Historîa Gentium
Octavo no. I23<5.
. f
A
3 ■ ■
m
■K\'
-ocr page 5-bË ALOUDE
STAAT
DERVereenigde
-ocr page 6-I
O J /:, tX
t T- Tk
i.1 j,- C--
«j. rf\' v- .
é
- i
"c
\'■X
-ocr page 7-DE ALOUDE
STAAT
E W
DER
V ER E E N I G D E
DOOR.
vierde en laatste deel.
TE AMSTERDAM, BY
JOHANNES ALLART.
MDCCXCIS.
I.
-ocr page 8-h-.:
f
vr
V .1-: - ■ \' f ■ . ^ ■
^ ■ : ■ ; f-
T^; T j-;
Eindelyk komt het vierde en ïaatfle Deel van
^n Alouden Staat in \'t licht, waarvan de
uitgave ongelukkig is vertraagd, tot aan een
tydjiip, het geen nog veel onrustiger is^ dan
wanneer het eerfte Deel van dit Werk gedrukt
wierd. Ik had de vóoftzetting van jaa* tot
jaar uitgejldd, toen de aandagt van oude ge-
hurterdsfen door de vreemde en groote verfchyn\'
felen van deezen tyd wierden afgetrokken , en
eik een zich met het leezen van nieuwe ont-
\'werpen en voorbereidende veranderingen ophield,
die van groote en ontzettende omwentelingen
merden gevolgd. De tyd wierd daardoor hos
langer hoe ongunjiiger voor werken van deezen
aart. Ik moest evenwel ten ïaatjien bejluiten
om aan het herhaald verzoek van veelen tB
voldoen , en ik wilde niet gaarn dit werk, dat
iny zoo veel arbeid gekost had, onafgedaan ag-
terlaaten. Ik hervatte dan hetzelve en men ms
tot aan de drie- en twintigfie Zamenfpraak
met het drukken gevorderd, wanneer men nade-
rende gerugten van oorlog op onzen bodem, en
welhaast de landing der Engelfchen vernam.
Het duurde niet iang, of wy zagen in zekere
* 3 «i»-
VI
opzigten ook in onze Stad het toomeel des oor-
logs. Ik had my egter tot het afleveren van
ij^ deel in dit ^aar verbonden y waar van de
druk reeds met voorledtn Jaar begonnen was.
De vroeg invallende en firenge vont bragt toen
ime merkelyke vertraaging te weeg. Vervolgens
moest ik ^er de laatfie- hand aan leggen ^ onder
het geiUiirtg gebulder van het Canon , dat wy
Mer gemakkelyk hooren konden. Wy kreegen al-
ras een bezoek van de Engelfche armée in onze
Stad, die open en geheel weerloos was i zy wUr».
den door Franfchen , deezen weder dom Engel-
fchen vervangen. Dag aan dag gingen wy van
de eem hand in de andere over, het geen niet
zonder merkelyle opfchuddingen en onaange-
mamheden toeging , tot dat de Generaal Daaut
dels imt een geheele devifie van het Bataaf-
fche leger van deeze Stad bezit nam, en de
aftogt der Engelfchen vernomen wierd. Elk ,
die de omftandigheden , welke by zulk een ge-
duurigen af- en aantogt van vriend en vyand
DïiVaTTnydeïyk waren , in aanmerking neemt y
Ion begrypen f hoe moeijelyk het was y die he-
daaraheid van geest en oplettendheid te bewaa*
ren , welke tot ht afmaaken en nazien van
een werk van deezen aart, vooral van het geen
in
UK
-ocr page 11-ia die Zamenfpraak voorkomt, vertisclit mrdt.
Dit had ^Ifs inyJoed op de drukpers:— Feelen
moeiten ook door .de requijitie hun arbeid laa*
ten fteeken; •— alles werkte mede tot vertraa-
ging en vermindering vm een fpoedige en naauw
keurige uitvoering. Ik moet hier van meldtKg
manken tot verfchooning yan de al te menigvui«
dige drukfiuten, ^yelke vooral in \'ï agterfie ge\'
deehe zyn ingeflopen. Die ik ontdekt heb ,
kunnen naar het bygeyoegd lystje verbeterd wor»
den. —— Ook zal de leezer zich rdet moeten
iivreemden , wanneer hy by een Schyver van
gevorderden ouderdom , waar in het gehmgen
van tyd tot tyd verminderd, in een werk, dat.
zoo lang onder weg gewiekt is, eene enkele
herhaaling aantreft, veel min, wanneer ïiy
eene zaak , dis bcdsnkelyk is, op eene andere
wyze v\'ind voorgefield, Me^i kert toch by den
d;ig. Zoo zal hy van den aandrang tot het
huwelyk door augustus, waarvan kortelyk
in het laatfle van het derde Deel gefproken
was, een nader en breeder yerflag vinden in
voorjle van dit Dech Dan deeze zaak, dis ah
ioos bij mij van \'t grootfie belang gerekend isy
kon wel eene nadere herinnering veelen. Het
duister fluk yan den tempel van tanfana
* 4 vindt
vmeh gy hier ook in een ander licht geplaatst.
Voor het overige weet ik niet, of ik verfchos-^
nïng moet vraagen over myne uitgebreide im
lasfingen van Romeinfche gebeurtenisfen. Ik
heb daar door, even als tacitus de zeden
der oude Germaanen te meer doen afßeekcn 5
He tydvakken, waar in nicts »f weinig van
de Batavieren te zeggen wns, aargevuld;
door verandering van ßof de leeslust zoeken
eptewekken , en egter niet verzuimd alles van
de Batavieren te melden, wat de aantekening
waardig was. Daartoe heb ik de geheele drie-
entwintigße Zamenfpraak ingerigt, welke my
mgehofiyke moeite en nazoeken gekost heeft,
tven als het begin van het werk^ vooral in het
vergelyken van de in fchyn verfchillende be-
fchryvingen yan het eiland der Batavieren van
j, c.esar, phniüs, tacitus ^«mela:
tn ik dugte, dat deeze aangewende moeite by
veele Uezers, welke op ^adcrlandfche oudheden
als eene dorre liefhebbery nedersiien, zoo wel in
het eene, als in het andere geval weinig genoe^
gen baaren zal^ en eene oorzaak is, dat myn
aloude Staat, zoo veel ik weet, minder geleezen
is, dan myne Befpiegelingen , een werk van
vroeger jaaren sn minder belang: men wil toch
OK\'
-ocr page 13-VOORBERIGT.
ingäarn un boek leezen, dat infpanning vw
den, Ik zou deezen dan raaden het middel-
fte enjmeijelykße deel van die drie- en twin-
tigße Zamenfpraak over te ßaan, en ik hoop,
iat de aanmerkelyke gevallen, in den leevensloop
wn GERMANIGUS voorol, hun voldoening
zullen geeven. Een held ^ die door het voortref\'
felyk werk van onze tiitneemende Dichteresfe
lucretia wilhelmina van mer-
Xen, aan onze Natie gunftig is bekend ge^
worden. Ik was eerst voorneemens ^ de daaden en
lotgevallen der Batavieren te vervolgen tot dat
hun naam in de gefehiedenis verdwynt. Nader-
hand bepaalde ik my tot het afloopen van den
oorlog van civilis. Dan daar het werk on-
der de hand uitdyde en ik beloofd had ^ het in
vier Deelen te zullen brengen, meende ik in het
einde van den leevensloop van germanicus
een goed ßot te hebben gevonden, Intusfchen
zyn de Batavieren weder herreezen, ten min^
ßen hun naam. Ik hoop dat zy zich dien naam
zullen waardig maaken en heb hun ten min^
ften gelegenheid gegeeven, om hunne Foorouders
van naby te leeren kennen. Zoo veel als onze
Conftitutie van de hunne verfchdt^ zoo veel en
nog meer, zyn wy in zeden en daaden yan hun
onderfcheiden, fchoon wy üh meer hefchaefd \'èfi
door het Christendom verlicht, het veel verder j
dm zy beh\'wrden gehragt te hebben. fVy wil-
len het beste hoopen, wanneer de mfmaaïe
Opvoeding y \'waa)van tót dus ver veel gefproken
is, daar de zeden al vast meer en meer ver-
wilderen, eens tot fiand komti wanneer men in
het Stemrecht eene nadere bepaaling gemaakt
heeft: en wanneer men eens in der daad zeggen
kaUf Deugd en Ferfiand bsflisfen alleen de keus
in de Bataaffche Republiek , daar worden
de verdienten beloond, de koophandel befchermd^
de kunsten en weetenfchappen aangemoedigd, de
Godsdienst geëerbiedigd^ ds Zeden verbeterd^
en de behartiging van het \'welven van het
Gemeenebest is daar het hoogße belangd maakt
aldaar alken het patriot tism tls uit.
Tas
-ocr page 15-Zie hier befcheide leezer de breede Lyst
van Drukfouten en Ferbeteringen, wel-
ke ik Ü met weerzin moet ter
hand ftellen:
BI. ta reg. a niet wisten lees niet behoorlyk wisten.
BL at reg. 15 meest al less ook verfterkte legerplaatren»
Bl. 75 reg. 5 Byzonlieden tees byzonderheden»
Bl. 106 reg. 3 yan onder bezending lees zending,
£1. 123 reg. 16 sBETORios Ises süetoniüs.
Bl. ii24 reg, i? plaats agter af een:
BU iï6 reg. 17 cecinna Ues c^cina.
Bl. 142 reg. 7 zyne lees deszelfs verheffing»
Bh 163 reg. 7 zogt wreeken Ises zogt te wreeken»
Bl, 168 reg. 2 y. 0. stsestes lees segestes.
Bl. 175 reg. 8 plaatst agter c^cina een ,
BL ï86 esg. ♦ is beter dus j welke den Koning vonones
wegjoegen, die hun door de iiowme« gegeeven was,
voor den Vorst een gefchikt voorwendfeL
Bl. 9X1 reg. 6 van ondtr nog le^s nog meer ontbreekt.
Bl. reg. II eene aanzienlyke lees een aanzienlyken.
Bi 2£0 de lees den fcheepsbouw.
Bl. 25^ reg. I lees ongeblu hten kalk.
BL 25« reg, a v. 0. lees cottdUa lorum*
BI. 276 reg. a Icts pratorimi,
B). 27b reg. 9 y. 0. lees daar omtrend ook.
Bl. 279 reg. 8 Ues tot beter verftand, dit eerfte TrajeHus of
Trajeüum. Maastricht wordt ook TrajtUus Novus
geheeten, fchoon deeze naam te regt door eanne-
gieter aan wiltenburg in tegenftelling van Utregt
gegeeven wordt,
Bl, 283 reg. 1 V. 0. moras lees moeras.
Bl. 266 onder m, stuart. lees AL ftaat.
B]. 297 reg 9 y. 0. in plaats van doorgaans lees bekend,
Bl. 29S reg. 9, 10 zegelringen enz. Ites zegels , fleutels
met of zonder ringen.
bl.
-ocr page 16-Br. Mg. 9 leis Oosteft- én Z. Oosten W»
SI. 310 reg. 5 iees in den voorgevel.
Bl. 318 reg. 5. plaats agter Grieksch een ï
reg. II te« dien-oorlóg*
BK 324 hes denzelven*
Êl. 32Ö reg. 7 fchenken lees (laiiiccuè
reg. 17 fulrius lees fulvius,
Bl. 835 een fchat van 5 i öcoo lees elf a twtalf duizend.
reg. 12 of keten, lees of gefchakelde gouden keten;
NB. Men had de berekening gedaan in
Franfche livres, maar het moest in HóU
landfche guldens gefchieden, en daarom
moeten de fommen ruim verdubbeld woï*
den.
Bl. 340 reg. 5 y. 0. da andere hes den anderen
Bl. 343 regi 14 filii
Bl. 345 reg. 3 füas — lees faustinianus.
reg. 4 groote lm grooten.
Bl. 846 \'e^. II Lios — lees Lithofiratosk
Bl. 370 reg. 7 y» 0, B. lees R.
BI. 374 reg, 7 de lees den penning.
BI. aSo reg. 3 v. o. in \'t harnas joeg lees joegea»
Bl. 384. reg. 13 hem lees hen.
reg. 4. V. Ol deezen Iets onzen
Bl. 394 SIIANUS feM SEfANUSi
Bl. 407 reg. 7 V. 0. wanner lees wanneer.
B!. 430, reg. 5. ffl^^r «^it Forum Jullum in Gallien, moet
onderfcheiden worden van een ander Fa*
rum Julium in Italien,
J
BLÄDWYZER.
443
Batavieren , of zy ook
Huisgoden hadden, 111.
55.
-—\'r............ hunne Priesters.
III. 56\'
..........hunne OfFeran-
. den. 111. 69\'
hunne Altaaren.
hunne Gods-
diénstplegtigheden. III.
79 86.
—X zy rekenden hun
oorfprong Vïn de Sueven.
111. 80.
hunne Heilige
Tyden. 111. 92.
hunne Waarzeg-
fters. III. ICO-118.
Of zy en de
Gfmaunen iang by de
zuivere en eenvoudige
begrippen van den Gods-
dienst gebleeven zyn.
UI. 125.
» hoe zy zich op
hunne fterfbedden ge-
droegen. Ili- 15®\'
■ hunne Lykpleg-
tigheden. III. 153.
hunne lyken
wisrden verbrand, iii.
154. Plegtigheden daar
by. III. 155.
———. hoe zy hunne
lyken begroeven. W.
160.
het fterven hun-
ner Vrouwen nsec haare
Mannen, III. 184.
BS»——«" hun charaéler.
III. 196. wat aaniei-
ding gegeeven heefc tot
derzelver verba&iering.
lil. 2C0.
Batavieren , hunne zeden
vergeleken by die van
hunne tegenwoordige
Landgenooten. Hl. 201,
enz.
—\' hunne gefchiedenis
heeft veel betrekking op
die van Roms. IIL 207.
IV. 59.
zeer geacht by
de Romeinen. Ili. 214.
zy helpen de Ro-
meinen tegen de Galliërs,
III. 218, 225, 237,
241, 246.
-..........— of het hun eene
eer was, een onafhan-
gelyk volk onder de
magt van eenen anderen
te doen bukken, ilf.
246, 347\'
aun de Opperbecïfchap-
py hebben geholpen.
Ui. 250.
volgen J. CiESAR
in Spanje, lil. 201. in
Griekenlünd. ui. a^j.
in Mgypten. lil. 235.
in ^f:en. III. 295. in
Jfrica. i!I. 306. noch
eens, in Spanje. III. 310.
hunne gelleldheid
jia het ombrengen van
cssAiï. 111. 320.
——dienden daar na
onder anïokius; doch
w-onnen vervolgens hee
vertrouwen van octa-
vius. III. 334- 347-
waren by octa-
vius in den Oag by ^gg-
urn. III. 358.
Vvuren Lyfwag-
te»
ten van ciESAR augus-
tus. III. 397- van tibe-
rius. IV. 138.
Batavieren, zyn met dku-
sus,in zyie tochten tegen
de Germaanen IV. 10,
........crofFen, in zynen
opvoiger TIBERIUS, gee-
nen niiusus aan. IV. 41.
............ tiberius komt
op hun Eiland. IV.
67. 72.
—— hunne Ruitery by
de Romeinen, hos groot
in getal. IV. 81.
■"■"" \' ">■ alle gemeenfchap
tusfchen hun en de Ro-
meinen aff^ebroken. IV.
102. doch komen echter
daarna wcêr voor in ds
Romsinfchs Legers. IV.
loö.
geen deelgenoo-
ten in den opftand der
Romsinfche Legioenen.
IV. 153.
in hun Eiland
verzamelen de Romeinen
eene vloot. IV. 188. op
welke zy zich ook bevon-
den. IV. 191.
.........—■ trekken met hun
hoofd cariovalda, ovct
de Wezsr tegen armi-
K!us, daar zy, door de
Veldheeren van germa-
Nïcas omcingeld, ech-
ter gered worden. IV.
195.
van hunnen eer-
• ften toeRand af, tot op
den tyd van tiberius,
zyn veel veranderingen
iu hun Land , door de
naauwe gemeenfchap met
de RomHnen voorgeval-
len. IV« 232.
Batavieren, over de Oud-
heden in hun Land, uit
de onuitgegeeven brieven
van CANNEGIETEa. IV,
246.
................ de Koophandel,
al vroeg by hun geves-
tigd. IV. 249.
voegen zich al-
lengs naar de heimelyke
inzigten der Romeinen,
IV. 366.
Bato, een aanvoerder der
Maroomannen. IV. 87.
Beeldendienst by de Bata-
vieren niet in gebruik.
liL 47.
Belastingen by de Romeinm
zwaar. IV. 82.
Belgen, wie eertyds wa-
ren. I. ISI.
Belgiesch GaUien,^ wie des-
zelfs eerfte inwooners
I. 282 , aSs. — Ver-
fcheiden van hun maa-
ken een verdrag met
cjesar. I. 287.
Belgius, Veldoverfte der
Galliërs. I, 183. 199.
Eefchaafdheid, welken in-
vloed wetenfchappen en
kunften daar op hebben.
III. 202.
Bier, een aloude drank.
IL 73.
Bijon (de gemaande) welk
dier dit zy geweest, il.
59.
Biturigen zie Celten,
Blooheid , ftraf baar by de
Batavieren. IL 293,
Bssch
B L A D V/ Y Z E R,
Bmh (Het Heilige) tot
Godsdienstplegtigheden
gefchiist. Iii. So, 91.
Bosfchen, waren oudfyds veei
in Nederland. I, 149.
......... ■ oudtyds plegtige
Godsdienst-plaatzen. III.
Boter, hoe dezelve by de
gemaakt wierd.
II. 29, 64.
Brennus , Vcidoverfte der
Galliers. I. 183, 188,
194. 196, 203.
Brütannien : cjesar fteekt
derwaards over. I. 3or,
305, en aan de Romeinen
onderworpen. III. 216.
Brittanisch ktüid, welk
kruid het zelve geweest
zy. IV. 357.
dritten, een ruuvsr foort
van Galliërs, hebben
zich in Ierland aeètg^zQt,
I. 169.
Britten (Huis te) of Brittin-
burg. IV. 298-303.
tt—— oudheden, in de
puinhoopen van het zel-
ve gevonden. IV. 371.
Brutus , hoe zich, na het
ornbrecgen van CjESAK.
. gedroeg. III. 317,
——- wordt doodgeftoo-
ken. III. 346.
bürgten, overblyffels van
dezelve, in ons Land.
IV. 258.
C.
C^sAR, (C. J.) zyn be-
fchryving van den loop
van Km en B.h\'jn, J.
CiESAR, zyne opgaaf van de
lengte van \'t Eiland der
Batavieren. I. 82.
M». overwint de Aim\'
tiken. 1. 247-251-
—..» kort verflag vaa zy-
ne lotgevallen. Trekt
in Gallien. I. 280. —
overwint ARroviSTUS. I.
281.
komt in Belgisch
Gallie?!, overwint de
viers en AJuuiiken, I.
282. — ande-
re volken befluiten orn
een verdrag met hem
aan te gaan. I. 284. ■—•
De Batavieren en andere
Kabuurige volken wareu
daar in begreepen , uit
genoinsn de Menapiers ^
de TenBten, Ulipeten ,
Sicambren, en Morinen,
I. 286. lil. sio.
de Menapiers, daar-
na de TenÜten en Üfipe-
tsn worden door hem
overvallen en geplun-
derd. I. 286, 287.
—- trekt over den Rl.\'^n.
I. 299.
- keert te rug, in Gal-
lien. I. 300.
fteektover na Brit\'
tannien. l. 301, III. 216.
- laat in Gallien eèn
vloot toerusten. I. 304.
en fleekt andermaal naar
Brittannien over, I. 305.
fluit een verdrag met
CASSIVELLAUNUS. I. 306,
—« komt weder in Gal-
lien, terwyl de Eburonen
en Luikenaars tegen hem
44 S
LADWYZER.
oplt^ an, onder ambiorix
er cATTi"ULcus, I. 307.
als ook de Aduatiken en
islemers. I. 309. en de
Tr:vieren onder ikducio-
MhR, t 313. wreike de
Romeinen zeer in \'t pauw
bren;.;en, onder cjcero ,
die door cssak echter
gered wierd. I. 312.
C^s.^s, de Galliërs ftaan te-
- gen hem op. I. 313.
—— flaat ds Mmopiers.
I. 315. en poogt te ver-
geefsch weder de Sueven
te overvallen. I. 317.
g—— hy vervolgt ambio-
ris. I. 318. Cattivul-
cus beneemt zich zelf
het leven. I. 318.
-- hy verklaart de Ebu-
ronen vogelvry. I, 3ao.
De S:cafnbren maaken
hiervan gebruik, en val-
len eincit iyk op de Ro-
meinan zelf aan. I. 52?.
—— keert weder naar
Rome. 1. 326.
- da fla-ting en ver-
woesting door hem, in
Galiien, aangerigt, was
afgryzelyk. 1. 327.
—-- wat het loon geweest
is van zyne bedryven. I.
328.
>— wat over den Gods-
dienst der oude Germaa-
nen gefchreeven heeft,
llf. 17.
een van de voor-
naamfte ondermyners der
Romeinjche Vryheid. III.
2®9.
het fluitea van een
verbond met ede BatViS"
ren, en Caninefaatert na-
der overwogen. 111. 210,
51(5.
446
C^SAK, onderwerpt BrittaU\'
nien. 111. 2»; 6
—— zyne kry^sverrigtftv
gen in Gallien, ill. 217.
hoe hy de opperheer-
fchappy over Rome ver-
kreeg. Ül. 250-2fil.
—■— tr«;kt naar Spmje,
om de Legaaten van
poMPEjU-; te verjaagen.
III. iöi.
zyne krygstucht. IIL
267.
- maakt geen misbruik
van zyn Diélatorfchap.
III. 270.
vervolgt\' POMPEJUS,
in Gntkenhnd, III. 371.
in Mgypten. 111. 285.
zyn gedrag omtrent
cleopatra. UI 288.
— kenit in Afien. III.
294-
—— komt weder in Rmns.
IIL 295. heriielt aldaar
de wanorde. IH. 297,
gaat naar JJriia IIL
298. word aldaar geluk-
kig gered. III. 300.
Slaat scipio. M. 302.
verovert Utica. 111. 305.\'
houdt vier zegepraaien
te Roms. III. 307.
- komt in Spanje. III.
B ". L A D \' W \'Y Z E R.
30S. levert aldaar een
beflisfenden flag III 309.
komt te Rome te rug.
en word voor altoos Dic-
taW\\ III. 310.
CiESA!i raakt in misnoegen.
—— wordt in den Raad
vermoord. III. 315. 319.
de gevolgen van ty-
nen dood. IIL 316. enz.
Cissay , een eernaam ge-
vmrden onder de Romein-
~ fche eu andere Alieen-
. heerfchers. IU, 379.
Camakn Cnieu\'ve) te graa-
ven in ons Land allernoo-
digst. IV. 23«
Caninefaaten. I. 274. lil.
2J6 IV. 67-
Canmegieter f over de
Batavifche Oudheden. ïV.
245, 25e, 317. mra.
Castra, wat dit. woord be-
teskent. iV. 312,
catnatda verjaagt maro-
bodüus. IV, 427. Wordt
verdreeven door vibil-
lius. 430.
Cato , brengt zich zelven,
te Utica, om het leeven,
III. 303.
Cauchen. i. 274.
Celten. De Germaanen en
GijWsrJ ftaimnen van hun
af. i, 156 157. en meer
andere Volken. I. 165.
hunne gefchiedenis,
door Pelloutier befchree-
ven. 1. 158.
hebben bunnen
oorfprong van de Schy-
ten , in het Noordelyk
deel van Afien, I. 159,
Zie verder Schyten
ook genoefrd Cel-
to-Schjten. 1. 164, 206.
De Romeinen, en Grieken
noemden hun Gallen r of
Gäiatim. I. 166, 182.
Celten, hebben DuïtscUmid
bevolkt. L 166, lój.
Zie verder Germaanen,
I II» de Biturigen wa-
ren de voornaamfte ou-
der huQ: beflooten nieu-
we Landen op te zoeken.
I. i8i.
gaad deels los op
lien
Italien,
de Hercynifche wouden;
deel» op Italien, over de
Aipen,sn overmeesterea
de Tyrrfienen of Toscaa-
nsn» I. 183.
"i-i-11 ■ hervatten den aan-
val op de Romeinen I,
18:?. onder belgius ea
BHiSNMus, Zie vertter
Galliërs.
—^—- uit ^aröpiï breidden
zy zich uit in Klein A-
fien, onder den naasn
van G(daten of Galk-,
Gr<Bci. I. f65,
Chmucen, iV. }6f?.
Christendon, beiangryk voo?
het MenscWorn. IIJ.
204. IV. 5Ö.
CiCiCRO, wordt\' vermoord,
IIL 341.
Cimbren: derzelver verhui-
zing. L 20S, 252,
eoTeiitonm: hunne
oude woonplaatzen. I,
206. hebben waarfchyn-
lyk ook in de Nederlan-
den gewoond. i. 209.
- - aanleiding tot hun
cptogt en vereeniging,
I. 2t2.
■ \' de Cmlnfthe.
vloed. I. 213 , 271.
trekken naar CaU-
T.\'wifiefhnd eo
l 2ii3.
Cirn^
44?
B L A D w Y z E E.
Ciinbrm, raaken handge-^
meen met de Romeinen.
I. 217.
«s—— vraagen te ver-
geef: ch Landeryen 5 flaan
de Romeinen een en an-
dermaal. L 219\'
veroveren Toloufe.
I. 220.
——-- met de 7.nvüzers
vereenigd treiiken zy
naar Spanje, 1. 226.
Marius wordt te-
gen hun gezonden. L ahi.
trekken de Alpen
over en brengen catü-
LXJs in \'t naauw. i. 234.
— worden door ma-
Eius deerlyk geflagen. L
239. wanhopig bedryf
van hunne Vrouwen. L
242.
overblijfzel van
deeze Volken. I. 244,
24Ó en derzelver taal.
I. U5-
>—hanne aart en voor-
naamfle gewoonten. L
254-263.
CiNSA, maakt een zamen-
zweering. kV, 64.
Civilis , was geen Vorst
der Batavieren, il. 257.
Cleopatra . haar dood.
IIL 360. \'
Collateraal, is van een vroe-
gen oorfprong. IV. 8a.
COLONIA AURimWA. IV,
144.
Comités, of Medgezellen
van den Vorst, weike
bij de Batavieren waren.
II. 374.
448
D.
Dair, het begin van den-»
zelven by de Germaanen.
IL 262. -
Dagen, derzelver raamen,
waarvan oorfpronglyk.
lü. 38.
Deewn, \'t gedrag dct
Vrouwen van de oude
Dsenen , in den oorlog.
II. lao.
Dichtkunde , aanmerkingen
Omtrent de oude en laa-
tere. II. 191-
DiSiütofs te Rome , hun
_ gezag. III. 311.
Domburg , oudheden al-
daar. IV. 291.
Dofiierjieenen, zoogenaam-
de , in de Hunne-
bedden. II. 340. in,
175-
Doop, de oude Germaanen
bedienden een zekere
foórt van Doop aan hun-
ne kinderen. li, 146.
Dragonders, eene vroege
inftelliDg. IL 3Ö4.
Drenthe , Oudheden al-
daar gevonden. II. 340.
lli. 160, 174, 178
—....... veenen aldaar»
IU. 184. aant.
Drui\'len. II. 214. de
Geestelykheid by ds
Galliërs. IU. 5Ö , 63 ,
64. 88, 90.
Dküsus, verllaat de Ger-
maanen IV. 3.
—- valt op de Sicam-
hren aan. IV. 4.
B L A D W y Z E R.
brengt de Friefen
tot orde. IV. 5.
Duü-
-ocr page 23-ladwyzer, 449
Drüsus doet een tocht in IV. 37. gedenkpenningen
de Nederlanden. IV 9 , geflagen en eeretekenen
10. opgericht. IV. 38
—- trekt op tegen de Drusüs zyne kinderen. IV.
Cauchen, Ußpeeten en Si~ ald.
mnbren. IV. II. en an"
deie Germanifche Volken.
IV. 14.
—^— redt zich uit de
macht zyner vyanden.
IV. 16.
IV. 16.
(hcht kasteden aan
den Rhyn. IV. 17.
maakt nuttige ver-
zyn loflyk cbarac-
ter gefchetst. IV. 39.
——» hy krygt tot op-
volger in Germanien, zy-
nen Broeder ïibesiüs.
IV. 40.
een der braaffle Duiffleen, aaniïierking om-
mannen van zynen tyd. trent dezelve. IV. 288.
Duinen, oorfprong van de-
zelve. I. 51. derzelver
overftuiving en verplaat-
zirg. I. 61.
beteringen in het eiland Buitjchsrs , oorfprong
der Batavieren , en een van derzelver naam, I,
doorgraving by Doesburg
en Tsjeloort. IV. 19.
of hy meer grafren
aan de Maas en Rhyn
gemaakt hebbe. IV. ao.
174.
........... overeenkomst v^n
zommifie woorden in hec
Duitsch, met Latynjche
en Griekfche L 174.
legt een dyk aan Duitschiand, door wie eerst
den Rhyn aan. iV. 24. bevolkt. I. 166.
doet zyne intrede .1 hoe verre zich
oudtyds heeft uitgeftrekt.
I. ald.
in Rome. IV. 29.
doet zyn derden
IV. 31.
wordt, in het over-
tocht naar GerjM/zue«. Dy^cj, aanleg van dezelve.
1. 1*2.
door DRUSUS, in ons
trekken der Ehe, door
een verfcbynfel verhin-
derd. IV. 33. voorbe-
duidingen, waare of in-
gebeelde , van zynen
dood. IV. 34.
-fterft. IV. 35.
zyn nagedagtenis,
verdient in ons Land,
in eer gehouden te wor-
den. IV. 36.
plegtigst begraaven
Land aange!egii\\cn ver-
dere aantiierKingsn, om-
trent dezelve. IV. 24,23.
Eburonen, cynsbaar aan
de Aduaüken. 1. 247,
307. door ciEssR vogel-
vry verklaard. 1. 321.
Edda der Tslanderen , daar
in vind men een trefFe-
Ff
IV. Deel.
lyke
-ocr page 24-B L Ä D IV Y Z E R.
4SO
lyke befchryving van
God. IIL 15. 39.
Edelen y hunrie kinderen, by
de Batavieren , waartoe
gebruikt wierden. IL
156. 374-
....... de Opperften of
Vorsten by de Germaa-
nen wierden uit dezelve
verkooren. II. 251.
Eext, grafkelder aldaar.
llf. 176, 181.
Egypten , in een Ro-
meinsch wingewest ver-
anderd. III. 363.
Eikenboomsn, by de Bata-
vieren in hoogachting,
IIL 89.
Engeland, door wie eerst
bevolkt. I. 168.
Engelfchen , aanmerking
omtrent dezelven. I. 33.
Erfjlellingen, daaromtrent
hadden de Batavieren al-
leen gebruiken. II. 311.
Europa, deszelfs bevolking.
Feest van hertha. III. 53.
Ferramenta (Yzerwerk) wat;
daar door te verftaan zy.
II. 380. aant.
Finnen , behooren tot de
Sarmaten. I. 165. II.
295-
Flevo, Eilanden in dit
Me\'.r. 1. 102.
Forum Aériani, befchry-
ving; van deeze plaats.
;309, 341-347-
Frisfche ual, de oudfte der
leevende taaien, in ons
Land. II. 185. In die
taal zyn nog weinig
ftukken voor handen. 11.
ald.
Frißabonen, of kleine Frie-
/enengroote.I, 274, 275.
Friezen hebben nog hua
ouden naam bfchouden.
I. 278.
——- door Diiusus, toü
reden gebragt. IV. 5.
waren met de Ro^
meinm verbonden. IV. 7.
ftaan op 434.
G.
Galliëti ^Belgisch) j. cje-
SAR trekt in het zelve.
I. 282.
— nieuwe opftand
aldaar. I. 313. zie ver-
der CÄSAR
Galliërs, derzelver oor-
fprong. I. 157.
" - derzelver verhui-
zing. I. i8i.
vallen op de Ro-
meinen aan, en flaan de-
zelven. I. 182-188.
neemen Rme in
en belegeren het Capi-
tool, dat door camil-
lus ontzet wordt. 1.
189-192- en trekken
af. 1. 193-
trekken , op
nieuw, op Rme af. ï.
197\'
\' ■■■■■« vallen in Macedo-
nien en CritkenlanJ. I.
200-
krygsverrigtingen
vaa
van c^sAR onder .hun.
III 217-247. zie ver-
der CiESAR.
Galliërs hmn charafter. III.
223.
--- zy verlooren niet,
by huane overheering
door c/fsar. III. 248.
hunne trouw komt
voor de eerfte reis in
verdenking, III. 332.
Gedicht van den Deenfchen
Koning resner lod-
BEOG. III. 142.
Geestelykheid der Batavieren
pn Germaanen^ iii. 56.
Ce-kwetjle Majesteit, wet
van TISEKIÜS daar tegen,
een biön van veele on-
techtvaardigheden. IV.
185.
Gelykheid, ktvalyk , be-
greepen, heeft kwaade
. gevolgen. IV. 135.
Gemeen , F leis , Vulgus,
wie, In den beginne,
daar door verftaan wier-
dea. II. 255.
Cemeenebssten hoe oudtyds
beftierd wierden. II. 253.
Germmnsn, derzelver oor-
fprong. i. 15Ö. 166.
--— oorfprong van
dee^e benaming. I. 167.
aii.
of zy ook Land\'
bouwers waren. II. 5«
welk eene Re-
geringsform zy hadden
11. 232, 249
togen of Hwirvoerera
waren, II. 255
Germaanen hunne Raadsver-
gaderingen. enz. il.
260. enz.
■li hun Godsdienst.
III.. 17-<54 Zie verder
Godsdten\'.t : en op het
woord Batavieren. wel-
. ke doorgaans deze\'fde
zeden en gewooiuen
hadden met de Germaa-
nen onder welke zy de
voürtrefFelykfte waren.
II. loi. Ui, 194.
zy ppogen in
GaUien te vallen doch
worden door dsusus ver-
flagen: IV. 3. " 7 en
verder door hem beftre-
den. IV. 8-37.
worden de over-
heerfching der Romeimn
moede, en beflooten
deezen te verkloeken
onder hun Veldheer ar-
MiNiüs. IV. 97. Zie AR-
mtkius,
zyn telkens in
oorlog met de Rmei-
nen.lV. 107, 141, 153,
1(50, 168, 189, 216.
zy flaan de Ro-
meinen , onder c«cina.
IV. 177, enz.
worden aan de
hunne voorzor- Germanicüs, zoon van
gen voor hunne Vryheid. dsusus naar Da/mtóenge-
il. 241. zonden door aüsustcs,
—— wie hunne Her- IV. 88. 93«
Ff 2 Gss-
Wezer geflagen door ger-
MAHiCüS. IV. 200-209.
en daar na nog eens.
IV. 219.
Germanicus trekt naar
Germanien. IV. 107.
—li I f !■. was waard\'g op-
volger van AUGUSTUS tc
zyn. IV. 128.
opperbevslheb-
ber der legers in Germa-
nien. IV. 141.
Isomt, aan den
beneden RAyn , in gevaar
door een opftand in de
legers. IV. 143\' 146.
wordt door zyne vrouw
AGRIPPINA verzeld. IV.
147.
■■ \'dempt de oproe-
ren in de legers. IV.
149. I sa-
45^
trekt op tegen
de Marjen. IV. 154. en
verflaat dezelve als ook
de BruSerm, TuhmWen
en Ufipeten. IV. 156.
159. aiö.
hem wordt een
zegepraal over de Ger-
maanen toegeftaan. IV.
162.
valt in het Land
der Galten. IV, 160»
Î63, 216.
aangefproken
door se gestes. IV. 165.
word door tïbe-
rius Imperatw genaamd.
IV. 168.
trekt op tegen
AUMiNius en verdeelt
zyn benden. IV. 1Ö9,
verlaat de over-
blyffels van VAHU.S en an-
deren, op het flagveld,
in het Tsutoburgfchg
^osch, ges jaaienna den
flag , begraaven. iV.
171.
Geümanicus , \'t gevegt meü
ARMiMius onbeflisfend.
IV. 173.
— ■ I de door hem af-
gezonden c.ècina wordt
door ARMINIUS geflagen.
IV. 177. doch redt zich.
IV. 180.
zyn bevelhebber
viTELLius raakt op de
PVadden\'mnood.lV, 182.
overal geacht.
IV. 184.
laat een vloot
gereed maken tegen de
Csrmaniers. IV. 188.
iïomt in *t Eiland
der Batavieren. IV. 189.
trekt over de
Wezer. IV. 195. tö
droomt en doet eea
aanfpraak aan de Romein-
jche krygsknechten. IV.
197. hier op begint de
flag , welke , tweemaal
herhaald tot nadeel der
Germaanen uitvalt. IV.
200-209
lydt fcbipbreuk
op zyne terugtocht van
de IVezer. IV. 213.
hervat een nieu-
wen landtocht tegen de
Germaniers. IV. 216 e»
flaat dezelve. IV, 219.
wordt opontbo-
den , om de zegepraal te
ontvangen. IV. 220, 22ö.
wordt door tï-
berius naar het Oostea
gezonden, als algemeen
Landvoogd, IV. 375.
Ger-
B L Â D W Y Z E Sw
Germanicus wordt krank en
fterft, «iet zonder ver-
moeden van door rxso
vergeeven te zijn. IV.
380.
-11 ■ zyn uitnemend
charaéler. iV. 382.
w" onbefchryflykeen
algemeene rouw wegens
zyn vroegtydjg affterven.
IV. 380.
zyn asch llaat-
plegtig in \'t graf v^ti
AUGUSTUS bygezet. IV,
390.
Gejchiedmisfen, leerzaam ,
voor al van ons Vader-
land veel nuttiger dan
Romans, r, 201, 266.
Gezangen , voor ruim 25
jaaren , in het Noorder
gedeelte van Schotland
ontdekt. II. 203.
Godsdienst der Cimbren. I,
259 : dezelve was het
minst by de Batavieren
bedorven ; fchoon \'t
moeilyk is, van denzel-
ven een juist bericht te
geeven. III. 9- Zy er-
kenden den v/aaren God.
III. 14. 29. Zie ook
III. 52-125-
........... der Germaanen
— wat c^sab en ta-
citüs , over denzelven
gefchreeven hebben»uit-
voerig onderzogt. IIL
17 enz. — Bunne ech-
te gevoelens omtrent
denzelven. III, 30. —
Hoe \'t Opperwezen van
hun genoemd wierd. llh
qs. —» Zy vereerden
Ff
ook mindere Godheden.
IIL 36, Waarom zy
zuiverder begrippen vaa
den Godsdienst vorm-
den. III. 49.
Godidienst der Noordfche
Germaanen. III. 119. eni
hunne Feesten. III, 112.
— hun gevoelens over
de fchepping, de Voor-
zienigheid , de onfterf-
lykheid der ziele, van
\'s Waerelds uiterften ,
den ftaat der Gelukza-
ligheid . van de beloo-
ningen en ftrafFen, ter-
ftond na dit leeven, III,
12P-143.
der Galliërs. IU.
18, 34. 56, <^5-
of de Batavieren
en Germaanen lang, by
de zuivere en eenvou-
dige begrippen van den-
zelven gebleeven zyn.
III. 124. De oorzaaken
der verbastering. II ƒ.
126,
Gothen. I, 167.
Grafkelder by Eext. III.
Grafplaatsen der Romeinen,
IU 169.
Griekenland, door de Gal*
kn, overvallen. I. 200.
H eerschzucht.vooï de VoK
ken nadeelig. IV. 70,
Helium, de naam van een
mond van den Rli\'^n. UI.
114. IV. 260.
Hercules, Bosch aan hem
gewyd. IV. 212.
3 Hee-
4S3
BLADWYZER.
454 BLADWYZER.
Hertha. KI. 85.
Hertogen der Germaanen.
II. 253.
Hobbes , zyn gevoelen.
IL 407.
Honden, derzelver gebruik
by de Batavieren. II 32.
Hokteksia, kloekmoedi-
ge taal t3 Rowe. IIL 343.
Houten zooien , het l»9pen
op dezelve, wat beduid
II. I65.
Hiinnehedien in Drenthe.
Ili. 161, 175, 178.
\'Hunnen, wat dit woord
betekent. IIL 167.
\'Jiwill^tjvhifmfen , aaiamer—
king omtrent dezelve
■ en over de komst der
" Hanwe» alhier. V, 315.
Huwlyk, door aügüstus
ten flerkflen aange-
Ipoord. III. 382. IV. 90.
m aanmoediging tot
• het zelve hoogst nuttig.
IV. 92. doch was by de
Batavieren onnodig,
Huwlyken det Batavieren,ge-
fchieden onder het bellier
der Ouderen. II, 109.
I—■ op den onder-
■ fcheiden rang in het aan-
gaan van dezelve werdt
acht gegeeven. IL 111.
men zorgde in
dezelve voor de ver-
bastering van het na-
kroost, 11. 113.
men gaf ook
acht op èraden van Bloed-
verwandfchap. II. 114.
«»■ I \'mi BruidRhatby de-
zelve. IL 115.
—— voltrekking van
dezelve, ii. 122.
Huwlyken der Batavieren,
vruchtbaarheid van de-
zelve. IL 152.
Idiitavis , w^lk Veld dit
was. IV. 212.
Jeshs christus, wanneer
geboren. IV. 55.
Inkomjlen der ouds Ger-
maanifche Vorsten. II.
246.
Italien, voor een gedeelte
door de Galliërs over-
wonnen. I. 183.
Kaarten vm Nederland ,
verfcheiden foorten van
dezelve. L 57. nieuw
ontworpen Kaart. 1.126.
Katten, een dapper VoiJc.
I- 332.
Kinderen van Vrygeboore-
nen, Lyfeigenen cn der
Edelen onderfcheidenlyb.
opgevoed. II. 155.
Kinderloosheid, by de Ba-
tavieren geen voorregt.
Kleeding der Batavieren. I.
348 en der Germaanen»
il 99.
Koningen , hoe ver hunne
macht hy de Germaanen
zich uitftrekte. 11. 232 ,
235.
—-—•-— derzelver Lyf-<
bende. IL 236,
hebben wel eens
de vryheid van hun volk
beiaa:;d. IL 240. voor-
zorgen der Germaanen.
IL 241.
Ko-
-ocr page 29-Koningen, of derzelver ge-
zag erflyk of verkiesiyk
was. II. 142.
.......... inkomften van
dezelven II. 144.
of zy voor hun
leven verkoorea wier-
den. II. 247.
Koophandel der Batavieren.
li 38.
• zeer nuttig voor
onzen Staat. II. 40.
.......... in de Nederlan-
den , al vroeg gevestigd.
IV. 249.
Ktaalingen (zoo oud als de
weg van) waar deeze
fpreekwys van daan
komt. IV. 284.
Krygsdienst, wie daar toe
by de Batavieren wier-
den gebruikt. I!. 15p,
356.
Krygsmagt der Romeinen.
IV, 80.
Krygsraad {militaire) by de
Batavieren. 11, 414.
Krygstucht van cmsar. III.
........- fchriklyke gevol-
gen van deraelver verval.
IV. 137.
ve
L.
Landbouw der Batavieren,
II. 1-23-
_,. I een der oudfte
bezigheden. II. 5.
-........ dezelve wierd
wierdt waargenomen. II
10,
LandbouwyWelkQ de oudfte
en eenvoudigfte wyze
was van het land te
bereiden. II. 16.
.........—waarom zy geen
paarden gebruikten. II.
............ jaarlyks wierden
de landen verdeeld. 11.18.
........ de Batavieren
bouwden zeer weinig
Tarw en Rogge, meest
al Garst en Haver. 11,
22.
Laplanders, hunns tafelge-
bruiken. IL 87.,
Leeven en dood, het recht
daar van by de Overhe-
den gegrond op het va-
derlyk gezag. IL 1Ö8.
Legioen der Romeinen, hoe
groot hetzelve was. I.
306.
Lepidus , zyn gedrag na
den dood van c^sisar.
IlL 324.
Letterén , welk foort de
Batavieren gebruikten,
II 176.
—— hoe de Runifche
genoemd worden. 11.
179, waar in van de
Cbineefche verfchillen.
ook by de oude Germaa-
nen geoefFend. IL aki,
„ ■\' ■ door wie dezel-
by de Batavieren —
Ff 4
IL iSo.
——— wy gebruiken in
het dl ukken Romeinfche,
en in het fchryven Ita-
liaanfche. 11. i8i.
—I \'waarom de oud-
fte in onbruik zyn ge-
raakt. 11. ald.
.......of de Galliërs de-
zelf-
4SS
LAD WYZER.
B L A D W Y Z S R.
een fchrandere Vrouw.
IV. 65. fterft. 4c5.
Loten, de Batavieren be-»
dienden zich daarvan
dikwerf. III. 95.
Lyf bende, der Germaanifch©
Vorsten. II. 236.
eenen fterken Invloed Lyken der Batavieren ea
op de harten en hedry- andere volken, hoe be».
handeld wierden. III.
154.
HS6
zelfde letters met de Ger-
mamen gebruikt hebber].
II. 183-
Leyden, of het oude Lug-
dunum is geweest. IV.
3op.
Liefdetet het Vaderland
ven der Gticken en Ro-
meinen in hunnen besten
tyd. I. <5 en 11.
is alle volken min of
Lykplegtigkeden by de oude
volken. III. 180.
M.
meer eif<en. I. 9,
—- redenen , waarom
dezelve den fooden niet , ,
uitdrukkelyk "wordt inge- Maaltyden , openbaare
Icherpc In ri© H- Schrift. by de Batavieren , wat
1. 12. daarop verrigt wierdt.
—• wordt echter inge- II. 270, 272, 277.
wikkeld aangepreezen , Maan , nieuwe of volle; of
en door uitmuntende de Germaanen, op dien
tyd hunne vergaderingen
bepaalden. II. aél.
bewyzen van Vader- Maanden , hoe dezelve
landsliefde in de Joo- oudtyits benoemd wier-
dm I. 20. — voor al den. III 40.
in MOSES , PAULUS en Maanverduistering IV, 153.
CHRISTUS. I- 24. Maas en Rhyn-, derzelver
-—derzelver invloed op loop befchreeven door
de hedendaagfche Vol- cssar. I. 69-
ken. i 3 8- I>yzonder op Macedonien, door de Gaifen
de Engeljthen l 33, en overvallen. 1.201,203,
Machlis, welk foort van
dier geweest zy. II. 58.
o\\tàtsNederlanûers. 1 35
middelen , om de-
zelve aan te wakkeren. Mjecenas > een getrouw
I. 40.
——> met dez \'Ive is alles
niet goed ce maaken,
IV. 98
Livia , Huisvrouw van
raadsman van octavius.
III. 372, 373-
zyn dood en ver-
dienften. IV. 45 » 4Ö.
48.
augustus, mocJer van MajvLius, houdt een twee-
BRusu" enTiBErtius.naij- gevecht met een Gallier,
Vcrig te^eii AGRimwA, I. 197.
voorbeelden aangemoe-
digd. I. 17.
gen
«
-ocr page 31-B L A D W Y Z E R;
457
Marcomnnen, vestigen zich
in het tegenwoordig Ba~
heemen, IV. 8S. oorlo-
gen met de Romeinen,
IV. 86.
Marius wordt tegen de
Cimhren gezonden I.
226.
«—— brengt de Teutonen.
een volllagen neSrlaag
toe. 1. 231.
Maboboduüs , Koning der
Marcommnen , zyn, lot-
gevallen. IV. 84, 426.
Marfaaten of Marfen. I.
274. IV. 154, 155.
Marfeille, door ciESAR be-
legerd en veroverd. III.
265-
Mattiaken , geen inwoo-
ners van Zeeland. I.276.
Meenten, of gemeene wei-
den , waarom meest al,
hier te Lande . onver-
deeld blyven. II. 26.
Menapiers, I. 275, 284,
28S, 287. 302, 315.
Menfchen - offers hadden ,
doch zeldzaam, ook by
de Batavieren plaats. III.
72, 90. of dezelve ook
door hun gegeeten wier-
der onderzogt. lll. 76.
Metatores, by de Romeinen,
welke waren. iV. 263.
MeiZBlvjerk der Rorjieimn.
iv. 254, 255.
Moeders Godesfen, zoo als
de Romeinen die noem-
den . wat van dezelve te
denken. IIL 110, 127.
Montesquieu , over den
krygsdienst. 11.356,338.
Mylpaalm. IV. 282.
N.
Naaktheid der Batavieren,
in welken zin plaats hadt,
IL 138.
Naamen der volken waar
van oorfpronglyk. I. 172.
NacUvoaffen, derzelver
oorfprong. IV. 84.
N&harvalsn, IIL 83.
Nationaals vuapening. IL
407.
Nederduitjche taal, waar
uit gefprooten. IL 184.
Nederland, aan veele en
groote veranderingen
bloot gefteld , vooral
door het overftroomen
en verloopen der Rivie-
ren. I 45- uitwerkingen
en bewyzen daarvan. 1.
49.
-——• oorfprong van
derzelver Duinen. 1.51.
. verfcheidet5e foor
ten van Kaarten van het-
zelve : ónder anderen
de reis-tafelen van pêu-
tikger door coekr. c£l-
tes. l 57.
verlooren land,
in hetzelve , door over-
ftroomingen L 58.
overftuiving en
verplaatzing van derzeh
ver Duinen. 1. 6r.
redenen waarom
•wy ons Vaderland boven
andere Landen moeten
verkiezen. 1. 64.
*.......—^ nieuw ontworpen
Kaart van hetzelve. I.
126.
.....deszelfs kusten,
F f 5 door
-ocr page 32-door de Noord-zee fterk
afgenomen. 1. 130,
Nederland , deszelfs voor-
naamfte en mindere ri-
vieren aangewezen. I.
137.
oudtyds zeer
boschryk en niet onge-
vallig, I. 147. ,
deszelfs oude
naam.. I. J51.
of deszelfs oude
bewooners tot Germanien
«f tot Galiien behoord
hebben , onderzogt. I.
ÏS2, 182, 270.
wie deszelfs eer-
fte inwooners zyn ge-
weest. I. 212 , 272 ,
«75. 276.
...... deszelfs oude ge-
fchiedenisfen hebben
veel betrekking op de
gefchiedenisfen der Ro\'
meinen. I. 328.
—-—— verval en her-
ftelling van deszelfs
ftaatsgefteldheid. IL 326.
■\'"111 . groote verande-
ringen kwamen aldaar ,
van tyd tot tyd, door
de gemeenfchap der Ro-
meinen. IV. 232 - 257 ,
3Ö7.
.........- in de naamen
van verfcheiden e fteden,
nog overblyffels der ou-
de Romeinfche Burgten.
IV. 237.
Nehakellia , afbeelding
van deeze Godesfe, in
. Zeeland , gevonden. III.
m. Tempel van dezel-
ve. III. 116.
45^
Noordfeite Germaanen. hunne
gevoelens nopens den
Godsdienst Hl. 119-143.
Nymegen , aanmerkingen
omtrent deeze oude
plaats. IV. 320.
——— zeer veele oudhe-
den aldaar gevonden.
IV. 322. door de sme-
BLADWYZER.
tiuss-en èn in be b£-
Touws by een gezameld
en befchreeven. IV. 322»
324, 326. daarna, naar
buiten\'s Lands verkogt.
IV. 324. Zie verder Val-
kenhof.
O.
cTAViA, fterft. Haar
roem. IV. 30.
Octavius, zyn gedrag na
den dood van c^sar.
HL 329.
— \' krygt een gevoe-
lige flag van jiuroNius,
door middel der Ger-
maanm. IIL 331.
I verzoent zich met
AöiTONiusen LEPIDUS, en
komt te Rome. Hl. 336.
— het gedrag van dit
Driemanfchap. III. 340.
hunne gevegten met pom-
pejus, brutus en Cas-
sius. in. 345 enz. —.
zy komen na den dood
van BRUTUS , met rom-
PEjüsj in een vergelyk.
IIl. 349. en kort daar
op wetJer met hem in
oorlog. III. 351. ——
poMPjijus wordt over-
wonnen. IIL 353. ——■
on-
twintigste
Dkusus door auguötuS naar Gerifianien gezoti-
äen, overreedt de Galliërs. Overvalt de Ufi.-
peeteii en Sicambren. Bevredigt de Friefen.
Trekt in liet Und der Cauehen. Wordt Prse-
tor te Rome. Slaat de Sicambl\'en en andere
Germaanfche volken op nieuw, maar wordt
ook van hun deerlyk in \'ï naauw gebragt.
Hy laat verfcheide burgten aan den Rbyii
•en elders fiigten en Canaalen graaverii
Hy wordt Coiiful. Trekt op nieuw naar
Germanien, beoorlogt de Gatten., Zet
zyne overwinningen tot dan de Elve
voort, maar vindt zich genoodzaakt té
rug te trekken , en jterft onvërwagti
Zyn lof, tiberius wordt in zyne
plaats naat Germanien getonden ,
en brengt hetzelve door de wapenen
Voor een tyd tot rust, m.«cenas
fierft. AUGUSTUS ondervindt in
tyne grootheid de wisfelvallighe\'
den \' van h^i menfchelyk leeven.
Een fchielyk opkomend onxveder had didb-
E.IK en roozemond doen befluiten by eelhart
jy. DEEL^ h tg
a 9 R U s u s
te vernagten. Zy kreegen daardoor eene gun-
ftigé gelegenheid , om het afgebroken gefprek
weder op te vatten. Diderik gaf daartoe
fpoedig aanleiding. —— Uwe gulle gastvryheid
verphgt ons zeer, zeide hy rot eelhart.
Terwyl de wolken zich in een zwaaren re-
gen ontlasten, welke den naderenden donder
aankondigt, en wy daardoor verpligt zyn ons
in huis te houden , zouden wy den tyd niet
beter kunnen flyten , dan met den draad der
gefchiedenis weder op te vatten , zoo het u
niet te veel gevergd is. Gy zoudt ons dubbel
verpligten en het zou eene dubbele vergoeding
zyn voor het beletfel, dat ons verhindert on-
zen weg te vervolgen.
E. Het fpeet my, dat ik deezen morgen myn
bellek niet kon volvoeren: ik had my wat lang
met de Romeinfche zaaken opgehouden, en
\' VREDEGONDE had reden, om my op te toeven.
Fr. Myn vader heeft ons zoo wei de nood-
zaakelykheid en. heilzaamen invloed van den
donder ingeprent , dat ik allen fchroom heb
afgelegd: maar nu ben ik zelfs verheugd. Wy
houden de vrienden by ons , en kunnen met
hen zonder uitftel naar het eiland der Batavie-
ren trekken. Vader zal immers met den togt
van drusus derwaard beginnen.
E. Dit was myn oogmerk, frederik ! Het
misnoegen , dat zich na het vertrek van augus-
V Tys op nieuw in Gallien openbaarde, om het
-ocr page 35-ingermanien. s
opfchryven der bezittingen , had de Germaa-
nen , zoo het fchynt, aangemoedigd , om een
nieuwen kans te waagen. Drusus , op dat hy
met geen twee magtige vyanden zou te doen
hebben , weet de voornaamften uit ongeveer
zestig Gallifche natiën, by gelegenheid der in-
wying van een nieuwen Tempel Lions,
byeen te krygen , en zoo in te neemen , dat
zy, in plaats van de wapenen tegen augustus
op te vatten, en het Romeinfche juk, ware het
mogelyk, af te fchudden , befiuiten eenen altaar
ter eere van augustus op te rigten , welke
naderhand zeer beroemd geworden fis. Schoon
DRUSUS toen naauwlyks vyf en twintig Jaaren
oud was , en de Gallier zoo wel als de Ger-
maan zal gemeend hebben, dat zy zulk een
Jongeling gemakkelyk naar hunne hand zouden
kunnen zetten, toonde hy zich tot alles gereed,—»
tot minzaame onderhandelingen en tot het beflis-
fenmet de wapens evenzeer gefchikt te zyn. De
Germaanen hadden intusfchen een aanzienlyk
leger op de been gebragt en meenden daarmede
over den Rhyn in Galiien te vallen: maar dru-
sus kwam hen voor, verfloeg hen toen zy be-
zig waren de Rivier over te trekken en ver-
ftrooide de ganfche magt, Hy bediende zich
by uitneemendheid van zynen behaalden ze-
gen en de verflagenheid, welke dezelve by den
moedigen Germaan had te wege gebragt. Eerst
A vi?l
14- drusus
viel hy in het land der Üßpeeten en Tenoren ^
die onmiddelyk aan de Batavieren grensden 5
en vervolgens moesten het de Sicambren, hunne
oudehondgenooten, ontgelden. Op deezen was
het toch voornaamelyk gemunt. Zy hadden de
Romeinen onder marcus lollius , gelyk ik dee-
zen morgen verhaalde een zwaaren flag toege«
bragt, en zelfs een van hunne voornaamfle veld-
ftandaarden , een Arend van het vyfde legioen,
overmeesterd, het geen by de Romeinen zeer hoog
genomen wierd, en daarom ftreng moest gewro-
ken worden. Hy verbrandde hunne woonin-
*gen, en verwoestte een groot deel van hun land»
Fr. Ik ben verheugd, dat wy van deeze na-
buuren dtv Batavieren , en zoo ik meen , ook
aloude inwooners van deeze landftreek iets na-
ders zuilen hooren. Hoewel het bezoek, dat
DRUSUS by hen aflegt, zoo vriendelyk niet is ,
als hy de Batavieren.
E. Zy beüoegen voor een gedeelte deeze
gewesten , voor een gedeelte woonden zy
hooger op, Deeze dappere volken waren
niet uit te roeijen. In hunne bosfchen en moe-
rasfen waren zy ongenaakbaar voor den Äo-
meinfchen krygsknegt, en geleeden fchade kon-
den zy ligt herftellen. Weinig hadden zy te
verliezen, die met weinig te vrede waren j en
■v
hunue wooningen konden zy in een grooten
dag weder in zoo ver herftellen, dat zy onder
ÏN DE NEDERLANDEN. 5
iHak konden. Dat zy den moed niet hadden laa-
ten vallen , zal ons nader blyken. Drusus zette
intusfchen zyne overwinningen al verder voort,
en drong langs dén Rliyn door tot in de Noord\'
zee. Toen kreegen de Friefen een bezoek.
Dit vrye volk, van het welke wy nu voortaan
meer zullen hooren , wierd ook door hem tot
\'reden gebragt. Egter fchynt zich dit op den
voec der Batavieren in der minne gefchikt te
hebben , zoo zy niet al van te vooren in het
verhond met caesar begreepen waren. Daar-
toe behoorden , behalven de Batavieren, nog
meer volken, welke niet uitdrukkelyk genoemd
worden : men vindt toch terftond het Friefche
voetvolk iiï het leger van drusus , waar. het
uitneemend te pasfe kwam. Hy was namelyk
van fins, om ook de grenzen der Cauchen of
Oostfriefen te beftooken , maar dit viel zeer
ongelukkig uit. Ik kan niet anders uit dio
CASsiu,s opmaaken , of hy trok derwaards
over de zoogenaamde Wadden , waar zyne
vaartuigen door het vallen van het water aati
den grond vast raakten. Toen kwamen de
Friefche hulpbenden zeer te pas, en zy die aan
de zee gewoon waren , redden de Romeinfche
benden uit de verlegenheid.
D. Dit doet geen vyand, die zoo eerst door
de wapenen overwonnen is. Ik denk nu, dat
zy te vooren al in het bondgenootfchap der
Matavimn zyn begreepen gevs?ecst. Zy hadden
A 3 anders.
é ® E. TJ S U S
anders gelegenheid j om zich op de overwinnaars
te wreeken,
R, Dan had drusus zyn verdienden loon
gekreegen. Ik heb toch niet veel op met al
die onderneemingen , welke de rust en orde
in de waereld ftooren, en duizenden ongeluk-
kigen maaken , wanneer men zich bedient van
het zoogenaamde recht des oorlogs. Wat had
Rome met al deeze zoo ver afgelege volken te
ftellen ? Waarom vereenigden zy zich niet met
elkander, om den algemeenen vyand het hoofd
te bieden?
E, Wanneer al de Germaanfche flammen zich
byeen gevoegd, —wanneer de Gató\'enhun be-
lang gekend hadden , de Romeinen zoudeu het
fchielyk hebben moeten opgeeven : maar ge-
duurig onder elkander oneens, en zelfs in ge-
ftadigen oorlog , hadden deeze overwinnaars
fchoon fpel. Te meer, wanneer het hun geluk-
te;, eenige van de dapperfte natiën in hun be-
lang te krygen. Dit was hun listig overleg in
Jfien, in Africa, in Spanjen. Dit gelukte cm-
«AR ook in Gallien en Germanien. Wy hebben
voorheen gezien, wat redenen de Batavieren,
die zich niet lang nog in hun eiland gevestigd
hadden , bewogen , om met een magtigen
vyand, die alles overftroomde, — die met zyn
overwinnend leger in hunne nabyheid was, in
tyds te daadigen, daar zy zulke eerlyke voor-
waarden, met hunnen moedigen aart zoo wel
ftroo-
-ocr page 39-IN DE NÈDERLANDEN. I7
flrookende en geenszins vernederende , treffen
konden. —— Van hun eige landgenooten ver-
dreeven , wisten zy weinig, wat lot zy van
nieuwe onrustige nabuuren te wagten liadden.
Nu konden zy op de hulp der Romeinen weder-
keerig rtaat maaken, en zoo ik my niet bedrie-
ge , kwam dezelve hen in dit tydftip juist te
ftade. De Germaanen, en wel zy, die in de na-
byheid van de Batavieren woonden, wilden eea
inval over den Rhyn in Gallien doen. Waar?
weet men niet. Het eiland wordt van fommi-
gen tot Germanien, van fommigen tot Gallien
gerekend, fchoon de inwooners Germaanen
waren , gelyk ik voorbeen getoond heb. De
Batavieren, die zeker by de andere Germmnm ,
met welken zy zich niet vereenigden , in geen
goede reuk waren, vooral niet als bondgenoo-
ten der Romeinen , lagen voor den eerften aan^
ftoot bloot. Gy ziet dus rozemond , dat zy
Op hunne wyze ftaatkundig gehandeld hebben.
Wat de Friefen aangaat, zy zullen ook hunne
redenen hebben gehad. Men kan hen zoo min,
als hunne nabuuren, de Batavieren, den roem
van waare dapperheid ontzeggen. Zelfs heb-
ben zy deezen als volk overleefd. De voor-
waarden , waarop zy Qooten, waren echter van
eenen anderen , min eerlyken, maar ook min
lastigen aart. Zy moesten eene geringe fchatting
van osfenhuiden betaalen, en wanneer de Romeinen
<il& verzwaarden, hadden zy, zoo wel als de Bata-
A 4 vieren
14- drusus
vieren i moeds genoeg, om zich daar tegen te
verzetten.
R. Ik wil dan wel gelooven, dat zy door de
omftandigheden gedrongen wierden : maar gy
zult my ook toeftaan , myn eelhart , dat het
altoos gevaarlyk is voor een klein volk zich
niet zulk een magtigen bondgenoot naauw te
verbinden, en dit hlylit reeds uit het geen gy
zoo even zegt. Hoe noemde gy het laatst , myn
i)lderikl
D. Eene Societas Isonina, en daar zal het
wel op uitloopèn.
E. C^sar augustus en deszelfs opvol-
gers , — zelfs de Ronleinen van beter tyd , hoe
edelmoedig zy ook fchynen mogten , hadden
niet dan veruitziende, — heerschzugtige oog-
merken . De bedoeling van augustus , wien byna
alles gelukte ,was niet minder , dan om het daar
weder optevatten , waar julius c^^esar, van
wien hy tot zoon aangenomen en tot erfgenaam
verklaard was, het gelaaten had; — den oorlog
over den Rhyn zoo lang voort te zetten, tot dat
geheel Germanien een wingewest der Romeinen
was geworden. De geduurige opftand, — de
invallen der Sicambren gaven alleen een voor-
wendfel of aanleiding tot deezen togt. Met
reden zegt l. florus : ,, ach 1 dat hy \'er 200
veel niet in gefteld had , want Germanien is
met meer fchande verlooren , dan met roem
gewonnen. Het zou echter met hetzelve ge-
daaii
-ocr page 41- -ocr page 42-ïn de nüües-la-lfdek. ^
daan zijn geweest , indien zy even goed ou?:e
gebreken, als onze overheerfching hadden kun-
nen verdraagen." Diiusus kon intusfchen niet
anders, dan zyn last uitvoeren , en men ziet
tot dus ver, dat hy dien, naar maate de Naties
handelbaar of niet handelbaar waren , uitneemend.
behartigd heeft. Intusfchen hebben wy \'er dit
voordeel in onsen tyd van , dat wy van de
zaaken onzer voorzaten door de Romeinen ^Qnc
kundfchap hebben verkreegen , welke wy anders
geheel zottden ontbeeren, gelyk wy voprheer^
reeds hebben aangemerkt.
Fr. Het verwondert my, dat men van de 5a.
tavieren niet zoo wel, als van de Friefen in deezer^
togt hoort gewag maaken. Maar, myn yader J
hoe kwamen de Romeinen aan de fchepen , wel?
ke zy tot deeae ondemeeming noodig hadden 1
E. Gy vraagt het een en ander te regt ,
FREDRIK! maar ik vinde hier. van een diep ftil-
zwygen. . Wy treffen in drusus wel in dap-
perheid een jongen c^sar aan : maar men
vindtze zelden, welke, gelyk deeze, door de
pen zoo wel als door den degen uitmunt-
ten ; — die van hunne verrigdngen zeiven eeij
voldoende aantekening hebben nagelaaten. An-
ders zouden wy u kunnen zeggen, of drusus
met fchepen uit Gallien aangekomen was, ge-
lyk naderhand germanicus , daa of hy dezelve
hier heeft laaten bouwen. Van het een en
^nder zagen wy een voorbeeld in het lee-
A 5 ven
ïo » r ü s ü s
ven van c-ssar. Het eerfte komt onzen Va-
derlandfchen Historiefchryver niet onwaar"
fchyniyk voor. Maar ook konden de Romein-
fchs krygsknegten zoo wel hier met behulp der
Batavieren , die voor hun gebruik niet dan
Canoes of booten noodig hadden, als in Gallien
zulke vaartuigen toeftellen , welke voldoende
waren , om de troepen langs den Rhyn , over
het Meir Flevo en de Waddenzee over te voeren ,
en aan de Friefche kust, of in het land der
Cauchen aantezetten. Tot eenen overtogt na
Brittannien , waren veel grooter fchepen noo-
dig , en eehter wist c^sar zich dezelve in
aantal fpoedig aan te fchalFen. In \'t vervolg
zult gy in onze wateren meermaalen groote
en kleine verzamelingen van gewapende en
ongewapende vaartuigen aantreffen. —— Dat
DRUSUS , hoe hy hier ook aangekomen zy ,
eerst ons Eiland heeft aangedaan , is meer
dan waarfchynlyk. Zoo deedt zyn zoon na-
derhand , en zoo deeden de meeste Roomfche
veldheeren by hunne invallen in Germanien:
het eiland der Batavieren was de gewoone ver-
zamel- en rustplaats der Romeinfche benden.
Van daar heeft hy na het verftrooijen der
Germanen zyne krygs operatien in het land der
Ufipeeten voortgezet. Wyl dit naast aan het
eiland der Batavieren gelegen was , kan het
niet wel anders zyn , of de gewoone bondgenoo-
ten der Romeinen hebben zich ook hier by be-
vonden 9
in de nederlanden. lï
monden , en zy waren \'er nu te meer toe ver-
pligt , indien hunne Germaanfche nabuuren het
ook op hen gemunt hadden. Waarom niet zy,
maar de Friefche hulpbenden genoemd worden ,
daarvan kan de reden zyn, dat zy als behoo-
rende tot het lichaam der Roomfche krygsmagt
werden aangemerkt. —— Zy waren gscf gani-
zeerde troepen , en de Latynfche of Griekfchs
Schryvers ^ maaken daarom nienigwerven van
hen geene melding, fchoon zy mêe in de
moeite en gevaaren deelden , ten zy \'er iets
byzoaders met hun voorgevallen is. -r— Dan,
wyl de Romeinen van de Bataaffche ruiterbenden
het meeste gebruik maakten , kan het zyn , dat
zy alleen in deezen fcbeepstogt naar de Friefen
eu het land der Cauehen zyn te huis gelaaten,
wyl zy daar minder te pas kwamen. —— Ik
merk dit eens vooral aan , fchoon anders de
inval op de Üßpeeten en Sicambren van dat
roemryk belang niet was. Te minder indien
de Batavieren ook hun aandeel gehad hebben
aan de verwoestingen , welke daar gepleegd
wierden.
D. Hoe liep het met de Cauehen af ? dit he^
ik niet gehoord.
E. Zy kwamen denkelyk voor dien tyd met
den fchrik vry. Immers dio cassius fpreekt
alleen van het bezoek, dat drusus op hunne
kust heeft afgelegd, en van de verlegenheid,
waarin hy geraakte ; —• waarin de Romeinen
sä drusus
naderhand meermaalen geraakt zyn , waar^
Icbynlyk, om dat zy de Eb en Vloed niet wisten
waartenéemen. Zoo liep deeze togt af , gelyk
dikwerf. Onvoorziene toevallen maaken den
kans des oorlogs onzeker. Drusus fchynt
voor deeze reize zyn bekomst gehad te hebben,
en misfchien had hy meer ongemak geleeden ,
dan wy weeten. Hy bragt zyne troepen in de
winterlegering. Zommigen meenen in Fries^
land, maar de meeste waarfchynlykheid is voor
ons Eiland. Daar waren zy , door den Rhjn
omringd, het zekerst; en de vloot moest ook
daar weder terug gebragt worden , van waar
dezelve was afgevaaren: waarop drusus zich
weder naar Rome begaf.
Fr. Waarlyk een verre reis tegen den Winter,
Maar mag ik vraagen , wanneer drusus dit
eerfte bezoek in het eiland der Batavieren heeft
afgelegd ?
E. Wanneer m. VALERIUS BARBATUS en P,
SULPICIUS QUIRINUS, by LUCAS CYRENIUS ge-
n^amd, Bnrgemeesters waren, in het 742116 Jaar
na het bouwen der Stad Rmen , kort voor
onze gewoone tydrekening. Drusus moest
verflag van zyne verrigtingen doen , en nieu-
wen last ontvangen. Augustus was zoo wel
met hem te vrede, dat hy Praetor van Rome ge-
maakt wierd. Naauwlyks had de Lente een
aanvang genomen , of hy bevond zich weder
aan het hoofd van zyn leger , trok den Rhyn
over 3,
-ocr page 46-in germanien. ig
over, en opende den veldtogt met de Ufipeeten,
op nieuw onder \'t juk te brengen. Daarop
floeg hy eene brug over de rivier de Lippe ^
om op de Sicambren los te gaan. Hy nam de
gelegenheid waar, dat deezen met hun geheele
raagt een inval deeden in de landen der Catten ,
om dat zy de eenigften waren van al de
omliggende volken , Welke zich onttrokken
hadden. Hy ftroopte hun ganfche land af, en
drong door hetzelve in het gebied der Cherus-
een, tot aan de Wezer toe. Diocassius zegt,
dat hy ook de Wexer zoude overgetrokken zyn ,
200 hy door gebrek aan leevensmiddelen hier
in niet belet wierd , daarenboven naderde de
winter fterk , en een kwaad voorteken deed
hem te eer tot den te rugtogt beftuiten.
Fr. Wat voorteken was dit?
E. Een zwerm bijen zette zich neder in het
leger der Romeinen.
Fr. En liet de dappere drusus zich hier
door affchrikken?
E. De voortekenen hadden onbegrypelyk veel
invloed op het gemeen. Schoon de vrees voor
de Goden naar evenredigheid van de verbaste-
ring van zeden te Romen zeer verminderde,
bleeven zy echter aan hunne bygeloovige denk-
beelden , vooral ten opzigt van voortekenen,
vasthouden, en de Grooten bedienden \'er zich
van, wanneer het met hunne oogmerken ftrook-
te , om het volk aantemoedigen of te ver-
fchrik-
-ocr page 47-14- drusus
fchrikken. Een bijenzwerm , die zich overal
zet , als zy het in de lucht niet langer houden
kau 5 was een natuurlyk verfchynfel , hoewel
zeldzaamer in den Herfst. Zoo intusfchen met
deeze twee bedryven die geheele veldtocht is
afgelocpen , heeft drusüs toen niet zeer veel
uitgevoerd: maar brengt men hiertoe het geen
L. FLORUS in zyn vierde boek verhaalt, dan laat
het zich beter begrypen. Op de Catten en Mar-
comannen., moet hy toen ook losgegaan zyn. Hy
behaalde groote overwinningen op deeze vol-
ken, en van de laatften een grooten buit, van
welken hy op een zekeren heuvel een trophés
of zegeteken opgerigt heeft. Dan , terwyl hy
zich hier mede onledig hield , hadden de Ger-
maanen tyd, om zich re herftellen en te vereeni-
gen. De magtigfte onder de Germaanfche ftam-
men, de Cheruscen , Sueven en Sicamhren namen
li\'- drusus waar , op zynen te rugtogt naar de
l\'i;;; \' \' winterlegering by zyne bondgenooten. In
een engen en hollen weg valt hy , die te on-
Hr regte waande , dat deeze volken zich niet
zouden durven laaten zien, in een hunner
■ laagen , en wordt door een verbaazende magt
rondom ingefloten. Hun vertrouwen op de
overwinning was zoo fterk , dat zy reeds eene
fchikking onder eikanderen over den buit ge-
maakt hadden en ketenen met zich voerden,
om de gevangenen aan te fluiten. Dan dit laat-
fte hoort misfchien tot een laater geval, het
eerfte
-ocr page 48-1 n g e r m a n i e n. 1$
eerfte wordt als zeker verhaald. De Cheruscen
zouden de paarden , de Sueven het goud en
zilver , en de Sicambren de gevangenen heb-
ben.
Fr. Ik dagt , dat de Germaanen geen werk
van goud of zilver maakten.
E. De goederen, die zy buit maakten, want
onder het goud en zilver kan men alles ver-
ftaan , wat zy behalven manfchap en paarden
in het leger vonden, moesten toch ergens bly-
ven. Het lot was \'er buiten twyfFel over ge-
worpen , en zoo kon men gemakkelykst van
elkander afkomen. Niets was by dit krygs-
zugtig volk roemrugtiger en aangenaamer, dan
hetgeen zy met het zwaard wonnen. -Het
zou ookjnet het ganfche leger zoo ongelukkig,
als onder varus zyn afgeloopen , indien de
Germaanen hunnen vyand niet te ligt gerekend,
en den aanval met minder onbefuisdheid gedaan
hadden.
D. Het fpreekwoord zegt niet te vergeefs,
die een ander jaagt ftaat zelfs niet ftil. Dit
ondervonden eerst dc Sicambren , en nu de
Romeinen» Menig krygsknegt zal wel eens om
den zwerm bijën gedagt, en daar by den moed
verloren hebben.
E. Het goed vertrouwen van den foldaat,
«p de dapperheid en het beleid van zyn veld-
heer , doet ongelooflyk veel af. De jonge
BRUSüS toonde zich in deezen hachelyken toe-
ilanil
-ocr page 49-16 d r ü s ü s
ftand even moedig en bedaard. Hy verliet zieh
beurteling óp de geoefFendheid zyner benden en
de liefde, die zy hem toedroegen. Hy deed hen de
gelederen digt in een fluiten, en agter hunne fchil"
den de eerfte aanvallen afkeeren. Toen hy merk-
te 5 dät de vyanden le vergeeffch hunne kragien-
hadden gefpild , en meer en meer in wanorde
raakten , borst hy eensklaps op hen los , en
dreefze op de vlugt. Zoo maakte hy zich
ruimte, en de aanvallen, die zy van verre dee-
den j bragten hem weinig hinder toe. Dus
ziet men , hoe dwaas het is de huid te deelen y
eer de beer gevangen is. De Germaanen be-
hoefden voor de Romeinen in dapperheid niet
te wyken, maav zy waren verre beneden dezel»
ven in krygstugt, en wierden door onderfcheide
hoofden van elkander onafhankelyk aangevoerdi
Het zou anders flegt met de Romeinen afgeloo-
pen zyn.
D. Dit zou my om DRustJS jammeren , vaa
wien ik een goeden denk heb : maar anders
had ik gaarn gezien , dat de Germaanen zich
van dit jnk in eens ontdaan hadden.
Ei Het zou maar voor een korten tyd ge-
weest zyn. De Romeinen waren toen nog te
magtig en zouden het bloed van hunne Bur-
geren 5 gelyk naderhand, llreng gewroOken heb-
ben. Niet zonder reden zoudt gy met drusus
deernis hebben , die voor een der braaffta
mannen van zyn tyd mag gehouden worden ^
, Indiefl
■ :m
il
indien hy het flagtoffer van de verbitterde Ger*
fnaanen vj^ls geworden. Twintig hoofdlieden,
welke nevens andere gevangenen by eene an-
dere gelegenheid in hunne handen gevallen wa-
ren , hadden zy verbrand. Zeker als eene offer-
hande aan hunnen krygsgod , en met oogmerk
om een verdrag met den gevloekten Romein ^
\'des te onmogelyker te maaken. Gy kunt dus
ligtelyk het lot van drusus gisfen. Ook zou
de tegengeftelde uitflag voor de Batavieren dub-
bel nadeelig geweest zyn. — Zy zouden ^
niet minder dan de Catten» het gelag als bond-
genooten der Romeinen hebben moeten betaa-
len ; en veel aan drusus verloren hebben.
R. Aan drusus?
E. Dit zult gy ras hooren rozemond , eil
misfchien gaf het gevaar , waaruit hy zich en
zyne benden ter nauwernood gered had , de
eerfte aanleiding tot zyne gewigtige ondernee-
mingen. Om zulke onrustige volken te beter in
den toom te houden, wierp hy eene fterkte op^
ter plaatfe, waar de rivieren de Lippeen deJliß
(de Elze of zoo andere willen, de jilme} in el-
kander loopen, en een andere in het land der
■ CaïJen aan den ÄÄ^!», volgens dio CASSIUS. Maar
p. FLORus verhaalt, dat hy tot beveiliging van
die gewesten alom bezettingen leide. Aan de
IVezer, de Maas ^ en naderhand aan de Äive. Aan
den oever van den Rhyn, ftigtte hy meer dan vyf-\'
tig Kasteelen. Bon en GcWu&a vereenigde by met
IV. deel. \' • B brug^
ï5 D e. u S U s
bruggen , die hy door fchepen liet bewaaren.
Het Hercynisch woud, dat tot dus ver voor de
Romeivfche krygslegers ontoegankelyk was ,
opende hy doOr wegen aanteleggen. - Zyne
foldaaten zullen daar by druk werk gehad heb-
ben 5 niet te min droegen zy hem, als overwin-r
naar,eenpaarig den naam van imperator, op,
— denzelfden, dien augustus droeg.
R. My dunkt , zy nestelden zich op zulk
eene wyze meer dan te vooren in het vrye Ger-
manien vast, en drusus zal niet altoos leeven ,
of zyne opvolgers die gemaatigdheid bezitten.
E. Dat is zoo. Evenwel \'er heerschte nu
zulk eene rust, dat het een ander land, een
zagter Hemel fcheen te zyn , en Germanien
door andere menfchen bewoond te worden.
Van deeze kalmte zal drusus zich bediend
hebben , om ook in het eiland der Batavieren
eenige nutte verbeteringen te maaken. Hun
Eiland was voor de Romeinen van de uiterfte
aangelegenheid. Binnen de armen van den
Rhyn en de Noordzee beflootenhad het eene
natuurlyke veiligheid door deszelfs ligging;
maar het was ook daar door aan overftroomin-
gen bloot gefteld. De laagte van den bodem
maakte het verblyf voor de Romeinen in den
winter zeer ongevallig, en het doortrekken
voor hen, die zich niet zoo wel als de Bata-
vieren in het water wisten te redden , zeer
moei-
(*} L. FLORUS de geftis Rom. L. IV.
-ocr page 52-IN DE NÈDERLANDEN. I9
moeijelyk. Hy maakte daarom vooreerst eene
afleiding van den Rhyn in den Tsfel, door een
klein Canaal , het welk de beide rivieren
vereenigde.
Fr. Waar gefchiedde die doorgraaving ?
E. By Doesburg en Tsfeloort , beneden Zut-
phen. Daarenboven verwydde hy den Tsfel van
daar, tot dat hy voorby Campen in de Zuider-
zee , toen het Meir Flevo, viel. Deeze wierd
daarom met de graft van drusus de nieuwe
Tsfel j en van daar tot aan den oorfprong in
Munjierland, de oude Tsfel genaamd. De graft
was tusfchen de acht- en tienduizend fchreeden
lang. Hier door bedoelde en verkreeg hy een
gereeden doortogt naar het land der FHefen,
Cauehen en andere Germaanen, Suetonius
fpreekt van graften in het meervoud , en ,men
meent, dat hy ook de Maas met den Rhyn,
vereenigd heeft door de F\'liet beneden, en de
Does boven Leiden. Het laatfte wil men ook
uit den naam afleiden. Want gelyk Doesburg
200 veel zou zyn als Droes- of Drufusbarg ,
wegens eene fterkte , die hy ook daar zou ge-
bouwd hebben , zoo kon ook de Does van den-
zelfden drusus haaren naam ontleenen. Ta-
citus fpreekt wel van maar eene graft, die
van toen af de graft van drusus genaamd
wierd , waar germanicus doorgevaaren is.
Dan suetonius zegt zoo uitdrukkelyk, dat hy
©ver den Rhyn nieuwe graften met een onmee-
B s telyken
14- drusus
telyken arbeid heeft laaten graaven, ivelke
nog de Drujiaanfche graften genaamd worden,
dat wy \'er niet aan twyiFelen kunnen. Taci-
tus had geen ander oogmerk, gelyk van loon
te regt aanmerkt, dan den togt van germani-
cus te befchryven , welke door de graft van
zyn vader voortgezet wierd. Dus had by van
geen andere te melden,
D. Waar moesten die graften toe dienen ?
E, Dit zou men gereedelyk kunnen uitleg-
gen , indien men met volkome zekerheid wist
aantewyzen , waar die graften gedolven zyn J
dan daar omtrend zyn het de historiclchryvers
gansch niet eens. De meesten fchryven de
doorvaart van den Rhyn tot in de Maas aan
een van drusus opvolgeren toe.- Dan daar het
bed van een rivier verloopen kan , is het veel
eer te begrypen , dat zoo veele Eeuwen het
fpoor of de gedagtenis van gegraave vaarten uit-
gewiscbt hebben. Eene doorfnyding van hetEi-»
land,om van de Maas in denZ?//}/»,en van den
Rhyn zonder buiten om te vaaren, tot in het meir
Flevo,zoo wel aan den Noord-westkant als aan
den Noord-oost en Zuid-kant te geraaken, was
zeker meer dan iets anders die groote moeite en
de wysheid van drusus waardig. Daar door
kon hy de g\'iva.tQnïclM^(correspondentie\') gemak-
kelyk maaken, en het overtollige water des te
beter afleiden. Ook meent men, dat by daar
door eene grensfcheiding tusfchen de Batavie-
Tsn
-ocr page 54-INf DE NEDERLANDEN. al,
nn en Caninefaaten, die wy aan de zeeluisten
van het eihind aantroiFen, getrokken hebbe.
D. Men kon dus het grootfte gedeelte van
het Eiland binnen door om vaaren. Waar men
die vaarten ook ftellen wil , ik vertrouw , dat
DRUSUS die groote onderneemingen gedaan
heeft , waar zy \'t meeste nut konden doen.
Niettemin komt by my in bedenking , of hy
zich in dit geval zoo wel als in \'t aanleggen
van de fterkten niet te veel heeft aangemaatigd:
of is zulks met voorkennis en toeftemming der
Overheden gefchied?
E. Ik beken , dat deeze onderneemingen ,
vooral het aanleggen van burgten en fterkten,
•waar door men meestal verfterkte legerplaatfen
zal moeten verftaan, van dien aart zyn, dat zy
zonder toeftemming der eigenaars van die lan-
den niet behoorden plaats te hebben. MeU
kan wel uit het ftilzwygen der historiefchryve-
ren niet befluiten , dat zy \'er niet in gekend
zyn. Maar laaten wy vooronderftellen, dat
DRUSUS dit zonder eenige voorkennis op eigen
gezag gedaan heeft, dan handelde hy even
eens, als wy en andere natiën in andere wae-
relddeelen gedaan hebben. De Germaanfche
volken , die alleen gewoon waren dorpsgewys
te woohen , in \'t open veld te vegten, en zich
in geene fteden wilden opfluiten , zullen in
den beginne weinig erg in het opwerpen van
zulke fterkten gehad hebben. Maar de Bam-
B 3 vieren^
-ocr page 55-14- drusus
vieren, welke tot dus ver by hun bondgenoot-
fchap met de Romeinen wel geflaan hadden ^
konden \'er niet veel tegen hebben. Zy wierden
daardoor te meer beveiligd tegen de invallen
van hunne onrustige nabuuren. En wierden
zy als een deel van het Romeinfche ryk aange-
merkt , dan was het de zaak van drusus , al
wat in zyn vermogen was tot bewaaring van
land en volk by te brengen; — en de zaak van
de Batavieren om dit aantezien. Het graaven
van Canaalen is nog van een anderen aart.
Schoon DRUSUS hier mede het voordeel van
zich zelven en zyne Romeinen iri de eerfte plaats
bedoeld hebbe, was het toch eene groote eer,
die hy ons land aandeed , en eene groote wel-
daad voor de Batavieren , waarvan zy nimmer
gevaar voor hunne vryheid te dugten hadden.
Hy toonde met dit eiland veel op te hébben,
en liet gemak en geryf der ingezetenen wierd
daar door merkelyk bevorderd. Men mag
DRUSUS wel tot een voorbeeld, niet alleen.\'aan
allen, die zich met de zaaken van andere natiën
hemoeijen : maar zelfs aan de Vorften en be-
ftuurderen van Landen en Volken voorftellen.
Hoewel ons Vaderland in het eene gedeelte
overvloed van rivieren , fpranken , beeken,
vaarten en flooten heeft, is men \'er in een an-
der gedeelte flegt van voorzien. Zoo de fchat-
ten , welke dikwerf noodeloos verfpild zyn,
hefteed waren tot het uitdiepen van verlamde
Kiviei
-ocr page 56-IN DE NÈDERLANDEN. I23
rivieren, het opruimen van beeken en het graa-
ven van nieuwe Canaalen , welk een onbe-
fchryflyk voordeel en gemak zoude land- en ak«
kerbouw, de houtteelt , de binnenlandfche han-
del al voorlang hier van getrokken hebben.
Maar het opzien tegen de kosten, en veelal het
eigen belang van lieden en gewesten, en zelfs
van byzondere perfoonen hebben dit tegenge-
houden. Vergeef my deeze uitftap.
D. Zy komt regt ter fnee, myn eelhart ! cn
DRUSUS , ryst merkelyk by my in agting.
Wanneer de Eenheid en Onverdeelbaarheid vau
onze gewesten eens in werking gebragt en alle
byzonder belang , dat het algemeene welzyn
van het Vaderland nadselig is, den bodem in-
geflagen wordt: — wanneer eene heilzaame en
algemeene vrede ons gelegenheid geeft aan het
herftel van onze zaaken te denken, dan zal dit
een van de eerfte voorwerpen van overwee-
ging moeten zyn(*). Indien maar dezelfde ge-
breken van onnutte geldfpillingen en ontydige
bezuiniging niet voortduuren.
Fr. Het land was immers nog geheel open
en onbedykt ; wierd het dan niet, na dat het
meer doorfneeden was, te meer aan alle kanten
voor overftroomingen bloot gefteld?
(*) Ik fchreef dit in 1797, ea by het drukken
van dit blad verneem ik met blydfchap, dat jaarlyks
een aanzienlyke fom daartoe zal afgezonderd worden.
B4
-ocr page 57-14- drusus
E. Het water kon dan ook te eerder weg^.
loopen en gefleeten worden.\' Moerasfige en
onbruikbaare landen worden daar door verbe\'»
terd, en gefchikt tot den landbouw en bewoon
ning. Daarenboven heeft drusus ook 200
veel in hem was , het land tegen den overloop
der rivieren zoeken te beveiligen.
Fr. Heeft hy dan nog al meer uitgevoerd?
E. Hy is de eerfte in dit Land geweest,
welke een dyk of waterkeering, die tacitus
Brufi Mdes noemt, aan den Rhyn heeft opger
worpen , en het nut van dezelve bleek aller-
duidelykst , wanneer deeze dyk naderhand in
den Batavifchen oorlog vernield , het land in
een poel veranderd, en daar door voor de Ro-
meinen ontoegankelyk wierd. Of deeze dyk
van het Tolhuis tot aan Wyk te Dmrjiede ge-
ftrekt, of gelyk alting meent een uur bene-
den Rheenen zyn aanvang genomen heeft , dau
liever van Doesburg begonnen is , kunnen wy
niet beflisfen. — Daarin komt men genoegzaam
overeen, dat dezelve aan den linker oever van
den middel Rhyn is aangelegd. En het oog-
merk van DRUSUS fchynt geweest te zyn, om
denzelven te doen ftrekken tot aan den uitloop
of middelften Rhynmond. Maar hy is door zyn
ontydig affterven in de volkomen uitvoering van
zyn plan verhinderd. Hy kon behalven de af-
keering van het rivierwater , door deezen dyk
eene linie van Communicatie tusfchen de aange-
legde
IN DB N E D E Pv L A N D E N. SS
iegde fchansfen kiygen , en de invallen aau
<iien kant, waar het meeste gevaar was , des te
moeijelyker maaken. Anders w?iren de Romei-
nen zeer gereed om wegen van de eene plaats
tot de andere aan te leggen, en wy hebben vjin
zulk eenen Romeinfchen weg, in het eerfte be-
gin van onze gefprekken reeds melding ge-
maakt , maar daar had drusus nog geen tyd
toe. Van de aarde dgr uitgegraave panaalen
kreeg drusus van zelfs dyken , d;iar hy die
goedvond te gebruiken. — Het geen florus
dan van Germanien in \'t gemeen zegt , mag
men voornaamelyk op het Eiland der Batavieren
toepasfen. — De bodem en de Rivieren wier-
den zoo herfchapen, dat deeze inrigtingen niet
anders dan een gunstigen invloed konden hebben
op het land en de iuchtfireek; tuen «lOet daar.
om , ten opzigt van den alouden ftaat van deeze
gewesten, van deezen tyd een nieuwe Epoque
rekenen: wy ftaan \'er daarom wat langer by
fiil. Dit tydftip brengen wy met dio cassius
tot het 743ftejaar na het bouwen van de ftad Ro-
wen; wanneer q. ml. tubero en q. fab. ma?
xiMus , burgemeesters waren, tien Jaaren voor
onze Christelyke tydrekening: fchoon deeze
gefchiedfdiryver alleen van het aanleggen van
fterkten gewag maakt. Anderen brengen alle
deeze verbeteringen in den land- en waterftaat
tot den eerften togt en komst van drusus.
Men kan dit uit de oude aantekeningen niet
B 5 zeker
14- drusus
zeker bepaalen ; en het kan ook onmogelyk
alles in een Jaar, afgedaan zyn, vooral niet by
deezen veldtogt, waarin zoo veel is voorgeval-
len. Maar het komt my niet waarfchynlyk
voor , dat drusus , die om den inval der Sü
cambers en andere Germaanen, door augustus
herwaards was gezonden , zich eerst zou oii-
ledig gehouden hebben met het graaven van
Canaalen en het aanleggen van dyken.- Dit
kon veel voegzaamer gefchieden, toen zy door
herhaalde overwinningen in ontzag konden ge-
houden worden. De krygsknegten konden nu
hun werk ongeftoord verrigten. Men opent
ook meer de gemeenfchap met zyne vrienden
dan met vyanden. Wanneer de vrede gebroken
wierd, gelyk ras daarna gebeurde , zou dru-
sus , die by ondervinding wist aan welke ge-
vaaren de zeetogten onderhevig waren, de
vrugten van zyn arbeid kunnen plukken.
Fr. Maai- hebben de Romeinfêhe krygskneg-
ten dien zwaaren arbeid verrigt, myn vader ?
E. Buiten twylfel, myn zoon! wy zullen \'er
naderhand nog van hooren. En daarom hadden
dan de Batavieren nog te meer verpligting aan
hem. Terwyl drusus in het Eiland vertoev^
moest, om op de beweegingen der krygszugti-
ge Germaanen te letten , wilde hy niet ledig
den tyd verfpillen, nog den Batayier aan den
overlast van een werkeloozen krygsknegt bloot-
fteilen. Hy dagt veel te edel , dan dat hy op
het
-ocr page 60-IN D E N S D E R L A N D E N. 17
het zweet en bloed van zyne bondgenooten
met zyn volk zou hebben willen teeren. Hy
wilde hun het leeven gelukkiger en zekerder
maaken, maar op zyn eigen kosten en moeite.
Van zulk eene grootmoedigheid vindt men Wei-
nig voorbeelden, ook niet by Romeinen,
D. Ook niet in laatere tyden. Het geen de .
oudheid van sesostris verhaalt ,\'\'"d,ie de Vol-
ken dwong wetten en orde ter befchaaving aan-
te neemen, zich in geregelde maatfchappyen te
vorm-en , de landbouw te oefFenen , en hun
daar door waarlyk vry en gelukkig maakte,
zonder hen door fchattingen van hun vermogen
te ontzetten , heeft hier groote overeenkomst
mee. Wenfchelyk was het, dat dit meer navol-
gers. Vond. Maar hadden de foldaaten hier niet
veel tegen?
E. Ledigheid verzwakt het lighaam , dat door
den arbeid hard én bekwaam gemaakt wordt,
om de ongemakken van deu oorlog te verduu-
ren, De beroemdfte Romeinfche veldheeren heh-
ben zich daarom van dit middel bediend , ook
om hunne benden te beter in tucht te houden.
Onder eenen drusus , die zich by elk een,
vooral by zyne krygsknegten bemind maakte,
gefchiedde dit volvaardig: — onder anderen ver-
Wekte het wel eens gemor. Jammer is het, dathy
Eyn plan niet volkomen heeft kunnen volvoe-
ren. Genoeg, hy had den eerften grond ge-
legd tot eene onderneeming» dié in volgende
Eeuwen
-ocr page 61-ö8 d r. u 3 u s
Eeuwen ons laage land voor geduurige over*
fooomingen beveiligd , en veele dras liggende
gronden in vrugtbaare beemden en akkers her~
fcbapen heeft, En fchoon een werk, zoo een-
voudig , in dien tyd aan onze voorouders door
vreemden niet behoefde geleerd te worden,
heeft DRUSUS egter de eer, van hun de nuttig-
heid het eerst te hebben doen ondervinden ,
waarop fomtyds de gedagten niet vallen. De
Batavieren moet men vergelyken by de eenvoUr
digfte landlieden , die Gods water over Gods
land Igaten loopen. Nergens vónd ik meer oii^
gebaande wegen , diepe kuilen en plasfen, dan
in \'t fchilderagtigfte van Bunthe, in den Herfst
naauwlyks door te komen. Eene geringe moeite
zoy dit verhelperf; maar de inwooners bekreu-;
nen \'er zich niet over, en weeten zich echter, in
de regenagtigfte faizo.enen te voet of te paard
\'er door te. helpen, — Dat de geheele influiting
•Van ons larid door zwaare dyken te vroeg ge-
fchied is, heb ik te vooren reeds aangemerkt.
Pe eerfte en oudfte dyken ftrekten alleen, oni
de dagelykfche vloeden aftekeerem Het Eiland
kon nu nog door fpringvloedea de noodige
aanhooging en bemesting krygen, te meer.,
daar het nog maar aan eene. zyde bedykt was, —r
Na dat drusus dit alles verrigt, en de landen
zoo veel mogelyk in rust gebragt had, is hy
jiaar Rome gekeerd, waar hem wel geen volko-
me triump.h wierd toegeftaan, echter de naaste
IN IL Ö Bl
éei- aan dezelve vergund. Hy deed te paard
met luister zyne intrede in Rome , en de eere-
tekenen aan den triutnph verbonden , mogt hy
genieten.
R. Welke waren die?
E. Zy mogten hun ganfche leeven lang b;y
plegtige gelegenheden met triumphkleederen
en een laurierkroon verfchynen, en in dé
Schouwburgen op eene afgezonderde plaats
zitten. De\\riumphen waren te vooren om beu-
zelagtige overwinningen toegeftaan. De over-
hoodige eer, welke daarby den overwinnaar aan-
gedaan wierd, kon niet anders, dan den DejJ)00ï
in de oogen fteeken , vooral, wanneer hy door
eige krygsbedryven dezelve niet kon genieten.
Augustus was in dit geval. De verdienstelyke
agrippa, die zorgvuldig alles vermydde, wat
de nayver van ^ugustus , zyn fchoonvader,
kon opwekken, en inderdaad toonde , dat zyii
pligt en het welzyn van den ftaat, geen
roem of praalzugt, zyne dryfveeren waren, had
den Triumph geweigerd, toen die hem toegelegd
wierd. Grootmoedig ftelde hy meer in de vry-
willige goedkeuring zyner medeburgeren, dan
in den ydelen waan van afgeperfte toe-
juichingen : en federt dien tyd dorst men niet
vraagen, om het geen zulk een groot man ge-
weigerd had aanteneemen. ---^e naam vaii
Imperator , welke zoo veel als Oppergebie-
der
DRUSUS
der betekende , en dien augustus voor zich
behield , wierd hem , hoe zeer hy denzelven
zich waardig gemaakt had , geweigerd. Die
Vorst, onder wiens oppergezag zulke groote
daaden verrigt wierden , rekende de hoogfte
eer daarvan zich zeiven toe. Zoo dagten de
Vorsten doorgaans; — zoo fcheenen de Romeinen
van dien tyd ook te denken. Men vierde fe-
dert dien tyd zyn geboortedag, en \'er wierden
volgens het befluit van den Raad , ter zyner
eere plegtigheden ingefteld, welke men Augus^
talia noemde. Eindelyk wierden \'er door dru?
sus als Prcetor van Rome zeer kostbaare fpelen
gegeeven, en aan hem na het afloopen van zyn
Prcetorfchap , de voorburgermeesterlyke magt
opgedraagen. Geheel Rome , dat drusus de
grootfte agting toedroeg, was verheugd. ——
Maar die vreugd wierd merkelyk gemaatigd,
door het affterven van eene der braaffte vrou-
wen van dien tyd:— octavia, de zuster van
augustus, eerst aan marcellus , daarna aan
den berugten Antonius gehuwd , maar door
hem om de ligtvaardige cleopatra verftoo-
ten : eene vrouw , die in alle de ftaatswisfe-
lingen van Rome , — in al haare wederwaar-
digheden de grootfte wysheid en gelykmoedig-
heid betoond had, en daarom van haaren broe-
der altoos geagt, van alle braaven bemind, en
BU betreurd wierd. Zoo munt de deugd, myn
tre-
-ocr page 64-fredrik altoos uit, zoo wordt zy, in \'t .mid-
den van de grootfte verbastering van zeden
geëerbiedigd. Haar lyk wierd in den tempel
aan julius c^sar toegewyd, ten toon gelegd.
Augustus hield over haar eene plegtige lyk-
reden- Zy wierd door haare vier fchoonzoons
ten grave gebragt, waarvan onze drusus , ge-
huwd aan haar jongfte dogter antonia, die zy
by ANTONIUS gewonnen had , een was. De
Raad zou haar nog meer eer hebben aangedaan,
indien augustus het niet tegengehouden had.
Maar laaten wy met drusus op zyn derden
togt weder naar Germanien keeren.
R. Dit kleine tusfchenverhaal verkwikt myn
hart. Billyk myn eelhart , dat gy ook de
nagedagtenis van zulk eene vrouw eer aanr
doet.
E. Augustus had met tiberius en drusus
Rome weder verlaaten. De eerfte van deeze
broeders moest Dalmatien en Pannonien , de
laatfte Germanien bevredigen. Hy zelf keerde
^eder naar Lions in GaUien , om te digter aan
hand te zyn , daar hy zich nog vleide met
het onderbrengen van geheel Germanien.
Fr. De rust was aldaar van korten duur.
E. Zoo is het altoos geweest. Wy hebben
ftraks gezien, dat de Catten door de Sicamhren
waren beftookt. Zy fchynen door dezelve uit
hunne bezittingen geheel verdreeven te zyh.
Ten minften drusus had hen, die toen niet
D R ü S tJ S
tegen de Roiaeinén hadden willen famenfpan-
nen, andere lainden gegeeven , maar zy hadden
dezelve verlaaten, en zich nu by de Sicambren
gevdegd. Dit brak hen bitter op. Drusus
verQoeg een groot gedeelte , en de overigen
bi\'agt hy tot gehoorzaamheid: waarna zy met
hun drien, weder naar Rome keerden. Wegens
het fterfgeval van ocTavia en andere voorval-
len moet deeze togt van drusus laat onderno-
men zyn , of hy heeft iueer verrigt, dan wy
aangetekend vinden : misfchien heeft hy het
begonnen werk van graften en dyken toen ver-
der voortgezet. Want fchoon daarvan maar
eens melding gemaakt wordt by de gefchied-
fchryvers , volgt daaruit niet , dat deeze on-
derneemingen in ééns alle ten einde geloopeii
zyn. Zy waren daartoe te groot en te menig-
vuldig. In \'t volgende Jaar wierd drusus ,
nevens t. quintius crispinus tot Burgemees-
ter van Rome benoemd : maar hy had niet lang
genot van deeze waardigheid. Al vroeg moest
hy weder naar het onrustig Germanien vertrek-
ken , en de Catten beoorlogen. Hy bragt we!
alles onder wat hem tegenftond, maar het kostte
veel bloed: de Catten weerden zich wanhoopend.
Daarop is hy in het land der Sueven doorge-
drongen , tot aan de rivier de Wezer. Deeze
trok hy over , viel op de Cheruscen aan, ver-
woestte de landen van deeze volken , om hen
alle hunne ftrooperyen betaald te zetten , en
breidde
-ocr page 66-ÎN GERMANIEN.
bveidde zyne overwinnende wapenen tot aan dt
Elve uit. Ook daar lieeft hy volgens de opgaa-
ve van l. florus (*) fterkten opgeworpen,
het welk by deeze gelegenheid moet geheurd
zyn, fchoon die gefchiedfchryver in eenen
adem fpreekt van alles, wat hy aan de Maas,
den Rhyn , aan de Weur en de Elve heeft
aangelegd. Hy dagt vervolgens deeze rivier
©ver te trekken , maar hy wierd \'er in verhin-
derd , het zy door den magtigen tegenftand,
Welke hem daar ontmoette, het zy door een
zeker verfchynfel. Volgens dio cassius zou
zich eene Vrouw van eene meer dan menfche-
lyke gedaante en grootte aan hem vertoond
hebben , welke hem toeriep : „ Drusus ,
waar gaat gy been, zonder ten laatften eene be-
paaling te ftellen aan uwe begeerte en zegen-^
praaiende wapens» Het noodlot vergunt u
niet, al dit land met een vyandlyk oogmerk te
bezoeken. Keer te rug, want het einde van
Uwe onderneemingen en van nvr leeven is naby."
ûi0 cassius (t) meent , dat deeze ftem van
eene of andere Godheid is voortgekomen. Zoo
^et geene verbeelding , droom of bezwaarend
voorgevoel in DRUSUS geweest is, zou het kun-
nen zyn, dat hier eene der Germaanfche waar-
zegfters in het fpel is geweest. Wy willen
niêl
- (*) De Geflis Ron. L. IV.
(t) Hift. Rom. L. 55. in \'j begin-
ÎV. deel. ^
-ocr page 67-14- drusus
niet zeggen, dat dit geheel verdicht is , om dat
fiiet alle historiefchryvers \'er van melden; maar
wy durven ook aan de andere zyde niets be-
flisfen. Dio cassius heeft boven allen zyn
werk gemaakt, om foortgelyke voortekenen
uitvoerig te melden. Men kan dit zoo wel voor
een uitwerkfel van bygeloovigheid, als van
iiaauwkeurigheid houden; echter vinde ik het
geval ook gemeld by suetonius , in \'t begin
van het leeven van Claudius.
Fr. Gebeurde \'er dan nog meer van dien
aaft?
E. \'£r was volgens dien gefchiedfchryver
een famenloop van aanmerkelyke zaaken.
Verfchrikkelyke ftormen en onweeren hadden
veele vetwoestingen te weeg gebragt. De tem-
pels , zelfs de tempel van jupiter capitoli-
inus, \\varen niet verfchoond, toen drusus den
laatften veldtogt zou aanvaarden. De wolven
hadden rondom zyn leger vreeslyk gehuild. Men
had een verfchynfel van twee jongelingen tc
paard dwars over de wallen zien ryden, — een
gehuil als van verfcheiden vrouwen gehoord,
en de fterren aan den hemel waren verfchooten.
Men kan uit dit alles befluiten, hoe de dappere
Romeinen omtrend dergelyke gebeurtenisfen ,
waar of ingebeeld , dagten; even zoo als het
bygeloovig volkje van laatere, zelfs van onze
tyden: dan men kan \'er ook uit opmaaken van
hoe veel belang het leeven van dien jongeling
voor
-ocr page 68-voor den Staat gerekend wierd. By het fterven
van den uitmuntenden agrippa had men foort-
gelyke waarneemingen.
R. Stierf drusus dan waariyk ?
E. Hy trok te rug, na dat hy een zegeteken
tusfchen de Wezer en de Elve had opgerigt,
£n ftierf eer hy de oevers van den Rhyn had
bereikt , in den ouderdom van pas dertig
faaren,
D. Welke was de oorzaak van zyn dood?
E. Deeze wordt gansch verfchillend opge-
geeven. Men fchreef toen ook al het fchielyk
fterven van voomaame mannen , gelyk nu ,
veeltyds aan vergif toe , waarvan men zich in
dien tyd in Italien dikwerf bediende: zelfs
wierden augustus en zyn broeder tiberius
hier mede befchuldigd.
Fr. Augustus en tiberius ?
E. De laatfte was \'er niet te goed toe. Dru-
sus verdonkerde zyn roem merkelyk, en deel-
de veel meer dan tiberius in de gunst van au*
gustus , die hem nevens zyne kleinzoons tot
erfgenaam verklaard had. Drusus was ook
de afgod van het volk, en zy allen, welke den
Staut nog eens hoopten herfteld te zien , had^
den al hun hoop op hem gevestigd (*). Ook
zou
(*) Nec dijfmuïajje (dru£um) imquaw, priftimmfi
reipublicce Jlatum ^ quandocumque pojjet, rejlituturum,
SuET. in CLAÜI319\'
Sf
14- drusus
zou hy in een brief aan tïberius niet onduide«
jyk hebben te kennen gegeeven , dat dit zyn
virensch was. Men wil dit wel tot een grond
van vermoeden op augustus leggen : maar
het flreed tegen de belangen van deezen Vorst,
die zoo veel aan drusus te danken had. Door-
fleepe veinzery maakte eigenlyk het heerfchend
CharaSter meer van tïberius , dan van augus-
tus uit, fchoon hy de Vorstelyke Staatkunde ,
zeer wel wist in acht te neemen. — Gy zoudt
hem zoo wel als de oude fchryvers (*) , die
deezen onverwagten dood of aan eene ziekte,
als dio cassius , of aan een val van het paard
met LIVIUS toefchryven, vryfpreeken, wanneer
ik alles verhaalde ; maar dit zou ons te lang
ophouden.
D. Daar ik verwagt had nog veel meer van
deezen dapperen jongeling te hooren, laat ons
ten minften nog iets weeten, myn eelhart,
van hst geen by en na zyn vroegiydig affterven
is gebeurd.
E. Wy zullen behalven zyn waardigen Zoon
gewis niemand der Romeinen in ons Vaderland
aantreffen, wiens nagedagtenis by ons meer in
eere dient gehouden te worden, Naauwlyks
was de tyding of van de ziekte of van het on-
geluk drusus overgekomen augustus in Gal\'
lien aangebragt, of deeze Vorst ontbood ti-
38e~
O Zie suetoiï. m Claudio C. i.
-ocr page 70-b e g k. ä a y e n. 37
SERIUS , en zond hem naar zyn broeder. Hy
trof hem nog even voor zyn verrcheiden aan,
dat dertig dagen na het toeval plaats had. Hy
wierd van het geheele leger uitermaaten be-
treurd en het lyk , na dat het gebalfemd was ,
van hoofdlieden en kryg&tribuunen gedraagen tot
aan de winterlegeringen, welke wy nergens
met meer recht kunnen plaatzen, dan in het -
Eiland der Batavieren , waar drusus zich zoo
lang opgehouden, — zoo veel nut gedaan had.
Met welk eene verflagenheid zal hy daar ont-
vangen, en met welk eene fombere plegtigheid
door de aanzienlykften onder het geleide van
eene dankbaare menigte omgevoerd zyn. ——•
Dus wierd hy in alle de gewesten en beyoor-
regte fteden, waar het lyk doortrok, door de
Overigheid ontvangen , en tot aan de gren-
zen begeleid , en eindelyk te Rome binnen ge-
bragt , waar hy Jaars te vooren onder de
grootfte toejuichingen zyn zegepraalende intre-
de gedaan had. Zoo wisfelvallig ftaat het met
den aardfchen luister. Door de waardigfte
Ridders en Patricen wierd hy naar het veld
van mars gebragt , het lighaam op den lyk-
ftapel verbrand, en de overblyffels in het graf
van AUGUSTUS bygezet. Deeze Vorst hield iu
eige perfoon eene lykrede over drusus , waarin
hy met traanen in de oogen , zulk een leevea
voor zyne nakomelingen en zulk een einde voor
zkh zelv£n van de Goden fnieekte. Ook
C 3 maakte
D E L O É
inaakte hy een graffchrift op drusus. Tibe<"
Rius deed op de markt een andere lykrede.
De algemeene droefheid van groot en klein,
deed drusüs nagedagtenis de grootfte eer aan.
De Raad gaf aan hem en zyne nakomelingen
den naam van Germanims , ook den titel van
Imperator, Onder deezen naam en titel wierden
\'er gedenkpenningen geflaagen , aan de eene
zyde met het hoofd van drusus , aan de weer-
zyde met een trophee van Germaanfche wape-
nen vercierd. Men regtte ook gedenktekenen
voor hem op aan den weg van appius , gelyk
de- krygsknegten voor hunnen geliefden veld-
heer aan den Rhyn by Maintz een praalgraf
ftigteden, waar by zy \'s Jaarlyks hunne krygs-
verrigtingen op den elfden van hooimaand hiel-
den, om zyn aandenken te vereeuwigen. Ter-
wyl de Romeinfche dichters om ftryd de daaden
en den dood van drusus bezongen.
R. Waarlyk dit doet niet alleen drusus ,
maar ook den Raad en het Volk eer aan. Liet
deeze braave jongeling geene kinderen na ?
E. Hy had by zyne kuifche en uitmunten-
de ANTONiA de jongere ,) zulk eene moeder
als octavia, en zulk een man als drusus
was , waardig, verfcheide kinderen gehad ,
waarvan hem twee zoons overleefden , ger-
manicus en claudius, wier lof en laster wy
in \'t vervolg zullen melden; en eene dogter
drusilla. De Romeinfche gefchiedfchryvers ,
Iwe
-ocr page 72-VAN DRUSUS. 39
hoe kort anders in het melden der bedryven van
drusus , weiden breed over zyn Charaéler uit.
Hy bezat een fchoone ziel in een fchoon lig-
haam. Alle begaafdheden en goede hoedanig-
heden waren in hem vereenigd. Want het
geen een fterveling immer van de natuur ont-
ving , of door oelFening verkreeg , bezat hy.
Schoon hem jaaren eu ondervinding ontbraken,
behoefde hy voor de grootfte bevelhebbers niec
onder te doen ; zyne tegenwoordigheid van
geest 5 moed en fchranderheid vergoedden dit.
Tot het regelen van burgerlyke zaaken was
hy even gefchikt, als om het hoofd van een le-
ger te zyn. De Sueven en Cheruscen , die aan
JULIUS c/KSAR de handen vol gegeeven had-
den , moesten voor hem zwigten. Zyn geluk
en roem maakten hem niet trotsch voor zyn
volk, nog wreed tegen overwonnenen. Altoos
minzaam wist hy de harten van vriend en vyand
te winnen. Aan eed en pligt getrouw, bedoel-
de hy in alles den roem en het welzyn van het
Gemeenebest, en daarom verwagtte men, dat
hy na den dood van augustus hetzelve in vry-
heid zou herfteld hebben , fchoon deeze hem
tot zyn opvolger had beftemd.- Ook wierd hy
meer voor den eigen zoon, dan voor den ftief.
zoon van augustus gehouden. Hy was in het
paleis van dien Vorst geboren, na dat deeze
SCRIBONIA verftooten en zyne zwangere moeder
LïViA tot eene vrouw genomen had, zoo dra
G 4 zyn
40 0 P V O L G ï N ö
zyn gezag gevestigd was : want hy had vau
te vooren reeds met haar eene naauwe gemeen-?
fchap geoelfend, Livia was ook ontroostbaar.
\'Er wierden ftandbeelden voor haar opgerigt,
en zy wierd onder het getal van die moeders
aangenomen , welke drie kinderen hadden ter
Waereld gebragt.
D. De verdenking op augustlts vervalt ge-
lïeel.
E. Geen vader kou over zyn zoon meeï
droefheid toonen, dan augustus over dru-
sus. Schoon hy om zynent wil Gallien Ver»
laaten ha i, wildé hy niet in de Stad keeren,
dan in het volgende jaar , maar ook toen nog
geeoe feesten bywoonen, om dat hy Oordeelde,
zegt dio, dat het verlies van drusus niet kon
opgsfwoogen worden, door het voordeel van al
de behaalde overwinningen: en in der daad,
dit verlies was voor Rome en de geheele Ro-
meinfche heerfchappy onberekenbaar. Hoe ge-
lukkig zouden zy onder zulk een wys en groot-
moedig hoofd hebben kunnen worden! Maar
het was anders in het noodlot befchooren. De
Romeinen hadden nog ai hunne fchulden niet
geboet. —— Wy willen tiberius in dit geval
noch befchuldigen, noch vryfpreeken; te min-
der, om dat het tusfchen beide ftaat, of een
val van het paard, dan ziekte de oorzaak van
deezen ontydigen dood geweest is. Hy
wierd tot opvolger van zyn broeder in Gema-
nien
-ocr page 74-vam tiberius. 4t
nisn benoemd. Augustus, welke uit gemaak-
te zedigheid de Regeering alleen voor tien jaa-
ren op zich had genomen, lag dezelve weder-
om neder , maar liet zich voor de derdemaal
beweegen, om die weder voor tien jaaren tc
aanvaarden. Hy zelf bleef te Rome en tibe-
rius ging over den Rhyn. De Batavieren hebben
hem tqen voor \'t eerst leeren kennen , maar
zeker in hem geen drusus aangetroffen, fchoon
hy volgens vellejus paterculus door zyne
dapperheid en geluk dien oorlog zoo beftuurd
heeft, dat hy als Verwinnaar door al de deelen
van Germanien is doorgetrokken, zonder, eenig
verlies van volk , dat hem zeer na aan \'t harte
fcheen te leggen. Ja hy zou de Germaanm zoo
getemd hebben, dat het geheele land byna in
een cynsbaar wingewest veranderde.
Fr. Dan heeft tiberius het in een veldtogt
verder gebragt, dau ooit c^sar of drusus.
E. Men moet van deeze gïootfpraak vry wat
afdoen, en om de algemeene aanmerking vati
den onzydigen gefchiedfchryver tacitus ten
opzigt van de Germmnen en Rovieinen denken.
Dio cassius verhaalt ons alleen in zyn vyf- en
vyftigfte boek, dat de Germaanfche ftainmen,
door de groote magt van tiberius verfchrikt,
zogten te daadigen , alleen de Cantabren, of
gelyk anderen leezen, de Cattmrien uitgezon-
derd: maar dat au*justü.s \'er niet naar v/ilde
luisteren j voor en aleer de Cantabrm zich ook
Cs by
4a DE VERRIGTINGEN
by hen voegden, en daar door de vrede alge-
meen wierd. Deezen deeden dit naderhand, maar
augustus hield de afgevaardigden , die veel in
getal en groot in aanzien waren, zoo lang inver-
fcliillende Steden op , dat zy ten laatften de
handen aan zich zelven floegen. De vredes-on-
derhandelingen werden daar door afgebroken ,
maar de gevoelige fmert, hen aangedaan ,
hebben zy niet uit hun gedagten laten gaan.
Augustus was evenwel met de verrigtingen
van tïberius zeer te vrede. Het geen aan
drusus niet vergund wierd, ftond hy aan
hem toe, den naam van Imperator te voeren,
cn een volkomen zegepraal te houden, zonder
dat hy \'er zelf in deelde, nu te vrede, dat men
jaarlyks fpelen ter zyner eere hield.
D. Dus moet \'er meer voorgevallen zyn, dan
DIO verhaalt.
£. Dit ftem ik u ten vollen toe. — Het is
naauwlyks mogelyk , om deeze twee zoo ver
uit eenloopende historiefchryvers hier overeen
te brengen. Paterculus heeft zeker zich
omtrend tïberius als een vleijer gedraagen,
maar dio fchynt tot een ander uiterfte ver-
vallen te zyn. Zommigen willen by hem in
plaats van Cantabren, die niet tot de Germaa-
nen behoorden, Sigambren geleezen hebben ,
en brengen dan tot deezen togt, het geen sue-
tonius in het leeven van augustus (*) en
TA-
-ocr page 76-va n tiberius. 45
tacitus in het tweede van zyne JaarboC\'
ken C*) verhaalen, dat de Sneven en Sicambren
door hem over den Rhyn geplaatst zyn: dan
hoe dit weder over een te brengen, met het
zeggen van dio , ,, dat de vredesonderhande-
lingen wierden afgebroken door het gevangen
houden der afgezondenen , en dat de Germaa-
nen zich wel eenigen tyd ftil hielden , maar
dat zy hun opgekropte fmert naderhand aan
de Romeinen gevoelig gewroken hebben. Daar-
om brengen wy deeze gebeurtenis liever tot
een laateren togt. Dit is zeker, dat, wat \'er
ook gebeurd zy, alles zonder aanmerkelyke
veldflagen en krygsbedryven moet afgeloopen
zyn. Anders was het niet mogelyk, dat xi-
ber,ius geen man zou verloren hebben. Hy
fchreef ook naderhand aan germanicus , dat
hy meer door beleid en onderhandelingen, dan
door de wapens in Germanien had uitgevoerd.
Dit intusfchen fcheen aan dio van minder be-
lang voor zyne aantekeningen te zyn. By dee-
ze gelegenheid werd de zesde maand naar der
Romeinen rekening en daarom tot dus ver Sex-
tilis geheten, augustus genoemd. Hy was
wel in September gebooren, aan welke maand
anderen daarom den naam van Augustus wil-
den geeven , maar in Oogstmaand , had hy
zyn meeste en grootfte overwinningen be-
haald,
4-4 DOODVAN
haald, en zyn eerfte Bürgemeesterfchap be-
kleed.
D. Hoe ver gaat de vleijery en vorstelyke
trotsheid! intusfchen zyn wy dwaas genoeg,
om ons meer vau dien naam , dan van onze
egte Nederduitfche te bedienen.
E. Zoo is \'t ook met de overige naamen ge-
legen (*), welke nog gedenktekenen zyn van
de Romeivfche heerfchappy en invloed. Rome
was nogthans met deeze veranderingen en
plegtigheden zeer ingenomen, maar de vreug-
de en het genoegen van augustus , die, met
eerbewyzingen overlaaden, aan de Góden by-
na gelyk gefteld , gelukkig in ?1 zyne onder-
neemingen , ^ch l-igtelyk boven het lot der
ftervelingen verheven zou gerekend hebben ,
wierd merkelyk geftoord, door eenige treffen-
de ongevallen. —— De dood had hem vroeg
beroofd van den jongen marcellus, van
agrippa, van drusus. Drie voortreflyke man-
nen , waar in augustus niet alleen , maar
ook geheel Roms alle hoop gevestigd had<
Zyne
(*) Van Januarius af, tot December toe,. De Rom
meinen begonnen hun jaar met Maart, en telden
daarom met segt, hunnen Quintiiis, Sextiiis, Sep\'
temher tot December toe. Wy beginnen met January
cf S^pTokkelmaani en noemen nog onze negende, tien-
de , elfde en twaalfde maanden, de zevende, agtfte
ïiegende en tiende.
m ie c e w a 45
Zyne uitmuntende zuster octavia was hem
ook ontvallen: —— nu verloor hy zyn eenig-
ften ouden vriend m/ecbnas : een man , welke
zich in de geleerde waereld een grooten naam
gemaakt heeft.
D. Wierd hier wel zoo veel aan verloren 3
myn erlhart? \'Er wordt zeer onderfcheiden
©ver deezen m/ecenas gedagt.
E. Hy is vooral door den raad aan augus-
tus gegeeven, waar van wy te vooren gewag
gemaakt hebben, by veele republikeinen ,
volksvrienden en haaters van alle vorstelyk ge-
zag , in veragting geraakt. Men fchildert hem
af, als een gemakkelyk, wellustig mensch, die
de Romeinen door zyn voorbeeld en door het
invoeren van warme baden nog meer verbas-
terde ; — alles wat zorg en arbeid veroorzaak-
te , fehuwde , van de groote mildheid van
augustus zich bediende, om prachtige hoven,
aan te leggen, zyne vrienden te onthaalen, en
ée fchryvers van dien tyd, vooral de Dichters
van zich afhankelyk te maaken , op dat zy zyn
naam, die anders niet veel te beduiden bad,
zouden vereeuwigen: met een woord , als een
Epicurist, welke zich niets aantrok, dat hem
in zyae rust en vermaak kon ftooren, zelfs
met de gemeenzaame en verdagte verkeering
van zyne huisvrouw terentilla met zy-
nen overfpeligen vriend. Dan dit gaat te
ver. Mecenas wist zoo goed als iemand ,
wat
-ocr page 79-VERDIENSTEN
wat \'er tot het verkrygen en behouden van
aanzienlyke en voordeelige regeeringsposten
vereischt werdt: maar hy verkoos niet \'er zich
van te bedienen: — zelfs niet van den fchoo-
nen kans, die hem de blaakende gunst en gew.
meenfchap van augustus, zoo vroeg,zoo lang
aanboden. Schoon hy de kunst van een volk te
regeeren in den grond verftond, en daarvan en
van zyne waakzaamheid in het beftuur van Ro*
me , by de afweezigheid van augustus bewyzen
gaf, bediende hy \'er zich niet van, dan alleen
om augustus met zyn raad by te ftaan, veel mis-
bruiken afgefchafc te krygen, veel kwaads voor
te komen, luiden van verdienften te helpen,
de konften en weetenfchappcn aan te moedi-
gen, geleerden en konftenaars op te fpooren,
te onthaalen, te onderfteunen, niet flechts op
dat by door hen geroemd zou worden : maar
om dat hy met hart en ziel voor dezelve was,
zich met ernst op de weetenfchappcn toelei,
en zelfs eenige boeken fchreef, onder ande-
ren over de natuurlyke historie, en over eeri
verkorte manier van fchryven, welke hy door
zyn vry gelaaten aquila aan veelen geleerd
heeft. Rome erkende de verzagting van den
aart en de regeering van augustus voorna-
melyk aan bi^cenas toe, die alles op den
geest van dien vorst vermögt. Herinner u het
geen wy u gezegd \' hebben van het fchryf-
bordje, dat hy augusutüs in den fchoot wierp
VAN MECENAS. 47
met de woorden: „Sta op beul." Dit eene
bewyst genoeg, dat hy, die augustus tot het
aanhouden van het verkreegen opperbeftuur
aanraadde , zulks deed uit overtuiging. Hy
befchouwde het Romeinfche volk niet zoo als
het weezen moest, maar, zoo liegt als het was,
onmogelyk in ftaat om zich zelf te regeeren ,
terwyl hy te gelyk alle misbruik van de verkree-
ge oppermagt tegen ging. Gelukkig dat augus-
tus in miecenas een gunfteling had , welke
zyn vleyer niet was , die met zyne Ridderorde
te vrede , anderen naar bewind en waardighe-
den liet dingen, en in ftilte alle mogelyk nut
bewerkte , zonder zich aan jalouzy of verant-
woording bloot te ftellen. De raazende drift,
om over anderen te heerfchen , beheerscht elk
en een ieder , fchoon weinigen \'er toe gefchikt
zyn; is het dan ongelukkig voor het mensch-
dom , wanneer enkele , fchoon bekwaame man-
nen , als ATTicus en m/ecenas liever een amb-
teloos leeven verkiezen ? Mecenas was zeker
geen Heilig: maar zouden veele Christenen het
wel beter maaken, wanneer zy zich de gunstige
gelegenheid en het vermogen van mecenas kon-
den verfchalFen ? Veelen hebben alles voor ceres,
VENUS eni5AccHus over, voor kunsten en wee-
tenfchappen niets. — Ook aan den invloed vaa
mecenas hebben wy,de Eeuw van augustus,
die zoo ryk was in fchoone vernuften , waarin
de Latynfche taal haar hoogfte toppunt bereikte,
te
-ocr page 81-4? augustus groot
te danken. Hoe veel goede luimen en uitmun-
tende gedichten , die de milde gunst en heer-
lyke Falerner wyn van mecenas voortgebragt
hebben , zouden wy zonder hem hebben moe-
ten misfen!
D. Gy wordt yverig, myn eelhart!
E. Niet tegen u , myn diderik : Ik heb u
tot deeze aanmerking zelf aanleiding gegee-
ven. Ik heb in eene voorige onderhandeling
gezegd, dat in zyne raad redenen aangevoerd
wierden , een machiavei^ waardig. — Maar
men leert by den dag. — Ik hou m^ecenas
daarom niet zoo flegt , als machiavel mo-
gelyk geweest is ; wy kunnen hem niet wel
beoordeelen, ten zy wy ons in zynen tyd en
omftandigheden ftellen. Hy kende de Romeu
nen en voorzag dezelfde fchokken, die Rome
op den rand des verderfs gebragt hadden, in-
dien augustus de teugels van \'t gebied liet
vallen , en vrelke zyn de gedugte gevolgen
van Regeeringloosheid! Denk om het geen
wy hebben zien gebeuren, en herinner u,
dat men om eenige gebreken de verdienften
van groote mannen niet geheel mag verduis-
teren. De agting voor mecenas is my van
myne meesters te vroeg, — te diep ingeprent,
dan dat ik die zoo ligt zou ktmnen laaten vaa-
len. En wat het geval van zyne vrouw be-
treft, fchoon hy zich daar tegen niet .dorst
Terzetten , ora geene onherftelbaare en voor
hêt
-ocr page 82-maar niet gelukliie.
het algemeen fchadelyke breuk te veroorzaa-
ken , m.®cenas was echter over deeze aange-
maatigde vryheid van zynen vriend geenszins
onverfchiilig. Het baarde ten minften voor een
tyd eenige verkoeling, fchoon de vriendfchap
tot aan den dood bleef ftandhouden. Op wei-
nig na, maakte MiECENAS zyne geheele nalaa-
tenfchap aan augustus , welke deszelfs vrien-
den daarvan bedeelen kon , zoo veel hy wil-
de : — niet te min, augustus gevoelde en
betreurde van ganfcher harte het verlies, dat
hy in hem leed.
R. Welke ongevallen troffen augustus nog
meer ?
E. Wy zouden op die wyze weder geheel
met ons verhaal te Rome geraaken. Echter nu
ik op dien tekst ongevoelig ben gekomen en
dezelve eenige niet geheel ongepaste maar
leerzaame afwisfeling kan geeven , zal ik \'er
nog kortelyk, eer wy afbreeken, iets van mei-
den. -- Zyne twee kleinzoonen, welke julia
by AGRIPPA geteeld had , gevoelden te vroeg
het gewigt van hunne grootheid, zy maakten het
hunnen Grootvader augustus zeer druk. Het
zwak, dat veele Grootvaders hebben, bedierf
\' hen: hy liet te fterk zien , dat hy veel werk van
hen maakte. Zy groeiden weeldrig op, en hun-
ne ongebondenheid ging zoo ver , dat Luciüs ,
de jongfte, op een openbaare vertoonplaats van
het volk toegejuicht, het burgemeesterfchap
IV. DEEL. D voor
ga \'o N G E V A t L Ê N.
voor zyn broeder cajüs , die nog geen twintig
Jaaren oud was, dorst eifchen. Augustus ver-f
oordeelde deezen eiscli, maar (*_) hy droeg
aan CAjus het Hoogepriesrerfchap ontydig op,
\' en gaf hem de vryheid, om in den Raad te ko-
men , en in de fchouwfpelen en maaltyden on-
der de Raadsheeren te zitten. Evenwel was
\'er weinig goeds van te wagten. Tiberius,
na dat hy den tempel der Eendragt had laaten
opbouwen , en de naamen van hem en zyii
broeder drusus \'er voor laaten ftellen: — na-
dat hy de triumph hem toegeftaan had gehou-
den 5 is wegens ontftaane onlusten naar Germa-
nien gekeerd, maar, wat hy toen aldaar heeft
uitgevoerd, vinde ik niet aangetekend. Zeker
zyn \'er geen gewigtige veldflagen voorgevallen.
Dio tekent alleen op het flot van \'t Jaar 747 na
\'t bouwen der ftad in zyn 55fte boek aan: 5,In
dit Jaar is \'er niets merkwaardigs in Germanien
verrigt." Augustus had tiberius voor vyf
Jaaren gemeensman {tribunus) gemaakt, en al-»
lerleye gunst betoond, wyl hy meende aan
hem nu een fteun te zullen hebben : dan dit
mislukte ook. Tiberius drong zeer fterk aan
op verlof om Rome te verlaaten en zich naar
Grie-
(♦) Hy had hen te vooren benoemd tot Princen
van de Roomfche, principes Romance Juventutis,
dit was geen vreemde eer, maar voor deeze trotfehis
knaapen zeer nadeelig.
VAN AUGüSfu
St
D a
€neie72ïancï te begeeven. Hy gaf voor, dat hy
de jonge princen niet in \'t licht wilde ftaan,
maar zich voor een tyd verwyderen , om zich
in de weetenfchappen te oeffenen. Men dagt
in Rome , dat het uit wangunst was , of , om
geen ooggetuige te zyn van het fchandelyk ge-
drag van zyne huisvrouw. Al de drangredenen
van zyne moeder livia , en de blyken , dat
dit AUGUSTUS zeer tegen de borst was, konden
hem van zyn opzet niet afbrengen: hy moest
hem eindelyk laaten trekken naar Rhodus. Daar
leefde hy zeven geheele Jaaren , als een bal-
ling, wyl hy zich de ongenade van augustus
had op den hals gelaaden. Want toen hy ver-
langde te rug te keeren , wierd het hem vol-
ftrekt geweigerd.— De eenigfte dogter van au-
gustus , julia, die aan de braaffte mannen,
aan marcellus en agrippa was gehuwd gei-
weest , en nu aan tiberius getrouwd was,
vergat haare afkomst, aanzien en betrekkin^
gen, maakte zich aan de fchaamteloofte losban-
digheid fchuldig , en ging in h openbaar de
grootfte ligtekooijen van Rome in ontucht te bo-
ven. Men hield het lang voor augustus ver*
borgen. In eens bragt het algemeen gerügt zyn
vadeïlyk hart den grootften fchok toe. Hy
wierd zoo toornig om het onteeren van zyn
huis , dat hy haar wilde ter dood brengen.
Die ftraf wierd in eene harde ballingfchap op
bet eiland Fandataria , nu Santa Maria veran-
derd,
-ocr page 85-ONOEVALLEN
derd, en augustus was niet, dan na vyf Jaa-
ren door de herhaalde voorbede van \'t volk \'er
toe te brengen, dat hy haar lot eenigzins op
het vastenland verzagtte. Haare dogter julia
volgde ras het zelfde fpoor, en wierd door
augustus naar Tremera, nu Trmiïi gebannen.
De moederlyke tederheid van scribonia , de
verftoote vrouw van augustus , ging zoo ver ,
dat zy haare onwaardige dogter niet wilde ver-
laaten 5 zy ftierf in \'tjaar 7Ó2. tien Jaaren nai
haare verbanning. —— Augustus trof dit al-
les zoo zeer , dat hy zich eenige dagen in zyn
paleis opfloot , niets deed dan weenen en uit-
roepen , „ 0 dat ik nimmer getrouwd ware,
of nimmer kinderen gehad hadde!" Eindelyk
Ontlastte hy zich in een breed verflag in den
vollen Raad van al haare wanbedry ven, waaf
over hy weldra berouw toonde, en zeide, dit
zou nooit gebeurd zyn, indien agrippa en
MiECENAS geleefd hadden. Zoo was octa-
viA eene eer, jujCia eene fchande voor haare
fexe,
R. Men zag in haar een treffend voorbeeld,
hoe flegte kinderen al het genoegen van hunne
ouderen verftooren. Jammer was het, dat au-
gustus zelf een flegt voorbeeld gaf.
E. Dat is zoo! Hy wilde egter de ongere-
geldheden , die zoo nadeelig voor den Staat
zyn als Vorst en Vader in anderen, — in d®
zynen niet dulden; zelfs maakte hy verfcheide
goecJe
sa
VAN a U G 50 a T -u s.
SS
goede inftellingen en wetten , tot verbetering
van de zeden, terwyl hy genoeg doorzag, dat
het Ryk anders niet kon ftaande blyven. Voor
zich zelf was hy te zwak , om zyne lusten te
beteugelen. Hoewel, de Vorsten meenen door-
gaans , dat zy boven de wet zyn , en doen mo-
gen , wat een ander laaten moet, vooral wan-
neer vleijers , gelyk \'er ook al te Rome gevon-
den wierden , hen daarin ftyven. Dus ziet gy
hoe al de grootheid en uiterlyke voorfpoed van
AUGUSTUS , welke. men ligt voor den geluk-
kigften fterveling zou houden , door huislyke
ongeneugten en fmarten verbitterd wierden.
Hy moest in \'t vervolg nog meer ondervinden ,
hoe zwaar het was den last der Regeering te
tortfen s dan wy hebben ons lang genoeg by de
byzondere lotgevallen van dien Vorst opgehou-
den. Wy zullen het hier by voor deezen avond
laaten , en by eene andere famenkomst met het
leger der Romeinen naar den keeren. —
De waereld fchynt nu ook voor eene poos eeni-
ge rust gehad te hebben , en de tempel van
JANUS voor een korten tyd gefloten te zyn,
het geen niet gefchiedde , dan by eenen alge-
meenen vrede ; volgens het verhaal van l.
FLORus: hoewel anderen dit laater ftellen. —
Wy komen nu tot een nieuw tydbeftek, niet
zoo zeer in onze, als wel in de algemeene ge-,
ichiedenis , waartoe ik het deezen morgen had
zoeken te brengen. Wy hebben ons: nu eea
D 3 ge-.
M f » O W
geruiinen tyd in ons Vaderland kunnen ophöa-
den, fchoon wy in \'t laatst by gebrek van Ba-
mvifche byzonderheden , ons met Romeinfche
gevallen hebben ingelaaten.
D. Ook deeze zyn ons ten uiterften nuttig en
aangenaam geweest, Gy hebt ons de fchoonfte
en flegfte Charakters zoo leevendig gefchilderd ,
dat zy niet ligt uit myne gedagten zullen gaan,
ën ik twylfel niet, of zy zullen een diepen in-
druk maaken op het hart vän rayn jongea
vriend, en van magtilda , wanneer haar broe-
der deeze fchilderyen getrouwelyk overbrengt.
Fr. Dat zal ik naar vermogen doen, en ik
Wensch voor my in mynen kring de braave
voeiftappen van drusus te betreeden, en my-
ne zuster zal die van octavia volgen.
D. Bravo!...... Het is nu nog tyd om een
kleine wandeling te doen. De lucht is verkoeld
e^ gezuiverd, ó 1 Dat alle onweeren zoo geluk-
kig mogten beflyten!
R, Dan zal ik vredegonde CU MAGTILDA
gezelfchap houden , en haar by voorraad ver«,
haaien, waarvan wy gehandeld hebben.
Onder het wandelèn vroeg diderik aan eel-
hart , wat tydbeftek hy bedoelde ?
E. Die groote gebeurtenis, moet omtrend nu,
zevenhonderd negen en veertig Jaaren na het
Tbouwen der ftad Rome voorgevallen zyn, waar^
fan onze tydrekening mei? reden eenen aanvang
neemt»
-ocr page 88-tydbestek.
»ee-mt, maar drie of vier Jaaren te laat begon-
nen is. Eene gebeurtenis , die van zulke
grootC;^ gevolgen voor de waereld geweest is,
en nog is ; waaraan wy de gunftigfte verande-
ringen moeten toefchryven, waar door een hel-
der licht zich vooral over den Godsdienst ver-
fpreid heeft; — welke de oorzaak geweest is
van eene algemeene befchaaving onder het
menschdom, naarmaate de Barbaarfche zeden
met de bygeloovigheden der Afgodery als ne-
velen voor de opgaande zon verdweenen. Ik
meen de komst van jesus christus , de groo-
te Leeraar en verlosfer van het Menschdom.
D. Gy verrast my , myn eelhart 1 onder-
tusfchen is het jammer , dat de zegen , welke
het menschdom daar door bezorgd is, zoo wei-
nig van veelen erkend , en door de onderlinge
verdeeldheden der Christenen, door misverftand
of onverfchilligheid voor een gedeelte vrugte-
ioos gemaakt wordt. Wat zal \'er uit gebooren
worden , mijn eelhart ? Wanneer dat licht
gaande weg verdwynt, even als het licht van d®
zon, welke beneden de kimmen daalt,
E. Wanneer wy alsblinden naar den wand om«
tasten, dan zullen de verwarringen hoe langer hoe
grooter worden , en het geluk der inwooneren
van dit gedeelte van den aardbodem zal met de
orde en de rust verdwynen , welke de leerfteK
iingen van het Christendom, zoo zy wel begree»
|>en en betragt worden, eerder en beter zonden
D. 4 bevor»
SS
gö sghoone regelen,
bevorderen, dan alle overdreeven tegen ds
waare gefteldheid van het menschdom en de
oogmerken der goede Voorzienigheid ftrydende
grondbeginfelen. God als den Schepper en on-
derhouder en beftuurder der waereld te eerbie»-
; digen en te vertrouwen ; zynen Zoon als den
ii: besten vriend en weldoener van het ongelukkig
menschdom te erkennen , naar de lesfen en het
voorbeeld, dat hy ons allen gaf te leeven; —
elkander als broeders uit eenen bloede voortge-
1 komen te beminnen : — op zyn post getrouw,
met zyn ftaat en lot te vrede te zyn : niemand
kwaad, maar een ieder, zelfs ook zyn vyanden
goed te doen , en te behandelen , gelyk men
wil dat ons gefchiede : — elk in zyn kring
het algemeen welzyn te bevorderen. —« Zie
daar eenige van de voornaame grondregelen,
welke hy ons reeds voor agtien eeuwen gaf en
door de heilrykfte toezeggingen verfterkte!
Zou het menschdom niet waarlyk vry en wee-
zenlyk gelukkig zyn, wanneer elk hier naar
wilde leeven ? Moeten wy daartoe nieuwe onr
derrigters en eene andere wysbegeerte hebben?
Welke op verre na zoo wel niet berekend is
voor den tegenwoordigen toeftand van het diep
gezonken menschdom : niet zoo gefchikt, om
hetzelve deugdzaam en dus gelukkig te maaken.
^ Men zal te Iaat zyn misflag ontdekken : maar
misfchien moesten de voortrefFelykheid van den
waaren Christelyken, Godsdienst, en de onhe-,
ft^an-\'
-ocr page 90-end.
ftaanbaarlieid van daar tegen ftrydende grond-
beginfelen welke de orde en ondergefchiktheid
in de maatfchappy benadeelen , — den waa-
ren troost in ongevallen in het tegenwoordige,
en de vooruitzigten in het toekomende leeven
benevelen, op eene proefondervindelyke wyze
geleerd worden. Misfchien moesten door al
deeze ftormen en onweeren de Ryken en Staaten
van Europa gefchokt en gezuiverd worden, op
dat \'er eindelyk uit den akeügften nagt, zoo als
meer gebeurde, op \'t onverwagtfte eene heuche-
lyke morgenftond opdaage; gelyk\'wy na deeze
vallende duisternis, weder met een gerust ver-
trouwen op de Goddelyke orde en goedheid eeri
volgenden dag te gemoet zien.
D, Dit geeye God 1 1 •
•fit -St
M I
Met deezen wclmeenenden wensch war\'en de
vrienden aan de wooning van eelhart gena-
derd , en zy beflooten met dit ernftig gefprek
hunne avondwandeling en deezen dag.
M. viNicius en l. domitius oenobarbus voe^
Ven het opperbevel in Germanien. Tïberius in
gunst aangenomen. Dood van lucius en cajus
c^sar. Tïberius tweede togt naar Germa-
nien , waar hy de Caninefaaten en andere
volken bevredigt. Rampen te Rome. Tïbe-
rius trekt weder naar Germanien, waar hy
de Cauchen en Longobarden overwint ; —
- de Sueven en Sicambren aan i^eraRhyn ver-
plaatst. Groote fchaarsehheid van geld en
leevensmiddelen j — brandfiigtingen en on^
lusten te Kome. Maroiioduüs wordt ge-
dugt voor de Romeinen. Tïberius naar
de Marcomannen gezonden , moet door
een gevaarlyken opftand in Pannonien
,e» Dalmatien van plan veranderen.
Germanicus wordt hem, bijgevoegd,
Zwaare nederlaag der Romeinen
onder varus , door arminius hen
toegebragt. Tïberius en germa-
nicus trekken naar Germanien.
Augustus fterft. Zyncharaäer,
]Naauwlyks waren eelhart met vredegon-
de en fredrik by dideriic en rqzemond aan-
gek
AANMEB-KINOETS.
gekomen en naar gewoonte met blydfchap ont-
vangen, of het gefprek nam een aanvang.
D. Wy zullen nu waarde eelhart met nieU\'
wen lust u een nieuw tydperk hooren openen z
maar kon magtilda u niet verzeilen ?
E. Dat dorst zy niet onderneemen , hoewel
zy aan de beter hand is. - Ja diderik , wy
zullen gaande weg gewigtiger berigten uit het
Eiland der Batavienn hooren , en ons daarom
zoo veel mogelyk bekorten over die gebeurte-
nisfen, welke elders zyn voorgevallen. Ik zai
*er u niets meer van melden , dan de fchakel
der gevallen vordert. Egter zal ik wat meer
moeten ftilftaan by het geen door de Romeinen
in Germanien verrigt is , om dat niet alleen
onze voorzaaten Germaanen waren, maar om
dat zy ook altoos meer of min deel en belang
hadden in het geen daar voorviel. Wy weeten
toch dat de Romeinen ftaag hier over den Rhyn
gingen , om hunne krygstogten te hervatten.
Hier was de zamelplaats, — hier vondenze ge-
trouwe bondgenooten , welke als een gedeelte
van het Roomfche ryk wierden aangemerkt, en
volgens het gemaakte verdrag van tyd tot tyd
hulpbenden leverden.
Gy kunt de groote gebeurtenisfen van
Rome toch niet met ftilzwygen voorbygaan. De
Batavieren hadden op die Stad zoo groot
eene betrekking als op Germanien, nn zy een
gedeelte van het Ryk uitmaakten: met het lot
van
59
6a ; M. V I N I c i u s, ■ ■
van Rome was het lot der Batavieren ztzt
naauw verknogt. Ook zullen wy zoo lang ti-*
berius van het hof verbannen blyft, niet veel
van belang uit ons Eiland, zoo ik vreeze, ver-
neemen,
E. Gy hebt gelyk , myn diderik. Ik heb
jny te veel uitgelaaten over de Romeinfche ge^^
fchiedenisfen, dan dat ik \'er in eens van zwy-
gen zou. Germanien kon zeker niet aan zich
zelfs worden overgelaaten; dan zou augustus
zeer ras al de vrugt der zuur behaalde over-
winningen verloren hebben. De Legioenen,
welke daar verfpreid waren, moesten geen op-
perbevelhebbers en aanvoerers ontbeeren. Dan
de aantekeningen der JRooi^cÄe historiefchryvers
zyn ten opzigte van dit tydvak zoo kort, dat
ik u maar weinig uit dezelve kan mededee-
len : even of het niet der moeite waard
was , nu niemand uit het huis van cäsar
het bevel voerde , op Germanien flil te ftaan.
Voor eerst heeft m. vinicius het opperbevel
gevoerd , en met verfchillenden uitflag geoor-
logd, waarom hem de triumphaale eerbe-
wyzingen zyn toegeftaan, en in een zeer ver-
eerend opfchrift van zyne verrigtingen is ver-
flag gemaakt: maar waarin die beftaan hebben,
vinde ik niet. Vellejus paterculus zegt
alleen in zyn tweede boek: „onder uw groot-
vader m. vinicius , een zeer beroemd man,
was een verfchrikkelyke oorlog ontftaan, die
. ^ hy
ï.. D. OENOEARBUS.
hy op fommige plaatzen gelukkig heeft ge-
voerd, op fommige heeft gedempt." Het
moet \'er niet zeer gunstig uitgezien hebben,
Anders zou vellejus met meer ophef hier-
van gewag maaken. Of voor of na hem
heeft de grootvader van nero , l. domitiüs
OENOBARiius In Germanien het oppergezag be-
kleed. SuETONiüs befcbryft hem als een man ,
die in zyne jeugd niet min beroemd was , we-
gens zyne konst van paardmennen, als wegens
de zegetekenen in den Germaanfchen kryg be-^
haalt. Tacitus fpreekt \'er tweemaalen van in
het eerfie en vierde van zyne Jaarboeken al-
leen in \'t voorbygaan , en zegt dat hy verder ,
dan iemand voor hem, in Germanien over de
Elve is doorgedrongen, en dat hy daarom ook
de eer aan de triumph verknogt , verworven
heeft. Ik heb redenen, waarom ik deeze ge-
vallen met fommigen niet laater plaatze. Wy
vinden thans geen ander opperhoofd. — Vel-
lejus zegt uitdrukkelyk, dat vinicius drie jaa-
ren voor de te rugroeping van tiberius we-
gens den algemeen uitbarftenden oorlog naar
Germanien is gezonden; en van domitiüs ver-
haalt tacitus in het leeven van germanicus ,
dathy wei eer een dyk of weg had aangelegd door
^^^ge landen,en moerasfen in Gemamen. Dit
moet dus reeds eenigen tyd van te vooren heb-
ben plaats gehad. De befchryving van het cha-
rafter van deezen man by suetonius in het ke-
ven
J
62 CAJUS EN LUCIÜS.
ven van nero , wiens wellustigen en wreeden
aart reets in hem doorftak, is zeer ongunftig.
Zoo dat het gelukkig voor de Germaanen ge-
weest is , indien hy daar niet lang het bevel
gevoerd heeft. De ongebondenheid en bloed-
dorftigheid, tot welke hy zelfs in de fchouw-
fpeleil aanleiding gaf, kon augustus niet on-
gemerkt laaten doorgaan.
D. Waarom zond hy geen anderen.
E. Augustus was door de afweezendheid
van tïberius verlegen. Cajus c^sar was
te jong, om hem naar Germanien te zenden.
Evenwel, hy was genoodzaakt, om hem, pas agt-
tien Jaaren oud, tot Proconful tf. verklaaren en
naar het Oosten te zenden. De landbefchryver
Cgeographist) Dionysius , moest eerst alles
voor zyna komst opneemen en afmeeten. Zoo
leerde men door de Romeinfche krygstogten het
aardryk meer en meer kennen. Hy kwam, ver-
gezeld van m. lollius , denzelfden, wien de
Sicambren zulk een zwaaren flag hadden toege-
bragt, in j^rmenien , in Syrien , zelfs in *t
yoodfche land, en eindelyk in Parthien. Hier
zou hy byna door zyn raadsman en beftierder
{gouverneur\') lollius verraaden zyn, maar
het wierd door den Parthifchen Koning phraa-
tes aan cajus ontdekt. Lollius overleefde
dit niet lang. Sulpicius quirïnüs of censo»
iiiNus, zoo noemen anderen hem, een veel be-
ter man , kwam in zyne plaats , en de vrede
niet
-ocr page 96-c .ffi s A R»
tnet de Parthifche en Armenifehe Vorften wierd
getroffen. Augustus was met deezen geluk-
kigen uitflag zoo ingenomen, dat hy gedenk-
penningen liet flaan , waarvan \'er nog voor
handen zyn. Met toeftemming van deezen
CAjus c^sAR. wierd tiberius volgens het
verhaal van suetonius , op \'t aanhoudend
fmeeken van hem en van livia , eindelyk met
AUGUSTUS verzoend, eu hy kreeg verlof, om
Weer naar Rome te keeren , waaruit de Stad
zich in dien tyd veel goeds voorfpelde. Lu-
cius CiESAR ftierf zonder iets te hebben uitge-
ïigt op zyn eerften togt naar Spanjen, niet zon-
der vermoeden van vergeeven te zyn. Dit
ruimde althans veel voor tiberius op , die
zich egter zoo wel gedroeg by dit fterfgeval,
het welk augustus zeer aan \'t hart gong, dat
hy hem toen reeds tot zoon zou aangenomen
hebben : maar hy verontfchuldigde zich , zoo
lang gajus c^sar nog in weezen was. De
invallen der Parthen riepen deezen weder naar
-^rmsnien , waaruit hy wel de Parthen ver*
dreef, maar in dat landfchap verraaderlyk ge-
Wond wierd, Zyn geest verzwakte hier door
200 wel als het lighaam, zoo dat hem de lust
v^ï\'ging. Augustus kon hem ter naauwer-
nood door de tederfte brieven weer naar Rome
doen keeren. Hy ftierf onderweg in Lyden,
pas vier en twintig jaagen oud.
R. Dat Was een nieu^g ^on^e voor augus-
tus, e,
63
^^ 2 A M E N Z W E E R I N ®
E* Hy was niet te troosten. In den korten
tyd van agttien maanden verloor hy beide zyne
kleinzoons en vermoedeJyke opvolgers. Men
hield LIVIA weder verdagt, maar het was toen,
als heden : wee den geen , die op een kwaad
blad getekend ftaat ! Intusfchen was de kans
nu fchoon voor haaren tiberius. Op haar aan-
zoek wierd hy tot zoon van augustus aange-
nomen , en fchoon hy hem niet van ganfcher
harte meende , verklaarde hy egter , dat hy
zulks ten beste van den Staal deed. De eenigfte
en jongfte zoon van julia , agrippa posthu-
mus, viel deeze eer ook te beurt. Het geen voor
TIBERIUS nog minder aangenaam moest zyn,
was, dat hy germanicus , den zoon van zynen
broeder drusus tot zoon moest aanneemen,
fchoon hy zelf een zoon had ook dpvusus ge-
naamd , en het is deeze germanicus , van
vvienwy in \'t kort gewigtige zaaken zullen kun-
nen melden ! Met een woord moet ik gewag
maaken, van eene verfchrikkelyke zamenzwee-
ring, welke in deezen tyd ontdekt wierd. De
voornaamfte aanlegger was Cornelius cinna ,
een kleinzoon van pompejus den grooten.
Op raad en voorfpraak van livia , kreeg hy en
zyne medegenooten vergiffenis niet alleen ,
maar augustus benoemde hem zelf tot ConfuL
Fr. Dat was edelmoedig!
E. Augustus ftond lang in twyfel, of hy
CINNA ftrengelyk ftraffen s dan ofhy hem gena-
dé-
ï\'r\'
J
van c i n n a.
de bewyzen zou: maar livia bragt hem onder
het oog, dat al zyne geftrenge maatregelen
hem geene zekerheid voor het toekómcnde zou-
den geeven. Zy haalde voorige zaïhenzweerin-
gen , die menigvuldig waren, aan , welke van
meer andere zouden kunnen gevolgd worden ,
en eindelyk van een ongelukkigen uitilag zyn.
Men zou ,met eea zagter weg in te liaan, in \'t
begrip komen , dat alles , wat te vooren ge-
beurd was, uit hoogen nood en tegen zyn zia
was gebeurd. Zagtmoedigheid en eene volko-
nie vergiffenis zouden hem de harten van het
volk en de vriendfchap van cinna en zyn ge-
heelen aanhang verzekeren. En dit was ook
hec gevolg. Cinka , die met een fcherp ver-
^yt van augustus vry kwam, bleef hem ge-
trouw , en deeze zamenzweering van de Ge-
ffieenebestgezinden tegen het leeven en de re-
geermg van augustus was de laatfte.
R. Livia moet zeker eene fchrandere vrouw
geweest zyn. Ik meen, dat dit geval door een
^oonneelfpel vereeuwigd is.
Zoo is het ook. Het was te wenfchen
at livu en alle Vorffinnen altoos van heur
"lans zulk een
.Ir ^ ^^^dden gemaakt; dan zouden
^ r , om dat deeze cinna een zoon van
dien groote tegending.r , en egter door au-
ol;.tus van te vooren zeer begunftigd was.
e Dan,
-ocr page 99-66 T i E E ß. ï u s
Dan , laat ik tot tibeiuus keeren! Hy wierd
nu door augustus naar Germanien gezonden,
waar by overal, tusfciien den Rbyn en de Elve ,
de fchrik verfpreidde , zonder dat zyu leger,
het geen hem zeer ter harte ging, eenig aanmer-
kelyk nadeel leed, terwyl hy meer zyn gewis-
fe , dan zyn roem raadpleegde. Zoo fpreekt
ten minften zyn lofredenaar vellejus pater-
culus , die onder hem als bevelhebber der rui-
tery negen Jaaren in Germanien gediend heeft,
en op wien wy als een ooggetuige en be-
roemd Gefchiedfchryver best zouden kunnen
aangaan, indien hy zich minder van vleyery
bediend had ten opzigt van tiberius. Hy
heeft ons ten minften de pligt vaneen braaf en
menschlievend veldheer in het gedrag, dat tibe-
rius omtrend zyn volk zou gehouden hebben\',
uitneemend gefchetst, en het kan ook welzyn,
dat deeze doorfleepe vos , die wist hoe veel
hem aan de gunst van het krygsvolk geleegen
was , ook in dit geval zich tegen zyn waaren
aart gedroeg 5 — minzaam jegens allen enmedely-
dend (*). Verfcheide Qermaanfche naties zon-
den
( ) Vooral jegens de zieken en gekwetaen,welke»
hy liet bezorgen van allen gérak en gemak, van g0\'
reesmeesters en middelen, verkwikkingen , bedde»
en wagens: zoo dat zy niets in het veld misten , daö
hunne huizen en huisgenooten. Vkll. patehc. hiß\'
Rem. L. II.
IN GEti-MAlSIIÊTSr.
seil gezanten om pais te maaken, anderen bragt
hy te onder. Onder de eerften worden de Ca-
ninefaaten genoemd en de Attuariers; onder de
iaatften de BruSteren en de Cheruscen j aan wier
hoofd zich inguiomer bevond.
. Fr. Tiberius heeft dan zeker op het eiland
der Batavieren eenigen tyd zich opgehouden ,
want de Caninefaaten bewoonden het aan deni
zeekant.
E. Zeer wel opgemerkt frederik. Welke
tedenen van misnoegen dit volk aan tiberius
gegeeven heeft , daar de Caninefaaten met de
Batavieren anders eene lyn trokken, gelyk zy op
hetzelfde eiland woonden; — of zy een altaar
door drusus op hunne grenzen opgerigt ^ om
ver geworpen hadden , gelyk men meent, kan
ik met geene zekerheid bepaalen. De Batavie-
ren zyn den Romeinen getrouw gebleeven^
Onder tiberius diende toen in Germanien ,
sentius saturninus als eerfte bevelhebber»
of 5 zoo als de Romeinen hem noemden, Legaat,
Deeze was van te vooren reeds in Germanien,
had aldaar volgens dio het gezag gevoerd, en
zoo de fchrik \'er onder gebragt, dat zy twee-
maal om vrede verzogten. Vellejus wil ons
wel doen gelooven , dat tiberius de zwaarfte
en gevaarlykfte posten voor zich behield en
die min hachelyk waren aan saturninus over-
liet : egter pryst hy hem als een dapper, ny
YM , werkzaam, vooruitzieuden bevelhebber ,
E a kundig
-ocr page 101-■I
1:
Ö8 \' RAMPEN
kundig en gehard in alle foort vau krygsbedry-^
ven , en teffens altoos op zyne hoede : daa
die zich, wanneer het werk en het gevaar over
waren, aan het gemak en vermaak overgaf.
D. Het ging dan Rome naar wensch , en de
rampen van augustus wierden daar door mer-
kelyk verzoet.
E. Rome was met dat al zoo min gelukkig,
als hy , die Rome, de hoofdftad van byna de
geheele bekende waereld, beheerschte.
Fr. Hoe is dat mogelyk!
E. Hoe kan een Volk , dat zyne vryheid ver\'
loren heeft , dat onder het eigen goeddundelyk
gezag van een overweldiger ftaat, al moet de
geheele waereld voor het zelve bukken , geluk-
kig zyn ? De Voorzienigheid, al laat dezelve
voor een poos die geweldige onderneemingen
toe, al fehynt zy dezelve door een voorfpoedt-
gen uitOag in den beginne te begunftigen,
draagt egter zorg , dat de gefcbonde rechten
!!!iii| ,, der volken gewroken , en intusfchen al de in-
gebeelde glorie en verkreege voordeelen ver-
bitterd worden. Het gaat met de volken als
met byzondere perzoonen. By groote fchatten
gaat zelden en, zoo zyonregt vaardig verkreegen
zyn , nooit een waar genoegen, een weezenlyk
geluk gepaard.-- De Romeinen hadden de ryk-
dommen van drie waerelddeelen van tyd tot tyd
geplunderd, en evenwel was het grootfte ge"
deelte des volks ver af van gelukkig te zy«-
W211-
-ocr page 102-van rome.
Ö9
E
pea
Wanneer de fcliattingen, van tyd tot tyd ver-
meerderd , nog niet kunnen toereiken , om al
de uitgiften goed te maaken $ die \'er vereischt
T/vierden, om talryke legers en vlooten te on-
derhouden , de wyduitgeftrekte plans ter uit-
voer te brengen en overal eene vertooning van
grootheid te maaken; wanneer de weelde onder
de vermpgenden gaandeweg toeneemt, en zy,
naar maate de waarde van \'t geld verminderd ,
den armen hoop des temeer lastig vallen, is zulk
eene ftad dan gelukkig ? Al wat fchoon en zeld-
zaam was, wat natuur en konst in verfchillen-
de waerelddeelen verfpreid hadden , wierd iti
Rome als in een middenpunt opeengeftapeld.
Behalven het vrugtbaar Italkn waren Sardinien ,
Sicilien en JEgypten de koorenfchuuren van
Rome , en nogthans moesten derzelver arms
inwooners zich meermaalen aaa, een volflagea
gebrek van het noodig voedfel blootgefteld
zien. Dit Jaar, het 758fte van Rome gaf daar eea
bewys van , en was daarenboven gedenkwaar«
dig , door geweldige aardbeevingen en over-
ftroomingen van den Tiher ^ waardoor de brug
wegfpoelde en men zeven dagen lang met
fchuiten door de Stad. kon vaaren : terwyl het
nedergeflagen volk nog verfcbrikt, wierd, dooc
een zwaare zonsverduistering , vi^elke by hun
altoos als een kwaad voorteken wierd aan ge--
merkt. Kon men dan zulk een volk, hoe groot
bet fchynen mogt , dat zyn^ W£e?enlyke ram^
7© afwisseling van
pen door ingebeelde nog verzwaarde, gelukkig
noemen ? Het mag geduurig opgebeurd zyn,
door den zegenryken uitflag van de wapenen
hunner medeburgeren, wat weezenlyk voordeel,
wat genoegen kon elk individu daarvan trek-
ken? pe onverzaadelyke zugt naar glorie en
naar overheerfching is even als de gouddorst,
Pe begeerlykheid vermeerdert by elke voldoe^
ning, en eene geheele waereld is voor dezelve
niet toereikende.
R. Gy hebt volkomen gelyk myn eelhart.
Rome kan tot een voorbeeld ook voor onzen
tyd ftrekken, waarin men zich nog aan de
grootheid der Romeinen vergaapt, en hunne
maatregelen fchynt te willen volgen,
E. Men zal \'er dan ook dezelfde uitwerkfe-
len door den tyd van ondervinden. Gy kunt
ligt begrypen, dat dit alles aan augustus me-
nig bekommerd oogeiiblik zal verfchaft hebben.
Dan dit wierd ook nu aanmerkelyk vergoed
door eene onverhoopte gebeurtenis. Onder de
volken, tegen welke de iSojweznenveelvuldige ea
bloedige oorlogen hadden moeten voeren,/wa-
ren de Parthen mede vaa de voornaamften.
Deezen eindelyk, de tegenkanting moede, on-
derwierpen zich iri zoo ver aan augustus,
dat zy door gezanten by hem aanzoek deeden,
om een Koning van zyne hand te ontvangen,
pe Romsinfche Gefchiedfchryvers maaken hier-
van , en niet zonder reden, een grooten ophef.
Onder
-ocr page 104-VOOR- EN TEGENSPOED. ^Ï
Onder crassüs en andere legerhoofden hadden
de Romsinen zwaare nederlaagen geleeden ,
waarvan da veroverde Arenden , die zy nu te
rug gaven, tot bewys ftrekten. Julius c^sar
had voor, deeze fchande af te wasfchen: maar
hy wierd omgebragt. Nu mogt augustus dee-
2e voldoening ontvangen : maar zy diende niet
dan om hem in zyne heerschzugtige oogmerken
des te meer aantezetten. De Germaanen waren
van \'t zelfde ras, en denzelfden krygstugtigen
aart als de Parthen. Men kon nu op nieuw
hoop fcheppen, dat ook zy eindelyk het zou-
den opgeeven. —— Tiberius wierd met dit
uitzigt in \'t volgend Jaar toen M. e. lepidus
en l. aruntius Burgemeesters waren, weder
naar Germanien gezonden. C. s. saturninus
had het opperbevel weder oitder hem , en vel-
lejus paterculus woonde als overfte over
de ruitery deezen togt by, en volgens hem ver-
rigte tiberius nieuwe wonderen. Zoo dra hy
by zyn leger kv/am , dat hy aan de rivier de
Lippe gelaaten had, doorkruiste hy met hetzel-
ve geheel Germanien. Volken , wier naamen
naauwlyks bekend waren , overwon hy. Da
groote en kleine Cauchen, leverden al hun
weerbaare manfchap , met hunne wapenen en
bevelhebbers, fchoon ontallyk in menigte, on-
maatig groot van lighaam , en door de on-
toegankelykheid van hun verblyf verzekerd: _
zy leverden dezelven midden in een kring van
E 4 het
73 OVERWINNINGEN
het gewapend Rowein/c^s heir , in handen vati
tiberius. Dit viel, gelyk gy weet uit den mis-
lukten togt van DRUSUS , in de nabuurfchap
van de Batavieren voor. De Longobarden, die
verder op woonden en voor de ontenihaarllen
der Germaanen gehouden wierden, moesten het
ook opgeeven: en, het geen men nooit hadt dur-
ven vermoeden , de Romeinfche banieren wer-
den gevoerd tot\' aan den vierhonderdften myl-
fteen , gerekend van den Rhyn af tot aan de
rivier de Elve, welke langs de grenzen der Se-\'
nonen en Hermonduuren vloeit. ■
Fr. De Batavieren waren by al deeze verrig-
tingen ?
E. Dit is zeer waarfchynlyk. Tiberius
heeft buiten twyffel de vloot laaten toerusten in
het eiland^ der Batavieren ^ welke hy ter zelfder
tyd langs de kusten van den noorder Oceaan
de Elve heeft laaten opzeilen. Dezelve was met
allerieyen voorraad rykelyk voorzien , en zy
voegde zich ter regter tyd by het leger van ti-
jjERius. Op dit vreemd verfchynfel nam de
gewapende manfchap der Germaanen , welke
den overkant van de rivier bezet hield de
vlugt. Alleen een oud man, uitfteekend door
zyne langte en agtbaar uitzigt, waagde het in
zyn uitgeholde boot (Cawoe), zoo als de Ger-
snaanen doorgaans gebruikten, zegt vellejus ,
in \'t midden van de ri-vier te fteeken. Daar
®ynde vroeg hy verlof, om aan deezen kant tQ
komen
-ocr page 106-i jnt ge r m a n i e. \'n.
n
ionien en c^sar tiberius te zien ; dit wierd
hem vergund, en na hem op zyne wyze zoo
eerbiedig begroet tc hebben , als of hy bo-
ven het menfchel^\'ke verheven wa.s , betuigde
hy , dat dit de gelukkigfte dag was , die hy
ooit gewenscht of beleefd had. Hy verzogt
daarop aan tiberius de hand te mogen geeven,
en keerde zonder ophouden na hem ziende ,
naar den anderen oever en de zynen te rug, —
Laater dan op deezen togt kunnen wy niet
aantekenen het gebeurde met de Sueven en Si-
cambren, welke door tiberius verplaatst wier-
den aan deeze zyde van dan Rhyn in Belgisch
Gallien , waarvan tacitus en suetonius
beiden gewaagen. De laattb begroot hec
getal op veertig duizend; dan eutropius, die
onder juliaan geleefd en gediend heeft, fpreekt
van viermaal honderd duizend. Dit zou eer
aan te neemen zyn, zoo men het gantfche volk
rekent , en dit op de verplaatzing der Sneven
en Sicamhren ziet. Maar suetonius heeft mis-
fchien enkel de jonge weerbaare manfchap be»
doeld , of men moet alleen om een klein ge-
deelte denben , fchoon hy van het geheele volk
fpreekt. Twee dingen komen my in dit geval
wonderlyk voor: —— dat veleejus pater-
culus , die alles bybrengt, ora tiberius te
vleijen, van deeze gebeurtenis nóg hier nog te
vooren eene uitdrukkelyke melding maakt: —
?n dat nog suetonius nog tacïtus ons dea
E 5 ^ tyd
BESUEVEN
tyd en de gelegenheid melden , waarin dit is
gefchied; — alleen dat het onder de regeering
van AUGUSTUS is voorgevallen: daar het evenwel
eene van de aanmerkelykfte en grootfte gefchie-
denisfen zou zyn, wanneer men in aanmerking
neemt de magt, de moed en vryheidszugt van
deeze beide volken. Wy hebben van tyd tot
tyd gezien , hoe dapper en fomtyds met een
gehikkigen uitflag de Sicambreji zich van j. cm-
SARS tyden af, tegen de overheerfching der
Romeinen verzet hebben, en de Sueven wierden
voor het gedugtfte volk van Germanien gehou-
den , waarvan men, even als men in laater tyd
van groot Novogorod plagt te zeggen , wie kan
tegen God &n Novogorod\'^ een fpreekwoord on-
der de Germaanen had: de Goden zyn zelfs
tegen de Sueven niet beftand : zoo gevreesd
waren zy by hun eige natie. Suetonius re-
kent dit ook onder de voornaamfte overwinnin-
gen onder augustus behaald, indien men het
eene overwinning noemen mag. Anderen bren-
gen dit tot een vroegeren togt van tïberius ,
gelyk wy reeds hebben aangenverkt, en eutro-
»lus maakt het vast aan den Pannonifchen kryg,
wanneer het nog laater zou gebeurd zyn. Wy
willen in deeze onzekerheid niets beflisfen :
het geval is gebeurd , wanneer het ook ay ,
maar het geen ons de meeste aanleiding geeft,
om het hier te plaatzen, is, dat vellejus vari
geen togt met meer ophef fpreekt, dan van dee-
zen*
en be sicambïtek.
ken. „ O goede Goden, dus begint by, welke
onderneemingen van gew|gt hebben wy in dee-
zen veldtogt onder het geleide van c^sar ti-
berius uhgevoerd!" Voorts laat hy zich in
geene byzonheden in , dan die ik zoo even
reeds gemeld heb.
D. Maar waarom zeide gy, eelhart : indien
men het eene overwinning noemen mag.
E. Om dat ik vermoede , dat de dappere
Sueven en Sicamhren niet door de wapenen,
maar door de listen van tiberius in deezen
llrik zich hebben laaten vangen. Eutropius
fpreekt wel van 400,000 gevangenen , die aau
den Rhyn verplaatst zyn , maar suetonius
fchryft, dat tiberius de Sueven en Sugambren,
die zich hadden overgegeeven, in Gallien heeft
overgebragt, en in de landen die naast aan den
Rhyn waren geplaatst. En by tacitus fchryft
tiberius aan germanicus , dat hy meer door
list dan met geweld had uitgevoerd; dat hy op
deeze wys de Sugambren, die zich overgaven,
had aangenomen en de Sueven door eenen vrede
aan zich had verbonden. Ik befluit daaruit,
dat alles by wyze van onderhandeling is toe-
gegaan. Dat de Sueven en Sicamhren of Sugam-
bren , de jaarlykfche kwellingen moede, en te-
gen de magt van de Romeinen toch niet opge-
wasfen, op de onderfteuning van hunne nabuu-
ren geen ftaat kunnende maaken, liever befloo-
ten hebben zich naar den wil van tiberius te
fchik-
t5
©ESUEVETJ
fchikken. Buiten twyffel heeft hy hen beter
landen toegezegd , dan zy bewoonden, en
meer veihgheid , dan zy tusfchen onrustige na-
buurenj genieten konden. Het ryk van Rome
was tot aan den Rhyn zeker gevestigd, en zy
konden dan altoos te beter op de befcherming
van de Romeinen ftaat maaken. De Germaa-
nen waren niet afkeerig van zulke verhuizin-
gen, waar van wy meer voorbeelden hebben
ontmoet. Zy konden ook gemakkelyk opbree-
ken en zich elders wooningen houwen. Met
dat alles zouden zy deeze keuze nu niet uit zich
zélven hebben gedaan , dit mogen wy genist
vooronderftellen; en men ziet daaruit weer,
hoe alles in de waereld vroeg of laat vergol-
den wordt. De Batten of Batavieren hadden
moeten ruimen wegens den overlast, welken zy
van hunne buuren moesten lyden. Deeze na-
buuren , de Catten , wierden door de SicanL\'
iren uit hunne landen verdreeven. De Sueven
hadden ook hunne magt dikwerf doen gelden
tegen zwakker natiën en nu wordt de een en
ander verpligt , om zyne woonfteden om vre-
des wil voor andere te verruilen. Na alle de
landen en volken, welke tiberius bezogt, te
ondergebragt te hebben, zonder dat zyn leger
eenig nadeel leed , zoo fchryft paterculus,
liet hy hetzelve de winter kwartieren betrek-
ken. Hy zelf keerde naar Rome.
D. Hoe is het mogelyk zoo veele volken in
en de sicameren.
Germanien te overwinnen, zonder eenig nadeel
te lyden !
E. Een vleijer, gelyk paterculus ten op-
zigte van tiberius is , maakt zich verdagt,
ook dan , wanneer hy waarheid fpreekt. Dit
moeten wy egter bekennen, daar hy de befchry-
ving van deezen togt met zulk een ophef boven
de andere aanvangt ; —> daar hy met zoo veele
naauwkeurigheid het geval van den ouden man
m.eldt 3 waarby wy ons te eer ophielden , om
dat zy ons den Germaan nader leerden kennen,
— dat hy door de fchaamte heen zou moeten
geweest zyn , om zulke zaaken te verfieren,
welke door zoo veele getuigen konden tcgen-
gefprooken worden. Daarenboven gewaagen
strabo en het gedenkftuk van Âncyra ook
van dien land- en watertogt. Het gering
verlies , dat tiberius ook hier leed , ftaaft te
meer ons gevoelen , dat hy meest alles door
onderhandeling en intrigues heeft uitgevoerd.
En paterculus heldert dit op, wanneer hy
aan het flot van zyn verhaal fchryft, dat
het leger op dien togt maar eens door list
onverhoeds is aangevallen , maar dat de vyan-
den met groot verlies waren te rug geflagen.
Dit kan wel de reden zyti , dat dio cassius ,
die TIBERIUS geenszins vleit , maar ook lang
na zyne regeering gefchreeven heeft , ten op-
zigt van deezen veldtocht zegt, dat \'er niets,
het geen een byzondere melding verdient, is
voor-
77
i i ■
fS ï) E $ Ü É V E N
voorgevallen. Egter getuigt hy, dat tiberïüS
eerst tot aan de rivier de Wezer , vervolgens
tot aan de Elve is doorgetrokken: —« dat niet
slieea augustus van wegen denzelven den
naam van Imperator heeft aangenomen , maar
dien ook aan tïberius heeft opgedraagen, en
aan c. sentius saturninus de triumphaale
eerbewyzingen toegeftaan. Dio heeft deeze ge»
woonte meer , fchoon hy anders zeer naanw-
keurig is in het aantekenen van byzonderheden*
Het geen wat laater in het eiland der Batavie-
ren voorviel, zullen wy van belang vinden 5
tacitus , wien ik boven dio fchat, rekende
het ook zoo , en egter zegt de laatfte, of zyij
verkorter xiphilinus , alleenlyk , dat een op«
ftand , in Germanien door cerialïs gedempt ^
niet belangryk genoeg was , om in het breede
te verhaalen. Men zou haast denken, dat hy
alleen op een of andere muitery der Legioenen
zag, zoo hy \'er niet byvoegde : evenwel, \'er
zyn verfcheide veldflagen voorgevallen , in wel-
ke eene zoo veel volk aan weerszyden gefneu-
veld is, dat de lyken den loop der voorbyftroo»
mende rivier flopten (*),
Fr. Dan was het nu met de Germaanen even-
eens gefteld, als met de Parthers^ Vader?
E. Wy zyn nog zoo ver niet heen , mya
Zoon. SchoQii ik aan de waarheid van den
togt van tïberius niet twyffel; fchoon veele
(f) Dio cass. L. 66. in \'t begin.
\\
EN BE sicambren. 79
Germaanen zich (lil gehouden of pais gemaakt
hebben , daar zy elk op zich zeiven ftaande,
tegen de gedugte land- en watermagt der Ro-
meinen niet opkonden, was het egter nog geens-
zins zop ver gevorderd, als de Romeinen zich
wel verbeeldden. De Germaanen beftonden uit
verfcheide natiën , van elkander onafhankelyk.
Zy waren daar door in afzonderlyke aanvallen
te ligter, maar over het geheel te moeijelyker,
of laatik liever zeggen, in \'t geheel niette over-
winnen. En ik twyffel \'er zelf zeer aan, of de
blieven zich\' wel ooit geheel aan de Romeinen
hebben overgegeeven. Indien de opgave van
suetonius moet gevolgd worden , kan het al-
leen een klein gedeelte zyn , want zy beftoegen
honderd difirid;en(pagi\').-^D& Parthen maakte»
integendeel één volk onder één hoofd uit.
Aanftonds zullen wy zien, hoe ver het \'er van
afwas , dat al de Germaanfche volken zouden
te onder gebragt zyn. Wy moeten derhalven
ook hier van de Romeinfche grootfpraak vry
wat afkorten; en in \'t geheel, myn zoon, moet
gy u geen al te grooten denkbeeld maaken van
de dapperheid van iemand, die het meer op zyne
listigheid, welke hy beleid Qconßlium\') noemt,
dan op de wapens liet aankomen. Daarenboven
gaan de opperbevelhebbers dikwerf met den lof
ftryken, waaraan zy, die onder hen dienen,het\'
grootfte deel hebben. Augustus was oplet-
tend genoeg , om by zulke legerhoofden, die
wegens
-ocr page 113-So KRYGSMAGT.
wegens hunne jongheid of andere redenen, niet
volkomen te betrouwen waren , bekwaame on-
derbevelhebbers of Legaaten te benoemen. Wy
zagen dit in \'t geval van cajus C/esar , en
zien het hier in tiberius , aan wien sentius
saturninus was bygevoegd, een man, van
wien de loffchryver van tiberius met de
grootfle agting fpreekt. Het voornaamfle zal
door hem zyn uitgevoerd , waarom ook aan
hem de triumphaale eerbewyzingen en niet aan
tiberius, zyn toegefïaan. Eutropiüs zegt
ook ronduit , dat tiberius alles door zyne
Legaaten heeft verrigt.
D. Ik merk wel, dat het gebied der Romei-
nen in Germanien op onzekere gronden fteun-
de. Hoe groot eene magt hadden zy dan niet
noodig , om daar en elders de volken , die
toch met weerzin hun juk moesten draagen ,
in teugel te houden.
E. Ik heb u in onze laatlle uchtend-zamen-
Ipraak uit oio cassius opgegeeven , het geen
hy ons meldt van de Bataaffche lyfwagt. Zulks
doet hy by deeze gelegenheid , daar by ons
eenig denkbeeld geeft van de flaande krygsmagt
der Romeinen, en van de groote kosten, welke
daartoe vereischt wierden. Zoo ver men het
kan nagaan , want het getal der manfchappen
was zeer ongelyk, bedroegen de Legioenen tc
zamen 166,650 man. De Prcetoriaanen die deu
Keizer moesten bewaaren, maakten tien dui-
zend j
D E iï. O M E ï N E Ni,
izend , en de bezetting van Rome zes dni:-
2end man uit. De Bataaffche ruitcty xvas
eene afzonderlyke bende, welke mea^-docs:-
gaans op zes duizend man rekent.. Het getal
Van de oVerige balpbenden der bondgenooten
Was onbepaald , gelyk ook dat der vlootelin-
gen. Wy zullen het niet te hoog flellen, wan^
neer wy de geheele Romeinfche magt in gewoo-
ne tyden op driemaal honderd duizend man
fchatten. Het onderhoud, dat daartoe vereischt
^vierd , gevoegd by al de buitengewoone on-
kosten, viel den ftaat buitengemeen zwaar ^
wyl zy by aanhoudendheid at "de bekende-dee-
len van den aardboden ^ niet alleen tot aan dè
Uiterfte grenzen van Europa ^ maar ook Aßä
«n Jfrica , met zwaare legers moesten door-
krüisfen.
R. En dat niet tegenftaande al den roof ert
de fchattingen , welke geduurig uit de over^
wonne landen naaï Rome wierden overgezon-
den.
E. Zy wierden alle verilonden door deeze
en andere noodige, maar ook door overtol-
lige uitgiften. Allerleye foorten Van fpeleii
en kostbaare vertooningen, pragtige fehouw-
burgen , eereboogeh , waterleidingen, geplas
velde wegen, bruggen en andere werken van
onmeetelyken arbeid , waarin de Romeinm
hunne grootheid vertoonden , putteden de
fcbatkisten uit en maakten het gros der Rómêl\'
IW DEEL. F nen
«t
ßa w A A R E
tien meermaalen het armfte volk van de wae-
reld. Augustus zogt voor de bezoldelingen
een vaste krygskas aan te leggen , waaruit de
geheele magt zonder iemands bezwaar beften-
dig zou kunnen betaald worden, maar dit was
zoó gemakkelyk niet te vinden. Hy fchonk voor
zich en voor tïberius aan dit fonds een aan-
zienlyke fomme en beloofde zulks jaarlyks te
doen. Hy zogt zyne bondgenooten aan ; zy
beloofden het : byzondere perzoonen deeden
ook eene vrywillige toesjegging, maar niemand
gaf. Hy verzogt daarom , dat elk Raadsheer
fchriftelyk een toereikend middel zon opgee-
ven ; dan wyl geen van allen voldeed , wierd
het ontwerp van augustus, dat van te vooren
al door hem geopperd was , nu doorgezet.
Het twintigfte gedeelte van alle erlFenisfen en
legaaten moest in de krygskas geftort worden.
Alleen waren de naasten in den bloede, en de
armen hier van uitgezonderd.
D. Zie daar het CollateraaL Ik wist niet,
dat dit van zulk een vroegen oorfprong was.
E. Of dit in ons land in navolging uitge-
fchreeven is, weet ik niet : maar hoe meer de
oude gefchiedenisfen worden nagegaan , hoe
meer men ondervindt, dat \'er niets nieuws on-
der de zonne is, en hoe meer men ziet,in Welk
eene verlegenheid de grootfte Vorst van den
aardbodem zich dikwerf bevond ; terwyl de
Stad,wier overwinnei?de legers de geheele wae-
reld
b eit\' a\'s t i n G n.
T^d in rep\'en roer ftelden, herhaalde reizen in
de zoo zeer geroemde Eeuw van augus-
tus, en ook nu zugtte onder allerleye foorten
van onheilen. Het gebrek begon zich weder
te verheffen. \'\'Er Was geen raad , ora op
nieuw voorraad te krygen, en men moest
daarom , zoo groot was de nood , befluiten ,
om de zwaardvegters en flaaven , die men op
^en koop hield, tagtig mylen van Rome te ver-
eenden. Augustus zelf en veel anderen lie-
ten hunne overtollige dienstboden gaan. \'Er
wierd eene groote Vacantie voor den Raad
aangekondigd , om dezelve van de Stad te ver-
wyderen. Uit de openbaare koornfchuuren
wierd, zoo veel men ontbeeren kon, voor een
inaatige prys verkogt , en den armen het ge-
woone om niet gefchonken , om een oploop
voor te komen. —- Dikwerf vielen \'er brand-
ftigtingen voor; dit gebeurde ook nu, en men
ïag dezelve de fchuldenaars ten laste , welke
dit voorwendfel te vergeefsch gebruikten , om
Ontflag te verkrygen. Augustus was genood-
zaakt eenige vrygelaatenen onder het opzigt
van een Ridder , tot eene brandwagt aan te ftel-
len. Maar dit vuur van ongenoegen fmeulde
intusfchen voort, \'s Nagts wierden \'er oproe-
rige gefchriften geftrooid , waarvan men eenen
t. rufus meest den naam gaf. Door het uit-
iooven vm prcBmien, wierden eenigen ontdekt
en geftraft,
«I
§4 N 1 K. ü W E
Vr. Hier vindt ge de nagtwagts, en de fchof-
fchriften. Maar ik ben zeer nieuwsgierig, hoe
dit alles afloopt.
E. Tiberius en germanicus gaven open-»
baare worftelfpelen ter eere van hun broeder en
vader drusus , en zy plaatfl:en ook den naata
van drusus voor den tempel van castor en
ïOLLUx. Zoo gezegend was de nagedagtenis
vati drusus, zoo verzot was het volk op ver-
tooiiingen , dat zy in eens al hun leet verga-
ten.
D. Waarlyk een gering en zonderling hulpi
middel.
E. Wanneer het volk van Athenen en het
volk van Rome, koorn en vertooningen hadden,
kon men voorts met hunne vryheid en belangen
omfpringen , zoo als men wilde. Het bleef
ondertusfchen hier niet by: van buiten hoorde
men niets, dan gerugten van oorlog. In
dinien , in Jfaurien , in Getulieji en verfcheide
andere gewesten, ontilonden onlusten op on-
lusten , waar mee wy ons niet kunnen inlaaten;
Germanien zal ons genoegzaame ilof verfchaf-
fen. Nauwlyks had tiberius daar de krygs-
togten volbragt, waarvay wy in \'t breede ge- .
fproken hebben , of \'er ontfliond een nieuw
gevaar, het welk augustus en Rome veel
kommer baarde. De .Marcoinannen hadden
thans eenen maroboduus tot Koning: zy
grensden aan de Fannoniers, en deezen weder
aaa
-ocr page 118-O N ï. u S T E N. 85
aan de Dalmatiers, in de landen, welke geza-
melyk het voornaamfte gebied van Oostenryk
tïitmaaken. Van deezen maroboduus getuigt
V. paterculus , dat hy een Vorst was van
edelen afkomste, fterk van lighaam en van
geest , een barbaar van geboorte, maar geens-
zins in vernuft. Hy was niet door het onftui-
mig geval , maar volgens de keuze van zyne
ouderen, aan eene erffelyke regeering gekomen,
Öeeze, welke het \'er geheel opgezet had, om
^yn koninglyken fetel te verzekeren , was de
Romeinfche heirlegers met zyn volk van tyd
tot tyd ontwecken , om zyne magt intusfchen
tot den hoogften top te voeren. Ten laatften
vestigde hy zich in het tegenwoordig Bohemen
en onderwierp zich de omleggende volken, of
verpligtte hen zich naar zyne begeerte te fchik-
ken, Hy rigtte een lyfwagt op, en bragt zyn
heir door geftaadige oefFeningen byna onder
een Romeinfche krygstugt, Hy gedroeg zich
zoo ftaatkundig, dat hy de Romeinen niet terg-
de , maar, wanneer hy mogt aangevallen woi®
den , verklaarde , dat het hem aan de magt
en den wil niet ontbrak, om tegenftand te bie-
den. De gezanten, die hy aan c^sar zond,
fpraken fomtyds met onderwerping , fomtyds
als tegen huns gelyk. Al wie van de Romeinen,
afviel, had by hem een gereede toevlugt. Zy-
Ke magt was aangegroeid tot 60,000 man
Voetvolk en 4000 Ruiters. AUen geoeffend
F 3 _ \'door
%6 W ï E ü - -W E <>
door geduurige oorlogen met de aangrenzende
natiën, en gedugt genoeg voor een grooter on«»
derneeming, dan hy uit nayver fcheen te be-
doelen. Italien was zelfs niet veilig voor hem,
wyl zyne grenzen niet veel meer dan 200,000
fchreeden van de hoogfte Alpen, die tot een
fcheidsmuur van dit land verftrekken, begon-
nen.
Fr. Waren deeze volken Germaanen?
E. Gewisfelyk , fchoon zy als alle andere
volken , die geen Griekm of Romeinen waren ,
voor Barhaaren gehouden wierden; hoewel
deeze naam zulk eene flegte betekenis niet had,
als by ons. Niet te min zult gy u verwonde-
ren, dat iemand zonder een befchaafden aan-
leg , het in een korten tyd zoo ver had kunnen
brengen, en teffens bemerken, dat het \'er zeer
ver af was, dat geheel Germanien in eea
Roomsch wingewest zou veranderd zyn. \'Er
waren onder anderen nog Marcomannen te over-
winnen. Om hen voor te komen, zond augus-
tus zyn zoon tïberius, met c. s. saturni-
nus. Tibêrius liet zyn Legaal in het Hercy-^
nisch woud openingen maaken , om door het
land der Catten een inval te doen; hy zelf zou
van den kant van /taiiV» aanrukken, en had ten
dien einde de benden , die in Jllyricum en Dal\'
maliën lagen, onder Valerius messalinus
laaten opbreeken, op dat hy maroboduus van
twee kanten mogt aanvallen. De bloem van de
o n l u s t e
Tialmatifche manfchap moest zich by hem voe-
gen, NuzouhetMAROBODUus gelden! maar wat
gebeurt \'er. De Panmniers en Dalmatiers hadden
•^ich ten tyde van agrippa wel uit vrees aan
den Romeinfchen fcepter onderworpen , maar
het juk viei hun hard, daar zy door de Land-
voogden op eene ondraagelyke wyze gefchat
wierden. Byna elk Jaar viel \'er een opftand
voor, en nu fcheen hun de kans fchoon. Het
byeentrekken en het befchouwen van hun eige
ïnanfchap gaf de eerfte aanleiding , om het te
Waagen. Het getal van Romeinm in hun land
Was gering , en de anderen hadden de handen
Vol met de Marcomannen. Zonderling is het,
dat de hoofden en aanleggers van deezen op-
ftand beiden den naam van Bato of Batto voer-
4en. Zy beflooten \'er eene zaak van te maa-
ken , en vereenigd of afzonderlyk tegen de
Romeinen te ftryden , waartoe zy binnen korten
■tyd eene magt van 200,000 man voetvolk en
Sooo Ruiters by een bragten, Rome zelf was
^oor zulk een leger onder twee dappere aan-
voerers niet zeker.
D, Tiberius zal nu gewis van den inval in
het land der Marcomannen , geheel hebben nioeif
ten afzien.
E. Dit is ligt te begrypen. Hy moest alle-
kragten vereenigen , om de beide bato\'s te
keer te gaan. Wy zullen hem egter in Panm-
tiicn nog Dalmtien volgen. Alleen moet ik
, F 4 melden
-ocr page 121-sg N I E u- W\' ©
melden, dat tieeriu-s , die messalinüS vooruit
gezonden had , volgens dio , zelf agterbleef
en den vyand niet fcheen aan te durven , of den
oorlog te willen rekken , om de krygsbenden te
langer onder zyn beftuur te houden , daar au-
gustus olid en zwak wierd. Dit beson dee-
zen Vorst te verveelen , en liy zond daarop
GERMANICUS dcu grootcu zoou vau den groo-
ten drusus, naar Dalmatien. Dit maakte ti-
berius wakker. \'Er wierd heet en met ver-
Ichillenden uitflag gevogten. De Romeinfche
legers raakten onder beide veldheeren meel-
dan eens in groot gevaar. Bato, dePannonier ^
wierd door den Dalmatier omgebragt , wyl hy
in zyn land ftroopte. Deeze laatfte bato moest
ook eindelyk om vrede en een mondgefprek
met TIBERIUS verzoeken, waar in hy de Romei\'
nm onbewimpeld verweet , dat zy geene har-
ders , zelfs geene honden, om de kudde te be-
waaken, maar wolven gezonden hadden. Na--
derhandis deeze overeenkomst afgebroken , en de
oorlog hervat, v»relke Rome op nieuws op ftroo-
men bloeds en groote fchatten te ftaan kwamv
R. Rome kwam dan vooreerst met den fchrik
vry»
E. Augustus had zich zeer verlegen ge-»
jnaakt. Hy- verklaarde, dat de vyand binnen
elf dagen voor Rome kon zyn, — riep elk eeu
om het Vaderland te helpen verdedigen , en
^^t zonder reden. De ftroopende Legers, dia
vaii.
i
J-: Sr:
van tyd tot tyd vermenigvuldigden, verwoest-
ten alles met de grootfte woede te vuur en te
zwaard. De Romeinfche kooplieden , en allen
die zich onder hen hadden neder gezet, wier-
den vermoord. Wat had Rome dan van zulke
benden te wagten 1 Eene nieuwe belasting was
het gevolg van dit gevaar. Boven de kommer ,
welke AUGUSTUS hier onder leed, bragt zyn
eenige kleinzoon agrippa de Jonge , zyn hart
nieuwe wonden toe. Hy was tot alles onge-
schikt ; visfcben was zyn eenigfte bezigheid.
Onophoudelyk fmaalde hy op livia en zelfs
op zyn Grootvader, als of hy hem zyn vader-
lyk goed onthield. Augustus verdroot dit
eindelyk , hy wierd gebannen , en zyne goe^.
deren aan de krygskas verbeurd verklaard. Dit
alles gebeurde in \'t Jaar 760, na het bouwen
der Stad. In \'t volgend Jaar ging de Dalmati-i
fche oorlog zyn gang , fchoon veelen wegens
gebrek en fterfte vrede zogten. Een zonderhng
geval in dien oorlog zal ik alleen melden.
Germanicus poogde te vergeefsch een zekere
fterke Stad in Dalmatien te overweldigen. Een
over kloeke Germaan neemt onder het beftor-.
TOen een zeer zwaaren fteen , en fmyt hem te-
gen een zwakke plaats vau de muur, met zulk
een kragt, dat \'er een brok van omvalt, en te
gelyk een krygsknegt, welke \'er tegen leunde,
t>it bragt zulk een fchrik onder de bezetting,
dat zy de wallen verlieten , naar het kasteel
ï 5 vlugt-
90 A A N S P O O a I N G
▼lugtten, en wel dra het een en ander overga-
ven. Augustus nam deezen oorlog zoo ter
harte , dat hy, om aan dc hand te zya , Rome
had verlaaten , en naar Arimimm of Rimini,
was vertrokken. Na dat bato eindelyk de wa-
pens had nedergelegd, keerde hy in 762 tegen
den winter met tïberius te rug. Hy ging
tïberius by zyne intrede in Rome, tot in de
voorftad te gemoet, en ontving hem met alle
eer. De vertoóningen , die voor een tyd ge-
ftaakt waren , wierden hervat. Rome fchepte
nieuwen adem, en augustus had gelegenheid
om op het belang van den ftaai te denken. — Hy
had te vooren dc getrouwde Ridders , vooral
hen , die kinderen hadden , met eer en beloor
ningen begun ftigd, en voor de ongetrouwden
zekere boete bepaald. Hier van wilden de laat-
ften gaaren ontflagen wezen. Augustus liet
hen allen voor zich komen, fcheidde ze van
een, en deed eene zoo nadrukkelyke aanfpraak
tot aanmoediging van de eerflen, en zulk eene
fterke beftraffing aan de laatften, dat ik niet
weet ergens grooter aandrang tot het huwelyk
geleezen te hebben. - Het oorlogsvuur....
R. Hoe myn eelhart , gy hebt ons nieuws-
gierig gemaakt, en beloofd, dat wanneer \'er
iets van belang en aangenaamheid voorkwam ,
gy u wel een uitftapje zoud veroorloven. Wy
vrouwen , dit weetge, hooren liever van
trouwen dan van vegten fpreeken. Gaarn hoor-
. de
-ocr page 124-T O T \'HET H U tV\'È I, K,
de ik de aanpryzing van zulk eene eerwaardige
inftelling , waarover thans zoo ligt heen gelo-
pen wordt, uit zulk een mond.
E. Wel aan dan. Augustus begon met de
getrouwden te pryzen. Zy verdienden nog te
regt den naam van mannen en vaders. Zy vol-
deeden aan de oogmerken der natuur , welke
mannen en vrouwen voortgebragt had , op dat
uit derzelver wettige vereeniging burgers voor
de maatfchappy en krygslieden voor den oorlog
niogten voortkomen. Zoo moesten de posten
Vervuld en de ambten waargenomen worden.
Waartoe hy hen by voorkeur verheffen zou.
En u zeide hy , zich naar de ongetrouwden
wendende , wat naam zal ik u geeven ? niet
van Romeinen, want gy hebt beflooten het ge-
flagt en den naam der Romeinen te laaten uit-
fterven. Niet van mannen, want gy hebt
niets mannelyks gedaan. - Gylieden veree-
nigt verfcheide misdaaden : — van menfchen-
moord, alzoo gy die geen te rugge hield, wel-
ke uit u konden voortkomen : — van liefde-
loosheid , daar gy den naam en roem van uwe
voorouderen laat uitfl:erven : van heilig-
fchennis , wyl gy , daar de menfchen van de
goden hun oorfprong hebben, en aan hunnen
dienst daarom verbonden zyn , zoo veel in u
is , de tempels en altaaren der Goden laat
Vervallen : — de Regeering floopt door on-
gehoorzaamheid , het land verraadt, in eenè
woes-
-ocr page 125-i;
i
aanspooring
woesteny zult verkeeren , en de flad Roms in
een puinhoop doen vervallen : of de Burgers
moeten door Grieken en Barbaarev, aangevuld,
en het burgerrecht aan Bondgenooten en vry-
gemaakte flaaven gemeen gemaakt worden. Hy
verweet hun , dat hunne onttrekking aan hec
huwelyk geenszins uit onthouding, maar uit
weelde , uit ongebondenheid , waar door zy
zich aan een woesten hoop — aan de wilde
dieren gelyk ftelden, — uit ongenegenheid
om ten algemeenen beste medetewerken voort-
kwam , waarom hy de boeten verzwaarde;
waarvan zy egter bevryd zouden zyn, die bin-
nen een Jaar trouwden , waartoe zy daarenbo-
ven door voorregten en vereeringen , welke de
getrouwden genieten zouden, wierden aange-
moedigd.
Fr. Ik ben u zeer verpligt, myn eelhart i
men zou die zelfde redenen nog kunnen aan-
voeren , en hoe veele bejaarde vryers zouden
moeten bloozen.
E. Ik geloof met een onzer grootfte Godge-
leerden , dat elk mensch, en voor al elk Chris-
ten, wien de eerfte Goddelyke, en ten hoogften
wyze inftelling van het huwelyk bewust isj
eene inftelling zoo nuttig , zoo heilzaam , zoo
overeenkomflig met de langzaame ontwikkeling
van de menfchelyke vermogens, zonder welke
het menschdom of zeer ras moest uitfterven ,
of met barstaarden aangevuld worden, — dajc
elk
I
I:
riir
\' ■; I\'
■■ .11
I\'ii":
.........
tot het huwelyk,
«^fe mensch verpligt is te huwen of daartoe de
gelegenheid niet af te fnyden. ^ \'Er kunnen eg-
ter bezwaaren opkomen, die\'augustus ook
niet verzweeg,, welke het huwelyk zeer beden-
kelyk maaken, en zulke bezwaaren hebben he-
laas I thans meer dan te veel plaats. Egter moet
men de genoegens en voordeelen ook bereke-
nen , en daarom was het te meer noodig , dat
door het Beftuur by voorkeuze aan getrouw-
den , — aan vaders, welke kinderen aan het
vaderland gefchonken hebben, naar hunne be-
kwaamheid posten wierden opgedraagen.
D. En ik wilde de getrouwden , die kinde-
ren hadden , naar evenredigheid van derzelver
aantal verligten in belastingen , en de onge-
fauwden in derzelver plaats dubbel bezwaaren.
Gunst of medelyden zyn toch in het begeeven
van posten van eenig belang altoos gevaarlyk.
Hier behoorden deugo en bekwaamheid altoos
te beflisfen.
E. Gy hebt geen ongelyk myn vriend: maar
laat ons voortgaan , na dit alleen nog aange-
ïaerkt te hebben, dat zulke aanmoedigingen
tot het Huwelyk, of zuike verwytingen by de
^ermaansn en Batavieren volftrekt onnoodig
Waren. —— Het oorlogsvuur ontvlamde in-
tusfchen op nieuw in Dalmatien, en gaf
Wederom aanleiding tot gebrek aan leevens-
"liddelen in Rome. Tïberius en germani-
Cüs worden derwaards gezonden. Beiden
ge-
-ocr page 127-zegenpraal \'
geraaken in gevaar, maar behouden egter de
overhand, Arduba , eene zeer fterke vesting,
dit kan ik niet voorby onze vrouwen te verhaa-
len , was vol overloopers. Deezen wilden zich
■niet overgeeven en wierden daarin door de
vrouwen gefterkt. De burgers wilden daadi-
gen. Men raakt handgemeen. De laatften kry<p
gen de overhand. De overloopers bergen zich ,
zoo veel zy kunnen. Maar de vrouwen , die
den dood boven de flaverny koozeu , werpen
zich met haare kinderen in de vlammen , of in
de rivier, die voorby de Stad ftroomt,en Ardu»
la geeft zich over. Bato zend zyn zoon, om
te handelen, en wordt andermaal in genade
aangenomen. Zoo is deeze hardnekkige oor-
log, waarin de iiomewe« meer flagen, dan buit
kreegen , afgeloopen. Germanicus bragt de
eerfte tyding in Rome. Aan hem en andere
Bevelhebbers wierden de triumphaale eerbewy-
zingen , aan augustus en tiberius den
jiaam van Imperator gegeeven , en tot een
triumph beflooten. In Pannonien wierden twee
zegeboogen opgerigt.
Fr. Wie moest dan de eigenlyke zegenpraal
liouden ?
E. Ik zeide u voorheen, dat augustus zich
van de zedige weigering van agrippa bediende,
om de overwinnende Veldheeren den zegepraal
te ontzeggen. De Romeinen hadden alles in
hunne zegeftacies vereenigd, het geen de dap-
per-
.1:
9S
perheid en gloriezucht kon aanvuuren, maar hij
begreep, dat derzelver luister 5 en de meer dan
menfchelyke eer , die den overwinnaar wierd
aangedaan, den luister van zyne grootheid
verdoofden , den zegevierenden veldheer een
trotfchen waan en het volk eene al te groote
verkleefdheid aan denzelven konden inboeze-
men. Hy kon dit egter niet altoos volhouden,
dan \\yy fpreeken hier van nader : nu keeren
Wy weer naar Germanien.
Fr. Dat is goed, maar misfchien zal het nu
Maroboduus gelden.
E. O neen ! \'er ontftond een nieuw onweer
van een kant, van waar men het geenszins ver-
moeden kon , en de ontzettende tyding kwam
te Rom, terwyl men nog bezig was met aller-
leye toebereidfelen tot vreugdebedryven. Maar
ik mqet dit geval wat omftandiger verhaalen ,
om dat de Duitfchers van hetzelve , vooral in
den laatften tyd , in dicht en ondicht veel gt^
fchreeven, hoog opgegeeven hebben. Quin-
TiLius VARUS was Stadhouder in Syrien ge-
weest. Men gaf hem na, dat hy zelf arm zyn-
de , het land ryk gevonden, maar het arm ge-
laaten , en zich zelf onmaatig verrykt had.
Deeze man, wierts geheele ziel met fchraapzugt
vervuld was , en die voor het overige weinig
beleid, weinig menschkunde bezat, om een
groot, moedig en vryheidminnend volk te be-
ftuuren , fchoon het hem anders aan geene
^ u i n t t l ï ü s
dapperheid ontbrak; deeze, terwyl tiBERiuè
en GERMANicüs in Dalmatien de handen vol
hadden, wierd naar Germanien afgezonden*
De Romeinen hadden van tyd tot tyd zich on-
gevoeh\'g in dat wyduitgeftrekte land uitge-
breid , voorraadplaatzen en fterkten aangelegd ,
en zich dus in hetzelve genesteld. De Germaan
nen begonden gaande weg aan hunne gevaarlyke
gasten te gewennen^. Schoon zy aan hunne
aardsvaderlyke gewoonten, aan hunne zugt tOt
Vryheid en den wapenhandel verkleefd bleeven,
waren de Romeinen hen, met wien zy een ver*
drag getroffen hadden tot dus ver tot geen
overlast geweest, en men merkte de banden
niet, welke door den tyd moesten knellen*
Om die reden meende men te Rome , dat alle
de Germaanen genoegzaam onder gehoorzaam-
heid gebragt waren: maar wingewesten wor-
den , gelyk FLORUS hier te regt aanmerkt, eer
verkreegen , dan behouden. Varus liet zyne
öogmerken zeer fpoedig zien. De Ambten,
welke voorheen in de volksvergaderingen, om
niet, aan de waardigften gegeeven waren, ver-
kogt hy aan de meestbiedenden. Hy lag hun
zwaare lasten op, en behandelde hen als over-
wonnenen. Dit opende hunne oogen, te meer
daar hy alles op den Rovieinfchen voet wilde in-
rigten; zelfs het burgerlyk beftuur , en de
rechtspleeging niet uitgeflooten. De twistge-
dingen trok hy aan zich , en befliste niet vol-
gens
varus. 97
gcns oude herkomften , maar volgens de Room\'
fche wetten of eigen willekeur. Zyn Veldheers
tent en fetel veranderde ras in de vierfchaar
van een Prator. Ook bediende by zieh van
Romeinfche pleitbezorgers, aan welken de Ger-
maanen zich moesten overgeeven en dulden,
dat door omkooping of eenzydigheid de onregt-
vaardigfte vonnisfen geveld wierden. Men
■wierd zulk eene handelwyze fchielyk moede,
maar men dorst \'er zich niet openlyk tegen
■verzetten , wyl de Romeinen in \'t hart van
duitschland niet alleen, waar zy zich toen be-
vonden , maar ook aan den Rhyn een groote
magt by een hadden. Men beßoot daarom tot
Hst den toevlugt te neemen , om de Romeinen
op hunne beurt te verkloeken, en daarin Haag-
den de anders eenvoudige en openhartige G«r-
fnaanen meesterlyk. Een jong Duitfcher van
edelen afkomst, zoo fchrander als dapper , was
de geheele aanlegger van deeze zaak.
R. Hoe was zyn naam?
E. Arminius naar de Latynfche uitfpraak;
eigenlyk herman of harmen , want hy wordt
ook harminiüs genaamd. Deeze had zich by
AUGUSTUS in een gtmftig licht weeten voor te
doen , en was door hem tot den Ridderftand
verheeven. Terwyl hy onder de hand de hoof-
den der Stammen oproeide, wist hy het ver-
trouwen van vARus geheel te winnen , door
hem dagelyks werk in zynen rechtshandel te
ÏV. deel. G be-
A ß. M i N ï ö S.
bezorgen, waarin zyzich gelieten. meer eiS
meer genoegen te fcheppen. Al de aandagt.
« van den Opperbevelhebber wierd hier door af-
geleid , en fchoon deeze onderneeming veele
ïf\' medeftanders vorderde , lekte \'er niets van
uit.
D. Dit alles was niet zeer overeenkom ftig
l met het Charakter der Germaanen, die gewoonr
\' \' waren hunne vyanden voor de vuist aantetasten.
E. Het gedrag van arminius\'kan met de ge-
voelens van edelmoedigheid niet wel overeen-
il^\' gebragt worden: of men het alles met de liefde
tot het Vaderland kan goedmaaken, Iaat ik tus-
fchen beiden. De uitkomst zal leeren, of deon-
4 derneemende herman enkel uit dat zuiver begin-
fel werkte en, blind voor andere betrekkingen,
alles aan hetzelve opofFürde. Toen men gereed
\' was , wierd hier en daar een kleine gemaakte
f opftand vernomen en gerügten van invallen en
rooveryen verfpreid. Men ried varus , om
zyne troepen , welke nu niet langer by el-
:. kander behoefden te blyven , te verdeelen,
«i Op dat de algemeene zekerheid te eer zou be-
1 vorderd worden ; varus , die als wellustig ere
• i wreed by florus , maar als een gemakkelyk en
I onverzettelyk man by vellejus paterculus
befchreeven wordt, geeft hier gehoor aan , en
>; verzwakt zyn leger tegen den raad van segestes.
Oom van aRminius, een der Germaanfche vors-
ten , welke de Romeinen getrouw was. Einde*
in iyj^
-ocr page 132-VARUS. 99
lyk wordt de opftandt zoo bet fcheen gevaarlyker
en varus befluit denzelven in eens te fnuiken.
Met drie legioenen en zeS benden breekt hy op:
ettelyke Germaanen voegen zich by hem; ar-
minius en deszelfs vader sigismer, fl:ellen zich
aan \'t hoofd. De Romeinen laaten zich als lam-
meren in een digt bosch tusfchen het geberg-
te leiden, waar zy zich overal eene opening
moesten maaken. Terwyl de krygsknegt hier
lüede druk bezig en uit de gelederen is , ver-
fchynt de vyand op \'t onverwagtfl:e en valt van
Vooren en van agter op de bedremmelde benden
aan. Zy maaken zich , na dat \'er veelen reeds
gekwetst en gedood waren, eenige ruimte , en
geraaken in eene valley: maar de nagt en de
regen overvalt hen , en zy hebben geene gele-
genheid om pal te fl:aan, en de wapenen te ge-
bruiken : overal ontdekt zich een drom van
vyanden. In een geheel onbekenden oord is
het hun onmogelyk \'er door te flaan. Va-
rus ziet het bedrog van agteren, en alles ver-
loren. Afgemat en tot \'er dood toe gewond ,
befluit hy zich het leeven te beneemen , waar-
in hy door verfcheide bevelhebbers gevolgd
wordt.
D. Zoo ziet men , dat het niet altoos den
grootften moed tekent , zich zelven het lesven
te beneemen.
E. Zy moesten zich liever tot het uiterfte
verdedigd hebben.- Men fchryft, dat zyn Va°
nadkrlaag
der en Grootvader denzelfden weg hadden in-
geflagen : zulke voorbeelden zyn gevaarlyk.
De ruiters baanden zich eene opening door de
Germaanen , en ontkwamen. Van de drie le-
gioenen en zes benden was nog maar een gering
overfchot. Cesonius , een van de Stedehou-
ders van varus fprak van zich overtegeeven,
maar wierd terfi:ond afgemaakt. De avond be-
floot eindelyk deezen noodlottigen dag en ys-
felyke flagting. \'Er zou geen man overgeblee-
ven zyn , zoo de Germaanen , verzadigd van
moorden , niet op het plunderen van de verfla-
genen en het legertuig gevallen waren. Men
neemt deezen ademtogt waar , om de ver-
firooiden door de trompetten byeen te zamelen.
Dit misleid de Germaanen, Zy waanen dat as-
prenas met zyne benden in aantogt is , en wy-
ken te x\'ug. Het ellendig overfchot van de
Tjitgeleezenfte manfchap\'kon toen het lyf ber-
gen. Van de drie Romeinfche arenden vielen
\'er twee in handen der Germaanen. Den derden
verborg de Standaartdraager in zyn draagband ,
en wierp hem in den modder. Zoo was de
uitkomst van deezen flag, welken zoo veel ge-
rügt gemaakt heeft.
Vr. Ik kan nog niet zien, dat dezelve her-
man en zyne Germaanen , zoo zeer tot roem
ilrekt. Hier had geene dapperheid, maar enkel
list plaats,
E. Gy zult het nog minder goedkeuren,
loo
üer romeinei^.
wanneer gy de wreedheden hoort, waarmee de
Germaan zich bezoetelde. De overften , wel-
ke hun in handen vielen , wierden in koelen
bloede vermoord of geolferd. Op de pleitbe-
zorgers hadden zy het vooral gelaaden, welken
zy op allerleije wys mishandelden. Tot een der-
zelven , wien zy de tong uitgefneeden en de
lippen toegenaaid hadden , riep de Germaan
„ Schuiffel nu adder."- Het lyk van varus liep
2eli niet vry , toen het opgegraaven wierd ,
maroboduus zond het aan augustu-s :
hoe hy daar aan kwam weet men niet. Mis-
fchien had ARMINIUS hetzelve aan hem, als de
voornaamfte van de Germaavfche Vorften , tot
een gefchenk gezonden. Anderen houden hetn
verdagt , dat hy ook tot deeze verbindtenis
behoorde.
Vr, Hoe zal augustus wel té moede ge^
weest zyn , op het hooren van deeze maar?
E. Dezelve trof hem en geheel Rome te meer,
om dat zy het nog druk hadden met de tyding
der overwinning over de Dalmatiers , pas vyf
dagen te vooren aangekomen, en met de toe-
bereidfelen tot vreugdebedryven , welke alle
afgebroken wierden. Men herinnerde zich den
aantogt der Cimbren, en maakte geen anderen ftaat
dan dat de Germaanen over den Khjn een inval
in Gallien en Italien zouden doen. Augustus
was niet te troosten : hy fcheurde zyne klee-
deren , liep met het hoofd tegen den muur en
G. riep
lOI ,
ontslag der
riep geduurig, „ varus geeft my myne Legipe-
,, nen weder!" Egter ftelde hy op aftes goede
orde. De posten liet hy overal bezetten, om
oproer voor te komen. Hy liet het lot werpen;
de tiende man van de geen die boven de dertig
en de vyfde man van hen , die jonger waren,
moesten de wapens opvatten ; die het weiger-
den , wier4en eerloos verklaard, van hunne
goederen ontzet, of zelfs met den dood geftraft.
De uitgediende foldaaten en vryelingen inocstes
het zelfde ondergaan: en met deeze opgeraapte
menigte zond hy tiberius zonder uitftel naar
Duitschland.
Fr. Bediende augustus zich niet van de
Batavieren en andere bondgenooten?
E. Dit is\'er zoo ver van daan, dathy, nu de
Ger maanen, van wien men zulks het minst ver-
moedde , door een al te wel overdagte list
hem zoo bedrogen hadden , op geene vreemde
benden , vooral niet uit dien oord vertrouwen
dorst ftellen. De Germaannen en de Galliërs,
allen die gewapend waren, zond hy naar Eilan-
den , en de ongewapenden, reizigers en koop-
luiden moesten de Stad verlaaten.
Fr. Alle gemeenfchap tusfchen de Batavieren
en Romeinen is dus afgebroken , en myn hoop^
om nog veel van hunne togten en daaden tc
hooren, verydcld,
. Vr. Dat was waarlyk een flegte belooning,
daar de Batavieren zoo veel diensten aan het Ryk
102.
bataafsche BEKDEN. 193
en aan augustus beweezen en buiten twyffel
in dat zwaar verlies ook gedeeld hadden.
D. Ik kan het befluit van augustus in die
algemeene verwarring niet afkeuren. Men wist
toch niet, wat keer de zaken zouden neemen.
Wanneer arminius zyne overwinning voort-
zette , kon hy de Romeinen uit geheel Diiitsch\'
land gejaagd hebben. Dan zouden de Batavieren
alleen niet hebben kunnen ftaande blyven met
hunne weinige nabuuren, die met de Romeinen
in \'t verbond waren; zy zouden zich by armi-
nius hebben moeten voegen of zich aan zyn
gezag moeten onderwerpen.
Vr. Ik weet niet , wat best voor hen was.
Moesten de Catten het zoo zeer ontgelden, om dat
zy met de Sicamhren geen een lyn getrokken had-
den, de Batavieren zouden van arminius niet zag-
ter behandeld zyn. Ik ken hem nog niet genoeg.
Het fpyt my maar , dat wy nu geene gelegen-
heid hebben, om iets van de Batavieren in dien
tyd te hooren; want wie zouden het OflS berig-
ten buiten de Romeinen, Gy zwygt myn eel-
hart! is het nu vooreerst geheel afgedaan?
E. Zoo zou het gevolg ook geweest zyn,
indien augustus van zyne verlegenheid niet
fpoedig herfteld was. Arminius maakte van de
verrasfing en den fchrik, welke de gedugteneer-
laag der Romeinen veroorzaakt had, geen ge-
bruik : wat de reden daarvan zy, weet ik niet.
G4 Men
-ocr page 137-\\
GEVOtGEN
Men kreeg van tyd tot tyd deeze en andere ge»
i lustftellende berigten in. De Batavieren hieldea
zich met hunne nabuuren en de Gallien geheel
S ftil. L. ASPRENAS, de Legaat en Neef van va~
RUS , had door zyne zorg en moed de beide
. Legioenen, waarover hy het bevel had, in de
henedenjle winterlegeringen in veiligheid , en
daar door de gemoederen der volken , die
over den Rhyn woonden en aan het wankelen
waren, tot bedaaren gebragt. Zoo berigt ons
; vellejus paterculus. Geen veiliger nog
beter plaats om op Germanien een v/aakend oog
^ te houden , Gallien te beveiligen, en zich zelf
tegen arminius te verzekeren, kon hy uitden-
ken , dan in en omtrend het eiland der Batavier-
ren , agter de verfchansfingen , die drusus
aangelegd had. Al die het ontfnapt waren ver-
zamelden zich daar by hem; onder anderen lu-
cius c^Dicius, overfte van de legeringen \'(pree"
feUus Caßrorum,\') welke aan de Alifo door een
drom van Germaanen bezet, niettegenftaande
bet gebrek, waarmee zy te worftelen hadden,
en de overmagt der vyanden, zyn flag zoo wel
had waargenomen , dat hy met het zwaard zich
een doortogt baande en met zyn volk ontkwam.
Ook kreeg men berigt, dat eene menigte nog
in leeven , maar by de Germaanen in flaaverny
was, welke hen, zonder aanzien van perfoonen,
tot de laagfte dienften gebrnikten,.
DER nederlaag. 1©5
D. Dit zal de Heeren der waereld, die hec
hart vry hoog droegen, hard gevallen zyn. Zy
hadden, zy die zoo veel vrye volken aan hunne
feetenen klonken, hun verdienden loon.
Fr.. Augustus , welke zich voor het overige
op tiberius verliet, ftelde zich daar docr
eenigzins gerust, en de genome befluiten blee-
ven in nadere overweeging , (deliberatiey. In-
tusfchen verviel augustus in het denkbeeld,
volgens dio , dat hy dit ongeluk aan de gram-
fchap der Goden had toe te fchryven. En dit
dagt hy te meer , om dat \'er verfcheide ver-
fchynfelen , die dio naar gewoonte opnoemt,
waren voorafgegaan of gevolgd , waarvan ik
\'er twee noemen zal , tot een ftaaltje van de
bygeloovigheid van \\ Roomfche volk. - Een
zwerm Sprinkhaan en was in de Stad komen
vliegen en daar door Zwaluwen aangevallen: —
en een zwerm Byen , had bet was aan een al-
taar aangebragt, om daar nesten te maaken. —
Ook was een beeld der Overwinning in Germa-
^ien , het welk met het aangezigt naar den
Vyand ftond, Cwaarfchynlyk door menfchen
handen), naar Italien toe omgekeerd.
Dr. Dit is inderdaad belachelyk , en dat in
de Eeuw van augustus.
E. De Romeinen hadden van hunne voorige
Sodsciensfigheid , het flegtfte overgehouden. —^
^en kan niet bepaalen of augustus de Batavie»
^^^ ai daadelyk weggezonden had, toen hy van
G 5 zyn
io6 tiberius
zyn overhaast befluit te rug kwam; dan niet. Het
laatfi:e komt my uit het gezegde van dio het
waarfchynlykfl:e voor. Ten minfl:en wy vinden
van hunne te rugkomst geen uitdrukkelyke
melding , en evenwel zullen wy de Batavieren
ras weer in de Legers en den dienst van de Äo«
meinen aantrelFen. Zoo dat alles weder op den
ouden voet en de Correspondentie geopend is.
Hunne landsgenooten hebben intusfchen we-
der als voorheen een bezoek van tiberius
gehad , die, na dat hy in Gallien alles in orde
gebragt, en de bezettingen verfterkt had, over
den Rhyn trekt , en geen tegenftand ontmoe-
tende dieper over de grenzen indringt, de lan-
den verwoest, de wooningen verbrandt, eeni-
ge benden verftrooit, en zonder eenig ver-
lies van volk met den grootfl:eH roem naar de
winterlegeringen en vervolgens naar Rome
keert, waar hy, die zeven zegenpraalen, zoo
zegt vellejus , verdiend had, zich met drie
te vrede ftelt; waarvan de eene was over Paw-
fionien en Dalmatien , welke om de neerlaag van
varus verfchoven was. En geën wonder, dat
hem dit vergund wierdt, nu hy tot medegenoot
van het gebied in de wingewesten en in de le-
gers op begeerte van augustus was aange-
fteld. -- Dio geeft ons geen verflag van het
geen tiberius in deeze eerfte bezending na de
Bederlaag van varus in Duitschland uitvoerde:
maar verhaalt , op het Jaar zevenhonderd vier
en
-ocr page 140-EN GEÄ-MANICUS.
fin zestig , wanneer bi. lepidus en s. tau-
E-Us Burgemeesters waren , na deeze groote
gebeurtenis : dat tibee.ius en germanicus ,
ïia den tempel der Eendragt ingewyd , en dc
naamen van den overleden drusus \'er voor
gefteld te hebben , een inval in Germarden
hebben gedaan , dat zy eenige ftreeken vau
hetzelve hebben afgeftroopt, maar geen over-
winning in eenigen veldflag behaald , wyl zy
met geen vyandlyk leger handgemeen raak*
ten , nog eenig land te onder bragten. Want
bevreesd, dat zy wederom mogten geflagen
Worden , hadden zy zich niet ver van den
Rhyn verwyderd , en tot aan den herfst zich
daar opgehouden , terwyl zy de krygsknegten
vermaakten met fpelen, die jaarlyks op den ge -
boortedag van augustus gevierd wierden , en
een ridderfpel , het geen door de hoofdlieden
wierd uitgevoerd , waarop zy naar Rome ge-
keerd zyn. Ik durf niet beflisfen , of dit de-
zelfde togt is , waarvan vellejus fpreekt.
Hoe het zy: de Batavieren hebben niet
alleen het Romeinfche leger in hunne nabyheid
gehad, en zich daarin met de feesten kunnen
vermaaken, maar zy hebben ook germanicus,
den waardigen zoon van hunnen drusus , lee-
ren kennen.
D. Ik v/eet niet, waar over ik my meer ver-
Wonderen moet over de werkeloosheid vau
arminius , 0^ van tiberius en germani-
cus ,
197
ï©8 AUGUSTUS
cus , welke hun tyd met vertooningeii flee-
ten.
E. Zoo konde fchrik in de krygsknegten ea
de overmoed in de Duitfchers best bedaaren.
Hadden zy hier voor een gedeelte die ongeoef-
fende benden, w-elke augustus byeen had
laaten brengen , was het voorzigtigst zich als
nog alleen te vertoonen , maar geen kans te
waagen. In \'t vervolg zult gy germanicus des
te werkzaamer vinden. Deeze wierd door au-
gustus aan den Raad, en dat zeldzaam luidt,
de Raad, by wien en by het volk het hoogfte
gezag moest zyn, aan tïberius aanl<evolen en
germanicus bovendien tot Confid benoemd.—.
Augustus begon de lasten des ouderdoms te
voelen. Hy verfchoonde den Raad van opwag-
tingen by hem te maaken , en verzogt, dat zy
het niet kwalyk zauden duiden, wanneer hy niet
meer met hun at. Want elk maakte om ftryd zyn
hof, wanneer augustus op de markt, in den
Raad of zelfs in zyn paleis wss; Raadsheeren,
Ridders en Burgers. Dit belette niet, dat
zich by aanhoudendheid tekenen van misnoe-
gen openbaarden, in allerleije fchirnpfchrilten ,
waarin niet alleen hy , maar elk een doorgc,
ftreeken wierdt. Augustus liet\'er fterk onder-
zoek naar doen. Die men in de Stad aantrof
wierden door de Bouwmeesters en buiten, de
Stad door de opzieners openlyk verbrand, en
derzelver autheureix geftraft. Voorts vermaakte
men
-ocr page 142-v e r 2 w a k t. l^q
fiien zich met veelerleye vertooningen, in een
Van welke , en daarom melde ik \'er van , niet
Riinder dan tweehonderd leeuwen , van germa-
3NICUS gedood wierden.
R. Zoo ging de geldfpilling alweer zyn gang.
Wat moet het overbrengen en onderhouden van
die leeuwen alleen gekost hebben.
E. Toen augustus het hartzeer over julia
en de nafpraak van \'t gemeen wilde doen eindi-
gen , wierden \'er in een renperk, dat in een groo-
te waterkom veranderd was, fcheepftryden ge-
houden, en zes en dertig Crocodillen vertoond
en omgebragt. In laater tyd gaf men nog
vreemder en kostbaarder vertooniiigen , om de
gunst van \'t volk te winnen, of hun gemor te
ftillen. Dit was ook nu het oogmerk.
D. Misfchien ontwaakte nu, naar maate au-
gustus meer verzwakte, de geest van vryheid.
, E. O neenl zelfs niet na zyn overlyden. De
Romeinm waren reeds aan de flaverny gewoon.
De eerfte voorftanders der vryheid waren in den
flag van Fhilippi of van Adtium gefneuveld. De
Weinigen, welke de voorige Conftitutie gekend
hadden, waren hoog bejaard en konden niet dan
^et fchrik de wanorden en bloetftortingen her-
denken, welke by de omkeering plaats gehad
hadden : —— De jongeren wisten niet beter of
het behoorde zoo. Schoon het nooit aan beris-
Pers van de Regeering ontbreekt, gaf augustus
aan niemand reden tot byzondere klagten. De
Ro\'
-ocr page 143-ho äugusttrs
Rmdnm zagen het Ryk tot cen toppunt vas
hoogte klimmen , welke het nimm.er bereikte,
en AUGUSTUS droeg van tyd tot tyd zorg, datJ
zy brood en fpelen hadden. In \'t Jaar 766 trad
AUGUSTUS zyn laatfte tydperk van tien Jaaren
voor de vyfdemaal weder als gedwongen iii
en maakte tiberius ook voor tien Jaaren Ge-
meensman. By die gelegenheid verzogt hy den,
byftand van twintig Raadsheeren , Welke zoo
veel als zyn Kabinetsraad zouden uitmaakehi
Dit wierd hem niet alken vergund , maar óok
vastgefteld, dat al wat augustus met deezen ,
met de regeerende en verkore Burgemeesters,
cn met zyne zoons tiberius en germanicus
goedvond , voor een befluit van den ganfchen
Raad zou doorgaan. Zoo weinig geleek het^
naar herftelling. Ik heb u van het Romeinfche
Collateraal gefproken: dit viel de meesten zóö
zwaar, dat zy om ontflag, en een andere belas-
ting vroegen. Deeze heeft hy op de huizen eri
landeryen gelegd , met last om terftond eene
naauwkeurige öpfchryving van alle perzoonen
te doen : dan dit ftond hen nog minder aan.
Augustus had nog groote ontwerpen iri \'t
hoofd. Arminius moest geftraft en marobo-
duus te onder gebragt wordeii : voor het eene
fehikte hy germanicus , voor het andere ti-
berius , welke ten dien einde naar Jllyricum
moest trekken , om van daar ia het Ryk vaa
^ROJïoDüus te vallen.
Vr.
-ocr page 144-verzwakt. iii
Vr. Hy kon dan nog niet rusten.
E. Zyn Geest bleef geduurig werkzaam om-
trend het beftuur , fchoon de vermogens van
Zyn lighaam merkelyk verminderden. Voor de
\'derdemaal liet hy de Roomfche burgers op-
fchryven , welke vier raillioenen een honderd
en zeven en dertig duizend zielen uitmaak-
ten. Een verbaazend getal. Het ftond in-
tusfchen hoe langer hoe meer naar verande-
ring. Men giste uit verfcheide voortekenen ,
^at augustus het niet lang maaken zou :
2yne Jaaren cn afneemende kragten waren
genoegzaam , om dit te voorzien. Een ge-
val was zonderling. Sedert den dood van
JULIUS C/ESAR was men gewoon den floel van
augustus in de openbaare fpelen door een
kroon te onderfcheiden. Op een tyd ging een
gek mensch daarop zitten, en zette de kroon
op zyn hoofd. Indien men by de Romeinen zoo
over de zinneloozen dagt, als by de Germaan
fien, moest dit indruk maaken maar te gelyk
als een flegt voorteken worden opgevat. Ten
minften is de kroon de grootfte flegthoofden
vervolgens ten deel gevallen. — Het viel augus-
tus in, om naar Napels te gaan, waar veele Ra^
""Treinen door de aangenaame luchtftreek hunne
gezondheid herfteld hadden , en met een zyn
«oon tiberius tot aan Beneventum uitgeleide te
^oen. Hy wierd met alle agting ontvangen en
hoonde de plegtige fpelen by, welke ter zyner
eere
-ocr page 145-112 a ü g ü s t u s
eere gegeeven wierden. Maar een OHgenees-
lyke buikloop deed hem naar Rome keeren. Hy
(lierf onder weg te Nola in Campanien in de-
zelfde Stad, het zelfde huis en dezelfde kamer,
waarin zyn vader overleden was ; — in den
ouderdom van byna vyfenzeventig Jaaren:
drie en veertig Jaaren, na dat de flag by Jctium
voorgevallen was, welke hem alleen in het be-
wind ftelde.
D. Hy had \'er dus wil van en een beter lot,
dan zyu vader julius c^sar.
R. Hy moest evenwel , hoe groot hy was ,
den tol der natuur betaalen.
E. Dit deed hy, welke, gantsch anders dan
c^SAR, zich voor \'t gevaar zorgvuldig gewagt
had, met eene gemoeds gefteltenis , die men
niet van hem had verwagt. Hy fcheen zeer wei
over zich zelven voldaan te zyn. \' „ Rome had
by van tichelfteenen gevonden en eene Stad van
marmer nagelaaten." Toen hy zyn eind voelde
naderen, lie: hy zich het hoofd voor \'t laatst
in orde brengen , en in den fpiegel ziende, zeide
hy, ik heb myn rol afgefpeeld, en zoo ik hem
wel gefpeeld heb, klapt dan allen in uwe han-
den. - Men hield livia verdagt, dat zy
door een vergiftigde vyg zyn dood verhaast
had. Een geheim gefprek met zyn gebannen
kleinzoon agrippa posthumus , waarby nie-
mand dan FABius maximus tegenwoordig was ,
maar het geen door deszelfs vrouw aan livia
verteld
-ocr page 146-S T E K. F Ti ÏI3
^\'erteld was, had daar aanleiding loegegeeven.
Dit koste aan fabius het ieeven , en aan zyne
ohbedagtèaaöie echtgenoote èeh te laat komend
hérouw. Zoo noodig is het geheimen zelf te
hewaaren. LiviA, welke tacitus eene kwaa-
ds ïliefmoer voor den ftaät noemt, was by elk
Verdagt: zelfs had haare voorfpraak voor cinna
■en haar gedrag by het afllerven vah augustus
deeze verdenking kragt by gezet. Zy ontbood
"tiberius terftond, Op dat niemand hem vöor
2ou zyn. Zoö liep het met het leeven en de
Xegeering van augustus af, en dit maakt ook
een gevoeglyk flot voor onze zamenfpraak. Ik
geloof, dat het eeten ons wagt. Ten minften
de oogen en houding van de luistergraage ro-
2EM0ND geeven my dit te kennen.
R. Gy hebt het wél geraaden eelhart:
Was dit zöD niet, dan zou ik u gaarn het Cha-
ïadler van aügustuS hooren befchryven.
D. leraand, diezöo groot eene rol inde wae-
reld gefpeeld heeft , verdient dit zeker.
Laaten wy dan nu ons gefprek afbreeken, eri
200 het u niet te veel gevergd is , onder het
Uageregt weder opvatten, eelhart.
Ei Ik heb haast reden van beroüw, dat ik ti
\'lenigen fmaak bier in heb doen krygen; \'Er
^ynzommigepourtraittén, welke zoo ongewisfe
^i"ekken hebben, dat zy bezwaarlyk te trelFen zyn,
^k wilde daarom liever hiervan verfchoond zyn:
^Venwel, ik kan het gezelfchap niets weigeren.^ ,
iVi deel* H EEL«^
HET CHARAGTEEL
Eelhart liet zich dan overhaalen, en naauw-
lyks was de fruit opgebragt , of frederhc
herinnerde zyn vader aan deszelfs belofte.
E. Augustus heeft, het is waar, een lan-
ge , een moeijelyke , een veel gerugtmaaken-
de rol gefpeeld , maar heeft hy die wel of kwa»
lyk gefpeeld , moeten wy hem toeklappen of
uitjouwen ? Wat dunkt het gezelfchap zelve.^»
Nimmer is \'er een meer verfchilfend oordeel
over iemand geveld , naar de onderfcheiden
denkbeelden der menfchen. Sommigen hebben
hem als een zeer groot Vorst befchouwd, wel-
ke door zyne wyze inrichtingen het verwarde
Ryk in orde bragt , en de Roomfche magt tot
den hoogllen top verhief; anderen als een groot
geweldenaar , een geesfel van het menschdom
verfoeid. De voornaamfte bedryven , weike
zyn aart uitwyzen , heb ik opgenoemd , waar
uit men zyn charaéler kan opmaaken.
D. Hoe dagten de Romeinen zelven over hem ?
die konden hem van naby bezien.
E. Indien men op de toejuichingen en eerbe-
wyzingen , welke hem by zyn leeven en na zynen
döOd aangedaan zyn, moest aangaan, dan zou hy
de beste Vorst geweest zyn , aan wien alles gerust
kon toevertrouwd worden; die alles , wat tot uit-
breiding , luister en geluk van den ftaat ftrekken
kon toebragt, en daarom niet den eernaam
AV-
114
[. \'Hl«\';
van augustus. ii9
Augustus , en of dit nog niet genoeg ware, met
^^n allervoortreffelykften van vader des va-
ï^eR-Landsbegiftigd wierd; wien by zyn leeven
^eer dan menfchelyke , en na zyn dood God-
delyke eer beweezen wierd ; voor wien men
altaaren en tempelen ftigte 5 jaarlykfche offer-
banden en fpelen inftelde , wiens fterf huis te
iVöia in een tempel veranderd wierd : en geen
donder ; niet alleen had men een arend , uit
^et bovenfte van den houtftapel , toen dezelve
^^^ \'t branden was , als een zinnebeeld van zyne
ten hemel laaten opvliegen, dat had ahoos
% zulke gelegenheid plaats : maar een zeker
Raadsheer numer-Ius , oud Pretor , verze-
kerde , dat hy augustus als weleer romulus
ten Hemel had zien opvaaren, waar voor hy
door livia, toen julia august a genoemd , ry-
ifelyk beloond wierd.—— Men moet zich hier
by , ja wel, den laagen geest der Romeinen van
dien tyd voorftellen; wier edele voorouders, de
§rootfte krygshelden veroordeelden, en zelfs
löet den dood ftraften , wanneer zy de vryheid
en onafhankelijkheid van \'t Gemeenebest maar
eenigzins belaagden: maar men moet daarby
bedenken, dat een volk zoo laag gezonken en
200 verbasterd van de zedelyke deugden hunner
\'\'\'foorouderen , nu egter tot zulk eene Colosfa-
iifche grootheid geklommen , te uitgebreid eu
telFens te flegt was, om zich zelf te kunnen be-
^""ten, 200 als ik voorheen zeide, Wanneer meji
H a alle
nö het character
alle de rampen , verbanningen , vervvoestiü\'^
gen , rooveryen en moorden welke zoo lang
in den tyd van Romens worltelingen tusfchen
eene zieltoogende vryheid en eene befliste over-
heerfching hadden plaats gegreepen zich her-
innert : wanneer men hier byvoegt het
fchroomelyk misbruik, dat augustus in allen
gevalle van zyne magt had kunnen blyven maa-
ken , en daartegen vergelykt de zagtheid van
zyn befi:uur in het laatfte gedeelte van zyne lan-
ge Regeering , de blyken van weldaadigheid
aan armen en allen die hy helpen kon, zyne
gemeenzaamheid , zyne edelmoedigheid in het
fchenken vah vergiffenis aan cinna en deszelfs
eedgenooten , aan den befaamden Spaanfchen
foover corocotta , en anderen : — de gun-
■ften en eerampten, welke hy aan de nakomelin-
gen van zyne mededingers pompejus , anto-
Mius enz. heeft opgedraagen : de rust, die hy
bewaard, de orde, die hy in den Raad, ten tyde
van c-®sAR met allerley fchuim aangevuld , en
in de regeering, — ook in de volkplantingen
herfteld heeft, waardoor een ieder nu in vrede
en veiligheid zyne goederen en leeven kon ge-
nieten: eindelyk de befcherming, en aanmoedi-
ging van allerleye kunften en weetenfchappen ;
daar by zelf onder de geletterden kon gerekend
worden, die met de Geleerden en onder ande-
ren met p. atticus gezette verkeering en brief-
wisfeling onderhield, en zulk een man van orde
VAN augustus. TJ7
^^S, dat hy van alles, wat hy bezat, wat hy
^"gaf, wat hy verrigte, naauwkeurige aante-
kening hield (*> Wanneer men dit alles
■^ergelykt hy het ontaard , drukkend, godloos
gedrag van zyne naaste opvolgers , welke eer
^aar monfters , dan naar menfchen geleeken ,
ßn alle mogelyke yerfoeijelyke misdaaden van
geile onknischheid , fchreeuwende onregtvaar-
digheid , onverzadelyke roofgierigheid en on-
bepaalde geld verkwisting by de onbefchaamd-
(*) Drusus deelde vier van zyne handfchriften
San den Raad mede ; waarvan het eerfte zyn uit-
vaart ; het tweede alle zyne verrigtingen, die op
vierkante koperen Colommen moesten gefneeden,
en yoor zyne begraafplaats gefteld worden ; het
derde het getal van \'t krygsvolk , de ontvangst en
Uitgaven van den Staat en het geen in de fchatkist
li^as; het vierde eindelyk voorfchriften en raadgee-
vingen aan zyn opvolger tibsrius en den Staat be-
helsden. De voomaamfte waren , dat zy het be-
ftuur aan de voorzigtigfte en meest bekwaame man-
nen moesten opdraagen , maar aan niemand beê
Eeheele Gemeenebest toebetrouwen: -- dat zy
®et hun tegenwoordigen toefland te vrede , de paa-
Van hun gebied niet snoesten zoeken uitteftrek»
om dat zoo groot een gebied niet wel konnende
bewaard worden, zy gevaar liepen door meer te be*
Seeren, qqJj jjoj j-geds verkregene te verliezen^
Raadgeevingen, welke zeker allerheilzaamst waren.
Hs
-ocr page 151-HET CHARACTER.
fte tieranny gevoegd hebben , dan zou men
byna augustus onder de goede roemwaarde
Vorften plaatfen, en zyne regeering, vooral in
den laatften tyd, voor een zegen van Rome hou-
den. Dan kan men het zeggen van dio cassius
begrypen: „ eerst betreurden hem weinigen,
daarna allen." ~— Ik weet niet korter, niet
beter uit te drukken, hoe men in \'t algemeen
Over augustus dagt, dan in deeze weinige
Woorden , die -na zyn fterven op aller tongen
zweefden. „ Ach dat augustus nooit geleefd had!
— (dan had hy geen medepligtige kunnen zyn
in al wat de Driemannen pleegden ; dan had
hy zich het oppergezag over de Republiek niet
kunnen aanmaatigen:) of, dat hy nooit gejtorven
ware dan had men de laatfte vreedzaame Jaaren
zyner regeering, waarin de vergulde banden der
flaverny v/einig gevoeld wierden , nog langer
kunnen blyven genieten : — dan had men al
de ysfelykheden der tiranny onder zyne op-
volgeren niet behoeven te bejammeren.
D. Ik dank u myn eelhart voor deeze uwe
oplosfmg, maar ik kan niet gelooven, dat gy
uw ganfche hart nog ontlast hebt. Goed en
kwaad zyn geene woorden van vergelyking als
groot en klein, gelyk myn vriend weet. Crom-
WEL heeft ook groote en goede daaden voor
zyn Vaderland vei-rigt, en nogthans houdt el^
hem voor een Ufurpateur en fchynlieihge ge*
wddenaar.
lïÈ
van augustus. ii9
E. Gy hebt gelyk myn Vriend , maar wyl
augustus een gemengd en dus twyffelagtig
^\'\'aracler bezat, is het zoo moeijelyk hier te
\'beflisfen. De Romeivfche gefchiedfchryvers en
onder deezen de groote tacitus , hebben daar-
om de gunftige en ongunftige opgaven tegen el-
kander overgefteld, op dat een yder zou kunnen,
beflisfen. — Wanneer men de wyze befchouwd ,
op welke augustus zich zeer jong heefc wee-
ten in te dringen , en alle zyne mededingers ,
^net door het overwigt van zyne dapperheid,
^ant die bezat hy niet , maar door ftaatkunde
kleeft weeten te verkloeken , en aan zich alleen
het onbepaald oppergebied te bezorgen in een
Gemeenebest, dat voor c^sar vry was, moet
men hem befchuldigen van een onbepaalde
heerschzugt , van ftrafbaare listigheid , van
laage ondankbaarheid , wyl hy ook toen zyne
vrienden , zyne weldoeners , zelfs de braaffte
mannen, daar onder den grooten cicero aan
zyne verfoeijelyke oogmerken opofferde , en
Van verraad tegen de vryheid en onafhankelyk-/
iieid van het Gemeenebest. Hoe menigvuldig
2yn de daaden van geweld , van wreedheid,
van vervolging, welke het fnoode driemanfchap
hy naderhand gepleegd heeft , tot dat hy
dat zyn zetel gevestigd was, en begon te
begrypen, dat geen vrees, maar liefde der burge-
ren zyne regeering kon gelukkig en beftendig
^^aken. Schoon ik het zeer veroordeel, wanneer
n 4 ra£n
120 het character
men met den abt bellegarde alles met een
fcbeel oog aanfchouwt, en de beste daaden van
byzondere perzoonen of geheele volken alleen uit
vuile bronnen afleidt, moet men egter iemand,
als hy zyne rol flegt en wreed begonnen
heeft, verdenken, dat het uit geen goed hart
voortkomt, wanneer politieke redenen hem ver-
pligten om te veranderen: te meer , wanneer hy
by aanhoudendheid de geveinsde fpeelt. On-
maatige heerschzugt overmeesterde hem, en eg-
ter moest men hem elke tien Jaar als tegen wil ea
dank o verhaalen, om de Regeering te verlengen-
Hy wilde den naam van dominus (Heer) niet
voeren, maar wel een onbepaald gezag, waar
door hy zelfs willekeurig de heiligfte wetten ver-
brak. Hy Het zich ter naauwernood, zoo \'t fcheen,
door de redenen van m/ece,nas om zyn eige
veiligheid en den tegenwoordigen toeftand van
Rome overhaalen, om, aam het volk en den
Raad hunne gefchonde rechten en ontroofde
vryheid niet weer ter hand te ftellen , en hy
droeg op alle mogelyke wyze zorg, dat de ge-
roofde en uit vrees of vleijery verkreege mag
in zyn huis gevestigd wierd. Daar hy geen
eige zoonen had, nam hy ze van tyd tot tyd
aan : zelfs eenen tiberius , zoo by voorgaf
om het welzyn van den Staat, daar hy hem
fteeds verdagt hield , fchoon hy hem in zyne
brieven ten fterliften vleide. Of moet men dit
aan den invloed van livia toefchryven , het
was
-ocr page 154-van augustus. ii9
vvas fchandelyk , dat hy zich, ten koste van het
land tegen zyn beter weeten, door ziiik eene
iistige ontrouwe vrouw liet beftuuren. Al de,
onheilen, welke Rowe onder zyne opvolgers zyn
overgekomen , moeten uit dit ftinkend kanaal
Worden -afgeleid. En des te flegter, wanneer hy
dit voorzien heeft en daarom , gelyk men toen
giste, een opvolger benoemde , waarvan nie-r
mand een gunftig denkbeeld had, op dat zyne
\'ïegeering te beter zou affteeken. —— Hy bezat
\'^och ook eene onbegrensde eerzugt. De eer
der overwinningen en de, zegenpraal wilde by
■aan zich zelven houden, fchoon hy maar twee-:
maaien zelf het opperbevel gevoerd en de zeg?
■behaald heeft in Spanjen en by A£hiüm, Hy. was
fchrander genoeg, om de orde en het gezag der
wetten te herftellen en te handhaven , zonder
welke nog hy nog het volk zeker waren, maar
te zw?^k of te bedorven van kart, om zich voor
wellust en ongebondenheid te wagten. Het
huwelyk prees hy , moedigdè hy ten fteïkHen
■aan en ondertusfchen fchond niemand meer
■iian hy, den heiligen Echt, Het verkragien van
lucüetja beroofde tarquyn van kroon ea
ïroon , en augustus cntnam een aanzienlyk
ï^aadsheer, die den rang van Burgemeester be-
kleedheeft, deszelfs hoog zwangere huisvrouvy :
dwong eerst agrippa en naderhand tiïseriijs
huisvrouwen te verftooten , om de groQt-
^\'^hgtekooy van Rome, zyne dogter, te huwen,
H5 Hy
-ocr page 155-laa het c h a r a c t e r
Hy bedreef overfpel met de vrouw van zyn boe-
zemvriend MECENAS en anderen van den eerften
rang. Men houdt hem zelfs verdagt, dat hy
blcedfchande met zyne dogter julia begaan
hebbe; dat dit het was, dat oviisius, in \'t pa-
leis van augustus gemeenzaam, ongelukkig ge-
zien had, en eene oorzaak wierd van zyne bal-
lingfchap. Zelfs gaat hy zoo min als julius
C/ESar vry van den blaam van onnatuurlyke on-
kuisheid. Dus wierp hy door zyn eigen gedrag
om ver, het geen hy in anderen zogt op te wek-
ken. Zoo ongehoord zeldzaam als de echtfchei-
dingen te vooren by de Romeinen waren, zoo ge-i
meenzaam wierden ze na dien tyd. Indien de
weelde , de pragt der vrouwen , de verwilde-
ring der jeugd en het verminderend gezag der
ouderen , dat voorheen zoo heilig geëerbiedigd
wierd, de lust tot het huwelyk al niet verflaauw-
den , moesten de geftaadige echtfcheidingen al-
leen hetzelve onbedenkelyk benadeelen. Zie daar,
myn uidkrik , het charakter van augustus uit
een ander oogpunt, dan te vooren, befchouwd.
£). En hetzelve zoo ik meen in \'t waare dag-
licht gefteld. Waarom zou men toch groote
feilen van groote menfchen verheden ? Dit is
vooral in Vorften gevaarlyk , en wel allerge-
vaarlykst in zulken , welken zicb zelf tot dien
rang met list en geweld hebben opgeworpen.
Zy meenen eindelyk, dat hun alles vryftaat, en
dat een gelukkige uitflag alles vergoelykt.
E.
-ocr page 156-E. By zyn uiterfte wil oefFende hy eene uit-
geftrekte milddaaciigheid na zyn dood , gelylt
ihen hem niet van inhaaligheid by zyn leeveix
befchuUigen kan. Livia en tiberius had hy
tot erfgenaamen benoemd: voorts drusus en
germanicus met zyne drie zoonen , zyne
naastbeftaanden tot in d-en derden graad , en
eene menigte vrienden. Het overige maakte hy
aan Raadsheeren , aan Ridders , aan vreemde
Vorsten , zelfs zulken , op welken hy geene
byzondere betrekking had, of die hy geen goed
liart had toegedraagen. Aan het Roomfche volk,
■aan de fmalle gemeente , aan elk der lyffchut-
benden en dienstdoende burgeren bcftemde hy
zeer aanzienlyke fommen ; in welker opgave eg-
ter tacitus, dio cassius en suetorius ver^
fchillen. Het best van allen was , dat hy
aan de kinderen , van wier ouderen hy in
hunne jeugd eene erffenis gekreegen had, al het
geld met de renten zoo dra zy manbaar zou-
den geworden zyn , liet weerom geeven. Dit
was hy trouwens in zyn leeven reeds ter-
ftond, of als zy volwasfen waren, gewoon re
doen, zoo fchryft dio.
Fr. Hy heeft daar door veel blyde menfchen
gemaakt. Zouden de Batavifche benden daar
ook in gedeeld hebben?
E. Zeker ja. Zy behoorden tot de lyf-
wagt, en hadden veel dienst aan augustus
beweezen. En niet alken hebben zy hun le-
gaat
AUGUSTUS
gaat nevens anderen daarna getrokken, maar
zyn ook, terwyl hun vertrek opgefchort was ,
by de lykplegtigheden tegenwoordig geweeste
pit ten minften vooronderftel ik.,
R. Dezelve zulle|i gewis zeer pragtig ge-
weest zyn.
E. Zoowaren zy: maar wy hebben ons reeds
lang met augustus leeven en dood opgehou-
den, , Laat dit genoeg zyn , — dat hy op een
lykbed van elpenbeen en goud, met purperen ,
met goud geborduurde, fpreijen overdekt, ge-
legd en op d§ markt gebpgt wierd. Men zag
hier drie beeldtenisren van augustus , de af-
beeldingen van zyne voorouders en nabeftaan\'?
den , en van alle de Romeinen , die uitmun-
tende daaden verrigt hadden , van romulus
af POMPEJUS was niet vergeeten ; — insgelyks
van alle de volken , die hy overwonnen had ,
elk in zyne gewoone kleeding. Drusus en
tïberius, hielden elk eene lof en lykrede over
hem. Het doode lighaam wierd toen op
deeze baar onder het geleide van de Raadshee-
ren en J^iddeis met hunne vrouwen , van de
Prcetoriaavfche krygsknegten met een ontallyke
menigte van menfchen , op het veld yan mars
gebragt, en op den lykftap.el gezet. Waar\'
eerst de Opperpriesters , vervolgens de Rid-
ders , de legioenbenden en overige foldaaten, en
eindelyk de lyfvv^agten eenen omgang om den-
zelven deeden, en al de gefchenken, welke zy
om
xa4
fiEGRAAVÉN. 125
om hunne treflyke bedryven van hem ontvangen
hadden, daar op wierpen. Toen ftaken de
hoplieden op bevel van den Raad den brand \'et
In. Livia bleef met de voornaamfte der Rid-
ders om de beenderen op te zamelen , en in
zyne begraafplaats te bergen. De overigen
vertrokken.
Vr. Het wordt tyd , myn eelhart , dat Wy
ook om ons vertrek denken : het is reeds laat
in den middag. Wanneer de vrienden by ons
komen , zult gy ons wel verhaalen , welk een
nieuwen Keizer de Romeinen, en welk een lot
de Germaanen en Batavieren onder zyne Gene-
raals gehad hebben.
iL. Ziet daar eene uitvoerige fchets vaiï de
bedryven van AtrousTus, als een wederga van
j. CiESAR: dan de volgenden zyn niet waardig,
dat wy zoo lang by hen ftil ftaan; maar wy zul-
len ons zoo veel te langer by onze Batavieten
kunnen ophouden , van welken ik na drusus
hiet dan ter loops heb kunnen meiden.
Tiberius aeffent terftond na het overlyden van
augustus de opperfte magt uit, laat agrippa
dooien, en veinst egter hei oppergebied niet alleen
te willen aanneemen. De Krygstucht vervallen
in de legers. Een zwaare opftand in Illyrien ,
\'Wordt ter naauwernood door drusus gedempt.
Een ander oproer onder de legers in Germanien
irengt germanicus in de grootfte verlegenheid;
eindelyk komt hy-ailes te hoven. Hy trekt tegen
de Duitfchers. Overvalt de Marfen en verwoest
hun land, insgelyks de Catten. Hy verlost se-
gestes door arminius in naauw gebragt,
Arbiinius en de Cheruscen gejlaagen. Ger-
manicus komt in de legerplaats van varus.
Cecinna in nood. De Germaanen afgeftaagen,
maar de Romeinen op den te rugtogt in groot ge^
vaar. Mannelyk gedrag van agrippina, Sigi-
mer geeft zich over. Een gewaande agrippa
verwekt heweegingen. germanicus jn\'f wangunst
te rug geroepen, wil eerst de zaaken in Germa-
nien afdoen , rust eene vloot uit, beftookt op nieuw
de Cmen, komt in de Eems, trekt over de We-
zer. De Batavieren komen in den drang. De Ger-
maanen een en andermaal geflagen. Het leger op
de vloot ontkomt naauwlyks den ftorm. Ger-
manicus komt in Rome, vaar hy zegenpraalt»
Diderik "Wy zyn u wat vroeg overvallen myn
EEL»
-ocr page 160-eelhart , om zoo veel te langer van uwe
leerz-aame verhaalen nut te kunnen trekken :
Waar is vredegonde en ónze Jonge vriendin?
Ik hoop dat zy ons nu zal kunnen verzeilen.
E. Daar komen zy reeds. Wanneer het de
vrienden behaagt, kunnen wy ftraks beginnen.
R. Het is onze fchuld myn eelhart , dat
gy ons wat langer met Rome en augustus
hebt opgehouden. Nu deeze dood is en gy
ons geen gunftig denkbeeld van de andere Kei-
zers hebt gegeeven, hoop ik, dat wy meer be-
rigten uit Germanien, en vooral uit het Eiland
^er Batavieren zullen ontvangen.
E. Het een en ander zal u gebeuren , myn
rozemond. Van tiberius en zyne naaste
opvolgers kunt gy niet veel goeds verwagten,
maar ik zal u egter heden morgen kunnen bezig
houden met eenige Romeinen, die al uw aandagt
waardig is, en met wien wy gaande weg naar
Germanien en ook naar het eiland der Batavie-
ren zullen trekken. Gy zult zeker nieuwsgierig
zyn , om te weeten, hoe tiberius aan het roer
der regeering gekomen is , en hier van zullen
wy moeten beginnen.
D. Als \'t u gelieft, myn Vriend, alles zal
Ons aangenaam zyn, wat gy ons verkiest mede
te deelen.
E. Wy zullen nu behalven dio cassius en an-
deren , weder den grooten gefchiedfchryver ta-
tot onzen voornaamften gids kunnen nee-
men.
T ï 13 E R I Ü S
ihén, welke zyne voortrefFdlyke Jaarboeken iilét
Jiet leeven van tiberius begint. Ongelukkig,
uat wy dezelve niet alle bezitten! -- Indien
de Regeering op de gelegde gronden moest
voortgaan , en uit het geflagt der c,®sars een
opvolger moest weezen , kwamen \'er alleen
drie in aanmerking. Tiberius , germanicus
en agrippa posthumus. De laatfte was de
eige en na den vroegtydigen dood van cajus en
jULius de eenige overgebleeve kleinzoon van
augustus uit agrippa en julIa gebooren^
€inde1;^k (*) ook tot zoon aangenomen ; maar
woest, onbedreeven in alle zaaken, en in zyne
ballingfchap niet verbeterd, fchoon men meent
dat augustus , zoo hy langer geleefd had j
hem te rug geroepen en gebruikt zou hebbent
Germanicus was in alles het tegengefteldcó
De uitmuntende zoon van een vader, die zich
aau den Staat zoo zeer verdienstelyk gemaakt
had; hoe jong ook, reeds beroemd door zyne
daaden eu zyne braafheid, en daar door by elk
geagt en geliefd. Hoe gelukkig zoviRome hebben
kunnen zyn, indien hy de regeering had willen
aanvaarden, of indien hy na eene grondwettigs
herftelling van alle misbruiken haar het oude
beftier raet de Vryheid had wedergefchonkeU;^
C^^) in het IIL Deel bl. 393. r. 5- ond. is een
misflag ingeflopen, leest daar, evemvel is deeze niet
%oo gereedelyk tot zoon aaagenomen^
a g r i p 1? A o m g e b r a G t. lap
daarin de edelmoedige gevoelens van zyn
liart opgevolgd, maar het was in \'t befluit niet.
Deeze Alleenheerfcheresfe moest gaande weg
door onderdrukking vernederd , en eindelyk
geheel te gronde gerigt worden. Tïberius was
ouder in jaaren, in veele burgerlyke en krygs-
bedieningen gebruikt, niet alleende aangenome
Zoon , maar ook de ftiefzoon van augustus ;
en dat alles afdoet, de eenige overgebleeve zoon
Van de listige en heerschzugtige livia. Hy
^as reeds eenigzins deelgenoot in het gebied
geworden, en daardoor viel hy van zelfs in de
opvolging. —«« Niet lang was hy van augus-
1\'üs gefcheiden en in Illyrien gekomen , of Ll-
viA ontbood hem te rug: dat hy den fliervenden
Vorst nog leevend aantrof, fchryft vellejus ;
Tacitus laat het tusfchen beiden. Alles wierd
Seheim gehouden, tot dat men zekere maatregelen
iiad genomen. Tïberius liet terftond brieven aan
de Legers en Wingewesten afgaan, Over welken
^y mede in \'t bewind gefteld was, en aan den Raad
fchreef hy in de betrekking van Gemeensman ,
Eelyk hy was. Hoe zeer dit kon goed gemaakt
Worden , beging hy , buiten twyffel op raad
^an livia , een allergruwelykst ftuk. De on-
gelukkige AGRIPPA moest terftond uit den weg
geruimd. Hy, die zeer fterk was, en daarin
roem ftelde, verdedigde zyn leeven tegen
Hoofdman, die het hem kwam ontneemeh,
^\'aar te vergeefsch. Als deeze berigt bragt vaiï
deel. I dea
T I B £ a i ü
den uitflag , ontkende tiberius dasrtoe last
gegeeven te hebben, maar zogt het op rekening
van AUGUSTUS te fliellen, die zulks ingevalle
van zyn overlyden zou bevolen bebben: dog
de onwaarfchynlykheid blykt genoeg uit het
verhaalde.
R. Zoo bezoetelde hy zyne intrede terfl:ond
met het bloed van zyn eigen maagfchap. Wierd
dit wel opgenomen?
E. Men liet het te Rome, waar elk zich tot eene
nieuwe flaverny fchikte , ongemerkt doorgaan.
De aanzienlykften waren de eerfiien in laaghe-
den , en de grootfl\'en in vermomming. De Bur--
gemeesters sextus pompejus en se^tus apu-
iEjus lagen zonder nadenken dj:n eed af aaii
tiberius; na hen de o verfte van de lyfwagt
cn van den voorraad, vervolgens de Raad, de
Ridders en het Volk , niet tegenftaande tibe-
rius zich nog niet verklaard had, of hy het be-
wind zou aanneemen. Evenwel had hy zorg
gedraagen voor eene lyfwagt, en het Woord
gegeeven. Wyl hy germanicus vreesde, die
een groote magt onder zich had, en hy daarenbo-
ven naar de eer van eene vrywillige verkiezing
verlangde , fcheen hy tot geen befluit te kun-
nen komen. Zoo kon hy teffens de waare ge-
voelens der voornaamften ontdekken. In de
eerfte raadsvergadering wilde hy nergens over
handelen , dan over de uiterfte wil en de be-
graaving van AUGUSTUS , aan wien men in Ro\'
m
13?
W E ï F F E t T. i3ï
een Tempel zou toewijen en Goddelyke eet
bewyzen. Eindelyk zogt men tiberius de Re-
geering te doen aanvaarden , welke zich ver-
ontfchuldigde met de uitgeflrektheid van \'t ge-
bied , en de geringheid van zyne vermogens.
s> De ziel van den vergoden augustus was al-
leen tot zulk een last bekwaam". Maar het was
federt lang zyne gewoonte, om de waare gevoe-
lens van zyn hart te ontveinzen: dit was by
lïem eene hebbelykheid geworden. De Raad
fcorst uit in traanen en gebeden; bezwoer hem
ï>y het ftandbeeld van augustus ; fommigen
omhelsden zyne knien. Hy bragt toen de
aantekeningen van augustus vgor den dag,
welke onder anderen een raad behelsden , om
aan niemand het opperbewind alleen toe te be-?
trouwen en de paaien van hun gebied niet ver-
der uit te zetten. Hy deed hier op een voorftel
van de Oppermagt in driën te verdeelen, waar-
Van de eene over Rome en Italien , de andere
over de legers en de derde over de wingewesteij
zoude zyn. Hy zoude het zich laaten welgef*
vallen, wat gedeelte men hem wilde opdraagen,
Asinius gallus verdroot dit, en zeide, kie$
voor u C/ESAR, wat deel gij begeert. Na eea
^ïep ftilzwygen, waaronder asinius wel merk-
3 hoe dit met zyne waare oogmerken niet
^rookte , herhaalde tiberkjs zyn voorftel:
*vaarop gallus: „myne vraag ftrekt daar niet
om te verdeelen, het geen onverdeelbaar
1%
T ï B ê K 1 ü s.
is , niäar om u te doen merken, dat de Staat
maar één lighaam is, en door ééne ziet derhal-
ven moest geregeerd wordeh". Voorts haalde
hy den lof van augustus en de overwinningen
van TiBEkrus op, om hem te vrede te ftellen*
Dan te vergeefsch. Lucius arruntius bedierf
het ook by hem , te meer, om dat hy een der
vermogenfte burgers was , welke augustus
niet ongefchikt voor het ryksbeftuur geoordeeld
had. Quintus haterius eu mamercus
SCAURUS verfloorden hem insgelyks door hun-
ne aanmerkingen, hoe gegrond ook. Dit deed
de poogingen van de overigen verdubbelen, om
tïberius overtehaalen. Eindelyk geliet hy
zich overwonnen en afgemat door hunne fmee-
kingen*
D. Welke laagheden ! Zy verdienden dan in
der daad niet vry te zyn.
E. Men ftrekte die laagheden zelfs tot livia
uit. Men wilde haar by uitneemendheid moe-
der , of moeder des Vaderlands geheeten heb-
ben , en by den naam van tïberius c^sar ,
zoon van julia voegen, maar dit ftond tïbe-
rius niet aan, Hy wilde geen andere dan maa-
tige eerbewyzingen , welke men aan hem zou
gelieven aan te bieden* Voor drusus verzogt
hy niets , maar voor germanicus eene land-
voogdy. —— Aan het volk ontnam hy het
ftemrecht in hunne vergaderingen (Cowiffa), het
geen billyk ongenoegen gaf, maar den Raad
wel
m
o \'tj l u s t e n. ï33
fmaakte, om dat zy nu geene ftemmen be-
Jioefden om te koopen. Alle klagten waren
"Vrugteloos.
Fr. Dit was dan de laatfte doodfteek aim de
^olksvryheid toegebragt, hoewel het my fee-
"^Vondert, dat zy dit recht tot deezen tyd toe
ï^ehouden hadden,
E. Het was ook niet meer dan een fehyn,
"VVanneer een of meer geweldenaars zich de op-
B^rmagt willekeurig hebben aangemaatigd,
Wanneer zy over goed , vryheid en leeven van
hunne medeburgeren befchikken en daarin door
<ie krygsmagt gefterkt worden, dan wordt de
Volkftem van zelfs gefmoord: of zoo het volk ,1
onkundig en ondeugdzaam , zich door blinde
driften laat vervoeren , door intrigmnten laat
Verleiden of door ryken omkoopen , waarvan
Blen zoo veele voorbeelden in de Griekfche en
Romeinfche gefchiedenisfen en pieer dan te veel
la onze dagen aantreft, wat zegt dan de ftem:
"^an \'t VOLK.? -— In het veld zag het \'er hie^
daar, 500 dra tiberius aan de Regeering
gekomen was, zeer verward uit. Augustus had
gewapende benden, hoe zeei; hy alles aan hun
^^ danken had, meer en meer in ontzag weeten,
tfi houden. De krygstugt was volgens pio on«
hem zoo ftreng, dat hy geheele Legioenen
*^atfloeg , (casfeerd^) die maar een fchyn vau;
^"gehoorzaamheid getoond hadden , en wan*
eenige benden IlPn^e gelederen brakeua.
I 3 ^
-ocr page 167-ï34 o p s t a n o
liet hy den tienden man dooden, en dé overi-
gen moesten zicli voor een tyd met garften-
brood en water behelpen. De overften, die
hunne posten - verlieten , wierden met den
dood , en om mindere misdaaden met fchande
(infamie) geftraft, — Zoo dra ontvingen zy de
tyding niet van het overlyden van AUotJSTüS,
of zy geraakten uit den band. In Pannonien
häd de Stadhouder juniüs bL/ESUS zyne krygs-
knegten geduurende den rouw over augustus
en de vreugde bedryven wegens de verhxjffing
tran tiberius van de gewoone oeffeningen ont-
flagen. Dit is altoos gevaarlyk: zy ontwenden
den arbeid en de tugt, wisten met hun ledigeii
tyd geen raad, en vervielen tot allerleye onge-
bondenheid : het juiste tydftip , ora zich tc
laaten opzetten. Niemand was hiertoe meer
gefchikt, dan eene percennius , te vooren
beftuurder van eene bende toonneelfpeelers ,
liu gemeen foldaat. D^eze gelukzoeker, ftout
en bekwaam, om het oor van een vérleidelyk
gemeen te winnen, ftookte eerst de flegtften van
den hoop, wanneer de anderen zich na^r hun-
ne tenten ter rust begaven, op, en toen hy zich
van de menigte verzekerd hield, wierp hy zich
op tot een volksleider. Hy bragt hun onder
\'t Oog , dat zy zich dwaaslyk door eenige wei-
nige overften en hoofdmannen als flaaven lie-
ten behandelen , dat zy fommigen ^o en 40\'
Jaaren den zwaarften dienst voor de gerings
be-
-ocr page 168-in pannonien. 135
belooning van tien asfen daags met gevaar van
hun leeven hadden doorgeftaan en tot vergoe-
ding flagen , wonden en ongemakken in den
Winter en in den, zomer hadden moeten verdraa-
ien: veelen waren onder zulk een harden last
reeds oud en grys geworden , de overigen had-
den geen beter lot te wagten. Nu was het tydf
om beter betaaling en vroeger ontflag te be»
dingen. Zy konden Rome de wet ftellen.
D. Hoe gevaarlyk zyn zulke opftookers, in
alle clasfen, voor de maatfchappy ! Onderwer-
ping vloeit enkel voort uit Opinie en ontzag,
zoodra dit verzwakt wordt, en elk meent, dat
hy even waardig is, en het maar aan hun ftaat
om zich te vereenigen en te onttrekken, houdt
alle orde en ondergefchiktheid op , en dit is\'
voor het gemeen het gevaarlyk gevolg van eenè
kwalyk begreepe gelykheid. — Dan hoe veeF
bédraagt eene aj?
E. Tien asfen bedroegen omtrend eene fchel-
ling , maar de Romeinfche krygsknegt moest
zich daar vooi: zyne klederen, wapens en ten-
ten aanfchaffen en onderhouden ; daarenboven
wierden die asfen naar de oude rekening be-
taald , toen het geld minder in waarde was.
Nu vdlde men het naar den loop (cours^ betaald
liebben. Dus hadden zy alles wel gerekend
ïiog minder dan onze foldaateri. —• De roervink
krygt gehoor, men brengt groene zooden by een,
om daar van eene fpreekftoel te vormen, en men
I 4 voegt
-ocr page 169-13(5 ^opstand
voegt de drie arenden der Legioenen by elkw-K
der, wanneer el^sus tydig \'er tusfchen komt.
JJy, die wel wist te fpreeken., brengt met zag^.
te en fterke woorden den onhetaamelyken han-
del , zoo ongehoord , zoo onteerend voor den.
Romtinfchen naam onder \'t oog, en raadt hen ,
zoo zy iets met reden meenden te kunnen vraa-
gen , dat zy dit door afgevaardigden moesten,
doen , en aan dezelven in zyne tegenwoordige
heid last geeven, — Dit vindt byval, en men
kiest den zoon van bl^süs tot" deeze bezen-.
ding, De^rust zou hier door herfteld zyn , zoa
dezelve niet op nieuw geftoord was door eenige
benden, die uit het leger waren afgezonden
naar Nauportus, om de wegen en bruggen te
verbeteren, en anderen arbeid te doen ; deezea
den opftand vernomen hebbende, rollen hunne
vaandels op, plunderen de nabuurige dorpen ^
zelfs de gemelde ftad, befpotten en mishande-
len hunne overften , vooral hunnen opperbevel-
hebber AUFiDiENus RUFUS , een man, welke
door zyne dapperheid van gering foldaat tot
deezen trap bevorderd en wat geftreng was.
Zy rukken hem van zyn wagen , en belaaden
hem met zwaarder lasten, dan by draagen kan.
ËLiESUS wil eenigen der plunderaars ftralFen ,
maar wordt daarin met gew.dd verhinderd. Men
breekt de gevangenis op, en vereenigt zich met
het fnoodfte geboefte. Een krygsknegt vibüle-
KUS had d^ ftoutheid, daar jbl^Slts o,p deii
IN pannonien.
regterftoel zat, hem den dood van zynen broeder
^et ftoute kaaken te verwyten, en de menigte
tot wraak op te hitzen. Hy voegde hier by zyne
traanen en fraeekingen : men nam de fchermers ,
door welken de broeder van den oproermaaker
?Qii omgebragt zyn, en de huisbedienden yaq.
den Veldheer gevangen , om hen tot het aan-»
Wyzen van het lyk door pyniging te dwingen.
t)an alles bleek verzonnen. \'£r was geen bjoe-
der van hem in \'t leger. Egter gingen zy
VooTt hunne bevelhebbers te mishandelen , eu
te plunderen. Den hoofdman lucilius benaa^
inen zy het leeven. De overigen moesten dpor
^e vlugt het iyf bergen.
D- Dat was een verfchrikkelyke opftand,
E. Een ongewoon verfchynfel onder de, Ro-^
meinfchg benden. Maar ik maak \'er wat bree-
der gewag van, om u de fchrikkelyke gevolgen
Van het verval der krygstugt te doen zien: een
Verval, dat zich terftond na den dood van au-
ousTüS openbaarde, waardoor de val van den Äo-
Vxeinfchen Staat verhaast is; — en om, dat dit ge-
Val aan de Germaanen en B.atavieren, die in dienst
waren, gelegenheid gegeeven heeft, om hunne
getrouwheid te toonen. De tyding van deezen
Opftand maakte TIBERIUS verlegen. Hyzond ter-
ftond zyn zoon, den jongen ORusys, met eenige
Leden uit den Raad, aan \'t hoofd van twee tal-
\'^lïe benden, uit de Lyfwagt uitgeleezen, ver-
kerkt met pr<ztoriaanfqhe ruiters en den bloem
I 5 yan
I3S opstand
van de Gemaawß«, welke toen zegt tacitus in
het 24fte Hoofdftuk van zyn eerfte Jaarboek, als
wagters by de Keizers waren. Uit het voorige
blykt, dat de Batavieren tot deezen post boven
andere Germaanen verkoren zyn, en gy ziet
ook hieruit, dat zy denzelven als voor de
nederlaag van varus waarnamen. Sejanus,
overfte van de lyffchutbenden , welke toen
reeds in het vertrouwen deelde, wierd aan den
Jongen Prcetor als raadsman bygevoegd. —
Men ging hem gedwongen te gemoet; woede
vermengd met eene treurige ontevredenheid,
vertoonde zich op aller gelaad, DpvUsus krygt
ter naauwernood gelegenheid, om den brief van
zyn vader tiberius voor te leezen , waarin
hun goede beloften gedaan , laaar hunne ver-
zoeken aan den Raad verweezen wierden. Ju-
lius clemens hadden zy uit al de hoofdlieden
verfchoond en uitgekipt om hun fpreeker te
zyn. Met dit uitftel waren zy niet te vrede,
Drusus moest terftond , zeiden zy, hunne be-
geerte inwilligen. De lyfwagten en vrienden
van hem konden hunne tergingen niet ontgaan.
Vooral hadden zy het op den ouden braaven
tÊNTULus geladen , welke de vlugt moest kie-
zen naar de winterlegering , en ter naauwer-
nood door het volk van drusus geborgen
wierd. De uitzigten waren allergedugst, nir
men zelf den zóón van den Keizer en het eer-
waardig gezelfchap, dat hem verzelde, geen ont-
zag betoonde. Fr.
IN ï> A N N O N I E N. 33f
Fr. ïk meen dat tiberius aan het hoofd van
deeze benden in Pannonien was geweest, en
dat hy zich op alle mogelyke wys bemind by
het volk gemaakt had.
E. Beide is waar ; maar èen bevelhebber
moet zorg draagen, om zoo wel het ontzag op
te houden, waarvan alle de onderfchiktheid af-
hangt onder de krygsknegten, die op hunne wa-
pens zich veel laaten voorftaan, en als zy dat
ontzag by zamenrottingen verliezen allerge-
vaarlykst zyn , als de genegenheid te winnen.
Het eerfte wist de fchrandere augustus wel te
bewaaren, maar tiberius heeft dit niet genoeg
in \'t oog gehouden. Hy maakte zich met een
kwaad oogmerk, dat nu feil floeg, al te gemeen-
zaam , en veelen noemden hem fpottende in het
Leger BiBERius caldius mero , om dat hy zich
wel eens in het drinken te buiten ging.
Vr. Hoe liep dit af.-
E. Zeer zonderling. Gy hebt wel in reis-
befchryvingen geleezen, dat de Wilden, door
eene maanverduisitering tot reden gebragt zyn,
—. dat zy geduutrende dezelve gefchreeuw en
geraas maaken , om dit bezwymend hemellicht
van den overlast te bevryden: het zelve had by
deeze Romeinfche Barbaaren plaats. De lucht,
die by den aam^ang van de Eclips helder was,
betrekt geheel en al; niets was in ftaat,om hen
van de verbeelding af te houden, dat de Maan
^\'oor altoos had uitgefcheenen , en dit een uit-.
werkfel
-ocr page 173-140 opstand
werkfei was van de gramfchap der Qoden qver
hunne oproerigheid, Drusus bedient zieh van
deeze verflagenheid. Hy weet door clewens
de bezadigften uit den hoop af te fcheiden, en
door dezelven anderen tot reden te brengen.
Gevaar en pligt krygen gehoor. Drusus laa^
ze allen na den n?jgt, waarin dit gebeurd was j,
tot zich komen. Hy fpreekt hen met eene
edele fierheid onyerfchrokken aan, en belooft,
zoo zy zich ondervyorpen wilden gedraagen,
voor hen aan zyn Vader te fchryven. De Jon-;
ge nL^su§ en drie anderen , worden daarop
naar Rome afgevaardigd. Men overweegt in»
middels , of men de benden door vriendelyk-
heid, of door fl;rafoeffening tot de oude krygs«>
tucht zqu te ru^ brengen, Drusus , die wreed
van inborst was, helt tpt het laa,tfte over. Hy
laat PERCENNius en vibulenus terftond af-
maaken. De overigen, in \'t veld hier en d^ar
uit elkandey verfpreid, worden gedood. Het
guure vveer en een ontydige koude maakten hen
allen gedwee. Zy gav(?n de aanftookers zelven
aan, om de vertoornde Goden daar door te be-
vredigen. Het agtfte en vyftiende Legioen
vertrokken daarop naar de winterlegering. Het
negende wilde het antwoord afwagten, dat ag-
ter bleef. Drusus keerde naar RomS\'
Vr.. Zoo dreef dit onweer dpor gewoone of
lucht-verfchynfelen over. Het Bygeloof kan dan
in een enkel geval nog iets goeds uitwerken^
E,
-ocr page 174-in germanièn. UI
E. Maar een nog -zwaarer onweer van den-
delfden aart, en uit dezelfde oorzaaken, ont-
ftak in deezen tyd in Germanien in de Legers,
die onder het bevel van cajus silius aan den
boven Rhyn , en van aulus cäcina aan den
beneden ÄÄy« lagen, beiden onder het op^rbe-
Vel van germanicus , welke zich toen in GaUien
tnet eene opfchryving bezig hield. Op de gren-»
zen der Ubiers of Keulenaars lagen vier legioe-
nen , het eerfte , het vyfde , het twintigfte en
en twintigfte. Voor een groot gedeelte be-
ftonden zy uit ongebonde lediggangers, welken
augustus na de nederlaag van varus had laaten
Werven. Zy eischten niet alleen een eerlyk af-
fcheid voorde oude, en verhooging voor de jon-
ge foldaaten: maar zy begreepen, dat het lot van
den Staat door hen kon beftist worden, en dat
germanicus in alle gevallen hunne zyde zou
kiezen. C/ecina\'s flapheid maakte hen des te
llouter. Het een en twintigfte legioen hief den
oproerkreet het eerfte aan. De zestig hoofd-
lieden moesten elk den aanval van zestig ge-
meene krygslieden verduuren. Zy wierden
verminkt of vermoord buiten de legerwallen ,
of in den Rhyn geworpen. Het was zelfs te
Vergeefsch , dat septimius tot de geheiligde
ï\'egterftoel van den Bevelbebber zyn toevlugt
^am. De jonge cassius c^erea , die Rome na-
derhand van een Tiran verloste , baande zich
^et het zwaard alleen een weg tot ontkoming.
Voorts
-ocr page 175-I4S ® E R BI A N I C U S
Voorts\' fchikten zy zich tot hunne posten met
algemeen overleg , en \'er fcheen onder hen de
grootfte eensgezindheid te heerfchen.
R. Nu verwagt ik de overkomst van cerm^-
nicus.
E. Wy zullen met hem naar den beneden
Uhyn vertrekken. De kans voor deezen Jongen
held ftond fchoon, om zonder flag of ftoot aan
het gebied te komen, wanneer hy maar eenig-
zins naar deeze benden wilde luisteren, en het
was niet buiten reden , dat tiberius daar Over
bekommerd was, maar hy gedroeg zich gantsch
anders dan de Jonge octavius. Naauwlyks
was hy met eene groote neerflagtigheid in de
legerplaats ingehaald of hy wierd door alge-
meene klagten overladen. Zommigen ftaken
onder fchyn van hem de handen te kusfchen ,
zyne vingers in hunne tandelooze monden, an-»
deren vertoonden hem hunne leden door \'t se-
wigt van jaaren en arbeid gekromd. Hy liet
hen zich in rotten verdeelen ; begon met den
lof van augustus , verhief de daaden van ti-
berius in Germanien , en fprak van de alge«
jmeene goedkeuringe welke zyne verheffing
overal, ook in Gallien wegdroeg^ — van de
rust en orde welke daar heerfchte. Tot dus ver
hoorden zy hem met geduld, maar toen hy
hunne muitzugt hier begon tegen over te ftel-
len en te veroordeelen, verlooren zy hetzelve
terftond : zy toonden hem de lidtekenen van
de
-ocr page 176-de flagen, die hen in een zwaaren dienst wille-
i;eurig waren toegebragt; fpraken van de gevaa-
ren , die zy hadden doorgefliaan, van den harden
arbeid, welke zy aan wegen, bruggen, gragten ,
Wallen en wat al meer verrigten moesten, voor
een geringe belooning , waar mee zy in een
duuren tyd niet toekonden. Zy, die dertig Jaa-
ren en langer gediend hadden , riepen het
luidst: zy vroegen ontflag en belooning, be-
nevens het geld , dat hen door de uiterfl:e wil
van AUGUSTUS befproken was. Eindelyk liep
het uit op eene verklaaring, dat zy op nieuw
bereid waren onder germanicus te dienen,
zoo hy het oppergebied wilde aanvaarden.
Hierop fpringt hy met een waar afgryzen van
den rigterftoel, welken zy hem egter met de
fterkfte bedreigingen weder noodzaakten te be-
klimmen. Hy zou zich in deeze vervoering
met zyn zwaard doorftoken hebben , indien
men hem niet weerhouden had. Eenigen van
de raazenften fchreeuwden ßa dood, en clausi-
Dius bood hem zyn eigen geweer aan, met by»
voeging, ,, dit is beter." Dan dit deed allen,
die eenig gevoel hadden, voor een wyl afhou-
den , en-den vrienden van germanicus gele-
genheid krygen, om hem in zyne tent te ber-
M. Ongelukkige germanicus ! o dat gy n\\l
in Galiien gebleeven waart!
E. Zyn toeftand was zeker allerhachelykst.
Het
-ocr page 177-SEOE NKEL ^itE
Het leger aan den boven Rhyn was tot nog to«
in .ftilte. maar gereed, om zich naar den uitflag
te fchikken. De oproerlingen hadden de ge-
meenfchap met hun door afgevaardigden geo-
pend , met een voorftel, om de Stad der Ubien,
naderhand Colonia Agrippina, te plunderen, waar
men wegens den koopliandel een grooten buit by
een zou vinden, en zich dan in óq Gallien te be-
geeven. De vyandelyke Germaanen daarentegen ,
van deezen opftand verwittigd, wagtten op het
vertrek der Legioenen , om over den Rhyn te
trekken. Wat zou men dan tegen zyn eigen
volk in de wapens brengen, om hen tot ge-
hoorzaamheid te dwingen , daar het beide van
verren uitzigt was, hunne begeerte in te wil-
ligen of vol te houden. Men las hen daarop,
ma lang overleg, een brief als van tïberius
voor, waarby na een twintig Jaarigen dienst een
volkomen affcheid, aan hun, die onder het
zelfde vaandel zestien Jaaren gediend hadden
ontflag, zonder dat zy tot iets anders verbon-
den waren, dan tegen den vyand te vegten,—
en aan allen het beloofde legaat, zelfs verdub-
beld, toegeftaan wierd. Dan de foldaaten ont-
dekten den list, tot welken men uit nood den
toevlugt had moeten neemen : zy wilden alles
terftond naargekomen hebben. Men gaf toen
•den ouden hun affcheid, en de betaaling zou
volgen , als zy in de winterkwartieren geko*
flien waren: maar hier mede was het tweede en
vyf-
144
l\'-li".\'
■vyf en twintigfie Legioen niet te vrede. Geb.«
Manicus en zyne vrienden , moesten al hun
reisgeld by een zamelen , om de fom te vin^n.
Bet eerfte en twintigfte legioen trok onder be^
vel van c^bcina naar de Stad der Ubiers^ met
het afgeperfte geld in \'t midden van hunne
veldtekenen. Gbrmanicijs fpoeide zich naar
de tweede, dertiende, veertiende en -zestiende
Legioenen , welke aan den boven Rhyn lagen ,
om hen den eed aan tiberius af te neemen.
Zy deeden het allen vrywilhg op het veertiende
Ba: men gaf hetzelve zonder vraagen af-
fcheid en geld.
D. Dit liep dus gelukkig af. De weg, dien
GERMANICUS inflocg, tekent gemaatigdheid en
grootmoedigheid.
E. Het onweer was wel een weinig bedaard j
maar niet geheel en ai ovefi Eenige der oproeri-
ge benden waren in het land der Cauchen gele-
gerd. Ook deeze waren door dezelfde razerny
aangeftoken. Een onmiddelyke ftraf aan twee
mimelingen had den geheelen opftand een wei-
nig opgeloefd, eindelyk barst by los, en de
bevelhebber mennius redt naauwlyks het lee-
ven. De afgevaardigden Van germanicus kwa»
nien intusfchen van Rome te rug. Hy gi"g hen
te gemoet tot aan den altaar der Ubiers. De Le-
S^Qenen, daar gelegerd, verbeeldden zich, dat de
, welke zy medebragten, eene vernietiging
behelsde van hetgeen zy met geweld hadden
JöEEL. K af-
NIEUW
afgeperst. Aan munacius plancus , welke aan
het hoofd was, wordt de fchuld gegeeven. Dit
was genoeg, om de ganfche menigte weer op de
been te helpen. In \'t holle van den nagt over-
vallen zy germanicus , dwingen hem onder
bedreiging des doods het vaandel over te gee-
ven , met het zelve draaven zy langs den vveg
en oritmoeten de afgezondenen , welke zich
naar germanicus fpoeiden. Het bleef toen by
geene bedreigingen, zy willen plancus het lee-
ven beneemen. Hy bereikte ter naauwernood
de legerplaats van\'t eerfte legioen, om daar tot
den gouden arend en andere veldtekenen zyu
toevlugt te neemen , en zonder de wakkerheid
van CALPURNIUS , zou een afgezant van den
Keizer en den Raad op deeze plaats , die altoos
heilig gerekend was , door Romeinfche krygs-
knegten vermoord zyn geworden , waar van
men naauwlyks een voorbeeld vindt by vyan-
den , gelyk TACITUS te regt aanmerkt.
Vr. Het wordt hoe langer hoe erger. De
Romeinen Barhaarfcher, dan de Barhaaren
zelve ?
.E. Dat waren zy. Zoo dra het dag wierd,
verzocht germanicus de afgezanten by hem
te komen , plaatst hen nevens zich , laat
zich zeer aandoenlyk uit over den hoon hen
aangedaan, over de ongegronde vermoedens, die
het volk op nieuw tot oproer hadden aangezet,
eu over de onuitwischbaare fchande, met wel^-
I4<5
Ve zy het legioen overlaadden: het geen by als
eene ftraf aan de gramfchap der Goden meer,
dan aan hun eigen overmoed toefchreef. ---
Men kon zich onder dit alles niet begrypen ,
daarom germanicus zich niet fpoeide naar
iet leger aan den boven Rhyn , waar op hy
®ieer ftaat kon maaken, om deeze onrustigen
te ftraiFen ; waarom hy zyne agrippina en
haaren tederen zoon in al deeze gevaaren liet
deelen , daar men niet wist, waar toe de raa-
zerny , de oproerige legioenen nog zoude kun-
nen brengen.
Vr. Verzelde dan agrippina met haar kind
in al deeze ftormen haaren man ?
e. O Ja! die braave vrouw , welke in Äo-
»Me\'f beste tyden zou uitgemunt hebben, was
^en zeldzaam voorbeeld van huwelyks-trouw.
Germanicus befloot haar met haar zoontje
^eg te zenden , maar zy wilde haaren
n^an niet verlaaten. „ Uit den vergoden
augustus voortgefprooten , zal ik in het
gevaar toonen van hem niet te ontaarden,"
Zeide zy. Hy omhelsde haar zwangeren
buik, hy bad haar met traanen , ter behoude-
nis yan hun beider kind en de vrugt, welke
^y onder \'t hart droeg , zyn raad op te volgen:
Eindelyk laat zy zich overhaalen. Stel u dit
^andoenlyk fchouwfpel voor. De vrouw
een Romeinfchen opperbevelhebber,--
cermanicus , agrippina , ult het bloed
Ka dei
14$ A G K. I P I» I If Ä.
def C/ESARS, nloei iftet haar kind öp den arrtf^
hoog zwanger, alleen van eenige fchfeijeride
vrouwen verzeld , zonder geleide , de leger-
plaats van Romeinfche krygsbenden verlaaten ,
om haare veiligheid, Welke zy daar niet vin-i-
den kan , by vreemden , by de Treviren te
zoeken ! Verberg uwe traanen niet, mag-
til DA ! de woeste ^wanhoopende benden,
wierden \'er door getroffen. Schaamte, mede-
lyden , het herdenken aan agripI\'A , wienS
dogter, aan augustus j wiens kleindogter,
aan drusus , wiens fchoondogter zy was,
haar eige verdiensten, maakten den dieptlen in-
druk ; „ zullen wy deeze kuisfche en vrugihaar©
moeder met haar kind j dat in onze legerplaats
gebooren en opgevoed is, zoo laaten trekken, om
by een ^arSamt/j volk befcherming te zoeken?"
Zy loopen haar nu , houden haar tegen , ter-
wyl anderen germanicus fmeeken zyne agrip-
pina met haaren jongen cajus te rug te laaten
komen. Germanicus betuigt hen, dat hy zy-
ne vrouw en zeon nevens zich zelven gaarne
wilde opofferen , zoo het tot welzyn van den
Staat kon dienen. Dat het tïberius aan geen
heirlegers , aan geen bevelhebbers ontbreeken
zou; maar de vrees , dat zy na hem vermoord
te hebben, hunne fchande nog vermeerderen
zoüden, door zich aan den agterkleinzoon van
augustus en de fchoondogter van hunnen
Keizer te vergrypen, drong hem, om haar aan
W\'
l\' ■:■■-:
I,;
de woede te ontrukken. Hy bragt hen het ge-
drag der Legioenen onder julius , onder au-
gustus 5 onder tiberius onder \'t oog , 200
hemelsbreedte van het hunne verfchillend, daar
2y zich op de verfchrikkelykfle wys tegen hun-
ne opper- en onderbevelhebbers dorsten yer-
grypen , hen de wet voorfchryven , aan lyf en
leeven geweld doen. Hy roept den Goddely-
ken geest van augustus , de fchimmen van
Zyn vader drusus te hulp , o,iïi hunne Romi-
nen met andere gedagten te bezielen] De
ïBeesten toonen zich getroffen. Germanicus
beweegt hen, om tot gehoorzaamheid weder te
keeren: de afgezond en en aan den Raad , zy-
ne vrouw en kind aan hem zelf weder te gee-
ven , en tot een blyk , dat hy op hen vertrou-
wen kon 5 zich van den oproerigen hoop af te
donderen.
Fr. Ter goeder uur was agrippina in het
leger gekomen.
E. Zy beleeden fchuld , fmeekten om ver-
giffenis , en hielden ootmoedig by den Veld-
heer aan , om de opflookers te ftraffen , de
misleiden genade te bewyzen, zyne vrouw en
Zoontje in hun midden te vertrouwen, en niet
ils gyzelaars by de Galliërs te laaten : - zy
Verlangden hoe eer hoe liever naar den vyand
geleid te worden. - Alles wordt hen toege-
^^aan, behalven. de te rugkomst van agrippina :
K 3 heure
? i n a.
m
a © b. i
de OPROEREN
heure aanftaande bevalling en de ftrengheid van
den naakenden winter maakten dit niet raad-
zaam. Cajus , door de foldaaten bygenaamd c a-
ligula, om dat hy met laarsjes den troep vau
jongs op verzelde, en daarom by het volk zeer
gezien was, wierd aan hunne begeerte te rug
gegeeven. —• Zy zeiven vallen terftond op de
fchuldigften aan, geeven hen geboeid aan den
bevelhebber van het eerfte legioen over , zy
beoordeelen hen man voor man , en bren-
gen , die het volk fchuldig verklaarde, zon-
der eenige verfchooning ter dood. Germa-
nicus liet hen begaan. De Veteraanen volgen
dit voorbeeld, en worden tegen de Sueven ge-
zonden. Hier op worden alle de hoofdlieden
opgeroepen en onderzogt: die zich aan gierig-
heid en wreedheid fchuldig gemaakt hadden ,
worden weggejaagd ; die een goed getuigenis
kreegen behouden. Zoo liep hier alles boven
verwagting Wel af. Nu was \'er nog over om
het vyfde en een en twintigfte legioen , die by
den zestigften mylfteen by Vetera lagen , tot
reden te brengen. Zy hadden het oproer be-
gonnen , en bleeven niet tegenftaande de ftraf,
die hier geoeffend was, volhouden. Germa-
nicus befluit eene vloot met bondgenooten
cn wapenen den Rhyn af tc zenden, om hen
te temmen.
D. Germanicus gaf hier nieuwe blyken van
eene
-ocr page 184-ged M P T. ast
eene onbezweeke trouw , van moed en van
regtvaardigheid. Maar hoe gedroeg tiberius
zich in deezen zorgelyken toefland?
E. Men nam het hem in Rome zeer kwalyk,
dat hy, daar augustus in hooger ouderdom
zich menigwerf naar GaUien en Germanien be-
geeven had, als de nood het vorderde, zich in
zyn Paleis hield , en de uitkomst aan twee
Jongelingen overliet. Dan de ilimm.e vos be-
greep , dat het even gevaarlyk was zich naar
Pannonien, dat naby, als naar Germanien, dat
meer van de hand was, te begeeven, en zyn ge-
zag \'er aan te waagen. Nu kon hy de uit-
komst in veiligheid afwagten, en zoo het een
of ander feil floeg , zulks aan de Jongelingen
wyten en zyne maatregelen neemen. Hy liet
evenwel alles tot eene reize gereed maaken,
die hy niet voorneemens v/as te doen. — Ger-
manicus, die gaarn het bloed zyner benden
fpaaren wilde, fchreef, eer hy tot het uiterfle
overging, aan CiECiNA, dat hy allen , zoo zy
zich niet onderwierpen, en de fchuldigen ftraf-
ten, zou laaten dooden. Men roept de arend- en
flandaard-draagers, benevens hen, die getrouw
gebleeven waren, by een. Men ondertast de
gemeene foldaaten , en vindt het grootfte ge-
deelte bereid , om de bevelen van c^cina
uit te voeren. Op \'t zelfde ogenblik overval-
len zy op een gegeeven teken de muitelingen in
\'^unne tenten, en maaken die geenen af, met wien
K 4 zy
db öproeren
zy denzelfden nagt in dezelfde tenten gedaapen,
denzelfden dag gegeeren hadden, fn deeze ve^W
warring, waar van de meesten den oorfprong,
nog het einde wisten, doen veelen der fchnldi-»
gen mee, en onfchnldigen moeten ook het gelag
betaalen. Het zag \'er fchrikkelyk uit, lyken by
lyken in en tusfchen de tenten verflrooid, het
bloed flroomende door de ganfche legerplaats.
Indien een vyand in dezelve gedrongen was, kon
\'er geen meer woede, geen beeter gevegt heb-^
ben plaats gegreepen. Naauwlyks was dit vol-
|,bragt, of germanicus komt binnen, ziet dit
akelig fchouwfpel en weent. Hy geeft terfi:on4
orde, om de lyken te verbranden. De woede
raakt aan \'t bedaaren, en verkeert fchielyk iu
een hartgrievend nadenken vau het gepleegde
aan hunne makkers. Hunne handen en zwaar-
den zyn met huu bloed bevlekt; zy. begreepen,
dat zy dezelve niet konden zuiveren en de
fchimmen der overledenen niet verzoenen, dan
met het bloed der vyanden. Zy dwingen GER"»
MANicüs , om hen zonder uitftel aan te voe-
ren.
D. Dus flaagde hy dubbel in zyn oogmerk.
Wanneer vielen deeze merkwaardige opftanden
yoor, welke al ligt een geheele omwending in
*t Romeinfche bewind zouden hebben kunnen
veroorzaaken ?
E. Maar daarom ook te merkwaardiger, am
^at in dezelve tot driewerven toe , de eerfte
op-
-ocr page 186-g e d e m p t.
opfiiookers en roervinken door hunne mak-
kers , voor welken zy zich ligtvaardig gewaagd
hadden, verlaaten — en — omgebragt zyn,
Dit is doorgaans het lot der muitelingen. —.
De maanverduistering, van welke niet alleen
Tacitus, maar dio cassius en andere gf-
fchiedfchryvers fpreeken, gaf calvisius en
meer lydrekenaars gelegenheid , om den dag
van deeze gebeurtenis in Pannonim, en tef-
fens den dood van augustus, die onmid-
delyk voorafging, juist te kunnen bepaa-
len Die maanverduistering moet invallen
op donderdag , den 27 van Herfstmaand, ten
drie uuren na middernagt , in het jCjRe
Jaar na het houwen van Roms, het veer-
tiende van onze tydrekening. —\'— Ger^
manicus befluit de drift van zyn volk zon-
der verzuim zich ten nutte te maaken, Hy
flaat eene brug over den Rhyn, en gebiedt
twaalf duizend man van de legioenen —-
zes en twintig benden van de bondgenoo-
ten , meest Galliërs , maar ook zeker Ger-
maanen en Batavieren , gelyk naderhand
blyken zal , en agt vleugels ruiterbenden ,
Welke zich ftil gehouden hadden, den over-
togt.
R. Wie zal het nu gelden ? Ik vrees de
Germaanen.
E. Zy waren de eenigften , «iet vwelke da
domeinen toen in vollen oorlog waren. Het
K 5 ver-
154 OPTOGT
verhitte Romeinsch leger , trekt met fnelle
fchreeden dwars door het bosch C^fia, en de
grensfcheiding, welke door tiberius begon-
nen, maar niet volbragt was. Daar flaat de
Veldheer zyn leger op. Van vooren en van
agter verfterkt hy het met een wat , aan de
zyden met omgehakte boomen. Men door-
kruist het duister bosch en ontdekt twee we-
gen, de eene korter en gemaklyker, de andere
langer en ongebaand. Men verkiest den laat-
ften, om den vyand des te beter te verrasfen,
en vergoedt het door verdubbelde fchreeden:
want men had uit \'de verfpieders vernoemen,
dat \'er in den aanftaanden nagt een plegtig
vrolyk feest zou gevierd worden. C/ecina
trekt met de ligtgewapende manfchap vooruit
om den weg te openen , de legioenen volgen
op eenige tusfchenruimte. Het was helder
ftarrenlicht. Zy komen aan de dorpen der
Marfen, zonèex van iemand gemerkt te worden.
Men had geene wagten uitgezet, en het op dc
werkeloosheid en het daarop volgend oproer
der Romeinm Uzitn aankomen. Alles was in
diepe rust, en fliep op de legers of tusfchen
de tavels den roesch uit.
Vr. ó ! Ik beef, hoe deerlyk zal hen dit op-
breeken. Waarom hadden zy van dit gunftig
tydftip geen gebruik gemaakt, om zich te ver-
eenigen , en de losbandige, oproerige Romeinen
voor te komen, maar deezen hebben germani-
cus
tegen be marsen; iss
Cus aan \'t hoofd: die was niet bloeddorftig,
E. Men heeft in onze dagen gezien, hoe men
een foortgelyk allergunftigst tydftip kan laaten
voorbygaan , en zich in een ongunftig zonder
noodzaakelykheid waagen. Hoe veel minder
zal men zich verwonderen , dat de min ftaat-
kundige Germaanen , uit gebrek van regte kund-
fchap , den kans verkyken, en dit nu moeten
bezuuren. — Ik heb voorheen de Mar/en naast
de kleine Cauchen geplaatst ; anderen plaatzeft
die in Overysfel, tot het eerfte gaf het Marsdiep ,
tot het ander de naam Ootmarfen aanleiding;
misfchien namen zy in Overytfel een aanvang,
cn ftrekten zich tusfchen Mun/ter en Paderborn
uit, waar mtn\'DitmarfenVmèt. In Italien was
ook een volk van dien naam. — Voor\'t overige
rekent gy nu te vergeefsch op de goedertieren-
heid van germanicus , myn vredegonde. De
Marfen hadden hun aandeel gehad in de neder-
laag , aan varus toegebragt.. Dit moest ten
ftrengften , volgens het recht van den oorlog,
gewroken, en de Goden konden niet anders naar
hun denkbeeld verzoend worden , dan door nieu-
we bloedplengingen van volken, die zy waan-
den, zo wel vyanden van hun als van de Ro\'
deinen te zyn- Alles wat men aantrof, wierd
in den flaap, weerloos afgemaakt; geene kinds-
heid , nog gryze jaaren, geene fexe verfchoond.
Germanicus verdeelt, om deeze nederlaag
Volkomen te maaken , zyne benden in-vier hoo-
de tempel
pen, èti laat hen het ganfche land doorkruis"
fen, vyftig m^len in \'t rond. Alles wordt te
vuur en te zwaard verwoest, en alle de Ger-
maauen , die hier en daar zworven , moesten
het met den dood bekoopen. Heilig nog on-
heilig wierd verfchoond. Op deezen togt was
het volgens tacitus , in het eerfte zyner Jaar-
boeken in het jifte hoofdftuk , dat zy eenen
tempel aan tanfana toegewyd, welke by dee-
ze volken zeer beroemd was , tot op den grond
toe vernielden.
D. Ik verwonder my nog over dit verhaal,
daar de Germaanen anders geene tempelen hadden.
E. Gy verwondert u daar met reden over
diderik. Dat wy deeze zaak nog eens be-
fchouwen : wy vinden ons hier verlegen , en
weinig zekerheid by anderen. Tacitus fpreekt
van eenen tempel, die met den grond gelyk
gemaakt wierd, en evenwel fchreef hy over de
zeden der Germaanen , ,, zy denken dat de
Goden nog binnen muuren kunnen beflooten,
nog door eenige menfchelyke gedaante of ge-
lykeiiis afgebeeld worden , wegens hunne
Grootheid. Zy wyden bosfchen en wouden ,
en benoemen dat afgezonderd heiligdom , het
geen zy niet dan met louteren eerbied bezoe-
ken , met den naam van hunne Goden. „ Ta-
citus fpreekt daar onbepaald , zonder eenige
uitzondering; hier gewaagt hy van een wyd
beroemden tempel onder de Germaanen, een
tem-
ï56
van tanfana, 157-
^tempel , die derlialven , federt lang , wyd en
zyd geëerbiedigd en bezogt wierd. Zouden dan
de Germaanen in \'t gemeen, en niet alleen de
Marfen^ in dien tyd van hunne wel aangenomen
begrippen afgeweeken zyn , en tacitüs hier
over geene aanmerking in zyne Jaarboeken ge-
niaakt hebben, die vry uitvoerig zyn ? Uwe
bedenking frederik , of men door deezen
tempel geen heilig bosch zou kunnen ver-
ftaan , verdient nadere overweeging. Men be-
hoeft het alleen tot dat binnenfte eerwaardig
gedeelte te bepaalen , waar tanfana vereerd
wierd. Een tempel van hout en fteen , hoe
pragtig ook, of een heilig bosch te gronde te
richten, was even groote fchennis by de Ger-
maanen, en het laatfte tekent nog veel meer de
woede en razerny der Romeinen: anders was men
by befchaafde volken gewoon in den oorlog de
heiligdommen te ontzien. Tacitus wil ook;
door zyne uitdrukkingen hetzelfde te kennen
geeven. Maar welke Godheid van de vrouwe-
lyke of mannelyke Sexe was tanfana.? vraag
ï-ipsiüs, en dit vereischt ook nader onderzoek.
Tan is in het oud Duitsch een Den, en fan
betekent in \'t Gothisch en Teutonisch een Numen
eene Godheid. Tanfan zou dan zoo veel
^Is een God der Denneboomen, welke men voor-
been zoo wel als eiken in menigte in Germanien
^ond , of anders een Bosch- of Woud God
betekenen, en dan Was het te meer vreemd,
ïj8 t a n f a n a,
dat men hem in een beflooten Tempel 2011
geplaatst hebben. Men vergelykt hem by Pan
den Veld en Vee-God der Romeinen , of den
God van \'t heelal yolgens de Griekfche betekenis
van \'t woord; -— by de Faunen , die in \'t
Gothiïch Fanen of Foonen genaamd seyn , en
met den Romeinfchen silvanüs, In dit alles
ftraalt de oude zugt door, om de Godheden
der Germaanen zoo veel mogelyk Romeinfche en
Griekjche naamen op te dringen en met de God-
heden van deeze volken gelyk te ftellen, waar-
van wy de ongerymdheid voorheen hebben
aangetoond. — Men komt digter by de een^
vouwdige waarheid, wanneer men hier denkt
om het Duitfche woord -- Aanvank , van
ouds fAnvank of Tanfank , gelyk de beroem-
de hoofd het in zyne vertaaling van taoï-
Tus fchryft, het Begin* En dan zou dit het
zelfde Wezen zyn , het welk de Hebreen en de
Christenen, den Eerften en den Laatften , het
Bagin en het Einde aller dingen noemen. Ik
ineen toch getoond te bebben, dat de oude
Germaanen, zonder tot dien trap van verlich-
ting, welken wy bezitten , gevorderd te zyn,
veel eenvoudiger en zuiverder denkbeelden
van de Go lheid hadden , dan de Grieken en
Romeinen in hunne meeste befchaafdbei\'l. Even-
wel üurve ik hier niets bepaalen (*) ; alleen
moet
. (*) He inwooners van hét eiland Otuheiti ooeffieö
-ocr page 192-ell enpen v an den o olllog. i59
moet ik \'er nog byvoegen , \'dat de Romeinen
even zoo wonderlijk met vreemde woorden en
naamen plagten te handelen , en dezelve naar
hunne taal te wringen , als weleer de Grieken
en nu dc Franfchen, Cluverius plaats dee-
zen tempel tusfchen de Eems en de Lippe. —
Jac, gronovius wil, dat de Stad Zutphen, in
\'t Latyn Zutplmnia , daarvan \'t aandenken iu
haaren naam nog zou bewaaren. -
D. De laatfte gedagte over deu oorfprong
van dit woord komt my niet onwaarfchynlyk
voor. - Ik had zoo min als Vredegonde zulk
eene houding van germanicus verwagt. Een
veldheer moet altoos den moedwil van zyne
foldaaten in toom houden , of men kan gepleeg-
de wreedheden, op zyne rekening zetten.
E. Hy gedroeg zich in dit geval, even als by
het ftralFen der Romeinen in de legerplaats , —•
als een bloot aanfchouwer , en zal hunns
Wraak, volgens het denkbeeld van die ty len.
Waar in de oorlogen veel bloediger waren.
Wettig niet hebben durven tegenhouden ; dit
alleen kan ik tot zyne verfchooning bybren-\'
gen, De Romeinen hadden geen enkele wond
in deeze nederlaag ontvangen, maar het ftond
\'er na , dat zy \'er egter niet heels huids zou-
den afkomen. -De Brud;eren, de Tubanten en
Ufipeten , welke niet ver van daar woonden,
dooi- de z-! Oagting gaande gemaakt, zog-
ten hei: overwinnend leger in den terugtogt
den
-ocr page 193-nieuwe
l6cb
den pas af te fnyden. Germanicus , hier van
verwittigd, trekt in flagorde voort: een gedeel-
te der ruitery en der bondgenooten in \'t fpits,
twee legioenen in \'t midden , het derde met
de overige bondgenooten en ruiters in de ag-
terhoede. De Germaanm vallen, zoo dra de
Romeinen in \'t-bosch waren , aan alle zyden
met ineengedronge hoopen geweldig aan, en
brengen de ligte troepen in wanorde. Ger-
manicus fnell naar het twintigfte legioen,
dat in de agterhoede en \'t meest benard was,
en roept hen toe : ,, nu is het tyd , om de
fchande van uwen opftand voor altoos uit te
wisfchen — voort, haast u , om uwe fchuld
voor roem te verruilen] Het legioen, hier door
aangevuurd, dryft met éénen aanval de vyan-
den te rug , raakt met hun al vegtende in \'t
open veld, en verflaatze, terwyl de voorhoe-
de reeds het bosch te boven was , en bezig
om het leger te verfterken. De togt wierd
vervolgens niet gehinderd , en de krygsknegt
trok, als of \'er niets gebeurd was , in zyne
winterlegering.
R. Dat liep niet gelukkig af voor de G«r->
maanen»
E. In geenen deele en egter was tiberius
met al deeze gelukkige uitkomften, maar maa-
tig te vrede. De groote fommen gelds en het
ontydig ontflag, dat men de krygsknegten
Bloest geeven, ftonden hem weinig aan. Voor-
)
-ocr page 194-o n ï^ ü s i- e n. ïisi
öl bekömmerde bem de roem, welke germa-
\'^icug door deeze bedryven behaald, en den
invloed, welken hy daar door in het leger en
*n de ftad verkreegen häd. Hy deed daar op
\'^an aftes verflag in den Raad, fprak minder,
®aar met meer nadruk van drusus , dan van
germanicus ; egter tot lof van beiden: ook
Wierden voor den een zbó wel als voor den
^nder volgens dio cassius plegtige offerhanden
beftemd. Men gaf aan het leger in Pannonieé
dezelfde voorregten , die in Germanien waren
toegeftaan, en tiberius neëmt ten laatften dë
Opperheerfchappy zonder meer uitvlugten al-
léén op zich : hy was toen zes en vyftig jaär
bud. In het zelfde jaar ftierf de berugte ju-
liA , de huisvrouw van TiBERitJS. Hy had
lot, toen hy aan de regeering gekomen
^as, geenszins willen Verzagten , maar haar
\'^öor gebrek en een langduurige kwyning als
^^lling laaten omkomen, in vertrouwen; dat
\'^^ar dood door dert verren afftand het min-
gerugt zou maaken. Sempkonius grac-
^Hus , een man van beroemde afkomst,
^\'^hrander en welfpreekend, die by het leeven
agrippa en vervolgens van tiberius over-
spel met haar bedreeven had, liet Tiberius op
^t eiland Cercina in Africa , waar hy veertien
als balling geweest was, ook ter dooi
\'^.\'"^ögen. —— In het volgend jaar , het vyf-
\'^ende na christus geboorte, wierd aan ger-
DEEL. L nk*
-ocr page 195-seg estes
manicus een zegenpraal over de Germaane%
toegertaan , fchoon de oorlog tegen hen in \'£
minst niet gëeindigd was. Die veldheer ging
met groote ontwerpen zwanger, welke in dee-
zm zomer moesten ter uitvoer gebragt wor-
den. De veldtogt wierd in \'t begin van het
voorjaar geopend door een onverhoedfchen in-
val in het land der Catten. De oneegigheid,
welke tusfchen de twee voornaamfte opper-
hoofden ARMINIUS en SEGESTES plaatS had 5
waarvan de een door het verraaden de ander
door zyne getrouwe aankleeving van de Ro\'
meinen beroemd was, gaf hoop op eea .goedea
uitflag.
. D. Waaruit fproot die verwydering? .
E.-Arminius had de dogter van segeste.\'?,
welke aan een ander reeds verloofd : was ^
gefchaakt, en het huwelyk, dat fchoonva-
der en fchoonzoon aan elkander . verbindea
moest , veroorzaakte nu de grootfte verhitte?
ring. Het fchenden van de vaderlyke rechtert
en gegeeven woord wierd by den Gemaari
zeer hoog opgenomen. Segêstes. had in defl
algemeenen opftand ten tyde van varus oofe
wel de wapens opgevat, maar hy had zich met
arminius niet vereenigd. Integendeel, hy ha<J
varus geraaden al de opperhoofden in hechte-
nis te neemen j men zou dan by de uttkomf^
zien , wie fchuldig en wie onfchuldig was , ^^
Germaanen zouden zonder aanvoerers niet^
durveiï
-ocr page 196-A R M t N i Ü S. 163
durven onderneemeu; maar varus fcheen ge*
heel verblind en arminius dienstbaar te moe-
ten zyn aan het noodlot, dat over de Romeinen
befchooren was. Zoo dagt tacitus \'er zelf
over.
D. Wie handelde beter ? Arminius welke
^yn vaderland zogt wreeken , of segestes ^
die de Romeinen in de hand werkte ?
■ E. Deeze vraag myn diderik , zal zich
naderhand beter ontwikkelen. Germanicus
geeft vier legioenen, vyfduizend man hulptroe»
pen, en de oproerige benden, die aan deeze
Zyde van den Rhyn zich ophielden aan CiÉci-
Na: hy zelf ftelt zich aan \'t hoofd van een ge-
lyk. getal keurbenden , en tienduizend man
bondgenooten , brengt de fterkte, die zyn vader
Drusus wel eer op den berg Taunus aangelegd
bad, in volkomen ftaat, ora voor eene wyk-^
plaats te dienen , en rukt daarop met zyn leger ,
dat nergens door belemmerd was, op de Caï-
ien in. Door eene buitengewoone droogte
Waren de rivieren zeer laag. Niets verhinder-
de den marsch. Germanicus liet alleen lu-
cius APRONius agter , om den te rugtogt by
het aanwasfen van het water te verzekeren.
t)e Catten wierden zoo on verwagt overvallen ^
dat zy hunne vrouwen, oude lieden, nog kin-
deren in veiligheid hadden kunnen brengen.
Alles wierd gevangen of gedood. De weerbaa-
re manfchap. zwom den Eder over, eu belette-
L 2 dea
164 de catten.
den de Romeinen den overtogt. Zy moesteii
uiet pylen en zwaarder fchutgevaarte te fug
gedreeven worden. Men kwam te vergeefsch
in onderhandeling , na dat eenigen tot germa*
Nicus waren Overgegaan. De ovërigen werden
met veflaating ^an hunne dófpen én4;ehugten
in de bosfchen verflrooid. Na dat de hoofd-
plaats van dit volk , ^attium verbrand en het
open länd lütgeplunderd was , keerde germa-
nicus naar den Rhyn. De Germaanen^ Welke
anders , wannéér zy meer uit overleg , dan uit
vrees te rug viryken , de agterhoede ontrusten,
dorsten nu geen aanval waagen. De Cheruscen
waren voorneemens geweest de Catten by te
fpringen , maar c/Ecina hield hen door heen
en weer te trekken in bedwang. De Mar/en ^
die een aanval v^raagden, wierden afgeflaageui
■ Vr. Het is al weer het ongeluk der Germaa^
nen, dat zy niet met vereende magt op de Ro-
meinen aanvallen.
E. De verdeeldheid tusfchen AiiMiNius eri
segestes , deedt hier veel toe. Het ftond
eenigen tyd tusfchen beiden , wiè de overhand
behaalen zou. Arminius, die den oorlog ten
Itcrkften aanraadde kreeg eerlang den meesten
aanhang onder de krygszugtige Germaanen^
Nu moest segestes het ontgelden. Door
zyne eige landgenooten in \'t naauw gebragt ^
moest hy by germanicus om byftand fmeeken^
SfiGßsTES had zyn zoon zegemond by de ge-
zan-
-ocr page 198-s E G E s T! E ï6$
kanten gevoegd. Deeze jongeling was tot op-
perpriester verkoren by den altaar der Ubiers^
^aar hy had , toen de Germaanen tegen de.
domeinen ppftonden , zyne priesterlyke hair- ✓
^^nden aan ftukken gefcheurd , en was tot (
ben overgeloopen. -- Dit deed hem aar-
zelen ; maar zich verlaatende op de zagtmoe-
^igheid van germanicus , waagt hy het den,
last van zyn vader ter uitvoer te brengen; hy
^ordt vriendelyk ontvangen en onder befchut-
ting naar den Gallifchen Rhynoever verzonden.
Germanicus trekt daarop te rug en ontzeE
GESTES met eene menigte van bloedverwan-
ten en aanhangelingen. Onder eenige edele
Vrouwen muntte de echtgenoote van arminiüs ,
öe dogter van segestes , uit. Zy, meer voor
baaren man, dan haaren vader gezind, hield,
donder eenen traan te ftorten , of een demoedig
^Oord te fpreeken, de hand onder den boezem ,
de oogen op haar zwanger lighaam geflagen.
zag hier ook een groot gedeelte van den
^Uit, welke het leger van varus ontnomen
Vas, en nu door hen , die zich overgaven,
de Romeinen weder werd ter hand gefteld,
^Egestes , die door zyne geftalte en onver-
schrokkenheid als een oud bondgenoot der
domeinen uitmuntte, fprak gerivjanicus in
deezer voege aan. ,, Het is thans niet yoor de
^^rftemaal, dat ik de Romeinen blyken geef van
\'^yne trouw en ftandvastigheid. Sedert ik van
L 3 AUGUS-
-ocr page 199-aügustüs met htt burgerrecht vereerd ben»
zyn uwe vyanden myne vyanden , en uwe
vrienden myne vrienden geweest. Ik ben myö
vaderland nimmer afgevallen, want een verraa-
der is gehaat, zelfs by hen , dien hy dient:
maar ik begreep , dat de vrede den Romeinen
en den Germaanen even nuttig w-as , en ver-
klaarde ray daarom tegen den oorlog. Ik ont-
dekte den roover van myne dogter , en den
fchender der verbonden aan varus. De flap\'
heid van den veldheer hield my op den tuil :
eindelyk wierd alles bedorven. Ik heb my
vervolgens tegen arminius verzet, en heb
hem beurtelings in hegtenis genomen , of befl
door zyn aanhang krygsgevangen gemaakt.
Nu het my gebeuren mag u te fpreeken, betuig
ik niets meer te verlangen dan de oude vriend-
fchap herfteld en alies in rust gebragt te zien.
Ik bedoel geene belooning, maar alleen my te
zuiveren van alle verdenking. Altoos zal ik
Hiy verblyden myn volk tot een middelaar te
kunnen verftrekken , zoo zy maar een tydig
berouw liever hebben, dan hun verderf. De
jongheid van mynen zoon zal zyne dwaaling,
hoop ik. verfchoonen, en het ftaat aan u te be-
ftisfen over het lot van myne dogter , door de
noodzaakelykheid hier gekomen ; _ wat het
meest behoore te gelden , dat zy zwanger is
by ARMINIUS, of dat zy uit my is geboren."
D. Segestes wordt nu by my in veel guo-
ftigef
ï66
t e. s*
s e o e
ftiger licht, dan te vooren befchouwd. Zeker
is hy met open armen ontvangen.
E. De gevoelens over beiden waren toen\'ze-
kerlyk zeer onderfcheiden, gelyk zy noch zyn.
Tacitus, en dit kon men van een Rcmein niet
anders verv/agten , befchouwt • Arminius niet
anders , dan als een beroerder van Duitschland y
een trouwloozen bondbreeker, wiens ftoüte taal
en voorkomen, hem, gelyk altoos in onfluimige
tyden , bet meeste vertrouwen deed winnen,
en als de grootfte beminnaar en verdediger van
zyn\'Vaderland byzyne onrustige landgenooten,
gehoor krygen De Duitfchers denken nog
zoo over hem als hunne voorvaders, en noe-
men SEGESTES in tegendeel een afvalligen ,
een verraader van zyn Vaderland. Wy kun-
nen , daar wy alle de omftandigheden niet-
weeten, zeer bezwaarlyk in deeze zoo ver uit
een loopende gevoelens eene juiste beflisfing
maaken. In myn oog is arminius niet zoo
groot, als hy by de Duitfchers is; nog seges-
TEs zoo goed, als hy by de Romeinen gefchat
wierd. Zy werkten geen van beiden uit zui-
vere beginfelen , welke van siïgestes reeds
bekend
-ocr page 201-ï6S tocht tegen
bekend zyn , en in arminius zich wel nadeÉ
zullen ontdekken. —— Her antwoord van
germanicus was , zoq als gy het verwagtte.
Aan de kinderen en bloedverwanten van se-
gestes wor it alle zekerheid , en aan hem zyn
oude verblyfplaats toegezegd, welke tacitus
egter als een Romeins ch gewest befchouwd.
Germanicus keert daarop met het leger te rug,
en wordt op bevel van tïberius Imperator ge-
naamd. De vrouw van arminius beviel van
een zoon, welke te Ravmna opgevoed, nader-
hand de fpeelbal van het fortuin is geworden.
M. Het verwondert my zeer, dat gfrmani.
cus en arminius elkander zoo lang met vrede,
laaten. Hoe wierd het gunftig onthaal van,
SEGESTES opgenomen?
E. Zeer onderfcheiden : naar dat men den
vrede wenschte of naar den oorlog verlangde.
Arminius , van zelfs vuurig, raakte nu, nu zyne.
Iiuisvrouw geroofd was , en zyn zoon in flaa-
verny gehouden wierd in volle woede , en
vloog overal, om de Cherufcen tot het opvatten
der wapens tegen c.esab. en tegen segestes
op te rokkenen. •—— 55 Ik , zeide hy, heb
drie legioenen , en zoo veele Legaaten ter ne-
dergeveld, waarvan de zegenryke gedenktekens
nog uwe bosfchen verfieren.--D^af vegt
men tegen weerlooze, zwangere vrouwen.
Laat stgestes den overwonnen oever bebou-
Weïi i en zynen zoon het priesterfchap wedei;
be-
-ocr page 202-bezorgen. —— Wy hebben het leger van den
Vergoden augustus niet gefpaard, en zullen
ïiu de afgezondenen van zyn opvolger tibe-
rius niet ontzien, nog vreezen voor een onbe-
dreeyen jongeling of voor oproerige benden,
ïndien gy uw vaderland en uwe bloedver\\Yan-
ten bemint , indien gy liever naar uwe eige
Wetten vry wilt leeven , dan andere meesters
gehoorzaamen, dan nieuwe volkplantingen uit-
maaken , zoo moet gy liever arminius , die u
tot eere en vryheid wil voeren dan segestes
Volgen, die u onder eene fchandelyke flaverny
2oekt te brengen." Niet alleen de Cheruscen ,
maar ook de nabuurige volken , wierden hier
door op de been gebragt. De oom van arminius ,
een oud geagt bondgenoot der Romsinen, inguio.
iiER wierd hier door ook weggefleept. Dit maakte
de zaak te ernftiger. Om de geheele magt der
Vyanden niet op den hals te hebben, beveelt
Germanicus c^ecina met veertig Romeinfche
benden naar de Ems door het land dèr Brud:e\'
Ten te trekken. P^do moest met zyne ruitery
ïiaar de grenzen der Friefen: germanicus zelf
gaat met vier legioenen te fcheep , en trekt
over de meiren. De ruitery, het voetvolk en
de vloot komen op den befl:emden tyd by ge-
belde rivier by een. De Chaucen , die hulp-
benden beloofden, worden als deelgenooten in
den kryg aangenomen. De Bruëteren verderven
hun eigen land , maar worden door sterti-
L 5 Nius
ï70 het slagveld
Kius met ligt gewapende benden op de vlugt
geflagen. Onder de gefneuvelden en den buit
trof men gelukkig den arend aan , welke het
negentiende legioen ontweldigd was. Het le-
ger trok vervolgens door tot aan de grenzen der
BruEteren, en verwoestte tusfchen de Eetns en
de Lippe, al wat het ontmoette. Nu bevond
het zich niet ver van de plaats , waar de
Romeinen zulk eene zwaare nederlaag gelee-
den hadden.
M. Waar was die?
E. In het Teutoiurgfche bosch, het geen men
voor het Teuteherger wald houd, waar eene plaats
is WinfeU genaamd, naby het ftedeke Horn in
Westphalen, volgens lipsius. Germanicus
was bsrigt , dat de overblyffels van varus (*)
en zyne legioenen daar nog onbegr.T.aven lagen.
Dit bewoog hem , om aan de gefneuvelde be-
velhebbers en foldaaten de laatlle eer aan te
doen. Het ganfche heir is met dezelfde be-
geerte bezield. Hy zendt e^ciNA vooraf, om
dat gevaarlyk woud te doorfnuffelen, en overal
in moerasfige plaatfen, bruggen of dyken aan
te leggen.. Zoo trekt het leger treurig dit ake-
lig bosch in. Het geheugen en het gezigt
maakten dit fchouwtoonneel des te naarder.
Men
(*) Volgens het naauwkeurig berigt van vell.
fatercolus is het lyk van varus door maroeoduüS
gan augustus gezonden en begraaven.
van v a r u
Men ontdekt aan zigtbaare tekenen de over-
blyffels van de ruime legerplaats voor drie le-
gioenen : — wat verder zag men een half op-
geworpe wal en eene ondiepe graft, waar agter
zich het overfchot had zoeken te bergen. Mea
zag de bleeke beenderen van menfchen, van paar-
den en gebroke wapenen onder een, of verfpreid ,
of op eene hoop, naar maate jmen had moeten
wyken, of zich te vergeeffch had tragten te
verdedigen. Rondom zag men de hoofden der
geflagte en geofferde overfl:en aan de boomen
gehegt, en niet ver daar van af , de overhlyf-
zels van de Altaaren der Germaanen, \'£r wa-
ren eenige weinigen , die uit den flag , of hun-
ne banden ontkomen waren , welke nog aan-
wyzing konden doen. „ Hier , zeiden zy,
fneuvelden de Legaaten, daar verloren wy on-
ze veldtekenen, — hier wierd varus voor \'t
eerst gewond. Op deeze plek benam hy zich
zelf het leeven, en maakte arminius van zyu
lyk een fpreekgeftoelte." Voorts verhaalden
zy hoe veele galgen \'er voor de gevangenen
wierden opgerigt, hoe veele kuilen gegraaven.
Met welk een fchimp en gejuig zy zich meester
maakten van de veldtekenen. - Zoo wier-
den de beenderen , zonder dat meu zyne ge-
fneuvelde bloedvrienden van vreemden onder-
kennen kon, onder het fliorten van traanen, zes
jaaren na den flag, met eene fombre ffilte begraa-
ven. Men rigtte eene aanzienlyke grafftede van
aarde
171
onbeslisssmd
aarde op, waartoe germanicus de eerfte zoq-
den aanbragt, en zwoer by dezelve, de fchiin-
inen der gefneuvelden te zullen wreeken.
M. Dit was in der daad een aandoenlyk
fchouwlpel, en het was braaf, dat germani-
cus aan het overfchot van zyne ongelukkige
medeburgers de laatfte eer bewees.
E. Hy voldeed niet alLeen aan die voorfchrif-
ten van menschlievendheid, waar op de Grie-
ken en Romeinen zeer gezet waren , maar hy
verbitterde daardoor zyn heir te fterker by
een naakenden veldflag tegeq arminius. Hoe-
wel tiberius, die alles in germanicus mee,
een verkeerd oog befchouwde van gevoelen,
was , dat den foldaat daar door de lust tat
vegten moest vergaan, en de vyand te vrees-i
lyker worden. — Hierop gaat germaniv
cus zynen vyand opZQeken , welke hem in
ontoegankelyke plaatzen fcheen te ontwy-
ken. Hy laat het kamp , dat arminius het
laatst heilagen had door de ruitery bezetten.
De Germaan verzamelt Zyn volk, en Iaat het
langs de bosfchen voorttrekken. Qp \'t onver-;
wagtfte wendt hy zich en geeft terftond aan
hun , die in de bosfchen verfteeliep waren,
bevel, om voor den dag.te fpringen. De ruite-
ry wordt door deezen onverhoedfchen fchok
over hoop geworpen. De aangerukte hulpben-
den raaken ook op de vlugt, en vermeerderen
den fchrik. Zy worden naar een moeras ge-
dron-
Ïf2
gevegt, 1^3
drongen , dat aan de overwinnaars bekend ^
maar voor de onkundige vlugtelingen doodelyk
was. Het zou \'er liegt hebben Uitgezien, indien
germanicus niet ter regter tyd aan \'t hoofd
van zyne legioenen was toegefchooten. De
Germaanen worden op hun beurt verfchrikt, en
de Romeivfche benden grypen nieuwen moed j
en gelegenheid tot een eerlyken aftogt.
R. Arminius toonde hier toch, dat hy zoo
wel met de wapens als met list zyn voordeel
wist te doeui
E. De eer van dapperheid kan niemand heni
betwisten: maar bedrog blyft altoos bedrog en
laagheid. Hier en elders heeft hy de Romeinen de
handen vol gegeeven, fchoon het te verwonde-
ren is, dat hy zich niet meer van zyn voordeel
bediende: maar dit fchynt zyn gebrek te zyn ge-
weest , hoewel het thans hier niet by blyft, Ger \'
MaNICUS keerde, na deezeuweinig beflisfenden
Veldflag naar de Eems te rug, en fcheepte daar
zyne troepen weder in , een gedeelte van dé
ruitery iaat hy langs bet fl:rand naar den R}iyn
trekken. C^cina moest langs den weg, dien
hy gekomen was voortrukken , om eene moei-
jelyke pas, welke men de Lange Bruggen noem
de, te boven te komen. Ten tyde van augus-
tus bad l. domitius tusfchen uitgeftrekte
öioerasfen een dyk aangelegd, welken men dien
^aam gaf. De grond beftond uit leem, of een
^^aare vasthoudeiiXJe kley , overal met geulen
en
-ocr page 207-de romeinen
eji flooten doorfneeden , waar men geen vasteü
tred had : hier en daar waaren hoogten met
bosjes bezet. Arminius was met verhaaste
marfchen, langs den korfl:en weg, de Romeinen ,
met pakken en wapens bezwaard, voorgekomen,
en had zich daar gelegerd. C^ecina vond zich
genoodzaakt om den weg, die door den tyd
vervallen was , zoo goed mogelyk te herfl:el-
len, en te gelyk den vyand af te keeren. Hy
floeg daar zyn leger op , waar zyn volk het
werk kon voortzetten , terwyl anderen hen be-
fchermden. De Germaanen poogen van tyd tot
tyd door te breeken, en het volk af te matten.
Het gelukt hen eindelyk : alles is ia rep en
roer : het geroep van den werkenden en veg-
tenden foldaat , baart de grootfte verwarring
en verlegenheid. Alles loopt de Romeinen te-
gen op een flagveld , daar meu niet vast kon
ftaan, by eiken voortgang te rug gleed, door
de zwaarte der harnasfen weg zonk, en wegens
het water geene werpfchichten met vrugt kon
gebruiken, terwyl de Germaanen, gewoon in
moerasfen te vegten , door hunne gropte lig-
haamen en lange fpiesfen zich even goed wisten
te redden , en hunnen vyand wond op wond
toebragten. By geluk fcheidde de nag^ een ge-
vegt, dat met zulk een ongelyken kans gehou-
den was. De Germaanen bleeven onvermoeid ,
door het behaalde voordeel aangemoedigd, en
wisten het water van de hoogten in de laagte
274
in \'t naauw. 175
te brengen, waar door alles onder liep en het
onbeftorve dykwerk vernield raakte. Al de
moeijelyke arbeid van den krygsknegt wierd
daar door vrugteloos.
Fr. Ik verwagt een tweede Vmaanfche ne-
derlaag.
E. Het zou \'er ook van geworden zyn, in-
dien een varus hier het bevel gevoerd had.
Maar C/ECIna een man , die veertig jaar als
foldaat of als bevelhebber gediend had , kan
zich in tegenfpoed, zoo wel als in voordeelige
omftandigheden redden. Zyne tegenwoordig-
heid van geest, die hem nooit verliet , doet
hem befluiten de Germaanen in hunne bosfchen
zoo lang in bedwang te houden , tot dat de ge-
kwetften, en de pakkaadje vooruit geraakt waren,
In \'t midden van het gebergte befpeurde hy eene
vlakte , welke tot een klein flagveld gefchikt
was. Hy plaatst het vyfde legioen, aan de reg-
te , het negende aan de linker vleugel. Het
eerfte legioen moest deu voor togt hebben , en
het twintigfte de agterhoede uitmaaken. Het
plan was Wel gemaakt , indien het maar wel
was uitgevoerd. De nagt wierd voorts op eene
gantsch verfchiUende wyze doorgebragt. -—-
By de Germflflwe« met vrolyke gasteryen en een
luid krygsgefchrei, dat de dalen vervulde, eu
op de bosfchen weeromkaatfte. - By de
Romeinen heerschte een droevige fomberheid.
t)e vuuren waren byna uitgebluscht, en de fol-
daat
ROMEINS^
daat dwaalde moedeloos tiisrchen de tenten, of
genoot, hier en daat langs den dyk uitgeftrekt j
een dngerusten flaap. Een akelige droom maakte
denzelven voor c^ecina zeer ontzettend. Hy
zag VARUS met bloed én flyk bezoeteld uit de
moerasfen te voorfchyn komen; deeze fcheen
hem tot zich te roepen eh de haiid toe te fei-
ken,welke c^cina weigerde aan te neemen.—-
Zoo dra het licht doorbrak , begon de togt ^
maar de twee legioenen , welke de vleilgelg
iiitmaakten , verlieten of uit vrees of uit kop-
pigheid , de plaats hun aangeweezen, èn namen
fchielyk het kamp in: verder was het moeras.
Niets verhinderde nü arminius hen aan te val-
len; hy toeft egter, tot dat hy de bagagie tri
den modder en in flooten ziet fteeken, de krygs-
. knegten om dezelve in verlegenheid, de-orde
verbroken , en elk in de weer om zich zelf te
redden , zonder op bevelen behoorlyk agt tè
flaan. In dit oogenblik laat hy zyne bendeii
aanrukken en roept : ,, Zie daar varus en de
legioenen door \'t zelfde noodlot geflagen!\'*
raet een breekt hy met een uitgeleeze bende
door \'de gelederen der Romeinen, en maakt zyn
werk om vooral de paarden te kwetzen. Deeze-
door de veïkreege wonden verwilderd, vonden
op een flibbergladden bodem, door hun bloed
lïog meer geweekt, geen de minfte vastigheid;
zy werpen hunne beryders af, loopen al wat
hun ontmoet omver , en vertreeden, wat op deö
grond
176
grond ligt» De arenden verfchafFen het meeste ii
werk, welke tegen een hageibuy van werpfpies- - ^
fen niet konden vooruit gebragt, nog hi een O
flykerigen grond geplant worden. C^cina
2elf, daar zyn paard onder hem viel, wierd ter
naauwernood door het eerfte legioen gered:
aien had hem reeds omüngeld. Alles was ver-
loren geweest, indien de Germaanen , verhit
op den roof, niet van de flagting hadden afge-
houden en aan het plunderen waren gegaan.
De avond begon deezen noodlottigen dag te ein-
digen. Al vegtendeen zukkelende bekwam mea
eindelyk, na een uiterfte pooging, een open
Veld en vasten grond.
Vr. Welle een moordtoonneel!
«t
E. Nog is het niet geëindigd. Alles ont^
brak: men moest nieuwe verfchansfingen maa-
ken , maar gereedfchappen waren \'er niet.
Geene tenten , geene verkwikking voor de ge-
quetften, dan in een weinig brood met bloed en
flyk bemorst. - Zoo moest men op nieuw
een akehgen nagt intreeden , om na denzelven
eenen dag, voor zoo veele duizenden doodelyk ,
te wagten. Een losgebroken paard baart eeij
uieuwen fchrik: terwyl het alles omver werpt
en nageroepen wordt , verbeeldt zich de be-
angfte menigte , dat de vyand reeds in de wal-
len is ingebroken : elk zoekt een goed heen-
l^omen in de duisternis , door de tegenover-
baande poort. CiECiNA poogt hen te onder-
IV. DEEL, M rigten,
-ocr page 211-O N V E B. W A G T E
rigten , tegen te houden, maar te vergeeffch:
eindelyk werpt hy zich voor den uitgang ne-
der , en dit was het eenigfte middel, om hen tot
bedaaren te brengen, en van de ongegronde
vrees te ontheffen. —— Zoo dra de dag aan-
breekt 5 roept c^ciNA zyne benden by een.
Hy brengt hen onder \'t oog, dat \'er geene uit-
komst was, dan in hunne wapenen, en in een
welberaaden m.oed. Men moest binnen den
legerwal blyven, om daar den aanval der
vyanden af te wagten. De vlugt was ten hoog-
ften gevaarlyk, daar zy niets dan moerasfen ,
bosfchen en een vervolgenden vyand te dugten
hadden. \'Er was niet anders op, dan een uit-
val te doen, wanneer zy naderden. Hy ftelt
hen voor oogen , wat zy te verliezen hadden ,
— wat zy te wagten hadden , indien het hun ge-
lukte de gevaaren, (die hy voor hen verborg,)
manmoedig door te worftelen. Hier op deelt
hyde paarden der bevelhebberen, ook zyn eige
paarden,zonder aanzien van rang,aan de fterk-
ften en dapperften uit , op dat zy den eerften
uitval mogten doen, en voor het voetvolk
ruimte maaken. De nagt wierd by de Germaa-
nen doorgebragt met overleg, hoe zy best hun-
ne uitzigten zouden bereiken, en zich van het
geheele Romeinfche leger en den buit meester
maaken. De gevoelens waren verdeeld. Ar-
MiNius had nu twee , driemaalen ondervonden?
dat het best was de Romeinen in den marsch op
sulk
178
R. E D D I N ö.
Zulk een, voor hïn ongunftig, temin, aaö te val-
len. - Ingüiomer was \'er voor, om hen
te omfingelen en te beftormen. „ De vesting
^on geen wederftand bieden , en dan was alles
ïn hunne magt; geen man, geen buit kon hun
Ontflippen." Dit laatfte voorftel voldeed best
aan \'t oogmerk, en — teffens aan het plan van
CiEclNA. Naauwlyks breekt de dag aan, of
men werpt teenen horden over de graften, men
beklimt de wallen , waarop zich hier en daar
maar een man vertoonde, die door vrees als in
een ftandbeeld fcheen veranderd te zyn. ——
Dit doet de Germaanen geheel zonder orde aan
alle kanten den aanval verdubbelen. Terwyl eik
de eerfte in den aandrang is, wordt het teken
van binnen gegeeven. Op het geklank der bazui-
nen en trompetten gaan de legerpoorten open,
Romeinen vallen uit, en hunne beftormers on-
verhoeds in den rug. Deezen hadden op zulk
een verfchynfel geenszins gedagtj het verminderd
getal en de weerloosheid der Romeinen had hun
Zorgeloos gemaakt: nu wordt hunne overmoed
door het onverwagt gezigt der wapenen , en
het krygsgefchal der Romeinen geheel gedempt.
35 Hier zyn, roepen deezen, geene moerasfen ,
geene bosfchen j nu kunnen wy op gelyken
hodem onder het opzigt van onzydige Godhe-
den vegten." De Germaanen waren na hec
keeren van den kans zoo bedremmeld, als zy
te vooren moed betoonden. Zy laaten zich
M 2 ais
a a R i p- p I n a s
ito
als lammeren Aagten door hun , die zy we-
gens de verlegenheid, waarin zy zich bevonden 5
veragt hadden. Arminius zelf, fchoon onge-
kwest, laat zyn volk in den noo5. Inguio-
mer moest het gevegt ontwyken wegens zy-
ne wonden. Zoo lang !de dag duurde, duur-
de de flagting en de woede der Romeinen. De
nagt eindelyk aanbreekende, trekkenze in hun-
ne legerplaats, waar zy het zelfde gebrek, hec
zelfde ongemak , maar alles vergoed vinden
in hunne overwinning. — Gy leert uit dit geval
arminius en zyne Germaanen nader kennen.
Hy gedraagt zich niet als de regte aanvoerer,
die, gelyk g/ecina , zijn volk uit onvoorziene
ongelegenheden moet weeten te redden. — De
Germaanen beantwoorden hieraan hetcharaéler
dat tacitus van hen heeft opgegeeven. On-
befuisde dapperheid maakte hen byna onws-
derftaanbaar iu den aanval: een onverwag-
te keer brengt hen ras in verlegenheid en wan-
orde. — Het gerugt, dat het leger der Romeinen
omringd en vernield was, en de overwinnende
Germaanen naar Gallien in aantogt waren,
Jiad intusfchen alomme den fchrik verfpreid,
en zoo agrippina het niet verhinderd had ,
zou men de brug over den Rhyn uit vreeS
en voorzorg terftond afgebroken, en daar
door het Romeinsch leger in de grootfl:®
ongelegenheid gebragt hebben. Die groot®
vrouw nam het werk van Veldheer in afwee-
HELD E N M O E D; i§r
ziglieid van hiaren germanicus op zich , zy
deehle de fokiaaten klederen uit, droeg zorg
Voor de gewonden , en ftelde zich by het te
rugkeeren der Legioenen aan den opgang vau
de brug , om hen met lof en dank te begroe-
ten. Zoo verhaalde c. plinius.
M. Dat was eene heldin ï
R. Vrouwen pasfen anders weinig in het
veld 5 maar zulk eene vrouw komt overal
te pas.
E. En egter wierd deeze voorzorg, deeze
oplettendheid , die zy voor den krygsknegt
toonde , hy den ergdenkenden tïberius euvel
opgenomen. ,,\'Êr bleef niets voor de opperbe-
velhebbers over , wanneer eene vrouw zich
met krygszaaken bemoeide en tusfchen de veld-
tekenen liet zien. Alles was maar ingerigt,
om het hart van het leger te winnen, daarom
had zy haaren zoon in het gewaad van gemeen
foldaat omgevoerd. Zy wist door haar gezag
de oproeien oader de benden te ftilien , het
geen de Keizer niet vermogt." De gunsteling
en ftaatsdienaar van tïberius , sejanus , gaf aan
deezen ergwaan voedfel , en wist van tyd tot
tyd de zaaden van nayver in het booze hart,
dat hy kende, te flrooijen, op dat hij zelf de
dooHe\'yke vrugten daar van mogt inzamelen.
-- Germanicus vond goed het tweede en veer-
tiende legioen uit de fchepen te ligten , op dat
öe^elve zoo veel te beter over de Wadden zon-
M 3 den
VITELtlUS
den, kunnen vaaren; of wanneer weer en wind
tegen liep, te digter aan de wal naderen. Hy
lietze onder het beleid van p. vitellius langs
het ftrand voorttrekken. Dit ging in den be-
ginne wel; dan een hooge fpringvloed, by dc
herfst-nagt-evening doorgaans voorvallende,
waarop de Romeinen niet gedagt hadden , maar
nu buitengewoon opgezet door een fterken
noordwesten wind , deed het water zoo hoog
zwellen, dat het ganfche land onder ftond,
en zy de diepten van de ondiepten niet
konden onderfcheiden. Alles verkeerde eer.
lang in een haare zee. Door de golven omver
gefpoeld, door de poelen verflonden , dry ven
de lastbeesten , de bagage , de doode lighaa-
men tusfchen de worftelende benden , die zon-
der eenige orde tot aan de borst , tot aan de
lippen in \'t water ftonden: f« den eenen voor,
den anderen na ziet men verzinken of wegdry-
ven. Te vergeefsch zoekt men elkander een
riem onder \'t hart te fteeken: geen beleid, gee-
ne dapperheid nog fterkte geeven hier eenig
voordeel regen deezen vyand. Vitellius heefc
eindelyk het geluk eene hoogte te bereiken,
( volgens ALTiNG 5 uLsens in Groningerland,} en
daar het overfchot van zyne legioenen te bergen ,
welke doornat, verkleumd, zonder vuur, zon-
der voedfel een jammerlyken nagt moesten door
brengen. Veelen, die naakt en gewond waren ,
konden zich niet anders , dan een gewisfen
dood
lU
ï N NOOD- 3§3
dood voor oogen flellen cn agtten zich veel on-
gelukkiger, dan hunne makkers, die op het bed
Van eer gefneuveld waren. Bij het aanbiieeken
van den dag zien zy land en gelegenheid, om
aan de rivier (*) Unfingis-, (de Hunefa of
Hünze) te komen , werwaards germanicus
met de vloot gefievend was en hen innam. Het
algemeen gerugt had zich reeds verfpreid, dat
zy allen waren omgekomen.
D. Nu liep het de Romeinen alles tegen.
Hadden zy uit het geval van drusus niet ge-
leerd ?
E. Men ziet \'er uit, dat zy de kaart van
het Land nog niet regt kundig waren. Een
geluk was hier by, dat dit ongeval in \'t land
hunner vrienden gebeurde. -- Sterïinius
was afgevaardigd 5 om segimer en deszelfs
zoon, sesithag, volgens strabo, de broe-
der en neef van skgestbs , welke zich over-
gaven , in genade aan te neemen. Dit ging\'
met den zoon zoo gemakkelyk egter niet,
als met den vader , om dat hem naging , dat
hy
(*) Tacitus Ann. I: 71 heeft visurgis. Dit is
een kennelyke misflag der affchrijVers. Germanicus
keerde van de Wezer te rug, en had dit volk aan
de Ems uitgezet. Aan den mond van de Hunz&
Was de haven Manamanis. Men noemt dit riviertje
thans het Groningerdiep en het Schuitendiep, Zie
Altimg not. Gem. iuf.
M 4
-ocr page 217-GEVAARLYKE
184
hy het lyk van varus befpot had. — Men had
zulk eene agting voor germanicus , niet al-
leen in Italien, maar ook in Gallien en Span-
je^ dat elk hunner medelyden had met zyne
ongelukken , en om ftryd wapenen , paarden
en geld tot vergoeding aanbood. De beide
eerfte wierden met dankzegging aangenomen,
maar germanicus verkoos de krygsknegten
nit zyn eige beurs te onderfteunen. De ge-
heugenis der gelede verliezen zogt hy door
vriendelykheid te leenigen. liy bezogt de ge-
"kwesten, bezag hunnen wonden, prees hunne
dapperheid, beurde hen door de hoop en roem
der aanftaande overwinningen op , en ftak elk
daar door een riem onder \'t hart. — In dit zelf-
de Jaar wierden aan a. ciecina, l. aproniuS
en c. siLius de eertekenen , aan de zegepraal
verknogt, toegeftaan. Schoon aan c^ecina
vooral het behoud van de Romeinfche legioe-
nen moet worden toegekend , was het \'er
egter verre van af, dat de Germaanen geheel
zouden overwonnen zyn, en zoo zien wy de
aanmerkingen van tacitus op de Romeinfche
zegepraalen over dit volk telkens bevestigd.
—■— Tot dus ver was de regeering van tibe-
rius draagelyk ; dat ik dit tusfchen beiden
zeg. Zoo lang gerbianicus leefde, handel-
de hy in fommige gevallen min heersch-
zugtig, dan augustus. Evenwel wierd de
gevaarlyke wet tegens de misdaad van gokwet-
w e t. 185
fte Majefteit weder ingevoerd. „ Voorheen
wierden alleen daaden, fchryft tacitus, maar
geene woorden geftraft. Indien iemand een
leger verried, het volk tot oproer aanftookte,
of door een opzettelyk flegt beftuur de Maje-
fteit van \'t Romeinfche volk benadeelde, wierd
hy fchuldig verklaard, maar nu wierd die mis-
daad federt den tyd van augustus ook tot
fchimpfchriften uitgeftrekt." Toen gaven de
kwaadfpreekende fchriften van cassius seve-
RUS \'er aanleiding toe , en lui naamlooze
hekeldichten, waarin de wreedheid en trots-
heid van tïberius 5, en de oneenigheid, waarin
hy met zyne moeder leefde, wierd doorgeftree»
ken. Maar deeze wet is vervolgens tot alle
kleinigheden uitgeftrekt, en wierd een aller
verfoeijelykfte bron van ongegronde befchul-
diging, onregtvaardige vervolging, verbeu-
ring van goederen , verbanning en moord,
waar door niemand in Uome zeker was. Dan
ik kan ray in geene byzonderheden inlaaten ,
maar wil liever germanicus in \'t ©og blyven
houden, zoo lang hy zich in Germanien, inde
nabyheid van het Eiland der Batavieren, be-
vindt.
Vr. Ik Jioop dan, dat hy met zyne agrippi-
^fA nog wat in deeze ftreeken vertoeven m.ag,
hoewel niet enkel om bloed te vergieten.
Ii, Wy zullen hem wel eindelyk in het eiland
^elf aantreffen,
iq6 nieuwe
E. Indien tiberius zyn oogmerk bereikt
had, zoudt gy germanicus ras zien vertrek-
ken. De onlusten hy de Partijen, welke den Ko-
ning VONONES , hen door de Romeinen gegee-
ven, verdreeven, gaven aan den Vorst een ge-
fchikt voorwendfel. Vonones vlugtte naar Ar-
menien , en, zich daar zonder den byftand der
Romeinen niet zeker agtende, naar Syrien, wer-
waards de landvoogd creticus silanus hem had
uitgenoodigd. Tiberius wilde zich van deeze
gebeurtenis bedienen, om germanicus van de
Legioenen, die aan hem zoo naauw verbonden
waren, af te trekken , en hem naar andere ge-
westen zenden, waar hy meer gevaar te dug-
ten en minder roem te wagten had. Dan ger-
manicus wilde dit toonneel des oorlogs niet
X\'erlaaten , voor en al eer hy met roem en
wraakneeming van de Cherufcen daar van
fcheiden kon. Hoe meer zyn vader hem wan-
gunUig, — de foldaaten hem toegenegen wa-
ren , des te meer wilde hy een oorlog , welken
hy met een wisfelvalligen uitflag, dan eens met
voorfpoed , dan eens met tegenfpoed , in het
derde Jaar voerde, fpoedig ten einde bren-
gen , eu daar toe ganfch andere wegen inflaan.
Hy had tot zyne fchade ondervonden, dat de
Germaanen de gelegenheid van den grond, de bos-
fchen, de moerasfen, een korten zomer en een
vroegen winter in hun voordeel hadden,daar zyne
benden door wonden, en lange veelvuldige toch-
ten
t o e r u s ï i n g. ï8j:
teil afgemat, of door gebrek aan wapens in \'toii,
derfpit raakten. Gallien was buiten, ftaat alle de
noodige paarden te leveren. De menigte krijgs-
enleger-tuig, welke zy met zich moesten voeren,
ftelde hen bloot aan een geftadigen onverwagte«
aanval, en maakte de bewaaring van dezelve
moeijelyk. Indien raen een anderen weg kon
uitvinden , waar van de Romeifien meester ,
maar de vyanden geheel onkundig waren, door
welken hy den kryg vroeger zoude tunnen
beginnen , manfchap en leeftogt te gelyk over-
brengen , en zonder man of paard te verliezen,
in \'t hart van Germanien dringen, daa was een
goeden uirflag te verwagten.
Fr. Waar was zulk een vt^eg op te fpooren?
E. Te water zekerlyk. Germanicus be-
fluit hier toe , zendt vitellius en cantius
om de fchattingen in Gallien op te haaien, terwyl
stlius antejus en c^ecina het bouwen en
toerusten van een tahyke vloot wordt aanbe-
volen. Duizend fcheepen fcheenen noodig, ea
deeze moesten in aller yl gereed gemaakt wor-
den. Zy waren van onderfcheiden maakfel;
fommige kort , met fpitfe voor- en agtcrfte-
vens , en een wyden buik , om beter zee tc
kunnen bouwen. Andere wai\'en plat van
hodem, om in ondiepe wateren gebruikt te
Worden. Een aantal had roers voor en ag-
^er, om met de riemen herwaards en der-
^vaards gezwind te kunnen aangevoerd wor-
den :
ïSB SCHEEPS\'
den : veele waren met zolderingen voorzien,
om fchietgevaarten , paarden en wapenen te
voeren. Deeze waren zoo wel bekwaam om
te zeilen , als gefchikt voor de riemen. Alles
kreeg van tyd tot tyd een meer luisterryk en
fchrik verwekkend aanzien.
D. Waar wierd deeze geheele vloot door het
krygsvolk, zoo ik uit het voorgaande beiluiteg
gereed gemaakt?
E. Daar fpreekt tacitus niet van, In en
naby het Eiland der Batavieren waren de win-
terlegeringen : van verre konden nog behoefden
die fchepen niet te komen. Overal leverden de
bosfchen een genoegzaame bouwftof op, en in
het Eiland ontbrak die niet. Waarom zouden zy
dan ook niet, voor een gedeelte ten minften, daar
gebouwd zyn, daar zy toch alle wezen moesten:
want, let wel! ■— „ het Eiland der Batavieren
was de algemeene verzamelplaats, om dat het
zelve zeer gefchikt was om telanden, de troepen
te bergen, en van daar op krygstochten uit te
zenden." Hier geeft tacitus die korte, maar
zeer naauwkeurige befchryving van het Eiland
der Batavieren, van welke wy ons in het be-
gin der zamenfpraaken bediend hebben , op
dat hy daar uit mogt bewyzen, dat dit Eiland
tot voorgemelde oogmerken geheel door de
natuur fcheen gefchikt te zyn. Wy kunnen
daaruit nader opmaaken van hoe veel belang
liet by de Romeinen in hunne geduurige wor-
fte.
-ocr page 222-fteiingen met de GsTnciOineji gerekend wierd _
en waarom men in hetzelve beftendig eene op-
lage (depos) van krygsbenden nahield.
Fr. Gy verrast ons, gelyk meermaalen, eel-
lïart! wie had germanicus zoo fpoedig met
de geheele Romeinfche magt, en een ontzache-
lyke vloot op het Eiland der Batavieren ver-
wagt ?
E. Hy is \'er buiten twyfFel te vooren meer-
mjialen geweest, fchoon wy \'er geene uit iruk-
kelyke melding van vonden. Om geen tyd te
verzuimen, terwyl de fchepen gereed gemaakt
worden , laat germanicus silius met een
vliegend ieger een inval doen in het land der
Catten, terwyl hy zelf met zes legioenen naar
de fterkte trekt, die aan de rivier de Lippe
door de Romeinen opgeworpen was. Dan ook
deeze beide tochten deeden weinig af. De
menigvuldige regens noodzaakten silius met
een kleine buit te rug te keeren. Alleen waren
de vrouw en dogter van arpus , den Vorst
der Catten, in zyne handen gevallen. De be-
legering van de Lipper-fchans was opgebroken,
en germanicus daar door buiten ftaat, om de
vyanden aan te treffen. By die gelegenheid
bouwde hy den altaar ter eere van zynen va-
der drusus opgerigt, welken zy omver ge-
Worpen hadden, weder op, en hield \'er met
zyne krygsbenden een plegtigen optogt by.
2y hadden ook den aarden hoop , waar onder
SCHEEPS-TOCHT.
de beenderen der gefneuvelden in de nederlaag
van varus begraven waren, geflegt, maar dee-
zen vond GERMANICUS niet goed te herftel-
len. —^ Ook verfchanste hy alles, wat tus-
fchen de fterkte , de Alifo en den Rhyn lag
met nieuwe linten en wallen. - Intusfchen
was de vloot gereed en by elkander aan he£
Eiland. De leeftogt wordt vooraf gezonden,
en de fchepen vervolgens onder de Legioenen
en bondgenooten verdeeld. Daarop ftevent de
vloot de graft, door drusus gegraaven, in.
Hier gaf germanicus een nieuwe blyk van
zyne kinderliefde. Hy riep zyn vader pleg-
tig a\'an en fmeekte , dat desfelfs verzoende
fchimmen hem, die dezelfde oogmerken be-
doelde , door zyn voorbeeld, en de herdenking
van zyn beleid en verrigtingen , gereedelyk
by ftand wilden bieden. Vervolgens is hy de
Meiren van de Zuiderzee en den Oceaan voor-
fpoedig tot aan de Rivier de Eems overgezeild,
en heeft daar zyne fchepen aan den linker
oever laaten aanleggen, om alles te oiitfchee-
pen. Tacitus berispt hier germanicus, om
dat hy niet terftond den overkant, daar zyne
troepen moesten wezen, heeft verkoren. Nu
moest men verfcheide dagen met het maaken
van bruggen flyten. Buiten twyffel heeft de
Veldheer hier willen landen, om ongehinderd
alles in goede orde te beter aan de wal te krygen
èn ^yne vloot te veiliger legplaats te bezorgen.
De
I5K5
de angrivarien. ipiï
De ruitery is met de legioenen zonder eenigen
fchroom over de Wadden of Ondiepten ge-
komen. Intusfchen wies het v/ater, waar
door het met de ontfcheeping van de hulpben-
den zoo gemakkelyk niet ging. Onder ande-
ren raakten de Batavmm^ welke van het wa-
ter een fpel maakten, en hunne bedrevenheid
in het zwemmen wilden toonen, daar door in
de war, en fommigen verdronken.
D. Dit ongeluk heeft tacitus zeker aanlei-
ding gegeeven, om de Batavieren uitdrukkelyk
te noemen.
E. Gebrek aan zulke byzonderheden is de
oorzaak , dat dit niet meer gefchied is ;
fchoon wy \'er vast op kunnen rekenen , dat
zy, in deezen Germaanfchen oorlog, altoos on»
der de hulpbenden der Romeinen de eerften ge-
weest zyn. Een grooter ongeval zal ftraks
weder van hen melding doen maaken. Zoo
als c^sar, dus noemt tacitus ook germa-
nicus meermaalen, zyn leger opflaat , wordt
hem geboodfchapt, dat de Angrivarien agter hem
waren afgevallen. Deeze volken moeten tus-
fchen de Eems en den Rhyn gewoond hebben,
fchoon anderen dezelve plaatzen tusfchen de
Eems en de Wezer. Men vindt nog eene plaats
Angeroort, ook een ftedeken Engeren: het een
of ander meent men een overblyffel van dee-
zen naam te zyn. Germanicus , om geene
vyanden in den rug te hebben, moest eenige
Ipâ ARMIHIÜS
ruiters en lîgtgewapende benden derwaards
senden , welke over deeze trouwloosheid te
vuur en te zwaard een fpoedige en gedugte
wraak namen. i
M. My dunkt, germanicus ontmoet nog
al wat hiïiderpaalen, myn vader i
E. Het zal \'er nu toe komen, magtilda. De
IVezer fcheidde het leger der Romeinen en der
Chenifcen. Arminius plaatst zich met zyne ai>
dere legerhoofden aan den oever, en vraagt of
CiESAR aangekomen was. Wanneer men hem
dit verzekerd had, verzogt hy zynen broeder
tc mogen fpreeken. Deeze broeder, FLAVius ge-
naamd , diende in het Romeinfche leger: en muntte
in getrouwheid uit. Hy had zelfs , toen hy
onder tiberius diende, een zyner oogen ver-
loren. Zoo dra dit vergund is , wordt fla-
vius van zyn broeder verwellekomt. Armi-
Kius kat zyne wagt te rug gaan, en verzoekt
dat de boogfchutters, welke onze linkerkant
bezetten zich ook mogten verwyderen. Dit
gefchiedt. Daarop vraagt hy: ,,vvaarvan daan
die mismaaktheid?" Flavius meldt de plaats en
het gevegt. — j,Wat belooning hebt gy daar
voor gekreegen ?" Flavius noemt vermeerde-
ring van foldy, een halsband, een kroon en andere
krygseertekenen. Arminius belagt dezelve als
laage belooningen van flaverny. Daarop be-
ginnen zy elk naar hunne denkwyze. Fla-
vius roemde de Romeinfche grootheid , de
magt
-ocr page 226-en flavius.
öiagt van caesar , en fprak van de zwaare
ftraf over de verwonnenen , en de goedertie-
renheid , welke zy te wagten hadden, die zieh
overgaven , terwyl hy kon gerust zyn, dat
^yne vrouw en kinderen niet vyandelyk behan-
deld wierden. - Arminius beriep zich op
^e rechten van zyn Vaderland , de voorouder-
lyke vryheid, de befcherm-Goden van Germanien
Cn zyne oude moeder , welke met hem fmeek-
te, dat hy van party mogt veranderen: — dat
^y niet liever een verlaater, een verraader van
^yne bloedverwandten , van zyne nabeftaan-
, van zyn ganfche volk, dan een bevelheb-
ber over het zelve mogt weezen. Allenks-
tens kwam het tot fcheldwoordenj en naauw-
lyks waren zy .door de tusfchenftroomende ri-
vier te weerhouden , dat zy niet in gevegt
\'aakten. Flavius eischte zyn paard en wa-
pens in volle gramfchap , maar stertinius we-
^erhield hem. Men hoorde aan den anderen
^ant arminius dreigen , en den ftryd aankon-
digen. Want hy liet eene menigte Latynfche
^Oorden in zyne rede invloeijen , welke hy
geleerd had, toen hy als bevelhebber van zyne
landslieden in de Romeinfche legers diende.
Cheruscen vertoonden zich den volgenden
\'^^g aan den overkant van de Wezer. Germa-
^\'^Cüs wilde de legioenen niet waagen, zonder
^fiii overtogt door bruggen , en eene genoeg-
zaame bezetting wel verzekerd te hebben.
ÏV. deel. N Hy
cario val da.
Hy belast daarom en sterïinius en Jemiliü^
\'met de Ruitery op onderfcheide plaatzen t^
gelyk door de Rivier te waaden , om de mag:^
der vyanden te verdeelen. De Batavieren ba-
ten zich onder hun hoofd cariovAlda gewil-
lig tot den moeijelyksten overtDgt, waar d^
Rivier den fnelften loop had , gebruikeß\'
Zonder eenigen hinder bereikt hy tot zyn oß-
geluk het eerst den oever. De Cheriiscen Vein*-
zen te vlugten. Dé vuurige Batavièren, zon-
der dat zy hunne makkers inwagten , laateO
i\'ich in eene vlakte lokken, welke rondom mét
een bosch omgeeven was. Terftond fpringen dü
vyanden voor den dag, in een oogenblik zyn öß
Batavieren qmcingeld, men valt op hen aan, eU
vervolgt hen, daar zy voor de overmagt al
vegtende wyken moesten , op den voet. CariO-
vALDA laat zyn volk een kring vormen, nader-
hand bediende men zich in zulk een geval vafl
èen vierkant , (een Battaillon quarrêe) , oirt
zich aan alle kanten te kunnen verdedigen\'
Men valt hoe langer hoe heviger op hen aan ,
van naby en van verre. In deezen uiterftei^
^ood, daar \'er geen ontkomen aan was, be\'
veelt CARIOVALDA zyne manfchap, in dezelfi^\'^
orde voort te rukken , om ware het mogely^^
door den vyand heen te flaan. Hy zelf ylief
op den digften drom in , om zynè Batayier^^
aan te moedigen. Zyne Edelen volgen heio-,
^Is getrouwe metgezellen van hunnen Vorst.
194
V\'
-ocr page 228-D. Zoo toonden cariovalda en zyne Bata-
vieren wel hunne onverfchrokkenheid, tnaar ik
beklaag hen tevens, daar zy door eene onty-
dige drift zich in dit gevaar begeeven had-len.
Üoe liep dit af? Wierden zy niet door de jRo-
meinen ontzet?
Fa. Waarom blyven die agter?
E. Zy hadden op een verderen afftand deïs
overtogt in den wisfe genomen en kon jen die,
terwyl de Bètüvierm handgemeen waren , vei-
lig doen. Intusfchen kwamen zy eerst aanren-
nen , toen CARIOVALDA , daar het paard on-
der hem gedood wierd , met zyne Edelen
onder eene hageibuy van fcbigten reeds begraa-
ven lag. De overigen verweeren zich, toï
dat zy düor stertinius en äsiiliüs ontzet
worden- —— Het geheele leger bereikt den
tegen overiiggenden oever tegen den avond.
Germanicus verneemt van een overlöoper,
dat arMINIUS reeds een flagveld had betrok-
ken : dat ook andere natiën in een bosch, het
Welk aan hercules toegewyd was, waren
opgekomen, en dat men beflooten had, onze lew
gerplaats in den nagt aan te tasten. Men verlaat
zich hier op, wyl men de vuuren gemakkelyk
kon zien , en uit de verfpieders vernam , dat
zy het briesfchen van de paarden , en het on-
befuisd gemurmel van eene ontzachelyke me-,
fiigte onderfcheiden gehoord hadden. Ger-
ȕAsqicus voorzag\'een beflisfenden veldflag,
N s eo.
-ocr page 229-en wilde daarom van te vooren weeten , hos
zyne Soldaaten te moede waren.
Vr. Hy wist by ondervinding , dat de zaak
niet ligtvaardig moest ondernomen worden,
maar het verwondert my , dat men de Romei\'
nen niet met alle magt den overtogt betwistte.
E. Arminius zal zich op zyne groote magt
verlaaten , en verbeeld hebben , dat hy de
Romeinen des te beter in eens een geheele
nederlaag kon toebrengen , zonder dat zy
het ontkomen konden. Germanicus dorst
op de berigten van de opperhoofden , — van
zyne vrygelaatenen en nog minder van zyne
vrienden aan. De flem van \'t zamengeroepen
volk doet ook weinig af, want de groote hoop
volgt eene geringe menigte. Hy befluit daarop
verkleed , alleen met een vertrouwden verzeld ,
langs een verborgen weg, zonder van de
fchildwagten ontdekt te worden, door de ten-
ten tekrnisfen, en te hooren,wat de Soldaaten
onder het avond-eeten Van hem zeiden. — Jok
en ernst, — alles kwam op den lof van ger-
manicus uit, en het algemeen befluit was, wy
moeten door manmoedig te vegten onze erken-
tenis aan onzen braaveri bevelhebber betoonen,
en die trouwlooze fchenders van den Vrede
aan zyn roem opofferen. Middelerwyl kwam
een Germaanfche Ruiter digt aan de wallen, en
beloofde in \'t Latyn uit naam van arminius
aan elk, die overkwam, wyven, landeryen,
en
igS
en honderd festertien \'s daags , zoo lang de
oorlog duurde. Dit maakte een tegenoverge-
ftelden indruk op de Legioenen, Laat de dag
maar aanbreeken, zeiden zy, en flag geleverd
Worden , dan zullen wy hunne landen wegnee-
men, hunne vrouwen rooven. Het voorteken
is gimftfg. Geld, Land en Vrouwen , alles is
ons. - De derde nagtvvagt, was naauwlyks
opgezet, of de Germaanen komen op de ver-
fchansfingen af, maar toen zy merken, dat
alles bezet en op zyn hoede was, trekken zy
weg, zonder eene fpies geworpen te hebben.
Germanicus had zich na zyne kruistocht een
Weinig te rust begeeven. Hy droomde , dat hy
offerde , en zyn rok met heilig bloed befpat
wierd, — dat zyne grootmoeder livia au-
GusTA hem eeu fchooner kleed toereikte. Dit
, nam hy als een gunftig voorteken op en de
proeven van de wichelaars , welke men voor
eiken flag, zoo \'t eenigzins doenlyk was, in \'t
Werk ftelde, en waartoe aan de regter zy, by
de Veldheers tent een wichelhuisje opgerigt
wierd , ftemden hier mede in. Hy roept hierop
syne benden te wapen, en brengt hun onder
\'t oog, ,, dat men zich niet verbeelden moest,
dat het vlakke veld alleen voor den Romeinfchen
krygsknegt gefchikt was, men kon zich ook de
\'■■\'osfchen en wouden, door beleid, ten nutte maa-
ien. De onmeetelyk groote fchilden en lange
ren konden toch tusfchen de boomftammen
N 3 en
197
wederzydsche
en firuiken niet meer afdoen, dan de werpfpie»
en het zwaard. Zy moesten maar de flagen
Verdubbelen en op de tronies rigten. De Ger-
maamn waren nog met een harnas , nog met
een helm gedekt , zy hadden enkel fchilden
van gevlogten teenen, of van dunne gefchilder-
deplanken. De eerde gelederen waren wel met
beflage pieken, maar de overigen flegts met
korte werpfpiesfen gewapend, die in het vuur
gehard waren. Met hura-e zxvaare lighaamen
en verfchrikkelyic aanzien waren zy tegen een
korten (loot wel gehard, maar konden het, als
zy gewond wierden, niet lang ukh-ouden. Zon-
der gevoel van eer , zonder orde en ontzag
voor hunne bevelhebbers , gaan zy weg en
vlugten , zoo verbaasd, wanneer bet hen tegen-
loopt , als zy naar geene Goddelyke of menfche-
lyke wetten vraagen in voorfpoed. — Indien de
Romeinen verdriet in land- en zeetochten had-
den, in dit gevegt konden zy \'er een eind aan
lïiaakeD. Zy waren reeds digter, aan de Elve
dau aan den Rhyn , en geen anderen vyand
hadden zy te dugten , indien zy alleen hem,
die de voetftappen van zyn Vader en Oon?
drukte , tot ver winnaar wilden maaken." —
Dit had den gewenschten in vloed, en het teken
tot den aanval wordt zonder uitfl:el gegeeven.
Jk deel u deeze aanfpraak mede, zoo als tacx-
Tus dezelve in deu mond van germainicuS
legt. Gy vindt \'er eene nadere befchryving in
van
-ocr page 232-AANSPRAAKEN. l^g
van den aart en wapenrusting der Germaanen. Ik
durf egter niet zeggen , dat dezelve geheel onpar-
tydig is. Het geval van de Batavieren heefc ons
reeds geleerd, dat ten hunnen opzigten ten minr
ften eene uitzondering plaats heeft. Misfchien
beftond het leger, dat arminius aanvoerde, niet
uit het beste foort van manfchap. Deeze, gelyk
gy verwagten zult, zogt met zyne Overften de
Romeinen by zyne volken niet min veragtelyk. te
ni.iaken. — ,, Zy waren, zoo fprak by ,het laf-
hartig overfchot van het voortvlugtig leger van
varus: om de ongemakken van den kryg te ont-
gaan, waren zy oproerig geworden. Thans ftel-
len zy zich met een gewonde rug, en leden, die
door de golven en fchipbreuk ten deele gebro-
ken zyn, aan hunne beledigde vyanden en de
vergramde goden bloot, zonder hoop op een
goeden uitflag. Daarom hebben zy met eene
vloot langs onbebaande wegen de reis over Zee
herwaards genomen, op dat niemand hun ont-
moeten, niemand in den aftogt hinder toebren-
gen zou. Dan wanneer zy handgemeen wierden,
zouden den Romeinen in hunne vlugt geene zei-
len nog riemen te ftade komen : zy moesten
alleen aan hunne fchraapzugt, wreedheid en
trotsheid denken. Niets was \'er over dan hun-
ne vryheid te handhaven , of liever te fter-
ven , dan flaaven te worden." De Germaanen
branden van verlangen , om aan den gang te
raaken. Arminius bedient iicXi van dit gun-
N 4 ftig
200 AANVANG
ftig tydftip en voert hen in eene vlaltte, welice
Idijtavis van tacitus genoemd wordt, volgens
LIPSIUS omtrend twee Buitfc e mylen zeewaards
van de plaats, daar nu Bremen ligt. Aan den
eenen kant vloeit de Wezer , met zeer kromme
bogten, naar maate de heuvels uufpringen of
inhammen veroor zaaken. , Aan den anderen
kant vindt men aanmerkelyke hoogten ï van
agteren wordt dezelve beflooten door hemel-
hoog geboomte; tus^chen hetzelve treft men
een kaaien grond. Deeze vlakte en den ingang
van het bosch namen de Germaanen in , maar
ARaiiNius fchaarde zich met de Cherufcen op
het gebergte, om van daar de Romeinen met
meer kragt op \'t lyf te vallen. Deezen trokken
op hunnen vyand bedaard en welgemoed in de
beste orde af. De hulptroepen , zoo Galliërs
als Germaanen , waar onder de Batavieren in
htt front i na deezen de boogfchutters te voet,
en vier legioene?i. Hierop volgde c^sar, met
twee prcetoriaanfche benden en uitgeleeze ruite-
ry : — vervolgens de andere vier legioenen,
de ligtgewapenden en de boogfchutters te paard.
De overfcbietende benden der bondgenooten
maakten de agterhoede uit.
D. Men kan zich een klaar denkbeeld van
deeze orde van hataille maaken; dat moet een
grootfche vertooning hebben uitgeleverd.
E. En verru[<kelyk fchoon , indien het alleen
op een fpiegelgevegt moest uitloopen: maar
wan-
-ocr page 234-V A N D E N s L A G. £ol
wanneer gybezeft, dat deeze dag en dît gevegt
het lot der Germaanen en der Romeinen voor
een groot gedeehe moest beflisfen, —. dat
zy beiden, op elkander verbitterd , naar
wraak dorrteden , hoe bloedig, hoe akelig
moet dan dit moordtooneel worden! Gy zult
*er van yzen , myne vriendinnen, wanneer ik
voortgaa het u met al de kleuren van onzen
Gefchiedfchryver tacitus aftemaalen. En
egter..... ,
D. Egter kunt gy dit niet overflaan , myn
eelitart !
Vr. Verfchoon onze gevoelige aandoe-
ning zoo veel mogelyk. Wat is het jam-
nier , dat de bloem van het menschdom zoo
baldaadig aan de wraak, aan de heerschzugt
v/ordt opgeofferd. -— Dan laaten wy ons
liever voor een oogenblik verwyderen ; wy zul-
len den uitflag van het gevegt wel verneemen.
R. Ja, laat ons een weinig adem fcheppen...
E. Naauwlyks vertoonden de Romeinen zich
op het flagveld, of de Cheruscen gaan op hen
los. Germanicus ziet dit, en zoekt hen van
het overige lighaam af te fnyden. Hy beveelt
zjme uitgeleeze Ruiters hen in de flank te val-
len. stertinius moest hen met de ligte troe-
pen langs eenen omweg in den rug aantasten ,
terwyl germanicus hen van vooren zou af-
wagten , en by tyds aan de hand zyn. Naauw-
^^jks maakte het legerhoofd zich hier toe ge-
N 5 reed,
-ocr page 235-EERSTE
reed, of hy neemt een gunftig voorleken in
zyn belang. Hy ziet agt Arenden het bosch
invliegen, en roept met een j gaat Romeinen!
volgt de Godheden van uwe Legioenen op het
fpoor." Ik heb meermaalen van de gouden
arenden gefproken: deeze waren aan jupiter
de eerfte Godheid der Romeinen gewyd , en
teffens maakten zy de voornaamfte veldtekenen
uit. Voor deeze hadden zy hunne krygsbenden
een onbepaalden eerbied en verknogtheid inge-
boezemd, en om die reden ging hun het verlies
van hunne Arenden in den nederlaag van va-
nus byna zoo veel ter harte , als het verlies
van zoo veele duizenden. —— Met een laathy
het voetvolk \'er op los gaan , terwyl de ruitery
aan haare beftemming voldeed: Dit brengt
liet volk van arminius volmaakt in de war.
Zy die in het bosch geftaan hadden kiezen het
vlakke veld die de vlakte beüoegen, wyken
Baar de bosfchen. Terwyl deeze ftagordens
eene gantsch tegengeftelde rigting neemen ,
worden de Cheruscen genoodzaakt hunne hoog-
ten tusfchen beiden te verlaaten , niet tegen-
ftaatide arminius met zyne hand , met zyne
ftem en het vertoonen van zyne wonden alles
aanwend, ora den ftryd aan te binden. Toen hy
het niet langer kon uithouden, zoekt hy door
de boogfchutters heen te flaan, en dit zou hem
. ook gelukt zyn, indien eenige vaandels Rh(B\'
tisrs, Vindeiiciers eu Galliërs zich niet in den
weg
SC2
Weg geworpen hadden. Evenwel wist armi-
Nius, die zyn aangezigt met bloed befmeerd
had, door de vlugheid van zyn paard zich een
<ioortochtte baanen. Inguiümsr ontkomt ins-
gelyks. Het zy dat zy zich dapperlyk door
hunne vyanden doorfloegen , het zy dat zy
door de Chaucen, die onder de Germaanfche
hulpbenden waren , wierden doorgelaaten. De
overigen wierden in de pan gehakt , of kwa-
men in de rivier om. Door den Itroom weg-
gefleept, door pylen overdekt, door de menig-
te verdrongen, door de afgebroke oevers over-
vallen , konden zy zich met zwemmen niet red-
den. Die hunnen toevlugt op de boomen genomen
liadden , wierden \'er als vogels uit gefchooten ,
?ff met de omgehakte boomen ter aarde geveld.
D. De onberaade dapperheid van arminius
en iNGuiOMER , bederft het hier weder.
E. Zoo is het ook! De overwinning der Ro-
meinen was te grooter, om dat zy hun weinig
bloed kostte. Maar het verlies aan de zyde
der Germaanen was des te zwaarder. Eene
ruimte van tien duizend fchreeden in het vier-
kant, was met lyken en wapenen bedekt, Want
Van elf uuren des \'s morgens tot aan den nagt,
liad de flagting geduurd.
D. Ysfelyk bloedbad! en nog, zoo ik het wel
begryp , zyn de beide legers niet geheel aan
elkander geweest.
E. Dit zal nader blyken. Die Germaanm, welke
dit
205
T R
204 verfclfcs ber.
dit yoecltg gevegt aanzagen, fcliynen als nog
geen lust gehad te hebben , om het voort
te zetten, daar het met hunne voorvegters zoo
ongelukkig , zoo onverwagt was afgekomen.
Arminius vertrouwde zekerlyk, dat hy het
fpits voor hen zou afbyten. Hy had door
overmoed zynen vyand weder te ligt geagt;
dit blykt uit het verhaal van tacitus. Men
vond onder den buit eene menigte ketens,
waar aan men de overwonne Romeinen dagt
te binden. Nu is met hem de hoop verlooren :
ten minften de Romeinfche foldaaten maakten
die rekening. Op het flagveld riepen zy tibe-
Riüs als Imperator uit, en wierpen eene hoogte
op, waarop zy een zegenteken van de ge-
roofde wapens oprigteden. De naamen van de
overwonne volken fchreeven zy \'er onder, in
\'t gezigt hunner vyanden.
Fr. Dit dunkt my ook voorbaarig genoeg te
zyn.
E. Zoo was het ook , en die voorbaarigheid
zou hun flegt hebben kunnen opbreeken. Het
overfchot van de Germaanen, die het groot-
fte deel uitmaakten, hadden reeds een overleg
gemaakt, om den volgenden dag voor de over-
magt der Romeinen te wykén, en eene veilige
wooning over de Elve te zoeken: deeze rivier
wilden zy dus voor de eindpaal van hec Ro-
meinfche gebied gehouden hebben. Maar zoo
dra zy \'s morgens het verneederend zegeteken
der
-ocr page 238-germaanen. 305
der Romdnm op hunnen grond zagen opgerigt,
Vvierd hunne woede op nieuw gaande. Hunne
Wonden en het zwaar verlies, dat zy geleeden
hadden , griefden hen in lang zoo veel niet,
als deeze fchandelyke vertooning. Arminius
en inguiomer, die zich weder by de hunnen
gevoegd hadden, bedienen zich van deeze ver-
ontwaardiging. De benden verzamelen zich an-
dermaal en grypen de vvapens op: edel en onedel,
jongen en ouden, vallen met de zelfde drift de
Romeinen^ welke zich roet hunne overwinning
Vrolyk of reeds gereed maakten, om af te trek-
ken , onverhoeds op het lyf, en zy die den
eerften fchok moesten uitftaan , raaken in
Wanorde. Ten laatften neemen zy een llagveld
in , dat door de Wezer en door een bosch om-
ringd was. Van agteren was het beflooten door
seu moeras, behalven aan dien kant, waar de
Angrivariers welke zich ook onder de Ger-
mamen bevonden , door een zwaaren wal van
de Cheruscen waren afgefcheiden. In deeze
▼lakte , die rondom vry eng beperkt en moe-
rasfig was , fchaarde zich her voetvolk. De
niitery wierd door de bosfchen bedekt, op
dat zy de aanrukkende legioenen in de rug zou
kunnen vallen. Beter hadden de Germaanen
de ruimte verkoozen , dan had \'er by een
Verkeerden uitflag ontkomen aan geweest , nu
Plaatften zy zich in zulk een terrein , waar
2y of overwinnen of fiaeuvelen moesten.
Ger-
-ocr page 239-t w e e d e
Germanicus bemerkte ras uit zyne kond-
fcbappers , hun openbaaren toeleg en heirae*
lyke oogmerken, en befloot zich, op de beste
wyze, van de aangebode gelegenheid tot hun
verderf te bedienen. . Aan den Legaat sejuS
TUBERO , wordt het kamp en de ruitery aanbe-
volen , om van agteren zeker te zyn. Een
gedeelte van het voetvolk laat hy op het bosch
gelykelyk aantrekken , het ander gedeelte
moest zich van den opgeworpen wal meester
maaken. H-et moeijelyklle neemt gerManicuS
op zich, het andere laat hy aan zyne Legaaten
over. Het aanrukken langs den effen grond,
viel zoo gemakkelyk , als het overmeesteren
van den wal , tegen welken de foldaaten als
tegen een muur moesten ftormen , raoeilyk.
De ftryd was hier ongelyk , van boven neer
wierden zy met fpiesfen en zwaare flagen afge-
weerd. Om geen manfchap noodeloos te fpil-
len, laat hen C/ESar een weinig te rug wijken
en de flingeraars en fchutters naderen, om dea
vyand van verre te beftooken.
D. ,De Germaanen hadden dus wel gevoel van
Eer. Dan , wie zyn deeze fchutters ?
E. Zulken, die zwaare fteenen , fpiesfen eti
andere befchadende wapenen uit zekere gevaar-
ten (tormenta) met een groot geweld wisten te
werpen , welke men doorgaans by het beftor-
men van muuren en wallen gebruikte. Eene
Overdreeve. dapperheid vergunde den Germaan
üq6
T R E F F £ N. S.&J
»iet, zoo als ik u van te vooren getoond heb,
om zyn vyand , die niet onder zyn bereik v^^as,
te benadeelen. Moed en fterkte van den arm
moesten by hun alles van naby beflisfen, en,
daarom gebruikten zy behalven hunne werp-
fpiesfen zelfs geen pyl en boog. Intusfchen
was dit wel, wanneer Germaanen tegen Germaa-
nen vogten; maar nu gaven deeze wapenen in
de meeste gevallen den Romeinen een beflisfende,
overmagt. - Hoe meet zich de verdedi-
gers bloot gaven , om tegenweer te bieden,
hoe eer zy getroffen en genoodzaakt wierden
om hun voordeeligen ftand te verlaaten. De
geheele vlakte wierd daarop vermeesterd , ea
het gevegt in de bosfchen voortgezet. Ger-
manicus drong \'er met de Pratoriaanfche betiw
den de eerfte in. Hier moest menvoet aan voet
vegten : de Romeinen wierden door de rivier-eh
het gebergte, — de Germaanen door heü diepte
moeras bepaald ; \'er was geen uitkomst dan in
dapperheid. De Germmnen, dit getuigt taci-
tus , bezweeken niet in moed , maar wel in
wapenen. Alles liep in de wys van vegten tot
hun nadeel uit. In een bekrompe plaats op een
gepakt, konden zy hunne lange pieken niet
voor uit brengpn , nog te rug \'trekken. De
Germaanen waren gewoon met hunne vlugge en
groote lighaamen geftaadige uitvallen te doen,
cn dan weder te rug te wyken, maar nu móest,
men op de zelfde \'plek blyven vegten , en
daar
-ocr page 241-nederlaag
2oS
daar zy door de menigte elkander in den
weg ftonden, gaf dit de Romeinen, die hun-
ne fchilden digt aan de borst flooten , des
te beter gelegenheid , om met hunne korte
zwaarden de breede lighaamen en bloote aange-
zichten der Germaanen te treffen, en al moor-
dende door de flagörde te booren. Arminius,
daar zyne kragten door afmatting of verlies
van bloed waren uitgeput , zelfs ook inguio-
MER , die zich tot dus ver overal had laateu
zien, waar de ftryd hevigst was, moeSten het
ten laatfte opgeeven. Her geiuk, en niet de
dapperheid begaf hem. Dit verdubbelde den
moed in germanicus. Op dat hy te meer ken-
baar mogt zyn en zyn volk te beter zou kun-
nen aanfpooren , had hy zyn helm afgelegd ,
en riep de foldaaten toe , dat zy geene ge-
vangenen moesten maaken , maar met de ge-
heele nederlaag van dit volk den oorlog ten
einde brengen. De overwinning . verklaarde
zich voor de tweede reis aan de zyde der Ro-
meinen. Zoo ging men voort met doodflaan,
tot dat de nagt het hun belette. Het gevegt
der ruitery was niet beflisfend. Des anderen
daags liet germanicus de overwonne wapenen
op een hoop brengen, en rigtte daarvan een
zegeteken op, met dit trotsch opfchrift: na
het ten onderbrengen vaN de volken
tusschen den rhyn en de elve vvydt
het leger van tïberius C/bs.\'vr dfieze ge-
denk-
ö je R G ë R M A A N E ïsr.
ijènktenen aan mars en jupiter én au-
gustus. Hy hervatte dus met grond het geert
zyn volk uit zich zelf te vroeg begonnen had,
■löaar het geen een ongelukkige aanleiding tot
de volflaage nederlaag der Gernnaonen, en, het
geen germanicus verlangde, lot het voleindi-
gen van deezen oorlog had gegeeven.
D. Het is goed, dat de vrouwen geen getui«
gen van dit allerbloedigst moordtoonneel ge-
feest zyn. Hoe akelig moet het \'er op dat
flagveld hebben uitgezien toen de dag aanbrak I
Nu zouden wy de vrouwen kunnen roe-
pen , als \'t u gevalt , ea de zaak intusfchen
eens overpraaten.
E. Allerbest, myn diderik!
D. De Germaanen beantwoordden niet in
hun herhaalden langen tegenftand aan de ver-
wagting van germanicus ; maar de uitkomst
Van het gevegt tusfchen het geboomte ftemt \'er
Volkomen mede overeen , en dit moesten ar-
ï\'UiKius en Inguiomer zoo wel als de Ro-
ïiieinsche veldoverfte van te vooren berekend
liebben : zy voerden hun volk wezenlyk in een
fuik ; — anders had hunne dapperheid een
heter lot verdiend. Maar ik had meer gemaa-
tigdheid van GERMANICUS verwagt.
E. Dat dagt ik wel: dan gy moet in aan*
®^erking neemen , wat \'er van te vooren was
Voorgevallen. De gepleegde ontrouw en de
geleede verliezen hadden de Romeinen geheel
deei,. O tegen
-ocr page 243-ANGRIVARIERS,
tegen arminius en de Cheruscen verbitterd*
De naam en agting der Romeinen was \'er ten
hoogften aan gelegen ^ dat die gewroken wief\'
den: zonder een geheele nederlaag kon \'er geeU
einde aan een oorlog komen, die door den on-
rustigen geest van arminius geduurig op
nieuw wierd aangeftookt. In andere gevalleö
betoonde zich germanicus niet bloeddorstig*
dit ondervonden de Jngrivariers. stertI\'
Kius kreeg wel last , om hen te beoorlo-
gen , zoo zy volhielden : maar telFens om
hun van alles vergiffenis te verkenen , --
niets te ontzeggen, indien zy zich onderwier-
pen. Dit laatfte gebeurde , fchoon zy her-
haalde reizen tegen de Romeinen waren Wg^\'
flaan , en zy het hun in den laatften velaflag
vrij bang gemaakt hadden. Aan beide kanten
was dit voordeelig en de Romeinen hadden van
deeze vernieuwde pays de eerfte vrugt. Zoo
eindigde deeze berugte veldflag , welke voof
de Germaanen een ongunftigen en voor de RO\'
meinen onder aanvoering van germanicus een
roemryken uitflag had , fchoon hy een voof
beeld van gemaatigdheid gaf, in zich de eer daar-
van niet toe te fchryven. Dit blykt uit het
opfchrift, waarin by van zich zelven niets gß\'
waagt; de bewustheid van zyne daaden was hei®
genoeg. Germanicus bedankte zijne troepei^
plegtig, en hy had \'er reden toe. Het groot
belang, dat\'er in deezen beflisfenden flag gele-
gen
STO
BE WEZER» alJ
^èn was, waar in de Batavieren zoo veel deel
hadden, kunt ge opmaaken uit het naauwkeurig
verhaal van tacitus , welke geene byzonderheid
heeft overgellagen. üe rivier de Wezer, aan
welke dit bloedig treffen voorviel, is daar door
eerst berugt geworden, en dit heeft dezelve aan
onzen gefchiedfchryver, de eenigfte, wiens
uitvoerig verflag onze tyden bereikt heeft, le
danken. Maar de naam van tacitus heefc
daar voor ook eene aanmerkelyke vergelding
ontvangen;
D. Hoe zoo mijn eelhart?
E. De zes eerfte Jaarboeken van tacitus ^
en dus ook de aantekeningen van deeze gebeur-
tenisfen in Germanien, rekende men geheel ver-
loren , tot dat ANGELUS ARCOMBOLD j een rent-
meester van Paus leoX, by genaamd de groo-
te , dezelve vond in- een klooster te Gorbsja, aan
de Weter in Westphalen gelegen , en die aan
leo bragt, van wien zy voor vijfhonderd gou-
den kroonen gekogt wierden é Na zyn dood zynza
in de Florentynfche bibliotheek gekomen. Wslk
een geluk zou het voor de gefchiedkunde zyn j
zoo men ook dat gedeelte van het vyfde boek,
dat gemist wordt, met let geen rxOg ontbreekt
aan zyne jaarboeken en hietorien, by een geluk-
kig toeval mogt wedervinden! leo beloofde \'er
Qflaat voor... Maar hoe vètl misfen wy niet van
de oude gefchiedfchryvers! Ik hoopte, dat de
®Pgedolve fteden in Italien dk min qf meer, zou^
O 2 den
-ocr page 245-ii2 aanmerkingen.
den vergoeden: maar tot dus ver te vergeefscli*
D. Wie weet wat de Oorlog, hoe vernielend
anders, aan \'t licht doet komen. — Ik moet
u nog over twee dingen myne bedenkingen
mededeelen , eelhart. Vooreerst over het
Boscli aan hercules gewijd en het veld In-
distavis , ten tweeden over de agt Arenden.
E. De oude Germaanen kenden nog eerden
geen hercules der Grieken of der Romeinen als
een God. Zy hadden hun eige Godheden, welke
de \'Romeinen naar de hunne benoemden , naar dat
zy \'er het meest mee overeenkwamen. — De naam
Indistavis luidt gewis geheel onduitsch: dan hy is
gelyk andere door de Romeinen zoo misvormd,
dat men den oorfprong niet kan gisfen. Volgens
de gedagte van d\'anville , een man zeer be-
dreeven in de oude aardrijkskunde, is dit het veldi,
van Hastembeck, waarde Maarfchalk d\'estrées
in J757 eene groote overwinning behaalde :
verfcheide kundige bevelhebbers ftemmen hier
mee in. — Wat eindelyk de arenden in Duitsch\'
land betreft, die zyn ook anderen vreemd voor
gekomen. Men heeft zich daarom op plinius
beroepen, welke zegt, dat \'er doorgaans leeven-
de arenden by de legioenen na den tyd van ma-
rius wierden onderhouden , en dat germani-
cus dezelve heimelyk zou los gelaaten heb-
ben. Maar het is niet noodig tot deezen fchran-
deren vond den toevlugt te neemen. Ik zelf
heb meermaalen in ons land eeu arend zien
vlie-
-ocr page 246-z E E T O G T.
Vliegen aan den kant van de Zuiderzee en be-
waar van een aldaar gefchotenen nog een vleugel,
hoe veel te meer konden dezelve zich toen iu
het Woudryke en min bewoonde Germanien,
ophouden. Daar zyn onze Vrouwen!
Fr. o magtilde wat is \'er ysfelyk gevog-
teh! germanicus heeft de overhand behouden«
M. Dat dagt ik wel, ik heb deernis met de
Germaanen,
E. Die zyn zeer flegt gehavend ; maar
hunne overwinnaars zyn \'er ook niet zonder
verlies afgekomen, en het ergfte komt nog ag-
ter aan.
D. Ik dagt s dat de zaak nu geheel beflist
was.
E. Zy zyn nog niet te huis. Wyl de zomer
reeds ver gevorderd was, laat germanicus een
gedeelte van zyne benden te land naar de win-
terlegeringen keeren , — de meesten langs de
£ems zee kiezen. Het gaf in den beginne eene
aangenaame vertooning, eene vloot van duizend
lichepen al roeijende of zeilende op een vlak
water te zien heen vaaren : maar het duurde
niet lang. Eensklaps wordt de lucht met wol-
ken rondom bezet. Op een zv^aare hagelbuy
■Volgt een verfchrikkelyke orcaan. Een dikke
iücht beneemt het uitzigt van de zeelieden en zy
raaken het beduur hunner fchepen kwyt. De
verfchrikte foldaaten loopen in den weg of bie-
averegtfchen dienst. Eindelyk fchiet de
O 3 wind
GI3
STORM.
ai4
wiud naar het Zuiden. De winden, die van het
vogtig land afwaai jen, de hooggezwolle rivic\'^
ren , die zich ontlasten , de digt op een gepak-^
te wolken, nu ze los barsten, overweldigen de
fchepen, voeren ze in een openbaare zee, en
fmyten ze naar fteile klipagtige eilanden of ge-
vaarlyke banken , welke naauwlyks konden ge-
myd worden. Hierop keerde de vloed, en wyl
zee en wind dezelfde flreek hielden « konden
het de ankers niet langer houden, nog de in-
ilortende zeeën uitgehoosd worden. Paarden ,
lastbeesten, bagaadje, zelfs de wapens moesten
over boord, om de kielen te ligten en voor het
overflortend water te beveiligen. Wanneer gy
het maakfel der fchepen van deeze vloot u
voorftelt, kunt gy ligt begrijpen, dat zy wel
gefchikt waren , om in binnenwater of een
kort eind langs ftrand te vaaren , maar niet
om zee te bouwen, voor al niet in zulk eeu
zwaaren ftorm. De zeilaadje en zeemanfchap
waren in dien tyd ook lang zoo volkomen niet,
als thans. Het was dan geen wonder, dat eeu
gedeelte van de vloot door de golven verilon-
den wierd , zonder dat \'er iets van te regt
kwam. De meeste fchepen wierden op afgele-
ge eilanden geworpen, die zich langs óe Frie\'
Jóhe ftranden en verder op bevonden : men
meent zelfs tot op de Bxitfche en Noord/cM
kusten. Voor zoo ver ze onbewoond waren <
moesten de arme krijgsknegten en zeehedeia
SCHIPBREUK.
Zich met aangefpoeld paardenvleesch behelpen ,
of van honger vergaan. De drieriemde galey ,
Waarop OERMANicas zich bevond, kwam ge-
lukkig aan land by de Chaucen. Daar hy zich.
nooit had verbeeld, dat de zee van Germanien
200 woest en uitgeftrekt was als het Land, en
de gevaaren, waar aan hij zijn volk bloot ftelde
alle andere te boven ftreefden , was hy niet te
troosten. Nagt en dag liep hy op de duinen en
hoogten : en toen hy zyne fchepen niet zag
opdagen , konden zyne vrienden hem naaujv-
lyks weerhouden, dat hyzich niet in denzeifden
afgrond ftortte. ïen laatften kwamen de fche-
pen voor \'t grootfte deel met de eb en een guriSr
tigen wind, maar gantsch reddeloos aan. Het
riem- en zeiltuig meest aan flarden zynde, moes-
ten zy zich met uitgefpannen klederen behelpen,
of door de minst befchadigde laaten fleepen.
Deeze liet hy terftond herftellen en zondze wyd
en zyd, om de eilanden en hunne agtergebleeve
makkers op te zoeken\', waar door \'er nog zeer
Veelen gered zyn. De kleine Britfche vorsten
zonden eene meenigte; eene meenigte had-
den de /^ngrivariers binnen \'s lands gelost en
aan Germanicus toegefchikt.
D. Dat was edelmoedig!
E. Zy waren afgevallen en zwaar getugtigd|
naderhand hebben wy ze weder als voorvegters
hy arminius aangetrolFen. Nu de kans fchoon
is, om het de Hojwewie»betaald te zetten, doen
O 4 zy
IÏ5
nieuwe
^y alles, wat men van getrouwe bondgenooten
yerwagten kan. Hoe veel reden had germani*
cus niet , om over zich zelven in dit geval te
vrede te zyn. Zoo wordt weldoen beloond.
Vr. Die tocht kwam intusfchen de Romeinen
duur te ftaan. Het is als of de zee van German
nien aan de bewooneren van het land heeft
willen wraak verfchafFen. Zoo moesten de RO"
meinen ondervinden, dat \'er nog een hooger
magt was, waar tegen zy niet beftand waren.
E. De blydfchap na zulk eene Onverwagte
redding uiteen onverwagt gevaar zal onuitfpree-
kelyk geweest zyn. Elk -had den mond vol
van dwarrelwinden, van vreemde vogels, zee-
monsters en zeemenfchen , welken zy gezien
of zich verbeeld hadden. Germanicus had
ttit zyn voorlg ongeval geleerd, dat de Germaa^
nen daar door aangemoedigd waren , om zich
van zulke ongelegenheden te bedienen, en hy
verwagt met grond nu hetzelfde. Hy wilde
hen, ZO0 dra zyne benden zich een weinig her-
fteld hadden, voorkomen en gebiedt c. silius
met dertig duizend man voetvolk en drie dui^
Zend ruiters tegen de Catten te trekken. Hy
zelfs gaat. met eene nog grootere magt op de
Marfen los, wier opperhoofd malovendus ,
welke zich onlangs had overgegeeven, ontdekte ,
dat \'er in een nabygelegen heilig bosch een
der arenden van het leger van varus begraaven
lag 9 en door een maatige wagt bewaard wierd.
R. VRE-
-ocr page 250-i*and-togt. aj^
R. VREDEGONDE! wy zyn nog tè vroeg te
rug gekeerd, wanneer zal dat vegten een einde
hebhen?
E. Dit zal zeer fchielyk aflopen.
D. Ik fta verwonderd over de onvermoeide
Wakkerheid van germanicus, en de verbaa»
^ende magt, welke hy by zich had. Wanneer
Rien al de gefneuvelden, — de verongelukten, —
die reeds naar de bezettingen gezonden waren,
\'er by rekent, hoe groot moet dan dit leger
Wcl geweest zyn!
E. Al rekent m.en de laatften niet afzonder-»
lyk, want men kan uit tacitus niet opmaaken
of germanicus zich van hen in deeze beide
togten bediende, dan niet, v,\'as evenwel de
magt zeer aanzienelyk. Men fchatze niet te
ruim op vyftig duizend Romeinen, en als men
hier evenveel bondgenooten by telt, gelyk zy
doorgaans gewoon waren dezelve in evenredig-
heid met hun eigen volk te plaatzen, beloopt
het ten minften honderd duizend man, In-
tusfchen is het ook te verwonderen, dat deeze
zelfde volken, welke te vooren door germani-
cus zoo deerlyk gehavend waren , nu weder
hoven anderen onder zyn aandagt vallen ,
zulk een groote magt vereifchen. Zy
ßioeten zeer talryk en dapper geweest zyn,
Germanicus zendt een gedeelte • van zyn volk
Vooraf, om de Marfen uit te lokken j terwyl
«en andere hoop het bosch van agteren zou in*
O 5 nee-
MARSEN
neemen en den arend opgraaven. Het een eM
ancier gelukt. De Germaanen bewust, hoe veel
de Romeinen, in de behoudenis of het verlies
van dit veldteken ftel\'eu, vvaren des te zorg-
vuldiger, ora het zelve tot een bewys hun-
ner overwinning te bewaaren.
Fr Zy hadden dan nu hunne drie arenden te
rug, want in een voorigen togt hadden zy\'er ook
een opgefpeurd en een was door den ftandaard-
draager geborgen en in een moeras geworpen.
E. Maar dion verhaak ons, dat een der drie
arenden onder de regeering van claudics in
NederTGermanien te regt gekomen is, en dus
kan het zyn, dat deeze geborge arend by het
opdroogen van \'t moeras door de Germaanen
gevonden was. Hoewel de Sicamhren hadden
ook een veroverd. Voons dringt germani-
cus met zyne benden, door dit geluk aange-
vuurd, dieper het land in en verwoest het zel-
ve , daar zy weinig of een vrugteloozen we-
derftand ontmoetten. De Germaanen toonden
zich nooit meer verbaasd, dan nu by dit on-
verwagt bezoek. Volgens de gevangenen zei-
den zy: ,, de Romeinen zyn onverwinnelyk, en
door geene ongevallen te onder te brengen.
Daar zy hunne fchepen en hunne wapenen ver-
loren hebben en onze ftranden met de lyken
van paarden en menfchen bedekt zyn , barsten
zy met de zelfde woede los , als of zy in getal
waren aangegroeid." —— Volgens dit gezegde
vaa
aiS
sn c A t t e k. si^
Van tacitus zal het met de Catten niet anders
afgeloopen zyn. Eindelyk laat germanicus al
zyne troepen de winterlegeringen betrekken, wel
te moede, dat hun gelede zee-rampen door zul-
ken gelukkigen togt vergoed waren. Al wat elk.
Volgens zyn eige opgave, verloren had, wierd
door c-ESAR edelmoedig vergoed. Zoo liep dee-
ze vierde en laatfte togt van germanicus in
Duitschland af. Het was op een van deeze
logten, terwyl germanicus zich met zyn le-
ger in Germanien over den Rhyn bevond, dat
hy een bron aantrof, die wel zoet fcheen ,
maar waar van het water binnen twee jaaren
de tanden deed uitvallen en de gewrigten dep
knïen losmaakte. Plinius , de groote verza-
melaar van zeldzaamheden der natuur, heeft
ons dit in zyn 25fte boek in het 3de hoofdft.
opgetekend; dan, wy hebben nu geen tyd, om
ons met dit zeldzaam berigt in te laaten C*}.
D. In welk een tyd viel deeze flag voor?
E- In het zevenhonderd negen en zestigfk
I . Jaar
»}
(*) Zie hier de merkwaardige plaats, In Germania
trans Riienum Castris ä germanico ^romotw, maritime
traUu, fons erat aquce dulcis, folus, qua pota intra
biennium demes deciderent, compagesqus in genibus folve-
fsntur. Stomacacen medici vocalant S Seeletyrben
mala. Reperta auxilio efi hetba, quce vocatur Brittaa-
nica, non nervis modo ^ oris malis faliitaris, fed contra
cngues qiioqiie è? fsTp&ntßs. Folia habet oblonge, nh
radicem nigrm. nUnes vocmt.
gêO G E R m A n I c U S
Jaar na het bouwen der Stad; zestien jaaren na
de geboorte van christus. Het ftond \'er na,
dat de Germaanen na zulke zwaare herhaalde
nederlaagen eindeiyk aan de hand zouden ge-
komen en de rust door germanicus zou her-
fteld zyn , indien hy nog één veldtogt had kun-
nen doen; dit verbeeldden de Romeinen zich
ten minften : maar tiberius had hem her-
haalde reizen gefchreeven: ,, dat \'er reeds ge-
noeg gevallen en groote uitkomften waren ge-
beurd, — gelukkige en gedugte veldflagen ge-
wonnen , — pok groote verliezen buiten fchuld
yan iemand op zee geleden; het wierd tyd,
dat hy eens te rug keerde, om de zegenpraal,
welke hem toegelegd was, te ontvangen. Hy
zelf was negenmaal door den vergoden augus-
tus in Germanien gezonden, en had meer door
beleid, dan door geweld uitgevoerd. Dus had-
den de Sicambren zich overgegeeven. Zoo had
hy MAROBODUUS genoodzaakt den vrede aan
te neemen. Men kom ook de Cheruscen en de
©verige wederfpaunige natiën aan hunne on-
eenigheden overlaaten, nu \'er genoeg zorg
gedraagen was , om Rome te wreeken: zy zouden
zich onderling wel vernielen." Wanneer ger-
manicus des niet te min hem om nog één jaar
fmeekte, op dat hy, het geen hy had begonnen»
geheel ten einde mogt brengen, ftelde hy deszelft
zedigheid op nog fterker proef: hy droeg hem het
tweede Burgemeesterfchap op, dat by zelfs zoü
waar-
-ocr page 254-opontboden. aat
l\'aanieemen en voegde ^er by; ,,indien 1er nog
Dieer valt te oorlogen, laat ook iets over voor
\'J\'Wen broeder drusus , om zich beroemd te
öiaaken : want \'er is thans geen vyand be-
halven de Germaan , om hem den naam vaa
Imperator en lauren te bezorgen." Schoon ger-
^lANicus genoeg begreep, dat dit voorwend-
feis waren , waar van zich de jaloerfche keizer
bediende, om hem den verworven roem te ont-
rooven, toefde hy geen oogenblik langer , oia
Zich tot den te rug togt gereed te maaken.
D. Was TIBERIUS negenmaal (*) in Germani-
en geweest?
E. Dit wordt zomtyds als een loutere gfoot-
fpraak aangemerkt , maar het moet zoo zyn.
Vellejus paterculus fchryft ook , dat hy
negen togten met tiberius in Germanien deed ,
dog dan moet men die naar Illyrien en PannO\'
nien \'er by rekenen. De uitkomst heeft ook aan
het vermoeden van den listigen tiberius be-
antwoord : de verdeeldheden onder de Ger-
maanfche natiën hebben hun meer nadeel toege-
bragt , dan de Romeinfche oorlogen immer kon-
den doen. Tiberius was bevreesd, dat ger-
^lANicus zyn krygsroem hoe langer hoe meer
zou
1 Men gist ook, dat hier Tsties, zoo veele rei-
, in plaats van Novies, negenmaal, zou moeten
fieleezen worden, aiaar het is niet noodig.
m
223 DË gewaande
zoM benevelen , den krygsknegt e» het volfe
aan zyne zyde trekken , en hem ten laatften
den voet Ugten. Hy bedwong zich daarom in
verfcheide gevallen , nam fomwylen goede be-
fluiten , om de gunst van het volk te verkrygen
of te behouden en egter leefde hy als de mees»
te dwingelanden in geduurigen ergwaan. \'iSr
gebeurde ook een zeker geval, het geen in de-\'
zen tyd van algemeen misnoegen , .van groote
gevolgen had kunnen zyn. Wy zullen dit
kortelyk aanroeren, terwyl germanicus naaf
Rome trekt. Ik heb u verhaald, dat tiberius
by zyne komfte tot het ryk den eenigen over-
gebleeven kleinzoon van augustus , agrippA
posthumus, had laaten afmaaken. Deeze had
een flaaf genaamd olemens. Zoo dra verneem^
hy den dood van augustus niet, of hy vormt
een befluit, om zyn meester van het eiland Pla-
nazia te verlosfen en met byftand van de Ger\'
maanfche legers aan den Rhyn, aan het Ryk t®
helpen. Maar het afgewonne vragtfchip komt
te laat: hy kon alleen de asfche van zyn reeds
vermoorden meester wegrooven ; het zy uit
agting, het zy, dat hy van dat oogenblik af
een grooter ontwerp by zich zelf fmeedde. Hy
vaart er mee naar 0]fa, eene Stad op den uit-
hoek van Etrurien , daar houdt hy zich fcbuÜ»
tot dar zyn hair en baard gewas fen waren»
want in Jaaren én gedaante had hy veel over\'
«enkomst met zyn meester. Toen zoekt en
krygï
-ocr page 256-A O R. ï P P Ai
krygt hy aanhangers, welke eerst in \'t geheim,\'
onder verbod van ftilzwygen, vertellen, dat
AGRIPPA den dood ontkomen was. Dit wordt
meer en meer onder de hand verfpreid, by ligt-
geloovigen, — onrustige geesten, die naar veran-
dering ftonden, gereedelyk aangenomen. Hy
had de voorzigtigheid , van niet, dan tegen den
avond, in de fteden te komen en \'er zich we-
der uit te begeeven, zoo dra het gerugt van
zyne aankomst zich genoeg verfpreid had. Wel»
haast verhaalt men als een wonderwerk der
Goden , dat agrippa door hen behouden was j
te Rome zeïfs floeg men \'er geloof aan. In de
haven van Oftia binnen geloopen, vsrordt hy van
een groote menigte in gehaald, en ia de Stad
hield men heimelyke byeenkomften. Tiberius
vindt zich in verlegenheid, fchoon hy van het
ombrengen van agrippa wel verzekerd was ,
of^ hy dit bedrog met de wapens zou te keer
gaan, dan de ontdekking aan den tyd overlaa-
ten. Hy begreep te regt, dat hy geene vreeze
moest laaten blyken, maar ook niet zorgeloos
zyn. Ten laatften geeft hy het aan sallus-
Tius CRispus over , welke aan twee vertrou-
welingen last geeft, dat zy zich by clebiens
moesten voegen, hem aanbod van geld , van
hulp en deehieeming in gevaaren doen. Hy
laat zich door hun beleezen. Zy neemen een
nagt waar, dat hy flegt bewaard wierd, over-
vallen hem met een genoegzaame magt en bren-
gen
^ ^ ^I C U
gen hem geboeid met een gefloten mond in het
paleis. Tïberius vroeg hem, hoe hy agrip-
pa geworden was : hy antwoordde vaardig ,
3, op dezelfde wyze, als gy keizer geworden
zyu" Men kon geene medepligtigen uit hetn
(^ntdekken. In een afgezonderd gedeelte van
het paleis wierd hy afgemaakt, wyl men hem
niet ter openlyke ilraf dorst voeren. Veelen
van de Ridders en Raadsheeren , zelfs uit het
huis des keizers , hadden hem met hunne midde-
len en raadgeeving onderfteund, maar tiee-
Rius liet \'er geen verder onderzoek naar doen. —
Had deeze zaak meer rypheid gekreegen in een
afgelegener gedeelte van het ryk , het zou van
grooter gevolgen geweest zyn.
Vr. Zoo leveren de oude Roomfche gefchie-
denisfen ook vooriseelden van zulke bedriege-
ryen op.
E. 0 Ja. Schoon ze daar niet zoo dikwyls
als in Muscovien herhaald zyn, ontbreekt het
aiet aan meer voorbeelden. Wat is \'er nieuws
onder de zonne ? Dan laat ons fot germani-
cus wederkeeren, welke intusfchen met agrip-
pina en zyne kinderen behouden te Rome waS
aangekomen en met alle uitbondige tekenen
van gunst door tïberius werd ontvangen ,
wegens zyne behaalde overwinningen en doorge-
ftaane gevaaren geluk gewenscht en aan den Raad
aanbevolen met eene ontveinzing van het geen
hy in zyn hart gevoelde, waartoe een tïbe-
rius
ï^ius alleen in ftaat vvas. Aan het einde van,
dit Jaar wierden \'er verfcheide gedenktekenen
êewyd ter gedagtenis van het weder magtig
borden van de veldtekenen onder het geleide
^an germanicus en het opzigt van tiberius,
V de nederlaag van varus verloren, en hier
\'^p wierd in het volgend Jaar onder het Bur-
Senieesterfchap van c. c.-ecjlius en l. pom-
ï\'onius de plegtige zegepraal van germani-
c/esar over de Cherufcen, de Catten en
■^ngrivariers , en welke volken \'cr meer tot
5an de Elve woonen, gehouden. De geroofde
l>uit, de gevangenen , met ketenen helaaden , de
afbeeldingen van bergen, rivieren en veldftagen
Wierden rond gevoerd : en men hield deezen
Oorlog voor afgedaan, fchoon germanicus hem
\'ïiet had kunnen voleindigen. — Steden kon men
l^ier niet vertoonen, om dat de oude Germaanen
öie niet hadden, strabo heeft ons in zyn ze-
gende boek over Germanien, in \'c begin, de
l^reede lyst der gevangenen naauwkeurig op-
gegeeven , welke in deezen triumph omgevoerd
Merden; Segemund, de zoon van segestes,
^e veldheer der Cherufcen en zyne zuster, de
^rouw van arminius, met naame thusnelda
haar zoontje thumelic; -—— sesithag,
zoon van ^egimir of segimir, der Cherufcen
^bevelhebber, en deszelfs huisvrouw rhamis ,
^ogter van ukromir , welken fommigen voor
iV. deel. ^ een
2fi6 zegepraal
cen opperhoofd der Batavieren liouden, maat
met meer waarfchynlykheid behoorde hy tot dc
Catten\', en Deudorix, de zoon van b^etoris ?
broeder van melo , een van de hoofdaanvoererS
der Sicamhren tegen lollius in voorigen ty^*
Men zag \'er ook libijs een opperpriester det
Catten, welke by de Germaanen met andere
priesters* pleegen te velde te trekken. Voort®
waren \'er verfcheide gevangenen uit allerleys
volken, als BruSteren, Ufipeeten, TenSiren^ CherUS\'
cen, Catten^ Mar/en, Chamaven; waar door he^
volk van Rome in de verbeelding gebragt wierd»
dat al deeze Natiën waren te onder gebragt #
waar het egter ver van daan was. Van dit al-
les was segestes ooggetuige, die in Rome zc^^
in eere gehouden wierd. Des niet te min kon hy
met geen onverfchillig oog de vernedering aan-
zien , welke zyne kinderen, bloedverwandten
en landgenooten ondergaan moesten. Dog het
geen de aandagt het meest trok, was de uit\'
muntende gedaante van den zegevierenden ovei"
winnaar, en het gezigt van zynen zegewagen\'
Vr. Niet de veldflagen, maar zulk eene z^e\'
geftacy wilde ik wel bywoonen. Hoe verrukl^®\'
lyk moet dit gefl:aan hebben.
E. De beminnelyke germanicus met zy^®
vyf kinderen nero , drusus en cajus en bei\'^®
dogteren agrippina en druzilla in een pr^^\'
tigen wagen door vier fchoone witte paarde®
vooff
-ocr page 260-VAN GERMANICUS. 3.2f
Voortgetrokken, in \'t midden van een ontzag-
gelyken fleep , die voorging en volgde , in het
begunstigend gezigt en onder het oriophoudelyk
Vreugdegefchrei van een ontallyke menigte,
dit was zeker een treffende vertooning. Rome
kon op zulk een dag al zyn leed vergeeten , en
Germanicus beleefde met zyne agrippina
thans den gelukkigften dag zyns leevens. Aan
Zulke zegenpraalen hadden de Romeinen een
aanzienlyk gedeelte van hunne grootheid te
danken: dit fpoorde den moed en nayver in
hutme bevelhebberen op. Men was daar by meer
gewoon de kleinere kinderen in de zegekar.
Want het was eigenlyk een rytuig op twee wie-
len , by hunnen vader te plaazen, de grooteren
kwamen dikwerf op praalpaarden agter aan.
Maar, myne vriendinnen, zoo gy het noodlot
Wist, dat deezen grooten man, zijne braave
echtgenoote en eenige zyner kinderen bovea
het hoofd hing, gy zoudt ze met naare \'oogen
aanzien, en zeggen, hun zon heeft niet alleen
nu zyn hoogften toppunt bereikt, maar ook
hun zon is op deezen middag aan \'t ondergaan.
Vr. Dit doet my aan , ik had dit edel paar
het beste lot gegund.
E. Zy waren het ook waardig. Maar gy
Weet myne vredegonde , dat deugd en verdien-
den niet altoos naar heure waarde op deeze
Waereld gefchat en beloond worden; — dat zy
onder de regeering van een dwingeland dik-
P 2 werf
aaS ^EGEPRAAl^
werf gevaarlyk worden , naar maate zy door
eene dankbaare menigte worden toegejnigd.
Te Rome dagt men \'er onder alle de vreugde ?
welke men uit de eer fchepte, die germanicü^
genoot, niet anders over. „ De toegenegenhei^i
van het volk, zoo fprak men, heeft aan zynen
vader drusus geen voordeel gedaan, zyn ooio
marcellus is ons ook onder de blaakenft®
gunst in zyne jeugd ontrukt. De liefde vafl
het Romeinfche volk, hoe wel geplaatst, duurt
kort, en is van een ongelukkige VOOrbeduidC-
nis." Tïberius fchonk aan het gemeen , man
voor man, drie honderd. Seftertien (*) op den
naam van germanicus en beftemde hem tot
zyn ambtgenoot in het burgemeesterfchap.
Wyl dit alles niet hielp, om het volk in den
waan te brengen, dat hy tïberius van harten
genegen was, befloot hy hem onder fchyn van
eer van de hand te zenden, waartoe zich fpoe-
dig genoeg gunfl:ige gelegenheid opdeed.---
Om u een beter denkbeeld van de Romeinfche
zegepraal te geeven , ziet hier eene nette af-
beelding van deeze plegtigheid. -— Daar hebt
ge den gemaakten buit, de afbeelding van de
veroverde fl:eden en landfchappen. Hier de ze-
gekoets met den overwinnenden bevelhebber J
agter hem volgen de ongelukkige gevangenen
geketend , waaronder dikwerf Koningen me\'^
hun»^
Of 22 Guldeas ruira.
-ocr page 262-van g e r ai a n i c u s. sjip
hiiiine vrouwen en kinderen ; anderen onge-
boeid : voorts het ganfche heir. Zoo trok men
langzaam voort naar den tempel van jupiter
^eretrius.
R. Ik dank u zeer myn eelhart voor het
genoegen , dat gy ons aandoet. Alles behaagt
Ciy uitneemend, behalven die bedrukte ellendige
gevangenen, welke goed en eere en vryheid erf
misfchien het leeven daar by verloren.
E. Dat gebeurde wel: fomtyds wierden zy
aileen tot vermeerdering van den floet en luister
öiede omgevoerd , weder losgelaaten, en zelfs
herfteld, - Ziet hier nog eene van de ge-
denkpenningen , op deezen triumph van ger-
ïHANicus over de Gertmanen geflagen, wel-
ke nog zorgvuldig in de muntkabinetten der
Liefhebberen bewaard worden. Aan den ee-
nen kant ftaat germanicus in zyne zegekoets ,
aan den anderen ziet gy hem in een gebiedende
houding met een der arenden in zyne linker-
hand, en het by fchrift: de Germaanen over-
"ü^onnen , de veldtekenen wedergebragt. Waaruit
gy echter al zoo weinig , tot al de verlöre
Veldtekenen kunt befluiten , als dat geheel
Germanien zou overmeesterd zyn. -—— En
hier mede zullen wy onze Zamenfpraak beflui-
ten, welke nu buitengewoon lang geduurd
heeft.
D- r. Wy danken u nogmaal, en hoopen
Welhaast deeze ftof by ons te hooren vervolgen:
p 3 gy
B B S L U I T.
gy hebt onze nieuwsgierigheid gaande ge-
maakt.
Vr. Als \'er maar niet te veel van vegten i«\'
komt.
E. Daar kunnen wy niet geheel buiten bly*
ven. De gefchiedenis van het menschdom i®
ongelukkig eene aaneenfchakeling van twist eö
bloedftorting , en deeze hebben de gefchied\'
fchryvers het meest der aantekening waardig
gerekend. Ik zal evenwel iets van een andef^
natuur tot veraangenaaming zoeken op te fpoo-
ren , en daartoe verwagt ik het gezelfchap we-
der ten mynen huife.
^
SJO
Aant. op Bl. 220. r. n van end. Hier zijn de
Sueven zonder oogmerk weggelaaten. Bij tacitüS
ftaat; „Zoo had hij de Sueven en den koning maro-
boduus" enz. Wij maakten, bij de melding van dit
geval uit suetonius reeds hierop onze bedenking »
en beroemde Critiken leezen volgens twee\' hand-
fchriften in plaats van Sueven, Ubiérs: deezen zijn
inderdaad door de Romeinen verplaatst; maar nu blijkt
het uit TACITUS, dat men de Sueven behouden moet»
en teffens dat suetonius zich te fterk heefc uit\'
gedrukt, en nog fterker eutbopius L. Vill, die van
400,000 gevangenen fpreekt. De Sueven hadden met
de Romeinen de zaak bijgelegd, en dit is de reden
dat men hen niet genoemd vind in den oorlog vau
ARMINIUS: en geen wonder, daar zij kort hier n^
bij de Romeinen om hulp tegen de Cheruscen en wat
kater om eenen koning aanhieldea. Men moet eg\'
ter in het oog houden , dat het een en ander niet
op al de Volkftammen ziet.
öe Romeinen brengen zeer groote veranderingen
in deeze gewesten te wege. Hunne uitgeftrekte
heerfchappye en onophoudelyke veroveringen hebben
zoo wel haar nut als nadeel toegebragt, door de
bejtuuring der Voorzienigheid. Of de landbouw y
koophandel, fcheepvaart, visfcheryen en hand- ■
werken , hieraan haare verbetering of eerfts
grondlegging niet,te danken hebben? Drusus
en germanicus tnet zyneagkivviissAbebben
hier \'t meest toegedaan. Verfcheide burgten
tn andere gebouwen van tyd tot tyd geßigt.
Overblyffels van eenige oude gehouwen, te
Domburg , Brittenburg , Voorburg,
Roomburg , Alphen , Wiltenburg,
Nyrawegen en andere plaatfen, oudhe\'
den en gedenkpenningen daar van tyd
tot tyd gevonden, Byzonderheden van
\'f huis te Britten, en /jsf Pretorium
van Agrippina. Het Herba Brittan-
mcznagefpoordenbefchreeven, Ro-
meinfche/cÄoo/e«- ïn hoe ver dit ^
invloed op de Zeden en Godsdienst
der Batavieren gehad heeft.
eelhart V an harten welkom vrienden! Wy
zagen u al met verlangen te gemoet. Gy weet,
P 4 de
GROOTE
de vrouwen kunnen haare nieuwsgierigheid niec
lang onvoldaan laaten , wanneer zy opge-
wekt is.
R. De mannen zyn \'er ook\'niet vry van:
maar dat zy 200. Ik vrees en verlang meer van
het lot van dat edel paar germanicus en
agrippina te hooren.
E. Ik heb gedagt, dat het u niet kwalyk zou
gevallen, eer wy naar Rome trekken,mat u een
wyl nog op het eiland der Batavieren te vertoe-
ven , hetzelve op nieuw te doorwandelen , en
dan met ons verhaal voort te gaan. Ik heb
myne Zamenfpraaken met den eerften eeiivouw-
digen toeftand van ons Land tegonnen : Fre-
derik heeft u daar eene fchets van gegeeven ;
nu zal \'er zeker in zoo veele Jaaren verandering
voorgevallen weezen , welke gewis zoo groot
niet zoude zyn , indien de Inwooners op
zich zelven gebleeven waren ; maar nu zy
een naauwe gemeenfchap met de Romeinen on-
derhouden; nu zy niet alleen Romeinfche krygs-
knegten in hun land ontvangen , maar van tyd
tot tyd door de aanzienlykfte bevelhebbers, en
talryke legers worden bezogt; nu ons Eiland
tot eene algemeene verzamelplaats van man-
fchap, van vlooten, van leeftogt en krygsbe-
hoeften is verklaard; nu niet alleen de gewoo-
ne legertrein af- en aanloopt, maar zelfs aan-
verwandten van het Keizerlyke huis met hunne
vrouwen zich hier als in den fchoot hunner
ver-
23a
veranderinge n.
Vertrouwfte vrienden of gereed maaken tot
hunne togten of van dezelve te rug keeren en
uitrusten , kunt ge ligt begrypen, dat daartoe
vry wat fchikkingen gemaakt, en veranderin-
gen moeten voorgevallen zyn. En op dat wy
dit alles zoo veel te vryer mogen afhande-
len 5 fiel ik de vrienden voor, om ai wande-
lende onze Zamenfpraak te vervolgen : hef
fchoone weer lokt ons uit. En wanneer zy
zich gelieven te binnen te brengen, hoe dit land-
goed \'er voorheen uitzag, zullen zy zich te
gemakkelyker een denkbeeld vormen van de
verbeteringen, waar voor.de Bataaffche grond,
onder den aanleg der Romeinen, vatbaar was.
D, Uit eene woeste heide, door poelen ge-
broken, kan zelfs, dit zien wy hier, een aan-
genaam lusthof gefchapen worden.
R. o Eelhart , gy doet ons het grootfie
vermaak aan! wy kunnen ons nu ook herftellen
van al de zwaare gevallen , welke wy byge-
woond hebben ,en ik begryp nu, waarom uwe
goedheid ons hier mede heeft willen verrasfen.
Ik hoop, dat uwe tacitus of een der andere
oude Schryvers u ruimte van ftof aan de hand
geeven.
E. Ik heb het u reeds gezegd, dat Gefchied-
fchryvers zich al te zeldzaam hier mede beaig
houden. Wy zullen uit eene enkele aanteke-
ning by gevolgtrekking, en voorts uit den ge-
heelen toedragt van zaaken naar de waarfcbyn«
233
ê34 © r. o o t e
Ijrkheid den tegenwoordigen toeftand van het
Land moeten opmaaken. Menigvuldige bos-
fchen y afgewisfeld met groene beemden en
enkele koorenakkers , overal doorfneeden met
beeken, meeren en rivieren, befpreid met Ba-
taaffche wooningen, konden, vooral in den zo-
mer , wel een aangenaam gezigt opleveren; — de
Batavier kon daar ook in den Herfst en harren
Winter met genoegen huisvesten : maar dit al-
les kon hunne gasten , inwooneren van die
pragtige trotrche waereldftad, vanRofwe , op den
duur niet voldoen. In \'t vervolg zullen wy
eene menigte Romeinfche kooplieden in eiland
aantrelfen, en deezen volgen de Legers, vooral
wanneer zy geftadig zich in een land ophou-
den , altoos als de fchaduwe het lighaam : maar
zy hebben zich met de eenvoudige ftulpen
der Germaanen zeker niet willen behelpen.
Hoe veel te min lieden van aanzien en vermo-
gen , welke wel op het leger betrekking had-
den , maar niet volftrekt aan de legerplaatzen
of fterkten verbonden waren? By voorbeeld,
om u maar een geval te noemen, waar germa-
jNicus zich bevond, was ook agrippina , zelfs
volgde en verzelde zy haaren gemaal, als zy
hoog zwanger was , in zyne moeijelyke tog-
ten. In Germanien beviel zy van haar oudfte
dogter agrippina, \'m Afien van haar jongfte»
JULIA ; alleen een oogenfchynlyk gevaar kon
haar ter naauwernood overhaalen voor een poos
naar
-ocr page 268-VEB-ANDEaiNGEN. Sgg
naar die van Trier den wyk te neemen; en zou
zy zich dan niet een geruimen tyd in het Ei-
land der Batavieren hebben opgebonden, het
welk germanicus herhaalde reizen bezogt, en
ivaar hy lang vertoeven moest, om alles in or«
de by een te brengen, wat tot zyne groote on-
derneemingen vereischt wierd ? — Nu kunt ge
niet anders van germanicus vervyagten , o£,
hy heeft voor zyne getrouwe medgezellin en
voor haare jonge kinderkens zorg gedraagen,
en een verblyf gefchikt, dat aan haare vorste-
lyke geboorte en rang, en zyne liefde beant-
woordde.
Al praatende leidde eelhart zyn gezelfchap
ongemerkt naar zyne Bataaffche wooning , wel-
ke hy vercierd had met afbeeldingen van den
oorfpronkelyken en den veranderden ftaat van
het land. Een daar van vertoonde een groote
Romeinfche fterkte , omgeeven met wooningen
van dien landaart, en Bataaffche hutten in \'t
verfchiet. Zoo als zy binnen traden, riep ro-
zemond :
R. Ik zie al hier en daar vreemde gebou*
wen boven de Bataaffche hutten uitfteeken!
: M. Deeze gebouwen zullen fchielyk nage-
volgd, en allengskens algemeen geworden zyn,"
vooral by Aanzienlyken, zoo dra zy het gemak
daar van hebben leeren kennen. Een goede
Wooning maakt toch een deel van \'t leeven ,uit.
Vr.
-ocr page 269-336 groote
Vr. Zoo raaken onze Nederlanden geheel her-
vormd in gedaante. Als de zeden van deszelfs
inwooneren, maar niet eerlang van derzelver
eenvoudigheid en oude braafheid misvormd en
op den leest der Romeinen gefchoeid worden,
waar mede zy nu verbroederd zyn , Böag ik
deeze verandering in ons toonneel wel lyden.
Een grootsch fchoon gebouw moet geene on-
bevallige vertooning in een Batavisch landfchap
gemaakt hebben. Is het niet zoo , myn eel-
hart?
D. Hoor onze vrouwen , zy geeven haare
verbeelding den vryen loop , nu zy voor het
vuur niet te vreezen hebben!
E. Laaten zy vry haar hart ophaalen, ik zal
het op myne beurt ook doen; daar ik my op
geen tacitus , nog oio cassius nog velle-
jus of strabo beroepen kan , om dat zy niét
goedgevonden hebben van de uitwendige ge-
fteldheid der landen , den toeftand van land-
bouw , zeevaart , handel , fabrieken , kunften
en weetenfchappen, van tyd tot tyd eenig op-
zettelyk berigt te geeven, en gy billyk verlangt
te weeten , welk een invloed , zulke merk-
waardige bezoeken en gebeurtenisfen op land
en volk gehad hebben, zult gy u voor een poos
met myne gisfingen moeten te vrede ftellen.
Wilt gy ze voor een aangenaamen droom hou-
den , ik mag het gaarn lyden , naderhand zal
ik weder den draad van ons gefchiedverhaal op-
vat-
VERANDERINGEN.
Vatten , en dien naauwkeurig volgen. —— Ik
heb u gezegd, dat wy uit eene enkele aanteke-
Hing, die wy als by geval aantreffen, en voorts
uit het voorgevallene onze fchets zullen op-
maaken. Behalven de aanmerking, die wy by
florus in het leeven van drusus vonden,
kan ik my niets van dien aart by de oude
Schryvers te binnen brengen. Dat wy dan
van \'t laatfte beginnen. Herinnert u wat wy
tot dus ver in deeze landftreeken hebben zien
gebeuren. Een tiberius , toen de flief- en
aangenome zoon , en nu de opvolger van au-
gustus en zyn broeder drusus voor hem, de
grootfte en beroemdfte veldheer onder de Romei*
nen van zyn tyd, bezoeken het met talryke ben-
den, flaan er hunne legers op, beftooken van
daar hunne vyanden , verzamelen en wape-
nen hunne benden , brengen hunnen krygs-
voorraad daar by een , bouwen of rusten hunnen
fchepen daar uit, en trekken heen en weder op
hunne togten. — Drusus liet het hier niet by.
Hoe meer hy de gunstige ligging van dit land,
voor al dat de Batavieren bewoonden j —- hoe
meer hy den landaard leert kennen, en het ge-
ryf en den dienst, welke het Ryk daar van zou
kunnen trekken, hoe meer hy befluit hetzelve
voor den Romein , zoo wel als voor den in-
Wooner te verzekeren, meer bruikbaar en nut-
tig te maaken.
D. Ik herinner my het geen gy ons van dc
Ka-
-ocr page 271-GROOT E
Kanaalen, cn den eerften aanleg van Dyken tot
lof van DRUSUS verhaald hebt.
E. Deeze fchrandere onderneemende Romein
begon het werk, daar het moest begonnen wor-
den. Hy maakte tot het groote oogmerk den
toegang tot het land , en den doortogt naar
Germanien open en gemakkelyk, voorts ging
hy aan het beveiligen van hetzelve door het
opwerpen van Dyken. Kunt gy u nu verbeel-
den , dat hy niet verder zou voortgegaan
zyn^ om het overal door het opruimen vau
hinderlyke kreupelbosfchen, het aanvullen van
groote plasfen en kleine poelen , welke zich
daar wegens het overftroomen en afloopen der
rivieren moesten bevinden, — door het aanleg-
gen van wegen en het opflaan van bruggen voor
heen en weder trekkende legers en lesertuig
gemakkelyk te maaken, zoo als hy in Germanien
deed? Maar waarfchynlyk is de braave dru-
sus door zynen vroegen ontydigen dood verhin-
derd , om zyn ganfche plan te volvoeren, zoud
gy dan, vraag ik al weder, van zynen opvol-
ger en waardigen zoon, die zoo veel eerbied
voor de nagedagtenis van zyn Vader had, die
\'er zoo veel roem in ftelde, om in zyne voetftap-
pen te treeden, kunnen vermoeden , dat hy dit
plan van zyn Vader niet zoude voortgezet en ,
zoo veel de tyd het toeUet, ter uitvoer gebragt
hebben; daar hy zich zoo veel langer op het
Eiland, en deszelfs omti\'ek ophield, daar hy
isyne
2.3®
v e r a n d e r i n g e n. s39
/
tyne a&rippine en Kinderen by zich vond ,
cn verzeld was van de grootfte krygsmagt, die
zich ooit in deezen omtrek vertoond had\'?
Vr. Dat kunnen wy niet vermoeden.: boven-
dien , agrippina was mans genoeg , om dit
plan, wanneer germanicus tusfchen beiden afr
weezig was, volleedig te laaten volbrengen,
E. De Romeinen wisten zoo wel, als eenige
Europeefche veroveraars van laater tyd, van alles
party te trekken. Schoon zy gewoon waren ,
magtige vorsten en volken zoo lang te kwel-
len en te verzwakken, dat zy dezelve niet
meer behoefden te vreezen, beurden zy mid-
delmaatige of kleine volken op, zoo zy dap-
per, maar hun getrouw en gelegen waren, om
zoo veel te meer nut van hun te kunnen heb-
ben. Op wien was dit meer toepasfelyk,
dan op de bewooners van deeze ftreeken ?
Nu was het in hun belang, om deezen grond ,
zoo veel mogelyk te verbeteren , welke tot een
algemeene verzamelplaats beftemd was, — van
tyd tot tyd door vlooten en legers zou moeten
bezogt worden; waar men de gemeenfchap
tusfchen Gallien en Germanien \'t voeglykst kon
onderhouden en altyd eene genoegzaame magt
en een waakend oog hebben op de onrustige
volken van Germanien, Zy hadden daar teffens
goede gelegenheid , om naar Brittannien over
te fteeken , uit hetzelve de noodige graanen
Voor de legers te haaien , en dat Land door
den
-ocr page 273-OOGMERKEN
den tyd, was het mogelyk , geheel onder
het Romeinfche gebied te brengen. Tot dus
ver voldeeden zy ook getrouwelyk aan deeze
Staats-Twaxrae, en zouden \'er aan hebben
blyven beantwoorden, als men meer drusüs-
sun en germanicussen had kunnen zenden,
of het ryk in orde gebleeven was. Maar \'er
was nog hooger plan, waar over wy alleen
by de uitkomften kunnen fpreeken , waarvan
de uitvoering oneindig zekerder gaat, dan dat
der Romeinen. Boven verwagting was het hun
gelukt, om hunne veruitziende en wel over-
legde oogmerken tot voldoening van hun on-
verzaadelyke heerschzugt te bereiken. Dan
wat had de Voorzienigheid daar mede voor,
dat zy dit gedoogde, dat zoo veele volken en
landen onder het gebied van eene, in de beginfe-
len zeer geringe 5 Mogendheid moesten bukken?
Wanneer zy de vrye handelingen der menfchen
haaren gang laat gaan, bepaalt, beftuurt zy de-
zelve zoo, dat \'er uit de ontzettendfte omkee-
ringen en beroeringen de gunftigfte veranderin-
gen , zoo veel de aart der zaaken en de gefteld-
heid der tyden toelaat, geboren worden. Be-
halven de byzondere uitkomften , welke ons
alle niet bekend zyn, behalven het vernederen
van veelen, het verheffen van eenigen ,wierden
door die heerschzugtige veroveringen de ge-
meenfchap tusfchen ontallyke volken, de ver-
breiding van kunften en weetenfchappen , en
de
240
DER voorzienigheid. 24!
de meerdere volmaaking van het toenschdóm
merkelyk bevorderd. De Germaanen en onze
landgenooten onder dezelven viraren wegens
braafheid en dapperheid beroemd, zy waren
in hunne eenvoudige leevenswyze niet onge-
lukkig, gelyk wy te vooren getoond hebben:
maar zy bleeven met dat alles dezelfde , zy
Waren in kundigheden eenige eeuwen by de
Romeinen ten agteren, en zouden eeuwen ten
agteren gebleeven zyn, indien zy met de jRo-
^einen geen ommegang gekreegen hadden.
D. Welk een voordeel de gefchied- en aard-
rykskunde daar van getrokken hebben, getui-
gen de aanmerkelyke berigten , welke wy uit
üw mond hoorden, myn EELHART ! maar wa-
ren de Romeinen tot dit alles best gefchikt ?
E. De Voorzienigheid ontbrak het nooit aan
Werktuigen. Zy wist zich tot dergelyke oog-
merken vau de Asfyriers , Babyloniers, Perfiaanen
ËgijptenaarSf Phoeniciers en Grieken te bedienen,
maar nu ftrekte het plan zich veel verder uit,
tie Romeinen, die eerst in een afzonderlyke ftreek,
in Italien, aan drie kanten van de zee befproeid,
\'ien grondflag van hunne magt gelegd hadden,
breidden eensklaps de paaien van hun gebied in
Europa niet alleen , maar in Africa en Afia,
^e drie toen bekende deelen des waerelds, uit ,
^aar zy als tusfchen beiden gelegen waren,
^oor hunne krygstogten en overwinningen
hadden zy eerst in Italien , vervolgens in
L
-ocr page 275-242 romeinsche
Afisn, maar meest in Griekenland meer en meer
knndigheden opgedaan: zy bragten van wyd
en zyd de bekwaamfte werkmeesters en aller-
leye werken van vernuft en fmaak te Rome als
iii het middelpunt der befchaafde waereld ts
zamen. Onder hunne flaaven en vrygelaatenen
vond men de beste artisten en handwerklieden»
welke zy in den oorlog hadden gevangen genO\'
men, of op hunne kosten , en tot hun eigei*
gemak en voordeel hadden laaten onderrigten.
-- Ik merkte aan , dat de Romeinfche heer-
fchappy allergefchikst was, om de gemeenfchap
tusfchen alle bekende landen van den aardbo-
dem, zoo ver die heerfchappy zich uitftrek^s,
te bevorderen. Ruim driehonderd Jaaren voor
CHRISTUS geboorte, toen m. Valerius en
DECius Burgemeesters waren , liet de Cenß^
APPius CLAUDIUS een ftraatweg van geplaveide
fteenen van Rome tot Capua aanleggen : dezelf\'
de wierd naar hem de Via Appia genaam\'^«
De roem, welken hy hiermee behaalde, tnoS\'
digde anderen, die in het bewind waren , aaH»
\'om dit nuttig voorbeeld te volgen , en na^f
maate het gebied zich al verder en verder ui^\'
ftrekte, wierden dezelve verlengd en vermeni»\'
vuldigd, zoo dat zy buiten Italien in Gallie^ ^
in Spanjen , in Africa tot aan Fes,
co , door geheel Egypten en een groot deel
Afien liepen. Dezelve beftonden uit wegen»
die beftraat of alleen met keizelzand gedekt ws-
refl?
-ocr page 276-INRÏGTIlsrGEN. 243
Ten, of in dyken, welke door laage moerasfige
landen wierden aangelegd. De moeite ea kos-
ten , welke daartoe hefteed wierden, waren on-
eindig. Wyl zy zoo veel mogelyk een regten
ftreek hielden, moesten \'er dikwerf hoogten ge-
flegt, dalen en meiren gevuld, fteenrotzen door-
gehakt worden (1). Overrivieren wierden zwaa-
re bruggen aangelegd, en de toegangen naar
alle kanten gemakkelyk gemaakt voor heen en
Weder trekkende legers. Die konden met allen rao-
gelyken fpoed komen, waar zy vereischt wier-
den , en hun voorraad en legertuig gemakke-
lyk met zich voeren. De voornaamfte van deeze
Wegen waren met mylpaalen afgemeeten en liepen
op den gulden mylpaal uit, welke in \'t midden
van Rome vm opgerigt. Van afftand tot afftand
bevonden zich renboden, naderhand rytuigen,
Welke met den meesten fpoed den Raad van al-
les berigtten. Behalven de openbaare trotfche
gebouwen , de Waterleidingen en de Rioolen
vertoonden deeze wegen de Romeinfche groot-
heid in den volften luister , en de corresponden-
tie wierd \'er alom door geopend (f). Boven
dien
1 Zie van zulk eene onderneeming eene digter-
lyke befchrijving Jef. XLV: 3, 4.
(t) De Raad ftelde zoo veel belang in deeze we-
gen , dat zy het opperfte opzigt daarvan aan augus-
tus opdroeg. Deeze ftelde een Curator viarum aan,
Men meer andere wierden bygevoegd, die over eene
Q a of
044 ROHEINSCIIE
dien waren de Romeinen gewoon in alle lande»
fclioolen aanteleggen, voornaamelyk , om he^
Latyn algemeen te doen worden. Niemand mogt
in Rome, in een andere, dan in deeze taal een
voordragt aan den Raad doen. Het gaf ^^^
groot gemak, wanneer de Gyzelaars, diezy^^\'^
allerleye volken namen, zich in Rome niet verl^\'
gen vonden, en de Romeinen overal, waar ^y
kwamen , luiden aantroffen, met welke zy t®
regt konden raaken. Hun was ook niet onbe\'
kend , vau welk een heimelyk werkenden invloed
de taal op de denkwyze van een volk is, gelyk
de beroemde michaelis in eene prysvraag dit
meesterlijk betoogd heeft. Men gewende dus
ongevoelig aan zyne vreemde bondgenooten
overheerfchers. — Eindelyk, den Romein/chefi
burger was door romulus niets toegelaaten»
dan de Krygsdienst en de Landbouw. Alle
andere handteeringen lieten zy aan gemeener
foort of aan hunne lyfeigenen en flaaven over?
aan welken zy zelfs het oeffenen der Genees-
kunde, by ons met reden zoo hoog geagt, toe-
Vertrouwden. De Wysbegeerte, Welfpreekend\'
heid. Historie- en Dichtkunde wierden doof
de grootflie mannen geoeffend, en voorgeftaan»
Wyl nu aan de krygsknegten , die hunnen tyd
liadden uitgediend, in de overwonnen land-
fcbap-
of meer wegen het opzigt hadden, gelyk men in
fcheide graffchriften gemeld vindt.
inrigtingen. «45
Schappen landeryen werden toegelegd, en men
^yd en zyd volkplantingen van hun aan-
kweekte, wierden deezen tusfchen de volken
Verfpreid en deelden aan dezelve hunne kun-
digheden, vooral in den landbouw, mede. Nu
laat ik het befluit aan u zelfs over myn didE-
ïiiK. Wat moet hier uit volgen ?
D. Wanneer de Romeinen hun belang ken-
den, en dit was hun, zoo gy zegt, zeer wel
aanbetrouwd, zoo moesten zy, om zich temeer
Voor gebrek te bewaaren en genoegens te ver-
IchafFen. ook hier den landbouw aanmoedigen,
hoven en boomgaarden aanleggen, de gronden
Verbeteren , warme en geryfelyke wooningen
bezorgen , en door het oprigten van fabrieken,
handwerkslieden in het werk fl-ellen, de inwoo-
neren door hun voorbeeld leeren , om door
kunst en nyvcrheid zich zelven te verfchaffen,
het geen de natuur niet van zelfs voortbrengt,
en van de voortbrengfelen van den grond en
liet vee het baste gebruik te maaken. Het
geen \'er in een ander opzigt ontbrak , kon
door de Romeinfche kooplieden uit Gallien,
of uit Brittannien aangebragt worden, welke
daar van hunne landgenooten voor geld, en de
Satavieren by ruiling konden voorzien.
E. Gy begrypt het ftuk regt, myn vriend l
en het verwondert my , dat het doorgaans an-
ders ingezien wordt. Het ftrekte my tot blyd-
fclisp , wanneer ik in eene iMyrfcbe verhande-
Q 3 lins
L
246 GROOTS
Ixng van CANNEGIETER ontdekte, dat deeze, ifi
de Nederlandfche zoo wel als in de Romein"
fche oudheden doorkundige man, in dat zelfde
denkbeeld ftond , en uit zyne onuitgegeeve
brieven aan van loon , my door de vriendelyk-
heid van den Heer p. van damme verftrekt, is
my dit nader gebleeken. Misfchien zyu \'er meer ?
maar ik herinner my dezelve niet. ,, Tot nog toe
ben ik genoodzaakt , zoo fchreef hy aan va»
LOON den 16 January 1733, van de gewoone
gevoelens der Batavifche fchryvers in veele
Opzigten af te wyken. En ik ben nooit meer
verwonderd geweest, wanneer ik met ernst
myn werk oyer de Bataaffche oudheden heb
begonnen, dan over de groote misflagen onzer
beste fchryveren in het uitleggen van de oude
üeenen en monumenten , fchoon deeze de echte
en onvervalschte ftukken der oudheid zyn »
waarop het meest is ftaat te maaken. Daaren-
boven, wat mislyk en onaangenaam denkbeeW
geeft men ons niet van het oud Batavien, al^
of het een woestyne geweest zy, daar ik in
tegendeel meene bevonden te hebben , dat het
de gedaante van een aangenaam en welbewoond
lusthof heeft gehad. Om u een indruk voor
myn gevoelen te geeven , eilieve ftap uit den
Oceaan by het oude Lugdunüm, (het begin va«
Germanien) aan land. Hier vertoon ik u ni^^
alleen een pragtigen wegfteen of lapis milliaris 9
niet een opfchrift van m. aurelius antonï-
verandering.
Nüs 5 die de grenzen der Caninefaaten aanwyst,
maar ook twee wegen gemaakt tot gemak van
reizigers en voornaamelyk der Romeinfche le-
gers, beftaande in agt legioenen langs den
R.byn gefchaard, te gelyk met derzelver hulp-
troepen. Die een denkbeeld heeft van de Vice
militares der Romeinen, welke te regt onder de
admiranda Imperii Romani worden gefl-eld ,
moet hier reeds beginnen een deftig denkbeeld
te maaken van een klein gewest, gelyk dat der
Batavieren , het welk met twee dergelyke we-
gen doorfneeden is. —— Dat deeze wegen
pragtig zyn geweest, met fteeneh afgezet, en
met groote kosten tegen de rivieren zyn verde-
digd , zai door my worden betoogd. Gaat gy
van Lugdmum ter regterhand , doet zich by
den twaalfden mylfteen het forum Hadriani op»
De woorden (een markt van hadrianüs) fchy-
nen niet veel te betekenen , maar die weet wat
pragt en heerlijkheid de fora der Romeinen in
de wingewesten hebben gehad , en wat ftatie
en toevloed daar plaats vond , moet by zich
zeiven groote gedagte van dit Forum n)aaken.
Slaat men van Lugdunum de linkerhand op na
een fchuinfchen weg van anderhalf uur , dan
vertoont zich het pretorium van agrippina , de
gemaalin van germanicus , en kleindochter van
Keizer augustus. Hier verzoek ik voornaa-
melyk de gedagten te vestigen op het trot-%he
gebouw, het welk ons de reistavelen van peu-
q 4 tinger
-ocr page 281-$48 GROOTE
TÏNGER vertoonen. Doch hetzelve wordt mer-
kelyk pragtiger in overweeging der kosten,
welke de oude Romeinen aan hunne pratorid
naar het getuigenis van plinius, vitrüVIUs»
SENECA en anderen gewoon waren te doen. D®
ftaat en pragt van agrippina laat niet toe,
dat wy iets gemeens van deeze haare verblyf\'
en lustplaats denken. Voeg hier by eene aan-
zienlyke Vloot, Brittannica en Germanica ge\'
naamd, die tot bewaaring der rust in het Cd\'
naai tusfchen Engeland, Vrankryk en Duitsch\'
land heeft gezeild , en haare verblyfplaats
mede in de Batavifche havens gehad, —
Op het vaste land zag men langs de rivieren
gefchaard eene menigte van burgten en kastee-
ien, uit welke de Romeinfche legiones, cohortes,
yexillationes haare ftandplaats hadden. Hier
waren insgelyks de koorenfchuuren der graa-
nen , die uit Brittannien kwamen , tot onder-
hond van de acht Legioenen aan den Rhyn.
Hier zag men eene aanzienlyke handel tusfchen
Brittannien , GaUien en Germanien , waarom
hier veele Romeinfche Kooplui waren." Hoe veel
indruk deeze brief op zyn vriend van loon ge-
maakt heeft, kunt ge hier uit beQuiten, dat hy
het eiland der Bitavieren zelfs een Paradys
noemt. Zoo hoog. wil ik het niet dryven ;
maar ik hoop, dat deeze aanhaaling geen minder
ingang byu hebben mag, als het my tot genoe-
gen ftrekte , myne denkbeelden door zulk een
man bevestigd te zien, D-
verandering. 249
D. Gy kond geen fterker betoog aanvoeren, myn
êelhart. Nu kan ik ook opmaaken,dat de koop-
handel hier zeer fpoedig moest gevestigd worden.
E. Zoo veele en zulke magtige legers, die
daar in geduurige bezetting lagen, of uit-
rusteden , vorderden zeer veele behoeften.
Zy waren daarenboven ver van huis; dit maak\'
te een aantal van kooplieden en zoetelaars
te meer noodig. Hier konden zy op een
goed beftaan rekenen, fchoon niet altoos op
eene genoegzaame veiligheid. Wy hebben al
een geval ontmoet, waarin de handelaars in
Germanien om den roof, die by hun te haaien
was, moesten aanloopen, zoo dra zy van de
befcherming der krygsbenden verftoken waren,
cn wy zullen hetzelfde geval weder hier aan-
trelfen. Intusfchen levert beide een blyk op van
koophandel , en dat dezelve hier aanmerkelyk
wierd, zullen wij in \'t vervolg, zoo ik my niet
bedriege, nog klaarder ontdekken. Dit blykt ook
uit de opfehriften, die wy op menigvuldige altaa-
ren , aan nehalennia door de kooplieden op
Brittannien gewyd, in Zeeland aantreffen , waar
uit men ziet, dat fommigen een lading kryt me-
debragten , waardoor raen niet het gewoone ver-
ftaan moet, want wat zou men hiermede in zulk
eene menigte hebben uitgevoerd, maar kryt- of
mergel-aarde voor den Landbouw. — De Ro\'
meinen bevonden zich in een land, waar de ri-
vieren (yi binnewateren, zoo wel als de zee, een
Q 5 over-
t$0 groote
overvloed en verfcheidenheid van uitmuntende
visch opleverden , waar de inwooners op fom-
mige eilanden zich niet alleen op \'t visfchen
toeleiddèn, maar genoegzaam alleen van visch
leefden; raag men dan niet als zeker vooron-
derftellen , dat de vischvangst voor een,
tyds verdubbeld, getal menfchen met dubbelen
yver door de oever eu ftrandbewooners zal in
*t werk gefteld zyn. Zoo hebben de Romein\'
Jche gasten aan den Landbouw, den Handel en de
Visfcheryen van hunne bondgenooten een nieuW
leeven bygezet. Dan kunnen de laatften zon-
der fcheepvaart met voordeel in eene genoeg-
zaame uitgeftrektheid geoelfend worden ? De
Batavieren hadden de vlooten van tïberius ,
van drusüs, van germanicus op hunne wa-
teren gezien , zy haddenze voor een gedeelte
op hunnen grond zien gereed maaken, zy had-
den zich zelfs laaten infcheepen. Hebben zy
zich voorheen beholpen met fchuiten uit hoo-
rnen gehold , waarin wy den grysaard op
Wezer aantroffen, of met vaartuigen van teenen
gevlogten en omkleed met aaneen genaaide bees-
ten-huiden , gelyk de Britten, nu leerden zy met
weinig meer moeite vaartuigen maaken, die rui-
mer, handelbaarder en fteviger waren, waar-
mede zy hun leven en goederen ocic op ver*
dere togten waagen dorften.
R. Zy hadden zeker de fchoon fte gelegen-
heid , om de fcheepsbouw van de Romeinen te
lee-
-ocr page 284-V E ß. A N D K R I N G. ajX
leeren, — om hunne handwerken en leevensge-
ryflykheden te verbeteren, maar hebben de Bata-
vieren zich daar werkelyk van bediend? Ik
meen, dat de Germaanen aan hunne oude ge-
woonten zoo zeer verkleefd waren, en \'er zoo
bezwaarlyk als onze landluiden van waren af te
brengen.
E. Gy vraagt dit niet zonder reden roze-
mond. Misfchien maakt gy dit ook op uit de
onveranderde wapenrusting der Germaanen,
Zy handelden daarin anders, dan de Romeinen ,
welke alles , wat zy by andere volken beter aan-
troffen , greetig overnamen. In dit vak was
de verbetering voor de Batavieren niet zoo
noodzaakelyk , zoo lang zy met de Romeinen
tegen volken vogten, die even zulke wapenen
gebruikten, als zy zeiven: maar in het dage-
lyks leeven, in den ommegang met de Romeinen ,
kan \'t niet wel anders zyn, of zy moeten het
gemak en nut van hunne gereedfchapp&n en
werken hebben gemerkt en van langzaam er-
hand nagevolgd. En gy zult ook zien, dat zoo
dra de Batavieren zich tegen de Romeinen ver-
zetten , zy zich wel degelyk van wapen- en
ftormtuigen bedienen , welke hun nu te pas
kwamen, en waarvan zy het gebruik van hunne
Bondgenooten geleerd hadden. Althans, wat de
fcheepsbouw betreft, daar is geen twyfel aan,
wanneer gy hoort, dat niet alleen de koophandel
op deeze kusten gedreeven wierd, maar wan-
neer
§52 G li O O T E
neer gy eene taamelyke vloot van Batavieren
toegerust, en met Batavieren bemand, de Ro-
meinen, welke toen hunne vyanden waren, op
deeze rivieren tot een fcheepsftryd ziet uitdaa-
gen, en dat binnen kort, wat zult gy dan zeggen,
myn roozemond? hebben zy ook de Romei-
nm de handeling van gereedfchappen en be-
werking van ftoifen , welke in de fche:ps-
bouwkunst niet van de gemakkelykfte is, af-
gezien. Wel is waar, zy hadden vier- en twin-
tig fchepen aan de Romeinen ontweldigd, maar
deeze moesten ook onderhouden en gecalefa-
terd worden. Ook waren zy te weinig in ge-
tal , om teggn de Romeinfche fcheepsmagt ee-
nigzins te kunnen opweegen, \'er zyn dus nieu-
we aangebouwd.
R, Dan zal ik het u gewonnen geeven myn
EELHART. De Verandering van dit toonneel
moet verbaazend fchielyk en groot geweest
zyn. Maar ik verlang van de gebouwen te
hooren, welke de Romeinen daar opgerigt heb-
ben. Wie waren toch die bouwmeesters? de
Batavieren immers niet: — en waar haalden zy
de bouwftolFen?
E. De Romeinen waren de architecten , de
metzelaars, de timmerluy. Zy voerden hunn«
konllenaars en handwerksHeden niet te ver-
geefsch met zich,, en behalven deezen wierden
ook de krygsbenden gebruikt tot het aanleggen
van alles, w^at tot het krygsweezen betrekking
had.
-ocr page 286- -ocr page 287-V E S. A K D E R I N G.
had. Ik heb u reeds verhaald , dat drusus
meer dan vyftig fterkten langs den Rhyn liet
bouwen , het geen meest door die zelfde fol-
daaten , die graften maakten en dyken opwier-
pen , gefchied is, en men twyffelt niet of onze
oudfte plaatfen, vooral die op burg uitgaan ,
zyn daar overblyffels van. Van fommigen kan
men het met zekerheid zeggen , om dat niet
alleen de oude reistavelen dezelve aanwyzen,
maar om dat de fondamenten, die in den
grond opgegraaven of by toeval ontbloot zyn,
benevens ontelbaare oudheden, zeldzaamheden
en gedenkpenningen van Romeinfchen oorfprong
zulks bewyzen. Maak u niet verlegen over
de bouwftofFen, myn roozemond.\' waar van
toch worden heden onze meeste huizen ge-
maakt? die zelfde ftolfen waren toen in de*
zelfde en grooter overvloed voorhanden.
R. In grooter overvloed. Zy hadden althans
geene ovens of fteenbakkeryen.
E. Die hebben zy zeker gehad. De Romein"
fche krygsknegten waren met behulp van zul-
ken , die tot den legertros behoorden, de eerfte
fteenbakkers , en hebben onze voorzaaten in
het oprigten van duurzaame gebouwen , waarin
men met meer zekerheid tegen brand en allerleye
toevallen kon huizen , goederen en koopman-
fchappen bergen of zich tegen geweldige aan^f
vallen verweeren , de eerfte modellen verfchaft,
welke van tyd tot tyd in zoo een verbaazende
me-
ajS
254 groote
menigte, als men zelden elders in eenf klein be-
ftek op deezen aardbol by elkander vindt, na-
gevolgd , zelfs In \'t oprichten van floten en
kasteelen , ontzachelyke fteenklompen , welke
door \'t gantfche land door Kidders en Edelen
opgerigt zyn , nagevolgd. Ik befluit dit niet
alleen uit de burgten van drusus, welke zeker
meer dan voor een korten tyd opgeworpen leger-
plaatzen waren, — meer dan uit hout en aarde
befl:onden, en door niemand, dan door het volk
van DRUSUS zyn aangelegd , maar de bewyzeil
zyn nog voor handen. De foldaaten waren veel-
tyds gewoon by het vormen van de fteenen ,
die zy vervaardigden , de merken van hunne
Legioenen, waartoe zy behoorden en de lan-
den , waar zy guarnizoen hielden in te drukken
en te bakken , en van die fteenen zyn \'er niet-
tegenftaande de langheid van tyd nog verfchei-
de 0vergebleeven, waarvan ïk u de afbeelding
vertoonen zal. De ftoffen hadden zy toen in
dezelfde gronden en\' dezelfde rivieren , welke
lju nog de kley voor onze fleen- en pannebak-
keryen opleveren, en toen eerst ontgind wier-
den. Tot het oprigten van ovens en het ge-
reedmaaken van fteenen wordt weinig omflag
vereischt. Men weet zich hier mee in Over*
ysfel en elders zeer fchielyk en met kleine
moeite een genoegzaamen voorraad aan te
fchalFen, als men die tot bouwen noodig heeft.
Gehouwe fteenen konden de Romeinen uit Bra-
hand
-ocr page 289-verandering.
Uni en \'t land der Tübanten aanvoeren, zoo zy
die begeerden. Maar zy had den die minder noo-
dig, niet alleen, om dat hunne gebouwen meer
tot noodzaakelykheid , dan tot pragt waren ,
maar om dat ons land toen eene groote menigte
van Duif- of Tuffteen opgeleverd heeft, het
geen men uit overoude gebouwen en gedenkte-
kenen , welke daarvan gemaakt zyn , kan beflui-
ten. De vrienden zullen nu van zelfs begry-
pen, dat de Noordzee toen zoo wel als nu, of
de gebrande fl:eenbrokken en de tras, hun kalk
,en ciment opleverden.
M. Een Romeinfche krygsknegt moet niet
veel ledigen tyd gehad hebben.
E. Dat hadden zy niet, en dit hebben onze
kryglieden, wanneer zy in bezetting leggen,
veel te veel. De Romeinen waren daardoor aan
dén arbeid en fatigues gewoon, onze krygslie-
den raaken fchielyk afgemat en ziek , om dat
zy \'er niet aan gewoon zyn, wanneer men hen
ftérk moet aanzetten. Zy hadden daarenboven
geen reden , gelyk onze arbeidslui, om het
werk te rekken , en konden \'er vaardig mee
voortgaan. Behalven dat zy hunne fteenen veel
grooter maakten , hadden zy de gewoonte by
het ophaalen van zwaare muuren dezelve aan
de binnen- en buitenzyden wel gelyk te maa-
ken , maar tusfchen beiden fmeeten zy allerleye
fteenbrokken, flinten, fchulpen enz., fchikten
die een weinig, en gcoten de holligheden vol
255
256 » lt o ü ï e
met ongebluschte kalk, welke het binnenfte en
buitenfte aan een fmolt, en \'er zulk een vast
lighaam van maakte , dat het als in een fteen
fcheen veranderd te zyn.
D. Dit heugt my ook in de aantekeningen
van een Fransch bouwkundigen geleezen te
hebben.
E. Dat dit in ons Land ook niet onbekend
was, blijkt uit de naauwkeurige navorfchingen
en opgaven van den kundigen Heer paluda\'
NUS , zoo op de wegen , die hij in zee en in
den grond ontdekte , als in oude muuren op
Wieringen, waar van nader.
Fr. Wy zyn nu al een gantsch eind op weg,
nu wy kalk, ciment en fteen hebben: zy had-
den echter geene zaagmolens ?
E. Die vonden de Romeinen zoo min hier als
in Italiën , maar zy konden die ook zoo wel
hier , als in Italiën misfen. De zaagmolens
zyn van een onuitfpreekelyk gemak : de uit-
vinding en geduurige verbetering in een tyd,
waar in niemand om werk en brood behoefde
verlegen te zyn, ftrekt onder veele andere din-
gen onze natie tot eer; maar hoe veele landen
zyn \'er niet, daar nog alles met menfchen han-
den gezaagd wordt : Ja hoe veele , daar men
het yzer niet kent, veel min de zaagen, en zich
evenwel weet te behelpen! —— Dat zy het
hout voor \'t haaien hadden, wegens de menig-
te van eykèn , ypen, esfen ook dennen, die
hief
-ocr page 291-verandjer. ina.
hier in uitgeftrekte bosfchen gevonden wier-,
den, kunt gy uit het voorige opmaaken. —.
Voor byzondere gebouwen Iaat ik de kooplie-
den , zoetelaars en anderen zorgen, die de le-
gers volgden. Gy ziet dus, dat het de Romei-
nen aan de noodige bouwftolFen in \'t geheel
niet ontbrak en zouden zy zich \'er dan niet van
feedienen in een lands dat zy, met of zonder
grond, als een gedeelte van het Ryk aanmerk-
ten , daar zy zoo veel uitftel mee hadden, e«
Waar zy zich winter en zomer ^moesten ophots
den ? By de meergemelde burgten ftoegen zy ,
die niet tot de bezettingen behoorden , hun-
Re wooningen op , waar zy de meeste ze-
kerheid en het meeste voordeel verwagten
konden. Zoo groeiden die burgten allengs-
kens tot gehügten, tot dorpen, tot vlekken
aan, gelyk tacitus van Vetera fchryft : en
«indelyk , toen de tyden en de leevenswys
geheel veranderden , zyn zy in fteden her-
vormd.
R. Zyn \'er nog, ten minften in naam, ge>
denktekenen van die burgten? Hoe waren zf
ingerigt ?
£. Zeker van meer of minder uitgeftrektheid
en vastheid , naar maate de gelegenheid het
iHedebragt. Zy dienden in den oorlog om volk
«n wapenen te b^g^n, en in tyden van vrede
^vierden zy wel tot koorenfchuuren en pakhui«
25s ö u d e
zen gebruikt (1). Zy waren onderfcheiden van
de legerplaatzen , welke echter, wanneer zy wel
aangelegd en lang bezet wierden, in fterkten »
èn ten laa-ften in dorpen en fteden veranderd
zyn. De Romeinen noemden de hurg\'en CaS\'
tella of kleine le^erplaatzen : ons woord KaS*
teel heeft daarvan zyn oorfprong. Het woorJ
burg of burgt van bergen, komt zeer wel
het oogmerk overeen. Nu zullen dè vriendeiï
zich wel herinneren kunnen , hoe veele ^^^
onze plaatzen \'er op Burg uitgaan, als
kenburg , Rhymburg , Voorburg > ICeenen\'
hurg, Toorenburg , Meerhurg , Eenigenbui^ë >
Elburg , enz.
D. Middelburg , Domburg , Oost" en
fcOM&wrg , en welke al meer!
E. Wanneer wy , het ganfche land door, di®
plaatfen willen opneemen ^ zouden wy \'er noê
meer ontdekken, welke van dat woord en ^^^
zeer oude ty^^en oorljpronkelyk zyn , gelyk
phen , \'Xanten en meer anderen aan oude
mepßhe legerplaatfen hun beftaan te danken
hebben. Ik geloof, dat wy om deeze redeo^\'^
de eerfte en oudfte fteden van Germanien,
len, Trier^ Bon, Tongeren en weinige m^^^
iiiC-
1 Addam praßdiis duUarmn condita iirum
Sed modo fecuris non castea fed horkea
ausohius»
-ocr page 293-ï u r g t e n. 259
Uitgezonderd, monzt Nederlanden zoeken moe^
ten. Dus zyn \'er in den naam ten minften
nog overblyffelen van de oude burgten, maar
Wanneer ik n zeide, dat nog in de voorige, ja
zelfs in deeze eeuw onwederzeggelyke fpoo-
ren van deeze Romeinfche gebouwen op dee-
zen grond te vinden wuren?
D. Indien het u niet te veel gevergd is myn
eelhart, zouden wy gaarn een weinig nader
berigt van deeze alleroudfte gebouwen in ons
land van u hooren.
i E. Hoe veel moeite het my ook kostte, om
het regte fpoor daar toe te vinden zal ik my
hier aan geenszins onttrekken : het behoort
toch weezenlyk tot den alouden staat van
ons Land, en ik heb u zelf tot het doen van
deeze vraag aanleiding gegeeven. De oplos-
fing zal u nog meer overtuigen van de gegrond-
heid van myn gevoelen. Welk een voordeel
zou het aan de vroege oudheidkunde gegeeven
hebben, indien de geleerde cannegieter zyn
plan had mogen volvoeren; welk een gemak
aan my!
Fr. Wat was dat voOr een plan? Vader.
E. Ik zal het u met zyn eigen woorden m^e-
dedeelen , om dat het ons eeni^ handleiding
kan verfchaffen, om geregeld voort te gaan. —.
Alle deeze Antiquiteiten, zoo fchryft hy in
denzelfden wydloopigen brief aan van lo-on,
zal ik het eerst van nooden hebben , zynde
R 2 myn
-ocr page 294-f
¥ l a n van.
myn voorneemen in het befchryven der MonU"
meuten te volgen de wegen, die de Romeinen iii
deeze gewesten gewoon waren te gebruiken.
Deeze wegen zyn twee ; te water of te land.
Beide zyn weer meerledig. Die te water ware»
het meest door de Helium ^ zynde de wester-
fche mond van den Rhyn. De plaats van dit
Helium heeft groote zwaarigheid. Zeker is
het, dat een ftrang van dit Helium, genaamd de
nieuwe Hel, het water van de Maas en de Waal
naar Zeeland en Walcheren heeft gevoerd , en
den naam heeft gegeeven aan de nehalenniaj»
welk woord in oud Duitsch niet anders is, dan
Godin of Juffer of Vrouw yan de Nije Hel 9
gelyk blyken zal by de nadere ontleding van dit
woord. Dit was ook de Alveus (^de kil) door
welke de Romeinfche en Brittannifche fchepen,
naar Duitschland willende , voornaamelyk den
Rhyn opftaken, het welk de reden is, waarom
deeze dea nehalennia van de Kooplieden en
Schippers met zoo veele fteenen altaaren is ver-
eerd , en het is dezelfde nieuwe Hel, waar
willebrordus , uit Engeland komende, is aan-
geland, volgens het getuigenis van alcuinusJ
welke van daar verder door andere alvei ert
kanaalen van den Rhyn tot Utregt is gekomen.
De naam Walachria geeft in oud Duitsch ts
kennen , Waale-beek of Waale-water. De oor-
zaak van deeze benaaming is niet vreemd en zal
wydloopig door my worden betoogd, en alle
ge-
-ocr page 295-€:annegiete
gedenkftukken, naar vervolg uitgelegd ; en die
boven andere , welke tot het Land en de In-
wooners betrekkelyk zyn. Dit alleen heb ik
willen zeggen , om te toonen, waarom ik Zee-
land het eerst zal moeten neemen in myn werk j
want uit Zeeland, de Maas, Waal en Rhyn op»
klimmende, geeven my de Monumenten , op de
oevers gevonden, telkens gelegenheid tot nieuwe
ontdekking en ophelderingen. — Wat de land-
wegen aangaat, vindt men, hoe zy hun begin
neemen van Lugdunum, het welk niet ver van de
zee en omtrend midden tusfchen Helium en den
midden-2?/23f«, (deeze was het, die by het huis
te Britten in zee liep,_) gelegen was, en daarom in
het Itinerarium van antoninus genaamd wofdt
Caput Germania. Gy ziet met den eerften opflag ,
hoe deeze ßtuatie van het \'Lugdunum afwykt
van die der ftad Leiden. Deeze wegen worden
zeer naauwkeurig aangetekend in de tabula Peu-
tingeriane , van velserus uitgegeeven , en vol-
gens die wegen zal ik de uitlegging van myne
Monumenten plaatfen. Dus meen ik de Leezers
als reizigers in het oud Batavien te brengen, en
volgens de ordinaire wegen, ter regter- en ter
flinkerhand, huizen, vesten, fteden, rivieren,
bosfchen , tempels , altaaren , flagvelden, be-
graafplaatfen, en waarin verder een reiziger be-
haagen fchept, aan te wyzen en met Commenta»
Tien uit te leggen. Deeze reis meen ik te vervol-
gen van zee af tot aan Keulen^ zynde de uiter-
R 2 , fts
t A » VAM
fte- en hoofd-phats van Germania inferior, waar-*
onder Batavia, ten minften de legioenen , in BatH\'
vien guarnizoen boud :nde , behoord hebben.\'
Hierop begint hy van de aangenaamheden te
fpreeken, waarvan ik in myn voorige aanhaa-
ling reeds gewag gemaakt heb.
Vr. Dan heeft de man dit voorneemen niet
volbragt ?
Geenszins. Of hy reeds een aanvang g«\'
maakt had met de oudheden, daar hy van ty^
tot tyd de afbeelding n en befchryvingen vaU
had verzameld; — of de dood hem in dit uit-
gebr-\'ide werk is overvallen ♦ dan of hy het met
de boelv\'verkoopers niet eens heeft kunnen wor-
den , weet ik r,iei: maar dit weet ik , dat wy hief
in een Thejaurus of fchat van oudheden misfeii,
welke voor ons van geen minder belang zoü
geweest zyn, dan die de beroemde gr^vius»
GRONovius , SALENGRE en anderen met groot®
moeite en kosten verzameld hebben. En wi^^
zal dit vergoeden ? Het werk wordt hoe langet
hoe moeijelyker, naar m^aate de oude gedenk-
ifukken meer verftrooid , verduisterd en van
onzen grond verwyderd raaken. Jn cannegIS\'
TER was taal en oudheidkunde, beleezenhei^
en een uitgebreide Corretpondentie, met een oH\'
verzadelyke zugt voor Oudheden , byzondtf
van zyn Vaderland, vereenigd. Daar wy
zulk een gids misfen zullen de vrienden
zich
wel willen te vrede ftellen met deeze en
proc^
2Öa
CANNEGIETER.
proeven, zoo ten opzigt van de oud (le bebouw-
de plaatfen in ods Land , als ten aanzien van de
nierkwaardigfte oudheden , welke daar gevon-
den zyn en tot onwraakbaare bewyzen vtrflrek-
ken, dat de Romeinen hier in een groote menig-
te langen tyd zich gevestigd hebben. Wy
zullen ons niet naar Zeeland begeeven, dit zou
wat ver uit den weg zyn , maar terilond aan land
gaan en.in zoo ver den beroemden cannügie-
TER navolgen, dat wy de oude reiskaarten ia
de hand neemen.
Fr. Vau deeze kaarten heeft Vader ons reeds
in den beginne gefproken. Mag ik vraagen
van welken oorfprong dezelve zyn.
E. Zeer wel. Da Romeinen y zoo lang hun
Staat in orde was, behandelden alles met het
grootfte overleg. Dat zy in alle landen , waar-
in zy eenig gezag oelFenden, wegen lieten aan-
leggen, hebt gy reeds gezien. Wanneer hunne
Legioenen te velde moesten, wierden \'er kun-
dige lieden voor afgezonden, om naar gefciiik-
te plaatzen tot het opflaan van e.^n leger om
te zien. Het kamp wierd opijeiiomcn en de
gereedfte weg, langs welken het leger en de
Voorraad trekken moest, van af land tot afftand
afgemeeten, en de rust- en ftandplaatzen aan-
getekend. Deezen noemden zy M^tatur\'-s ea
Menfores. Het was dus alles van te vooren be-
paald en de geleiders moesten zich hier naar
;^edraagen , op dat men het leger mogr. aamref-
ïl 4 fen.
a(;4 ROMEilfirsCHE
fen, kondfchap krygen , voorraad toefchf^"
ken, wanneer de noodzaakelykheid het vor-
derde. Niets kan ons hier van beter begrip
geeven, d?!n het geen wy xnnden in het derde
boek vau ve-getius over de krygszaaken der
Romeinen. „ Een bevelhebber moet met alle
zorg en vlyt toezien, dat hy op de marsch gee»
aanftoot lydt, of denzelven met gemak afkeere»
Vooreerst moet hy de reisboeken van al d®
landen, in welke de kryg gevoerd wordt, vol-
komen zich eigen maaken^ op dat hy de af-
ftanden der plaatzen niet alleen met bet getal
-der fchreden, maar ook de gefteldheid der we-
gen kenne , de toepaden, de pleisterplaatzen »
de bergen, de rivieren in aanmerking neeme,«
Dit gaat zoo ver, dat kundige en wakkere le-
gerhoofden deeze reisboeken der gewesten ,
waar zy heen trekken, niet enkel in fchrift,
maar in aftekening hebben , op dat zy niet allee»
door nadenken , maar met hun oog den besten
weg mogen kiezen. Daarenboven behooren zy
met de verftandigfte en meest vertrouwde man-
nen over elk landfchap, waarvan deezen de beste
kennis hebben, te fpreeken, en uit de meeste
overeenkomften de waarheid optemaaken." Zoo
fchryft ook lampridius in alex. severus.
„De dagen tot den legertogt beftemd, wierdefl
openlyk bekend gemaakt. Twee maanden van
te vooren wierd het bevel opgehangen, waarin
de Keizer aankondigde, dat hy op dien dag
reiskaarten* aöf
en op dat uur zou op reis gaan, en zoo de Go-
den willen, zich tegen dien tyd op zyn eerfte
rustplaats bevinden. Alle deeze manfiones ^
plaatfen, vi^aar men halte houden , of voorraad
ontvangen moest, wierden naar orde aange-
weezen." De Metatores moesten derhalven gevat
zyn op alle de wegen, door- en overtogten,
üeden, fterkten , pleisterplaatzen en derzelver
aflhnden , op dat de legerhoofden daar over
met hun zouden kunnen raadpleegen. Ten
dien einde wierden van landfchap tot landfchap.
alle de krygswegen en ftandplaatzen opgefcbree-
ven en opgetekend. Van het eerfte hebben wy
een bewys in het reisboek , dat naar antoni-
nus genoemd wordt, en van het laatfte in dee-
ze reiskaart. Men gaf dezelve in fchrift of in
tekening of beide mede aan de bevelhebbers ,
op dat zy daarna volgeüs het bepaalde plan hun
reis zouden inrigten. Lang zogt men naar
zulk eene reiskaart, maar te vergeefsch. Ten
laatften mogt het aan beatus rhenanus ge-
beuren , eene aan te treffen , in de beroemde
boekery van coenraad peutinger te AugS\'
hurg: maar dezelve kwam niet eer in \'t licht,
dan na dat marcus velserus , een man niet
min dan peutinger uitmuntend , zoo door
zyne kunde, als door zyne geboorte en waar-
digheden , twee brokken onder eene menig-
te andere fnippers na het overlyden van peu-
tinger in deszelfs Bibliotheek aantröf 3 welke
R 5 hy
s6is romeinsche
liy aan den grootden aardrykskundigen van dieü
ty , nnast cluverius, aan abr. ortelius te
Antwerpen xond, dietiezelve aan zyn vriend, den
gcleeroen Boekdrukker joh. moretüs overgaf.
Velserus beareep toen^, waarom peutingeR
zicht van de uitgave onthouden had , maar tef\'
ftns, dat de geleerde waereld liever een weinig»
dan niets van dien aart zou verkiezen, daar
toch in deeze ftukken een aanwyzing gefchied-
de van een aanmerkelyk deel van deeze Wester\'
/c/je oorden. En hy gafze daarom, zOO als zy
waren, met zyne aantrkeningen, getrouwelyk
in \'t licht. Wy hadden vooral reden, oai me:
deeze uitgave in onzen fchik te zyn, wyl ons
geheele land daar in aangeweezen is.
D. Het zou echter wenfcheJyk zyn, dat ds
geheele kaart ondekt wier J.
E. Dat is zoo. Hy beloofde alles te zullen
aanwenden, om die op te fpooren, en dezelve
dan ooTt aan ortelius te zullen zenden , en
dat gelukte hem omtrend twintig jaaren na-
derhand. Ortelius was voor.ieemens dezelve
met zyne ophelderingen uit te geeven, maar
de dood verraste hem; by uiterfte wil beval hy
ze aan moretus. Dus heeft men nu drie oH\'
derfcheiden exemplaaren, twee ftukken ei*
eene geheele kaart, beginnende met de uiterft®^
paaien der Romeinfche heerfchappye in het weS\'
ten, en loopende tot aan den oorfprong vft\'i
de rivier de Ganges in hec oosten, alleen ^^^
wei\'
-ocr page 301-reiskaarten.
weinig van Brittannien , Aquitanien, Spanje en
Africa uitgezond rd. Zy bevat ai wat tusfchen
de groote of Atlanthifche zee , gelyk de ouden
die noemden » begreepen is. Men fchryft het
ontdekken van deeze kaart toe aan coenraao
CKLTÉ5; zy was met Longohardifche letteren
befchreeven. Oorfpronkelyk fchynt zy on-
der den Keizer theodosius en deszelfs zoo-
nen , ten uiisiSten voor de tyden van arcadius
en honorius gemaakt te zy;i,voor en al eer de
Barbaaren zich meester van verfcheide hier aan-
geweez-; Provinciën gemaakt hadden. £1: daarom
wordt dezelve doorgaans de Tmod fiaarifche of
Augshurgfche xtiskz^n genaamd, in ondcrfcltei-
ding van het Antonynfche reisboek. Dat l^y
onder de laatfte Keizers getekend is, wel-
ke regeerden voor de tyden van trebhllius
en vopiscus, b\'ykt U\'t den naam Frauci in
het Overrhynsch OermarAen. Men noemt de
laatfte Keizers, niet , welk dien naam hebben
gevoerd , maar welke het i Vatfta deeze gewes«
ten onder hun raagt gehad hebben. Som-
migen meenen , dat deeze kc art na dat reis-
boek zou vervaardigd zyn, maar dat geloof ik
niet. Zy komi;n wel in verfcheide opzigten
overeen, gelyk dit behoorde, maar varfchillen
ook dikwerf inde naamen der plaatzen en in de
afftanden. Soms wordt ook in de eene een
plaats genoemd , die van den anderen wordt
over^fcflagen. Zoo vindt men het Trojeêtum of
Utrecht
2Ö7
Pv. O M E I N S C H E
Utrecht in liet reisboek maar niet in de reis-
kaarten. De geheele kaart beftaat in eene ftrook
van byna een Augsburgfche voet breed, en meer
dan twee en twintig voeten lang, op bladen
van parkeraent aan elkander geplakt.
D. Hoe kan \'er dan met mogelykheid het
evenredige tusfchen de lengte en de breedte va«
den aardbodem in agt genomen zyn.?
E. Toen het gerugt van deeze reiskaart zicH
verfpreidde, verbeeldden de geleerden zich et^
fcheidsman vrnzWe-Geographifche gefchillen daar-
in te zullen aantreffen: maar de uitkomst beant-
woordde in zoo verre niet aan de verwagting.
De maaker van deeze reiskaart was geen Meet-\'
kundig Landbefchryver, en hieldt zich niet op
met den waaren afftand en ftrekking van land t
kusten en rivieren , volgens den Meridiaan en de
graden van lengte en breedte, aan te wyzen:
hy was een Legermeeter, en het was hem ge-
noeg de volgorde der Stations langs de heirwe-
gen met het getal der mylen aan te tekenen s
welke aantekening fomtyds Voorwaards , foffl-
tyds agterwaards gaat. iSiet te min geeft deeze
kaart by het reisboek van antonyn zeer veel
opheldering in de Aardryks- en Gefchiedkurt\'
de. Men treft \'er zeer veele plaatfen aan, wel-
ke nog in wezen zyn, anderen, welke wy zon-
der deeze ftukken niet zouden kennen. Zy
helpt ons dus in veelen opzigte op het fpoor
om verder te zoeken. Zoo wor-dt dc twist jt
ÜSS"
&6È
R\'EISKAARTEN. 26p
Oesforiacum en Bononia twee ondeiTcheiden
^aatfen en havens zyn aan de Gallifche kust, of
«en en dezelve, in den laatften zin hier beflist.
i^n ten opzigt van ons Land, — de plaats , waar
het eiland dex Batavieren ligt. Wanneer men de
Verftrooide letters by een zoekt, maaken zy Fa-
tavia uit, gelyk de rivier Patabus door letterver-
Wisfeling niet anders dan de rivier der Bataven
is (*> Ik heb de moeite genomen om het eene
kaartje, dat het vólkomenfte en naauwkeurigfle
ftuk uitmaakt, zoo getrouw als my mogelyk was
na
\' (*) De grootfte Geleerden maaken daarom van
deeze reiskaarten veel ophef. „ Tab. militari peu-
Tinbeei nihil-, ex antiquis monimentis, qua extcmt,
eonferri, nedum preeferri potefi." Andr. schottus in
prffifatione ad Itinerarium awtonini h. surim. Eu
taulus merula in prsfatione Cofmogr. „ Cm-
Jnij[)um ejl Itinerarium awtoumr, vel cujufcunque een-
fendum, cum Jmpla tabula Itineraria, qucs duBu joh.
moeeti, aiifpiciis viri nobilis m. velseri ex illuftri
PBUTiNGERi bibliotheca > in lucem prodiit. Plus hahe^
in recefpu , quam frons promittit. Licet fint infinita-
ihi depravata ^ turbatioris ordims, tamen comparata
cum ANTONiNO Hullo negotio pojjunt corrigi ^ ad fm
revocari Cajlra. —• Procurrit hec tabula ab »ccidentali
oceano per continentis totius longitudinem ad orientalem
^fque, fingiila notans loca nec non locorum, indiijlria
flupenda , dijiantias ^ intervalla" Beatus ehena-
Nüs, FRANC. iRENicüs, GERH. HovioMAGüs fprakea
*er op dezelfde wys van.
L
s.yo romeinsch»
ïia te fchetfen. Gy ziet hier eene zonderling«
netheid in doorRraalen, wyl alle de fteden of
fterkten op eene onderfcheide wyze zyn afge-
beeld. Van de twee andere heb ik alleen zoo
veel bier by getekend, als ons Land betrof.
R. Gy offert waarlyk al te veel aan ons ge- ,
noegen op , myn eelhart.
E. Gy ziet hier de beide wegen in ons Land
duidelyk aangeweezen , tusfchen den Rhyn aan
den eenen en Maas en Waal aan den andere»
kant: maar aan den overkant van den Rhyfi
ziet gy wel naamen van eenige volken, de Va\'
plivarii, waarfchynlyk dezelfde met de Jnji-
iarien van tacitus , Chaci of Chauci, Crep\'
Jlini, Chamavi, die weder onder den naam van
Franci begreepen worden , dan gy ziet \'er
geene wegen aangeweezen; ten bewyze,dat de
Romeinen dezelve daar niet aangelegd , of dac
zy , toen ten minften, op deeze volken geen
invloed hadden. Nu zal ik u de plaatfen op-
noemen, welke in ons Land op de kaart gete-
kend ftaan , d^n gy zult van de meesten voor-
eerst weinig denkbeeld kunnen maaken, zoo
vreem.1 zullen zy u vorkomen.
D. Kan men niet navoifchen , op welke
plaatzen die naamen pasfen?
E. Zeer bezwaarlyk. Geduurende zoo veel
eeuwen m zoo veele omwentelingen en ver-
woestingen , welke ons Land by geduurige
verandering van bewooners in vervolg van tyd
ob\'
-ocr page 305-reiskaarten. s^ï
ondergaan heeft, is het zeer moeijelyk van al-
les het regte fpoor te vinden : te meer moeijelyk ,
daar de rivieren ook hier en daar haaren loop ver-
legd hebben , oude iteden geheel verdweenen,
andere verplaatst zyn. De gedagten der kun-
digften zyn zeer onderfcheiden. Zyn het vreem-
den , zy hadden geene genoegzaame kennis van
dit Land; waren het inboorlingen, zy trokken
doorgaans party voor eene of andere ftad,
waar van zy dé oudheid wilden bevorderen.
Ik zal een en ander gevoelen bybrengen, en wy
zullen zien , wat wy \'er van kunnen opro.aa-
ken: de zaak is toch van veele aangelegen-
heid. Ik zal der vrienden geduld wat moeten
vergen : wanneer men moeite aangewend
heeft, wil men \'er gaarn genot van hebben. De
eene weg , welke langs den linker oever van
den RkynViep^ ftrekte zich van i, Lugdunum
over het 2. pr<Btorium y^grippinm uit tot 3. MatUo,
4. Alhamanis^s. Niger Pullus, 6 Lauri, 7. FLc
tio, 8. Leve fanum , 9. Carvo, 10. Caftra
Herculis t 11. Nonomagum. Door welke ber-
Tius , een beroemd Duitsch Landbefchryver,
ver ftaat 1. Leiden, Roomburg, Koudekerk y
Alphen, 5 Woerden, 7. Vleuten, ^.Leeuwen,
^.Grave of Kellern en 11. Nymegen. De zesdeen
tiende plaatzen ,Lauri en CajiraBerculis
onbepaald. De andere weg liep tot aan en over
de Maas en Waal, op deeze wyze. i. Lugdunum ,
s. Forum Hadriani, 3. Flenium , 4, Taili, 5.
aso romeinsche
Cafpingium , 6. Grinnes , 7. ad DiiodecimUWt
Noviomagum. Volgens hem, weder i. Lei*
dm , 2. Paorburg, 3. Delft , 4. Jlblas, 5\'
Gief/en, S. Nymegen. Zes en zeven , Grinnes
of Grinnihus en ad Duodeainum , weet hy niet
te huis te brengen. Ik wenschte wel, dat cLtr-
VERiüs, anders een der kundigfte Gmgraphis-
ten, ook van de voorige Eeuw, met meer om-
jzigtigheid in het ontknoopen van deeze naa-
men was te werk gegaan. Hy heeft zich lang
in ons Land opgehouden, en daarom kon hy\'
alles met onzydigheid hebben nagefpoord: maar
hy verandert de naamen, de orde en de getal-
len , of verplaatst van den eenen oever op- den
anderen,al naar dat het tot zyn oogmerk dient.
Op weinig na komt hy ook raet bürtius over- \'
een. Door Lauri verftaat hy Leerdam, en
door Grinnes , Rheenen. Hy beredeneert zyn
gevoelen wel meer, dan bertius, maar meest
alles komt toch op zyn gezag uit. Menso
alting , de geleerde Burgemeester van Gro-
ningen handelt anders, hy eerbiedigt cluve-
rius in zyne kunde, maar houdt hem geens-
zins voor een onfeilbaaren fcheidsman. Ook
laat hy zich niet verleiden , gelyk veelen,
door gelykluidendhéid van benaamingen, maar
houdt zich aan de aangeweze afftanden van
de naast aangrenzende plaatzen, en geeft
ons op, wat hy daar aantreft. Volgens hem
is Lugdunum Loosduinen of Loegsduinen , \'C
ïleiskaarten. ■ m
^reitörmn Agrippina Roomburg, Matilo Homais^,
^^Bornas, Albiniar.is Alp hin, Niger pullus, waar
de Stecter Polder ligt, Lauri eene-plaats
het Hof genaamd, misfchien naar eenige daar
geplante laurierboomen dus geheeten. ■ Fletio
plaatst hy tegen over Vleuten aan den krommen
^hyn , Leva fanum naby Wyk te Duurfiede :
Carvo is Rawyk, Caßra Herculis Malburg, No»
^iomagum Nymegen. Aan den anderen weg ,
^eder beginnende met Lugdmim of Loosdiii-
^en, noemt hy Forum Hadriani Voorburg; tus-
f"^hen beiden laat hy Flenium onbepaald, waar
*^^-uverius gelyk bertius Delft door ver-
fta U met al te groote verandering van de getal-
len. Door Tabli of Tables verftaat by mede Al-
ilas; door Cafpingium Afpsren, Grinnes plaatst
hy by de Veerhuizen tegen over het gehugt
^emmerten : Ad duodecimum duizend pasfen bo»
^en Lewen, en zoo komt hy weder te Nyme"
S. van leeuwen (1_) en g. van loon,
1 Volgens den eerßen is Liigdumm Leiden,
^fcetorium Agrippince ook Roombtcrg, Matilo Rhyns-
Albiniano Alphen, Nigra PulloWoerden, Lauri
^^erdam, Fletione Vleuten tusfchen Utrecht en Woerden^
^^vefano Leeuwen, Carvone Grave, Caßra Herculi^ ErkS\'
^ins, Nuviamago Nymegen- Hij voegt \'er bv Arenatia
^^ -drenacum Rencom, by cluverius en anderen ■
Burginatio Bimmen, dit meenen fomtnigen , dat
hetzelfde is met Q^adriburgum; (Alting plaatst het
IV". deel. S waar
m homêinsche
leggen deeze plaatfen doorgaans weer andcf^
uit.
D. Geeven zy meer licht\'?
E. By van leeuwen vlndc ik veel zonder
grond gefteld. van loon heeft zich veel werk
gegeeven, om deeze wegen naar te fpooren ,
daarover, gelyk ik uit de onuitgegeeve brieven
gemerkt heb, met zynen vriend cannegieteR
gehandeld. Ik zal \'er hem daarom byvoegen >
en hier by zullen wy het laaten berusten , oi»
u niet te verwarren , nog te vermoeijen. HjT
begint dan en te regt, met de mylpaal, die opd«
kust gefteld was (*)• Van daar tot aan LugdU\'
num of Longodeinon waren tweeduizend fchree-
den. Het komt \'er veel op aan , wat wy dooi
dit Lugdunum te verftaan hebben. Men heeft
deezen naam gegeeven aan Leiden, of gelyk het
van ouds genoemd wierd Leithen, en het in on-\'
derfcheiding van Lions en andere plaatfen, Lttg\'
dunum Batavorum genaamd. Ptolomeus noemt
het Caput Qermanie , men heeft hier van de
hoofd-
waar Biefenburg geftaan beeft en denkt by Aremcwt»o^
Arenatio op Aart cn Herwerten ColoniaTrajana Cólf*
of Kein, ook volgens cluverius en altiko. Lang^
den heirbaan aan de andere zyde noemt hy \'t Forvf*
Airiani ook Voorburg, door Flenium ver ftaat hy
ander r/euWö. Tablis is mede Alblas, CaspingioGiesJefi\'
iurg, Grinniius Rheenen, ad DuodecimunWagening«^*
{*) Zie vAMjuoo^ï, oude Holl, hißorie bl, 174*
-ocr page 309-R E ï S K A A a. T K
hoofdplaats van Germanien gemaakt ^ eli dit
tneende men kon in deezen oort op geen andere
ftad pasfen, dan op Lsidm naast /fmflerdam de
grootfte en volkrykfte ftad , maar veel ouder
<ian deeze: dan het woord caput betekend hier
niet anders dan het begin , gelyk pes imperii het
einde van het gebied. Het kan weezen, dat men
Loosduinen voor dit Lugdunum te neemen heb*
be , maar liever geloove ik, dat deeze plaats
diep in zee bedolven ligt. Van loon meent,
dat daar een heilig bosch geweest is, waar van
de overblyffels by het huis te Britten zomtyda
befpeurd worden, en hy zelf de ftronken ea
ftruiken, door de zee aangefpoeld, in February
aantrof. Lucodunum zou dan zoo veel beteke-
nen als een heilig woud in het duin (*). Drie
mylen verder is het pratorium of het Hof van
Agrippina. Zy die Lugdunum voox Leiden hou-
den , moeten dit Hof verder landwaards fn
plaatfen, te Roomburg of elders, maar dit doen
zy zonder reden. Wanneer men de afneeming
Van het ftrand bereken4., plaatzing van
het praetorium in de 3 kaartjes vergelykt met
Brittenburg en Roomburg t ziet men overtui*
gend, Azt hetprßtvrium niet boven, maar be-
ïJcden Leiden moet gelegen hebben, en ander3
raakt men met de volgende plaatfen in de war»
(*) Mag ik by deeze gisfing een andere voegen,
ïti Groningerland zegt men ia \'t Loeg , voor in bet
^«»J en dan zo» het een öor^ in delöwïnm betekenen.
S a
-ocr page 310-276 ROMEINSCHE-
H. juNiüs gaf aanleiding tot misverPiand, wan-
neer hy het PrcBtorim en het Armamentarimn tot
een gebouw wilde raaaken. Wy zullen daar
over nader handelen en zien, dat het prcBtoriun*
AgrippincB, noch te Valkenburg, noch te Rhyns\'
burg beneden, of teRmmburg boven Leiden moet
gezogt worden: maar wanneer wy alles met
elkander vergelyken , de plaatzing op de drie
kaartjes, de afbeelding van het gebouw, en het
langduurig verblyf van germanicüs met zyn
leger aan die kust, zyn wy voor ons zeiven
overreed, dat men dit pmèorium nergens anders
behoeft te zoeken , dan aan de Noordzee.
M. Komt Leiden dan in \'t geheel in geene aan-
merking? Ik heb wel gehoord , dat de Burgt
van de Romeinen gebouwd is.
E. Van loon rekent van httprmorium agrip-
pina vyf duizend fchreden, en dan komt men
te Matilo , waar door hy de plaats verffcaat,
waar naderhand de Burgt gebouwd is. Zeker
is dezelve van zeer oude herkomst, maar niet
zoo als zy nu is , van de tyden der Romeinen\'
Hy geeft zich veel moeite , om deeze vreemd
luidende naam uit de oude taal af te leiden, e»
jmaakt \'er een hoogte van of een eilandje aan de
Ma gelegen. Door dit Mt verftaat hy het wa-
ter de Mare, dat uit den Rhyn onder de Maf^\'
foort door naar Warmond loopt, waar van het
Marendyije, Marendorp, misfchien ook Bo-n^^
en Alke-ma genaamd zyn. De grond waarop
de burgt ftaat is opgehoogd uit het bed van defl
^ Rhyiif
REISKAARTEN,
277
Rhyn, En men is daar door niet in ftaat om dc
oude fondamenten en overblyffels Aqx Romeinen,
welke ik my daar verbeelde in menigte onder
•len grond te leggen , op te fpooren. Zonder
my oyer de naams afleiding uittelaaten, of te
bepaalen, dat de Marefaaten, zoo veel als in-
gelanden van de Ma of Mare zich hier omtrend
zouden hebben opgehouden en hier naar be-
noemd zyn, kan^ik deeze plaatzing van Mati-
lo , wat het dan ook geweest hebbe, beter goed-
keuren , dan dat hy Albimana of . Albiniana
tweeduizend fchreeden verder zoe^ in Rootb-
burg, gelegen even boven Leiden , ter plaatze
waar de Rhyn zich in twee armen fplist. De
meeste gevoelens komen toch daarop uit, dat
men door Albiniana Alphen verftaan moet. Dus
genaamd naar prosper. albinus of alphe-
Nus VARUS, welke hier hunne legerplaats
zouden gehad hebben. Dit is zeker , dat te
Roomburg een Romeinsch wapenhuis is geweest,
en dat te Alphen zoo wel als daar Romeinfche
oudheden gevonden zyn. Van zommigen wordt
het ook Alpheniana genoemd. —— Daarente-
gen begint van loon op een afftand van vyfdui-
zend fchreden de zwarte Kiekenbmrt , of Niger
Pullus. Men meent, dat hier een voornaame
pleisterplaats geweest is, waar het zwarte kieken
uithing , v;aar van men meer voorbeelden aan-,
treft. Nu is het opmerkelyk , dat men eene
plaats van dien naam te Woerden vindt, de
S 3 zwartü
aso romeinsche
xmrte Kiekmbmrt, waarom veeïen meenen»
dat men hier den grondflag van Woerden zoeken
moet, Altino maakt \'er alleen eene niet onge-
gronde aanmerking tegen, dat men dan leezen
jnoest ad Nigrum Pullum, Van loon ftrekt
deeze buurt ter lengte van twaalfduizend
fchreden uit, en dan brengt ons dezelve einde-
lyk te Woedden , bet welk by door Latiri
of Wauri verftaat. Hoe het zy, in de zaak
zelve blyft weinig onderfcheid over. Wan-^
neer men zestien duizend fchreden verder den
Rhyn langs gaat, komt men aan de Vaart of
Vliet , welke van Vianen naar Utrecht loopt,
en daarom zou deeze plaats Fktio genaamd zyn.
Joist daar, waar men naderhand Utrecht heefis
geflieht.
D, Utrecht is zeker eene zeer oude ftad.
E, Wyl zich daar ée Rhyn ook fpiitfte , en
een tak vormt, welke de Vegt geheeten wordt,
was deeze plaats zeer gefchikt tot een overtogt
over de Rivier , en tot den koophandel. Men
beeft daaromtrend eene Romeinfche burgt geflieht,
ANTONIA genaamd, v,?elke naderhand naar de
Wüten, die met de Sclaaven in dit land kwamea
vallen, Wiltenburg zou genaamd zyn.. Dit Trct*
jeêHus,, naderhand Ultrapëlum of de oude Ovsr^
togt, is van tyd tot tyd met gebouwen vermeer-
derd , en ten laatften tot een aanmerkelyke koop"
ftad aangegroeid , even als haare mededingfteir
Wyk {e Btiu^ed^ of J^foßadum , ook eene zeeJ
ÖUde^
-ocr page 313-reiskaarten.
6ude, en wel eer bloeijende handelplaats ,
gelyk zy beide aan het zelfde noodlot, aan
de ürooperyen der Noormannen meer dan
eens zyn blootgefteld. Men meent, dat Maas"
tricht Traje£tum Novum, de nieuwe Overtogt ,
of de overtocht aan de Maas in onderfchei-
ding van dit Traj<i6hum ai Rhenum genaamd
wierd. Van dit Trajeëius gewaagt het reis-
boek van antonyn , en voegt \'er Manna-
ritio by , waar door cluvehius Maurik ver-
flaat. Hier verliet volgens, van loon de heir-
weg den Rhyn , en liep tot aan de Lek agt»
duizend fchreden voort, waar men eene Capel
of een heiligdom vond , ter eere van eene Leva>
geftigt, welke wy voor eene Bataaffche Heili-
ge , even als nehalennia en velleda , te
houden hebben. Alting meent, dat Leven*
of Lewendal in Vriesland ook naar haar ge-
noemd is.
Ro. Zoo dat deeze reiskaarten ook dienen,
om ons nog eene zoogenaamde Germaanfcht
Godes te doen kennen.
E. Als eene Romeinfche kunnen wy ze niet
aanmerken, fchoon zy door de Romeinen vol-
gens hunne gewoonte mag geëerd en haar een
heiligdom toegewyd zyn. Zy zal in haar lee»
•^en ook eene berugte wyze vrouw of waarzeg-
fter geweest zyn, ——. Dertien duizend fdire-
den voortgaande kwam men te Carvo, het welk
door zommigen voor Wyk te, DuurjUis wordt
S 4 ge-
aso romeinsche
gehouden ; by van loon is het eene plaats itt
Betuwe , tegen over Wyk te Duurjiede, om-
trend Ravesway. Nog agtdiiizend fchreden
langs den Rhyn , welke men by Carv$ weder
aantrof,voorttrêkkende,kwam men aan de Le-
gerplaats van HERCULES, welke daar even als
te vooren Leva , geëerd wierd, maar niet door
de oude Batavieren, fchoon veelen ook hier uit
hebben willen bewyzen, dat zy volgens taci-
tus den hercules goddelyke eer beweezen.
Ik heb te vooren getoonri,dat deeze groote ge-
fchiedfchryver zoo wel als julius- c^sar , door
de geJykformigheid van naam, van eerdienst, of
toegefchreeve eigenfchappen zich zeiven en on-
ze Schryveren misleid heeft. Zelfs de bynaamen
van hercules saxanus of magusanus doch
in deezen niet af, wyl dezelve aan Vorften uit
vleijery gegeeven zyn, en wel in \'t byzonder
aan den tyran commodus, gelyk de Landvoog-
den , welke met volkomen gezag bekleed waren ,
cn zich als andere Keizers gedroegen , toen ge-
noemd wierden. Sommigen ftellen uit,de over-
eenkomst van naam vast ,dat men Erkelens, of
Gorcum en het land van Arkel, voor deeze Caflra
Hercules te houden hebbe , maar zy leggen te
ver uit de cours. Wagmingen of nog beter
eene plaats over Wageningeii, welke van loon
en anderen omtrend Rawyk ftellen, komt hier
eer in aanmerking. -Eindelyk na tien dui-
zend fchreden door de Betuwe voortgeloopen te
heb-
-ocr page 315-reiskaarten. sgf
^^\'^ben, kwam deeze weg uit te Nymegen. Nu
•^^ren wy tot de mylpaal weder, ora daar dea
Wideren weg te bewandelen,
ïl. Waar ftond die mylpaal ?
Ê. De juiste plaats kan men zoo min bepaa-
j als die van het oude Lugdunum, om dat zy
^ide door de zee bedekt zyn. In het begin
de zestiende Eeuw vond een boer te yiie^
^^ne by Naaldwyk by het omploegen van zyn
^i^ker een fraaije mylfteen , welke dit op-
\'^Wt had (*) : aan den imperator cm-
MARCUS AURELIUS ANTONINUS AUGUS-
^^S , OPPERPRIESTER MET DE MAGT VAN GE-
^^ËNSMAN VOOR DE vyftiende en CONSUL
^•^or de dertiendemaal. En aan den impe-
\'^ATor CiESAR LUCIUS AURELIUS VERUS AUGUS-
^^SjMET de magt van gemeensman voor ds
"^^EEDE en consul voor de tweedemaal.
^Soo, (of 12000) schreden van de maas Cof
de zee of van Matilo,) tot by de uiterste
^^ninefaaten. Deeze mylpaal van gryze
\'^^en agtien Rhynlandfche duimen over het kruis
, en met het dekftük omtrend vier en vyftig
"^^lim hoog, op een agtkant voetftuk van twin-
tig
(*) imp. cffis. m. aprel. antoniko.aug. post-max.
ïot. xvi. co. xiii. et imp. cies. l. aürll. vero
tr. pot. ii. cos. ii. a. m. a. e. c. m. t- xii. ds
Getallen
en de onderfte letters worden verfchillend
^^leezen en uitgelegd.
s5
-ocr page 316-r o m e i k s c h e
tig en een half dnim, wierd omtrent het
1Ö3 van onze tydrekening opgerigt. ^^^^^
hand heeft van loon dezelfde gezien en a
fchreeven op eene buitenplaats een uurtje
oosten \'j Gravenhage in \'t Duin. Zulke p^^ ^
Werden op den afiland van elke myl of
fchreden, zynde volgens plutarchus byn®
ftadien , \'opgerigt. Van looin/- houdt dit ^o
een grenspaal tusfchen de Batavieren en
nefanten : dan terwyl de laatlfe zeven
den maar met voorletteren gefchreeven zJ\'J\'\'
kunnen zy op verfcheide wyzen worden " ^
gelegd. Liever zou ik met anderen het ^
een mylpaal houden , dan of het deeze
weest is, van wïike dc meeting tot aan Li^è^
num begon, durve ik niet bepaalen.
\'er zoodanige mylpaalen zeer veele op onZ^®
grond geOaan hebben, maar door den ry^
dweenen zyn, ^^
R. Dat is jammer, anders zou men door
zelve de oude Romeinfche wegen hier cn
kunnen ontdekken. Maar is \'er niet
overblyffel van die wegen , welke zoo
gemaakt waren ?
E. In andere hooge landftreeken is dit eer
mogelyk. Jn Engeland vindt men \'er volg^"®
cambden nog overblyffels.van, maar i»
lafige drasfige gronden is hier, na zoo veele over-
ftroomingen, Zoo veele omzettingen ,
rende zoo veele verandering baarende Eeuvren»
weinig
£S2
ohium: - VAN-
het TI
\' TEN.
REISKAARTEN. sSs
Weinig verwagting van. Anders was de zaak
fchielyk beflist. Evenwel zult gy zoo ftraks
booren, dat niet alles verzonken of verdwee-
nen is. Van de eerfte mylpaal dan tat Lugdu-
num twee duizend fchreeden gevorderd zynde ,
liep dezelfde weg zuidwaards, twaalf duizend
fchreeden voort, tot aan het forum of de markt
van HADRIANÜS, welke volgens algemeene over-
eenftemming by Voorburg of Forburg geweest is.
Dan over het volgende Flerdum , dat agtient
duizend fchreden verder lag , is men het in
lang zoo eens niet. Van loon brengt ons
aan de Rotte by een zwaar flot of een vier-
kant Romeinsch gebouw met twee toorens
Van duiffteen, daarom van ouds het Duive- of
Buiffisenen huis genaamd, op welkers fonda-
menten het huis te Krooswyk zou geftigt zyn.
Gevonde penningen van hadrianüs en andere
Romeinfche Keizers bewyzen althans , dat de
Romeinen zich ook daar genesteld hebben. Van
Flenium, wat men dan ook hier door te verftaan
hebbe , liep de weg twaalf duizend fchreden
voort tot aan Tabla of Tablas, waar door men
in \'t algemeen Alblas verftaat, en in deeze tus-
fchenruimte over Kralingen, door de veengron-
den van den Graavenweg ter zyde Trompen-
burg , door den Esfchenlaan tot het buis Rust-
ovat, zyn de overblyffelen van dien heirweg,en
hy J^ralingen en te Alblas ontdekt. „Deeze weg
fchoon in Weeke en morasfige gronden gelegd,
fchryft
-ocr page 319-r0 5ieinsche
ichryft van loon bladz. i8i. van zyne alouds
Hollandfche historieis tot op den huidige^^
dag zoo hegc en beftendig, dat men op denzel-
ven zonder heywerk en de minfle vrees van
zullen zakken, de zwaarfte gebouwen kan zet-
ten : in zoo verre , dat ik in den grond van dien
ouden weg, op de katoendrukkery van den
Heer johan curgier, een gegraaven kelder gC\'
zien heb , welke, hoe wel door geen muurwerk
omvangen, egter des \'s winters zelfs volkomen
digt was."
Fr. Nu\'weet, ik waar het fpreekwoord vsn
daan komt : het ü zoo oud ah de weg van KraS\'
lingen,
E. fuist ; cn dit fpreekwoord , het geen
vooral in dien oort van Zuidholland zoo fterk in
zwang is, bevestigt het geen van loon fchryft-
Naderhand fchreef hy aau cannegieter, dat
men op zyn landgoed te Alhlas ook zulk een
overblyffel van dien weg ontdekt had, waarof
cannegieter in zyne onuitgegeeve brieven
zegt, dat dit hem volkomen fterkte in het
denkbeeld, dat hy zich van dien weg gevormd
had. Van Tablas of Alblas ftrekte zich de weg
ter lengte vanagttien duizend fchreeden tot aan
Cafpingium , waar door men zeer gevoegly^
Ajperen verftaan kan, aan de rivier de Ling^
gelegen. Alting i^ ook van dit gevoelen.
Zts duizend fchreden verder lag Grinnes, waar
iooï hy Gorcumof Cornichem verftaat; ge\'y^
het
£§4
het in iiiank ruim zoo veel met Grinnes overeen-
komt als Rheenen.. Nogthans durve ik hier
niet beflisfen. Van daar kwam men agttien dui-
zend fchreden verder aan den twaalfden, myl-
Heen namelyk, zoo als men dit meer op de reis.
kaart aantreft , — tot den tienden , den twin-
tigfl:en, den honderfl:en mylfteen, waaruit men
kan opmaaken , hoe veele zulke fteenen ook
hier te lande geplaatst waren. Twaalfduizend
fchreden verder dan, kwam men weder te iVy-
megen, waar de twee wegen zich even als\'
by de zee te Lugdunum vereenigden , het
geen niet onduidelyk aanwyst, dat de eene
zoo wel als de andere reeds toen aanmerke-
lyk waren. De plaats, waar deeze twaalfde
mylfteen ftond, van Nymegen af te rekenen ,
komt uit tusfchen het huis Oyen en het huis
Appenburg. Anderen plaatzen hem by Lent»
Wanneer men nu deeze fchreden opneemt ,
hoewel de getallen niet altoos wegens het ver-
fchil met de Rmeinfche voetmaat uitkomen,
verkrygt men toch eene fom van agt en negen*
tig duizend, het geen met de opgegeeve lengte
van het Eiland by plinius nagenoeg overeen-
ftemt , en zoo bevestigt het een het ander.
Ziet daar myne vrienden , wat \'er van deeze
aangetekende plaatfen is op te maaken: verder
kan ik het niet brengen. Daar men in opzigt van
eenige derzelve vry wel overeenftemt, kunt ge,
tot dat de tyd nadere ontdekking doat, opmaa-
ken.
»S6 ROMEINSCHE
ken, dat de eene weg van de zee over hmS
te Britten, Leiden, Alphen, Woerden, Utrecht\'
niet ver van Wyk te Duurjtede en Wagsningeft
heeft geloopen tot aan Nymegen, en de andere
aan den zuidkant over Voorburg , Kralingen i
Alblas , Afperen en zoo voorts over de Wad
naar Nymegen.
M. Zyn wy deeze wegen nu ten einde, Va»
der?
E. Ja Dogter, en gy zult al vermoeid zyn,
maar my heefc deeze wandeling veel meer ge-
kost , men kan het op weg niet altoos aven
aangenaam hébben. Ik heb het zoo kort afge-
maakt, als my mogelyk was.
Fr. Mag ik vraagen, hoe het komt, dat Va-
der niet fpreekt van den weg, welke door den
Heer paludanus opgefpoord is?
E. Ik fpreek \'er tot dus ver niet van, om dat
dezelve niet liep over een van die plaatfen,
welke wy genoemd hebben. Herinner u fre-
derik , dat deeze heirwegen in de Kaart aan-
geweezen , zich niet buiten de linkerzyde of
zuidkant van den middel Hkyn uitftrekten ; dat
in de Kaart alleen maar de volken worden op-
genoemd , welke over den midden Rhyn , de
grensfcheiding tusfchen GaUien of het Romein\'
fche gebied en Germanien woonden, want het
land der Batavieren wordt dikwerf tot GaUien
gerekend, fchoon de bewooners Germaanen wa-
len. Ik heb de berigten van den Heer palu-
danus
RElS^AARTEïf. 28^
Banüs in den beginne aangehaald, om te be-
wyzen, dat dc Zuiderzee voor \'t grootfte ge-
deelte land geweest is. Want waar men die
opgefpoorde werken ook voor boude, voor een
weg, — voor een dyk, of voor een fcheids-
muur , gelyk in Engeland, — men legt zooda»
nige werken op het drooge en niet in zee aan.
De meefte waarfchynlykheid is voor een weg,
en dezelve zou of in laater tyden moeten aan-
gelegd , of door de Romeinen , naar dat zy hun
gebied introkken en weder met den midden
Rhyn bepaalden , verlaaten zyn. Dit laatfte
zou in zoo verre my jammeren, om dat wy hier
een fpoor vonden, dat wy in den grond meest-
al misfen, by het opnoemen van de oude plaat-
fen. Zoodanige wegen vind men meer in de
Zuiderzee, paludanus noemt \'er eenige op.
In \'t Z. Z. Oosten van de Koog op Texel, vindt
men nog eene plaats de Straat genaamd. Zy
ligt volgens het berigt van de Visfers van
Urk een myl van den Texelfche wal af, en is
by gisfing drie vierde van een myl lang^\', zy
noemen ze de Noordkoog, De Gamles, of ftee-
nen rug , O. N. Oost van Medemblik is
wei drie honderd roeden lang nagefpoord, en
op fommige plaatfen twintig en meer voeten
breed, by ordinair tye agt voet onder water,
waar op omtrend vyftig Jaaren geleeden een
Amjterdammer Kaag verzeilde. Volgens st. sI\'
mün , zyn \'er nog overblyffels van een fteenen
aS8 DUIFSTEEN.
weg tusfchen Stavoren en EnhJiuizen, Al dee-
ze wegen zyn van duiffteen, en zullen daartoe
geflrekt hebben, otn altoos de pasfagedioot dee-
ze landen, welke fchoon nog niet bedolven on-
der de zee, egter zeer laag waren en geduurig
onderliepen, open te houden. Deeze wegen
hadden gemeenfchap met elkander, en langs een
derzelve, by voorbeeld, èt Noordkoog, zal meu
mogelyk den toegang tot het Flevum gehad
hebben.
Vk. Het is toch verwonderlyk , waar zy al
deeze duiffteen , welke thans zoo geldig is,
van daan haalden ?
E. Wy leezen ook in dit nuttig werk-
je van den kundigen Regent , dat de my-
nen van deeze dniflleen in of by ons land te
vinden zyn. Hy deelt ons eenen brief van den
Heer le frank van berkhey mcdc , welke
door eenen jan rokusze douw met de proe-
ve van duiffteen , aan onze kusten uit zee
opgevischt , te Wyk op Zee verrast wierdt.
Deeze man berigtte , dat de banken, waar op
deeze fchulpbagger of trasftofte, welke in de
lucht komende , hard wordt, menigvuldig «wa-
ren , en wees dezelve aan op de nuttige kaart,
welke door hem en age roskam kool , myn
overleden vriend, van onze Stranden is uitge-
geeven. Zoo vindt men ze aan den binnen- en
buitenkant van de Lek en op de Zandbanken
voorby de Lek in zee, op de Rib van de Lek, de
duifsteen.
■Ribv^n de Kil, het Egmonder Zand , hét Bgi«
ten Zand, ja zelfs in het Duinker Diep digt by
Breeveertien , eenige mylen in zee. Wanneer
de fchippers zulke gronden ontdekken, weeten
zy, dat zy de Hollandfche wal naderen; men
noemt dezelve klemgronden, om dat het uitge-
worpen anker op dezelve niet doorgaat, en
daarom zyn alle zulke plaatzen als ankergroii*
den op gemelde Kaart getekend.
D. Zou men toen ook gelyk nU ItonSt - tras»
fteen van kley gemaakt hebben ?
E. Kleine keitjes en fchulpbtokjes, even als
men in die ftof aantreft, bewyzen het tegen-
deel , en daaruit blykt ook , dat de duiffteen
geen overblyffel is van uitgebrande bergen ^
gelyk fommigen willen. Wie weet, hoe vee-
ie dergelyke mynen \'er in dien tyd geweest ^
maar nu door de zee overftroomd zyn ! Dit
\'\'fterkt my in myn denkbeeld , dat onze kus-
ten , zich tot de bank Breeveertien in de
Noordzee hebben uitgeftrekt. Het was onder*
tusfchen wel de moeite waard , hieromtrcnd
nadere nafpooringen te doen, en ook die
van de Heeren st. sImon en paludanus
Verder voort te zetten. Al weet men nog
lüei door wie die muuren of wegen aangelegd
Zyn.
D. Mag ik uw gedüld nóg een oogenblik ver-
gen EELHART, met twee vraagen ? Vooreerst ^
^at \'er is van het reisboek van Antonyn , dat
ÏV, DEEL,. T gf
-ocr page 326-gy eenen andermaal genoemd hebt; — en wan-
neer deeze wegen aangelegd zyn ?
E. Op uwe beide vraagen kan ik u weder,
myn diderik ! geen beflisfend antwoord gee-
ven. Sommigen leiden dit reisboek van juliü®
c^sar, anderen van augustus af, welke zyo
fchoonzoon agrippa dergelyken last opdroeg. D®
meesten denken om antoninus pius , of gely^
hy doorgaans op den titel van het Itinerariuf*
genaamd wordt,antoninus augustus, Deez®
titel verfchilt ondertusfchen in de Handfchriften,
en daar door is men in de war geraakt. Menkom^
het naast aan de waarfchynlykheid, wanneer fließ
llelt, dat de Romeinen afvroeg, en vooral ten
tyde van den alles bevattenden julius c^ESaR
een aanvang gemaakt hebben van zulke aante-
keningen , en dezelve hebben vermeerderd eJi
verbeterd , naarmaaten de paaien van hun ge-
bied zich verder uitbreiden , en de wegen ver-
lengd wierden. Eindelyk heeft het zelve die»
vorm gekreegen, waarin het door den grooteil
wesseling is uitgegeeven , zoo men meent,
niet vroeger, dan onder de regeering van sevä\'
b.üs en niet laater, dan ten tyde van constaN-
\'tyn de groote. Na dat Wesseling in zyn®
voorrede de gevoelens van onderfcheide Ge-
leerden over dit reisboek had aangehaald,
hy dat van j. gothofredus het aanneemelyk-
fte, indien het op genoegzaame gronden fteunt»
Theodosiüs äe jongere beval in het vyftiende
jaar
-ocr page 327-v a n A n t 0 n y w. s^ï
laar zyner regeering alle de Provinciën in
geheele waereld op te neemen , — in delengte en
breedte te meeten , en daartoe zond hy eenige
Men/ores of afmeeters van de grensfcheidingeu
Uit, om alles naauwkeurig op te neemen en aan
te tekenen. Een voornaam afgevaardigde tot dit
Werk was antoninus of antokinus augustus ,
Waar van daan dit reisboek den naam zou gekree».
gen hebben. — Wat uw andere vraag betreft,
daar is het omtrend even eens mee gelegen.
Sommigen fchryven aan den zelfden agrippa den
fchoonzoon van augustus, het maaken van de
wegen in ons land toe. Hy was zeker een man
die veel zugt voor het bouwen en verbeteren
had, maar dit geeft op zich zelve geen bewys
genoeg. Aan rrusus en deszelfs zoon ger-
manicus , welke zich zoolang hier opgehouden,
en tot den welftand van dit Land zooveel toege-
bragt hebben, zou men den eerften aanleg met
»I zoo veel reden kunnen toefchryven. Wat de
plaatfen zelve aangaat, ds burgten van drusus .
hebben tot dezelve den eerften grond gelegd,
en voorts zyn zy van tyd tot tyd , gelyk bet
doorgaans gaat , uit kleine beginfelen toegeno»
men. Tacitus fpreekt in zyne historiën alleen
van vier middelmaatige vlekken in ons eiland
gelegen, Aremcum, Va&a , GvimiBs, Batandum
vwm en van een Oppidum Batavorum buiten het-
zelve. Voorts moet gy niet uit het QQg verlie-
pen , dat de Germaanen geene fteden gewQon wa»
T ren
apa oud heden
ren te ftigten, maar dorpsgewyze, in afg^\'
zonderde wooningen , hun verblyf hielden.
Ik wilde u dus geenszins in het denkbeeld bren-
gen, dat deeze plaatzen ten tyde van CERJtA"
nicüs reeds aanweezig zyn geweest , of een
aanvang hebben genomen , maar ik heb u alleen
van den veranderden ftaat van deeze landen»
omtrend deeze tyden van drusus en germa-
nicus begonnen , eene befchryving willen
doen, en daar toe gaven my de Reiskaart en het
Reisboek de beste handleiding. En het is dee-
ze gelegenheid , welke ik my wilde ten nutte
maaken, om u van de oudfte gedenktekenen en
overblyffels der Romeinen te fpreeken , welke
de onwederleggelyke bewyzen van myne aan-
merkingen opleveren.
M. Ik denk dan, dat het wat breeder zal uit-
komen , dan met de Hunnehedden ^ Vader.
E. Dat zal het gewis , myn kind , ftel uw
hart maar gerust, fchoon de Hunnebedden altoos
opmerkelyke gedenkftukken op onzen grond
zullen zyn. Deeze hebben wy alle als in Hercw
laneum en Pompeji onder den grond moeten
opdelven: gy zult my echter in deezen lastigen
arbeid niet behoeven te verzeilen, zy is reeds
voor u verrigt. Ik zal, gelyk ik beloofde, het een
en ander van het aanmerkelykfte , dat ik heb
gevonden , de vrienden kortelyk mededeelen.
Schoon ik dan onze reis zoo ver niet wilde
witftrekken als cannegieter , moet ik u dit
êch\'»
-ocr page 329-echter van Zeeland en Domburg zeggen, Wy
hebben toch van deeze plaats derdehalf uur van
Middelburg, op het eiland Walcheren gelegen,
beginnen te fpreeken , toen wy de Nehalennias
befchouwden , waar door dit dorp, federt het
Jaar 1647 is beroemd geworden (*> Tot aan
1684 had \'er een langwerpig vierkantige fteen
anderhalve roe van het duin , twee voeten
boven het ftrand uitgeftoken , welke de bal-
kaatzers tot een merk gebruikten. Deeze door
een zwaaren ysgang verplaatst zynde , ont-
dekte men den vloer van een Tempel , welks
noordzyde naar Zee lag. Deeze vloer te voo-
ren onder het duin bedekt, is by zwaare ftor-
men van tyd tot tyd meer ontbloot. Dan, om-
trend 1.705, zag men honderd roeden bewesten
de hoogte van Domburg den gantfchen vloer van
den tempel in Darink , een foort van veen,
langwerpig vierkant , ftrekkende ten oosten en
ten westen , omtrend twee roeden lang , en
een roede breed. Men vond geene overblyffels
van muuren, maar overeind ftaande afgebroke
planken. De fteenen waren ongelyk, zoo als onze
kei-ftraatfteenen, aan de zuldzyde lagen drie of
vier groote langwerpig vierkante fteenen in den
darink. Aan het eind trof men een beeld aan,
meer dan leevensgroote, maar zonder hoofd,
het
(*) Tegenwoordigen ftaat vja» Zeeland Ilde Dee.1
W. sas.
«94 O ÜÜHBDEN
het geen in de Kerk van Domburg bewaard, eii
voor het beeld der overwinning gehouden
wordt. Otntrend 200 roeden oostwaards vaa
den Tempel zyn ook veele Overblyffels vaa
kalk en fteen in den darink, tonneputten 9
dikke paaien , tichelfteenen , en ftukken van
fyn geheeld aardewerk gevonden (*_). Nader-
hand ontdekte men in 1687 geduurende weinig
dagen, in een zwaaren ftorm , omtrend twee
honderd roeden van de duinen, ten OOSten vaU
Domburg, een geheel kerkhof met lyken in kis-
ten van twee duims hout , drie en twintig iö
getal met de hoofden oostwaards, digt by een.
Zommigen hadden koperen kettingen; aan en-
kelde hingen penningen; by een lyk vond men
een glas, een kromme fabel met een handgreep
van zilverdraad, en het yzer van een piek; in de
meeste kisten was geld. Ten westen van Dont\'
hurg deed men een foortgelyke ontdekking»
maar de kisten waren van dunder hout: dan dc
zee overdekte fchielyk alles. Wat meer oost-
waards , zyn de wooningen , welke men daar
aan de Got/icn.toefchryft. Voor omtrend hon-
derd Jaaren kwamen zy te voorfchyn, en zy^
nu meer dan half vloed van daar, behalven dic
het oostelykfte by de duinen liggen: zy ftrekkei»
zich in de gedaante van een ftraat oost en west»
aan
Zie dea «egenviroQrdlgen ftaat van Zetlond, 9*
aas.
-ocr page 331-te d o m b ü r g. zg^
aan het eind loopen zy znidwaards, en maaken
een aanmerkelyk getal uit. Doorgaans zyn zy lang-
werpig vierkant, rondom met overeind ftaande
paaltjes bezet , de grond is gemaakt van leem-
aarde, gelyk men nog yoor dorschvloeren, ook-
in Drenthe en elders in de wooningen gebruikt.
Naast eenige van dezelve is een gang van der-
gelyke ftof, een halve roe breed. Voorts ton-
neputten, welke tot waterbakken gediend had-
den in de hoeken der gebouwen. Men vond
\'er verfcheide gouden penningen, drie zilveren
fchaaltjes, een menigte beenderen van fchaapen
enz. In 1749 ontdekte men op nieuw oude
graffteden , en meer dan twintig doodkisten
in dezelfde ligging , deeze waren van ruuwe
planken , tnet houten pennen aan een gehegt.
Een was van een boom uitgehold. —Men vond
de beenderen van gewoone grootte ; de kisten
waren door de zwaarte der duinen , waar on-
der zy een onheugelyken tyd gelegen hadden ,
ingedrukt.
Fr. Wie hebben daar gewoond ? Vader!
E. Dat kan ik niet bepaalen. Ik haal dit wat
breeder aan , ora dat het tot een nieuw bewys
dient , i. dat onze kusten zich veel verder heb-
ben uitgeftrekt en bewoond zyn; 2. dat de dui-
nen van tyd tot tyd door overftuiving naar bin«.
nen gewerkt zyn: daar door is- dat geheele dorp,
of wat het ook geweest zy, eerst bedolven en
naderhand by verdere overftuiving nu weder ont-
ï 4 dekt
O U D H ï D E N
dekt geworden. Jammer is het, dat men geene
aftekening van den tempel en geene volledi-
ge berigtten van de gevonde penningen, tichel-
fteenen en het fraaije aardwerk heeft, daar uit
?ou men met meer grond kunnen gisfen. De
gedagte van cannegieter , dat hier een aan-
merkelyke vaart en een tak van het Helium ge-
weest is , wordt door dit alles bekragtigd ,
gelyk raen ook de fpooren van een graft van
Domburg naar zee toeloopende, aan weerskan-
ten met ftaaken bezet, ontdekt heeft. En ifc
worde in myn denkbeeld gefterkt, dat deeze
NEHALENNiA eene plaatfelyke Godheid geweest
is, aan welke deeze uitvaart was toegewyd,
gelyk ze daar ook naar genoemd is (♦),
D. Maar de beelden en de tempel zyn toeh
vreemd in dien tyd op deezen grond.
E. Dat zyn zy ook. Dit ftrookt niet met
het geen wy uit tacitus hebben bygebragt,
maar tacitus heeft ons ook verlegen gemaakt,
met den tempel by de Marfen. Het zou kun-
nen zyn , gelyk ik zeide, dat de Germaanen ten
opzigt van hunne moeders Godesfen , die ge-
leefd , die zy gekend hadden een\' anderen regel
volgden. Maar in welke taal zyn alle de op-
fehriften, aan ne^tunus, aan hercules, aan
kehalenkia? alle in h Latyn, dus door de
Romeinen gemaaitt, aan deezen, welke hier dee«
O ZietM. STiiASTt het lilde Deel ^Ljij,
-ocr page 333-te ö o m b U r. g.
ge plaatfelyke Godheid, Genius Loei, vonden en
vereerden op hunne wyze , fchryve ik daar-
van, en den tempel en de beelden toe. Men zegt
ook, dat by den tempel de overblyffelen van
een bosch zyn gevonden , en hier kunnen de
oude inwooners hunne vereering gedaan heb-
ben. Ik zal hier alleen nog byvoegen, dat men
in \'t Jaar 1514 te Westkappel een fteen vond,
aan HERCULES MAGUSANUS tocgcwyd , welke
in een pilaar in de kerk van Westkappel is inge-
roetzeld. Ook getuigt bekanus , dat te Westkap-
pel een tempel of kapel aan hercules gewyd,
geftaan heeft, van welken in zyn tyd de fon-
damenten en puinhoopen nog te vinden wa-
ren: insgelyks waren de overblyffels van
een Romeinfche fterkte toen daar nog te zien.
Meer zullen wy van Zeeland niet zeggen,
aiaar ons van daar aan het ftrand in Zuid Hol-
land begeeven , waar wel eer de uitloop van
den middelften Rhyn geweest is, waar men de
grondflagen van een aanmerkelyk gebouw,
doorgaans onder den naam van Brittenburg of
het huis te Britten ontdekt heeft.
R. Daar verlang ik wat van te hooren.
E. Ettelyke honderd fchreeden ten Noord-
oosten van Katwyk aan zee , ontdekten zich
by zeer laag water in den Jaare 1520 fonda-
menten, welke twee dagen lang te zien v/a-
ren. Guicciardyn fchreef in zyn tyd, dar
deeze oncblooting federt twe§ honderd Jaaren
T 5 ïneet"
Sf)>8 HET HUIS
meermaalen gefchied was. In 1552. zyn zy wc*
der geheel te voorfchyn gekomen. In 1562.
wanneer guicciardyn zyne befchryving vair
Nederland voleinde , is het langer dan twintig^
dagen aan een te zien geweest, en hebben de
inwooners gelegenheid gehad om allerleije R(y
meinfche oudheden, tegelen, pannen , gemerkt
door het Legioen , of met deletters EX. G. I.,
uit Neder Germanien , potten , zegelringen,
fleutels met of zonder, lampen, beelden, ftee-
nen met af beeldingen en opfchriften, penningen
en wat dies meer is , in groote menigte \'ef
ïiit te baaien , waarvan ik de voornaamfte
heb afgebeeld. — Ik lieb u ook de grond-
flagen , en den opftal in tekening willen ver-
toonen. Gy ziet, dat het gebouw vierkant is
opgehaald, met ronde naar buiten uitfpringende
toorens, elke zyde bedraagt twee honderd en veer-
tig voet, van binnen vertoonen zich de fonda-
menten van een ander gebouw , het geen tot
inwooning zal verftrekt hebben, gelyk het bui-
tenfte tot verdediging. Toen het op kersdag
1520, met een fterken west zuid westen ftorm-
wind ontbloot wierd, was het driedubbel muur-
werk byna agt voeten hoog. Men haalde \'er ,
behalven duizenden kleine, vyf groote fteenen
met opfchriften van daan , de fondament-ftee-
nen bevond men vier voeten lang en drie breed-
ïn 155a. op St. Pontiaansdag was het nog twee
voeten hoog. Na 1562, wanneer het langst bloot
bleef.
-ocr page 335-TE BRITTEN.
bleef, en daar door ook het langst van elk een
kon beroofd worden, kwam het nog tweemaal
in die Eeuw te voorfchyn, in 1570 en 1588.
In de volgende Eeuw in 1662, i6ö6, 1672 en
169Ö, wanneer nog penningen van alexander
severus en septimius severus gevonden
wierden. Toen weder in \'t begin en laastelyk
in \'t midden van deeze Eeuw, in 175a,met een
oost en zuid oosten wind, op den 27 Odober,
wanneer het my ook heeft mogen gebeuren,
deeze overblyffelen te zien. Ik was toen jong
en had \'er weinig erg in, om ergens na te zoe-
ken , of iets op te tekenen, maar voor zoo ver
myn geheugen toedraagt, beftonden zy alleen in
eenige ryen paaltjes , waaruit men egter de ou-
de gedaante kon opmaaken, even gelyk het in
de natuurlyke historie van Holland van l. f.
van berkhey is afgebeeld. Behalven dit hoofd-
gebouw , liepen \'er ook van ouds aan weers-
kanten naar zee en den duinkant muuren,
waarvan men de naauwfte voor een riool, en
de wydfte voor een voorportaal houdt. Ook
vond men fpooren van wooningen, welke hier
by geftaan hadden. De Heer van Katwyk liet
de laatstgemelde muuren nagraaven , maar zy
verloren zich onder het duin.
D. Wanneer en door wie is dit gebouw ge-
ftigt?
E. Dat de grondflagen van de Romeinen ge-
legd, en dezelve door hen eerst gebruikt zyn,
blykt
299
200 HET PUIS
blykt ontegenzeggelyk uit alle de overblyffeU
cn gedenktekenen, waar door het gevoelen van
hun vervalt, welke erittenburg , om des-\'
zelfs gedaante van een veel laateren tyd en van
Gottifchen oorfprong rekenen. Dan in welk een
tyd het eerst door de Romeinen aangelegd is,
kan men niet bepaalen. Indien het waar was,
dat de fteen, waar van junius gewaagd, daar
gevonden, was , zouden de Keizers lucius
septimius en marcus aurelius antoninus
hetzelve als ttn Armamentarium of wapenmaga-
zyn van de vyftiende bende der vrywilligers,
na dat het doOr ouderdom vervallen was, onder
VALERIUS puDENS wcder hebben laaten opbou-
wen. Maar uit de grooteKronyk, en
aurelius BATAvus blykt , dat deeze fteen te
Roomburg en niet hier is gevonden, fchoon aan
■\'t huis van den Heer van wassenaar bewaard.
•Ook ziet \'er dit gebouw niet als een wapenhuis
«it. Dit fpoor misfen wy dan. Zonder eeni-
gen grond wordt het reeds aan julius c^sar,
met meer grond aan drusus toegekend, en on-
der de vyftig burgten gerekend, welke hy aan
den linker oever van denü/z}?« heeft laaten
fligten , fchoon het naderhand merkelyk kan
verbeterd zyn, en zoo hy aan de twee andere
\' uitloopen van den Rhyn ook kasteelen heeft
aangelegd , Helium en Flevium, is het meer dan
waarfchynlyk, dat hy den midden Rhyn niet
weerloos zal gelaaten hebben. Indien zekei^
fteen
-ocr page 337-t B B R I T t E N. 30£
fteen daar gevonden, en het opfchrift, dat zeer
Verminkt is , wel opgegeeven word, zou hier
een altaar geweest zyn, welke eerst door Clau-
dius , vervolgens door severus , en eindelyk
door m. aurelius antoninus herfteld was
Deeze houd men dan voor den altaar, welke in
deeze oorden door drusus was opgerigt, waar
van TACITUS fpreekt, en dan ftond dezelve
eigenaardig in eene burgt door drusus geftigt.
Zommigen plaatfen \'t huis te Britten aan den
regter oever van den Rhyn op Friefchen bodem ,
maar dit is niet aanneemelyk , ook kan men de
Bette plaats van den ouden uitloop niet bepaa-
len, fchoon fommigen meenen, dat een ftrook,
welke nog de Rhynsoever geheeten wordt, daar-
van nog het overblyffel zou zyn. Dit gevaarte
heeft oorfpronkelyk in een zeer vermaakelyken
oord geftaan, ver binnen de duinen, welke niet
minder aangenaam was, dan te Catwyk aan den
Rhyn of Noordwyk binnen, waarvan wy nader
fpreeken zullen.
Vr. Weet men dan niet eelhart , wanneer
en door wien dit gebouw gefloopt is ?
E. De tyd van deszelfs ondergang is zoo wei-
nig
(*) Men geeft dit opfchrift dus op : imp. c^s. m.
aurel. antoninus. 3rittannic. germanic. pius fe-
lix, augustus, pont. MAX. trib. pot- xviii- cos. hu.
p. imp. iii. aram. a divo. claudio. et. postea. A.
®IVO. severo. pätre. suo eestitutam.
3»2 \'T HUIS ïe BRITTEff.
uig bekend, als die van de eerfte ftigting. He?
behoort zeker onder die Romeinfche fterkten ,
welke door de Caninefaaten , op of aan wier
grenzen het gelegen was , in hunnen opftand
aangevallen en verwoest werden. Naderhand
is het wel weder herbouwd , maar beeft in alle
de oorlogen en omwentelingen zeer\'veel aan-
ftoot moeten lyden, in laater tyd van de Noof
mannen, en zou, wanneer dit alles niet gebeurd
ware , tot een prooi van de onwederftaaiibaarè
zeegolven van zelfs geworden zyn.
M. Maar zoo het door de Romeinen eerst ge-
bouwd is, hoe komt het dan aan den naam van
\'£ huis te Britten of Brittenburg ?
E. Al weder eene vraag, welke ik niet weet
te beantwoorden , fchoon dezelve tot menig*
vuldige gisfingen aanleiding gaf, waarmede het
met het beroemde Brittanniseh kruid, Herbet
Brittannica, gelyk ftaat. De plaats van proco-
pius , welke van het Eiland Brittie fpreekt, dat
hier voor den Rhyn gelegen had, zou alles afdoen,
indien het mogelyk was, dat van het aanwee-
zen en verdwynen van zulk een magtig Eiland »
dat drie talryke en ftrydbaare volken kon voeden,
niemand , danhy, zou gewag gemaakt hebben.
Het is zeker Brittanjen ea niet anders dat hy
bedoelt: maar waarom dan een gebouw op deii
Bataaffchen of Caninefaatfchen bodem naar dit
volk genoemd. —. Om dat het aan de Brittan-
nifche zee gelegen was, in \'t gezigt van Brit-
tanjen ,
v a 1. ï5. e n b u r 8. 303
ianjen , of om dat het door Kooplieden uit
Brittanjen wierd bezogt ? Dit kan my, nog u
voldoen. Toen Keizer caliüULA zich in dec-
ken oort bevond, begaf zich een Brittannisch
Prins , zoon van den Vorst cunobellinus »
«iet eenige manfchap onder zyne befcherming,
en men meent, dat hem deeze flreek , en dit
gebouw tot een veTblyf zou aangeweezen zyn.
Ook zyn \'er van tyd tot tyd volkplantingen uit
^rittannie aan het vaste land aangekomen,
welke zich aan de kusten van GaUien en ook
hier hebben nedergezet, men noemt onder-
fcheide plaatzen , welke van de Britten hua
liaam fchynen ontleend te hebben, als Britfum,
^ulkeene plaats treft men ook in Engeland aan,
Britxenburg , Britsmrt in Vriesland , Bretange
of Bourtange^ enz. Deeze naams oorfprong zou
zeker van meer gewigt zyn, indien men vooral
deeze gebeurtenisfen meer voldoende berigten
ko»a aantreffen. Wy zullen deeze plaats nog
eens bezoeken , dan eer wy dezelve nu ver-
laaten, aanmerken, dat omtrend een half uur
verder naar zee een oude toorn heeft geftaan,
waar van volgens oupaan en anderen, by eene
iaage zee, de overblyffelen nog onder water,
Hiet boomen en haaken gepeild worden, men
noemde denzelven den ouden Caljaart of den
toorn van Calla ? tusfchen beiden voelt men
tene menigte tronken van geboomte. Uit het
«en en ander wordt het denkbeeld geüaafd,
dat
-ocr page 340-304 h y n s b u r
dat deeze de toorn of baak is , welke caligU"
la tot gedagtenis van zyne gewaande overwin*
ning over de Britten , fchoon hy by hun geea
voet aan land zette, heeft opgerigt. Anderen
leiden het huis te Britten van dit geval af, maar
dit gelykt niets naar een toorn of vuurbaak.
Laaten wy nu onze wandeling langs den Rhyn
voortzetten, dan komen wy op twee aangenaa-
me en van ouds bekende dorpen Valkenburg en
Rhynsburg , het eene weleer een graaffchap,
beroemd door deszelfs paardemarkt, het ande-
re door een fchoon Adelyk Nonnenklooster,
waarvan de tekenagtige ruinen nog overig zyn.
Naby Valkenburg, ten westen van den Rhyndyk,
waar nu het huis Toorenvliet ftaat , heeft men
eene fterkte gehad, waarvan de zigtbaare hoog-
te nog over is , dezelve zou niet minder ruimte
dan de Burgt te Voorburg beOaagen hebben.
Deeze fterkte te Valkenburg is zeker van
Romeinfchen oorfprong. Men vond \'er ver-
fcheide penningen en andere oudhe-
den onder anderen munten van caligula ,
hoewel anderen deeze burgt op het marktveld,
en den grond waar nu de kerk en tooren te
Valkenburg ftaan, plaatzen, waar nog fomtyds
duiffteenen worden uitgegraaven. -— Te
Rhynsburg is insgelyks eene aanzienlyke fterkte
geweest, waarvan Rhensburg, by herm. con-
tractus en lambertus van schafnabüro
€en fterke Stad en Fwtres genaamd , in 1047.
is
-ocr page 341-RHYNSBURGä
is ingenomen door Keizer hekrik (1). In
H33 heeft petronella, Weduwe van Graaf
i^loris de vette , daar een groot vrouwen-
iloofter, zoo men zegt van de fteenen van den
ouden Burgt, geftigt : door anderen is het
uitgebreid en verbeterd. Wel haast wierdt dit
klooster het fchoonfte en Tykfte van het gant-
fche land. De Abtdisfen waren van den eer-
ften rang, en dikwerf uit het Graaflyke
huis: zy fchreeven by Gods genade Ahdisfe van
Rhynsburg, Vorften en Koningen begroetten
baar met kniebuiging ; zelfs Keizer carel de
V de Abtdis ontmoetende , trad uit zyn wa-
gen, en begroette haar op die wyze. Men
vindt by oudaan in zyne Roomfche Mogen-
heid de [afbeelding der grondflagen van een
oud gebouw, 60 voeten lang en a^i wyd.
Welk echter meer naar eene kerk , dan naar
eene fterkte gelyken: dan dezelve verloren
zich onder het klooster. Waarfchynlyk zyn
het de fundamenten van eene kapel door
Graaf dirk de tweede , te vooren geftigt,
Want de grootte en vorm komen in \'t geheel
met die van een Romeinfche fterkte niet over-
een.
1 HeNricüs ifnperatot, éxercttum navalem per Rhé-
üum duxit in Frißatn contra godofredum ejufqué ad\'
htorem I>idericum, ibique duas munitißimas urhes cepit
^hinesburg êf Fleerdingen. Men denkt, datHEWiïÊ
^en Burgt toen geüoopt heeft.
30(5 rhynsburg»
een. De Heer van Schagen en Poelgeest, die J»
1613. deeze opfpooring liet doen , en door
j. DE LALAiNGnaanwkeurig fchetfen, vond ook
aan een geheel anderen hoek in den boomgaard
over de kloostergraft, nu genaamd de oude
Vliet, grondvesten van een oud gebouw»
goudhoeven zegt ook dat men voor de Ne\'
derlandfche beroerten de overblyffelen vaJl
deezen Burgt in den hof van \'t kloostef
plag te zien. Men heeft hier verfcheide Ro\'
meinfche oudheden cn penningen gevonden
van \'t zelfde foort als te Voorburg. AdR^
pars, zag fteenen met het merk Lsg. inf\'
Germ. het legioen van Neder Germanien.: —^
Een aarden lamp, met den naam adimetuSj
hoedanigen een vrygemaakte fiaaf van augus-
tus voerde ; deeze zal de naam of van del^
eigenaar, of van den maaker geweest zyflJ
en een pot met een zeer langen naauwen hals»
Veele penningen en andere oudheden, daar ge\'
vonden, wierden ten tyde van den Burgemees-
ter ORLERS, by deezen en geenen bewaard.
Laat ons nu door Leiden naar eene plaats wan-
delen , waar de Rhyn zich in twee takken fplist f
van welke de eene de oude en de andere de
nieuwe Rhyn genaamd wordt, digt by Leyi^\'
dorp.
R. Wat zullen wy daar aantreffen ?
E. Niets dan een eenvoudig hek voor een
tuin of Boomgaard , waar op de naam Room\'
burS
-ocr page 343-ROOMBURG.
lürg ftaat, de eenige overgeblèeve gedagtenis
van een wapenhuis öf fterkte, welke de Romeinen,
hier geftigt hadden, en naar hun Roomburg of
Romersburg genaamd is, in onderfcheiding van
Rodenburg, waar mede het te onregt door box-
HORN verward wordt: dit laginder>abyheidvan
die plaats. Men heeft hier in den grond zwaare
fondamenten, van eene zeer groote uitgeftrekt-
heid gevonden. Zilveren en koperen munten,
vorstpannen met letters, huisraaden, beelden ,
fteenen met opfchrlften en andere Romeinfche
oudheden , welke te Leiden door een voornaam
kuipersbaas , cornelis klaasze , als een groot
liefhebber van Nederlandfche oudheden by
HADRiANus juNius geroemd, by meer andere
van Brittenburg , Falkenburg en Rhynsburg,
zorgvuldig bewaard wierden.
D. Wie zou die by een Kuiper zoeken ?
E. Het is gelukkig, als \'er onder den mid-
denftand burgers gevonden worden, welke
hun vlyt en vermogen tot zulke verzamelingen
befteeden , wanneer de grooten zich des niet
bekommeren. Men fchonk zelf aan Keizer ma-
■ximiliaan, die \'er anders over dagt;Mn 1508.
wanneer hy dit Land bezogt, eenige van de
aanmerkelykfte Oudheden Weg. Men gaf hem
ook het been van een zoogenaamden reus, in een
verroest harnas hier gevonden. Dit was volgens
junius zoo iang , als het dy- en fcheenbeen
van een middelmaatig man. Het harnas was om
V 2 zyne
307
zyne fchouderen, en zoo lang bewaard, tot dat
het door roest geheel verteerd was. Men vond
\'er ook twee koperen leeuwen, met het beeld van
Pallas j een edelfteen van donker groene kleur ,
zynde een Smaragd of een Jaspis, ter grootte
omtrend van een okkernoot, en een aarden
wynkr\'uik van fraay maakfel, die ook abwegge-
fchonken zyn. Junius zag by de Abtdis tegels
gemerkt, ex. Germ. inf. penningen van domi-
TIAAN , NERVA , TRAJAAN , TIBERIUS , CLAU-
DIUS CiESAR, vau ANASTASIUS , Q. CURTIUS
RUFUS en anderen, ook toonde zy hem eeu ko-
peren lamp met vier lichten. Ik heb in den
beginne, toen ik van het reuzenkerkhof fprak,
door den Heer paludanus nagefpoord, aange-
merkt , dat \'er geen geflagc van reuzen plaats
heeft. De zugt voor het wonderbaare , heeft
"van elk buitengewoon gevonden been , een
reuzenbeen gemaakt, dat inderdaad van groote
dieren afkomftig was. Dit neemt niet weg,
dat \'er hier en daar enkele menfchen gevonden
worden, die de gewoone maat te buiten gaan.
Denkt maar om den grooten boer van Lekker-
kerk\', den reus van Sparmu^ en den Deenfehen
kajanus. De kundige le francq van berk-
HEY , houdt het voor een Oliphantsbeen. De
Romeinen , zelfs caesar reeds, voerden gehar-
naste Oliphanten met zich in hun legers : maar
of dezelve in deeze laage moerasfige en bosach-
tige landen, welke Ci^SAR nooit bezogt, bruik-
baar
ROO MBtTRG.
baar waren ^ is bedenkelyk. In \'t Jaar 1502.
Ontdekte een landman onder het ploegen\' de
fondamenten van dit Roomburg , omtrend een
boogfchoot ver van den Rhyn, Indien men
corn. aüreliüs geiooven mag, was het vier-
kant, ieder zyde tweehonderd voeten lang:
aan eiken hoek voorzien van een ronden toorn.
De muuren waren niet min , dan zes voeten
dik.
D. Waartoe diende dit groot gebouw ? Ze-
ker tot eene fterkte,
E. Drusus of een ander heeft het waar-
fchynlyk daartoe aangelegd : men houdt dit
gebouw doorgaans voor het pratorium Agrippi
tim.\', maar dit kan ik geenszins toeftemmen. Zy
die van Lugdunum volftrekt Leiden willen maa-
ken kunnen niet wel anders fpreeken: de eene
dwaaling vloeit doorgaans uit de andere voort.
Leiden ligt nu veel verder van de Noorézee, dan
tweeduizend fchreden , hoe veel te meer toen,
In allen gevalle kan het tot dus ver niet be-
weezen worden , dat Leiden het oude Lugdunum
is, en de waarfchynlykheid is voor een ander
Lugdunum. Omtrend het/om?2 adriani ismen
het op cluverius na vry wel eens , dat dit
by Voorburg te vinden is , negentien - duizend
fchreeden van de iflylpaal; hoe kan dit dan zoo
Veel verder liggen , daar hst Pmtorium maar
op vyfduizend fchreden van de eerfte mylpaal
af op de reiskaart getekend ftaat ? Dit vat ik
V 3 niet.
309
3IO li. O O M B U R G.
niet. Maar \'er is nog een ander bewys»
Men ontdekte by het opgraaven der. fonda-
inenten een marnieren rteen , zes voeten
breed en vier voeten hoog , welke naar alle
waarfchynlykheid in de voorgevel van dit ge*
bouw geplaatst was, met dit opfchrift; c^saR
tucius septimius severus augustus , impe"
rator , én marcus aurelius antoninus c/ß\'
sar , hebben het wapenhuis van de vyftiende
hende der vrywilUgers, wanneer het door ouderdo^^
vervallen was, herjteld, toen Valerius puöens >
keizerlyke Legaat, Proprator wa!, onder het opzigt
van den bevelhebber c^cilius bato Ju-
Kius en anderen na hem , hebben wel gefchree-
ven , dat deeze fteen onder de overblyffelen
van het huis te Britten zou gevonden zyn:
maar dit ftrydt tegen het eenpaarig getuigenis
van cornelius aurelius , en de groote Hol-
landjche Chronyk: het ftrydt ook tegen de waar-
fchynlykheid , dat men zoo digt aan zee, —\'
aan de grenzen , een Magazyn van zulk eens
aangelegenheid zou aanleggen. Ete herftelling
van dit gebouw rekent men omtrend het einde
van de tweede of het begin van de derde EeuW
na christus geboorte. Corn, aurelius geeft
nog
(*) Imp. c.es. l. septimius. severüs. aus. et-
aktowieüs cms. coh. xv. vol. aemamentakiüm. vs\'
tustate. COKLAPSUM. ekstitüERUNT. sub. val. f^\'\'
dmte leg. AUÖ. pa, pr. cürakte ciecil. batoe.
Ä L JP H E N. 311
nog een ander opfchrift aldaar gevonden, waarop
men met groote letters las : GENS BATAVO-
RUlVI , AMICI ET FRATU.ES POPUEI ROMANI.
Het volk der Batavieren, vrienden en broeders
van het Romeinfche volk (*). Naderhand is op
deeze plaats ook een nonnenklooster gebouwd,
maar van veelminder aanzien, dan éztttRhyns-
lurg. -- Te Alphen hebben wy ook eene
verblyfplaats der Romeinen aangetroffen op de
Kaart en het Reisboek , waar van men den
mam van alphenUS VaruS , of van uLOüJUS
ALBINUS afleidt. Het blykt uit een fleen daar
opgedolven, met het opfchrift Leg. I. A. dat
het eerflie legioen, het Menervifche genaamd
daar gelegen heeft, dat door domitiaan opge-
rigt is. Men noemt het doorgaans Albiniana
of Alpheni Cafira.^
Fr. Wie waren deeze alphenus euALUiNUS?
E. De eerflie was overfte van een Bataaffeh
Legioen. De andere was door commodus uit
Gallien gezonden, om de Friefen over den Rhyn
te rug te dryven. In Gallien landvoogd zynde ,
is
(♦) Men vindt een volkomener opfchrift door car.
LANOiüS , uit de papieren van ludov vivis uitge-
fehreeven, en door smetius en gruterüs aangehaald.
FORTÜN-E. AUG. SACR. PRO SALUTB. ITU. ac.
»EDITU D. D. N. N- M. AÜR. ANTONINI. PU- AUG. et P.
SEPTIMII. GETiE. NOBILISS. cies, ClV- BATAVI. FRA-
tbes. et. AMICI P. R. V. S. L. M.
-ocr page 348-gïs ULÏRAJECTUM»
is hy van SEVERUS afgevallen, maar door dieft
Keizer geflagen en met al de zynen omgebragt»
De verwisfeling van de B. en F. is zeer g^\'
meen. Het is dus niet vreemd aan een van bei\'
den eene legerplaats toe te fchryven , fchoon
PLEMPER zegt, dat het nimmer de gewoonte
was by de Romeinen, naar een veldheer eene IS"
gerplaats te benoemen. De zaak is van te wei-
nig gewigt, om \'er ons langer by op te houdenJ
men kent toch de castra Ulpia , cajlra Trajand»
Intusfchen moet me« niet aan het denkbeeld
van een legerplaats blyven hangen; het woord
Cajtra , httektnt ook eene fterkte, die, gelyk
ik voorheen aanmerkte, in vredes tyden wel in
kooren magazynen veranderden. Dit zou de
ondervinding hier ftaaven , waar men by het
graaven eene groote menigte half gezengde
tarwe ontdekt heeft, zoo men gelooven mag,
dat die zoo veel eeuwen kon in wezen blyven.
Behalven dit, heeft men \'er verfcheide pennin-
gen en fteenen gevonden. —— Spoeden wy
ons nu naar Nymegen: alleen zouden wy te
Utrecht nog eens kunnen aanleggen, waar
men binnen in de ftad, op \'t Bisfchops hof,
tusfchen den Dom en \'t oude kerkhof, by St*
Pieter, — een weinig hovende ftad, voornaa-
melyk by Vechten , en beneden by de Meeren
en de hooge Woerd, by het ro^en van den grond
zeer veele Romeinfche oudheden gevonden heeft J
fraai gewerkte potten , kommen , kannen »
Jtnn-
-ocr page 349-kruiken, fchaalen, altaar fteenen, met Romein-^
fche opfchrlften, gouden, filveren en koperen
penningen in menigte van de eerfte Roomfche
Keizers augustus , tiberius , Claudius ,
«ERo, VESPASIAAN CU TRAjAAN, maar voor-
naamelyk van antoninus pius en marcus au-
RELius antoninus. Men heeft hevig getwist
of Utrecht te vooren Antonia of Antonina ge-
noemd\'wierd, dan of het twee onderfcheide
plaatzen zyn. Ook heeft men te onregt voor-
onderfteld , dat de naam Wiltenburg allengskens
in Utrecht is overgegaan, daar de Latynfihe
benaaming ons genoegzaam aanduidt , waar
dit laatfte zyn naam van gekreegen heeft,--
van den overtogt , gelyk het ook in het
reisboek van antonyn TrajeEtum genoemd
wordt, zonder eenige melding van Antonia,
Men is het niet minder oneens, naar wien dit
Antonia, het geen wy voor eene van Utregt,
een weinig afgelege fterkte houden , genoemd
is. \'£r zyn verfcheiden van dien naam onder
de Romeinen geweest. Allereerst denkt men aan
m. antonius , welke als Legaat onder julius
CiESAR diende , toen hy GaUien veroverde.
Maar Antonius pribius , Raadsheer en Legaat
van vespasiaan , de vriend van claudius ci-
vilis , die onder nero valfchelyk befchuldigd,
en van zyne waardigheden ontzet, herwaards
deö wyk genomen heeft, komt hier meer in
aanmerking. Anderen denken om an toni a de
V 5 huis-
314 wiltenburg.
huisvrouw van drusus germanicus , of oni
ANTONINUS PIUS. Voorts bcfchouw dit Anto-
nia en Wittenburg, twee duizend fchreden bo-
ven Utrecht, als eene en dezelfde plaats.
D. Waarvan daan deeze groote naamsveran-
dering.
E. Van de Wilten wordt dezelve doorgaans
afgeleid, welke zich meester van dit land ge-
maakt hadden , het flot Antonia innamen en
verwoestten, en een ander bouwden, \'t Kan
ook zyn, dat hei oude Antonia bleef en naar
hen Wiltenburg voortaan genoemd wierd. Dog
dit geheele verhaal wordt door veelen met of
zonder reden in twyffel getrokken. Cannegie-
TER dagt \'er dus over , in denzelfden uitge-
ftrekten brief. ,, Wat aangaat de Wilten, ik
vinde daarvan niets , dan by de Hollandfche
Schryvers, ten opzigt van Wiltenburg, Heda
is in alle oude dingen geheel buitenfpoorig.
Beka zegt , dat de Wilten Sclavi zyn , en
volgens getuigenis van cedrenus , zyn de
Sclaven een foort van Hunnen geweest (*). Ik
vinde ook, dat de Wilten hebben gewoond om-
trend de Elve , en aldaar verflagen zyn van
carel de groote : dog de AUtcurcn , om
dit te bewyzen, heb ik niet aan de hand. Dat
dit volk, gelyk alle andere, die over den Rhyn
en Donau hebben gewoond, iangs veele;landen
heeft
(*) Cellarius iB Zolimum. hift. 4. c. 20.
-ocr page 351-wiltenbürg.
heefc gedwaald , is wel te denken. Ik wil ook
niet ontkennen, dat de Wilten tot deQiiaden kun-
nen worden gebragt: dog om de waarheid te
zeggen , zoo de Wüten onder de Hunnen te
huis hooren, zyn zy veel hooger van daan ge-
komen, te weeten van de Palus Mmtis of de
zwarte zee. Maar zoo de eerfte Hunnen t.en
tyde der Falentiniani, of daaromtrend, onder
het geleide van attila in Gallien zyn geko-
men , hoe kunnen de Wilten, als afftammelin-
gen van de Hunnen, zoo vroeg in Batavien zyn
geweest ? Men zou eer kunnen denken , dat de
Wilten met attila of alleen naar Gallien zyn
getrokken , en wanneer attila over den Rhyn
is voortgeiogen, dat de Wilten zich in Batavia
genesteld hebben, maar na dat attila in de
Catalonifchê velden is geflagen in het Jaar 451,
wanneer valentinïaan de derde de regee-
ring in handen had , heeft het waarfchynlyk-
heid, dat valentiniaan te dier tyd de Wilten
heeft verjaagd, en hun roofnest uitgeroeid. Ten
minften vinde ik tot nog toe geen reden, waar-
om onze oude Chronykfchryvers hier in geen
geloof verdienen. Ja ik vinde geen reden, waar-
om men niet zo wel onze Hunnenjchansfen
tot het vlugien Att Hunnen in deeze , dan in
volgende tyden zou kunuen brengen Wat
de
315
(f\') Ik heb van de Hunneledden fpreekende gezegd,
dat de Hunnen nimma in dit land zyn geweest, daa?
Uï
-ocr page 352-3i6 wiltenburg.
Wat de plaats betreft, waar de WUten li««
Cafteel hebben gebouwd, (indien waarlyk
een
in styn my veele van onze Schryveren voorgegaan.
Ik zal daarentegen opgeeven, hetgeen ik in andere
onuitgegeeve brieven van cann{:gietei?. gevonden
heb, omtrend de Humefchansfen. --- „ De
Hunni en Chunni door ptolem^us bij den PonttiS
Euxims geplaatst, zijn zoo wel als de Cimbren en an-
dere Noordfche volken , door deeze gewesten naar
Vrankryk en Italiën getrokken. - Attila nam
zyne reis door Thracien naar Italiën. De Hunne\'
Jchansfen by Arnhem aan den Rhpi, zyn lOO treden
lang en 50 breed. Zy liggen op eene fteile hoogte
in \'t midden van een kuil." —— Deeze brief was van
den a? January 1731. Den 22 Apn\'1 1733, fchreef
hy weder aan zyn vriend van loon. „ De Hunne-
fchans by Harderwyk ligt in eene woesfê heide,
midden op de Feluwe, in een halve rondte , waar
van de twee hoofden uitkomen aan een Meer van
fchoon helder en vischryk water, ten westen, zynde
de ingang van de fchans ten oosten. De ruimte is
langs het meer, dat is, van \'t zuiden naar \'t noorden
330 voeten Rhynlandsck Maar van \'t Meer tot den
ingang , of van "t westen naar \'t oosten 355 voet.
In deeze r/iinite konden niet veel Hunneny maar mis-
fchien hebben zy daar hunne vrouwen, kinderen en
lagage bewaard." Ik wil wel bekennen , dat ik by
het bezoeken van de Hunnefchansfen aan den Rhyn,
eenigzins aan \'t wankelen raakte. Dan hoe kunnen de
naamen door den tyd veranderen! canhegieter
fchryft
-ocr page 353-W I L T E N B U R Ga
feen Gasteel door dit volk gebouwd is, en
niet eer te gelooven ^ dat het Romeinfche
Gasteel door dit volk is ingenomen en her-
doopt 5 vi^ant waarvan heeft dit gefpuis toch
de konst van Casteelen te maaken gekreegen,
dit is wat zwaarigheid onderworpen:) dit
ftaat vast , dat aldaar een Romeinfche Burgt
of Bolwerk is geweest, en het wordt geftaafd
door ontallyk veele Romeinfche oudheden, dia
daar in geen geringer menigte zyn uitgegraa-
ven , dan te Brittenlurg, Nymegen (*), Xanten en
andere plaatfen , waar wy weeten dat Romein-
fehe legers hunne ftandplaats gehad hebben.
Het geen nu in verfchil kan worden getrokken
is dit, hoe de Romeinfche Burgt of Vesting den
naam Antonia heeft gekreegen, en hoe die Tra-
jeäum is genaamd. Omtrend het eerfte wykt
men af van beka , wanneer men niet alleen ont-
kent, dat deeze naam van ANTONIUS den drie-
man is afgeleid , maar ook , dat die vesting
ooit
fchryft zelfs in den laatften brief. „ Zouden die
fchansfen ook tegen de Hunnen door de inwooners
èpgeworpen zyn, en dus zoo veel als Hudefchansfen
betekenen/\' Geheime bergplaatzen worden in \'C
Graaffchap Zutphen Huden genaamd. Een hospes
daaromtrend kende den naam van Himnefcham ïAqz ^
maar by de boeren wierd het Geiurgte genaamd;
(*) In betrekking van Nymegen ztillea wy het
ftraks anders vinden.
3ï8 wiltenburg.
ooit Antonia is genaamd. Buchelius geeft liier
van tot reden, om dat geen Clasß ch auteur bief
van gewag maakt. Maar ik vraag, by welk
een Clasßsch auteur hy dit zoekt, by een -R"\'
meinsch of by een Grieksch dan deezen hadden
zoo veele zaaken van grooter belang te befchry-
ven , dat zy weinig dagten aan plaatfen , ^^^
bet uiterfte van de waereld , dus noemden zy
den Rhyn, voorgevallen, ten zy die door een
grooten oorlog beroemd wierden. Ei lieve ,
zeg my, wie heeft ciie zwaaren oorlog befchree-
ven tusfchen cerialis en civilis , dan alleen
tacitus , buiten wien wy \'er niets van zou-
den geweeten hebben ? Josephus fpreekt \'er in
\'t voorbysaan van, by gelegenheid van vespa-
siaan, en i>io cassius aan dit tydftip komende,
zegt, dat \'er in Germanien wel iets is voorge-
vallen , maar niet van veel belang (♦). Indien zy
zaaken van zoo veel gewigt niet hebben geagt,
wat moeten wy van die-van minder belang den-
ken ? Dat \'er Romeinen te Wiltenburg hebben
gehuisd, blykt uit zoo veele monumenten.
Dat zy hier eene vesting hebben gehad, blykt uit
veele omftandigheden en fteenen, waarop de alß
ftaan, waaronder de foldaaten van de bezetting
hebben gediend. Dat deeze vesting een naatn
hebbe gehad, is natuurlyk. Dat dit een Romein*
fche naam geweest is, is meer dan waarfchyn-
lyk.
(*) Zie myne aanmerking op bl. 78.
-ocr page 355-WIL TEN5URG. 319
]ylc. Zoo deeze redenering doorgaat, waarom
verwerpt men dan die van Antonia. Ik ftaa toe
dat ANTONIUS de Drieman hier niet geweest is,
maar moet dan de geheele naam onwaarheid
zyn, om dat beka dien van een onwaaren oor-
fprong heeft afgeleid ? — Doch ik haal den knoop
by een en zeg , dat het my geenszins onwaar-
fchynlyk voorkomt, dat de vesting Antonia of
Antoninia genaamd is , het zy van den een
of anderen Veldoverfte , het zy van anto-
ninus , zynde het zeker, dat antoninus
caracalla burgten en monumenten in menigte
in Batavien heeft geftigt, gelyk ik meen te zul-
len betoogen, Verderben ik van gedagte, dat
men digt by Utrecht, twee veeren of Trajeäen
heeft gehad, het een zeer oud en reeds bekend
in het Iticrarium van antoninus , naderhand
by verloop van den Rhyn heeft men een nieuw
veer gemaakt by WUtenburg. . Na dat Wil-
tenburg is over hoop gefmeeten, en mogelyk de
Rhyn zyn ftreek heeft veranderd, is het oude
TrajeStum of TrajeEtum Vstus, zoo als Utrecht
in de oude diplomata volgens beka genoemd
wordt, meer gebruikt, en dit heeft aanleiding
tot een groote woonftad gegeeven. Dus wordt
de zwaarigheid van de beide TrajeBen opge-
lost, en het TrajeBum Vetus doet ons van zelfs
aan het TrajeBuns Novum , of den nieuwen
overtogt denken te meer , wyl Utrecht ea
Wiltenburg, zeer digt by elkander lagen.
Laat
-ocr page 356-ïc ï isi e 6 e n*
Laat ik dit tot flot *ér byvoegen, dat de groote
liefhebber van Vaderlandfche oudheden Ri^"
DOLF ^MiTS, den iSden van Oogstmaand in
1709 , den omgeploegde grond van dit WiUen*
hurg bezag , zynde. nu een bouwakker naby
Vechten, aan den krommen Rhyn. Hy vond \'er
een ringetje met eenige ftukken van potten en
een fchoone Galba , van de eerfte groote. In \'C
midden , en naar agteren toe , was dit akker-
veld met potfcherven van \'t zelfde foort be-
zaaid. Hy trof eenige menfchen aan, welke
deezen akker met vlyt doorkruisten, om naar
oude munten te zoeken. Zy vonden brok-
ken van roode kannetjes , tegelen , oud glas,
ringen en foortgelyke kleinigheden. Smits
had ook een voetje van een rooden pot, gete-
kend officio : allerhande brokjes van ooren en
voeten , een fchoonen Hadrianus , van agter
met den uitrydenden Keizer te paard , en meer
andere zaaken van minder belang, alle daar ge-
vonden. —— Dan al lang genoeg ons by Wit-
tenburg opgehouden, nu vertrekken wy zonder
ergens aan te leggen, naar het beroemde Novi\'
omagum of Nymegen. Dat dit ^ene zeer oude
plaats is , kunt gy uit de Reiskaart en het
Reisboek van Antonius opmaaken. De Sme\'
tiusfen, zeer met hunne ftad ingenomen, waar
de vader zyne bevordering , en de zoon zy«
v^ieg en bakermat, beiden een aangenaame
ftand- en woonplaats vonden, houden ftyf e»
fterk
-ocr page 357-iletk ftaande, dat dezelve het Oppiduin B itavo\'
rum , de ftad der Batavieren is , welke by ta-
citus gemeld wordt. Maar behoudens al de
hoogagting voor deeze uitmuntende mannen,
en den eerbied, welke ik voor de grysheid van
deeze ftad heb , ben ik door de uitbondig aan-
gevoerde redenen hiervan nog niet overtuigd ,
en zelfs twyffel ik te meer, wyl men hier zulk
een verbaazende menigte van allerleye oudheden
der Romeinen heeft gevonden , \'t welk by my
een fterk bewys is , dat dit volk hier meer
dan elders zich heeft opgehouden. De ftad is
®ok van laater oorfprong, dan de Burg.
D. Het Valkenhof bedoelt gy. Hoe Jammer is
het dan, dat men in deezen tyd heeft kunnen
befluiten, om dit te floopen l
E. Van het oudfte , dat men den Romeinen
toefchryft , want het andere is waarfchynlyk niet
ouder, dan de tyd van carel de groote(*),
is nog iets ftaande gebleeven: maar voor *t
overige fchynt in deeze dagen de oude gebou-
wen een algemeene ondergang aangekondigd
te worden , dat waarlyk te bejammeren is ^
wat hier ook de oorzaak van mag zyn. De
gedenkftukken der oudheid dienden
geen klein en kortduurend voordeel opgeof*
ferd ; zy hinderen niemand , al wil menz«
als gedenktekenen van overheerfching aan-
mer-
en) Zie ARKSTEE, en vooral g. c. is dr setovw*
IV. deel. X
NYMEGEN*
merken. Zy geeven eene grootsheid aan het
landfchap, en de eenigfte gelegenheid op onzen
vlakken bodem voor den fchilder, om het fl»\'
ticque ïn zyne tafereelen te brengen. In ho-
ven van den hedendaagfchen fmaak worden z^
dikwerf met moeite en kosten zeer oneigen ge-
plaatst , en zullen wy dezelve dan hunnen alou-
den grond misgunnen ? Het eenvoudig Drenthe
handelde beter, wanneer het dé laage, de een-
zelvige Hunnehedden als oude heiligdommen
wilde geëerbiedigd hebben. Verfchoon deeze
uitweiding! — Zy zou niet te pasfe komen»
zoo een behoorlyke zugt voor de Kunsten, voor
de Oudheden en voor het Land zyner inwooning
elk een bezielde, ten minften in een zekere
jnaate. —- Ik kan niet nalaaten op nieuw mel-
ding te maaken van de beide, in dit vak voor-
al , beroemde Leeraars van Nymwegen j. sme-
Tius of smit , vader en zoon , waarvan de
eerfte zich, fchoon te Aken gebooren , met
200 veel yver , als eenig Nederlandsch ■ be-
minnaar van zyn vaderland , en deszelfs
oudheden op het verzamelen en befchryven
van gevonden overblyffels heeft toegelegd,
zonder moeite of kosten te ontzien. — Mea
heeft federt Eeuwen aan den oever van de
Waal, wanneer de Rivier door een langduuri-
gen Oosten wind zeer laag ïs, —■ in de bouw-
landen , en onder den grond by het delven bin-
JB^a dc ftad, eea onujtputbaaren myn van ge«\'
pen
-ocr page 359-N V tó E © £ Üi
i)en en ringen van allerlei maakfel, vloerftee«
Jren, gemerkte eh ongemerkte lampen,en aller-
hande huisraad, aarden en glaazen kruiken en
ilesfen ^ graffteenen, altaaren, beelden en köpi
pen, potten, en vooral zulk eene ontzettend©
menigte van gouden ^ zilveren, koperen , loo-
den penningen en munten gevonden, waar onder
Veele Bigaten eh Serraaten , dat veek-n zich
verbeeld hebben, dat hier een Romeinfche munt
cn wisfelplaats geweest is. En ik zag ook, by
den Heer van damme , tuatryzen, daar gevon-
den. Men heeft \'er penningen van verfcheide
keizers en munten van zeer veelè voornaame
Romeinfche familien aangetroffen. Van het een en
ander hebben de Smetm^fen een breede berede-
neerde lyst, een boekdeel in 410, in \'t licht ge-
geeven, welke naderhand door deszclls agter
kleinzoon, de kundige in de betouiA?, verkort
en teffens met eenige zaaken vermeerderd is.
Het zou zeker eene reis waard zyn naariVjiwee-
gen, om zulk een fchat by elkander te zien, wel-
ke wy den Heer in de betuwe j als een waar-
ièig opvolger, gaarn zóuden gunnen , gelyk
Vorflen en Koningen denzelven , als een Vi*n
Neêrlands groötrte merkwa\' rdigheden, hebbe»
bezigtigd, maar hy is \'er niet mteri
D. Waar is hy dan ?
E. Ik meen by gelegei.heid^ dat ik de oude
hoofden der Batavieren vertoonde , reeds ge«
zegd te hebben, dat dezelve verkogt is.
323
|a4 k y m E o" S èfi
D. Buiten \'s Lands?
E. JoHAN Willem, Keurvorst van de Paltti
heeft zich na den dood van den jongen smë-
Tius^voor de zom van twintig duizend guldens,
nu byna eene eeuw geieeden, meester van de-
zelve gemaakt.
D. Waarlyk een kleine zom voor zulk eenen,
voor die Stad en voor ons Land, onwaardeer-
baaren fchat. indien de kas van Nymegen, van
het kwartier, — van de Provincie , — van de Ver-
eenigde Gewesten zoo fchraal in dien tyd VOOr-
zien was, wondert het my, daar ons Land zoo
yeel vermogende verzamelaars van zeldzaamhe-
den van natuur en kunst heeft opgeleverd,
dat niemand gepoogd heeft, om iets, dat eenig
in zyn foort was, voor zich zelf en voor het
Vaderland magtig te worden. Is dat nu alles
weg?
E. \'Er zyn , *er worden nog nu en dan
van deeze overblyffelen ontdekt; maar in zulk
«ene menigte niet. Van het kabinet van deSmer
tiusßn hebben wy niets, dan de nagedagtenis.
—— De eenigfte hoop , welke ik heb, is op
de aftekeningen van deeze overblyffiïlen, welp
ke SMETIUS heeft laaten maaken, en welke in
een foliant gebonden, in het midden van dee-
ze Eeuw , in Nymegen nog aanwezig waren»
Het zou my aangenaam zyn, zoo ik dezelve
kon opfpooren. Misfchien zyn zy by den
Heer van suchtelen te vinden. Immers de
Heer
-ocr page 361-i^cLfi^fcc f^r^Aimiantxü/cÄe \'^c-càtn.
^\'-Ifïi.^wwr /cat
X\'o. r.yn. !Juc/Util\'t J
-ocr page 362-Heer p. van damme , wanneer ik van deeze
l^erzatneling fprak , vertoonde my een Exemplaar
van de Chronyk en befchryving van Nymegen
Van j. smetiüs, in den jaare 1784, door den
Heer g. c. in de betouvv uitgegeeven, opge-
luisterd door zeer veele ingevoegde tekeningen,
welken hem door dien Heer v. s. waren toege-
zonden. De vriendelykheid van den Heer van
Damme ftelt my ook in ftaat om u eenige pen-
ningen te vertoonen, welke by het ontblooten
van de fondamenten van het Valkenhof gevon-
den zyn, toen men in 178Ö de laatfte hand aan
dit gebouw floeg,, om het tot een, gefchikte
yerblyfplaats voor de Stadhouderlyke familie
te maaken , toen dezelve ter kw^ader uur
de gewoone r Jidentie verhaten had. Hoe wei-
nig kon men toen vermoeden , dat het zel-
ve , na een nieuwe omwenteling , èoo naby
deszelfs geheelen ondergang was. Ziet hier
de penningen met de borstbeelden van augus-
tus , van tiberius , van nero , en van ve-
spasiaan : zy waren onderfcheiiien , vierierley
foort van augustus , zes van vespasiaan met
veranderingen. Ik kan my niet inlaaten in het
opnoemen van alle de byzonderheden , welke
van tyd tot tyd te Nymegen en in den omme-
trek van die Stad gevonden zyn. Maakte ,
het geen de oude smetius afteen bezat, een
geheel boekdeel uit, hoe veel zal \'er buiten
dat in de bezitting van anderen geraakt,
X 3 ver-
W y M E G. E N.
verftrooid of verloren zyn. Gelukkig » ^^^
men nog eenige opmerkelyke opfchriften oP
Altaaren en Gedenkfteenen , en beelden oP
het Raadhuis te Nymegen gebragt en bewaarti
heeft! een gering overblyffel van zulk een oU\'-
waardeerbaaren fchat. Dit heeft men oo.fe
aan smetiüs den vader voornamelyk te fchen-
ken. DeHeer van de BETouwheefc deNati^
zeer verpligt door de vertaaling en uitlegging
van deeze gedenkftukken, in \'t jaar 1787 ge-
drukt , welke ons ook in zyn Latynfche iyat»
heeft opgegeeven alle de oudfte en zeldzaam^
penningen van Romeinfche familien, weike in en
naby Nymegen gevonden zyn. Hier uit blykt,
dat van de honderd twee en zestig voornaam^
familien, v/elke de beroemde oudheid- en pen-
ning-kundige FULRIUS URSINÜS heeft uitgegee-
ven, \'er ruim een derdendeel hier gevonden eö
In de bezitting van zyn overgrootvader sme-
tiüs geweest is. Te regt, maar tevens te
vergeefsch , fchreef daarom de oude smetios iö
het jaar 1635 den Raad van Nymegen. Ik
wenschte wel, dat de antiquiteiten tegen een\'
redelykcn prys by de ftad mogten blyven en be--
waard worden. Dan alzoo haare Agtb. daar
toe misfchien niet genegen zullen zyn, behoor-»
de ten minften een register te worden gemaakt
van zulke infcriptien , en andere ftukken, di®
ßngulier en elders nooit gezien zyn, In allen
gevalle behoorden hier te blyven de groote fte®\'
ne»
-ocr page 364-n y m é g k lïi 327
aen minfcriptien. Dit laatfte alleen heefthykun-
nen uitwerken, toen die fteenen door hem en an-
deren aan de ftad gefchonken wierden. Nog geeft
ons in de betouw in dat zelfde ftukje een lyst
van agt en tagtig foorten van Romeinfche huis- en
krygsgereedfchappen, fraaije konftig gefneeden
Steenen, van de meeste foorten eene groote ver-
fcheidenheid, welke aldaar gevonden en door
SMBTIÜS opgezameld zyn. Voorts eene opga-
ve van beelden, ftukken van beelden, koppen ,
handen, voeten, altaaren, opfchriften, gelof-
te fteenen, graffchrjften, zegels van allerleye
foort, pannen, groote tegels met opfchriften
van het eerfte Legioen, het geen het Msnervp-
fche genoemd wierd, van het zesde, van het
tiende, het twee en twintigfte en dertigfte Le-
gioen 5 welke hier alle van tyd tot tyd in bezet-
ting gelegen hebben , en van mylpaalen. In
\'t Jaar 178a is te Ubbergen op den Hunerberg,
dien zommigen ook den Hunnenberg willen
noemen , nog een fteen opgegraaven met dit
opfchrift,!. 0. M. C. JANUAaiUS. V£. L.
X; : P. V. S. L. M. Zoo worden \'er nog,
fchreef de verdienftelyke in de betouw in
den Jaare 1787, by aanhoudendheid kope-
ren , zilveren en gouden munten, zoo van da
oudfte huizen en geflagten der Romeinen, als
van derzelver eerfte Keizeren gevonden , lyk-
busfchen , gemerkte pannen en vloerfteenen.
En \'er is niet aan te twyffelen, of men zou op
X 4 den
sag M y M E 0 E N.
den bodem van de Waal of by een dieper op-
delven van den grond nog eene groote menigte
Romeinfche gedenkflukken vinden. ,, Dit alles
zal u genoegzaam overtuigen, dat de Romeinen
in dit Land in grooten aantal hebben gewoond:
Nymegen alleen levert hier een overvloedig bewys
op, al konden wy het van elders niet haaien;
jnaar gy ziet ook, dat de Romeinen hier het ge-
heele Nest, om zoo te fpréeken, hebben in ge-
had. Affchrifren van fleenen en altaaren, vloer-
tegels en pannen, huisraaden en krygsgereed-
fchappeji , vercierfelen , paarden- en kleder-
tuig, alles — alles hRomeinsch-, htt geen ik my
verbeelde, dat zoo niet zoude geWeest zyn, in-
dien Nymegen de eigen lyke en eenige ftad der
Batavieren geweest was. Zy heeft intusfchen
en wegens haar hooge oudheid en wegens
haar aanzien, invloed en aanmerkelyke lot-
gevallen onder al de fteden van Nederland
den eerften rang, en is ook eerst en meest,
door het verblyf van zoo veele Romeinfche
krygsbenden cn aanzienlyke Romeinen vereerd
geworden.
D Wy zyn ten hoogften voldaan , myn eel-
hart ! maar ik weet niet, waar ik my meer
over verwonderen moet, of over den onuitput-
baaren en onberekenbaaren fchat van zeldzaa-
me oudheden, welke hier als in\'een midden-
punt gevonden zyn , of over de koele onver-
fchilligheid , en kwalyk. geplaatfte bezuiniging
vaia
-ocr page 366-n y m e ge n,
van onze landgenooten , byzonder van de an«
derzins gulle Gelderfchen , en allermeest van
den Gelderfchen Adel, welke toch den groots
ften invloed, de vetfte ambten had. Zoo zorg-
vuldig als zy zyn op het behoud van hunne ge-
flagtwapenen , zoo oplettend behoorden zy ge-
weest te zyn, op de alleroudfte gedenkftukken,,-^
welke hun vaderland veradelen, en aan de ge*
fchiedenisfen zoo veel licht, zoo veel fterkte
hyzetten.
E. Smetius klaagde al. in zynen tyd, (eis
hy was elders geboren, zoo als ik zeide, maar
gedroeg zich als of dit Land zyn vaderland
was, beter dan deszelfs inboorlingen) : „ ik
kan niet nalaaten hier met nadruk te betreuren,
dat onze landsgenooten te vooren zoo onop-
merkzaam op deeze zaaken zyn geweest, dat
zy dezelve alle verwaarloosd hebben. De met«
zeiaars hebben de ftandbeelden en opfchriften
op marmeren fteenen, in de muuren gebruikt.
De goud, koper- en yzerfmeden, hebben de
penningen en huiscieraaden of verfmolten, of
aan elk goed vrienden kooper overgelaaten, \'Oni
elders vervoerd te worden. Niemand van dat
bedryf is \'er thans over, die niet veele en won-
derbaare zaaken vertelt van de gedenkftukken en
oudheden , welke hy in zyne jeugd hier gevon-
den had. Schoon \'er geleerden voorhanden wa-
ren, is \'er toch niemand hunner geweest, welke
zich verwaardigde , (zoo krygen ook deezen
X S wat
329
w y Bf E G E N-.
wat voor hunne relcennig,) om ter opfpoorinf
van de vaderlandfche oudheden , zich eenige
moeite te geeven, of dezelve te bewaaren. ,, Hd^
Veel is er dan in vroeger tyden, Verloren ge-
gaan, dat nimmer tot onze kennis gekomeh is •
In deeze Eeuw, wanneer men by het aanleg-
gen van eenige nieuwe vestingwerken verfchei"
de oudheden ontdekte, handelde men niet be-
ter , waar over cannegieter zich met re-
den beklaagt. En wie weet, wat *er nog in
de vroege Christen Eeuwen vernield is, toen
men uit een belügen , dach waarlyk blinden
yver, op \'t voetfpoer van willebrord , al
dat Heidensch van oorfpronk was , verm jr^«
felde, om \'er naderhand Christen beeldtenis-
fen voor in plaats te ftellen. Men had met
xeden van een befchaafden, e!n in de letteren
min of meer onderweezen Adel andere verwag-
ting kunnen hebben, dan van het ongeletterd
volk: egter moet men hier, gelyk doorgaans
eenige uitzondering maaken. De Heeren johaN
en gerard van valkenburg, rudolph e»
THËODOOR van STEENWYK , cornelis vacï
gent, Burggraaf, enz. zyn de eerften geweest,
weike met de beide Smetiusfen handen aan \'£
werk geOagen, en de tot dus ver verwaarloos-
de oudheden opgezogt en geborgen hebben. De
Landdrost van Zutphen , Baron van hëeckê\'
ren tot nettelhorst volgde dit fpoor, en
Eiaakte eene verzameling van Romm/che oudhe-
den,
K Y M E , O e
den , van welke de ftad Nymegen even als
te vooren van de steEiNWYken en smetius-.
sen , veel, dat zy op haar Raadhuis ver-
toont, tot een gefchenk heeft ontvangen: an-
ders zou \'er niet veel meer te Nymegen te zien
zyn- Zoo weinig heeft de aanmoediging van
SMËTIUS, hoe gezien anders by het Stadsbe-
ftuur van dien tyd, kunnen uitdoen, -p- Maar
het is in deezen tyd, toen de Ridders uit de
Zaal geiigt waren, onder het Democratisch Be-
wind, in dit opzigt vooral niet beter toege-
gaan, gelyk in het floopen van het Valkenhof
blykt. ■
\' M. Hoe hebben zij daar toe toch kunnen
befluiten ?
331
E. \'Er heerscht fomtijds een geest van ver-
woesting van al wat oud, grootsch, aanzien-
lyk is : of dit zoo zyn moet, om de aarde
niet met zaaken van die natuur te overlaaden,
en plaats voor nieuwe in te ruimen , laat ik
daar. Die geest heeft ten minften in Frank-
ryk geheerscht, waar de Huniien van deezen
lyd Q*) j maar in hiin eigen land, al wat ter
(♦) Het fpreeikt van zelfs, dat ik hier door het
gemeen verftaa dat overal, vooral ta de Steden,
zich zelfs gelijk — gezind is tot plunderen en ver-
nielen: fchoon het veel fcheelt, of het door des-
zelfs Leiders wordt aangehitst of tegengehouden.
gedagtenis ftrekte van de Adelyke en Vorfte-
lyke overheerfching in.^ veele fraaije gebouwen
-—- fchoone gedenkftukken en beeldhouwer-
ken, zoo veel mogelyk, heeft uitgeroeid, öf
hier heimelyk dit beginfel werkte, weet i^
niet, \'er was ten minften geene noodzaake
toe in een land , waarin men door binnen-
landfche en buitenlandfche krygen meer dan
te veel van de gedenkftukken der oudheid be-
roofd is. Men gebruikte een ander voor-
wendfel; ik zal het u mededeelen. Het Fransch
^efchut had onder anderen den Burg of het
Valkenkf befchadigd: men gaf voor, dat de
fommen, welke tot herftelling vereischt wier-
den, de Domeinkas te veel zouden ontbloo--
ten ; daar en tegen kon dezelve merkelyk aan-
gevuld worden , wanneer men dit gevaarte
iloopte en de onmeetelyke hoeveelheid duiffteen
tot geld maakte. Indien Gelderland zoo wel
als het gedrukte Holland in de verpligting was .
geweest , terftond een buitengewoone heffing
te doen , had men eenigen fchyn : maar dit
was, zo veel ik weet, toen het geval niet in
een land, dat zoo weinig in vergelyking van
het laatfte bezwaard was. Dan dit lokaas was
te fterk. Een dubbel voordeel, in gevalle van
verkoop, beftisre terftond, en het vonnis van
eeuwige vernietiging wierd met meerderheid
van Ih mmen geveld , niettegenftaande het bil-
lyk protest van de Stad Nymegen, van het
RyH
-ocr page 370-W ir M E G 15 N. 333
kyk en tusfchen Maas en Waal. Maar wat
kon dit protest helpen , daar baatzugt , en
misfchien ook afgunst, dat Nymegen met zulk
een onvergelykelyk ftuk van oudheid pryk-
te, tegen hen inftemden. Het kon niet meer
gelden , dan negentigduizend en vierhonderd
guldens. Het Kwartier van Zutphen , dat
zich met anderen, waarfchynlyk tonnen gouds
had voorgefteld , wilde in den toeftag niet
befluiten. De afgevaardigden van de ftad en
het ryk van Nymegm met de hunnen wil-
den \'er in komen , indien de zogenaamde
Reuzentoren , waar men de merken van de
Ryks en Land-dagen, door de Frankifchs
koningen en keizeren daar gehouden, nog
duidelyk zien kon , en de twee Romein-
fche kapellen met de hofpoort, voor welke
de lyfftraffen gewoonlyk wierden uitgeoelfend ,
en de fchilderachtige ruïnen der ringmuu-
ren, die geen onderhoud behoefden, voor de
beminnaars van Faderlandfche oudheden en
van de tekenkunst, in hun geheel, en buiten
den toeftag mogten blyven. Het Kwartier van
Veluwe, waarvan Arnhem dc hoofdftad is ,
de raededingfter van Nymegen , gelyk door-
gaans twee naast by elkander liggende fteden,
was dit te veel afgeftaan , en kon alleen be-
fluiten tot het terrein, en een of zo mooge-
lyk twee der Romeinfche kapellen, en dit
Wierd gevolgd, en in Herfstmaand van 1797
334. N y M E ffi E Ni
was het werk , tot oneer van die het zö^
ver gebragt hadden , afgedaan. De tyd,
welken zy hier aan hebben doorgebragt, ert
de handen, die \'er na den toellag by aanhou-
dendheid aan werkten, van honderd tot hon-
derdvyftig man bewyzen , dat hier inderdaad
een onmeetelyke mas/a van duiflieen voorhan-
den was, en dit gebouw zulk eene vastheid
had , dat het nog eeuwen lang den tyd hai
kunnen verduuren. Zoo behoudt de ftad nog
de twee Heidenfche kapellen , zoo als zy door*
gaans genoem i worden , en het terrein tot
eene wandelplaats. Zie daar, de ecrile vraag
beantwoord, myn diderik.
D. Nu de tweede.
E. Deeze is moeijelyker. Waar hier men^
fchen woonden j krygsknegten of ingezetenen»
vreemdelingen en inlanders , men vindt ner-
gens zulk eene menigte van allerle^\'-e , oofc
van kunstige en kostbaare zaaken , als in
deeze overhlyfphnzen der Romeinen, Dat zy«
die \'er ligt aankoomen , \'er ook ligt van af-
fcheiden, gaat meestentyd door; zy zullen \'ef
roekeloos mee geleefd hebben. Men heeft g^*
gist, dat zy gewoon waren onder de fondamen-
ten , even ais nu, gouden en zilveren pennin\'
gen in den grond te leggen, maar ik heb
nog geen voldoend bewys van gezien- In dé
menigvuldige aanvallen , met de tyden vat»
CIVILIS begonnen, — in de geduurige verrasfin-
geö
-ocr page 372-nymegen. 333
gen van den Watervloed, kan telkens het een
of het ander agtergelaaten of in den grond be-
graaven Z3\'n, waar van wy in ons land meer
voorbeelden vinden ; ook in byzondere plek-
ken. —— In het jaar 1715 vond men te Vdp
bij Arnhem, door het om fpitten van den grond
tot tabaksland een fchat van vijf a zesduizend
gulden waarde, — gouden medailles en andere
kostbaarheden van den tyd van de constan-
t\\nen, als mede van valens, valentianüs,
ÏIONORIÜS , GRATIANUS , JOHANNES: — een
gouden Coljer of keten , waaraan vyf groote
gouden medaillons gehegt waren; van ƒ 75: -: tot
ƒ 150 : - : innerlyke waarde, van honoriüs en
GALLA PLAciDiA. De oudheidkcnuers weeten
daarvan de overgroote waardij, en wei voor-
naamelyk van de laatfte.-- Men vooronder-
ftelt als ten hoogften waarfchynelyk , dat
deeze groote gouden Medaillons, zynde met
kostbaare gouden randen ingefloten, zyn ge»
fchikt geweest tot dona milüaria of krygs-
«eretekenen (*_). Behalven de gewoone mun-
ten van f 2 i \' : innerlyke waarde , gang-
baare ftukken , zyn van de bovengemelde
vyf Medaillons van deezen fchat onder den
Heer
<*) va. CÜPEEI HAEPOCRATES. De Coljer is als
een doopftuk in zekere familie ; wy wenschten de«
zelve by 4en anderen fchat gevonden en gezien te
liebbe^.
330 n y m e g b n»
Heer van damme berustende die van de Kei*
gerinne galla placidia, v^^aar van maar twee
exemplaaren in \'t geheel bekend\'zyn , in alle
de penning-kabinetten van Europa. Ook be-
zit hy in zyne uitmuntende Verzameling eene
buitengemeen groote gouden medaille yan coN*
STANTYN DE GROOTE van denzÊlfden omtrek
als de GALLA PLACiDiA, dan dezelve was niet
aan de gouden keten gehegt geweest: —^
en een zwaaren gouden vingerling of ring,
vercierd met ingewerkte beeldjes van de eer-
fte Christenen met een Saphier-fteen, verbeel-
dende de keizeriniie helena. Deeze ring
is buiten twyffel van constantyn zelf, of
van deszelfs familie na hem. Laat ik nog
maar een voorbeeld bybrengen uit den on-
vermoeiden VAN DE BETOUWE. In dcu jaa-
re 1722, liet zekere Stadsbode , willem ar-
noldsz, kort by den ingang van de poort van
den Burg zeer naby den muur , een regen-
bak maaken. Men ontdekte een kannetje, dit
brak , en met een vielen de arbeiders , en
allen die \'er by ftonden , als raaven op den
buit, welke daar door in veele handen kwam.
JEenige penningen raakten gelukkig met de
brokken van het kannetje in banden van
den Burgemeester nicolaas verbolt , afge-
vaardigde naar hun H. Mog. Deeze geredde
penningen waren alle van tibErius en claü\'
Dios. Hier uit maakt de Heer in ds betouw
ïf ^ m ë c e
tp, dat men deeze Burg niet van de ^yden
Van j. c^SAR. moet afleiden, fchoon hy daar-
aan in een gedenkfteen, in 1155 in den muur
ingemetfeld , en eenige Eeuwen laater in de
Hoofdkerk gevonden, toegekend wierd. Hy
houdt het veeleer voor een werk, ten tyde van
claußius of nero door de Batavieren aange-
legd. Zoo moest het zyn, zou het eene Stad
der Batavieren worden. Ik kan daarin zoo gemak-
kelyk niet komen, als wel in opzigt van den tyd»
Dit kannetje is \'er door iemand ingezet, niet
voor, maar na het fliehten van den Burg; an-
ders zou men het by het opdelven van den grond
gevonden hebben: het is \'er ingezet, na dat
deeze Keizers hunne munten konden laaten
flaan, en het blykt, dat deze fpaarpot niet
een of twee Eeuwen naderhand eerst geborgen
is, want de penningen waren alle nieuw en
geheel onbefchadigd. Toen \'er een derde van
de vyfde Eeuw verlopen was j is dit oud ge-
bouw door de Noormannen fchrikkelyk gehaa-
Vend, maar door carel de groote in zyn
luister herfteld (♦). In 838 wierd het we-
der door de Noormannen, afgebrandi. Eenig-«
zins herfteld zynde, is het in 8Sö ander-
maal verbrand. Naderhand uit de asfe ver-
reezen , is het door godefrid , Ilertog van
Lotharingen in den Jaare 1048 in den brand
538 W ^ M £ Cr S Né
gefloken, en verwoest. Zoo getuigen
de Schryvers van dien tyd van (*). „ Godë-
FRiD heeft het Kouinglyk paleis , een werk van
een zonderlinge en onvergelykelyke fchoonhei\'^
in brand geftoken en verwoest." Het gebouv^
was van te veel aangelegenheid, om zoo t®
blyven. De Keizer frederik barbarosSa
hetzelve in 1155 in zyn ouden luister herftel-
len en gaf het in 1182 aan otto den II, Graaf
van Gelder ter leen, met eene bepaalde fofl»
van driehonderd marken Keuljche penn. n®
dien tyd is het uit de Hertoglyke Domeinen
onderhouden. Dit zy genoeg van dit Ryks-pa-
leis , het welk, gelyk de Heer in de betouwte
regt zegt, zooveel Keizers, Koningen en Vor-
ften onder zyn dak heeft geherbergd, zoo veel®
Ryksvergaderingen en Ryksbeduiten aan \'t voor-
naamfte gedeelte vm Europa in zyne zaaien heeft
opgeleverd en te vooren aan zoo veelen alhier
gelegerde Romeinen en Batavieren , als een®
grensfterkte aan den GaUifchen Waals oevtx, tot
verblyf heeft gediend.
R. Ik ben verwonderd over al de byzonder-
heden , welke gy ons verhaalt, myn eél-
iiarf
Ziet de Jnnahs Fuldenfes, en vooral het
Werkje over den opkomst, lotgevallen cn onder\'
gang van den Burg te Nymegen van g. c. i» d®
3ET0UW, aan wien wy de vereeuwiging van deeze
gebeurtenisfen te danken hebben.
f^ ir . M
hart ! nooit had ik gedagt, dat onze grond
zoo veele Romeinfche fchatten had bevat en
uitgeleverd. Welk een langen tyd en in welk
eene menigte moeten de Romeinen zich hier
hebben opgehouden!
• E. En egter heb ik alles maar met den vin-
ger aangeroerd. Indien gy alle de Latynfche
zoo wel als Nederduitfche fchriften van de sme-
tiüssen en in de betouws leezen kon ,
Zoudt gy nog meer verbaasd ftaan. Dan wy
moeten hier van affcheiden. Tot eeü kleine
proeve heb ik hier eene afbeelding van een fraai-
jen graffteen, te Nymegen gevonden en bewaard»
— Gaarne zoude ik ons reisje voortzetten —
over de Kowzein/cfte legerplaatzen J^renacum ^ Bur^
ginatium, naar dtColmiaTrajanaen Caftra Vete
ra, dat is over j^art en Merwert, over Op-gen^
Born aan den Muenderberg by oud Calcar, naaf
Cöln en Birten by Xanten, welke of tot het land
der Batavieren hebben behoort , het geen men
niet net bepaalen kan, hoe vér het zich over de
Waal en Maas heeft uitgeftrekt, of op het zel-
ve en deszelfs Romeinfche bezettingen eene
groote betrekkingen gehad hebben : maar het
zou ons te ver afleiden.
Vr. Heeft men daar ook Romeinfche oudhe-
den aangetroffen ?
E. Vooral te Xanten. Verfcheide merkwaar-
dige daar van zyn geplaatst by het graf van
Graaf maühits , \'weleer opperbeftuurder van
Y a het
340 n y m e g ê
het ryke Braßl, toen het voor een korten tyd
in onze magt was, te Bergendaal by Cleef. On-
der anderen munt de fteen uit, die voor het
graf van eenen Romeinfchen bevelhebber caeli-
us door zyn broeder gereed gemaakt is, offi
daar in te leggen , zoo zyne beenderen mogten
gevonden worden. Hy was in de neerlaag
van var.üs omgekomen. Dan wy moeten te
rug keeren en nog twee aanmerkelyke plaat-
zen bezoeken.
M. Welke zyn die Vader l
E. Het Forum Hadriani en het Pratoritim
Agrippina:, welke beide , gelyk gy uit den
brief van cannegieter reeds hebt opgemaakt ^
van de grootfte aangelegenheid waren.
Vr. Daar ik denk, dat myn eelhart ons eeni-
gen tyd by deeze beide plaatzen zal ophou-
den , was het niet best na zulk een lange
togt en infpanning, eens aan te leggen, en te
rus°
-ocr page 378-FORUM 11 A D R I A N i. 341
Tusten ? Wanneer wy ons een weinig verkwikt
hebben, zullen wy, met frisfchen moed, on-
ze oudheidkundige reis kunnen voleindigen.,
E. Het voorflel van mijne vredegonde vin-
de ik zeer goed. Ons gefprek heeft langer ge-
duurd , dan ik my had voorgefteld , en het
eeten zal klaar zyn. Ik heb ondertiisfchen my-
ae reden om van daag myn beftek af te doen.
« ^ ^
N aauwlyks was het eeten geëindigd , of
eelhart wierd door diderik verzogt, om het
bezoek van het Forum Hadriani en het Pm-
torium Agrippina te volbrengen : eelhart
was \'er toe gereed, en hervatte dus zyn ge-
fprek.
Het eerfte kunnen wy nergens anders zoeken
dan aan den Vliet of de vaart,welke tusfchen
Leiden en Belft loopt , en van de meesten
voor de Graft vzxi Corbulo wordt gehouden;
uit het fchOt van welken Vliet men meent, dat
de grond is opgehoogt , waar op de burg
geftigt is. Het beuzelagtig gemeen fchryft de
ftigting toe aan eenen elinus, waar van men
vervolgens eselinus gemaakt heeft, welke
een zoon van den Friefchen Koning ritsard ,
#en tweede midas , met ezelsooren zou ge-
y 3 weest
R. V
54» ^
weest zyn. Daar toe heeft de naam eselï«
^us , en tot den naam eene gevonde oi^ls
penning aanleiding gegeeven , waarop men
meende elinus te leezen: uit de overgeblec\'
ve lauwerbladen, op den gefleeten kop, heeft
men ezelsooren gemaakt. Met veel nieef
reden wordt de Keizer aelius hadrianUSs
voor den ftigter gehouden, naar wien het gC\'
noemd is. Deeze was een zeer roemzugtig
Vorst, welke veriêheide plaatzen naar zyn
naam benoemd heeft. Hy zou dan deeze Burg
geftigt j of naar zich benoemd hebben, op zyu
tocht naar GaUien en Germanien, wanneer hy
oohi mzt Brittannien over ftak. Dit is zeker,
dat de Batavieren by hem zeer in agtingftonden.
\'Hy wilde ook voor een geleerde en Dichtei\'
doorgaan en men vertoont een vers, dat hy op
- het graf van den grooten fchutter soranus, een
Batavier, zou gemaakt hebben. Anderen mee-
men, des al niet te min, dat deeze Burg in
een
m
HADRIAN!. 343
«en weinig laater tyd, van de twee broeders
lucius aurelius -verus en marcus aure-
i.ius ANTOiMNUs gcbouwd is en benoemd ter
eere van hun vader en grootvader. Aelius
hadrianüs , had antoninus pius en deeze
\'weder de beide auhelien , tot zoons aan-
genomen. Alting merkt aan , dat hadria-
nüs , na dat hy als Tribunuf in Gallien ge-
diend had, in de Nederlanden niet is geweest
-en fchryft daarom met meer waarfcbyulykbeid
dit Forum toe aan m. aur. ant. , denzelfden,
van wien het opfchrift op de mylpaal hy Jlijn-
lier gevonden, meldt, en dan zou de naam au-
Relianus of Forum filii. ant. kwalyk door
uitOyting geleezen, of verkeerdelyk. door den
Muntmeester gefpeld , een eenvoudige aanlei-
ding tot de bovengemelde misvatting kunnen
gegeeven hebben. Men behoeft dan met den
fchranderen scriverius om belinüs , den naam
van een afgod, niet te denken.
D. Maar hoe komt deeze plaats aan den naam
van Voorburg ?
E. Furtrapa was de oude naam in kerkelyke
gifrbrieven, eigenlyk Fortrana , daar de Lom-
hardifche N met de Latynfche P zeer ligt kan
verwisfeld worden. Zoo hebben de affchry-
vers, gelyk de Heer alting aantoont, Bur-
dipe^ nog het Boer diep, in. Burdine en Wafa-
land in MafalaJid veranderd. Nu kunt ge
ligt van Forum Adriani, Fortrana afleiden ,
Y 4 door
-ocr page 382-door de uitfpraak en den tyd verbasterd.
Zoo noemt men elders Forum Lini, Forli; to1
rum Casfii, Forcasfi-, Forumjulii , Friouli,
\'t Franscht Frieul, in \'c Hoogduitsch, Friaul\'
En gelyk men fomtyds yan o.ude naamen, o*
de eerfte of de tweede, gemakshalven heeft
agtergelaaten , zoo wordt Forum Vibii, ^^^
liana genaamd, kan men dit door den tyd al"
leen het Foor of Foorburg genoemd hebben.
Anderen leiden den naam Voorburg en Vo^r-*
fchotsn daar van af, am dat zy voer den Burg
in het ambagt Veur of Voor gelegen zyn.
Dan laaten wy ons niet langer by den naam
ophouden. Dat hier een Romeinsch werk van
aangelegenheid en een Romeinschen Burg ge-
weest is, wyzen niet alleen de onverbasterde
en verbasterde naamen uit, maar ook de op-
gegraave fondamenten en oudheden, die om^
trend het jaar vyftienhonderd, by gelegenheid
van het graaven naar Duiffteenen, ontdekt zyn.
Men vond \'er onder anderen een ingelegde
vloer, Mofaicg werk. Een gelofte fteen aan
jupiter, juno, pallas, en den genius van
deeze plaats door flaviüs peregrinus (*) 5
en
1 I. O. M. JuNONi REGINÄ:- , MINERVAE. ET. GE"
3SI0. LOCI. T. FL. PEHEGRINUS. 3. LEG. I. MIN. rRa-"
SE. ET. SUIS, V. S. L. DÜOBUS. SILAKÏS. COS.
sn een anderen aan jupiter , serapis , isis,
de Hemelfche Fortuin en de goede uitkomst
door fuastinianus. (1) Ook lieeftmen\'er een
groote pot met gouden en zilveren en kope-
ren penningen, van hadrianus» marcus au^
RELius en L. verus , gevonden. —~ Nog
veel gefmolten koper, een voet van een kopeer
ren ftandbeeld, een gouden keten met zes^-
kante geflepene fmaragden , en meer andere
zeldzaamheden. Buchelius cn beda getuif
gen, dat deeze ontdekkingen in hun leeven ge»
fchied zyn.
M. Waartoe diende zulk een Formn^
E. Voor den Koophandel, voor de byeen-
komften van het volk, en voor het gericht „
even als onze markten , waarby de Raadhuis
zen en gerichtshoven doorgaans geftigt zyh ,
tot het een en het ander dienen. Deeze Fora
der Romeinen waren doorgaans zeer pragtig en
vertoonden de grootheid van dit volk in elk
gewest, waar zy wierden,!aangetroffen. Het
waren groote vierkante pleinen, met gebouwen
en galeryen voor de Kooplieden bezet,en met
beelden vercierd. Dit Fvrim zal zeker niec ge-
ring zyn geweest, nadien of hadriaan, of des-
zelfs
1 I. O. M, sjiltapi. isjdi, feugifeeo. coelesti.
fortüw. eono. evewto. FELICITATI. LARI. viall. E.
gekio loci. l. lucèejus. pal. faustikian. q. lsgi.!
J. M. P. E. ffiO\' S£ sljieq. I. E. R. V. L. CONSAC.
Y5
-ocr page 384-346 FORUM
zelfs opvolgers , gelyk velserus zeer wel
zegt, 5, in dit Land byzonder in aanmerking na-
men de uil (lekende dapperheid van deszelfs in-
wooners. Want het wierd als een won.:ler
befchouwd , dat de Batavifche ruitery onder
zyn gebied, gewapend en in orde den Bonau
overzwom, zoo dat de Barbaartn daar door
verfcbrikt, den vrede verzogten." Men kan
van dit roRUM te meèr groote gedagten maa-
ken, uit het geen hier gevonden is. De kon-
ftig ingelegde vloer mag men voor een Lios-
trotos aanzien , waar op recht gefproken wierd ,
zulk een, als men in het Rechthuis van pila-
Tus aantreft. Het overblyffel van het beeld,
daar de overige door de plunderaars van dien
tyd, of de blinde yver van volgende eeuvsren
vernield waren, kan een van de geen geweest
zyn, welke op deeze markt, die volgens op-
gave wel tien morgen in zyn omtrek zou he-
ilagen hebben, geplaatst waren. Voorts kunt
ge hier uit opmaaken, hoe veel de Romeinen
met dit volk, toen weder, als voorheen, met
hun in een naauw verbond, op hadden, —hoe
zeer de koophandel hier bloeide en begunftigd
wierd. De fteen , welke aan Jupiter, sera-
pis, isis, de Hemelfche Fortuin, de goede
Uitkomst, aan het Geluk, aan den weg— God,
en den Geest van de plaats gewyd was , toont
mede duidelyk aan, hoe zeer men zich hier op
é&n landbouw toelei, waar over jupiter , de
God
-ocr page 385-H a D B. ï A n i,
God van den donder en den regen het opper-
fte opzigt had, wien de vrugtbaarende sera®
pis en isis, en de Hemelfche Fortuin, en de
goede Uitkomst, de weg en plaatzelyke God-
heid , worden toegevoegd, die alle op de land-
bouw min of meer betrekking hadden. En
dit gefchied door een Hopman van het eerfte
legioen menervia, het geen hier , gelyk ook
op \'""t huis te Britten en tc Nymegen in
bezetting gelegen heeft.
D. Dit bevestigt wel het geen gy, myn eel-
hart , van te vooren ons over den Landbouw
in deeze oorden, ei^over deszelfs aanmoediging
door de Romeinen gezegd hebt: n-aar ik ftaa
verbaasd over dieGoden kraam; waren isis ea
sËRAPis niet. van Egyptifchen oorfprong V
E. Gewis: isis, serapis en osiris, warea
aan \'t hoofd van \'c Godenheir der Egypienaa-^
ren, wier eerdienst men lang te Romen heeft te-
gengehouden , maar eindelyk is doorgedrongen^
Gy weet , hoe zeer dit laatfte volk op den
landbouw gezet was. Nog vond een ploegen«
de boer hier een fteen door junianus amabï-
lis aan diana, de Jagtgodin, toegewyd. Gy
zoud ondertusfchen de Batavieren te kort doen ,
indien gy meende, dat zy, even dwaas als de
Romeinen , zoo gereed waren, om al deeze vreem»
de Goden aan te neemen en te vereeren. In
hoe ver zy van hun eerfte zeer eenvoudige en
den natuurlyken Godsdienst veel nader byko-
men-
M7
p r .ffl t q r u m
mende grondbeginfelen ten laatften zyn afgewee-
ken , weet ik niet. Maar zoo lang \'er geen ftellig«^
bewyzen zyn, dat zy alle deeze naamen hebben
gegermanifeerd , doet men kwalyk , wanneet
men maar zoo als een beweeze zaak voortgaat
te zeggen en te fchryven, dat onze voorouders
zich voor de beelden van jupiter , merCü\'
rius, neptunus , diana , enz. weleer heb-
ben nedergeboogen. Laaten wy nu onze
wandeling befluiten met het er^ïoriüwe
AGRippiN^ffi, dat wel by het Jorij?» Hadriani
voegt. - ........
Fr. Het fpyt my , dat wy van zulk eene
luisterryke plaats , in zulk een aangenaamen
©ord gelegen, zoo ras fcheiden moeten.
E. Ik kan \'er niet meer van zeggen , hoe
gaarn ik Wilde. Had men nog maar van de
grondflagen eene aftekening gemaakt, die ik u
vertoonen kon ! dan dit heeft men verzuimd.
Ik heb u reeds gezegd, dat men het PrcBto-
rium Jgrippin<Ë niet boven Leiden, te Room^
hurg , of elders daaromtrend , maar aan de
Noordzee moet zoeken, vyf duizend fchreeden
van de eerfte mylpaal, en dan kan men het
nergens met meer grond ftellen, dan waar nu
de grondvesten van het huis ïe Britten gevon-
den worden. Wanneer wy onze reiskaarten
weder inzien, worden wy niet alleen door de
meeting , maar ook door den opftal tot dit huis
bepaald. Wel is waar, dat deeze opftal nietten
vol-
-ocr page 387-A Ö R ï P P I N
Vóllen overeenkomt met de grondtekening,
maar het is niet waarfchynlyk, dat alle,de ge-
bouwen juist naar \'t leeven getekend zyn ,
fchoon \'er in de eerlle kaart eene zontlerlinge
verfcheidenheid in agt genomen is: dan dit is
teffens waar , dat dit pretorium in deeze
kaarten , boven alle andere nitmunt, en wan-
lieer men de drie afbeeldingen door elkander
flaat, dat zy dan zeer wel op de overgebleeve
grondvesten kunnen toegepast worden. Uit
al het geen wy u van germanicus eii agrip-
pina verhaald hebben, zult gy van zelfs om
deeze beroemde vrouw denken. Agrippina,
de moeder van nero, heefc wel Keulen vérbe-
terd en tot een Romeinfche hoüwlüad gemaakt,
om dat zy daar geboren was, maar moet zy
dan daarom ook hier een pretorium geftigt
hebben, waar zy alleen als een kind verkeerd
heeft? terwyl de vrouw van gerbianicus zich
hier met haar man en kinderen ophield , en
veel langer dagt op te houden ^ zoo de ja-
louzy van tiberiüs het niet belette, had zy
de grootste aanleiding en de beste gelegen-
heid , om een verblyf te laaten ftigten, over-
eenkomftig met haaren rang , de waardig-
heden, welke haarman bekleedde, en de groot-
heid van den Romeinfchen ftaat, het geen haar
man, terwyl hy met het beleggen en uitvoeren
van den Germaanfchen oorlog onledig of van de
hand was , aan haar overgelaaten heeft. En
aan
-ocr page 388-g5<> E. -(Ê ï O H i tr M
aan deeze uitmuntende onder häare fexe, diè
wy by afweezendheid van haaren man i ^^
foldaaten hebben zien in orde houden,
dit werk zeer wel toevertrouwd, en het is
dan ook geen wonder, dat men het naar haa^*
ren naam, welke by de Romeinen in zu/k
hooge agting ftond, by den aanleg en lang
daarna benoemd heeft, en misfchien gaf geb-"
3IANICÜS, die zyne vrouw teer beminde, daaf
ïoe de eerfte aanleiding.
Vr. Wanneer ik het charakter van agrippïna
wel befchouw, en het vermogen der Romeinen
bereken, moet dit vorstelyk verblyf zeer luister-»
ryk geweest zyn j de eerfte afbeelding geeft
ook niet anders te kennen. De bygebouwen
kunnen naderhand by den eerften aanleg wel by"
gevoegd zyn. Men behoeft op een sandgron*^
niet altoos zich van heywerk te bedienen eö
daarom zal men van deeze geen grondflagen
meer vinden.
M. Toch zou ik, tot zulk een gebouw, een®
ändere plaats. meer binnenslands, verkiezen-
E. Uwe aanmerking is zoo gegrond myne vrë"
DEGONDE , als die van magtilde ongegrond
is. Maar zy bedenkt op dit oogenblik niet?
hoe ver dit paleis Van zee afgelegen heeft, by
den eerften aanleg. Zy herinnert zich niet, dat
in zoo veel eeuwen, ten allerminften, de leng\'
te van twee uuren gaans, van ons land fedeft
die bouwing is verloren gegaan. Gy vindt het
F
-ocr page 389-acjjfllppin^. ■ 351
FORUBi HADRIANI zekcr beter geplaatst , myn
kindV Eene ftreek als Velfen en Beverwyk zaï
u gefchikter fchynen: maar nu, nog verder
was dit Praetorium van de zee verwyderd, dan
deeze, inderdaad vermaakelyke oorden. Her-
inner u maar , welke Slooten , Burgten ,
Kloosters en heerlyke Buitenplaatzen men op
dien afftand van de zee gehad heeft en nog
heeft, waar van gy eenige, gezien hebt, en gy
zult \'er anders over denken. Even als ik u
van de graven en fondamenten by Domburg
verhaalde , was dit gebouw, landwaards in
gelegen , door den tyd onder de duinen ge-
raakt , vervolgens weder bloot geworden en
eindelyk door dc zee bedekt.-Agrippina
verkoos hier te bouwen , wyl zy in alle de
burgten van drusus, hier niet alleen de beste
cn aangenaamfte gelegenheid aantrof, daar de
af- en aankomst der fchepen, langs den midden-
ften arm van deeze hoofdrivier een geduu-
rig vertier verfchaften , maar om dat zy
zich dan naby haar man bevond, welke,
niet ver van daar aan den zeekant gelegerd,
daardoor zich in den kring van zyne beminde
huisgenooten te dikwyler kon verlustigen.
R. Dit doet haare gedagtenis nog meer eer
aan, dan het gebouw, dat men naar haaren
naam benoemd heeft.
D. Had germanicus dan zyne legerplaats in
de nabyheid?
hi
i? k t O li I Ti Liï
E.- Dit maak ik op uit de zeer aanmerkelyke
plaats van plinius, van welke ik in onze voo-
Hge byeenkomst reeds melding maakte.
D. ik herinner het my , maar tellens uwe
belofte van nader over deeze plaats met ons
te handelen.
E. Ik zal hem nu geheel opgeeven. Plinius
fchreef dan in het derde Hoofdftuk van zyn
25 boek. En niet alleen hebben de dieren
het fchadelyk vermogen, om den mensch na-
deel toe te brengen, maar Tomtycls ook de wa-
teren en plaatzeo. Wanneer gep^maniccts cm-
SAR zyn leger over den Rhyn in Germanien in
eene landftreek , niet ver van de zee had opge-
flagen, was daar een enkele bron van zoet wa-
ter., Wanneer men hier van dronk, vielen de
tanden binnen twee jaaren uit, en de bindfe-
len of peefen der kniën wierden los. De Ge-
neesmeesters j welke by de Romeinen meest
Grieken waren, noemden het Stomacace mond-
euvel en Sceletyrbe of beroering in de beende-^
ren. Tot een hulpmiddel voor die kwaaien
heeft men een kruid gevonden , dat Brit-\'
tannica genaamd word t, het geen niet alleen
voor de peezen en kwaaien van den mond heil-
zaam is, maar ook dienen kan tegen de (langen
cn adders. Het heeft langwerpige zwartagti"
ge bladen , ook een zwarten wprtel. De bloe-
men noemen zy vibonss of bottels. Deeze ver-
zamelt men voor dat het dondert, en dan ge-
agrippina.
gfeèteii, beveiligen zy geheel en al. De Friefen
hebben ons dezelve aangeweezen, vvaar de le»
gers warén , én ik ben verwonderd over de
óorzaak der benaaming , ^ ^ ten zy mogelylt
die aan de kust woonden dezelvè vari den na-
buurigen Brittannifchen Oceöan hébben ont-
leend." Ik vinde déeze plaits Van plinius oni
nieer dan éene reden öpmèrkelyk, én daarom ,
zoo het dè Vrienden niet veirveelt, zal ik \'ér
wat by flilllaan; maar dan zal \'er iets van dé
Genees- en Kruid-kunde inkomen.
R. In onze gezondheid hebben wy allen bè-
lang; - . ; . , ^ .
E. Te meer, wanneer \'er van eene landkwaal
gehandeld wordt, welke de meesten van onzé
iïiwooners , vooral die iri laage wateragtige
oorden woonen, eigen is èn dé verbörge oor®
zaak van zeer veele ongemakken.
M. Welke Kwaal is dat ?
353
E. Men noerhtze doorgaans Schorhui , of
Scheurbuik. Naar dè twée voomaame uitwerk-
felen hadden de Romeinfche Geneêsmeeisters
dezelve te regt den naam gegeeven van — Sto»
Inacace, voor zoo ver zy eèn verderf in deri
mond veroorzaakt j waar door het tandvleescli?
zwelt, door verrotting aangeftokén wordt ^
de vaten zich vari dik bloed ontlasten , de tan-
den en kiefen los worden, de eetlust vergaat en
een flegte fpysverteering kwaade Tappen in het
ligchaain te weeg brengt; ea Van Scdo^
deel. . Z iyrUé
N
-ocr page 392-354 H E R B A
tyrhe, welke , daar van dikwerf het gevolg iS*
Dan worden peezen en zenuwen als \'t ware loS
gemaakt , de beenderen verliezen hun gebruik
en de lyder zyne kragt. Hy kan zich naauwlyks
regt op de been houden , en draait geduurig
van de eene naar de andere zyde even als zul-
ken, die eene fteilte beklimmen. Het is met
een woord eene beroering in de beenderen, wel\'
ke van fommigen by de Sr. Vitusdans verge-
leeken wordt. De lust vergaat en de vermo-
gens , om te wandelen en te werken verdwynen
geheel. De Zieke wórdt bedlegerig , en de
kwaal neemt buiten fpoedige en kragtige hulp-
middelen geweldig toe en wordt eindelyk doo-
delyk.
Vr. Ik meende , dat deeze kwaal alleen op de
fchepen zoo gevaarlyk was.
e. Wyl men daar die beweeging, verfchoo-
ning, verfrisfmg en gebruik van verfche fpys,
vooral van groenten, niet hebben kan, oelfent
zy aan boord op lange togten haare meeste
woede uit, maar is aan land, byzonder in de
Legers, geenszins ongemeen. Dit ondervon-
den de benden van germanicus , toen zy
zich hier bevonden. Men kan genoegzaam
uit alles opmaaken, dat het over den mid"
den Rhyn geweest is op de kusten van West-
Friesland , welke toen, volgens de opgave
Van PtiNius, door de kleine Friezen bewoond
Wierden. Intusfchen kunnen wy uit dit alles
ook
-ocr page 393-R I T T A N ï^\'l C A.
Cok befluiten, dat het Leger van germanicqs
zich daar een zeer geruimen tyd heeft opgehou-
den, — langer dan geduurende een veldtogt,
wyl die kwaal , volgens de bepaaling van pli-
nius van twee jaaren, zulk eene fchadelyke uit-
werking by een kortflondig verblyf op het volk
niet zou gehad hebben.
D. Wy kunnen nu klaar zien , dat de na-
byheid van het Leger van germanicus aan-
leiding aan agrippina gegeeven heeft, om
daar juist een verblyf voor haar en voor haa-
ien man te maaken. Dank zy plinius, die dus
by geval door eene natuurkundige aantekening
dit gefchil, zoo my dunkt, volkomen beflist
heeft.
E Men zou nog kunnen denken, was het wel
der moeite waard, om voor een onzeker ver-
blyf zulk een gevaarte te ftigten voor een pr.®-
TORiUMof een Gouvernement, %e\\yk men het nu
zou noemen? maar wanneer men zich het plan
van germanicus te binnen brengt, verdwyut
deeze bedenking geheel. Hy verlatigde h\'er ten
minflen zoo lang te blyven, tot dat arminius ten
onder gebragt en de Germanifche kryg geëindigd
was. En terwyl zyn Vader en hy hier hunne
voornaamfte bedryven uitgevoerd, en daar van
hunnen naam Germanicus verkreegen hadden, is
het ligt te gisfen, dat deeze braave man hier
op eene plaats, waarop hy zoo veel betrekking
had, die he.T;i zoo aangenaam geworden was,
Z 9. by
S5S.
een volk daar de onbedorve natuur, de eenvou*
digheid heerschte, ver van tiberius en het ver-
basterd Rcme verwyderd, gaarn langer had wil-
len vertoeven. Maar om tot de legerziekte der
Romeinfche benden weder te keeren; men
fchreef deeze kwaal toe aan het gebruik vau
zoet water uit eene bron, welke men daar al-
leen fcheen aan te treffen. Men moer niet be-
paald om een eigenlyk gezegde bron denken,
maar kan \'er een zékere waterplas of meirtje
door verftaan, by het welke zich de Rmeinen
hadden neergeflagen. Het water in deeze laa-
ge moerasfige gronden, al fchynt het zoet, is
doorgaans zwavelagtig en Bitumineus, waar
van het gebruik op den duur nadeelig ia ; eg-
ter doen de zeedampen en uitwaasfemingen
van den brakken grond \'er ook veel toe,
vooral by zulke lieden, die aan een anderen
dampkring gewoon waren.
D. My valt daar in, het geen my verhaalt
is van een aanmerkelyke put of bron op Tes-
fel, waar uit niet alleen de inwooners, maar
ook de fchepelingen hun versch water haa-
ien, en die, hoe fterk gebezigd, nimmer ledig
wordt.
E. Ik heb deeze put gezien. Hy wierd
eerst voor weinige honderden, en toen ik my
daar bevond voor omtrend drieduizend guldens"
ten behoeve van het Weeshuis van den Burg
P? Tóifel, wien dezelye toebehoort, jaarlyks
VSK*
-ocr page 395-R J- T T A N N I C Ä.
verpagt. Hóe veel duizenden Warervaten moesi
dezelve dan wel by een vrye fcheepvaart uit-
leveren , om zulk eene fom op te brengen. Ik
kan even wei niet denken, dat de Frdefen voor
zich zelf hier eene bron van Welwater ge-
opend hadden. Zy zouden de Romeinen voor
het fchadi lyk gébruik by tyds gewaarfchouwd
hebben , gelyk zy hun een heilzaam genees-
middel aan de hand gaven , toen \'hunne Veld^
geneesmeesters wegens deeze ongewoone ver-
fchynfelen , verlegen ftonden. Dit middel
was het Brittanniseh kruid , Herba Brittan\'
nica , het welk. daar door beroeipd gew.orf,
den is.
R, Wat is dat voor een kruid?
E. Deeze vraage heeft de pennen van veel©
kruidkundigen en andere geleerden gefcherpt;
dog niemand heeft *er meer werk van gemaakt,,
dan ABRAM MÜNTING, de zoon. Hoogleeraar in ,
de Geneeskunde te Groningen. Sommigen hielden-
het lepelblad, anderen de Betmica voor het kruid
van PLINIUS: dan fehoon deeze ook heilsaam
tegen die landkwaal zyn , noemt hy een
gansch ander gewas , het, geen hy by toeval
vond, en het geen aan de kanten van flooten,
vaarten , beeken en in laage wateragtige gron-
den in menigte wordt aangetroffen, en.aan de^
befchryving van PLINIUS veel meer beantwoordt,
ïk heb hier eens afbeelding yan hetzelve. Het
13 een foert van Patich , welke in het Latyn,.
z 3 ir
-ocr page 396-35S H E R. B A
Rumex genoemd wordt. Volgens Munting wafs
deeze Rumex reeds bekend aan dioscorides en
galenus: men vindt \'er negen en twintig foor-
ten van, welke alle hy Munting afgebeeld en be-
fchreeven worden. De tamme en de wilde Suring
of Surik- en het Patientie kruid maaken \'er drie
foorten van, welke alle, gelyk de zuure en bit-
teragtige groenten in \'t gemeen , heilzaam tegen
de Scheurbuit zyn, maar deeze inzonderheid ,
welke by linn/eus befchreeven wordt, de Pa*
tich met f^eenagcige bloemen en ongerande
naakte klepjes, de bladen hartvormig, glad,
gefpitst (*). Men heeft eene kleine en eene
gxooteWaterpatich. De laatfte, welke fomtyds
ter hoogte van i| ell of vyf voeten groeit en
bladen van een el lang heeft, komt hier eigen-
lyk in aanmerking. Men noemtze doorgaans
Peer dik of Paardik ook wel Waterridder, om dat
zy boven andere planten van dat foort zoo zeer
uitfteekt. Het fap van den wortel heefc een
bitteragtige en zamentrekkende kragt. Op
lommige plaatzen wordt die Water- of Mon-
niken Rabarber geheeten. By de Franfchen, dzt
aanmerking verdient, noemt men dit kruid ook
la Brittannique,
C*) Rumtx flortbus hermaphroditis, valvulis integer*
nmis, nudis foliis cordatis glabris acutis. Zie ltn-
ïJjEus Nat. historie, door HocTXüiif, II D. S St.,
bh 398.
B R i t t A N N I C A.
. F. Waar heeft het toch dien naam van ge-
kreegen ?
E. De reden van benaaming voldoet my by
plinius zoo min als by munting, welke het
meent uit drie woorden te zyn zamengefteld,
uit Brit vastmaaking, Tan een tand en Ica of
Hica uitwerping ; en dan zou het in \'t oud
Friesch een kruid betekenen , dat de tanden,
die anders zouden uitvallen, vast zet. Ver
gezogt. De naam is even duister, als die van
\'t huis te Britten. Al neemt men aan, dat
eene volkplanting uit Brittannien zich in dee-
ze ftreek heeft nedergezet , federt dat admi-
Nius, verdreeve zoon van den Britfchen Vorst
cuNOBEELiNUS luct ceu deel zyner landsge-
nooten herwaards den wyk nam, aan wien
caligula hier eene verblyfplaats aanwees: kan
dit de oorzaak van benaaming voor het Brittan-
nisch kruid niet zyn , reeds ten tyde van ger-
manicus. Ik ben \'er niet vreemd van , dat
de kragt van dit kruid eerst in Brittannien ont-
dekt, vervolgens hier bekend geworden , en
daarom het Brittannisch kruid genaamd is.
Of de bloem ook heilzaam is tegen de fe-
nynige beeten van flangen en adders weet ik
niet: maar het zal u vreemd voorkomen, dat
dezelve eer het dondert moest worden ingeza-
meld ; dan dit verklaart zich van zelfs. Wyl de
bloeityd in Hooimaand is, moeten de bloemen
Z 4 ge-
\\
m
Söo . E R ^ T Q R I m
gc^Iii,kt, voor en al eer de meeste onweere^
Voorvallen. Maar al lang genoeg over dit
Bfittannisch kruid, bet welk naar den Qp**
hef, die jmuntinc *er van maakte , in lang
geen opgang had by de geneeskundigen , en
nu nevens veel andere in yergeetenheid ge-
Taakt is.
D. De Mode heerscht zoo wel in de Genees-
|;unst als in de kleederen en leevenswyze.
E. Inlandfche kruiden, welke de wyze en
goede Voorzienigheid, gelyk inj dit geval we-
der blykt, in eiken oord tegen de. voornaamfle
landskwaalen doet groeijen, worden even als
de inheemfche Manufaämren te dikwerf door
de vreemde , die met grpo;e moeite en kosten van
verre gehaald worden, verdrongen. Onze Ba-
tarieren en Friefen behielpen zich met het geen
liun grond opleverde, en zy konden het \'er mee
radden. Dan, laat ons tot htt Prcetorium Agrip-
pincg wederkeeren. Dp lotgevallen vati het zel-
ve zyn in eene diepe vergeetenheid begraaven.
Den eerften aanftoot heeft het geleden in den
beroernden oorlog van Civilis^ welke met den
opftand der Qaninefaaten onder brinio een
aanvang nam , op wier grenzen het gelegen
was. De tyd , vvanneer het zyn naam ver-
wisfeld heeft, is ook onbekend. Sommigen
meenen, dat het door de Anglofaxen verfterkt
4S, toen hun togt ea inval naar Brittm-
\'v
nisn
-ocr page 400-A G a I p p I, N göi
pUn ondernamen, en dat zulks aanleiding
tot den naam zou gegeeven hebben. Wyl het
«an de eerfte aanvallen der Noormannen hloot
ftond, heeft het ook daaraan zyn volkome
verwoesting, gelyk ik zeide, te wyten. — Nog
eene opmerkelyke gebeurtenis wordt hier te huis
gebragt, welke ik u tot eenige afwisfeling, ver-
haalen zal. Gy hebt wel van sint ursel en
haare elfduizend maagden gehoord.
R. Wier berderen men nog te Keulen ver-
toont.
E. Dezelfde. Deeze gebeurtenis zoii volgens
den beroemden marcus velserus, de eerfte
uitgeever.van de Reiskaart vaii peutinger ,hier
eigenlyk te huis hooren , en van een gansch
anderen aart zyn, dan men by de Room/eken
voorgeeft. C/Esar baronius , een bekend ker-
kelyk gefchiedfchryver, tekent. san I ,, dat, wan-
neer maximus , dk gratiaan van het leeven en
keizerryk beroofd heeft, in het nabuurig Gatóe^s
was gevallen , en de aangrenzende Armoriken
uit hunne bezittingen verdreeven had, het le®
dig liggend en vrugtbaar gewest aan Brittanni\',
fche Krygsknegten wierd gegeeven en daarvan
eene nieuwe planting aangelegd, welke daarom
Klein-Brittannien zou genoemd zyn, naderhand
Neder - Bretdgne- en- Normandysn. Op dat \'er
jjU voor de nakomelinglchap ook mogt gezorgd
worden , heeft MAXiMüs belast , dat \'er uit
Qrpot-Brittannien een aanzienlyk getal ma^agden ■
^ 5 zo«
302 p r /e t o r i u m
ZOU overgezonden worden, op dat elk krygsknegt
eene ter vrouw kon krygen. De voornaam-
fle van gemelde krygsknegten was het opper-
hoofd coNNANUs , een van de Brabantfche vor-
ften, aan vden tot eene vrouw van gelyke
waardigheid wierd toegefchikt de dogter van
DioNocus, koning van Cornubien of Cornwal,
genaamd Urfula, Deeze vrouwelyke Equipa>\'
gte, te Londen geprest zynde, wordt inge-
fcheept, maar door Horm ongelukkig op de
kust van Germanien geworpen. Hier verval-
len zy in handen van twee voomaame Zee-
roovers der Piäen en Hunnen, melga en
GANNus of GNAMus , welkc volgens een \'
verdrag met keizer gPvATIAan tegen maximus
eene vloot hadden in zee gebragt. Wanneer
deeze ruuwe hoop de weerlooze meisjes wilde
misbruiken, beOooten zy gezamenlyk op aan-
moediging van URSEL liever den wreedften
dood te ondergaan, dan haare kuisheid te laa-
ten fchenden, waarop zy allen in koelen bloe-
de wierden vermoord. De geweldenaars ftreef-
den hierop naar Brittannien, het welk zy meen-
den van krygsbenden ontbloot te zyn, maar
MAXiMus zond terilond twee legioenen, welke
hen naar Ierland verdreeven. Deeze maagden
zyn eerst aangeland te Verona , eene bloeijen-
de ftad, welke men met Bonna^ gelyk Colonia
Agrippince met het Pretorium Agrippinx ver-
ward heeft. Schoon het waar is , dat men
uit
-ocr page 402-ägrippin-«.
uit eerbied voor Keulen, eene groote en mag-
tige moederftad, wellce met het overig gedeelte
van Gallien in de magt van maximus was, haare
^ beenderen derwaards heeft overgevoerd. ,, Dus
verre BARONius en uit hem velserus ,, beide
mannen aan wier regtzinnigheid in het Roomsch
Catholyk geloof niemand twyffelt., —— En in-
derdaad , indien \'er ooit iets van dien aart
gebeurd is , komen de plaatzen kort aan zee
gelegen , waar de Zeeroovers zich doorgaans
ophouden , veel meer in aanmerking, dan
Bon, en Keulen , die diep landwaards in lig-
gen Men treft hier intusfchen eene ftad
aan, welker aanweezen lang en veel voor
ea tegen betwist is , de Koopftad Vroonen
namelyk aan de JNoordzee, niet ver van Alk-
maar,
R. Dan is St. Urfel met haar elf duizend
maagden niet voor het Christelijk geloof, maar
Toor haare ^er als martelaaris geftorven?
E. Zoo is het geval, en wanneer \'er niets
meer bij behoort, zou men ook eene Sinte Lu-
cretia kunnen vereeren. Intusfchen zou deeze,
die zoo veel gerugt gemaakt beeft in de Ro-
meinfche gefchiedenis , veel van haaren roem
verliezen , indien hier elfduizend lucretia\'s
bij
(*) Velserus plaatst het Prcstormm Agrippince
te Roomburg maar hoe meer het van de zee verwy-
derd wordt, hoe meer de waarfchynlykheid ver-
mindert.
254 ïfR^TORIU&ï,
bij een geweest waren :. maar ik derk, dat dit
getal merkelyk vergroot is. Ik kan nog g©"
heel van dit Pmtorium van agrippina niet af-.
fcheiden, voor, en al eer ik u twee bedenkingen
Iieb medegedeeld, welke men by van loon en
meer anderen aantreft. De eerfte is , of de -
Momeinen hier eene fehool- hebben, opgerigt.
Aurelius batavus , welke dit allereerst
heeft ftaande gehouden, is daar over door
scriverius en andere voornaame oudheid-
kundigen gegispt. Zoo gaat het, wanneer men ,
gelyk hy op andere plaaizen doet, tastbaare
fabelen als waarheden uitvent - maar ik
kan niet vinden, dat het oprigten van een Äa-
meinfche fchool, hier toe met reden te bren-. ,
gen is. Uit de algemeene aanmerkingen ,
welke wij over den Romeinfchen Staat en huis-^
» houkmide, in de wingewesten of landen hun-
ner bondgenooten gemaakt hebben , zou he£
eer vreemd zijn , indien, hier niets van dien
aart had plaats gehad, daar de Romeinen zulk
eene naauwe betrekking op dit Land en Volle
hadden en \'er zoo veel aan gelegen was, om.
in goede verftandhouding met het zelve te lee-
ven , en ook door, de taal alle mogelijke in-
vloed op het zelve te verwerven. - Daac
zij hun als benden in de voornaamfte oorlogen
cn als lijfwagten in Rome gebruikten , zouden
zy dan in Gallien en elders fchoolen hebben,
opgerigt, en aliecn. in het land yan hunnç broe-
4er%
-ocr page 404-Ä © R I P P I ÏJ M> 365
4ers en vrienden , dat zy als een deél van \'i
Romeinfche gebied aanmerkten, niet?
Vr. Dit komt my ook onbegrypelyk voorï
zouden drusus en gerwanicus alles hebben
aangewend, om deezen grond te verbeteren en
te verfraajen en de natie geene gelegenheid ge-
geeven hebben, om in kundigheden ervaren
te worden?
£. Germanicus was, è^lyk de meeste voori-
ïiaameRom«w/cAf bevelhebbers een liefhebberen
voorftander van de weetenfchappen, en agPvIp*
piNA, welke zich hier met haare kindsren op-
hield, gaf aan dezelve eene goede opvoeding»
Haare dogier en naamgenoote heeft van haare
bedreevenheid in de weetenfchappen aanmerke-
lyke preuven gegeeven, en waar kon daar toe
beter deu/grond gelegd worden, dan ter plaat-
ze , waar zy opgevoed wierd , dan in deeze
hofplaats. Indien het geval van calicula ,
ook hier in zyne jeugd opgekweekt, tot ons
land en niet tot de kust van GaUien moet te
huis gebragt worden, had hy de beste gelegen-
■\'heid om eenige jongelingen, die hier\'aan de
hand waren en onderweezen wierden, tot zyn
oogmerk by een te krygen, en men kan het tegen-
deel nog uit suetonius nog uit dio cassius
betoogen. Zoo wordt het een door het ander
opgehelderd. Cannegieter was zoo wel als
Van LOOiM van dezelfde gedagte. Maar de twee-
de bedenking van deezen laatften Schryver kan
ik
-ocr page 405-366 GEVOLGEN.
ik niet toeftenimen, dat in dit prcetoriuni vvaf^
me baden zouden geweest zyn: van germani-
cus verwagten wy deeze weelde niet en de na-
tuur levert ze in ons land niet op. Zyn eenig-
fte bewys is , dat de afbeelding van het fTCB\'
torium overeenkomt met die van andere plaat-
zen , daar .baden waren ; maar fommige, die
geene baden hadden, zyn op dezelfde wys ge-
tekend , en de afbeeldingen in de beide brok-
ken van de Reiskaart zyn gansch anders.
Vr. Wat invloed hadden toch alle deeze in-
rigtingen en veranderingen op de zeden, ge-
woonten, en onafhankelykheid van onze Bato*
vieren P
E. Ik heb uwe zwanrigheid voorheen reeds
opgelost, Vredegonde., Uit de befchryving van dc
zeden üex Germaanen enBatavieren van tacitus
blykt, dat zy in zyn tyd nog dezelfde waren.
De Germaanen, te zeer op hun oude gewoonten
gezet, waren niet zoo gereed, als men in onzen
tyd is , om alles , hoe vreemd en belachelyk
ook , van andere Natiën na te aapen , cn het
onderfcheid tusfchen hen en de Romeinen was
in allen opzigten te aanmerkelyk. Niet te mi»
kreegen deezen ongevoelig meer en meer in-
vloed. Het vestigen van een Pr^iomm an nader-
hand de aanleg van het Forum Hadriani wyzen
zelfs aan, dat de vrye Staat der Batavieren al-
lengskens zich voegde naar de heimelyke inzig-
ten, welke door het Romeinfske Ryk ove ral
VÊRANDÉ RINGEN.
bedoeld wierden. Dit blykt ook niet duister
uit den gelofte - fteen voor de benoude heen- en
terug reize, van m. aurelius antoninijs pius
en p. septimius geta. De Batavieren noemen
zich daar wel Broeders en Vrienden van het
Romeinfche volk; maar ook noemen zy de beide
CASARS onze Heeren : {Dominorum nostrorum\')
een titel, welke de eerfte Keizers zich fchroom-
den aan te maatigen.
Fr. Ik heb nog eene vraag. Is de verfraai,
jing van dit land, al voor zoo veele eeuwen be-
gonnen , naderhand voortgezet, gelyk zy door
»rusus en germanicus was aangevangen ?
Ë. Het antwoord op deeze vraag zou ons
veel te ver afleiden, myn Zoon/ Dit zy u ge-
noeg. Wanneer drusus en germanicus op.
volgers kreegen , die in hunne voetftappen
traden , wierd dit werk van verbetering aan
den gang gehouden. Domitiüs corbulo liet
eene graft graaven van aanmerkelyke lengte.
Paulinus pobipejus vervolgde de begönne be-
dyking van drusus. Uit de opfehriften en
mylpaalen blykt , dat verfcheide keizers als
trajaan, hadriaan of de beide antonynent,
septimius severus eu meer anderen de hand
aan de verfraajing van deezen bodem, het on-
derhouden , herftellen en aanleggen van gebou-
wen en wegen gehouden hebben. Ongelukkig
kwam de oorlog der Batavieren met de Ro-
minen tusfchen beiden , wanneer de dyken
door
-ocr page 407-VEHANDERtNGÊr^.
door ctAüDius CIVILIS doorgeftolten wier-
den. Menigvuldige overftroomingen, waat
door het land dras vi^ièrd , daar de invvoonei\'S
niet in de mogelykheid Waren, èn ook ge^n
lust haddenj om het water af te leiden, moes-
ten op den laagen grond Veele meiren veroor-
èaaken, voorsl na dat de midden Rhyn verlaöid
«n eindelyk geheel verftopt raakte. De geduu-
rige invallen van zeefchuimers, ^e verwisfeling
Vap inwooners, de eeuwigdüurende verdeeld-
heden en bloedige burgeroorlogen hebben dit
land een geruimen tyd in erger toeftand gé-
bragt, dan het ooit in het tydbeftek, waar
van wy gehandeld hébben , geweest is. Hier
van daan het verbaazend aantal van groote en
kleine meireu en moerasfen, die zich in een
kleinen omtrek in ons Land bevonden , welke
na het vestigen en vry worden van deeze Re-
publiek voor een groot gedeelte tot vrugtbaar
Land gemaakt zyn. Wanneer men dit niet in
aanmerking neemt, mäakt men zulk een akelig
denkbeeld vau den alouden toeftand van het
land der Batavieren, het welk wy in deeze za-
menfpraak hebben opgeruimd. De onvergelyke-
lyke GROTIUS zelfs nam dit alles niet genoeg-
zaam in aanmerking, Wanneer hy de aankomst
van eene Britfche volkplanting op onze kust in
een land vol moerasfen en meiren onwaar-
fchynelyk ftelde , daar zy zich veel beter in
Gallien konden vestigen. Dit is ook gefchied ^
maar
-ocr page 408-veranderinöèn.
baar het eerfte behoefde, om aangevoerde re-
den niet agtergelaaten te worden. —Diis
heb ik het plan, dac ik my deezen dag had
Voorgefteld , afgewerkt. Hier by zullen wy
het, althans voor eerst, moeten laateii be«
rusteri.
R. Wy gyn u op nieuw ten hoogften ver-
tilgt, myn eelhart, voor al de moeite, wel-
ke gy, VÖoral by deeze gelegenheid , in hèt op-
ipooren en aanwyzen van oudheden voor ons
hebt aangewendt.
b. Wy hebhèn nu ons hart op den Bataaf\'
fchen bödeih regt kunneh oplaaien, en zullen;
denk ik weder eèh uitflap naar Rome döen, oiri
de lotgevalleii van germanicus te verneemen,
het geen wy zeer wel op ons landgoed kunnen
volbrengen, waar wy de vrienden gezamenlyk
verwagten zullen.
, E- Dit was eigenlyk myn Oogttierk niet ,
waardfte Vrienden: de tyd baart zoo veele gè-
beurtenisfen , waar na wy onze plannen telkens
Veranderen moeten, lioe aangenaam het my
20ii weezen ons geheele beftek te volvoeren, zal
het my misfchien niet mogelyk zyn. Het hóo-
ge woord moet \'er uit. Het wordt tyd, dat
myn Zoon Eredérïk: naar de hooge fchool
vertrekt. Na ryp overleg hebben vreüecïondb
Én ik geoordeeld, dat het best was , nu
het jaarfaizoen zoo óngUnftig en half verlo-
37® NADER.
pen is, op te breekpn, en\'met hem te trek\'
ken, dan is hy on\'dcr ons oog en op eene
gevaarlyke plaats van verleiding best be»
veiligd.
R. En wanneer zou dit gebeuren, myn lieve
vredegonde ?
E. De lesfen neemen in \'t midden van Herfst-
maand reeds een aanvang , .dus kunt gy reke*
nen, dat de tyd kort is.
D. Deeze onverwagte verandering haddeU
wy zoo ras niet vermoed. Zy zou ons te
meer in onze uitzigten bedroeven, indien wy
door den nood niet verpligt waren, wegens
alle menigvuldige lasten , na deezen zomer
\'er ons buitenverblyf aan te geeven : de afgele-
genheid maakt het in den oorlog daarenboven
onveilig. Wy denken in het najaar ook naar de
Stad te trekken, vroeger dan naar gewoonte. Dan
ik heb nog eene bede myn eelhart ; wy kunnen
nu niet fcheiden. Ik moet u, uwe vrouw en
kinderen het laatfte vaarwel te mynent geeven,
en dan kunnen wy alles bedaard afpraaten.
B. Ik heb \'er nog eene bede by te doen j
— dat gy ons dan tot affcheid een verhaal doet
van de lotgevallen van germanicus en agrip-
pina, aan welken wy die groote verbeteringen
van ons land te danken hebben.
E. Ik kan u ook deeze bede niet weigeren •
wanneer wy maar eenen dag kunnen uitbrec-
ken?
-ocr page 410-afspraak, 37i
ken j zullen wy aan de verlangens van ons
hart en aan u beider verzoek voldoen. Ik
heb Zelf de nieuwsgierigheid in u opgewekt,
eh my in dè verpligtig gebragt, ota aan de-
iel ve te beantwoorden. Uw vertrek van bui-
ten komt ons zoö on verwagt over, als het
onze aan u. Anders hadden wy ofizé aange-
naame verkeering en gefprekken ih de Aca-
demifche Vacantien kunnen voortzetten , het
geen wy nu, tot gunftiger tyden zullen uit-
ftellen.
Dit volgend lystje van \'Romsinfche oudheden, in de
liUinhobpen van \'c huis te Britten gevonden, is ver-
zuimd op bl. 298 te plaatzen, wy geeven het hier.
N. 1. Vloertegelen , g duim in \'t vierkant sroot
en 2 vingeren dik, en pannen , meest alle ge»
merkt. 2. Een roode Samifche drinkpot van Lern»
nifche z^ïde zeer glad en konftig\' gewerkt.- 3 Een
witte offerkruik. 4.. Twee lampen , waar van dè
eene met vier lichten. 5. Éen groote flaute! 7 duim
lang, zoo men meent van \'t huis te Britten. 6 Een
andere flèutel èn zegelring van koper, waarop een
onyxfteen, befneden met een Romeinsch roer, (hier
kwalyk verbeeld) tusfchen 2 koorenairen, zinne-
beelden van de Zeevaart en Landbouw. 7. Het hoofd
van den Rhyn-God. .8. Een hekcüleï. 9, Het
A a 2 beeld
teeld vao de Overwfnnfngi xö. Èen fteen met tvrté
vleugels, op de voorzyde ftaat eene gevleugelde Over-
winning, aan den eenen kant een arend, en aan den
anderen kant dit opfchrift. Imp. c^s. anto. ne«
aug. coH. n. to. m. Fz. ii. Een fteen, waar op
een fcheepken met een beeldje, dat vryn uit een
fchaal in 2ee ftort en een krans in de andere
hand heeft. 12. Twee zegels, het eene meteen ge\'
kleed Romeinsch beeldje, het andere met een jpaï«^
LAS. 13. De grondvesten van \'t huis te ßrittea.
Germanicus wordt door tiberius naar het Oos-
ten gezonden aïs algemeene Landvoogd. Aan
nso wordt Syrien aanbevolen, Germanicus
na verfcheide plaatzen bezogt te hebben^ wordt
krank te Anthiochien en fierft wet zonder ver^
moeien vandoor piso, zyn tegenpartyder, ver\'
geeven te zyn. Zyn uitneemend charaSter. 0«.
befchryflyke en algemeene rouw wegens zyn vroeg\'
tydig affterven. Agrippina begeeft zich met
de asch van haaren man naar Rome; landt te
Bri;ndufium. fFordt met grooten toeloop ontvan-
gen. Rome verliest zeer veel^ waar agrippina
alles. Het rechtsgeding van inso en deszelfs huis-
vrouw. Agrippina verdagt by tiberius, en
vervolgd met haargeßagt door sejanxjs , dengun<^
fieling des keizers. — Met haar zoon nero ge-
Mnnen , mishandeld en van \'J levtn beroofd.
Haar charaéler, waar aan haare kinderen wei-
nig beantwoorden. Drusus wordt de opvolger
van germanicus in Duitschland, waar de
Germaanen zich zelfs vernielen door onderlinge
oorlogen tusfchen maroboduus en arminius.
De eerfie moet %yn ryk verlaaten en ßerft in
Italien. De laatße, door trotschheid onverdraag-
lyk by de zynen, wordt omgebragt. Na zyn
dood geëerd,
Eelhart. Wierd met zyn gezelfchap op
Aa s den
. aÉRBIANÏCtfS
dèq gewoorien vriendelyk en voet vftn aiderIK
\'en ROZEMOND verwèllekomd. Eene heimelyke
kwelling was egter op aller aangezigten te leer
z^en, wyl het de laatfte reize was, dat zy elkan-
der voor eerst zouden ontmoeten. EëlharT
yatte fchielyk het woord op.
E. ïk heb niet willen afzyn , om,. aq,n uvtf
v.erpligtend verzoek te voldoen, myn waardfte
vrienden. Om geen tyd te fpillen, zullen wy
..maar terftond met het vervolg van den lee-
vensloop van. germanicus en agrippina be-
ginnen, Wy hebben het laatfte gefproken van
den plegtigen^ triumf, welke GEtmANiGys we-
gens de overwinning van arminius en zyne
bondgenooten op den aöften van Bloeimaand,^
te Rome hield. ïet beter herinnering heb ik
^eeze aftekening van de penning, op zyn ze-
gepraal geflagen, nevens de afbeelding van
zyn Vader drusus medegebragt. Aan bei-
den zyn de Batavieren veel verfchuldigd (*).
W^elk eene verpligting tïberius en de ge»,
lieele ftaat aan germanicus had, kon hem dit
niet bevryden voor de heimelyke lagen, welke
hem van den ergdenkenden vorst gelegd wier-
den. Zyne tegenwoordigheid in Rome, waar
hy aller oogen tot zich trok, wilde tibe-
(*) Beide zyn wy aan den Heer van damme
verpligt nevens de afbeelding van den graffteen vsji
■ïisius. \\
waar \'t oosten.
xius zoo min dulden, als een langer ver-
felyf in Germanien, waar hy te veel roem be^-.
haalde. Éy moest van de hand, om des te
beter in de tlrikken te vallen, welke voor hem
gefpannen wierden. De oproerigheden in Syri».
en .htt Joodfche land, wegens drukkende fchat.
tingen , in Comagene en Parthien fover het ver-
kiezen van koningen, gaven aan den vorst de
fchoonlte gelegenheid. Hy zelf was te hoog
bejaard , en zyn zoon drusus te jong : nie-
mand was \'er beter gefchikt toe, zeide hy ,
om zulk eene gewigtige reize,cie onderneemen »
dan GERMANICUS. Hy zond hem\' dan naar
het Oosten: alle Landlchappen over de zee ge-
legen, wierden aan hem aanbevolen niet groo-
ter gezag, dan immer aan een landvoog l wierd
toebetrouwd. Maar* met een ontnam hy aan
creïicus sxlanus , wiens dogter aan den oud-
ilen zoon van germanicus , nero , verloofd
was, Syrien, waaronder Judea doorgaans be-
greepen wierd, en gaf het bepaald opzigt van dat
wingewest aan gnejus piso , zoon- van cn.
calp. piso , welke de zyde van brutus en
cassius weleer hield , en van numa pompi-
Eius zyne afkomst rekende. Hy was gehuwd
aan munacia pi-ancina, eene dogter van den
vermaarden munacius; plancus, en vriendin
van livia. Deeze beide egtgenooten, wel-
ke elkander niets toegaven in trotsheid op hun-
m afkomst en bezittingen, in vermetelheid en
Aa 4 heersch«.
f^ERMANlCpS
heerschzugt, waren de gefchiktfte werktuigei?
yoor TIBERIUS en zyne moeder , om oERt
mANicus in alles te dwarsbooomen en ver»
driet aan te doen. In het agttiende jaar 9
yan onze telling , gingen germanicus met
agrippina en cajus caligula op reis: kort
te vooren was drusus , de zoon van tibe-
rius 3 naar Dalmatien en Illyrien vertrok-
ken. Wyl de allerbeste verftandhouding tus-
fchen deeze twee broeders, fchoon van onge-
äyken aart, plaats greep, wilde germanicus
hem eerst vaarwel zeggen, als of hy eeu voor-
gevoel had, dat dit voor de laatfte reis zou
zyn , en dat eenerley noodlot hen over *t
hoofd hing. In Dalmatien trof hy hem aan.
Hier op bezogt hy Nicopolis, eene ftad door
augustus ter gedagtenis van zyne overwinning
pp antonius, de grootvader van germanicus ,
geftigt; en bezag de Reede van actium en de
legerplaats van Antonius. Voorts flevende hy
jiaar Athenen, Euboea en Lesbos^ waar zyne
vagrippina haar laatfle kind livia of livilla
ter waereld bragt. Te Athenen, de beroemdfte
plaats van Griekenland, wierd hy met alle mo-
gelyke tekenen yan agting ontvangen, Zyne
zugt tot onderzoek, en vermeerdering zyner
ïtundigheden, fpoorden hem aan , zoo dra
AGRIPPINA herfteld w-as, om verfcheide beroem-
de plaatzen en landen te bezien. Na Serinthus en,
^:/zancium ,mCQnftantinopolen, in Thraden be-
zogt
ïpgt te hebben, zag hy op zyne te rugreis het
oude Ilium, (het berugte Troje,) en raadpleegde
te Colophon de Godfpraak van apollo, wiens
priesterheniin duistere bewoordingen, volgens
tacitus, zyn naakenden dood zou voorfpeld
\' hebben. — Middelerwyl hadden piso en plan-
ciNA zich op reis begeeven. Zy kwamen
kort na het vertrek van germanicus te Athe\'
nen. De eerbewyzingen, welke men germa-
nicus aldaar , boven hun beiden , aandeed, ont-
ilaken terftond de afgunst in deeze twee trotze
harten, welke zich boven al de afflammelingeti
van \'t Keizerlyke Huis verheven agtten. Çiso
was dwaas genoeg, om dit te laaten zien,
germanicus en de burgers vrn Jthenen fmaad-
heid aan te doen. Hy wilde voor hem in Sy-
rië» zyn , en koos daarom de kortfte, maar
in den winter gevaarlykften weg naar de 0)f-
dadi/che eilanden, het welk hem byna het lee-
ven gekost had.
M. \'Er was weinig aan het verlies van dit
paar gelegen geweest.
E. Zy ftrandden voor de haven van Rhodus i
Gjermanicus was daar voor hem aangekomen»
Zoo dra vernam hy het gevaar niet, waar in
?iso was, of hy zond hem , fchoon van zyn
gedrag te Athenen reeds onderrigt , alle mo-
gelyke hulp, zonder welke hy op de rotzen
zou verbryzeld zyn geworden: dan dit kon
zyn hart niet omzetten. Naauwlyks was hy
............Aas in
37?
germanicus
in Syrien, ofhy zogt zich een aanhang te maa-
ken , door de oude Tribunen en HoofdHeden
met anderen van zyn aanhang te verwisfelen
en de foldaaten allerleye buitenfpoorigheden on-?
geftraft te laaten bedryven , welken hem daarom
vader der Legioenen noemden. P-lancina be-
vlytigde zich niet minder, om de genegenheid
tier krygsbenden te winnen en alle harten te-
gen germanicus en agrippina in te neemen.
Na de zaaken in Armenien , Kappadocien ea
Coma^m gefchikt te hebben, tot genoegen der
inwooneren, keerde germanicus naar Syrien ,
waar piso niets minder dan de last van zya
opperbevelhebber had uitgevoerd. Wanneer
germanicus hem hier over met reden onder-
hield , fcheidden zy als geOage vyanden. Zel-
den verfcheen piso in den Raad, dan, om ger-
BiANicus tegen te fpreeken. Op een gastmaal
van den koning der Nahatheëren, aan germani-
cus gegeeven, beledigde hy hem in \'topenbaar j
deeze fmaadheid verdroeg germanicus. Zoo
liep het eerfie jaar van deezen togt, waar iu
hy voor de tweede maal Conful was , met de
vernieuwing van het verbond met de Parthen,
ten einde. In het volgend jaar, daar germa-*
mcus nu het groote oogmerk van zyne zen-
ding bereikt had , veroorloofde hy zich een
uitllap naar Egypten te doen, om veele merk-
"waardigheden te bezien. Schoon hy hier Juist
van pas kwam , om in de groote fchaarsheid
van
378
vv O R D T KRANK,
yan, graanen te voorzien, wierd hem deeze reize
zeer kwalyk door tïberius genomen. By zyne
te rugkomst in Syrien, bevond hy alle zyne in-
rigtingen en bevelen aan de keurbenden door
piso verydeld. Toen germanicus zyn gezag
liet gelden, befloot piso Syrien te verlaaten.
Eene kortduurende ziekte van germanicus,
hield hem alleen op. De vreugdebedryven der
^ntiochemren over de herftelling van hunnen
geliefden Landvoogd , vervoerden piso in zoo
ver, dat hy de openbaare oiferhanden en Gods-
diénstplegtigheden door zyn volk geweldaadig
liet hinderen. Daarop vertrok hy naar Seleu-^
den. Germanicus wordt op nieuw kraiik en
door de herigten van zyne bedienden in de
verbeelding gebragt, dat piso door vergif en
tovermiddelen zyn einde verhaastte, om zich
te wreeken en meester van de Landvoogdy
te worden. Hy ontzegt daar op zyne vriend-
fchap aan piso , en men meent , dat hy hem
met een beval het wingewest te verlaaten. De
hoop op herftelling verminderde intusfchen
gaande weg. Germanicus gevoelt den nade-
renden dood. Zyne liefde voor agrippina,
zyne bezorgdheid voor zes jonge kinderen, ge.
voegd by het verlangen, om nog grooter daa-
den voor den Staat te verrigten , en de hoop op
meerder roem, hadden de liefde voor het leeven
in hem vermeerderd. ,, Ik zou my over de Goden
kunnen beldaagen, zeide hy, indien zy myn lee-
vea
379
5§a DOOD
ven in den bloei wilden affnyden: maar- daar ik
nu myn dood aan de kwaadaardigheid van pisci
en PLANCiiNA moet toefchryven , verzoek ik
myne vrienden aan myn vader en broeder te
berigten, h^e hard het my valt, daar ik zoo,
veele oorlogsgevaaren gelukkig ben door gewor-,
fteld, myn pas begonnen loop, als eenongeluk-
Itig flagtolFervan nyd en verraad, dus ellendig
te moeten eindigen. Hy bezwoer hen tot de
wetten en den Romeinfchen Raad toevlugt te
neemen , om voldoening aan zyne nagedagtenis
te bezorgen. Hier door zouden zy de groot-
fte bewyzen geeven van rouw over zyn onty-
dig afilerven en toonen, dat zy hem meer be-
minden, dan zyn fortuin het medelyden van
allen, die hem gekend hadden zou hun aanklagt
verfterken, en d^ Geregtigheid hadden zy aai^
ïjunne zyde.
R. En zy beloofden hem dat?
E. Zy beloofden het niet alleen metdeduurfte
verzekeringen, maar hielden ook woord. Zy-
be egtgenoote bezwoer germanicus by hunne
onderlinge liefde, en derzelver tedere panden ,
dat zy haare fierheid zou afleggen, zich bui-
gen onder bet harde noodlot en zorg draagen,
dat zy, door eene vertooning van grootheid,
de aanzienlykften in Rome , niet tegen haar
en haare kinderen in \'t harnas joegen. Daar-
op ftierf hy , welke in zynen tyd de braaffte
r-— de grootfte der Romeinen was, na nog in
TAN \'GERMANICUiS. 3S1:
\'t geheim iets aan zyne vrouw gezegd te heb-
ben 5 in den ouderdom van 34 jaar ^ het ne-
gentiende na Christus geboorte.
Vr. Hoe groot was dan het fcheimfiui;
van PISO , zoo hy waarlyk oorzaak was vaa
dien dood?
E. \'Er waren veel\' reden Van ergwaan ont-
leend uit de haatelyke charaélers van piso eri
PLANCiNA j uit hunne bitterheid, welke zy in alle
gevallen onbewimpeld lieten blyken , en het
gedrag, datzy geduurende de krankheid en den
dood van germanicus hielden. De lyfwag-
ten ontdekten eenigen van piso\'s dienaaren,
welke deSzelfs toeftand verfpiedden. ZoO dra
ontving deeze niet de tyding van het affter-
ven, of hy betoonde openlyk zyne vreugd ia
\'t midden der algemeene fniart en offerde aan
de Goden , terWyl plancina op denzelfdea
dag de rouw over haare zuster aflei. Het lig®
haam van germanicus , dat op een eerebed
ten toon gelegd wierd, floeg met blaauwe plek-
ken uit, en toen het zelve verbrand wierd,
bevond men zyn hart ongefchonden. De na-
tuurkundigen van dien tyd ftelden, dat de vlam
op hetzelve geen vat had ^ ingevafle van vergif-
tiging : dan dit heeft geen grond. Men tekent
hetzelfde aan by de te rechtftelling van den
aardsbisfchop cranmerus , die verbrand wierdt
— Voor het overige zegt tacitus , dat de ge-
voelens omtrend de fchuld of onfchuld van fiso
in
-ocr page 421-\' gsa chara. cter
in dit opzigt verdeeld waren , naarmaate tncH
deezen toegedaan was, of medelyden had met
cermats^icus en agrippina. Dit is zeker, dat
het verlies van Rome en de geheele maatfchap-
py, onhefchryflyk groot was. Wanneer gy u
herinnert myne Vrienden , wat germanicus
bedreeven heeft , hoe veel had men dan. van
hem tot nut van den Staat nog kunnen wag-
ten. Zyne bedaardheid van geest in \'t mid-
den van de grootlte gevaaren, zyn beleid, zyne
dapperheid , zyne grootmoedigheid waren te
meer te bewonderen , wanneer men zyne jongheid
in aanmerking neemt, waar in de driften het
meest de reden overdwarsfen. Had hem de
zugt om te heerfchen eenigermaate bezield ^
de kans ftond voor hem fchoon, om tot het
gebied der waereld te geraaken. Hy was de
zoon, de opvolger van den beminnelyken dru-
sus; de lust en liefde van het Romeinfche volk.
Zyne minzaamheid en openhartigheid, zyn heu-
fche aart, waren juist het tegengeftelde van dat
zwaarmoedig, ergdenkend, en duister charac-
ter van tiberius. Hy was volgens sueto-
Kius in \'t leeven van tiberius niet alleen by
\'t volk van Rome, maar ook in de wingewes-
ten zoo bemind , dathy, wanneer hy van eene
plaats vertrok of een andere naderde, bykans
op den weg door de menigte verdrongen wierd.
ïoenhy het oproer onder de krygsbenden geftild
ïiad, wierd hy door alle de Hofbenden inge-
haald .
van germanicus.. 3s3
iiaald, en de weg was twintig mylen ver mét
volk van allerleijen rang bezaaid. Hoe nader
germanicus aan de grootfte hoop van \'t be-
wind was , zegt tacitus (*), hóe meer hy zich
voor TIBERIUS beyverde. Dit bleek allerduide-
lykst uit zyn gehouden gedrag by het ftillen van
dat gevaarlyk oproer onder de Legioenen, waar-
uit wy hem het eerst hebben leeren kennen. —
Welk een zeldzaam voorbeeld, in de fterkfte
verzoeking, van getromvheid aan eed en pligt,
——~ van verloochening, van heerfchappy over
zyn geest! Altoos bleef hy zich zei ven ge-
lyk: alleen bezweek hem de moed, en wien
ontzinkt die niet een enkele reize? toen al de
elementen tegen hem en zyn volk , by den
akeligften ftorm fcheenen zamen te fpannen om
zyne fchepen en volk te vernielen , en hy
zich zelf de fchuld van deezen zeetogt gaf. ——.
Zyne afkeerigheid van den dood moet men aan
den noodlottigen zamenloop van omftandighe-
den , aan het vermoeden van door de listen van
twee laaghartige fchepfels ontydig te moeten
omkomen, toefchryven. Dit drukte z^yn geest,
dit verfiimmerde zyn toeftand: want wat invloed
heeft de verbeelding niet op een krauken I
Germanicus toonde anders geen vrees voor
den dood. Hoe veel beter dagt hy ook in dit
geval, dan zy, die zelf den dood zogten, on*
van
(*) Ann. L. i, c. 34-
-ocr page 423-384 C iï A ït A C T ^ Ä
van de lasten des leevens bevryd\' te zyn»
Dezelfde tAcitus geeft dit kort maar veel be-
tekenend getuigenis van hem (*), Hy was min-
zaarn jegens de bondgenooten, zagtmoedig om-
trend zyne vyanden: Eerwaardig, het zy men
hem aanzag of hoorde fpreeken. Iri zyne hou-
ding bezat hy alles, wat grootheid van ziel eii
van gezag tekende, zonder dat iemand \'er een
drukkenden last van gevoelde. — Van de ge-
llrenge behandeling étx Marfen en het volk van
ARBimiüs hebben wy redenen gegeeven. Iii
andere gevallen gaf hy bewyzen van mensch.
lievendheid , Welke de waare dapperheid
In een Held veradelt. Dit bewyzen on-
der anderen zyne traanen by het ombren-
gen van de oproerlingen geftort. Tot twee-
maalen betoonde hy zyne Edalmoedigheid ^
wanneer hy hen met zyn eigen geld te vre-
de ftelde en in hunne behoeften voorzag. Het
langmoedig gedrag met i>isö is boven alle te-
genfpraak. Beval hy zyne vrienden de wraak
na zulk eene opeenftapehng van beledigingen
verdraagen te hebben, wat zouden wy Chris-
tenen in dergelyk geval doen, fchoon wy het
gebod en het voorbeeld van deezen grooten
meester weeten, ,, hebt uwe vyanden liefV*
Zyne getrouwheid aan zyne egtgenoote, zyne
tedere zorge voor zyne kinderen beloonde hy
tot
(*) Ann. ].» 2, c. 1%,
-ocr page 424-^ k Ü GERMÄNieuSi
t®t denlaatfteü.ademtogt* Een zeldzaam voor-
beeld in dien tyd. Met een woord j in welk
eene betrekking wy germanicus befchou-
wen , hy was even uitmuntend als beminnelyk»
Men maakte te Antüchkn eene vergelyking
tusfchen hem en alexander de groote*
Beiden waren zy van een doorlugtige afkomst ^
beiden van een fchoone en edele gedaante, bei-
den zyn, na veele voortrelFelyke daaden verrigt
te hebben , even dertig jaaren oud, onder
vreemden door de trouwloosheid van hun eigen
volk omgekomen. Germanicus was niet min
dapper maar minder roekeloos , dan alex-
ander. Indien germanicus hetzelfde gezag^
dezelfde gelegenheid gehad hadde, zyne daa-,
den zouden niet minder geweest zyn, dan die
van den overwinnaar van Ferßen -, maar dee»
zen overtrof by in minzaamheid jegens zyne
vrienden j, in maatigheid, in kuischheid en an-
dere fchoone hoedanigheden. Hy was ^ toen
Rme in weelde verzonken lag, een vyand
van wellust: vergenoegde zich met eene
Vrouw, en liet geene, dan egte kinderen na*
Hy was niet alleen een uitftekend Krygsman ^
jnaar ook een welfpreekend Redenaar. Hy
drukte zich even gemakkelyk in \'t Grieksch als
in \'t Latyn uit, en men wydde hem daarom een
fchild der Redenaaren. Ovidius telt hem on-
sier de eerfte DigterSi
ÏV DEEL. B b Ö. W^
GERMANIC üä
mt
D. Wy gevoelen de grootheid van het vef-^
lies van zulk een man.
E. De Romeinfche Staat gevoelde het ook in
al deszelfs uitgebreidheid. Ik weet geen voor-
beeld in de gefchiedenisfen, en dit is het flot
vari zyne charaäer \' fchets, van zulk een groote ,
zulk een algemeene droefheid. Geheel Syrien
en aangrenzende landen \'waren over hem in
den rouw. De koningen der bondgenooten
en vreemde vorften, die hem kenden , be-
toonden hun diepfte fmart, en men verhaalt,
dat de vorst der P&rthen de jngc , hun voor-
naamfte bedryf, eenigen tyd om dit fterfgeva!
opfchortte: maar niets waS te vergelyken by de-
droefheid van het Romeinfche volk. Koopliedeir
uit Syrien hadden de tyding van zyne betering
aangebragt. Elk liep met fakkels en olFerdieren
naar \'t Capitool, om de Goden plegtig te dan-
Ifen , en \'t fcheelde weinig, of men had de deu-
ren van den tempel opgeloopen , om dat zy
te langzaam open gingen, onder het onophou-»
delyk gejuich: Rome is behouden, de Staat is be-
houden , nu germanicus behouden is. Maar
toen de zekere tyding van zyn dood aanland-
de , verdubbelde de droefheid en floeg tot bui-
tenfpoorigheden over. Zy wierpen fteenen te-
gen de tempels, braken de altaaren af, en fom-
migen fmeeten hunne Huisgoden op ftraat, om
dat zy zulk een man hadden laaten omkomen.
Ja > \'er wierden gevonden, welke de pas geboo-
r©
-ocr page 426-R E Ü K. ri.
ï\'e zuigelingen hunne, in de kraam liggende^
vrouwen ontnamen en in de \'vvoede van fmart
wegwierpen. Alle handel, alle bedryven fton-
den ftil, alle gerigtshoven waren ledig, en nie»
mant bediende zich van de vrolykheden, wel-
ke de Wintermaand opleverde. Hy wierd met
traanen en gejammer gefleeten. Geen wonder^
dat tiberius en livia het reeds ontgelden
moesten, toen de eerfte tyding van de ziekte van
germanicus aankwam. „ Men heeft hem,
om te zekerder zyn ondergang te bevorderen
naar \'t uiterfte der aarde gezonden en Piso te
gelyker tyd ovei* Syrién gefteld^ Zoo handelt
men met de Vorften die het volk genegen zym
zy-moeten van kant, welke de vryheid , die
men het Roomfche volk jammerlyk ontweldigd
heeft, zouden herftellen." Zoo dra begon de
overmaat van droefheid niet een weinig te be-
daaren , of men was bedagt, om zy-oe nagedag-
tenis alle mogelyke eer aan te doen. Zyn naam
inoest in de liederen der Salifche priesteren ge-
meld, eereftoelen met eikenkransfen op dezelve
in de fchouwburgen geplaatst, zyne afbeelding
van elpenbeen plegtig rondgedraagen worden.
Men rfgïte triumpbboogen voor hem op binnen
Rome, op den oever van dèn Rhyn en op den
berg Animus io Syrienmti opfchrlften, die zy-
ne daadeii belielsJen en met byvoegmg: dat hy
voor \'f vaderland gfjiorvsn was. In Epidaphne,
waar hy ftierf, wierd een monument geftigt, en
eene graftombe in Antm-hie zyn lyk ver-
Bb 2 brand
jss agrippina met de ascii
brand was zonder prägt en zonder beelden,,
maar niet zonder droefheid en dankbaare nage-
dagtenis aan zyne verdienflen. De Standbeel-
den , en de plaatzen, waar zy voor germani-
cus wierden opgerigt, waren ontelbaar. Men
wilde voor hem als Redenaar een verheven
fchild van goud en grooter, dan naar ge-
woonte, ophangen , maar tiberius verhin-
derde dit. Een gewoon fchild was eer genoeg
voor zyn Zoon, v/anneer raen hem daar door
met de ou ie fchryvers gelyk ftelde. De Rid-
ders wilden , dat de ruiterbende der lunien voor-
taan den naam van germanicus zou draagen,
en zyn beekkenis op den vyfdenden vzn juny
aan het hoofd van die bende zou omgevoerd
\' worden. Dit bleef lang in het gebruik.
M. Waar bleef agrippina?
E. Schoon ontroostbaar en ziek begaf zy
zich van Antiochie, waar zy van elk aange-
beeden en beklaagd wierd, met de asfcheivan
haar geliefden germanicus en met haare kin-
deren op reis naar Rome , onzeker van haar
noodlot. Op zee liep zy gevaar van de
vloot van piso, welke zy ontmoette. Men
rust zich aan weerskanten toe tot een aan-
val , maar het bleef by dreigen. Na het
doorftaan van veele ftormen, landt deeze
bedroefde weduwe op het eiland Corcyra,
tegen over Calabrien. Van daar fteekt zy
over naar Brundifium , werwaards zich niet
ïilleen haare getrouwfte vrienden en de krygs-
VAN GÊRMANlCirS. «89
lieden, die onder germanicus gediend had-
den, maar ook eene ontelbaare menigte, van
allerley foort, begaven. De haven, de daken
der huizen, en alle plaatzen , waar men kon
uitzien , waren met bedrukte aanfchouwers
bezet. \'Er heerschte een diepe ftilte by haar
aankomst; dan zoo dra was zy niet met het
laatfte overfchot, dat zy in een lykbus op
haaren boezem hield, an met haar beide kin-
deren aan den wal, of \'er ging een algemeene
kreet van droefheid op , van nabeftaanden en
vreemden, mannen en vrouwen. Twee Fm*
tors, en de Overheden vmCalahrien, ApuUen en
Campanien waren gelast, om hem af te haaien.
De lykbus wierd toen gedraagen op de fchouders
van Hoofdmannen en Overften,met krygsteke-
nen en omgekeerde bondelbylen vooraf. Waar
hy doortrok, was het volk in \'t zwart; de Rid-
ders in Staatfiegewaaden vi\'ierpen reukwerk op
het vuur. Uit afgelege plaatzen kv/am men met
flagtolFers, die men op de opgerigte altaaren
voor de Goddelyke fchimmen offerde. — Drusus
ging hen te gemoet, zyn oom claucius, nader-
hand Keizer, volgde met de vier agtergebleeve
kinderen van germanicus , met de nieuw aange-
ftelde Burgemeesters m. valerius en m aure-
lius, met den Raad en eene groote menigte van
het volk van Rome. Allen waren zy op den vollen
weg door elkander vermengd en op alle gelaat
was ongeveinsde droefheid te leezen. fAlleen
Bb 3 TI\'
gpo tr ï T V a a R T,
tiberius en livia augusta bleeven agter i
ook de moeder van den overledenen, antonia,
het zy uir fchroom, het zy uit eene overmaate
van droefiieid. Wanneer deeze dierbaare ascli
in het graf van augustus wierd bygezet ver-
vingen eene diepe ftilte en een akelig beklag
elkander by beurten. Al de ftraaten waren
vol, het veld van Mars met toortfen verlicht,
de Overheden in treurgewaaden, het Krygsvolk
iii de wapens. - Men riep, dat het met de
vryheid van Rome nu afgedaan was. Men
prees agrippina hemelhoog en bezwoer de Go-
den, dat zy haar en haare kinderen onder hun-
ne befchutting wilden neemen, en haar wree-
ken aan haare vervolgers.
M. Aandoenlyke vertooningen Î Hoe liep
dit af?
F. Nog was het volk niet te vrede, om dat
men alle de eerbewyzingen , van beeldtenisfen,
van lofredenen, welke door augustus by de
lykflatie van drusus bezorgd waren, hier niet
aantrof. Tiberius vond zich genoodzaakt door
eene afkondiging het volk tot bedaaren te bren-
gen. „ Van allen, die -/oor het Vaderland geftor-
ven waren, zeide by,is niemand immer zoo zeer
betreurd, als germanicus. Deeze algemeene
droefheid ftrekt hem, het Roomfche volk en my
tot eer. Dan wanneer dezelve buiten de maat
gaat, vernederd zy de beheerfchers van het
Heelal. Wy moeten ons als Romeinen gedraa-
gen ;
gen: zoo deeden julius en augustus by het
verhes hunner Idnderen. Herdenkt, hoe ftand-
vastig zich Rome hield by de nederlaag^ vau
zyne legers, den dood van zyne Veldheeren,
het verlies der edelfte geflagten. De Vorften
zyn fterflyk. Het Gemeenebest is eeuwig.
Keert dan tot uwe bezigheden, en tot de ver-
maaken uwer feesten te rug." Dit had de ge.
wenschte uitwerking, terwyl zy zich ftreelden
met de wraak , die van piso ftond genomen
te worden.
D. Bevond zich deeze nog in Syrien\'?
E. Na den dood van GERMANICUS raadde
hem zyn oudfte Zoon terftond naar Rome tc
trekken, om agrippina en het medelyden ,
dat haare tegenwoordigheid verwekken zoude
voor te komen, maar hy volgde den raad van
zyne afhangelingen, en zogt zich op nieuw
in de landvoogdy van Syrien te vestigen. De
vrienden van germanicus liadden na eenig ver-
fchil aan sentius het oppergezag gelaaten , tot
dat TIBERIUS \'er over befchikken zou. Piso
trok naar Cilicien, terwyl domitius celer de
legioenen tot deszelfs zyde zogt over te haa-
ien. Sentius verzette zich hier tegen. Piso
zogt aanhang te krygen by de Vorften van
Cilicien, en wierp zich met een opgeraapten
hoop in eene verfterkte plaats. Het ftond naar
een burgerkryg: maar piso dorst den aanval
niet afwagten en nam aan, naar Rome te ver-
Bb4 trek--
-ocr page 431-19» f ï ©
trekken, daar hy eerlang aankomt, na dathy
zyn Zoon had vooruit gezonden , om tibe-
rius en drusus in \'s Vaders belangen te kry-
gen. Hy wierd wel ontvangen. Piso komt
by het graf van augustus aan den oever van
den Tiber aan met Plancina, met eene groote
menigte afhangelingen en een gevolg van vrou-
wen. Zoo trekt hy Rome binnen , en tergt
het door zyne houding, door de plegtige
maaltyden en feesten, die hy wegens zyn aan-
komst in zyn huis , dat op de markt ftond ,
Openlyk aanrigtie. \'s Anderen daags wierd hy
reeds door vrienden van germanicus aange-
klaagt, byzonder door vitellius en vera»
Klus. Men bad tiberius over de zaak te
vonnisfen : Piso had \'er niets tegen , wyl hy
den Raad en bet volk vreesde: maar- tibe-
rius liet het blyven aan den Raad,
M. Dat verwondert my.
E. Hy zou te veel gewaagt hebben. Indien
piso een geheime last had , kon hy hem niet
veroordeeien, maar dan vreesde hy de woede
van het volk. Aller oogen wagten op den uit-
flag, Naauwlyks kon pïso voorfpraaken vin-
den, De Keizer opende de vergadering met
veel gemaatigdheid. ,, Schoon pjso Stedehou-
der en vriend van den Goddelyken augustus
geweest was, moest by geftraft worden, zoo
hy zich aan verzuim, aan wederfpannigheid en
?an het ombrengen van germanicus had
fthu^
-ocr page 432-fchuldig gemaakt: maar men moest de zaak
onzydig onderzoeken, niets tegen de wetten
ten gevalle van hem of van zyn Zoon wyzen ,
#n aan piso gelegenheid geeven, om zich te vei>
fintwoorden." Men vergunde hem daartoe zeg
dagen. Van zyne ongehoorzaamheid en tegen-
kantingen waren te veel bewyzen, dan dat hy
dezelve kon oiltleggen, maar die van vergifti-
ging waren zwak. Hy beriep zich op de huis-
bedienden van germanicus , by wien hy tey
maaltyd zynde, dit feit ZOU gepleegd hebben,
Hy bood zyne flaaven aan, om ze tc pynigen;
maar één geval deed hem dus flerk fpreeken.
Sentius had eene iMARTiNA,een befaamde ver^?
giftigfter en vertrouweling van plancina , op^
gezonden, maar u Brundijium gekomen, verr
moordde zy zich zelve met vergif, waar van
men het overfchot in haare hairvlegten vond.
Fr. Zoo kreeg zy haar welverdienden loon,
E. Wierdt dit wat meer bedagt myn Zoon ,
dat \'er zelfs in deezen tyd eene vergelding,
en dikwerf een juiste vergelding plaats vind,
— dat de Godlyke wraak niet alles tot het toe-
komftige uitftelt, \'er zou minder kwaad be»
dreeven worden. —^ Men miste dus wel het
grootfl:e bewys tegen piso , maar het hielp hem
weinig. Zyne rigters waren onverbiddelyk,
en het volk, dat zyne beelden, naar de Gejna^
nifche trappen fleepte en verbryzelde, zwoer
heni te zullen verfcheuren, indien hy wierd vrjj-
pbS ge.
lil
m
Ml
mi
jfiti
\'r
? \'H\'Üf
^iil
m
■m
1;J; \'
^iaij! J
T,
393
« e s t r
394 p r s O ö E s T a A P T«\'
gefproken. Nog eenmaal waagt hy het voor dei3
Raad te verfchynen, maar niemand trok zich
zyner aan, ook tiberius niet. Zelfs zyn eige
vrouw, toen zy door i ^iviA vergiltenis had wee»
ten te krygen, begaf hem. Te huis gekomen
zynde geeft hy een verzegeld papier voor ti-
berius aan zynen \'vrygelaaten, laat zyn ka-
mer fluiten en fnyd zich met zyn zwaard den
ftrot af Zoo was het einde van deezen ramp-
zaligen tegenpartyder van den beminnelyken
germanicus. In het briefje aan tiberius
verontfchuldigde hy zyne beide 2oonen, bs-
val hen aan deszelfs befcherming, beklaag-
de zich over de verbintenis tegen hem , en
betuigde altoos de getrouwe aankleever van
den Keizer en zyn huis te zyn geweest. Hy
repte geen woord van plancina , nog van een
geheime last. Maar tacitus had van oude
lieden hooren verhaalen, dat men geduarende
de gerigtshandelingen meermaalen een boeks-
ken in handen van piso gezien had, het welk,
volgens zyne vrienden, brieven behelsde, welke
tiberius aan hem tegen gkrmanicus had ge-
fchreeven, die hy aan den Raad wilde open-
leggen : maar silanus had het hem afgeraaden,
onder belofte, dat de Keizer hem redden zou 2
— maar deeze hield zich tegen hem ver-
toornd , om dat hy de wapenen had opgevat.
D. Zoo worden doorgaans de fnoode werls;«
tuigen van flegte Vórften beloond.
M. En hoe liep het af met plancina?
E. Hoe
-ocr page 434-p l ä n c i n gp^ .
E. Hoe geftreng het vonnis van den Raad
oolc was tegen de liinderen van piso, wiens
goederen zy voor de helft verbeurd veriilaar-
den, liep plancina vry door de kragtige voor-
ipraak van livia augüsta , en de kinderen
nam tiberius , als onfcbuldig aan \'s Vaders
xnisbedryf, onder zyne befcherming. Even-
wel volgde de Goddelyke wraak plancina
op de hielen. Zoo dra was agrippina niet
geftorven, of zy benam zich zei yen het leevens
het zy dat haare wraak na den ondergang
van het doorlugtig huis van germanicus
ten vollen vei-zadigd was , het zy dat haar
gewisfe eindelyk ontwaakte. Zoo heb ik u
een omftandig berigt medegedeeld myne vrien-
den van het treurig einde van den besten en
grootften P^-omein van zyn tyd. Het heeft den
Hemel niet behaagt, dat hy langer geleefd en
meer verrigt heefc. Gelyk wy te vooren by
het verlies van braave mannen aanmerkten,
Rome verloor op nieuw de gegronde hoop van
door hem in haare vryheid herfteld te zullen
worden : Roms moest nog meer vernederd ,
nog zwaarder geftraft worden, en de Batavie-
ren misten voor altoos een waardigen welgezin-
den bevelhebber van de Romeinfche krygsmagt,
D. Maar de Germaanen een gedugten over-
winnaar.
, E. Tacitus merkt in zyne vergelyking tus-
fchen ALEXANDER en GERMANICUS Op, dat
39^
deeze, indien iiy met geen bepaald gezag be-
kleed en langer in \'t leeven gebleeven was,
Germanien gebeel zou ten ondergebragt heb-
ben. \'T kan zyn: maar de Germaanen trok-
ken weinig voordeel uit het\' overlyden van
hunnen overwinnaar door de onderlinge onee-
nigheden, waar door zy elkandër naar gewoonte
verwoesteden. Ik wil u gaarn daar van eena
iosft fchets geeven.
R. Alhrbest, myn eelhart : maar ik bid
u , voMoe eerst onze nieuwsgierigheid om-
trend het lot van AoaiFPirjA cn haare kia-
deren.
E. Het geen in Duitschland voorviel , behoort
anders tot deezen tyd : maar ik zal aan uwe
begeerte voldoen en het leeven van agrippi-
na met de vrienden doorloopen. Het bieèfc
van agteren, dat tiberius zich zelven beteu-
geld had, zoo lang germanicus leefde. Hy
bragt alles in den Raad, zeide zyn gevoelen,
maar dulde dat men van hem verfchilde. Hy
wilde den naam van Heer, QDominus) ook nier
van Vader des Vaderlands, zelfs niet van Imr
perator aanneemen: dan, ten opzigte van de
Slaaven was hy alleen Heer, Imperator over
het krygsvdk , maar voor Rome de eerfte in
den Raad. Hy was gemeenzaam in den omme-
gang en wilde op zyn geboorte dag geene bui-
tengewoone plegtigheden, nog toewyjing van
Tempelen of beelden dulden. Hy vi^ilde niet, da.t
men
-ocr page 436-den eed aflei by zyn geluk, nog vorderde,
dat men zyne handelingen bezwoer, gelyk ten
lyde van augustus eu volgende Keizers ge-
fchiedde op de Kalenden van January: dan ver-
liet hy de ftad. Aangedaane beledigingen ont-
veinsde hy. Hy verfpilde weinig aan gebou-
wen , of onnutte onkosten: het geen door au-
gustus begonnen was, voltooide hy meeren-
deels , zonder \'er zyn naam voor te zetten.
Voor zich zeiven befteeddehy weinig: maar was
jzeer gereed om fteden, die door brand of aardbee-
ving verwoest waren,te herftellen. Aan Raads.
heeren, buiten hunne fchuld verarmd, fchoot
hy geld, dat hy hen in zyne tegenwoordigheid
uit eige Inkomften liet toetellen: maar die hun-
ne goederen verkwist hadden zette by uit den
Raad. Niemand wierd om zyn geld vervolgd
©f hetzelve verbeurd verklaard. Geene winge-
westen wierden bezwaard , maar in hunne bil-
lyke aanklagten geholpen. In den Raad was
hy beleefd en fpraakzaam , ftond voor de Burge-
meesters op, en liet hen in en uit, wanneer zy
by hem aten. By zyne vrienden gedroeg hy
zich als een ambteloos man, bezogtze, wanneer
ay ziek waren , en veilde, dat zyne trorfche
moeder hetzelfde deed. Het gebruik van zyden
kleederen en gouden vaten by de olFerhanden
verbood hyj en fchoon hy anderen een purperen
kleed liet draagen, verfcheen hy in de fchouw-
fpelen^ wanneer het regende, met een wollen
man-
m
ï B E R I Ü ë.
mantel. Erffenisfen aan hem befproken, keef^
dè hy aan de naastbeftaanden uit.
R. Dit waren immers alle goede dingen.
E. Dat waren het óok^ Indien tïberius
200 voortgegaan was , sou by onder de gOyedé
Vorfl-en geteld worden. Maar het zy,dat hy ge-
veinsd en zich ingehonden heefc, het zy dat
zyn aart geheel in wrevel en heerschzugt, iil
wellust en wreedheid verbasterde ; het einde
beantwoordde geenszins aaii het begin. Beiden
kan plaats hebben. Door augustus na te vol-
gen ofte overtreffen zogt hy de gtinst vto liet
volk zoo lang germanicus leefde, voof wien\'
hy eigenlyk bevreesd was. Maar toen h^ van
deezen niets \'meer te dugten had, gaf hy zicK
aan allerleye fnoodheden toe, vooral, ila dat zyn
Zoon drusus, zyn waai-fchynlyke opvolger,
tot dus ver beter dan zyn Vader , maar niet té
vergelyken by de beide german^icussen ^ over-
leeden was. Zyne moeder livia , hoe héersch-
zugtig ook, teufde hem in verfcheide gevallen
op, zoo lang zy leefde. Ongelukkig verkoos hy
tot zyn gunfteling en eèrften Staatsdienaar seja-»
Nus, Overfte van de Lyfwagt; een man, die
byeen lighaam, dat tot allen arbeid en ver-
moeijenisfen gehard was , een doortrapte ziel
voegde , waar door hy zyne oogmerken, oni
tot de hoogfte trap te geraaken, onder het
voorkomen van maatigheid en zedigheid wist
te verbergen. Daar hy zich volmaakt naat
ëjndigt slect.
oen grilligen en ergdenkenden aart van tibe-
mus kon fchikken , won hy zyn vertrouwen
geheel, terwyl hy elk , die hem in den weg
üond verdagt maakte. Het beleid en de flout-
heid van deezen onderneemenden booswigt gaat
alle verbeelding te boven. Zoudt gy wel ge-
looven, dat des Keizers eigen Zoon een van
de eerfte flagtolFers was ? Deezen wist hy met
behulp van deszelfs eige vrouw door vergif van
kant te helpen.
W. Dan ftond het huis van germanicus
hem zeker ook in \'t licht.
E. Tiberius en livia beiden waren nayve«
tig over de groote liefde en toejuichingen , wel-
ke agrippina van het volk bleef wegdraagen.
Hier by kwamen eenige voorvallen, welke dg
verwydering te grooter maakten. In de openbaa-
re gebeden voor tiberius , hadden de priesters
de naamen van nero en drusus, Zoonen van
agrippina , gevoegd. De verkleefdheid aan\'
haar maakte een groote party uit, die zich
liet gelden j hier van gaf sejanus aan haar de
fchuld. Hy maakte ze verdagt van een heime-
lyken aanhang, die men by tyds moest on-
derdrukken. De vrienden van germanicus ,
vooral de aanklagers van piso wierden ver-
volgd, veroordeeld; anderen genoodzaakt zich
van \'t leeven te berooven.
TOESTAND VAN ROME^\'
E. Ik heb u reeds gezegd, dat tiberius dê
Wet van Majefteit fchennis weder invoerde ea
Verzwaarde^ Te vooren mogt geen flaaf tegeil
zyn heer op de pynbank gebragt worden j Ti-
berius vond \'er dit op uit; hy liet eerst ds
flaaven aan den Staat verkoopen en dan pyni-
gen. De goederen Van de veroordeelden wierden
Onder de befchuldigers verdeeld. Alle eerlooze
waaghalzen, allen die, aan hunne wraak en heb-
zugt voldoening zogten te bezorgen, of zich
in de gunst van tiberius én sejanus te drin-
gen , wierden hier door uitgelokt , om de eerfie
en braaffte luiden met opgeraapte befchuldi-
gingen te betigten. Raadsheeren, pr.^tors
en andere Overheidsleden lieten zich tot dee-
ze fnoode laagheden vervoeren. Vrienden ver-
fieden hunne vrienden. Vrouwen befcliuldig-
den haare mannen. Vibius serenus j weleer
Landvoogd van Spanjen, nu op \'tEilandyfffjor-
gos gebannen, wierd door zyn Zoon^ die den-
zelfden naam voerde valfchelyk aangeklaagd
van een toeleg op \'t leeven van den Keizer.
De Vader bewees zyne onfchuld, zyne gepynig-
de flaaven bevestigden die. Evenwel moest hy
naar Amorgos te rug, cn de Zoon ontving geen
andere ftraf, dan het afgryzen van een yder.
Rome veranderde in een moordhol: niemand
ivas zeker : nooit wierden ergens zóo veele
iKelfsmoorden gepleegd. Behalven de gewoone
A O R ï P P I N A. ^óï
fedenen vau een valfche eer en misleidende
Wysbegeerte ontleend, Vi^elke het grootmoedig-
heid noemde niet voor den ^ood te vreezen,
over het leeven zelf te befchikken ^ gefterkt
door doorlngtige voorbeelden, die den Romein^
daar hgtelyk toe deeden befluiten; wierd men
\'er nu door de akeligfte omftandigheden toe ge-
drongen. Men ontkwam daar door niet alleen
de vervolgingen van een Tiran, maar ook de
mishandeling van zyn lyk, en de verbeiirtver-
jldaaring der goederen.
R. Nu kunnen wy het lot van agkippinA
wel gisfen.
E» In \'r midden van deeze gevaaren behield
agrippina haaren moed. Haare nigt en vriendin
claubia pulchra wicrd befehuldigd en ver-
volgd-. Agrippina ging, hoewel te vergeefsch,
tiberius voor haar fpreekeq. Zy trof hem aan,
terwyl hy bezig was aan den vergoodden au-
gustus te offeren. Toen haare voorfpraak
niets uitwerkte, ontzag zy zich niet hem toe
te voegen , dat hy aan augustus fiagtolFers
offerde, terwyl hy bezig was, om deszelfs na-
kroost te verdelgen» Zy voegde \'er by: „ de
Goddelyke geest is niet in ftomme beelden
gevaaren , maar wy, de waare beeldtenisfen ,
Uit een Hemelsch bloed gefprooten , gevoe-
len bet gevaar en komen hier in treurge-
Waad. De befchuldiging van pulchra is
maar een voorwendfel; niet gedagtig aan het
i
Ü\'ii
4ó2 agrïp pina.
lot van sosia xvas zy dwaas genoeg, om my töt
eene vriendin te kiezen." Gy raast, an-woordde
iriBEPvius , mcc de v/oorden van den Gritkjchen
digter JASON, om dat gy niet heerfchen moogt.
Evenwel bezogt hy ze , toen zy ziek vderd;
maar tc vergeefsch bad zy hem met traanen,
dat hy medelyden met haaren weduwen - ftaat
mogt hebben en haar toeftaan te hertrouwen.
Tïberius beantwoordde het met ftilzwygen
en dit verzoek , hoe redelyk , vermeerderde
zyn ergwaan. Aan den anderen kant liet se-
janus agrippina waarfchouwen voor ver?if\'
tiging, en aan tïberius gaf hy te kennen, dat
zy zulks vermoedde. Toen agrippina aan het
hof ter maaltyd was , at zy niets : hy narH
\'er de proef van. Tibrrius bood haar eene
vrugt aan , die zy aannam, maar niet gebruikte:
waarop by zeer vergramd tegen livia zeide:
met reden ben ik ftraf tegen baar, die roy
voor een vergiftiger houdt. Terftond liep hec
gerugt, dat hy zich van agrippina wilde ont-
doen , maar dat by zulks, in Roms zynde,
niet durfde onderneemen. Sejanus ried hem
zich te verwyderen , op dat hy by dö
afweezigheid van den keizer te meer ge^
zag mogt hebben en tïberius was van zelfs
hier niet ongenegen toe. Onder zekere voor-
wendfels verlaat hy de ftad, om \'er nooit
•»veef
-ocr page 442-i G R it i? P i N\' A,
iveer in te komen, begeeft zich naar Cam-
panien ^ en voorts naar het eïhud Capreèh, daar
hy zich van alle bekommernisfen der regee-
ring ontdeed , ea aan de fnoodfte wellusten
overgaf. Sejanus verzelde hem eene poos cn
had by het inftörten Van een gewelf gelegen-
heid, ora een bewys van verkleefdheid aan
TiBERitrs te gecven : hy overdekte hera met
zyn lighaam , en won daar door nog meer
zyn vertrouwen. Daarop fpeelde hy zyn fnoo-
den rol meesterlyk : door de groötlle booshedeii
kon men zich van zyne gunst en befcherming
verzekeren. De Romsinfche Raad verviel tot
die laagheid ^ dat zy beelden voor hem liet
oprigten eh dezelfde eer als tiberius aandeed.
D^eze prees hem ook ten fterkden aan en noem-
de hem eeh medgezel in zyne bekommernisfen.
Eindelyk. wierd sejanus zoo ftout , dat hy
een aanlla^ op de Heerfchappy maakte, en, om
des te mter aanzien te verkrygen, had hy aan
tiberius fchrittelyk verzogt, om livia , de we-
duwe van drusus , deszelft overlede zoon, tot
eene vrouw te mogen neemen, op dat hy zich
dus met her keiztrlyke huis mogt vermaagfchap-
pcn. Tiberius wjst dit konsfig te oiitleggen ,
nr-ar hcOoot van dien tyd af zyn aanzien te
fnuiken.,
Fr Ik hoop ^ dat deeze booswigt haast zyn
verdienden loon zal krygen.
E. De maat zyner ongeregtigheid was nóg
Ces ïiiel
404 agrippina.
niet vervuld. Hy Iaat intusfchen niet af ti-
berius tegen agrippina en haar oud\'len ZooQ
nero op te zetten, waarop tjb-\'.rius zyne
haat tegen hen beiden niet langer ontveinsde.
Sejanus hieldt zich in fchyn onzydig ten op-
zigt van de kinderen van germanicus: mass
inaakte anderen van zyn aanhang op, .die hei>
befchuldigden. Nero , als de verraoedelyke
erfgenaam van het Ryk moest eerst van kant.
Deeze zoon van germanicus bezat veel vpji
de zedigheid van zyn vader, maar zyne aan*\'
hangers en vry gemaakten zetten hem aan, om
zich mieer te laaten gelden. „ Hy had Rom? en
het heir geheel aan zyne zyde, zeide men: Seja-
nus zou niets tegen hem durven onderneemen."
Dit deed den jongeling die ingetogenheid ver-
zuimen, welke hy in deezen gevaarlyken tyd
had behooren te bewaaren. Hy veroorloofde
zich eenige ftoute woorden , die terftond aan-
gebragt en verzwaard wierden. - Hy kon
zich niet verantwoorden, en elk een fchuwde
hem, terwyl hy rondom befpied wierd. Zyij
eige huisvrouw, de dogter van drusus ver-
ried hem, vertelde alles aan haare moeder ju-
lia , die het aan sejanus overbragt. Dee-
ze listige Staatsdienaar had den jonden drusuS
door de hoop op het ryk , indien nero aan
een kant was, tegen \'deezen zynen broeder op«»
geftookt, fchoon hy teffens deszelfs verderf
bedoelde, Drusus haatte zyn broeder, welke
door
-ocr page 444-agrippina: 405
s3nor agrippina wierd voorgetrokken; hy was
terzügtig en oploopend ; dus moest hy van
zelfs in de laagen vallen, die hem gelegd wier-
den. Eene wagt van verfpieders omringde
agrippina en haare kinderen geduurig: van al-
les W7ierd aantekening gehouden, zelfs van haare
woorden. Men liet hen raaden naar de legers
in Germanien te vlugten, ten minflen het beeld
van AUGUSTUS op de markt te omhelzen, en
tot den Raad en het volk den toevlugt te nee-
men , en men berigtte tïberius , dat zy hier
toe zich gereed maakten. Titjus sabinus, een
aanric\'^lyk; Romeinsch Ridder, dc ffandvastig-
fte vriend van germanicus, wierd door vier
oud Fratorsdie gaarn burgemeesters waren,
vervoegd. Ken hunner, latiaris, wist het
vertrouwen van sarinus te winnen. Deeze liet
ongelukkig z\\n geest uit ten aanhooren van
ele drie anderen , die zich verfchoolen hadden:
hy wierd aangeklaagd en ter dood veroordeeld.
Het affterven van livia augusta , moeder van
tïberius , dat in het 29 jaar van onze telling
voorviel, verb.terde het lot van agrippina
niet. Livia v/as fomwyl de. uiterfte toevlugt
in zwaare gevallen; tïberius en sejanus we-
dernitslden zich eenigermaate om haarent wil:
dr boosheid had nu geenen teugel meer en ti-
BEKi\'üS vaardigde terftond brieven af tegen
AGRippp^a en nero. Dc aanhangers van hem
Vw-rii;arikten zelfs en wilden, dat men de zaak
Cc 3 zou
A G R. I P P I N
ZOU vertraagen. Het volk fieldc zich voor hen
in de bres , nam hunne beelden , fmeekte deii
Raad om befclierming , en zei openlyk , dat
men deeze brieven door list had verkreegen,,
terwyl het onmogelyk was , dat tiberius
zyn eige maagfchap zou veroordeeien. Dit
zette sejanus nog meer aan. Tibi\'.rius gaf
zich geheel aan hem over : deszelfs gezag
wies by den dag door de lafheid van den
Raad. Hy wierd als de ziel en de godfpraak
van het Ryk geëerd : men offerde hem, als
aan een Ood, en de beeldtenisfen voor hem
opgerigt, waren ontelbaar : zyn geboortedag
moest met vreugde gevierd worden. Maar nu
was hy op zyn hoogden trap , om van den-
zelven, wanneer tiberius zich van agPvIppina
en nero ontdaan had, in den diepften afgrond
neder te Horten. Tiberius drong op nieuw ten
flerkfien tegen deeze beide onfchuldige flagt-
offers aan , en men dorst geen langer uitftel
geeven. Agrippina en nero werden ge-
bannen.
D. Welk eene ondankbaarheid aan de nage«
dagtenis van germanicus !
M. Zy bragten \'er egter het leeven af; dit
verwondert my.
Vr. Wat is een leeven in ballingfchap voor
zulk eene vrouw! maar de barmhartigheden der
<5-odloozen zyn wreed.
E, Het was gecHe barmhartigheid in seja\'
NÜ3
-ocr page 446-AGRIPi\'iNA,
MüS of TJBERiüs; hun dood zou als nog te veel
gisting veroorzaaken. Zy moesten eerst van de
hand, een weinig vergeeten, en dan buiten veel
opfpraak van kant geholpen. Dit gebeurde ook
reeds twee jaaren daarna ten opzigt van nero.
Hy was op \'t eiland Pontia nu Ponfa gebannen:
Tii5ERiüS fchreef aan den Raad, dat die onge-
luivkige jongeling wanhoopig, om dat hy geen
opftand had kunnen verwekken, zich had dood
gehongerd. Anderen verhaalen, dat hy door
\'t gezigt van den beul en deszelfs moordtuigen
verfchrikt, zich zelveii van \'t leeven beroofd
had. Zyn üood baarde een groote neerflagtig-
heid in Rome en vermeerderde den haat tegen
sejanus.
E. Waar wierd agrippina naar toe ver-
weezen.
Vil, Eerst wierd zy op eene landhoeve by
de ftad Herculaneim bewaard, vervolgens naar
het eiland Fandataria gebatmen, hetïelfde waar
de onkuifche Julia, de geweezc vrouw van
TIBERIUS , verfcheide kommerlyke jaaren had
doorgebragt - Dit zag men als een haate-
lyke trek van tibuuus aan, wanneer hy twee
vrouwen , zoo ongelyk in haar zedelyk cha-
ra<il;er, op dezelfde plaats dezelfde ftraf opleide,
TiüËRius was o-ibefcnaamd genoeg, om haar
by tierculaneum te gaan zien en zy fier ge-
noog , om tu;m haare onfchuld en zyne hard-
heid onaer \'t oog te brengpn. De waarl^eid
Cc 4 ver-
40?
d g © d van
verbitterde den wreedaard, Hy liet ze dooï
den hoofdman mishandelen, \'t welk zoo ver
ging, dat hy haar een oog üitflocg. Voorts
zat zy zonder toegang; wierd in een befloten
draagftoel vervoerd, zonder door iemand ge-
naderd te worden. Haar zoon drusus liep
geensfins vry. Hy wierd in \'t keizerlyk pa-r
kis, in een onderaardsch gat, gevangen ge-
houden, voor vyand van \'t Vaderland ver-
ïdaard , en ras verweezen om van honger te
flerven. Zyn eUendig leeven ha:l hy tot den
liegenden dag gorekc met het vulfel uit zyn
matras. De hoofdman actius fchreef naaiiw<!
keurig de omftandigheden van zyn jammerlyk
iiiteinde. Eerst bragt hy in geveinsde raaz.er-
ny allerleye vervloekingen tegen tibeR-Iüs uit,
en toen dit niet hielp, riep hy de rsgtvaardige
Goden aaii, beval hun de wraak.over den beul
van zyne fchoondogter, zoon cn kleinzoonen,
— wenschte, dat de moorden, waar mee by zyn
huis vervuld had op zyn hoofd, op zyn geflagt
en nakomelingen mogten nederdaalen! Dit liet
tiberius in den Raad voorleezen en ontzag
niet \'erby te voegen, dathy hierop, na te ver-
geefsch om een ftuk brood gefuieekt te hebben,
onder de geesfelingen van den hoofd.nan, en de
flagen der flaaven was bezweeken. Naauwlyks
was de rouw over dit ysfelyk geval voorby,
of men vernam den dood van agrippina, Zy
had, zegt tacitus , zich met eenheimelyke hoop
4G8
T
/
AGRIPPINA. 40^
gevóed, na den val van sejanus , maar tibe-
rius bleef even zeer op haar verbitterd. Het
is twyffelagtig, of zy op denzelfden voet als
haar zoon drusus is omgebragt, dan of zy door
een vrywilligen dood een einde aan haar lyden
gemaakt heeft. Tiberius gaf het laatfte voor ,
toen hy haar affterven bekend maakte, en door
ïiaar te betigten van overfpel met asinius gal-
^-us, een agtbaar aanzienlyk man, welke even
te vooren ook van honger geftorven was, toon-
de hy, dat zyne wraak zich tot haare nage-
dagtenis uitftrekte. Hy voegde \'er by, dat
juist op dien zelfden dag, twee jaaren van te
Vooren sejanus was omgebragt.
Vr. Waarlyk het (lot vau uwe verhaalen
Verkeerd in een volmaakt treurfpel, myn waar-
de eelhart. Wel mogt gy zeggen, by de
zegepraal van germanicus, zyn zon bereikte
haar hoogfte toppunt, en zal wel haast onder-
gaan. De deugd vindt dau niet altoos haare
belooning in dit leeven.
E. Niet altoos, vooral niet in tyden van ge-
Weid en algemeene verbastering. Dit ftrookt
niet met den toeftand van deeze waereld: neen ,
\'er moeten beproevingen zyn, om de waare deugd
te louteren en te onderkennen van alle geveinsd-
heid. Maar laat ons voortgaan. Tiberius meen-
de , dat hy AGRIPPINA genadig had behandeld,
Wyl hy ze niet had laaten worgen , nog op de
trappen (het galgeveld van Rome,)
C c 5 werper^
^10 char.acter van
werpeiti De Raad dankte hem voor deezc
zagtmoedigbeid en befloot, dat men op den ze-
ventienden van Wynmaand, de dag, op welke
zy en sejanus geftorven waren, jaarlyks een
gefchenk aan jupiter zou geeven, zy ftierfii*
het drie en dertigfte jaar van onze tydrekening-
D. Waarlyk een fchoon paralel I De Raad
Blaakt het niet veel beter, dan zyn meester.
E. Hy bragt het zyne by door zulke ban°
delingen en laage vleyeryen, om tiberiuS^
in zyne boosheia te ftywen. Schoon deeZC dCB
Raad yoor het uiterlyke vereerde, veragtte hy
denzelven daarom in zyn hart.
Fr. Is dit die agtbaare Raad, aan welke me«
niet dan mat eerbied denken kon?
E. Het zelfde moreel lighaam , maar niet de-
zelfde Leden. Gy hebt van tyd tot tyd,
kunnen zien , hoe diep de Romeinen gezonken
waren , en nog zyn zy niet op den laagfte»
trap. Laatn egter door geen verval van zeden,
nog het ongelukkig lot van veele braave men-
fchen ooit affchrikken, myn frederik, myne
magtilda, om aau uwe pligt te voldoen , eo
de infpraaken van mv gewisfe te volgen. Gy
ziet, hoe de nagedagtenis van alle boosdoenders
de verfoeijing van het nageflagt wegdraagt, --
en zal blyven wegdraagen, zo lang hunne naa-
men in weezen zyn. Gy zoudt u aan zulk eene?
waarlyk tot in de eeuwigheid voortduurendcj
ftraf niet willen waagen: maar liever het pad van
deugd
-ocr page 450-& fâ B. ï B p I N A, 4H.
dsugd en pligt » al is het niet altoos met roo*
2en befa-ooid beftendig betreeden ; is het niet
200?
Vr. Heeft niemand aan\'de asch van agPvIb»
pina de laatfte eer aangedaan , gelyk zy aan
die van , haaren germanicus , laaten wy dan
ten minften onze traanen aan haare gedagtenis
wyden, of blyft \'er iets twyIFelagtigs in haar
Charaäer over ? zeg eelhart !
E. Haar overfchot is, met d-at van kero ,
naderhand door caligula in liat graf van aur
ÎÎUSTUS geborgen, en aïles , wat tot haar na^
deel beflooten en gefchreeven was, vernie-
tigd. Egter v/eiger ik u in \'t minst niet haare
gedagtenis die.eere aan te doen , welke haar
toekomt, fchoon wy van haar , als eene vrouw,
200 veel niet weetsn, als van germanicus.
Intusfchen zouden wy, uit haare gevallen eu
bedryven , nog met meer kleuren haar cha-
raäer kunnen opmaaken, zoo de aantekeningen
van den naauwkeurigen tacitus, die hierin
een getrouvsre gids had in de gedenkfchrif-
ten van de jonge agrippina, met byna het
geheele vyfde jaarboek niet v^^aren verloren ge^?
raakt. Dit behelsde Juist het laatftè en voor-
naame gedeelte van de lotgevallen van AGPvipn-
wa en sejanus. — Voor zoo ver het twylfeïagtige
in het charaäer van eene vrouw in de eerfte
plpts op haare kuischheid ziet , kunnen wy
ons
-ocr page 451-c ii a r a c t e b. vak
ons verzekerd houden, dat in haar charaäer iu
\'t minst niets van dien aart plaats heeft, hoewel
zy door haaren fchoonvader, tor bedekking-
van zyne onmenfchelyke bloeddorftigheid, be-
klad wierd en verdagt gemaakt door het von«
nis van haare verbanning; maar niemand ge-
loofde de befchuldiging tegen den hoog bejaar-
den ASINIUS GALLUS: niemand twyfielde aan
de onbevlekte kuisheid van agrippina. Wan-
lieer tacitus den laster van tiberius meldt
tekent hy \'er by aan (*) , „ dat zy niet wel ie-
mand aau haar gelyk kon draagen en begeerig-
was naar heerfchappy : maar dat zy teiTens
door een mannelyken aart en mannelyke zor-
gen , de zwakheden eener vrouwe had afge-
legd." Zy was dus boven haare fexe verhe-
ven , maar toonde des niet te min alle moge-
lyke verkleefdheid aan haaren egtgenoot, aüe
liefde voor haare kinderen: voldeed gaarn aan
de beftemming van haare fexe en wilde \'er we-
der aan voldoen, na het vroeg verliezen van den
besten Echtgenoot: dit blykt uit haar verzoek
tot een\'iweede huwelyk. Dat dit niet uic wel-^
lust voortkwam , ki.n men duidelyk uit het
verhaal van onzen tacitus opmsaken. Dus
fchryft hy m het drie-en-vyftigfte hoofdftuk
van zyn vierde jaarboek. „ Maar agrippina
na het veroordeeien van haare nigt Claudia ,
ia
(*) Aéu. Lib. iV. Q. 25.
412
agrippina. 4ï-3
in liaare gramfchap volhardende, valt in eene
ziekte, en van C/ESAp,. bezogt, na dat zy lang
in een diep ftilzwygen bitterlyk geweend had,
badt zy hem na eenige nieuwe verwytingen,
dat hy raet haar eenzaamen ftaat wilde mede-
lyden hebben. Ik ben nog in eene _ huwbaare
jeugd, zeide zy, en eene deugdzaame vrcuw
vindt geen troost, dan in het iiuwelyk; geef
my een man: daar zyn \'er wel in de ftad (*_),
die zich verwaardigen willen de vrouw en
de kinderen van GCRjitAWGus aSn te nee-
men , en haarer niet onwaardig zyn." Maar
CMSAK , niet onl-icwust, lïoe groot een aan -
deel zulk een in het gezag zou krygen, verliet
haar, op dat zy zyne geraaktheid nog vrees
bemerken mogt, zonder antwoord, fchoon zy
daar op aatihield. De onzydige tacitus roemt
zoo dikwerf het te pas komt de deugd, de
kuisheid van agrippina en haare liefde voor
haaren egtgenoot. Se janus wist, óf door ver-
gift , of döor het verleiden van de voornaamfte
vrouwen, allen die hem in den weg ftonden,
of
(*) Tac. Ann. IV. c. 53, Hier ontbreekt wel iets
in den text, maar men kan het veilig aanvullen ,
daar zyn \'er wel in de ftad, (of den Staat,) die het
lezit van de wedmfe van germanicus niet onwaardig
zyn, en haar en haare kinderen zullen aannemen. Ta*
ciTUS is de eenige, welke dit aantekent. Hy had
ook deeze byzonderheid uit de gedenkfchriften vaa
haare dogter aorippina.
C h A r a C ï e 11* v ä n
I of heimelyk van kant te helpen, of openlyk
I door befchiüdigingen aan te randen. Maar in drié
t; onderfcheide huizen van agrippina , van nero
? en DRUSUS het vergif te laaten werken , wag
i door de zorg der trouwe wagters onmogelyk,
\' „ en op de kuisheid van agrippina was geen
sanilag te maaken." Wanneer gy dit vergelykt
by het fchandelyk gedrag van de aanzienlyk-
fle vrouv/en in Rome, die op hoop van een
huwelyk met sejanijs , die zyne vrouw ver-
ftooten had , tot bederf van haare egtgenoo-
\' ten zamenfpanden j hoe zeer ryst dan haa-
re onbezweeke deugd , haare agting in onze
oogen (*). — Zy had nevens haaren man de
liefde en\' agting van het ganfche volk,- Toen
zy met de asch van germanicus aan kwam,
noemde men haar uit eenen mond het ße-
: raad van het Vaderland, waar in het bloed
\' van augustus alleen was overgebleeven , het
eenigße afbeeldfel der oude zeden (f). Zy be-
i; zat daarby een moed, welke haare fexe in
\' aanmerking genomen zynde, die van germA-
i^icus evenaarde\', een gevoelig :hart, eene
; fier-
(*) Tac. Ann. L, I. c. 33. L. IV. 12. Pudidtia
ï AGRiPPiNiE impenetrabiUs.
! (f) T^c. Ann III: 4. Nihil tarnen tieerium
" _ magis penetravit quam ftudia hominuai accenfa in
; agrippimam,\' cum decuspatrice folum avgvsti , [angu-
mem, unkum antiquitatis fpecimen appellarent.
-ocr page 454-AGRlPPINÄ-i
fierheid, wellte door de liefde voor haaren
man kon in toom gehouden en opgewogen
worden. Maar toen zy deezen leidsman haa-
rer jeugd miste en op zich zelven ftond,
wist zy van geen büigèn of toegeeven, ea
kon zich daarom , hoe veel eerbied zy voof
de nagedagtenis van germanicus ook had.
Haar zyn goeden raad niet fchikken.
Vr. Dit was niet voorzigtig.
E. Dit ftem ik toe. Zy droeg een man-
nen hart in een vrouwelyk lighaam , maar
zy had den zagtmoedigen aart van gek ma-
Nicus niet, die de vrouwen anders meer ken-
fchetst, dan de mannen. Tacitus verbergt,
boe zeer hy "haare kuisheid, haare trouw,
haar ongeveinsde opregtheid, baare deugd
roemt, — haar fleren en moedigen inborst niet.
Hy bezigt van haar eens het zelfde woordt, dat
door horatius van den grooten cato gebruikt
wordt O : men moet het in de betekenis
van
(*) Atrox. Tac. Ann. IV. c. 52. Hy noemt d«»
jongen drusus ook zoo, zeker in geen goeden zini
deeze bezat dendriftigen aart van zyne moeder, maar
mfete haare deugden: zoo men dit woord in een
kwaaden zin van agrippina moest opvatten , zou zjr
nooit de algemeene liefde, nooit zufk een lof weg-
gedraagen hebben. „ De gantfche Aarde dunkt my
overmeesterd, behalven de onverfchrokke (groot-
moedige) geest {atrox animus\') van cato." Zingt
horatius. Carm. II. od. i.
c h- a racter van
van onverfchrokken en onverzettelyk neemen:
zulk een man was cato van Utica, zulk eene
vrouw was agrippina. Daar de Raad zweeg,
daar iJome zweeg, dorst zy fpreeken, en wilde
den tiran tot aan het laatfte oogenblik niets
toegeeven. Laat het niet voorzigtig zyn, het
tekent egter eene onbezweeke ftandvastigheid,
een getrouwe vriendfchap, eene grootheid
van ziel, gelyk tacitus haar toekent (*),
die weinig wederga heeft. Alles was door
vrees in Rome te onder gebragt , behalven al-
leen agrippina. Een weinig toegeevendheid
zou haar ook niet behouden hebben, ,, Daar
men de vrouwen niet befchuldigen kon van
naar het gebied te ftaan, wierden zy om
haare traanen vervolgd." De ftokoude vitia
moest de fmert, die zy om het fterven van
haar zoon betoond had, met den dood boe-
ten, Tacitus zegt wel, dat agrippina door
onvoorzigtige verwandten aangevuurd, zich
fomtyds te ver uitliet: maar niets griefde
tiberius zoo zeer, als de blaakende gunst,
waar in zy by het volk ftond : dit dagt hy
door, dit ftyfde haaren moed. —— De aart
van eene fiere vrouw, die den eerften rang
in de waereld bekleedde , die haare waar-
de kende , de kleindogter van augustus,
de weduwe van germanicus , welke de
AGRIPPINA»\' 4IJ
dienften , die haar man aan tiberius en den
ftaat, die nu te gronde gerigt wierd, bewee-
zen had , niet vergeeten kon , die zich en
haare kinderen verlaaten, vervolgd zag dpor
het fnoodfte fchuim, dit alles in aanmerking
genomen , is het dan wel te verwonderen,
dat zy ongeduldig wierd , dat zy zich niet
altoos kon inhouden , en in haar hart naar
verandering wenschte. Tiberius gaf haar dit,
wanneer zy hem wegens claudia zoo gevoelig
getroffen had , niet onaardig te kennen met
de woorden van den Griek/dm dichter : — en
tacitus ftemt ook niet duister toe in het
vyf-en-twintigfte hoofdftuk van zyn zesde boek,
dat zy gaarn de eerfte had willen zyn. Uit
haar gedrag kui:nen wy aan den eenen kant
opmaaken , dat zy groote vermogens , ^ en
een geest bezat, die gefchikt was , om zoo
wel met glans een volk te regeeren, als eene
SEMiRAMis, eeneARTEMisiAin.de oude, eene
elisabeth, en dc catharina\'s in de nieuwe
gefchiedenis, om zelfs aan het hoofd van een
leger te ftaan s dan daar dit tot dus ver zon-
der voorbeeld was in den Romeinfchen Staat;
daar de vrouwen by de Romeinen zelfs niet
in de eernaamen van haare mannen deelden;
daar wy nog by het leeven van germani-
cus, nog na zyn dood eenig bewys aantref-
fen , dat zy zich daadeiyk tegen tiberius
heeft verzet 5 eindelyk, daar tacitus zelfs
IV, PEEL. Dd zegt.
character.
zegt, in het tiende hoofdftulc van zyn zesde
boefc , dat de vrouwen niet kondeu verdagt
gehouden worden , dat zy zich van het Ge-
meenebest zogten meester te maken, weeten
wy aan den anderen kant niet, op v^elk een
groBd deeze gezegdens ftennen. Zy had ge-
wis de fchoonfte gelegenheid, toen gersiani-
cus in ieeven , en meester was van eene ge-
dugte magt, om haaren man heerschzugtige ge-
voelens in te boezemen; - om een aan-
hang te maaken , toen zy na zyn dood de blaa-
kende gunst van het volk ondervond , maar
TIBERIUS heeft haar nimmer van eenige onder-
neemingen van dien aart befchuldigd; het geen
hy, die zelfs uit den grooten dienst , wel-
ke zy by het opteuven van de neergellage en
vlugtende legioenen , betoonde , ergwaan op-
vatte, niet zou hebben nagelaaten. Had zy
dan een natuurlyken aanleg , eene neiging tot
regeeren, zy heeft denzelven niet uitgeoeSend,
en is in myn oog, niet minder onze agting
en ons beklag waardig. Tiberius had een on-
verzoenlyke wrok tegen haar opgevat: — hier in
is de grond van alles. Dit rekende ik noodig te
zeggen , om de eer der verdrukte onfchuld
te redden. Meer kan ik u van agrippina
niet zeggen. Wy hebben, het geen ons sue-
tonius , dio cassius , josephus , maar voor-
al tacitus hebben nagelaaten, zaakelyk me-
degedeeld. Ik wil gaarn bekennen, even als
van agrippina. 419
deeze uifmuntende Sehryver, iiiet dan ongaar-
ne van deeze beide onderwerpen af te fchei-
den: — beiden te hooger te fchatten, om dat
zy in een tyd van het grootfte zet^enbederf
leefden , en naauwlyks iemand behouden
bleef, welke zich in braafheid uitzonderde.
M. Hebben hunne kinderen de voettlappeu
van zulke ouderen gevolgd? Ik heb, behalven
yan nero, nog niets tot hun lof gehoord.
E. Nero was de eenigfte, die in aart, en ver-
ftand , zoo wel als in houding en ftem naar
zyn Vader geleek. Drusus liet zich uit af-
gunst en hoop van regeeren verleiden , om se-
janus tegen zyn broeder in de hand te wer-
ken. Cajus bygenaamd caligula wierd wei.
nig gerekend en ontging even daar door de
lagen van sejanus en de vervolging van tibe-
rius, by wien hy zelfs in gunst ftond. Hy
was een deelgenoot van zyn vuige wellustig-
heid op Capreën: men noemde hem den besten
llaaf en den ftegtften meester. Hy is de opvol-
ger van tiberius geworden in het Ryk en
in fnoode ftukken. In \'t laatst zyner regee-
ring maakte hy het nog boozer , om dat hy
minder verftand en nadenken had. Hy bedreef
bloedfchande met zyne zusters, fchoon zy
reeds gehuwd waren: of by ze daar toe nood-
zaakte , dan of zy zich vrywillig overgaven,
vinde ik niet gemeld. Drusilla was tot aan
haar dood van hem geliefd, waarna hy ze liet
D d 2 ver-
<■20 ; K I N * Ë k Ê N
vergoden. Van de anderen had hy fchielijk eeiï
walg, gafze aan de fnoodfte makkers zijnef
ongebondenheid over , en naderhand zyn zy
door hem gebannen. De oudfte, julia agrip-
pina, eerst gehuwd aan domitius, daarna aan
claudius , den opvolger van caligula , was
de moeder van den ontmenschten nero. Dee-
ze ftak in heerschzugt zoo veel uit, als zy
minder van goede hoedanigheden bedeeld was,
dan baare moeder: zy fpeelde lang de rol van
livia augusta , maar is ten laatften door haar
zoon omgebragt. - Livia of livilla ook
JULIA genaamd, wierd door Claudius uit haa-
re ballingfchap op Pontia nevens haare zuster te
rug geroepen, maar zy moest op aanhouden
van Mesfalina te rug en wierd eindelyk van
\'t leeven beroofd.
R. Hoe is het mogelyk, dat kinderen zoo
zeer van hunne ouders ontaarden!
E. Men ziet in een enkel geval uit flegte
ouderen het braaffte kroost geboren. De kuis-
fche eerbaare agrippina was de dogter van de
onbefchaamde, buitenfpoorige julia , dc dogter
van AUGUSTUS: niaar het tegendeel vindt meer
plaats, om dat het zaad van ondeugd eer wor-
tel vat en weeliger voortfpruit. -Welk een
verfchil dikwerf tusfchen kinderen, die dezelf*
de ouders, dezelfde opvoeding gehad hebben!
De jonge livia was de zuster van germani-
cus , beiden uit braave ouders, drusus en an-
TO-,
-ocr page 460-van g e il M a N 1 C U S.
tonïa. Zy was het, die aan drusus den zoon
yan tiberius getrouwd zynde, met sejanus
boeleerde, met behulp van een medicynmees-,
ter haaren man vergaf, en daarna met seja-
nus wilde huwen. Haare fnoode bedryven
wierden door eene flaavin aan den dag gebragt\',\'
en haare moeder, de zagtzinnige antonia liet
haar daarom in een hok dood hongeren,
D. Voor welke fmartelyke aandoeningen is
germanicus bewaard 1 Nu moet ik zeggen, hy
is by tyds aan zulk een booze waereld ont-
rukt,
Vr. Wy zien ondertusfchen al weder, dat,
fchoon de deugd niet altoos op deeze waereld
haare belooning vind, het kwaad egter door-
gaans geftraft wordt. Hoe rampzalig eindi-
gen de Oegte rollen der boozen! Sejanus
en tiberius zullen ook welhaast de hunne af-
gefpeeld hebben.
E. Schoon het buiten ons tydbeftek loopt,
zal ik u dit kortelyk melden. Dat sejanus
verdagt raakte by tiberius , hebt gy reeds
kunnen m^erken. Een geheime waarfchouwing
door antonia bevestigde den keizer in zyn
vermoeden, Hy vleide en verhief sejAnus
meer dan te vooren, om hem in flaap te wiegefl;
hy maakte hem burgemeester nevens zich, dat
als een kwaad voorteken wierd aangemerkt.
Sejanus had een grooten aanhang en was op-
perhoofd van de lyfwagt, welke hy naauw aan
Dd 3 zich
4aï
42a kinderen
zich verbonden, en by elkander geplaatst had,
zeker, om \'er zich tot zyn oogmerk van te be-
dienen; maar tiberius kwam hem voor. Hy
ftelde eenen macro over de hofbenden, en be-
fchnldigde daarop sejanus hevig in den Raad,
waar deeze van elk verlaaten en ras veroordeeld
•wierd, Hy wierd geworgd, zyn lyk ter mishande-
ling aan het beledigd en verbitterd volk overge-
geeven , langs de üraaten gefleept en aan Huk-
ken gefcheurd. Zyne kinderen moesten door
beuls handen fterven , zelfs eene onhuwbaare
dogter, welke eerst door den beul misbruikt
wierd, om niet als maagd om te komen. De
woede van tiberius tegen hem was niet min-
der, dan van het volk. Al de bekende vrienden
cn aanhangers van sejanus wierden ter dood
gebragt; en ook anderen onder dien fchyn ver-
volgd. De gevangenisfen waren opgepropt; en
toen \'er geen eind aan het verhooren kwam,
liet tiberius in eens eene menigte Ridders
en anderen van aanzien afmaaken. Nooit had
een Staatsdienaar grooter aanzien , maar nim-
mer wierd ook een Staatsdienaar dieper verne*
derd en zwaarder\'geftraft.
D, Maakte tiberius het toen beter?
E. Indien mogelyk nog flegter. Zyn ver-
driettlyk ergdenkend hum.eur verflimmerde met
de jaaren. Van iJoTwc afweezig, verzadigd van
weelde, te zwak, om uit te fpatten, zogt hy
zyne voldoening en zyne zekerheid in het
ver-
-ocr page 462-vergietai van menfchenbloed. Hier by li wam,
dat hy weder ongelukkig was in het kiezen van
cen gunfteling. Nervius sartoriqs macro
was niet minder ondeugend , maar nog wree-
der, dan sejanus. Hy was het, die tiberius
het leeven benam. Eerst gaven deszelfs ziekte
en uitgeputte leevenskragten hoop op een
fpoedig einde , maar toen hy fcheen te beko-
men, wierd hy door macro, met medeweeten
van caligula, welke beiden zich te veel had-
den laaten zien, öp zyn bed verfmoord. Zoo
eindigde tiberius zyn welbegonnen loopbaan
op eene allerflegtfte wys. — Het is daarom ook
de moeite waard , de uitmuntende jaarboeken
van tacitus te leezen , om dat zy zoo me-
nigvuldige voorbeelden van geftrafte boos-
heid opleveren, het geen hy niet vergeet
aan te wyzen. Een vóorbeeld zal ik \'er nog
byvoegen van julia, de dogter van livia en
drusus, om dat ik van haar gefproken heb
in de lotgevallen van nero, zoon van gsrma-
i^icus, wiens vrouw zy was. Zy had met haar
moeder en sejanus tegen haaren man aange-
fpannen, - alles ten kwaadften aangebragt.
Naderhand mistrouwde zy aan een gemeen Rid-
der. Zy wierd door claudius ter dood ver-
oordeeld , ter zelfder tyd met julia (anders
livta) de dogtcr van germanicus , zonder
dat zy zich verdedigen mogt tegen de be-
fchuldigingen , welke tegen haar ingebragt
Dd 4 wier-
424 ARMINIUS
wierden. Aan haaren eerften man had zy de»
dood wel verdiend, volgens suetonius. Dua
weet gy, myne vrienden, het lot van meest
allen , die een voornaame rol in onze ge-^
fchiedenis gefpeeld hebben,
R. Gy hebt volgens gewoonte ons meer ge-»
geeven, dan gy beloofd had eelhart. Myne
nieuwsgierigheid hebt gy voldaan , hoe wel
het my leet doet, dat ik dat genoegen in lang
Sliet weder zal kunnen froaaken.
D. Ik weet \'er niets by te voegen, dan dat
myne lust, om meer te hooren , hoe langer hoe
meer opgewekt is : dan, wy moeten \'er in be-
rusten. —^ Dorst ik myn vriend nog eene
oplosfing vergen, en dan zullen wy hem ner-
gens meer lastig om vallen? —^ Hoe is het
toch afgeloopen met arminius en marobo-
duus , welke beiden onder de Gemaanen heb«^
ben uitgemunt?
E. Ik was reeds voorneemens u dit tot een
toegift en gepast flot mede te deelen, om u te
overreeden , dat Germanien by den dood van
©ermanicus niets gewonnen heeft. Tacitus
geeft ons in het tweede van zyne Jaarboeken
van beiden een uitvoerig verflag: maar wy moe-
ten dan een weinig met den tyd te rug. Naauw-
lyks waren At Romeinfche legioenen met germa-»
wicus vertrokken, of de Germaanen keerden
hunne wapenen, nu zy geen vyand van buiten
te beftryden hadden , in hun eigen boezem
vol\'
-ocr page 464-en m A r. o b o d ïj)u 5. 425
volgens hunne ongelukkige gewoonte. Maro-
boduus en arminius waren de twee tegendin-
gers om de hoogfte magt. Zy woogen elkan-
der op in dapperheid, en in legerbenden. Wyl
de Semnonen en Longobarden zich by de Che-
riLScen voegden, zou arminius de overmagt
boven zyn party gehad hebben , zoo zyn oom
iNGuioftiER, uit nayver, met de zynen niet tot
maroboduus , den vorst der Marcomannen,
was overgegaan, by wien zich de Sueven voor
een groot deel ook gevoegd hadden. Beide op-
perhoofden waren door ondervinding geoelfend,
waar door zy hunne troepen geleerd hadden ,
om zich by hunne vaandels te houden , aau
hunne bevelhebbers te gehoorzaamen, in orde
aan te vallen of af te trekken. Aan weerskan-
ten moedigden de vorflen hunne benden aan.
Arminius noemde zyn volk de bevryders van
Germanien, de overwinnaars der keurbenden,
wier wapens zy nog droegen. —^ Marabo^
Duus tekende hy als een bloodaart, die
zich in de Hercynijclie bosfchen verborg, en
jiiet den algemeenen vyand een bondgenoot-
fchap had aangegaan.. Hy moest op denzelfden
voet, als varus behandeld worden. — Maro-
boduus fchreef in tegendeel de eer der over-
winningen van de Cheruscen aan het beleid
van inguiomer toe , welke nu de medeftan-
der der Marcomannen was. Arminius , verme-»
tel op het verraaderlyk overvallen van varus,
Dds ei.
44(5 ARMINIUS
eigende zicli een roem , welke hem niet toe»
kwam, daar hy nog beleid, nog nndervtrtding
had. Aan den aanval van twaalf legioenen heb ik,
zeide hy, my bloot gegeeven, indien geen even
gelyfc verdrag , waar door de eer der Germaan»
fche wapens wierd opgehouden, den oorlog had
afgekeerd: nu moest het blyken aan welke zyde
de waare dapperheid was, —— Van weerskan-
ten wierd met de grootfte hardnekkigheid ge-
vogten, De beide regtervleugels moesten wy-
ken , en de zege was lang twylfelagtig , tot
dat MARABODUÜS naar isekere heuvelen te tUg
trok: dit verflaauwde den moed in zyn leger.
Hy, van veelen der zynen verlaaten, moest de
wyk neemen naar Marcomannien , van waar
hy gezanten naar tiberius zond, om hulp te
vraagen. Hem wierd geantwoord, dat hy daar
geen recht toe had, wyl hy de Romeinen, toen
zy tegen de Cheruscen ftreeden, niet was te hulp
gekomen. Egter wierd drusus naar Illyrien,
ais bevorderaar van den vrede, gezonden. Ti-
berius nam deeze gelegenheid waar, om hem
van de weelde der ftad te onttrekken en aan
den kryg te gewennen, terwyl hy het ook vei-
ligst keurde, de legioenen onder zyne.beide
zoonen , die toen nog in leeven waren, te
verdeelen,
D. Maraboduus komt hier met weinig
roem af,
E. Arminius had gewis veel in zyn voor-
dcel
-ocr page 466-EN MAROBODUUS. 427
deel. De groote naam , welke hy zich by de
Germaanen verworven had , verzekerde hem
van de agting en het vertrouwen van zyn volk.
De Cheruscen poogden den verkreegen roem,
de Lóngoiarden hun nieuwe vryheid te hand-
haaven, en dit geeft moed. Maroboduus
had den naam van koning aangenomen , hy
regeerde als zodanig een ; en de Susven vog
ten alleen , om hun gebied uit te breiden
Evenwel , daar de zege nog onbcOist was
moest MAROBODUUS den fiag hervat hebben
want die ontydige aftogt bragt zyn throon aan
\'t waggelera. Dit viel \'s jaars na het vertrek
van cEUMANicus voor , het zeventiende van
onze\'tydrekening. Twee jaaren dsar na deed
een beroemd jongeling onder de Gothonen, met
naame catualda, door maroboduus gewaa-
pender hand uit zyn land verdreeven, nu aan-
gemoedigd door de veragtering van deszelfs
zaaken , met een fterke magt een inval in
Marcomannien. Hy krygt de voornaarnften aan
zyne zyde en overvalt de koninglyke verblyf-
plaats BOVIASMüS in het Hercynijcke woud,
en het kasteel, dat \'er by lag. Men vond
daar, behalven een grooten buit, door de Sueven
van tyd tot tyd behaald, Romeinfche kooplie-
den en zoetelï&rs, welke de vryheid van den
handel, en zagt naar winst aangelokt had ,
oüi hun vaderland te verlaaten. Maroboduus
van alles ontzet, had geen anderen toedugt,
dan
-ocr page 467-45S MAROïOlJUUS
dan tot de barmliartigheid van caesar.\' Over
den Donau, in het Norisek wingewest getrok-p
ken , fchryft hy niec fmeekende, niet als een
vlugteling , maar als iemand, die gevoel had
van zyn voorigen (laat , —- dat verfchei-
de natiën een weleer vermaard koning tot zich
hadden genoodigd, maar dat hy de vriend-
fchap van de Romeinen den voorrang had ge*
geeven. Tiberius antwoordde hem , dat hy
een veilig en eerlyk verblyf in Italien zou vin-
den , zoo hy zich daar verkoos op te houden;
maar indien zyne zaaken hem elders riepen ,
hy met dezelfde gerustheid kon gaan , waar
mee hy gekomen was. Zie daar weder een
blyk van de wankelbaarheid zelfs der meest
gevestigde Ryken.
Fr. Het was voor maroboduus gelukkig,
dat hy zoo wel ontvangen wierd.
E. Het was tiberius genoeg, dat hy van
zulk een magtigen vyand, die zoo naby aan
Italien grensde, zoo gelukkig zonder eenige
moeite ontflagen was: dit bragt hy met groo-
ten ophef in den Raad. ,, Philippus was zoo
gevaarlyk niet voor Athenen , nog pyrrhus en
ANTiocHus voor Rome, als zulk een nabuur
voor den Staat." Lahg was hy de Romeinen
èen doorn in \'t oog, en men moet het aan de
heimelyke kunstenaaryen van tiberius wyten,
dat hy nu zonder eenigen moeite in den oorlog
geftort wierd. Herdenkt, wat hy te vooren aan
€ A f UALjD Ai 4c>f
feËRMANicus fchreef. Zyn Zoon drusus ,
om die rede afgezonden, had de lesfen en het
yoorbeeld van zyn Vader opgevolgd: dit was
de Vrede , welken hy bevorderen moest. Men
was teiïowe over zyn gehouden gedrag zoo zeer
in fchik, dat de Raad befloot, aan germani-
cus enorusus eenezegenpraalende inrree(Ova-
tio^ in de ftad toe te ftaan: — aan germanicus ,
om dat hy tot algemeen genoegen een Koning
aan Jrmenien gegeeven, de rust daar herfteld;
— aan drusus, om dat hy door verdeeldheid
te ftooken maroboduus van zyti Ryk ontzet
had, waar van de tyding re gelyk inkwam.
Alleen de asch Van germanicus heeft die
intree mogen doen: —• hy had die eer beter
verdiend.
D. Maar de Romeinen verv/isfelden alleen
van een gevaarlyken nabuur, catualda voor
maroboduus.
È. D^en laatften hielden zy te Ravenna, Op dat
de Sueven in geduurige ongerustheid zouden zyn ,
dat hy weder in zyn ryk zou keeren : maar dit
is nooit gebeurd. Geduurende den tyd van ag-
tien jaaren, welke hy in zyite vernedering door-
bragt, is hy niet buiten Italien geweest. In
zyn ouderdom wierd hy meer en meer ver-
geeten, om dat hy het leeven liever gehad had^
dan de eer, volgens het zeggen van taci-
tüs, -- Maar catualda had ook niet
lang
-ocr page 469-lang genot van zyn verkreegen grootheid. Door
viBiLius of viBiLLiüS, weike door de Hermon-
duuren geholpen wierd , trof hem eerlang het
zelfde lot. Dergelyke fchuilplaats wierd hem
door tiberius aangeweezen in het Fonm Juliim
nu Frejus , eene Volkplanting in het Narbo-
neensch Gallien. Beide Prinsfen waren, ver-
zeld van een grooten aanhang. Op dat de
rust der wingewesten door deeze Germaanen niet
mogt gfcftoord worden , deed drusus hen zich
nederzetten aaa de overzyde van den Donau,
onder het gebied van vannius , Kouiug der
Quaden — tusfchen de rivieren de Wag en de
March in Moravien, Vannius wierd , na eene
rtgeering van ruim dertig jaaren, onder Clau-
dius verdreeven, door denzelfden vibillius.
Koning der Hermonduuren, — door vangio en
siDo, Zusters Zoonen van vankius, die zyn
ryk onder zich verdeelden.
R, Weik eene wisfelvalligheid in de ondei--
maanfche zaaken! Nu blyft arminius nog over,
1 E. Zoo dra arminius door liet vertrek van
het Romeinfche leger en het o-y^erwinnen van zynen
mededinger maroboduus de handen ruim had,
fiond die verdediger van de Germaanfche vryheid
naar de koninglyke heerfchappy. De Romeinen
kreegen fchoone gelegenheid, om ook van dee-
zen gevaarlyken vyand ontOagen te wordeu.
Adgandestrius , Vorst der Catten, bood zich
aan,
-ocr page 470-aan, om hem, die nu gehaat wierd, uit den weg
te ruimen, zoo men hera vergif wilde zenden.
Tiberius liet hem antwoorden, dat de Romei-
nen zich aan hunne vyanden gewoon waren te
wreeken, niet door bedrog, en heimelyke laa-
gen , maar in \'t openbaar en met de wa-
penen.
D. Dit was een laage trek van den Vorst der
Catten\'. ik had zulk een voorftel van geen
Germaan, en zulk een antwoord van tiberius
niet vermoedt.
E. Hy wilde de oude Romeinen en wel
byzonder fabricius naavolgen. Het aanbod
was intusfchen onnoodig : \'er kwam een op-
ftand onder het volk , die tot een burgerkryg
overfloeg, welke met een wisfelvalligen kane
hevig gevoerd wierd, tot dat arminius door
list van zyn eige bloedverwanten wierd om-
gebragt. Dit gebeurde in het zelfde jaar van
het overlyden van germanicus , het negentien-
de van onze teUing. Dus ziet men weder be.
vestigd, dat de verlosfers van het vaderland
dikwerf in verdrukkers veranderen , en de
grootfte voorvegters van de rechten des volks
in geweldenaars. -Egter geeft tacitus dit
loflyk getuigenis van hem in het flot van zyn
tweede Jaarboek , waarmee ik dit verhaal be-
fluite. „ Buiten alle tegenfpraak was hy de
verl(^er van Germanien, die het Ryk is aan-
gevallen , niet by de eerfte grondlegging van den
43a CHAkAcTÊRS VAN
Ronuinfchen flaat j wanneer andere Verflen éö
Veldheeren zich verzet hebben, maar toen het
hl deszelfs grootften bloei was. Hy leverde
veldflagen met ongelyken uitfiag : egter is hy
door den kryg nooit geheel overwonnen^ Ze-
ven en dertig jaar heeft hy geleefd, twaalf
geregeerd. Zyn roem wordt nog by de Ger-
maanen bezongen. In de Jaarboeken der GnV-
^fiw, welke zich alleen ever .hunne landgenooten
verwonderen, is hy onbekend. By de Romeinen
is hy te weinig vermaard , daar wy de oude
daaden gewoon zyn te verheffen, en ons aan
laatere weinig laaten gelegen leggen."
D. Ik had zulk een getuigenis van tacitus
niet verwagt : het ftelt zyne onpartydigheid
boven alle verdenking. Hoe denkt myn vriend
over die twee beroemde Duitfchers van dien
tyd?
E. Ik zal het n met weinig woorden zeggen.
In aanzienlykheid van afkomst, in fchoonheid
van geftalte , waren zy elkander gelyk. In
befchaafdheid, — in gefchiktheid om een volk
te leiden en een leger te gebieden, hebben zy
zich boven hunne Eeuw en boven hunne Na-
tie verheeven : beiden gaven zy blyken van
moed en van beleid. In moed wint het egter
arminius , maar die ontaarde te veel in woest»
beid: ——• het beleid van maroboduus was
grooter, maar ging raet te veel fchroom gepaard.
ÄRMiNIÜS EN MAROBODUUS. 433
beiden haakten zy naar de opperfte magt. Ma-
roboduus ftond er openlyk na, arminius onder
den fchyn van \'s volks vryheid en rechten tehand-
haaven. In hem is daarom de heerschzugt min*
der te dulden. ■ Voor \'t overige behaagt my het
zedelyk charafter van bïaroboduqs beter, dan
dat van arminius, fchoon de eerfte minder ge-
roemd wordt, om dat zyne daaden minder ge-
rugt hebben gemaakt. Maroboduus bezat
meer bezadigdheid. Hy ftelde zyn Ryk in een
ftaat van gedugte tegenweer en koos egter een
eerlyk verdrag met de Romeinen boven den
onzekeren uitflag van een bloedigen kryg ;
niettemin deed hy de Romeinen zyne waarde
gevoelen. Arminius was geweldig; by hem
moest het zwaard alles beflegten* Tegen de
Romeinen had hy geen minder onverzoenly-
ken haat opgevat , dan de groote veldheer der-
Carthagers , hannibal : ondertusfchen bediende
hy zich teffens van geveinsdheid, om tot zyne
oogmerken te geraaken. Door list verfchalkte
hy varus en wikkelde zich tevens in de gunst
des volks, om te gemakkelyker aan de heer-
fchappy te komen. Van maroboduus vin-
de ik mets van dien aart. Voor \'t overi\'
ge zyn zy door heerschzugt beiden kort na
elkander ten val geraakt. De nagedagtenis van
deeze beide Germaanfche Veldheeren heeft een
zeer vcrfchillend lot ondergaan. Van maro-
boduus wordt zelden gewag gemaakt. Armi-
ÏV. deel. Ee ni-
«■54 SLOT.
Nius wordt tot op den huiden dag geroemis,
en wierd naar alle waarfchynlykheid by de ou-
dé Germaamn na zyn dood vereerd. De Irmen-
zuilf welke door Cx^iiel de groote , nevens
een tempel, waar in dezelve ftond vernietigd
wierd, was gewis niet anders, dan een zuil ol
pilaar aan de gedagtenis van arminius of her-
man toegewyd. » \\
R. En genooten de Batavieren een aanhou-
dende rust?
E. Tot aan het negen-en-festigfte jaar van
onze rekening, wanneer het volk, waar itit zy
fprooten , de Catten, tien jaaren te vooren,
door de Hermonduuren reeds waren te gronde
gerigt: deeze rust befluit ik uit het ftilzwygen
der gefchiedfchryveren. De tweede drusus
voerde Wel het gezag in Opper - Germanien ,
maar in het eiland is hy niet geweest. Wan-
neer APRONius in Neder - Germanien \'t bevel
had^ ontftonden de eerfte onlusten in FrieS\'
land onder olennius over het invorderen der
fchattingen, die tot roem van onze landge-
nooten eindigden. De Caninefaaten , Batavie-
ren en andere Germaanen waren alleen als hulp.
benden der Romeinen dz\'äx\'m betrokken. Dit viel
in het agt-en-twintigfte van onze jaartelling
voor. By die gelegenheid meldt tacitus van
een Bosch van haduhknna en de hoeve van
CRUPTORix. Baduhenna moct eene plaatsJy-
ka Godes geweest zyn, welke in dat bosch
S LOT.
vereerd wierd. Cluverius houdt haar voor
dezelfde met tanfana ; alting met meer
waarfchyuelykheid voor^ eene Godes , die in
Duitschland ook bekend was, waar van Pade-
Jor» nog zou overig zyn, gtlyk Plolt-.padein de
Zevenmlden \'mFridandy zoo veel als h^t Hout
of bosch van Pade oi Paiuwe , niet ver van
eene hoogte Padesloo of Paêsloo. De hoeve van
cruptoriX-vindt hy in Hém- of Heim-Ryk i«
Opßerland, agt duizend pasfen van Holt-pade
en twintig duizend van den mond van het ri-
viertje Unzingis, waar het Romeinfche ki^teel
Flevum gelegen was. Anderen meenen , dat
de Kreupel, een bekende bank in de Zuiderzee
naby MedenUik, eene verbastering is van Crup-
torix. Men kan uit het verhaal van tacitus
zien, hoe zeer dat gedeelte van ons land toen
reeds door waters en meiren gebroken was,
waar van de meesten zich met de Zuiderzee
vereenigd hebben : maar telFens kan men daar
uit opmaaken, dat \'er een aanmerkelyk onder-
fcheid was by het terrein, waar de Romeinen
zich meest ophielden, het eiland dex Batavieren,
Dan laaten wy hier niet dieper intreeden: dat
het alleen tot opheldering van plaatfelyke kunde
diene. — Ik heb dus volgens myn plan alles
afgehandeld, wat ik begonnen had: ik hoop,
dat de vrienden nu voldaan zyn. De tyd ver-
biedt ons verder uit te breiden.
D. R. Duizendwerf zyn wy u dankbaar, waard-
E e a ft»
fte EELHART, voor het geen gy ons hebt medègê«-
deeld; het zal ons fteeds een genoeglyk aanden-
ken geeven aan deezen oort, waarin wy den tyd
200 aangenaam, zoo nuttig hebben mogen door-
brengen ; dit hebben wy aan uwe goedheid, te
danken. Laat ons nu eene wandeling doen,
voor wy aan Tavel gaan.
E. Daar ben ik zeer bereid toe. Het is my
aangenaam, dat ik iets tot vermeerdering van
bet genoegen heb kunnen bydraagen. Mis-
fchien wordt de tyd gebooren, dat wy elkan-
der hier weder vinden , en op geen min lautti»
ge wyze ons buiten leeven doorbrengen.
Onder het wandelen wierden deeze en geene
gewigtige gevallen, die eelhart verhaald had,
vernieuwd. Vooral fprak men van het ongeluk-
kig lot van het doorlugtlg paar, germanicus
cn agripi\'ina. Dit kon men niet vergeeten.
En eindelyk vergeleek men veele gevallen eii
bedryven by die van den tegenwoordigen tyd.
Met een hartelyk vaarwel, namen eelhart ,
VREDEGONDE , FREDERIK CU MAGTILDA met
de jongere kinderen, want zy waren alle by-
een, een teder affcheid van diderik en ro-
GEMOND.
BLAD-
-ocr page 476-Der voornaamfle zaaken , in Mt Werk
• voorkomende.
Aanleidingen
voornaa-
me , tot de groote daaden
der oude volleen. 1. 5.
Aanval m den Jlryd, hoe
het teken daarvan by
, de Batavieren gegeeven
wierd. 11. 391.
Adel der Batavieren. Zie
Edflen.
Aduatiken, een overblyf-
zel der Cimbren. J. 24.6,
——--wiUen de Nervien.
helpen, (egen j. c^sar.
I. 247. doch trekken te
rug. I. ald. Verfchans-
fen zich en worden ,
door da Romeinen, aan-
getast. 1. 248. Maaken
een verdrag I. 249. Hun
trouwloosheid door cs-
SAR , door eéne byrta
geheele uitroeijing, ge-
ftraft. I. 251.
door CEsAROver-
v/onnen. I. 282.
ftaan weder tegen
CiESAR op. I. 309.
Agrippa , een der voor-
naamfte vrienden van
OCTAVIUS. III. 372.
».I — Posthumus , zyn
Charafter. IV. 128. Op
last van tiberius oinge-
hragt. IV. I2S
S
Agrippa , de gewaande
verwekt aan tiberius
verlegenheid. IV. 125.
ÄGuirpiKA , vrouw van
GERMANICUS, ccu Voor-
beeld van hiiwJyks-
trouw, IV. 147. en van
dapperheid. IV. 180 ,
235.
———— na den dood van
haaren Echtgenoot van
eik een aang;ebeden en
beklaagd. IV. 388.
--- by TiBEBius ver-
dagt , en met haar ge-
flacht vervolgd door
SEjAifus, den gunsteling
des Keizers. IV. 402.
—- met haaren Zoon
iiTERO gebannen , IV.
. 407. mishandeki en van
•"t leven beroofd. IV.
408.
—-haare asch nader-
hand , in \'t graf van
AUGUSTUS geborgen. IV.
411.
haar Character,
waar aan baare kinderen
weinig beantwoorden.
IV. 411 . 415, 419.
Alleenluerjching, oudtyds ,
overal, niet op dezelfde
wyze ingericht. II. 232,
Jlpen, zyn het eerst door-
de Celten overgetrokken.
6 3 I.
I. 182. door de Cimbren.
1. ai7, 234-
Alphen. Oudheden aldaar,
IV. 311.
Altaaren der Batavieren.
III. 78.
Ambivariten. I- 272.
Amht. Ambacht of Banne,
k hoe oudtyds, byde Ggf-
maanen genoemd wicr^
den. II. 15.
Angriiarien , waar zy
woonden. ÏV. 191. on-
derwerpen zich aan de
Romeinen. IV. 210- ge-
dragen zich edelmoe-
dig, IV. 215.
Anjuarlen. I. 276.
Antonia, dir flot waar van
zyn naam ontleend, IV.
3T3> 31?. 319
Antonius , zyn gedrag na
den dood van j. c^sar.
III- 324 330. 3Ö1. Zie
verder octavius.
Antünijn , zyn Reisboek.
IV. 2fiO.
Arminius , Veldoverfte der
Ge^maantn. bedriegt de
JRomdnen. IV. 99, over-
wint dezelve en pleegt
veele wreedheden. IV.
lOI.
\' verwydering tus-
fchen hetn , en zynen
Schoonvader segestiïs ,
IV 162. Wie van bei-
den het meest voor hun ■
Vaderland yverde. IV.
163, 167.
————- brengt de Che^
ruscen, tegen cjesar en
segesces op de been.
IV. 168.
438
Arm.\'nius , zyn gevegt mes
GiiRM/iMicos onbeflis-
fei-.d. jV. 173.
■ fliat c«cfNA. IV.
177. die zich echter
redt. IV. 180.
houdt een mond«
gefprek roet zynen Broe-
der FLAVIUS, aan de IVg\'
zer. IV. 192.
—~ doet een aan-
fpraak aanzyne benden.
IV. Ï99 Worüt gefla-
gen. IV. 200.
zijn verdere lot-
gevallen. IV. 424.
ftaat naar dc Ko-
ninglyke heerfchappy ,
en wordt door list van
zijne bloedverwanten
omgebragt. IV. 430,
431.
•Auchen of Causfen. I,
270.
Augustus (cssar) te voo-
ren OCTAVIUS genaamd.
Zie OCTAVIUS.
- hadt ih agripi-a
en MECENAS, twee ge-
trouwe Staatsdienaars.
maakt veele ver-
beteringen. III. 38a.
" trekt te velde
tejien de Dritten, III.
383.
VTordt krank ,
doch herftelt. III. 385.
een zamenzwee-
ring tegen hem ontdekt.
III. 38(5.
- verheft agrippa.
III. 388.
-— tïckt naar Gallier.,
om
BLADWVZEll.
otn den inval der Gei-
v,imien te ftuiten, III.
390.
Augustus (cüïsae) flraft de
Rkoètiers. il. 392-
---- zijn raadsman ,
iicRïPPA, Üerft. 111.393\'
gevolgen van deszelts
dood. III. 394.
had geen deel
aan den dood van pru-
sus. IV. 40.
verliest veel ,
doi- r den dood van me-
cenas. IV. 45, 49«
waarom zyne.Eeuw
ZO beroemd was IV. 47.
was groot, maar
uiet gelukkig iV. 48.
hadt veele onge-
vallen. iV. 50.
zogt een krygs-
kas aan te leggen. IV.
82.
oorlog met de
Marcomamien, en ver-
dere onkiscea. lY. £4,
s8, 98.
fpoort bet hu\'-v-
lyk aan. III. 382. IV.
90.
wordt getroffen
door de tyding eener
nederlaag, door de Ger-
maanen. IV. IGT. gevol-
gen daar van. IV. 104.
ontflaat de Bata-
vifche benden. IV. 102.
~ verzwakt. IV.
ic8.
regeeri.\' g,niemand reden
tot klagten. IV. icp.
— treedt zijn laatfle
tydperk van to jaaren ,
voor de vyfdemaal in.
IV. lïo.
Augustus (c^sa«) blyft
werkzaam in de regee-
riüg. iV. III.
--- fterft. IV. 112.
--—\' zyn Coaracter,
IV. 114-123.
wordt plegtig be
door c-esar en plinius,
komt wel uit by eene
onderfchei-len meeting,
gaf, in zyne laatfte 1. 8 2. — Tacitus en
MELA overeen gebragt.
h 89.
-— door weike ri-
Ee 4 vk-
graaven. IV. 124.
Augustus , waarom die
magnd dus genoemd
wordt. IV. 43.
Aurelios scaur tjs, moe-
dig antwoord van hem,
£ arden,\\v\\q zy waren. 11.
190, 198, 2c4.
Batavieren, bepaaling van
derzelver Eiland , by
PLiiNius. I. 71, breeder
befchryving van het zel-
ve , by TACITUS. I.
De fchyntlrydigheid van
deeze opgaven wel der
moeite waardig te ver-
effenen. I. 71. verfchil-
lende wegen daaf toe
ingeflagen, onder ande-
ren , van den Marquis
de ST. SIMON. I. 81.
- de lengte van
derzelver Eiland ver-
fchillend opgegeeven ,
\'43:9
L Ä D W Y Z E R.
440 BLADWYZER.
vieren en zee derzelver
Eiland oairingd en be-
paald wordt. L 124,
Batavieren, hunne wooH\'
plaatzsn I. 274.
— ay , en andere
hun nabuurige Volken ,
gaan een verdrag aan
met c.ï;sar. 1. 284. lil.
2ro IV, 6.
—oorrprong vaa
hun naam, I 334.
hun geftalte en
gelaat. L 337.
............. aanmerkingen
over het puntdicht van
MARTialis , oratrenthet
Batavifche-oor l 341.
Batavifche Vrou-
/
wen: haare fchoonheid.
I. 343. hadden blond
hair en blaauwe oogen.
I. 345.
de kleding der
Mannen en Vrouwen ,
onder hun. I, 348
———- droegen het hair
opgebonden. I. 355.
onderfcbeiden
rangen. I. 3-ÖO. de Adel.
I. 361. de Vrygebore-
nen. I. 366 de Lyfeige-
nen of Slaaven I. 368.
derzelver toeftand was
draaglyk. L 370. II.
332.
hunne wooriin-
gen. L 376. waren een-
voudig, doch met eeni^
onderfcheid, I. 38.1.. zy
ftonden afsCionderd ,
doorgaans op heuveltjes,
en wierden dorps ge wys
bewoond. I, 387.
Bamvisren, zy hadden gee^^
ne Steden L 388-
hunne huisraa-
den en kcukengeresd>
fchappen. I. 39
hunne flaapplaat-
fen. I. 393.
de bezigheden
hunner Vrouw^en. L 394.
de verrichtingen dei-
Mannen. I. 390. befton-
den meest in de jagt en
in den kryg. I. 400. zon-
der echter in luiheid
hunnen tyd door te
brent?en, I. 403.
hunne tijdkortin-
gen. I. 405. de jagt, de
visfchery, de wapen-
hinde! , het paardrydes.
I. 406.
— hunne maaltyden.
I. 409.
- het rpel , waar
aan zy zeer waren oves-
gegeeven. 1. 411.
hunne vertoonin-
gen. I. 414..
——oeffendeti den
landbouw. IL 7. Zie
Landbouw.
zy hadden geene
Moestuinen en Hoven ^
en niet dan wilde Boom-
vrugten, IL 22.
----- hun veebouw.
II. 24
— zy hadden ook
Honden, Katten , Gan-
zen , Eenden en Zwaa,
nen, 11. 32 enz.
hun fcheepvaart
en fcheepsbouwkunst.
-ocr page 480-Satmieren , of zij ook
koophandel te watec
dreeven. iL 38.
————waar in hun geld
beftond. II. 43-
--—— welke hunne
voornaamfte fchatten wa-
ren. II. 45.
hoe zy, zonder
goud en silver, handel
konden dryven. II 47.
■hunne fpys.Il. 54.
hoe zy het vleesch ge^
bruikten. IL 63.
gébruikten ook
zout. II 64.
-- hun ooft. II. 65.
-rJi-\'hun taielgewoou-
ten. il. 66,
........... hun drank. II.
72. wyn. II. 76. ,
----- hanns drink-»ge-
woonten. il. 80.
waren aan ge
duurige dfbnkenfchap
niec fchuldig. 11. 84-
zy wiesfchen
zich eer zy aten, JI. 85«
hunne maaltyden.
II. 86.
I.. * hunne gastvry-
heid. II. 90.
derzelver kuisch-
hunne huwlykeni U,
122.
Batavieren, hun achting
voor de vrouwen. II.
128,
................... in welken zin
zy gezegd wierden naakt
te loopen. 11. 138.
waren niet fchul-
dig aan eene onnatuur-
lyke liefde. II. 139, 289a
—" opvoeding hun-
ner Kinderen. II 140.
BuwJyks vxuchi-
baarheid. II, 142.
plegtigheden by
de geboorte hqnner Kin-
deren. II. 143.
zij bedienden
een ioort van Doop aan
hunne Kinderen. U.
\' ------------de moeders zoog^
den zelve haate Kindt-
ren. 11. 148.
—\' .......... de opvoeding
hunner Kinderen. II.
149 - lör.
oefFeningen der
Jeugd , in zwemmen ,
wapenhandel , timme-
ren, loopen op houten
zooien. 11. Ï63.
heten hunne
44-ï
BLADWYZER.
heid. II. 58.
——— \'t huw.\'yk by
hun geëerbiedigd. II.
100. 109 enz,
hunne vryadiën.
II. 108.
........ kloekmoedigheid
hnnner Vrouwen in den
oorlog. 11. 118. 128
enz.
1. voltrekking van
Kinderen ook door an-^
deren onderwyzen. IJ.
165.
-- hunne Schryf-
kunst, II. 172-189.
-— hunne Dicht-
kunst. II. 190.
- hunije Muziek,
II. 200.
II.
Eö 5
104.
hunne Gezangen.
Ba-
-ocr page 481-Batavieren, hunne Genees-
kunde. il, 216.
"" hunne Voorzeg-
kunde. II. 218, 389.
III. 9S-1IÓ.
hunne Natuur-
kennis. 11 220.
hadden ook God-
geleerden en Rechtsge-
leerden. IL 221.
zij oefFenden
ook konften en hand-
werkeii. If. 222.
hunne regeerings-
forni. II 231, 256.
........... ■■■ hunne raadsver-
gaderingen. II. 260.
---—• oorlog en vre-
de. I. 279i
hunne fchattingen
en wetten, il. 282.
hunne misdaaden
en ftraflin. Ii. 28Ö eu
boeten, li 297.
— hunne Rechtban-
ken en Gerichtshande-
lingen. II. 300.
hun huislyke
R\'.:chthank, II, 304,
hunne Itraf op
overfpel. II. 305.
. hunne Erfftellin-
gen. II. 311\'
442
Zwaard- en Spil-
le-maagen. II. 316.
.111 Kinderloosheid
by hun geen voorrecht.
IL 317.
———» hunne Staatsge-
fteldheid was fchoon.
IL 324.
hunne Wapenen.
Ih 335-351.
hunne Krygsbenr
den. U. 352-377.
Batavieren, hunne Ruï»
ters. 11. 362.
- hunne Veldteke-
nen. II. 36u.
hunne Kryfïsbe-
velhebbers. II. 370.
bunne Veldtoch-
ten. IL 377.
hu,"\'ne Legerwa-
gens. IL 381.
hun Slagorde,
IL 383.
hunne Voorteke-
nen voordenitryd.Il.389.
befchryving van
e.;nen veidflag van hun.
II 394-
de gevolgen van
hunne veldflagen. II.
399 - 400.
ofzy ook Vestin-
gen hadden. II. 403.
hunne Dapper-
heid. 11. 404.
hun militaire
Krygsraad. If. 414.
— hun Godsdienst.
III. 8. Zie verdtr Gods^
dienst.
-- hun Tydreke-
ning. III. 41.
Zy hadden hei-
lige Wouden en Bos-
fchen. IIL 42. IV. 156.
maakten geen af-
beeld ineen van de God-
heid. IIL 47-62.
---- waarom zy ver-
fciioond zyn gebleeven
van dat oordeel, waar-
aan de Heidenfche Wae-
reld zich , voor \'c grootfte
gedeelte, had bloot ge-
fteld. IIL 52.
jS«.
B L A D W Y 2 E R.
oneenigheid tusfchen het
Driemanfchap. III. aU.
\' LEPIDUS afgezet en de
Zoon van vompejus ver-
moord. III 354.
Octavius , taaist in oorlog
met /»NTONitrS\' III. 3S<5.
— ANTONIUS vsrordt af-
gezet. III. 357.
"" " ....... overwint anto-
Mius, in den Oag by
AUium. III. 359, gevol-
gen van dien, flag. lll.
360.
wordt meester
van Egypten en van het
gantfche fiomeinfche ge-
bied. III, 363-
----- vergelyhing tus-
fchen heai en c.esas..
III 366.
zyn Regeering
korteïyk gefchetst. III.
367 enz.
»———\' welk gedeelte
van Duitschland hy over-
wonnen heeft, III. 368.
II . ■■ zyne zegepraaien
waren zeer plegtig. III.
30.
de Tempel van
jftNus witrrdt , in zya
tyd, geflooten. III. 371.
——- pleegt raad, niet
agrippa en m/bcbivjis ,
over het neêrlegsen zy-
r.er regeerinp,, IU. 372.
houdt zich aan den
raad van MiEcENAs. III.
377. — door wien hy
voor veeie buftenfporfg-
heden bewaard wierd ;
— een bewys daarvan.
III. ald.
Octavius, zyn gezag doot
den Raad gewettigd. III,
379
onder wat titel
liy de opperheerfchappy
aanvaarde. JIl. 379.
...... ■ wordt CiESAR AU.
GUPTUs genoemd. I!I.
379, 380. Zie verder
augustus-,
Qnfterflykheid, hoop op de-
zelve. III. 146.
Oor, aanmerkingen om-
trent het Batavifche oor,
I 341-
Oorlog , een algemeene
hoofdbezigheid der Ba-
tavieren. II, aaó ,
wie daar in het opper-
bevel voerde. II. 253.
—— kloekmoedigheid
der Batavifche Vrou-
wen , in denzelven. IL
118.
Opfchriften (I.atynfche)
III 127, aant.
Opvoeding der Kinderen by
de Batavieren. II, 140,
149. In dezelve geen
ondeifcheid tusfchen de
kinderen van Heeren en
Lyfeigenen, II. ald. Ech-
ter liet men de idnderen
niet in het wilde opwas-
fen. II. 151. W^iar in
de zedelyke beftond. 11.
153. , ■
———— in de wyze van
dezelve maakten de jaa-
ren eenig onderfcheid.
11. 155-
OssiAN, een beroemd Oor-
logsheld en Dichter. II.
204. Een ftukje, uit
zyne
459
BLADWYZER.
2yii3 Gezangen , opge-
geüven. II. 206. III.
146.
Oudheden, CBatavifche) aan-
merkingen omtrent de-
zelve. IV. 246, 259.
— in Drenthe. II. 340.
III. 160, 174. 178,
, te Domburg. IV.
293.
—— te Valkenburg en
Rhynsburg IV. 304.
........- te Leyderdorp, IV.
307.
te Alphen. IV. 311.
by Utrecht. IV.
31a.
by WiltenBurg. iv.
3Ï3-3I9-
—— by Arnjtem en
Harderwyk. IV. 316.
aant.
- by Nymegen. IV.
320-338. zie Nymegen.
— by Velp. IV. 335-
- te Xaraen. IV. 339.
de vernieling van
dezelve, in ons Land,
in vroegeren en in on-
zen tyd , is grootelyks
te bejaiTiineren. IV. 321,
329, 33r.
verzaamelaars van
dezelve, in ons Land,
byzondsrsc de smeti-
tfS.SENen IN DE BETOUW,
en anderen. IV. 307,
320, 322, 323, 325,
326 , 327, 329, 335.
33Ö 340\'
Overheden , by de Qermaa-
rien .wie waren , door
Wie en waar uit dezelve
aangefteld wierden, en
weike inkomften 2f
trokken. II 2jO. 252.
Ovsrjlnomingen in Neder-
land. l. 58,
P.
Parthers, dezelve onder-
werpen zich aan augus-
tus. IV. 70.
Perfiaanen, maakten geen
afbeeldingen van de
Godheid. UI. 47.
Peutingek (c.) aanmerking
omtrent zyne Reis-tafe-
len. I. 57. IV. 256.
Piso, braafheid van dee-
zen Z<omeinfchen Veld-
heer. I. 192. fneuvek
ald.
Piso (cnejus) krygt het
opzigt over Syrien. IV.
375*
zyn verdere bedry-
ven, na den dood van
GEBMANiCüS. IV. 391.
——■ wegens den dood
van GURMANicüs by ti-
berius aangeklaagd. IV.
392.
—— brengt zich zelven
om \'t leeven. IV. 394«
Pompejus door ciesar ia
Griekenland vervolgd. III.
271.
..............- word omgebragt.
III. 284.
Prcetorium ^grippae waar
gebouwd IV. 348. 355.
heeft veele lotgevallen
ondergaan. IV. 360-
364.
Priesters der Batavieren III.
56. hunne ainbtsverrig-
tio-
BLADWyZER.
tijgen. IIL 58. waren
in groote achting. III.
60. konden veel goed,
maar weinig kwaaddoen.
IIL 64»
R.
Raadsvergaderingen der Ba-
tavieren. 11. 260.
liangeil, derzelver onder-
fcheid by de oude Ger-
maanen. 111. 69.
Rechtbanken der Batavieren,
11. 300 304«
Regesringj ondereen Op-
perhoofd, IL 234.
Regeerings-form , dezelve
is verfchiUend. II. 230.
jt. welke de beste
zy kan nooit beflist wor-
den. II. ald.
-n-....... - der Batavieren.
IL 231.
— I ■ der Germaanen.
IL 232.
Reisboek van ANTONYssr. IV.
290.
Reiskaarten van c. peu-
tinger. 1. ,57. IV. 265.
U — (oude) der Ro-
meinen, verhandeling over
dezelve. IV. 263-287\'
Reudignen. HL 82.
R^n en Maas, derzelver
loop door CiESAR be-
fchreeven. 1. 69.
——. de loop van den
Rhyn by r. mela. I. 70.
de Rhyn heeft drie
uitloopen gehad. I. 89.
268.
-- heeft verlÈheiden
fpranken. I-. ii@.
Rhyn, ontlast zich in de
ticaal en Maas 1. 117.
Rliynsbiirg, Oudheden al»
daar, IV. 304.
Rivieren in Nederland , uit-
weiktngen van derzeh\'er
overftroomingen en ver-
loopin?, l 45, 4$, de
voornaamfte en minders
aangeweezen. I. 137.
268.
Rome, gefteldheid van die
Stad, ten tyde van de ont-
dekldng der Batavieren.
III. 208.
«—— verdeeldheden al-
daar, dooï welke j,
CMSAK eindelyk de op-^
perheerfchappy in han:-
den kreeg, HL 250-261.
—— in verwarring na den
dood van pompejus. iil
295, Zie verder c®ar.
na den dood van
C^ffiPAR, in de uiterfte
verwarring IIL 323-329.
- rampzalig in zyne
grootheid, lil. 344. iV.
69. 81.
—— had zyne vryheid
verbeurd. IIL 365.
een voorbeeld voor
onzen tyd. IV. 68-70.
\'t word, in het
laatfte der regeering van
TiBEüius een moordhol.
IV. 400.
Romeinen, aanvallen door
de Galliërs onder bel-
gius en bbeknus. I,
183- en dócr dezelven
geOagen.I ig8. Zie ver»
der Galliërs,
f door de Cimhren
461
LA D W Y Z E R.
aangevnilen, ï. 217. Zie
verder Cimlren en a®:-
£ar.
Romeinen, maakei) een \\\'er-
bond met de Butaiieren
en andere hun nabuuri-
ge volken 1. 284. üf.
210. IV 6.
—hunne rampen.
IV, 80.
waarom hunne
fchatkist ar in was , niet
tegenftaande alle hunne
overwinningen. IV. 81.
hun gebrek j^af
aanleiding tot zwaare
belastinaen. IV. g;?,
hoe men net voik
hun leed deed vergeeten.
IV. 84.
krygen nieuwe
onlusten met de Marco-
wannen. IV. 84. met de
Dalmatiers IV. 88. 93-
iïenden q. va-
rus naar Germanien. iV.
96.
worden door de
Germavien, onder ar-
minius aüsleid. IV. 97,
en geheel verflagen. IV.
lOo. gevolgen daar van
IV. 104.
——- ontflaan de 5a-
tflW/cÄe benden. IVi 102.
>■"\'\'n\' Haaltjes van hun-
ne bygelovigheid- IV.
105-
vallen weêr in
Getmanien. IV. 107. .
de geest van
vryheid , onder hun uit-
gedoofd. IV. 109.
—..............- onder augustus >
462
tot de grootfie hoogte
j^eklommen. IV. 110,
Rome inen, hoe groot hpn
geta! was, na de derde
opfchryving IV. nr.
—begaan veel iaag-
heden na den dood van
/lUGusTus, in de regee-
ring aau ïihjebius op te
draagen. iV, 131.
...... — onlusten in Pan-
nonien. IV. 134., in
Germanien , in de legers.
I V. 141 welke laatften
een weing \'>edaaTen. IV.
145. barllen weêr los.
iV. 146. en worden ge-
gtsittpt. iv,
—— jn vollen oorlog
met de Germaanen; trekr
ken op tegen -de Mar-
fen. IV, 154. vernielen
den Tempel van tan-
fana. iv^ 156.
{rekken op tegen
de Catten. IV. 160. te-
gen ARMiisiius, aanvoer-
der der Cheruscen. IV.168.
de flag onbeflisffcnd. IV,
173- komen in \'t naauw
en worden door armi-
Kius geflagen. IV. 174.
177.^
alles begint hun
tegen te loopen. IV.
■ doen een fcheeps-
. tocht tegt n de Gtrmua-
mn. IV. 188. er, verflaaa
hun aan de Wezer. IV.
200- 209.
hun gebeurtenis-
fen hadden veel invloed
op ons Land en volk.
IV. 232.
Ra-
B L Ä D W y 2 E R.
Romeinm oogmerken der
Voorzienigheid, in hec
toelaaten, dat zoo veele
volken , onder hunne
heerfchappy , moesten
bukken. IV. 240.
*•«\' —maaken verfcheï-
dene inrichtingen om-
trent, wegen, dyken,
bruggen , waterleidin-
gen , fchooien, enz.
IV. 243. — omtrent
koophandel, visfchery,
landbouw en andere we-
tenfchappen, konften en
handteeringen. IV. 250.
enz.
\' verhandeling om-
trent hunne oude Reis-
kaarten. IV. 263-287.
Roomburg of Romsrsberg by
Leyderdorp, oudheden al-
daar gevonden. IV. 307,
329.
Ruiters der Batavieren. II.
362-
Runisch Schrift, II. 175,
l8(J,
Sarmaaten, afkomftig vaa
de Schyten. I. 158. 164.
woester dan de Celten,
1. ald. hunne afftajnme-
lingen zyn de Cozakken^
Calmukken, en Tattaa-
ren. I. 164.
............ befloegen de gren-
zen van Europa en Jfia
in het Noorden. I. 165.
Sdiaatzen, waarvan herkom-
ftig. II. 165.
Scheepvaart der Batnvieren.
11.3?. hoe zy hunne vaar-
tuigen maakten. 11. 37»
Schorhut of Scheurbuik, be-
fchryving van deeze
li waal. IV. 353.
»..M - middel tegen de-
zelve. IV. 357\'
SehotfcJiriftefi , derzelver
oorfprong. IV. 84-
Scliryfkunst der Batavieren,
II. 172.
Schry ven, waarop de Ba-
tavieren fehreeven II.
i8ó- waar van daan
dit woord afkomftig. II.
189-
Schytm, weleer het tal-
rykfte volk van de aard-
bodem. I. 158.
. uit hun zyn de Celten
en Sarmaaten voortge-
fprooten. I. ató,
—— hun levenswyze. I.
Ï59.
—«». hebben Europa be-
volkt. 1. 160,
■- gewoonte by het
fterven van hunne Ko-
ningen. IÜ. 186. aar,t.
Segestes , zyn aanfpraak
aan germanicus. IV. 105.
ontvangt van deezen een
gunftig omhaal. iV.168.
Zie verder armtniüs.
Sej&nüs, een trotfche gun-
fteling van TiBhRiüs,
fpeelt de fnoodfte rol-
len. IV. 403.
........... diep vernederd,
en zwaar geftraft. IV.
422-
Smmnen , de oudfte ftam
der Sueven, waar uit
de Be&avierm hunnen
oor-
463
B L A D WYZE R.
oorfprong rekenen. III.
/ 80,
Sentius satüuninus , Be-
velhebber of Legaat on-
der TIBERIUS, IV. 67.
Sknmhren, of Zuid-Cimbren
waar gewoond hebben. I.
S72.
—\' \' ■ vallen op de Ro-
meinen aan. I. 322,
door. Dftüsüs,
aangevallen. IV. 4..
Slaaven, oorfprong van de-
zelve. I 368.
\' hun toelbnd was by
de Batavieren draaglyker
dan bv anderen. I 370.
Slaaverny, aanmeri^ingen
omtrent dezelve. II. 332.
Slagorde der Batavieren, II.
383.
Sold\'3 , had by de Batavie-
ren geen plaats, II. 365.
Spanje, cjesas. trekt der-
waards, met de Batavie-
ren, om de Legaa\'en
van POMPEJUS te verjaa-
gen. III. 261.
Spys der Batavieren. II.
54. gebruiken weinig
brood. II. 56. voor-
naamiyk vleesch. II. 57.
visch. II. 61. hoe het
vleesch gebruikt wierd,
II. 62.
Staatsgejieldheid der Bata-
vieren, was fchoon. II,
324-
" derzelver verval
en herflelling in ons
Land. II. 326.
Steenen mgen, door palu-
dakus, in zee, ontdekt,
L 98. IV, 286.
Stsmopneeming by de Bm*
vieren. K, 274.
Stsmreclit aan de Romeinen,
door tiberius, ontno-
men. IV, 132.
—■ wanneer flech\'s in
fchyn is, en niets bedui,
dend. IV. 133.
Stokken van JVyngaarden\\
droegen de Romeinfche
Hoofdlieden. 111. 400,
Stomme zonde, onderzogt,
of door tacitus dezel-
ve bedoeld worde, by
de opgaaf der wetten
van de Germaanen.. 11.
285.
Jiruj^c. on misdaaden byde
Batavieren. 11, 286, 306.
Stryd , voortekenen voor
denzelven by de Batavie-
ren. II, 389
SttydiV\'igenen. IL 364.
Sturiers, hunne woonplaat-
zen, 1. 274.
Sueven, een dapper volk.
I 332. III, 80, 81.
-- en Sicambren, of hi
Belgisch - GaUien ver-
plaatst zyn door tibe"
RiUS. IV. 73-79.
Suionen of Sweeden, hadden
eene volftrekte alleen-
heerfching. I. 232. 240.
T.
Taal der oude Galliërs,
waar door veranderd is
geworden. II, 184.
-- waaruit onze Neder\'
duitfche gefprooten 10.
II. ald.
de Friefche, de oud-
lïB
L A D W y 2 E R.
fte dei leevende taaien
in ons Land. II. 185.
zeer weinig ftukken , in
\'t boere Friesch zyn
nog voor handen. II.
ald.
Taaien, derzelver afleidin-
gen. I. 175.
Tacitus, over den Gods-
dienst der oude Germaa-
nen , met c^sAR vergelee-
ken. 111. 17-
1.1 zyn zes eerfte jaar.
boeken, weergevonden.
IV. 2ÏI.
Tafelgewoonten der Batavie-
ren, II. 66. der Laplan.
ders. ii, 87.
Tahfana (de Tempel van)
aanmerking omtrent den-
zelven. III. 108. door
de Romeinen verwoest.
IV. 156.
welke Godheid
daardoor bedoeld wordt.
IV. 157.
Taxandriers\\ hunne woon-
plaatzen. 1. 273.
Tempel van jamüs , wan-
neer geflooten. III. 371\'
Tempelm, of de Rmeinen
geene hadden. IV. 157.
Tenoren, hunne woonplaat-
zen. I. 275- , ,
_ en Ufipeten plunde-
ren de Menapiers I. 288.
_ zenden gezanten
naar cïesar om een eer-
lyk verdrag te maaken.
I. 289.
mm-breeken den wapen-
ftilftand, vallen trouw-
loos de Romeinen op bet
lyf. I, 291.
IV. Desl.
TenBrtn worden daarna
door c^sssAR geflagen. I.
295.
hun overfchot be-
geeft zich naar de Sicam-
bren. 298.
i worden door zm-
sar over den Rhyn ver-
volgd. 1. 299.
Tesjel, een aanmerkelyke
put, op dat Eiland. IV.
356.
Testamsraen zie Er/ßellin-
gen.
Tevtolurgfche Bosch, waar
geweest is. IV, 170.
Teutonen, derzelver verhui-
zing. I. 205.
" MARIUS brengt hun
een volflagen neêrlaag
toe. I. 231. Zie verder
Cimbren.
Thraciers, hoe de begra-
vents hunner lyken inge-
richt was. III. 187.
Thüringers , waar woön-
den. III. 82.
Tïberius, was de opvol-
ger van zynen Broeder
üRusus, in Germanien,
IV. 40.
» maakte de Ger-
maniers byna cynsbaar.
IV. 41.
verrichtte in Ger-
manien, meer door on-
derhandelingen dan dooc
de wapenen. IV. 43,
77.
465
blad w YZER.
word Gemeens-
man. IV so,
door AUGUSTUS,
naar Germanien gezon-
den. IV, 66. ir.
Gg Ti-
Tiberius, zyne overwin-
ningen aldaar. IV. 72.
---- door een oud
man, aan de Elve, eer-
. biedig begroet. IV. 72,
77.
■ zyn gevegten met
- de Marcomannen.. IV. 82.
heeft drie zege-
praaien te Rojp.e. IV. iq6.
—— trekt weêr naar
Germanien. IV. 107.
volgt auciüstüs
op, en doet agsipfa om-
brengen, IV. 129.
liet zich, als te-
gen ayn\' wil, tot het Op
perbewind overhaalen.
IV. 131.
welken fpotnaam
men hem gaf. IV. 139.
hoe zich gedroeg
in den opftand der le-
gers , aan den Rhyn.
IV. 151.
is matig te vre-
den over de overwinnin-
gen van CERMANICUS. IV.
Jói. en over zyn gedrag
omtrent de overblyfzels
van VARUS, IV. 1/2, als
ook omtrent het gedrag
van AORirpiNA. IV. 181.
■ voert de gevaar-
lyke wet in, tegen de
misdaad van gekwetfte
Majesteit, IV. 185.
...... is negenmaal in
Germanien geweest. IV.
221.
- - wordt verontrust,
door de» gewaanden
agrippa. IV. 225.
het begin van ay-
ne regeering was wél,
doch het einde fleeht.
IV. 396-399. 42a.
460
Tiberius , kiest eenen gun-
fïeling, nog ondeugen-
der dan sejanus, welke
hem, op zyn ziekbed ,
tusfchen kusfens, vex-
faioort. IV. 423.
Timmeren f het zelve kWam,
by de Batavieren , in het
dagelyks leeven, te pas.-
II. 164.
Tolmfe, door de Cimbren
veroverd en geplunderd.
I. 220.
Tweegevegt, tusfchen een
Gallier en Romein. 1.198»
Tyden {Heilige\') der Bata-
vieren. III. 92. Of zy
elke week Nationaal by
een kwamen, III. 94.
Tïeius (maximus) over
den Godsdienst der Hei-
denen. III. IS, 16,
U.
tJiiers. I. 390. 299.
Ursel, wat men van Sint
Ut fel en haare elf duizend
Maagden verhaalt. IV.
361.
Urus, welk foort van dier
geweest zy. II. 60.
Ufipeten, hunne woonplaat-
zen. 1. 275.
Utrecht, oudheden aldaar,
IV. 312.
B L A\' D W y Z E R.
■... hoe oudtyds ge-
naamd. IV. 313» 319.
Fa-
-ocr page 490-L A D W Y Z E R.
V. Feldjlig det Batavieren. IL
394. gevolgen van dezel-
ve. il. 400.
Verbanningen , hadden in
oorlogen meerinaalen
plaats. III. 75.
ren, was zeer groot. 11. Verhuizingen der Volken»
165. Of zich oók uitge- 1- iSo. 276. 11. 4-
. ftrekt hebbe, over het Vestingen, of de Ba\'.avfe-
leeven en den dood der ren dezelve ook hadden,
kinderen. Ii. ald. II. 403.
Valkertburg, Oudheden al- Vikciüs. (m.) Opperbe-
daar. IV. 304. velhebber der Romeinen.
Valkenhof, te Nymegen, IV. 60.
jammer dat men, in on- VoUjiets, hadden byde Ba*
zen tyd , heeft kunnen tavieren een vry groot
bsfluiten, om dit over- gezach. II- 166-
blyfaei te floopen. IV. VoJk, hoe, met deszelfs
321, 325. Welke voor^ grootfte gezach een Ko-
wendzels men daartoe ninglyke Regering be-
gebruiktc. IV.32a- 334« ftaan kan. II. 232.
ttfui^w...... Oudheden, by Volken, welke de oudfta
de poort van dien Burg, bewooners van Europa
gevonden. 336^338
Varus (quintilius) ftad-
Iiouder van Syrien y een
fchraapzugtig mensch ,
afgezonden naar Germa-
nien. IV. 95. Wordt,
door ARMiHiüs, misleid.
iV. 98. beneemt zich
zelven het Jeeven. IV.
99
Vecht, een tak van den
Rlryn. I. 121.
Veelouw der Bataniieren, II.
24, Wat foort van beés^
ten zy hielden. II
zyn geweest. 1. 157- en
van ons Land. L 272,
— oorzaak van derzel-
ver verfchillende naa^i-
men , taaien , en ge-
bruiken, i. 172-178.
—■ derzelver verhuizin-
gen. L 180. 276. en
v\'aaraan men dezelve
moet toefchryven. I!.
4, 7. .
waar alle die vreem-
de naamen en volken,
behalven de Friefen, ge-
bleeven zyn, L 278.
Het vee was klein en Volksvergaderingen der Ba-
inager.IL 26. Zy maakten tavieren. IL 257. geen
van\'de melk hun ner koei- Vrouwen werden tot
jen kaas,ten minften boter dezelve toegslaaten. IL
II. 28. Hoe zy dezelve 273. waar dezelve gehou-
maakten. II. 29. den werden. III. 8r.
Gg 2 Voor-
46?
P^aderlandsliefde. Zie Lief-
de tot het Vaderland.
Vaders gezach, over hunne
, kinderen by de Batavie-,
B I. A D W Y Z E R.
468
Voorburg , oorfprong van
dien naam. IV. 343.
Voortekenen der Batavieren
voor den ftryd. 11. 389
lil. 95.
Voorzienigheid , derzelver
oogmerken, in het toe-
laaten , dat zoo veele
volken onder de Romei-
nen moesten bukken. IV.
2,10.
Vorften. Zie Kmingen.
Vreae en Oorlog der Bata-
vieren II. 279.
Vrouvaen der Batawren,
droegen zich, in den
OOrlug t hloükmoedig.
II. 118, 120. waren by
hun in achting. II. I28.
282. werden tot de
Volksvergaderingen niet
toegelaaten. II. 273.
............— het fterven van de-
zelve, ßiet haare man-
nen . by de oude volken
in jiebruik. IlL 184.
Vtyi:,°Jj07enen der Bazavie-
ren, L 3Ó6 waartoe hun-
ne kinderen gebruikt
■werden. II. 157, 374.
Vryg\'^laatanen der Batavie-
ren. I. 372.
Waaien, waarom de Gal-
Jit j zoO genoi-md zyü.
I. 182. Zie verder Gaï-
liers.
IVapenen der Batavieren.
ir 342. 344» 346,
3>8, 350
W\'ip\'iihmdel, daarin wer-
den dt! Kinderen der Ba-
tavieren al vroeg ondet-
weezen. II. 162, 365»
Wapening {Nationaale\') aan-
merJiingen daaromtrent,
ir, 407.
JVasfclm voor het eeten,
by de Batavieren, in ge-
bruik. II, 85.
Waterpatick, welk kruid ge-
weest zy. IV. 358.
Weelde^ derzelver fchade-
iyke gevolgen. II. 318.
Weg, in de Zuider - zee »
door PALUDAKUS opge-
fpoord. I. 98. IV. 286.
Wege^i, derzelver aloude
aanlegging door de Ro-
meinen. IV. 242.!
Wetenjchappen, niet nadee-
lig voor de goede zeden.
II. 173. III. 202.
Wetten det Batavieren , II,
284.
-- aanmerking omtrent
het opftellen van bet al-
gemeen Wetboek der
Samojeeden, II. 284 aant,
der Bajuvariers. II,
296. aant.
Wezer, wanneer het eerst
berugt is geworden. IV,
2iï.
Wickdaryen der Batavieren^
voor derr ftryd. II.\'389.
■■ hoe dezelve aan-
gelegd werden. III. 95,
Wilten , waar gewoond
hebben. IV. 314-
Wiltenburg, aanmerkingen
omtrent deeze oude Ro-
meinfche fterkte. IV.
313- 31p.
Woorden, overeenkomst van
forninigen in hec üuitsch,
met
-ocr page 492-met Latyvfchè en Griek\'
fche. I. 174.
Wouden (JieWge") by de Ba-
tavieren. 111. 42. IV. 156.
Wyn, was by de Batavieren
zeldzaam. II. 76.
Wysbegeerte, rieuwerwet-
fche, fchadelyk. IV. 57.
Y.
TC.landerenf in hun Edda,
vind men een treffelyke
befchryving van God.
III. 15, 39.
ïj/fi (nieuwe) door dru-
sus gegraavea. IV. ip.
Z.
Zaamenzvaeenng van CIK-
NA. IV 64.
Zsdekosheid, derzelver ge-
volgen. II. 322.
Zeden- bederf der Batavie-
ren, wat daartoe aan-
leiding gaf. III. 200 IV.
23Ö.
Zeeland, deszelfs aloude
ftaat I. 137.
Zoogm der kinderen, by
de Batavieren. II. 148
Zout, of de Batavieren het
zelve niet gebruikien.
II. 63.
Zwaerd- en Spille - m iagen,
wat zyn. II, 316.
Zisemmen , hierop wer-
den de Batavieren ai
vioeg afgerigt. IL
I61.
Zuiderzee, te vooren meest
land, I. 96.
—-weg, in dezelve,
door PALüDAiïüs opge-
fpooïd. I, p8. IV. 28(5.
469
BLADWYZER.,
-Vi .■ . . ^
- IV» I •
- -\'" \' .Vl .TV :
-, C". .l\'I
t
V ■ !
■ --.
! \' \\ ;
I \\ ■
/
a
ii \'
7
(
\'S
i
f
&
■ E
J
l r.
-ocr page 497-H
^ *
rh.
/\'i
"tf
K
V K
y
^ y s ^^ -vJ:;^
. A
c»
.....
O. ^
■j\'
g
-fr.
\'i. «