E. Het is my lief, dat het u fpijt, maar
leet, dat ik zulks niet kan doen. Hoe veel
ik ook met myne natie op heb, ik kan
het oog niet fluiten voor haare gebreken , nog
dezelve deugden toe fcliryven , welke geen
onderfcheidend kenmerk in haar uitmaaken.
voorige tyden , toen ons Land in gevaar
Hond om al deszelfs vryheid voor eeuwig te
verliezen ; toen men alles voor dezelve moest
byzetten om het tegen\' een magtigen Gewel-
denaar te\' kunnen uitharden ; toen bleek het,

1 Ca dat

-ocr page 81-

36. c LI KT D E T OT

dat de Liefde voor het Vaderland, zoo wet
in deeze moerasfen, (want moerasfen moe^
ten het toch blyven by veele buitenlanders,)
als in andere hooge en warme landftreeken
wilde groeijen , en dat dezelve nog even zul-
ke uit werkfelen kon voortbrengen , als in de
tyden der
Grieken en Romers. Ik zou u daar
van de treffendfte blyken verhaalen kunnen,
welke u niet min verbaazen zouden. Maar
wanneer eene lange vrede , zonder merkely-
ke rampen in een Gemeenebest heerscht, ziet men
den nationaalen nayver en de zugt voor \'t Va-
derland allengs verflaauwen ; men denkt naauw-
lijks, dat deeze te pasfe komen, wanneer
di\'cigende gevaaren dezelve niet op den toets
|\\ellen. Het woord zelfs raakt ten laatflen in
onbruik , of er blijft weinig meer, dan de
uiterlyke klank. Was het anders mogelijk ,
dat zoo veele duizenden zich door andere
volken zouden kunnen wetten laaten voor-
fchiyven in hmine kleeding , in hunne huis-
houding , in hunne verkeering, in - hunne
vermaaken , hoe grillig en veranderlijk dezel-
ve ook zijn mogen : ja in hunne taal en

denkwyze zelve ? - Zou men anders de

fabrieken en lloffen, in het Vaderland ge^
reed , met onverfchilligheid en veragting kun-
nen aanzien , en daar en tegen zich van top
lot teen met vreemde waaren
bekleeden en
verfieren, wijl men zijn zin wil hebben
V... cn

-ocr page 82-

HET V A D EULA. N D. "37

en flegts eigen voordeel zoeken?
den , zegt men
koop.\'-

- „D\'evreemi
werken bevalliger ■ en beter

— Zou iemand , die liefde voor zyn
Vaderland heeft, dc poogingen tot herftelling van

verval , al geluktenze niet, door eigenzinnigheid
of baatzugt kunnen lasteren , en onderdrukken?
tot een fchimpnaam , of voorwerp yan
raillerie
kunnen ftellen? - Zou men kunnen nalaa-
ten, indien men al niet goedvond, om aan het
Vaderland van zijn overvloed of befpaarde fpiU
en fpeelgelden eene kleine Offerande te doen ,
ten minften zich weinig meerdere uitgiften en
eenige verlochening van eigenzinnelijkheid te ge-
troosten , in het verkiezen en koopen van In-
landfche ftoffen , om onze landslieden werk en
eerlijk brood te verfchaffen., . welke men an^
ders tfit de hand moet voeden of van hon-
ger laaten fterven? Zoo deeze
Liefde algemeen
was , wie zou dan kunnen befluiten , om een
weinig meer voordeel, inlandfehe Fabrieken
naar buiten te verplaatzen , en vreemdelingen
tegen de ftrengfte plakkaaten aan , cloor het
viitvoeren van zekere behoeften • in ftaat te
ftellen , om, nog in meer gevallen onze. me-r
dedingers te worden ? —— lA/^ie zou eenige
natie , door het opfchieten van buitenfpoorig«^
fommen in ftaat willen ftellen , om ons doojr
overmagt binnen en buiten
Europa te dwars-
boomen , ^ti naderhand onze Regeering
door
Trees YOor bankbreuk te belemmeren ?

C 5 of

-ocr page 83-

II:

t, I E F D E TOT

of wisfèlaar en bankier van vreemden willen
zijn , en hun gelegenheid geeven om een han-
del te dryven , welken zy anders by gebrek
van penningen aan ons Land zouden moeten
overlaaten , dat wel eer de ftapelplaats was,
en nu in de
meeste gevallen wordt voorby-
gevaaren ? Zou men zeggen mogen, dat daar
de
Liefde voor \'t Faderland in \'t gemeen
heerscht, \'— daar men niet te vrede met be-
hoorlyke winsten zich in den handel dikwerf
van de
laagfte \'bèdriegeryen bedient , \'of door
ongeregelde verteeringen aan fchandelyke bank-
breuken fchuldig maakt, en dus aanleiding
geeft, dat het gering overblijffel van, goed
vertrouwen, het wellc onze natie zoo\'lang
den voorrang en zulk een voordeel gaf, ge-
heel vervalle ? —~ daar zoo veele vermo-
gendén eene ongehoorde en dikwerf ongeregel-
de leevensWyze verkiezen, boven de lasten
en
lusten des Huwelijks , waar door zy zich
zeiven te vaster aan hun Vaderland verbin-
den , en hetzelve éerlyke en nutte. Burgers
leveren zouden? —= daar zoo veele duizenden
onder de kleine Gemeente liever verkiezen
een gemakkelijk leeven te leiden , of van de
genade hunner médeburgeren geheel af te
hangen»
(dan den Staat in de grootfte verlegenheid hunnc\'^
dienst ter Land cn ter Zee "aan te bie-
den , en hunne \'kinderen daar toe öp te

kwéêkén? — daar éhidelijk zoo veele grooten en

klei-

O?

Ir\'-?\'
lil\'\'

ii

- kj} "

"ivi:
ff\'

•Eil

J

-ocr page 84-

het vaderland. s9

kleinen te vrede zijn , dat zy leeven, fcliooïl \\
zy zich niet bekommeren , of zy leeven voor *

hun vaderland.

Fa. Zou de enkele Liefde voor het Faderland
dit alles herftellen kunnen ?

E. Dit alles, en nog veel meer zou haar ge-
zegende invloed te weeg brengen. Men zou
niet dan om zeer wigtige redenen, niet dan na
een lang en rijp beraad van vaderlyke gewoon-
ten willen afwyken: het inlandfche zou altijd
boven dryven ; fchoon min keurig cn meer gel-
dend, zou het Vaderland er altoos een ftempel
op zetten , welke onze verkiezing ligtelijk zoïl
overhaalen. Men zou vooral geene ftoffen kun-
nen dulden, nog met fmaak van eenig aardewerk
eeten , voor zoo verre men die ontbeeren kan,
welke van eene natie geleverd waren, die door
haare eenzyc£ge aften onze — fabrieken, — zee-
vaart en — koophandel benadeelt, en wier
meerdere grootheid derzelver gewisfen onder-
gang zal naar zich fleepen. Ieder Gewest,
ieder Stad , elk Inwooner zou gaam zijn by-
zonder belang aan het voordeel, den .roem,
de \' grootheid van het Vaderland opofferen ;
en het zich een eer , een voorrecht, rekenen ,
jets daar aan te hebben kunnen toebrengen.
Duizenden zouden zich gereed toonen, om de
vlag van den Staat, en weerlooze koopvaar-
dy vlooten tegen meerdere fchending en plunde-
nng, by de eerfte wapenkreet, te helpen beveiligen.
C 4

-ocr page 85-

L r E F D ID TOT

■ FR.^Er zullen egter nog opregte edelmoedig©
liefhebbers van hun Vaderland gevonden wor-*-
den in ons Nederland ?

E. Gewisfelijk , anders zag het er flegt uit.
Zy ontdekken zich meer en meer: maar het getal
zou veel grooter zijn, indien men zich minder
door verwondering over alles wat nieuw en
vreemd is liet vervoeren ; meer aan de eenvou^
dige en Ipaarzaame leevenswyze hield , welke
ons te vooren onderfcheidde. De overdaad, de
weelde , de pragc en het gemak, verzwakt
onze natie , geeft aanleidmg tot een ongeoor,
loofde winzugt en inhaaligheid , verhindert de-
huwelyken of maakt dezelve onvrugtbaar. In-
dien het Vaderland in meer gevaar en in een
dadelyken oorlog ingewikkeld wierd, twijiFel
ik egter geen oogenblik, of men zou zien, dat
het vuur van Liefde in het hart van deszelfs
kinderen , geenzins -geheel is uitgedoofil : maar
wy hoopen , dat hét tot dît uiterfte nog niet
komen mag , terwijl ons Gemeenebest , ik
moet het met hartzeer bekennen , zich in ee-i
nen vry weerlóozen flaat bevind.
. Fr. Zotiden er geene middelen te beden-»
ken zijn ,, om de
Liefde tot het Vaderland,
al behielden wy fchoon Vrede, in het hart van
•liet Algemeen op te wakkeren.

E. Misfchien ja, ten minften het wasten
hoogften wenfchelijk , terwijl wy anders
âlle onze fchatten fçhielijk zullen agter uitg^^n,

cf-

M,

|i

Il \'\'\'\'

1

iÏjlT

-ocr page 86-

HET V A D E R X. A, N D.

pf ten prooije worden eener algemeene ver-
bastering , en onverfchilligheid. Dit moeten
wy onze Landsgenooten op alle mogelyke wy-,
ze
onder bet oog brengen , zonder verdrietig
te worden over het dikwerf miskikken van
onze poogingen , of ons te ftooreu aan ee,
nlgc verguizing of befpotting, welke men fomtyds,
vooral van lieden van den
hn ton , die
alles
en bagatelle behandelen, zal moeten on-^
dergaan. Wy moeten hun doen begrypen, dat
geen volk in de Waereld meer reden heeft
om zijn Vaderland te beminnen, dan wy?
Fr- Dit zou ik gaarn booren ?
E. Zoudt ge mijn Zoon? Maar gy begrijpt
ligtelijk , dat dit geen werk van eenen dag
is. Veelen zouden hun Vaderland beminnen ,
zoo ze het regt kenden : ik zou u dus eene
voldoende befchryving moeten geeven , niet
alleen van de tegenwoordige, maar ook van de
oude gefteldheid van ons Land en deszelfs in-
wooners; ik zou hunne Leeven&wyzc, hunne
Zeden, hunne Kundigheden, hunnen Handel en
Zeevaart; het Vermogen en
den Invloed van on-
zen Staat, in vroegere en laatere tyden op de
gefteldheid van Europa, en wat al meer u moe-
ten openleggen: omu te overtuigen, dat wy een
Land dierbaar moeten agien , hec welk wy ,
naast den Goddelyken Zegen, aan onze vlijt eix
arbeid te danken hebben; het welk overal met het
zweet en bloed van onze Voomderen b&.

C 5 fproei^

41

-ocr page 87-

42 LïEFDETOT

fproeid is. Ik zou x» moeten toonen ^
dat wy zoo wel als eenig Volk dc
trefFendfte voorbeelden voor ons hebben : ja
dat wy in oudheid, voortrelFelijkheid en roem
onzer Voorouderen, geenen der tegenwoor-
dige bewooneren van
Europa , hebben toe\'
Xß geeven ; of in uitmuntende voorrech-
ten , welke wy nog bezitten, voor
geen een volk in de geheele bekende Wae-
reld behoeven te ■wyken. Maar wat tijd en
moeite zou daar aan vast zijn! welk-een ge-
duld zoudt gy verleenen moeten!

Fr. Mijn geduld zou hier door in het min-
lle niet gevergd worden, indien het mijn
Vader maar niet te veel moeite zou baaren.

E. Ja maar , er is nog zoo veel te leeren
cn te weeten voor iemand, die eerlijk en
met roem door de Waereld wil komen , ge-
lijk gy.

Fr. Is my iets nader en nuttiger dan de
kennis van mijn eigen Vaderland ? Ik brand
van verlangen.

E. Mijn FREDERIK , mijn kind, hoe lief i^
het m.y dit te hooren , en zou ik kunnen
weigeren , om aan een pligt te voldoen , wel-
ke ik aan elk een fchuldig ben ! zoudt gY
van iemand anders , dan van my, uw Vader-
land moeten leeren kennen: — door een aiide^^
in uwe liefde tot hetzelve opgewekt \'^\'^or-
den 5
eh niet door my ? Ik zou al lang iny

hier

-ocr page 88-

\'het V A D E ÏS. I. A N t>.

bier in gckweeten hebben , zoo ik my niet
naar den gewoonen loop had moeten fchik-
ten , en u eer met een vreemd , ■ dan met
xwv eigen volk bekend doen worden. Maar
wy zullen het nu niet langer ultffcellen , nu
ik uwe begeerte merk , en onze taak is af»
geloopen, die wy in de oude Geichiedenisfen,
hadden opgevat. Wanneer zullen
wy beginnen\'?
Fr. Hoe eer hoe beter.
E. Wy zullen er een frisfchen dag toe nee-
men , en ik intusfchen myne aantekeningen
eens nazien.

Frederik reeds door dit gefprek voorino-e-
nomen met het onderwerp, waar over zijn
VADER voortaan met hem haiidelen zoude ,
vertelde zyne Zuster het geen hy onthouden
had , en wekte haare begeerte op , om zom-
rijds ook deelgenoote van deeze onderhande-
lingen te zijn, dat haar gereedelijk werd
CGCgeftaan.

4S

^ ^ ^ ^
•êï- ^ ^

TWEE.

-ocr page 89-

TWEEDE

ZAMENSPRAAK

OVER DE

Gedaante der Aarde aan veele veranderingen ,
door Overfiroomingen, en andere Oorzaaken onder-
worpen. Ons Faderland hieraan vooral bloot
gejleld^ Onderzoek of het uit Zee , aangc
fpoeld is. Oudheid der Duinen. Eige am-
tekeningen van over oude tyden ontbreeken ons
geheel; die van vreemde Jardrijksbefchryve\'
ren zijn zeer fpaarzaanii en wijl het water
merhlyke omkeeringen heeft- veroorzaakt
, is
het meijelijk een denkbeeld van ons Land
in die dagen te maaken. Redenen, waar-
om het egter bewoond is geworden en
; gebleeven.
C^sar , mela punius en
TACiTüs aangehaald y om daar uit ds
gelegenheid van Land en Volk op
te fpooren,

St

t:

d

F. Zal Vader zyne beloften vcf\'*

vullen ?

E. O Ja , mijn Zoon , beloften verbinden
altoos, al zijnze aan den geringflen gedaan,
m zou ik ze dan aan U niet houden , wiens
^. T. \'7 pry-

\' i

-ocr page 90-

At. GEïi\'E\'ENE, A A N M E K.\'^ i N GS N. 451

pryzelyke begeerten ik zoo gaam vervullé ?
,Waar zullen wy van beginnen , ik heb my,
in ftaat gefteld ötn uw leergietige vraagen tc.

beantwoorden.

. Fr. Dat is my van harten aangenaam. Heeft
ons
Faierland altoos de gedaante gehad, wel-
ke het nu heeft ?

E. Neen , dat is er zeer ver van daan. De
geheele Aardkloot draagt overal zyne merktC\'-
kenen van veranderlijkheid, maar meest in
zulke gedeelten , die aan Aardbeevingen en
Overltroomingen zijn bloot gefteld. Het laat-
fte heeft hier zoo veel als ergens plaats.
Fr. Hoe komt dat , mijn Vader ?
E. Ik heb u, wanneer wy de Aardi-ijks-
kunde met elkander behandelden , vooral de
legging en uitgeftrektheid van ons Gemeene-
best aangeweezen, herinner u dat hetzel-
ve zich in het Westen, langs de Noordzee

of grooten Oceaan uitftrekt; - dat het

doorfneeden wordt door groote wateren en Rivie-
ren, welke hoog in
Frankryk en Duitschland, en
zelfs in
Zv/itzerUnd hunnen oorfprong en hier
hunnen uitloop hebben ; en dat ons Land daaren-
boven doorgaans laag , op veele ■ pluatzen maar
even het hoofd boven het water uitfteekt,
op verfcheide anderen , gelijk ik u laatst ge-
toond heb , beneden het gewoone gety is.
Nu kunt gy klaar begrypen , dat wanneer de
zee door den wmd wordt opgezet, en tegen

onze

-ocr page 91-

46 ALGEMEENE

onze jflranden en dyken aangejaagd , of waiT"
neer de rivieren buitengewoon hoog zwellen?
dat dan de laage landen dikwerf overftrooni^
en verwoest worden. Het heugt u inl\'
\'^ij; mers nog in welk een nood ons Vaderlani^

||l| alomme geweest is , in de November ftormef

van- 1775 en 1776.

. Fr. Ja al te wel. Maar waar by komt het
dac onze rivieren zoo geweldig ryzen ? zy
zijn immers zoo laag , en vloeijen zoo effen
in den zomer.

. E. Dat ryzen heefc \'s winters en in het voqr-
jaar meest plaats, wanneer aanhoudende, re-
gens , en overvloedige fiieeuw, fchielijk ge-
fmolten , de rivieren , die zich honderde uu-
xen ver uitflrekken , en waarin zich zoo vee-
ij , Ie wateren ontlasten, doen zwellen. Wan-

ji. neer nu deeze rivieren tefïens opgeflopc

j, ; worden door het ys , of zich in de zee niet

ii ontlasten kunnen, in gevalle dezelve door

jj\' dc ftormen biiitenge-woon hoog is , dan moet

■ alles vol" en eindelijk overloopen, want de

toevloed van bovenwater, uit het gebergte en
de hooge landen, houdt niet op.
. Fr. Zijn er meer landen, die aan zoo veel^\'
gevaaren zijn bloot gefteld ? \'

E. Ja zeker, alle die, even laag als
il aan zee , aan den uitloop der rivieren gele-

jl gen zijn,, deelen min of meer in dezelfde

I

-ocr page 92-

AAT\'M.ETt.KXNGElSr.

gevaaren , hoewel ze misfchien nergens ter
Waereld grooter zyn dan bier.

Fr. Het is dan wonder, dat onze Voorva-
ders verkoren hebben zich in zulk een gevaar-
lijk land neder te zetten l

E. Hoe zult gy u dan wel verwonderen
wanneer ik u zeg, dat er in die vroegfte
tyden nog dyken nog dammen waren: — dat
de zee en de rivieren buiten haare ilranden
€fi oevers gejaagd een vrijen loop hadden,
en dat waarfchijnlijk by eiken fpringvloed het
grootfte gedeelte van dit land onder de gol-
ven bedekt was.

Fr. Is ons Land op veele plaatzen zoo laa®
of laager dan het water, dan moesten dia
landen altoos onder ftaan; hoe konden daar
menfchen woonen"?

E. Dat was zomtijds gebrekkelijk genoeg.
Oude fcliryvers getuigen dat het op fommige
plaatzen twijffelagtig was, of men het land of
water moest noemen. Maar dit is teffens zeker,
dat ons Land niet overal even laag
is. Veele
van onze gronden waren voorheen moerasfen,
mciren
, of uitgeveende akkers, welke de vlijt,
der Inwooneren droog gemaakt heeft. Deeze
kuïinen niet anders , dan zeer diep liggen. Het
oude oorfpronkelyke land is hooger, doch in \'t
algemeen , laag genoeg; zoo men
Gelderland ,
Utregt
en Overysfel, voor een gedeelte uitzon-
dert ,
om door alb hooge Vloeden alomme

over-

47

-ocr page 93-

I;

ÂLGËSÏÈÉ^ÏÈ

overftroomd te worde«. Men meent ook , dât
het vlakke land federt voorige eeuwen merke^
iijk is gezakt, of de oppervlakte van het Wa-
ter hooger geworden. Hier over is men het no^
niet eens.

Fr. Hoe zou dat mogelijk kunnen wezen?

E. Daar zijn er, die zeggen, dat al het laagé
vlakke land, dat wy beWoorien, van ouds Wa-
ter geweest is, en allengskens door de zee is
aangelpoeldi Men belpeuit by
Bologne àan derf
eenen , en by
Dovers aafl den anderen kant
van het
Kanaal, eenerleije gronden, beflaande
uit krijt met vuurfteenen vermengd : dezelve
fchynen aan weerszydeft afgebroken, waaruit
men gist, dat
Groot^Brittanjen voorheen eeiï
Schiereiland geweest, en door een vloed, mis-
fchien den
Cimherfchen , op wiens rekening zoo
veel gefield wordt, van de vaste kust gefchei-
den is. Sedert dien tijd zou ons Land ge-
vormd zijn ; want het gaat gemeenlijk door ,
dat de, zee , het geen ze hier iflflokt, elders
weer opwerpt. Zy zoeken dit gevoelen aannee-
melyk te maaken uit de buitengewoone laagte eri
effenheid van ons
Nederland; - uit de ver-
fcheide floffen waar uit onze gronden beflaan ,
meest al met laagen over elkandereri geipreid ^
—— vooral uit de visch-graaten en Verfteende
visfchen, fchulpen en veenen, die ffleri
hier en daar aantreft. Zulk een aangefpoelde ,

verfchillende en veelal losfe grond, zegt meü

is

\'if
IhHi

lili

4S

m

m

êM i

ÎÏSill

■•h ■\'••\'jj^

lp

Éïfil

-ocr page 94-

A A ÏT M E R K X G S

IS aan eene verftuiving , nltclrooglflg cü bezak-
king, geduurende zoo veele eeuwen bloot
gefteld, en daarvan een ongevoelige verlaaging.

Fr. Zou dat waar zijn ; zou de zee dee^
zen grond wel eer opgeworpen hebben ?
E. Wy zullen eenige van die redenen over^.

weegen.--Men beroept zich ook , dit valt

my nog te binnen, op een Zekere ftad, ik meen
dat het Tovgeren is , nu hoog en ver van zeè
gelegen , in het land van
Luik , waar de zee
van ouds tegen aangefpoeld zou hebben, blykens
de yzeren ringen in \' de buitenmuuren , • waar
aan de fchepen wierden vast gemaakt , en de
naamen van eenige plaatzen daaromtrend ^ ♦
die van de Zee en Zeevaard haaren oor-
fprong zonden ontleenen : maar dit komt
my
vry beuzelagtig voor. De andere redenen,
zijn van meer gewigt:
evenwel kunnen zy
by
my nog niet overhaalen. — Over den oor-
fprong
der Veengronden zullen wy nader«
hand opzettelijk kunnen fpreeken ; dit zou
ons thans te ver afleiden. Dan wat de hoo~
rens. Schelpen en andere voortbrengfelen der zeö
aangaat , die
worden niet alleen in het laage.
land, maat op bergagtige plaatzen in me-
nigte aangetroffen, daar de hooge vloeden
nimmer toegang hadden ; alleen die eene alge-
meene uitgezonderd, welke met den naam van
zondvloed P^^^g onderfcheiden te worden, en
7yne gedenktekenen alomme heeft agtergelaten.

\' I. DEEL. D Wan^

49

-ocr page 95-

ALGEMEENE

so

Wanneer ik de ftrekking van onze kustefl
aan de Noordzee befchouw , blijf ik in bet
denkbeeld , dat ons Land van onheuchelyke ty
den, en waarfchijnlijk altoos bellaan heeft\'
Hoewel ik niet ontken , dat de laage groH\'
den door verfcheide vloeden met verfchilleO\'
de laagen overfpreid, en dus van tijd to^
tijd aangehoogd zijn. Dit kan men niet
twijffel trekken , wanneer men weet, ho®
veel geboomte in ons Land onder de veenaaf\'
de , hét
zand , en de kley nog heden gevoo\'
den en opgegraaven wordt. — Deeze kunneii
niet anders, dan door de vloeden met die ondef\'.
fcheide aardilolFen overdekt zijn.

Fr. Waar komen deeze boomen van daan? *

E, Men neemtze ook wel voor een bewijs vai^
de aanlpoeling van ons Land door de zee ,
zegt, dat ze van eldere zijn gedreeven. Dit zoek^
men daar uit te bewyzen , om dat zy mees^"
in Vuuren hout zouden beftaan, het welk in oiiS ■
land niet valt: maar, wie zal dit kunnen flaan^^
houden, die ziet, met welk een goeden uixü^i
zoo veele foorten van hout thans in ons land g^\'
plant worden ? Allerley geboomte moest vai\'\'
zelfs in een land opflaan, waar de zaaden
boven door de rivieren aangebragt,door de vlo^\'
den alomme verfpreid wierden. Men trof da»^\'
om zelfs Taxis-boomen onder den grond aan
die , fchoon elders behoorende , ook hier zefi^
wel groeijen. Verder —— zoo deeze boom^"^

«li

i\'y;

J

-ocr page 96-

AANMERKINGETSr.

met dc zee waren aangedreeven, zouden ze al-
omme gevonden , en in allerleije rigtingen ge-
vonden worden. — Geen van beiden is waar;
men vondze b. v. in Peel- en Kempeland, in

de Meijery zeer dikwils ; op veele andere plaat-
zen nimmer. — Zy liggen meestal met de top-
pen naar het Zuidoosten, ten
blyke dat zy door
eenen ftorm, en watervloed uit het Noordwesten
omvergeworpen zijn; misfchien al lang voor den
berugten
Cimberfchen vloed, -De oude gron-
den zouden overal genoegzaam even hoog zijn,
200 ze door de zee waren aangelpoeld. DuS
fchijnt bet op bet oog , maar by eene
naauwkeurige meeting wordt het tegendeel
bevonden. Eindelijk indien de zee zulk
een geweldigen brok lands opgeworpen had,
was het zeer waarfchijnlijk , dat dezelve van
tijd tot tijd zou voortgaan, de loop van de
ftroomen dezelfde blyvende , met aarde aan tq
fpoelen: dit ondervindt men op verfcheide
plaatfen; maar nu ondervinden wy het te-
gendeel. Wie weet, hoe veel lands van
onze voorkusten
afgefpoeld is ! wy verliezen
daar nog van tijd
tot tijd grond , en wat ZOU
het zijn , zoo de Zee door de Duinen niet
afgekeerd wierd.

Fr. Hoe komen die Duinen daar ?

E. Ja, frederikI dit is eene vraag, welkers be-
flisflng hier veel afdoet. Zy die het grootfte gedeel-
te van ons Vaderland uit de diepte doen yerryzen,
D 2. zijn

<1

-ocr page 97-

a l g g m ë e n ï

zijn genoodzaakt te ftellen, dat de Zee, wannecf
zy ophield meer land te vonnen, het zand uit
haar eigen boezem heeft opgeworpen , en zich
zelve dus een onoverkomelyken muur ge-
maakt ; maar hun gevoelen is te onwaarfchijn-
lyker.
De Zee zou het land gevormd hebben
dat zoo vkik is , wijl men ziet dat aangefpoel-
de gronden door de golven geëlFend worden,
of gelijk bezakken : en zou dan dezelfde na-
tuurlyke oorzaak, in haare poogingen volhar-
dende , eene volffcrekt tegenfbydige wer-
king doen ? neen de Zee, gelijk wy zei-
den , zou voortgegaan zijn vlak Land te vor-
men , of het by verandering van Stroomen we-
der inflokken ; of alles omtrend in den zelfden
ftaat laaten blyven. Maar de Zee , hoe veel
en veelerley zy by de vloeden gewoon is op
te werpen , kan zulk een keten van heuve-
len niet fcheppen , alle--uit dezelfde ftof

uit Zand, en niet dan uit Zand beftaan-
de ; het welk als met overleg , wel in onge-
lyke hoogten , dog byna overal en hoog ge-
noeg geplaatst is, hooger dan het de golven der
Zee ooit brengen konden, om daar de wagt
te houden en het woedenfte element, dac
zelfs de breede dyken overweldigd , en
fterke
muuren aan ftukken rameit, door eige zwaar-
te af te keeren. "Wel is waar, dat men hier
cn daar brokken veen onder het duinzand
vindt , maar is dit daarom een bewijs, dat

- het

li

-ocr page 98-

aanmerking E N. ■53

?;and met dezelve uit zee is opgefpoeld ? De
veenaarde, die merkelijk ligter is dan het water,
^n by zwaare overftroomingen losgefpoeld, op-
getild ,
door den ftroom herwaards en denvaards
gevoerd, en eindelijk gebragt zijn ter plaatze, waar
dezelve na het vallen van het water gebleeven
is ; men vindt dezelve in grooter of kleiner
overvloed in alle onze Gewesten , en het is
dus niet vreemd, datze ook onder de wijd-
üitgebreide Duinen wordt aangetroffen. Dooi-
gaans treft men het veen in laage gronden
aan maar het wordt ook in
Grmmgerland
en Drenthe, een manshoogte boven den gewoo-
nen grond , op zeer vrugtbaare velden, ge-
vonden, Elders kan het lo en la voeten
haaien. En dus zou men volgens deeze gis-
sing niet alleen de
oorzaak van de verfchil-
lende diepte der veenen , maar ook den oor-
fprong van zeer veele moerasfen en meiren
in ons Vaderland kunnen verklaaren. Ik blijf
ten minflen nog in het gevoelen, dat deeze
Duinen van de Schepping af er geweest zijn,
en zie daarom hier met een der Oofterfche
Diehteren den Vinger Gods, „ die der Zee
het Zand tot eene paale gefield heeft," En
dit zoo zijnde is het zeer zeker, dat ons Land
niet door de Zee is aangefpoeld.

Fr. Dat geloof ik ook liever , want ik zou
Jiiet gaam hebben , dat mijn Vaderland als een
ftroowisch Was komen aan dryven, of by

D 3 ge»

-ocr page 99-

54 ALGEMEENE

geval uit Zee verreezen was. Maar, mijn Vader,
zou God ook zoo wel geen vlak land als bergen
en heuvelen van den beginne hebben gefchapen?

E. Gewisfelijk ja , mijn Zoon. Men vindt
daar door uitgeftrekte vlakten de geheele Wae-
reld door, moesten die daarom alle van de
Zee gevormd zijn ? Gods Wijsheid heeft in
alle zyne werken eene geduurige verfcheiden-
heid in agt genomen , om door de verande-
ring te grooter aangenaamheid, en het mees-
te nut voor zyne fchepfèlen te bezorgen.
Bergen en heuvelen hebben hunne nuttigheid,
maar ook de valleijen en vlakten. Ondertus-
fchen zou er evenwel, al waren de vlakke
en laage gedeelten van
Nederland niet door
de Zee gevormd, eene algemeene bezakking
kunnen plaats grypenindien onze gronden
alle veenagtig of moerasfig waren : maar dit
zijn zy alle niet; zy bellaan voor een groot
gedeelte uit vasté kley , of zand en kley on-
der een gemengd, om van
andere Holten niet te
Ipreeken , die zoo hard zijn, dat zy zelfs het
water niet door laaten; het is, gelijk gy begry-
pen kunt, on waarfchijnlijk, dat deeze ten min-
ften merkelijk laager zouden zijn geworden.

Fr. Zou dan het Water nu hooger zijn,
dan voorheen?

V. Aan het ryzen der binnenwateren althans
kan men niet twijffelen. De Rivieren ^^^n bo-
ven uit het gebergte geftaadig
afvloeijende, voe-
ren

¥

-ocr page 100-

AANMERKINGEN.

■ren eene meenigte ftof en flibber mede, die
<^nder weg, vooral aan het uiteinde van haaren
loop zich op den gi\'ond zetten, v,ranneer de
Zee , waarin zy zich ontlasten moeten, hoog
is. Het bed der Rivieren , dus noemt men
de holligheid waar in zy vloeijen, wordt daar
door allengskens kleiner, en de oppervlakte
Van het water hooger, wijl het in geen min-
der hoeveelheid van boven afkomt. In den
Zomer zijn daar door onze Rivieren op eeni-
ge plaatzen zoo droog, dat zy niet kunnen
be vaaren worden.

Fr. Ik zie nu klaar, dat ons Land eene ge-
duurige verandering heeft moeten ondergaan,
fchoon het even oud is, als andere Landen.

E. Zulk eene verandering ! dat het zeer
bezwaarlijk valt deszelfs aloude gedaante te ont-
dekken. Ik zou u egter daar van gaarn
eene naauwkeurige aanwyzing doen, en heb
my ten dien einde alle moeite gegeeven , om
dezelve by onze Schryvers op te fpooren
maar lang te vergeefsch. Hoe meer ik vee-
len hunner met elkander vergeleek , hoe min-
der ik iets, dorst
vastftellen.

Fr. Waarom niet. Vader ?

E. Alles wat wy van den ouden ftaat dee-
zer Landen weeten, hebben wy aan vreem-
den , aan juuus
ciesar , aan mela , aan pli-
TACiTus , voomaamelijk
te
Voorvaders zelve hebben
D 4 gee-

Ï^IUS

en aan

danken. Onze

-ocr page 101-

jö a l g e m e-e n e

geene ■ gedenk-fchiyvers uitgeleverd. Maar
deeze Vreemden hebben zich meer toege-
legd om humic eige bedryven, en de gewoon-
ten der Volkeren , waar onder zy verkeerden ,
dan derzelver Landen te fchetfen. Zy zeggen
cr egter allen iets van, maar kort, en als in

het voorbygaan. - Daar en boven, hoe ver

de Grieken en Romeinen het in veele opzigten
mogen gebragt hebben , in de Landmeetkun-
de , en Aardiijksbefchryving waren zy ver-
re beneden
ons. Wy hebben daarom geene
egte aftekeningen van den alouden ftaat
yan ons Land, deeze zouden waarlijk onbe-
taalbaar zijn.

Fr. Ik meen evenwel oude kaarten van Ne-
derland
gezien te hebben.

E. Dat kan wel zijn : maar deeze kaarten
heeft men naar de zeer onvolkome befchryvin-
gen der Ouden , of liever naar zijn eige be-
grippen ontworpen , daar van daan zijn die van
CLuvERitjs , ALTiNG , Van LOON , en anderen,
zoo merkelijk van clkanderen onderfcheiden,
:zonder dat men op een derzelve met zeker-
heid kan aangaan , anders was deeze ce kort-
fle en gereedfte weg om u den waarfchijnly-
ken toeftand onzer -gewesten te vertoonen. De
kaarten van
ptolem^^.us , een landbefchryver
die ten tyde van
marcus aurelius anxonintfs
in de tweede eeuw na christus gebloeid heeft,
gijn dQor
aqathod^mon in laatci: tijd zeer gebrek-

ke.

-ocr page 102-

aanmerkingen.

kelijk gemaakt naar zyne befchryving. De tafelen
van PEüTiNGER, gelijkze doorgaans genoemd wor-
den, zijn de allcroudfte gedenkflukken van dien
^art door
coenraad celte , het eerst ontdekt en
door
c. PEÜTINGER uitgegeeven , naar wien ze
haaren naam ontvangen hebben. Wijl het niet
Waarfchijnlijk is , dat zy vroeger , dan ten ty-
de van Keizer
constantyn gemaakt zijn ,
hoewel de tekenaar zich van ouder flukken
kan hebben bediend , zijn ze ook al niet vol-
doende , om den allervroegften ftaat van. ons
Land , daar uit op te maaken.

Fr. Dat moeit m3^

E. My ook. Het eetfte verfchil beftaat
in de bepaaling van den loop der Rivieren ,
die ons Land doorfneeden hebben , en nog
doorfnyden , en wel voomaamelijk van den
^hijn. Zommigen fchryven den zeiven twee ,
anderen drie , anderen meer uitloopen toe in
de
Noordzee.

Fr. Ik meende dat de Rivieren denzelfden
loop behielden , en dat men dien altoos ge-
makkelijk kon nagaan.

E. Geenzins. Zomtijds raaken de rivieren ,
of een derzelver takken verftopt. Zomtijds
maaken zy by het ontmoeten van een of
ander laag land door het zelve zich eene ope-
ning , om haar water , langs een nieuwen
\'"^eg te ontlasten , gelijk met den
Rbijn en
D 5 de

57

-ocr page 103-

ALGEMEENE

de Maas gebeurd is. — Zomtijds wordt
door menfchen bedrijf om zekere redenen
een ^merkelyke verandering en afleiding in
den ouden loop der Rivieren te weeg ge-
bragt. Zoo hebben weleer
drusus en corbu-
LO door hunne doorgraavingen den Tsfel en
de
Maas met den Rhijn , vereenigd. En de
doorfnydingen , by Pandiren en Westervoort ,
welke laatfte eerst onlangs gefchied is, leeren
ons van welk een invloed deeze kunnen zijn.
Daarentegen worden ook de rivieren wel eens
door binnenlandfche meeren, die zy zelve door
overftroomingen gevormd hebben , of zeën, als
het ware verzwolgen , ten minsten in haar
waaren loop geheel of ten deele onnagaanbaar.
De verdronke landen of het
Biesbosch by Dor-
drecht
, daar men te vooren 7 a volkryke dor-
pen , en veeryke weilanden vond, zoo men

de overlevering gelooven mag: -- maar

vooral- de Zuiderzee , die ontzachelyke plas,
welke niet dan by helder weer op enkele
plaatzen kan overgezien worden , kunnen hier
van tot voorbeelden vertrekken.

Fr. Ik heb ondervonden, toen ik van Am-
flerdojjt nsax Harlingen
voer, welk) eene zee
dit is, maar is zy van ouds zoo groot niet
geweest.

E. Geenzins , er was niet meer, dan een
binnenlandsch meir. Boven en
beneden hetzel-
ve

-ocr page 104-

aanmerkingen.

Ve vloeide de noordelyke arm van den
^hijn. Of liever , deeze rivier ontlastte zich
^ïï het uiterfte einde van dit
meh, om aanftonds
Itóaren loop te hervatten. Voorts waren het wei-
landen en bofchen. Hier en daar zijn over-
blijffels ontdekt , welke geen twijffel over-
laaten, of het grootfte gedeelte van deeze
Verbaazende binnenzee is land geweest: dau
door herhaalde overftroomingen hebben zich
de rivier , het meir , en de zee met elkan-
der vereenigd ; de laatfte als de geweldigfte ,
gelijk het doorgaans gaat onder de
menfchen,
die zamenlpannen , om eens anders goed te
bemagtigen , heeft eindelijk alleen de overhand
behouden , en van deeze vrugtbaaren oord zijn
niet meer, dan eenige hooge brokken overge^
bleeven ; de rest is in een zouten poel ver-
hinderd.
Van de Rivier is alleen het bovenfté
deel in

Zuiderzee ontlast.

Fr. Hoe veel lands heeft dan de zee niet
ingeflokt !

E. Wie zal dit berekenen, zoo lang men
met eenige zekerheid niet bepaalen kan , hoe
groot het oorfpronkelijk meir geweest is:
maar veel minder kan men nagaan , wat de
Noordzee al van onze ftranden heeft afge-
koeld. Wanneer men bedenkt , hoe zeer de-
in de laatfte tyden zijn afgenomen ; zal

dit

50

weezen , dat zich als nog in de

-ocr page 105-

6o A L\' G E M E S N

dit zeer aanmerkelijk zijn. Dit hebt gy onlangs
te
Scheveningen gezien, waar het oude dorp,
en de dorpkerk reeds in zee begraaven liggen,
en het nieuwe gebouw, dat agter de huizen
binnenwaards geftigt was , nu weder kort by
de duinen, en vooraan in hét dorp ftaat,
wanneer men uit zee komt. Hier van kost
het onderhoud van de zeeweeringen tusfchen
Petten en Kamp , ter lengte van niet meer
dan 8 a 900 roeden , waai- het duin reeds
weg is , zoo veel moeite en onderhoud. Ver-
fcheide millioenen zijn hier reeds verfpild. Al-
les wat de konst en vlijt vermag is aange-
wend , en nog kan dit hoelqe lands niet dan
al wykende ter naauwernood tegen de woede
der zee verdedigd worden. j

Fr. Is dit het Hondihosch , daar ik zoo dik-
werf van heb hooren Ipreeken ?

E. Regt , mijn kind. Misfchien zijn de
banken , die voor onze ftranden liggen , niet
anders dan overbiijfTels van het overweldigde
Land. Nog een overtuigend bewijs, van het
geen de zee van tijd tot tijd ingezwolgen
heeft, vindt men in de beide grondvesten
van oude gebouwen, welke nu ver in zee lig-
gen , waar van het eene in zommige tyden ,
by eene zeer laage zee wel eens te voorfchijn
komt , en dagen agter een te zien is, gehjk
het my zelf heeft mogen gebeuren, dui»
,;zenden, van deeze zeldzaamheid ooggetuigen te

li

liliV"

liii

-ocr page 106-

A Ä N M E B. K I N G E N. dt

Zoo dit gebouw al\'geftaan heeft, niet
den binnenkant der duinen , maar op het
Vaste ftrand onmiddelijk aan zee, daar men
■anders
niet gewoon is\' kasteelen , of fterkten
te bouwen , kan men gisfen , welk een ver-
Hes wy hier meer., daar minder langs on-
ganfche kust geleden hebben. En dit ver-
lies zal veel grooter zijn, indien het waar
\'is, dat dit overoud gebouw wel eer in een
aangenaamen, vrugtbaaren , wel bebouwden
en bewoonden oord tot een fterkte of burgc
is aangelegd, en derhalven
in een aanmer-
kelyken afïland van de zee, waar over wy
in \'t vervolg zullen moeten fpreeken.

Fr. Zijn de duinen dan niet altoos digt
aan zee geweest, of was er zoo veel voor-
land?

E. Misfchien meer dan nu , maar niet zoo
veel als de afltand van de duinen tot die fon-
damenten thans is.

Fr. Of waren de duinen dan toen zoo veel
zwaarer en breeder, want Vader heeft im-
mers gezegd , dat God dezelve voortgebragt
heeft;
dus moetenze van den beginne daar
ter plaatze geweest zijn.

E. Uwe bedenkingen zijn my altoos aange-
naam , en een blijk dat gy uw
oordeel ge-
bruikt. —— ^ De duinen zijn
er zeker altoos
"\'\'■«est, maar niet bepaaldelijk op dezelfde

plaats ,

-ocr page 107-

ALGEMEENS

plaats , daar gy ze nu vindt. Zy zullen ook
afgenomen zijn : wanneer de hooge zee met
woedende golven het geheele llrand bedekt,
en tegen de duinen geweldig aanbost, dan
ftortenze dikwerf over, daar ze fteil zijn,
en er wordt een groote menigte zand weg-
gevoerd. Maar de grootfte verandering onder-
gaan \'de duinen door overftuiving. Wanneer
de zeewind van over zulk eene onmeetelyke
vlakte , waar uit hy fterker waait, dan uit het
land met kragt wordt aangevoerd, en zijn eer-
iten tegenftand in de duinen ontmoet, wordt
het losfe en drooge zand opgetild , en over
de kruinen heen geworpen , en\' deeze nanxur-
lyke dyken zijn dus allengskens door een on-
zigtbaar vermogen landwaards in gekruid. In
het kleine kan men deeze uitwerking van den
wind, op de zandheuvels in de
Veluwe en el-
ders daar uit geftrekte heijen zijn ,
op onbe-
groeide plaatzen waameemen : hoe veel te meer
aan zee, daar het zand zoo veel guller en de
kragt van den wind zoo veel grooter is. Wan-
neer wy eens te
Petten komen, voorheen een
aanzienlijk vermaard zeedorp , zal ik u toonen,
hoe deeze ongelukkige inwooners telkens voor
het overfluivende zand en de landwaards in nade-
rende duinen , den wijk hebben moeten
nee-
men , wilden ze met hunne huizen en goe-
deren niet onder dezelve begraaven worden ;
waar door hunne voorige
wooningen moesten

af-

m
1

11

ll\'l

t^ilsl

m

: *

-ocr page 108-

a a n m e r k i ïsr g e n-. 63

afgebrooken , hunne weilanden overflelpt, hun-
oesterputten gevuld, en hun geheele wel-
waard bedorven zijn geworden.

Fr. Dat is beklaaglijk, voor deeze arme
lieden, maar zijn daar geene middelen te-
gen ?

E. Dit verfchaft bezigheid, aan zeer veele
menfchen , welke jaar op jaar in het beste
faizoen werk vinden , om de duinen zoo veel
mogelijk in orde te houden, en voor de over-
ftuiving in den winter te beveiligen. Dog van
dit alles zullen wy by eene andere gele-
genheid fpreeken. Het geen ik u nu zegge, zijn
niet dan eenige algemeene aanmerkingen, die ik
u by voorraad mededeelom u te doen begry-
pen, welke verbaazende veranderingen door her-
Wlde ftormen en overftroomingen , waar van
lïien meer dan honderd en vijftig opnoemt, hier
zijn voorgevallen, — vooral aan de kusten , in
den loop en de monden der rivieren. Hoe
zou men dan met de vereischte naauwkeurigheid ,
daar ons oude uitvoerige befchryvingen ont-
breeken , thans eene van den ouden ftaat van
ons
Land kunnen ontwerpen ?

Fr.Neen, dat is niet mogelijk. Maar —— wat
zal er eindelijk van ons Vaderland worden ?
Ter naauwernood zijn wy het gevaar van
ee-
tie onherftelbaare verwoesting, geduurende zoo
\'^eele eeuwen ontwecken ,
waarin ons eèn
®*^S®lukkige nagt nog zou kunnen doen omko-
men.

-ocr page 109-

1

A l G e m e e n Ë

men. Het is wonder, dat onze • Voorvaderen
geen ander land hebben verkoren, daar zy met
meer gemak en veiligheid zouden hebben kun-
nen woonen; of dat hnnne nakomelingen dee-
ze gevaarlyke landen niet al lang reeds weder
verlaaten hebben , , om verder van de zee zich
neder te zetten.

E. Ik zal nu op deeze uwe bedenking ant-
woorden. Na het my toefchijnt hebben deeze
myne aanmerkingen tot nog toe eene gansch
andere uitwerking, dan ik bedoele. Zoudt gy
zoo ligt befluiten kunnen , het land daar uwe
ouders , uwe voorouders zoo veele voetflap-
pen hebben ingedrukt , vaar wel te zeggen ?
zoudt gy op eenig ander zoo veele , en zul-
ke naauwe betrekkingen kunnen krygen ? is er
ergens een land dat u zoo dierbaar kan zijn?

Fr. Neen , mijn Vader , geen ander land !
vergeef het my.

E. Zeer gaam : ik weet wel, dat gy de
gevolgen van uw voorftel niet
had doorgezien.
Het kwam wel eens op in Heden , die veel
ouder en vpyzer waren , dan gj?-, en daarom
ben ik blyde, dat gy my gelegenheid geeft
om het op te losfen. —— „ Maar zal men
zeggen
de eerfte Inwooners hadden die betrek-
kingen niet :" dat is zoo. De Goddelyke
voor-
zienigheid begeerde egter dat deeze landftreek ,
zoo wel als alle andere , die zy ter inwoo-
ning van mensch en dier
gefchikt had , ja

dee-

64

m-

.fi

Ji

. Sir
i

-ocr page 110-

A A W M E R K -I N G E N.

^ceze vooral, waar mee zy zoo veel voor had,
ïioude beflagen worden. Zy wierden daarom
door een onzigtbaare hand herwaards geleid :
de
gevaaren , met welke zy en hunne kinderen
zouden te worftelen hebben,wierden wijslijkvoor.
hunne oogen, gelijk het meer gebeurd, verbor-
gen gehouden , en zy zagen ze eerst , toen zy
aan begonnen te gewennen. "Wy zullen egter
\'t vervolg bewyzen genoeg vinden , dat het
cr zoo niet gefchapen was, als men zich door-
gaans verbeeldt.
In kleinen getale zijnde, konden
Zy zich
in \'t eerst op de hoogfte en veiligfte
plaatzen , in de vrugtbaarfte en bekoorlijkfle flree-
ken nederflaan; maar drong de vermenigvuldiging
hun allengakens zich verder uit te breiden; de
gemakken en voordeelen van fcheepvaart en vis-
Icheryen deeden veelen zelfs de oevers
der rivie-
ren , en de zeekusten boven het landverblijf ver-
kiezen. - Laaten wy ons niet al te zeer over

de overtollige menigte water beklaagen, dat zich
in en rondom ons land bevind. Het heeft veel
"^\'an onze beemden vernielt, maar ook veele
andere
, die te vooren niet dan moerasfen wa-
ren ,
door eene geduurige bezakking van flib
en modder by herhaalde overftroomingen tot
grasryke weiden , en \\Titgcbaare koorenakkers
gsirtaakt. Men vindt nergens grooter verfcheidcn-
heid van gronden.van allerleije foorten, het wel-
Ons gelegenheid geeft, om veelerleije graanen ,

moeskruiden en houtgewasfen, —• ook Uitland-
^ ßEEr,. ■ E fche

-ocr page 111-

CG algemeene

\'fche aan te kweeken, indien men zich dit voor-
recht maar wist ten nutte te maaken, gehjkeens
onvermoeide navorfching, en gepaste vermenging
van de kley uit onderfcheide gronden van ons
Vaderland , ons buiten twijffel in ftaat zou ftel-
len , om zoo
wel fyne porceleinfabrieken , als
aarde- en tichelwerken aan den gang te houden,
op dat wy het vreemde, vooral het Engelfche,
mogen ontbeeren.
Al kennen wy dan geene
goud of zilver aderen in ons Vaderland , het
heeft egter boven en behalven de vette bouw-
landen en onvergelykelyke weiden , ook zyne
mynen , welke aan de vlijt fteeds bezigheid
en voordeel verfchafFen kunnen. De veenen
zelve leveren een onuitputbaare goudmijn op. —•
Wy hebben duizend gevaaren door het water
uitgeftaan, maar ook duizend gemakken en
voordeden van hetzelve genooten, en genieten
ze nog boven zeer veele andere vtolken. Wy
worden door veele onkosten bezwaard , die wy
eeuwen lang gedraagen hebben, en in eene toc-
neemende menigte zullen blyven draagen: maar
wy verorden door even dezelfde ftroomen, rivie-
ren en zeen in ftaat gefteld, om het te kunnen
draagen , en, zoo \'t God belieft, uit te
houden.
Waar denkt gy dat de meefte , en meest ver-
mogende menfchen in onze Nederlanden "\'too-
nen ? - juist daar, daar de
grootfte gevaaren

van het water geleeden, en de kosten
tot bevryding gemaakt worden. -
-- Waar zou-
den

-ocr page 112-

AANMÉRKINGËi^i

Oiize rijkdommen blyven, indien een gedeel-
derzelve ook niet langs zulke kanaalen
Wierde afgeleid , en onder de fchamele ar-
^?iders
verlpreid. Moet er by ongemeete Tom-
ben eene geduurige zorg en overleg gepaard
, om ons Land met pompen boven te
houden ; wy hebben reden, om een land dat
"^ns zoo veel gekost heeft, even als goederen ,
zuur gewonnen zijn , zoo Veel te waar-
der te houden ; — en in plaats van ons
door nydige nabüureA te laaten verguizen , die
ons
wel eens by Vorfchen Vergeleken hebben,
welke uit hunne poelen en moerasfen kyken ^
laaten wy er ons op beroemen , dat
wy een
land bewoonen , het Welk wy voor een groot
gedeelte aan onze\' eige zorg en vlijt mogen
^iank weeten , en het welk zoo dra weder
zou verdwynen ,
als wy er de hand aftrokken.
Waarom de Zeeuwen, te recht, een leeuw,ter
halver lijf, uit de golven fteekende, tot hun
Wapen voeren , met het omfchrift,
luBor
emergo :
ik worftel en kom het te boven.
Inderdaad, even deeze gefteldheid van het land
deed veelen der inwooneren zoo zeer aan het
Water gewennen , dat zy het boven de aarde
\'^ot hun
Element verkooren , waar door ner-
gens ter waereld een kleine plek gronds zoo
Veele en Külke
uitmuntende zeelieden oplever-
> aan welken wy
onzen ouden roem en

gi^ootheid meest te danken hebben. En---

E 2 F(R.

-ocr page 113-

6% A L g e m e e n e

Fr. Gy hebt my ten vollen overtuigt, mijn
Vader !

E. Laat ik er dit nog by voegen, er moet
toch geene de minile bedenkelijkheid overbly-
ven : — en zouden al onze aangewende vlijt
en kosten nog te vergeefsch kunnen zijn, zoo
God ons niet bewaarde , laaten wy ons zoo
gedraagen , dat wy ons gerustelijk mogen aan-
beveelen aan de zorg van.dat Wezen, dat over
wind en zee het opperbevel voert, op dat
hy „ ons vmgtbaar
Land tot geen zouten
grond Helle , om de ■ boosheid der geenen,
die daar. in woonen." Indien de gevaai-en ,
die wy boven andere volken te lyden
hebben , ons voor hunne dwaasheden mog-
ten bevryden, en in deugden doen uitmun-
ten , zouden wy even daarom te gelukkiger
zijn.

Fr. Vader heeft daar even gelprooken van
de tafelen van------

E. Van PEUTiNGER, zljt gy hier nieuws-
gierig na ? - het is wel ik zal u dezelve

op een anderen dag laaten zien. Wy zullen
nu overgaan , om zoo veel mogelijk de oude
gelegenheid van ons Land, ten minllen van
het voornaamfle gedeelte na te fpooren , uic
den loop der Rivieren , en de
weinige be-
rigten, welke de oudfle Schryvers, die ik
u ftraks opnoemde ons daar van hebben na-
gelaaten. Ik heb dezelve uitgetrokken en

ver-

-ocr page 114-

AANMERKINGEN. 69

^^itaald. Na dat ik te vergeefsch verfchei-
^^ laatere Schryvers had geleezen , en met
alkander vergeleeken , ondervond ik ook in
dit
geval , het altoos best is tot de

oudfte en eerile bronnen op te klimmen.
Wy zullen beginnen met
cäsar , een man,
die zich zoo wel door de pen, als door deu
degen een onfterflyken roem heeft verworven.
Hy was de grondlegger van de
Romeinfche al-
leenheerfching, en heeft geleefd voor de ge-
boorte van CHRISTUS , welken gy weet, dat
ten tyde van Keizer
augustus , deeze was
zyn opvolger , voorgevallen
is. Zie daar, lees
het geen hy in zyne aantekeningen over den
Gallilchen Oorlog^ ruim 50 jaar voor
christus
geboorte opgefteld , in het vierde boek , het
tiende hoofdftuk, gefchreeven heeft.

Pr. „ (*) De Maas vloeit uit het gebergte
^\'^g^fus, op de grenzen der Lingmm, en

een

(*) Mofa profluit ex inonte Vogefo, qui est iti
finibus Lingonum , & parte quadam Rheni recepta,
qu£e appellatur Valis , infulam efficic Batavorura, ne-
l\'^ie longius ab eo millibus. pasfuum. LXXX in Ocea-
nijm tranfit. Rhenus autem oritur ex Lepontiis,
lui Alpes incolBnt, & longo Ipatio per fines Nan-
tuatium, Helvetionira, feqiianorum, Mediomatricorum,
\'i\'ribocorum, Trevirorum citatus fertur: & «bi Occa.

appropinquavit, in piures diffluit partes, multis in-
gentibusque infulis elFeftis, quorum pars magna a

E3 ferls

-ocr page 115-

ALGEMEEN

een zeker gedeeke van den Rh jn , het welk
de Waal genoemd wordt, ontvangen hebben-
de , helpt zy het Eiland der
Batavieren vor-
men., en valt niet verder dan 80,000 fchree-
den van daar in zee. Maar dc
Rhijn ont-
Ipringt uit het land der
Lepomen , die de JI-*
pen
bewoonen , en legt een langen weg met
veel fnelheid af, door de landpaalcn der
Nan-
tuatiers ,
der ffelvetiers, der Sequaanen , der
Mediomatricm, der Trihocers, der Treviren,
En wanneer hy aan de Zee genaderd . is ,
verfpreidt hy zich m verfcheide takken, en
maakt veele en groote eilanden , voor het
grootfle gedeelte van woefle en barbaarfche
natiën bewoond, waar onder gevonden wor-
den , welke men meent, dat van visfchen en
eijeren van Vogelen leeven. Eindelijk vloeit
hy door verfcheide monden in Zee." —
E. Op deezen volgt
pomponius mela een oud
aardrijksbcfchryver , een
Spanjaard van geboor-
te , die onder de Roomfche Keizers
tiberius,
caligüla en claudiüs gclecft heeft. Het geen
hy zegt in het tweede hoofdftuk van zijn der-
de boek , verdient uwe opmerking.
Fr. „ De Rhijn uit de Alpen afdaalende ,

vormt

feris babarisque nationibus\' incoHtur, ex quibus funt,
qui piscibus atque ovis aviutn vivere exift""^"\'^\'^^
i
inultisque capitibus in Oceanum influit. -
Qj Ilhenus ab Alpibus decldens, p^op^ ^ eapite dcos

lacus

70

11\'

Llijj;.
; ■lii;»

tf
ÏM

Pi

-ocr page 116-

aanmerkingen.

Wormt digt by zijn begin twee meeren, het
^meteren het
Acmiisch meer. Hier op
langen tijd eenzaam en in een zelfde kil be-
hendig voortvloeijende , wordt hy niet verre
Van de zee hier en daar verfpreid, maar- ter
linker zyde blijft hy ook dan een Rivier, en,
tot dat hy uitvloeit, de
Rhijn : daar hy ter
^egter zyde eerst eng en aan zich zeiven ge-
lijk , na dat zyne oevers wijd en ver van
een wyken, een groot meer uitmaakt, dat de
landen heeft vervuld , en
Flevo genaamd
wordt : en voorts een eiland van denzelfden
naam omvattende , wordt hy wederom enger,
en ontlast zich in
de gedaante yan eene rivier
in zee."

E. Niet lang na mela fchreef plinius secun-
^us, bygenaamd de Oude, die onvermoeide na-
■^\'orfeher der Natuur; wiens aantekeningen nog

zijn , fchoon zy het geheele vijftiende

ka

hoofdHuk v\'an het vierde boek uitmaaken: eg-
ter

lacus efficit, Venetum & Acroniura. Mox diu folî-
dus & certo alveo lapfus, haud procul à mari
hue & jjiuc difpergitnr, fed ad finistram amnis etiam
tum & donee effluat Rhenus, ad dextram primo
angustus & fui fimilis, post ripis longé & late
recedentibus , jam hq^ g^nis fed ingens lacus , "bi
campos implevit, pievo dicitur
: ejusdemque nomi-
^is infulaiQ araplexus , fit iterusn arftior, iterumque
fluvius emittitur,

E4

71

-ocr page 117-

L G E M E E N

ter zijn zy zeer beflisfcnde en van deezen in-
houd: (■1) „ In den
Rhijn zelf is. het zeer edel
Eiland der
Batavieren, der Caninefaaten , om-
trend 100,000^ fchreden in de lengte , en dc
andere (eilanden) der
Friefen, der Cauchen,
der Frißabonen , der Sturiers, der Marfatitrs,
welke by elkander liggen tusfchen Helium en
Flevim. Dus worden de monden genaamd,
door welke de
Rhijn in zee vloeit, na zich
ten noorden in meeren, ten westen in de
Rivier de
Maas te hebben uitgeffcort. Door
een anderen mond, welke tusfchen deeze bei-
den in is , behoudt hy een middelmaatigc kil,
die naar zynen naam genoemd wordt."

Tacitus een Romeinsch Ridder , die onder
VESPASiAAN , gezaghebber van het
Belgisch
Gallien
, en naderhand, zoo men meent,
Burgemeefter te
Romen. geweest is , een uit-
muntend gefchiedfchryver komt hier vooral
in aanmerking ; cn wy zullen meemiaalen tot
hem onzen toevlugc moeten neemen , wijl
hy ons het volledigst berigt geefl van de

ze-

1  In Rheiio ipfo , prope ceHtiim m. p. iii Ion-
ghiidineni, nobilisfima Batavoram infula, Canncinifa-
U)in, & ali© Frifidrnm , Caischorum , Frifiabonum ,
Sturiornm , Miirfatiorum , qua; llerniintur inter
Helium ac FJeumn. Ita appellantur ofiia ,
effafus Rhenus , afa feptentrione iii lacus» ^^^ o.cci-
dente m amneni Mofaiii, fe fpargit: medio inter ha;<j
ore , modiciun Nominis fui
custodiens alveum.

-ocr page 118-

aanmerkingen.

zeden en bedrj\'ven der Germaanm in \'t ge-
sneen , en der oude inwooneren van dit Land
liet byzonder. Onze Ridder
hoofd , wel
^Cr Drost v£in Midden, heefc hem vertaald , en
gelukkig in zynen korten zaalayken ffijl nage-
^\'olgd. Zie daar , lees , wat hy van het Ei-
land der
Bataviereji zegt in het tweede van
zyne Jaarboeken , in het midden van liet zes-
de hoofdfluk.

Fr. „ (1) Het Eiland der Batavieren, werdt
tot yerzaamplaats gefteld, om \'t gemaklijk aan-
leggen , en welgeleeghen om- \'t heir te ontfan-
ghen , en den krijgh oover te fcheepen. Want
de
Rhijn, vlietende met eenen doorgaanden
Idl , oft maatelyke eilanden ommevloeijende ,
deelt zich aan \'t begin van den
Batavifchen
ï^kker aan twee ftroomen en behoudt zynen
naam , en heftigheit van loop , daar hy
Qer-

ma-

73

1  Infula Baïavorum, in quam convenirent prÊedifta,
ob faciles adpulfus,accipiendisque Gopüs, & transmitten-
dum ad beilum opportuna. Nam R^ieniis uno alvea
continuus, aiit modicas infuias circumveniens , apud
principiura agri J3atavi velut iii duos ainnes divi-
öitur : fervatqne nomen , & violentiam curfus , qua
^^ermaniam prœvehitur, donec oceano misceawr ad
Gallicsm ripam latior & placidior .adfluens, verfo cog-
\'^oinento Vahalem accolœ dicimt : quoque

mutat Mofa flumine, ejusq ; immenfo ore
cundem in eceaiiuin effundïtur.

E 5

-ocr page 119-

74. ALGEMEENE

manien voorbyftreeft, tot dat liy zich met den
Oceaan vermengt, lanx den
Gallifchen oever
breeder en zachter heene vloeijende ,
wordt
hy met omgekeerden naame van de bywoon-
ders de
Waal geheeten: thans verandert hy
deezen naam meede in de ftroom van de
Maas , en komt door den gew^eldighen mondt
der zelve , in denzelven Oceaan uitftorten."

E. Ik heb er niets op aan te merken, dan
dat
TACiTUS , die geen woord te vergeefsch
gebruikte , zegt , „ dat de
Rhijn aan \'t begin
van den Batavifchen akker, of het land der
Bü\'
tavieren, als \'t waare , (yelut) verdeeld wordt
in twee ftroomen of rivieren" , en dat ik op
\'t laast liever leezen zou „
jiraks verandert
hy deezen naam."
Tacitus heeft mox. ——
Daar hebt gy mijn Zoon de voomaam-
fte aanwyzingen van het Land uwer Voorva-
deren , en van de rivieren die het zelve beiproei-
den ,
welke wy by de oudfle Schryveren aan-
treffen. Herlees dezelve met aandagt, en ver-
gelijkze met de landkaarten van
ortelius , van
cluverius, van cellarius , van alting, van
van- loon "en van wagenaar. Zie welke van
deeze meest met de opgegeeve bepaalingen
yan jULius
C-esar , mela , plinius en taci-
tus
, volgens uwe gedagten overeenftemmen :
èn raadpleeg eindelijk de wijdloopige voorrede
van den
Marquis de st. simon , hy

voor zijn kostbaar werk, de ooi-iogen tusfchen

de

-ocr page 120-

aanmerkingen.

de Romeinen en de Batavieren geichreeven
heeft. Gy zult er veele plaaten en kaar-,
ten tot opheldering in vinden.: van de laat-
fte moet gy u
voornaamelijk bedienen , om
het denkbeeld , dat hy zich volgens de even-
gemelde Sehryvers van dit voortreffelijkst ge--
deeke van ons Vaderland gemaakt-^ heeft, des
te beter te kunnen bevatten. Wanneer gy hier
niede gereed zijt, zullen wy onze zamenfpraa-
ken voortzetten. ^

Fr. Zal ik hier wel uit komen , mijn Va^
der? - "

E. De beginfelen van alle zaaken zijn moeije-
lijk, maar de voortgang, wanneer men de
vrugten van zijn vlijt mag plukken, wordt
^es te aangenaamer. Waf moeite wendt men
aan , om de woonplaatzen van zom1
"^^^ge oude volken , die niet half zoo beroemd
zijn , als de oude ingezetenen deezer Landen,
en op welke wy geene andere betrekking heb-
ben , dan dat zy menfchen geweest zijn, te
leeren kennen ! My valt te binnen, dat
clu-
Verius
betuigt, dat hy het zich fchaamen zou
geen moeite mee anderen te hebben aan ge-
wend , om de gelegenheid en de grenspaaleii
van een Land te ontdekken , daar hy wel niet
gebooren was, maar een lang verblijf en vee-
le weldaaden genooten had ; en hy toont ook
zyne verhandelingen , welke hy opzettc-
iyk over de 3 takken en uitloopen van den

Rhijn

75

-ocr page 121-

76 ALGEMEENE AANMERKINGEN.

Rhijn gefchreeven heeft, dat hy geene moei-
te heeft ontzien , fchoon hy zommige vermaar-
de mannen van ons Land wel met meer hefchei-
denheid mögt behandeld hebben. De bovenge-
melde Heer de
st. simon, kan tot een ander
doorluchtig voorbeeld llrekken, en gy zult zien,
wat
al nafpooringen zich deeze Franfche Marquis
heeft laaten welgevallen: hoe veel te meer
moeten wy
Nederlanders ons deeze moeite ge-
noosten! Stel u dezelve intusfchen niet te
zwaar voor:
ik zal u in \'t vervolg alle mo-
gelyke
handleiding geeven , maar begeer , • dai;
gy uwe kragten beproeft, en zelf denkt.

# »

^

m

\\m

DER"

-ocr page 122-

D e K D E

ZAMENSPRAAK

OVER DE

f^er/chillende, maar veelal verkeerde wegens die
men ingejlagen heeft, om
caesar, mela,.pli-
Nius en TAciTus overeen te hrengen. De Plaats
waar
cmsavl zyne meeting begonnen heeft ^ is
daar de Waal en Maas elkander voor het eerst
ontmoeten. De rekening van
plinius neemi
een aanvang, daar de
Waal uit den Rhijn
vloeit by Lobeth, en geeft de lengte op
van hst Eiland der
Batavieren. Be loop -
van den
Rhijn volgens plinius en me-
I.A. Deeze rivier ontlastte zich ook by
K atwijlc, en door den Flevus. Dseze tak
van dm Rhijn, het meer en Eiland
van dien naam nagefpoord in de
Zuiderzee , mlke van ouds meest
land ge^\\,\'eest is. Of de
Rhijn
meer uitloopen gehad hebbe ?
Tacitus met de drie voorige
Schryvers overeejigebragt, enz.

E

Heefc FREDERiK nu mijn raad opgevolgd?
Fr. Ja Vader , maar er is zeer veel over-
geblceven , waarin ilc uwe onderrigting noo-
dig
heb. Alle de kaarten die ik nagezien heb

ver-

-ocr page 123-

ö e ï. 0,0 p dér

verfchillen zeer veel van eikanderen , en geen
van alle voldoen aan het denkbeeld , dat ik
ïïiy gevormd " had uit de korte opgaave der
oude Schiyveren , hoewel ik deezen ook niet
wel met elkanderën weet overeen te brengen.

E. Waar in verfchillenze dan naar uwe ge-
dagte.

Fr. Julïüs C^sar fpreekt van 80,000 en
pLiNius van 100,000 fchreeden.
C^sar ,
TACITUS en PLiNius zéggen dat de Maas en
de
Rhijn zich Vereenigen, waar van Mela
niets meldt. Deeze maakt zoo wel als pli-
Nius gewag van een meer of meeren waar in
de
Rhijn ten noorden uitloopt; en van dee-
ze méeren vmde ik weder niets by
c^sar of

TACITÜS.

E. Zeer wel opgemerkt: gy zoudt er nog
by kunnen voegen , dat
tacitus van één;
julius ciesar en PLiNius van veele en groo-
te eilanden Ipreeken: - dat
tacitus en mela

maar twee , plinius drie , en caesar ver-
fcheide monden van den
Rhijn fchynen aan
te wyzen., Dit heeft zeer veele laatere Schry-
vers in verwarring gebragt. De een hield het
met PLINIUS , een ander met caesar , en een
derde met
tacitus. Het ergst was, dat elk
zijn gekooze denkbeelden met de grootfte he-
vigheid flaande hield, en de oude
Schryvers
zelfs by dit gefchil moeften lyden. Die het

met Cäsar, houden verheffen hem als de groot-
fte

-ocr page 124-

ïiiviee.en nagespoord. 97

fte veldheer en Sehryver , die door zyne al-
gemeene kundigheden, onvermoeide vlijt, en
onvergelykelijk doorzigt, alles zelfs nafpoords

en getrouwelijk aantekende , terwijl anderen ,
die van tacitus geen hairbreed durven afwy-
ken , en hem met
c^sar niet weeten over-
een te brengen , voorgeeven dat deeze laatfte,
die het hoofd vol had van groote ontwerpen,
onmogelijk alles zelf heeft kunnen nagaan, dat
hy veel op de berigten van anderen heeft laa-
ten aankomen, en de zaaken veel grooter heeft
opgegeven , dan zy inderdaad waren , om zoo
veel
te grooter naam en invloed op het Room^
fche volk te verwerven. Plinius moet niet
alleen in dit geval, maar ook in andere veel
tegenlpraak lyden , wijl hy
in zoo verfcheide;
onderwerpen als de natuur oplevert, zomwy-
len heeft misgetast, en zich te veel door
lichtgeloovigheid laaten misleiden. Daar zy elk
den grootften dienst aan de geleerde waereld
door hunne werken gedaan hebben , behooren
zy niettegenftaande hunne mistastingen , welke
nogthans oneindig minder zijn , dan door vee-
le
hedendaagfche Schryvers begaan worden ,
onze agting en erkentenis weg\' te
draagen.
PuNius wordt meer en meer in verfcheide ge-
vallen , daar men hem verdagt hield, door den
tijd gerechtvaardigd. En
mela , hoewel een
Sehryver van minder rang, heeft zyne verdien-
ften. — Qy i^ebt opgemerkt, hoe veel de oude

kaar-

-ocr page 125-

8o deloopder

kaarten van ons Land van eikanderen verfchil-
len , fchoon de een den ander in zommige
gevallen gevolgd is ; maar niet minder ver-
fchil zult gy by verfcheide Sehryvers aantref-
fen hl de bepaaling van het Eiland van den
Rhijn. Zommigen maaken het zoo groot, dat
zy er alles onder befluiten wat tusfchen de
Waal en de Maas in het Zuiden , den Rhijn
en Tsfel zoo\' als hy weleer in den Oceaan
plag uit te loopcn in het Noordoosten , en
dc groote Zee in het Westen begreepen is;

en anderen zoo klein , dat zy het land, dat
beneden
Gorkum tusfchen de Mms en den Leid-
fchen Rhijn
ligt , of dat in het kleine eiland,
het welk de
Waal en de Maas chans vor-
men , beflooten wordt , of eindelijk het land
van
Maas~Wml , voor hét land der Batavie-
ren
houden.

Fr. Hoe kunnen de gevoelens zoo magtig
ver uit eikanderen loopen.

E. Veelen fchynen niet op de Geomettifche
uitgeilrektheid gelet te hebben ; zommigen de
eer van tot het land der oude
Batavieren te
behooren , zoo zeldzaam ■ gemaakt te hebben ,
als maar mogelijk was, om dezelve des te
grooter te doen worden. Terwijl anderen de
paaien , zoo ver zy konden hebben uitgellrekt,
op dat hunne landflreek ook in die eer zou
mogen deelen. Dan terwijl het
buiten allen
tegenfpraak is, dat de
Rhijn niet altoos met

den

-ocr page 126-

ïiiviee.en nagespoord. 97

den Tsfel is vereenigd geweest, kan men
ook niet zeggen, dat het Eiland zich reeds
ten tyde van
caesar tot daar toe uitftrekte.
Men
maakt onderfcheid tusfchen het oude
Batavien , dat by Gorkum, en tusfchen het
nieuw
Batavien , dat by Sehenknfcham be-
gint : dan deeze onderfcheiding 4S van laater
tijd , alleen uitgevonden om zich uit alle
zwaarigheden te redden , en ware het mo-
gelijk , de oude Schryvers met eikanderen te
vereenigen. De
Marquis de sT. simon heeft
getoond , dat men hier toe een gantsch an-
deren weg
kan inflaan i hebt gy hem gelee-
zen ?

j Fr.. Niet geheel; ook heb ik hem niet ten
volle begreepen , en daarom wenschte ik ,
dat Vader my kortelijk zyne gedagten over
deeze Schryvers , en over de gelegenheid
van het Vaderland in die tyden wilde zeggen,
E. Zeer gaarn: -- de moeite die gy aan-
gewend hebt zal intusfchen niet te vergeefêch
zijn, gy zult my nu te eer verftaan, en my-
ne aanmerkingen te beter
onthouden. Wy zul-
len de
kaart van de tegenwoordige Nederlanden
voor ons neemen : want niettegenftaande alle
de veranderingen , welke zy aan hunne ftran-
den, en van binnen ondergaan hebben,
zullen
^y daar beter den loop der Rivieren , en" de
oude grenzen deezer Landen , op kunnen na-
ïpooren , dan op andere kaarten, Welke meest>
J. deel. F al

-ocr page 127-

s2 . d e l o o p d e r

al denkbeeldig zijn. -- Hier ziet, ge de

Maas : - daar den Rhijn , welke eikan-
deren allengskens naderen. Volgens
c^sar
ontvangt de Maas een gedeelte van den Rhijn,
het welk de Waal genoemd wordt. Dit ge-
fchied op twee plaatzen : daar by
Herwerden
of St. Andries en hier beneden by Workum
en . Gorhim. Nu is het twijlfelagtig op welke
samenvoeging j. c^
sar het oog heeft, Avijl
hy maar van eene Ipreekt. Veelen denken om
dc laatfte, wijl
de twee rivieren daar onmid-
delijk vereenigen, het welk by
Herwerden
door Kanaalen gefchied , en daarom door
menfchen handen fchijnt veroorzaakt te zijn. De
Heer
st. simon is êgter van een ander gevoe-
len : hy zegt, dat het waarfchijnlijkst is, dat
twee rivieren in een vloeijen, daar zy in haare
flrekking elkander het eerst ontmoeten : dat
natuur en kunst door den tijd groote veran-
deringen in den loop der rivieren veroorzaa-
ken, en dat hieraan de tweede zamenvoe-
ging , en het geheele eiland van de
Bomme-
lerwaard
is toe te fchryven. Hy beroept zich
op GuicciARDiN, wclkc uitdrukkclijk de eer-
fte vereeniging van
Maas en Waal by Her-
\'eerden ftelt : — maar vooral op j. c.<esar ,
welke het getal van fchreeden van daar tot
aan de Zee opgeeft , welke
fchreeden niet
gemeeten moeten worden van den
Rhijn af,

daar de Waal uit denzelven vloeit : maar van

de

-ocr page 128-

ïiiviee.en nagespoord. 97

de zamenvloeijing van Waal en Maas. Zoo
hy immers uitdrukkeHjk, „ en de
Maas
^en zeker gedeeke van den Rhijn ontvangen
hebbende , maakt het eiland der Batavieren ,
en valt niet verder dan 80,000 fchreeden van
daar in Zee."

Fr. Hoe ver is deeze aflland?

E. Volgens de gewoone berekening maaken
5000
Romeinfche pasfen of fchreeden, een
Duitfche mijl uit, van welke er vijftien gaan
in een graad van den
Mquator. Van de Fran-
fche
mylen gaan er vijf en twintig in een
graad. In de Atlas by
tirion uitgegeeven ,
zijn op de kaart der
Nederlanden 60, op die van
Engeland 69J Engelfche en 60 Schotfche mylen
op een graad gerekend.
Hollandfche mylen zijn
tusfchen de
Duitfche en Franfche in, hoewel er
eenig verfchil is tusfchen de Zee- en Land-
mylen, en de maat in alle plaatzen van
Nederland, zelfs niet van Holland overal dezelf-
de
is, dat veel verwarring baart. Wy zullen met
den Heer
bachiene en anderen, ieder Holland-
fche
mijl op één uur gaans rekenen , het
"Welk omtrent vier duizend pasfen belooperi
zal , en dus zouden 80,000 pasfen juist eèn
graad, of een affland van
ao uuren gaans
^ütmaaken. Meet nu met de pasfer
volgens
mijlfchaal den afïtand van IVorkum , daar
Maas en Waal voor de tweede reis za-
nienloopen tot
aan de Noordzee.

F a Fr,

If!\'

-ocr page 129-

84 deloopder

Fr. Die affland is in lang geen 80,000
pasfen.

E. Meet nu daar de U^aal uit den Rhijn
vloeit, waar van daan zommigen de meeting
willen begonnen hebben , tot aan het ftrand.

Fr. Dan zou ciesar wel dertig duizend
fchrceden te weinig gerekend hebben. Maar
laat ik nu eens m&eten van de eerfte zamen-

vloeijing by SL Andries........ Dan kom

ik evenwel een weinig te kort.

E. Dat is zoo , maar wanneer gy hier nu
byvoegt, het geen de Zee door den tijd van
onze ftranden heeft; afgenoomen , zal het een
juiste maat zijn ; en zoo wy ons mogen ver-
zekerd houden, dat deeze eerfte zamenvloeijing
de oudfte is, zouden wy daar uit gemakke-
lijk kunnen afleiden, hoe veel verder ons
Land zich ten tyde van CiESAR in de
Noord-
zee
heeft uitgeftrekt.

Fr. Dat zou wel agt duizend pasfen of
twee uuren gaafis zijn.

E. Verwonder u daar niet over. Ten tyde
van
hadrianüs\' juniüs , was de oude Kerk
van
Scheveningen binnen den tijd van eene
Eeuw , tweeduizend pasfen ver in zee ge-
raakt , en men maakte toen al overleg om
de nieuwgebouwde landwaards in te bren-
gen , waar men van den vloed ^n-iet te
vreezen had. En zou men dan niet de breed-
te van het verloren land in
den tijd van meer

dan

-ocr page 130-

ïiiviee.en nagespoord. 97

dan agttien eeuwen, op twee uuren gaans
mogen rekenen ? Uk eene volledige verklaa-
ring , door .den Heer
paludanus geligt,
weeten
wy dat Calansoog , tegenwoor-
dig een kleine plaats, tusfchen de duinen
in gelegen , waar eenige zeevaarende lieden en
visfchers woonen , wel eer een welvaarend
dorp was , dat zoo wel van \'t land als van
de zee een ruim bellaan had. De eerile kei\'k
ftond zoo ver van zee , dat zy maar twee
wagens hooi op eenen dag van hunne uiter-
fte landen ten westen , dat is digst aan het
duin gelegen, konden te huis haaien. Hun twee-
de kerk was zoo ver binnenwaards gezet, na
dat de eerfte door de zee weggefpoeld was ,
„ dat men met een ftaalen booge in tweemaal
niet aan \'t duin mogt fchieten." Toen had-
denze nog 533 morgens goed weiland, en
twee agtkante watermolens , tot dat zy in \'t
Jaar 1570 door een zwaaren vloed van alles
beroofd wierden , en in 1580 hun derde kerk
moesten zetten. Uit andere verklaaringen blijkt,
dat er niet alleen iJ- mylen , ja twee mylen,
ten
westen van Huisduinen een vrugtbaare
ftreeks lands gelegen heeft, verder dan nu de
Noorder en Zuiderhaaks zich uitftrekken,
maar dat ook deeze grond rykelijk met ge-
boomte bezet was, waar van de
wortels, en
geheele tronken verfcheide reizen uit den
gL\'ond door de fchippers en visfchers zijn op-
F 3 ge-

-ocr page 131-

8ó d e l o op der

gehaald. -- Het ontbreekt daarom zelfs niet

aan zulken , welke de 80,000 fchreden yan Gor-
kum
beginnen en meenen, dat al het te kort
fchietende inderdaad door de zee van ons Land
is afgenomen. Zy brengen daar toe eene
plaats uit het vierde boek van
strabo by,
die omtrent 60 Jaar na
c^sar fchreef, waar
deeze Landbefchryver zegt, ,, dat tegen over de
monden van den
Rhijn en de Seine , welke
beiden naar het noorden uitloopen ,
Brittanjen
ligt, en wel het naast aan den Rhijn , zoo
dat Kent de ooflelijkile uithoek van dit Ei-
land daar kan gezien worden." De evem-edig-
heid van den afftand is nog genoegzaam de-
zelfde , maar de tusfchenmimte thans
zoo
groot, dat geen oog dezelve overreiken kan.
Egter blyven wy by onze eerfte gedagte, dat
de meeting nergens dan van
St. Andries kan
gefchieden. De
Maas heeft toch voorheen
ten zuiden van het Kasteel te
Bokhoven
naar Hedikhuixen ^ en van Heusden naar_ Dove-
ren
geloopen, waar thans een dijk en fluis
in de oude
Maas liggen. Deeze liep vcn^ol-
gens benoorden
Geertruidenberg , door de Zuid-
hollandfche
waard naar Westmaas, Maasdam,
Geervliet
en Heenvliet ^ waar dezelve by den
Briel in zee viel. Waar zal men dus de ou-
de en eerfte vereeniging van
Waal en Maaf
vinden , dan by
Herwerden ? Indien men de-
zelve laager ftelt komt dit weinig overeen met

het

-ocr page 132-

rivieren nagespoord. •87

het Jlrah van tacitus , en het zeggen vaii
c^SAR, dat de
Maas de Waal ontvangen heb-
bende her Eiland der
Batavieren helpt ver-
men ,
dat zeker een veel vroeger vereeniging
van Maas en Waal vooronderflelt. De za-
menvloeijing by
Gorcwm is misfchien eerst na
\'t verdrinken van de
Dordfche waard begonnen.

Fr. Zo de rekening van c^sar naauwkeu-
rig is, heeft dan
plinius niet te veel fchree-
den ?

E.. Geenzins , ik zal u doen zien dat hy
eer te weinig, dan te veel geteld heeft. Het
is te verwonderen hoe veel wegen men heeft
ingeflagen, om dit verfchil van twintig dui-\'
zend pasfen te vinden. Men heeft het in de
breedte willen zoeken van
Helium tot Fle-
vum
, het geen plinius duidelijk van de leng-
te fchrijft. Te vooren dagt ik door een mid-
dengetal de twee Schryv^ers te vereffenen ,
wijl zy beiden een rond getal gebruiken,, en
ik zag naderhand, dat
clüverius deezen
weg heeft ingeflagen. Maar het verfchil tus-
ichen 80 en 100,000 blijft wat groot, en
deeze uitvlugt is ook geheel onnoodig. Indien
ze van het zelfde punt hunne meeting begon--
nen hadden, zou men kunnen zeggen , dat
pli-
nius
, gelijk zommigen meenen , den krommen
loop der Rivier gevolgd heeft; hoewel dit veel
•^er van caesar zou mogen gegist worden. Doch
nu beginnenze van een geheel verfchillende plaats.

F 4 C^-

-ocr page 133-

öö deloopder

C^SAR, die alleen voor had den loop van ä6
Maas , van deszelfs eerften oorfprong , tot
aan de uitvloeijing in zee te befehryven , en
die niet, dan van ter zyden, van het Eiland
der
Batavieren gewaagt, zegt niet anders ,
dan dat de
B^aas , na dat ze de Waal ont-
vangen heeft nog 80,000 fchreeden voortloopt,
PiiiNius wil ons opzettelijk aanwyzen , waar
dit Eiland te vinden is , en welke lengte het
heeft. Wy moeten dus de geheele lengte nee-
men , en geenzins by de zamenvoeging van
Waal en Maas , maar hooger op beginnen
by het oude
Lobeth, tusfchen Kleef en Elten,
daar de Rhijiz zieh in twee rivieren fplitst,
waar van de een zijn naam behoudt , en de
ander die van
Waal aanneemt. Dit leert ons
tacitus al te duidelijk, dan dat wy hier
omtrent een oogenblik zouden kunnen twijffe-
len , en wy moeten derhalven het eeiile be-
gin van het
Land der Batavieren zoeken by
dit punt, waar de
Nederlandfche Kiygsover-
fte
Maarten Schenk, een vermaarde Schans ,
die nog naar hem genoemd wordt, heeft aan-
gelegd. Wanneer de meeting van de lengte
van het Eiland volgens
plinius van dit punt
begonnen wordt, zal men bevinden , dat het
hier eerst te pas komt, van een rond getal
te fpreeken , wijl
plinius niet alleen juist
100,000 noemt, maar er ook
omtrend byvoegdt
en dus wil hy het niet gehouden hebben voor

eene

-ocr page 134-

ïiiviee.en nagespoord. 97

eene nette .opgave , gelijk caesar ; maar er
zal iets af of bygedaan moeten worden. Het
laatfle
heeft\'hier plaats. Schoon men na ge-
noeg by
het tegenwoordig ftrand met 100,000
pasfen zal uitkomen , moet men nog iets Hel-
len/ voor het verloren land , volgens de bere-
kening van CASAR.

Fr. Het blijkt dus, dat deeze vermaarde
Schryvers elkander niet hebben uitgefchreeven,
E. En
wy kunnen op hunne onderfcheide
berekening, wijl dezelve zoo volmaakt wel
tiitkömt , des te meer ftaat maaken, Hoe
gelukkig is dan deeze fchijnbaare tegenftry-
digheid ! Laaten wy beproeven of wy de ove-
rige ook niet kunnen uit den weg raimen.
Wat had u meer zwaarigheid veroorzaakt ?

Fr. Tacitus zegt, „ dat de Rhijn zijn
naam en fnellen loop behoud, daar hy
Germa-
nien
langs ftroomt, tot dat hy zich met de zee
Vermengt," — en
mela „ dat deeze Rivier ter
regterhand , eerst eng en aan zich zeiven
gelijk, naderhand door het uitwyken van haarc\'
oevers een gi-oot meer wordt, dat
Flevo wordt
genaamd ; en voorts , een eiland van denzelf-
den naam omvattende , weder naauwer
■^ordt, en als eene rivier in zee uitloopt."
\'V\'an dit alles fpreekt
tacitus niets , of is
het dezelfde arm van den Rhijn niet waar
van zy beiden fpreeken.

Ten minften voor een gedeelte , maar.

F 5 even

-ocr page 135-

deloopder

even daarom zal het meer werks, in hebben ,
hmi overeen te brengen. Het\' is onnoodig het
gezag van
mela. in dit geval in twijlFel te
trekken : zijn zeggen word door
caesar niet
tegengefproken , en door
plinius uitdrukkelijk
toegeftemt. Dit zullen wy eerst bewyzen.
„ De
Rhijn verfpreidt zich , ten noorden in
moerasfen zich ontlastende :" zegt de laatfte.
Hy fpreekt dus ook van den regterarm, die
naar \'t noorden loopt , daar de linker zich
door de
Waal met de Maas vereenigt , en
de zuidzyde van het eiland fluit. Laaten wy
deeze regterarm van den
Rhijn op de kaart

naipooren , zo ver wy kunnen.........

Na dat hy de helft van zijn water aan de
Waal by Schenkenfchans heeft overgegeeven,
loopt hy meer noordwaards, en ontmoet even
voorby
Huis/en , eer hy by Jarnhem komt,
het kanaal dat
drusus heeft doen graaven,
om den
Rhijn met den Tsfel , die er maar
twee uuren van daan was te vereenigen , en
daar door een korter en gemakkelyker weg
naar het Meer te vinden, dat nu de
Zuiderzee
genoemd wordt, en waarin de Tsfel zich als nog
ontlast. Wy willen wel niet ontkennen , dat
deeze doorfnyding al voor mela en plinius vol-
bragt is, egter moet men hem nimmer
aanzien,
voor een tak van- den Rhijn, of voor de
i^evo.\'-\'^Zomtoigen die hem voor een tak van

den Rhijn hebben willen doen doorgaan , ftel-
len

\\

-ocr page 136-

rivieren nagespoord. 91

Jen zijn begin eerst by de gragt van drusus,
daar hy al veel eerder ontfpiingt in het bis-
dom
Mimjler , en lang gevloeid heeft; voor
2yne vereenigïng^ met den Rhijn. Men noemt
dit wel den Ouden-, en het geen voorby de
grafi: van
drusus is den Nieuwen \'ïsfel:
maar het is een en dezelfde rivier , die nood-
zaakelijk alyoorens reeds een uitloop moest
liebben, of in de zee of in een meir , fchoon
federt het noordelijkile gedeelte , na de za-
menvoeging met den
Rhijn, merkelijk meer
Water ontvangen heeft , en daar door
als \'f
"ivaare een nieuwe Tsfel geworden is. Dezel-
ve was en bleef intusfchen onderfcheiden van
den
Rhijn, en moest ook daarom een on-
derfcheiden naam hebben en behouden , welke
van de meesten
IJala of de Tsfel .wordt pp-
gegeeveö j maar niet verward moet worden
met de
Flevb van mela , ■ want deeze moet
een
natmrlyke tak zijn van den Rhijn : laa-.
ten wy denzelven zoeken l —— De
Rhijn ,
dan weder een gedeelte van zijn water overge-
geeven hebbende aan den
Tsfel , loopt in het
Zelfde bed voort , tot aan
IVijk te Duiirjiee-\'
de , daar hy zich weder in twee £irmen ver-
deeld , waar van de linker arm , die de-
zelfde wijdte behoudt, de
Lek genoemd
^vordt, maar deeze als van laater tijd , komt
\'^og in geene aanmerking , dan \'voor zoo yer-
r® dezelve het grootfte gedeelte van het

Rhijn-

-ocr page 137-

91 deloopdër

Rhijnwater heeft afgeleid , en daar door dff
veranderingen veroorzaakt , waar van wy llräks
fpreeken zullen. Verbeeld u dan mijn Zoon ,
dat dc
Rhijn, langs Wijk te Duurßede , door
een enkel kanaal voortvloeit tot dezelve te
Utrecht komt, of ter plaatze waar Utrecht
naderhand gebouwd is , alwaar de Rivier eene
aanmerkelyke fcheiding ondergaat, waar op
gy uwe aandagt behoort te vestigen.

Fr. Hoe wordt deeze tak genaamd ?

E. Men noemt hem van wegens alle de
bogten , waarin hy zich kronkelt, en die mis-
fchien tot de vermindering van deeze oude
rivier , wanneer hy een gereeder ontlasting in
de
Lek vond,\'het haare toegebragt hebben, van
Wijk te Dmrflede tot aan Utrecht, den Krom-
men Rhijn.
Hy behoudt dus nog heden , ten
blyke dat mén daar de oude rivier moet zoe-
ken , den naam van
Rhijn, niet tégenflaan-
de hy hoe
langer hoe enger wordt ^ en vän
veel minder belang dan de
Lek : m^aar zoo
gaat het meer dat de kinderen de ouders over
het hoofd wasfen. Te
Utrecht dan fplitst
hy zich weder, in twee armen. De een, die
naar \'t westen loopt , behoudt nog den ou-
den ftamnaam , én komt naar verfcheide
takken
cn fpranken regts en links gefchooten te hebben,\'
waar van de Gouwe een van de voornaamfte
is, eindelijk te Leiden , waar deeze zoo ver-
maarde rivier geheel verarmd , en ingekrompen

in

-ocr page 138-

ïiiviee.en nagespoord. 97

in de gedaante van eene graft door de ftad
vloeit , en zich wel eer langs
Valkenburg door
Katmjk in. de Noordzee ontlastte , tot dat een
zwaare
vloed deezen uitgang van den Rhijn flop-
te ; en de wind er vervolgens van tijd tot tijd
een zwaaren dijk van Zand. voor bragt. Men kan
aan deezen mond van den
Rhijn geenzins twijP-
felen , daar dezelven zich al te digt aan zee
bevind, en al te duidelijk der waards heenen
llrekt , dan dat hy zich niet in dit gewoone
verlaat van alle rivieren zoude ontlast hebben.
De oude Schryvers maaken er uitdrukkelijk ge-
wag
van , en de grondvesten der oude llerkten,
welke men gewoonlijk fligt aan hoofdrivieren,
wegens een gemakkelyke toevoer en betere
Verdeediging van het Land, waar zy den
toegang toe verleenen , wyzen het ook
uit. Vooral het berugte huis te
Britten, dat
ruim vijfhonderd fchreden ten noord-ooften ,
van
Katwijk\' aan Zee gedaan heeft , en de
tooren van
Kaligula , of gelijk de Zeelieden
zeggen
Kalla , welke waarfchijnlijk aan den
mond van den
Rhijn , tot een baak voor de
Schippers
zal gediend hebben.

Fr. Heeft men deezen uitloop van den Rhijn,
naderhand niet kunnen herflellen ?

E. Men heeft er wel moeite toe gedaan,
vooral in het Jaar 1571 en 1572. wan-
men een
kanaal van den Rhijn , tot
Katwijk aan zee gegraaven heeft, om daar

door

-ocr page 139-

94 de l o op d e a

door de rivier haaren ouden uitloop weder te
doen krygen, maar hetzelve is door zand en flijk
eerlang weder verftopt, waar van daan men deeze
uitwatering gewoon is het
Mallegat te noemen.
Men heeft naderhand verfcheide meetingen en
waterpasfingen gedaan, om deeze ondemeeming
te hervatten: maar de vrees voor een ongeluk-
kigen uitflag , . of de tegenftrydige belangens
der Steden en Dijkgi\'aaffchappén hebben het
tot nog toe tegengehouden. Ondertusfchen is
deeze behalven de
Maas , niet de eenigfte
uitloop van den
Rhijn geweest , gelijk veelen
gemeend hebben. Dit is onmogelijk, want
fchoon hy zich hier by
Katwijk in de noord-
zee , en hooger op in eenige toen nog klei-
ne binnenmeeren ontlastte , waar van wy na-
derhand ipreeken zullen, was dit niet toerei-
kende om al het bovenwater
te flyten. Zelfs
nu vindt men zich dikwerf overladen , fchoon
de
Beneden-RMjn door de Lek , de Tsfel , de
Golkwe , en andere fpranken en aderen, zoo
veel wegen van ontlasting, in vervolg van
tijd, gekreegen heeft. Deeze zwaarigheid zou
opgeheeven zijn , indien deeze
Rhijn, gelijk
alle Rivieren, naar maate zy naderen ter plaatze,
waar zy zich ontlast, hoe langer hoe breeder
wierd, en eenen uitloop had evenredig met zy-
ne lengte en grootte : maar het
tegendeel is
waar, en altoos waar geweest, zoo
ver de oud-
He aantekeningen ftrekken. PuNit
^s fchrijft hier

aan

-ocr page 140-

ïiiviee.en nagespoord. 97

aan den Rhijn, maar een middelmaatige kil
^oe , en geen andere kan hy bedoeld heb-
l^ßn dan deeze. Doch al misten wy alle aanteke-
ning ,
de verftopping van den ouden uitloop be-
wijst het , welke geen plaats zou kunnen ge-
had hebben, indien de
Rhijn zich hier door een
groote opening altoos in de Noordzee ontlast

had. - Dit alles geeft dan grond voor een

andere en grootere ontlasting.

Fr. Waar zullen wy die vinden ?

E. Zeer gemakkelijk. Laat ons maar weer
naar
Utrecht keeren , waar ik u reeds ge-
èegd heb , dat de
RUjn zich in twee tak-
ken fcheidt. Den eenen, die den naam be-
houdt , zyn wy reeds gevolgd tot aan de
Noordzee , maar de andere die de
Vecht ge-
naamd wordt , ontlast zich door
Weesp en
Muiden in de Zuiderzee. Het ontbreekt wel
niet aan zulken , die meenen dat de
Vecht
een kwartier uur van Utrecht, by Ontwijk ,
wel eer een kloofter, zijn oorlpronk zou
gehad hebben , en dus geen tak van den
Rhijn weezen. Maar men kan, volgens den
Heer
st. simon daar ter plaatze -niets ontdek-
ken , dat naar den oorlprong van eene rivier
gelijkt. Ons gevoelen wordt ook waarfchijn-
lijk door de ftichting van
Utrecht, eene zeer
aanmerkelyke ftad , wijl dezelve
niet al-
leen tot een Bisfchoplyken Zetel , het hoofd
van een aanmerkelijk rechtsgebied , maar ook

tot

-ocr page 141-

56 d e l o o p d e r

tot een flapelplarts voor den vaart, cn hardel
tusfchen
Hoog- en Nederduitschland weleer
verftrekt heeft , door haare gunllige legging
ter plaatze daar de
Rhijn zich verdeelde , om
in twee takken westwaards en noordwaards zy-
nen loop door de
Nederlanden te voltrekken. —-
De binnenlandfche zee , die thans een aan-
merkelyke fcheiding maakt tusfchen
Holland en
West-Friesland aan de eene, Gelderland^ Over-,
•ysfel
en Friesland, aan de andere zyde ,
wordt, gelijk gy weet, de
Zuiderzee genaamd :
en van deeze moeten wy nu nader fpreeken.
Deeze plas , die van
Bunfchoten tot het ei-
land ter
Schelling 10, en van Genemui-
den
tot Scharwou , omtrent 14 Hollandfche my-
len of uuren gaans uitmaakt , is door een over-
llrooming van de zee , volgens de gedagten van
zommigen, in het Jaar 860 veroorzaakt. Hoe
wel dezelve niet in eens die verbaazende
gi\'ootte
zal gekreegen , maar zich allengs uit-
gebreid hebben , gelijk het zich met binnen-
landfche plasfen doorgaans toedraagt. Misfchien
is de voornaamlle inbreuk" van de zee nog
laater te Hellen, dan het Jaar 1119 , zoo
het waar is , dat het groote Kreilfche bosch
toen nog nevens
Medenblik en Enkhuizen Hond,
waar in de
Hollandfche Graaf, wanneer hy
in eene van die fleden was, zich mét de Jagt
verlustigde, en by die gelegenheid met den
Friefchen Edelman Galama , in twist geraakte.

Ik

-ocr page 142-

ïiiviee.en nagespoord. 97

Ik heb u reeds gezegd , dat men verfcheide
voetllappen en blyken van het oude land in
zee heeft opgefpoord, waar van
juniüs en
anderen gewag maaken , en waar van de be-
Wyzen onlangs vernieuwd zijn, door de loffe-
lyke poogingen van den kundigen Heere
pa-
Lud ANUS , waarvan wy den verderen uitflag
met verlangen te gemoet zien.
Fr. Welke zijn die bewyzen ?
E. Vooreerst heeft zijn E. op het berigt,
dat er in \'t Jaar 177a door een zekeren oes-
tervisfcher een kerkhof ontdekt was in de Zui-
derzee , waar Reuzen begraaven laagen , het
zelve opgeipoord en gevonden tusfchen het
Eiland
Wieringen en de Wieringer waard , om-
trend 500 roeden van den Noorddijk. Het was
Van eene aanmerkelyke grootte, zoo verre zy
het ontdekken konden , want het wier was
hun in den weg.
Fr. Waren er Reuzen begraaven ?
E. Dit verwagtte de Heer
paludanus niet;
de uitkomst beantwoordde ten vollen aan zyne
twijfFeling. De kisten, allen van goed eikenhout
gemaakt, met zwaluwftaarten zonder Ipykers in
een verbonden , gingen de gewoone wijdte en
lengte niet te boven. Dit oude Ipreukje kon
hy dus wederleggen; te meer, daar hy de been-
deren naauwkeurig heeft doen meeten, en by
van andere yolwasfe menfchen doen ver-
" gelyken: maar hy had daarenboven het ge-
L deel. G noe-.

-ocr page 143-

öe loop der

noegen van in zijn vermoeden bevestigd te
worden , dat
Wieringen te vooren aan het
-^ste land is gehegt geweest.

Fr. Tot wat dorp of ftad zou dit kerkhof
behoord hebben.

E. Dat kan men met geene zekerheid be-
paalen. In de kaart vari
guicciardin van 1539
cn in die van
ortelius , vind men daar ter
plaatze het
kerkhof Zwin. Een zekere VALK-
OOG fpreekt van
Grootkeim, Lamoer, Grebbe ^
cn wel ao Steden, die in zynen tijd al ver-
dronken lagen. Die man fprak met vergroo-
ting en het is jammer , dat men de oude ge-
fchiedenis van ons Land , van zelfs twijffel-
agtig, door veele fabelen nog meer verduis-
terd heeft. De moeijelijkheid, om leugen van
waarheid te fchiften, heeft zommigen als ou-
dewy ven - praat veele zaaken doen verwerpen ,
die wel degelijk eene nadere onderzoeking ,
zo niet meer, verdienden. Ondertusfchen heb-
ben wy nog grooter ontdekkingen aan dien
Heer te danken.

Fr. Waar in beftaan die?

E. By gelegenheid van eene^ peiling en be-
proeving der gronden buiten de
Wieringerwaard j
vernam men, dat een rug van fteen zich door
die Waard, en zelfs in Zee uitftrekte. Dit
was genoeg voor den Heer
paludanus , oin
last te geeven , dat hier omtrent binnens- en
buitensdijks een naauwkeurig onderzoek g®"

fchied-

-ocr page 144-

rivieren nagespoord, pp

Ichiedde. Uit de kaart, die naar agtervolgende
ontdekkingen met alle naauwkemigheid gemaakt
is, blijkt, dat er fchuins door de droogge-
maakte
polder , die men thans de nieuwe
Zijp of Meringerwmrd noemt, meest beftaan-
de uit eenen vetten zaaigrond , door de zee
tiangeflibt, een fteenen muur of dijk heeft ge-
loopen. Deeze muur, dus zal ik hem noe-
men , die langs de kerk heen ftrekt, is van
den eenen dijk tot aan den anderen ruim
iooo roeden lang ; buitens dijks heeft men
aan weerszyden nog geen 300 roeden kun-
nen opfpooren : egter is het zeker , dat
dezelve zich verder uitgeftrekt zal hebben,
en wel volgens de rigting westwaards naar
MedemUik : omtrent honderd roe bezuiden dee-
ze oude ftad voortgaande. Immers op de
Gam-
les , eene plaat tusfchen Medemblik en Wierin-
gen\'
ontdekt men insgelijks ter lengte van
omtrent 300 roeden een rug van fteen, die
op zommige plaatzen wel 20 voeten breed
is;
wanneer men nu hier by voegt het gerugt,
dat by
Venhuizen zich iets diergelijks onder
den grond
bevindt, wordt deeze lengte en ftrek-
king van dien muur des te zekerder. De Ridder
de ST. siMON, fpreekt van een muur, 15 voe-
ten diep in de Zuiderzee liggende , aan alle
visfchers bekend , waaruit hy de aanmerkelyke
zakking van onzen grond bewijst. Ik zal niet
G a 313"

-ocr page 145-

loo be loop uer

nalaaten, alle mogelyke onderrigting hierom-\'
trenc te vraagen, om te weeten, of men hem
voor denzelfden houden kan.

Fr. Lag deeze muur van den Heer palu-
danus
ook zoo diep?

E. O neen; i, a, of 3 voeten onder de
oppervlakte van den zaaigrond , en buitens
dijks , daar de flibber maar weinig laager ligt,
was deeze muur zoo hoog, dat er geen boot-
je over heen kon. Zy waren dus in ftaat
gefteld om alles naauwkeurig waar te neemen.

Fr. Hoe was tog die muur gemaakt, en
waar toe heeft dezelve moeten dienen ?

E. Op de eerfte vraag kan ik u gemakkelyker
antwoorden, dan wel op de laatfte. De muur,
beftond uit groote duf- of trasteenen , hoedanige
men aan de oudfte toorens, kerken en muuren
veel vindt. In het Zaailand, daar hy door ploe-
gen en fpitten geduurig afgebroken is , was hy
van ongelyke breedte , maar in het water kon
hy beftendig 17
Alkmmrfche houtvoeten haa-
ien. De hoogte uit den grond was van 6 tot
10 voeten, naar de ongelijkheid van den bo-
dem , waar uit hy ^pgehaald was. — Intus-
fchen zal deeze muuf op andere plaatzen naar
evenredigheid veel dieper onder het water
moeten gezogt worden. —— De eerfte aan-
leggers van deezen muur , waarover ik u in \'t
vervolg onderhouden zal , hebben hem willea

ge-

-ocr page 146-

rivieren nagespoord.. i0ï

gebruiken of tot eenen dijk, of tot eene grens-
■fcheiding, of liever , tot eenen weg, om
deeze laage landen , die dikwerf dras lagen ,
ook
by gewoone vloeden te kunnen gebrui-
ken , en altoos een gereeden ovenogt voor
menfchen , en lastbeesten te. hebben , van de
Noordzee tot in
Vriesland of elders. De tijd
zal het misfchien nader ontdekken, en wy
zullen daardoor met meer grond, dan nu kun-
nen Ipreeken van de haven, waar op deeze
Weg buiten twijffel uitliep.

Fr. Is dan deeze groote uitgeftrektheid land
geweest ?

E. Van ouds gewisfelijk. Maar wijl het altoos
zeer laag geweest is , zullen in hetzelve
van tijd tot tijd, door het overloopen der
Ri-
vier Meeren zijn gevormd , die eindelijk zich
vereenigd hebbende, de plas van water des
te wyder maakten: gelijk het
Haarlemmer meer
eigenlijk uit drie byeenliggende Meeren is zamen-
gefteld , en daar door tot die grootte allengs-
kens is uitgedijd. —— Men fpreekt dus van
het oude Meer
Medemelaca ; maar het voor-
naamfte , dat zich in het land van de Zui-
derzee bevond, was het meer
Flevo, dat ze-
ker zeer aanzienlijk moet geweest zijn ,
wijl
zich meer dan eene rivier in hetzelve ontlastte :
Mela noemt het boven alle andere; dan in
gedeelte van de Zuiderzee het behoore
geplaatst te worden, is twijffelagtig. De Heer

G 3 m^

-ocr page 147-

105 öe loop der

bachiene , en anderen meenen , dat hetzelve
van het
Enkhuizer-zand , en van Takezijl in,
Vriesland
, Zuidwaards ftrekte, maar ■ wat grond
er voor dit gevoele-n is, kan ik u nog niet
zeggen , hoewel ik er geene onwaarfchijnlijk-
heid in vinde.

Fr. Welke rivieren hebben in het Meer
Flevo uitgeloopen ?

E. Dezelfde , welke wy reeds gebragt heb-
ben tot de Zuiderzee: de
Tsfel, waar van wy
wat eerder , de
Vecht, waar van wy zoo e-
ven gefprooken hebben; en andere van min-
der belang. De
Vecht heeft, na dat hy zij-
nen loop ten noorden van het Meer
Flevo
hervat had , denzelven door Friesland voort-
gezet , tot dat zy de
Noordzee ontmoette , en
zich daar ontlastte door verfcheide monden,
welke eenige eilanden vormden , waarvan de
meeste nog in weezen , maar zeer afgeno-^
men zijn. Men heeft aangemerkt, dat de oor-
Ipronkelyke
West - Friefche Zuider - zee dyken ,
gemaakt zijn van dezelfde StofFe , waar uit de
dyken aan den
Rhijn beftaan : indien men tot
beide het flijk en de kley van den
Rhijn ge-
bezigd i heeft wordt het te waarfchijnlyker,
dat deeze Rivier ook de
West - Friefche kust
heeft langs gevloeit. Iemand, die de gron-
den van de
Zuiderzee met oplettendheid op
de kaart belchouwd, móet van zelfs in het
denkbeeld vallen , dat er eene Rivier, die

zich

-ocr page 148-

aivïeren nagespoord. 103

^ich in twee takken by het Breezand verdeel-
5 geloopen hebbe in de killen , en wel
voornaamelijk in die kil, welke het vaar-
water
voor groote fchepen uitmaakt, en thans
de Flie-Stroom geheeten wordt. Deeze, killen
Verdeelen zich weder door de droogtens die
zy ontmoeten, welke my nevens het
Bree-
zand,
als zoo veele overblijfTels voorkomen van
het geen te vooren land was, en door deeze
takken omringd wierd: hoe zeer de droog-
ten en dieptens der zee aan eene gedumige
verandering onderheevig zijn, dat ons belet
eene naauwkeurige aanwyzing van het oude
bed der Riviere te konnen ^ doen. Dat de
Rhijn althans zich in het Meer Fkvo niet ver-
iooren heeft , blijkt niet alleen , om dat hy
nog te v-eel water aanbragt, dan dat het door
dit Meer verzwolgen zou hebben kunnen wor-
den , maar ook uit de duidelyke aantekening
Van
pomponius mela, als hy zegt: „ dat de
regterarm van den
Rhijn eerst eng en aan
zich zeiven gelijk , na dat zyne oevers zich
Wijd en ver van een Ipreiden, een groot Meer
Uitmaakt , dat de landen heeft vervuld en
Fle-
genaamd wordt , en voorts een eiland van
«ienzelfden
rmam omvattende wordt hy we-,
derom enger, en ontlast zich in de gedaante
eener Riviere in zee." Zommigen
meenen, dac
Eiland het zelfde is met het tegenwoordige
G 4 ■ Flie.

-ocr page 149-

i04 de loop der

Vlieland \\ de naamen hebben althans veele over-
eenkomst.

Fr. Maar dit Eiland ligt onmiddelijk aan
zee , en volgens mela moest er nog land en
éene rivier tusfchen beiden zijn.

E. Ten minflen een gedeelte van eene Ri-
vier : het een en ander zou\' door de Noord-
zee kunnen verzwolgen zijn geworden. Gy
ziec, dat dit eiland merkelijk meer binnenwaards
ligt dan
Texel, en dus zouden wy meer dan
twee uuren gaans kunnen rekenen, welke hier
verloren zijn , het welk de wortels van boo-
men ook uitwyzen, die men byna zoo verre in
zee aantreft. Maar ik vinde grooter zwaarigheid
in de duinen , welke hier even , als langs
het overige gedeelte van onze kusten gevon-
den worden , en geen plaats zouden hebben
indien dit eiland , door twee takken van ee-
ne rivier gevormd , te vooren binnens lands
gelegen had: waarom ik liever zou geloo-
ven , dat hetzelve
even als Texel, Ter Schel-
ling
en de andere eilanden , welke zich langs
de wadden verfpreiden, altoos een gedeelte
van onze kust heeft uitgemaakt , die zich
ook hier veel verder wel eer in de Noord-
zee uitflrekte , en door eenige monden van
den
Rhijn doorfneeden was. Dan zal het Ei-
land
Flevo meer binnenwaards moeten gezogt
worden, maar op welk eene hoogte is on-
ze«

-ocr page 150-

ïiiviee.en nagespoord. 97

zeker. Zommigen houden Urk en Schok-
land
, die volgens eene oude overlevering aan
elkander vast geweest zijn ; anderen
Marken
voor dit Eiland : maar dit fleunt op de ver-
beelding, dat hetzelve in het meer Flevo gele-
gen hebbe. Dit leest men by
mela niet, maar
veeleer, dat hetzelve een weinig laager door de

Rivier gevormd wierd. - Plinius zegt,

„ dat de Rhijn zich ten Noorden in Meeren
uitllort , en door de
Flevum, welke naam met
die van Flevo volkomen overeenftemt, even als
door de
Helium ten westen , in Zee loopt."
En CoÉsar dat dè Rhijn., wanneer hy aan de
Zee genaderd is, zich in verfcheide groote
takken verdeeld , veele gróote Eilanden maakt,
ên eindelijk door verfcheide monden in. zee
vloeit." Gy ziet, dat
deeze drie Schiyvers vol-
maakt
overeenkomen in het geen ik u be-
toogen wilde , dat de
RUjn zich niet alleen
te Katwijk , maar ook tusfchen Oost- en
IVest-Friesland
ten Noorden in de Zee ontlast
hebbe.

Fr. C^sar fpreekt niet van het Noorden,

E. Dat is zoo , mijn Zoon, maar hy
fpreekt van Eilanden, waar van de inwooners,
200 men zeide, alleen van visch en eijeren
Van vogelen leefden , en waar moet men dee-
ze eilanden zoeken ? herinner u , laat ik dit
^•^sfchen beiden herhaalen , dat het alleen ei-
landen zijn , die door de takken van eene
G % ri-

-ocr page 151-

ïo5 D K L O O ? D E R

rivier gevormd wierden : —— tusfcken welke
de
Rhijn zich in zee ontlastte.

Fr. Ik heb, mijn Vader, al lang hierop
myne bedenking gehad. Ik meen, dat gy my
in de algemeene aardrijkskunde onderrigt hebt,
dat een Eiland rondom door de zee befpoeld
wordt, en een Schier-Eiland alleen met een
fmalle ftrook aan het vaste land gehegt is,
maar hier Ipoelt de
zee maar aan een kant,
hoe können er dan Eilanden vallen ? dat be-
grijp ik niet.

E. Gy hebt in zoo verre gelijk, hier waren
geene eigenlijk gezegde Eilanden : — alles be-
hoorde tot het vaste, land, voor zoo verre gee-
nerhande zee hier binnen vloeide, gelijk nader-
hand heeft plaats gehad, waar door de overgeblee-
ve brokken lands als
Texel, Vlieland , Urk ,
Schokland , Marken
, die gy hier midden in de
Zee op de kaait ziet leggen , waare eilanden
zijn geworden, en het geheele Noorderdeel van
LMland in een Schier-Eiiand veranderd is , le-
dert dat de Zuiderzee tot aan de
Beverwijk door
het
T doorgeboord is. Maar men gebruikt het
woord Eiland ook dikwerf in een ruimer be-
tekenis voor al zoodanig land, dat door het
water geheel omringd wordt, en het welk
men niet, dan ter fcheep of over eene brug
kan aandoen : zelß geeft men dien naam aan
zulke landftreeken, welke men by wasfend
water niet droogvoets kan naderen. In dien

iuiï

-ocr page 152-

ïiiviee.en nagespoord. 97

zin komt het my voor, dat het oude Cal-
lantSQog y Huisduinen,
de Helder, Wieringen.,
toen dit nog yan het vaste land niet gefcheiden
Was, in
oude papieren , Eilanden geheeten wor-
den. Voor zoo ver dan dit gedeelte van ons
Land, aan de Noordzee gelegen, aan twee
kanten geheel van andere landen door den
Rhijn gefcheiden was, wierd het als een eiland
aangemerkt en alle oude- Sehryvers kpmen
hier in met elkander overeen. —
— Dan laa-
ten wy ■ de Eilanden zoeken , waar op c^-
sar het oog had.

Fr. Wy zullen immers thans geen Eilanders
aantrelFert, die alleen van visch en eijeren van
vogelen leeven.

E.. Deeze gedagten kan ik- beter in a
draagen , die , wegens
uwe Jongheid, nog
geene- gelegenheid gehad hebt, om veel te on-
derzoeken ;
dan in zekere Sehryvers , welka
CiESAR om zoodanig een berigt hebben verdagc
gehouden, maar zy hebben zich niet herin-
nerd, dat het vpedfel der inwooners van
Straat
Davids
, van Groenland , van Noorweegen en
andere
landen , die fchraal gewas opleveren,
maar aan vischryke zeën gelegen zijn , voor-
namelijk in visch beftaat. Doch wy behoeven
het bewijs zoo ver niet te zoeken ; zy, die
op onze zee- en visfchers-dorpen
verkeeren,
Weeten , dat visch, zoo ze maar gevangen
wordt, daar nog het dagelijkschvoedfeluitmaakt,

iiaq

-ocr page 153-

log D E L O O P D E R

aan \'t welk zy zich van jongs af gewennen,
en veel meer nog zullen gewend hebben, toen
de overvloed en keur van Ipijs, door alle dee-
ze landen heen , nog zoo veel minder was ,
als tegenwoordig. Er is dus geen de minfte
onwaarfchijnlijkheid
in , dat in de Eilanden ,
die aan beide zyden Van ons\' Lapd gevonden
wierden , zoodanige inwooners weerden aange-
troffen. Nu kan c^sar op die, welke in \'c
zuiden leggen , en nu
Zeeland uitmaaken, niet
gezien hebben ; want zoo het toen al Eilan-
den geweest zijn, zijn deeze by den uitloop
van de
Maas te vinden , waar van hy reeds
geïprooken had: wy moeten ze derhalven aan
den anderen kant in het Noorden zoeken, daar
niet alleen de grootfte vischeeters nog heden
ten dage woonen , maar waar ook meer dan in
eenig ander oord van ons Vaderland de eijeren
tan allerhande gevogelte, in een aanmerkelijk getal
worden gevonden , welke federt onheügelyke
tyden
eene aangeteame vervulling, vooral in het voor-
Jaar , voor de ingezetenen hebben opgeleverd,

Fr. Waar is dat ?

E. De naam zelf geeft het te kennen:
op het
Eijerland, weleer aan Texel gehegt,
naderhand door de zee gefcheiden ,
vervolgens-
door eenen dijk met hetzelve zamengevoegd.
Wanneer dit land eene uitgeftrektkeid had,
die twintigmaalen grooter was , en
Texel
»linder bewoond wierd, zouden er jaarlijks

-ocr page 154-

ïiiviee.en nagespoord. 97

duizenden van vogels hebben komen broeden.
Men weet niet, dat dit ooit afgebroken is:
fchoon
Texel thans zeer bevolkt, en het Eijer-
land
zeer klein geworden is, houden zy nog
daar mee aan , en het getal van Eijeren, dat
er verzameld wordt, is nog aanmerkelijk.

Fr. Waar komen deeze vogels toch van
daan ?

E. Voornamelijk uit Noorwegen. -- Maar

het zou ons te ver doen uit wyden, indien
ik u alle deze byzonderheden verhaalde, dit
moeten wy tot eene nadere gelegenheid fpaa-

ren. - Zijt gy nu niet overtuigd, dat csar

200 w.el als mela en plinius, van eenen tak
van den
Rhijn fpreekt , die in het Noorden
uitliep. En als het eenpaarig getuigenis van
deeze drie Schryveren nog niet genoeg afdeed ,
zouden wy dat van
ptolemeüs , een beroemd
aardrijkskundige , er kunnen byvoegen , die in
het 160 jaar van onze telling gebloeid heeft. Dee-
ze meldt van een
Oojlelyken en Westelyken , en
Middeljlen Rhijnmond , gelijk hy ze noemt,
zoo wel als
plinius van Helium en Flevum, en
een
Middelmaatige kil tusfchen beiden gewag
maakt: maar hy geeft zelfs de lengte en
breedte, op zyne wyze, op , waar dezelve te
vinden zijn.

Fr. Ik ben ten vollen overtuigd mijn Va-
der ! maar vergim my nog aan te merken,
dat cj:sAR van verfcheide monden Ibreekt en

PM-

-ocr page 155-

lïö de loos? der

jpLiNiüs en RiELA maar van een enkelen, waar
door de
Rhijn zich hier ten Noorden ontlast.

E. Wy zijn al zeer ver gevorderd in het
overeenbrengen van deeze Schryvers, egter
is het mogelijk,,daar zy zoo kort zich uitdn;k-
ken , en wy zoo ver van hunnen leeftijd af-
zijn , dat er iets overblijft, het welk wy niet
vereffenen kunnen. Het is zeker, dat
c^sar
vooral het oog heeft op deeze noordelijkfte
ontlasting van den
Rhijn, maar is het niet
mogelijk, dat dezelve ten grootften deele door
eènen mond gefchiedde , welke door de groot-
fte Schepen daarom gebruikt en
Flevum ge-
noemd wierd , zoo dit de naam. van een ka-
naal, en niet flegts van eene fterkte geweest is;
terwijl de andere monden van minder belang en
minder bekend van
mela en plinius , met
ftilzwygen voorbygegaan worden. Maar deeze
uwe bedenking brengt my te binnen , dat ee-
nige Schiyrers
denken, dat de Rhijn behal-
ven deeze 3 nog andere uitloopen gehad heeft,
van welke de overigen, ook om dezelfde re-
denen , geen gewag hebben gemaakt, maar die
inderdaad dienen , om de juistheid van
cmsatis
koite aantekening in te klaarer licht de ftel-
len. De
Rhijn heeft altoos , als de hoofdri-
vier door dit gedeelte van ons Vaderland haa-
ren weldaadigen invloed wijd en zijd ver-
fpreid: meest alle riviertjes en beeken en Meeren ?

hebben daar door aan deezen algemeenen Vader

haar

-ocr page 156-

rivieren nagespool-d. ui

liun beftaan te danken, als de Gmwe, aan de
linkerzyde : de
Zeil, de Maare, de Lee,
het Sparen , de Amfiel , de Zaan, en meer
andere aan de regterzyde van den middel
Rhijn. Zelfs zyn de voetfpooren van deezen
naam in
Kennemerland en het Noorderkwartier
niet geheel in de oudfte gedenkflukken van
ons Vaderland uitgewischt. Het verdient
ze-
ker opmerking, dat zoo veele van de voor-
naamfle adelyke huizen , en daar onder zul-
ke , waar onze Graaven hun hof gehouden
hebben kort by elkander in dezelfde fbreek
gebouwd zijn, als de
Vogelezang ^ Berkwelt,
Aalbrechtsberg , Brederode, Fehen, Heemskerk ,
Asfumburg, ■ Jardenhurg , Cajirikum , Egmond
en andere , wijl men deeze doorgaans ver-
maaks en voordeelshalve
aan Beeken en Ri-
vieren plagt aan te leggen. - Eenige gifi:brie-

ven van het Klooster te Egmond fchynen de-
zelve ook in die ftreek te vooronderflellen.
Waar hebben zich deeze riviertjes en beeken
ontlast , toen de
Zuiderzes nog niet ge-
Vonden wierd ? \' ■ Zy troiTen eenige

binnenlandfche Meeren aan, aan den eenen ,
en den anderen kant van
Haarlem , vooral in
N\'oordhdknd, daar de Purmer-, de Wormer-,
de Beemjler-1 de Schermer-, de Wbg-meer en
andere geteld wierden , welke
zekerlijk veel
Water verzwelgen konden , maar niet alles, wat
^y door een geduurigea toevoer uit den
Rhijn

door

-ocr page 157-

na D E L O O P D E R

door zoo veele kanaalen ontvingen. Dk
jnaakt de gedagten waarfchijnlijk , dat zich op
de hoogte van
Egniond, of van Petten., of van
KallanPoog , of van Huisduinen , of op eenige
van deeze plaatzen teffens, uitvloeijingen vau
den
Rhijn wel eer bevonden hebben. Die ,
zoo ze al zich zeiven niet hadden gevormd ,
door de Inwooners tot ontlasting van het over-
tollige
water waren gemaakt. De Heer st.
SIMON meent de ipooren duidelyk in eene
plaats by
Wyk op Zee, het Water gat nog ge-
heeten , te hebben kunnen ontdekken, en hy
brengt, behalven de landingen der
Noormannen,
een geval by uit rapin de thoiras (*), dat
zeer veel zou afdoen, om te bewyzen dat het
overvloedige water volgens eene natuurlyke hel-
ling op de hoogte van
Alkmaar eene ontlasting
in de Zee gevonden heeft, indien alle die om-
ftandigheden zoo zeker waren , als het geval
zelfs, dat ons Vaderland naderhand eer , maar
zoo weinig voordeel aan den
handel en de fa-
brieken heeft
aangebragt J als de verheffing van
willem de derde op den throon van Engeland,
waar mee het eenige overeenkomst heeft.

Fr. Wat is dat voor een geval ?

E. Hebt gy de Voorreden zoo ver niet
geleezen ?
— „ eduard de vierde , Koning
van
Engeland, gedrongen, om zyn Ryk te

ver-

(*) Hiß oir e dAngkterre, tem. 4. p.

-ocr page 158-

rïvtekén nagespoörb. ii3

^\'èvlaaten , nam met drie van zyne Schepen
den toevhigt naar
Holland^ werwaards hy ver^
^olgd wierd van vèele
Duitfche ZeerooverSi
öe drie vaartuigen, zetten alle zeilen by , en
kwamen geduurende het laage gety op de
reede van
Alkmaar, hét welk de roovers
(die dieper gingen) belette, hem verder te
Volgen. Zy wieipen het anker in zijn gezigt.
Om hem aan te tasten ,■ zoodra het hoog
Water was geworden.
Eduard deed feinen ,
die begreepen wierden van den Stadhouder,
Lodewyk: van brugge , . welke zich toen
t>y geval te
Alkmaar bevond. Hy klom op
ftaande voet in een floep , kwam
Edu-
ard
op zijn Schip ontmoeten, en bewees
hem de eer, die hy aan eenen Koning ,
den fchoonbroedèr van zynen Souverein , deu
Hertog van
Bourgmdien verfchuldigd waSé
Hy voegt er het gezag van
hume by , die
^it
pHiL. de comines in zvnc gefchiede-
^is van
Engeland aantekent: „ het was
\'^iet dan met veel moeite , dat hy zich red-
^^e binnen de haven van
Alkmaar in Holland.^
Komment. l. 5. ch. 4, 5. eïkelenberg
Schrijft in zyne gefteldheid van Wenvriesland,
92. volgens een Franfche druk van comi-
tés : dat eduard te ver vooruit zijnde , de
^hollandfche kust bereikte , en in Vriesland
^^nlandde by een ftedeken Alkmaar geheeten ;
^^ïir fmeet hy \'t anker in den grond, wijl
deel. " H hy

-ocr page 159-

«4 deloopdes

hy niet in de haven konde komen door het
veiioopen van \'t gety. Het laatfte
neemt ee-
ne bedenking weg, welke men zou kminen
maaken , waarom
eduard op de kust of re-
de bleef, zoo hier een kanaal was , waar hy
zijn toevlugt in neemen kon : maar ik kan
nog niet begrj\'pen, hoe hy feinen heeft kun-
nen maaken, die
gruithuizen verftond,
want in
allen gevalle , waren de hooge Zee-
dmnen tusfchen beide. Ook deeze zwaarig-
heid zou opgeheven zijn , indien
eduard
digt by Alkmaar, in de Berger-meer volgens
van DER wouDE, geankerd heeft; dan vol-
gens andere berigten\' (1) kwam de vlugtende
vorst met een Engelsch Schip en twee Hol-
landfche Hulken , van eenige
Ooßerfche Sche-
pen gejaagd op de reede van
Texel ten an-
ker , waar de
Oofierlingen, een weinig daar
na aangekomen, gereedheid maakten, om hem
\'s anderen daags aan te tasten. Maar
lode-
wyk van brugge , Heer van Gruithuizen ,
hier van verwittigt, belette alle vyandelijk-
heid op de Hollandfche Reede.

,Fr. Dit luidt gaiisch anders. Ik heb ook
al gedagt, waar deeze haven en uitloop van

den

1  Reigersberg, iïde Deel. bl. 255. Het Goudfche
Kronykje bl. 140. en de aantek. vaa Scriverius : de
groote Kronyk van Holland , en de
Vaderlandfc^s
Hisrorie op \'t Jaar 1470.

-ocr page 160-

ïiiviee.en nagespoord. 97

den Rhijn zou gebleeveii zijn , waar van ik
niets gemerkt heb, toen wy by
Egmond aan
ftrand waaren.

E. Wanneer gy u herinnert , wat er by
Katwijk gefchied is, en wat wy van het bin-
nenwaards overftuiven van het Zand gezegd
hebben , kunt gy zeer ligt begT^ïpen , dat\' er
zoodanige riviertjes, welke van
Leiden af
noordwaards niet zeer verre van de duinen
vloeiden, en eindelijk zich in Zee ontlastten
kunnen geweest zijn , zonder dat wy er thans
eenige fpooren van ontdekken kunnen. De
buitengemeene verwyding van het meu-
Flevo ^
tot een groote binnenzee, waarin het water
van
Noordholland en Westvriesland naderhand
een gereeden uitweg vond , en de afleiding
van den
Rhijn in den Lek en de- \'ïs/el, heb-
ben deszelfs takken in deeze landftreek van
den gewoonen toevoer beroofd. De zee heeft
dus te gemakkelyker de monden kunnen ftop,
pen. Want zoo dra de vloeden der\'Zee, in
kragt de uitloopende rivier-wateren te boven
gaan, laaten deeze, in hun vaart geftuit, het
flib, dat zy met zich voeren, vallen, het bed
wordt daar door aan den uitloop langzaamer-
hand hooger, en de rivier ten langen laatfte
door het zeezand geheel overweldigd. De Ri-
vieren de
Nijl en de Donau, waarvan de
^ene met zeven monden in de
Middelland-
, de andere met zes monden in de Zmr^
Ha
 U

-ocr page 161-

Ïl6 de loop der

te Zee plagten uit te vloeijen, hebben nü
eik niet meer dan twee uitloopen, welke
vaarbaar zijn ; de overige, die minder toe-
voer vaii boven kreegen , zijn door den tijd
verlamd of geheel verftopt. En daarenboven,
wat kan er niet al plaats gevonden hebben in
de groote flreek lands , welke van onze kust
afgenomen is ! De Heer
st. simon meent,
dat de banken en geulen , welke voor dezel-
ve liggen hier van geen onduidelyke aanwy-
zing geeven. Wy moeten ons evenwel niet
verbeelden, dat de duinen zoo ven\'e van de
Zee verwyderd hebben gelegen : zy ziju
gaande weg naar binnen gelloven en ge-
werkt , en dus zijn de killen , welke er
van ,te vooren waren , door het zand
gevuld geworden. - Hoe het zy, wy zul-
len deeze zaak
nu tusfchen beiden laaten.
Het is my genoeg dezelve tot een zekeren
trap van waarfchijnlijkheid te hebben
gebragt,
en daar door te hebben getoond, dat het zeer
wel mogelijk is alle verfchil tusfchen
me-
la , plinius
en ciesar te vereffenen; ea
dat de twee laatflcn , met grond , van ver-
fcheide aaumerkelyke eilanden gewag maaken ,
welke tusfchen
Helium en Flevum lagen, en
door de verdeeluigen van den
Rhijn gevormd
wierden : — alle bewoond door onderfchei-
de natiën , aan welke
c^sar geen eenerleije
leevenswijs, en
plinius uitdrukkelijk verlchÜ\'

len-

-ocr page 162-

rivieren nagespoord. ii7

lende benaamingen toefchrijft. Maar al wilde
men geene van deeze uitloopen van den
Rhij\'n , aan den westkant van het Flie toe-
ftaan , wy
zullen egter aan den oostkant nog
Eilanden vinden, welke van ouds alleen
door eenige rivierlpranken , maar nu ook
door de Zee van het vasjte land gefchei-
den zijn , als ter
Schelling , Ameland, Schier-
monnikoog
, enz.

Fr. Alles wordt my hoe langer hoe duide-
lyker , en my dunkt, dat Vader deeze oude
Schryvers met elkander vereffend heeft.

E. Nog niet volkomen. Mela fpreekt nog
van de
Waal nog van de Maas , in welke
laatfle rivier de
Rhijn volgens het eenpaarig
getuigenis van
c^esaR , plinius en tacitüs ,
ten hunnen tyde zich door de Waal ontlast
heeft , en nog heden ontlast. „ Ter linker
zyde blijft hy, na zich verdeeld te hebben
een Rivier, en tot dat hy uitvloeit, de
Rhijn, ter regterzyde eerst eng , vervolgens
een groot Meer uitmaakende , wordt hy we-
der naauwer en ontlast zich als eene Rivier
in Zee." Vergelijk deeze woorden van
mela
met die van de overigen, en gy zult het ver-
fchil aanffconds gewaar worden, vooral wan-
neer gy TACITUS met aandagt leest: deeze
zegt, „ dat de
Rhijn zich aan het begin,
van den
Batavi/ehen akker aan twee flroomen
verdeelt; —— zijn naam en heftigheid van
H 3 loop

-ocr page 163-

IJ-S »e loop der.

loop behoudt, daar hy Germanien voorby-
ftreeft, tot dat hy zich met den Oceaan
vermengt : maar lanks den
Gallifchen oever
breeder en zagter beenen vloeijende , wordt
hy de
fVaal , fli-aks de Maas geheeten, en
ftort door den geweldigen mond van deeze
Rivier in denzelfden Oceaan."

Fr. Hoe zal men dit vereffenen ?

E. Daar zijn er die meenen, dat mela
en tacitus volflrekt van dezelfde takken van
den
Rhijn Ipreeken ; ——■ dat de PFaal ea
ook de
Maas , van daar zy zich met elkan-
der vereenigen zeer wel de
Rhijn kunnen ge-
naamd worden , en dat zy derhalven de bei-
de buitenfte takken van den
Rhijn op het
oog hebben , zonder zich met den midden-
flen kil , als van minder belang te bemoeijen:
maar dit kan ik geenzins gelooven , zonder
nogthans te ontkennen , dat de
Waal en de
Maas , voor zoo verre de Rhijn zijn water
in dezelve uitflort, tot deeze rivier des
noods zouden kunnen gerekend worden , want
anders was het Eiland der
Batavieren geen
Eiland van den
Rhijn. Zou mela, die hier
zoo naauwkeurig is in het opgeeven der naa-
men , van
Waal en Maas gezweegen hebben,
indien hy in zyne befchryving den
Rhijn
volgens dit Ipoor had willen aanwyzen ? zoii
de voortrefièl^ÏJe
tacitus van een tak, dis
al gaande weg zich tot een groot Meer ver-
wijdt»

-ocr page 164-

ïiiviee.en nagespoord. 97

Mjdt , en ten laatften weder de gedaante
Van eene Ri\\ier aanneemt, kunnen fchryven :
dat hy zyne
heftigheid van loop behoudt, tot
dat hy zich met den
Ogeaan vermengt daal-
de andere volgens zijn zeggen, langs den
Gallifchen Oever breeder en zagter heen vloei-
de. Indien zy dus volftrekt van dezelfde on-
derwerpen geiproken hadden , zouden zy zich
anders . hebben uitgedrukt; maar wanneer wy
ons weder de onderfcheide bedoelingen van
deeze Schryvers herinneren, zullen wy be-,
vinden , dat zy van dezelfde Rivier op eene
ondericheide wyze ipreekende , egter beiden
gelijk hebben.
Mela ftelde zich voor, om in
zijn kort begrip van aardrijkskunde met wei-
nig woorden , den ooripronkelyken loop van
den
Rhijn te , befchryven, zonder zich met
eenige fpranken of afleidingen, die door na-
tuur of arbeid, van tijd tot tijd, gemaakt wä-
ren op te houden ; —— tot deeze behoort
de ff^aal alzoo wel als de grafc van
dPvU-
Süs, fchoon de eerfte veel ouder is dan de
laatfle , en wy niet
bepaalen kunnen, wan-
neer en door wat oorzaak de
Maas cn den
^hijn, langs dit kanaal zijn vereenigd gc-
^Vorden. Als pf er dan aan geen van\'beide
^yden zulk eene afleiding plaats vond, die in
den beginne ook van klein belang zullen ge-
^^eest zijn, gaat
mei.a voort en volgt den
H 4 Rhijfi

-ocr page 165-

120 de loop der

Rhijn in zijn natuurlyken, eenzaamen loop,daar
hy in een zelfde kil beftendig voortvloeit, tot
dat hy
niet verre van de Zee zich hier en daar
verfpreidt ; — ter linker zyde eene ri\\icr, en
wel tot dat hy uitvloeit de rivier de
Rhijn blijft,
daar hy ter regter zyde, eerst eng cn aan
zich zeiven gelijk, allengskens wyder wordt.
Men kan dit niet anders verftaan, dan van
den
Rhijn, die alleen onder deezen naam
tot
Utrecht loopt, en daar zich in twee tak-
ken verdeelt , waar van de linker onder den
zelfden naam en de gedaante van eene Rivier in
zee by
Katwijk vloeide, terwijl de andere tak
zich wel ras in een groot Meer veripreidde.
Me-
la
beantwoordde dus ten vollen aan het denk-
beeld , dat de ouden van \' den
Rhijn hadden ,
dat dezelve namelijk zich by zynen uitloop in
twee takken verdeelde , gelijk hy ook weleer
gedaan heeft, waarom hy van de
Dich-
ters de twee hoornige Rivier genoemd wordt ,

het welk zommigen wel op deszelfs oor-
fprongdie uit twee aderen ontftaat, willen
toepasfen: maar
virgilius , die zich on-
der anderen van deeze omfchryving bedient,
■ heeft alleen het oog op deeze landftreeken,
welke by die der
Marinen lagen , en van
de
Rome men onder de uiterfte grenzen vaU
hun gebied gerekend wierden.

Fr. Hoe is deeze tak tot dus verre,
iioeiïid geweest ?

E. Dit

-ocr page 166-

s.ivieren nagespoord. 121

E. Dit vlade ik niet by me-la. Thans
noemt men hem de
Vecht; maar plinius
geeft niet onduifter te kennen , dat hy ook
de
Rhijn geheeten wierd , ten minften tot
dat hy zich in de Meeren uitftortte. Het
grootHe van deeze Meeren , wierd
Flevo ge-
naamd ; dus zou ook het eiland , de iterkte
der Romeinen aan den uitloop gefticht, en
de Rivier zelfs zijn genoemd geweest, wanc
de woorden
Flevo, Flevus en Flèvum fchynen
my alleen in den uitgang te verfchillen; maar
dit komt my min waarfchijnlijk voor, immers
wanneer men het op deezen geheelen arm zou
willen toepasfen. Van welk een tijd en oor-
fprong intusfchen het woord
Vecht zy, be-
tuige ik niet te weeten. —- Dan wat nu
tacitus betreft , daar caesar en mela ons
een denkbeeld van den loop der Rivieren ,
vooral van den
Rhijn wilden geeven , wilde
hy ons de legging van het
Eiland der Bata-
vieren
aanwyzen. Dit begon by de eerlle
verdeeling van den
Rhijn, welke te dier tijd

plaats had, - wierd aan de eene zyde

door de Waal en de Maas beflooten ; en aan

de andere zyde ?....... Deeze gi\'oote vraag

wordt dan ten vollen beflist; —• door den
Rhijh , daar hy zynen naam behoudt tot dat
hy in zee loopt, daar hy even Ihel blijft,
en
Germanien langs vloeit: en terwijl wy
dit alles alleen met zekerheid kunnen zeggen
ïï ^ vaq

-ocr page 167-

tz2 de loop deß,

van den tak, die van Lobeth of Schenhti\'
fchans
tot aan Utrecht , en van Utrecht tot
aan
Leiden in zee liep , is deeze zaak uitge-
maakt , over welke zoo lang en zoo hevig
getwist is. Dat eene Rivier naauwer kan zijn
en teffens fnellcr vloeijen , dan een andere
Vi^elke in een wyder bed geen grooter toe^
voer van water heefc, is kiaar te begrypen,
waarom de
aanmerking van TACITUS gecnzins
tegen onze ftelling, en de woorden van
pli-
nius
flrijd, die hier aan den Rhijn maar
een
middelmaatigen kil toefchrijft; dezelve wor-
den veel eer bevestigd door het geen hy vol-
gen laat, „ langs den
Gallifchen oever bree-
der , en zagter heenen vloeijende." Wae
voorts de- fcheiding tusfchen
Germanien en
Gallien betreft, welke hier aan den eigenlijk
gezegden
Rhijn fchijnt toegelchreeven te wor-
den , daarover kan ik my. nu niet uitlaaten.
W^y zouden dan in een nieuw gefchil moe-
ten treeden , dat in \'t vervolg zal
beilegt
worden. Indien wy dit Eiland tegen de uic-
drukkelyke
aanvs^zing van tacitus van bin-
nen naauwer beperken willen , is het onmo-
gelijk , dat het een volk , het welk eenigen
naam verdiende , — van het welke men zoo
groote daaden vind aangetekend , zou uitgele-
verd hebben, wanneer men de leevenswyze
der natie in dien tijd in aanmerking neemt.
Hoe kon
plinius dan fprecken van het zeef

gdsl

-ocr page 168-

rivieß-en nagespoord. log

tdel of beroemd eiland der Batavieren , en zo-
ziMus (*) het houden voor het
grootße der Ri-
vier-eilanden ? — En verder kan men het niet
uitftrekken , of men vindt zich verlegen met
de andere volken , welke volgens
plinius ,
en andere Schryvers in deezen omtrek ge-
woond hebben.

Fr. Na zie ik duidelijk de grensfcheidingen
Van het
Batavifche land, en ik begrijp teP-
fens waarom
tacitus van den derden uitloop
Van den
Rhijn, en de Flevo niet behoefde
te fpreeken.

E. Dit was geheel buiten zijn beftek. Maar
gy ziet ook waarom hy alleen van één Ei-
land , en
c^sar en plinius, daar en tegen.
Van veele Eilanden moesten gewag maaken.
Het veld hunner befchryving was zeer onge-
lijk in uitgeftrektheid. Onthoudt dit, en hec
zal veel verwarring voorkomen , dat men door-
gaans onderfcheid moet maaken tusfchen het
Eiland of de Eilanden van den Rhijn, en
het Eiland der Batavieren.
Het laatfte was
Onbetwistbaar een Eiland van den
Rhijn, maar
niet het
eenigfte. Alle de andere , voor zoo
Verre zy door twee armen Vfin den
Rhijn of
door den
Rhijn , de Waal en de Maas ge-
zamenlijk omringd wierden , kon men , in ze-
teren zin, wel als één Eiland aanmerken;

maat

C) L. ni. c.

-ocr page 169-

124 oe loop de«.

Maar voor zoo Verre zy door verfcheide
Spranken en Riviertjes van elkander wierden
afgefcheiden , maakten zy inderdaad verfcheide
Rivier-eilanden uit, omtrent gelijk Zeeland uit
verfcheide eilandjes beftaat, en nogthans maar
ééne
Provincie is. Dit is eene onderfcheiding
van meer weezenlijkheid, dan die van
oud-
en
nieuw Batavien , welke van veelen op het
■gezag van
hadriaWs Junius aangenomen is.

— Ik vertrouw, dat gy nu een klaar
denkbeeld hebben zult van. den oorlpronke-
lyken loop der voornaamfte Rivieren van ons
■Vaderland. Dit onderwerp, op zich zeiven min
aangenaam, is te moeijelyker geworden, door
alle de verfchillende gevoelens waarin men het
verward heeft, maar
het is van de grootfte
aangelegenheid , om op een zekeren voet te
kunnen voortgaan. De
Rivieren waren van
ouds , en zijn nog de voornaamfte grensfchei-
■dingen tusfchen volk en volk.
Wanneer gy
begrijpt, dat wy in ééne zamenfpraak ge-
noegzaam hebben
afgehandeld , waarover men
■geheele boeken heeft gefchreeven , kan het u
niet lang gevallen zijn.

Fr. In \'t minfte niet mijn Vader ! Ik zou
■er egter nog beter begrip van hebben , indien
ik eene kaart voor my had , dewelke my al
het verhandelde zou kunnen ophelderen en
.herinneren ; wat fpijt het my , dat er geen«
zoodanige voorhanden is l Maar zij» ^^

nog

-ocr page 170-

rivieren nagespoord» laj

nog meer Rivieren, over welke wy fpree-
ken moeten , eer wy kunnen voortgaan?

E. O Ja , een laag en watenijk land gelijk
het onze
is, wordt even als ons lighaam, door
Zeer veele groote en kleine aderen doorfiieeden.
öezelve zullen ons egter zoo lang niet ophou-
den , om dat ze yan minder aangelegenheid zijn,
en wy ook veel minder, of geheel niets dan
de naam daar van aangetekend vinden. Maar
^vy zullen dit tot eene nadere gelegenheid uit-
ftehen , ik wil uwe aandagt niet vermoeijen.
Indien mijn tijd het vergunt, zal
ik een kaart
fchetzen volgens de opgave van onze auteu-
, zoo als ik meen , dat dezelve moeten
begreepen worden.

Fr. Wilde Vader dit doen , hoe zeer zou
ik my verblydenl

^ * -St -St

•öf- ^ •*
*

VIER-

-ocr page 171-

VIERDE

ZAMENSPRAAK

OVER DE

Kaart van Nederland, volgens de oudße lengten
opgemaakt. Be redenen van haare ongelijkfoT\'
migheid met de tegenwoordige, onderzogt. De
Schelde, de Ysfel, de Vecht, en andere Ri\'
vieren aangeweezen. De Oude benaamingen
en verdeelingen deezer Landen. Of dezelve
tot
Gallien , of tot Germanien behoort
hebben\'i Eenerley oorfprong deezer natiën,
idt de bevolking van
Europa hweezen.
De eerße Inwooners van
de Nederlan-
den ,
mlke dezelve tm minflen voor
een gedeelte verhaten hebben. Geduu
rige verhuizingen, van welke die
van de Cimbren en Teutonen
zeer lerugts is, enz.

E

Tree binnen frederik , gy komt regt
van pasfe.
Ik heb de kaarten van peütingeR
opgezogt, naar welke gy nieuwsgierig waart,
hier zijnze ; bezie dezelve naauwkeurig , zy
zijn een gedenkwaardig fluk der Oudheid.

Fr. Ja, maar geheel van onze landkaarten

rer-

-ocr page 172-

BE KAART VAN NEDERLAND , ENZ. 12/

verfchillende ; ik zou met deeze flrooken ia
lang zoo wel niet kunnen te regt raaken.

E. Wy zijn in zommige zaaken in den
tijd van ettelyke eeuwen , weinig gevorderd
boven de Ouden , in zommigen zelfs agter
uit gegaan , het zou de niéuwe waereld tot
eene onüitwischbaare fchande flrekken, zoo
wy niet in andere opzigten hun waren voor-
bygeflreefd; en de gebouwen opgetrokken had-
den , ^ waar van zy de fondamenten lagen. De
naauwkeurige berigten , \' die wy by de ou-
de aardrijksbefchryvers van Landen en Vol-
ken vinden aangetekend, in een tijd , wanneer
de boeken zeldzaam , en de verftandhouding
bezwaarlijk waren moeten ons
verbaazen: maar
zoo lang de waare grootte en gedaante van
den aardkloot onbekend : het onwaardeer-
•hjk nut van den Zeilfleen nog niet ontdekt
was, de hulpmiddelen tot Sterrekundige waar-
neemingen zeer gebrekkelijk waren , kon-
den zy onmogelijk de lengte en breedte op
welke de plaatzen gelegen waren , behoorlijk
opgeeven. Deeze oude Kaart heeft evenwel
haare nuttigheid voor zoo veire niet alleen de
naamen der plaatzen , maar ook derzelver a&
ftanden daar in aangetekend ftaan : en deeze
nuttigheid zou nog grooter zijn , zoo men al-
tijd kon ontdekken , waar van x daan , of op
"^"^elk eene wyze die berekend zijn. — Maar
gy zult .misfchien beter uit deeze Kaart kun-
nen

-ocr page 173-

D Ê fe A A E. f VAN

nen komen : ik heb dezelve op uw verzoek g^\'
tekend, dat my veel moeite gekost heefc; maaf
deeze zal ik my gaarn ge;roofi;en , zoo mijn
ïREDRiK , er maar eenig voordeel van trek-
ken kaUi

Fr. Ik ben u ten hoogden dankbaar , mijn
Vader. -— Is deeze Rivier niet de
Maas ,
deeze de Rhijn, die door de Waal in
elkander vloeijen? waar vinde ik nu de Vecht,
het Meer en het Eiland Flevo ? Ik zie ze
hier duidelijk; maar welke zijn de andere Ri-
vieren ?

E. Ik . heb de naamen nog niet aangete-
kend , de tijd heeft my ontbroken , dit zal
ik naderhand doen , maar
u vooi\' tegenwoor-
dig eenige mondelinge opheldering geeven.
Laaten wy weder ons van de hedendaagfche
kaart van de Nederlanden bedienen , en de-
zelve met deeze fchets vergelyken , op dat
^ te eerder ontdekken moogt, waar in zy
van elkander
verfcbillen. Het geen het eerst
in \'t oog loopt , is dat gy in myne Kaart
eenen verderen uitfprong van onze kusten in
de
Noordzee en ongelijk kleiner wateiplasfen,
zult ontdekken. De tegenwoordige ftrekking,
ziet gy met Hippen aangeweezen, de
oude
is min of meer overal twee uuren gaans ver-
der : dit verloren gedeelte van ons
land heb-
ben wy nagelpoord, en op onze
kaait gebragt,
wijl wy dan best uitkomen met de 8o,ooo

Schre-

-ocr page 174-

neder lan d<r

Schreden . van de famenvloeijtng van Waal en
Maas by
caesar ; en met de 100,000 vaa
Schenken/thans af by plinius berekend.

Fr, Ik heb al by my zeiven nagedagt, nu.
Vader my getoond heeft hoe veel geweld, de
Noordzee op onze Stranden heeft geoefFend in
de drie., laatfle eeuwen , waar het by toege*.
komen is, dat ons land in vroeger tyd zoO
Veel verlies niet fchynt geleden te hebben.

E. Indien • wy uit de laatfle eeuwen eene
berekening wilden opmaaken ^ zou het zeker
by geen twee mylen blyven ; maar men kan
op zuUce toevallige gebeurtenisfen in de na-
tuur , die door een zamfenloop van verfcheide
Oorzaaken op het önverwagtfle ontftaan, of
Weder een geruimen tijd ophouden, nimmer
eene vaste berekening maaken ; evenwel heeft
het niet ontbroken
aan zulken, die dit onder*

nomen hebben: - die b. V. uit eenige

Onderfcheide Lava^s of gefmolte floffen door den
berg
Vefimus uitgewoipen, en uit den tijd, die
dc natuur noodig zou hebben , om dezelve
iiiet een genoegzaame hoeveelheid aarde te
bedeklcen , eene oudheid van deezen aardkloot
itieenen te kunnen berekenen, welke zich
Veel verder_uitflrekt, dan het begin, dat
mo-
^ss aan deeze waeïeld in het boek der Schep-

ping, gegeeven heeft. -- Laaten wy dit op

het tegenwoordig geval toepasftn. Men kan
zeer gemakkelyk nagaan, hoe veel de. Zee van

iv^^EELa I onze

-ocr page 175-

130 D E K Ä A R T V A N

onze Kusten in één of twee Eeuwen heeft
ingezwolgen, maar zullen
wy daaruit beflui-
ten , dat het in agtien Eeuwen negenmaal
zoo veel is ? waar zou dan het einde zyn
van alle verwoestingen, welke de Zee op het
drooge zou aangerigt hebben, en nog aanrigten!
Er kunnen zekere oorzaaken , ons onbekend ,
hebben plaats gehad, welke onze Kusten
minder, dan nu, aan zulk een overlast blootfl;el-
den. —. Het kan ook zyn, dat de Zee eens
de grenspaalen van het Land overtreden en post
gevat hebbende, naderhand veel grooter verove-
ringen heeft gemaakt dan voorheen. Intusfchen
komt het my niet onwaarfchynlyk voor,dat men
de eerfl;e en uiterfte verheid, van onze Kusten,
moet uitftrekken tot daar de banken begin-
nen , die voor onze Kusten liggen, welke
ik daarom ook met flippen in myne kaart
heb aangeweezen. Dan blykt het dat
de Hol\'
landfche
en Westfriefche Kust omtrent twee-
maal zoo veel, als de
Vlaamfche en ZßeuvfcU
verlooren heeft, en dat, op de hoogte van Eg-
fnond
of van Alkmaar, het land, met eene bogt?
zich 13 mylen verder in de Noordzee heefc
uitgeflrekt.

Fr. Is de Noordzee hier het eerst ingebro-
ken ?

E. Dit gedeelte van ons Vaderlantl moest
zeker den -meesten aanftoot
lyden, eii diE
maakt uwe vraag met ongepast. Intusfchen

blykt

-ocr page 176-

nederi.an\'d. igi

blykt hier uit nader , hoe onmogelyk het is
eene zekere en algemeene berekening op het
afneemen van onze Kusten, in een bepaald
getal van jaaren, te maaken , want dan zou
het verlies, hier en daar, zoo veel niet kunnen
verfchillen. Even hetzelfde moet ik aanmer-
ken omtrent de veranderingen die binnens lands
zyn voorgevallen.— De overlïroomingen, die
men, geduurende de laatfte agt of negen Eeu-
wen, in onze Jaarboeken, vmdt aangetekend^
zyn zoo menigvuldig en geweldig, en hebben,
niet tegenftaande al den vlyt welke de in-
wooners in dien tyd meer dan ooit te voo-
ren aanwendden tot behoud van hun Land,
,200 veele duizenden morgens vernield, dat
men zich ligt zou kunnen verwonderen, dat
de Rivieren, die reeds, geduurende zoo vee-
le Eeuwen , hier hunne uitwatering hadden ,
al de laage landen niet geheel hebben ver-
zwolgen: ten minsten zal men zich bevreem-
den , wanneer men haar zoo veel minder
uitgeftrektheid van grond in myne fchets
ziet beflaan , dan in de hedendaagiche kaar-
ten.
Maar wie kan alle de redenen nagaan,
waar door de hoofdrivieren van ons Land
misfchien veel meer water ontvangen en ont-
lasten dan voorheen ? -- Er is boven-
dien in de tegenwoordige gefteldheid van ons
Land eene voldoende reden te vinden ,
waarom de beddingen .dey Rivieren hoe
I a lan«

-ocr page 177-

132 D E k Ä A R T V A N

langer hce meer ryzen, en veel meer landen
beneden peil raaken.

Fr. Welke reden is dat ?

E. Deeze is in onze Dyken tc vinden, die de
eerfte
Nederlanders niet hadden. Hier uit volgde,
dat by de overftroomingen der Rivieren alle dc
laage landen bedekt wierden; maar deeze vloe-
den bragten ook een flijk en flibber met zich ,
welke op de landen bezakkende , dezelve tel-
kens aanhoogden, en even als de
Nijl in
Egijpten jaarlyks vrugtbaar maakten. Nu blijft
dezelfde , of misfchien eene grootere hoeveel-
heid van afgevoerde ftoffen binnen de oevers
der Rivieren, welke aan weêrszyden door
zwaare dyken beflooten zyn , waar door ge
wel- begtypen kunt, dat de bodems hoe lan-
ger hoe hooger moeten worden, hoe langer
hoe mmder water kunnen bergen , vooral na-«
by de zee , waar het afvloeijende water den
meesten tegenftand ontmoetende,
ook-de gr^oot-
fte bezakkmg moet plaats
vinden. Indien de
berekening doorgaat , welke men hier op ge-
maakt heefc, zal hét er met onze laage lan-
den , welke veel eer afneemen, dan
hooger
worden en dus, hoe langer hoe dieper bene-
den het water moeten zinken , door den tijd
^eer gevaar!yk uit zien.

Fr. Was het dan niet beter geene dyken
te hebben, welke, zoo my
voorftaat, in den
Katechismus der Natuur ook afgekeurd worden.

E. Hoe deerlyk zou het er uitzien,

wy

-ocr page 178-

Nederland. m

vry tegen het water van onze rivieren en
binnenzeen ons thans agter onze dyken niet
konden verlchuilen! wy mogten dan het
grootfte , gedeelte van onze gTasryke beemden
wel verlaaten, wijl dezelve maar een zeer
korten tijd van het jaar het hoofd boven het
water zouden fteeken , of altoos onder bly-
ven. Maar of onze voorzaaten wel of kwa-
lijk gedaan hebben , dat zy zich zelfs en
hunne landeryen
in dien tijd binnen aarden
wallen hebben beflooten is eene andere vraaa;:

O •

buiten twijffel hebben zy het noodzaakelijk
geoordeeld , zoo dra zy by eene toenee-

mende befchaaving de overftroomingen en
wijkneemingen naar hunne vlietbergen en hoog-
ten voor ongemakken des leevens begonnen
aan te zien , of andere omftandigheden , wel-
ke ons nu onbekend zijn, hun een verblijf
op den onbedijkten akker , waar hunne voor-
ouderen het zoo lang hadden uitgehouden, on-
verdraagelijk maakten. Wy durven hen ten min-
ften geen verwijt doen over zodanig eene onder-
neeming , daar wy zoo weinig weeten van de
tyden , waar in dezelve is ter uitvoer gebragt,
en wy het zeker
in de tegenwoordige gefieldheid
van zaaken
als eene welmeenende voorzorg moe«
ten aanmerken, die zy voor zich zeiven niet al-
leen, maar ook voor ons, hunne Nakomelin-
gen , dagten te moeten gebruiken. Want
al had dezelfde evenredigheid van hoogte

tusfchen

evenredigheid van
land en water nu plaats,

tl\'-
welke

I

er

-ocr page 179-

134 d e k A A r T v a n

er toen plaats greep, hoe zou het u aan-
ftaan, wanneer gy u op het onverwagtfte
rondom in het water , en vooral in de
guurlle Jaarfaizoenen telken dage voor zulk
een bezoek bloot gefield vond, waar door
de gemeenfchap belemmerd , en gy met uwe
bezittingen en vee op een fbort van eiland
in het midden van een baare zee u zoudt
moeten behelpen ? Dit gaat nog aan , voor
inwooners van de eilanden
Marken, Schokland
en dergelyken , maar ons , die in onze nette
wooningen aan alle gerak en gemak gewoon
zijn; die ons zoo\' veele zaaken , welke ligt
bederf onderworpen zijn, onontbeerlijk hebben
gemaakt, zou zulk eene leevenswyze tot de
cllendigilen aller menfchen maaken.

Fr. De verbeelding alleen doet my beeven:
en ik heb zoo veel gehoord en geleezen van
de jammeren , welke door de watervloeden,
zelfs nog onlangs, veroorzaakt zijn, dat ik het
nooit verlang te ondervinden.

E. Deeze waren meest door inbraaken van
de zee veroorzaakt, waar tegen wy volUrekt
moeten verzekerd worden, wijl het zoute
water niet alleen veel nadeel doet, maar on-
ze vette beemden ligtelijk met zand in plaats
van met
fiijk zouden kunnen overdekken,
waarby wy veel zouden verliezen. Intusfchen
was het te wenfchen, dat onze Voorouders
feet nog wat hadden kunnen uitharden , en

toe

-ocr page 180-

Ï3S

tot geene bcdykingen waren overgegaan, voor
dat onze gronden door de overftroomingen en
bezakkingen van het rivierwater grooter hoog-
te gekreegen - hadden.

Fr. Wanneer heeft men daar mee begon-
nen ?

E. Men fchrijft gemeenlijk de eerfte bedy-
king, in een gedeelte van ons Land, aan dien-
zelfden
drusus toe , welke de Rhijn met
den
Tsfel heeft laaten vereenigen: ondertusfchen
behoefden de inboorlingen van geene Vreemden
eene kunst te leeren, waar toe zoo weinig
fchranderheid noodig is , dat zelfê de Bevers
viy verre in dezelve gevoKierd zyn. Wan-
neer iemand het water
van zyaen grond wil
weeren is er niets eerder nog beter voor hem
by der hand te neemen , dan dat hy een
aarden wal rondom denzelven opwerpe, en
wy weeten ook, dat; de eerfte dyken zeer
laag en eenvoudig opgeworpen waren van het
geen voorhanden was. Zy waren daarom al-
leen beftand tegen de gewoone vloeden, maar
Wanneer deeze tot eene buitengewoone hoog-
te reezen zullen de inwooners zich in grooter
verlegenheid, dan voorheen bevonden hebben,
wijl hun werk tegen zulk een overmagt niec
beftand was, en zy veel minder middelen had-
den dan wy, om het water van hunne landen
tft flyten , waar door de poelen en moerasfen
^eer moesten vermenigvuldigen.

14 Fa,

-ocr page 181-

l$6 D E K A A R T V A N

Fr. Ik dagt dat er tot het aanleggen, eiï
behouden van dyken , veel noodig was.

E. Gewisfelijk ja ; indien men ziet op de
tegenwoordige tyden, waarin de dyken eene
verbaazende menigte waters , door wind en
ftroom dikwerf aangezet , moeten afkeeren,
wordt er veel overleg en ondervinding ver-
eischt. Ja fomtijds vindt de grootfte menfche-
lyke fchranderheid , fchoon ze de fchatten van
het veelvermogende
Neerland tot haaren dienst
heeft, zich nog niet in ftaat, om in onverwagte
gevaaren te voorzien, of voorgevalle inbreu-
ken te herftellen ; op dat wy met konst en
vliegwerk den grond zouden mogen behouden,
die wy hebben. Indien gy alles by elkander
voegt, wat de kragt van het water , den
loop der ftroomen, het aanleggen van dijk-
fluts- en molen-werken betreft, maakt dit ee-
ne weetenfchap van eene verbaazende uitge-
ftrektheid uit, waarin maar zeer
weinige Ster-
velingen eene gegronde ervarenheid bezitten.-—
Maar ik had alleen het oog op de eerfte be-
ginfelen , welke zekerlijk zeer eenvoudig wa-
ren , en , van tijd tot tijd, tot grooter vol-
maaktheid gebragt zijn. — Dan laat ons tot
de kaart, en de Rivieren keeren, welke in de-
zelve zijn aangeweezen. Wy zullen om \'t
gemak de kust volgen langs de
Noordzee, be-
ginnende in het Zuidwesten ,
daar wy het
eerst eenen tak van de Sehelie owmioeten, wel*

-ocr page 182-

n £ d e e. l. a\' n d. i37

ke zich noch met een. anderen- tak ontlastte
in de
Maat.

Fr. Waar zijn hier de Zeeuw [che Eilanden?

E. Die waren er niet. Alles was vast land.
Vlaanderen en het tegenwoordig Zeeland was
aan een verbonden , alleen liep èr een klein
riviertje tusfchen beide, door Keizer
otto
de DERDE tot een Kanaal verwijd , dat met
fiuizen wierd afgeflooten , tot dat de Zee al-
les overweldigde , en zich eenen doortogt
tot de
Schelde maakte, welke thans de Hond
of Westerfchelde genaamd wordt. Hier door
kreeg het water meer en meer de over-
hand en die velden, die voorheen naauwlijks
van elkander waren gefcheiden , raakten ein-
delijk voor altoos zeer verwyderd. ——• Zom-
migen hebben deezen uitloop een mond
yan de
Maas genoemd , met oogmerk om
deeze landen met goeden fchijn tot het el-
land der
Batavieren te betrekken : maar inder-
daad is hy niet anders dan de mond van de
Schelde , of van do Tabuda volgens ptolo-
Mäüs , welke haaren oorJpronk heeft in Pi~
cardyen
in \'t land van Vermandois, uit den-*
zelfden berg
St. Marten, daar de Sonime en
de
Samhre uit ontfpraiten; en na een gedeel-
te van
Vrankryk, Henegouwen ^ Vlaanderen en
Braband doorgevloeid te zijn , zich hier, voor
de helft, ontlastte , terwijl het ander ge-
deelte in de Mfläi" en met dezelve door ee-
I 5 nen

-ocr page 183-

133 D E k A a r t v a n

nen mond ...in .de Noordzee vloeide. Op dee-
zen voet kunnen wy de oudfte en beste aan-
tekeningen over deeze rivier gevoegelijkst over-
eenbrengen. Deeze zelfde uitloopen zijn ook
nog voorhanden , maar zy zijn thans zoo
zeer vermenigvuldigd , als er eilanden getqld
worden , welke zy helpoelen.

Fr. Het is dan wonder dat de Zee , die
op
zoo veele plaatzen heeft weeten in te
breeken , hier niet alles overilroomd, en
overweldigd heeft.

E. Dit is buiten twijffei veroorzaakt door
de ongelijkheid der gronden ; de laagfte, wel-
ke by eiken hoogen vloed dras lagen , hebben
ten laasten voor het water moeten wyken,
terwijl de hoogere het hebben uitgehouden ,
en tot waare eilanden zijn gevormd, hoeda-
nige dezelve, in zommige tyden, toen reeds
fcheenen te zijn : daarom wordenze twijf^
felagtig in zommige Kaarten
aangeweezen, het
geen ik nagevolgd hebbe.
Voorts wierden dee-
ze landen door een aaneengefchakelde keten
duinen even als die van
Vlaanderen befchermd,
agter welke men veele bosfchaadien vond,
waar van de overblijffelen menigwerf in zee
ontdekt zijh. Zy wierden alleen van de ove-
rige landftreeken gefcheiden , door den zeer
wyden mond van de
Maas, welke oP
van
de Schelde volgt, en Helium genoemd wierd.

Fr. Hoe komt deeze mond zoo wijd ? dus

is

-ocr page 184-

■n e d e r l a int d.r 139

is hy niet in de nieuwe Kaarten , daar het
Haringvliet en de Hond zich veel grooter ver-
toonen.

E. Wanneer men in aanmerking neemt van
Welk eene lengte en aangelegenheid de
Maas
is , welke hier en daar zoo veele wateren
ontvangt, daar dezelve maar één uitloop had,
kan men ligt begrypen, dat deeze zeer groot
moest zijn , vooral na dat de
Rhijn door de
JVaal zich ook in dezelve begon te ontlasten;
Waarom dezelve ook nu en dan als de mond
van den
Rhijn , en wel als de Wester-moni
van deeze meer beroemde Rivier wordt aan-
gemerkt. In vervolg van tijd, wanneer het, wa-
ter door het
Biesbosch zich een gereeder weg
baande , en de
Rhijn ook door de Grafc van
DR.USUS afgeleid wierd , is de oude en eenig-
fte mond van de
Maas merkelijk vernaauwd,
zelfs hebben er zich plaaten en eilandjes in
beginnen te vormen, en men zou den tijd
na ons kunnen beleeven, dat hem na zoo veele
afleidingen eindelijk een dergelijk noodlot trof,
als den ooripronkelyken mond van den
Rhijn,

Fr. Welke mond is dat?

E. De derde, die gy hier op de Kaart ziet
ter plaatze, waar men naderhand
Katmjk heeft
gefl;icht. Déeze is de middelfte mond van
den
Rhijn, maar eigenlijk de Zuidelyks of
^estelyh, over wiens noodlot w.y reeds in
*t breede gefproken hebben, waarom wy voort-
gaan

-ocr page 185-

14° dekaartvan

gaan tot den Noordelyken of Oostelyken mond
van den
Rhijn-, want op beide wyzen word
dezelve omfchreeven , zonder ons met de an-
dere ontlastingen , welke wy niet verder dan
tot eene zekere waarfchijnlijkheid hebben kim-
nen brengen , op te houden. Ik heb ze al-
leen met eenige Hippen aangetekend. Omtrent
deezen derden of noordelyken mond van den
JRhijn , de Flevus of Fl ejiroom vindt hetzelf-
de plaats , dat wy by den aanvang van ons
Land omtrent den mond van de
Schelde heb-
ben aangetroffen , namelijk eene menigte van
Eilanden, welke thans of de
Zuiderzee van de
Noordzee fcheiden of zich langs de Friefche
kust uitftrekken tot voorby de Eems. Deeze
eilanden zijn ook overblijfTels van eene kust,
die hier en daar wel door den uitloop van
Riviertjes wierd doorfneden, maar voor het
overige aan een , en zoo wel als de ganfchc
tiitgeftrektheid , die wy langs de
Noordzee om-
gewandeld zijn , door een keten duinen be-
fchermd wierd. Het land was ook van eene
ongelyke hoogte , en liep op de laagfle pkat-
zcn
dikAverf onder. De fpooren van de Ri-
viertjes en oude uitwateringen zijn nog te vin-
den in de
Eorne , die zich door het Bornr\'
diep ontlastte , maar door het Dokkumer diep
ook gemeenfchap had met de
Lamvers en d2
Flunze, Deeze drie vormden eenen inham, vsn
welke door geduurige inbraaken de
Lauver

-ocr page 186-

ïïederland. I4I

^ee geworden is. Ten laatften komen wy aan
^^ Eems, welke de ooftelyke grensfchei-
ding van- dit gedeelte van ons Land uitmaakt,
^aar in de
Fimel of Fivel Aa, de Pekel Aa,
de fFestermld/che Aa , nevens andere Rivier-
tjes en Beeken vloeijen. By deezen mond
Van de
Eem vindt gy in de nieuwe Kaart
een wyden -ftroom en plas, welke de
DoUaart
Wordt geheeten, en zigtbaar door de zee in-
gebroken is , waar door eene menigte lande-
ryen , \' dorpen \' én huizen zijn vernield. Voor-
naamlijk is dit gefchied iii twee inbraken die in
i^ebruary en Deceivher van 1277 voorvielen.

Fr. Dit zelfde noodlot moet dan deeze
ganfche kUst ondergaan hebben, want ik vin-
de hier
overal Zee in de nieuwe Kaart , tus-
fchen de Eilandjes, en het
vaste Land.

E. Zoo is het ook. Al het laagere land
heeft voor de overmagt der Zee moeten buk-
ken , en er zijn niet dan eenige
ruïnen van
^vergebleeven, —- boven het water , deeze
Zijn de eilanden; — en onder het water deeze
Zijn de wadden, tusfchen welke hier en daar
geulen en dieptens loopen, buiten twijlFel
Overblijffelen van de reeds gemelde Rivier-
tjes , waar door deeze flroomen ook voor
kleinere Schepen bevaarbaaar zijn. De naam
Van
IVadden-Zee, Mare Vadofim, is van
zeer vroegen oorfprong , en de Ouden
hebbeu er zich al van weeten te bedienen ,

om

-ocr page 187-

142 de kaart van

om de holle Noordzee zoo yeel mogelijk te
vermyden , waar uit men beiluiten kan dat
deeze inbraaken al eerder dan die van
Zeelani
hebben plaats gehad. Voorts kön de Rhijn
door middel van zijn Noordelyken arm zich
ook hier volgens de uitdrukking van
CjESAR j
door verfcheide wegen ontlasten en even zoo
veele rivier-eilanden vormen , het geen ge nu
klaar ziet opgehelderd.

Fr. Er blijft nu geene duifterheid voor my
meer over, maar waar moeten wy nu heen,
nu wy hier aan de Grenzen van ons
Land ge-
komen zijii.

„ E. Wy moeten te rug naar den Rhijnlaa-
ten wy ons verbeelden, dat wy den zelven voor
de verandering met eene floep door het
Flie op-
vaaren, dan zullen wy de voornaamfte Riviertjes
Ontdekken, welke zich te vooren in den
Rhijn^
en naderhand in het meir Flevo ontlastten, offl
door den
Fliejiroom gezamelijk in zee te flor-
tcn. Aan den Westkant zullen wy er geene
van naam aantreffen, niaar veele aan den Oost-
kant en Zuidkant van het\'voornoemde Meer:
de
Tjonger, de Linde, dt Kuinder, de Vecht7
die uit verfcheide takken, waar van een de
Dinkel geheeten wordt, voomaamelijk in het
Munjlerfche ontfpruit, en door de Regge met
de
Schipbeek vereenigd wordt.

Fr. Ik meende , dat de Fecht by Utrecht
ontfproot.

E. Zoo

-ocr page 188-

nederland.

E. Zoo doet hy , maar hier is ook eene
Rivier van denzelfden naam , welke de Over-
^^filfche Vecht ter onderfcheiding geheeten
Wordt. Zoo heeft men ook de
Eems in
Oost-Vriesland en in het Sticht; de Tsfel zoo
Wel in Holland als in Gelderland : vooral
is de naam van Aa . zeer gemeen, maar
Wel meest by de grenzen van
Vriesland
"^n in Braband. Verfcheide beeken die den
naam
van" Aa draagen, ontlasten zich ook
in de Vecht. Waarfchijnlijk heeft dezelve,
ee^ de Zuiderzee , waarin zy nu door het
zoogenaamde
Zwarte Water valt,zoo verinbrak,
zich vereenigt met den Tsfel, de voomaam-
fte rivier , welke zich in
deezen arm van
den
Rhijn ontlastte , en met denzelven door
het
Vlie in de Noordzee ftortte. Wy kunnen
toch den
Tsfel, gelijk reeds aangemerkt is, zoo
min voor den Noor der Rhijn houden, als wy
•hem een afzonderlyken uitloop zottden toe-
fchryven , waar van geen het minlle Ipoor
te ontdekken is, dan by zulke Schryvers
die het eiland der
Batavieren zoo ver moge-
lijk , en wel tot aan
deezen Ts/èl hebben
willen uitflrekken. Doch dit is een misverfland.
öe
Ts/èl, of de Jfala, de Sala ook wel Naba-
, maar nimmer de Rhijn geheeten , heefc
afzonderlyken oorfpronk in \'t Hertogdom
^\'ee/ by \'t Steedje
Ringelenhsrgen was voor

dat

-ocr page 189-

ï44 e k a a r t v a n

dat DRüsus hem met den Rhijn vereenigde,
van veel mmder belang, fchoon hy het B-i-
viertje de
Berkel en de Schipbeek, ten oosten
in het Bisdom
Munjkr ontfpruitendè , en aan
de andere zyde een weinig laager de
Grift t
in zynen boezem ontvangt. —— Het land,
dat gy hier ziet tusfchen den
Tsjel , den
Rhijn , de Fecht, en het Meer Flevo, is
hoog en bergagtig , men vindt er daarom min-
der water dan elders. Eenige beeken waar-
van de>
Lunterfche de voomaamfle is, ont-
fpraiten voor een gedeelte in de veenen , die
men ook hier aantreft, en vereenigen zich tot
een foort van Rivier, welke ook de
Eems
geheeten wordt.—^ Wy zijn dus gevorderd tot
aan den ingang van het Meer , waar wy het
T? ontmoeten, door welk hetzelve gemeen-
fchap heeft met • den
Amftel , de Zaan , het
Spaaren en andere kleinere Riviertjes, met
welke wy ons thans niet zullen
ophouden,
maar oiis watertogtje door de Utrechtlche Ftcht
voortzetten , tot aan den Middel-Rhijn, waar
wy ons aan land begeeven zullen. — Hier
ziet gy het zoo zeer beroemde Eiland ,
thans door de
Linge , de Lek, den iTx-
fel 5 de Gouwe , de Niewwe Maas en de
Merwe , in verfcheide groote flukken gefiiee-
den , welke ftukken door veele
vlieren en
beeken al weder verdeeld worden: maar fchoon
de mecfle van die binnen
wateren van een

üeer

-ocr page 190-

NEDERLAND. Ï45

SEeer hoogen Ouderdom zijn , meen ik egter
dat ze in hunne beginfelen geenfins \\an die
liitgeftrektheid en aangelegenheid waren , gelijk
2y nu zijn. Gy hebi: geden , dac men de
Landen, welke rondom door het water
beflo-
ten waren ^ ras Eilanden noemde , en dau
Zou men, indien hier zoo veele doorfaydingen
van ouds hadden plaats gehad, voor één vee-
le eilanden geteld hebben; intusfchen fpree-
ken de Schryvers beftendig van één Eiland ,
fchoon het door twee onderfcheide volken
bewoond wierd. Ik heb u ook ree.is gezegd
dat de
Lek oulings van een zeer klein be-
lang , en niet meer dan een beekje geweest
is , het welk uit den
Rhijn fproot, maar,
Volgens de algemeenfle berigten, door toedbcu
Van een der
beroemdffce Opperhoofden van
dit Eiland van zulk eene aangelegenheid is
g-eworden. Da voornaamftc Riviertjes aan de
overzyde vau de
Blaas, van de Schelde af te
rekenen , worden nu genoemd de
Dintel of
de
Merk , de Donge , de Dommel en de Aa,
\'^\'elke twee laatfte in de moerasfen vau de
J^onderfiagjche Ileicle en de Peel ontfpruiten ,
verfcheide beeken ontvangen eer zy, ge-
^jk de twee eerfte in de
Maas invloeijen.
i^i dc Schelde zelve, waarmede wy ons tocht-
tje begonnen hebben , en ook befluiten zullen
vloeide v/cleer de
Strytie , en nu nog de
Zoom , welke egter zoo mUi ai-> andere\' zou
I- deel. K ver-

-ocr page 191-

14^ de kaart van

verdienen genoemd te worden , indien dezelve
door eene flerke vesting , welke men daar, in
laater tijd, aangelegd heeft , niet berugt ware
geworden. Daar wy nu ons reeds in de over-
heerde landen van den Staat buiten de gren-
zen van onze zeven gewesten bevinden , zul-
len wy ons hier mede vergenoegen , tc meer
daar wy zoo wéinig met zekerheid Ipreeken
Irunnen van den loop en de lengte der
riviertjes
cn beeken in de vroegfle tyden , van welke
men in \'t geheel geen gewag vindt gemaakt
in de oudfte gedenkfchriften. Alles wat wy er
van zeggen kunnen moet uit de tegenwoordige
gefteldheid worden opgemaakt; maar kunnen
hoofdrivieren in haare takken zelfs verloopen
en veranderen, hoe veel te meer is dit van
kleinere flroomen en beeken te verwagten.
Ik wil daarom ook niet, dat deeze kaart hooger
dan eene Schets by u worde aangemerkt,
welke tot opheldering van myne
befchryving al-
leen is opgemaakt ,
volgens de opgave der
oudfle Schryveren, in vergelyking met den
tegenwoordigen toelland van ons Land. Men
zal er zoo ik vertrouw minder tegenflrydig-
heden in ontdekken, dan in de meefle an-
dere Kaarten , egter wil ik dezelve niemaiit
als een naauwkeurig tafereel van den vroeg-
flen flaat van ons Vaderland
opdringen.

Fr. Zy heeft my veel klaarer denk-
beeld" gegeeven , en ik dcwk - er u nog

voor

-ocr page 192-

N Ë Ü E R L A N O.

Voor , mijn Vader ! Is er rtu niets meer over
deeze Landftreek aan te merken ?

E. Niets, dan dat gy u van dezelve in.
deeze tyden, v^^anneer het water overal een
vrijen loop gelaaten wierd , geen akelig denk-
beeld moet vormen , maar een land voor-
ftellen , dat voor het grootfte gedeelte met
allerlei geboomte\' bezet , egter genoegzaa-
me tusfchenruimten had voor wfciden ,
en gTaanvelden , - dat overal met bee-
ken en rivieren doorfneeden, de noodige drank
voor mensch en beest , maar telFens ee-
ne gunftige \'gelegenheid tot den vischvangst
opleverde , welke de ftrandbewooners naar
.genoegen ook in de
Noordzee konden oeiFe-
nen: waar in een volk, dat naar de oor-
fpronkelyke wetten, der natum- met zeer wei-
nig te vrede was , in de beste janrfaizoeneu
een genoegzaamen voorraad en overaangenaam
Verblijf vond: — terwijl zy, die weinig om^
fiag hadden , zich met hun vee in den win-
ter , en by hooge vloeden zeer wel wisten
te behelpen. Inwooners , die naar de
gelleld-
heid van het land gevormd zijn , kunnen het
Overal houden : maar hier zou iemand, van
de tegenwoordige eeuw, zoo hy alleen zy-
\'ïe gemakkelyke wooning met zich had kun-
ï^en voeren , een gedeelte van het jaar, waar
.in
hooge vloeden hem geene bekommering kon-
den baaren, met genoegen hebben kunnen flyten;

Ka ga

-ocr page 193-

i4s de kaart van

en zich met wandelen, met het befchouwen vas
de duizendvormige veranderingen der natuur,
waar by onze konftige en kostbaare inrigtingen
niet haaien ; hebben kunnen verlustigen, of met
jaagen en visfehen bezig houden. Er was dus in
lang die eenpaarigheid van tooneelen niet, welke
onze vlakke en ope landsdouwen , weiden en
koorenlanden doorgasns opleveren ; het beste
denkbeeld zoudt gy u van die aloude geffceld-
heid kunnen maaken in de wouden en bos-
fchen van
Drenthe , daar de natuur zoo wel
als de inwooners zich nog ïn hunne groot-
fte eenvoudigheid voordoen , en volgens het
getuigenis van den voortrelfelyken landfchap-
fchilder van
drielst , die zich hiér voornaa-
melijk heeft gevormd, de fchilderagrigfte gezig-
ten van ons Vaderland gevonden worden, voor
zoo verre het geboomte en den opftal van ge-
bouwen aangaat. Elders zijn zeker uitneemender
vergezigten, welke egter niet altoos gefchikte
onderwerpen voor de kunst uitleveren. Behalven
deeze boschaadien , hier en daar door het land
verfpreid , was de geheele kust, van
Flaau\'
ieren
af tot aan de Wadden toe, langs de
duinen met geboomte bezet. By den middel-
ften mond van den
Rhijn maakte dit de land-
ftreek zoo verrukkend , dat
agripwna , eene
Dame van den eerften rang en
ftnaak, befloot
daar een landhuis aan te leggen , en wy zul-
len zien, dat d<? befchaafdfte Natie dit land

haar

-ocr page 194-

N £ D E Tv L a N D." X49

ïiaar verblijf, haar zorg en haar bondgenoot-
fchap waardig gekeurd heeft, het v/elk gee-
ne plaats zou gevonden hebben, zoo wy hier
niets dan poelen en meiren hadden te zoe-
ken , waar geen mensch, vooral, die in het
Zuidergedeelte van Europa in overvloed en
Weelde groot gemaakt was , een oogenblik
met genoegen , of éénen dag in gezondheid
zou kunnen doorbrengen.

Fr. Waren hier dan zoo veele wouden en
bosfchen ?

E. O Ja , hier van daan de menigvuldige
naamen van plaatzen, die op
hosch, woud
of wolde en hout of hold uitgaan , die men
door ons ganfche land aantreft, ook daar nu
naauwlijks een groep boomen te ontdeldcen
is. De ruimte
tusfchen Haarlem , en Noord-
wykerhout
, welke eenige mylen uitmaakt,
is geheel bosch geweest. Van het Heilig
Bosch, waar de inlanders volgens tacitus
2ich tot den krijg verbonden , is nog
een overblijffel , zoo men meent, tusfchen
Leiden en Delft in Schaken of Sacrenhosch.
t-ODEWYK , Koning der Franken fchonk aan
öiRK den e-erften, het Foreest van
Wilfda, dat
Van een ongemeene grootte moet geweest zijn,
^ïi zich wijd en ver van de
Noordzee af bezui-
den de Maas uitgeftrekt hebben, waar men
^ok nog eene menigte
overblijffels van ge-
^ootnte in den grond vind. Neffcns
MedenUik\'
K 3 ÊH

-ocr page 195-

15° d, e k a a r t v a n

en Enkhuizen vond men het groote Kre\'lfchs
bosch , waar van wy reeds gefproken heb"
ben , en een kleme mijl ten noordoosten van
Stavoren , zou het vermaarde bosch Flufo ge-
weest zijn , dat in het begin van de dertien-
de eeuw geheel afbrandde.

Fr. Ik kan begrypen , dat een land vol
bosfchen , beemden
en wateren , niet onaan-
genaam moet geweest zyn, maar waar zij»
alle deeze bosfchen gebleeven ?

E. Ik heb reeds gezegd , datze meest van
zelfs waren opgeflagen. Hier uit volgt een
w^eligen waschdom, maar ook eene nalaatig-
tigheid by volken , die gewoon waren , dat
zy het hout zonder hunne zorg zagen op-
fchie-en en groot worden. Zy , die geene
voorfchriften van huishoukunde hadden, hebben
alles byna aan het geval overgelaaten, waar door
de bosfchen, niet behoorlijk gezuiverd, niet in-
geboet , noodzaakelijk door
ouderdom moesten
venxinderen ; al wierden zy niet overbodig
tot brand- en timmerhout gebruikt, dat even-
wel gefchied zal zijn, en zelfs in onzen tijd
het gebrek aan hout in
Duitschlani , en el\'
ders, gaande weg doet toeneemen. Eene fte""
kere bevolking maakte daarenboven , dat wei-
en bouwlanden meer begeerd wierden , waal\'
men jaarlijks de vrugten van
zynen ai-beid
kan plukken , terwijl de bosfchen meest
voor
de nakomelingfchap geplant worden. En ein-
de-

-ocr page 196-

NEDER LAND. ï55

delijk heeft het vuur , hebben de flormen en
Watervloeden , eene groote verwoefling
in
Verfcheide bosfchen aangerigt. Daar zoo
Veele
oorzaakén te zamen loopen , be-
hoeft zeker het gebed van een Heilige niet
ten Hemel opgezonden te worden, waaraan
het bygeloof de uitroeijing van de bosfchen

heeft toegefchreeven.

tioeg ! Ik heb u een regt denkbeeld van de
natum\'lyke gelleldheid van uw Vaderland in
de vroegfte tyden zoeken te geeven ; nu
moeten wy tot wat anders overgaan.

Fr. Dit zal my aangenaam zijn ; maar my
Valt daar in nog te vraagen , hoe deeze lan-
den van ouds genoemd wierden.

E. De naam van Nederlanden , en vooral
die van
Nederlandfche Provinden of gewesten
is zekerlijk van laater
oorlprOTig. Men noemt
dezelve in \'t Latijn doorgaans
Belgium of
Belgia 5 maar dit woord heeft by de Ouden
t^ooit
Nederland of de Nederlanden betekent.
I)e
Romeinen verdeelden Gallien , dat zich
Van
Italien af tot hier toe uitflrekte in drie
Voomaame deelen , waar van het
Belgisch
Gallien
, het verfle of noordelijkfle uitmaakte,
ï^e
Belgen waren dus Galliërs, maar men
Vindtze ook by
ptolomeus in Brittannien,
naderhand heeft men deezen naam alleen op
^^ Inwooners van de
zeventien Nederlanden toe-
ê®past 5 dat veeltijds verwarring baat. Men heefc
K 4 in

Maar dit zy ge-

-ocr page 197-

I5Ü DE KAART VAN

iii de oudfte tyden misfchien nimim.er gedagt om
deeze Landen onder eenen onderfcheidendcn naam
te bevatten. Elk gedeelte wierd genoemd
naar het
volk, dat het bewoonde. Dc naam van
Germania
inferior of Netter - Duitschland is de algemeèn-
fte en beste , die ik heb kunnen ontdekken.

Fr. Wy behoorden dan tot Duitschland ?

E. Gy herinnert my daar een gefchil ,
dat hevig onder de Oudheidkundigen is ge-
voerd , en ik heb er u ook iets van willen
zeggen, hoe noode ik my in zulke ge-
fchillen inlaat. De meesten ^\'an onze natio-
naale Schryveren willen ftijf en fterk betoo-
geu, dat wy tot de
Duitfchers behooren.
Het goed gerügte, waarin dit Volk zich fteeds
gehandhaafd heeft, en de afkeerigheid , die
wy by zommige gelegenheden tegen de
Fran-
fchen
voedden , hebben hier veel toe gedaan.
•Ondertusfchen moet men in zulk een geval de
zaak beflisfcn , niet gelijk men het
gaarn had,
maar gelijk het waarlijk is. Gy hebt gehoord,
welke verfchillende gedagten men gevonnd
heeft over het Eiland der
Batavieren. Wijl
men hier op zyne aandagt genoegzaam alleen
bepaalde , als of het ons geheele Vaderland
uitgemaakt had, moest men het eerst heb-
ben zoeken eens te worden , over deszelß
legging en grootte , wanneer men
verder zou
hebben kunnen onderzoeken of het
tot Gallien
of tot Germanien behoorde : maar nu heeft
meu doorgaans in het wilde gefchermd.
Fr.

-ocr page 198-

NEDER LAND. ï55

Fr. Bepaalen de Oude Schryvers dit.niet?

E. Zy zijn niet alleen eikanderen, maar
zich zelven in dit ftuk zeer ongelijk , en eg-
ter zullen wy hun weder moeten raadpleegen,
gelijk in voorige gevallen. Zy komen hier in
over een , dat de
Rhijn Gallien van Germa-
nien
affcheid : maar de onderfcheide gevoelens f^
over de armen en uitloopen van den RUjn^
hebben ons belet de regte gevolgen uit dee-
ze algemeene bepaaling te trekken.
Plinius
plaatst in het 15de hoofdilulc van zijn vierde
boek , de Eilanden van den
Rhijn in den
Gallifchen Oceaan , en in het 17de hoofdftuJc
telt hy de
Batavieren, cn alle de inwooners
van de eilanden van den
Rhijn, onder de
Galliers. Civilis noemt by tacitus zyne
landgenooten 5 in zyne aanfpraak aan
monta-
nus
den Trevir , Galliers; maar jünius heeft
zeer wel opgemerkt, dat hy dit uit Staat-
kunde kan gedaan hebben, om de
Galliërs
te eer tot een opftand te beweegen , want
de
Batavieren waren volgens hunnen ooripronk
en zeieu
Germaanen , gelijk ze door tacitus
in zijn uitmuntend gefchrifc over de zeden
van deeze tvolken , daaronder getekend wor-
den. Het kan nogthans zijn, dat het land ,
het welk zy toen bewoonden, tot
Gallien be-
hoorde. Wy hebben in onze derde Zamen-
Ipraak alle de aangehaalde woorden van
tacitus
riaauwkeurig overwogen , maar over twee der-
K 5 zei-

-ocr page 199-

154 de kaart van

zelve ons voorbedagtelijk niet uitgelaaten. Hy
zegt: „ dat de
Rhijn, die zich aan het begin
van den
BMav[fchen akker in twee flroomen
verdeelt, zijn naam behoudt
daar hy Germa-
nien voorbyjireeft, tot dat hy zich met den
Oceaan vermengt , maar langs den
Gallifchen-
oever, breeder vloeijende de Waal geheeten
wordt; flraks verandert hy deezen naam en
ftort door den geweldigen mond derzelve in
denzelven Ogeaan. Uit deeze woorden blijkt,
dat
Galiien zich tot aan de Waal en Mias ,
voor zoo verre zy ook als een tak van den
Rhijn kunnen aangemerkt worden , heeft uit-
geftrekt , maar ook niet verder, want anders
kon de
RJtijn niet gezegd worden , door
Waal en Maas den GaUifchen \'Oever langs te
vloeijen.
En hier in ftemt tacitus met zicli
zelven volkomen overeen , wanneer hy elders
fchrijft, dat de
Batavieren behalven het eiland
van den
Rhijn de uiterfte oevers van Gallien
hebben ingenomen. Maar op dezelfde wyze
kan men hier ook uit opmaaken, dat
Ger-
manien
aan den overkant van den anderen
arm van den
Rhijn, welke de 7nïddelfle ge-
heeten wordt, begon , en dat de rivier daaf
4e grenspaal van dit Land uitmaakte. Wy
hebben reeds gezegd, dat
tacitus hier den
Rhijn , die zynen naam behoudt tot aan zee
moest volgen, zonder zich over de
Vecht cn
de Flevo uit te laaten.

-ocr page 200-

NEDER LAND. ï55

\' Fr. Waar behoorde het eiland der Batavie-
ren zelf dan toe , of de Eilanden van den
I^hijn, die zich tusfchen de grenzen van
Gallien en Germanien bevonden ?

E. Dit blijft even duifier, en daar zijn
er ook die meenen , dat zy noch tot het een,
noch tot het ander behoord hebben. Men weet
hoe moeijelijk het nog valt, wanneer de na-
tuur geene zigtbaare affcheiding maakt, de
juiste grenzen tusfchen Land eu Land te be-
paalen. In laatere tyden hebben wy zoo wel
als
Germanien onder den Franfchen Scepter
moeten bukken , en vervolgens hebben wy
tot het
Duitfche Rijk behoord, tot dat de Ne-
derlanden
, zich onder Keizer caRel de vijf-
de
hier van afgefcheiden hebben, zoo dac
wy ook hier uit geen meerder licht kunnen
fcheppen.

Fr. Wat gevoelen zou wel het beste zijn?

E. Wijl wy ons wagten moeten , om op
het voetfpoor van veelen het land en volk
der
Batavieren, voor het eenigfle te houden dat
onze aanmerking verdient; maar wy het oor-
Ipronkelijk Vaderland in de grootfle uitge-
flrektheid van grond moeten zoeken, welke
zich in deeze fchets aan uw oog vertoont,
kunnen wy ons te eer laaten vinden, en
zeggen dat ons Land ten deele tot
Gallien,
niaar voornamelijk tot Germmien behoort heefc,
en dat de inwooners in taal eu zeden, met de

Duit-

-ocr page 201-

i.-6 de bevolking

Duitfchers overeenkwamen, gelijk zy ook
meest uit volkplantingen van deeze volken be-
ilonden. Wijl de
Romeinen in de bepaaling
der grensfclieidingen , wel eens naar het uit-
zetten of inkrimpen van hun rijksgebied , ver-
andering maakten , gelijk ten tyde van
juliüs
c.ESAR , met betrekking tot Gallien gefchied
is, kan ik er geene nuttigheid in zien om
dit nader uit te pluizen; te minder, daar de
eei-fte inwooners van
Gallien en Germanien,
uit dezelfde beginfelen, dezelfde voorouders
gelprooten zijn.

Fr. Hoe is dit mogelijk, daar deeze bei-
de volken zoo magtig veel van eikanderen
verfchillen ?

E. Verwonder u daar niet over, de Ita-
liaajien
, de Spanjaards, de Engelfchen , de
Deensn en Zweeden zijn zoo wel , als de
Franfchen en Duitfchers voor het grootfte ge-
deelte oorfpronkelijk het zelfde volk.
Fr. Dat heb ik nooit geweeten.
E. Gy hebt toch geweeten, mijn frederik!
dat de ganfche Waereld uit een paar men-
fchen bevolkt is ; — dat de nakomelingen
van
Noach zich na den Zundvloed door de
fchikkingen der Goddelyke Voorzienigheid ,
alomme over den aardbodem verfpreid hebben,
en dat dus uit enkele ftammen
geheele
volken, van tijd tot tijd , moeten gelj^rooten
zijn. Wy hebben u de
redenen gemeld,

waar-

-ocr page 202-

VAN E ü R O F A. 157

Waarom de Openbaaring die den Jooden her-
innerde , en wy \' Christenen behooren dit
nimmer uit het oog te verliezen.

Fr. Ik heb wel het een en ander gehoord
van de geringe beginfelen van oude beroemde
Volken, maar van de eerfte bevolking van
Eil-
ropa
, heb ik nimmer iets gehoord nog ge-
leezen , ik wenschte, dat Vader my daar
van een denkbeeld gaf.

E. Wy zijn immers thans met de Neder-
landen
bezig.

Fr. Maar de Nederlanden zijn voor my het
allcrvoornaamfte gedeelte van Europa , en ik
zal dan misfchien van zelfs hooren , hoe zy
eerst zijn bewoond geworden.

E. En even daarom zal ik er van fpree-
ken , fchoon ik my
noodwendig aan eene uit-
weiding zal fchuldig maaken. — Verfcheide
Schry\\\'ers hebben geloofd, dat de inwooners
van dit waerelddeel hunnen oorfprong hadden
uit de
Celten: vooral heeft a. van schriek ,
Heer van Rodorne, een Brabandsch Edelman,
opzettelijk zijn werk gemaakt, om dit te bewy-
zen ; maar zyne wijdloopigheid, geduurige
herhaalingen en zonderlinge woord-vormingen,
hebben een werk ,\' waarin anders veel goeds
is, lastig en onverftaanbaar gemaakt. In on-
^-en leeftijd is dit ftuk met meer finaak be-
^\'^\'^d.eld
door den Heer pelloütier. , Fransch

Pre-

-ocr page 203-

1s8 dffi bevolking

Predikant onder de Hervormden te BefUf^ ?
welke in zyne
Histoire de Celtes, met een
verbaazenden arbeid alle de oudfle berigten ,
en getuigenisfen der beste Schryveren heeft
by een verzameld, en dit gevoelen tot een
zeer gi\'oote waarlchijnlijkheid gebragt.

Fr. Wie waren de Celten ?

E. Schythifche Volkeren. De Scythiers maak-
ten weleer het tahijkfle volk van den aard-
bodem uit; en dorsten, met goed recht, den
Egijptenaaren den voorrang betwisten. Oor-
Ipronkeiijk woonden zy in bet Noorder ge-
deelte van
JJien, binnen en buiten het ge-
bergte Imaus, maar flrekten zich door eene
fterke vermenigvuldiging wijd en zijd uit.
Hier uit fprooten de
Sarmaten en de Cel-
ten.
Deeze laatflen trokken door tot aan
de
Caspifche Zee , en vestigden zich in Per-
Jien
, maar keerden zich voornamelijk naar
de
zwarte Zee , en zonden volkplantingen
naar
Thraden , Macedonien en \' Grieken-
land
, van waar dezelve naar de Eilan-
den van de Middellandfche Zee, naar
Europa
en ook naar klein Jfien overflaken. In het
Noorden zullen de Celten door Moscovien j
insgelijks in
Europa of vryvwlUg , of uit nood-
zaakelijkheid gedrongen zijn. Door den Oceaan
eindelijk gefluit, zullen zy zich meer Zuidwaards
hebben begeeven, tot dat zy elkander ont-

moe-

-ocr page 204-

VAN EUROPA. 159

moeteden, en de vrugtbaare gewesten van
Europa , met inwooners vervuld waren. Wy
moeten hier onze gedagten rigten naar de
meefte waarfchijnlijkheid. Het is toch onmo-
gelijk een naauwkeurig herige van deeze bevol-
kingen te geeven , of te zeggen welke lan-
den vroeger, welke laater zijn befiagen ge-
Worden ; want de leevenswyze der
Scytkkrs
dulde geenerhande geleerdheid , terwijl zy te
ver verwyderd waren van alle volken,
by wel-
ke de weetenfchappen bloeiden.

Fr. Maar het ftrekt ons en de inwoone-
ren van
Europa, tot weinig eer dat wy uit
zulke volken gefprooten zijn. Waren de
Scy-
then
, en dus ook de Cellen , geene Barbaa-
ren ?

E. Gy weet, dat de Grieken en Romeinen
deezen naam gaven aan alle vreemde natiën,
vooral wanneer zy ze zoo befchaafc niet hiel-
den, als zy zelve waren. Ondertusfchen fchee-
nen zy de tyden vergeeten te hebben , waar-
in dezelfde onweetendheid > onder hun plaats
had. De
Scythen moeten befchouwd worden
als volken , die in den Haat der natuur be-
roofd waren van veele kundigheden, maar
ook zuiver van veele gebreken, welke niet
Zelden onder befchaafde volken indringen. De
^cythiers hielden zich alleen in het veld, in
tenten op, en leefden van aardvrugcen, van

melk.

-ocr page 205-

l6o DE BEVOLKING

melk, en van het vleesch van hunne tammS
en wilde dieren , zy bragten hun leeven zon-
der verdriet en onlust door. Tweedragt eW
verfchillen wierden onder hun zeer zelden
aangetroffen, wijl zy hunne goederen meest-
al gemeen hadden, en-goud en zilver, zoo
zeer ■ van andere volken begeerd , by hun niet
gekend wierden. Zy lagen zich enkel op
rechtveerdigheid en billijkheid toe , en fchik-
ten zich van zelfs naar de beste voorfchrif-
ten, welke anderen naauwernood van

hunne Wysgeeren en Wetgeeveren wilden ovcr-
neemen. Vrede en welvarendheid heerschte
daar door beflendig onder hun. De opvoe-
ding hunner kinderen was zoo ingeiigt, dat
liunne ligliaamen van jongs af gehard waren
tegen kou en ongemak; en zy in eene zo-
bere en deugdzaame leevenswyze van zelfs
genegen vi^aren, het voorbeeld van ouderen te
volgen, welken zy de grootfte agting
beweezen.
Deezen, niet onderhevig aan alle de ongemak-
ken en ziekten, welke uit eene ongeregelde
onmaatigheid voortfpruiten, bereikten door-
gaans een hoogen ouderdom, en onderwier-
pen zich met eene wel te vredene kloekmoe-
digheid aan den dood.

Fr. Wy behoeven ons dan niet te fchaamen
uit zulk een Stamboom gefprooten te zijn :
maar zou dat zeker zijn dat zy
geheel Europa
bevolkt hebben, het welk zoo vol inwooners is?
/ . E.

-ocr page 206-

VAN EUROPA. 159

De Gewyde gefchiedenis plaatst de eer-
fte inwooners der waereld in
Jfien , en niet
anders kan het
zijn, wanneer men begrijpt,
^iat dit waereicideel lang voor de anderen is
befchaafli geweest,
ja als de wieg en baker-
iiiat van kouilen en weetenfcliappen is aan te
ii^erken, van welke veele daar reeds tot een ze-
keren trap van volmaaktheid gevorderd waren,
ïoen de berocmdfte volken
van Europa nog
^Uets wisten, of nog niet
geboren wMren.
Aan welke van de Jfiatifche^ volken zullen
Wy nu het bevolken van
Europa , met meer
Waarfchijnlijkheid toefchryven ? i^inderen, die er
Ook niet ongelegen toe waren, kunnen het
t>iet geweest zijn : zy zouden de kunften en
Weetenfchappen, die onder hun reeds bekend en
in bloei waren, dan met zich in Europa hebben
overgevoerd. De weelde cn overvloed, die
al
Vroeg, en voor de bevolking van Europa, veele
Volken , die de Zuidelyke deelen van
Jfia be-
woonden , bedorven hadden, hebben hen niet
^ocgelaaten op onderneenlingen van dien aart te
t^enken
, en zy zouden het ook in de onbe^
l>ouwde en in vergelidiing van hunne warms
^uclitfireek, toen meestal guure landen van
Europa niet hebben kunnen harden. Zy, die in
^^t Noorden
van Jfisn zich gevestigd hadden^
daar voor het meest gefchikr, Eene
fobere leevenswyze maakten hun gehard te-
de ongemakken der lucht 5 en teffens
I.
deei,. L on-

-ocr page 207-

DE BEVOLKING

ongemeen vrugtbaar. Doordien zy van het
land, doch met weinig arbeid, en van de
jagt hun meefle onderhoud trokken , had elk
huisgezin een vry groote uitgeflrektheid gronds
van nooden ; en wijl zy in tenten woon-
den , beflooten zy ras eene nieuwe en gun-
ftige gelegenheid op te zoeken, waar door zy
zich, binnen Icorten tijd, wijd en zijd verfpreid-
den.
Europa zou zich nimmer zoo zeer, ten
minden niet in de laatere Eeuwen, boven de
andere gedeelten der Waereld, hebben verhe-
ven , indien andere natiën , fchoon meer be-
fchaafd , hetzelve allereerst bevolkt hadden.

Fr. Hoe zoo ?

E. Indien wy uic de Asfyriers, uit de Ba-
hyloniers
, of andere beroemde en magtige
volken der oudheid gefprooten waren, zou
men meenen op zulk een afkomst meer te
kunnen boogen.
Europa zou ook alierleijc
weetenfchappcn
en kunften ontvangen hebben
van hun , die cr volkplantingen vestigden ;
maar zy zouden, zoo zy het al hi deeze
onbebouwde , landflreeken hadden kunnen uit
harden, te gelijk de
Jßatifche Zeden mec
zich gebragt hebben. Zouden wy dan geluk-
kiger geweest zijn , indien dezelfde
Geest van
onderdrukking en verwijfdheid ,
welke Aßen
heeft overweldigd , zich ook door gansch
Europa gevestigd hadde zoo dra het bev/oond

wierd,? voor hoe veele eeuwen zouden wy

daa

-ocr page 208-

VAN EUROPA. 159

daii reeds bedorven, verzwakt, cn tot dien
Zelfden ftaat van werkeloosheid en barbaarsch-
^^eid gebragt zijn, waar iu de meefte vol-
\'«eii van dat Waereldsdeel gedompeld liggen!
Het is toch niet te denken dat de kinderen
het hier beter zouden gemaakt hebben, dan
die van het moederhmd. Wy behoeven ons
dus geenzins
te beklaagen , over de agterlijk-
iieid onzer Voorouderen in VergeLyking van dc
Aßatifche volken. Het is eene wyze fchikking
der Voorzienigheid, dat zy naar Landen, die
ccns de overige waereld moesten verlichten
Cn overtreffen , zoodanige volken deed ver-
trekken , welke dezelve met fterke en ge-
zonde inwooners konden voorzien, die zeer
Verre van de weelde verwyderd warén» Vaa
zulken, fchoon onbefchaafd en
ruuw, is, door
<ien tijd, alles te maaken, terwijl natiën waar-
in de menfchelyke natuur, door overdaad en
\'^\'^\'eelde , verbasterd is , tot weinig ondeniee-
^ingcn gefchikt zijn, en fchielijk te gron-
de gaan. De ondervinding heeft dit altoos
bevestigd, en gy zult mijn
frederik , Iioe
Hicer gy in de gefchiedlcunde vordert, te
^ser hier van overtuigd worden.

Pr. Hebben dan andere volken in \'t gc^^
^\'iel geene volkplantingen naar
Europa over-
S^zonden ?

E. Wie zou dat durven verzekeren, daar
^ oudheid zoo düifter is. De
thmickrs zija
L a mis-

-ocr page 209-

164 e bevolking

misfchien de eerilen , welke door hun uitge-
breiden Koophandel en Zeevaart, behalven ds
Cüten, zich in Spanje, franhryk en Portugal,
nedergezet hebben. De CartJiagers, uit hu»
voortgekomen, hebben dit, in laater tijd, nage\'
volgd; de
Grieken insgelijks: maar deezen had-
den zelve hunnen oorfpronk , ten minflen voor
een gedeelte , aan de
Scythiers te danken. V^
\'verhuizingen van andere Afiatifche volken naar
Europa kunnen evenwel niet menigvnildig zijn,
men zou \'er anders fpooren van de bekende
Oosterfche gewoonten en leevenswyze , vooral
in de vroegfle tyden, hebben kunnen ontdek-
ken, daar \'er tusfchen deeze, cn die van onze
Voorvaderen een hemelschbreet verfchil plaats
vond, terwijl zy in alles byna overeenflemden
met de
Schyten of Celten , welke ook CeltO\'
Scythen
genoemd wierden.

Fr. Waarom wierden zy dus genoemd ?

E. Om hun te onderfcheiden van de Sar-

maaien of Saurojnaaten, die ook uit de ScT

thiers oorfpronkelijk, maar veel woester

ren en voor de Oogmerken der Voorzienigheid^

min gefchikt, dan de Celten. Men houdt d\'

eerfte inwooners van de Landen, waar de Sclf\'\'

vonifche taal de oorfpronkelyke is voor Sarmaate^\'

De Cozakksn, Calmukken en Tartaaren zijn nit^

alleen humie egte afflammelingen, maar hebbe^^

ook geduurende eene reeks van eeuwen veel v^n

kunn« JiédsT) behouden. Een groot deel van hu«»

lee-

-ocr page 210-

VAN EUROPA. 165

leeven , brengen zy op hunne paarden door,
welke hun teffens dekfel en voedfel verfcha&
Aan de Grenzen waren de
Sarmaaten en
Qlten, gelijk het doorgaans gaat , onder een
vermengd, waaruit eene derde natie fproot ,
tot welke, onder anderen, de
Finnen behoor-
den. De
Sarmaaten befloegen dus dc Gren-
zen van Europa en Aßen in het Noorden,
terwijl
Zweden , Noorwegen, Deenemarken,
jO>tdtschland , Groot• Brittannien
en Ierland^
Vrankrijk, Spanjen
, een gedeelte van Ita-
lien
en Sicilien door de Celten ingenomen
wierden. Men vond deezen ook in de Lan-
den aan den
Donau, in Thracién, in MacS\'
ionien
en Griekenland. In klein Jßen hebben
zy zich weder uit Europa wijd uitgebreid ,
onder den naam van
Galaten of Gallo Grceci^
het geen de Heer Pelloutier, in eene afzon-

derlyke prijsverhandeling, beweezen heefc.--

Laat deeze volgende byzonderheden tot bevesti\'
ging van het gezegde u genoeg zijn. Wanneer
de
Romeinen in Spanjen en Portugal kwamen,
vonden zy, volgens
varro by plinius , Phceniciers
en Cartliagers, maar voornamelijk Iberiers, Per-
fet),
ea Celten, volken, van éénen oorfpronk,
blykens de taal en gewoonten. De
Iberiers,
by welken veele fteden en landen Celtifche uit-
gangen hebben, wierden daarom ook
Celtiberiers
genoemd. Dit wordt ddor herodotus en epiïo-
■MUS bevestigd , waarom strabo en diodop^us
L 3 hua

-ocr page 211-

i66 be bevolking

liuii Celten genoemd hebben, -^ Een dei-de
gedeelte van
Gallien\', dat niet onder de ge-
hoorzaamheid der
R omeinen gebragt was, wierd
CeUïca geheeten. Schoon zy nu in vervolg
van tyden, meest doör nabuurlchap en
omme-
gang met andere volken, eenigzins in taal
en zeden verfchilden , kwamen zy toch
in den
beginne geheel\' met elkander overeen ,
,en waren allen
Celten volgens pausanias, dus
noemden zy eikanderen met een algemeenen
volksnaam, pe
Romeinen en Grieken noemden
hen
Gallen of Galaters.

Fr, En Duitschland ?

E. Qp Duitschland zal het hier voorname^
\'hjk: aankcmen ; ondertusfchcn zijn er de fterk-
cfte bewyzen voor , ■ dat het door de Cdle»
.bevolkt is. De. oude\' Schryvers getuigen het
eenpaaiig, HEaonoTüs en
arrianus zeggen ,
dat de
Donau , een vermaarde rivier, die
uit een berg by \'t oude Her cynisch wond in
Swaben een aanv«\'^ng neemt, in *t Land den
-Celten ontfpriugt, De Duitfchers droegen den
naam van
Celten nog lang , na dat de Fran-^
fchen
en Spanjaards dien reeds hadden afge-
legd, DiO CASSIUS zegt uitdrukkelijk : dat
de
Celten, die over den Rhijn gegaan wa-
ren , welke men
Germanen noemde, het
■ganfche land den naam van
Germanien ge-
geeven hebben : ^ dat de
Duitjmrs, die

jiafl

-ocr page 212-

VAN EUROPA. 159

äan beide zyden van den Rhijn woonden,
den algemeenen naam van
Celten hebben ge-
i^ad, maar dat de
Galliërs zedeit van de
Ceken onderfcheiden zijn,, en de Rhtjn bei-
der grenspaal geworden is.
Straeo zegt,
dat de
Duïtfchers w^el wat grooter en ftou-
ter, maar \'t zelfde volk zijn met de Gal-
liers
, welken zy broeders noemen , waar van
daan men den bynaam van
Germanen ge-
woonlijk afleid. De
Romeinen hielden den
Hönau, van zyne oorfpronk af tot aan de
vesting
Carnutum voor een grenspaal van
Duitschland, aan die zyde. Intusfchen waren
de volken, welke over die rivier tot aan
de
Alpen woonden , als de Helvetiers , de
Rhetiers en Panmniers, ook Celten, waar
van daan zy volgens
zosimus , onder den
Keizer
aureliaan , de Celtifche Legioenen
uitmaakten. Maar
Duitschland flrekte zich, van
ouds , veel verder uit ten
Noorden , en ten
Oosten dan heden. Het oude Scandinavien
behoorde \'er toe , volgens méla. Soli-
Kus en pTOLEM^us rekenen den IVeisfel
onder de Duitfche vloeden. De Poolen , de
Aestlmnen, en Gothinen of Gothen , waren
dus ook
Duitfchers, welke zich volgens plü-
tarchus
ten Oosten uitftrekten tot dc Pa-
kts Meotis
, w^aar de Celten zich eerst geves-
tigd hebben.
Tacitus rekent er de Suionen,
Suitonen
, en andere volken aan de Ts\'Zee on-

L 4 dcr^

L

-ocr page 213-

i68 de bevolking

" der, en plinius ftrekt Duitschland vaii het
gebergte
Sero by de Witte Zse , langs de
Oost- en Noordzee tot aan
Gades of Cadix
uit : Er zal dus weinig in Europa overfcbie-
ten. — Ik zou u op denzelfien voet van an-
dere volken kunnen toonoi , dat zy van dc
Celten gefprooten zijn , maar deeze zijn de
Voornaamften op welken wy betrekking heb-
ben , ■ en er blijft dus geen twijftel over,
of de
Nederlanden , die of tot de Gallien of
tot
Germanien behooren zijn ook door dezel-
ve bevolkt geworden. Men rekende met een
woord de grenzen van
Europa , en de gren-
zen der
Celtifche volken voor dezelfde. Dc-
oude
ephoe.us , die naar \'c verhaal van stra-
bo
voor orpheus en muskus leefde, allen uit
Thracien ooripronkelijk, deelde de waereld in
vier deelen, van welke het Noorden en Westen
bewoond waren by de
Scythiers en Celten.

Fr. Ik ben ren vollen overreed mijn Va-
der, Iaat ik u alleen nog , vergen over de
bevolking van
Engeland my by deeze gelegen-
heid eenige opheldering te geeven.

E. Waai\'om juist omtrend Engeland.

Fr. Om dat deeze natie zich zoo van alle
.andere onderfcheid, dat my altijd is
voorge-
komen ; dat zy een volk op zich zeiven
zijn; ten minften waren zy met
ons van
denzelfden ooripronk , zy zouden -ons zoo
laag, zoo aanhoudend niet kunnen mishandelen,
daar wy hun niets misdeeden. S*

-ocr page 214-

v a if é p pv € p a*

E. Zy zijn wel degelijk met ons van den zelf-
den oorfpronké Intusfchen laaten wy het hun
met de
Franfchen beflisfen of zy de Gallien
voor een gedeelte , dag of _ de Qallisrs hunne
eilanden van inwooners eerst voorzien hebbeni
Zy zijn ten minften
Celteri, hadden eener-\'
leye wapens , gewoonten en fpraak, en fteeds
gemeenfchap en handel roet de inwooners van
\\ vaste land ; zoo
dt Brit fche eilanden daar
eertijds niet aangehegd zijn geweest, het welk
de zaak- tê zekerder zou maaken. Hunne oude
Vorften .en pkatzen hadden-volgens
tacitus
Celtifche naamen. De Godsdienst der Celten was
ook de\'oorfpronlcelyke: in , behieldÊ

daar langer haare zuiverheid dan in^ Spanjen en
Gallien, waar ze door de Phceniciers, de GriC\'
^era en de Romeinen veihz^ittd wierd, ; fchoon
dt Druïden \'ook. vroeg • nieuwigheden invoerden
in
Brittanjen en vervolgens in het nabuurig
Gallien.\' TAcitüS bewyst uit de blonde hairen
en groóté lighaamen dat de
Schotten Duitfchers
zijn , ■ maar ■ de Silurers in \'t Prinsdom
zouden
Iberiërs zyn uit Spanje gekomen ; dan dit
verfchik weinig. Volgens
diod. siculüs heb-
ben een ruw z.Qort
Van GalUets , Britten
genaamd , zich in Ierland neergezet^ Het
blijkt dus dat de
Engelfchen geene ^bori-
ê^ijier.zijn j gelijk zy mogelyk zouden wil-
; maar hunne afzondering van ande-
volken op
hunne eilanden rondom door
h 5 de

-ocr page 215-

i^o be be v o l k i n g

de Zee befpoeld, heeft hun -zeker \' meest
doen ontaarden , en hunne bekende
woest-
heid doen aanneemen. Intusfchen was het
te wenfchen, dat de volken van
Europa
de betrekking, die zy op elkander heb-
ben fteeds in
\'t \'oog hielden , en zich
als broeders onderling, aanmerkten en behan-
delden ?

Fr. Hoe kon dit met de liefde tot het Va-
derland befïaan ? \'

E. Zeer wel. Wanneer gy eens tot nwe
Jaaren zij\'r \'gekomen , zult gy dan niet ver-
pligt zijn de belangen van uw huis met al
uw vermogen voor te ftaan , gelijk gy van
uwe ouderen gezien hebt: maar zoudt
gy
daarom de betrekking vergeeten , en de liefde
uitwisfchen, die tusfchen u en nwe broede-
ren en zusteren behoort plaats te houden ?
zoo behoortge ook het welzijn van uw Va-
derland en
xiwe Medeburgeren boven alles ter
harte te neemen ; maar andere
volken moet
ge die agting en
goedwiUigheid betoonen,
welke gy hun als mede - menfchen verfchul-
digd zijt.

Fr. Maar wanneer zy myne landgenooten
veragten en mishandelen ?

E. Wanneer zy uw Vaderland , en deszelfs
bezittingen openlijk aanranden, fpreekt het van
zelfs, dat gy hun als vyanden van hetzelve
moet aanmerken ; maar
wanneer in verfcheid^^

ge-

A

-ocr page 216-

VAN EUROPA. 159

gevallen eene nationaale verbittering doorllraalt,
en de handel en zeevaart van uwe landgc-
Rooten, op alle wyzen, benadeeld wordt, te-
gen het recht der volken, zelfs tegen byzon-
dere verbindtenisfen aan, dan is het uwe pliot
op alle mogelyke
wjze, mede te werken, dat
dergelyke mishandelingen worden tegengegaan
en het vermogen van zulk eene natie , to-:
verderf van de uwe, niet onder de hand toe-
neeme ; terwijl zy die pligten van onderlin-
ge goedwilligheid , w^elke
zy aan uwe Lands-
genooten weigeren , ook van u niet vorde-
ren kunnen. Eene verdraagzaamheid en toe-
geevendheid, welke gy in uwe byzondere ge-
vallen aan uwen broeder , moet bewyzen , die
met u onder de befcherming van overheden en
wetten leeft, mag omtrent openlyke of bedek-
te vyanden van den Staat niet geoeffend wor-
den ; maar men is verpligt alles toe te brengen ,
wat tot handhaaving van de eer en veiligheid
van het Vaderland dienen kan, zonder daarom
zich aan eenige onrechtvaardigheden , of wTeed-
heden , vooral niet tegen
weerlooze vreem-
delingen , fchuldig te maaken ; dit moet men
voor de
Engelfchtn overlaaten. Maar laaten
\\vy tot de Cdien , en de bevolking van jEm-
Topa wederkeeren.

Fpv. Vergun my dat ik nog twee beden-
^itigen iiibrenge , mijn Vader ! Hoe komt
5 zoo alle deeze volken eenerley oorfprong

had-

-ocr page 217-

.X7» OB BEVOLKtKö

\'hadden , dat zy zoo veele onderfcheide Kra-
men hebben aangenomen , en niet alleen nah-
men, maar ook taaien en gebruiken?

E. Uwe bedenkingen zijn geenfins ong^
grond, ik zalze met geduld oplosfen. Naar-
maate de huisgezinnen vermenigvuldigden , ver-
fpreidden zy zich onder zekere hoofden vati
elkander , welke nogthans tot een zekere flain
behoorden en met dezelve één volk, één lig-
haam uitmaakten, tot dat by eene verdere
vermenigvuldiging, en uitbreiding zulk een
ftam zich in twee of meer volken verdeelde.
Deeze gaven zich zeiven en eikanderen naa-
men en dit was zoo noodzaakelijk, als elke
ftad,^ elk dorp, eik gehugt, en zelfs elke llraat
en fteeg een byzonderen naam toe te voegen:
maar de oorfprong van alle deeze naamen
■aan te wyzen is onnoodig en ook onmogelijk.
Doorgaans heeft men ze van zekere doorlugtige
Leidslieden, Vorsten en Stichters afgeleid: maar
. dit is meest beuzelagtig ,
en heefc aanleiding
tot honderd fabelen gegeeven.
Zekere, nu on-
bekende gevallen, gewoonten, byzonderhe-
den , of de gelegenheid van, woonplaats zul-
len daar aanleiding toe gegeeven hebben. Zoo
meent men, dat de
Scythen van hunne ervaren-
heid in \'t treffen met de pijl of werpipies ,
änderen zeggen van het heromtrckken , ^^
Hoogd.
ziehen; en de Celten of Kelten van

de koudheid hunner gewesten: — de Iberien

üf

-ocr page 218-

VAN EUROPA. 159

van hun verbUjf over een rivier

of gebergte : — en de Armorikers dus ge-
noemd zijn ; om dat zy aan zee , aan
\'t Meer woonden. De benaaming van
Brit-
ten en Piäen
leidt men af van \'c fchilderen
der naakte lighaamen ; die van
Fannoniers van
de verfcheidenheid van kleeding; — van
Lon~
gobarden
van de langheid der baarden, die zy
droegen ; gelijk de Galliërs of naar de lange
broeken , of naar het lang hoofdhair on-
derfcheiden wierden.
Marcomannen zouden de
zulken zijn , die aan de
Marken of Grenzen
woonen , Mßionen die in \'t Oosten zich op-
houden ,
Wandaalen die overal dvvaalden in
tegenflelling van
Liguriers, die eene vaste
woonplaatze verkoren.
Franken en Friefen ,
die by uitftek op hunne vryheid gefield wa-
ren. Zie daar een klein Haaltje , maar voor
de egtheid van alle deeze naams afleidingen
wil ik geenzins inflaan. Indien men egter
deeze naamen vergelijkt by de oudfle
Noord-
fche
taaien van Europa , warden deeze aflei-
dingen nog waarfchijnlyker. Gy tv/ijftelt niet
of de
Saxen , de Hesfen , de Thüringers,
de Schwaben, de Hanoverfchen, de Bruns-
wykers
, de Westphalingers , en zoo veelen
meer, zijn allen
Duitfchers, niettegenftaande zy
door zoo veele naamen
onderfcheiden worden,
Fr. Geenfins, maar waarom worden deezen
thans
Duitfchers genoemd ?

E,

©f Ubsriers

-ocr page 219-

174 öe bevolking

E. Van TIS of tuisco, avelken zy als
vader of als God vereerden. — Gy hebt
naar de reden van de verfcheidenheid der taaien
gevraagd, ook deeze laat zich vry gemakkelijk
oplosfen. Welk een Hemelschbrecd onder-
fcheid is er tusfchen de taaien van
Indien /
- Van de Ooflerjche- van de Westerfche Vol-
ken, van
Africa en America, en nogthans zijn
dezelve nit eenen bron gelproten, — ten mins-
ten uit die weinige bronnen , welke by de
taal-verwarring ontilonden. De Volken , die
in hunne kindsheid waren, kenden geene vaste
regelen, en het is dus te eer te begiypen , hoe
zy, van elkander verwyderende en ontwennen-
de , van tijd tot tijd, andere woorden, tong-
vallen en taalgebruiken hebben aangenomen.
De
GcUiers, fchoon een en hetzelfJe volk,
konden elkander daarom ten tyde van
cäsar
riet allen verdaan zonder tolken te gebrai-
ken ; maar dat het dus van den
beginne niet
geweest is, mogen
wy gerust vooronderflellen.
Vergelijk alleen liet
Naderduitsch , dat voor vijf
en zes eeuwen, in ons land, gelproken wierd
met het tegenwoordige, en gy zult ondervinden,
dat het een geheel andere taal voor u geworden
fchijnt Het onderfcheid tusfchen hec oude en
hedeiidaagfche
Friesch is nog grooter. — Die
zelfde heeft in meest alle taaien plaats, vooral
van
Europa, En niet te min kan men zeer

duidelijk eene groote overeenkomst bemerken »

tui-

-ocr page 220-

VAN EUROPA. 175

tusfchen de Engelfche, Franfche, Spaanfche, en
Italiaanfche taaien. Dc Duitfche , Dsenfchs ,
Z%yeedfche, Tslandfche
en Friefche hebben meer
Vau het Noordfchs, en Celtifche behouden. Men
wil de overeenkomst der laatflen met het
La-
tijn
afleiden van de verkeering en invloed der
Romeinen , maar deeze kan de oorzaak niet al-
leen zijn: zy hebben zeker aanleiding gegeeven
om de taaien en de denkbeelden der Volken
te verryken, door woorden van hun tc ontlee-
nen ; maar waarom zouden zy dus gehandeld
hebben in gevallen ,
waarin zy reeds van
naamen
voorzien waren, gelijk in vader, moe-
der, broeder, lang, kuisch, beanst, de arm,
een
fter, een os , een muis , een broek,
een beest, de baart , een akker , fakkel ,
vrugt, gras, heer, nevel, kaas, Haan, eeten,
en veele
andere die zeer weinig verfchillen
van
pater , mater , frater , longus , ccutus ,
anxius , armus , Jlella , bes^ia , barba, bas ,
mus , bracca , ager , fax , fruclus , gramen ,
herur, nebula , cafeus , fiare , edsre.

Pa. Is het niet met fcribere, legere , IJt-
tera
en catena hetzelfcle ? meer willen my
nu niet te binnen fchieten.

E. Met zulke en dergelyke zou het anders
kunnen geleegen zijn, wijl de weetenfchap-
pen , en het geen daar toe
betrekking heeft,
^i-in zoo wel vreemd waren , als de kennis ea
gebruik der metaalen; maar voor andere na-

tuur-

-ocr page 221-

I7Ö DE bevolking

tumiyke voorwerpen , en dagelijkfche verrigtin-
gen hebben zy lang woorden geliad , eer zy
iets van de
Romeinen wisten. De EngelfcJien ,
Franfchen
, en Spanjaarden hebben nog meer
overeenkomst, ih hunne taal, met de
Romeinen;
waar voor byzondere redenen zijn , en het
is eene bekende zaak, dat het
Italiaansch
meest van hun ontleend is.

Fr. Ik had nimmer gedagt , dat wy op. dat
beroemde volk zoo veele betrekking hadden.

E. Gy zult veel minder gedagt hebben ,
dat onze taal nog veel meer overeenkomst
heefc met de
Griekfche, in zoo verre dat
men niet alleen verfcheide woorc en aantreft,
die dezelfde oorfprong en betekenis heb-
ben ; maar ook veele gebruiken , welke bei-
de taaien eigen zijn.
Diodoor van Sicilien
heeft daarom met regt aangemerkt, dat de
taal der
Hyperhoraers met die van Athene en
Delos
groote overeenkomst hadt. De woorden
pateer , mêetêer , thugateêr , kephalêe , thura *
puur , mus, mx , nè\'os
, fpeudein , flaein ,
en zeer veele andere, waar van men gemakke-
lijk een geheele lijst zou kunnen maaken ,
hebben de
Grieken uit het Celtisch behouden.
Men gist, dat de
Griekfche taal eene menge-
ling is uit die der Scythiers , Phaniciers en
Egyptenaaren, want deeze drie hebban het
oude
Griekenland bevolkt. In het Hoog- en
Neder-duitsch ziju deeze woorden , Vater,

-ocr page 222-

van europa. 177

\'dutter , tochter, kopf, thur , vuur , muis,
ïiagt, nieuw , fpoeden , ftaan ;
die ook ten
deele met het Latyn, maar meest met het
Grieksch overeenfi-emmen. Deeze twee taaien
hebben toch eene groote verwandfchap, maar
eene misfchien nog grootere heeft \'er tusfchen
de Griekfche en Duitfche taaien plaats , het
Welk men hier aan moet toefchry\\^en , dat zy
nit een en de zelfde bron oorfpronkelyk zyn,
gelyk door verfcheide Taalkundigen zo Hoog-
als Nederduitfchers , is
aangetoond. De be-
roemde
juNius, TEN KATE cn REIZ.heb-
ben dit opzettelyk beweezen , vooral
de laat-
fte , in een uitgebreid werk, dat ik u in \'t
vervolg ter hand zal ftellen. Het is ongegrond
te zeggen , dat onze voorouders hunne woor-
den en taalgebruiken veelal van de
Grieken
zouden ontleend hebben: want de Grieken heb-
ben hunne heerfchappy nimmer westwaards uit-
geftrekt; men kan dus hierin de reden der over-
eenkomst niet zoeken , maar dezelve moet uit
andere oorzaaken worden afgeleid en deeze
meen ik aangeweezen te hebben in de eerfte be-
volking
Europa. Het is dan zeker, dat
Wy met de bewooners van
Griekenland en Ita-
lien die zich. door kunften , weetenfchappen en
dappere bedryven zoo beroemd gemaakt hebben,
denzelfden
ftam gefprooten zyn: ^ maar zyn
uit geringe beginfelen zoo groot geworden,
dit behoort onS des te meer aantemoedigen,
I\' öeel. M om

IL.

-ocr page 223-

178 de bevdlkino

om hun fpoor te volgen, en ons Vaderland eer
aan te doen. -

Fr. De leevenswyze en gebruiken verfchillen
evenwel.

E. Veel minder, dan gy denkt. Ja zoo zeer
als de Oosterfche Volken van de Europeefche ver-
fchilden, zoo groot eene gelykfonnigheid
wierd
\'er onder deeze laatften aangetroffen, de Grieken
en Romeinen niet uitgezonderd: maar wy moeten
tot de vroegfte tyden te rug gaan, toen deeze
Volken nog in hun eerfte eenvoudigheid leef-
den , eer de
Grieken van de Phceniciers en
Mgyptenaars
, en de Romeinen weder van de
Grieken veele zeden en gewoonten hadden over-
genomen. . Het is toch zeker, dat de taal veel
invloed ^op de zeden, en de zeden op de taal
van een volk hebben : naar maate het van des-
zelfs oorfpronkelyke eenvoudigheid afwykt,
worden zy in beide opzigten verbasterd of ver-
beterd. Het geen wy over de taaien
gezegd
hebben, moet ge daarom ook op de gebruiken
toepasfen. De onderfcheide Volken, na dat zy
veel met elkander gemeenfchap oefFenen , of
ver van een verwyderd raaken , zullen in het
eene geval\'Ttïeel \\\'an elkander overneemen , cn
in het andere merkelyk verfchillen. Ik kan my
hier over in geene byzonderheden
inlaaten: dit
zou ons te ver buiten fpoor helpen; maar wan-
neer wy van de gewoontens onzer
Voorouderen
handelen, zult gij gelegenheid hebbenom

zien

-ocr page 224-

1

VAN EUROPA.

Zien in hoe verre dezelve met de gebruiken en
Godsdienftige begrippen van de Oude\'
Grieken
en Romeinen overeenkwamen , en zelfs tot op-
heldering van de fabelleer zouden kunnen ver-
trekken.

Fu. Wanneer is Europa bevolkt ?

E. Dit is met geene mogelykheid te bepaa-
len. De oudfte aantekeningen van de gefchiede-
nis van den mensch zyn ons in de H. Schxift be-
waard , maar deeze heeft zich in geene byzonder-
heden kunnen inlaaten, dan voor zoo ver dezelve
eenige betrekking hadden op het Joodfche Volk
en den waaren Godsdienst , die onder de Israë-
liten moest worden voortgeplant. Men wil dat
de inwooners van
Europa uit go me r, den oud-
ften Zoon van
jap het, zouden gefprooten zyn;
het zou kunnen waar zyn, maar
mozes zwygt
\'er van ; en wyl de waereld in haare kindsheid
alleen by mondelyke overlevering de gefchiede-
nisfen bewaarde, is het geen wonder, dat vee-
le derzelve door den tyd zyn verlooren geraakt.
Indien de duistere berigten , welke de
Romein
nen
ons van janus en anderen hebben ter
hand gefteld, eenigen grond hebben , moet de
bevolking van
Europa egter niet lange na den
Zondvloed een aanvang hebben genomen.

Fr. De eerfte inwooners der Nederlanden wa-
ren dan
Celtifche Volken, maar zy zullen ook,
gelyk de anderen, hunne byzondere naamen
gehad hebben.

M a E,

m

-ocr page 225-

l80 .verhuizing

E. Buiten twyfFel, maar dezelve zyn nimmcT
tot onze kennis gekomen. Alles , wat die
eerfte tyden betreft , is een raadzel. Van
hun , noodlot kunnen wy alleen in zoo verre
iets gisfen, als de
Romeinen iets met hun hadr
den te verrigten ; deeze waren de naaste Vol-
ken , welke in die tyden fchriftelyke aanteke-
ningen hielden , en wier berigten tot ons ge-
komen zyn.

Fr. Immers leggen onze landeil op. een ver-
ren afftand van
Italien , wat hadden de Romei-
nen
met dezelve te ftellen?

E. Meer als hun lief was. Wyl-de Celten
geene Steden bouwden, en ondertusfchen gaan-
de weg vermenigvuldigden , maakten zy weinig
zwaarigheid om het eene\' land te verwisfelen
met het andere , dat hun beter aanftond , of
zy lieten het opkomend geflagt denvaards ver-
huizen. Gy moet u daarom niet verbeelden ^
"dat de
zelfde Celten , welke zich eerst in de
Nederlanden hebben neêrgeflagen , daar altoos
gebleeven zyn: zy zullen\'van tyd.tot tyd door
anderen zyn vervangen ^ en dit maakt het zoo
moeijelyk om de oude woonplaatzen van veele
Volkeren, van welke - de \' oude gefchicht:eh ge-
waagen , te bepaalen. Dit alles kon
gemakke-
iyk gefchieden zoo \\mg Europa niet-bevolkt,
en
\'er land genoeg voor .hun open was: dan
wanneer -men zich ivyd en zyd had uitgebreid;
moest \'er dikwils met de
wapenen ruimteger

ijiaakt

-ocr page 226-

DER VOLKE N. I5l

maakt worden; en dit gaf aanleiding, dat
men zoo lang vogt en voorttrok, tot dat men
zyn oogmerk kon bereiken. Men begon toch
in die tyden reeds de betrekkingen uit het
oog te verhezen , die men op eikanderen had
en de oude verwantfchappen moesten voor de
jongere wyken. Dikwerf wierd uit het hart van
Duitschland en de uiterfte grenzen van Gallien
een ftroop gedaan tot in Spanje, tot in Ita-
lië
, ja tot voor en binnen de muuren van
Rome , en daar door kwam het, dat de Ro-
meinen deeze afgelege volken leerden kennen ,
en. derzelver gedagtenis in hunne fchriftcn be-
waard hebben.

Fr. Hoe gaarn zou ik hier iets van weeten,
vooral zoo de oudfte inwooners van rayn Va-
derland hier ook deel in gehad hebben.
- E. Men kan dit in allen gevalle met geene
volkome zekerheid bevestigen of ontkennen,
wyl de Romeinfche Gefchledfchryvers , vooral
in den beginne , de juiste kennis niet hadden
van de naamen en woonplaatzen der Volken,
v/elke, tot
één lighaam vereenigd , hun en
hunne nabuuren menigwerf ontrustten. Ik wil u
wel een enkel geval van deezen aart mededeelen,
op dat uwe aandagt door eene aangenaame in-
menging van gefchiedkundige
verhaalen te meer
^\'^evendig gehouden worde. Doorgaans warert
Gallen , welke meer onrustig, of boven
maaten bevolkt en bekrompen in hunne woon-
M 3 plaat-

-ocr page 227-

ips VERHUIZING}

plaatzen meer dan anderen een nitwyk zogten j
waarom zy, zoo men meent.
Waaien genaamd
wierden , waar van de Grieken en Romeinen,
Gallen , Galaten
gemaakt hebben. Reeds
onder de regeering van
tarquinius prifi-
cus , ruim anderhalve eeuw na de ftigting
van
Romen , wanneer de Biturigen de voor-
naamften
onder de Celten waren, beflooten zy.
Op aanraading van ambigatus , hun opper-
hoofd , om nieuwe landen op te zoeken. De
menigte, hier toe gefcbikt, wierd in twee hei-
ren verdeeld, en het bevel aan de Zusters
Zoonen van den Vorst,
segovetus en bel-
LovETus opgedraagen. De weg, welke elk
zou uitgaan , wierd by het lot bedist. Se-
govetus, vielen de Hercynifche wouden, die
zich zeer verre uitilrekten en meest nog woest
waren,-ten deel: maar
bellovetus moest
zich naar
Italien opmaaken , waar hem meer
vrugtbaarer
landftreeken , maar ook grooter
zwaarigheden ontmoetten. Dan zy heten zich
nergens door te rug houden, zelf niet door die
keten van ontoegankelyke bergen , welke de
Alpen geheeten worden, en aan dien kant de
natuurlyke voormuur van
Italien zyn. Uit een
Godsdieniligen fchroom dorften zy die in \'c
eerst niet over treeden, dan het gerügt dat eene
plaats van den zelfden naam in hun land en
over de
Alpen gevonden wierdt, gaf hun geen
ongegrond vgrmoeden, dat zy de eerfte
Celte»

niet

-ocr page 228-

DER VOLKEN. 183

ölet waren, die dezelve overtrokken: zy be-
gonnen het zelfs als een gunflig voorteken
aan te mericen. Het geen men naderhand in
hann!bal zoo zcer geroemd heeft , waS
dus lang te vooren door deeze Volken onderno-
men , zonder dat het naauwlyks eenige opmer-
king in de gefchiedenisfen verwekt heeft- Zoo
veel onderfcheid baart het door wien , en in
welk een tyd een en dezelfde zaak wordt uit-
gevoerd. De
Tyrrhenen , Hetruriers of Tos-^
caanen
hadden toen de grootfte magt in Italien,
De Zee, welke deeze beroemde Landftreek aan
weêrzyden befpoeide , wierd daarom al van
ßuds de
Tyrrheenjche en de Adriatifche Zee ge-
naamd , naar
Adria, een der hoofdfteden van
dit Land I Deeze Volken waren egter niet in
ftaat om den aanval der
Galliërs af te keeren;
2y wierden overwonnen , en hun vermogen
zoo gefnuikt, dat zy zich federt dien tyd niet
hebben kunnen herftellen. In \'t
Milaneefche heb-
ben deeze
Celten zich voornaamelyk nedergezet.

Fr. Hoe hep hst met de Romeinen af?

E. Deeze raakten met de fchrik, ten minften
met het gerugt van deelen inval voor diea
tyd vry, maar tweehonderd jaaren laater liep
het in lang zoo wel met hun niet af. De
Gal-
len
verzamelden zich weder ten getale van drie
maal honderdduizend gewapende mannen, zon-
der de vrouwen en kinderen te rekenen. Het
bevel wierd aan
jbelgius en erennus op-
M 4 ge-

-ocr page 229-

ips VERHUIZING}

■gedraagen. De eerfte trok op Illyrien en Pan-
mnien
af: maar b r e n n u s volgde het fpoor
van BELLOVETUS , die het met zoo veel ge-
luk en roem gebaand had. Een zeker toeval
moedigde hem en de zynen daar toe te fterker
aan.
Aruns, een voornaam burger van Clü-
fium , wiens vrouw door een aanzienlyk Jon-
geling ,
over welken hy voogd geweest was ,
onteerd Avierdt, nam zynen toevhigt tot
b r e n-
N u s , wyl men hem geene voldoening wilde
of konde bezorgen. De
Galliërs raakten ver-
lekkerd op de gefchenken , vooral van wyn,
welke hy met zich bragt , en wilden het land
zien , dat zulke edele voortbrengfelen oplever-
de. Let eens, myn F
rede rik, wat ge-
volgen de buitenfpoorigheden van een wulp-
fchen Jongehng kunnen hebben : maar hoe ge-
vaarlyk het ook is de veiligheid van zyn Va-
derland aan de ingebeelde zoetigheden van
wraaklust te waagen. De Clujlners , wien het
noodlot der
Toscaanen niet onbewust was, zoo
dra zy de donkere wolken gewaar wierden,
welke hen boven het hoofd hingen , rekenden
zich niet tegen zulk een vyand opgewasfen ,
ft;hoon
clusium toen een aanzienlyken rang
onder de Steden bekleedde. Zy zonden om
hulp aan de
Romeinen , welke reeds begonnen
hadden hun gebied van
Italien op de puin-
hoopen van de
Hetrurifche magt te vestigen.
De
Romeinen, welke toen naauwlyks een zwaa-
ren

-ocr page 230-

\'d E r v o l k e n. 185

■ren oorlog met de Vejers , by wien het ge-
lding overblyffel van dit vermogen nog gevon-
\'den wierd, geëindigd hadden , wilden zich
liever in geen nieuwen inlaaten , waar van zy
weinig heil te wagten hadden , vooral niet met
een volk, dat zy niet genoeg kenden: — of waar
van zy te veel by overlevering gehoord hadden.
De bezadigdflen hebben het ten minften daar
\'heen gerigt, dat men gezanten zoude zenden,
om de zaait, was\' het mogelyk , zonder oor-
log af te doen. De
Clujiners ftonden in geen
verbond met
Romen , maar hadden zich in
het verfchil en den ondergang van hunne na-
buuren onzydig gehouden , en daar door
vcrdienftelyk gemaakt by de
Romeinen, wier
ftelregel was zich in alle gefchillen der vol-
ken te mengen , dezelve door hunne gezan-
ten of wapenen te beflegten , om daar door
hun aanzien te vergrooten , den eenen door
vriendfchap , den anderen door geweld afhan-
kelyk te maaken.

Fr, Dan bereikten zy thans hunne oogmer-
ken niet ?

E. Verre daar van daan ; de fchranderfte
Staatkunde wordt dikwerf door onvemagte tus-
fchenkomften verydeld. Hunne Gezanten , de
^rie
Zoonen van m. fabius ambustus,
JongeUngen die tot zulk een post te weinig
bezadigdheid hadden , gaven de eerfte aanlei-
ding tot eene volflage mislukking. Zy kreegen

«M 5 ^^^

-ocr page 231-

s8<5 .verhuizing

wel last oto vriendelyk - met de Galkn te han-
delen , en hun onder het oog te brengen , dat
zy Volken, van welke zy geen ongelyk ontvan-
gen hadden, vrienden van het Romeinfclis Volk»
niet met de wapenen ^behoorden
te overvallen: —
dat de
Romeinen hun des noods zouden befcher-
men; maar dat het immers best was den oorlog
.te
vermyden , en dat zy de Gallen als een
nieuw volk liever in vrede, dan door de wape*\'
nen wilden leeren kennen. Het antwoord, dat
de
Gallen gaven , volgens livius, is op-
merkelyk , en legt de denkwyze van dit Volk
aan den dag. „ Schoon zy den nieuwen naam
van
Romeinen nu voor \'t eerst hoorden , wil-
den zy wel gelooven , dat dezelve dappere
mannen waren, wyl de
Clujiners in zulk een
hachelyk tydflip tot hun den toevlugt hadden
genomen. En nadien zy Hever hunne bondge-
nooten door een gezandfchap, dan
door de
wapenen hadden willen befchernien , dat zy
den vrede, welke hun wierdt aangebooden,
niet verfmaadden , indien de
Clujiners van de
landen, die zy
in grooter overvloed bezaten
dan zy konden beheeren , een gedeelte wilden
overlaaten aan de
Gallen , die \'er gebrek aan
hadden : — dat zy op geen anderen voet deii
vrede konden verwerven, en het
antwoord op
ftaande voet in tegenwoordigheid van de
Ro-
meinen
moest gegeeven worden. — Indien zy

dit weigerden , dat zy dan onder het oog der

Rq-

-ocr page 232-

der volken. 187

domeinen om het land wilden vegten , op dat
deezen te huis zouden kunnen boodfchappen, hoe
Zeer de
Galliërs alle andere ftervehngen in dap-
perheid te boven gingen. Dewyi het recht by hun
hier in gelegen was , dat zy land vroegen vaa
2ulken, die het geeven konden,, of het met
de wapenen overmeesterden ". De
Romeinen
daarentegen, — „ wat zy in Hetrurien te
doen hadden, en wat dit voor een recht was,
dat zy in de wapenen
ftelden ?" Men kwam
van woorden tot daadelykheden , en de
Fabien
Voegden zich aan de zyde der Clujinen; hun-
ne toerusting en dapperheid Hepen ras in het
oog by de
Galliërs; vooral na dat quintus
■pABius één hunner overften met een fpies
had doorregen en uitgefchud. Naauwlyks wierd
dit rugtbaar door het leger, of men hield
af,
om de Romeinen , wier gezanten de post van
Middelaars zoo kwalyk waargenomen hadden.,
tot voldoening te noodzaaken. De driftigften
wilden aanftonds op de ftad los gaan: maar
de Oudften bellooten door een
gezantfchap
C^ver de fchending van het heilig recht der
Volken te klaagen , en de overlevering der
pa-
aien te eifchen. De Raad vond zich met de
■^aak verlegen, en bragt dezelve voor het gau-
■^ehe lichaam des volks , op dat de
ongeluk-
\'^ige uitflag hun niet mogt geweeten worden,
aanzien en de gunst vermogten zoo veel
op de menigte , ftout door voorige pverwin-

nin-

-ocr page 233-

i8$ verhuizing

ningen, dat men befloot de geëischte voldoening
te weigeren, en de
fabien, die zich zoo
dapper gekweeten hadden , tot
Tribunen iv^it
eene burgerméesterlyke magt aan te ftellen.
Fecialen, aan welken het oordeel over vrede en
oorlog ftond , waren wel met eenige anderen
van een tegengefteld begrip , maar de meesW
ftemmen golden.

Fr. Lieten de Gallen zich hier mee afzetten?

E. Dat zy verre. Terftond maakten zy zich
op, om zich zelfs voldoening te bezorgen. AllS
inwooners ten platten lande en in de fteden, die
zy voorbytrokken vlugteden op hun
aankomst
en bragten de tyding hunner aannadering binnen
Romen , daar alles met fchrik vervuld wierd.
Op den afftand van tien of elf mylen wierden
zy eerst geftuit, door een leger, dat met
fpoed
zamengeraapt was. De Romeinen hadden zich,
om te meer nut te trekken van hun
Volk, en
niet omcingeld te worden
in een halve maan
gefchaard, en de hulpbenden in de regte vleu-
gel op eene hoogte geplaatst.
Brennus, die
zoo veel beleid als dapperheid bezat, valt op
deezen het eerst aan , en werpt dezelve fchie-
lyk overhoop , wyl ze uit het midden der flag-
orde niet genoegzaam onderfteund konden wor-
den. De wanorde
en verzaagdheid overmees-
teren eerlang
het geheele heir der Romeinen.
Die \'er het lyf konden afbrengen, zoeken
hunne veiligheid by de Vejtrs , tegen welk^^

zy

-ocr page 234-

d e r V O L k e n, jgp

\'^y zulk een langen en hevigen kryg gevoerd
hadden. Een zeer klein gedeelte brengt de ty-
ding hunner neerlaag .en den fchrik binnen J?0-
»ir«, werwaards zy eerlang door de
Galliërs o]?
de hielen gevolgd worden.

Pr. Hoe liep het met de Stad af?

E. Het zou voor altoos met dezelve gedaan
geweest zyn, indien de
Galliërs de vlugtenden
hadden vervolgd, of maar terftond by hunne aan-
komst binnen
Rome waren getrokken, daar alles
in vei-warring was en zelfs op het fluiten van de
poorten niet gedagt wierd. Maar de
Galliërs
Waren verbaasd wegens de fchielyke overwin-
hing van een volk, dat zich zoo veel had laa-^
ten voorftaan, en hielden zich eenigen tyd met
het zamelen van den buit op. Ten laatfl:en trok-
ken zy onverhinderd op de fl;ad af. Zy vondeq
ook deeze geopend , maar dorften\'zich, uit vrée-
2e van verraad tegen den naakenden nagt, niet
Wagen in eene bemuurde plaats,\'waar niemand
hunner bekend was. En, dit marren was het
tiehoud van
Romen. Deeze flad moest wel ver-^
liederd, maar niet vernietigd worden. De Voor-
zienigheid wilde haar bewaaren voor eene groot-
heid, tot welke nimmer eene flad, is opgeklom-

.■ Fr. Wat deeden At Romeinen intusfchen.
. Van de eerfte fchrik een weinig beko-
V toen zy zagen, dat de Galliërs hün ee-
\'^^gen tyd gaven,
befi;eedden zy denzelven om-

al-

-ocr page 235-

ips VERHUIZING}

alles ter redding van Iiun flervend Vaderland ge^
reed te maaken , aan het welke zy niettegen-
ftaande hun voorige lafhartigheid, in deezen
hangen nood de grootfte verkleefdheid betoon-
den. De geheele ftad te behouden was onmo-
gelyk. Het
Capivolium, eene fterkte op eeiié
rots gebouwd was hun eenigfte toevlugt. AH®
wapenen en voorraad, die men in weinige mirert
by een kon kiygen, werden hier naar toe gebragt;
en alles aan de weerbaare mannen en jongelin-
gen, die voorhanden waren aanbevolen. Eeni-
ge vrouwen en kinderen, de hoop van het toe-
komend geflagt, wierden nevens de Leden van
den Raad, die de Jaaren niet buiten ftaat ge-
fteld hadden óm van nut te zyn , toegelaaten,
maar de ruimte was te klein om de ganfche me-
nigte te bergen.

Fr. Waar bleef dezelve dan?

E. Allen die zich redden konden met de vlugt,
moesten hun behoud in de nabuurige Steden,
of op het open veld zoeken, • terwyl de Grys-
aards , waaronder veele der aanzienlykfte
Ro-
meinen
, den dood in hunne huizen gerustelyk
afwagtten, en zich, naar hunne denkwyze, opof-
ferden voor hunne ftad, en het overfchot hun-
ner burgeren. En zy zouden \'er het leeven af-
gebragt hebben , wyl de
Galliërs met den mor-
genftond in de ftad gedrongen, eerbied hadden
voor de agtbaarheid, welke van deeze
agterge-
bleevenen aÖlraalde; had de oude Raadsheer

PA-

-ocr page 236-

der volken. 191

^\'Apirius de onvoorzigtigheid niet gehad van
een der
Galliërs, welke hem zagtelyk over
den langen baard ftreek, ruwelyk met zyn ftok
te flaan, het welk hy met den dood moest hoe-
ten , en aanleiding gaf tot een algemeene flag-
ting. De ftad wierd hierop geplunderd, en ten
deele in \'t aanzien der
Romeinen verbrand, die
in het
Capitolium teu naauwften wierden opgeflo-
ten , zonder eenige hoope van uitkomst. Zy
Verdedigden zich dapper, ftelden de geweldige
aanval, en de heimelyke overrompeling van wel-
ke zich BRENNUS bedienen wilde, te leur, maar
konden het nogtans niet lang goed maaken.

Fr. Moesten zy zich niet- eindelyk over*
geeven ?

E. De Galliërs begon de belegering, aan wel-
ke zy geheel ongewoon waren , te verdrieten;
2y zelve bevonden zich door ziekten en fchaarsch-\'
heid van voorraad in meer dan eene ongelegen-i
heid. Hunne uitgezonde benden waren onver-
lioeds, daar zy nu geen vyand meer dugtten ,
door die van
\'Ardea, onder aanvoering van ca«
iniLLus, en naderhand nog tweemaalen door
de
Clufiers geflagen. Zy verlangden niet dart
met eer en eenig voordeel te kunnen aftrekken,\'
«u kwamen overeen, dat zy de ftad zouden rui-
ïnen, indien de
Romeinen hun duizend ponden
gouds bezorgden. Men was
werkelyk bezig om
^et aan te brerigen. De vrouwen en jonge dog-
leren, gaven hier toe gewillig "haare cieraaden

van

-ocr page 237-

, v e r: h u i z i n g

van goud en zilver, het eenig overfchot van all"
haare bezittingen, om het Heilig Goud, den goden
gewyd, te fpaaren : maar, daar hetzelve in iJii^S
niet kon toereiken, moesten zy ook van dit la^\'^"
fte zich bedienen., Wanneer
camillus, die
intusfchen tot opperfte gezaghebber
verkoren
was, op flag kwam en verklaarde, dat hy geen-
zins een handel die-buiten zyne kennis en toC\'
(lemming was begonnen zou gedoogen; — dat de
ftad niet door goud maar door de wapens
moest
bevryd worden. Dc Galliërs dus verrast, moes-
ten zich dan tot de wapenen begeeven, en het
gewoge goud op een hoop laaten liggen. Men
raakte fchielyk handgemeen tusfchen de over-
blyffels der verwoeste ftad , maar de
Galliërs
kreegen het te kwaad , zy wierden uit dezelve
verdreeven. ■ En
camillus die te vooren reeds
de grootfte dienften aan den Staat beweezen.
had, maar met ondankbaarheid beloond was, had
weder\'het onuitfpreekelyk genoegen
van zyne me-
deburgers te doen ondervinden, hoe veel hun aaH
één man ,— hoe veel hun aan hem gelegen was-
Mennoemde hem een anderen
komulus, den
tweeden Stigter van Rome, een naam, die hei»
te meer toekwam., om dat, zonder zyne tus-
fehenfpraak , het
volk de. puinhoopen van Rome
op den raad vïin hunne Tribunen zou verlaaten
hebben, en naarJ^e/j getrokken zyn. Gaar»
zou ik u zyne aanfpraak, aan \'het
volk by dee-
ze gelegenheid gedaan , mededeelen : zy adenit
-
■ ■ ■• \' • niets

-ocr page 238-

ÖER VOLKEN. ipg

ï^iets dan eene voorbeeldige liefde voor het Va-
derland. Maar ik kan my niet langer met
Rome
ophouden ; gy kunt dezelve by livius in het
Vyfde boek zyner gefchiedenisfen vinden ; en
bet is vt^el der moeite v^aard deeze geheele ge-
beurtenis by hem, en by
plutarchus in
het leeven van
camillus v\\^egens alle de by-
zonderheden , die ze behelst, na te leezen.

Fr. Waar bleeven de Galliërs ?

E. Volgens livius wierden zy in een twee-
den veldllag bultende poorten van
Rome geheel
Vernield ; maar dit is buiten twyfFel een ver-
dichtfel, om de gedagtenis der fchandclyke ne-
derlaag zoo veel mogelyk uit te wisfchen.
Wy
gelooven plutarchus en anderen veel He-
Ver, die zeggen, dat de
Romeinen, volko-
nien te vreden met het zuiveren hunner ftad
Van deeze lastige inwooners , hun den aftogt
in zoo verre zelfs hebben gemakkelyk gemaakt,
dat zy hun van den noodigen voorraad voorza-
gen. Het is niet waarfchynlyk, dat zy hen den
buit ontweldigd, of dat de inwooners van
Italien ,
bet overfchot der vlugtelingen vernield , hebben ;
^ant hoe kon het Roomfche goud dan in ver-
Volg van tyd in
Gallien aangetroffen zyn , vol-
gens
suetonius? hoe kan men dan verhaalen,
^at BRENNUS na het verbranden
v^nRomen met
honderd en vyftig duizend voetknegten en twintig
^üizend ruiters op het fpoor van
belgius in Gne-
^^nland en Afien een gedugten inval zou onder-
DEEL. - N no-

-ocr page 239-

ips VERHUIZING}

nomen hebben, om den Tempel te Delphi te plun-
deren , en alomme den fchrik voor zyne
wapenen
en den naam der Gallen te verfpreiden ? Zeker ,
indien brennus zyne dichters en historiefchryvers
gehad had, de oudheid zou weinig minder van
hem gewaagen, dan van een
alexander , een cB\'
sar en andere Veroveraars. Ik heb u daarom dee- /
ze gebeurtenis wat wydloopiger verhaald, hoe-
wel zy misfchien niet zoo zeer tot ons
onder-
werp behoort, om dat, fchoon wy tot nog toe
niet in ftaat zyn te bewyzen , dat onze lands-
genooten onder de duizenden van deeze benden
zich ook bevonden hebben , dit ten minften
zeker is, dat zy eenerleijen oorfprong met
deeze onderneemsnde Natie hadden. De beste
Gefchledfchryvers der
Romeinen noemen ze Cel-
ten
; ook wel een ongewoonen en nooit ge-
hoorden vyand, welke hun van den
zeekant,
en de uiterfte oorden der aarde den oorlog aan-
deed , fchoon de
Senonen de voornaamften en
bekendften waren. Wy zouden verfcheide ken-
baare trekken uit deeze verhaalen kunnen op-
maaken , welke vooral niet te gunftig zyn op-
gegeeven ,
Avyl de Grieken en Romeinen deez^
volken voor
Barhaaren , en de laatften dezel-
ven voor hun ergfte vyanden hielden.

Fr. Welke zyn dan die trekken?

E. Het verdient onze opmerking, dat zy

het zelfde recht, dat de Romeinen zich

voorftaan te bezitten , het recht van denM^S^^^\'

fien y

-ocr page 240-

der volke n^ jpj

ßen , zieh beriepen. Schoon de eerften het in nie-
mand , dan in zieh zelven wilden dulden , de
laatflen gebruikten het
egter, maar met meer
gemaatigdheid , dan de
Romeinen doorgaans
deeden. Eene overmaat van volkrykheid drong
hun vooral tot den togt : zy vroegen land,
dat die van
Clufium te veel, en zy noodig
hadden. De
Romeinen ftaken zich in eene
zaak, welke hun niet betrof: zy fchonden
het recht der volken, van het
welk de Gallen
wel degelyk begrip toonden te hebben ; deezen
eischten voldoening , die
Rome op eene behoor-
lyke wyze wierd afgevraagd; en wanneer dezelve
geweigerd wierd, keerden zy hunne wapenen
naar den beleediger, fchoon hy veel gedugter was.

Fr. De Romeinen hadden zich zeiven alleen
deeze vyandelykheden te danken.

E. Zekerlyk , en nimmer is de Staat, zedert
de oprigtin^ van het
Romeinsch gebied tot aan
deszelfs einde, in zulk een hagchelyken toeftand
geweest, dan naderhand ten tyde der
Cimbren.
Zy hadden met tahyke onverfchrokke vyanden
te doen , wier voorkomen alleen in ftaat was
om den dapperen
Romer in verlegenheid te
brengen. By de fterkte hunnes lighaams en
Vreemde wapenrusting voegden zy eene orde
en overleg , die men nimmer zou verwagt
bebben. De Roomfche Historiefchryvers moe-
ten erkennen , dat het niet enkel by toeval
Was, dat BiiENNUs de overwinning behaalde,
Na Ge-

-ocr page 241-

ips VERHUIZING}

Gebruikte by dezelve niet te regt , by had
dit met veele groote mannen gemeen , en het
kwam by hem voort\'uit volflrekte onkunde van
de gelegenheid van
Rome; — uit vrces voor ver-
rasfing.\' De zorgeloosheid van zyne benden ,
die om voorraad wierden uitgezonden, was
niet te verfchoonen ; maar zy meenden geen
vyand meer te duchten te hebben, en het waS
alleen aan het onvermydelyk gebrek toe te
fchryven , dat
brennus de zaak ten deele
moest opgeeven. Het geen men vertelt van
■zyne bedriegelykheid, van het
voee den overwon\'
venen,
is misfchien zoo wel verzonnen als hun
geheele nederlaag. Ten minften is het gedrag,
dat
camillus zou gehouden hebben, in weerwil
> van de gemaakte overeenkomst, even zoo weinig
goed te keuren voor een man, die zoo naauw-
gezet was , dat hy het Didlatorfchap niet dorst
aanneemen, zonder de bevestiging van het
Capi*
tolium
te hebben ; daar deeze goedkeuring niet
dan met leevensgevaar kon gehaald worden , en
byna de oorzaak eener overrompeling
geweest
was van deeze eenigfte toevlugt der Room-
fche vryheid. Dit alles bewyst, dat
breN-
Nus en de zynen niet onder de Wilden behoo-
ren geteld te worden: — dathy,
fchoon minder
befchaafd , egter een groot man geweest is, en
dat wy, die doorgaans in de zaak der
Romei-
nen
belang neemen,, hoewel zonder reden, niet
onpartydiger gewoon zyn te oordeelen, dan

hun

-ocr page 242-

der v o l k e k. ipf

hun eige Historiefchryvers. Dit alles viel ruim
3<5
o jaar na het ftigten van Roms voor.

Fr. Hebben de Romeinen in \'t vervolg geen
nieuwen overlast van deeze volken moeten
lyden ?

E. ó Ja. Deeze vierde eeuw der Romeinfche
Jaartellin\'g was nog niet afgeloopen, of de - Gal-
len
verfcheenen weêr in Italien; maar de ge-
lukkige uitflag van het beroemde en teffens ge-
oorloofde tweegevegt van j.
manlius , federt
dien tyd
torquatus genoemd , deed hun voor
dat Jaar verdwynen. Dan zy kwamen in \'t
volgende weder, drongen door tot digt by
Rome, waar by de Collinfche poort een hevig
gevegt voorviel, en de
Romeinen in \'t gezigt
van hunne bekommerde ouderen , echtgenooten
en kinderen de overwinning behaalden.

Fr. De flad was dan weêr in \'t uiterfle ge-
vaar ; maar mag ik vraagen, waaxom Vader
dat tweegevegt geoorloofd noemt, ik meende
datze altoos moesten vermyd worden.

E. Zoo verfoeijelyk de tweegevegten tus-
fchen byzondere perfoonen , zoo flrydig als de-
zelven zyn tegen alle Goddelyke en burger-
lyke rechten ; zoo zeer was het zelve in dit
geval goed te keuren. Een
Gallier van eene
buitengewoone grootte en fterkte
verfcheen op
brug der rivier
, die de beide legers fcheid-
5 en daagde den dapperften
Romein uit ten
ft^\'yde , op dat men zien mogt, welk van de
N 3 twee

-ocr page 243-

ips VERHUIZING}

twee volken het meest in het vegten uitmmitte.
Na een langduurend ftilzwygen kwam
manlius ,
een afftammehng van hem, die het Capitool
voor eene overrompehng der Gallen onder breN-
rjus bevryd had, een uitmuntend Jongeling»
voor den dag; hy verzogt en verkreeg verlof van
den
Diëlator, welke doorgaans C^oo veel gevaar
zagen de
Romeinen \'er in,) in de Gallifche oor-
logen wierd aangefteld. Door zyne vaardigheid
wist hy den zwaargewapenden
Gal den buik op
te ryten, zoo dat hy ter aarde plofte, en zyne
landgenooten des* nagts aftrokken. Men kan dit
geval vergelyken met den tweeftryd tusfchen
da vid en goliath. Manlius handhaafde, dc
eer en de veiligheid van zyn Vaderland, be-
fpaarde het bloed zyner medeburgeren, en
egter wilde hy zyn leeven niet waagen dat den
Staat behoorde, dan op het gezag van den Opper-
bevelhebber, die hem aanmoedigde. „ Ga heen,
zeide hy , kwyt u van uwe dapperheid en god-
vrugt jegens uw Vaderland en Vader, op dat men
v/eete, dat de
Romevien, wanneer de Goden hun
helpen, onvenvinlyk zyn." Het bellegten van
byzondere gefchiUen was by de oude
Grie-
ken
en Romers , hoe gereed anders ten wapen ,
onbekend. Men flelde en toonde alleen
zyne
dapperheid in het verdeedigen van het Vaderland
tegen algemeene vyanden. Hoe fchandelyk is
het dan , dat een barbaarfche
gewoonte, by de
befchaafde Heidenen geheel vreemd, zoo veele

eeu-

-ocr page 244-

DER V O L K E IST.

eeuwen onder de Christenen\' heeft ftand ge-
greepen , en nog ftand grypt. Laat uwe dap-
perheid dan nooit zoo verkeerd geplaatst wor-
den , myn
freduik !

Fr. Ik zal \'er altoos aan denken ; maar hoe
is het met
belgius afgeloopen? die naam luidt
zeer
Nederlandsch?

E. Sommigen denken ook daarom, dat hy uit
Belgisch Gallien oorfpronkelyk , en het hoofd
Was der
Nederlanderen. Wy zouden dan ruim
200 veel betrekking op zjmen tocht hebben als
op dien van
brennus. Maar wyl het bellis-
fend bewys ook hier ontbreekt, en het ons
voomaamfte oogmerk was, uit eenige aanmerke-
lyke gebeurtenisfen in de vroegffe tyden de vol-
ken te leeren kennen, die ten minflen met onze
landgenooten van denzelfden oorfprong waren,
hebben wy ons het langst met de
Gallen onder
BRENNUS opgehouden , om dat wy van dezelve
de naauwkeurigfle aantekeningen vonden. Van al-
les , wat door hen in
Griekenland cn Afien ver-
rigt is zyn my niet dan onvoldoende, en zelfs
Verwarde tegenflrydige berigten by de Historie-
fchryvers voorgekomen , waaruit ik tot nog
toe geen aanééngefchakeld begrip heb kiranen
vormen. Men Ichryft aan denzelfdeu
belgius
en brennus in denzelfden tyd toe , het geen
hinderen na verloop van eene eeuw aan ande-
veldoverften der
Gallen welke egter juist die
zelfde naamen zouden gehad hebben, toeëigenen.

N 4 De

-ocr page 245-

3.00 verhuizing

De een laat belgius in Pannonien en Jllyrien bly-
ven ; — BRENNué met zyn volk in herhaalde veld-
flagen tegen de
Romeinen omkomen; — de ander
brengt ze beiden in
Macedonien en Griekenland.
Dan laaten wy ons met de naamen van Vorften
niet ophouden , dit kan ik u ten minften melden,
dat de
Gallen ruim eene eeuw laater, na het on-
derbrengen van
Pannonien of Hongaryen , op Grie-
kenland
en Macedonien zyn los gegaan. Ptolo-
jvleus Ceraunus
voerde daar het opper gebied.
Na een opftand verwekt te hebben tegen
lysima-
chus
; na het vermoorden van seleukus , die hem
tegen dien Vorst de hand bood; na het aan-
gaan van een bloedfchendig huwelyk met zyne
zuster
ARSiNoë, de weduwe van lysibiachus ;
na het ombrengen van haare twee zoonen erf-
genaamen van het Ryk , die zy te vergeefsch
in haaren fchoot zogt te verbergen; na het fmaa-
delyk verftooten van deeze Vorftinne; — na het
pleegen van zoo veele gruwelen, meende rxo-
LOMiEUS zyne oogmerken bereikt, en zich van
den
Throon van Macedonien verzekerd te
hebben,

Fr. Hy had> zulk een loon voor zyne fchcl-
meryen niet verdiend, maar wie kon hem nu
ftraffen?

E, De Voorzienigheid , ontbreekt het nooit
aan middelen, wanneer de maat der ongeregtig-
heid vol is, om de onfchuld te
wreeken. Dee-
ze. te vooren gansch onbekende Volken
moesten
haar in dit geval dienen ; zy moesten geheel

Gris-

-ocr page 246-

der volken. ioi

Griekenland , waar de Macedoniers lang den
meester geipeeld hadden; ja het geheele
Oosten^
dat alexander met zyne gelukzoekers afge-
loopen had, moesten zy wreeken, en in \'t hy-
zonder de
Perfiaanen, welke door hem beroofd
waren van het opper gebied, waarin zy zich een
geruimen tyd hadden gehandhaafd. Dit is te
meer opmerkelyk , indien men vastftelt, gelyk
fommigen willen, dat de
Gallen of Celten denzelf-
den herkomst, dezelfde oorfpronglyke zeden en
Godsdienftige begrippen hadden met de
Perfen,
Schoonze dan , federt lang van hun verwyderd
in gantsch onderfcheide luchtftreeken verkeerd
hadden, moesten zy egter de
Macedoniers al
het leed vergelden, dat deezen hunne ftamge-
nooten hadden aangedaan. De
Perfen door de
weelde verwyfd konden den aanval der
Grie-
ken
niet wederftaan, maar deezen moesten op
hun beurt voor de onverbasterde en dappe-
re
Gallen zwigten, fchoon zy in krygstucht en
wapenrusting verre beneden de
Perftaanen wa-
ren, toen ALEXANDER hen overwon. Zoo veel
fcheelt het , myn
fredrik of een volk door
de wellust en overvloed verzwakt is , of niet.

Fr. Ik hoor dit met verwondering aan. Hoe
leerzaam zyn de gefchiedenisfen! maar hoe ging
dit alles in zyn werk ?

E. Moet ik nog al meer uitflappen doen ?
wel aan ik zal uwe
nieuAvsgierigheid kortelyk
bevreedigen. Wanneer de
Gallen in aantogt
waren , en elk om ftryd den vrede van hun
N 5 ^ogt

-ocr page 247-

VERHUIZING}

kogt, boden zy denzelven ook aan de Macedo-
niers
: maar ptolem/eus , verblind door zyn ge-
luk , eischte hunne Vorften tot gyzelaars, en al-
le hunne wapenen tot onderpand, het welk zy
met verfmaading affloegen. Jaa zoo
verwaand
was deeze geweldenaar, dat hy de twintigdui-
zend man, hem door de
Dardaniers aangebo-
den , van de hand wees. „ De
Macedoniers,
zeide hy, „ die alleen het ganfche Oosten had-
„ den kunnen overwinnen , hadden geen Dar\'
,, daniers noodig , om hunne grenzen te be-
5, fchermen. Zyne foldaten waren kinderen der
5, bezoldelingen van
alexander , overwinnaars
„ der waereld." Het kwam naauwlyks tot een
treffen , of de voorfpeUing van den gehoonden
Vorst der
Dardaniers wierd bevestigd, het le-
ger van PTOLEMiEus geflagen , en hy zelf van
het leeven beroofd. Het was toen nog geen hal-
ve eeuw geleeden , dat
alexander , met zyne
Macedoniers de allermagtigfte volken den voet op
den nek zette, en eene derde zoogenaamde
Mo-
narchie
ffigtte. Zoo ras kunnen de zaaken ver-
anderen I zoo fchielyk en onverwagt worden de
geesfels van het menschdom geftraft, en verne-
derd! niet anders zal het de onderdrukkers van
uw VADERLAND vcrgaau, wanneer hun rol is af-
geloopen myn
fredrik !, gy zult misfchien be-
keven , het geen ik te vergeefsch in myne dagen
verwagtte. — De geroofde fchatten
vielen in de
handen van
Barbaarfche volken, en deezen waren
het voor welke de overwinnaars der waereld niet

on-

-ocr page 248-

DER. vqlken. «03 ||

«nverwinlyk waren ; gelyk hunne landgenooten /1

onder brennus in opzigt van de Romeinen reeds ;

getoond hadden. ?

Fr. Waarlyk een groote roem voor deeze ï

volken, en ook voor ons, zoo zy voor een ge-
deelte uit ons Vaderland hun oorfpronk had-
den. Ik zie nu dat onze voorouders voor even
zulke heldendaaden bekwaam waren, als welke
de naam der
Grieken en Romeinen vereeuwigd |

hebben. |

E. Zoo is het myn Zoon. Wy waren toch voor
een gedeelte
Galliërs , en , gelyk ik u gezegd
heb, al onze voorouders met hen uit hetzelfde
volk gefprooten.

Fr. Hebben de Gallen zich in Macedonien
gevestigd ?

E. Kort daarna zyn zy door sostkenes over-
wonnen, maar deeze nederlaag is door de aan-
komst van een anderen
brennus herfteld, welke
ook gaarn zyn deel wilde hebben van de fchat- ^
ten van het
Oosten, Hy lloeg de Macedoniers op
zyne beurt, maar de beste buit was reeds gevlo-
gen , en daar op nam hy het voorneemen om den
tempel van
apollo te Delphi te plunderen , het
geen hy volgens fommigen ook volvoerde. Dit
fchynt den eerften
brennus mislukt te zyn, men
Vertelt althans, dat hy met de zynen in een roeke- v
ioozen aanval, of door een voorbeeldige wraak
der Godheid, wier heiligdom hy zogt te fchen-
den: — door ysfelyke onweeren en \'aardbee-
"^ingen omgekomen is. Gy kunt ligt begrypen ,

dat

i!

ii

-ocr page 249-

VERHUIZING DER VOLKEN.

!t04

dat de Gefchiedfchryvers volgens hunne Heideii\'
fche denkbeelden , dit uitgelegd hebben. Tem-
pelroof was by hun de fchrikkelykfle misdaad, en
de
Gallen daarom verfoeid; die zich nogthans,
wyl zy zelf in hun oorfpronkelyken
Godsdienst
geene tempels gebruikten, hier van niet lieten af-
fchrikken. Door veele wisfelvalligheden en ge-
vegten zyn \'er van de Galliërs zekerlyk veelen
gefneuveld; maar een aanmerkelyk overfchot heeft
zich in
Galatien of Gallisch Griekenland neer-
gezet , van waar zy geduurige invallen deeden
in Aßen en deel hadden aan veele oorlogen
en onlusten, die in
Griekenland, van tyd tot tyd,
voorvielen. Niet lang voor onze Jaartelling, wier-
den zy nog door hunne Drie- of Viervorften ge-
regeerd, waar van één, genaamd
dejotarus ,
door pompejus wegens beweeze hulp tot Ko-
ning verheeven en hem verfcheide landftreeken
gefchonken wierden. Volgens het getuigenis van
HIERONYMUS den oudvader, waren in zyn tyd in
Galatien nog overblyfzels van dezelfde taal,
welke in het nabuurig
Trier wierd gefproken.

Maar het word tyd, dat wy van de Gallen
affcheiden, en van eene andere volksverhuizing
der
Cimbren en Teutonen fpreeken , welke na-
der aan onze tyden komt: edog wy hebben
reeds lang genoeg ons onderhouden, en zullen
daar toe eene nadere gelegenheid afwagten.

V y F-

-ocr page 250-

vyfde

ZAMENSPRAAK

over DE

Verhuizing der Cimbren en Teutonen. Oude
vnoonplaatfen , en redenen van hunne optogt
mderzogt. Hunne omzwerving door Euro-
pa , overwinningen en lotgevallen. Zy
zyn door de wapenen der
Romeinen by-
na geheel verdelgd. Hunne aart ^
zeden, en leevenswys.

E.

Vinde ik u reeds hier, myn fredrik ?

Fr. Ja , myn Vader, ik hoop dat gy nu
myne
nieuwsgierigheid voldoen zult in het bc-
befchryven van die gewigtige volksverhuizing
der
Cimbren en Teutonen. Waar hielden die
volken zich op ?

E. Men plaatst de Cimbren doorgaans in het
bekende Schier-eiland, by de Ouden
Cimbrica
Cberfonefus
geheeten, waar nu Sleeswyk, Hol-
fiein
en jutland, gevonden worden tusfchen de
Noord- en Oostzee. Men denkt dat deeze vol?
ken, uit Scythien oorfpronkelyk, zich in vroeger
tyden naar Europa begeeven hebben, en de zelf-
de waren, welke de Grieken
Cimmeriers noem-
den. Ten deele hebben zy zich gevestigd aan

de

-ocr page 251-

fiOÖ GEVALLEN

de zwarte zee, waar van de Bosphorui
Cimmerius
zyn naam ontleend heeft. Zy wor-
den ook wegens hun oorfprong
Celten of Cel-
tofcythen
genaamd ; maar hoe zy aan den
naam van
Cimhren gekomen zyn, weet ik niet;
zommigen leiden denzelven af van
Gomer ?
den eerften zoon van Japheth : want tusfchen
Cimmeriers en Gomeriers is weinig onderfcheid.
Volgens
plutarchus betekende de naam Cim-
hren
in hunne taal zoo veel als Vrybuiters;
maar wat grond hy hier voor had weet ik niet.
Dit zullen de
Romeinen opgemaakt hebben uit
het zwervend leeven , dat zy leidden, toen zy
aan hun bekend wierden.
Miles en Latro ,
een foldaat en een ftruikroovcr , betekenden
weleer en betekenen nog dikwils het zelfde. De
Cimibrc« waren gewis krygslieden, wy zullen egter
zien, dat hun oogmerk geenzins alleen op ftroopen
en plunderen uitHep, Men heeft van hun ver-
teld by de Ouden , dat zy in eene droevige
fomberheid verkeerden ; wyl het daglicht maar
zeer kort de lange nagten verwisfelde, en
te minder uitwerking had wegens de
zwaare
bosfchen , die het zonlicht nooit doorlieten >
waar mede het land bedekt was. Hier van
daan
het fpreekwoord, dat u wel voorgeko-
\' men is, Cimmerifche duisternis/en. Homerus ?
aan welke deeze volken in naam reeds bekend
waren, plaatfte den ingang van de hel in hu»
land. En of
dit nog niet akelig genoeg was,

deedt

-ocr page 252-

DÉR CIMBREN. 207

deedt men hen in onderaardfche holen woonen.
Waar zy wegens de nabyheid in geduurige
onderhandeling waren met de onderaardfche
Geesten.

Fr. Hoe kwamen zy aan deeze verdicht-
feien ?

E. De Grieken en Romeinen waren gewoon
de volken, die hun onbekend waren in de
noordelyke deelen van den aardbodem , onder
zulke nadeelige denkbeelden zich voor te ftel-
len ; welke niet verbeterd wierden, wanneer
zy naderhand overlast van dezelve leeden. Een
ondragelyke koude en droevige duisternis maak-
ten dezelve ongenaakbaar, zoo zy meenden, en
hun land onbekend voor andere ftervelingen.
Wy weeten by de ondervinding , hoe weinig
dit met de waarheid overeenftemt, vooral wan-
neer wy de
Cimbren niet alleen in het Cimbrica
Cherfonefus
, aan de Oostzee, maar in het ge-
heele noordergedeelte van
Duitschland, langs
den zeekant tot aan den Rhyn, tot aan de
kust van
Vlaanderen plaatfen.

Fr. Zouden de Cimbren daa ook in Neder-
land
gewoond hebben ?

E. Dit is meer dan waarfchynlyk. Plutar-
CHus erkent ronduit , dat men eigenlyk niet
Weet, waar deeze volken van daan kwamen,
Wyl hunne Landen onbekend waren. — Dat het
Celtofcytben waren , beftaande uit verfchillende
volken , welke zich wegens gelykheid van
oor-

fprong,

-ocr page 253-

S.3.Q GEVALLEN

fprong, taal, zeden en belangen by elkander
hadden gevoegd , en daar door allengskens tot
eene verbaazende menigte waren aangegroeid,
want enkele volken waren in dien tyd zoo tal-
ryk niet. Eindelyk , volgens de algemeene ge-
rugten , hadden zy in de verst afgelege dee-
len van
Duitschland, over den Rhyn , aan
de zeekusten gewoond.
FloruS verhaalt daar-
om , dat zy uit de verlte oorden van
Gallien
(die aan den Rhyn en Duitschland grensden,)
gevlugt waren ;
Strabo telt de Cimbren op
by de
Sicambren , Bructeren en Chancen , die
niet ver van de zee woonden, en in onze
landftreeken geplaatst worden. En wat ver-
der : — ,, de
Sicambren en de Cimbren zyn
de voornaamfte volken onder de noordelyke
Germaaned, welke langs het zeeftrand van de
monden des
Rhyns tot aan de Elve zich uit-
ftrekken." Tot dus verre waren de
Romeinen
ten tyde van drusus geweest, waar door het
land nog noordelyker gelegen, aan
strabo on-
bekend was. En hier van daan wierd de
Noord-
zee
, in de tyden van claudiaan , de Gmbri-
fche
, naderhand de Germanifche zee genoemd,
welke het water van den Rhyn uit twee mon-
den verzwelgde.
Hieronymus , die aan \'t
eind der vierde eeuw leefde, fchryft daarom te
regt aan
GEkoNTiA, dat de Cimbren van de ui-
ter-
en\') L. VII, p. 291, 294.

-ocr page 254-

der cimbren. «ijt

terfte ftranden der zee van Vrankryk en Duitsch-
land
waren vertrokken-. En zoo \'er nog eenige
bedenkelykheid overblyft, zal dezelve uit eeilë
naauwkeurige vergelyking der oude Schryvers
ras opgeruimd worden. De weinige berigten ^
die wy van hun hebben ^ zyn genoeg om hun
te erkennen voor een volk van den zelfden
oorfprong met die , welke in deeze landen iii
laatere tyden door de
Romeinen zyn aangetrof-
fen-, Om niet te zeggen , dat de algemeene
berigten aangaande de aankomst der
Batavieren ,
welke de uiterfte grenzen van Gallien ontledigd.
van inwooners vonden, myne gedagten nog
meer bevestigent

Fr. Nooit heb ik geweeten, dat ons land van
de
Cimbren weleer bewoond gewe\'est is , en
mi twyfFel ik \'er niet aan : maar zouden zy dé
allereerften geweest zyn , die dit land befia-
gen hebben ?

E. Voor zoo ver de zee kust aangaat, langs
welke zy zich van
Vlaanderen, ten minflen vaii
den eerflen mond des
Rhyns af Noordwaards uit-
geflrekt hebben, is dit zeer waarfchylyk. Zommi^
gen houden de
Cimbren voor de oudftc inwooners
van
Duitschland, welke naderhand onder de naa;
Uien van
Germanen, AUmamien en "Duitfchers by
andere Volken zyn bekend gewordeni Indien dé
aanmerking van
Tacitus doorgaat j dat alle vok
ten, die van w^oonplaats veranderden ^ zulks té
feheep ondernamen; hoëwel hy
de Duitfchers vol-^

Q

.KU

-ocr page 255-

S.3.Q GEVALLEN

gens zyne begrippen, voor eige inboorlingen des
lands houdt, uit geene andere natie
gefprooten,
dan is het eer te hegrypen, dat de zeekusten het
vroegst zyn heilagen geworden. Meer binnen s
lands zullen zich egter al ras ook inwooners neer-
gezet hebben. Wy verbeelden ons, dat dee-
ze Nederlanden voor de omkeeringen , door
overftroomingen veroorzaakt, zich in eene nog
betere gefteldheid bevonden , dan naderhand,
en daarom te gunftig waren om niet beflageu
te worden , zoo dra ze by de fteeds toenee-
mende bevolking van
Europa ontdekt wierden.
Maar van deeze vi\'oegfte inwooneren onzes lands
kunnen wy buiten de
Cimhren niets melden, om
dat zy in de oudfte jaarboeken niet bekend ftaan.
Alleen dit weeten wy uit de aantekeningen van
julius c^saß., de eerfte der Romeinen, die dee-
ze volken heeft gezien , dat de
Gallen in de
vroegfte tyden,
de Germanen in volkrykheid en
vermogen overtrofFen. Dit
deed hen meermaa-
len den
Rhyn overtrekken, en in de grenzen der
laatstgemelden volkplantingen vestigen, waarom
wy het niet geheel onwaarfchynlyk geoordeeld
hebben , dat in de heirlegers der Gallen onder
brennus, of BELGius, zich eenigen onzer lands-
lieden bevonden, temeer, om dat onze landpaa-
len zich over den
Rhyn in \'t Belgisch Gallien
uitftrekken. Maar naderhand verkeerde de kans»
de
Germanen wierden de Gallen te magtig,en ves-
tigden zich vooral in dit
Belgisch Gallien. De^^®

Bel\'

-ocr page 256-

D E li C 1 M B R È Ni, ält

^m Waren ten tyde vaii juLius c^sar ,
onder de Gallen het muist verbasterd, lief
meest beroemd in dapperheid, en
hadden Zich
voor al door het afwyzen der Cimbren eenen
saam gemaakt \\ al waren fchoon deezen hun oude
landsheden» Herdenk het gëene ik U van te voo-
ren over de oude en nieuwe volks-betrekkingen
gezegd hebbCk
Wy kitónen ten minfte niet ge-
looven dat de Batavieren de eerften van eeni-
gen xiaam zyn zouden-, weUce het voornaamfte
deel van óns Vaderland beWoond hebben-. Dit
ftryd tegen het eenpaarig getuigenis der gefchied-
fchryvers.
— Indien de Cimbren het binhenfte
gedeelte niet befloegen^ zyn het andere volken
geweest, welke uit dit Ëiland, zoo Wel als uit
andere oorden mede gelokt en onder den alge-
meenen naam begreepen Wierdeni
~ Wyl nu
deeze volkplantingen in het
Belgisch Gallien de
Duitfchers, aan den anderen kant Van den
Rbyn , broeders, Germanen noemden , als uil
den zelfden ftam oorfpronkelyk , ineent men
dat deeze naam aän hun allen in Vervolg vaii
tyd is
gemeen geworden^ Wy zouden denzel-
ven toch liever, zoo wel als den haam vail
Belgen uit de eige taaie van dit volk afleidpn
welke in mannelyke fterkte en dapperheid by-
na alles ftelden, en zich daar dooi* ook
meest beroemd gemaakt hebben.
Zy Waren j
om zoo te fpreeken, ganfche kaerels, gaar
mannen
, al mannen of oorlogsmannen j uit
O ä \'fEUT

-ocr page 257-

S.3.Q GEVALLEN

TEUT of Tüisco gefprooteii;\' maar dit in
voorbygaan.

Fr. Zyn de metgezellen der Cimbren dan
daar van daan Teutonen genaamd ?

E. Gewisfelyk ! men zpu deezen daarom als
een algemeene naam van kleinere volken kun-
nen aanmerken , welke de
Cimbren op hun-
nen weg ontmoet en meê gelokt hebben ; en
dan mag men de oude Inwooners van
Nederland
zoo wel onder de Teutonen als onder de Cimbren
rekenen. Zommigen meenen egter, dat deeze
Teutonen nabuuren waren van de Cimbren, en nog
noordelyker dan deezen op de eilanden van de
Oostzee woonden, of in Noorwegen en Zweeden.

Fr. Uit welk eene oorzaak wierden deeze
volkeren tocht- en lotgenooten ?

E. Door ééne zwaare of herhaalde overftroo-
ming , welke hen hunne landen geheel of ten
deele deed ruimen. Byna anderhalve eeuw voor
de geboorte van
christus , ruim 600 jaar na
liet bouwen van
Romen. Men kan den tyd,
wanneer zy eerst op reis gegaan zyn, niet
wel bepaalen ; maar wel wanneer hunne aan-
nadering by de
Romeinen ongerustheid heeft be-
ginnen te haaren. Veelen denken , dat de be-
rugle
Cimbrifche vloed , op dit tydftip voor-
gevallen , de waare aanleiding tot
deezen op-
togt gegeeven heeft, fchoon die van anderen
twee eeuwen vroeger wordt gefteld.

Fr.

-ocr page 258-

der cimbren.

Fr. Was het deeze , waar van te vooren
reeds gefproken is?

E. Het was deeze vloed , welke men denkt
dat zulke verbaazende veranderingen in dit ge-
deelte van den aardbodem heeft te ,weeg ge-
bragt , waar door
Engeland van Vrankryk ,
Vlaanderen
van Zeeland gefcheurd, de eilanden
langs de
Vriefche kust en in de Oostzee zouden
gevormd zyn. De
Noordzee, door de duinen,
die te vooren onze geheele kust omringden ,
ingedrongen , heeft toen een groote verwoes-
ting te weeg gebragt, geheele eilanden van
ligte veenftof opgetild en hier en daar vervoerd;
ganfche bosfchen van denne- en eikenboomen
onder dezelve begraven; welke eenpaarig met de
wortels naar het noordwesten, en de toppen naar
het
zuid-oosten in eene rigting onder den grond
gevonden worden , ten bewyze, dat zy niet
van elders aangefpoeld , maar op den bodem,
waar op zy groeiden , omver gefmeeten zyn.
Geen wonder dan , dat deeze vloed na de al-
gemeene van
noach en die van ocjyges wyd
en zyd beroemd geworden is , en dat dezel-
ve doorgaans wordt aangemerkt als de oor-
zaak , dat eene andere vloed van
menfchen,
op wier landen de eerfte, het meeste uitwerkfel
deed, gansch
Europa byna overflroomd heeft;
gelyk de Digter
claudiaan zich over deeze
gebeurtenisfe zeer eigenaartig uitdrukt. Dit
Wordt wel van
strabo en weinige anderen
\'
 O 3 we-

21$

-ocr page 259-

èi4 gevall en

wederfproken , die dit by de andere verdicht-
feien tek , welke van deeze volken verhaald
worden, onder voorgeeven, dat de
Qmbren
of Celten , zoo noemt hyze , die het
vloeijen en ebben van de zee tweeihaal daags
zoo lang opgemerkt hadden, zoo bevreesd niet
konden worden door een buitengemeene vloed,
dat zy allen hun land en wooningen eensklaps
verlieten.

Fr. Dan moet strabo nooit overwogen heb-
ben , welk eene benaanwdheid en rampen een
noordwester ftorm en hooge vloeden in landen,
die zoo gelegen zyn als de onze , veroorzaa-
ken kunnen. En wyl Vader getoond heeft ,
dat
dt Cimhren aan de zee-kusten woonden,
geloof ik te liever, dat zy daar door verdree-
ven zyn. Misfchien zyn de andere verhaalen
"by hem, uit onkunde , ook voor verdichtfeien
doorgegaan.

E. Zeer wel opgemerkt , myn Zoon ! Men
had namelyk verhaald, dat de Cimhren gewoon
waren zich met de wapenen tegen de aanval-
len der zee te verzetten ; en
clitaivchus
fchreef dat zy, het opkomen der zee merken-
de , naauwlyks dezelve te paard hadden kun-
nen ontvlugten , maar byna door de golven
overrompeld warén : " en wyl het eerfte
eene
dwaasheid was, die niet wel in kustbewooners
kOn vallen , en dit laatfte een fabel , om
\'dat men gemakkelyk een langzaam wasfende
- , zee

-ocr page 260-

©er c i m e r k n.

zee kan ontwyken, zag hy het andere ook voor
een verdichtfel aan , en geloofde dat de
Cim-
bren
enkel uit eene zugt om te zwerven en te
ftroopen hunne
woonreden verlaaten hadden.
De waarheid zal hier in beftaan, dat de Cimbren
met hunne fpaden, fchoppen en homveelen water-
keeringen zullen gemaakt hebben , om tegen de
vloeden , vooral in de laagfte landen, bevei-
ligd te zyn ; maar dat zulk een geweldige
vloed en ftroom alle hunne poogingen , en zelfs
de borstweeringen der natuur had overweldigd,
waar op zy te viervoet de vlugt moesten noe-
men , en ter
naauwernood het inbreekende wa-
ter ontkomen konden , w^aar van iemand , die
alleen de vloeden der zee, aan een hoog ftrand
ongevoelig zich uitbreidende , heeft waargeno-
men , zich geene verbeelding maaken kan.

Fr. Zy zyn dan de eerfte dykwerkers in deeze
ftreeken: maar wat weg hebben zy ingeflagen?

E. Wyl zy onder hun geene Gefchiedfchry-
vers hadden , en de
Romeinen hun eerst ont-
waarden toen hun tocht byna ten einde liep,
is het ligt te begrypen, dat weinig van dezel-.
ven weeten.
Dit alleen kan ik u uit vry een-
paarige berigten mededeelen, dat zy al wat hun
op de reize zou belemmeren tusfchen de Schelde
en de Matis, let w^el, onder bewaaring van ruim
zesduizend man agtergelaaten , en zich met een
üntzagiyk heir, het welk de
Romeinen naderhand
ten minflen op driemaal honderdduizend ftryd-
baare mannen begrootten , behalven de vrou-
O4 wen

-ocr page 261-

S.3.Q GEVALLEN

wen en kinderen, zuidwaards op begeeven heb-
ben om nieuwe woonfteden en landen te
zoê\'
ken. De
Galliërs moesten den eerften en
zwaarften aanval van dit
Cimbrisch onweder
doorftaan. De
Belgen weezen hun manmoedig
af, maar anderen wierden zoo door de over-
magt benaau^vd, dat zy tot hunne vastigheden
den toevlugt moesten neemen , waarin zy zoo
veel gebrek leden, dat zy, volgens het verhaal
van een
Gallier by c/esar , de onweerbaaren
op aten. Het was egter de zaak der
Chnbren en
Teutonen niet, om zich met langduurige bele-
geringen op te houden. Al wat zy aantroffen
wierd verilonden, en zy bleeven zoo lang-, tot
dat de honger hun drong verder op te gaan,
en nieuwen voorraad te zoeken. Zo is dit
Heirleger, of liever een gedeelte van hetzelve ,
want het fpreidde zich buiten tw^ffel zeer ver
uit, onder. anderen vervallen in het
Her cynisch
of het zwarte woud onder de Bojers of Bohe-
mers
, en toen zy hun hoofd flootten aan den
Bonau, onder dc Scordisken en Taurisken, ook
Gallen van afkomst. Vervolgens heeft het
ganfche heir zich begeeven naar
Zwitzerland,
waar twee der vier volken, welke daar woon-
den, bekoord door den buit, zich toen of kort
^laar na by hen gevoegd hebben , namelyk de
Tigurineu en Ambronen. Beiden waren ook
uitmuntend in dapperheid , waar door de
Cini-
bren , die op zulk een langen tocht, en \'m
verfcheide gevegten, veel volk zullen verlooren

heb-

Jl

-ocr page 262-

der cimbren. «ijt

Jïebben, nu ruim zoo fterk als by hun uittocht,
een nieuwen moed hebben opgevat, en niet te
vi\'ede zyn geweest, voor en al eer zy
Europa
van dc eene tot de andere zee dwars hadden
doorgekruist, en ook de
Romeinen die toen
reeds de grondflagen tot eene algemeene heer-
fchappy gelegd hadden , over de
Alpen in het
vrugtbaar
Italien een bezoek hadden gegeeven.
Hier door zyn ons eenige hunner lotgevallen eu
daaden bekend geworden.

Fr. Wyl onze vi^oegfte voorzaaten daar zoo
veel deel aan hadden , hoop ik, dat Vader zal
goedvinden my dezelve meê te deelen.

E. Dit is myn voorneemen. Zoo dra de Ro^
meinen de tyding van hunne nadering aan Ita-
lien
vernamen, zonden zy een hunner burge-
meesteren
papirius carbo om de Cimbren in
de verfte deelen der oostelyke
Alpen af
te wagten , en den doorgang te beletten. De
Cimbren boden de Romeinen, zoo dra ze in el- fll

kanders nabyheid gekomen waren den vrede aan,
welken
papirius in fchyn aannam. Toen zy
niets kwaads vermoedden , lokte hy hen door
het omkoopen der Gidfen in een hinderlaag ,
en tasteze, zoo dra hy meende van de overwin-
ning verzekerd te zyn, onverhoeds aan. De
Cimbren over dit fchelmsch bedryf met veront-
waardiging aangedaan , weerden zich met ver-
woedheid , fioegen de
Romeinen af, en nood-
zaakten ze tot eene fchandelyke vlugt naar de
omgelegen bosfchen , waar ze zich drie dagen

O 5 ver- > js,

l,} \'

-ocr page 263-

2x5 e v a l l e n

verfchoolen zonder te voorfchyn te durvcil
komen,

Fr. Zy kreegen dan hun verdienden loon voor
eene verraadery, die de
Cimbren aanftonds een
liegt denkbeeld van de
Romeinen moet gegeeven
hebben.

E, Wy zullen meermalen zien dat by de Bar-
baarfche volken meer deugd huisvestte, dan by
de
Romeinen , die zich zoo veel op hunne be-
fchaafdheid van zeden lieten voorftaan.
Rome
wierdt nu nog meer met angst vervuld , zy
dagten dat de
Cimbren terftond over de Alpen
zouden rukken in de bygelegen wingewesten,
en vervolgens op
Rome aantrekken. De over-
winnaars van
Carthago , tegen wien een han-
rireAL met zyne geoelfende benden niet beftand
was, herinnerden zich het lotgeval van hunne
Stad by den inval der
Galliërs, en wai\'en de
Cimbren aanftonds voortgetrokken, wie weet
wat \'er gebeurt zou zyn? maar zy trokken te
rug door
Heivetien naar het overalpifche Gal-
lien,
dat zy rondsomme afliepen.
■1 Fr, Waarom namen zy toen geen verderen
wraak op dc
Romeinen, liever dan het onfchul-
éig
Gallien .op nieuw te verwoesten ?

E. Men zou zich ook kunnen, verwonderen,
dat zy. zich niet eindelyk hier of daar hebben
gevestigd : maar zy hadden zoo hec fchynt
het land nog niet gevonden , daar zy , die
aan een frisfche zeelucht gewoon waren , met
genoegen en veiligheid zouden kunnen woonen »

en

-ocr page 264-

der cimbren. «ijt

Cn daarom hebben zy het misfchien aan de Mid-
dellandfche zee willen zoeken,
Plutarchus
meent, dat zy gehoord hadden dat de Galliers
op hun verzoek in Hetrurim uitmuntend land
hadden ontvangen, en zy daarom niet minder
begeerden , of dat zy door hun overwinning
aangemoedigd, niet wilden aftrekken, dan voor
zy op
Rome een kans gewaagd hadden ; in-
tusfchen hebben zy omtrent deezen tyd een
gezandfchap naar
Rome gezonden, om te verzoe-
ken dat zy land als een krygsbezolding mogten
ontvangen, met aanbieding dat de
Romeinen zich
van hunne handen en wapenen konden bedienen.
In plaats van hier in te treeden, zonden de
R(h
meinen
, zo dra zy zich herfteld hadden, den Bur-
gemeester siLANus tegen de
Cimbren, welke hun
in \'t
Narbonnisch Gallien, en zo wel op hunne
hoede aantrof, dat het
Romeinfche leger ter-
ftond geflagen wierd, en het geheele land op
nieuw voor den vyand open bleef,
Cassius lon»
GiNus wierd wel naar dit wingewest gezonden,
maar de
Romeinen vielen op hun beurt in eene
hinderlaag der
Tiguriners.. De dappere cal-
puRNius piso zogt hem wel te ontzetten, dan
hy fneuvelde met den burgemeester. Popi-
Lius, die toen bet opperbevel aanvaardde, was
zoo bloohartig, dat hy een fchandelyk verdrag
aanging, volgens het welk hy alle zyne wape-
nen en bagagie moest overgeeven, en met zyn
leger onder \'t juk doorgaan.

Fu, Hebben de Cimbren geen een yaste Stad
ingenomen ?\' ïi-i

• il

f\' I

I\' i;

i, i

I 1

r

-ocr page 265-

S.3.Q GEVALLEN

E. Zy hebben \'er zich niet mêe opgehötv-
den ,, die toch niet verkozen in dezelve tc
woonen , en ook van het belegeren en ver-
dedigen der Steden geene . ondervinding had-
den , wyl dezelve in de oorden , waar uit
zy kwamen nog niet gevonden wierden. Even-
wel hebben zy
Toloufe veroverd, welk nieO
houdt voor de^ hoofdftad der
TeStofagers, dog
ook ras weder verloren, wyl het door
Ser-
viLius CEPio wierd ingenomen , wien het
over
Alpisch GaUien by looting was te beurt
gevallen,

Fr. De Romeinen behaalden dan eindelyk ook
eenig voordeel op de
Cimbren \'^

E. Ja , maar zy hadden \'èr zoo weinig eer
van, als de
Cimbren weinig werk gemaakt zul-
len hebben om in het behouden van deeze vas-
tigheid te voorzien. Dit blykt, want de oude
inwooners Helden die ftad in handen van
ce-
Pio , welke des niet te min , erger dan een
barbaar, dezelve door zyne foldaaten liet uit-
plunderen, terwyl hy de tempels beroofde yan
de oiinoemlyke fchatten die • daïir in waren
opgelegd ,. cn door de onbaatzugtige
Cimbren
onaangeroerd gelaaten , ■ welke volgens de min-
fte begrooting, honderd en twintig ponden aan
goud en vyf millioenen aan zilver bedroegen.

Fr. Hoe kwamen de GaW^ra van Toloufe in
dien tyd aan die fchatten.

E. Men verhaald, dat dezelve door de Gal-
len onder brennus uit den Tempel van apol-
lo

-ocr page 266-

DER. C I M B R E Né

Lo te Delphi waren geiigt en hier opgelegd
in een anderen tempel, insgelyks aan
apollo
toegewyd. Maar dewyl strabo, pausanias en
PoLYBiüs verzekeren , dat niemand van die hei-
iigfchenners in hun land is te rug gekeerd ,
denken anderen , dat dezelve uit de goud- en
filvermynen , waar van dat gedeelte van
Gal-
lien
toen voorzien was, gehaald zyn. Ik heb in
onze voorige zaamenkomst deeze ftrydigheid zoe-
ken te vereffenen» Ten minflen blykt ook hier,
dat de
Galliers in het plunderen van dien tempel
volgens het algemeen denkbeeld maar al te wel
geflaagd zyn. Althans de Burgemeester

had niet gefchroomd dezelve aan te tasten, en
fchoon \'er, een gedeelte onder een zwa\'k ge-
leide naar
Marfeille voor \'s Lands fchatkist
gezonden werdt, liet hy het onderweg opHgten.

Fr. Een dubbel fchelmftuk ! bleef hy lang
meester van dien fchat ?

E. \'s Jaars daar aan wierd de Burgemeester
Mallius of manlius tot verfterking van cépio
afgevaardigd , maar zy konden elkander geen-
zins verftaan , waarom zy befloten zich van el-
kander af te zonderen. Zoo dra de Bondgenoo-
ten dit merkten vielen zy op een fterke bende
Van
MALLius, onder het bevel van aurelius
scaurus
, welke niet tegenflaande zyne be-
kwaamheid wierd gevangen genomen , na dat
2yn volk geheel verflagen was. Te vergeefsch
^erzogt MALLIUS door dit verlies merkelyk ver-
zwakt»

k.

-ocr page 267-

«evalleï^

zwakt, dat cepio Èich by hem zou voegen ï
elk moest voor zich zelf zorgen, was het ant^
woord. Evenwel naderde
cepio , en plaatfts
zyn leger zoo, dat de
Cimhren hem eerst moes-
ten aantasten , op dat hy de eeï der
oVerwin"
ïiing alleen mogt wegdragem De Bondgenooten
maakten daar uit op- dat de Romeinßhe Veld-
heeren verzoend waren, waarom ze op
nieuwS-
voorliagen van vrede aanboden-. Wanneer de
Afgezondenen door het leger van
cepio , naaf
dat van den Burgemeester
mallius trokken »
wierdenze aangehouden, en
cepio Zou dezelve
als verfpieders gehandeld hebben, zoo zyn
volk
het niet belet had. Wanneer hy dan genood-
zaakt was naar het leger van mallius te gaan
cn de voorliagen mede aan te hooren over-
dwarlle hy alle de onderhandelingen , en be*
handelde de Gezanten zeer barbaarsch. Dit
verbitterde de Bondgenooten met reden, en
van het duurend misverlland nu verzekerd, be-
floten zy zich van deeze gelegenheid te be-
dienen om wraak te neemen. Terwyl de Zwit-
zerfche Bondgenooten op
malüus aanvielen ,
tasten de
Cimbren het leger van cepio aan, die
van beiden zekerlyk de grootfte Veldheer was.
Het gelukte hen de beide Legers overhoop te
werpen , waar door \'er zulk eene
verbaazende
flagting onder de Romeinen en hunne hulpben-
den voorviel , dat zy tagtig
duizend man ver-
loren , nevens de twee zoonen van den Burge-
meester , en veertig duizend flaaven en
zoetelaars.

Fk.

n-

/

-ocr page 268-

der cimbren. «ijt

Fr. Hoe liep het met cepio en zyne fchat-
ten af? ..

E. Hy bragt \'er niet meer dan het leeven
af , met zyn medebevelhebber. Maar zy, die
men voor Vrybuiters hieldt, wilden volgens
eene vrywillige\'belofte voor den flag gedaan ,
zich niet verryken met een buit, zoo onwettig
door
Cepio verkreegen. Zy wierpen al het zil-
ver en goud , nevens de bagagie
in , de Rhone.
Zoo ver ging hunne verontwaardiging dat zy dc
paarden der
Romeinen verdronken en alle hun-
ne gevangenen om het leven bragten ; zoo dat
\'er van dit talryk leger niet meer dan tien man
overbleeven, om de akelige tyding te
Rome te
brengen, onder welke de jonge
sertorujs, die
zich naderhand zoo beroemd gemaakt heeft,
een was.

Fr. Hoe zullen de Romeinen nu wel te moe-
de zyn geweest ?

E. Dit kunt gy licht opmaaken. Op den-
zelfden dag van
OStoher , kreegen zy de ty-
ding , dat het leger van hunnen
Prcetor in Luji-
tanien
of Portugal , ook geheel verflagen was;
cn de Raad befloot dat dezelve voortaan onder
de ongelukkige dagen
(^dies nefasti) zou gere-
kend worden. Alle winkels wierden gefloten.
Cépio , moést de eerfle van alle Roomfche
Veldheeren de fchande\' ondergaan, dat hy door
het Volk, in weerwil van den Raad , voor al-
toos van zynen post in het Leger wierd be-
roofd, en uit
Rome gebAnnen. Naderhand keer-
de

-ocr page 269-

S.3.Q GEVALLEN

de hy tot zyn ongeluk, door bemiddeling zy-
ner vrienden, te rug ; maar de Gemeensman-
nen vernieuwden de befchuldigingen. En de
hooge eertitelen welke hy te vooren beldeed had
van Burgemeester, Opperpriester en
Voorflander
(Patroiius^ van den Raad, konden hem zoo
jnin als een gehoude zegepraal bevryden van een
fchandelyken dood. Zyn lighaam wierdt naar
de gemeene geregtsplaats gefleept, door handen
van dén beul,
of van het verwoede volk aan
ftukken gehakt en ten toon gefteld.

Fr. Dan moest hy de plundering van Toloufe,
èii de gelede nederlaag waarvan hy oorzaak was»
wel duur betaalen.\'

■ E. Zoo weinig is de wraak van het gemeen,
als hetzelve eens aan \'t hollen geraakt is, te
beteugelen. De gedagtenis van voorige-
uitmun-
tende daaden, word door de. bewustheid van
tegenwoordige wanbedryven geheel
verdrongen,
en liet is met te grooter verontwaardiging aan-
gedaan , naar maate het bevind, dat hooge
gunften en eertitelen zoo kwaalyk geplaatst zyn.

Fr. Maar wat namen zy by de hand om
hunne zaaken te herftellen , of heten zy de»
moed na zulke nederlaagen geheel zakken.

E. Geenszins, de Romeinen waren tot duS

verre nooit grooter, dan in den grootllen nood

van hun Stad en Vaderland. Het denkbeeld

dat de Cimbren en hunne Bondgenooten eerlang

in Italien en voor de poorten van Rome zou-
den

-ocr page 270-

der cimbren. «ijt

den verfchynen , maakte van elk burger een
foklaat. Elk trok het krygsgewaad aan. Nie-
mand bleef vry. De
zoon van den Burgemees-
ter RUTiLiüS RUFUS , een jongeling van zestien
jaaren , moest, volgens begeerte van zynen
vader , als gemeen foldaat te velde. En wyl
de oude ervaren krygslieden van de hand , of
meestal gefneuveld Vvaren , wierd het jong en
nieuwgeworve krygsvolk voor \'t eerst door
leermeesters in den wapenhandel geoefiend.
Het vermogen der
Romeinen , dat in vroeger
tyd na zoo veele neerlagen zou uitgeput zyn,
herftelde zich daar door fchielyk.
En zoo be-^
hoort het te gaan , myn Zoon , wanneer het
de behoudenis van liet Vaderland geldt.

Fii. Ja , Vader, zoo behoort het, want met
het Vaderland is alles verlooren. Wat gebruik
maakten de
Noordfche en ZwitzerfcJ.e bondge-
nooten van hunne heerlyke overwinning?

E. Zy maakten inderdaad overleg om ter-
ftond over dc
Alpen te gaan , en Rome aan
tc tasten. Dan wyl de gevoelens niet eensge-
zind waren, beflooten zy den gevangen
aure-
lius scaurus
voor zich te laaten brengen, en
hier over te onderhouden. Met eene edele on-
vcrtfaagdheid raadde hy hun , zich niet te
veel te laaten voorftaan op eene overwinning.
Welke zy meest aan de oneenigheid der tvvee
Vcldheeren moesten toefchryven. Indien zy
over de
Alpen wilden trekken, zouden zy

I. DEEL. het

-ocr page 271-

GEVALLEN

het zelfde noodlot te wagten hebben , dfit
piRRiiüs en hannibal Ondergaan moesten , ei^
ondervinden, dat de
Romeinen daar onverwin-
lyk
waren. Dit welgepast antwoord mishaag-
de een der jonge Leger-overften ,
eolus ge-
heeten , zoodanig, dat
hy scaurus op ftaan-
de voet doorftak. Anderen leggen deeze waar-
lyk barbaarfche daad cojORix , Koning of Le-
gerhoofd der
Cimbren , te laste. Evenwel
fchynt dit zeggen eenigen indruk gemaakt te
hebben. De bondgenooten maakten als nog
geen toellel om over de
Alpen te trekken ?
maar keerden zich weder naar
Spanjen.

Fr. Dit was andermaal gelukkig voor
Rome.

E. Het kon zich te beter herftellen. Ter
regter tyd keerde de beroemde
marius met een
leger uit
Africa , waar hy den hardnekkigen
oorlog met den listigen en dapperen Numidier
jugtjrtha in dit tydftip ten einde had gebragt;
en hy was ook de man , welke
Rome uit het
tegenwoordig gevaar redden moest. Het
volk
maakte\'hem Burgemeester; en terwyf fiwbria in
Italien de Cimhren afwagtte , ging »iarius met
de frisfche manfchap , die door
rutjlius ge-
oelfend was , over de
Alpen , waar hy , ter-
wyl de
Cimbren nog van de hand waren , en
meer hulp vervi^agt wierd , de benden in den
wapenhandel oelTende , aan den arbeid gewen-
de , en tot deeze en geene onderneemingen

uit-

-ocr page 272-

DER CIMBREN.

Uitzond , vooral tegen de Teäofagers.

Fr. Wut voerden de Cimbren ondertusfchen
in
Spanje uit ?

E. Niet zeer veel. Marcus fulvius , die
aldaar Praetor was, - wist hun met een kleme
magt tegen te houden ; waar op zy zich we-
der naar
GaUien wendden. Maar eer dit ge-
beurde , was \'er een nieuw leger van
Marfen
of Marefaaten aangekomen , om zich by hen
te voegen. Men vond een volk van deezen
naam in
Ii.alien by de Alhe , maar deeze Mar-
fen
waren nabuuren der Cimbren en Teutonen,
en wy zullen ze in vervolg onder de inwoone-
ren van ons
Nederland aantreffen , fchoon
STRABO hun in z3\'neu tyd aan de
Luppia of
Lipps in Duitschland plaatst. Zy moeten vry
talryk geweest zyn , wyl
sylla , die nader-
hand zoo berugt geworden is , door
marius
tegen hen afgezonden, raadzaam oordeelde hen
liever door onderhandeling, dan door de wa-
penen te winnen ; het welk gelukte.

Fr. Dus deed hy op de beste wys den Staat
den grootften dienst. Dan is het deeze
sylla,
die met marius naderhand den Staat heeft doen
beev^cn ?

E. De zelfde. Meermaalen wierden groote
Verlosfers de gevaarlykfte
Verdrukkers van eeja
vry volk , als zy deszelfs dankbaare genegen-
heid misbruikten.
Marius , wiens Burgemees-
terfchap van tyd tot tyd tegen de wetten , en
P 2 ge-

22?

-ocr page 273-

S.3.Q GEVALLEN

gelyk hy zich hieldt, ook tegen zynen zin op
begeerte van het volk verlengd wierd, trok
met zyn leger naar de
Rhone, waar naderhand
de Stad
/Irlcs geftigt is, om de Tentonen,
jimbronen
cn andere volken , die zich by hen
gevoegd hadden , den doortogt naar
Italien
te betwisten. Hy had nainelyk berigt gekree-
gen , dat de bondgenooten vau een zouden
fcheiden ; de
Cimbren over de Oester- en de
anderen over de
Wester - Aipen zouden trek-
ken. Op dat het hem in zyne legerplaats aan
geen toevoer , en de foldaaten aan geen werk
ontbreeken mogt, liet hy hun den mond der
Rbone opruimen , en de rivier zoo ver \'t noo-
dig w^^.s verdiepen. Daarenboven liet h^^ ze
zwaare marfchen doen , hun eigen bagagie
draagen , om ze tot alle vermoeijenis te ge-
wennen. Twee armen , waar van de eene naar
hem de
Mariaanfcbe graft genaamd wierd, be-
nevens de zee, flooten zyne legerplaats rondom
in , en bevryden dezelve voor alle onverwagte
aanvallen. Naauwlyks was alles in gereedheid,
of het leger der vyanden daagde op , en
zogt
hem uit zyne verfchansfing tot den llryd uit
te lokken ; maar
marius hield zich flii , en
zyn volk onder eene flrenge krygstucht; zy
moesten gaande weg aan het gezigt van deeze
verfchrikkelyke vyanden , die zy te
beftryden
hadden ,\' en derzelver vreemde wapenrusting
van hunne wallen gewennen : alleen liet hy

eeiii-

-ocr page 274-

DER C I M B R E N.

eenige ligte benden het omhggende land ver-
woesten , waar door de bondgenooten in ver-
legenheid gebragt , zich te meer begecrig toon-
den om een beOisfencle flag te waagen ; Avaar
toe zy de
Romeinen in hunne legerplaats dage-
lyks uitdaagden.

Fii. Hoe was zulks voor den Heren Romein
te dulden ?

E.,- Zeer bezwaarlyk. Een ftrenge marius
wist hun alleen in teugel te houden , fchoon
hy met vermaak befpeurde , dat zyne benden
hunnen
vyand minder bcgonden te rekenen, en
naar den llryd te verlangen. Dagelyks beklaag-
den zy zich over hun Veldheer. „Hy heeft ons,
zeiden zy, alleen bekwaam gerekend om zand
en modder op te ruimen , en fchynt ons voor
wyven aan te zien, die niet vegten durven.
Schrikt het voorbeeld van
malhus en c^pio,-
hein af? Wy willen ons niet by die benden,
noch den onzen by die Veldheercn vergeleeken
iebben." Om hen te beter onder gezag te hou-
den , bediende hy zich van een zekere
Syrifche
Waarzcggerin maktha , welke vau den Raad
afgeweezen door zyne huisvrouw hem uit
Rome
was toegezonden , Vv\'egens de blyken van vooi>
uitzigt, welke zy in een fchouwfpel gegeeven
had. Deeze wist al de maatregels van
marius
als benuiten der goden by het volk te doen
voorkomen , waar aan
zy zich met eene blinde
gehoorzaamheid onderwierpen en ftille hielden,
P 3 om

-ocr page 275-

S.3.Q GEVALLEN

om dat zy verklaarde , dat een gevegt als nog
verderfiyk voor den Staat zou zyn. Wyl alles,
ook de uitdaaging van een overkloeke
Tentoon^
aan marius gedaan , niet beantwoordde aan de
reikhalzende vcrwagting der Bondgenooten, on-
derbonden zy , maar te vergeefsch , de leger-
plaats der
Romeinen te overweldigen. Ten ein-
de aan hun geduld
braken zy op , om o]) de
best mogelyke wyze over de
Alpen te geraa-
ken , en trokken langs de vcrfterking der
Ro-
meinen
, AViiar mede zy zes volle dagen bezig
waren ; zoo groot was hun getal. Al fchim-
pende vroegen zy , of deezen niets aan hunne
wyven te boodfchappen hadden ; maar
m4rius
hield zich ffil, tot dat hy het raadzaam oor-
deelde hun op de hielen te volgen. By Aqv(B
SexticË , het tegenwoordig Aix in Provence ,
haalde hy hen in , waar zy druk bezig waren
met baden en zwemmen. Hy gaf bevel om
een legerplaats af te fceeken , om\'" altoos een
veilige toevlugt te hebben. Of het de fchuld
der zynen was, of op bevel van
marius ge-
fchied\'de , dat hen noodig water daar by ont-
brak , althans hy wist zich van deeze ongele-
genheid tot zyn voordeel te bedienen. Wan-
neer de krygsknegten vroegen van waar zy het
haaien moesten ,, wees hy hen naar den vy-
and : „ daar is het, gy zult het met uw bloed
moeten koopen. \' Laat ons dan vegten , ter-
wyl het bloed nog in onze aderen ftroomd",

was

-ocr page 276-

der cimbren. «ijt

was liet antwoord. De Ambronen , namelyk ,
hadden zich by de Rivier
Cenus, thans de Ar-
que
, gelegerd. De legcrkncgten toogen hier
op uit, niet--allerlei geweer voorzien , maar
jZy wierden afgeweezen. Op hét rumoer kwa-
men eenigen van de benden toefchieten , v/aar
op de
Ambronen, omtrent dertigduizend fterk,
zich over de rivier begaven , en
marius ge-
.noodzaakt wierd om zyne legioenen in volle
orde en wapenrusting te doen aanrukken. De
Liguriers , hulpbenden der Romeinen , begon-
nen den ftryd , maar wüerden door de
Ambro-
nen
, die aan de nederlaag van mallius en
cEPio ook veel hadden toegebragt, onder het
w^ederzydsch geroep
Ambronen , Ambronen,
fchielyk overhoop geworpen. Maar tegen de
geoeffénde legioenen waren deezen niet beftand.
Tot aan de rivier terug gedreeven , verloren
zy, die zich met zwemmen niet by tyds red
den konden j het leeven , en de
Cenus wierd
rood van het bloed der verflagencn.

Fr. Droevige ramp ! Waar bleeven de Teu-
tonen
toen ?

E. De Ambronen , door den wyn aangezet,
hadden zich ontydig gewaagd, en zy moesten
\'er de gevolgen van bezuuren. De anderen wa-
ren een weinig van de rivier af
gelegerd, en
buiten twyifel niet gereed , wanneer de
Hel-
vetiers
in deezen onverhoedfen ftryd by toeval
wierden inge^vikkeld. Twee dagen verliepen ,
P 4 eer

-ocr page 277-

S.3.Q GEVALLEN

ccr de TetUonen onder hunnen Veldheer Teuto-
hod
zich in orde gefchaard hadden. Het onge-
val der Ambronen , waar door zy merkelyk
verzwakt waren , deed hun wel beter op hun-
ne hoede zyn ; . nogthans wist
marius , die
zicJi van deczeu tusfchentyd bediend had , oni
een gunftige plaats uit te kiezen , hen te ver-
fchalken. Nu dat hy met het voetvolk eene
hoogte had ingenomen , lokte de ruitery door
een uitval en gemaakte vlugt den vyand der-
waards. Zy drongen in een goede orde tegen
een hagelbui van pylen in , en vielen op de
Ro7nemen aan. Maar deezen als in één lighaam
befloten , dat rondom bedekt was , ftonden
pal en behoefden de aanvallers, na dat zy hun-
ne pylen op dezelve hadden afgeworpen , maar
met hunne fchilden af te wecrcn , welke, daar
zy tegen de hoogte op moesten, — weinig vas-
tigheid onder hunne voeten hadden , dikwerf
van boven ncêr tuimelden , en daar door zich
te vergeefsch afmatteden ; te meer , daar de
zon hen in het aangezigt fcheen , en zy de
fchilden boven het hoofd moesten houden. Zy
hielden het egter uit, niettegenftaande alle dee-
ze nadeden , tot aan den avond , wanneer
een andere list van
marris de overwinning ten
voordeele van de
Romeinen beflistte. \'s Nagts
voor den ftryd had hy
marcellus met eenige
voetknegten afgevaardigd , om zich in een hin-
derlaag óp eenigen afftand in laage boschagtige

plaat-

-ocr page 278-

©KR CIMBREN. «3S

plaatzen te verbergen, tot dat de vyand zich
in dc grootfte hitte van den aanval bevond.
Hy had hem een menigte flaven medegegeeven,
welke op al de lastbeesten gezeten, die men vin-
den kon, ruitery moesten verbeelden. Naauw-
lyks bevonden zich de
Teutonen tot op den vlak-
ken grond, terug^gedreeven of deezen kwamen -
van agteren opdaag\'en. Toen ontzonk de
Teutonen
den moed. Afgemat en in verwarring, namen
zy de vlugt, maar deeze wierd hun ras af-
gefneeden , en naar de minfte begrooting blee-
ven \'er honderdduizend op \'t flagveld : terwyl
niet minder dan zestigduizend gevangen wier-
den genomen, waar onder hun Koning
Teuto-
bod , fchoon anderen hem onder de gefneuvel-
den tellen , en de overblyffelen van zyn graf
nog in
Provence aanwyzen. Maar flohus ver-
haalt , dat hy een der aanmerkelykfte voorwer-
pen by de zegepraal van aiAiiius was.

Fr. Welk eene ilagting 1

E. Zommigen maaken het getal nog meer
dan eens zoo groot; maar dan zullen zy de
vrouwen en kinderen \'er by gerekend hebben,
anders zouden de
Cimbren maar een klein over-
fchot uitgemaakt hebben. Het verhes van men-
fchen was ondertusfchen verbaazend , zoo dat
de velden door het bloed en de lyken der ver-
flagenen vet gemest wierden , en die. van
Mar-
feille
hunne wyngaarden met derzelver doods-
beenderen omheinden. De uitkomst was dus
P 5 ver- j

-ocr page 279-

£34 gevallen

verderflyk voor deeze volken , die elkander,
misfchien uit misverfland , niet - onderfteund
hadden , hoewel de grootfte Veldheer van zyn
tyd al zyn list en dapperheid had moeten te
hulp roepen.
M\'^rius, edelmoediger of fchran-
derer dan
cepio , weigerde al den buit te ont-
vangen , die hem van zyne foldaaten wierd
aangeboden. Na dat hy het gaaffte en beste
voor de zegeiipraal had uitgefchoten, het hy
het overige op een hoop werpen, om tot een
olferhande te verftrekken. Op het oogenblik ,
dat
marius in plegtgewaad volgens gebruik de
ftapel het eerst zou aanfteeken , kreeg hy ty-
ding , dat hy voor de vierde reis tot het bur-
gemeesterfchap verkoren was , het welk een
gejuich in het leger veroorzaakte. Zoo veel
vertrouwen ftelden de
Romeinen\'o\'p deezen man.
De
Cimbren hadden aan den anderen kant den
ambtgenoot van
marius door hun overmagt
reeds doen wyken tot aan de
Athefis of Adige,
eene rivier , die uit de Alpen ontfpruit en
naast de
Po de voomaamfte is van Italië.
Terwyl catulus geen kans zag om de Cim-
bren
den overtogt over de Alpen te belet-
ten , floeg hy hier zyn leger aan weerszyde
van de rivier neder , en bouwde een brug van
gemeenfchap. De
Cimbren , na dat zy de Ti-
gurinen
tot een waarborg by de Norifcbe Alpen
agtergelaaten hadden , trokken met hunne vrou-
wen

-ocr page 280-

«fBlI^B

itsi^ai

-ocr page 281-

der cl m b r e n.

wen en kinderen by Tridentum , waar de Ro~
meiten
aan de andere zyde gelegerd waren,
de
Alpen over , in liet midden van den win-
ter , wanneer dezelve door meerder ys en
fneenw nog hooger en gevaarlyker, zyn ,
het geen
plikics te regt daarom naast den
over-togt van
hannibal plaatst, en als een por-
tentim (een verbaazend wonder) aanmerkt. De
Romeinen zagen niet alleen hoe zy het op hun-
ne , meest naakte, hghaamen lieten fneeuwen;
manr zich ook als uit kortswyl op hunne fchil-
den van ysfelyke hoogtcns lieten nederglyden.
Van fteiltens in den afgrond neder te ftorten-,
fcheen by hen maar Ipel te zyn. Dus over de
Alpen geraakt zynde , zogten zy de Romeinen
in hunne verfchanfingen te overweldigen. Wyl
.. de rivier te diep was om te doorwaaden, fmee-
tcnze geheele boomen met hunne wortels en
geweldige fteenen , als andere reuzen, van bo-
ven neer, om. zich een ovcrtogt te maaken.
"Wyl de brug hier door veel aanlloot leed, ver-
baasde dit de
Romeinfche krygsknegten dermaa-
te . dat zy hunnen VcIdJjeer verlieten. Zelfs
de Roomfche Ridders vlugtten naar de Stad ,
onder welken een zoon van den Raadsheer
scau-
rus
, die van zyn vader met verontwaardiging
terug gezonden , liever verkoos door eige handen ,
dan door die der verfchrikkelyke
Cimbren te fter-
ven. De braave
catulus , om de fchande van
zyn leger te bedekken, beiloot met fpoed op te

bree-

235

-ocr page 282-

S.3.Q GEVALLEN

breelcen , op dat het den fchyn zoude hebben,
^ dat de bloohartige foldaat zyn Veldheer en veld-
tekenen volgde. Hy verzamelde zyne ben-
den weder aan de
Po , welke hy ter naauwer-
nood bereikte , en het gelukte hem , door
misleiding zyner vyanden, aan de
overzyde
der rivier, by welke de Cimbren reeds gelegerd
waren , zich neder te flaan.

Fr. Dit was een goed begin voor dit volk.

E. Het zou misfchien voor hun ook een goed
einde gemaakt hebben, indien zy dit voortvlug-
tig leger geen gelegenheid gelaaten hadden van
zich te verfterken , en tot het neêrllagtig
Ro-
men
waren doorgedrongen : maar het was nog
de tyd niet, dat de Stad tot een prooi van
Barbaarfche volken moest verftrekken. Zy zam-
melden , om eerst de komst der
Teutonen in
te wagten , van wier nederlaag ^y nog geen
narigt hadden : terwyl zy zich , even als
han-
PJIBAL in Capua , door de bekoorlyke en vrugt-
baare land- en luchtllreek der
yeneters lieten
verlokken , om daar het beste faifoen door te
brengen.
Marius had dus gelegenheid om
eerst naar
Rome te trekken , waar hem het
Burgemeesterfchap voor de vyfdemaal, en tef-
fens het opperbevel tegen de
Cimbren wierd op-
gedraagen , wyl al de hoop van het ryk in
hem berustte. Daar zyn ambtgenoot zich in
geen gunffige omftandigheden bevond , wei-
gerde hy voor ais nog de zegepraal,
welke

hem

-ocr page 283-

ber cimbren. \' a^t

hem teffens wierd aangeboden. Hy liet hier
op zyn overwinnend leger uit
GaUien ko-
men , en vereenigde zich met
cAtülus aan
de
Po. Toen verzogten de Cimbren nog-
maals om land voor hun en hunne broeders.
„ Welke broeders meent gy," wierd hun ge-
vraagd? -
Teutonen". Hier op ontflond

een luid gefchater, en marius antwoordde,
,, laat af, uwe broeders hebben reeds en zullen
eeuwig hebben het land , dat wy hen gaven."
Toen de gezanten zagen , dat zy befpot wier-
den , dreigden zy de wraak der
Cimbren ea
Teutonen. „ Zy zyn reeds hier", hervatte ma-
rius
, eer gy gaat, wilt gy uwe broeders niet
begroeten?" Daar op liet hy eenige gevangene
Teutonen te voorfchyn brengen , behandelde de
gezanten zeer bits , en bedreigde hen met het
zelfde lot, zoo zy niet fpoedig terug trokken.
Dit verbitterde de
Cimbren dermaate , dat bo-
jORix zelf MARIUS uitdaagde , om tyd en plaats
tot een algemeen gevegt te benoemen.

Fr. Nam marius dit aan ?

E. Schoon de Romeinen zich door geenen
vyand wetten lieten ftellen, wanneer zy veg-
ten en niet vegten moesten , gaf
marius dit-
maal zyn woord , dat men op den derden dag
op de vlakte van
VerceUes of VtrceUée zou
handgemeen worden.
Bojorix liet zich dit
welgevallen , fchoon dit llagveld geen ruimte
genoeg bevatte voor zyn talryk voetvolk , om

ziclï

L.

-ocr page 284-

S.3.Q GEVALLEN

zich behoorlyk uit te breiden en flaags te ge-
raaken , daar zyne ruitery maar vyftienduizend
man uitmaakte. Het leger der beide Veldhee-
rcn iNL\\K.ius en CATULUS bedroèg niet meer dan
ruim vyftigduizend koppen.
- Fr. Hoe dorften de Romeinen dit waagen ?
Waren zy niet met veel grooter magt onder
MALLIUS en CEPXo geflagen ?

E. Dit bleek uit het getal der gefneuvelden.
Indien de
Cimbren hunne historiefchryvers zoo
wel als de
Romeinen gehad hadden , zou het
getal der eerften waarfchynlyk minder , en dat
der laatften meer geweest zyn. Daarentegen
moet men ook aanmerken , dat de
Teutonen
en Helvetiers niet by hun , en de Romei-
nen
nu vereenigd Avaren. Evenwel ftraalde de
nayver tusfchen de beide Bevelhebbers door.
Op dat CATULUS te minder eer van de over-
winning zou hebben , wierden zyne benden
agterwaards in \'t midden , en die van
marius
aan de beide vleugelen geplaatst; dan dit had
ligtelyk eene averegtfche uitkomst kunnen te
weeg brengen. De ruitery der
Cimbren trok
het eerst aan , en dreigde de
Romeinen in de
flank te vallen ; maar zy lieten zich, door
ma-
rius
terug dryven. Het voetvolk, dat in een
geregeld vierkant gefchaard Avas , waar van
elke zyde op driehonderd ftadiën begroot
ivordt , deed hier op een feilen aanval op
het volk van
catulus. Deeze vogtcn al-
leen

-ocr page 285-

ER CIMBREN,

i39

leen verdedigencler wys, cn hielden het uit
tot dat de
Cimbren begonden te verflaauwen,
welken alles weder tegenliep. De flag viel voor
in \'t midden van den zomer.
Marius had de
Rmieinen eerst het lighaam laaten fterken door
fpys en drank , en maakte daarenboven , dat
hy de eerfte op het llagveld was , veel nader
by hun , dan by de
Cimbren gelegen , op dat
zyn volk van den marsch nog eerst zoude uitrus-
ten, Hy plaatfte hen daarenboven zoo, dat zy
den wind en de zon weder tot hun voordeej
hadden. De
Cimbren , aan de hitte min ge-
woon , werden door de zon en het ftof be-
lemmerd , het welk daarentegen de verbaa-
zende menigte der vyanden voor het oog der
Romeinen bedekte , en deezen met verfche
kragten op dezelve deed invallen. De
Cim-r
bren
moesten wyken , . maar vlugten konden
zy niet. Daar zy beflooten hadden te over-
winnen of te fterven , hadden zy zich met ke-
tenen of touwen vastgemaakt, om te minder
uit eikanderen te geraaken , even als de
Noor-
mannen
nog heden doen als zy lyf om lyf wil-
len vegtcm. \'Er fchoot voor de
Romeinen dus
niet anders over, dan deeze aêmegtige en ver-
warde menigte af te maaken , terwyl marius
met zyne bende^ii van agteren invallende , de
nederlaag voltooide. De geheele vlakte wierd
met lykra bedekt , honderd en veertigduizend
wierden \'er verflagen , en meer dan zestigdui-
zend

-ocr page 286-

«40 gevallen

zend gevangen genomen , met twee himnci"
Veldheeren
clodic en sesorix. Men verkogt
ze aan de meestbiedenden. De Opperhoofden
Bojopvix en LuicH fneuvelden niet ongewroken
in den flag; de anderen bragten zich zelf om ^
leeven.
De Rameinen zouden niet meer dan
drieduizend man verlooren hebben. En of dit
nbg te veel was , verminderen anderen het tot
driehonderd, maar dit is gewis een misflag der
uitfchryveren.

Fr. Ysfelyke moord ! Hoe treft my dit,
myn Vader ! Is \'er dan niemand afgekomen ?
Zyn de ruiters ook allen verflagen ? waar zyn
de vrouwen en kinderen dier rampzaligen ge-
bleeven ?

E. Op al deeze vraagen kan ik u niet ^an
een onzeker of droevig antwoord geeven. Het
heeft my verwonderd , dat gy niet reeds naar
de vrouwen en kinderen der
Teutonen gevraagd
hebt. Ik heb \'er voorbedagtelyk van gezwee-
gen, om dat dit tooneel nog akeliger is ; maar
nu moet ik \'er van fpreeken , en zal u , daar
al de omftandigheden genoegzaam overeenko-
men , beider noodlot kortelyk verhaalen. Dee-
ze volkeren waren gewoon een foort van ver-
fterkte legerplaats te maaken van hunne wagens
cn karren, die zy aan één bonden en rondom
zich plaatften. In deeze wagenburgt lieten zy
hunne vrouwen by de kinderen en bagagie,
wanneer zy geene ooggetuigen waren van den

ftryd.

-ocr page 287-

OER c I m b r Ii n. 24t

ftryd , dat dikwerf, maar mi niet , gebeurde.
Zoo dra de Romeinen de mannen verflagen had»,
den , zogten zy de legerplaatfen
op, waar zy
een
onverwagte tegenweer aantroffen.- De vrou- \'
wen weerden met fpiesfen , heirbylen eu
andere wapenen, die zy aan de hand had-
den , beiden vriend en vyand af. Zy behandel\'*
den zelfs haare vaders, haare broeders en man"
nen als lafhartigen en verraaders ; eu\' daar de |

Wapenen ontbraken , zogten zy de Romeinen,
die verbysterd flonden , om dat zy het fchan-
delyk rekenden tegen vrouwen te vegten , hun- -v,

ïie zwaarden en fchilden te ontnecmen. Toen
Zy eindelyk zagen , dat allen tegenftand te ver«- ^

geefsch was , deeden zy aan marius een voor-
Hag, die haar eer aandeed ; dat zy , name-
lyk , haare vryheid mogten behouden , of, \'t
geen zeldzaam luidt, niet dan in den dienst vatl
Vesta gebruikt worden; ten minflen dat haare
eer in volkome veiligheid mögt zVn. Deeze ver-
zoeken wierden of door de
Teutoonfche of door da
Cimherfche vrouwen gedaan. Want de gelykheid
der gevallen en der beide volken baart wel
eens verfchil by de historiefchryveren , maar ■

door den trotfchen marius volflrekt afgeflagen.

Fr. Hoe veel Barbaar/dier handelden de Ro-
mèinën
dan deeze vrouwen , die zy voor Baf"
baaren hielden. Gaven zy zich toen over ?

E. Verre daar van daan ; zy wierden wan-
lioopig, en koozen den dood voor haar en »
J. deel, Q haa»

-ocr page 288-

S.3.Q GEVALLEN

haare kindertjes boven liet verlies van vryheid
en eer. \'Er is geen vaster betrekking in de na-
tuur , dan tusfchen moeder en kind ; inaaT
waar kan de vertwyffcling een mensch niet toe
vervoeren
I zy dagten, dat haare weesjes zon-
der haar in de handen van een vyand niet ge-
lukkig konden zyn. Na dat zy deezen op de
fpoedigfte wyze onder haare armen gefmoord ,
of door andere middelen van kant gemaakt
hadden , bragten zy eikanderen en zich zelven
om ; onder anderen vondt men eene moeder
aan een disfelboom hangen, met twee kinderen
aan haare voeten. Zeer veele mannen , die het
met de vlugt ontkom.en , of wegens
ouderdom
w^aren agtcrgebleeven, volgden dit fchrikkelyk
voorbeeld. Zy doorflaken elkander, of hin-
gen -zich aan hunne wagenen , of aan de hoor-
nen en flaarten van hunne osfen op , die
ZY met prikkelen ftaken om voort te fnellen ,
daar \'er geen boomen genoeg voorhanden fchee-
nen , om deezen zelfsmoord te pleegen. Dß
Romeinen zelf waren ontroerd door dit ysfe-
iyk fchouwfpel, waarvan de menschheid gruwt,

en zy ten deele de oorzaak waren.--- Maar

ik moet hier van affcheiden, myn Zoon! Gy
kunt hier uit opmaaken , dat \'er zeer weinig
van dit ontzaglyk heirleger overgebleeven is;

-- dat de meesten verre van hun vaderland

jammerlyk zyn omgekomen.

Fr. Ik beklaag het droevig lot van onze voor-

zaa-

-ocr page 289-

d k r cimbren.

tasten en derzelver bondgenooten zo zeer,
als ik aan
marius een roem misgunnen welke
met zoo veel bloed bevlekt was.

E. Zy waren te meer te beklaagen om dat
het verlies onherftelbaar was, en het toekomend
gellagte, daar door wierd uitgeroeid, maar zoo
veel te meer fielden die van
Rome in eene zege,
door welke zy in eens van alle vrees verlost wier-
den. Zy hadden dit zoo wel aan
catulus en
aan
sylla, die toen onder hen diende, als aan
MARIUS te danken. Een en dertig flandaarden
benevens al den buit wierden in het leger van
den eerflen gebragt, waar onder een gouden koe
of flier, welke men voor den afgod der
Cimbren
hieldt. Het volk van marius had maar twee
ilandaarden veroverd. Dit veroorzaakte een
hevigen twist tusfchen de twee legers , viwl
elk gaarn het grootfle deel in deeze gedenkwaar-
dige overwinning wilde hebben. De bevelhebbers
lieten de beflisfmg over aan de gezanten van
Parma , welke zich by geval daar bevonden.
Deezen ontdekten , dat de naam van
catulus
op meest alle de pylen en werpfchichten gete-
kend flond, waar door de vyanden gedood wa-
ren , en deeden uitfpraak ten zynen voordeele.
Het volk niet te min fchreef al de eer aan
marius toe , het noemde hem den derden
fligter van
Rome, wyl federt camillus hun
zulk eene groote verlosfing niet was te beurt
gevallen : ja zommigen aanbaden
hem als een,
Q a God.

S43

-ocr page 290-

«44 G li VALLEN

God. Eu wie weet wat \'er zou gebeurd zytt?
zoo hy zyn roem niet overleefd bad. Men kort
CATULUS egter de zegenpraal niet onthouden»
wyl
MARIUS hem daarin recht deedt. Elk fticht-
ten zy een tempel : marius voor de Eer en
Deugd,
(Honori & FirtutL) catulus voor het
Fortum van dien dag. Daarenboven wierden \'er
gedenktekenen opgerigt ter plaatfe waar de
veld-
flagen waren voorgevallen. Men fprak van bui-
tengewoone verfchynfelen, en erkende in dit ge-
val den magtigen hivloed der Goden, zonder
welken het Gemeenebest uit zulk eene
benaauwd-
heid zoo volkomen niet kon gered zyn. Maak hier
uit op, hoe veel de
Romeinen in het overwinnen
van volken ftelden , die haare ftad en geheel
Italien met grooter fchrik vervuld hadden, dan
toen
hannibal met zyne zegevierende Car-
thagers
in aantogt was.

Fr. Is \'er van deeze ontzagchelyke menigte
dan niets te regt gekomen?

E. Eenigen hunner hebben zich onder deeze
en geene volken vermengd. Van de agtergcr
laatenen aan den voet der
Norifche Alpen vin-
de ik dit uitdrukkelyk by
florus aangete-^
kend: en van veelen der gcvlugte ruiteren mag
men het zelfde geloovcn. In den omtrek van
Verona en Vicenfa is als nog eene volkplanting j,
welke zich afkomftig rekent van de
CimbreH
die in Italien vielen , en zich daar eenigen tyd
hebben\' opgehouden. Zy geeven voor
derzel-
ver ■

-ocr page 291-

K E R Cl M B RE Is\\

ver taal .te fpreeken , welke ten minften van
de Italiaanfche zeer onderfcheiden is, en waar
van ik onlangs eenige ftaaltjes heb aangetrof-
fen Men heeft niet meer dan een klein
handfchrift\', dat van hfaid tot hand over-
gaat , waarin dè

gefchiedenis

dit volk begreepen is , onder den Italiaan-
fchen titel
dei Cernhri i\' Italia e l\'oro. origi-
ne. Relatione in verß Vernacoli.
Men fchryft
het toe aan eenen
dominico catazzo. Niet-
tegenftaande \'het door geduurig overfchryven
zeer veel zal verlooren hebben , was het wel
der moeite waard , hetzelve te doorfnuffelen.

- .... Fr-

Q\') Ziet hier eenige deezer fiasltjes in het vader

ons, de eivgelen groet, ch het salve regina, 200
als dezelve by de Roomschgezinden b.ekend en in ge-
bruik zyn, D.e taal van die volk heeft groote over-
eenkomst met het
Hoogduitich en wel niet de Swahi-
[che
Diaieét , waarom de vermarirde büsciiing hnii
houdt voor een volkpigqdng vau
Swaben, welke door
voorige Keizers van dien iandaard in
Italien zouden
medegebragt zyn. De taai is zeker door langheid vsn
tyd veel verbasterd, maar boe komen ze aan deeze
oude overlevering, waar by zy zich ea humie jaal
V^n de oude
Cimhren afleiden ?

li S T VADER ONS,

Vatcer unfer der du pist ia Himmelen. Gheheiügh
fay dain nam; und zua kerne dain Ileicli. Daiii Bili
gefchiegha bie im Himmel alfo auf Erden. Unfcr
taglich proat ghib uns haue. Und vorghib uns unfer
fciulden, als auch bier vorgbebeii unfern fciiddighern.
Und fuere uns nicht in verfuchung Ibiider uos eriöz,^
Von ubel.

Q 3 ns

245

geheele

van

-ocr page 292-

gevallen

Fr. Misfchien is dan het eenig echt óver-
fchot der
Cimbren te zoeken , waar zy de zes-
duizend man op de grenzen van ons Land hy
de zwaare bagage gelaaten hebben , gelyk Va-
der verhaald heeft. Hoe is het met deezen af-
geloopen ?

E. Hoe ver zy ook hier van Italien mogten
afzyn , hebben zy egter het zwaard der
Ro-
meinen
niet kunnen ontkomen.

Fr. Hoe was dit mogelyk! zyn zy dan ook
het voetfpoor der anderen gevolgd?

E. Zy hebben zich gevestigd en uitgebreid,
niet ver van de plaatfen, waar
zy agter ge-
laaten wierden , onder den naam van
Adiia-
tiken.
Misfchien hebben zy denzelven reeds
gevoerd als een byzonder volk, eer zy met

de

DE ENGELEN GR OST.

Ghegrnacet fayflu Mariq, voglfer gnade», der Herr
Is mit dier. Benedeyt pist du unter den Baibern und
benedcyt der Frucht dainen layb. Jefus heilige Ma-
ria, muatter Godes pitt fur uns fumer, ehest und ia
der üund vun unfer toar.

iiet salve regina.

Ghegruacet fayftu Kunighin muatier der Barniherzl»
keic ; das Leben fuacigheit und unzer hofthung fai
gcgruscetl zua dier fclirayen bier elend kinder, zu«
dier faufzen bier , kliagend und boanerd
in diefem
ZEheren thal. Eya unfer furfprecherin keahre daine
barmherzig anghen zua uns. Und nach diefem elend
zoaghe uns Jefum, der gezegnete Fracht von dayneni
îayb. O müde Gnan\'ghe fuace Jungfrau, pitt fur uns
heilige Gotres gebohrein, auf dazz bier burdig fs^
éet Christi vorhoazzung.

-ocr page 293-

der cimbren. M7

de Cimhren en Teutonen op reis gingen.
Eerst leefden zy in een geduurigen oorlog
met hunne nabuuren , welke zy overvielen,
en van welken zy op hun beurt ontrust wier-
den , tot dat zy eindelyk den vrede troffen en
vry gerust bleeven woonen, na dat zy eenigen
derzelven cynsbaar hadden gemaakt, waar onder
de
Eburonen of Luikenaars , die het naast aan
hun grensden, geteld worden. Zy namen zoo
fterk toe , dat zy binnen den omtrek van drie-
maal dertig jaaren negen en twintig duizend ge-
wapende.mannen konden uitleveren. Dit egter
kon hen van een geheele nederlaag niet bevry-
den. Hoewel ik een grooten uitfprong moet
doen , zal ik dit kortelyk melden , om de ge-
fchiedenis der
Cimbren agter een af te hande-
len , en daar uit u dit volk zoo veel te meer
te doen kennen.
Julius caesar , nog grooter
Veldheer dan
marius , was de man, die dit
uitvoerde ; hy welke gelegenheid , zal ik u
hier na opzettelyk verhaalen. Toen deeze de
Ner-vien , die omtrent Oudenaarde woonden ,
zoo deerlyk floeg , dat \'er van zestig duizend
weerbaare mannen , die zich wanhoopend ge-
weerd hadden , maar vyfhonderd overblee-
ven, waren de
Aduatiken met hun ganfche
magt ter hulp van deeze hunne bondgenooten op
weg. Zoo dra zy van deeze nedei-Iaag verwit-
tigd wierden, trokken zy te rug; verlieten al-
Q 4

-ocr page 294-

S.3.Q GEVALLEN

le hunne gohugten en bevestigde plaatzen , en
bcgaavcn zich gézamenlyk in eene fterkte, wel-
ke natuur en vlyt, zoo zy meenden,
onwinbaar
gemaakt hadden, alzoo zy rondom door hooge
rotzen en fteiltcn bellooten wasen maar aan een
kant kon genaderd worden langs een toegang»
welke niet wyder was dan twee honderd voeten.
Deeze plaats was omringd met eene graft en
een zwaare dubbele muur, die de hoogte van
twaalf voeten , en een omtrek van vyftien
mylen had ; verfcheide bolwerken maakten
denzelven te ontzagchelyker, op welken zy
fteenen van eene groote zwaarte en fcherp-
gemaakte balken bragten. Zoo dra kwamen
de
Romeinen niet in hun gezigt of de Adua^
tiken
deeden geduurige uitvallen , en hielden
fchermutzelingen met hunne vyanden. Ten
laatften hielden zy zich ftil agter hunne ver-
fterkingen. Waaneer zy zagen, dat de
Ro-
meinen
niet alleen eene borstwecring opwier-
pen en overdekte galeryen aanbragten , maar
ook van verren een hoogen houten tooren toe-
rustten , hebben zy hun befpot en uitgejouwd,
om dat zulk een gevaarte op zoo groot eeu
afftand toegefteld , naar hunne gedagten, met
geen menfchelyk vermogen by de vestingwer-
ken kon gebragt worden. Dan zoo dra zagen
zy niet, dat de toorn met gemak
bewoogen
en aangevoerd wierd door menfchen van veel
kleiner gcftalte, dan zy: zonden zy gezan-
ten

-ocr page 295-

ten tot c^SAR, en verzogten „ om den vre-
de met een volk , het welk in zyne oorlogen
zoo zigtbaar door de Goden geholpen wierd.
Gaarn wilden zy zich en al wat zy hadden
aan dc magt der
Romebun onderwerpen, alleen
verwagtten zy van de bekejide goedertierenheid
van C/ESAR , dat hy hen van hmme wapenen
niet herooven zou. Met meest alle hunne na-
buuren hadden zy in vyandfchap geleeft, daar-
om zouden zy zich niet zonder wapenen te-
gen hunne afgunst kunnen handhavenen. Zy
wilden liever alles dulden , dan zich aan al-
lerleie mishandelingen bloot ftellen by de zul-
ken, over welken zy \'gewoon waren te heer-
fchen. "

Fr. Hier kon c^sar niets tegen hebben.

E. Hoe billyk dit voorftel ook was, vond hy
goed te antwoorden, dat hy hunne wykplaats,
meer uit kragt zyner gewoonte, dan wegens-
hunne verdienften, in haar geheel\'zou gelaaten
hebben , indien zy zoo lang niet gewagt had-
den met zich over te geeven. Dat \'er nu geen
ander beding kón gemaakt
woi\'den, dan met het
overgeeven der wapenen. Hy zou met hun
handelen als met de
Nerviërs , wien hy hun
land had wedcrgegceven , en hunne nabuuren
beveelen , dat zy geen wingewest van het
Roomfche volk eenig ongelyk aandeeden. Dit
namen zy aan , en hebben daar op zulk eene
menigte wapenen over de muiu geworpen, dat
Q 5 d®

d e

249

(3 i m b r e n.

-ocr page 296-

bevallen

de graft geheel gevuld wierd , en de hoogte
. die van de wal byna evenaarde: nogthans had-
den
zy wel een derde gedeelte agtergehouden.
Tegen den avond het c^sar de poorten fli^\'
ten , en zyne foldaaten uit de vesting gaan 5
op dat de inwooners geen overlast van heu
zouden lyden. Deezen
hadden daar en tigeO
overleid, om van de afweezendheid der bezet-
ting en de gerustheid, waarin zy de Romeinen
vermoedden, zieii te bedienen en tegen dezel-
ve een kans te waagen met de wapenen , di«
zy hadden behouden, waar toe zy in der haast
ettelyke fchilden gereed maakten van boombas-
ten , en gevlogten tienen die zy met huiden
overtrokken. Ten
dien einde doen zy een
plotslingen uitval tegen de derde nagtwaake
op de verlterking der
Romeinen, waar dezelve
het gemakkelykst te beklimmen was.

Fr. Dat was niet braaf gehandeld, was
het wel. Vader?

E. Het was geenzins goed te keuren; maar
een overheerd man zoekt listen om zich te red-
den ; en hoe zeer dit tegen den aart der oude
Duitfchers ftreed , hebben zich de Gallen al
vroeg wegens hunne wispeltuurigheid en on-
trouw in het houden van hun woord , berugt
gemaakt. De
Romeinen, die \'er mcermaalen,
zelfs in
Africa , de ondervinding van hadden,
dorften zich daarom niet meer op hun verlaa-
ten. De
Aduatiken hadden dit misfchien zoo

weJ

-ocr page 297-

DER C I M B R E N. 251

Wel als de vestingBouw al van hun overge-
nomen ; - maar het bleek , dat
c^sar op

zyn hoede was. Zoo dra de vuuren, het teken
van- onraad 5 volgens zyn bevel waren ontfto-
ken, fnelden de bezettelingen van de naby gele-
gen fterkten, ter hulp; niettemin fielden zich de
Aduatiken in deezen ongelyken kans, waarin zy
van boven neer getrolFen wierden , met zulk
eene heevigheid te weer , als van de dapper-
fle mannen in den niterflen nood zou kunnen
gefchieden , tor dat \'er vier duizend verflagen
waren. Toen weeken de overigen in hunne ves-
ting,-welke
zy evenwel niet ondernamen te ver-
dedigen, waarom
c^sar den volgenden dag de
poorten liet openbreeken, en al wat \'er in
was
ter plundering verkogt, waarop de Koopers hem
een getal van drie en vyftig duizend koppen
hebben aangegeeven. Of deezen nu in koelen
moede vermoord zyn, of als flaaven aangemerkt
wierden, kan ik uit dc aantekeningen van
cae-
sar
niet opmaaken; maar in beide gevallen was
deeze natie byna geheel uitgeroeid, en het ver-
fchil was weinig by een volk, dat den dood bo-
ven de flaverny ftelde.--Ik denk myn Zoon,\\

dat gy voldaan zyt over het uitvoerig berigt,
dat ik u heb medegedeeld, het eenigfte genoeg-
zaam, dat wy by verfcheide Sehryvers over
deeze volken hebben aangetroffen. Ik oordeel-
de dat wy \'er belang by hadden, en het daar-
om een plaats verdiende in de gefchiedenisfen
van ons Vaderland." Fu,

k

-ocr page 298-

S.3.Q GEVALLEN

Fr. Ik dank u zeer, myn Vader: haddeii zy
maar zulk een treurig uiteinde niet gehad! De
Gallen kwamen \'er met grooter roem af.

E. Dat is zoo, myn Zoon , maar waren de
Gallen daarom zoo veel te meer agting waar-
dig ? men meet doorgaans , maar ook dikwerf
buiten reden, iemands braafheid af naar den ge-
lukkigen uitjlag zyner onderneemingen. Ik denk,-
dat gy u, alles in aanmerking genomen
zyndc,
over deeze aloude inwooners van uw vader-
land niet behoeft te fchaamen. Zy fchynen
wel min befchaafd , min geoeffend en geregeld
in den ftryd dan de Galliers , wier ondernee-
ming ruim drie eeuwen vroeger was : maar
terwyl de Cimbren misfchien laater uit Scy
thien
in Europa waren aangeland , en zich in
het afgelegen
Noorden hadden opgehouden,
was het geen wonder dat zy agterlyker waren.
De befchaaving en kunde hangen toch van de
verkeering met befchaafde volken en eige oefFe-
ning af. Hoe moesten zy derhalven te meer
in befchaafdheid affleken , en in krygskunde
onder doen by de
Rmeinen , die hun voor-
deel wisten te doen , met het geen zy by an-
dere volken zagen, en daar door
allengskens
in beide toenamen, gelyk ze, van tyd tot tyd,
in vermogen vorderden. Hunne grootheid was
by den inval der
Gallen onder brennus in de
geboorte, en nu bereikte ze eerlang den hoog-
den top, want de Eeuw van
julius c^sar en

AC-

-ocr page 299-

DER C I M B R E N.

AUGUSTUS naderde fterk , toen dit gebeurde.

—^- Niettemin ontbrak het den Cimbren maar

voornaamelyk aan eenen marius. Daar zy het
alleen op hun moed en lighaamskragten lieten
aankomen en geene ondrneeming hun te moeielyk
fcheen, hielden zy zich met geene krygslisten
op ; zy vervielen in tegendeel dikwerf in de la-
gen, welke hun gelegd wierden. — Hunne aan-
houdende omzwervingen en ftrooperyen waren
wel niet goed te keuren , maar naar de denk-
wyze van dien tyd zagen zy hier geen kwaad
in. De
Romeinen waren de grootfte ftroopers ,
uit moedwil , die zich op den aardbodem
in die tyden bevonden ; de
Cimbren en Teuto-
nen
waren uit eene dringende noodzaakelykheid
tot zulk eene leevenswyze vervallen. En heb-
benze niet tot drie onderfcheide reizen toe, ge-
duurende den loop hunner overwinningen, met
de
Romeinen een verbond willen maaken, in-
dien ze hun een geruste woonplaats wilden aan-
wyzen ?

Fr. Waarom willigden de Romeinen dit niet
in ? waarom zetten zy deeze lieden fieeds met
trotsheid af?

E. De Romeinen wisten even als de Engel-
fchen
in onzen tyd wel van neemen, maar niet
van geeven. „ Vv^at zouden zy gegeeven heb-
ben, vraagt
florus, daar zy geene landen ge-
noeg voor hun eige burgers hadden , en dit de
gevaarlykfte opfchuddingen voor den Staat onder

de

253

-ocr page 300-

254 DE AART EN ZEDEN

de GRACCHEN veroorzaakt had " ? Zy behoorden
dit den Cimhren met befcheidenheid onder het
oog gebragt te hebben , nu zouden hunne bit-
fe Aveigeringen hgt van kwaadc geyolgen
nen geweest zyn. Zy zouden van
de vriend-
fchap van dit volk nut en hulp hebben kunnen
trekken , maar daarentegen was zulk eene magti-
ge
natie in gevalle van verwydering een gevaar-
lyk nabuur, want wat zou deeze niet vermogt
hebben, zoo zy door den tyd by hunne dapper-
heid, ervarenheid gevoegd hadden ! De Gald\'
fcbe Belgen hebben het in de Aduatiken on-
dervonden :
Rome heeft in laatere dagen on-
dervonden, wat Noordfche volken kunnen uit-
voeren. Deezen hebben hunne landgenooten
wraak verfchaft ; juist als wy voorheen van
de Gallen hebben aangemerkt.

Fr. Dit brengt my in een^gunfliger denkbeeld
van deeze Volken. Ik wenschtte dat gy my
nog iets van den aart en zeden van deeze
Cim-
bren
konde mededeelen.

E. Maar zeer v/einig is daarvan aangete-
kend , en dit weinige vinden wy by de
gefchiedfchryvers , die
Romeinen waren of
het met hun hielden. Zy hadden een gering
denkbeeld van vreemde volken, en leerden
deezen alleen kennen toenze als
gevaarlyke
vyanden van hun vaderland zich opdeeden. D®
onzydigheid is een voornaam vereischte , maar
teftens eene zeer zeldzaame hoedanigheid in een

-ocr page 301-

lï E R C I M B R E Ni, ^^^

gefchiedfcbr>wer. Ik zal u egter uit deeze wei-
nige aantekeningen, en voorts uit het verhaal
van hunne bedryven, zoo veel van hun karak-
ter en zeden opgeeven , als iny mogelyk is.
De Cimbren waren groot en grof van lighaam,
fors en verfchrikkelyk van uitzigt, het welk
door de koppen en huiden van wilde dieren
waar mede zy zich vercierden, nog verfchrikke-
lyker wierd: zy waren voor \'t grootfle gedeel-
te naakt, en egter ontzagen zy zich niet op de
Alpen met fneeuw en ys bedekt, in \'t gezigt
der
Romeinen te klauteren , maar zelf op de
zwaar gewapende
Romeinen in te vallen. Met
zulke lighaamen, tegen de ongemakken der
lucht gehard, en eene gropte flerkte van geest.
Waren zy gefchikt voor ^alle groote ondernee-
mingen, waar van een zwakke liefde voor het
leeven, hun niet affchrikte, wyl ze weinig be-
trekkingen hadden, — voor weinig genietingen
vatbaar waren.
Eene byna onbepaalde vryheid
beurde hunnen moed op.
Twee fpeeren , een
heirbyl en een zwaard, waren hunne voornaam-
fte wapenen , een fchild hun eenigfte bedek-
king.
En deeze weinige wapenen waren nog
van een zeer flegt alloi.
Men vindt van de
Gallen in vroeger en laater tyden aangetekend,
dat hunne zwaarden by het eerfte gebruik ftomp
en yol fcharden waren, zekerlyk om dat zy ze
niet behoorlyk wisten te harden , en zouden
die van de
Cimbren beter geweest zyn? Hun-
ne

-ocr page 302-

de aarten zeden

ne fchilden zullen zoo wel als die der Jdu<i-
tiken
van boomfchorsfen , en gevlogten tieneii
zamengeffceld, en met beesten huiden overtrok-
ken zyn geweest. Anders hadden deezen iets
byzonders boven hunne landsgenooten. D®
Gallen hebben zich al vroeg op de vestingbomv
toegelegd. Zy omringden en verfterkten dc
plaatzen daar zy zich nederiloegen rondom met
paaien , welke evcnwyd twee voeten van elkan-
der geheid , in de lengte aaneen gehegt, en
tusfchen beiden met gehouwen fteenen
aange-
vuld wierden. Het gantfche werk wierd, even
als aan onze dyken , met zwaare fluitbalken
gekoppeld , en van binnen ■ verilerkt met aar-
de. Wanneer deeze wallen een bekwaame
hoogte hadden , maakten ze , volgens
cae-
sar , ^geen fiegte vertooning, en waren te-
vens vry wel bewaard tegen den ftorni-
ram en brand. De dringende nood zal dö
Aduatiken buiten twyftel geleerd hebben , dit
voorbeeld van hunne buuren naar te volgen,
en zich tegen hunne gewoonte in wallen op te
fluiten, welke zy op eene allervoprdeeligfte
plaats aangelegd hadden , ten blyke , dat het
hun zoo min aan vernuft als dapperheid
ont-
brak, waar door zy zich niet alleen wisten te
handhaaven onder de
Gallifche Belgen , die de
andere
Cimbren den indrang in hun land betwist-
ten, maar ook gevreesd hadden gemaakt. Niet-
tegenftaande de
Romeinen in krygskunde uitg^^"

leerd

-ocr page 303-

DER C I M B R E N, agj

leerd op hen zoo veel voor uit hadden , heb-
ben zy vyf volkomen overwinningen op dat
Volk behaald, fchoon het meer dan eens door
bekwaame veldheeren wzerdt aangevoerd. Hun-
ne laatfte noodlottige nederlaagen , ftellen dan
hunne dapperheid niet in twyffel; maar zyn
welligt ook veroorzaakt, dat zy hunne vyan-
den te klein agtten, zich daarop verdeelden, ea
te lang ophielden eer zy in
Italien drongen.
Dus konden de
Romeinen den een voor, den an-
deren na overmeesteren, en zich ten laatften by
een voegen , daar zy anders hunne magt ook
hadden moeten verdeden.
Valerius maximus
geeft van him dit lollyk getuigenis : „ Het cha-
„ rakter der
Cimbren is Avakkerheid en moed; zy
„ fprongen van blydlchap wanneer zy ten ftryde
,, gingen om dat zy roemryk en. gelukkig zouden
„ iterven , indien zy fneuvelden ; daarentegen
,, fchreiden zy in ziekte, wyl
zy vreesden met
„ fchande eh ellende te zullen omkomen. De
,, hartsgefteldheid van dit volk verdieut allen lof:
„ om dat de
dappere befcherming van den onge-v.
3, kreukten welftand van het
Vaderland, en de
„ ftandvastige bewaaring van vriendfchap en
„ trouw hunne heerfchende gevoelens waren,"

^ By

-ocr page 304-

DE AART EN ZEDEN

— By hunne Godsdienftige verrigtingen bediendeh
zy zich volgens
strabo van eenige gryze vrou-
wen: deeze waren hunne priesteresfen of waar-
zegliers, en verzelden hen in den kryg.
Zy waren
in het wit gekleed, en hadden fyne hemden aan,
welke van boven op de ichouders met ringen of
gespen waren vastgemaakt; een koperen
gordel
droegen zy om \'t lyf. Deeze priesterinnen vielen
met uitgetoge zwaarden op de vyandelyke gevan-
genen aan, en ileepten hen, na dat ze
neerge-
maakt waren by een overgroot koperen bekken,
dat twintig Romeinfche kruiken hieldt.
Voorts
wierdenze op een verheve plaats gelegd en de
keel afgefneeden, dat het bloed in het bekken
ftroomde.

Fr. Ik yze van zulk eene wreedheid ; waar
toe deeze toch , myn Vader ?

E. Het was barbaarsch , myn Zoon! ik be-
ken het, maar zy waren Heidenen , en be-
dienden zich van deeze gevangenen tot byge\'
loovige oogmerken. Uit het loopen van het

258

bloed

exfuhabant gaudio, taiiquam gloriofe & feüciter vi\'ta
excesfiiri : lamentabantur in inorbo quafi turpiter ^
miferabiliter peritari.
Celtiberi emm nefas esfe ducebaBi
prffilio fiiperesfe, cum is occidisfet pro cujus
fpiritum devoverant. Laudanda utrorumque popul\'\'\'
rum animi pra;ßantia, quod & Patria; incolumitaie®
foniter tueri , & fidem amicitiïe conflanter psis^^^\'
dam aibicrabantur."
Val, max. Lib. II. C\'
e*. lï.

6.

-ocr page 305-

der cimbren. «ijt

bloed maakten zy hunne vooifpellingen op, we-
gens den uitkomst in gewigtige gevallen, vooral
in den oorlog ; terwyl foortgelyke Priesteresfen
het zelfde deeden uit de ingewanden van andere
gedoodde gevangenen. Of zy ze met één voor
hun verflagene landgenooten aan hunne Goden
geofferd hebben , weet ik niet ; ten minften
plagten zy dit omtrent hunne misdaadigers te
doen , die aan een ftaak geiloken wierden , in-
dien men
alexander ab Alexandro gelooven
mag. De
Grieken en Romeinen lieten hunne
gevangen flaaven, uit louter vermaak, in hunne
fchouwfpeelen en zelfs aan hunne maaltyden
eUcauder vermoorden. En in \'t gemeen dagt
men, dat aan krygsgevangenen geen verbeuren
Was, tot dat de grondbeginfels van het Chris-
tendom de volken andere denkbeeldem inboe-
zemden.

Fr. Welke Godheden eerden zy?

E. Dit heb ik nergens gevonden ; misfcliien
de zelfde met de
Duitfchers , waar van ik nu
niet zal fpreeken. Alleen lees ik in hunne
gefchiedenis van een gouden (anderen zeggen
een koperen) koe , die hun tot een voorwerp
Van godsdienftige aanbidding zou verftrekt heb-
ben. Is het een gouden geweest , hebben
zy deeze , nevens verfcheide wapenrustingen, ^
ihim niet eigen , misfchien by de
Galliërs ^
Spanjaards , of andere volken gevonden. Op
^ülk eene wyze kan men begrypen, dat hunne
R 2. mi-

-ocr page 306-

DE AART EN Z t D-E N

ruiters met horstharnasfen , helmetten en
blinkende fchilden gewapend waren.
Anders
znllen ze weinig of geene fchatten van goud
en zilver met zich hebben gebragt; daar zy ook
weinig mee op hadden. Het yzer en kope^
fchynen ze gekend te hebben.
Znveeden kon
hun dit bezorgen; Voor het overige ftelden
zy 5 zoo wel als de
Scythiers , EgyptenaaT^
en andere oude volken , een ongemeene prys
op het rundvee; het gefchiedde wegens al
de voordeelen en het gemak, die hetzelve hun
opleverde. Zy gebruikten het ook om
hunne
wagens en karren te trekken. —» Het kan daar-
om ook zyn , dat zy een ftier of koe voor
hun hoofdbanier hebben verkoren gelyk de
Romeinen den Adelaar. Daarenboven bedien-
den zy zich tot dat einde van de
afbeeldfels
van
allerleie wilde en tamme dieren. Insgelyks
fpanden zy gedroogde vellen van dieren over
de wdeleu van hunne rytuigen , welke een
groot geraas maakten , en tot het zelfde oog-
merk als de hoorens en bazuinen llrekken
konden. De trommen, welke wy gebruike^^
worden met reden daar van afgeleid ; o\'^\'
lyk de
Cimbren het van de oude Scythen ont-
leend hebben. Ook bedienden zy zich in den
ftryd by den aanval van een groot krygsg^\'
fchreeuw.

Fa. Waar leefden zy van ?

E. Zekeriyk van de Jagt; want daar door

kon-

Mo

-ocr page 307-

DER C 1 M S 11 ft N.

konden zy zich zoo veele janrén in vreemde
landen onderhouden ; —- van het visfchen ,
waar toe zy aan hunne kusten goede gelegen-
heid hadden--en van den landbouw- Dit

laatfte blykt niet alleen uit hunne osfen , maar
ook uit het zoeken en begeeren van land ,
waar op een zwervend volk , dat alleen van
den roof en de jagt leeft, niet zoo zeer ge-
fteld is; en daarom hebbenze ook te meer
hun Vaderland verlaaten , wyl hunne arbeid
en hoop telkens door de overftroomingen te leur
gefteld wierden. De vrouwen zullen dit laatfte \'
meest waargenomen hebben, In hoe verre
haare andere handwerken zich uitftrekten, kun-
nen wy niet bepaalen 5 haare Priesterinnen wa-
ren althans van Hnnen , en wel van fyn lin-
nen voorzien. Voor het overige waren deeze
vrouwen getrouwe cchtgenooten, en bovenmaa-
ten kuisch : deeze waarheid hebben zy met
haar dood bevestigd. Zy volgden de mannen
\'doorgaans in den oorlog, en als het op dc
vr^dieid aankwam , waren zy niet afkeerig om
de wapenen op te vatten. Zoo toonden zy
uit het zelfde land oorfpronkelyk te zyn , dat
in laatere eeuwen in de kruistochten , in de
burgerkrygen en Spaanfche oorlogen zoo vee-
le
Aniazoonen heeft voortgebragt. Over \'t ge-
heel zult gy
, mjm fredrik , uit deeze wei-
nige trekken zien , dat de
Cimhren van oor-
fprong een en het zelftle volk waren , met
R 3 die ,

-ocr page 308-

gevallen

die , welke vervolgens hunne plaats bekleed heb-
ben ; —- dat het menschdom in hun een

waar verlies heeft geleden , - en Italië van

zulk een nieuw en onbedorven ras van inwoo-
ners veel voordeel had kunnen trekken, daar
de
Romeinen na de overwinningen op Carthago^
de Numidiers en Cirnhers ras het grootfte ver-
mogen bereikten , maar ook eerlang door de
rykdommen en de weelde geheel
verbasterd

wierden. Eindelyk -- dat een weinig be-

fchaaving en oeffening uit dit volk zulke groo-
te helden zoude voortgebragt hebben , als men
ooit onder
Grieken en Romeinen vond , welke
in hunne ruuwe beginfelen tegen zulke vyan-
den en zwaarigheden niet te worftelen , meer
tyd hadden om zich te vestigen , en tot alle
onderneemingen bekwaam te maaken.

Fr. Laat ik u nog eene vraag doen , myn
Vader; hoe was de burgerlyke regeering van
dit volk ingerigt?

E. Ik weet u hier niets anders op te berig-
ten ,
fredrik , dan dat zy , ten minften iii
den oorlog , waarin zy aan de
Romeinen be-
kend wierden , hunne Koningen , Hertogen
of Bevelhebbers hadden. Buiten twyffel door
elk volk verkoozen uit de bekwaamfte , dap-
perfte en kloekfte mannen. Van
teutobo»
vinde ik aangetekend , dat hy door zyne leng-
te boven al de menigte niet alleen , maar bo-
ven de zegetekens uitftak , toen
marius en

ca-

-ocr page 309-

d e r c i m b r n.

catulus hun triumph te Ronie hielden ; hy
was niettemin
zoo vlug , dat hy over vier en
zes paarden kon heenfpringen. Zoo wordt ook
de vaardigheid , vooral van hunne ruiters , in
\'t
gemeen geroemd. Dit is het alles , wat ik
van de
Cimbren herigten kan. Heeft hun naam
een einde genomen, laaten wy ook deeze za-
menkomst befluiten. In een volgende zullen
wy zien , welke volken hunne plaats hebben
ingenomen.

Fr. Dan zal Vader misfchien nu beginnen ,
\'daar het kort begrip der Vaderlandfche gefchie-
denis , het welk ik geleezen heb , een aan-
vang neemt ?

E. Wy zyn \'er eerlang aan toe. Meest alle
onze Gefchledfchryvers beginnen veel laater.
Het voorbeeld van fommigen , die de oudheid
hunnes volks ongelukkig op fabelen hebben ge-
grond , waar aan het ook in ons Land geen-
zins ontbreekt, heeft hen misfchien afgefchrikt
om in deeze onzekerheid in te dringen. Ik
meen reden te hebben om te gelooven, dat
de waarfchynlykheid aan myne zyde is, en
ben de eerfte nog eenigfte , die van dit be-
grip was. En zoo het feilde; zoo aide
Gallen , Cimbren en Teutonen, welke tegen ae
Romeinen geftreeden hebben , nimmer voor een
gedeelte in de
Nederlanden gewoond hadden,
Cdat tot nog toe niemand heeft kunnen be-
wyzen) zyn zy toch de eenigften , uit wel-
~ . R 4 ken

-ocr page 310-

gevallen per cimferen.

ken wy , wegens hun omgang met de Romei-
nen
, kunnen opmaaken, welke de geaartheid
i>nzer Voorvaderen in die vroege tyden was.
Misfchien zal eene of andere onverwagte ont-
dekking ons nog meer in zekerheid ftellen.

Fr. Nadien hier dan eene nieuwe historie be-
gint, zahik myne zuster by ons vraagen.

E. Doe zoo ; wy zullen een nieuw ver-
haal beghmen , -dat veele gedenkwaardige zaa-
ken oplevert.

ZES-

-ocr page 311-

ZESDE

ZAMENSPRAAK

OVER DE

De gefchiedenisfen .,\'üoüral van het J^aäerland,zeer
mutig. Eens korte herinnering van het voor-
gaande.- De woonplaats der oudße Volken die
hekend zyn , aange\'u:eezen. Eerfie ontdek-
king deezer Landen, door c/ESAR. Kort
berigt van deezen grondlegger der
Roomfche Opperheerfchappye. , en zy-
ne krygsverrichtingen in
Belgisch
Gallien
tegen de Morinen ,\'Me-
napiers
en hunne nabuureni
^ en over den Rhyn tegen de
Sneven en Sjcambren.

H!oe! MACHTiLDE, vintlc ik u hier by uwen
Broeder.

M. Ja, myn Vader! frederik, zei my, dat ■
het nu nog regt tyd was, om uwe lesfen over de
Vaderlandfche gefchiedenis by te woonen , wyl
Vader een nieuw ftuk beginnen zoude, dat zeer
interesfant was; en myne Moeder heeft my daar

toe verlof gegeeven......

E. Gy zyt zeerwellckom, myn Kind; maar \'
uwe fexe valt zelden op historiën.

R 5 M. Dat

-ocr page 312-

s66 HÉT nut der ge s c hl ed eni s ss-n-

M. Dat is zoo, Vader! — ik wil liet wel wee-
ten , ik lees gaarn een goede Roman,
ofdet
anders,dat myne nieuwsgierigheid gaande houdt,
maar ik denk, dat de gefchiedenis van myn Va-
derland, beide aangenaam en noodzaakelyk is-

E. Wanneer eene verdichte .gefchiedenis door
eene verftandige en zedige pen opgefteld is, met
oogmerk om ons een voorzigtigen en deugdzaa-
men ommegang met de waereld te leeren, keur
ik het geenzins af dezelve in een uur van uitfpan-
niiig met oplettendheid te leezen: maar hoe weinig
Schryvers bezaten een vernuft, een hart, — hoe
weinigen hadden mensch- en zede-kunde genoeg,
om deeze beiden in een bevallig gewaad te klee-
den, en in treffende voorbeelden de Jeugd onge-
merkt in te fcherpeni En uit welke bronnen heb-
ben deeze weinigen hunne Charakters, en gevallen
moeten fcheppen ? Is het niet uit de gefchiedenis
en heeft deeze dan niet al het voorrecht, dat
het oorfpronkelyke en waare boven het ontleen-
de en verdichte toekomt ? vooral w^anneer dezel-
ve zich niet enkel toelegt op het befchryven van
eeuwigduurende oorlogen, en dwaasheden van
Zulken, die men Vorften noemt ; maar vooral
den mensch in onderfcheide wyzingen , ik wil
zeggen in verfchillende volken en tyden
vertoont
zoo als by geweest is, en nog is. Wan-
neer dan hier nog bykdmt de naauwe betrek-
king, die
elk tot zyn Vaderland heeft, wat kan

van

-ocr page 313-

korte herinnering. aö?

van meer belang zyn, dan deszelfs vroegere en
laatere inwooners te kennen , cn derzelver voor-
naamfte bedryven en lotgevallen zich te her-
inneren.

M. Ik ben \'er van overreed, myn Vader, en
het fpyt my, dat ik zoo veel tyd niet kon af-
zonderen als myn Broeder, om van den begin-
ne by nwe Zamenfpraaken tegenwoordig te zyn.

E. Het is nog onzeker, welk een post iiw
Broeder, ten nutte der Maatfchappy zal moe-
ten bekleeden. Het kan zyn, dat hem deel ge-
geeven wordt in het Lands of Stads beftuur ,
cn dan zou het fchandelyk zyn , wanneer een
Regent het volk en het land niet kende , wiens
belangen hy meest uit deszelfs gedenkfchriften
kan weeten. Waar toe de Voorzienigheid hem
ook mag gebruiken , de kring zyner weeten-
fchappen is altoos veel ruimer dan de uwe. —
U zal ik met een woord hisrhaalen, waar over
wy gehandeld hebben , op dat gy den draad
onzer gefprekken te beter zoudt kunnen vol-
gen. Kunt gy dezelve zomtyds niet bywoo-
nen, uw Broeder zal u dan den korten inhoud
wel willen mede deelen. Dit zal hem met een
tot beter herinnering dienen, van het geen ik
hem gezegd heb.

M. Wilt gy dit doen, fredrik?

Fr. Zeer gaarne, myne Zuster.

E. Wy hebben de oude gefteldheid van den

grond.

/

-ocr page 314-

kor te

grond,dien wy bewoonen^-en. van de voomaam-
fte rivieren , die denzelven doorftiyden , zoo
naauwkeurig opgefpoord als ons mogelyk was.
Ik heb tot gemak van uw Broeder, een
land*
kaart ontworpen, wyl ik \'er nog geene had aan-
getroffen ,\' welke met alle de bejpaalingen der
oude Schryveren, en ook met myne denkbeel-
den volkomen
overeen ftemde. Vooral hebben
wy ons werk gemaakt, om het zoo beroemde
eiland der
Batavieren te ontdekken, terwyl het
een hoofdgedeelte van ons oude Vaderland uit-
maakte , en wy hebben het gevonden tusfchen
de twee voomaamfte armen van den
Rbyn,
van daar dezelve zich ruim honderdduizend
fchreeden van het oude ftrand voor de eerfte
reize in deezen oord verdeeld; tot dat hy in \'t
zuiden door
Maas en Waal , en wat laa-
ger by
Katwyk in zee ftort. — Zie hier
de kaart ,
machtilde. Dit is de Rbyn,
die heel uit het Zivitzerfche gebergte voort-
komt , en van ouds de voomaamfte fcheiding
tusfchen de landen der
Galliërs en Germaa-
nen,
of, gelyk wy nu zeggen , tusfcheu
Vrankryk cn Duitschland maakte. Daar ver-
deelt hy zich in tween. De regter arm?
die de noordelykfte is, behoudt den
.oorfpron-
kelyken naam , maar verdeelt ^ich een\' weinig
verder weder in twee voomaame takken. Die
regt uitloopt
tot in de Noordzee, wordt nog de

Rhyfi

-ocr page 315-

HERINNERING.

Rhyn geheeten; en daar hy in zee valt de
middelfte mond van den
Rhyn. De andere tak,
die naar \'t Noorden loopt, is de
Fecht, die
zieh wel ras in een groot Meer verliest , dat
nu in een ganfche zee veranderd is, toen
Flevo
en nu de Zuiderzee geheeten. Vervolgens
krimpt het in tot een ftroom , die een vry
groot Eiland vormt, en ten laatften door ver-
fcheide monden in den
Oceaan of Noordzee
uitloopt. Nu moeten wy tot de eerfte ver-
deehng van den
Rfvyn wederkeeren. Deeze
zuidelyke tak v/ordt de
Waal genoemd , die
omtrent twintigduizend fchreeden verder in de
Maas valt , deeze twee rivieren vereenigd,
en fomtyds den laatften daarom als een gedeel-
te vau den
Rhyn doet voorkomen , om dat
deeze rivier zich door den
zelfden mond, die
Helium van ouds genoemd wierd, in .de Noord-
zee ontlast. En deeze takken , die de
Waal
en de Maas aan de eene , en de oude of ook
wel de
Leidfche Rhyn aan de andere zyde ge-
noemd worden , bepaalden het voornaamfte ei-
land van die rivier.

M. Maar welke zyn deeze andere rivieren ?

E. De voornaamfte, daar wy voor eerst meê
te ftellen hebben , zyn de
Schelde hier in \'t
Zuiden; de
Tsfel in \'t Oosten , die naderhand
by die ftippen ook met den
Rhyn vereenigd is,
en de
Eems in het Noorden. Deeze bevinden
zich genoegzaam op de uiterfte grenzen van dat

land.

£<5g

-ocr page 316-

korte

land , waar op wy thans onze aandagt moe-
ten vestigen , het welk in het Westen en
Noordwesten door de zee hefpoeld wordt. — Wy
fpraken vervolgens over de eerfte
inwooners
van dit Land, waar van wy weinig of geene
berigten hebben, dan die ons van de
Romei-
nen
en Grieken, de eenigfle gefchledfchryvers
der
volken in dit waerelddeel , zyn ter hand
gefteld , by gelegenheid dat zy van vreemde
volken , uit de afgelegenfte en noordelykfte
deelen van
Europa bezogt wierden. Ik heb
\' uw broeder gezegd , dat zy van ouds allen
Celten genoemd wierden , die Vrankryk ,
Duitschland
en het geheele Noorden van Eu-
ropa
bevolkt hebben ; - dat deeze Celten

uit Aziatifche Scythen gefprooten zyn , en
zich aUengskens van tyd tot tyd door
Europa,
hebben verfpreid , na dat hunne zwerflust, of
de noodzaakelykheid hen daar toe noopten: —
terwyl men by gebrek van aantekeningen on-
mogelyk den juisten tyd , wanneer elk Land
en ook ons Vaderland een deel in de bevolking

gekreegen heeft , bepaalen kan. --- Onze

landftreek behoort ten deele tot Gallien , ge-
lyk de
Romeinen het noemden , ,.ten deele tot
Germanien, en is dus door beide Natiën be-
flaagen, fchoon zy oorfpronkelyk één volk zyn.
Intusfchen hebben zy over en weêr bezit van
deeze landftreeken genomen : eerst de
Gallen,
die in den beginne de volkrykfte , de magtig-

fte ,

-ocr page 317-

herinnering. 271

fte , en het meest genegen waren tot verande-
ring ; en daar na de
Germaanen , wanneer
dezelve in aantal en dapperheid de
Gallen kon-
den opweegen. De byzondere naamen der
volken , die aan deezen en geenen kant van den
Rbyn woonden , en uit deeze beide Natiën ge-
fprooten waren - zyn eerst aangetekend, wan-
neer de
Romeinen op hun beurt deeze landen
tot een tooneel des oorlogs maakten. Men kan
dus wegens de geduurige verhuizingen niet gis-
fen , hoe lang of hoe kort zy gewoond hadden
op de plaats, waar de
Romeinen hun eerst aan-
troffen ; -- te minder, om dat eenige buiten-
gewoone vloeden eene merkelyke verandering
in deeze oorden te weeg gebragt hebben, wel-
ke de
Cimherfche vloed of vloeden worden ge-
naamd , om dat de
dmiren , die langs de
kusten van de
Noordzes woonden , het meest\'
daar door geleden hebben , en genoodzaakt
waren hunne woonplaatfen te verlaaten , en
anderen te zoeken ; gelyk ze met verfchillen-
den uitflag gedaan hebben , tot in
Italien toe,
waar zy meest allen hun einde vonden.

Fr. Van deeze aanmerkelyke tochten heb ik
myne zuster het een en ander medegedeeld.

E. Dan zult gy haar gezegd hebben, dat
deeze
Cimbren ook hier aan den zeekant van den
Rhyn af naar \'t Noorden toe gewoond hebben,
dat de
Noordzee naar hun de Cimbrifche zee
geheeten wierdt, dat zy verfcheide andere vol-
ken»

-ocr page 318-

«72 DE OUDSTE INWOONERS

ken, van minder naam , die zy in liun toclit
aantroflén , hebben mede genoomen , zoo dat
men hier uit met de meeste waarichynlyklieid
befluiten kan , dat onze landgenooten zich ook
onder dat ontzachelyk heir hebben bevonden,
het welk byna geheel
Europa heeft ontrust, en
de Stad , die der waereld wetten voorfchreef»
meer dan eens doen beevcn. Ob zulk een wy-
ze is dan deeze landltreek byna anderhalve
Eeuw voor de geboorte van
christus , ui^^
nood of vrywillig ontvolkt; egter zoo, dat bui-
ten twyifel nog een aanmerkelyk gedeelte der in-
wooneren gebleeven is.

Fr. Het is jammer dat wy deezen niet ken-
nen.

E. Misfchien komt de Sicambren de eer toe,
dat zy het meest gehegt waren aan hun Vader-
land. Zy hadden ook de minfte\' reden tot ver-
andering, wyl hunne landen het minst bloot ge-
fteld waren aan de vloeden.

M. Die naam zweemt wel wat naar die van
Cimbren, waar\'woonden zy.

E. Men denkt dat de naam van Sicambren
zoo veel zegt als Zuid - Cimbren , en hier is
niets belachelyks in , wanneer men nagaat hoe
onderfcheiden, en dikwerf geheel verkeerd
naa-
men van vreemde en eerst bekend gevvorde vol-
ken worden uitgefprooken. Elk buigtze
naar
zyn tongval gelyk ook de Grieken en Romeinen
naar de hunne deeden. Men plaatst hen auji

-ocr page 319-

DRR NEDERLANDEN.

de regterzyde van den Rhyn in Gelderland en
Zutplien , wyize toen door geene rivier ver-
hinderd wierden : misfchien hebben zy zich tot
aaij den
Rhynfchen Vecht uitgebreid, want zy
waren vry tah\'yk en zcer onderneemend. Men
treft in deeze oorden dc hoogfte gronden van
deeze landftreek aan. Nadcrliand zyn ze een
weinig verplaatst.

Fr. Wy kennen dus al één volk by naame.

E. Zoo is het ook. Of de overigen van
vroeger of laater tyd zyn, weet ik niet; ik zal
ze u opnoemen , en hunne woonplaatzen aan-
wyzen. Gaat dezelve naar op de kaart, en ver-
gelykt \'er de hedendaagfche by. Laaten wy vaii
boven af dat is aan den zuidkant begiimen. De
eerften, die men hier aantreft zyn de
Morinen,
die de uiterfte der volken genoemd worden, om
dat zy aan de zee digt by de. grenzen van
Gal-
lié\'n
woonden, want al wat verder ftrekt, dan
deeze grenzen, of dat hetzelfde is, verder dan
de
Rhyn was dc Romeinen in vroeger tyden ge-
heel onbekend. Dc oudfte inwooners van Zee-
land tusfchen de armen van de Schelde, de na-
buuren van de
Morinen of Vlamingers gelyk ze
thans genoemd worden , zyn de
Taxandriers,
maar van een weinig laater oorfprong. Tusfclicn
de
Schelde en de Maas, in de nabuurfchap van
het land van
Luik, hadden de Cimbren hunne
zesduizend man agtergelaaten, die eene volk-
planting der
Aduaüken uitmaakten. Men vund.\'er

S

een

l deel.

-ocr page 320-

«72 DE OUDSTE INWOONERS

een of twee plaatzen, die van hun den naam ont-
leenden. Wat laager woonden de
Menapiers in
Braband en ftrekten zich zydwaards uit tot over
den
Rhyn. De Batavieren bewoonden niet
alleen het eiland van den
Rhyn , tusfchen
armen van deeze Rivier, en die van de Jfa^^
en
Maas beflooten, maar hebben zich ook ver-
volgens aan
deeze zyde van de il\'iaax, die hier ook
wel dc Rhyn genaamd wordt, uitgebreid. Daar-
entegen woonden ook andere volken op het ei-,
land, fchoon het naar
dt Batavieren, als verre de
vooniaamfl-en, benoemd wierd. Deezen waren dc
Kaninefaaten aan de eene en misfchien ook aan
de andere zyde van den middelfl-en
Rhynmond
langs het ftrand. De kleine Cauchen volgden
aan deezen, dan de
?rlarfen of Marfaaten , die
omftreeks
Tesfel geplaatst worden. Meer binnen
\'s Lands woonden de kleine
Friezen , de Frifia-
hoonen
, die van zommigen voor dezelfde gehou-
den worden , en de
Sturiers. Deeze laatfte vier of
vyfvolken telt
plinius op de andere eilanden,
die nelfens het voornaame eiland der
Batavieren
tusfchen Helium en jF/e-umm, tusfchen den mond
van de
hlaas en het Flie hggen. \'Men zal ze
dan best in
Noordholland en West - Friesland
plaatzen, die door veele fpranken van den Rhyn
en meiren , als \'t ware, iu verfcheide eiland-
jes verdeeld wierden; terwyl men
Zuidholland,
benevens een gedeelte van Gelderland en
Utrecht voor de Batavieren moet overlaaten.
Aan de overzyde van het Flie denk ik uit de

be-

-ocr page 321-

DEK. NEDERLANDEN, 275

befchryving van plinius dat de groote Caucben
langs de Noordzee een aanvang genoomen heb-
ben, ter plaatze daar nu de
Wadden zyn. De
groote
Friezen woonden wat verder landwaards
in het overige gedeelte van Groningerland en
F"riesland. Aan deezen grensden de Tenëtren in
\'t Landichap
Drenthe , de UJipeten nevens de
Bru6teren in Overysfel , en de Sicamhren waar
van wij reeds gefproken hebben
in Gelderland.
Wat hooger, tusichen de Maas en den Rbyn
Woonden de Ambivariten.

Fr. Dus was ons ganfche Vaderland beOaagen.
Als Vader het niet kwalyk neemt, zal ik tot ge-
mak van myne Zuster
en my alle deeze volken
op de kaart aantekenen.

E. Dit mag ik gaarn lyden ; maar laat ik
u alvoorens zeggen , dat ik het opgegeevene
niet voor onfeilbaar houde. Het zou ligt
kunnen gebeuren, dat ik naderhand omtrent
het een of ander volk beter onderrigt wierd.
Ik heb alle kaarten van den alleroudften ftaat
van onze
Nederlanden geraadpleegt, en op de-
zelve zoo veel verfehillende en willekeurig ge-
plaatfte volken aangetrolFen, als \'er denkbeelden
omtrend de rivieren plaats hebben. Het gemeen-
fte en waarfchyolykfte gevoelen heb ik omhelsd,
maar my vooral gefchikt naar de oudfte Schryvers.
Ondertusfchen is het niet wel mogelyk hier alle
niisflagen te vermyden, en alles te vereffenen.

M. Waar komt dit van daan. Vader?

E. Daar zijn verlcheide redenen voor. Veele
S ffl ou~

-ocr page 322-

«72 DE OUDSTE INWOONERS

oude natiën hebben dan hier, dan daar gewoon\'\'-
Zy verhuisden, wierden verdreeven of
verplaatst
van hunne overwinnaaren , waar door zy
evenveel recht in verfchillende landen genocA\'^d
ryn. Dus zal men de Tenciren ea
Ufipeeten ii^
Duitschland vinden , ik heb ze in de Nederlati\'
den
geplaatst, om dat zy derwaards van de Sue\'
ven
verdreeven wierden. De Sicambren hebbel^
eerst langs den regter daarna langs den linker
oever
van den Rhyn gewoond. Wy hebben de Mar Jen
aan de Noordzee in Westvriesland geplaatst,
maar naderhand zyn zy buiten twyifel om de
hooge vloeden, aan den
Tsfel verhuisd en einde-
lyk by de Lippe aangetroffen. Zommige volkeo
behielden ook den naam van den ftam, waar uit
zy gefproten waren, dus vindt men
Cauchen en
Vriezen aan deezen en aan geenen kimt van het
meer
Flevo.

M. Wat al vreemde naamen! Ik heb nimmer
dezelve hooren noemen behalven die der
BataviS\'
ren
en Friezen.

E. Zommigen plaatzen ook nog andere volkeJ^
in ons Land: .als de
Mattiaken in Zeeland; maar
hier vindt men geene mynen nog warme
baden»
welke in het land van deeze volken wierden aaii\'
getroffen. — De
Auchen of Causfen tusfche«
de Vecht
en den Ysfel, en over den Ysfel ^^
Ansuarien.

Fr. Hc heb my reeds verwonderd over al

volken, welke Vader heeft opgenoemd , die ^^

ons land en byzonder in Westvriesland zoudei^

ge.

-ocr page 323-

DER NEDERLANDEN.

gewoond hebben , dat voorheen hang zo veele
menfchen niet heeft kunnen bergen als tegen-
woordig , want ik heb wel gehoord , dat de
Beemjier, de Purmer , dc Waard, de Zype en
meer anderen te vooren water geweest zyn. Im-
mers hadden de menfchen toen meer ruimte
noodig.

E. Zommige volken komen wel eens onder
meer dan een benaaming voor, gelyk dezelfde
perfoonen op zeer verfchillende wyzen by de
Schryvers genaamd worden, of zy hebben niet
gelyktydig op dezelfde plaats gewoond, maar el-
kander vervangen, zo was het met de
Anfuarun
en de BruStcren. En wat Noord - Holland en
West - Friesland belangt, het was wel met ver-
fcheide takken van den
Rhyn doorfneeden; maar
de meiren waren nog zoo groot nog zoo veel in
gètal, als in laater tijd toen de middelfte mond
van
dfaRhyn vèrftopt raakte, en het water elders
een uitwyk moest zoeken, waar door de laagfte
plaatzen in moerasfen en meiren veranderden.
Waarom ik in myne getekende kaart dezelve met een
enkelen omtrek alleen heb aangeweczen. — Ook
was deeze landftreek toen veel grooter, zy begon
van den middelften
Rhyji af en eindigde by het
Viie; de Noordzee had aan den westkant, nog de
Zuiderzee aan den oostkant in lang zoo veel land
niet ingezwolgen ; zoo dat die opgenoemde vol-
ken \'er ruim zoo gemakkelyk woonen konden,
wen ze niet fterk in aantal waren, als nu de Keum
nemers, dQ Amjltllers, de Zaankanters^ de Wa-
S 3 ter-

-ocr page 324-

«72 DE OUDSTE INWOONERS

terlarJers , de West-Friezen ^ de Tesfdaars en.
meer andereri.

M. Maar waar zyn al die vreemde naamen en
volken gebleeven, van welken ik my thans geen
kan herinneren, behalven de
Friezen"?

E. Niet te fchielyk, myne machtilde , gy
weet nog niet hoedaanige deeze volken waren in
hun aart en leevenswyze : welke lotgevallen hun
zyn overgekomen ; is het niet der moeite waart,
dit eerst te onderzoeken?

M. Zekerlyk, hoe kan ik zoo vooruit loopen !
het zou my zeer aangenaam zyn van hun allen
eenige byzonderheden te M^eeten. Zou Vader,
ons dezelve kunnen mededeelen ?

E. Van de meesten weeten wy niets buiten de
naamen die zy gedraagen hebben. Iets meer
weeten wy van de
Caninefaatsn , en het aller-
meeste van de
Batavieren. Wanneer deeze, gaan-
de weg, verdwynen, komen uit de eerfte inwoo-
ners de
Friezen te voorfchyn, het eenigfte volk,
dat zyn ouden naam behouden heeft. Laat dit
u ondertusfchen troosten, dat de andere volken
van veel minder belang waren, en dat wy hunne
zeden
en bedryven , in een zeker tydftip meestal
kunnen opmaaken Mit àit àex Batavieren, onder
welken zy dikwerf begreepen wierden, gelyk nu
onder den naam van
Hollanders de ingezetenen
der
zeven gewesten.

Fr. Wat is het goed, machtilde , dat wy
van het voomaamfte volk het meest kunnen ver-
neemen. Hoe dikwils heb ik met lof van de
Ba-
tavieren hooxtn
gewaagenl E.

-ocr page 325-

DER NEDERLANDEN. ajfp

E. Het geen ik van de overigen gevonden
heb, zal ik u ook mededeelen, en een aanvang
maaken met het verliaal wanneer, en by weik
eene gelegenheid zy zyn bekend geworden.
De ontdekkingen van nieuw^e landen en volken
gefchiedden toen zeldzaamer en men mag ze
daarom in dien ïyd, fchoon ze minder voordeel
aanbragten, van geen minder aangelegenheid ag-
ten , dan nu. De gemeenfchap tusfchen de
volken zoo noodzaakelyk tot mededeeüng was
derhalven zeer gering , en veelen zouden nog
eeuwen langer aan elkander onbekend gebleeven
zyn , indien de volksverhuizingen en zugt om
veroveringen te maaken, gelyk in laater tyden
de uitbreiding van zeevaart en koophandel, de
verborge oogmerken der Voorzienigheid niet
hadden bevorderd.

Fr. Ik heb Vader van c.<esar hooren fpreeken,
toen hy in het
Belgisch Gallien het overblyffel
der
Cimbren en Teutonen overwon en uitroeide.
Ik denk, dat hy ten zelfden tyde tot in ons Va-
derland is doorgetrokken, en misfchien de eerfte
Romein geweest is, die onze Voorzaaten heelt
leeren kennen.

M. Wie was caesar?

E. Gy hebt zeer wei gedagt, myn Zoon, dog
de billyke vraag van
magtilüe verpligt my, om
deeze zaak wat vroeger op te haaien. —

Gajus julius c^sar , een Romein, uit een aan-
zienlyk geflagt gefproten, bezat veele voortrefVely-
ke hoedanigheden, welke zeldzaam in zulk eene
S 4 groo-

-ocr page 326-

SSo C /E S A E.

groote maat in één mensch vereenigd zyn.
hy zou een uitmuntend mensch geweest zyn >
een zegen voor zyn vaderland , indien hy
zich
niet aan eene onverzadelyke heerschzugt had
overgegeeven. Ter naauwernood bragt hy
het leeven af onder den
diélator sylla , welke
niet te vergeefsch voorfpelde , dat in hem ver-
fcheide MARiUSSEN fchuilden. Welhaast had hy
het door dapperheid en hst zoo ver weeten t®
brengen dat hy nevens
pompejus en cr/iSSC\'S
alle zyne médeburgeren boven het hoofd wies,
maar ook hier mede was hy die in een klein
Steedjc ym Zwitzerland hever de eerfte,\'dan in
Rome de tweede wilde zyn, gccnzints te vrede.
De
Gallifche oorlogen gaven aan deezen onder-
neemenden geest gelegenhcic,! om een aanzienlyk
krygsbeir onder zyn gezag te krygen , en zich
teffens by zyne Landsgenooten, welke met bet
uitzigt eener alleenheerfching over de bekende
waereld geheel ingenomen waren, te meer ver-
dienftelyk te maaken. De
Zwitfers bragten dit
werk eerst aan den gang. Niet te vrede met hun
Land, wilden zy over het grondgebied der Romei-
nen elders heen trekken, en ook al veroveringen
maaken.
C/esar , aan wien het Gallifche zoo ver
het toen onder de magt van
Rome ftond, was
opgedragen, bragt hen na een zwaar verlies in
zulk een engte, dat zy het a!s eene groote gunst
aanmerkten met het overfchot naar hun
oude
landftreek te mogen wederkeeren. Een gedeelte
der
Galliërs die eeuwig met elkander over hoop

la-

-ocr page 327-

IN DE NEDERLANDEN. 2,83

Ligen, bedienden zich van deeze gelegenheid om
CcBjar tot een fcheiusman hunner gcichillen te
neemen. Vooral verzogten
zy byfland tegen
ARI0V1STUS een magtig vorst der
Germaanen, tot
welken de zwTJd\'ten hunnen toevlugt genomen
hadden. Dit was juist gefcbikt om de veruit-
ziende oogmerken van
c^sar te bevorderen, en
de
Galliers, welke tot nog toe voor het grootüe
gedeelte geheel vry warén, onder het
Boomfclie
juk te brengen, fchoon zyne benden welke voor
den naam der
Germaanen beefden, hem niet dan
fchoorvoetendc volgden. Na dat eene en ande-
re onderhandeling té vergeefsch v/as afgeloo-
pen, moesten de wapenen, het geding beflisfen.
De meeste
Romeinen maakten hun uiterfte wil;
zoo weinig verwagting hadden deeze overwel-
digers op een gelukkigen uith\'ag. Maar de
bekwaamheid en moed van
ces/er kwam alles
te boven ,
ariovistüs moest na een dapperen
tegenftand wyken. Het
Roomfche leger trok al
verder voort, de meeste volken onderwierpen
zich: anderen booden een vrugteloozcn tegen-
ftand , wyl hun onderlinge verdeeldheden Iien
beletten tegen den algemeenen vyand zich
te
vereenigen , tot dat csar zyne zegevierende
wapenen in het
Belgisch Gallien overbragt.
Verfcheide volken zouden zich daar, tegen hem
zamenvocgen , maar de ongelooflj\'ke fpoed,
waar mede
cmsar voorttrok verrastte hen. Eerst
overwon
hy de Mrviers die de magtigften wa-
S 5 » reu

-ocr page 328-

cäsar

ren en vervolgens de Adiiatiken, het overhli\'^-
fel der
Cimbren en Teutonen , gelyk ik u myn
frederik in de voorige zamenkomst ver-
haald heb.

Fr. Ontmoette c^sar uit deeze gewesten geen
tegenftand.

E. Zeer luttel. Na dat het met de Nerviers^
en Aduatiken zoo liegt was afgeloopen dagten
de anderen , dat zy althans niet beftand kon-
den zyn tegen zulk een magtigen vyand. — De
Nerviers, laat ik u dit kortelyk verhaalen, die
omftreeks
Oudenaarde woonden , maakten met
hunne nabuuren de
Atrebaten en Veromandeurs
een heir van zestigduizend ftrydbaare mannen
uit, waar toe zy alleen vyftigduizend geleverd
hadden. Nevens anderen, aan dien kant van den
Rhyn woonende , waren zy uit de Germaanen
buiten twyffel gefprooten en het minfte niet
ontaard van hunnen oorfprong.
C^sar tekent
tot hun lof aan: „ dat de vreemde Kooplieden tot
hen geen toegang hadden, rerwyl zy geen han-
del dreeven; — vooral geen hivoer duldden van
wyn of eenige andere dingen, die tot gulzigheid
en onkuisheid verlokken , wyl zy meenden dat
de gemoederen daar door bedorven , en de
moed verflapt wierd. Zy vervveeten de andere
Belgen dat^ zy zichzelven zoo hgt aan het
"Romeinfche volk hadden overgegeeven en van
hunne voorouderlyke dapperheid waren afgewee-
ken. Zy zouden geene gezanten
zenden, nog

in

-ocr page 329-

IN DE NEDERLANDEN. 2,83

in eenige onderhandeling met c^sar treeden."
Wat was \'ervan zulk eene fiere natie, zoo trots
op haar e Onaf hankeïykheid, zoo kloek van lig-
haam en van geest niet te wagten. Zy gaven
CAESAR ook dc handen vol werk; en zonder
zyne ervarenheid, zonder zyne tegenwoordigheid
van geest en zelfs zonder een tydig verkreegen
onderftand zouden zy het geheele leger, waar
van zy verfcheide benden aan het wyken brag-
ten , geheel verflagen hebben. En niet tcgen-
ftaande alle de voordeelen, die de
Romeinen, op
deeze volken hadden, zou het nog met hun
gedaan geweest zyn, zoo de
Jduatiken , wier
Cimbrifche dapperheid in eenen geduurigcn oor-
log tegen hunne nabuuren geoefFend was ,
zich in tyds met hunne magt volgens af-
fpraak by.de
Nerviers h^ddtn kunnen voegen,
daar zy nu
het fpits elk alleen hebben moeten
afbyten , en te kort fchooten. Zoo veel doet
de vaardigheid af, en aan deeze had
c/esar
zyne meeste overwinningen-te danken, wyl hy
dikwerf met zyn perfoon of met de zynen het
gerugt van zyne aannadering voorkwam. Wegens
deezen onverwagten uitflag der onderneemingen
van hun, die na de
Bellovaken, of die van Beauva-
fin
de magtigften onder de Belgen gerekend wier-
den, en in oorlogsroem voor geen volk behoef-
den te zwigten, zou het eene
vermetelheid ge-
fcheenen hebben met eene
mindere magt zulk
een
overwinnaar tegenftand te willen bieden.

De

-ocr page 330-

as4 C ^ S A R

De volken die over den Rhyn woonden befloo-
ten daarom gezanten aan
c^^esar te zenden, eii
liever van zyne goedertierenheid zich te bedie-
nen , welke hy aan allen , die zich
vrywilüS
aangeboden hadden, betoonde; dan door een
vrugteloozen tegenfl:and zich een gewisfen on-
dergang te berokkenen.

Fr. Op welk een voet hebben zy een verdrag
met de Romeinen geflooten? \'

E, Wy wceten alleen uit de aantekeningen
van CiESAR, die tot beide, de pen en het zweerd
gereed was , dat zy gezanten uit hun mid-
den hebben afgevaardigd met aanbieding om
gyzelaars te geeven , en te doen het geen hy
van hun zou vorderen. Maar wyl zyne tegen-
woordigheid te
Rome vereischt wierd zouden
zoo veele byzondere onderhandeHngen te veel
tyd genomen hebben. Dezelve konden haar vol-
komen bcflag niet krygen voor en aleer de veld-
togt in den volgenden zomer geopend was: en het
was
vooreerst genoeg, dat zy voor geene vyan-
delykhedcn van de zyde der
Romeinen te vree-
zen hadden. Intusfchen heeft
caesar de volken
niet genoemd, welke hem door hunne gezanten
hebben aangezogt. Wy moetezi uit zyn
verhaal
opmaaken, dat \'er geene moeten uitgezonderd
worden dan de
Menapiers de Tenctren en Uß-
paaten
, buiten tvvyllel , ook dé Sicamhren
en de Morinen, welke eerst na herhaalde
verliezen hunne\' onderhandehngen met
c^.sar

be-

-ocr page 331-

IN DE NEDERLANDEN. 2,83

begonnen hebben. Elk hunner heeft gewis
zulke voordeelige en eerlyke voorwaarden
bedongen, als hy verkrygen kon. Volgens ee-
ne uitdrukking, die
C/ESar doorgaans yan de
overwonne volken bezigt , had hy ze allen
bevredigd :
(pacaverat) maar wy kunnen dit van
allen zonder onderfcheid niet aanneemen. Wy
weeten niet, dat dit gedeelte-der
Nederlanden
immer als eeu Roomsch wingewest aangemerkt
is. Het is ten minften zeker, dat de
Batavie-
ren
niet verpligt waren eenige fchattingen op te
brengen, maar volftaan konden met het leveren
van manfcbap , als hulpbenden en
bondgenooten
van het Roomfche volk
, gelyk zy meer dan eens
genoemd worden. Zy moeten dit zeker gewor-
den zyn uit kragte van een verbond in deezen
tyd, in het
vierënvyftigfte jaar vooi: de geboorte
van CHRISTUS geflooten, fchoon de
Rojueinen ,
gelyk het doorgaans met de magtigften gaat, gee-
ne zwaarigheid gemaakt hebben om hunne
bondgenooten wel eens als afhangehngen te
behandelen.

M. Hoe is het dan met de Menapiers en de
overigen die Vader zoo even noemde afge-
loopen ?

E. De Menapiers waren door andere Galliers,
die welhaast berouw hadden van hunne aange-
gaane verbintenisfen met dc
Romeinen, aange-
zogt om zich by hun te
voegen tegen een ge-
meenfchappelyken vyand , welken zy reeds te

veel

-ocr page 332-

286 C iE S A R

veel veld hadden laaten winnen. Schoon dit ook
averegts uitviel; fchoon
c^sar den een na den
ander op zyne wys bevredigde, hadden egter de
Menapiers zoo Aveinig als de Moriners eenigen tot
c.-esar afgevaardigd, om met. hem te handelen-
Dit nam deeze Overweldiger zoo euvel op, dat
hy befloot hen deswegens te ftraffen. Dan zy»
wel weetende dat zy tegen
dt Romeinen in een
openbaar gevegt lu^t waren opgewasfen, bega-"
ven zich in hunne moerasfen en bosfchen, waar
uit zy hunne onverhoedfche toch vrugtclooze
uitvallen op de
Romeinen deeden. C/esar liet
hier op de hoornen voor de voet omverhakken en
als eene borstweering op elkander ftapelen, op
dat zyn volk niet in hun arbeid zou overvallen
worden. Hy flaagde hier mede in zoo ver, dat
hy hun vee en bagage magtig wierd, maar ter-
wyl zy al dieper in weeken, wierd hy genood-
zaakt om zyne vervolgingen te ftaaken wegens
een ysfelyk onweder , dat met zwaare ftortre-
gens verzeld deeze fchuilplaatzen ongenaakbaar
maakte. Zoo wierd het leeven van deeze on-
gelukkigen door den Hemel gered, maar
hunne
weerlooze dorpen en huizen moesten de woede
van den trotfchen Romein ondervhiden: zy plun-
derden
het land uit louteren moedwil en fchoon
de roofgierige foldaat geene fchatten kon ver-
wagten , moesten egter de onfchuldige
inwoo-
ners van meest alle de geryflykhcden des lee- .
vens beroofd worden.

M.

-ocr page 333-

IN DE NEDERLANDEN. 2,83

• M. Dat gelykt weinig naar goedertierenheid
en menschlievendheid!

E. Zeer weinig! zoo gaat het doorgaans: de
overwinnaar meent dat hem volgens het recht
des oorlogs alles vry ftaat.
C^sar kon deeze
volken de fchuld niet geeven , van het fchen-
den des verdrags, want zy hadden het nog niet
aangegaan, gelyk de overige
Belgen. Maar door
zulken, die zich overgaven en ftille hielden
genadig , en anderen die hunne vryheid en af-
hankelykheid zogten te bewaaren geftreng te be-
handelen, bedoelde hy niet anders, dan ze allen
onder de
Roomfche oppennagt te brengen en te
behouden. Dit onheil was egter het eenigfte niet
dat de
Menapiers trof. De Tenktren en UJi-
paten,
die tot dus verre in Duitschland in de
nabuurfchap der
Katten en Sueven gewoond
hadden, Avaren door de laatften genoodzaakt hun
Vaderland te verlaaten, en namen deezen winter
van dit zelfde jaar ook hun toevlugt tot den
Rhyn, na dat zy lang de kwellingen der Sueven
verdraagen, en vervolgens drie jaaren in Duitsch-
land
omgezworven hadden. Zoo dra de Me^ia-
piirs, die aan weerszyden van den Rhyn, niet
zeer ver van daar dezelve in zee ftort, zich geves-
tigd hadden, hun aankomst vernamen f trokken
zy met al hun tilbaare haven over den
Rhyn ,
Waar zy goede wagt hielden en de Tetiktren
nog de Ufipeeten, die geen fchepen hadden, hen
Volgen konden. Hier op gelanten deezen zich

als

-ocr page 334-

s88 c ie s a 11

als of zy weder naar hun hind wilden trekken:
maar komen na een marsch van drie dagen
met zulk een fpoed te rug , dat zy de
MenSr
piers, die weder naar hunne Avooningen gekeerd
waren overvielen , eer dezelve nog in het denk-
beeld waren, dat de vyand zich voor altoos
verwyderd had. Na dezelve meerendeels ver-
moord en uitgeplunderd te hebben, trokken zY
met hunne fchepen over den
Rh-jn, waar de an-
dere
Menapiers, even min op hunne hoede, op
de zelfde wyze vvierden behandeld , cn de
Tenktren met de Ußpeeten maakten zich mees-
ter van alles wat de
Romeinen ov^ergelaateii
hadden.

Fa. Dus was dit volk onherftelbaar bedorven.
Foei zulk eene wreedheid!

Zoo zouden zy in deezen tyd geweest
zyn, waar in de behoeften des leevens zoo zeer
vermenigvuldigd zyn, als men van de oorfpron-
kelyke natuur is afgeweeken. — De
Tenktren vol-
tooiden uit eenige noodzaakelykheid , het geen
de
Romeinen uit moedwil begonnen hadden, eii
egter dorflen deezen zich als richters en wreekers
der onderdrukking opwerpen. Zoo dra de tv-
ding aan
c.<esar gebragt wierd dat de Gallen ,
naar verandering haakende, heimelyk de Duit-
fchers
hadden uitgenoodigd, vond Iiy het nood-
zaakelyk dezclven op het lyf te vallen en met
de
Ußpeeten te beginnen. Toen hy nog ecin-
ge dagreizens af was , kwamen de afgezoncie-

ncü

-ocr page 335-

DEPv NEDERLANDEN. JiSp

nen deezer volken by c.esar. Hun aan
fpraak was inderdaad manneiyk. „ Zy wa-
ren niet voornceinens den
Romeinen het eerst
den oorlog- .lan te doen, nocli zich aan denzel-
ven te onttrekken , wanneer zy getergd wier-
den , want de gewoonte der
Duitfchers, hen van
ouds overgeleverd, bragt mede, aan elk , die
hun aanviel, tegenftand te bieden en geenzins
den Itryd af te bidden. .Dit egter Vv^ilden zy niet
ontveinzen, dat zy uit hun Vaderland verdree-
ven , en gecnziots vryvvrillig hier gekoomen wa-
ren. Lidien de
Rovieintn hunne vriendfchap en
genegenheid zogten , zouden zy hdn van
grooten dienst kunnen zyn; — zy moesten hun
dan of landen geeven of toelaaten, dat zy
die beliieldcn , welke zy door de wapenen in-
genomen hadden. De
Sneven, waar tegen dt
cn\'ucrilyke Goden zelve niet verraogtcn, waren
de eenigfteu , voor welken zy moesten onder-
doen, maar anders-w^as \'er niemand in de wae-
reld, tegen wien zy niet op konden. "

M. Een hartige taal, indien zy hier de waar-
heid fprakcn, was het beter zulk volk tot vrien-
den , dan tot vyanden te hebben.

E. .Gesar gaf hun onder veele andere rede-
nen tot antwoord: dat \'er geene vrlendicliap
tusfchen hun kon plaats grypen , indien zy in
het land der
Gallen bleeven. — Dat het vreemd
was , dat zy, die hun eigen land niet kondeii
\'bcfchermen , dat van anderen zouden" in bezit
1. DEEL. T nee-

-ocr page 336-

4-90 ^ s a r

neemen* — Dat \'er geen land in Gallien ledig
was , het welk met eenige billykheid , vooral
aan zulk eene talryke menigte zou kunnen in-
geruimd worden. Zy mogten egter , indien
zy
wilden , zich op de grenzen der Uhlers neder-
zetten, wier gezanten by hem waren, om over
de
Sueven te klaagen en hulp te verzoeken.
Die zouden het hun niet weigeren. ,, De
gezanten namen aan, dit berigt aan de hunnen
te brengen en na gehouden overleg op den
vierden dag te zullen wederkeeren: alleen be-
geerden zy , dat hy met zyn leger intusfchen
niet naderen zou. Dit weigerde
caesar, want
hy had vernomen, dat een groot deel van hun-
iie ruiters eenige dagen van te vooren naar
het land der
AmUvariten over de Maas , was
gezonden, om te voerageeren en te plun-
deren. De afgezondenen kwamen dan volgens
affpraak te rug , wanneer
c/esar twaalf
duizend fchreeden van hun af was; zy verzog-
ten zeer, dat hy niet verder wilde voorttrekken,
cn als zy dit niet verkrygeh konden , begeer-
den zy, dat
c^sar ten minften eene bode aan
zyne ruiteren zond met bevel, dat zy zich van
alle vyandelykheden zouden onthouden, op dat
zy gelegenheid mogten hebben, om naar de
Ubiers
of Keulenaars te zenden. Want zy geheten
zich, dat zy van die gelegenheid en
voorwaar-
de , welke c^SAR hun voorgefteld had, zich be-

dieneu wilden, iadien de Yorfteu cn de Ra^\'^

■ der

-ocr page 337-

IN DE NEDERLANDEN. 2,83

der Uhlers hen verzekering wilden geven. Dan
hier toe hadden zy drie dagen noodig,
C/Esar.
vermoedde, dat dit uitftel nergens toe diende
dan om intusfchen hunne uitgezonde ruiterben-
den te rug te krj\'-gen, egter nam hy aan, dien
dag niet verder dan vier duizend fchreeden tc
zullen voorttrekken, om zyn leger van het noo-
dige water te kunnen voorzien: op den vol-
genden zouden zy in genoegzaam aantal
byeenkomen ^ op dat hy weeten mogt wat zy
verlangden, Intusfchen zond hy bevel aan
de Overften , welke met alle de ruiterbenden
waren vooruitgetrokken, dat zy de vyanden
niet zouden bevegten; en zoo men hen tot den
ilryd tergde , dat zy het moesten uithouden ,
tot dat hy met zyn ganfche magt hun bykwam.

Fr. Ik ben zeer verlangende, Avat befluit zy
nameu.

E. Alles liep in de war. Dc Romeinfche ruitery
kon vyfduizend koppen haaien , die der
Tenctren
en Ufipeeten niet boven de agthonderd
wyl de overigen nog niet te rug gekeerd wa-
ren. Niettegenflaande deezen ongelyken kans,
daar zy het oogmerk der
Romeinen niet wisten,
ontdekten zy dezelven naauwlyks, of vielen
hun onverhoeds op het lyf. De
Romeinen
ziende, dat het hun gelden zoude, vereenigdea
zich en boden wederftand ; maar de
Duitfche
ruiters zaten daarop af, vielen te voet op
de
Romeinen aan , doorflaken veelen hunner
T a paer-

-ocr page 338-

g /£ s a r

paei-den en itiaakten het hun, niettegenftaande
hunne ovennagt, zoo benauwd , dat zy de wyk
moesten neemen en niet op te teuven waren,
dan voor en al eer zy by het leger van c^SAR
waren\' aangekomen. Het grootfte verlies der
Romeinen beftond in dat van pizo een zeer dap-
per man, uit vorftelykcn bloede onder de
Aquitü-
niers
oorfpronkelyk , die onder de Romeinen
bevel\'voerde. De voornaamfte reden, waarom
zyne gedagtenis boven allen, die met hem vie-
len, verdiend vereeuwigd te
Avot-den is, om dat
hy zulk een uitneemend bewys van getrouwe
liefde by deeze gelegenheid gegeeven heeft.
Zyn broeder van de vyanden omringd valt van
zyn paerd, dat gekwetst was. Hy verdedigt zich
egter te voet zoo lang, tot dat hy door de me-
nigte van vyanden. en van
Avonden bezwykt.
Dit ziet\'Pizo , die reeds het gevaar ontkomen
Was ; hy rent ylings en begeeft zich in den
dikftéh drom, om zyn broeders leeven te red-
den, m.aar te vergeefsch! hy moest \'er het zyne
by in fchieten-.

M. Dat fmert my, zulk een edel broeder paar
was beter lot waardig geweest.

E.\'Dit ongeluk zou hun niet getroffen heb-
ben indien de
Romeinen zich agterlyk ^hou-
den , en de
Duitfchers geene aanleiding gehad
hadden om dci 1 ftilftuid tc feilenden. VVy zy^
niet overreed, dat zy alleen uit vcrradery min-
nen flag hebben Avaargcnoomen. De gelegen"

heid

spa

-ocr page 339-

IN DE NEDERLANDEN. 2,83

held,die zich aanbood,was niet gunftig genoeg,
om hun daar toe uitloliken. Misfchien hebben
zy van de affpraak hunner gezanten allen nog
niet geweeten; — mislchien is het enkel aan ge-
brek van orde, aan misverftand of aan argwaan
tegen de
Romeinen toe te fchryven. C.ï:sar
nam deeze daad en dit gelede vedies egter
zoo euvel op,,dat hy naar geene voorfteUingen
wilde hooren , en befloot zonder eenig uitftel
hen op zyn beurt met de wapenen te overval-
len , eer himne ruiters waren te rug gekeerd.
Zoo dra had hy de noodige fchikkingen
hier toe niet gemaakt, of ziet de Overften en
Oudften des volks komen des anderendaags
\'s morgens vroeg, zoo ais de
Romeinen gereed
waren uit te trekken, in het leger aan , om
zich te verontfchuldigen over het geen tegen hun
woord, tegen hun verzoek was voorgevallen,
en telfens , om den ftilftand van wapenen te
herikllen en te verlengen.

Fr. Zoo hepen zy cjesar zelf in den
m.ond.

E. Dit was de ondergang van hun en
al de hunnen: — maar tevens een groot bewys
voor hunne onfchuld. Een volk dat zich van
zulk een kwaad bewust ■ is , handelt anders,
waagt zich niet in zulk een aantal op zulk een
losfcn voet. — Het zou
ook\'geftreden hebben
tegen den aart der natie. Maar
caesar moest

T 3 een

-ocr page 340-

294 C iE S A R

een voorwendfel hebben om zyne onmenfcbe-
lykheid te verfchoonen. Hy fchildert hen als
een hoop verraders af, welke hem door
zulk
eene vertooning zogten in flaap te wiegen ^^
onder de begunfliging van een beftand ts
zekerder te overvallen. Hy is de eenigfte, die
dit zegt, waarom zouden wy dan de zaak van
dit
ongelukkig volk niet verdedigen, zoo veel
wy kunnen? De listige iJomem kat deeze al
te gunftigö gelegenheid geenzins voorby gaan.
Nadat hy de hoofden der
Tenctrsn en Ufipeeten
in goede verzekering had laaten neemen, trekthy
op, plaatst de verfchrikte en verflage ruiterbenden
agter aan, en verfchynt, naar zyne gewoonte-,
met den uiterften fpoed, in het land deezer Vol-
ken, die op de te rugkomst en het berigt hui>
ner Overften cn Oudften wagtteden.

Fr. O myl ik voorzie al wat \'er gebeuren
moet. Geen voorgangers , geen orde ; niet te
weeten of zy vegten of vlugten moesten , wat
is hier van te wagten?

E. Niet anders, dan de uiterfte \\\'envarring.
Veelen namen de wapenen op, die zy fteedss
aan dc hand hadden, maar vonden geen oogenr
blik, om zich te beraaden of in orde te vereeni-
gen. Te vergeefsch zogten zommigen agrer
eene wagenburg den vyand op te teuven, maar
niets kon nu zyne verbitterde woede
cn moed,
door den goeden uitflag opgcw^akkerd , tegen-

ftaftn.

-ocr page 341-

in UE NEDERLANDÜX^. 295

ftann. Kuniie wouwen en kinderen, die met
hun over den
Rhyn getrokken waren , zogten
een goed heenkomen; dau
cmsah. zond zyna
laffe ruiterbenden derwaards vooruit, die hen
agterhaakien, het welk de fchrik verdubbelde,
en overal een jammerkreet deed opgaan , waar-
om zy, de wapenen weggeworpen hebbende,
hunne veldtekenen moedeloos verheten. Ten
laatflen kwamen de vlugtenden en de vervolgers
ter plaatze daar de
Maas en de Rhyn door den
Waal vereenigd worden. Hier v/ierd de fiag-
ting verdubbeld. Veelen fprongen in de rivier
maar konden zich afgemat en gewond niet red-
den, waardoor zy, die het zwaard .ontkwamen,
meest allen in het water fmoorden. Van zes-
maal honderd en dei tig duizend menfchen brag-
ten \'er maar zeer weinigen het leeven af, ter-
de
Romeinen maar eenige gekwetflen
hadden.

Fr. Welk een bloedbad! te meer jammer,
om dat zulke braave kaerels, zoo overrompeld,
ongewroken hebben moeten ftcrven ! dus wa-
ren weder een of twee volken door deeze hel-,
den byna uitgeroeid.

M. Rampzalige vrouwen en kinderen ! hoe
liep het met die ligtgeloovige hoofden van dit
ongelukkig volk af? Zeker hebben die het ook
met den dood moeten bekoopen. Wat genade,
is \'er toch by zulke
onmeedogende menicheij-
moord er s te wagten?

T 4 E.

-ocr page 342-

C JK S A R

E. Hoe rnyn ^tachthilDit\'durft ge een c-«sar-
cn zyne zegevierende benden zoo afmaaien ?
Maar het was in uw Vaderland, niet waar, daar
deeze moord, want anders was het niet, voor-
viel en daarom treft dit u tc meer. Het is zoo,
de v>\'raalv was ysfclyk eirvcel te ftreng, al was
het voorgevallene met opzet gefjhied. \' Dit
heeft misfchien
c^sai:!. ook bewogen om alle
de gevangenen het leven en de vryheid te fchcn-
ken. Maar zy hadden \'er weinig aan , nu al
hunne broeders vromven en hinderen verflagen
en hunne bezittingen vemiejd waren. Tot de
Galliërs dorden zy hunnen toevlugt niet neemen,
wyl zy als vreemdelingen en ftroopers
Avierdcn
aangemerkt in het Land , waar zy zich nu
moestén, ophouden. Zy verzogten daarom by
de
Romeinen te mogen blyven : dan c^esak
liet hun heenen gaan , zonder eenige verdere
mishandeling. Dit bewyst te meer, dat de be-
fchuldiging van verraadery niet waarfchynlyk
was: dezelve zou aan deeze Hoofden het meest
te wyten en het zwaarst te ftraffen zyn ge-
weest. Indien zy tot Gyzelaars waren gehou-
den , en miCt hunne Natiën een verdrag was
aangegaan, zou
ciesar voorzigtig gehandeld ,
en veel onfchuldig menfchenbloed
verfchoond
hebben. Dan het waren Barbaar en , en van
deezen eenige duizenden min of meer om te
brengen ; — eene geheele natie min of meer te
v^erd eigen , kwam by de
Romeinen Aveinig i^

aan-

-ocr page 343-

IN DE NEDERLANDEN. 2,83

aanmerking. Indien deezen niet op een ge]y-
ken voet met de
Menapiers geiiandeld hadden,
200 zy zich niet in eens anders land en goed
onrcgtvaardig neergezet hadden , zouden . wy
hun nog meer bejammeren. Nu gaven zy een
nieuw bewys, dat het geroofde zeiden den tv/ee-
den bezitter
verrykt, cn dat. de Goddelyke
Avraak den overweldiger fpoedig, zeer fpoedig
dikwerf op de hielen volgt..--Gy ziet in-
tusfchen weder hier uit, nxyn
fredrik ,
wat beleid en eene vaardige uitvoering vermo-
gen, w-ant zonder dit, zou
caesar het kwaad
gehad hebben. Uit het eene geval van dc ruiter-
benden kan men egter befluiten, dat het al
geene grootlpraak was, welke zy voortbragten, by
hunne eerfte aanmelding: al kon men hun nu ge-
in ak kelyk ais lammeren Aagten, Wy kunnen
egter geenzins gelooven , dat hun getal zoo
veele duizenden hebbe uitgemaakt als
c^:sar
opgeeft. Welk eene ruimte hadden zesmaal-
honderd en dertig duizend menfchen in dien
tyd niet noodig om te woonen, w-aar de af-
weezende ruitery nog niet eens onder gere-
kend is? Zoo het geene fchryf fout is (*),
heeft hy buiten twylièl dit zeer vergroot.

Fr.

(*") Waarfchynlyk moeten wy in phars van CDXX\'ï
milHum leezen CLXXX milUuni, honderd en tachng
duizend, d?.c nog genoeg iy.

T5

-ocr page 344-

29§ C S A 5.

Fr. Het is jammer , dat die ruiters niet by
tyds dc rug waren gekeerd.

E. Wat zou het gebaat hebben , zoo zy
even onverhoeds overvallen waren ? Nu waren
zy l)et eenig overblyffcl van dc
Tenctren en Uji-
peeten. Deezen zoo dra zy hoorden, dat hunne
landgenooten eene onherftelbaare nederlaag hadden
geleeden , hebben zich over den
Rhyn naar cic
Sicamhren begeeven, en met dit ftrydbaar volk
zamengevoegd. C^sar , hoewel deeze ruiters
althans aan het overvallen zyner benden onfchul-
dig waren, eischte hun allen tot een toe op, on-
der voorgeevcn, dat zy hem en de
Galliërs dcu
oorlog hadden aangedaan: maar hy kreeg dit
antwoord. ,, De
Rbyn was de grondfcheiding
van het
Roomfche gebied. Indien hy het niet bil-
Jyk oordeelde, dat de
Duitfchers. tegen zyn wil
en dank in
GaUien kwamen, waarom zou hy dau
eenig gebied of gezag over den
Rhyn voor zich
vorderen? " Zulk een hartig antAvoord kon dc
tïotfche
CjESAR niet verduwen. Hy belloot z^\'ne
vyanden ts, vervolgen, te meer terwwl de
Ubiers,
de eenigften, die het beftendig met de Romeinen
liiclden,omtrend deezen tyd verzogten, dat
^
ar hun als zyne bandgenooten wilde byfpringen j
ten miniien met zyn leger over den
Rhyn in
Didtschlund trekken, om door zyn naam hunne
nabuuren ccn fchrik aan te jaagen, en hen voor-
al van de kwellingen der
Sneven te bevryden.
T>c Ubiers woonden toen aan dc overzyde van den

Rhyffi

-ocr page 345-

IN DE NEDERLANDEN. 2,83

Rhyn ; maar zyn naderhand aan deezen kant
hooger op verplaatst, waar zy hunne houwftad
aangelegd en een
Romeinfchen naam gegeeven
hebben, het geen hun tot een biilyk verwyt
verftrekte.

Fr. Hoe kwam cjesar met zyn leger ? over
den
Rhyn ?

E, Dit baarde gewis merkelyke zwaarigheid.
De
Keulenaars die toen al een aanmerkelj^keii
handel, naar dien tyd, dreeven , booden hem de
noodige vaartuigen aan. Maar
c/üsar. agtte dit
noch veilig, noch overeenkomffig met de waar-,
dighcid van het
Romeinfche volk: \'cr fchoot dus
geen ander middel over dan een brug op te
flaan, cn dus over de rivier te trekken. Deeze
onderneeming wierd zeer moeijelyk geoordeeld,
want de
Rhyn was daar van een aanmerkelyke
wydte en diepte en de fl:room ilerk, egter
wierd dezelve volgens het befl:ekj van
caesar ,
dat hy naauwkeurig opgeeft, in tien dagen, vol-
tooid. Na dat hy zyne te rugtogt wel verze-
kerd had, ging hy aanftonds op de
Sicamhren
los. Onderweg kwamen, van tyd tot tyd, afge-
vaardigden van verfcheide volken, om vrede en
vriendfchap by
c^sau te verzoeken, w^elken hy
gunftig ontving, en alleen gyzelaars afvorderde.
De
Sicamhren, hadden, zoo dra zy hoorden ,
dat de brug over den
Rhyn begon geflagen te
worden, op den raad der
Tenctren en Ufipeeten,
ulles by een gepakt, en is wouden en bos-

fchcH

-ocr page 346-

%co C M SAR

fchen den wyk genomen. C.«sar liet alle hun-
ne dorpen en huizen in den brand fteeken,
hun koorn vernielen, waarna hy de
Keule7iaars
ging ontzetten. Dan de Sneven, zoo dra de ver-
fpieders hun van de toerusting van ciESAR ver--
wittigd hadden, befioten in eene algemeene
volks-
vergadering , naar geivoonte gehouden , hunne
vrouwen en kinderen, met alles wat tilbaar waS
in de bosfchen in zekerheid te brengen, en nie-t
al de weerbaare manfchap, die by hun een aan-
zienlyke magt uitmaakte, in \'t midden van hun
Land c,^SAR af te Ayagten. Maar deeze
Veld-
heer vond niet raadzaam hun aan te tasten: hy
had zyn oogmerk genoegzaam bereikt- en befioot
daarom, na een verblyfvan agtien dagen, weder
over den
Rhyn in Gallien te trekken, en de
konilig gewerkte brug af te breeken.

ISI. Gelukkig dat Duitschland en wy zoo ras
van dit bezoek verlost wierden. Ik hoop, dat
het ook,met eens afgedaan was. Zulke gasten
zyn nergens weliekom, vooral niet by een vry
onafhankelyk volk.

E. Het was zekerlyk daarom niet alleen eene
groote onregtvaardigheid, maar ook eene groote
dwaasheid in
c/esar zoo ver van huis , dcezs
volken te beoorlogen, by welken niets te haaien
was, met welke de
Romeinen geen uitftcl had-
den en op wier onderwerping zy geen den
minllen ftaat. konden maaken. De
Duitfche vol-
ken hebben, even als de
Farthiers, de Romeinen

hun-

-ocr page 347-

IN DE NÉDElii:i\\NDEN, -Jo};

hunne overwinningen duur doen betaalen en de
heerfchappy over hunne landen voet voor voet
betwist. Trouwens zy hadden ook- een en den-
Zelfden oorfprong, cn moesten elliander in de
zugt tot vryheid niets toegeeven.

Fr. Hebbenze in ons land ook wieder het
Romeinfche jok zoeken af te werpen?

E. O ja! en daar toe gaf hun de togt van c.«-
sar naar Engeland eene gunftigé gelegenheid,
die zy niet verzuimden. Gy zult zelf al de
volken, die
c^sar reeds meende .verdelgd te
hebben, de ,
dt Menapiers, dc Aduati-

ken, het hoofd weder zien opfteeken , en zoo
dra -zy zich eenigzints herfteld -hadden ,
op dc
Romeinen aanvallen.\'-- Eergierigheid eu
heersclizugt., misfchion ook begeerte om een
land cn-volk te zien, :dat zich -toen al deed
gelden , en eene naauwe gemeenfchap met de
Galliërs onderhield, drongen c.ssar tot deezen
tocht, waarin wy hem egter geenzins zuilen ver-
zeilen. Na dat hy de
Britten een en ander-
maal geflagen, tot onderwerping en tot het zen-
den van gyzelaars genoodzaakt had, ftak hy te-
gen den winter weer naar
Galiren over , waar
zyne benden naauwlyks voet aan- land zettedcn
of de eerfte driehonderd weerden van de
Aïori-
nen
vyandelyk bejegend, dog door c.Esaa tydig
ontzet, en . zoo dra waren de legioenen niet
gereed of
C-ESar liet liicr over door labienus
eene geftrengo wraak neemen , welke van zoo

veel

-ocr page 348-

3©2 è X s A K

veel doodelyker gevolg was , wyl de moeras-
fen, in Staatsvlaanderen en
Zeeland, tot welke
zy als voorheen hunnen toevlugt hadden ge-
nomen , nu zeer droog waren. De
Menapiers, die-
uit hunne fchuilhoeken waren opgedaagd eu zich
in hun oude landftreeken, hadden nederge-
zet, (_*) te voren de getrouwe medeftanders van
hunne nabuuren, moesten het nu weder ontgel-
den. Hunne landen wierden op nieuws geplun-
derd , hun oogst vernield en hunne huizen ver-
brand, maar zy zelven hadden hun toevlugt in
de bosfchen genomen , waar zy van de Room"
fche bevelhebbers titürius en cotta niet
vervolgd wierden.

M. Die c^sAR moet wel een onvcrzadelyk
mensch geweest zyn , daar het vaste land nog
aan zyne heerschzugt niet voldoen kon; ik ben

in-

(*) Het komt onbegrypelyk voor, dat de Nerviers,
de Aduatiken , de Menapiers en andere nadëa die
zulke zwaare en herhaalde nederlaagen geleeden had-
den , ZQo ras weder te voorfchyn komen. Dit is
een onwederfpreekelyk bewys van den onbezwee-
ken moed van deeze volken, die telkens middel heb-
ben weeten te vinden, om in een gedeelte van huu
land den overwinnaar te ontwykeii, en na eene tus-
fchenpoozlug weder op hec tooneel te verfchynen. De
Menapiers, die aan deeze en geene kanten van de
Maas en den Khyn woonden, hadden daar toe in
deeze lücgedrekEe landftreek althans een« gunflii^e
ijelegeuheid. ^

-ocr page 349-

IN DE NEDERLANDEN.

intusfchen wel te vrede, dat de Britten ook
hun deel gekreegen hebben. En weet gy,
wat ik wel wenschte Vader!

E. Wel nu kind?

M. Dat \'er thans zich een andere C/Esar op-
deed ! die zou raad weeten , om dit volk op
hun eigen grond op te zoeken en te ftraffen,
dat de
Franfchen meermaalen te vergeefsch on-
tlernomen hebben.

E. Het zou nu zoo gemakkelyk niet gaan :
Brittanjen was toen in verfcheide onafhankely-
ke volken verdeeld, die, fchoonze al flrydbaar
■waren, tegen de
Romeinen niet opkonden. Ook
zyn zulke
c^.sars , onverzadelyk in heerschzugt
gelykge zelfs aangemerkt hebt, zeer gevaar-
lyk. Een
alexandhr hield de bekende wae-
reld voor zich te kleen , en niet anders zou
het met
,c/esar geweest zyn, indien hy in dea
loop zyner overwinningen niet weggerukt was.
Denkt eens, wat men van zulk een man verwag-
ten kon. Naauwlyks had hy zyn togt in het
twcÊ cn vyftigfie jaar voor
christus afge-
legd , of hy maakt zich in het volgende gereed
om naar het ander einde van
GaUien, dat digt
aan
Italien grensde, cn vervolgens m^r Shm-
nien
te trekken. Na dat hy hier zyn werk ver-
rigt heeft, verfchynt hy ter vlugt weder by zyu
Volk, dat hy nog in de winter legeringen
vondt, maar volgens zyn bevel intusfchen al
de gUde fchepen 3 tegen die van
Vanms , eea

Ga/-

S03

-ocr page 350-

304 c JE SAR

Gallisch volk, in een fchecpsftryd gebruikt,
vermaakt, en \'eenige nieuwe aangebouwd bad,
die wyder en meer gefchikt waren om voik en
paarden over te voeren.
Niettegenftaaude fff
aan veele noodweiidiglieden tot den fcheeps-
bouw gebrek hadden, v^as \'er eene vloot van
agt en twintig lange fchepeu , zoo wierden de
ooiiogfchepen der Romeinen geheeten, en zes-
honderd transportfchepen gereed , waar mede
hy zeer in zyn fchik u^as.

Fr. Ik verwonder my hoe langer hoe meer
over deezen manen moet hem niettegenllaan-
de al het kwaad, dat hy onze voorzaaten aan-
gedaan heeft hoogagten. -- Mapr niets ver-
wonderd my meer, dan dat foldaaten in
zulk
een koiten tyd in den winter zoo veel fchepen
in gereedheid kondïin krygen. Dit Zou in
onS
ganfche larid, niet mogelyk zyn.

E. Althans in onzen tyd niet, ten zy een
voortvaarende geest, als die van
c.^sar, het
werkvolk bezielde cn beftie^-de. Hoewel \'de mees-
te dier fchepen
niet veel grooter zullen gev/eest
zyn, dan visfcherspinken , wyl
c.^sar dezelve
op ftrand kon laaten trekken en omiluiten,
was egter hun aantal groot. Gy ziet \'er
uit wat menfchen handen vermogen ,
wanneer
het ernst is. De Romeinfche bevelhebbers en
vooral
c.ï:sar gebruikten hun volk tot alles,
op
óatze door lediggaan in het veld niet ver-
flappen, maar aau den arbeid gewennen
zoudc-n.

Eu-

-ocr page 351-

IN DE NEDERLANDEN. 2,83

Enkele kiygsoeffeningen wierden hier niet ge*
noegzaam toegerelcend: dit geval is egter zeld*
zaam.
C^sar had eenige timmerlieden en
fcheeps-bouwkunflenaars met zich gevoerd, oft-
der yier opzigt de vlytige krygsknegt zoo lang
werkte, als het korte daglicht hem vergunde ^
om zynen Veldheer, die zeer by hem bemind
was, - in wakkerheid niet toe te geeven.

Fr. Wat moest c^sar .met die vloot uit*
voeren? ; v

Ev Weer naar Brittanjen overlleeken , ©m
zyne; voorgaande overwinningen te hervatten ,
welke zo weinig te weeg gebragt hadden, dat
niet meer dan twee volken hem gyzelaars had-
den gezonden. Dan alvorens moest hy met
vier legioenen eft agthonderd ruiters die van
Trier bedwingen , welke op den algemeenen
dagvaart der
Galliërs niet verfcheenen waren ,
en heimelyk by de Qverrhynfche
Germaanen
om hulp gezonden hadden: op zich zelfs wa-
ren zy magtig, vooral in ruitery. Een hunner
Vorsten
Induciomar was de aanleider van
deezen opfland, terwyl
cingetordc het met
de
Romeinen hield. De zaak wierd voor
deeze reis gefchikt, wyl de vloot omtrent
Calais in de havens Iccium al gereed lag ,
daar de kortlie overtogt was naar het Ei-
land , waar toe maar weinig uuren noodig
waren. C^
sar fcheepte met 5 legioenen en
tweeduizend ruiteren naar
Engeland over,
I.
DEEL, V even

-ocr page 352-

3o6 C S A R

even- ZOO veel ruiters-en vyf legioenen li^t
hy agter. -

M. Hoe veel manfchap maakte zulk een le-
gioen uit. , \' •

E. Dezelve zyn van tyd tot tyd vergroot,
men kon dezelve. in-xiierj tyd op byna zes-
duizend man rekenen. De hadden na
het
opperbevel aan den dapperen CassivellaU-
küs
-Opgedragen, en boden, vooral met hunne
ftrydwagens , welke zy in menigte hadden en
zeer wel wisten te gebruiken een wakkeren te-
genftand, dog andermaal vrugteloós. Deeze
Britfche Vorst vond zich genoodzaakt deii vre-
de te laaten verzoeken, welke hem van
c:^esaii.
vergund wierd, wyl hy de winterlegeringert
liefst in
GaUien wilde betrekken, om dit on-
rustig volk in ontzag te houden.
Ut Britten
kwamen met eene verpligting van eea dubbel
getal gyzelaaren te geeven , en eene jaarlyfefche
fchattmg te betaalen vry. — Eene buitengewoo-
ne droogte had een fchraalen oogst veroorzaakt,
en CiESAR genoodzaakt zyn leger, op dat het by
zyne te rug komst mögt kunnen beftaan in verfchei-
derië kwartieren te yerdeelen in de landen déril^ö-
\'rinen, ätxNermers, der Eduers , der Rhemers, der
TrevierenEbttronen,tn het eigenlyk gezegde
Belgium, waartoe die van Beauvaifin en Arto\'ii
behoorden. , Caesar, wyl deeze benden in den
omtrek van hondei:d (Italiaanfche) mylen gele-
gerd waren, meende, dat hy ze beter overal by

dc

-ocr page 353-

IN DE NEDERLANDEN. 2,83

de hand kon hebben: maar de Gallier, dat het
hem te beter zou gelukken de verdeelde magt
der
Romeinen te overmeesteren,. Ambiorix en
cattivulcus, tv\\ree vorften der Eburonen of
Luikenaaren, opgemaakt é.ooY Indmiomar den
Treviraan, hielpen het werk aan den gang.
Na een vrugteloozèn aanval op de
Romeinfche
houdhaalers eri legerwalleri j wist de listige am-
biorix
-den bevelhebber sabinus wys te maa-
ken, dat\' hy zich uit erkentenis gedrongen vond
de
Romeinen te waarfchüwen , dat zy ©p hun
hoedé moesten zyn ,, wyl al de
Galliërs zich
tegen hun verbonden en de
Duitfchers op ontbo-
den hadden, om hunne legerplaatzen, de eene
voor,de andere na,te overweldigen. Zyn aanilag
gelukte; de medebevelhebber
cotta laat zich
ook eindelyk overhaalen, omi, in tyds, de fterkte
te verlaaten , en met al de benden en bagage
naar de naaste winterlegering te wyken. Daar
zy in het land der
Eburonen niets kwaads ver-
moedden , vielen zy in eene hinderlaag, welke
AMBIORIX hun gelegd had. Schoon de
Romeinen
zich in deeze ongelegenheid een geheelen dag zoo
goed verweerden als zy konden, gelukte het
maar weinigen te ontkomen. De overigen befloo-
ten naar de verlate legerplaats te rug te^vyken,
waar zy van alles beroofd, te zwak om zich te
verdedigen , zich zelven van kant maakten,

Fr. Het verwondert my zeer, dat de Rq^
\'oieinen zich zoo lieten verkloeken.

V a E,

-ocr page 354-

.308 c -li; s A R

E- Zy haddén althans van de Eburonen zidk
een roekeloozen aanval niet vervvagt.
AiwbioiuX
was inderdaad aan caesar verpligt. Te voren
was hy en zyn volk aan de
Aduatiken (zoo
gcdugt waren deezen) cynsbaar geweest, en
onder andere gyzelaars hadden zy zyn zoon en
broeders in hechtenis.
Caesar had deezen
cn het ganfche volk vrygemaakt, en des te
minderwas deezeveinzery goed te keuren. —Het
fchynt dat men toen reeds weinig op de
Lui\'
kerwaalen
aan kon. Zie hier nog een trek van
de uiterfte trouwloosheid , ten minften in
am-
BiORix. CoTTA, terwyl hy het volk tot kloek-
moedigheid aanfpoorde, wordt door een flinger
zwaar aan den mond gekwetst. De
Romeinen
misten zeer veel aan deezen man, die zich van
te vooren tegen eene verrasftng had gereed ge-
maakt ; waarom
sabinus , die door zyn goed
vertrouwen de oorzaak was van al dit ongeval,
geheel verflagen , aan
amijiouix zond en verzogt,
dat hy hem en zyn volk wilde fpaaren.
Am-
BiORix belooft hem, op zyn woord, alle veilig-
heid.
CoTTA wantrouwt weder, maar sabinus
laat zich voor de tweede reis verftrikken. Want
daar hy zich met de Tribunen en Hoplieden,
die by hem waren, tot
ambiorix begaf en de
wapens op zyn bevel afleide, is hy
onder het
beraamen der voorwaarden allengskens omringd,
en met al de zynen afgemaakt. Deeze gebeur-
tenis , welke ik daarom moest ophaalen, deedt

ook

-ocr page 355-

IN DE NEDERLANDEN. 2,83

ook onze landzaaten de wapeneu weder
opvatten. j

M. Ik hoop dat het nu beter zal afloopen!

E. Den Aduatiken, die het naast aan zyn gebied
grensden, bragt ambiorix zelf de tyding van den
goeden uitflag zyner onderneeming, en s\' ande-
rendaags fpoorde hy de
Nerviers aan: „ om deeze
gelegenheid niet te laaten voorby Hippen, maar
zich voor eeuwig vry te maaken , nu een deel
van het
Roomfche heirleger verflagen en twee
bevelhebberen gefneuveld waren. Zy konden
zich nu wreeken vau al den overlast], die de
Romeinen hun hadden aangedaan, en op de le-
gerplaats onder het bevel van
cicero in hun
gebied aanvallen, waarop hy hun de behulpzaa-
me hand bood. „ Ter zelfder tyd zond hy
booden aan nog vyf Ideinere aangrenzende vol-
ken. Deeze allen bragten hunne magt zoo fpoe-
dig by een , dat zy de
Romeinen overvielen,
daar zy bezig waren met hout en andere nood-
wendigheden op te haaien, eer \'er eenig berigt
van het voorgevallene tot huii was gekomen;

_ en noodzaakten tot de legerplaats te wyken ,

van waar cicero te vergeefsch boden naar c^-
SAR zoudt, wyl zy allen wierden opgevangen.
De
Romeinen werkten nagt en dag om zich tot
een dapperen tegeweer in ftaat te ftellen, waar
toe zelf de zieken , zelf
cicero, fchoon hy
ook zwak was, de hand leenden , het welk
•yan\' de uiterfte noodzaakelykheid was, wyl de

V 3 aan-

-ocr page 356-

ö c /i s a r

aanvallers by hunne overmagt de ondervinding
voegden, die zy den Romeinen hadden afgeleerd.
De Nerviers hadden, buiten twylfel op het ver-
haal van
ambiorix, cicero in dergelyk een ftrilc
zoeken te vangen en hem door eene
vriendelyke
waarfchuwing tot het aftrekken te beweegen.
Dan wanneer zy zagen, dat de hst niet
baatte, -maakten zy zich gereed om alle
geweld
te gebruiken. Zy maakten in dén tyd van drie
miren, fchoon zy hunne zwaarden in plaats van
fchoppen en hunne flippen voor kruiwagens
moesten gebruiken, eene omgraaving van tien-
>duizend fchreden om de legerplaats; bouwden
houten toorens en wierpen met gloeijende ko-
gels van kley en fpiesfen de ftrooijen daken der
hutten in brand , om duurende de verwarripg
te beter de wallen te beftormen. Dan de Ro"
meinen weerden al den aanval kloekmoedig af,
en daagden zelf het volk van eenen der aangebrag-
te ftormtoorens uit, om over te komen , maar
zy dorften niet, waarop dezelve in den brand
wierd geftoken," Maar by deeze gelegenheid
kotat my een geval te binnen, het welk ik
naauwlyks ftilzwygend kan voorbygaan, om
dat het tot bevestiging dient van het geen ik
over de bj^zondere lyfgevegten heb aangemerkt,

Fr, Ei! verhaal ons dat ook myn Vader, het zal
misfchien even aanmerkelyk weezen als dat van
manlius en den Gallier.

E, Ja maar het was van een gansch anderen •

sart.

-ocr page 357-

in DE NE DER land EN. 3u

aart. Twee vóornaanïe Hopmannen titus pul-*
Fio en lucius varenus hadden zedert -langen
tyd met elkander om den .voorrang getwist ^eu
by alle gelegenheid om ftryd proeven van dap-
perheid gegeeven. Deeze oude nayver deed
pul-
Fio tot VARENUS Zeggen; daar zy zich beiden
op den wal bevonden „ wat ftaat gy in. twyfl\'el,
of wagt gy betere plaats om uwen moed te
betoonen, — deeze dag zal ons gefehü be-
flegten ". Het woord was .\'er naauwlyks uit,
of hy begeeft zich buiten de vestingwerke-n,
en ftuift op den dikften drom der vyandeJi in,
Varenus kon niet minder, dan hem op eenigen
afftand- volgen, om zich aan geen verwyt van
lafhartigheid bloot te ftellen.
Pülfio trof een
van de Vorften, dat hy ter aarde ftortte,\'maar
wierd daarop met werpfpiesfen van de anderen
overdekt. Eene der fpiesfen doorboorde zyn fchild
en bleef in den draagband zitten, waardoor hy
buiten ftaat was om zyn zwaard te trekken.
Hy wierd omcingeld, en hèt zou met hem ge-
daan zyn geweest, indien zyn mededinger niet
was jEoegelprongen. WyL zy meenden, dat hy
reeds doorregen was , vallen zy gelykelyk op
varenus aan, welke hand aan hand ftrydende op
zyn beurt door een onverhoedfchen vai in het
uiterfte gevaar raakte, waaruit
pulfio hem red-
de. Eindelyk zyn zy, na veele vyanden verfla-
gen 5 en den roem behaald le hebben, dat zy

V 4 in

-ocr page 358-

c je s a it

in dapperheid en trouw aan elkander gelyk fton-
den, beliouden in de vesting\' gekeerd.

Fr. Was deeze de regte weg niet, om zyne
dapperheid te betoonen?

E. Ik zou zulk eene betoonde braafheid pry-
zen boven alle tweegevegten, die uit wraak of
eerzugt ondernomen worden; en nogthans was
dit beftaan van
pulfio niet van reukeloosheid
vry te fpreeken, fchoon het gelukkig afliep.
Maar om tot het Jeger der
Bondgenooten we-
der te keeren, zy maakten het
cicero en zy-
ne
Romeinen zeer bang, en het zou met hun
gedaan zyn geweest wyl \'er van de tien maii"
nen naauwlyks een zonder wonden was , had-
den zy eindelyk geen middel gevonden, om door
den Haaf van een
Gallifchen overlooper caesar.
hun hoogen nood bekend te maaken. Ijlings
ontbiedt hy twee der naastbygelegerde be-
velbebberen, en befluit
cicero te gaan ont-
zetten, fchoon hy anders voorneemens geweest
was den winter
\'m Italien door te brengen.
Zoo dra de
Bondgenooten van zyne aannadering
berigt ontvangen, breeken zy de belegering op,
en trekken
c^sar met zestig duizend man te
gemoet, Peeze veinst zich in zyne opgewor-
pe legerplaats uit yrees te willen opfluiten. Dit
maakt de
Nerviè\'rs en hunne Bondgenooten zor-
geloos : zy loopen zonder orde rondsom:
c/esaK-
neemt zyn flag wa^r, berst uit alle poorten te

-ocr page 359-

IN DE NEDERLANDEN. 2,83

gelyk uit en dryftze met eene groote flagting
op de vlugt. Het leger van
cicero wordt daar
door geheel bevryd en met loftuitingen overla-
den.
Induciomar , die zich gereed maakte met
zyne
Trevieren , om labienus in :zyn winter-
legering des anderendaags aan te tasten, moest
zyn voorneemen nitftellen. En
roscius die met
het dertiende legioen in de landen der
Esfiien
of Eduen gelegerd was, raakte bevryd van een
.aanval der
Armoriken.

Fr, De zaaken veranderden dan geheel van
gedaante ?

E. Evenwel bleef c^sar, die zich met drie
legioenen omtrend
chambray gelegerd had, in
geduurige bekommering, wyl het ongeval van
sabinus al de Galliërs, behalven de Eduen en
Rhemers , had gaande gemaakt, om zich van
liet
Roomsch gezag te bevryden, dat hun, die
altoos voor een dapper onafhankelyk volk be-
roemd geweest waren, naar de aanmerking van
c-iesar zelf ondraagelyk moest vaflen. Indu-
ciomar
zogt de Duitfcbers in zyne belangen te
trekken, maar te vergeesch. De
Galliërs zogten
hem in tegendeel van zelfs op , en wyl de
Se-
nonen
en Carnuten in het hart van Gallien aan
de eene, en de
Nermsrs en Aduatiken aan de
andere zyde zich gereed maakten tot den ftryd,
oordeelde hy het tyd te zyn om een gewapende
dagvaard te beleggen, en op
labienus los te gaan,
Deeze bevelhebber volgde het voorbeeld vau zyn

V 5 \' groQ-

-ocr page 360-

314 cäsar

grooten meester, hy hield zich 200 lang ftÜ
tot dat de belegeraars hunnen vyand veragte-
den cn onnodig vonden
langer op hun hoede
te zyn. Toen gaf hy den zynen last een al-
gemeenen uitval te doen, maar op niemand dart
op
iNDUciOMAR aan te houden, wien zy einde-
lyk
aantroffen en van het leeven beroofden.

Fr. Wierd daar door de rust niet voor een
tyd herlleld.

E. Ja, maar het duurde niet lang. C^sar
vond goed een dubbel getal, van het volk, dat
hy onder
sabinus verloren had uit Italien
te ontbieden, op dat men des te grooter denk-
beeld van de onuitputtelyke magt der
Romeinen
in Gallien mögt maaken : en zulks was ook
noodig, want het getal der vyanden nam da-
gelyks toe. De
Trevieren bloedvrienden en op-
volgers van iNDUcioikjAR waren nu te meer ver-
bitterd en lieten niet af, om de
Duifchers tot
hulp a£tn te zoeken, welke dit om den ongehik-
kigen uitflag van
ariovistus en de Ufipeeten eerst
hadden afgeflagen. Eindelyk lieten zy zich
door de toezegging van veel geld beweegen, waar
voor de
Trevieren borg (lelden : dog de vaar-
digheid van\' c^sAR verydelde alle beraamingen],
welke tegen hem gemaakt wierden. De winter
was nog niet geëindigd of hy viel de
Nerviers
Onverhoeds op het lyf, en noodzaakte hen gy-
zelaars te geeven. De
Senonen en Carnuten
lagen toen aan de beurt, maar zy verzogten

en

-ocr page 361-

IN DE NEDERLANDEN. 2,83

en verkreegen op vooripraak vergiffenis , dan
de
Menapiers kwamen \'er zoo wel niet af.

M. Deezen fcheenen wel tot het ongeluk ge-
boren.

E. Egter waren zy zoo hardnekkig op hunne\'
vryheid gezet , dat zy , dit tekent
c^sar by
herhaaling aan , nog nimmer eenig aanzoek by
hem gedaan hadden. Zy hadden zich ook in
een verbond met
ambiorix ingelaaten,-en daar
om was het raadzaam\', wyl
caesar befloten had
van hem en de
Trevieren wraak te neemen,
deezen byfland af te fnyden. De
Mena-
, piers
hadden zich weder met al het hunne in
de bosfchen en agter de moerasfen begeeven,
waarin hun grootfte fterkte beftond, maar c^-
sar liet bruggen opflaanen trok met vyf fter-i
ke legioenen aan drie kanten in hun land, waar
hy al hunne huizen en dorpen in den brand
ftak en een groot getal van menfchen en bees-
ten roofde, het welk de
Menapiers zoo verlegen
maakte , dat zy eindelyk gezanten aan
c^sar
zonden om den vrede te verzoeken, wélke hun
toegeflraaii wierdt, mids dat zy amöiorls geener-
hande hulp beweezen.

M. Deeze zal het kwaad by c^sar te Ver-
antwoorden hebben. Maar waar blyven dc
jiduatikenl

E. Deezen, terwyl het met de Nerviers en
Menapiers, tusfchen welken zy in woonden, zoo
Qegt was afgeloopen, hebben het niet raadzaam

-ocr page 362-

c ^ s a r.

geoordeeld, daar zy maar even wat bekomen
waren, zich alleen te waagen, te minder daar
de
Trevkren ook omtrent deezen tyd door la-
bienus
overwonnen wierden. Deezen waren
I voorneemens hem en zyn legioen in de legerplaats
weder aan te tasten. Dog toen hy met twee
legioenen door
c^sar verfterkt was , oordeelden
zy raadzaam te wagten, tot dat zy de hulp der
Duitfchers zouden ontvangen hebben. Labienus
veinsde uit vrees voor derzelver aankomst af-
te trekken, f Dc
Galliërs veranderden daarom van
befluit, en legerden zich neder in het gezigt der
Rmeinen op eene zeer ongunftige plaats, waar
zy tegen hunne verwagting aangevallen en dap-
per geflagen wierden. Hunne Hoofdplaats wierdt
ingenomen en
c^^esar, die op nieuws een in-
val in
Duitschland wilde doen, op dat ambio-
Kix derwaards zyn toevlugt niet weer mogt
^neemen, liet naby dezelve eene brug over den
Rhyn, een weinig hoger op dan te vooren, toe-
ftellem Na dat hy daar eene fterke bezetting ge-
laaten had, volvoerde hy zynen oveitogt even ge-
lukkig. De
Ubiers waren de eerflen, die gezan-
ten zonden, om zich te vcrontfchuldigen cn te
verzoeken, dat hy hun geenzins onder het alge-
meene ongenoegen tegen de
Germaanen begry-
pen wilde. Niet zy, maar de
Sueven hadden hulp
gezonden aan de
Trevieren, fchoon deezen na het
laatfte ongeluk, dit volk overgekomen, onverrig-
ter zaak waren te rug getrokken,

Fr.

310

-ocr page 363-

f in de nedek-landen. 31^

Fß. Ik ben benieuwd, of c.esar. nu beter in
zyn oogmerk flagen zal dan de voorige keer.

E. Geenzins! fchoon hy alles naauwkeurig
had laaten opn§qmen , hoe het met de
Sueven
en hunne landftreek. gelegen was: — fchoon
hy een goeden voorraad ,voor zyne benden
opdeedt, en de
Uhiers htya.ï om al hun vee
en,graanen te bergen , op dat de
Duitfchers ,
die zoo weinig voorraad van graanen als voor-
zorg hadden , uit gebrek genoodzaakt zouden
worden een ongunftigen kans te waagen; — het
liep weder vrugtcloos af. De.
Sueven, die zoo
wel als c.ipsAR hunne verfpieders hadden, bor-
gen by tyds\' hunne tilbaare have , en maakten
zich gereed om
caesar wel te ontvangen»
Zy ontboden\'; ruiters en vpetknegten van de
omleggende volken, die hun cynsbaar waren en
legerden zich met dezelve op de grenzen aan den
ingang van een zeer uitgeftrekt bosch, het welk
hen van" de.
Cherufken fcheidde en in dien tyd
Bacenis genoemd:wierd; waar van het Thüringer
wald misfchien nog een gedeelte uitmaakt. Dit
noodzaakte g^sar nog fpoediger dan de eerfte
reis, te rug te keeren. Op»dat het egter fchynen
zoude, dat hy voorneemens was deezen togt te
hervatten liet; hy de brug alleen voor een ge-
deelte, aan
de zyde van Duitschland, ter leng-
te van tweehonderd voeten
af breeken, en aan
de
Gallifche zyde een tooren bouwen, waar in
hy eene bezetting van tv/aalf benden leide. —Nu

lag

-ocr page 364-

^ c je. s \'a

iag ambiorix aan de beurt. Minucius basi-
LUS wordt met de geheelé ruitery -dóör liet Af\'
duenner hosch , dat zich\'van -de grenzen der
Treviren aan den Rhyn meer dan vyftig
mylen in de lengte uitftrekt , vooruitgezon-
den met last, om met alle ftilte en fpoed
AMBIORIX op te zoeken en te \'óVerV-alleri. Wyl
c>!Ésar in Duitschland vermoed wierd , was men
niet Op zyne hoede-en elk maakte^ zich gereed
tot den oogst. Paerden en wagenen Waren van
de hand: en zy zouden den Vorst , wiens ver-
blyf ontdekt was /\'eer hy nog van de
Romeinen
iets wist, depas afgefneeden hebben, indien zy-
ne wooning , naar de wyze der\'
GdlUers niet
door geboomte en water omringd was. Hier
door hadden de
Weinigen, die by hém waren,ge-
legenheid, om de "rttitèrs op te houden en
am-
BiORix tyd orn te ontvlugten. Onbewust of de
gantfche magt der
Romeinen volgde, maakte hy
geen\' werk\' om zyn volk- by een te brengen,
maar\' alIèen oiii htih te waarfchouwen , waar
door het vlugten nMr de bosfchen, moerasfen
en eilanÜjes aan den Oceaan gelegen, algemeen
wierd. De oude
cattivulcus, welke de Eu-
lüronen vooi-
de helft beffierde, en wegens zyn
iiaam
uit de zelfde natie, die ons land nu voor
een gedeelte bevolkte , oorfpronkelyk gerekend
word ,\' vervloekte te laat zynen raadsman
Ambiorix en éindigde zyn leeven met de beyen
of het loof van d& Taxis of Tfenboom , welke

men

-ocr page 365-

IN DE NEDERLANDEN. 2,83

men toen in menigte in GaUien en Duitsch-
land
vond.

M. Was\' de zelfsmoord ook al het uiterfte
toevlugt by deeze volken ? beter had hy blyven
leeven om zyn volk te redden, was het mogelyk,
uit de ongelegenheid , waarin hy ze gebragt
had. : : -.1 .

\'>E. De zelfsmoord, altoos verfoeijelyk, is nog
eer in Heidenen in, te fchikken , dan in Christe-
nen, die weeten, door wien zy in hun post ge-
fteld zyn .en wat zy te verantwoorden hebben,
wanneer zy ongeroepen van denzelven afloopen,
Deeze Vorst, reeds hoog bejaard^ zal tegeii de
moeijelykheden: van den oorlog of van de vlugt
hebben opgezie\'mA— Misfchien-heeft hy ook de
omkeering van zyn Vaderland niet willen over-
leeven. —— De
Condrufen en - eenige andere
volken, vah
Duitfchen afkomste ,. die tusfchen
de
Eburoiien en Trevieren zich neer geflagen
hadden, verzogten c/ESAii,dat hy hun allen niet
met een maat ,wilde afmeeten, wyl zy nooit
oorlog gezogt nog. met
ambiorix aangefpannea
hadden. Dit was zoo. Zykwamen vry met het uit-
leveren van de gevlugte
Eburonen. Nadat c^sar
al de bagagie en eene fterke bezetting onder het
bevel van
q. t. cicero gelaaten had in dezelfde
verfterkte legerplaats, in \'t midden van \'t land
der
Eburonen , Atuatuca geheeten , waarin de
ongelukkige
titurius samnus en cotta te
vooren de winterkwartieren meenden te betrek-
ken.

-ocr page 366-

320 c ./l s a r

ken , maar door ambiorix opgeligt wierden
verdeelde
c.esar zyn overige magt in drie dee-
len.
t. labiijnus zondt Iiy met drie legioenen
in de Landen tusfchen den Oceaan en dc Me"
napiers gelegen, c. triboniüs moest met een
gelyk aantal volks in de nabuurfchap de"r A\'
duatiken alles verwoesten. Hy zelfs begeeft
zich met de drie overige legioenen naar de
Schelde i het Jrduenner Bosch zich toen ook
in dé breedte ilrekte en aan
ambiorix met
eenige ruiters fchuilplaats verleende.
C/esar
trok dus met zyn volk weer naar onze grenzen,
en — waarfchynlyk zelfs in dien oord van Ne-
derland , welke thans
Staats-f^laanderen, Zeeland
en een klein gedeelte van Holland uitmaakt.
Niet langer dan zeven dagen, was tot dien togt
beftemd, want zoo ver kon de
voorraad vart
CICERO en zyn Legioen ftrekken.

M. Zy konden met zoo veel volk in dien kor-
ten tyd kwaad genoeg uitvoeren.

E. En egter was dit by c^sar niet toereiken*
de. Hy wilde de voldoening zyner wraakzugt
verzekeren en teffens zyn volk voor
onbebaande
wegen en onveilige bosfchen fpaaren, waar zy
niet in orde vereenigd konden voorttrekken,
maar
zich in verfcheide hoopen moesten verdeden >
het eenigfte middel, om den vyand, die nergens
eene vastigheid had , op te fpooren : daarom
liet CAESAR al de omliggende buurtfchappen uit"
noodigen 5 om
de Eburonen te plunderen ond^\'

toe-

-ocr page 367-

IN DE NEDERLANDEN. 2,83

toezegging van den buit, om door deezen vond
de
Gallen, wien alle wegen en toegangen best
bekend waren, tegen da
Gallen te waagen, en
d© ftam en naam der
Eburonen dus geheel uit-
teroeijen. , .

M. Ik hoop niet, Mt^Q Galliërs zich in dien
llrik lieten vallen.

E. Hef baatzugtig carakter van de Galliërs ,
zoo als het door vale Rius maximqs in tegenftel-
ling van dat der
Duitfchers word opgegeeven,
ftraalde\'in dit geval maar al . te fterk door. Dan
het waren de nabuuren der
Eburonen niet alleen ,
welke bereidwillig de hand leenden aan hunne
plundering en vernietiging. Het gerugte, dat zy
door C2ESAR vogelvry en hiinn.e goederen prys ver^-
klaard waren, verlpreidde zich over denRhjn. De
die even over deeze rivier woonden,
trekken denzelven hierop, tweeduizend man fterk,
met ftrhepen\' en fchuiten over , dertig duizend
fchreeden beneden de. brug, die
c^sar agter ge-
laaten had. Aanfton(j(s vallen zy in de landpaa-
len der
Eburonen , vangen een menigte vlugte-
lingen op en een groot getal vee, het welk by
hun de beste buit was. Hier door verlekkerd,
trekken zy, die voor geen moerasfen of bosfchen
ftonden daar
caesar van de: hand was, al verder
voort, tot dat een gevangene, hen raadt naar
Atuatuca te gaan, dat drie uuren van daar en op-
gepropt was met al den rykdom der legioenen,
onder eene zwakke bezetting. De
Sikambren,
L DEEL. X die

-ocr page 368-

3.aa c ^ s a r

die daar door gelegenheid kreegen, om\' zich te
wreeken en te verryken trekken \'er onder \'t ge-
leide van deezen man terftond op af. -^ De ze-
vende dag 5 de laatfte door c^sAR vastgeft-eld,
was reeds verfcheenen en
cicero vreesde, dat
zyn Veidheer niet ftipt zyn woord zou kunnen
nakomen. Tot dus ver had zeJfs geen zoetelaar
het hoofd buiten de poort mogen fte^ven : maar
cicero, het gemor van. \'t volk moede en be-
vreesd yoor gebrek^ geeft eene groote menigte
van legerknegten verlof f om met; hunne lastbees-
ten in \'t naaste veld te voerageeren , :— en aan
driehonderd herftelde zieken vryheid, om de rui-
me lucht tefcheppen, daarc/ES^R, met eene magt
\\ran omtrend zestigduizend man in. het veld ge-
trókken, alles fchoon gemaakt had, en \'er geen
\\\'yand drie mylen in \'t ronde te dugten was.
De legerplaats was in de nabyheid van een heu^
vel en van een boschje, agter welke het graan
op de
akkers ftond. Hier door was het vrye %iit-
zigt belemmerd en de beste gelegenheid voor
de
Sicamhren, die toen juist kwamen aanrennen,
"om de
Romeinen, die zoo even hun volk hadden
ifttgelaaten, te overvallen en door dezelfde
poort
in hun legerplaats in te dringen. Alles raakte
op deeze onverwagte verfchyniug in de uiterfte
wanorde. Men verbeeldde zich, dat
c^sar gefla-
geiVwas én de voorhoede der Barbaaren
dit .over-
fchot van het leger kwamen overvallen.

Men bragt zich het ongélukkig noodlot van de

- , voo-

-ocr page 369-

IN DE NEDERLANDEN. 2,83

voorige bezetting te binnen, en vreesde denzelf-
den ramp te moeten Ondergaan. De
Sicamhren ,
die dit merkten, Helden ziehte meer verzekerd,
dat alleen eene izwakke bezetring in deeze flerk-
te was agter gelaaten en drongen des te onver-
faagder aan, zoo dat de wagt hen naauwelyks
kon afweeren. Had de kranke
baculus , hoofd-
man in eene voorfte bende, zoo dra hy het ge-
vaar bemerkte, een der verbysterde krygskneg-
ten het geweer niet afgenomen; — was hy de
■ andere bevelhebbers niet voorgegaan,
de SicafU"
Iren
zouden het ver gebragt hebben. Schoon
hy fchielyk door vermoeidheid en wonden bé-
zweek, hadden de anderen daar door gelegen-
heid om zich te herftellen.

Fr. Dat moeit my. Het zou eene groote Vol-
doening voor de
Sicarnhren en hunne Nabuu-
ren geweest zyn, indien zy de
Romeinen ym dl
het hunne hadden kunnen berooven , terwyl
deezen bezig waren om landen en volken te ver-
woesten.

E. Daar toe was hunne magt te klein en de tyd
te kort. De uitgetoogen benden komen intusfchen
te rug. Het krygsrumoer doet
ëmige Romeinfche
ruiteren vooruit, en de aanvallers te rug trek-
ken, wyl zy meenden 5 dat de Legioenen naderden.
Dan het klein getal, dat zich vertoonde, deedt
hen befluiten, het zelve aantasten. De voorhoe-
de, die uit nieuw geworve manfchap beftond,
wist niet wat te doen, werwaards te
wyken,
X & daar

-ocr page 370-

c ie s a r

daar de legerplaats, hun eenigfte befchutting ia
deezen oord afgefneeden was. Zy wykt te rug
naar de bevelhebbers , terwyl de legerknegten
eene hoogte bereiken of door den
onverwagten
Vyand ibhielyk onder de andere benden gedree-
ven, de verwarring verdubbelen. Hier was goe-
de raad duur. Zommigen wilden zich op den
heuvel byeen fcbaaren en de uitkomst af\\yagtenf
maar de anderen, waar onder de geoeftende ben-
den , befluiten in dc gedaante van een driehoek
door den Vyand heen te flaan,het welke zy onder
het bevel
van trebonius gelukkig volbrengen
.en behouden in \'t leger raaken. Zelfs raaken de
leger-jongens met dc ruitery binnen; maar de
eerllen , die op den heuvel wilden blyven, be-
rouw hebbende van hun verkeerd overleg, mis-
lukt hét; en zy- zouden allen in de pan gehakt
zyn .^. zoo eenige dappere bevelhebbers, ten kos-
te van hun keven, aan wemigen geene ruimte-
gemaakt hadden, om te ontkomen. De Sicam-
Iren bergen zich met den buit, die zy verkrec-
gen hadden over den
Rh\'^n. En waarlyk te reg-
ier tyd, wyl voLusENUS in denzelfden nagt me£
de ganfche ruitery te rug kwam : maar in zoo
ver had de fchrik het^ volk van
cicero over-
meestert, dat zy niet wilden gelooven, dat
c.«SAR met de zynen behouden naderde.
- Fr. Hy zal wonder opgezien hebben, dat het
wraakzugtig opontbod tegen de
Eburonen, zoo
yeel geyaars voor zyn eigen volk gebrouwen had.

Maar

-ocr page 371-

in de nëdllrxanden.

Maar was zyn groote ooginerk bereikt, myuVa«.
der! was
abibigrix gev[.ngen of gedood ?

" E. Geen van beiden ! In deezen opzigte was
zyn
zevendaagfche tocht met zulk eene magt ge- i

heel vrugteloos uitgevallen. Hoe zeer zy alje hoe- i

ken doorkruisten; — overal lltiiterè, in verfchei- |

de hoopen verdeeld, afgezonden — alle gevan- |

■genen ondervraagd wierden, hy was hier en daar i

gezien, ■ maar nergens gevonden , wyl hy alleen ■

van vier ruiters verzeld, zich over dag verborg «;

en \'s nagts een nieuwen fchuilhoek opzögt. C^- s?

SAR moest zich daarom vergenoegen met het
hervatten van zyne ftrooperyen , waar in de
omliggende Natiën hem weder moesten\'byftaan. jj

Hier door bleef niets onbezogt, ^ niets onver- -1

woest: en, fchoon hy alle de Eburonen niet kon |

lütroeijen, wierden zy toch door het verteeren ,
liet vertrappen en verderven van den geheelen
,oogst aan een onvermydelyk gebrek tegen den
winter bloot gefteld. \'

Fr. Wyl cjfïsar een gedeelte van zyne brug
over den
Rhyn gelaaten had , zal hy\' buiten
twyfFel wraak genomen hebben van de
Sicam-
hren.

E. De winter naderde, en voor denzelven wierd
«yne tegenwoordigheid in een hooger gedeelte van
GaUien vereis cht, waar de Senonén en Carnu-
ten
weder tegen de Romeinen hadden zamehge-
zwooren. Zoo dra
acco, een der voomaamfte
aanleideren met den dood geftraft, en de overi-
X 3 gen

-ocr page 372-

cäsar

g-en gevlugt waren, is cjesab. na dat hy in alles-
tien Legioenen in |het land der
Senonen, der Tre-
vieren enLingonen
agter gelaaten hzä, mar Italief*
vertrokken.. En fchoon hy \'s jaars daar aan weder
naar
Gallien moest keeren , daar een algemeene
opftand, zelf by de ondfte bondgenooten der
Ro-
jneinen,
de Edüen en Remers, de zaaken in een
zorgelyken toelland gebragt hadden, wyl meii
dus de inagt van
c^sar zogt te verdeelen; is hy
nimmer weer in deeze landftreeken verfcheenen.

M. Hoe is het verder met dien overwinnaar
afgeloopen ?

E. Ik verwonder my niet, dat gy hier in eenig
belang ftelt; zyne. bedryven moeten gewis uwe
opmerldng en nieuwsgierigheid gaande maaken,
fchoon ze uwe goedkeuring nooit verdienen
kunnen. Uc zou \'er u daarom niet zoo lang mee
opgehouden hebben, indien in dezelve niej: eeni--
ge der oudfte inwooners van ons Land, en onze
naaste buuren waren betrokken geweest; dan
zoo
dra hy naar elders vertrokken is , kunnen
wy hem\'nu niet volgen; — wy moeten hem voor^
eerst aan zyn noodlot overlaaten. Het haatelyk
karakter, dat
hobbes , een waar Engelschman, als
het algemeen porfpronkelyk karakter des meufchen
opgeeft, had, maar al te veel in hem plaats.

M. Vergeeft het my myn Vader, nog eeij
woord maar van dit noodlot.

E. Het beleid , de vaardigheid van c^sar
aan het hoofd yan dappere en gehoorzaame ben^

den 5

-ocr page 373-

\' in de nenïsrl anden.

den , kwam deeze nieuwe zwaarigheden te bo.
ven, zoo dra
vercingetoix , aan wien de GaU
len. liet opperbevel hadden opgedraagen, zich
onderworpen had, na dat alle zyne onderneemin-
gen vrugteloos waren uitgevallen.. De
Gallen
gaven hem , daar zy in de onrechtvaardige op-
perheerfchappy der
Romeinen niet berusten kon-
den , de twee volgende jaaren nieuw werk.
Zoo dat hy negen agtereenvolgende zomers in
Gallien heeft geoorloogd, in welken tyd c/esaii ,
dit wordt door de Roomfche Gefchiedfchryvers
tot zyn lof aangetekend, weinig minder dan een
iriillioen menfchen van hunne vryheid, meer
dan agtmaal honderd duizend van hun leeven
beroofd hééft: om niet te melden van de zulken,
die de verwoesting en berooving van hunne lan-
den en goederen Jvan gebrek heeft doen vergaan
daar hy\' agthonderd Steden, Burgten en Vlek^
ken hadt ingenomen, en meestendeels vernield.

. M. Is dit Mykl ik hoor het met afgryzen.
Moet men den roem\'voor zoo veel bloed en traa-
nen koopen, dan vinde ik het heter als een ver-
geeten burger te leeven en tè fterven , is het
zoo niet myn Vader? maar hy zal zyn loom wel
eindelyk ontvangen-hebben. -

E. Gy hebt volkomen gelyk, myn Kind, en
egter zyn deeze de Helden , welke de oudheid
verhief, en de laatere eeuwen eerbiedigen. Zoo
zouden zich de grootfte roovers ook beroemd
hebben kunnen maaken , als het geval hun ge-
diend had
i — Langs deezen zelfden weg zullen
X 4 nog

-ocr page 374-

gaS C Ä s A R

nog veele Vorflen en. Volken niettemin Iiu»
roem en grootheid zoeken te verkrygen ,
zoo
lang wy dwaas genoeg zyn , om ze beide zoo
verkeerd te plaatzen. Hoe gelukkig zou het
menschdom kunnen zyn , indien de
uitmuntende
vermogens , maar aan enkelde Leden , gefchon-
ken,nooit anders gebruikt wierden,dan om des-
zelfs rust en geluk te bevorderen. — Laat ik met
een
woord nog melden, dat c^sar, wien wy na-
derhand met onze lands-genooten over alle zyne
mededingers in
Italien zullen zien zegepraalen, de
geesfel van zoo veele viye volken, emdelyk de
Vryheid van zyn eigen Vaderland heeft vernietigd,
en onder deszelfs val verpletterd is. Dit,
mach-
TiLDE, was het loon van zyne bedryven !
Dan, het wordt tyd, dat wy tot ons Vaderland
te rug keeren. Gy hebt gehoord myne kinde-
ren, hoe het ontdekt geworden is, en dit is de
eenigfte verpligting, die Avy als Nederlanders aa»
e^SAR hebben. De onafhankelykheid vau dee-
ze
vrye gewesten is daar door verminderd, en
het
beginfel van eene zeer gevaarlyke gemeen-
fchap met het al bedwingend
Rome gelegd,
waar door de gefchiedenisfen der beide volken
voortaan veel betrekking op elkander hebben.
— Tot nog toe weeten wy byna niets van de ge-
legenheid des Lands, dan het geen wy te voo-
ren uit c/BSAR en anderen na hem hebben op-»
gegeeven. Wy hebben zommigen
der inwoo-^
ners uit hunne daaden keren kennen als dappere

voof"

-ocr page 375-

in de nedêrlanden.

voorftanders der vryheid, maar van himne ge-
voelens en zeden heeft
c.esab. weinig byz©n,

\' »r

dei\'S opgegeeven. Alleen heeft hy zieh met éene
algemeene hefchryving der
Gallen en der Duit-
fchers
vergenoegd; maar wy zullen in volgende
tyden , daar de
Romeinen nu onder hun begin-
nen te verkeeren, behalven dit algemeene, meer
Byzonderheden kumièn melden. Egter zullen
dié volken, welke tot dus verre in het verdedigen
hunner vryheden uitmuntenden, de
Aduatiken
Menapiers
, de Sicamhren, de Tenctren en Ufipeten
voortaan weinig ten toonneele verfchynen, waar-
om wy te meer het weinige , dat wy,van hun
vonden, opgegeeven hebben. Anderebewooners
deezer kusten, en wel de
Batavieren^ zullen,
gelyk ik reeds zeide , een geruimen \'tyd den
voornaamften rol fpeelen , en den naam der an-
deren verduisteren ; waarom het nu vooral ge-
voeglyk is dit l^eroemde volk, dat onze land-
ftreeken zoo veel eer aangedaan heeft van naby
te leeren kennen, terwyl ge daar uit het ka-
rakter van de overigen , die voortaan veelal
onder hun begreepen wierden , zoudt kunnen
opmaaken. \'

- M. Ik denk, dat tóy deeze ftof nog beter be-
vallen zal,

E. Maar de tyd is te ver verloopen, en het
zal niet der moeite waard zyn hier mee te be-
ginnen.
Ik verwacht myne machtilde en myn
FREDEii-iK morgen weder ter deezer plaats.

X 5 ZE-

329

-ocr page 376-

zevende

ZAMENSPRAAK

OVER O E

Aankomst der Batavieren hier te lande. Be\'
fchryving van derzelver geßalte, kleeding
der Mannen m Vroüuoen , onderfcheid,:
van rangen enz.

Fr. Met ongeduld hebben wy dit uur eit
Mwe komst te gemoet gezien, myn Vader wy
verlangen beiden een volk te leraren kennen, dat
zoo beroemd is en daar wy zulke betrekking
op hebben.

E. Dat dit niet buiten reden is, myne kinde-
ren zal ik u uit zekere berigten toonen. Ik heb
alles , wat de oude
Schryvers van hun gewaa-
gen, opgezameld; vooral zal ik my bedienen van
de aantekeningen van
julius c^sar en taci-
tus
, welke zy van de Gallen en Germaanen
\'t gemeen en de laatfle yan de
Batavieren
\'t byzonder, meestal uit eigen waarneemingen,
te boek gefield hebben.

Fr. Kan men dan al, wat zy van de Gallen
en Germaanen gezegd hebben , op de Batavie-
ren
toepasfen ?

E. Hier

-ocr page 377-

oor sprong der batavieren. 33i

. E. Hier moet ik met onderfcheid op antwoor-
den. -- De oudfte inwooneren van ons Land
waren uit beide volken, en deezen gezamenlyk
uit eenen oorfpi\'onk voortgekomen, gelyk ik u
gezegd hebbe. Evenwel hadden de inwooners -
van deeze gewesten veel meer van het
Germaan-
fche
dan van het Gallifche, én zy waren \'er niet
te fllmmer om. De
Galliërs , die aan Italien
grensden,hadden, door den ommegang en koop-
handel met de
Romeinen, al vroeg veel van hun-;
ne oude zeden verloren, vooral na dat zich een
Romeinfche volkplanting in \'t Nur bonneef che,
dat zy overwonnen hadden , vestigde. Deeze
verbastering nam wel gaande weg af, na dat de
Galliërs meer afgelegen waren, en was het min-
fle in \'t
Belgisch Gallien; niettemin wierden daar
ook handelplaatzen gevonden, die de eerfte zui-
verheid van zeden bedierven, en de fcheepvaart,
welke men aan de Kusten op het nabunrig
Brit-
fan/erahad, bragt nog meer toe om hier veran-
dering, vooral in den Godsdienst, te weeg te é
brengen. Zy, die dit niet in het oog hielden,
fchreeven gewoonten aan onze Voorzaaten toe,
welke zy nimmer kenden, wanneer zy alles wat
men van de
Gallen vond aangetekend , op dc
Belgen in \'t byzonder toepasten, en, wyl men
in laater tyd al de Nederlanden onder den naam
van
Belgium heeft begreepen , dagten , dat de
zeden der
Gallen ook hier heerschten. Men kan
met veel meer grond de zeden, die de
Duitfchen

ïn

-ocr page 378-

33^ oorsprong

in \'t gemeen aangenomen hadden, aan de oude
inwooners van dit Land in \'t byzonder toe-
fcin-yven, gelyli
tacitus gedaan heeft, en dit
heeft vooral plaats omtrend de
Batavieren, wel-
ke in laater tyd uit
Germanien gekomen zyn en
zich hier nedergezet hebben.

Fr. En by welke gelegenheid is dit gefchied?

E. De Batavieren woonden voorheen in HeS"
fenland
aan de Rivier Adrana \'of de Eder, waar
deeze zich vereenigt met de
Fülda en de Werre,
die daar den naam van Weejer aanneemt en by het
Hercyniscb woud een aanvang nam. Zy maak-
ten een gedeelte uit van de
Sueven, een volk, dat
onder de
Duitfchers ni dapperheid zoo wel als in
maatigheid en regtveerdigbeid beroemd was, en
wierden door den
rnzm^znKatten onderfcheiden,
waar van de gedagtenis nog in
Katzenellenbogen en
Katzenfort\'m de ht\\ó.t Katwyken fm Kattendrecbt
by Rotterdam, in Kattenbroek by Woerden,en in
meer dergelyke naamen over is. Een verfchil,
waar van men de oorzaak verkeerdelyk in een
zoutrivier gezogt heeft, (lelde deeze
Katten aan
mishandeling bloot. Zy Honden gereed, om hunne
zaak tegen de overmagt met de wapenen te ver-
dedigen , maar door tusfchenkomst van eenige
wyze en vredelievende mannen, beide in het bur-
gerlykeeninhet Godsdienftige eerwaardig , befloot
men liever voor de overmagt te wyken; — liever
naar een andere verblyfplaats te zoeken, daar zy
veilig en overvloedig konden leeven, welke hun

aan-\'

-ocr page 379-

»ER BATAVIEREN. 333

aangeweezen wierd, dan in eige ingewanden te
woeden. Men bragt al het vee en de tilbaare Jiave
by een en zakte op vlotten en uitgeholde boo-
men de. rivier, waarfchynlyk de
Lippe af, tot
aan de plaats waar
Wezel naderhand\'geffigt is,
en -vervolgens den
Rhyn. Zy zouden den lang-
ten weg buiten om genomen , en de
Noord-
zee
langs de Kusten moeten bevaaren. hebben ,
wanneer zy de
Wezer waren afgezakt, dat my
min waarfchynlyk voorkomt. Zoo toogen zy
naar een eiland, het welk federt den optogt der
Cimbren ledig was gebleeven, en door den Rhyn
en de Maas geyormd wierd, dit was het eiland
der
Batavieren, zoo wordt het altoos genoemd
van de oude Schryvers , ten blyke dat de in-
wooners niet naar het land dus geheeten zyn,
naderhand heeft men goedgevonden het
Bata-
tïifl-te noemen.

M. Even als de hoofdHad van Nederlands In-
dien. Waar komt deeze naam van daan?

E. Het is by alle oude volken gemeen , dat
zy den oorfprong van hun naam van eenig
doorluchtig man afleiden; zoo moest het ook in
dit geval zyn. Men heeft vertelt, dat een zeker
doorluchtig Jongeling bato , vervolgd van zyne
woede Stiefmoeder
penta , belloot zich aan het
hoofd van eene menigte
Catten te ftellen en de
laagen die hem gelegd wierden te ontwyken,
fchoon hy anders wegens zyne uitmuntende hoe-
danigheden de verwagting had, zynen Vader iq

het

-ocr page 380-

334 OORSPRONG

het gebied te zullen opvolgen. Naar hem zou
het land
Bato\'s have, volgens de Latynfche uit-
fpraak
Batavia en het volk Eatavi genoemd zyn.
Buiten twyffel hebben de
Batavieren, gtlyk
toos, een leidsman verkoren, wie hy ook mag
geweest zyn , inaar van
een erffelyke koning^
lyke regeering wisten zy weinig , en daar uit
blykt het dat dit verdichtfel in laatere tyden
gefnieed is. Liever wilden wy den naam uit
de taal afleiden :
Baet - auwe, of gelyk meu het
thans uitfpreekt
Bet-uwe, betekend een goede
vrugtbaare landftreek in tegenftefling van
Vel-
uvoe
of Vael-awwe eene dorre magere; en naar
dit
Baet-auwe zouden de ingezetenen Batau-
*uoers
of Bataviers zyn genoemd. Maar dit
ftrydt nog tegen myne aanmerking, dié ik zoó
even uit de oudfte Schryvers gemaakt heb ;
waarom het best is den naam der
Batavieren ,
af te leiden uit het volk, waar uit zy gefproo-
ten zyn de
Batten namelyk. Deezen maakten,
weder een fmaldeel der
Catten uit, en deezen
zyn het allerwaarfchynlykst, welke aan dit Ei-
land nieuwe inwooners, en vervolgens een nieu-
wen naam gegeeven hebben. Van deeze
Batttn
vind men nog fpoor in Battenberg en Batten^
häufen
, welke in hua oude landftreek worden
aangetroffen. Dog al genoeg van den naam ,
laat ons tot de befchryving der
Batavieren over-
gaan , welke üit het doorhichtigfte volk van
Duitschland oorfpronkelyk, vólgens tacitejS

voor

-ocr page 381-

DER. BATAVIEREN, 33^

voor geene Germaanen in braafheid en roem be-
hoefden- te zwigten.

Fr. Mag ik nog vraagen, omtrend welk een
tyd zy hier zyn gekomen?

É. Zé\'er wel, dat „ftaat u altoos vry, ik zie
?er■ uit dat gy opmerkzaam zyt. ■ Naar alle waar-
fchynlyklieid hebben zy omtrend eene eeuw voor
onze jaartelling de reis herwaards aangenomen,

Fr. Is- het\' dan niet byna negentien eeuwen
geleden, want wy zyn nu in de agtiende, die
fchielyk zal afgeloopen zyn; omtrent vyftig jaa-
ren voor de komst van c^SAR in deeze land-
ftreeken?

E. Zeer wel gerekend, myn ZoonI maar op
deeze laatfte vraag zult gy gewis nog eene an-
dere laaten volgen. Hoe het dan bykomt, dat
wy tot nog toe van deeze
Batavieren geene mel-
ding hebben hooren maaken, eh waarom zy
minder dan de Jlibrf«en ,: de
Menapiers, de
Tenktren en andere Nabuuren zich tegen zulke
vreemde ftroopers , als de
Romeinen waren, ver-
zet hebben. .

Fr. Dit doet my zeker vreemd.

E. Hier zyn gemakkelyk redenen van te gee-
ven. Uit alle de aantekeningen die wy van
cae-
sars
togten bygebragt hebben, kunnen wy met
zekerheid opmaaken, dat hy nimmer in het ei-
land der
Batavieren .geweest is waar. zy zich
toen nog alleen ophielden ; naderhand,.wanneer
zy vermenigvuldigden, hebben
zy zich eerst tot ■

over

-ocr page 382-

336 HET VERÖRAG DER

over ät Maas m Belgisch Gallien mtgeh^
de landen, welke door de oorlogen, van c^SAR
ontvolktrwaren. Ondertu^chen, -wyl zy zieh
even gevestigd hadden,. was het iiog ,hunne zaak
niet, zich tegen zulk een gevaadyken. vyand te
verzetten en hun opkomenden ,ftaat aan een
onzckeren uitkomst te waagen^ daar zy vrsem-
dehngen in deezen oort en van alles, door hun-
ne Ugging byna afgefcheiden
waren, Zy hebben
daarom verkozen het voetfpoor van eenigen hun-
ner Nabuuren, te vplgen en te zien, of zy onder
jeeriyke voorwaarden van het bezoek van zulke
gewelddryvende gasten konden bevryd, blyven $
en het blykt,by de uitkomst, dat dit
hun gelukt
is. C^SAR mag zyne gewoone uitdrukking van
bevredigen, het welk by hein zoo veel zegt, als
onderwerpen, .zoo web van hun,\'als van andere
ongenoemde volken, gebruiken , die voor
en,na
gezanten aan .hein. gezonden hebben,; de jBaïfl-
we-rera hebben hetegter in dit licht niet\'be-
fchpuwd. De
Romeinen zelfs hebben hun niet
als overwonnelingen, maar als vrienden en
bondgenooten T van het
Roomfche jvxAk aange-
merkte*), qn ,wy zullen in\'t vervolg zien , dat
; ■ ., ; : \' het

. Wat beduiden anders dè woorden van TAcrrüSJ
hanèt fisnos , aniiqu^e Sódetam injïgne. Nam
Tiec^ tributis contemnuntür nec puhlicanus atterit?
9, Dè eer van het öüde\'bondgenoótfchap, wa^ar door
zy Wven anderen uitftäkea duurt nog. Want vf

-ocr page 383-

B A T A V I É R E N. 337

het hun nog moed nog aan dapperheid ontbrak ^
om zich te doen gelden, zoo dra zy op een
anderen voet behandeld wierden. ^

Fr. Hoe zzgtn de Batavieren \'er uit?

E. Als het fchoonfle volk van den aardbodem.
Verbeeldt u mannen van eene ryzige geftalte,
met welgevoede en gefpierde Ledemaaten, blank
van huid , met helder blaauwe oogen , blonde
of geele hairlokken , die wanneer ze niet op-
gebonden of afgefneeden waren , langs de bree-
de fchouderen kronkelden , verheven van voor-
hoofd , vry en min of meer fors van uitzigt;
en gy ziet de gedaante van eeh
Germaan of
Batavier voor u.

M. Zy zuilen \'er dan meer verlclirikkelyk, als
bevallig hebben uitgezien.

E. Zy waren by de Romeinen ten minften
zoo verrdhrikkelyk , dat zy hunne kinderen \'er
bang mee pleegden te maaken. Maar een volk,

dat

worden niec vernederd door eeriige fcliattingen , nog
door een tollenaar beroofd": —^— en van het berugte
oprchrift, op een oude fteen onder de Keizers
anto-
ninus piüs
en septimius geta gegraveerd, en
la ons Land gevonden:
Cives Batavl, fratres et Amict
popuit Romani?
„ De Bataaffohe b urgers, broeders ea
vrienden van het Romeinfche volk". Niettemin worden
zy in denzelfden adera, -—. daar,
pars imperii Roma\'
ni,
en de Romeinfche Keizers hier, Batavorum Domini,
genaamd. Maar dit is doorgaans het geval in verboa«
den tusfchen volken, daar de magt zoo ongelyk Is^

1. DEEL. Y

-ocr page 384-

de gestalte der

dat door geenerbande weelde vertederd een vol-
maakte vryheid ademde , aan alle ongemakken
van de lucht bloot gefield , tegen de koude van
deeze luchtftreek gehard, en ter aller uur gereed
was, om vyandelyke aanvallen te doen of af te
keeren , kon dat wel anders dan een
Martiaal
voorkomen hebben, machtilde? De Romeinen
heugden lang met fchrik , wat fpel de Gallen, de
Cimbren en de Teutonen, hen berokkend hadden,
en van dien tyd af moesten die meer, dan eenige
andere narien, voor bullebakken en booze mannen
by hunne kinderen\' verfhrekken. Hier by kwam
hunne meer dan gemeene lengte en zwaarte van hg-
haam en leden. Voor het overige behoort gy te
weeten, dat de fchoonheid van een mansperfoon
niet zoo zeer in de fyne en geregelde trekken van
zyn gelaat, als wel in de Juiste evenredigheid,
en de frisfche kleur van een wel uit een gewasfen
hghaam beftaat, en dit bezaten de
Duitfchers by
uitneeraendlieid, wyl de natuur eene vrye wer-
king wierd gelaaten , en het gebruik van din-
gen , die het lighaam alleen verzwakken, en de
gezondheid krenken by hun geen plaats had.

M. Waren zy dan doorgaans grooter en fors-
fer dan de
Romeinen en Grieken, die zoo veelc
ongelooflyke daaden verrigt hebben?

E. Hoewel men hun te onregt eene reuzen
geftalte heeft toegefchreeven , gingen zy daarin
toch de
Grieken en Romeinen te boven,

te

333

-ocr page 385-

eataviic re n.

le meermaalen het hart in de fchoenen zonk ,
wanneer zy met de
Galliërs of Germaanen
handgemeen moesten worden. De laatllen over-
troffen nog de eerflen , zoo dat zy gemeenlyk
de grootfle inwooners van
Romen een half voet
te boven gingen. En men mag gerustelyk ge-
looven , dat de
Batavieren voor geene andere
zullen hebben moeten onderdoen.

Fr. Welke zyn daar de redenen van?

E. Deeze moet men niet alleen hier in zoe-
ken , dat zy het naaste kwamen aan den oor-
fpronkelyken ftaat , waar in de wyze hand des
Scheppers het menschlyk lighaam vormde ; —
maar ook in den aart der lucht- en landftreek,
waar in zy leefden; — waar in de lighaamen zoo
min door langduurige hitte uitdroogden, als door
koude in eikanderen krompen. De gemaatigde
Noordfche gewesten leverden daarom toen en
leveren nog in
Schotland, Duitschland en dit
gedeelte der
Nederlanden , veel grooter ras
van menfchen op , dan
Griekenland , Italien ,
Spanjen en het Zuiden van Frankryk fchoon
de natuur al merkelyk verzwakt is , naar maa-
te wy afgeweeken zyn van de oorfpronkelyke
leevenswyze. In deeze zullen wy nog meer
oorzaaken van de grootte en fterkte der lighaa-
men gaandeweg ontdekken; — in eene kleeding,
die de doorftraaling niet belemmerde , nog het
lighaam belette zich uittezetten; — in de op-
Y a voe-

-ocr page 386-

DE gestalte DER

343

voeding;— in de eenvoudige Vaderlandfche Spysj\'
die zy gebruikten ;• — in den maatigen arbeid ,
welken zy verrigtten ; in de koelheid van hun
temperament; — iti het vermyden van ontydi-
ge en ongelyke huvi^elyken.- Ik vinde my intus-
fchen in ftaat , myne kinderen , om u te laaten
oordeelen hoe de
Batavieren \'er uitgezien heb-
ben, door de afbeeldingen van eenige koppen,
welke van tyd tot tyd onder den grond gevon-
tlen zyn, vooral in en omtrend
Ninpvcegen, ze-
kerlyk eene der oudfte Steden van ons Vader-
land. Twee Predikanten
smetkjs of smit Va-
der en Zoon, die hunne natie en orde eer aau-
deeden ,■ hebben geen vlyt nog geld ontzien, om
alles wat de grond van overblyffelen en oudhe-
den opleverde, op te koopen, te verzamelen en
te befchryven. Aan- hun hebben wy de ge-
meenmaaking van deeze beeldtenisfen eerst te
danken , welke meestal tot cieraad aan aarden
of metaalen Vaten gediend- hebben , ^ en buiten
twyfel, wyl ze in den tooi zoo
zeer met dc
toen leevende inwooners deezes lands overeen
komen , als ze in gedaante van de
Romeinen,
verfchillen , geheel naar de ^eerften gevormd
zyn.

Fr. M. Gy verrast ons op nieuw, myn Va-
der ! die moeten wy onze Moeder vertoonen.
--Waar zyn die fchatten gebleeven ? —- Ze-

E.0

kerlyk hier of daar in ous Land!

-ocr page 387-
-ocr page 388-

b a^ a v i e r e n.

^E. O neen! Schoon ze hiér het meeste geld
^waard waren, en onze openhaare hihhotheeken
cf Vorstclyke kabmetren buiten gemeen zouden
vercierd hebben, was \'er niemand in dien tyd,
welke een toereikende prys voor dezelve wilde
tetaalcn , waaropze van den Keurvorst van
de
Paltz opgekogt en naar Dusfeldorp vervoerd
zyn. In deeze eeuw bewaarde de Heer
van he-
keren
te Zutpben nog eenige koppen der Bata-
vieren
in zyn Kabinej:, en h« xiannegieïer ibe-
zat \'er insgelyks een , welken hy in zyne ver-
handeling over het huis te
Britten heeft niede
gedeeld. Zoo wy hoopen zal \'er hier of daar
jonder de beminnaareii der Oudheid in ons Va-
derland nog wel een en ander zyn op te fpoo-
ren , die dezelve eene plaats onder zyne zeld-
zaamheden waardig gekeurd heeft, fchoon zy al
hl kunst by de afbecldfels der
Romeinfche en
Griekfche koppen niet haaien kunnen.

M. Het uitzigt vaii deeze Batavieren is toch
niet wreed: -- het valt my in de hand; — maar
wat ftaan de ooren wonderlyk aan \'t hoofd,

E. liet Batavfch.e oor trok in de oude tyden
4e opmerking tot zich , cn de regels van den
puntdichter
imartialis , v/aarin hy iemand laat
zeggen , „ elk leent uwe guiteryen en boeiten-
de verzen, die maar geen
Batavisch oor heeft,"
hebben veelen Geleerden werk gegceven. Men
heeft \'er doorgaans uit willen opmaaken , dat
de
Batavieren geen fmaak nog aandoening had-

Y q den

341

u

I

-ocr page 389-

34« »E GK STALTE. DER

den voor eenige geleerdlieid nog geestiglieid: (1)
dan al was dit de meening van
martialis , wat
bewys ligt \'er in het zeggen van een fchimp-
dichter, die niet veelen kou , dat zyne fnake-
ryen , welke in die tyden elk een , zelfs de
Britten en Geten bevielen, van de Batavieren
verfmaad wierden ? Daarom moest de Batavier by
hem met veragting
Qlufus) de Rosfe heeten, die
by andere Dichters de
geelhairige en gotidbairi-

ge Batavier genoemd wordt: - daarom moest

het uit wraak aan domheid en ezelaartigheid
worden geweeten, het geen wy met grooter recht
aan hunne zedigheid en eerlykheid kunnen toe-
fchryven , waar door zy een afkeer hadden, van
de onguure taal en de lalfe vleijeryen eenes Dich-
ters, die zich niet fchaamde den Keizer
domitiaan,
meer een m^onster dan een Mensch, hemelhoog
te verheffen. — En tot deezen fchimp gaf hem
de vorm van de Ooren der
Batavieren eenige
aanleiding. Behalven dat zy grooter waren, dan
die der
Romeinen, ftonden zy meer fcheppende,
agter van het hoofd afgeweeken, gelyk derzelver
natuurlyke ftand dus ingerigt is, om het geluid te

be-

1  Dus fpraken de Grkhen van een Boeotisch oor,
en zommigen willen ook hier leezen,
aurem qui non
habet Boeotam
, anderen Suevam of feveram. Zie
hier over de geleerde aanmerkingen van den Heer
WASSENBERGH. Vcrh, van \'t Utr. Genoodfchap, I. D.
bi. 473-

-ocr page 390-

BATAVIEREN.

beter te vangen ; by de Romeinen daarentegen
wierden ze, gelyk by ons in de jeugd, plat te-
gen liet hoofd gedrukt. Het zy nu, dat de kon-
ftenaars egn gelaat, dat hunne Vaders en kinderen
verfchrikkelyk was, volgens den Dichter met voor-
dagt wilden ten toon ftellen; of dat de gewoon-
te van eenige waargenome byzonderheid te
fterk te verbeelden, hen hier toe vervoerde: zy
gaven althans aan de
/Batavieren byna midas-
ooren, welke by him te meer opzien verwekten,
om dat
claudius en nero ook daarin hadden
uitgemunt. De
Grieken maakten het niet beter
met de
Schythen , welke zy fpottende
ivOTomjoi noemden, als of ze
geheel ooren M\'^a-
ren , ten minften
op hunne ooren lagen. Zoo
wierd alles wat vreemd was, wonderlyk ver-
groot. -- Misfchien hebben zy de huiden die

zy droegen en waarop zy zich nederleiden ,

voor ooren opgegeeven. -- De kwinkflag van

martialis was dus niet onaardig, maar zy doet
niets af. Indien men den kop van den Heer
can-
negieter
, waarin zulk een oor het fterkst af-
fteekt, naauwkeurig gevolgd heeft, is fchrander-
heiduit het fcherpziend oog gemakkelyk te leezen.

M. Wy weeten nu al genoeg van het voor-
komen der mannen: ik ben niet min nieuwsgie-
rig om de vrouwen te leeren kennen.

E. Buiten twyffel hebt gy een gering dcnk-
.beeld van haare fchoonhcid »
m.chtilde ! dit
vooroordeel is vry algemeen. —— Schryvers
y 4 van

343

-ocr page 391-

SHHOONHEIP

yan naam hebben \'er ons in zoeken te vermer-
ken , maar zy hadden \'er geen reden toe. Ik
geloof vvel niet, dat die edelheid en fynheid van
iveezenstrekken , welke men in Steedfche Jong-
vrouwen roemt, by haarplaats vonden ; We-
gens haar \'voedfel en wyze van opvoeding was
dit niet te verwagten ; maar zaagt ge nimmer
fchoonhedèn op het land, welke bekoorlyk wa-
ren door haare welgevormde leden , fchoone
tahe , onbedvvonge houding, bloezende kaajcen,
bloeijende gezondheid en onfchuldige eenvoudig-
heid. En zulke fchoone Landmeisjes, die nog
by óns niet ze]dzaam zyn, moeten, als ik alles
in aanmerking neem, zoo min als hupfcbe kae-
rels onder deezen landaart ontbroken hebben. Hoe
izouden zy anders moeders van fchoone kinderen
hebben kunnen worden ? — kinderen, die volgens
het getuigenis van
tacitus in gedaante, en ry-
zigheid uitfteekende waren. O Of meentge, dat
de vröuwelyke fchoonheden alleen op
Jsfemblees
en Saletten te vinden zyn , en in Franfche
Schooien gevórmd worden. Qeloof vry, myn
Kind, dat daar menig bloem verflenst
, welke
op het veld zou opgelooken hebben.

\'M. Ja Vader , \'er kunnen ook natuurlyke
fchoonheden zyn ; maar hadden zy allen ook
goudgeel hair en blaauwe oogen ?

E. Ce-

(*) Forma confpicui & eft plerifque procera pug.
iltia. Tacit. hift. L. 4. • ■

844

-ocr page 392-

DER BATAAF\'SCHE VROUWEN", -^45

E, Gewislyk, tacitus merkt de Germaa-
nen
als eene oorfpronkelyke onvermengde natie
aan, om dat zy over h geheel van eenerleie
grootte en geftalte waren. Het geelagtig hair
was een eigen kenmerk der
Germaanen i men
Oordeelde daarom , dat de
Cimbren en Caledo-
niers
of Schotten van Germaanfche herkomst
Avaren , om dat zy geele hairen hadden ; en
wanneer de Keizer
Caligula eene gewaande ze-
genpraal over de
Batavieren wilde aanftellen ,
liet hy eenige van de Ivloeköe en welgemaakt-
Ite
Galliërs het hair blinkend geel \'maaken ,
en op de
Batavifche wyze drafigen volgens
suetonius, Deeze twee hoedaanigheden van
hair en oogen zou men ook aan de lucht en
de landftreek kunnen\' toefchryven , men
vindt
ze toch nog veel onder onze land- en zeelie-
den :
in de Steden , treft men ze minder aan ,

daar de meeste ; - dog vry algemeen op de

eilanden in de Zuiderzee, daar de minfte vermen-
ging en verbastering plaats heeft. De zeldzaam-
heid van bruine en zwarte
oogen, heeft deeze zoo
wel als het donkerbruine en gitzwarte hair, dat
alles zeer gemeen is in heetere luchten boven de
helder blaauwe oogen en het geele hair naderhand
doen verheffen: maar eene voldoende reden is hier
yan niet te geeven. Men kent de grilligheid der
fmaak in deeze opzigten ; de een verkiest eene
bruinet, de ander eene blonde : en inderdaad,
geele blinkende hairen , W^at bleeker of wat
Y 5 hoo»

-ocr page 393-

34ö s c ii o o n ii e I D

hooger van kleur , gelyk de Sehryvers meestal
van hlond, geel en goudgeel hair fpreeken, zoo
lang zy niet in het roode of rosfe vallen , zyn
geenzins verwerpelyk; vooral, wanneer zy met
een losfen zwier om het hoofd cn den blanken
hals krullen. De
Germaanen waren toch niet op
deeze kleur gefteld, om dat dezelve die\'van bloed
en vuur het meeste evenaarde, gelyk
clemenS
van Alexandrien voorgeeft, maar om dat zy die
het fraaifte vonden voor Mannen en Vrouwen. In
de zestiende en zeventiende eeuw dagt men niet
anders. Wanneer u fchilderyen van
lucas van

leiden , cornelis van haarlem , goltius\'

of andere oude Meesters voorkomen , zult gy
zien, dat zy hunne Godheden en fchoonfte
Vrouwen blond of geel hair gegeeven heb-
ben. En niet zonder reden , wyl de oudfte
Griekfche Dichters hen daarin zyn voorgegaan.
In
Rome zelfs , daar dit hair ongemeen was,
vond men \'er zoo veel fmaak in, dat men doOr
zekere lobgen van kalk en zeepballen, die door
de
Batavieren en Mattiaken best bereid wier-
den , het hair zogt te verbyten en een goudkleur
te geeven, waar van ook zulke maagden in on-s
land zich bedienden, welke dat gewoone cieraad
van de natuur niet ontvangen hadden , of in
welker zin de natuurlyke kleur niet hoog genoeg
was. Zommige
Romeinfche Dogters bedienden
zich, volgens
ovidius van valfche hairlokken
der
Germaanen, na dat zy de haare hadden la-
ten

-ocr page 394-

der eataafsche vrouwen. <347

ten ïiffnyden. En dat dit geen uitwerkfel van eene
kortduurende
mode was, blykt uit de redenvoe-
ringen van
tertuluaan en Hieronymus , die
het nog in hun tj^d noodig reekenden, deeze heer-
fchende drift te keer te gaan. De eerflefchreef, dat
zy met zulk eene vervaïfching haar volk en Vader-
land verloochenden: en de laatlle -—. dat zulke
hairlokken , waar toe kan een kwalyk geplaatfte
yver een redenaar niet vervoeren! egte afbeeld-
zels waren van de vlammen der
helle. — Het
oordeel van zulke kiefche Keurmeesteresfen doet
intusfchen zeer veel uit. De
Bataaffohe Meisjes en
Vrouwen moeten \'er zeker met haare goudgeele
hairlokken zeer wel hebben uitgezien in het oog
der
Romeinfche Juffers, anders zouden zy haar
der navolging niet waardig gekeurd hebben. Dit
werpt het bevooroordeeld getuigenis van den
Schryver der wysgeerige gefchiedenis , en van
anderen geheel om ver. Men vond nimmer eene
BissuLA , of zulk eene fchoonheid als
ausonius
in een Duitsch Meisje befchryft, en die hy met
de uitmuntendfte bekoorlykheden in
Roms gelyk
ftelt, onder eene natie, wier Vrouwen in \'t alge-
meen leelyk en afzigtelyk zyn: — maar wel on-
der de
Celten en Germaanen, die volgens het ge-
tuigenis van
athen^jEus niet alleen onder de Bar-
haaren de fchoonfle, maar ook volgens diodorus
siculus
, — zonder eenige vergelyking , zeer
fchoone Vrouwen hadden. Wy behoeven ons
dan niet te beroepen , op het getuigenis van

on-

J

-ocr page 395-

352 DE KLEEDING

onze oudfte Schryvers, — op de wanrde, wel-
ke men hier akoos in waare fchoonheid gefteld
heeft, — op de ondervinding van laater tyd;
daar wy, volgens het onzydig getuigenis vau
Vreemdelingen, in
Duitschland en vooral in Ne-
der duitschland
zulke fchoone Vrouwen , als er-
gens hebben.

■ M. Ik ben voldaan myn Vader en zeer wel
te vrede, dat het anders uitvalt, dan ik gedagt
had.

E. Gy hebt \'er ook reden voor myn Kind :
indien het zoo niet was , zou het een ongunftig
vermoeden geeven , omtrend de Juffers alhier te
lande , zelfs in deezen tyd , welke verandering
\'er ook mag voorgevallen zyn.

Fr. Hoe zoo Vader?

M. Ik weet niet waar gy naar vraagt, fre-
derik
! ik ben voldaan, maar niet minder
nieuwsgierig, hoe deeze
JBatavtfche fchoonen
zich gekleed en opgecierd hebben.

E. Magtilde gevoelt de kragt van deeze ge-
volgtrekking; maar ik verwagtte, dat zy niet min
nieuwsgierig naar de geestgefteldheid der
Bata-
vieren
, dan naar hun uiterlyk voorkomen , ge^
vraagd zou hebben, of in deeze fchoone lighaa-
men ook fchoone zielen huisvestten. Dan ik zal
haar te Aville zyn. Meisjes houden toch van den
opfchik en dc kleederen maaken den man, niet
waar myne Dogter?

M. Ik zal dit maar toeftemmen; dog ik vrees,

dat

-ocr page 396-

DER B A T A V I E R E K". 349

(fet het hier evenwél zeer gemeen zal uitkomen.
Dé Fabrieken van
Franfchen, Engelfchen en
Duitfchers waren toen immers niet bekend, en
zelf? — neen, die zullen zy niet geliad heb-
ben j wat fchoot \'er dan over? daar ben ik zeer
nieuwsgierig na. ,

. E. Maar zeer weinig! en egter konden zy het
weemde beter misfen dan wy, die nog zoo
veel keur van inlandfehe ftoffen hebben. Behal-
ven de vagten der fchaapen, de huiden van wil-
de en tamme dieren , de basten van hoornen,
vlas en hennip leverde dit Land niets op,
en daar mee wisten zy het ook te redden.
Hunne Kinderen liepen , tot dat zy huv»^baar
wierden, meerendeels naakt; knegtjes en meisjes
fpeelden en zwommen dus onder elkander; en
dus kunt ge ligt begrypen , dat zy in hoogeren
ouderdom weinig tot dekking noodig hadden.
Even als onze eerfte Voorouders waren de hui-
den der beesten hun eerfte toevlugt: van deeze
maakten zy — een zoort van wambuizen of kol-
ders zonder armen, waar toe zy het leer met of
zonder hair wisten te bereiden en fmydig te
maaken ; —- en overrokkeii of mantels, wel.
ke zy met het hair naar buiten gekeerd om de
fchouderen hingen, en met een gesp of doorn
vast maakten, om wind en regen af te keeren.
Hier toe konden de bokken- en hartenvellen of
runderhuiden best dienen, het zy dezelve zamen
gevoegd of enkel, ten deele of geheel
met al

-ocr page 397-

50 de k l e e d i n g

den aanhang , of in een vierkante vorm gefnee-
den , daar toe gebruikt wierden. De binnenfte
bast der boomen , dezelfde, waar van nog in
Miiscovien matten, en elders touw, ja zelfs pa-
pier gemaakt wordt, diende hun insgelyks tot
onderkleeden en fchorten of broeken , wanneer
zy die verkozen te draagen. Het linnen, dat van
vlas en hcnnip gemaakt wierd , diende meest tot
kleedjes voor de Vrouwen; die doorgaans de
-armen , borst en beenen bloot hadden, en wei-
nig in opfchik van de Mannen verfchilden , al-
thans geene keurslyven kenden. Tienen mand-
jes , of ftukken van dieren huiden en vilten
mutfen, dekten zomtyds de hoofden deï . Man-
nen ; linnen doeken die der Vrouwen. Dc
voeten waren van beiden ongefchoeid , of zoo
zy het in den winter noodig agten , kon
de huid der dieren, waar van de
Menapiers en
Sueven hunne laarsjes maakten \', of de bast der
boomen , welke daar toe nog in het Noorden
gebruikt wOrdt, hun een bekwaam fchoeifel ver-
fchalfen.

Fr. Hoe konden zy het met eenige mogelyk-
heid in zulk een koude luchtftrcek met zoo wei-
nig dekking uitharden: daar wy.....

M. Dan moeten de Batavieren weinig van
fchaamte en eerbaarheid geweeten hebben\\

E. Ik zal beide deeze billyke bedenkingen
beantwoorden , myne Kindereh. De uwe eerst
frederik. Dat wy, dis,.^an jongs af aan een

zorg-

ö.\'3

-ocr page 398-

u

DER. BATAVIEREN.

zorgvuldige bedekking en warme kleeding ge-
woon zyn, het in den winter fchielyk befterven
zouden , wanneer wy ons naakt aan de lucht
wilden bloot ftellen , is buiten twyffel; maar
hier uit kunnen wy geen gevolg tot de
Batavie-
ren
trekken ; misfchien is de koude in dien
tyd hier zoo geftreng niet geweest. Dezelfde
landen hebben toch niet altoos dezelfde graden
van warmte en koude. - Door het weghak-
ken van onmeetelyke bosfchen, en het ontginnen
der gronden is zeker hier eene groote verande-
ring veroorzaakt , waar aan de meesten wel
eene beteren invloed der zonneftraalen , meer
ftoovende zomerwarmte toekennen; maar waar-
uit ik telfens in herfst en winter, wanneer het
vermogen der koesterende zon weinig is, een vryen
doortogt voor noorde- en ooste winden, die ons
de koude en vorst aanbrengen , zou afleiden.
Wy, die in den zomer aan grooter hitte en in
den winter aan grooter koude bloot gefteld zyn,
moeten dus met eene
mindere befchutting in
beide opzigten grooter\' verandering ondergaan ,
welke wy veel min dan zy verduuren kunnen,
daar hunne lighaamen veel grooter en fterker,
en van kindsbeen af daar tegen gehard waren.
Wat zouden wy zelf, die van de geboorte af zoo
verzwakt zyn, niet kunnen uitftaan , indien de
gewoonte onze lighaamen niet vertederd hadl
Hebt ge niet dikwerf fchamele jongens met

bloo-

35t

-ocr page 399-

352 DE KLEEDING

bloote hoofden, handen en voeten , en in *t
heel met weinig of geen bedekking in den win-
ter zien loopen? Hoe kort is het geleden, dat
onze zeelieden in West-Friesland en elders met
de borst ontbloot liepen in fneeuw en hagel ?
Tk herinner my het antwoord van den naakten be-
delaar aan iemand, die niet wist hoe hy de kou\'
verdraagen kon. „ Gy gaat wél met het aan-
gezigt bloot , en myn lighaam is geheel aan-
gezigt."

M. Zj^t ge nu ook voldaan frederik, maar ik
verwagt niet, dat Vader myne bedenkingen even
gemakkelyk zal kunnen oplosfen.

E. Even gemakkelyk,. myn Kind/ Zoo oii-
betaamlyk en gevaarlyk , als het zyn zoude in
den tegenwoordigen tyd:Zoo naakt of zoo wei-
nig gekleed te gaan, zoo onberispeJyk was het
in de onfchuldige dagen van onze Voorouderen,
toen men in deeze ontblooting geen erg had ^
nog
verbode. lusten by hun ontydig opgewekt
wierden. Of denkt ge, dat alle die volken, wel-
ke het lighaam minder dan V17, of geheel niet
dekken , daarom zich mCiCr aan onkuisheid en on-
gebondenheid overgeeven ? in tegendeel worden
de grootfte onmaatigheden bedreeven by volken,
die tot een ander uiterfte overgegaan zyn. In
het Oosten komen de Vrouwen niet, of geheel
bedekt te voorfchyn, en een ongedekte volwasfe
Vrouw verwekt daar zoo veel opzien, als eene

Ba\'

-ocr page 400-

d ie r batavieren.

Bntavijche wyze van kleeding hier zou veroorzha-\'
ken: en egter is de weelde liergens in hooger trap
dan in het Oosten. De gewoonte doet in déezen
opzigte onbedenkelyk veel uit. De kleeding heeft
vdt bewustheid van zonde en fchaamte haaren Oor-
■tprong; niet té min is ze zoo Wel aan eert algemee-
ne zugt tot opfchik om te behaagén en uit te inun~
-ce, als aan de noodzaakelykheid en Welvoeglyk^
heid toe te fchryven. — Wy zullên in \'t vervolg
zien"i dat oneerbaarheid in \'t geheel niet oudef
de gebreken • dér
Batavieren kon geteld worden»
Het is dus te verwonderen, dat
cluverius, die de
eer van zyne landslieden anders zogt op te hou-
den j in di| géval zoo ganscli averegts bandek;—
®n\' dat" veelen de
Batavieren bok hierom mel-
de Wilden in eene clasfe.-hebben-gerekend,.!/

Fr. Myne Zuster meende een prysje te be-
haaleri, en zy^komt \'er éven\'\'zbo »af,.\\als ik. ■

M. Dat fchaadt niet ; maar waren de Öogtésff
ên Vxouwen der
Batavieren dan geheel onver-
fchillig voor allen tooi en yerciering? ,

E. Wat zal ik u daarop antwoorden ? mag-
tilde
, gy denkt meer dan gy vraagen durft,
„ konden de Vrouwen dér
Batavieren met zoo
weinig en zulk eene geringe kleeding nog
ichoon heeten " wilt gy zeggen? is het zoo
niet ? en egter waare fchoonheid behoeft geen
leencieraad. De bekoorlyke
bissula van au-
sonius
^ wist van geene der kunftenaaryen
m verfraaijingen, waar van dë Romeinjcbe Juf-
i. Deel, z " ^ - fer«

-ocr page 401-

2s4. d .e k l e e d i n (?

fèrfchap zicli bediende, en;egter kon niemand
haar overtreffen. (*) Wanneer de beeldhou-
wers en fchilders in de Goden en Godesfen
der oudheid de volmaakfle voorbeelden van fchoon-
heid wilden uitdrukken, zogten zy deeze geenszins
in de kleeding, maar in de edelheid en evenre-
digheid van het geheel.- Een
hercules wordt
éven als een
Batavier met een -enkele dieren-
huid; — een
APOLLo met een mantel; — eene
vENus of geheel .naakt, of met een ten halven-
lyve ligt qmgeflagen kleed; zelfs eene kuifche

dia-

... ■ .

(*) Kanomen meer védangen dan de Dichter aan
deéze oorfpronkelyke
Germaanfche feboonheid töe-
ftliryft? \'

■ -------- ■ Germam ir.aneret

Ut facies, ocalos coerula , flava comas,

Arnbtguam mod» lingua facit .^modo forma puellam t
Htec- Rhena genitam pr^edicät, h£c Latio,

\' . ■ n I

bèliciam, blandithe, Itidus ^ amor, voluptas,
Barbara , fed qués Latias vincis alumna pupas\',

Bissula nec ceris nec fuco imitahilh ullo
Naturale decus ßäae non commodat arti,
SandyX ^ cenisfa, alias ßmulate puellas}
Temperiem hanc vultus nefcit manus. Ergo age piSorf
Puniceas confunde rofas^ ö? Ulla mi fee,
Quique erit ex Ulis color aeris, ipfe fit oris,
BissüLA was wed geen Bataafsch maaf een SwahiscJi.
boerinnetje, althans van den Donau, en dus uit zulle
een gedeelte van
Germanien , dat boven andere ia
fehpgne vrouwen tiiet uitfieekt.

-ocr page 402-

der batavieren,

öiANA , daar zy ter jiagt gaat éven zoo vertoond,

als de Batavifche Vrouwen geideed gingen.---

Maar ik wil hier niet mee te kennen geeven,
dat de
Batamfche Vrouwen in \'t gékeel niet dag-
ten, om zich wat op te eieren, en haar fchoone
geftalte eenigen luister by te zetten : neen , zy
zouden dan misfchien de eenigfte liitzondering.
onder de Dogters van
eva maaken ; zelfs haare
Mannen gebruikten in deezen opzigte min of
meer oplettendheid; — alleen bepaalden zy hier op
haar eenigfte aandagt, noch befteeddcn hier aan
een voornaam gedeelte van den dag. Dat zy
ook hunne lighaamen met tekenen én beeldte-
nisfen misvormd zouden hebben, gelyk de Fi^en
en
Britten weleer en thans nog veele Amerikaan-
fche volken, vereischt bewys : maar hun voor-
naamfte werk maakten ■ Mannen eh Vrouwen
van het hair. Het blonde en geele hair verftrek-
tè hen niet ftegts tot een nationaal kenmerk,
gelyk wy zoo even aanmerkten, maar ook tor
cieraad: daarom zogten zy het door verbyten en
Vérwen die kleur fe geeven, zoo de natuur hier
te" kort was gefchoooten; en teffens door eene
zekere fmeering en as dien glans en kronke-:
lenden zwiei- te doen aanneemen, welke by fom-
migen ontbrak. In de jeugd droegen zy het hair
lós; maar vervolgens wierd het opgebonden op.
de kruin van het hoofd, zoo dat d^; einden vry
nederhingen.

z a - ■ riu

-ocr page 403-

I

. de kleeding

, ^Fr.^Zoo draagen de Franfchen m Büitfchers
nog hét hah\'.

E. Wy .en andere volken in Europa doen het
in navolging, vooral de geenen, die in den krygs-
dienst zyn y alleen met dit onderfcheid, dat het
hairin dennek zamengebonden wordt: gelyk onze
Nederlandfche vrouwen eenpaarig het hair in eene
tuit plagten zamen te ftrengelen, dat nog in zom-
mige dorpen, en weeshuizen
in zwang is. — Niet
min keurig waren de mannen op\'het hair himnef.
baarden, om dit iu eene gcichikte gedaante te
knippen en te kemmen. Het een en ander knn
in de koppen der oude
Batavieren duidelyk
waargenomen worden. Indien de baard al afge-
fchoren wierd,^behielden zy nogthans knevels,
welke nog onlangs by onze ruiters en foldaaten
ook gemeen waren. Wanneer het hair door
ziekte-of eenige andere oorzaak begon iiit val-
len , wisten; zy het weder door een zekere zeep.
of fchuim te doen groeijen, want oritydige kaal-
heid
wierd tot fchande gerekend. De mannen
waren \'ervooral op gezet, om het in eene groo-
te menigte te behouden , niet alleen tot cieraad,
maar. ook om \'er zoo veel te meer ontzachelyk
in den oorlog uit te zien. Wy zullen hi \'t ver-
volg meer zeggenom hun te bevryden van eene
verdenknig, dar zy niets met hun lyf op hadden
en \'er daar door onguur en ongefchikt uitzagen.
Laat ik nog in *t voorbygaan aanmerken , dat
zy het voor eene beftendige gewoonte hielden ^
zjch dagelyksch te wasfchen.

Fiu

-ocr page 404-

dek. batavieren.

Fr. Maar was \'er in \'t geheel voor het uiter-
ïyke geen onderfcheid van rang waar te nee-
men? waren zy allen even eens gekleed?

E. Geenszins. Schoon het onderfcheid in ryk-
dom en armoede, in een waare of ingebeelde
meerderheid en minderheid op verre na zoo
groot niet kon zyn hy een volk, dat naauwlyks
goud eh zilver kende , weinig behoeften had
en dezelve gemakkelyk uit het land zyner in-
wooning vervullen kon, of zoo dit te kort fehoot
elders de wyk nam; \'er was egter onderfcheid,
en dit moest zoo\'zyn om de orde in de zamen-
ieeving en het algemeen nut des te beter te
handhavenen.

Fr. Waarin konden zy zich dan doen uit-
munten , daar \'er zoo weinig ftof,
zqo weinig
vcrfchot was. ■

E. Een Indiaansch Koningje, fchoon hy geheel
naakt gaat, weet zich egter door zyn vederbos,
door zyne neus of oor vercieifelen, — door zyne
armringen of gordel kennelyk te maaken-, hóe
veel te
meer was hier toe gelegenheid by dé
Batavieren ? Daar de gemeene "man op zynen
mantel na meest naakt ging,"waren" de yeimïo-
genden en aanzienlyken meer gekleed, met die
wambuizen
en broeken of fchorten waar vaü
wy gefproken hebben. De twee eerfte ftooten
hen digt om \'t lyf, en waren geheel het tegen^s
geftelde van de lange en ruime klceding der
Qosterlingen 3 daar deeze de vorm der ledemaa-
Z $ ter?

■357

llj

1

I

■ii"

. \'i

-ocr page 405-

35? de kleedin©

ten duidelyk vertoonde. Zulk foort van onder-
kleding, waarby wambuis, broek en kouzen of
hoozen uit dén ftuk gemaakt waren , droeg
men nog lang in laater eeuwen. Deeze bpven-
en onderkleedy, fchoon al van beestenhui-
den gemaakt, \' kon aanzienlyk genoeg wor-
den, naar dat ze van fraayer huiden toebereid
was. Het wild is hier buiten twyll\'ei in grooter
verfcheidendheid geweest, toen het
land minder
bebouwd , meer met wouden en bosfchen voor-
zien was : harten, reen, wolven, vosfen, das-
fen, misfchien ook beeren en ander grof wdld;
haazen, konynen, inkhorens , konden hun een
ryken voorraad en verfcheidenheid van bont 0|>
leveren ,\' waarin al van ouds de grootfte pragt
in \'t iSToorden beftond en nog beftaatwaarze
ook hèt best bereid worden. Men wist daaren-
boven de bleekkleurige huiden met het bloed
van zeedieren tc beftippelen, — of met ruitjes,
rondjes, ftreepjes of nopjes van-een ander foort
en kleur af te zetten. Dit ftond zoo cicrlyk ,
dat het
vitellius bekoorde, om daarmede, in
plaats van met den gewoonen krygsmantel, voor
de
Romeinen te verfchynen, dat hem egter zeer
kwalyk genomen wierdt. De aanzienlyke vrou-
wen befchilderden ook haare doeken, en kleed-
jes met purperkleurige ftreepen en figuuren. In
volgende tyden, wanneer zy door middel van de
Romeinen \'gemeinfchap met andere volken en ken-

ïiis aan uitlieemfche waaren kreegen j is deeze

i - / . .. .. . ^ . . ■■ •

-ocr page 406-

1!

pier. batavieren.

^aderfcheiding merkelyk toegenomen, dan ik
fpreek nu alleen van de vroegfte kleeding onzer
voorzaaten, lleeds ten tyde van
tacitus waj
\'er merkelyk ondej-fcheid tusfchen hen, die de
oevers bewoonden, en daardoor gemakkelyk met
andere volken konden handelen , en tusfchen
die geenen, welken binnen in \'t land zich op?
hielden; hoewel zyne aanmerkingen zeer onder-
fcheiden worden opgevat, Is het te gelooven,
dat de eerllen flordiger; — de anderen, die geene
gelegenheid hadden
om iets vreemds te zien en
in te ruilen, veel keuriger zouden gekleed zyn ge?
weest ? Zoo luidt egter de gemeene leezing: (*•}
waarom de meeste Uitleggers meenen dat
ta?
ciTus juist het tegengeftelde heeft willen zeg-
gen ; ten zy men dit alleen op -de huiden der
wilde dieren, waarvan hy Ij^reekt , toe wil
pasfen. — Die aan den oever woonden hadden
min gelegenheid om ze te vangen en maakten
\'er ook zoo yeel werk niet vanpm dat zy
yan elders genoegzaam yerfchot van kleeding
konden kiygen :
maar die ver af woonden had-?
den deezen toevoer niet, zy konden \'er ook
buiten, want de huiden der dieren , die woud
cn bosch hun opleverden , gayen hun een ry-

ken

(^t) Cerunt ferarum pelles, proximi ripa ne-
gligenter, u!teriores exqmftiui, ut quibus nullus per
\'iommercia cultm»

Z4

II

1,

lp
f|

-4:

ii

:iiit
llliii

-ocr page 407-

gÖO HET ONDERSCHEID.

ken voorraad van bont, waarop zy dan ook zeef
keurig waren. Dus Ican de gewoone leezing
blyven, en ftemt volmaakt in met het geen wy
reeds aangemerkt hebben.

M. Was dit het al?hadden dan mannen noch
vrouwen geene andere zaaken , die enkel tot
cieraad, niet tot dekking verftrekten?

E. Van de vrouwen -weet ik u niets meer te
zeggen
machtilde. ^Velke cieraaden zouden zy
meer gebruikt hebben, die geene zyden ftoffen
kenden en nog minder van paerlen en edele Ge-
fteenten wisten ? Eenige mannen hadden mis-
fchien halskraagen en ringen van goud of zil-
ver; althans de
Galliërs gebruikten de eerfte,
en de jongelingen droegen een yzeren ring,
tot dat zy een vyand van \'t Vaderland ver-
flagen hadden. \'t Geen zy zelfs niet beza-
ten , kreegen zy van andere volken zomtyds
tot gefchenk.

M. Waar in beftond toch eigenlyk het onder-
fcheid van rang by hen?

E. Tacitus fpreekt uitdrukkelyk van drieër-
lei foort van rangen,
edelen, vrygeboornen
en SLAAVEN, en het is zeer te verwonderen dat
zommigen dit over het hoofd gezien, en daar
door aan het ganfche volk toegefchreeven heb-
ben , het geen alleen tot een of anderen ftand
behoorde. — De
edelen (nobiles) tin Edilingg.
®f Aethelinge, gelykze van ouds genoemd wier-
den j

-ocr page 408-

DEK. RANGE N.

den, maakten dus den eerften en aanzienlyldlc^

Fr."Zyn deezen van zulk een ouden oorfprong?
ik meende geleezen te hebben dat de Adel van
een veel laater uitvinding was, en zou dezelve
zoo vroeg onder deeze volken niet gezogt
hebben V

E. Gy hebt geen ongelyk myn Zoon.\' Het
fchynt weinig met de oorfprongelyke gelykheid
van den mensch , en den Haat van ^vryheid en
onafhankelykhcid , waaraan deeze volken zeer
naby kwamen te ftrooken, en egter was het zoo.
Men zegt wel, dat de
Gothen deeze nieuwig-
heid in
Europa hebben gevestigd , maar zy is
van veel ouder dagtekening, dan hunne overrom-
pelingen. En waar uit zyn de
Gothen toch ge-
fprooten ? — uit den zelfden oorfprong met onzs
landgenooten. Het is geen wonder dan, dat de-
zelfde onderfcheiding by hun bekend was, wel-
ke hier in
Duitschland, Vrankryk en elders van
overoude tyden heeft ftand gegreepen. Kan het
ons zelfs wel bevreemden , dat de zugt om
zich te onderfcheiden en uit te blinken , den
Adeldom tot in de
Indien heeft doorgedron-
gen? — men vindt \'er toch geene onduidelyke
fpooren van reeds in de eerfte waereld. Gy
moet egter zorg draagen, dat de gelykheid van
naam u niet
vervoère, om daaraan dezelfde denk-
beelden te hegten, wélke \'er thans aan ge-
2 5 liegt

m

ff::.

i\'i
p

ft

i.

i

i
m

il
m

-ocr page 409-

» e a d e

liegt worden, vooral in dit gedeelte van Qn^
Vaderland, waar geboorte alleen geen recht
tot onderfcheiding, veel min jot atgenieene
^igting geeft; waar de koophandel, als de fteun
van den ftaat, en de bron yan algemeenen en
byzonderen wclvaard wordt aangemerkt, en een
yder gerekend naar maate hy toebrengt tot Atel-
ftand van de maatfchappy, \' Een Edelman zon-
der verdicnfte , die
trotg is op de titels zyner
yoorouderen en op een Burger uit de hoogte
ïicderziet, terwyl eene belachelyke waan hem
belet, eerlyke middelen by der hand te nee-
jnen , welke tot handhaaving van zynen rang
zouden kunnen ftrekken, moet daar noodwendig
een voorwerp van v^ragting zyq. Maar be-
Jchouwt ze allen in deezen tyd niet in dit licht,
veel min in de dagen onzer voorvaderen.

Fr. Wat verhefte hen dan tot deezen aan-
zienlyken rang ?

E. Men kan hier alleen paar gisfen ; maar.
\\vyl de
grootfte of eenigfte braafheid by hen

"beftond in dapperheid, is het allenvaarfchyn-
lykst, dat zy, die hier in boven anderen uit-
»luntten , die hun leeven voor het Vaderland
liadden gewaagd en aan hetzelve eer en voor-
deel hadden toegebragt in deezen ftand verhee-
ven wierden. Dit toch is de oudfte en alge-
imeenfte oorfprong van den adeldom , en dit
was ook zeer gefchikt, cm elk tot dappere of

cds-^.

-ocr page 410-

b a t a. v,i r e

edele bedryven aan te fpooren , en dus 4s het
in deezen opzigte volkomen waaragtig,
dat ds^
deugd alleen veredelt

M. Ja maar Vader deugd en dappfirbeid zyn,
zoo ik \'t vi^el heb , zeer onderfcheiden : mj
waren anders aan den flegtften koop , die het
niet past de wapens voor \'t Vaderland te voe-
ren, en die door onze weerloosheid dikwerf
van die zoogenoemde deugdzaame manneii alles
te vreezen hadden.

E, Deugd en dapperheid zjü .ZQO ver niet
. van den anderen als gy Wel denkt, zy wierdeqt
by de
Latynen met een en het zelfde woord
betekent, er» by de
Batavmm zal het fluk óok
niet anders begreepen zyn , fchoon roekeloos-
heid, baldaadigheid en wreedheid, die met de
waare deugd niet beftaan kunnen, maar al te
dikwyls onder den naam yan dapperheid" door-
gingen. Gy ziet dus, dat veele beroemde over-
winnaars den ■ toets bezwaarlyk zouden door-
ftaan, en dat m.en daarentegen rpenig deugdzaa-
me manninne , die
zich getrouw kwyt in de
posten, waai-in zy geftekl is, die alle zwaarighe-
den ftandvastig doorworfteld , haaren man dik-
werf een riem onder hart fteekt en haare
zoonen blymoedig naar \'t flagveld zendt, om voor
haardftee en altaaren te vegten , den cernaaTii

ï|l
lil

D E

Ê

j\'iui\'i: I

ii:
llI\'MI

ujif

ïi

W: 1
i

s

\'Siï,.
1

iifii

■ \' - ■ ■ yajj

^y/us fola nohUitat. By de Romeinen bete-
kende
Virtm belde Deugd en Dapperheid.

-ocr page 411-

® B A B E t

van Deugdzaftm cn Dapper geenzints zou kun?
nen ontleggen.

M. Zulke vrouwen moesten dan ook veradeld
worden, daar zoo veele mannen te onregt met
die eer befchonken zyn,

E. Dit gefchiedde yan Vorften aan hunne
vleyers, die hunne wellusten of geweldenaryen
ten dienfte ftonden; maar de Vorften hadden by
de vrye
Batavieren zoo veel niet te zeggen,
Dc keuze des Volks deed by hen deeze zaak
buiten twyffel af, en daar kan men zulk eene
laage eenzydigheid niet yan verwagten. Wat is
ondertusfchen beter eene eere onwaardig te ver-
werven , of dezelve te verdienen ? Tot dit laat-
fte is niemand van uwe fexe de gelegenheid af-
gefneeden,
De deugd verfirekt zich zelve tot
een loon.
Laat dit u genoeg zyn, myn kind, zoo
lang \'er in alle landen geen Ridder-ordes voor
de dogters geftigt worden. Gy zult in \'t ver-
volg zien , dat de
Batavifche vrouwen hasire
nagedagtenis
niet minder veredeld hebben dan
haare mannen.

Fji. Was deeze adeldom erff\'elyk , en waren
\'er ook byzondere voorrechten aan verknogt.

E. Het eerfte fchynt van zelf te volgen uit
de aanleidende oorzaak en het groote oogmerk
der oude veradelingen. Het geeft een dubbel
genoegen voor braave ouderen, wanneer zy niet
alleen zich zelven, maar ook hunne nakomeling-.

fchaj.

-ocr page 412-

»ek. batavieren.

fehap mogen verheven zien door de fterame
van een vry yoik, en verzekerd lamnen zyn, dat
hunne kinderen in het gerust bezit van deeze
eere zullen gelaaten worden , zoo lang zy van
hunnen oorfpronk niet ontaarten. Maar m zulk
een geval, wanneer het bleek , dat zy ontbloot
waren yan de deugd, die hunne ouderen verhe-
ven had, wierden zy tot in den afgrond heder-
geflooten. Welkeen fpoor om het edel voor-
beeld van hunne flamvaderen na \'te Volgen! —
Behalven het aanzien , dat aan zulk een adel-
dom: verknogt was, gaf dezelve ook eenige voor-
keur tot posten van minder of meerder gevvigt,
in de burgerlyke regeeripg of in den.krygsdienst,
waarin de adel fteeds cïe voorfte moest zyn, —
alles moest opzetten: dog geen deezer posten,
zelfs in den Vorflen-lrand, waren erfelyk, en dus
konden de kinderen \'er geen ftaat op maaken,
ten zy dat zy door de gunst en ftem des volks
daar toe verkoren wierden.

Fr. Behoorde het zoo niet, overal te gaan,
myn Vader ! en vooral in dit Gemeenebest ?
.......Maar voèrdenze ook adelyke wapens ?

E. Wat zal ik u op uw eerfte vraag ant-
woorden myn Zoon? Schoon dé
Batavieren ook
vatbaar geweest zyn voor hécrschzugt, zaï groot?
moedigheid egter
hun voornaamfte dryfveér ge-
weest zyn, daar \'er zoo weinig voedfel voor dat
\'gebrek was onder een-volk , zoo tuk op zyne
vryheid: maar federt de eerambten middelen van
bellaan
zyn geworden, heeft de\' baatzugt alle

von-

-ocr page 413-

<3

s d é v r y g e b o o \'k n e

tonden ih hef v^erk gefteld, diifi dezelve,\'zoo
veel iliogelyk, voor hiinne kinderen te bezorger!
en anderen uittefluiten: al zou men \'er de wel-
vaard der ingezetenen; — de-Vryheid en onaf-
hankelykhcid vah het Vaderland aan opofferend
maar zullen daar naderhand meër van moe-
ten zeggen. — Geflacht wapens ? Neen , die
kenden ze met eu kwamen in hunne eenvoudi-
ge wooningen, veel min in hunne Godsdienftige
vergaderplaatzen te pas,. Zy zyn van laater oor-
ipronk, en vooral\' in de tyden, " toen de liefde
en de Godsdienst den a!del tot de buitenfpoo-
rigfte onderneemingen aanzette, vermenigtvul-
digd en doorgaans van de Vofften, die iemand
uit gui^t, uit verdienften, of vóör zyn geld iti
den adèlftand vèfhievén , gegeeven. Evenwel
meent men , dat de afbeeldingen die de oude
Celten, voorïil in Engeland, in hunne lighaamen
wisten te prenten, die nog by de
Jndiaanen in
zwang zyn, — cn de veldtekens , die zy als banie-
ren in hunne flagorden omvoerden, de eerfte aan-
leiding tot ■ déeze wapenen gegeeven hébben.
Dit is ten minften zeker dat de meeste wapen-
fGhilden hunne tekenen uit het veld, of van de
dieren ontleenen. — Indien gy niets meer over de
Edelen te vraagen hebt, gaan wy tot den twee
den rang der Vryen of Vrygeboornen over?

Fr; My komt thans niets meer te binnen,
myn Vader! Wie waren
de Vryen"^

E. Zulke lieden., welke op hun eigen hoeve

woon-

-ocr page 414-

der batavieren,

woonden, hunne eige zaaken vérrigteden en vaii
geen byzonder perfoon afhankelyk waren. Zy
wierden daarom
Thi frilinge genaamd én
maalcten hef h\'ghaam des volks,, het grootfte ge-
deelte der natie uit, welke men naderhand Poor-
ters ^ Burgers, Èigenerfden of Welgebborc man-
nen genoemd heefti Zy wareii aan de
Edelen
geen andere dienften noch onderwerping ver»
fchuldigd, dan voor zoo verre zy zich vrywil-
Hg daar aan verbonden — volgens èèhé\'verkie-
zing, waar zy zelfs deél aan hadden , en ■—■ vol-
gens den ïnhöud der wetten, die zy hadden
helpen flaaven. Dog dit zult gy bctér verftaan ^
wanneer wy hunne volksregeering befchouwd
hebben. • \'

M. Wierden de Geestelyken of Priesters uit
hun genomen?

E. Volgens caesar wierden by de Gallen al-
len , die van eerilg aanzien waren in tweëiï
verdeeld:\'"
inGeestelyken ^dXt zy Druïden noem-
,den; en —
Ridders^ welke te zamen den Adel
uitmaakten. De
overigen wierdcn tot het gemeen
en dus zeer weinig gerekend. Hunne huishou-
ding was
Arißocratisch^ of eene regeering der
voornaamften , welke niets van gewigt onder«
naamen , buiten de voorkennis en toeftemming
der
Druiden^ ^^ier invloed verbaazend groot
was ; maar by de meeste
Germaanen, en voor-
al by
ôiQ Batavieren was het anders geleegen.
Gelyk zy geen onderfcheide orde van Geestely^

ken

. au

\'rul

I

fl

-ocr page 415-

t»È VRYGEÖÖORNEN

ken of.Priesters hadden, was de magt der Edè"
len bepaald, welke zy alleen van het volk, of
van de vryluiden, die ver het grootfte gedèelté
yan.hetzelve uitmaakten, ontleenden.

Fr. ,Hadden de Frygeboorenen geene verwagt
ting, om tot den eerften rang verheven tè
worden?

E. G;ewisfelyk ja; ^y wareii met de Edelen vaa
eenen oorfprong, en liad
^en de bi\'aave daaden
— de gewigtige dienften, die zy aan den Staat
beweezen hadden, zommigen met algemeene ft-em-.
men tot dien eereftand bevorderd: De p^ygeboorè\'
hadden hetzelfde uitzigt, indien zy hetzelfde ,
voetfpbor volgden , waartoe zy te beter gele-
genheid hadden, wyl zy van aanzienlyke pos-
ten in: vrede en oorlog geenszins waren uit-
gedooten.

.Fr. \'fleb ik Vnder ook niet- van Slaaven hoo-
Ten fpreeken ? Hoe konden die onder zulke vryd
volken plaats,.vinden? .

E. De Slaavsn of liever Lyfëigenen maakten
den derden rang uit, waar onder men de Vry-
gelaateuen begrypen kan^ Wanneer gy weet, dat
alle overwonnelingen of het leeven of de vryheid
volgens hetreeht des oorlogs in .dien tyd verbeurd
hadden, zult gy ligt begrypen kunnen, dat \'er
flaaven .gevonden wierdeUi onder- de;oorlogzugti-
ge
Germaanen. Maar deeze was.de eenigfte
bron van flaverny niet; behalven, dat zy hun-
ne flaaven ook van .andere volken inruilden en

over

-ocr page 416-

ü e r. B ATA v I eren.

overnamen, was \'er nog iets anders,\'het\'weife
zommigen van het edel voorrecht der vryheid
béroofHe. ■ ■

M, Misfchien de fehulden, die zy niet\'betaa-
len kónden? \' \' \' \'

E, Misfchien ja, fchoon ik hier geen gewag
van gemaakt vinde , en dit kon ook weinig
plaats hebben by een volk, dat weinig van rioo-
den had , en die
weinige behoeften gemakke-
lyk kon
Voldaan krygeh. Maar — ik fchamé het
my te zeggen! — zomtyds verlooren zy hmine
vryheid enkel moedwillig door het fpél,

Fr, Door het fpel! hoe moeten wy .dit op«
vatten

É, In den allerergflen; zin. Daar zy weinig
te verliezen hadden , en zeer verzot waren
op
dit tydyerdryf, gebeurde het fomtyds , dat ie-
mand \' zich iri zoo ver door de hitte yan hef
fpel liet vervoeren, dat liy eerst\'alle zyne be-
zittingen, en vervolgens zichzelven, zyne vrouW
cn kinderen verdobbelde.

Fr. Hoe kon dit vallen in een volk, dat dik-
werf den dood voor het verlies van zyne vry-
heid heèft verkorenr . \' \'

Ïï. Waar kan.de zugt en hoop yan te winneii^
wanneer deeze de ftem der rede. verdoóveh en
alle betrékkingen verfcheuren , deii mensch hiet
toe vepoerenl — ook dan, wanneer het valt iij
Ldeel. Aa edet

-ocr page 417-

37» , D E S L A A V EN: -

^delmgedige en deftige nttien , waaruit MGermß\'
n^n doorgaans beflonden! En deeze,-zelfde edel-
moedigheid was het, welke den ongelukkigen het
gegeeve woord naauwkeurig deed houden, en zich
zelven in vrywillige flaverny begeeven; be-

2;a.dig4hßid deedt aan.dgn-JHidejen kaqt den over-
wimw\'^r,- zoo dra hy tqt zich zelyen. gekomen
w^, doorgaans befluiteii zulken flaaf te verruilen,
als of hy zich den prys zyner overwinning fchaam-
de, V^M Mat .dit u te meer op uwe hoede doen
\'gyn, myne Idnderen, oin \'u niet door zulk een
gevaarlyke drift te laateq vervoeren. Laat liet
fpe.l vpor eene enkele reize eene onfchuldige
tydkorting , maar nooit \'eene hoofdbezigheid,
ßpoit een ernftig en geduurig voorwerp van
uWè
p.andagt worden. Het gebeurt ook nu nog maar
al; te,\'dikwcrf, dat zeiken, die meer \'bezitten,
dan duizend
Germaanm bezaten, dat alles aan
ï}.et fpel opofferen, zich zelven én hunne huisge-
Bpoten\'in eene ondraaglyke armoede
en veel
jammérfykcr flaaf
dompelen , dan de flaaven
dier volken ooit ondprn konden.

M.\'\'Hoe zoo Vader?

E. Wyl zy hunne flaaven veel redelyker be-
handelden dan de befchaafde
Grieken en Rct-
meinen :
— veel redelyker \'zelfs dan de hèden-
daagfche ■ \' Zy waren niet gehouden

by humie H\'eéi-en beflèndig te blyven , ten zy
waiiheer" 2y \'äeezen in den Krj\'-g moesten vol-

-ocr page 418-

DÉR. B \'AT A Xf I E R E N.

gen, maar verrigtten het opgelegde werk in hun
eigen byzondere wooniiigen* Niemand vergde hen
boven vermogen, maar zy hadden tyds genoeg
over, om voor zich zeiven te zorgen enbehóefdeii
geen gebrek te lyden. — Zy wierden ook door
geduurige flagen, kwellingen ep gevangenisfen niet
mishandeld: enkele reizen gebeutde het, dat een flaaf
door zynen Heer in een onbetoomde drift wierdt
afgemaakt«^ Men kanze met
één woord "niet anders
aanmerken dan als de boeren of boHwers, die nog

heden tien ,dage inDßiisehland,Polen, Muscomen
pn elders Lyfeigenen zyn van de Heeren, onder
welken zy bjehporcn. Zoo kqn een Lyfeigen®
by de
Batavieren, \'yolflaan met zoodanig ^eg
fnenigte: yapi koi^rn , of getal yan beesïen_en
^leédereij te Ipveren als hejtn Rarlyks was op-
geleg4, yoorJ?jej: oyierige jkon hy doen wat hem
behaagde- ^ ven wel hadden fy^p dç flaaven, die
fn den ÖOTlog \\yaren gevangen genomen en gej
fpaard, zoo gqed niet, al^ die,fijt huij
eige natie
.reiprptp , of\\ \'ook van de
Ç^.erniaamn. por^
:pr\'onke;lyk waren. I>it onderyotjden de
ifizn , _ nederlaag y
^i v^rus\' d^

berugten ARMyN in handen Vielen zy >vierden^
fchoon van Raadsheerlyken \'afkomst, tot h^
hoeden van het vee, het oppasfen ^er hutten
en andere laage verrigtingen gebruikt.

M. Konden zy evenwel uit dien fliaat van
afhankelykheid niet verlost • worden t \' \' \' •

Aas

-ocr page 419-

372 DE VPvYGELA a .T :E N; E N

,, ,E..: Dît de nnam van Ftygelaatenen uit»
Wanneer de flaaven liunne Heeren lang èn ge-
tmu-w:: gediend , bf tegen de vyanden. van
het ; .Vaderland zich:, wel gtkweeten hadden,
indient hun daartoe gelegenheid gegund wierd;
moeten wy niet gelooven, dat de
Batameren
min edelmoedig zyn geweest;, dan. andere vol-
ken ,
onder welke de ilaaven in het Jeeven of by
het overlyden van.hünne eigenaaren dikwerf de
vryheid erlangden. •

. Fr. „ Indien hun daar toe gelegenheid ge-
gund wierd: " die "zuRen zy \'maar al te dikwyls
gehad : hebben myn Vaderl wyl al de
Germaa-
nen
zeer öorlogszugtig waren. • \'
: E. Dat is zoo , maar fehôon de-Eyféigénén,
voèral\'die\'zy in den oorlog tot flaaven hadden
genïaakï , mede ■ den kryg moest\'éri volgen
en \' dààrin ■ allérleie geringe "dienflen verrigten i
zoo\'\'tw*yffél ik\' zeer,\'of zy web anders dari
by \' geval ■ eil\' in- den uiterfien ; nood, Sè wapenen
vbót het
Vaderlând mogten voeren. Dit\'wierd
als eert voorregt, als de\'hoogfle eer aahgemerkt\'^\'
■v^riârvan de
Bdtavieren zeer nayverig waren. Zoó
ter ivâshet\'er van daan, dat zy dit aan vreem-
den of aan huurlingen\'zouden overgelaaten heb-
bén. Ondertusfchen, fchoop zy getrouwe dien-
ften met\'eene vrylaating beloonden, was dit
meer in den, naam ,., dan in de daad.- ■ Men
won \'er luttel mede, wyl \'er weinig onder-
fcheid

I

-ocr page 420-

DER B A T -A V I E R E ^^ g^j

fcheid was tusfchen de Lyfëigenen en Vrygeiaafè-
nen. De laatften moesten &oó wel als de éérs-
ten de zaaken van hunne Heeren waarneemen;^
zy waren geenszins in den zelfden rang met de
Vrygeboornen en hadden/weinig -te zeggen in de
huisfelyke, veel min in de burgerlyke Regeering.
Alleen hadden zy een gunftig yooruitzigt \' voor
hunne kinderen, welke,.,daar zy anders tot den-
zelfden Itaat van dienstbaarlieid hadtlen moeten
overgaan,
waarin hunne ouderen verkeerd had-
den , nu vry en onaf hankelyk wierden, en zoo \'dra
zy konden een goed heenkomen mogten zoeken*
naar welgevallen. Onder die
Germaanfche vólken,
welke zich door Koningen lieten regeeren, was\'het
anders. By deezen, gelyk het by
àt Romeinen ook
meermaalen gebeurde, wisten zich de vrygelaate-
ne flaaven zoo aangenaam en noodzaakelyk by
hunne Heeren te maaken, dat zy dikwyls boven
de Vrygeboornen en Edelen verheven en gebruikt
wierden, het geen niet anders dan een billyk
ongenoegen ,en verwarring kon veroorzaaken. Gy
ziet
dus, myne kinderen, dat \'er wel degelyk
onderfcheid van rangen , minderheid en meer-
derheid, zonder welke geen volk in een gere-
gelde maatfchappy beftaan kan, onder de
Bata-
vieren
heeft plaats gehad., Indien wy dit onder
het oog houden, zullen wy een beter denkbeeld
van onze Voorvaderen krygen, dan veelen nog
Aa 3 he-

-ocr page 421-

174 de v r y g e e a a t e n e n

lieden ten dage hebben , en wy zullen Veele
zaaken kunnen bevatten, welke anders duister
en tegenllrydig fchynen , wanneer wy alle de
oude inwooners deezer gtjwesten , gelyk mert
zegt, over.eene kam willen fbheeren.

M. Ik had nooit gfedagt, dat \'er zulk iéts by
hun. had plaats gegreepen.

Fr. De kleeren maaken de man , niet waar
MACHTILDE 5 gy hebt nooit Edellieden in zulk
een gewaad gezien.

E. Gy zoudt ze ook nodit zoeken in. zulké
wooningen, als ik u vertoonen zal , maar
geloof vry , dat zy die in paleizen huisvesten
en in pragtige klederen uitgédoscht zyn, alleen
den Adel niet in pagt hebben. Een grootmoe-
dig dapper hart kan dikwerf in een arm kleed,
en onder een nedrig dak fchuilen. Vergaapt u
nimmer aan;den uiterlyken fchyn; nog verwart
den rykdom en de pragt met de wezenly-
ke vereischten van een waaren Adel; ftelt u
met uwe gedagten in die
tyden , waarin zy
geplaatst waren , en gy zult u niet ergeren >
aan al het armoedig voorkomen j het welk en-
kel denkbeeldig is. Zoo lang zy hunnen rang
konden handhavenen en hunne behoeften vol-
doen , hadden zy reden Om met hun lot te vre*
dé te zyn, en zy waren het ook. Des te on-
afhankelyker, behoefden zy zich, tot het goed-
maiiken van overbodigfe kosten , naar de gril-

li-

-ocr page 422-

DER BATAVIEREN.

lige of heerschzugtige begrippen van zulken niet
te fchikken, welke het joer der regeeriug iu h^,
den haddenwaar door het algeïiieen belaiig
dikwyls verwaarloosd is : — nog zich aan het
onderdrukken en uitmergelen van hpnne me-
demenfchen
fchuldig te mUakeh, waardoor hun
eige rang de grootfte fchande aangedaan wordt.

- Dan hier by zullen wy het voor deeze

reizë laaten.

Fr. „Wanneer zal Vader dit\'"leerzaam" verhaal
vervolgen ? , . . „ -- .

375

E. Zoo dra ik rtiaar gelegenheid heb, waar-
van ik u wel verwittigen zal; \'er zullen tus-
fchen beiden nog eenige dagen verloopen. On-
derhoudt intusfchen elkandereii over het geen
ik u gpzegd heb, dan zal het langer ia \'t ge-
heugen blyven.

At 4

AGT-

-ocr page 423-

A GTS T E

ZAMENSPRAAK

\\

OVER DE

f

IDe \'vbooningen \'der "èztiiyiQxen. Zy hadden geen$
. hejloote of eigenlyk-gezegde fleden. De huisfe-
lyke bezigheden der Bataaffche Vrouh
wen, Be huisfelyke bedry-
ven en tydkortingm
der Mannen»

M. Ik geloof dat Vader nu met ons fpreeketj
zal van de huizen der
Batavieren. Ik denk niet,
dat die \'er zeer
brillant zullen uitzien : wat
denkt gy \'er yan
frederik?

Fr. Dat denk ik ook niet , eyenwel ben ik
\'er zeer nieuwsgierig na ; die aloude eenyou-
dige leevenswys van onze Voorvaderen behaagt
ray niet kwalyk , nu ik \'er een regt denkbeeld
van kryge, —■ Maar waar of Vader blyft?
wy waren hier op deeze plaats befcheideu. —
Paar komt hy aan! — met Moeder en onze
Jonglle zusje aan de leiband. Wy worden ge-
roepen ,
MACTHIIDE ! laat ons heen fnel-
len.

■ E,

-ocr page 424-

wooningen der batavieren. 377

E. Het fraaye weer heeft my doen befluiten
al wandelende onze Zamenfpraak te agtervol-
gen : \'uw Moeder zal ons verzeilen. Zy . beeft
met veel genoegen het verflag ontvangen , dat
gy haar van onze laatfte zamenQ^raak gedaan
hebt. Laat ons dit boschje door kruisfen; ik
moet u ie^s\' laaten zien, eer wy ons werk-her-
vatten.......Hier zyn vvy \'er.

M. Welk eene verrasftng ! Ik. ben: hier nog
onlangs geweest , en ik kom dikwerf op dit
heuveltje, om dat ik het \'er zoo. aangenaam-
vinde; — toen was \'er niets van dit alles. Niet&
dan dit geboomte , dat hetzelve van ai
^teren
dekt — dan het ruisfend beekje eij het fchoo-
ne ruime, veldzigt. Wat heeft Vader hier toch
mee voor? Wanneer en door wien is dit ver-
vaardigd, ik heb \'er niets van gemerkt. ;

E. Zoo moest het ook weezen myne kinde-
ren. In dien tusfchentyd, waarin wy niet by
eikanderen geweest zyn, is hét begonnen en
gisteren voltooid. Ik had den tuinman en zyne
arbeiders
een ftrikt fl:ilzwygen opgelegd: uwe
Moeder wist \'er alleen van en zy komt het nu
met u opneem en.

■ M. Is \'er dan geen timmerman of metzelaar
aan geweest, dan zal het niet veel betekenen.—
Vader moest hier, op deeze bekoorlyke plaats
liever een fraaye koepel of een
Chineesch zo-
merhuisje gezet hebben?

E. Dat had veel meer tyd en geld gekost en
Aa 5 miii-

-ocr page 425-

3^8 DE.WÖONINGEW

mindéi- dan myn oogmefk voldaans. Ik moest
my hier toe vrtn zulke arbeidertj onder het op*,
zigt en overleg van onzen tuinman bedienen,
die in hun land gewoon waren van: foortgelyke
bouwfloffen ganfche v^^ooniugen te zien of te
helpen vervaardigen.

M. Ik zie hier een rond gebouw , dat van
buiten met kley fchynt beftreeken te zyn : de kap
van boven met ftroo en riet gedekt loopt in een
top uit, even als de kap van een hooiberg.
Waar maaken zy zulke eenvoudige Wooiiingen?
^ Zeker in
Munjlerland.

E. Ja, tnaar ook in uw Vaderland, in Drent,
jn O\'oerysfel. Wanneer een jong paar zich daar
zal neerzetten , helpen de buuren en vrienden
hen onder dak. Men zoekt een genoegzaame
menigte keyen van eene gefchikte grootte , dia
daar voor handen zyn, om tot grondflagen te
dienen , terwyl anderen eenige boomen en ftaa-
ken uit het bosch haaien. Van deeze Wordt
een geraamte van een gebouw , na datze een
weinig bedisfeld zyn, opgezet. Elders, waar
het hout overvloedig is, wordt een huis
van bajlken opgehaald, die min of meer aan el-
kander gevoegd zyn, en het dak eveneens ver-
vaardigd , en met mosch overtrokken; maar hier
wordt alles, op de noodige openingen na, met
wilgen en berken ryzen digt gevlogten en zeer
naauwkeurig met taaye kley of leemaarde vol
gegooid en beftreeken. Van boven wordt het

huis

-ocr page 426-

der batavieren.\'

huis met riet of ftroo over de fparren gedékt;

— de vloer met dorschvlegels yzer hard gemaakt;

— het geheel door een middelfchot in twééën
verdeeld , én zie hier eètte géfchlkte \'wboning
voor den johgéh bouwman
zfnè Gezellinne en
hun vee. — Op dezelfde wVs iS dit gebouw
tbegefteld^, behalven dat ik hèt op geene keyen
gevestigd heb. Laat ons hét z^lve eens vati
binnen bezien. Hiet vindt ge niets dan een
enkel ronde muur, n^et dé blailkfts potaarde
beftreeken, welke ik kon magtig worden., Wat
dunkt u VREDEGONDfe zoudcu Wy hiér zomtyds
onzen intrek niet wel in kunnen neemen? maai?
gy zyt al ligt \'te vrede als gy uwen Man m
uwe Kinderen maar by ti hébti — Hoe -bevalt
het u
machtilde ?

M. Beter , als ik dagt; maar Vader moest \'ét
wat meer venfter-gaaten in hebben laaten maa*
ken;-en die opening, welke van boven" in dé
fphs van het dük is, waar toe dient dié"? . \'

E. Ik heb \'er nog nneer doorzigten in ge-
bragt, dan \'ier eigenlylc in höorden. Hoe min-
der opening, hoe minder hitte in den zomer,
hoe meer warmté ih den winter , vooral wan-
neer dezelve door glasvenfters niet gellooten
Wierdt , welke by de bewOoners van deeze
huizen niet bekend waren. De opening in het
dak diende, om rook éh damp uit té laaten, en
dé lucht te vérvérfchen,

Fr.

m \\

-ocr page 427-

380 n e w o o n I n g E n

Fr.\'-En wie waren de bewooners van deeze
huizen?

E.TieBatameren.

M. Dagt ik het niet! Het een behoort toch
naar het andere te zyn. IIc weet niet waar ik
my meer over verwonderen moet, over de een-
voudigheid hunner Ideeding, dan over het on-
kostbaar zamenftel van hunne huizen.

Vr., Intusfchen zyn wy uwen Vader zeer ver-
phgt, voor deeze nuttige verrasfing, myne Kin-
deren,, gy kunt de zaaken nooit klaarer begry-
pen, dan w^anneer gy \'er een model van voor
iiwe oogen ziet; en al ftaat het zoo fraai niet,
hier hebt ge meer belang by, dan om te zien
hoe de
Chmeezen hunne lusthuizen maaken.

E. De Scythen woonden op w^ngens en de
Sarmaaten Ictfdm en ftierven gelj\'k de Tartaa-
ren
en Kalnwkken op hunne paarden, maar zy,
leefden ook van de veehoedery, den roof en de
jagt.
De Aardsvaderen,. die zich op de veelioe-
dery en den landbouw toeleiden, woonden, ge-
lyk de
Arabieren nog doen, in tenten: dus is
deeze huizing der
Batavieren, meer gefcbikt
naar de lucht- en landftreek, zoo vreemd niet.
Dit zamenfrel was zekerlyk eenvoudig, dog nog
zoo eenvoudig niet, als in vroegere tyden plaats
had, toen de menfchen zich in Ipelonken, on-
der het lommer der geboomte of onder een be-
fchutfel van bladeren en biezen, op vief ftaa-

ken

-ocr page 428-

d e h b a t a v i e r ä n.

teil rustende, behielpen. Eff egter worden zy
zoo door de cierlykfte Dichters- gehuisd ^en ge^
hOofd in de gelukkige tyden van
saturnus.
Volgens dit denkbeeld, moeten Ae Batavieren
het zeer wel in hunne-wooningen, die veel vas-
ter en digter waren, hebben kunnen ftellen. De
vergenoeging is toch aan geene paleizen nog
trotze huizen gebonden !■ dikwerf verfchool zy
zich onder een laagen rieten ftulp v- en Jk heb
reden om te gelooven, dat zy by de
Batavie-
ren
nog gemeenzaamer wierd aangetroffen, dan
by onze hedendaagfcïie landhiiden, wier woonin-
gen voor het uiterlyke hier èn daar nog veél
van het oude hebben, maar wier harten van\'dé
waare eenvoudigheid te veel misfen, om met
een weinigje te vrede te kunnen zyn.

M. Het was evenwel zoo fomber in deeze
"huizen. Weinig licht — rondom kaale wanden,
was het nief Moeder? . .

Vr. Wanneer wy van jongs af niets anders
gewoon zyn, weeten wy niet beter, of het be-
hoort
zoo. Al het genoegen, dat de befchou-
wing van onze rykvercierde vertrekken ople-
vert, fchynt meer, dan het is. Het treft in den
beginne, maar op den duur hebben zy,"dic ons
bedoeken, \'er veel meer indruk van, dan wy, die,
het" bekostigen en onderhouden moeten : määir
het. licht is beide nuttig en, vrolyk, egter heeft
iiw Vader voldoende reden gegeeven, waarom

-ocr page 429-

e w o q n i g e ir

zy heü maar fpaarzaam in hunne vertrekken
konden inlaaten.

. , E. Zy hadden yeel minder uitftel met het
lieht dan wy. Aan, de lucht gewoon, bragten
zy den meesten tyd onder dep blo.qten IJemel
door, en hunne gewoone verrigtingen waren
van dien aart,:. d,at zy \'er niet door behoefden
^fgebrojven te wprdiö».\' Wy zyn ïjaderhand tot
lïet tegengeMde uiterfte vervallen,
.en hebben
d^ardogr ,onze -vyooningen in meer dafi een opr
|sigr vermiuderd...

Vr.-Maar ik begryp niet, myn eelhaiit
jvaarom zy |ui§t eene ronde ged^nte yerkoo-
yen, die komt my zeer ongefchikt vppr om eene
^vooning in twee pf meer yertrekke^i af te zon-
deren. Wierden. ze pok niet ^el op eene andere
>vy?e gebouwd?

E. Zy maakten ze ook wel -vierkant, of lang-
werpig vierkant, maar m^est rond, en hier toe
haddenze gewigtige redenen. Een rond gebouw
is, van alle andere het
fterkfte ^ bevat hi den
minden omtrek de meeste ruimte , heeft minder
te lyden van den\' aanval \'der winden, dan met
vlakke "muure;i, en is even daar dpor ook
warmer.

Vr. Maar moest dan alles hier by ejkandef
woonenj Vader^ Moeder , Kinderen, Dienst-
boden, ja hejt vee ? hoe onvry — Ipe morsfig
moet hét \'ei- dan wel in deéze yyooningen heb-
ben uitgezien !

E.

-ocr page 430-

PER S A T A V ï E R E N,

E, Herinner «lynrEief, dat gy hetzelfde
dikwerf by geringen niet alleen, maar by wel-
gezeten Landlieden hebt waargenomen, en wel
byzonder in dat gedeelte .van ons Vaderland ,
dat wegens de zindelykheid beroemd is, waar
de boeren egter verkiezen \'s winters by en ag>
ter het vee te woonen. Hoe veelen zyn \'er zelfs
in onze groote fteden, welke allen in een ver-
trek, eene kamer, of kelder by elkander leeven.
ïk heb meermaalen huisgezinnen met zes of agt
kinderen ontmoet, welke zich in eene vierde ge-
deelte van onze eetzaal behelpen moesten , en
egter waren zy gezond en vrolyk. De
Bata-
vieren
hadden met minder omflag nog \'meer
ruimte, of kondenze hebben, indien het hunne
verkiezing was, want de grond waarop zy
bouwden kondén zy naar welgevallen bepaalen ,
en de bonwftolFen kosten hun \' niets. Elk zal
het getal zyner huisgenooten en de noodzakei.
lykheid van verwarming , tegen de winterkoude
in aanmerking genomen hebben.

Vr. Myne Kinderen hebben my, verteld, dat
\'er onderfcheid,van rangen plaats had, dat
dit invloed op dé Ideeding had: zou het in op,
2igt van de huizen anders geweest zyn? zou-
den de, aanzienlyken en vermogenden in geene
liuizen van beter ftoffen gebouwd en met meer
geryflykhßdein. voorzien, gewoond hebben?

E, Zy öioesten zich huizen ^ pheej yan hout

5?a?

-ocr page 431-

3o4 ö k av o o\' n i n g e n

zamengefrèld, hebben weeten üan te fchafFèn ^
liiaar dit
zou oneindige moeite en tyd ^gekoSt
hebben in een hand , waar geene gereedfchap-
pen om liet hout in gelyke platte ftukken te
verdeden bekend\'waren. Hunne gedagten lie-
pen nog niet op fteen- en tichel\'bakkeryen, die
•thans zoo overvloedig onder ons zyn, en waar-
toe ons land en onze rivieren een onuitput-
baaren voorraad opleveren.
Zy moesten zich
derhalven met dezelfde bouwllolFen behelpen:
__alleen konden zy ze wat netter laaten bear-
beiden , en hunne wooningen wat ruimer en
hooger maaken, om dezelve meer aanzien en ge-
mak bytezetten. Dit weeten wy ahhans uit
ta-
citus
, dat dc wanden \'van zommige gebouwen
van binnen met ■ witte bünkende potkley wel
beftreeken wierden, Zomtyds doorkneedden zy
dezelve met aarden van^ verfchillende kleuren, die
de grond uitleverde, waardoor de muuren zich,
als gefchilderd met bonte aderen en vlakken,niet
onaardig moeren opgedaan-hebben. Gy weet
hoe rver "men^door-konst en arbeid de koleuren
en hardheid van het marmer in .plaaster
kan nabootzen. — " Ook hielden zy\' véel vah
goeden cier-\'-te maakenr-met een aantal van
gastenwelke in alle jaarfaizoénen., vooral niet
des nagts in de open lucht ;\' of onder de lom-
mer van het geboomte konden onthaald ■, maar
in rlüme wooningen moesten geborgen worden.
Voor het overige was de wyze yan huishouden
zekerlyk onderfcheiden. Wy hebben gezien, dat

de

-ocr page 432-

DER BATAVIERBW. ßS^

de vermögenden hunne lyféigenen haddenwelke
afzonderlyk woonden. Hunne Heeren haddén
dus geen overlast van hen — noeh behoefden
dien van het vee tehebben, dat aan het opzigt van
deeze lyféigenen kon aanbevolen worden ;zy, die
het \'s winters onder hun dak niet wilden hebben,
konden het, des noóds j in ligt opgellage fchuu-
ren bergen, en deéze zyn veeliigt de langwerpige
wooningen geweest , welke wy op de Colom
van ANTONiNus, en elders aantreffen , wyl de
beesten daarin zeker beter konden geftald en
behandeld worden, dan in ronde gefliehten.
Zommigen plaatzen deeze
Bataviers met hun vee
des winters in kuilen onder den grond : gelyk
\\vy zulks van zommige volken, egter niet van de
Batavieren aangetekend vinden , in wier laage
gronden dit voor het grootfle gedeelte onmogelyk
vallen kon. Tacitus zegt wel, dat de Gérmaa-
fim den voorraad, waarby zy het leeven moesten
houden, voor den vyand en voor den vorst in
kuilen bewaarden, en \'s
winters met veel mist
bedekten: maar dit laatfle , dat nog in gebruik
is, maakt het onwaarfchynlyk, dat zy \'er zelfs
in kroopen , en het was ook onnoodig in zul-
ke kuilen hun toevlugt
(refugiim) te. neemen j
wyl een volk , dat zoo gehard was tegen de
koude, het zeer Ivel in hunne befchreeve wo©^
ningen by het vuur harden feonde.

M. Dat zou akehg geweest zyn. Evenwel ^
Vader, neem het my niet kwalyk, eeiiftad met

l deel. bb zuh

-ocr page 433-

586 d e w o o n i n g e n

zulke huizen voorzien, moet eene ïlegte vertoo-
ning gemaakt hebben.

E. Vraag eerst of de Batavieren wel verkoo-
zen in fteden te woonen; waarvan zy zoo wel
als alle de oude
Germaanen een afkeer hadden.
Zy plaatften hunne wooningen , even omtrent
als deeze
Batavifche fl:ulp,hier en daar op eene
hoogte,
waar een bosch, een weide, een bron
of beek hun eene bckwaame gelegenheid aan-
bood, en zy omheindenze met eenige ftaketfels
op datze door het vee niet zouden befchadigd
worden. Indien ge u dan eene landftreek ver-
beeldt, waar op zoodanige wooningen, met of
zonder.langv/erpige fchuuren, op heuveltjes, aan
loopende of ftilftaande wateren, verfpreid zyn
alle door lommerryk geboomte overfchaduwd ,
kan dit eene flegte vertooning gemaakt heb-
ben, MACïiTiLDE ? pf kunt gc u die kwalyk ver-
beelden, zie daar eene tekening, welke ik van
zulSt een
Batavisch landfchap gemaakt heb! wat
dunkt \'er u van?

M. Het is inderdaad aangenaam , het valt
my toe.

E. Wanneer gy u daar by verbeeldt, dat
deeze lieden alles in deeze wooningen hadden,
waartoe hunne begeerten zich uitftrekten; — dat
zy voor geen kommer of gebrek
behoefden te
vreezen, fchoon al hunne huizen en huisraaden
door den brand verteerden, indien zy maar
eenigen voorraad tot den volgenden oogst

mog-

-ocr page 434-

DER Ë A T A \'V I E R E I^. 387

niogten overlioiiden , hoe gerust woonden zy
boven ons. die door onvoorziene rampen in
een ftaat, welke voor ons zoo ondraagelyk als
onverbeterlyk is , kunnen vervallen ! daar zy
met weinig moeite en geene kosten alles fpoe-
dig konden herftellen.

Fr. Zy waren evenwel niet beveiligd voor"
het water.

E. Niet volkomen, maar daarom hadden zy
hunne wooningen in de laage fl-reeken doorgaans
op heuveltjes gebouwd , en zy hadden in den
omtrek daarenboven hoogten , die zy vonden
of opwierpen, om derwaards met hun vee te
vlugten , by buitengewoone vloeden , welke in
dien tyd noch zoo hoog opliepen, noch zoo dik-^
werf voorvielen, om dat de Zee nog zulk een in-
breuk in ons Land niet gemaakt had en der-
halven het water, dat zich zelven aantrekt,
in zulk eene menigte niet kon indringen, noch
zoo veel geweld oelfenen. — Het Land, voor
zoo ver het veen- en moeragtig. is, heeft door
verzakking en vei-ftuiving
veel verloren; de bed-
dingen der rivieren zyn daarentegen merkelyk
opgehoogd , en de Waterftaat is daar door in
ons Land merkelyk veranderd, gelyk ik van te
vooren reeds aangemerkt heb. Hadden de
Ba-
tavieren
eenige ligt opgeworpen dykjes , gelyk
waarfchynlyk is, zy waren .agter dezelve voor
gemeene vloeden veilig genoeg, konden het wa-
ter veel beter flyten dan wy , en zagen hun
Bb a land

-ocr page 435-

388 D E W O O N I N G E K

land by eiken overloop der rivieren , die toer?
het meest te diigten waren , doorgaans door\'
agtergelaaten flib en modder merkelyk verbe-
terd.

Vb. Ik kan nog niet doorzien waarom de
Batavieren zoo afkeerig waren van Steden 3
zy zyn toch warmer in den winter, en veiliger
ter bewooning in eiken tyd des Jaars, dan hct
open veldV

E. Zy zyn telfens meer gefchikt om de lichaa-
men te verzwakken , de gezondheid te kren-
ken en de zeden te bederven, myne va
ede-
go n de
. De uitgebreide handel en de oorlog
hebben de Steden noodzaakelyk gemaakt: maar
een volk, dat in zyn boezem een genoegzaam be-
ftaan vondt en zich zelf tegen zyne nabuuren
kon handhaavcn, had geene Steden noodig. De
Germaanen rekenden het hunner dapperheid on-
M^aardig en nadeelig tot muuren en vestingen
hun toevhigt te neemen, zoo lang zy de wape-
nen konden voeren. — „ \'Er was geen dier, hoe
wild en moedig, het geene zyne wakkerheid en
fterkte niet verloor, wanneer het opgeflooten
was , zeiden zy , en zou het dan anders zyn
met den mensch?" ook was het ftiydig met hun-
ne vryheid en onafhankelykhcid , zich zoo
naauw met elkander agter poorten op te fluiten,
waairom zy ook beftendig op eenige tusfchen-
wydte van elkander verkoren te bouwen, het
geen men niet aan him onbedreeyenheid in de

bouw-

-ocr page 436-

DER BATAVIEREN. gg^ 1

bouwkunst moet toefchryven. Zy rekenden i\'

Eich digt genoeg by een, wanneer zy de vriend- j;\'^

fchappelyke byeenkomften konden onderhouden,
en elkander in den nood byfpringen. Zoo woo-
nen nog veele onzer landheden , zelfs in ver-
fcheide dorpen, elk op zyn akker of erv, ten min-
ften met een floot van hunne buuren afgefcheideru
"Wanneer men hier byvoegt, dat zy al hun be-
ftaan van het land hadden , en daarenboven al
zeer ligt tot eene verhuizing beflooten , als
het hun niet langer aanflond ter plaatze
waar zy gezeten waren , was het dan hunne
zaak wel zich mei het bouwen van Steden op
te houden ? Al gebeurde het, dat zy dezel-
ve van andere volken innamen, waren zy ge-
woon die geheel te verwoesten of-tot een ver-
blyf voor het overwonnen volk te laaten , en
zelf zich in de nabuurfchap in het open veld
neder te zetten.

Vr. Zy hadden dan inderdaad geen ongelyk,
maar was hun land dan geheel open zonder
eenige vasrigheid ? leefden zy altoos en overal
zoo verfpreid en afgezonderd ?

Fr. Ik meen, dat Vader evenwel van de Ste-
den der
Galliers gefprooken heeft, en de Adua-
tiken
hadden immers eene aaszienlyke fterkte
opgeworpen.

E.-Gy hebt gelyk, myn ^^oon ! caesar
■gebruikt meermaalen de woorden Oppidum en
Civitas in ^yne Gallifche oorlogen; maar men
Bb 3 moet

-ocr page 437-

s9ö ï>e woonjngen

moet dezelve onderfcheiden van het vypord Xlrls^
fclioon \'ze alle drie wel voor een
Stad genomen
worden. De
Galliers , die het digst aan Ita-
lien
grensden , hadden in navolging eigenlyk
gezegde Steden gebouwd , waarvan
Matfeille
voor de eerfte gehouden wordt: zy , die meer
afgelegen waren, hadden alleen hunne
Oppida
of fterkten, welke door c^sar zelfs befchree-
ven worden. Deeze beflonden uit een zwaare
wal met eene graft omgeeven , die voornaame-
lyk ftrekte, om hunnen voorraad tegen een on-
verwagten overval te beveiligen. Zoodanig eene
was de vastigheid der
Aduatiken; waarfchynlyk
had elke natie der
Gallen , misfchien elke ge-
meente zulk eene fterkte , welke na-
derhand eene Burgt geheeten en zy allen, die
daar onder behoorden Burgers genoemd wierden,
By de
Germaanen waren ze om gezegde redenen
in den beginne zeldzaamer, en al hadden zy
dezelve, was toch het oogmerk geenzints, om
beftendig daariu te woonen. Voorts waren dc
moei-asfen of ontoegankelyke bosfchen hun toe-
vlugt , gelyk wy in de
Morinen, de Menapiers,
en de Sueven gezien hebben. Het woord Civi-
tas
moeten wy in den zin van een Gemeente
van bürgeren opvatten , die tot een volk be-
hoorden of eenen ftam uitmaakten. Ik denk toch,
<lat zy, die uit een geflagt oorfi^ronkelyk waren,
zich by eikanderen gevoegd, in grooter of klei-
ner aantal hunne huizen niet ver van den

-ocr page 438-

S9Ï

ÖER BATÄVIERE

anderen opgeflagen en zich gaande weg uito-e-
breid hebben. Zeer naauwlteurig zyn de onder-
fcheidingen in onze taal van Buurten , Wyken,
Gehuchten ,Weeren, Gouwen, Dorpen, Karfpels.,
Ambachten, Vlekken en open Steden, welke alle
wederom onderhoorig zyn aan zeker rechtsge-
bied , of gereekend worden onder zekere Gewes-
ten ofLandfchappen, welke min of meer overeen-
komst hebben met de Stammen of Horden waar-
in de
Arabierm, en met de Cantons, waarin de
Zmifers zich verdeelen. Zulk eene onderfcheiding
en zamenwooning vanmaageuwas de natuurlykfte,
de oudfte en gefchiktfte, qm elk fpoedig onder
zyne banieren tot den kryg, volgens Lands ge-
woonte, te verzamelen, en de burgerlyke regee-
ring, overeenko\'mftig met den aart van een vry
volk, op de beste wyze in te rigten.

Vu. Van welke huisraadeu en keukengereed-
fchappen bedienden zy zich.

E, Wyl de Romeinfche gefchiedfchryvers het
niet der moeite waard geoordeeld hebben hier
van te fpreeken, kan ik u tot myn leedweezeu
\'er weinig van zeggen. Wy hebben \'er toch ee-
nig belang by, maar zullen meest moeten gis-
fen. Dit is uit alle omftandigheden af te leiden,
wyl zy alles zelfs moesten vervaardigen, en zich
alleen met het noodige ophielden, dat zy zeer
weinig en zeer eenvoudig zullen geweest zyn.
De allerruwfte natiën mogen al hun voedfel rauw
inliingeren; de meeste volken verkozen toch hun-

B b 4 ne

;!!!):

IJL.,
f

Uil\'

\'Iffi

-ocr page 439-

39a HET HUISRAAD

nt fpyzen, vooral het vleesch, door het vuur gaar
te doen worden. — Het braaden viel gemakkelyk,
maar het kooken had veel zwaarigheid in by
volken, die geene metaalen bezaten noch toen de
handeling van het pottebakken hadden. Hoe
zoudt gy het met al dit gebrek redden, myne
vredegonde1

Vr. Daar kan ik zoo ras geen middel op uit-
denken : — maar in nood weet de mensch zich
op eene zeldzaame wyze te behelpen.

E. Dit leerden onze Reizigers — misfchien
van de Wilden , die met gloeijende ileeiien
in den grond , — in uitgeholde houten bak-
ken het eeten kooken ; of hunne houten
ketels van buiten met kley befmeeren, om door
het vuur niet benadeeld te worden. Hier uit
is men van zelfs op de gedagten gevallen, om
daar toe potten van louter kley te gebruiken. Ik
beklaag my by deeze gelegenheid al weder over
het verlies van die onfchatbaare menigte oudhe-
den , door de
Heeren smit te Nimvaegen verza-
meld, onder welke veel^ oorfpronkelyke aarden-
vaten waren, gefchikt dm het eeten te bereiden
en op te zetten. Zy waren blaauw- bruin-
zwart- of ros-agtig van koleur ; in de zon ge-
droogd en daarna waarfchynlyk een weinig by
het vuur gehard. Ik heb \'er eenige gezien, iu
het landfchap
Drenthe gevonden , die de ge-
daante hadden van bekers , zoutvaten, en pot-
jes met of zonder ooren en pooten ; en hoop
nog zoo gelukkig te zuilen zyn van meer dicr\'-

-ocr page 440-

DER BATAVIEREN,

gulyke oudheden van ons Vaderland te zullen
opfpooren, fchoon alles wat hier te lande op-
gedolven wordt, hoewel het eeuwen heugen
mag, daarom voor geene oorfpronkelyke werk-
Hukken der
Batavieren kan gehouden worden,
die zich door eenvoudigheid en ruwheid door-
gaans genoeg onderfcheiden van het geen door
de
Romeinen hier gebragt of in navolging van
dezelven in kater tyd hier gevormd is. — Gy
kunt daaruit eenig denkbeeld maaken , hoe zy
zich wisten te behelpen, dat zy geene bed- of
flaapfteden hadden , maar zich op den grond ,
\'s winters om het vuur, op hunne beesten vag-
ten en een weinig biezen of llroo te flaapen
gelegd hebben. Hunne zetels en tavels zullen
naar evenredigheid geweest zyn: egter zal men
ook in deezen op^te onderfcheid hebben aan-
getrolfen in de huizen der Edelen, en der Ge-
meenen.

Vr. Ik worde nog te meer bevestigd in het
denkbeeld , dat zy morsfig en flordig hebben
huis gehouden. Op den grond te flaapen.......

E. Dit gevolg gaat niet door , myn Lief! hebt
ge nooit geleezen, dat men in het pragtig Oos-
ten enkel op tapyten in een hoek der vertrek-
ken
nedergefpreid , den nagt doorbrengt. De
Israeliten fliepen in hunne bovenkleeden, wel-
ke in gevalle van verpanding daarom voor den
avond zonder verzuim moesten wedergegee-
vcn worden. Op dierenhuiden hegt het

C) Exod. XXII: 27 ■

5

393

iir

-ocr page 441-

S94 de leevenswys

vuil ondertusfchen in lang zoo ft^k niet als
op linnen en wollen kleederen.
Amäiianus
MARCELLINUS Verklaart , dat hy niinnier
Galliers zag met vuile en gefcheurde gcwaa-
den, zouden dc
Germaanen, zouden de Bata-
meren
dan morsfiger geleefd hebben? dit we-
derfprak de ondervinding, zo lang wy \'er eenig
berigt van hebben. De inwooners van deeze
landftreeken waren altoos berugt wegens iiunne
reinheid, in zoo verre, dat het by de vreem-
delingen dikwerf\'tot een vervvyt verftrekte ,
welke niet begreepen, dat de zindelykheid,
zoo ze niet te ver gaat, volftrekt nodig is in
een laag en vogtig land. Niettemin worden \'er
nog te veel onder ons gevonden, die zich naauw-
lyks eens ter weeke reinigen, daar de
Bataviers,
laat u dit gerust ftellen , vredegonde , eiken
morgenftond gewoon waren*het ganfche lighaam
in het water te baden en te wasfchen. Dit ge-
tuigt
tacitus , die op een andere plaats een
woord gebruikt, dat veelen buiten reden in uw
denkbeeld gebragt heeft: — dog hiervan nader,
Vr. Ik ben voldaan myn eelhart , maar
teffens nieuwsgierig om te weeten, wat de vrou-
wen der
Batavieren toch uitvoerden in haare
huizen, waar ik nu begryp, dat een blind paard
zelden eenige fchade zou gedaan hebben,

E, Zoo veel, myne Waarde! dat jk fchroomen
-ZOU het u te zeggen, hidien gy met veele
Ba-
mes
yan fatzoen gewoon waart al uwen tyd aan

het

-ocr page 442-

ii»;
Iii

il

-ocr page 443-

der batavieren. 395

het toilet, de fpeeltafel en partyen te geeven: —
indien gy de opvoeding uwer kinderen- en de
zorg voor het huishouden op anderen het ftaan.
Dan zoudt gy ras reden van berouw over uwe
vraage liebben , maar nu ben ik. zcer blyde,
dat gy my gelegenheid gegeeven hebt, om van
vrouwen te fpreeken , die vooral niet minder
uitmuntende waren dan haare mannen ;gy moogt-
zc u vry tot voorbeelden voorftellen ,
sjachtil-
1)E, en ik hoop dat gy zoo min, als uwe moe-
der van dezelve m.oogt ontaarden. Wat zy
uitvoerden? Ik weet inderdaad niet, waar ik het
eerst van beginnen moet, maar zal my voor het
tegenwoordige alleen bepaalen by het dagelyksch
werk, dat zy in en omtrend, haare wooningen
gewoon waren te verrigten. — Hunne lyfëige-
nen verrigtten geene huisfclyla; diexiften by hun-
ne heeren, zy hadden elk zyn wooning, elk zyn
huishouden; \'er bleef derhalven niet over, dan
dat de vrouwen en kinderen der Vrygeboornen
het werk moesten, doen : dit deeden zy ook
en niet de
vrouwen der iyfëigcnen, gelyk zom-
migen verkeerd uit
tacitus begreepen heb-
ben.
Zy waren het, die het eeten kookten ,
die al het huiswerk verrigteden en daaren-
boven de kleederen maakten cn onderhielden.
De naalden en gereedfchappen, die men in de
graven van
Germaanfche vrouwen heeft aange-
troffen , bewyzen dit en men kan niet anders
vermoeden , wyl geen mansperfoon van dien

land-

-ocr page 444-

39ö HET HUISSELYK BEDRYP

landaait zich met dergelyke bezigheden zou
iiebben willen bemoeijen. Kleermaakers kende
men zoo min als
Franfche en Duitfche koks.
En men mag hieruit opmaaken, wie het vlas en
den hennip gefponnen, wie de ftolFen gev/eeven
hebben, waarvan, behalven van de huiden der
dieren, de kleederen gedraagen wierden.

Vr. Wat foort van draaden en naalden ge-
bruikten de
Batavifche vrouwen ea dogters ?

E. Van hennip en vlas konden zy gaaren heb-
ben , daar zy dit gebruikten om te weeven.
Begeerden zy fterker draaden, om de beestenhui-
den aan een te hegten , de peezen en darmen
der dieren, die men nog gebruikt, konden haar
dienen. In de vroegfte tyden zullen zy zich
met graaten , en Icherpgelleepe beentjes behol-
pen, maar naderhand koperen en eindelyk yze-
ren naalden gebruikt hebben.

M. Hoe zyn de tyden veranderd ! dan kon-
den de vrouwen der
Batavieren waarlyk haar
werk wel
vinden. — Zouden de aanzienlyken
dit ook verrigt hebben?

E. Waarom niet, myne dogter! ik zal u in \'t
vervolg nog wel wat anders verhaalen. Gy
zoudt het beneden uwen rang rekenen te fpin-
nen, te weeven en rokken te maaken, maar zoo
was het van ouds niet: of denkt ge dat het al-
leen een gemeen zoort van vrouwen was, vau
welke
salomo dat vQortreffelyk a/beeldfel in zy-
ftie fpreuken ophangt. — „ Zy zoekt wolle en vla?

en

■f ■

-ocr page 445-

DER VROUW E N. m

en werkt met lust haarer handen. —- Zy fteekt
haare handen uit naar de fpille: en haare hand-
palmen vatten den fpinrok. — Zy maakt voor
haar tapyt cieraad: haare kleeding is fyn linnen
en purper. Zy maakt fyn lywaat, en zy levert
den koopman gordelen. — Sterkte en heerlyk-
heid zyn haare kleedhig en zy lacht over den
toekomenden dag. Zy hefchouwt de gangen
haares huis, en het brood der luiheid en eet zy
niet ". — Zoo gerust, als gy dit van de voor-
trelfelykfte Jsraelitinnen moogt gelooven , zoo
zeker kunt ge dit ook op de aanzienlykfte zoo
wel als op geringe vrouwen der
Batavieren met
eene kleine verandering toepasfen. De
Grieken
en Romeinen hielden de weevery van zulk een
belang, dat zy
minerva tot patronesfe aanftel-
den en volgens de verciering hunner Dichteren,
die in de oude gefchiedenisfen en denkbeelden
der Volken, altoos eenigen grond hebben, was
deeze Godinne der wysheid zoo fier op deeze
kunst, dat zy
arachne in een fpinnekop ver-
anderde, om
dat deeze haai* tot een tweeftryd
in het fpinnen en weeven dorst "uitdaagen. Van
ouds droeg men, zelfs onder de Vorften, gee-
ne kleedcn , dan die de vrouwen en dogteren
geheel gemaakt hadden. De uitmuntendfte
Vorftinnen by
homerus, vvaar onder men de
fchoone
andromache en de kuifche penelope
in de eerfte plaats noemen mag, zyn met zulk
een werTi onledig.
Alexander . de grootk

be^

-ocr page 446-

598 HET riüISSELYK BEDRYF

beroemde zich volgens curtius by de moeder
vnn DARiüS , dat hy een kleed droeg , het
welk zyne zusters voor hem gemaakt hadden.
Men zou hier kunnen byvoegen het getui-
genis van
Vertrouwde Latynfche Schryvers ——
het voorbeeld van
Sabynfche vrouwen van be-
roemde
Romeininnen lucretia , horatia —
van de dogter en nigt van den Keizer augustus ,
ten bewyze dat het in Italien in laater tyd
niet anders begreepen wierd. Elders
wee-
ven de vrouwen nog, en weleer plagten onze
nyvere moeders haare kasten met geen ander
linnen op te proppen , dan het geen zy zelve
met haare huisgenooten hadden helpen fpinnen
en reeden: en dus kuntge met
recht zeggen ,
hoe zyn
de tyden veranderd! Egter valt deeze
verandering het meest in de voorn aam e koop-
lieden, en de hofplaats van ons Vaderland. In
andere kan men zoo wel als ten platten lande
tot eer van veele vrouwen zeggen , „ zy be-
Ichouwen de gangen van haar huis, en het
^rbod der luiheid en eeten zy niet."

M. De lyfëigenenen moesten tóch ook klee-
den leveren, moesten zy niet VaderI

E.Dit hebt ge zeer wel opgemerkt,myne dog-
ter, maar derzelver vrouwen moesten haar eigen
gezin bezorgen en beftieren : waarfchynlyk heb-
ben die kleiden meest beftaan in een bepaald
getal van dierenhuiden , welke zy \'s jaai\'lyks
moesten opbrengen.

Vr.

ü:

k

1;,

■iv

m

jli

IV:

i !■

,, ! •

" \' 1

f.

-ocr page 447-

der mannen.

Vr. Ik verlang te hooren, wat de mannen
intusfchen verrigteden.

Fr. Mag ik eerst nog eene vraag doen, Moe-
der ? — zy mogt my ontvallen...........

Welke brandftolfen gebruikten de Batavieren om
2ich te Warmen en hun eeten te kooken?

E. Gy hebt vryheid myne kinderen, om met
befcheidenheid, iets te vraagen, dat u in gedag-
ten komt, en het welk ik zou over geflagen
hebben. Welke denkt gy,
fredekik?

Fr. Hout uit hunne bosfchen: of ftookten zy
ook turf, gelyk wy ?

E. Wy behoeven hier niet aan te twyffelen;
hét veen was \'er reeds in overvloed voor han-
den. En zoudt ge denken , dat hunne gedag-
ten daar nog zoo min opgevallen waren als op
het bakken van tichelfteenen :
plinius verhaalt
óns , dat de
cauchen zich by aarden zooden
warmden, welke niet anders dan turf zullen ge-
weest zyn, waar van
de inwooners van Italien
weinig denkbeeld hadden. In die oorden, daar
het veen fpaarzaam wierd aangetroffen, gelyk in
Gelderland en Zeeland heeft men meergebruik van
hout gemaakt. — Wat nu uwe vraagebetreft, myn
Lief! ik
wenschte wel, dat gy dezelve nog wat
uitgefl:eld had: maar ik beken het, zy komt hier
te pas, en daar de vrouwen zoo veele bezighe-
den afdoen, behooren de mannen ook hunnen
taak te hebben j daa zy zullen in huis en in

vre-

3991

i! \'i

-ocr page 448-

het liuisselyk bedllyf

vredenstyd een zeer zonderling contrast met dé*
zelve by ti uitmaaken.

Vr. Wat verrigtten zy toch? myn eelhart.

E. Indien wy tacitus gelooven moeten, bui-
ten de Jagt byna niet anders dan eeten en flaapen.

Vr. Myn help, byna niets dan eeten en flaa-
pen ! dat had ik van dit beroemde volk nooit
verwagt! — Waarlyk, hunne nakomelingen zyn
dan in deezen opzigte merkelyk
verbeterd!

E. Sus, fus, vredegonde! de flegtheid van
de eerften is in deezen opzigte zoo groot, noch
de verbetering van de laatften zoo algemeen ,
als gy wel denkt. Laaten wy eerst de
Gerviaa-
nen
in het algemeen in de omftandigheden be-
fchouwen, waarin zy geplaatst waren: — Daar
de kring hunner kundigheden Zoo naauw was ;
daar hunne behoeften zeer weinig waren, waarin
zouden toch hunne bedryven beftaan hebben,
wat bleef \'er voor hun over , het geen dc vrou-
wen en kinderen . niet reeds verrigteden —
]3aarenboveii zou men in hun geval kunnen aan-
merken, dat alle .lichaamen eene eigenfchap be-
zitten , welke de wysgeeren eene
vis inertix
noemen — eene onaffcheidelyke overhelling tot
de rust. Deeze kan in den mensch alleen te bo-
ven gekomen worden door zyne redelyke nei-
gingen, en door zyne driften. Dan , zoo lang
hy niet overreed wordt door de noodzaakelyk-
heid , het. nut, het vermaak of de betaamelyk-
heid kunnen \'er geene neigingen verwekt wor-
den , welke fterk genoeg zyn, om dat vermo-
gen

400

-ocr page 449-

DER. MANNEN,"

h

Ü J

•I vl

I;

i J

I\' i

gen van lichaamelyke traagheid te overvvinueii.
De
Germaanen hadden inderdaad een verkeerd
begrip van de voornaame beftemming des men-
ie\'hen , byzonder der mannen: zy verbeeldden
zich enkel gebooren te zyn voor de wapenen,
en fielden byna al het Edele en Schoone in het
verdedigen van volk en Vaderland; — in het
overwinnen van zyne vyanden. Dapperheid was
daarom by hun de voornaamfle deugd: tot al-
len arbeid, die ziel of lighaam buiten den kryg
vermoeide, meenden zy geene roeping te heb-^
ben. — Hoe meer iemand in dapperheid uit-
muntte, hoe minder hy zich hier toe verpligt
rekende: de vrouwen en kinderen, voor welken
de mannen ten allen tyde hun bloed en leeven
gaarn opofferden, namen het daarom vrywillig
op zich. — Evenwel de oude mannen en de
zwakken, die den kryg niet langer konden vol^
gen en aan deeze hoofdbeflemming voldoen ^
onttrokken zich geenzints aan het huisfelyk be^
dryf, zy waren vrouwen en kinderen behulp-
zaam.
Wanneerge nu hier by de eenvoudig-,
heid hunner leevenswyze voegt, kan men ligt
begrypen, dat zy, die het als geen pligt aan-
merkten , die \'er door de noodzaakelykheid niet
toe gedrongen wierden, zich zeer wel in vredes
tyden aan het gemak konden gewennen. Is dit
hun, die van eene betere onderrigting verflokeij
waren, dan niet wel toe te geeven?— veel meer
dan duizenden onder ons,
die in het midden van
Cg d©

-ocr page 450-

4ol het huisselyk bedryf

de beste gelegenheden om nuttig te zyn , zich
van alle werkzaamheid opzettelyk onthouden :
zoo dra zy meenen wegens hunne geboorte en
middelen zich hier toe van den burger en den
gemeenen man te moeten onderfcheiden: — of
zoo dra zy een uitzigt hebben, om op het zweet
en bloed van anderen te teeren.

Vr. Eelhart, ik herroep myn gezegde. In-
derdaad de
Batavieren waren veel meer te ver-
ontfchuldigen , dan onze faletjonkers, — onze
ledigloopende renteniers, en luye gemeenen ,
die buiten noodzaakelykheid de armenkasfen
plunderen , of van den fchandelyken bedelzak
hun beftaan zoeken. — Ik worde nu te meer
overreed, dat zulken te geeven, niet anders is
dan aanleiding tot werkeloosheid te geeven,
en het oudfte gebod, ,, In het zweet uwes aan-
fchyns zult gy uw brood eeten ", te verydelen;
wyl de noodzaakelykheid en de menigte van be-
hoeften alleen de neiging tot traagheid
over-
winnen kunnen in menfchen, die uit geene edeler
beginfels werken. Daarenboven waren de
Bata-
vieren
dan nog ten allen tyde gereed, om hun
Vaderland te verdeedigen, het geen men van de
minften onzer lediggangeren verwagten kan. —
Zy zyn daarom te ohdraagelykerin myne oogen.

E. Zcer wel begreepen, myne waardfte. In
dien alle onze vrouwen zoo dagten, geen werke-
loos weezen, hoe fraai ook uitgedost, zou zich in

haa-

-ocr page 451-

DER Manne N.

403

li

haare tegenwoordigheid durven waagen; — geene
kwalyk geplaatfte barrahertigheid zou de han-
den der luiheid ftyven. — Deeze toch hefchouw
ik als eene van de voornaamfte oorzaaken van
de bezwaarlykheid, ora den gemeenen man aan
den arbeid te krygen en te houden in een land,
waar niemand gebrek behoeft te lyden, hoe veel
\'er ook noodig is om te beftaan , wanneer hy
werken kan, en werken wil. — Maar laaten wy
tot onze
Batavieren wederkeeren. Ik ben blyde ,
dat zy by zulke eene voorftandfter van nutte
bezigheid nog eenige verontfchuldiging gevon-
den hebben; — ook daarom, wyl zy ten allen
tyde gereed waren, om zich de moeyelykheden
van den oorlog te laaten v/elgevallen; — de wonden
en jammeren te getroosten, welke zy in denzelven
te wagten hadden. Even daaruit kunt ge nu van
zelfs opmaaken, dat wy het zeggen van den Ro-
meinfchen gefchiedfchryver merkelyk mogen ver-
zagten, behalven dat wy het alleen bepaalen moe-
ten , tot zulken, die de wapenen vermogten te
voeren- — Maar konden zy daar toe zulk eene
overheerfchende lust en uitfteekende bekwaam-
heid gehad hebben, zoo hunne lighaamen doof
luiheid verftramd waren geworden, en eene wel-
lustige ledigheid hun een afkeer van alle moei-
jelyke onderneemingen gegeeven had? Zy zou-
den ras verwyfd j ongevoelig geworden zyn
voor de eerzugt, en de driften zouden hen be*
Cc 2 zwaar-

-ocr page 452-

de tyd kor. tingen

zwaarlyk hebben kunnen opwekken, om moeite
en gevaaren op te zoeken en te verduuren
De
Edelen Vrygeboornen mogen zich, voor-
al in den winter, veroorloofd hebben , daar zy
niets te doen hadden , een gat in den dag te
flaapen, zy waren egter geenzins onledig; maar
alle hunne bezigheden in vi\'edes tyden fchoon
zommige derzelve inderdaad ,van nut konden
zyn, moeten wy enkel \'als uitfpmmingen en tyd-
kortingen befchouwen , welke meestal van een
anderen aart waren , dan die der
Romeinen,
waardoor het dikwerf gebeurde , dat de Bata-
vieren
, die in Rome buiten den wapenhandel wei-
nig bezigheid naar hunnen fmaak vonden , flie-
pen, wanneer de
Romeinen zich in hunne

Schouw-

404

-ocr page 453-

b e r batavieren, 405

Schouwburgen of elders op hunne wys vermaak-
ten ; en hier naar zyn ook de berigten van hunne
leevenswyze gewis ten deele opgemaakt. Maar
het is goed, dat men deep en geene ongunftige
aantekening onder zoo veele voordeelige berig-
ten aantreft, waar door het vermoeden vervalt,
dat
tacitus alleen voorneemCns was in een lof-
fchrift op de
Germaanen de zeden van zyn volk
te gispen.

Fr. Waarin beftonden de tydkortingen of uit-
fpanningen der
Batavieren?

E. Hun eerfre en voornaamfte uitfpanning be-
ftond in de Jagt, de gewoone bezigheid van alle
volken, die zich in eenen meer of min oorfpron-
kelyken vryen ftaat bevinden. De boschrykhcid
van het oude
Nederland, dat met, geene be-
volkte fteden voorzien , door geene ftooten en
gragten verdeeld was , verfchafte aan elk een
eene gunftige gelegenheid tot eene oefFening,
die hunne leden rap en vaardig hieldt, en de
naaste overeenkomst had met den kryg, terwyl
zy in
het voodfel en dekfel, dat het vleesch en
de huid der wilde dieren hun opleverde, een
dubbel voordeel vonden. In hoe verre de nood-
zaaklykheid hun drong, om ook vericheurende
dieren tot beveiliging van hun vee zomtyds den
oorlog aan te doen, kan ik niet bepaalen. C^-
sar befchryft drieërlei dieren van eene aanmerke-
lyke grootte, op welke men in
Germaanien in het
Hercynisch ~ woud jagt maakte, dan of dezelve
C c 3 zich

-ocr page 454-

4Ó6 DE TYDKORTINGEN

zich ook in Nederduitschland ophielden , waar
zulke uitgeflrekte bosfchen niet gevonden wier-
den , is even onzeker.

Fr. Had dan elk een vryheid tot de Jagt?

E. Gewisfclyk, daar het wild niemand toebe-
hoorde, had elk \'er evenveel recht toe, en zulks
alleen den
Edelen te vergimnen zou tegen den aart
der vryheid volftrekt hebben aangeloOpen; alleen
zou men in bedenking
kunnen neemen of deeze
vryheid tot de Jagt zich even onbepaald tot de
Lyfëigenen uitftrekte, welken men de oorfpronke-
lyke rechten der menschheid, en de eer om voor
het Vaderland te ftryden betwistte. Waar mede
zouden deezen het groove wild te keer gegaan
hebben, indien zy geene wapenen mogten voe-
ren? of dit moest hen alleen voor de Jagt ver-
gund zyn, terwyl dezelve een aanmerkelyk mid-
del van beftaan voor allen was, en de
Lyf éige-
nen
niet alleen voor hun huisgezin moesten zor-
gen, maar ook aan hunne Heeren jaarlyks eea
zeker
getal huiden leveren.

Fr. Hoe vongen zy het wild?

E. Zy velden het met dezelfde wapenen, die
zy in den oorlog gebruikten ; ook konden zy
het kleine wild in netten en ftrikken vangen:
het groote wierd, voh^ens
cSAR, in gegraave
en overdekte kuilen verkloekt. De
Germaanen
zyn toch van onheuchelyke tyden op de Jagt
by uitneemendheid afgerigt geweest, en de
Ba-
tavicren^
toen zy nog in de nabyheid van het

-ocr page 455-

»ER B A T A V I E R E ^^

Bercynisch Woud woonden, Jiadden deXchoon-
fte gelegenlieid, om daarin volleerd te
worden.
— Dat zy ook paerden en honden tot de
Jagt gebruikt hebben, is niet onwaarfchyn-
lyk: de
Gallen hebben de laatfte al vroeg uit
Brittanje overgehaald , en Germanien zal het niet
ontbroken hebben aan een ras, het welk hiertoe
gefchikt was. Ondertusfchen konden zy, die
met weinig klederen bezwaard , en op alle
lichaamelyke beweégingen van jongs af zich toe-
gelegd hadden, veel met loopen afdoen. De
mensch kan door geduurige oeffening het in
deezen opzigt ongelooflyk ver brengen, zoo dat
weinig dieren hem zouden kunnen ontrennen,
Selkirk , die tot de gevallen van robinzon
CRUZOE de eerfte aanleiding gaf, kon op zyn
onbewoond eiland de wilde geiten agterhaalen,
en de meeste wilden zyn uitfteekende hard-
ioopers,

Vr, Maakten zy ook geen werk van het Vis-
fchen ?

E. Daar behoeven wy niet aan te twyfFelen ,
fchoon \'er minder gewag van gemaakt wordt,
dan van de Jagt. Een land, dat niet alleen aan den
eenen kant door de zee befpoeld wierdt, maat ook
met
vischryke rivieren en meiren voorzien was,
gaf daar toe eene al te gunftigé gelegenheid, dan
dat de inwooneren zich niet van dezelve zou-
den bediend hebben. Wat zeg ik,
cjisar meldt
immers van een eiland aan den noordelyken uit-
Joop van den Klryn, waar de invrocners alleen
Cc 4 van

-ocr page 456-

4-08 DE T Y D K O R T I N G E N

van vïsch en eyeren van vogelen leefden, zoo
dat zy regte
Ichtyophagi of vischeeters mogten
genoemd worden, en
plinius verhaalt ook van
de
Cauehen , dat zy zich met den vischvangst
ophielden.
Fr. Waar vongen zy de visch mee?
E. Dezelfde Schryver voegt \'er by, dat zy netten
van wier en biezen gebruikten : — zy konden ze
ook van draaden maaken,
even zoo wel ds de
bewooners der eilanden in de Zuidzee , door
de
Engelfchen onlangs bezogt. Nog mhider ver-
nuft wierd \'er vereischt om fuiken toe te ftellen
van willigen tienen , die hier overvloedig val-
len ; en eindelyk konden zy zich ook met viseh-
haaken van been behelpen, zoo lang zy geen
yzeren hadden.

M. Welke tydkortingen hadden zy ial meer
Vader?

E. De Wapenhandel en het Paardryden: dan
hier van zullen wy naderhand afzonderlyk moe-
ten fpreefen. .

M. Ik kan begrypen dat een volk, het wellv
krygszugtig en dapper w-as, zich telkens in de
wapenen oeffende; maar rekent Vader dit onder
de tydkortingen ? ik meen dat zulks meermaalen
als een groot bezwaar voor officieren en gemee-
nen is aangemerkt.

E.Zoo veel fcheelt het, of men denkrygsdienst
als eene kostwinning omhelst, dan uit loutere zugt
. yopr het krygsleeyen, en hefde yoor het Vader-

[c;

H :

i

-ocr page 457-

der batavieren. 395

mm

land verkiest. \' Voor de eerften is de hedendaag-
fche
exercitie wegens geduurige veranderingen
en ftrenge ondergefchiktheid eene lastige, .en
zomtyds eene halsbreekende arbeid : de
Bata-
vieren
hielden de gevaaren van den oorlog by-
na voor fpel, hoeveel te meer . een wapen-
fchouw, een ipiegelgevegt, en wat \'er meer toe\'
betrekkelyk is. Hunne eenvoudige
evclutien
waren aan weinig verandering onderheevig , en
Iconden daarom van vrywhligers , die \'er om
ftryd met de borst op vielen, gemakkelyk en tot
eene groote volmaaktheid aangeleerd worden.
Het kwam meest op de behendigheid en fterkte
des lichaaiïis aan. — De benden wierden min-
der als
Machinen gebruikt, en met dit alles
deeden zy onderneemingen, voor welke de he-
-dendaagfche krygskunde, hoe ver zy het ook mag
gebragt hebben, den foldaat zoo min vatbaar
maakt, als
éitdev Grieken tnRomeinen. — Maarik
moet my hier nu niet verder inlaaten: uw vraa-
gen zou my
ligteJyk buiten het fpoor helpen,
machtilde ! laaten wy tot eene andere tydkoiv
ting der
Batameren overgaan.

M. Welke is die ?

E. Hunne vriendelyke Byeenkomften en Maal-
tyden. De
Germaanen wvixm zeer gezellig en
gastvry : zy hielden veel van goede cier te
maaken, en het eeten en drinken maakte het
werk volkomen, zoo lang zy eenigen voorraad
hadden. Dus waardfchapten zy onder elkander
Cc 5 over

-ocr page 458-

I

410 DE T Y D K O R T I N G E N

over en weder, waarvan nog eenige overblyffels
by. de
Duitfchers en ook onder ons , meest in
de Landprovinciën, plaats hebben, onder welke
de
Gelderfchen vooral in deezen opzigte be-?
roemd zyn.

. Vr. Hoe gedroegen zy zich omtrent vreem-«
delingen?

E. Zeer loflyk. De wetten van Gastvryheid
waren by hen zoo heilig als by eenig befchaafd
volk; hoe krygszugtig,Loe jaloers op hun vry-
heid en Vaderland , hoe nayverig op hunne na-
buuren, behandelden zy de geenen, welke zich
weerloos en in weinig getale aan hun toever-
trouwden, vriendelyk en weldaadig: alles was
voor deezen ten beste; en v/anneer hun voorraad
te kort fchoot, bezorgden zy ze by hunne na-
buuren of vrienden. — Maar deeze herbergzaam-
heid mag wel onder hunne deugden, en niet
onder de tydkortingen gerekend worden,
vre-

DEgonde !

Vr. Het viel my juist\'in, by gelegenheid der
maaltyden. Zeker, de deugd van herbergzaam-
heid is merkelyk verminderd, zelfs in die plaat-
fen, die het meeste vermogen en de beste ge-
legenheid hebben om vreemdelingen te zien.
Waarfchynlyk heeft het misbruik , en de ver-
mindering van een eenvoudig en opregt voor-
komen aan de eene — zuinigheid en zindelyk-
heid aan de andere zyde zulks te weeg gebragt.
De
Batavieren en Germaanen hadden \'er ook

dit

-ocr page 459-

der batavieren. 395

dit voordeel van, dat de vreemdeling een nieuw
leeven in hunne verkeering en gefprekken bragt,
en dus den tyd op eene aangenaame wyze
kortede.

E. Zeer wel gevonden, myn Lief. De over-
vloed van vreemdelingen wegens den koophan-
del en meerdere gemeenfchap der volken onder
elkander, het- oprigten van Herbergen in alle
plaatfen, maaken zeker het huisvesten van elk
vreemdeling onmogelyk en ook minder nood-
zaakelyk. — Wy hebben nu al eenige Uitfpan-
ningen die vry wat tyd weg namen opgeteld —
de Jagt j de Visfchery , de Wapenoeffening,
de Gastmaalen, vooral, wanneer deeze dikwerf
herhaald, en, gelyk niet zelden gebeurde, lang
uitgerekt wierden......

Vr. Zy kónden zich egter hier altoos niet
mee bezig houden en vermaaken; — wanneer
het flegte weer hun in huis hield, of wanneer
zy niet aten of dronken, waar vermaakten zy
zich dan mee? ^

E. Ik zal dan nu herhaalen, het geen ik reeds
vroeger, dan my lief was, moest melden ; zy
vermaakten zich dikwerf met het Spel. Men zou
dit zeer wel kunnen toegeeven in een volk, dat
door gebrek aan weetenfchappen en konften ,
door het gering verfchot van voorwerpen, door
een zekere eenzelvigheid van leevenswys wei-
nig had, om den geest eenige uitfpanning te be-
zorgen eu alle tydverveeling, zoo onaangenaam,

voor

-ocr page 460-

413 djj tydkortingen

voor te komen: maar zy lieten zicli dikwerf in
I , zoo verre vervoeren , dat zy niet alleen hun
ganfche welvaard , maar zelfs hunne Vryheid
aan het Spel waagden, en zich dus voor eene
\' iiitlpanning van weinig uuren voor altoos van
M het grootfle voorrecht des menfchelyken lee-

vens beroofden.
, Vr. Welk eene onzinnigheid ! dit, bedroeft

;|| my , maar zy moeten dan vooral liefhebbers

van het lajard Spel geweest zyn.

E. Zy hadden misfchien alleen - kennis aan
het dobbelfpel, dit is het eenvoudigde, maar
ook het gevaarlykfte ; want het flreelt de hoop
het flerkfle, verfchaft op elke worp een on-
middelyken uitflag, en houdt de driften daar
door liet meeste gaande, zonder dat\'er eenige
konst of vermoeijing van den geest plaats heeft.
Daarom is het ook de uiterfle toevlugt van
zulken , welken eene gemaatigde winst of verlies
iu een beredeneerd Spel fmaakeloos is
gewor-
den. Zoo gaat het kwaad ongevoelig voort ,
tot dat het zyne blinde opvolgers in den af-
grond gellooten heeft. Dan laat ik hier niet
meer van fpreeken! — het fmert my altoos, dat
redelyke _Weezens, die zoo veel op aarde .te doen
en zoo weinig tyd hebben , hunne edele ver-
mogens , door eene dwaaze gezetheid op het
Spel, zoo kwalyk befleeden. Ik hoop inaar, dat
onze kinderen deeze en myne vroegere aanmer-
king onuitwischbaar in hunne gedagten zullen

pren-

-ocr page 461-

UIT SPAN IN-HTGEK

\'^uJi.^cs.Jiatf,. J7S4.

-ocr page 462-

DER BATAVIEPVEN, ^13

prenten , daar zy door groote verfcheidenheid
van bezigheden, en nuttige uitfpanningen hun-
nen toevlugt tot het verleidend Spel niet zullen
behoeven te neemen: — dat zy ten minften op
hunne hoede zyn, wanneer zy het,, uit toegee-
venheid doen — iu gezelfchappen van arme le-
dige zielen, die den tyd niet anders weeten te
dooden , om \'er nimmer den regten fmaak
in te krygen ; maar op zyn tyd uit te fchei-
den, eer zy verhit en in gevaar geraaken, om
door de driften overmeesterd te worden, en
de welmeenende lesfen van hunne ouderen te
vergeeten.

M. Fr. Wy zullenze altoos heihg in agt nee-
men, myn Vader!

E. Ik zal my op uwe beloften verlaaten my-
ne kinderen ; ik tv\\7frel aan uwe welmeenend-
heid niet : maar de geweldige overheerfching
der
Mode, waar door ook het Spel zoo alge-
meen geworden is, maakt het dubbel noodzaa-
kelyk op uwe hoede te zyn, om niet verrast
te worden eer gy het weet, wanneer gy zom-
tyds\' niet fterk genoeg mögt zyn om te dul-
den, dat men uwe ongenegenheid tot het Spel
aan gemaakte byzbnderheid, of aan gebrek van
wellevendheid toefchryft. Verdenkt egter de
Batavieren niet, dat zy altoos in hunne zamen-
komften zich van het Spel bedienden, of in het
Spel zich zelven dikwerf zoo ver lieten vervoe-
ren.
tacitus heeft alleen willen aanwyzen tot

welk

-ocr page 463-

414 d e t y d k o r t i n g e n

welk een uiterfte liet zoniAvylen by hun kwam,
II\' — Zy maakten ook dikwerf gebruik van eene

uitfpanning, die met het oogmerk der gezelhge
verkeering en met de heerfchende neiging der
Germaanen veel meer overeenftemde , dan het
Spel, dat niet zelden vriendelyke gefprekken in
eene doodfche ftilte, — vergenoeging in wanhoop
; verkeerde, en de zamenkomften van vrienden in

l\'l bittere krakkeelen en vyandfchap deedt eindi-

liji gen, — Veelmaalen vermaakten zy elkander met

het ophaalen der manhafte bedryven van hunne
Voorvaderen en tydgenooten. Evengelyk een
Schipper van den wind, een Landman van
zyne osfen liefst verkiest te fpreeken , maak-
te dit de fcheering en inflag van hunne zamen-
koutingen uit. Op zulk eene wyze moest de
gefchiedenis van hun volk door mondehnge over-
levering meest al voortgeplant, de gedagtenis
der Helden vereeuwigd en de jeugd aange-
Ipoord worden , om zulke braave voorbeelden
te
volgen.

ip!\' M. Hadden zy geene fchouwipelen of ver-

tooningen?

E. Naar de aanmerking van tacitus, welke
van derzelver inrigting in zynen tyd geen gun-
ftig denkbeeld moet gehad hebben, waren de
verlokfelender fchomvfpelen hun onbekend: al-
leen hadden zy eene veitooning, meest by hun-
ne gastmaalen , die wel gevaarlyk egter teffens
nuttig was, om de jeugd vaardig, behoedzaam en

on-

iJ\' ■

ür i!

i.

\'Ili^i

II

-ocr page 464-

der batavieren. 395

onderneemende te maaken. Eenige jongeJingen
wierpen zich naakend tusfchen fcherpe en gevel-
de krygs- geweeren. Zy die de floutfte fprongen
deeden , en egter ongekwetst bleeven, behaal-
den den grootften lof, verfchaften het grootfte
vermaak aan de toekykers. i)it was de eenigfte
vergelding voor eene konst, die zy alleen door
herhaalde oeffening konden verkrygen, en door
eene welberaade koenheid konden ter uitvoer
brengen.

Vr. Heeft myn eelhart iets meer over de
tydkortingen der
Batavieren ? — myn tyd roept
my naar huis, en myne huisfelyke bezigheden. ^
— Laat ik dit alleen nog vraagen, kenden zy
ook iets van de Muziek?

E. Ik heb \'er niets meer by te voegen, dan
dat het hun, hoe eenvoudig en deftig buiten twyf-
fel niet geheel zal ontbroken hebben aan het
vermaak, dat de Muziek en Dans byna aan alle,
ook aan de wilde natiën verfchalfen. Het ver-
mogen van den Zang is elk mensch ingefcha-
pen;
en het is voor hem byna onweerftaanbaar
op een fchoonen lentedag de vrolyke toonen
van den klimmenden leeuwerk , of de verheve
klanken van den zangérigen nagtegaal, die in de
boschryke wouden van Neerland overal een uit-
lokkend verblyf vond, niet na te volgen, vooral
wanneer hy met een dichtgeest bezield en van
kommerryke zorgen bevryd is, gelyk de
Bata-
vieren
waren. Een toevallige uitvinding van een

zeer

-ocr page 465-

4iö de tydkortingen der batavieren^

zeer eenvoudig zamenftel, dat by elke oorfpron-
kelyke natie byna onderfcheiden is, verfchafte
hun ligtelyk een of ander blaas- .of fpeeltuig :
het is zelfs meer dan waarfchynlyk, dat de ge-
koppelde veldfluit, die men by de ^llerafgele-
genfte, zoo wel als by de alleroudüe Volken
aantreft, hun ook niet onbekend was: en wan-
neer Zang en Spel, hoe weinig overeenftem-
ming
en weUviidendheid \'er Ook iu mogt zyn,
zich zamenpaarden , heeft de blyde "jeugd op
haare wys de veld- en oorlogs-deunen buiten
twyffel wel eens met een lugtigen dans verzeld.
Zoo kunnen hunne land-
concerten geweest zyn:
— maar een zeker berigt kan ik u , by gebrek
van aantekening, niet geeven.

Vr. Ik dank u hartelyk , myn Beste ! vooral
het genoegen, dat gy my verfchaft heb; ik hoop
dat ik my meermaalen onder uwe toehoorderen
mag kunnen bevinden — in deeze
Bataaffche
landkapel, waar ik my alles te leevendiger kan
vertegenwoordigen.

^ Ii

I

. E. Dit zal my. dubbel aangenaam zyn, en
wy zullen daarom onze naaste byeenkomst uit-
ftellen, tot dat het myne
viiedegonde gelegen
komt met haare kinderen over de leevenswyze
der
Batavieren dit gefprek hier of elders te
hervatten.

it;

EINDE VAN HET EERSTE DEEL,

-ocr page 466-

De lrezer gelieve de volgende misjiellingen
tc verbeteren :

EL t6 reg. 13 moest geen nieuwe regel zyn.

BI. 33 reg. S. Ues liever ftaatkundige joseph.

i)i. sa reg. 3 van onder, brokken Veen moet bygtvoigi
en andere vreemde ftoffen.

BL 60 reg. 12 van ond. »» plaats van Misfchien Ites Bni-
ten tvvyflel

BI. 8 3 reg. 11. van ond. zelfs niet van Holland mo»t
zyn , zelfs van Holland niet

BI. 90 reg. 4 van ond. moet men hem bettr moet men
den
Tsfel.

BI. iij reg. 5 <van ond. volgens een franfche druk vra
Commines kan uitgelaten.

BI. IS9 reg. 8,9,10. moeten dus geleezen, „de leevens-
v?yze der
Scythen was niet gunftig voor de ge
leerdheid, en zy waren te ver verwyderd vaa
alle volken,

BI. 108 reg. 7. van ond. agter gefchillen motst fleaa
door de wapenen.

®L »15 reg. 6. met hunne fchoppen, enz. moit zyn met

de gereedfchappen die zy voor fchoppen , TpadeQ
en houweelen gebruikten.

BL a8z reg. 13. Veromandeurs in plaats van Veromandutrt

BI. 284 reg. 3 van ond. Wpaaten moet zyn XJfipeeten.

81. »85 reg. 9. moest bygevoegi zyn, dog hier yan zul-
len wy andermaal moeten
fpreeken.

-ocr page 467-

-\'cv cvc-;--\' : v a :

i-, ■.......

O ■

<i.-Y hvv ?"

■ ■ ■ c;. , -,.

V ^ ■ r./,, ■ u\'M.

/ .

r-v ÎÎ .
rnDlüii^;;;

ia-!«;. jf\'V•

i li

-ocr page 468-

m

!>>» •-ftr-:\' - ■ \'■•»\'•ti

I A.

m-.

\\ ■

1 .

-ocr page 469-

^IF f
;;;
\'

f ■ \'

ih ,

i: i

I :

-ocr page 470- -ocr page 471-

t

j-i-. î v-

^ rt

A .i.^

-ocr page 472-

WA

■-M/

Try

-ocr page 473-