\\ ••ig ^
ia .
-ocr page 2-Historia Gentium
Octavo 1^34.
Ir - - \'""T\'Wä^V^^
S. oct.
1234
1., ... i "V ,1
-ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5- -ocr page 6-I
■ f
t
/
DE ALOUDE
DER V E R E E NIG D E
-ocr page 8-; t
! f
\\
■ " -r
1 .
f ■
i t
-ocr page 9-DE ALOUDE
STAAT
£ N
DER
VEREENIGDË
DOOR
TWEEDE DEEL.
«
TE AMSTERDAM,\'BY
JOHANNES ALLART.
HDCCLXXXVI.
-ocr page 10-J ?
i \' (• »
ail ill Da..
V M T ■ » : -
■\'s -1 • t .<". t • f •> «Î-
i r n T
..T^fAJJA
-ocr page 11-i/i
i^choon het juist niet noodig is, elk
boekdeel met eene, voorrede in de waereld
te zenden, vinde ik my egter in de nood-:
zaakelykheid om den leezer ook nu een oo-
genblik op te houden. —- Volgens het geen
hy vindt op bl. 182 en .186, zou men
ten minften ééne plaat met Runijche, Moe-
fogottijche en Anglofaxifche letteren, ver-
wagten. Ik heb s- \'er, de tekeningen ook
toe gereed gemaakt; maar de volhandig-
heid van den Lettergraveerder heeft de uit-
voering in \'t koper belet.. Om de uit-
gaaf niet te ^vertraagen , heeft de Boek-
verkooper beflooten , dezelve liever na-
derhand,,-, te geeven, en hoe eer hoe
beter aan \'t Verlangen van veelen te
voldoen welke voorleden Jaar reeds
dit Deel , verwagt hadden. Aan dee-
ze verwagting zou ook voldaan zyn ,
indien de voortgang van den ,Schryver,
wegens de aanhoudende raoeijelykheid van
deeze onderneeming en van de drukpers,
vooral in den langdiuxrigen kouden win-
ter, niet vertraagt^ ware geworden., om
c * niet
niec\'te \'\' melden van deeze en geene on-
vei-wagte hindernisfen en onaangenaamhe-
den , van welke ik niec dan ongaarne i^
\'t "openbaar gewag maäke. Dit Verlan-
gen heeft my niet weinig aangenioedigd,
fchoon myn arbeid, gelyk ik ook, in dee-
zen tyd, verwagtte, niet zulk een alger
meene goedkeuring als eene opzettelyke
Verdediging der Natie mag hebben wegr
gedraagen. Men heeft my egter tot nog
toe niets weezenlyks onder het oog ge-
bragt, buiten den Heer a. r. kool,
welke op de verpligtendllé wyze zich ten
rnynen huize heeft vervoegd, en vriende-
lyk uitgenoodigdv om onder zyn geleide de
vermeinde overblyfïêls van den Rhyn aan
den Duinkant, onder de Beverwyk-,- Velzen
èn Bloemendaal te gaan opneemen, waar
yan ik ook gereedelyk gebruik gemaakt
heb en verflïig zal doen by de uitgave
van het laatlle Deel, waar by ik hoop
in ftaat te zullen zyn, om nog meer
ophelderingen of verbeteringen, door my
opgefpoord , of door anderen aan de hand
gegeeven , te zullen kunnen voegen. Maar
of het\' vóigenale derde Deel\' het laatfte
zyn zal, weet ik niet. De toeleg is wel
ZOQ
-ocr page 13-zoo geweest; -dan daar het onder de hand uit-\'
dydt, gêlyk ik- vastelyk voorgenomen had ,
om de .Zeden der Batavieren geheel in dit
tweede Deel. af te handelen , maar het zoo
ver niet heb kunnen brengen , zal het mis-
fchien tot vier Deelen uitdyen. Dit zeg ik
daarom, om dat zommigen zich verbeeld
hebben dat \'ik de Vaderlandfche Volk- en
Landbefchryving op dien voet tot op he-
den meende te vervolgen, wanneer men.
niet zonder reden vreesde , dat \'er in iny-r
nen leeftyd nimmer een eind aan zou
komen. - Neen, ik ben niet voor-
neemens in dit werk meer te behande^
len dan de aloude Staat en Gefchiedenis
der Nederlanden , volgens den titel. In-\'
dien de Hemel myne kragten nog zoo
lang in volkomenheid geliefde te laaten,
dat ik myn Vaderland ook in laatere ty-
den met de vereischte naauwkeurigheid
kon befchryven, en door nieuw ontdekr
te bronnen in ftaat gefteld wierd , om in
deszelfs gefchiedenisfen eenig nader licht
te ontfteeken, zou dit een geheel nieuw
en byzonder werk zyn.
Schoon ik in het eerfte Deel reden ge-
geeven heb , waarom in een werk vaii
* 2, dee-
-t:
deezen aart, - in gemeenzaame zamen-
fpraaken tusfchen een Vader, zyne Huis-
genooten en Vrienden geejie geduurige
aanhaalingen van de bronnen:,;waar uit ik
-gefchept heb, te pasfe kwamen , heb ik
my egter om myne Leezeren te meer ge-,
rust te ftellen, meer dan te vooren van
de eige woorden van oude Schryveren be-
diend , door twee „ aangeweezen. Maar
men moet zich niet verwonderen, wyl
deeze aanhaaliiigen by onderfcheiden gele-
\'i:;; genheden te pasfe ■ kwamen , dat dezelfde
plaatzen meer dan eens voorkomen : -—
of dat het zelfde Onderwerp meer dan
eens , fchoon uit een ander oogpunt, ter
befchouwing voorgefteld wordt. Dus heb
ik van de jonge Medgezeilen of Volgelin-
gen (^^Comhes\') der Vorften moeten fpree-
\' ken by de Opvoeding , by de Regeerings-
vorm en by het Krygsweezen der Bata-
vieren.
Ik heb my weder zeer fpaarzaam van gis-
•flngen bediend en dan alleen, wanneer het ge-
brek aan oude berigten, eenige gaaping ver-
Ij«\' oorzaakte, en deeze gaaping door de waar-
j|; fchynlykheid en eene natuurlyke gevolgtrek-
, Icing veilig kon worden aangevuld. Door dee-
\'H;! . \' . ■ ^ ze
; K i
iiii
1,
-ocr page 15-ze behoedzaamheidheß ik het.genoegen ge-
had, dat tiyne gisfmgen door nadere ontdek-
kingen niet tegengefproken, maar bevestigd
zyn geworden.-. Zoo was het onder ande-
ren met de gróoite Woud-dieren, en met
de Honden , Tvelke è.^ Batavieren-^tot hm.-
iie jagt zouden gebruikt hebben, waar
?an in de laatfte zamenfpraak ■ > van het
vöorige Deel.: : Dat de eerflé ook in ons
Land niet" geheel onbekend waren, is by
my waarfcbynlyker en dat zy zich van
de laatflen bediend hebben\',", geheel zeker
geworden.,- na dat ik;^ gevonden heb, dac
in de alleroudftc wetten è&T.. Germaanm,,
byzonder der Fruz\'in , van dezelve wordt
gewag gemaakt», in zoo ►verre ,• dat \'er ee?
ne onderfcheide boete bepaald wordt op
het doodflaan of vervreemden- vah eens axr-
dêrs Hond, zelfs danj wamieér de boete op
ander vee wordt onbepaald gelaaten aan
de fchatting:-van den Eigenaar, of del uit-
fpraak. vanijalen ;.Regter-.2;:"JM[aax\' \'ik moet
by deeze\' gelegenheid heritóeren , daar ik
in de negende \'zamenfpraak-weder van de
Honden als ^ van\' tamme \' :en nuttige huis-
--•• ■ ^ ■ " \' ..... die-
Zie op M, 57 , van dit Deel. . • . ,
^ 3
-ocr page 16-ii\'
dieren by den Veebouw der Batamerm
gefproken en teffens aangemerkt heb, dae
dezelve by zommige Volken tot gewoone
fpyze gebruikt worden , zonder daar on-
der de Batavieren te willen betrekken; —•
dat deeze Volken de Honden opgeflooten
houden en gansch anders opkweeken, dan
wy de onze doen, waar door ze voor
hunnen mond een uitgeleezen voedfel vey-
ftrekken, maar ook alle vlugheid en wak-
kerheid verliezen , welke de Honden by
ons bezitten^Dit vindt onder anderen plaats
op de Sand\'üokhs Eilanden, —r« Nog eens:
ik heb in dezelfde zamenfpraak aangemerkt,
dat het vee van ouds de voornaamfte rykdom
uitmaakte , en in alle koop of ruiling voor-
naamelyk in plaats van geld gebruikt wiérd.
Dan dit behoeft niet alleen opgehelderd te
worden met het Latynfche pecunia (geld)
dat van pecus (yee) afftamt. Men kan
\'er byvoegen uit de aantekeningen van de
verdienftelyke Uitgeevers der oude Friefcha
Wetten , dat het Anglofaxifche Fya ("vee)
ook gebruikt wordt voor Geld, en het geen
nog fterker is, dat het oud Fr ie fche Sehet ^
dat oorfpronkelyk Geld betekent, van hec
Moefo\' Gottiscb Skat voor Fee gebeezigd
■ .iti\'
\' fiii
-li ■
worde. -- Op bl. 256 en 57 Heb ik
gezegd , dat vermoedelyk de Koningen aau
de Batavieren afhandig gemaakt waren door
de Romeinen. Ik moet \'er byvoegen, dat
deezen, fchoon de naam van Koning by
hen gehaat was , zich omtrend andere Vol-
ken zeer onderfcheiden gedroegen , naar
dat het best met hunne oogmerken overeen-
kwam. --- Voorts heb ik de onder-
fcheiding van tacitus tusfchen Edelen,
Vrygeboornen, Vrygelaatenen en Lyfëige-
nen in alle de oude Germaanfche Wetten
bevestigd gevonden. Wanneer ik egter
zeg op bl. 324 van de veertiende zamen-
fpraak , dat by de Batavieren het onder-
fcheid tusfchen mensch en mensch wierd
in het oog gehouden „ overeenkomilig
met de inrigting van den Schepper " moet
men die niet tot het Lyfeigendom , veel
min tot de Slavemy uitftrekken. Ik heb
niy wel voor de Inrigting, die by dé Ba-
tavieren plaats had, in de bres gefield;
maar men verlieze niet uit het oog, dat
dit alleen gefchied is, om de groote be-
vreemding wegens de Lyfeigenen lay myne
Leezers weg te neemen, en dat ik hier
wel
myne Batavisren, maar geenszins zulk
eene
-ocr page 18-.
eene Beheering in \'t afgetrokkene heb zoe-
.kennte verdedigen. Evenwel is, dit zeker,
dat de goede of kwaade behandeling der
Heeren hier een magtig onderfcheid maakt,
{M : en dat zommigen misfchien in hunne flaa-
, verny gelukkiger zyn , dan zy weezen zou-
den , wanneer zy aan zich 2elfs overgelaa-
ten waren en op vrye voeten ftonden.
Wyl men in Oost-Indien ondervond, dat
veele Vrygelaatenen tot gebrek vervielen ,
of anderen tot overlast verftrekten , dat is
ongelukkiger wierden by hunne Vryheid,
dan zy te vooren waren, heeft men moeten
, beveelen , dat \'er voor het beftaan der
Slaaven by derzelver Vrylaating zorg ge-
draagen wierd.
Eindelyk , ik heb niets verzuimd by te
brengen , het geen kon gezegd -worden
van een beroemd oorfpronkelyk Volk, het
welk verdiende meer \'by ons bekend te wor-
den,- 9.1 hadden wy geen meer betrekking
op hetzelve dan op andere Volken. Nie-
mand , die dit in aanmerking neemt, zal my
befchuldigen, dat, ik my te diep\' in de
overweeging van zommige zaaken hebbe
ingelaaten. Vooral heb ik dit gedaan,
i
hiP
wanneer de Onderv/erpen nog naauwlyks
aan-
-ocr page 19-aangeroerd, gelyk de Letterkunde; ——
of in dit tydperk van het uiterfte gewigt
waren , gelyk de Regeeringsvorm en de
Krygsoeifeningen der Batavieren, waar ag-
ter natuurlyk eenige bedenkingen tusfchen
vertrouwde vrienden over de Volksregeering
en de Nationaale Wapening vallen moesten.
Ik fluite deeze Voorrede, met eenige Ver-
beteringen van aanbelang op te geeven:
op bl. 71. r.-3. moet al verworpen, en bl.
118. r. 8., \'in plaats van altoos, doorgaands
geleezeil worden.\'— Op bl. 156. r. 5. moet
gêleezen worien, „ (wyl de zoonen der Ede-
lingen-) em aanmerlyk gedeelte van het
gevolg der Vorften plagten uit re maaken;"
en op bl. 166. r. 10. „ insgelyks gaven
zy hunne zoonen niet alleen in gevolg
der Verfien , maar zonden ze ook wel
eens" enz. Op bl. 242. r. 12. is eene
verplaatzing noodig , dat vooral opmerking
verdient , moet onniiddelylc agter zmgtm
geleezen worden. Indien men op bl. 248.
r. 9. van ond. in plaats wm de eerfïe
induciomar , en van\' de laatfte cingetorix
leest, zal de zin duidelyker zyn ; 1 daar-
entegen moet op bh 250. r. 13 en 14.
eerfie en laatfte uitgelaaten en dus ge-
lee-
5, men zou zq in c
Boogduitsch Centgraaven, by ons Sche-
penen noemen." En op de volgende
bladz. r. 14. van ond. had ik toe be-^
wys van myn gefielde agter byzeiten kun-
nen laaten volgen, „ dat de naam van
Edelen en Opperflen of Eerllen , Princi-
pes ^ daarom by de oude Schryvers zeer
dikwils met elkander verwisfeld worden : "
het geen ook tot bevestiging verftrekt van
het geen ik in myn Voorberigt voor hec
Eerfte Deel over den Adeldom der Bata-
vieren heb aangemerkt. Op bh apo^ r. 12
en 13. moet men alleen leezen : „ waarvan
Rome z-elf voorbeelden heeft opgeleverd. "
En in \'t begin van de tweede Noot: „ Een
Roomsch Ridder verminkte ^ ten tyde van
AUGUSTUS) de regtehai^en van beide zyne
Zoonen." - \'De byvoeging van een s in
\'t midden van geenszins, van een t by het
laatfte woord van bl. 172. en van een , ageer
konnen op bl. 134. r. 3; -- de weglaating
van het eene om bl. 311. r. 5. en andere
letterfouten, dié door afweezigheid van de
drukpers te veel overblyven, laat ik aan de
verbetering van den befcheiden Leezer over.
De bezigheden der Batavieren op het Land,
. Hun Akkerbouw. . Deeze wierd wel degelyk
hy hun geoefend., maar minst door de gee-
nen 5 die de wapens voerden. Van hunne
Qraanen en de wyze waarop zy ge-
teeld en gewonnen wierden. Zy had\'
Jen veele hos fchen maar geene
hoven nog tamme vrugthoomen.
Htm vee befiond in koeyen y
paerdsn en klein vee. Ofzy
ook het maaken van boter
en kaas verftonden? Iets
van htm Scheepvaard
en. Koophandel.
E ELHART. Kom VREDEGONDE, laatcn wy
een luchtje fcheppen op het Veld , waar
de Landman druk bezig is om de graanen
in te zamelen, en voor den naakenden win-
ter in zyne fchuuren te bergen.
Vredegonde. Zeer gaarn myn eelhart,
IL deel. A ^ het
fl de landbouw
het aangenaame weer lokt ons uit, maar
dan moesten wy onze machtilde en fre-
derik mede neemen , indien zy -het nKt
hunnen tyd kunnen fchikken.
E. Wy denken, gelyk doorgaans, het zelf-
de, myne vredegonde, en misfchien loopen
uwe gedagten, zoo wel als de myne nog
verder heen.
Vr. Misfchien was myn eelhart voor-
neemens om het gefprek over de Leevens-
wys der Oude Batävieren te hervatten, waar
na myne kinderen zoo wel als ik gereik-
halst hebben. ^
E. Zoo was het juist! Gy weet, dat
veele heletfelen my deeze zaak een gerui-
men tyd hebben doen afbreeken : op het
land zullen wy de beste aanleiding vinden.
Wy gaan eene wandeling doen , frederik ,
MACHTILDE ! verzelt ons.
Vr. Komt myne Kinderen ! wy zullen een
aangenaam tochtje doen , dat uwen geest
zoo wel als het lighaam zal opbeuren. . . .
Daar zien wy van verre reeds het graan
fnyden , in fchoOven binden , op den wa-
gen laaden, naar dat het wat vroeger of
laater klaar is. Ginder wordt de akker om-
geploegd en voor het winter-zaad gereed
gemaakt. Welk eene drukte! alles is hier
in de weer, alles even wel te vrede.
Zouden onze vroege voorouders ook zoo
nyver
-ocr page 23-DER. BATAVIEREN. sif
nyver den grond bebouwd, en in deezen
arbeid zoo veel zaligheid gefmaatt hebben?
Ik denk van neen 1
E. Naar den tyd en de omftandigheden
waarin zy zich geplaatst vonden, waren hun-
ne bedryven ingerigt. Hun land was voor
\'t grootfte gedeelte met woud en bosfchen
bezet, de Jagt en de wapenhandel namen
veel tyd en waren hunne geliefde bezig-
heden. Zy waren in lang zoo vast niet
gehuisd al? wy , en vonden er dus geene
noodzaakelykheid nog voordeel in , den grond
met alle magt gaande weg te verbeteren.
Dc behoeften w^aren v/einig en elk zorgde
alleen voor zyn eigen noodig onderhoud ,
zonder dat hy door den akkerbouw zich
veele geryllykheden of fchatten wilde bezor-
gen : wat zou hun dus bewoogen hebben
om zich op den zelven als eene hoofdbe-
zigheid hunnes leevens toe te leggen ? Het
ontbreekt zelfs niet , aan zulken, welke. mee-
nen , dat zy van allen landbouw afkeerig
en niet langer dan een Jaar gewoon waren
zich op eene plaats op te houden.
Fr. Hoe kwamen zy tot zulke gedagten?
E. Door de geduurige volksverhuizingen
en liet verkeerd opvatten van fommige uit-
drukkingen der oude Schryveren. Dat zy ,
geheel anders dan de tegenwoordige volken,
.dikwerf van .plaats veranderden , heb ik u
A a reeds
4 . d e l a n d b o u w
reeds \'in onze vierde Zamenfpraak gezegd, dog
daarby aangemerkt, dat geen enkele zwerf-
lust, maar veelal de noodzaakelykheid hun
daar toe aaiizette. De menfchelyke aart tot
gezelügheid -en zamenleeving met die gee-
nen genegen , aan welken men vermaagfchapt
en op den grond waarop men gebooren is,
bewyst dit genoegzaam. Hier van het over-
leg van de eerfte toorenbouwers , dat geens-
zins met de oogmerken der Voorzienigheid
ftrookte en daarom verydeld wierd. En ik
twylFel niet of men moet aan haaren ver-
borgen invloed" de gedmirige verhuizingen
der Volken toefchryven, welke naarniaate de
waereld door hun te meer bewoond raakte
te minder noodzaakelyk wierden: daarom van
-tyd tot tyd afnaamen , en eindelyk geheel
ophielden. Ten tyde van julius c^sar.
waren de meeste Volken in Gallien en Ger-
manien aan vaste verblyfplaatzen verbonden,
zoo lang zy niet door hunne nabuuren ver-
jaagd of door hooger magt verplaatst wierden.
En zouden zy zich toen niet op den ak-
kerbouw hebben toegelegd, waar van zy in
voorige meer onrustige dagen hun werk
reeds gemaakt hebben ? Be Galliërs begeer-
den niet anders van de Clußers en van de
,Romeinen dan land , het geen hun ont-
brak. De Cimbren vroegen naderhand het
zelfde, en niets anders dan dit, waar-
uit
DER. B A T A V I É R E N. 5
uit wy reeds liebben opgemaakt, dat zy wel
degelyk kennis hadden aan den .landbouw.
Dezelve is een "van de oudfte bezigheden ,
welke den mensch in \'t algemeen door zynen
Schepper is opgelegd; hy heeft er eene
roeping toe , waarvan hy zich niet zonder
ongehoorzaamheid ontdaan kan. Het aardryk
heeft het vermogen van vrugtbaarheid, maar
zonder het opzigt en. den vlyt van den
mensch zou hetzelve ras in eene • wildernis
ontaarden. Uitgezonderd eenige weinige vol-
ken , welke alleen van de Jagt en hun vee
verkozen te beftaan, heeft men het oorfpron-
kelyk bevel onder alle Natiën ook opgevolgd;
en het zou vreemd zyn , zoo de Germaa-
nen , by welke de oorfpronkelyke eenvoudig-
lieid en zuiverheid van zeden zoo wel be-
vxraard was , hier van geheel waren afge-
weeken.
Fr. Welke uitdrukkingen der oude Schry-
veren gaven aanleiding tot zulk een mis-
verftand.
E. Verfcheide. CjESAr getuigt, dat de
Germaanen zich niet -op den landbouw toe-
leggen : (agricultura non ftudmtj^ , maar hun
keven met de Jagt of met den Kryg doorbren-
gen. En TACITUS fchryft in zyne uitmuntende
berigten over dit volk: - „ dat men hen
zoo hgt niet, zal overreeden, om het land
As te
^ D E L Ä N D B O U W
te ploegen en den oogst te vervvagten, dan
vyanden uit te daagen, en wonden op te
doen. Het dunkt hun luiheid en laagheid
door zweet te verwerven, het geen voor
bloed te verkrygen was. Zoo dra zy
geen oorlog hebben , brengen zy den tyd
veel met Jagen en nog meer in ledig-
heid door." ■- - strabo maakt het nog
erger, wanneer hy niet alleen van de Brit-
ten getuigt , dat zy van al de deelen van
den Landbouw onkundig waren:--maar
van al de Celten, „ dat zy nog landen
bebouwen nog vrugten inzamelen."
Vr. En zult gy er met dit alles nog
landbouwers van maaken ?
E. Gewisfelyk. Wy hebben uit het ver-
haal van c^SAR meermaalen opgemerkt, dat
hy in Gallisch Belgten onze oude nabuu-
ren in den Oogst bezig vond , en de Gal-
liërs worden elders in \'t gemeen geroemd,
dat zy zich zoo ilcrk op den Landbouw
toelagen, dat men behalven de moerasfen
en bosfchen alles by hun beflagen vondt.
—— Zouden de Germaanen , die met de
Galliërs van een oorfprong waren, en door
het wederzydsch overtrekken der grenzen
veel gemeenfchap hadden , in dit ftuk van
zoo veel gewigt en noodzaakelykheid dan
zoo byzonder geweest zyn ? julius c^sar
ver-
-ocr page 27-der ,b a.t a v i e r e n. 7
verhaalt zelf iii het vierde boek van zyne
Gedenkfchriften dat de reden van de ver-
huizing der Germaanfche Tenctren en Ufi-
peeten was, om dat zy verfcheidcn Jaaren
van de Sneven gekweld , en in hunnen
Landbouw verhinderd waren. - De Batavieren
hadden buiten twyifel dezelfde reden om te
verhuizen en het vrugtbaar Eiland , dat
naar hun genoemd is , een veilig en tot
den Landbouw wel gelegen oord , met hun
vaderlyken grond te verwisfelen. En van
het oorlogshaftigfle volk van gansch Germa-
nien , de Sneven, ^ verhaald dezelfde c/esx\\r ,
„ dat maar een gedeelte van hun te Velde
trok, een ander gedeelte te huis bleef, om
den Akker voor zichzelven te bebouwen ,
op dat nog de Landbouw , nog de kryg
mogt verwaarloosd worden". Op dezelfde
wys geeft tacitus eenige inrigtingen omtrend
den Landbouw , wel naar zyne gewoonte
kort , maar zoo genoegzaam op , dat wy
in opzigte van de Germaanen in dit geval
niet langer kunnen in twyifel ftaan ; van
welke opgaven wy in \'t vervolg ons gebruik
zullen maaken.
M. Spreeken die Schryvers dan zich zel-
ven niet tegen, myn Vader?
E. Dit fchynt zoo, wanneer men het geen zy
met eenige bepaaling gezegd hebben algemeen
opvat, zonder op den zamenhang te letten,
A 4 zon-
8 de landbouw-
zonder het een met het ander te vergelyken.
Dit heeft veelen ook in ons geval wonderly-
ke begrippen doen\' vormen en een, enkel
bewys, zoo maar uit het verband\' uitge-
rukt en bygebragt , heeft hunne woor-
den te veel gezag . bygezet. Wanneer u
uit tacitus verteld wordt, dat de \'Germaa-
nen niets dan een rok of mantel: om het
naakte hghaam droegen — dat zy -naakt en
ongehavend opwasfen , zoudt ge \' ligt" mee-
nen, dait ikze veel te veel heb gekleed en
opgecierd ; en men heeft zich dezelven daar-
om\' als Wilden voorgefteld , - by welke gee-
ne de minfle welvoeglykheid wierd. in agt
genomen: maar wanneer men tacitus
over de Zeden- der Germaanen \' inziet ,
blykt het , —-r. dat [ het eeifle ; alleen
het, gemeene volk raakte , en wel wanneer
zy zich op eigen hof en haard bevonden,
in onderfcheiding van de aanzienlyken ,
welken hy in den zelfden adem* overvloedi-
ger en ryker kleeding toefchryft: -— en
dat - het tweede alleen gezegd wordt van de
kinderen. Even zoo is het hier, met den
Landbouw gelegen. Dezelve wierdt geenzins
nagelaaten , maar van de Edelen en Vry-
geboornen , van hun wier zaak het was
land en volk met de wapenen te verdedigen,
en van deezen fpreekt tacitus eigenlyk iu
het veertiende en vyftiende Hoofddeel , of
als
-ocr page 29-DER EATAVIEREN. %
als een bywerk aangemerkt, öf zy bemoei-
den er zich in \'t geheel niet mee. ,, Hoe-
dapperder en beroemder iemand was door de
wapenen, hoe meer hy zich. geregtigd oor-
deelde, om allen vermoeyenden arbeid aan an-
deren over te laaten". Boven-dit alles fpreekt
TACITUS by vergelyking. Hy wil ons be-
duiden , dat deeze ftrydbaare volken veel lie-
ver op den Vyand afgingen , met hoe veel
gevaar dit ook\' mögt vermengd zyn, dan
in het veld arbeidden. Dus vindt men
hier\' het zelfde denkbeeld, het geen fe-
dert zoo veele Eeuwen by allerleye Volken
onder de Edelen voortgeplant is , voßr al
onder zulken , die den kryg volgden. Hier
van , daan is het , dat de, oorfpronkelyke
bezigheid der menfchen, allengskens in klein-
agting geraakt is, naar maate men , zich
van elders den nooddruft en gerieflykheden
des leevens wist te bezorgen , tot dat de
Franfchen en \' Engelfchen door haaren in-
vloed , in deeze Eeuw, de meeste volken
van Europa van deezen verkeerden waan ge-
neezen eu door hun voorbeeld aangemoedigd
hebben, om in het. fpoor der oude Romein
nen te treeden , welke zich geenzins fchaam-
^en den Bevelhebbers-flaf met ds fpade .te
verwisfelen. Die aandagt en agting begint
daar door aan den Landbouw toegewyd te
worden , welke dezelve verdient, zelfs bo-
A 5 ven
10
DE LANDBOUW
ven de Fabrieken en den Koophandel hoff
weinig wy deeze thans ook ontbeeren. kunnen^
Vr. Door wie wierd dan eigenlyk dè
Landbouw waargenomen. - ■ , .
E. Dit Was zeker het voornaame werk
der lyfeigenen , aan welken de Heeren het
land overgaven , met beding van hun jaar-
lyks een zeker getal graan of kleeden , of
beesten te leveren. Zy waren dus hunne
Landhoevenaars, Pagters , Bouwers of Boe-
ren , welke nog in veele landen in geene
andere betrekking tot hunne Heeren ftaan.
Egter hielden de Vrygeboornen en Edelen
elk eenige Akkers voor zich, en deeze
waren het dan, welke meest door de Vrou-
wen en de zwakften van het gezin bearbeid
wierden , welke de Wapens niet konden
voeren, waar door men behalven de vrou-
wen , de oude mannen en kinderen zal moe-
ten verftaan.
M. Hunne vrouwen , en dus ook hunne
dogteren: - ik ben blyde , dat ik in
een gelukkiger Eeuw geboren ben ! De Ba-
tavieren moeten dan wel weinig agting voor
de Sexe gehad hebben !
E. Dagt ik het niet , dat dit machtil-
de niet aan zou ftaan, en egter kon zy
geen ander berigt verwagten , daar wy van
te vooren reeds gezegd hebben, dat al het
huiswerk , het welk wy aan de Vrouwen
heb-
;. !
i;\'!
u Ii,; L
(in \'!
ii ; \' ^
\'■1 !
-ocr page 31-liANBBOUlV BEJR
BATAVIEREÎJ.
hebben toe gefchreeven, maar een gedeelte
van haare kloeke bedryven uitmaakte. Wy
hebben insgelyks voorheen aangemerkt, wel-
ke gedagten de mannen van hunne voor-
naamfte bcftemming hadden, waar om zy
zich van den arbeid doorgaans onttrokken,
Denk egter niet, dat zy hunne vrouwen gee-
ne behoorlyke agting toedroegen, of als haaie
Slavinnen behandelden ; — wy zullen n het
tegendeel doen zien : maar zy geloofden,
en de vrouwen geloofden zelve, dat zy tot
een ander einde gefchikt, en verpligt wa-
ren het leeven van hunne mannen , die
zich by alle gelegenheid ter haarer verde-
diging in de bresfe ftelden, daar voor op
allerleye wyze aangenaam cn gemakkelyk te
maaken. Een getoomd Paard en een kop-
pel Osfen was daarom de voornaamfte bruid-
fchat, welke de bruidegom aan zyne bemin-
de aanbood, en zy rekende zich verbon-
den in den fterkften \' zin hem tot eene hul-
pe te moeten verftrekken. Hierom hadden
deeze gewoonten by verfcheide Volken in
voorige tyden plaats. Wanneer strabo hier-
op doelt, zegt hy in zyn vierde boek:
dat de Galliers den arbeid tusfchen mannen
en vrouwen verdeelden , geheel tegenftrydig met
de Grieken en Romeinen ; na dat hy in
\'t voorige van de Thraders en Scytlmu uit
welke de Germaanen fprooten , aangetekend
had ,
-ocr page 33-12 D E L A N D P. O U W
had, dat hunire vromven den Landbouw
waarnamen. Dus verbetert strabo dan zich
zelven eenigzins. En wat beroep ik my op
voorige tyden? Nog tegenwoordig handteeren
de vrouwen in Duitschland den Akkerbouw,
terwyl de mannen elders bezig zyn. Het-
zelfde heeft op onze Eilanden plaats. En
zaagt gy niet meermaalen, ziet ge niet hier
voor uwe oogen kloeke vrouwen en kinde-
ren in het hooy of zaad of vlas zoo wel
als de mannen met allen lust be^ig? In
zeer veele Dorpen van Zuid- en Noordhol-
land , Zeeland en Vriesland plagt huis eu
akker des zomers . geheel op dc vrouw te
ftaan , terwyl de man de Zee bouwde; in
den winter m.et haar en haare kinderen een
gedeelte van beider winst verteerde, en een
ander gedeelte voor den kwaaden dag op-
leide. Is zy daarom ongelukkig te fchatten,
wanneer - zy dagelyks haar brood met graag-
te eet, na volbragten arbeid een verkwik-
kelyke ruste geniet, zonder zichzeh^en ooit
te verveelen ? Kan er iets aangenaamer be-
dagt worden, dan dat men eindelyk de vrugt
van eige handen mag inoogften , en daarop
de waardige voorwerpen van onze liefde
mag onthaalen ? Zulk een genoegen kentge
nog niet , machtilde , nog kunnen ooit
zulke vrouwen fmaaken , welke het waare
einde, waar toe zy gefchikt zyn, uit het
DER. BATAVIEREN. sif
oog verliezen. Geloof vry , dat er geen ge-
lukkiger menfchen, dan in een middelbaaren
Staat van den arbeid hunner handen leeven.
M. Vergeef my, myn Vader, onze te-
genwoordige leevenswyze is zoo geheel an-
ders , en het zou , evenwel vrouwen van
rang niet wel ftaan op het\' veld te arbei-
den. Trouwens ik denk ook , dat deeze
by de Batavieren daaivan verfchoond waren;
en in allen gevalle zouden wy meisjes het
niet lang op den akker goed maaken , al
waren wy er nog zoo gereed toe.
E. „ Onze Leevenswys is geheel anders" —
dat is zy ook inderdaad, myn kind! Vee-
le gewoonten , die nu door de heerfchende
mode gewettigd worden , zouden in dien tyd
even zoo zeer als nu het landwerk der
Julfers , en nog met gegronder reden, onder
de Germaanfche vrouwen veroordeeld zyn.
Deeze veranderde leevenswys heeft mannen
en vrouwen , vooral de laaften , veilaft;
maar eene tegenftrydige inrigting maakte de
vrouwen en dogters der Batavieren, fterk
en gehard tegen den arbeid. Ik verbeelde
my dat dé zwakke Sexe , gelykze nu met
reden genoemd wordt, toen zo fterk was
als nu de mannen , waar door zy met het-
zelfde gemak als deezen hun werk verrig-
ten konden, strabo tekent dit aan van
de vrouwen der Gelten^ Tkraciers en
t^ D E L A N D B O U W
irr!
then^ daar hy van haaren Akkerbouw fpreekt.
Het was daarom geen vermoeijende arbeid ,
zelfs niet voor de aanzienlyke vrouwen on-
der haar. Want , fchoon eenigen van den
eerften rang hier van zich mogen onttrok-
ken hebben , zal derzelver getal niet groot
geweest zyn. Wanneer tacitus zegt, dat
de mannen , die de dapperflen en oorlogs-
haftigften waren, zich aan den arbeid ont-
trekken en de zorg van huis, haard en
Aklier aan de vrouwen en elk der zwak-
ften onder het gezin overlaaten, fpreekt hy
eigenlyk van de aanzienlykften, en wy kun-
nen er op aan, dat geen Schryver ooit
meer by zyn onderwerp bleef, dan ta-
■fji!: ciTUS. Hoe veele vrouwen van aanzien
fi;
li\'lf; hielden op haare buitenleevens het maa-
ken van zuivel voor haare uitfpanning ! Ik
denk egter, dat de mannen zelve den grond
voor hunne vrouwen gereed gemaakt heb-
ban , het geen zeker het zwaarlle deel van
den Akkerbouw uitmaakt , of dat zy het
door hunne lyfeigenen hebben laaten doen.
Want uit c^sak. blykt, dat wy het zeg-
gen van tacitus niet algemeener moeten
maaken, dan hy zelf bedoelde. In het
vierde boek van de Gallifche Oorlogen ,
vinden wy deeze aantekening. „ De natie
der Sueven is verre weg de grootfte en
dapperfte vau al de Cermamien. Men zegt,
dar
liliil:
der batavïeren. Ï5
dat zy liondert groote Anihten C1) uitmaaken ,
uit welke jaarlyks enkele duizenden gewa-
pende mannen buiten de Grenzen te velde
trekken; de overigen blyven te huis en
bouwen het land voor zich en voor hun.
Deezen zyn op hun beurt het volgende jaar
in de wapenen, geenen blyven\'te huis. En
dus wordt nog de Landbouw, nog het Oor-
logswerk veragterd. " Deeze loflyke gewoon-
te was by verfcheide volken , die nationaa-
le krygsbenden tot verdediging van hun Va-
derland op de been houden , ook in onze
dagen in zwang , en ik denk daarom, dat
wy ze niet alleen aan de .Sueven behoeven
toe te fchiyven. Ten minften van de Ba-
tavieren , die uit dit beroemde Volk af-
1 Ik weet voor het woord pagus hier niets beters.
Het wordt gemeenlyk door Dorp overgezet, maar een
Dorp in de gewoone betekenis, kan ZOO veel ge-
wapende matifchap niet uitleveren. In Gelderland
gebruikt men het woord amht van. een ftreek,
waarin verfcheide Dorpen onder een rechtsgebied
gevonden worden , elders fpreekt men van een
Ambacht of Banne, Verfciieide- wyken of gehuchten ,
waar de familieii doorgaans by eiternder woonden, en
Viein geheeten werden, behoorden Qudtyds tot zulk
een pagus , welke pagi zamen eetiö CAvitai, eea
volk of Stam, een Canton uitmaakten.
^ \'\'\' ■
■ . ii i
f\'i i\'V
ri\'t
W
■ ■ i ■
\' 1 16 d e l a n d b o u w ■
!
ftamden, mogen wy het gerustelyk vastftellen
en dus ontbrak het nooit aan zulke man-
nen , die de vrouwen in het akkerwerk de
behulpzaame hand booden.
. Fr. Dit zal myne Zuster merkelyk gerust
\' ftellen..... Vader fpreekt van het land
te bereiden , op wat wyze hebben zy dat
gedaan ?
E. De oudfte en eenvoudigfte wyze is
het land met houweelen om te hakken, en
deeze konden het allergemakkelykst gemaakt
worden van Volken , die zich met Stee-
nen, of hard hout moesten behelpen, daar
1 wy yzer gebruiken. Hier aan volgt de
||ii ipade , en eindelyk de ploeg, dan of
zy deezen reeds van ouds gekend, dan
i\' -eerst van de Romeinen ontleend ^hebben is
my nog niet duidelyk gebleeken. Het ge-
bruik :van dit eenvoudig, maar nuttig werk-
tuig is toch zeer oud en algemeen. De
Galliërs hadden denzelven in de vroegfte ty-
den , en wy vinden ook meermaalen het
ploegen van de Germaanen gebruikt , zelfs
[ji by TACITUS. Dan, wanneer zy zich van
dit gereedfchap bedienden, hebben zy er bui-
ten twyffel osfen voor. gefpannen. Deeze
toch wierden in dé oudfte tyden in den
Landbouw gebezigd; de Galliërs althans
ploegden volgens vopiscus met Osfen.
Vr»
-ocr page 38-Vr. Waarom gebruikten zy geene paerden?
E. Niet alleen , om dat zy zeldzaa-
mer waren , maar ook om dat zy de
Osfen beter koop konden krygen en be-
ter onderhouden: daar twee Paerden , zoo
veel voedfel verflinden als - drie Osfen ,
wier mist daarenboven vetter en wier vleesch
veel gcfchikter is tot menfchelyk gebruik.
Het is daarom in allen opzigte voordeeliger
zich van Osfen te bedienen , gelyk in een
opzettelyke prysvraage by de Brusfelfche Maat-
fchappy ingeleverd , onlangs betoogd is, en
het was te wenfchen, dat dit onze boeren te
beduiden was. In Brahand ploegt men nog
met Osfen en in Zwitferland, naar het valt ,
met osfen of met paerden of met beiden tef-
fens. De osfen door den Bruidegom aan zy-
ne Bruid gefchonken , zullen buiten twyifel
voornamelyk op dit gebruik gezien hebben.
Viv. Hoe kwamen onze Boeren dan naar
de markten ?
E. Ook met li unne Osfen : deeze zouden
er hun zoo wel brengen als aan de Kaap,
waar men vyftig en honderd mylen met
deeze dieren aflegd. Kunnen zy zoo hard
Uiet voort, de boer zou te minder tot
plaizierc(,cht3es wwden uitgelokt, en meer
by zyn werk blyven. Waarlyk! -- het
overtollig gebruik van Paerden iii de Steden
en op het platte land is een bederf voor
II. deel. B den
18 DE LANDBOUW
den Landbouw, en was ook daarom onder
Israël afgekeurd ^ In Italien zelf en elders
gebruikt men nog Osfen voor zwaargeladen
wagens.
Vr. Wierd hun land ook bemist ?
E. Hier hadden zy gelegenheid genoeg toe,
egter hadden zy eene fterke bemesting zoo
zeer niet noodig, en deeze ftrookte ook
niet met hunne jaarlykfche verdeeling der
Landen en de inrigting omtrend dezelve.
Vr. Hadden zy dan elk hun eigen land
niet ?
E. Neen : volgens tacitus , wierden de
landen van allen , die tot één volk behoor-
den , naar het getal der geenen die ze be-
•ij^M;;!\' bouwen moesten, by yvyken (*) in bezit
genomen , wélke zy , die tot zulk een wyk
behoorden, aanftonds onder elkander naar de
fli\'i 3 >
waar-
!■ a!
li (*) Per vic6%, zoo lees ik liever met cluve-
Rius als per vices , fchoon dit ook plaats inogL-
!! hebben , waar van hy aanftonds fpreekt. Geh\'^k de
ij , fchattingen over de Steden en Dorpen worden ge-
flagen, wierden de landen toen onder de wyken
verdeeld, waarvan elk op de beste wyze naar de
grootte van zyn gezin, of naar de waardigheid
tot welke hy gekomen \'was, zyn befcheiden deel
door de hoofden van zulk eene wyk kon toe-
geweezen worden. CmhK fchynt van eene meer
h !; algemeene, tacitus van eene meer byzondere ver-
b..; i! I \'
"i\'M L
i; h
l; 1;
iijii,
iill
deeling te ifpreeken.
M! i-J
-ocr page 40-der Batavieren. 19
Waardigheid verdeelden. De ruimte van grond
maakte dit verdeden gemakkelyk, zy verwis-
felden de akkers jaarlyks en er fchoot altoos
land over- Dit wordt door c^^èsar be-
vestigd en opgehelderd in het Zesde Boek
van zyne Gallifche Gedenkfchriften. „ Nie-
mand heeft een zekere hoeveelheid gronds
of eige landpaalen, maar de Overheden en
Vorften leggen aan elk volk en elke lb.m,
die byeen woonen , het land toe, zoo veel
\'en waar het hun goed dunkt , en laaten
ze \'s jaars daar aan een anderen grond be-
boiiwen."
Vr. Wat redenen hadden zy toch daar
toe ? My dunkt dat dit van zelfs aanlei-
ding moest geeven, ora den Landbouw flap-
pelyk te behartigen, en aftefchrikken van een
grond te beteren , welke hun niet toebe^^
hoorde, en van wiens gebruik zy niet meer
dan ecu jaar verzekerd waren.
E. Gy hebt gelyk, myn vredegonde ! én
even daarom heb ik het bemesten twyffel-
agtig gefteld, fchoon de Gallen zich er van
bedienden, by welken mogelyk de gewoon-
te der Germaanen geen plaats vond^ ——
Deezen bemestten reeds voor de tyden van
PLINIUS hun grond met Mergel , een foort
van zeer vette aarde , welke hy Marga
noemt , en welke nog in Engeland en el-
ders 5 waar menze aantreft, met zeer
Ba vee!
go DE LANDBOUW
veel voordeel gebruikt wordt , wylze veel-
langer kragt behoudt, dan de mist, indien-
ze in genoegzaame menigte op den akker
wordt gebragt. plinius fpreekt zelfs van
vyftig jaaren. En ik twyffel niet, of dezel-
ve zou hier en daar ook in eenige hoeveelheid
in ons land worden aangetroffen , zoo men
door grondbooringen de behoorlyke nafpoo-
ring deedt , het welk van veel nut zou
" kunnen zyn voor onze onbebouwde heygron-
^ \' den, van\' welker ontginning de fchaarsheid
en kostbaare vervoering van mist elk een
affchrikt. Dan dit tusfchen beiden. - De
Germaanen meenden voldoende reden voor
hunne zask te hebben , welke ook door
CiESAR niet agtergehouden worden, wyl dee-
ze handelwyze zoo zeer byzonder fcheen.
„ Zy zorgden, dat men door de geduuri-
ge gewoonte ingenomen, de zugt voor den
Oorlog aan den Landbouw zou opofferen i
«f—. dat men zyne landpaalen van tyd tot
tyd zou zoeken uhtebreiden , en de mag-
tigen de bezittingen der zwakken zouden zoe-
ken te overweldigen : - dat men zich
door het optrekken van duurzaame gebou-
wen aan het verduuren van koude en hitte
mogte ontwennen , en de begeerte tot
rykdommen onder hun aangekoesterd worden ,
waaruit niet dan partyfchappen en verdeeld-
heden te wagten waren. —— Eindelyk ga^
ven
M
DÉR BATAVIEREN.
ven zy de landen niet in eigendom uit ,
op dat zy het Gemeen te beter in een
goeden luim mogten houden, wanneer zy
zagen, dat er eene evenredigheid van be-
zittingen tusfchen hen en de Verraogendften
plaats vond."
Vr. Waren deeze de redenen die zy had-
den , ik moet hun gelyk geeven, en my
over de wysheld en braafheid van dit Volk
verwonderen , welke het algemeen belang zoo
zeer boven bet byzondere Helden. Zy oef-
fenden dus de deugd van Zelfsverloochening,
welke zy misfchien by naame niet kenden!
E. Deeze inrigtingen waren buiten allen
tegenfpraak het meest overeenkomllig met
hunne Staats-gefteldheid ; het best gefchikt
otn hunne vryheden tegen alle onderdrukking
der Vermogenden te bewaaren en de ver-
bastering van zeden voor te komen. Hoe
los bleeven zulke menfchen van de waereld,
aan welke wy door het myn en dyn zoo
vast verbonden worden ! --— Intusfchen
kunnen wy uit deeze berigten opmaa-
ken , dat zy niet alleen jaarlyks van akkers
veranderden, het welk zommigen, geheel te-
gen het oogmerk van eene jaarlykfche ver-
huizing hebben verllaan , maar ook on-
bebouwde gronden oveiiieten , zoo ruim
kwamen dezelve om ; en des te min-
der misting hadden zy noodig, wyl de
B 3 ak-
äa DE LANDBOUW
akkers , wauneerze telkens braak liggen, zich
van zelve herftellen, vooral, wanneer er geen
ander koorn op geteeld wordt dan Gerst en
Haver.
M. Bouwden zy dan ook geen Tarwe of
Rogge en ander graan.
E. Zeer v/einig en de redén zult gy daar
van in \'t vervolg hooren. Intusfchen kunt
ge 09k uit dit alles opmaaken , dat de
Landbouw by hun onmogelyk tot die vol-
maaktheid \' kon geraaken , voor welke zy vat-
baar is , en dat daarom c^sar te regt kou
zeggen ; zy maaken van den Landbouw zoo
veel werk niet , te weeten, als wy en andere
Volken, fchoonze by hun ook geoelfend wierdt,
■ M. Wat teelden zy dan al meer ?
E. Niets. De Moestuinen en de Hoven wa-
ren by hun onbekend. Buiten de akkers
moest alles door de hand der natuur bear-
beid worden, welke hun zoo veel kruiden
opleverde , als zy noodig hadden. Hoewel
zy ruimte van vrugtbaar land hadden , fchort-
te hun toch de moeite niet „ om boomgaar-
den aan te leggen , en hoven af te zon-
deren of te bevogtigen". Dit kwam met
hunne gelegenheid en jaarlykfche landverdee-
ling ook niet overeen. De ganfche woud-
lyke flreek , welke elk bewoonde, was hun
een gemeen en bekoorlyk Hof.
Fr. Wisten- zy dan van geene boomvrugten ?
E,
-ocr page 44-DER EATAVIEREN. %
E. Van geene andere , dan die in \'t
wilde wiesfen. In de bosfchen vond men niet
alleen Wilgen, Beuken, Berken, Ypen, Abee-
len , Populieren , Sparren, Taxis, en die ik
vooral niet vergeeten moest, de Eik; welke hun;
allerleye timmer- en brandhout bezorgden: maar
ook veelerley vragtdraagend geboomte; fchoon
zy dat alles misten, het welk door de kunst
aangekweekt of uit warme luchtftreeken tot
ons overgebragt is : de Abrikoos , de Per-
fik , de Druif, de Moerbefie , de Vyg, be-
nevens de vrugten , welke aan de enting
haare grootte en geurigen fmaak alleen te
danken hebben. In deezen opzigte zegt ta-
citus dat Germanien ongefchikt was voor
Ooftboomen. De natuur als eene milde moeder
had egter haare kinderen niet geheel beroofd
gelaaten van opgaande boomen of ftruiken en
planten , welke hun tot verandering van voed-
fel of tot verkwikking verftrekten, die nog van-
zelfs overal in wouden en bosfchen hier en
in Germanien opllaan, waar onder de wil-
de Appelen en Peeren vooral genoemd wor-
den : zy hadden buiten twyffel ook de Prui-
men- en Krieken- en Mispelen-en Nooten-boom.
De Doorens zelve droegen hun Braamen en
veelerhande bezien : witte , roode en zwarte
Aalbesfenfmiiken groeijen hier op hun natuur-
lyken grond, en wat niet al meer zouden wy
nog kunnen opnoemen, het geen wel juist voor
B 4 eenen
24 de veebouw
nj\' eenen verheven fmaak zoo zeer niet gefchikt
is , maar voor den gezonden en graagen
Batavier eene verfnapering uitmaakte, of ten
:i\'\' minften voor hun vee een gefchikt voedfel
opleverde , gelyk de eikels en heuken-nooten..
\' M. Wat foort vSn vee hielden zy aan?
i\' E. Tacitus gewaagt van Runderen, Paer-
! den en klein vee. De eerfte verfchaften hun
I ~ dagelyks fuivel en vleesch, en dienden hun
i \' telfens in het werk. De paerden hebben zy
min tot vermaak , als tot de jagt en vooral
\' tot den oorlog gebruikt. Onder het klein
vee mag men Varkens , Geiten, maar vooral
Schaapen verftaan, het nuttigfte dier, dat de
Hemel naast het rund aan den mensch se-
\'■ii O
\'; ^ fchonken heeft , wyl alles wat aan het zel-
> ve is en van hetzelve komt of tot voed-
;ir: fel of tot deklel verftrekt. De Gallien be-
f:; zorgden de Romeinen gezouten zwynen-
^il\' ~ vleesch en voorzagenze rykelyk van wol. In
llji-l gansch Germanien en ook hier konden de
■ varkens in de boslchen overvloedig voedlel
ri vinden , gelyk de heigronden door de natuur
voor de Ichaapen gefchikt fchynen. De Frie-
i;: fen moeten zich toen reeds fterk op de
veefbkkery hebben toegelegd. Daarom beval
drusus, dat de Friefen eene maatige fchat-
ting in .osfenhuiden zouden opbrengen ten
i.; gebruike van de Romeinfche legers, fchoon
;\' ■ zy zoo min als hunne nabuuren daarom
-ocr page 46-den Landbouw verwaarloosden. Zy waren
zeer ras in de weer , om de landen den
R-omeinfcben krygsknegt toegeweezen, zoo dra
deeze ledig waren, met wooningen te beflaan
en als hun eigen grond te bezaaijen , tot
dat zy er met geweld op bevel van Kei-
zer nero af geweerd wierden. - Ook hier uit
ziet ge in *t voorbygaan, dat onze voorou-
ders wel degelyk werk van den Akkerbouw
gemaakt hebben. Egter muntte hun vee nog in
groote nog in fchoonheid van gedaante uit.
Het Rtmd had de gewoone ryzigheid niet
nog maakte die vertooning als elders, gelyk
hunne Paarden nog in leest nog in fnelheid
ultftaken , volgens de aanmerking van taci-
i^us. De Friefen konden ook daarom na-
derhand aan den onredelyken eisch van olen-
Nius en de maat van huiden niet voldoen,
welke hun opgelegd wierd , „ nadien hunne
bosfchen wel groote , maar hunne weiden zeer
middelmaatige beesten opleverden."
Vr. Dan had by de Batavieren juist in
de beesten het tegen gellelde plaats , van het
geen Vader omtrend de Menfchen aangemerkt
heeft. -- Wat loopen daar fchoone osfen
\'^eyen in het land 1 en onze melkbeesten!... -
Fr. En onze Friefche paarden 1--Wat
was toch de reden Vader van dit onderfcheid ,
maakten dan de Batavieren weinig werk van
hun heesten I
E.
© e " v e e b o u w
E. Daar toe trokken zy al te veel voor-
deel van dezelve. In den Oorlog was het
hun beste buit , gelyk gy in het plunderen
van de Menapiers door de Tenctren en Ufi-
peeten gehoord hebt, èn in vrede hunne
beste bezitting: zy waren daarom zeer op
de menigte gezet. Maar gelyk alle menfche-
lyke fchikkingen hun voor- en nadeel heb-
ben , was dit het natuurlj^k gevolg van de
jaarlykfche Verdeeling, waar door niemand
het land als zyn eigendom kon aanmerken;
wyl het den Staat behoorde, en ook nie-
mand zich toeleide , om hetzelve te verbete-
ren. Men vindt Ook daarom in Dtdtschland ^
en in alle onze Provinciën, waar men g-e-
meene weiden aantreft , flegte weiden en
Itlein mager vee , welke met een veragte-
Jyken naam van het gewoone in Zuid.- en
Noordhoïïand onderfcheiden worden.
Vr, Is het niet om deeze reden , dat men
de eigenaars van zulke Meenten op verfchil-
lende plaatzen heeft zoeken te o verreeden,
om liever hun gemeen goed tegen evenre-
dige betaaling onder eigenaars te verdeden ?
E. Het land en het vee zou er zeker
door winnen; maar zy, die hun recht dus
overgaven en vooral hunne nakomelingen, zou-
den by de uitkomst, zoo wel als de
Germaanen ondervinden , dat deeze fchik-
king haare nadeelige gevolgen heeft. Een
DER. BATAVIEREN. sif
onverliesbaar voorrecht voor èlk burger , die
zoo veel by een kan krygen, dat hy twee
of meer koeijen voor zyn huisgezin kan
koopen, om geduurende den zomer dezel-
ve zonder eenige kosten te onderhouden, is
een erfrecht , het welk meer voor hem en
zyiie kinderen waard is , dan een aanzien-
lyke Som, welke ras verteerd of verloren
wordt. De Verdeeling kan dit bezwaar wel
eenigzins, maar niet geheel wegneemen, terwyl
de gemeene weiden zelden zoo veele morgens
uitmaaken, dat elk burger of ingezeten by ver-
deeling daarvan een toereikend iluk zou kunnen
erlangen , en het dan nog in zyne magt blyft
hetzelve te vervreemden. Men ziet dan ook
hier uit , dat men alles wel behoort te
wikken en te weegen , eer men verande-
ring maakt in overoude gebruiken, v/elke
onze Voorouders om duchtige redenen vast-
gefteld hebben , die wy niet altoos doorr
gronden konnen. Of nu de Batavieren ook
hunne paerden en koeijen met vis gevoederd
hebben , welke hun land in overvloed op-
leverde , het geen aellanub van de Belgen
aantekend , en of dit ongefchikt voedfel ook
de onaanzienlykheid van hun vee veroor-
zaalct hebbe , fchoon het alleen in den win-
by geijret van hooi en ftroo, hun voorr
gelegd wierde, durven wy niet bepaalen.
Vr. Wat gebruik maakten zy van de melk
]iunner Koeijen ? E.
1 2s deveebouw
j\'i\' E. Zy gebmiktenze niet alleen , zoo al3
■ de uyer dezelve opgeeft, maar maakten er
\'ij ook , misfchien Kaas, ten rairiften Boter van.
i\'\': C/ESAR zegt mtdrnkkelyk, dat de Germac\'\'.
, benevens de melk en het vleesch, ook
Kaas gewoon waren te eeten. plinius daaren-
tegen —~ „ dat het zeer te verwonderen is dat
de Barbaarfche volken , waardoor hy ook en
wel voornamelyk de Germaanen verftaat, zoo
veele eeuwen het nuttig geryf van de Kaas
of niet gekend of veragt hebben, daar zy"
niet alleen by de melk leefden , maar ook
oezelve tot een aangenaam zuur wisten te
verdikken , of tot vette boter te kneeden."
De uitdrukkingen van beide de Schryveren
zyn zoo beflisfende, dat wy dezelve niet
weeten overeen te brengen. Tacitus fpreekt
alleen van geteemde melk, en kan dus geen
51;; icheidsman zyn. Indien wy strabo raad-
pleegen , zullen wy de aantekening van pli-
\'i Nius te algemeen vinden. Hy fchryft van
•ide Britten , daf zy in veelen met de Gal-
liërs overeenkwamen , in andere opzigten on-
Hi \' \'belchaafder waren; dat zy door onervaren-
heid geen JCaas maakten , fchoon zy over-
vloed van melk hadden. Wy zullen dus
f! ! ■ de Galliërs moeten uitzonderen , misfchien
I:;\' ook de Germaanen. Het zou toch inderdaad
vreemd zyn, daar \'er tot het maaken van
Boter niet minder vernuft en arbeid vereischt
wordt 3
l-;; 1\'
DER. BATAVIEREN. sif
wordt, dat zy van zelfs niet op liet maa-
lden van Kaas zouden gevallen zyn, daar
alle andere gebruiken van de melk by hun in
zwang waren, gelyk zy nog heden ten dage zyn.
Vr. Zy verftonden zich dan op bet maa-
ken van boter? Hoewel die kunst is al
zeer oud , ik las er meermaalen van iii
de gewyde gefchiedenisfen.
E. Zoo is het ook, myne waardile: maar
veelen twyffelen, en niet zonder reden, of
lïien in de tyden van abraham en zyne
nakomelingen wel boter gebruikt hebbe, en
of men daar door geen geftremde melk of
zaan te verftaan hebbe, welke in het\'war-
me Oosten een verkwikkend voedfel en zelfs
een verkoelende drank uitmaakte , waar toe
men de boter niet gebruiken kan. (*) De ^
Boter is in heete landen niet alleen weinig
gefchikt , terwylze daar fchielyk veranderd ,
maar ook niet noodzaakelyk, wyl men zich
van verfche olie van olyven bedienen kan.
Deeze valt daarentegen in het Noorden niet,
en de Boter kan daar lang geur en fmaak
behouden, waaroiü fommigen de eerile uitvin-
ding derzelve aan de Celten toefchryven.
En op dat men niet meene , dat wy hier
ook
(*) Zie Richt. 4: 10. en 5: 25. 2 Satn. 17: 28, sc>.
Job 20: 17. en 6. In welke piaatzen beter dikke
jaielk, dan boter te pas komt.
d e v e e b o u w
ook alleen om dikke melk te denken heb-
ben , waar van tacitus gewag maakt,
hebbe men alleen de naauwkeurige befchry-
ving van plinius in te zien, welke hy in
het tiende hoofdftuk Van zyn XXVIII boek
i | | van het Botermaaken geeft, als van eene
! \' by de Romeinen min bekende zaak.
j; „■ M. Wat zegt hy er van? Ik ben nieuws-
I i i gierig om te weeten, of het toen ook zoo
: in zyn werk ging , als nu.
E. —— „ Uit melk wordt ook Boter ge-
■ i maakt, een zeer beroemd voedfcl der Bar-
haarfche Volken, en het welk de vermo-
genden van het gemeen ondérlcrheidt. De
meesten maakten het uit Koeijenmelk, -
Hj i i maar de vctfte komt van de Schaapen. Ook
j!\' ; \' wordt zy van geitenmelk bereid, \'s Winters
> ^ wordt dezelve warm gemaakt , maar fomers
lip \' alleen gekarnd door het geduurig op en ne-
derwerpen met de Kaifel {f\') in langwerpi-
ll:\' •
\' bi (*) Dus noemen onze boeren het ronde hout
met gaten, dat aan de kamftok vast is en met de-
■ zelve geduurig op en nedergaat, om de fterke roe-
: V ling te veroorzaaken, welke karnen geheeten wordt,
i ■ PLINIUS noemt het cupresfui. — Ik geef deeze
I \' plaats met eenige verzetdng van woorden op , wel-
ke hier volfirekt noodig is, wyl plinius anders van
! P de Zaan zou gezegd hebben, dat op de boter allee«
toepasfelyk is. Anderen zyn my hier reeds in voor
gegaan.
il;::
ri
DER. BATAVIEREN. sif
ge vaten , waar de lucht door een enge
opening inkomt, om welke weder het eeit
of ander gebonden is. Men doet er een
weinig water by, op dat het te eer aan
^t werken raake. Dat het meest geronnen
is , dry ft boven in het vat. ~ Wanneer zy
dit er uit neemen en zout by doen, • is het
Boter , die van een fmoutagtigen aart is.
Hoe zuurder dezelve ruikt, hoe voortrefFe-
lyker dezelve geoordeeld wordt. Het overi-
ge maaken zy heet in potten. Het geen
dan meest geftremd is , bevindt zich boven
aan. Dit noemden zy oxygala; wanneer
hetzelve oud geworden is, worden er eeni-
ge zaaken onder gemengd. „ Zommigen
meenen , dat plinius hier van het maaken
van Comynde- of Kruit-Kaas fpreekt, maar
uit het geen volgt, fchynt hy Zaan of Dik-
ke melk te bedoelen." Men mäakt de oxy-
gala ook op eene andere wyze, door een
weinig zuure melk by de verfche te doen,
welke men wil laaten dik worden*"
M. Het is even of plinius de kunst
onze boerinnetjes had afgezien, en het is
nu bulten twylfel, dat de Batavieren zich
op het maaken van boter toegelegd hebben,
welke hy zoo duidelyk van Zaan of dik-
ke melk onderfcheid. hiderdaad plinius
heeft beter, dan ik geweeten, hoe men ^ de-
zelve maaken konde.
E,
-ocr page 53-5s 13 e v e e B O ü W
; \' ■ f
E. De opmerkende geest van pliniü^\'-j.
gaf op alles agt, en heeft daardoor eene
fchat van kundigheden \'in een kort begrip
voor ons bewaard. In het voorige elfde,
boek had hy reeds gezegd , daar hy van\'
1. ; \' de kaas fprak : ,, de Boter is de fchuim van
J ■ de melk en is Heviger , dan het geen zy
dikke melk noemen". Men moet niet voor-
bygaan , dat in dezelve de kragt van oly
is , en dat al de Bnrhaaren en onze kin-
deren daarmede gefmeerd worden." Dan hier
over zullen wy nader fpreeken.
Fr. Hadden de Batavieren nog ander tam
.1: ^ vee , behalven het geen Vader heeft opge-
iy\' iioemd ?
•ii - E. Ik geloof niet, dat zy Ezels en veel
min Muilezels gebruikt hebben, die in zui-
delyker ftreeken gemeen zyn. Van Koeijen,
\' Paerden, Varkens en Schaapen konden zy
al den dienst en al het voedlel trekken \'
;! dat zy van tam vee konden verlangen, ter-
wyl het wilde , dar zy by de Jagt op- ,
deeden , het overige vervulde. Wy hebben*^
: wanneer wy hier van Ipraken, waarlchynlyk.
■ geoordeeld, dat zy daar toe ook honden ge-
■ , bruikten. Dit getrouwe huisdier, dat veelal
zonder weezenlyk oogmerk wordt aangehouden, ■
, was by zulke volken niet wel te ontbee-
ren , die de Jagt niet enkel als eene hef-
\' \' hebbery , maar als eene voornaame bezighei4 ■
ih!
■ \' ■ huil\'
.J
-ocr page 54-ÖKPw BATAVIEREN
SS
Van beftaan
die in het midden van groo*
ou-
in de
PLINIUS
te wouden woonden, waar door hunne kud-
den eene geduurige oppasfmg vorderden,, op
dat ze niet mogten verloren raaken of ver-
fcheurd worden van het wild gedierte. Ook
hier toe bediende men zich van ouds by de
Galhn en andere volken van Honden. Men
heeft buiten allen twyffel hier al van ouds
zoo wel als by de Britten., en meer noor-
volken een \'nationaal ras van Honden
gehad. Overal vindt men ze in de
de waereld: de Romeinen troffen
legerplaatzGu . der Cimhren volge^--
honden aan , welke de wagens en bezittingen
van hunne meesters bewaarden , en de Ger-
maanen hadden van vroege tyden af de grootfte
kundigheid, om ze tot de Jagt af te rigten,
"— Men kanze ook tot andere einden ge-
bruiken : veele boeren bedienen er zich van
in de karnmolens ; - anderen om kleine
vragten te trekken en zy mogen daarom
onder de nuttige huisdieren gerekend wor-
den , hoewelze by veelen behoeftigen een
nutteloos bezwaar zyn, wanneer zy hun zo-
beren voorraad met dezelve moeten deelen.
Hier valt my eene aanmerking te binnen van
foster , een der reisgenooten van Capitein
cook , volgens welke men nog grooter nut
van dit dier zou kunnen trekken , wegens
ÏI. deel. C des-
hunnes leevens en een middel
aanmerkten: -
34 D E V E E B O U W
deszrelfs fterke vermenigvuldiging , wanneer men
het tot fpyze gebruikte , gelyk hy en zyne
medegezellen dezelve op het voorbeeld der
Eilandcren dilaverf met finaak gegeeten hadden.
Fr. Ik zie met genoegen, dat Vader ook
: een plaatsje voor den hond inruimd, maar
wie zou van een dier eeten willen, dat
:;, allerleye vuiligheid inflingert ? Dit laat ik
i; voor de Engelfchen over.
|; . E. Onze foldaaten op het eiland Lonthor,
een der Molukkiefche fpeceiy-eilanden, voor
:i ■ het overige onvrugtbaar, moeten er zich
j" veeltyds meê behelpen. Ik geloof egter niet,
\';;l dat men anders, dan door den uiterften
!■nood een algemeenen afkeer zou overwin-
\'i; nen. Doen egter\' de Varkens, welke
r ■ zonder eenig nadenken van ons gegeeten
worden, niet hetzelfde met de Honden ,
■ I\' maar deeze zyn dagelyks onder ons oog,
; waar door wy teffens met eene zekere
neiging aan een dier gewennen, dat zoo
gezellig 5 gehoorzaam eu getrouw is. Dus
hebben)\' zy; eene dubbele beveiliging by
den mensch , die anders vry clespotiek met
zyne medefchepfelen handelt. Omtrent de
Katten , het ander nuttig, maar min gezellig
huisdier, zou men hetzelfde kunnen aanmer-
ken. Deeze werden in het wild in de bos-
fchen ook aangetroffen en zouden zelf^
den Batavieren tot een voornaam Veldteken 9
\'Vi
-ocr page 56-der BATAVIEREN.
als zinnebeelden der Vrybeid, hebben vei-
ftrekt. Voorts valt my geen gedierte meer
in , van het welk de Batavieren eenig
voordeel trekken konden , of dit moest nog
het tamme land- en watergevogelte geweest
zyn, vooral de Ganzen , Eenden en de
Zwaanen, welke bier te huis hooren en de
laatften wegens hun huis en dons, de eerften
wegens hunne veeren en vleesch met vrugt
zonder eenig bezwaar konden aangekweekt
worden. plinius verhaalt dat de .Morinen,
die in Vlaanderen woonden , de beste gan-
zen te Björnen , en wel te voet al dry-
vende aanbragten: — dat de kleinfte en
witfte foort by de Germaanen Ganza .ge-
heeten wierd, en dat de Ganzen veeren een.
gedeelte van de fchatting uitmaakte, v^elke
zy opbragten.
Fr. Als Vader ons dan niets meer van
de veefokkery der Batavieren heeft mede te
deelen, wenschte ik wel iets van hun fcheep-
vaard te hooren. Of hielden zy zich daar
mede niet op ?
E. In een land, dat aan de eene zyde
?.an de zee grenst, aan de andere kanten
door rivieren omringd wordt en over \'t ge-
heel zeer waterryk is , kan de fcheepvaard
onmogelyk ontbeerd worden. De Galliers ,
de Britten , de Suionen of Zweeden de
oude Saxen waren in de vroegfte tyden be-
C a rugt
1::lP:r
36 de s c h e e p v a a r d
ragt als bekwaame zeeluy en\' de laatflen
gevreesd als gevaarlyke zeefcbuimers. .gan-
nascus de Caninefaat , oeflènde dit baate-
telyk handwerk ook in zynen tyd op dc
* Kusten der Galliërs met de Chaucen, wie?
opvolgers de Saxen naderhand zyn geworden,
cn wy zullen ^zien, dat de Batavieren zich in
een geregelden fcheepftryd tegen de Romeinen
ingelaaten hebben. Zy waren trouwens reeds
de Rivier ter \' fcheep afgekomen naar hun
Eiland : en by de Menapiers hebben wy
ook een menigte vaartuigen gevonden, toen
zy van de Ufipeeten overvallen wierden. De
zeevaard was altoos eene geliefde bezigheid der
Nederlanderen , waarin zy door geene natie
overtroffen zyn. Geen volk is zoo ryk in konst-
woorden, welke op de fcheepvaard betrekking
hebben of in fpreekwyzen , welke daarvan
zyn ontleend, tacitus fpreekt van de af-
beelding van een Lihurne , een foort vaa
kleine vaartuigen , welke als een heiligdom
; r, by de Germaanen bewaard wierd. Hy gist
jji cr uit, dat dit op den dienst van de Go-
Ij: , dinne isis zag , welke onder zulk een zin-
: nebeeld by fommige volken geëerd wierd,
I I Met even goed regt zou men kunnen gis-
i, len, dat dit fcheepje ter gedagtenis van
" zulken opgehangen was, die~ de eerfte een
»H \' verren of aanmerkelyken togt ondernamen, of
f: tot een bewys van hoogagting voor de
, fcheep-
i^vi:--
DER. BATAVIEREN. sif
fcheepvaardr ftrekte. Dit verdient ten mins-
ten eenige aanmerking , dat veele Kerken,
vooral op de zeeplaatfen in ons Nederland,
met kleine fcheepjes pronken.
M. Weet men ook waar zy Imnne Vaar-
tuigen van maakten?
E. Hmme fcheepsbouwkunst was ook al
zoo eenvoudig, als\'"het overige. Houten vlot-
ten zyn zeker de eerfte toevlugt geweest ,
maar terwyl dezelve zeer bezwaarlijk zyn
voort te krygen , heeft men bedagt zwaare
boomen nit te hollen , gelyk nog de mees-
te Wilden doen. Deeze wierden weï eens
zoo groot gemaakt by de Germaanen , dat
zy dertig menfchen voeren konden. Dan
zulke boomen uit\' te hollen met zeer on-
gefchikte werktuigen nam veel tyd en ar-
beid ; men bedagt daarom fchuiten te vleg-
ten van ryzen , en dezelve, wanneer zy de
begeerde grootte en gedaante hadden , te
overtrekken met koehuiden. Zu.lke ligte vaar-
tuigen , heeft CiESAPv wel eens gebruikt; en
de- Saxen volbragten er doorgaans hunne
ftrooperyen mee. Eindelyk bediende men
zich van planken, welke aan elkander ge-
naaid en tusfchen de reeten met biezen digt
gemaakt wierden , zoo als nog de kuipers
hun vaatwerk digt maaken. Zoo verhaalt
©ns PLINIUS, van wien wy nieest alle deeze
Cs ^ bc-
38 dé s c ii e e p v a a r d
berigten ontkenen. In \'Gallien maakte meu
een foort van Pik van Berkenboomen.
Fr. Welk was de gedaante van deeze
Vaartuigen ? en hoe beftuurden zy dezelve ?
E- Tacitus tekent van de Suionen aan,
dat hunne fchuiten gefchikt waren , om
voor en agter uit te vaaren , wylze twee
voorftevens hadden en geene zeilen. Uit
deeze uitzondering zou men kunnen bellui-
ten , dat by de andere Gertnaanm , gelyk
als by de Galliërs, de vaartuigen een voor-
en ten agterfteeven hadden, ingerigt, zoo ik
vermoede , naar het maakfel der visfchen of
zwemmende vogelen , en ook met zeiltuig
voorzien waren. De meesten, en onder an-
deren de Saxen gebruikten egter riemen.
Vr. Waren deeze vaartuigen niet klein
en weinig gefchikt voor den Koophandel ?
E. Gy vooronderftelt dus , dat zy Koop-
handel en zelfs te water dreeven, het geen
nog eerst te onderzoeken ftaat. De Ner-
viers althans duldden geene Koopheden op hun-
ne grenzen , vooral niet die wyn of andere
waaren aanbragten, welke tot de weelde
behoorden. Zy oordeelden, dat daar door
de gemoederen verwyfd , en de dapperheid
van een volk gekrenkt wierd. De Sneven
beletteden den invoer van wynen , fchoon
zy anderen handel dulden. Van de overige
Gcr-
-ocr page 60-DER. BATAVIEREN. sif
Germaanen vinden wy in \'t gemeen aange-
tekend , dat zy eenigen , hoewel geen ge.
regelden handel dreeven met nabmurige vol-
ken ; dog met dit onderfcheid , dat zy, die
het verst afgelegen waren van Italien zich
daar het minst mede ophielden. Het zelfde
had onder de Galliërs plaats-, hy welken an-
ders veel Herker handel gedrèeven wierd.
De Belgen hadden er het minlle deel aan,
zy waren ook het minst verbasterde en dap-
perfte volk der Galliërs^ en men kan hier
opmaaken, dat in Nederduitschland, het
welk hier aan ten Noorden grenst , van
ouds weinig zal omgegaan zyn. Schoon de
Uhlers of Keulenaars al vroeg wegens hun-
nen Koophandel hebben uitgemunt. ■
Vr. Myn eelhart heeft dikwils aangemerkt,
dat deeze Landftreek, wegens haare gunftige
gelegenheid aan den uitloop van verfcheide voor-
iraame rivieren, door de natuur tot een ilapel-
plaats tusfchen het Zuiden en het Noorden
gefchikt fchynt*, hoe ken dezelve in den handel
door andere natiën worden voorbygeftreefd ?
E. De reden is ligt te begrypen; om dat
men zich toen en hier en by de aangren-
zende volken weinig om den handel bekom-
merde. Dit kwam geenfms overeen met den
oorlogszugtigen en woelagtigen geest, welke
de Germaanen bezielde. Déeze reden geeft
c^SAR. zelfs op. „ Zy oordeelden, dat het
C A se-
40 DE KOOPHANDEL
gebruik des Koophan\'dels met de kiygsoeffe-
ningen geenzins ftrookte, want de Kooplie-
den liebben geen zwaaren arbeid , terwyl
zy onder de fcbaduw zitten ; wanneer zy
weelde genieten worden zy magteloos van
geest en van lighaam en daar door onbekwaam
tot de moeijelykheden van\' den Kryg". Zy
kenden en hadden oyk weinig benoodigdhe-
den 5 buiten de geene, die zy uit hun ei-
gen boezem haalden , en waren daar door
te gelukkiger, wyl zy van geene andere na-
tien afhankejyk waren. \'i^eu bewyze hier
van ftrekt, dat volgens de aanmerking
van CiESAR de handel by de Germaanen
meest aangehouden wjerdt , om zich te
ontdoen van de overtolligheden , welke zy
in den Oorlog van andere natiën vero-
verd hadden. Het voornaamfte , dat hun
van elders aangebragt wierd, beftond in de
verwftofFen, waar mede zy hunne klederen
befchilderden tot cieraad, — en zekerlyk ook
in metaalen rot noodig gebruik. Dus
fchynt het, dat hoe gering de handel ook
ware , de balans ten hunnen voordeele door-
gaans overfloeg, en dat zy zelf hunne waa-
ren niet aan de markt bragten, maar van
anderen wierden opgezogt ,• meest van de
Galliërs , welke in dien tyd als eene baat-
zugtige en woekeragtige natie wierden aan-
gemerkt in tegenftelling van de Germaanen,
DER. BATAVIEREN. sif
(üe zich naar het getuigenis van tacitus
i" \'t geheel met geen woeker ophielden.
M. ik dagt, dat de Koophandel zoo nut-
tig voor een land, voor onzen ftaat met
te ontbeeren was , en daarom alle -agting
en befcherming verdiende.
E- Zoo is het ook in onzen tyd en
den ftaat waarin zich Europa , en voor-
al wy ons bevinden , die in lang onze
inwooners niet kunnen voeden met de voort-
Wen gfekn, die ons land oplevert. Maar be-
halven , dat ons land merkelyk higekort is,
gelyk ik voorheen getoond heb, en de be-
wooners daarentegen ongelyk m.eerder zyn ,
heeft men de behoeften des levens federt het
verloop van zoo veele eeuwen zoo fterk ver-
menigvuldigd , dat alle landen en volken
moeten byfpringen, om elkander daarvan over
en weer te voorzien ; en daarom wordt
die natie de gelukkigfte gerekend , welke
door den handel zich al wat tot gerief en
genoegen ftrekt ten minften pryze kan aan-
fchaffen , en te gelyk een invloed door haar
vermogen verkrygt op andere volken: maar
is zy niet nog gelukkiger te fchatten, wel-
ke hl zich zeiven alles bezit, wat zy noo-
dig heeft, en daarmee te vreede is; ——
wel te weinig , om den nayver en de be-
geerlykheid van inhaalige Vorften op te wek-
ken , egter genoeg om zich met eige magt
C 5 tegen
DE KOOPHANDEI,
tegen de beledigingen van onrustige nabuu-
ren te verdedigen ? En dit mogt men door-
gaans,, van de Germaanfche Volken, dit mogt
men vooral van de Batavieren zeggen. .
Vr. Dat is. zoo , myn eelhart ?
E. Het geval der Ubiers zal dit beves-
tigen. Zy waren in dit gedeelte van Eu-
ropa de grootfte Handelaars , maar waren
even daarom ook het meest blootgefteld aan
de invallen van hunne magtige nabuuren de
Sueven, om dat de meeste buit by hun
te haaien was , tot dat zy aan hun cyns-
baar wierden. Om zich van dit jok te ont-
doen waren zy de cerften onder de Ger-
maanen , welke zich aan het Homeinfche ge-
bied onderwierpen , ja eerlang tot fchande
van .den Germaanfchen afkomst onder een
■Latynfaken naam in eene Komeinfche bouwftad
veranderden , en dus by al hun vermogen
en handel de dierbaarfte van alle Aardfche
Zegeningen moesten misfen, de Vryheid. —
Wy zullen naderhand bevinden, dat helaas!
onze Batavieren , welke in al hunne ar-
moede deezen fchat nog lang bleeven behou-
den , na dat zy eene handeldryvende natie
waren geworden, — na dat ze by het aan-
wasfen van hunne fchatten uitwendig aan de
plunderingen , der Roovers , cn inwendig aan
de verbastering door de weelde waren bloot
gefteld , een ander ■ treffend voorbeeld hebben
opgeleverd. Fr.
DER. BATAVIEREN. sif
Fr. lioe kan Vader de Batavieren, die
killes hadden , wat zy behoefden, arm noe-
men ?
E. Gy vraagt dit met reden, myn Zoon l Ik
noemze dus in vergelyking met de handeldry-
vende Ubters, volgens het oordeel van den K-
genwooroigen tyd, waarin men elk, die niet
méér heeft, dan tot zyn behoefte noodig is
— die zilver nog goud bezit, arm noemt.
Zoo noemde ook de kwistige c^sAR de
Germaanen arm en behoeftig in vergely-
king van de Galliërs, wellcen door eene meer-
dere nabyheid aan het Romeinfche gebied,
en de kennis aan overzeefche zaaken, veel
tot gebruik, eu overvloed toegebragt wierd.
Er. Waarin beftond dan hun Geld ?
E. Zy hadden eigenlyk gezegd geen Geld
of gangbaare Penningen, die zy zelf gemunt
hadden en bezaten er ook de metaalen
niet toe , waaruit zy moesten gemaakt wor-
den. TACITUS zegt ,, dat de Goden aan de
Germaafïcn , het zy uit gramfchap , het zy
uit gunst, goud en zilver geweigert hadden.
Het kon egter zyii, dat er Mynen in Ger-
manien gevonden wierden , maar men had
er nimmer na gezogt." Dit heeft de uit-
komst ook iu laater tyd in Duitschland
bevestigd; maar meu zou dezelve buiten
tw^\'ffel te vergeefsch in onze laage landen
zoeken. Het goud, dat zomwyl in onze ri-
vic-
-ocr page 65-44 d -e r v k d o bf
vieren gevonden is , Ivomt wegens de zeld-
zaamheid en de moeite niet in aanmerking.
tacitus fpreekt wel van een Zilvermyn,
welke de Romeinen onder curtius rufus,
een tydgenoot van corbulo , in het land
der Mattiaken vonden, maar die fchielyk tot
blydfchap van den morrenden Soldaat weder
opgegeeven wierd ; dan het is nog niet be-
flist, waar men deeze landftreek zoeken moet.
Volgens tacitus , die de Mattiaken en de
Batavieren over den Rhyn plaatst , de-
zelven insgelyks als bondgenooten van het
Romeinfche Ilyk aanmerkt, enze vervolgens
onder de medelanders in de onderneemingen
van CIVILIS opnoemt, moeten zy hier om-
ftrceks gewoond hebben , al was het fchoon
niet in Zeeland.-- Het. zon kunnen zyn ,
dat de Mattiaken, die in Hesfen woonden
en een gedeelte der Catten uitmaakten , met
de inwooners van het Eiland der Batavie-
ren hun woonplaats verlaten en zich op de
grenzen van Vlaanderen , of in een ander
gedeelte van Nederland gevestigd hebben. —
De gewoone wegen, waar door een Volk aan
eigenlyk gezegde fchatten kan geraaken , zyn:
wanneer men dezelve door den Oorlog van an-
dere volken rooft; wanneer men ze door den
handel voor andere waaren wisfelt of wanneer
eigen grond dezelve oplevert. Schoon nu de
Batavieren met hunne nabuuren in een ge-
duu-
DER. BATAVIEREN. sif
duurigen oorlog waaren , deeden zy by de-
zelve niet anders op, dan zy zelfs bezaten;
onder de handeldryvende natiën konden zy
niet gerekend worden, en zelve hadden zy
geene fchatten in hunnen boezem. Dus kuntge
de rekening ligt opmaaken.
M. Zy hadden dan niets.
E. Zy hadden egter andere fchatten, m
welke in de eenvoudigfte eeuwen de groot-
fte rykdom beftond.
M. Welke wareu die ?
E. Ik hebze u reeds opgenoemd, kunt
gy ze u niet hennneren Machtilde? Hun
groot en klein Vee. Wanneer iemand alles
bezit, waar van hy dekzel en voedzel kan
hebben: -- wanneer de Staat hem het
noodig land verfchaft, en de bosfchen daar-
enboven voor hem open ftaan, om zich van
zoo veel grof en fyn wild te voorzien, als
by verlangt , wat ontbreekt liem dan nog?
wat heeft hy met Goud en Zilver te ftel-
len ? Het vee maakte van ouds de voor-
naamfte rykdom der menfchen uit. Hier in
beftond het groot vermogen der aardsvade-
ren abram , izaak , jacob eu job, en be-
ftaat het nog by de hedendaagfche Arabie-
ren en zelfs by veelen van onze Landlieden,
die maar weinig geld handelen en egter
meer vergenoegd leeven, dan menig Stede-
ling , die er tot over de ooren toe inzit.
En
-ocr page 67-4ö de r y k d o m
En zy zouden nog minder met het geld
te ftellen hebben, mdien zy meer werk maak-
ten van hun eige kleeding te reeden. Zoo
was het ook by de oude Germaanen.
M. Maar de Aardsvaderen hadden evei>
wel nog goud en zilver, myn Vader!
E. Het was egter by hun niet meer dan
een byvoegfel ; en meentge dat niemand zon-
der het zelve in een volftrekten zin ryk en
gelukkig kan gefchat worden? - de Ger-
maanen hadden het ook by\' geval, wanneer
het hun van de Galliërs of van andere volken
wier gronden en rivieren goud en zilver ople-
verden of als een gefchenk of voor hunne
waareh gegeeven wierdt. Maar zy befchouw-
den het niet hooger dan in de regte waar-
de ; zy lieten zich geenzins door den glans
van hetzelve verblinden. Aanmerkelyk is, het
geen tacitus van hun oorfpronkelyke belan-
geloosheid getuigd. „ Het bezitten en ge-
bruiken van goud en zilver gaat hun wei-
nig ter harten. Men vindt by hun zilveren
vaatwerk, dat aan de Edelen en Gezandten
gefchonken is , het welk zy in geen meer
waarde houden, dan de aarden potten. Zy,
die het digst aan het Romeinfche gebied
gelegen zyn, neemen goud en zilver aan
om het gemak in den handel. -- Nog
zullen zy liever zilver dan goud verkiezen,
niet om dat hun zin er meer op valt ^
maar
-ocr page 68-der batavierei^» 47
ïtiJiar om dat hun het zilver meer dient
voor, het gebruik, om eenige Ideinigheden te
koopen. " Zie daar de eige woorden van
den Romeinfchen gefchiedfchryver.
Fr. Ik dagt al, zoo zy in \'t geheel geen
goud nog zilver hadden , hoe konden zy
dan handel dryven. Maar al hadden zy dit,
hoe kondenze dan nog met elkander te regt
raaken , wanneer hetzelve niet gemunt was?
Dit -begryp ik niet Vader.
E. Zy hadden zeer wel kunnen handelen
zonder goud en zilver. Men heeft aan dee-
ze metaalen eene zekere waarde gegeeven ,
om te gereeder van elkander af te komen,
maar van ouds gefchiedde de handel en
ook nog by omzetting of ruiling , klein
vee tegen groot vee , en beiden tegen lee-
venlooze waren. Dit was hun groot en
Idein geld dat zy gebruikten , waarom de
Lntymn hetzelve ook Pecunia genoemd heb-
ben van Fecm, het welk Vee betekend. Zy ,
die meer van de rivieren verwyderd waren,
gingen in de enkele gevallen , wanneer de
vreemde Koopheden tot hun kwamen, vol-
gens TACITUS\' dus te werk. Vooral zullen
zy deezen voet onder eikanderen gehouden
hebben. Men behoeft zich in opzigt van de
gewoonte van waaren tegen waaren te ruilen
niet eens tc herinneren , het geen in Oost-
en West\'mcUen zeer- gemeen is. Het heeft
nog
-ocr page 69-4s d e r y k d o m
nog tegenwoordig plaats by de eenvoudige
landluiden in Overysfel, Drenthe en elders 5
wanneer men van het eene overvloed en
van het andere gebrek heeft vervult men
het laatfte met het geen zyn nabuur mis-
fen kan, en men geeft hem dat geen in
plaats , waarvan hy fehaars voorzien is.
En wat het gebrek aau gemunt geld aan-
gaat , dit baarde in vroege tyden ook ge-
ringe zwaarigheid , men woog malkander het
goud of zilver toe in zulk eene zwaarte, waar
over men het eens was geworden. In laa-
tere tyden heeft men zekere naamen en waar-
de aan gemunte ftukken metaal gegeeven ,
om gemakkelyker van elkander en te beter
de vervalfehing der innerlyke geftalte van
deeze kostbaare metaalen voor te komen.
Voor het overige bedienden zich de Germaa-
nen ook wel van de munten van andere
volken , byzonder van de Romeinen. De
oude Serraten en Bigaten waren het meest
by hun gekend en gewild, waar door men
meent geldftukken te moeten verftaan, die
op den rand in gekarteld of met een waagen
met twee paerden geftempeld waren. -
Hebben myne machtilde en fredrik nog
meer bedenkingen, anders zullen wy er voor
deeze reize van afftappen. Ons gefprek is
ongemerkt verder uitgeloopen, dan ik my voor-
geftcld had.
Vr.
-ocr page 70-DER. BATAVIEREN. sif
Vr. Zoo nanrtoiids zullen wy te huis zyn.
Hoe kort is my de weg gevallen l
Fr. Hoe ras is dit uurtje omgevlogen..
Ik hoop, dat Vader fpoedig deeze leerzaame
Zamenfpraaken hervatten zal.
M. Ik hen meuwsgierig te weeten, wat
wy dan zullen hehben.
Fi^. Dit zult gy dan wel hooren, mach-
tilde l het is niet altoos goed , dat de toe-
hoorders den text van te vooren weeten.
TIEN-
TIENDE
De Spyzen , wellie de Batavieren gebruikten»
Hunne Maaltyden, en de wyze , op welke
die wierden ingerigt. Hun gewoone Dran-
ken. In hoe verre zy zich aan Dronken-
fchap fchuldig maakten. Hunne Qa$t-
vryheid, dte zy onder eikanderen en
met Vreemdelingen oe-jfenden-.
eenen fchoonen Herfs\': - dag kwamen
DiEDERiK en ROOZEMOND , twee nabuuren en
gemeenzaame vrienden van eelhart en vre-
degonde , bun met een bezoek verrasfen ,
gelyk meermaalen gebeurde. Zoo dra eel-
hart hun zag , riep hy, welkom myn
Vriend , welkom myne roozemond ; zult gy
ons deezen dag aangenaam helpen doorbren-
gen ? zult gy onze Gasten zyn ? gy komt
regt van pas , wy zullen u de eerftelingen
van de Jagt voorzetten. Na dat diederik
en zyne Echtgenoote dit aangenomen hadden,
na dat het eeten ópgebragt, en de eerfte
hon-
-ocr page 72-TAFEL gesprek. 5Ï
honger geftild was ; na dat men volgens ge-,
"vvoonte over de Jagt van het voorige jaar,
en de verwagthig van het tegenwoordige ge-
fproken had , verlangde eelhari- , dat er
een geregeld en leerzaam gefprek mogt aan-
gevangen worden , waar heen ~ hy het door-
gaans by vrienden van zynen flempel naar
den ouden trant zag te rigten. Het duurde
niet lang, of diederik gaf hem er zelf aan-
leiding toe.
D. Zyt gy nog bezig myn vriend met
uw zoon over den alouden ftaat van ons
Land te onderhouden. Hy heeft my, wanneer
ik het genoegen had hem by my te zien,
het een en ander daar van medegedeeld.
E. Ja , WEDERIK ! geduurige beletfelen
ftremmen den gezetten voortgang van deezen
begonnen taak. Maar gy weet misfchien niet,
dat ik nog meer Leerlingen heb gekreegen; —-
mvne dogter machtilde en zelfs myne lieve
vredego^\'de, v/anneer zy het met haar huis-
houden fchikken kan , verkiezen nu en dan
onze gefprekken by te woonen, het welk de-
zelve niet weinig leevendigheid byzet.
R. Ik wenschte , dat ik ook een uwer
leerlingen mögt zyn ; gy zoudt een opmer-
kend toehoordfter in my vinden.
D. Onze afftand is wat ver , om telkens
dat genoegen te kunnen hebben: maar ik weet
er wat op. Laaten wy het geluk hebben,
D 2. om
5a tafel
om in die gefprekken te deelen, wanneer wy
|| buiten by elkander zyn, en eelhart-tyd en
lust heeft? - Ik zie dat myn vriend hier
genoegen in fchept; - wat belet hem om
j| er aanftonds meê te beginnen, in plaats van
\' met een ander Tafelgefprek.
\' R. Eilieve, eelhart!- dat is wel gevon-
den, wat zegt gy er op? kunt gy onze be-
geerte weigeren?
E. Neen, dat kan ik niet! Het genoegen
van myne vrienden, is myn genoegen, -en ik
was juist voorneemens om van daag ons ge-
fprek voort te zetten; maar dan zullen zy
my twee zaaken vergunnen: dat ik den draad
van onze zamenfpraaken volge , daar wy ge-
bleeven zyn volgens het beftek, dat ik my
gevormd had ; en - dat het myne kinde-
ren vergund zy, even of wy alleen waren,
vry uit hunne bedenkingen te maaken en vraa-
gen te doen , welke zy noodig oordeelen ;
terwyl het my aangenaam zal zyn , wanneer
myne Vrienden my zonder eenige agterhouding
voorftellen, wat hun voor den geest komt.
R. Zeer gaarn , myn eelhart ! zeer gaarn,
hoe ver zyt gy gevorderd ?
E. Wy hebben reeds een en anderwerf gehan-
deld over de gewoonten en leevensbedryven
der oude Batavieren. Voor \'t laatst fpraaken wy
van hunnen Land- en Vee-bouw, hunne Scheep-
vaart en Koophandel: het zou nu best voe-
/
O E s P R- E K K E N. 53
gen, dat wy handelden over het Eeten en Drin-
ken , dat zy gewoon waren te gebruiken.
D. Dit is toch de zaak waar het op aan-
komt. Zoo moet men ziel en lis\'haam by el-
kander houden , om tot den arbeid in ftaat
te blyven. Ik denk dat de Batavieren, zoo
wel als wy zeer gaarn een goede Vaderland-
fche maaltyd zullén gedaan hebben.
E. Gy zyt ook in deezen opzigt geenzins
van hun ontaard, myn diederik ; maar tus-
fchen onze en hunne maaltyden heeft nog al
eenig verfchil plaats gehad.
D. Dat denk ik ! hoe veel eeuwen zyn
er tusfchen ons en onze Voorouders al ver-
loopen ! en welk eene verandering is er in dien
tusfchentyd in ons Land al voorgevallen! Wat
aten zy ?
M. Indien ge ons in de vvooningen der
Batavieren verzeld , en al de dagelykfche be-
zigheden liunner nyvre vrouwen bygewoond
had , zoudt gy u geene groote verbeelding van
hunne pottagies maaken , lieer diederik ! Zy
hadden er geen tyd toe.
D. Uit het weinige , dat ik van hun ge-
leezen hebbe, vooronderftel ik , dat het zeer
eenvoudig zal geweest zyn. Ten minften on-
^ Wagenaar geeft er niet hoog van op.
E. De natuur is met weinig te vrede ,
gelyk gy weet, myn diederik ; en deeze
ï^aenfchen leefden meer overeenkoQiftig met de-
D 3 zei-
-ocr page 75-54, d e S p y z e
zelve, dan \\vy. Zy waren met weinig te vrer
de , en hunne zorg en arbeid gingen niet ver-
der , dan om het noodzaakelyke magtig te
worden, c^sar fpreekt alleen van Vleesch ,
Melk en Kaas, en weinig Koorn. tacitus,
wien wagenaar nevens caesar gevolgd heeft,
en die wy ook beiden voor onze voornaamfte
gidfen houden, fpreekt alleen van wilde Vrug-
ten , versch Vleesch , en gefcremde Melk. Hy
voegt er uitdrukkelyk by , dat hunne fpyzen
eenvoudig waren, dat zy weinig toeftel en geen
werk van lekkernyen maakten, waar door wy
zulke zamengeftelde en uitheemfche fpyzen van
een verheven fmaak zullen moeten verftaan, als
by de Romeinen ten tyde van tacitus in zwang
gingen , maar die hunne Voorvaders in den op-
komst van R.ome zoo min kenden als de onze,
D. Inderdaad, met Koorn, Melk, Vleesch
en Kaas kan men het al ver brengen : die
maaken de quint - esfentle van onze maaltyden
uit ; doen zy niet machtilde?
M. Ja, voor iemant, die alleen van vaste
fpys houdt ; maar Vader heeft ons verhaalt,
dat zy zich niet zoo fterk op den Landbouw
toelagen , en in \'t geheel met geene Hoven
of Moestuinen ophielden : dus hadden zy
geene toefpyzen. ■ .
E. Hoe veelen onder onze Landluiden. zyn
er, die zich hier nog weinig meê ophouden;
die vleesch tot vleesch gebruiken. Gezonde
lig-
-ocr page 76-lighaainen en graage maagen bekomt alles wel,
wanneer zy niet meer gebruiken, dan de na-
tuur vereischt: zy kunnen zulke fpyzen best
verteeren , en er best op arbeiden. Die boe-
ren, welke zich hier aan houden, en het mins-
te toefpys gebruiken , doen hun eigen werk,
terwyl anderen zich van huurlingen bedienen
moeten.
D. Wat voor koorn zaaiden zy?
E. Gerst en Haver worden uitdrukkelyk
gemeld , en meermaalen fpreeken de Schryvers
van Frumentum of Koorn, waar onder men ge-
wbonlyk de Tanve by uitftek verflaat, waar van
zy hun brood voornaamelyk zullen gebakken
hebben, dat zy ook, maar fpaarzaam gebruikten:
hoewel zy ook daar toe Gerst konden bezigen.
R. Gebruikten zy weinig Brood?
E. Dit moet u zoo vreemd niet voorko-
men. Brood , als een algemeene toefpys te
gebruiken is eene gewoonte , die by alle
volken geenfins is aangenomen. Hoe noode
willen er onze khideren fomtyds aan.
D. In Oostindien gebruikt men ryst in
plaats van brood , en ik heb wel gehoord,
dat de boeren in Vriesland met hun volk een
beding maaken van weinig brood te gebrui-
ken , dat wegens de belasting in ons
Land een kostbaar voedfel is voor den ge-
™eenen man en zoo gemakkelyk niet te ver-
teeren, als men zich wel verbeeld; hoewel
D 4 her
56 d e s p y z e
het veel fcheelt van wat graan , en op welIc
eene wVs het bereid is.
D. Men bedient zich daar en in Gronin"
gerland veel van Bry of Pap , welke het volk
twee of driemaal \'sdaags wordt voorgezet, en
eene gezonde voedzaame fpys is , en daar
toe bedienden ■ zich reeds dé Batavieren van
hunne tiaver en Gerst. De Germaanen ge-
bruikten volgens PLINIUS , geen andere Bry.
Verwondert u over dit alles niet. Veele Vol-
ken , vi^\'aar onder de oude Grieken , \' heb-
ben zich niet alleen met Gerst, maar ook
met Eikels , met Kastanges , of met Da-
dels , in plaats- van Brood beholpen , naar
hün land opgaf. De molens om het koorn te
■maaien, waren in R.ome in de eerfte eeuwen
ook geheel onbekend. Zy behielpen zich
met een foort van Pap of Bry , waarom de
Romeinen, ten tyde van plautus nog Bry-ee-
ters bygenoemd wierden.
D. Van welk Vleesch bedienden zy zich?
E. Hier van hadden zy een grooten voor-
raad , en dit zal hun voomaamfte voedfcl
uitgemaakt hebben. Niet alleen wild- maar ook
tam vleesch van allerlcy foort , gelyk stra-
bo van de Galliërs getuigt. De Germaanen
^•ebruikt en weinig graan , volgens c^iEsar
maar leefden van hun vee en van de melk,
en hielden zich veel met jaagen op, het welke
by hun ook wel als eene uitfpanning, maar tei^
fcns
-ocr page 78-b e r e a t a v i e r e n. 57
fens als een voornaam middel van beftaan moet
worden aangemerkt. En zy konden ap een
goeden vangst ftaat maaken, wyl de bosfchen
en wouden zich bevorens in menigte door
geheel Duitschland en in onze landftreeken be-
vonden , waar door zy behalven een over-
vloed van grof en klein Wild , het welk wy
nog, hoewel veel fpaarzaamer in ons Land
hebben , ook wel andere dieren zullen hebben
opgedaan , die hun tot voedfel of dekfel kon-
den verftrekken , maar welke nu hier geheel
en al opgeruimd zyn.
D. Welke dieren zyn dat geweest?
E. Volgens c^sar wierden er in het noorden
van Duitschland ,. byzonder in het Hercynisch
woud, drieërley foort van dieren van eene
aanmerkelyke grootte en hoedanigheid gevonden,
liet eerfte foort noemt c/rsar Alces j dat,
in gedaante en veelkleurigheid van huid zeer
ïia komende aan een wilde Geit , maar een
weinig grooter, geene geledingen in de poo-
ten zou gehad , en daar door nooit gelegen,
maar alleen tegen de boomen gerust hebben,
waar door men het zeer gemakkelyk vangen
kon door het geboomte , waar by het volgens
het ontdekte fpoor zich ophieldt, te ontworte-
len of byna \'door te zaagen. De Alces , die er
tegen leunde , moest daar door met den boom
vallen , zonder zich weder te kunnen oprigten.
PLifsius fchryft deeze hoedanigheid der pooten
D 5 toe
-ocr page 79-5$ hetwild
toe aan een dier, dat Iiy MachUs mtrax.., eh
de grootte van een lastbeest heeft. Volgens
het gevoelen der grootlle Natuurkenneren past
dit alles op geen dier beter, dan op den
Eland, welke by zommige Noordfche Vol-
ken het groote dier, by de Italiaanen , gr an
hestia genoemd wordt. Zommigen fchryven
het hoornen , anderen geen hoornen toe , dat
uit het verfchil van de fexe voortfprnit. We-
gens de fynheid van reuk en buitengemeene
fnelheid , waarin zy het Rendier evenaaren ,
kunnen zy niet ligt genaderd of agterhaald
worden. Hunne pooten zyn zoo ftyf, dat
zy geene geledingen fchynen te hebben , het
geen hun noodig is om langs het ys te kun-
nen rennen. Zy hebben daar door zoo veel
kragt in hunne agterpooten , waarin hun
voornaamfte verweering beftaat , dat zy een
boom uit den grond kunnen fchoppen. Niet-
tegenftaande hunne fchuwheid zyn zy zeer
zagtzinnig , en kunnen ligt tam gemaakt wor-
den, wanneer ze nog jong zyn. Zy onthou-
den zich nu meest in de \'noordelyke deelen
van Europa en Afia , in de bosfchen van
Pruisfen^ Poolen en Muscovien. ~— Het ande-
re dier , waar van c/esar. meldt, had de ge-
daante van een hart, by mannetje en wyffe
eeneriey. Dit dier wisten zy ook leevend te
vangen , en tam te maaken.
Fr. Hoe ging dat in zyn werk. Vader?
E.
-ocr page 80-DER BATAVïEkEN. 59
E. Men groef een groote kuil iu eene
laagte , welke rondom met fterke paaien bezet
wierd. De toegang wierd met natte osfenhui-
den belegd, en het dier derwaards gejaagd.
Zoo dra het door de gladte ftruikelde , ful-
de het in de groeve , waar men het een dag
of 5 zonder eeten liet blyven ; waarna het
gebonden en zoo tam wierd , dat het zich
voor een wagen liet fpannen,
D. Wat was dat voor een dier?
E. CiESAR noemt het alleen een Os in de ge-
daante van een hart: plinius fchynt het zelfde
dier te bedoelen onder den naam van den ge-
inaanden Bifon. Het heeft dus iets gehad
van het Hart, den Os en het Paerd. De een
wil . er een Buffel , de ander het Eland - dier
door verftaan. Zoo het al geen Rendier ge-
weest is, welke misfchien voorljeen ook in Ger-
manien gevonden wierden , konden zy er den
zelfden dienst van hebben , als de Laplanders
van hunne Rendieren. Een allernuttigst beest,
dat zich met weinig voedfel kan behelpen,
en zeer w^el op onze heidevelden had kunnen
beftaan , wyl het meest van mosch eu
bladen leeft. De Laplanders trekken zoo
"^"el hun dekfel als hun voedfel van hetzel-
ve. De meesten worden in Finmarken ge-
vonden , maar men vindtze ook in \'t Sticht
van Bergen in Noorwegen. Naar maate de
bosfchen opgeruimd zyn en het Land meer
be-
-ocr page 81-h e t w i l d
bebouwd en bewoond is, zyn deeze dieren ver-
der op naar de noordelyke bosfchen en bergen
van Europa verhuisd. Het is toch aanmerke-
lyk , dat c^^ESAn. de bovenkleeden , wei-
te de Germaanen van dierenhuiden maakten,
Rhenones noemt ; eene benaaming, die zeer
veel overeenkomst heeft met het Vv^oord Ren-
dier.
D. My is verzekerd , dat een paar deezer
dieren in de warande van den Markgraaf van
Brandenburg-Schwedt zeer wel paaren en reeds
jongen vcortgebragt hebben. Wie weet wat er
nog gebeurt ! zy zonden op het ys en de
Iheenw, waarop zy ongelooflyk vlug zyn, hier
zeer wel te pasfe komen.
E, Ik kan nog van het een nog van het
ander iets inet zekerheid zeggen. Maar het
laatfte dat in grootte boven allen uitmunt-
te , en voor den Olifant van het Noorden
mogt gehouden worden , was de Urus ,
de Oeros of Averos. c^sar ftelt hem een
weinig beneden den Olifant , maar inder-
daad ging hy de kloekfte Osfen cn Stie-
ren te boven , met welke hy in aart , en
huid, en gedaante meest overeenkomt. Zy
waren wegens hunne üielheid en fterkte de
koningen onzer wouden, gevaarlyk voor dieren
en menfchen. Dit was alleen genoeg om den
moed der Jongelingen op te wekken , welke
hier in den grootften roem behaalden 3 na dat
zy
-ocr page 82-Êy de meeste van deeze dieren hadden afge-
maakt , en het grootfte getal van hoornen
vertoonen konden. Dit waren dezelfde wil-
de osfen, naar wier grootte olenniüs de hui-
den^ der Friezen wille urgeraeeten hebben,
waar- aan zy. met geene mogelykheid volduen
konden , om dat zy in hunne bosfchen wel
zeer vrugtbaar waren ,van groote dieren ,
(^helluce\') maar by huis alleen middehnaatige
beesten hadden. Uit deeze aantekeningen van
tacitus in zyne Jaarboeken maak ik op,
dat dezelve in oilzc gewesten ook gevonden
wierden.
D. OngetwyfFeld , maar konden zy dezel-
ve ook tam maaken?
E. Zy waren ontembaar , zelfs^ wanneer zy
zeer jong gevangen , en door menfchen op-
gekweekt wierden.
D. Zy hadden evenwel voordeel genoeg
aan hun huid en vleesch. Voorwaar zulk
een beest was wat anders te zeggen, als een
koppel haazen, en wanneer zy dan hier by Ko-
nynen , Haazen , Rheën, Harten , wilde Zwy-
nen op hunne tafels konden zien, hadden zy
al vry wat verfchot.
E. Voeg hier by het vleesch van hunne
Koeifen, Kalven, Schaapen en Varkens, wild
en tam Gevogelte , Melk , en de Kaas,
the zy maakten: - de Visch die de
9 de Rivieren en Meiren. hun in menigte
op»
-ocr page 83-iifc fo D E S P Y S-B E R E I D I N G
f
II Opleverden : zoo dat c^sar van Eilanders aan
den noordelykllen uitloop van den Rkyn
lil ipreekt, welke van de Visch en het Gevo-
f\'i;? gelte alleen leefden ; en plinius aan de Ger-
\' ^ maanifche Zee volken had aangetroffen die
enkel van Visch leefden. .......
R. Hou op EELHART, al Vootraad ge-
noeg ! zullen wy dan nog vraagen , wat
zulke menfchen aten , die eiken dag veran-
dering van vleesch en van visch konden\'
hebben? Maar hoe gebruikten zy het Vleesch?
E. Volgens MELA aten zy het raauw met
de handen of voeten in huiden van wilde
\' of tamme dieren murw gekneed. Dug
zouden zy met de Tartaaren overeenge-
komen zyn , welke het paardenvleesch on-
ï^l der hunne zadels leggen , tot dat het kort
. Vr. Dat was inderdaad op zyn Tart aar sch^
"l?! eelhart , dat had ik _ van de Germaanen
geenzins verwagt.
D. Wy vervallen dikwils tot een ander
•j| uiterfte en eeten het doode lighaam van het
Vleesch (caput mortuufri) , daar al de ziel en
p de zoetigheid uit weggedampt is ; dat een
jjl fmaakeloos en ongezond voedfel is.
jj E. Zoo is het diederik. De Engelfchen
Ihyden het versch geflagte vleesch aan lappen,
II kloppen het murw, en houden het eenige
r oogenbhkken in de vlam , waar door het
toe-
-ocr page 84-der. batavieren. sif
toefchroeit , en al de fappen behoudt: zoo.
is het fmaakelyk , voedend en veel beter te
verteeren. Dit verkies ik daarom , en zoo
hebben het de Germaanen , misfchien ook be-
greepen. Want andere fchryvers verzekeren
ons dat zy het vleesch gebraaden en gekookt
hebben gegeeten , ja dat zy van het fpit
niet onkundig waren , waar aan zy , volgens
DIODORUS eu ATHENiEus geheele vierendeelen
gewoon waren te fteeken.
D. Dit luidt geheel anders : maar men ver-
telt ook van de Engelfchen , dat zy hun
vleesch half raauw eeten , om dat men het
roode fap hun by mond en vingers dikwerf
ziet neerloopen; zoo zal het ook met de
Germaanen geweest zyn.
M. Hoe kwamen de Batavieren aan zout
daar zy weinig handel buiten \'s Lands dreeven,
of gebruikten zy geen Zout by hunne fpyzen?
E. Gewisfelyk. De Gallen zelfs waren
gewoon het Zwynenvleesch , volgens stra-
BO, in te zouten , en buiten twylFel hebben
de Qermaanen , by wjen het fpek altoos
in fterk gebruik was , en die met de Gallen
in levenswyzen en voedfel zoo zeer , volgens
den zelfden strabo , overeenftemden , dit ook
gedaan. Zy, kenden ten minsten het nuttig
gebruik van het Zout zeer wel. De Catten en
Hermonduuren vatteden zelfs de wapens op, om
een bygelege zoutbron , welke hun door eene
by-
-ocr page 85-64 K E T z Ö U T.
byzondere gunst der Goden , zoo zy meen-
den , gegeeven was. Zy, die aan Zee woon^
den , konden het door uitdamping van het
: \' zoute water Icrygen , waar uit\' men een half
I;" ons van een pond trekken kan ; of zy groe-
ven een Ibort van moer, dat by kluiten als
het veen onder de oppervlakte lag. i)eeze, die
; ■vast en zwart waren, wierden aan ftukken ver-
deeld , gedroogd, verbrand, en uit de asch in
ijf de pannen wit Zout bereid. Dit noemde
■g men Zelbann\'ng ^ cn maakte vooral de han-
L del van het Eiland Schouwen uit, tot dat
; het Z®ut by het toeneemen van den handel
in overvloed uit Frankryk en Portugal wierd
aangevoerd , en het graaven van Derry of
Darrink , dus wierd deeze moer genoemd,
verboden. Volgens plinius , waren de Gal-
liërs cn Germaanen doorgaans gewoon Zout
water op brandende kooien te ftorten , waar
toe het eiken- en hazelaar-hout best geoor-
deeld wierd , en uit de asfche het Zout te
maaken , dat \' altoos zwartagtig was. Zy
, konden dit doen , die het hout in zulk een
overvloed en voor het haaien hadden.
I ; D. Ik heb u wel van melk en kaas , maar
* niet van Boter hooren fpreeken?
E. Tacitus fpreekt alleen vzn geftremde
melk , maar ik heb myne knideren beweezen
dat zy zoo wel Boter als kaas maakten. Dan
deeze kunst was den oude Scythen reeds
be-
li. ■
-ocr page 86-deE. batavieren. .iI9
bekend en waarfchynlyk is de benaaming van
bufter of boter eene der oorfpronkelyke ,
Welke de Grieken en Latynen uit het Cel-
ontleend hebben. Want dezelve is
«igenlyk een uitvinding van zulke landen ,
daar geene Olyfboomen groeijen.
R. Zy konden dan zoo wel als wy een
goed Vaderlandsch nageregt opzetten , van
boter, brood en kaas , en wat room of
gellremde melk in \'t midden: nu ontbreekt
Cr de Fruit nog aan.
E. Roozemond discht naar onze wyze
al vry Avel op voor de Batavieren, indien
hunne tavels het maar alles bevatten kunnen
Wat haare gulheid hun wil voorzetten. Zy
Wisten van geene hoven nog boomgaarden,
dan die de natuur voor hun in de bosfen
plantte , waar allerleye boomen Van zelfs
opfloegen. Wilde Peer,en en Appelen hadden
Zy in overvloed.
R. Hoe wrang en onfmaakelyk ! hadden
zy niets anders ?
E. Voor ons zyn de ongeënte vrugten
dus, die aan fyne malfche gewoon zyni
Maar hoe dikwerf hebtgc een boeren jongen
ïiiet graagte een harden half rypen appel
zien eeten. De zoogenaamde fteek-appel en
eenige andere kunnen zonder enten al zeer
groot en fmaakelyk worden. Anderen zyn^,
ik beken het ^ klein en onaangenaam , om
66 H E T O O F T.
uit de hand te eeten; maar deeze zullen
zy waarfchynlyk gekookt en tot toefpys ge-
bruikt hebben , het welk van aloude tyden
hier en in Duitschland de landkost was.
R. Hadden zy niets anders ?
E. Bedenk eens roozemond , welke inlandfehe
gewasfen onze grond opgeeft, die men aan
de wegen en in de bosfchen nog vindt.
De Braam, de blaauw Bes, de Kornoelie,
de Fleer, de Aalbes, de Kruisdoorn, de
Aardbefie, de Kriek, de Noot, de Kroos-
pruim , welke zonder eenige enting of op-
kweeking gezonde , meerendeels zeer fmaa-
kelyke vrugten voortbrengen.
R. Geen kommer! Ik zou het zeer wel
onder de Batavieren hebben kunnen houden,
zoo. wel als by onze boeren. Het eenigfte
dat my by deezen zomtyds hinderde was ,
dat, zy met het opdisfchen en eeten wat
raar in het werk gingen ? Hoe was het
daaromtrend met onze Voorouders gelegen ?
D. Gy zyt voor de orde , rozemond ,
en daarom denk ik, dat het u by de Ger-
maanen of by de Batavieren , dit is het-
zelfde, vry wel bevallen zal. tacitus zegt
cr niet van, dan dat elk zyne byzondere
zitplaats en tavel had. c^^sar nog minder:
maar athen^ieus en diodoor de Sicilïer ,
hebben ons verfcheide byzonderheden omtrent
de oude dischplegtigheden nagelaaten , waar^
üit wy het meeste licht zullen moeten fchep-
pen. Zy bedienden zich van laage taveltjes
öiet drie pooten , van welke zy eene goede
menigte aan de hand hadden. Deeze wier-
den voor elk der gasten ééne .geplaatst, —
des winters rondom den haart, waar een
groot vuur aanlag , dat met geheele Stam-
men van eiken en olmenboomen, om met
viRGiLius te fpreeken , aangeftookt wierdt.
Dus at elk afzonderlyk van het geen hem
wierd voorgezet.
D. Men had dan geen noot, dat men
met een onguuren knaap uit één fchotel
moest eeten of gebruiken, het geen hy in
zyne handen gehad had , dat my by on-
ze boeren wel eens tegenftond. Maar la-
gen zy aan tafel even • als de Grieken en
R-omeiuen , of zaten zy op ftoelen of ban-
ken , gelyk wy ?
E. Men is het niet eens, of de oud-
fle manier is liggende of zittende te ee-
ten. Uit homerus blykt het, dat de ou-
de Grieken zittende gegeeten hebben : zoo
zaten ook de Jooden^ welke zoo men meent
ten tyde van lucullus en pompejus zoo
wel als andere overwonne volken de gewoon-
te van hunne Overwinnaars hebben overge-
nomen , om aan tavel op beddekens te lig-
gen , gelyk de Romeinen, die het weder van
de laatere Grieken en deezen van de Ooster-
E a Uw
-ocr page 89-<j8 de tafel-gewoonten
Ungen geleerd hebben. Hebt gy wel opge-
merkt in het boek van judith , dat zy
gezegd .wordt zekere vellen van iïagoas ,
den kamerling van holophernes, ontvangen
te hebben, om dezelve te fpreiden cn op te
zitten eeten. Zoo plaatfte homerus zyne gas-
ten op zagte vellen aan het ftrand, en even
zoo zaten ook de Germaanen op het gras
neder, wanneer zy onder den blooten He-
mel aten , ook wel op riet, biezen, boora-
hladen; maar de aanzienlyken op beestehui-
den , by welken in dit zitten ook wel dc-
gelyk op den rang wierd gelet. Hy, die
zich de eerfte in braafheid en dapperheid
rekende, nam de eerfte plaats en. de keuze
uit de eerfte en beste ftukken wierd hem
ook voor anderen eershal ve aangeboden. Elk
plaatfte zich naast hem volgens zynen rang
in het ronde.
M. Dat zou men thans verv/aandheid re-
kenen, wanneer iemand vooraan ging zitten,
zonder dat hem door anderen zyne plaats
wierd aangeweezen.
E. Ik weet niet , of men dit juist als
eene verwaandheid moet aanmerken in een
tyd, waarin de gewoonte dit medebragt. Het
gevoelen van den\' vermaarden Klopftok, dat
elk zoo wel de vermogens van zynen geest
niag kennen als de kragten van zyn lig-
haam , komt my gegrond voor. Elk kan
en mag zyne waarde kennen. Hier kwam
het
-ocr page 90-\'i\'iet meest op de kragten des Hghaams en
de kloekmoediglieid van geest aan, waar van
blyken by elk bekend waren cn deeze
Waren het tefrens , welke iemand tot het
grootfte aanzien bevorderden, waar door hem
Van zelf de eerfte plaats wierd ingeruimd.
Intusfchen gebeurde het ook wel, dat dee-
ze hem door een ander betwist wierd ,
Wanneer het gefchil doorgaans door de wa-
pens moest beliegt worden. Voorts plaatften
zich in deeze plcgtige maaltyden de Schild-
draagers agter de aanzittende gasten van den
eerften rang; maar die de fpeeren voerden
gingen tegen hun over zitten, elk op zyne
plaats , zoo dat zy te zamen een ronden
kring . uitmaakten. De eerstgemelden • wierden
dus als Schildknaapen of Wapendraagers en
f^e anderen als ■ Medemakkers CommïUtones
aangemerkt , welke daarom nevens de Ede-
len aanzaten , fchoon met eenige onderfchei-
ding. Zoo vinde ik by athen^us van de
iiationaale maaltyden der Gallen aangetekend,
en ik twyfel niet of het zal ook by de
Germaanen^ vooral in hunne maaltyden, die
^y gelegenheid hunner volksvergaderingen ge-
Ïïouden wierd en, op dergelyk een voet toege-
gaan hebben. Het onderfcheid der rangen
iiad toch mede by hun plaats, hoewel vol-
gens eene andere verdeeling, als by de Gal-
liërs, In \'t gemeen hadden gewoonten
E 3 van
fo de tafel-gewoonten.
van beide volleen zeer veel overeenkomst, daar
zy denzelfden oorfprong hadden, al wai-en hunne
denkwyzcn en zedelyke bediyven te dier tyde
reeds zeer verfchillende. Dergelyke dischplegtig-
heden vinden wy van Ae Scythen en Thrnciers
ook aan geteekend , waarom wy ze te veili-
ger aan de Germaanen, hunne afilammelin-
gen , mogen toefchryven. - Wanneer nu
elk dus gezeten was , wierden de fpyzen
op aarden, houten of van teenen gevlogte
fchotels zinlyk aan gebragt , en op de laage
taveltjes voor elk der Gasten van den aan-
zienlykfLen af tot den geringflen toe neer-
gezet. ,, By enkelden trof men ook wel fcho-
tels van metaal, zelfs van zilver aan. Men
begon met vleesch en brood, het geen dan
in een ruimer maate bedeeld en aan elke
portie vleesch vastgemaakt wierd. Niet meer
dan een foort van fpyze teffens wierd er
aangebragt en afgenomen , even als by de
Indiaanen , Arabieren en Moorfche volken,
die nog onveranderlyk by hunne oude ge-
woonten gebleeven zyn, in gebruik is.
M- Zy fchynen dan wel gewapend ge-
weest te zyn. Ik zou zulk een maakj\'d
met fchroom bygewoond. hebben : dan nog
liever by onze vreedzaame boeren,
E. Daar plagt het ook zoo ftil niet toe
te gaan by hunne feesten en gelagen. Ja,
de Germaanen bragten ook hier hunne wa-
pens
DER BATAVIEREI^. 71
pens mede, en de aanzienlyken hielden het
ZAvaard op zyde, dat by den gemeenen
krygsknegt al, onder de Germaanen fpaarzaam
gevonden wierd. Maar de vrouwen , fchoon
zy al de dagelykfche maaltyden bywoonden,
waren by deeze Gasteryen niet\' tegenwoordig.
M. Gebruikten zy ook mesfen, vorken en
lepels , gelyk wy ?
E. Van de laatfte vinde ik niets gemeld,
Verfcheide volken weeten zich zonder dezelve
zonderling te behelpen, en dit zullen de Ba-
tavieren ook gedaan hebben. De ftukken
vleesch wierden aan zoo veel deelen gefne-
den, als er gasten waren, met een mes,
dat daar toe gehouden wierd, en voorts
hadden de meesten een mes of het geen
daar voor dienen kon by hun zwaard han-
gen , waar mede zy het verder kort
maakten.
Vr. Wie bediende hen ?
E. Meest hun eigen zoons en dogters ,
die de kindsheid nog niet hadden afgelegd,
en voorts hunne Schildknaapen of Wapen-
draagers, wier plaats in laater tyd door Lyf-
knegten en by de Vorften, door Pages ver-
vangen is. Deezen waren het ook, welke
Voor de gasten infchonken en hun den drank
aanbragten.
D. Dat is zoo ! wy hebben hier nog
ïiiet om gedagt. By zulke hartige maalty-
E 4 den
7a dedrani.
Ai
den past een goede teug. Wat dronken zy\'i
E. Hun gewoone drank is buiten twyfFel
water geweest , dat de Hemel overal, maar
voornaamelyk hier te lande bezorgd heeft als
het beste en gezondfte middel, om den dorst
te lesfen. Hoe gelukkig zoude het zyn, in-
dien het menschdom zich hier mede te vre-
de gefteld had. Maar de Germaanen zelfs
waren al vroeg op vonden bedagt, om de
eenvoudige en goede beftelling der Voorzie-
nigheid te verbeteren. Water met melk of
wat honing gemengd, waar van zy zich ook
veel bedienden , waren nog niet voldoende
om de zorg van \'t hart te fpoelen en de
■ vreugde op plegtige gastmaalen en vrolyke
byeenkomften te wekken; er moest nog iets
zyn van een verhevener fmaak , het welk
hun tot dronkenwordens toe eene verheuging
kon byzetten.
D. Indien de mensch tot opbeuring zyner
geesten en verfterking der zenuwen dergely-
ke vogten noodig heeft, zyn zy het zeker,
die in de Noordelykfte ftreeken woonen, en
deezen kunnen ook het meest verdraagen.
Wonder zou het dan zyn , daar de Wil-
den in wanner luchtftreeken uit gekauwde wor-
tels en het fap van Klapperboomen hun-
ne verheugende dranken weeten te bereiden,
dat de Germaanen ook niet iets dergelyks
zouden uitgevonden hebben. Wat gebruikten
zy daar toe ? E.»
i.ijis\'
-ocr page 94-deE. batavieren. .iI9
E. Tacitus zegt ons , dat zy een drank
uit gerst en koorn bereidden. De mecsten
denken, dat dit dezelfde drank geweest is,
welken wy Bier noemen.
R. Is het Bier van zulk een hoogen ou-
derdom ? dat had ik niet gedagt.
E. Benevens den wyn was het Bier by
de aloude volken in het algemeen bekend,
hoewel onder zeer verfchillende benaamingen
van QeVia of Ceria by de SpanjaardsCer-
voife by de Galliërs , waarvan plinius
het Cerevifia der Latyrien of Cervigia der
Italiaanen afleidt. De Deenen en Nooren
/ noemen het Oei, de Slavon\'iers OU, waar
van het Engelfche Ale ; onderfcheiden van
Beer , dat men met een \'Duistch woord
Bier en het Franfche Biére van het He-^
breeuwfche Bar, koorn, of het Egyptifche Bi"
riah wil afleiden. De Ouden hadden zoo veel
met deezen drank op , dat zy volgens dio-
door den Siciller aan osiRis of bacchus
daarvan zoo wel als van den wyn de uit-
vinding toefchreeven in zulke landen, daar
de druiven tot geene genoegzaame rypte kwa-
men , om er wyn van te persfen.
R. Plet Bier is evenwel meer gefchikt om
dorst te lesfen, dan om vrolykheid en dron-
kenfchap te verwekken.
E, Wanneer het oud geworden is, neemt
het toch een dronkenmaakeiidc kragt aan.
74 D e D R a n k
Maar buiten hetzelve zullen zy zich ook
wel van andere meer geurige en kragtige
dranken hebben weeten te bedienen , welke
men by verfchillende volken in eene groote
verfcheidenheid aantreft. Zoo leest men in
de gewyde Schriften niet alleen van Wyn ,
maar ook van fterken Drank. (*) Deezen maak-
te men van ouds ook uit gerst , en was
waarfchynlyk dezelfde, welke by de Egypte-
, l\'i _ naaren Zp-hum of Zythits genaamd wierd. Het
is insgelyks al een oude uitvinding, om van
Iv\' het koorn tweederley drank te bereiden, de
eene door kooking en de andere door fer-
mentatie of gisting. Men weekte en mengde
gerst of tarw met water, tot dat dezelve
I door zekere bederving en gisting zuuragtig
wierd , en een wynfmaak verkreeg , waar
mede men zich wist te behelpen, zoo lang
de kunst, van overhaalen niet bekend. was.
Zoo fpreekt ook AXHENyEus van wyn uit
gerst gemaakt. En het kan wel zyn dat
tacitus geen andere, dan zulke Kooren- of
Mout-vi/yn bedoeld, om dat hy zegt: „ een
vogt uit gerst of koorn, dat een foort van
bederving ondergaat, tot dat het eenige hoe-
^ danigheid van den wyn heeft aangenomen ,
C) Levit. lo: Num. 6: 3. Rigt. 13: 4. Spr.
2g: i. Luc. i: 15.
deE. batavieren. .iI9
verftrekt hun tot drank." (1) plinius kan
het zelfde in de natte of geweekte vrugten
bedoeld hebben , waar van hy fpreekt, ten
zy men hier door de Sidre of Cider ^ appel
of peere - dranken verftaan wil , welke ook
al vroeg in gebruik waren, zelfs in de Ne-
derlanden, _ By dit alles kan men nog
de Mede voegen. De alleroudfte gedenk-
fchriften der Noordfche Volken gevvaa-
gen van een drank, die, zy uit hop ,
honing en water bereidden. Zelfs geloof-
den zy , dat de Krygslieden, die zich in
dit leeven alleen by het Bier gehouden
hadden , daar de Mede meer voor de
vrouwen en wellustigen was , in de Val-
haïla of het Paradys geduurig Bier en Me-
de zouden drinken , zoo veel zy lustten.
Wat dunkt u, konden zy het met een en
ander van deeze dranken niet wel ftellen ?
D. Zy hadden aan het Bier alleen genoeg.
Ik beklaag het geduurig, dat deeze oude
Vaderlandfche , en wanneer dezelve wel be-
reid is, gezonde en welfmaakende drank zich
thans in een veel enger kring bepaak van
de Noordfche Ryken , Duitschland, Enge-
land en de Nederlanden.
1 Men meent, dat »tacitus anders het woord
decoSlum met suetonius of cerevifia met plinius
zou gebruikt hebben.
75 d e d r a n k
R. En hoe zeer is het gebruik daarvan
in de Nederlanden zelfs afgenomen zedert
het overraaatig drinken van kolfy en thee !
D. Gy moogt er wel byvoegen van den
AVyn en fterke Dranken. Dranken, welke zoo
veel fchadelyker zyn , als zy de lighaamen
te meer verzwakken , en de harsfenen te
fpoediger op den hol helpen , waar uit men
het verderf der zeden en het verval in on-
ze mannen en vrouwen vóór een groot ge-
deelte kan afleiden. - Waarlyk, ik moet
my zoo dikwerf fchaamen , als ik ons ge-
flagt vergelyke by de welgevoede en welge-
kleurde bierdrinkers van voorige eeuwen.
\' Fr. Hadden de Batavieren ook geen wyn?
E. Wyl de Germaanen eerst eenige eeuwen
naderhand zich op het planten van den wyn-
ftok en den wynbouw hebben toegelegd, en
de Galliërs zelfs toen nog hun Wyn uit
Italien moesten hebben , kan men ligt be-
grypen , dat dezelve in deeze Oorden zeer
zeldzaam was, waar de Galliërs den meesten
liandel dreeven. Zy......
D. Welk eene verandering! Vrankryk en
Duitschland zyn nu de wynkelders van Eu-
ropa.
E. Zoo is het ook, maar yolgens jus-
TiNus hebben de Grieken , die zich in het
153 of i54fte Jaar na het bouwen der ftad
Rome te Marfeille neergezet hebben , het
plan"
-lii:
deE. batavieren. .iI9
planten en behandelen van den wynftok het
eerst daar overgebragt. Hoe veel tyd was
er niet noodig eer dit algemeen wierd? Na
den dood ,van julius c^sar had men er
nog in de minfte provinciën van Gallien
eenige kennis aan. Ten tyde van strabo
bouwde nien wel wyn in Portugal, maar
zoo weinig, dat van den voorraad op het
-Feest na den wynoogst gebruikt, maar wei-
nig overfchoot. Eerst in de negende Eeuw
na Christus geboorte vinden wy in eene
verdeeling tusfchen de Zoonen van den Kei-
zer lodewyk den vroomen van Wynbergen
in Duitschland gewag gemaakt. Nu kunnen
Duitschland^ Vrankryk^ Spanjen Portugal,
Italien , Griekenland , Madera , de Kaap
en welke niet al meer naauwlyks genoeg
opbrengen om de behoeften, laat ik liever
zeggen de zweïglust der hedendaagfche in-
wooners van Europa te voldoen. Welk een
verlies voor den Landbouw, welk een mis-
bruik 1--maar ik wilde nog iets van
de oude Germaanen zeggen. Zy , die aan
den oever van den Rhyn of andere Rivie-
ren vsroonden, ruilden den wyn wel eens in;
maar by alle Germaanfche volken wierd ze
niet gevonden , en by fommigen in \'t ge-
heel niet toegelaaten. Voor twee eeuwen
was de wyn in de meeste plaatzen van
öns l^d nog zeer zeldzaam, Ten platten
• lande
-ocr page 99-78 de drinkgereedschappen
lande wierdze in \'t geheel niet , en in
veele Steden, vooral van Vriesland^ alleen in
de artzeny - winkels gevonden , wyl men de-
zelve als een geneesmiddel aanmerkte.
D. Wy waren er niet te ongelukkiger
om. Nu drinkt elk Wyn , en dezelve is
door het ■ misbruik voor\' duizenden een doo-
delyk vergif geworden. Van welke drinkge-
reedfchappen bedienden zy zich ?
E. Men was van ouds niet alleen ge-
woon te drinken uit aarden Kroezen of Kan-
nen , houten Bekers of Nappen, uit wortels
van berkenboomen of uit boekenhout toege-
fteld en daarom Berkenmeyers of Beukenbe-
kers genaamd: maar men bediende zich ook
op plegtige tyden van Hoornen dier wilde
osfen , welke zy in hunne bosfchen gejaagd
en gedood hadden , waar van de rand wel
eens met zilver of ander metaal omzet wierd.
Zoo verhaalen ons c^sar en plinius. Hoe
grooter Hoornen iemand vertoonen kon hoe
meer roem hy behaalde; waarom zy met zoo
veel gevaar gezogd , en met zoo veel zorg-
vuldigheid bewaard wierden. Men vond ze
die tot twee pinten nats konden houden.
D. My ftaat voor van de Drinkhoornen
der Ouden wel geleezen en zelfs afbeeldin-
gen gezien te hebben.
E. Meu heeftze naderhand met groote
kunst van ygoud of zilver nagemaakt, gelyk
in
-ocr page 100-der. batavieren. sif
in de beroemde Deenfche en Oldenhurgfche
drinkhoorns blyl^t. Dit bleef zoo - gemeen
in de Noordfche landen, na dat het Chris-
tendom er al ingevoerd was , dat men in
de Rhunifche Almanakken de heilige dagen
betekend vindt door een of twee drinkhoorns
met de punten onder tegen elkander en met
het mondftuk omhoog. De oude Scythen en
andere volken waren ook gewoon uit Bek-
keneelen en Harsfenpannen van hunne vyan-
den te drinken , welken zy in een twee-
flryd , of in den oorlbg gedood hadden.
Deeze Bekkeneelen zaagden zy tot de wink-
braauwen af, zuiverden en bekleeddenze,
de geringen met een ftuk van een huid,
de ryken met goud of met zilver. .Deeze
wierden vooral op plegtige maaltyden ver-
toond en gebruikt, maar niemand mogt er
uit drinken, dan die een vyand overwonnen
had. De oude Galliërs waren ook niet ge-
heel vreemd van deeze gewoonte. livius
verhaalt, dat zy het hoofd van den Room-
fchen Veldheer lucius posthumius wien zy
in een veldflag overwonnen , met groote
vreugde en plegdgheid in hun heiUgdom
bragten , het bekkeneel , na dat het gezui-
verd was met goud overtrokken, en tot een
beker voor den Priester-aan hunne Goden wydden.
R. Foei ! dat was vies en wreed, was
men dit by de Batavieren ook gewoon ?
de drinkgeïleedscitappei®
E. Daar men wel van hunne Drinkhooi-
nen en niet van zulke Bekkeneelen, die nog
veel meer van dc gebruiken der Romeinen
afweeken , vind gewag gemaakt, meenen wy
te mogen befluiten, dat zulics by hen geen
plaats had. By de Noordfche volken was
het evenwel in zwang. De oude Deemn
geloofden volgens bartholin en wormus ,
dat hunne Helden, die voor het Vaderland
gefneuveld waren, in de Valhalla met odin,
die niet dan Wyn tot zyn drank en voedfel
gebruikte, bier zouden drinken uit de Bekkenee-
len van hunne verflage vyanden. Dit was het,
waar mede een hunner koningen, die by
zyne flrooperyen in Schotland in een ake-
lige gevangenis aan Slangen en ander on-
gedierte ten prooi was gegeeven , zich
troostte in een gedicht, dat nog voor han-
den is. Dc drinkfchaalen, welke men van
goud en zilver plag te maaken, zweemen
hier eenigzins naar.
D. Een zeldzaame troost waarlyk. ——
Namen zy \'ook eenige plegtigheden by het
drinken in agt ?
E. De voornaamfle van het gezelfchap,
doorgaans de dapperfte, dronk eerst den
hoorn of beker geheel of ten deele uit,
naar het hem goed dagt , en bragt het
den geen, die naast hem zat, deeze gaf
hem weder ingefchonken aan zyn buurman.
Zoo
-ocr page 102-\\
200 dat zy allen uit één kroes of hoorn
dronken , tot dat hy rond was. tiet wierd
toch als een fmaad aangemerkt, iemand een
beker , aan te bieden , zonder dat men er
Zelf eerst uit gedronken had. En hoe
meer iemand in dapperheid uitmuntte , hoc
meer het hem vry ftond te drinken.
D. Dronkenze ook Gezondheden ?
E. Zeer waarfchynlyk : de oude Perfen
deeden dit reeds volgens plotarchus , en
dit ftrookte zeer wel met de denkwys der
Germaanen. Deeze gewoonte heeft zekerlyk
tot dronkenfchap en twist dikwerf aanleiding
gegeeven , evenwel kan ikze niet wel geheel
aflcha-ften, wanneer ik my by myne welmee-
nende vrienden .bevindt. De Gezondheid is
toch de grootfte fchat, zonder welke wy
geen genot van eenige aardfche gelukzalig-
heden kunnen hebben , waarom men dezelve
boven alle dingen , tot een blyk van waare
genegenheid elkander heeft willen toewenfchen.
De Grieken en Romeinen dronken hunne Ge-
zondheids-bekers met- nadruk. Ook dron-
ken zy die , ter eere van hunne Helden,
hunne Vrienden en Minnaarcsfen.
D. Ik twylfel niet , of er zal by zulke
maakyden vry wat omgegaan zyn.
E. Geen vv^onder, zulke eeters konden wat
fpys verduuwen. Zy braadden ook daarom ge-
heele ftukken van beesten teffens: deeze wier-
II. deel. F den,
-ocr page 103-§2 drink-gewoontïn
den, wanneer zy klaar waren, aan klei-
nere brokken gefneden, en aan elk naar rang
omgedeeld, gelyk wy reeds gezien heb-
ben. Zy beeren er fmaakelyk in, en
het zou der moeke waardig geweest zati ,
zulk een graage maaltyd te aanfchouwen. —
HOMERUS laat ook zyne gasten rykelyk fchaf-
fen , en in de Gefchiedenisfen van abra-
ham vinden wy blyken, dat de Oudvaders
fterke eeters geweest zyn. tacitus, fchoon
hy alle lekkernyen en toeftel van de tafels
der Germaanen uitfluit, merkt egter meer -
dan eens aan ^ dat er overvloed was.
Wy mogen daaruit befluiten, dat, fchoon
de Germaanen onze in- en uitheemfche de-
iicatesfen niet kenden , dat zy zich hebben
weeten goed te doen. En even daarom, wyl
hunne fpyzen eenvoudig, zonder eenig fcha-
delyk bymengfel waren zoo als het land ze
opgaf, en in hunne graage maagen Hgt ver-
teerd wierden, bevonden zy er zich wel
by. Het drinken was naar evenredigheid.
Zomtyds duurde het wel den ganfchen dag
en nagt over : dit wierd niemand volgens
tacitus tot fchande gerekend; - of het
duurde zoo lang er iets van den voorraad
voor handen was. Dit bragt de welvoeg-
lykheid mede.
D. Dan zal er wel eens een glaasje of
liever een beker te veel gedronken zyn,
der batavieren^ bg
Trouwens daar hadden de Germaanen al lang
den naam van.
E. Zoo hadden zy:— tacitus legt de
dronkenfchap hun ook te laste,; Ik kan er
- hen ■ niet geheel vry van fpreeken; elk volk
heeft toch een heerfchend gebrek: maar pli-
nius toont in zyn uitmuntend hoofdftuk over
het misbruik van den w^yn, en de uitwerk-
felen der dronkenfchap, ik meen het twee en
twintigfte van zyn vyftiende boekj aan, dat de
dronkenfchap by alle oude bekende Volken
plaats badi De oude Romeinen zelfs, vider
maatigheid zoo geroemd wordt, vergistten zich
wel eens , wanneer zy aan den gang wa-
ren , en hunne nakomelingen waren in de
eeuw van tacitus de grootfte zwelgers van
den aardbodem. Hy behoefde dit den Ger-
maanen dus niet met uitzondering toe te
fchryven, by welken egter wegens hun tem-
perament en koude noordelyke landftreeken het
fterk drinken veel meer te verontfchuldigen was»
— Zy hadden er zoo veel gelegenheid niet toe^
het geen gy kunt opmaaken uit het geene
vvy van hunne dranken gezegd hebben. Ik
Itan my toch niet verbeelden^ dat deeze, die
zelfs maakten j zoo veel geest en kragt
hadden; - en zulke fterke en groote lig-
haamen konden wat veelen.- Ook zullen zy
«r buiten hunne maaltyden door den dag geen
gebruik van gemaakt hebben. En wat
F ft
-ocr page 105-§4 d r i N K-G e W 0 0 N T E N.
den Wyn betreft, het kan zyn, dat zy, die
er de kragt niet van kenden, maar den fmaak
beminden , zich menigmaalen vergist hebben,
wanneer men hun den beker vol op gaf ;
maar dit maakt hun nog tot geene dronkaarts.
Men kan daarenboven al de Germaanen^ die
zoo veele volken uitmaakten, ,in dit geval niet
over eenen kam fcheeren. Wy vinden van de
Nerviërs niet alleen, maar ook van de Belgen
en de Sneven by c<®,sar aangetekend, dat zy
den invoer van den Wyn niet toelieten, om
dat die aanleiding tot weelde en verv/ildéring
van Zeden gaf. Dit verwekt in ons de
gunftigfte gedagte van de onthoudendheid van
deeze volken : en terwyl de Batavieren, de
uitmuntendften onder de Germaanen, van de
Sneven afftamden , en aan de Belgen grens-
den , kan het zeer wel zyn, dat ook zy
aan dit misbruik niet zeer fchuldig waren.
D. Dat is zeer wel mogelyk; ik verbly-
de my zoo zeer, dat onze Voorouders met
zoo veele waarfchynlykheid . wegens deezen
laster kunnen verontfchuldigd Worden , als
ik my bedröeye , dat dezelve by ons
zoo zeer thans de overhand heeft, zèh^s
boven veele andere Natiën , de Fr an fchen ,
de Spanjaards en de Italiaaüen, Wat. wordt
hier niet al wyn verilonden ! Het fterk
drinken gaat wel af op aanzienlyke gast-
iriaalen in groote Steden, maar in andere
gaat
-ocr page 106-d e r b a t a v i e r e s5
gaat liet nog zeer in zwang, terwyl de
fterke drank, hoe langer, hoe meer onmaatig
gebruikt, als een voorteetende kanker de Na-
tie vergiftigd , en duizend huisgezinnen tot
den bedelzak verarmt.— Heeft myn eelhart
nog meer over de tafel-gebruiken der Get\'
maanen of Batavieren aantemerken ?
E. Ja , nog dit valt my in , dat -zy
zich vi^iesfchen , volgens tacitus , eer zy
aten. Dit kan niet alleen verftrekken tot
verzwakking van den laster van morsfig»
beid , welke men hen heeft aangewreeven:
maar mag mjen ook hier uit niet befluiten,
dat zy geenfins als de beesten hun voed-
fel hebben genuttigd , maar dat er eene
behooiiyke geregeldheid over \'t geheel is in
agt genomen ?
Vr. Dan zyn zy niet zonder bidden aan-
gevallen , nog zonder danken weggeloopen,
elk na dat hy het lyf vol had, gelyk
men thans in de groote waereld pleeg te
doen.
E. Indien het dus by hun ware toege-
gaan zou het veel meer iii te fchikken zyn
geweest , dan van zulken, die onder de ver-
lichte Christenen en befchaafde lieden gere-
i^end worden. Wat hieromtrend by de Ba-
tavieren in agt genomen wierd, kan ik niet
in \'t byzonder bepaalen : maar. dit. kan ik
^ zeggen, dat de verlichfte en befchaaffte
F 3 Hei-
86 DRINK-GEW PONTEN
Heidenen gansch anders op dit ftuk dagten,
quintiliaan zegt crgens. — ,, Wanneer wy
aan tafel gegaan zyn roepen wy de Goden
aan". En arnobtus herinnert de Heidenen,
dat zy hunne maaltyden heilig maakten\', door
het opzetten van zoutvaten -en de afbeel-
dingen hunner Goden , welke tavel-Goden
genaamd wierden. Men was niet alleen ge-
Woon by de OfFermaalen een geheiligden be-
ker te drinken , en een weinig uit den zei-
ven te ftorten op het hoofd van het offerdier of
op den altaar, maar ook aan andere maalty-
den een weinig wyns ter eere van eene of
andere Godheid op tafel te plengen. De Grie-
ken dronken drie plegtige bekers , éénen ter
eere van de Hemel-Goden, éénen ter eere
van hunne halve Goden of Helden, en den
derden ter eere van jupiter.— Waarby dan
nog wel voor den laatften , na het eindigen
van den maaltyd ^ de Beker van den goeden
Geest gedronken wierd. Zoo vernieuwden zy
geene gelegenheid, om aan hunne Afgoden te
denken ; hoe veel te meer moesten wy dan
geene plegtige en gunftige gelegenheid ver-
zuimen, om te denken aan dat Wezen, ^an
het welke wy alles verplicht zyn, om
den Schepper van Hemel en Aarde hulde
cn eerbied te bewyzen !
Vr. Op welke tyden yan den dïg hielden
zy hunne maaltyden?
E. Ik heb hier van weinig of niets aangete-
kend gevonden. De Romeinen onderfcheidden
wel vyf eetenstyden, maar ik denk dat de Ba-
tavieren niet meer dan drie gehad hebben. Des
morgens , des middags en des avonds.---
Deeze zyn toch de algemeenfle. Of zy
moesten het roet twee Maaien hebben afge-
zien, des. \'s morgens (*) en des \'s avonds
gelyk de Laplanders ; een zeer oorfpron-
kelyk volk , van \'t welke ik u, by ge-
brek van andere berigten , een en ander
tavel - gebruik uit scheffer zal mededee-
kn , het welk tot opheldering van eeni-
ge zaaken kan llrekken, die wy reeds heb-
ben aangemerkt. „ Des \'s morgens gebrui-
ken zy zeer weinig Ipys, beftaande uit een
weinig Kaas en gedroogde Visch of een
klein ftukje Vleesch. Het avondmaal is ry-
kelyker; dan eeten zy vleesch en allerleye
fpys. \'s Winters is hun eetplaats binnen dc
deur , maar \'s Zomers daar buiten op groe-
ne zooden. Zy zitten rondom den ketel cn
de haardftede, die in het midden der tent is.
Zy gebruiken nog ftoelen nog banken, maar
zitten - op den grond neder of liggen op een
uit-
C) Zou TACITUS ook dit willen te kennen gee-
> wanneer hy van het flaapen en wasfchen der
^^ffnaanen gefproken hebbende, er aanftonds by-
lauti cibum capiunt. M. G. c. 22.
- F4
-ocr page 109-83 DE GASTVß-YHEID
uitgefpreide huid of met de beenen fcruisgewys
onder het lyf,. in een ronden kring. ■ Zy Zet-
ir . ten de fjsys niet op de tavel, niaar elk
krygtze op een bord. Zy danken God op
eene plegtige wyze als den Geever alles
goeds volgens zekere formulieren. Na het ein-
digen van den maaltyd geeven zy elkander dc
regtehand, en zetten de een den anaer aan,
om vrecde en vriendfchap te onderhouden."
D. Hielden de Batavieren hunne plegtige
maaltyden dikwerf ?
E. Zeer dikwerf. Er was geen volk, het
welk hier van zoo veel zyn werk maakte,
en zoo veel genoegen in Gasteryen vondt,
volgens TACITUS, als de Germaanen.^ waar-
om ik dezelve ook onder hunne Vermaaken en
Tydkortingen gerekend hebbe. Er had geene
verkiezing vaa Vorsten , geene Oorlogsver-
klaating nog- Vredesonderhandeling plaats ;
meU; hieldt geene Byeeukomst over zaaken
van eenig belang, of dezelve wierden met
eene plegtige vriendelyke maaltyd geopend of
bellooten. Men geloofde, dat de mensch ,
en Vooral de deftige Germaan niinmer" zy-
ne gevoelens, met meer openhartigheid uitte
en beter gefchikt was tot kloekmoedige be-
fluiten, dan wanneer hy door. een frisfen
dronk aan een vrienden tafel - Ycrheugd was.
Een volk, het welk nog argdenkend nog
listig is , opent ;acrgens liever de geheimen
van
-ocr page 110-vau het\' haft, dan .oj? zulk een-vrye, plaats.
Elk zegt hier zyne gedagten zonder, eenige
veinzery of terughouding.; Eu -dat opmer-
kelyk is, HERODOOT tekent hetzelve van de
Peffen aan , die men met dc CeJuy. , tot
Weiken de Qermaanen en Batavieren be-
hoorden , van eenen oorfprong rekent. Maar
behalven -deeze Nationaale vergaderinge» cn
Maakyden , welke even als by de Israëli^
ten veel toebragten tot onderlinge liefde en
verllandbouding, waren er. buiten twyffel nog
yeele andere, by de onderlinge Verzoening van
vyanden, bet Sluiten ^van eene Echtverbinte-
nis , de Ukvaart der Overledenen, of tot
enkele Wedervergelding en onderhouding van
V\'riendfchap , welke de Batavieren opder el-
Jkander plcegen te houden.
Vr. Terwyl er dikwerf gewigtige zapkcn
op die groote maaltyden verhandeld wierden j
daarze a!Ie gewapend waren, zullen er wel
eens onaangenaamheden voorgevallen zyn, waur
neer tegenflrydige gevoelens, met hevigheid
wierden ftaande gehouden, vooral wanneer
het gezelfchap door den drank verhit was.
E. Dit kau niet wel anders weezen, of
zulk een maaltyd moest by eene vrye oor-
^ogszugtige naiie wel eens in een Poolfchen
%sdag verkeeren. Zy hielden zich, volgens
^^et berifft vau tacitus niet lang met fcheld-
O
■Woorden op , • maar kwauieu ras tot daade-
F 5 lyk-
9© de gastvrvheid^
lykheden , ja dikwerf tot uiterften ? Schrik
niet ROZEMOND , de meeste, verre de mees-
te hunner maaltyden liepen vrolyker af. Men
onderhieldt elkander over de braave daaden
der Voorouderen; — vertelde de gevallen, die
men zelfs ondervonden had: of men vereeuwigde
de gedagtenis der Helden met het zingen
van liederen. En By deeze gelegenheid was
het vooral, dat men eenige Jongehagen, daar
toe afgerigt, naakt tusfchen fcherpe geweeren
liet fpringen of fpiegelgevegten houden, waar-
by elk zyne kragten en vaardigheid toonde,
en alles toebragt om het gezelfchap te ver-
maaken.
D. Waren zy ook zoo gul voor eenen
Vreemden als voor eikanderen ?
E. O ja, fchoon onbekend , noodigdcn
zy hem in hunne wooningen, en booden
hem aan, het geen zy hadden. Elk zogt
om flryd de eer te hebben van herberg-
zaamheid te mogen oeffenen, tenvyl zy het
daar voor hielden , dat de zulken als be-
guniligden des Hemels moesten aangemerkt
worden, waarom zy ook eene mishandehng
aan den Vreemdeling gepleegt hooger opnamen,
dan of ze eenen Inboorling was aangedaan.
D. Indien dat zoo was, gaven zy de
Aartsvaderen in herbergzaamheid niets toe.
E. Ik heb u niets verhaald, myn vriend,
luiten het geen gy by diodoor den Sict-
Ikr
-ocr page 112-deE. batavieren. .iI9
ihr vinden kunt: maar behalven dat, lleun
ïk op het gezegde van mynen tacitus over
de Zeden der Germaanen. Laat ik u dit
gedeelte eens voerleezen , ik heb hem hier
by de hand. ,, Er is geen volk het welk
ïneer werk maakt, van met elkander in ge-
zelfchap te eeten en herbergzaamheid te oef-
fenen. Iemand der Stervelingen niet onder
zyn dak ie Mnllen neemen, wordt als een
Qndaad (jiefas) aangemerkt. Elk ontvangt
hem naar zyn vermogen aan een welvoor-
Zienen i disch. Wanneer de voorraad ont-
breekt , wordt hy, die zoo even de gast-
heer was, de aanwyzer van een herberg en
leidsman van den Vreemdeling. Zy gaan
ongenoodigd naar het naaste huis, het kan niet
Verfcheclen waar , want zy worden overal met
dezelfde beleefdheid ontvangen. Niemand fielt
er eenig onderfcheid in , of iemand bekend
of onbekend is , voor zoo veel het recht
Van gastvryheid aangaat. Indien gy van hem ,
die vertrekt iets vraagt , is het de gewoon-»
te , het zelye toe te ftaan : maar het ftaat
hem insgelyks vry iets te verzoeken." Dus
êefchièdde deeze herbergzaamheid geenzins uit
baatzugt, want dc gefchenken wierden hier
en weer verwisfeld. Men . moet het
aanmerken als een teken van aandenken of
pand van vriendfchap, die Waard en Gast
alkander, met dezelfde welmeenende gulheid
pa de G A S t v r y ii e i d
afvroegen. Daarom voegt tacitus er nog
by. „ Zy houden veel van gefchenken te
geeven en te ontvangen : maar het eerfte
rekenen zy niemand aan , en door het laat-
fle houden zy zich geenzins verphgt, of
afhankelyk."
D. Genoeg, eelhart genoeg! ik ben ten
vollen overtuigd van de edelmoedige denk-
vvyze van de Batavieren. Dit verfh-ekt een
nader bewys, dat zy geenzins bekrompen cn
bekommerd leefden. Ik ben. . . .
•• E. Laat ik u ten overvloede het berigt
van c^^SAR hl zyne Gallifche Oorlogen ,
myn ander handboek, . nog voorleezen. „ Zy
houden het ongeoorloofd Vreemdelingen te
mishandelen. Elk die tot hun komt , om
welk eene oorzaak het ook zy, befchermen
tegen alle ongelyk en houdenze voor
heilig. Elk huis ftaat voor hun open en
alle leeftogt is met hun gemeen."
D. Zyt gy nu te. vrede , myne rooze-
MOND ? ik ben het dubbel. ^
R. Ik blyf myn eelhart ten hoogften
verpligt voor het onuitfpreeklyk genoegen, dat
hy ons heeft\' gelieven aan te doen. Ik heb
nu het vermaak gehad van niet alleen met
myne beste ;-vrienden , maar ook met de
Batavieren te eeten en te drinken, en daar
doof eenè\'.zoo onverwagte gelegenheid, om dit
braave volk: meer van naby te leeien ken-
nen.
derbatavieren. 9
îîen. ïk zou v/el haast jaloers op u worden,
myne vredegonde , dat ïk niet telkens dit
geluk met u kan deelen. Welk eene eer
zou ik het rekenen , indien ik verzekerd
kon zyn , dat ik uit dît edelmoedig volk
afftamde. Ik zal hun ten minllen daarin zoo
Veel zoeken natevolgen, als in myn vermogen
is, want om het hi den fterliften zin te dóen,
kan ik niet. Is het niet, zoo , myn die-
derik ?
D. O ja , dan zoudt ge thans alle ReizÏ-
zigers en alle Landloopers in uw huis en aan
Uwe tavel moeten brengen: de omftandigheden
der tyden zyn ook hier omtrend zeer v-er-
anderd. Stel u intusfchen zeer gerust, myn
Lief, uw huis en hart ftaat voor elk goed
mensch open , gy gedraagt u als eene regt-
geaarde Gelderfche gélyk gy zyt en zoo
er nakomelingen der Batavieren zyn , moet
menze hier onder zoeken.
E. In opzigt van de Gastvryheid, Ja !
maar in \'t gemeen munten de bewooners
onzer Landprovinciën hier vry wel in uit.
D. Laaten wy ter nagedagtenis van de
Batavieren eens een boordevolletje neemen :
maar dan moet de beker ook op hunne
Wyze rond gaan. eelhart zal er voor
bedanken , wy zullen hem vervolgßus bedan-
ken voor alles goeds: — onze tyd kort op.
a f s p r a a ki
R. Wanneer zullen wy de vrienden eens
by ons zien ? hoe eer hoe liever 1 maar
mogt ik dan weder iets van de Batavieren
hooren , — mogt ik hunne Vrouwen eens
van naby leeren kennen!
E. Ik neem het aan, roozemond ! Ik heb wel
I;\' reeds de Mannen en Vrouwen in \'t gemeen
; befchreeven. Wooningen voor hun gebouwd ,
Bezigheden en Kostwinningen aangeweezen, en
heden allerleye Voorraad opgedaan : nu kun-
nen wyze laaten trouwen , cn zien hoe de
Vrouwen zich omtrend haare mannen en kin-
deren gedraagen." Dus kan zich dit zeer
wel met myn plan fchikken. —- Laaten wy
den Hemel danken , en dan eene wande-
ling doen.
"F
!
\'V
f
D
De Kuisheid was eene van de Hoofddeugden der
Batavieren, zoo in als huiten het Huwelyk»
Voor deeze inflelUng betoonden zy den groot-
ßen eerbied. De naauwkeurigheid en ftand-
vastigheidwaar mede dezelve wierd gehou*
den. De mans namen zelden meer dan
eene vrouw. De vrouwen maakten zich
zelden aan overfpeJ fchuldig. Zy traden
niet in het Huwelyk , voor en aleer
zy volwasfen waren. Zy gaven in
alles zoo veel mogelyk op de gelyk-
heid agt. De wederzydfche hruid-
fchat en verhindtenis in den Echt. *
De Vrouwen maakten zich nood-
zaakelyk en verdienftelyk doer
het nut ^ dat zy deeden en
getrouwheid , die zy haare
mannen tot in den dood be-
toonden. De hoogagting,
die de vrouwen door haa-
re mannen beweezen wierd ^
enz. enz*
lOERiK. Van harten welkom! wy heb-
ben
pö de bataapsche\';
ben de vrienden een (luk weegs te gemoed
willen gaan , om zoo veel te eer en te
langer, hun aangenaam gezelfchap te kuuucii
genieten. . • •
Vr. Gy verpligt ons zeer!
R. En om zoo veel te vroeger en te
meer van de Batavieren te kunnen hooren.
■E. Zea" .goed myne rozesiond ; ik zal
naar myn vermogen aau uwe nieuwsgierig-
heid zoeken te voldoen.
R. Hoe eerder hoe liever.-— Laaten wy
van agteren de laan ingaan naar de Koepel,
daar heb ik alles laaten gereed zetten , op
dat wry voor den eeten nog wat zouden
afdoen.
D. Welk eene nieuwsgierigheid!\' niet waar
vredegonde : maar dit is de vrouwtjes
eigen.
R. En de mannen niet minder. Is het
in my te berispen , dat ik verlange de
dogters en vrouwen te kennen , uit welke
wy misfchien gcfproten -zyn? - Maar gy
zyt er niet minder nieuwsgierig na, dan ik
diderik!
D. Die geflagtrekeniiig zou zeer moeyelyk
op te maaken zyn, en gy zoudt er mis-
fchien zoo zeer niet mee in fchik weezen
als gy u wel verbeeld , want ik wil het
niet ontveinzen , eelhart heeft my gaande
gemaalvt, om ook injTie Ameuren na te
zien ,
-ocr page 118-^ien , om meer van de Batavieren te wee-
^n: maar zoo het waar is, het geen zy
er van vertellen , wil ik geen borg ftaan
Voor de eerlykheid van haare dogters en
Vrouwen , want de gelegenheid maakt die-
ven. Ik gcloove veel eer , dat men , even
als op het berugte Eiland otahiti de drift
der natuur heeft opgevolgd zonder de rege-
len van welvoegzaamheid, die by de befchaaf-
de Volkeren plaats hebben, in agt tc neemen.
E. Gy zult verfcheide Schryvers aantref-
fen , die de Germaanen en Batavieren met
de Wilden gelyk ftellen, en daartoe ver-
voerd zyn, door den naam van Barbaar en,
Welke men aan elke Natie , die niet tot de
Grieken en Romeinen behoorde, van ouds plagt
te geeven; — en door een verkeerd beOuit ,
dat zy uit deeze en geene berigten getrok-
ken hebben. Ik wil niet Ontveinzen, dat
ikze van te vooren ook in een ander licht
befchouwd hebbe , maar kan nu betuigen,
dat myne agting voor hun begint te lyzen,
Raar maate ik hen meer van naby leere ken-
den, En vooral verdient de gedagtenis der
bataaffohe vrouwen alle eer, voor zoo verre
niet alleen in haaren kring zoo nuttig,
cn Werkzaam waren, als in haar vermogen
\'^^\'as , ggjyi- jj. j^^ype kinderen reeds ver-
haald beb , maar ook onfchuldig aan zekere
ïïnsbruiken, van welke wy de mannen niet
deel. G ge-
ps de b a t a a f s c h e
geheel kunnen vryfpreeken:- Wy hebben
ten minllen genoegzaam niet anders van de
Sexe aangetekend gevonden, dan het geen tot
haaren lof ftrekfC Maar wat heeft myn di-
derik van haar geleezen ?
D. Dat jongetjes en meisjes naakt liepen
tot datze byna volwasfen waren; — dat zy
zich met en onder elkander in de Rivieren
gewoon waren te baaden, —— en dat zy
ouder geworden zynde zeer onagtzaam ge-
kleed waren.
E. , Schoon er , nog een aanmerkelyk on-
derfcheid was tusfchen den een en den an-
der ; — fchoon tyd en plaats verfchil maak-
ten , kan ik u dit alles in \'t gemeen toe-
ftemmen ? maar zult gy my dan ook niet
moeten toegeeven , dat de kuisheid en ont-
houdendheid zoo veel te hooger te fchatten
waren in een volk, het welk zoo veel
gelegenheden had, om daar tegen te zon-
digen ?
D. Zeer gaarne , myn eelhart ! en ik
zal, om de waarheid te zeggen, btyde zyn,
wanneer gy deeze verdenking met zoo veel
waarfchynlykheid zult kunnen tegengaan, als
gy de Batavieren van den blaam van dron-
kenfchap ontheven, ten minften denzelven zeer
veel kragt benomen hebt. Dit doet my de
eerbied zeggen, welke ik de Sexe toe-
draag.
V R O U W E isr. 99
M. Uw Dienaaresfe, myn Heer, de uwé
is er ook mee gemoeid.
R. Onze zaak is in zeer goede Iianderi,
RiACHTiLDE , wees maar gerust.
E. Tacitus lieeft de bedenking al ge-
voeld , welke op zyn berigt- in het hart
zyner leezeren zou opkomen. Hy had ver-
haald , ,, dat de Germaanen alleen eert
mantel tot dekfel gebruiiïten, en voor het
overige ongedekt geheele dagen by den haard
en het vuur doorbragten, waarna hy van de
ryker en overvloediger kleeding der Aanzien-
lyken fpreekt. Hy voegde er by „ dat de vrou-
wen geene andere ftoffen tot kleeding ge-
bruikten dan de mans, behalven dat zy zich
van linnen gewaaden bedienden , welke zy
met eene purper kleur befchilderden; - dat zy
het bovenfte gedeelte van het kleed niet uit-
ftrekten tot mouwen, maar de armen tot aan
de fchouders en dat gedeelte van den borst,
welk daar naast aan is, bloot hebben:" zoo
dra hy dit verhaald heeft,kat hy er op volgen:
„ alhoewel de huwelyken daar geftreng onder-
houden worden. Geen deel hunner zeden zoudt-
ge meer pryzen." -— Hierop geeft hy naaf
^yne gewoonte korte, maar zeer voldoen-
de berigten, waaruit men kan opmaaken ,
dat zy, wel verre van het inft\'mSi der na-
tuur op eene wettelooze wyze op te volgen
Ga al-
f; lOO BE INSTELLING
I
allen eerbied voor de inftelling des Huwe-
I • lyks , zoo nuttig en noodig voor de men-
Ichelyke Maatfchappy, betoond hebben.
R. Dit maakt een goed begin : maar waar
van daan hadden zy deeze Inftelling?
E. Onder de bewyzen van den algemee-
nen oorfprong der menfchen uit eenen flam,
en de overblyffelen van een hooger wetgee-
ving moet zekerlyk het Huwelyk geteld wor-
den. Men vindt er de fpooren van by alle
; Volken , fchoon zy , naar eene meerdere of.
mindere verbastering , verder zyn afgeweeken
3 van de oorfpronkelyke inrigting, die met de
oogmerken van het Huwelyk en de God-
delyke huishouding met het menfchelyk gc--
flagt geheel overeenftemt; of- digter by
dezelve zyn gebleeven. Onder het gering
I ^ getal der laatften moeten zeker de Germaanen
1 gerekend worden : want — daar by zommi-
ge ^Nariën verlclieide mannen zich met eene
jj^ vrouw behielpen ; —- daar de meesten zoo
p\' \' veele vrouwen namen , als hun goeddagt en
I dezelve om de minfte beuzeling weder weg-
li zonden , waren zy de eenigften onder de
Barhaaren, zegt TACITUS , welke zich ffiet
ééne vrouw vergenoegden, uitgezonderd eenige
1 zeer weinigen , welke zich, niet uit wellust
maar tot vermeerdering van hun aanzien met
meer dan ééne in den Echt verbonden. Zoo
vindt
I
-ocr page 122-v a n d e n e c r t. loï
vindt men onder anderen van ariovistus
aangetekend, dat liy twee vrouwen had.
De Germaanen verdienden dus in dit ftuk
geen minder lof, dan de Grieken en Romei-
nen , en gedroegen zich als echte nakome-
lingen van japhetii. Zelfs, ging hunne
kieschheid zoo ver , „ dat by fommige vol-
ken onder de Germaanen geene andere dan
Maagden in het Huwelyk traden , waar
door de hoop en wensch om huisvrouw te
zyn met eens voorby ging. Zy kreegen
maar één man, gelyk zy maar één lyf en
één leeven hadden , op dat haar hoop en
begeerte zich niet verder mogte uitftrekken
en zy niet alleen den man, maar als \'t ware
den Echt mogten beminnen. " Zoo dat de
weduwen daar nooit hertrouwden : dan of
dit by de Batavieren ook zoo ftrikt gehou-
den werdt , kunnen wy niet zeggen. Zy
waren toch, en dit moet men geduurig on-
der het oog houden , de voortreiTelykften
onder de Germaanen.
Vr\\ Mag men hier uit niet befluiten ,
daf zy zich heilig hielden aan eene Verbind-
ïenis, die zoo onverdeeld wierd aangegaan,
^^ zelfs na den dood geëerbiedigd ?
E. Gewisfelyk! dan hier zyn nog andere
bewyzen voor. Maar zeer zelden , maakte
Zich iemand aan Echtbreuk fchuldig. Volgens
Tacitus , wierden de Huwelyken ftreng on-
G 3 der-
loa de kuisch he id
derbouden en de Ovcrfpelen waren onder
zulk een talryk volk allerzeldzaamst, welke
op beeter daad, en wel door den man zelfs
geftraft wierden: daar had hy vryheid toe,
In tegenwoordigheid van haare bloedverwanten
zette hy zyne vrouw naakt, met afgefnede hai-
ren ten huize uit, en dreefze al geesfelende
door al de wyken voort. Schoon andere
tnisdaaden door eene boete konden afgemaakt
worden ; voor eene gem.een gemaakte kuis-
heid was by hun geene vergiffenis. Zeer
opmerkelyk, zeer vernederende voor de Ro-
meinen , en ik ^mag er wel by voegen voor
onzen tyd zyn de aanmerkingen , welke ta-
citus hier op laat völgen.—— „ Geene
fchoonheid, geene jeugd, geene rykdommen
konden haar aan eenen man helpen. Nie-
mant lagt daar om de ondeugden. Te be-
derven en bedorven te worden pleegt men
daar de Waerèld (de mode) niet te noemen."
Wat zegt gy hiervan diderik ?
D. Ik fta verbaasd over zulk een loflyke
getuigenis van een volk , dat men blinde
Heidenen noemt , maar ik ben teffens be-
fchaamd over ons Christendom, dat de God-
delyke inflelling van bet Huwelyk, het ftreng
verbod tegen de Egtbreuk weet, en nog-
thans dezelve thans veelal voor eene galan-
terie , een bagatel durft aanzien. Maar wa-
ren zy buiten den Echt even kuis ? my
dunkt
-ocr page 124-deE. batavieren. .iI9
dunkt, by zulk eene verkeering tusfchen jon-
gens en meisjes, was dit niet wel mogelyk.
ïk las ook in de reizen naar de Zuid-
zee, waar men het menschdom thans het
meest naby den oorfpronkelyken ftaat heeft
aangetroffen, dat de Eilanders wel zorgvul-
dig waren omtrend hunne vróuwen , maar
zonder eenige agterhoudendheid hunne jonge
dogteren ten beste gaven , die zich dit ook
gaarne voor eene beuzeling lieten welgevallen.
E. Ik heb dit verhaal ook met ergernis
geleezen, maar heb reden om het tegendeel
van onze Bataaffche jeugd te vermoeden.
Daar de befchryvers van cooks tochten,
fchoon gefchikte lieden, niet; hebben kunnen
nalaaten , dit telken reize te melden, zou
men dan niet uit het ftilzwygen van taci-
tus , van cj2sar en andere Schryvers een
gunftig befltiit ten opzigte der Batavïeren mo-
gen opmaaken ? of meentge, dat dit gevolg
niet doorgaat ? dan is het opmerkelyk zeg-
gen van TACITUS voldoende: ,, men lagt daar
niet om de ondeugden ; — verleid te wor-
den en te verleiden, heet men daar de mode
niet. Gy weet zoo wel als ik diderik, dat
eene bedorve jonge Dogter zeer bezvvaarlyk eene
fierbaare getrouwe Echtgenoote kan worden. By
zulke volken , daar de weduwen niet her-
trouwden , en alleen Maagden tot het Hu-
"^elyk wierden toegelaaten , ^yierden althans
G 4 ze-
104 ü e k u 1 s c h h e i d
zeker \' de wetten van Kuischheid ook buiten
het Huwelyk in agt genomen , cn waar-
om zou men van de andere Natiën , by
welke dit gebruik geen plaats had , ook
niet betzelfde mogen vooronderflellen ?
D. ISlisfchien traden zy, om alle ontydi-
ge gemeenzaamheid voor te komen, zeer jong
in het huwelyk.
E. Geenzins , niet voor en al eer zy vol-
wasfen waren. Dezelfde c,«sar, die ons ver-
haalt , dat jongens cn meisjes naakt onder
eikanderen baadden en fwommen , tekent ook
aan , dat het eene fchande by hun gerekend
wierd, beneden het twintigüe jaar een meisje
bekend te hebben ; zie daar , een nieuw
bewys voor hunne\' kuischheid ! --— dan
maakte men fchikking tot het Huwelyk, het
welk ook algemeen onder hun zal geweest
zyn, terwyl er zoo veele oorzaaken als
tegenwoordig niet waren voor het nalaaten
van deezen plicht, elk mensch, die er eeni-
ge gelegenheid toe heeft, opgelegt.
M. Waarom wagtten zy toch zoo lang
met trouwen ?
E. Zy konden vry gemakkelyker en eer-
der als nu de neiging der natuur opgevolgd
hebben , nu cr veel meer zwaarigheid \'is
om met vrouw en kinderen aan de kost te
komen: — nu \' veele vrouv/en maar enkel
weeten van zich op te eieren en den tyd
op
-ocr page 126-deE. batavieren. .iI9
op eene vermaakelyke en verkwistende wyze
door te brengen , het welk veele Jongelin-
gen , vooral Jongelingen die men onder de aan-
zienelyken nog gewoon is te tellen, van het
Huwelyk affehrikt, en tot een ongebonden
leeven doet overllaan , waar toe zy maar
al te veel gelegenheid hebben. — Maar zy ver-
kozen het egter anders. Uit den eerbied, dien
zy voor het Huwelyk hadden, zullen zy gee-
ne kinderen met eikanderen hebben laaten
trouwen ^ eer dezelve in ftaat waren , om
het huishouden wel te bellieren , en hunne
kinderen op te voeden: maar zy hadden er
nog eene andere reden toe.
R. Ik verwagt, dat deeze meer zal af-
doen , dan de eerfte. Ik ben altoos van
begrip geweest, dat het vroeg trouvven het
beste .middel is om ongeregeldheden voor te
komen en de jonge luiden te beter zich
naar den anderen te doen fchikken. Als
een van beiden maar oud en wys genoeg
is om de zaaken te beftieren , en de agt-
baarheid van \'t Huwelyk op te houden, is
het immers genoeg. Men heeft my wel ge-
zegd , dat men by geene gezindheid onder
ons jonger trouwt dan onder de Doopsge-
zinden , en, egter waar vindt men meer ge-
fchiktheid in het huisfelyk beftuur , dan
by hun.
E* Vergeef het my , myne roozemond !
G 5 er
-ocr page 127-Ï0(5 DE KUISCHHEID
er is geene regel zonder uitzondering. Wan-
neer de mannen zeer jong trouwen aan
vrouwen , die ouder zyn dan zy, en wys
genoeg om dezelven als hunne kinderen te
beftuuren, is het nimmer goed te keuren; maar
wanneer jonge dogters zeer vroeg voiwasfen
zyn, en het verftand een zekere rypte heeft,
kan het zeer wel gaan, wanneer zy in den
ouderdom van zestien of zeventien jaaren
trouwen aan mans, die boven de twintig zyn,
gelyk uw geval was. De uitkomst heeft dit
meermaalen gewettigd. — Maar wat het voorr
beeld der Doopsgezinden betreft: ik erken hun»
ne geregelde leevenswyze , fchoon die ook al
merkelyk van die der Ouden afwykt, maar
het is teffens waar , dat hunne huwelyken
zelden zeer vrugtbaar , zelden met fterke
gezonde kinderen gezegend zyu , zulken, als
men no\'g Batavieren gewoon is te noemen.
En dit bevestigd juist het oogmerk der Ger-
maanen in het verhinderen van al te vroege
huwelyken , zy waren niet alleen op veele
maar ook op gezonde fterke kinderen gezet.
Dit bereikten zy , wanneer zy de Jongelin-
gen fpade in het Hüwelyk lieten gaan , en
met de dogters niet veel haast maakten,
want daar door „ waren de jeugdige krag-
ten niet - uitgeput."
D. Een niemv bewys voor de ingetogen-
heid der jonge . Batavieren want eene on-
ty-
-ocr page 128-tydige ongeregelde vermenging put nog meer
de kragten uit dan de vroege huwelyken.
Is myne roozemond zoo wel voldaan als
ik door onze eelhart ?
R. Ten vollen , ik ben wat al te voor-
baarig geweest: —— maar eelhart weet,
dat het geen by my op het hart ligt er uit
ïiioet, en hy zal my dit niet kwalyk neemen.
E. Geenzints, ik ken uwe gulheid: maar
Rozemond weet ook, dat ik zoo min ge-
neigd ben , om myne vrienden opzettelyk
te beledigen , als om de zaaken in een an-
der licht voor te ftellen, dan ikze befchou-
\\ve. - Laat ik er tot flot nog bydoen,
dat de Germaanen zelfs tegen alle gelegen-
heden van verleiding van getrouwde en on-
getrouwde vrouwen op hunne hoede waren.
Zy leeven in eene omheinde kuisheid,
zegt tacitus , en worden door geene ver-
lokfelen der Schouwfpelen nog door aanprik-
kehngen der Gastmaalen bedorven , mannen
zoo min ais vrouwen weeten van de ge-
heimen der "^mne-hrieven (*). " Dit laatfte
hebben veelen wel tot een bewys willen
öybrengen , dat de Germaanen , geene let-
terkunde hoe ook genaamd bezaten, maar zy
hebben dan op den zamenhang geenzins agt
gegeeven. Uit het geen tacitus laat voor-
afgaan , en het geen er opvolgt van de
CO Secreta Litttrarum.
-ocr page 129-i08 de vryadie
zeldzaamheid der Echtbreuken en de ftralFen
die ■ er over geoelFend wierden , blykt het,
dat hy alleen het oog heeft op die gehei-
me kunstjes , waar by de geheven, voor al
de getrouwden , door Tekens, Charakters of
het Spreeken op de vingeren elkander ver-
ilonden , en affpraak maakten tot het fchen-
den van de voorfchriften der kuischheid; ■
met één woord , hy verftaat er niet anders
door dan allerleye Minnctreeken, welke in zyu
tyd in het wellustig Romen in zwang gin-
gen , en waar van ovidius gewag maakt
in zyne kunst van te Minnen.
Vr. Weet Vader ons niets te berigten
van hunne Vryadien ? die zullen zeer een-
voudig geweest zyn.
E. Eu even daarom te beter. Staatkun-
dige Huwelyken , of die enkel aangegaan
wierden om zich te verryken , kwamen met
hunne denkwyze weinig overeen. De onderlinge
trek en eensgezindheid, die de ziel van een
gelukkig Huwelyk uitmaaken, zullen toen de-
zelve voornaamelyk hebben aangebonden. Daar
men weinig behoeften kende en deeze be-
hoeften ook gemakkelyk voor een talryk
kroost konden vervuld, worden, was er wei-
nig reden om de taal van \'t hart te fmooren .
of aan dezelve gehoor te weigeren:- te
minder, om dat de groote eenpaarigheid vau
i\'ermogen een ruim veld voor elk opende,
\' oin
-ocr page 130-d e s. b a t a v i e r e n. I09
Om raar zyn rang een voorwerp zyner lief-
de, eene gezellinne zyner leevens op te doen,
met welke hy zyi^ ^ot voor altoos wenschte
te deelen. En ik twylfel niet, daar de
liefde Dichters maakt, en de Dichtkunde
onder de oude Germaanen geenfins vreemd
Was , of er zal menig verliefd dichtfluk in
de Batavifche Velden opgefneden of gezon-
gen zyn , zoo wel als door de Barden
in het nabunrig Brittmnien.
F. Kon dan elk Jongman maar zulk een
meisje neemen , als hem behaagde ?
E. Er moest ten minften nog by: —— en
als hem volgen wilde: maar dit is ook nog
niet genoeg. Wy vinden wel zeer weinig
over dit ftuk aangetekend, maar wy vinden
genoeg om te beüuiten , dat de jonge lui-
den niet enkel aan zich zeiven wierden over-
gelaaten, maar dat de Ouders en naaste
Maagen wel degelyk in dit fluk het grootfte
beftier hadden en zorg droegen, fchoon de
wederzydfche genegenheid voor alles in \'t oog
gehouden wierd , dat elk naar zyn ftand
en vermogen wierde uitgehuwelykt. In oude
tyden gaven de Ouders toch hunne zoonen
^n dochteren ten huwelyk uit en maakten
Wederzydsch de zaaken klaar. Hier aan moet
men het vooral toefchryven, dat niemand on-
der de Germaanen zich ontydig ïn den Echt
^^gaf. Onder overftaan van \' de wederzyd-
fche
ïïü HET É E L E ï D
fche Bloedverwanten wierden ook de huwe-
lykspanden overhandigd, en de zeldzaame
ftraf over de overfpeehge vrouw door ■ haa-
ren man uitgeoelFend; hoe is het dan te
hegi-ypèn , dat de jonge luiden zonder hun
kennis en toellemming de hoofdzaak eerst
zouden hebben mogen beginnen ? Er is ge-
wisfelyk geen geval van meer gewigt te be-
denken , waar van het toekomend geluk of
ongeluk der kinderen afhangt , en waarin
het gezag en de raad van de Ouden beter
tc pas komt, dan het Huwelyk:- te meer,
om dat het oordeel der kinderen nooit meer
is te wantrouwen , dan wanneer de liefde
hun beheerscht. Het. is daarom van de
wysheid der oude Germaanen geenfins te
vermoeden , dat zy zich niet van een recht
zouden bediend hebben , het welk hun on-
iwylfelbaar toekwam.
Vil. Zouden zy ook op den onderfchei-
den Rang in het aangaan der Huwelyken
agt gegeeven hebben ?
E. Ik denk van ja ,• want dit brengt
dikwerf veel toe tot een gelukkig Huwelyk.
Zyn er wel volken , de Finnen en dc
Lappen zelfs niet uitgeflooten, waar dit niet
min of meer in \'t oog gehouden wordt ?
Zy neemen onder anderen wel degelyk het
getal der Rendieren op, dat iemand mee
ten huwelyk ftaat te krygen: - en by de Gtr-
maa-
-ocr page 132-DEK. huwelyken. "ïli
inaanen wierd „ de bruidfdiat door de ou-
ders en maagen in oogenfchyn genomen en
beproefd.\'\'\'\' Wat meer is, zy gaven zelfs agt
op de gelykheid van jaaren en grootheid
van geftalte , en onder het woord pares,
dat tacitus bezigt, kan men allerleye Gelyk-
heid tusfchen de jonge lieden, verftaan.
M. Dit had ik gansch anders verwagt.
By een volk het geen den oorfpronkelyken
ftaat van den mensch zoo naby kwam , als
Vader ons geleerd heeft , dagt ik, dat men
weinig bedenking zou gemaakt hebben om
de natuurlyke neiging der Gelieven altoos
op te volgen.
E. Zoo verbeelden zich dc jonge luiden
doorgaans, dat het weezen moet. Zoo was het
in de gouden eeuw en zoo is het nog in meest
alle Romaneske liefdes gevallen, niet waar mach-
tilde? maar men begrypt niet, dat dit alles
te ver getrokken is. Zoo lang er onderfcheid
Van menfchen en van rangen in de waereld
plaats vind,moet ook hier op agt geflagen wor-
den. Zoo zullen het de Germaanen begreepen
hebben, en zy begreepen het wel. Schoon zy
niin op het onderfcheid van bezittingen, en
tuinder als nu agt gaven, oordeelden zy egter,
dat er voor het overige niet te veel gelykheid
kon plaats grypen tusfchen jongelieden, die als
^én vleesch en één geest moesten worden ,
twee geflagten moesten vereenigen en zamen lee-
ven
112. h e t b e l e i d
ven , tot dat de dood dien naauwen band
verbrak. Maar zy hadden nog eene reden
voor die naauwljeurigheid , welke tacitus
opgeeft. 5, Dezelfde jeugd, dezelfde ryzig-
heid, - zy die elkander gelyk, gezond
en kloek zyn, worden in den echt veree-
nigd , en brengen kinderen voort die even
fterk zyn als de ouden." Zoo zorgvuldig
waakten zy , dat het geflagt niet mogt ver-
basteren. Men zou hen dus niet hgt heb-
ben kunnen beweegen , om hunne zoonen
om voordeels wille aan eene ziekclyke of
wanfchaape bruid te koppelen of hunne dog-
ters om dezelfde redenen aan een zwak en
veragtelyk man te geeven : neen ik geloof,
dat zoo er iets was, het welk hun den Rang
deed over het hoofd zien, dit beftaan heb-
be in de overreding , dat er eene braave
ziel in een ryzig welgevormd lighaam huis-
vestte , waar uit men eene uitgeleezen kroost
verwagten kan. Gelyk ook zulke jongelingen
veel vooruit hadden by de Ouders en de
jonge dogters , welke van de dapperheid ,
die hun bezielde, en van hunne vaardigheid
in den Wapenhandel, boven anderen, blyken
hadden gegeeven. Met één woord: — de-
zelfde zorg, die men in befchaafde Eeu-
wen voor een goed ras van Paerden en
Honden gedraagen heeft, befteedden de Ba-
tavieren liever aan Wezens van onvergelykeiyk
hooger waardy. Fr.
dek. h u w e l y r e n. ii \'S
T-
D. Sdiooten er dan niet veelen\' over ?
E. Zy hadden gewis niet allen even ge-
zonde zielen in gezonde en fterke lighaamen:
maar terwyl men in het algemeen ongelyk
meer zorg droeg tegen de verbastering van het
nakroost , het welk een van de redenen is
Van de kloekheid en fterkte der Germaan-
fche Mannen en Vrouwen, waar van wy
in den beginne gefproken hebben, zoo ge-
loof ik, dat men er weinigen aantrof, welken
men voor geene leverbaare waar kon hou-
den. Men kende toen geene Ouders , die
zich door overdaad en andere ongeregeldhe-
den bedorven hadden , en niet dan zwak-
ke
kinderen konden voortbrengen. De kin-
^tx-pokjes , zoo ver ik weet, rigtten toen
haare afgryzelyke verwoeftingen in deeze
oorden nog niet aan: - ten minften was
die affchuwelyke ziekte, welke men met
diergelyken naam heeft gelieven te benoemen ,
en welke nu zoo veele ongelukkige ftagtof-
fers al hun leeven onder de gevolgen van
eene buitenfpoorige wellust doet kwynen,
liier geheel onbekend. —— Zeker waren
Onder de Germaanen menfchen van een min-
clasfe , en deezen zullen zich -met min-
foort hebben moeten vergenoegen; want
^^ herhaal het nog eens , er waren geene
^sdenen altoos, waarom men van het Huwe-
deel. H lyk
ïï4 h ë t beleid
lyk zoude hebben afgezien onder een volk,
by het welk gelukkig geene gelegenheid was
tot eene onwettige vermenging, het welk
egter de driften der natuur voldoening moest
geeven , en het welk zoo zeer gezet was
om zich zelf te vereeuwigen door eene na-
komelingfchap , die zy zoo gemakkelyk een .
beftaan konden bezorgen. Men behoefde daar-
om by hun door bedreigingen of beloonin-
gen het Huwelyk geenzins aan te moedi-
gen , gelyk by de Romeinen ten tyde van
AUGUS-TUS cuj, naderhand plaats had. Het
is der moeite waard eene redenvoering by
Bio ■cassiüs te leezen, v.-elke die Keizer
over dit onderwerp gehouden heeft.
R. Wierd er ook op graden van Bloed-
vcrwandfchap by hun agt gegeeven?
E. Wat zal ik daarop antwoorden ? gy
weet hoe het in *den eerften oorfprong
van het menfchelyk gefiagt geweest is , en
welke fchikkingen er onder Israël door den
besten Wetgeever gemaakt zyn. Daar meu
het egter tot nog toe niet eens heeft kun-
nen worden over de voldoende redenen en
gronden , waarop de huwelyken tusfchen de
geenen , die elkander te na in den bloeden
beftoiiden , vei-bod^n zyn , is het geen won-
der , dat by veelen , zelfs by de befchaaffte
volken dezelfde kiesheid niet is in agt ge\'
nomen. De Perjiaafien , de Grieken en de
der H u w e l v k e n. ii5
Egyptenaars maakten geene zwaarigheid om
hunne Zusters te trouwen. By de Egyp-
tifche Koningen _was dit een ftandvas-
tig gebruikindien zy Zusters hadden. De
Magi by de Perfiaanen trouwden zelfs vol-
gens DIOGENES LAëRTius aan, hunne moe-
ders en dogters, het geen theodoretus
aan dé Perfiaanen in het algemeen te las-
te legt. Maar daar diergclyke huwelyken
by de Romeinen ongewoon en verfoeid wa-
ren , zouden tacitus en c/esar er wel
eenige melding van hebben gemaakt, indien
ook de Germaanen van hunne gewoonten
in deezen afwceken. tacitus had er ge-
noeg aanleiding toe, wanneer hy van hunne
naauwkeurigheid in het zamenvoegen der paa-
ren fpreekt , en er op laat volgen: zusters
kinderen worden op dezelfde wyzen by hun*
Uen Oom geëerd als by hun Vader. En
daar c^sar van de Britten verhaalt , dat
Zy met hun tienen of twaalven eene vrouw
namen , zou hy er niet iets van gerept
hebben , indien de Germaanen in \'t ftuk
Van het Huwelyk een anderen regel volg-
den , als de Romeinen ? ik denk van ja.
^\'1. Ik heb Vader van een bruidfchat hoo-
fpreeken : waar in beftond die toch ?
■K\' Uit het geen gy reeds van de Ger-
^^aanen en Batavieren weet , zult gy Ug-
kunnen opmaaken , dat hier weinig
H 2 vaa
ii6 de bruidschat
van kleinodien en kostbaare kleederen zal in
aanmerking gekomen zyn.- Maar het is
der moeite waard, dat ik hier het gezel-
fchap de woorden van mynen Auteur, — van
tacitus voorleeze. „ De Vrouw brengt
geen liuwelyksgoed aan den Man, maar de
man aan den vrouw. De Ouders en de
Naastbeftaanden zyn hier by tegenwoordig en
keiu-en die Bruidfchat. — Eene Bruidfchat,
niet gefchikt tot vröuwelyke vermaaken, nog
met welke de nieuwgehuwde opgepronkt
wordt-, maar Osfen en een getoomd Paerd,
— een Schild met een Framee en een
Zwaard."
M. Dat is eene vreemde Bruidfchat! wat
moest de jonge vrouw toch daar mee uit-
rigten ?
E. Ik zal TACITUS verder laaten fpree-
ken. „ De Bruid geeft op haare beurt, (en
dit zal u niet min vreemd voorkomen,) ee-
nige wapenen aan haaren aanmaanden Man.
Dit houden zy voor den grootften Band; dit
rekenen zy eene heihge Verborgenheid, deeze
de huwelyks-Goden te weezen. Op dat de vrouw
niet waanen mogt, dat het denkbeeld van
Vroomheid, en de lotgevallen van den Oor-
log haar niet aangingen , wordt zy by de
inzegening van het aan te vangen Huwelyk
vermaand , dat zy by den Man komt als
eene medgezellinne van arbeid en van ge-
vaar 9
deE. batavieren. .iI9
vaar, die het zelfde met hem in vrede, hetzelf-
de in den Oorlog moest lyden en onderneemen.
Dit geeven de gekoppelde Osfen, dit het
getoomd Paerd, dit de gefchonke Wapenen te
kennen , dat men zoo moest zamen leeven,
zoo fterven: dat de bruid ontving , het
geen zy ongefchonden en des waardig,\' eens
moest wedergeeven, op dat haare Schoondog-
ters het zoo mogten ontvangen, en aan haa-
re Naneeven overhandigen." —- Dat het Huw-
lyks-goed alleen of genoegzaam alleen door
den man wierd aangebragt , is eene over-
oude gewoonte, die nog in \'t Oosten plaats
vind ; zelfs worden er wel gefchenken voor
de Ouders der Dogteren bygevoegd.
Vr. Dat de Vrouwen gelyk aan den ploeg
moesten met de Mannen, welke den Land-
bouw voor een groot deel aan haar over-
lieten hebt gy ons voorheen berigt , eel-
hart , en daar was reden voor, om dat de
mannen het land moesten verdedigen , en
zich onledig houden met alles wat de kiygs-
zaaken betrof; maar daar hadden immers de
-Vrouwen niet mee te ftellen.
E. Al droegen zy de wapenen niet , al
Vogten zy niet nevens de mannen , deelden
zy egter niet in het lot des Oorlogs, wan-
t^eer hunne mannen ten ftryde trokken? kon^
^en zy door haaren invloed niet veel toebren-
gt^ 5 om de mannen daar van af te -hou-
PI 3 den ,
lls de bruidschat
den, of een hart onder den riem te ftee-
ken, vooral wanneer zy mee te velde gingen.
Vr. Dat deeden zy immers niet.
E. Dat deeden zy zeker; wy vinden de
Vrouwen niet ver van de hand , Wanneer de
Cimbren en Teutonen tegen de Romeinen vog-
ten : maar deezen, ziilt gy zeggen, waren in den
oprogt en zogten een ander Vaderland; altoos
had deeze gewoonte by de Germaanen plaats,
dat zy in de nabyheid en als het voeg-
zaam gefchieden \' konde onder het oog van
hunne Vrouwen en kinderen ftreeden , op
dat zy te meer zich in de agting en ge-
negenheid van de eerften mogten vestigen
en de laatften by tyd en wjde mogten na-
volgen het geen zy hunne Vaders hadden
zien verrigten.
Vr. Jslynes bedunkens mocït het denken,
laat ftaan het aanfchouwen van zulke gelief-
de panden, de mannen meer befchroomd
voor hun leeven. , . .
E. Meer vuurig in den ftryd maaken ;
zy herinnerden zich des te. fterker, wat zy
te verhezen , wier vryheid en rechten zy te
verdedigen hadden. Zy verkoren daarom
,, hunne lieffte panden zoo naby te hebben,
dat zy van daar het geween der Vrouwen
en het gefchrey der kinderen konden hooren.
•Deeze waren voor elk der ftryderen de hei-
ligfte Getuigen, de grootfte Lovers." Zy
fpoor-
-ocr page 140-deE. batavieren. .iI9
fpoorden de vegtenden aan. Daarom plaatfte
civilis zyne moeder en zusters nevens alle
\'Vrouwen en kleine kinderen agtei\\ de ftry-
dende Batavieren., op dat zy lum bt de
overwinning zouden aanmoedigen of uit
fchaamte beletten te vlugten; terwyl „ de flag-
orde een zonderlingen weerklank verwekte ,
door \'t gezang der mannen en \'t gehuil
der kinderen. Zelfs ontbrak het niet aan
Voorbeelden, dat de flagordens, die reeds be-
gonnen te zwigten en aan \'t glyen waren
door de ftandvastigbeid der vrouwen herfteld
zyn, op haar aanhoudend bidden, het ver-
toonen van haare ontbloote borden , en het
aanwyzen van de flaverny , die haar over \'t
hoofd hing." - Wat dunkt u van zulke
Heldinnen ? Hadden zy dan niet met de
krygszaaken te ftellen?
Vr. Ja wel degelyk. Geluldiige -.Batavie-
ren , die zulke Vrouwen , gelukkige kinde-
ren die zulke Moeders hadden wat dunkt
u rozemond , zouden wy wel zoo . veel
hart hebben om onze mannen en kinderen
aan te fpooren ? zouden v/yze niet liever
te huis en van \'t gevaar het verst af-
houden ?
R. Wy zouden dan toch niet wel han-
delen , myre vredegonde. Met het Vader-
land is alles verloren, en wie zal het ver-
dedigen , iiidien zy zich niet aan de fpitze
H 4 fiel-
i20 de bruidschat
flellen, die er liet meest by te verliezen
hebben. My dunkt , als de nood aan den
man komt , zou ik myn diederik , hoe
lief ik hem heb , nog aanfpooren, om het
zweerd op zyde te gorden , —- veel liever
dan zich maar zoo gewillig over te geeven.
E. In de oude Gefchiedenis der Gothen wordt
verhaalt: dat, wanneer de Vrouwen berigt kree-
gen van een voorgenomen heirtocht, zy, wel
verre van zich te beklagen over het fcheiden
van de voorwerpen haarer liefde , en over
het gevaar, waaraan deezen zich bloot. Hel-
den, haare mannen op allerleye wyze aanmoe-
digden ; het geen van zulk eene uitwerking
was, dat maar zeer weinigen verkoren te
huis te blyven , en er geene Vaartuigen ge-
noeg waren , om de VrywiUigers over te
voeren. In een ander gevnl gingen de
Vrouwen , met agterllelling vau de broosheid
haarer fexe zelfs mede en vielen nevens haa-
re Mannen met zoo veel geweld op den
vyand, dat zy hem, ongewoon tegen zulke
vyanden te flryden, in verlegenheid bragten
en op de vlugt dreeven. - De Vrouwen
der oude Deenen gingen, volgens saxo gram-
maticus , nog verder : er waren zeer vee-
len onder haar, welke een manlyk gewaad
met het haare verwisfelden, en al heur tyd
aan krygsoeifeningen bedeedden. Veele Jong-
vrouwen Avilden zich , als andere amazo-
3men,
-ocr page 142-deE. batavieren. .iI9
tJEN , uit zugt voor den krj^g, in geen
huwelyk begeeven , of alleen met zul-
ke mannen trouwen , welke door de groot-
He blyken van heldenmoed getoond hadden,
dat zy haarer waardig waren. Zommigen
zelfs , wie zou dit van de Sexe hebben
\\
durven denken? gaven zich ~ over aan ^ de
Zeevaard en Zeeroovery, waar uit de oude
Deenen hun voomaamfte beftaan hadden.
D. Het zou dus niet geheel buiten voor-
beeld geweest zyn , wanneer men eenige
Schepen met Vrouwen op de Ettgelfchen had
afgeftuurd , gelyk zommigen wilden, daar de
mannen te kort fchooten of niets uitvoerden.
E. Het is nog zoo heel lang niet geleeden
dat onze Moeders, de Zeedienst en al het bui-
tenfpoorige uitgezonderd, ook zoo dagten als de
Vrouwen der Gothen en Deenen^ en het is te >
hoopen, dat haare dogters niet geheel ontaarden
Zullen. Al treden zy juist niet in het fpoor van
KENAU" HASSELAAR en andere beroemde Vrou-
wen in de belegeringen van Haarlem en Alk-
maar , zy kunnen den weidenkenden aanmoe-
digen , en her den kwalykgezinden , den
bloohartigen zoo bang maaken , dat hy on-
der haar oogen niet verfchynen. durft. — -
En dit was het nog niet al, dat de Vrou-.
^en in het veld verrigtten. Men kende toen
200 min Leger-heelmeesters als Zoetelaars; de
Vrouwen en Moeders namen de post van
beiden waar. „ De ftrydenden bragten hunne
laa de voltrekking
wonden tot hunne Moeders en Vrouwen, en
deezen fchroomden niet dezelve te tellen of
uit te zuigen. — Zy voerden ook de fpyzen,
en met dezelve de aanmoedigingen aan de
fti-yderen toe."
Vr. Het is goed , dat gy van fpyze
fpreekt, wy zouden het eeten en alles ver-
geeten : het word al laat en men zal naar
ons wagten.
R. Ik heb met gaapenden monde toege-
luisterd en dagt om eeten nog drinken.
Pleb ik het niet gezegd machtilde , dat
onze zaak in goede handen was.
D. Dat waren Vrouwen ! Ik herroep mjm
gezegde eelhart , en het fpyt my, dat ik
al gekfcheerende haare nagedagtenis eenigzins
beledigd heb.
E. Dat mag geen kwaad myn Vriend !
ik heb my daar door te meer er op toe-
gelegd, om haare kuisheid en eer boven alle
verdenking te verheffen.--Het is my
zeer aangenaam, dat ik myne Vrienden heb kun-
nen voldoen : dan er fchiet nog een gcvvigtig
Huk over, waar van ik eenigzins afgeleid
ben , maar het geen wy onder het gaan
naar onze wooniiig wel kunnen _^afdoen, om
dat ik er zeer weinig van aangetekend ge-
vonden heb.
D. Wat is dat ?
M. Ik wed\', dat ik het raade. — D&
voltrekking van het Huwelyk.
E.
Siili
v a n h e t h u w e l y k. i23
E. Juist, en het is wonder, dat myne
Machtilde daar niet eer om gedagt heeft.
Dan of zy dit ook als. eene Godsdienllige
of alleen ais eene Burgerlyke Plegtigheid_ aan-
gemerkt hebben, kan ik niet bepaalen. In-
dien ik my niet bedriege, heeft tacitus
in de aanmerkelyke plaats, welke ik u voorge-
leezen heb het voornaame daar van aangehaald:
ten minften het geen er hem van bekend
Was. Dit maak ik niet - alleen op uit het
gewigt , het welk hy door zyne breede aan-
merkingen aan zyn verhaal byzet , maar uit
zyne uitdrukking: „ op deeze gefchenken van
den Bruidegom wordt zy tot huisvrouw ont-
vangen , en brengt op haare beurt eenig wa-
pentuig aan den man." —— Dit hielden zy
voor de grootfte verbindtenis of de voor-
naamfte plegtigheid, waar mee het Huwelyk
gelloten wierd,\' — deeze waren de heihge Ver-
borgenheden ; deeze de Hüwelyks-Goden ,
voor welke men by de Romeinen den Echt
plagt te voltrekken. Men moet daar uit beflai-
,tcn, dat wanneer de wederzydfche Ouders
hunne toeftemming gegeeven hadden en de
jonge heden het eens geworden waren, op
een beftemden dag beider geflagten wier-
den by een geroepen en de huwlyksgaven
^aar elks vermogen aangebragt. Deeze\'wier-
den door de Ouders en Maagen befchouwd
lia derzelver goedkeuring,: wierd de Bruid
aan
-ocr page 145-ia4 de voltrekking
aan den Bruidegom overgegeeven. — Haare
aanbieding van eenige wapenen, als een vry-
willig gefchenk, was daar de leuze van. De
Bruidegom namze daarop als zyne vrouw
aan , en na deeze plegtige uitwisfeling der
Huwlyksgaven wierd de Echt geoordeeld
voltrokken te zyn !
M. Deeze Plegtigheden hadden niet veel
te beduiden ?
E. Zy waren zeker naar hunne eenvou-
dige leevens- en denk-wyze gefchikt, en ik
kan niet zien, datze minder betekenen dan
de hedendaagfche trouwplegtigheid, waar van
zich de fatzoenlyke lieden zomtyds bedienen,
wanneer\'zy in hunne gewoone gewaaden, buiten
iemands kennis, als ter fluiks ter trouw loopen
of zich door het Gerecht een kort formu-
lier laaten voor-rabbelen. —— Hier was de
ganfche Maagfchap als getuige tegenwoordig.
De welgekooze en veel betekenende Huw-
lyksgaven wierden uitgewisfeld, welke de
Vrouw fteeds herinneren konden — het redelyk
Beftuur waaraan zy zich onderwierp, waar
na zy te luisteren had, even als een ge-
toomd Paard na zynen Beryder; •— den Arbeid
welke zy met haar Man tot onderhoud van
het huisgezin te verrigten had , even als
een koppel Osfen , die famen den ploeg
trekken: en eindelyk — het Gevaar, dat zyzoo
wel als de lusten met hem te deelen had,
zon-
-ocr page 146-van het huwelyk. 12$
zonder hem daar m te verlaaten. Den Man
daar en tegen wierd door de wapenen her-
innerd, tot wat post hy geroepen wierd en
wat zyne Gezellinne, die zich aan hem over-
gaf en - toevertrouwde, van hem eifchen en
ver wagten kon. De verdediging van vryheid
en Vaderland was toch, gelyk ik voorheen
getoond heb , het voomaamfte bedryf der
Mannen, daar hadden zy zich vooral op
toe te leggen , daar in uit te munten.
En daar de zelfde Paerden en Osfen, die de
Bruidegom aan zyne Bruid aanbragt, maar een
klein getal van jaaren konden^ aan houden, en
met andere moesten verwisfeld worden, moes-
ten deeze wapenen met alle zorgvuldigheid
worden bewaard en aan de Nakomelingfchap
overhandigd. Zy waren dus den Man
dierbaarer dan eenige andere , en moes-
ten hem ten fterkften aanfpooren, om dezel-
ve kloekmoedig te gebruiken tot verdediging
van haar, die ze van hem aangenomen of
aan hem als , een onderpand van Liefde en
Huwlykstrouw gefchonken had. — Indien
er al geene woorden en beloften door de
Bruid en Bruidegom gewisfeld zyn, was het
overgeeven en aanneemen van zulk een foort
Van zinnebeeldige Gaven eene ingewikkelde
toeftemming en verbindtenis in tegenwoordig-
heid van alle de aanweezenden. ■ By-
zondere Htiwelyks-Goden kenden de ou-
de Germaanen niet, maar ik verbeelde my,
dat
-ocr page 147-1-6 dé voltrekking
dat ten minden de beide Vaders of de
oudften der geflagten als Hoofden en de
plaats van Priesters in dit geval beklee-
dende , eenen \'plegtigen en hartel^isen huwe-
lykszegen over het jonge Paar hebben uitge-
fproken. — Hier op is de Bruidegom in het
geflagt van zyne Bruid , en deeze in het
geflagt van haaren Bruidegom aangenomen :
.—, de blyde Bruiloft één of misfchien
meer dagen gevierd onder een volk , het
s welke zeer op vrolyke maaltyden gefteld
was: en eindelyk de Bruid naar het huis
van haaren Bruidegom , dat goede Vrienden
en Buuren voor het jonge paar opgeOagen
hadden , en naar het Huwlyksbedde geleid.
Dunkt u nog machtilde dat zulke pleg.
tigheden niet veel te beduiden hadden ?
D. Daar was weinig pragt en vertooning
by 5 maar zy wilden niet te min veel zeggen,
cn ik wenschte alleen, dat onze hedendaag-
fche Mannen en Vrouwen zich zoo wel
hielden aan Verbindtenisfen en Beloften des
Huwelyks , welke zy of met minder of met
meerder plegtigheid,, zoo als men het i-eke-
nen wil, onder het oog van den Alwee-
tenden voltrokken hebben. Dit is toch de
groote zaak , waar het op aan komt. . . .
Men . vond het eeten gereed. - rooze-
mond verzogt haare Gasten plaats te nee-
liien , onder betuiging, dat zy zich. niet in
ftaat
t
van het huwelyk. 127
Ttaat bevond , om dezelve zoo wel te opt-
haaien als eelhart hmi reeds onthaald had.
Men at met graagte en fpoed om den ver-
loopen tyd weer in te winnen. Nu wierd
het eene dan het andere opgehaald tot lof
der Batavieren en beflooten, met eene ver-
gelyking by de tegenwoordige tyden en ze-
den , en met eenen wensch, dat de jonge
luiden zich naar het braave voorbeeld van
zulke voorgangers mogten fchikken , zoo veel
met de veranderde omftandigheden der tyden
overeenkwam. Alleen kon machtilde het
nog niet infchikken , dat de Vrouwen der
Batavieren die oolï-den Kryg volgden zoo veel
^verks moesten doen, dit gaf aanleiding aan die-
perik om te vraagen, of men haar zoo veele
agting toedroeg, als zy verdienden.
E. Ik heb myne Dogter voorheen al zoe-
ken te beduiden , dat deeze arbeid gewillig
opgenomen wierd , en dat zeer veele Vrou-
\' wen thans geheel anders waren, dan zy
behoorden te zyn, om aan haare beftemming
en pligten te beantwoorden; — dat een nuttig
en werkzaam leeven vry wat meer wezen-
iyke geneugten oplevert, dan dat van een
bedryveloos wezen, het welk enkel in de
Waereld meent gekomen te zyn, om zich op te
eieren en te vermaaken: maar dit alles fchynt
nog niet in ftaat, om het heerfchend denk-
beeld te overwinnen , dat by de jonge
Deerns
-ocr page 150-128 DE AGTING
Deerns meer en meer veld wint. ..
Men heeft aangemerkt, dat by zulke Na-
tien , db\'.\' het minfte befchaafd waren, de
Vrouwen het meeste werl^ wierd opgelegd,
en teffens het minfle deelden in de agting,
welke de Mannen aan hunne Echtgenooten
fchuldig waren; men zou ook hgt in dit
vermoeden omtrend de Batavieren kunnen
vallen; maar de vrienden zullen het tegen-
deel reeds hebben kunnen opmaaken uit het
geen wy van den invloed der Vrouwen op
het hart der Mannen gezegd hebben , in
zoo verre, dat zy ze niet alleen met een
goeden uitflag konden aanvuuren tot dap-
perheid , maar ook menigmaalen de bezwy-
kende llagordens hebben herfteld en aange-
moedigd om den ftryd aan te binden. —-
Dit vooronderfteld eene wederzydfche liefde
en agting; anders zouden de Mannen zich
hier weinig aan geftoord ; anders de Vrou-
wen , zoo zy alleen als werk-ezels of ftaa-
vinnen behandeld wierden, veel meerder onver-
fchilligheid omtrend den uitflag van den ftryd
getoond hebben. Wat dunkt onze Vrouwen
daar van ?
R. Machtilde is anders onderrigt en an-
ders voorgegaan door haare Moeder, dan
dat zy zich zouden kunnen verbeelden, dat
de Vrouwen niets behoeven te doen , dan
den tyd met beuzeÜngen en uitfpanningen
do®r
-ocr page 151-voor de vrouwen. 129
door te brengen, welke niet te pas komen,
dan na voorgaande infpanning en bezigheid,
ïk kan ook niet vinden , dac ■ Mannen
houden moeten verdagt gehouden worden van
hunne Vrouwen niet te geeven, wat haar
■^erfchuldigd zyn, wanneer zyze niet enkel
tot fpeelpoppen aanleggen. Hoe nuttiger wy
O-s maaken , hoe meer onze agting er by
iBoet winnen. De deugdzaame huisvrouw in
^e Spreuken , was dag en nagt bezig en
^ bezorgd, --- en wat was ook het gevolg! -
5, Haar man prees haar in\' de poorten en
zeide: veele dogters hebben deugdelyk gehan-
deld , maar gy gaatze allen te boven. "
■Laaten v/y ons hier naar fchikken macii-
\'ï\'lLDE. Welke grilligheden de mode ons ook
^oorfchryfc, ■—• wy zullen te meer lof en
^güng verdienen , naar maate wy hier het
^^^ast nabykomen. Geen rang nog rykdom-
^en kunnen ons van onzen pligt ontflaan.
Vr. Die Vrouw, welke ik my fteeds als een
ïftodel voorllelle, vertoont ons volgens de aan-
^lerking van uv\\^en Vader eene Vrouw van aan-
dien; dit blykt aan haar bedryf: zy had geen
§«brek aan dienstknegten nog aan maagden
^^ haar man was een van de geenen, die
beftiering van Land of Stad was aanbevolen.
^aar machtilde kan nog niet met de hef-
^^ en agting, die de Batavieren aan haare
^raave vrouwen verfchuldigd waren, overeen-
■^^ngen, dat zy haar zulk een zwaar en lastig
deel. t werk
130 DE AGTING
werk lieten waarneemen in den Landbouw.
E. Ik zal dan Iiieromtrend ook alle ver-
denking uit den weg ruimen. \' Behal-
ven het geen wy uit tacitus wegens den
invloed der vrouwen aangevoerd hebben, vin-
den wy nog by hem de reden , waarom
de vrouwen met het ontblooten van haare
borsten (*) aan haare mannen de flaverny
voorltelden, welive haar dreigde, „ om dat zy
die met veel meer ongeduldigheid van wegen
haare vrouwen vreezen, en even daarom wor-
den de gemoederen der Natiën veel fl:erker
verbonden , van welke men onder de Gy-
zelaars ook edele meisjes neemt". En geen
wonder, luifter wel toe machtilde, „ zy
meenen, dat in dezelve iets Heiligs en Voor-
zienigs , of het vermogen van Voorfpelling
verborgen is , waarom het er zoo ver vau
af is , dat zy haaren raad zouden veragten.
of haare antwoorden in den wind flaan ,
dat zy veelen derzelve als Godfpraaken heb-
ben geëerd en gevierd."
D. Nu wat zeggen de vrouwtjes daar
van ? ik dagt, dat gy u alleen met eene
gevolgtrekking zoudt móeten behelpen eel-
hart ; maar nu hebt gy de eer der man-
nen
(*) Tacitus heeft Oljeau pe&orum , het gee»
KooFD vertaalt door \'t voorverpen der borsten., nisaf
wat betekent dit? Het flaan op de borsten zou
der met Jiet Laf:jn, dan met de gewoonte in
vei\'\'
-ocr page 153-voor de vrouwen. 1497
iien volkomen gehandhaaft, en de Sexe
teffens verheven.
E. Ik heb reden, om uit dit zeggen van
Tacitus op te maaken, dat haar invloed
iiiet minder by de Germaanen geweest is
dan by de Galliërs, die met de Germaa-
uit de Celten gefprooten , naderhand
Onder dien naam meest bedoeld worden ,
t>y welken de Vrouwen menigmaal niet alleen
byzondere, maar ook algemeene volks twisten
hebben bygelegd, en door haare tusfchenkomst
l\\et ftorten van burgerbloed verhinderd, plu-
Tarchus beeft er eenige byzonderheden van
aangetekend. Ik zal dezelve mededeelen, om dat
\'ieeze beide volken , hoe nader men tot den
Oorfprong te rug treed, te grooter overeenkomst
hadden met elkander, en ik ook van de toch-
^^n der Galliërs te vooren gefprooken hebbe.
Volgens plutarchus en poly^enus dan is
iets dergelyks voorgevallen onder de Cel-
, die over de Alpen in Italien ftonden
^^ trekken , als in de eerfte tyden van
tornen gefchied is tusfchen de Romeinen en |
^Ibaneezen. De tweedragt was zoo ver ge-
\'^\'^Tnen, dat dezelve niet dan door de wa-
^^nen konde geëindigd worden. De flagor- \'
den
^^rtegenheid overeenftemmen. Of zou het te kennen
^^^veii, dat zy zich bloot gaven aan het gevaar, door
de flagorden in te dringen, om haare iaanijen aan
vuuren, en den vyand te belemmeren? ,
1 2
132 DE AGTING
den ftonden aan weerskanten reeds vaardig,
om op elkander aan te vallen, wanneer de
vrouwen tusfchen heide kwamen en door
haare geheden en traanen op de gemoederen
zoo veel te we^e bragten, dat de bitterheid in
vrede en ; onderlinge genegenheid verkeerde,
en elk naar zyn verblyf te rug trok. Hier
uit, zegt PLUTARCHUS, is deeze gewoonte ge-
fproten , dat wanneer zy over Vrede of
Oorlog raadpleegden, de vrouwen daar by
toegelaaten wierden. Wanneer er ook ee«
nig gefchil tusfchen Bondgenooten ontftond ,
wierd het, zelve volgens de uitfpraak der
Vrouwen bygelegd. Toen hanniral de Car»
thagïnenzer met hun een verbond floot ,
wierd onder anderen bedongen: „ indien ie-
mand der Celten nieent, dat hy van een der
Carthaginenzen verongelykt is, dat de Ma-
giftraaten -der Carthaginenzen of hunne Be\'
vclhebbers , welke in Spanjen zyn, het ger
fchil beflegten. Maar indien iemand dei\'
Carthaginenzen ..van een der Celten onrecht
heeft moeten ondergaan, zullen de vrouwen
der Celten over de zaak moeten oordeelen"\'
Vr. Dan moeten de Carthagers wel over\'
reed geweest zyn van het doorzigf en d^
regtveerdigbeid der Celtifche Vrouwen.
D. En de agting waar in zy by haare
mannen ftonden , moet ook by Vreemdefl
wel degelyk zyn bekend geweest: maar dee\'
ze bewyzen zyn overgenoeg eelhart.
dicö
-ocr page 155-V o O r. 3) e V ß. O U w e N. I33
dien gy verder voortgaat zullen onze Vrou- \'i
Wen ligtelyk meenen, dat wy haar te kort ,,
doen , wanneer wy haar in de raadzaal en |
Staatsvergaderingen niet inleiden. ii
M. Wel ja Heer diederik, wat zou er |
^an haperen, dat wy daar ook de zaaken :j
niet zouden kunnen heftuuren. Indien wy ;
^r toe opgelegd wierden, zouden wy er niet !
Zoo gemakkelyk toe in ftaat gebragt kunnen ,1
Worden , als veelen van onze Jonkers , die \'j
geen andere verdienften hebben, dan \' dat zy \'
Van aanzienlyke geboorte zyn ?
D. Dagt ik het niet.
Vr. Sus machtilde ! het is veel gemak-
kelyker geregeerd te worden dan te regee-
ren : en indien wy ons huishouden wel in
agt neemen , behoeven wy naar geen an-
der beftuur om te zien.
D. Indien de ftelling doorgaat eelhart,
V;elke gy flraks te berde bragt , mo-
gen wy in tegendeel befluiten , dat de
Batavieren verre van een woeste wil-
de Natie onderfcheiden zyn geweest. En
Wie kan dezelve in twyffel trekken, daar
de verifeering met de Vrouwen best gefchikt
om het hart der Mannen te leenigen ,
tii alle ruwheid en wreedheid te doen af-
leggen. Het gaat inderdaad verre boven
inyne verwagting, dat de krygszugtige en
dappere Germaanen en Batavieren met haa-
Vrouwen zoo veel op hadden en zich
I 3 door
!
-ocr page 156-134 de agting
door dezelve in verfcheide gevallen lieten
leiden. Waarlyk dit doet hun eer aan , en
wy zyn in deezen opzigte van onze Voor-
zaaten geenzins afgeweeken , want wy heb-
ben den naam en de daad ook , dat de
Vrouwtjes by , ons veel vermogen.
R. Onze Mannen maaken het wel met ons.
Vr. Zoo is het ook roozemond.— Gy
hebt my opgewekt om het voorbeeld der
Bataaffche Vrouw^en na te volgen, wanneer
het op de verdediging van het Vaderland
aankomt; laaten wy ons ook zoo wel
als zy van den invloed f>p het hart van
onze Mannen bedienen , en dat alle Neder-
landfche Vrouwen er zich van bedienen mog-
ten ! om de heerfchende oneenigheden, die
ons Gemeenebest verfcheuren by te leggen
en het vuur van tweedragt uit te blusfchen,
op dat men zich te beter mogt vereenigen
tegen een algemeenen vyand.- Zagtmoe-
digheid ftemt toch meest met onzen aart en
gefteldheid over een.
E. Dat God dit geeve ! maar laat ik er
dan ook nog voor een derde byvoegen ,
dat de Sexe van haare Outmoedèrs leeren mogt
zich weinig met beuzelingen op te houden, met
het opfchikken van haare hghaamen minder
tyd en geld te verfpillen , waar door zy
dikwerf de beurzen van haare Mannen
plat , het^ hoofd berooid maaken , eu
van het opvolgen van hunne pligten te-
rug
voor de vrouwen. 1501
rug houden, of laagheden doen begaan
om de leeggeputte bronnen te vullen , tot
Welke veelen anders niet zouden gekomen
2yn. - Maar zoo wel te pas als gy
aangemerkt hebt diederik, dat wy van on-
ze Batavieren in dit geval niet ontaard zyn:
Zoo vreemd is het dat de Duitfchers zich
gansch anders omtrend hunne Vrouwen ge-
draagen , ten minften onder een algemeen
kwaad gerugt leggen, dat zy dezelve niet wel
behandelen. ■ Wanneer men bedenkt, in
hoe verre zy van hunne Vryheidlievende Voor-
vaders verfchillen, dat zy zich aan het wille-
keurig gezag van hunne Vorsten en Vorstjes
niet alleen onderwerpen, maar ook tot vol-
doening van deezer baatzugt en verkwisting
gen zich als Slaaven laaten verkoopen en
naar andere waereld-deelen vervoeren, wordt dit
te waarfchynelyker. Men ziet toch doorgaans,
dat zy , die zulk eene vernedering onder-
gaan , vooral wanneer zy den trotfchen aart
der Duitfchers bezitten, op een anderen fcha-
verhaaling zoeken; —■ de meerderen op hun-
ne dienstboden en werklieden — de min-
deren op hunne Vrouwen. Dit is ten min-
ften zeker , dat nog onlangs een Hoogleeraar
in Hamburg GOTTFRIED SCHUTZE zich om
deeze reden genoopt gevonden heeft, om een
loffchrift op de Vrouwen te ontwerpen,
Waarin hy vooral zyne Landgenooten onder
i^t oog brengt de voortreffelykheid van hun-
I 4 ne
136 deagting
ne Voormoederen , en de onredelyklitid, dat
zy in opzigt van de Sexe van het pryswaar-
dig gedrag hunner Voorvaderen zouden af-
wyken. Het is goed, dat wy zulk eene
verinaaning niet noodig hebben, volgens het
getuigenis onzer Vromven. — Dog het word
tyd , dat wy ons affcheid neemen vrede-
gonds , de dagen zyn thans kort.
R. De gefprekken hebben ons veel tyd
weggenomen; -— nooit is dezelve my korter
gevallen. Ik dank u wel duizendwerf myn
lieve EELHART , voor het yermaak, dat gy
my gegeeven hebt. - Ik zal veel aan
de Bataaffch^ Vrouwen denken, en er elk
een van vertellen , zoo veel ik onthouden
heb. Mogt ik het geluk hebben, om haast
weder uwe toehoordfter te zyn.
E; Dit zal vooreerst niet kunnen gebeu-
ren, terwyl gy voorneemens zyt eerlang naar
de Stad te trekken. Wy danken u hartelyk
voor uw gul onthaal cn oplettende aandagt.
D. Wy zullen onze vergoeding zoeken in
FPvEDERiK, die zal deezen winter eenige
dagen by ons doorbrengen, en ons dan
mededeelen het geen hy van zyn Vader ge-
hoord heeft. Is dat niet goed frederik ?
Fr. Ik ben er uitneemend wel mee te
vrede , het zal my dubbel oplettend maa-
ken by\' de lesfen van mynen waarde Vader.
D. Doe zoo myn lieve Jonge, en maak
u
-ocr page 159-voor de vrouwen. 137
n het voorregt te nutte, dat u hoven veele
anderen gebeuren mag; maar zyn wy de vrien-
den te gemoet gegaan- laaten wy hun ook
een eindweegs brengen, —— het is toch de
laatfte reize waarfchynlyk, dat wy dit jaar
elkander buiten zien. - Gaa maar voor
uit myn roozemond met vredegonde en
liaare kinderen. —- Wy zullen u volgen.
R. Van harten" gaarn , myn diederik ,
200 veel te meer kunnen wy. den tyd rekken.
^ ^ ^
D. Ik had ii nog iets te vraagen, myn
Vriend, fchoon de bewyzen van agting
en liefde, welke de Batavieren hunne Vrou-
wen toedroegen , my reeds voor een gedeel-
te van myn vermoeden te rug gebragt heb-
ben. -— Het zelve beftaat hierin, — of zy
zich ook aan eene onnatuurlyke Liefde heb-
ben fchuldig gemaakt , welke al zeer vroeg
het menschdom befmet heeft, en of men
ook hier uit hunne zonderhnge onthoudendheid
hebbe afteleiden, wyl dezelve doorgaans onver-
fchilligheid voor de Vrouwen veroorzaakt, niet-
, tegenftaande al de vryheid en gemeenzaam-
heid, welke tusfchen de Sexen plaats had.
E. Gy hebt zeker het regte denkbeeld
nog niet, mynen Vriend van de meerdere
^anlokfelen tot onkuischheid , die by dc
Batavieren zouden plaats gehad hebben, dan
I 5 by
-ocr page 160-igs bedenking
by ons. Gy weet wat de gewoonte ver-
mag : worden de lusten niet dikwerf meer
door de verhitte verbeelding geprikkeld en
opgewekt naar het geen , dat zorgvuldig voor
het oog verborgen gehouden word? Gy moet
ook de Naaktheid in zulk een volftrekten
zin niet verftaan. —— Dit woord wordt
dikwerf gebruikt van iemand , die weinig dek-
fel of zoo veel kleeding niet aan heeft,. als
een ander. Hoe veele Volken worden nog
in onze dagen gezegd naakt te loopen, die
egter de fchaamte gedekt hebben! - De
Germaanen gebruikten, Vvannrer zy groot wier-
den nog meer dekfel. Voor het overige
moet men haare onthoudendheid , aan eene
oude en algemeene gewoonte, die by hun een
wet was , aan de fchande die aan de oyer-
treeding der zelve gehegt wierd, en aan het
naauwkeurig toezigt der Ouden tegen alle
Verbastering van de Nakomelingfchap toefchry-
ven. „ Die het langst zich onthouden hebben,
zegt c^sAR, draagen den grootften lof onder
de hunnen weg. Hier door meenen zy, dat
de kloekte en kragten des lighaams bevorderd
en de Zenuwen gefterkt worden. Dog bin-
nen de twintig Jaaren met eene Vrouw ge-
hieenfchap geoelfend te hebben , wordt on-
der de fchandelykfte dingen gerekend". Voor
het overige geloof ik , dat zy van alle an-
dere buitenfpoorigheid, die tegen de orde
eü
-ocr page 161-opgelost. 139
en voortplanting van het menfchelyk geOagt
geheel tegenftrydig is, kunnen vrygefproken
Worden. apvIstoteles , diodorus, strabo en
ATHENiEus , leggenze wel den Galhn, die on-
der den naam van Geiten by hun bedoeld
■Worden, te last; deezen hadden het buiten
twyifel van de Grieken^ die te Marfeille
eene volkplanting geveftigd hebben, overgeno-
men , maar van de oude Germaanen vinde
ik het nergens. Men denkt zelfs, dat taci-
tus zulke misdaadigen bedoeld onder den
naam van corpore Infames ^ welke in de mod-
der of in een moeras gefmoord wierden ;
eene ftralfe, die met de hedendaagfche zoo
Veel overeenkomt, als de Latynfche omfcbry-
ving met den naam van Schandjongen. Dit
is ten minften zeker, dat het presfen der
Jongelingen door de Romeinen onder vitel-
Lius , omze tot onkuischheid te misbrui-
ken , een voornaame reden-van den Opftand
der Batavieren geweest is,
Diderik , over deeze oplosfing zeer voldaan,
nam met zyne roozemo.nd , zoo dra zyze
ingehaald hadden , een teder affcheid van
^-elhart en dc zynen , na dat hy nog
een verzoek gedaan en geredelyk toeftemming
op het zelve verworven had, dat eelhart
t-en zynen gevalle de Verhandeling over het
Krygswezen der Batavieren mogt fpaaren ,
^t dat zy weer by een kwamen.
I
De Opvoeding der Kinderen hy de Batavie-
ren. De Moeders zoogden haare Kinderen
zelve , en hielden de Huwlyksvrugthaar-
heid voor een zegen» Wat men te den-
ken hebbe van het beproeven der egte
of onegte kinderen in den Rhyn. De
voornaamfle kundigheden, waarin de jeugd
onderweezen wierd. Hun zedelyke op-
voeding. Het onderfcheid in jaa-
ren en rangen in agt genomen. Wan-
neer de Vrouwen haaren taak af
hadden., wierd dezelve hy de Man-
r.en overgenomen, die de jonge-
lingen vooral onderrlgteden in
het geen tot den JVapenhan-
del betrekking had. ,
REDEGONDE. Gy hcbt my gezegd, myn
eelhart , dat er van de voorige Zamen-
fpraalc nog iets was overgèbleeven, het geen
u de kortheid des tyds niet toeliet af te
handelen. Wat was dat ?
E. De Opvoeding der Kinderen. Deeze is
eene
-ocr page 163-opvoeding. 141
«ene van de voornaamfte reden van de in-
fteiling des Huwelyïcs. — Hier toe moe-
ten Man en Vrouw vereenigd blyven en
hieraan hadden de Bataaffche Vrouwen een
groot deel, waarom het zeker rozemond
en U niet onaangenaam zou geweest zyn
van dit gewigtig oogmerk en ; gevolg van
den Echt iets te hooren.
Vr. Het fpyt my zeer, vooral om ro-
zemond. Ik ben al lang lüer na begeerig
geweest , zoo uw tyd het toelaat, myn
EELHART ,.....zoiidt gy myne fchade
fpoedig kunnen herftellen.
\' E. Het was my altyd een vermaak uwe
begeerten voor te komen, myn Lief, maar
er is thans eene zwaarigheid. frederik is
van huis.
M. Laat u dat niet ophouden, myn Va-
der , myn broeder heeft zoo veel voor my
onthouden en my verteld , dat ik verblyd
zal zyn , waanneer ik ook eens op myne
beurt\' hem iets mag \'mededeelen. De ftof
zal toch zoo lang en zoo moeijelyk niet
zyn , en gy zult er Moeder plaizier meê-
doen.
E. Ik zal u dit genoegen verfchaffen ,
machtilde, in vertrouwen, dat gy niets zult
verhezen van het geen gy uwen broeder
behoort mede te \' deelen. •
Vr. Uit het geen wy van te vooren ge-
hoord
14a HUWELYKS
hoord hebben,\' vooronderflel ik dat de huis-
gezinnen der Batavieren doorgaans van een
goed aantal kinderen voorzien waren.
E. Eene Leevenswyze overeenkoinftig met
de Natuur , een llerke en gezonde lighaams-
gefteldheid daar uit voortvloeijende, gepaard
met de beste fchikkingen omtrend het Hu-
welyk maakten hetzelve zeer vrugtbaar. En
dewyl de Huwelyken algemeen waren, ——
de Batavieren zich in geene bedompte Ste-
den oplloten , maar een zuivere vrye lucht
op het veld inademden , veele ziekten, die
nit weekheid en wellust voortfpruiten geen
plaats hadden, kan het niet anders zyn ,
of het moet fteeds van kinderen overge-
vloeid hebben, nog ruim zoo fterk als op
onze Zee- en Landdorpen, welke doorgaans
wel van kinderen voorzien zyn. Men kan
dit opmaaken uit de geduurige volkplantin-
gen en volks-verhuizingen door vii\'elke zich
eerst de Gallen , en naderhand de Germaa-
nen .wj\'d en zyd verfpreidden , niettegen-
ftaande de geduurige en bloedige Oorlogen,
welke zy voerden. De Huwlyksvrugtbaarheid,
cn een talryk huisgezin wierd ook by de Bte^
tavieren als een Zegen aangemerkt. — „Hoe
meer nabeftaanden hoe grooter het getal van
bloedverwanten , dies te aangenaamer was by
hen de ouderdom , en de kinderloosheid
wierd by hun geenzins als een voorrecht
vrugtbaarheid. 143
gérekend De oude Germaanen bedienden
zich daarom tegen dc onyrugtbaarheid van
alle middelen, welke de natuur en Godsdienst
aan de hand gaven ; niemand hunner be-
paalde het aantal dat hy begeerde;— elke
nieuwe Huisgenoot was hartelyk wellekom. —
Door geene aanmoedigingen of belooningen
behoefde de bevolking, als by de bedorve
domeinen, bevorderd te worden: zoo ver
Was het er van daan , dat zy een onge-
boore vrugt door geneesmiddelen zouden heb-
ben zoeken af te dryven , of een onnozel .
fchaap , om dat het over de hand, of on-
der een ongunftig voorteken ter Waereld
kwam , zouden hebben kunnen te vondeling
leggen of vermoorden zoo als men by de
Komeinen gewoon was. Dit wierd by hUn
een fchelmfluk gerekend, by wien ,, de goe-
de Zeden meer uit deeden, dan elders goe-
de Wetten."
INÏ. Waren er ook eenige plegtigheden by
de geboorte der kinderen in gebruik by de
Batavieren ?
E. Men verhaalt, dat zy de Jonggeboor-
nen op een fchild in den Khyn neder-
%en , om te beproeven , of zy echt
dan baftaard waren. Het laatfle bellooten zy.
Wanneer het kind zonk, het eerfle wanneer het k
dreef. Dg^^;, gulk een ongegrond wantrouwen
üer Batavi^f-en omtrend de kuischheid hunne?
Vrou-«
-ocr page 166-144 HÜWELYKS
Vrouwen kunnen wy bezwaarlyk gelooven.
Het kan zyn, dat deeze dwaaze proef,
by eene enkele Natie der Germaanen^ die aan
den Khjn woonde, genomen, door verfchei-
de Schryvers , waaronder tacitus egter niet
gerekend moet worden, te onregt algemeen
gemaakt wordt. Of dat de zaak verkeerd
opgemerkt en berigt is. De Germaanen ,
en ook de Batavieren waren gewoon hunne
kinderen, zoo dra zy geboren Vi^aren, in het
water\\te dompelen en te wasfchen. Indien
het mogelyk was, gebruikten zy hier toe het
water van den Rh\'^n, eene rivier, voor wel-
ke zy een onderfcheidende hoogagting had-
den , fchoon wy geeiifins gelooven, dat de-
zelve hier van zynen naam zou gekreegen
hebben. Meermaalen wierd dit wasfchen door
de Moeder zelve verrigt.
Vr. Dan moeten zy ongemeen gelukkig
in het voortbrengen van haare kinderen ge-
weest zyn.
E. Dit is gemakkelyk uit het voorige aftelei-
den, myn Lief! Moeijelyke en tegennatuurlyke
geboorten zullen daar de Kunst van handige
Vroedmeesters en wyze Vrouwen niet gevor-
derd 5 maar de ondervinding en hulp der
nabuurinnen alles afgedaan hebben. Hoewel
het eene fabel is , dat de Vrouwen der
Celten, zoo dra zy verlost waren, den arbeid
op het land hervatten , terwyl de Mannen
het
-ocr page 167-V R ü é t B A Ä R H E I ü. I4S
Wt kraamleger hielden , vindt men egter geval-
len aangetekend , waar by de hoogzwangere
vrouwen, tot aah hét iiiterlle oogenblik in haä-
ren arbeid hebben aangehouden, — vborts ter
zyde gingen, Voorfpoedig verlosten, häare vrngt
äfwiefchen, én niet dezelve naar huis fpoedderi.
Maar om tot de gemelde proef over de nieuw
geboore kinderen weder te keereri, ik meen dat
een enkel berigt van Keizer jüliaan, bygè-
naamd de Jfvalli\'gè, die het nog maar by ge-
rügte overgenomen had, tot dit Vertelfel de
feerfte aanleiding heeft gegeeven. Ondertus-
fchen was het eene vry algemeene gewoonte ^
zelfs by de oude Latynen in gebruU?, dat men
de kinderkens Op een fchild plag te leggen en
te wasfchen. Volgens de aanmerking van ari-
^stoteles en galenus diende het koude
Water om de Warmte naar \'t hart te rug te
dryven, ook om de kincferen van jongs af te
doen harden , aan koude en ongemakken te ge-
wennen. Waren \'er, en dit zal niet dikwerf
gebeurd zyn , Avelke dit niet konden doorftaan,
zy moesten het door hunne tederheid befterven,
cn het bleek daaruit, dat de Maatfchappy niet
■^eel by zulke kinderen verloor, wyl zy onge-
fchikt waren om hét geflagt oiiverbasterd voort
te planten , en in zoo verre kon dit als eene
i)roef worden aangemerkt. Ik zou hiér zoo
lang nietby ftil gellaan hebben, zoo ik niet op
de gedagte was gevallen , of men dit ook voor
^ene Godsdienfliige plegtigheid moest houden,-
ö. deel. li yg,
plegtighe&EM
Vr. Eene Godsdienftige plegtigheid?
E. Ja, myne vredegonde ! verwondert gy U
hier over ? wat zult gy dan zeggen, wanneer
ik u verhaal, dat de oude Germaanen, een foort
van Doop aan hunne kinderen bedienden , wel-
ke in uiterlyke omftandigheden zo veele oveji:-
eenkomst had met den Christelyken, hoewel in
betekenis en oogmerken oneindig verfchillende,
dat de Heidenen, die door bonifacius tot
het Christendom bekeerd wierden, zich daarom^
verbeeldden , dat het niet noodig was , dat zy
-van nieuws gedoopt wierden , het welk huii
door den opperbisfchop gregorius. anders
moest onderrigt worden.
Vr. Wat bedoelden zy dan met dien zcoge-
ïiaamden Doop?
E. Misfchiep eene zuivering van ziel zoo weï
als van lighaam, gelyk zommigen meenen. Dan
voornamelyk verbeeldden zy zich daar door het
geluk der kinderen, vooral in den oorlog te be-
vorderen , en hunne lighaamen voor wonden ea
een ontydigen doOd te bevryden, waarom het hun
^liet evenveel was, door wien dee^e plegtigheid
en met welk foort van water dezelve in het weric
gefteld wierd. De Edelen lieten deeze plegtig-
heid wel eens door aanzienlyke Mannen in hui]^
ne huizen verrigten , welke aan de Jonggeboo-
ren teffens eenen naam, en met denzelven eei>
gefchenk gaven, Anderfins kwam dit beide tof
aan den Vader of aan den Grootvader, of dip
list Ivind zoude opvoeden. Men vindt van he\'i
b y \'d e g e s o o r t e- H7
een en ander verfcljeide voorbeelden in de e d n a ,
een overoud gedenlrfchrift der Tslandsren^ w^ax-
in veele fabelen, maar ook veele oude gewoori\'
ten en gebeurtenisfen bewaard zyn, (*),
Vr. I)it komt my zeer aanmerkelyk voor,
^laar dan wierd deeze Doop alleen aan Jong»
gebooren knegtkens bediend, om dei^elven, zoo
2y meenden, onkwetsbaar te maaken ?
E. Meest altoos; hoewel de geleerde sper-
ï-ing, die over den doop der Heidenen eene
byzondere verhandeling gefchreeven heeft be-
Wysr, dat dezelve ook wel aan meisjes wierd verrigt,
M. Hadden \'er nog meer plegtigheden by de
geboorte der kinderen plaats ?
E. Ja, men zette het nieuw geboorne wigt op
den fchoot van den Vader, die hier mee te kennen
gaf, dat hy het voor zijn kind erkende: zelfs
Was dit by anderen, die te vooren geen vaderly-
l^e betrekking tot een kind hadden , een teken
Van aanneeming. (^f) Dit gefchiedde doorgaans
by
c*) Zoo leest men in de edda. Ilhtd eüam na-
p puerum tenerum afpergam aqua ^ non in ar"
occumbet. en in Kon. Harald. Harfag» Sag. c. 40:
^^\'at eo tempora circa mbilium liberos ea Qonfuetu\'
f"» ut honoratiores viri adhiberentur , qui aquam
^^fmderent in eos , & nomen darenl. ea cap. f.
uttormus dux aquam afuderat in fiH»m regi%
\'^araldi natu, maximüm, ^ ded.erat ei nomen
lutim. ,
^ (t) Men vindt ook van dea evengemelien Gut^,
d;ie het Zoontje van Koning haralis
K ge-
t/Li H E T Z O O G E N
by den zoogenaamden Doop en\' de Naamgeevmg^
Voorts wierden de lotgevallen van den Zuige-
ling onderzogt, of gelyk men nU zou zeggen,
deszelfs horoscoop wel eens geligt, en de pleg-
tiglieden met eene rykelyke en vrolyke maaltyd
befloten. Ten minfl:en plagt men dit alles door-
gaans by de Noordfche Germaanen in \'t werk te
ftellen.
Vr. Ik behoef niet te vraagen, of de Bataaf\'
fche moeders haare kindeven zelve zoogden?
E. Dit fpreekt van zelf. Vrouwen die haa-
ren phcht zoo wel kenden en aan haare beftem"
mmg zoo zeer beantwoorden , konden zich
zelven\'in deezen hoofdtaak niet ongelyk zyn»
en haare zuigelingen , welke zy zoo lang onder
haar hart gedraagen hadden, van het voedfel
berooven, dat de natuur alleen voor hun gefchikt
had. Geene voorgewende of weezenlyke rede-
nen van zwakheid in het zenuwgeftel, of ge-
brek aan zog konden hier plaats vinden, veel
min konden zy befluiten haare kinderen maar
uit te fchudden, om de zorge daar van gemaks-
of vermaakshalve aan anderen over te laaten^
Daarom zegt tacitus, in wiens tyd deeze
on-
gedoopt en eenen naatn gegeeven hadt. Itnponeba(
etiam puerum genibus & educabat fecum^ eum hd^
hens in Vikid ytuflrali ^ en in hacon. adaI\'"
STEINS feflr. c. lo. Et asfumfit pro adof\'
titio haraldum erici| ƒ//«»;, eumque gretnio ii«\'\'
j^ofuïty & educatus «st in aula regis HMtix..
J
-ocr page 171-bkr kinderen. 149
•^natiHirlyke gewoonte onder de Roomfche
Vrouwen ook al de overhand genomen hadde:
elke moeder voedt haar kind met haare hor-
^i^en , en geene flaavinnen of minnemoeders
Worden hier toe verkoren."
Vr. Hoe was het met de opvoeding der kin-
deren gelegen?
E. Wy zullen dit alleen moeten opmaaken
5-iit het geen wy reeds yan de Batavieren ge-
legd hebben, en n,og zeggen moeten. De een-
voudigheid, die in het Godsdienflige, in het
Burger iyke €n in liet JZedelyke by dit volk
heersehte, befloten de kundigheden, die by hun
plaats hatlden binnen een engen kring; — en,
fchoon ik aangetoond lieb , dat \'er onderfcheid
"Van rang by de Germaanen plaats had, er wierd
egter op denzelven in het begin der opvoeding
Weinig of geen agt geOagen, en ten uiterlyken
^^aiizien was \'er geen onderfcheid tusfphen de
kinderen der Heeren «n der Lyfeigenen. Zy
V/iefchen met elkander op, terwyl de een niet
5ieef gerak nog gemak genoot , dan de an-
^er, tot dat de Edellingen en Vrygeboornen , in
ïiïeerderen ouderdom afgefcheiden, door hun ge-
^Tag en dapperheid toonden , dat zy van hun-
nen oorfprong niet ontaarden. Dit was het
^fste middel. om hun door al te veel zorgvul-
digheid, en malie liefdeniei te bederven, — voor
Verbastering en verwyfdheid te hewaaren ; —
hun al vroeg te doen begrypen , dat zy met
minften van eenen oorfprong waren , maar
K $ dat
«56 de opvoeding
dat hunne braafheid en bekwaamheden hen doof
den tyd moesten onderfcheiden1 Wy zullefl
naderhand onderzoeken, wat \'er van de Weeten-
fchappen der Batavieren te denken zy; maar dit
mogen wy gernst gelooven , dat het vormen
der Jeugd meestal in het lichaamelyke, beflaan
hebbe.
Vr. Op -Wdi voet was dit dan toch ingerigt?
E. CiESAR verhaalt van de Gallen, dat de
kinderen iu eene volkome vryheid zonder aan
eenige tnclit gebonden te zyn , opwiefchen,
— niet gedwongen wierden iets te doen, het
geen hun tegen den zin was, en dat dit nevens
het voedfel en de lighaamlyke oelFening oorzaak
was, dat zy tot zulk eene onmaatige grootte op-
groeiden , en buitengemeene kragten bezaten,
ïn hoe verre zullen wy dit op al de Germaanen t
cn byzonder op de Batavieren^., toepasfen? Ta ci-
TUS zegt met weinig woorden (*}, dat zy met
weinig klceding en handhaaving in elke w^oo-
ning, tot zulke leden tot zulke lichaamen, waar
over
1 Over de zeden der Germa/inen. In m«i dom*-
midi ac fordidi , in hos ariin in hac corpora^ qufi
Uiiramur y sxcrefcunt, Domiumn ac fervnin nuUiS-
^ducationii deliciii dignufcas. Ihter eadem pecora , iü
tadem kumo degunt, donec atas fcpnret ingenuost
yirtus agnosca. Het is by my zeer klaar dat de woor-
den, Tiudi ac j/öri/V/niet in deri\'gewdoncn\'ónbepaal\'
den zin kuaaen op^evac worden. TaciTus, verklas\'\'-
ii^\'C ZLÜs :uder.
6 s ß. kinderen. i5;t
^^Qt zy zicli verwonderden, iiitwiefchen. Wan-
\'^eer men nu hier by voegt, dat \'er geen onder-
fcheid tusfchën dè kinderen van Heeren en Lyfëi-
genen te befpeuren was, dat zy allen op denzelf.
deu grond tusfchen hetzelfde vee zich ophielden,
houden wy uit dit alles, oppervlakkig befchouwd,
Ïïuimen opmaaken, dat hunne kinderen, aan zich
delven overgelaaten, in het wilde opwiefchen ;
«n dat het • Zoo gewigtig ftuk der opvoeding by
lum weinig ter harte genomen wierd. Maar laa-
ten wy deeze gezegdens niet te ver trekken. Waf
20Ü \'er vah eene losbandige Jeugd in een gevor-
derden ouderdom te wagten ■ zyn ? zou dezelve
^ulk eene Natie — zulk eene maatfchappy kunnen
Vbi^men als de Batavieren uitmaakten? — zou-
den zülke kinderen ooit eerbied en onderwer-
ping aan hunne Ouderen, waar,in zy egter
tütfnunteden,— ooit ondergéfchiktheid aan hunne
Övbrhéde-n en Overften hébben willen beroo-
iden , —\' zich immer tot den arbeid en eene gere-
gelde leevenswyze hebben willen overgeeven ?
Ja zouden de Hghaamen der Germaanen zulk een
van fchoonheid, gezondheid en fterkte heb-
ben kunnen bereiken, indien zy in hunne kinds-
heid zoo verwaarloosd waren, als men doorgaans
^it het zeggen van tacitus ten opzigt van hun
^\'ghkamdyke opvoeding befluit?
Vr. Heen, dat geloof ik niet: maar hoe zul-
ien \'wy dit dan verftaan?
E. In denzelfden zin als roüs&eau in zyné
wil, dat de Jeugd nog heden zal opge-
K 4 ^ voed
jgz jï e o p v o e d ? n #
voed worden, om derzelver lighaamlyken wej-
ftand en groei des te meer te bevorderen. Ter-
wyl de Germaanen hier op by uitftek gezet
Avaren, kunt ge ligt begrypen, dat zy hier aaa
byna alles opofferden: daarom wierden de ver-
mogens van den geest weinig of niet in de
Jeugd gevergd, en allen dvi-ang zoo veel moge-
lyk vermyd. -- De kinderen der Germaanen
wierden aan het geftreng opzigt van meester?
niet onderworpen nog in Schooien opgefloten.
— Het meest da,t zy te leeren hadden, beftond
in eenige oeflenmgen en handgreepen , in het
doorftaan van kpyde en ongemakken, en in het
verduuren van den arbeid , om in ahe behoef-
ten te leeren voorzien, en zich zelf te kunnen
redden zonde; van een ander af hankelyk te zyn.
——. G^sar zegt uitdrukkelyk van de Germaa-
«67?, „dat zy yan kindsbeen af aan het arbeiden
en harde handen gewend waren." Wy hebben
gezien, dat de moeders in en by het huis veel
te bezorgen hadden, en zullen iu \'t vervolg be-
vinden , dat haar ^org en arbeid zich hier by
geenzins bepaalde , daar in waren de kinderen
haar lang en misfchien zoo lang behulpzaam tot
dat zy volwasfen waren, dit was het werk het
welk zy voornamelyk verrigteden. Daarom, be-
hoefden de Lyfëigenen het huiswerk by hunn«,
Hep-en niet te doen , dit wierd door de vrou-
wen en kinderen verrigt. En dit was genoe»
pm de Jeugd voor vadzigheid te bewaaren, ^^
hunne leden eene genoegzaame leenigheid e?.
per k i n d e r e ïf. 153
ßerkte te bezorgen! —Men moet het groot on-
derfcheid , dat \'er tusfchen de Romeinen en Ger-,
»iflßw« plaats had, nooit uit het oog verhezen,
CiESAK en TACITUS fpraken meest in vergely-
king, vooral de laatfte, en het fchynt zyn oog-
merk geweest te zyn om zyne land- en tydge»
nooten te doen zien, hoe zy met al hunne be«
fchaafdheid en kundigheden, met al het voor-
deel van eene kostbaare en moeijelyke opvoeding
toch yopr de Germaanen in braafheid van zeden
moesten onderdoen. In het lighaamelyke fton«
den zy vooral in het beste begrip, tot het wel-
ke ons de Engelfchen na verloop van zoo vee-
le eeuwen een weinig te rug gebragt, ei^^
Waaraan wy het voornaamelyk te wyten heb-
ben, dat de kinderen van minderen rang, vooral
ten platten lande, in gezondheid en fterkte uit-
munten , wanneer zy met minder koestering
meer aati de vorming der Natuur worden over-
gelaaten.
Vr. Waarin mag dan de zedelyke Opvoedin|
Beftaan hebben?
E. In het mededeelen van de weinige en een-
voudige beginfels van Godsdienst en betamelyk-
dieid, welke zy hadden, of liever in de goede
"^Oorbeelden welke zy;in hunne Ouderen opmerk-
Ik herdenk hier het veel betekenend zeg-
Van tacitus, en het zal meer te pas komen;
goede zeden golden hier meer, dan elders goe-
de Wetten". Volgens diogenes laertius had-
den de Germaanen drie grondregels, weike zy d,c
K.;5 Jeugd
D E O -P V O E D i N é
Jeiïgd i\'rifcherpten. De Goden té e^rén, geeft
kivaad te bedryven , en zicb op de\' Dapperheid
toe te leggen." — Mer even zoo weinig voor-
fchriften kohdeïi de Batavieren dè opvoeding
hunner Jeugd beter voltooijên ^ ó&n At Romeir
wien hét niet nïbgelyk z-bu geweest zyn
de Jeugd by zulk eene vrye leven swyze in dat
ontzag te houden , San die órde en kuischheid
te gewennen, welke by de eerllen plaats hadden^ —\'
Vr. Het zou egter niet raadzaam zyn het
Mer mee thans at te zien. . " "
E. Dit ftem ik u ten hoogden toemyne vfiE-
DEGONDE, de tyden zyn merkelykjverandefd! —
^e voorbeelden , ■ die de Jeugd thans dagêlyks
voorkomen zyn van een gansch-anderen aart :" —
de verleiding maakt de zamenlee^l\'ing veel gevaar-
lyker, de behoefte\' is onbedenkelyk verme-
nigvuldigd , fchoon ons verblyf op aarde niet
verlengd; wat moet \'er in onzen\'kérten leeftyd
niet by de hand genomen worden, om zich aan-
genaam en nuttig voor de maatfchappy te maa-
ken , — om eerlyk door de waereld te ■ komèn!
vooral voor lieden die in een aanzienlyken rang
geplaatst worden. —— Hoe vroeg di^nt-mËn,
derhalven te beginnen, zal men een nuttig gebrJuik
maaken van veelerleije kundigheden in het Bur-
gerlyke en Godsdienftige, welke zich \' in onzen
tyd hebben uitgebreid 1 zal men eenige vorderin-
gen doen-in de befchaafde weetenfchappen y zonder
\\yelke de Jeugd, niet met eenigen luister in dê
©pcnbaare waereld kan intreedenl — Dit aïïe.4
: heeft
Ö E\' S. K I N D fc R È N. 155
liéeft de beroemde wysgeer van Geneve niet in-
agt genomen , maar den mensch te veel in het
afgctrokkene, inden ftaat der iiatnur befchouwt;
en daarom hebben wy met onze kinderen eeiï
anderen weg moeten inflaan, fchoon wy teffens
zorg hebben gedraagen, dat zy dien met gemak
€11 vermaak betreeden konden.
M. Maakten de Jaaren egter geen onderfcheid
in de wyze van opvoeding ?
E. Gewis l Terwyl de Dogters verder opge-\'
leid wierden om haare Moeders gaandeweg in
den arbeid te verh\'gten , en naderhand zich
als bekwaame huishoudllers te kunnen gedraa-->
gen, wanneer zy trouwden: wierden de Zod-^
nen der Vrygeboornen onderweezen in het
loopen, zwemmen , te paard ryden en het be-
handelen der TA^apenen , het welk eens hunne
voomaamfte bezigheid zou Uitmaaken. — Dr
kinderen der Lyféigenen daarentegen, terWyl ze
hunne Ouderen beftendig de hand leenden in den
landbouw en: de veehoedery , leerden dit be-
dryf, als bet voomaamfte waartoe zy by de Ba-^
\'Navieren gefchikt werden, in de meeste yolko-
»lenheid. ^
Ï^I. En de kinderen der Edelen ?
E. Deezen zyn onder de Viygeboornen by uit-,
fieemenheid begreepen ; alle de Edelen .waren
tóch Vrygeboornen , fchoon alle Vrygebeornen
^ict tot den Adel behoorden. Wyl het deezer-
zaak vooral , was anderen in een vaardig en
kloekmoedig gebruik der wapenen voor te gaan,
\' moes-
j56 b» opvofibins
moesten zy daarin ook van kindsbeen af ondcf-
weezen worden, en de anderen niets toegeeven.
-- Dit was te meer noodzaalelyk, wyl de
Zoonen van Edelingen , die de meeste verdien-
ften hadden, het gevolg der Vorften pleegen uit te
maaken, en van tyd tot tyd gevoegd v/ierdeu bv
de zulken, die door gegeeve blyken van hunne
bekwaamheid en trouw, getoond hadden , dat
zy deeze eer niet onwaardig waren. Hierin
beftond de grootheid en nayver — by de Vorften,
wie de meeste en wakkerften JongeÜngen onder
zyn gevolg telde; -r- en by de Jeugd , wie de
eerfte plaats by zynen Vorst zou hebben, waar
toe zy niet dun by trappen, en door uitmuntend-
heid geraaken konden. Gy ziet dus-d^t alles
medewerkte, ora elk hunner tot de edelfte be-
drijven onder het oog van hunnen Vorften
Voorgangeren aan te moedigen,-
M. Zou menze dan niet ais Pages kunijen
aanmerken ?
E. Nog meer als Lyfwagten van den Vorst,
wien zy in vreede tot luister, maar In den
oorlog tot eene beft:herming verftrekten, en
met wien zy leeven en fterven moesten. Dik-
werf wierden zy in meerderen ouderdom , tot
Gezantfchappen by vreemde volken gebruikt en
daar met gefchenken vereerd. Ja zelfs gebeur-
de het, — van zoo veel belang konden zy
worden door hun fterkte en invloed , dat zy
, ^oor den roem vaa hunne Krygsdapperheid by
der kinderen. 157
de nabuuren het zwaard in de fchede hielden,
of den vrede bevorderden.
Fr. Waar wierden de zoonen der Vrygeboor-
nen toe gebruikt?
E. Deezen zoo Wel als de Edelingen, zoo
dra ze de vryheid hadden van de wapenen te
draagen , droegen die voor hun Vaderland.
Vdor hetzelve te ftryden, hun leeven te waa-
gen en dat van een vyand te beneemen was
hun eerfte uitzigt. — De meesten deeden eene
gelofte, dat zy niet eer hun hair en baard zou-
den fcheeren, voor en aleer hun dit gelukt was. —
Veelen droegen ten dien einde eenen yzeren
ring, welke zy alleen by zulk eene blyde ge-
legenheid afleiden. Was het vrede, zy bega-
ven zich in dienst by een of ander volk, dat
in oorlog was, om roem te behaalen, waar het
gevaar hun riep. Zelfs wierdt het beter ge-
oordeeld nu en dan een ftroop te doen op de
grenzen der Nabuuren, dan zich aan een ledig
en losbandig leeven over te geeven, Loffely-
ker was het egter , in de jagt eene nuttige
oelfening en tydkorting te zoeken en ook daar
in hun eere te ftellen, wanneer zy de mees-
te blyken konden toonen , van groote en ge-
vaarlyke dieren, opgefpoord en overwonnen te
hebben.
Fr. Op dit alles konden zy door hunnt
Moeders niet afgerigt worden ?
O neen! zoo dra deezen haaren taak ver-
ligt hadden, was het de pligt der Vaderen, hun-
/ ne
158 d e o p v o e d i n g
ne zoonen die kundiglieden mede te deelen, die
zy zelf bezaten. Wel voorgaan deedt hier wel vol-
gen. Maar wanneer de Jongelingen aan het op-
zigt der mannen door de moeders geheel wier-
den overgegeeven wordt niet iiitdrukkelyk ge-
zegd : dan ik heb redep om te befluiten , dat
het veel laater was , dan by ons plaats heeft.
C^SAR zegt van de Galliërs „ dat zy
hunne zoonen niet tot zich lieten komen
dan wanneer zy volwasfen waren , en den
Krygsdienst konden waarneemen; — dat het voor
fchande gerekend wierd , wanneer de kinderen
voor dien tyd in het openbaar zich by hunne
vaders bevonden." Maar hy zegt ook : „ dat
zy byna hierin van de overige volken verfchil-
den." Ik geloof egter, dat de Vaders der Ger«
maanen zich ook niet vroeg met hunne kinderen
bemoeiden, maar dezelve op eenen affland hiel-
den , tot zy geheel opgelegd wierden tot de
hoofdbezigheden van vrye Batavieren.
M. Dan kwamen zy \'er gemakkelyk af, en de
Moeders hadden\'er het meeste en langfte werk mee.
É. Zy hadden , wanneer zy wat grooter
waren \'er den meesten dienst van, en teffens
was het eene eer voor de moeders , wanneer
de kinderen haar zoo lang betrouwd wierden,
— By de Germaanen duurde de kindsheid
zeer lang. Volgens tacitus bragt het ge-
bruik mede , dat niemand de wapenen aan-
vaardde , voor en aleer de Staat, de Gemeen-
te of Burgerfchap , waaronder hy behoor-
de
der i n d e r e n. 159
Äe hem daar toe bekwaam oordeelde, dan ver-
cierden of iemand der Vorrten , of de Vader,
of een nabeftaande den Jongeling met een fchild
cn pfriem. Dit gefchiedde derhalven , wan-
neer hy by de noodige kundigheden ook de ver-
tischte grootte eu kragten had, om de wapenen
in den kryg te kunnen voeren , dat by den eenen
vroeger by den andereu laater valt: — en hy
laat er op volgen: ,, deeze is by hun de to-
ge der Jongelingen , deeze de eerfte waardig-
heid, waar mede zy bekleed worden." Zoo
veel wierd \'er in gefteld, de wapenen voor het
Vaderland te mogen draagen ! Eindelyk ; —
„ voor deeze gebeurtenis, wierden zy als een
deel van het huis , nu van het Gemeenebest
aangemerkt." Wanneer wy nu de andere uitdruk-
kingen van TACITUS hier by vergelyken, „ gy
zoud geen Heer of Knegt door eenige teder-
heid van opvoeding kunnen onderkennen ; zy
verkeeren onder hetzelfde vee en op denzelf-
den grond, tot dat de ouderdom den eerften af-
fcheid en de dapperheid hem doet uitmunten:
— en van diodorus siculüs, „ de jeugd, zoo
lang zy de kindsheid niet te boven Is , beide
meisjes en knegtjes , dienen den Ouden;" dan
Wordt myne onderftelling vry zeker. — De
moeders hadden zoo lang de hulp van hunne
zoonen wel noodig: — de dienst aan dezelven
m een vroege kindsheid bevveezen , moest aan
haar eerst vergolden worden. Niet vroeger wier-
den
-ocr page 182-löo de opvoeding
den zy gewaagd , om hun leeven niet nutte-
loos te fpillen: maar dan, wanneer zy door den
arbeid in Haat gefteld waren , om de moeije-
lykheden van den kryg te kunnen doorftaan ;
dan eischte de algemeene moeder het vader-
tAND hun op, en zy wierden aan hetzelve af-
\' geftaan , zonder dat zich iemand der Edelm-
\' « gen of Vrygeboornen van deezen eere- post
^■it liopde onttrekken. — Dan was het de reg-
. te tyd voor de Vaders, om zich op het on-
derrigten van hunne zoonen toe te leggen ,
l| welke voortaan aan hunne zyde zouden moeten
f vegten in den oorlog , en daarom in vrede al
^^ hun aandagt ook tot zich moesten trekken, en
in hunne verkeering als M«deb urgers toegelaa-
! ten worden.
M. Ik vinde het evenwel zeer vreemd, wan-
j ~ neer een Vader zyn kind op eenen afftand
houdt, en als een diezTstbode gebruikt. Vindt
gy het ook zoo niet, Moeder?
J \' Vr. Wanneer uwe Ouders niet in ftaat waren
\' > om dienstboden te befbldigen, zoudt gy dan de
\' naaste niet zyn , machtilde ! om hun werk te
I verrigten ? erken dan uw voorrecht , zoo lang
^ u dit gebeuren mag, maar uwe verpligting tef-
/ fens. — Verlies die nimmer uit het oog, want wy
l weeten niet, wat lot ons befchooren is. — En
tot het eerfte zullen de oude Batavier en reden
gevonden bebben : — zy ziiUeij dus te beter
& hun
der kinderen. ï6i
hun gezag hebben\' kunnen bewaaren, wanneer
de kinderen door gcduurigen ommegang met de
moeders te gemeenzaam wierden.
E. Tot het geen de jeugd dun te vooren als
een khiderfpel volgens tacitus by de hand nam,
Want dit kon niet anders zyn onder zulk een
krygshaftig volk, kreegen zy nu een volkomen
recht, "en zy begonnen zich op den wapenhan-
del, waar van wy in \'t vervolg opzettelyk zul-
len moeten fpreeken, met de borst toe te leg-
gen : alleen of in gelederen, — te voet of te
paard, — te land of te water.
V. Te Water, — hoe moet ik dit verftaan?
E. De Batavieren waren -er op afgerigt, om
5tls ruiters of als voetknegten geheele breede
Wateren — zelfs rivieren in hunne gelederen
over te zwemmen zonder in wanorde te geraa,-
ken : het was dus volftrekt noodig , dat zy
hier in volleerd wierden. Wyl hun land
ïliet alleen door rivieren , beeken en mei-
ren overal bewaterd was, maar hooge vloe-
<!cn het zelve dikwerf voor een gedeelte over-
^Iroomden, kwam het zwemmen hun dage-
%ks te pas. Zy leerden het ook, daar zy van
kindsbeen af gewoon waren zich te baden, in
de grootfte volkomenheid en konden daardoor als
\'^\'^phibia of tweeflagtige, byna zoo goed in het
Water, als op het drooge te regt. En het is
maerdaad zeer af te keuren, dat men van dit al-
gemeen gebruik zoo ver is afgeweeken j het welk
U, dert.-, L in
löa \' oeffeningeïf
■-it
in duizend gevallen te pas komt, daar men vati
If _ ons Land vooral mag Zeggen ,, dat het uit het
water en in het water beftaat," — en zoo veele
imvooners hun kost op het water moeten winnen.
Het was van ouds een fpreekwoord, zelfs by de -
Latynsn, van iemand, die niets wist, „ hy
^ 5, kan nog leezen, nog zwemmen."
Vk. Leerden de Vaders aan hunne kinderen
niets anders, dan de wapenhandel?
E. Uit alles, wat gy tot, dus verre van de Ba\'
tamerm gehoort hebt, kunt gy ligtelyk opmaa-
ken, dat dit de groote hoofdzaak was, waarop
i;\'; zy zich voornamelyk toeleiden, het Vaderland
te beveiligen en deszelfs vyanden kloekmoedigen
tegenftand te kunnen bieden. Daar het alles in
de oorlogen der Germaanen op den moed, de
ftand vastigheid der ziel, de fterkte en vaardigheid
des lighaams aankwam, was zeker hier toe veel
voorbereiding noodig. De Jeugd wierd daarom
in het worftelen, het paardryden, het gebruik
van fchild en fpies en zwaard, als hunne voor-
naamfte wapenen, waar mede zy van verre en van
naby vogten, den vyand afweerden en aanvielen,
onderweezen; en in het doorftaan van koude ert
hitte, van honger en dorst, en allerleie ongemak-
ken , die met den kryg verzeld gaan, gehard.
Hier m was de grootfte lof en nayver gelegen;
hier door zelfs het hoogfte geluk voor het tegen-
woordig en toekomend leeven, zoo zy meenden»
te verkrygen: en daarom was het de eerfte plig^
van een Vader zyn Zoon daar toe naar vermogei^
te
\'i
• \'■li
der. jeugd. jö^
te bevorderen. Egter wierden de middelen, om
Van te beftaan niet vergeeten. De landbouw had-
den zy reeds met de Moeders en de Grootvaders-
of andere ouden van dagen geoefFend: maar iii
al de kundigheden en handgreepen, die tot het
opfpooren, vangen en veilen van groot en klein
Wild , dat hun tot dekfel en voedfel moest
llrekken, vereischt wierden, hebben de Vaders
hunne kinderen voornamelyk onderweezen ,
fchoon de Vrouwen zich ook niet geheel aan de
Jagt onttrokken: en door deeze Jagt wierden zy
teffens te wakkerder en vaardiger van ligliaam ,
en te gefchikter om het geweer te handelen.
Het visfchen wierdt ook niet vergeeten , waar
toe hier over al in zoet of zout Water zoo veele
gelegenheid was. — My valt een oud Noordsch
gedigt te binnen, waar uit men kan opmaaken
in welke kundigheden, vooral de kinderen der
aanzienlyken , Vrygeboornen en Edelen plagten
onderweezen te worden. Ik verfla , zegt ha-
rald of haraud ■ hardraade agt oeffcnlngen.
5, ïk durf dapper vegten. Ik verfta de Timmer-
kunst. Ik kan als een man een paard beryden^
Nu en dan ben ik ook gewoon te zwemmen. Op
houten zooien kau ik loopen. Ik ben bedreeven
in de kunst van met de fpies te werpen en vaar-
^^g te roeijen. En nog wil het meisje my nier
nebben.\'\'
Dat waren zeker geene begaafdheden om\'
te verfinaaden , waarop deeze vryer zich be-
roemde : egter kan ik van alle geen regt begrip
h 2 Hjaa^
« 64 o e f f e w i n g a n
maaken. Behoorde hy tot de aanzienlyke Jonge^
lingen, wat had hy met het timmeren te ftellen?
E. Ik heb het dus vertaald , machtilde !
maar eigenlyk zal \'cr eene hebbelykheid, een ver-
mogen door moeten verftaan Virorden, om alleä
van hout, of koper of yzer te maaken, dat in
het dagelykfche leeven\'te pas kwam, waar on-
der het timmeren in de eerfte plaats in aanmer-
king komt, om dat het hout in overvloed, maar
de metaalen zeer fchaars wierden aangetrolfen.-
Ik heb voorheen reeds aangemerkt, dat elk zyn
eigen huis moest bouwen, en dus moest hy ook
al zyn geréedfchap tot den landbouw en andere
einden, al zyne wapenen vervaardigen; dit be-
hoorde ook zekerlyk tot de bezigheden der man-
nen. Zoo was elk zyn eigen werkman , tim-
merman, metfelaar en fmit; en hier kwam het
onderwys van de Vaders ook te pas , fchoon de
Jongens van zelfs al vroeg uit navolging alles
hadden beginnen te knutfelen. Gy moet dit
dan niet voor eene kostwinning, maar voor eene
noodzaakelyke bezigheid houden , welke elk
een behoorde te kennen, om zich zelfs te kun-
nen helpen, en niet afhanklyk te zyn van een
ander. Het was daarom niet buiten reden, dat
een zeker voornaam mïin wilde, dat alle kinde-
ren, ook van vermogende lieden, een handwerk
leerden naar hunne meeste verkiezing , om te
beter voor verveeling bewaard te kunnen wor-
den , en zich in nood mee te kunnen redden.
M. Wat beduid het loopen op houten zoolsn?
-ocr page 187-der j si u o jö^
-E, Behalven de fchoeifels van hout , die
aien nog onder den naam van holblokken ,
klompen of hoifters bézigt, en van beestenhiü-
■den, heeft men zich buiten twyifel ook bediend
van lange aan beide einden eenigzins omgeboge
plankjes, in welker midden de voeten wierden
vastgemaakt: deeze gebruikten zy op den vlakken
grond , maar meest op fneeuw en ys, waarop
zy met . eene ongeloollyke vaardigheid de fnelfle
-honden wisten voorby te loopen, en het vlugfle
v,\'ild in te haaien. Dergelyke worden nog in
Lapland gebezigd , en zyn waarfchynlyk in
i^roeger tyden ook hier gebruikt by gebrek van
yzer, waar van .men in laater tyden de fchaat-
£en gemaakt heeft, met welke veelen als met
yzeren vleugels vooral in ons Land, dooi" lucht
en water kunnen rennen , gelyk de Edda der Tf-
landeren het noemt, In dezelve vindt men eg-
ter van deeze yzeren fchaatzen of fchoenen ook
al gewag gemaakt.
Vr. Bleeven de kinderen altoos alleen onder
■het opzigt der Ouderen?
E. Ik twyifel niet, of de aanzienlyke Batavie-
ren zullen zich zoo wel als alle andere volken
van de zorg en bekwaamheden van kundige
Vrouwen-en mannen bediend hebben, om hen
de opvoeding van hunne dogters en zoonen
behulpzaam te zyn. Ten minften vinde ik in de
aUeroudfte aantekeningen der Germaanfche Vol-
ken , dat zy zich ook van zekere voedfters voor
\'liaare dogters bedienden, onder wier oog zy .ai-
E 3 leea
l66 ©EFFENINGEN
leen of in een zeker aantal in daar toe afgezon-
derde vrouwen-vertrekken opgekweekt wierden,
wanneer zy tot meerderen ouderdom gevorderd
waren. Deezen volmaakten haar vooral in het
geen tot het bereiden van kleedereu vereischt
iA7ierdt\', als eene voornaame bezigheid der Vrou-
wen. Deeze voedfters hadden een vry groot
gezag, en bleeven fteeds by de jonge dogters tod
dat zy trouwden, of zelfs na dat zy in het huwe-
lyk reeds getreeden waren.—Insgelyks zonden zy
hunne Zoonen wel eens by zoodanige mannen ,
welke zich in dapperheid en vaardigheid in de
wapenen eenen naam gemaakt hadden, om door
derzelver lesfen en voorbeeld onderrigt te wor-
den; even als de Druiden der Gallen^ Bar~
den en Scaldren der Germanen hun werk maak-
ten, om de Jeugd in de weetenfchappcn te on-
derwyzen. Onder de laatere Germaanen^ zelfs
by hunne grootfte Vorften, werd dit nog in agt
genomen. Ik kan niet voorby hier te melden,
het geen ik van carel de groote heb aangete-
kend gevonden by zynen gefchiedfchryver Egin-
hard. ,, Hy liet zyne Zoonen, zoo dra de Jaa-
ren het toelieten, naar de wyze der Franken te
paard ryden, en zich oeffenen in de wapenen en
de Jagt : maar de dogters beval hy-, dat zich
aan het fpinnen van wolle en vlas zouden ge-
wennen , en aan de fpille en fpinrok haare
vlyt befteeden « op dat zy door ledigheid
niet loom , maar tot alle eerbaare kundig-
heden opgeleid mogten worden. " ~ Dau met
w|e
-ocr page 189-d k a jeugd. jcj
^v^e de Ouderen ook de opvoeding en het on-
derwys deelden, hun gezag, en vooral het ge-
zag der Vaders over hunne kinderen, dat zeer
groot en uitgeflrekt was , bleef ongedeeld, wel-
ke daarom de huisfelyke Richter te recht gehee-
ten wordt. Alle de huisgenooten waren daar-
aan onderworpen: dan of het zich ook over liet
leeven en den dood der kinderen uitgeflrekt
ïiebbe, gelyk by zommige oude Volken, durven
wy niet bepaalen. By de Gallen hadden de
Mannen dit recht volgens c/esar , niet alleen
over de kinderen maar ook over de Vrouwen.
De uitdrukking van tacitus , is naar zyne
gewoonte veel betekenend,wanneer hy zelfs van
de Slaaven, die zomwyle.n in drift door hunne
Heeren, ongeflraft, van het leeven beroofd wier-
den , zegt: „ elk regeert in zyn huis en over zy-
ne huisgenooten." Indien de Vaders by de
tavieren over het leven van hunne kinderen ook
befchikken mogten, durven wy gerustelyk uit
al het voorgaande verzekeren , dat zy \'er geen
misbruik van gemaakt hebben. Dit mag men
ook uit het zeggen van tacitus opmaaken.
j. Het getal der kinderen te bepaalen, of iemand
der aanverwandten om te brengen, wordt voor
^en fchehnlluk gehouden. En goede zeden,
voegt hy hier ter plaats by, gelden hier
dan elders goede wetten, " door welke dit
misbruik by de Romeinen moest tegengegaan
worden.
M. Hef j-echt van leven en dood?
-ocr page 190-l68 de v a d e r l y k e
E. Ja machtilde! Dit fchynt zeer hard eii
egter is het juist overeenkomflig met het oor-
fpronkelyk recht der natuur, volgens het welke
niemand, zoo een fchepfel over het leeven van
zyn medelchepfel befchikken mag, daar toe nader
is dan die geen, welke naast God de oorzaak
is van deszelfs leeven en beftaan. Al het recht
dat Overheden en Rigters in lyf en leevensftraf-
fen oeffenen, is hier op gegrond en vloeit hier
uit door een ftilzwygende overgifte voort; voor
zoo verre het, wanneer verfcheide huisgezinnen
zich by den anderen hebben gevoegd, t@t bevor-
dering van het algemeen welzyn der maatfchap-
py dienftig is, dat de magt van lyf en leevens-
ftraf aan eenige weinigen als hoofden en Vaders
worde overgedraagen. Niet te min behielden de
Vaders zelfs by de Romeinen nog veel van dit
hun oorfpronkelyk reclit op hunne kinderen en
hebben \'er zich in byzondere gevallen van be-
diend, waarom zy ook de eerften of opperften
van het huisgezin geheeten wierden En men
meent,dat dit recht ook by de Rooden na dat zy
een Volks- ftaat geworden waren , zelfs onder
hunne Koningen, plaats had uit SpretiLXlX:
Dit is tefi minften zeker dat het gezag der Ou-
deren, en het ontzag en de eerbied der kinderen
voor dezelve, onbegrj\'pelyk grooter was by da
, , OU\'
(*) Principes familice , by ülpianus. liet ver-
diend ook opmerking dac de veel betekenende nar.m
van Doininus by de Romeinen van het woord
wdis een huis. afflanit, .
M a G T.
oude Volken5dan by de hedendaagfche, waar uit
200 veele wanordens in de huisgezinnen vooit-
^loeijen , die allerleie verdrietelykheden voor
de Ouderen, en dikwerf de zwaarlle rampen
Voor de kinderen zelf haaren^ — Vergeet dauroni
nimmer, myne machtilde ! wat het oorfpronke-
lyk recht uwer Ouderen medebrengt en wat gy
bun fchuldig zyt volgens Goddelyke en menfche-
lyke wetten, waar in geene tyden, nog zeden eene
weezenlyke verandering kunnen maaken ; en gy
zult, hoe meer gy hier aan voldoet , te meer
onze rust en uw eigen geluk bevorderen. Onze
zaak is het toe te zien, dat wy nimmer onze magt
misbruiken, nog u reden geeven om over een
juk te klaagen , dat ten uwen beste op uwe
fchouders gelegd is.
M, Daar geeven myn Vader cn Moeder my
nimmer reden toe. God geeve, dat wy nog lang
dat zagte juk mogen draagen, en nimmer onze
lieve Ouders door ongehoorzaamheid eene zugt,
eene traan afpersfèn, maar hun het leeven zoo
aangenaam maaken als mogelyk is.
^ ^ &
Eelhart , omhelsde zyne Dogter: -- zy zeeg
niet het hoofd op den boezem van haare Moe-
der neder. Beiden wierden zy met haar bewo-
Sen, en de redenen van eelhart door een cliep
ftilzwygen en nadenken voor eenigen tyd\\af-
jebroken.
L 5 D.E R-
-ocr page 192-Onderzoek of de Batavieren zoo <wel als de Ge^^
maanen in H gemeen onkundig van de Letteren
gemeest zyn. Het oudfle Schrift waarvan
men zich in Germanien bediend heeft, voor
zoo verre ons bekend is. Ds wyze , op
moelke zy doorgaans de gebeurtenisfen
van hun volk bewaarden. De Dicht-
kunde der Batavieren, ^^e Gezan-
gen der Barden. De Natuur-
kennis. De Genees- en Heel-
kunde. De Voorzegkunde.
De overige ivsetenfchap-
pen der Batavieren.
Hunne Kunfien en
Handvoerken. Hun
voornaame kunde
871 bezigheden be-
Jiond in de
Krygs-oefe-
ningen.
Eelhar-t. Zoo heeft machtilde zich dan
getrouwelyk van haar plicht en belofte gekwes"
ten, myn Zoon!
Fr. Ja Vader, zy heeft my een uitvoerig ver-
f!ag gedaan van de opvoeding der kinderen by
de Batavieren.
nadetl onderzoek. 171
E. Behaagde 11 dit onderwerp wat ?
Fr. Zeer veel, maar ik zou, wanneer ik \'er
by tegenwoordig was geweest de vryheid ge-
bruikt hebben , om nog het een en ander te
"»vraagen.
E. Dat flaat u nog vry.
Fr. Ik heb myn Zuster in \'\'t geheel van geene
Schooien en naauwlyks van eenige weetenfchap-
pen hooren fpreeken, waar \'mdt Bataaffche ]mgê.
onderweezen wierd. Alles kwam byna volgens
haar berigt op eene lighaamelyke oeffening uit.
E. Zy zal\'u evenwel gezegd hebben, dat veele
Jongelingen by voomaame Mannen, die door
dapperheid en bedreevenheid in de wapenen
beroemd waren, wierden gezonden , en voorts
opgevoed in het gevolg van Vorflen, en hoof-
den des Volks, waar zy opgeleid konden wor-
den in alles, wat hun in oorlog en vrede van
ïiut zou zyn. Maar eigenlyk gezegde Schooien
Waar in de Jeugd van kindsbeen af gezonden
en onderweezen wierd, gelyk by ons in gebruik
2yn, heb ik by de Germaanen niet aangetrof-
fen. Zy zouden, hoe weinig \\vy dezelve thans
ontbeeren kunnen, met hunne l>eerfchende denk-
^yze weinig overeengekomen zyn.
Fr. Hoe zoo Vader?
E. Gy hebt ze immers leeren kennen, als een
Volk het welk alles aanwendde, om van hunne
hinderen zoo wel als van zich zelven kloeke
ïüstige gezonde en fchoone menfchen te vormen.
Zé vooral, door het vcrciuuren van alle de
on-
-ocr page 194-Ï72. OVER DE SeMRYFKlTNST
ongemakken des Oorlogs, tot dappere verdedi-
gers van Vaderland en Vryheid op te voeden, het
welk zy als de voornaamfte beftemming van den
mensch aanmerkten, gelyk ik u voorheen gezegd
heb en daarom moest ook hier aan alles dienst-
baar zyn. — Daar nu een langdnurig verblyf
van eene menigte kinderen in de Schooien ondef
het opzigt van een Meester gewis niet dienftig
is tot bevordering van de gezondheid of op-
wakkering van den moed , kon zulk een mid-
del van onderwys en opvoeding nimmer in hun
opkomen, fchoon zy zich hetzelve naderhand
lieten welgevallen , wanneer het door de Rn-
mieinen by hun wierd ingevoerd. Daar van daan
komt het, dat tacitüs fpreekt van de onagt-
zaamheid , welke in de opvoeding der vroege
Jeugd plaats had, die by de Sueven , volgens c/s.\'
SAR , in volkome vryheid wierd gelaaten , gelyk
wy ook zouden zeggen , als dezelve niet ter
School ging, en naar onze verbeelding zonder
tucht en leering opwiesch.
Fr. Indien men by hen geene fchoolmeester?
of meesteresfen aantrof, by wien leerden de kin-
deren dan leezen en fchryven ?
E. Uit het geen wy by tacitus hebben aaH\'
getroffen, toen wy over dc huwelyken van d«
Bmviefsn fpraken, (*) hebben veelen befloo\'
ten»
(♦) Literaruni Sscreta viri pariter atque
tk« tgnorau*
ü e r batavieren. 173
ten , dat het gebruik van letteren in \'t geheel by
de Germaanen onbekend was. Zyne uitdrukking
in \'t afgetrokkene geeft zeker aanleiding, om dit
te denken, maar in den zamenhang befchonwd
zynde , kan ze onmogelyk dien zin hebben ,
Want het luid zeer vreemd, wanneer men vtin
de kuisheid en huwelykstrouw van een volk wil
fpreeken,\'er tusfchen in te laaten vloeijen: — zy
kunnen nog leezen nog fchryven. Men kan dit
ten minlten van tacitus niet verwagten:
fehoon het niet ontbreekt aan zulken, die zich
verbeelden , dat de weetenfchappen nadeelig voor
de goede zeden zyn. Dit heeft de beroemde
Rousseau onder anderen zoeken te betoogen ,
en dit zou dan ook het gevoelen van onzen
beroemden Gefchiedfchryver geweest zyn. Dan
dit kunnen wy in \'t geheel niet gelooven.
Schoon het xvaar is, dat de Kunften en Wee-
tenfchappen te gelyk met de weelde zich door-
gaans vestigen by een volk, dat in welvaart ea
befchaafdheid toeneemt, is het eene nogthans
geen natuurlyk onaffcheidelyk gevolg van het
.s^ndere. Een volk kan onder een dikke duis-
ternis van onkunde zich teffens in dè fnoodfte
itiisdaaden en zinnelyke lusten vergrypen , zoo
dat zy van de menschheid niets dan de gedaan»
^^ overhouden, waar van ik u verfcheide voor-
beelden
onder de oude en hedendaagfche vol-
zou kunnen opnoemen. Dit bewys van
\'ï\'acitus , het voornaamfte , waarop men zich
^\'eikeerdelyk grondt, valt dus in \'t geheel weg.
De
-ocr page 196-174- o v eu de sc h r y f k ü n s t
Ba tegenwerping, die men uit aelianüs maakt,i3
van geen meer belang, wanneer hy zegt, „ dat
alle de BaThaaren^ welke in ^j^röpa wooneu, heü
fchandelyk oordeelen, letteren te gebruiken,"
want wy zullen Itraks zien, dat dit van allen on-
mogelyk waar kan zyn, en dat zyn berigt of eeö
groote uitzondering vereischt , of volfttekC
valsch is.
Fr. Dit zou ook waarlyk onze Voorouderen
niet veel eer aandoen.
E. Wy zullen zien, hoe verre wy het in dee-
zen opzigte brengen kunnen. Uit het zesde boek
der Gedenkfchriften van c^sar blykt ontegen-
zeggelyk,dat het gebruik der Letteren by deGai-
liërs plaats had, anders had hy niet kunnen ver-
haalen, dat At Druïden niet wilden, dat de Jonge-
lingen, welke door hun in de verborgenheden van
den Godsdienst onderweezen wierden, dezelve
zouden in gefchrift aantekenen, op dat zy niet in
handen van \'t gemeen mogten vallen, en hunne
leerlingen zich meer op hun fchrift, dan op hun
geheugen zouden verlaaten. Tacitus gewaagt iu
het tweede zyner Jaarboeken van brieven, wel-
ke de Germaanfche Vorften marobodus en ad-\'
gündastrius gefchreevcn hadden. En fchoon
de geheimeuisfen van den Godsdienst niet aaii
het fchrift betrouwd wierden, was het wel mo*
gelykp dat de Gallifche Jongelingen al het geen»
waarin zy in hun land en in Brittannien by de
Druiden ondervyeezen wierden , zonder fchrift
zouden hebben kunnen onthouden ? — Dewyl
al-
-ocr page 197-der batavier eïf. i75
alleen de Galliërs, welke digst hy Italien woonden,
maar ook de Belgifche (van welke c^sar getuigt,
5, dat zy de grootfte fchranderheid, en een ver-
mogen bezaten om alles na te volgen, dat van
iemand voorgedaan wierd,") in onze nabuur^
fchap in de letteren niet onbedreeven waren ,
gebruikte hy de voorzigtigheid om den brief.
Welken hy aan cicero zond met eenen daar toe
omgekogten Gallier, in het Grieksch te fchry-
ven , op dat 5 wanneer dezelve onderfchepc
wierdt, \'zyn Voorneemen van den vyand niet
mögt ontdekt worden. Hy was de eerfte Ro-
mein , welke in deeze oorden kwam, en het
is daarom onwaarfchynlyk, zoo zy te vooren
geheel onkundig in de letteren geweest wa-
ren , dat zy dezelve zoo ras , in \'t ge-
woel van den oorlog, eer zy nog overmeesterd
Waren, zouden aangeleerd hebben. Schoon nii
de Galliërs en de Germaanm in veelen opzig-
te van elkander verfchilden, waren zy egter van
eenen oorfpronk en hadden aan de grenzen, door
Wederzydfche ftrooperyen en volksverhuizingen
Veel met elkander te ftellen; is het dan niet on-
geloof baar, dat de eenen boven de anderen zulk
®en onderfcheidend voorrecht zouden bezeeten
bebben , of dat hetzelve niet ras zou bekend
geworden en overgenomen zyn. Zou by nie-
mand der Gefchiedfchryveren hierop eenige aan-
merking gemaakt zyn?
, Fa. V^i wat foort van letteren bedienden zy
zich^
-ocr page 198-IYO over. D E S C II R Y F K U N S \'f
zicil, die zullen zekerlyk van de onzen veel vef^
fchild hebben?
E. Veelen meenen, dat zy zich van Griekfchs
letteren bediend hebben. C^sar verhaalt in
zyne Gedenkfchriften, dat \'er in de legerplaats
der Helvetiers of Z\'witfers , welke door hun
inval in Gallien de eerfte aanleiding tot zyU
tocht herwaards gaven, een naauwkeurige opte-
kening met Griekfche letteren gevonden en tot
hem gebragt wierd, hoe veel \'er van elke natie
waren uitgetoogen. Tacitus tekent ook aan,dat
\'er op de gi-enzen van Germanien en Rlmien,
zekere gedenktekenen en hoogten met Griek-
fche letteren befchreeven zouden gevonden zyn ,
maar hy geeft het als een bloot gerügt op. Voor-
namelyk heeft de plaats van c/esar , daar hy van
de zorgvuldigheid der Bruiden tegen het fchry-
ven fpreekt, tot dit gevoelen aanleiding gegee-
ven, wanneer hy \'er byvoegt, (*) in alle ande-
re gevallen, zo in openhaare als byzondere aan-
gelegenheden gebruiken zy Griekfche letteren.
Fr. Hoe kon c^sar, zoo hy dit wist, dan
befluiten aan cicero in \'t Grieksch te fchry-
ven , op ,dat men zyne brieven niet leezen
zoude,
E. Zeer wel opgemerkt. Men heeft deezc
ftrydigheid wel zoeken uit den weg te ruimen
door te zeggen, dat zy wel Griekfche letteren
gebruikten, maar de Griekfche taal niet verbon-
den,
O h- H-
-ocr page 199-»br. batavieren. i??
den, dan dit voldoet niet! Veel eer zou ik ge-
looven, met, voornaame oordeelkundigen, dat
het woord Griekfche in den text is ingefloopen,
niaar dat c^sar heeft willen zeggen , dat
fchoon zy, voorbedagtelyk in het ftuk yan deu
Godsdienst niets fchryven , dat zy het egter
doen in alle andere gevallen. Men geeft voor
dat de Galliërs van de Griekfche Volkplanting,
Welke zich te Marfeille had nedergezet, het ge-
bruik deezer letteren geleerd hadden. Ik wil
gaarn gelooven , dat deezen \'er zich ook van
bediend hebben , maar dat zy teffens andere
hadden, gelyk zy twee taaien fpraaken, de
Griekfche en de Gallifche-, of men moet voor-
<>nderftellen , zoo als zommigen zonder grond
doen , dat zy voor de aankomst\' der Grieken^
geene letteren gehad hebben. Ik heb wel eens
gedagt, of niet de Galliërs, misfchien zich van
Gottifche letteren bediend hebben , welke zeer
Veel overeenkomen met de Griekfche Hoofdlett&-
ren, en dat daaruit het vermoeden gefprooten is,
datzy Griekfche letteren gebruikten : zoo maar
dit Gothisch fchrift al van zulk een vroegen oor-
fpronk , -en voor den inval der Gothen ten tyde
Van C/ESAR in Z-witzerland en Gallien reeds
Afgevoerd was. ^ , \\
Pr. Welke letteren zouden zy dan gebruikt
hebben?
E. Eige oorfpronkelyke letteren, welke zoo
^y al niet dezelfde vaaren, nogthans veele over-
eenkomst hadden j met de aloude Runifche let-
ÏI. deel. M t®«
178 i> e « c h r. y f k u n s r
teren, die meestal in eenvoudige merken befïaaïi\'
en waarin men duidelyice fpooren ontdekken kan
van de Oosterfche letteren, waar mede zy in ver-
fcheide gevallen meer overeenkomst hebben, dan
met het tegenwoordig loopend fchrift. Met dee-
ze letteren zyn de alleröudfle gedenkftukken gé*
fehreeven, welke hier en daar nog worden aan-
getroffen , en ik maak ook daar uit op, dat de Gef\'
maanen zoo wel als de Gallien de fchryfkunst
verftaan hebben, zonder dat zy dezelve eerst van
de Grieken en Romeinen behoefden te leeren.-
Ik denk veel eer, dat de CeltiCche Volken dezel-
ve met zich in Europa ingebragt hebben, fchoon
zy door den tyd veele veranderingen ondergaan
heeft , gelyk men ook zeer veel onderfcheid
in het Runisch fchrift aantreft. Voor zoo ver
men op de overleveringen der Grieken en Romei-
nen aan kan, zyn zy zelve langen tyd zonder
het gebruik der Letteren geweest, tot dat cad-
Müs dezelve voor het éerfte Volk uit Phosnicien-
ontleende , gelyk evandeh. die van de Gr\'ie-
ken in Italien zou overgebragt hebben. Bei-
den maakten nogthans eene aanmerkelyke ver-
andering en in de vorm der letteren , en in de
manier van fchryven, dat zy verkozen vaiï
de linke naar de regtehand te doen , het welk
van al de Emopeefche Volken wordt waarge-
nomen. Anders kan men uit de naamen
gemakkelyk den Oosterfchen oorfpronk def
Griekfche letteren afleiden. 0e Hebreen ryoe:-
men die , Beth^ Glnmel, Daleth, e"^*
der batavieren. 17^
t)e Grieken Alpha, Bet ha , Gamma , Deltha :
öiaar die der Runen verfchillen veel meer; zy
Werden aldus genoemd, Fie , Ur ^ Dusf^ Oys,
kidbr , Kaun i Hagl, Naud,,Jis, Aar , Sol^
Tyr, Biarkan, Lagur , Madur, Tr, welke naa-
men het een of ander betekenen , dat met de
gedaante der letteren eenige overeenkomst heeft.
Dus Fie is zoo veel, als een kudde beesten,
Vee , ook ge}d , gelyk ik voorheen aangemerkt
heb, dat de voornaamlïe rykdom onzer Voor-
ouderen in vee beftond. Ur betekent een ge-
weldigen afloop van water. Dtisf een Spook,
dat zich in eenzaame plaatzen ophoudt. Cys
een baai of zeehaven. Hagl Ingd. Tyr een
Stier, Madur een mensch. Tr een gefpannen
boog met een pyl. — Volgens de oudfle en voor-
naamflie kenners van het Runisch fchrift heeft
men by de uitvinding zich oogenfchjmlyk toe-
gelegd , om de letters eenige overeenkomst te gee-
ven met de zaak , welke zy moesten uitdrukken ,
het welk egter niet anders dau onvolkomen en
Zoo men de tyden in agt neemt, niet anders dan
ïUw kon zyn. Niettemin ontdekt men hier in,
^00 de opgave niet enkel op de verbeelding rust
^n eene uitvinding is van andere lieden, om de
Jeugd het A. B. gemakkelyk te doen leeren, dea
i^atuurlyken oorfprong der letteren, overeenkora-
^ig met die der taaien, waarin de zaaken be-
noemd zyn met klanken , die de meeste over*
*^2nkomst hadden met de eerfte denkbeelden, die
de ziel opkomen by het aanfchouwen van
M 2. ze-
ï80 de sc ,11 r v\' p k u n s t
zekere voorwerpen of het hooren van gekiideif.\'
Fr. Maar die letteren wierden evenwel ge^
brnikt tot verfcheide voorwerpen.
E. Zoo is. het. ook fredrik! zy waren daarin
van de CMiieezen onderfcheiden , die voor el-
ke zaak byna een onderfcheide Letter hebben,
dat het gebruik der letteren voor den gemeenen
man byna zoo onnuttig maakt als of zy gee-
ne letteren in \'t geheel hadden: maar zy konden
egter zorg draagen, dat hunne zestien letteren,
want meer hadden zy\'er van ouds niet, in gedaan-
te en benaaming overeenkwamen met voorwer-
pen, die zich het eerst en meest aan hunne oogen
vertoonden; gelyk een Afloop van water, een Ha-
ven , een Koe, een Stier, een Mensch, de Zon
des daags, een Spook des \'s nagts, waarvan de
hersfenen der Germaanen vol waren, glad Ys,
Hagel, en deeze zyn het onder andere , naar wel-
ke zy de letters van het A. B. benoemd heb-
ben. Ondertusfchen hadden zy dit met de CM\'
neezen eenigenvyze gemeen , dat zy hunne lette-
ren met verfcheide veranderingen fchreeven,
fchoon het weezenlyke derzelve behouden wierd,
dat egter het leezen ook vry moeijelyk maakt,
gelyk zy zoo wel als de Grieken van de Ooster\'
lingen de gewoonte ontleend hebben, om hunne
fchryfletteren ook in plaats van tal-letteren te ge-
bruiken. Eene zwaarigheid blyft \'er nog over,
indien de Germaanen hunne eige letteren had-
den, onderfcheiden van die der Grieken en Ro-
meinen , vooral der laatften , en daar aan gs\'
wooff
-ocr page 203-OER © A T A V I E R E N. l15:X
Woon waren, waarom dan Caesar zyne brieven
aan q. cicero in \'t Grieksch behoefde, te fchry-
ven, fchoon \'er teffens in zyn doen een bewys
ligt, dat zy.in het leezen niet onbedreven wa-
ren; of het moest,geweest zyn,om dat \'er reeds
verfcheiden onder de Galliërs waren , welke
door den ommegang,met de Romeinen de Latyn*
fche taal hadden leeren leezen .,en, verftaan,
fchoon hy nogthans redenen had, om zich niet
i\'eel op hun te verlaaten.
Fr. Maar wy gebruiken immers in het druk-
ken Romeinfche en in het fchryven Jtaliaanfch*
letters.
E. Wy hebben ook andere tot beide einden,
met welke te vooren het Duitsch alleen plagt
gedrukt en gefchreeven te worden. Deeze had-
den zeker veel meer overeenkomst met de oude
oorfpronkelyke, en ik kan geen reden vinden,
Waarom men in deezen van het gebruik zyner
Vaderen zoo ver is afgeweeken , waarin de DwfJ-
fdierszéker veel beter doen,welke zich nog door*
gaans van hunne nationaale letters bedienen, die
zeer weinig van de onze verfchillen. Wat be-
hoeft men van een ander iets te ontleenen, dat
men zelf bezit ?
■ Fr. Waar aan is het toe te fchryven, -dat de
oudfte oorfpronkelyke letters zoo in onbruik ge-
raakt zyn; of zyn \'er nog Natiën,welke\'er zich
Van bedienen ?
E. Zoo veel ik weet geene. Misfchien zyn
\'de Tslanders de laatften geweest, -die het
M 3 Ru.
-ocr page 204-isiü » r s c h r y f k o n s t
Runisch fchrift gebezigd hebben. Wyl het zel-
ve den Sehryver ophieldt , heeft men \'cr van
tyd tot tyd een anderen vorm aangegeeven. De
Maefogottifche , Anglofaxifche of Franktheutfchs
letteren hebben vérvolgens de overhand geno-
men. Maar door den Invloed van de Roomfche
heerfchappy en naderiiand door het gebruik van
èo. Latynfche taal in den Christelyken Gods-»
dienst zyn de Romeinfche letteren te gelyk over-
al doorgedrongen , zoo dat het zich eindelyk,
op eene kleine uitzondering na, tot deeze en tot
de Duitfche letter bepaald heeft.
Fr. Ik ben zeer verlangende om deeze Runi*
Jche, Moefügottifche en Anglofaxifche letteren
te leeren kennen, en het onderfcheid tusfchen
deeze cn de hedendaagfche te zien. Zou Va-
der my daar toe geene gelegenheid kunnen
geeven ?
E. Zeer gaarn, myn Zoon , ik zal ze ten
dien einde voor u opzoeivcn in een en ander werk,
waar gy dezelve by elkander zien kunt.......
Hier zyn ze. Gy ziet, dat de Rmifche letteren in
een andere orde Iban dan de overige, het geen
ook al een bewys voor derzelver oudheid en
oorfpronkelykheid oplevert. De Gottifche zou*
den door ulphilas een Bisfchop in het
midden van de vierde Eeuw uitgevonden zyn»
Dat hy met dezelve zyne vertaahng der Euaw
gelien uit het Grieksch gefchreeven heeft, is
zeker; maar dat hy, die de H: Schrift ten ge-
meenen nutte vertaaide j daar toe nieuw en ob-
be-
-ocr page 205-der b a t a v i eren. j83
békend fchrift zoit gebruikt hebben, wqderlegt
^ich zelven. Ik denk dat dezelve van veel vroe-
ger oorfprong zyn, fchoonze wel eens naar hem
genoemd worden, wegens het oud en aanmerke-
iylvhandfchrift, dat van hem af komffig is.
■Fr;. Ik zou de Runifche nimmer voor \'Etiropee-
fche letters aangezien hebben. Maar .zouden de
Galliërs dezelfde letters met .de Germaanen ge-
■brulkt hebben?
E. Ik heb zelfe van te vooren aangemerkt,
toen wy over de bevolking van Europa fpKiken,
dat het ook uit de overeenkomst der taaien
\'blykt , dat deszelfs inwooners van ouds éénen oor-
sprong hadden, maar dat dezelve, van tyd tot tyd
=van elkander verwyderd, zichgaande weg zoo wel
•ïn taal als in zeden en Charakters onderfcheiden
hebben, zoo.dat de Galliërs, die naar de hoofd-
verdeeling van dit talryk volk , drie onderfchei-
de dialeäen hadden , teh tyde van caesar de
\'^Germaanen niet konden verftaan nog van dezel-
ve verftaan worden, waar toe een ariovistüS
en weinige anderen, ,;door een geduurigen omme-
gang met de -.Galliërs alleen in ftaat .waren. Nn
Zou het zeer wel kunnen zyn, dat de fchryfwyze
•der Galliërs van die .dev Germaanen, vooral vau
de noordelyke Germaanen ook eenigzins ver-
^i^hilknde geweest is, even als het Hebreewvosch,^
bet Perfisdï, het Syrisch, het Arabisch, alle wel
Oosterfche taaien zyn, die denzelfden oorfprong
hebben, maar nogtans met onderfcheide letteren
§e.fchreeven.,.wprden* Dan ik idürf geenszins
M 4 zeg-
i84 ke schryfkunst
zeggen, dat het met de Gallen en Germaanen
ook zoo geweest is. Dit egter kan ik u verzeke-
ren, dat de Galliërs eene gantsch andere taal
hebben gefproken, als die thans plaats heeft in
het land , dat zy bewoonen , en dat \'er van
ouds veel meer overeenkomst tusfchen de taa-
ien der belde volken zal gevonden zyn , dan te-
genwoordig.
Fr. Hoe komt dat ?
E. Om dat zy zoo lang onder de heerfchappy
der Romeinen geweest zyn, even als de inwoo-
ners Van Italien en Spanjen, waar door hun ou-
de taal zoo wel als van deeze overwonne Vol-
ken geheel veranderd , en voor het grootfte
gedeelte uit het Latyn overgenomen is. De üo-
fwsjwff» hebben in tegendeel de Germaawera nooit
geheel onder het Juk kunnen krygen , waar doof
zy hun eige taal in meer zuiverheid behouden
hebben. \'Er hebben wel geduurige ftrooperyen,
overvirinhingen en volksveranderingen in Duitsch-
\'land j ook in de Nederlanden plaats gehad , maar
deezè zyn door het eene gedeelte der Germaanefi
over het andere uitgevoerd, waar door wy in de
oudfte overblyffels der.taaien, welke de Gothent
de Anglen, de Saxen, de Nooren, de Franke^
of Frank-Theutfchen gefproken hebben, de oof
fpronkclyke bronnen vinden , waar uit onze N^\'
der duitfche taal gefproten \'is. De. Batavieren t
wyl ze Germaanen van oorfpronk Waren, fp^^\'
ken zeker de\' taal deezer volken maar in ver-
volg van tyd\' heeft dezelve, daar- ook onz^
Voor\'
-ocr page 207-©er. batavieren. 1;s5
foorouders door meer dan eene natie , overwel-
digd wierden,eene aanmerkelyke verandering on.
dergaan, tot dat de Taal der Nederlanden zich
eeniglyk in het oude Nederduitsch en het oude
Eriesch verdeeld heeft; waar van het eerfte meer
met het Moefogottisch en Frank-Duitsch, en het
laatfte meer. met het Anglofaxisch overeenftemt
Hier door is tuslchen deeze taal en del Engelfche
200 groot eene overeenkomst, wyl dé Anglen
en Süxen een deel van Groot - Brittanjen, na dat
höt wel eer van de Romeinen overmeesterd was j
ingenomen hebben. Van het oude Nederduitsch
zyn nog aanmerkelyke overblyffels Van het
Friesch veel minder. Daarentegen wordt dit nog
Van de boeren in Friesland gefproken , en kan
dus met recht als\'de oudfte der leevende taaien
in ons land worden aangemerkt.
Fr. Zyn \'er dan in deeze taai Ook boeken
befchreeven?-
Ei Meent gy in het boere Friesch, frederik?
Ja, maar zeer weinig; my valt nu niet meer in,
dan de Friefche rymelary van gysbertjapiks door
a. gabbema, historiefchryver van Friesland
de voorige Eeuw uitgegeeven, en eené verzame-
ling van geboorte- lyk- en huwlyks-dichten van
den Predikant althuizen in Vriesland , voor
Weinige Jaaren uitgekomen, benevens eenige log-
^^ ftukken. In dié oude Taal zyn de Friefche
\'\'^Êtten ook \'nog vóór handen. Maar het is jamrner
tot nög-geen een kundige en werkzaame
•^«"lej- 200 veel agting voor zyne landtaal heeft
" M 5 . be-
î86 \'d s s c h r. y f k u n s t
betoond , dat hy ons van dezelve een woorden^
hoek en. eene volledige fpraakkunst heeft gele-
verd, waar van wy flegts een beginfél hebben.
Fr. Waar fchreevea zy op?
E. Zy graveerden meer, dan zy fehreeven op
basten van boomen, of andere flolFen, waaLvaii
zy dunne taveltjes konden maaken , eer zy het
pupier hadden. Hier van daan, dat hunne lettereii
meest uit aan eengevoegde flreepen beftondenj
■welke zich gevoeglyk lieten infnyden. De Pla-
tanus en Berk krygen alle jaar een nieuwe , maar
zeer dunne bast. De ;Boekeafchors was \'er het
Mlergefchiktst toe, en het is meer dan waarfchyn"
lyk dat het woord buchet, boeken^ geen ande-
ren oorfpronk heeft, dan van beuken of boeken»-
basten, gelyk Uber zoo wel een bast, als een
boek betekent. Men heeft verfcheide overblyffe-
len m&iRunifçhç op^chnîtm opSteenen enRotfea
aangetroffen, maar meu heeft wk oude\' hand-
\'Ichriften met deeze letteren op perkamenten vel-
len, waar van ik ù een echt cöpy kan vertoonen.»
Fr. Daar ben ik zeer nieuwsgierig na , maar
dubbel aangenaam.zal het my zyn, indien het
oorfpronkelyke op onzen grond gevonden is.
•,\'Ev Dan was de zaak genoegzaam uitgemaakt
-,dat de Batameren ook de fchryfkunst verftaan
hadden : neen 1 het is van Noordfchen oorfpronk ,
gelyk al de overblyffelen ûqx Runifchß
Fr,. Hoe komt dat , myn Vader ^ indien de-
zelve ook in Germanien in zwang geweest zyn.,?
E. Uw bedenki-Hg is biïlyk, myn2i00n.\' men
zou \'er alleen op kunnen antwoorden, dat v/yl
de
-ocr page 209-©EB. BATAVIEREN, J§7
iÄe Romeinen zoo ver niet in het Noorden z-ya
doorgedrongen , en het Christendom zeer laat
daar geplant 1«, zy het langst nevens hnnne oude
gewoonten ook hunne letteren en taal behouden
hebben, welke door geduurige verwisfelingen veel
«erder en veel grooter verandering in het overig
Germmien hebben ondergaan. Daarentegen is
het zeer onwaarfchynlyk, dat de Zweeden, Dee~
nen y Nooren en Yslanders zoo veel verder eii
afgelegener oorden bewoonden, het verst van
alle verkeer met befchaafder volken verwyderd
waren, de kunst van leezen en fchryven zou-
den bezeten hebben en de overige Germaanen
niet. Ik heb ook niet gefteld, myn fredrik,
dat deeze dezelfde Runifche letteren gebruikt
hebben , maar oordeel alleenlyk, dat zy het
zyn, welke als de oudfte oorfpronkelyke, die wy
kennen, het naast in aanmerking komen. Zom-
Kiigen denken, dat tacitus dezelve bedoelt
onder den naam van fecreta litteratum, het welk
eene omfchryving van de Runifche letteren zou
zyn, welke ook veel tot geheimen, voorfpellin-
gen en bezweeringen gebezigd wierden. Maar
denk veel eer, dat \'er die geheime affpraaken
door verftaan moeten worden, gelyk \'ik reeds ge-
\'-egd heb, welke de gelieven in tegenwoordig-
heid van mannen of opzieners , met tekens of
het trekken van letteren met wyn of andere Vog-
len maakten, waarop ovioius en. tjbüllüs
ook zinfpeeleh ; ten zy men \'er geheime minne-
brièven door verftaan wil, welke zy in eijeren,,
ap-
-ocr page 210-ï8s B E :s c H R TT K UNS T
appelen, ftiikkea van gebrokenj, en weder aan
£en gelymd marmer wisten te verbergen en el-
kander toe te fchikken. Den bekenden nafpooref
der Drenthifche oudheden, picart , was ver-
haald, dat zommige der grootfle fteenen by de
Hunnebedden weleer opfchriften zouden gehad
hebben, die door de lucht en andere oorzaaken
yerdweenen waren. Niemand, die oude ge-
denkftukken der Grieken en Romeinen op-
fpoorde, heeft ooit grooter dienst gedaan,
dan hy kan doen, wien het op zyn navorfchen
gelukte , zulke opfchriften te ontdel^ken. Dit
zou alles misfchien beflisfen, en ik ftel de zaak
ni£t geheel hoopeloos. De tyd , die alles ver-
nielt , ontdekt ook alles.
: Fr. Maar ik herinner my , toen ik over de
woorden Leezen , Schryven, Letter, Ketting
- eene vraag deed , dat Vader my antwoordde :
,dat de weetenfchappen en het gebruik der me-
tiialen hun vreemd waren.
E. Dit zal geweest zyn, toen wy over de be-
volking van Europa, en den algemeenen oorfprong
•jvan deszelfs inwooners uit de Celten fpraaken. Vi
■heb my dan te fterk uitgedrukt, en moest gezegd
hebben, dat de weetenfchappen zoo wel zeld\'
zâam by hen waren, als de kennis en het gebruik
van de metaalen. Wy hebben reeds gezien,düt
zy de laatfte niet geheel ontbeerden, zoo is he£
ook met de weetenfchappen geweesté Een oof\'
-logzugtig volk, vooral.toen het, nog aan het
.zwerven was, kon zich hier weinig mee ophoö\'
den s
A
-ocr page 211-DER BATAVIEREN.\'
den, fchoon zy \'er daarom niet geheel vrai oi5t-
hloot waren. En toen zy zich gevestigd hadden y
zyn het buken twylfel evenwel weinigen gC\'
Weest, welke zich met het bewaaren en beoeffe-
nen der letterkunde en weetenfchappen bezig
hielden. In laatere eeuwen, toen het Christendom
reeds was ingevoerd, wierden \'er ook maar enke-
len gevonden, welke leezen en fchryven konden;
zelfs onder de eerften en aanzienlykften wierden
\'er aangetroffen, die hun eigen naam niet konden
tekenen, maar de Geestelyken w^aren de eenig-
ften , door welke alles, wat het burgerlyke en ker-
kelyke betrof, befchreeven wierd, en de overi-
gen ,\' die zich met hunne kostwinningen of miet
den oorlog bezig hielden, lieten het op hun aan-
komen. Ik twyffel niet, of\'er zal iets dergelyks
by (ie oude Germaanen plaats gegreepen hebben.
Schoon nu de letteren de beste middelen zyn,
om kundigheden te bewaaren en voort te plan-
ten , behoeft Juist elk een, die in dezelve onbe-
dreeven is, daarom niet voor Onweetend gehouden
te worden, gelyk zy allen geene Geleerden zyn,
die leezen en fchryven kunnen. — Maar om nog
iets van het Schryven te zeggen. Dat dit woord
Van geen vreemden oorfpronk is, wyl het onder
de ongelykvloeijende behoort, heeft ten kate
beweezen in zyn voortrelfelyk werk over het ver-
heve deel van de Nederduitfche taal; dan moest
het Scriheeren zyn. Het is van denzelfden oor-
sprong met de woorden graaven, fchraapen, ry-
5 waar van gy mi hgt de reden bevatten zult.
Fr.
-ocr page 212-D Ê D I C ïï \'f K U N B Ë
Fp.. By wien zou de kennis en het gebruifé
der Letteren voornaamlyk plaats gevonden heb-
ben ?
E. By de Aanzienlykflen des volks, maar voor
al by hun, die zich op den Godsdienst en de
letterkunde geheel toelagen; de Priesters en d«
Barden.
Fr. Wie waren de Barden?
E. Dc Dichters der Germaanen,
Fr. Hadden de Germaanen ook Dichters?
E. Gewislyk; en wel zulke Dichters, die op»^
zettelyk hun werk maakten van hunne natie te
vermaaken en te leeren. Gy verwondert u hier
over, myn frederik , om dat ik u wel eens ge-
zegd heb, dat de Dichtkunst een der edeUle
vermogens is, dat den mensch boven zyne mede-
flervelingen verheft, en aan zeer weinigen ver-
gund wordt: en daar wy nog zoo even bezig
waren, om te onderzoeken of de Batavieren
wel de eerfte beginfelen der vveetenfchappen be-
zaten , zullen wy ze nu al tot Dichters verhef-
fen? Ja myn Zoon , iemand die nog leezen nog
fchryven kon, zou een geboren Dichter kunnen
zyn; en fchoon hy zonder de befchaaving der
kunst geen volkomen dichter zou kunnen woj*-
den, zou hy het egter verder brengen, dan ie-
mand die zonder Dichtader zich volgens. de
beste lesfen der kunst op het Dichten wilde toe-
leggen. Ondertusfchen wil ik hier dit woord niet
alleen in den ftrengften zin hebben opgevat. Dan I
zouden \'er onder de Batavieren geene waare Dich-
ters
d e r b a t a v i e r e n. ipi
ïèrs hebben kunnen zyn ? — denk eens hoe ver het
Onze POOT, een geboore Lnndman van het hoofd
tot de voeten , door de natuur gebragt heeft;
^n wil men tot de Rymers nederdaalen , men,
^an zonder eenige kunde, met een zeer gering
^erfland, onder die elasfe geraaken.
Fr. Had poot evenwel niet eenig onderrigt
door het leezen van boeken en verkeering met
kundige mannen verkreegen ?
E. Ik beken het, poot heeft hier door veel
geleerd; maar heeft \'er ook veel van de zuiver-
heid zyns Oorfpronkelyken dichtaders zoo wel als
Van de eenvoudige onfchuld zyner zeden by verlo-
gen. Om u alle bedenking hier omtrend te benee-
^en, myn frederik , moet ik u zeggen , dat.
fchoon ik niet geloof, dat de oudfte menfchen in
de uchtendftond des waerelds altoos gezongen,
•ïn nimmer gelyk wy, gefproken hebben , egter.
deeze aanmerking zeer veel grond heeft, dat \'er
Veel eer Dichters, dan Gefchiedfchryvers , dan
Redenaars geweest zyn, en dat al de oudfte op-
bellen in Dichtmaat zyn vervat geweest, zoo
dat gy de Dichtkunde wel niet als de gewoone
opraak der menfchen onder elkander, echter als
oudfte taal der menfchelyke geleerdheid moet
\'lanmerken.
Fr. Dit verwondert my zeer, en het ftrekt,
Jünkt my, eenigzins tot vernedering derDicht-
Wde?
Hoe zoo, myn frederik? gy denkt mis-
^^^ien, dat de kunst te gemeen was, toen elk
Schry-
-ocr page 214-19® n e dl c-i-i t kunde •
Schryver of elk Geleerde een Dichter was, masr
\'er waren \'er toen veel minder, die zich tot alge-
meene leermeesters van het menschdom opwier-
pen , dan nu en dus moet gy u geenzins zulk
een groot aantal van Dichters voorftellen. Evenwel
bragten eene. leevenswys, nader aan den oorfpron-
kelyken natuurftaat, — een meer onbezorgd be-
ftaan , waarin men minder belemmerd wierd doof
noodelooze ofonvermydelyke afleidingen, — min-
der drukkende bezigheden, — en eene grootere
vryheid, — toen meer helderheid en opgewekt\'
heid van Geest, en daar door misfchien meer oor-
fpronkelyke Dichters voort, dan wy nu aantref-
fen: hoewel zy, die met een geest van davip,
van homerus, van findarus , van virgiliüs,
van HORATius, van vondel , van hooft en
poot bezield waren , altoos zeldzaam zullen
geweest zyn. — Ondertusfchen blykt het niet
alleen uit den onderfcheidende naam, met welke
men de Dichters vereerde., die als een byzon-
dere Clasfe van menfchen uitmaakte, welk eene
agting men de Dichtkunst toedroeg: maar het
is ook zeker, dat,,de Vorften en Hoofden deS
volks altoos een zeker zmtal ym Barden _ oï
Dichters by zich hadden, welke door hun of
door den Staat onderhouden wierden , eiï
fchoon men dezelve van de Druiden en; priesters
onderfcheiden moet, fchoQn zy geene Godsdien-
ftige plegtigheden verrigteden, ftonden zy echtef
naast dezelve in het hoogfte aanzien. En g^
( kunt hier uit vfin zelfs opmaaken, dat dit alle®
zeeï
-ocr page 215-zeer veel tot aanmoediging van de Dichtkunst
moet toegebragt hebben by een volk , dat 200
ge\\^oelig was voor de eer.
Fr. Waar toe wierden zy dan gebezigd?
E. Men moetze nevens de Priesters als Ge.,
leerden en openhaare Onderwyzers van het volk
ïianmerken, welke zich op deeze en geene kun-
digheden toeleiden, waar toe zy de meeste nei-
ging hadden, en welke tot algemeen nut of ver-
maak ftrekken konden volgens de heerfchende
denkwyze en dc omftandigheden j waarin de
Volken geplaatst waren.
Fr. Ik meen wel geleezen te hebben, dat de
Dichters zelden onder de Geleerden konden ge-
rekend worden. En het geen Vader omtrend
tooT aangemerkt heeft fchynt dit te beves-
tigen.
E. Gy trekt dit te verre ^ myn frederik I
Het geen ik u omtrend poot gezegd heb, zag
meest op het onderwys in de regelen der Dicht-
kunst. Het is buiten alle tegenfpraak , dat
öe natuur oneindig betef Dichter kan maaken
2onder regelen , dan deeze hem kunnen vor-
®ien zonder en in weerwil van de natuur; Ho-
^ierus i BESioDus en zoo veele andere, waren
gtoote Dichters eer \'er eenige regelen door aris-
ïoteles, horatius, boileau ontworpen wa-
ïen,-welke deezen zelf van de oorlpronkelyke
l^ichters ontleend hebben, Eene gelukkigs ge--
eene levendige verbeelding doet onbeden«
ii- deel, N ke»
-ocr page 216-194- b E D i e H T K U N D E
kelyk veel uit (*). Maar kan egter deeze genie nog\'
fchooner vrugten teelen, wanneer ze door goe-
de regelen of voorbeelden zich laat leiden, niet
dwingen : hoe veel te meer zal ze dit doen,
wanneer ze verrykt wordt met eene kennis van
veele zaaken, die gewigtige ftoffen , treffendé
toonneelen , gelukkige vindingen en gepaste
zinnebeelden voor de Dichtkunst opleveren. Ho-
merus, hesiodus, EüiupiDES onder de Griekent
de Dichters van de Gefchiedenis van job en van
het Hooglied onder de Oosterlingen: hoofd
vondel, vollenhoven, eh moonen onder de
Nederlanders: Voltaire en rousseau onder
de Franfchen: Haller , klopstok en wielan&
onder de Duitfchers zouden het nimmer zon-
der een zekeren trap van geleerdheid zoo ver
gebragt hebben: hoe zeer geleerdheid weder niet
genoeg is, om een Dichter te vormen, en de
vlugheid van geest, welke in elk Dichter vereischt
wordt, hem dikwerf ongefchikt maakt om een
letterblokker te zyn. Dan, by de Germaanen
en Batavieren , diende elk Geleerde, gy be-
grypt wel, dat men dit woord naar evenredig"
heid van tyden en Volken moet opvatten, een
Dichter te zyn , zou zyne geleerdheid van nut
weezen, ;
Fr. Hoe zoo, Vader 1
E. Wyl de ondervinding leert 9 dat dë voor-
feilen niet alleen meer ingang vinden op het ge\'
mo^
\' O »»-^rte natura fotentisr «mm\\
-ocr page 217-b e r b a t A v r e n. 195
jnoed van den zinnelyken mensch, wanneer de
Dichtkunst dezeke onder gepaste uitdrukkin-
gen in eene juiste maat begreepen heeft, maar
ook beter in het geheugen wordén ingeprent en
langer onthouden; daarom moest alles, wat d@
Barden als Barden opfteiden in gedichten en ge-
zangen beftaan, het geen vooral van het uiterfte
nut was voor die geenen, die niet leezen konden.
Want wanneer men de gefteldheid Atv Germaanen
in aanmerking neemt, is ligt te begrypen, dat de
letteren, fchoon zy dezelve hadden, gelyk ik u
meen beweezen te hebben, geenszins zoo alge-
meen waren als nu; en dat zy zelf , die ze
kenden, geen tyd of lust hadden, omdat alles uit
te fchryven, of uit gefchreeven zich magtig te
maaken, het geen de Barden, van tyd tot tyd,
voortbragten. Welk eene moeite en omllag zou
dit veroorzaakt hebben, daar men zich. nog met
basten van boomen en fchryftafeltjes behelpen
luoest, om de letters in te graaven^ Wanneet
men dit alles in aanmerking neemt, blykt het,
ïioe ongegrond het bewys tegen de kennis en
het gebruik der letteren by de Oude Germaan
nen is, het welke men van de Barden en hun-
^^e gedichten ontleend: want dit zelfde bewys
ï:ou dan tegen allerleye volken gelden, beide
Oosterfche en Westerfche , by welke de oudfte
gedenkftukken in dichtmaat begreepen wierden,
Schoonze onbetwistbaar het gebruik der let-
teren kenden. Dus heb ik aangetekend gevon-
den , dat PHERECYDES vau Sc^TUs, omtrend
N 2 diïi-
-ocr page 218-.DE DICHTKUNDE
duizend jaaren na cadmus de eerfte Schiyver
by de Grieken in profa geweest is. Ik durf
op deeze relcening niet aan, maar dit is intus-
fchen zeker, dat de eerfte Schryvers der Grie-
ken EHchters waren en dat homerus en hesic^
bus honderden jaaren ouder zyn, dan de oud-
ße Griekfche Schryvers in ongebonden ftyl,
welke ons bekend zyn.
Fr. Welke ftoffen behandelden zy in hunne
gedigten.
E. Allerleye Stoffen. Maar voornamelyk was
het wei-k der Barden de Gefchiedenisfen vaa
hun land en\'volk, den lof ende daaden van hun-
ne Goden en Helden in hunne gedichten te ver*
eeuwigen, want dit was, volgens tacitus, by
hun bet eenigfte middel van geheugenis, en het
eenigfte foort van Jaarboeken.- Schoon onder
deeze oude zoo wel als onder de hedendaagfche
Dichters zich eenige vleyers zullen bevonden
hebben, welke den lof der Vorft-en boven ver>
dienften uitmaaten, was \'er egter overvloedigs
ftof aan de hand, om uitteweiden in de held-
haftige bedryven van dappere voorgangeren aan
\'t hoofd van onbezweeke legerbenden, die de
vyanden van hun Vaderland hadden overwon-
nen , of roemrugtig het leeven daar voor op\'
gezet. Zulke gedichten waren buitengemeen
gefchikt, oih elk een tot navolging van zulks
dappere daaden aan te moedigen, den helden-
moed in het harte der Jeugd te ontvonken, op-
dat het luin eens gebeuren mögt ook
ca*
-ocr page 219-b e r b a t a v i e r e n. 397
ftiidiï-rwerp van zulke nationaale gedichten te zyn
en door het ganfche volk toegejuicht ite wor-
<len. Zoo zietge, myn frederik! hoe wysfelyk
alles ingerigt was, otii dat geen, het welk zy
i\'oor de grootfle verdienflen ivan een fterveling
hielden, in aller harten te bevorderen. De Dicht-
kunst was by hun dan geen loutere uitfpan-
ning nog nutteloos tydverdryf, gelykze wordt,
wanneer ze enkel aan de wyn en de liefde wordt
toegewyd, — zich enkel met huwelyksverzen,
met geboorte- en lykdigten van verdienfteloo-
zen of met kwinkflagen bezig houdt.
■Fr. Zouden zich dan de Batamfche Dichters
hier nimmer mee ^opgehouden hebben?
E. Schoon ik u van de kuischheid van dit
volk zoo veel gezegd heb, dat gy licht begry-
pen kunt, dat zy zich geenszins zullen gewaagd
hebben aan dartele minnezangen of andere ge-
dichten, waar by het Huwelyk veragt, de on-
gebonde liefde en fchennis van den Echt gepree-
zen, en andere ondeugden aangemoedigd wierden
is \'er geen twyifel aan, of zy zullen by voor-
komende treffende gelegenheden in de zamen-
keving ook wel himnen dichtgeest te werk ge-
fteld;— de Vriendfchap, de Liefde vooral in
eene vrolyke onfchuldige luim hun dikwerf aan
\'t zingen geholpen hebben. Maar -deeze by-
zondere Dichtoeffeningen moet men van de
cerstgemelde onderfcheiden, welke van zulken,
ftle .door openbaar gezag daar toe geroepen
Wierden, opgefteld en aan de ganfche Natie toe-
N 3 ge-
jpg I>E DICHTKUNDE
gewyd waren ; deeze zullen fteeds deftig ea
verheven geweest zyn naar den aart der flolfen,
welke zy behandelden.
Fr. Ik worde hoe langer hoe nieuwsgieriger,
om iets meer van de gedichten der Barden te
weeten. Waren zy in rym of onrym ?
E. Ik kan \'cr tot myn leedweezen maar al
te weinig van zeggen , myn fr ede rik. Zy
zullen ten deele in losfe ftukken beftaan heb-
ben , waar in byzondere daaden en gevallen be-
handeld wierden, welke zeker de verheven-
fte zyn geweest; — ten deele in aaneenge-
fchakelde verhaalen of tyddichten , en deeze ,
wylze ingerigt waren om gemakkelyk van bui-
ten geleerd en ontliouden te kunnen worden ,
zyn waarfchynlyk alle in rym opgefteld, waajr
toe hetzelve zeer behulpzaam is. Maar vau
deezen kan men teffens niet gelooven , dat zy
iTlet veel dichterlyke cieraaden voorzien waren.
Fr. Indien de Batavieren het gebruik der
letteren kenden, fchoon het niet zeer algemeen
was, zullen gewis de Barden hunne gedichten
opgefchreeven hebben.
■ Ê. Schoon zommigen het tegendeel *uit de
woorden van tacitus willen opmaaken, die wy
zoo even (*) aanhaalden , ligt het \'er geens-
zins ia opgelloten. Het was niet wel moge-
lyk
O Celebrant Carminibus antiqtiis, quod umtttt
apud illos m.saiori(s S atinalitim genus ^c.
® er \'batavier e n. jp^
lyk, dat de Barden uitgeftrekte gebeurtenisfeii<
-in een aaneengefchakelde orde in Dichtmaat kon-
den vervatten, op dat deeze de plaat-s van ge-
denk-fchriften zouden vervullen en van een ieder
Van buiten geleerd worden , zonder datze be-
fchreeven wjiren.
Fr. Dan is \'er hoop , dat nog hier en daar
een overblyffel van deeze gedichten zal gevon-
den zyn!
E. Die hoop is zeer krank. Egikhard ver-
haalt in het leeven van carel de groote ,
dat deeze vorst de zeer oude gedichten der
Barbaaren, in welke de daaden der oude Ko-
ïiingen , de bedryven en oorlogen , opgezon-
gen wierden, heeft befchreeven en aan de gc-
heugenis overgeleverd ,. maar het is niet klaar
van welke gedichten hy fpreekt of der Gothen,
of der oude Gallen en Germaanen. Ten minden
is\'het my niet bekend.
Fr. Indien ze van de-Gallen of Gennaanen
Waren , zoudenze dan niet fchynen alleen by
monde overgeleverd te zyn en eerst\' door ca-
Hel de G1R.00TE in fchrift geteld ?
E. Dit gaat niet door. Carel kan de GVer-
"Myffelen der oude handfchriften, die gebrekke-
^yk, zeldzaam en verflrooid waren hebben op-
gezameld, en uii^efchreeven\'öf laaten: uitfc-hry-
Ven. Zy kunnen ook ten tyde van carel na
^ooveele wisfelvalligheden vau oorlogen volks-
verhuizingen en verwoestingen,, in den omme-
«oop van eenige eeuwen , die nog veel Barbaar-
N 4 Jehr
20c! de muziek
fcher en ongelukkiger voor de weetenfchappeii
waren, dan van welke wy nu fpreeken , ver"
looren zyn geraakt, of door den blinden yver
van bygeloovigheid vernietigd ; maar het wei-
nige , dat by overlevering van Vader tot Zoon
in oude, maar zeer verminkte liederen, bewaard
was, door hem zyn te boek geileld. CareI/
bloeide in het laatile van de agfte en in het be-<
gin van de negende Eeuw.
Fr. Wierden die gedichten alle gezongen?
E. Gy weet dat het woord Canere by de La-
tynen niet altoos zingen, maar ook het opftel-
len en opfnyden van gedichten betejcende. On-
dertusfchen is deeze betekenis vaii dit woord
van het oudfte gebruik, dat men van de gedich-
ten by de Oosterlingen, Grieken en oude La-
t\'jnen maakte, oorfpronkelyk. Ja zy wierden
gezongen, ook by de Germaanen, in vrede en
in oorlog met of zonder inftrumenten, Taci?
Tus fpreelct meermaalen van dit gezang, het
geen hy naar de Barden ^o-rditus noemt,
Fr., JDan wisten zy ook van de Muziek. Hoe-
wel ik herinner niy, dat Vader hier van by de
uitfpanningen der Batavieren reeds eenige mel-
ding gemaakt heeft. Wie ftelde den toon voor
deeze I,iedercn ? ,
E. Waarfchynlyk de Barden j zy waren \'er
zeker de gefchiktften toe, om de meest gepaste
wyzen voor hun, eigen opftel uit te denken-
Ondertusfchen kan ik u van hunne melodie zoo
rdfij als van humie muziek, inftrumenten thaus
ee.ni-
-ocr page 223-der Batavieren.
tenlge nadere befchryving geeven. Dat dezelve
hun niet onbekend geweest zyn, is niet alleen daar-
uit op te maaken , dat ze by alle volken op
den aardbodem zyn aangetroflen, maar dat de
S<;ythen en Thraciers, de voorouders der Cekcn,
van onheuchelyke lyden kennis van de Muziek
gehad, en de Grkkm dezelve, volgens de ge-
dagte van veelen , van hun ontleend hebben.
Niettemin moeten wy van dezelve een zeer een.-
voudig denkbeeld maaken. — Deeze Liederen
hebben zy op het veld, in hunne huizen ,by hun-
ne maaltyden en plegtige vergaderingen, maar
vooral ook dan opgedeund , wanneer zy ten
ftryde uittrokken , en den aanyal zouden doen
op hunne vyanden,
Fr. Al zingende den dood te gemoet gaan!
E. Ja myn erederik , zoo dagten, zoo dee-
den de Germaanen. Tacitüs zegt onder ande-
ren, ,, dat zy van hunnen hercules, den eer-
ften van alle dappere mannen zingen, wanneer
zy in den ftryd zullen gaan". Wy hebben te
vooren ook iets dergelyks van de Cimbren en
Teutonen cntmjoet , ik twyffel ook niet of zy
hebben, vooral by die gelegenheid, eenen dans
by het gezang gepaard. Krygsliederen en Oor-
logsdansfen waren van ouds niet ongemeen, en
Zyn nog by de onlangs ontdekte inwooners
van een nieuw vyfde waerelddeel in gebruU^.
Het is der moeite waerd de befchryving van
cooK te leezen van de vlugge en ongemeene
en gebaerden , welke daar by verfchil-
N 5 len-
© e muziek
lende natiën op de maat gemaakt wierden. Gy
hebt \'er dc fraaije afbeeldingen van gezien. Maar
wy zullen al het geen tot den kryg eenig«
betrekking heefc ftaaken tot eene nadere gele-
genheid.
Fr.. Het li^yt my maar, dat Vader my niet
ten minften iets van de oude gedichten of ge-
zangen der Barden kan mededeelen, dan zou ik
ten hoogften voldaan zyn,\'
E. Men zou in dezelve niet alleen den aart
der gedichten kunnen zien, maar veele gedenk-
waardige gebeurtenisfen ontdekken, fchoon naar
den ftyl der Diehteren wat opgecierd, welke ons
nu geheel onbekend zyn. Tacitus zegt onder
anderen in het flot van zyn tweede [aarboek van
ARMiNiüs, het beroemde legerhoofd der C/iem-
cen, — ,, Hy , die in \'de tydfchriften der
Orieken, welke alleen het hunne bewonderen,
geheel onbekend, en by de Romeinen weinig
beroemd is, dewyl wy de oudt.; dingen verhef-
fen, en ons aan het onlangs gebeurde weinig
laaten gelegen leggen; hy wordt nog bezongen
by de Barbaarfche volken." Behalven arminius,
op wien de Duitfchers nog met regt in hunne ge-
dichten boogen, zyn \'er zeer veelen, van welken
wy niets weeten, of alleen geringe of eenzy-
dige berigten vau de Romeinfche gefchieclfchry-
vers ontvangen hebben. Ik herinner my by
deeze uwe angstvallige nieuwsgierigheid , dat
cicero zich ergens beklajigt, dat de gedichteö
der oude LaXynen , welke hun ook tot Jaarboe-
ken
2oa
\'H:
DER BATAVIE\'REN. ©03 :| iTS
tien verftrekten, waren verlooren gegaan: daar \' ■
hy nog zoo veele eeuwen nader by leefde, hoe «d^
veel minder zou bet te verwonderen zyn, zoo
\'er niets tot ons gekomen was. — Evenwel zyn
\'cr in die afgelege hoeken van Europa , die het
Tiiinst voor de aanvallen en overftroomingen der
Vreemde Volken blootftonden , nog eenige ge-
denkftukken opgelpoord. Men vind dus oude
öichtftukkcn uit Deenemarken , Noorwegen en .!!
Tsland in de fchriften van saxó grabimati-
cus, BARTHOLiNus cn anderen./Maar vccl be-
ter zullen u de gezangen behaageii , weike voor
ruim vyf en twintig jaaren in het noorder ge-
deelte van Schotland orstdekt, en-voor \'t eerst
uit de Waliijche of lerfdte taal in het Engelsch i \' ]
Vertaald en in \'t Jaar 1760. tot eene proeve uit-
gegeeven zyn door Mr. MAcr-HERSOisr (*).
Er. Laat my toch iets nader van dit geval
Weeten, myn VaderI
E. Zeer gaarn i ik zal u het berigt mededee-
len het geen deeze ontdekking te aanmerkelyker
iiiaakï en te gelyk meer geloofwaardigheid byzet.
t^ezelve is gefchied by gelegenheid, dat men
deeze Hooglanders, welke dus ver onvermengd "
Volgens hunne oude gebruiken in hunne geberg^
\'^en geleefd, en zich op eene «ige byzondere wy-
2e gekleed hadden, zogt te befchaaven, en meer
ƒ
ï over-
0 Onder den titel Fragment of anciens poetry ^
\'bollested in, the Eiglands of Schbtiatid, -and trafißa\'
from t^ie Galic $r Erfe language. Edinh.
ÖE GESANSEJJ
Gvereenkomftig met de hedendaagfche zeden te
vormen. Men hoorde eenigen deezer voll{£ii
zomwylen een foort van verzen opzeggen, wel-
ke allen, die hunne taal verltonden in vernik-
king bragten. Men ging hierop aan \'t nafpooren,
en vond eenige finkken , welke de Heer mac-
PHERSON in het Engelsch overzette, en met zoo
veele goedkeuring van zyne landgenooten ont-
i^angen wierden, dat eenige aanzienlyke en kun-
dige mannen met macpherson eene reis onder-
namen, om nog meer ontdekkingen van dien aart
te doen, het geen hun ook gelukt is. Deeze
Gezangen zyn meerendeels oorfpronkelyk van
ossiAN, teffens een beroemd oorlogsheld ea
Dichter, een zoon vtn fingal , van wien nog
verfcheide overleveringen tot op deezen dag
bewaard worden onder de Hooglanders, die
by uitftek op het voorouderlyke gefteld , zyn.
In het oorfpronkelyke treft men eene een-
voudige maat aan, welke zeer aangenaam en
zagt is. De rymklanken zyn niet altoos
gebruikt: de Cadence en lengte der regels ver-
fchillen , naar maate het best met den zin
uitkomt r*). Volgens den bekenden hugo blaiRj
Hoogleeraar in de fraaie letteren te Edinburg,
zyn tederheid en verhevenheid twee hoofd-ei-
genfchappen van de gedichten van ossian. zy
vertoonen niets van het lugiige en vrolykfchers-
fende; een plegtige en ernftige welvoeglykheid
brei^it
(*) Nieuwe bydragen I. D. 2de. Swk.
Ê04
er barden.
breidt zich geheel over dezelve uit. Veeliigt is
ossiAN de eenige dichter die nimmer tot het
ligtvaardige en berispelyke nederzonk. — Hy
treedt altoos in de hooge gewesten van het groot-«
fche en fathetifche. Hy zet zyn toon in den
beginne en behoudt hem tot aan het einde. Geene
Verciering wordt \'er ingevlogten, die niet volko-
men inftemt met de algemeene melodie. Dg
Voorvallen, welke hy bezingt, zyn alle ernffig
en gewigtig. De toonneelen hebben doorgaans
veel van het woeste en romaneske. — Wy tref-
fen in OSSIAN geene verbeeldingskragt aan, die
met zich zeiven fcherst, en lustige kleinigheden
opciert, om de verbeelding te vermaaken. Zyne
poëzy verdient veel meer, dan die van een ander
Schryver, de poëzy des harten genaamd te wor-
den. Zyn hart is doordrongen van edele ge-
voelens , van verheve en tedere hartstochten;
een hart dat gloeit en de Fantafie aanneemt, —
dat vól is en overvloeit. Om alles in een woord
met den Heer Feith te zeggen — „ Ik ken
geen .uitmuntender Dichter dan ossian. Mea
tast in zyne gedichten altyd de natuur zelve ;
maar die oorfpronkelyke , die edele natuur, die
de ziel onwederllaanbaar aan zich kluistert, en
door haare woeste grootheid boven den kring
van tyden en menfchen verheft. Waar ossian
treurt, treurt overal alles met hem. Waar os-
sian Vaderlandfche grootheid bezingt , ziet
overal elk waare Helden voor zyne oogen, cn
^^ geringfte van zyne toonen, wordt volmaakt
dooT
205
\'S
^ilrli
\'ll\'U
jy F. G E 2 A N C E NT
door den eigen toon van elk gevoelig hart,
hem leest, beantwoord. Hy heft aan, en gcee
menfchelyke ziel,die niet met hem inftemt". —
Zie daar wel het kenmerk vnn egte Dichterly-
ke genie.
Fpv. Twee getuigenisfen van zulke bevoegds
Richters doen myne nieuwsgierigheid hoe langef
hoe meer ontbranden.
E. Ik zou u eene vertaaling \\\'an een brok uit
deze Gezangen, door dezelve vriendelyke hand
van onzen treffelyken dichter mede gedeeld,kun-
nen laaten zien; maar ik moet u van te vooren
herinneren, dat ossian een Schat of gelyk men
toen zeide een Caledonier, en van laater tyden
was , namelyk van de derde of het begin vart
de vierde Eeuw onzer Jaartelling.
Fr. Hy was egter zeker van een Celtifchen
oorfpronk , een Bard.
E. Ja dat was hy. Ik zal u dan niet langer
ophouden. Hier is het ftukje. — Om hetzelve
wel te verftaan, moet gy weeten frederkI
dat de verfchyning van geesten, volgens dc be-
grippen van dien tyd , een verheven gedeelte
van de gedichten van ossian uitmaaken. In
den Slag van caros verkondigt frenmor aan
oscar den zoon van ossian, met wien de ftam
van fingal onderging , deszelfs vast aannade-
renden dood.
„ Oscar begaf zich langzaam van den heu-
„ vel naar beneden. De fchrikbeelden dcs
\'s nagts waarden voor zyne treden over den
m6
grond.
5J
-ocr page 229-der. eiïrdern
3, grond. Hy hoorde het matte gemurmel eener
afgelegene beek. In honderd jaarige eiken
bruischt flegts de wind. Treurig roodagtig
verfchool zich de halve maan beneden agter
den heuvel. Gebroken Hemmen treffen uit
s, de velden zyn oor. Daar trok de Jongeling
„ het flaal."
Geesten der geenen, die my opkweekten,.
5, zoo klonk zyn uitroep, die de krygsbedry-
5, ven van \'t voor geflacht voor de beheerfchers
s, der aarde te rug riept; komt en geeft my
5, bericht van de daaden der toekomenheid; den
3, inhoud van uw vertrouwelyk gefprek, als
5, gy het gedrag uwes zoons, in het veld der
9, Sterken, uit uwe holen aanfchouwt. — -
,, Trenmor hoorde de ftemme des dapperen
5, Zoons. Van zynen heuvel zweefde hy tot
5, hem. Wolken droegen hem opwaards in de
35 gedaante van lucht. Zyn kleed was nevel
5, vai\\ Lano , den volkeren een bode des
„ doods. De khng fcheen een verdwynende
s, ftreep van groene dampen. Zyn verdonkerd
s) gelaat bleef onkenbaar. Zweevend naderde
Ss hy den Held, zuchtte driemaal, en driemaal
35 verhief zich het luid gebrul van den nacht-
s» wind in den omtrek. Veel fprak hy tot os-
^ CAR, maar zyne gefprekken kwamen verward
tot ons, onverftaanbaar en donker als de ge-
»> beurtenisfen van verfchoove jaaren, eer zich
de fchemering des gezangs verhief, Nis
Sï Verdween hy en verdween liy langzaam als
207
(.iüi.
l\'É
55
II
5)
IÉ
\' (lii
ff
39 ^^
-ocr page 230-üe gezangen
, nevel, wanneer hem de treffende zonneflraal
, op de heuvelen verteert.
„ Toen ^tdekten wy aan mynen zoon deti
, eerflea kommer, o Dochter van oscar : hem
, was de ondergang van zyn geflagt verkon-
, ^igd , en diepe nadenkendheid misverwde
, telkens zyn aangezigt. Zoo bewandelt eefl
, wolkje het gelaat der Zon , egter fchouwt
, zy weer van agter de donkerheid op Conaas
, groenende bergen."
Fr. Dit is inderdaad verheven T
E. In het tedere en aandoenlyke munten dee-
ze gezangen niet minder uit.
Fr. O mogt ik daar ook een flaaltje van hoo-
ren ! heeft Vader niet nog iets aan de hand ?
E. Het zou dan de proeve eener vertaahng
moeten zyn van de Liederen van Selma, die ook
onder de gedichten van ossian worden gevon-
den, maar als een beurt-gezang van eenige Baf\'
(fen voorkomen, welke volgens eene gewoonte ♦
in het noorden van Schotland en Ierland op
eenen plegtigen dag, daar toe van den koning of
het opperhoofd beflemd, Jaarlyks hunne gezan-
gen ophieven, waar van de beste bewaard, en
aan de geheugenis aanbevolen wierden, meu
jnagze by de wedftryden vergelyken , di®
men ook in de Griekfche en Latynfche hef
ders-zangen aantreft. De eerfie, dien ossian ifl\'
voerd, is eene Dichteres, waar uit wy kunnei\'
opmaaken, dat de fchoone Sexe ook onder de
Barden gerekend wierd, wanneer de natuur haat
de
èo5
ie vereisclite hoedanigheden gefchonken had. \' T
,, In haare fchoonh^d trad minona voor aau \'\'
i, met nedergeflage en traanende oogen. Henr
s, haïr vloog langzaam, op den adem des wlnds.,
3, welke by biiijen van den heuvel afruischt,
„ De zielen der Helden v/aren treurig, als zy .li
s, haare zoetluidende llemme verhief. — Dik-
„ wils hadden zy salgaus graf gezien, de fom-
s, bere wooning van de\'wit geboezemde colma.
s, Colma alleen op den heuvel verlaaten, met;
3, al haar zangvermogen k—, salgar beloofde
„ tot haar te zuilen komen : maar de nagt over- ,!
5, viel haar van rondsom. Hoort colma\'s ftem, ij
5, daar zy alleen op den heuvel gezeten is.
Colma. i
„ Het is nagt ; ik ben alleen, verlaaten op den
„ ftormheuvel; — in het gebergte hoort men
den wind; de bergflroom jflort van de rotzen
3> af. Geene hutte bergt my voor den regen,
5, verlaaten op den windrigen heuvel.....
^ „ .0 Maan ! kom van agter uwe wolken te
s, voorfchyn ; verhef u o Nachtgefternte! dat g
s> een eenige licht-flraal my kide tot de plaats, y
3s waar myn Lieffte van de Jagt alleen uitrust l
55 zyn boog ongefpannen aan zyne zyde, zyne
3ï honden hygend rondsom hem. Maar hier
5, moet ik alleen zitten by den rots van den be-
5» kroosden ftroom. — De ftroom en de wind
bruifchen luid,;maar de ftem mynes Geliefden
5» hoor ik niet! ~ Waarom toeft myn salg.\\r;
s» Waarom houdt de Heer des heuvels zyn woord
y. deel. O \' „ ni«?
èlö\' gezangen
niet ? Hier is de rots, hier is de boom en hier
,, het ruifchend water i gy beloofde my met den
„ nacht hier te zyn. Ach! waarheen is myn
3, Salgar gegaan ? met u zal ik vlieden van my-
j, nen Vader; met u van mynen hoogmoedigen
3, broeder. Lang hebben onze ftammen in vy-
„ andfchap geleefd, maar wy zyn geen vyan-
3, den, o salgar!
„ Houdt u een weinig in, o wind 1 zyt een
5, weinig ffil, o gy ftroom ! myne ftemme wor-
de rondom gehoord; — laat myn zwerver
jj my hooren ! o Salgar! het is colma, die
j, roept. — Hier is de boom en de rots; sal-
„ oAr;, — myn Lief hier ben ik! — Waarom
„ vertoeft gy te komen ? — Zie de ftille maan
3, kómt te voorfchyn j de vloed glinstert in het
„ dal! — de hellende fteenklompen van den heu-
j, vel zyn grftauw; hem zie ik niet op den krnin.
j, — Zyne honden loopen niet voor heni
5, uit; zy kondigen zyrt naderende komlle
„ niet! — Hier moet ik alléén zitten.......
,, Wie zyn zy, die daar nevens my uit op\'
j, de heide liggen ? is hèt niet myne Liefifte en
5, myn Broeder?....... Spreekt maar myne
„ Vrienden ! — zy antwoorden colma niet f
„ — ïpreekt maar, ik ben alleen ! ---
a, myne ziel wordt gepytiigd door vrees.......
3, Ach! — — Zy zyn dood! hunne zwaerden
zyn rood vau den tweeftryd.--- Ach my^
broedér, myn broeder! waarom hebt gy
ne«
-ocr page 233-öer baß de st. ^jj
êj iiea SALGAR gedood ? waarom hebt gy o
ä, SALGAR myneii broeder nedergelegd ? gy
,, waart my beiden dierbaarwat zal ik zeggen
5, tot uwen lof? Gy waart fchoon op den heu-
5, vel in het midden van duizenden f Hy was
5, verfchriklyk in deii ftryd. Spreekt nu ,
hoort myne ftemme; hooret my, gy Zoo-
s, nen myner liefde ! — Zy zwygen, zwygen
Si voor eeuwigftil! koud, koud zyn hunne hor- «!\':
j, ften van ftof! — Ach! fpreekt Van den rots
des heuvels; — uit den Vormenden afgrond5 «r
— fpreekt, gy geesten der dooden! fpreekt
3, vry, ik zd niet Ichrikken! waar heen zyn zy 1\'
4, gegaan om te rusten ?• In welk een hol des
3, heuvels zal ik de Geesten der Verfcheidenen
i, vinden ? — geen zagte ftem glydt op den
55 adem deswinds! geen antwoord 5 halfverlo-
S5 ren in den ftorm!"
„ Ik zit in myne fmerte I in myne traanen
5, Verwagt ik den morgen ! gy Vrienden der
s, Dooden, maakt het graf gereed! maar fluit het
5, niet voor dat colma komt. — Myn leeven
9» Vliegt Voort gelyk een droom; waarom zon
S5 ik te rug blyven? Hier wil ik rusten by myne
s» vrienden, by den ftroom Van den geluidmaa-
3s kenden rots. — Wanneer de nagt op den |
„ heuvel nederdaalt : wanneer de fuifehende
3, winden zich verheffen, zal myn geest op jiun-
93 nen adem zweeven, en den dood myner Vrien-
den beklaagen. De Jager zal my uit zyne
3s hutte verneemen; hy zal vreezen, inaar rpyne
O a „ ftem-
f
^ta b e d i c h t k u pt d e
„ ftemme zal hy beminnen: want myne Hemm«
„ zal aan myne Vrienden gevallen: — aange-
„ naam waren zy aan colma ! "
Fr. Dit doet my aan myn Vader J — te regt
mogt de Heer feith zeggen, wanneer Osfiau
treurt , treurt alles met hem , maar ik onder-
vinde ook, dat myn ziel aan zyne gedichten als
gekluisterd wordt.
E. Zyn verhaalende dichtftyl is niet minder.,
vooral wanneer hy de woede van een bloedig
gevegt tusfchen twee Helden of vyandelyke Le-
gers met de treffendfte woorden affchildert. Dit
was toch het hoofd • onderwerp van de gezan-
gen der Barden\', hier van kon ossian, als Held
en als- Dichter het beste verflag doen.
Fr. o Mogt ik daarvan nog een Haaltje hoo-
ren I
E. Het zou ons nu te lang ophouden; in \'ï
vervolg zal \'er wel eens gelegenheid toe gevon-
dén worden. ^
Fr. Ik beklaag hoe langer hoe meer het ver-
lies van zoo veele treffelyke dichtftukken. Maar
wie weet, of\'er door den tyd niet meer ont-
dekkingen van dien aart gefchieden zullen.
E. Het moest dan by een volk zyn, dat eveu
onvermengd, onveranderd zich hier of daar in
een onbekenden of min bekenden oort van EtP-
Topa ophoudt; maar waar zullen wy dit aan-
treffen ? Enal troffen wy het zelve aan,moeten wf
ons niet voorflellen, dat wy juist gedichten vail
zulk een voortreffelyk foort byeen zouden vin^
- - - deiu
ö e u b a t a v 1 e r /e
^en. Neen wy moeten ossian, als de homerus
der Germaanfche Dichters aanmerken, en hoe
weinig homerussen hebben de eeuwen en svol-
.ken der waereld opgeleverd ? —
Fr. Welke Nationaale ftolFen wierden \'er meer
in de gedichten behandeld ? .
E. Die betrekking op den Godsdienst hadden.
.TACITUS verhaalt, dat zy in hunne aloude ge-
dichten den God tüisc> vereeren , die uit de
aarde gefprooten was, en zyn zoon mannus, als
den eerften oorfprong en ftichters van hun gellagt-
.— Dit had ook wel betrekkhig op hunne llaat-
feundige gefchiedenis, egter twylfel ik niet, of
zy hebben ook de voomaamfte hoofdftukken van
hunnen Godsdienst in verzen begreepen , ter
•eere van hunne Godheden, gezongen, en hunne
.godsdienftige bycenkomften en offerhanden door
hun feestmuziek luister en vrolykheid bygezet.
Hier is te minder aan te twyifelen, wanneer wy
bevinden , dat hunne pligten, die zy aan het
Opperwezen en aan het Vaderland betoonden
■zeer na vereenigd waren, zoo dat voor hetzelve
t-e ftryden en te fterven als de verhevenfte daad
van Godsdienst en Deugd, en teffens als de ze-
lierfte weg tot waare Gelukzaligheid wierd aange-
merkt. Schoon nu de dienst der Barden in
ihet opftellen .van gedichten van een meer ,gods-
dienftigen inhoud te pasfe kwam, zal egter het
\'heftuur en de uitvoering den Prlesteren aanbevo-
\'len zyn, zoozy zelve, voor zoo ver het Dicht-
\'^ermogen hun daar toe niet bekwaam maakte, \'er
O 3 de
:S
m
>4
214 DE DIGHTKÜNDE
de opftellers niet van waren. De Druïden der
Gallen, welke de geheimen van den Godsdienst
niet befchreeven wilden hebben voor den gemce-
nen man , heten ze hunne leerlingen , volgens
C^œsAR, in eene menigte verzen van buiten lee-
ren. En uit strabo blj\'kt, dat zy en de Bar"
4en eene zeer groote betrekking op elkander had-
den, wanneer hy de Druiden in drie clasfen
verdeelt, de waatzeggers, de eigenlyk gezegde
Druiden en de Barden, C-ffiSAR heeft ze daarom
buiten twyffel onder den algemeenen naam van
Druiden begreepen, wanneer hy de Gallen ver^
deelt in Ridders of Edellieden, Druiden en het
gemeene Volk. Zommigen hebben gemeend ,
dat zy als de priesteren en de Leviten moesten
aangemerkt worden onder de \'Jooden, M^aarvan
de een den ander niet alleen behulpzaam was in
de plegtigheden van den Godsdienst , maar de
\'ïaatflen ook als Dichters, Zangers en Speehieden
denzelven allen luister gaven. Ik heb hier niets
tegen, zoo mén maar-de Dichtgeest niet alleen
aan de priesterorde verbindt . Want ossiaint en vee-
le andere Barden behöotden hier geenszins toe.
Fr, Ik begin nu veel gunfliger denkbeeld van
de kundigheden der Batavieren tè krygen. Was
men in dien tyd bekwaam, om zulke gedich-
ten voort te brengen, men was ook zeker niet
onvatbaar voor de weetenfchappen.
■ E. Dit begrypt gy te regt, myn Zoon , en
daarom heb ik te eer u een en ander Haaltje uic
de gezangen yan ossian m.edcgedecld, Het eerfie»
I M
-ocr page 237-f.:
li"
35 ER BATAVIER E rc,
dat wy by deeze gelegenheid moeten opmer^ey, ^
•is, dat niemand het met mogelykheid in de Dicht-
kunde ver zou kunnen brengen, ten zy hy eene ze-
kere maate van Natuurkennis bezat, Deeze ver-
schaft den Dichter niet alleen een onuitputbaare
jftof, maur ftelt hem ook in ftaat, om eene ver-
fcheidenheid van gepaste beelden en gelykenisfen
by te brengen, zonder welke eene verveelende
eentoonigheid in zyne ftukken heerfchen zou. Elk
mensch van gezond veiftand is toch in ftaat, om
eenige vorderingen te doen in deeze eerfte, aange-
xiaamfte en allernuttigfte kennis door naauwkeurige
opmerking van de gevallen , welke de Natuur
dagelyks oplevert, zonder dat hy zich daar van
een zeker ftelfel behoeft eigen te maaken. Voor-
al ftelt de Dichterlyke genie iemand in ftaat, om
Iiiet het regte oog de groote werken van den
\'Schepper te befchouwen en de wonderen te ont-
•deldien, welke in dezelve verborgen liggen.
Maar het is hier uit niet alleen , dat wy ^unftijg
befluiten mogen omtrend de natuurkunde der
Germaanen zonder die in een zekeren trap te
ie bezitten zouden zy in de Genees- enHeellcun- •
de weinig vorderkig hebben kunnen maaken. ||
Fß. Waren zy dan hier ook in bedreeven?
E. Daar het menfchelyk lighaam niettegen-
^aatide alle voorzorg aan allerleije kwaaien on-
derhevig is, en de Batavieren veele ongemak»,
in hunne veldtochten moesten doorftaan ,
2ich alle gevaaren en ellenden van den oorlog
getroosten, zouden zy rampzalig geweest zyn
O 4 zou-
d ä geneeskunde
zonder deeze kundigheden. Wy behoeven niet
alleen op te maaken, dat zy dezelve bezaten uit
vergelyking van alle,zelfs de allerwoestevolken,
maar de oudheid levert ons menigvuldige e»
\'flerke getuigenisfen van de bedrevenheid der
Germaanen in deeze noodzaakelyke weetenfchap-
pen. Heeft de goede Voorzienigheid zorg ge-,
draagen 5 dat eik land zyne middelen oplevert te-
gen de kwaaien, welke in het zelve heerfchen,
gelyk kundige Cn edelmoedige Geneesheeren,>pn-
der anderen de beroemde bartholinüs en hof-
man voor my , reeds hebben aangemerkt, en
was opper- en ut&ex - Germanieii hiervan vooral
rykelyk voorzien , deszelfs inwooners hebben
ook zorg gedraagen, dat zy zich deeze onwaar-
deerlyke giften ten nutte maakten, hetwelk zy
Tjiet doen konden zonder menigvuldige proeven
en\'onderzoekingen omtrend de geneezende en
\'heelende kragten der kruiden , die het aardryk
uit dis^elfs raiiden fchoot overal van zelfs voort-
bragt. — En niet alleen de mannen, of onder
de mannen de Priesters waren het, welke zich
-hierop\'met ernst toeleiden, neen! de vrouwen
munteden hier voornaamelyk in uit. Wy heb-
ben van te vooren uit tacitus gezien, dat de
ftrydende mannen en zoonen hunne wonden
bragten-tot hunne vrouwen en moeder^, welk^
ook tot dat einde het leger volgden , om ze te
laaten uitzuigen en geneezen. Mela getuigt»
dat hunne vrouwen beroemd waren, dat zy ge"
nezen konden, het geen door anderen voor on-
ge-
-ocr page 239-D E R b A T A V 1 e R\'E W. ÊI7
|;eneeslyk gehouden wierd , waarom men ook
gedenktekenen, opiclirifien, ahaaren zelfs,heeft ||
opgerigt gevonden voor vrouwen, welke hier in
ukgemunt hadden. Zelfs in laatere tyden heb- li»;
ben veelen in Umifcft/arad zich hier door verdien-
ftelyk gemaakt aan de maatfchappy, fchoon \'er
incer en meer bedrog en kwakzalvery begon on-
der te loopen , naarmaate men ook van deeze
\'tunst een kostwinning maakte, wellce de oude
Germaanen en Germ,aaninnen alleen uit men-
fchen-liefde oeffenden. De Genees-en Heelkun-
^de der oude Germaanen en Batavieren verdien- \'iji\'
den^ te meer lof, dewyl enkel medelyden en zui-
vere menfchenliefde hun aanzette, om zich met
alle vlyt toe te leggen en dezelve te oeffenen.
Fr. Dit is dan al weder een paerel aan de
kroon der Batavifche vi-ouwen. Waren \'er nog
meer takken van weetenfchap, weike onze Voor-
ouders beoeffenden ?
E. Ja. Zy oefftnden nog eene weetenfchap, i?
welke min nuttig voor het menschdom , egter
by hun niet minder van belang gerekend wierd:
— de Voorzegkunde van toekomende gebeurte-
nisfen en van den uitflag van gewigtige onder-
neemingen. Gy zult in de H. Schriften meer-
^ïiaalen opgemerkt, ->— gy zult ook in de
\'Griekfche en Romeinfche gefchiedenisfen beves-
tigd gezien hebben, dat het menschdom niet te
^rede met het voorledene te onthouden en het
zelve zich tot een richtfuoer te llelien, mi zoo 1
te meer voorzigtigheid in het legenwocjdige
05 aan
grs de v o g s. 2 s j? x u n d e
aan te wenden, op allerleije wyze in den Raad vaa
het Weezen, dat alles beftierd , heeft zoeken in
tc dringen, of den uitflag van het Noodlot, ge-
lyk zommigen Ipraaken, van te vooren ontwaar
te worden. Zeer veele wegen, welke daar toe by
de Oosterlingen , by de Qrieken en Romeinen
wierden ingeflagen, waren ook by de Germaa-
nen bekend, maar zy hadden ook nog hunne
byzondere foorten van Waarzeggingen en VVi-
ciielaaryen.
Fr. Waarin beftonden dezelve?
E. Het zoude ons te lang ophouden, zoo
wy ons in alle dezelve zouden mlaaten : —
nu zal ik alleen aanmerken , dat toen , gelyk
in laatere tyden de Vrouwen zich hier voor
mee ophielden ; en zommigen zulk een trap
-.van agting en vertrouwen vmvjerven , niet al-
Jeen by haare Landsgfiuooten , maar ook by
Vreemden, dat zelfs de grootfte Vorften zich
van haare Voorfpellingen bedienden. De Ger-
maanen meenden , dat aan. de .Sejie boven de
mannen door de Goden een onderfcheidend
vermogen van vooruitzigt en voorgevoel verleend
wierd: zommigen van haar wierden daarom als
Godfpraaken gehoord,, ja als Godheden geëer-
biedigd. Het is verbaagÊiid, welk eene rol aur&.
jv\'xa,velleda., en naderhandjannagefpeeld heb-
ben. Zy hielden zich ongenaakb.iar, behakren
voor eenige weinigen ; — in alle maaken vaiJ
belang wierden zy gekend, en de rykfte ge-
Iclienken als offerhanden aan haax toegebra^t>
,Schoon
-ocr page 241-ber batavieren,
Schoon hier nu al in menigvuldige gevalletï
een wel overlegd bedrog heeft plaats gegree^
pen, is het egter niet mogelyk , dat zulke
Waarzegfters en Waarzeggers zoo lang haare
ïigting en gezag by in- en uitheemfchen zouden
ïiebben kunnen llaande houden, zonder dat de
^dtkomst dikwerf op eene zonderlinge ^vyze aan
de voorzeggingen beantwoordde. De aantekenin-
gen niet afleen AevNoordfche volken,die zekerlyk
Zeer bygeloovig waren ; maar zelfs der gefchied-
fchryvers , welke de Romeinfche historiën in het
\'Grieksch eu Lcityn t-e boek gefïéld hebben , gee-
"Ven ons verfcheide verbaazende voorbeelden aan
de hand, waar door de Waarzeggeryen der Ger-
maanen boven allen beroemd waren en ingang
Vonden.\' Zonder tot de list des Zatam den toe-
vlugt te neemen, kan men liever zeggen , dat
^ier uit ontegenzeggelyk is op te maaken , dat
^y eene meer dan gemeene fchranderheid beza-
ten, welke hun in ftaat ftelde, om , door geduurige
opmerking en vergelyking in de geheimen der
K^atuur, omtrend den toevalligeh uitkomst der
gebeurtenisfeh de meest waarfchyrilyke gisfingen
ïe maaken 5 maar het teffens altoos zoo le belegd
Sen, dat, hoe de uhkomst ook zyn mogt, hun
krediet op de minst mogelyke wyze in de waag-
geraakte.
Fr. Deeze vooi-fpellingen zullen dm oölc
gevolg van hunne Natuurkennis geweest
Zoo is het. Cicero getuigd daarom van
dl-
-ocr page 242-£29 JÏE NATUURKENNIS
öiviTiACUS , een voornaam priester en waar-
zegger, en teffens een der Overften onder de
Gallen , een vertrouweling van c^sar , dat hy
volgens zyn eigen belydenis en het bewys, dat
hy \'er van gaf, door zyne kennis der ujituur»
(PfycMologie,) zich iu flaat bevond, om meer
dan anderen te voorzien. C^sar getuigt ook
■wm de Druiden of priesters der Gallen, dat zy
hunne leerlingen ouderrigt gaven over den loop
der Sterren, ~ over de grootheid van het heelal
ien van deeze waereld, over den aart der din-
gen, — over de kragt en het vermogen der on-
fterflyke Goden, waar over zy hen zomtyds wel
twintig Jaaren onderhielden. Dat deeze weeten-
fciiappen zich niet alleen tot de Galiien bepaal"
den, fchoon de Druiden zoo daar als in Brittan\'
■§en in oude tyden uitmuntteden, is daar uit op
te maaken, wyl de Schyfhen en de Thmciers- ,
waar uit al de Celtifche volken gefprooten zyn,
de beroemdfte wysgeeren, zoo wel als Grieken\'
Jand en Italien, hebhm uitgeleverd, Orpheus^
die reeds ten tyde der Rechteren, byna eefl
halve Eeuw voor den Trojaanfchen oorlog bloei\'\'
de, de grootfte Dichter en ïoonkunftenaar ni.e\'\'
alleen , maar ook een uitmuntend Wetgeever?
was een Thracier.
Fa. Die orphuus , welke ooren aan het wou^\'
gaf, en,de woeste dieren door zyne her wist t®
temmen,
E. Die zelfde, van wien de Dichters om ftr^^
jnet den grootften ophef gewaagen , die ^y"®
wy
-ocr page 243-d li ?v BAT A v I e S; e N.
■^x^yze lesfen en voorfchriften door zyn zang ea
fpeelkunst het volk wist aangenaam te maaken,
en ze daar door te befehaaven. — anacharsis
een wysgeer en een wetgeever, die zedert zyn
hezoek en inwooning by solon , omtrend zes
eeuwen voor de geboorte van christus, on-
der de Grieken met de grootfte agting bekend
was , van wien zy veele trelfelyke Spreuken
vertellen , was een Schyth. Xamolxis
die zich een weinig laater beroemd maakte en
ïjiciïNEus, beicjen beroemde Priesters, Wys-
geeren en Wetgeevers der Ceten , welke
den eerften byna Goddelyke eer beweezen,
Waren ook van Schytifchen afkomst. Dio-
nysius de Sicilier geeft ook in \'t gemeen dit
gunftig getuigenis van de Germaanen , dat zy
fchrander van begrip en tot de weetenfchappea
geenszins ongefchikt waren.
Fr. Waren \'er ook Godsgeleerden en Rechts-
geleerden onder de Batavieren\'^
E. Over de begrippen , die zy van het Op-
^erweezen hadden, over den eerdienst en ge-
hoorzaamheid, die hetzelve van den mensch moest
toegebragt worden, en over de belooningen ea
^i\'affen die \'er na dit leeven te wagten waren,
^wllen wy opzettelyk handelen , myn frede.-
^iK.! en wy zullen bevinden, dat deeze begrip-
<ien veel betaamelyker waren, dan -die van de
^^rlichte Grieken en Romeinen. En fchoon z^.
weinig Wetten hadden, fchoon zy meest
nag^t
201
^si ö e it a n s t e i>ï
naar onde gebruiken, en voor liet overige" naa^
de algemeene rechten van billykheid te werk
guigen, ontbrak het hun niet aan zulken, die\'
volgens deeze regelen richteden tusfchen denman
en zynen naasten. Maar Voorfpraaken en Zaak-
voerers, welke hun voordeel zoo wel uit het
verwarren en verduistei-en als uit het ontwikke-
len van rechten en rechtszaaken hebben, waren
by hun onbekend: maar ook Iiier over zal ik
11 nader onderhouden ; voor het tegenwoordige
heb ik u niets meer over de weetenfchappen def
Batavieren te zeggen , en het wordt tyd , dat
wy afbreeken.
Fr. Nog eene vraag, Vader! oeffenden zy
ook konflen en handwerken?
E. \'Eigenlyk gezegde Konden j die alleen tot
cieraad en verlustiging der zinnen konden ftrek-
ken } weet ik niet dat onder de Batavieren zyn
bekend geweest, ten zy men hier onder tellen
wille het bereiden , vercieien en verwen van
hunne kleeding, maar dit zou ik liever onder de
Handwerken of Fabrieken tellen.
Fr. Waren ^er dan geene Schilders of Beeld\'
houwers.
E. Geenen, welke dien naam verdienden , eö
dit was een natuurlyk gevolg van hunne GodS\'
dienftige begrippen.
Fr. Was dit dan door hunnen Godsdienst
Terboden.
E. Neen, maar het kwam by denzelven niet
te pas. W\'y zullen in \'t vervolg zien, dat zy
nog
-ocr page 245-ilog tempelen nog beelden van Afgoden hadden.
Het grootfte nut, dat de eerfte, en het eenigfte,
dat de laatfte voortgebragt hebben , is, dat zy
het zaad van vernuft en konst voor den mensch
het weeligst hebben doen , uitfpruiten en hem
om ftryd hebben aangemoedigd, om heerlyke ge-
fliehten , volgens de beste regelen van evenredig-
heid cieraad en fterkte op te haaien, en dezel-
ve met alles wat de beitel of het penceel ver-
mogt op te luisteren. Nooit hadden de Grie-
ken en Romeinen zulke groote Bouwkunftenaars, I
Beeldbouwers en Schilders geweest, indien hun-
ne zinnelyke afgoden dienst hun geene gelegen-
heid tot het oefFenen van de konften gegeeven
hadde. Ja even daar aan, aan de herftelde over-
blyffelen van een zinnelyken eerdienst, heb-
ben wy het herftel der kunften in Italien te
danken, welke daar nimmer dien fterken opgang
zouden gemaakt hebben, indien men by de een-
voudige voorfchriften van het Christendom niet
veele bygeloovige gebruiken gevoegd had.
\' Fr. Hoe bereidden zy hunne kleeding ?
E. Uit het geen ik daar over tot u gezegd
iieb, weet gy, dat dezelve beftonden of uit boom-
basten , of uit linnen, of voornaamelyk uit hui-
den van beesten. De eerfte mogen voor de
geringften gediend hebben: meer vermogenden,
Vooral de vrouwen gebruikten linnen lot onder
*^leeding en hoofddekfels, het welk zy of inruil-
den. en dit zal het fynfte geweest zyn, of zelfs |
maak-
ii<>
-ocr page 246-S24 D K H A N D W E R IC E W
maakten, gelyk plinius van dc Morinen of FZa«-
mingen getuigt C)\'
Fr. Hebben zy dit zoo gcweeven, gelyk nog
in gebruik is?
E. Dit geloof ik niet; veel eer zal hun werfc
iugerigt zyn op een gansch eenvoudiger -wys,
zoo als men het by Montfaucon (f) vindt afge-
beeld. Het geheele getouw ftaat daar overeind, eii
eene vrouw belliert den draad door de gefpanne
fcheering met een dun ftokje , dit veroorzaakte
ondertusfchen nog zulk een fpoedigen nog zulk
een netten arbeid. — De huiden van alierleijc
beesten hebben zy niet alleen wel weeten te
bereiden om \'er fraaije wambuizen en mantels
van te maaken, maar zy wisten ze ook zoo wel
als het linnen te kleuren, en met allerlei ver-
fchillend bont zoo ciorlyk af te zetten, dat de
Romeinen wel eens dc lust bekroop, om zich
daar mee op te eieren.
Fr. En waarin beftonden hunne eigenlyk ge^
zegde handwerken?
E. Indien g^ hier door zulke handwerke»
verftaat, waar in iemand zyn leeven voorname-
lyk fleet, en zyn onderhoud vondt, hadden zjT
\'er geene; en egter leeden zy geen gebrek aail
het geen zy tot de gerieflykheden hunnes lee-
vens in hun eenvoudige omftandigheden noo^
dig hadden.
- (t3 Expl, Tom. 3. foL 358.
-ocr page 247-1
Fr. Hoe moet ik dat begrypen?
E. De ambachten of handwerken waren by
hun niet onder een zeker foort van menfchen
Verdeeld, neen maar zy waren allen Land-
bouwers , en gelyk ik uwe Zuster reeds gezegd
hebbe , elk zyn eigen timmerman , zyn eigen
kleermaaker en zoo voorts. , Elk hunner had
min of meer kennis van de visfchery , waar
op de Batameren zich ongetwylfeld fterk toe-
gelegd en -r van de jagt, waarin de Germaanen
in \'t algeméén uitgemnnt hebben. — Een ieder
vervaardigde ook niet alleen zyn huis en huis-
geraaden, maar ook zyne fchuit, zyn vischtuig,
en al zyne gereedfchappen, welke hy tot de jagt
en den landbouw noodig had. Zy konden dus
het zoo ver in elk déezer zaaken geenszins bren- ;
gen, als iemand, die zich maar op een derzelve
toelegt, maar zy waren ook te minder van el-
kander af hankelyk; zy betrachtten hierin eene 1
der drie voornaame regelen van huishouwkunde;
het geen zy zelfs konden doen, lieten zy door ;
geen ander verrigten. Dit gaf hun een nut-
tig handgebaar , en kwam volmaakt overeen
met de fchaarsheid van geld en rykdommen, die
Onder hen plaats had. Waren \'er meer vermo-
genden, die zich hier mee niet wilden ophou-
den, \'er waren ook altoos, die anderen voor vee
of graanen konden geryven van het geen zy
over hadden. — Evenwel was \'er nog een Am- if
^acht, het welk door allen van hooger en laa-
ger rang algemeen verkooren en geoelfend wierd,
asö ö e handwerken
fchoon \'er meer flagen , dan voordeelen by t&\'
behaalen waren.
Fr. Wat was dat?
E. De Oorlog. Deeze, gelyk ik u reeds ge-
zegd heb, was de algemeene hoofdbezigheid der\'
Batavieren. Hier aan moest alles gewyd wor-
den, hier voor alles agterftaan. Dit hoofdbe-
dryf der Batavieren zal ook daarom byzonder\'
van ons befchouwd v/orden, zoo dra Heer di-
BERHC Haar buiten gekeerd is. Ik zal maar al-
leen zeggen 3 dat zy aan het vervaardigen van-
hunne krygswapenen vooral humie konst en vlyt
zullen hefteed hebben , waar in de een den
ander den loef zogt af te fteeken, even als gy
in de wapentuigen der inwooners van de Zuid-
zee-Eilanden gezien, en u te regt daar over
verwonderd hebt.
Fr. Ik ben al verlangende, om ook de wa-
penen der Batavieren te leeren kennen , maar
daar de te rugkomst van Heer diderik nog
wel wat uitgefteld zal worden, waar zal Vader
intusfchen over handelen. ■
E. Het leeven van de Germaanen was een
geduurige kryg : in den oorlog lieten zy zich
vooral gelden , daarom had ik alles , wat tot
deeze ftof behoort op hunne weetenfchappen eß\'
handwerken willen laaten volgen: maar nü zul\'
ien wy zien in onze naaste byeenkomst, hoe hun-
ne maatfchappy, vooräl in vrede, is beftierd ge-
worden , en dit verdient ook inderdaad den voor-
rang te hebben. Maar heb ik uw Zuster een
j^ordsch
-ocr page 249-der batavieren,
Noordsch gedichtje medegedeeld , waar in eeu
Voornaam minnaar al zyne konften opnoemt,
ik zal met een dergelyk befluiten , waar uit f[|
gy zult kunnen opmaaken , welke de voor-
iiaame oefFeningen in een weinig laater tyd by
de Noordfche Germaanen waren. ,, Ik ken,
Zegt de Orcadifche Graaf rongwald kolson,
Hegen oelfeningen. — Ik verfta my op het fpel;
— ik kan Runifche letteren fchryven. Ik ge-
Wen my, om den tyd beurtelings door te bren-
gen met een boek en met de timmerkunst. Ik
kan op houten zooien loopen. Ik kan behoor-
lyk met de werpfpies en de riemen omgaan en
l^en bedreeven beide in het fpeelen op fnaaren
het zamenflellen van een gedicht. "
Fr. Myne zuster heeft my het zaakelyke van
het ander gedicht medegedeeld , maar van de
V^eetenfchappen, de dicht- en fpeelkünde wierd
daar in geen gewag gemaakt.
51
E. Wy kunnen allen niet alles. — Daar wierd
Ook van zaaken gefproken , waar dit gedicht
Van zwygt. Het een en ander , nog^in de ty-
den opgefteld, wanneer de Godsdienst en ou-
de zeden der Germaanen overig waren, kan
^ot opheldering dienen van het geen ik in de
Moorige en deeze zamenfpraak gezegd heb*.
P £ VEEE-
-ocr page 250-1« VEERTIENDE
De oorfpronkelyke gelykJieid van den mensch
eene groote maatfchappy niet béjiaanbaar. De eet\'
fie regeeringsvormen zyn eindelyk tot drie foor\'
ten gebragt, de Alleenheerfchingy de regeering\'
der Edelen en de Volksregeering. De tvceede
had by de GdWiers, de eerfte en laatjie by de
Germaanen plaats. In hoe verre zich de magt
der koningen by de Germaanen uitjirektch
Hunne lyfwagt. De voorzorg der Ger-
maanen tegen het onderdrukken der vry-
heid. Hoe de Gemeenebesten <waren in-
gérigt. Op welk eene wyze de Bata*
vieren zyn bejiuurd geworden. De
Kaads en Volks-vergaderingen der\'Rz-
tavieren. Hunne Staatkundige huis"
houding onder elkander en met hunne
ne Nabuuren. Hunne wetten. Dé
misdaaden en derzelver jlraffen^
Vrede gonde; Gy Iiebt my belooft my"
eelhart\', dat gy van daag onze Zamenfpraakefl
over de Batavieren hervatten zoudt , ik hoof
dat gy het van uwe bezigheden zult kunnei^
wagten.
Machtilde. Frederik , wy verlangen
ook al na.
R E G E E R î N e, „af
E, ;ik zal aan uw verlangen voldoen; ik heb
\'^er myne zaaken naar gefchikt, want wy zullen
Ï^et ftuk zoo ras niet kunnen afdoen, waar toe
Vy gevorderd zyn.
INJ. Freberuc heeft my verhaalt, dat Vader
Van dc regeeringswyze der Batavieren handelen
, maar ik dagt, dat hier weinig over zou te
Jeggen vallen.
E. De eenvoudige leevenswyze , de groote
gelykheid , de geringe zucht tot rykdommen ,
de heerfchende tot vryheid, maakten zeker de
xegeering der Volken in dien tyd van veel min-
der omflag dan tegenwoordig. Egter, hoedanig
\'dezelve ook zyn mögt,, meerderheid en minder-
îîeid, beveelen en gehoorzaamen, waren altoos
de noodzaakelyke vereischten , zonder wellce
geene Maatfchappy van menfchen in eene goede
orde en in ftand kan blyven^ hoe klein dezelve
ook zyn moge- Het is zoo, alle menfchen zyn
■Çan naturen gelyk en van elkander onafhanke-
lyk, ten minften zy, welke tot een ander huis-
gezin behooren : want in dit gezin heeft men
ïeeds in den Vader een hoofd,, welke by zyn af-
^\'eezen door de Moeder, — door den oudften
^^oon, — of andere kinderen in hunnen rang ver-
hangen wordt, gelyk het zoo by de Aardsvade-
, en Vorftelyke herders plaatze vond. Maar
2oo dra eenige huisgezinnen zich by elkanderen
boegen , zoo dra deeze een volk beginnen uit te
Baaken, wordt het noodig, dat het gezag en
de behartiging van het algemeen belang of aan
P 3 • al-
verschillende
alle de hoofden der huisgezinnen; of aan eenige^
weinigen, die in wysheid en vermogen uitmun-
ten , worde opgedraagen, of dat één tot opper-
hoofd en voorganger worde verkoren. En zoo
is het by onderfcheide Volken, die zich tot een
Staat gevestigd hebben ook begreepen; zommi-
gen hebben eene regeering aangenomen , waar
aan het ganfche lighaam deel had, eenige wei-
nigen hebben by verkiezing of by verrasfing het
gezag aan vermogenden onder hun afgeftaan ,
maar de meesten, hoe ver dit ook van da oor-
fpronkelyke gelj\'kheid en vryheid van den
mensch fchynt af te wyken, hebben zich onder
eene eenhoofdige regeering begeeven.
Vji. Men zou het tegendeel vermoeden.
E. De ondervinding leerde het evenwel on-
der de oude en hedendaagfche volken. De
heerschzugt heeft langs duizend listige wegen
vrye volken onder het Juk weeten te brengen,
en de gewoonte heeft hun \'\'eindelyk het zelve
draagelyk, ten laatften noodzaakelyk gemaakt.
Fr. Welke regeeringsvorm is de beste ?
E. Men zou in \'r algemeen kunnen zeggen >
die met den aart van het Volk en het Land meest
overeenkomt, en het meest ingerigt is tot be-
vordering van deszelfs waare grootheid en ge-
luk: maar dan blyft de vraag, door welk van
driën gefchied dit op de beste wj\'ze. Men
heeft veel hier over getwist en wy zullen onS
niet ophouden met eene vraag te befiisfen, di®
ïiooit regt kan beftist worden. Elk is natuurly-
kcr
-ocr page 253-r e tï e e r I n g s V o r m e n. «31
%er wyze ingenomen met die regeering, die in
zyn land plaats heeft: elke regeering heeft haare
\'^oordeelen, maar ook haare gebreken, welke
Voordeelen en gebreken egter van geene algemee-
ne toepasfing zyn , wyl de uitgeflrektheid van
het gebied, de menigte en heerfchende neigin-
gen van een volk hier in een groot onderfcheid
snaaken.
M. Welke regeeringsvorm had \'er by de Ba-
\'tameren plaats ? ik denk niet, dat zy of iemant
der Germaanm zich onder de magt der konin-
gen zullen begeeven hebben.
E. Dan zal het buiten uw gisfen gaan,mach-
\'\'Tilde. Maar het wierd ook by de Gmnmnm
niet op eenerleije wyze begreepen. Wy zullen
hier over eerst in "t algemeen handelen, wanneer
wy daar uit van zelfs kunnen afleiden, hoe het
-by de Batavieren toegegaan is. — By de Gallier-s
had volgens c^sar eene volftrekte Aristocratie
•of zoogenaamde regeering der Besten plaats ,
maar de gebreken derzelve wierden \'er insgelyks
gevonden , eeuwigduurende partyfehappen en
•verdeeldheden , wyl elk boven den ander een
aanhang zogt te maaken, — en onderdrukking van
het volk, waar toe de Druiden met de .Edelen
de handen iu een floegen , wyl de laatflen de
«erften noodig hadden, om door hun invloed het
Volk in toom te houden, en ze aan hun gezag
onderwerpen. Maar dit kon by de Germaor\'
^en in \'t gemeen geenszins doorgaan, by welken
alle Vrygeboornen een weezenlyk en aanmerkelyk
P 4 ge-
J.
Ilill
232- DE REGEERING
gedeelte van het Volk uitmaakten. Zelfs by zul-
ke natiën, die door Koningen geregeerd wierden,
maakten zy niet alleen het grootlle getal, maar
ook het grooule gezag uit!
M. Hoe kan het volk het grootlle gezag i»
handen hebben onder eene koninglyke regee-
ring ?
E. Zeer wel , en zonder dit betekende de
vryheid der Germaanen, waar van wy zoo dik-
werf gewag gemaakt hebben, niet veel,
Fr. Hoe ver ftrekte zich dan de magt der Ko»
iiingen uit?
E. Zoo ver en niet verder dan dseze door het
volk aan hun was opgedragen, en zy van hunne
oorfpronkelyke rechten hadden afftand willen
doen, en hier in had een aanmerkelyk verfchil
tusfchen de onderfcheide natiën der Germaanen
plaats. Dus waren in het Noorden van Germa-
nien de Gothonen, die inwooners waren van de
landfchappen, welke thans Przm/e» en Pomer en
geheeten worden, veel onderdaaniger aan hun-»
ne Vorften : zoo nogthans , dat zy nog niet
over de vryheid heen waren , gelyk tacitus
zich uitdrukt ; welke vryheid geheel
verloren was by de Suionen of Siveeden, want
by hun was eene volftrekte alleenheerfching ,
aan welke elk een zich zonder eenige uitzonde-
ring moest onderwerpen, en niet ais of het ge^
bied uit gunst verkreegen was en behouden
wierd»
O Nondiivi tamen fupra Ubcrtatem,
-ocr page 255-onper een qppsrhojopd.\' , «33
Wierd. De hunne nabuuren, waren alleen*
Ijk hier van onderfcheiden , zoo in verlies van
vryheid, als in llaverny , dat zy door Vrouwen
geregeerd wierden. Maar by de overige en wel
by de meeste Germaanen was het gansch anders
gelegen. De Koninglyke magt heeft zich niet veel
verder uitgeftrekt, dan dat zy de volksvergade-
ringen konden by een roepen; — daar de zaa-
ken voorftellen; — met de voornaamften over
zaaken van minder belang de noodige beftelling
maaken, en in den oorlog het oppergezag voe-
ren , het geen zich dan, ixit hoofde van nood-
zaakelykheid, een weinig verder fchynt uitge-
ftrekt te hebben,gelyk aan himne"uitvoering ook
dat geen zal aanbevolen zyn, wat in de Volks-
vergaderingen befloten was. Daarom mogt taci-
tus te regt zeggen, ,, dat zy door hunne konin-
gen geregeerd wierden, voor zoo verre de Germaor
nen zich lieten regeeren, en — dat dezelve geen
onbepaalde magt, nog eigen goeddmikelyk ge-
^zag konden oeffenen."
Vr, Dan waren het ook geen eigenlyk gezegde
koningen , aan welke deeze Germaanen onder-
Worpen waren. |
E. Tacitus en andere Romeinfche gefchied-
fchryvers gebruiken het woord Rex, koning, als
het meest met de denkbeelden van een opper-
hoofdig gezag overeenkomende, in navolging van
Grieken en van zyn eigen volk, by wien de
koningen in den beginne niet veel meer ge- I
hadden, dan by de Germaanen, Dan of de
P 5 Ger-
\'M
234 DE REGBERIHG
Germaanen zelfs in dien tyd himne voorgangers
of oppergezaghebbers benoemd hebben met den
naam van Koning , da£ van können vermogen of
weeten kan afgeleid worden, is onzeker. Ta-
citus noemt ze ook wel Principes, Vorften,
voorften of eerften, het geen men van elk een,
die in een zeker geval de eerfte in rang en gezag
is 3 zeggen kan. Nogthans waren zWt principes
geene koningen , want hy benoemt dus meer-
maalen de Hoofden of Magiftraats perzoonen der
Germaanfche volken. In laater tyden heeft men
van dit Latynsch woord princeps en het Duit-
fche voorften, Princen en Vorften gemaakt. Maar
de\'naam doet\'er weinig toe: iemand zou met een
Koninglyken titel zeer weinig kunnen te zeggen
hebben, en onder een min fchitterenden naam
een eigen goeddunkelyk gezag kunnen oeffenen,
gelyk men, niet geheel zonder reden, willeäi
de derde by omkeering Stadhouder van Enge-
land en Koning der vereenigde Nederlanden
noemde, fchoon hy daar Koning en hier alleen
Stadhouder was.
Vr. De titel van Opperhoofd, of hoedanig de-
zelve ook mag geweest zyn, was egter verlei-
dende, om naar meer gezag te ftaan, en dus
gevaarlyk voor de vryheid.
E. Ik beken het, myn Waarde, de begeerte
naar vermeerdering begint nooit heftiger te wer-
ken , dan wanneer iemand eenig vermogen of
gezag verkreegen heeft. De glans, waar door
hy boven anderen uitmunt en de zoetheid van
te
-ocr page 257-ONDER ESN OPPERIÏO OffB. ■ a^g
te gebieden, benevelt ligtelyk zyn verfiand,
en doet hem dikwerf vergeeten, tot wat einde
hy alleen op zulk eene luisteri-yke plaats ge-
fteld is, niet om zich zelven groot, maar het
volk gelukkig te maaken. Maar alles wel
doorgedagt zynde, was evenwel het ftaan naar
meerder gezag ten kosten van de nationaale
vryheid, het regte middel om eerst het volk
door verlies van vryheden en voorregten en
daarna zich zelf ongelukkig te maaken , want \'er
äs m der daad geen grooter eer nog zaligheid
voor een Vorst, dan het voorwerp der Liefde
van een vry volk te zyn: maar wanneer hy.
deeze verliest, is alles verloren.
Vr. Dit wordt zelden regt ingezien. Maar
had men tegen de toeneemende raagt der Vor-
ften behoorlyke voorzorgen gedraagen ?
E. Men kan w^el niet ontkennen, dat de Ger-
maanfche Vorften aan de eene zyde gelegen-
heid hadden, om zich, wanneer zy het zogten,
eenen aanhang te maaken uit de Jongelingen,
Welke door de aanzienlykften hun wierden toe-
gevoegd en een geruimen tyd zich by hen op-
hielden, om hen, in vrede tot luister en in den
ftryd tot lyfvvagten te verftrekken. Wanneer zy
deezen wel behandelden, en belluurden, kon-
den zy op derzelver aankleeving en genegen-
heid veel vertrouwen ftellen, zoo lang zy nog
onder htm opzigt ftonden.
Vr, Het verwondert my, dat de Germaanen
feunne kinderen en huime vrylieid hier aan
• BE LYFBENDE
waagden j daar \'er voor de Jeugd dog geen os*
gefchikter plaats is dan het Hof.
E. Dat is in \'t gemeen zoo, vooral in deeze
dagen ; maar tusfchen Vorften en Vorften is
groot onderfcheid. By deeze Germaanfche Vor-
ften of Koningskeus was min gelegenheid, om
in weelde uit te fpatten en in zeden te ver^^
basteren; de bepaaldheid van hun gezag en bc
krompenlieid van inkomften leden dit niet. Het
groote oogmerk der ouderen fchynt geweest te
zyn om hunne kinderen, nevens de behoorlyke
onderwerping, door onderlinge nayver onder het
oog van den Vorst den wapenhandel, waarvan
zy de beginfelen reeds geleerd hadden, des tc
beter magtig te doen worden. Vreemde oogen
dwingen toch best. En V17I zy zoo veel als
de eenige ftaande krygsbenden van den Staat
uitmaakten, waren zy het best gefchikt, om het
land tegen een onverhoedfchen ftroop te dek^
ken. Hun aantal en geoelfendheid hield dikwerf
het zwêerd der nabuuren in de fchee , of be-
vorderde den vrede. En dus hadden zy de bes*
te gelegenheid om zich te oeffenen , en het
Gemeenebest voordeel toe te brengen; de ou-
deren waren ook zoo lang van de zorg en het
voornaamfte onderhoud hunner kinderen ontlast,
want „ de milddaadigheid der vorften , onder
wien zy dienden, bezorgde hen een paerd tot den
oorlog gefchikt en krygswapenen, terwyl zyn«?
savel, ivel niet met keur van lekkernyen opge-
vuld f
©er v o\' r & t e n.
Viild, ecltfer rykelyk van fpys voorzien, hua
tot befolding verftrekte." Maar het is wel der
moeite waard u de ganfche aantekening van
tacitus, die over dit onderwerp vry breed is
voor te leezen. Men vindt iu het dertiende en
veertiende Hoofdftnk van de zeden der Ger-
maanen het volgende : „ een nitflekende adel-
dom , of groote voorouderlylce verdienöen ,
verzekeren de jongelingen ook van de hoog-
agting van den Vorst. " Van te vooren had ta-
citus gefproken van de plegtigheid, waarby de
Jongehngfchap , even als de Jeugd by de Romei-
nen met de manlyke tabbaerd, zoo ook by de
Germaanen met het eerfte bewys van eer opent-
Jyk verwaardigd wierd , wanneer een der
Vorften, of de Vader, of een nabeftaande haar
met een fchild en fpies vercierde. ~ „ Zy Wor-
den dan by de overigen gevoegd, die, reeds
kloeker en fterker, preuven van hunne dapper-
heid gegeeven hebben , en het wordt geenszins
voor fchande gerekend onder de volgeren van
den Vorst gezien te worden. Hier in hebben
ook zekere trappen plaats volgens het oordeel
van hem, wien zy verzeilen. En \'eris een groo-
te nayver onder deeze medgezeilen, wie de eer-
fte plaats by zyn Vorst zal bekleeden; — en by
de Vorften , wie het grootfte en vaardigfte ge-
Volg mag hebben. Dit is de waardigheid , bier
beftaat de magt van den Vorst. Altoos met
uitgeleezen troep van Jongelingen omringt}
^^ zyn , die hem in vrede tot luister en iu
gjg\' © é l y f b e n ä
oorlog tot befcherming verftrekken. En het
verftrekt iemand niet alleen by zyn volk i
maar ook by nabuurige natiën tot eenen naam en
eene eer, zoo hy uitfteekt in het getal en dap-
perheid zyner Volgeren. Zy worden ook tot
Cezandfchappen begeerd, en met giften befchon-
ken. Zelfs beletten zy door hunnen roem te
meermaalen het uitbreeken van den oorlog.
Wanneer het tot een gevegt gekomen is , is
liet fchandelyk voor een Vorst door dapperheid
overwonnen te worden , fchandelyk voor zyn
gezelfchap de dapperheid van den Vorst niet te
evenaaren. Zelfs is iemand oneerlyk voor het
geheele leeven en het ftrekt hem tot een een-
wigduurend verwyt, zoo hy zyn Vorst heeft
overleeft en uit den fiag" behouden ontkomen
is. Hem te befchermen, te bewaaren en hun
eige dappere bedryven op zyne rekening te ftel-
len is de voomaamfte phgt, waar toe zy door
Krygseed verbonden zyn. De Vorften ftryden
om de overwinning en zyne medgezellen voor
den Vorst. — Zoo het volk , waar uit zy ge-
fprooten zyn, door eenen langen vrede en rust
vadzig wordt, begeeven de meeste edele Jonge-
lingen zich tot zulke Natiën, welke dan oor-
log voeren en om dat de rust aan hun onaan-
genaam is, en omdat zy door gevaarlyke on-
derneemingen het meest vèrmaard worden." —
Vr. Zy waren dan regte Guardes du Corps
van den Vorst , op welken hy ftaat kon maa-
ken 9 ^i® inet hem leeven en fterven moeste"
der vorsten.
en ik denk niet, dat een eenig thans leevend
Vorst zich op zulk eene lyfguarde zou kunnen
beroemen: maar waren zy dan niet zoo veel te
meer te duchten , wanneer hy iets tegen de
Vryheid in zyn fchild voerde.
E. Zy zetteden zeker het koninglyke aanzien,
gelyk tacitus erkent, luister en gewigt by;
maar de eer en hét voordeel, dat de Staat zelve
daar by genoot, waren .veel grooter, dan het
gevaar, het welk \'er uit kon voortvloeijen, ter-
wyl de gefteldheid der Germaanfche gemeene-
besten , want zoo waren zy inderdaad, aan de
andere zyde een tegenwigt in zich zelven; had-
den, het welk altoos den invloed der Koning-
lyke Regeering, en de onderneemingen zyner
afhangelingen rykelyk kon ophaalen,.
Fr. Waarin beftondt dat?
E. In de Hoofden en Aanzienlyken des volks,
wier belang het was tegen het toeneemend ge-
zag van den Koning te waaken, waar by het
hunne zoo wel als de algemeene vryheid lyden
öioest.
Vr. Maar kon de Vorst ook deezen niet aan
zich verbinden.
E. Hier was weinig gelegenheid toe ,j zoo
Jang de Staatsbedieningen wel aanzien, maar
Weinig of geene voordeden opleverden, en dee-
Ze daarenboven niet door den Vorst,r^maar
door het volk begeeven wierden. In deeze
Volksvergaderingen, waarin elk,zyne belangen
Jton inbrengen , en buiten welke ^eeiie zaake»
vara
-ocr page 262-voorzorgen
vau eenig belang gefchieden konden, tvaS nög
zwaarder tegenwigt gelegen ; maar het aller-
zwaardfte in de algemeene wapenoelFeningen vaii
het ganfche volk. Elk Edelling, elk Vryge-
booren burger v/as een Kr\\\'gsman, die van jongs
af in de wapenen voor zyn Vaderland en voor
de Vryheid was opgewiegd. Zulk een gedugt
lighaam kon alles opweegen, waar tegen eeii
Vorst met zyne aanhangelingen, die onder dit
gewapend hghaam nog hunne Ouderen,, Broe-
ders- en Vrienden hadden, niets van belang kon
uitvoeren.
M. Zyn\'er egter geene voorbeelden, dat,de
Vorften der oude Germaanen , de vryheid vaa
hun volk belaagd hebben.
E. O Ja, wy hebben daar even gefproken va?i
de Suionen. Het is waarfchynlyk, dat zy van
ouds even vry geweest zyn als de overige Ger\'
maanen, maar dat Hstige en geweldige aanfla-
gen hen tot onderdaanen gemaakt hebben. Ta-
citus geeft niet onduidelyk te kennen\', dat
de rykdommen , waar zy veel mee op had-
den \'j hiertoe wel de meeste aanleiding gaven.
,, Hy verhaalt ook , dat de wapenen, niet ge-
lyk by de andere Germaanen onder de bewaa-
ring van elk burger , maar in eene algemeene
vergaderplaats opgefloten waren , onder het
opzigt van een flaaf. Eenen Edelling of Vry-
geboren dorst men dezelve niet betrouwen. Men
borgze onder voorwendfel, dat hunne legging
aan dc Zee hen voor een onverwagten overval
vaö
-ocr page 263-BBR GER M AA NE f^. 241
l/\'an vyanden genoegzaam beveiligde; — dat eeh
gewapende bende , die niets had uit te voeren^
ligtelyk baldadigheden pleegde; en eenen Edelling,
tenen Vrygebooren of zelfs eenen Vrygelaaten dc
zelve te vertrouwen , bragt het Koninglyk belang
niet mee." Zoo droeg men zorg, dat het voor-
naamfte fchild, waar door de vryheid kon bewaard
of herfteld worden, tot dat einde geheel onnut
wierd. Niettemin hebben de Suionen naderhand
de magt van hunne Koningen weeten paal en
perk te zetteii j en al de pogingen hunner onder-
drukkers te verydelen.
Vr. Dit kon tot een baken in zee verftrekkeii
voor de andere Germaanen, en bevestigt ver-
fcheide van uwe aanmerkingen.
Ei Maar \'er zyn ook andere voorbeelden van
het mislukken van zulke onderneemingen, gelyk
zy mislukken moesten, zoo lang de Germaanen
by hun ftelfel bleeven. Wanneer maroboduds »
Welke zich door zyn beleid en dapperheid tot
opperhoofd van verfcheide volken had weetea
te verheffen , dezelve begon te onderdrukken ,
Wierd hy door Catualda, een Gothisch Edelman;
deeze , wanneer hy in de voetftappen van
^^ARoBODUUs wilde treden , van jubillius eea
legerhoofd der Hermonduuren, die onder ma-
i^oboüuüs gediend hadj verdreeven; Vannius,,.
®en vorst der Qiiaden en der Sueven, na dat
^^y dertig jaaren geregeerd, en eerst by zyn volk
aangenaam gemaakt had , verviel in \'t laatst
öeel» Q doof
2,4-2 opvolging
door zyne trotsheid in den algemeenen haat eo
wierd van al zyn gezag beroofd. Zelfs armi-
Nius, de beroemde overwinnaar der Romeinen 9
die zyne landsgenooten voor de overheerfching
van MAROBODUüs had bewaard, en vervolgens de
Marcomannen i Hermonduuren en andere volken
in vryheid helpen ftellen , wanneer hy einde-
lyk, gelyk meer gehemd, opgeblazen door den
verkreegen roem, — zelfs naar de opperheer-
fchappy over de Cherufcen ftond, moest ras voor
den algemeenen tegenftand, ook van zyne bloed-
vrienden zwigten, en dat vooral opmerking ver-
dient, zyne heerschzugt met zyn leeven boeten.
Italus, zyn opvolger, wierd om dezelfde re-
den by hetzelfde volk verdreeven. En ik heb een
heimelyk vermoeden, dat civilis ook by de Bata-
vieren ytrdagt wierd, of dat ten minften zyn al te
zeer toeneemend gezag de hoofden des volks tot
een vrede met dt Romeinen heeft doen overhellen.
Fr. Was het koninglyk gezag erflyk of vcr-
kieslyk by de Germaanen\'^
E. Het laatfte was zeker meest overeenkom-
ftig met de rechten van een vry volk; en taci-
tus geeft ons ook meermaalen aanleiding, om te
denken, dat dit by hun plaats had. Van de Vor-
ften zoo wel, als van de Legerhoofden, of Her-
togen zegt hy, dat zy verkoren of genomen wier-
den; en in de korte optelling van het geen if
de volksvergaderingen voorviel, wordt het raad-
pleegen over het aanftellen en verkiezen van
Vor-
-ocr page 265-V\'orflen geenszins vergeeten. Zoo kon elk Vorst
zich te meer by zyne aanftelling herinneren, dat
hy, die alles aan de gunst en vrye verkiezing
Van een vry Volk te danken had, ook wel bad
te zorgen, dat hy zich de gunst en agting van
dit Volk waardig maakte: te meer, daar zy dan
©ok het recht hadden, om zulke Vorften, die aan
de verwagting niet voldeeden , die zich door
trotsheid by den Volke gehaat, en door het uit-
breiden van hun gezag gevaarlyk maakten, van
hetzelve te berooven, waar van wy de fpreeken»
de bewyzen in maroboduüs, catualda, van-
wics, arminiüs en italus zoo even bygebragt
hebben.
M. Maar gaf dit geene aanleiding tot geduurf-
gen twist en burgerlyke oorlogen ?
E. Om dezelve voor te k\'omen, bepaalden zy
zich, zoo lang het eenigszins met het belang van
het Vaderland fchikken kon, by het geflagt hun-
ner Vörden, zelfs wanneer deezen hun gezag cn
het vertrouwen des Volks verloren hadden. Dit
blykt in de opvolging van maroboduus, van?
Klus en arminics, by de Marcomannen ^ Qua-
den en Cherufcersi fchoon zy zich niet aan den
Zoon en erfgenaam van den overleden Vorst
bepaalden, wanneer zy deezen onbekwaam of
gevaarlyk oordeelden. Zoo wierd de eige zoon
Van Arminias niet gefchikt tot de Regeering ge-
oordeeld , ora dat hy met zyne moeder gevangen
naar Romen gevoerd en daar opgevoed was 5
ï^iaar zyn Zusters zoon verkoren. — Zoo wier-
Q a des
244 ïnkobfsten
den de Koningen verpligt, om zich wel te gedra;t-
gen, en hunne kinderen eene goede opvoedin.^
te geeven, op dat zy hunne vaderen eenmaal
de regeering mogten opvolgen. Dat het koinntï\'
lyk geflagt ook hy hun in eere gehouden
wierd, blykt uit de melding by c.«sar en taci-
tus , van classicus, civilis en anderen,
dat zy van koninglyken bloede waren. Maat
zoo deezen ontbraken , wierden de Koningen
verkoren uit de edelften en aanzienlykften dcS
volks, doorgaans die in kloekheid van lighaam
en van geest uitmuntt-en en zich door hunne dap-
perheid het meest beroemd gemaakt haddei)\'
Deezen ftond men van zelfs den rang in de Verga-
deringen en aan de Maaltyden af. De Germaanen
begreepen te regt, dat een luisterryke geboorte
het meest gefchikt was, om den Vorst voor dc
jaloersheid der Voornaaraen en de veragting vaiJ
de Gemeente te bewaaren.
M. Wie zou zoo veel overleg by de Germaor
nen verwagt hebben! maar waarin befl:onden toch
de inkomften van deeze Vorften of Koningen ?
E. Wy hebben meermaalen gezien, dat deezen»
die van zommigen als Wilden worden aangezien»
in wysheld en voorzigtigheid befchaafde natiën
tot voorbeelden kunnen dienen, en dat wy in
i veelen opzigten gelukkiger zouden zyn in het
huisfelyke en het burgerlyke , indien wy ons
wat meer aan hun voetfpoor gehouden hadden*
Maar wat de inkomften der koningen betreft»
ook deeze wierden meerendeels op de ininst he-
O,
A
zwaarende wyze voor den Staat ingezameld.
2y hadden zeker, hoe ver zy af waren van die
pragt en weelde, welke nu zomtyds het eenig
Uitllekend Charakter der Vorften uitmaakt, zy
hadden vry wat noodig, wyl zy niet alleen voor
zich zelven en hunne huishouding op eene on-
bekrompe wyze behoorden te leeven , en met
eenigen luister in het openbaar te verfchynen;
maar om dat zy een aanzienlyk getal van Jonge-
lingen hadden te onderhouden, en de vrye ta-
vel te bezorgen. — Behalven hun eige bezittin-
gen , die , voor zoo ver zy uit Koninglyk geflagt
of uit de Edelen oorfpronkelyk waren ook aan-
zienlyk zullen geweest zyn, — hunne flaaven^
en hunne beesten konden zy ftaat maaken op de
toelagen van hunne medeburgers. „Het is eene
gewoonte ("geene wet, maar een ftandvastig ge-
bruikj by deGemeen ten, dat zy van zelfs en hoofd
voor hoofd iets van hun vee of vrugten aan
de Vorfl:cn brengen , en het geen als een
eeregift aangemerkt wordt , komt teflens in
hunne behoeften te gemoet." Hoe veel be-
ter was zuUt eene vrywillige fchatting, dan een
opgelegde last , waar aan elk een willig of on-
wiüig zich onderwerpen moest! Geen Germaan,
die zoo gastvry was, zoo veel voor een ander, —
een vreemdehng over had , zou het van zich
verkrygen kunnen , iemand, die voor het alge-
meen welzyn zorgde , gebrek te laaten lyden:
Klaar aan de andere zyde wierden de Vorllen ,
zoo zy voor dankbaarheid vatbaar waren, te fter-
Q 3 ker
a4(i I N K O M S T » N
kcr aau bun Volk verbonden, cn tevens verpligt»
om IiHune genegenheid aan te kweeken, op dat
de bron van hun beftaan, niet mogt uitdroogen»
— By de Jaarlykfche verdeeling der landen >
welke naar de wyken en een ieders waardigheid
gefchiedde, is den Vorst derhalven, als de eerfte
in waardigheid, een aanzienlyk gedeelte toege-
legd , waar nit hy door zyne flaaven des te gro(^-
ter inkomften trekken kon. Ook hadden zy hun
aandeel van de boeten, welke in een of ander
geval, als eene verdiende ftraf opgelegd wierden,
en in rundvee of fchaapen beftonden. —• Uitgc-
leeze paerden, met hunne tuigen, wapenrustin-
gen, zilveren vaten en cieraadien kreegen zy
meest ten gefchenke van buiten, vooral wanneer
zy elders in gezandfchap gingen. Verritus en
MALORix, twee vorften of gelyk anderen hen noe-
men willen Potestaaten der Vriezen-, — masius
en vallomar,Koningen der Marcomannen vindt
men dus te Rome en elders. TitRomeinen,om. ze
te fterker aan hunne belangen te verbinden, leer-
denze ook de waarde van het geld kennen,waar-
van zy voorheen, gelyk wy zagen, weinig wisten.
Eindelyk bezorgden hen de Jongelingen, behal-
ven\' dat zy hunne Vorften in alle gevallen ten
dienfte ftonden, zelfs veel, zoo door de jagt, wel-
ke hunne geduurige uitfpanning en bezigheid was,
als door den buit, welke zy op deeze en geene
volken behaalden. Daarom begaven zich de Edel-
lieden van den Vorst dikwerf in vredestyden iß
vreemden dienst by oorlogende volken, om dat het
moei"
-ocr page 269-13 e. r vorsten. :s.47
raoeijelyk viel een groot gevolg buiten den oorlog
tc onderhouden, wyl deeze door den roof een
voornaame bron van de vorftelyke milddaadigheid
moest verftrekken , waarom zy ook dikwerf op
den GaUifchen bodem ftroopten. En by deeze
gelegenheid is het, dat tacitus aanmerkt in het
flot van het veertiende hoofdftuk, met opzigt op
deeze Jongelingen of koninglyke lyfwagt , het
geen anderen algemeen en te verre getrokken
hebben: „ Gy zult hen niet zo ligt overreeden,
om het land te bebouwen en een gunftigen oogst
af te wagten, als den vyand te tergen en won-
den te behaalen, w^ant het fchynt hen traagheid
en vadzigheid door zyn zweet le verkrygen, het
geen men zich voor zyu bloed bezorgen kan."
— Bragten zy intusfchen deezen roof tot den
Vorst, het is buiten twyffel dat hy, wanneer de
ganfche Natie in oorlog v^j\'as, wanneer \'er buit
behaald en flaaven gemaakt wierden een aanzien-
lyk gedeelte voor zich zal gekreegen hebben.
M. Dan hadden de Gerviaanfche Vorften veel
meer bronnen van beftaan, dan ik gedagt had.
E. Zy. hadden , naar die tyden gerekend over
genoeg: maar teffens bragt het onderhoud van
zoo veele Jongelingen, welke zy niet ontbeeren
konden, ook nog dit niet te weeg, dat de ko-
ningen niet te veel in rykd^nren vermogen kon-
den toeneemen. . *
Er. Wierden die Koningen evgnwel niet yoor
hun leeven verkoren; ~ voor elk völk maar één?
E. Schoon wy uit strabo leeren , dat by de
Q 4 BeU
550 de over heden
pen en Wyken alle gefchillen beüi\'stcn en rccht
oelFenden; maar daar toe wierden bun ook eeni-
ge mannen, aan elk honderd toegevoegd , als
Medgezellen of Byzitters. Tacitus noemt ze
ook Comités, even als de Lyfwagten der Koni"\'
gen, van welken zy egter in jaaren, in gezag
en ambtsbediening geheel onderfcheiden waren.
Naderiiand is deeze naam van Comes in een on-
derfcheidenden eernaam van Graaf veranderd.
De benaaming van honderdmannen ^ welke oor-
fpronkelyk de grootheid van hun getal aanduid-
de , heeft daarna eene waardigheid betekend.
Men zou ze in \'t Hoogduitsch Zent- Graaven
noemen, by ons Schepenen of welgeboore man-
nen , die nevens den Drosfaerd , Schuldheis ,
Scholtes , Schout of Dykgraaf den Rechtbank
uitmaaken.
■ M. Door wie, wierden alle deeze Staaten,
Overheden en Regters aangefleld?
E. Allen door het Volk. Van de cerften, die
ook Vorften genaamd worden zegt tacitus het
uitdrukkelyk, „ in dezelfde Yolksvergaderingen
worden ook de Vorften verkozen, welke in dc
Ambten en Gehugten recht oelfenen: maar van
de anderen zegt hy alleen," by elk zyn honderd
Gezellen uit de gemeente. ,, Deezen moesten hu»
wel, zoo als tacitus \'er by voegt, tot raad e^ï
gezag dienen, maar teffens zprg draagen, dat de
Vorften niet eigen gocddunkelyk nog eenzydill
handelden, en hier voor Icon niet beter gezorgd
worden, dan wanneer het volk hun eige Verte-
gen-
-ocr page 271-d e r g e r m a a n e n. «51
genwoordigers en Richters , zoo wel in het een
als in het ander geval verkoos, waar door hun-
ne vryheid te meer verzekerd wierd tegen alle
Onrecht\' en geweld. Wanneer men opmerkt, dat
deeze burgers tot het gericht uit de Gemeente
genomen wierden, buiten twyffel van de Oud-
ften en Voornaamften uit de Welgeboornen, die
de Gemeente of het lighaam des volks ukmaak-
ten, wordt dit tc meer waarfchynlyk, dat het
Volk dezelve ook aangefteld hebbe.
Fr. En waaruit wierden die Opperften of Vor-
ften verkooren?
E. Ik befluit uit het algemeene zeggen van
Tacitus, dat deezen doorgaans uit het zelfde
Ughaam wierden genomen, waar uit zy de Ko-
ningen plagten te verkiezen , namenlyk uit de
Edelen, op dat zy te meer aanzien ook aan dee-
zen eerenpost mogten byzetten. Wanneer gy n
herinnert, het geen ik yan deeze Edelen gezegd
hebbe, kunt gy opmaaken, dat zy \'er wel gee-
nerhande recht, evenwel de meeste aanpryzing
toe hadden, en terwyl - zy door het volk moes-
ten \'worden aangefteld en zulk een talryk gezel-
fchap uit het Volk by zich kreegen , was \'er
Weinig gevaar, dat zy door trotsheid en onder-
drukking hunne magt zouden misbruiken. By
de Volken, die door Koningen willekeurig gere-
geerd wierden, hadden, gelyk doorgaans, de
grootfte gunftelingen en Voorftanders van af^
hankeïykheid den uieesten mgang. T)e Vrygelaa-
tenen, om dat zy het laagst bukken konden, het
minst
-ocr page 272-s-So de overheden
pen en Wyken alle gefchillen beflisten en rcdit
oeffenden; maar daar toe wierden hun ook eeni-
ge mannen, aan elk honderd toegevoegd ,
Medgezeilen of Byzitters. Tacitus noemt ze
ook Comités, even als de Lyfwagten der Koni«*
gen, van welken zy egter in jaaren, in gezag
en ambtsbediening geheel onderfcheiden waren.
Naderhand is deeze naam van Comes in een ott\'
derfcheidenden eernaam van Graaf veranderd.
De benaaming van honderdmannen ^ welke oor-
fpronkelyk de grootheid van hun getal aanduid-
de , heeft daarna eene waardigheid betekend.
Men zou ze in \'t Hoogduitsch Zent- Graaven
noemen, by ons Schepenen of welgeboore man-
nen , die nevens den Drosfaerd , Schuldheis ,
Scholtes , Schout of Dykgraaf den Rechtbank
uitmaaken.
M. Door wie. wierden alle deezc Staaten,
Overheden en Regters aangefteld?
E. Allen door het Volk. Van de eerflen, die
ook Vorften genaamd worden zegt tacitus het
uitdrukkelyk, ,, in dezelfde Volksvergaderingen
worden ook de Vorften verkozen, welke in de
Ambten en Gehugten recht oeifenen: maar van
de anderen zegt hy alleen," by elk zyn honderd
Gezellen uit de gemeente. „ Deezen moesten hun
wel, zoo als tacitus \'er by voegt, tot raad en
gezag dienen, maar teffens zprg draagen, dat de
Vorften niet eigen goeddunkelyk nog eenzydig
handelden, en hier voor Icon niet beter gezorgd
^i^orden, dan wanneer het volk hun eige Verte-
gen-
d e k g e r m a a n e n. s^ï
geiiwoordigers cn Richters, zoo wel in her een
als in het ander geval verkoos, waar door hun-
ne vryheid te meer verzekerd wierd tegen alle
Onrecht\' en geweld. Wanneer men opmerkt, dat
deeze burgers tot het gericht uit de Gemeente
genomen wierden, buiten twyOèl van de Oud-
ften en Vooruaamllen uit de Welgeboornen, die
de Gemeente of het lighaam des volks uhmaak-
ten, wordt dit tc meer waarfchynlyk, dat het
Volk dezelve ook aangefteld hebbe.
Fr. En waaruit wierden die Opperften of Vor-
ften verkooren?
E. Ik belhiit uit het algemeene zeggen van
Tacitus, dat deezen doorgaans uit het zelfde
lighaam wierden genomen, waar uit zy de Ko-
ningen plagten te yerkiezen , namenlyk uit de
Edelen, op dat zy te meer aanzien ook aan dee-
zen eerenpost mogten byzetten. Wanneer gy u
herinnert, het geen ik yan deeze Edelen gezegd
hebbe, kunt gy opmaaken, dat zy \'er wel gee-
nerbande recht, evenwel de meeste aanpryzing
toe hadden , en terwyl-zy door het volk moes-
ten worden aangefteld en zulk een lalryk gezel-
fchap uit het Volk by zich kreegen , was \'er
weinig gevaar, ftat zy doo^r trotsheid en onder-
drukking hunne magt zouden misbruiken. By
de Volken, die door Koningen willekeurig gere-
geerd wierden , haddengelyk doorgaans, de
grootfte gunftelingeu en Voorftanders van af-
i^ankelykheid den meesten mgang. DeVrygdaa-
Unm, om dat zy het laagst bukken konden, het
minst
-ocr page 274-de over hedem
minst wegens overgebleeve gevoelens van vry-
heid te dugten waren , fchoon anders by de
vrye Germaanen weinig gezien, wierden daar zoo
wel als by de Romeinen onder de cyESARS boven
de Vrygeborenen en Edelen dikwerf verheven.
M. Waar trokken deezen hunne inkomften van ?
E. Het is onzeker, of zy, die geene buitenga*\'
woone onkosten ambtshalven behoefden t®
doen, ook het hunne hadden van de toelagen,
welke een ieder, hoofd voor hoofd, vrywillig op-
bragt, waarvan tacitus zegt, dat het voor de
Vorften gefchikt was. Het is onzeker zeg ik , of
in deeze toelagen de Koningen alleen bedoeld
worden, dan of dit ook moet worden uitgeftrekt
tot Vorften van den tweeden rang, de Gezag-
hebbers in elk rechtsgebi.\'d. Het was deezen
zeker voorrecht genoeg , wanneer zy niet
de eer Cn het vertrouwen tot het waarneemen
van dergelyke posten, waar aan weinig omflag,
weinig hoofdbreeken vast was, door de gehee-
le Natie vereerd wierden. Het kan egter zyn j
dat \'er anders gehandeld wierd in zulke Staa-
ten , welke als zuivere Gemeenebcsten zonder
een opperhoofd beftuurd wierden : hoewel de
baatzucht geenszins tot het Charakter der Get\'
maanen behoorde^ zóo lang zy zich by hunne
oorfpronkelyke eenvoudige zeden en leevens-
wyze hielden. Met een Koning was het anders
gelegen : hy moest in zyn perfoon en gevolg
den luister van den Staat ophouden. Dit egter
kunnen wy veilig vastftellen, dat \'er in de jaar-
der. germaanen. 253
K\'kfche verdeeling der landen raar elks
digheid, op die der Overheden wel degelyk znl
agt geflagen zyn.
Fr. Hoc wierden de zuivere Gemeenebesten
heftierd, waar van Vader zoo even fprak?
E. In allen opzigte als de voorige Staaten,
Waarvan zy in de vorm van regeering meer in fchyn,
dan in het weezen verfchilden: uitgezonderd,
dat zy geen Opperhoofd, geen Koning hadden,
en dat de byzondere beflierders der Ambagten,
en voorzitters van de vierfchaaren als Vorflieu
van. een minderen rang onmiddelyk in zyne
plaats traden, en niet elkander de Hoofden des
Volks uitmaakten : zomwylen een aanzienlyk
lighaam. Ten tyde van civilis waren \'er niet
minder dan hondert en dertien Raadsheerea
by de Trevieren, die met classicus en tutor
over den Rhyn gingen.
M. Dit kon gaan in vrede, maar wie voerde
dan het opperbevel in den oorlog?
E. Het kon zeer wel gaan in Vrede, vooral
by Volken, die niet zeer talryk waren, en
maar een algemeen belang kenden : dan in
eenen oorlog , waar mede zy dikwerf en
op \'t onverwagtfte overvallen wierden; —•
vooral in een veldflag , waar een fpoe-
dig en kloek beraad in onvoorziene gevallen
Veel maal alles afdoet, moest het oppergezag
aan één perfoon betrouwd worden; en zoo dee-
den de Germaanen ook. Indien zy geen Koning
liadden , welke aan de fpits van hunne heirle-
g«rs
-ocr page 276-2.54- D e h e r t o g e n
gers kon ten ftryde trekken, verkoren zy daar-
toe een buitengewoon bevelhebber, welke hini
als Hertog aanvoerde en gebood, zoo lang die
oorlog duurde, welke naam van Hertog, Du^
of leidsman van een heir, naderhand ook eei^
naam van altoosduurende zelfs erfelyke waar-
digheid, gelyk die van Graaf geworden is. Daar
zyn \'er wel, die meenen,dat de Germaanen gee»
Hoold boven zich geduld hebben , dan al-
leen in den Ooilog uit het zeggen van c.-esar:
„ in vredes tyd hebben de Germaanen geene ge-
meene Magiftraatsregeering, maar de Opperften
der landfchappen en dorpen fpreeken het recht
uit onder de hunnen en ruimen de verfchillen
uit den weg." Na dat hy had laaten voorafgaan :
,, wanneer een Staat, met den oorlog aangevallen
zich verdedigen moet, of denzelven eeu anderen
aandoen , veikiest men opperhoofden, welke in
den oorlog het gezag voeren, en de magt vau
dood en leeven hebben." — Maar deezen, die
TACITUS van de Koningen, wel degelyk onder-
fchcidt, noemt hy uitdrukkelykDacej, Heirvoerers
of Hertogen. De Koningen, fchoon hy ze ook
Vorften, Principes, noemt, onderfcheidt hy
duidelyk van dc andere hoofden des Volks ,
die ook wel principes maar geen Koningen waren,
cn hy bepaalt ook, by welke Volken de Koningen
al of niet eigengoeddunkelyk regeerden, gelyk wy
gezien hebben. Schoon daubyzommigeG^mflaW*
en wel de meesten van die geenen, welke aan ciE\'
sar bekend waren, alleen in den oorlog een Opp^^\'
lioofd
-ocr page 277-depv germaanen. 255
Jioofd verkoren wierdt, was het dits niet met al de
anderen gelegen. Zy waren in de tyden van ta-
citus veel meer en beter aan de Romeinen be-
kend geworden, en daarom moet men de aan-
tekeningen van c/esar uit dien naatiwkeurigen
Gefchiedfchryver aanvullen of verbeteren.
M. Deeze Hertogen zullen denkelyk ook uit
den Adel verkoren zyn.
E. Tacitus zegt uit de Dapperften , (ex vir-
\'tute\'). Hy wiJ \'er mee te kennen geeven, dat men
zonder onderfcheid van geboorte daar toe ver-
koos, welke in krygskunde en dapperheid boven
«anderen uitmuntten, het zy uit den Adel het zy
nit het Gemeen. (*} Dat zy ook hieruit hunne
Hertogen verkooren, moet u zoo vreemd niet
Voorkomen. Indien zy een Koning hadden, wien
zy by ondervinding het opperbevel des Legers
niet dorften vertrouwen, en dat zal wei eens ge-
beurd zyn, vorderde de eer en het belang van het
Vaderland om het aan een ander op te draagen,
Wien zy om het evenwigt te beter te bewaaren
ook wel uit het Volk verkoren: maar hoe veel te
»leer moest dit in zuivere Gemeenebesten in het
oog gehouden worden, op dat de Regeering door
den invloed van iemand uit den Adel, wien zoo veel
ge-
(*) Schoon men naderhand door de woorden Plebs
eo Vulgus den geriugllen en armften hoop, de fmalle ge-
®ieente bedoeld heeft, moot het hier geenszins in dien
ZÏQ begreepen, maar de tweede rang, die eigenlyk het
\'ighaam des Volks uitmaakte, hier door verftaan vvor-
^ün, de overigen waren Lyfeigenen of Vrygelaateaeii.
ss?» de regeeringswyze
gezag wierd aanvertrouwd, vooral wanneer hy
gelukkig Haagde in het overwinnen van deß
vyand en het verlosfeU van zyn Vaderland, tê
minder in eene Arifiocratifche of Monarchaale
ontaarden mogte. En waarom zouden de
Vrygeboornen, die ver het talrykst waren j die
zoo wel als de Edelen hun hand- en hoofdwerk
van den wapenhandel maakten , niet zoo wel
äls deezen iemand hebben kunnen opleveren j
welke gefchikt was, om het ganfche volk ten
llryde aan te voeren? —
Vr. Mogen wy nu vraagen, hoedaanig eêti
foort vao regeering de Batavieren gehad hebben?
E. Ik moet hier met onderfcheid op antwoor-
den. In vroeger tyden fchynen zy ook een op-
perhoofd gehad te hebben met een Koninglyken
of Vorftelyken titel. Zonder op de vertelling
van bato en anderen agt te geeven, mogen wy
dit opmaaken uit het zeggen van tacitus, ,, dat
julius paulus en zyn broeder civilis, uit Ko-
ninglyken flamme gefproten, boven de overigen
veel uitmunteden." Egter leezén wy van geen
Vorst of Koning by de Batavieren ^ federt dat
zy by de Romeinen bekend, en in het verbond
ingelyfd zyn geworden. De naam van Koning
was by de Romeinen een eeuwige afgryzing, hoe
weinig zy van de zaak zelve, de overheerfching
langer vry waren, en daarenboven was het al\'
toos gevaarlyk het gebied aan éënen te betrou-
wen over verafgelege volken, welke men aan
zich verknogt of min en meer afhankelyk wilde
" d e r. g a t a v- i e r\'^e n. 457
houden. De Romeinen fchynen daarom federt
C-«SARS komst in deeze landen, aan de linker
^yde van den Rhyn gelegen , de Vorften aan
de Belgifche Germaanen van tyd tot tyd afhan-
dig gemaakt te hebben, onder voorwendfel mis-
fchien van hun grooter maate vdn vryheid te
bezorgen, wanneer zy als Gemeenebesten be-
zuurd wierden.
Vr. Ik meende, dat civilis het opperhoofd,
^e Vorst def Bataviertn geweest wasi
Ei O neen ! hy was bevélhebber van een Bor\'
iaaffche bende in het leger der Romeinen, tot dat
hy zich openlyk tegen dezelven begon te verzetteni
Wanneer de opftand uitbrak ^ verkozen de Bata-
vieren met hunne bondgenooten en naaste buu-
fen de Cminefaaten een aanvoerer , wyl zy
geen opperhoofd hadden , waar toe niet civilis ^
•^ie de eerfte aanlegger was , maar bri-
een edele cn onderneemende Caninefaat
Verkoren wierd. Schoon civilis wel den mees-
ten invloed behield op zyne landsgenooten, en
ïidsfchien heimelyke oogmerken voedde, wan-
lleer hy de Romeinen geheel van den hals hadde,
de voorvaderlyke regeering te herftellen, wilde
% zich nog niet bloot geeven, maar in fchyn
de zyde der Romeinen houden^
Vr. \'Er valt my nog eene bedenking in, eel-
^ïart 1 wie riep de Volksvergaderingen in vrede
^ïi in oorlog te zamen , wanneer \'er geen
^orst was ?
E. Deeze uwe bedcnkinge geeft ons regt ty-
\' tt. deel. II dig
258 r a a d s v e R g a- ry e R r n g e n
dig aanleiding, om van de Volksvergadering, eenC\'
van de allergewigtigfte Hukken van hunne regee-
ring, waarop hunne vryheid rustte, waarby de
Hoogheid van het Gemeenebest, de Majesteit van
den Staat huisvestte, eindelyk te fpreeken. Wie^
dezelve beleide in de Gemeenebesten, die g^^^
Opperhoofd hadden ? buiten twyffel de Eerfte^^
.des volks en de Overheden der landfchappeni»
welken volgens tagitüs niet alleen over zaake«
van minder belang raadpleegden, maar ook da£
geen, het welk door het Volk moest beflist éi^
afgedaan worden, van te vooren met elkandef
behandelden en gereed maakten. Men zal du$
enderfcheid moeten maaken tusfchen kleine of
byzondere en groote of algemeene Volksverga-
deringen. De kleine wierden by voorvallen-
de gelegendheden, maar altoos dan gehouden,
wanneer de omftandigheden vorderden , dat \'et
eene buitengewoone Landdag moest uitgefchree-
ven worden, of de tyd tot de gewoone Volks-
vergaderingen beflemd, naderde. Men moestwee-
ten , w^ar over de eerfie belegd wierd, en in ^^
andere zou gehandeld worden: het was noodig
dat deeze onderwerpen van raadspleeging i\'^
order gefteld , en van te vooren door gedagt
wierden, op dat men het voor en tegen aan d^
groote Vergadering mogt kunnen voorflell^\'^\'
waarin het anders niet mogelyk was véele etf
gewigtige zaaken fpoedig en behooriyk af ^^
doen. Dit alles wil tacitus te kennen geevei*?
wanneer hy zegt; „ Over minder zaaken raad-
1) b r . j5 ä t a v i e r ê n. £59
l>Ieegen de Vorfteu, over grootere allen, zoo
nogtans , dat ook die dingen , over welke de
beflisfmg aan het Volk ftaat eerst by de Vorften
met alle naauwkeurigheid overwogen en behan-
deld worden. "" (*) Ik heb van zoodanig eenè
Raadsvergadering der oude Germaanen , fchoon
in laater dagen gehouden, eene fchets ge-
maakt naar eene pasfage uit de gedenkzuil
Van Keizer marcüs aurelius antoninus.
Waar op de overwinningen (f) zyn afgebeeld j
Welke die Vorst omtrent \'t Jaar 174 van on-
ze tydrekening op de Markomannen en andere
Germaanfche volken behaald heeft. Ik gisfe, dat
er zulk eene byzondere vergadering der Voor-
naamften en niet een algemeene van het Volk be-
doeld wordt, niet zoo zeer omdat \'er maar wei-
ïiigen in getale zyn, want \'er konnen door dat
halfverheven hcktlwevfQasreUef\')ima.r weinigen
elkander uitgedrukt worden , maar om dat
Zy allen even deftig gekleed en ongewapend zyui
M.
Pertractentur, het geen veel meer zege, dan
Prcetractentur , en dus geen verkeerde leezing is.
Cf) In denzelfden gewigdgen oorlog, waarin een
ï-egioen van Christen Krygsknegten, in den uiterfteti
, den regen én de overwinning van den Hemel
^Oü afgebeden hebben. Men vindt van dit geval nog
gedenkteken op deeze colom in een beeld, het
Seen van zyne wederzyds uitgeftrèkte armen den re«
ê^n doet nederdaalen, door het welke men egter ju-
^iTEa PLuviüs fchynt te hebben willen\' aaawyzen.
R 2
-ocr page 282-ftöo raadsvergaderingen
M.. En deftiger , als ik my de Germaanfche
Raadsheeren zou voorgefteld hebben.
E. Men zou kunnen zeggen, dat zy verbeeld
worden in een tyd, waarin de Germaanen reeds
gemeenfchap met andere volken, vooral met de
R omeinen hadden en zich naar dezelven min of meer
begonnen te fchikken: evenwel zien \'er hiinnc
huizen op die gedenkzuil nog even zoo uit,
als ik ze u befchreeven heb, en men zou hier
uit kunnen bevestigen, het geen ik meermaa-
len heb aangemerkt, dat de Germaanen over \'t
algemeen niet zoo naakt nog zoo flegt geklesd
gingen, als men zich doorgaans verbeeldt. En
dit zou nog fterker fpreeken, indien hier eene
ganfche Volksvergadering gemeend was.
Fr, Maar wat betekenen die Paarden in den
kring der Raadsheeren?
E. Deeze wierden daar als Oodlpraaken ge-
bragt en gebezigd in alle twylFelagtige zaaken
van gewigt. Gy ziet met welk een aandagt zy
op de bewcegingen , het briefchen en hinniken
deezer Dieren agt geeven, terwyl zy dezelve als
meewustigen van de befluiten der Godheid Mel-
den, Juist zoo als tacitus dit verhaalt in de
zeden der Germaanen. Wanneer zy dan geen
genoegzaam doorzigt hadden , kon het volk»
hier van berigt, volgens de aangenome begrip-
pen van den goeden of kwaaden uitflag oor-
deelen en dc onderneeming daarna vastftellen oi
«laar van afzien.
Vil. De Algemeene Volksvergaderingen wier-
den
b e r batavieren. isi
den dan ook op zekere gezette tyden gehouden ?
E. Gewisfelyk , dit bragt de goede Orde en
de handhaaving der Vryheid mede. Het mogt
niet enkel van het goeddunken der OverHen
afhangen, wanneer zy het volk wilden byeen-
roepen, fchoon het aan hun vergund was bui-
tengewoone zamenroepingen te doen, als het de
4]ood vereischte, zoo als civilis deed, toen hy
de gelegenheid gunftig oordeelde om het juk
der Romeinen af. te fchudden. De tyd , wan-
neer zy gewoonlyk v^gaderden- was, volgen»
tacitus by de Nieuwe of Voile Maaii, ten zy
\'er iets onverwagts en ^ dat^ geen uitftel veelen
kon, is tusfchen gekomen.
Vr. Juist by de Nieuwe .of Volle Maan.\'
s E. Dit baart billyk by u eenige opmerking
mynè Vredegonde ; verfcheide volken en omder
deeze de Oosterlingen hadden met deeze dagen
iets meer dan gemeen op. Men moet het daar
aan niet alleen toefchryven, dat zy dan beteir
\'s nagts konden zien, en- heen én weder trekken;
maar „ om dat zy deeze dagen allergunftigst
rekenden, om iets op aan te vangen" eyen als
de Romeinen hunne gelukkige en ongelukkige
dagen hadden. Dan dat zy daarom op elke
Nieuwe of Volle Maan zouden vergaderd hebben, is
niet geloofbaar; zy zouden dan hun tyd met heen
en weder trekken hebben verfleeten, en \'3 Lands
belangen eischten altoos zulke drukke zamenkom-
ften niet. Misfchien waren dezelve tweemaalen of
\' Viermaalen \'s jaars vastgefteld, behglven de bui-
R 3 ten-
«52- ■ v o l!k s v e-ll g a d e r UIG e n
tesgewooiie- Volksvergaderingen.\' Intusfchen wa^
•reii Èy niet .lUen. cvten riaauwkeurig in het waar-
neemen van ^ den • bopaaWeh\' tyd,-\' Dit is een
gehrek , uit de Vryheid vodrtfpruiten\'de\', zegl
-TACiTüs ts regf , dat zy niét allen" te gelyk te
zamenkoifeen, nog als opontboden zynde, maar
de nveede. en de derde dag verloopt dikwerf
met- het talmen der geenen,-die tot de Vferga-?
dering opkomen. Maar ik zou hier nog ver-
geeten, hebben, dat\'zy; niet het getal der dagen,
gelyk wy , maar \'dér Nagten\'gewoon waren te
tellen; „zoo bepaalen,zoo dadigen zy; DeNagt
fchynt by hen den dag te leiden. " Hier in «ftem-
den zy volmaakt met de Jooden en andere ,Oox-
terlingen overeen, >welfce dön-dag: eindigden en
begonden te rekenen met den ondergang der zon;
vsraar van men de reden zoeken nioet in de gefchie-
denis van de eerfte wording déezer Waereld j
waar de duisternis het licht voorging. Zoo ver-
haalt BiozES; „ het was avond geweest,-— het was
morgen geweest de eerfte dag " enz, Tacitus?;heeft
zeker de reden van d\'eeze ordïs-zóö min\' ge-
weeten als ciBSARj-maar hy wägt zich van te
zeggen, gelyk c^sar van de Galliërsdat de-
zelve hier - in beftond, orn^. dat -zy-/ hunnen
afkomst van ?luto rekenden. By de Gri&r
fchynt - het ook\'^^iet ■•gt>lïeèl-vreemd g^
weest te ■ zyn , van deii nagt de " rekening • aan
te vangen , ten minften word in het woord
ifvpcSijiUïp:» de nagt voor den dag genoemd,
de óude Duitfche wetten vindt men nog \'rne^f
/
-ocr page 286-de«. batavieren. 2^3
tien eeuwen na de geboorte van christus
een bepaalden tyd niet by Dagen, maar by Nag-
ten berekend.
Fu. Wie mogten \'er al -op deeze Volksverga-
deringen verfchynen?
E. Uwe vraag brengt het antwoord mede, myn
\'PUEDERIK. Allen 5 die tot het vrye lighaam des
Volks behoorden, en de wapenen voor het Va-
derland droegen , hadden \'er regt toe, het zy
Edelen het zy Viygeboornen ; maar de Lyféi-
genen , en naast denkelyk ook de Vrygelaate-
nen, die maar-weinig boven de Lyfëigenen be-
voorregt waren , haddeii ^er geene zitting nog
Stem. Ta<7itüs zegt van dezelven. „ De Vry-
gelaatenen zyn niet veel boven de Lyfëigenen,;
zelden zynze van eenig gewigt in het huis ,
nimmer in den Staat, uitgezonderd alleen by die
volken, welke eigengoeddunkelyk geregeerd wor-
den; want daar klimmen zy en de Vrygeboor-
•nen, en de Edelen boven het hoofd. By de
overigen zyn de Vrygelaatenen, door een veel
•minder vermogen, een bewys van de V^ryheid."
Anderen meenen, dat, fchoon zy van weinig in-
vloed in den Staat waren, zy egter tot den Staat ea
liet Volk behoorden, zoo dra zy op vrye voeten
gefteld waren, vooral, zoo dit met eenige pleg-
ïigheid in het openbaar gefchied is; maar hier
is gsen bewys van. Omtrend de kinderen der
Vrygelaatenen is minder bedenking, vooral ter«
Wyl iemand door een ongelukkigen zamenloop
zyne vryheid zoo roekeloos verliezen kon.
a64 i>k volksvercjade ringen
Fr. Dit maakte evenwel, wanneer het volk
talryk was, eene magtig groote Vergadering uit J
in wat plaats kon die gehouden worden?
E. Niet talryker, als \'er te Romen menigmaa-
len op de markt vergaderde, wanneer het volk
by eengeroepen wierd, om over gewigtige zaaken
geraadpleegd te worden. Ik beken, dat de menigte
zeer groot zou zyn geweest, wanneer elk weer-
baar man telkens was opgekomen, maar dit zou
tot veele ongelegenheden veel verzuim en veel
gevaar, wanneer het Land met een oorlog bedreigd
wierd, aanleidhig hebben kunnen geeven. Wy
moeten ons vooreerst bepaalen by de Hoofden
der huisgezinnen, vervolgens by de Oudften der
geflagten en eindelyk by zylken, die \' als de
Kundigften en de Gefchikften tot het bywoonen
der Volksvergadering het meeste vertrouwen
hadden, waar door \'er uit elke Buurfchap, uit
de eene meer uit de andere minder, ter dagvaart
gingen, ^elke als Repr^fentanten xzn den gant-?
fchen hoop konden worden aangemerkt. In allen
gevalle, zoo lang de zaaken goed gaan, bedient
een ieder , zich niet altoos van het recht, dat
hem toekomt, ep de eerbied, welke in vroeger
tyden aan de oude van dagen , wegens meer
ondervinding en rypheid van oordeel billyk toege-
kend wierd, deedt veelen oordeelen, dat zy wel
konden geiiiist worden. — Immers civilis liet,
wanneer hy den opftand tegen de Romeinen
\'t hoofd had, de aanzienlykften der Batavieren
fn de vaardigften van het Volk byeeiikomen.
gul-
-ocr page 288-der batavieren. ücs /
lullen egter gevallen geweest zyn, dat elk wierd
opgeroepen. Men ziet dit onder anderen, wan-
neer induciomar zynen Schoonzoon cingeto-
Rix tot een vyand van het Vaderland wilde ver- ^
klaard hebben: hy beriep eene Volksvergadering,.
„ waar volgens een algemeene wet, elk die man-
\'baar was, gewapend verfchynen moest. " De
Trevieren woonden wel in Belgiesch Gallien, maar
waren nevens de meeste Belgen van Germaan-
/c^e« oorfprong. Men zou wel kunnen tegen-
werpen , dat c^SAR alleen heeft willen te ken-
nen geeven, dat elk die kwam, gewapend moest
zyn; maar dit blyft in allen opzigte onbetwist-
baar, fchoon het veiligst is in zeer groote Staa-
ten, dat de zaaken doorgaans door Gevolmag-
tigden en Reprcefentanten afgedaan worden, dat
zy allen het recht hadden om ter dagvaart te
gaan, het welk van zommigen om bovengemel-
de zwaarigheden wordt in twylfel getrokken.
Dan, TACITUS fpreekt telkens onbepaald van het
ganfche Volk,, en zegt dat de groote zaaken
■ door allen- moesten beflist worden.
Vr. Zy konden dan allen komen , en dus
moest \'er eene groote ruimte zyn, om ze te
kunnen bevatten.
E. Deeze was \'er ook, want zy vergaderden
in de open lucht, zoo wel als te Rmen, op een
veld, of liever in een Bosch, het welk daar toe
beftemd en aan de ganfche Natie bekend\'was.
Zoo\' beriep civilis de Volksvergadering in het
heilig Bosch. Daar zaten zy op aarden zooden
R S of
2.66 de volksvergaderingen
of op den grond neder naar het viel, gelyk z?
op de Colom van antonius vook fchynen te zit-«
ten, of zy ftonden rondom. Men zegt, da«
er in het landfchap Drenthe nog hewyzeit
zyn van de verheve en een weinig uitgehol-
de zitplaatfen van aarde , waar de Volksverga-
deringen van ouds plagten gehouden te worden.
Terwyl zy veel eerbied voor de Bosfchen had?
den, en dezelve een aangenaamen lommer en
befchutting tegen wind en regen gaven, kan
men ligt ^ begrypen, waarom zy daar meer dan
elders verkoren by een te komen.
M. Het moet in- zulk eene groote Vergade-
ring , die uit allerleye menfchen beftond, dikwerf
verward toegegaan hebben.
E. Veel minder, dan gy meent. De deftig-
heid der Batavieren, het ontzag voor de oude-
ren van dagen, de eerbied voor de verdienften
van uitmuntende mannen in wysheid en dapper-
heid, hieldt de driften in toom, en belette hen
niet te gelyk,niet voor hunne beurt te fpreeken;
en of dit alles niet genoeg was, wierd de gan-
fche menigte door de tegenwoordigheid der
Priesteren in toom gehouden , op dat alles in
goede orde mogt aanvangen en afloopen. Taci-
tus zegt \'er dit van. „ Zy gaan gewapend
nederzitten, zoo als het de vergaderde menigte
gevalt. Door de Priesters , by wien dan ook
het recht van te bedwu)gen is, wordt ftilzwy-
gen bevolen. Straks wordt de Koning of een
der Overften, elk na dat hy in jaaren, — i»
adel-
-ocr page 290-der batavieren.
adeldom , in oorlogsroem,, in welfpreekendheid
lutmunt, gehoord , meer wegens hunne agtbaar,
heid om raad tegeeven, dan eene magt van te gêhie^\'
den," Verbeeldt u dan geene Vergadering,. waar
elk, omdat hy meende even veel recht van fpree-
ken te hebben als eén ander, het liOogfte woord
voert, cn zyn gevoelen als het beste zoekt door
te dringen. Zulk eene misbruikte vryheid zou
de oorzaak van de grootfte verwarring gewor-
den en nimmer zou het tot een geregeld befluit
gekomen zyn. Neen, de Batavieren, op dat
alles met te meer deftigheid en orde gefchieden
mögt, riepen den Godsdienst te hulp. Zy be-
idden hunne Vergaderingen in een heilige plaats
als onder het oog der Godheid: en of dit nog
niet genoeg was, ftonden zy het beftuur af
aan de aanzieniykfte Prlesteren, om dat zy als
eerfte Staatsdienaaren der Godheid , uit naam
derzelve het meeste ontzag by de menigte had-
den , en haar als onzydige perfoon en in toom kon-
den houden, wanneer \'er eenig iwantrouwen tus-
fchen de Hoofden, én het. Volk begon .plaats te
grypen , of de driften de/ verfchillende par-
tyen te hoog liepen , het welk dikwerf,
wyl zy allen gewapend waren, van zeer ge-
vaarlyke gevolgen zou hebben kunnen zyn. In
laater tyd hebben onze vaderen onder het Chris-
tendom dit nagevolgd, wanneer zy hunne by-
eenkomften in de Kerken hielden , hoewel by
zommigen de overoude gewoonte van onder den
\'biooten hemel, — onder een grooten boom te ver-
a63 db volksvergaderingen
gaderen lang is overgebleeven. Zelfs heeft men
het voegzaam geoordeeld voor de I.andfchaps
Vergaderingen en Verkiezingen van Regenten de
plegdgheid door kerkelyke: reden voering in te
wyden,, op dat elk te meer indruk gevoelen
mogt van zyne verpligting onder het oog van het
Opperweezen, wiens zegen eerbiedig wierd af-
gebeden. Het geen van den besten invloed kan
zj\'n, zoo lang de Godsdienst op prys gefield ,
en de vrees voor een Wezen, dat alles ziet en
alles befluurt niet geheel uit de harten verban-
nen wordt, maar wanneer deeze verdweenen is
worden de Godsdienftige plegtigheden eene
bloote vertooning, en de duurfte eeden kunnen
de verkragting der wetten niet voorkoomen.
M. Waarom kwamen zy gewapend by een?
In eene Raadsvergadering komen de wapens,
zoo my dunkt weinig te pas, of men moest al-
les met geweld willen doorzetten.
E. Dat is niet te verwonderen, dat een Volk
het welk niets ongewapend verrigtte, ook in
zulk eene plegtige omftandigheid gewapend te
voorfchyn kwam. Van de wapenen verwagteden
zy alles, — deeze waren het voornaamfte cie-
raad van een vryen Germaan, Tacitus zegt
Biet alleen, dat zy het deeden , maar c^ffiSAR
geeft niet onduidelyk te kennen in de bo-
ven aangehaalde plaats, dat zy het, volgens
de. algemeene wet, moesten doen. Zy
Bioesten zich altoos gereed houden voor
het Vaderland , en by zulke gelegenheid
daar
-ocr page 292-der bataviërèif. éöp
daar ook blyken van geeven, anders waren zy
de eer van Stemgeregtigden te zyn onwaardig.
De wapenen waren het voornaamfte livrey van
hunne Godheid, hi wier heih\'gdommen zy by-
cenvergaderden , en aan wier bevelen zy de
grootfte getrouwheid moesten betoonen door
een beftendig en regt gebruik van dezelve. Maar
ik vermoede ook, dat de wapenen eigenlyk hec
beflisfend kenteken waren of iemant tot de
Volksvergadering behoorde dan niet, om dat
niemand dezelve draagen mogt , dan die daar
toe door eene Volksvergadering gewettigd was,
waarom ik ook geoordeeld heb, dat Lyfëigenen
geene wapenen tot verdediging van het Vader-
land mogten voeren, -- geene Volksvergaderin-
gen mogten bywoonen. Het een vloeit uit het
ander voort. Tacitus zegt in het begin van
zyn dertiende Hoofdftuk: „ de Gmnaamn doen
geen openhaare nog byzondere zaak, dan ge-
wapend. Maar het is geen gewoonte , dat iemand
de wapenen aanneemt voor en aleer de Staat
hem daar toe genoegzaam gekeurd heeft. " —
By de Romeinen, waar men nimmer in de Raads-
vergaderingen en zelden elders gewapend ver-
fcheen , dan wanneer men ten ftryde trok, —
waar de wapenen van den Krygsknegt zelfs ,
behalven zyn zwaerd, in den oorlog dikwerf
opgeborgen wierden, was de gewoonte der Ger-
maanen zeer vreemd. Maar by de hedendaag-
fche bewooners van £uroj)a heeft men het ge-
bruik
£70 de VOLKavERGADERiNOEI^
briiik , om byna overal met zydgeweer te ver-
fchynen, hier van af te leiden.
Fr. Hoe lang duurden deeze Vergaderingen ?
E. Die tyd zal zeer onderfcheiden geweesf
zyn. Zy duurden te langer, om dat zy, die
tot de Volksvergadering behoorden, gelyk wy
uit TACITUS gezien hebben, niet allen te gelyk
op den bepaalden tyd opkwamen. Men wagtte
dan, zoo \'er nog Leden uit deeze en geene Dor-
pen en Gehugten ontbraken , tot den tweeden
of tot den derden dag: maar dan denk ik, dat de
zaaken fpoedig wierden afgedaan, wyl dezelve
van zulk een onderfcheiden en ingewikkelden
aart niet waren, als \'er thans in de Staatsver-
gaderingen te verhandelen vallen.
Fr. Alles moest egter afgedaan, en wyl de
een vroeger, de ander laater kwam, moesten
zy nog al eenigen tyd by elkander blyven.
E. Wat wilt gy hier mee zeggen, frederk ?
Fr. Wat deeze menigte intusfchen verrigte?
wie dezelve eeten en drinken bezorgde?
E. Dan kwamen die openbaare en plegtige
maaltyden te pas , van welke wy te vooren
gefproken hebben, waar toe elk naar zyu ver-
mogen , als eeu Collation iets toebragt , of
waartoe de kosten van Staatswege gedraagen
wierden. Onder deeze maaltyden wierder!
de zaaken , die overwogen moesten wor-
den en door de Opperhoofden van te voo-
ren voorbereid waren, opengelegd en ge-
meeu-
-ocr page 294-der. batavieren. zfl
ineenzaam behandeld. Hetzelfde, dat in de
Volksvergaderingen te berde kwam, wierd daar-
om volgens tacitus ook op de Volksmaal-
tyden onder het omgaan van den beker ter ta-
vel gebragt ,, terwyl de ziel nooit meer ge-
fchikt is om onbewimpelde gedagten te uiten of
aan te booren , nooit vuuriger om groote be-
fluiten te vormen. Een volk , dat nog listig
nog Staatkundig is, opent dan door de vryheid
der plaatze onbewimpeld de geheimen yan het
hart." Het is aanmerkelyk dat deeze zelfde ge-
woonte by de Perfiaanen plaats vond. Voorts
zal men den tyd doorgebragt hebben met on-
derlinge gefprekken, — met een verhaal van het
geen intusfchen in de onderfcheide Ambagten
was voorgevallen, met het zingen van Volks lie-
deren en beurtgezangen , of met andere uit-
fpanningen. Dan kwam ook vooral dat eeniglle
foort van fchouwfpel te pas, het eenigfte, dat
de Germaanen hadden , waarin de Jeugd haare
vaerdigheid en bekwaamheid toonde, — dezelfde
Jongelingen, welke hun geduurende de maalty-
den bedienden, waar over ik van te vooren reeds
gefproken heb (*).
Vr. Wyl de Germaanen niet afkeerig waren
van eene roes, komt het my evenwel wat gevaar-
lyk voor, het belang van Volk en Land op zulk
een tyd in de weegfchaal te leggen.
O Zie I. D. bl. 415. en 11. D. bl. 71.
-ocr page 295-èfs de volksvergaderinoen
E. Gy hebt my niet wel begreepen, myn
Lief! op zulke maaltyden wierden de zaaken
geenszins afgedaan, maar gulhartig op eene
plaats, daar elk een even veel te zeggen had ,
overgepraat. Een ieder liet zyn geest vry uit
en de hoofden des volks, die zich onder de gas-
ten by elke waardfchap bevonden, konden best
opmaaken, waartoe de genegenheid des Volks
overhelde, om hunne- maatregelen daarna te
neemen of zy hadden gelegenheid, wanneer de-
zelve in /en verkeerd begrip ftonden om
imn op eene zagte wyze daar van aftebren-
gen. Zoo hadden deeze maaltyden een veelvou-
dig nut ; de band van broederlyke betrekking
wierd ook op dezelve verfterkt, en de koele ge-
aardheid van den Batamsr aangevuurd tot groote
onderneemingen ; nadeel was \'er niet van te
wagten. ,, Alles wierd toch op den volgenden dag
.weer overgehandeld, na dat het gevoelen van
ieder een opengelegd en ontdekt was. Elke tyds-
gelegenheid had dus zyn byzondere reden. Zy
overleggen, zegt tacitus , wanneer zy niet weeten
te veinzen; en maaken het befluit op, wanneer zy
niet dwaalen kunnen." Zoo deeden ook de Per-
fiaanen volgens athen^us. „ Onder het drin-
ken beraadflagen zy over de gewigtigfte zaa-
ken. Dit befluit, dat dan aan de menigte be-
haagd heeft, wordt door den Heer van het
huis, waar de raadflag genomen is, daags daar-
aan weder aan hun voorgefteld, terwyl zy nvg\'
ter ,
-ocr page 296-DER BAT AxV IEREN,
ter zyn. Indien zy het dan goedkeuren worde
het uitgevoerd, zoo niet, verworpen."
M. Werden \'er geene Vrouwen tot deeze
Volksvergaderingen geroepen ?
Vr. Paste het haar gewapend te gaan, gelyk
elk daar verfchynen moest ? was het voegzaam,
dat zy zich mengden\' onder zulk eene talryke
menigte van mannen, en bevonden op maaky-
den, die tot laat in den nagt duurden , en waar-
op het niet altoos zoo ordenlyk kon toegaan»
— waarna elk, zoo hy best kon naar een goed
heenkomen moest ommezien ?
E. Geenszins. Ik heb ook reeds aangemerkt,
dat de vrouwen by zulke openhaare gastmaa-
len niet verfcheenen: maar telfens, dat zommigen
haarer in gewigtige gevallen gekend en geraad-
pleegd wierden , wyl de Batameren en al de Ger-
maanfche volken niet min agting voor de vrouwen
en derzelver doorzigt hadden, dan de oude Gal-
liërs ; maar zy behoefden zich daarom in de open-
haare Volksvergaderingen niet te laaten hooren.
Fr. Dan zou \'er nog meer volk, en meer te
ftellen zyn geweest. Ik kan evenwel nog niet
begrypen, hoe het in zulke talryke vergaderingen
is toegegaan; — hoe de fpreeker daar van elk een
heeft kunnen gehoord en verftaan worden. Ik
heb laatst by eene plegtige overgifte van bur-
gervaandels opgemerkt, hoe moeijelyk dit valt
iti de open lucht. — En op wat wyze heefc
öien daar de ftemmen kunnen opneemen?
II, deel. S . E. Ik
S74 DE VOLKSVE.RG aderingen
E. Ik kan u dit zeer gemaklvelyk doen be-
grypen , FREDERIK. Nu de zaaken van te voo-
ren door de Vorften en Magiftraaten gereed
gemaakt en op de maakyden verhandeld ,wa-
ren , was \'er weinig tyd en werk noodig, om
goedvinden van eene tairylve vergadering in
neemen. Ik verbeelde my., dat het dus is toege-
gaan. Wanneer de derde of vierde dag daar was >
begaf men zich naar de algemeene vergaderplaats*
„ Als elk was gaan zitten, naar het hem goed-
dagt , wierd \'er ftilte bevolen door de Priesters.
Straks begon de Koning , zoo zy \'er een liad-
den ; of een der, Vorften, na dat hy in ou-
derdom , of - in aanzien, of in verkreegen oorlogs-
roem of door bekende welfpreekendheid uit-
muntte , het woord te doen, en poogde meer door
zyne agtbaarheid in het raadgeeven , dan door magt
van gebieden de menigte tot zyn gevoelen over
te haaien." Hy wierd met lydzaamheid gehoord,
en na hem een ander, die by het voorftel iets
had by te voegen of vau een ander begrip was."
Daarop wierden de ftemmen opgenomen, maar
in het algemeen. „ Zoo het voorftel mishaagde,
wierd het met een hiid gemompel afgekeurd»
maar zoo het behaagde rammelde men met de
fpiesfen; en er was geen zekerer en teffens eerlyker
teken van goedkem-ing, dan het geen zy dus
de wapenen gaven." Zoo luidt het kort ver-
flag, dat TAqiTUs ons gegeeven heeft van deH
voet, op welke, deeze Vergaderingen gehouden
wierden. Wanneer de ftemmen eeapaarig.
xeiï
-ocr page 298-ren of de meesten tot één gevoelen overhelden,
konden zy het zeer gemakkelyk door het gehoor
of door het gezigt onderfcheiden.
Vr. Maar wanneer de gevoelens merkelyk
verdeeld waren ?— Reezen niét wel eens de ver-
fchillen hy zulk eene gelegenheid tot eene aan-
merkelyke hoogte, het geen zulk een vry volk
en eene gewapende menigte tot fchadelyke uiter-
ften kon doen vervallen, en van menige vergade-
ring een Poolfche Ryksdag doen wordeh?
E. Zoo de eerbied, welke zy voor jaaren en
verdienften hadden , al zoo veel niet kon te
Weeg brengen op het hart van een volk, dat wel
vry, maar by het welke het ouderlyk gezag nog
in zyn geheel gelaaten was , bragt de invloed
der Priesteren te weeg, dat alles in orde bleef
en de verwarring wierd voorgekomen. ,, Zy
hadden dan het recht van elk ftilzwygen op te
leggen en te bedwingen." Hier door kreeg
men gelegenheid , om alles op nieuw met be-
daardheid voor te ftellen, tot dat eene groote
meerderheid de zaak befliste. Daar zy hunne
Vergaderingen meest al in plaatzen hielden , die
door hoog geboomte befloten waren , kon dit
ook veel toebrengen , om het geluid by een te
houden en tot elk luisterenden Bataviec te doen
reiken. Misfchien waren zy ook fneller van
gehoor dan wy. Dit gaat ten minften door, dat
de Natiën, welke men Wilden gewoon is te
ïloemen, veel fcherper van zintuigen zyn , dan
S 2 de
c76 de volksvergaderingen
de Europeefche. Hier doet de Wildheid niets
toe, maar eene opvoeding en leevenswyze na-
der aan de oorfpronkelyke dan de onze^ waarby
de lighaamelyke vermogens, welke de Schepper
óns gegeeven heeft, min gekrenkt worden , --
meer in hun geheel blyven. Hoe ligt kan men ds
Reuk verftompen, het Gezigt verkorten en ver-
minderen , het Gehoor verzwakken, al was het
alleen maat door de flegte gewoonte om het Oor
tegen het hoofd te drukken en deszelfs groei
te verminderen. Indien men het laatfte in een
fcheppenden vorm liet blyven en uitwasfen, zou
het veel gefchikter zyn om het geluid te van-
l^eu. Zommige volken hebben buiten iwyfFel
ook om deeze reden de gewoonte, om de ooreii
alle mogelyke grootte te doen erlangen , en
het kan zyn, dat iets dergelyks by de Batavk\'
ren, fchoon geen Wilden, plaats had, waaruit
het Batavisch oor van juvenalis ook aanleiding
kan genomen hebben, waarvan ik by de geftake
der Batavieren reeds gehandeld hebbe. In elke
vergadering was dus geen stentor van iiomë-
uus noodig, om zich te doen verftaan, fchoon
Wy ons verbeelden, dat de groote en fterke Ba-
tavier doorgaans van een forsch en fterk geluid
is voorzien geweest.
Vr.
(*) Ik heb iijy hier over een weinig breeder uif
gelaaten, ora de bedenkingen wegteneemen , die ef
inderdaad tegen de algemeene Volksvergaderingen der
Germaanen gemaakt zyn , even of het onmogefy^
wa-
-ocr page 300-der b a t a v i e r e n. 277
Vr. Ik kan nu begrypen, dat zulke Volks-
vergaderingen met zulke voorbelioedfels zeer
wel in orde konden afloopen, maar omtrend de
Volks-maaltyden heb ik zulk een gur,fi;ig denk-
beeld niet, daar grooter vryheid heerschte, het
ontzag door den wyn verminderd , de driften
gaande gemaakt wierden en elk de wapenen voor
handen had. Liep het daar ook altoos zoo vreed-
zaam af, wanneer er fbydige gevoelens waren?
. E. Het is byzonder op deeze maahyden, van
welke TACITUS zegt, dat er dikwils , gelyk meer
sebeurtbyzulken, die te,veel wyn genuttigd heb-
ben kyvagieu ontilonden, waarby zy elkander
zeldzaam fcheldwoorden, maar doorgaans wonden
tocbragten, en zelfs van het leeven beroofden,
Zy lieten zich niet lang tergen , maar wier-
den ras handgemeen , tot dat eene zwaare
wonde, of de dood een einde van het gevegt
maakte. Zy waren dus; niet min dan onze he-
dendaagfche krygsluiden op het punt van eer
gêzetv, én vaerdig om het gefchil met de
wapenen te beflegten. Voorwaar eene al-
\'lervetfoeijelykfte gewoonte , die de befchaa-
ving zoo min als de liefdenryke voorfchrifteh
•van den Christeiyken Godsdienst , geduurende
zoo veele eeuwen niet heeft kunnen te boven
ware geweest dezelve in orde te lionden , daar gehoord
te worden en de ftemmen op te neemen, indien alle
Vrygeboornen tot dezelve geregtigd waren. -
S3
i73 ÖE volksvergadeJiiingën
komen , die egter nog veel meer intefchikkeii
was in de Batavieren, welke het recht van zelfs-
verdediging tot het uiterfte dreeven cn in\'dap-
perheid l^et hoogfte toppunt van alle deugd ftel-
den.— Daar en tegen wierden ook „ menig ver-
ouderde vyandfchap by gelegenheid van die
imaaltyden uit den weg geruimd, onderlinge
verbindtenisfen gemaakt en door verzwagerin-
gen\'gefterkt; " — ten blyke, dat de inderdaad
goedhartige Batavier zich meer door drift, en
een ydele eer, dan door een onverzoenlyken wrok
liet vervoeren, welke by andere volken van de
ouders tot de kinderen overerfde en niet dan
door den dood kon eindigen. Tacitus had wel
een weinig te vooren gezegd „ men \'is verbon-
den , om zoo vC^el de vyandfchappen het zy van
den vader het zy van den nabeftaanden als de
vriendfchapsverbindtenisfen over te neemen : "
maar hy voegt eraanftonds by. „En deeze vyand-
fchappen zyn geenszins onverzoënlyk en akoos-
duurende. Een manflag zelfs, (welke elders niet
dan met het bloéd- van den doodflager kón ge-
boed worden,) wordt gezoend dobr een bepaald
getal van groOt en klein vee , en het geheele
Geflagt ontvangt de voldoening , het geen zeer
nuttig is voor den Staat , om dat de Vyand-
fchappen te gevaarlyker worden, naar maate de
Vryheid by een volk grooter is."
M. Wat wierd er nog meer op deeze maal-
tyden en Volksvergaderingen behandeld?.
E. Alle voorkomende zaaken, welke den Staat
-ocr page 302-der. b a t a v i e re n. a79
■en dus het völk in het algemeen aangingen, als
het verkiezen van een Koning — of van een
Veldheer; — het aanftellen van Overheden Rich-
ters en Byzitters over de onderfcheiden Rechts-
gebieden of Ambten ;\' het verdeelen der lande-
ryen; — het maaken van Vrede\' of het beraamen
van eenen Oorlog en het lütfchryven van een
Heirvaart, om denzelven\'te voeren.
Fr. Om welke redenen wierden de Oorlogen
by de Germaanen gevoerd , die met weinig te
vrede , ook zulke flaatzugtige oogmerken niet
kunnen gehad hebben, welke de Vorften thans
maar al te fchielyk in\' het harnasch jaagen ?
E. Er Warerl buiten dat redenen "genoeg, om
den dapperen Germaan, die naar roem en oorlogs-
buit haakte, de wapenen te döen opvatten: wan-
neer zy me^r- land noodig haSden en hetzelve niet
den met het zwaerd van hunne Nabüuren te haa-
ien was: —■ of wanneer deezen hunne landpaa-
len wilden uitbreiden: — wanneer er een inval
■w-as gefchied en eene- zwaare hoon en veton-
gelyking aan de Natie of een gedeelte van de-
zelve was aïingedaan: — wanneer hunne Bónd-
genöoten wièiTlen • ovérvallen , of dee\'zen niet
beantwoordden a-an de verbihdtenisfen. Het
gebeurde ook meermaalen , dat het ganfche Volk
in oorlog ingewikkeld wierd door eenige weiiii-
gen, welice een ftroop over de grenzen onder-
Tiamen, gelyk wy dit van de Vorftelyke volge-
lingen gezien hebben, fchoon deeze ftroope-
•ïyèH doorgaairéch gefchiedden op den GaUifchen
S 4 ba-
-ocr page 303-:q8o oorlog
bodem, wyl de Germaanm met deeze Natie i»
eene eeuwigdum-ende vyandfchap leefden.
Fr. Met welke plegtigheden wierd de Oorlog
aangekondigd ?
E. Ik geloof met geen andere plegtigheden,
dan thans ook by de Christenen in gebruik g^\'
raaken: — met geen andere, dan de Engel/ch^^^
omtrent ons ook in agt genomen hebben; — dat
is met den flag te wiiarfchuwen, wanneer eene
verklaaring of opgave van eenige redenen,
waaraan het nimmer ontbreekt, weinig baateix
kan. En deeze waren ook nog minder noodig
in een tyd, waarin elk gewapend, elk op zyne
Iioede was.—Misfchien hebben er by het fluiten
van den Vrede eenige plegtigheden plaats gegree-
pen , het zy dezelve door de Vorflren of ReprcS\'
fentanten der wederzydfche volken, het zy dan
datze door Gezanten getroffen wierd. By deC-
ze gelegenheid wierd \'er alleen eene verzoening
gefloten, waar by zomtyds bepaald wierd, dat
men elkander in den nood zou byfpringen; da«
wierden de onderlinge partyen Bondgenooten.\'
— of er wierd daarenboven een beding gemaakt,
dat de onderliggende party aan de andere eeni"
ge Tchatting zou betaalen en een zeker getal
van manfchap in den oorlog byzetten, waardoor
zy Fafallen wierden van den overwinnaar. Xoo
waren de Eburonen. en Condrufen volgens cjB\'
SAR afhangelingen, van de Treviren, de Centro-
fien en andere onbekende volken van de Ne^\'
mers. De Aduatiken, de Sneven en Cberuscen
voor-
-ocr page 304-e n v r ë d e. 2si
vooral hadden verfcheide volken op zulk eene
wyze aan zich verbonden, en C/KSar maakt
wel degelyk onderfcheid in het vyfde boek van
zyne gedenkfchriften tusfchen Bondgenooten en
Afhangelingen (*). Dergelyk eene verbindtenis
had er tusfchen dt Romeinen en fommige Bel-
gifcbe volken plaats. Die der Batavieren en
Romeineii was zeker de eerlykfte en voordeelig-
fte van deezen aart , welke er tusfchen eene
magtige en zwakke party kon gefloten worden. \'
Zy wierden van aUe fchatting ontfiagen, moes-
ten alleen wapenen en manfchap aan de Ro-
meinen leveren, welke hen daarentegen onder
hunne befcherming namen , en niet als
Vafallen (clientes) veel min als Overwonne-
lingen van het Roomfche volk, maar als Vrien-
den en Bondgenooten van hetzelve aanmerk-
ten. By het fluiten van zulke Verdragen kwa-
men vooral de Gyzelaars te pas, welke van
de mindere party tot een verzekering van haare
getrouwheid, naar genoegen van den meerderen
moesten gegeeven worden, waartoe niet alleen
eenige van de voornaamfte mannen of jongehn-
gen , maar ook jonge dogters gekozen wierden.
M. Jonge Dogters?
E. Ja Machtilde, dit doet eer aan de Sexe en
.aan Imn, die dezelye in behoorlyke agting hiel-
den.
(*) Magna manu Eburones, Aduatici., Nervii at-
que horiira omnium Soci & Clientes legionera op»
pugnare incipiunt.
S 5:
-ocr page 305-gyzelaars
den. Herrinner u de plaats, welke ik uit tacitüs
voorheen aanvoerde: „zy vreezen met veel meer
ongeduld de gevangenis van wegen hunne vrou-
wen , in zoo verre, dat de gemoederen van die
Natiën veel kragtiger verbonden worden, welke
men oplegtonder de Gyzelaars ook edele Maagden
te bezorgen." Uit de gefchiedenis van clelia blykt,
dat zulks in Italien ook niet ongewoon was.
Anders was men zeer op de Zusters Kinderen der
Vorften, meer dan op hun eigen kinderen, tot Gy-
zelaars gefteld, om dat zy oordeelden, „ dat deeze
band van bloedverwandfchap heiliger en naau-
wer was, en de gemoederen der geflagten daar-
door fterker en in grootere uitgeftrektheid ver-
bonden wierden." — Andere verbindtenisfen en
betrekkingen van koophandel of dergelyke heb-
ben er tusfchen de Germaanfche volken geen
plaats gehad, wier ftaatkunde zeer eenvoudig was ,
en welke zich, wanneer ze onderling niet in oor-
log waren, of geen algemeenen vyand te beftry-
den hadden, weinig met elkander bemoeiden.
Vr. Buiten twyifel heeft men in de Volksver-
gaderingen ook de Schattingen geregeld en al-
gemeene Wetten gemaakt.
E. Dit behoort zeker tot de vryheid van een
volk, dat het geene Lasten draagt, dan waarin
het toegeftemd heeft ; — en dat het oordeelt
over de dugtigheid der Wetten, waarnaar het
moet beftierd worden , en zyn eigen gedrag re-
gelen. De Volksvergadering moest er daarom
de verbindende kragt
aan geeven. Maar wat
de
schattingen. 283
de Schattingen betreft, deeze zullen buiten de
vry willige toelagen tot onderhoud der Vorflén
weinig of geene geweest zyn. Een volk, waar
by geene verfterkte vestingen "öf andere open-
baare werken gevonden wierden\'", —waar\' elk
voor zich de lasten en kosten des oorlogs droeg,
had geen algemeene fchatkist noodig en waar
zouden zy dezelve uit aangevuld hebben, die
^een geld, en weinig goud en zilver hadden.
Wierd er iets ten dienlle van den Staat veï\'eischt
Bl buitengewoone gevallen j wanneer zy by voor-
beeld eenige fchatting aan andere volken moa^
ten opbrengen,-of eenigen arbeid ten algemêö-
\'ten nutte verrigten, dan.moest cr eene riche-
ling naar een ieders vermogen gemaakt, en dé
noodige manfcbap door elke Wyk op zyn beurt
tot het werk geleverd worden. Hoe zy het redde-
den, wanneer zy te veld moesten trekken, zullen
wy nader onderzoeken. — Wat de Wetten be-
treft , het fpreekt van zelfs, dat geene Maatfchap-
py , zelfs geen Genootfchap zonder dezelve be-
ftaan kan, maar dat teffens dat Volk hetgelukkig-
fte is, het welk met de minfte:wetten overladen-,
in allen gevalle weet, waar het zich naar te fthik-
ken heeft. Terwyl de Batavieren in de grootfte
eenvoudigheid leefden en deugdzaam waren, had-
den zy in de meeste gevallen genoeg aan dé aïge-
meene en onveranderlyke voorfchriften van recht
cn billykheid , welke de Opperfte Wetgeever het
menschdom by deszelfs plaatzing op deeze wae-
reld
184- wetten der
reld heeft medegegeeven (*): deeze konden zy
op byzondere gevallen toepasfen, en zich voorts
fchikken naar volksgebruiken. Dit is het geen
tacitus wil zeggen: „ goede Zeden gelden
daar, meer dan elders goede Wetten. " In d<?
verzameling der Wetten door lindenbrog nit-
gegeeven , in welke de aloude wetten der AlS\'
mannzn, der Saxers, der Friefen, der Lmgolaf\'
den, der Gothen, der Anglen , cn van meer an-
dere volken vervat zyn, bevinden zich zeker veel
Germaanfche wetten: maar het is bezwaarlyk
te onderfcheiden, welke oorfpronkelyk en welke
er in laater tyd bygevoegd zyn. Dit is inder-
daad te beklaagen, wyl men uit de Wetten zeer
veel oordeelen kan over de zeden, de wysheid
Het geen w. eichardson in zyne belangryke
aantekeningen vmRusland verhaalt, verdient hier aan-
gemerkt te worden. De Afgevaerdigdén ^et Samo-
jeeden tot het opftellen van het algemeene Wetboek
voor de uitgeftrekte heerfchappy van Rusland ontboden ,
wanneer zy gevraagd wierden naar de opgave van zulke
wetten,welke,naar hun inzien ^dienftig zouden wezen
voor hun Volk , antwoordden aan catharina , dat
zy zeer weinige wetten hadden , en geen meer be-
geerden. Gevraagd zynde of zy geene misdaaden had-
den —■ van Overfpel, dievery of moord ; antwoord-
den zy, indien iemand een ander op eene onwettige
wyze ter dood brengt,moet hy ook ßerven: ~ maar
wanneer hy dievery of overfpel bedryfc? — dan re-
kenen wy de ontdekking ftrafs genoeg.
batavieren. 285
en de billykheid van een Volk. Ondertusfchen
behelzen de meeste van die Wetten, vooral van
de Friefche Wetten, welke de naaste betrekking
op ons Land zouden hebben, vastftellingen van
de Boeten en Straffen op zekere overtredingen
^ en misdaaden, en hier op heeft ook een gedeelte
van het geen tacitus ons heeft overhandigd ,
byzonder opzigt. Uit het weinige, dat tot ons
gekomen is blykt genoegzaam, dat de Batameren ,
niet tegenftaande eene groote maate van burger-
lyke vryheid zeer verre af waren van eene too-
melooze losbandigheid.
Fr. Zal Vader ons die Wetten, niet mededeelen ?
E. Tacitus bevat ze naar zyn gewoonte in
weinig woorden , wier opgave dus gemakkelyk
is , maar wier verklaarin\'g nog al eenigen tyd
zal vorderen. — Maar ik zal my des getroos-
ten, daar ik u zelf het belang dier oude Wet-
ten heb doen begrypen. „ Het onderfcheid der
ftraffen, zoo begint tacitus , is naar de mis-
daad. Verraaders en overloopers hangen zy aan
de boomen op. De vadzigen en laf hartigen en
die hunne hghaamen hebben laaten ontteeren
dompelen zy in den flyk of in een moeras, en
werpen er een horde op. Het verfchil van ftraf
ziet daarop , dat de openhaare fchelmftukken
behooren ten toongefteld te worden in het ftraf-
fen , maar dat de fchenddaaden behooren ver-
borgen te worden. Maar zy, die overtuigd
zyn van mindere misdaaden , worden naar ge-
lang van het misdryf voor een zekef aantal
van
-ocr page 309-2SÖ. m\'i s d a a d e n
van paerden of beesten in de boete beflaagen. .
Welke boete.men voor een gedeelte aan den Ko-
ning of aan den Staat, voor een gedeelte aan hem
betaald , die gewroken wordt, of aan zyne nabe-
ftaanden." Laaten wy vooreerst by deeze al-
gemeene Wetten, waarin de hoofdverdeeling der
misdaaden en derzelver ftraffen begreepen wordt,
fblftaan.;
Vr. Ik weet wel, wat men door Verraaders
en Overloopers verllaat, maar van de volgenden
ban ik in.\'t geheel geen begrip maaken, voor-
al niet, wanneer dezelven als zulken befchouwd
worden, welken het leeven verbeurd hadden.
E. Dat wil ik gaarn gelooven. Evenwel is
hetnaar het Politiek Systema, by de Germaa-
nen aangenomen, ligt op te maaken , dat zy
onder hunne maatfchappy niet konden dulden,
welketi tacitus bedoeld onder Vadzigen en Laf-
hartigen , waar door men alie de zulken ver-
ftaan moet, die door traagheid of bloohartig-
heid onwillig en onbekwaam waren, om de al-
gemeene lasten des Oorlogs te draagen, en bun
leeven voor het Vaderland te waagen , in on-
derfcheiding van hun, die door ouderdom of
ziekte daar toe buiten ftaat gefteld wierden.
Deeze ftrafoeffening, hoewel ze naar onze be-
grippen zeer geftreng moet voorkooinen, laat
zich wel beredeneeren: maar met het volgende
ftaa ik verlegen.
Vr, Hoe zoo myn eelhart?
E.- Om dat de uitdrukking van tacitus zoo
vee-
-ocr page 310-en straffen. £,gp
veele letterkundige gefchillen heeft opgeleverd,
van welke ik niet wel voorby kan tot bevestiging
van myne opvatting iets te zeggen, het geen u
niet aangenaam zal zyn; — en om dat de zaak
zelve, welke door tacitus bedoeld wordt, zoo
teer is , dat zy u misfchien niet als een
gefchikt onderwerp voor onze verhandelingen
zal voorkomen. Ik heb my daarom over dit
ftuk tegen eelhart in onze laatfle zamenkomst,
toen wy alleen agter aan kwamen, in \'c byzon-
der uitgelaaten: maar is het wel onnuttig, dat
onze kinderen, tot zulk een ouderdom gevor-
derd, gewaarfchuwd worden tegen een kwaad,
het geen al lang in de waereld plaats had en nog
geenszins uitgeroeid is ? — Volgens myne gedag-
ten bedoeld tacitus niet anders dan de hoofd-
misdaad, waaraan zich de inwooneren van So-
dom en Gomorra in de oude waereld hadden
fchuldig gemaakt, gelyk uit de gefchiedenis der
Engelen, die tot Loth kwamen , overvloedig
blykt: eene misdaad welke paulus bedoeld,
wanneer hy in den brief aan de Romeinen fchryft,
dat „wyl het de Heidenen niet goed gedagt heeft
God in erkentenisfe te houden, hy hun aan de
begeerlykheden hunner harten had overgegeeven
tot onreinheid, waardoor mannen met mannen
fchandelykheid bedreeven en hunne lighaaraen op
eene onnatuurlyke wyze onteerden." Paulus legt
dit aan de Heidenfche waereld , ten tyde van
de komst van Christus vooral, te last en niet
te onregt. De voornaamfle en befchaafdUe vol-
ken
294- misdaaden
keu hadden zich aan dit euvel fchuldig ge\'
maakt. De Grieken , die misfchien eerst door
de Phoeniciers aangeftoken wierden j waren er
van berugt; (*) deezen hadden de Romeinen
er mee befmet, en met de uitbreiding der heer-
fchappyen van deeze beide volken had het zel-
ve zich door de bekende waereld grootelyks
verfpreid. De Galliërs, onder welken zich eene
Griekfche volkplanting te Marfeille had neder-
gezet , bedreeven het op eene fchaamtelooze
ze, en egter waren de Germaanen en Batavie-
ren hier vry van, zelfs na dat zy al een ge-
ruimen tyd omgang met de Romeinen gehad had-
den. Dit blykt uit eene aanmerking van FAiims
quxnctilianos , wanneer hy ff>reekt over het
bedryf van ten Cimberfcben foldaat, welke zyn
iiopman, die hem oneerlyk aanzogt, voor het
front van het Romeinfche leger , daar hy niet
van hem ontOagen kon worden, van het leeven
beroofde. Hy voegt \'er by: „ de Germaanen
kennen niets dargelyks, en er wordt heiliger aan
den Oceaan, waar door men vooral den Cimbri-
fchen oceaan — de Noordzee verftaan moest,
ge-
(*) Volgens plutarchus hadden de Griekfche
vrouwen , hoe beminlj\'k ook wegens haare fchoone
gellalte, hoe uiEmumend in zeden, geen de\'el aan de
liefde, maar alleen aan de vriendfchap van haare man-
nen. Het zelfde vindt men van de Galliërs, üit was
het gevolg eener fchandelyke Piederastie, en beves-
tigt het zeggen van paulus Rom. I: 27. volkomen.
en straffen. £,gp
geîeefd." — En de Batavieren greepen ook
daarom de wapenen tegen de Romeinen op, om
dat zy hunne jongehngen poogden te misbrui-
ken. Zommigen willen hier met Lipßtis leezen,
5j die door vadzigheid zich fchandvlekken,
Worden gefmoord: " om dat dit onnatnurlyk
kwaad, volgens het gezegde van quinctiliaan ,
in \'t geheel onbekend was by de Germaanen.
Maar fchoon qoinctiliaan als een Rede-
naar zich zoo ftellig heeft uitgedrukt, is hec
toch meer dan waarfchynlyk , daar hetzelve
zoo openlyk en onbefchaamd by veele Galliërs
bedreeven wierd, met welken de Germaanen als
met hunne nabuuren in vrede of oorlog meer te
ftellen hadden, dan met andere volken, dat ook
deeze of geene hunner er mede is befmet gewor-
den. Het is genoeg ter hunnèr verdediging ,
dat zy dit kwaad niet ongemerkt onder zich heb-
ben geduld, maar naar vermogen tegengegaan,
en op zoodanig eene wyze geftraft, dat men
van de Natie zeggen kon, dergelyk is by hen
niet bekend en men leeft kuifcher aan den Oce-
aan. Tacitus zou anders twee maaien hetzelfde
gezegd hebben, want van de Lalfen en Bloohar-
ti-
Lipsius leest hier torpor e infamés, en zommi-
gen keuren dit daarom af, om dat zy den Germaan
Verdenken, dat hy een vadzig en luy leeven leidde. Wy
hebben hem reeds van dien blaam gezuiverd, en zullen
«r nog ftraks nader vau fpreeken. Er zyn andere,
dngnge redenen, om by de gewoone leezing te blyven.
294- misdaaden
tigen had hy reeds gefproken; dit zou tegen zf\'
ne zinryke kortheid geheel ftryden. Anderen
willen daarom, dat hy gefchreeven zou hebben?
mismaakten van hghaam, corpore informes. He^^
is zoo, dat men weleer te Romen de Barbaars-
heid pleegde , van de zulken om te brengen?
maar moet tacitus daarom hetzelfde van de
Germaanen berigten ? kan men zulk eene lighaa\'
melyke mismaaktheid onder de fchenddaaden,
flagitia (*} of lyfftrafFelyke misdaaden , delidii^
rekenen? ten zy iemand zich moetwillig ver-
minkt had, waar van Rome ten tyde van augus-
tus (t) een voorbeeld heeft opgeleverd, maar
kan tacitus dat hier bedoeld hebben ? wat re-
den is \'er om eene fchrylFout, waar toe men niet
dan by nood komen mag, in den texi te voor-
onderftellen, daar de zaak geene ongerymdheid,
nog de woorden eenige afwyking van den ftyJ
van tacitus opleveren. In het eerfte zynerjaar-
boeken, het 73e hoofdft. en het vyftiende, het
49e hoofdfttik vindt men dezelfde uitdrukking
van
(*") Flagithim betekent wel ook eene misflag, eene
dvvaaiing, maar wordt doorgaans van zwaare misdas»
den, vooral zulke, gebruikt waar onknischheid mee
vermengd is, b. v. van het fchenden van eene maagd.
(t) Een Roomsch Ridder verminkte moedwillig
beide regterhandeti vaa zyne zoonen door hen de
duimen af te kappen, omze onbekwaam tot den krygs"
dienst te maaken, waarom hy tot flaaf verkogt ea fï
syne goederen^ verbeurd verklaard wierden.
en straffen. £91
van dezelfde misdaad. (1) De Germaanm en
. Batavieren ftraften dit kwaad te regt op zulk ec"
ne geftrenge wyze, daar het zelve tegen de
oogmerken van het Opperweezen, de voortplan-
ting van het geflagt, de infl:elling van het huwe-
lyk, en de kuisheid der Jeugd, waarop zy zoo
zeer gezet waren, regelregt aanliep. Anders kon
tacitus zoo volmondig niet gezegd hebben:
3, De Jongelingen begeeven zich niet vroeg in
den Echt, en hunne Jeugd is derhalven niet uit-
geput." Om niet te fpreeken van de verwyft-
heid en het verval in moed en dapperheid, wel-
ke daardoor moesten veroorzaakt worden, waar
om zy de zulken, als niet waardig dat de Zon
hun befcheen of de aarde hen droeg; onder de-
zelve verbergden. — Maar het wordt tyd, dat wy
van dit onaangenaam, hoewel noodig onderwerp
afftappen. Ik vraage verfchooning myne vrede-
gonde, dat ik. u daar mee wat lang heb opge-
houden. De volledige ondciTigting van frede-
rik , welke ik vooral onder het oog moet hou-
den , en de eer van onze Batavieren, hebben my
hier over wat breed doen uitweiden.
Vr. Het is zeer dienstig, dat onze kinderen;
dat
1 Ann. Lib. l. C. f 3. VAhmiO objiciehataccufa\'\'^
tor, quod inter cnllores augusti cassjüm quendani mi\'
mum, corpo\'cs iafaraeai i*aT(;iyi;fet.„ Lib. 15. c, 49.
„ Quincxiakus nioilitie corporis infamis, & a nero-
j, KE prohrofo camiine dijfammusconimneliasultmn\'
Uat."
T a
-ocr page 315-294- misdaaden
— dat byzonder onze Zoon, eer hy van onder
ons onmiddelyk opzigt weggaat, weete, voor wat
kwaad hy zicii in de waereld te wngten hebbe,
op dat hy, zoo kuisch en eerbaar als een jong-
jBaitai;fer, zich wagte van alles wat hem zou kun-
nen bezoetelen, en te eeniger tyd onwaardig
maaken om onder het oog van eene deugdzaanie
Jongvrouw te verfchynen. Dan hoe duidelyk
gy my betoond hebt, dat het alles zoo moet be-
greepen worden, kan ik het nog niet iufchik-
ken, dat men de Vadzigen en Weerloozen op ee-
ne ry met zulke misdaadigen gefteld en aan de-
zelfde ftraf onderworpen heefc. Indien men dus
met allen handelde, die voor het Vaderland zoo
min leeven willen,als zy voor hetzelve begeeren
te fterven, waar zou het heen ? hoe veele bedry-
velooze mannen zouden dan het leeven verbeurd
hebben!
E. Wanneer gy u herinnert, dat de Oorlogsdap-
perheid de grootfte deugd en het opolTeren van
zyn leeven voor het Vaderland de hoogfte pligt
by de Germaanen gerekend wierd , moet van
zelfs volgen , dat alle Lafhartigheid , Blooheid
en Onweerbaarheid in een man, die zoo wel
als anderen alles aan het Vaderland verfchuldigd
was, als de grootfte fchennis en misdaad tegen
hetzelve wierd aangemerkt en als zoodanig by
hun moest geftraft worden: maar met dat on-
derfcheid , dat de Verraaders en Overloopers,
die een openlyke misdaad tegen den Staat had-
den bedreeven, en zich daar door ook by
dere
-ocr page 316-en strappen. s93
Äere volken bekend gemaakt hadden , openlyk
Wierden geftraft, en tot een affchrik van an-
deren ten toon gefteld : maar de anderen, die
door eene perfoonlyke ongefchiktheid, zich on-
waardig gemaakt hadden de voordeelen van de
maatfchappy te genieten , daar zy de Vrybeid
van dezelve niet wilden handhaavenen , wier-
den uit dezelve verbannen en hunne nagedag-
tenis zoo veel mogelyk gefmoord , op dat zy
de andere Leden niet tot fchande verftrekken
mögt. By de Romeinen wierden wel eer volgens
ARRius BifïNANDER , zulkeu, die zich aan den
krygsdienst onttrokken, als verraaders van de
Vryheid tot flaaven gemaakt. ~ En kunt gy
het nog niet infchikken vreüegonde , dat zy
zulk eene geftrengheid gebruikten tegen zoo-
danigen , die voor de algemeene Rechten
en Vryheden , — die voor het Vaderland
niets dorften onderneemen en tot alles- onge-
fchikt waren, — die men als ballasten van den
aardbodem kon aanmerken: het kan ten minften
de Germaanen van de verdenking ontheßi^n, dat
zy buiten den Oorlog en de Jagt hun leeven in le-
digheid en vadzigheid doorbragten. En het was
geenszins om deeze reden, dat wy de verbetering
van lu\'sius niet wilden aanneemen , om dat dit
namelyk by hen een algemeen — een nationaal ge-
brek zou geweest zyn, het welk zy daarom als
geen hoofdmisdaad in eenigen van hunne Leden
konden ftratfen , gelyk veelen willen. Neen!
T 3 ^le
-ocr page 317-294- misdaaden
de Germaanen begreepen te regt, dat een lui e»
vadzig leven het lighaam ontzenuwd, de fterkte
van de ziel verzwakt, den mensch tot alle kloek-
moedige onderneemingen onbekwaam, en daar
cn tegen tot alle laagheden gefchikt maakt, gely\'^
ik van te vooren reeds aangemerkt hebbe. —
is nog eene plaats in het zesenveertigfte hoofdftuk
van de zeden der Germaanen, waaruit men hu»
egter deezen blaam wil opleggen, welke ik by dee-
ze gelegenheid zal aanhaalen; wyl het tegendeel
blykt, vs/anneer men tacitus behoorlyk naleest.
,, Ik twyffel,zegt hy, of men de natiën der PeJi-
cinen , Veneden en Pennen tot de Germaanen of
tot de Sarmaaten moet brengen. Hoewel de Feu*
cinen, welke zommigen Bajlarneti noemen, iu
fpraak, zeden, woonplaatzen, huizingen aan de
Germaanen gelyk zyn. " Om deeze vier redenen
zou hy ze onder deeze volken rekenen. ISIaar nU
vervolgt hy, en noemt dat geen op, waarin zy
van dezelve verfchilden: „ morszigheid en vadzig-
heid is hun allen gemeen. Door de gemengde hu-
welyken der Opperften worden zy eenigszins door
de zeden der Sarmaaten bevlekt. „ Deeze laatfte
zyn de oorzaaken waarom men ze als Sarmaaten
moet aanmerken. Zoo geeft hy insgelyks op, waar
in de Veneden naar de Germaanen en waarin naar de
Sarmaaten zweemden. En eindelyk zegt hy van de
Pennen\'. „ by deezen is eene wonderbaarewoest-
heid, eene vuige armoede, geene wapenen, geene
paerden, geene wooningen. — Zy hebben geen an-
der toevlugt, zelfs voor de kinderen, tegen de vvil^^
en straffen. £,gp
dieren en de flagregens, dan dat zy door
eenig zamenweeffel van takken en bladen gedekt
Worden. De Jongelingen begeeven zich derwaards,
— hier is de toevlugt der Ouden. Dit houden zy
voor gelukzaliger, dan op de akkers te zwoegen,
in de huizen te arbeiden, en wegens het onze-
ker lot van hun en anderen tusfchen hoop en
vrees te verkeeren. Gerust wegens de Goden,ge-
rust wegens de menfchen, hebben zy de moeije-
lykfte van alle zaaken verkreegen,,dat zy zelfs
niet noodig hebben iets te wenfchen."
M. Ik zou zulk eene gelukzaligheid geenszins
beseeren. Zulk eene natie moet zeker onder de
O .
Wilden geteld worden: maar waar woonden de
Fennen !
E. Zy behooren ook meer tot de Sarmaaten
dan tot de Germaanen^dzütom telt tacitus dee-
ze byzonderheden op, welke ik in \'t voobygaan
u medegedeeld heb, op dat gy het groote onder-
fcheid zoudt kunnen zien tusfchen volk en volk.
Hoe verkeerd is het dan, wanneer men dit byzon-
dere aan de Germaanen zou willen toefchryven!
Deeze drie volken, met welke tacitus zyne be-
rigten over de Germaanen befluic, woonden in de
noordelykfte deelen van Europa op de grenzen
van Zweeden en Rusland en aan den mond van
ètn Donau. \'De hnnen zyn de zelfde, die nog
heden Finjien genaamd worden. Maar laat ons
na deezen uitflap tot onze Germaanen en Batavie-
ren wederkeeren , onder welken wy tot dus ver
eene geregelde maatfchappy en zamenleeving aan«
T 4 trof-
M ISDAADEiSf
troffen, welke door zulk een Contrantefchoonoi"
afftgeken. Wy zullen nu tot hunne andere
wetten overgaan, van welke tacitus met een
woord in \'t algemeen aanmerkt: „ dat mindere
misdaaden, naar maate van de ftraf, welke zV
verdienen, met een zeker getal van paerden, groot
of klein vee geboet worden." Zoo geftreng als
de Germaanen in de voorige gevallen waren , zoo
fpaarzaam fchynen zy geweest te zyn in hunne
Medeburgeren aan den lyve te ftraffen. Daaroai
wierd alles, wat tegen de veiligheid en de goede
«rde ftreed,met eene zekere boete geftraft, waar-
op gewis eenige algemeene bepaalingen gemaakt
waren, waar van men nog de fpooren in deover-
blyffels dier oude wetten vinden kan , van welke
ik tegen u gefproken heb.
Fr. Indien de diefftal dus ook geftraft wierd
kwamen de Germaanfche wetten daarin meer met
de Joodfche overeen, dan de onze.
E. Zoo
(*) Onder de Wetten der Bajuyariers vinden wy
ook deeze algemeene by lindenbrog ; „ Nulhn bx-
juvARius Alodem aut vitam-fine capitali primine per-
dat , contra vero quicunque commiferit peccata ,
•([iiousque habet ßhflantiam, componat fecundum le-
gern. Capitata crimina of hoofdmisdaaden waren ,
wanneer iemant tegen het leeven van den Hertog of
Vorst had zatnengezwooren , of de vyanden in hec
Ifind gelokt of zich toegelegd om eene Stad door den
vyand te laaten inneemen. Wanneer hy hier van over-
tuigd wierd, dan waren zyn leeven, zyn vaderlyk
deel\' en al zyne bezittingen aan den Hertog verbeurd.
e n g o e t e n. 297
E. Zoo is liet ook frederik. Wy hebben
al meer overeenkomsten aangetroffen, welke be-
vestigen, dat \'er onder de Germaanen veel van
de oorfpronkelyke Natuurwetten overig was,
welke ook in het Oosten, vooral by de Nomadi-
^fcJie volken plaats vonden, en voor zoo verre zy
op de biUykheid en den aart van land cn volk ge-
grond waren, door den grooten Wetgecver der
Jooden behouden en geflaafd zyn. By deezen en
ook by de Batavieren had elk zyne bezittingen ,
waar van hy zyn onderhoud had in mindere of
meerdere maate, welke niet. in geld maar in vee
beftonden en daarom\' moest ook hier uit de ver-
goeding gedaan worden. ^Dit had ook zelfs by
de oude Romeinen plaats.
Er . Aan wien moest de vergoeding gefchieden V
ÏE. Wyl dc overtreeders tegen den Staat en te-
gen hunne Naasten misdaan hadden, moesten zy
ook aan die beiden betaalen. Gy hebt reeds de
boeten, voor een gedeelte onder de inkomften van
den Koning gevonden: zoo deeze\'er niet was,\'
wierden zy aan den Staat in \'t gemeen, of dat
Rechtsgebied in \'t byzonder betaald, waaronder de
misdaad begaan, was, want het woord Civitas,
dat TACITUS hier bezigt, betekent dan het eeii cii
dan het ander. Een ander gedeelte wierd aaii
hem betaald,die beledigd was of aan zyne bloed-
verwanten. Dit was , volgens de aanmerking
van onzen hugo de groot overeenkomftig met
de beginfelen van wysheid en billykheid , van
v^/\'elke men naderhand in zoo verre is afgewee-
T 5 ken.
294- misdaaden
ken, dat de meeste boeten alleen voor den Fis-
cus blyven, en de beledigde niets ter voldoening
ontvangt, buiten het geen in enkele gevallen voor
geleede fchade en fmerte aan hem wordt toege-
weezen.
Vr. Maar het verwondert my eelhart , ^at
ik u van geene ftraifen op den Doodflag, of op het
toebrengen van zwaare Wonden heb hooren fpree-
ken ; die kunnen immers onder de ligtere misdaa-
den niet begreepen worden: of wierd de ftraf
daarover aan de eige wraak van byzondere per-
zoonen overgelaaten, gelyk ik meen, dat by ver-
fcheide oude volken plaats had ?
E. Gy hebt dit regt myne vredegonde.
Zelfs by de IsraëUten kan men daar van de be-
wyzen vinden in het recht cn de vervolging des
Bloedwreekers, maar gelyk daar, bemoeide zich
ook hier de opperfte Magt er mede, op dat alle
buitenfpoorigheden mogten voorgekomen worden.
Dit zal u meer bevreemden, dat ook een Dood-
flag door een zeker getal van groot en klein vee
kon geboet worden. Buiten twylFel heeft taci-
tus ook inderdaad hier op het oog gehad , wan-
neer hy zeide, dat meu een gedeelte van de boete
betaalen moest aan hem, die gewroken wierd of
aan zyne bloedverwandten. Maar hier in het
eenëntwintigfte Hoofdftuk, fpreelct hy \'er opzet-
telyk van, na dat hy in het voorige het ftuk van
de Erfftelling had afgehandeld. „ Men is ver-
phgt zoo wel de. vyandfchappen het zy van een
Vader , het zy, van een Bloedverwant op- ^^
over
-ocr page 322-en h o e t e n. 299
over te neemen. Evenwel blyven zy; niet on-
verzoenlyk voortduuren. Want ook de doodflag
word met een zeker getal van groot en klein vee
geboet a en het geheele gezin krygt deel in de
voldoening, het geen zeer nuttig voor den Staat
is , wyl de vyandfchappen te gevaarlyker zyn,
waar de vryheid te grooter is." Volgens eene
nitdrukkelyke v/et der Anglen en der Werinen
moest hy, die erfgenaam was van iemant, ook
zyn dood wreeken, zoo hy gefneuveld was.
Vr.Deeze voldoening ftemde evenwel niet met
de oorfpronkelyke Wetten overeen.
E. Geenszins. „ Die \'s menfchen bloed vergiet,
zyn bloed zal door den mensch vergooten worden."
Maar ik denk , dat dit een gevolg is van eene
gemaatigde zelfswraak, die zoo wel als de zelfs-
verdediging met den natuurlyken flaat van den
mensch overeenftemt. Men heeft het, wyl veer
ien als een lamech de wraak te ver uitilrekten,
zoo gefchikt, dat de bezadigdheid der Rechtbank
tusfchen beiden kwam , en de onderlinge par?
tyen bevredigde. Wanneer de beledigden zich
vergenoegden met eene boete over eene doodflag,
die zonder toeleg by overyling, in twist of dron-
kenfchap gefchiedde, en van dat foort waren de
meeste by de Germaanen , hield zich de Staat
hier ook mee te vrede, om een nuttig lid te be-
houden. Maar wanneer de doodflag opzettelyk
en verraaderlyk gefchied was , dat egter zeld-
zaam voorviel, zal het zoo ligt niet af te maa-
ken zyn geweest. Meu kan toch het zeggen vau
ta-
-ocr page 323-sOO- 1> ê e c h t b a n k e n
TACITUS: „ de vyandfchappen zyn niet onver-
zoenlylc nog altóosduurend, want oolc de dood-
fiag werdt met een zelcer getal van groot en
klein vee geboet," niet wel tot alle ge*
vallen en alle Doodflagen uitftrekken. Hy
wil alleen een bewys • bybrengen , dat de Gef
maanen niet onverzoenlyk waren. By andere
oude volken kon de wraak niet, dan met het lee-
ven van ^ den dooddager voldaan worden, by
hun lieten zich de bloedverwanten van den ge-
fneuvelden meermaalen met eene betaaling van
eene boete te vrede ftellen. Dat dit evenwel
niet altoos gebeurde, kan men zelfs uit het begin
van het twaalfde Hoofdftuk befluiten , waar
tacitus eigenlyk een aanvang maakt van de
gerichts- en ftrafoeflèningen: men mag ook , zegt
liy» by de Volksvergadering iemand befchuldigen
en hem om het leeven aanfpreeken. Dit kwam
zeker voor byzondere perfooii\'en het meest
te pasfe, wanneer iemand van de hunnen
van kant gemaakt was. By veele laatere Ger-
maanen moest een Moord, die wel degelyk van
een Doodflag onderfcheiden was negenvoudig, en
200 dezelve aan een.vrouwsperzoon was gepleegd,
die geheel weerloos was, agtienvoudig vergol-
den en de kleederen, welke zy aan gehad had-
den nog daarenboven te rug gegeeven worden.
Fr. Moest de algemeene Volksvergadering hier
ook over oordeelen ? ik meende dat de Edelen
en Honderdmannen, die het recht in elk diftri^t
beffenden, alles afmaakten. ■
der. batavieren. zfl
E. Wy leeren hier het tegendeel en het
blykt niet duister uit tacitcs , dat er ten min-
flen een vierderlei foort van gerigt by de Ger-
maanen geoelfend wierd; - in de Volksver-
gaderingen; — in de gewoone Vierfchaaren van
elk Rechtsgebied ; in het huis van elk vry-
gebooren Germaan; — en in den Oorlog, wan-
neer zy te velde getrokken waren. Van het laatfte
zullen wy by de KrygsoefFeningen der Batavie-
ren fpreeken, maar de drie andere nu afhande-
len. De raagt en invloed der byzondere Rich-
teren en Vierfchaaren fchynen zich meest bepaald
te hebben / by het beilisfen en afmaaken van on-
derlinge gefchillen en het handhaven van de open-
baare rust en goede orde. Of zy zich ook uitge-
ftrekt hebben tot het ftraften van ligtere misdaa-
den, zelfs van den doodllag, indien dit tot ge-
noegen van de naastbeftaanden van den overlede-
nen kon afgemaakt worden, ftaat tusfchen bei-
den. Tacitus begint eerst van het geen in de
groote Volksvergaderingen verhandeld wierd, en
na dat hy zoo wei van de ligtere als van de zwaa-
re misdaaden gefproken had, maakt hy eindelyk
gewag van de Rechters die in elk Ambt wier-
den aangefteld. In allen gevalle fchynt men zich
op deeze Vergaderingen beroepen, en \'het oeffe-
nen van doodftraf dezelve voorbehoud^te heb-
ben. Het eerfte blykt daaruit, dat op deeze
Vergaderingen, voor al onder de maaltyden dik-
werf gefchillen wierden beliegt eu vyandfchap-
pen verzoend: het andere wil tacitus niet on-
30i DE GERICHTSMANDELlNOaN
duidelyk te kennen geeven, wanneer hy van de
lyfilralfelyke misdaaden handelt, alleen by gelegen-
heid van deeze Volkvergaderingen, hoewel daar ook
over mindere misdaaden en derzelver ftralFen ge-
oordeeld wierd. Hier uit blykt nog nader, hoe
v/antrouwend men was in het bewaaren der
rechten van eik Vrygebooren, — hoe zeer men
heeft willen waaken tegen elke inbreuk van de
Edelen en Aanzienlyken. En die was te noodzaa-
keiyker, oni dat de wetten zeer weinig en zeer
algemeen waren, in wier toepasfing op byzon-
dere gevallen dus zeer ligt vergisfing of party-
digheid kon plaats vinden. Elk die meende ts
kort gedaan te zyn, kon daar zyn beklag doen,
en de zaak van belang kon nader onderzogt en
herlleld worden. Maar wanneer iemand aan het
leeven onregtvaardig geftrafi; werd, was het on-
\'herftelbaar , daarom wilden zy de magt der
Rechtbanken zoo ver niet uitßrekken, maar zelf
oordeelen, of iemand het leeven had verbeurd,
en als een fchadelyk of onwaardig lid behoorde
uitgeroeid te worden uit de Maatfchappy.
Vr. Zoo wierden de byzondere Richters niet
alleen bepaald, maar ook verpligt, om hun post
met alle naauwkeurigheid en regtvaardigheid te
bekleeden. Maar op welk eene wyze wierden
de Rechtsgedingen toch by hun gehouden?
E. Ik heb u reeds gezegd, zoo ik meen, dat
zy geene eigenlyke loontrekkende Zaakvoerers
nog Pleit-bezorgers, Jdvocaaten nog Procureurs
kenden. Eeu volk, dat in allen opzigte eenvou-
dig
der batavieren. 305
dig leefde , dat weinig\' Wetten had , en zich
met geene vitteryen nog ftreeken ophieldt, had
dezelven zoo min noodig, als ze nu by ons
door tegenovergeftelde omftandigheden in ver-
fcheide gevallen , onontbeerlyk zyn geworden.
De Germaanen waren zoo verbitterd tegen de
Zaakvoerers, welke de Romeinen ten tyde van
VARUs hadden ingevoerd, dat zy na de beken-
de nederlaag , dezelven de oogen uitftaaken
en de tong uitfneeden. — Elk ftelde dus in
het gerigte, waar onder hy behoorde , of in
de Volksvergadering zyn eige zaak, zyne klag-
te of befchuldiging voor , en elk bragt zyne
verdediging in. Voorts wierden de bewyzen
aangevoerd , de getuigen gehoord en naar be-
vind van zaaken vonnis geveld: egter niet eer,
dan na dat de befchuldigden overtuigd waren.
Tacitus merkt dit aan by de ligtere misdaaden
en ftraffen, hoeveel te meer zal dit by de dood-
ftraffen plaats gevonden hebben. Tot uitvin-
ding van fchuld of onfchuld zyn naderhand by
de Germaanfche volken de Vuur- en Water-proef
nevens het Kamp gevegt: ingevoerd, waarvan men
zich ook nog lang onder het Christendom bediend
heeft. Misfchien vergenoegden de oude Germaa-
nen zich in twyffelagtige gevallen alleen rnet den
eed, toen de eerbied voor denzelven en voor den
Godsdienst nog in volle kragt was.
Vu. Waarin beftond toch het huislyk Rechts-
gebied ?
E. In de overblyffelen van dat natuurlyk oor-
-ocr page 327-S04 de h u i s l y k e
fpronkelyk Recht, het geen eik hoofd deshuisgÊ"
zins toebelioorde, voor zoo ver hetzelve aan de
Maatfchappy niet was opgedraagen: — in het
gezag over de Lyfeigenen, — over de Kinderen
en over de Vrouwen. Het eerfte ging zoo ver,
dat zyze zomtyds in drift van het leeven beroof-
den, zonder daar voor, zoo het fchynt, aanfpraa-
kelyk te zyn. Het tweede ftrekte zich uit tot zoo-
danige beftraffingen en tuchtoelFeningen , als by
de opvoeding der Jeugd noodzaakelyk waren.
M. Maar deeze mogten de Moeders zoo wel
oelfenen, als de Vaders..
E. Zoo is het ook. Wy hebben zelfs gezien,
dat de moeders het meeste deel hadden aan de
vroegfte opvoeding der Jeugd: maar de Vaders
wierden eigenlyk als de hoofden des huisgezins
aangemerkt, van welken de moeders haar gezag,
haar aanzien en ook haare befcherming ont-
leenden. By de Nomaden wierden zy elk als
zoo veele Vorften befchonwd. sara noemt daar-
om abraham ook haareu Heer, en het moet u
dus niet verwonderen, dat by de Batavieren de
vrouwen ook in zeker opzigt aan het rechtsge-
bied van hunfte mannen onderworpen waren, niet
tegenftaande al de agting en liefde , welke zy haar
toedroegen. By de oude Romeinen had zulk ee-
ne huisfelyke Rechtbank insgelyks plaats, maar
in zaaken van belang, wanneer de vrouw haaren
pligt aanmerkelyk was te buiten gegaan, wierden
de Nabeftaanden \'er by geroepen. Dan in bec
zwaarfte geval, moest de tusfchenkomst van den
rechtbank. 3ó5
blirgerlyken: Richter te baat genomen worden.
Daar in tegendeel in hetzelfde geval by de Ger-
maanen \'de Richterlyke uitfpraak en de {traf-
oeffening aan den^ man zelf overgelaaten wierd.
M. Wat was dat toch voor een geval ?
E. Kan er zwaarer tusfchen een man en zyne
vrouw \' plaats hebben , dan wanneer zy haar
Hoofd 5 Befchermer en Echtgenoot ontrouw
Wordt, de tederfte banden verbreekt en haar
huwlyksbedde fchendt. „ Schoon de overfpelen
onder zulk een talryk volk zeldzaamer voorvallen,
wotd egter, zegt tacitus, wanneer zy gebeuren
de ftraf op heeter daad geoeffend en aan den man
toegelaaten, Hy; jaagt zyne huisvrouw , nadat
zy in tegenwoordigheid van haare Nabeftaanden
van beur hair en kleeding ontbloot is, naakt
ten huize uit en dryftze al geesfelende door
al de wyken voort. Want voor eene gemeen-
gemaakte kuisheid valt geene vergiffenis.
Vr. Wat wierd er vooras van zulk eene?
E. Verlaaten en veragt van elk een, moest zy
het overige van haar leeven de fchande van haare
misdaad draagen ; want , en dit behoort zoo
wel tot de getrouwde als ongetrouwde vrouws-
perzoonen , ,,
nog fchoonheid nog Jeugd, nog
bezittingen konden haar eenen Echtgenoot be-
zorgen: niemand lacht daar om zulke feilen,
en men verfchoont het bederf van zeden niet,
om dat het gebruik dit medebrengt." Ta-
citus (wil er mee te kennen geeven, dat men
dit geenszins, als in zynen tyd te Romen, als eene
H. DEEL, V ga-f
-ocr page 329-3o5 d e s t r a f
galanter^ aanmerkte: — dat men zich by zuHc
eene onbedorve natie geenszins op de mode kon
beroepen, welke, fchoonze niemand van zyne
verbindtenisfen kan ontflaan of het onderfcheid
tusfchen zedelyk goed en kwaad kan wegneemen;
maar al teveel geweld oeffent op zwakke harte»
en harsfenen , en eindelyk een gansch volk als
een aanwasfeude ftroom medeöeept en in,.een ze-
ker verderf ftort.
Vr. Zy die eens liet huwlyksbedde had kun-
nen onteeren, verdiende niet tot, eene tweede ver-
bindtenis toegelaaten te worden; maar ik heb er
egter deeze bedenking tegen, dat eene vrouw dus-
geheel en al van den man afhankelyk gemaalcf
wierd , die zich onder zulk een voorwendfel- van
zyne vrouw kon ontflaan, of aan eene ongegron-
de yvcrzucht voldoening geeven. Ik vinde het
daarom beter by de oude Rrnneinen gefchikt.
E. Wyl de Bataaffeh vrouwen zich zoo be-
Hiinlyk als noodzaakelyk maakten, ende mannen
haar de vQrfchuIdigde agting en liefde niet ont-
trokken, liepen de vrouwen weinig gevaar, dat
de mannen hunne magt zouden misbruiken. D^
zeldzaamheid der overfpelen benam hen alle re-
den om agterdogtig te zyn. Voorts oeffende dff
man geen recht tegen zyne overfpeelige Vrouw y
dan in het byweezen van haare Nabeftaanden y
in wier tegenwoordigheid de bewyzen aan den
dag gelegd en de ftraf na voorgaande overtui-
ging uitgeoeffend wierd. Van deeze Nabeftaai^"
den kon men immers niet verwagten , dat zy
haa.
-ocr page 330-van het overspel. §07
haare Bloedverwante en zich zeiven zonder wet-
tige redeiï door den Man zouden laaten onteeren.
Ik wil niet ontveinzen, dat er iets zonderlings
in de ftrafoelFening fchynt plaats te hebben, om
dat\'dezelve zoo zeer van onze gebruiken af-
wykt, maar als men het wel inziet, was hier
ook eene juiste overeenkomst, tusfchen de mis-
daad en de ftraf. Het voornaamfte cieraad der
Bataaffche mannen ên vrouwen, beftond in het
Haïr: —\' dit wierd haar ontnomen, wy] zy de
kroön van haar hoofd ter aarde geworpen en met
voeten vertreeden had. Zy had haar lighaam,
dat alleen haaren man toebehoorde, gemeen ge-
maakt en \'de \'eerbaarheid gefchonden : daarom
moest zy ook voor elk en eenieder naakt ten toon
gefteld en té fchande gemaakt worden. Eindelyk,
had zy niemand zwaarer, dan haaren man bele-
digd , hy had ook het recht om zich zelf vol-
doening te bezorgen. Hy dreef baar ten hiii^e
uit, dat zy onteerd had, en tuchtigde het dartel
vleesch met^geesfelflagen. (*) In laater tyden han^
delde men met nog meer geftrengheid, ten min-
ften by de oude Saxifche Germaanen. Volgens
een brief van Bisfchop bonifacius aan Koning
- , \' \' ethel-
(*) By de Fißgothen en oude Saxen wierden ver-;
fcheide misdaaden to hud tinde to hare, dat is, aan
den huid met geesfeling en met de affhyding van het
hair geftraft. Het affnyden van iemands hair wierd
hoog opgenomen\'en zoo ftreng geftrafc, als wanneer
aenieihand het\'oog had\'uitgeftoken,
.Va
L.
joS © E S T R A P
ethelbald,,,wierd eene maagd,die in liaar o^^
derlyk liuis lioerery, of eene gehuwde vrouw, die
daar zy onder den man ftond, overfpel bedreef,
met eige hand geworgd en verbrand. Of eenige
eerbaare vrouwen, geesfelden haar, na dat zy haar
de kleederen tot aan den gordel afgefneeden had-
den. Dus wierdt zy van huis tot huis gedreeven»
daar haar telkens nieuwe geesfelaarffcers ontmoet-
ten , welke haar ook met mesjes griefden, tot
dat zy den geest gaf Hoewel dit niet
van wreedheid vry te fpreeken was, ziet gy er
ten duidelykften uit, hoe hoog het Overfpel by
deeze volken wierd opgenomen,, en boe zwaar
geftraft. In de zaak kwamen zy, fchoon zy de
voorfchriften der Openbaaring misten , met den
grooten Wetgeever der Jeoden over een , die
het Overfpel ook met den dood liet ftraffen.
Der Gothen Koning theodorig merkte te regt
in laater tyden aan , dat elke Echtverbindtenis
onzeker wierd, indien men in zulk eene heilige
en eerbiedeniswaardige zaak zonder fchroom kon
zondigen. In hoe ver is dit maar al te zeer
bWaarheid zedert men by de Christenen
zelfs dit kwaad ongeftraft heeft door de vin-
geren gezien, en het vermogen der fchaamte in
zoo verre vernietigd, dat men zich niet ontziet
om openlyk roem te draagen op de fchandely-
ke zegenpraakn, welke men op de eer van jongi®
dogters of de trouw van gehuwde vrouwen be^
haald heeft! Met al het Godlyk licht dat ons be-
fchynt, zyn wy juist zoo verre gevorderd, al^
de
-ocr page 332-van het overspel. 309
tle verbasterde Heidenen in het bedorve Rome.
De grootfte misdaad is eene galanterie gewor-
den, en de algemeenheid der overtreeding, waar
door .de heiltgfte beloften verbroken en duizen-
den ongelukkig worden , maaktze verfchoonlyk
in de oogen van hun, die voor de heerfchende
gebruiken der Eeuwe waarin zy leeven, onein-
dig grooter eerbied betoonen^ dan voor de heilige
wyze en goede wetten, die de menschlievende
Godheid ons ter bevordering van onzen tydely-
ken en eeuwigen vrede heeft ter hand gefteld. —
Ik hoop, dat zulke voorbeelden, hoe menigvul-
dig zy ook mogen worden, onze IDogters nim-
mer zullen afleiden van het fpoor, waar in haare
Moeder, haar is voorgegaan!.......
Vr. — En dat onze Zoonen nimmer de les-
fen van haaren waarden Vader vergeeten! al zou-
den zy zich fchoon blootftellen aan de verguizing
van jonge luiden, die zelf reeds bedorven, er
eene eer in ftellen, eene pligt van maaken, om an-
deren te bederven. Ik wensch, dat onze kinde-
ren zich nimmer naar de mode zullen fchikken,
dan in zoo verre dezelve onverlèhillige gebrui-
ken invoert, en tegen onze zedelyke verpligtin-
gen, of het algemeen en byzonder belang niet
ftrydt. — De ftrafoeffening der Batavieren te-
gen de overfpelige vrouwen, hebt gy ten vol-
len gewettigd myn eelhart. De zeldzaam-
heid moet des te dieper indruk gemaakt hebben,
en zulk eene vrouw, die zich zelve dus ont-
eerd had en openlyk te fchande gemaakt was,
V 3 ftierf.
d e s t r a
ftierf, fchoon zy zoo wreedelyK niet behandelci
wierd ^ als by de Saxen, waar toe ik onze fexe
niet ïn ftaat zou keuren, dan in de uiterfte ver-
bittering, wegens de onteering , die haar was
aangedaan; zy ftierf egter een langzaamen
bürgeriyken dood,
E. Zoo is het ook myne vredegonde. Maar
hebt gy ook wel opgemerkt, dat ook hier beves-
tigd wordt, het geen wy over de klaeding der
Bütavieren gezegd hebben , dat zy namelyk
zoo naakt niet gingen , als men zich verheelt.
\' Vr. Gewis, dan zou het geene ftraf voor de
vïOuW verftrekt hebben, haar de kleederen voor
ëën gedeelte af te neemen, en half naakt door
de wyken te jaagen. Maar ik heb \'nóg eene be-
denking op dit onderwerp; wat ftraf wierd de
Jongelingen of Mannen aangedaan, welke zich
aan overfpel hadden fchuldig. gemaakt?
E. ;Men is^ doorgaains gewoon om redenen,
die gy weEbevroeden kunt, deeze \'zaak hooger
ep\' te-neemen in de vrouwen^ dan in de man-
uien ; niettemin verdient hy geftraft, dié aan-
leiding gegeeven heeft, dat eene maagd of ge-
trouwde vrouw haar grootfte cieraad, de eerbaar-
heid en kdishéid heeft laaten fcheudeh, vooral
©m dat hy .met de laatfte de:ftérkfte banden
verfcheurt, door welke zy- aan een ander ver-
bonden was. Volgens de beste burgerlyke wet-
ten moest zoo wel de Overfpeeler als de Over-
fpeeleresfe met den dood geftraft worden, maar
wat de gevolgen voor den eerften by de Bator-
viS\'
-ocr page 334-V A N li E T overspel, 355
mmn waren , vinde ik niet aangetekend. Hy,
die eene vrouw voor al haar leeven ongelukkig
gemaakt had, kon niet dan met den nek aange-
zien worden by een volk, by het welke om
om de ondeugden niet gelagchen en het be-
derven zoo min , als bedorven te worden als
een, heerfchend gebruik der eeuwe aangemerkt
en verfchoond wierd ; zoo hy al niet daarenhO\'
ven aan de yverzugtige wraak van den beledig-
den man wierd overgelaaten. ^
, Vr. Hadden de Batavieren geene wetten over
de Erfflellingen , waar over by ons zoo veele
verfchillen voorvallen?
E. Geene wetten , maar alleen gebruiken,
waarna elk zich volgens de natuurlyke regelen
van billykheid fchikte in de erfopvolging van het
weinige , dat de Batavier gemeenlyk als zyn eigen-
dom naliet. Tacitüs , nadat hy reden gegeeven
had , waarom de zusters kinderen in hetzelfde aan-
zien zyn by den Oom als zy by den Vader ftou-
denomdat zonrmigen deezen band van bloedver-
wantfchap heiliger en naauwer agten, en daarom
dezelven liever tot gyzelaars hebben^ gaat dus
voort.
-ocr page 335-\\I2 de erfstellingen
voort. ,, De kinderen zyn egter de erfgenaanien
en opvolgers van elk en een ieder." Op dat men
niet meenen mogte, dat de zusters kinderen
ook de eige zoons en dogters wierden voor-
getrokken.
Fr. Ik meen geleezen te hebben, dat dit irt
de ryksopvolging by zommige Indiaanfche Vol-
ken plaats vindt.
E. Dat is regt, frederik. Wy hebben iets
dergelyks ook gezien in de opvolging van ar-
MiNiüS , fchoon \'er eene byzondere reden van
opgegeeven wierd. •
Vr. Ik kan toch geen reden vinden, waarom
de zusters kinderen neffens of boven eigen lan-
deren gefteld wierden.
^ E. Dan alleen , dat eigen kinderen uit eene
vreemde moeder, en de zusters kinderen onfeil-
baar en oinniddelyk uit het bloed zelfs voort-
fpruiten: maar dit onderfcheid vervalt, wanneer
men man en vrouw, in een wettigen echt ver-
bonden, als een vleesch en bloed aanmerkt.
Voorts zou het uit tacitus fchynen, dat de
kinderen in gelyke aanmerking kwamen. Die
keurige Schryver bedient zich van een woord
dat beide op Zoonen en Dogteren tpepasfelyk
is. C*) Anders gebeurde het wel, dat men de
Zoonen alleen liet erven , om dat de Dogters
door de bruidfchat bezorgd wierden , en dat
onder de Zoonen de eerstgeboorene bevoorrcgt
wierd.
C) Liheru
-ocr page 336-1> e k. b a tav i e r ic ft, SI5
wi^rd. ,Van de Tenctren, de bondgenooten der
XJfipeeten ,vntT\\iX. tacitus aan , dat de oudfte der
zoonen, alle de Vaderlyke bezittingen; maar hy
het paerd van zyn overleden Vader erfde, weikei
de{dapperfte en gefehikfte wasom eï ?ich
behoorlyk\'van te bedienen.\'" De e\'rffchikking der
Batavieren-met dit der andere Germaanèn
zeker de natnurlykfte.\' - v \'
\' M. Wanneer er nu\'geene\'kinderen waren? ■
E. ,, Evenwel maakte menigeen Testament.
Indien er geene kinderen waren, hadden de Broe-
ders , — de.Oomeu van Vaders of Moeders zyde^
— de Zwaerd-j= en Spille-maageu gelyk menze
-van oxids/.hy -èe\'Buitfchersy.üoetm, elk naar de
betrekking waarin hy tot den Overledenen ftond\',"
het naaste\'recht tot def bezitting.\'\'- Hóe meer Na*
beftaanden, hoe grooter getal vah Bloedverwand-
ten, des té aangenaamer de ouderdom. En , voegt
tacitus er; by-, .3, de kinderloosheid heeft daar
geene de minfte voorregten" of-is er van geene
waarde.\' Dit is alles wat men van hurine erf-
ftelling weet*-- - - ,. ^^ ; -r--"
VRi. Men kan dan hier , uit alle gévalién niet
oplosfen. Weet men ook of de Ouders-in dè
plaats ■ van kinderen traden ,. wanneer \'hunne
zoonen of dogteren zonder afftaminelingen ftier-,
ven, dan ofidüi\'broeders en zusters voorgingen?
r- ,of deezen alles erfden en zoo-deezen ontbra-
ken of de Oomen eerst van Vaders-, dan van Moe-
ders- zyde, dan of ze gelyker hand tóetasteden?
E. Men zou deeze vraagen by Wettigen ge-
V 5 vol-
314; D E F SN Gr:E^-N
volge uit het voorgaande kunnen béantwöor-
den; , inaar zonder-alles naauwkeurig te willen
uitpluizen >, nullen wy: veilig mogen vooronderflel-
len, dat zy zich in allen gevalle naar-de meeste
billykheid zullen gefchikt hebben.:. Dus was het
by voorbeeld behoorlyk, wanneer de kinderen
gehuwd waren; dat. alles aan den overblyven-
den man of aan de weduwe gelaaten wierd,; en
dat er I dus gemeenfchap van bloed en van goed
tusfchen jde Echtgenooten plaats greep.- Zoo
wierd ,de zaak van zelfs beflist, wanneer het hu-
welyk fchoon met geene kinderengezegend was,
dat egter zeldzaam gebeurde, warineer zy reeds
«enigen tyd by elkander geweest warén. En
waren de kinderan nbg ongehuwd , zy ivaren
en bleeven ■ onder ; opzigt van hunne Ou-
derentot dat zy. in den Echt aan de -Wet der
Natuur vqldeedea ; maar zoo lang hadden zy
ook geen byzonder eigendom^ aJles lioordÊ
de ouderen toe," " r.7
Fr. |Er was dan eigenlyk geene erfillelling. Dit
verwondert my, zy hadden daar door veele ver-
wanneer er;geer(e naaste erfgenaamen
waren, kunnen voorkomen.
.,,E.Het zou-nog^te:bezien fl:aan, of er niet meer
proces/en door duistere j verwarde, of met opzet
dubbelzinnig; geftelde o Testamenten zyn in |de
waereld gekomen,,en door woelzugtige^en harre-
warrige menfchen ypprtgezet, dan ef ^pTaats ge-
had, zouden, hi^bben zonder uiterfte .Willen. De
c.riFenis^en .dpi^f^qimkren waren van geen groot
" be-
e a b a t a v i e u e n. 3\'IS
belang:,-"en zy met hun dcèlj toe gering;-beterr
te vrede , dan veelen van onze rykaarts ,; :die;
nooit genoeg hebben. Niemant Jrad belatigj^:
wyl zy geene Nötarisfen-öf Reclitsgeleerden, had-
den, om een dcnoop :iii ;eene?:bieze te zdeke\'n.
Waren vÈt\' verfchiileu of\'gcwallen--Waarin, voor-i
beelden te;kort fchootenj men kon zich by goé*\'
db mannen, by de Rechters vart dè Wyk en het
Ambt vervoegen , welke \'het ■gefchil op dg beste
wyze konden afdoen; —"bf by de Volks-vergade^
ring :\'jmaar zelden zal de! zaaki van-zoo veel b\'e-
langy en zoo\'ftefk gedreeven geweest zyn,,
Ilefverwóndere\'-ü intusfchen niet\'Ii\'REDER]K^ d4it
er\'geen Testament by de Gmnaäneii en Batavieren
gemaakt wierd.\' Volgens"5-HöMAsïUs, gundlinó
en andere "vöoriiaaihe-RecbffegèïÊ^rdeii, zyir\'dë
uiterfte willen ; eene. uitviuding \'van hét-Bingér^
lyk Recht y géheel\' onbekend -aan dié volkëfi\';
ivelke allebl\'Volgens\'de\'Wet-^de^\'natuür en zt-
kere hulsfélyke inftellingen Itïefdeiii \' Z\'y begree-
pen, dät dè mensch, zoo\' laiig \'Iiy leefde de be-
zitter was vaii\'\'zyn wettig verkreegen eigendom;
maar zoo dra hy overleed, dat hy geen wil\'nog
befteiling^had over goederen die hy moest ag-
rerlaaten; dkt\'déeze van zelfs vervïelen^aah zyhè
iiaastbeftaänden, dié door een \'eigengoeddunke-
lyke beftelling, vooral niet in de laatfte oogen-
blikken, wanneer iemand nog leevend nog dood
en zyns vermogens niet meer magtig\' is, van
dat recht eh die verwagting niet mogen ontzet
Worden. - Ik geldof egter dat de Testamenten,*
%i6 k 1 n d e r l o o s h e i d;
wanneer\' ze met billykheid en voorzigtigheid
gemaakt worden, in veele gevallen by ons nood-
zaakelyk zyn.
M. Wat zyn Zwaerd- en Spille - maagen ?
E. De eerften zyn bloed verwandten van Va=
ders, de-.anderen van Moederszyde. Wyl al de
Vrygeboorne Mannen gewapend gingen , en al
de Vrouwen de Spille tot haar voornaamfte hand-
teering bezigden, om wolle en vlas te bereiden,
kunt ge de reden van deeze benaaming zeer ligt
begrypen., machtilde ! maar gy ziet er teffens
uit, dat dezelve toen zoo gepast was , als ze
nu door de verandering van zeden verouderd
cn byna onverftaanbaar gevyorden is. Hoe ge-
ring is nu,nu zelf,da?r,men de betaamelykheid,
om voor het Vaderland de Wapenen te draagen,
zoo duidelyk betoogd heeft:, het getal van Man-
nen , welke daar toe hart en lust hebben , en
nog geringer is het getal van vrouwen, welke
men in- en buiten huis met de Spille in de hand
of aan het Spinnewiel vindt. Maar ,dit in het
voorbygaan. Wy hebben deeze zaak voorheen
reeds behandeld.
Vpv. Mag ik u ook nog eene vraag doen,
myn eelhart; — wat wil tacitus toch daar
mee zeggen, „ de Kinderloosheid heeft daar geen
de minfte voorregten?" My dunkt dit fpreekt van
zelfs. .By alle Natiën wierd immers de vrugt des
huwelyks als een zegen, en Kinderloosheid
daar en tegen als eene ramp , als eene onvol-
maaktheid, ten minften in het huisfelyk geluk
geen voorrecht. 517
van twee Echtgenooten aangemerkt, en vooral
moest het zoo zyn, hy de Batavieren, die, vol-
gens uwe aanmerking zoo weinig noodig, en dus
weinig kommer hadden voor het onderhoud en
het beftaan hunner kinderen.
E. By alle Natiën was deeze denkwyze wel de
oorfpronkelyke; zy is een gevolg van het natuur-
lyk inßinä, waardoor wy eene heerfchende nei»
ging hebben, om ons zelfs te vereeuwigen, ons
beftaan voort te planten en in de vrugten van
onze liefde ons te verkwikken. Daarom is dit
eene eigenfchap, die alle menfchen gemeen is,—
die men in de redelooze dieren zelfs aantreft,
maar die in den mensch zoo veel te fterker be.
hoort té werken, als hy in de gelegenheid is,
om aan een oneindig voortrelfelyker weezen het
beftaan te geeven, en de Maatfchappy, waar
van hy een lid is, daardoor in ftand te hou-
den. En niet tegenftaande dit alles , kan de
mensch in zoo verre ontaarden, zich zoo ver be-
neden de dieren des velds vernederen , dat hy
deeze neiging geheel verdoofd, ja zelfs verfoeije-
lyke middelen by de hand neemt, om de bes-
te oogmerken van den fchepper te verydelen^
en niettemin aan zyne dierlyke lusten alle vol-
doening te bezorgen. Ik heb meer dan eens
aangemerkt, dat tacitus niet alles, maar voor-
al zulke Zeden der Germaanen opgehaald heeft, \'
waarin zy van de Romeinen verfchilden, — of
minder of beter waren dan deezen. Het laat-
fte vondt wel den meesten tyd, fchoon niet
a!»
-ocr page 341-3ï8 r ï n de RL o a s HE I&\'j
altoos plaats,\' en daarom is het onwaar^ dat wy
dit gulden kleinoot van tacitus: alleen als een
fchinipfGhrift tegen zyne Natie zouden moeten
aanmerken: dan had hy liever eene denkbeeldi-
ge befchryvmg van. een Platonisch gemeenebest
moeten opftellen. Neen wy gelooven, dat hy
naar waarheid, immers naar zyn beste weeten
alles beeft befchreeven, wat hy van de Germaa-
nen wist. Dat men zelfs, -daar zy de beftendige
tegenllreevers der Romeinfche grootheid waren
EU onder de Barbaarfche volken by de hoog
gevoelende Romeinen, geteld wierden , geens-
zins vermoeden kan,, dat hy voor hun was
vooringenomen. Het is een getuigenis van een
natuurlyken vyand , maar een doorfchranderen
cn telFens edelnioedigen vyand, welke zich ver-
heft boven de heerfchende begrippen der Na-
tie tot welke hy behoort, en wel yerre van
door haar verbastering aangefloken te zyn, de
grootheid van het verval door eene treffende
vergelyking nu en dan zyne tydgenooten doet
gevoelen, terwyl zy bezig zyn om het welge-
troffen tafereel van deezen uitmuntenden histo-
riefchryver te befchouwen. Weet dan, myn Bes-
te , dat de weelde in zoo verre de overhand by
de .Romeinen genomen had , dat niet alleen jon-
ge lieden, terwyl zy den echt fchuwden, eene
wettelooze gemeenfchap met elkander oeifenden:
niet alleen\' veele ryke mannen ongehuwd blee-
ven, om des te meer en te langer gevierd ^^
geëerd te worden, wanneerze in hun ouderdom
met
-ocr page 342-,g e e n voorrecht. 319
ftiet geene kinderen en wettige erfgenaanien be-
zwaard waren, waarom men zich verpligt vond,
tegen dit kwaad, zoo nadeelig voor de bevolking,
door wetten te voorzien: (*) maar dat ook de
vrouwen zo wel als de mannen elkander fchie-
lyk zat wierden, en verlieten om met ande-
ren te huwen. — Dat de laatften, om dit fpel
te langer te kunnen ïpeelen , om /laare fchoon-
heid te beter te bewaaren, om zich aan
de fmerten en gevaaren der zwangerheid niet
bloot te ftellen, om aan haare verkwistingen en
lusten ruimer bot te vieren, om met geene huis-
zorgen, in een woord, met geene kinderen be-
lemmerd te zyn, — zich zoo veel in haar was
door
(*} Periplectomenes begreep dit reeds zoo by
PLAUTUs, in milite Gloriofo. Quando hahes muitos
Cognatos, quid opus ßt mihi liberis ?
Nunc bene vivo & fortunate atque ut volo atque
animo ut luhet.
Mea bona mea morte cognatis dicam , inter en
parti am,
IlU apud me edunt, me curant, vifunt quid agans
ecquid velim.
Prius quam lucet, adfunt: rogitant ntEtu, ut font\'
mm ccperim.
Eos pro liberis habeo, quin mihi mittunt munera,
Sacrificant ; dant inde partem majorem mihi
quam fihi,
Abducunt ad exta me ad fe, ad prandium ad
<oenam vocant t
KIN D \'E R L OiO S H E I D,
door eene ongeregelde Je vensvvyze , onbekwaaïïï
maakten of de vrugt poogden af te dry ven. „ Zy
is zeldzaam in deezen tyd, zingt daarom ovi-
Diüs, welke moeder begeert te worden."
de
(*) SsNECA zegt daarom tot lof van zyne Moederr
„ nooit hebt gy u over uwe vrugtbaarheid, als of zy
"uwen ouderdom verweet, gefchaamd ^ —— nimmer hebt
gy naar de wys van andere vrouwen, welke al haare
aanbeveeling van haare uiterlyke gedaante ondeenen,
den zwellenden buik als een onbetaamelyken last ver-
borgen , nog de ODtvange hoop van kinderen binnen
uwe ingewanden te leur gefteld." — Ik laat het aan ds
Geneeskundigen over te beflisfen , of de vrugt kan
afgedreeven worden dan niet, maar dat de tlomeinfche
vrouwen zuo wel als de hedendaagfche in het eerfte
begrip ftonden, is zeker. Nadrukkelyk zyn de aan-
merkingen tegen zulke onderneemingen van den Wys-
geer favorinus by gelegenheid dat hy een man van
aanzien overreedde, om zyn jonggebooren kind de nioe-
derlyke melk niet te onthoudeii, by gullius in zyne
Noctes Jttica L. I2. c. i. „ De meeste van die
otinatuuriyke (^p-odigiofa\') vrouwen leggen zich
toe, om die aüerheiligfte bron ter opkweeking van
het menschdom gefchikt, in haar lighaam op te droo-
geii en te vernietigen, fchoon met gevaar dat er nie
het fluiten en bederven van de vogten, tot de melk-
wording dienftig, te wagten is, als of daar door de
tekenen van haare fchoonheid zouden uitgewischt
worden. \' Dit doen zy met dezelfde onverftan.^igheid,
waar door zy poogen , op zekere bedriegelyké middelen
zich verlaatende, om ook zelfs de ontvange vrugt in
haar lighaam te doen mislukken, op dat de veerkra^
van
gao
■\'^geen voorrecht. ß2!
Tot zulke ysfélyke buitenfpoorigheden kan
een Volk door het misbruik van overvloed, —
door de weelde vervallen, het geen in zynen
oorfprong " onder de / braaffte en deugdzaamfte
mogt geteld worden , zoo lang het van dc
rykdommen ontzet en maatig was. —— Een
Volk, by het welke de aanzienlykfte vrouwen
haare kinderen j als haar dierbaarfte kleinodien
en beste vercierfelen plagten aantemerken. Nu
kunt ge begrypen, myne vredegonde, .welke
de ingebeelde voorregten of voordeelen , zoo
menze dus noemen mag, der kinderloosheid by
de wellustige Romeinen en vooral by de Ro-
meininnen waren , en wat tacitus met die
veel betekenende woorden (milla orhitatis
pretia) heeft willen te kennen geeven; maar
het is hier alleen niet, daar hy dit fchroome-
lyk
van het lighaam door de zwaarte van den last eö
de moeijelykheid dèr baaring niet verflappe, eu de
buik met rimpels famentrekke. Daar dit een open-
baar afgryzen en eene algemeene haat waardig is» een
inensch in zyne eerfte uitkieming , terwyl hy gg.
formeerd, terwyl hy bezield wordt, onder de hail-
den van den Werkmeester der Natuur zelfs te gaan
ombrengen j hoe weinig minder is het dien mensch
reeds voltooid , reeds geboren , reeds een kind ge.
Worden , van. het voedfel van zyn eigen bloed ^
waar aan het gewoon, waar mede het beklee<?^
was, te berooven ! "
II. deel. X
-ocr page 345-3aa gevolgen
lyk misbruik tegengaat,— Wanneer by de huW-
lyksplegtigheden der Germaanen uitleide; —"
wanneer hy fchreef, dat de huwelyken by die
Natiën het allerbest ingerigt waren, by welke
alleen de maagden huwen, en de hoop eh
wensch om vrouw te zyn met eens afloopt
daar zy dus maar één man zoo wel als maar
één lighaam , één leeven ontvangen , en de
gedagten en begeerten zich niet verder uit-
ftrekken , dan tot dien eenen , op dat haare
liefde zich niet alleen tot den man als man,
maar tot het huwelyk bepaale , dat zy met
hem heeft aangegaan: - wanneer hy \'er
eitidelyk byvoegde : „ het wordt voor een
fchelmftuk gerekend, niet meer dan een be-
paald getal van kinderen te willen hebben, of
iemand der zynen om te brengen , en de
goede zeden gelden daar (by de Germaanen)
meer dan elders , (te Rome) de goede wet-
ten ; -— had hy het oog op deeze zelfde
misbruiken.
Vr, Ik bedank u voor uwe uitvoerige op-
losfing, myn eelhart; ik dagt niet, dat \'cr
zoo veel agter fchool. Het fpyt my, dat ik u
aanleiding gaf, om met verontwaardiging iets
te melden , dat de menfchelijkheid onteert,
maar laat het ons tot waarfchouwing ftrckken,
op dat wy niet meer en meer van onze waar-
dige voorouders ontaarden en aan de losban-
dige Romeinen ons eindelyk gelyk flellen ,
der zedeloosheid. 323
waar toe veelen , helaas ! reeds verre gevor-
derd zyn. Ik kan niet ontveinzen , dat dit
beroemde volk, het welk ik altoos zoo veel
agting heb toegedraagen, meer en meer by my
begint te daalen , naar maate de Batavieren
in agting ryzen.
E. Dat is my lief, vredegonde ! ik ver-
trouw dat onze machtilde en frederik \'er
op dezelfde wyze over denken, dan zal ik
myne moeite dubbel beloond rekenen.
M. Fr. O ja. Vader!
Vr. Ik wenschte zelfs, .dat myn eelhart
zich de moeite getroostte om een Contrast
van deeze beide volken ; ten minften eene
vergelyking tusfchen de oude en hedendaag-
fche Batavieren te maaken ; gelyk tacitus
dikwerf tusfchen de Germaanen en Romeinen
van zynen tyd gemaakt heeft.
E. Deeze vergelyking zou gewis voor de
Christen nakomelingen van deeze voorouderen,
die Heidenen waren , niet gunftig afloopen :
maar kon het eenig nut doen, ik zou \'er
my gaarn toe verledigen ; Iaat ik nu deeze
zamenfpraak befluiten , welke veel langer uit-
geloopen is , dan gy en ik zelf vervvagt-
ten. Maar wy hebben gelegenheid gehad, om
de burgerlyke ^Maatfchappyen der Germaanen,
en wel vooral der Batavieren in haar geheel
te befchouwen, en by hen eene inrigting cn
regeeringswyze gevonden , welke het meest
X 2 over-
SH schoone
overeenkomftig met de oorfpronkelyke rechten
van den mensch aan de eene zyde elk Vryge-
booren liet behouden het geen hem toekwam, en
aan de andere zyde eene al te verregaande gelyk-
heid verbande. — Waarby het onderfcheid tus-
fchen mensch en mensch, overeenkomftig met
de inrigting van den Schepper, wièrd in het
oog gehouden ; maar teffens zorg gedraagen,
dat niemand overheerscht, en buiten den oor-
log of buiten zyn eige moedwilligheid van zy-
ne vryheid beroofd wierdt. Daar. de Opper-
magt en de Majefteit van den Staat aan alle
de Leden, die tot denzelven behoorden, ge-
meen was , en nogthans eene noodige onder-
gefchiktheid plaats vond. Waarby de eensge-
zindheid en fpoed in de uitvoering in vredes
tyden door een Opperhoofd, die met den naam
en rang van Koning bekleed was ; -- ten
minften in den oorlog door een Hertog en Op-
perbevelhebber bevorderd wierden, maar niet
minder zorg gedraagen was, dat niemant zyne
magt en invloed kon misbruiken of eenige
aanflagen tegen de vryheid en onafhankelykheid
kon maaken. Waarby Vorsten en Edelen
aan de eene, en de Vrygeboornen aan de an-
dere zyde elkander opwoegen, wyl de eerften
zich door hun bellier en dapperen voorgang
noodzaakelyk maakten; maar zonder de laat-
ften tot geen rang of eere-post konden be-
vorderd of daarin gehandhaafd worden. —^—
Waar-
-ocr page 348-staatsgesteldheid. 395
Waarin de Volksvergaderingen en de algemee-
ne Wapening, de onwrikbaare en de beste zui.
len van vryheid en onaf hankeïykheid, gevonden
wierden. —— Waar men weinig wetten en
weinig overtredingen kende, maar zich fchik-
te naar wettige gebruiken en algemeene regelen
van recht en billykheid. - Ik heb u dan
niet te veel gezegd, dat de vryheid hier haaren
throon en zetel had opgerigt. Hoe zeer is
het te beklaagen , hoe , jammer is het voor
het menschdom , dat zulk eene voortrefFelyke
Regeeringsvorm niet langer beftaan heefc, ——
niet nog beftaat ; maar dat de verdeeldheid
en het onderlinge wantrouwen der Ger-
maanfche volken, in verfcheide kleine flam-
men en takken verdeeld , de onderneemingen
van magtige geweldenaars al te vroeg begim-
ftigd hebben , om hen een voor een onder
hunne opperheerfchappy te doen bukken, waar
door ^e Vryheid eens verkragt, meermaalen
verloren , zich nimmer weer algemeen en in
haar eerften bloei heeft kunnen herftellen, zoo
als ze voorheen in Opper- en Neder-Germa-
nien wierd aangetroffen.
Vr. Als ze dan maar in ons Land mögt
plaats hebben!
E. Wy genieten zeker dezelve in ruimer
maate, dan in eenig gedeelte van Duitschland,
waar men reeds zoo zeer aan het jok van
willekeurige overheerfching ïgewoon is , dat
X 3 men
326 . verval en _
men het niet langer voelt . dat men deneer
van eene lydelyke gehoorzaamheid tot in .den
hoogften trap uitftrekt: — dat men de Jeugd,
die tot bebouwing van den .Vadcrlandfchcn
akker en verdediging van eigen Vaderland moest
llrekken, als flaaven onverhinderd laat verkoo-
pen en naar vergelege landen verzenden, oni
daar de oogmerken van onderdrukking en ge-
weldenaary te helpen bevorderen : —-----dat
men zelfs de minfre poogingen wraakt en be-
fpot , welke tot handhaaving vau de Vryheid,
tot herftelling van de rechten des volks elders
worden aangewend , en dus reeds in zoo ver-
re van het ouAs. ßfiema zyner braave Voor-
vaderen is afgeweeken, dat inen waant, dat al
het geluk en het belang der ingezetenen aan de
grootheid en niagt van • één Vorst, ; van eeu
eenigen fterveling moet dienstbaar zyn. . , ,,.
Wy zyn tot die laagte niet verzonken , wy
hebben veele vryheden en voorregten; in zom-
mige .Gewesten van ons Nederland is egter,
wanneer men het wel befchouwt , niet meer
dan een gering overblyffel van een vry Ge-
meenebest, daar de invloed des Volks op de
Regeering van her Land, geheel opgeheeven ,
en al het gezag aan eenige Ariflocraten, on-
der een Opperhoofd, overgegaan is.
Vr. Men is imaiers wakker in de weer
om dit alles te veranderen en te herftel-
len ; dan moest ,men maai- tot de oor-
fpron-
-ocr page 350-herstelling. 327
fproiiliclyke. Regeeringsvorm van ons Land te
rug keeren, die toch zoo voortreflijk was.
E. Dit is gemakkelyker te zeggen , dan
ten uitvoer te brengen. Wy moesten dan ook
Batavieren worden, zouden wy als Batavieren
regeeren en geregeerd worden- Maar dit is
onmogelyk. Het geen toen voegzaam gefchie-
den kon, zou nu by de aanmerkelyke veran-
dering van omftandigheden, zeden en leevens-
wyze :ondoenlyk zyn. Indien wy alleen hun-
ne grondbeginfelen, hunne ziig^ en zorg voor
de vryheid mogten overneemen; ï— de heer-
fchende misbruiken , tegen de confiitutie ftry-
dende affchaffen , en de voorregten herftellen,
die de burgeren zelfs onder de Hertogen en
Graaven genooten hebben , en dus nu onder
eene vrye Staatsregeering, fchoon met een Stad.
houderlyk bewind gepaart, vooral behoorden
te genieten —— die nimmer mogten vervreemd
zyn ! Maar dan zullen . eige grootheid en
eigen belang moeten wyken voor de welvaard
van het Vaderland : Dan zal de invloed van
vleijers, die het oor en hart der Grooten beder-
ven, om door derzelver vermogen des te meer
de voordeeligfte en aanzienlykfte posten voor
zich en hunne kinderen te verzekeren, moeten
ophouden: -- dan zullen de bedoelingen van
allen, die zich tegen deeze inbreuken aankan-
ten , welmeenende moeten zijri: —— dan zal
het volk met eenpaarigheid en bedaardheid
X 4 moe-
328 herstellino.
moeten handelen, zonder de gelykheid l;e verre
te trekken en zyne Regenten van alle gezag en
luister te berooven. Dan zal het zich ook
op de beoelFening der oude zeden, zoo wel
als op de herftelling der voorregten zyner
Voorvaderen moeten toeleggen, en gelooven dac
elk van zich zelven behoort te beginnen.
Dan zal met een woord eene waare zuive-
re belangelooze Vaderlandsliefde aller harten,
van den grootllen af tot den geringften toe
-—- maar de eerften vooral moeten bezielen.
Maar wie zal dit bekeven ? Laaten wy hier
van afftappen en Hem, die alle harten in zy-
ne hand heeft, vunriglyk bidden, dat hy de-?
zelve daar toe neige.
yVF\'
-ocr page 352-korte inhoud. 3^9
\'De Krygsoeffeningen maakten de voornaamfle
hezigheid der Batavieren uit. —■— De Wape»
■ nen, die zy gehruikten, zoo om den vyand aan
te vallen, ah om tich te bedekken; veelerleye
foorten van Spiesfen en Speeren-, Zwaarden en
de zoogenaamde Donderbeitels; hunne Har-
nas fen. Helmen en Schilden. Elk Vrygeboo-
ren was een foldaat. Het Voetvolk. Hunne
Ruitery. Of zy ook Strydwagens gebruik\'
ten. De verdeeling der henden, elk onder
zyné Veldtekenen en volgens de Wyken,
\\ : De Opper- en Onder - hevelhebbers, der-
zelver verkiezing en inhuldiging. De
Veldtogt en Legerplaatfen. Voorbereid-
felen tot een geregelden Veldflag. De i
Slagordening. De Aanval onder het
zingen van KrygsUederen en het ge-
klank der Bazuinen. De gevolgen
van den Veldflag. — Strooperyen. ir;\'
De dapperheid der Batavieren moest
het gebrek van krygskunde ver-
goeden. Zy hielden zich weinig
met het verdedigen en belegeren
van Vastigheden op, Befluit,
Eelhart. Zoo zyt gy dan voldaa^n myn
diederik over onzen prederik.
X 5 Die-
-ocr page 353-330 aanmerkingen
Diederik. Hy lïéeft; my ten üiterfleji ver-
pligt door eene uitvoerige mededeeling volgens
zyne aantekeningen van liet geen gy geduurende
ons afweezen verhandeld hebt. Ik wenschte
niet te min van harten alies uit uwen mofid
te hebben mogen drooren, vooral, het. geen de
llaatsgefteldheid en regeeringswyze. der Bata*
vieren betreft, welke my alleropmerkelykst is
voorgekomen. .Nooit had ik zirlk, een goede
orde en noodwendige ondepgefGhiktbeid by dit
vrye volk verwagt, maar veel eer verwarring
en ongeregeldheid. Ik heb \'ongemeen veel
hoogagting gekreegen voor eene Natie,, welke
men fteeds onder de Wilden heeft durven re-
kenen, -maar voorzeker te-.-onregt. \'Dit heeft
my des te \'meer. nieuwsgierig gemaakt naar
hunne Krygsoefièningen.
E. Wy vonden by.hun het fterkfte bewys,
dat eene goede orde en ondergefchiktheid met
eene volksvryheid: volkomen beftaanbaar is, en
zulken,., die de vryheid en gelykheid\' verder
willen trekken dan met de rust eu het ge-
luk der maatfchappy beftaanbaar is , kunnen
door zulk een voorbeeld overtuigd worden.
D. DiL is zool alles oveiTeedt den oprner-
keriden ,. de ondergefchiktheid van den
eenou mensch onder. den anderen volmaakt
beantwoord aan de oogmerken der wyze Voor-
zienigheid, die den mensch aan dc eene zy-
de eene onwederftaanbaare neiging tot gezel-
\' , lig-
over het voorgaande. 33i
Hgheid, . tot de zameBleeving , zoo nood-
zaaklyk tot vohnaaking van het menschdom
heeft ingeboezemd 5 maar aan de andere zyds
zulk een magtige, verfcheidendheid , zoo veele
nuances in de ziels- cn lighaaras vermogens
in de uiterlyke omftandigheden van mensch
en mensch heeft gelegd, dat daaruit van zilf
de uitmuntendheid en het gezag van den ee-
nen boven den anderen , zoo noodig. tot. in
fiandhouding der maatfchappy, voortvloeit. Al-
leen fchynt my de Slaverny met .de oogmer-
ken der Voorzienigheid niet in te ftemmen ,
en daarom heeft het my zeer verwondert,
dat ik dezelve in het ftaatkundig fyfiema van
zulke vrye \'volkeren als gedoogd en geoelFend
heb aangetroffen. \' . ,
E. Niet geheel buiten reden myn vriend.\'
Het ftrydt volkomen met onze hedendaagfche
denkwyke , \'maar gy zoudt de Batavieren
kort doen , wanneer gy dezelven ook -jn dit
geval naar dezelve beöordeelde. Laat ik nog
eens hun voorfpraak zyn, —fJy hebt te
regt uit het groot verfchil tusfchen mensch eu
xnensch de fchikkingen der Voorzienigheid jtot
gebieden en gehoorzaamen afgeleid. Ik ben
hier zoo fterk van overreed myn diederik,
dat ik het niet ongerymd zou oordeelen der-
gelyke trappen van opklimming, als in \'t ge.
fchapene in \'t algemeen plaats vinden, onder
de menfchen in het byzonder te vooronderftel-
len,
-ocr page 355-332 aanmerkingen
len, waar door dezelve van den laaglten
rang , die zommigen byna tot de clasfe der
Ourang-Outangs doet nederdaalen, zich ver-
heffen tot dien der Engelen , indien \'er al
geen tusfchenfoort van fchepfelen tusfchen den
mensch en deeze zuivere Geesten gevonden
wordt. Wat volgt hier anders uit, dan dat
het eene gedeelte van het menschdom gefchikt
fchynt om het andere te dienen, waarom men
ook in de alleroudfte gefchiedenisfen van het
zelve het onderfcheid tusfchen dienstbaaren en
,vryen aantreft? Geen wonder dan, dat hetzelve
ook by de Germaanen en Batavieren plaats
vond: - dat deezen zich ook van Lyfeige-
nen bedienden , welke in hun dienst waren
geboren , ten dien einde gekogt of volgens
het recht des oorlogs , de vryheid en zelfs
het leeven verbeurd hadden. *—— Veel beter
was het, dat zy hun dit lieten behouden en
in ftaat ftelden , om voor hen en voor zich-
zelven nuttig te zyn. Het fcheelt toch veel
hoe de Slaverny is ingerigt. Wanneer men
een Slaaf boven vermogen vergt —— zyn nood-
druft onthoudt, van alle rechten berooft, om
\'t minfte misdryf, en zelfs zonder rede oH\'
menfcbelyk mishandelt, dan is de Slaverny
eene verfoeijelyke wreedheid , een fchandvlek
voor het menschdom , die nooit kan verde-
digd worden ; maar die mag by ontaarde
Christenen in de volkplantingen dikwerf,
de
-ocr page 356-OVER HET VOORGAANDE. 333
de Turken zomtyds plaats vinden; men mag
veilig vooronderftellen , dat deeze barbaarscliheid
by de Batavieren, volgens tacitus , zeer zelden
gepleegd wierd. Wierden de Lyfeigenen ,
want als zulken moet men ze eigenlyk aanmer-
ken , in een enkel geval door hunne meesters
van \'t leeven beroofd, het was in drift, en zy
ftonden daarïn gelyk met elk Viygebooren ,
wien in een gefchil hetzelfde lot had kunnen
treffen, alleen met dit onderfcheid, dat de
dood van den laatften gewroken wierd, maar
van den eerften niet, wyl hy het eigen-
dom van zynen meester uitmaakte, die in
zyn verlies zich zelven ftrafte. ■ Men
treft immers de flaaverny in de best in-
gerigte maatfchappy, in de Theocratie der
Jooden aan, en nergens vindt gy in de fchrif-
ten des Nieuwen Testaments , zoo veel ik
weet, dat de Slaaven verboden is aan hunne
Heeren en Vrouwen, al waren het fchoon
Heidenen, dienst en trouwe te betoonen; of aan
de Christen Heeren opgelegd wordt om hunne
Lyfeigenen te ontflaan. Paulus verzoekt in
dien fchoonen brief zynen vriend en mede-
leeraar philebion op de verpligtendfte wyze
alleen, dat hy zynen weggeloopen flaaf, in-
tusfchen door hem bekeerd, weder in genade
gelieve aanteneemen. Naderhand heeft men
evenwel in de Christen waereld geoordeeld,
dat het met den inhoud van \'t Euangelium,
het
-ocr page 357-334 ï^E wapenen
het welk de Menschheid zoo veel eer aandoet,
onbeftaanhaar is, dat de eene Christen den an-
der als Slaaf zou dienen.
D. Ik beu voldaan , myn vriend en vraag
verfchooning voor deeze myne, misfchien on-
tydige, bedenking, welke voortvloeide uit het
akelig denkbeeld, dat wy aan de Slaverny g^\'
woonlyk hegten: —— uit het lot, dat onze
geloofsgenooten aan de Africaanfche kust, eo
veel meer uit het geen de Zwarten in Oost-
en West-Indien te ondergaan hebben. Maar
wanneer zal myn eelhaPvT nu zyne beloften
volbrengen ?
E. Als gy maar wilt, myn diederik.
D. Wanneer ik U dan eens op het woord
vatte en verzogt, om maar terftond te begin-
nen , want ik heb \'er om de waai-heid te
zeggen myne te rugkomst naar buiten om ver-
haast ? Maar ik durf zoo flerk niet dringen.
Ons gezelfchap is ook niet vokaUig.
E. Terwyl myne vp^edegonde met mach-
tilde druk bezig is, om uwe roozemond
alles te helpen in orde brengen , zouden wy
gevoegelyk dit fluk kunnen afhandelen. Het
onderwerp is toch zoo interesfeerende niet
voor vrouwen als wel voor mannen.
D. Gy zult my ten uiterflen verpligten.
Frederik en ik zullen het voornaamfle aan
de afweezenden mededeelen. Waar zullen wy
mede beginnen?
E. Met
-ocr page 358-00x7
E, Met hunne Wapenen. Maar ik moet u
van te vooren waarfchüwen, myn diederik,
dat gy u geen te groot denkbeeld van het j\'
een nog van het ander maaken moet. Niette-
genftaande de Batavieren door een oorlogzugti- (ji
gen geest bezield waren en de Wapenoeffening ^
hun voornaamfte Handwerk uitmaakte, konden [1
zy het daar niet zeer ver in brengen , zoo
lang zy met geene andere Natiën dan met de
Germaanen en de Galliërs te ftryden hadden.
•- Gy weet, dat \'er niet veel noodig is eeu
werktuig uit te denken, dat gefchikt is, om
een ander te befchadigen. Een enkéle fcherp
gemaakte ftok, aan het vuur gehard, Sudes\', —
eene Knods, gelyk hercules droeg, Cateja
geheeten , waren bier reeds gefchikt toe:
deeze Knódzen waren van taai en hard hout
gemaakt en wierden niet alleen gebruikt, om
zwaare flagen van naby toe te brengen, maar
ook om \'er meê te werpen , waarin zommi-
gen van onze landluy nog niet onbedreeven
zyn. Wegens fchaarsheid van yzer moesten zy
zich volgens tacitus dus veeltyds behelpen, ,5,;
fchoon zy het egter niet geheel ontbeerden. Ge- |
meenlyk bedienden zy zich van een foort van |
Spiesfen, welke met een fmal en fcherp idrie- ,-!
en vierkant yzer van vooren voorzien waren,
welke zy Pfriemen of Priemen noemden; van > |
deeze had elke kr^-gsknegt doorgaans twee, |
Waar mede zy ook van naby en vau verre 1\'
L.
-ocr page 359-53Ö de wapenen
vogten, het zy dat zy daar toe een genoeg-
zaame lengte hadden, of met een wlsfe hand
op den vyand wierden uitgeworpen. Tot dit
laatfte gebruik hadden zy ook een foort van
Werpfpiesfen, die veel korter van fteel waren,
en tot het eerfte Lansfen en Speeren, welke
wapentuigen onder deeze aloude benaamingen,
(lancea en fparus\') die de Romeinen van de
Germaanen ontleend hadden, nog in de laat*
fte tyden, zelfs na de uitvinding van het bus-
kruid , bekend en in *t gebruik waren. Zy
bedienden zich ook van een geweer, dat met
een gevlamd of fcherp toeloopend yzer ter
breedte van vyf vingeren of twee palmen, en
ter lengte van meer dan een elleboog voor-
zien was, volgens de befchryving van diodo-
Rus , het geen met onze Spontons en helle-
baarden veel overeenkomst moet gehad heb»
ben. Voorts worden *er nog andere foorten
van wapenen door Griekfche en Latynfche
fchryvers opgenoemd, welke met de reeds ge-
noemde volkomen overeenftemmen of in hun
gedaante zeer onzeker zyn (*), Zy bedien-
den
Dus leezen wy van de Mat ara of Mater,
een foort van een Perpfche werpfpies, volgens stra-
bo, welke ter plaatze, daar zy vastgehouden wierd,
met leder bekleed was , om des te meer kragt te
doen, hoewel men foortgelijke handvatfels, amen-
ta, aan de meeste werpgeweeren vond. Hier van
A
dér batavieren. 33^
den zich ook van een foort van enkele of
dubbele heirbylen, niet alleen om mede te
kappen , maar ook om onder den vyand te
werpen.
D. Gebruikten zy geene zwaarden?
E. Ja. Edog, wyl ze moeijelyk te krygen
waren, vond men die zelden by den gemee-
nen krygsknegt. Volgens polybius was \'er on-
der-
bedienden zich vooral de Galliërs. Saunlum was
een korte Ipies , waarvan diodorus drie foorten
optelt. Wij vinden ook gewag gemaakt van de
Bebra of Brehra en Gafus by vegetius, polybiüs
cn plutjirchüs. De Avgon van procopius en
agatmas was een fpies , meest vaii yzer, met
weerhaaken , welke in de fchilden geftoken niet
ligt kon uitgetrokken of afgekapt worden, en daar
door veel belemmering veroorzaakte. De naam
fchynt van het Duitfche woord angel ontleend. -
Eindelijk vindt men de Grosphus by polybiUS en
het Ferriculum of Verutum by vegetius. Deeze
maakten alle een foort van korter en langer pieken
en fpiesfen uit, welke door cluverius uitvoerig be-
handeld zyn. Het geen vegetius van het Veru-
aantekent, past zeer wel op de Framea van
tacitus: het had een driekant yzer van vyf dui-
men , gehegt aan een fteel van drie en een hal-
ve voet. De Grosphus had eene lengte van vyf
en een half voet, behalven het yzerdat ook
driekant en negen duim lang was.
,11. DEEL. Y
-ocr page 361-33S Ö E ZWAARDEN
derfcheid tusfchen de zwaarden der oude Cél\'
ten die in Spanjen^ en die in Galiien woon-
den j de eerfte waren teifens gefchikt, om me-
de • te ftooten en te houwen; de andere, wyl
ze geen punt hadden, dienden alleen tot het
laaifte einde. Zy waren of kort df zeer lang,
zomraige aan beide zyden fcherp. VegetiuS
noemt de zwaarden\' der Gallen en Germaanen
Spath(B en Zemifpathce: buiten twyffel zyn dit
woorden van een Duitfchen oorfprong, waar-
van wy nog Spade en Spatel overig heb-
ben. De heele Spathen zullen misfchien
veel overeenkomst gehad hebben met de oude
overgroote zwaarden, welke nog hier en daar
tc vinden zyn , en niet dan met beide han-
den kunnen gebruikt worden. Van- zulke
groote Pallasfen bedienden zich de Cirn\'
iren reeds. Intusfchen waren dezelve vau
flegt maakfel, W7I men de kunst niet ver-
ftont om het ftaal te harden. Polybius te-
kent aan, dat de zwaarden der Galliërs, zoo
dra \'er een houw mee gefchied was, terftond
omlagen en krom boogen in de lengte en in
de breedte , Ê;oo dat de krygsknegt \'er geen
tweede flag mee doen kon , ten zy hy zC
eerst op den grond met zyn voet te regt ge-
bragt had. Die Citx\' Germaanen Zullen vooral
nier beter geweest zyn , want het is waar-
fchynlyk , dat zy dezelve meest van buiten tot
i;efchenk gekreegen, of van de Galliërs veroverd
halv
-ocr page 362-DER B a T a V .1 E r E n. 33p
liebben. Deezen droegen volgens diodorus
den Sicilier hunne lange zwaarden aan kete-
nen van yzer of koper ter regter zyde; an-
deren aan een band over den regter fchouder,
ten minften veel hooger, dan wy het zyd-
geweer gewoon zyn te draagen , wanneer
het aan de linker zyde afhing. Op de Co-
lom van antoninus worden de Germaanen
met korte regte Zwaarden verbeeld, maar ook
hier en daar met kromme, welke de gedaan-
te, van onze Sabels hebben. Jatnmer is het,
dat wy geen meer egte afbeeldingen van hun-
ne wapentuigen hebben , of, dat nog beter
was, oorfpronkelyke overblyffels. Behalven met
hunne zwaarden verweeren zich de Germaanen
©p het even gemeld gcdeukfluk met korre
Pieken of Pfriemen , waar van buiten twyffel
de yztrs waren , die, volgens den laatften
oudheidkundigen brief vaa Mr. van lier, in
een oude begraafplaats in het Landfcbap Dren-
the gevonden zyn. De grootlle. yzeren fpits
had de lengte van 6 duimen, het welk na-
genoeg overeenkomt met de opgave van ve-
oETius de re militari, en aan het dikfl:e
eind was eene holte, ten blyke , dat \'er een
houten fteel in geiloken had. Ik boude ze
om. gegeeve rede liever voot overblyffels van
zulke Germaanfche, dan van Romeinfche wa-
penen , fchoon ik niet wil tegenfpreeken, dat
zy-van laater tyd zyn; want de oorfpronke-
Y a lyke
de ZOOGE-NAAMDE
lyke oorlogsgereedfcbappen, die ook in menig-
te hier en daar in Germanien , en byzonder
In het landfchap Drenthe gevonden zyn , za-
gen \'er doorgaans nog geheel anders uil.
Fr. Hoe waren deeze dan gefchapen ?
E. Tacitus verhaalt ons, dat z<j gewoon
waren by de lyken, of met de as van elk
doorlugtig man, ook zyne wapenen te be-
graaven. Nu vindt men in de ongeroerde
grafheuvels en onder de zoogenaamde Hunne-
bedden eene menigte vdn fteenen, van een
byzonder maakfel, welke men in voorige tyden
in \'t gemeen voor Donder - hamers of- Beitels
en Blixemfteenen (Ceraunice en Belemnites )
heeft aangezien, maar welke inderdaad van
Key-, Vuur- of een ruw foort van Agaat-ftee-
nen , door menfchen handen tot een zeker
einde gevormd zyn.
D. Waarom wierden zy met zulke vreem-
de naamen benoemd?
E. Om dat de onkunde en bygeloovigheid
altoos gaern wonderen en geheimcnisfen zoekt,
daarze niet \'te vinden zyn. Zommigen willen
ze dus genoemd hebben , om dat de Ger-
maanen zouden gewoon geweest zyn met de-
zelve , in navolging van hunnen opperften
God, den Donderaer, op planken te flaan,
wanneer het onweerde. Maar de meesten dag-
ten , dat het fteenen waren, welke in de
Uicht gevormd en uit de opeengepakte wol-
ken
DONDERSTEENïïN.
ken onder het donderen en bhkzemen uhge-
fchoten wierden. Het fterkfte bewys, dat men
hier voor bybragt, was, dat ze fomtyds in
ftammen van boomen, niet alleen hier, maar
ook in America gevonden wierden.
D. Hoe zien \'er die fteenen toch uit?
E, De gedaante is verfchillende. Daar zyn
\'er die byna rond zyn , welke men in dien
zin donderklooten kan noemen, maar deeze
zyn niet anders , dan verfteende (^Echini\') of
Zee - egels , welke hier in geene aanmerking
komen ; andere hebben meest de gedaan-
te van een wig, en deeze zyn zonder —
of van een langwerpig hart, en deeze zyn
met ronde , volmaakt ronde , net geboorde
gaten. Aan de boven of ftompe zyde wa.
ren zy doorgaans meer of min glad bear-
beid , maar alle van onderen fcherp toeloo-
pende. Ik vond \'er verfcheide in Drenthe ,
welke in meest alle bekende gedaanten afge.
beeld zyn in de oudheidkundige brieven van
Mr, J. VAN LIER. Het eerfte foort was het
kleinfte, drie en vier, zeldzaam vyf duimen
kng, ruim een duim aan het dikfte eind,
en twee of drie duimen breed. Het andere
foort was van de dikte van vyf tot negen
vierendeel van een duim, en had de leng-
te van drie en een half tot zes duimen,
Amfterdamfche maat. De oorfprong en het
gebruik van deeze fteenen is gemakkelyk na
Y 3 te
3^1
34a de steenen wapenen
te gaan. Enkei in het vuur geharde fpies-
fen en hou len knodfen waren voor allen
niet voldoende ; het y7,er kwam niet zoo
ruim om, dat alle man \'er van kon voor-
zien worden; het M^ren maar de voorfte ge-
lederen , welke volgens de aanmerking van
GRRMANicus by onzen gefchiedfchryver in het
tweede zyner Jaarboeken , met de Speeren en
Spiesfen gewapend waren, en tacitus mérkt
zeifs aan, dat het gebrek aan yzer uit hun-
ne werpfpiesfen was op te maaken, - dat
de minften zwaarden of grootere lansfen ge-
bruikten ; zy namen daarom hunne toevlugt tot
allerleye ftoffen , welke wonden veroorzaaken
en fchade toebrengen konden; - lot visch-
beenen of graaten voor hunne ligtere wapen-
tuigen, — tot beenen en fchonken van vier-
voetige dieren ; - tot osfenhoornen, welke ik
daar ook zag, aan het dikfte eind doorboord en
iian het dunfte fcherp gemaakt, en eindelyk be-
dienden zy zich van zeer harde ffcenen, vooral
van vuurfteenen, welke by allerleye volken, om
de plaats.van metaalen te vervullen, tot wa-
pentuigen en gereedfchappen gebruikt wierden
en hier ook in menigte in den grond gevon-
den worden: zy gebruikten dezelve — tot wig-
gen , beitels en bykn, waar door ze zom-
wylen, aau den fteel afgebroken, in de ftani-
men Van\' hoornen worden aangetroffen, zon-
der door den bhkfem daarin gefchooten ^^
zyn,
-ocr page 366-zyn, want het is onmogelyk, dat zulke ftee-
nen in de lucht zouden gevormd zyn , gelyk
gy ligt begrypen kunt, of tot wapentui-
gen in den oorlog. Hier van daan, dat de-
zelve in de graven van Krygshelden worden
aangetroffen , waar men geen andere over-
blyfielen vindt, welke tot dat einde hebben
kunnen dienen.
D. Ik kan nog niet begrypen, op welk een
wyze zy daarvan eigenlyk in den oorlog ge-
bruik gemaakt hebben.
E. Dit is ook inderdaad twyffelagtig, te
meer , om dat het hout, waarin of waaraan
deeze fteenen gehegt waren , door langheid
van tyd in den grond vergaan is. Wat het
kleinfte foort betreft , het is geen onwaar-
fcbynlyke gisfing van den fchryver der ge-
melde oudheidkundige brieven, dat dezelve
in wasfende ftronken vvierden ingelaaten om
daarin vast te groeijen , en zoo in plaats
van yzeren pennen aan de knodfen, of, ge-r
lyk men ze ook wel genoemd heeft, Morgen- ;
ftarren te verftrekken. Ik zag een van
bruin Agaat, welke aan het boveneinde aan
weerskanten een weinig ingekeept was, buiten
twyffel om zoo veel te vaster in het hout ge-
woeld te kunnen worden. En dit vond te
meer ingang by my, nadat ik dergelyk eene
bewerking en wapening by de inwooners van
de Zuidzee-eilanden heb ■ aangetroffen. — Lie-
Y 4 ver
Ij
344 ^ ^ w e r p g e w e e r e n.
ver geloof ik dit, dan dat zy zich daarvan
zouden bediend hebben, om mede te flingeren,
want daartoe is de zwaarte en de vorm zeer
ongefchikt: gladde keifteentjes , die men in
overvloed aantreft, zouden daar toe beter ge-
diend hebben. \' Het grootlle foort, dat
met ronde gaten van genoegzaam eenerleye
wydte doorboord is , en dus buiten twyffel
met een fteel voorzien wierd , heeft kunnen
dienen tot Strydhamers, of ook, zoo zommigen
willen, tot Veldtekens, even als de Spontons
voor de Bevelhebberen, wyl ze fpaarzaam, al-
leen in zommige graven worden aangetroffen,
In het eerfte geval kon \'er -zeker een gewis-
fc Ilag , wanneerze aan een lange en taaije
fteel gehegt waren, door een flerke band mee
worden aangebragt. Hier toe waren zy al-
thans beter gefchikt, dan om mee te werpen.
D. Meest alle de wapenen , welke wy tot
hier toe befchonwd hebben , konden op geen
verren afftand werken; bedienden zy zich ook
niet gelyk de meeste volken , die geen vuur-
wapenen kennen van boog en pylen, waar
mee men zynen vyand van verre een groot
nadeel Kon toebrengen?
E» Nergens maaken tacitus noch ciesaft
van dit gewoon krygsgereedfchap , in opzigr
van de Germaanen, gewag, en ik heb het-
zelve ook niet op de Cplom van antoninus
aangetroffcH, dan by zulke volken, welke daar
des. batavieren. 345-
als hulpbenden van de Romewen verfchynen,
en fchoonze veel overeenkojnst met de Ger-
maanen hebben, nogthans ook, vooral hi hun-
ne mutzen, van dezelve verfchillen. De Ger-
maan wilde zich van geen andere wapentui-
gen , zoo het fchynt, bedienen, dan waar
by het op zyne behendigheid en lighaams-
fterkte geheel aankwam. Tacitus fpreekt wel
van tela , maar hy verftaat \'er alles door ,
wat in de plaats van pylen gebruikt wierd (*);
——• gelyk eene knods, waar mee men wierp,
elders onder dien naam voorkomt. Nader-
hand fpreekt hy in \'t algemeen van Misfi-
Ua , maar nergens van boogen. „ De voet-
knechten verfpreiden ook wyd en zyd hun-
ne werpgeweeren , elk hunner in aantal, en
zy fmytenze onbegrypelyk ver. " Men kan
hier
(*) Clava; pro telo erant. cuRxius. Telum bete-
kent doorgaans een werpfpies, maar wordt ook vati
alleriey wapentuig gebruikt. Het woord Sagitta ge^
bruikten de Latynen eigenlyk van pylen , die met
den boog gefchooten v^ierden ; maar deeze fciiryft
tacitus in zyn werk van de Germaanen alleen aau
de Fennen tog, die dezelve met beenen in plaats van
met yzer fcherp maakten. Deeze opgave van een
volk, dat meer van de Sarmaat en, dan van de Ger-
\'-naanen had, - bevestigt te meer, dat de laatften geen
boogen en pylen gebruikten , van welke de Franken
volgens agathias in laater tyd zich nog niet bedien-
den,
Y 5
-ocr page 369-340 DE P A N T Z E 11 S\'
hier door de Werpfpiesfen verdaan, maar ook
Slingerfteenen, en andere gefchikte zaaken om
te werpen. Ik heb toch op dat voortreffelyk
gedenkfluk der Oudheid ook Slingeraars hier
en daar aangetroffen , en deezen belloegen
zeer vroeg geen onaanmerkelyke plaats in de
Legers. — Behalven dit, heeft men in de graf-
heuvels onzer Nederlandfche Helden ronde fchy-
ven gevonden, van kley gebakken , ter grootte
in den diameter van vyf duimen, en ter dikte
van twee duimen, in \'t midden met een gat
van omtrent twee duimen. Zy waren gemerlrt
met kruisjes. in de rondte, welke \'er zigtbaar
ingedrukt waren, het zy dan tot cieraad, het
zy tot onderfcheiding, welke noodig zou ge-
weest zyn, indienze even als de {Discus) of
fchyf by de Grieken en Romeinen gebruikt
waren in ftrydfpelen, op dat elk den zynen
zou onderkenneu. Misfchien is hier niets an-
ders agter, want men kon zich even voeg-
zaam van dit, als van een ander merk bedie-
nen, hoewel het zeker is, dat de Heidenfche
volken by byzondere gelegenheden , evenwel
geheel van die der Christenen onderfcheiden,
van het teken des kruices nu en dan gebruik
gemaakt hebben. \' • Dit in \'t voorbygaan-
ïk geloof nog liefst , dat deeze gebakken
fchyven , zoo uit de hand of met een ftuk
hout \'er aan, voornamelyk gediend hebben , oni
onder den vyand te v/erpen: — dat zy daarom
ook
-ocr page 370-des. batavieren. 347-
ook onder andere wapenen in de graffteden
geborgen zyn en onder de Misßlia van ta-
citus wel degelyk behoorden.
D Hadden zy nog andere wapenen?
E. Andere zyn my niet bekend, dan die
zy gebruikten om zich te bedekken. Daar
toe behooren de Pantzers, de Helmen en
dc vSchilden. De Pantzers of Pantzieren wa-
ren een zoort van Kolders , wanneerze van
leder; of een zoort van Hamasfen, waimeer
ze van yzer gemaakt waren. Beide foorten
waren by de Germaanen en Batavieren be-
kend, egter zeer zeldzaam. „ Weinigen heb-
ben Pantzers," zegt tacitüs , en deeze wei-
nigen zullen de voornaamften , de Legerhoof-
den en Bevelhebbers geweest zyn, welke de
lederen Kolders van zwaare beestenhuiden had-
den laaten bereiden , of de yzeren harnasfen
van de Galliërs en andere volken ten ge-
fchenk gekreegen. By de Galliërs zyn toch de
yzeren rokken al vroeg iu plaats van de lede-
ren kolders, volgens varro ingevoerd, gelyk
ze volgens plutarchus by de Cimhren
reeds gevonden wierden. Ondertusfchen had de
gemeene hoop niets dan hunne gewoone be-
dekkhig aan het lighaam, wyl zy het alles
op de vaardigheid en fterkte lieten aankomen,
Zy worden daarom dikwerf gezegt naakt te
^^gten , het geen men egter in vergelyking
met de Romeinen verftaan moet. Zoo zegt
li
pi; helbien
c^sau by dio cassius, wanneer hy zy"®
foldaaten voor den ilryd met ariovistüs ccu
hart in \'£ lyf fprak: „ Wie weet niet, dat
wy geheel gewapend zyn ; zy in tegendeel
den meesten tyd naakt.*\' Daarom fchryft ta-
citus van het voetvolk: „ dat het ook zyn
werpgeweer op een zeer verren aflland ver-
fpreidt, —— naakt of met een kleine mantel
Hgt gekleed , zonder dat zy eenig werk van
opfchik maaken; " waarop de Romeinfche
krygsknegt zeer tuk was: en zoo worden de
Germaanen op de oude gedenkfliukken ook in
den ftryd aangetroffen. Schoon men van ge-
vallen leest, waarin dt Galliërs, zoo wel als
de Germaanen zich roekeloos van hunne bo-
venklederen ontdaan, en enkel hi hunne broe-
ken , of zonder broeken zich in den ftr>d
gemengd hebben, om nergens door belemmerd
te worden.
D. Zy vogten dan, gelyk de Engelfche
vuistvegters onder het gemeene volk.
Maar hunne Helmetten?
E. Ook van deeze maakten zy weinig ge-
bruik. Naauwlyks had de een en de ander
een Helm, ^egt tacitus van de Germaanen-
Zy worden ook meestal bloods hoofd vegten-
de op de oude hasreüeven aangetroffen,
plaats van Helmen, bedienden zich veelen van
de koppen van wilde dieren. Leeuwen, BeS\'
len of Wolven, ook wel van Stieren of
fels,
-ocr page 372-DER BAfAVtEREN.
fels, wélke koppen, te» minften het bovenfté
gedeelte zonder of met de fnuit en boven-
randen aan de iuid vast gelaaten, en met
dezelve bereid waren; dit wierd op het hoofd
geplaatst, meest om eene te fchrikkelyker ver-
tooning te maaken, terwyl de huid in plaats
van een krygsmantel langs rug en fchouders
neder hing.
Fr. Dan zagen zy \'er even zo uit gelyk
KERCULES doorgaans verbeeld wordt.
E. In de gedaante van hercules met zy-
ne knods en leeuwenhuid kunt gy u een
)uist denkbeeld maaken van een ftrydhaftigeli
Batavier. Anders bedienden zy zich ook van
Stormhoeden van leer , of van Helmetten vaii
yzer of van koper, welk met de gedaante
van een of ander dier, en daarenboven met
pluimen of met afhangende hairen van paer-
den of van andere beesten vercierd wareii*
Zulke Helmen worden de Cimbren toege-
fchreeven, en men vindt ze ook op de tro-
pheen of zegetekens, welke van de wapenen
der Qermaanen opgerigt waren. Maar gelyk
ik reeds aangemerkt heb, zy bedienden \'er
zich zeldzaam van. De meesten vergenoegden
zich met liet hair, in navolging der Suevew^
agter op het hoofd zamen te binden, op
dat zy zo veel te langer en te ontzachelyker
zouden fchynen in de oogen hunner vyan-
den.
D. Dan
34^
ll!,.
de schilden
D. Dan geleeken zy volkomen naar de af-
beelding der Zuidlanderen , welke ik onlangs
in de reizen van cook gezien heb. ——"
Dit is zeer opmerkelyk. Hoewel ik meen,
dat deeze gewoonte by verfcheide Volken in
Ajia en America ook plaats vindt.
E. Laat ons tot de Schilden overgaan ,
welke in zoo veel te grooter menigte by de
Batavieren gevonden wierden. Elk was \'er
van voorzien , en elk ftelde \'er den hoog-
Iten prys. op , waarom zy ook van derzelver
verciering hun meeste werk maakten. ,, De
fchilden alleen, zegt tacitus, zetten zy met
uitgeleeze koleuren af. " Na dat hy vooraf
had laaten gaan, dat de Germaanfche krygs-
knegt door opfchik\' zynen makker den loef
niet zogt af te winnen. ——- By gebrek
van yzer en koper , waren zy of van. ge-
vlogte tienen of van breede houten berden
of van enkele boombasten gemaakt , dus
zeer hgt en handig, maar niet zoo wel ge»
fchikt, om het lighaam fchootvry te houden
als de metaalen fchilden der Grieken en Ro\'
meinen: zy waren egter veel grooter dan deC\'
ze , van een langwerpig vierkante gedaante,
en bedekten het ganfche lighaam , uitgezon-
derd het hoofd : zy vertoonden zich daarom
fmal in evenredigheid van de lengte, hoewel
breed genoeg om ■ in elkander te fluiten en
eene borstweering uit te maaken, agter wel-
ken
der batavieren. 35i
ken de flryders zich beveiligden. Germanicus
fchiyft daarom aan de benden van arminius by
tacitus ,, {immenfa Smta) verbaazend groote
fchilden toe, welke egter alleen van tienen
gevlogten,\' of van dunne planken zamenge»
fteld en met coleureri geverwd waren, zonder
dat ze door yzer, peezen of huiden van dieren
ondoordringbaarder waren gemaakt " Die uit
boombasten beftonden, waren natuurlyk hol,
de andere ftegts vlak. Zommige Germaan-
fche Volken hadden ook ronde fchilden,
volgens het berigt van tacitus j en vol-
gens de afbeelding op de Romeinfche ge-
denkftukken. Zy droegen deeze fchilden aan
den linker arm en bewaarden dezelve zoo
zorgvuldig, dat veelen liever het leeven met
den ftrop hebben willen eindigen j dan zón-
der fchild tot de hunnen weder keeren.
En geen wonder! dit wierd als-^eeïi zeer
groote fchanddaad aangemerkt, wajirom zulk
een noch by de heiHge plegtigheden mogt te-
genwoordig zyn, noch in de volksvergaderin-
gen verfchynen. ,, Hy wierd dus als \'t ware
uit zyn volk uitgeroeid, of, zod als men nu
zegt, voor infaam gehouden. Het is dan
geen wonder, dat zy zulk een agtbaar pand
om fl:ryd opcierden, niet alleen met kleuren,
waar van tacitus meldt, maar met allerleye
figuuren en afbeeldingen. Bekend is het, wat
de Dichters van de fchilden hunner Helden
ver-
■m
352 DE KRYGSBENDEN
verteld hebben , maar even zoo vertellen de
Noordfche Jaarboeken, dat hunne Krygs,over-
ften hunne voomaamfte bedryven op hunne
Schilden gefiieeden hadden. De ruinil;e was
zeker vry kleiner in het een en in het ander ge-
val, dan het ruime veld der Dichterlyke verbeel-
ding. Maar veilig zullen wy mogen vastftellen,
dat de voornaamften dqor zekere merken en af-
beeldingen-hunne fchilden vercierd\' en. onder-
fcheiden , hebben , waaruit ook naderhand de
ftamwapens der Edelen kunnen gefprooten zyti,
wyl een ieder zich aan het teken van zyne ftam
hield. De GallUrs vercierden en verzekerden
teifens h.unne Schilden met koperen afbeeldingen
van dieren, of onderfcheidden ze elk op eene by-
zondere uitfteekende wys , volgens diodorus
den Siciltêr. Zit daar , myn vriend ! de volle
wapenrusting der Batavieren, voor zoo veel ik
dezelve heb kühnen opfpooren.
D. In dezelve is \\vel grooter verfcheidenheid
dan UCi^erwagt had , maar teffens eene groote
eenvoudigheid, en zalke wapenen zouden wei-
nigvoldoende zyn voor onze tyden. Toen
egter kon een fterk lighaam en een dappere
vuist, mef,^een gering geweer veel verrigten.
Maar-wie moesten deeze wapenen voeren ?
E. Elk vrj^ebooren Batavier was een ge-
booren foldaat, met veel meer recht, dan een
Duitsch^^oTst de kinderen zyner onderzaaten
. \\ \' . . . • \' • \' V. : als
des. batavieren. 353-
als zulken kan aanm rken. Het geen dee«
zen door dwang doorgaans wordt 0[)i\'e1egd ,
deeden de eerflen vrywillig. Voor het Vader-
land en voor dc Vryheid te i:ry ^en ^ wierf als
eene algemeene verpligtingaaiigeinerkt, w^^ar
aan .niemand zich kon . of- wilde on*trekken.
Wyl dit het algemeen heerfchend gevoelen der
Germaanen was, rn ook hieraan de grootfte
eer en voorregten verknogt waren , gaven de
Vaders en Moeders hunne Zoonen hieraan
over en deezen volgden gewilHg het voetfpoor,
dat zy door oud en jong zagen betrecfien,
\'Er behoefde dus nimmer eene werving, veel
min eene geweldiife presfiiig tot den Dienst,
by bim nimmer aIs een dienst aangemerkt,
plaats te grypon. Elk was ten allen tyde ge-
reed ora de wapenen aan te vaiten, of lie-
ver, elk was ten allen tyde-en by alle gele-
genheden gewapend , en elk bezat voor zyn
hoofd ook eene genoegzaame, ervarenheid of
om te gebieden of om de bevekn van ;zyn
Ovèrfle vaerdig ter uitvoer te brengen. Ik
heb, toen ik in uw afweezen over de op-
voeding der Bataaffche Jeugd fprak , retds
aangemerkt, dat dit de vournaame taak der
Vaderen was, zoo draa hunne .Zoonen onder
bun opzigt kwamen , en dat deezen vervol-
gens by hunne Vorften of OpperhoofLicn in
den wapenhandel volleerd wierden j en mach-
II. düeï.. Z til.
k
354 ÖE KRYOSE ENDEN
TILDE heeft haaren Broeder daar van volgens
zyne verzekering ook verflag gedaan.
Fr. Zy heeft my berigt, dat de Zoonen
der Edelen en Vrygeboornen, wanneer
de kindsheid te, boven waren, door hunne
Vaders vooral in de wapenen geoefFend wier-®
den , alleen of in gelederen , te voet of t^
paerd , te land of te water......
E. Het geen tacitus van de TenBren
fchryft , mag men op al de Germaanen gC"
rustelyk toepasfen: ,, zoo hebben het de
Voorouders in gefteld, zoo worden zy vait
de Nakomelingen nagevolgd. Dit is het fpei
der Kinderen , deeze de nayver der Jonge-
lingen , waarin de Ouden volharden." „ Al
hun leeven, zegt daarom c^sAr , beftaat
in de Jagt en in de beoeffening van den
Kryg. " —-- Ik heb u gezegd , dat nie-
mand tot den Krygsdienst behoefde geworven
of geprest te worden, -—- dat elk een geboo-
ren Soldaat was, maar ik moet u teffens herin-
neren, dat niemand evenwel de wapenen voor
het Vaderland mogt draagen , ten zy hy daar
toe openlyk gewettigd was. In een openbaare
vergadering kreegen de Jongelingen , welke het
Volk des waerdig gekeurd hau , daar toe e^^
plegtig veriof. De Vader, zyn Nabeftaande, of
wel een der Vorften , vercierde hem met eei^
Schild en een Ptriem. Zy wierden dan
als
-ocr page 378-Bladz.
/Ci\', \'^\'OI^clcs / help. lySff.
BATAVÏIEmJi IT.
SOEEÏENIKGE
des. batavieren. 355-
als in den Schutters eed genomen en te fter-
ker aangefpoord om aan de verwagting der
ganfche Natie te beantwoorden. Tot dus ver
wierden zy als een deel van het ouderlyk
huis, maar nu van den Staat gerekend en
in de Natie openlyk ingelyft. Zy wierden
zedert dien tyd ook buiten twylfel als Leden
der Volksvergaderingen aangemerkt tot dewel-
ke . hun de wapenen toegang verleenden :
fchoon zy daar in den beginne maar als
toehoorers verfcheenen , en zich uit eerbied
voor de jaaren en ondervinding der Ouden,
naar deezen voegden.
D. Hoe oud waren zy , wanneer dit ge-
fchiedde , en hoe lang dienden zy ?
E. Wanneer men het een met het ander
vergelykt, dat by cissar en tacitus voor-
komt , gefchiedde deeze plegtigheid , wanneer
zy volwasfen waren geworden. By de Ro-
meinen wierd iemand, die den ouderdom van
zeventien jaaren bereikt had, tot den Kryg
opgefchreeven ; maar by de Israëliten was
daartoe het tvvintiu\'fte bepaald. En ik denk
niet, dat het by de Batavieren , by welke
de kindsheid en jeugd, volgens mela, lang
dum-den, vroeger gefchied is. Dan, wyl de
een vroeger zyn wasdom en kragten heeft,
dan de ander , zal dit pok misfchien aan de
goedkeuring der Volksvergadering geftaan heb-
^en , en daarom de ouderdom met uitdrukke-
35<J de krygsbenden
lyk door tacitus gemeld zyn , gelyk hy ook
niet fpreekt van den leeftyd , waarin zy ge-
woon waren de wapenen neder te leggen ,
waar toe het zesenveertigfte jaar by de Ro\'
meinen vryheid gaf. Wyl zy het krygsleeven
niet als een last, maar als eene lust aan-
merkten , was hier geene bepaaling noodig.
Men mag daarom gelooven, dat by hen zoo ,
wel, als by de Catten en Tenctren, elk hier in
zoo lang aanhield, tot dat hem bloed en krag-
ten door den ouderdom begaven, en hy ge-
noodzaakt was tot de bezigheid, welke hy
in zyn eerfte kindsheid had by de hand ige-
hkd , weder te keeren , de Landbouw name-
lyk , of daarover ten min ften het oog te
laaten gaan , waar mede zy zich minder be-
moeiden, wanneer zy in den bloei des leevens
zich gereed hielden, om de wapens voor het
Vaderland te voeren , of hetzelve daadelyk
tegen den Vyand verdedigden.
D. Maar waren het alleen de Zoonen" der
Edelen en Vrygeboornen, die tot den krygs- ;
dienst opgelegd wierden ? waarom ook niet
der Lyfëigenen ?
E. Gy kent immers de gevolgen van een
gewapend lighaam van Slarven uit de Spaf
taanfche en Romeinfche gefchiedenisfen.
D. LioNTESQUiEU heeft in zyn onfterflyk
werk , de Geest der Wetten , aangemerKt,
,, dat de oude Duitfchers , op hau eigen
krag-
-ocr page 381-der batavikrgw. ? 357
kragten vertrouwende , zich altyd toelagen om
hunne Slaaven onderneemend te maaken ; dat
zy dezeh\'en nimmer vreesden , wyl zy altyd
gewapend waren; -— dat de Slaaven de uit-
voerers waren van hunne ürooperyen en de
bewerkers van hunnen roem."
E. Dezelfde beroemde Schryver had een
weinig te vooren gezegd: „in eene Mo-
narchie kan een krygszugtig Volk, een lighaam
van den Adel, de gewapende Slaaven genoeg-
zaam in teugel houden ; maar in Repubhe-
ken , waar de menfchen niet dan Burgers
zyn, -kunnen zy geen volk bedwingen , \'t
welk, zo dra het de wapenen iii de hand
heefc, zich gelyk aan den Burger zou reke-
nen. ,, Deeze laatfte reden , al was de vrees
voor gewapende Slaaven by de Germaanen
overboodig geweest , is alleen voldoende om
myne vooronderftelling te wettigen, dat de
Lyfeigenen tot den krygsdienst niet gebruikt
wierden. De Germaanen merkten het niet al-
leen als een pligt, maar als eene eer aan ,
de wapenen voor het Vaderland te mogen
draagen. tacitus vergelykt hét daarom by
het aandoen van den raannelyken tabbaart ,
dat,alleen khideren van Romeinfche Burgeren,
Ridders of Patrken te beurt viel. Hy noemt
het de eerfle Eer die de Jongelingen in de
Volkvergaderingen openlyk wierd aangedaan ,
waar van hunne ouderen en bloedverwanten
Z 3 Le-
158 de krygsbenden
Leden waren, «" Van te vooren wierden
zy wel op denzelfden grond en onder het-
zelfde vee op dezelfde wys met de kinderen
der Lyfeigenen opgevoed ; maar nu de jaaren
en de dappere aart hunne geboorte begonnen
te ontdekken, wierden zy afgezonderd en tot
hooger zaaken opgelegd. —- Tot dus ver
wierden zy als een gedeelte van het huis ,
nu van den Staat aangemerkt, wyl de wa-
pens hun het genot van alle voorregten verleen-
den , waar de Lyfeigenen zeker van uitgefloo-
ten waren. Of zoudt gy u immer verbeelden
kunnen , myn diederik , dat hunne meefters
dezelfde rechten , die zy bezaten , aan hun
zouden hebben afgeftaan, om Wetten te maa-
ken , Vorften en Richters te verkiezen , en
alles in vrede en oorlog in den Staat te re-
gelen? \'— Flet geen Montesquieu tot flot \'er
byvoegd , is vooral nimmer te hewyzen. De
Slaaven waren geen uitvoerers van de Stroope-
ryen der Germaanen , veel minder bewerkers
vaiï hunnen roem. Door hun eigen Zoonen,
en wel door de aanzienlykfte Jongelingen, die
zich in den dienst van een of ander Opper-
hoofd begeeven hadden, wierden de Stroope-
ryen doorgaans ondernotnen, of elk een in
de Volkvergaderingen daartoe, volgens CiESAR»
door een dier Opperhoofden uitgenoodigd. En
op den Oorlogsroem waren zy allen te veel
verzot, dan dat zy het behaalen en handha-
DER atavieren.
venen van denzelven aan hunne Slaaven zouden
overgelaaten hebben.
D. Gy hebt redenen bygebragt, myn eel-
hart , die my uw gevoelen gereedelyk doen
aanneemen. Ik herinner my ook, dat Montes-
quieu zelf van de Gothen verhaalt, „ dat zy,
die zieh na het overmeefteren en bevolken van
Spanjen merkelyk verzwakt zagen, bepaalden,
dat alle de Fafallen, welke vrygelaate Slaaven wa-
ren , ten oorlog moesten trekken, onder bedreiging
van anders wederom in hunne flaaverny te zullen
vervallen , en dat ieder Goth het tiende deel
van zyne Slaaven moest wapenen en ten. oor-
log opvoeren. Deeze nieuwe wet, uit de
noodzaakelykheid geboren , maaM het geftelde
van MONTESQUIEU, althans by deeze Ger-
maanen , te onwaarfchynlykei\'.
E. ik wil niet tegenfpreeken , dat \'er eene
uitzondering by deeze of die Natie heeft
plaats gehad , gelyk wy reeds een merkelyk
verfchil in de ftaatkundige huishouding tus-
fchen Volk en Volk hebben aangetroffen , in
zoo verre, dat de Vrygelaatenen boven de
Edelen en Vrygeboornen verheven en den
Slaaven het bewaaren der wapenen wierd aan-
betrouwd by zulke Volken, die zich eene
monarchaale regeering lieten welgevallen, maar
ik boude my verzekerd , dat by alle de Ger-
inaanen, die hunne oorfpronkelyke Vryheid
gehandhaafd hebben, waaronder de Batavie-
Z 4 ren
-ocr page 384-Söo de k. rygsbenden
ren behoorden , het onderfcheid tusfchen Vryeß
en Lyfeigenen in deezen opzigte wel degeiylc
wiero m bet oog gebonden. En wie toch ,
zoo >iok deezen ten ftryde moesten trekken,
zoo zy zieh daartoe bekwaam moesten maa-
ken, zou den Larjdbouw waargenomen hebben,
waarm zy het vooriiaamfl-e en zwaarlle vverk
moesten doen ? daar hurrne meesters zich zeer
weinig met den Landbouw beri\'oeiden , wan-
neer zy met hurme krygsotflinmöen onledig
waren : vooral rie - Edelen en Aanzienlyken
niet, —- Hoe zouden zy tyd en geie-
genhci<i gehad hebben, om aan deeze- hunne
meefiets \'s jaarlyks de opgelegde merigte graan,
beesten en kiee\'ïen te bezorgen ?
D, Moesten dan alle de Edelen en Vry-
geboorenen te velde trekken, wanneer\'er oor-
log was ?
E. Zy moesten zich wel allen in de wa-
penen oeffenen en tot den ftryd gereed hou-
den : maar buiten een algemeene Heirvaard in
den uiterften nood , of eene Verhuizing naar
andere Landen , denk ik, dat doorgaans maar
een bepaald gedeelte verpligt was , ora op
het" eerfti^ krygsrnmoer op te trekken en op
den vyand los te gaan. Immers zoo was het
by de Sueven , volgens c^^iSAR l^et grootfte
en oorlogszugtigfte Volk der Germaanen. Ui^
h.unne rechtsgebieden gingen \'s jaarlyks eenige
duizenden gewapende Mannen , weike naar
gren.
-ocr page 385-grenzen trokken om kryg te voeren , de ove-
rigen bleeven te huis en bouwden het land
voor zich en voor hen. Maar in een vol-
gend jaar trokken deezen op hun beurt te
Veld en de eerften bleeven te huis, zoo wierdt
noch de \'lai dbouw noch het krygsweezen ver-
waarloosd (1). En deezen, die op de wagt
lagen , maakten X\'oor dien tyd het leger uit,
en bemoeiden zich nergens meê, dan met
het verdedigen van her Vaderland en het af-
weeren van den vyand, terwyl niet alleen
hiume cude mannen , die tocht- en wagtvry
waren , niet alleen hunne Slaaven , maar ook
hunne te huisblyvende Buuren voor hunne
agtergelaate huizen , en bezittingen zorgden ,
hun vee gadeHuegen , hun land bezaaiden en
den
1 Tacitus fchryft dergelyk eene bandelwys aan
al de Germaanen toe., wanneer hy zegt , dat bet
geral der geenen , die ten ftryde trekken, bepaald
word , honderd uit elk Rechtsgebied maar daar
het eene Rechtsgebied meer, hec andere min kon
opleveren , wierd dit meer een benaaming van
eer , als een getal; ten zy men dit enkel bcpia«
le tot de Jongelingen, die voor de flago-de on-
der de Ruiters ftreeden, waar van hy zoo even
fprak. Dan uit het verhaal van c^\'esar hlykt, dat
ARIOVISTUS dezelve nit zyn ganfcbe heir iiitzogt, en
Tacitus noenn deezen ook uitgeleezenen uit de gan-
fche Jeugd. -
2\'- 5
-ocr page 386-362 dïj ruitery
den oogst hielpen inzamelen. Dit was van
te grooter nood?;aakelykheid, om dat de vrou-
wen zelfs haare mannen in den kryg niet
verlieten , en \'er ook altoos gewapende man-
fchap behoorde over te blyven , om het land
tegen onverwagte invallen in zekerheid te ftel-
len. -- civilis begon ook eerst den aan-
val met eenige weinigen, die daar toe gereed
waren : maar naderhand, wanneer de oorlog
openlyk was uitgebroken en met alle magt
moest worden doorgezet, wierd het ganfche
volk der Batavieren en alle Bondgenooten op-
geroepen.
D- Men zouze dan eenigzins by onze he-
dendaagfche Landmilitie kunnen vergelyken.
Deeze fchikking was zeker de beste, om altoos
in ftaac te blyven , en den oorlog met ge-
ringe kosten te voeren. - Maar volgens het
geen wy tot dus ver hoorden , zou het wel ^
fchynen als of de Germaanfche krygsheiren
enkel in voetvolk beftaan hebben ; zy be-
dienden zich immers ook van paerdevolk.
E. De voomaamfte fterkte vah hunne Legers
beftond inderdaad in het Voetvolk, egter hadden
zy ook Ruitery, maar wyl hunne paerden noch
ih geftalte en kloekheid , noch in fnelheid
uitftaken,, fchoonze vry fterk en tegen den
arbeid gehard waren, munteden zy hier in
geenszins uit : ten zy m.en de Ten&ren uit-
zonderd, die de beste Ruiters uitleverden, ge-
lyk
der batavieren. 35i
lyk de Catten het beste Voetvolk. Hunne
paerden vi^ierden niet geleerd , gelyk de Ro-
meinfche^ zich in een kleinen kring op veeler-
leye v^yze ta wenden , maar alleen regt uit
of met een ruime bogt zoo in een cirkel te
ryden , dat niemand de laatfte was. De wa-
penrusting der Ruiteren beftond aheen in een
Schild en eene Framee , v^olgens tacitus.
Met een zadel te ryden , wierd by hun als
cenè fchande aangemerkt, veel min bedien-
den zy zich derhalven van Stief beugels , eene
zeer eenvoudige uitvuiding , die zelfs de Ro-
meinen lang onkundig was , waarom \'ér op
hunne openbaare wegen ook gezorgd was voor
de Reizigers , die op hunne paerden begeer. .
den te ftygen. Dekken en cierlyke Paerdetui-
gen, v/elke zy dikwerf ten gefchenk ontvin-
gen, waren hun egter geenszins onaangenaam.
Men kan intusfchen hier uit opmaaken , dat
de Batavifche Ruiter zeer vast te paerd moest
zitten. - Maar zy gebruikten niet\'al-
toos , zegt tacitus , de R.uitery en het Voet-
volk elk in byzondere benden , maar onder
elkander gemengd, zoo dat de fnelheid der
Voetknegten die der Ruitery in al haare evo-
lutien evenaarde, waar toe uit al de Jon-
gelingfchap eenigen uitgekoozen en aan de fpits
van het leger gefteld waren." En dit onder-
vond G^sAR in zyne gevegten met den krygs-
haftigen ariovistus , den Vorst der Marco-
man\'
3^4 de ruitery
mannen. Ja hy bedoot , om dit na te vol*
gen, en ten dien einde zich van znik eene
Germaanfche uitvinding te^en de Galliërs te
iiedienen , zo dra hy Bondgenooten onder de-
Germaanen had , waar |,hy op vertrouwen
kon , onder welke wy de Batavieren zullen
moeten tellen. Deeze Jongelingen ftreeden dus
tusfchen de Ruiterbenden in , en hielden zich
aan de maanen der paerden op, wanneer
deeze aan \'t rennen gingen en een langen
weg hadden af te leggen , of zy fprongen elk
agter den Ruiter, dien hy verzelde. Zy
bedienden zich ook, volgens c^sar , van
zulken , die te paerd en te voet vogten,
en in het laatfte geval de paerden geleerd
hadden , zoo lang op hunnen hoefflag te bly-
ven , tot dat zy zich weer fpoedig tot de-
zelve begaven.
D. Ik wist niet, dat de Dragonders op
zulk een vroege ioflelling konden roemen.
Maar bedienden zy zich ook van Strydwage-
nen , die by verfcheide oude volken wierden
aangetroffen ?
E. C^-sar trof ze ook in Brlttannien
aan , en dezelve waren zeer gefchikt, om de
gelederen te breeken , en door de gewapende
manfchap, welke zich op deeze flrydwagens
bevond , eene groote flagting te veroorzaa-
ken ; maar fchoon de Britten van denzelf-
den oorfprong zyn met de Gallen en Ger-
ma«\'
-ocr page 389-des. batavieren. 365-
maamn, meen ik wel te weeten, dat dee-
zen , vooral de laatften , \'er zich niet van
bediend hebben. --- Zy waren min over-
eenkomftig met de heerft;hende denkwys van
een volk, dat alles van zyn eigen kragten
verwagtte, en daarom dikwerf de middelen
van tegenweer verfmaadde , waar van de
vyand zich tegen hetzelve met vrugt be.
Fr. Op welk eene Soldy dienden deeze Rui-
ters en Voetknegten ?
E. Is deeze uwe vraag wel bedagt, myn fre-
derik ? wat Soldy zoude men betaalen by een^
volk , dat naauwlyks geld kende en geen fchat-
kist had? Ik heb u reeds gezegd, dat elk voor
zich de lasten en kosten des oorlogs droeg. Zy
kreegen geene Bezolding en konden daarom ei-
genlyk niet gezegd worden , het Land te die-
nen , gelyk men thans met recht kan zeggen
van alle loontrekkende en ftaande krygsmagten.
Dit is een uitvinding van laater tyd, eene Vorfte-
iyke ftaatkunde, waar door men den Burger van
den wapenhandel ontlast, maar in der daad gaan-
de w-cg van zyne vryheid en onafhankelykheid
beroofd, en naar zyn hand gezet heeft. Eene
zugt tot navolging en zelf eindelyk de noodzaa-
kelykheid heeft dit algemeen \'m Europa, ook in.
Gemeenebesten ingevoerd, uitgezonderd in ZwV-
zerland. De vrye Batavier, die in de wapenen
zyn grootfte cieraad en in het draagen van de-
zel-
-ocr page 390-306 DE VERDEELING
zelve zyne eer, zyn voorrecht ftelde , begeerde
niets meer. Elk hunner was een Vrywillige, die
de veldtekenen op eigen kosten volgde. De buit,
die zy door hunne dapperheid op den vyand
dagten te behaalen , was het eenig voordeel,
dat zy zich konden voordellen. Alleen de Jon-
gelingen, die zich in den dienst der Vorften be-
geeven hadden, en hunne volgelingen (Comités\')
geheeten wierden, hadden by hunne Opperhoof-
den de vrye tavel, zelfs buiten den oorlog, en
wierden daarenboven door hun met paerden en
wapenen voorzien. Uit het geen ik reeds ge-
zegd heb over de verdeeling tusfchen de geenen,
die uittrokken en die op hun beurt te huis blee-
ven, kunt gy opmaaken, dat fchoon zy niet al-
len te gelyk voor het Vaderland ftreeden, de
lasten egter vry gelyk gedraagen wierden.
Fr. Ik herinner my Vader, dat ik mis had,
mag ik dan een andere vraag doen. Wierden
deeze........
E. Gy wilt zeggen Soldaaten, of Krygskneg-
ten , noemtzie dus vry , want het komt zoo
zeer op den naam niet aan , wanneer de zaak
maar onder het oog gehouden wordt.
Fr. Wierden deeze Batavifche foldaaten ook
in zekere Benden verdeeld, gelyk thans in Re-
gimenten en Compagnien pleegt te gefchieden?
E. O ja ! hoe konden zy anders in orde
aangevoerd en door hunne hoofden gecomman-
deerd worden? Maar in het fchikken en vor-
men
der. krygsbenden.
men van deeze Benden wierd een veel beter
voet gehouden , dan by ons , waar allerlei
manfcbap , allerleie Naties onder elkander ge-
mengd worden : ■—■ ,, geen toeval nog ver-
menging , die op geen reden fteunt, maakt by
hen de Benden van het Paarde- of Voet-volk
uit, maar de Geflagten en Namaagfchappen."
Wyl allen die van een geflagt waren, zamen
fchooiden en doorgaans verkozen by een té
woonen , waar door zy met elkander allengs-
Itens een gehugt, een dorp en vlek uitmaakten^
en *cr uit elk Rechtsgebied een bepaald getal op.
ger tepen wierd, viel het van zelf, dat buuren
«rrienden en bloedverwanten by eikanderen ge-
voegd wierden , en met elkander llreeden. Dit
merkt tacitus te regt als een zeer voornaanie
fpoor tot dapperheid , aan. Elk fchaamde zich
te bezwyken in het betoonen van zyn moed
onder het oog van zynen Vader, van zyne Kin-
deren, van zyne Nèeven. Het verlies, dat een
hunner leedt , wekte elk hunner te fterker op,
om het bloed van zynen medegezel te wreeken ;
en elk beyverde zich , om de eer van het ge-
flagt en van de bende, waarop hy zoo veele be-
trekking had, ftaande te houden. —~ Maar bier
uit moet ook van zelfs volgen, dat niet alle de
benden even fterk konden zyn , wyl het eene
geflagt veel talryker was, dan het andere. cLU"
VERius heldert dit te re\'ït op met het geval van
ARiovtsxüs, wiens linker vleugel, wyl hf uit
zwak-
-ocr page 392-,68 de veldtekenen
zvvalike benden beftond , door c/esar ras over
hoop wierd geworpen , terwyl de regte. door
zyne talrykheid het de Romsinen zeer benaauwd
maakte. ;
D. De Batavieren hadden dan ook gew^s
zekere Veldtekenen by hunne benden?
E. Gewisielyk. tacitus : zegt, ,, dat zy en
zekere Afbeeldingen en zekere Tekenen, uit de
bosfchen ontleend, in het veld medevoeren." Bui-
ten tw>ffel zyn dit ruwe afbeeldingen ..vooral
van wilie dieren geweest, van hout gevormd ,
welke zy voor elke bende naar welgevallen ver-
koozen. . Elk Rechtsgebied had dus zyn ondei>
fcheiden veldteken, waar by de qnderhoorige
manfchap zich voegen moest. Het eene een
Beer, het ander een Wolf, het derde een wild
Zwyn, een Buffel, een Vos, een Paard.en zoo
voorts. Zoo troffen wy by de Cimhren reed^
een koperen of gouden Stier aan, welke hun
niet tot een afgod, maar tot een voornaam, veld-
teken verftrekt beefr* Maar behalven deeze afbeel-
dingen van dieren , die by de oude Romeinen
ook in gebruik waren, meent men, dat zy nog
andere tekenen tot banieren gebruikt hebben,en
onder deeze ook groote Vaandels met verfchillen-
de coleuren, waarvan ammïanus marcellinus
en zelfs plato gewaagen. Ook meent men, dat
zomnh.cfe van die doorboorde zoasrenaamde" don-
d\'.\'f<b\'cnen tot veidiekenen verftrekt hebben, da«
op wat genoegzaamen grond is my nog niet ge-
blee»
-ocr page 393-D ER BATAVIEREN. SÖ9
blecken. Dit komt niet te min bedenkelyk
voor, dat tacitus, die geen woord te vergeefs,
gebruikte, onderfcheid maakt tusfchen afbeel-
dingen en zekere tekenen uit het woud of de
bosfchen ontleend
D. Waarom wierden die uit de bosfchen ge«
nomen ?
E. Gy weet myn diderik , lioe veel \'er aan-
gelegen is , dat elke Krygsknegt den hoogden
eerbied -voor zyne banieren hebbe, en wat ver-
warring \'er uit ontllaat , wanneer dezelve
gemist worden. Geen wonder dan , dat de
Romeinen zoo veel fielden in hunne Arenden,
toen zy die boven andere tot hunne Veld"
tekens hadden verkoren , dat zy ze , vol-
gens dionysius van halicarnassen , niet
min heilig agteden , dan de beelden hunner
Godheden ; dat het verUes van dezelve in
de nederlaag van varus weinig minder \'ge-
rekend wierd, dan het verlies van de Legioenen
zelve. —- Ook dit zelfde bedoelden de Ger-
maanen. Zy ontleenden ze daarom uit de
Bosfchen , die aan hunne Godheden gewyd
en heihg waren , waarin zy hunue burgerly-
ke en godsdienflige byeenkomften hielden. Zoo
wierd de Godsdienst in allen gevalle ten
nutte gemaakt, om een vry Volk in orde en
tucht
(*) Effigiesque et figna qu£edam detrads lucis
in prseliiiin ferunt»
U. deel. Aa
-ocr page 394-37^ de krygsbevelhebberS
tucht te houden, buiten welke al hunne dap-
perheid niets zou uitdoen. ——— Nu waren z®
in veele gevallen „ verfchrikkelyk als Slag-
ordens met banieren."
D. Wie voerde het bevel over deeze ben-
den ?
E. Dit bevel wierd aan hoogere en laa-
gere Gezaghebbers opgedraagen. Wanneer
een. Vorst niet den rang van Koning aan \'t
hoofd van den Staat was , nam deeze door-
gaans zelfs het bevel van het Leger op zich;
maar zoo het Gemeenebest geen Opperhoofd
had, wierd in dezelfde vergadering, waarin de
oorlog bellooten wierd , voor dien tyd een
Opperhoofd of Heirleider , Hertog aangefteld ,
en deeze wierd ook uit het Volk genomen, daar
men den Koning alleen uit den Adel verkoos »
waarvan ik de redenen by de verhandeling
van het Staatsbeftier der Batavieren onderzogt
heb , en telfens aangemerkt, dat dit Volk
zich in beide gevallen bevonden heeft; - d^it
zy, welke te vooren ook hunne Koningen had\'
den , toen de oorlog tegen de Romeif^^\'^
uitbrak, alleen door hunne Vorften , gely^
men de Hoofden en Aanzienlyken noemde
geregeerd wierden. Deezen deed civilis
vens de geenen , die van den Volke het ^^^^^
aan de hand waren , zamenkomen , om ^^^
den oorlog te befluiten, en eenen Hertog ^^^
het voeren van denzelven te verkiezen. Wan-
neer
der. batavieren. S7E
neer men zulk een gevonden had , die door
zyne kundigheid en dapperheid zich had doen
uitmunten en de vereischte ziels en hgchaaras
vermogens bezat , om zulk een gewigtigen
post met roem re bekleeden , wierd hy met de
meeste of met eenpaarige ftemmen verkozen ,
op een Schild gezet en op de fchouders van
eenige Mannen omgedraagen. Zoo wierd hy
onder de toejuiching der menigte ingehuldigd.
Eene gewoonte , welke de Romeinfche Krygs-
knegten in laater tyd hebben nagevolgd, wan-
neer zy zich het recht aanmaatigden , om
hunne Imperatores te verkiezen.
Fr. Wie waren de laagere Gezaghebbers?
E. Dezelfde , die in elk Rechtsgebied als
Richters en Magiflraatsperfoonen het gezag
voerden, hadden ook over de manfchap,
welke uit elk Ambacht te velde trok , het
beftuur, Terwyl de Staat- en regeerings-kunde
in dien tyd van zeer weinig omllag waren ,
konden dezelve met de krygskunst zeer virel
vereenigd gaan. De behandeling der Wape-
nen was toch de hoofdzaak, waarin iemand
het meeste diende uit te munten,\' zou hy
aanfpraak op eenige waardigheid maaken ; en
zulke Overheden wisten ook best in den oor-
log met het Volk ora te gaan , dat zy in
vrede- gewoon waren te beftuuren. De Ro»
meinen begreepen hét ook zoo.
D. Lieten zy zich vry wel beftuuren ?
Aa a E. Zy,
-ocr page 396-37® de krygsbevelhebbers
E. Zy, die zich inbeelden , dat de rot-
ting alleen gefchikt is, om bekwaame en vaar-
dige Krygsbenden te maaken , zullen dit ftuk
in twylfel trekken. Maar zy , die weeten
wat de eer en nayver in een wy en welden-
kend mensch vermag, zullen gelooven , dat
het aan geene ondergefchiktheid en vaardige
uitvoering van de bevelen der Bevelhebberen ,
zoo min by de oude Batavieren zal ontbroken
hebben, als by hunne Nakomelingen, die in hun
voorbeeld toonen , dat zy het den Bezoldeling
geenszins in onvermoeiden yver en krygstucht
willeii gewonnen geeven. Zy konden toch ligt
begrypen , dat in een gereede uitvoering van
de ontvange orde al hunne fterkte en veiligheid
gelegen was, en het tegenfpreeken en mor-
ren kwam hier oneindig minder te pas , dan
in vrede en in de \' Volksvergaderingen , waar
elk byna evenveel had in te brengen, en
waar de Vorften zich meer door himne raad-
geevingen , dan door hunne bevelen konden
laaten gelden. ,, In deezen opzigte munteden ,
volgens TACITUS, de Catten uit , gelyk ty
in \'t gemeen uitmuntten onder de Germaanen
in beleid en fchranderheid, Zy ftelden uit-
geleeze mannen aan \'t hoofd, en luifterden
naer de geenen die zy verkoren hadden. De orde
te bewaaren , de goede gelegenheden te ver-
ftaan, de hevige aanvallen der driften te fchor-
ten , zich den dag ten nutte , verfchansfi"-
gen
-ocr page 397-öer batavieren. 37^
gen tegen den nagt te maaken, het geluk
onder de onzekere , maar de dapperheid on-
der de zekere dingen te rekenen, was hun
eigen. En het geen zeldzaam is en alteen
als een gevolg van goede krygstucht kan
worden aangemerkt ; zy ftelden meer ver-
trouwen in den Hertog, dan in het Heir.
■ ,, En van deeze voortrelTelyke Germaa-
nen waren de Batavieren de voortrelFelykfte
Afftammelingen. - Van de Suionen , die ,
ten tyde van tacitus geheel onder het
jok van Koninglyke overheerfchiug gebragt wa-
ren 5 maar zich naderhand herftelden , ge-
tuigt adam bremensis : „ te huïs verkiezcu zy
aan elkander gelyk te zyn , maar als zy ten
ftryde trekken , bewyzen zy alle gehoorzaam-
heid aan hunnen Koning, of aan hem , die
door den Koning als Leidsman over de an-
deren gefteld wordt." - Het is egter zoo
min waar, het geen c^sar van de Ger-
maanen zegt, dat zy in tyden van oorlog
aan hunne Veldoverften het recht van leeven
en dood afftonden , als het waar zou zyn ,
dat zy in \'t algemeen in vrede geen één-
hoofdige Regeering, geen Koning hadden.
Van dit laatfte hebben wy het tegendeel ge-
zien , en het eerfte zullen wy naderhand on-
derzoeken. —— De vrye aart van den Ger-
maan bragt niet tc min mede, dat hy in
alles meer uit eigen verkiezing, dan uit dwang
zyn
Aa
-ocr page 398-37® de krygsbevelhebbers
zyn pligt vervulde , en derhalven konden de
Legerhoof ien niet minder door hun voorbeeld,
dan door hun bevel uitvoeren. „Zoo zy vaardig
zoo zy overal tegenwoordig waren , zoo zy
zich geduurig aan de fpitze ftelden , wierden
zy uit bewondering van elk gehoorzaamd. "
Zy moesten daarom, overal de voorften zyn ,
en aan hunnen naam , principes of Vorften
zoo veel te meer beantwoorden , als het ge-
vaar te meer drong. Zoo zag men armi-
Nius, het beroemde Legerhoofd^ der Cheru-
feen , hier in, volgens de aantekening van
onzen tacitus , uitmunten , zich overal in
het heetst van den ftryd mengen , en met
zyne harid , en ftem eu wonden zyne Ger-
maanen aanmoedigen. Hetzelfde deed nader-
hand CIVILIS. \' Een groot gezag en fterk-
te wierd de Vorften van den eerften en twee-
den rang, of de hoogere en mindere Bevel-
hebbers , ondertusfchen bygezet door de Jon-
gelingen uit de Edelen en Vrygeboornen ,
welke zich voor eenigen tyd aan hunnen
dienst verbonden hadden, en telfens hy hun i»
den wapenhandel voltooid wierden. Deezen
verzelden hun in vrede en oorlog- en wier-
den daarom Comités of Medgezellen van den
Vorst genoemd. Zy maakten telfens het voor-
naamfte Kweekfchool van bekwaame Krygshel-
den en Bevelhebbers uit , waarvan ik reeds
in onze zamenfpraak over de opvoeding der
Bataaffche Jeugd gehandeld hebbe.
D. Het
-ocr page 399-der bataviüre w. 375
D. Het verveele U niet, myn eelhart ,
dit liortelyk te melden.
E. Wy kunnen het met mogelykheid niet
korter uitdrukken, als met de woorden van
onzen tacitus , welke , met betrekking tot
die geval, in zyn veertiende hoofdftuk dus
voortgaat , na dat hy in het voorgaande ver-
haald had , hoe deeze Jongelingen by deezen
en geenen dér Vorften aangenomen en naar
hunne jaaren en vorderingen geplaatst wier-
— „ Wanneer het tot een veldüag
gekomen is , is het fchandelyk voor den
Vorst, door dapperheid overwonnen te wor-
den , en fchandelyk voor zyne Bende van
volgeüngen , de dapperheid van den Vorst
niet te evenaaren. Zelfs is iemand oneerlyk
voor zyn ganfche leeven, en het ilrekt hem
tot een eeuwig verwyt , wanneer hy zyn
Vorst heeft overleefd en behouden uit den
Slag ontkomen is. Hem te befchermen , te
bewaaren , en hun eige dappere bedryven op
zyne rekening te ftellen , is de voornaamfte
pligt, waartoe zy door den Krygseed ver-
bonden zyn. De Vorften ftryden om > de over-
winning , en zyne Medgezellen voor den
Vorst." En men treft ook gevallen aan ,
waarin zoodanige Lyfwagten hunne getrouw-
heid tot \'er dood betoond , of zich vrywillig
gevangen gegeeven hebben, wanneer hun Vorst
zyne vryheid verloren had.
37® de krygsbevelhebbers
D. Dit was waarlyk een zeer fchoone uit-
vinding , by een Volk, het geen zoo ge-
voelig was op het punt van eer. De luifter
en veiligheid der Vorften wierd daardoor groo- \'
telyks vermeerderd , maar het onderhoud van
zulk een gevolg was teffens zeer kostbaar,
voor elk Bevelhebber, die zoo min als ie- ,
mand op Soldy rekenen kon.
, E. Wy hebben deeze rekening ook van te
vooren gemaakt, en gezien, dat \'er naar
gelegenheid van die tyden ook gezorgd was
voor een fonds , waaruit de Vorften in vre-
des tyden hunne buitengewoone kosten kon-
den goedmaaken. Dit duurde voort in den
oorlog, welke hmi buiten bezwaar van Land
en Volk , een nieuwe bron opende in den
bait der vyanden. En dikwerf gaf het aan-
leiding tot een oorlog , ten minften tot fcher-
mutzelingen , WMneer het onderhoud van zoo
veele Volgeliugen , en het verfchaffen van
paerden en. wapenen den Vorst te bezwaarlyk
viel.--Doorgaans fchynen deeze Jongelingen
te paerd gediend te hebben , gelyk de Ruiters
of Ridders by allerley Volken uit de aanzien-
lykften genomen wierden. - Gy weet ,
myn djdkrik , dat de naamen van Equites
en Comités naderhand in naamen van onder-
fcheiden rang en waardigheid verwandeld zyn»
D. Ik heb den oorfprong van de plegtige
aanftelling en het flaan tot Riddei\' by »/y
zei-
-ocr page 401-DER batavieren. 377
zeiren ook reeds afgeleid uit de gewoonte der
Germaanen , waar by niemand bet recht had,
om de wapenen voor het Vaderland te voe-
ren , voor en al eer de Staat hem daartoe
bekwaam keurde én dezelve liem in een vol-
le Volksvergadering plegtig omgehangen en ter
hand gefield wierden. Dan, daar de Batavie-
ren nu in alles gereed zyn; —— daarze hun-
ne Generaals en Officieren hebben , verlang
ik zeer, nfyn Vriend, omze te velde te
zien trekken.
E. Schoon ik U zoo veel reeds geze^
heb , dat gy de Krygsbenden der .Batavie-
ren geenszins als een woeste verwarde me-
nigte zult aanmerken , die zonder orde en
beleid alleen gefchikt is om onbezuisde aan-
vallen te doen , moet gy U egter niet voor-
ftellen , dat zy in hunne oorlogen zich al-
toos van geregelde veldtochten bediend heb-
ben. --- Zeer veele van hunne vyandelyke
onderneemingen betlonden alleen in onverwag-
te uitvallen en ftrooperyen, welke meest in
de nabuurige landen ondernomen wierden door
de Jongelingen, welke zich in den dienst
der Vorften bevonden en door hun onderhou-
den wierden. Terwyl zy gerekend wierden
zich op zoodanig eene wj^ze te oeffenen , en
den bron van Vorflelyke edelmoedigheid door
den buit teffens aanvulden , wierd dit door
de vingeren gezien en hun geenszins tot fchan-
Aa 5 - de
37s de veldtochten
de gerekend. In tegendeel wierd het , vol-
gens CÄSAR, zeer kwalyk opgenomen, „wan-
neer iemand der Vorften zich tot Opperhoofd
in eene zamenkomst had aangeboden, en
elk , die hem volgen wilde , wierd uitge-
noodigd, om zich aan te geeven, en dee-
ze ondenieeming en de perfoon, die zich
tot Chef aanbood , wierd goedgekeurd , en
hulp toegezegd ; wanneer des niettemin [eeni-
gen van deezen zich onttrokken , om met hem
te gaan , wierden zy als afvalligen en ver-
raaders aangemerkt, en hun naderhand in al-
le gevallen alle geloof ontzegd."
D, Men kan intusfchen ligt begrypen, dat
nit zulk een klein beginfel dikwerf een vol-
ftage oorlog geboren is , waar in het gan-
fche Volk deel nam, en waaruit bloedige veld-
flagen gqboren wierden. ,
E. Dan wierd in eene algemeene Volksverga-
dering de Heirvaart beflooten. Al de Manfchap-
pen, die uit elk Rechtsgebied aan de beurt la-
gen , trokken naar eene befterade plaats te za-
men , om zich onder het Opperhoofd te ver-
eenigen , en een grooter of kleiner Heir uit te
maaken : - niet alleen zy , maar ook de
Vrouwen en Kinderen der getrouwde Man-
nen , de eerften omi haare mannen handrei-
king te doen; beiden ora door hunne te-
genwoordigheid dezelve , te meer tot dapper-
heid aan te moedigen.
der. batavieren. S7E
D. Welk een omflag, welk eene bagagie
had zulk een leger dan niet! waar wierd die
op geborgen en medegevoerd ?
E. Zy, die in vrede weinig boven het
noodzaakelyke begeerden , konden in den oor-
log vooral het overtollige misfen. Hunne wa-
penrusting was ligt, de behoeften eenvou-
wig, en de veldtochten duurden doorgaans maar
eenige dagen. Zy hielden zich niet veel met
marfchen en contramarfchen op , om elkander
een kans af te winnen , veel min met het
belegeren en ontzetten van Steden, maar aan
weerszyden even vuurig , raakten zy , fchielyk
aan elkander, en de zaak was voor dien
tyd in één of tv/ee veldflagen beflist. Zy
hadden dus weinig met Zomer- en Winterle-
geringen te ftellen. Het is waar, onder een
oorlogzugtigen Oppergebieder ging het wel eens
anders, ariovistüs beroemde zich , dat zy-
ne Soldaaten in geen veertien jaaren onder
dak geweest waren, maar hier uit kan men
geen gevolg trekken. Om deeze reden maakt
tacitus billyk onderfcheid tusfchen een oor-
log en een veldflag , en hy maakt weder
omtrent de Catten deeze uitzondering, ,, dat ,
daar men andere Germaanen wel zag gaan
tot een veldflag , zy ten oorloge uittrok-
ken , en dat zy zich zelden met ftroope-
ryen en onbeflisfende fchermutzelingen ophiel-
den.
/
380 de veldtochten
den (*). De reden was , onder anderen ,
om dat al hun fterkte in ,,hct Voetvolk be-
ftond , daar het meer aan Ruiterbenden ei-
gen is fchielyk te overwinneh, fchielyk te
vlugten. De fnelheid en de vrees ftaan ne-
vens eikanderen , daar langzaame voortgang
nader is aan de ftandvastigheid." Des nier
. te min verhaalt tacitus van dezelfde Cat-
ten , dat zy hun Voetvolk boven de wape-
nen nog met yzervverk (f) en leeftocht be-
laadden, Maar gy kunt hier genoeg uit op-
^ maa-
Volgens c.ESAR zou men hier omtrend de
Sueven ook\' eene uitzondering moeten maaken ,
dan, daar deezeö het talrykfte en oorlogszugtigfle
Volk onder de Germaanen waren , van welk
de Tenctren daarom getuigden , dat zelfs de on-
fterflyke Goden niet tegen hen vermogten , kan
men daarom niet van allen befluiteu , dat zy jaar-
lyks een Leger aan de grenzen in \'t Veld hiel-
den, en volgens cluverius zyn de Sueven vau c.\'Esar
dezelfde met de Catten by tacitus.
CtJ) Wat hy eigenlyk door fcrramenta Cyzerwerk)
verftaat , daar de Germaanen , gelyk men weet ,
gebrek aan yzer hadden , is moeijelyk te gisfen ^
misfchien in \'t algemeen gereedfchappen , welke zy
" in \'t Veld gebruikten, onder anderen, om ee-
ne foort \'van begraaving te maaken waar toe hun
Houweelen en Schoppen , zoo als de Germaanen
ge-
-ocr page 405-der. batavieren. S7E
maaken , dat zy , die niet ten oorlog , maar
alleen ten ftryde trokken, nog veel geni^kke-
lyker den lyftocht voor een korten tyd\' kon-
den draagen. Het geen U van de Germaa-
nen , vooral niet van de Batavieren behoeft
te verwonderen , van wier Voorouderen , de
Catten, tacitus getuigt, „ dat zy nog fter-
ker van lichaam , en meer in een gedrongen
van leden waren , en, by een \'martiaal uit-
zigt , nog moediger van geest , dan de andc-
re Volken." Maar boven dien konden zy veel
van hunnen leeftocht by hunne Vrouwen en
Kinderen bergen op de wagens, welke zy door-
gaans met osfen befpauden, en in menigte met
zich voerden , wanneer zy te veld toogen.
Fr. Hoe zagen \'er die wagens uit ?
E. Men vindtze ook op de coiom van
Keizer antonyn , zommige met vier wielen,
zommige met twee , gelyk onze karren , waar-
na ze ook by de Romeinfche Gefchiedfchry.
vers genoemd worden. Het zamenftel is zeer
eenvoudig, van berden of van gevlogte tee-
nen , de wielen laag en gemaakt of van heel
hout , of met fpaaken. Deeze wagens dien-
den ook nog tot een ander einde. Behalven
de Catten , en misfchien ook de Batavieren ,
wis-
gebmikten , te llade kwamen, ten zy men ver-
onderftelt, dat de Catten beter van yzer voorzien
w§fen dan de overige Germaanen.
s8a de legerwagens
wisten de Germaanen niet van eene omgraa-
ving te maaken , waar agter zy, vooral des
nagts, veilig konden zyn. Hiertoe gebruik-
ten zy hunne rytuigen , welke zy in eene
ronde, langwerpig ronde of vierkante gedaan-
te , naar het uitkwam , aan elkander plaat-
ften ; dit maakte een foort van verfchansfmg
uit , in \'t midden van welke zy zich neder-
floegen , en waar zy hunne bagagien borgen.
Wy hebben deeze Wagenen reeds by de Cim\'
Iren ontmoet, en zy komen naderhand dik-
werf voor by de, Sehryvers. Laat ik vege-
Tius alleen maar noemen. „ Alle de Bar-
haaren brengen binnen hunne Karren , op de
wyze van een verfterkte legerplaats in de
rondte aan een gevoegd, de nagten gerust
door." Voorts is het woord JVagejtburg al-
leen genoeg , om dit gebruik te bevestigen.
Voor het overige vinde ik geen gewag ge-
maakt van tenten, of het geen hun buiten de
wagens voor Tenten verftrekken moest, welke
zy by een kort verblyf in den Zomer ook ligt
konden ontbeeren. Dan , hoe zy het in een
langer veldtocht, -—— hoe de Soldaaten van
ariovistus het gered hebben , weet ik niet.
I—— Zulk eene verfchansfing van Wagenen
kon wel ligt opgebroken en verplaatst wor-
den , maar geen langen tegenftand bieden,
zy diende enkel tegen een onverhoedfchen aan-
val of tot een uiterfte toevlugt: zelden wagt-
len
-ocr page 407-der. batavieren. S7E
ten zy daarom den. vyand binnen dezelve af,
maar fchaarden zich in de nabyheid ten frryde,
Fr. Hoe gi^S ^it in zyn werlc ?
E. Zy hadden hier in een byzondere ge-
woonte , waar in zy van meest alle andere
Vollien, die van geen Celtifchen afkomst
waren , onderfcheiden zyn. Gy hebt wel
opgemerkt, myn frederik , dat zommige
vogelen , wanneer zy een hooge en verre
\' vlugt onderneemen , zich in twee ryen te za-
men voegen-, welke van vooren zich in een
punt vereenigen , en voorts gaande weg ver-
wyderen , zoo deeden ook de Germaanen.
Allen , die tot een geflagt en gehugt behoor-
den , wierden by elkander gevoegd en in
kleine benden gefchaard, welke niet, gelyk
by ons, in drie gelyke ryen en gelederen
beftonden , ■ en zich rechts en links uitfpreid-
den , maar de gedaante van een driehoek , of
van \'eene Wigge , (Cuneus) gelykze doorgaans
van tacitus en andere Laf^nfche Gefchied-
fchryvers genoemd worden , uitmaakten. Dee-
ze , van vooren \'in één of meer man beginnen-
(le , vermeerderden gaande weg , tot dat zy
eene ganfche breedte uitmaakten
D. Hoe
(*) „ Een Cuneus , zegt vegetius , wordt eene
menigte Voetvolk genaamd , welke, in eene Krygs-
bende zamengevoegd , van vooren fpits, daar nn
breeder iiidoopt, om\' de Slagorde der Vyanden te
bree-
-ocr page 408-384 de slagorde
D. Hoe talryk waren deeze Benden ?
E. Deeze Bataillons , want het betreft ei-
genlyk het Voetvolk , waren van een onder-
fcheide grootte , gelyk ik reeds aangemerkt
heb , dat alle de Gehugten en Rechtsgebie-
den niet evenveel manfcbap konden uitleve-
ren ; maar zy waren het grootst, wanneer
in een algemeenen oorlog verfcheide Volken
zich als Bondgenooten hadden by eikande-
ren gevoegd , dan maakten de Hulpbenden
van elke Natie een byzonder Driekant uit.
Zoo deed ariovistus zyne Germaanen tegen
CiESAR uit de legerplaats uittrekken , en plaat-
fle dezelve, volgens hunnen oorfprong, op
gelyke tusfchenwydten , de Haruden , de Mar-
comannen , de Triboccen , de f^angionen , de
■Nemeten , de Sedufiers en de Sueven. --
Zoo verdeelde ook civilis , wanneer hy
het masker had afgelegd en de zaak openlyk
begon door te zetten, welke door de Cani\'
nefaaten aangevangen was , dit volk , de
Friezen en de Bataven elk in byzondere Cu-
uei of driehoeken. Wyl ^y de flerkflen
en
breeken , doordien de Werpfpiesfen van Zeer vee-
len naar eene plaats worden uitgeworpen. Dit noe-
men de Soldaaten een Varkenshoofd." Waaruit het
fchynen zou , dat deeze Cuneus een driehoek heeft
uitgemaakt, welke , van vooren een weinig ge-
knot , twee gelyke zyden had.
•en dapperften buiten twyfFel vooraan plaatften,
hadden zy door zulk eene fchikking de beste
\' gelegenheid, om door hunne vyanden , wan-
neer deezen zich rechts en links uitftrekten ,
door te dringen , en het moest dezelve werking
hebben als eene Wigge, waar mede het hout
,van elkander gefpleeten wordt, gelyk de Ro-
memen meer dan eens hebben ondervonden ,
waarom zy het ook te regt dien naam hebbea
gegeeven.
D. Maar hadden hunne partyen door de
ruimte , welke van vooren tusfchen de fpit-
zen der driehoeken veroorzaakt wierd ^ niet
even gunftige gelegenheid om tusichen dezel-
ve in te dringen ?
E. Zy wierden aan weêrzyden dan wel
ontvangen door de buitenfte manfchappen van
de twee naast aan een grenzende driekanten ,
welke door hunne uitbreiding de ruimte al
enger en enger maakten > zoo dat de indrin-
gers ten laatften als in een fuik moeften
loopen. De buitenfte Krygsknegten beveilig-
den zichzelven en hunne makkers door hunne
Schilden , welke vast aan elkander flooten ,
en dus als \'t waare een bolwerk uitmaak-
ten. --— En eindelyk konden de Rui-
ters en Voetknegten, die gezamentlyk op
den vyand les gingen, en vooraan of in de
voorfte tusfchenruimten geplaatst wierden, zulk
een indrang beletten.
11. DEEL. Bb FR.
-ocr page 410-de slagorde
Fr. Wierden deezen dan niec op dezelfde
wyze gefchikt ?
E. Neen. Zy wierden meer op de RO\'
me\'mfche en op onze wyze gefchaard, en
daarom maakt ook tacitus onderfcheid tus-
fchen de Cuneus der Voetknegten en de
Turma (de Bende) der Ruiteren , [gelyk
wy tusfchen de Bataillom van de Infantery
en de Esquadrons der Cavallery.
Fr., Had die fchikking van het Bataaf-
fche Voetvolk , indien de gedaante vierkant
was geweest , niet veel overeenkomst met de
Bataillons qmrré ?
E, Deeze hebben \'er zoo veel van, dat
ik denk , dat ze daarin hun oorfpronk heb*
ben. Dit blykt nader , wanneer ik U zeg ,
dat de agterlle Benden zoo wel als die voor-
aan en op de twee zyden ftonden, -zich
met himne Schilden bedekten en tegen den
vyand keerden , zoo dat zy even als een
beweeglyke fterltte rondom ongenaakbaar fton-
den tegen hunne vyanden. Zoo deeden dc
Batavieren, wanneer zy door het Volk van
herennius gallus lilt de legerplaats by Bon^^
overvallen wierden. Zy , die een veel klein-
der magt uitmaakten, namen toevlugt tot
hun-
(De Ttirma of Ruiterbenden der Romeinen *
beftond oorfpronkelyk uit 30 Man, maar is even
als het Legioen gaande weg vermeerderd.
der batavieren. 387
hunne oude Nationaale gewoonte, fchoon zy
zich tot dus ver naar de Romeinfche krygs-
tucht hadden moeten fchikken. „ Zy flooten
zich in driekanten en digt van rondsomme,
van vooren, van agteren en van ter ; zyde
veilig, flaan zy door de zwakke flagörde
der Romeinen door." Ja zy wisten zich
ook in een enkel driekant te fluiten , om zich
in den uiterften nood, wanneer zy van alle
zyden wierden aangevallen en benaauwd, van
rondsomme te verweeren. Zoo verhaalt aga-
THiAs van de Franken : „ dat hun Heirleger
de gedaante had van een Wig of de Griek\'
fche hoofdletter a met deszelfs voorfte ge-
deelte fcherp toeloopende. Van alle kanten in
een gedrongen . en dige , was het met Schil-
den , die in elkander flooten , verfterkt : men
zou gezegd hebben, dat het zelfs de ge-
daante van een Varkenshoofd uitmaakie. Maar
de vleugels , die uit Benden van onderfchei-
de grootte waren zamen gefteld, en zich in
de lengte uitftrekten , verwyderden zich aan
weerszyden gaande weg meer en meer , en
eindigden in eene zeer groote breedte , zoo
dat \'er een groote opening tusfchen gelaaten
en de bloote ruggen der gefchaarde Krygs-
knegten van agteren gezien wierden. AVant
zy ftonden , van elkander af , naar den vy-
and toegekeerd, en met Schilden bedekt,
ora veilig te kunnen flaan , en teffens door
b 2 zulk
-ocr page 412-388 voortekenen
zulk een onderlinge plaatzing eikanderen vari
agteren te kunnen beveiligen. " . Zom-
tyds beflooten zy hunne Wagens en Karren
agter de in orde gefchaarde Krygsbenden te
fchaaren , op dat zy van agteren te minder
overvallen mogten worden. Op deeze plaat-
flen zy dan hunne Vrouwen en Kinderen ,
welke anders, wanneer de Wagenburg niet
opgebroken was , zich evenwel in de naby-
heid bevonden , om haare Mannen , Zoonen
en ^ Broeders door het gevaar , waar in hun-
ne dierbaarfte panden zich bevonden , en door
haare fineekingen en traanen te meer aan tc
moedigen , den Strydenden den noodigen toe-
voer te bezorgen, en telfens gelegenheid te
hebben om de wonden der Gekwetften tc ver-
binden. —- Zoo deed ook ariovistus by
CiESAR. Hy omcingelde zyn Heir van agte-
ren met Wagens eu Karren , op dat zyu
Volk, dit geeft caesar voor, zich op de
vlugt te minder zou verlaaten. - De voor-
naamfle reden zal geweest zyn, om hunne Vrou-
wen daarop te plaatzen, welke dc Benden, toen
zy ten flryde gingen, met uitgeftrekte handen
al fdu-eiende toeriepen, dat zy haar in de
llaverny der Romeinen niet zouden overgeeven.
Fr. Is nu alles in gereedheid ?
E. Nog in lang niet. Behalven het in
flagörde ftellen der Benden , waren \'er nog
verlcheiden zaaken , die voor een geregelden
Scryd
-ocr page 413-VOOR DEN STRYD.
Hoe krygszugtig
Stryd vooraf gingen. —
de Batavieren ook waren , ro^thans namen
zy tyd en ftond in agt. Geen flag wierd
\'er gewaagd , ten zy men zich van te vooren
door Wichelaaryen over den goeden uitflag
dorst verzekerd houden, en indien het uitftel
Jyden kon, de Nieuwe Maan had afgewagt.
D. Hoedanig waren deeze Wichelaaryen in-
gerigt ?
E. Zy bedienden zich van hunne Priefters,
maar meestal van hunne Waariegfters , in
welke zy een meer dan menfchelyk vooruit-
zigt vooronderftelden; - of van heilige
Paerden , welke zy ook als meewustigen van
het toekomftige aa,iuT!erkten , om het goed-
vinden der aibeftuurende Godheui te mogen
weeten. Maar verg my niet , rayn dieEë-
rik , dat wy ons in dit ftuk diep inlaaten,
het geen eigenlyk tot den Godsdienst der
Batavieren behoort. Alleen zal- ik U nog
zeggen het geen tot eenen Stryd byzondere
betrekking heeft, dat zy ,om den uitflag
eenigszins te kunnen raamen , één hunner met
een Gevangenen himner vyanden, zoo zy
aien hadden, lyf om lyf lieten vegten ,
waarvan de uitkomst hun moed of verllagen-
heid inboezemde.
Fr, Wanneer alle voortekenen gunftig wa*
ren , deeden zy dan den aanval ?
E. Nog een weinig geduld , myn fre-
Bb 3 de-
389.
390 voortekenen
DERIK , en uwe nieuwsgierigheid zal zoo
nanftonds voldaan worden. ■ Som-
tyds gebeurde het ook , gelyk wy vati
de oude Galliers en Cimbren reeds gezien
hebben, dat één uit het vyandelyk Leger
een ander uitdaagde , en dat de beide Legers
aanfchouwers waren van hec Tweegevegt,
Waar van het winnen of verliezen ook van
een grooten invloed was, en wel eens de
zaak zonder Veldflag befliste, - Dan , wan-
neer het eindelyk op een treffen gaan zou ,
moedigden de Opperhoofden hunne Benden
aan deelden hun laatfle bevelen uit, namen
hun den plegtigen Krygseed af, waar by zy
zich verbonden om voor Vaderland en Vry-
heid mannelyk te flryden, zo zy dien van
te vooren in hunne Volksvergaderingen niet
reeds vernieuwd hadden , en lieten door * ba-
zuinen het teken tot den aanval geeven.
D. Vergeef my , frederik , dat ik uwen
Vader nog door eene vraag , aangaande dee-
ze Bazuinen , ophoude. Uv/e menschlievend-
heid zal meer getrolfen worden, dan gy
vermoedt, wanneer gy U de bloedilortingen
voorflelt , welke in de Legers van zulke
gerefolveèrde Benden dikwerf moesten voor-
valieii.
D. De Jeugd reikhalst meest naar vreemde
tooneelen , wanneer dezelve haare hartstochten
hevig aandoen. —— Ik denk voor \'t naaste ?
dat
-ocr page 415-voor den stryd.
dat de Germaanen zich allereerst van kromme
Osfenhoorns , welke by de meeste Volken
de oorfpronkelyke Bazuinen waren, bediend
hebben naderhand zyn dezelve ook van Ko-
per gemaakt, welke lucanus uitdrukkelyk
aan de Batavieren toefchryft (1). Zoo dra
het fchor geluid deezer Bazuinen of Krom-
hoorns het teken van den aanval gegeeven
had , hieven de Batavieren een krygsgefchrei
aan , het geen by andere Volken , ook by
de Grieken en Romeinen wel niet geheel
vreemd was , maar by de Germaanen beften-
dig en overeenkomftig een byzonder Volksge.
bruik ingerigt| wierd. Het beftond niet zoo
zeer in een woest en verward gefchreeuw,
als in het opheffen van zekere Krygsliederen ,
welke opzettelyk door hunne Barden tot zulk
een einde waren zamengefteld, en daarom
naar hun genoemd. Gy weet, welk een
invloed de Dicht- en Zangkunde op het ge-
moed van den Mensch heeft , en kent de
opmerkelyke gefchiedenis van den Griekfchen
TYRT^us ; niet minder was de invloed der
Germaanfche Dichters op hunne land- en tyd-
genooten. Ik heb hierover reeds opzettelyk
met frederik gehandeld , en zal nu maar
ab
391
1 vangiones batavique truces, quos are recurvo
ftridentes acuere tubie.
Bb 4.
-ocr page 416-39^ hef krygsgezang
alleen zeggen , dat deeze Gezangen wareii
ingerigt, om den moed in de Stryderen
op te wekken , vooral door het ophaalen
van de uitmuntende bedryven hunner Voor-
ouderen , en het aanfpooren om derzelver
dapper voetfpoor te volgen. tacitus zegt
\'er van: ,, Wanneer zy ten Stryde gaan ,
zingen zy het eerst van allen van hunnen
HERCULES. - Zy hebben ook Gedichten ,
door welker opheffing, het geen zy Barditm
noemen , de gemoederen aangevuurd, en den
uitflag van het aanftaande gevegt door het
gezang zelfs voorfpeld wordt. Want zy ver-
baazen anderen , of worden zelfs verfchrikt,
naar het onderfcheiden geluid , dat de Slag-
orde van zich geeft. En het fchynen hun
niet zoo zeer Hemmen , dan wel eene har-
monie van dapperheid te zyn , welke \'er ge-
hoord wordt. Vooral neemen zy genoegen in
een zekere fcherpheid van toon en een ge-
broken geruisch ; waarom zy de Schilden aan
den mond houden , om door de terug kaat-
zing het geluid te doen zwellen en voller en
zv/aarer te doen worden." ammianus mar*
CELLiiNus noemt dit geluid Barritus, het
welk zommigen beter keuren , wyl zy het
afleiden van het woord haaren , een groot
geroep maaken ; zelfs wil men hJaritus lee-
zen van blaaren daar het immers uit taci-
tus blykt , dat het geen woest gefchreeuw ,
maar
-ocr page 417-maar een onderfcheiden gehiid geweest is ,
het geen zy al zingende met een zeker over^
leg gemaakt hebben. Ik weet niet wat denk-
beeld men zich van onze dappere Voor-
zaaten vormt ! ammianüs zegt \'er zelfs van :
,, dat dit Barritus een geluid is, het geen
met een klein geruisch begint , maar door
den drift van den Stryd allengskens penee-
mende tot eene zekere hoogte, eveneens
word als het geruisch, dat de golven door
het hevig flajin tegen de rotzen veroorzaa-
ken. " Onder zoodanig een gezang, het geen
onder het geldikklak der Wapenen , onder
het om hoog heffen en om het hoofd zwaai-
Jen der Schilden wierd opgeheven , en door-
gaands met een krygsdans gepaard ging , wierd
de Stryd\' dan aangebonden.--De Ruiter-
benden , waaronder zich de raptle en flryd-
baarfte Jongelingen gemengd hadden , deeden
doorgaans den eerften aanval. Zy alleen wa-
ren , indien wy germanicüs gelooven zul-
len , met eigenlyke Spiesfen voorzien , en
dus behoorlyk gewapend, daar de anderen
flegts in het vuur gebrande en korte Werp-
fpiesfen hadden. Maar men moet niet uit
het oog verliezen , dat germanicus zynen
vyand in het oog yan zyn volk verkleind ,
oai hunnen moed te doen ryzen. tacitus
zegt , dat de Ruiters alleen van Schild, en
Pfriem voorzien waren , terwyl hy aan het
Bb 5 Voet-
3P4 BESCHRYVING
Voetvólk ook Werpgeweer toefchryft, —
Zy , die zich verzwooren hadden voor het Va-
derland , om een yzeren ring te draagen,
en hair en haard te laaten wasfen tot dat
zy een vyand verfloegen , zullen ook onder
de eerfte Voorvegters geweest zyn. — Al-
lengs wordt de Stryd algemeen. De Spiesfen
en Werpgeweeren worden wyd en zyd weg-
geworpen , men nadert elkander voet voor
voet en wordt emdelyk regt handgemeen. Nu
komen de Speeren , Heirbylen, Morgenfter-
ren , Knodzen en Zwaarden vooral te pas (*).
Elk
(*) Tacitus verhaalt in zyn vyfde Boek: „ dat,
wanneer civilis zyne Benden door een\' nadrukke-
lyke aanfpraak had aangemoedigd , en zyne reden
door het geluid der wapenen, en huppelen f zoo
is hinine gewoonte_) goedgekeurd waren ^ het ge.
vegt met Steenen en Klooten en andere Werpge-
weeren begonnen wierd. Wanneer het geen ge-
gooid wierd , verbezigd was , en de Stryd hevi-
ger wierd , drongen de Batavieren heviger aan ,
en doorftflkeh den vlottenden en vallenden Soldaat
van verre met hunne zeer lange Speeren." Hier
vinden wy uitdrukkelyk gewag gemaakt van Stee-
een en Klöoten onder de Werpgeweeren. c^sjïr
Ipreekt \'er ook vaa in de Schermutfeling met
ARIOVISTUS, en het verwondert my daarom , dac
by de haamvkeurige cluverius hier van een diep
fiilzwygen plaats heeft.
v an e e n V E l D s t. a a. 395
Elk zoekt zynen vyand , die onder zyn be-
reik is, een ilag toe te brengen , of dien
op het Schild af te keeren ; zoo tragt men
in de Slagorden in te booren, om veld te
wianen of hetzelve voet voor voet te betwis-
ten , terwyl de Vrouwen aan weêrskanten
haare Mannen aanmoedigen en de hand bie-
den, -—» tot dat eindelyk een van beiden
bezwykt, of de beide partyen , afgeltree-
den , aan het einde van den dag naar hun-
ne legerplaatfen terug trekken. —— Gy kunt
^ het U voords beter verbeelden, myn fre-
derik , dan ik in ftaat ben U al de ver-
warring , de woede van een bloedigen veld-
flag , het geklank der Strydenden, het ge-
jammer van Vrouwen en Kinderen , hef akelig
fchouwfpel van Gewonden en Verminkten , het
gezugt der Stervenden , die zorgvuldig uit den
vStryd gedraagen wierden, te -befchryven, terwyl
\'er ftroomen van m.enfchenbloed worden ver-
gooten , en elk nog op het yverigst in de
wTer is , om de overwinning te behaalen of
te betwisten. Ik heb nooit zulk een akelig
fchouwfpel bygewoond, en zou het misfchien
niet kunnen uitftaan, daarom zal ik ;U ten
overvloede nog het verhaal van een oogge-
tuige mededeelen.
Fr. Wie was deeze ?
E. Dezelfde ctesar , van wien wy zoo
dikwerf gefproken hebben. Na dat hy in
het
-ocr page 420-39ö b e s c ht r y v i n g
het 4.8fte hoofdft. van het eerfte boek zynef
gi\'denkfchriften over den GaUifchen oorlog
verhaald had , dat ariovistus , geduurende
den tyd van. vyf dagen , waar in c^sar
zyn Volk buiten de legerplaats gefchaard had,
om zVnen vyand tot een gevegt uit te lokken;
—— dat ariovistus zich telkens vergenoegd
had met een Ruiterftryd , waartoe omtrend
zesduizend Ruiters\' en even zoo veel van de
fneifre en dapperfte Voetknegten, welke elk
hunner voor zich tot zyrie: befcherming uit
het ganfche L-eger uitgekozen had , gebruikt
wierden met deezen verkeerden de .Ruiters
in den ftryd , tot deezen namen zy telkens
hun toevlugt, wyl zy toefchooten, waar zy
het te- kwaad kreegen , en den Ruiter om»
ringden , wanneer hy door het ontvangen van
eene zwaare wonde Van zyn paerd gevallen
•^vas: na dat c^sar.vervolgens tot op zes-
honderd fchreeden aan het leger van ariovistus
genaderd was , en zyne Benden h) drie Slag-
orden verdeeld had , waar een gedeeke voor
de tweede reize van den middag - tot aan den
avond handgemeen , eu hevig gevogten wierd;
doet hy emdelyk verflag van den; algemeenen
Stryd in het tweeënvyftigfte hoofdftuk. ,, CAE-
SAR , die by elk Legioen een byzonderen Le-f
gaat en Qiieftor geplaatst- had , op dat
een ieder getuigen van zyne dapperheid mogt
hebben, begon het gevegt iiaii de regter
vleu-
-ocr page 421-van een veldsla-g. 397
vleugel, ora dat hy gemerkt had dat de. vyand
daar het zwakfle was. De onzen , (de Ro-
meinen ) deeden een feilen aanval , zoo
dra het teken daar toe gegeeven was. Dó
vyanden zyn daarop fpoedig en fnel geavan-
ceerd, op dat \'er geene tusfchenruimte mogt
blyven , om met het Schietgeweer te werpen.
Dit ter zyde gefmeeten zynde , hecfc men
van naby \'met de Zwaarden gevogten. Maar
de Germaanen , na dat zy fnellyk , volgens
hunne gewoonte , zich in een driekanten
hoop te zamen gevoegd hadden , hebben den
flag der Zwaarden afgekeerd. \'£r zyn ver-
fcheiden van onze Krygsknegten geweest, wel-
ke op deeze Slagördens aanvielen, de Schil-
den met de handen weg rukten , . en de Ger-
maanen van boven neêr wonden toebragten.
Wanneer de linker vleugel van den vyand
geflagen en in de vlugt gedreeven was, is
hunne regter vleugel, wegens de groote over-
magt , geweldig op ons Leger ingedrongen.
Zoo dra de jonge p. crassus dit gemerkt
had , door dien hy over de Ruitery het be-
vel voerde en min belemmerd was, dan
die geenen , die in den ftryd ingewikkeld
waren, heeft hy de derde Slagorde , welke
c^sAR als een Corps de feferve agter aan
geplaatst, en tot nog toe buiten het gevegt
gelaaten had , tot noodige onderfteuning vaq
onze befwykende Benden gezondei?, Deezen
heb.
-ocr page 422-398 beschryving
hebben zich daar door herfteld , het gevegt
vernieuwd, en het ganfche Leger van ariovis-
tüs op de vlugt gedreeven, en de Germaanen
hebben niet opgehouden te vlugten , tot dat
zy aan den Rhyn, welke vyfcig duizend fchree-
den van het Slagveld af was , gekomen wa-
ren." Hier hebben zommigen zich met zwem-
men , anderen met Booten , die zy vonden ,
gered , waaronder ook ariovistus ; maar de
meeften zyn door de Ruiters , welke hen op
de hielen zaten , gedood. ——— Wanneer
wy eens tot de oorlogen tusfchen de Bata^
vieren en Romeinen gevorderd zyn , zult gy
meer uw hart kunnen ophaalen in het be-
fchouwen van huime gevegten. . In dit
verhaal ziet gy by voorraad deeze en geene
aanmerkingen bevestigd, welke ik over den
wapenhandel der Batavieren gemaakt heb.
D. -- Ja maar dat marren van ariovis-
tüs kan ik niet wel met den hevigen en
krygszugtigen aart der Germaanen over een
brengen.
E. Volgens caesar was dit toe te fchry-
ven aan de waarfchouwing der Waarzegfters ,
dat zy niet onderneemen moesten voor de
Nieuwe Maan flag te leveren, wyl zy vóór
dien tyd op geene overwinning konden ftaat
maaken. caesar , in tegendeel , wiens voor-
raad fterk minderde , vond zich gedrongen
om ARIOVISTÜS tot een veldflag hoe eer hoe
be-
-ocr page 423-VAN EEN veldslag. S99
beter te noodzaaken , het geen hem eindelyk
gelukte. f
D. Het viel ook zeer ongelukkig uit voor
de Germaanen , hoewel dit\' niet aan den dag
zal gehouden hebben.
E. Het zal \'er egter geen goed aan ge-
daan hebben , daar zy in dit bygeloovig be-
grip ftonden. Het winnen of verliezen van
een Slag hangt dikwerf van een kleine om-
ftandigheid af. De voorzigtige fchikkingen vau
den kundigen Veldheer der Romeinen , die
zyne Benden , naar de wyze van den groo-
ten alexander , in drie agter elkander ge-
fchaarde Slagördens verdeeld had en het
wel te pas gebruik maaken van de derde
door de oplettendheid van crassus , beflisten
alleen het werk.
■ Fr. Hoe liep het met de Vrouwen en
Kinderen der Germaanen af?
E. Deezen wierden in de vlugt verfrrooid ,
verflagen of gevangen ; zelfs bleven \'er twee
Huisvrouwen van ariovistus , nevens ééne
zyner Dogters , de andere wierd gevangen.
4Ö0 GEVOLGEN VAN
de naderhand , volgens nicetas , wanneer de
Gothen , ten tyde van johannes comnenus,
door de Romeinen geflagen waren, maar zich
in hunne ronde Wagenburg herftelden. De
Vrouwen deeden dan ook dikwerf haar best
met de Wapenen die aan de hand waren; maar
ook keerden zy dezelve wereens regens de
vhigtenden , wanneer zy begreepen , dat deezen
zich niet van hunnen pUgt gekweeten hadden.
D. Men kan, wanneer men dit alles
doordenkt, ligtelyk opmaaken , dat deeze
Veldflagen veel bloediger waren , dan de on-
ze , \' niettegenflaande de verniehng , welke
door Kruid eu Kogels veroorzaakt wordt.
E. Dit wordt in het algemeen geloofd,
ten minllen waren de gevolgen veel doodely-
ker , wyl \'er die befcheidenheid, die ver-
fchooning van de overwonnenen geenszins
plaats vond , welke het Christendom en de
befchaafdheid naderhand hebben ingevoerd. Men
kan zelfs uit de Veldflagen , die in de ge-
wyde Gefchiedenisfen befchreeven i worden,
genoegzaam opmaaken , hoe het \'er toegegaan
is. Het heerfchend gevoelen in die tyden
was , dat de Overwïnnaar een volkomen
recht kreeg op de goederen , de vryheid en
het leeven van den Overwonnenen , zoo dat
hy hier mede naar veelgevallen kon handelen,
zonder over wreedheid befchuldigd te kunnen
worden , welke egter, vooral in de eerfte
woe-
-ocr page 425-den veldslag. 401
woede , dikwerf plaats, had , zoo dat zy. ge-
lukkig waren , die \'er her leven afbragteo ,
fchoon zy hetzelve in flaverny moesten door-
brengen. . Deeze Gevangenen , benevens het
geen \'er geroofd wierd, maakten den buit van
den Overwinnaar uit. Elk kreeg hier in ei-
gendom, het geen hy het eerst vermeefterde of
het geen het lot hem toewees. En\' wyl -dit
de eenigfte voordeelen waren, welke zy van
den Krygsdienst trokken , gebeurde het wel
eens, dat zy , te tuk op den roof, aan het
plunderen gingen , eer de vyand \'geheel over-
wonnen was. Somtyds wierd alles , vóór den
Slag, door eene plegtige Vervloeking aan de Go-
den gewyd, wanneer al wat leeven ontvangen
had gedood wierd en niemand zich met den
buit mogt verryken ; gelyk onder anderen ge-
beurde in den berugten oorlog tusfchen de
Hermunduren en de Catten , over eene naby-
gelege Rivier, die Zout opleverde , waar in
de laatften een\' groote neêrlaag leeden. De
Opperhoofden wierden dan op zekere daartoe
gemaakte Ahaaren geflagt, en anderen aan
Boomen opgehangen*
D. Dit komt eenigzins overeen met de Ver-
banningen in de oorlogen der Israeliten. Ik
hoop egter, dat zy zich niet aan het eeten
van menfchenvleesch fchuldig gemaakt hebben.
E. Neen, zy vergenoegden zich met de
afgehouwe hoofden hunner vyanden aan de
40a gevolgen van
halzen hunner Paerden of op hunne Speeren
in zegenpraal om te voeren , en ze vervol-
gens, even als op de jagt gevangen Dieren,
voor hunne wooningen op te hangen. De
koppen van voornaame mannen wierden zom.
tyds gehalzemd en, gedroogd, om ze aan
Vreemdelingen te toonen , en deeze wierden
door den Bezitter boven Goud gcfchat, wyl
ze een roemryk bewys van dapperheid" ople-
verden. --------- Voorts haalde men het hart ,
na een gelukkigen Veldllag, lustig op met
zang en dans.
D. Dies te meer verflagenheid zal \'er by
de Overwonnenen plaats gehad hebben.
E. Met reden , vooral wanneer \'er eene
Nationaale bellisfende Veldllag verloren was,
dan konden de Overwonnenp zich dikwerf
niet herftellen , en wierden genoodzaakt om
Land en Huis en Have aan den Overwinnaar
ten besten te geeven en elders den wyk te
neemen , gelyk ik van de Blenapiers te
vooren verhaald heb , en de Anfiharien na-
derhand te beurt viel, om van anderen niet
te melden. Van deezen verhaalt tacitus ,
dat zy , van de Chaucen verdreeven , eerst
naar de Catten, vervolgens naar de Chertis-
cen hun toevlugt genomen hadden : m^x^^
dat de jonge manfchap, na lang omzwer-
ven , overal vreemd , behoeftig en als vyand
aangemerkt, eindelyk in een ander
vvierd
-ocr page 427-den veldslag. 40%
wierd van kant gemaakt, en de Onwecrbaa-
ren tot buit verdeeld.
D. Hadden zy dan geene Vestingen , waar
in zy zich tegen den vyand verweeren kon-
den ?
E. De Germaanen verkoren , om verfchei-
den redenen , in het vrye en open veld te
woonen , en zich in Vastigheden optellui-
ten , itreed tegen het begrip , dat zy van
de dapperheid maakten. Zy fteundcn te veel
op hunne kragten. Alleen hadden zommige
Natiën een eenige bebolwerkte Sterkte, ge-
lyk wy by de Aduatiken ontmoet hebben ,
en c/ESAR in zyne Gallifche oorlogen naauw-
keurig befchryfc ; maar deeze dienden meest
tot Bergplaatzen van Voorraad en Geweer ,
en waren van geene zeer groote uitgeftrekt-
heid noch aangelegenheid. Zulk eene Vastig-
heid , welke, in onderfcheiding van de ge-
woone bevolkte Steden, {Urbes^ Oppidum
geheeten wordt, hadden ook de Batavieren,
waarin zy zich niet lang veihg oordeelden tegen
de Romeinen. In dit gedeelte der Krygskunde
komen dus dt Batavieren in geene aanmerking:
zy wisten ook weinig of niets van het belege-
ren, wyl het in hunne onderlinge oorlogen niet
te pasfe kwam, en fchoon civilis veel van dc
Romeinen had afgezien, waaronder hy lang
gediend had, kon hy daarom egter met het
aanranden en beftormen van hunne verfterkte
Gca Le-
-ocr page 428-404 d e dapperheid
. Legerpkatfen niet te regt. De eenige zeker-
heid vati hun Land ftelden zy iu de woest-
heid van hunne grenzen rondsomme , waarvan
vooral die Natiën zich bedienden , die oorlogs-
zngtige en magtige Nabuuren hadden ; ---
en in de Bosfchen en Moerasfen , welke van
binnen in het Land gevonden wierden, en waar-
uit zy den vyand , tegen wien zy in het
open veld niet beftand waren , beftookten en
werwaards zy geduurig te rug weeken , Om
hunne kragten te herhaalen , en hem met
nieuw geweld op het lyf te ftorten, In zulk
een geval wierd, volgens tacitus , de vlugt
niet fchandelyk gerekend , terwyl die uit be-
leid en niet uit vrees gefchiedde.
D. Al hebben de Germaanen in \'t gemeen,
en de Batavieren in het byzonder , zich op
het aanleggen , verdedigen of overweldigen
van Vestingen niet verftaan, het geen met
hun fyflema niet Overeenkwam , was egter
het Krygsweezen by hen in veel beter -ftaat,
dan ik, ook volgens uwe eerfte opgave , ver»
wagt had , myn eelhart.
E. Gy zult my egter moeten toeftemmen ,
dat zy in hunne Wapenrusting en in -hunne
Krygskundigheden , gelyk vegetius , poly-
bius en anderen te regt hebben aangemerkt,
verre beneden de Romeinen waren.
D. Des te meer moet ik my verwonderen,
dat zy het zoo wel uitgehouden en zoo ver
gebragt hebben, E. De
der. batavieren. S7E
E. De dapperheid, die de Germaanen in
\'t algemeen bezielde , en de fterkte hunn\'er
lighaamen, waarin zy byna alle Natiën te
boven gingen, moest het gebrek vervullen ,
het geen in andere opzigten plaats\'had ; maar
hier uit kunt gy ook opmaaken , zoo zy in
alles gelyk geftaan hadden met de Romeinen ,
zoo zy even wel gewapend gedisciplineerd
en gevat waren geweest, om hunnen Vyand te
verkloeken, hoe het met hem zou afgeloopen zyn.
Het liep ook inderdaad in \'t vervolg van tyd liegt
met hem af, wanneer de Germaanfche Volken
gaande weg , door de aanhoudende oorlogen
met de Romeinen , of door den dienst in
de Romeinfche Legers , hen de kunst hadden
afgekeeken , terwyl de handen van deeze
Overwinnaars door weelde en vadzigheid meer
en meer begonden te verflappen. - En
dit gebruik dat dc Romeinen van de Germaa-
nen, maar allermeest van de Batavieren maak-
ten , zelfs toen zy zich in den grootften
bloei bevonden , leert overtuigend , wat on-
dervinding zy van dit dappere Volk hadden ,
en wat verwagting zy \'er van maakten , waar
in de uitkomst hen ook niet te leur gefteld
heeft.
D. Maar ging, wanneer men regt zal oor-
deelen , hunne zugt tot oorlogen niet te ver-
re , wanneer zy daarvan de hoofdbezigheid
van hun leeven maakten ?
C c 3 E. Men
-ocr page 430-406 üe dapperheid,
E. Men kan niet ontkennen , dat zy dit
ftuk wat ver dreeven ; - dat dit met de
eerfte oorfpronkelyke beftemming des menfchen
en .de liefde die zy aan elkander fchuldig
zyn , niet overeenllemt; maar men moet de
omftandigheden niet uit het oog verliezen, in
welke de Germaanfche Volken in \'t algemeen
geplaatst waren. Indien elk hunner met het
zyne te vrede, zyn Nabuur ook in de ge-
ruste bezitting had laaten blyven , waarin hy
door de Voorzienigheid geplaatst was, zou
zulk een oorlogzugtig beüaan niet noodzaake-
lyk en van zelfs verminderd zyn geworden.
Men zag dit ras in de Cherufcen , anders
een magtig en ftrydbaar Volk. (*) Maar nu
het tegendeel plaats vond, nu niemand in een
open landftreek, door geene Vastigheden noch
Sterkten beveiligd , zich een oogenblik van
zyne vryheid en bezittingen kon verzekerd
houden , ten zy hy dezelve kloekmoedig ver-
dedigde , moest al de fterkte en veiligheid in
de Wapenen gezogt worden , welke de Na-
buuren in den toom hielden , of hun de ge-
pleegde Strooperyen ten duurften deeden be-
taalen. Behalven dat wraak- of hebzngt hen
ook wel aanfpoorden , om op hun beurt aan-
vallender wys te werk te gaan.
D. Zoo wierd dan in hun het fpreek-
woord i
(*) Zie het 36 hoofdfi. van de Zeden
Germaanen by tacitus.
woord , die een ander jaagt, ftaat zelf niet
ftil , en teffens het gevoelen van hoebes be-
vestigd 5 dat de Natuur den mensch tot oor-
log en vervolging gefchikt heeft.
E. Het is , eigenlyk een gevolg van de
deerlyke verbastering der menfchelyke natuur.
Intusfchen , daar de Waereld niet anders be-
ftond , was het niet alleen een werk van
noodzaakelykheid , maar zelfs eene deugd ,
voor de algemeene veihgheid eigen gemak
gewillig te verloochenen , en voor het be-
houd van het Vaderland bloed en leeven op
te offeren. En het was te wenfchen , dat
wy dit in zoo verre navolgden, als met
onze veiligheid en de regelen van eene Chris-
telyke Zedekunde overeenftemt,
D. Gy moogt \'er wel byvoegen, myn
eelhart , —— met de tegenwoordige om-
ftandigheden , waar in ons Land en ons Volk
geplaatst is.
E. Dit beken ik, myn diederik ! maar
is het ondertusfchen niet beklaaglyk , ja fchan-
delyk voor ons, dat wy zoo geheel en al
van het dapper en krygshaftig voorbeeld van
de oudfte bewooners van deezen grond zyn
afgeweeken , en daar door onze vryheid aan
inheemfche en uitheemfche belaagers en over-
v/eldigers hebben bloot gefteld ? -— Wat
zou \'er aan fchorten , dat wy het zelfde voet-
fpoor niet zouden kunnen inflaan , dat by de
Cc 4 Zwlt-
-ocr page 432-4o8 de nationaale
Zwitzerfche Bondgenooten zoo lang en met
zulk een goeden uitflag gehouden is ? —>—-
Zouden wy immer vry geworden zyn , zoo
onze Vaderen tegei het Spaan fche geweld
zelfs geene handen- aan \'t werk geflagen had-
den , en is daarom het voorneemen , ora
de Natie ten allen tyde gewapend te houden
niet onder de grondwetten van ons vereenigd
Gemeenebest ? Hoe kan het dan by veelen
als misdaadig worden aangemerkt!
D. Maar tusfchen dien tyd en den tegen-
woordigen , zyn reeds twee eeuwen verloo-
pen ; hoe zeer is de Natie , is de gedaan-
te van ons Gemeenebest intusfchen veranderd!
E. Dat is zy , myn Vriend ! maar die
verandering geeft ons ftof van klagen en hef
duifterfte vooruitzigt. Hadden wy , als de
herflellers van \'^erufalem , met het zwaard in
de eene en het bouwgereedfchap in de andere
hand , fteeds waakzaam en werkzaam ge-
weest , \'er zou nooit gebeurd zyn het geen
nu gebeurd is. Maar de bemoeijingen om
fchatten te zamelen en het overleg om de-
zelve te bewaaren of op de luifterrykfte wy-
ze te gebruiken ; - overvloed en weelde
hebben onze aandagt van het gewigtigfte punt
afgeleid , en onze waakzaamheid en werkzaam-
heid gaande weg doen verflappen , daar wy?
naar maate onze Bezittingen aangroeiden en
ons Land te meer waard wierd voor elk Ou-
der-
w apening. 409
derneemer, te meer op onze hoede moesten
gebleeven zyn. — Ik heken, dat het zeer be-
zwaarlyk is, het maahaftig fpoor van.onze Vade-
ren in te flaan, daar de meesten onzer zoo ver-
wyfd en verlaft, zoo verre van hunne Zeden ver-
basterd zyn: maar waarom keeren wy niet tot de-
zelve, zoo ras en zooveel mogelyk weder? dit
ftaat aan ons , en wy zullen \'er, zoo wy het
niet vrywillig doen, door de veragtering onzer
zaaken wel eindelyk toe genoodzaakt worden,
ten zy wy alles willen laaten vervallen. ---
Neen, myn eelhart , het was niet onmo-
gelyk , indien tegenftrydige en voor de Vry-
heid nadeelige inzigten de algemeene wapening
maar niet heimelyk en openlyk dwarsboomden.
Indien eene opregte zugt voor Vaderland en
Vryheid elk een bezielde , elk een zich toe-
lelde om het heerfchend misverftand uit den
weg te ruimen en alles volgens de oorfpron-
kelyke rechten op den besten voet te herftel-
len. Men zou \'er ras aan gewennen, en
niet beter weeten of het behoorde zoo , ge-
lyk het zoo in vroeger tyden in ons Land
plaats had , waarvan daan anders alle de Schut-
teryen en Schutters.Doelen ?
D, Zulk eene eensgezindheid en welmee-
nendheid was \'er volftrekt noodig, op dat
het Zwaard van den eenen niet tegen dat van
den anderen Burger gekeerd worde , en dit
maakt by my dc grootfte zwaarigheid.
E. Dit neemt de wettigheid der zaake niet
Cc 5 weg.
-ocr page 434-410 de nationaale
weg. Van alles kan een verkeerd gebruik ge-
maakt worden , ook van de Wapenen, die
den bezoldeling in de hand worden gegeeven,
om Stad en Staat te beveiligen» Hy kan de-
zelve keeren tegen hun, door wiens zweet
en geld hy onderhouden word.
D. Ik heb dikwerf gedagt aan een zekere
aanmerking van tacitus , die my door fre-
derik is meegedeeld, ik meen by gelegen-
heid dat hy fpreekt over de Suionen.
E. Regt, myn diederik , ik weet wat
gy bedoelt. Hy verhaalt van de Suionen ,
dat de Wapenen niet in handen van elk ,
maar in een algemeene vergaderplaats opgeflo-
ten waren , om dat ze van buiten weinig
gevaar te vreezen hadden, en eene lediggaan-
de Bende van gewapende manfchap ligt uit»
fpatte. Gy kunt nimmer iets bybrengen , dat
meer afdoet.
D. Tegen de algemeene wapening der In-
gezetenen........ Want hoe veele buiten-
fpoorigheden zyn \'er hier en daar niet door
veroorzaakt!
E. Neen , voor dezelve. Alle misbruiken
erken ik, zoo wel als iemand , en betreur
ze ; maar van hoe veele zaaken zouden wy
moeten afzien , indien het misbruik dezelve
geheel onwettig konde maaken.-Is \'er meer
gevaarte wagten van een Burger, die onder den
Wapenhandel zyne kostwinning waarneemt, dan
van eenen dikwerf ledigloopenden bezoldeling ?
Heefc
-ocr page 435-Heefc deeze niet menigwerf de grootfte baldaa-.
digbeden gepleegd ? en kunt gy u daarente-
gen geene gevallen herinneren , waarin de
grootfte wanorden onder het Gemeen door eene
gewapende Burgery is voorgekomen of te regt
gebragt ? -—• Den Suionen wierden de
Wapenen niet betrouwd, en daaruit blykt
deeze waarheid , dat dezelve het fterkfte bol-
werk van de Vryheid waren, die de ande-
re Germaanen genooten , maar zy misfen
moesten. Alleen de vreeze der heersch-
zugtige Vorften deed hun zulke maatregels
neemen , en de bewaaring der Wapenen -aan
geen Edelling , aan geen Vrygebooren , zelfs
aan geen Vrygelaten toebetrouwen , maar aan
een Slaaf. —- Het was toch geenszins het ge-
voelen van tacitus , die zeer wel wist wat
\'er by Grieken , Romeinen en alle oude Vol-
ken plaats vond ; maar het voorwendfel van
hun , die zulke maatregels namen , het geen
hy bybrengt, en daarom fluit hy met dee-
ze opmerkelyke^ woorden , ,, want het Ko-
ninglyk belang laat niet toe, een Edelling ,
een Vrygebooren , zelf een Vrygelaaten htt
opzigt over de Wapenen te geeven." — Gy
ziet \'er uit, dat de meeste Vorften ten allen
tyde op dezelfde wyze gedagt hebben. ——»
En zou deeze plaats voor het gevoelen zyn ,
myn diederik , het geen gy, maar zeker
niet in ernst, voorftaat ? \'Er blykt alleen
uit j
-ocr page 436-412 de nationaale
lût, dat de Suionen niet altoos meefler van
hunne Wapenen waren , maar \'er blykt tef-
fens uit , dat zy ze wel degelyk wisten te
gebruiken. —— tacitus had van te voo-
ren gezegd, dat zy niet alleen fterk waren
in gewapende manfcbap, maar »ook in fche-
pen ; dat zy ter Land en ter Zee zich had-
den in ftaat gefteld , gelyk wy ook behoor-
den te doen. Laaten zy of?s dan en tot
een voorbeeld , eu tot eene waarfchouwing
ftrekken , op dat wy onze vryheid niet ver-
liezen , gelyk zy ze door de konftenaaryen
hunner Vorften verloren hadden,
D. Maar hebt gy niet verhaald, dat zy ze
naderhand wedergekreegen hebben ?
E. Gewis, de omftandigheden zyn my
daarvan niet bekend , maar de zaak is ze-
ker , en bewyst , dat het onmogelyk is op
den duur eene vrye Natie te onderdrukken ,
wanneer zy in de Wapenen genoegzaam ge-
oefend is , om haare rechten te handhave-
nen. De Zwitfers kunnen hier vän in de
moderne gefchiedenis een nader bewys ople-
veren : wyl zy nimmer zich van het Oos-
tenrykfche Jok zouden hebben bevryd en nim-
mer hunne vryheid zouden hebben behouden
onder het Arifiocratisch beftuur, dat in zom-
miïïe Cantons de overhand heeft , dan door
eene algemeene Nationaale Wapening, welke al-
le geweld en onderdrukking voor Edelen en
Patricen ten hoogften sevaarlyk maakt.
wap e n i n g. 41;
D. Ik ben geheel uit het veld geßagen,
myn eelhaPvT ! Hebt gy nog iets over de
Krygsvcrrigtingen der Batavieren P
E. Het is zoo, myn Vriend! wy kun-
nen *er niet anders over denken , zoo wy
door geene- vooroordeelen vooringenomen, of
met verkeerde oogmerken bezield zyn. -—
Alleen moeten alle onnoodige en bezwaarende
onkosten , vooral van drinkgelagen en vertee-
\' ringen , . gemyd , en een ieders beroep met
allen yver behartigd worden. Men wil zich ,
als de Bezoldelingen , in eenerley Monteering
fteeken, dat welftaat, maar niet volftrekt nood-
zaakelyk is; Iaat ook elk een\', als zy, wanneer
de wapenoelfening afgeloopen is, naar zyne
wooning en naar de zynen keeren. —— Laat
het oogmerk blyven , niet om met een ge-
wapende hand alles door te zetten , of zelfs
de teugels der regeering in handen te nee-
men , maar om ten allen tyde gereed te zyn
de rust en veiligheid van binnen en van bui-
ten te handhavenen, de Republiek by haare
Conftitutie, en elk Regent , zoo wel als
elk Burger , by zyne wettige voorrechten te
befchermen : zoo zal de gewapende Burger,
terwyl hy zich zelfs een eerlyk en nuttig
tydverdryf bezorgt; terwyl hy zyn lighkm
aan een goede houding fen vaerdige handgree.
pen , -- zyn geest aan een noodige on-
dergefchiktheid en goede orde gewend; j
ter-
-ocr page 438-4x4 d ë militaire
tervvyl hy de onderlinge verkeering en harmo-
nie bevordert, en den band der maatfchap-
py verfterkt : - zoo . zal hy den boozen
tot een fchrik verftrekken , en de ondernee-
mingen tegen de Vryheid :verydelen. Dan ge-
noeg hier van. Ja \'er is nog iets , - een
gewigtig ftuk, overgebleeven, het geen in onze
dagen zoo veel gerugt gemaakt heeft.
Fr. Wat is dat Vader?
E. Kunt gy het niet bedenken?...........
De Militaire Krygsraad.
D. Was die by hen nog van de Burger-
lyke onderfcheiden , daar zy immers alle
Krygslieden waren ?
E. Tacitus maakt duidelyk onderfcheid
tusfchen de Rechtshandelingen , die in het Le-
ger en die in de algemeene en byzondere
vergaderingen gehouden wierden. Van de eer-
fte fpreekt hy reeds in het zevende hoofii-
ftuk van de Zeden der Germaanen, En het
was ook volftrekt noodig, wanneer zy te
veld waren , en anders kwam deeze byzondere
Vierfchaar niet te pas , dat \'er eene Recht-
bank was , waar voor elk te recht kon gaan
of geroepen worden. Dat de" Vrygeboore-
nen als Leden en de Edelen of Bevelhebberen
als Beftuurders deezen Krygsraad uitgemaakt
hebben , is waarfchynlyk : maar dit kan ik
U met zekerheid meiden : ,, -aan niemand
was, buiten de Priefteren , geoorloofd te
ftraf-
-ocr page 439-KRYGSRAAD. 415
ftralFen, noch te binden , noch zelfs eenige
fiagen toe te brengen, - Deeze waren
de Priefters, die mede te velde trokken ,
doorgaans de voornaamften van de Orde.
D. Dit komt my zeldzaam voor.
E. Tacitus geeft \'er eene goede rede
van, ,, om dat men denken mogt , dat zy
geftraft wierden , niet op het bevel van hun-
nen Hertog , maar als of de Godheid zulks
gebood 5 welke zy gelooven , dat by de oor-
logenden tegenwoordig is." Zoo wierd alle
murmureering voorgekomen, en de Veldoverften
behielden tevens het ontzag en de genegenheid
van hunne onderhebbende Manfchappen.
D. Zeer wel gevonden. ■ Ik ben U
ten hoogftcn verpligt, myn eelhart , voor
de volledige opening van de KrygsoelFeningen
der Batavieren, welke gy tot myne komst
had uitgefteld. Ons verblyf in uwe na-
buurfchap , geduurende deezen Zomer, zal
my , zoo ik hoop, gelegenheid bezorgen , om
meermaalen dit genoegen te fmaaken.
E. Gy zult my altoos weliekom zyn.
-ocr page 440-DE PLAATEN
Dus te plaatzeu.
PI. L De Landbouw der Batavieren ,
tegen over Bladz. lo,
— II. \'Dc Huwlyksplegtigheid der BATAVIE-
REN 5 tegen over bladz. 126.
— III. Eene Raadsvergadering der germaa-
nen , tegen over bladz. 260.
— IV. De Krygsoeifeningen der Batavieren,
tegen over bladz. 354.
-ocr page 441-»B3
I •■
/ .
-ocr page 444- -ocr page 445- -ocr page 446-