n
dook
Pmlihant ie Sdi^q-y^isse.
t
r
T
Utrecht,
A B TEN BOKKBL H IJ IN IN K.
1895.
JOHN KNOX ALS KERKHERVORMER,
-ocr page 6-RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
0474 2064
-ocr page 7-TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
aan de Rijks-Universiteit te Utreclit,
NA MACHTIGING VAN DEN RECTOR-M.VGNIFICUS
Df. H. C. DIB BITS,
Ilooglüoraar in de Faculteit der Wis- eu Natuurlviindo.
VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT
TEGEN DE BEDENKINGEN VAN
DE FACULTEIT DEE GODCtELEEEDHEID
TE VERDEDIGEN
op Woensdag- den Sde« Juli 1895
des namiddags te 3 ure
DOOR
geboren te WIJK bij Heusden.
ÜTUI\'XUIT ,
A. 11. TEN BOKKEL HUININK.
1895.
Snelpersdruk — M. C. Bronsvelu — Wageningen.
-ocr page 9-AAN
MIJNE OUDERS
EN
MIJNE SCHOONOUDERS.
-ocr page 10- -ocr page 11-Bij de voltooihig van dit proefschrift is het mij eene diepgevoelde
behoefte aan U, Professoren der Theologische Faculteit en Kerkelijke
Iloogleeraren^ mijn dank en erkentelijkheid te betuigen voor het onderwijs,
dat ik van U mocht genieten. De tijd, die er reeds ligt tusschen het heden
en het oogenblik, waarop ik Utrechts Academie verliet, en mijn verdere
wetenschappelijke arbeid hebben mij slechts temeer leeren waardeeren,
hetgeen ik van U mocht ontvangen. Met weemoed gedenk ik hierbij ook
hem, wien, helaas, dit woord van dank niet yneer bereikt, mijn zeer ge-
eerden leermeester, wijlen Professor Cramer, wiens aandenken bij mij in
gezegende herinnering blijft.
In zeer bijzondere mate geldt die dank en erkentelijkheid U, mijn
hooggeschatte Promotor, Hooggeleerde Kleyn. Ik ben mij bewust ü zeer
veel verschuldigd te zijn. Ik zal daarom niet trachten dit in vele woorden
te omschrijven. U op mijnen weg te hebben mogen ontmoeten reken ik
tot de bijzondere voorrechten mijns levens. Dat God ü nog weldra wederom
de oude krachten moge hergeven eii U alzoo nog stellen tot een rijken
en langdurigen zegen voor Utrechts Hoogebchool, is een wensch, die mij
diep in het hart ligt. Ontvang thans ook inzonderheid mijnen dank voor
de zorg, waarmede gij mij bij de voltooiing van dit geschrift hebt willen
leiden.
En Gij, mijne vrienden van vroegeren en lateren tijd, ontvangt met
dit geschrift mijn dankbaren groet, valete et favete!
l\'y.
r. i\'
fl\' .
y:
If\'.
A t-
■ ^^^^ ■
s- i v tf\'-^!-V/f^n À\'-nf
Wà
M-aiav.lc •:.„ v a: . ■ .t
-ocr page 13-I ïï H O U D,
Inleiding-................
Beteekenis der hervorming voor Schotland, 1; achterlijkheid der Schotsche
beschaving, de leenstaat, decentralisatie, 3; eerste reformatorische bewegingen,
de Lollarden van Kyle, 7; Patrick Hamilton, wet en evangelie. Lutheranisme.
8; politieke toestand, verhouding tot Frankrijk en Engeland, 11; uitbreiding
der reformatie, school te Montrose, 14; George Wishart, nieuwe banen,
invloed op het volk, het Gereformeerde Protestantisme, beteekenis van het
Schriftbeginsel, 15; prediking van Wishart, „the woord of peace", zijn dood,
17; het beginsel van recht, 30; val van Beaton, 31; plan van dit geschrift,
bronnen. 33.
Blz.
1— 22
f
ï.\'
tl
HOOFDSTUK I.
Eerste optreden van Knox.........23— 40
Zijne opleiding te Haddington en te Glasg-ow, 33; John Major zijne begin-
selen. recht van weerstand, 34; Knox als huisonderwijzer, als priester, 37;
ontmoeting met Wishart, diepe indruk hiervan op Knox, 38; het kasteel van
St. Andrews een toevluchtsoord voor vervolgden. Knox\' plannen, hij begeeft
zich naar St. Andrews, 30; roeping tot het predikambt, waardeering van het
ambt, 31; eerste preek, 33; dispuut met Winram en Arbuckle, 35; betee-
kenis van „the expressed word of God" bij Knox, 38; inname van het kasteel
van St. Andrews, wegvoering der gevangenen, 40.
HOOFDSTUK II.
Verblijf buiten Schotland.........41-128
§ 1. Gevangenschap............41— 49
Knox op de galeien, ,,a merry fact", 41; de galeien voor St. Andrews,
Knox geloofsvertrouwen, Knox trooster en prediker ook in de gevangen-
schap, 42; Baluaves of Halhill, zijn Treatise m Justification hj Faith, ver-
gelijking met Hamilton, 44; Balnaves leerling van Knox 48; vrijlating, 49.
§ 2. Verblijf in Engeland..........49 - 98
Knox ter Berwick, vrijheid ten opzichte der liturgie, The practies of the
Lorde s Supper yetvsed in Bervihe-upon-twyed, 50; Summar;/ on the Lord s
Supper, invloed VtUi Calviju, 53; dag*vaardiiig^ te Newcastle, Conje&siown-why
\'V 9
X OHOUU.
Biz.
he affir med the Masse Idolatrie, formeele maatstaf, materieele maatstaf. 55: verge-
lijking met Calvijn, het formeele op den voorgrond, litterarische afhanke-
lijkheid van Calvijn, Kuox leerling van Calvijn reeds vóór zijn verblijf te
Geneve, het gewone argument tegen de mis. ontleend aan de transsubstan-
tiatie, bij Knox gemist, oorzaak daarvan, 61; Declaration on the true nat^ire and
olject of Prayer, praktisch en persoonlijk karakter van dit geschrift, afhan^
kelijkheid van Calvijn, 6B; vei-houding tot Mrs. Bowes. 70; verloving met
Marjory Bowes. 73; Knox te Newcastle, ritus bij het avondmaal. 73; Xcïto\'
to the Conqrer/atioun of Bervih., zijne prediking. Luthersch en Gereformeerd.
O. ïiscli karakter zijner prediking, 74; de ceremoniën als ,,thinges of smaller
weight," 78; hoogstelling van het gezag der overheid, 79; Knox kapelaan,
reis met jSTorthumberland. verblijf te Londen, Knox\' invloed op het Book of
common pray er. preek tegen het knielen bij het avondmaal, brief van Cranmer,
„the error of the Anabaptists", Confession on XVïeefówy, resultaat, 80; Knoxiu
vertrouwden kring, voorspellingen, 85; afwijzing van het bisdom Rochester,
86; moeilijkheden te Newcastle. 87; Knox\' studie en intieme leven. 87;
nieuwe moeilijkheden, 88; preeken voor het hof. 88; afwijzing van de
predikantsplaats Allhallows. Knox voor het Frivy Council, zijn tweestrijd,
93; dood van I^duard VI, Knox getuige van de krooning van Maria,
profetiën, gebed voor Maria, 94; onderhoud met Robert Bowes, vlucht uit
Engeland, 96.
§ 3. Verblijf op het taste land........98- -128
Knox te Dieppe, JScoposi-tion tippon the syxt Fsalme of David, 98; Godly
Letter to the fayethfull in London. Kewcastell and Barwyke, 99; profetische
toon van Knox\'\' schrijven, theocratische beginsefen. 105; bezoek bij Calvijn,
Viret en Bullinger, Quesfiones, antwoord van Bullinger. brief van Calvijn,
106; Knox niet geheel bevredigd, 110; terugkeer naar Dieppe. An ISpistle
to his afflicted brethren in Jf^iiyland A comfortalU Lpistell,
111; A faithfiUl admonition unto the professoiirs of Gods trutlie in JSnyland.
113; Knox O. ïische vorming, gevaarlijke beginselen, verschil met Cal-
vijn, 130; Knox predikant te Frankfort, twisten over de ceremoniën, Cal-
vijns advies. Order of Geneva, Coxe. Knox van majesteitsschennis beschul-
digd, 130; Knox en een deel der Frankfortsche gemeente wijken uit naar
Geneve, positie van Calvijn te Genève, brieven uit Schotland en van Mrs.
Bowes, vertrek naar Schotland, 124.
HOOFDSTUK III.
Tweede optreden van Knox in Schotland. Voort-
gang der reformatie............129 U5
ïoe!3tand van Schotland na 1547, 129; Knox te Edinburg, 132; ontmoe-
ting met James Stuart, oppositie tegen halfslachtige praktijken, 133; Kuox
gedagvaard. 135; Letter to the Queen Regent., bezadigde toon van dit schrij
ven, „their victory standeth in suffering", 136; Exposition upon Chrisfs
temptations in the wilderness, 139,• Answers to some questions concerniny Bap-
tism, etc., dwalingen der Anabaptisten en der verachters der sacramenten, de
tienden, 140; A Letter of wholesome counsel, een laatst vaarwel, de ge-
meente het lichaam des Heeren, gemeenschap der heiligen, onderzoek van
„the hole body of the Scriptures", 141; beteekenis van dit verblijf van
Knox iu Schotland, vertrek naar Genève, 144-
INHÖüD
HOOFDSTUK" IV.
Tepug-keer naar het vasteland........
De Engelsche gemeente te Geneve, hun Forme of prayers, vergelijking
met de Forme des Prieres van Genève, 146; Knox te Geneve, zijn „quyet
studie", verlangen naar Schotland, 149; brief vau de Schotsche edelen, ver-
trek naar Dieppe, teleurstelling, brief aan de edelen, 151; het eerste „cove-
nant" der Protestantsche edelen, 155; Knox te Dieppe, te La Eochelle en te
Lyon. An Apology for the Protestants at Paris, Letter to his brethren in
Scotland, Anabaptisten, Letter to the Lords, „attempt the extreamitie", 157;
terugkeer naar Geneve, motieven, „Chryst the author of peace", 161; de
vreedzame weg onmogelijk, First Blast of the trumpet against the monstruoiis
refjiment of women, 163; oordeel van Calvijn, brief van Knox aan Foxe, 167;
vermeerderde uitgave van de Letter to the Queen, „Christ Jesus not com-
men to send peace but a Sworde", 169; The Appellation of John Kma>e to
the Nohilitie and Estates of Scotland, zijn voornaamste godsdienstig-politieke
geschrift, inhoud, handhaving van den waren godsdienst de plicht van de
overheid (den adel), 173; Letteer to the Communaltie of Scotland, 188; Knox.
Calvijn en Major, 193; uitwerking van Knox\' brieven, het gevoel voor recht.
Knox in afwachting, brief van Calvijn aan den graaf van Arran, de roep-
stem, 193; On Predestination, invloed van Calvijn, nominalisme en realisme,
de eere Gods. Knox geen dogmaticus, 196; Fpistle to the Inhabitants of New-
castle and Berwick, 205; dood van Maria, Fxhortation to Fngland, program
van reformatie, 307; afscheid van Genève, het O. T. als handboek voor staat-
huishoudkunde, het volk Gods, het verbond, 313; Knox te Dieppe, brief aan
Mrs. Locke, oordeel over het Book of common prayer, brief aan Cecil, Cal-
vijn en Elizabeth, oordeel over Knox te Dieppe, 313.
HOOFDSTUK V.
Laatste optreden van Knox in Schotland. Vesti-
g-ing dep refopmatie.......... . .
Toestand van Schotland sinds 1556, 317; aankomst te Edinburg, „in the
brunt of the battell", de gedagvaarde predikers te Dundee, voorttrekken naar
Perth, 331; onderhandelingen, de predikers tot rebellen verklaard, beelden-
storm te Perth, 333; brief aan de regentes, aan het Fransche leger, aan de
edelen, aan de prelaten, de poorten van Perth voor de regentes geopend.
333; schending van het verdrag door de regentes, James Stuart en Argyle
voegen zich bij de „Congregation", beteekenis van James Stuart voor de
Schotsche reformatie, 338; reformatie te St. Andrews, Perth ingenomen.
Stirling en Edinburg gereformeerd, het hoogtepunt, 339 ; moeilijker dagen.
Leitli geeft zich aan de regentes over, verdrag van Leith, brief van Knox
aan Calvijn, vragen over den Doop, terugtocht uit Edinburg, Knox de ziel
der beweging, 333; Knox\' beteekenis voor de toenadering tusschen Schotland en
Engeland, brief aan Cecil en aan Elizabeth, antwoord van Cecil. ..difficulties
of the tyme", 338; onderhandelingen met den hertog van Chatelherault, hij
gaat tot de reformatorische partij over, nieuw stadium vau den strijd, 343:
afzetting der regentes, 346; regeeriugsraad met den hertog van Chatelherault
aan het hoofd, Maitland of Lethington, verdrag met Engeland, 348; dood
der regentes, vrede van Leith, 353; aanneming van de Confession of Faith
door het Parlement, acte tegen de mis en tegen de jurisdictie van den paus.
de Goi-eformeerde Kerk al,\'^ Staatskerk gevestigd, inhoud ilcr eoiifossie. 25 I,: liet
XI
Blz.
146--21G
217—323
xn inhoud
Blz.
First Book of discipline, inhoud, strijd met den adel, 361; dood van Knox\' vrouw,
brief van Calvijn aan Knox, 370; komst van Maria Stuart, 373; eerste gesprek
van Knox met haar, 373; brief van Knox aan Calvijn, 375; invloed van Maria
op de Lords, 375; tweede gesprek van Knox met Maria, 377; dispuut met
den abt van Crossraguel, 378; derde gesprek met Maria, 379; preek van
Knox, laatste gesprek met Maria, 381; Knox voor het Brivy Council,
„womanly gravity", „not in the pulpet", 384; Knox\' tweede huwelijk. 385:
dispuut tusschen Lethington en Knox over het recht van weerstand,
386; Maria huwt Darnley, opstand van Murray, houding van Elizabeth,
388; preek van Knox voor Darnley, 389; moord op Rizzio, Knox
gaat naar Kyle en naar Engeland, 390; moord op Darnley, Maria
doet afstand van de regeering, Knox keert terug, krooning van James
VI, 393; Murray regent, de parlementsacten van 1560 geratifieerd,
periode van bloei voor de Kerk, de Puriteinen in Engeland, Knox\' verhou-
ding tot hen, Murray vermoord, 304; politieke en kerkelijke toestand na
Murray\'s dood, 197; Knox door een aanval van beroerte getroffen. 300;
pamfletten tegen hem, zijne verdediging, aanslag op zijn leven, 300; vertrek
naar St. Andrews, twist met de universiteit, 303; simonie, Morton, brief van
Knox aan de Assembly, brief van Erskine, 304; concordaat van Leith, 308;
brief van Beza, Answer to Tyrie, laatste brief van Knox aan de Assembly,
interim, de „Tulchan-bishops", 313; Knox naar Edinburg teruggeroepen,
Lawson door hem als predikant van Edinburg bevestigd, 316; laatste ziek-
bed, afscheid van den Kerkeraad, aanklacht van Maitland, boodschap aan
Grange. 319; afscheid van Morton, laatste woorden, begrafenis. 331.
HOOFDSTUK VI.
Terugblik. Knox\' refopmatorisehe beginselen . . 324—360
Het Woord Gods bij Luther, bij Calvijn, bij Knox, ,.the playn Word of
God", 334; het formeele op den voorgrond, geen adiaphora, beteekenis van
„religion" en „idolatrie" bij Knox, verschil met Calvijn, radicalisme. Purita-
nisme, 326; theocratisch karakter der Schotsche hervorming, theocratische
beginselen bij Calvijn en de andere hervormers, verbinding van Kerk eu
Staat, gewetensvrijheid in den modernen zin van het woord hun vreemd,
338; verschil met Calvijn ten opzichte van de mate van toepasselijkheid van
het O. T., gemis aan historischen zin bij Knox, directe overbrenging van
O. Tische geboden, 333; de groote menigte en het individu. Anabaptisten
en Gereformeerden, kinderdoop, „het volk Gods\'\', 333; de leer der individueele
verkiezing en de verbondsgedachte, wedergeboorte en bekeering. 334; het
idealisme der Gereformeerde Kerk, vereenzelviging van zichbare en onzicht-
bare Kerk, tucht, 337; individualisme en solidariteit. Anabaptisme, Luther,
Calvijn, 839; de verbondsgedachte bij Knox op den voorgrond, de „league
and covenant", 340; scheiding van Kerk en Staat, vrijheid der Kerk, 341;
eenheid der Kerk, afscheiding, 342; jurisdictie der Kerk, tucht, 344; strijd
om de staatkundige vrijheid, het recht tot weerstand, verschil met Calvijn,
345; invloed van Major, 346; „mutuall contract", recht van afzetting. 347;
onderscheid tusschen de ordinantie Gods en de personen. 349; recht van den
adel, 351; van het volk, 353; van het enkele individu, 353; Knox en Calvijn,
de profeet en de man van wetenschap, 354; het duldende element en het
militante element, het Anabaptisme en Knox, 356; Knox als profeet, zijne
beteekenis voor Schotland. 357.
Algemeene toestand van Schotland vóór het optreden
van John Knox.
Met den naam van John Knox is eene nieuwe periode in Sehotlands
geschiedenis Terbonden. Hij toch is de man geweest, die in Schot-
land voor goed de reformatie heeft gevestigd. En gelyk overal elders
zoo duidt ook hier de vestiging der reformatie een keerpunt aan in
de geschiedenis van het geheele volk. Ja, hier vertoont zich misschien
de scheiding der twee geschiedperioden scherper dan bij eenig ander
volk, dat de reformatie aannam. Het beeld, dat wy ons vormen van
het Schotland vóór Knox, is een geheel ander dan dat zich aan ons
voordoet, wanneer wij denken aan het Schotland na hem. De zegen, dien
de door Knox met zooveel kracht doorgezette reformatie voor Schot-
land aanbracht, kan moeilijk hoog genoeg worden geschat.
Vóór hem verkeerde Schotland feitelijk in een toestand van
regeeringloosheid. De immer door onderlinge veeten verdeelde adel
met zijn koning, die als «primus inter pares» nauwelijks koning
heeten mocht, verhinderde het volk zijn ware kracht te ontwikkelen.
Evenmin als het naburige, even onrustige, op denzeifden lagen trap
van ontwikkeling staande Ierland, nog heden door een geschiedschrijver
van naam i) genoemd «the despair of the statesman, the prohlem
of the moralist», kon Schotland in die dagen meetellen onder de
volken. Doch nadat door Knox de reformatie er was ingevoerd en
de Schotsche Gereformeerde Kerk voor goed was gevestigd, heeft de
Schotsche natie in die Kerk hare eenheid gevonden. De reformatie
heeft het Schotsche volk gebracht tot het bewustzijn van zijne eenheid
1) .T. A. Froude. Ristory of Fy;!,-/land. Loiidon. vol III. p. 897.
-ocr page 18-en zyne kracht en niet het minst heeft daartoe medegewei\'kt de
eigenaardige theocratische kleur, waarin Knox zijn volk de reforma-
torische denkbeelden overleverde, en waardoor hij een karakteristieken
stempel drukte op de Schotsche hervorming en de Schotsche Gere-
formeerde Kerk. De reformatie werd in het midden der zestiende
eeuw het groote belang, waaromheen als om het groote vereenigings-
punt zich adel en volk hoe langer hoe meer schaarden tegenover de
kroon en den clerus. Het godsdienstig belang bracht alzoo ten slotte
de in Schotland zoo noodige en te lang ontbeerde blijvende eenheid
teweeg, waardoor wel is waar in den beginne een conflict met de
kroon, toen deze de reformatie niet wilde, onvermijdelijk werd, maar
tevens voor het vervolg eens voor al aan den toestand der vroegere
anarchie een einde werd gemaakt, waardoor dus ook straks eene
geregelde ontwikkeling van het Schotsche volk mogelijk werd. In
den aanvang echter van zulk eene geduchte, kerk en staat refor-
meerende beweging had men in Schotland meer dan ergens elders
eenen «leader» noodig. De eindelooze twisten en veeten van den
adel onderling maakten het noodzakelijk zulk eenen «leader» te
hebben, die hen telkens weer op het ééne, groote doel zou wijzen, en
zoo noodig ook tot de orde zou weten te roepen i). Die «leader» werd
John Knox. Vandaar dat met zijnen naam de reformatie, en dus
de groote, nieuwe periode in Schotlands geschiedenis, voor goed ver-
bonden is.
Zooals reeds gezegd is, was het Schotland, waarin hij optrad, een
land van regeeringloosheid, en wij kunnen er wel bijvoegen, van
barbaarschheid en verwildering. Schotland was in zijne beschaving
bijzonder ten achteren Allerlei oorzaken hadden daartoe mede-
gewerkt. Het woeste en onherbergzame van een groot deel des lands,
waardoor het den adel gemakkelijk viel op eene of andere ongenaak-
1) Men denke b.v. aan den brief van Mei^-559, waarin de adel met excommunicatie
werd g-edreig-d. JForh of John Know, edited by David Laing, Edinburgh 1864. vol. I.
p. 339 sq.
3) Buckle [Histonj of Oimlkation in Ungland. London 1861. vol. II. p. 173.) deelt ons
zelfs mee, dat er nog in de 14e eeuw kannibalen in Schotland gevonden werden: „There
were cannibals in the land, and we have it on contemporary authority, that a man and
his wife, who were at length brougth to justice, sub.sisted during a considerable period on
the bodies of children, who they caught alive in traps, devouring their flesh, and drinking
their blood." Als getuigenissen haalt hij aan Lindsay of Piscottie, Chronicles of Scotland,
1814, vol. I, p. 163; Hollinshead, Scottish Chronicle, 1805, vol. II, p.p. 16,99; Pordun.
Seotichronicon, vol. II, p. 331.
3
bare rots zijne roofburcliten te vestigen. Voorts het daarmee samen-
hangend gemis van het iirachtig bestuur van eenen Isoning, die zoo
noodig zijne vasallen iion dwingen tot gehoorzaamheid. Eindelijk
zijne afgelegene ligging en de vijandschap, uit vrees voor overheer-
sching 1) geboren, waardoor het zich al sinds onheugelijke tijden had
afgezonderd van hen, die zijne natuurlijke bondgenooten hadden
moeten zijn, de «Southrons» aan de overzijde van den Tweed. Zoo
verkeerde Schotland in een toestand in menig opzicht gelijk aan
dien van het zoozeer misdeelde Ierland, waarover de donkere midden-
eeuwen het langst hunne schaduwen bleven uitbreiden 2).
Het land was verdeeld onder de groote edelen 3), die het volk,
dat onder hun gebied woonde, ongeveer als lijfeigenen beschouwden.
De koning was onder deze edelen niet veel meer dan «primus inter
pares.» Centralisatie van gezag, zooals b. v. iu Frankrijk door de
koningen was doorgevoerd, had nog geen plaats gevonden. Zoo werd
het volk door den adel uiteen gehouden in verschillende partijen,
die bij de eindeloos voortdurende twisten zich schaarden om hunne
verschillende elanhoofden of leenheeren. Wel hadden sommige koningen
op het einde der middeneeuwen beproefd hun gezag beter te vestigen,
doch het was hun niet gelukt 4\'). By het begin van de hervorming
1) ,,The English hated Scotland, because Scotland had sucoessfullv defied them: the
Scots hated Eng\'land as an enemy on the watch to make them sla ,.For twenty
miles on either side of the Border there grew up a population who were trained from
their cradles in licensed marauding." Froude. 1. c. vol. III. p. 3i6.
3) .Jn extent Scotland and Ireland were nearly equal to each other, and were together
nearly equal to England, but were much less thickly peopled than England, and were
very tar behind England in wealth and civilisation. Scotland had been kept back by the
sterility of her soil; and, in the midst of light, the thick darkness of the middle ages
still rested on Ireland." Macaulay. History of ISnjland. New-York 1860. vol. I. p. 49.
S) Bij de troonsbeklimming van James VI telde men er 53, die tot de ,,Lords" behoor-
den. Rudloif. Geschichte der Reformation in Schottland. Berlin 1847. Bd. I. S. 25.
4)) De barbaarschheid dier tijden kan ook blijken uit de weinig kieskeurige manier,
waarop de koningen hun doel zochten te bereiken. In 1440 werd de graaf van Douglas,
toen 15 jaar oud, en zijn nog jongere broeder, door den koning aan het hof verzocht
te Edinburg. Daar aangekomen werden zij op last van den kanselier gegrepen, aan
een gefingeerd verhoor onderworpen, schuldig verklaard en onthoofd. Dit ge.schiedde tijdens
de minderjarigheid van den koning. Doch in 14\'53 werd de graaf van Douglas, eeu neef
van de twee genoemden, door James II uitgenoodigd aan het hof te Stirling te verschij-
nen. De graaf aarzelde, doch James zond hem een vrijgeleide voorzien van de koninklijkL»
handteekening en het groote zegel. Douglas verschijnt hierop te Stirling. Na het gebruik
van het avondeten begint plotseling de koning hem met verwijten te overladen en stoot
hem zelf den dolk in de borst. De andere edelen snellen toe en ,,to show their affection
to the king-, gave him every man his blow after he was dead." Hume, Hrmse of Douglas.
vol. I p. 3.-53, aangehaald bij Buckle. 1. c. vol. II. p. 203,
waren de toestanden in dit opzicht in Schotland nog geheel midden-
eeuwsch. In het onherbergzame Noorden, de Hooglanden, heerschte
nog het aloude clansysteem, waardoor de onderhoorigen van een of
ander graafschap zich met hunnen heer tezamen tot ééne stam of
clan verbonden gevoelden, zoodat er nog eene zekere natuurlyke
betrekking bestond tusschen hen en hun stamhoofd, wiens bestuur
daardoor een min of meer patriarchaal karakter droeg. In het Zuiden
was door den invloed der Normandiërs het feudale stelsel in zwang
gekomen, waardoor de onderhoorigheid hier meer het karakter droeg
van lyfeigenschap. In de verhouding tot den koning maakte intusschen
het eene of het andere stelsel niet veel verschil. Hij kon tegenover zijne
machtige leenheeren of clanhoofden, die soms rijker waren dan hij
zelf, niet veel beginnen. Hij kon tegenover hen niet veel anders doen,
dan volgens den symbolischen raad handelen, dien bisschop Kennedy
eens aan James II gaf, toen hij een bundel pijlen nam en den koning
toonde dat hij ze niet tezamen, maar wel één voor één kon bi-eken.
Aanleiding tot onderlinge verdeeldheid behoefde de koning zelf niet
eens te geven; die bestond er natuurlijk onder zoovele edelen, die
om den voorrang dongen, reeds overvloedig. Zoodoende bleef echter
Schotland het tooneel van gedurigen stryd, terwijl het den koning
mede door de natuurlijke gesteldheid des lands niet gelukte den adel
te bedwingen en eene blyvende, krachtige koninklijke heerschappy
te vestigen. Inzonderheid echter gedurende de wegens de bloedige
binnenlandsche twisten telkens voorkomende mindei\'jarigheid der
koningen was het land aan de treurigste wanorde en verwoesting-
ten prooi. De regent, die dan aangesteld moest worden, werd van
alle zijden met vijandige, jaloersche blikken aangezien. De eene re-
gent verdrong den anderen, waarbij men dan vooral gebruik maakte
van het middel om den jeugdigen koning te ontvoeren om zoodoende
het regentschap te brengen in handen van die partij, die den koning
feitelijk gevangen hield, 2) eene gevangenschap waarbij menigmaal het
leven van den vorst ernstig gevaar liep.
Om een denkbeeld te geven van de groote macht van sommige
1) Buckle.,1. c. p. 203.
2) Zoo wist b. V. James V in 1528 met hulp van den aartsbisschop Beaton te ontsnap-
pen uit een dergelijke gevangenschap, waarin de machtigste familie van het rijk, de
Douglases, hem gevangen hield en nam toen op zestienjarigen leeftijd zelf de teugels van
het bewind in handen, natuurlijk geheel onder den invloed van den clerus staande bij
zijn verdere regeering tot 1542,
edelen kan b.v. dienen, dat by gelegenheid van het huwelyk van
James II het hoofd van het machtigste adellijke huis Douglas, de graaf
van Angus, naar de gewoonte van de edelen in die dagen aan het
hof verscheen met een gevolg, bestaande uit 5000 personen i). Ook
hy processen, die men zelf te voeren had of v^aarhy gunstelingen
waren betrokken, was het gewoonte zulk een gevolg mede te brengen,
zoodat het ons niet behoeft te verwonderen, indien de rechtspraak in
Schotland in die dagen niets te heteekenen had en eigenlyk geen
rechtspraak kon genoemd worden. Feitelijk gold alleen het recht
van den sterkste.
Onder zulke omstandigheden kon natuurlyk ook van eene geregelde
ontwikkeling van den derden stand, die b.v. in Engeland in de 14e
eeuw zoo hooge vlucht nam, geen sprake zyn. De steden konden
zich niet uitbreiden S), want handel en industrie konden geen voort-
gang hebben en werden telkens weer belemmerd of vernietigd. De
middelen van verkeer waren zeer gering, de wegen uiterst slecht.
Het reizen was zeer onveilig. Moest iemand eene reis naar de Hoog-
landen ondernemen, dan maakte hy tevoren zyn testament. Inverness
werd in de vijftiende eeuw tot tweemaal toe in brand gestoken en
geheel verwoest; ook Aberdeen stond aan herhaalde aanvallen van
de Hooglanders bloot De steden waren dan ook by Engeland
vergeleken veel minder bevolkt dan daar, waar in verbinding met
Vlaanderen zich een levendige handel had ontwikkeld.
De koning had dan ook tevergeefs getracht hy den burgerstand
steun te vinden tegenover den adel. Door de voortdurende binnen-
landsche twisten had geen krachtige burgerstand zich kunnen ont-
wikkelen. De burgers stonden geheel onder den adel. ■ Ja, het was
voor den eenvoudigen Schot, die geen aanspraak kon maken op eenigen
titel, zelfs geraden zich ter wille van zijne veiligheid hy de «retainers»
van den eenen of anderen Lord aan te sluiten 5). In het Parlement
1) Buckle. 1. C. vol. II p. 201.
2) Sprekende over het begin der 16e eeuw zegt Fvoude {Mistori/ of H/Mjland. vol. Ill
p. 3ya): ,Jt wa.? a time vi\'hen there was neither law nor order when the strong trampled
ou the weak, and the ruling powers of the Chui\'ch were happy iu their adulteries, and
there was no justice but to the strong."
3) Buckle, 1. c. vol. II.\' p. 175 sq.
4) Buckle, 1. c. vol. II p. 179.
5) Buckle, 1. c. vol. II p. 201. „The servitude was a willing one, and was essential to
the national manners. Then [15de eeuw], and long afterwards, it was discreditable, as
well as unsafe, not to belong to a great clan; and those who were so unfortunate as to
i
-ocr page 22-liadden wel is waar ook eenige weinige vertegenwoordigers der grootste
steden zitting, docli de eenvoudige poorters maakten sleclits eene
povere figuur tegenover de machtige Lords en den voornamen, rijken
clerus 1). Bovendien waren die burgers meestal geheel afhankelijk
van den edelman, die het kasteel nabij de stad hunner inwoning be-
woonde. Toch school in dien burgerstand Schotlands toekomstige
kracht. Op hem zou de reformatie haar grootste beslag leggen. De
burgers zouden trouw blijven in tijden van afval van de aanzienlij-
ken 3). Doch dat hoogere belang moest eerst komen om hen op te
heffen eu te vereenigen. Een hooger beginsel alleen kon hen tot de
noodige krachtsinspanning bezielen. S)
Om zijne positie tegenover den adel te versterken was de koning
op de geestelijkheid aangewezen, en hij sloot zieh dan ook aan haar
hoe langer hoe nauwer aan. Dit verbond van koning en clerus kwam
intusschen de reformatie ten goede, daar hierdoor de adel meer geneigd
was zich aan de zijde der hervormers en der hervormingsgezinde
burgerij te scharen. De clerus vormde wel is waar wat uitwendige
macht betreft een groot tegenwicht tegen den adel, doch zonder
innerlijke, geestelijke kracht, zoodat, toen het volk en een gedeelte van
den adel, door hooger beginsel gedragen en tezamen verbonden, tegen
hen optraden, zij weldra het onderspit moesten delven.
Dat bij het algemeene, overbekende, lage peil van kennis en zede-
be unconnected with any leading family, were accustomed to take the name of some
chief, and to secure his protection by devoting themselves to his service."
1) Het Parlement was samengesteld uit den hoogeren Clerics (de geestelijke .;Lords"),
de ..Koiility" of hoogeren adel („Lords" en ,.Nobles" genoemd), en de „Gentry", den
lageren adel (waartoe behoorden de ,,barons", de ridders, en de grondbezitters of ..lairds"),
benevens enkele afgevaardigden uit de voornaamste steden. Zie Eudloff, 1. c. vol. I. p. 35.
3) Den 3den October 1561 schrijft Knox aan Mrs. Locke: ,,Iiemedie there appeareth
none, unless we would arme the hands of the people in whome abideth yitt some sparkes
of God\'s feare. Our jSTobilitie (Iwrite with dolour of heart) beginne to find ease good
service of God." Works, vol. VI p. 130.
3) Froude. IIL p. 399. ,;But authority, unequal to the protection of men\'s lives and
properties, could rouse itself in defence of their sonhT
4) Zij bezaten volgens berekening van Kobertson [History of Scotland) ongeveer de helft
van het nationale vermogen. Menig edelman was pachter of vasal van een geestelijke, of
gevoelde zich afhankelijk van den clerus, door de inkomsten van beneficiën, hem door hoo-
gere geestelijken geschonken.
5) Als eigenaardig staaltje, wat de algemeene ontwikkeling in Schotland betreft, moge
dienen, dat tot Iaat in de lée eeuw geen Schotsch baron zijn eigen handteekening kon
zetten. „From the accession of Alexander III to the death of David II (1370), it would
be impossible, I believe, to produce a single in.stance of a Scottish baron who could .sign
his own name." ïytler, History of Scotland, aangehaald bij Buckle, 1. c. II. p. 193.
lykheid bij deu clerus vóór en tijdens de reformatie Schotland niet
uitblonk, behoeft na het bovenstaande niet meer met vele woorden
te worden betoogd. Juist door zijne afgelegenheid en achterlijken
toestand had in Schotland de geestelijkheid nog meer dan elders vrij
spel. 1) Daarbij kwam haar groote rijkdom, dien zij zich had ver-
worven, vooral sinds de koningen, een tegenwicht zoekende tegen den
adel, haar velerlei voorrechten hadden gegeven. Voor Schotland gold
nog meer dan voor andere landen, wat Froude zegt van de geeste-
lijkheid in het algemeen in \'t begin der zestiende eeuw: «The world
went smoothly with the Church for the first quarter of the century.
The bishops and abbots ate, and drank, and sinned, and married their
children, and believed their houses would continue for ever.»
Doch Luther stond op en met dezelfde verrassende snelheid
als elders drong ook in Schotland reeds zeer spoedig iets door van
de groote beweging, die van hem zijn oorsprong neemt Ook in
Schotland was intusschen de groote beweging reeds voorbereid. Knox
deelt ons mede in zijne History of the reformatioun of religioun
within the realme of Scotland dat reeds in 1422 en 1431 twee mannen
werden verbrand wegens kettersche gevoelens 5). De laatste was een
Eoheem en werd veroordeeld als aanhanger van Mus en Wiclif. Dat
de leerstellingen van Wiclif in Schotland meer ingang vonden, bleek
inzonderheid in 1494, toen 30 personen, allen uit het zuid-west slijk
gelegen graafschap Kyle, werden gedaagd door den bisschop van
Glasgow om dcli te verantwoorden voor den koning en zijn grooten
raad. Zy werden genoemd de Lollarden van Kyle, en behoorden tot eene
sekte, die in hoofdzaak Wiclif volgde, en voorts volgens de stellingen, die
Knox ons van hen meedeelt, overeenkomst had met de latere Anabaptis-
ten. Behalve nl. dat zij opkwamen tegen de transsubstantiatie en het ver-
eeren van beelden en reliciuiën, beweerden zy ook, dat liet niet geoorloofd
was te strijden en vooral niet het geloof met de wapenen te verdedigen,
dat er geen verlof gegeven mocht worden om tegen de Saracenen te strij-
den, dat het in geen geval geoorloofd was een eed te doen, dat de Kerk
1) Loi-imei\'. Patrick Rauiilton. Edinburgh 1857. p. 77. ;Jn truth, there was no other
country in Europe where the abuses of the Church had reached such a height as in the
Scottish kingdom.\'\'
2) Froude. 1. c. vol. Ill p. 399.
3) In 1525 reeds moesten bij Parlements-acte de geschriften vau Luther verboden worden.
Lorimer 1. c. p. 67.
4) Works, vol, I en II.
5) Works, vol. I. p. 8 sip
-ocr page 24-geen huwelyk mocht ontbinden, dat de excommunicatie niets betee-
kende, dat Christus alleen aan. Petrus macht gegeven had te binden en te
ontbinden in de Kerk, dat de koningen geen recht hadden in geeste-
lyke zaken te oordeelen, dat de tienden niet aan de geestelijkheid moes-
ten worden gegeven, dat alle geloovigen priesters zijn, dat alle ware ge-
loovigen dagelyks het lichaam van Christus ontvangen, - dat men niet
moest bidden tot Maria, maar tot God alleen, en voorts: «That the
Pape is not the successour of Petir, but whare hesaid: «Go behynd
me, Sathan.» i) Dit proces werd echter ten gunste van de beklaagden
beslist. Een zekere Adam Reid wist zich zoo goed en geestig te kwijten
van zijne verdediging, dat, zooals Knox ons meedeelt, de bisschoppen
geheel in de war werden gebracht en «the greatest part of the ac-
cusatioun was turned to lawchter», waarmee de koning goed vond
de zaak te laten afloopen zonder slechte gevolgen voor één van de
beschuldigden.
Weldra echter zouden de processen op ernstiger wijze worden ge-
voerd, hoewel nog telkens weer ook bij de ernstigste processen een
trek van dien frissclien humor voor den dag komt, die ons zulk een
eigenaardigen blik geeft op het Schotsche volksleven van dien tijd.
Patrick Hamilton was de eerste, die, op het hooren van de groote
dingen, die in Duitschland waren, geschied, naar het vasteland ging
«to see that great sight». Hy studeerde eenigen tijd te Marburg, sprak
Luther en Melanchton zelf en keerde terug naar zijn vaderland vol
ijver en geestdrift voor het nieuwe geloof. Niet lang echter werd het
hem gegeven te werken in zijn vaderland. Toch lang genoeg om in
zijnen kring grooten indruk te maken, een indruk straks nog ver-
sterkt, toen hij zijn geloof met den max\'teldood bezegelde. Die dood
van den jeugdigen en aanzienlyken Patrick Hamilton bleef een ge-
tuigenis, niet meer uit te wisschen in Schotlands geschiedenis.
Door zijn voornamen stand — hy behoorde tot den hoogsten adel en
was een neef van den lateren regent, den graaf van Arran — viel
hij aanstonds in het oog. Daarom deed dan ook de geestelijkheid
terstond haar best om den strijd tegen hem tot het uiterste door te
voeren. Zoo kon hy dus niet lang werken, maar de indruk, dien zijn
getuigenis maakte, was ook des to dieper vooral ook op den adel,
die nu niet meer eenen van het eenvoudige volk, maar eenen uit
hunnen kring wegens ketterij den marteldood zagen sterven. In het
1) Works. Yol. I. p. 8. sq.
-ocr page 25-9
najaar van 1527 vras liy in Schotland teruggekomen eu den 29sten
Februari 1528 stierf hy reeds op den brandstapel.
Knox heeft ons in zyne History eene korte verhandeling van Ha-
milton over wet en evangelie bewaard 2), waarin wy terstond den
leerling van Luther herkennen. Wet en evangelie vporden hierin
tegenover elkander gesteld. Berst wordt de wet behandeld en aange-
toond, dat het niet in de macht van den mensch staat die wet te houden.
Daarom is de conclusie: «The law was gevin to schaw us our synne.»
«Thou wilt say, « Whairfor doith God command us that which is impos-
sible for us», r ansuere, «To mack thee know thatthow arte hot evill,
and that thair is no reamedy to save thee in thine awin hand, and that
thow mayest seak reamedy at some uther; for the law doith nothing butt
command thee.» Daarop wordt over het evangelie gesproken, dat
goede tijding bevat n.1: «Christ is our rychteousness, Christ is oure
wisdome, Christ is our sanctification, Christ is our redemption, The
i Father of Heavin hath forgevin us for Christis saik», en voorts al zulke
uitspraken «as declair unto us the mercyes of God.» Dan worden nog
eens kortelyk wet en evangelie tegenover elkander geplaatst in de
volgende tegenstellingen: «The law shawith us our synne, our con-
i demnatioun, is the word of ire, is the word of dispair, is the word
of displeasure; The Gospell schawith \'us a reamedy for it: Oure re-
demptioun; is the word of grace, is the word of conforte, is the word
of peace»; en in «A disputation betuix the law and the gospell: The
law sayith: paye thy debt, thou art a synnar desperat, and thow
shalt die. The Gospell sayith: Christ hath payed it, thy synnes ar
forgevin thee, be of good conforte, thow shalt be saved. The Law
sayith: mack amendis for thy synne, the Father ot Heaven is wraith
wyth thee. Quhair is thy rychteousnes,\' goodnes, and satisfaction?
Thou art bound and obligat unto me, to the devill, and to hell. The
Gospell sayith: Christ hath maid it for thee. Christ hath pacefeid
him with his blood. Christ is thy rychteousnes, thy goodnes, and
satisfactioun, Christ hath delivered thee from thame all». Daarop
volgt de uiteenzetting van de leer der rechtvaardigmaking door het
1) Vóór zijnen dood vertoefde Hamilton geruimen tijd te St. Andrews, waar hij met.
verschillende personen disputeerde, totdat eindelijk de geestelijkheid gelegenheid vond om
hem in hechtenis tc doen nemen. O. a. de beroemde Alexander Alesius werd in dien tijd
door hem voor de leformatie gewonnen. Hij ging tot Hamilton om hem van dwaling ta
„ overtuigen, zooals hij ons zelf meedeelt, doch mot het gevolg „ut ex ipsius colloquio meum
errorem cognoscerem." Lorimer, 1. c. p. 13é.
3) Works. vol. I p. 31—35.
-ocr page 26-10
geloof, meestal weer in korte stellingen en teksten tezanieiigevat,
eindigende met eene vergelyking tusschen geloof en ongeloof. Het ge-
heel wordt dan besloten met een hoofdstuk over goede werken,
waarin dit de hoofdstelling is: «Good werkis maik not ane good
man, nor evill werkis ane evill man. But a good man makith
good werkis, and ane evil man evill werkis. Good fruct maketh not
the tree good, nor evill fruct the tree evill: But a good tree bearith
good fruict, and ane evill tree ane evill fruict», terwyl de ontwikke-
ling van deze stelling het einde vormt: «He that thinkith to be savid
be his werkis, calleth himselve Christ.» Zoo bracht Hamilton op een-
voudige, krachtige, frissche wijze zijn evangelie, dat Luther hem had
leeren kennen. Men kan het duidelijk bemerken, de reformatie ver-
keert nog in haar eerste stadium. Het is nog eenvoudig de blijde
boodschap van het jubeljaar des Heeren voor de dienstknechten onder
: de wet. De verdere toepassing en nadere dogmatische ontwikkeling
van den inhoud des evangelies en van de verhouding van wet en
evangelie, m. a. w. van den totaalinhoud des bijbels blijft nog tot
later bewaard.
Hoewel door het leven en niet het minst door den dood van Pa-
trick Hamilton reeds eene geduchte geestelijke beweging in Schotland
was ontstaan vooral onder zijne adellijke nabestaanden en vrienden,
zoo was toch de tyd nog niet daar, dat de reformatie in Schotland
waarlijk tot doorbreking zou komen. Daartoe moest eerst de bodem
nog veel meer worden voorbereid. Daartoe was Hamiltons werkzaam-
heid ook te kort geweest. Toch werkten de reformatorische begin-
selen intusschen in stilte voort. Kort na Hamilton werd er weer ie-
mand ten vure vei\'oordeeld, omdat men een .,N. T. bij hem gevonden
had. 1) Daarop volgde een periode van ongeveer tien jaar van betrek-
kelijke rust voor de hervormingsgezinden. In dien tijd toch werd het
land verscheurd door hevige binnenlandsche twisten tusschen koning
en clerus aan den eenen kant en den adel aan den anderen kant.
Kort na Hamiltons dood was het den koning James V gelukt met hulp
van Beaton, aartsbisschop van St. Andrews, te ontsnappen uit de ge-
vangenschap, waarin de Douglases, toen de machtigste Schotsche fa-
milie, hem hielden. Het gevolg was geweest, dat het hoofd der Dou-
glases, de graaf van Angus, was verbannen en de wijk had genomen
1) In 1535 had ïyndale eene Engelsche bijbelvertaling uitgegeven, die spoedig daarop
in Schotland werd ingevoerd door handelaars, die haar kochten op de markten in Vlaan-
deren. Lorimer, 1. c. p. 80.
11
uaar Engeland. Vandaaruit bleef liij natuurlijk voortdurend intri-
geeren in Scliotland, zoodat James V in die dagen geene gelegenheid
had om nog bovendien de hervormingsgezinden te vervolgen.
De graaf van Angus werd intusschen door Hendrik VIII, die daar-
door hoopte steeds meer invloed in Schotland te zullen verkrygen,
goed ontvangen. Reeds Hendrik VII had getracht met Schotland op
goeden voet te komen en had aan James IV zijne dochter Margaretha
tot vrouw gegeven. Doch zoo spoedig was de oude vijandschap tus-
schen Schotland en Engeland niet weggenomen. Toen Hendrik VIII
zijn vader in 1509 was opgevolgd en zich weer al te veel in Schot-
land wilde doen gelden, had James IV weer hulp gevraagd bij Schot-
lands ouden bondgenoot tegenover Engeland, Frankrijk. Dit had
aanleiding gegeven tot eenen oorlog met Engeland, die voor Schot-
land een treurig einde had genomen in den ongelukkigen slag van
Flodden in 1513, waar James IV met de bloeui van den Schotschen
adel was gesneuveld. James V was toen nog slechts twee jaar oud
en kwam dus onder regentschap van de koningin-weduwe Mar-
garetha, de zuster van Hendrik VIII. Zoo kreeg Engeland weer
veel invloed aan het Schotsche hof. In dien tyd huwde Marga-
retha den graaf van Angus, doch tegenover hem en den invloed
der Engelsche partij, zocht een deel van den adel in verbond met
den clerus weer hulp bij Frankrijk. Margaretha liet zich intusschen
scheiden van den gi-aaf van Angus om Lord Methven te kunnen
huwen, die weer op de hand van den aartsbisschop Beaton was,
zoodat Margaretha ten slotte party koos tegenover haren broeder. Iu
1528 was de macht van den graaf van Angus voor goed gebroken-
Hij moest vluchten naar Engeland en voor geruimen ^tijd was nu
Beaton, de aartsbisseliop van St, Andrews, wien de paus den titel
van kardinaal gaf, de man, die in Schotland alles te zeggen had.
Met hem zegevierde das weer een tijdlang de geestelykheid en de
Praijschgezinde jjolitiek, terwyl James zelf zijne verbroedering met
Frankrijk te kennen gaf door in 1538 te huwen met Maria Guise,
^an Engeland uit trachtte men intusschen voortdurend den verloren
invloed te herkrijgen. Nadat Hendrik VHI in 1532 de Engelsche kerk
aan het bestuur van den paus had onttrokken, verzocht hij James V
ook in Schotland eene dergelijke hervorming te beginnen. Doch James,
1) „ïhe nucleus of a Southern party was formed at the Court which never after was
wholly dissolved." Froude, 1. c. vol. III. p. 348.
12
gelieel onder den invloed van Beaton staande, weigerde natuurlijk,
terwijl liij voortging de geestelykheid hoe langer hoe meer macht te geven.
Eindelyk, na tal van onderhandelingen, brak in 1542 op nieuw
een strijd met Engeland uit. Daar echter voornamelijk op aandrijven
van de geestelijkheid en met behulp van haar geld deze oorlog onder-
nomen was, weigerde plotseling de adel in 1542 bij Solway Moss den
strijd. Het gevolg was, dat, toen de omstandigheden hen ten slotte
toch noopten te stryden, een kleine Engelsche bende, gebruik
makende van de wanorde in het Schotsche leger, hunne veel grootere
legermacht geheel versloeg, en vooral door den ongunstigen toestand
van den bodem tal van krijgsgevangenen maakte, waaronder van de
aanzienlijkste edelen, zoodat te Solway Moss door Schotland eene
minder bloedige, maar meer smadelijke nederlaag werd geleden dan
bij het nog niet vergeten Flodden. i) James V overleefde den smaad
niet lang en stierf nog in hetzelfde jaar.
Beaton had intusschen gebruik gemaakt van den toorn des konings
tegen de edelen, toen deze geweigerd hadden te strijden. Hij had den
koning by vernieuwing, nu voor de tweede maal, eene lijst aange-
boden met de namen van ongeveer honderd edelen, die hij als ketters
beschouwde, en van wie hij zeide, dat zij het land aan Engeland
wilden verkoopen. Die lijst werd na James\' dood gevonden. Vandaar
dat de graaf van Arran, wiens naam ook op die lijst stond, zich
eerst geheel tegen Beaton en de geestelijkheid keerde, zoodat er na
dea dood van James een betere tijd voor de hervormingsgezinden
scheen aangebroken te zijn. De graaf vau Arran was nl. regent ge-
worden over de slechts weinige dagen oude dochter des konings, Maria
Staart. Wel is waar was een testament des konings gevonden, waarby
o. a. Beaton in het regentschap werd benoemd. Doch men mompelde
spoedig van bedrog. Hoe dit zij, de edelen benoeaiden Arran in plaats -
van Beaton tot regent. A iTan begon inet voor de Protestanten gunstige
maatregelen te nemen. Thomas Williams 2) eu John Rough 3) twee her-
ij ..Never, in all the wars between England and Scotland, had there been a defeat more
complete, more sudden and disgraceful. More lives were lost at Flodden; but at Flodden
two armies had fairly matched, and the Scotch had fallen with their 6ices to their enemies.
At Solway Moss ten thousand men had fled before a few hundred farmers, whom they .
had surprised in their homes." Froude. 1. c. vof. III. p. 531.
3) Hij was een Dominicaan, en de eerste, door wien Knox de dwalingen der Koomsche
Kerk begon in te zien. Zie beneden hl. 37.
3) Een monnik uit Stirling, die in 1557 in Engeland op den brandstapel stierf. Zie be-
neden bl. 38 en 31.
m
13
vorniingsgezinde predikers, stelde liij aan tot kapellaans aan zijn hof. In
1543 werd zelfs een Parlementsbeslnit genomen, waarbij het lezen der H.
S. in de volkstaal werd veroorloofd. Een direct gevolg van de verande-
ring in het bestuur was ook, dat de Douglases na vijftienjarige bal-
lingschap weer in Schotland mochten teragkeeren. Met hun hoofd,
den graaf van Angus, kwam mede een gezant van Hendrik VIII,
Sadler, die namens zyn vorst met Arran begon te onderhandelen
over een toekomstig huwelijk van Maria Stuart met Hendriks zoon,
Eduard. Het huwelijkscontract kwam zelfs reeds tot stand, zoodat de
woede der franschgezinde partij van kardinaal Beaton en Maria
Guise geene grenzen kende. Doch voor de zooveelste maal zou er weer
eene verandering komen in de Schotsche regeeringspolitiek.
Beaton en de zijnen zaten natuurlijk niet stil. Daar kwam hulp
uit Frankrijk opdagen. Twee bisschoppen in deftig ornaat betraden
Schotlands kust. De eene was John Hamilton, een broeder van den
regent, abt van Paisley. Hij wist al spoedig zulk een invloed op
zijnen broeder uit te oefenen, dat deze aan Williams en Rough het
bevel gaf het land te verlaten. Dat was het begin van eene nieuwe
omkeering. Verschillende reformatorisch gezinde edelen moesten
het «Privy Council» verlaten. Ook de Hamiltons, de aanzienlijke en
machtige famihe, die vooral de belangen der katholieke party in
Schotland behartigde, kwamen nu weer «as ravens to the carrion» naar
het hof. Intnsschen werden door Beaton in verbond met de graven
van Argyle, Huntley en Bothwell de koninginmoeder en Maria Stuart
ontvoerd en Arran gedwongen het gesloten huwelijkscontract nietig
te verklaren. Daarop werd de koningin gekroond en het verhond
met Frankrijk vaster dan ooit gevestigd. Beaton hield intusschen den
oudsten zoon van Arran in gijzeling in het kasteel van St. Andrews.
Feitelijk regeerden nu Beaton en de abt van Paisley het land. Sadler
vroeg opheldering aan Arran, doch Arran waagde het niet krachtig
op te treden. Hendrik VIII riep daarop Sadler terug en verklaarde
Schotland opnieuw den oorlog. Eene poging van den graaf van
Lennox, wiens familie een oude veete had tegen de Hamiltons, om
eene engelschgezinde partij, bestaande uit de graven van Angus,
Glencairn, Cassilis, de Lords Maxwell, den Laird van Drumlandrig
en den Sheriff van Ayr, aan het roer te brengen, mislukte. Lennox
moest vluchten.
Intusschen had dus de kardinaal vrij spel en de vervolgingen tegen de
ketters werden met vernieuwde woede voortgezet. Niettegenstaande
14
het gestrenge optreden tegen Hamilton toch hadden de reformato-
rische beginselen zich in Scholtand hoe langer hoe meer uitgebreid
vooral ook door middel van kooplieden en visschers, die het meest
in den vreemde met de nieuwe leer in aanraking kwamen i).
De tijd van verwarring en binnenlandsche twisten, die volgde kort
na den dood van Hamilton, had men zich ten nutte gemaakt.
John Erskine of Dun had zelfs in 1534 te Montrose een school op-
gericht, waar het Grieksch werd onderwezen en het N. T. in de
grondtaal werd gelezen. In 1538 echter, toen de koning gehuwd was
met Maria Guise en de Fransche invloed zeer sterk was aan het hof,
waren de vervolgingen weer met meerdere heftigheid begonnen. Doch
de beweging was niet meer te stuiten. Vooral in Dundee en Leith
en in het graafschap Kyle, de oude verblijfplaats der Lollarden,
maakte de ketterij grooten voortgang. Velen bezegelden daar hun
geloof met den marteldood, terwijl een groot aantal vluchtte naar
Engeland. Zelfs in tegenwoordigheid van den koning trad een monnik
in een passiespel op tegen de prelaten, hetgeen hij echter met ver-
scheidene anderen met den dood op den brandstapel moest boeten
Ook de beroemde Schotsche humanist en hervormer George Buchanan 3)
moest in dezen tijd de vlucht nemen wegens een satyrisch gedicht
op de Franciscanen, terwijl andere Schotsche geleerden, Alexander
Alesius, John Fife en Machahaeus hem reeds voorgegaan waren.
In 1542 toen Arran pas aan de regeering gekomen was, was er een
tijd van verademing gekomen voor de Protestanten. Het zoo lang
verboden boek mocht toen vrij worden gelezen. «Ther mycht have
bene sein the Byble lying aluiaist upoun everie gentilmanis table.»
Doch helaas, die tijd duurde niet lang en toen Beaton weer de macht
in handen had gekregen, woedde hij feller dan ooit. Vooral Perth
moest het ontgelden, velen werden daar van ketterij beschuldigd en
verscheidenen gedood. Anderen werden verbannen of in de gevang-enis
geworpen.
Doch in deze dagen trad een man op, die niet alleen een krachtigen
stoot zou geven aan de reformatorische beweging in Schotland en
]) Knox. Works. vol. I. p. 61. „Butt cheaflie by nierchantis and niarinaris, who, frequenting-
other cuntreis, heard the trew doctrin affirmed, and the vanitie of the Papisticall religioun
openlye rebucked."
2) Knox. Works, vol. I. p. 63.
3) P. Hume Brown. Georr/e Buckaimu. hmmnist «»f/»•f/ww?«\'. Edinburgh 1890. p. 100. sq.
4.) Knox. Works, vol. I. p. 5.";.
a) Knox. Works, vol. I. p, 100.
-ocr page 31-15
haar in nieuwe banen zou leiden, maar wiens dood ook de oorzaak
zou worden van Beatons val. Deze man was Georgé Wishart.
George Wishart was de zoon van een Schotschen grondbezitter,
den Laird van Pittarrow. Gedurende eenigen tijd gaf hij les in
het Grieksch aan de door Erskine of Dun opgerichte school te
Montrose waar de reformatie al spoedig vele aanhangers telde.
Op die school leerde hij zijne leerlingen het Grieksche N. T.
lezen en werd daarom in 1538 door den bisschop van Brechin van
ketterij \' beschuldigd. Daarop vluchtte hij naar Engeland, waar hij
te Bristol predikte tegen de vereering van Maria. Hij werd echter
gedwongen in het openbaar te herroepen, doch spoedig daarop ging
hij naar Duitschland en Zwitserland om daar steeds dieper inzicht te
verkrijgen in de reformatorische beginselen. De Zwitsersche hervorming
trok hem het meest aan, zooals blijkt uit zijne vertaling van de Con-
fessio Ilelvetica prima, die eenigen tijd na zijnen dood werd uitgegeven.
Slechts weinig is ons echter van dit zijn verblijf in het buitenland
bekend. In 1543 was hy weer in Engeland teruggekeerd en gaf daar
in dat jaar onderwijs aan de universiteit te Cambrige, waar hij door
zijne bijzonder aantrekkelijke persoonlijkheid zijne leerlingen nauw
aan zich wist te verbinden. Gelouterd en gesterkt in zijn geloof
keerde hij in 1544 weer naar Schotland terug om daar krachtiger
dan iemand tevoren te getuigen door zijn woord en door zyn gansche
leven en straks door zijnen dood voor die beginselen, die hy nu met
zijn gansche hart had omhelsd, en om in Schotland de reformatorische
beweging zelf in nieuwe banen te leiden. Was Hamilton de man ge-
weest die door zijne voorname positie vooral invloed had uitgeoefend
op den adel. Wishart zou door zijne buitengewone welsprekendheid
en door de aantrekkelijkheid zijner persoonlijkheid vooral veel invloed
oefenen op het volk. 3)
1) Zie over deze school M\' Crie, Life of JoM Knox, 5th ed. London 1831, vol. I, p. 34<3 sq.
3) Een zijner leerling-en schrijft van hem, dat hij was: „courteous, lowly, lovely, glad
to teach, desirous to learne, and well travailed.....hee was a man modest, temperate,
fearing God, hating covetousnesse; for his charity had never ende, night, noon, nor
day..... his learning no lesse sufficient than his desire......if I should declare his
love to me and all men, his charitie to the poore in giving, relieving, caring, helping,
providing, yea, infinitely studying how to do good unto all, and hurt to none, I should
sooner want words then just cause to commend him." Zie Laing, Wm^JiS of Kmos, vol.
VL p. 671 sq.
„It was an aristocratic before it became a democratic movement." Lorimer. Fatrich
Hamilton, p. 107
16
Dooi\' zijne vurige welsprelsendlieid en ongeveinsde vroomheid wist
hij het volk voor goed voor de reformatie te winnen. Door hem legde
de reformatie eens voor altijd beslag op het volk. En daardoor was
aan de reformatorische beweging in. Schotland nieuwe kracht ge-
geven. Een nieuw, krachtig element was aan het oude toegevoegd.
En waar nog menigmaal de adel uit tijdelyke belangzucht aarzelend
zou optreden, of ook zich geheel terugtrekken, daar zou het dau het
volk zijn, dat den doorslag gaf. Als straks Knox\' «Appellation to the
Lords» niet hielp, dan zou zijn «Appellation to the Commonalty and
the People of Scothind» niet vruchteloos blyven.
^ Zoo werd Wishart een uitnemende wegbereider voor Knox. Ook
nog in een ander opzicht. Hij bracht in Schotland de eerste Zwit-
sersche confessie en introduceerde daarm.ee het Zwitserscha Protestan-
tisme, dat weldra in Schotland de plaats van het Luthersche van
Hamilton zou innemen. Niet alsof in Schotland het onderscheid der
beide leertypen bij de hervormingsgezinden reeds tot hun bewustzyu zou
zijn gekomen. Want Hamilton had alleen gesproken over de
rechtvaardigmaking door het geloof, over het avondmaal sprak hij
zich noch iu Lutherscheu, noch in Zwitserscheu geest uit. A.lleen
maar was hij opgekomen tegen de mis. i) De periode na Wishart
vormt geene tegenstelling met die van Hamilton, maar zij vult aan,
zij verbreedt eu verdiept. Deze verbreeding en verdieping geschiedt
door het op den voorgrond stellen van het Schriftbeginsel. Van nu af
aan moet het geheele Woord gelezen en onderzocht worden. Hamilton
zag niet anders dan die ééne tegenstelling van Wet en evangelie.
Zijne dogmatiek bestond eigenlijk slechts uit één dogma: de recht-
vaardigmaking door het geloof. Nu wordt dit anders. De dogmatiek
wordt rijker.
Men begeeft zich tot steeds diepere Schriftstudie. Straks, als Knox op-
treedt, of ook nu reeds misschien, komt in plaats van Hamiltons «Disputa-
tion betwixt the law and the evangill» Oalvijns breed opgezette, van ern-
stigen arlieid en diepe studie getuigende «Institutio religionis christi-
anae.» Dan is de enkele, krachtige, welsprekende prediking niet genoeg
1) Loi\'imer. 1. c. p. 164. ,,I1 does not appear that Hamilton has promulgated any doctrine
on that head, either Lutheran or Helvetic, save in the negative form of a rejection of the
Roman dogmas of the mass and baptismal efficacy. And as the same remarkable silence
is preserved in the answers of Borthwick, we may regard this as good evidence that
Hamilton\'s theological teaching had continued to give type to the doctrine of the
Scottish Reformers down to 1540."
11
meer. Dan begint men eene Kerk te organiseeren, recliten van die Kerk
te handhaven, universiteiten op te richten en scholen te bouwen, i)
Door zijne prediking, waarin hij de duidelykste kenteekenen ver-
toonde, bij welke leermeesters hy was ter schole gegaan, bereidde
Wishart het werk van Knox voor. Had hij vroeger in Montrose den
stoot gegeven tot een ernstig onderzoek van het N. T. in de oorspron-
kelijke taal, nu irok hij al predikende het geheele land door. Nu eens
vinden wij hem te Montrose, dan weer te Dundee, waar hij druk-
bezochte voorlezingen hield over den brief aan de Romeinen, dan weer
in het westelijke graafschap Ayrshire, eindelyk in Leith en in East-
Lothian, de landstreek in de nabyheid van Edinburg. En waar hij
kwam, vooral viel zijn woord in goede aarde. En niet alleen door
zijne woorden, maar ook door zijne daden verwierf hij zich eene plaats
in het hart zijns volks.
Toen hy in Dundee geruimen tijd had gepredikt, werd hem ten
laatste op aandringen van den kardinaal Beaton het verblijf in de stad
ontzegd. Met ernstige vermaningen tot hem, die hem dat bevel bracht,
had hij daarop de stad verlaten, zeggende: «I have offered unto yow
the woorde of salvatioun, and with the hazarde of my lyef I have
remaned amanges yow. Now ye your selves refuise me, and tharefoir
man [must] I leave my innocencye to be declared by my God. Yf it
be long prosperus with yow, I am nott ledd with the Spreitt of
treuth. Butt yf truble unlooked for apprehend yow, acknowledge the
cans, and turne to God, for he is mercifull. But yf ye turne not at
the first, he shall viseitt yow with fyre and sword.» Daarop had hij
zich naar Ayr begeven, waar hij eveneens in de kerk had gepredikt.
Wederom beval Beaton den asrtsbisschop van Glasgow hem dit te
verhinderen, hetgeen ook geschiedde. De aartsbisschop zelf trad op in
de kerk en Wishart verzamelde intusschen zyn gehoor op de markt.
Omtrent de preek van den aartsbisschop, voor Avien dit wei\'k zoo
1) Zie het uitvoerige plan voor het onderwijs in Knox\' First Book of disci]}line
[TForks, II, p. 208—221); vg. wat Dr. A. Kuyper zegt van Calvijn in tegenstelling met
a Lasco [Jocmnis Calvini et Joamiis a Lasco de ecclesia sententicirum inter se compositio,
Amstelodami 1803, p. 179): „Calvini Ecclesia doctrinale institutmn; Lasci moralis societas
potius est habenda."
2) „Wishart was a theologian and reformer in the sense of the Helvetic Confession. He
had visited the reformed churches of Switzerland, and agreed so thoroughly with their
First Confession, that he executed a translation of it for the benefit of his countrymen:
and the accounts which have come down to us of his preaching, disclose how earnestly
and fully he taught the Swiss doctrine of the sacraments.\'\' Lorimer, 1. e. p. 103.
9.
-ocr page 34-ganscli ongewoon was, deelt Knox ons mee: «The surame of all his
sermon was: «Thei say tüat we shuld preach; why nott? Bettir late
thrive then never thrive: had [hold] us still for your Bischop, and we
shall provid better for the next tyme. This was the begynnyng and
the end of the Bischoppis sermon who with haist departed the toune,
butt returned nott agane to fulfill his promisse.» Het volk te Ayr en
de graaf van Glencairn wilde, toen de aartsbisschop de stad had verlaten,
met geweld Wishart op den kansel brengen, maar hij wilde van geweld
niets weten, zeggende: «It is the woord of peace that God sendis by
me; the blood of no man shalbe sched this day for the preaching of it.»
Te Ayr zynde, kwam hem het gerucht ter oore, dat te Dundee
de pest was uitgebroken en in hevige mate woedde. Aanstonds
stond zyn besluit vast. «They ar now in truble, and they nead
conforte,» zoo sprak hij, «Perchance this hand of God will mak
thame now to magnifie and reverence that woord, which befoir (for
the fear of men,) thei sett at light price.» Te Dundee werd hy met
de grootste blijdschap ontvangen. Onder grooten toeloop van alle
kanten predikte hij en trouw bezocht hij de kranken in hunne wo-
ningen om hen vertroostend toe te spreken. Zoolang de pest duurde,
bleef hy te Dundee. Daarna keerde hij naar Montrose terug.
Intusschen stelde Beaton alle pogingen in het werk om eenen zoo
invloedrijken prediker als Wishart uit den weg te ruimen. Te Dun-
dee werd zelfs door een vermomden priester een aanslag op zijn leven
gepleegd, die echter door Wishart zelf werd ontdekt en alzoo verijdeld.
Te Montrose ontving hij op zekeren dag een brief van een vriend, naar
het scheen, die ziek was geworden en hem wilde spreken. Hij begaf
zich op weg. Doch plotseling zeide hij tot eenige vrienden, die met
hem voortreden: «I will nott go: I am forhiddin of God: I am
assured thare is treasone. Lett some of yow go to yonder place,
and tell me what ye fynd.» De vrienden onderzochten en vonden
achter den heuvel een door Beaton daar geplaatste hinderlaag,
gereed om Wishart gevangen te nemen.
Niet lang meer echter zou Wishart het werk, dat hij met
zooveel geestdrift en yver vervulde, voortzetten. Hij zelf had er een
voorgevoel van. Na het boven verhaalde voorval zeide hij, dat hy
wist, dat hij zyn leven in de handen van dien hloeddorstigen man
zou eindigen, maar niet op zulk eene wijze. En later sprak hij de
merkwaardige woorden: «I will tell yow, that I am assured that
my travail is neir ane end; and tharefor call to God with me, that
!
V.
1;
I-
r
-ocr page 35-19
now I shrink not when the batteU waxis moist hoote», en hij Toegde
er aanstonds aan toe: «God shall send yow conforte after me. This
realme shalbe allnminated with the light of Christis Evangell, as
clearlie as ever was any realme sence the dayis of the Apostles.
The house of God shalbe builded in to it. Yea, it sail not lack,
(whatsoever the ennemye imagyne in the contrare), the verray cope
stone» (meanyng that it shuld anes be browght to the full perfecti-
ouu); «Neither shall this be long to; Thare shall nott many suffer
after me, till that the glorie of God shall evidently appear, and
shall anes triumphe in dispyte of Sathan. Butt, allace! yf the people
shall after be unthankfull, then fearfull and terrible shall the plagues
be that after slial follow»
Van Montrose begaf hij zich naar East-Lothian in de nabijheid
van Edinburg, waar hij in nauwere verbinding kwam met deu man,
die zijn werk zou voortzetten en voleindigen, John Knox. Aanstonds
maakte Wishart op Knox een onvergetelijken indruk. Van, het eerste
oogenblik af aan, dat Knox hem persoonlijk leerde kennen, week hij
niet meer van zijne zijde. Zelf droeg hij het zwaard om Wishart
tegen mogelijke aanvallen te beschermen, totdat eindelijk Wishart
■ zelf, voordat hij naar Ormiston vertrok, Knox beval terug te keeren,
zeggende: «One is sufficient for one sacrifice.» Knox gehoorzaamde
en Wisharts woorden werden maar al te spoedig bevestigd. Op het
landgoed van den laird van Ormiston gekomen, leidde hij des avonds
nog de huisgodsdienstoefening en dienzelfden nacht werd het kasteel
overrompeld door den graaf van Bothwell, den lateren echtgenoot van
Maria Stuart, W^ishart gevangen genomeri en aan Beaton overgeleverd,
die hem te St. Andrews in\'de gevangenis wierp.
Daar werd hij voor eene vergadering van bisschoppen en prelaten
gerpepen en vau verschillende ketterijen beschuldigd, voornamelijk,
,d.at;.hy tegen de mis, de biecht, het vagevuur, de vereering van
MfU\'ia ren de heiligen gepredikt had. Het einde was dat hij veroor-
deeld werd tot den brandstapel. Arran zelfs trachtte uog, naar
i^is(X)ttie 3) ons meedeelt, tusschenbeiden te komen en schreef aan
|tiv • , Beaton: «to continue [postpone] the accusatioun of Maister George
iWischart quhyll he and he spoke togidder and if he wold not, his
1) Worlis of Xnox, vol. I, p. 183.
3) Piscottie, Histortj o f the Scottish Reformation, aangehaald bij Laing. Works of Knox
vol. I. p. 145, note 1.
äo
awin blood be tipon bis awin bead, for he would not consent that
any man sould suffer persecutioun at that tyme.» Doch Beaton
wist, wien hy aan Arran had. Meer vreesde hy het volle,
welks gezindheid tegenover Wishart hij kende. Buitengewone maatre-
gelen werden daarom tegen den dag van de voltrekking van het
vonnis genomen. Alle kanonnen van het pas versterkte slot van St.
Andrews, waar de aartsbisschop zijn verblyf hield, werden op de stad
gericht. Beaton zelf zag van uit een vertrek van zyn kasteel toe op
het schouwspel, waarnaar hy zoo lang ,had gehaakt. .Nog van den
brandstapel vermaande Wishart het volk, spoorde het aan tot volhar-
ding, en stierf alzoo den Isten Maart 1546 den marteldood.
Zoo had Beaton dan overwonnen, maar het was eene overwinning, die
hem slechts nader bracht by zijnen val. De maat was nu volgemeten.
Van het oogenblik van Wisharts dood af aan begon men zich met on-
verwrikbare vastberadenheid tot weerstand voor te bereiden. IJad men
in Ayr reeds met geweld een weg Vf\'illen banen voor Wishart naar
den kansel, die hem was ontzegd, maar was men toen door zijn uit-
drukkelijk verlangen, omdat hij hun verkondigde «i/ie woord o/peace,»
daarvan teruaofehouden, nu zou er weldra een ander komen, die niet alleen
OD \' \'
als prediker, maar ook als leider der geheele reformatorische beweging-
in Schotland zou optreden, die met kracht het recht van weerstand zou
verdedigen, ja, die zelf, geboren «leader» als hij was, dien weerstand zou
organiseeren eu tot zijn doel voeren. Hy zou adel en volk beiden doen
verstaan, dat de tijd van dulden voorby was en de tijd van handelend
optreden gekomen, dat er naast het beginsel van genade ook een
beginsel van recht was, dat de ware godsdienst ook zijne rechten had,
die gehandhaafd moesten worden, dat ook het Schotsche «Sion door
recht zou worden verlost.» i)
Het zou echter nog verscheidene jaren duren, eer de bodem in
Schotland genoeg was voorbereid om zulk eenen «leader» te^-kunnen
ontvangen. Doch na Wisharts dood begint zich algemeen de over-
tuiging te vestigen, dat weerstand onvermijdelijk, dus noodzakelyk ia^;
Die overtuiging sprak zich drie maanden na Wisharts dood uit in i
eene daad, die wij ecliter daarom nog niet met Knox «a godly
fact» zouden willen noemen. Eenige edellieden namelijk, vertoornd
1) Jes. 1 : 27.
2) Toen Knox dan ook in 1556 zag, dat hij nog niet handelend genoeg kon optreden,
keerde hij voorloopig weer naar Genève terug „unto such tyme as God should geve"
unto us grettar libevtie\'\' xWorks, vol. I, p. 253). Zie beneden, hoofdstuk III.
21
over deu dood van den door allen zoo zeer beminden Wishart, be-
sloten dien dood te wreken. Zy vormden daartoe eene samenzwering-
en den 29sten Mei 1546 drongen zij plotseling in stilte het bisschop-
pelyk kasteel binnen, overrompelden de wacht en drongen tot de
kamer van den kardinaal door. Tegenstand was vruchteloos en onder
de kreten van Beaton: «I am a preasfc, I am a preast, ye will not
slay me», stootte James Melville hem het zwaard in de horst. Het lijk
van den kardinaal werd van uit het vertrek, vanwaar hij den dood
van Wishart had gadegeslagen, voor het samengestroomde volk ten
toon gesteld. Niemand nam het voor den gehaten Beaton op, zoodat
de samengezworen edelen na hun volbrachte werk ongehinderd het
sterke slot van St. Andrews in bezifc konden houden, waarin zy zich
met hunne inmiddels toestroomende manschappen verschansten tegen
den weldra te verwachten aanval van den regent Arran.
Zoo viel David Beaton, de groote steunpilaar van het Katholicisme
in Schotland, als het zoenoffer voor zyn eigen overwinning op Wishart.
En Beatons val wederom werd indirect de aanleiding tot het eerste
openlijke optreden van den man, die ten laatste in Schotland met zoo
buitengewone kracht in korten tijd de reformatorische beweging ter
overwinning heeft geleid en alzoo voor goed het Protestantisme in zijn
vaderland heeft doen zegevieren, John Knox.
Dezen man met de hem eigene beginselen in zijne beteekenis als
hervormer te schetsen is het doel van dit geschrift, waarby we inzonder-
heid zijne betrekking tot zijn grooten leermeester Calvijn willen trachten
in het oog te vatten. Vooral nu door den onvermoeiden arbeid van
Dr. David Laing te Edinburg eene volledige uitgave van Knox\' werken,
van nauwkeurige aanteekeningen en inleidingen voorzien, het licht heeft
göïienr^ZYie ivorks of John Knox., 6 volumes, Edinburgh, Stevenson,
^^«iroitr Society, 1846 —1864), is deze taak ook voor den vreemdeling
gemakkelijker gemaakt, i) Wel is waar verscheen reeds in 1814 eene
biographie van Knox van de hand van Dr. Thomas M\'crie
[Lilie ïof John Knox, 2 volumes, London), doch behalve dat hij de sa-
.he 1;
- Ïö1t0------------
Van deze editie bestaan twee oplag-en. waarvan de eene slechts een zeer beperkt
aawul exemplaren bevat, gedrukt uitsluitend voor de leden der Bannatyne C/wiJ; de andere
opihg-e, voor algemeen gebruik bestemd, werd gedrukt namens de Wodrow Society. ïhans
is liet werk alleen antiquarisch te verkrijgen (door mij verkregen bij Mac Millan te Londen).
In 1831 werden eenige van de voornaamste werken van Knox uitgegeven door M\' Gavin
{The History of the Reformation of Heliyion in Scotland, hy John Knox, to which (ire
appended seteral other pieces of his writiny, Glasgow and Edinburgh).
2
-ocr page 38-09,
menstelliiig van dit werli van verschillende geschriften van Knox nog
geen gebruik kon worden gemaakt, sloot toch ook genoemd werk, dat
eene biographie in den eigenlijken zin des woords bedoelde, een
meer bepaald onderzoek naar de beginselen van Knox als hervormer,
inzonderheid in hunne verhouding tot die van Calvyn, niet uit.
We wenschen dan, nu deze inleiding ons op het terrein van Knox\'
werkzaamheid heeft georiënteerd, hem eerst te schetsen in zijne eerste
ontwikkeling, naar de zeer schaarsche berichten, die ons daaromtrent
zijn overgebleven, en vervolgens in zijn eerste optreden, waartoe het
samenscholen der verbonden edelen te St. Andrews de aanleiding
werd. Daarna volgen wij hem in zijne gevangenschap, oj) zijne
zwerftochten door Engeland en op het vasteland, zijn kortstondigen
terugkeer naar Schotland, en eindelyk zijn laatste, rustiger en lang-
duriger verblyf te Genève, om hem ten slotte weer in zijn vaderland
te zien optreden, nu om er voor goed de reformatie door te zetten
en de Gereformeerde Kerk in Schotland te vestigen. We zullen dan
gelegenheid hebben om, bij het bespreken zijner uitwendige lotgeval-
len, telkens meer bepaald bij zijne verschillende geschriften en de be-
ginselen, daarin neergelegd, stil te staan, om dan ten slofte in een
Terugblik de reformatorische beginselen van onzen Hervormer zooveel
mogelijk in een overzicht samen te vatten en met die van Calvijn te
vergelijken om alzoo des te duidelijker voor oogen te hebben den ei-
Q-enaardiö-en vorm, dien het Gereformeerde Protestantisme in Schot-
O O - \'
land aannam.
Wat de bronnen betreft, moet nog worden opgemerkt dat het
werk van Dr. Laing voor de Eugelsche periode van Knox\' leven eene
belangrijke aanvulling ontving door de uitgave van John Kuom. and
the Chiirch of England^ by P. Lorimer (London 1875), wè
4 door Lorimer ontdekte stukken en brieven van Knox of 02>^
trekking hebbende werden gepubliceerd.
De val van kardinaal Beaton, den grooten steunpilaar van liet
Katholicisme in Schotland, werd de aanleiding tot het eerste openlyke
optreden van John Knox, dat echter slechts van korten duur was.
Verscheidene jaren zouden nog verloopen, aleer hij voor goed aan het
openbare leven in zijn vaderland deel zou nemen, om dan ook in zeer
korten tyd met een kracht, als in geen ander land werd ontwikkeld,
in Schotland de reformatie door te zetten. Van de periode zijns levens,
die aau dit eerste optreden voorafgaat, is ons, helaas, slechts weinig be-
kend. Hij werd geboren in 1505 te Haddington, eene stad in de zuid-
oostelijk gelegen Schotsche provincie Lothiau. Zijne ouders behoorden
waarschijnlijk tot den gegoeden burgerstand, daar zij in staat waren
hunnen zoon, dien zy voor het priesterschap bestemden, eene goede op-
leiding te doeu genieten. Nadat Knox zijn eerste onderricht had ge-
noten op de grammarschool te Haddington, ging hij in 1522 i)
naar Grlasgow om op de universiteit aldaar onder den toenmaligen
1) M\' Gavin noemt voor Knox\' vertrek naar Glasgow het jaar 1530 in de voorrede vau
zijne uitgave van de voornaamste werken van Knox (Glasgow 1831, p. XXXIIL): „There
is a fact -/wt mentioned by any of his biographers, except by the writer of this in a note to
the late edition of the Scots Worthies: „In the records of the university of Glasgow, «ww
1530, John Knox appears in the list of matriculated students, when, if it was our Reformer,
he must have been fifteen years of age, a proper enough time for his appearing in that
character." Deze opgave berust echter waarschijnlijk op eene foutieve lezing van het des-
betrefiEendc jMs.; vg. de eveneens in 1831 verschenen 5de uitgave van M\'Crie\'s ii!/<?q/<7(?/«»
Knox, vol. I, p. 339: „In the „Annales Universitatis Glasgowensis" the name „Johannes
Knox" occurs among the Incorporati, or those who were matriculated, in the year 1533",
waarbij hij dan een afschrift uit de annales voegt met den datum: In festo Sanctorum
Marthirum Crispini et Crispiniani. Anno Domini Millesimo guingentesimo Vicesimo secundo.
24
Principaal Jolin Major (of Mair) zijne verdere opleiding te ontvangen.
John Major was een man van groote vermaardheid in zijn tijd.
Geboren in 1470 te Norfch-Berwick, had hij gestudeerd te Oxford,
Cambridge en Parijs, waar hij in 1505 doctor in de theologie werd
en doceerde tot 1518. Een dankbaar leerling zegt van hem in den
eigenaardigen stijl dier dagen : «Het echte Gorgoonsche paard is Pegasus,
en Pegasus is die onvergelijkelijke meester in de schoone kunsten en de
philosophie, dien ik niet in staat ben naar verdienste te pryzen, mijn
leermeester John Major, die met zijne eigene vleugels hooger vliegt
dan de vleugels van den wind hem zouden kunnen dragen, totdat
hij alle andere geesten in verhevenheid overtreft.» i) In 1518 was hij
met den aartsbisschop James Beaton, den voorganger van David Beaton,
meegekomen uit Parijs om te Glasgow liet ambt op zich te nemen
van Principaal der universiteit, waar hij tot 1523 bleef en onderwys
gaf in philosophie en theologie. Toen James Beaton aartsbisschop van
St. Andrews was geworden, werd Major den D^en Juni 1523 hoog-
leeraar aan de universteit aldaar en bleef dit tot zijnen dood in 1550.
Major behoorde wat de richting en ontwikkeling van zijn geest
betreft tot de scholastiek. Hoe hoog de mannen der oude studie hem
stelden, maar tevens hoezeer hij daarom ook door de nieuweren,
huuianisten en hervormers beiden, werd veroordeeld, kan ons b.v.
blyken uit het verweerschrift van Melanchthon tegen de Sorbonne,
toen deze Luther veroordeeld had. Om zijn grooten naam te Parijs
neemt Melanchthon hem als type van de Parijssche theologen en
zegt dan van hem: «Ik heb de commentaren gezien op Petrus Lom-
bard us van John Major, een man, zoo zegt men mij, thans de vorst onder
de Paryssche godgeleerden. Lieve hemel! Wat een wagenladingen
van beuzelarij! Wat een bladzijden schrijft hij vol met bespiegelingen,
of er ook rijkunst kan zyn zonder paarden, of de zee zout was, toen
God haar schiep — om niet te spreken over al de goddeloosheden,
die hij heeft geschreven over de vryheid van den wil, niet alleen in
tegenspraak met de Schrift, maar met al de scholastieken bovendien!
Als hij een type is van de Paryzenaars, geen wonder, dat zij allen
vyanden van Luther zijn.»
Knox zelf laat zich over zijn leermeester niet uit en memoreert
alleen den grooten roep van geleerdheid, waarin hij stond bij zijne
landgenooten: «Maister Johnne Mair, whose wourd then was holden
1) P. Hume Brown, JSitchmmt, Jinmanist and reformer, Edinburgh 1890, p. 40.
3) Aangehaald bij Lorimer, Patrick Hamilton, p. 43.
-ocr page 41-25
as ane oracle in inateris of religioun» i). Moge Knox intusschen
al geene reformatorische denkbeelden in den eigenlijken zin des
woords aan Major te danken hebben, zoo is toch ongetwijfeld Majors
onderwijs voor hem ook als toekomstigen hervormer yan Schotland
niet onvruchtbaar geweest. Niet tevergeefs toch had Major langen tijd
te Parijs vertoefd, waar toen nog de geschriften van Gerson en Pierre
d\' Ailly, die met zooveel nadruk de suprematie der concilies boven
den paus hadden geleerd, den toon aangaven. Hunne leeringen aan-
gaande de rechten der concilies tegenover den paus en al wat daar-
mee samenhing, waren bij hem, den vrijheidlievenden Schot, in goede
aarde gevallen. Ja zelfs had hij de stelling verdedigd, dat de bisschop
van Rome geen wereldlijke suprematie bezat en geen recht had om
vorsten te kroonen of af te zetten, en voorts dat de pauselijke ban niet
van kracht was, als hij op onwettige gronden was uitgesproken.
Zoo kwam Knox dus reeds vroeg zoo al niet met reformatorische,
1 dan toch met meer vrijzinnige denkbeelden in aanraking, dan bij het
L gros der geestelijkheid gangbaar waren.
» Doch inzonderheid wat zijne politieke denkbeelden betreft, herkennen
we in Knox aanstonds den leerling van Major. Ook op politiek gebied
toch stond Major dergelijke opinies voor aangaande het gezag van den
vorst als op kerkelijk gebied aangaande dat van den paus. Het gezag van
den vorst was volgens hem evenmin absoluut als dat van den paus.
De yorst ontleent zijn gezag aan het volk en kan daarom in bepaalde
gevallen door het volk worden afgezet, ja zelfs ter dood gebracht. S) Ook
op dit punt leerde Major intusschen niets nieuws, maar sloot zich slechts
j aan bij een bepaalde reeks van denkers uit vroegere eeuwen. De ge-
j heele middeneeuwen door toch laten zich mannen aanAvijzen, die dezelfde
1) Works, I, p. 37.
2) Thomas M\'Crie., Life of John Knox, 5th ed. Edinburgh 1831, vol. I, p. 8.
3) ,,Similiter in regno: et in toto populo libero est snprema, fontalis potestas inahrorjabilis ;
in rege vero potestas mysterialis [ministerialis?] honesto ministerie. Et sic aliquo modo
sunt duo potestates; sed quia una ordinetur propter aliam, potest vocari una effectualiter:
et oasu quo regnum rex in tyrannidem convertat et etiam incorrigibilis, potest a populo
deponi, tanquam a superiore potestaté\' ÇEicpos. Mattk. fol. 71. a. c. Paris 1518). En elders :
,,Rex utilitatem reipublicae dissipans et evertens incorrigibilis, est deponendus a communitate
cui praeest. Eex non habet robur et auctoritatem nisi a regno cui libéré praeest" (ibid. fol.
69. c). En eindelijk, sprekende over het afsnijden van een ziek lichaamsdeel: „Cumlicentia
totius corporis veri tollitur hoc membrum; etiam tacultate totius corporis mystici, tu,
tamque minister communitatis. potes hunc tyrannum occidere, dum est licite condemp-
natus." [In tertimn sententiarmu commentariiis, fol. 139. c. d. Paris 1517). Vg. voor deze
citaten M\'Crie, 1, c. p. 347.
2t)
politieke geclaehten uitspreken, die wij bij Major vinden. Waar echter
een man van de daad als Knox zich deze gedachten eigen maakte, daar
waren zij niet bestemd om als in de middeneeuwen in den vorm van
eene «qnestio» met «solutio» opgenomen te worden in een of ander
lijvig boekdeel, maar daar zouden ze spoedig van de theorie in de
praktijk worden overgebracht. En deze politieke beginselen van Major
zyn wel zeer diep bij Knox doorgedrongen. Op welk punt hij ook in
lateren tijd de lessen van zijn nieuwen leermeester Calvijn moge gesteld
hebben boven die van Major, niet op het punt, dat handelde over het
gezag van den vorst in verband met het recht tot weerstand van het
volk. Op dit punt bleef hij steeds in zijn hart de getrouwe leerling
van Major, ook al nam Majors leer by Knox in verband met zijne
theocratische beginselen eene meer godsdienstig getinte kleur aan. 3)
Of Knox zijnen leermeester Major naar St. Andrews gevolgd is,
is niet met zekerheid te zeggen. Dat hij te St. Andrews den titel
van «Master of arts» zich zou hebben verworven en aan de univer-
siteit aldaar zou hebben gedoceerd, zooals latere berichtgevers mee-
deelen, blijkt niet. Zijn tijdgenoot Archibald Hamilton, die vyf
1) Reeds in de 6e eeuw schreef Isidorus van Sevilla: „Koningen worden koningen ge-
noemd, omdat zij goed handelen. Zij behouden dien naam, zoo lang zij goed handelen;
wanneer zij verkeerd handelen, verliezen zij hem." In de 8e eeuw verklaarde een bisschop
van Verona, „dat alle menschen van nature gelijk zijn, en dat de menschen de ongelijk-
heid niet behooren te erkennen, die dikwijls ten gevolge heeft gehad, dat men de besten
plaatste onder de heerschappij van de slechtsten." Een schrijver uit de 10e eeuw zegt
personen te kennen ouder zijne tijdgenooten, „die gelooven, dat het koningschap zijn oor-
sprong niet heeft van God, maar van goddelooze menschen, die bij den aanvang der wereld
door inblazing van den duivel de blinde eerzucht en de onuitsprekelijke vermetelheid heb-
ben gehad om zich koning te maken over andere menschen, die hunne gelijken waren.\'\'Onver-
holen werd het in de 12e eeuwuitgesproken door Johannes van Salisbury: ,.Als de koning het
ware beeld is van God. dan behoort hij bemind, vereerd en gehoorzaamd te worden; als hij het
beeld is van al wat slecht is, dan behoort hij in de meeste gevallen ter dood gebracht te
worden." Door Duns Scotus wordt met kracht de stelling verdedigd, dat het volk de eenige
bron is van het gezag iu den staat. Gerson eindelijk, wiens naam zoo hoog gehouden werd door
de Sorbonne, drukt zich zoo kras mogelijk uit: ,, Als koningen in hunne plichten tegenover
hunne onderdanen te kort schieten, als zij zich onrechtvaardig gedragen, bovenal, als zij vol-
harden in hun wanbestuur — dan is dit juist een geval, waarin de wet der rechtvaardigheid
moet worden toegepast, dat het geoorloofd is geweld met geweld te keer te gaan. Heeft
Seneca niet gezegd, dat er geen aannemelijker oifer is voor God dan een tyran?" Zie voor
deze citaten P. Hume Brown, Buchamn, lamimikt and ä-eyor««\', Edinburgh 1890, p. 273 sq.
2) Vg. Carlyle, On heroes, hero-worship and the heroic in history, London Chapman 1889,
p. 137: „This Knox cannot live but by fact."
3) Zie beneden, hoofdstuk VI.
é) Alle nasporingen dienaangaande vau M\'Grie in het academisch archief te St. Andrews
waren vruchteloos. Zie zijn Jjife of John Knox, I, p. 83!) sq. Vg. Laing, Works of
Know, VI, Preface, p. XX.
27
jaren na zijnen, dood eene (wel is\' waar vijandige) levensbeschrijving
van hem uitgaf, zegt alleen, dat hij een tijdlang les gaf in de be-
ginselen der volkstaal bij private families. In die hoedanigheid van
privaat onderwijzer treffen wij hem dan ook later aan, wanneer hij
ons zelf in zijne History zijne ontmoeting met Wishart meedeelt in
1545. Dat Knox intusschen de ordening tot priester had ontvangen,
waarschijnlijk omstreeks 1530, toen hij den vereischten leeftijd van
25 jaren had bereikt, blijkt uit eenen brief van een Roomsch geestelijke,
Ninian Winget, aan Knox geschreven in 1561, waarin hij zegt: «Ye
renunce and estemis that ordinatioun null or erar wikit, be the quhilk
somtyuie ye war callit Schir Johne.» i) In de archieven van Hadding-
ton komt zyn naam driemaal voor in verband met rechtszaken in
1540, 1542 en 1543, ééns als «Schir John Knox.» Bovendien is nog
door Laing, deu uitgever van Knox\' werken, een notarieel stuk ge-
vonden, gedateerd 27 Maart en geteekend: «John Cnox, notary,»
waarin Knox zichzelven noemt «Joannes Knox Sacri altaris minister
Sanctiandraeae dioceseos auctoritate appostolica noiariws», waaruit dus
blijkt, dat Knox in 1543 nog optrad in zijn karakter van priester
en krachtens pauselijke autoriteit de functie van notaris mocht ver-
richten. Dit stuk heeft betrekking op een zekeren James Ker of Samu-
elston. W^aarschijulijk was dus Samuelston, eene plaats in de nabijheid
vau Haddiugtou, in dezen tijd Knox\' woonplaats, waar hij liet ambt
vau kapelaan of «Rood priest» kan hebben bekleed bij de St. Nico-
laaskapel aldaar, daar hij niet tot de reguliere, maar tot de wereld-
lyke geestelijkheid behoorde en dus wel de ordening, maar niet de
jnrisdictie van priester bezat. 2)
In 1543 stond Knox dus nog in betrekking tot de Roomsche Kerk,
doch in ditzelfde jaar moet hij den persoon hebben ontmoet, die vol-
gens Calderwood 3) de eerste was «to give Mr. Knox a taste of the
1) Hieruit blijkt tevens, dat Knox te Glasgow of te St. Andrews geen ,.Master of arts"
geworden is, daar Schir of Dominus de gewone titel was van priesters, die niet den hoo-
geren graad van Magister bezaten. Zie Laing, Wo\'rhs of Knox, VI, Freface., p. XX. Vg.
ook wat Knox\' ordening tot priester betreft, M\' Grie, 1. c. I, p. 348.
3) Laing, VI, Freface, p. XXI. Vg. Nicol Burne\'s Disputation, aangehaald bij M\' Crie,
1. c. I, p. 349: ,,ïhe powere of ordere is not sufficiënt to ane man to preache, bot heman
[must] have also jwisdictione over thame to whome he preaches, Johann Kmnox resavit
never sic jurisdictione fra the Eoman kirk to preache in the realme of Scotland: thairfbir
suppoise he receavit from it the ordre of priestheade, yet he had na pouar to preache, nor
to lauchfullie administrai the sacramentes."
3) David Calderwood ( 1658) liet in Ms. na:-eene Ilistor;/ of the Kirk of Schotland,
later gedeeltelijk uitgegeven, aangehaald bij Laing, p. XXII.
28
trutli,» nl. Thomas Guillaume. Guillaume, ook Williams genoemd,
kwam uit dezelfde landstreek als Knox, Lothian, was provinciaal ge-
worden. van de orde der dominicaners, en iu 1543 door Arran tot zijn
kapelaan aangesteld, hetgeen hy echter slechts bleef, zooals we boven
zagen, tot 1544. Van dezen Guillaume is ons weinig bekend. De
indruk, dien Knox van hem ontving, schijnt ook niet zeer diep te
zijn geweest. Althans hij wijdt niet over hem uit en teekent slechts
aan: «The man was of solid judgement, reassonable letteris (as for
that age), and of a prompt and good utterance: his doctrine was
holsome, without great vehemency against superstitioun», terwijl hij
blijkbaar John Rough, die tegelijk met hem kapelaan werd aan
Arrans hof, hooger stelde, daar hy volgen laat: «Teached also
souietymes Johnne Rowght albeit not so learned, yet more sempill,
and more vehement against all impietie»
In 1544 echter, juist toen Arran de reformatie weer ging tegen-
werken, kwam in Schotland de man terug, die een blij venden invloed
op Knox zou uitoefenen en die richting aan zyn leven zou geven,
waardoor hij Schotlands groote hervormer zou worden, nl. George
Wishart. Wij hebben boven gezien, hoe Wishart, zich niet be-
kommerende om de anti-reformatorische maatregelen van Arran, al
predikende het land was doorgetrokken, waardoor ook Knox hem
had leeren kennen. Het kon niet anders, of iemand als Wishart
moest, zoodra hij met Knox in aanraking kwam, diepen indruk op
hem maken. Een levende, krachtige persoonlijkheid alleen, niet de
studie, zelfs van een Augustinus of Hieronymus, twee schrijvers, door
Kuox meermalen genoemd, en die ook in dezen tijd zeker door hem
zullen gelezen zyn, kon Knox tot den beslissenden stap brengen.
En zulk een persoonlijkheid ontmoette hij in Wishart. Wishart
alleen kon op den toekomstigen hervormer van Schotland beslissend
werken. Vooral zijne innige vroomheid overtuigde eenen oprechte
als Knox van de waarheid der reformatorische beginselen. Hij zag
ze in Wishart in hunnen zuiversten vorm als het ware belichaamd.
En dat was hefc, wat Knox, de man van het concrete handeleu eu
niet van het abstracte denken, bovenal noodig had.
Wisharts leven was één stuk leven. Hetzij hij onderwys gaf in de taal
1) Zie boven,, bl, 13.
3) Works, I. p. 9G.
Van liet N. T. te Montrose, hetzij hij het evangelie bracht aan het volk,
of in den huiselijken kring zich onderhield met zijne vrienden, of verant-
woording gaf voor zijne rechters, zijn leven was ééne vervulling van
het: «Wandel voor Mijn aangezicht en zijt oprecht.» Zijn wandel
was waarlijk een wandelen met God. Zijn leven was ééne prediking.
En deze prediking was niet ijdel, ook niet voor Knox, «who had
awaited upoun him carefullie from the tyme he came to Lotheane»
Knox kon zich van hem niet losmaken, hij moest hem volgen, en
ieder van zijne woorden drong bij hem door tot het diepst zyner
ziel. Geheel de uitvoerige en levendige beschrijving in Knox\' History
van het optreden van «that blissed Martyre of God» draagt daarvan
de duidelijkste kenteekenen. Geheele stukken van preeken van
Wishart worden aangehaald en gesprekken meegedeeld. Knox beschrijft
hem als «a man of such graces as befoir him war never hard within
this realme, yea, and are rare to be found yit in any mau, nocht -
withstanding this great lyght of God that sence his dayis hes schyned
unto us. He was not onlye singularlye learned, alsweall in godlye
knowledge, as in all honest humane science; hot also he was so
clearlye illuminated with the spreat of prophesye, that he saw nott
only things perteanyng to himself, but also such thingis as some
Tounes and the hole Realme afterwards felt, which he foir-spak,
nott in secreat, but in the audience of many, as in thare awin places
shalbe declaired» Van den tijd af aan, dat hij Wishart leerde
kennen, was Knox gewonnen voor de reformatie. Wishart gaf bij
hem den laatsten stoot, van nu af aan schaarde hij zich openlijk aan
hare zijde door Wishart onafgebroken te volgen.
Knox was in dezen tijd, zooals hij zelf in zijne History meedeelt,
gouverneur van de twee zonen van Hugh Douglas of Langniddrie
en van den zoon van John Cockburn of Ormiston, twee edellieden van
East-Lothian, die de hervorming waren toegedaan. Ook de godsdienstige
opvoeding dezer knapen was hem opgedragen en dit onderricht ge-
schiedde in het publiek, zoodat hierbij ook de overige familieleden
tegenwoordig konden zijn benevens het volk uit de nabuurschap. Behalve
het gewone catechetisch onderwys, dat hij hun gaf, las en verklaarde
Knox ook op bepaalde uren een hoofdstuk uit den bijbel. De kapel
te Langniddrie waar dit placht te geschieden en waarvan de ruïnen
1) TVm-ks. I. p. 137.
3) Works. I. p. 13.5,
30
nog over zijn, werd in de volkstraditie genoemd «John Knox\'s Kirk» ^j.
Intusschen naderde de tijd, dat Knox zelf meer openlyk zou op-
treden. Nadat hij Wishart geruimen tijd op zijne tochten had ver-
gezeld, keerde hij, zooals we boven zagen, even vóór Wisharts ge-
vangenneming op diens uitdrulckelijk verlangen terug tot zijn gewone
werk. Met Hugh Douglas of Langniddrie ging hij naar diens land-
goed om daar de opvoeding zijner drie papillen voort te zetten.
Weldra bereikte hem daar de treurmare van Wisharts gevangenne-
o O
ming. Welke gevolgen Wisharts marteldood spoedig na zich sleepte,
is boven reeds verhaald geworden. Het gelukte echter na Bea-
tons dood den i\'egent Arran niet de samengezworen edelen, die door
Hendrik VIII werden ondersteund, uit het sterke kasteel van St. An-
drews, dat zij steeds bezet bleven houden, te verdryven. Onderhan-
delingen over de overgave werden wel gevoerd, doch weder af-
gebroken. Zóó werd inmiddels St. Andrews een welkom toevluchts-
oord voor alle vervolgden in den lande, die daar vryheid van
godsdienstoefening konden vinden. Knox evenwel, die reeds lang een
mikpuut was geweest voor de vervolgingen van David Beaton en nu
evenzeer voor die van zijnen opvolger John Hamilton, een natuur-
lij keu broeder van Arran, was eerst niet van plan zich bij de edelen
te St. Andrews te voegen. Hij was voornemens Schotland te verlaten
om naar Duitschland te gaan om daar verschillende universiteiten te
bezoeken. Naar Engeland wilde hij niet gaan, zooals hij ons meedeelt,
«be reassone that the Paipes name being suppressed, his lawes and
corruptionis remaned in full vigour.» 2) Op het herhaalde aandringen
echter van Douglas of Langniddrie en Cockburn of Ormiston liet
hij zich bewegen van dit plan af te zien ter wille van het ver-
dere onderricht hunner zonen en zich naar het kasteel van St. An-
drews te begeven, waar hy vrij zou zijn van vervolging. Zoo begaf
Knox zich dan met Paschen (10 April) van het jaar 154-7, tien maan-
den na den dood vau Beaton, naar het kasteel van St. Andrews. Iu
plaats van zich rustig te kunnen gaan wijden aan de studie aan
vreemde universiteiten, zooals hij eerst gewild had, zou hij nu terstond
in het openbare leven mee betrokken worden. St. Andrews zou hem
een gewichtigen stap nader brengen tot het groote werk, dat hem
wachtte.
I) M\' Orie. 1. o. p. 43.
3) Works. I. p. 185.
31
Te St. Andrews ging hy voort zijne leerhngen op de gewone
wijze godsdienstonderwijs te geven, nh in het pnWiek in de paro-
chiekerk. Daar het hij hen antwoorden volgens een catechismus;
welken, zegt hij niet, misschien reeds de Catechismus Genevensis,
daar hij ongetwijfeld in dezen tijd de geschriften der Zwitsersche her-
vormers, waarop Wishart hem waarschijnlijk gewezen had, met name die
van Calvijn i), reeds yverig zal hebben gelezen. Bovendien las hij nog
in de kapel van het kasteel het evangelie van Johannes met hen.
Door deze oefeningen werd men opmerkzaam op zijne groote talenten,
inzonderheid Mr. Henry Balnaves en John Rough, de vroegere kape-
laan van Arran, die toen op het kasteel vertoefde, en men besloot
hem het predikambt op te dragen. Deze voor Knox zoo beslissende
gebeurtenis moge hij zelf ons in zyn eigenaaardigen, levendigen stijl
verhalen. «Thei of the place», zoo schrijft hij in zijne History, «hut
especiallie Maister Henry Balnaves and Johne Rowght, preachear,
perceaving the maner of his doctrin, begane earnestlie to travail with
him, that he wold tack the preaching place upoun him. But he
utterlie refuissed, alledging «That he wold nott ryne whare God had
nott called him-»-, meanyng that he wold do nothing -wiihovii alauchfuU
vocationn. Whareupone thei prively amonges thame selfis advising,
having with thame in counsall Schir David Lyndesay of the Mont,
thei concluded, that thei wold geve a charge to the said Johnne, and
that puhlictlie hij the mouth of thare preachear. And so upoun a
certane day, a sermone had of the electioun of ministeris. What
power the congregatioun (how small that ever it was, passing the
nomber of two or three) had above any man, in whome thei sup-
posed and espyed the giftes of God to be, and how dangerous it was
to refuise, and not to hear the voce of such as desyre to be instructed.
These and other headis, (we say), declaired, the said Johnn Rowght,
preachear, directed his wordis to the said Johnne\' Knox, saying,
«Brother, ye shall not be offended, albeit that I speak unto yow that
which I have in charge, evin from all those that ar hear present,
which is this: In the name of God and of his Sone Jesus Christ,
and in the name of these that presentlie calles yow by my mouth,
I charge yow, that ye refuise not this holy vocatioun, but that as ye
tender the glorie of God, the encrease of Christ his kingdome, the
edificatioun of your brethrene, and the conforte of me, whome ye
1) Zio beneden, hoofdstuk II, § 3.
-ocr page 48-32
understand weill yneucli to be oppressed by the multitude of laubouris,
that ye tack upouu yow the publict office and charge of preaching,
evin as ye looke to avoid Goddis heavye displeasur, and desyre that
he shall mnltiialye his graces with yow». And in the end he said to
those that war present, «Was not this your charge to me? And do
ye not approve this vocatiouu?» Thei answered, «It was; and we
approve it.» Whairat the said Johnne abashed, byrst fnrth in moist
abundant tearis, and withdrew himself to his chalmer. His conteanance
and behaveour, fra that day till the day that he was compelled to
present him self to the publict place of preaching, did sufficiently
declair the greaf and truble of his hearte; for no man saw any sign
of myrth of him, neyther yitt had he pleasur to accumpany any
man, many dayis together.» i)
Uit dit voorval blykt ons Knox" hooge waardeering vau het ambt
als zoodanig, dat hy niet op zich durfde nemen op eigen initiatief
of zelfs op het aandringen van geachte vrienden, maar alleen na
daartoe op wettige wyze door de gemeente, hoe klein dan ook, ge-
roepen te zijn. Hier treedt reeds bij Knox in onderscheiding van
zijne vrienden dat kerkelijke element voor den dag, dat aanstonds na
zyu optreden zich steeds krachtiger in de Schotsche reformatorische
beweging begint te doen gelden, en waarin Knox straks tijdens zijn
verblyf te Geuève zoo groote sympathie vond bij Calviju en alzoo
ook nog te meer werd versterkt. De roeping en ordening tot het
ambt wilde Knox niet aan de iudividueele willekeur overgelaten zien.
Waarschijnlijk is dit door Knox zoo vroegtijdig op den voorgrond
plaatsen van het kerkelijke element in de Schotsche reformatie mede
een voorname oorzaak ervan, dat we in Schotland bijna niets bespeuren
van anabaptistische invloeden. Dat Knox na zijne roeping door de
gemeente nog aarzelde die roeping aan te nemen, mag niet daaraan
worden toegeschreven, dat hij zou getwijfeld hebben aan hare wettig-
heid, hetgeen voldoende blijkt uit de wijze, waarop hij alles meedeelt.
Maar hij gevoelde al het gewicht en de moeilijkheid van het ambt,
waartoe hij werd geroepen. Hy zag duidelijk den tweesprong in zijn
leven. Hij begreep het beslissende van het oogenblik. Dat bracht
hem iu zoo heftige beroering. Dat deed hem zich dagen lang afzon-
deren uit den kring zijner vrienden. Hij was nu wettig geroepen,
zijn persoonlijken stryd had hij alleen te stryden.
1) TForks. I. p. 186 sq.
-ocr page 49-33
I Nog was liij niet tot eene beslissing gekomen, toen een voorval
/ in de kerk te St. Andrews hem daartoe den laatsten stoot gaf. Een
zekere John Annand, een man Tan beteekenis aan de universiteit
I van St. Andrews, Principaal van het St. Leonard\'s College, had
I reeds lang John Rough, den prediker, gehinderd hij zijne pre-
■ diking door tegenwerpingen te maken. Knox had daarop An-
^ ■ nand in geschrifte aangevallen. In eene daarop volgende woorden-
1 wisseling met Knox in de kerk van St. Andrews nam Annand
ten laatste zijn toevlucht tot de autoriteit van de Kerk en
weigerde verder te disputeeren, daar de Kerk alle Luthersche
ketterijen reeds had veroordeeld. Knox ontkende hierop, dat de
Roomsche Kerk de ware Kerk was, daar zij de kenmerken der ware
Kerk miste. «Yea, I offer my selve», zeide hij ten slotte, «by
word or wryte, to prove the Romane Church this day farther dégé-
nérât from the puritie which was in the dayis of the Apostles, then
was the Church of the Jewes from the ordinance gevin by Moses,
when thei _consented to the innocent death of Jesus Christ.» Toen
riep eensklaps het volk: «We can not all read your writtingis, butt
we may all hear your preaching: Tharefore we requyre yow, in the
name of God, that ye will lett us hear the probatioun of that which
ye have afhrmed ; for if it be trew, we have bene miserable deceaved» J^).
Dit was voor Knox als het ware een tweede roeping «in the
name of God» tot het predikambt. En hij bleef niet langer
besluiteloos. Den volgenden Zondag hield hij in de kerk te St. An-
drews zijn eerste preek over Dan. 7 : 24^ en 25. Na eene
korte inleiding over de goedheid Gods om zoovele jaren tevoren te
waarschuwen voor gevaren, die komen zouden, en over den toen-
maligen toestand der Israëlieten in de Babylonische gevangenschap
besprak hij in het kort de vier rijken: het Babylonische, Pertische,
Grieksche en Romeinsche rijk, en toonde aan, hoe uit de verwoesting
van dat laatste rijk «rase up that last Beast, which he affirmed to
be the Roman Church», want al de kenmerken van dat beest waren
volkomen toepasselijk op de Roomsche Kerk. Doch voordat hij
verder uitwijdde over de misbruiken dier Kerk, gaf hij eene definitie
van de ware Kerk, «shew the trew notes of it, whairupon it was
buylded, why it was the pillare of veritie, and why it could nott
I\' Works, vol. I.\' p. 189.
3) Wo\'rks. vol. I. p. 189 sq.
Ö4
err, to witt «Becauw it heard the voce of the awin pastor, Jesus
(jhrist, wold not hear a strangere, nether yitt wold be caryed about
with everie kyiid of doctrin.» Nadat hij de kenmerken van de ware
Kerk had toegelicht, behandelde hij het tegenovergestelde, nl. de
kenmerken van de valsche Kerk, toonde aan, dat de in den tekst
bedoelde koning dezelfde was, als die in het N T. genoemd werd «de
man der zonde», «de antichrist», «de hoer van Babyion», en dat
hiermee niet bedoeld werd een enkel persoon, maar «a body and a
multitud, having a wicked head, which should not only be synefull
himself, butt that also should be occasioun of syne to all that
should be subject unto him (as Christ Jesus is caus of justice to
all the membres of his body) ; and is called the Antichrist, that is to
say, cue coutrare to Christ, becaus that he is contrare to him in
lyeff, doctrin, lawes, and subjectes.» Hij toonde aan hoe in deze laatste
vier punten de Roomsche Kerk geheel de kenmerken van dien An-
tichrist vertoonde. Op het punt van de leer wees hij op hare afwij-
king van de leer der rechlvaardigmaking volgens de Schriften «which
teach that man is «justifyed bij faith only» ; «that the blood of Jesus
Christ purges us from all our synnes.» Wat de wetten betreft wees
hij op het houden van dagen, onthouding van spijzen en van het
huwelijk, hetgeen Paulus genoemd had ««the doctrin of devilles.»»
Wat betreft de kenmerken van dat beest iu den tekst wees hij vooral
op de groote en godslasterlijke woorden, die het spreken zou, «for yf
these, (said he), be not great woordis and blasphemous, «the Suc-
cessor of Petir,» «the Vicare of Christ», «the Head of the Kirk»,
«most holy», «most blessed,» «that can not err» ; that «may maik
rycht of wrong, and wrong of rycht» ; that «of nothing may make
somewhat» ; and that «hath all veritie iu the schryne of his breast» •
yea «that hes power of all, and none power of him» ; Nay, «not to
say that he dois wrong, althought he draw ten thowsaud millioun of
seules with him self to hell» ; Yf these, (said he), and many other,
able to be schawin in his awiu Cannone Law, be not great and blas-
phemous woordis, and such as never mortall man spak befoir, lett
the world judge.» Maar het allerduidelykste kenmerk was nog dat uit
de Openbaring vau Johannes, waarin o. a. als de koopwaar dier Ba-
bylonische hoer wordt genoemd: «de lichamen en zielen van men-
schen» ; «Now, lett the verray Papistes thame selfis judge, yf ever
any befoir thame took upoun thame power to relax the paines of
tliame that war in purgatorie, as thei affirme to the people that daily
35
tliei do, by tlie merites of thare Messe, and of thare other trifilles.»
Ten slotte verklaarde hi] zich bereid om met iedereen, die tegen zijne
aanhalingen uit Schrift, kerkvaders of geschiedenis iets in te brengen
had, over de betwiste punten openlijk te disputeeren.
Deze eerste prediking van Knox maakte een geweldigen indruk.
Zelfs Wishart had. zoo niet gesproken; «Maister George Wishart
spak never so plainely» i). «Others sned [hewed] the branches of the
Papistrie, but he stryckis at the root, to destroy the hole,» zoo
hoorde men spreken. De Lard of Nydie zeide: «The tyranny of the
Caidinall maid nott his cause the bettir, nether yitt the suffering of
Goddis servand maid his cause the worse. And tharefoir we wold
counsale yow and thame, to provide bettir defenses then fyre and
sweard: for it may be that ellis ye wil be disappointed: men now
have other eyes then thei had than.» Nu, de prediking van iemand als
Knox was dan ook wel geschikt om de oogen te doen opengaan.
Aanstonds in het begin waakte hij er wel voor, dat op hem niet
van toepassing zou zijn, wat hij schreef aangaande de prediking van
Guillaume: «not sempill» en «without great vehemency against super-
stitioun.» De Roomschen zelf gevoelden, dat hunne zaak hachelyk
begon te staan. Het gerucht van Knox\' prediking had zich spoedig
verbreid en de gekozen maar nog niet ingezegende bisschop van St.
Andrews, John Hamilton, abt van Paisley, schreef aan Winram, den
sub-prior van St. Andrews, die echter in zijn hart de reformatie
niet vijandig was, dat hy toch zulk een kettersche prediking zou
tegengaan.
Hierop werd door Winram in St. Leonard\'s College eene verga-
dering belegd van Franciscanen en Dominicanen, en Rough en Knox
ter verantwoording geroepen. De artikelen, waarvan men verantwoor-
ding wenschte, werden hun voorgelezen. De voornaamste daarvan
Waren, dat de paus de antichrist was, dat de Sacramenten van het
N- T. moesten worden bediend in hunne oorspronkelijke zuiverheid,
dat de mis afschuwelijke afgoderij was, dat er geen vagevuur was,
dat er geen bisschoppen mochten zijn, die niet zelf preekten, en dat
de tienden volgens Gods wet niet noodwendig aan de geestelijken
toekwamen. Knox voerde voor hen beiden het woord, eerst tegenover
Winram, daarna tegenover Arbuckle, een Franciscaan. In den eersten
ontmoette hij een handigen tegenstander, die echter spoedig de taak
1) Woi\'/is. vol. I. p. 193.
-ocr page 52-36
van het dispuut overdroeg aan den laatste, een dommen monnilc, die
weldra door Knox geheel in verwarring werd gebracht. Knox verzocht
Winram hem aan te toonen, dat de stellingen, die men hem te laste
legde, waren «contrarious to the treuth of God,» maar ook, indien
hy dat niet kon, ze in bescherming te nemen, opdat «by your
authoritie, the people may be movecl the rather to beleve the trewth,
whareof many dowbtes be reassoue of our yowght [youth].» Doch
Winram ontweek dit dilemma wyselyk en zeide, dat hij niet gekomen
was als rechter, maar alleen om er eens vriendschappelijk over te
spreken, en dat hij dus niets wilde beslissen. Hij begon daarom met
de vraag: «Why may not the Kirk, for good causes, devise Ceremo-
nies to decore the Sacramentis, and other Goddis service ?» Knox ant-
woordde hierop, dat de Kerk niets mocht doen dan uit geloof, en dat
iets uiet uit geloof was, als het het getuigenis van Gods ivoord uiet voor
zich had, volgens het Paulinische: «het geloof is uit het gehoor, het
gehoor door het Woord Gods» en dat Winram dus te bewijzen had,
dat God «in expressid tvordis» de ceremoniën bevolen had, daar zij
anders niet uit geloof konden zijn, en immers de apostel had ge-
zegd: «al wat uit het geloof niet is, is zonde.» Wim-am vatte hem
op dat «expressid ivordis» iu verband met het meer algemeene be-
ginsel, dat iu dit Paulinische woord wordt uitgedrukt, en waaraan
Knox ten onrechte door het naast dat andere woord van den apostel te
plaatsen een meer beperkten zin wilde geven. « Will ye byud us so strait,»
zeide hij, «that we may do nothing without the expresse word of God?
What! and I ask a drink? think ye that I synne? and yitt I have nott
Goddis word for me.»
Hierdoor gaf Winram eene hem gunstige wending aau het
dispuut, waardoor hij het eerste gedeelte ervan als geeiudigd
kon beschouwen en het dus met fatsoen verder aan Arbuckle
kon overdragen. Knox bestrafte hem over zijne scherts en zeide, dat
hij de waarheid wilde ontduiken door sophisterij, maar dat hij zelf
zich toch nog wel kon verdedigen met den tekst: «alle schepsel Gods
is goed en er is niets verwerpelijk, met dankzegging genomen zijnde» ;
als Winram slechts zooveel wist aan te voeren voor zijne ceremoniën, dan
zou hy hem gelijk geven. Intusschen ziet Knox dau zelf van zijne j
eerste bewijsvoering verder af, en begint nu de kwestie opnieuw, thans
in juisteren vorm, te stellen, als hij zegt: «ïhe questioun wes not
nor is nott of meat or drynk, whairiuto the kingdome of God con-
sistis nott; butt the questioun is of Goddis trew ivirschiping, without
87
the quhilk we can have no societie with God. And, hear it is dowb-
ted, yf Ave may tack the same freedome in the using of Christis
Sacramentis, that we may do in eatting and drinking.» En dan stelt
hi] als regel voor de Kerk het woord van Mozes tot het volk Israël:
«All that the Lord thy God commandis thee to do, that do thoAV to
the Lord thy God; add nothing to it; diminyshe nothing from it»
(Deut. 12 : 32). Winram echter, die de gelegenheid om het dispuut
over te geven op het voor hem gunstigste oogenblik niet wil laten
voorbygaan, ziet op de meest vriendschappelyke wijze van verder
dispuut af met de woorden: «Forgeve me; I spak it but in mowes,
and I was dry. And now. Father [tot Arbuckle], follow the argument. Ye
have heard what I have said, and what is answered unto me agane.»
Arbuckle neemt dan met ijver de moeilijke taak op zich om te be-
wyzen, dat alle ceremoniën der Kerk door God zijn verordend. Knox
zal gaarne luisteren. Arbuckle meent dit gemakkelyk te kunnen doen
met Paulus\' Avoord, dat sommigen op het fundament, dat gelegd is,
bouwen goud, zilver en edelgesteenten, anderen hout, hooi en stoppe-
len ; welnu, dat goud, dat zilver en die edelgesteenten zijn de ceremoniën
dei\' Kerk. Knox meent, dat ze door het vuur moeten kunnen beproefd
worden en dus door het Woord van God. Arbuckle geeft dit toei
doch ontkent Knox\' stelling, «that our Ceremonies may not abyd the
tryall of Goddis Avoord». Ook Knox kan nu op zijne beurt niet laten
te schertsen en die eigenaardige «vein of drollery» i) in zijn karakter
komt te voorschijn, als hij antwoordt: «As the theaf abydis the tryall
of the inqueist, and tharby is condempned to be hanged, evin so may
your ceremonies abyd the tryall of Goddis word: hut nott ellis.»
Neen, Gods Avoord veroordeelt de ceremoniën «for ihe plaine and strata
commandiment of God is: «Not that thing which appearis good in
thy eis, shalt thow do to the Lord thy God, but what the Lord thy
God hes commanded thee, that do thow; add nothing to it; diminish
nothing from it.» Now onless that ye be able to prove that God hes
commanded your Ceremonies, this his formar commandiment will
dampne boyth yow and thame.» De arme monnik Aveet nu geen uit-
weg meer. Zijn toestand wordt ons door Knox recht plastisch be-
schreven: «The Freir, someAvhat abased [abashed] what first to ans-
Aver, Avhill he wanderis about in the myst, he falies in a fowll
myre.» Hij gaat nu nl. beweren, dat men niet zoo gebonden
1) Carlyle, 0/< herrien. keroworskip and the heroic in history, Londou 1889, p. 13\'J.
-ocr page 54-38
is aan liet Woord, want «that the Apostles had not receaved
the Holy Ghost, when thei did wryte their Epistles; but after thei
receaved him, and then thei did ordeyn the Ceremonies.» Nu werd
het al te dwaas en Winram kwam tusscheubeiden: «Father, what
say ye? God forbide that ye affirme that; for then fayre weall the
ground of our fayth.» De monnik deed nu zijn best om zyu fout
te verbetereu, maar het gelukte hem niet en ten laatste zocht hy
maar zijn toevlucht by de autoriteit vau de Kerk. Doch Knox hield
vol, dat de Kerk geen macht had «agamst the word of God.» «Yff
so be, ye will leave us no Kirk», riep de mouuik toen uit, waarop
Knox hem op zijne sarkastische wijze ten antwoord gaf : «ludead,
iu David I read that thare is a church of the maliguantis, for he
sayis, Odi ecdesiam molignantium. That church ye may have, without
the word, and doiug many thingis directly feghtting against the
word of God. Of that church yf ye will be, I eau not impead yow.
Bott as for me, I will be of none other church, except of that whicli
liath Christ Jesus to be pastor, which hearis his voce, aud Avill not
hear a strangeir» i).
Knox deelt ons mee dat de monnik, die na zijne grove vergis-
sing niet meer goed op zyn verhaal kwam, nog meer dwaasheden
debiteerde, dat hij o. a. voor het vagevuur geen betere autoriteit
kon aanhalen dau het zesde boek van Vergilius\' Aeneïs, en dat «the
panes thareof to him was ane evill wyflf.» Hoe Knox een en ander
beantwoordde, deelde hij mee in «a treatise, that he wrote in the
gallayis, conteanyug the some of his doctrine, and Confessioun of his
fayth» 3).
We gaven eeu meer uitvoerig verslag van dit eerste dispuut van
Knox, omdat we daaruit reeds vry goed eeu indruk van zijne per-
soonlijkheid kunnen ontvangen. We zien hier den vluggen, scherpen !
dialecticus, den goeden leerling van Major, die het dispuut goed weet f
te leiden en tot zijn doel te voeren, maar tegelijk merken wij op een
zekere geborneerdheid, eene uieer uiterlyke, dan innerlijke logica.
Er is een zekere uiterlyke logica, een logica op den klank af, in de
naast elkander zettiug van die teksten: «Al wat uit het geloof niet |
is, is zonde», en «Het geloof is uit het gehoor, het gehoor door het
Woord Gods» en dan in dien overgang van «het Woord Gods» op ;
1) Works. I, p. 193—300.
3) Zie beneden, bl. 43.
39
die «enpressid wordis.» Geen wonder, dat Winram die leemte gewaar
werd zonder haar echter duidelijk te formuleeren, en haar daarom
ook door een voorbeeld aan Knox deed gevoelen. Bovendien is er
nog iets karakteristiek voor Knox in dit dispuut, iets, waarin zich
ook weer dat geborneerde, dat citeeren op den klank af, open-
baart, nl. zijne overbrenging zonder meer van O. T.ische geboden
op de N. T.ische bedeeling. Elier openbaart zich dus reeds die
eigenaardige beschouwing van Knox aangaande de verhouding van
het O. en het N. Verbond, waarvan hij ook later bij de doorzetting-
der reformatie uitging, en die aan de Schotsche reformatie dat theo-
cratische karakter heeft gegeven, waardoor zij zich inzonderheid
onderscheidt. Tevens zien we een enkele maal in dit dispuut dat
eigenaardig humoristische, dat soms in sarcasme kon overslaan, te
voorschijn komen, dat ook in zijne History meermalen doorbreekt
en dat aan zijn karakter zulk een andere kleur geeft dan men, op
de gewone voorstellingen van zijn persoon afgaande, zou Verwachten.
Nog moeten wy opmerken, dat dit dispuut zich geheel tot het
formeele en het algemeene, de vraag over het al of niet geoorloofd
zijn van ceremoniën bepaalt, terwyl Knox ook alleen het formeele
beginsel in deze, Gods Woord als richtsnoer, op den voorgrond stelt.
Eigenaardig is, dat du? reeds in dit eerste dispuut het formeele zoo-
zeer op den voorgrond trad, «the expressed word of God,» zooals we
zoo menigmaal bij Knox lezen, dat ook in het vervolg èn de refor-
matie èn de latere Schotsche kerkgeschiedenis bleef beheerschen blij-
kens den herhaalden strijd over liturgie en kerkregeering.
Het verwondert ons volstrekt niet, als we na het verhaal van het
dispuut lezen: «After this, the Papistes nor Prearis had not great
heart of farther disputatioun or reassonyng.» Intusschen trachtte
Uien Knox het preeken te verhinderen door te bepalen, dat iederen
Zondag één der geestelyken van de abdij of van de\' universiteit in
de kerk zou optreden, te beginnen met Winram. Doch Knox preekte
nu eenvoudig op de weekdagen, en wij lezen: «God so assisted his
weak soldeoiir, and so blessed his labouris, that not onlye all those
ot the castell, but also a great nomber of the toune, openlie professed,
by participatioun of the Lordis Table, in the same puritie that now
it is ministrat in the Churches of Scotland, Avyth that sauie doctrin,
that he had taught unto thame.» i)
L) Works,, vol. I, p. 301. Dit gedeelte, Book I. van zijne Historij schreef Knox iu 1566,
-ocr page 56-40
Terwijl intusschen de bevolking van St. Andrews meer en meer
voor de reformatie werd gewonnen, zat de regeut niet stil. Alleen
was hij echter niet machtig genoeg om het sterke kasteel van St.
Andi\'ews in te nemen, daar hij het alleen van de landzijde kon aan-
vallen, en van Engeland uit voortdurend over zee krijgsvoorraad werd
toegezonden aan de belegerden. Doch eindelijk kwam Frankrijk hem
op zijn herhaald aandringen met een vloot te hulp. De Fransche
galeien sloten het kasteel nu ook van de zeezijde in eu dwongen
het alzoo den SOste^ Juli 1547 tot de overgave. Bij het verdrag van over-
gave werd bepaald, dat het leven van allen binnen het kasteel, zoo-
wel Engelsehen als Schotten, zou gespaard blijven, dat zij naar Frank-
rijk zouden gebracht worden eu daar, of in welk land men wilde
behalve Schotland, vau de gevangenschap zouden worden ontslagen.
Knox werd dus mede op de galeien naar Frankrijk gevoerd, doch
niet in vrijheid gesteld evenmin als de anderen. «Then was the joy
of the Papistis boyth of Scotland and France evin in füll perfectioun;
for this was thare song of triumphe:
Preastis content yow now; Preastis content yow now;
For Normoud i) and his cumpany hes filled the gallayis fow.»
1) Bedoeld is Norman Lesley, het hoofd der samengezworen edelen.
3) Works, vol. I, p. 306.
H O O F D S T ü K II.
§ l. Gevangenschap.
Zoo was Knox dan nu Fransch krijgsgevangene. Een harde tijd
van 19 maanden wachtte hem. De aanzienlijkste gevangenen werden
op verschillende plaatsen gevangen gezet, de overigen, waaronder ook
Knox, moesten den dienst van galeislaven vervullen. Knox deelt ons
mede, dat uit Schotland een geestelijke, met brieven tot den koning
van Frankrijk en tot den kardinaal van Lotharingen werd gezonden
om te verzoeken, dat de mannen van het kasteel van St. Andrews
toch streng zouden worden behandeld.
Nadat de galeien te Rouen eenige gevangenen, waaronder ook Henry
Balnaves of Halhill, hadden afgezet, voeren zij naar Nantes, waar zij
dien winter op de Loire bleven liggen. Herhaaldelijk werden po-
gingen aangewend om de gevangenen tot afval te bewegen. Missen
werden telkens aan boord of dicht in hunne nabijheid op het land ge-
zongen, waarbij zij werden gedreigd met de pijnbank, indien zij geen
eer bewezen, doch zij weigerden standvastig; integendeel plachten zy,
naar Knox ons meedeelt, hunne hoofden te dekken, wanneer Zater-
dagavonds het Salve Regina werd gezongen. Knox verhaalt ons een
«merry fact» bij zulk een gelegenheid voorgevallen, waarbij hij zelf
waarschijnlijk de hoofdpersoon was, doch uit bescheidenheid zijnen
naam verzwijgt. Wij deelen het liefst met zijne eigene woorden mede.
«When that otheris war compelled» zoo schrijft hij, «to kyss a payn-
ted brod, (which thei called «Nostre Dame») thei war not preassed
after ones; for this was the chance. Sone after the arrivall at Nan-
ces, thare great Salve was song, and a glorious painted Lady was
brought in to be kissed, and, amongis otheris, was presented to one
of the Scottishmen then clieyned. He gentillye said: «Truble me nott;
suche ane idole is accursed; and thairfoir I will not tuich it.» The
Patron and the Arguesyn, with two officeris, having the cheaf chareg
42
of all such materis, said: «ïhow salt haudill it»; and so thei vio-
lentlie thrust it to his face, aud putt it hetuix his handis, who seing
the extremitie, tooke the idole, and advisitlie looking about, he caist
it in the rivare, and said: «Lett our Lady now saif hir self: sche is
lycht aueuch; lett hir learne to swyme». A.fter that wis uo Scotish-
man urged with that idolatrie.» i)
Merkwaardig was Knox\' vaste vertrouwen ook in de donkerste tij-
den, dat hij nog eenmaal in -Schotland het evangelie zou verkondigen.
Eeus, toen de galeien voor de tweede maal naar Schotland terugkeer-
den (waarschijnlijk in Juni 1548) en zij ankerden tusschen Dundee
en St. Andrews, vroeg een medegevangene aan Knox, die toeu hevig
ziek was, of hij het land wel kende, dat voor hen lag. En zyu, ant-
woord was: «Yes, I knaw it well; for I see the stepill of that place,
whare God first in publict opened my mouth to his glorie and I am
fiillie pei\'suaded, how weak that ever I now appear, that I shall nott
departe this lyif, till that my touug shall glorifie his godlie name in
the same place.» Blijkbaar dacht Kuox later aau zulke oogenblikken
terug, toen hij schreef in 1553 iu zijn Declaration of the true nature
and object of Prayer: «I, the wrj^tter heirof, (lat this be said to the
laude aud prais of God alloue) iu anguische of myud aud vehement
tribiilatiouu and afflictiouu, called to the Lord when not oulie the
Uugodlie, but evin my faithfull Brether, yea, and my awn self, that
is all naturall understanding, judgeit my cause to be irremeadable:
And yit in my greatest calamitie, aud when my pains wer most
cruell, wold His eteruall wisdome that my handis suld wryt far con-
trarie to the judgement of caruall reason, whilk E is mercie hath pro-
ved trew. Blissit be His halie name! And thair foir dar I be bold,
in the veritie of Godis Word, to promeis that notwithstanding the
vehemencie of trubill, the lang contiuewauce thairof, the dispera-
tioun of all men, the feirfulues, danger, dolour, and anguische of
oure awn hartis yit yf we call constautlie to God, that beyond ex-
pectatioun of all men he sail delyver.» 3)
Sommige gevangenen maakten het plan om te ontvluchten, doch
wilden eerst Kuox\' oordeel weten en vroegen hem, of zy met eeu
gerust geweten hunne gevaugeuis konden verlaten. En zijn antwoord
luidde: «That yf without the blood of any sched or spilt by thame
for thare deliverance, thei mycht sett thame selfis at fredome, that
1) Works, I, p, 337.
3) Works, vol, III, p. 90.
43
tliei mycht saiüye tak it; bat to sched aiiy nianes bloode for tliare
fredome, tliairto wold lie never consent» i). Eén der aditerblijvende
gevangenen wilde het plan ontraden, daar hij bang was, dat zij dan
aan slechtere behandeling zouden bloot staan, doch die vrees werd
door Knox zeer beslist veroordeeld als voortkomende «nott from
Goddis Spreat, but only from aue blynd luif of the self.» Zoo bleef
hij ook in de gevangenschap hun prediker, raad gevende, vermanende,
vertroostende. Zelf voorgaande, vermaande hij hen bovenal tot be-
rusting in Gods wil eu om toch op God en niet op menscheu liun
vertrouwen te stellen, hun telkens herinnerende, «that he was assured
that God wold deliver thame and the rest of that cumpany, evin in
the eis of the world, but not by such meanes as we had looked for,
that was by the force of friendis, or by thare other labouris.» i)
Intusschen bleef hij zijn oog gericht houden op zyn vaderland
en schreef, zooals hij ons meedeelt, voor zijne vrienden aldaar eeu
geschrift, bevattende «the some of his doctrin, and Coyifessioun of
his faylh», waaraan hij eene ernstige vermaning toevoegde om toch
te blijven volharden iu het eens beleden geloof ook niettegenstaande
wereldsche schade eu verdrukking. Later als hij voor den bisschop
van Durham geeft «his Confessioun, ivhy he affirmed the Masse Ido-
latrie», zinspeelt hij erop in deze woorden: «Let no man think,
that because I am in the Realme of Ingland, that thairfoir so
boldlie I speak agauis this abomiuatioun. Naye, God hath takiu
that suspiciouu frome me, for this bodie lyiug iu maist pauefall
bandis, amaugis the middis of cruell tyrantis, his mercie and gud-
nes provydit that the hand suld loryt, and heir loitness to the
Confessioun of the heart more abundantlie than ever yet the toung
spoke.» 2)
Waarschijnlijk heeft Knox hiermede een geschrift op het oog, dat
oorspronkelijk werd opgesteld door zijuen medegevangene vau Roueu,
Hbnry Bahiaves of Halhill, doch dat door Knox werd herzien en
waaraan hij eene korte inhoudsopgave en eeu aanbevelend schrijven,
tevens de bedoelde vermaning bevattende, toevoegde. Balnaves had
namelijk in zijne gevangenis geschreven eene verhandeling «On Jiis-
tification hy Faüh,» eu had die Knox ter goedkeuring toegezonden.
1) TFofks, vol. I. p. 339.
2) Works, vol. I, p. 300.
3) Works, vol. Ill, p. 69.
-ocr page 60-44
Deze wa« zeer met liet werk ingenomen en bescliouwt liet wegens
zijne algelieele instemming ermede tevens als een «Confession» van
liemzelven blijkens den aanbevelenden brief, waarin bij zegt: «O,
blessed bee tbou, Eternall Father! which by thy only mercy hast
preserved us to this day, and provided that the Confession of our
Faith (which ever wee desired all men to have knowen), should by
this Treatise come plainely to light.» i)
Deze Henry Balnaves of Halhill 3) was een man van goede ont-
wikkeling, die in Schotland een tijdlang iemand van grooten invloed
was geweest. Na buitenslands te hebben gestudeerd werd hij in 1526
te St. Andrews bij het Salvator\'s College als «Master of Arts» inge-
schreven. In 1538 werd hij benoemd tot lid van het voornaamste
gerechtshof in Schotland, dat in 1532 was opgericht, «the Court of
Session», en in 1543 werd hij tot het invloedrijke ambt van Staats-
secretaris bevorderd. Geruimen tijd was hij lid van het Parlement
en pleitte daar voor de in 1543 door Lord Maxwell voorgestelde
acte, waarbij het gebruik van de H. Schrift in de volkstaal werd
veroorloofd. 8) In hetzelfde Parlement werd hij benoemd tot lid van
het gezantschap, dat met Hendrik VIII zou onderhandelen over het
huwelijk van prins Eduard en Maria Stuart. By deze gelegenheid
schijnt hij een krachtig begunstiger geworden te zijn van de Engel-
sche partij in Schotland. Na de verandering van Arr.ans politiek ten
opzichte van de reformatie en van Engeland, werd aan Balnaves de
betrekking van Staatssecretaris ontnomen en werd hij zelfs in November
1543 tijdelijk gevangen gezet. Daarna nam hij echter zijne gewone
rechterlijke plichten weer waar. Hoewel hij waarschijnlijk bekend
Avas met het op aandrijven van Hendrik VIII ondernomen plan om
Beaton uit den Aveg te ruimen, behoorde hij toch niet tot de samen-
gezworenen en voegde zich integendeel pas veel later bij hen. Nadat
de moord had plaats gehad den 29sten Mei 1546, nam hij uog in
.Juni en Juli herhaaldelijk zitting als lid van het «Privy Council» en
als «Lord of Session.» Ook den dag vóór en na 30 Juli, op welken
datum eene acte van het «Privy Council» werd gericht tegen de
samengezworenen, had hij zitting als lid van dit Council. Daar zijn
naam na 13 Augustus niet meer voorkomt in de notulen van het
«Council of Session,» kunnen Avij veronderstellen, dat hij omstreeks
1) Woi-h, vol. III, p. 9.
3) Zie een uit-voerig- levensbericht van hem bij Laing-, Works of Knox, vol. III, p. 405—418.
3) Zie hoven, bl. 13.
45
dien tyd, na zyn ambt als «Lord of Session» te hebben neergelegd
of daarvan te zijn beroofd, zich bij de mannen van St. Andrews heeft
gevoegd, hetzij uit politieke, hetzij nit godsdienstige beweegredenen,
in elk geval met opoffering van wereldlijke eer en voordeel. Hij be-
hoorde, zooals we boven zagen, tot degenen, die te St. Andrews het
eerst Knox hadden trachten te bewegen het predikambt op zich te
nemen. Tweemaal maakte hij van St. Andrews nit een reis naar En-
geland om de onderhandelingen der edelen i) eerst met Hendrik
Vni en daarna met Somerset te leiden, betreffende het voorgestelde
huwelijk van Eduard en Maria Stuart en de eenheid van Engeland
en Schotland. Toen hij na de inname van het kasteel van St. Andrews
naar Frankrijk was gevoerd en te Rouen gevangen gezet, deed nieil,
zooals Knox ons meedeelt, zyn uiterste best om hem tot afval te be-
wegen door verschillende geleerde mannen tot hem te zenden om met
hem te redetwisten, doch tevergeefs.
Daar in de gevangenis te Ronen dan schreef hij zijn «Treatise on
Justification by Faith.» Deze vei\'handeling laat zich in drie deelen
verdeelen. Na eene inleiding (chapter 1 — 6) over het nut der ver-
drukkingen, die den mensch leeren op God alleen zijne hoop te
vestigen, wordt het leerstuk zelf ontwikkeld aan de hand der ge-
schiedenis van Gods Kerk onder O. en N. T. (ch. 7—21), terwijl
eindelijk wordt besloten met de beschrijving der goede werken als
vruchten des geloofs (ch. 22—28), waarby inzonderheid wordt ont-
wikkeld de verschillende roeping, die de verschillende leden van het
ééne lichaam hebben te vervullen, nl. de roeping van de vorsten of
magistraten, van de bisschoppen (evangeliedienaren), van de vaders
tegenover hunne kinderen en omgekeerd, van meesters tegenover hunne
knechts en omgekeerd, van de onderdanen tegenover de overheid 3).
Het geheele geschrift is meer van praktischen, paraenetischen dan
1) Hoe -ver hunne Bngelsche sympathieën gingen be-wijst hun contract van 9 Itfaart
154*7, -waarin zij zich noemen „ever dedicate to the service of our late Maister the Kynges
Majestic that dead ys, Henry the Myht". Laing, Wo\'rks of Knox, III, p. 410.
2) Het is als appendix mede opgenomen in Laing, vol. Ill, p. 437—543.
3) Wat dit laatste punt betreft, verdient opmerking, dat we hier het standpunt van
Calvijn vinden. Balnaves schrijft, dat men de vorsten moet gehoorzamen „in all thinges
not repugning to Gods command", voorts: „Give to thy prince and superiour his duetie:
or what ever he chargeth thee with concerning temporall riches; inquire not the cause:
for that perteineth not to thy vocation".....Looke not to his faultes or vices, but to thy
owne. Disobey him not; howbeit he bee evill and doe the wrong (which becometh him
not in his olFice): grudge not thereat, but prav for him; and commit thy cause to God."
p. 540.
46
van dogmatiselxen aard. Het is niet het geregelde rustige betoog
van deu geleerde, maar de eenvoudige praktische verklaring van het
bedoelde leerstult door deu ontwikkelden leek. Het geheel draagt
een zeer bijbelsch karakter; de schrijver houdt zich geheel aau wat
hij in het begin zijner verhandeling zegt nl., dat meu met zijne be-
spiegelingen uiet verder gaan moet dan de Schriften. Waar hij het
leerstuk der rechtvaardigmaking toelicht, doet hij dit vooral door te
wyzen op de geschiedenis zoo in O. als iu N. T., door het menig-
vuldig aanhalen van bybelplaatseu eu door uitvoerige exegese te geveu
van de belangrijkste teksten, die op zijn onderwerp betrekking hebben.
Verscheidene citaten van Augustinus toonen, dat hij met diens geschriften
bekend was. Ook Bernard van Clairveaux en Chrysostomus worden
éénmaal aangehaald. Verder vinden wy geene citaten dan alleen uit
den bijbel, hetgeen ous zeker niet zal verwonderen, als wij denken
aan de ongunstige positie, waarin Balnaves zich bevond, toeu hy
zijn stuk schreef. Dat Baluaves echter met de reformatorische geschriften
vau zyue tijdgeuooten bekend was, blykt uit hetgeen hij zegt,
als hy spreekt over de werken der Roomsche Kerk: «Blessed be
God, the matter is so patent and plainely set forth in these day es,
concerning the said vaiue workes invented by man, to the confusion
thereof, by the godly men which laboure day and night in his Scrip-
tures, to the edification of Christ\'s chosen little flocke, that it is not
needful to abide long upon the discussing of these uiatters; but
onely to remit yow to the Scriptures, and the saide godly declarations
made thereupon» i).
Reeds de titel van dit geschrift wyst ons naar de Luthersche reformatie.
De rechtvaardigmaking door het geloof, het groote geloofsartikel van
Luther, wordt hier als «the groundstoue of Gods Church» \'2) op den
voorgrond geplaatst, eu in het licht daarvan wordt de geheele geschiedenis
dier Kerk onder oud en nieuw verbond bezien. De strijd van de ge-
loovigen wordt voorgesteld als één voortdurende strijd om dat artikel te
behouden. Zoo treedt bij Baluaves de leer der rechtvaardigmaking door het
geloof geheel en al in het centrum. Het geschrift van Balnaves kau dus
nog tot de eerste, Luthersche, periode der Schotsche reformatie gere-
kend wordeu. Toch hebben zich blykbaar ook reeds andere invloeden,
van Wishart en Knox, doen gelden. Voor Balnaves is «the Word of
1) p. 519.
3) p. 454i.
47
God-» reeds meer dan voor Hamilton. Het is voor hem niet meer uit-
sluitend, «the Gospell,>y bestaande iu de leer der rechtvaardigmaking
door het geloof, ueen, maar liij verstaat daaronder deu geheelen openba-
ringsinhoud der H. Schriften. Bij hem is de tegenstelling van «the
Law and the Gospell» niet zoo het eenige thema als bij Hamilton, i)
Hij wijdt ook een groot deel zijner verhandeling aan de beschrijving
vau het leven van deu geloovige als eeu leven iu goede werken,
waarbij inzoudei\'lieid ieders bijzondere roeping ter sprake komt. Ook
ziet hij niet alleen op het eukele individu, maar op de Kerk in haar
geheel, zoo onder O. als N. Verbond. Balnaves\' dogmatiek is rijker
geworden. Hij vond uog meer in zijueu bijbel dan de genoemde te-
genstelling. Hy wilde echter tevens vóór alles zich zoo dicht moge-
lijk houden aan de Schrift in zijne voorstelling van die waarheden,
die hij daariu voud. Herhaaldelijk legt hij er daarom den nadruk op,
dat men toch niet te veel moet speculeeren over de geloofswaarheden.
Vandaar zyne vele bijbelsch-historische meer dan dogmatische beschou-
wingen (eene eigenaardigheid, die we trouwens ook in Knox\' geschrif-
ten vinden) eu zijn voortdurend citeeren vau bijbelteksten zoo uit
1) Zie boven. bl. 9.
3) Knox zelf zeg-t in de voorrede voor Balnaves\' geschrift: .,Considder, Brethren, it is no
spemdative Theolof/ which desireth to give _you courage, but even j\'our Brother in afflic-
tion" (III, p. 10). Balnaves waarschuwt er uitdrukkelijk tegen om toch niet te veel te
willen vragen: .jvherefore did God this or that thing?" want dat doet de duivel ook ; ,,in-
quire ye nothing of the workes of God, and of his secret judgementes, hnt as Ms mordo
teacheth you: and seeke no cause of his workes more then of his divinitie, but be content
to kiiowe those thinges, which are in your capacitie, and under judgement of the reason
of man" (III, p. 4Ö9). Zoo ook zegt hij, sprekende over het leerstuk der Triniteit: Ascend
no UyJier in the speculation of the Trinitie, than thou art teached in the Scriptures of God.
If thou milt have hiomledye of the Father, seek him at the Sonne. If thou mlt hiow the
Sonne, seek him at the Father: For none knoweth the Sonne but the Father, and none
may come to the knowledge of the Father but by the Sonne. And also Christ being de-
sired of Philip, one of his Apostles, to show them the Father (answeared), „This long
time I am with you, and ye have not knowen mee, Philip! He who has seene me hath
scene the Father; beleevest thou not that I am in the Father, and the Father in me?"
(P- 440) Eigenaardig is, dat Knox bij dit ,,Seek him at the Sonne" de aanteekening voegt:
"That is. Give credit to the doctrine which Jesws the Sonne of God hath teached\'\'.zëkQ\'^ m&ev
mtellectualistisch dan Balnaves bedoelde. Over het geheel treedt het ethische in Balnaves\'
geloofsbegrip in dit geschrift op den voorgrond, ook waar hij bv., sprekende over het be-
derf in de Roomsche Kerk en hoe de duivel daar is binnengedrongen en zich voordoet als
een engel des lichts, zegt: „for hee can well disguise him in workes, with pride, vaine
glorie hipocrisie, diffidence, dispaire, idle faith, as to helieve the historic onely, presumption
of the owne merites, etc. But in perfte faith, which is the yroundstone of this article of
justificatiou he can never enter." p. 4,09.
48
O. als uit N. T. Hy bestudeerde niet alleen het N. maar ook het
O. T., en trachtte het verband vau de oude en de nieuwe bedeeling
te verstaan. Er is bij hem meer studie van de Schrift in haar geheel. Hierin
bespeuren wij dus den invloed van Wishart en Knox, m. a. w. van
de Zwitsersche reformatie, die den openbaringsinhoud der Schrift niet
in de leer der rechtvaardigmaking deed opgaan, maar, waar zy op deze
leer tegenover Home sterken nadruk legde, teveus bleef aandringen op
studie der Schrift in haren geheelen openbaringsinhoud.
Als leerling bepaaldelijk van Knox doet Balnaves zich echter in-
zonderheid kennen, waar hij de ceremoniën der Roomsche Kerk be-
strijdt, als hij b.v. schrijft: «The greatest punishment is sent by God,
for doing of the most excellent work, after the judgement of man,
becaus it was not commanded by God.» i) Evenals bij Knox wordt
dan op Deut. 12 : 32 dei| volle:ij nadruk gelegd tegenover hen, die
zouden willen spreken van «good zeale and good intention» : «Nowe,
my hartes, where will yee finde your «good zeale and good inten-
tion»? either is it evill of the self, or else God is false, the whiche
can not bee. Yee may call it «good», but God, who hath better
knowledge thereof then ye have, . by his Word testifieth all that
is in you to be but evill, as he hath declared by the mouth of Moy-
ses, commanding that we do not that thing which wee think good;
but that thing which hee hath commanded us to do, that should
we do; and neither adds to his Word, nor take therefrom, but wallc
in the way the which the Lord hath commanded» 2). In deze laatste
woorden hooren wij den opponent van den monnik Arbuckle, en wat
die «good zeale and good intention» betreft, waarover Balnaves. ta-
^ melijk lang uitw^dt, het is eigenaardig dit eens te vergelijken met
verschillende gedeelten uit de rede, die Knox later hield voor den
bisschop van Darham, bv. met deze uitspraak: «Disobedience to God-
dis voyce is not onlie when man doith wicketlie contrarie to the pre-
ceptis of God, hut also when of gud zeaü, or gud intent, as we
commonly speak, man doith any thing to the honour or service of
God not command.it hy the express Word of God.» 3) We zien het.
1) p. 531; vg\'. ook p. 358, waar gezegd wordt tot koningen en magistraten, dat zij moe-
ten ternederwerpen, „all fiilse worshippinges and superstitions, conlrarie to the Word of
God and mt commaiuled therein".
3) p, 517.
3; III, p. 37.
49
het is geheel dezelfde geest, die zich hier uitspreekt hij Knox en bi]
Balnaves i).
Geen wonder, dat Knox aan een werk als dit zijn volle sympathie
kon schenken en het zelfs als zyne eigene geloofsbelijdenis beschouwde
blijkens de boven reeds aangehaalde woorden uit de voorrede, die
hy by deze verhandeling schreef en die hij besloot met deze vurige
bede: «Continue, O Lord! and graunt unto us, that as now with
pen and ink, so shortly wee may confesse with voice and toung
the same before thy Congregation; upon whome looke, 0 Lord God,
with the eyes of thy mercy, and suffer no more darkness to prevaile.»
Deze bede zou niet onverhoord blyven, al was het ook, dat Knox
eerst nog verscheidene andere gemeenten zou dienen, voordat hij het
groote werk in zijn vaderland zelf, waarnaar zijn hart toch het meest
uitging, zou kunnen voortzetteu. Langzamerhand werden de Schotsche
gevangenen, sommigen vroeger, anderen later, vooral door bemiddeling
van Eduard VI 2) op vrije voeten gesteld. Ook Knox herkreeg ten
laatste na eene gevangenschap van 19 maanden omstreeks Februari
1549 zyne vryheid.
§ 2. Verblijf in Engeland.
Nadat Knox was vrygelaten, begaf hij zich naar Engeland, omdat
Schotland voor hem in dezen tyd nog te onveilig was, daar de
reformatorische partij aldaar nog te zwak was en het voor een man
als Knox onmogelijk zou geweest zijn lang onbekend te blyven in
zijn vaderland. Ook deze periode van Knox\' leven echter is ons niet
1) Het is niet onwaarschijnlijlc. dat juist dit gedeelte van de hand van Knox zelf is.
vooral als wij bedenken, dat Knox. verslag gevende in zijne Sistorij van het dispuut in
het Leonharu\'s College, schrijft: „Hom Johne ICnos; answered that and many other thinyis,
liiin self did witness in a treatise that he wrote in the gallayis. conteaning the some of
his doctrin, and Confessioun of his fayth, and send it to his farniliaris in Scotland; with
his exhortatioun that thei should continew in the trewth" [Works I, p. 300), welke woor-
den, zooals boven reeds is opgemerkt, waarschijnlijk slaan op deze „Treatise" van Balnaves.
3) John Masone, Engelsch gezant aan het Fransche hof, schrijft den lOden Juni 1550:
„Touching the Scots at St. Andrews he [de Connétable de Prance] told me that the Lord
Grange and his brother are flown he wist not whither, and two others were already set
at liberty: and that the rest, at the kiny [JSdmard VI] my master s contentation, should out
of hand be put at large." Tytler, Hdnard VI, vol. I. p. 39.ï. aangehaald bij Laing. vol.
I. p. 330.
50
üauwkeurig bekend. Knox zelf beschrijft haar in zijne History slechts
in een enkelen volzin: «The said Johne was first appointed preachar
to Berwik, then to Newcastell; last he was called to London, and
to the sowth partes of England, whare he ramaned to the death of
King Edwart the Sext» i). Onze overige bronnen voor deze periode
bestaan uit enkele geschriften vau Knox en verscheidene brieven aan
Mrs. Bowes, die later zijne schoonuioeder werd, beuevens verschillende
gegevens van elders, meestal aan de correspondentie vau tijdgenooten
ontleend, waardoor wij in staat worden gesteld ous althans in groote
trekken het leven van Knox iu dezen tijd voor te stellen
Door aanstelling van het Privy Council van Eduard VI kwam
Knox als prediker te Berwick. Hij komt voor op een ongedateerde
lijst van 80 personen, die vergunning kregen tydens Eduard VI om
in Engeland te preeken, het eerst gevonden eu gepubliceerd door
Laiug 3), waarop verscheidene bekende namen voorkomen, o. a. ook
«John Willocke», later predikant te Edinburg gelijktijdig met Kuox,
eu «John Ruthe, Scottishmau» waarschyulijk dezelfde als John Rough,
Kuox\' vroegere ambtgenoot te St. Andrews.
Berwick is eene grensplaats tusschen Engeland eu Schotland, waar
in dezen tijd veel garnizoen lag wegens de voortdurende vyaudelijk-
heden tusschen de beide landen, iuzouderheid nadat de bloedige
nederlaag der Schotten bij Piukey Cleugh, deu 10\'^™ September 1547,
weer voor geruimen tyd alle toenadering tot Engeland onmogelyk
had gemaakt Gunstig was de toestand uiet, toeu Knox er kwam,
zooals blijkt uit hetgeen John\' Breude «Master of the Musters»
schreef aan Somerset: «there is better order among the Tartars than
in this town. No man can have any thing unstolen; none but
I) JForh, I, p. 331.
3) "Voor deze periode van Knox\' leven zijn zeer belangrijk vier door Laing niet uitge-
geven stukken, die later door P. Lorimer zijn gevonden en uitgegeven als Appendix van
zijn werk John Knoa: and the Church of JSngland, London 1875, n.1.: 1) Eeu van Knox
aan de gemeente van Berwick in 1553 (p. 351—365); 3) Memorie of ^fionfession on Knee-
linf, gericht tot het Trimj Council van Eduard VI, van 1553 (p. 367—374); 3) „2%«
Fracties of the Lord\'s Supper yemsed in Barvich-ujMn-Tmyed Mj Johne Knocce, preche\'r to
that eonyreyation in the Chnrche there" (p. 390—393); 4) Een brief, geschreven aan Knox
in 1566 vail uit Londen (p. 398—300).
3) Vol. VI, Preface, p. XXVII.
4) „The disastrous victory of Pinkie Cleugh opened the wounds of centuries and united
Catholic, and Protestant. Lowlander and Highlander in defence of their common freedom. "
Proude, History of Enyland. vol. VI, p. 318.
51
Scots can be harboured [allowed to lodge in the town] except by
force; the price of victuals is excessive: the sick soldiers from
Haddington, etc. are shut out of houses and die of want in the
streets. The whole picture of the place is one of social disorder
and the worst police. It will require a stern disciplinarian in the
pulpit as well as a stirring preacher, to work out a moral and
social reform» De haat tusschen de Engelschen en de Schotten
droeg er niet toe bij om het leger te Berwick .gunstiger te stemmen
tegenover hunnen nieuwen Schotschen prediker.
De taak, die Knox aanvaardde, was eene zeer moeielijke. Evenwel
gelijk vroeger tegenover de bezetting van St. Andrews, zoo wist hij
zich ook hier te bewijzen de rechte man op de rechte plaats, «a stern
disciplinarian as well as a stirring preacher.» Met goeden moed
ving hij zijnen arbeid aan en waar een Icrachtige persoonlijkheid,
een geboren «disciplinarian» als hij, optrad, daar kon het niet anders,
of zelfs in een stad als Berwick moest zich spoedig de goede invloed
daarvan doen gevoelen. En later kon hij dan ook tegenover Maria
Stuart, die hem van oproer zaaien beschuldigde, getuigen: »1 aschame
not, madam, farther to affirme, that God so blissed my waik labouris,
that in Berwick (whair commonlie befoir thair used to be slauchter,
be ressone of quarrelles that used to aryse amongis soldartis) thair
was as great guyetnes, all the tyme that I remaned thair, as thair
is this day in Edinburgh» 2).
Maar Knox\' reformatie te Berwick was niet alleen «a moral and
social reform», maar ook en in de eerste plaats eene religieuse her-
vorming. Met dezelfde kloekheid en vastberadenheid als in St. Andrews
greep hij ook hier de misbruiken der Roomsche Kerk in leer en
eeredienst aan. Hij zelf spreekt in zijn door Lorimer uitgegeven
brief aan de gemeente van Berwick van de «ruide boldness as some
tyme I used unto your faces» s). Ook op het gebied van den eere-
dienst accommodeerde hij zich niet in het land van Cranmer. De
wijze, waarop hij het avondmaal in zijne gemeente placht te bedienen,
bewijst dit. Daaruit blijkt tevens, dat hij een tamelijk groote vrijheid
genoot en dat het Privy Council ten opzichte van een prediker als
1) State Papers — Domestic — Edward VI, Nov. 14. 1.548 (aangehaald bij Lorimer
John Know and the ChAtrch of Fnfjland, p. 18).
3) Works., II, p. 380.
3) Loi\'itner. 1. c, p. 304.
t/2
Knox wel iets door de vingers wilde zien. De door Cranmer opge-
stelde «Order of the Communion» van Maart 1548 was in dezen
tijd nog niet in het noorden van Engeland ingevoerd. De bisschop
van Durham, Cuthbert Tonstall, die meer Roomsche dan reformato-
rische sympathieën had, zooals later ouder Maria duidelijk bleek, had
de invoering ervan tegengehouden en het «Council of the North
for Public Affairs» had die waarschijnlijk niet willen doorzetten om
den vrede te bewareu. Weinig had hij er zeker op gerekend,
dat deze omstandigheid de aanleiding zou worden, dat een tijd
lang althans in Berwick eene veel radicalere reformatie kou zege-
vieren, want doordat de kerkelijke zakeu er nog zoo weinig geregeld
waren, had Kuox er nu de handen meer vrij. Knox zelf schrijft omtrent
de bediening van het avondmaal te Berwick in zijnen brief aau die
gemeente van 1552 het volgende: «In ceremonies and rites which
I used in ministratioun of Christe\'s sacraments, as I did observe the
preceptes and practice of Christ and his apostilles .so nye as the
Holye Gost did opiu unto me, so this day do I nothing repent of
my interprise, and of your obedience; beseeching God, for Christ
his Sones saik, that so the harts of magistrates may be inclined to
mercye, that what the impyre of Godd\'s most sacrate worde did
worke in your harts, without precept or law appoynted by man, be
not now hiudred and pulled aback againe by rigour of a law»
Daarom was Knox ook afgeweken vau het algemeene gebruik in
Engeland en het voorschrift van Craumers «Order of the Communion»,
in Maart 1549 ook in het toen ingevoerde «Book of common prayer»
opgenomen, om het avondmaal iu knielende houding te outvaugeu.
«Kneeling in that actiouu, apperiug to be joyued with certau daugears
no less in mauteyning superstitioun than in using Christ\'s holy
institutioun with other gestures than either he used or commanded
to he used, I thought good amongst you to avoide, and to use sitting
at the Lord\'s Table, which ye did not refuse, but with all reverence
and thanksgiving unto God for his treuthe, knowing, as I suppose,
ye confirmed the doctrine with your gestures and confessioun»
Mei\'kwaardig is het stuk, door Lorimer gevonden gelijktijdig met
bedoelden brief, eu dat ons een denkbeeld geveu kau van de eeu-
1) Lorimer, p. 359.
3) Lorimer, p. 361. Lorimer -vindt hierin de eerste sporen van Puriteinsche praktijk in
de Engelsche kerk: „Here, then was the very beginning of Puritan practice in the Church
of JSiigkmd in the administration of the Lord\'s supper," p. 31.
53
voudige, van het Book of common prayer geheel afwijkende liturgie,
door Knox te Berwick gevolgd. Het stuk is getiteld: «The practies
of the Lorde s Supper yewsed in Bervike - upon - Twyed hy Johne
Knoxe, precher to that congregation in the Churehe there.» Onge-
lukkigerwyze echter is dit stuk slechts een fragment, waaraan een
belangryk gedeelte ontbreekt. De liturgie is zeer eenvoudig. Na
eene preek over Joh. 13—16 wordt door «the principali mynester»
het votum uitgesproken: «In the name of the Father, and of the
Sonne, and ol the Holye Gost. Amen.» Dan wordt een formulier-
gebed gedaan, waarna gelezen wordt het toepasselijke gedeelte van 1
Cor. 11 «with the declaration of the Apostell\'s mynd upon the same
place, for certylfynge [certifjdng] the consciences of suche as shall
use the Lord\'s Table without supersticion.» Daarop wordt «declared,
what persons be unworthy to be partakers thereof», waarna een ge-
meenschappelijk formuliergebed volgt in den vorm eener schuldbelij-
denis. Vervolgens wordt een gedeelte van het evangelie gelezen,
waarin Gods genade het duidelijkst op den voorgrond treedt, «and
therafter ought the minester openlye prononce to suche as unfaynyd-
lye repent and belyve in Jesus Christ, to be absolvyd from all damp-
nacion, and to stand in the favor of God» ; tevens moeten dan door
den prediker gebeden worden gedaan niet alleen voor hen, maar ook
voor anderen. Daarop volgt dan een formuliergebed voor de ge-
meente, waarin voornamelijk wordt gebeden, dat God hen bevryden
moge van «wolves and hyred servants» en hun geven «good and
faithfull mynesters.» Daarop volgen de woorden «A Prayer for the
Queen\'s [schrijfPout voor «the King\'s»] Majestie» en hiermee breekt
het fragment plotseling af. Opmerkelijk is, dat in deze gebeden niet
de minste overeenstemming heerscht met die van het Book of common
prayer, dat Knox toch te Berwick goed moet hebben gekend. Waar-
schijnlijk is dit formulier dus het reeds vroeger door Knox opgestelde
formulier ten gebruike bij het avondmaal te St. Andi-ews.
De hypothese van Lorimer, dat de ook reeds door Laing in
1550 geplaatste «Summary on the Lord\'s Supper» i) van Knox de
«declaration» is, die op het voorlezen van 1 Cor. 11 moest vol-
gen, is niet onwaarschijnlijk en wij willen het daarom ook in
1) Works, III, p. 73—75. Laing plaatst het stuk in 155Ü. omdat het zoowel in het
manusci-ipt van jM\' Grie, dat hij gebruikte, als in het oudste gedrukte exemplaar voorkomt
verbonden met de in 1550 door Knox gehouden rede Vindication that the Mass is idolatry.
54
Jit verband bespreken. In dit stuk, lioewel liet uiet uitmunt
door helder beid, is de invloed van. Calvyu duidelijk te bespeu-
ren. Van Christus v^ordt gezegd, dat Hij in het avondmaal
«gives uuto us him self, to be receaveit with faith, aud not ivith mouth,
uor yit by transfusion of substance. But so through the verteiv of the
Halie Gaist, that we being fed with his flesehe, and refreicheit ivith
his blicde, may be renewit both unto trew godlines and to
immortalitie.» Merkwaardig genoeg eehter wilde Kuox op het punt
van het avondmaal het gevoelen vau andersdenkenden niet bepaald
veroordeeien. Feitelijk toch kiest hij geen party noch tegenover de
Lutherscheu, noch, ongetwijfeld tegen zijne bedoeling, tegenover de
Roomschen, als hy zegt: «Aud as concerning theis wordis, Hoe est
corpus meum, «ïhis is my bodie», ou whilk the Papistis depeiidis
so much, saying. That we must neidis beleive that the breid and
wyue be traussubstautiated into Chrystis bodie and blude; We ack-
nowledge that it is no artikill of our faith ivhilk can saif us, nor whilk
we ar bound to beleive upon pane of eternall dampnatioun. For yf
we suld beleive that his verie naturall bodie, both flesehe and blude,
wer naturallie in the bread and wyne, that suld not save us seing
many beleif that, aud yit receave it to thair dampuatioun. For it is
not his presence iu the bread that can save us, but his presence iu
our hartis through faith in his blude, whilk hath waschit out our
synnis, and pacifeit his Fatheris wraith towardis us. And again, yf
we do not beleive his bodilie presence iu the bread and wyne, that
sail not dampu us, but the absence out of our hart throw uubeleif»
Deze woorden klinken ons zeker zonderling uit den mond vau deu
geduchteu bestryder van de mis. Wat er uit blijkt is, wat we ook
straks nog nader zien zullen, dat bij Knox de formeele reden, waarom
hij de mis als afgoderij bestreed, nl. dat zy niet was bevolen in de
H. Schrift, zwaarder woog dan de materieele reden, waarom zij door
de overige hervormers voornamelijk bestreden werd, nl. dat zij was
creatuur vergoding. Waarschijnlijk zag zich ook de man van de letter,
van «the plain Word of God», juist op dit punt door de Roomsche
tegenstanders het meest in moeilijkheid gebracht. Hij gevoelt dan
ook terstond de tegenwerping, die zij makeu zulleu, en laat daarom
volgen: «N"ow, yf thai wald heir object, that though it be trewth,
that the absence out of the breid culd not damjiu us, yit ar we
bound to believe it because of Godis Word, saing, «This is my
bodie», whilk who beleiveth not as muche as in him lyith, maketh
55
üod a lier; and thairfoir, of ane obstinat mynd not to beleive his
Word, may be oure dampnationn.» To this we answer. That we
beleive Godis Word, and confess that it is trew, but not so to be
understand as the Papistis grossUe afiSrme. For in the Sacrament
we receave Jesus Christ spiritiualle, as did the Fatheris of the Old
Testament, according tot St. Paulis saying.» Knox wil dus blijkbaar
op de exegetische kwestie niet ingaan, verklaart de exegese der
Koomsclien eenvoudig voor onjuist, maar gaat terstond tot de dog-
matische omschrijving over.
Intusschen zou het ons wel zeer moeten verwonderen, indien men
een radicalen hervormer als Knox te Berwick maar kalm zijn gang-
had laten gaan. Dit geschiedde dan ook niet. In het begin van
1550 werd Knox door Cuthbert Tonstall, den bisschop van Durham,
gedagvaard voor het «Council of the North for Public iklfairs» om
verantwoording te doen van zijne bestrijding van de mis als afgodery.
Hij verscheen daarop voor genoemd gerechtshof in Newcastle, en
hield daar den 4den April 1550 «in presence of the Consale and
Congregatioun, amangis whome was also present the Bisschops of
Dureham and bis Doctouris» eene verdedigingsrede, «hts Confessioun
lühy he affirmed the Masse Idolatrie» i).
Men zou hier licht de bij de hervormers gewone bestrijding van
de mis, als aanbidding van hetgeen geen aanbidding verdient en dus
afgoderij, verwachten, doch ten onrechte. Ook hier vinden wij weer
hetzelfde standpunt als in Knox\' dispuut te St. Andrews, dat we ook
bij zijn leerling Balnaves waarnamen. De formeele maatstaf ter be-
oordeeling, of iets afgoderij is, nl. de vraag, of het al of niet ex-
presselijk door God in Zijn Woord is bevolen, staat ook hier op den
voorgrond. Aanstonds bij het begin zijner rede spreekt Knox zijn
formeel beginsel ten aanzien van alle afgodery uit in eene duidelijk
geformuleerde stelling, die hij dan ten grondslag neemt voor zijn
eerste syllogisme, waardoor hy hoopt te bewijzen, dat de mis afgoderij
is : «AU wirschipping, honoring, or service inventit by the brain of man
in the religioun of God, loithout his own express commandment,
is Idolatrie: The Mass is inventit be the braine of man, without
any commandement of God: Thairfoir it is Idolatrie» a). Om zijne
eerste stelling te bewijzen gaat hij dan weer evenals te St. Andrews
eenvoudig uit van het O. T.ische ; «IJixto my Word sali ye add
1) Zie deze rede Works, III, p. 33—7ü.
■2} p. 34.
-ocr page 72-56
nothiug; nothing sall ye deminisehe thairfrom, that ye mycht observe
the preceptes of your Lord God» (Deut. 12 : 32), waaraan dau ex-
presselyk de vermaning wordt toegevoegd: «Whilk tuordis ar not
io be understand of the Decalogue and Law Morall onlie, but of
statutis, rytis, and ceremonies; for equall obedieuce of all his Lawis
reqayreth God» Dit wordt dau uitvoerig geïllustreerd door de
voorbeelden van Saul, die, hoewel hij geen Leviet was, toch olferde
te Gilgal en daarom niettegenstaande. zijn «gud zeall or gud intent»
werd gestraft, eu vau Nadab en Abihu, die vreemd vuur op het
altaar brachten, hetgeen de Heer huu niet bevolen had. De tegen-
werping, dat de Kerk toch wel macht heeft om een eeredienst in te
richten, zooals zij het geschikst acht voor deu dienst vau God, be-
teekent niets, want Kuox zou gemakkelijk genoeg kunnen bewijzen,
dat wat de Papisten de Kerk noemen niet de ware Kerk is, maar
nu wil hij alleen vragen of de Kerk dan uiet gebonden is «to this
perpetuall precept.» En als men antwoordt van neen, dan wil hij
weten, wie het dan heeft afgeschaft. Immers, Jezus Christus zelf
heeft het bevestigd door te zeggen: «Mijue schapen hooren Mijne
stem en eeueu vreemdeling zullen zij geenszins hooren, maar zullen
vau hem vlieden», en wat wil dit anders zeggen dan: «to admit
none uthir doctrine, worshipping, nor honoring of God than hath
proceidit furth of his awue mouth; as he him self testifieth, saying,
«All that is of the veritie, heir my voyce.» And Paule sayith, «The
Kirk is foundit upon the fuudatioun of the Prophettis aud Apostilis» ;
whilk fuudatioun, uo doubt, is the Laio and the Evangüe. So that
it may command nothing that is uot coutanit in ane of the tivo; for
yf so it doith it is removit from the onlie fuudatioun, and so ceasseth
to be the trew Kirk of Chryst» 3). Daarbij wordt dan onder meer
gewezen op het voorbeeld van Mozes zelf, die, hoewel hij zoo hoog
stond, toch geen enkele ceremonie mocht voorschrijven, die hem niet
bevolen werd, terwijl ook het woord tot de gemeente vau Thyatira
(Openb. 2 : 24 en 25) in herinnering wordt gebracht. Het koning-
schap vau Jezus in zijue Kerk wordt ontwikkeld geheel in den zin
der O. T.ische theocratie. Vol verontwaardiging vraagt Knox, of
Jezus Christus dan geen Koning is iu Zijne Kerk. Dat zal immers
niemand outkenueu. Welnu, maar dan is het ook Zijn ambt niet
1) p. 38.
3) p. él.
57
alleen Zyne onderdanen te beschermen, maar ook om wetten vast te
stellen, welke wetten Zijne onderdanen alleen hebben te bewaren en
niet die van vreemde vorsten. Daarom is het de plicht der Kerk op
Zijn Woord te letten «and ivhair he maketh end cf speiking or law
giving here to rest» i).
Hier oppert Knox echter de voor hem moeilyke tegenwerping, dat
de Kerk toch wel macht heeft om wetten te maken blijkens hetgeen
geschied is op het apostelconvent te Jeruzalem. Doch als men de
daar gegeven geboden maar goed beschouwt, dan zal men spoedig
bemerken, zoo meent Knox, dat de apostelen wel degelyk voor hunne
handelwyze een «express commandement of Jesus Chryst» hadden.
Immers het was slechts een gebod «for a time.» Por that itwernot
a perpetuall precept declareth this day, when no man holdeth the
eatting of suche thingis sin.» En het geschiedde om de Joden en Heidenen
tot meer vriendschappelijken omgang te brengen en omdat men toch
begreep, dat de Joden niet gemakkelyk zouden inzien, dat het eten van
die bepaalde spyzen geene zonde was, «for difficill it is to pull furth of
the hairt that ivhilk isplantit by Godis aivn Word». En het «express com-
mandement» voor deze handelwyze der apostelen was immers het laatste
en nieuwe gebod, dat Jezus Zijnen discipelen gegeven had, nl. «dat zij
elkander zouden liefhebben, gelijk Hij hen lief gehad heeft.» Maar
bovendien «greatlie, it is to be mervalit that men do not advert,
that the buke of Godis Luw, that is, of all his Ordinances, Testament,
Promeis, and exhihition thairof, was seallit and confermit in the
dayis of the-ApostilUs: the effect and contentis iliiiiYof promulgat and
\'puhlischit; so that maist extreame impietie it is to make any altera-
tioun thairin.» 3) Want immers de Roomsche priesters hadden toch
niet den Geest der wijsheid en der kennis in dezelfde mate als de
apostelen, en de Kerk van Christus was toch niet «left imperfyt» na
de dagen der Apostelen?
Vervolgens gaat Knox dan aanwyzen, dat de Mis niet in Gods
Woord bevolen is, hetgeen dan in\' het kort uit de geschiedenis wordt
aangetoond. Hun Canon Missae is niet van de apostelen zooals zij
beweren, want Knox zal gaarne bewyzen, dat daarin voorkomen
«imperfectioun of sentences, ungodlie invocations, and diabolicall
conjurations». «O! it was so holie, it mycht not be spokin planelie
1) p. J.1.
3) p. 45.
8) p. 46.
58
as tlie rest, but seeretlie it belioved to be wliisperit! Tliat was not
evill devysit, for yf all men bad hard it, meu wold have espyit the
vanitie thairof.» i) En dan wat de «wijdingswoorden» betreft, uoch
Jezus, noch de apostelen hebben ooit de woorden, die Hij sprak, «wy-
dingswoorden» genoemd. En zelfs deze woorden hebben zy veranderd,
want zij zeggen: «Accipite et maudicate ex hoe omnes. Hoe est enim
corpus meum,» etc.
Hiermee is dan het eerste en voor Kuox het voornaamste syllogisme
afgehandeld. Pas in de tweede plaats wordt uu de mis naar eeu
minder formeelen maatstaf beoordeeld en een tweede syllogisme op-
gesteld : «All honoring or service of God, ivhairunto is addit a loiekit
opinioun is abominatioun. Uuto the Masse is addit a wickit opinioun.
Thairfor it is abominatioun.» ^)
Wij lezen bij de profeten, dat God de offers van het volk haatte.
En toch waren die offers de «verie commaudemeuts of God.» Waarom
haatte God ze dan ? Jesaja geeft er de reden van op, als hy zegt:
«Thay haif chosiu thame in thair awn loayis.» Whairby the Prop het
meant and understude, that thei had addit unto theme ane opinioun,
ivhilk maid thame to be abominable befoir God. This opinioun was,
as iu the same Prophet and diverse utheris may be spyit, That be
working of the externall ivork, thai mycht purehese the favour of God,
and mak satisfactioun for thair synnis by the same sacrifices.» Eu
de profeten getuigen juist, dat geen uitwendig werk van zonde reinigt,
daarom is het duidelijk dat «a wickit opinion,» gevoegd bij eenige
cerenionie, haar maalit tot afgoderij. Want — en iu deze stelling
geeft Knox dan een materieelen maatstaf aan —: Idolarie is not
onely to wirschip the thing whilk is not God, but also to trust or
leane unto that thing whilk is not God, aud hath not iu it self all
sufficiencie.» Daarom noemt ook Paulus gierigaards afgodendienaars,
omdat zij hun vertrouwen stellen op hunne rykdommen.
De «wickit opinioun» uu, die aan de mis is verhouden, is «that
the Masse is a Sacrifice aud oblatioun for the synnes of the quick
and the deid; so that remissiouu of syuuis undoubtedlie was belevit
by that same actioun aud work preseufclie done by the Preist.» Dit
wordt dau weerlegd vooral door aanhaliuff vau Hebr. 10 : 14, «met
O O \'
ééne offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die ge-
il p. 49.
3) p. 51.
59
lieiligd worden», en van vs. 26. Daarna wordt de tegenwerping,
dat het hetzelfde offer is, maar «iteraiit and renewit», met denzelfden
brief weerlegd, daar in dit geval Chiistus\' dood niet zon zijn
«the onlie and sufficient sacrifice» voor de zonden. Tegenover het
«memorial sacrifice» plaatst Knox het woord van Paulus in Rom.
8 : 34. En bovendien, kan er wel een grootere godslastering zijn,
dan te zeggen dat Grod de weldaad, die Hij in Zijnen Zoon aan de
menschheid gaf, zou hebben vergeten ?
Nog eene andere tegenwerping wordt geopperd, nl. dat de mis zou ^
zijn «sacrificium applicatorium, a sacrifice whairby thay do and may
apply the merittis of Ghrystis passion unto synneris». i) Dat is al een
zeer trotsch gelegde, want, «then may ye mak peace with God at
your pleasure». Doch Gods Woord getuigt het tegendeel, dat het
alleen van God afhangt. Meermalen verbiedt God zelfs zijne profeten
voorbidding te doen voor het volk, daar het in afgoderij leeft, «and
he manifestlie shewith, that nothing may appease him but trew re-
pentance and conversion agane unto God.» Maar daarover hebben de
priesters nooit gesproken. Zij hebben altijd maar gezegd : «Kom naar
de mis en koop u met uw geld en goed de vergeving uwer zonden.»
Ten slotte wordt nu nog een argument uit het ongerijmde bijge-
bracht. Knox wil dan een oogenblik veronderstellen, dat de mis wel
een offer is, maar «if in your Masse ye offer Jesus Chryst for sin,
than necessarilie in your Masse must ye neidis kill Jesus Chryst,»
want immers de vergeving der zonden wordt in de Schrift soms aan
het vergieten van Zijn bloed toegeschreven, soms aan Zijnen dood,
en soms aan het geheele offer, dat Hij door Zijn lijden bracht. Zoo
maken zij dan zichzelven volgens hunne leer tot «slayeris of Jesus
Chryst.»
lu de derde plaats zal Knox nu nog aantoonen, dat men niet mag
voorgeven, dat de mis hetzelfde is als het avondmaal des Heeren.
Integendeel, hij zal bewijzen, dat het is «express contrarie to it» en
«blasphemous to the death of Jesus Chryst.»
Vooreerst «contrarie in institution,» want het avondmaal is inge-
steld tot eene herinnering aan de weldaden, die wij door Jezus
Christus en door zijnen dood hebben ontvangen, m. a. w. aan Gods
genade in Jezus Christus, Zijnen Zoon. Daarentegen de mis is een
I) p. 58.
•2) p. 03.
60
offer «for doiug of the whilk sacrifice, God is hound uot ouhe to
remit our synnis, but also to gif unto us whatever we will ask.
And that sail testifie dyvers Massis celebratit for dyvers caussis: sum
for peace in tyme of wars, sum for raiue, sum for fair weather; yea,
and (allace, my hart abhorreth sic abominatiouu) sum for sickness
of bestiall.» «The supper of the Lord is the gift of Jesus Chryst, in
whilk we suld laude the infinite mercie of God. The Masse is a
Sacrifice whilk we offer unto God, for doiug whairof we alledge God
suld love aud commend us.» In het avondmaal belijden wij, dat wij
schuldenaars zijn tegenover God en niet in staat Zijue oneindige
weldaden te vergelden. Bij de mis daarentegen beschouwen wij God
als eeu schuldenaar tegenover ous voor het offer, dat wij Hem
aanbieden.
Verder wordt gewezen op het verschil iu de bediening vau het
avondmaal en vau de mis. Zoowel wat het zitten van alleu aau ééue
tafel en de kleeding van den priester betreft, als ook wat het gebruik
vau brood en wijn door allen aangaat.
Daarua resumeert Knox uog éénmaal alle genoemde verschilpunten
tnsschen het avondmaal en de mis, en vat daarop ten slotte zijne
geheele rede samen in deze woorden: «Cousidder now, belovit Brethren,
what hath the frutis of the Masse bene, evin iu his greatest
puritie. The Masse is nothing; but the inventioun of man, set up
without all authoritie of Godis Word, for honoring of God; and
thairfoir it is Idolatrie. Uuto it is addit a vaue, fals, deceavable, and
maist loickit oyinioun -, that is, that by it is obteauit remissioun of
syuuis: Aud thairfoir it is. abouiiuatiouu befoir God. It is contrarious
unto the Supper of Jesus Chryst, and hath takiu away boith the rycht
use aud rememberance tliairof, and thairfoir it is blasphemous to
Chrijstis death. Mautaue or defend the Papisticall Masse who so list,
this honour and service did all whilk useit the same.» i) En hij
eindigt zijne rede met de ernstige vermaning om toch «to flie from
that Idolatrie, rather than from the present death.»
Gaarne zou hij nog gesproken hebben over de «diversitie of Sacrifice»,
nl. over de dooding van het vleesch, waarvan Paulus spreekt, eu
over het priesterschap aller geloovigen, doch de tijd en de «wickeduesse
[feebleness] of myne owne flesh» verhinderden hem dit te doen.
Wanneer wij deze rede van Kuox vergelijken met Calvijns bestry-
1) p.
-ocr page 77-fling van de mis in zijne Institutie, dan treft ons zoowel een eigen-
aardig verschil als eene sterke overeenstemming. Het verschil merken
wij op in het eerste gedeelte van Knox\' rede, de overeenstemming
in het laatste. Wij wezen er reeds op, hoe juist het eerste gedeelte
het meest karakteristiek is voor Knox, hoe we daarin hetzelfde
beginsel op den voorgrond zien treden als bij zijn eerste optreden in
St. Andrews, het beginsel van de letter van Gods Woord, zooals
Knox het uitdrukt: «the express Word of God» of «the plane Word
of God.» Op het formeele valt hier de nadruk, de formeel zoo zuiver
mogelyke overeenstemming met Gods Wooi\'d. En dat is het ook, wat
Knox maakt tot dien krachtigen, radicalen Hervormer. Daardoor was
een maatstaf aan de hand gedaan, die ook niet het geringste schikken
of plooien duldde. Waar die maatstaf werd aangelegd, moest het wel
liomen tot de meest radicale reformatie. Maar tevens ligt in dit be-
ginsel eene zekere bekrompenheid, die hare schaduwzijden had voor
het karakter der Schotsche hervorming. Op deze wijze tocli werd
alles even belangryk en even principieel. Eeredienst en kerkregeering
kregen even groote beteekenis als de leer. Voor indifferentia was
hier, in onderscheid met Calvijn, geene plaats. Het uiterlijke trad
daardoor van zelf naast het andere teveel op den voorgrond. Zoo
moesten wel door dit puriteinsche beginsel van de volstrekte ontkenning
van een gebied der indifferentia de vele latere afscheidingen worden
voorbereid, alsook de heftige strijd, die al spoedig de Schotsche Kerk
beroerde, over liturgie en kerkregeering. Ook in de Schrift zelf stond
alles op ééne lyn. Het perspectief ontbrak. Men miste het historische
inzicht. Het onderscheid zoowel als het rechte verband tusschen de
oude en de nieuwe bedeeling werd niet verstaan, en zoo kwam men
er toe om O. T.i®ohe toestanden en voorschriften eenvoudig over te
brengen op de nieuwe bedeeling. De Schrift werd als wetboek tegen-
over den mensch gesteld. Hierdoor kreeg de Schotsche reformatie
dat theocratische en eenigszins wettische karakter, dat de Schotsche
Kerk steeds bleef kenmerken.
Dat bij Calvijn het Schriftgezag in anderen, ruimeren zin werd op-
gevat, behoeft geen betoog. Zijne verhouding tot de Engelsche Kerk
is bekend. Hij erkent een gebied der indifferentia in zake den eeredienst
1) „The huke of Qodis Lam, that is of all his Ordinaiicis, Testament, Promeis. and
exhibition thairof. was seallit and confermit in the dayis of the Ayjostillis." III. p. 4.6. Zie
boven. bl. 57.
62
en de kerkregeering. Een enkel voorbeeld, dat bij in dit opzicht vrijer
dacht dan Knox, moge dit toelichten. Het is aan ons onderwerp ont-
leend. Calvijn zegt, sprekende over de bediening van het avondmaal:
«Caeterum quod ad externum actionis ritum spectat, in mauum acci-
piant fideles, necne: inter se dividant, aut singidi, quod sibi datum
fuerit, edant: ealicem in diaeoni manu reponant, an proximo tradant\',
panis sit fermentatus, an azymus; viuum rubrum au album; nihil
refert. Haee indifferentia simt et in ecclesiae libertate posita. Quamquam
certum est, veteris ecclesiae ritiim fuisse ut omnes in manu accipereut.
Et Christus dixit: Dividite inter vos.» Dit zou Knox volgens zyu
eerste syllogisme niet hebben kunnen ouderschrijven. Gelukkig kon
hij toen iu zijne editie van Calvyns Institutie deze woorden nog niet
lezen. Het is dan ook volkomen in overeenstemming met Kuox\' be-
ginsel, als wij lezen iu de later mede door Knox opgestelde «Forme
of prayers and ministration of the Sacramentes used in the Englische
Congregation at Geneva» in het gedeelte, dat over het avoudmaal
handelt: «This done, the Minister breaketh the breade, aud delivereth it to
the people, ivho distribute and devide the same amongst theimselves,
accordinge to our Saviour Christes commandement, and iu likewise
geveth the cuppe.» 3)
Merkten we in het eerste gedeelte van Kuox\' rede, dat handelt
over den formeelen maatstaf ter beoordeeling van de mis als afgo-
derij, geenerlei overeenstemming met Calvijn op, in het tweede ge-
deelte, waarin de materieele grouden worden aangevoerd, des te meer.
Ja, hier vinden we uiet alleen sterke overeenstemming van gedachten,
maar ook zeer bepaald eene opvallende litterarische afhankelijltheid,
van Calvyus Institutie. De wijze van argumeuteereu bij Kuox iu dit
gedeelte en bij Calvijn is geheel dezelfde. Dezelfde tekst uit deu
brief aan de Hebreeën (9 : 26) wordt in hetzelfde verband als be-
wijsplaats aangehaald. Het meest opvallend is wel de redeneering
over het dooden van Christus bij de mis, die wij evenzoo bij Calvijn
vinden, soms bijna letterlijk. Knox zegt: «If in your Masse ye offer
Jesus Chryst for sin, than necessarilie in your Masse must ye neidis
kill Jesus Chryst»..... «Advert to what fyne your awu desire sali
bring yow, evin to be slayeris of Jesus Chryst. Ye will say, ye uever
prentendit sie abominatioun. I disput not what ye intendit, hut I onlie
1) Calviiii Institution Lib. IV, cap. XVII. 43.
2) Works, IV, p. 190.
-ocr page 79-63
schaw what absurditie doith follow upon your awne doctrine.» 1)
Calvyn zegt in de edities zijner Institutie van 1539—1554: «Si
Christus singuhs missis sacrifatur, eum singulis momentis mille in
locis criideliter interfici oportet» .... An ipsum interßcere instituant,
non respicimus; tantum ostendere animus est, quale absurdum con-
sequatur ex impio ac scelesto eorum dogmate.»\'^) Men vergelyke ook:
«But the Masse singeth ane other song, whilk is, that every day, by
that oblatioun offerit by the Priestis, is sin purgeit and remission
obteanit,» met: «Missae sacrificium longe aliam cantilenam canit:
Christum oportere quotidie sacrificari, ut aliquid nobis commodet.»
Ook de offerande van de dooding des vleesclies en het priesterschap
aller geloovigen wordt door Calvijn in dit verband op dezelfde wyze
besproken als door Knox, bij beiden met verwijzing naar den brief
aan de Romeinen, terwijl beiden er ook den nadruk op leggen, dat
zij de mis in haren besten vorm bestrijden en niet de misbruiken als
b.v. «het verkoopen van missen.» Bij beiden wordt er verder op ge-
wezen, dat God geen priester aanneemt, dan die door Hern is ge-
roepen, zooals Aäron. Nog is een sterk punt van overeenstemming
de geheele ontwikkeling van de tegenstelling van Mis en Avondmaal
als gift yan den mensch en gift van God, door Calvijn aldus gefor-
muleerd: «Quantum interest inter dare et accipere, tantum a Sacra-
mento coenae sarificium differt,» ter wijl hij geheel in den zin van
Knox laat volgen: «Atque haec quidem miserrima hominis iugratitudo
est, quod ubi agnoscenda erat divinae bonitatis largitas, gratiaeque
agendae, in eo Deum sibi debitorem facit.»
Uit deze gegevens, die nog met andere kunnen worden vermeer-
derd, zien we dus, dat Knox blijkbaar niet pas later na zijn verblijf
te Genève onder Calvyns invloed is gekomen, maar dat hij reeds aan-
stonds bij het begin yan zijne reformatorische loopbaan een leerhng
yan Calvijn is geworden. Wishart heeft hem waarschijnlijk op de
geschriften van den Zwitser sehen hervormer gewezen. En Kuox heeft
de Institictie niet alleen gelezen, maar aanstonds, zooals we na be-
merken, ijverig bestudeerd. Die Institutie bleef voor hem de groote
1). Wm-ks, III, p. 62 sqq.
3) Corpus Heformatortm, Cahini Opera, vol. I. p. 1036 sqq. (Vg. de editie van
1559, Lib. IV, cap. XVIII, 5). \'
3) p. 8C.
4) C. E. I, p. 1037 (cf. Lib. IV, cap. XVIII, 7).
5) C. K. I. p. 1037 (cf Lib. IV. cap. XVIII, 7).
-ocr page 80-64
bron, waaruit hij zijue kennis aangaande de reformatie putte. Ter-
stond had Calvijns machtige geest, die in zoo menig opzicht met
Kuox\' geestesrichting overeenstemde, beslag op hem gelégd en deed
van het begin af aau zijueu invloed gevoelen. Toch was Knox eene
te krachtige persoonlijkheid om niet, naast al wat hij vau Calvijn
leerde en overnam, toch zyue persoonlijke eigenaardigheden te be-
houden en daarvan ook aau de Kerk, die hij reformeerde, iets mee
te deeleu.
Merkwaardig is het, dat in dit tweede gedeelte vau Knox\' rede,
waarin toch de materieele groudeu tegeu het misoffer worden aange-
voerd, zelfs met geeu enkel woord de leer der transsubstantiatie wordt
aangevallen. Dit was de meest voor de haud liggeude bestrijding ge-
weest vau de mis als afgoderij. Dit toch was eigenlijk het groote,
cardiuale puut, waarom de hervormers altijd spraken vau de mis als
afgoderij, veel meer dau de formeele grond door Kuox aangevoerd.
Daarom moet het ous wel zeer verwonderen, dat Kuox daarvan zelfs
volstrekt geeu gewag maakt iu een expresselijk gehouden rede om
de afgoderij der mis aau te tooueu. Het is ons een vernieuwd bewijs,
hoezeer voor Kuox\' bewustzijn in deu strijd tegen Rome aanstonds
het formeele op deu voorgrond trad. De formeele overeenstemming
met Gods Woord, dat was de eerste maatstaf ter beoordeeling vau
de Roomsche Kerk, die Knox aangreep. Dat was eeu gemakkelijke,
duidelijke maatstaf, geschikt voor deu man vau de daad, voor deu
i-adicaleu hervormer. Het formeele beginsel der hervorming, het be-
ginsel vau het Schriftgezag, hem waarschijnlijk door Wishart, die
ouder den invloed der Zwitsersche reformatie stond, vooral ingeprent,
had zich geheel van hem meester gemaakt, zoodat de materieele be-
ginselen daarbij op deu achtergrond traden. Hij had dit beginsel
overeenkomstig zijn aauleg tot ziju uiterste consequentie ontwikkeld eu
op de spits gedreven, eu reeds bij zijn eerste dispuut te St. Andrews zien
wij hem het Schriftgezag opvatten in den zin van het gezag der «expressit
wordis». En ook nu in zijne rede te Newcastle gaat hij er weer van
uit. Het eerste, geheel zelfstandige deel zijner rede is geheel aan
de ontwikkeling van dit beginsel gewijd. Pas in de tweede plaats voert
hy de materieele groudeu aau eu bestrijdt hij de «iviekit opinioun»
met de mis verbonden, waarby echter zelfs met geeu enkel woord
wordt gerept van het voornaamste materieele argument der hervormers
tegeu de mis, uL de creatuurvergoding bij de aanbidding der hostie.
Terwijl bij Luther het materieele beginsel beslist de overhand had,
-ocr page 81-65 ■
I bij Calvijn formeel en materieel beginsel in evenwicht met el-
< kan der stonden, trad bij Knox het formeele beginsel zeer beslist
j op den voorgrond. Hierin ligt een voornaam verschil tusschen
hem en Calvijn. Calvijn staat vrijer tegenover de Schrift, omdat
; hij zich bindt aan den inhoud, niet aan de letter. Daardoor staat
\' hij ook vrijer tegenover de verschillende openbaringen der refor-
matie. Zyn blik is ruimer. Hy kan verdraagzaam zijn tegenover de
Lutherschen en mild in zijn oordeel over de Engelsche Kerk.
\'\' Zoodra het formeele het wint van het rnaterieele, kan dit niet.
Vandaar dat Knox krachtens zijn beginsel zeer onverdraagzaam
moest zijn, hetgeen in den aanvang de reformatie in Schotland ten
goede kwam, daar zij nu plotseling radicaal werd doorgevoerd, doch
in lateren tijd leidde tot menigen onnoodigen strijd en herhaalde afschei-
dingen van de Kerk. Opmerkelyk is dan ook, dat juist het tweede,
rnaterieele gedeelte van Knox\' rede over de mis bijna geheel door
Calvijn is geïnspireerd, terwijl alleen het eerste, formeele gedeelte ge-
, heel zelfstandig is.
Dat Knox in deze geheele rede het gewone argument tegen de
mis als afgoderij wegens de aanbidding der hostie zelfs met geen
^ enkel woord noemt, zal ook wel daarin zijne oorzaak vinden, dat hij
i zich op dit punt tegenover Rome het zwakst gevoelde krachtens zijn
eigen beginsel van het letterlijke woord. Evenals in zijn «Sum^nary
011 the Lord\'s Supper», zoo ook hier, in deze exegetische kwestie sprak
: hy zich liefst niet uit.
I De afloop van deze verantwoording van Knox, die men echter
i geen verantwoording in den gewonen zin kan noemen, daar zij vol-
gens Knox\' bericht plaats had voor de «Congregation», was eer gun-
stig dan schadelijk voor hem. Althans men liet hem verder rustig
zyn gang gaan in Berwick en er werden hem geene nieuwe hinder-
palen meer in den weg gelegd. Integendeel, deze verantwoordings-
rede, gehouden in tegenwoordigheid van de hoogst geplaatste per-
j sonen in het noordelyk gedeelte van Engeland, werd de oorzaak, dat
\\ de aandacht meer op hem werd gevestigd en hij als krachtig be-
strijder van de Roomsche dwalingen steeds meer naam begon te krij-
gen. In het volgend jaar werd hij door het «Privy eouncil» als
prediker aangesteld in dezelfde stad, waar hij zich nu had ver-
antwoord.
^ Uit den tijd van Knox\' verblyf te Berwick dateert waarschijnlijk
nog een ander geschrift van hem, nl.: «A Declaration of the true na-
-ocr page 82-66 ;
ture and object of Prayer», i) Dit is geheel een praktisch, geen dog-
matisch geschrift. Waarschijnlijk is daarin de korte inhoud van •
preeken, door Knox te Berwick gehouden, weergegeven. Knox had
meer de gewoonte zijne preken, die hij improviseerde, daarna op te
schrijven eu dau uit te geven, zooals ook uit een ander geschrift,
zijn «Exposition upon Christ\'s temptations», blijkt.
Deze verhandeling draagt uit deu aard der zaak een geheel auder •
karakter dau de vorige eu is daarom uitnemend geschikt om het
beeld, dat wij ous van Kuox\' persoonlijkheid vormden, aan te vullen.
Hierin zieu wij Kuox uiet tegenover zijne tegenstanders, maar ouder
zijne vrienden, ouder degenen, die met hem eenzelfde geloof beledeu.
Hier treedt niet de polemicus op, maar de «minister of the small
aud dispersit flock of Jesus Chryst.» Hier slaan wij eeu blik in zyn
iunerlijken mensch, in dat rijke, vrome gemoedsleven vau Kuox. Hij
verkondigt geeue waarheden, die buiten hem staan, maar in wat
hij zegt, leeft zyne ziel. Meu gevoelt het, Knox had recht om te \'\'
schrijven «A Declaration on the true nature and object of Prayer.» *
De grondtoon van dit geschrift is diepe ernst eu innige vroomheid,
gelijk die van alle dergelijke geschriften van Knox. Eigen ryke
levenservaring en een vroom overdenken der H. Schrift deden Kuox >
schrijven, gelijk hij schreef. Kuox was geen groot deuk er als Calvijn, geen
theoloog. Hij was de man van de daad, van wien Carlyle zoo terecht schrijft:
«This Knox cannot live but by fact.» Daarom zijn ookbyua al zijue ge-
schriften vau praktischeu, paraeuetischeu aard. Tu het eeuige dogmatische
geschrift, dat hij schreef, «On predestination», is hy uiet iu ziju ware
kracht. Hij treedt daarin niet zelfstandig op, maar geeft eenvoudig terug,
wat hij vau Calvijn heeft geleerd, dien hij dau daarin ook telkens citeert.
Om Kuox\' persoonlijkheid te leeren keuuen leze meu niet zijn « On Predes-
tination», maar zijne iu forscheu toon gestelde zendbrieven tot opwekking
eu aansporing aan Schotland eu Engeland en zijne stichtelyke stukken,
1) De oudste editie, die overbleef, is van 1554, toen het uitgegeven werd tegelijk met
„A confession or Prayer\'\' na den dood van Eduard VI en ,,A yoclly Letter to the Faith-
full" Lorimer {Knox and the Church of Fnyland, p. 33) plaatst het echter in 1549 of 1550,
daar er volstrekt geene toespelingen in voorkomen op den dood van Maria, terwijl die in
zijn .^fiiodly Letter" jnist zoo menigvuldig zijn. Bovendien zijn Knox\' woorden: „O
England, let thy intestine battle and domestical murder provoke thee to purity of life"
alleen toepasselijk op de jaren 1549 en 1550, toen er iu de westelijke en oostelijke dis-
tricten opstanden uitbraken.
3) Oarlyle. On heroes, hero-worship and the heroic in history, London Chapman. 1889.
p. 137.
67
bestaande uit vroeger gehouden preken. Kuox las zijnen bijbel uiet in de
1 eerste plaats als dogmaticus, maar eenvoudig als christen. Hij wist uitne-
mend bijbelsche verhalen praktisch te verklaren eu toe te passen op zich-
zelven en zijne hoorders. Hij wist altijd in zijnen bijbel analogiëu te
vinden voor de gebeurtenissen van zijuen tijd. De Psahueu en de
krachtige redeueu der profeten waren uaast de evangeliën zijue ge-
f liefkoosde lectuur. Vooral voor deze Declaralion waren de Psalmen
zyn leerboek, zooals hij zelf zegt.
Het geschrift is gericht: «üuto the small and dispersit flock of
Jesus Chryst.» Het begiu karakteriseert reeds deu aard vau het ge-
schrift, zoowel als de persoonlijkheid vau den schryver: «How necessarie
is the rycht Invocation of Godis name (other wyse called perfyt Prayer)
becumeth no Christian to miskuaw, seiug it is the verie branche whilk
springeth furth of trew Faith, whairof yf auuy mau be destitute, not-
withstanding he be iudewit with whatsoever other vertewis, yit iu
the presence of God is he reputit for no Christiaue at all.» Want
f eveumiu als vuur zouder hitte kan ziju, uoch een brandende lamp
zonder licht, zoo min kan waar geloof ziju zonder vurig gebed. Doch
velen noemen gebed, wat iu de oogeu van God geeu gebed is. Dat
i is de redeu, waarom hij over het gebed wil haudeleu. Wat waar
gebed is, omschrijft hij dan aldus: «Who will pray, must knowe and
understand that Prayer is ane earnest and familiar talking ivith God,
to whome we declair oare miseries, whois support and help we im-
plore aud desyre iu our adversities, and whome we laude aud praise
for oure beuefittis receaved. So that Prayer conteaueth the exposition
of our dolouris, the desyre of Godis defence, aud the praising of his
magnificent uame, as the Psalmis of David cleirlie do teache.»
Voor Kuox wareu de Psalmeu waarlyk eeu spiegel van ziju eigen
leven. De volgende aanhaling moge hier dienen als proeve vau ziju
\' praktisch Schriftgebruik eu van het persoonlijk karakter, dat zijue
prediking droeg, hetzij hij het direct uitsprak of uiet: «The fourth
Rule necessarie to be followit iu Prayer is, A sure hoip to obteue
what we ask...... As David, iu the vehement persecutiouu of
Saule, huutit and chasit from everie hold, fearing that ane day or
uther he suld fall into the haudis of his persecutouris, efter he had
I complainit that no place of rest was left to him, vehemeutlie prayit,
saying: «0 Lord! whilk art my God, in whome I ouhe trust, save
^ me frome thame that persecut me, aud delyver me frome my euemyis.
Lat uot this mau (meauyiug Saule) devoure my lyfe, as a lyouu
-ocr page 84-(38
doith his prey; for of none seik I confort but of thee alone.» In the
uiidst of their anguishes the gudness of God susteanit him, that the
present tribulation was tollerabill, and the infallibill promises of God
so assured him of delyverence, that feir was partlie mitigat and
gone, as planelie appeareth to suche as diligenlKe marketh the process
of his prayeris. For eftei" lang menassing and threatnying maid to
him of his enemie, he Qpueludeth with theis wordis, «The dolour
whilk he intendit for me sail fall upon his own pate and the violence
whairwith he wold haif oppressit- me sail cast down his awn heid.
But I will magnifie the Lord according to his justice, and sail praise
the name of the Most Hiest.» This is not ivritten for David onlie,
hut for all suche as sail suffer ti-ibulatioun to the end of the ivorld.
For I, the wrytter heirof (lat this be said to the laude and prais of
God allone), in anguishe of mynd and vehement tribulatioun and
afflictioun, called to the Lord, when not only the Ungodlie, but evin
my faithfull Brether, yea, and my awn self, that is all natural un-
derstanding, judgeit my cause to be irremeadable: And yit in my
greatest calamitie, and when my pains wer most cruell, wold His
eternall wisdome that my handis suld wryt far contrarie to the
judgement of carnall reason, whilk His mercie hath proved trew.»
Hi] laat zien, hoe God aan Zijne bevelen Zijne beloften verbindt,
inzonderheid aan het bevel om te bidden. «To this commandement
he addeth bis maist undoutit promess in many places.» Hierbij wordt dan
op de overeenstemming van O. en N. T. op dit punt gewezen en aangetoond,
hoe dezelfde lijnen door de gansche Schrift heenloopen, terwijl telkens
weer de nadruk erop wordt gelegd, dat men de Schrift toch te
lezen heeft met toepassing op zichzelven: «Theis most comfortable
wordis doith the Lord speik not to carnall Israeli onlie, but to all
men soir oppressit, abyding Godis delyverance.»
Elders komt weer sterk het persoonlijk kaï-akter zijner prediking
uit en men gevoelt er iets van, hoe hard de leerschool des gedulds
op de Fransche galeien was geweest voor eenen vurige van geest als
Knox, wanneer hij spreekt over de berustiug in Gods wil bij het
gebed: «O Chi\'istiane Brethrene, I wryt be experience, but the Spreit
of God calleth back the mynd to obedience, that albeit it doith desyre
and abyd for delyverance, yit suld it not repyne aganis the gudwill of
1) p. 89 sqq. Vg. boven, bl. 42.
2) p. 92.
-ocr page 85-69
(iod, but incessantlie ask that it may abyde with |)acieiiee: How hard
this battell is, no man knawith but he whilk in himself hath sufferrit
tryell.» i) En wederom: «The cause that I am so long and tedious
in this matter is, for that I knaw how hard the battell is betwix
the spreit and the Plesche, under the heavie cross of alflictioun, whair
no worldlie defence, but present death doith appear. I knaw the grud-
geing and murmuring complayntes of the flesche; I knaw the angir,
wraith, and indignatioun whilk it consavith aganis God, calling all
his promissis in doubt, and being reddie everie hour utterlie to fall
frome God. Aganis whilk restis onlie faith, provoking us to call
ernistlie and pray for assistance of Godis Spreit; whairin if we con-
tinew, oure maist desperat calamities sail he turne to gladness, and
to a prosperous end. To thee, o Lord, allone be prais, for with ex-
perience I wryte this and speak.»
Ook nit dit geschrift blijkt ons intusschen, hoe nauw Knox
zich reeds in dezen tijd bij Calvijn aansloot en hoezeer hij bij
zijn schryven door Calvijns Institutie werd geïnfluenceerd. Men
vergelijke slechts de exegese, die Knox geeft van Ps. 86 : 2 en van
Jes. 38 : 3 met die van Calvijn in het hoofdstuk zijner Institutie,
getiteld: «De Oratione». Knox zegt: «Theis wordis ar not spoken of
men glorious, neither yit trusting in thair awn workis. But heirin
thai testifie thame selves to he the sonis of God, by regeneratioun;
to whome he proinisseth alwayis to be mercifidl, and at all tymes
to heir thair prayeris.» 3) Bij Calvyn lezen wy: «talibus loquendi
formulis nihil sibi aliud volunt, quam ex ipsa regeneratione, servos
Dei se ac filios testari, quibus ipse fore se propitium recipit.»
Over het geheel is er vooral in het eerste gedeelte van dit geschrift
van Knox eene sterke overeenkomst met bovengenoemd hoofdstuk
van Calvijn, althans wat den inhoud betreft, de uitwerking draagt
geheel den stempel van Knox\' individualiteit. Zoo zijn bv. de vijf
«Rides, necessarie to be followit in Prayer», door Knox genoemd, alle
te vinden bij Calvijn, hoewel in eenigszins andere volgorde. De
plaats uit Ambrosius, door Knox aangehaald, is door hem blijkbaar
van Calvijn overgenomen. Knox heeft het plan gehad aan het einde
1) p. 100.
2) p. 101.
3) p. 88.
\'t) Corj], Ref. Op. Cah. vol. L p. 906. ef. Calviui iis^itef/o, ed. 1559, Lib. III, cap. XX, 10
5) p. 97. cf. Inst. Ill, XX, 31.
70
van dit geschrift, evenals Calvijn aan het einde van zijn hoofdstuk
«De Oratione», eene verklaring te geveu vau het Gebed des Heeren.
Hij zegt, sprekende over het ernstige verlangen om datgene te verkrygen,
waarom men bidt: «And in sic cassis do a great number olïend,
priucipallie the mychtie and ryche of the earth, who, for a common
custome will pray this part of the Lordis Prayer, «Give us this day
our daylie breid», that is, a moderat and reassonable susteutatiouu;
aud yit thair awu hartis will testifie that thai ueid not so to pray,
seing thai abound iu all worldlie solace aud felicitie. I meaue uot that
ryche man suld not pray this part of prayer, but I wold thai understude
what thai aught to pray iu it, (whairof 1 intend efter to speik,) and that
thai ask nothing whairof thai felt not thame selves mervellous indigent
and ueidfull.» i) Wij vinden echter in dit geschrift verder niets over
deze bede, maar bij Calvijn wordt zij juist uit dat oogpunt toegelicht.
Evenals zijn Exposition upon Psalm VI, door Knox in twee gedeelten
geschreven, was dus ook dit geschrift bestemd om nog door eeu tweede
stuk gevolgd te worden. Dit plan kwam echter uiet tot uitvoering.
Nog terwijl Kuox prediker was te Berwick, kwam hij iu keunis
met eene Engelsche familie, waarmee hij later iu zeer uauwe betrek-
king zou treden, de familie Bowes. Terwijl Richard Bowes of Aske
kapitein was van het dicht bij Berwick gelegen Norham Castle, hield
zyue vrouw en zijne overige familie menigmaal verblijf in Berwick. En
zoo kwam Knox met Mrs. Bowes, die reeds vóór dien tyd de refor-
matorische gevoelens was toegedaan, in aanraking. Knox, die later
haar schoonzoon werd, bleef gedurende zyu gansche leven tot haar
in de meest intieme betrekking staan en wij danken daaraan eene
correspondentie, die een verrassend vriendelyk licht werpt over het
karakter van dezen geweldige ouder de hervormers. Wy kunnen
hare persooulijkheid en Knox\' verhouding tot haar niet beter schet-
sen dau met zyue eigene woorden in de voorrede vau eeu brief aan
haar, dieu hij kort ua haren en eveu vóór zyu eigen dood uitgaf:
«The caus that I adde this uuperfyte letter to the former discourse
is. That they, whome Sathan hath uot blinded by iuvy, may see and
understand what a troubled conscience craves into the day of battell.
Becaus that God now in his mercy hath put end to the battel! of
my deare uiother, Maistress Elizabeth Bowes, before that he put end
to my wretched lyfe, I could uot cease but declare to the worl-
de what was the caus of our great familiaritie and long acqueutauce;
1) p. 89.
/
71
whiche was nether fleshe nor bloode, but a troubled conscience upon
hir part, whicli never suffered lier to rest but when she was in the
company of the faithful, of whome (fra the first hearing of the word
at my mouth) she judged me to be one.
Now., seing her battell is ended, and I am upon the point shortly
to follow, this I leave to the posteritie for discharge of my conscience,
and to the instruction of her children; That in Scotland, Ingland,
France, and Germanie, I have heai\'d the complaintes of divers that
feared God, but of the lyte conflict as she susteyned, fra the tyme
of hir first acquentance, and long before (as her owen mouth, ofter
then once confessed to me), till this hour, I have not knowen. For
her tentation was not in the fleshe, nor for anything that apper-
teyned to fleshe (no, not when she was in greatest desolation), but
it was in spirite; For Sathan did continually buffette her, that remis-
sion of sinnes in Christ Jesus apperteyned nothing unto her, be
reason of her former idolatrie and other iniquities ; for the which,
notwithstanding any worldlie comfort, I have sene her (not for a
starte, but in long continuance) powre furth teares, and send to
God dolorous complaints, ofter then ever I heard man or woman in
my lyfe. Her company to me was comfortable (yea, honorable and
profitable, for she was to me and myne a mother); but yet it was
not without some croce; for besydes trouble and fasheiie of body
susteyned for her, my mynde was seldome quyet, for doing somewhat
for the comfort of her troubled conscience-, wherof this rude letter is
the least, and of basest argument, amongs many which ly besyde me,
and so must do be reason of my inabilitie in mo sortes then one.» i)
Knox was de voortdurende raadsman en trooster dezer vrome, maar
zwakke en twijfelmoedige vrouw. Met al hare nooden en al hare zorgen
kwam zij bij hem. En altijd had hij een vriendelijken raad of een bemoe-
digend woord. Nooit was het hem te veel. Altijd hoorde hij weer met het-
zelfde geduld en dezelfde belangstelling naar de klachten dezer stille
in den lande over haren inwendigen, geestelijken strijd, die maar
niet wilde wijken. Daar is een stille sympathie tusschen deze twee zoo ver-
schillende personen, wonderlijk, intuïtief, «fra the first hearing of the
word at my mouth.» Deze betrekking was «netlier fleshe nor bloode, hut a
troubled conscience upon hir part» ; en ook voor hem was die vriendschap
«honorable and profitable, for she was to me and myne a mother.»
1) Works, vol. VI. p. 513 sqq.
-ocr page 88-72
Het is een lieflyk beekl in de gescliiedenis van Scliotlands hervormer,
wanneer wij hem, den door allen geduchten stryder, temidden van
zijn groote reformatiewerk telkens weer zien staan aan de zijde van
deze neergebogene ziel om met de teederste sympathie te luisteren
naar hare bekommernissen en uit den schat zijner eigene vrome
levenservaring haar altijd nieuwen troost te bieden. Als hij niet per-
soonlijk by haar was in zulke dagen van beproeving, dan waren zijne
gedachten bij haar. Hij, de krachtige man, Schotlands onvertsaagde
stryder, leed met haar mede met al de fijngevoeligheid eener vrouw.
Een enkele brief moge van deze teedere betrekking tusschen hem en
Mrs. Bowes getuigenis geven. Den isten Maart 1553 schreef hy
haar van uit Londen: ,
«Grace and Mercy.
«Deirlie belovit Mother, with my verie hartlie commendatioun: This
last of Februar bypast I ressavit fra yow and fra my deirest Spouse
letteris, whilk, when I read, partly did trubill me, knawing your con-
tinewall anguische. But, Mother, thair is no danger of everlasting-
death; Ye lack not faith, as divers tymes I have written unto
yow; but now is weak and infirme in faith, whilk God permittis
into yow of verie love, for greatter caussis than our carnell judge-
ment can understand. But ane thing I will baldlie speik; not flat-
tering yow, that your infirmitie has bene unto me occasioun to serche
and try the Scripture moAr neir than ever I cidd do for my aivn
caus, and yit I have susteanit trubill baith in saule and bodie. Fear
not, Mother, that the cair of yow passis fra my hart.
«Na! He to whome nothing is secreit, knawith that I never present
my self be Jesus Ghryst befoir the throne of my Fatheris mercie,
but their also I commend yow; and seldome it is that utheriswys
ye pass fra my remembrance. The verie instant hour that youre
letteris was presentit unto me, was I talking of yow, be reassone
thrie honest pure wemen wer cum to me, and compleanying thair
great infirmitie, and wes schawing unto me the greit assaltis of the
enemy, and I was opinnyng the cause and commodities thereof,
whereby all oure eis wypit at anis [weeped at one time], and I was
praying unto God that ye and some utheris had bene thair with me
for the space of twa hours, and evin at that instant came youre
letteris to my handis; whairof ane part I red unto thame, and ane
of thame said, «0, wald to God I mycht speik with that persone,
for I persave that thair be ma tempted than 1.» I wryt na lie unto
73
yow, but the verie treuth of oure comuiuuicatiouu what tyme I
ressavit youre letteris.
«Ilejois, Mother, aud abyd pacieuthe the day of oure finall delyverauce,
when all bitterness salbe removeit, aud we possessit in the fruitiouu
whairfoir now we groue and thrist. Cum, Lord! and tarie not.
«At Loudoun, the 1 of Marche 1553.
«Your Sone,
«Johne Kuox.» i)
Nog voordat Knox Berwick verliet, verloofde hij zich luet de
dochter van Mrs. Bowes, Marjory, die echter waarscbynlijk door te-
genstand van haren vader pas zes jaren later zijne vrouw werd. In
Mei of Juni 1551 vertrok Kuox naar Newcastle, waar hij als predi-
ker werkzaam bleef tot het voorjaar vau 1553, evenwel met tamelyk
lange tusscheupoozen wegens verblijf iu Londen aan het hof van
Eduard VI of iu andere gedeelten vau Engeland, waar hij als pre-
diker heengezonden werd.
De voornaamste bronnen voor Kuox\' verblijf te Newcastle zijn de
door Lorimer ontdekte «Letter to the Congregatioun of Bervik» v&n
1552 eu de «Epistle to the Inhabitants of Newcastle and Bariuike»
van 1558, door Kuox geschreven te Geuève.
Uit dezen laatsten brief blijkt, dat Knox ook te Newcastle voort-
ging het avondmaal te bedienen volgens deu eeuvoudigen ritus vau
St. Andrews en Berwick. «How oft», zegt hij, «have ye bene par-
takers of the Lord\'s Table, prepared, used, and miuistred iu all sim-
plicitie, not as man had devised, neither as the King\'s procedings
dyd cdowe, but as Chryst Jesus dyd institute, aud as it is evident
that Sainct Paule did practise?» 4)
Wat zyu wandel onder hen betreft, eveumiu als eeu Paulus tegen-
over de Coriuthiërs, ontzag hij zich te verklaren, dat ziju geweten
tegenover hen vrij was, dat hij zich vau geen diug bewust was, al
beleed hij ook, dat hij daardoor uiet gerechtvaardigd was: «God is
wituesse, aud I refuse uot your own judgementes, how simplye aud
uprightly 1 conversed aud walked amongst you: thogh iu his pre-
ceuce I was and am nothing but a masse of corruption, rebellion,
1) III, p. 870.
3) Lorimer, p. 351—265.
3) Works, V, p. 4.75—494.
4) V, p. 480.
-ocr page 90-74
and hypocrisie; yet as concerning yow and tlie doctiine taught
amongst yow, as tlien I walleed, so uowe do I write iu the presence
of Him who onely knoweth, aud shal reveale the secretes of all
hartes, that neither for feare dyd I spare to speake the simple truthe
unto yow; neither for hope of worldly promotion, diguitie, or honour,
dyd I willingly adulterate any parte of God\'s Scriptures, whether it
were iu exposition, iu preaching, contention, or writing.» i)
Knox\' prediking iu dezen tyd kunueu wy leereu kenueu uit den brief,
dien hy op het einde vau 1552 schreef aau de gemeente vau Berwick.
Hij noemt daarin de hoofdpunten zijner leer op, daar er verschillende
geruchten iu omloop waren gekomen, dat hij op sommige puuteu zou
zijn veranderd, üit dien brief kunnen wij dus zien, wat iu Kuox\' predi-
king in dezen tijd vooral op den voorgrond stond, wat hij beschouwde
als de «chief aud priucipall poyntes» der reformatorische leer. De eerste
drie puuteu, die hij uoemt, het vooropstellen vau de genade Gods, de
Christologie eu de rechtvaardigmaking door het geloof, heeft hij zoowel
met Luther als met Calvijn gemeen. Daarop volgt echter een puut,
waarin wij deu leerling der Zwitsersche reformatie herkennen.
Kuox stelt nl. mede op deu voorgrond «a holye and godlye
conversatioim,» eu spreekt expresselijk het anathema uit over de
tegenovergestelde leer: «i[ anye denye goode warkes to be profi-
table, as not necessar to a trew Christiane professioun.» Niet alsof
Luther dat puut niet volgaarne zou hebben onderschreven, maar het
op deu voorgrond stellen ervan is karakteristiek voor de Zwitsersche
reformatie. De Gereformeerden waakten er voor, dat naast de leer
der rechtvaardigmaking die der heiligmaking uiet iu de schaduw trad.
Naast religieuse werkten bij de Zwitsersche reformatoren ook krachtige
zedelijke motieven. Vandaar iu de Gereformeerde Kerken in ouder-
scheiding vau de Luthersche eene strenge handhaving der tucht. 3)
Vandaar het erkennen door de Gereformeerdcin tegenover de Luther-
scheu vau deu usus didacticus, niet alleen elenchicus, van de wet.
1) V, p. 480. 3) D. Ohaiitepie de la Saussaye. De godsdienstige bewegingen mn dezen
tijd in haren oorsprong geschetst, Rotterdam 1863, bl. 37, 45, 115 en vv.
3) Dat Knox ook op de tucht in dezen tijd reeds strengen nadruk wenschte te leggen,
hoewel die in de Engelsche Kerk zeer veronachtzaamd werd, blijkt ook uit dezen brief,
waar hij schrijft: „Latt manefest contempnars of God and of godlines be rebuked of yow,
and convicked by tho.se that beare authoritie, lest, by permissioun and sufferance, at length
iniquitie become so familiar that God espye it to he the sin of the eitie. and so poure
doun plagues without meosor in his hot di.spleasor, because none is found that unfeynedlie
regardeth the Lords indignatioun.\'\' Lorimer, I.e. p. 264.
4) Vg. bv. de tweeërlei behandeling van de wet als henhron der zonde en als regel wor
het christelyke leven in het eerste en in het derde deel van den Heidelbergschen Catechismns.
75
Dat Kuox hier dit punt als vierde hoofdpunt van zijne evangelie-
prediking opnoemt, is niet aan toevallige locale omstandigheden te
danken. Integendeel, het is een karakteristiek punt van Knox\' prediking
en van zijne geheele reformatie. Het leven overeenkomstig Gods wil
wordt door hem in al zijne geschriften sterk op den voorgrond ge-
plaatst, al bestrijdt hij daarnaast even sterk al wat aan de Roomsche
leer der goede werken zou kunnen doen denken. Hij laat het evangelie
niet opgaan in de leer der rechtvaardigmaking door het geloof, zooals
Hamilton gedaan had. Hy spreekt niet als Hamilton uitsluitend van
«the Gospel» in engeren zin als zijnde de inhoud van «the Word of
God» 1) maar van «Godds holie laio and testament.» Evenwel plaatst
hij die twee vaik min of meer «unvermittelt» naast elkaar, en loopt
zijn godsdienst juist door dit »unvermittelte» gevaar wettisch te worden.
Er is in Knox\' prediking iets, dat sterk herinnert aan de profeten
van het O. Testament. Gods heiligheid, die geene zonde ongestraft
kan laten, staat sterk op den voorgrond. Rampen worden aangekondigd,
indien men van Gods geboden afwykt. Indien een ongeluk het land
treft, dan is het, omdat men gezondigd heeft. Knox\' strijd gaat bovenal
tegen de zonde als zoodanig. Uit alle lijden, ook uit het lyden van
Christus en van de uitverkorenen heeft men te leeren «.how odious
syn is in the sycht of our hevinlie Father, whose justice is so invi-
olable yat it most nedes require a satisfactioun of all fleshe whair
offence is committed.» 3) Want immers \'de zonde is «the onlye cause
expressed by his holie worde of all calamities that apprehended all
fleshe.» 4) En van de uitverkorenen zegt hij: «if thair syns be ma-
nifest, most commonlie they are called to manifest repentance, and
do suffer in the fleshe punishment and plagues; which plagues, albeit
they be no wyse satisfactorye for man\'s iniquitie (for yat is propire
only to the passioun of him that never offended), yet do they teaclie
us how sevierlye God doth punislie syu, evin in his elect and chosen
vessellis, that by thair examplis admonished we may also lerne to
haitt in ourselves the crymes and vicess which God haith declared
1) Zie boveii, bl. 9. Vg-. bl. 47.
3) ,,I never teached unto yow nor unto anye others my auditory that doctrine, as necessary
to be beleved. which I did not fynd written in Godds holie lam and testament\' (Lorimer, p.
257). Vg. in zijn Vindication on Mass: „whilk fundatioun, no doubt, is the Lam andtlielSvanfjile\'\'
(zie boven bl. 50) en de uitdrukking ,.hv,hc of Godis Law, that is, all his Ordinances, Testament,
Promeis, and exhibition theirof" (zie boven bl. 57). Vg. ook de telkens in Knox\' geschriften
voorkomende uitdrukking: „strict commandement\'\'\' oï,.cxjyresscommandement"oi,.playnep\'eccpt".
3) Lorimer, p. 353.
4) p. 354.
-ocr page 92-76
liimself to liait in his most especiah servants. Platter not yourselves,
beloved brethren, Grod is immutable, and vi^hat he hes punished in
one age, realme, natiouu, citie or person, this same most his just
judgments hait and punish iu everye realme, uatioau, or person that iu
like manner offended or transgressed. Knowledge of godliness ivithout
will to live a godlie life is a testimonie and seale of just condem-
nation.» i) Zoo is de grondtoon vau Knox\' prediking en uit dit oog-
punt bezag hij voortdurend de tijdsomstandigheden, op dezelfde vfijze
als de profeten van Israël, die hij ook bij voorkeur hierbij aanhaalde.
Nadat Knox de hoofdpunten zijuer leer, zoowel te Berwick als te
Newcastle heeft opgenoemd, spreekt hij ook uog over de ceremoniën.
Dit gedeelte van deu brief is vooral belangrijk, omdat eruit blijkt,
dat Kuox zelf gevoelde, dat zijn beginsel van het Schriftgezag toch
teu slotte niet zoo absoluut kou ziju, als hij het in zijue Vindication
on Mass had voorgesteld, dat er ten slotte iu deu eeredienst toch wel
«thinges of smaller -weight» bestonden. Hij had daarom te Newcastle
in dit opzicht iets toegegeven en zich uitgesproken iu den zin, waarin
hij nu aau de gemeente te Berwick schreef. Meu had hem verweten,
dat hij uit vrees toegegeven had eu hiertegen verdedigt hij zich nu.
Hij had het alleeu gedaan om de eenheid der Kerk te bewareu, den
band der liefde tot de broeders uiet te schenden eu om cfeen conflict
uit te lokkeu met de overheid, waar hiertoe geen onoverkomelijke
noodzakelijkheid bestond. Blijkbaar geeft Kuox echter zeer met tegenzin
en slechts «for a tyme» toe, en ongetwijfeld openbaart zich juist hier
weer de groote invloed van Calvijn, die alleeu eeu man als Knox er
toe brengen kou op dit puut althans eeu weiuig van ziju beginsel
af te wijken. De redeneering toch, die Kuox hier volgt, die hij later
echter wel nauwelijks meer zou hebben overgenomen, is geheel iu
deu geest vau Calviju gesteld.
«Bot as for ceremonies or rites,» zoo laat hij zich hooren, «thinges
of smaller iveyght I am not \'minded to move contentioun, so yat
luith conscience, and without reproche of my former doctrine, I may
avoid the same. To tueche the poyut, kneling at the Lord\'s Supper
I have proved by doctrine to be uo couveuient gesture for a table, which
has been geviu in that actiouu to suche a j^resence of Christ as uo
place of Godd\'s Scriptures dothe teache unto us. Aud thairfor kueliug
iu that actiouu, apperiug to be joined with certan dangears no less
I) Lorimer, p. 353.
-ocr page 93-2804
in manteyning superstitioun than in using Christus holye institutioun
with other gestures than eithêr he used or commanded to be used,
I thought good amongst yow to avoid and to use sitting at the
Lord\'s Table, which ye did not refuse, but with all reverence and
thanksgiving unto God for his treiithe, knowing, as I suppose, ye
confirmed the doctrine with your gestures and confessioun. And this
day yet, with a testimonie of good conscience, I signifie unto you that as I
nother repent nor recant that my former doctrine, so do I (for divers
causes long to reherse) muche preferre sitting at the Lord\'s Table either
to kneling, standing or goyng at the actioun of that mysticall souper.
But because I am but one, having in my contrair magistrates
commone order, and judgements of manye lerned, I am not mynded
for maintenance of that one thing to gainstand the magistrates, in
all other and chief poynis of religioun aggreing with Christ and
with his true doctrine, nor yet to break nor truble common order,
thought meet to be kept for unitie and peace in the congregatiouns
for a tyme. And least of all intend I to dampne or lyghtlye regarde
the grave judgments of suche men as unfeignedlie I feare, love and
will obey in all things by them judged expedient to promote God\'s
glorie — these subsequents granted unto me», en dan volgen ver-
schillende voorwaarden. Vooreerst, dat de magistraat zou verklaren,
dat het knielen niet om eenige bijgeloovige reden geschiedde, «as that
they have done», voegt Knox erbij, «if ministers were willing to do
thair dewties,» i) en dat het slechts zou geschieden «for a time.»
Voorts, dat men het knielen alleen zou beschouwen als eene ver-
ordening van menschen en niet noodzakelijk by het avondmaal be-
hoorende. En eindelijk, dat «my fathers, whome I feare and honor»
zijn geweten niet zouden bezwaren door het hem ten kwade te dui-
den, dat hij bij de bediening van het avondmaal meer getracht had
Christus na te volgen dan wat eenig mensch later had bevolen
te doen. 2)
Als men hem deze voorwaarden toestaat, dan zal hij «with patience
beare that one thing; daylie thirsting and calling unto God for
reformation of that and others.» Het is geen vrees voor straf, die
hem ertoe brengt om op dit punt wat toe te geven, «hut the onlye
1) Dit ziet ongetwijfeld op de bij de 3de uitgave van het Book of cormnon prrnjw ge-
voegde ,,Declamtio>i on Kneelinrf \'. Zie beneden.
3) p. 201 sq.
78
feare, that Christian charitie be violated and brolien.» Want, hoe-
veel hy gemakkelyk zou kuuueu aautooueu, dat zitten bij het avoud-
maal de voorkeur verdient boven knielen,^ zoo zou er toch, als de
overheid, die geen overtreding vau «a common order» mag dulden,
hem naar de Avet zou straffen, tegen de «Christian charitie» worden
gezondigd, «other by me that for so smal a mater obstinatlie wuld
gainstaud suche magistrates as professes themselves earnest promoters \'
of Christs gospel, or elles by them that, persuaded by some maulye ^
rasons of certain danger to follow if common order should uot uuiver- ■
sallie be kept iu the realme, should trouble the bodie or stope the
mouth of him that to his knowledge hath spoken nothing but Christis
plane veritie.»
Bovendien kan hij ook nog ter geruststelling vau de gewetens van
zijne oude gemeeteledeu te Berwick aanvoeren, dat zy wel, indien zij
Avordeu «compelled by rigour of a law» om de eenvoudige ritus vau ^
het avoudmaal op zij te zetten, daariu kuuueu toegeven zonder \'
daarmee hunne vroegere handelwijze te veroordeeien, «for wheu ye <
followed aud received Christis sempiil institutiouu sitting at table,
thair was no law (except the statute of that Roman Antichrist),»
Daarom als zy nu door eeu «especiall commandement of your uppar ?
powars» worden gedwongen om de «commoue order» te volgen, dan
mag niemand hen deswege van afval vau Christus beschuldigen, nl.
«if, first ye rejoiss not that ye are called back agaiue to a gestuir
that is joyued with dangers iu that actioun. Secoudlie, if oppenlie
ye professe that what ye do uow, as it proceedeth uether of your
will pleasure nor electiouus, so do ye uot appear or allow the same,
but oulye doith hear and suffer it for obedience unto magistrates, aud
peice be kept amongst the congregatiouns; thristiug aud praying, in
the mean season, that God of his great mercy for Chryst his Sous ^
saik please so to move aud illuminatt the harts aud ees of magistrates ?
aud rulers that they mott understand and see Christis iustitutiouu i
to be most perfitt and mens devises and wisdom in maters of reli-
gioun ever to have displeased God; that by contemplation thereof 4
they may studie to eradicat and pull out all such plants as the j
hevinlie Father hath not planted. And, lastly, yf hating in your harts
all superstitioun and ydolatry, ye likewise oppinlie protest.» :
treuth hath planted among yow» zou kunueu bevestigen, liever den
-ocr page 95-dood zou willeu oudergaau, dau dat zij iu huuue geweteus zoudeu
wordeu veroutrust. Maar ziende, dat door zijueu tegestaud de magis-
traat veeleer tegen lieu zou wordeu aangezet, zoo getuigt «the cousail
of all godliye» en ook «the testimouie of my owin conscience», dat
het beter is dit ééue te dragen dan den magistraat te weerstaan.
Maar iu elk geval moeten zij wachten met iets te veranderen, totdat
zij zulleu zijn «especiallie commanded hy such as hailh authoritie.» i)
üit dit gedeelte vau Kuox\' brief blijkt reeds, hoezeer hij iu dezen
tijd het gezag vau de overheid hoog hield. Nog beter moge zijn ge-
voelen iu deze blijken uit wat hij zegt op eeu audere plaats van
dezen zelfden brief. Deze plaats is eenig iu de geschriften van Knox.
Het is moeilijk er hem in te herkennen. De groote invloed, dieu
Calvijns Institutie op dit puut zelfs op eeu mau als Knox iu die
dagen nog uitoefende, blijkt hier met verrassende duidelijkheid. Later
echter, na slechts weinige jaren, zou op dit punt althans de > leerling
van Major het bij Kuox met beslistheid van den leerling vau Calvyu wiu-
ueu. Kuox herinnert daar de inwoners vau Berwick opzettelijk eraan, dat
zij gehoorzaamheid verplicht zijn aau de overheid, zelfs aan slechte
overheden: «Remembering alwayes, beloved bretherue, that dew obe-
dience be giveu to magistrates, reulers and -princes, without tumult,
grudge or seditiouu: for, how wicked yat evir themselves be in life,
or how ungodlie that evir thair precepts or commandements be, ye
yyiost obey thame for conscience saike ; except in cheif poynts of religioun;
and than aught ye rather to obey God uor [than] mau; not to pretend
to defend Godds treuthe or relligioun [ye being suhgetts) hy violence
or sweirde, but patiently suffering what God shall please be laid
upon yow for constante confessioun of your fayth and beliefe.» 2)
Hier wordt dus het recht tot opstand, zelfs om der wille vau deu
godsdienst, beslist ontkend. Kuox poueert hier een geheel auder be-
ginsel dau hij iu zijue latere geschriften en tegenover Maria Stuart zou
verdedigen. Het is hetzelfde beginsel, dat wij ook vonden bij Balnaves
iu ziju Treatise on Justification, 8) en dat ook door Calvijn met zooveel
nadruk in zijne Institutie is ontwikkeld.
De verplaatsing van Knox vau Berwick naar Newcastle bracht
eene groote verandering iu zijue positie. Terwijl hij iu de grensstad
1
1) p. 263.
2) p. S.^i).
3) Zie boven. bl. 45. noot 3\'
-ocr page 96-öo
een meer beperkten kring van werkzaamlieid had gehad, kwam hij hier
meer in aanraking met het openbare leven. Het duurde dan ook
niet lang, of de aandacht van Eduard VI werd op hem gevestigd
en reeds op het einde van 1551 werd hy tot kapelaan des konings
benoemd. Het gevolg van deze benoeming was, dat ook hij op zijne
beurt meermalen voor het hof moest preeken en zoodoende ook
voor de Engelsche Kerk een man van invloed werd, waarvan nog,
gelijk wij zien zullen, de sporen zijn te vinden in het Book of com-
mon prayer, terwijl hij tevens nu en dan als reizend prediker werd
uitgezonden om verschillende plaatsen van Engeland te bezoeken.
In den zomer van 1552 vergezelde hij waarschijnlijk den hertog
van Northumberland op diens reis door het Noorden van Engeland
in zijne hoedanigheid van «General Warden of all the Marches
towards Scotland». Knox verhaalt ons namelijk in zijn «Godly Letter to the
Faithful in London, Newcastle, «nd fierwicfe», dat hij voor hem preekte
«in mo places nor one.» En hoewel hij tegenover hem evenmin als
tegenover de andei\'en verzvfeeg, wat hij meende te moeten zeggen,
ook aangaande den dood van den hertog van Somerset, bleef hij toch
in dezen tijd op goeden voet met Northumberland, die hem later aan-
beval voor het bisdom van Rochester, welke zaak echter aanleiding
gaf, zooals we later zien zullen, tot eene minder goede verstandhou-
ding tusschen deze twee mannen. In den herfst van 1552 moest
Knox voor het eerst zijne preekbeurten vervullen voor het hof.
Dit verblijf van Knox te Londen is zeer merkwaardig geworden
om den invloed, dien hij toen heeft uitgeoefend op den vorm van
een bepaald gedeelte van het Book of common prayer, dat velen aan-
stoot gaf. 3) Juist in dezen tijd toch was de tweede druk van het
Book of common prayer ter perse, maar nog niet in het licht ver-
schenen. Volgens Pai\'lementsbesluit zou het den Is^en November
in werking moeten treden. In verband met deze voor de Engelsche
Kerk zoo belangrijke gebeurtenis hield Knox in deze dagen voor
Eduard VI en zijn hof een preek tegen het in het Prayerbook voor-
geschreven knielen bij het avondmaal. Uit een brief van Cranmer
aan het Privy Council, gedateerd 7 October, blijkt, dat Knox\' preek
1) Eduard VI benoemde zes kapelaans, waarvan er om beurten twee aan het hof moes-
ten zijn, terwijl de vier anderen naar verschillende streken werden gezonden om te pree-
ken. Zie Strype, JScclesiastical Memorials, vol. II, p. 531 (aangehaald bij Lorimer, I.e. p. 79).
3) Het is de verdienste van Lorimer in zijn bovengenoemd werk de desbetreffende
feiten het eerst aan het licht te hebben gebracht. Zie aldaar p. 98—137.
81
indrut geuiaatt liad, zoodat sommige leden van dien raad zelfs ver-
langd hadden, dat Oranmer alsnog zou raadplegen met den bisschop
van Londen, met Petrus Martyr en anderen «and weigh the said
prescription of kneeling, whether it be fit to remain as a command-
ment, or to be left out of the Book.» Cranmer zegt dan, dat hij aan
het bevel des konings zal gehoor geven, hoewel hij doet opmerken,
dat die zaak bij het opstellen van het boek reeds voldoende is over-
wogen en dat het boek ook reeds is goedgekeurd door het Parlement,
zoodat hij den raadsleden in overweging geeft te bedenken, wat het
zegt, nu weer «without Parliament» daarin veranderingen te gaan
brengen. Hij hoopt ook, dat zij zich niet zullen laten leiden door
«these glorious and unquiet spirits», die niets dulden, dat niet naar
hun eigen zin is. Want als men naar hen wil luisteren, kan men
elk jaar het Book wel herzien.
Wel zeggen zy, te knielen wordt niet bevolen in de Schrift «and
whatsoever is not commanded in the Scripture is against the Scripture,
and utterly unlawful and ungodly.» Doch deze stelling wordt door
Cranmer afgewezen: «But this saying is the chief foundatioun of
the error of the Anabaptists and of divers other sects. This saying
is a subversion of all order as well in religion as in common policy.»
Want als dat waar is, dan kan er geen enkele «form of service»
worden vastgesteld, omdat alles reeds voorgeschreven is in de Schrift.
Cranmer zal gaarne tegenover zoo iemand bewijzen, dat zijne leer
onwaar is, en niet alleen onwaar, «but also seditious, and perilous to
be heard of any subjects, as a thing breaking the bndle of ohedietice
and loosing them from the bond of all princes\' laws» i).
Cranmer wees hier met juistheid de verkeerde strekking van Knox\'
beginsel aan, indien het tot zijne uiterste consequentie werd doorge-
voerd. Doch naast dit beginsel leefde in Knox, nog versterkt door
de studie van Calvijn, een even krachtig, kerkelijk beginsel, dat zich
reeds aanstonds bij zijne roeping tot het predikambt 3) had geopen-
baard, en dat een heilzaam tegenwicht bood tegen het eerstgenoemde
beginsel en hem er voor bewaarde dit in Anabaptistischen zin door
te voeren. Hoe deze twee beginselen in Knox met elkander in heftigen
stryd konden komen, kunnen wij zien uit den boven geciteerden
1) Lorimer, p. 103.
3) Zie boven, bl. 31 vv.
brief aan de gemeente van Berwick en uit de houding, die Kuox
zelf ook daarna aannam tegenover de Engelsche Kerk ten opzichte
van hare ceremouieele gebruiken.
Intusschen had toch de actie van Knox tegen het geïncrimineerde
voorschrift vau het Prayerhook ten gevolge, dat de uitgave ervan voor-
loopig werd gestaakt. Tevens deed zich voor Knox eene uieuwe
gelegenheid voor om nogmaals al zijn invloed te doeu gelden tegen
bedoeld voorschrift. Den 20sten October nl. werden Knox eu eeuige
andereu door het Privy Council verzocht de door Cranmer opgestelde
Confessie ua te zien. Kuox maakte van de gelegenheid gebruik om
met medewerking zijner vrienden, zoo spoedig mogelijk, vóór deu
Isten November, tegen één artikel dier confessie, getiteld «De Libro
Ce/remoniarum Ecclesiae Anglicanae», zijne bezwaren aau het Privy
Council bekend te maken. Hij deed dit in epu stuk, dat door Lorimer
is ontdekt en uitgegeven i), en dat wel is waar uoch datum, noch
ouderteekeuing draagt, doch waarvan de inhoud blykbaar aau Knox,
als den voornaamsten auteur althans, doet deuken terwijl het stuk
zelf door Lorimer ook werd gevonden bij andere geschriften van Kuox.
Blijkens het begiu is het eeu antwoord op deu brief vau het Privy
Council aau Knox van den 20sten October, tevens met toespelingen,
naar het schijnt, op den boven geciteerdeu brief vau Craumer.
Iu dit stuk, door Lorimer «Confession on Kneeling» betiteld, wordt
eene opzettelijke verontschuldiging aangevoerd, dat men nog slechts
ééu artikel van de confessie had behandeld, omdat meu met het
aïdere stuk, dat over de andere artikelen zou handelen nog niet
was klaar gekomen. Wegens het belang van het onderwerp zoud
meu echter deze «Confession on Kneeling» reeds vooruit. Blykbaar
had men dus de bedoeling door dit stuk, zoo mogelijk, nog verandering
te brengen in het bedoelde artikel van het Prayerhook, dat den
Isten November reeds in werking zou moeten treden.
De bestrydiug iu dit stuk van deu door het Prayerhook voorge-
schreven ritus komt in hoofdzaak neer op hetgeen Knox over deze
zelfde zaak een paar weken later schreef aau de gemeente van
Berwick in deu boven reeds geciteerdeu brief. Ook hier wordt de
nadruk er op gelegd, dat «neither the example of Christ nor yet
1) Lorimer, p. 267—274<.
3) Zie de bewijzen hiervoor bij Lorimer. p. 375 sq.
.3) Pit stuk is verloren gegiiiin.
83
any express commandment of his sacred word asured them of [against]
evel doing», en voorts er op gewezen, dat de Roomsch en terecht
zullen zeggen: «Your kneling, which you have of us, hath no more
firmament in Godde\'s worde than our ceremonies that ye have aho-
lyshed» i), dat de afgoderij er stilzwijgend door zal worden iu de
! hand gewerkt, omdat die ceremonie «feedythe the same iu the heartes
j of meu», eu dat men zoodoende gedwongen wordt gemeenschap te
oefeueu mei diegenen, die iu hun hart Roomsch blijven, «to bowe
and kuele amouge the mydst of idolatours» 3).
Den 27®^®\'! October werd er eeue vergadering gehouden van het
Privy Council en dat de «Confession on Kneeling» althans gedeeltelijk
hare uitwerking niet miste, kunnen wij zien uit de notulen dier
vergadering, waarin wij lezen: «At Westminster, the XXVII day of
October, 1552. A Letter to the Lord Chaucellor, to cause to be
joined unto the Book of Common Prayer lately set forth a certain
declaration signed by the King\'s Majesty, aud sent uuto his Lordship
touching the kneeling at the receiving of the Communion-» 8),
Nadat dus door Kuox\' krachtigen tegenstand de uitgave vau het
Prayerbook eeu maand lang was gestaakt, kon zij nu worden voort-
gezet. Verschillende exemplaren waren echter reeds geheel afgedrukt,
zoodat men genoodzaakt was daarin de bedoelde «Declaration on
Kneeling», op eeu afzonderlijk vel gedrukt, in te voegen. Nog bestaau
er zulke exemplaren, waarvau de pagineering verraadt, dat de -«De-
claration on Kneeling» later is ingevoegd.
In deze «Declaration», waarschijnlijk door Cranmer opgesteld, wordt
geheel op de wijze, zooals Knox dat verlangde iu ziju brief aau de
gemeente te Berwick 4\'), expresselijk verklaard, dat het knielen uiet
in bijgeloovigeu zin wordt bedoeld: «Lest yet the same kneeling might
bs thought or taken otherwise, we do declare that it is not meant
thereby that any adoration is done, or ought to be done, either unto
the sacramental bread and wine there bodely received, or to any real
and essential presence there being of Christ\'s natural flesh and blood.
For as concerning the sacramental bread and wine, they remain still
in their very natural substances, and therefore mny not be adored,
1) p. 270.
2) p. 269.
3) p. 269.
4) Zie boven, bl. 77.
-ocr page 100-84
for that were idolatry to be abhorred of all faithful Christians; and
as concerning the natural body and blood of our Saviour Christ, they
are in heaven, and not here; for it is against tlie truth of Christ\'s
true natural body to be in more places than in one at one tyme» i).
Als men deze «Declaration» met de «Confession on Kneeling»
vergelykt, dan ziet men, dat door de verklaringen, daarin vervat,
aan de voornaamste bezv^raren van Knox c. s. vrerd tegemoet gekomen.
Al v^^erd de ceremonie zelve niet veranderd, alle misverstand werd
uitdrukkelyk afgesneden. Zoo handhaafde Knox dus door zijn krachtig
protest het Protestantsche karakter der Engelsche liturgie. Dat men
het groote gewicht dezer «Declaration» ook van Roomsche zyde uit-
nemend begreep, blijkt wel uit de woorden, achttien maanden later,
in April 1554, gesproken bij het dispuut van Latimer te Oxford door
Dr. Weston, één zijner opponenten: «A runagate Scot did take away
the adoration or worshipping of Christ in the Sacrament, by whose
procurement that heresy was put into the last Communion Book;
so much prevailed that one mans authority at that time» 3). Later
werd deze «Declaration» een tijd lang uit het Prayerbook weggelaten,
doch ten slotte toch weer opgenomen, bleef zij tot op dezen tijd «the
Black Rubric» voor de romaniseerende richtingen in de Engelsche Kerk 3),
Ook de «Articles» van de Confessie -w&ndien. «in some part altered»
aan den koning en daarna aan Cranmer teruggezonden, die met de
gemaakte veranderingen genoegen nam. Deze veranderingen waren
echter slechts weinige. De belangrijkste was, dat in art. 38 (later 35)
de woorden, die Knox het meest moesten hinderen, werden geschrapt,
nl. deze : «et quoad ceremoniarum rationem, salutari evangeliilibertati,
si ex sua natura ceremoniae illae estimentur, in nullo repugnant sed
probe congruunt, et eandem in compluribus imprimis promovent»,
terwijl overigens het artikel in dien zin werd gewijzigd, dat van de
i
1) The tmo liturfjies, with other Documents set forth hy authority in the reiyn of Kiny
JSdmard the Sixth, Parker Society 1844 {aangehaald bij Lorimer, p. 120).
2) Poxe, Acts and monuments, vol. VI, p. 510 (aangehaald bij Lorimer, p. 134).
3) Lorimer, p. 136.
4) In de notulen van het Privy Council leest men: „At Westminster, the 20th Novem-
ber, 1553. A letter was ordered to be sent to the Archbi.shop of Canterbury, with the
Articles heretofore drawn and delivered by him to the King\'s Majesty, which being since
that time considered by certain of his Hiyhness\' chaplains and others, are in some part
altered; and therefore returned to him to be considered, so as, after the perfecting of
them, order may be given for the putting of the same in due execution." Council Hook,
vol. III. p. (545 (aangehaald bij Lorimer. p. 134).
85
ceremoniën in betrekking tot de «salutaris evangelii li bert as» niet
meer werd gewaagd, maar alleen van bet Book of common prayer in
zijn geheel werd getuigd, dat het niet streed met de «salutaris evan-
gelii doctrina.» Zoo werd ook in de «Articles» eene verandering
gebracht ten opzichte van de ceremoniën, geheel in den geest vau
de «Confession on Kneeling.» [Jit het feit, dat Knox op geen enkel
punt eenige verandering trachtte te brengen in de leer ^lqh «Articles»,
maar zich alleen richtte tegen de ceremoniën, blijkt wel voldoende,
dat hij ten opzichte daarvan geheel eenstemmig dacht met de hoofden
der reformatie in Engeland.
Van Knox\' verder verblijf te Londen is ons weinig bekend. Hij
bleef er nog tot December van dat jaar. In dezen tijd maakte hy
waarschijnlijk kennis met de families Locke en Hickman, lüjke koop-
liedenfamilies te Londen, met wie hij later correspondentie bleef
voeren. En door zijn verblijf aan het hof, èn door zijnen omgang
met verschillende personen in Londen was Knox in de gelegenheid
om goed op de hoogte te komen van Engelands politieken, zoowel als
kerkelijken toestand. Zijne waarnemingen deden hem echter geene
goede voorgevoelens koesteren omtrent Engelands toekomst. Hij ge-
voelde, dat er was, niettegenstaande uitwendigen bloei, «something
rotten in the state of Engeland.» Hij zag, dat sinds den val van
Somerset eene voor de reformatie minder gunstige richting begon
veld te winnen en invloed te krygen onder de regeerende personen,
niettegenstaande de jonge koning zelf de reformatie van harte was
toegedaan.
Knox vertrouwde de raadslieden van de kroon niet, wat hij in zijne
preeken ook geducht liet merken. Daarbij kwam de zwakke gezondheid
van den vorst, die Knox dagelyks in de gelegenheid was op te merken,
terwijl in de verte voor hem het dreigende beeld opdoemde eener
katholieke erfprinses van de kroon. Geen wonder, dat hij de toekomst
donker inzag. Herhaaldelijk zinspeelde hij er dan ook op in zijne
preeken, en ook in zijne latere brieven aan Mrs. Locke en Mrs. Hick-
man herinnert hij haar aan zyne sombere voorspellingen, vroeger iu
haren vertrouwden kring gedaan, toen alles uiterlyk zoo goed scheen
te gaan, zoodat wie oppervlakkig de dingen gadesloeg, niets zou
hebben gemerkt van eenig dreigend onheil. Knox echter zag dat
alles met diepe smart, gelyk hij later schreef aan Mrs. Locke, hoe
somtijds «my hart was opinet and compellit iu your presence to be
mair plane in suche malteris as efter hath cum to pass, then ever
86
I was to any. For ye reinember, as J suppois, how efter great aii-
gusclie and sorrow of hart, whilk many dayis I susteanit, at last I
was compellit, with weiping tearis, to oppin unto yow that whilk
almaist no man culd haif heleiffit. Ye remeuber my judgement aud
what commuuicatiouu we had upon the same.... Aud wheu I remember
that all sic admouitiouis I ussit when ua apeirauce thair was of
suche trubillis, as efter hath ensewit, aud mair abouudautlie sail
ensew; wheu all these things I call to myud, I can na uthirwyse
judge, but that God usit our familiaritie aud commuuicatiouu for
that present, as a preparative for a scharper medicine» i). Het
dreigende gevaar stond hem altyd voor oogen, ook te middeu van
de grootste blijdschap: «iu prosperitie, iu the middis of mirth, my
hart quaikit for the sorrowis to cum» 3],
Ook kwam er in dezen tijd eene ongunstige verandering iu Knox\'
verhouding tot den hertog van Northumberland, toeu den machtigsten
staatsman van Engeland. Deze had bewerkt, dat aau Kuox, dieu hy
op zyue reis door het Noorden van Engeland als een voortreffelyk
prediker had leeren kennen, het bisdom van Rochester werd aange-
boden, wel is waar met politieke en zelfzuchtige oogmerken, doch
tevens als eeu blijk vau genegenheid tegenover Kuox. De uitslag
echter van deze bemoeiingen viel Northumberland uiet mede. Kuox
schyut hem onaangename waarheden gezegd te hebben. Knorrig
schreef Northumberland den December vau uit Ohelsey aau den
staatssecretaris Cecil: «Master Kuox being here to speak with me,
saying that he was so willed by you, I do return him again, because*^
I love not to have to do with meu which be neither grateful nor
pleasable. I assure you I mind to have uo more to do with him
but to wish him well» Zoo had Knox dus deu bisschoppelykeu
zetel, die hem werd aangeboden, afgeslagen, ougetwyfeld om bezwaren
tegen de inrichting en de gebruiken der Engelsche Kerk, redeueu
voor een consciëntieus mau als Kuox afdoende om eeue invloedrijke
positie prijs te geven, doch vooi\' iemand als Northumberland onbe-
grijpelijk.
Spoedig daarojp vertrok Kuox weer naar Newcastle, na eerst nog
1) „ïo Mistress Locke and Mistress Hickman, Merchandis wyffis in Londoun." Workss.
IV, p. 330.
3) „To his loving Sister, Mistres Anne Locke." Works, IV, p. 338.
3) Lorimer, p. 151.
87
den boven reeds besproken brief aan de gemeente van Berwick te
hebben geschreven. Met Kerstmis preekte hij weer in Newcastle.
Deze preek bracht hem in moeilijkheden, zooals hij zelf verhaalt in
zijne «Admonition to the professors of God\'s truth in England.» Hy
had gezegd, dat wie tegen het evangelie waren, dat toen in Engeland
werd verkondigd, tevens waren «secrete traytours to the Oronne and
commonwealth of Englande», omdat zij naar niets meer verlangden dan
naar den dood des konings. «How these my wordes at that tyme pleased
men, the crymes [accusations] and action intended agaynste rne dyd
declare.» En toch zijn immers zijne woorden door de uitkomst wel
gebleken waarheid te ziju. Die beschuldigingen kwamen van den kaut
van Lord Wharton, de «Deputy of the Northern Borders», en van
Brandling, «Major» van Newcastle. Doch de zaak werd spoedig bij-
gelegd ten gevolge vau een brief van Northumberland aan Cecil,
waarin hij hem een brief zond van «poor Kuox, by the which you
may perceive what perplexity the poor soul remaiueth in at the
present», eu hem verzocht voor ziju oudeu beschermeling Knox, dieu
hy nog niet kon vergeten, op te komen.
Temidden vau zijue drukke ambtsbezigheden vond Kuox toch ook
tijd tot studie. Iu eeu brief aau Mrs. Bowes verhaalt hij, dat hij,
juist toen hij haren brief ontving, bezig was «in contemplating
Mathowis Gospell», waarby hij «revolved sum maist godlie ex-
positióuu, aud, amangis the rest, Chrisostome.» Uit eeu audereu
brief vernemen wy, dat hij een bepaalden dag afzonderde voor studie
en gebed, doch wij willeu dieu brief hier laten volgen, daar hij ons
een blik doet slaan iu Knox\' intieme leven; hij is gericht aau
Mrs. Bowes: «I thiuk it best ye remaue till the morow, aud sa
sail we commoun at large, at efter none. This day ye knaw to be
t^e day of my studie and prayer unto God; yit gif your trubill be
ihtollerabill, or gif ye thiuk my presence may releas your pane, do
as the Spreit sail move yow, for ye kuaw that I wilbe offeudit with
nothing that ye do iu Godis name. And 0 How glaid wald I be
to feid the huugrie aud gif medicene to the seik! Your messiuger
faund me iu bed, efter a sair trubill and uraist dolorous uyght, aud
sa dolour may compleaue to dolour when we twa meit. But the
infiuit gudness of God, who never dispyseth the petitionis of a sair
tubillit hart, sail, at his gud pleasure, [free us from these] pauis
that we preseutlie suffer, and iu place thairof, sail croun us with
glorie aud immortalitie for ever. But, deir sister, I am evin of myud
vvitli faithfull Job, yit iiiaist sair tormentit, that my pane sail have
no end in this lyfe. The power of God may, aganis the purpois of
my hart, alter sic thinges as apeiris not to be alterit, as he did
unto Job; but dolour and pane, with soir anguishe, ci-yis the contrair.
And this is mair plane than ever I spak, to lat yow knaw, ye have
ane fellow and companyoun in trubill: and thus, rest in Christ; for
the heid of the Serpent is alredie brokin doun, and he is stinging
us upon the heill. Fra Newcastle, 1553. In greit haist. Your
Brother, Johne Knox» i). Knox was in dezen tijd zeer lydende, in
verschillende brieven klaagt hy er over. Trouwens zijn vermoeden
werd wel bevestigd, ook later hooren wy hem nog telkens klagen in
zyne brieven over de «wickednesse [feebleness] of myne owne flesh»,
«the pain of my head and stomach.» De ontberingen op de galeien
hadden zyne gezondheid voor goed geknakt.
In het voorjaar van 1553 werden Knox weer nieuwe moeilijkheden
in den weg gelegd, doch welke deze moeilijkheden waren, is niet
met zekerheid te zeggen, daar de berichten schaarsch zijn. Blykbaar
echter waren zij van zeer ernstigen aard. Uit een brief aan Mrs. Bowes
vernemen wij, dat hy bevel gekregen had van den graaf van West-
m.oreland <do repair unto him, as I will answer at my perrel [peril]»
Zelfs geen dag uitstel, hetgeen hy verzocht wegens eene preekbeurt,
werd hem vergund. Intusschen liep deze zaak beter af, dan zij zich
eerst had laten aanzien Den 23steii Maart kon Knox van uit
Newcastle aan Mrs. Bowes schryven: «This assault of sathan hes
been to his confusioun, and to the glorie of God.» Toch zag hy
de toekomst maar donker in, want hy voegde er tevens aan toe:
«I hike but ane day or uthir to fall in thair handis; for mair and
mair rageth the memberis of the Devill aganis me.» 4>).
Terstond na Paschen, in April, ging Knox wederom naar Londen,
waar hij thans voor de tweede maal voor het hof moest preeken.
De positie van Knox was nu eene veel minder gunstige dan toen
hij er de eerste maal preekte. Northumberland, die toen nog zijn
beschermer was, herinnerde zich nog altyd het onderhoud te Chelsey.
De predikers begonnen hem te hinderen met hunne toespelingen op
1) TForks, III, p. 352.
2) 1. c. p. 357.
3) In den brief van 23 Maart heet het van zijn vorig- schrijven, dat het -was „written
unto you at sic tyme as many thoeht I never sxdt ivryt efter to man. Haynous wer the
delationis laid aganis me, and many are the leis [lies] that ar maid to the Consall."
4) III, p. 36i.
-ocr page 105-89
de politieke gebeartenissen van hunnen tijd. Zelfs in het Parlement,
dat jaar in Maart gehouden, had hij zich daarover geuit tegenover
Cranmer. De geestelykheid ging buiten haar gebied, als zij zich
aanmatigde in hare preeken de handelingen van hare meerderen te
beoordeelen. «You bishops», had hy gezegd, «look to it at your
peril. Take heed that the like happen not again, or you and your
preachers will suffer for it together» l). Juist na dit incident in het
Parlement moest Knox voor het hof optreden. Northumberland zou
wel gewild hebben, dat de hofpredikers hnnne toug zouden hebben
laten besprenkelen met «the halie watter of the Court», maar Knox
was daar de man niet naar, al moest hij zijne onverschrokkenheid
dan ook met de ongunst van machtigen bekoopen.
Knox zelf geeft ons een levendig beeld van de verhouding van de
predikers tot het hof en van hunne prediking in zijn « Godly letter to the
Faithful in London, Newcastle and Berwick» van 1554. Van den koning
zegt hij daar: «We had ane King of sa godlie dispositioun towardis
vertew and the treuth of God, that none from the begynning passit
him: (and to my knawledge, none of his yeiris did ever matche him
in that behalf, gif he mycht haif bene lord of his awn will).» Doch,
helaas, velen wilden niet hooren naar het Woord Gods. Ook de
vermaningen, die God zond door eene vreemde ziekte, die onder het
volk uitbrak, werden in den wind geslagen. Integendeel, men be-
spotte en minachtte de predikers, die daarop wezen, en diegenen
onder de kapelaans des konings, «whose toungis wer not temperat
with the halie watter of the Court; planelie to speak, wha culd not
flatter aganis their conscience, and say all wes weill, and na thing
neidit Reformatioun.» W^elk een eerbied men hun betoonde? «Assured-
lie, evin suche as be the wickit Princes of Juda wes gevin to Jeremia.»
Er was bijna niemand onder die predikers, die voor den koning
optraden, «hut he did prophesie and planelie speake the plagues that
ar begun and assuredlie sail end.» Daar was Mr. Grindall 3), die
duidelijk den dood des konings voorspelde en klaagde over de hove-
lingen, die de predikers van Gods Woord met verwijten overlaadden,
en Mr. Lever 3), die de plagen, die spoedig over het rijk zouden komen
1) Lorimer, 1. c. p. 170.
3) Tijdens Elizabeth was hij achtereenvolgens bisschop van Londen, aartsbisschop van
York en daarna van Canterbury.
3) Hij was één van \'s konings kapelaans, voegde zich in Frankfort bij de partij van
Coxe, werd later bisschop van Durham, doch werd wegens non-conformiteit afgezet.
90
en het met verwoesting bedreigen, voorspelde; en Mr. Bradford i),
die ook de lueest trotschen niet spaarde, maar hun Gods wraak ver-
kondigde, omdat zi] het Woord Gods wederstonden, heu vermanende
zich te spiegelen aan den hertog vau Somerset, «who became so cold
iu hearing Godis Word», dat hij kort voor zijne gevangenneming
niet eeus de moeite wilde nemeu om te gaau «from his gallerie to
O O
his hall» om een preek te hooren; en eindelijk Mï. Haddondie
de oorzaken aanwees van de vroegere plagen eu zeide, dat er uog
ergere zoudeu volgen, tenzij meu spoedig berouw toonde. «This then,
and mekill [much] mair I herd plauelie spokin, efter that the haill
Couusaile had said, Thay wald heir no mo of thair sermouis; thay
wer but indifferent fellowis; yea, and sum of thame eschameit uot
to call thame pratting knaves» s).
Dat Kuox bij de hier geuoemdeu niet achterstoud, waar het gold
ziju tekst toepasselijk te maken op toestanden aan het hof ouder
Eduard VI, vernemen wij uit zyue «Admonition to the professors of
God\'s truth in England.» Hij spreekt daarin over ziju «laste sermou»,
die hij hield voor het hof. Hij sprak over de woorden: «Die met
mij het brood eet, heeft tegen mij de verzenen opgeheven.» Naar
aanleiding daarvau zeide hij, dat dit meestal gezien werd, dat de
vroomste vorsteu «hadde officers aud chief counseilours moste uugodlye,
coujured enemies to Goddes true religion, and traitours to their
princes.» Niet dat hunne goddeloosheid dadelijk openbaar wei\'d, neen,
eerst hielden zij hunue slechtheid verborgen, zóó «that by worldly
wisdome and policie, at length they attained to high promotions.» Dit
kou men zieu uit de geschiedenis vau Achitophel, Sebna, en Judas.
Eu waarom haddeu uu David en Hiskia toegelaten, dat zulke slechte
mannen als Achitophel en Sebna tot zoo hoog aauzieu wareu opge-
klommen? Eenvoudig omdat zij «so abounded iu worldlye wysedome,
foresight, aud experience, touchinge the governmeut of a common-
wealth», dat hun raad onmisbaar scheen, dat de staat heu uiet scheen
te kuuueu outbeereu. Of anders, omdat zij hunne slechtheid zoo
1) Den Isten Juli 1555 stierf hij te Smithfield den marteldood.
•2) Beroemd om zijne welsprekendheid en geleerdheid., was hij eenigen tijd president
van Magdalene College te Oxford, Tijdens Elizabeth was hij „Master of Requests." Zijne
Latiju.sche redevoeringen en .brieven werden na zijn dood uitgegeven in 1567. Toen men
de koningin vroeg, wien zij als geleerde den voorkeur gaf. Haddon of den Schotschen
geleerde Buchanan, antwoordde zij: „Buchananum omnibus antepono, Haddonum nemini
postpono." Vg, Laing, III, p, 177, note 3.
3) IVorki, m, p. 175 sqq.
-ocr page 107-91
goed verborgen wisten te lioudeu, dut niemand liaar Iton bemerlien,
totdat zij zoo duidelyk aau deu dag trad, dat iedereen het zag.
«Aud that was most evident by Acliitophel and Sobna; for of Achi-
tophel it is written, that he was David\'s most secrete counsailonr ; aud
that by cause his counsel iu those dayes was lyke the oracle of God.
Aud Sobna i) was unto good Kyuge Ezechias somtyme comptroller,
somtyme secretary, and last of al treasurer; to the which offices he
had never bene promoted under so godly a prince, yf the treason
aud malice which he bare against the Kiuge, aud against Goddes
true religion, hadde been mauyfestly kuoweu. No, cj[uod I, Sobna
was a crafty foxe, aud could shewe suche a faire couuteuauuce to
the Kinge, that neither he nor his couusail coulde espie his malicious
treason; but the prophete Esias was commaunded by God to go to
his presence, aud to declare his traitorouse herte and miserable eude.
Was David, sayd I, aud Ezechias, princes of great aud godly giftes
and experience, abused by crafty couusailers and dissemblyug hypo-
crites? What wonder is it then, that a youge aud innocent Kiuge
be deceived by craftye, covetouse, wycked, and ungodly couuselours ?
I am greatly afrayd, that Achitophel be counsailer, that Judas
beare the purse, and that Sobna be scribe, comptroller, and treasurer.
This and somewhat more I spake that day, not iu a corner (as
many yet can wytuesse), but even before those whome my conscience
judged worthy of accusation» 3).
De toespelingen in deze preek lieteu aan duidelijkheid niets te
wenschen over. Men kau er zich alleeu over verbazen, dat de deftige
leden van het Privy Council en de audere hooggeplaatste Engelsche
staatslieden zich op zulk eene wyze de les lieteu lezeu. Alleen neme
meu hierbij iu aanmerking, dat de publieke opinie eu het algemeene
gebruik iu die dagen aan den kausel een dergelyk recht vau kritiek
gaveu, als iu onze dageu op hare wijze door de dagbladpers wordt
uitgeoefend 3).
Het was de laatste preek geweest, die Knox voor den koning
1) Met „Sobna" bedoelt Knox Sir William Faulet, die in 1551 markies -van Winchester
w^rd en daarna achtereenvolgens het ambt van „Comptroler", Secretary" en „Lord Trea-
surer" bekleedde, eene functie, die hij ook tijdens Maria bleef vervullen. Hij had zich
aan Cranmer verklaard voor Jane Grey, doch toen Cranmer in September 1553 in den
Tower was geworpen, nam hij zitting onder zijne rechters. Vg. Laing, vol. Hl, p. 383, note 1.
3) Works, III, p. 380 sqq.
3) Zie hierover Froude, Historij of JEufjlaud.
-ocr page 108-92
gehouden had. Het hof ging spoedig daarna naar Greenwich, waar
Eduard op zijn laatste ziekbed werd geworpen. In dezen tijd werd
voor de tweede maal een eervol ambt in de Engelsche kerk aan
Knox aangeboden. Den Februari namelijk was door het Privy
Council aan Cranmer een brief gericht om aan Knox aan te bieden
de predikantsplaats Allhallows in Londen. Knox echter sloeg ander-
maal dit aanbod af. Hiermede nam echter het Privy Council geen
genoegen en riep hem ter verantwoording.
Daarop verscheen Knox den April voor het Privy Council.
Men vroeg hem, waarom hij voor de benoeming had bedankt. Hij
antwoordde, dat «his conscience did witness to him that he might
profit more in some other place than in London; and farther, that
Northumberland had given a contrary command». Men vermoedde
echter terecht, dat dit niet de eenige redenen waren, en vroeg daarom
«whether he thought that no Christian might serve in the Ministry
of England according to the rules and laws of the realm?» Waarop
hij ten antwoord gaf, dat, tenzij er vele dingen werden hervormd,
geen «minister» zijn ambt voor God naar behooren kon vervullen,
omdat geen predikant in Engeland had «authority to divide and se-
parate the lepers from the ivhole», hetgeen toch was «a chief point
of his office.» Evenwel weigerde hij niet zoodanige functie te be-
kleeden, «as might aj)pear to promote God\'s glory in utterance of
Christ\'s Gospel in a mean [small] degree.» In de derde plaats werd
hem gevraagd, waarom hy niet knielde bij het avondmaal. Hierop
antwoordde hij, dat «Christ\'s action in the Sacrament was most perfect;
that it was most sure to follow his example; that Kneeling was
mans addition or imagination». «In this last question there was
great contention between the whole table and him. There were
present the Bishops of Canterbury and Ely, the Lord Treasurer,
the Earls of Bedford, Northampton, Shrewsbury, the Chamberlain,
both the Secretaries, and others. After long reasoning, it was said
to him that they were sorry to know him of a contrary mind to
the common order. He answered that he -was more sorry that the
common order shoidd be contrary to Christ\'s institution. He was
dismissed with some gentle speeches, and willed to advise with him-
self if he would communicate according to that order» i).
1) Knox zelf gaf een verslag van dit verhoor iu een brief, die echter verloren gegaan
is, doch waarvan een excerpt is bewaard in Calderwood\'s RistW\'y of the KirJt of Scotland,
Wodrow Society, vol. 1, p. 380—381. (vg. Lorimer, p. 175).
93
Knox had zich dus blijkbaar nog niet geschikt naar de verorde-
ningen van het Book of common Prayer, hoewel hij de gemeente van
Berwick geschreven had, dat zij zich zonder tegen hun geweten te
handelen konden onderwerpen, indien zij daartoe een expres bevel
ontvingen van «the upper poAvers.» Deze zaak is niet recht duidelijk.
Had Knox zelf nooit een bevel ontvangen om in Newcastle het
Prayer-book, dat reeds den Is^en November van het vorige jaar in
werking was getreden, in te voeren ? Of had hij zich tegen zulk
een bevel tot nu toe met goed gevolg weten te verzetten? Of is hij
na November 1552 te Newcastle alleen als prediker, «preacher»,
werkzaam geweest («in utterance of Christ\'s Gospel») zonder er het
avondmaal te bedienen, hetgeen hij toch te Berwick en ook in den
eersten tijd te Newcastle i) wel gedaan had? Het laatste is wel het
meest waarschijnlijk. In elk geval blijkt uit zijn verhoor wel, dat
hij ook te Newcastle in geen geval de volle functie van «minister»
van de Engelsche Kerk vervulde.
Intusschen hoe een en ander zich ook moge hebben toegedragen,
uit het verhoor en uit zijn volhardend weigeren om «to communicate
according to that order» blijkt wel, dat Knox op dit punt eenigszins
met zichzelven in tweestrijd verkeerde. Aan den éénen kant moest
hij het wel beschouwen als «a thing of smaller weight», en waarin
men zich dus kon voegen naar het geheel om de eenheid der Kerk
niet te verbreken, maar aan den anderen kant kon hij er zelf toch
maar niet toe overgaan om dat beginsel in praktijk te brengen en
kwam zijn beginsel van het Schriftgezag in letterlijken zin er tegen
op, zoodat hij voor zichzelven er toch maar niet toe komen kon zich
te onderwerpen aan een «common order», die hij toch niet anders
kon beschouwen dan als zijnde «against Christ\'s institution.» Het was
dezelfde stryd van die twee beginselen in Knox, dien we ook in den
geheelen toon van den brief aan de gemeente van Berwick opmerken.
Een toegeven feitelijk om het beginsel van de eenheid der Kerk, door
Calvijn zoo sterk geponeerd, doch tegelijk een zich niet helder bewust
zijn van dat beginsel en een gevoel van onvoldaanheid wegens dat
andere beginsel van «the plain Word of God.» Vandaar ook eene
inconsequentie in de gedragslijn, die Knox zelf volgde.
Niettegenstaande Knox\' non-conformiteit behield het Privy Council
hem toch in zijnen dienst, doch gaf hem geen vaste standplaats,
1) Zie boven, bl. 73.
-ocr page 110-94
maar zond hem als reizend joredileer naar Buckinghamshire, waar liij
geruimen tijd hleef. Hij was er nog, toen Eduard VI den Juli
stierf, een door Kuox lang verwachte slag, maar die hem daarom
uiet minder ontzette dau de andereu. Enkele dagen daarna. Zondag
deu lö^en Juli, preekte liy iu Amersham.
«O Euglaude!» zoo riep hy uit, «uow is Goddes wrath kyudled
againste thee. Nowe hath he begouue to punyshe, as he hath
threatened a longe whyle, by his true prophetes and messengers.
He hath taken from thee the crowue of thy glorie, aud hathe lefte
thee without hououre as a body without a heade. And this appeareth
to be onely the begyuuyuge of sorrowes, whiche appeareth to eucrease.
For I perceave that the herte, the touuge, aud the haude of one
Euglyshe man is beute agaynst another, and division to be in the
whole realme, whiche is au assured signe of desolation to come.»
Als Engeland uaar de stem des Heeren wil hooren, dau zal het nog
genade viudeu in Zijue oogen «aud the estate of thy commonwealth
shall be preserved. But, 0 Euglaude, Euglaude ! yf thou obstiuatly
will return into Egypt; that is, yf thou coutracte mariage, confede-
racy, or league, with such princes as do mayutayue aud advauuce
ydolatrye, (suche as the Emperoure, which is no less enemy unto
Christe then ever was Nero); i) yf for the pleasure aud freudshippe
(I saye) of suche princes, thou returne to thyne olde abhominatious,
before used under the Papistrie, then assuredly, 0 Euglaude! thou
shalte be plagued and brought to desolation, by the meanes of those
whose favoures thou sekest, aud by whome thou arte procured to
fall from Christ, aud to serve Antichrist» 2).
Slechts weiuige dagen daarna zag Kuox zijue sombere voorgsvoeleus
al werkelijkheid wordeu, toeu hij ua deu val vau Jane Grey te Louden
getuige was vau de krouiug van Maria. Te midden vau het algemeene
vreugdebetoou deed hij zijue ouheilsprofetieëu hooren «iu Loudoue in
mo places nor ane, when fyreis of joy and ryottous bauketting wer
at the proclamatioun of Marie, your Queue» 8). Hy kou niet anders,
hij moest profeteereu vau de plagen, die komeu zouden. Want immers
«the Word of God plauelie speikis, that gif a mau sail heir the
curses of Godis Law, and yet, into his heart, sail promeis to hiuiself
1) Op grond van deze zinsnede werd Knox later in Frankfort van majesteitsschennis |
beschuldigd. \'
3) Works (Admonition to Uncjland). HI, p. 808 sq.
3) Worhs, III [Godly Lnter), p. 108.
felicitié and gnde luck, thinking fhat he sail half jjeace, alh^it he
* walk after the imaginatiounis of his awn will and heart; to sic a
man the Lord will uot be mercifull, but his wrath salbe keudillit
agauis him, aud he sail disti\'oy his name under Heaven .... «What
men then can ceis to prophesie» i) ? Bu de uitkomst, zoo kou hij
later schrijven, had hem uiet iu het ongelijk gesteld. «Gif meu will
not speik, yit sail the stauis and tymber of thai places crye in fyre,
aud sail heir record that the treuth was spokiu, and gall absolve me
in that behalfe iu the day of the Lord» 2).
Doch , voor , dezen profeet was geen plaats in Londeu. Den 26sten
Juli \'vinden wij hem in Carlisle, vanwaar hij eeu brief schreef aau
Mrs] Bowes, waariu hij. haar meedeelde, • dat hij. haar wilde bezoeken,
doch voor het oogenblik nog verhinderd was. Vermoedelijk ook uit
dezeu\' tijd is eeu brief aan Mrs. Bowes\'«fra\'-Carleill, this Friday,.^
efter sermone, 1553..» • Knox , maakte waarschijnlijk iu dezen tijd
eenè reis\' als- reizend prediker door het Noorden evenals hij door
Buck-iughamshire gedaan had, doch nü zeker wel niet op autoriteit
vau hei Privy Council, maar op eigen verantwoordelijkheid.
Den IG^en Augustus bleek het, dat het althans "vooreerst nóg^uiet
zoo onveilig was voor Protestanten in Eugelaud, als men bij Maria\'s
troonsbeklimming vreesde. Er werd dieu dag eene proclamatie door
Maria uitgevaardigd, waarbij tot nader order tolerantie werd verleend
aan allen, «forbidding her Protestant aud Catholic subjects to interrupt
each others\' services», echter met de bijvoeging «aud prohibiting at the
same time all preaching on either side without license from herself» s).
Knox evenwel die nog altijd zijne koninklijke vergunning had om te
prèekeu, meende daarin wel voldoenden- waarborg te bezitten en ging
nu naar Kent om daar gedurende eeuigen tgd te arbeiden.
Dat Knox intusschen iu dezeu tijd de wettigheid vau Maria\'s bestuur
"^nog uiet ontkende eu iu geen geval opstaud wilde, blijkt uit het gebed,
dat hij toen placht te bidden en dat later werd uitgegeven tegelijk met
ziju Declaration on Prayer. Het slot van dit gebed luidt aldus: «Take
uot from us the light of thy Bvaugely, aud suffer thou uo Papistrie to
prevaile iu this realme. Illuminate the harte off our Soveraigne Lady
Quene Marie with pregnant giftes of thy Holy Ghoste. And iuflauie
1) 1. c. p. 169. Vg\'. Amos 3 :
2) 1. c. p. 168.
3) Lorimer. 1. c. p. 181\'.
-ocr page 112-96
the hartes of her Counsayl with thy trew feare and love. Represse
thou the pryde of those that wold rebelle; and remove from all hartes
the contempte of the Worde . . . ; and let thy Gospell be preached
with boldness in this Realme . . . , let us never revolte, nor turne
back to Idolatrie agayne. Mytigate the hartes of those that persecute
us; and let us not faynt under the Crosse of our Saviour, but assist
us with the Holy Ghoste, even to the ende» i).
Den September schreef Knox aan Mrs. Bowes: «I ressavit
your letters as I returnit fra Kent», waarschijnlijk bedoelende naar
Londen, omdat hij vandaaruit zijne reizen begonnen had. Blijkbaar
had zij hem geschreven over eene onaangename woordenwisseling
met haren echtgenoot over het voorgenomen huwelijk hunner dochter.
Mr. Bowes was niet ingenomen met de Terbintenis zijner dochter
met iemand als Knox en nu te meer niet na de laatste groote ver-
anderingen in Engeland op politiek en kerkelijk gebied. Knox is
daarom van plan, zoo schrijft hij, straks zelt tot hen te gaan, waar-
schijnlijk naar Berwick. Al zal de reis ook vol gevaren zijn, hij
zal zich noch door vrienden, noch door vijanden van zijn voornemen
laten afbrengen. Intusschen werkt hij nog maar in Londen, zoolang
hij er nog werken kan 3).
Zoo lang mogelijk bieef Knox dan ook nog te Londen, waar-
schijnlijk bij de families Locke en Hickman. In dezen tyd begon
hij op te stellen zijn «Exposition upon Psalm VI» en waarschijnlijk
ook zijn «Godly letter to the faithful in London, Newcastle and Berwick».
Den 6den November schreef hij aan Mrs. Bowes, blijkbaar van uit
Londen, waar hij een onderhoud gehad had met haren zwager Robert
Bowes over zijn huwelyk met Marjory. Dat gesprek had hem ge-
krenkt en geheel terneer geslagen 3); er zou, zoo meende hij, nu wel
1) Works, III, p. 107.
3) Works, III, p. 376. .
3) „Amangis utheris his maist unpleasing words", zoo schreef hij, „whill that I was
about to have declarit my hart in the haill matter, he said: .^./Lmay with youre rethoricà.U
reassonis! for I will not be persuadit with thame." God linawis, I did use no rethorick
nor collourit speach; but wald haif spokin the treuth, and that in maist simpill maner.
I am not a gud oratour in my awn cans; but what he wald not be content to heir of
me, God sail declair to him a day till his displeasure, unies he repent. It is supponit,
that all the matter cumes by yow and me. I pray God that youre conscience wer quyet
and at peace; and I regaird not what countrey consume this my wickit carkas; and war
not that na manis unthankfulnes sail move me (God supporting my infirmitie) to ceas to
do profit unto Ghrystis congregatioun, tkat dayis sidd be fern that Ingland srdd gif me
breid. And I feir, when all is done, I salbe driven to that end: for I can not abvd the
niets van zijn huwelijk komen; het eenige, dat hem troostte in zijne
bittere droefheid, drukte hij uit in het opschrift van zijn brief: «The
Lord sail put end to all dolouris at his gud pleasur.»
Intusschen werd het voor hem in Londen hoe langer hoe gevaar-
lijker. Maria begon hare aanvankelijk verdraagzame houding geheel
te wijzigen. In November werd bij parlementsacte de mis hersteld.
Tegen den December werden de Protestanten vogelvrij verklaard
en aan de straffen tegen ketters blootgesteld. Knox trok zich daarom
tegen het midden van December terug naar Newcastle, waar hij on-
bevreesd voortging dagelyks te preeken, voorzoover zijne kwaal het
hem toeliet. Den 22steii December schreef hij vandaaruit aan
Mrs. Bowes. Aangaande zijn plan om te Berwick te komen was hij
nu in het onzekere, blijkbaar omdat hy vreesde na zijn onaangenaam
onderhoud met Robert Bowes door zijne komst de zaak eer erger
dan beter te maken, in elk geval zou hij nog eenigen tijd moeten
wachten om te reizen, daar hij nog zeer lijdende was i).
Zoo lang hy maar eenigszins kon, toonde Knox, dat het waarlyk
zijn gebed tot God was, dat het evangelie «with boldness» in En-
geland mocht gepredikt worden. Door geen ziekte, door geen gevaar
liet hij zich weerhouden. Want hy had Engeland lief gekregen en
noode scheidde hij ervan. «Somtyme», schrijft hij den 6den Jan. 1554
aan Mrs. Bowes, als hij haar het eerste gedeelte van zijn Exposition
upon Psalm VI toezendt, «somtyne I have thougt that impossible it
had bene, so to have removed my affection from the Realme of Scot-
land, that any Realme or Nation coulde have bene equall deare
unto me. But God I take to recorde in my conscience, that the
troubles present (and appearing to be) in the Realnie of England,
are double more dolorous unto my hert, then ever were the troubles
of Scotland.» 3)
^Het begon intusschen ook in Newcastle hoe langer hoe onveiliger
voor Knox te worden. Zijn dienaar, die brieven zou overbrengen naar
disdanful hattred of thais of whome not onlie I thocht that I might have craveit kindnes.
but also, to whome God hath bene be me mair liberall than they be thankfulf But so
must men declair thame selves. Afflictionis dois truble me at this present: but yit I dout
not to overcum, be Him wha will not leif comfortles his afïlictit to the end; whais Om-
nipotent Spreit rest with yow. Amen." Works, HI, p. 378.
1) Works, III, p. 355. Bij dezen brief voegt hij dit postcriptum: „I may not answer
the places of Scripture, nor yit wryt the Expositiotm of the Sixth Psalme, for everie day
of this weik must I preache. if the wickit carkas will permit."
3) III, p. 183,
7
-ocr page 114-9g
Mrs. Bowes, werd op reis gegrepen en de brieven onderschept om te
zien, of er geen voldoenden grond voor beschuldiging tegeu Knox in
te vinden was. Kuox zelf deed uog eeue pogiug zyue voorgenomen
reis uaar Berwick te volbrengen, dóch het gerucht van zyue komst
had zich te spoedig ouder het volk verspreid, zoodat zijue vrienden
hem aanraadden zijne reis uiet voort te zetten, maar zich uaar eene
plaats aau de kust terug te trekken om vandaar uaar het vasteland
uit te wijkeu. Met tegenzin Ket Kuox zich daartoe overhalen, i)
Kort daarop, den Januari, zoud hij aau Mrs. Bowes het eerste
gedeelte vau ziju Exposition upon Psalm VI met eeu begeleidend
schrijven, waarin hij afscheid vau haar nam met deze woorden: «I
eau not expresse, the payue which I thinke I might suffre to have
the presence of yow, aud of others that be lyke troubled, but a few
daies. But God shal gather us at his good pleasure: Yf uot iu this
wretched aud miserable life, yet iu that estate where death maie uot
dissever us.» 3)
Spoedig daarop nam Kuox voor goed afscheid vau het hem zoo
lief gewerdeue Eugelaud eu scheepte zich iu naar Dieppe, waar hij
deu 20sten Januari in veiligheid aankwam.
8 3. VilUBLIJF OP HET VASTELAND.
Zee was Kuox dan uu te Dieppe aangekomen als eeu eenzame
balling met eeue onzekere toekomst voor zich. Of hij daar iu deu
vreemde eeuig middel vau bestaan zou vinden, wist hij uiet. Doch
hij twijfelde niet, God zou ook daariu voorzien. «Iu everie realme
aud uatiou», zoo schreef hij aau Mrs. Bowes, «God will steir up
1) „The cause moveiug me that for a tyme I wald have bene close," zoo schreef hij aan
Mrs. Bowes van uit zijn schuilplaats, „was, that I purposit (gif sa had bene possible) to
have spokin with my Wyfe, whilk now I persave is na thing apeirand, whill [is not appa-
rent until] God offer sum better occasioun. My brethren, partUe he admonitioim, and part-
lie he teiris, eompellis me to ohey sumwhat contrair to my amn mynd; for never can I die
in a mair honest quarrell, nor to suffer as a witnes of that treuth whairof God hes maid
me a messinger, whilk with hart I beleive maist assuredlie, the Halie Gaist beiring witness
to my conscience, and with mouth, I trust to God, to confes, in presence of the warld,
the onlie doctrine of lyfe. Notwithstanding this my mind, gif God sail prepair the way
I will obey the voices of my brethrene, and will gif place to the furie and rage of Sathan
for a tyme. And sa can I not espy how that either of yow boith I can speik at this
tyme. But gif God pleis preserve me at this tyme, whairof I am not yit resolved, then
sal thair lak in me na gud will that ye may knaw the place of my residence, and farthir
of my mynd." Works. HI. p. 370.
3) "in."p. 133.
-ocr page 115-99
gum ane or otlier to minister theis tliingis tliat appertene to tMs
wreachit lyfe. And yf men will ceiss to do thair office, yet will He
send his raveuis; so that, in everie place, perchance I may find sum
featheris to my bodie» i). Hij bleef ongeveer eeue maand lang te
Dieppe. Van dit verblijf te Dieppe is ons alleeu bekend, dat hij toen
schreef het tweede gedeelte vau ziju «Exposition uppon the syxt
Psalme of David» dat hij bij ziju vertrek vandaar met nog een
laatsten afscheidsgroet aan Mrs. Bowes zoud «upon the very poiutof
my journey, the last of Februari 1553» en zyn «Godly letter sent too
the fayethfull in London, Neivcastell, Barwyke, and to all other within
the realme off Englande, that love the cominge of oure Lorde Jesus.»
Het eerste dezer twee geschriften, dat geheel vau praktischeu,
stichtelijkeu aard is, behoeft hier uiet opzettelijk te worden be-
sproken. Het is geheel geschreven op de wijze vau zijue Declaration
on Prayer. Het doel van het geschrift wordt op den titel eigenaardig
weergegeven: «An Exposition uppon the syxt Psalme of David, whe-
rein is declared his crosse, complayntes and prayers, most necessarie
too be red of them, for their singular comforte, that under the banner
of Christe are by Satan assaulted, and feele the heavy burthen of
synne, with whiche they are oppressed» en eeu latere uitgever noemde
het «A Fort for the afflicted.» Ook hier vinden wij wederom de
telkens bij Knox terugkeereude gedachte, dat het hoofddoel vau alle
beproeving eu smart is «to provoke in Godis electe a hatred of
synue, and unfeyned repentaunce of the same, which cause, yf it were
rightuouslie considred, were sufficient to make all spirituall and cor-
porall troubles tollerable unto us.»
De Godly Letter is de eerste vau eeue reeks brieven vau vermaning
eu vertroosting, die Kuox van het vasteland tot zijne vrienden iu
Engeland en Schotland richtte. Reeds iu Louden had hij met deze
Godly Letter eeu begin gemaakt eu hij voltooide haar nu te Dieppe
en zond haar tegelijk met zijne Exposition upon Psalm VI naar Eu-
gelaud. Deu 8sten Mei werd de Godly Letter iu druk gegeven.
Geheel deze brief is geschreven in dieu eigeuaardigen, krachtigen,
profetischeu toon, die Knox eigen was. Meu hoort eriu den onver-
ij III. p. 119.
2) III. p. 119—156.
3) III. p. 156. Bedoeld is 155é, daar het jaar toen gerekend werd te beginnen den
25sten Maart.
4) III. p. 165—215.
5) IIL p. 135. .
-ocr page 116-lóo
tsaagden getuige tegen «sometMng rotten in tlie state of England»
voor het hof van Eduard VI, den vurigen prediker van Ammershana,
den somberen boetgezant van Londen op den dag der krooning van
Maria. Het zijn waarlijk niet de zwakke verzuchtingen van een een-
zamen balling, die wij hier beluisteren, maar het is de forsche taal
van den profeet, die profeteert, omdat hij profeteeren moet. i)
Reeds de aanvang geeft geen onzeker geluid. Als hij denkt aan
de geduchte bedreigingen, die God uitspreekt tegen volken, aan welke
het evangelie is aangeboden, maar die het minachtend van zich heb-
ben gewezen, «so doith the haill poweris of bodie and saull, trembül
and schaik for the plagues that ar to cum.» Tot de onverschilligen
wil hij zich nu niet wenden, maar tot hen «that unfeanedlie mournis
for the great ship wrack of Godis trew religion.» Het doel van zyn
schryven is om hen te vermanen, «that evin as ye purpois and intend
to avoyd Godis vengeance, baith in this lyfe and in the lyfe to cum;
that sa ye avoyd and file, as well in bodie as in spreit, all fellowship
and societie with Idolateris in thair idolatrie.»
Er zullen nog meer plagen komen over Engeland, dan er nu reeds
gekomen zijn, en dat binnen, korten tijd, tenzij waarachtig berouw
het voorkom e. Die voorspellingen zullen wel velen mishagen, maar
ook vroeger heeft hij de straffen, die komen zouden, voorspeld. Men
denke aan Berwick, aan Newcastle, aan Windsor, aan Londen op den
krooningsdag van Maria. En dat alles is vervuld. En nog mag hij
niet ophouden van meerdere plagen te profeteeren, want hy ziet, dat
men, hoewel den vloek van Gods wet hoorende, toch wandelt naar
de inbeeldingen van zijn eigen hart. .En dat de plagen de geloovigen
het eerst treffen, moet hen niet verwonderen, want «het oordeel be-
gint altijd van het huis Gods», en «the vengeance and plagues of
God do apperteane to all inobedient, howbeit he begyn to punische
whair his graces hes bene offerit and obstinatelie refuseit.» Daarom
voorspellen ook de profeten eerst plagen tegen Juda en Israël en
daarna tegen de omliggende en de verder verwijderde volken: Moab,
Amnion, Egypte, Babylonië.
Er waren stemmen genoeg opgegaan tijdens den vromen Eduard
VI om te waarschuwen, maar er was geen berouw gevolgd. Grindal,
Lever, Bradford, Haddon, zij allen hadden stoutmoedig getuigd voor
het hof, doch men had niet naar hen gehoord, hen veeleer met min-
1) ,,Wlmt man then can ceis to prophesie." III. p. IßO.
-ocr page 117-101
achting bejegend, i) En nu was het Engeland gegaan na den dood van
Eduard VI als Juda na den dood van zijnen vromen koning Josia. Toen
viel Juda ook af en toen men niet naar de stem van den profeet
Jeremia wilde hooren, volgde ook ten laatste de ondergang van het rijk.
Uitvoerig staat Knox dan in dit verband stil bij de verdere ge-
schiedenis van Juda na Josia en bij verschillende profetieën van
Jeremia en licht die praktisch toe met directe toepassing op den toestand
van Engeland. Engeland was zelfs nog ondankbaarder dan Juda toen,
want «from Jerusalem many passit at the admonition of the Pro-
phet (Jerem. 21), leaving all that they had rather than thay wald
abyde the danger of Godis plagues that wer threatned. Godis Prophetis
hes threatnit and cryit many plagues to fall upon England, but I hear
not of many that preparis to flitt: God grant that thay repent not!»
En in Jeruzalem waren prinsen en edelen, die Jeremia verdedigden,
«hut how m.any of the nobilitie of England boldlie speikis in the de-
fence of Godis messengeris, is easie to be tald!» In Jerasalem was
nog een Abedmelech, die Jeremia verdedigde en hem zoo van de
doodstraf redde, maar in Engeland? In Jerusalem werd Jeremia in
zijne gevangenis nog op last des konings gevoed, maar in Londen
Avorden Gods gezanten aan den honger overgeven en wreed behan-
deld. En daarom, terwijl Jeruzalem Gods straf niet ontging, zal Eng-
land daarvan bevrijd blijven? «No, Deir Brethrene, gif ydolatrie
continew as it is begun, no moir may England eschape Godis
vengeance, nor [than] God himself may lose his Justice.»
En daarom voor henzelven en voor hunne nakomelingschajj be-
zweert hij hen toch de afgoderij te vermijden, want anders zullen zij
met de afgodendienaars vergaan, evenals de geheele stam Benjamin
omkwam met de echtbrekers, hoewel zij niet allen echtbrekers Avaren
(lli. 20). «Pharao was not drownit allane (as in ane uther Treatise 2)
I have planelie writtin) neither yit eschapit Jonathan Avhen God
punissit Saule his father.» En waarom? De apostel geeft het ant-
woord: omdat niet alleen zij die ongerechtigheid bedrijven schuldig
zijn, «but also suche as consentis to the same» (Rom. 1 : 32), doch
daarover zal hij later uitvoeriger handelen.
Doch behalve dat het berde voor ziel en lichaam heilzaam is de
afgoderij te vermijden, indien wij dit niet doen, dan ontkennen Avij ook,
dat wij in verbond met God zijn, en wij toonen geen geloof te hebben,
]) Zie boven, bl. 89 vv.
3) Deze Treatise is verloren gegaan.
-ocr page 118-102
and so must He, of his Justice, expressit in his Word, deny us to
pertene to him or his kingdome.» En wat is het geheele leven vau
een meusch dau anders dan «a heip of miseries», dat de zoodauigeu,
die uiet in verhoud met God zyn, leidt tot eeu eeuwig verderf «This
is the league betwixt God and us, that He alone sail be oure
God, aud we salbe his pepill: He sail commuuicat with us of his
graces and guduess: We sail serve him iu bodie and spreit: He salbe
oure saifgard frome death aud dampnatioun: We sail seile to him,
aud sail flie from all strange Godis. In making whilk league, so-
lemnedlie we sweir never to haif fellowschip with ouy religiouu, ex-
cept with that whilk God hath coufirmit be his manifest Word.» i)
God blijft ten alien tyde en voor alle uatiëu dezelfde eu evenals Hij
in Israël de afgoderij haatte, zoo haat Hij haar uog. En afgoderij doet
Gods toorn zoozeer ontsteken, «that it is uever queuchit till the
offeuderis, aud all that they possess, be destroyit frome the earth;
for He commandis thameselves to be stonit to the death, thair
substance to be brunt, and, gif ane eitie offend, that it salbe altogidder
destroyit without mercie.» 3) Dit schijnt wel streug eu oumeedoogeud,
maar als meu op de oorzaak let, dau ziet meu daariu Gods groote genade
tegenover ous, want daardoor verklaart Hij zich eeu vyand vau onze vijan-
den. «Por all those that wold draw us from God (be they Kings or Queues),
being of the Devil\'s nature, are enemyis uuto God, a.nd therefore will God
that in such cases we declare ourselves enemyis unto them 3). Because
He wald that we suld understand how odious is ydolatrie in his
presence, and how that we cannot keip the league betwix him and
us inviolate gif we favour, follow, or spair idolateris; Lord/ open
ouze eyis that we may understand the great necessitie of this thy pre-
cept. Amen.» Als wij Gods voorschriften gehoorzamen, dau betoont
God ous Zijne geuade, maar zoo uiet, zoo wij mede instemmen iu
de afgodery, dan zulleu wy afgehouwen wordeu als onnutte ranken
van den wijnstok. O, indien wij willen staan in het verbond, dan
moeten wij de voetstappen volgeu vau Abraham, die, op Gods bevel
zijn vaderland verliet, omdat het verontreinigd was met afgodery.
Maar, zal men vragen, moeten wij dau alle afgodendienaars gaan
dooden? «That wer the office, deir Brethrene, of everie Civill Magi-
«c
1) p. 191.
3) p. 193.
3) p. 193. Deze laatste volzin komt alleen voor in het MS. van M\' Crie en werd bij den
druk weggelaten.
103
strate within his realme.» Doch. zy hebben alleen alle gemeenschap
met de afgoderij te vermijden «as well in bodie as in saule.» David
deed dit ook (Ps. 16 : 4), en kende niet «sic schyftis as warldlie wyse
men ymagine now-a-dayis, that thai may keip thair hartis pure and
cleane unto God, howbeit thair bodies dance with the Devill» i). Hy
wil nu niet antwoorden 0]3 tegenwerpingen «seing that partlie in
another Letter I haif answerit the same,» en hy hoopt het ook
later nog uitvoeriger te doen 8).
Bovendien, waar geloof eischt belijdenis, want «met het hart ge-
looft men tot rechtvaardigheid en met den mond belijdt men tot
zaligheid.» Knox is niet strenger in dit opzicht dan de Schrift, want
Jeremia zegt ook tot hen, die öf reeds gevangenen waren in Babel,
öf spoedig zouden gevangen genomen worden: «Gij zult tot hen
zeggen: de goden, die noch hemel noch aarde gemaakt hebben, zullen
van den aardbodem vergaan.» En hierbij moet opgemerkt worden,
«as that singular instrument of God, Johne Calvin, maist diligentUe
noteth,» dat dit het eenige vers is, dat in het Chaldeeuwsch is ge-
schreven «as that the Prophet wald constrain thame to change
thair naturall toung, and in plane wordis, declair the hatred and
alienatioun whilk thay had aganis all ydollis and wirschipping of
false goddis» 4).
Ook ter wille van de liefde tot kinderen en nakomelingschap zal
men alle gemeenschap met afgoderij moeten vermijden. Want de
eenige wijze om onze kinderen gezegend en gelukkig achter te laten
is, dat wy ze goed onderwezen in den waren dienst van God achter-
laten. Want de ware kennis Gods wordt niet met den mensch ge-
boren, «but he mu^t have Scolemasteris to traine Mm up in that
which he lacketh. The chiefe Scolemaster [the Holy Ghost excepted)
of the age following, is the workes, practises, and the life of the
forefathers. And experience dois so teache us, that so hound and
adict ar the childrene to the workis and practises of thair fatheris,
(and speciallie yf it be in ydolatrie,) that skarslie can the power of
God, speikand be his awn Word, (as the Prophetis oft complayne,)
ryfe or pluck any aback frome thair fatheris futestepis.»
1) Vele Protestanten voegden zich in de dagen van Maria voor het uitvv^endige naar de
Koomsche Kerk om vervolging te ontgaan, eene praktijk in verschillende brieven van
Bradfnrd, Plooper en Latimer veroordeeld. Laing, III, p. 195, note 1.
3) Deze brief, wellicht dezelfde als bovengenoemde „Treatisé", is verloren gegaan.
3) In zijn Admonition to the professors of Qod\'s trnth in JSnf/land.
4) p. 201.
-ocr page 120-104
De zou nu lieeft haren geregelden loop, zij gaat nooit terug van het
westen naar het zuiden, en als zij ondergaat, dan zijn wy van haar
licht beroofd, totdat zij den volgenden dag weer in het oosten op-
komt, Maar zoo gaat het ook met het licht des evangelies, het heeft
zijn bepaalden tijd, waarin het schijnt voor koninkrijken en natiën,
daarom zegt Christus: «Terwijl gy het licht hebt, geloof in het
licht.» Waar het licht Gods wegens de ondankbaarheid der menschen
is weggenomen, daar is het tot op dezen dag nog niet hersteld. Ge-
tuige Israël, Azië, Afrika, Griekenland, Rome. Dat men zich toch
spiegele aan die volken! God heeft niet alleen de eerste overtreders
gestraft, maar ook hunne nakomelingschap. «I speik to yow, O na-
turall Fatheris: Behold your children with the eye of mercie, and
considder the end of thair creatioun. Crueltie it wer to saif your-
selves and dampne thame. But 0, more than crueltie and madness
that cannot be expressit, gif, for the pleasure of a moment, ye
depryve yourselves and your posteritie of that eternall joy that
is ordanit for thame that continew in confessioun of Chrystis
name to the end, which assuredlye ye do, yf without resistance al-
together, ye returne to idolatrie again. Gif naturall lufe, fatherlie
affectioun, reverence of God, feir of torment, or yit hoip of lyfe,
move yow, then will ye gane stand that abominabill ydoll; quhilk
gif ye do not, then, allace! the sunne is gone doun, and the lycht
is quyte lost; the trompet is ceissit, and ydolatrie is placeit in quyet-
nes and rest. But gif God sail strenthen yow, (as unfeanedlie I
pray that his Majestie may,) then is thair but ane darke mistye
cloude overspred the sunne for ane moment, whilk schortlie sail va-
nische, so that the beames efter sal be sevenfold mair brycht and
amiabill nor thai wer befoir. Your patience and constancie sail be a
louder trompet to your posteritie, than wer all the voyces of the
prophetis that instructit yow: and so is not the trompet ceissit sa
long as any baldlie resisteth ydolatrie. And thairfoir, for the tender
mercies of God, arme yourselves to stand with Chryst in this his
schort battell. Fly from that abhominable idoll, the maintainors
whereof shall not escape the vengeance of God. Lat it be knawin
to your posteritie, that ye wer Chrystianis and not ydolateris; that
ye learnit Chryst in tyme of rest, and baldlie professit him in tyme
of trubill»........
«0, dear Brethrene, remember the dignitie of oure vocatioun: you
haif followit Christ; you haif proclamit warre against ydolatrie; you
105
haif laid hand upon the treuth, and lies communicate with the
Lordis tabill. Will ye now suddaulie slyde hack? Will ye refuse
Christ and his truth, and mak pactiouu with the Devill and his
discevable doctrine ?........ The hattail shall appeare straug,
which ye are to suffer, but the Lord hymselfe shall be your comfort.
Plie from ydolatrie, and stand with Chryst Jesus iu this day
of his battell, whilk sal be schort aud the victorie everlasting!
For the Lord himself sail cum iu our defence with his michtie
power; He sail gif us the victorie when the battell is maist
straug; aud He sail turn our teares iuto ever lasting joy. He sail
consume oure euemyis with the breath of his mouth, aud he sail
lat us see the destruction of thame that now ar maist proude, aud
that maist preteudeth to molest us. Frome God alone we abyde
redemptioun.»
We gaveu eeu meer uitvoerig verslag vau deze Godly Letter
om iets te doeu gevoelen, van dien eigenaardig profetischeu toon,
waarin dit stuk is gesteld en die op al dergelijke geschriften vau
Kuox zulk eeu karakteristieken stempel drukt. Hij spreekt waarlijk,
omdat hij tot spreken gedrongen wordt, niet vau zichzelven, maar
iu ziju krachtig profetisch zelfbewustzijn, omdat hij zich vau
God geroepen weet. Het is uiet alleeu zijn «simple aud plaiue
Admonitiouu», maar «yea, rather the warning of the Holie Ghost» i).
Niet alleen Knox\' wijze van optreden, maar ook de iuhoud van
dieu brief heriuuert weer aan het O. Testament. Over geheel dezen
brief, gelijk over zijne audere brieven van deze soort ligt eeue sterk
O. Testamentische kleur. Ook hier vinden wij weer, hoewel nu op
eeu auder puut, diezelfde overbrenging zonder eenige restrictie van
geboden voor Israël op tegenwoordige toestanden, die wy iu zijue
Vindication on Mass hebben opgemerkt. Wederom datzelfde theocra-
tische, datzelfde ideutifieeren van Oud en Nieuw Verbond. De af-
godendienaars moeten uitgeroeid wordeu. God wil, dat wij de
afgodendienaars haten zulleu. Wij moeten ous hun, hetzij het
koningen of koninginnen ziju, als vyanden verklaren. Dit beginsel
kou echter iu de gegeven omstandigheden licht tot bedenkelijke
toepassing leiden. Daarom werd eeu gedeelte van dezen volzin bij
het in druk geveu geschrapt. Nog kon meu echter licht tot private
1) Vg. TForh, IV, p. 457 en 517.
-ocr page 122-106
executie overslaan van het gebod tegeu de afgodendienaars. Daarom
werd er uog eeus aan herinnerd, evenals Knox dit reeds in eeu brief
aau Mrs. Bowes, toen hy uog iu Eugelaud was, had gedaan i), dat dit
straffen voor afgodery uiet van het enkele individu, maar vau den
burgerlykeu magistraat moet uitgaan. Toch bleef dit eeue moeielyklieid.
Dit laatste stoud uiet zoo letterlijk iu Gods Woord als het eerste eu
niet iedereen was geneigd het geval vau Jehu bv. als eeueu expresselyk
door Gods gezant geroepene als een gansch byzonder geval aan te
merken. Ook bij Knox zelf was die leer van het gezag der overheid,
zooals later uog meer blyken zal, uiet zoo bijzonder hecht; Majors
lessen wareu door hem nog niet vergeten eu het viel hem moeilijker
dan Calvijn op dit punt zoo streug te ouderscheiden tussch.eu eene
byzondere eu eeue algemeene roeping eu tusscheu de taak vau de
overheid als zoodanig en vau het eukele individu, gelijk Kuox,
profeet als hij was, over het. algemeen miuder gevoel had voor
de rechten vau het geheel tegenover het individu dau Calvijn. Kuox
was op dit puut iu het onzekere, «the expressed Word of God»
gaf hem hier geen licht, de exegese van Calvijn kou hem hier
waarschijnlijk uiet altijd bevredigen, eu hij moest zich toch ook
ervoor wachten, dat hij Craumers voorspelling aaugaaude het beginsel
van «the expressed Word of God» niet waar maakte 3). Spoedig
zou hy echter iu de gelegenheid ziju op dit punt met de Zwit-
sersche hervormers vau gedachten te wisselen eu boveual met Calvijn,
«that singular instrument of God», wieus naam wij in dezen brief
voor het eerst bij Kuox ontmoeten.
Deu laatsten Februari S) verliet Knox Dieppe om te gaan «whither
God kuaweth.» De gegevens voor deze periode van Kuox\' leven
zijn zeer schaarsch. Hij zelf zegt in zijn «Comfortable Epistle to his
afflicted brethren in England,» geschreven deu lO^en Mei vau uit
Dieppe: «My awu estait is this; since the 28th of Jauuar 5) I have
travellit through all the cougregatiouis of Helvetia, aud ues reasouit
with all the Pastouris and many other excelleutlie learuit men upon
sic matters as now I can not commit to wrytting: gladlie I wold
1) TFor/is, III, p. 396.
3) Zie boven, bl. 81.
3) Zie boven, bl. 99.
4) III, p. 315.
5) Knox rekent hier blijkbaar van zijn aankomst te Dieppe af, hoewel hij pas den laat
sten Februari van Dieppe vertrok om de hier bedoelde reis te ondernemen.
107
be toung or be i^eii utter tlie same to Godis glorie. Gif I thocht
tbat I mygbt have your presence, and the presence of sum other
assured men, I wald jeopard my awn lyfe to let men see what may
be done with a saif conscience in theis dolorous and dangerous dayis;
but seing that it can not be done instantlie without danger to utheris
than to me, I will abyd the tyme that God sail appoynt. But heirof
be assureit, that all is not laivfull nor just that is statute be Civill
laivis, nether yet is everie thing syn befoir God, whilk ungodlie per-
sonis alledgeis to be treasone; but this I superceid to mair oportunitie,
gif be any meanis I may, I intend to speak with yow or it be lang.» i)
Knox had dus blijkbaar in Zwitserland aan verschillende godgeleerden
raad gevraagd in zake de politieke en kerkelijke belangen van En-
geland.
Dit bericht van Knox zelf kan nog door enkele brieven van an-
deren aangevuld worden. Terecht namelijk heeft Laing 3) bij een brief
van Bullinger aan Calvijn van 26 Maart 1554, waarin deze schrijft:
«Quid Scoto isti a te nobis commendato responderimus, hisce inclusi»,
gedacht aan Knox, daar deze juist in dien tijd in Zwitserland de ver-
schillende godgeleerden heeft bezocht en de bedoelde vragen allen van
dien aard waren, als waarop Knox in zijn boven aangehaalden Com-
fortable Epistle doelt. 3)
Er is echter in de correspondentie van de ZMtsersche hervormers
nog een vroegere brief te vinden, waarin wordt gesproken over
een zekeren «Scotus», ongetwijfeld denzelfden als die van Bullingers
brief. Wij bedoelen een brief van Calvyn aan Viret, dien Laing niet
schijnt gekend te hebben en die uitgegeven is in het Corpus Refor-
matorum 4) en in eene Engelsche vertaling in de Editio Philadelphica ö).
In dezen brief schrijft Calvyn aan Viret, toen predikant te Lausanne:
«Frater hic natione Scotus, quo consilio Tigurum petat, libere, ut
spero, tibi exponet. Ajunt ipsum, sub Rege Eduardo fidelem strenuamque
1) Works, III, p. 335.
3) III, p. 319.
3) Dat bedoelde „Scotus" Goodman zou zijn geweest, zooals Eev. Hastings Kobinson
[Orifjinal Letters relative to tke Mif/lish Heforniatiou) vermoedde (zie Corp. Eeform.), is
onmogelijk, want Goodman was een Engelschman en was ook in dezen tijd nog niet in
Schotland werkzaam geweest; vg. Dictionary of national Bioyrapky, edited by Leslie
Stephen, in voce.
4) C. R. Opera Cahini, vol. XV, 1876, p. 18.
5) Uitgegeven door M. R. Gilchrist te Philadelphia (1858) uit de nalatenschap van Jules
Bonnet, als vervolg van de TSditio JEdinhirgensis (Zie Corp. Ref.).
108
operam ab eo navalam esse, quum docendi mumis obiret. Mihi non
vacavit eum ut optassem escipere. Verum quod nunc officio meo defuit,
iu reditu sarcietur.» Deze brief is gedateerd iu Yiei Corpus Reformato-
rum «7 ealendas Martii 1554.» Volgeus dezen datum zou Kuox dus
deu 23sten E\'ebruari vau Calviju uaar Viret zijn gegaau met dezen
aanbevelingsbrief eu met bet voornemen om vaudaar uaar Zurich te
gaau tot Bulliuger. Deu Februari echter schreef hij, gelijk wij
boven i) zagen, eeu brief van uit Dieppe, hetgeen in dit geval on-
mogelijk wordt. Iu eeue noot bij genoemden datum schrijft echter de
uitgever vau den brief iu het Corpus Reformatorum: «Versio auglica
uescio qua de causa 9 Martii exhibet.» Doch dit geschiedde blijkbaar,
omdat de Engelsche uitgever gelezen heeft: «7 idus Martii 1554». 3)
Eu dit is ongetwijfeld de juiste leziug, want deze datum past volko-
men bij de overige gegevens.
Knox is dus van Dieppe terstond uaar Geuève gereisd, sprak Calviju
daar slechts korten tijd eu ontving vau hem den 9\'i®^ Maart den
boven geciteerden aanbevelingsbrief voor Viret. Hij reisde daarop naar
Lausanne, waar hij Viret en ook Beza S) zal hebbeu ontmoet en met
hem zal hebbeu gesproken over dezelfde kwesties, waarover hij Calvijn
reeds had geraadpleegd. Daarua ging hij naar Zurich, sprak daar
Bulliuger, aan wien hij door Calvijn eveneens aanbevolen was en vau
wien hij schriftelijk antwoord ontving op zijne «Questiones», welk
antwoord Bulliuger iu deu bovengenoemde brief van 26 Maart
aan Calvijn ter inzage zoud. Knox keerde tegelijkertijd weer uaar
Calvijn terug, doch verzocht hem ook toeu geen schriftelijk advies,
hetgeen dezeu wel wat schijnt gehinderd te hebben.
De in het Latijn gestelde «Questiones» waarover Kuox Bulliuger
geraadpleegd had, wareu alle van politiekeu aard, ul: of een kind,
uog te joug om te regeereu, ua zijns vaders dood toch «jure uativitatis»
als eeu wettig magistraatspersoon moet wordeu beschouwd en daarom
«jure divino» moet worden gehoorzaamd; of eene vrouio «jure divino»
over eeu ryk mocht regeeren en ook de heerschappi.j aan haren mau
mocht overdragen; of meu gehoorzaamheid verschuldigd is aau eeu
magistraat, die den afgodendienst handhaaft en deu waren godsdienst
1) Zie boven, bl. 99.
2) Waarschijnlijk heeft het MS. de verkorte schrijfwijze, zoodat men licht cal. kon
lezen in plaats van iel.
.3) Brief van Beza aan Calvijn van uit Lausanne, 10 Maart 1554. C. U. XV, p. 75.
4) Works, III, p. 321—336.
ÎOÔ
verbiedt, en of die overheidspersonen, die nog in het bezit waren vail
steden en vestingen, dat goddelooze geweld van zichzelven en de
hunnen zouden mogen afweren.
Bullingers antwoord hierop luidde aldus : hij moet voor een wettig
koning gehouden worden, «qui secundum leges patrias non iniquas
ordinatus est», zooals b.v. in het geval van Eduard VI ; de womw moet
volgens Grods wet in onderworpenheid zijn en niet heerschen, maar
als eene vrouw, «legibus et ritibns regni permittentibus vel jubentibus»,
als koningin is erkend, dan «pericidosum erit» voor de vromen om
zich tegen politieke verordeningen te verzetten, vooral omdat het
evangelie «haereditarium jus et regnorum leges politicus» niet schynt
af te schaffen en wij ook niet lezen «Philippum jure evangelii deturbasse
Candacem a regno Ethiopiae. En indien de vorstin geene Debora is,
maar eene goddelooze koningin, dan hebben de vromen een voorbeeld te
hunner vertroosting in het geval van Athalia. God zal de onrechtvaardige
regeeringen «suo tempore» omverwerpen «per suos, quos ad hoe
instruit facultatibus, ut olim Jerubbaal et Machabaeos et Joiadas.»
Of zulk eene koningin de heerschappij aan haren man mag over-
dragen, zullen zij het best kunnen beslissen, «qui leges et ritus regni
noverunt.»
Calvijn kon zich blijkbaar met de antwoorden, die Bullinger ge-
geven had, goed vereenigen. Reeds den 2Osten April zond hij aan
Bullinger het volgende antwoord : « Responsum quod Scoto dedisti ego
libenter inspexi. Mecum his de rebus colloquutus erat antequam ad
vos veniret. Ego, ut in sermone familiari, libere exposueram quid
sentirem: non ultra institit, ac ne in reditu quidem petiit quidquam
a me perscribi. Summa porro verborum meorum cum scripto vestro
congruebat. Nam et de hereditaria regnorum successione eodem fere
modo disserui. In altero capite, an evangelium manu armata asse-
rere liceat, nihil prorsus fuit dissidii. De muliebri hnperio sic lo-
quutus sum, quum a legitime naturae ordine abhorreat, inter Dei vin-
dictas numerandum esse. Et tamen hac quoque in parte extraordi-
nariam interdum Dei gratiam fulgere, quia viris socordiam expro-
brans feminas non virili modo sed heroico spiritu praeditas excitât,
sicuti in Debora illustre cernitur exemplum. Verum quamvis nihil
aliud quam mera confusio appareat, nihil me permittere testatus sum
hominibus privatis quam ut gemant. Esse enim gynaecocratiam male
compositam tyrannidi similem, quae ferenda est donee divinitus tol-
latur. Si quis religionis causa exortus fuerit motus, pronunciavi ni-
no
liil mihi videri melius vel tutius quam quiescere quousque peculiaris
vocatio alFulgeat. Peteudum igitur potius a Deo spiritum moderati-
onis et prudentiae, qui in articulo succurrat, quam agitaudas otiosas
disputatioues. Atque in hac parte tractauda fui copiosior, quia iu
rebus turbulentis quantum sibi liceutiae optimi quique iudulgeaut non
iguoro, dum tempestatibus abrepti iu meridie caecutiuut. Beuedictus
sit Dominus qui uon aliter liuguas nostras guberuavit quam si ex
composito res inter nos acta foret.» i)
Zoo had Kuox dau uu den raad der Zwitsersche godgeleerden in-
gewonnen op die puuteu, die ougetwyfeld na zyne vlucht uit Enge-
land by hem voortdurend hoofd en hart hebben bewogen. Dat hy
voldaan was over de antwoorden, die hy had ontvangen, laat zich
met reden betwijfelen. Het is zeker uiet toevallig, dat hij Calviju
niet om een schriftelijk antwoord op de door hem gestelde vragen
verzocht. Bullingers minder scherp geformuleerd antwoord liet iu
elk geval voor iemand als Kuox meer vryheid vau handelen over dau
dat vau Calvyu, hoezeer dau ook beider opinies in deu groud niet
mogen verschild hebben. Dat «homiuibus privatis» niets anders ver-
oorloofd was «quam ut gemant» volgens Calvijn, kau bij Kuox reeds
iu dezen tyd (wij zullen later zieu, dat hij zich ook op dit punt nog
verder heeft ontwikkeld) moeilijk iu goede aarde gevallen ziju. En
dat Calvyu juist by het behandelen van dit puut «copiosior» was,
heeft hem zeker uog veel miuder aangemoedigd een schriftelijk ant-
woord te verlangen.
Nadat Knox dan zijue reis door Zwitserland had volbracht, ging
hij weer terug uaar Dieppe om daar uieuwe berichten in te winneu
aangaande den toestand van Engeland en Schotland. Zoodra hy daar
kwam, schreef hij deu lO^en Mei «An Epistle to his afflicted brethren
in Engeland» eu deu Mei «A comfortable Epistell sente to
the afflicted church of Chryst, exhortyng them to beare hys crosse
wyth pacience.» S) Beide brieven ziju vaak woordelijk gelijk en zullen
dus wel tegelijkertijd verzonden zijn naar verschillende gedeelten van
Eugelaud.
In beide brieven is de toon miuder somber dau in Kuox\' eersten
brief uit Dieppe. Blykbaar heeft zijue reis uaar Genève en. de andere
Zwitsersche gemeenten hem weer meer moed gegeven. Ook voor Engeland,
1) a B. vol. XV, p. 135.
3) III, p. 331—336.
3) III, p. 239—349.
-ocr page 127-althans voor de broeders in Engeland, ziet hij nu de toekomst hoop-
voller in. Het was waarlyk «a comfortable Epistle», die hij hun uu
schreef. Terstond iu deu aauvaug blijkt dit. Hoewel hij nog ernstige
plagen voor Eugelaud vreesde, zoo voegde hij er toch aanstonds bij:
«so can 1 not hut rejoice, knowing that Godis most mercifull provi-
dence is uo less carefull this day over his weake imd feeble servau-
tes iu the Realme of Englande» dau in de dageu die aan de eiudelijke
oplossing van het Joodsche rijk met de verwoesting vau Jerusalem
voorafgingen. Hoe was de toestaud van Christus\' Kerk tusscheu
Zyuen dood en Zijue opstanding, eu vau Zijue opstanding tot de
uitstorting van den H. Geest, en van dieu tijd tot de verwoesting
vau Jeruzalem? Welnu, «thys assuredly is my hope aud expectation,
that like as Chryste Jesus appeared to hys Disciples, when ther was
uothyug iu theyr hearts but auguishe aud desperation: aud like as
he preserved aud multiplied their uomber under the most extreme
persecution: So shall he do to his afflicted flocke within the Realme
of England thys daye, iu spite of all his enemy es».
Deze vergelijking met den toestaud der eerste gemeente wordt dau
verder uitgewerkt. De voornaamste troostgrond is deze, dat evenals
toen zoo ook uu «neyther eau our infirmities uor daylye desperaciou
hinder or let Christ Jesus to returne to us agayue.» Eu voorts
troost hij zichzelven en heu hiermede, dat Gods wraak zekerlyk
komeu zal over huuue onderdrukkers, waut «sufficiently they have
declared the malice of their myudes.» Maar welk soort vau plagen
over hen zulleu komen en «whom God shal appoiute to execute hys
vengeance upon them», dit laat hij over «to his good pleasure and
forther revelation.» Maar laug zal het uiet meer duren.
Voor twee dingen echter hebbeu de broeders op huuue hoede te zijn.
Vooreerst om uiet te ziju «revengers of your awn cause», maar de wraak
aau God over te laten. Eu in de tweede plaats om die blinde, wreede
eu kwaadaardige tyrauuen niet te haten met een vleeschelijkeu haat,
maar vau Christus te leereu om te bidden voor huuue vervolgers.
«Aud note well that I saye, we may uot hate them with a carnal
haired; that is to say, only because they trouble our bodyes; For there
is a spiritual hatred, which David calleth a perfecte hatred, whyche
the Holy Ghoste eugendereth iu the hartes of Godis elects, agaiust
the rebellious contemners of his holy statutes. Aud it is, when we
more lament that God\'s glorye is suppressed, and that Christes flocke
is defrauded of their wholsome foode, than that oure bodies are
llö
persecuted.» Met dezen haat was Jeremia bezield, toen hij bad:
«Laat mij uwe wraak zien over uwe vijanden, o Heer! (Jer. 17 en 18)».
Met dezen haat mogen wij tyrannen haten en ernstig bidden om
hunne ternederwerping, hetzij het koningen of koninginnen, vorsten
of prelaten zijn. Zulke gebeden verhoort God ook, zooals wij zien bij
David, Jeremia en andere profeten, die met hun eigen oogen zagen
de geduchte wraak, die God uitstortte over de wreede tyrannen
hunner dagen. Zulk een wraak zullen ook nu velen, die nu nog
zuchten onder wreede bisschoppen, zelf zien komen «upon the pestilent
Papistes within the Realme of England». Daarom hope men ook
tegen hoop, «for so assuredly as God is immutable, so assuredly shall
he styr up one Jehu or other to execute hys vengeaunce u.ppon these
bloudde-thursty tyrauntes and obstinate idolators.»
Blijkens het boven reeds aangehaalde citaat i) uit dezen brief wilde
Knox nog niet «commit to wrytting», hetgeen hij met de verschillende
Zwitsersche theologen had verhandeld over bepaalde «matters», nl.
zijne politieke «Questiones». De waarschuwing om geen «revengers
of your awn cause» te zijn is blijkbaar eene herinnering aan de
gesprekken met Calvijn en Bullinger, die trouwens in het verband
tamelijk mat klinkt. Later spreekt Knox wel meermalen over de
bedoelde kwesties, doch zonder daarby iets uit zijne gesprekken met
Calvijn en Bullinger erover mee te deelen. Dat Bullinger althans
zich niet beslist tegen allen weerstand verklaard had, was hem vol-
doende om zijne eigene theorie op dit punt verder te gaan ontwikkelen
en in latere geschriften aan te toonen, dat het niet alles «lawful»
was, wat door burgerlyke wetten was vastgesteld, en voorts aan te
wijzen «what may be done with a saif conscience in theis dolorous
dayis.» Voor zoover ons bekend is, zond hij echter ook nimmer het
schriftelijk antwoord van Bullinger aan de broeders in Engeland of
in Schotland over, wel een bewijs, dat ook het kalmeerende, hoewel
minder scherp geformuleerde antwoord van Bullinger al niet veel
meer dan dat van Calvijn Knox zal hebben voldaan, allerminst in zake
de vrouwenregeering. Blijkens zijn brief vestigde hij zijn hoop stellig
op een Jehu, en ook in latere geschriften komt hij daarop telkens
weer terug. Het beeld van Jehu bleef hem steeds voor oogen staan.
Knox schijnt gedurende de maanden Mei, Juui en Juli te Dieppe
gebleven te zijn. Of hij daar gedurende dien tijd predikte, is ons
niet bekend. Hij zal zeker naar eene betrekking gezocht hebben
1) Zie boven, bl. lOG.
-ocr page 129-113
el\'gens op het vasteland, die hij echter pas op het einde van dit jaar
vond door zyne beroeping tot predikant te Frankfort.
Den 20sten Juli schreef hij weer een nieuwen zendbrief naar En-
geland, getiteld «4 faithfull admonition tinto the professours of Gods
truthe in Engeland.» Dit geschrift is eene toepasselijke behande-
ling van de geschiedenis van de verschijning van Jezus aan de dis-
cipelen in den storm. «Videat Anglia> zoo had Knox daarbij in
zijnen bijbel aangeteekend, en vroeger had hij er ook eens in En-
geland over gepreekt. En zoo wil hij dan ook nu de broeders
naar aanleiding van deze geschiedenis troosten in hunnen druk.
Immers juist deze geschiedenis is zoo bijzonder toepasselijk op hen.
Want er blijkt uit, dat God zelden een groot werk doet ter ver-
troosting zijner Kerk, of spoedig daarop komt smart, vrees en moeite
over hen, die God als Zijne dienstknechten heeft gebruikt; «and
also tribulation most commonlye followeth that Churehe where Ghriste
Jesus is moste truely preached.» Na de wonderbai\'e spyziging volgt
de storm op zee.
Wij lezen, dat Christus na het groote wonder zoowel de schare, die
Hij gevoed had, als de discipelen, de uitdeelers van het brood, weg-
zond en hen blootstelde aan beproeving. Waarom? Johannes zegt:
omdat de schare Hem koning wilde maken; dus omdat zy iets
vleeschelijks by Hem zochten, «a worldly and carnal liberty», om hun
dus te toonen, dat zij, die Hem wilden volgen, moesten lijden om
Zijns naams wil. En de discipelen, omdat zy volgens Markus niet
gelet hadden op het wonder met de brooden en dus door lijden beter
onderricht moesten ontvangen.
Zoo was het nu ook in Engeland gegaan «under that electe and
chosen vessel of God to glorye and honour Edward VI», men had
van Christus een aardschen koning willen maken, en daarom zijn zij
nu ook verstrooid. Ook de predikers, de uitdeelers van het brood,
hebben schuld. Knox kent zijn eigen schuld het best en daarom wil
hij alleen zichzelven beschuldigen. Hij heeft niet genoeg gedaan in
die dagen, toen hij aan hongerige zielen het brood mocht uitdeelen,
dat Christus hem zoo overvloedig gaf. Men had toen geklaagd, dat
hij te duidelijk de fouten van ieder in het byzonder aanwees, maar
nu gevoelde hij, dat hij ook daarin nog getrouwer had moeten zijn. Ook
had hij zich niet zoo lang op ééne plaats bij vrienden moeten op-
1) IIT. p, 203—330.
-ocr page 130-iiouden, maar meer op verschillende plaatsen het evangelie moeten
verkondigen.
Ook daarin is die geschiedenis toepasselyk voor Engeland, dat nu
de storm eu de angst der discipelen zooveel langer duurde dau by
dieu anderen storm, toeu Jezus sliep in het schip. Ook vroeger is er
menige storm over Eugelaud heengegaan, maar nooit zoo hevig als
uu. Eerst door de «Syxe Bloudye Articles» i), dan door deu dood vau
Somerset 2). Tegeu wind, veroorzaakt door den duivel, eu voorspoed
hadden elkaar afgewisseld, want men was uog uiet gekomen op het
middeu van de zee. De traussiibstautiatie was met groote kracht in
haar ydelheid blootgelegd door de pen vau «that reverend father in
God, Thomas Cranmer.-» En God gaf het Parlement stoutmoedigheid
eu keuuis om «the rouude clipped God» weg te nemeu eu te bevelen,
dat gewoon brood zou gebruikt wordeu aan de tafel des Heeren, eu
verdere bygeloovige gebruiken af te schaffen, uitgezonderd het knielen.
Toen was het schip midden in de zee, eu toeu stak dau ook plotse-
ling de geweldige storm op met den dood van Eduard VI.
Men moet zich uu ook uiet verwonderen, dat de goddeloozeu,
«wyly Winchester dreaming Duresme ïi\') and bloudy Bouuer» •\'\')
hoewel wetende, dat zij niets vermogen tegeu de waarheid Gods,
nogthans niet ophouden met te woeden tegen Christus eu Zyue
Kerk. Want zy zyu evenzeer onderworpen aau deu duivel, hun vorst
en vader, als de golven der zee onderworpen zyu aan deu wind, die
ze opzweept. Zoo groot is de macht vau deu duivel, die daarom ge-
noemd wordt «de vorst en god dezer wereld, de vorst der duisternis,
die werkt iu de kinderen der ougeloovigheid». Doch ook dit alles kau
de duivel uiet maar werken uaar eigen goedvinden, evenmin als dat
verwekken vau dien storm op zee. Het geschiedt alles slechts ouder
de toelating Gods. En daarin juist vindt Kuox zyu eenigen troost
iu deze dagen by al wat hy uit Engeland hoort. God laat het alles
toe om de vroegere ongehoorzaamheid Zijner kinderen te straffen,
maar nadat Hy zal hebben «corrected us a lytle», zal Hij de ouder-
drukkers «shut up in their caves agaiue.» Maar «the thyrd watch
1) In 1539 uitgevaardigd door Hendrik VIII.
2) Januari 1552.
3) De bisschop van Winchester, Gardiner.
4) De bisschop van Durham, ïonstall, voor wien Knox zijn Vindication mi Mass uit-
sprak. Zie boven. bl. 55.
5) Bonner, bisschop van Londen.
-ocr page 131-115
is not yet ended: Remember that Christe Jesus came not to his Diciples
till it was the fourth watch», i)
God wil, dat eerst de beproevingen zoozeer de overhand nemen,
dat men van niemand hulp verwacht dan van Hem alleen. Hij laat
de vijanden van Zijne uitverkoren Kerk alleen daartoe zoozeer woe-
den, dat hun haat en zonde openbaar worde. Wie had vroeger niet
gehoord van Lady Mary, dat zij ingetogen was en meedogend en
iemand, die Engeland liefhad. Waren zij en hare raadslieden vroeger
gestorven, dan zou hunne boosheid en wreedheid niet zoo duidelijk aan
de wereld openbaar geworden zijn. Want wie zou hebben gedacht,
dat eene vrouw, die zichzelf «the most blessed Virgine» laat noemen,
zoozeer zou dorsten naar het bloed van onschuldigen ? W^ie zou ge-
dacht hebben, dat Maria was «false, dissembling, unconstant, proud,
and a breaker of promyses» ? En nu, is zij niet gebleken te zijn
«an open traitoresse to the Imperiall Crown of England, contrary
to the juste lawes of the Realme, to brynge in a straunger, and make
a proude Spaniarde kynge, 3) to the shame, dishonoure, and destruc-
tion of the nobilitie; to the spoyle from them and theirs of their
honoures, landes, possessions, chief offices and promotions; to the
utter decaye of the treasures, commodities, navie, and fortifications of
the Realme; to the abasyng of the yeomanry, to the slavery of the
communaltie, to the overthrowe of Christianitie and Goddes true re-
ligion; and, finally, to the utter subversion of the whole publieke
estate and common wealth of Englande ? Let Northfolke and Suffolke,
let her owne prornyse and proclamation 3), let her fatheris testament,
let the cytie of London, the auncient lawes and actes of Parliamentes
before established in Englande, be judges betwixte myne accusation
and her most traytourus iniquitie» Wie ziet nu niet in, «that
under an Englyshe name she beareth a Spaniardes herte?» 5) Maar
1) p. 388.
3) Door haar iu Januari 1554 voorgesteld huwelijk met Philips II, dat den 35sten Juli
1554 werd voltrokken, toen tevens bij parlementsacte aan Philips de titel van koning\' van
Engeland werd verleend.
3) Volgens Eoxe, schrijver van een Engelsch martelaarsboek (..Actes and Momunentes"),,
beloofde Maria bij den dood van Eduard VI aan de Protestanten van Suffolk, in ant_
woord op hunne petitie, dat zij de publieke uitoefening\' van den Protestantschen godsdienst
niet zou verhinderen (Laing, III, p, 296, note 1). Knox voegt erbij, dat zij ook beloofd
had aan de inwoners van Norfolk, Suffolk en Londen, dat zij ge3n vreemdeling zou hu
wen. III, p. 296; vg. nog boven, bl. 95,
4) p. 395.
5) p. 396.
-ocr page 132-116
daarom hebben Gardiner en zyne volgelingen het zoo gereedelyk toe-
gelaten, dat een Spanjaard zou heerscheu over Engeland, omdat, even-
als die helsche natie alle audere iu trots eu hoererij overtreft, zij
ook om hunne afgodery en ijdele paapsche en duivelsche ceremoniën
terecht de zouen des bijgeloofs kuuueu genoemd worden. Doch
zoo moeteu dan de zonen des duivels huuue goddeloosheid open-
baren, opdat, als de wraak Gods komt, die uiet zal achterblijveu,
alle tong zal belijden, dat Hij rechtvaardig is iu Zijne gerichteu.
Daarom mogen de tyranneu eeu tijdlang woeden en rykdom eu voor-
spoed genieten.
Teu slotte wijst Knox er op, dat het middel, waardoor Christus
Jezus de vrees der discipelen doen wijken, is Zijn Woord alleen. De
natuurlyke meusch zou iets anders, het eeue of audere groote wonder
gewild hebben tot dadelijke vertroosting. Doch de eerste troost iu
druk is altijd Gods Woord en belofte evenals bij de beproevingen vau
Abraham, Izaak, Jacob, Mozes, David en Paulus.
Daarom hebben ook de geloovigen in Eugelaud thans te bedenken *
dat het Woord -Gods niet alleen datgene is, waardoor hemel en aarde
geschapen ziju, maar ook de kracht Gods tot zaligheid voor eeu
ieder, die gelooft; de heldere lamp voor deu voet vau wie vau nature ?
in duisternis wandelen; het leven voor wie dood ziju door de zoude;
een troost voor dezulken, die iu beproeving zijn; eeu vaste burcht
voor degenen, die zwak zijn; wysheid eu groote zaligheid voor heu,
die het liefhebbeu. Dau zulleu ook zij de stem van huuueu Heiland
vernemen: «Wees welgemoed, Ik ben het, yrees niet.» De uitver-
korenen uu herkennen uiet alleen de stem van huuueu Herder,
maar trachten ook zooals Petrus met ernst haar te gehoorzamen
eu te volgen met gevaar vau huu eigen leven. Want dat is juist
het verschil tusscheu de kinderen Gods eu de verworpenen. Dezeu I
weerstaan altijd Gods gezanten eu hateu Ziju Woord evenals de
Israëliteu, die, tegen het woord vau Jeremia in, naar Egypte giugeu.
Ook vroeger ua deu dood vau Eduard VI daarover sprekende te i
Ammersham, had hij de plagen, die over Eugelaud zouden komeu ^
aangekondigd, ul. de omverwerping van den waren godsdienst eu
het inhalen vau vreemdelingen om over Eugelaud te regeeren. En
nu was het geschied, en evenals bij de Israëlieten zoudeu de plagen
nog erger worden, tenzij zij zich bekeerden.
Wat uu de belofte betreft, is het duidelijk, dat zij, die Gods eeuwige \'
waarheden eu genade verachten, iu huu verdriet geen troost kuuueu
-ocr page 133-117
oiitvaugen vau Gods gezanten en ook hunnen raad, al is die nog zoo
goed, niet kunnen volgen, maar God geeft hen over aan hun eigen
ydelheden tot hun verderf. Daarentegen zij, die eerbied hebben voor
Gods Woord, worden door de macht en kracht daarvan getrokken
om te gelooven, te volgen en te gehoorzamen aan wat God beveelt,
al is het nog zoo in strijd met hun eigen begeerten.
En Gods Woord werkt niet alleen op enkele personen als Abraham,
Mozes, Elia en anderen, maar ook wel op meerderen tegelijk in één
oogenblik, bv. toen de Levieten op Mozes\' woord tegen hun eigen
natuur in 3000 Israëlieten, die zelfs tot hunne nabestaanden behoor-
den, doodden wegens hunne afgodery met het gouden kalf (Ex. 32).
Zoo ook, toen Jeremia de Jeruzalemmers beval tot de Chaldeeën over
te gaan, hetgeen ook was tegen hun eigen natuur in (Jer. 21 en 38).
Voorts toen de Ninevieten op de prediking van Jona en de 3000 bij
Petrus\' eerste prediking zich bekeerden. Uit deze voorbeelden kan men ook
zien, dat Gods Woord «draweth his electe after it, against tvorldlye
appearaunce, agaynst natural affections, and agaynst cyvill statutes
and constitutions», en voorts, dat zij, die Gods gezanten gehoor-
zamen, «never lacketh juste rewarde and recompensation» i).
Ten laatste, wat het einde betreft van Petrus\' daad, moet nog
worden opgemerkt, dat Petrus\' vrees daaruit voortkwam, dat hij
meer zag op de hinderpalen van zijn weg dan op de almacht van
Hem, die hem tot zich geroepen had. Zoo moeten ook de geloovigen
in Engeland nooit vergeten, hoewel de storm hevig is en zij Hem
nu wegens de duisternis niet zien, dat Christus het is, die hun
bevolen heeft tot Hem te komen. Vrees en ongeloof zyn de oorzaken,
waardoor Gods uitverkorenen beginnen zwak te worden en te zinken.
Dit zien wij bij Petrus, om ons te leeren, dat «lyvelye fayth maketh
man bold, and is able to carye us thorowe suche parelles [perils]
as be unscapable [not to be escaped] to nature. But when fayth
beginneth to faynt, then beginneth man to syncke downe in every
daunger»
Het zinken van Petrus, «which was secret knowledge and privie
admonition that he after should denye Christe», diende om hem van
zijn ijdelen trots te genezen, want «such synnes can never be fullye
corrected and reformed tyll they be felte, knowen, and confessed.»
1) p. 313.
■2) p. 315.
118
Het was noodzakelijk, dat hij bij ondervinding de zwakheid van
\'s menschen natuur zou leeren kennen. Als hij die niet had leereu
keuuen, zou tij uiet zulle eeu goede herder voor \'s Heeren kudde ge-
weest zijn, «but he should have bene as presumptuouse a boaster of
his owue streugth as the Papistes are of their free wyll.» Doch het
is voor ous een troost, dat als wij roepeu iu ouze uooden evenals
hij, wij ook verhooriug zulleu vinden.
Maar eindelijk blijkt ous hier ook, dat in Gods uitverkorenen ook
in huu grootste vrees en gevaar overblijft «some smal sparche of
faith», dat zich op de eene of audere wijze openbaart, ook al merkt
de terueergeslagene zelf het uiet terstond. Bij Petrus blijkt het uit
ziju roepeu: «Heere, help mij.» Eu dau wordt ook openbaar, hoe
nabij- God steeds is om te helpen, wie geloovig tot Hem roept.
Dat bewijzen tal vau voorSeeldeu uit de Schrift eu dat hebben dus
ook de broeders iu Eugelaud steeds voor oogeu te houden.
Ook wie door vrees zich heeft laten verleiden Christus te verloochenen
door de mis bij te wonen, vervalle daarom uiet iu wanhoop,
maar smeke veeleer om geuade, bedenkende, dat God allen ouder de
zoude besloten heeft, opdat Hij allen genadig mocht zijn. Doch
daarmede is de afval eu verloochening uiet goedgekeurd. Neeu, dit
geldt alleen huu «that rather offendes by iveakness and infirmitie
then of malice and set purpose». Zij mogen gedachtig ziju, dat zelfs
de discipelen vluchtten en Christus iu huu hart verloochendeu. Eu
toeh werden ook zij niet voor altijd verworpen.
Terecht zegt meu: het geloof was uiet geheel iu heu uitgebluscht,
eu dat is het juist, wat Kuox de bekommerden wil doeu opmerken,
dat uoch vrees, noch gevaar, uoch twijfel, uoch afval «maye utter-
lye destroye and cjueuch the fayth of Goddis elect», maar dat iu heu
altijd nog overblijft «some roote and sparke of faith», ook al gevoe-
len zij het uiet eu kunueu zij het iu hunnen angst niet ouder-
scheideu.
Hoe zal men dau weten, in wie die tuortel des geloofs overblijft
eu iu wie uiet? Men kan uiet over andereu oordeelen, maar ieder
kau gemakkelijk oordeelen over zichzelf. «For the roote of Faith is
of that nature, that long it ivyll not be ydel, but of uecessitie, by
processe of tyme it wyll seude forthe some brauuches that maye be
seue aud feite by the outwarde man, yf it remayue lyvely iu the
herte», evenals bij Petrus, toeu hij iu deu uood begon te roepeu.
RoejDt meu waarlijk zonder huichelary om hulp gelijk Petrus, is meu
119
waarlyk treurende over «the great abhominatious that uow overdo we
the Realme of England», gelooft meu waarlyk, dat Christus de ziel
kau verlossen eu het ook wil volgens Zyne belofte, dau is het eeu
teeken, dat meu niet geheel zonder geloof is. Dau zal God Zyu mach-
tige hand uitstrekken om heu te bevrijden «from the very throte
aud bottome of heil», maar door welke middelen, dat komt huu niet
toe te vragen.
Maar dit wordt vau ons geëischt, dat wij zulke middelen, als God
ons zal aanbieden om de afgodery te vermijden, dau ook zulleu aan-
grijpen, ook al is het, dat zij «partly disagree to our affections.»
Ook zulleu uiet plotseling, en door één eukel middel, alle geloovigen
iu Eugelaud vau de afgoderij wordeu beyrijd. Er ziju verschil-
lende middelen: sommigen zulleu deu marteldood sterven, anderen
als pelgrims weggaan uit hun laud om iu deu vreemde beroofd en
verlaten roud te zwerven, audereu zulleu kuuueu blijven eu gelegen-
heid viudeu om gevoed te wordeu met Gods heilig Woord zouder
huuue kuieëu voor Baal te buigeu.
Biedt God ous eeu of auder middel aau, dat wij het dau uiet
weigeren, wetende, dat Hij duizend middelen heeft om te bevrijden.
Eu daarom roepe meu Hem aan onder belijdenis vau zouden om
Zijue reddende genade. «He shall seude Jehu to execute hys juste
judgemeutes agaiuste ydolatours, and agaiust suche as obstiuatly de-
feudeth them. Jesahel herselfe shall uot escape the veugeauce aud pla-
gues that are prepared for her portion. The flatterers aud the maiu-
teuers of her abhominatious shal drink the cuppe of Goddes wrath with
her.» Eenmaal zal dit zeker geschieden eu daarom hebben zij met ge-
duld de bevi\'ijdiug des Heeren te verbeiden eu iutusscheu zich te wachten
voor alle besmetting met afgodery. «Watche aud praye, resist the
Devel, aud rowe against this vehement tempest». Dau zal de Heer
komeu te hunner vertroosting eu met blijdschap zulleu zij roepeu:
«Ziet, hier is ouze God, wij hebbeu Hem verwacht eu Hij heeft
ous gered.»
Zoo vertroostte Kuox zijue broeders iu Eugelaud temidden vau \\
huuue verdrukkingen. Hij wist het, de Heer zou zeker uitkomst geveu.
Die toou kliukt ook iu deze Admonition voortdurend door eveuals iu
de beide vorige Comfortable Epistles. Het is niet meer de sombere
boetpredikiug, die we iu deu Godly Letter vernamen, toeu Kuox uog
1) p. 339!
-ocr page 136-120
onder\' den onmiddelijken indruk verkeerde van hetgeen zoo juist in
Engeland was geschied. Neen, het zien van den voortgang, dien de
hervorming in Zwitserland en Frankrijk maakte, had hem blijkbaar
meer moed gegeven voor de goede zaak ook in Engeland. Intusschen
is er van invloed van zijne gesprekken met Calvijn en Bullinger
weinig te bespeuren. Integendeel, zijn toon is er eer heftiger op ge-
worden. Zeker droegen de berichten, die Knox uit Engeland ontving,
van telkens nieuwe, hevigere vervolgingen daartoe het hare by. Ook
al wilde hij de middelen, waardoor God verlossing schenken zou, aan
Hem overlaten, toch kon hij niet laten telkens weer aan Jehu te
denken. Zijne overwegend O. Testamentische vorming bracht hem
daartoe, gelijk hij over het geheel het N. T. meer las in het licht van het
Oude dan het Oude in het licht van het Nieuwe, inzonderheid van Luk.
9 : 54—56. Merkwaardig is, dat hij ook in deze Admonition daarop
weer terugkomt. Ook lezen we hier voor het eerst van een gedron- "
gen worden tot gehoorzaamheid aan de woorden van Gods gezanten
ook «agaynst cyviU statutes and constitutions». Calvijn zou deze
woorden zeker met een bedenkelijk gelaat gelezen hebben. Ook droegen
de heftige beschuldigingen tegen Maria en de wraakgebeden tegen de
tyrannen niettegenstaande Knox\' exegese van «perfyt hatred» er zeker
niet toe bij om de geloovigen den indruk te geven, dat hun niets
anders veroorloofd was «quam ut gemant». i) Ook in de latere ge-
schriften van Knox zullen wij zien, dat hij deze lijn steeds meer doortrekt
en zich dus in dit opzicht hoe langer hoe verder van Calvijn verwijdert.
In Augustus of September keerde Knox van Dieppe weer naar
Genève terug om er echter wederom slechts korten tijd te vertoeven.
Den 24®ten September toch ontving hy, te Genève zijnde, eene beroeping
tot predikant van de Engelsche vluchtelingengemeente te Frankfort
am Main Knox nam die beroeping aan en vertrok in October
daarheen om zijne nieuwe bediening te aanvaarden.
Te Frankfort wachtte hem geen aangename werkkring "^j. Kort
1) Vg. boven, bl. 109.
•2) In Juni 1554 waren verschillende Engelsche vluchtelingen te Frankfort aangekomen
en hadden zich daar geconstitueerd tot eene gemeente.
8) Zie een uitvoerig verslag in A hrieff discours o; the Troubles at Frmickford, uitge-
geven zonder naam van den schrijver in 1575, misschien geschreven door Willfain "\\Vhit-
tingham, een van Knox\' collega\'s te Frankfort. Het is uitgegeven door Laing bij de
Works of Knox. vol. IV, p. 9—40. Ook Knox zelf stelde een kort verhaal op alleen van
de gebeurtenissen in Maart 1555, hetgeen echter door hem niet in druk werd gegevin, te
vinden bij Laing, vol. IV, p. 41—49. ^^
121
vóór zijne aankomst tocli ontstond er een tvfist in de gemeente over
de liturgie. De gemeente liad namelijk getracht zich in gemeenschap
te stellen met de audere Engelsche vluchtelingen te Straatsburg eu
te Zurich. Die vau Zurich haddeu hierop echter geantwoord, dat
zij niet uaar Frankfort wildeu kouieu, tenzij zij waarborg hadden,
dat de liturgie vau Eduard VI daar zou worden gebruikt, omdat zij
uiet deu schijn op zich wilden uemeu door verandering der liturgie
huuue Engelsche broeders, die er den marteldood voor stierven, te
veroordeeien. De gemeenteleden vau Frankfort schreven daarop
wederom, dat huu de kerk, welker gebruik zij met de Fransche
vluchtelingengemeente deelden, alleeu op deze voorwaarde door de
overheid was afgestaan, dat zij zich zooveel mogelijk aau de liturgie
vau de Frausciie gemeente zoudeu aansluiten, hetgeen zij daarom ook
hadden gedaan i). De Zurichers wai\'eu echter door dit autwoord
uog niet tevreden gesteld eu schreven weer aan die vau Straatsbui-g,
dat ook zij er bij de Frankfortsche gemeente op zoudeu aandringen,
dat zij toch het door Eduard VI ingevoerde Book of common prayer
zoudea gebruiken.
Juist toen de twi§t ook iu de gemeente zelf al tamelijk hoog
geloopeu was, kwam Kuox te Frankfort aau. Meu besloot Calviju
over de zaak te hooren, en daartoe zoudeu Kuox eu eenige audere
gemeenteleden hem eeue beschrijving iu het Latiju, grootendeels eeue
vertaling, vau het Prayerhook. Calviju trachtte iu zijn autwoord
vau 18 Januari 1555 zooveel mogelijk de beide partijen tot elkander
1) Den Isten Sept. 1554 verscheen de LiPurf/ia Sacra, seu Ritus Ministerii iu Hcclesiu
perer/rinoriwi Francofordiae ad Moentini, geteekend door den Franschen predikant Valerandus
Pollanus en door de ouderlingen der Fransche vluchtelingengemeente benevens door
eenige Engelschen, waaronder Whittingham, „totius Ecclesiae suae nomine." Laing, IY,
p. 145. Deze liturg-ie was met kleine wijzigingen dezelfde als de door Valerandus Pollanus
in 1551 te Londen voor de Fransche vluchtelingengemeente van Straatsburg, die wegens
het Interim vandaar naar Engeland was gevlucht, uitgegevene ^^Liturgia Sacra, seu Ritus
Ministerii in Ecclesia Veregrinorum profugormi propter Fhjangelium Christi Argentinae",
waarin Pollanus eenvoudig de reeds sinds jaren in de gemeente bestaande gebruiken
■weergaf, verklarende ,,ne verbum quidem a me effingi, sed quasi interpretern ea tantum
fidelissime narrare, quae ibi geruntur", welke liturgie dus misschien nog teruggebracht
moet worden tot de door Calvijn in 1539 aan de Straatsburgsche Fransche vluchtelingen-
gemeente gegevene kerkordening. Vg. Dr. J. W. F. Gobius du Sart, De geschiedenis
\'can de liturgische geschriften der Ned. Herv. Kerk op nieuw onderzocht. Utrecht 1886, p.
46 sq. De Frankfortsche kerkordening van 1554, die voor een groot deel letterlijk gelijk
is aan de GenÊefsche .,.f?ornie des Prieres et chanti ecclesiastiques etc." van 1543, is uitge-
geven door Eichter, Fvangelische Kirchenordnimgen des 16en Jahrhunderts, Weimar 1846,
II, S. 149 sq.
122
te brengen. Hun twist heeft hem zeer bedroefd. Wat liem betreft,
«in rebus mediis, ut sunt externi ritus, facilem me ac flexibilem
praebeo», maar daarom acht hy het toch nog niet altyd nuttig
«stultae eorum morositati, qiri nihil de consuetudine sua remittunt,
obsequi.» Hy heeft in de Anglicaansche liturgie, zooals men hem
die heeft beschreven, «multas tolerabiles ineptias» gevonden. In den
beginne mag men die onzuiverheden wel dragen, maar later moet men
toch naar verbetering trachten. En nu men geroepen wordt ergens
anders eene Kerk in te richten en men vrij is om die vorm te kie-
zen, die het meest dient tot opbouwing der gemeente, nu begrijpt hij
niet «quid sibi velint, quos faecis Papisticae reliquiae tantopere de-
lectant». Zoo te hangen aan wat men gewoon is, is kinderachtig en
dwaas, maar aan den anderen kant moet men ook tegenover de zwak-
heid van sommigen niet «idtra modum rigidi» willen zijn. En wat
het gerucht in Engeland betreft, alsof zij afgevallen zouden zijn, dat
behoeven zij niet te vreezen, want veel meer zullen hunne vrienden
in Engeland daardoor den diepen afgrond zien, waarin zij zijn ge-
raakt, wanneer zij de vluchtelingen zien «progredi ultra medium cur-
sum», waarvan zij zijn teruggevallen, i)
Dit schryven van Calvyn maakte zooveel indruk, dat men besloot
althans naar verzoening te trachten. Eene commissie werd daarom
benoemd, die eene nieuwe liturgie zou opstellen, bestaande uit Knox,
Whittingham, Gilby, Poxe en Cole. Deze commissie stelde op de
later zoo genoemde Order of Geneva. 3) Deze Order vond echter
zooveel tegenstand, dat men besloot haar niet aan te nemen, maar
eene nieuwe commissie te benoemen, bestaande uit Knox, Whitting-
ham, Parry en Lever. Aan deze commissie gelukte het eindelyk eene
Order op te stellen, waarmede ten slotte beide partijen genoegen na-
men en waarin men met verwijdering van sommige gedeelten, die
den meesten aanstoot gaven, zich zoo nauw mogelyk aan het Prayer-
book aansloot. Tevens werd besloten met toestemming der geheele
gemeente, dat deze Order tot het einde van April zou worden ge-
volgd, en dat, als er in dien tusschentijd eenig verschil mocht rijzen,
dit zou worden beslist door vijf geleerde mannen, nl. Calvyn, Mus-
culus, Martyr, Bullinger en Viret.
Zoo was dan nu de vrede in de gemeente weer hersteld en tot
1) IV, p. 51—53.
■2) Deze Order werd nl. later door Knox gebruikt iu zijne gemeente te Genève.
-ocr page 139-123
teeken van de algemeene verzoening vrerd aanstonds liet avondmaal
O O
gevierd volgens de nu vastgestelde Order. Niet lang ecliter duurde
de eensgezindheid. Den 13den Maart toch kwamen weer vele vluch-
telingen uit Eugelaud onder leiding vau Dr. Coxe, den vroegeren
leermeester van Eduard VI, iu Frankfort aau. Zoodra de uieuw aan-
gekomeuen de godsdienstoefening der Frankfortsche gemeente bij-
woonden, begonnen zij reeds aanstonds den dienst te storen door tel-
kens op de woorden vau den predikant de gebruikelijke antwoorden
vau het Prayerbook, die meu iu Frankfort geschrapt had, te lateu
hooreu. Toeu de ouderlingen der gemeente heu daarover berispten,
antwoordden zij eenvoudig, «that they woulde do as they had doue iu
Englande, aud that they would have the face of au English churche.»
Den volgenden Zondagmorgen beklom zelfs één vau Coxe\'s partij
buiten medeweten vau de gemeente deu kausel en las de litanie, ter-
wijl Coxe c. s. antwoordden. Hiermede was dus de verordening,
waaromtrent men overeeugekomeu was, geschonden. Kuox, die juist
dien middag moest preekeu, hield natuurlijk eeue ernstige rede tegeu
het drijven vau de partij vau Coxe, waarbij hij tevens er deu nadruk
op legde, «that amouge many thiuges whiche provoked God\'s auger
agaiuste Euglaude, slacknes to reforrne Religion (wheu tyme and place
was grauuted) was oue» i). En als sommigen beweerden, dat er iu
de Engelsche Kerk niets was overgebleven, dat hervorming behoefde,
dan zou hij het tegendeel bewijzen the ivante of Discipline» eu
de moeilijkheden, die Mr. Hooper had te verduren gehad, eu ver-
schillende andere-zaken in het Prayerbook, alsook het geven van meer
dan ééne beneficie aan ééuen persoon. Deze preek gaf veel ergernis
aau de tegenpartij, «especially to suche as had mauy li vinges iu
Englande».
Den volgenden Dinsdag zou de zaak uitvoerig besproken wor-
deu iu eeue algemeeue vergadering vau de geheele gemeente.
Coxe c. s. drongen erop aau ook als gemeenteleden toegelaten
te worden. Veleu echter waren er tegen, omdat zij uog uiet de
artikelen, die op de tucht betrekking haddeu, hadden onderteekeud,
eu omdat sommigen zich iu Engeland haddeu gecompromitteerd door
ter mis te gaau, en ook omdat meu eerst de twistzaak wilde beslist
hebbeu. Op aandringen vau Knox echter werd huu ten slotte toch
stemrecht gegeveu gelijk de andereu. Doch toeu zij zoover wareu,
1) IV, p. 33,
-ocr page 140-124
overstemden zij met hunne andere begunstigers de partij van Knox
geheel, en verboden hem zelfs te prediken en zich verder met de
zaken der gemeente in te laten.
Dit wekte natuurlijk heftige toorn op bij een groot deel der ge-
meente. Whittingham deed zijn beklag over het gebeurde bij één
der leden van den Frankfortschen Senaat, die bewerkt had, dat hun
de kerk voor hunne godsdienstoefeningen was afgestaan. Na vele
onderhandelingen beval ten slotte de Senaat, dat men zich geheel zou
conformeeren naar de liturgie der Fransche vluchtelingengemeente.
Coxe e. s. onderwierpen zich nu en zoo werd dus die liturgie ingevoerd.
Intusschen zat echter de pai\'tij van Coxe niet stil, maar bleef zinnen
op middelen om Knox uit Frankfort te verdrijven «to the ende they
might withe more ease attaine the thinge whiche they so gredely
sought, whiche was the placinge of their Booke» i). Men ontzag zich
niet daartoe zelfs van het lage middel gebruik te maken om Knox
aan te klagen bij den magistraat wegens den heftigen toon, waarop
hij zich in zijne «Admonition\'» had uitgelaten over den Keizer, zijnen
zoon Philips II, en Maria, Engelands koningin. 2) De Senaat, die
Knox niet wilde veroordeelen maar toch ook eene aanklacht «Laesae
Majestatis Imperatoriae» niet ter zijde durfde leggen, temeer daar juist
in Augsburg rijksdag werd gehouden, liet daai-op Knox in stilte
weten, dat hij ter voorkoming van moeilijkheden wel zou doen Frank-
fort te verlaten.
Den 25sten Maart nam Knox te zijnen huize van de hem trouw
gebleven gemeenteleden afscheid en vertrok den volgenden dag naar
Genève. Eenige dagen later, den ö^en April, richtte Coxe een schrijven
tot Calvijn, waarin hy hem op apologetische wijze een en ander
meedeelde van wat er in de gemeente was geschied, tevens zyne ver-
ontschuldigingen aanbiedende, dat hij hem pas zoo laat schreef, «when
the matter is altogether brought to a termination» 3). In zijn^antwoord
op dit schrijven, hoewel weer in den gewonen bezadigden toon ge-
steld, laat Calvijn toch niet na hen ernstig over hun drijven te onder-
houden. Terwijl hij de eene partij had aangeraden wat toe te geven,
«so it offended me that there was nothinge graunted or relented on
your partes.» Maar inzonderheid geeft hij zijn misnoegen te kennen
i) p. 88.
3) Vooral baseerde men zijne aanklacht oj) de zinsnede: ,,Suche as the Emperour, «y/jicA
is no lesse ennemie iinto Christe then ever tvas S\'ero\'\'. III, p. 308. Zie boven, bl. 9é.
3) IV, p. 55.
-ocr page 141-125
over hunne ergerlyke beliandeling van Knox: «But eertenly, this one
thinge I cannot keepe secret, that Mr. Knox ivas, in my judgement,
nether godly nor brotherly dealt ivithall; if he were accused by the
subtill suggestion of certeine, it had byn better for them to have
taried still in their owne lande, then unjustly to have brought into
farr countries the fierbrande of crueltie, to set on Her those that
woulde not be kindled.» i)
Nadat Knox eenmaal verwijderd was, slaagde de partij van Coxe
er hoe langer hoe meer in allerlei hervormingen in haren geest in
de Frankfortsche gemeente in te voeren. Vooreerst werd de «Order
of Discipline» afgeschaft, zonder dat men er een nieuwe voor in de
plaats stelde. En ten slotte, in Augustus 1555, Avist Coxe zelfs van
de overheid vergunning te verkrijgen om het Prayerbook in te
voeren. Nu was voor de andere partij de maat vol gemeten, en zij
besloten zich uit Frankfort terug te trekken. Een gedeelte ging onder
leiding van Foxe naar Bazel en een gedeelte begaf zich naar Genève,
waar zij zich den l^ten November als gemeente constitueerden en
Knox en Goodman, een collega van Knox iiit Frankfort, tot predi-
kanten verkozen, terwijl Gilby, ook één der Frankfortsche vluchtelingen,
voor Knox, die juist eene reis naar Schotland had ondernomen,
intusschen den dienst zou vervullen.
Reeds vroeger echter, aanstonds na Knox\' vertrek uit Frankfort,
zyn hem verschillende gemeenteleden gevolgd. Reeds den Juni
toch verzocht Calvijn den raad van Genève om eene kerk ten gebruike
der Engelschen af te staan. Dit verzoek werd den 24sten October
herhaald, nadat tengevolge van Coxe\'s maatregelen te Frankfort in
September met Goodman en Whittingham weer vele Frankfortsche
gemeenteleden waren aangekomen. Daarop werd hun tezamen met
de Italiaansche vluchtelingen eene kerk in gebruik gegeven 3). In
dien tusschentijd echter, vóórdat de vluchtelingen zich nog als ge-
meente hadden geconstitueerd, heeft Knox hen waarschijnlijk reeds
als hun prediker gediend.
Het scheen wel, alsof nu eindelyk voor Knox eens een meer rustige
tijd zou aanbreken. Met een zekeren tegenzin toch en niet dan op
1) Vertaling\' volgens ,.A irief Diseonrs." Laing, IV. p. 59.
3) Schrijver van een Engelsch martelaarsboek ,,Actes and Mnnmnentes"
3) Laing, VI, Preface, p. XXXIV. Vg. ook Roget, Histoire du peuple de Genève,
Genève 1871—1881. tome IV. p. 338.
126
tet sterke aandringen van Calvyn. liad hij het vorige jaar de beroeping
naar Frankfort aangenomen. En nu was hij dan weer iu het voor
hem zoo begeerlijke Geuève terug, waar zich thans een geschikte
werkkring voor hem opende, terwijl hij tevens gelegenheid zou viudeu
door persoonlijkeu omgang met deu grooteu mau, dieu hij reeds zoo
laug als zijn leermeester vereerde, en door steeds meerdere studie
vau zijue geschriften en vau die der andere hervormers zichzelven
te vormen. De tijd van rustige Schriftstudie aan de haud der
hervormers, inzonderheid van Calviju, waarnaar hij iu St. Andrews
reeds had verlangd scheen uu voor hem gekomeu. Op bijna vijftig-
jarigen leeftijd zette hij zich uog met jeugdigen ijver aan de studie
van het Hebreeuwsch om toch maar het hem zoo dierbare O. T. iu
het oorspronkelijke te kuuueu lezeu.
Kuox kwam te Geuève, toeu Calviju er juist in ziju volle kracht
was. Toen hij het vorige jaar voor het eerst Calviju had ontmoet,
was juist de strijd uog haugeude over het excommuuicatierecht iu de
zaak van Berthelier, wieu mgu het avondmaal had ontzegd, doch die
vau deze uitspraak vau het cousistoire iu appel gekomeu was bij de
overheid. Nog was meu ouder den indruk vau het proces tegeu
Servet, die den S^en September 1553 op deu brandstapel was ge-
storven. De discussie uaar aanleiding hiervan over het recht om
ketters te doodeu was zeer levendig. Iu Februari 1554 verscheen
Calvijns «Defensio orthodoxae fidei de Trinilate adversus prodigiosos
errores M. Serveti; ubi doceter jure gladii coërcendos esse haereticos».
Iu Maart zag vau tegenovergestelde zijde het licht: «De haeretieis
an sint persequendi» door Martiuus Bellius, eeu pseudonym. Daarop
werd weer in vSeptember geantwoord door Beza met ziju «De fu-
niendis haeretieis». Iutusscheu wareu in Februari 1554 de voor
Calviju over het algemeeu gunstige antwoorden ingekomen van de
verschillende Zwitsersche Kerken in zake het excommuuicatierecht.
Iu Octoher verzoende Berthelier zich weer met net cousistoire. Eu
eindelijk werd in Jauuari 1555 de strijd over het excommuuicatie-
recht door deu raad der tweehonderd geheel teu gunste vau Calviju
beslist 2), terwijl in Februari dit alles uog werd bekroond door de
verkiezingen voor den raad, waarbij de Calvinistische partij de over-
winning behaalde.
Toen Kuox dus in Maart 1555 weer te Geuève kwam, voud hij er
1) Zie boven, bl. 30.
2) Roget, Histoire du prnple de Geuève, IV, p. 187 sq.
-ocr page 143-127
Calvijn op liet toppunt vau zijne maclit. Nog slecits ééue over-
winning eu cle tegenstand vau de auti-calviuistische partij te Geuève
was voor goed gebroken. Die overwiuuiug viel juist iu den tijd,
toen Kuox te Geuève vertoefde. Zij voud plaats tengevolge van
het oproer vau 16 Mei, veroorzaakt door de partij vau Ami
Perriu, eerst eeu begunstiger vau Calvyu, maar in deze dagen
ziju heftigste tegenstander. Dit oproer mislukte geheel. Veleu
werden gevangen genomen en iu de uiterst gestrenge processen, die
volgden, veroordeeld, terwijl vele anderen eeu schuilplaats zochteu op
het grondgebied vau Bern, zoodat vau dieu tijd af aan de anti-
calvinistische partij te Genève voor goed was teu ouder gebracht i).
Zoo was dan uu ua langen, vaak heftigen strijd in Geuève de
reformatie geheel in deu geest van Calviju doorgezet. Hij had uiet
alleeu de rechten der Kerk tegenover de overheid weten te handhaven,
maar ook thans bestoud die overheid zelf uit mauueu, die geheel iu
zijueu geest weuschteu te regeeren. Eu de tegenpartij, die hem zoo
menigmaal bij zijue plannen belemmerend was iu deu weg ^getreden,
was nu tot eeu minimum gereduceerd, waarvan hij uiets meer te
duchten had. Welk eeu verschil tusscheu het Geuève vau 1538, dat
Calvyu uitdreef, en het Genève vau 1555, dat hem eerde als ziju
eersten burger! Eu waarlijk niet alleeu een uiterlyk, maar ook een
innerlijk verschil tusscheu het losbandige, lichtzinnige, zedelooze
Geuève van 1538 en dat van 1555, dat toch uit eigen vrye keuze
Calvijns geestverwanten op het kussen bracht, terwyl zij Avisteu, dat
ouder Calvijns régime de zonde zeker nimmer licht zou geacht wor-
deu ! Hier had Schotlands toekomstige reformator voorwaar eeu school,
waarin hij leereu kou, wat reformeeren was.
Geen wonder, dat Kuox verlangde biuueu de muren vau dit hem
zoo syuipathieke gereformeerde Geuève eenigen tijd rustig zich aan
zijue studiën te kunnen wijden. Na de kleingeestige kibbelarijen te
Frankfort met heu, die uog zoo aau die «reliquiae faecis Papisticae»
1) E,og-et, Sistoire du, peuple de Genève, IV, p. 367. „Au fond, cette, éohauffourée [du
16 mai] qui n\'avait pas duré beaucoup plus d\'une heure, si elle avait été très-bruyante,
n\'avait causé de dommages sérieux à personne et semblait ne laisser ni vainqueurs ni
vaincus. Des émeutes bien plus terribles sont consignées dans les annales de Genève. Ce.
pendant il est certain quil n y a pas d\'événement dans l\'histoire intérieure de notre cité,
rpii ait entraîné des conséquences aussi graves et aussi étendues. Le parti gouvernemental
trouva dans la bagarre du 16 mai l\'occasion de démolir ses adversaires, et dès le lendemain
il procédait d\'une main impitoyable à cette œuvre d\'extirpation que devait couronner un
succès complet."
128
gehecht waren, en na de smadelijke behandehng, die hij van hunnen
kant had moeten ondervinden, was dit verblijf in de stad van Cal-
vyn een ware weldaad voor hem. Niet laug echter kon hij ervan
genieten. Nog slechts enkele maanden was hij te Genève, of er kwamen
brieven, waarin hij met aandrang werd verzocht om toch zijn vader-
land te komen bezoeken. Wij kunnen ons voorstellen, dat hij nie^
zonder stryd aan die uitnoodiging gehoor gaf. Inzonderheid Mrs.
Bowes, aan wie hij, zooals we reeds zagen, zeer gehecht was, drong
er sterk bij hein op aan, dat hij toch zou overkomen, l^en slotte be-
sloot hij dan ook te gaan, hoewel blijkbaar niet zonder aarzeling.
«Albeit my jurney toward Scotland, belovit Mother», zoo schreef hij
later van uit Schotland aan Mrs. Bowes, «was maist contrarions to
my awn judgement, befoir I did interpryse the same, yit this day I
prais God for thame wha was the cause esternall of my resort to
theis quarteris; that is, I prais God in yow, and for yow, whome
he maid the instrument to draw me frame the den of my awin ease
[yow allaïie did draw me frome the rest of quyet studie) to contem-
plât and behald the fervent thrist of oure brethrene, nyght and day
sobbing and gronyng for the breid of lyfe.» i).
In Augustus begaf hij zich op reis en kwam in Schotland aan
«in the end of the harvest»
1) IV, p. 317.
3) I [History of the reformation), p. 345.
-ocr page 145-HOOFDSTUK HI.
Tweede optpeden van Knox in Schotland,
Voortgang der reformatie.
In Schotland waren na de inname van het kasteel van St. Andrews
in 1547 voor de hervormingsgezinden treurige jaren gevolgd. Tot
hen, die met de galeien gevankelijk waren weggevoerd, behoorden
mede de aanzienlykste en ijverigste Protestanten. De positie van de
in Schotland overgebleven Protestanten was na de nederlaag van de
mannen van St. Andrews zoo ongunstig mogelijk. De clerus trachtte
natuurlijk van zijne overwinning gebruik te maken tot eene zoo mo-
gelijk algeheele onderdrukking der ketterij. Daar intusschen Enge-
land met de troonsbeklimming van Eduard VI voor alle verdrukte
Protestanten eene veilige schuilplaats bood, namen velen van de meest
beslisten daarheen de wijk, zoodat het in de eerstvolgende jaren wel
scheen, alsof de reformatorische beweging in Schotland langzamerhand
hare volkomene uitdooving naderde. Daarbij kwam, dat spoedig we-
derom de oorlog met Engeland de gemeenschappelijke inspanning van
alle krachten in Schotland eischte. Kort na de overgave van St.
Andrews toch rukte een Engelsch leger Schotland binnen en legerde
zich in de nabyheid van Preston, daar Somerset aan den Schotschen
adel eenige voorstellen wilde doen betreffende de vroeger gegevene
belofte 1) aangaande een toekomstig huwelijk tusschen Maria Stuart
en Eduard VI. Toen deze onderhandelingen mislukten mede volgens
Knox door het achterhouden van een brief door den bisschop van
St. Andrews, rukte het Engelsche leger op Leith aan. Bij Pinkey
Cleugh kwam het den lO^eii September 1547 tot een treffen, waarby
de Schotten eene geduchte nederlaag leden, terwijl er aan hunne zijde
10.000 man sneuvelden. Plunderend trokken de Engelschen daarop
1) Worka of Knox, I [Ilisto\'i-ij of the TefoTMCitio\'/i). p. 209. Zie ook boven, bl. 13.
9
-ocr page 146-130
terug\', terwijl zij verscliilleude sterke punteu bezet bleven houdeu,
zelfs bet geheel noordelijk gelegen Broughty Craig, een fort iu de
nabijheid vau Dundee, vauwaaruit zij deze stad voortdurend bleven
bestoken.
Het gevolg van den noodlottigen slag bij Piukey-Cleugh was, dat
weer voor laugeu tijd alle toenadering tusschen Schotland en Euge-
laud was afgesneden terwijl daarentegen de band met den oudeu
bondgenoot Frankrijk er weer des te vaster door werd. Daar zat
meu dan ook niet stil. Zoodra meu er hoorfle van de verliezen,
door de Schotten bij Piukey-Cleugh geleden, werd eeue vloot uitge-
rust, die het volgeud jaar iu Schotland aankwam. Ook van Fransche
zijde kwam meu uu met dezelfde voorstellen als vroeger vau Engelsche
zijde, meu wilde uamelyk, dat Maria Stuart de toekomstige bruid
zou ziju voor den Frauschen Dauphiu. En nu, uog ouder deu indruk
huuuer nederlaag tegenover de Engelscheu, betooudeu de Schotten
zich meer bereidwillig, eu deu Juli 1548 werd in de abdij vau
Haddington een Parlement gehouden, waariu door de drie steudeu
des lauds een besluit in genoemden ziu werd genomen, tevens in-
houdende, dat de jeugdige koningin terstond naar Frankrijk zou
worden gevoerd wegens het gevaar, waariu zij zich bevond door de
telkens herhaalde invallen der Eugelscheu 3). Dit geschiedde dau
ook eu op het einde van Juli reeds werd Maria Stuart uaar Frankrijk
overgebracht, «to the end that iu hir youth she should dryuk of
that lycour, that should remaue with hir all hir lyfetyme, for a
plague to this realme, and for hir finall destructiouu» s).
Nadat uog gedurende eeuigeu tijd de oorlog zonder veel kracht werd
gevoerd, vooral van Fransche zijde, daar zij nu toch «had gottiu the
bone for the which the dog barked», werd teu laatste, deu 24sten Maart
1550, eeu vredesverdrag gesloten tusschen Engeland, Frankrijk eu
Schotland. Daarop begaf de kouiugin-moeder, Maria Guise, zich
naar Frankrijk om hare dochter te bezoeken met velen vau de
voornaamste edelen in haar gevolg. Ruim eeu jaar bleef zij aan het
Fransche hof eu maakte zich dien tijd ten uutte om te intrigeereu
tegen den regeut, den graaf vau Arrau, nu hertog van Chatelherault,
zoodat zij later zelf het regentschap in handen kreeg. Op hare
1) Zie boven, bl. 50, noot 4.
2) Zoodra het verdrag was geteekend, werd de regent door den Franschen koning tot
hertog\' van Chatelherault gemaakt.
3) JForh of Knox, I, p. 218.
-ocr page 147-131
terugreis, in October 1551, bezocht zij het hof van Eduard VI en
werd door hem hristerrijk en vriendschappelijk ontvangen.
Reeds aanstonds na haren terugkeer schijnt zij eene meer ver-
draagzame politiek tegenover hare Protestantschgezinde onderdanen
te zijn gevolgd om alzoo tegenover den regent meer invloed te krijgen.
Terwijl toch in 1548 nog verschillende Protestanten waren verbannen,
werden in Juli 1550 verschillende gevangenen van St. Andrews in
Frankrijk losgelaten, terwijl hun ook vergund werd naar hun vader-
land terug te keeren, «in hatterent [hatred] of the Duke», zooals Knox
er bjj voegt. Intusschen stierf in datzelfde jaar Adam Wallace, een
Protestant, tijdens hare afwezigheid als een slachtoffer van den haat
van den clerus in Schotland op den brandstapel. Van andere mar-
telaars lezen we echter in deze jaren niet. Voor het oppervlakkige
oog scheen de reformatorische beweging welhaast haar einde te naderen,
zoodat zelfs een provinciaal concilie van den clerus in 1551 zich
er op beroemde, dat de ketterij, «which had formerly spread through
the kingdom, was now repressed, and almost extinguished.»
Ook de clerus was namelijk sinds de gebeurtenissen te St. Andrews
er op bedacht geweest althans iets te doen ter hervorming van die
misbruiken, waarvoor de oogen nu waren open gegaan, om tevens
alzoo te zekerder de nieuwe ketterij te onderdrukken. In November
1549 was daartoe in Edinburg een provinciaal concilie gehouden
«for the reformation of the church and the extirpation of heresy» s),
in 1551 en 1552 nog door twee andere concilies gevolgd. Verschil-
lende bepalingen, o. a. aangaande het preeken en zelfs het invoeren
van een voor het volk verstaanbareii Catechismus, werden wel ge-
maakt, maar niet of zeer gebrekkig uitgevoerd. Het waren meer
reformatorische maatregelen in naam dan inderdaad, zoodat feitelijk
alles bij het oude bleef.
Intusschen zou het weldra blijken, dat de eens met zooveel kracht
opwakende reformatorische beweging toch nog niet gansch was inge-
sluimerd en dat de woorden van het concilie van 1551 slechts ijdele
grootspraak bevatten. Zoodra men begon te bemerken, dat de koningin-
moeder toonde eene meer verdraagzame houding tegenover reforma-
torisch-gezinden aan te willen nemen, openbaarde het zich wel, dat
1) I. p. 233.
3) Wilkins, Concilia, IV, p. 72 (aangehaald bij M\'Crie, Life of Knox, I, p. 107).
3) Wilkins, Concilia, IV, p. 46 (aangehaald bij M\'Crie, 1. c.\' I. p. 163).
4) Zie hierover M\'Crie. 1. c. note X en Y.
-ocr page 148-ei\' nog altyd yelen waren in Schotland, in wier hart de nieuwe leer
onuitroeibare wortels had geschoten. Inzonderheid echter de troons-
bestijging van Maria, die voor de Engelsche Protestanten zoo nood-
lottig werd, kwam Schotland teu goede. Veleu, die tijdens Eduard
VI uaar Engeland wareu gevlucht, keerden nu terug. Ook van elders
kwamen uu de vluchtelingen weer terug naar hun vaderland op het
gerucht vau de meer verdraagzame houding, die Maria Guise, inzon-
derheid toen het haar iu April 1554 gelukt was den hertog van
Ohatelherault uit het regentschap te verdringen en zelf regentes te
worden, scheen te willen aannemen tegenover de Protestanten.
Vooral William Harlow, een Edinburger, die in 1554 uit En-
geland terugkeerde, begon met veel stoutmoedigheid te prediken. Ook
John Willock i), toen te Emden vertoevende, maakte vau daaruit eene
verkenningsreis naar Schotland in 1555, daarna weer in 1556, om ein-
delyk iu 1558 voor goed uaar Schotland te komen. Zoodra de predi-
kers wat meer vryheid kregen, begon ook aanstonds de beweging-
weer meer het hoofd op te steken. Op allerlei plaatsen begon men
weer als vau ouds zich te verzamelen om den eenen of andereu pre-
diker te hooren. De punten in kwestie werden weer druk besproken,
de bijbel en andere verboden boeken, uu oogluikend toegelaten, werden
■weer ijverig gelezen. Ougetwyfeld was het mede het gerucht vau de weer
oplevende reformatorische beweging iu Schotland, dat ook Knox in
1555 deed besluiten zyu vaderland te gaan bezoeken.
Natuurlyk werd Kuox in Schotland door de hervormingsgezinden
met open armen ontvangen. Na eerst Mrs. Bowes te Berwick te
hebben bezocht, ging hij uaar Edinburg eu nam daar zijn intrek bij eeu
zekeren James Syme, in wiens huis hij het eerst, hoewel nog in zeer
beperkten kring en zeer iu het geheim, het evangelie bracht om
straks op andere plaatsen voor steeds grootere scharen te prediken.
Uit eeu paar zijner brieven uit den tijd van zyu bezoek iu Schotland,
die ous zijn bewaard gebleven, kunnen we eenig denkbeeld krijgen
van zijne werkzaamheid en van de blijdschap, die zijn hart vervulde,
toen hij zag welk eeu vurig verlangen velen in zyn vaderland be-
zielde om toch het evangelie te hooren. Iu den boven reeds aange-
haalden brief aan Mrs. Bowes vau 4 November 1555 schrijft hij nog:
«Gif I had not sene it with my eyis iu my awn contrey, I culd not
have believit it. I praysit God wheu I was with yow, perceaving
1) Zie boven, bl, 50.
-ocr page 149-133
tliat in the middis of Sodome, God had ma Lottis than one, and ma
faithfull dochtej\'is than tua. But the fervencie heir doith fer exceid all
utheris that I have sene; and thairfoir ye sail paeientlie heir, althocht
I spend heir yit sum dayis; for depart I can not, unto sic tyme as
God quenche thair thrist a littill. Yea, Mother, thair fervencie doith
sa ravische me, that I can not but accuse and condemp my sleuth-
full coldnes. God grant thame thair hartis desyre!» i)
En in een anderen brief, die, hoewel ongedateerd, ongetwijfeld tot
dezen zelfden tijd van Knox\' verblijf in Schotland behoort, schrijft
hij met een geliefkoosd krijgshaftig beeld: «The trumpet Ijlew the
ald sound thrie dayis together, till privat houssis of indifferent
largenes culd not conteane the voice of it. God for Chryst his Sonis
sake grant me to be myndfull that the sobbis of mij hart hath not bene
in vane, nor neglectit in the presence of his Majestie. O! sueit
war the death that suld follow sic fourtie dayis in Edinbrugh, as
heir I have had thrie.» 3)
In den eersten tijd van zijn verblijf te Edinburg by James Syme
sprak Knox natuurlijk nog maar voor een zeer beperkten kring,
opdat het niet te veel gerucht zou geven in de stad. Doch toen hij
daarna op eene reis door Schotland verschillende meer afgelegen streken
bezocht, had hij meer gelegenheid om velen ond3r zijn gehoor te ver-
zamelen. Nadat hij in Edinburg met verschillende van de voornaamste
hervormingsgezinden had gesproken, werd hy door hen verzocht op
hunne verschillende landgoederen te komen om daar te prediken.
Erskine of Dun noodigde hem het eerst uit tot zulk een bezoek op
zijn landgoed Dun in het graafschap Angus, dicht in de nabyheid
van Montrose, waar door hem vroeger eene school was gesticht. 3)
Nadat Knox aldaar ongeveer een maand had vertoefd, begaf hij zich
naar Calder-house, een landgoed in West-Lothian, de provincie, waarin
Edinburg was gelegen.
Dit verblyf van Knox te Calder-house was vooral daarom merk-
waardig, omdat hij by die gelegenheid o.a. den graaf van Argyle
en diens zoon Lord Lorne, en ook James Stuart, den halven broeder
van Maria Stuart, die later als graaf van Murray zoo beroemd
is geworden in de geschiedenis der Schotsche reformatie, ontmoette.
1) JForkS; IV, IJ. 317.
■2, IV, p. 318.
3) Zie boven, bl. 15.
134
Knox deelt ons mede, dat zij zijne leer niet alleen goedkeurden,
maar ook «wished it to have bein publict,» zoodat we wel
kunneu vermoeden, dat toeu reeds meuig woord tusschen deze
mannen zal ziju gewisseld over de mogelijkheid eener besliste door-
zetting der reformatie en over de wegen, die daartoe moesteu wor-
deu ingeslagen.
Daarop giug hij weer naar Edinburg, waar hij dieu winter
meestal iu verschillende woningen predikte, terwijl hij iu het begiu
vau 1556 zich naar de meer westelijk gelegen provincie Kyle begaf,
de oude verblijfplaats der Lollarden, waar de bevolking de reformatie
zeer genegen was. Vaudaar giug hy uaar het landgoed Fiulayston,
waar hij met Paschen, den S^en April, met deu graaf vau Gleucairu
eu dieus familie het avondmaal vierde.
Vervolgeus keerde hij uog eenmaal terug uaar Calderliouse eu daarop
uaar Duu, waar iuzouderheid vele edeleu vau de provincie Mearus
aan het avondmaal deelnamen, en «baud thame selfis, to the uttermost
of thare poweris, to mauteaue the trew preaching of the Evaugell of
Jesus Christ, as God should offer uuto thame preachearis aud opor-
tunitie». i)
Bij deze verschillende gelegenheden had Knox er vooral op aange-
drongen, dat meu zich toch zou onthouden vau eene praktijk, die iu
de laatste jaren vele Protestanten iu Schotland uit vrees voor den
clerus haddeu gevolgd, nl. om, hoewel innerlijk de mis als afgodery
verwerpende, toch uiterlyk aau de plechtigheden bij de viering der
mis deel te uemeu. ïegeu zulk eeue halfslachtigheid kwam Knox
met kracht op. Daar meu zich echter uiet zoo aanstonds vau het
verkeerde ervan liet overtuigen, werd opzettelijk eeue vergadering be-
legd, waar deze zaak iu tegenwoordigheid van verschillende vrienden
zou wordeu besproken. Ook John Willeek was er tegenwoordig.
Eveneens William Maitlaud of Lethiugtou, de later zoo beroemde
Schotsche staatsman. Zelfs deze laatste, die overigens er uiet van
hield de lijueu al te scherp te trekken, erkende ten slotte, uadat hij
Knox had gehoord, «that our schiftis will serve nothing befoir God,
seiug that thei stand us iu so small stead befoir mau.» Vooral had
men zich willeu verdedigen met het voorbeeld vau Paulus (Haud. 21).
Doch Kuox had geantwoord, vooreerst dat Paulus\' daad volstrekt geeu
overeenkomst had met huu gaau uaar de mis, omdat geloften te doeu
i] p. 351.
-ocr page 151-135
soms Gods beyel was en nooit afgoderij, maar ook in de tweede
plaats «i greatly dowbt whitther eyther James\'s commandiment or
Paule\'s obedience proceaded [rome the Holy Ghost.» Want immers,,
terwijl hij zoo handelde, viel hij ia een grooter gevaar, dan hij nog
ooit had doorstaan, «whareof it was evident, that God approved nott
that meane of reconciliatiotin; but rather that he plainelie declaired,
«that evill shoidd not be done that good mycht come of it». Evill
it was to Paule to confirme those ohstinat Jewes in thare snper-
stitioim by his exampill; worse it was to him to expone him self,
and the doctrin which befoir he had tawght, to sklander and moekage;
and tharefoir, (concluded the said Johne,) that the fact of Paule, and
the seqwell that tharof followed, appeired rather to feght against
thame that wold go to the Messe, than to geve unto thame any
assurance to follow his example, onless that thei wold, that the
lyik truble should instantlye apprehend thame that apprehended him,
for obeying worldly wyise counsall.» i)
Intusschen kon het werk van Knox in Schotland niet verboi\'gen blijven
voor de Roomsche geestelijkheid. De monniken brachten het eerst het be-
richt van Knox\' prediken in verschillende deelen van Schotland aan bij de
bisschoppen. Het gevolg was, dat Knox werd gedagvaard om den 15den
Mei voor den clerus te verschijnen in de Dominicanerkerk te Edinburg.
Knox begaf zich tegen den bedoelden dag naar Edinburg, evenwel, naar de
gewoonte dier dagen bij processen vergezeld van vele vrienden,
waaronder verscheidene edellieden, die aldus toonden het, zoo noodig,
voor Knox te willen opnemen. De clerus, hierdoor afgeschrikt, ver-
nietigde de dagvaarding, en in plaats dus den Mei voor zijne
rechters te verschijnen, predikte Knox op dien dag en ook nog
gedurende negen volgende dagen voor een grooter gehoor dan ooit
tevoren te Edinburg in de ruime woning van den bisschop van
Dunkeld, Robert Oreighton 3).
Zoo nam de belangstelling in de zaak der hervorming door Knox\'
krachtige prediking meer en meer toe. Steeds onverschrokkener
kwamen de Protestanten voor hunne gevoelens uit. Zoo bleek dus,
hoe het zoo lang sluimerende vuur slechts eene opwekking noodig
had om weer met volle kracht op te vlammen en om zich heen te
grijpen. Toen alzoo steeds meerderen zich onder Knox\' gehoor
1) I, p. 3é8.
2) Zie boven, bl. 5.
3) I, p, 251.
-ocr page 152-136
schaarden, waaronder ook verscheidene mannen van naam als Argyle,
Glencairn, James Stuart, ^larshall, Lethington, Erskine of Dun,
drongen ten laatste Glencairn eu Marshall er bij Kuox op aan, dat
hy een formeel verzoekschrift tot de regentes zelve zou richten om de
reformatie ter hand te nemeu.
Gaarne voldeed Knox aan dit verzoek en schreef daarop in Mei
1556 ziju «Letter to Ihe Queen Regent» i). flet is merkwaardig,
welk een kalme, eerbiedige toon er in dit geschrift heerscht. In dit
opzicht is er eene groote tegensteUiug tusscheu dit en de audere
geschriften vau Knox. Blykbaar had de houding, die de regentes
totnogtoe tegenover hem aangenomen had ook ua zijne dagvaarding
door den clerus, hem hoop gegeven, dat ook zy evenals zoovele van
hare onderdanen zich uog wel eeus ten gunste der reformatie zou
kunnen uitspreken. «/ have looked rather for the sentence of death»,
zoo schrijft hij haar, «then to have written to your Grace in
these last aud manifest wicked dayes». Het is eeu wonder, dat
al de slechte geruchten, die haar ougetwyfeld aangaande hem
als gevaarlijken ketter ziju overgebracht, haar hart nog uiet in
haat hebben doen ontvlammen. Maar geloofd zij de Heer, die «hath
so cpenched the fyre of displeasure in your Grace\'s harte [whiche
of late dayes I have understood) that Sathan is frustrate of his enter-
pryse and purpose.» Dit is hem tot grooten troost geweest, uiet
zoozeer om zijns zelfs wil als om de groote weldaad, die hij verzekerd
is, dat zij van God zal ontvangen, als zij uu ook tegenover andereu,
die reeds op hoogst onrechtvaardige wyze zijn of nog zullen worden
beschuldigd, evenzoo zal handelen, «as that your Grace hath begouue
towardes me and my moste desperate matter»
Merkwaardig klinkt ons vooral het begiu vau dezen brief tegeu
uit den mond van iemand als Kuox. We zieu eruit, welk een
grooten invloed de looj) der gebeurtenissen ook bij hem uitoefende
op deu toon van ziju schry ven. Het verblyf iu Schotland, waar men
hem gedurende zoo geruimen tyd ongestoord had laten prediken, eu
ten slotte de mislukking van de plannen van den clerus haddeu hem
blijkbaar verzoenend en kalm gestemd. Hij begint dan met te wijzen
op de wonderbare bewaring vau Gods kinderen in den strijd, die God
hun hier te strijden geeft. Want «their victory standeth not in resis-
1) Wm-ks, IV., p. 75-84.
3) p. 77.
137
ting hut in suffering.» En daarom is het zoo wonderlijk, dat zij toch
nog bewaard kunnen blijven. Want Christus beval de discipelen
huuue zielen iu lijdzaamheid te bezitten. «Aud the same forsaw the
Prophet Ysay, when that he paynteth furth all uther battell to be
with violence, tumulte, aud blud-schedding ; but the victorie of Godis
pepill to be in quyetnes, sylence, and hoip; meauyug, that all utheiris
that obteue victorie, do inforce thame selves to resist thair adver-
saries, to sched blude, and to murther.» Maar zoo doeu de uitver-
korenen Gods uiet, «but all thingis thai sttsfene at the commandement
of Him who hath appoyutit thame to suffer», omdat zij weteu, dat
zij dan alleeu overwiuueu, als alle menscheu meenen, dat zij onder-
drukt ziju, «for in the cross of Chryst alwayis is iucludit a secreit
aud hid victorie, never weill knaAviu till the sulferer appeir altoge-
ther to be (as it wer) exterminât.» i)
Maar uu beweegt God menigmaal het hart vau heu, die de macht
hebben Zijn volk te onderdrukken, om het uit medelijden te redden,
zooals bij de Egyptische vroedvrouwen, Pharao\'s dochter, Nebukadue-
zar eu vooral bij Cyrus. Dit medelijden nu en deze guust, «shewedde
to his afflicted flocke, if they be contyneived, aud be uot changed iuto
crueltye», ziju de zekere teeken eu, dat men eeuwige geuade heeft
ontvangen vau dieu God, die door Zijueu heiligen Geest de harten
daartoe beweegt. Daarom hoopt hij, dat ook zij, de regentes vau
Schotland, zal voortgaan Gods kindereu guust te bewijzen.
Hoewel hij is «a mau of base estate aud condition», zoo is het
toch ziju plicht haar daarop te wijzen. De godsdienst, die de men-
scheu uu te vuur en te zwaard verdedigen, is als een vergiftige be-
ker, waarvoor hij haar moet waarschuwen. Zy deukt misschien, dat
«the care of religion is not co)nmitted to Magistrates, but to the Bis-
hoppes aud Estate Ecclesiastical, as they terme it», maar dat is uiet
waar. Waut evengoed als wanneer zij verkeerde rechters handhaaft,
zoo zal zij ook voor de handhaving vau valsche bisschoppen verant-
woordelijk ziju.
Op de groote menigte, die den Roomscheu godsdienst aanhangt,
moet zij zich uiet beroepen, want vau oude tijdeu af is het meeren-
deel afvallig geweest. Iu zake vau deu godsdienst, moet eenvoudig
«the playne Worde of God» rechter ziju, en daariu zegt God : «uiet
1) p. 75.
3) p. 80.
138
wat goed is in uwe oogen, zult gy doen, maar wat de Heer uw God
u heeft bevolen.» Terecht zou men van haar mogen vragen de be-
vordering van allerlei deugden en het stralFen van allerlei ondeugden,
hetgeen ook «wryters illuminated onely with the light of nature» van
goede vorsten verlangen. Maar «vain it is to crave reformation in
manners, where the religion is corruptit.» Daarom zijn ook de vrome
koningen Josia, Hiskia en Josaphat begonnen met den godsdienst te
reformeeren. Als zy dus met Christus wil regeeren over haar ryk,
dan heeft zy ook zorg te dragen voor Zijnen godsdienst, «the whiche
this daye within your realme is so deformed, that no part of Chris-
tes ordinances remayn in thair first strength and original puritie.»
Dit is echter minder moeilijk te bewyzen dan gevaarlyk om te zeg-
gen. En toch is hij niet bang dit te doen, omdat hy zoozeer be-
geert, naar «the Salvation of my brethren, and illumination of your
Grace». En hij wil dit gaarne niet alleen met woorden maar metter-
daad bewyzen, «if I maye purchase the libertie of tounge hut fortye
dayes only.»
Het schijnt wel eene gevaarlyke zaak om in godsdienstige dingen
iets te hervormen en hij weet ook wel, «that your Grace\'s power is
not so fre as a publik reformation perchance woulde requyre.» Maar
als zij bedenkt, dat het eeuwige leven bestaat in de ware kennis van
God en van Zijnen Zoon Jezus Christus en «that trewe knowledge
hath annexed with it Goddes lüorshippinge and honor», dan zal zy
doen, zooveel zij kan. Wel is waar kan zy niet «hastely abolishe cdl
superstitioun, neither yet remove from offices unprofitable pastors,
ivhich onely fede themselves, the which to publique reformation are
requisite and necessary», maar zij kan toch het woeden der bisschop-
pen tegen de ware leden van Christus\' lichaam tegengaan en «with
all carefull diligence ye will study how that the trewe worshippinge
of God maye be promoted.»
Doet zij dit niet, dan zal zij ondervinden, dat God alleen beschikt
over de koninkrijken en dat Hij eert, die Hem eeren, maar hcht
acht, die Hem versmaden. De strijd, waartoe Knox haar oproept, is
wel zwaar, maar als zij naar Gods bevelen hoort evenals Josia hoorde
naar de vermaningen der profeten, dan zal haar stryd met dubbele
zegeningen worden bekroond. ^
Deze brief werd door den graaf van Glencain aan de regentes
overhandigd. Doch het schrijven van Knox vond weinig weerklank
in het hart van de zuster der Guises, die alleen met politieke doeleinden
139
in dé laatste jaren eene meer verdraagzame houding tegenover de
hervormingsgezinden had aangenomen. «Please yow, my Lord, to
reid a pasqwill,» met deze woorden gaf zij den brief aan den bis-
schop van Glasgow over. Deze minachtende wijze van handelen
wekte zeer den toorn yan Knox op en werd waarschijnlijk mede de
oorzaak, dat hij later een tweede uitgave gaf van dezen brief, maar
nu vermeerderd met heftige «additions.»
Intusschen kwamen er brieven voor Knox van de Engelsche gemeente
te Genève, waarin hij met aandrang verzocht wei\'d weer tot hen terug
te keeren. Zooals reeds is medegedeeld, hadden zij hem als hunnen
ouden leeraar in November van het vorige jaar, toen de gemeente
zich als zoodanig had geconstitueerd aanstonds tot hunnen predikant
gekozen, terwijl Gilby alleen voor eenigen tijd, gedurende zijne afwe-
zigheid, als zijn plaatsvervanger werd aangesteld. Doch nu begon de
gemeente hare rechten te laten gelden, «cominanding Mm in Goddis
name, as he that was thare chosin pastor to repayre unto thame for
thare conforte», zoo lezen we in Knox\' History^). Knox zelf zag waar-
schijnlijk ook wel, dat de tyd nog niet ryp was voor een meer ingrijpend
optreden in Schotland en dat hij dus beter deed zich voorloopig nog terug
te trekken naar het kleinere arbeidsveld in zijne gemeente te Genève. En
waar hij dan, afscheid nemende van bijna alle gemeenten, waar hij tevoren
had gepredikt, de broeders vermaande te volharden in gebed, in onderzoek
der Schrift en onderlinge bijeenkomsten, voegt hij er bij «unto such tyme
as God should geve unto iis grettar libertie», blijkbaar die «grettar libertie»
willende afwachten, aleer hy het groote werk zou beginnen, waartoe
ook hy zelf ongetwijfeld in deze dagen steeds meer zijne roeping heeft
gevoeld. Aanstonds toch, toen de graaf van Argyle er bij hem op
aandrong, dat hij Schotland niet zou verlaten, hoewel hij «wold nott
alt that tyme stay for no requeast», beloofde hij hun: «That yf God
so blsssed their small begynnynes, that thei continewed in godlynes,
whensoever thei pleased to command him, thei should fynd him obedient,»
maar nu wilde hij toch nog eenmaal die gemeente gaan bezoeken,
«which the wickedness of men had compelled him to leave.»
Vóór zijn vertrek schreef hij nog eene «Exposition upon Christ\'s
temptations in the wilderness», een praktisch geschrift in den trant
zijner Admonition, maar in veel minder heftigen toon, waarin hij hoofd-
1) I, p. 253.
2) TFor/ts. IV, p. 95—114. Knox was van plan er later nog iets aan te voegen (p. 114),
doch hij schijnt dit plan niet te hebben volvoerd.
140
zakelyk weergeeft eenige door hem tijdens dit verblijf in Schotland
gehouden preeken i).
Ook behooren zeer waarschijnlijk tot dezen tijd van Knox\' verblijf
in Schotland zijne «Amwers to some questions concerning Baptism,
etc.» Wat den Roomschen Doop betreft, daarover wordt geheel ge-
sproken in den geest vau Oalviju, alleen is Kuox uog wat sterker iu
zijne uitdrukkingen van afkeuring. De Roomsche Doop is uiet de
ware Doop, die Jezus instelde, maar «ane adulteratioun and prophana-
tiouu of the same» eu moet daarom door al Gods kinderen vermeden
worden. Immers er zyn verschillende dingen aan toegevoegd en ook
bij deu Doop «the Word is not preachit.» Bovendien door den
lioomschen Doop te gebruiken keui\'t meu hunue leer goed, omdat
meu zoodoende gemeenschap men hen houdt. Daarom «whasoever
offireth thair childreue to the papisticall baptisme, offireth thame to
the Diville.» Moeten dan wy, die dien Doop . eenmaal ontvingen, her-
doopt worden ? Neeu, want de Geest der wedergeboorte heeft ous vau
die bezoedeling gereinigd. Wij veroordeeien dien Doop eu erkennen
alleen de instelling vau (Christus. En dat is voor God eu menschen
voldoende «without iteratioun of the sigue; for be faith, and not be
externall signis doith God purge oure hartis, und our plaue and
continewall confessioun mair ■ serveth to me than that we suld be
rebaptisit.» Bovendien, «in verie deed, the malice of the divill
culd never altogidder abolische Chryst\'s institutiouu, for it was ministred
unto us: «In the name of the Father, of the Sone, aud the Halie
Gaist.» En toch had men er «for that tyme» geen nut van, omdat
het was «adulterat», maar nu heeft de Geest van Christus het ge-
> ö
reiuigd door geloof en die Geest veroorzaakt nu, dat «the effect of
that sacrament» iu ous werkt zonder herhaling van het uitwendige
teeken.
Daai\'op worden dau de dwalingen der Anabaptisten zoowel als vau
hen, die meenen, dat voor de wedergeborenen geene sacramenten
noodig ziju, bestreden. Zij, die eenmaal gedoopt zyn, moeten niet zoo
«rin to the externall signe of baptisme,» maar hunue toevlucht nemeu
tot «the effect and significatioun of baptisme, that is, that of frie
grace and mercie thei ar ressavit in the houshald of God.» En om
dat voor de wereld te betuigen behooren zij, wanneer er gelegenheid
1) Brief aan Mrs. Locke van 9 Dec. 1556. ,,First I tauolit it., befoir I did wryt it." Worls,
IV, p. 240.
2) Worhs, IV, p. 119—128.
3) p. 120,
-ocr page 157-141
voor IS, toe te treden tot de tafel des Heeren. De doop geschiedt
maar éénmaal, omdat hij is een zegel en «the seall anis ressavit is
dnrahill, and neideth not to he itérât» i) en omdat zij is «thei signe
of om- first entrance,» terwyl het avondmaal meermalen plaatsheeft,
omdat het is «the declaratioun of oure covenant, that be Chryst
Jesus we be nurissit, manteanit, and continewit in the league with
God our Pather.»
In de tweede plaats wordt gehandeld over het zich onthouden van
bloed als zijnde bevolen door de apostelen 3). Dit gebod was echter slechts
«temporal,» waut men deed het alleeu om het geweteu vau eeu auder
niet te kwetsen, zooals blykt uit 1 Cor. 10 eu uit deu brief aau de
Romeinen, waar de apostel betaigt, dat niets op zichzelf onrein is.
Eu Jezus zelf heeft ous geweteu van alleu twijfel ontheven door
te zeggen: «uiet wat iu deu moud iugaat, ontreinigt deu mensch.»
Eindelyk wordt uog gesproken over de tienden 4-). Zij behooren
niet «be the law of God» aau de priesters, waut wij - hebbeu nu geen
Levietisch priesterschap meer, maar zij behooreu «by law positive,
gift, custome» aau de vorsten en door hun bevel aau de «Meu of
Kirk.» Toen zy voor het eerst werden gegeveu, geschiedde dat met
een a,uder doel dau waarvoor zij uu wordeu gebruikt, zooals de wet
zelf uitwijst. Waut vooreerst moesteu zy, die als «distributors» vau
het kerkegoed werden beschouwd, er zelf voldoenden onderstand vau
genieten en voorts het overige gebruiken voor armen, vreemdelingen,
weduwen eu weezeu, tot onderhoud vau de «Miuisteris of the kirk»,
en eindelijk voor de «repairing of the kirkis», hetgeen echter door
de trotsche bisschoppen eu prelaten geheel wordt verzuimd.
Als laatste vaarwel aau zijue Schotsche vrienden schreef Kuox uog
kort vóór ziju vertrek deu T\'l®" Juli 1556 «A Letter of wholesome
counsel.» 5) In dit geschrift vat hij uog eeus tezamen de vermauiu-
geu, die hij tot heu tijdens ziju verblyf in Schotland had gericht
inzonderheid betreffende huuue ouderhuge bijeenkomsten en het ge-
trouw onderzoek der H. Schrift.
Vooreerst wyst hij heu dau op de noodzakelijkheid vau «the
exercise of God\'s mooste sacred and holy Woorde», waut immers
zouder dat «neither shal knowledge eucrease, godlines appeare, nor
1) p. 132.
2) p. 135.
3) Vg. boven, bl. 57.
4) Vg. boven, bl. 35.
5) JForh, p. 133—140.
-ocr page 158-142
fervencye contynewe amongest you.» Men zij gedachtig aan het voor-
schrift van Mozes voor de Israëlieten in Deut. 6 : 6—9 en ook aan
vs^at hij hun elders beveelt, om nl. «te gedenken aan de wet Gods
om die te doen, opdat het hun en hunne kinderen wel zou. gaan in
het land, dat de ?Ieer hun God hun geven zou.» En indien nu
reeds de wet «remembered and rehearsed of purpose to do it» zulk
eene «corporall benediction» met zich bracht, hoeveel te meer het
evangelie, dat door Paulus genoemd wordt eene «reuke des levens ten
leven», waarbij hij het dus vergelijkt met welriekende kruiden, «whose
nature is, the more that they be touched or moved, to send forth
their odour more pleasant and delectable». Wei zijn er ook heden
ten dage, die, evenals de Israëlieten walgden van het manna, omdat
zij eiken dag hetzelfde aten, zoo ook nu na enkele gedeelten der
Schrift gelezen te hebben zich aanstonds begeven «to prophane
authors and humain lectures.» En ook Gods uitverkorenen zelf kunnen
soms voor een tijd in die verzoeking vallen, maar het is onmogelijk,
dat zij daarin tot het einde toe zouden blijven, want in hen moet
zich openbaren eene begeerte om te eten van het brood, dat uit den
hemel is nedergedaald, en te drinken van het water des leven. En
dat kunnen zy niet dan door middel van geloof, en «Fay the looketh
ever to the will of God revealed by the Word, so that Faith hath
both her beginning and continuance hy the Word of God.»
Menigmaal worden Gods uitverkorenen in zulk eene slaverny ge-
houden, dat noch het brood des levens voor hen kan worden gebro-
ken, noch de vryheid hun wordt geschonken om zich te oefenen in
Gods heilig Woord, maar dan zullen zij beginnen te klagen over hunne
vorige zonden en te roepen in hunne harten «{and openly where
they dare) for free passage of the Gospel». Deze honger en dorst is
een bewijs van het leven hunner ziel. Hun zal het onderzoek van
Gods Woord niet vermoeien, want zoo noodig spijs en drank is voor
het lichamelijke leven, «so necessary is also to the lyfe everlastinge
the perpetuall meditation, exercyse, and use of Goddes holye Worde.»
In de tweede plaats wordt er op gewezen, dat dat onderzoek ook
niet zoo verborgen moet plaats hebben, dat er geen getuigen bij
zouden mogen zijn. Neen, want men heeft zijn eigen huis te besturen
naar Gods Woord. «Within your own houses, 1 say, in some case,
ye are hishoppes and kynges; your wyfe, chyldren, servauntes and
familye are youre bishopryke and charge». Van hen zal verantwoor-
ding worden gevraagd, of zij in deze getrouw zijn geweest. Daarom
143
moeten alle huisgenooten deelnemen «in reading, exhorting, and
in makyng common prayers», lietgeen liefst éénmaal per dag moet
geschieden. Maai\' «above all thynges, deaxe Brethren, study to practise
in life that which the Word of God commaundeth».
Voorts, omdat Paulus de «congregation» noemt «the bodie of Christ»,
waarvan ieder een lid is, «teachyng us therby that no member is of
sufficiency to susteyne and feade it selfe without the helpe and sup-
port of another», is het noodig, dat er tot onderzoek der Schrift «assem-
blies of brethren» zullen worden gehouden. Paulus geeft de «order» daar-
voor aan, daarom zal Knox er niet met veel woorden over spreken. Liefst
houde men die «assemblies» éénmaal per week. Men beginne met eene
schuldbelijdenis en een gebed om den bijstand van den Geest des Heeren.
Vervolgens leze men een gedeelte der Schrift. Daarna, als iemand eenige
«exhortacion, question, or doubt» heeft, dat hij vrijuit spreke, doch
met gematigdheid, «either to edifie or to be edified.» Zoo zal door
hooren en lezen en vergelijken «the hole body of the Scriptures
become familiar.» Is er iets onduidelijk, men schry ve dat op, vóór-
dat de «congregatioun» uiteengaat, opdat men daarover eenen of anderen
uitlegger hoore. Wat Knox zelf betreft, hij zal liever vijftien uren
besteden aan het uitleggen der Schrift voor hen, dan een half uur
aan eenige andere zaak. Voorts moeten zij bij het lezen van de
Schrift telkens een boek van het O. T. verbinden met één van het
N. T., want «it shal greatly comforte yow to heire that harmony and
weill-tuned song of the Holie Sprite speiking in oure fatheris frome
the beginning. It shall confirme yow in theis dangerous and perilous
dayes to behold the face of Chryst Jesus his loving spous and church,
frome Abel to himselfe and frome himself to thys day, in all ages to
be one\'.» i) Men leze vooral veel de Profeten en de brieven van Paulus.
Ten slotte na de «exhortation» eindige men met dankgebed en ge-
beden voor vorsten en magistraten, voor deu vrijen loop van het
evangelie en voor de bevrijding der vervolgde broederen, vooral in
Frankrijk en Engeland, en voorts voor al wat men zelf in het bij-
zonder behoeft.
Als zij zoo zichzelven oefenen, zal Knox den Heer loven voor hunne
gehoorzaamheid. En omdat hij op dit oogenblik niet verwacht, dat
zy het tegenovergestelde zullen doen, «1 will use no threatmjnges»,
want het is zijn vaste hoop, dat zij zullen wandelen als kinderen
1) Vg. boven, bl. 18 en \'tC vv.
-ocr page 160-144
des liclits temidden van een veriseerd geslacht, dat zy zullen zyn als
sterren temidden van de duisternis, als tarwe temidden van het on-
kruid, en dat zij zullen behooren tot het getal van de wijze maagden,
dagelijks hunne lampen vullende met versche olie eu alzoo verbei-
dende de toekomst des Heeren.
Zoo wekte Knox in dit laatste schry ven zijne broeders nog een-
maal op om zich toch zoo nauw mogelyk aau elkaar aan te sluiten
eu ouderling gemeenschap te oefenen. De gemeente is «the hodie of
Christ» en daarom mogen de enkele leden niet afzonderlijk blyven
staan, zij hebben elkander noodig. Deze gedachte, door de Gerefor-
meerden altyd met zoo byzonderen nadruk op den voorgrond gesteld,
vormt ook de hoofdgedachte van dezen laatsten «wholesome counsel,»
dien Knox zijnen broeders vóór zijn heengaan gaf. Als zij zich dien
«wholesome counsel» maar steeds goed voor oogeu hielden, dan zou
de Schotsche reformatorische beweging niet weer na eene korte op-
waking insluimeren om misschien nooit meer te ontwaken, maar dan
zou zij zich concentreeren tot eeue «Congregation», het begin eener
Schotsche Gereformeer^de Kerk.
Hierin ligt de groote beteekenis van dit verblyf van Kuox in
Schotland. Zijn optreden iu de verschillende deelen des lands had
alom eene krachtige opwaking ten gevolge van de reeds zoo geruimen
tijd kwijnende reformatie in Schotland. Vooral door zijn krachtig
polemiseeren tegen de halfslachtige praktijk van het zich uiterlijk
voegen naar de Roomsche Kerk bewaarde hij het reformatorisch be-
ginsel voor verzwakking, straks geheele uitwissching, en bewerkte
tevens eene formeele afscheiding van de Roomsche Kerk. Maar na
trachtte hij ook te zorgen voor de verdere concentreering, en alzoo
voor de verdere doorwerking der beweging. Het prediken was hem
niet genoeg. Een eukele ontvangen indruk is niet voldoende,, zij legt
niet genoeg beslag op den mensch. Knox drong daarom op echt Ge-
reformeerde wijze aan op onderzoek der Schrift, ja, op studie der
Schrift, en wel van «the hole hody of the scriptures,» op vergelyking
van verschillende bijbelplaatsen, ook van O. en N. T., op aanteeke-
niug van datgene, dat men niet begreep. Dit onderzoek moest met
ernst en met ijver plaats hebben. En ook het moest vooral in ver-
eeniging met andereu plaats hebben, eerst in het huisgezin, «the
bishopryke» van eiken huisvader, en voorts in de «assemblies». Zoo
moest de gemeenschap worden versterkt. Men moest zich leeren
gevoelen als leden vau ééu lichaam. Het eene lid had het andere
145
noodig. Aller begeerte moest zijn «to edifie» en «to be edified».
En de Scbotten hebben Knox\' «wholesome counsel» opgevolgd,
zoodat zij na weinige jaren den man, met wien hen nu weer
nieuwe, vastere banden verbonden, konden terugroepen om in zijn
vaderland het groote werk van de eindelijke volkomene doorzetting
der reformatie te voltooien. Tot zoolang echter zou Knox nog
te Genève een tamelijk rustigen tijd van voorbereiding genieten. Kort
vóór zijn vertrek daarheen huwde hij Marjory Bowes en zond haar
met zijne schoonmoeder Mrs. Bowes vooruit naar Dieppe, waar-
heen hij haar weldra volgde. In Augustus 1556 kwam Knox te
Dieppe en reisde spoedig daarop naar Genève. Terstond na zijn
vertrek uit Schotland dagvaardde de clerus hem voor de tweede maal,
waaraan hij nu natuurlijk geen gehoor meer kon geven. Toen hij
niet verscheen, werd hij door de geestelijkheid veroordeeld en in ef-
figie verbrand.
1) Zie den brief van Knox aan eenig-e zusters te Edinburg van S Aug. 1556. Works,
IV. p. 333.
11
-ocr page 162-HOOFDSTUK IV.
Terugkeer naar het vasteland.
In September 1556 kwam Knox weer bij zyne oude gemeente
aan. Met verlangen haddeu zijue gemeenteleden zijue komst ver-
wacht en ook hij zelf had zeer begeerd zijue oude, trouw gebleven
vrienden uit Frankfort weer te zien. Iutusscheu haddeu zij zich
tijdeus zijue afwezigheid iu November vau het vorige jaar als ge-
meente geconstitueerd, uadat huu door deu raad vau Geuève eeue
kerk ten gebruike was afgestaan. Ook haddeu zij al spoedig
daarua, in Februari 1556, huuue liturgie, tevens eeue korte kerkorde
bevattende, uitgegeven ouder deu titel «Forme of prayers and mi-
nistration of the Sacraments, etc. used in the Englishe Congregation
at Geneva» 3), benevens eene Engelsche vertaling van deu Catechis-
mus Genevensis en eene berijming van verschillende Psalmen.
Deze «order» was dezelfde, die vroeger te Frankfort door Knox iu
vereeuiug met Whittiugham, Gilby, Foxe eu Cole was opgesteld, doch
toen werd verworpen 3). Eeue voorrede giug eraan vooraf, gericht
tot de broeders iu Engeland, waariu dezeu tot standvastigheid werden
aangespoord en uitgenoodigd om zich toch bij de vluchteliugeuge-
meeuten te Emdeu, Wezel, Frankfort of Geuève te voegen. Voorts
bieden zij huu deze «order» aau als «a forme aud order of a reformed
churche, lymited within the compasse of God\'s Woorde.» Zij is goed-
gekeurd door Calviju eu audere geleerden eu daarop door heu iu ge-
1) Den 13den September werden Knox, zijne vrouw en zijne schoonmoeder ingeschreven
als leden der Engelsche gemeente te Genève. Livre des Ane/lois, aangehaald bij Laing,
VI, Preface, p. XXXIV.
3) IV, p. 157—314. Tegelijkertijd verscheen eene Latijnsche vertaling dezer liturgie,
waarschijnlijk van de hand van Whittingham.
3) Zie boven, bl. 133.
4) p. 157—168.
-ocr page 163-147
bruik genomen. Verder wordt nog gesproken over de ceremoniën,
die afgescbaft zijn, over het preeken, over het zingen, en eindelijk
wordt de reden opgegeven, waarom zy den Catechismus Genevensis
liever gebruiken dan eenige andere, nl. omdat zij geen enkelen zoo
goed achten en ook omdat zy zonden wenschen, dat alle Kerken
«wolde agree in one kinde of doctrine and confession of faith», opdat
ook hunne nakomelingschap daardoor te nauwer aan die belijdenis zou
worden verbonden, ziende dat zij niet alleen de leer is van éénen
mensch, «but the consent of the whole Christian Church». Daarom
konden zij het best dezen catechismus gebruiken, die reeds om zyn
groote verdiensten in het Hebreeuwsch, Grieksch, Latijn, Fransch,
Italiaansch, Spaansch, Duitsch en Engelsch vertaald is.
Na de voorrede volgt dan «The Confession of our Faith» (p.
169—173), eene eenvoudige omschryving van de twaalf geloofsarti-
kelen, en vervolgens eene korte kerkorde (p. 174—178), beschryvende
de wijze van verkiezing en de plichten van predikanten, ouderlingen
en diakenen De predikanten moeten niet zijn «lordes or rulers, as
Peter saith, over the flock.» Daarom bestaat hun «chief office» in
het prediken van het Woord en het bedienen der Sacramenten.
«So that in consultations, judgementes, elections, and other political
affairs, his counsel, rather then autoritie, taketh place.» Heeft de« Con-
gregation» om eene rechtmatige reden besloten iemand te excommu-
niceeren, dan moet de predikant het vonnis uitspreken.
Bij verkiezing van een predikant wordt «the whole Congregation»
bijeen geroepen en aangespoord «to advise and consider who may
best serve in that rowme and office.» Als er kens is, «the Churehe 2)
1) In-\'eene noot wordt dan ook gesproken geheel op de wijze van Calvijns Institutie
over „a fourthe kinde of Ministers", nl. de „Teachers or Doctors, whose office is to instructe
and teache the faithfull in sownde doctrine" en die ervoor waken moeten, dat de zuiver-
heid van het evangelie niet verdorven wordt, maar wegens hunne „dispersion and exile"
kunnen zij die nu niet aanstellen. „To terme \'t by a worde more usuall in these our days,
we may call it the Order of Schooles". Opdat er zaad gezaaid worde voor de toekomst, is
het noodig, dat er „Scholes be erected and Colledges mayntayned", opdat de jeugd daarin
worde opgeleid tot de vreeze des Heeren, opdat zij waardige leden mogen blijken te zijn
van Christus, „whether \'t be to rule in Civill policie, or to serve in the Spirituall ministerie,
or els to lyve in godly reverence and subjection".- Vg. boven, bl. 17.
3) In de Frankforter lierlwrdeninci van 1554 (zie boven, bl. 131) goldt de regel, dat de
predikanten en ouderlingen „duos aut plures proponunt, quos ipsi idoneos censent. Nec tamen
Fcclesiam cogunt ex his propositis eligere (nemini etenim jus suffragii eripitur). Tantum
viderit ut idoueum aliquem tantae functioni eligat. Atque ea potissimum proponunt
aliquot ipsi seniores, ne plebs forte aberret affectuwn impetu, autignm\'antiaetjwdiciiinopia\'.
Richter, II, p. 159. Iu de Geneefsche „Ordonnances ecclésiastiqties\' vindt men de bepaling
148
appoynte two or thre, upon sume certayne day, to be examined
by the Ministers and Elders». Nadat dit onderzoek heeft plaats gehad,
maken zij aan de gemeente bekend, wien zy geschikt achten. Daarna
krijgt de gemeente minstens acht dagen tijd om naar zijn «life and
manners» te informeeren. Wordt in dien tijd iets tegen hem inge-
bracht, «wherby he may be founde unworthy by lawfull probations»,
dan wordt een ander «presented». Wordt er niets ingebracht, dan
houdt één der predikanten des morgens eene toepasselijke preek en
daarna «presenteth hym agayne to the Churche.» Daarna heeft des
namiddags de verkiezing plaats. Ook bij de verkiezing der ouderlingen
en diakenen wordt op dezelfde wijze gehandeld. Van de ouderlingen
wordt gezegd, dat hun ambt bestaat, «in governing with the rest of
the ministers», en dat «in assemblyng the people, nether they withoute
the ministers, nor the ministers without them, may attempt any thing.»
Elken Donderdag moesten voorts de predikanten en ouderlingen
in hunne vergadering of «Consistorie» onderzoek doen naar verschil-
lende misbruiken in de gemeente, «but chieflie amongest theym
selves.»
Na deze kerkordening volgen verschillende gebeden voor gemeen-
telyk gebruik en formulieren voor den Doop, voor het Avondmaal, voor
de huwelijksinzegening, voorts enkele verordeningen aangaande het
ziekenbezoek en de begrafenis, en eindelyk eene uitvoerige be-
schrijving van het doel der kerkelijke tucht en de wyze van haar
toe te passen. Geschiedt er iets verkeerds, dan moet het aange-
bracht worden bij de «Ministers and Seniors, to whome the policie
of the church doth apperteine.» Moet men voortgaan tot excommu-
nicatie «which is the greatest and last punishment belonginge to
,,que les Ministres eslisent premièrement celui qu\' on devra mettre en l\'office, l\'ayant faict
assavoir à nostre petit Conseil: après, qu\' on l\'y presente: et s\'il est trouvé digne, qu\'il y
soit receu et accepté : lui donnant tesmoignage pour le produire finalement au peuple en la
predication, afin qu\'il soit receu par consentement commun de la compagnie des fidèles".
Richter, I, p. 343.
Merkwaardig is, dat in 1561 een predikant van Cosne a/d Loire zich bij Calvijn be-
klaagt over iemand, die allerlei verkeerde opinies onder het volk brengt o. a. „leur faisant
croire qne c\'est au peuple et non à aultre cV eslire et recevoir les ministres", terwijl deu
37sten April 1563 op de derde Fransche nationale synode te Orléans een geschrift werd
veroordeeld, verschenen te Lyon in 1561, van een zekeren Jean Morelli, „Parisien, reçu
bourgeois de Genève", waarin deze ,.avait émis 1\' opinion qîie les élections des pasteurs sr
doivent faire par le peuple^ Toen Morelli niet wilde herroepen, werd hem het avondmaal
ontzegd. Roget, Histoire du peuple de Genève, tome VI, Genève 1881. p. 160 en p. 316.
9
tlie spirituall Ministerie», dan mag men niets doen «without the
determination of the ivhole Churche-». Ten slotte volgen dan
nog eenige gebeden voor liniselyk gebruik en «a prayer made at
the First Assemblie of tbe Congregation», nadat deze «Order» was
goedgekeurd.
Verschillende gedeelten dezer «Order» zijn woordelijk overgenomen
uit de «Forme des Prieres et chantz ecclesiastiques etc.» van Genève
van 1542 i), nl. groote gedeelten van het avoiidmaalsformulier,
ongeveer het geheele huwelijksformulier, gebed eu dankzegging bij het
eten eu een kleiu gedeelte van het avondgebed. Voorts is in de
«Order of discipline» het eerste gedeelte, dat over het wezen der tucht
handelt, wat deu inhoud, soms ook wat de woorden betreft, geheel
uit de Institutie overgeuomeu. Het overige is oorspronkelijk.
Deze «Order of Geneva» is waarschijnlijk reeds spoedig ua hare
uitgave te Geuève uaar Schotland overgezonden eu daar in gebruik
gesteld uaast het Book of Common prayer van Eduard VI, dat iu
verschillende gedeelten van Schotland iu de jaren vóór Kuox\' laatste
optreden werd gebruikt, doch dat door deze «Order of Geneva», in
Schotland als «Our Buke of Common Ordour» bekeud eu ook als
zoodanig alleeu, zonder vermelding vau het Book of common prayer,
in het First book of discipline vau 1560 genoemd, 3) spoedig werd
verdrougeu.
Toeu Kuox dus iu September 1556 te Genève kwam, voud hij daar
iu zijue gemeente alles reeds geregeld eu wel geheel iu zijueu geest,
1) De veronderstelling zou voor de hand liggen, dat bedoelde gedeelten eigenlijk uit de
Frankforter kerkorde van 1554 (zie boven, bl. 131) zijn overgenomen. Doch bij nauvv\'keurige
vergelijking blijkt, dat niet de Prankforter kerkorde, naaar de „Forme des Prieres etc.\'" is
ten grondslag gelegd. Zie bv. het gedeelte vóór het gebed bij het avondmaal; LaingIV,
p. 194 te vergelijken met Corp. Ref. Opera Cahini, VI, p. 300 en Richter, Fvaiigelische
Kirchenordmuif/en, II, p. 153.
3) Laing, .VI, p. 377 sq. Vg. ook beneden, bl. 156.
8) Works of Knox, vol. II, p. 310 en 339.
4) Op de „General Assembly" van Dec. 1563 werd besloten „that ane uniforme Ordotir
salbe takiu and keipit in the Administratioun of the Sacraments, and Solemnizatioun
of Marriages, and Buriale of the Dead, according to tie Book of Geneva.\'\' In 1564
werd de „Order of Geneva" met nog verschillende meest aan de Geneefsche liturgie
ontleende gebeden als „Tke Buke of Common Ordour\' door de Schotsche Kerk aange-
nomen tegelijk met de vertaling van Calvijns Catechismus en eene Engelsche Psalmbe-
ryming. Later stond deze editie bekend als ,,Knox\'s Psalms and Liturgy." (Laing, VI, p.
377 sq.). Zie dit „Buke of Common Ordour" bij Laing, vol. VI, p. 393—860, later nog
met verschillende gebeden en de Confessie der Geneefsche academie vermeerderd, p.
301-380.
150
immers volgens eene kerkorde, aan welker opstelling hijzelf onge-
twijfeld een groot aandeel had gehad. En nu volgde ook ein-
delyk voor hem eene meer rustige periode van zijn leven. Twee
jaren lang, alleen onderbroken door eene reis naar Dieppe, bleef
hij te Genève werkzaam temidden eener gemeente, die hem
trouw aanhing, en aan welker zorg hij zich thans van harte kon
wyden. Tevens had hij nu de zoo gewenschte gelegenheid om de
«qyet studie», waarin Mrs. Bowes door haar aandringen op zijne
komst naar Schotland hem had gestoord, weer op te vatten en om
zich alzoo verder voor te bereiden voor de groote taak, die hem
straks wachtte in zijn vaderland, en waarnaar hij zelf ook blijkens
zijne correspondentie verlangend bleef uitzien.
Neen, hij had niet voor goed afscheid genomen vau Schotland.
Dat had hij by zyu heengaan duidelyk doeu blijken, en van uit
Genève bleef hij dau ook steeds correspondeeren met zijne vrienden
iu Engeland en Schotland, hen vermanende en vertroostende en in
moeilijke gevallen raad gevende. Hoezeer hij intusschen zijne vry-
heid te Geuève en de toestanden aldaar op prijs stelde, blijkt ons bv.
uit zijn brief aan Mrs. Locke te Londen van den Qden Dec. 1556,
waarin hij schryft: «Wer it not that partlie ye ar impeidit be im-
pyre of your heid, and partlie be so gud occasioun as God hath uow
offrit yow to remane whair ye ar, in my hart I wald haif wishit, yea
aud eau not cease to wish, that it wold pleas God to gyd and con-
duct your self to this place, whair I nether feir nor eschame to say
is the maist perfyt schoole of Chryst that ever ivas in the erth since the
d\'iyis of the Apostillis. In other places, I confess Chryst to be trewlie
■preachit-, but maneris and religioun so sineeirlie reformat, I have not
yit sene in any uther place».
Daar er slechts weinige brieven van Knox uit dezen tijd zijn over-
gebleven, ziju de berichten aangaande deze periode zijns levens zeer
schaarsch. Dat hij, die zoozeer met (kalvijn overeenstemde, zijn grooten
leermeester veel zal hebben gesproken, mogen wij met reden vermoeden.
Evenwel komt ziju naam in de correspondentie van Calvyu met zyne
vrienden uit dezen tyd uiet voor eu het verwondert ons eenigszins,
Avanneer wij later uit een brief vau Calvyu aau Cecil 3) bemerken, dat
hy bijna een jaar lang geen kennis heeft gedragen van de uitgave van
1) Zie boven. bl. 139.
2) Works, TV, p. 340.
8) Calvinus Oicellio 1559, ws. einde Maart. Corp. Hef. Op. Cahini, vol. XVIII, p. 490.
-ocr page 167-151
Knox\' «First blast against the monstruous regiment of women.» Hoe
de persoonlijke verkonding tot Calvijn eckter moge geweest zijn, dit
is zeker, dat Knox te Genève een zeer diepen indruk ontving van
Calvijns reformatiewerk, zooals we reeds hoorden uit zijn brief en
zooals we later nog meer bemerken, als wij zien, hoe hij in Schotland
optreedt.
Hoezeer Knox altijd ook van uit zijn rustigen werkkring te Genève
het oog bleef richten op Schotland, blijkt ons uit een brief aan Mrs.
Guthrie te Edinburg van 16 Maart 1557. Daarin schrijft hij: «.My
awn motion and daylie prayer is, not onlie that I may visit you, but
also with joy I may end my battell amaugis you. And assure your
self of that, that when ever a greatter number amang yow sail call
upon me then now hath bound me to serve thame, that be his grace
it sail not be the feir of corporall pimisment, nether yit of the death
temporall, that sail impeid my cuming unto yow». l) Daarop had ook
ongetwijfeld de brief betrekking, dien hij bij dezen insloot, gericht tot
de edellieden, die hij bij zijn laatste bezoek in Schotland had leeren
kennen. Hi^j verzocht Mrs. Guthrie dien brief wel aan zijn adres
te willen bezorgen: «I have written ane larger letter to the gentilman
of my last acquentance within that contrie, whilk partlie come be
your acquentance and occasioun, and I have joynit it with theis your
letteris, that by yow it may cuur mair surelie to his handis. I pray
yow tak pane in that behalf. The matter is suche, that I wald all
suld understand of it: thairfoir do as ye think expedient». 3)
Inmiddels kwamen er steeds meerdere Engelsche vluchtelingen
naar Genève. Ook Mrs. Locke volgde den dringenden raad op, dien
Knox haar in den boven aangehaalden brief gegeven had. Den Ss^ei
Mei 1557 kwam zij naar Genève met haren man, die echter slechts
weinige dagen later overleed
De edelen intusschen waren Knox reeds voorgekomen. Eenigen tijd
na zijn brief aan Mrs. Guthrie, in Mei 1557, werd hem door James
Syme en James Barron, twee burgers van Edinburg, de eerste ons
reeds bekend door Knox\' verblijf bij hem tijdens zijn bezoek aan
Schotland, de tweede een magistraatspersoon van Edinburg, een brief
overgebracht van de Schotsche edelen, gedateerd 10 Maart 1557.
1) Works., IV, p. 2é7.
2) Deze brief is verloren gegaan.
3) Works, IV, p. 348,
4) Livre des Anglois, aangehaald in Works, IV, p. 340, note 1.
-ocr page 168-152
De brief was onderteekend. door den graaf van Glencairn, Lord Lorne
(later graaf van Argyle), Lord Erskine (later graaf van Mar) en James
Stuart (later graaf van Murray). Zy melden bem, dat de geloovigen in
Schotland standvastig zijn gebleven in het geloof, waarin Knox hen heeft
verlaten, en een groot verlangen betoonen om hem weer te zien en
te hooren. Daarom verzoeken zij hem «in the name of the Lord» om
weer naar Schotland terug te keerea. «And albeit the Magistratis
in this country be as yitt but in the staite ye left thame, yit at the
maiking heirof, we have na experience of any mair crueltie to be
used uor was befoir; but rather we have beleve, that God will
augment his flock, becaus we see daily the Freiris, ennemyes to
Christis Evangell, in less estimatioun, baith with the Quenis Grace,
and the rest of the Nobility of our realme. This iu few wordis is
the mynd of the faithfull, being present, and otheris absent. The
rest of our myndis this faithfull berare will schaw yow a,t length.» i)
Na met zijue eigene gemeente, met Calvyu en andere predikanten
geraadpleegd te hebben, die hem antwoordden: «That he could nott
refuise that Vocatioun, onless he wald declair him self rebellious unto
his God, and uumercyfull to his coutrie» besloot Kuox aau de uit-
noodiging gehoor te geveu en gaf dus ten antwoord aan de gezanten,
dat hij zou komen «so sone as he mycht put ordour to that dear
flock that was committed to his charge.» Op het einde van Septem-
ber begaf hij zich op reis en kwam den October te Dieppe
aan. Daar wachtte hem echter eene bittere teleurstelling. Daar toeh
ontving hij «contrare letteris», waarvan hij ons in zijne History den
inhoud niet heeft bewaard, doch die blijkens zijn autwoord er op,
dat hij ons wel meedeelt, de strekking hadden om hem de reis naar
Schotland af te raden.
Groot was de teleurstelling, maar ook de toorn van Kuox bij
het ontvangen dezer brieven en hij sprak dit dan ook iu zijn antwoord
aan de edelen duidelyk uit. Den 24steii October, zoo schreef hij, was
hij overeenkomstig zijne belofte te Dieppe aangekomen met het vaste
voornemen om by de eerste de beste gelegenheid naar Schotland te
varen. Doch daar waren hem twee brieven gebracht «not verray
pleasing to the flesche», die hem. genoopt hadden «to stay for a
tyme.» De eene was aan hemzelven gericht door een geloovigen
■ (
1) Works, I. p. 267.
3) Works, I, p. 268.
153
broeder, die hem meedeelde, dat er eene nieuwe beraadslaging op han-
den was om nog eene finale conclusie te nemen aangaande die zaak,
die men zich eerst al voorgenomen had, en dat Knox daarom te Dieppe
maar moest wachten tot de beslissing. De andere was niet aan Knox
zelf, maar aan een ander gericht met de opdracht om Knox mee te
deelen, dat de schrijver de, zoo het heette, meest vurigen in deze
zaak had gesproken, maar «that. into none did he fynd such boldness
and constancie, as was requisite for such ane interprise, but that
some did reapent thareof etc.» i)
Die brieven hadden hem geheel verbijsterd en ook bedroefd. Immers
hij had over de bedoelde onderneming geraadpleegd de vroomste
en geleerdste mannen van Europa «to the effect that I mycht have
thare judgementis and grave counsalles, for assurance alsweall of
your consciences as of myne, in all interprises» En nu zal na
zoo lange beraadslaging nergens iets van komen. Dat zal uitloopen
tot beschaming of voor hen öf voor hemzelven. Want öf het zal den
schijn hebben, dat hy zoo «mervelouse vane» was om zich te be-
kommeren over velerlei, terwyl het volstrekt niet noodig was, öf zij,
die hem ertoe aanzetten, zullen blyken geheel verstoken te zyn
geweest van alle rijp overleg, toen zij hem het eerst nitnoodigden.
Sommigen zullen het misschien eene kleine zaak achten, dat hij zijn
huis en gemeente ervoor verlaten heeft, maar hy niet. Om wereldlijk
voordeel zou hij niet zoovele ernstige mannen hebben laten weenen,
als nu bij zyn vei\'trek het geval was geweest. En als hy nu terug
komt en men hem vraagt, waarom hij zijn voorgenomen reis niet
heeft voortgezet, wat zal hij dan antwoorden? De oorzaak van zijn
droefheid is niet zijne eigene teleurstelling, maar veel meer de plagen
en straffen Gods, die zekerlyk over hen en alle inwoners van dat
ongelukkige eiland zullen komen, tenzij dat God door de vryheid des
evangelies hen uit hunne slavernij bevrijdt.
En die straffen zullen niet alleen bestaan in het eeuwige vuur
hiernamaals, maar ook in de slaverny en ellende, die nu zullen
komen over henzelven, hunne kinderen, onderdanen en nakomeling-
schap «ivliome ye have betrayed, (in conscience, I can except none
that bear the name of Nobilitie) and presentlie do feght to betray
thame and your Realme to the slavrie of strangeris.» Want «the
1) Works, I, p. 269.
2) Men denke hierbij natuurlijk aan dergelijke kwesties, als hij vroeger aan Bullinger
en Calvijn had gesteld over het recht van weerstand enz. Zie boven, bl. 108 vv.
154
war begune» zal liiin verderf zijn, tenzij er nog bij tijds een genees-
middel worde gevonden i).
Sommigen zullen zijne woorden scberp eu oubesebeideu viuden, maar
een waar vriend kau geeu vleier ziju, vooral waar het geldt de redding
vau ziel eu lichaam beide, eu dat uiet van een of twee personen,
maar van een geheel rijk en eeue geheele uatie. Als iemand huu
aanraadt uit vrees voor gevaren, die mochten volgen, om huu eerste
voornemen op te geveu, dau moet zoo iemand door heu als huu
doodelijke vijand beschouwd wordeu, waut zoo is hij bezig hen te
scheiden vau de guust Gods, daar hij zoodoende Zyue wraak en Zijue
geduchte plageu over heu inroept, omdat hij wil, dat zij wereldsche
rust de voorkeur zulleu geven boven de eere Gods, en de vriendschap
der goddeloozeu boveu het heil huuuer broederen. Kuox was uiet
onwetend, zooals hij ook in zijne vroegere brieven geschreven had,
dat geduchte moeilijkheden zouden volgen öp hunne onderneming,
maar immers hoe vreugdevol en vertroostend ziju die tegenspoeden,
die de meusch ondervindt bij de vervulling vau Gods wil, geopenbaard
iu Ziju Woord. Waut immers de onoverwiuuelijke kracht Gods
zelf ondersteunt uaar Zijue belofte heu, die iu eenvoudigheid Hem
gehoorzaam ziju. Al Parao\'s list kon uiet verhinderen, dat Israël
zich vermenigvuldigde eu al zijne woede kon Mozes uiet verderven.
God is één eu on veranderlijk eu de Kerk vau Christus heeft uog
dezelfde belofte van bescherming, als Israël had vau vermenigvuldiging,
eu voorts «uo less cans have ye to enter in your for mar interprise,
theu Moses had to go to the presence of Pharao; for your subj ectis,
yea, your brethrein ar oppressed, thare bodyis aud saules haldiu in
bondage; aud God speaketh to your consciences, (oules ye be dead
with the blyud warld), that yow awght to hasard your awiu lyves,
(be it agaiust Kiugis or Emperouris), for thare deliverance; for only
for that cans ar ye called Priuces of the people, aud ye receave of
your brethreiu honour, tribute, and homage at Goddis commaudimeut;
not be reasson of your birth and frogenye, [as the most parte of
men falslie do suppose,) but hy ressoun of your office and dewtie,
which is to vindicat aud deliver your subjectes and brethreiu from
all violence aud oppi\'essiouu, to the uttermost of your power»
1) Met de „strang-eris" wordeu de Franschen bedoeld, daar de hier besproken oo
uitgebroken in Juli 1557,, door Schotland voornamelijk ter wille van Frankrijk tegen En-
geland was ondernomen. Zie beneden, bl. 160, noot 3.
3) Works, I, p. 373.
155
Dat men daarom ernstig beraadslage over «the pointes of that
Letter, which I directed to the hole Nobilitie,» dan zal hun geweten
eenmaal zelf getuigenis geven, «that the Reformatioun of religioun
and of publict enormities, doith appertene to mo [more] then to the
Clargie, or cheaf reularis called Kingis.» i)
Zoo sprak Knox de vertsaagde edelen aan, blijkbaar de vier per-
sonen, die hem de uitnoodiging hadden gezonden; immers hij onder-
scheidde dezen brief van een anderen «to the hole Nïbilitie,» welke
laatste echter, toen Knox zijne History schreef, reeds verloren
was gegaan. Ook schreef hij nog, naar hij ons meedeelt, aan
verschillende edellieden afzonderlijk, als de Lairds van Dun en van
Pittarrow.
Deze brieven van Knox misten hunne uitwerking niet. Op nieuw
werd er beraadslaagd en nu vast besloten om by het eens opgevatte
voornemen te blijven, om namelijk niet te dulden dat de afgoderij
bleef heerschen en aan de inwoners van het rijk het eenige voedsel
voor hunne zielen werd onthouden, de ware prediking van het evan-
gelie van Christus. En om zich vaster aaneen te sluiten werd nu
door verschillende edelen een verbond gesloten, waarvan eene acte
werd opgemaakt, den Dec. te Edinburg werd onderteekend door
de graven van Argyle, Glencairn en Morton, Lord Lorne, Erskine
of Dun e. a. Het was het eerste van de in de verdere Schotsche
kerkgeschiedenis zoo menigvuldige covenants.
Men verklaarde tegenover het woeden van den antichrist, die het
evangelie van Christus en Zyne «Congregatioun» zocht te vernietigen,
het zyn dure plicht te achten zich daartegen te verzetten, en men
beloofde daarom al zijne macht, ja, ook zijn leven ervoor over te
zullen hebben «to manteane, sett forward, and establish the most
blessed word of God and his Congregratioun.» «Onto the quhilk holy
woord and congregatioun we do joyne us, and also dois forsaike and
renunce the congregatioun of Sathan, with all the superstitious abomi-
natioun and idolatrie thareof: And moreover, shall declare ourselfis
manifestlie ennemies thairto, be this oure faithfull promesse befoir God,
testified to his Congregatioun, be our subscriptionis at thir presentis.» 3)
Vandaar ook dat de Protestantsche Lords later genoemd werden de «Lords
of the Congregation.» Blykens de laatste woorden werd dit verbond
1) Works, I, p. 369—272.
3) I, p. 373.
156
dan ook geteekend ten overstaan van de vertegenwoordiging der
Sckotsclie Protestantsclie Kerk.
Even voordat bedoeld verbond werd geteekend, werden aan Knox
weer brieven geschreven door de Protestantsche Lords om hem
uit te noodigen nu toch naar Schotland te komen, terwijl tevens
door heu een schrijven aan Calvijn werd gericht om dezen te
verzoeken, «that by his authoritie he wold command the said Johne
anes [once] agane to visit thame». Deze brieven schynen echter nog
teruggehouden te zijn of onderweg vertraging te hebben ondervonden,
waardoor zegt Knox niet; hij deelt ons alleen mede, dat ze hunne
bestemming niet bereikten vóór November 1558.
Zoodra genoemd verbond gesloten was, begon men meer actief op
te treden. Het klinkt eenigszins vreemd, wanneer we in Knox\' History
lezen, dat o. a. het volgende door de verbonden edelen werd besloten:
«First, it is thought expedient, divised, aud ordeaned, that in all
parochines of this Realme the Commoun Prayeris be redd owklie
[iveeklie\'] on Sounday, and other festuall dayis, publietlie in the Paroehe
Kirkis, with the Lessonis of the New and Old lestament, conforme to
the ordoiir of the Book of Common Prayeris. i) And yf the curattis of the
parochines be qualified, to cause thame to reid the samyn; aud yf thei be
nott, or yf thei refuise, that the maist qualifeid iu the parish use aud read
the same. Secoundly, it is thought necessare, that doctrin, preacheing, and
interpretatioun of Scriptures be had and used privatlie in qwyet houssis,
without great conventionis of the people tharto, whill afterward that
God move the Prince to grant publict preacheing be faithfull and
trew ministeris.»
Dat men geene macht had om althans het eerste artikel geheel tot
uitvoering te brengen, spreekt wel van zelf. Bedoeld is zeker, dat
ieder alreeds op zyn eigen grondgebied s) genoemde maatregel zou ten
uitvoer brengen, terwijl de uitvoering voor «all parochines of this
Realme» vooreerst nog wel tot de «pia vota» moest blijven behooren,
waarvan men echter de verwezenlijking als gemeenschappelijk doelwit
steeds voor oogen zou blyven houden eu op alle wijzen zou bevorderen.
Inmiddels bleef Knox nog eenigen tyd te Dieppe wachten op nadere
1) Bedoeld is het Engelsche Book of common prayer, reeds zeer spoedig echter verdron-
gen door de „Order of Geneva." Zie boven, bl. 149.
3) I, p. 375.
3) Door de weinige centraliseering van het gezag in Schotland waren de edelen op hun
eigen gebied vrij wel souverein. Vg. boven, bl. 3 vv.
157
tijding uit Schotland. Tevens schijnt hij daar als prediker dienst ge-
daan te hebben naast Delaporte, vroeger predikant te Rouen, die vóór
korten tijd te Dieppe gekomen was om daar André de Sequéran op
te volgen, die slechts enkele maanden in de waarschijnlijk in 1557
gestichte gemeente van Dieppe is werkzaam geweest. In dezen tijd
predikte Knox o. a. ook te La Roebelle, waar hij zijne stellige ver-
wachting uitsprak, dat hij binnen 2 of 3 jareu uog openlijk in de
St. Giles Church te Edinburg zou preekeu. Ook te Lyou schijnt
Knox iu dezeu tijd vertoefd te hebben. Althans ééu zijner brieven
vau 1557, hoewel zouder naderen datum, is uit Lyou geschreven.
Hoezeer Kuox deelnam iu deu druk zijuer Fransche geloofsgeuoo-
teu, blijkt ous uit eeue vertaling, die hij deu December in het
licht zond, vau eeu geschrift ter verdediging van verschillende Pro-
testanten, die in September te Parijs iu de rue St. Jacques wareu
gevaugeu genomen, terwijl zy eeue bijeenkomst hielden. Kuox voor-
zag deze vertaling nog van verschillende toevoegsels eu eene voorrede
en gaf haar uit ouder deu titel «Aii Apology for the Protestants at
Paris.» 1)
Intusschen wachtte Kuox nog maar steeds tevergeefs op uader
bericht uit Schotland. Deu l®ten December schreef hij weer een brief
«Tb his brethren in Schotland,» waarin hij zegt, dat hij sedert Mei
verscheidene brieven aan heu heeft geschreven, maar tot op dit oogen-
blik geeu eukel antwoord outvaugeu, zeker door de «trubillis of theis
wickit tymes.» Waarschijnlijk omdat hij vreest, dat ook ziju vroeger
schryven heu niet heeft bereikt, wil hij maar «renew sumwhat of my
former rude wryttiug,» waarvan hij dan deu inhoud weergeeft, voor-
namelijk bestaande in waarschuwingen tegeu sommige ketterijen, be-
paaldelijk van de Anabaptisten. Hij spoort heu aan dat zij toch
zulleu leveu overeenkomstig huuue leer om toch geene aanleiding te
geveu aau scheurmakers [Anabaptisten], die teu onrechte huuue leer
veroordeelen, omdat het leven vau sommigen niet goed is, en die zich
goddelooslijk afscheiden vau de Kerk des Heereu en het gebruik der
sacramenten afschaffen en iu private samenkomsten bijeenkomen.
Meu hoede zich voor zulke dwaalleeraars, die iutusscheu voor de leer
der vrije geuade Ariaansche en Pelagiaansche dwalingen invoeren van
eene rechtvaardigheid uiet alleeu door het geloof, maar ook door de
1) IV, p. 397—347.
3) IV, p. 361—375.
3) Vg\'. boven. bl. ld.0.
-ocr page 174-15Ö
werken, die Gods wijsheid, almacht en vrije verkiezing en daarmee
feitelyk God zelf verwerpen. Als God tocli geene maclit heeft alles te
verhinderen, als God niet alles bestuurt, ja, alle dingen vooruit
bepaalt, dan is God geen God meer. Hij zal dit later nog uit-
voeriger behandelen, i) Men late daarom vooral geen enkel pre-
diker zonder onderzoek toe. Een prediker, die niet goed leeft, is
nog minder gevaarlijk (omdat God Zyn Woord dan toch nog door
laat werken tot troost van velen), dan iemand, die eene verkeerde leer
brengt, want dat richt verwarring aan en brengt allerlei onheil met
zich, het woekert voort. Knox blyft intusschen goede hoop koesteren,
dat zij bij de ware leer zullen blyven.
Eenigen tijd daarna, den IV^en December, schreef Knox weer een
brief naar Schotland, thans «To the Lords and others professing the
Truth in Scotland». 3) De toon in dezen brief is heel wat kalmer
dan in dien van October. Knox spreekt zelfs, vreemd genoeg, met
geen enkel woord, evenmin als in dien van 1 December, over zijne
teleurstelling en ook niet over zijne verdere plannen. Hij spoort hen
alleen aan om toch te volharden en voort te zetten, wat zij hebben
begonnen. Hij wijst hen op dat woord: «de vreeze des Heeren is
het beginsel van alle wysheid.» Wie begint met God te vreezen,
dien wordt wysheid toegevoegd «and othir graces, necessarie and
profitabill not onlie to the receaver hut also to utheris», zoowel in
geestelijke als in tijdelijke dingen. En die vreeze Gods openbaart
zich o. a. vooral daarin, dat zij, de «reularis, comforteris en mentea-
neris of utheris,» hooren naar de voorschriften van Gods gezanten.
Dan zal het hun en hunne onderdanen goed gaan. Zoo hoorde Farao
naar Jozef, en zijn volk werd gevoed in de dagen van den hongers-
nood, zoo hoorde Nebukadnezar naar Daniël, en hoewel hij eerst viel,
zoo werd hij later toch weer verhoogd en hersteld. Daarentegen wie
niet hoort, zooals de trotsche Farao tegenover Mozes, en Zedekia te-
genover Jeremia, die wordt gestraft.
Hij schrijft hun deze dingen niet zoozeer om hen te onderwyzen,
als wel om hen aan te sporen en te bemoedigen om toch voort te
gaan met het goede werk, dat zy zich eens hebben voorgenomen.
Zij waren van plan om «in the cause of Chryst» alles te wagen.
«This matter ye haif communicattitt with me, and I, as I must ans-
1) In zijn On Predestination.
2) IV, p. 270—38Ö.
-ocr page 175-159
wer in the presence of the Lord Jesus, hath gevin unto yow suché
consall as his Hahe Spreit assureit me is for the manifestatioun of
Godis glorie, and also to your eternall comfort, whatsoever flesche
and binde do judge in the matter; as in my former letteris moir
fullie is expressit». Maar alle moeite is tevergeefs, als de vreeze
des Heeren niet in hunne harten woont. Want stormen zullen er
komen en dan, als zij niet op de eenige rots Christus Jezus gebouwd
zijn, zullen zij vallen. Vleesch en bloed moeten overtaigd zijn van
eigen zwakheid om bekrachtigd te kunnen worden door een ander.
Daarom, als God zijne beste soldaten ten strijde zendt, laat hij hen eerst
alle vertrouwen op zichzelven of op de wapenen van eenig menschen-
kind verliezen om hen daarna op te richten en hen te doen opstaan
in het moedig vertrouwen op Zijne kracht en op de vrije belofte
Zyner genade.
Zoo deed Hij met Petrus en met Paulus. En zoo doet Ëij meestal
ook geruimen tijd met hen, die Hij er voor bestemd heeft om Zijn
verdrukte volk te verlossen, opdat zij toch niet zullen roemen in het
vleesch, zooals bv. met Mozes, die 40 jaren lang verbannen was, ook
met Gideon en David, die gedurende hunne jeugd in een eenvoudigen
en geminachten staat waren. Als ook zij, Schotlands edelen, iets
hebben geleerd van dien Geest der nederigheid en der ootmoedigheid,
dan zal ook hun werk zoo voorspoedig zijn, dat zij ten laatste zullen
genoemd worden «the blissit of the Lord.» Dan zullen zij ook bij de
nakomelingschap in gezegende gedachtenis gehouden worden.
Doch hij wil hen nu niet langer daarover onderhouden, maar hij
wil hun alleen nog melden, welke geruchten hij gehoord heeft
«wilk is this, that contradictioun and rebellioun is maid to the
Authoritie be sum in that realme». Zijn geweten duldt niet, dat hij
op dit punt hun zijn raad onthoudt, ja, zijn bevel, dat hij hun geeft
in de vreeze Gods en in de verzekerdheid Zijner waarheid «whilk
is, that nane of yow that seik to promote the gloi\'ie of Chryst do
suddanlie disobey or displeas the establissit Autoritie in thingis lawfuïl;
neither yit, that ye assist or fortifle suche as for thair awn particular
cause and warldlie promotioun wald trubill the same. But in the
bowellis of Chryst Jesus I exhort yow, that with all simplicitie and
lawfull obedience, joynit with boldnes in God, and with open con-
fessioun of your faith, ye seik the favours of the Autoritie, that by
1) IV., p. 382.
-ocr page 176-16Ó
it (yf possible be) tbe cause iu whilk ye labour may be promotit, or
at the leist uot persecuted; whilk thiug, efter all humill requeist yf
ye can not atteane, then, ivith oppin and solempn protestatioun of
your obedienee to be gevin to the Autoritie in all thingis not planelie
repugnyng to God, ye lawfullie may attempt the extreamitie, whUk
is, to provyd, whidder the Authoritie will consent or no, that Chrystis
Evangell may be trewlie preachit, and his halie Sacramentis rychtlie
ministerit unto yow, and to your brethren, the subjectis of that Realme».
Verder hebben zij het recht, ja zijn verplicht om hunne broeders
tegen vervolging en tyrannie te verdedigen, zij het ook tegeu prinsen
of keizers, met al hunne macht, altyd zonder wettige gehoorzaamheid
te weigeren en zonder hen bij te staan, die staan naar de hoogste
macht en naar wereldsche eer. «I mene of him i) wha in the be-
ginning of his autoritie and government began to profess Chrystis
treuth, but suddanlie slyding back, became ane cruell persecutour of
Chrystis memberis, a manifest and oppen oppressour of all trew sub-
jectis, and a manteaner of all mischevous meu; in whilk horribill
vyces he and his factioun 3) and assisteris, I mene his neirest kines-
men, cheifest cousall to this day, do continew, aud malign according
to thair power, whilk God of his just judgement sail schortlie suppress.»
Want niet alleen het bloed der martelaren Wishart, Wallace e. a.,
maar ook van heu die onrechtvaardig, onder den naam van civiele
misdadigers, zijn gedood, zal tot den Heer roepen, totdat de wraak
wordt uitgestort voornamelyk over hem, die toen regeerde, tenzij eeu
ongeveinsd eu spoedig berouw de oordeelen Gods voorkome. Men
vermyde daarom alle bondgenootschap met dat geslacht.
Wat hij hun nu geschreven heeft «to gif lawfull obedience to the
Authoritie» is volstrekt uiet in strijd met wat hij huu vroeger s)
1) Knox bedoelt James Hamilton, hertog van Ohatelherault, den vroegeren regent van Schot-
land, die eerst de hervorming had begunstigd, daarna v\\\'eer onder invloed van zijn broeder
John Hamilton, bisschop van St. Andrews, tot de katholieke partij overging, doch die in
dezen tijd weer uit oppositie tegen de regentes tot de Protestanten scheen over te hellen.
Vg. boven, bl. 13 vv. en 130 vv.
3) De Hamilton-partij. De Hamiltons waren ééne der aanzienlijkste Schotsche familiën,
die meestal de zaak der katholieken begunstigde, doch over\'t geheel eene zeer dubbelhartige
rol in Schotlands geschiedenis speelde. Zie Proude, History of JEnylancl, vol. VII.
3) Deze vroegere brief, waarschijnlijk dezelfde,\'als waarvan in den brief van 37 October
sprake is (zie boven bl. 155), is verloren gegaan. De oorlog, door Knox bedoeld, is de
oorlog met Engeland, die in Juli 1557 was uitgebroken en die men hoofdzakelijk ter wille
van Frankrijk had ondernomen. Vandaar dat Knox hun in October schreef aangaande
dien oorlog: „ïhe warr begune shalbe your destructioun" en voorts, dat zij door dien
oorlog het rijk verraadden en het brachten onder de „slavrie of strangeris" (zie boven bl. 153),
161
sclireef «tuiching the warre hegun», want er is een groot onderscteid
tussclien «lawfull obedience» en een vreesachtig vleien van vorsten
of een «injust accomplishment of thair desyres in thingis whilk be
requyrit or devysit for the distructioun of a commoun-welth.»
Zoo schreef Knox den 17\'^®" December. Yan zijne overkomst naar
Schotland geen woord. Het schijnt, dat hij, daar hij maar geen antwoord
ontving en dus in volkomen onzekerheid bleef verkeeren, terwijl hij
tevens hoorde de geruchten van oorlog en opstand en verwarring in
Schotland, zijn plan om zijn vaderland te bezoeken langzamerhand
maar heeft laten varen. Immers hij had nu geene voldoende zeker-
heid, of zyne tegenwoordigheid in Schotland wel verlangd werd en
ook wel waarlyk nuttig kon zijn. Ook de kwade roep, waarin het
evangelie kon komen, wanneer hij zich juist uu in eeu tijd vau ver-
warring en opstaud naar Schotland begaf, weerhield hem. Het kwam
hem beter voor eerst uog maar eeus af te wachteu evenals iu 1556,
toeu hij ook op de roepstem zijner gemeente te Geuève weer uit
Schotland was vertrokken om te wachteu, totdat de tijd beter rijp
zou ziju voor eeu meer ingrijpend optreden.
Hij zelf verguut ous iets te zieu van de motieven, die hem er toe
brachten voorloopig nog weer uaar Geuève terug te keeren, hoewel
deze zaak hem zelf ook uog uiet volkomen duidelyk was. Hij was
blijkbaar in tweestrijd geweest, niet weteude wat te doen. Deu 16^®"
April schreef hij er over aan eeuige zusters te Edinburg: «The cause
of my stop do I not to this day clearlie understand». Hoewel hij
uiet zoo aanmatigend wil zyu om zichzelven iu ijver eu vroomheid
met Paulus te vergelijken, denkt hij toch wat dit geval betreft
onwillekeurig aan dieu apostel, hoe hij zich uiet schaamt te be-
lijden voor de gemeente te Thessalonica, dat hij zeer begeerig was
geweest heu te bezoeken, heu, die zijue tegenwoordigheid iu huuueu
druk zoozeer behoefden, maar dat de Satan hem had verhinderd. Zoo
is het hier blijkbaar ook gegaan, hoewel uiet alle oorzaken vau zijn
terugblijven hem duidelijk ziju.
In dien vroegeren brief heeft Knox hun dus ongetwijfeld afgeraden hunne toestemming
tot dien oorlog te geven. Waarschijnlijk was het dus mede tengevolge van den invloed
van Knox, dat in November 1557 de edelen plotseling weigerden tegen de Engelschen
op te trekken (zie beneden hoofdstuk V). Misschien stond die raad van Knox aangaande
den oorlog met Engeland ook in verband met de „interprise" ten gunste der reformatie,
waarvan in den brief van 37 Oct. sprake is (zie boven bl. 153 vv.), en waarop ook in de
boven (bl. 158) geciteerde woorden uit dezen brief wordt gedoeld.
11
-ocr page 178-/
162
Wat die oorzaken betreft «I maist suspect my awn wiekitnes, wha t
am not wortbie of sa greit a joy and comfort, as to heir Chryst Jesus ^
trewhe preachit, whair my hart maist thirteth, be reasone of my former
unthankfulnes.» En daarom, om die ondankbaarheid te straffen kan
het zijn, dat God den Satan toegelaten heeft «to put in my mynd sic
cogitationis, as did impeid my journey toward you at this present.» Hij
hoorde namelyk van verwarring in het rijk en toen begon hij zich- ^
zeiven af te vragen: «Sall Chryst, the author of peace, concord, and \'
quyetnes, be preachit whair weir is proclamit, seditioun engenderit, j
a,nd tumidtis appeir to ryse? Sall not his Evangell be accusit, as |
the caus of all calamitie whilk is lyke to follow ? What comfort i
defend it, and the libertie thairof, ar sa blind, dull, and obstinat, f
that thay will not sie thair awn destructioun?»
waarom hy niet «suld hasard all for the manifestatioun of Chrystis f
glorie»; want als de apostelen daarop gezien hadden, zouden zij
Christus nooit gepredikt hebben. En daarom «I knaw that na cogi-
tatiounis can excuse me befoir God; for my conscience beireth record,
that the salvatioun of my bretheren aucht to be sa deir unto me, \'
that it aught to be socht with the hasard of all that is on earth. i
But, allace! as the woundit man, be he never sa expert in phisick ;
or serurgerie, can not suddanlie mitigate his awne pane and dolour,
na mair can I the feir and greif of my hart, althoght I am not
altogether ignorant what is to be done».
Het kan ook wel zijn, dat de «doubtis and cald ivryttings of some ^
brethrene» hem een weinig ontmoedigden, want zoo listig is de satan, r
dat hij zelfs Gods uitverkorenen soms als instrumenten gebruikt om j
ertoe mede te werken, dat de prediking van het evangelie een tijdlang
wordt tegengehouden. Evenwel zal deze misstap hun worden ver-
geven, omdat hij niet voortvloeide uit haat tegen Christus, want «I
am certainlie persuadit, that whatsoever my brethrene did wryt, did
proceid of lufe asweill towardis me, as toward the commoun actioun
i
-ocr page 179-163
whilk befoir was infended» ; maar toch heeft de satan waarschynlyk
(onder de toelating Gods) misbruik gemaakt van «either thair sim-
plicitie and zeall or els my feir and weakness om zijne reis tegen te
houden. Het meest echter beschuldigt hij zichzelven en verzoekt hen
daarom God voor hem te bidden om zijne zonden niet te gedenken
en hem zoo te besturen door Zijnen Geest «that fra hence furth I
may sa behave my self within his Kirk, that my lyfe be na sclander
to that doctrine whilk I profess». Ook hij zal voor hen bidden, dat
zij zoo mogen toenemen in geloof, ijver, liefde en lijdzaamheid, dat
geene aanvallen van den satan, vrees voor den dood, of beloften
voor dit voorbijgaande leven hen doen afvallen van hun geloof.
Als ook zij God daarom blijven aanroepen, dan «whatsumever shall
becum of my wreckit karcas», is hij er vast van overtuigd, dat Hij,
die bevolen heeft, dat Zijn evangelie aan alle volken zou worden
verkondigd, het goede werk, onder hen begonnen, ook zal voleindigen i).
Deae brief is geschreven «frome our toun», dus uit Genève. Knox
was dus in het voorjaar van 1558 weer naar zijne gemeente terug-
gekeerd 3), niet zonder innerlijken tweestrijd en onzekerheid, zooals
we uit dezen brief bemerken. Hij had een voorgevoel van de groote
roeping, die hem in Schotland wachtte, zooals hij ook te La
Roebelle zijne vaste hoop reeds had uitgesproken, dat hij binnen twee
of drie jaren nog het evangelie in de St. Giles te Edinburg zou
verkondigen. Doch nu was het nog niet de geschikte gelegen-
heid om naar Schotland te gaan. Hij moest eerst nog afwachten,
hoewel hij blijkens den aangehaalden brief bij zijn terugkeer
naar Genève reeds bijna berouw had, dat hij toch maar niet door-
gereisd was naar Schotland.
Intusschen was het hem hoe langer hoe duidelijker geworden, dat
langs vreedzamen weg, zooals in Engeland onder Eduard VI, de
hervorming in Schotland niet zou kunnen worden ingevoerd. [Jit
zijn laatsten brief aan de Lords blijkt dit reeds; zoo mogelijk, ja,
moet men de regeering trachten te winnen, maar blijft deze hard-
nekkig weigeren, dan moet men ook tegen haren zin de goede zaak
> maar doorzetten. 3) Eerst had Knox nog gehoopt, dat het langs
vreedzamen weg zou kunnen geschieden. Vandaar zijn eerbiedig en
1) IV, p. 248—353.
3) Den 16den December van het vorige jaar was hij weer tegelijk met Goodman als
predikant der Engelsche gemeente te Genève herkozen.
3) Zie boven. bl. 100.
f
164
bezadigd schrijven aan de isoningin-regentes in 1556. i) Het was
geheel gesteld in den geest van Calvijn en Bnllinger. Hij had zich
toen nog laten leiden door de antwoorden, die hij van hen ontvan-
gen had op die vragen, die by hem reeds lang hoofd en hart be-
wogen, betreffende de regeering van vrouwen eu het recht vau weer-
stand in bepaalde gevallen. In de jaren, die volgden, had hij echter
gezien, dat de toestaud er uiet beter op geworden was. Ziju
eerbiedig smeekschrift was met eeu: «Please yow, my Lord, to
reid a Pasqwill» tot deu bisschop vau Glasgow ter zijde gelegd. ®)
Door de kouiugiu-regeutes was wel is waar een tamelijk ver-
draagzame politiek gevolgd tegenover de Protestanten, maar toch was
er door haar geeu eukele stap gedaau om de reformatie ook maar
eeuigszius te bevorderen. Hare verdraagzame houding kwam blijk-
baar geheel voort uit welbegrepen eigenbelang. En wat Eugelaud
betreft, daar wareu de vervolgingen onder Maria\'s regeering steeds
heviger geworden. Nu was Knox te Dieppe geweest, waar opnieuw
de treurige berichten uit Engeland eu Schotland waren bevestigd.
In Frankrijk had hij verschillende plaatsen bezocht eu had daar ver-
toefd op het tooueel vau deu stryd. Hoe geheel anders dan in het
rustige Genève, waar Calvijus woord thans wet was!
Dat alles, het deed Kuox besluiten om te zeggen, wat hy te zeg-
gen had. Het brandde hem op de lippeu. Hij kou uiet langer zwij-
gen, iuzouderheid over dat punt, dat voor hem reeds zoo laug
kwestieus was geweest, eu waarop hij zich met het antwoord vau
Calvijn eu Bulliuger maar niet kou vereeuigeu, het recht vau vrou-
weuregeeriug. Eu zoo gaf hij dau in het begiu vau 1558 te Geuève
uit ziju: «First Blast of the trumpet against the monstruous regiment
of women.-» 4)
In dit geschrift, dat waarschijnlijk reeds te Dieppe is opgesteld,
neemt Kuox op zich te bewyzen, dat de regeering eener vrouw is
«repugnant to nature; eontumelie to God, a thiug most contrarious
to his reveled will aud approved ordinance; and fiuallie, the subversion
of good Order, of all equitie and justice.» Hij zal elke dezer stel-
lingen bewijzen door getuigenissen aan te haleu, ontleend aan Gods
1) Zie boven, bl. 136 vv.
3) Zie boven, bl. 108 vv.
3) Zie boven, bl. 139.
4) TFor/is, IV, p, 36D—430.
-ocr page 181-165
ordinantie in de natuur, aan Zijnen duidelijk in Zijn Woord geopen-
baarden wil en eindelijk aan de oudste vrome schrijvers.
Merkwaardig is de groote belezenheid, die Knox in dit geschrift in
onderscheiding met al zijne andere geschriften, waarin citaten, behalve
uit den bijbel, zoo uiterst zeldzaam zijn, ten toon spreidt. Men be-
merkt het aanstonds, dat hij hier een onderwerp behandelt, dat zijn
V geest veel heeft beziggehouden en waarover hij veel heeft ge-
lezen. 1) Met zorgvuldigheid wordt elke van de drie genoemde
stellingen door hem achtereenvolgens ontwikkeld. Enkele proe-
ven mogen dienen om eenig denkbeeld te geven van Knox\' rede-
neertrant. Wat zou Aristoteles, die de Lacedaemoniërs berispt, omdat
hunne magistraten zich te veel door hunne vrouwen lieten leiden,
wel gezegd hebben, wanneer hij eens een Parlement had kun-
nen zien, waar eene vrouw te midden van de mannen is gezeten met
eene ki-oon op het hoofd, of als hij zulk eene vrouw had zien rijden,
van mannen omringd, van het Parlement naar haar paleis, wederom
^ met de koninklyke kroon op het hoofd, terwijl zwaard en scepter
voor haar uit worden g-edragen ten teeken van hare macht, — voor-
O O \'
zeker, zulk een gezicht zou hem zoozeer hebben verbaasd, dat hy zou
gemeend hebben, dat de heele wereld in Amazonen 3) was veranderd gewor-
den en dat er zulk eene metamorphose had plaats gehad, als waarvan de
* dichters verhalen by de medgezeilen van Ulysses, of ten minste, dat,
hoewel de uiterlyke vorm was gebleven, toch de harten van zulke
mannen geheel waren «changed frome the wisdome, understanding,
and courage of men, to the foolishe fondnes and cowardise of wo-
men.» Ja, hij en meer van deze heidensche schrijvers, die nog maar
alleen door het licht der rede bestraald werden, zouden ongetwijfeld
zeggen, dat waar vrouwen toegelaten worden tot de regeering, «that
there must nedes vanitie be preferred to vertue, ambition and pride
to temperancie and modestie; and finallie, that avarice, the mother
of all mischefe, must nedes devour equitie and justice». 3)
< Daarom wordt ook in de Romeinsche wet aan de vrouwen verboden
«ne pro aliis postulent», d. i. om als advocaten voor anderen op te
treden, want éénmaal had men Calpurnia verlof gegeven om voor
1) Herhaaldelijk geeft Knox citaten uit Aristoteles\' politica, uit het Corpus juris en uit
verschillende geschriften van Tertullianus, Justinus, Augustinus, Ambrosius, Chrysostomus
en Basilius Magnus; ook Cicero wordt een enkele maal genoemd.
■3) Hiei-bij voegt Knox deze aanteekening: „Amazones were monstruouse women, that
coulde not abide the regiment of men, and therfore killed their husbandis. Eeade Justine."
3) p. 375.
i
-ocr page 182-166
den Senaat hare zaak te bepleiten, maar op het laatst begon
zij zoo onbeschaamd en lastig te worden, «that by her babling
she troubled the hole Assemblie.» Vandaar, dat toeu die wet werd
gemaakt.
Eigenlijk zijn de mannen, die eene vrouw toelaten tot de regeeriug,
d. w. z. «the Nobilitie both of England and Scotland», zoo verblind
en ontaard, dat de stomme dieren in dit opzicht uog boven hen staan ; «for
uo man ever sawe the lion make obedience, and stoupe [stoop] before the
lionesse.» i) In allerlei opzichten staan de vrouwen beneden de mannen.
«Wold to God the examples were not so manifest to the further declara-
tion of the imperfections of women, of their naturall weakues and
iuordiuat appetites!» Er zouden geschiedenissen bij te brengen zijn
van vrouwen, die gestorven zyn alleen «for sodein [sudden] joy», en van
andere, die zichzelven hebben vermoord louter «for uupacience», en weer
van andere, die zoo begeerig waren naar de heerschappij, dat zij daar-
voor de kinderen hunner eigene zonen, ja zelfs hunne eigene kin-
deren en echtgenooten hebben vermoord. 3)
Maar ook is het heerschen der vrouw tegeu den geopenbaarden wil
van God, die haar zelfs in haar volkomeusteu staat, bij de scheppiug,
eene ondergeschikte plaats gaf naast den man. Hierbij worden dan de
verschillende desbetreffende plaatsen uit den bijbel besproken, alsook
de tegenwerpingen der tegenpartij weerlegd. Bij het voorbeeld van
Debora wordt er op gewezen, dat zij haar recht niet wegens hare
geboorte, maar door eene bijzondere roeping uitoefende en voorts uit-
voerig beschreven de «antithesis betwixt the former matrones and
our Jesabelles». 3) Een en auder wordt dan uog bekrachtigd door tal
van aanhalingen uit de kerkvaders, bv. door het woord van Tertul-
lianus tot de vrouwen in zijn De Habitu Midierum: «Dost thou not
knowe that thou art Heva? Thou art the porte and gate of the
Devil», waarbij Knox dan als kantteekening de vermaning voegt:
«Let Women hearken what Tertullian, ane olde Doctor, saith».
Daarom moeten regeerende vrouwen onvoorwaardelijk worden afgezet.
Daardoor wordeu zij vau geen enkel recht beroofd, want zij hebben krach-
tens de Wet Gods geen erfrecht op den troon. Ook de magistraten, die
namens haar regeeren, zijn natuurlijk onwettige magistraten, zij zijn
1) p. 303 en 396.
3) p. 376.
3) p. 404 eu 405.
4) p. 38 L.
-ocr page 183-167
«adulterous and bastard officers before God.» i) Is dus door de blindheid
van den adel en van de stenden eene vrouw tot de regeering toege-
laten, dan behooren zy «to retreate that which unadvisedlie and by
ignorance they have pronounced; and ought, without further delay,
to remove from authority all such persones as by usurpation, violence,
or tyrannie, do possesse the same». Immers, zoo deed Juda ook met
Athalia. En dat is de plicht «as well of the Estates as of the People that
has bene blinded.» In de eerste plaats behooren zy «to remove frome
honor and authoritie that monstre in nature.» Maar vervolgens ook,
als iemand die goddeloosheid wil verdedigen, «they oght not to feare
first to pronounce, and then after to execute against them the sen-
tence of death.» Vreest iemand zyn eed van gehoorzaamheid te schen-
den, dien hy aan «suche monstres» heeft gedaan, dat hij dan bedenke,
«that as the beginuing of their othes, proceding from ignorance, was
sinne, so is the obstinate purpose to kepe the sauae nothing but
■plaine rebellion against God.» 3)
Het behoeft ons zeker niet te verwonderen, dat Elisabeth aan
Knox het schrijven van deze First Blast moeilijk kon vergeven. 3)
De uitgave ervan kon ook al op geen ongelukkiger oogenblik plaats
gehad hebben. Immers, wat Knox bij het schrijven ervan allerminst
kon vermoeden, geschiedde korten tijd daarna. Nog in hetzelfde jaar
toch, den November 1558, stierf Maria, en haar dood bracht
eene geheele omkeering teweeg in de toestanden in Engeland. Hare
zuster Elisabeth volgde haar op, die aanstonds het Protestantisme
in haar rijk krachtig bevorderde, en zoo werd de First Blast een
steen des aanstoots voor haar, voor wie Knox zijn geschrift
zeker het minst van allen had bestemd. Ook Calvijn zelfs moest
]nede in de ongunst van Elisabeth deelen, daar de uitgave van
de First Blast te Genève had plaats gehad, hoewel de inhoud
ervan naar Calvyns eigen getuigenis hem pas veel later ter oore
kwam. 4)
Dat Calvyn echter niet met Knox\' beginselen, in de First Blast
neergelegd, instemde, is ons reeds genoegzaam bekend uit het door
1) p. 414.
2) p. 416.
3) Zie beneden.
4) Zie beneden. Ongeveer tegelijkertijd met de First Blast verscheen van de hand
van Goodman, Knox\' collega, een geschrift getiteld .^Obedience to superior powers", waarin
dezelfde stellingen werden verdedigd als door Knox. Ook Whittingham en Gilby stemden
met Knox in.
168
lieua vroeger gegeven antwoord op enkele vragen van Knox, i) eu zal
ook later uog blijken uit zijnen brief aan Cecil. Ook uit eeu brief
vau Hotomau, den 12^611 December 1558 uit Straatsburg gescbreven,
blijkt ous, dat Calvyu zeer bepaald zijue afkeuring had uitgespi\'oken
over eeuige pas verschenen «libelli,» waarmede ougetwyfeld Kuox\'
First Blast eu Goodman\'s Obedience to superior powers wordeu
bedoeld. 3)
Ook reeds enkele maanden tevoren had Goodman Calvijn geraad-
pleegd over eeuige «propositioues» eu over eeu zeker «libelllus.»
Deze «propositioues» haddeu ook betrekking op dergelijke kwesiies
als iu de First Blast en Obedience to superior powers wordeu be-
handeld. Calviju had blykbaar aan Goodman op dieus «propositi-
oues» eeu zeer gereserveerd antwoord gegeveu. Het bedoelde «li-
bellus» was waarschijnlijk Goodman\'s Obedience to superior powers. 3)
Dat zich iutusscheu ook al spoedig bij dë Engelsche ballingen
oppositie vertoonde tegen Kuox\' First Blast, blijkt ous uit zijueu
brief aau Johu Foxe te Bazel. 4) Deze had blijkbaar iu afkeurenden
ziu aan Kuox erover geschreven. Kuox antwoordde hem daarop deu
Igden Mei 1558, dat hij uiet wilde verontschuldigen ziju «rude
vehemencie and inconsidered affirmations, which may appear rather
to procead from coler theu of zeal aud reason,» maar overigens, hij
was uiet gewoon de wereld op eeuigerlei mauier met zijue woorden
te vleieu; «to me it is eueugh to say that black is not whit, and
1) Zie boven, bl. 1\'JO vv.
3) Hotoman spreekt in dien brief zijae blijdschap uit over de veranderingen, die ia
Engeland hebben plaats gehad, en laat dan volgen: „Omnes laetati sunt tuis Uteris i/i
fptilms aperte testatum es libellos illos tibi non placere. In disputatione de Gynaecocratia
praeiudicium huic piae reginae fiebat. Sed spero rem omnem exstinctum iri". Corpus Re-
formatorum, Op. Cah. vol. XVII, p. 397.
3) Den SOsten Augustus schrijft Goodman aau Petrus Martyr te Zurich, nadat hij
hunne handelwijze te Frankfort heeft verdedigd en Martyrs raad gevraagd heeft in een
zekere zaak, de ceremoniën betreffende: „D. Calvini censuram. cui\'non immerito plurimum
tribuis, antecjuam in lucem prodiit libellus, petü, easque illi quas ad te mittebam
ostendi: quae tametsi duras, iis potissim,um q^d in honm\'e fraeficiuntur, existimavit, et
propterea cante tractandas, veras niMlominus fuisse con fessus est." [Corp. Ref. Op. Cah.,
Vol. XVII. p. 397). Zeer waarschijnlijk bedoelt Goodman mét dit „libellus" zijn Obe-
dience to superior powers, hoewel het vreerad is, dat Calvijn dan van de ongeveer gelijk-
tijdig verschijnende First Blast niets vernam. Hij zelf toch verklaarde later aan Cecil
pas een jaar na de uitgave daarvan kennis te hebben gekregen en volgens Laing
verscheen Obedience to superior porcers ongeveer gelijktijdig met de First Blast
(VI, p. 853).
4) Zie boven, bl. 133 en 135.
-ocr page 185-169
mans tyrannye and foolishnes is not Goddes perfite ordinamce, whicli
thinge I do, not so much to correct common welthes as to delyver
my own conscience, and to instruct the consciences of som semple,
who yit I fear be ignorant in that matter», i) Het volgend
jaar werd Knox\' geschrift beantwoord door John Ayluier, ééu
der Engelsche ballingen te Straatsburg, die daardoor Elisabeth
gunstig hoopte te stemmen tegenover de Engelsche vluchtelingen.
De titel van dit geschrift luidde: «An Harborowe for Faithfull
and Trewe Subjectes, agaynst the late hlowne Blaste, coneerninge
the Government of Wemen: wherin be confuted all such reasons as
a straunger of late made in that behalfe, with a breife exhortation
to Obedience.»
Intusschen liet Knox het niet bij zijn First Blast blijven. Hij had
nog veel meer te zeggen. Eukele maanden na de Hrst Blast ver-
scheen daarom te Genève eene nieuwe editie van zyu «Letter to the
Queen Regent», 3) thans aanmerkelyk vermeerderd met verschillende
«additions.» 4)
In eene korte voorrede geeft Knox aan de koniugiu-regentes te
kennen, welke reden hem ertoe gebracht heeft om zijnen brief aan
haar opnieuw, uu vermeerderd, uit te geven. Die reden is de «most
cruell Sentence», die de bisschoppen over hem en zijne leer hebben
uitgesproken, toeu hij in 1556 Schotland juist had verlaten Omdat
dit onrecht niet alleen hem geldt, maar ook is begaan tegen «the
eternall truthe of Christes Evangile», daarom kan hij niet nalaten
zoowel aan haar als aan hen te verklaren, dat hij door hun tyranuiek
vonnis zoo weinig vervaard is, «that in place of the picture (if God
impede not my purpose) they shall have the bodie to justifie that
doctrine lohich they [members of Satan) blasphemouslie do C07idemne».
Tevens geeft hij H. M. te kenueu, «that from them, their sentence,
and tyrannic, and from all those that list maiuteine them iu the
same, 1 do Appeale to a laufidl and generall Counsell, besechinge
your Grace to take in good part that I call you for witnesse, that
I have required the libertie of tonge, aud my cause to be hard
before your Grace and the bodie of that realme, before that any such
i; Works, V. p. 5.
■2) Hij werd later bisschop van Londen.
3) Zie boven, bl, 186 vv,
4) _ Works, IV, p, 431 - 46ü,
5) Zie boven, bl, 145,
-ocr page 186-170
proeesse was laid against me, as this my Lettre directed to your
Grace doth testifie»
Daarop volgt dan de brief, woordelyk gelyk aan dien van 1556,
met de tusschengevoegde «additions» by wijze van verklaringen van
het vroeger geschrevene. De toon dezer «additions» verschilt over
het geheel aanmerkelijk van den brief zelf. Men bemerkt er duidelijk
uit, hoezeer Knox\' stemming door de ondervinding der laatste jaren
is veranderd. De man, die de «trumpet» reeds aan den mond heeft
gezet, is aan het woord. Het bezadigde smeekschrift van weleer
klinkt nu hier en daar veeleer als een ultimatum vóór de oorlogs-
verklaring. Overwegingen, zooals hem nog te Dieppe hadden tegen
gehouden z), zijn thans, nu hij weer te Genève is, geheel op
den achtergrond gedrongen. Als men hem en anderen zou willen
beschuldigen van «authors of sedition, raisers of tumultes, violatours
of common orders etc.» te zijn, dan luidt nu zijn antwoord in één
der «additions»: «I answer with the Prophet Isaie, «That all is
not reputed before God sedition and conjuration, which the foolish
multitude so estemeth» ; nether yet is everie tumult and breach of
publike order contrarie to Goddes commandement. For Christ Jesus
himselfe, comming to ryve the spoile from the strong armed, who
before did kepe his house in quietnes, is not commen to send peace
but a Swordc, and to make a man disassent from his father, &c.
His Prophetes before him, and Apostles after him, feared not to
breake publike orders established against God, and in so doing, to
move, as it were, the one-half of peoples, nations, and cities against
the other»
Knox beschuldigt thans niet alleen de valsche bisschoppen en
slechte raadslieden der kroon, maar ook de regentes zelve, als hij het
haar in ondubbelzinnige woorden toeroept: «The avarice and crueltie,
aswell of your selfe as of such as be in authoritie, may be knowen
by the factes: for fame carieth the voices of the poore, oppressed by
intolerable taxes, not onlie to us here in a strange countrie, but, I
am assured, to the eares of the God of hostes» De rampen, die
de koningin-regentes getroffen hebben, het sterven binnen zes uren
tijds van hare twee zonen en spoedig daarop van haren echtgenoot.
1) IV, p. 433. Zie boven, bl. 138.
3) Zie boven, bl. 163. Yg. ook bl. 18, 30, 79, 136 en 137
3) p. 443.
4) p. 450.
-ocr page 187-171
zijn straffen, die God haar toegezonden heeft vanwege hare zonden,
inzonderheid vanwege hare afgoderij. Want zooals uit het boek der
Koningen blijkt, is vooral het uitroeien der nakomelingschap een straf
Gods voor de afgoderij i). Ook roept het bloed van Abel, d. i. het
bloed van alle ware getuigen van Christus, dat door wreede tyrannen
is vergoten, om wraak, die zekerlyk komen zal niet alleen over die
tyrannen zelf, maar ook over hen, «that maintein those tyrannes in
their tyranny, or that do consent to their beastlie crueltie»
Als men zijne leer ketterij noemt, zooals men in boven bedoeld
vonnis gedaan heeft, dan geve men hem gelegenheid zich te verant-
woorden. Dat is het juist, wat hij vroeger gevraagd heeft en ook
nu nog vraagt: «Our Petition is, that our doctrine may he tryed
by the playn Word of God, that libertie be granted to us to utter
and declare our myndes at large in everie article and poynt which
now are in controversie; which if ye denie, geving eare to Christes
ennemies, (who condemne his doctrine for heresie), ye shall drink the
cup of Goddes vengeance with them» Telkens weer komt hij
daarop terug gelijk hij het ook reeds in de voorrede van den
brief had gevraagd. Maar men wil niet naar hem hooren. Evenals
-koning Jojakim het boek van Jeremia verbrandde, zoo heeft ook de
regentes zijnen brief geminacht en er niet naar willen hooren, want
zij heeft hem met een verachtelijk: «My Lord, will ye reade a Pas-
quill» ? aan één harer prelaten gegeven. En toch had hij dien brief
geschreven met de getuigenis eener goede conscientie, «that I did it
in the feare of my God, and by the motion of his Holie Spirit (for
the request of faithfull brethren in thinges laufull and apperteining
to Goddes glorie, I can not but judge to be the voice of the Holie
Ghost)». Maar daarom dan ook dreigt Knox haar nu, «that if no
more ye esteme the admonition of God nor [than] the Cardiualles do the
scoffing of Pasquilles, that then he shall shortUe send you messagers
[messengers\'] ivith whom ye shall not be able on that maner to jest» »).
Zoo sprak Knox tot H. M. de Koningin-regentes van Schotland,
Maria Guise. Doch thans stelde hij zich niet gelijk de eerste maal
tevreden met een brief aan de regentes alleen. Het was niet te
4) p. 443, 455, 45\'J.
ö) p. 458.
172
verwacliten, dat de nu met «additions» vermeerderde brief een gunstiger
onthaal zou vinden dan de eerste. En toch, Knox wilde gehoord wordeu,
men zou notitie nemen van zijn appel «from the cruell sentence of
the Bishop pes». En daarom liet hy nog twee geschriften volgen, het
eene gericht tot de «Lords», het andere tot de «Commonalty» van
Schotland. Wilde de regentes hem dan uiet hooren, dan zouden ten
minste de edelen hem hooren, en wilden dezen ook niet, dan ten
minste «het volk achter den adel», Schotlands burgerij.
In Juli 1558 verscheen dan te Genève «The Appellation of John
Knoxe from the cruell and most injust sentence pronounced against
him by the false bishoppes and clergie of Scotland», i) volgens het
opschrift gericht «To the Nobilitie and Estates of Scotland». Daar
Knox iu dit geschrift uitvoeriger dan in eenig ander zijue godsdieustig-
politieke beginselen heeft neergelegd, is het noodig hierbij meer in
het bijzonder stil te staan. ^
Na eene inleiding, waann hij verklaart niet alleen om zijns zelfs
wil, maar allermeest uit eerbied voor Gods eeuige waarheid, van hen
«as of laufull powers by God appointed» herstel van onrecht te
vragen, legt hij voor hen iu het kort zyne zaak bloot, eu wijst hen
daarna op hunne verplichtingen niet alleen ten opzichte van hem-
zelven, maar ook in het algemeen ten opzichte van de handhaving
van den waren godsdienst.
Hy heeft tydens ziju verblyf iu Schotland niets anders geleerd,
dan dat meu, gelooveude in Christus Jezus, had te strijden tegeu de
zonde en te allen tijde ernaar te jagen om God te verheerlijken door
zulke goede werken, als Hij voor Zijne kinderen bereid heeft om
daariu te wandelen. En voorts, dat wie Christus verloochent voor de
mensch eu, ook eenmaal door Hem zal worden verloochend. Eu daar-
om had hij gezegd, dat allen, die de hope des eeuwigen levens
koesteren, hebben te vermyden alle bijgeloof, ydelen godsdienst en
afgoderij: «Vain religion and idolatrie I call ivhatsoever is done in
Goddes service or honour, without the expresse commaundement of
his own Worde».
Hij meende, dat deze zijne leer geheel overeenkomstig Gods heilige
Schriften was en nu hebben «your fals Bishoppes and uugodlie Clergie»
hem als ketter veroordeeld en als zoodanig het doodvonnis over hem
1) TTor/is, IV, p. 467—530.
3) p. 468.
m
uitgesproken en als getuigenis daarvan tem in effigie verbrand. Van
dat onrechtvaardige en vrreede vonnis nu komt hy in appel, en dat
wil hy den edelen bekend maken, «to a laufuïl and generali Council i);
to suche, I meane, as the most auncient lawes and canones do ap-
prove to be holden», terwyl hy hun, de edelen, die God heeft aan-
gesteld tot vorsten over het volk en daarom tot verdedigers van on-
schuldigen binnen hun gebied, verzoekt om hem en allen die door
«those cruell beastes» worden vervolgd in hunne bescherming te nemen,
«tili the controversies that this day be in Religion be lauftdly decided».
Zy weten wel, dat niet hij alleen, maar eveneens het grootste ge-
deelte van Duitschland en Zwitserland, de koning van Denemarken,
de adel van Polen en vele andere gereformeerde steden en Kerken
«appeal from the tyrannie of that Antichrist, and most earnestly do
call for a laufull and general Cotmcil, wherin may all controversies
in Religion be decided by the auctoritie of Goddes most sacred
W/orde». Daarop nu beroept ook hij zich en ook al doet hij het een-
voudig en met minder plechtstatigheid, zoo hoopt hij toch, dat zij
hem zullen schenken «such equitie as God by his Worde, ancient
Lawes, and determinations of most godlie Councils, graunte to men
accused or infamed».
Gods Woord nu wil, dat niemand zal ter dood veroordeeld worden,
of hij moet ten overstaan van twee of drie getuigen schuldig bevon-
den zijn. De oude wetten eischen, dat een beschuldigde, hoe vreeselijk
de beschuldiging ook zij, zich zal verdedigen. En de vrome concilies
verlangen, «that nether byshopp nor person ecclesiasticall whatsoever,
accused of any crime, shall sit in judgement, consultation, or counsil,
where the cause of such men as do accuse them is to be tried.»
Knox verlangt dus, dat zijne leer zal onderzocht worden en getoetst
aan het Woord van God en dat de bisschoppen «be removed from
judgement in our cause», omdat zij zelf in staat van beschuldiging
gesteld zijn, en voorts, dat de stenden van het rijk ook hen
zullen dwingen te antwoorden «to such crimes as shall be laid to
their charge, for not righteously instructing the ßock committed to
their cares».
Twee bedenkingen zullen gemaakt worden, nl. of zijn appel wel
wettig is, daar hij als ketter is veroordeeld, en of de stenden wel ge-
il Vg. boven, bl. 169.
3) nl. door Knox\' brief aan de regentes.
3) p. 4.70.
in
tonden zijn kern, die hunne hulp inroept, te beschermen, ziende dat
de bisschoppen, die in zakeu, deu godsdienst betrefieude, aanspraak
maken op het bezit vau alle autoriteit, door huu vouuis hem reeds
hebbeu veroordeeld. Beide zal Knox bewijzen, zoowel dat ziju appel
is «most lawfull and just», als ook dat zij, als zij weigeren hem te
verdedigen, zichzelven verklaren «rebellious to God, mentaiuers of mur-
therers, aud shedders of iuuoceut blood.»
Volgeus de burgelijke wet (waut huuue kauonieke wet is «accursed
of God») kau hij appeleereu, omdat hij door de bisschoppen ii ge-
dagvaard, toen hij niet meer onder huuue jurisdictie was, maar «in
a free citie» i) het evangelie verkondigde. Voorts omdat hem geeu
keunis gegeveu werd van de dagvaarding, eu omdat hij geeu vrijen
toegang tot Schotland kon hebbeu, daar hij tevoreu reeds door huuue
onrechtvaardige tyrauuie eruit was verbauueu. Eindelijk omdat zij
geeue onpartijdige rechters kouden ziju, daar hij heu tevoreu reeds
in staat van beschuldiging had gesteld iu zijueu brief aau de regentes
«aud had intended agaiust them all crimes, offriug my selfe, ivith
hasard of life, to prove the same». 3)
Maar dat alles is uog uiet ziju «cheve grouud» eu tot deze wil hij
zich nu bepalen, ul. hij zal bewijzen, dat het wettig is voor Gods
profeten eu de predikers van Christus Jezus «to Appeall from the
sentence and judgement of the visible Church to the knolledge of
the temporall Magistrate, who by Goddes law is bound to hear their
causes, and to defend them from tyrannic.» 3)
Dit blijkt immers uit de geschiedenis vau Jeremia (Jer. 26), die
ook teu onrechte door de priesters was ter dood veroordeeld en toeu
bescherming zocht bij de vorsten, bij den burgerlijken magistraat. Ook
Paulus beriep zich tegenover de beschuldiging der overpriesters op
den keizer. Hij zou ook nog kuuueu wijzen op Ambrosius, die alleen
iu Milaan wilde terechtstaan, waar de geheele Kerk zijue prediking
had gehoord, en op Athauasius, die zich niet wilde onderwerpen aau
een coucilie, waar mauueu, die tegen Gods waarheid samenzwoeren,
zitting zoudeu hebben. Maar omdat «the Scriptures of God are my
only fundation and assurance, in all matters of weight and importance,»
acht hij de twee genoemde voorbeelden voldoende om het recht vau
ziju beroep op de edeleu te bewijzen. Niemand viude het aanmatigend,
1) Bedoeld is Dieppe, Zie boven. bl. 14,5,
3) Zie boven, bl. 138 en 1Ö9.
3) p. 473.
175
dat liy zich met Jeremia en Pauhis vergelijkt, Want de zaak is
precies dezelfde; «neither ought you, my Lordes, judge your selves
lesse addetted and bound to me, calling for your support, then did
the Princes of Juda think them selves bound to Jeremie, whome for
that tyme they delivered, notwithstanding the sentence of death pro-
nounced against him by the visible Church.» J^)
Dit wat betreft het recht van zijn appel. Hij hoopt, dat ook de
edelen het zullen erkennen en hem dus in bescherming zullen nemen,
«that by you assured I may have accesse to my Native countrie 3),
which I never offended,» om alzoo de gelegenheid te hebben om
openlijk «in the presence of the whole realme» zijne «Confession» af
te leggen aangaande de verschillende punten, waarover de strijd loopt,
terwyl hij tevens verlangt, dat zij dan ook krachtens de autoriteit,
die God hun verleende, hen, die zoo langen tijd zichzelven en hen,
die aan hunne zorg zijn toevertrouwd, hebben misleid, zullen nood-
zaken zich te verantwoorden tegenover de beschuldigingen, die hun
zullen worden ten laste gelegd.
Doch nu wil hij ook nog bewyzen, dat hij niet meer van hen
vraagt, dan wat htm dure plicht is, en dat dus zijn verzoek is «such
as without God\'s heavy displeasure ye can not deny.» Wat hij van
hen vraagt, is dit: «That ye whome God hath appointed heades in
your commune welth, witl\\ single eye do studie to promote the glorie
of God; to provide that your subjects be rightly iitstructed in his true
religion; that they be defended from all oppression and tirannie; that
true teachers may be maintained, and such as blynde and deceave
the people, togyther also with all idle bellies, which do robbe and
oppresse the flock, may be removed and punished as God\'s Laiu
prescribeth.» Hiertoe toch verplichten hen «the honours and benefitos
which ye receve, the Law of God universally geven to all men, and
the examples of moste godlie princes.» s)
God heeft hun de hooge eer gegeven om over hunne broeders te
regeeren. Daarom hebben zij dan ook uit dankbaarheid jegens
Hem Zijne eer bovenal te bevorderen. En verder hebben zij over hen
te regeeren als vaders over hunne kinderen. Zelfs heidenen leeren
dit, zoozeer is het in onze natuur ingegrift. Knox wil daarover dus
1) p. 480.
2) Vg. boven. bl. 188 en 171.
3) p. 4.80,
-ocr page 192-niet in liet breede bandelen, maar alleen zeggen, wat by naar Gods
Woord waarheid acht te zijn.
Vooreerst dan zyn zij gehouden boosdoeners te straffen eu ouschul-
digen te verdedigen. Vervolgens eischt God van hen, dat zij zullen
zorgen, dat huune onderdanen op de rechte wyze worden ouderwezen
iu Zynen wareu godsdienst, en dat de ware godsdienst worde
hervormd, als er misbruiken ingeslopen zijn. Eu eindelyk zijn
zij verplicht van eerambten te ontzetten en met den dood te
straffen (als de misdaad het eischt) heu, die het volk misleiden,
of hun het voedsel hunner zielen, nl. Gods Woord, onthouden.
Het eerste en het tweede wordt duidelyk door Paulus in Rom. 13
geleerd. Er is geene eer, of daarmee is eene verplichting verbonden.
Zij mogen uiet als tyrannen heerschen, maar hebben als « God\'s mi-
nisters» voor het welzyn hunner onderdanen te zorgen. Eu omdat de
geest zooveel meer is dau het lichaam, daarom hebben zij ook niet
minder het geestelijk dan het tijdelijk welzijn hunner onderdanen te
bevorderen. God zal huu rekenschap afvragen ook daarvan. Het zal
hun niet baten, als zij zegggen, dat zij «supposed that the charge
of the soules had bene committed to your Byshoppes.» Want als
het bewezen zal zijn, dat huune bisschoppen geene bisschoppen zijn,
maar «deceavable theves and ravenyng wolves» (hetgeen Knox aanbiedt
te bewyzen), dan zal huu «permission and defence of them» door
God gerekend worden te zijn «a participation of theyre thefte and
murther» (Jes. 1 : 23). i) Daarom hebben zij die bisschoppen af te
zetten eu voor hen herders in de plaats te stellen, die de kudde van
Christus recht weiden.
Van oude tijden af heeft de Satan de blinde wereld tot hand-
having van zijn ryk vau twee dingen weten te overtuigen, voor-
eerst dat «the feeding of Christes flock» vols^^rekt niet behoorde
tot de roeping van den magistraat, maar alleen tot die van de
bisschoppen en den «estate ecclesiastical!», en voorts dat de
reformatie van den godsdienst, hoe verdorven die ook is, en
het straffen van geestelijken, die misdoen, aan hunne macht is
onttrokken en alleen aan de geestelijke macht toekomt. Toen
God echter zijne wetten en ceremoniën aan Israël gaf, heeft Hij
de zaken, die den godsdienst betroffen, niet aan de macht van
Mozes onttrokken. God openbaarde niets in het byzonder aau Aiiron,
1) p. 484.
-ocr page 193-maar tem werd juist bevolen in alles te luisteren naar Mozes, ja
zelfs, hij mocht zelf niets doen tot zyne heiliging voor het priester-
schap, maar het was alles overgelaten aan de zorg van Mozes. Welnu,
indien God zoo beslist verlangde, «that even those who did heare the
figure of Christ shoidd reeeave from the civile power, as it were,
theyre sanctification and entrance to theyre office», wie zou dan dur-
ven meenen, dat «the civile power is now becomed so prophane in
God\'s eyes, that it is sequestred from all intromission with the mat-
ters of religion?» i)
Eén van de voornaamste voorschriften bij de troonsbestijging van
een koning van Israël was, dat hij een afschrift moest maken van de
wet des Heeren om daarin al de dagen zijns levens te lezen, waar-
mee bedoeld werd, niet alleen dat hij zelf God zou vreezen, maar
dat hij er zorg voor zou dragen, dat de wai-e dienst van God onge-
schonden zou worden bewaard door het volk, dat God aan zijne zorg
had toevertrouwd. Dat begrepen David en Salomo niet alleen, maar
ook die koningen van Juda, die, nadat er misbruiken waren inge-
slopen, hervormingen teweeg brachten, zooals Asa, die zijne moeder
van haar eerambt ontzette, omdat zij afgoderij gepleegd had, en Jo-
saphat, die de voornaamste plaatsen van afgodery verwoestte en Le-
vieten uitzond om het volk te onderrichten. Nog duidelyker blijkt
het uit de daden van Hiskia en Josia. Josia verwoestte niet alleen
de plaatsen der afgoderij, maar hij ging nog verder, hij doodde de
priesters der hoogten, die afgodendienaars waren en het volk hadden
misleid; «he did kyll them, I say, and did burn theyre bones upon
theyre owne altars, and so returned to Jeruzalem. This reformation
made Josias, and for the same obtained this testimonie of the Holie
Ghost, that neither before hym, neither after him, was there any
such king, who returned to God with his whole soule, and with all
his strengfche, according to all the Law of Moses.» Uit al deze
voorbeelden is het dus duidelyk, dat de hervorming van den godsdienst
in allen deele evenals het straffen van valsche leeraars behoort tot
de macht van den burgerlyken magistraat.
Daarom moeten ook de Lords zonder uitstel terstond de reformatie
op hun grondgebied ter hand nemen. Misschien verontschuldigen zij
zich door te zeggen, dat zij geene Joden, maar Heidenen zijn, en
1) p. 487.
■2} p. 489.
12
-ocr page 194-178
voorts, dat zy geene koningen, maar edelen zijn. Docli God eisclit
nog hetzelfde van den burgerlyken magistraat als vroeger iu Israël, ^
zooals de H. Geest leert iu Psalm 2: «Handelt verstaudiglijk, gij, j
die de aarde richt, kust deu Zoou, opdat Hij niet toorue eu gij op
den weg vergaat.» Deze vermaning ziet ook op heu, die eerambten
bekleedeu ouder het evangelie, waar Christus regeert in Zyu
geestelijk Kouiukrijk.
moet verborgen gehouden wordeu, öf hunne wreedheid tegengegaan.» j
Hij noemt drie redeueu op, waarom de Kerk hulp zoekt bij deu |
magistraat: vooreerst omdat de waarheid openlijk moet wordeu ver-
kondigd, daar anders de menschheid iu dwaling teu onder gaat, ten j
tweede omdat de openlijk verkondigde waarheid de woede der tegen-
standers uitlokt, eu eindelijk, omdat sommigen meeudeu, dat meu |
liever behoorde «to suffer all injurie» dau hulp bij menscheu te \'
zoeken, voegde hij er nog eeu derde redeu by ul, dat vele zwak-
ken, die meu toch ook moet trachten te wiuueu, uiet in staat ziju om
vervolging eu dood te oudergaan. De apostelen, zegt Augustinus
verder, zochten die hulp wel is waar uiet, maar alleeu omdat er
toen geene geloovige vorsten waren. Eeu koning moet God dienen
als meusch en ook als kouiug. Ook uit Augustinus kuuueu de Lords
dus leereu, dat koningen verdrukten om der wille vau deu godsdienst
hebben te verdedigen eu de woede der vervolgers door vrome wetten
te beteugelen. Daarom heeft ook Jesaja gezegd, «dat de kouiugeu de
voedsterheereu van Gods Kerk behooren te ziju, dat zij zich moeteu
uederbuigeu om de kindereu Gods vriendelijk te beschermen.»
(Jes. 49 : 23). \'
Eu wat betreft, dat zij geeue kouiugeu, maar edelen eu steudeu [
loosheid laten begaan. Zij ziju met eeu auder doel met gezag be-
kleed dan om huuueu kouiug iu zijne dwaasheid en blinde woede te
vleieu, «to witt, that as with your bodies, streugth, riches, aud wis-
dome, ye are bouud to assist and defeud him iu all thiugs, which
1) Vg. boven, bl. 18, 30, 79 en 170. \'
-ocr page 195-179
hy your advise lie shall take in hand, for God\'s glorie, and for the
preservation of his commiinewealth and subjects; so hy your gravities,
counsel and admoniton, jee are bound to correct and represse what-
soever ye know him to attempt expressedly repugning to Goddes Word,
honour, and glorie, or what ye shall espie him to do, be it by ignorance,
or be it by malice, against his suhjectes great or small.» i)
Maar juist dezen plicht vergeet de adel in dezen tijd, want tegen-
woordig is het het gewone liedje van alle menschen: wij moeten onze
koningen gehoorzamen, hetzij zij goed of slecht zijn. Maar de wraak
Gods zal vreeselijk zijn over allen, die Hem zoo lasteren, want te
zeggen, dat God bevolen heeft, dat koningen moeten gehoorzaamd
worden, als zij bevelen goddelooze dingen te doen, dat is geen min-
dere blasphemie dan te zeggen, dat God door Zijn voorschrift de oor-
zaak en handhaver van alle ongerechtigheid is. Het is waar, dat
God heeft bevolen de koningen te gehoorzamen, maar even waar is
het, dat in dingen, die zij doen in strijd met de eere Gods, geene
gehoorzaamheid wordt bevolen, maar dat juist diegenen, die zich te-
gen de goddelooze bevelen verzetten, daarvoor worden geprezen en
beloond, zooals b.v. de drie jongelingen, Daniël en Ebed-melech. Al
deze feiten zouden heden dwaasheid geachf> worden door al dezulken,
«as will not understand what confession God doth require of his
children, when his veritie is called in doubt».
Men lette er vooral op, dat in het geval van Ebed-melech (Jer. 38)
de menschen, die den profeet Jeremia hadden veroordeeld, waren de
Koning, zijne Vorsten, en zijn Raad, en toch beschuldigde één man
hen allen van onrecht en sprak stoutmoedig ter verdediging van hem,
«.of ivhose innocencie he was persuaded. And the same, I say, is the
dutie of every man in his vocation, but chefely of the Nobilitie, which
is joyned with tlieyr Kinges, to bridel and represse their folie and
blind rage» i).
Doen de edelen dit niet, dan zijn zij verraders ten opzichte van
hunne Koningen en wekken de wraak Gods op tegen zichzelven en
tegen het rijk. God zal noch den adel, noch het volk ver-
sclioonen, maar den adel het minst van allen, indien zij hunnen
Koning volgen «in manifest iniquitie». Farao verdronk niet alleen,
maar met zijne bevelhebbers en zijn groote leger. Ook de Koningen
van Israël en Juda werden niet alleen gestraft, maar met hen werden
5) p. 517.
-ocr page 196-180
iiunne raadgevers vermoord, hunne vorsten gevangen genomen en
hun volk gevaukelyk weggevoerd. Waarom? «Because none was
found so faithful to God, that he durst enterprise to resist nor
againstand the manifest impietie of theyr Princes».
Eindelijk wordt het gezegde uog het allerduidelijkst bevestigd door
«the law of God, uniuersallie geven to be kept of all men; which is
my last and most assured reason, why, I say, yee oght to remove
from honours and to punish with death such as God hath condemned
by his owne mouth» i). Nadat Mozes ul. gezegd heeft, wat de ware
godsdienst is, ul. God te vereeren, zooals Hij bevolen heeft, aan Ziju
Woord niets toedoende of afdoende, laat hy volgeu (Deut. 13 en 27):
«Wanneer uw broeder, uw zoou, uwe dochter, uwe vrouw, of uw
vriend, dien gij lief hebt als uw eigen leven, u heimelijk zal aan-
porren, zeggende: Laat ons andere goden gaan dienen, die noch gij,
noch uwe vaderen gekend hebben, zoo zult gy hem niet ter wille zijn,
ook zal uw oog hem niet verschoonen, en gij zult u over hem uiet
ontfermen, noch hem verbergen, maar gy zult hem zekerlijk dooden;
uwe hand zal het eerst tegen hem zijn om hem te dooden, en daarna
de hand van het gansche volk.»
Hieruit kan men twee dingen leeren. Vooreerst, dat zij, die tot
afgoderij willen verleiden, met den dood behooren gestraft te worden
zonder aanzien des persoons. Geene zonen ol dochters of vrienden
mochten gespaard blijven, hoeveel te minder dau anderen, van welken
raug ook. Zelfs geene profeten, die zich nog wel op hunne voorrechten van
particuliere openbaring door droom of visioen kouden beroepen, mochten
gespaard blyven, als zij het volk tot afgodery wilden verleiden, zelfs
niet al beloofden zij woudereu, ja, al werden er wonderen door hen
verricht. Welnu, hoe zal dan ooit een volk worden verontschuldigd,
als zij «according to Goddis commandment punuish not to death such
as shal solicitate or violently draw the people to idolatrie?» Niemand
wordt uitgezonderd. Dat versta men toch wel. Dat blijkt ook duide-
lijk uit dat plechtig verhond, dat Asa maakte met het volk om God
te dienen, waarby hij dit gebod voegde, «dat al wie den God Israels
niet zocht, hetzij groot of klein, man of vrouw, gedood zou worden.»
Het tweede, dat opgemerkt moet worden, is, dat de uitoefening
van de straf voor zulke misdaden als afgodendienst, godslastering, en
dergelijke, die de majesteit Gods aanranden, niet alleen toekomt aan
5) p. 517.
-ocr page 197-181
Koningen eu aau de voornaamste regeeringspersoneu, nhut also to the
whole hodie of that people, aud to every memhre of the same, accor-
ding to the vocation of everie man, and according to that possibilitie
and occasion which God doth minister to revenge the injurie done
against his glorie, what time that impietie is manifestly known.»
Dat beveelt Mozes ook duidelijk, als hij zegt (Deut. 13), dat die
stad, waarvan men hooren zal, dat er afgodendienst wordt gepleegd,
geheel en al moet worden verwoest, en dat de inwoners moeten worden
gedood. «Plaine it is, that Moses speaketh, nor geveth not charge
to Kinge, Rulers, and Judges only, but be commaundeth the lohole
hodie of the people, yea, and everie memhre of the same according
to their possihilitie; and who dar be so impudent as to denie this to
be most ressonable and just?» Voor den vleeschelijken mensch schijnt
het een hard en streng oordeel, want in welke stad waren er niet
nog onschuldigen zooals kinderen en eenvoudige en onwetende zielen,
die nooit hunne toestemming gaven tot de goddeloosheid. En toch
vinden wij niemand uitgezonderd. De redenen, die de H. Geest zelf
aangeeft, zijn vooreerst, opdat geheel Israël, het vonnis hoorende, zou
vreezen een dergelijken gruwel te begaan, en in de tweede plaats,
opdat de Heer mocht aflaten van de hittigheid zijns toorns en bewo-
gen mocht worden zich met innerlyke liefde tot het volk te keeren,
hun genadig te zijn en hen te vermenigvuldigen overeenkomstig den
eed, dien Hij hunnen vaderen gezworen had.
Daarom moet dit voldoende zijn om een ieder er toe te brengen
zichzelven tot vijand te verklaren van datgene, dat zoozeer den. toorn
Gods tegen het geheele volk opgewekt. Want Gods toorn wordt ook
door de overtreding van weinigen opgewekt over het geheele volk, en
wordt niet uitgebluscht, aleer de straf aan de overtreders is vol-
trokken.
Wel is waar werd de bedoelde wet niet uitgevoerd, maar daarom
volgden ook zoovele plagen over Israël en Juda, totdat beiden in
ballingschap werden weggevoerd. «The consideration wherof maketh
me more bold to affirm, that it is the dtUie of everie man, that list
to escape the plague and punishment of God, to declare hymselfe
ennemie to idolatrie, not only in heart, hating the same, hut also in
externall gesture, declaring that he lamenteth, yf he can do more, for
such abominations.»
1) p. 501.
3) p. 503.
-ocr page 198-182
Ell als God nu de idtoefeuiug van straf eisclit van het geheele
volk, ja, van elk lid, hoeveel te meer dan van hen, de edelen,
«whome God has appointed to be as bridels, to represse the rage and
insolencie of your Kings.»
Meu zal de bedenking opperen, dat zijne bewering in strijd is met
de praktijk der apostelen, die de Heideueu tot bekeering riepen en
niet zulk eene straf vorderden. Doch de Heidenen waren eene profane
natie, waarvan God nooit openlijk verklaard had, dat zij Zijn volk
waren, en daarom eischte ook de H. Geest, toen zij tot bekeering ge-
roepen werden, geenerlei lichamelijke straf naar den eisch van eene
wet, waaraan zij, als zijnde vreemdelingen van het burgerschap Israëls,
nooit onderworpen waren geweest. Maar als iemand zou meeueii, dat,
nadat zij door Christus Jezus aau te uemeu opgenomen wareu ouder
Abrahams kinderen, zy uiet vex\'plicht wareu «to the same obedience ivhich
God required of his people Israel, what tyme he confirmed his league and
covenante with them,» dan maakt hij Christus minder dau Mozes eu breugt
Hem iu strijd met de wet vau Zijuen hemelscheu Vader. Waut als de over-
treding vau Mozes\' wet des doods waardig was, hoeveel temeer de overtre-
ding vau Christus\' ordinantiën, «I mean after they be once received.»
Eu daarom aarzelt hij uiet te beweren, dat de Heideueu «(I mean
everie citie, realme, province, or nation amougest the Gentiles, em-
brasiug Christ Jesus aud his true religion) be bound to the same
league and covenant that God made with his people Israel, what
tyme he promised to roote owt the nations before them, iu these
wordes: «Beware that thou make auie coveuaute with the iuhabi-
tautes of the laud to the which thou commest, leste perchance that
this come iu ruin, (that is, be destruction to thee); but thou shalt
destroy theyr altars, break their idols, and cutt douue their groves» i).
Wanneer God dus de oogeu opeut vau eeue groote meuigte, hetzij
eeue provincie, eeu volk of eene stad, en huu het zwaard in de handen
geeft om de boosheden uit huu midden weg te doeu, dau ziju zij
eveii goed verplicht om huu grondgebied, hunne stedeu en laudeu,
van afgoderij te zuiveren, als Israël daartoe verplicht was, toeu het
bezit uam van het land Kanaau. Eu voorts, iudieu iemaud dau
daarna weer de afgoderij ergens in zulk eeu laud wil gaan oprichten,
dau is niet alleen de Magistraat, aan wien het zwaard is toever-
trouwd, maar ook het volk verplicht door deu eed, dieu zij aau God
5) p. 517.
-ocr page 199-183
gezworen liebbeu, om met de uiterste kracbtsiuspauuiug bet onrecht,
tegen Gods majesteit begaan, te wreken.
Bi] een algemeenen afval als in Israël tydens Jerobeam zijn er
natuurlyk verschillende consideraties te nemen. Want omdat toen
het geheele volk was afgevallen, kon er niemand gevonden worden,
die de straf wilde uitvoeren, die God bevolen had, totdat God Jehu
deed opstaan, dien Hij tot dat doel had aangewezen. Zoo is het by
eiken algemeenen afval, dus ook in deze dagen in geheel Koomsche
landen, waar nu geen «ordinarie justice» kan worden uitgeoefend,
«hut the f unishment must he reserved to God and unto such meanes
as he shall appoint».
Maar als een groot aantal eenmaal den waren godsdienst heeft
aangenomen en er vallen dan sommigen, of zelfs het grootste gedeelte,
weer af {zooals het in de laatste dagen in Engeland was), dan is
het voor zulk een aantal wettig om de afgodendienaars met den
dood te straffen, als God door eenig middel hun de macht daartoe
geeft. Want zoo besloten Jozua en Israël tegenover Ruben, Gad en
Manasse te handelen, omdat zij bij die stammen afval van God
veronderstelden. En al de stammen voerden zulk een scherp vonnis
inderdaad uit ten opzichte van den stam van Benjamin, zelfs voor
een geringere overtreding dan afgodery. Zoo behoorde men te doen
in Engeland. Het is niet alleen loettig zoo te handelen, «hut the
Magistrates and people are hound so to do, onless they wil provoke
the wrath of God against themselves. And therfor I fear not to
affirm that it had bene the dutie of the Nohilitie, Judges, Riders,
and People of Engeland, not only to have resisted and agcnnstanded
Marie, that Jesabel, whome they call their Queen, but cdso to have
■punished her to the death, with all the sort of her idolatrous Preestes,
together luith all such as shoidd have assisted her, what tyme that
shee and they openly began to suppi\'esse Christes Evangil, to shed
the blood of the saincts of God, and to erect that most divellish
idolatrie, the Papistical abominations, and his usurped tyrannie,
which ones [once] most justly by commune olhe ivas banished from
that realme.» i)
Doch dit punt kan hij nu niet verder bespreken, hij is genoodzaakt
«to omit it to better opportunitie» en daarom terugkeerende tot
de edelen van Schotland, herinnert hij hun, dat zij, belydende gedoopt
1) p. 507.
3) Zie zijne Exkortatiou to ISitqlaud; vg. beneden, bl. 307 vv.
-ocr page 200-18 t
te \'/Ajii in den Heer Jezus, nu ook noodwendig moeten belydeu, dat
de zorg voor Zynen dienst tot hunnen plicht behoort. En daarom
behoort ook tot hunnen plicM het straffen van hardnekkige afgoden-
dienaars, zooals al hunue bisschoppen zijn, indien deze na waar-
schuwing nog hardnekkig blyven.
Wel is waar beweren de trotsche prelaten het privelege te hebben,
— en dat wel met toestemming van concilies en keizers —, van niet
te staan onder wereldlijke jurisdictie. Ook zeggen zij, dat alles niet
zoo plotseling kan worden gereformeerd, en belooveu zij verbetering
te zullen brengen na verloop van tyd. Maar hiertegen geldt, dat geen
privilege, dat gegeven is tegen de ordinantiën Gods in, mag worden
gehouden, ook al haddeu alle concilies der wereld en alle menschen
het goedgekeurd. Eu immers, zooals aangetoond is, het is tegeu de
ordinantie Gods, dat eenig afgodendienaar, uioordenaar, valsche leeraar
of lasteraar van straf zou worden ontheven. En wat hunue reformatie
betreft, die kan men verwachten, als de satan, wiens kinderen zij
zijn, zijne natuur zal hebben veranderd.
Bovendien, hoe bewyzen zij dit privilege? Van God hebben zij het
uiet ontvangen. Want God onderwierp Aäron aan Mozes, zoodat deze
uiet vreesde hem rekenschap af te vragen van zijne goddelooze daad
in het toestemming geven tot de afgodery. En Mozes wist toch, dat
zijne waardigheid zoo groot was, dat hij alleen in het heilige der
heiligen mocht binnen gaan ; ■ evenwel noch zijn ambt, noch zyne
waardigheid sloot hem uit van rechtspraak, toen hij had misdaan.
Salomo eveneens ontnam aau Abjathar zyn hoogepriesterlyk ambt eu
beval hem van alle bediening vau het heiligdom afstand te doen en
als privaat persoon te leven. Het is dus meer dan duidelyk, dat de
geheele priesterschap onder de wet gehoorzaamheid verschuldigd was
aan de burgerlyke macht. En Christus heeft deze ordinantie Zijns
Vaders niet te niet gedaan, maar veeleer bevestigd, toen Hij Petrus
beval schatting te betalen. Daarom manen ook Petrus en Paulus aau
tot gehoorzaamheid aan alle menschelijke ordening, alleen «he excepteth
such as be expressely repugnyng to Goddes commandement (1 Petr.
2, Hand. 4 en 5, Kom. 13).» i)
Ook zelfs vele jaren na de dagen der apostelen was dat zoogenaamde
privilege eèn onbekende zaak iu de Kerk, zooals b.v. blijkt uit de
aanteekeniug vau Chrysosthomus bij Bom. 13: «Of ge een apostel,
1) p. alU.
-ocr page 201-185
uf ovangeliHfc, of profeet zijt, of wie ooiï, gij Icuut niet uitgesloten ziju
vau deze verplichting tot onderwerping» (ul. aau de burgerlijke macht).
Maar langzamerhand, door de keizers te berooven vau huuue bezit-
tingen eu na alzoo meer eu meer macht verkregen te hebbeu iu
Italië, hebbeu de bisschoppen vau Rome dat privilege zich weteu
te verwerven, zooals uit tractateu vau Symmachus eu Agatho
en uit huuueu Canon eu de glossen daarop blijkt, totdat zij
eindelijk tot dit vreeselijke decreet kwamen: «That albeit iu
life aud couversatiou they were so wicked and detestable, that
not only they coudetuned themselves, but that also they drew
to hell aud perdition mauie thousaudes with them, yet that none
should presume to reprehend or rebuke them (Distinc. 40).» i) En
toeu het hoofd eenmaal die macht had, strekte zij zich ook spoedig
uit tot de ledeu. Eu wat de vruchten hiervan ziju geweest, is he-
laas openbaar, trotschheid, roof, verdrukking, moord, onzedelijkheid
boveu alle beschrijving. Eu uu blijveu zij maar steeds op die privi-
leges aanspraak maken, eu iudieu zij, de edeleu vau Schotland, huu
die toestaan, dau zulleu zij zekerlijk eenmaal met heu tezamen den
beker vau Gods wraak moeten driuken.
Wel hebben sommige keizers, uit eeu zekeren ijver eu door be-
paalde overwegingen geleid, voorrechten gegeven aau de ware Kerk,
die onderdrukt werd, om haar te handhaven tegeu tyrauuen. Maar
als de wet iu deu geest vau deu wetgever moet wordeu verstaan, dan
moeteu zij eerst bewijzen, dat zij zijn «Christes true and afßicted
Churche-». Doch uit de Schrift Gods kan vau heu bewezen wordeu,
«what trees aud generation they be, to witt, unfrutefull and rotten,
apt for nothing but to be ciitt and cast in hell fier; yea that they
are the very kingdome of Antichrist, of whome we are commaunded
to beware.»
Eu daarom, omdat het uiet Kuox alleeu is, maar vele vrome eu
geleerde mauueu met hem, die de bisschoppen alzoo beschuldigen,
hebbeu de Lords waakzaam eu behoedzaam te ziju iu zulk eeue ge-
wichtige zaak. Het gaat hier uiet om iets van deze aarde, maar om
de eere Gods, eu om de reddiug van heu zelven en van huuue broe-
ders, die aan huuue zorg zyn toevertrouwd. Daarom verzoekt Kuox
huu, dat de zaak behandeld moge wordeu iu hunne tegeuwoordig-
1) p. 513.
3) p. 51.Ï.
186
lieid «bij the plaijïie and simple Worde of God», l) eu dat de bis-
sclioppeii ter veraiitwoording zullen worden geroepen. Als zij aan
dit billijk verzoek gehoor geven, dan zal God zijne zegeningen rij-
kelijk over hen uitstorten. Hij weet wel, dat «great troubles shall
ensue your enterprise», maar God zelf zal voor hen strijden.
Doen zy het echter niet, dan zal God hen straffen, hunne vyanden
zullen zegevieren en zij zullen in slavernij sterven. De adel van
Engeland zij hun tot een spiegel, waarin zij Gods rechtvaardige straf
kunnen zien. 8) Zij hebben God en Zijn evangelie verlaten, en daarom
heeft God nu hen verlaten. Zij gevoelen nu hunne ellende, zij haten
«the bondage of strangers, the pride of preists and the monstriferous
empire of a wicked Woman», en toch zien zij zich nu genoodzaakt te
gehoorzamen aan Avat de trotsche Spanjaarden en Izebel gelieven te be-
velen «and finally, to stand like slaves, with capp in hand, till the
servantes of Satan, the shaven sort, call them to counsel». 4) Dezelfde
plagen nu zullen over hen komen, als zij weigeren te hooren naar Gods
dienaren, die hunne hulp inroepen. Zijne woorden zijn Avel scherp,
«but consider, my Lords, that they are not mine, but that they are the
threatnynges of the Omnipotent, who assuredly will performe the
voices of his Prophetes, how that ever carnall men despise his ad-
monitions». Nu beschuldigt God hen nog alvorens Zijne wraak
uit te storten, op dezelfde wijze als Petrus eenmaal de Joden be-
schuldigde, dat zij den Zoon Gods hadden gedood, nl. niet om hen
te veroordeelen, maar om hen te roepen tot bekeering van hunne
goddeloosheid. Van hunne goddeloosheid, niet alleen bestaande
in de ondeugden van hun leven, maar ook in hetgeen voor de
menschen nog wel zeer heilig schijnt, hun valschen en bedorven
godsdienst.
De bisschoppen zullen zeggen, dat zij een veroordeelden ketter niet
moeten hooren, maar, wat hij in het begin al gezegd heeft, hij is geen
ketter, maar een Avaar dienaar van Christus Jezus, een prediker van
Zijne onfeilbare waarheid, die juist daarom door hen, die vyanden van
Christus zijn, is veroordeeld. En daarom komt hij van dat vonnis bij
hen in appel, hun dezelfde gunst verzoekende, die Achab, een godde-
1) Vg. boven, bl. 171.
3) nl. van Frankrijk.
3) Vg. boven, bl. 115.
4) p. 516.
5) p. 517.
-ocr page 203-187
loüze koning nog wel, toestond aau Elia: God moge oordeelen tus-
schen hem en de bisschoppen door Zijne wet, door Zyne profeteu,
door Christus Jezus en door Zijne apostelen, en Hij moge uitspraak
doen, welken godsdienst Hij goedkeurt.
En als de bisschoppen meenen voordeel te zullen hebben van
uitspraken van concilies of kerkleeraren, dan vraagt hij drie dingen,
die men hem billijkerwijze niet mag weigeren: vooreerst, dat do
alleroudste concilies, waar de vaderen alle dingen naar Gods Woord
onderzochten, het meeste gezag mogen hebben; in de tweede plaats
dat geen uitspraak van eenig concilie of eenigen mensch worde toe-
gelaten «against the plaine veritie of Goddes Word», noch tegen de
bepalingen van die «foure ehefe Councils, whose auctoritie hath bene
and is holden by them equal with the auctoritie of the foure Evan-
gelistes» ; en ten laatste, dat aan geenen kerkleeraar grooter gezag
gegeven worde, dan Augustinus voor zichzelven vraagt, nl. dat zijn
gevoelen verworpen worde, als het niet duidelijk bewezen is uit Gods
onfeilbaar Woord. Als men hem deze voorwaarden wil toestaan,
dan zal hij de getuigenissen van concilies en kerkleeraren evenmin
afwijzen als zijne tegenstanders.
En zoo roept hij het hun ten slotte nog eenmaal toe: «I have
oöred unto you a triall of my innocencie: I have declared unto
you what God requireth of you, being placed above his people as
Rulers and Princes: I have offred unto you, and to the inhabitants
of the realme, the veritie of Christ Jesus; and with the hasard of
my life I presently offer to prove the religion, which amongest you
is mentained by fier and sworde, to be fals, damnable, and diabolicall».
De edelen hebben dus wel toe te zien. Weigeren zij\' zijn aanbod eu
handhaven zij de tyrannen, dan zal de bedreiging van Ezechiel
(33 : 4) aan hen worden vervuld, en in den dag van Jezus Christus
zullen geene «counsels of man be able to prevaile, against that
sentence which He shall pronounce». Daarom is zijne laatste bede,
dat God hunne harten alzoo moge besturen, dat zij wel zullen
overwegen «the thinges that be offred», en zulke maatregelen in
deze zaak zullen nemen, dat God in hen verheerlijkt worde en
de gemeente van Jezus Christus tot Zijne eer worde opgebouwd en
vertroost.
Zoo had Knox dan nu niet alleen de koningin-regentes maar ook den
adel en de stenden van het rijk kennis gegeven van zijn appel.
Doch dit was hem nog niet genoeg. Allen moesten het weten, dat
188
hij in tippel kwam van hei; wreede vonnis der bisschoppen, en
welke ernstige beschuldigingen hij zelf tegeu zijne rechters in te
brengen had, beschuldigiugen, die hij uit het duidelijke Woord Gods
wilde bewijzen «with the hasard of my life». Eu daarom voegde
hy aanstonds aau zyn «Appellation to the Lords» nog toe zijn «Letter
to his beloved Brethren the Communaltie of Scotland» l).
Hij begint met de reden op te geveu, waarom hij zich tot hen
richt. Wat hij gevraagd heeft vau de koningin-regentes, de stenden
en deu adel, als «the chief e heades (for this present) of the realme»,
dat kan hij niet nalaten ook van hen te vragen, «which be the
Communaltie and bodie of the same», nl. om met onpartijdigheid zijne
verdediging te hooren tegenover het wreede vonnis der bisschoppen.
Als zij dit doen, zullen ongetwijfeld zij eu hunue nakomelingschap
er troost, opbouwing en voordeel van hebben. Hij voor zich is
overtuigd van het verderfelijke van den godsdienst, die bij hen te
vuur en te zwaard wordt gehandhaafd. En daarom verzoekt hy
zoowel lien, de burgerij, als de stenden en de edelen van het ryk,
«that in puUike preaching I may have place amougest you at large to
utter my mind in all matters of controversie this day iu religion» 3). En
voorts, dat zij, «concurring ivith your Nobilitie», hunne bisschoppen en
den overigen clerus zullen noodzaken met huune tyrannic op te
houden en verantwoording te doen tegenover het Woord van God
ten opzichte vau beschuldigingen, die tegeu hen zullen worden
i ngebracht.
Men moet aan Gods Woord kunnen beproeven, of de geesten uit
God zijn. Vreemd is het daarom, dat de Papisten niet willen, dat
hun godsdienst aau de Schrift getoetst worde. Daarmede veroordeeien
zij zichzelven. Het zuivere goud vreest de beproeving in deu smelt-
kroes niet. De Paus heeft die stelling van Mahomed (of nog liever
van den Satan zelf, den vader aller leugen), dat over zijn godsdienst
niet zou mogen gedisputeerd worden.
Zij moeten ook niet meenen, dat de reformatie eu de zorg voor
deu godsdienst hun miuder zou aangaan, omdat zij geene koningen,
machthebbers, rechters of edelen zijn. Immers, ook zij zijn Gods
schepselen, geschapen naar Zijn beeld, voor wie de Zoon Gods een-
maal Zijn kostbaar bloed heeft vergoten. Ook hun wordt het evan-
1) p. 523—538.
2) p. 524. Vg. boven, bl. 171.
-ocr page 205-189
gelie ter humier redding aangeboden. Want al is er onderscheid
tusschen deu kouiug en de onderdanen iu zake de burgerlyke regeeriug,
uiet wat betreft de hoop des eeuwigen levens. Als zy dus jageu uaar
het eeuwige leven, dan moeteu zy onderzoeken, of zij in het geloof
?yu; eu daartoe hebbeu zij noodig, dat Christus Jezus huu recht
wordt gepredikt. Daarom gaat het huu uiet minder aau dan kouiugeu
of machthebbers, waut zouder Zijue ware keuuis kau noch de eeu,
noch de auder zalig wordeu. Iu dit opzicht ziju allen gelijk, omdat
allen afstammelingen zijn vau Adam, door wiens zoude de dood iu
de wereld gekomeu is, eu zij dus alleeu leveu kuuueu verkrygen door
ingeplant te worden iu deu Heer Jezus.
Vau die gelijkheid is er eeu duidelyk voorbeeld in de wet vau
Mozes, waut, toen de tabernakel gebouwd werd, moesteu alle kin-
deren Israëls, rijken eu armen, daarvoor opbrengen eeu jaarlijksche
schatting ter herinnering aau huuue verlossing, eu wel allen, rijken
en armen, evenveel, opdat het blijken zou, dat God uit eigen vrije
ontferming ook alleu evenzeer genadig was en dat er bij Hem geene
aanneming des persoous is. En uu heeft God ouder ons Zijn
geestelijken tabernakel opgericht, ul. de rechte prediking vau Zijn
Woord eu de rechte bediening Zijuer Sacramenten, tot instand-
houding waarvau de onderdaan uiet minder verplicht is dau de
vorst, de arme uiet minder dau de rijke. Daar de prijs voor
\'s menscheu verlossing één is, zoo eischt God ook vau alleu, die
deelgenooten zulleu ziju vau de weldaden daarvan, ééu zelfden
plicht, ul. eeu «plaine confession», dat wij door Christus alleeu
hebbeu, wat iu Adam verloren was. Van deu vorst eischt God,
dat hij zichzelven zal verloocheueu, van deu onderdaan eveueeus;
vau de kouiugeu, dat zij deu Zoon zulleu eeren, van de onderdaaeu
eveueeus. Bij God is geeue aanneming des persoous. De arme, die
«boldly doth confesse Christ before this wicked generation», is Gode
uiet minder welgevallig, dau de kouiug, die «bj the sworde aud
power which he hath receaved of God, wrooteth owt idolatrie, aud
so advauceth Christes glorie». Maar zoo is het dan ook uiet minder
de plicht van den arme om iu Christus te gelooveu en «to prof esse
hii true religion» dan voor koningen en vorsten. Het zal heu nooit
veroutschuldigeu voor God, te zeggen, dat, daar zij geeue machtheb-
bers wareu, de «care and reformation of Religion» hun uiet aaugiug •).
1) p. 5.33.
-ocr page 206-190
Daarom mogen zij de gelegenheid, die God hun nu aanbiedt, niet
minachten. Niet alleen Knox namelyk, maar met hem ook «divers
other godlie and learned men do offer unto you our labours, faithfully
to instruct yow in the sinceritie of Christes Evangel». Zy bieden aan
«to jeopard our lives for the salvation of your soûles» en uit de
Schrift te bewyzen, dat de godsdienst, die onder hen te vuur en te
zwaard wordt gehandhaafd, een valsche godsdienst is. Zij vragen
alleen om gehoord te worden, en dat men dan heoordeele, of hunne
leer verwerpelijk is voor God, en dat zoolang de tyrannie der wreede
priesters gebrijdeld worde. Als Schotlands burgery hun dat toestaat,
dan zal God hen zekerlijk zegenen, maar anders zullen zij aan tijdelijke
en eeuwige plagen niet ontkomen.
Misschien twijfelt men nog, wat men behoort te doen in eene zoo
gewichtige zaak. Vooreerst behoort men de eere Gods, de bevordering
van het evangelie van Christus, en het heil der zielen boven alle aardsche
dingen te stellen. En hoewel zij maar onderdanen zijn, mogen zij
toch vragen aan hunne koningen en vorsten, om hun getrouwe
predikers te geven en de valsche herders uit te drijven. En doen
dezen dit niet, dan mogen zij zich zelf van trouwe leeraars voorzien
voor hunne steden of dorpen en hen verdedigen tegen allen, die hen
vervolgen. « Ye may, moreover, withhold the frutes and profetts
which your fais Byshoppes and Clergie most injustly receyve
of you, unto such tyme as they he compelled faithfully to do
theyr charge and duties, which is to preach unto you Christ Jesus
truely, rightly to minister his Sacramentes according to his own in-
stitution, and so to watche for the salvation of your soules, as
is commaunded by Christ Jesus himselfe, and by his Apostles Paul
and Peter.» i)
Als God hunne harten zal bewegen om met deze dingen een aan-
vang te maken, dan zal Hij hen ongetwijfeld ook verder zoo ver-
lichten, dat Zijne waarheid een lamp voor hunnen voet zal worden
en een gids op hun pad. Hij zal hunne, vijanden doen beven en Zijn
gezegend evangelie onder hen oprichten. Maar als vrees voor vorsten
of wereldsche wysheid hen van God en van Zijnen Zoon Jezus Christus
zullen afhouden, dan zullen zij zeker den beker Zijner wraak drinken.
Men bedenke toch wel, dat God niet alleen de voornaamste boos-
doeners straft, maar ook «the consenters to iniquitie; and all are
1) p. 534. Vg-. boven, bl. 35 en 141.
-ocr page 207-191
judged to consent, that, knowing impietie committed, give no
testimonie that the same displeaseth them.» 1)
Deze leer is vreemd voor de blinde wereld, maar alle groote
en bekende gerichten Gods getuigen er van. Tijdens den zond-
vloed, in Sodom en Gomorra, in Jeruzalem waren immers ook niet
allen even slecht voor de wereld. Toch kwamen allen om. Waarom ?
Omdat zij mede instemden in de goddeloosheid en er niet legen ge-
I tuigden. Ook in Schotland is nu de boosheid der bisschoppen meer dan
openbaar. Hun vuile leven verpest de lucht, het onschuldige bloed,
dat zij vergieten, roept om wraak, de afgodendienst verontreinigt het
land. Zal God nu, als het oordeel komt over het land, hen, Schotlands
burgery, onschuldig houden? «Be not deceaved, dear Brethren. God
hath punished not only the proude tyrantes, filthie persons, and cruel
murtherers, but also such as with them did draw the yoke of
iniquitie, was it by flattering theyr offenses, obeying thej\'r injust
commaundimentes, or in wynking at theyr manifest iniquitie.» En
zoo waar God onveranderlijk is, zoo zal dat ook nu geschieden,
inzonderheid nu Hij hen tevoren heeft gewaarschuwd voor het drei-
gende gevaar en hun Zyne genade heeft aangeboden.
Daarom bidt Knox hun toe, dat God hun geve den geest der
wysheid en der kennis, opdat zij deel mogen hebben aan die onver-
gankelyke erfenis, die bereid is voor hen, die zichzelven verloochenen
en «feght under the banner of Christ Jesus in the day of this his battaile.»
En na zi.jnen brief reeds met «Amen» te hebben besloten, -roept hij
hun nog als laatste vermaning toe: «Sleap not in syn, for vengeance
is prepared against all inobedient. Plie from Babylon, if ye will not
be partakers of her plagues. Be witnesse to my Appellation. Grace
i be with you.»
i Zoo had Knox dan nu eindelyk in ronde, duidelyke woorden,
i woorden, waaraan niemand eene dubbelzinnige beteekenis kon geven,
zijne meening gezegd over de toestanden in Schotland en het recht van
weerstand zoowel van het volk als van den adel. Totnogtoe had hij zich
van een dergelyk optreden onthouden. Hij had zich nog door het beza-
digde antwoord, dat Calvyn en Bullinger hem in 1555 op zijne po-
litieke «.Questiones» hadden gegeven, laten leiden. Waarschijnlijk had
hij ook nog gehoopt, dat eene dergelyke reformatie, als hy in Enge-
land onder Eduard VI had zien tot stand komen, ook in Schotland
1) p. 535. Yg. boven, bl. 181.
-ocr page 208-192
niet onmogelijk was. Docli Knox was er de man niet naar om aan
den leiband van anderen te loopen. Als bij iets vond «against God-
des ordinance», dan zou hij het zeggen ook. Hij kou wit geen zwart
noemen en zwart geen wit. i) Hy kon niet anders, hij moest profe-
teereu. En daarom schreef hij, zonder Calvyu er zelfs met eeu en-
kel woord over te raadplegen, 8) ziju First Blast over het voor hem
meest kwestieuse punt der vrouwenregeering, maar daarna ook die
drie volgende geschriften over de plichten van vorsten eu over het
recht van weerstand van adel en volk tegen koningen, die afgoden-
dienaars waren, ja, over den plicht van allen zonder onderscheid om
naar hun vermogen den afgodendienst uit te roeien en de afgoden-
dienaars te dooden.
De «cruell sentence» van de bisschoppen was hem eene geschikte
aanleiding tot deze geschriften en heeft er misschien toe medegewerkt,
dat zijn toon uog te heftiger werd. Doch meer dan eene aanleiding
was dat vonnis niet. Ook zonder dat vonnis zou Kuox waarschijnlijk
wel eeu dergelyk geschrift als de Appe^Zaiion de wereld ingezonden heb-
ben. Wat hij geschreven had, was uiet eene uitgieting van oogen-
blikkelijken toorn, — daarvóór was ook de uitspraak van het vonnis
al te lang, immers reeds twee jaren, geleden, — maar het waren
waaldijk by Knox diepgaande beginselen, die vooral door de ouder-
vinding der laatste jaren nog des te dieper wortel geschoten hadden
in zijne ziel, en die hij nu ua zijne laatste reis naar Dieppe niet
langer in ziju binnenste bewaren kon, maar uitspreken moest. Van
den beginne af aan was Knox in dit opzicht, wat zijn beginsel van
weerstandsrecht betreft, door karakteraanleg afwijkende van Calvijn,
en door de lessen van ^lajor was hij iu zyne meeuingeu hieromtrent
ongetwijfeld nog zeer versterkt. Mocht al een tijdlang de invloed
van Calvijn, den realist, den systematicus, den man van de autoriteit,
zich ook op dit punt bij hem doen gelden, ten laatste zou toch
Major, de Scotist, 7) het bij Knox, den man van de daad, den man
met het krachtig, individualistisch, profetisch bewustzijn, winnen. In
1) Zie boven, bl. 109.
3) Zio boven, bl. 94.
3) Zie beneden, bl. 315, noot 3.
4) Yg. zijn Ecehortation to JSitfjland.
5) Zie boven, bl. 35 vv.
6) Zie boven, bl. 79.
7) Zie boven, bl. 35.
-ocr page 209-193
de drie laatstgenoemde geschriften, zijne vermeerderde uitgave van de
Letter to the Queen, zijn Appellation to the Lords, en zijn Letter to
the Commonalty heeft Knox als het ware het alarmsignaal geblazen
voor den grooten oorlog voor Schotlands godsdienstige en staatkun-
dige vrijheid, die weldra zou uitbreken.
De brieven van Knox naar Schotland misten hunne uitwerking-
niet. Was men het vorige jaar mede door zijne brieven van uit
Dieppe tot nauwere onderlinge aaneensluiting gekomen, ja, had men
zelfs een verbond gesloten tot bevordering der reformatie in Schot-
land, 1) men had ook daarna niet stil gezeten. En hoe meer de adel,
door Knox met zooveel kracht daartoe aangespoord, tot beslistheid
kwam en zich tot het ééne gi\'oote doel, de reformatie der Schotsche
Kerk, begon te vereenigen, met hoe meer stoutmoedigheid er ook weer
verschillende predikers optraden en hoe krachtiger ook het volk van
Schotland, waaronder ook in dagen van druk de nieuwe denkbeelden
in stilte hadden voortgewerkt, zich voor de reformatie begon uit te
spreken. Het weerstandsbeginsel, om niet alleen zich uitwendig van
de afgoderij te onthouden, maar ook «in externall gesture» te too-
nen, dat men van de afgoderij een afkeer had S), maakte zich hoe
langer hoe meer van de groote menigte meester om zich straks in
den beeldenstorm lucht te geven.
Het gevoel voor recht is misschien krachtiger dan eenig ander
gevoel in het hart eens volks. Het «Sion zal door recht verlost
worden» blijft nooit zonder weerklank. 4) En dat gevoel was
het bovenal, waarop Knox appeleerde. Er waren verschillende rech-
ten, die een vorst had tegenover zyne onderdanen, maar ook verschil-
lende rechten, die de onderdanen hadden tegenover hunnen vorst.
Het eerste en voornaamste recht, dat een volk heeft, is zijn recht
op ware evangelieverkondiging. Dat recht moest dus in de eerste
plaats worden gehandhaafd. Voor dat recht moest als het hoogste
al het andere wijken. Geen wonder, dat de geschriften, waarin Knox
deze beginselen met zooveel kracht poneerde, in Schotland een vrucht-
baren bodem vonden, waar zij diep wortel schoten en welig tierden.
De «grettar libertie». waarnaar Knox reeds zoo lang voor zijn va-
1) Zie boven, bl. 155 vv.
ä) Vg-. boven, bl. 134.
3) Vg. boven, bl. 181 en 191.
Jg. boven, bl. 20.
5) Zie beneden-, ^oofdstuk VT. gesprek van Knox. met Maria Stuart.
ß) ^ie boven. bl. 139.
13
-ocr page 210-194
derland had verlangd, zoa nu uiet laug meer eeu «pium votum»
bly\'veu. Eerst zou men om ziju recht vragen, maar dau ook zou
meu het zichzelf geveu. De beweging, eeus begouueu en door zoo
edele motieven gedragen, zou door geen macht ter wereld meer te
stuiten ziju. Kuox mocht er iutusscheu berouw vau hebbeu, dat
bij het vorige jaar maar uiet was doorgereisd uaar Schotland, fiet
bespaarde hem waarschijnlijk meuige teleurstelling. Als hij straks in
Schotland aaukwam, dan zou hij er komeu «iu the bruut of the
battell», juist op het oogenblik, toeu meu hem het meest noodig
had om vooraan te staan «to feght uuder the bauuer of Christ Jesus
iu the day of this his battaile», eu zoo zou hij, de geboren «leader»
voor zulk eeu krijg, hem ook met ongekende snelheid tot het dooi\'
hem zoozeer gewenschte doel voeren.
Vau uit Geuève bleef Kuox iutusscheu maar steeds verlaugend het
oog op Schotland gevestigd houden. Welke uitwerking zouden zijne
laatste brieven aau deu adel eu aau de burgerij van Schotland heb-
beu? Zou meu hem nu spoedig andermaal roepeu? De berichten, die
hij iu deu loop vau 1558 outviug, luidden steeds gunstiger. Meu
begou steeds meer handelend op te treden. Men richtte verschillende
petities tot de regentes, eu deze scheen zelfs veel te willeu iuwilhgeu,
zoodat men zelfs aau Calviju schreef om hem te vragen eeu brief aau
de regentes te willen richten, opdat zij de reformatie zou steunen.
Inmiddels was de haat tegeu de geestelijkheid feller dau ooit losge-
broken ua deu dood op den brandstapel vau Schotlands laatsten mar-
telaar, Walter Milue, een tachtigjarigeu grijsaard, iu April 1558. De
bodem iu Schotland sclieeu dus wel hoe langer hoe meer voorbereid
te worden. Hoezeer begeerde Kuox, dat de vurige weusch zijns harten
voor zijn vaderland uu eindelijk uog eeus mocht vervuld wordeu.
Hij wachtte iutusscheu met brandend verlangen, totdat meu hem
roepeu zou. Op eigen gezag kou hij en wilde hij ook uiet gaau.
Hij kon uiet zoo maar zijne gemeente, aan welke hij als herder eu
leeraar toebehoorde, verlaten. Hy moest wachteu, tot er eeu nieuwe
uituoodigiug uit Schotland kwam.
Ook Calvijn wist wel, dat Kuox daarop alleen bleef wachteu. Den
1) Vg-. boven, bl. 190. Vg. ook bl. 160. ,
3) Froude, Jlistonj of lEnrjlmul, vol. III, p. 899. „Authority, unequal to the protection
of men\'s lives and properties, could rouse itself in defence of thei\'r souls.\'\'\' Vg. boven, bl. 6.
3) Zie boven, bl. 163.
4) Zie beneden, hoofdstuk V.
-ocr page 211-195
Isten Augustus van dit jaar schreef hij dan ook aan den toen in
Frankrijk vertoevenden James Hamilton, -) den jongen graaf van
Arran, zoon van den hertog van Chatelherault, nadat hij hem om
zijne standvastigheid had geprezen en hem had aangespoord tot vol-
harding, het volgende aangaande Knox : «Je loue Dieu aussi. Monsieur,
du soing que vous avez et sainct désir que la pure doctrine de
levangile se prcsche en vostre nation. A qiioy ie ne double pas que
nostre frere maistre Knoch semploiroit voluntiers, comme de faict il
la monstre. Mais pource quaiant telle charge icy, il nest j^as du
tout en liherte, il fauldroit quil eust certain moien et adresse. Alors
iespere hien quil ne feroit point difficulté dentreprendre le voyage.
(Comment c[ue ce soit, il ne fault laisser, sil est possible, les bons com-
mencemens que Dieu y a mis, quon ne sefforce a les avancer plus outre»
Misschien droeg ook deze brief nog het zijne er toe bij, dat nu
weldra de gewenschte uitnoodiging kwam. In November namelijk
bereikten eindelijk de brieven van de edelen, waarover boven reeds is
gesproken 3) en die waarschijnlijk zoolang nog zijn teruggehouden,
omdat men den tijd nog niet geschikt achtte, hunne bestemming.
De edelen verzochten daarin Knox om naar Schotland over te komen,
terwijl zij tevens in een afzonderlijken brief aan Calvijn, dezen vroegen
om toch bij Knox er op aan te dringen, dat hij deze vernieuwde
uitnoodiging zou aannemen. Die aandrang van de zijde van Calvijn
was overbodig. Het besluit was spoedig genomen en den Januari
1559 nam Knox afscheid van zijne gemeente te Genève.
Alvorens echter Knox op zijne reis te volgen, moeten wij nog stil-
staan bij enkele geschriften van zijne hand, die nog in het laatste
jaar van zijn verblijf te Genève het licht hebben gezien.
1) James Hamilton, zoon van Schotlands vroegeren regent, den hertog- van Chatelhe-
rault, -was in 1554 naar Frankrijk gegaan, waar hij aan het hof van Hendrik II vertoe-
vende, tot hoofd van de Schotsche garde werd aangesteld (Laing, I, p. 383, note 1). In
1557 werd hij wegens zijne reformatorische gevoelens in de gevangenis geworpen, waaruit
hij echter in het volgende jaar weer schijnt ontvlucht te zijn [Corp. Hef. Op. Cah., XVI.
p. 712, brief van Gallasius aan Calvijn van 37 Nov. 1557). Toen Calvijn hem .schreef, ver-
toefde hij waarschijnlijk té Poitiers. In 1559 liet hij een hervormden prediker op het land-
goed zijns vaders prediken en verzamelde daar eene kleine protestantsche gemeente. Weldra
moest hij echter vluchten naar Genève, vanwaar hij naar Duitschland en vervolgens naar
Engeland ging, waar Elisabeth hem met veel onderscheiding ontving. Den 7den Sept.
1559 kwam hij in Schotland aan. (Laing. 1. o. Cmp. Hef. XVI, p. 303. XVII. p. 31,
Gfi, 377, 317, 350, 533).
3) Co\'ip. Ref. XVII, p. 379.
3) Zie boven, bl. 150.
-ocr page 212-196
In Noyember 1558 verscheen Knox\' meest uitvoerige eu tevens
eenige dogmatische vrerk, getiteld: «An Answer to a great nomher
of blasphemous cavillations written by an Anabaptist, and adversarie
to Gods eternal Predestination», i) Zooals de titel reeds aangeeft, is
dit werk geschreven uaar aanleiding vau een geschrift van de tegen-
party. Dit geschrift, getiteld «Careless by necessitie», is in zijn geheel
door Knox in zijn werk opgenomen. Na een hoofstuk van zijn tegen-
stander laat Knox dau telkens de weerlegging volgen. Eenheid wordt
daardoor natuurlijk in Knox\' werk gemist. Wij ontvangen geen zelf-
standige behandeling van het bedoelde leerstuk door Knox, maar
eene doorloopende kritiek van het geschrift van zijueu tegenstander,
wieus naam niet wordt genoemd, doch dien Knox blijkbaar persoonlijk
goed kende. Deze kritiek bestaat grootendeels uit eene uitvoerige
exegese vau verschillende bijbelplaatsen. Voorts wordeu verschillende
geschriften van Calvyu herhaaldelijk geciteerd, nl. zijne Institutie,
zijn commentaar op Jesaja, zijn «de Aeterna Praedestinatione», en
zijn «adversus fanaticam et furiosam sectam Libertinorum», xdi vfe\\ke
twee laatste geschriften zelfs geheele bladzijden worden vertaald.
In dit geheele geschrift betoont Knox zich trouwens een getrouw
leerling van Calvijn. Behalve door de vele citaten is ook bij de exegese
van verschillende teksten en in Knox\' redeneertrant op verschillende
punten Calvijns invloed zeer merkbaar. Ook Calvijns supralapsarisch
standpunt wordt door Knox overgenomen. Behalve Calviju wordt
1) Wm-Jis, V, p. 31—468.
3) Zie p. 56, 83, 333, 337, 340, 393, 405, 4.30, 401. Op p, 333 luidt het: „Thv manifest
defection from God and this thy open blasphemie have so broken and desolved all famili-
aritie mhich Jiathe hene hetwicct ws, that althog-h thou were my natural brother, I. durst not
conceale thy iniquitie in this case"; op p. 337: „I take to record the Lord .lesus, that I
wold bestow my own life to joyne you fully to Christ Jesus". Elders maakt zich echter
de verontwaardiging zoozeer van Knox meester, dat hij schrijft: ,,0 blasphemous mouth,
I will not now so much labor to confute by thy pen, as that my ful purpose is to lay
the same to thy charge, if I shall apprehend thee in any commonwelth where justice
against blasphemers may be ministred, as God\'s Word requireth" (p. 333).
3) p. 168—171 [de Aeterna Praedestinatione), p. 173—178 {adversus sectam Libertinormn).
4) p. 65: „And so, I say, that man\'s fcdl and the difference that came to our knowledge
by the same, was no less determined in the eternall counsell of God then was his creation".
Ook elders schrijft Knox geheel in den geest van Calvijn: „But if man (albeit he was created
good) did yet millingly [cf Calvijns onderscheiding tusschen een zondigen en een
zondigen, waarvan wel de „necessitas \' ligt in Gods voorbeschikking, maar dat nogthans geschiedt
door eene ongedwongen beweging van den menschelijken ml, dus ,.voluntarie"vg. Dr. A. S. E.
Talma, De Anthropohgie van Calvijn, Utrecht 1883, bl. 84] make himself evill, how can it be con-
trarie to the justice of God to appoint punishment for transgression, which he did not onely forsee
by an idle speculation, or yet suifre and permitt against his omnipotent will, but in his eternall
197
ook Augustinus verscheidene juiden aangehaakl, doch meestal zijn
deze citaten weer aan Calvyn ontleend. Ook Beza wordt een paar
malen geciteerd.
Knox zelf erkent ook met nadruk aan Calvyn veel verschuldigd
te zijn, en niet hy alleen, maar zij allen. Na een citaat van Calvyn
luidt het: «These he the wordes of this most godlie writer; from
whose judgement none of us doeth dissent in this matter. For from
him we must confesse, except that toe would in concealing the trueth
declare ourselves to he unthankfull, that we all have receaved com-
fort, light, and erudition, as from God\'s good instrument, i) En niet
alleen Calvijn zelf, maar ook de door hem gereformeerde stad, die
immers het beste bewys is van de ongegrondheid van de beschuldi-
gingen der tegenpartij, wordt door Knox met warmte geprezen, als
hij schrijft: «Now come I to the order of that Citie in the which
this doctrine is taught, received, and mainteined. What maketh the
poore citie of Geneva, poore, I say, in man\'s eyes, but riche before
counsall, for the manifestation of his own glory, had decreed the same" (p. 00). Vg. p. 144: „Con-
sider, I beseech yow, how plaineh\' we put a difference betwixt violence, which you call mere
Isecessitie [vg. de uitdrukking „alsohite die Knox liever niet wil gebruiken, zie be-
neden] and God\'s secrete counscll and eternall purpose." Vg. ookp. léO: God nam van Adam
.,free will" niet weg, ook niet „did compell it hy any violence, but did use it as an ordinarie
mean, by the which His eternall oounsell and purpose should take effect." Ja zelfs schijnt
Knox nog een zekere ..free ■wiW ook aan den gevallen mensch too te schrijven (p. 141):
,,Neither yet therefor doeth it folow that His foreknowledge, prescience, will, or power,
doetli take away tke free will of kis creatures, but in all wisdom and justice (however the
contrarie appere to our corrupted judgements,) he usetk them as best it pleaseth his wis-
dom to bring to passe in time that which before all tyme he had decreed. To the which
purpose and end, they (I mean the creatures and their willes,) whatsoever they purpose
to the contrarie, or how ignorantly that ever they worke it, nevertheles do volimtarely,
and as it were of a naturall motion, incline and bow to that end to the which they are
created , hetgeen wordt toegelicht met Adams val en den dood van Christus, waaruit wij
zien. ..that the creatures and their willes, without all compulsion do serve God\'s counsell
and purpose." Nog nader wordt dit dan aldus door Knox gefoi-muleerd (p. 143): ,,As I se-
perate not (]od\'s foreknowledyc from his counsell so do I affirme. that He worketh all in
all thinyes. according to the purpose of the same his good will [= liberum arbitrium\':
and yet that he useth no violence, neither in compelling his creatures, neither constreining
their willes by any externall forcc, neither yet taking their willes from tliem, but in all
wisdom and justice usiny them as he knoweth most expedient for the manifestation of his
glorie, without any violence, I say, done to their willes.\'\' Want ,.violence is done to the will
of a creature, when \'A. milleth one thing, and yet by force, by tyranny, or by a greater power,
it is compelled to do the thinges which it wold not"). Vg. ook p. 351): „Sinne we confesse,
was foresene. yea, and ordeined in the incomprehensible counsell of God, and that for the
most just and the most righteous end or purpose. But that it was made or created by
God, that are ye not able to prove by our doctrine." Zie nog p. 166 sq. en p. 307.
1), p. 169.
-ocr page 214-198
God, by the plentifull aboiindance of his heavenhe graces; what
maketh it, I say, so odious to the carnal mau of this world? Assu-
redly uot this doctrine wherewithe ye charge us. E\'or that could
well please the carnal mau, to let him live at his pleasure without
all punishment. Is it uot the just rigor of justice aud the severitie
of discipline executed therein.... But because iu the streets of
Geneva dare uo notable malefactor more shew his face (all praise
aud glorie be unto God) theu dare the owle iu the bright suuue,
therefore is it hated; therefore it is called blood-thirstie, aud thus
blasphemouslie traduced, as after ye write» i).
Het Godsbegrip, waarvan Knox iu dit werk uitgaat, bevat zoowel
nominalistische (liberum arbitrium iu God) als realistische elemen-
ten, zooals trouwens Avel elk Godsbegrip, waariu de persoonlijk-
heid Gods zal wordeu gehandhaafd, bevatten zal. De eerstgenoemde
elementen hebbeu echter bij Kuox eveuals bij Calviju, waar hij de
praedestiuatie behandelt, zeer verre de overhand. Gods liberum ar-
bitrium is volgeus Knox feitelijk de hoogste oorzaak der dingen.
Naar de determiueereude oorzaken van Gods wil mag meu althans
iu geen geval vrageu: «Therefor, wheu the question is. Why did
God so? it is to be answered. Because so he ivold. But if thow
procede asking. Why he wold? thow sekest a thing greater and
more hie then God\'s will, ivhich can not be found» 3). Tot Gods
wil moet alles worden gereduceerd, over eeuige determiueereude oor-
zaak van dieu wil, — dus over het verband van dien wil met het
wezen Gods, — mag meu uiet spreken: «We teach and affirme, I
say, that if any mau iu this life travale to searche out other causes
of these foresaid works of God, theu his secrete ivill, that the same
mau headlougs casteth himselfe iuto horrible confusion, which he
canuot eskape without spedie repentance» 8). Eu elders luidt het
weer: «Therfor we must uedes afSrme, that to seke another cause
of God\'s workes theu his holy will is more then impietie» é). Ook
iu dö Schrift wordt geeu audere oorzaak geuoemd vau Gods hande-
lingen dan Zijn «good loilU {^welbehagen\'], d. w. z. in dit verband
Ziju liberum arbitrium: «Aud therfore this his godlie will is uot
called secrete, as that it is uot expressed iu his Word; but because
4) p. 3-M.. Vg-. ook p. 358.
-ocr page 215-199
that in Ids Word there is no cause assigned (Gfod\'s good iv\'dl onely
excepted) why he hath chosen some and rejected others.» l)
Met zorgvuldigheid wordt elk verband tusschen goddelijke en men-
schelijke dingen, goddelyke en menschelijke affecten, goddelijke en
menschelijke rede, afgesneden. 3) Als er wetten zijn in Gods wezen,
die Zijn wil determineeren, hetgeen door Knox niet wordt ontkend,
ja zelfs verondersteld (hier is hij realist), dan zijn toch die wetten
in elk geval geheel anders en dus in geen enkel opzicht te vergelijken
met de wetten, die heerschen in de geschapen wereld, bepaaldelyk
ook in de menschenwereld. Zoo wordt dus elke band tusschen god-
delijke en menschelyke dingen, b.v. tusschen goddelyke en mensche-
lyke liefde, goddelyke en menschelyke rechtvaardigheid, afgesneden
en elke vergelyking van die beiden ongeoorloofd; de eene is geheel
iets anders dan de andere, die beiden zijn niet alleen niet adaequaat,
maar volstrekt heterogeen (zuiver moninalisme). S) Werpt b.v. de te-
o-enstander teo-en: «God hath oneven to all his sensible creatures a
O O O
naturall inclination to love their birthes.....Shall God make other to
love their birthes, and he not love his own birthe? Man is the birthe
and child of God, created to his OAvn image and similitude, (as the
Prophet saith) «Have we not all one Father? Hath not one God made
us?» And Paul saith, «We are the generation of God.» Whei\'for
God loveth his own birthe, that is man. Then did He not reprobate
and cast away man afore he was: For that were a proofe that he
hated and abhorred his own birthe above all other,» dan antwoordt
Knox: «art thou become so bolde and impudent, that thou darresh
subject God to the law, lymites., and boundes of nature?»
1) p, 391.
•2] Evenals Calvijn waarschuwt Knox in dit verband tegen het vermengen van hemel
en aarde: ..Althogh that yow traveil to coii-founde the heaven, and the earth, yet shall ye
be broght to this principali, that God hath mercie upon whome he will, and whome he
will he maketh hard hearted." p. 330.
3) Doorgevoerd leidt dit nominalistisch beginsel natuurlijk tot scepticisme, want zoo kan
wat bij den mensch liefde is, bij God wel haat zijn en omgekeerd, wat bij den mensch
rechtvaardigheid is. bij God wel onrechtvaardigheid zijn, vv\'at bij den mensch redelijk is,
bij God wel onredelijk zijn, enz.
4) p. 58. Als ervaringsbewijs voert Knox dan aan: „Eor the tygar, the bear, the lyon,
and others, do so tender their welpes, that even jigainst the strength of man (were he ne-
ver so valiant) will they fight for defence of their young ones; but we do see, that God
commonly doth so permit his dearest children to the cruell appetites of the most wicked
men: that for a season he appereth to have forgotten them, and to have turned his face
and countenance from them", en iets verder zegt hij : ,,If you understand and affirme, that
equally God loveth all, because all were created bij him, the common experience and the
200
Op dat op geenerlei wijze gebonden zijn van God aan wetten, die
in de natuur, de geschapen wereld, met name de menschenwereld,
gevonden worden, komt Knox telkens weer terug, i) Men moet ook
eigenlijk de menschelijke verhoudingen 2) en aandoeningen niet op God
over willen brengen. De Schrift doet dat wel, maar alleen «for the
weaknes of our understanding». God is onveranderlijk, in Hem zijn
niet die affecten, die in een mensch gevonden worden. 3) Het godde-
lijke en het menschelijke gebied is volstrekt heterogeen. Alle verge-
lijking van het eeue met het andere moet wordeu uitgesloten. Alle
verband niet alleen tusschen goddelijke en menschelijke affecten, maar
ook tusschen goddelijke eu menschelyke rede moet uitgesloten worden.
Abrahams voorbeeld van geloofsgehoorzaamheid leert ons, dat wij
niet alleen moeten «subjecte our lustes and affections to his will re-
veled, but also our reason (appear it never so probable»). Godde-
lyke en menschelijke dingen zyn van zulk een geheel anderen aard,
dat God op geenerlei wyze vergeleken kan worden met een mensch:
«I answer, l^hat God is a spirit, and hath neither heart nor bodie
diversitie of God\'s g-iftes shall reprove your vanitie; for unto one man we see greater
giftes given then unto other; some we see vertuous, and others given to nothing but to
iniquitie". p. 59.
1) p. 60: „Your First, drawen from nature and naturall inclination, proveth nothing,
becaus that God, who is almaies free, can not be subject to the lawes of nature" (cf. p.
80). Immers: „If then God be subject to the law of Nature, so that he is bounde to do
the self same thing to his birthes, that Nature moveth us to do to our children, I ask
first. Why did God suffer man created to his own image to fall into sin?" (p. 84).
3) De door den tegenstander gebruikte vergelijking van Christus met een medicijnmeester,
die medicijnen aanbiedt, die kunnen worden aangenomen of verworpen, is verkeerd. Christus
hiedt niet alleen medicijnen aan „as a common Phisition", het gebruik ervan overlatende
„to our will and power. But we affirme that in the heartes of his elect, he worketh faith,
he openeth their eies, he cureth their leprosie, he removeth and overcometh their inobedience,
yea, b/j violence he pullett them furth of the bondage of Sathan" (p. 305). Alle dergelijke
vergelijkingen van goddelijke en menschelijke verhoudingen moeten eigenlijk worden
uitgesloten, niet alleen als zijnde inadaequaat, maar als zijnde volstrekt hetcrofjeen.
3) p, 198: „God is a Spirit, and from all such passions as creatures he suhjectunto;
for iu his eternall Godhead their is neither pacience subject to paine, neither yet sorowe
annexed with anguishe and grief But when such passions be attributed unto God, it is
for the neahies of our understandinq that the I-Iolie Ghost doth subject himself in language
and tongue to our capacitie." Elders zegt Knox weer aangaande plaatsen als Jer, 15 : 6
en dergelijke, waarop de tegenstander den nadruk wil gelegd hebben: „I trust that everie
reasonable man will consider, that those wordes be rather spoken to admonish the people
how God by all meanes had provoked them to repentance, than to declare unto tis what
nature or passion God hath in himself as ye do" (p, 201).
4) p, 316,
5) nl, op de tegenwerping van den tegenstander tegen Knox\' leer van een verborgen
en een geopenbaarden wil: „God abhorreth a double heart, which speaketh one thing and
thinketh another,"
201
like as uiaii hatli, so munt not his words, cogitations, and thoghtes,
he compared to ours», i) Grod staat als souverein iu elk opziclit vri]
boveu de vpet, die Hij zelf geeft: «I ask of you, if ye will binde God
to that lawe wMcli lie liath imposed to bis creatures?» 3)
Toch ziju er ook realistische elementen iu Kuox\' Godsbegrip aan te
wijzen. Kuox spreekt ook vau determiueereude oorzaken vau Gods
wil: «We (so taught by the Scriptures) with reverence do afifirme.
That God for just causes, albeit unknowen and hid to us, hath
rejected a parte of men.» 8) De oorzaak vau het verloren gaan der
verworpenen ligt zelfs gedeeltelijk iu heuzelveu: «Aud secondarely,
we teach, that their perdition doeth so depend upou God\'s Predesti-
nation, that the just cause aud mater of their perdition is found
within themselves». Ja, zelfs ligt iu zekeren ziu de oorzaak vau
hunue verwerping in huuue zonde, hoewel deze in geeu geval de
eenige of ook de voornaamste oorzaak daarvan is: «as I neither excuse
their manifest rebellion, neither yet deuy it to be a most just cause
of their condemnation, so utterly deny I that their present siuues
were the onely or the chefe cause of their reprohatiorv.» S) Ook is
echter Gods absolute ordinantie als zoodanig niet de «principal cause»
vau de verwerping : «neither yet do we uuderstaud nor affirme, that
God\'s absolute ordinance is the principali cause of reprobation, of
1) p. 317. Met eene praktische wending ontwikkelt. Knox dan die gedachte verder,
ais hij laat volgen: „for as we be corrupte Uers and vaine, so where wo do speak
one thing and think another, we do meane deceate, fraud, and destruction to our brother,
to whome we promise trueth, fidelitie, and conservation to our power: But God, accor-
ding to the puritie aud perfection of his f/odlie nature, in speaking to his creatures,
and in creating of them, must not absolutely have respect to them, but also to his
owne glonj" Ook elders roept Knox zijn tegenstander weer -verwijtend toe: „I
wonder at your madness, that you can never make difference betwixt God and earthly
creatures" (p. 1U7).
3) p. 317. Knox laat hierop nog volgen: „Aud if ye will leave none other libertie to
God his soveraifjne majestic, then his lawe hath permitted to men subjecte to the same: and
if ye dare promise to your selves that authoritie over God, girde your loiues, and play
the strong champions: prepare your seates, appoint your judges, cite aud adjourue him to
appeare at a fixed day, to render a reason, and make an accompte before you of his uni-
versall regiment: in which (no doubt) 3\'e shall finde many thinges more repugnant to
your reason then this."
3) p. iO. De nadruk, dien Knox daarop wil gelegd hebben wordt nog duidelijker door
wat hij volgen laat: „But you, making no mention of any cause, allirme, that we holde
„That ïle hath created the most part oi the world (which is innumerable) to no other
end but to perdition"; in which shmieles lie your malice passeth measure."
■1) p. 4d.
5) p. 71.
-ocr page 218-iU2
Hiiiiie, iiiul of daumation.» i) Ook die absolute ordinantie toch is
iu zekeren zin gedetermineerd. Als oorzaak toch van de verwerping
wordt dan door Kuox genoemd een «cause», die is «most just, hut
yet secrete and hid from us, reserved in Gods eternall ivisdome, to
be revealed at the glorious coming of the Lord Jesus.» 3) Hier wordt
dus de wil Gods gebonden aan een «cause, reserved in his eternall
loisdom», dus aan Gods wezen zelf (realisme).
Ook elders wordt weer van deze, hoewel onbekende, determineerende
oorzaak van Gods wil gesproken: «Tf God\'s omnipotencie remaineth,
as no doubt it doth, so perfecte and whole that he may not impede
onely wicked men of their interprises, but also that he may destroy
even Sathan himself, if so pleased His eternal wisdom, what can be
concluded, but that God willingly, for causes knowen to his wis-
dome cdone, permitteth and sufferetli things to be done, which after
he will most justly punish?» En weer elders: «Therfor we must
nedes affirme, that to seke another cause of God\'s workes then his holy
will is more then impietie. For the causes be knoiven to his luisdome
cdone why some he hath chosen to life everlasting in Ghriste Jesus
his Sonne, and why that others are left in perdition.»
Evenwel blijkt juist op deze laatste plaats, hoezeer de nominalis-
tische elementen in Knox\' Gods-begrip de overhand hebben, als hij
volgen laat: «The cause may be secrete (as Augustine speaketh), but
unjust can it not be, because it procedeth from God\'s will, which is
the perfecte rule of all justice and equitie.» 5) Gods wil {liberum
arbitrium) wordt dus ook hier weer de laatste oorzaak; die wil
«procedeth» niet uit eene «cause», gegrond in Zijne wijsheid, m. a.
w. in Zijn wezen, maar die «cause» «procedeth» uit Gods wil.
Feitelijk vinden we hier dus eene cirkelredeneering, waarin realisme
en nominalisme elkander ontmoeten, maar waarin het nominalisuie
de overhand behoudt: rechtvaardige oorzaken determineeren Gods
wil, maar Gods wil is weer de regel voor de rechtvaardigheid.
Intusschen kan het den schijn hebbeu, alsof de eere Gods als
1) p. 113.
■2) Knox gebruikt liever de uitdrukking \'„eternall coimsell of God", en voegt er aan toe:
„(for absolute ordinance we use not in that matter) \', en iets later zegt hij weer: ..God\'s
absolute Ordinance {^oldch maner of speaking, I sag, loe abhorre]." Vg. boven, bl. lue. noot-l«.
3) p. 113.
4) p. 333.
5) p. 314.
-ocr page 219-203
deterniiiieereude oorzaak van Gods wil een kraelitig realistitidi element
vertegenwoordigt. Herliaaldelyk toch wordt daarop de nadruk gelegd,
dat de eere Gods het doel is der gansche schepping: «you steall from
our wordes, and suppresse that which ever we joyne when we make
mention of God\'s Predestination, to witt, that he hath created all
thinges for his own glorie-» i). En weer op een andere plaats wordt
gezegd: «The chief end of mannes creation, we have before declared
to he the glorie of God». Doch dit begrip: de eere Gods wordt
door het verband, waarin het voorkomt, een louter formeel begrip
zonder wezenlijken inhoud.\' Daar toch, zooals boven is aangewezen,
alle verband tusschen goddelijke en menschelijke dingen, goddelyke
en menschelijke affecten, goddelyke en menschelyke rede, is afgesneden,
kan dit begrip alles, ook het met het menschelijk gevoel en de
menschelijke rede meest tegenstrijdige, tot inhoud hebben; er is geen
enkel materieel beginsel voor aangegeven. Die eere Gods wordt dan
ook door Knox niet nader bepaald of omschreven in verband met
het wezen Gods. Knox laat eenvoudig volgen na het laatst aange-
haalde citaat: «the gloi\'ie of God, which if you can not see shine
in the just condemnation of the reprobate, accuse your Uindnes» 3).
Zoo zegt hy ook elders weer tegenover de tegenwerping betreffende
de twee willen in God, dat Gods wil in zichzelven één is, «to witt
the manifestation of his own glorie», doch ten opzichte van de schep-
selen «it hath divers respects, for God will the salvation of some,
and he also will the just condemnation of others», en hiervan is in
Zijn Woord «no cause assigned», uitgezonderd Gods «good will»
[liberum arbitriurn] 3). Eene poging om aan dit formeele begrip van
de eere Gods een materieelen inhoud te geven, -wordt een enkele
maal door Knox gewaagd, als hij b.v. zegt: «He, in his eternall
counsel, appointed the end to every creature, to the which they
shall once atteine, by such meanes as he most justly hath appointed.
And therfor, seing his glorie doth no lesse require his just juchje-
mentes then his superahoundant mercie to be known, he hath in his
eternall counsel elected some and rejected others, even before the
foundations of the world» Doch tot een verdere poging om eenig
1) p. 38; vg. ook p. 83 (voorbeeld van den blindgeborene).
3) p. 161.
3) p. 391. Vg. boven, bl. 198.
i) p. 390. Vg. ook p. 339: „God -worketh all his workes to manifest his glorie, his wis-
doiiie, his power, his mercie, (joodnea, and justice\'", eu p. 168, waar met instemming de
204
verband aan te wyzen tusschen de eere (Jods en het wezen (Jods
komt het uiet, zoodat ten slotte ook dit beginsel van de eere Gods
slechts eeu formeel beginsel blykt te zyu zonder een bepaalden ma-
terieelen inhoud, zoodat ook dit beginsel geen realistisch element in
Knox\' Godsbegrip kau geacht worden te vertegenwoordigen.
Kuox betoonde zich intuschen in zijn On Predestination tegen zyn
tegenstander wel opgewassen, hetgeen ook reeds blijkt eenvoudig uit
het feit, dat hij diens geschrift geheel in het zijne opnam. Hij vreesde
de argumenten van zijnen tegenstander blykbaar uiet en behoefde
dit ook niet te doeu. Knox had uu gelegenheid zich uog eens weer
als bij het dispuut in het Leonhard\'s College een goed leerling van
woorden van Calvijn worden aangehaald: „When that thou doest heare the mention of
God\'s f/lorie, there also remembre thow justice to be; tbr of necessitie it is, that just must
that be which deserveth praise", waarbij men echter zich moet herinneren, dat volgens
Knox Gods mil weer de regel is voor Zijne rechtvaardif/lieid.
\' Intusschen schijnt de strijd over do praedestinatie in die dagen nog meer een schoolstrijd
geweest te zijn en minder diep in het f/emeetitelijhe leven ingegrepen te hebben dan bv.
in de 17e en 18e eeuw. Op p. 181 lezen we: ,,Ye alledge perchance, that the common
people read not our nritimjs, and therefor they can not understand our judgement in this
case. I answer, the more impudent and blasphemous are you, who so defame us in the
eares of the unlearned multitude, that to them ye make both us and our doctrine odious,
before that ever it he known or ewamined" Zooals bekend is, nam men aanstonds gestrenge
maatregelen tegen de ketters, zoodat de ketterij geene gelegenheid had ver om zich heen
te grijpen, en in de gemeente zelf was, zoolang de vcrbondsfjiedachte o^ Aaiivom-gvowABlowA,
de kwestie feitelijk f/eelimineerd, daar alle leden der Kerk kr\'achtens het Gereformeerde be-
ginsel als uitverkorenen" moesten worden beschouwd en toegesproken. Vg. ons Doops-
formiiUer: ,,totdat wij eindelijk onder de gemeente der uitverkorenen in het eeuwige leveu
onbevlekt zullen gesteld worden." Zie beneden, hoofdstuk VI.
Merkwaardig is. dat ook in de brieven van Kuox aan Mrs. Bowes de kwestie nooit
wordt behandeld. Knox gebruikt voortdurend de termen ..uitverkorenen\'\' eu ..venco,-penen\'.
Hij beschrijft, hoe God handelt tegenover Zijne „uitverkorenen" om Mrs. Bowes te troos-
ten en te bemoedigen in hare twijfelmoedigheid cn haren heftigen inwendigen strijd, doch
nimmer, zelfs niet in hare bangste aanvallen van twijfel, stelt zij hom de vraag: Bon ik
wel eene ,.uitverkorene" ? Die vraag rees bij het eenvoudige gemeentdid, dat door Knox
steeds stilzwijgend als eeno „uitverkorene" werd behandeld, uiet op. Bedoelde termen
hebbeii dan ook blijkbaar in Knox\' brieven eu ook in zijne overige vermanende geschriften
(zooals waarschijnlijk ook in het algemeene kerkelijke spraakgebruik dier dagen) meer eene
ethische dan eene intellectualistische beteekenis; feitelijk krijgen zij dezelfde beteekenis als
in het tegenwoordige kerkelijke spraakgebruik de woorden ..f/eloovif/en" en\' „onfjeloovigen"
en in het O. ï. ,.;rechtvaardifjen\'\' en ..^oddeloo-zen." Sterk komt dit ook bv. uit in Knox\'
Letter to the Queen. Zijne vermaning aan de koningin-regentes komt hierop neer: Er
is een ..cohimunion of all Goddes elect\'\' en ook een ..commimion amonge the reprohat" De
koningen, die Gods volk onderdrukken en het in Egypte willen terughouden, zijn ,.com-
panyons to Pharao." Voeg u dus niet bij hen, de ,,reprobat", maar bij de „elect". ,,Herin
oght you. Madam, be circumspect and careful, if that ye have any hope of the life to
come\'\' (IV. p. 436 en 437). De niePmederyehorene ^^uitverkorene:\'\' komt in Knox\' brieven
niet voor, is voor hem eene abstractie.
205
Major te betoonen, wat zijne dialectische bekwaamheden betreft. Meer
echter nog dan deze formeele bekwaamheid kwam zijne ernstige
stadie van Calvijns geschriften hem nu te stade. En ook waar hij
telkens weer Calvijn citeert en gedarig ook in zijne wijze van argu-
mentatie eu woordenkeus aau hem heriuuert, geeft hij toch daarnaast
ook blijken, dat het hem uiet aau zelfstandige verwerking vau Cal-
vijns denkbeelden ontbreekt. Hij heeft zich geheel iu Calvijus stelsel
ingedacht en heeft dieus deukbeeldeu geheel iu zich opgeuomeu, zoodat
zij waarlijk ziju eigendom ziju geworden. Maar daarbij blijft het dau
ook. Knox was uiet de mau om op dogmatisch gebied uieuwe wegeu
te openen. Het best leeren wij hem dau ook keuueu uiet uit dit zijn
eeuige dogmatische geschrift, maar uit zijue krachtige brieven vau
vermaning eu vertroosting eu opwekking, die hij schreef uaar Schot-
land eu naar Eugelaud. Daariu is hij iu zijue kracht. Kuox was geeu
dogmaticus, maar profeet.
Hoewel Kuox\' gedachten iu dit jaar 1558 meer bijzonder met
Schotland werden bezig gehouden, verloor hy toch ook zijue Engelsche
broeders, onder wie hij vroeger het predikambt bediend had, uiet uit
het oog, getuige eeu brief, dieu hij hun den 10^^®" November 1558
schreef: «Epislle to the inhabitants of Newcastle and Berwick-», i)
De korte iuhoud vau deu brief wordt reeds weergegeven in het
opschrift, dat zich richt tot alleu, «who sometjme iu the llealme of
Euglaude professed Christ Jesus, aud uow be returned to the bondage
of idolatrie», aau wie door Knox wordt toegewenscht «true aud ear-
nest repentance.» Deze brief is eeue klacht over huu afval eu tevens
een krachtige aanmaning tot bekeeriug. Inzonderheid door hen te
wijzen op de plageu, die God hun heeft gezonden voor huuue zoudeu:
wegneming vau het evangelie, overheerschiug door vreemden (Span-
jaarden), allerlei tegenspoed, die Eugelaud heeft getroffen, tracht Knox
1) V, p. 475—494.
3) p. 478: „O, grevous fall! and more then grevous! that from the dignitie of the sonnes
of God (which prerogative ye had hg grace and not by nature) ye are heconie slaves of
Sathan, justifiing by your presence most abominable Idolatrye." Vg. hiermede, wat Knox
zegt aangaande de gelijkenis van den vijgeboom (Luk. 13): „ïhis was not spoken by
Christ, nor ment (deare Bretherue) of deade and insensible trees, but under the similitude
most lively is painted and set forthe what shalbe the end of those that by vocation and
external profession are planted in the Chnrche of God, and so made members of Christ
Jeszis who is the verie vynestoke; and such as do professe him are called Irrcmches grafted
m him. This simelitude (I say) dothe expresse what shalbe the end of such as bring not
forth frute in him" (p. 484).
206
lien tot beronw en bekeering te dringen. De plagen, die hij hun
vroeger voorspeld had (overheersching door Treemden), waren immers
ook gekomen, inzonderheid zichtbaar in de inneming van Calais, «some
tymes called the Key of England» (Jan. 1558)1), en in den druk van
zware belastingen, waaronder zij nu zuchtten. 2) En nu zouden er
nog meer plagen volgen tenzij een spoedig berouw het voorkwam.
Knox vermaant hen daarom om toch ernstig acht te geven op de
stem van Gods profeten en toch op geenerlei wijze hunne zonde van
afval te willen verdedigen. Het bloed van Gods kinderen, in hun
land vergoten, «(ivhereof ye are all giltie by reason of your permisaion
and silence)», roept tot den hemel om wraak en God zal ook «revenge
their cause {and. that spedely), and confounde bis ennemies, the
]3ersecuters of his Churche, as fyer consumeth stubble and strawe.»
Knox wil geen tyd bepalen voor deze oordeelen, «hut this I feare not
to affirme, in the\' assurance of his Spirite ivho of mercie hath called
me to be a minister of his Worde and veritie, that as ye have harde
the dayes of these present dolors forespoken, when ye could feare no
suche daungers to come: For Berwich and Newcastle, be you both
witnesses .... As this part (I saye) of God\'s judgementes, which
before were pronounced, is executed in your eies, so shal some of
you that this day beholde the tyrannie that is used, mainteined, and
pei-mitted amongest you, likewise beholde the terrible plagues and
severe judgements of God powred forthe in full perfection, not onely
upon the cruel murtherei\'s, but also upon suche as by silence and
flattery consent to their imjnetie»
1) p. 4<90. Hierbij wordt eene bijzondere vermaning\' gevoegd tot Berwiclt. als zijnde de
sleutel van Engeland in het noorden: „O Barwick! She was thy sister, and your condition
was one, except that as in strength, order, and civil pollicie, thou wast nothinge compa-
rable .... if that ye intend e to escape God\'s vengeance, delaye no tyme to returne to
him.....now he ofEereth himself unto yow; now he is neare; now he is to be founde.
whyle he calleth you to repentance hi/ Ms Messengers and Worde."
3) p. 493: „Now are ye compelled to fede tke proude Spangard, both within and without
your eontry. Taxe folloiveth taxe, and one exaction calleth for another. The landes and
inheritances must pay at pleasure of the Parlament, the movable goodes can not escape
valuation and censure, where oppression and extorsion beare rule and dominion. These, are
the great henef tcs, which of Jesaiel ye have receyved. for reftisinge of Q-od, and homing at
her commandement to Baal"
3) p. 485: „I have no pleasure (God is witnesse) to threaten you, muche lesse to pronounce
plagues and Qod\'s severe jndgementes against you (vg. boven, bl. 143), but seing and consid-
dering your horrible defection frome God, and frome his veretie knowne and professed.
I dare not cease to exhort you to repentance.\'\'
4) p. 488 sq.
-ocr page 223-207
Met enkele woorden wijst Knox hen dan nog ten slotte op wat zij
nu te doen hebben. Bij tijds moeten zij zich bekeeren en daar zij
openlijk van God zijn afgevallen, «so let your conversion be
hy removynge from amongst you all kinde of idolatrie.» i) Misschien
schijnt hun dit zoo onmogelijk, «that ye judge me rather to mock yon
then to exhort you to repentance by this meanes.» Doch wat menschen
onmogelijk toeschijnt, is mogelijk by God. Zy hebben hunne zonde te
erkennen, rouw te dragen over hunne ondankbaarheid, zich te onthouden
van afgoderij, en voorts: «cctM that the libertie of Christ Jesus, of
his holy Gospel preached, may be restored unto you; consent not hy
your silence to the shedding of the blood of innocentes, but boldly
beare xoitnes that injurie is done unto them» ; en wederom: «remove
to your \'power iniquitie frome amongst you». Voor hetgeen hun
verder te doen staat «iu these most dolorous dayes» verwijst Knox
hen ten slotte naar zijn Appellation en zijn Letter to the Commonalty.
Doch deze «dolorous dayes» zouden voor Engeland niet lang meer
duren. Geheel onverwacht kwam er eene verandering in de toestanden
aldaar, toen den 27®ten November 1558 Maria plotseling stierf en
werd opgevolgd door hare zuster Elisabeth, eene gebeurtenis, voor
Engeland van de verst strekkende beteekenis. Nauwelijks heeft Knox
het voor de Protestanten zoo heugelijke nieuws gehoord, of hij zet
zich neder om te schrijven: «A Brief lixhortation to England for the
spedie imbrasing of Christs Gospel heretofore by the tyrannie of
Maria suppressed and banished», 3) dat den 12\'^en Januari 1559 te
Genève het licht zag. Dit geschrift is merkwaardig als bevattende een
program, van reformatie, zooals Knox in die dagen geschikt achtte
voor Engeland, een program, dat hij zelf, in hoofdzaken althans, kort
daarop in zijn eigen vaderland tot uitvoering zou brengen.
Knox begint met de Engelschen te wijzen op de onverdiende gunst,
die God hun thans heeft betoond. Toen hij hun de vorige maal ge-
schreven had, had hij het niet verwacht. Hij had integendeel
gemeend, dat God hun nog meer plagen zou zenden om hunne onge-
hoorzaamheid en hunnen afval. Toch heeft God dit piet gedaan.
Waarom? Om dezelfde reden, als toen God Israël niettegenstaande
zijne zonden uit de Babylonische ballingschap verloste en zoovele
andere malen, als Hij Israels ongerechtigheden niet aanzag: «For
1) p. 493.
3) p. 494.
3) V, p. .>503—523,
mine ovün name\'s sake», zegt de Heer. Toch zal Gods wraak zekerlijk
komen over hunne ongerechtigheden, als zij uu niet hooreu, maar
zich aldoor blijveu verharden. Daarom zij meu uu op zijue hoede en
spiegele zich aau de geschiedenis vau Juda. «How long aud how
pacieutly dyd God fight agaiust this their rebellion, is easie to be
be understand by the historie aud Prophets; but how severe, iu the
eude, were the plagues aud juste veugeauce powered upon the Kiuges,
Priuces, and people, dyd verie Ethuickes themselves give testimouie
aud record. Their laud aud cities were spoyled, burnt, and left
desolate; womeu for hunger compelled to eate their owne children.
Oft wer they broght iu thraldome and subjection of strangers-, and
fiuallie, the glorie of the Lord was removed from his sauctuarie.» i)
Ook zij hebbeu zich aau dezelfde zoudeu schuldig gemaakt als Israel,
iuzouderheid bij deu laatsten grooteu afval, toeu ook zij zich hebbeu
afgekeerd vau het verbond vau huuueu God om afgoderij te gaau
plegen. Alleu, de martelaars en zij, die uitweken, uitgezonderd, ziju
zij schuldig, want niemand heeft, toeu de afgoderij pas werd opgericht,
zijn plicht gedaau: «which was, to have resisted to the uttermost of
your powers that impietie in the beginning». Zij hebbeu alien «consented
to cruel murther», omdat zij uiet hebbeu geprotesteerd. 2)
Iudieu zij dus Gods wraak willen ontgaan, hebben zij spoedig
tot ongeveinsd berouw eu bekeeriug te komeu. Dau is er geeue zoude
zoo groot, die God uiet iu de diepte der zee wil werpen eu wil be-
graven iu eeuwige vergetelheid. Ongeveinsde bekeeriug uu vereischt
twee dingen: «First, That - the religion and true ho7ioring of God
may be at once broght to that puritie which his Worde requyreth.
Secondarely, That order may be taken, so far as iu you lyeth, that
the same religion which God approvethe, may be kept inviolable
amongst you for ever, aud that the people universal may be instruct
iu the same.» 3)
Wat de reformatie betreft, men moet niet willen schikken en
plooien. Geen halve maatregelen moeten genomen wordeu. Meu moet
den godsdienst zuiveren van alles, wat zijne santie niet heeft in
Gods Woord. IJdele ceremoniën moeteu «at once» wordeu verwijderd.
Deut. 12:32 moet hun maar steeds voor den geest staan. Ook uiet
wat de kouiug (Eduard VI) deed (wat het ook moge ziju), voor-
1) p. 512.
2) p. 514.
3) p. 515.
-ocr page 225-209
zoover liet niet overeenkomstig Gods Woord was, moet liun tot een
stiik worden voor hunne consciëntiën, maar Gods Woord alleeu zij
huu eeuig richtsnoer voor Zijne «religion». Laat men toch uiet langer
beide partijen willen voldoen. Laat men niet zeggen in het Parlement:
«dit of dat strijdt niet met Gods Woord; als het volk beter onder-
richt is, dau kunnen wy verder gaan» enz. «O dissembling hypo-
crites ! playne messengers of Sathan, now I do write, which some
tyme I have said to your faces, that ivhatsoever God (in ynatters of
his religion) hathe not sanctified by his expressed Worde, the same,
1 say, before his Majestie remaynethe execrable, polluted, and defyled.»
En wat betreft het onschendbaar bewaren van de ware «religion»,
hierbij worden twee dingen vereischt. Vooreerst, dat aan niemand,
van welken rang hy ook zij, macht of vryheid gegeven worde om te
leven buiten het juk der discipline van Gods VKoord of ook om maar het
geringste te veranderen in de «religion», die zy uit den mond Gods hebben
ontvangen. Maar integendeel moeten Zijne ordinantiën zoo vast wor-
den «established, that if Prince, King, or Emperour would enterprise
to change or disauul the same, that he be of thee reputed ennemie
to God; and therfore unworthie to reigne above his people: yea, that
the same man or men, that go aboute to destroy God\'s true religion
once established, and to erect idolatrie, which God detesteth, be
adjudged to death, according to God\'s com ?r! aim de men f; the negligence
of which parte hathe made yow all (those onely excepted whome
before I have exprest), murtherers of your brethern, deniers of Christ
Jesus, and manifest traytours to God\'s Soveraigue Majestie.» i)
Als zij voor het vervolg zulke vreeselijke misdaden willen vermijden,
dan moeten zij, nl. de vorsten, de regeeringspersonen en het volk
vau Engeland, met een plechtigen eed het verbond tusschen God, en
hen hernieuwen op dezelfde wyze eu met dezelfde bepalingen, als
eenmaal Asa, de koning van Juda, deed. 2) Dat is het eenige genees-
middel om Gods wraak tegen te houden, die zij reeds lang verdiend
hebben eu die zij niet zullen ontgaan, als Zijne «religion and honor»
bij hen onderworpen blijft aan verandering, zoo dikwyls als huuue
vorsten er lust in hebben of als er door den dood een nieuAve vorst
aau de regeering komt.
Eindelijk wil hy hen nog met nadruk wijzen op het onderwijs van
het volk. Dit hangt vooral af van de getrouwheid van hen, aan wie
1) p. 51G. Vg. boven, bl. 55.
3) Vg. de Appellation, zie boven, bl. 180.
13
-ocr page 226-2937
de prediking zal worden toevertrouwd. Daarom mag er in de eer&te
plaats geen «dumme dogg, no poisoned and pestilent Papist» oyer het
volk Gods worden aangesteld om hunne zielen te vergiftigen. Ten
tweede moeten niet aan één persoon meerdere beneficiën worden toe-
vertrouwd, maar een voldoende taak moet hem worden gegeven met
een voldoend stipendium. Ten derde moet niemand een grooter domein
hebben, dan waarvoor hy zorg kan dragen, wat prediking en onder-
wijs betreft. Daartoe moeten b.v. de bisdommen meerendeels in tie-
nen worden verdeeld, en voorts in elke city en groote stad een vroom
en geleerd man worden aangesteld met zoovelen naast hem, als men
noodig zal achten voor prediking en onderwijs in het gebied, dat aan
hunne zorg is toevertrouwd. Men zal spoedig het nut daarvan inzien,
want die groote domeinen van hunne trotsche prelaten, die onmogelyk
door éénen man naar behooren kunnen worden verzorgd, behooren
niet tot den dienst van Christus, maar tot die tyrannie, die het eerst
is uitgevonden en nog wordt vastgehouden door den Roomschen
Antichrist. Ten vierde zorge men er voor, dat er goede predikers
worden aangesteld, die niet maar psalmen zingen en homiliën lezen,
maar ook preeken. Ten vijfde moeten de evangeliedienaren zich
niet met civiele zaken bezig houden, behalve ivanneer de burgerlijke
magistraat en de dienaren des Woords tezamen komen voor de uit-
oefening van de tucht, hetgeen gemakkelyk kan geschieden, zonder
dat iemand erdoor aan zyn werk wordt onttrokken. Want, wat
betreft het jaarlijksche komen naar het Parlement voor zaken van
den godsdienst, dat zal overbodig zijn, als Gods ware «religion» zóó
zal zijn «established», dat zij daarna «be never called in controversie.»
En wat eindelyk de uitoefening der tucht betreft, die moet ge-
schieden in iedere city en in ieder graafschap door de magistraten en
de predikanten tezamen, en wel zonder aanzien des persoons. Ook al
missen de evangeliedienaren de hooge titels van «Lords» en de
verdere duivelsche pracht der prelaten, moeten zy toch zoo stoutmoedig
zijïi, «that yf the King himself wolde usurpe any other autoritie in
God\'s religion, then becometh a membre of Christ\'s body, that first he
be admonished according to God\'s Worde; and after, yf he contemne
the same, he subject to the yoke of discipline», en men behoort dan
hetzelfde tot hem te zeggen, dat de hoogepriester Azaria zeide tot
den koning Ilzzia (2 Kron. 26 : 18).
1) p. 518. sq.
-ocr page 227-211
Voorts zal het zeer dienstig zijn om overal scholen op te richten in alle
city\'s en voornaamste steden, waarover het toezicht moet worden toever-
trouwd aan de magistraten en de vrome geleerde mannen dier steden.
Op twee bedenkingen moet nog geantwoord worden. Vooreerst
wat betreft het gebrek aan goede werklieden, die voor zoo\'n plan
vereischt worden. ïen tweede wat betreft de vrees voor tumult en
opstand of voor een inval van vreemde naties. Doch zoowel in het
eene als in het andere zal God zekerlyk voorzien, als zij er Hem
met ernst om bidden. Er zyn meer arbeiders, dan men meent. En
hunne vyanden zullen eerder evenals Korach door de aarde worden
verslonden, dan dat^ zy zouden gestoord worden in hun vrome werk.
Maar als Engeland om de eene of andere reden berouw en bekee-
ring tot God uitstelt, als het den adder aan zijnen boezem blijft
voeden, als men de rotte leden niet afsnijdt, dan zal men de wraak
niet ontgaan, die reeds bereid is voor de ongehoorzamen. Dat daarom
allen, die met droefheid des harten die goddeloosheid zien en er zich
niet mede bezoedelen, hun vertrouwen stellen op den Eeuwige, die
hun tot een rotssteen en tot een sterke burcht zal zijn. Dan zullen
zij straks den psalm der bevrijding zingen, ook wanneer voor hunne
oogen Gods gestrenge oordeelen worden uitgevoerd tegen de godde-
loozen. Men roepe daarom tot Hem om kracht om te volharden tot
het einde.
Zoo vuurde Knox zijne Engelsche vrienden aan om toch, nu de
gelegenheid wederom gunstig was, zich niet langer met halve maat-
regelen tevreden te stellen, maar onverwijld met plechtigen eed het
verbond met den Heer hunnen God te vernieuwen. Had Knox vroeger
reeds met wantrouwende blikken de weinig doortastende maatregelen
onder Eduard VI gadegeslagen, thans na de sinds ziin vertrek uit
O O O ■
Engeland opgedane ervaring riep hij het zijnen Engelschen broeders
met nog te meer nadruk toe: Neemt toch geen halve maatregelen, laat
uwe reformatie toch eene radicale reformatie zijn, eene reformatie
«at once» en zóó vast «established», dat Gods «true religion» daarna
«be never called in controversie.» En terwijl hij dit zijnen Engelschen
geloofsgenooten toeriep, maakte hij zich gereed om zijn reformatieplan
zelf in zijn eigen vaderland ten uitvoer te gaan brengen. Hij ging
aan het verbaasde Europa toonen, dat wat hij in de heldhaftigheid
zijns geloofs uitgesproken had, geen dwaze hersenschim was, dat
ook eene reformatie «at once» van een geheel land niet tot de on-
mogelijkheden behoorde.
*
212
Den Januari 1559 nam hy afscheid vau het door hem zoo geliefde
Geuève om er nooit meer terug te keeren, maar om het beeld
vau die stad steeds met onverflauwde, levendige trekken iu zijnen
geest te bewareu. Te Geuève had Kuox niet alleeu iu de «quyet
studie» vau reformatorische geschriften, inzonderheid vau Calviju, zich
verdiept, maar daar had hij ook gezien, wat reformeereu was. Eu
wat hij daar gezien had iu eene eukele stad, dat giug hij zelf uu iu
toepassing brengen iu eeu gausch laud. Zijne O. T.iscl^® vorming hielp
hem daarbij. Ziju aanzien dientengevolge van het Schotsche volk als
het volk Gods, even goed als Israël, deed hem zich uiet tevreden stellen
met eeue gedeeltelijke reformatie, eeue reformatie van verschillende
door het laud verspreide gemeenten en groepen van menscheu als in
Frankrijk. Neen, Kuox zag het volk cds volk aau. Kuox eischte het
volk als volk op voor den Heer, zijueu God. Het volk als volk
moest terugkeereu tot deu Heer, eveuals Juda in vroegere dagen
ouder zijne vrome koningen. Kuox was in elk opzicht radicaal; uiet
alleeu moest de reformatie «at once» worden voltrokken, maar ook
het geheele volk moest die reformatie aannemen. Israël stond hem
daarbij steeds als voorbeeld voor oogeu. Het O. ï. was ziju handboek
voor staathuishoudkunde. En bij Israëls geschiedschrijvers eu profeten
staat juist de solidariteit der geslachten eu der volken zoo sterk op
deu voorgrond. Zij zien het volk aan in zijne eenheid als volk; het is
uog uiet de tijd, waariu het persoonlijke 0|) den voorgrond treedt, i)
Voor het zoo lang in verschillende partijen verdeelde eu verscheurde
Schotsche volk was het daarom een groote zegeu, dat juist eeu mau
als Knox er de reformatie bracht. Hij legde door zijue eigenaardige
beginselen beslag op het volk als geheel. Wanneer hij voor heu de
geschiedboekeu van Israël opensloeg, dau liet hij heu daariu hunne
eigeue geschiedenis lezeu. Ook zij waren het volk van God.
Ook zij behoorden als volk terug te keereu tot deu Heer, huuueu
God, eu met plechtigeu eed het verhond met Hem te vernieu-
wen 3). Dan zou het huu welgaan, hun en hunnen kinderen, eu zy
1) Vg. bv. den weinigen nadruk, die in het O. T. wordt gelegd op Aejicrsooulyke onster.
felijklieid, terwijl daarentegen juist alle nadruk valt op het mm-tleven in het r/eslacht, in
de nakomeling schap. — Vandaar ook, dat bij alle individualistische (en spirittudistische) rich-
tingen iu de Kerk (Anabaptisten, Pietisten, Methodisten enz.) zich steeds eene neigiug
vertoont om uitsluitend het N. T. te gebruiken, terwijl het O. ï. bij hen geheel op den
achtergrond treedt.
3) Dat deze beschouwing (het groote element van naarheid, en daarom vau kracht, dat
erin ligt, nu daargelaten) aanleiding geeft tot een te grooten nadruk leggen op het viter.
lijke (de „estalilishinfj" van de ..religioa\'" [in den zin van cultus]), ligt voor de, hand. Als
213
zouden lang en voorspoedig leven in liet land, dat de lieer, liun God,
hun gaf. Eu het Schotsche volk heeft naar de stem van dezen
profeet gehoord. Zij hebben het verbond met den Heer, hunnen
God, vernieuwd en het is hun wel gegaan in hun land. De reformatie
is het begin geweest van Schotlands geestelijke wedergeboorte. Zij is
de grondslag geworden van de godsdienstige eu zedelijke, en daarmee
tevens van de maatschappelijke ontwikkeling van Schotland i).
Van Genève uit uiaakte Knox zijne reis als gewoonlijk naar Dieppe,
alwaar hij uog eenigen tijd vertoefde, aleer hij zijne reis naar Schot-
land voortzette, daar hij eerst autwoord moest afwachten op ziju ver-
zoek om door Engeland te mogen reizen, waar hy zijne oude vrienden
nog gaarne eens had willen bezoeken. Zijn verzoek werd eehter tot
zijue niet geringe verbazing en verontwaardiging afgewezen. Den 6\'ieti
April schreef hij van Dieppe uit eeu brief aan Mrs. Locke, toeu
waarschijnlijk reeds weer naar Londen teruggekeerd, om haar te
antwoorden op eenige door haar gestelde vragen, en waarin hij tevens
zijn toorn over de hem van Engelsche zijde aangedane behandeling-
niet verbergt. Zij had hem inzonderheid raad gevraagd aangaande het
Book of common prayer. Wat hare vragen betreft, zoo schrijft Knox
haar, hij weet wel, dat men hem «extreme and regorous» zal vinden,
maar het is geen tijd «to flatter nor to dissemble.» Want de legers
van Christus en Satan staan nu tegenover elkaar. De banieren zijn
ontplooid, de trompetten geblazen. Christus roept de zijnen op «and
that with vehemencie» om uit Babel uit te trekken, ja. Hij dreigt
dood en verderf «to such, as either in forehead or in hand, beare the
mark of the Beast. And a portion of his marke are all these dregges
of Papistrie which were left in your great Book of England, any
jote whereof will I never counsell any man to use. One jote, I say,
of these Diabolicall inveutiouns, viz. Crossing in Baptisme; Kneeling
at the Lord\'s table; mummelling, or singing of the Litanie «a
fulgure et tempestate»». Voorts werden hunne sacramenten meerendeels
het volk overal de baals gaat dienen, dan vergeet Elia de stillen in den lande", dan moet
hem herinnerd worden, dat er nog 7000 zijn in Israël, „die hunne knie voor Baiil niet
gebogen hebben." Hij heeft noodig God te hooren naderen ook in .,het suizen eener zachte
stilte" (1 Kon. 19). Zeker is het mede aan dat gronddenkbeeld van Knox toe te
schrijven, dat het Protestantisme in Schotland niet altijd het verwijt van vormelijkheid en
nettelijhkeid heeft kunnen ontgaan.
1) „Elsewhere the plebejan element of nations had risen to power through the arts and
industries which make men rich — the comraons of Scotland were sons of their reUf/ion."
Proude, History of England, Vol. IX pag. 2é3. Vg. boven, bl. 5 vv.
214
bediend «without the soule», d. w. z. zonder de jn\'ediking des Woords,
en daarop wordt tocb door den apostel zoo grooten nadruk gelegd,
dat liij zelfs zegt niet gezonden te zijn om te doopen, maar om het
evangelie te verkondigen, nl,. «the glade ty dings of the kingdome,
repentance and remission of sinnes, the scales whereof be the
Sacraments.»
Wat verder hare vragen betreft, of het geoorloofd is tegenwoordig
te zyn bij den doop van kinderen, die gedoopt zullen worden «after
the accustomed manner in the dayes of King Edward», en of men
deel mag nemen aan het avondmaal, waarbij zitten of staan geoorloofd
is, niettegenstaande het zingen der tien geboden enz., — daarbij moet
zij zich eenvoudig herinneren, dat «when Christ Jesus is not preac/ied
(marke well that I say, preached), that there hath the Sacrament
neither life or soule,» en voorts, dat by geen wettig bedienaar van
het Sacrament is, die niet in de eerste plaats is een bedienaar des
Woords. Zal zij dan met een goed geweten kunnen deelnemen aan
zulk een sacrament, «ivhich is no sacrament», en hem als dienaar van
Christus erkennen, die slechts «a bastard» is, ja zelfs «Christ\'s plaine
enemie» ? Ongetwijfeld zullen zij en anderen zyn oordeel «somewhat
extreme» vinden. Maar de vraag is, «ivhether that God or man ought
to be obeyed in matters of religion?» En daarom hij kan niet anders
dan alles verklaren voor «polluted, yea execrable, and accursed,» dat
God niet door Zijn Woord heeft gesanctifieerd.
Aan het einde van zijn brief gekomen, kan hij geene byzondere
groetenissen verzoeken, want «to me is written, that my First Blast
hath blowne from me all my friends in England.» Toch heeft hij
slechts de eere Gods gezocht, en daarom vreest hij niet. «The Second
Blast I feare shall sound somewhat more sharp, except men be more
moderat then I hear they are.» Men heeft een tegenschrift tegen
hem geschreven, maar men moet niet meenen dat «the qualitie of
this time shall affray me to answere, although corporall death should
be my rewarde.» De waarheid zal zegevieren. Engeland heeft hem den
doortocht geweigerd, doch Knox zal het zich niet tezeer aantrekken
«because, before, it did refuse Christ Jesus.» En toch was hij zulk
een «secret and assured friend» voor Engeland geweest «in cases,
which thyself could not have remedied.»
1) De stelling-en, die Knox in zijn Second Blast had willen ontwikkelen, zagen later
het licht, doch het werk zelf werd nimmer voltooid. Zie beneden, hoofdstuk VI.
3) Zio boven, bl. 109.
-ocr page 231-215
Ook in den brief i), dien Knox enkele dagen later, den April,
schreef aan Cecil, spreekt hij zijn toorn over de weigering van door-
tocht nit. Na eerst Cecil, dien hij nog van vroegere jaren kende, op
ernstige wijze tot berouw en bekeering te hebben aangespoord en na
hem te hebben gewaarschuwd voor «that carnall ivisdome, and
worldly polUcye (to which both, ye are bruted to be moche inclined),»
geeft hij zijne verontwaardiging te kennen over de weigering van
«soche privelege as Turkes commonly do graunt to man of every
nation.» Men heeft zijn verzoek niet alleen geweigerd, maar zelfs
«the solicitors therof did hardly escape ymprisonment.» Ja, men
heeft ook anderen van zijne Geneefsche gemeente hard behandeld.
En dat alles om zijn First Blast. Daarom deelt hij Cecil
1) VI, p. 15—30.
3) Ook Calvijn moest in de ongunst van Elisabeth deelen. Hij had haar zijn commen-
■ taar op Jesaja opgedragen, doch het boek werd niet geaccepteerd; de oorzaak hiervan was
de te Genève uitgegeven First Blast e,Q Obedience to superior powers. Calvijn verantwoordde
zich in een ongedateerd schrijven (ws. van einde Maart 1559) aan Cecil, wien hij reeds
aanstonds na Elisabeths troonsbestijging had geschreven, den 39sten Januari 1559 [Corp.
Bef. Op. Calv. XVII, p. 418), om hem tot krachtige reformatie aan te sporen. ..Ante bien-
nium" had Knox hem in een privaat gesprek zijn gevoelen gevraagd over de vrouwenre-
] geering (vg. boven bl. 109 en 158), waarop hij had geantwoord, „quia a primo et genuiuo naturae
ordine deflecteret, memoranchim esse inter poenas hominis desertioni inßictas, non minus
quam servitutemf dat echter sommige vrouwen, zooals bv. Debora, blijkens de „singularis
benedictie, quae in illis fulgebat," blijkbaar waren „coelestibus auspicils excitatae," lietzij
omdat God daardoor de „virorum ignaviam" wilde veroordeelen, of,,ut gloriam suam melius
illustraret." Nog had hij eraan toegevoegd, „non frustra Deum per os lesaiae promittere
reqinas fore ecclesiae nutrices, qua praerogativa C(, privatis feminis f/Ziffeïv«\'minime ob.jcurum
est." Zijne conclusie was deze geweest: „Quoniam et mm\'c et piMico consensu et longo
; temporurn usu receptum foret ut haereditario jure ad feminas regna et principatus venirent,
I lanc quaestionem non videri mihi movendam, non solum quia res odiosa esset, sed quia,
meo judicio, fas non esset imperia, ipt-ae peculiari Dei Providentia ordinantur, contellere".
Wat eindelijk Knox\' First Blast betreft: lihro nihil sum suspicatus: ac toto anno
editum esse nescivi." Toen anderen er hem opmerkzaam op hadden gemaakt, had hij genoeg
getoond „quam mihi non placeret eiusmodi paradoxa vulgari (vg. boven, bl. 168). Sed quia
serum erat remedium, optavi malum quod iam corrigi non poterat sepeliendum esse potius
quam exagitandum." Wat de inhoud van die boeken was, wist hij niet. maar Knox kon
getuigen, dat hij niet anders gesproken had, dan hij nu schreef „Caeterum, etsi queri-
moniis piorum hominum monebar, quia tajnen non fueram in tempore edoctus, ne maiores
exorirentur turbae, vehementius contendere ausus non sum." De wijze, waarop intusschen
zijn commentaar is teruggewezen, heeft hem zeer gekrenkd: „Quo magis sum mira tus ne
liber meus admitteretur, quasi praetextu quaesito aliéna delicta in me conferri. Poterat
Regina, si non placebat oblatum munus, uno verbo repudiare : idque erat magis ingenuum.
Mihi certe fuisset longe gratius quam praeter ignominiam repulsae falsis criminibus onerari."
(1. c. p. 490). Den 33,sten Juni antwoordde Cecil hem onder betuiging van zijn leedwezen,
^^ * dat de bedoelde geschriften te Genève waren uitgekomen : ,,quod ad te attinet, rnultis de
causis certissime cognosco. totum hoc genus scribendi tibi displicere. Etsi quidam ex nostris
qui hoc morbo contacti sunt, et certiorem te factum esse de hac re dixerint, et affirmarint
216
mede: «witb. ixoue of that company did I consult thereof, before the
fiuishiug of the same», zoodat zij er in elk geval geiieel onschuldig
aau ziju. Voorts wijdt hij dau uog eeu weiuig over de zaak zelf
uit, Avaarbij hij het vroeger beweerde geheel staande houdt, er bij-
voegende: «I dare uot promis silence iu so weightye a busieues».
Nogmaals vraagt hij dau, uu voor de «thirde time», verlof om Euge-
laud te mogeu bezoeken. Het is hem alleeu te doen, uiet «to fre-
quent the (Jourt», maar om in het Noorden op eukele plaatsen te
prediken en «iu passiuge to my Coutrey, to commuuicat with you,
and with some others, soche things as ivUlingly I list not to com-
mitt to paper, neither yet to the knowledge of manye.»
Den 22sten April zond Kuox, daar hij bang was dat de brief ver-
traging had ondervonden, weer een afschrift ervan aau Cecil. Doch
thaus wachtte hij het autwoord uiet langer af. Deu 23sten April be-
gaf hij zich vau Dieppe ouder zeil naar Schotland en landde te
Edinburg den 2^611 Mei.
etiam. responsum a te fuisse, licet imperandi facultas ordinär ie (ut loquimur) et virtute
verbi divini mulieri interdicta sit eandam tamen extr aor dinar ie posse permitti. Quam dis-
tinctionem audeo aßrmare tihi minime certe proiari." Juist door die geschiften zijn echter,
helaas, de staat en de kerk vau Geuève in kwaden reuk gekomen, waarvan de vijanden
gebruik maken om den voortgang van het evangelie te beletten (1. c. p. 566). Den SOsten
Juli 1559 zond Knox ook aan Elisabeth zelf een brief om zich te verdedigen en te veront-
schuldigen zonder echter iets van het door hem beweerde terug te nemen. Hij wilde, dat
ook Elisabeth zou erkennen, dat zij hare kroon te danken had alleen „to the dispensation
of Gods mercie, which onlie maketh that truthfull to your Grace, which nature and law
denieth to all weomen." Works, VI, p. 47—51.
1) Waarschijnlijk bedoelt Knox politieke geheimen, in verband staande met het later
door hem ontdekte. Zie beneden, hoofdstuk V.
3) Gedurende zijn verblijf te Dieppe nam Knox aldaar meermalen den predikdienst
waar. Het oordeel over hem was blijkens een paar brieven nogal verschillend. Den
13den April 1559 schreef een inwoner van Dieppe aan Calvijn: „Toute leglise qui est
icy au Seigneur et lo ministre dicelle vous saluent, autant on fait maitre Jan Knox
escossois singulier organe du sainct Esprit, lequel selon les graces que le Seigneur a
prodigalement épandues en luy, s\'est fidelement employé pour promouvoir, par sainctes
predications, la gloire de Christ, durant le peu de tems (]uil luy sera loisible de converser
avec nous" \\Coip. Réf. Op. Cah. XVII, p. 497). Ook te Dieppe kou Knox intusschen
natirarlijk niet zwijgen over die onderwerpen, die in dezen tijd vooral al zijne gedachten
in beslag namen, de vrouwenregeering en het recht van weerstand, zoodat Morellanus,
predikant te Parijs, zich genoopt zag in minder gunstigen toon over hem te schrijven in
zijn brief aan Calvijn van 5 Juni 1559: „Gnoquius apud Diepenses aliquamdiu fuit, captans
auram in Scotiam. Is pessimum et pestilentissimum do/jma palam ausus est prof teri: In-
dif/nnm esse mulieres regnare, Christianisque licere adversus tyrannos armis sese tueri. Vereor
ue Scotiam sui furoris impleat. Sodalem [ws. Goodman of Whittingham] dicitur habere istic
quem audivimus ad ministcrium a Diepensibus evocari. Si tali dogmate inf ectus est,per Chris-
tum intercedite ne mittatur, aut si ioAu aUit, Diepenses monete ut sihi ah illo caveant" (1. c. p. 541.)
HOOFDSTUK V.
Laatste optreden van Knox in Schotland.
Vestiging" der reformatie.
Toen Knox in Schotland aankwam, Avaren sinds zijn laatste ver-
blyf in zyn vaderland bijna drie jaren verloopen. De hervorming had
gedurende dien tijd zich in stilte gestadig uitgebreid; overal in het
land telde zij hare aanhangers. Men had gehoor gegeven aan Knox\'
«Letter of tuholesome counsel» i). Men had meer en meer de wegen
van transactie met Rome verlaten. Men had zich ook uiterlijk aan de
Roomsche Kerk met hare ceremoniën, die men als «idolatrous» had
leeren beschouAven, onttrokken en de reformatorischgezinden Avaren
begonnen zich zooveel mogelyk met elkaar in betrekking te stellen
door onderlinge godsdienstoefeningen op de wijze, zooals Knox hun
had aangeraden. De houding der regeering Avas daarvoor ook bevor-
derlijk geweest. Het prediken der Protestantsche predikers Averd oog-
luikend toegelaten. Men volgde namelijk in die dagen eene tamelijk
verdraagzame politiek tegenover de hervormingsgezinden, zooals over
het geheel werd gevolgd, nadat Maria Guise in 1554 regentes Avas
geworden tot aan de laatste groote, maar vergeefsche krachtsinspanning
van het katholicisme in Schotland in 1559. Misschien droeg antago-
nisme tegenover Engeland, Avaar Maria Tudor toen juist zoo hevig
Avoedde tegen de protestanten, daartoe ook het zyne bij Vooral echter
Avas het de invloed van Frankrijk, die zich hier deed gelden. Ook daar
toch heerschte nog tot den vrede van Cateau Cainbresis (12 Maart
1559) eene meer verdraagzame jjolitiek tegenover de Protestanten.
Pas na dien vrede en na zijne vrnchtelooze onderhandelingen met
Elisabeth besloot Hendrik II eene volslagen ultramontaansche politiek
1) Zie boven, bl. 141 vv.
3) ,,Antag-onism to England assumed the unusual form of toleratiou"\', J. A. Froude,
Ristory of Fliiylaad, vol. VI, p. 319.
218
te volgen, cle Hugenoten te vuur en te zwaard uit te roeien, ja
zelfs, de aanspraken zijner sclioondocliter Maria Stuart op deu troon
van Engeland te doeu gelden en kaar zoo mogelijk de plaats van
Elisabetk te doen innemen i), waarom dau ook Frans II en Maria
Stuart, iu April 1558 gehuwd, thans openlijk deu titel van koning
en koningin van Engeland aannamen. Na dien vrede dau ook
maakte Frankrijk zich gereed om eeue flinke troepenmacht ter be-
schikking te stellen van de koningin-moeder Maria Guise, regentes
van Schotland.
Intusschen was die periode van verdraagzaamheid aan de reformatie in
Schotland zeer ten goede gekomen. Yerschillende predikers, die tijdeus
Maria\'s regeering uit Engeland moesten vluchten, vonden in Schot-
land eene schuilplaats. In verschillende steden en op de landgoede-
ren van verschillende edelen werden zij ontvangen en predikten in
particuliere huizen of ook zelfs op openbare plaatsen. Zoo was het
gekomen, dat ook Kuox iu 1555, al was bet slechts voor korten tijd,
zijn vaderland weer had kunnen bezoeken eu op vele plaatsen onge-
hinderd had kunnen prediken. Zoo breidde de reformatorische be-
weging zich al meer uit. Door Knox\' invloed werd ook de adel
uieer tot krachtig bandelen aangespoord tot openlijk protest en
het verlaten van trausigeereude paden.
Onder cle predikers, die in die dagen veel hebben gedaan voor de
verbreiding der reformatorische beginselen in Schotland, moeten vooral
William Harlow, John Douglas en John Willock, later Superintendent
van Glasgow, genoemd worden. 3) Harlow predikte zelfs eeu tijdlang open-
lijk te Edinburg en Douglas te Leith en zoo verschillende anderen op
verschillende andere plaatsen, vooral te Dundee, in de graafschappen
Angus en Mearns, en in «the Westland». Vooral Willock, een man
van vele gaven en veel kennis, oefende grooten invloed uit. Hoewel
eeu Schot van geboorte, had hij tijdens Eduard VI geruimen tijd in
Engeland gepredikt. Bij de troonsbeklimming van Maria week hy
1) Froude, 1. c. p. 334: ,,ïhat this or something lilce this, was a design really enter-
tained by the Court of Paris, was no mere creation of Elizabeth\'s or Cecil\'s fears — no
excuse invented to justify their policy."
2) Zie boven. bl. 133.
3) Knox\' Histor//. Works, I, p. 24.5 sq. Vg. boven, bl. 133.
4) Ook werd na het verbond der edelen van December 1557 in menige parochiekerk
onder het gebied van den eenen of anderen hervormingsgezinden Lord het Engelsche Book
of common\' prat/er geregeld gelezen, terwijl nu en dan een rondreizend prediker voor het
volk optrad. Zie boven, bl. 156.
219
uit naar Emden, waar liy als geneeslieer werkzaam was. Vandaaruit
bezoekt liy in 1555 en in 1556 Schotland en keerde eindelyk in
October 1558 voor goed naar zijn vaderland terug om daar het ambt
van evangelieprediker te vervullen. Knox deelt mede, hoe hij zelfs
tydens eene ziekte toch vol ijver voortging te onderwyzen in zijne
ziekenkamer, en hoe vooral vele edellieden zich door hem lieten
onderrichten. Zoo werden de vromen opgebouwd in hun geloof. «Thei
keapt thare conventionis, and held counsallis with such gravitie and
closnes, that the enemys trembled.» i) Er was ook reden toe, want
niet alleen hield men vergaderingen en ernstige beraadslagingen,
maar ook werden langzamerhand in verschillende streken van het
land de beelden verwyderd. In Edinburg werd zelfs het beeld van
St. Giles, den beschermheilige der stad, «first drowned in the North
Loch, after brunt, which rased no small truble in the town.»
Oorzaak van de sterke uitbreiding der reformatie, zpodat Protestantsche
predikers zelfs straffeloos in de hoofdsteden begonnen te prediken,
was mede een pas weer uitgebroken oorlog met Engeland. In Juli
1557 namelyk zou juist na veel onderhandelingen van weerszijden
eindelyk een verdrag tusschen Engeland en Schotland tot stand zijn
gekomen, doch plotseling was het afgesprongen en had de regentes
op aandrang van Frankrijk, toen juist in strijd met Engeland, den
oorlog hervat. Knox had zich over dien oorlog zeer ongunstig uitge-
laten en misschien was het mede door zijnen invloed, dat de edelen
op zekeren dag, toen d\' Oysell, de bevelhebber der Fransche troepen
in Schotland, het geschut reeds over den Tweed had doen brengen
voor eene onderneming tegen Engeland, plotseling zeiden, «That in
no wiese wald thei invade England,» zoodat die onderneming moest
worden opgegeven. Intusschen werd de oorlog toch voortgezet, zoo-
lang de strijd tusschen Engeland en Frankrijk bleef duren, dus tot
den vrede van Cateau Cambresis. Die oorlog werd echter eene
reden te meer voor de regentes om verdraagzaam te zijn tegenover
de hervormingsgezinde edelen, die zij te vriend moest houden, zoodat
1) Works, I, p. 356. .
3) Zie boven, bl. 160, noot 3. Dat Knox gedurende zijne afwezigheid uit Schotland meer
brieven schreef dan ons zijn overgebleven, is uit zijne correspondentie duidelijk. Ook blijkt
daaruit, dat hij van uit de verte toch zooveel mogelijk de ondernemingen der edelen bleef
leiden en hen met zijn raad bijstond. Zie boven, bl..l5é. Vg. ook Works, vol. II. p. 15:
..As Jhonne Knox had forwairned us, by kis letteris frome Geneva, of all dangeris that he
foirsaw to ensew on our enterpryse.\'\'
220
Knox dan ook scliryft: «but yitt warre continewed, during the
which the Evangell of Jesus Christ begane wonderouslye to floriss.»
Inmiddels klaagden monniken en prekiten om stryd by de regentes,
dat men de Protestantsche predikers maar ongemoeid hun gang liet
gaan. Doch Maria durfde niet veel te beginnen. In April 1558 werd
de laatste martelaar naar den brandstapel gevoerd i). De verontwaar-
diging, daardoor gewekt, maakte het verder voortgaan op dien weg
onraadzaam. Al het klagen der geestelykheid baatte hun weinig.
Maria trachtte zooveel mogelyk tusschen de partyen in te staan.
Daartoe antwoordde zij ook op verschillende petities, die van Pro-
testantsche zijde in den loop van het jaar 1558 tot haar werden
gericht, vrij gunstig en stelde verschillende hervormingen in uitzicht,
hetgeen de oorzaak werd van den brief der edelen aan Calvijn,
waarin men dezen verzocht aan de regentes te willen schrijven
om haar tot reformatie aan te sporen, i) Doch vooral nadat zy op het
parlement van October haren zin had weten door te zetten, zoodat
aan haren schoonzoon Frans II de titel van koning van Schotland
was toegekend, leerde men haar langzamerhand van eene andere zijde
kennen. Immers zij was «favorable ynewch» ten opzichte van de
bisschoppen, zij dacht alleen maar, en terecht, «it could not stand
with her advantage to offend such a multitud as then took upon
thame the defence of the Evangell, and the name of Protestantes.»
Toch moest er ten slotte iets gedaan worden. Ook werd nu na den
vrede van Cambresis hulp uit Frankrijk verwacht. En zoo werden
dan in het begin van 1559 de Protestantsche predikers gedagvaard.
Zij besloten te gaan onder geleide van de hen beschermende edel-
lieden. Om dezen echter uit Edinburg te verwijderen wisten de bis-
schoppen eene koninklijke proclamatie te doen uitvaardigen, waarby aan
allen, die zonder hooger bevel naar de stad gekomen waren, bevolen
werd naar de grenzen te vertrekken volgens den raad, die, naar Knox
ons meedeelt, de bisschop van Galloway aan de regentes had gegeven:
«Becaus thei ar come without ordour,
I red ye, send thame to the Bordour.»
Juist kwamen echter op den dag der proclamatie de edelen van
«the West-land», waar vele Protestanten waren, van de grenzen .te-
1) Zie boven, bl. 194. Wry,-ha., I, j). 31.ö.
3) Yg., boven, bl. 5,
221
i\'Ug en begrepen, dat het een list was van de bisschoppen. Toornig
begaven zij zich naar het paleis der regentes, drongen door tot de
raadzaal, waar zy met de bisschoppen vergaderde, deden in krachtige
bewoordingen hun beklag en, hunne helmen weer opzettende, wachtten
zy haar autwoord af. Maria, geheel verbijsterd op het gezicht van al
die gewapende mannen, deed alles om hen tot bedaren te brengen.
«Thare was heard nothing of the Quenis parte but «My joyes, my
hartes, what ailes yow? Me meanes no evill to yow nor to your
preachearis. The Bischoppes shall do yow no wrong. Ye ar all my
loving subjectes». Zij zeide niets vau de proclamatie af te weten en
dat de dagvaarding der predikers zou worden uitgesteld. Voorts be-
val zij den bisschoppen heu en hunne predikers met rust te laten.
Eu eindelijk keerde zij zich weder tot de edelen, \'«who war wonde-
rouslye commoved», met de woorden: «O my heartis, should ye nott
love the Lord your God with all your harte, with all your mynd?
and should ye nott luif your nychtbouris as your selfis?» Zoo liep de
zaak nogal goed af. «With these aud the lyik fair wordis, she keapt
the Bischoppes from buffattis [blows] at that tyme.»
Ouder deze omstandigheden was het, dat John Knox den 2\'len Mei
1559 te Edinburg den voet aau wal zette, i) De dag van\'verant-
woording voor de predikers was nu bepaald op deu 1Mei. Nauwe-
lyks heeft Kuox het gehoord, of aanstonds staat zijn besluit vast om
zich by de gedagvaarden te voegen en met hen ter gerechtszitting te
verschijnen. In de verte hoort hy al het gewoel van den slag eu vol
geestdrift bereidt hij zich ten strijde. «I see», zoo schryft hy den dag
na zijne aankomst aau Mrs. Locke, «the battell shall be great, for
Sathan rageth even to the uttermost: aud I am come (Z praise my
God) even in the brunt of the battell.» Hy is vast voornemens, als
God het niet verhindert, de gedagvaarde predikers te vergezellen,
«be life, be death, or els be both, to glorifie His godlie name, who
thus mercifully hath heard my long cryes.»
Zoo ging Knox dan na slechts één dag rust genomen te hebben
in Edinburg aanstonds naar Dundee, eene plaats, die evenals Montrose
reeds voor zijne komst de reformatie had aangenomen. Te Dundee
vertoefden toen de gedagvaarde predikers en waren daar juist bezig
met de Protestantsche edelen te beraadslagen over wat huu te doeu
stond, toen plotseling Knox in hun midden verscheen. Hij had op
1) Zie zijn brief van .3 Mei aaii Mrs. Locke. Worlts, vol. VI, p. 31.
-ocr page 238-222
geen beter oogenblik kunnen komeu eu ziju aaubod om mede voor
de regentes te verschijnen werd natuurlijk gaarue aanvaard. Men
besloot aanstonds op te trekken uaar Perth, waar vele hervormings-
gezinden zich vergaderden om straks hunue predikers uaar Stirling,
de plaats der dagvaarding, te vergezellen. Toeu echter de regentes
bemerkte, dat te Perth zich eeue aanzienlijke macht had verzameld
eu dat de edeleu voornemens waren de predikers, die op huu gebied
haddeu gepredikt, uaar Stirling te begeleiden, liet zij door deu
Laird of Duu onderhaudeliugeu aaukuoopeu, waarbij huu eu deu ge-
dagvaardeu predikers werd aangeraden uiet voort te trekken uaar
Stirling «with promeis that sche wald tak some bettir ordour.» Daar
de brief vau deu Laird of Duu echter geheel officieus was, wilden
sommigen, eeu list vermoedende, voorttrekken, totdat men eeue
ofËcieele intrekking van de dagvaarding zou hebbeu outvaugeu. De
meesteu echter, vertrouwende op de belofte der regentes, meenden
den raad vau deu Laird of Duu uiet iu deu wind te moeten slaan
eu zoo bleveu ten slotte alleu te Perth. De 10den Mei brak aan
en de regentes, alsof zij van alle beloften ouweteude was, ver-
oordeelde de predikers wegens hun uiet verschijnen als rebellen
en verklaarde hen vogelvrij, i)
Nauwelijks heeft men te Perth dit vouuis vernomen, of de woede
tegen de regentes keude geene grenzen. De Lah-d of Duu, zich
niet meer veilig wetende iu de nabijheid der regentes, daar ook
Maxwell, die het voor de predikers had opgeuomeu, gevaugeu was
gezet, kwam zich nu ook voegen bij de mannen van Perth, waar
hij uitvoerig de aanleiding tot ziju schrijven en zijueu raad ver-
haalde «aud did conceil nothing of tbe Queuis craft aud fals-
hode.» Deu volgenden morgen houdt Kuox eeue preek over de afgo-
derij. Des namiddags is er een priester, die uiettegeustaaude dat toch
de mis wil houden. Het volk staat iu afwachting. Een jongen roept,
dat het afgoderij is. Een oorveeg vau den priester volgt. De jongen
ueemt eeu steen op en werpt dien tegeu een beeld. De menigte volgt
het voorbeeld eu de beeldenstorm te Perth heeft eeu aauvausf seno-
O O
men. Vau de kerk gaat het naar de kloosters, alle plaatsen der af-
goderij moeten gereinigd worden, overal moet meu heen «to abolish
idolatrie.» Meu deed het met veel succes, zooals Kuox ous met vol-
doening verhaalt: «iu which thei wer so busye, aud so laborious,
1) Knox, History. Works, vol. I, p. 317 sq. Vg. den brief van Knox aan Mrs. Locke
vau 23 Juni 1558. vol. VI, p. 22 sq.
2950
tliat within two dayis these three great places, nionumentis of ido-
latrie, to witt, the Gray and Blak theves i) and Charter-house mon-
kis was so destroyed, that the walles onlie did remane of all these
great edificatiouns». 3)
Heftig was de toorn der regentes, toen zij het gebeurde te Perth
vernam. Zij besloot de stad ernstig te tuchtigen en deed eene aan-
zienlijke Fransche troepenmacht tegen Perth optrekken om de stad
te bezetten en de overtreders op de meest gestrenge wijze te straffen.
Op het gerucht van de plannen der regentes besloten de edelen aan-
stonds tot tegenweer. Zij stelden de stad in staat van verdediging en
schreven ook namens de inwoners van Perth eenen brief aan de regentes.
In dien brief werd haar meegedeeld, dat men, door de voorgenomen
tyrannieke maatregelen tegen Perth gedwongen, zieh thans genoopt zag
haar te verklaren, «that except this crueltie be stayed by your wisdome,
we wilbe compelled to tak the sweard of just defence aganis all that
shall persew us for the mater of religioun, and for our conscience
saik». En voorts dat zij, als zij tot dat uiterste werden gedreven,
niet alleen in petities hunne onschuld zouden betuigen bij den Koning
van Frankrijk, bij hunne Meesteres en haren gemaal, maar ook bij
de vorsten en raden van elk christelijk ryk, «declairing unto thame
that this cruell, injust, and most tyrannicall murther, intented aganis
toivnes and multitudes, tves, and is the onlie caus of our revolt from
our accustomed obedience, whiche, in God\'s presence, we faithfullie
promeise to our Soverane Maistres, to hir Husband, and unto your
Grace Regent; provided, that our consciences may lyve in that peace
and libertie which Christ Jesus hath purchassed till us by his
bloode; and that we may have his worde trewlie preached, and holie
Sacramentis ryghtlie ministrat unto us, without which we fermelie
purpose never to be subject to mortall man: For better, we think,
to expone our hodyes to a thowsand deathis, than to hasarde our
sowles to perpetuall condemnatioun, by denying Christ Jesus and his
manifest veritie, whiche thing not onlie do thei that commit open
idolatrie, bot also all suche as seing thare brethrene injustlie persewed
for the cause of religioun, and having sufficient meanes to conforte
and assist thame, do nott the less withdraw from thame their detfull
support». Voorts spreken zij den wensch uit, dat de regentes geen
1) Franciscanen en Dominicanen.
2) Cartliuisers.
3) I, p. 323.
-ocr page 240-224
gehoor zal geven aan den wreeden en yerderfelyken raad yan hare
geestelijken, want anders «it is to he feared, that neyther ye, neyther
yitt yonr posteritie, shall at any tyme after this fynd that obedience
and faithfyll service within this realme, whiche at all tymes yow
have found in us.» Eindelijk doen zij haar weten, «that the self same
thing, together with all thingis that we have done, or yitt intend
to do, we will notifie by our letteris to the King of Prance; asking
of yow, in the name of the eternall God, and as your Grace tenderis
the peace and quyetness of this realme, that ye invaid us nott with
violence, till we receive ansur from our Maistres, hir Husband, and
from thare advised counsall thare.» Deze brief was onderteekend
«Your Grace\'s obedient subjectis in all thingis not repugnant to God,
The faithfull Congregatioun of Christ Jesus in Scotland.» i) Hiermede
poneerden de Pi\'o^estanten zich dus openlijk tegenover de Roomsche
Kerk als de «ware gemeente des Heeren». Vandaar dat de Protestantsche
Lords voortaan ook algemeen genoemd werden de «Lords of the
Congregation.»
Deze «first trumpet» gaf geen onzeker geluid. De regentes wist
nu, waaraan zij zich te houden had. Perth was het brandpunt ge-
worden, waai\'omheen zich de strijd groepeerde. En daar in «the
bruut of battell» was een man, die veel had nagedacht over het recht
der overheid en over «the sweard of just defence», die daarover had
nagedacht op de eenzame studeerkamer, gebogen over Israels geschied-
boeken, en ook bij den gloed der brandstapels. Als de regentes hare
onderneming tegen Perth doorzette, dan was een burgeroorlog, en
waarschijnlijk een geduchtere dan Schotland nog ooit had gezien,
onvermijdelijk geworden. Men gevoelde te Perth al het kritieke van
het oogenblik. Daarom schreef men ook nog aan den Pranschen
bevelhebber d\'Oysel zelf, dat hij toch trachten zou de woede der
regentes nog te doen bedaren, «otherwyis that flambe, whiche then
begane to burne, wold so kendle that quhen some men wold, it culd
not be slokenned.» Ook aan verschillende andere bevelhebbers, ja,
aan het geheele Fransche leger werd een schrijven gericht, waarbij
hun werd herinnerd, dat het hunne roeping niet was om te strijden
«aganis us naturall Scotishmen», dat zij nooit zulk een bevel van
hunnen meester hadden ontvangen, dat zij zich zoodoende zeer ondank-
baar zouden betoonen tegenover hen, «that thay had found favorable
1) Works, vol. I. p. 33fi sq.
-ocr page 241-225
in thair most extreme necessitie», en dat zulli een ondankbaarheid
en wreedheid gewroken zou worden, zoolang er nog «naturall Scot-
O \' O O
tishmen» leefden, die er de macht toe hadden.
Toch wilde de regentes niet vau haar voornemen afzien. Het
Fransche leger trok voort en daar intusschen vele edelen, op wier
hulp men gerekend had, waren teruggetrokken, werd door de over-
blyvendeu van Perth uit een brief gericht «To the nobilitie of Scot-
land» uit naam van «the congregationis of Chryst Jesus within the
same.» Deze brief werd aan de voornaamste edelen verzonden.
Men verklaarde daariu wel te weten, dat de edelen ouder elkander
in meening verdeeld waren aangaande hen en dat sommigen meenden,
«that we who have tackin upou.n us this interprise to remove idola-
trie, and the monumentis of the same, to erect the trew preaching
of Chryst Jesus in the houndis committit to our chargis, ar Heretickis,
seditious men, and trubilleris of this commone wealth», en dat zij
dus de ergste straffen verdienden. Daartegen nu moest men opkomen,
daar dan eerst moest bewezen worden, dat men waarlyk tegen God en
Ziju geschreven gebod had gezondigd. En dat zou uiemaud kunnen
doen, want wat zij gedaan hadden, dat hadden zy gedaan «at Godis
commaudiment, who planelie commandis idolatrie, and all monumentis
of the same to be destroyed and abolished». Zy haddeu altyd eeu
«opin assemblie» i) gewild, waar iu tegenwoordigheid vau onpartijdige
getuigen zou ziju beslist, of hetgeen de Papisten te vuur en te
zwaard als godsdienst handhaven, waarlyk de ware godsdienst van
Jezus Christus is of niet. Doch nu dit nederig verzoek hun was
geweigerd, werd huu. leven op de wreedste wyze gezocht. Daarom
moest de adel, wiens plicht het was «to brydle the fury and raige of
wicked men, wer it Princes or Emperouris», hun liever te hulp
komeu in plaats van de vorsten te vleien en huune begeerte te
volgen en zich te wapenen tegen heu, «your brethren, and naturall
cuntriemen.» Met ernst wordt daarop de adel vermaand toch niet
de zijde te kiezen van de prelaten, die men aan de vruchten toch
wel kan keuuen. Zij mogen zich ook niet verschuilen achter het gezag
en Gods ordinantie, want er is een groot verschil tusschen Gods ordinantie
en de personen, die met het gezag bekleed zijn. Op het einde van deu
brief volgt dan nog een ernstige bedreiging tot heu, die eens hadden erkend,
dat zij voor eene rechtvaardige zaak sti\'eden, maar die, nu het er op
1) Vg. boven, bl. .1.38. 169. 175. 187 en 188.
13
-ocr page 242-226
aankwam, hen verlaten hadden. «And now, to yow that ar perswaded
of the justice of our cause, that sum tyme have professed Chryst
Jesus with us, aud that also have exhorted us to this interpryse,
and yit have left u.s in our extreme uecessitie, or at the least look
throw your fingaris, iu this our truble, as that the matter .apperteaued
uocht uuto yow; we say, that Oules (all fear aud worldlie respectis
sett asyde) ye joyue your selffis with us, that as of God ye are
reputed traytouris, so shall ye be excommunicated from our societie,
aTul from all participatioun with us iu the administratioun of sacra-
mentis.» Zi] zouden misschien de «excommuuicatiouu of the Churche
now by Godis myghtie power erected amongis us» minachten als eeue
zaak zouder beteekenis, maar zij, de schryvers vau deu brief, twijfel-
den er niet aau, of huuue Kerk eu de ware dienaars daarvan bezaten
dezelfde macht tot binding en ontbinding, die Jezus eeus aau Zijue
apostelen had gegeveu. Eu daarom, teuzij zij Jezus Christus zelf
wilden verachten, zoudeu zij deze bedreiging ter harte uemeu eu het
rechtmatig verzoek huuuer broeders om bijstand niet afwijzen.
Dit krachtige hulpgeroep der fiere, jeugdige Kerk was niet tever-
geefs. De graaf vau Gleucairu was de eerste, die besloot de mauueu
vau Perth te hulp te komeu. En ziju voorbeeld werd spoedig door
verscheidene andere edelen gevolgd. Iutusscheu had meu van uit
Perth ook uoo- eeu brief gelicht «To the Geueratiouu of Anti-
O O
christ, the pestilent Prelattis and thare Schavilliugis within Scot-
land», die reeds zooveel bloed vergoten haddeu eu wien daarom
werd aangezegd: «ye shalbe entreated wharesoever ye shalbe appre-
hended, as murtlieraris aud oppiu euimies to God aud uuto maukiud.»
Daarom werd huu aangeraden hunne blinde woede toch te lateu varen
en «to reforme your selfïis to a more quiet lyve», waut anders zouden
zij zeker gemeten wordeu met de maat, waarmede zij gemeten haddeu,
«yea, we shall begyn that same ivarre whiche God commanded Israël
aganis the Cajianites; that is, contract of peace shall never be maid,
till -ye desist fi\'om your oppin idolatrie aud crewell persecutiouu of
Godis childreiu.»
Met deu graaf van Gleucairu kwamen iutusscheu ook de edeleu uit
Fyfe, Angus eu Mearns met hunue mauueu, verder de inwoners van Dundee
en veleu uit Westlaud eu uit Kyle op Perth aangerukt. Voordat meu
dit te Perth veruomeu had, begou de regentes reeds ouderhaude-
liugeu aan te knoopen. Doch het gelukte haar uiet reeds aanstonds
tot een verdrao- met hen te komen. Pas nadat de graaf van Gleucairu
W Ö
-ocr page 243-227
zicli reeds met de inwoners van Perth vereenigd had, kwam het door
bemiddeling van den graaf van Argyle en James Stuart (later graaf
van Murray), die, hoewel Protestanten, in dezen tijd nog de zijde der
regentes hielden, tot een verdrag, waarvan de voorwaarden voor de
Protestanten zeer gunstig waren. Bij dit verdrag, dat den 28sten Mei
gesloten werd, werd bepaald, dat na de overgave der stad aan de
regentes de inwoners niet meer zouden worden lastig gevallen over
hunne «lait mutatioun of religioun and abolishment of idolatrie, and
for douncasting the places of the same», voorts dat de «religioun be-
gun» ook verder voortgang zou mogen hebben te Perth, en eindelijk,
dat de regentes bij haar verlaten van de stad alle Fransche soldaten
weer met zich mede zou nemen. Op deze voorwaarden werden den
29sten Mei de poorten van Perth voor de regentes en d\'Oysel met hun
leger geopend, terwijl tevens de Protestantsche edelen met hunne
troepen volgens eene bepaling van datzelfde verdrag de stad verlieten.
Voor hun vertrek echter werd nog op nieuw door de gezamenlijke
Protestantsche gemeenten van het Westland, Fyfe, Perth, Dundee,
Angus, Mearns en Montrose een «covenant» gesloten «to concur and
assist together in doing all thingis required of God in his Scripture,
that may be to his glorie; and at thair haill poweris to destroy,
and away put, all thingis that dois dishonour to his name, so that
(jod may be trewlie and puirelie wirschipped. And in case that any
truble beis intended aganis the saidis Congregationis, or ony part, or
member thairof, the haill Congregatioun shall concur, assist, and
conveane togidder to the defence of the samin Congregatioun, or
persone trubled.» Namens de «Congregation» werd dit verbond ge-
teekend door den graaf van Argyle, James Stuart, den graaf van Glen-
cairn, Lord Boyd, Lord Ochiltree en Matthew Campbell, sheriff
van Ayr.
Zoo was dan de strijd om Perth nog zonder bloedvergieten afge-
loopen. Ongehinderd deed de koningin-regentes er haren intocht.
Doch al spoedig zou de vrede weer worden verstoord. Wat men, ge-
dachtig aan de vroegere handelwijze der\' regentes, al vermoed
had, ja openlijk tevoren had voorspeld, geschiedde. Zoodra zij
weer meester was in Perth, bekommerde zij zich niet veel om de
voorwaarden van het verdrag. Knox zegt, dat de predikers het ook
wel vooruit hadden gezegd, maar slechts daarom de aanneming van
het verdrag hadden aangeraden om hun, die hen van rebellie beschul-
digd(>u, deu mond te stoppen, en verder «so to suffer hyjiocresie to
228
discloise tlic selff.» Dit geschiedde dan ook. Allereerst begon de
regentes met de oude magistraatspersonen af te zetten en nieuwe
in hunne plaats te benoemen, alsook een man, die zeer in discrediet
stond bij velen, tot provoost aan te stellen. Voorts liet zij tegen
de uitdrukkelijke bepaling van het verdrag in eene bezetting
soldaten in Perth achter tot grooten overlast en ongenoegen der
burgerij. Zij verschool zich achter de uitvlucht, dat het geene Fransche
soldaten waren, omdat het Schotten waren, die zich in Franschen
dienst bevonden.
Deze handelwijze der regentes kwam echter de «Congregation» ten
goede. Knox en Willock toch, welke laatste met den graaf van
Glencairn was meegekomen, hadden bij de onderhandelingen over het
verdrag James Stuart en den graaf van Argyle, die reeds beslist
Protestantsch waren, er een ernstig verwijt van gemaakt, dat zij zich
tegenover hunne broeders aan de zijde der regentes hadden geschaard.
Dezen echter hadden geantwoord, dat zij dit hadden gedaan, omdat
zij, afgaande op de berichten der regentes, hunne handelwijze als
rebellie hadden moeten beschouwen. Doch tevens hadden zij beloofd,
in geval men zich nu toegefelijk wilde betoonen in het verdrag, «that
yf the Quene did break in ony joit thairof, that thay, with thair hole
j)Oweris, wald assist and concur with thair bretherin in all tymes to
cum.» Zoodra Argyle en James Stuart dan ook zagen, dat de
regentes de bepalingen van het verdrag schond, verwijderden zij zich
van het hof. Op het bevel van de regentes om terug te keeren
antwoordden zy eenvoudig, «that with saif conscience thay culd nocht
be partakaris of so manifest tyranny as by hir was committed, and
of so great iniquity as thay perceaved devised, by hir and hir un-
godlie Counsale and Prelattis.» Zij begaven zich naar St. Andrews
en schreven vandaaruit aan verschillende edelen om hen uit te noo-
digen daar den Juni te verschynen «for Reformatio un to be
maid thair».
Zoo had de regentes het reeds smeulende vuur nog slechts te ster-
ker aangewakkerd. Door Argyle en James Stuart van zich te stooten
bracht zij haar eigen partij een onherstelbaar verlies toe. In James
Stuart, den natuurlyken bi\'oeder van Maria Stuart, prior van St_
Andrews, later graaf van Murray, kreeg de tegenpartij een bondge-
noot, die weldra in hare gelederen de eerste en tevens de edelste plaats
zou innemen. James Stuart toch bekleedt in Schotlands hervormings-
geschiedenis eene dergelyke plaats als in de onze door Willem van
229
Oranje wordt ingenomen. Ook Argyle was iemand van veel maclit
en invloed, docli wat zijn persoonlijk karakter betreft, stond hij verre
beneden James Stuart.
Nadat dus eerst Perth het brandpunt had gevormd, concentreerde
de stryd zich nu om St. Andrews. Niet tevergeefs toch hadden Ar-
gyle en Stuart hunne oproeping gedaan. Weldra kwamen verschillende
edelen naar St. Andrews en brachten Knox, die intusschen op ver-
schillende plaatsen in Fife had gepredikt, in huu gevolg mede. Knox
was voornemens den Zondag ua zijne aankomst ook in St. Andrews te
preeken. Een lang gekoesterde wensch en vaste hoop van Knox, uitge-
sproken zelfs toen hij uog op de galeien was en meermalen daarna, i)
zou dan uu iu vervulling gaan. Toch zou de aartsbisschop van St. Andrews,
James Hamilton, nog eene poging doen om het te verhinderen. Die
smaad was al te groot, dat de door hem zelf eens veroordeelde en iu
effigie verbrande ketter nu in zijne eigene stad zou optreden. Hij
snelde dus met een honderd gewapende mannen naar St. Andrews.
Bovendien was de regentes met hare Fransche troepen dicht in de
nabyheid, in Falkland, zoodat zij elk oogenblik den aartsbisschop
kon te hulp komen. Ook was men nog volstrekt niet zeker van de
gezindheid der inwoners van St. Andrews, zoodat de edelen, die slechts
een gering gevolg bij zich hadden, beter vonden, dat de dag van Knox\'
optreden vooreerst zou worden uitgesteld. Doch daar kwam Knox zelf
tegen op. Hoewel de aartsbisschop de edelen had doen weteu, dat,
in geval Knox op den predikstoel durfde verschijnen, hij een dozijn mus-
ketten op hem zou laten richten, liet hij zich daardoor niet afschrikken.
Hij zeide eenvoudig tot de edelen, dat hij nooit\'Christus Jezus had gepre-
dikt om iemand daardoor te trotseeren of voor eigen voordeel of om
anderen daardoor schade te doen, «but to delay to preache the mor-
row, (onless the bodie be violentlie withholdin,) I eau uocht of cons-
cience: for in this Town and Churche begiu God first to call me
to the diguitie of a preacheour, from the whiche I was reft by the
tyranny of France, by procurement of the Bischopis, as ye all weall
eneuch know: How long I continewed prisoueir, what torment I
susteaned in the gallaies, and what war the sobbes of my harte, is
uow uo tyme to receat: This onelie I can noclit conceall, whiche mo
than one have hard me say, when the body was far absent from
Scotland, that my assured hoap was, in oppin audience, to preache
1) Zie boveii; bl. eu 157-
-ocr page 246-230
iu Sauctaudrois befoir 1 depairted this lyeff. Aud thairfoir, My Lor-
dis, seiug that God, above the expectatiouu of many, hath brocht
the body to tlae same place whair first I vfas called to the office of
a preacher aud from the whiche most iujustlie I was removed, I
beseak your Hououris uocht to stop me to present my selfi\' uuto my
bretheriu». Wat het gevaar betrof, ziju leven was in de hand des
Heereu eu hij vroeg ook geeue gewapende mauueu om hem te ver-
dedigen, hij vroeg alleen gehoor eu als men hem dat uu weigerde,
dau zou hij het ergeus anders moeteu gaau zoekeu.
Door dit ouvertsaagde spreken vau Kuox, die vau het eerste oogen-
blik af aau, toeu hij iu Schotland kwam, de ziel der gausche bewe-
ging was geweest, zooals ook blijkt uit de verschillende stukkeu, die
meu publiceerde eu die geheel ziju geest ademen eu waarschijnlijk
voor het meereudeel door hem werden opgesteld, werden de edeleu
uog slechts temeer voor hem gewonnen. Zij durfden dan ook uiet
verder vau bezwaren spreken, wanneer de persoon, wieu ze iu de
allereerste plaats golden, ze zoo licht achtte, eu zij aarzelden niet
langer doortastend te haudeleu. Tegen alle vermaningen vau den
bisschop iu verscheen Kuox deu volgenden Zondag op den kansel eu
sprak over de tempelreiniging. Zonder stoornis liep alles af en de
indruk, dien Kuox\' prediking maakte, was zoo groot, «that alsweil
the magistratis, the Proost and Bailies, äs the communaltie for the
most parte, ivithiyt the town, did aggree to remove all monum\'entis of
idolatrie, whiche also thay did with expeditioun».
Zoo werd dus ook iu St. Andrews, de stad, waar Kuox eenmaal
zijne evaugeliebedieuiug was begouueu, de reformatie ingevoerd, i) Zooals
uit bovenstaand citaat blijkt, ging liet hier heel wat ordelijker iu
1) Vol blijdschap schreef Knox in die dag-en (33 Juni) uit St. Andrews aan Mrs. Locke:
„Thus farre hath God advaunced the glorie of his deare Sonne amongst us. O that my
heart could be thankfull for the superexcellent benefite of my God! The lonfi thrist of mi/
wretched heart is satisfied in abundance, that is above my ewpectatioun; for now, fortie
dayes and moe [vg. boven. bl. 133], hath my God used my tongue in my native countrie
to the manifestatioun of his glorie. Whatsoever now sail follow, as tuiching my owne
carcase, his Holie name be praised. The thirst of the poore pcojüe, als weill as of the m-
bilitie heir, is wouderous great, which putteth me in comfort, that Christ Je.sus sail trium-
phe for a space heir, in the North and extreme parts of the earth. We feare, that the
tyrannie of France sail, under the cloke of religioun, seeke a plaine conqueist of us; but
potent is God to confound their counsel Is, and to breake their force. God move the hearts
of such as professe Christ Jesus with us [vg. beneden, bl. 238 vv.] to have respect to our
infancie. and open their eyes that they may see, that our ruine saM he their destructioun"
Works, VI, p. 26.
231
zijn werk dan te Perth. Hier geschiedde alles met goedkeuring en
dus ook onder toezicht van de plaatselijke overheid. De beelden wer-
den uit de kerken weggenomen en de kloosters gesloopt of althans
van beelden gereinigd, want ook hier werden evenals te Perth naar
het voorbeeld van de koningen van Juda niet alleen de «idolatrie»,
maar ook «all monunientis thereof» ternedergeworpen, i) Zoodra de
regentes door den aartsbisschop hiervan was verwittigd, besloot zij
aanstonds naar St. Andrews op te trekken en Argyle en James
Stuart, die toen slechts weinige manschappen by zich hadden, aan
te vallen. Doch ook Argyle en Stuart hadden niet stil gezeten en
weldra kwam men van alle kanten uit de provinciën Lothian en
Fife en uit de steden Dundee en Perth hun te hulp, zoodat, naar
Knox ons meedeelt, hun leger in één dag van 100 ruiters werd ge-
bracht op 3000 man. Zij hadden zich op eenigen afstand van St. An-
drews gelegerd om daar een gunstig punt te kunnen bezetten, waar zij
de troepen der koningin zouden kunnen afwachten. De koningin echter,
bemerkende, dat Argyle en Stuart aanzienlyke versterkingen hadden
ontvangen, viel hen niet aan, maar begon weer te onderhandelen om
tijd te winnen ten einde zichzelven te versterken en den vijand met zijn
plotseling samengestroomd leger af te matten. Zij stelde voor een
wapenstilstand van acht dagen te houden, opdat intusschen onpartij-
dige mannen de zaak zouden kunnen onderzoeken. Dit werd aange-
nomen en daarop gingen velen weer naar hunne woonplaatsen terug.
De Lords met hunne manschappen bleven nog eenige dagen te
St. Andrews eu beraadslaagden daar, hoe men Perth zou bevryden
van de troepenmacht, die de koningin er tegen de bepaling van het
verdrag in bezetting had gelaten. Stuart en Argyle richtten nog een
verzoekschrift aan de regentes om overeenkomstig het verdrag die
soldaten uit Perth te verwijderen en ook de stad te vergunnen volgens
haar oud recht haar eigen overheid te mogen kiezen, «that the same
may be guyded and reulled frelie, as it was befoir, be the Baillies
and Counsale, conforme to thair infeftmentis gevin to thame he the
ancient and maist excellent Kingis of this realme, to elect and clieise
1) ,,ïhe manour of thair proceidyngis in Reformatioun, is this: „They pull doune a\\l tcib.
ner of Freryes [Friaries], and some Abayes, which willing-ly resavis not ther reformatioun.
As to paroys churchis, thej\' cleyns tliem of yniages and all other monumentis ofydolatrye,
and commandis that no Messis be said in them; in place therof, the Book sett fourthe he
yodlye Kiny JSdward is red [vg. boven, bl. 150] in the same churches." Kirkaldy of Grange
aan Henry Percy, 1 July 1559. Works of Knox., vol. VI, p. 3\'i.
232
thair officiaris at Michehuess, and thai to indnre for the «pace of one
yeir, conforme to the auld ryte and consuetude of this realme.» l)
Doch toen dit verzoekschrift vruchteloos bleef, besloten zy, nadat de
termijn van wapenstilstand was verstreken, naar Perth op te rukken
om het van zijn dwangjuk te bevryden.
Voor Perth kwamen ook tal van andere edelen bijeen, en zoo
zonden dan de gezamenlyke Lords eene sommatie aan de vreemde
bevelhebbers en hunne troepen om de stad te verlaten en tevens aan
den pas door de regentes benoemden provoost om de poorten te
openen «to all our Soveraneis liegis, to the effect, that als weill trew
religioun now aneis begun thairin may be maynteaned, and idolatrie
utterly suppressed; as alsua the said town myght joise and brooke
thair ancient lawis and liberties unoppressed by men of Avear, accor-
ding to thair old privilegis granted to thame by the ancient Princes
of this realme, and conforme to the provisioun conteaned in the Contract of
Mariage maid be the Nobilitie and Parliament of this realme with the
King of Prance, beirand, that nane of our aid lawis nor liberties should
be altered.» Hun Averd echter door de bevelhebbers geantwoord, dat zij de
stad zouden bezet houden overeenkomstig hunne belofte aan de regentes.
O ö
Daarop maakte men zich gereed tot de belegering, Avant men had
vast besloten Perth te bevryden, zoodat voor het oogenblik Perth
weer het middelpunt van den strijd Averd. Weer wilde de koningin
door onderhandelingen hen tot uitstel dringen, doch thans liet men
zitüh niet meer daartoe verleiden. Men eischte kortaf, dat de soldaten
do stad zouden verlaten en anders zou men er hen toe dAvingen.
Onbevredigd moesten dus de onderhandelaars, Avaaronder de graaf van
Huntley, een der machtigste katholieke edelen, aftrekken. Daarop werd
Aveder eene sommatie tot de stad gericht, doch tevergeefs, zoodat
eindelijk den 25®ten Juni op last van Lord Ruthven, den vroegeren
provoost der stad, het eerste schot Averd gelost. De anderen, Avaaronder
de-mannen van Dundee het eerst, volgden het voorbeeld. De bezetting van
Perth, die niet sterk was en gehoopt had op bijstand van de regentes,
gaf zich toen spoedig over, zonder dat men verder slaags raakte. Aan
de bezetting werd een vrije aftocht vergund en zoo was Perth dan
nu Aveer in handen der Protestanten.
NauAvelijks waren de Protestanten meester, of het volk wilde zich
gaan Avreken op den bisschop van Murray, op Aviens raad Walter
1) Works, vol. I, p. 35ti.
-ocr page 249-233
Millie op deu braudstapel was gebraclit. De bisscliop wooude iu de
abdij Scone iu de nabijheid der stad. Hoewel xlrgyle en Stuart, ja ook
Knox zelf, trachtten het volk tegen te houden, kouden zij toch niet meer
verhoeden, dat het binnendrong in de kerk der abdij eu in het paleis van
den bisschop, alwaar een groote verwoesting werd aangericht. Onderwijl
hoorden Argyle en Stuart, dat de regentes Stirling wilde bezetten
om hen af te snijden van hunne bondgenooten ten noorden van de
Forth, waarop zij zich genoodzaakt zagen terstond uaar Stirling te
trekken om de koningin te voorkomen. Het volk maakte nu van
hunne afwezigheid gebruik om de abdij Scone te plunderen en ten
slotte in brand te steken. Intusschen gelukte het Argyle eu Stuart
uog juist bij tijds Stirling te bezetten.
Toeu Stirling in handen van de Protestanten was, gevoelde de
koningin zich te Edinburg niet meer veilig eu trok in allerijl terug-
naar Dunbar, zoodat de Protestanten aanstonds besloten voort te
trekken naar Edinburg «for Keformatioun to be maid thair», waar
zij den reeds aankwamen. Edinburg en de invoering-
der reformatie aldaar, in de hoofdstad des ryks, was voor hen het
hoogtepunt. Totnogtoe was alles voor hen bijzonder voorspoedig
gegaan. Doch uu kwamen er moeilijker dagen.
Nadat te Edinburg op de gewone wijze door verwijdering van de
beelden uit de kerken en slooping- of reiniging der kloosters de
reformatie was ingevoerd en een geregelden Protestantschen eeredienst
was ingericht, waarbij Knox tot predikant der stad werd aan-
gesteld, kwam er een brief uit Frankrijk van Frans II eu Maria, waarin
«ane parte of our liegis, nameing thame selfSs The Congregatioun»
werden gelast «under the pane of treasoue», uiteen te gaan en naar
huune woonplaatsen te vertrekken, en waarin werd verklaard, dat
zij door huune handelwijze hadden getoond «that it is na religioun,
nor any thing thairto perteaning, that thai seak, bot onelie the sub-
version of our authoritie, and usurpatioun of our Crown; in manifest
witnessing whairof, thay daylie receave Inglismen with messagis uuto
thame, and. sendis siclyk in Ingland.» Daarop volgde weer een
brief van de Lords aan de regentes om zich te zuiveren van de
aanklacht tegen hen ingebracht, terwijl men tevens twee afgevaar-
digden zond, de Lairds van Pittarrow en van Cunningham om haar
huune grieven nog. eens bekend te maken en de voorwaarden, waarop
men de verschuldigde gehoorzaamheid haar niet zou onthouden. Het
voornaamste, dat men vroeg-, was «liberty of conscience», Yoorts dut de
234
vogelvrij-verkluriiKj der predikers zou wordeu opgelieveu, dat uiige-
schikte dienaren vau hunne kerkelyke betrekkingen zouden worden
ontzet en eindelyk dat de Fransche soldaten, «who than war a
hurthein untollerable to the cuntrey, and to us so fearfull, that we
durst nocht in peaciable and quiet maner hant the places whare
thay did lye», naar hun vaderland zouden teruggezonden vrorden.
Aanvankelijk scheen de regentes gunstig gezind en verzocht de
leiders te spreken, waarop Glencairn, Ruthven en Ochiltree tot haar
gingen. Toen begon zy echter haar beklag te doen over de handel-
wijze, die zij van hen moest ondervinden. De tijd ging zoodoende
voorby, en men kwam niet tot eene beslissing. Eindelyk werd be-
sloten, dat afgevaardigden van beide zijden te Preston zouden byeen-
komen om te onderhandelen, van de zijde der regentes: de vroegere
regent Arran, thans hertog van Chatelherault, i) en de graaf van
Huntly, de Lords Erskine en Somerville, de abt Mr. Gawin Hamilton
en John Bellenden, van de zyde der Congregation: de graven Argyle
en Glencairn, de Lords James Stuart, Ruthven, Boyd en Ochiltree,
en de Lairds Dun en Pittarrow. Doch ook daar kwam men niet
tot eene conclusie, hetgeen ook de bedoeling was der regentes, die
alzoo de tegenpartij hoopte af te matten, hetgeen haar ook gelukte, Avant
het Protestantsche leger begon meer en meer te verloopen, daar men
geen geld genoeg had om de manschappen zoo lang onder de Avapens
te houden.
De regentes scheen intusschen Avel vrijheid van godsdienstoefening
te Avillen geven, doch op voorwaarde, dat Avaar zij zou vertoeven, de
predikers zich zouden verwyderen en de mis zou Avorden gehand-
haafd. Hierin Avilde men echter van Protestantsche zyde niet treden.
Het antwoord luidde: «That as we wald compell hir Grace to }io
religioun, so could we nocht of conscience, for the pleasur of any
earthlie creature, put silence to Godis trew messingeris; nother cidd
wxi suffer that the rycht administratioun of Christis trew sacramentis
should gif place to manifest idolatrie; for in so doing, Ave should
declair ourselffis ennemies to God, to Christ Jesus his Sone, to his
eternall veritie and to the libertie and establishment of his Churehe
Avithin this realme» 3); immers in dat geval zou het aan de Aville-
keur van de regentes staan om eene gereformeerde Kerk eenvoudig
door haar verblyf ergens weer te vernietigen. Nog werden eveuAvel
1) Zie hoven. bl. 130. noot 3.
3) Works, vol. I, p. 3ö9,
235
de ouderbandeliiigen door de regentes slepende geliotideu, daar zy
wel bemerkte, dat de tegenparty in kracht afnam.
Toen het oogenblik haar gunstig toescheen, rukte zy dan ook
eindelyk naar aanleiding van het doen stilstaan van de ruuut door de
Protestantsche Lords, hetgeen een recht was van de kroon, op Edin-
burg aan. De Protestanten waren op dat oogenblik uiterst zwak.
Hulp uit de hun bevriende provincies konden zij niet zoo spoedig
doen aanrukken, zoodat hunne positie zeer moeilijk was. Toch be-
sloten zij Edinbui-g uiet te verlaten om de reformatie aldaar niet prijs
te geven. Leith, dat eerst ook de partij der Protestanten had geko-
zen, bleef niet getrouw, maar gaf zich tot groote teleurstelling der
Oougfegation zonder slag of stoot aau de Pranschen over, zoodat de
regentes uu in Leith, de sterke havenstad van Edinburg, eeue vaste
positie verkreeg.
Na de inname vau Leith werden de onderhandelingen weer geopend,
terwyl intusschen de Protestantsche gelederen weer een weinig waren
versterkt geworden. Evenwel bleef het kasteel van Edinburg, waarover
Alexander Erskine het bevel voerde, nog steeds onzydig, ja, neigde zelfs
meer over tot de party der koningin, zoodat de positie der Protestanten
vooral door de bezetting van Leith thans zeer ongunstig was. Toeu
eindelyk Erskine begon te dreigen de stad te zullen beschieten, in-
dien men de Franschen niet binnenliet, besloot meu onder zulke on-
gunstige omstandigheden zoo spoedig mogelyk een verdrag te sluiten.
Dit geschiedde dan ook op voor de Protestanten nog tamelyk guns-
tige voorwaarden. Den 24sten Jnü 1559 werd dit verdrag van Leith
gesloten, dat geldig zou zijn tot den lO^en Januari. De predikers
zoudeu in hunne bediening niet worden verhinderd, geen garnizoen
zou in Edinburg worden gelegd en de stad Edinburg zou vryheid
van godsdienstoefening mogen hebben. De Congregation moest echter
aanstonds Edinburg verlaten en zich verbinden aan de geestelykheid
de tienden uit te betalen en niemand te verhinderen in zijne bedie-
ning of ergens verder de reformatie in te voeren, i) Doch ook ten op-
1) Eenigen tijd na de sluiting van dit verdrag, den SSsten Augustus 1550, zond Knox
een brief aan Calvijn. den eersten, die ons uit hunne correspondentie bewaard bleef. We-
gens zijne vele drukten kon hij slechts kortelijk schrijven en liet het daarom aan den
overbrenger van den brief over om Calvijn een verslag te geven van deu loop der gebeur-
tenissen in Schotland. Maar op twee vragen, die hij in ontkennenden zin beantwoordt en
waarom men hem „plus aequo severus" vindt, wenscht hij Calvijns antwoord te vernemen,
nl: 1. „A.n ad Baptismum admitti debeant spnrii, idolatrarum et eaicommumcatorum. fiUi-,
priusquam vel parentes per resipiscentiam sese subdiderint Ecclesiae, vel ii qui hujusmodi
236
ziehte vnn dat verdrag werd de regentes al spoedig bescliukligd in
de formuleering van sommige punten te zijn afgeweken van de be-
dingen der Protestanten.
Na nog bij publieke proclamatie de voornaamste bedingen hunner-
zijds aan de burgers van Edinburg te hebben bekend gemaakt, ver-
lieten de Lords de stad en begaven zich eerst naar Linlithgow en
daarna naar Stirling, waar zij het verbond, dat zij te Perth tezamen
gesloten hadden, «the band of defence, and mentenance of religioun,
and for mutuall defence», den fsten Augustus op nieuw bevestigden.
Dit werd vooral daarom noodig geacht, omdat men bemerkte, zooals
prüguati suilt, Baptismum petere possint. 2. Utrum momchis et sacrifictiUs Pajiisticis, qui
neque Ecclesiae Dei serviunt, neque propter habitudinem sevvire possunt, aiinui reclitus
persolvendi sint, etiamsi errorem pristinum ore fateantur." — Den Ssten November zond
Calvijn hem zijn antwoord. Hij had met blijdschap en verbazing het bericht vernomen
„de uberrimo laborum tuorum successu," een ,,incredibilem successum tam brevi temporis
spatio." Hij had aan de broeders niet geschreven, want „qiiia non ignoro quam stremms
sis liortat\'or, et quid facultaüs et nervorurn Deus ad kas partes oleundas tihi contulerit, fra-
tres stimulare supervacuum esse duxi." Wat Knox\' vragen betreft, hij had zijne collega\'s er-
over geraadpleegd en eenstemmig hadden zij besloten het volgende te antwoorden. Knox
deed wel met te vragen, of men kinderen van afgodendienaars en van geëxcommuniceerden
mocht doopen, want men moest altijd voorzichtig zijn om het sacrament niet te ontheiligen,
hetgeen geschiedde, als het maar ,.promiscue" werd toegestaan aan ,,alieni\\ of als
iemand werd aangenomen ronder qeschikte f/etidqen, die tot de wettige burgers vau
do Kerk kunnen gerekend worden. Maar omdat bij het rechte gebruik van den Doop
het gezag Gods moet gelden en Zijne instelling moet beslissen, wat recht is, moet men
in do eerste plaats vragen, wie God met Zijne stem tot den Doop roept. ,,Promissio autem
nou sobolem tantum cuiusque fidelium in primo f/radu. comprehendit, sed in mille e/eneratio-
nes extenditur. Unde etiam factum est, ut pietatis interruptie, quae grassata est in papatu,
vigorem et efRcaciam baptismi non abtulerit. Orir/o enim spectanda est, ipsa baptismi ratio
et natura ea; promissione aestimanda." Daarom behoort ook het nakroost van vrome voor-
ouders tot ket lickaam der Kerk, ook al zijn de grootvaders of vaders afvalligen geweest,
AVant hoewel het een dwaas bijgeloof is van het Pausdom om kinderen van Joden en
Turken te stelen of van hen weg te nemen en aanstonds te doopen, zoo worden toch ook,
.„uhicuncque non prorsus intercidit vel ewstincta fuit ckristianisnd projessio", de kinderen van
hun wettig recht beroofd, als zij vari het gemeenschappelijk teeken worden geweerd. Im-
mers, daar God reeds 3000 of meer jaren geleden hen met zijne aanneming heeft vereerd,
is het onrechtmatig, dat de daarop gevolgde goddeloosheid der ouders ,,coelestis gratiae
cursum abrumpat." Eindelijk, „sicuti non recipitur quisque ad baptismum unius duntawat
patris sid respectu vel fa vore, sed propter continuurn Dei fa-dtis: ita unius parentis odio ab
ecclesiae ingressu prohiberi infantes nulla ratio patitur." Intusschen zijn echter fietuiijen
noodzakelijk. Want niets is lichtvaardiger dan dat dezulken, van wie men niet hoopt, dat
zij discipelen van Christus zullen zijn, in Zijn lichaam worden inf/evoeqd. Daarom als er
niemand van de verwanten verschijnt om aan de Kerk zijn geloof te betuigen en de zorg
voor het onderwijs van het kind op zich te nemen, dan is de handeling ijdel en wordt de Doop
ontheiligd. Maar is er zulk een wettig getuige, dau is er geen grond een kind af te wij-
zen. Bovendien, de handelwijze in de nu weer opbloeiende Kerk is verschillend van die
in eene reeds wel gevestigde Kerk. Met verloop van tijd moeten de ingeslopen verkeerd-
237
m liet stuk zelf werd uitgesproken, dat de regeutes traektte dooi\'
allerlei belofteu met ieder vau de Lords afzouderlijke voorwaarden
te makeu eu hen alzoo ouderling te verdeelen. Gedeeltelijk was dit
haar te Ediuburg ook ai gelukt, waar verschillende edeleu langza-
merhand vau de Congregation waren afgevallen. Doch de voor-
uaamsteu, Argyle en James Stuart, op wie zij het het meest gemunt
had, had zij uiet tot afval kuuueu bewegen.
Vooral ua die moeilijke dageu te Ediuburg begreep meu, dat men
op deu duur den strijd tegen de regeutes niet zou kuuueu volhouden.
Iu het begin ging alles goed. Toen stroomde van alle kanten de
hulp toe. Doch het spoedig samengestroomde leger onthoud zich ook
weer even gemakkelijk. Ook de regeutes had dit begrepen en daarom
was het vau deu aanvang af hare taktiek geweest door langgerekte on-
derhaudeliugeu eu dubbelzinnige antwoorden de tegenpartij af te
matten. Eu dat was haar maar al te goed gelukt. Op het hoogte-
punt vau deu overwiuuiugstocht vau de mauueu der Congregation,
te Ediuburg, was ook teu slotte huuue zwakheid openbaar geworden. Iu
heden worden verbeterd en dan moeten de ouders zelf g-edwongen worden hunne kinderen
ten doop aan te bieden en zelf de eerste getuigen te zijn. Want wil men reeds aanstonds
in den beginne met gestrengheid de hoogste volmaaktheid invoeren, dan is het te vreezeu,
dat velen, deze gelegenheid gretig aangrijpende, in hunne zonden zullen blijven liggen.
Men mag niet in het geringste afwijken van de lijn, ons van Godswege voorgeschreven,
maar als men den Doop zou weigeren aan hen, die klaarblijkelijk huisr/emoten der Kerk
zijn, dan zou de weigering te gestreng zijn. Daarom moeten men, totdat de tucht krach-
tiger zal kunnen worden gehandhaafd, de kinderen, onder voorwaarde dat geiidfjen de zorg
voor het onderwijs op zich nemen, doopen, maar intusschen de afgodische ouders ernstig
vermanen zich aan den dienst van God te wijden en geëxcommuniceerden zich met de
Kerk te verzoenen. Wat voorts de inkomsten van monniken en priesters betreft, het is
waar, dat zij geen recht hebben om ,,ex publico" onderstand te ontvangen om maar in
nuttelooze rust te leven. Daarom, zijn zij geschikt voor den dienst in de Kerk, laat men
hen daartoe roepen. Maar daar zij over het geheel ongeleerd en ongeschikt zijn, „liurna-
niter cum illis videtur esse arjendum." Want hoewel zij, die niets voor de Kerk doen, geen
recht hebben op onderstand, zou het evenwel hard zijn, daar zij door onwetendheid en
dwaling zichzelven hebben verstrikt en een deel van hun leven in ledigheid hebben door-
gebracht, hun geheel van allen onderstand te berooven. Zij moeten daarom aangemaand
worden liever van een geschikten arbeid te leven dan het goed, voor dienaars der Kerk
en armen bestemd, te verbruiken. „Media etiam ratio tenenda" ten opzichte van de rijke kerke-
goederen, waarvan een deel voor kerkelijke doeleinden kan worden besteed. Intusschen, daar de
Kerk bij hun dood toch in het bezit der goederen komt, moet men niet strijden over de jaar-
lijksche inkomsten, alleen hun herinneren yprecario et tolerantia, no» approhatione ipsos
retinere rjuod nnmquam iure adepti sunt". Voorts moeten zij worden vermaand om, tevreden
met een matig levensonderhoud, liever aan de Kerk het hare te restitueeren, dan toe te
laten, dat de Kerk gebrek heeft aan getrouwe dienaren of dat hare dienaren hongerlijden.
Corp. Hef. Op. Cah. vol. XVII, p. GflO sq. Vg. Works of Knox, VI, p. 94- sq. (vertaling
van Laiug).
238
zulke dagen bleek vooral, hoe Knox eigenlijk de groote geestelijke leider
was der gansche beweging. Hij was het, die dan hunne oogen weer wist te
richten op het ééne, groote doel, en hen daarvoor in nieuwe geestdrift
deed ontvlammen. Hij was het, die dan door zyne wonderbare welspre-
kendheid den vertsaagden weer moed wist in te blazen, die door zijn
eigen groot geloof geloof stortte ook in de harten van hen, die begon-
nen te wankelen. Vooral in die eerste dagen van teleurstelling na
den eersten, grooten voorspoed had men zulk een man noodig. Doch
ook nog in andere opzichten was Knox\' invloed van het grootste ge-
wicht. Ook waar het gold het nemen van praktische maatregelen,
vroeg men niet tevergeefs by Knox om raad. Met zijn helderen,
scherpen blik doorzag hij spoedig de listen der regentes. En het
zal wel vooral op aandrang van Knox geweest zijn, dat men, te
Edinburg zijnde, weigerde ojj het verzoek der regentes in te gaan om
Argyle en Stuart alleen te zenden om te onderhandelen. Knox door-
zag hare politiek spoedig om vooral die twee door afzonderlyke voor-
stellen en beloften van de anderen te scheiden. Daarbij komt de
groote, persoonlijke invloed, dien hij door zijne krachtige persoonlijk-
lieid op de edelen uitoefende. Men denke bv. aan zijn optreden to
St. Andrews. En ook te Perth waren hij en Willock de eersten ge-
weest, die Argyle en Stuart verweten hadden, dat zij hunne broeders
niet hadden bijgestaaau, en die zoodoende van hen de belofte ont-
vingen van bijstand, zoodra de regentes de gestelde voorwaarden
schond. Ook vele van de stukken, die men publiceerde, dragen den on-
miskenbaren stempel van door Knox te zijn opgesteld. Ook bij de verschil-
lende «covenants», die gesloten werden, heeft hij, die er altyd zoozeer op
uit was om alle Protestanten tezamen recht duidelijk te doen gevoe-
len, dat zij waren de ééne «Congregation of Jesus Chryst» in Schol-
land, ongetwijfeld een groote rol gespeeld. Trouwens in alle moei-
lijke, gevallen en in zaken van gewicht handelde men niet buiten den
raad van Knox om.
Vooral ook in ééne zaak, die voor Schotland van het hoogste be-
lang was, heeft zich de invloed van Knox sterk doen gelden, nl. in
Schotlands verhouding tot Engeland. Reeds den 28sten J^ni had bij
van uit Perth geschreven aan Cecil l): «My eie hath long lookedto a
perpetuall concord betwix these two Realmes, the occasion wharof is
1) Jvnox kencle Cecil nog van vroeger: ,,witli quliome tlie said .Tlionne had bein befbire
faniiliarlei acquented. " Wm-ls. vol. II, p. 15. Vg. boven, bl. 215.
239
now most present, yf God shall move your hartes uufeanedlie to
speak the saim, for humilitie of Christ Jesus crucified, now begun
heir to be preached, may joyn together the hartes of those whome
vSathan by pride hath long dissevered for the furtheraunce heirof.» i)
Al vroeger had hij reeds tijdens deu oorlog blijkens dieuzelfden brief
een schrijven aan Cecil gezonden, dat echter verloren is gegaan. Van
het begiu van den oorlog af aan heeft Knox op zulk een verbond
vau Schotland met Engeland, waarnaar hij reeds zoo lang
had verlangd, aangedrongen. Ook in den brief van Maria Stuart
eu Frans 11 3) was op die verhouding tot de «Inglismen» reeds ge-
zinspeeld. En ook Avanneer men in Schotland zich Aveer het meest
teruggestooten gevoelde van den ouden vijand, bleef Knox toch altijd
uiet kracht aandringen op een verbond, Avaarvan hij begreep, dat
alleen heil voor de reformatie te wachten Avas, en waarvan hij ook
inzag, dat het door de natuur zelf aangewezen Avas als iu alle op-
zichten heilzaam voor zijn vaderland. Hoewel men al spoedig uaar
hulp van Engeland had uitgezien 4\'), Avas het toch vooral na de
dagen van tegenspoed te Edinburg, dat men uiiddelen in het werk
begon te stellen oui een blijvend verbond tot stand te b]-eugeu. Nog
1) TForh, vol. VI, p. 31.
3) Knox wa.s de eerste, die op zulk een verbond met kracht aandrong, en hij gaf er
den eersten stoot toe, dat men met de onderhandelingen begon. In .Tuni 1559 kwam liij
te St. Andrews „in deipe discourse" met Kirkaldy of Grange over de groote gevaren, waarin
men zich bevond, en over de moeilijkheid om hulp te verkrijgen. „Efter many wordis,
.Thone Knox burstit furth as followisi Yf\' TSugla/ul nalil foirsie thair awin comoditie, yea,
yf thai d\'id consider the danger {itüiairin thei thameselfis stand, thei wald nott suffer us to
perishe i}i this qïiarrell; for France hath deereit no less the conißiest of Fnyland then of
Scotland. After long- reassoning. it was concluded hetwix thame two, that supporte sould
be cravit of England; and for that purpois, the said Laird of Grange first wreit to Sir
Harie Percie, and efter raid frome Edinburgh and spak with him." \'fForks, vol. II, p. 33.
Ook later als de Lords zijn teleurgesteld door het algemeene en duistere antwoord van
Cecil op hun eerste schrijven ,,and thairfoire war determined that thei maid rerpteast no
fardcr", dan is het weer Knox, die hen aanzet om het niet op te geven: „John Knox
laboured in the contraire; but he could prevaill no farther but that he should have licence
and libertie to writt as he thocht best." 1. c. p. 35. Vg. ook beneden, bl. 349, noot 1.
3) Zie boven, bl. 333.
4) Den 14den Juni schreef James Croft uit Berwick aan den schatmeester van Elisabeth,
dat de adel vergaderd was te St. Andrews en dat zij besloten waren weerstand te bieden
en „that in this godly proceading they loke for the Queene\'s Majesties assistance."
Worhs of Knox, Vol. VI, p. 39. En den 4den .Tuli schreef Cecil aan Henry Percy, cen
Engelsch beambte aan de grenzen, dat hij eens moest schrijven „what manner of amitie
mighte ensue betwixte these two Realmes, and how the same myght be hoped to be
perpetuall, and not to be so slendre as heretofwe hath bene, without other assurance of
contynuance than from tj\'me to tyme hath pleased Eraunce." 1. c. p. 38.
Mo
vóór het verdrag met de regentes stelden daartoe de «Lords of the
Congregation» zelf zich in correspondentie met Cecil en met Elisabeth.
Den 19den Juli schreven zij aan beiden een brief, waarin zij te
kennen gaven, dat zij verlangden een «perpetuall amy tie» tusschen
Schotland eu Engeland, eu voorts Elisabeth verzochten om hulp
vooral tegen «the great preparatioun which we hear to be send against
us by Fraunce» i). Tegelijk met deze brieven zoud ook Kuox weer
een brief aau Cecil met eeu ingesloten schrijven aau Elisabeth over ziju
«First blast of the trumpet», waariu hij haar tevens verzocht Engeland te
mogeu bezoeken. Aau Cecil schreef hij over hetzelfde onderwerp eu
voorts, dat hij hem eeu geheim s) had mede te deeleu eu hem ver-
zocht hem daarom in de gelegenheid te stelleu met eeu vertrouwd
persoon daarover te spreken. Eindelijk gaf hij hem nog deu prak-
tischeu raad: «Trew aud faithfnll preacheris iu the North partes
of England eau uot but greetlie advauuce this cause. Yf a learned
aud godlie mau myght be appointed to Berwick, with licence also
to preache within Scotland, I doubt not to obteau uuto him the
favouris of the most part of the geutillmeu of the East aud Mydde
Bordearis. Advert one thing, sir, that yf the hartes of the Borderaris
of both partes can be united together in Goddis fear, our victorie
then shalbe easy» 4).
Cecil uam iu ziju autwoord tegenover de Lords eeu zeer gereser-
veerde houding aau. Huuue bedoeling: afschaffing van de afgoderij
eu handhaving der vrijheid, was zeker goed, maar over de middelen
daartoe kou verschil van opinie bestaan, ul. «whyther it be the office
of all sortes of men this to doo, or but some.» Wegens de moeilijke
tijdsomstandigheden kou hij huu uiet wel antwoorden. Later hoopte
hij het beter te kuuueu, als hij huuue handelwijze beter zou hebbeu
verstaan. Zij wisten ook, hoe Eugelaud pas een verdrag met Frankrijk
had gesloten en hoe moeilijk het was eeu niet uitgelokten oorlog te
beginnen. Maar hij had nog veel meer dingen, die gemakkelijker
wareu te zeggen dau te schrijven eu die de overbrenger van den
1) 1. c. p. 4-4.
3) Zie boven, bl. 216.
3) Het geheim betrof, zooals later bleek, een zegel van Maria Stuart en Frans II, dat
hem op zijne reis naar Edinburg op het schip in stilte door iemand was getoond, en
waarop de wapens van Frankrijk, Engeland en Schotland tezamen waren verbonden. Zie
brief van Knox aan Kaylton van 33 Oct. l.\'S.\')?. 1. c. p. 86 en 88. Vg. boven, bl. 210.
4) 1. c. p. 47. Vg. boven. bl. 3, noot 1.
-ocr page 257-\'241
brief hun wel 2ou meedeelen. Voorts wenschte hy hun voorspoed,
eensgezindheid onder elkander, bekwame en vredelievende raadgevers,
en vooral «increase of such noblemen to your nomber, as, hy the
authoritie and fame of there names to he published abrode, your
doings maye beare the universall name of the great Counsell of Scotland,
for lack whereof your adversaryes maye rejoyse, and your frends rest
perplexed.» i)
Aan Knox schreef hij geen woord over de First Blast, maar begon
zijn brief alleen met deze woorden: «Non est masculus neque foemina:
omnes enim, ut ait Paulus, unum sumus in Christo Jesu. Benedictus
vir qui confidit in Domino: et erit Dominus fiducia eius.» Hij
schreef eenigszins teleurgesteld, dat hij gehoopt had hem te Stan-
ford te ontmoeten en niet wist, hoe het toch kwam, dat dit niet ge-
schied was. Hoezeer ook Cecil wel wist, welke plaats Knox in de
geheele beweging in Schotland innam, kan ons het best blijken, uit
hetgeen hij volgen laat: «I forbear to descend to the bottome
of thingis, untill I may conferr with such a one as you ar;
and, thairfoire, if your chance shalbe heirefter to cum hither,
I wishe you furnissed with good credite, and power to mak good
resolutioun.» Al schijnt zijn antwoord aan de Lords «somewhat
obscure», toch zal hij het wel duidelijk vinden, als hij Cecil maar
eens gesproken heeft.
Cecil zelf moge zijn eigen antwoord tegenover Knox tamelijk duister
noemen, toch is het duidelijk genoeg. Engeland is blijkbaar bevreesd
openlijk hulp te verleenen aan hen, die zich verzet hebben tegen het
wettig gezag. Vooreerst, omdat zij zoodoende in botsing kunnen komen
met Frankrijk. Maar dan ook niet het minst, omdat zulk een optreden
van Elisabeth gevaarlijke antecedenten kon opleveren ten opzichte
van hare eigene Roomsche onderdanen. Dat zijn die «difficulties of
the tyme,» waarvan Cecil schreef. Zouden niet Frans II, de
gemaal van Maria Stuart, die onlangs, den 10^™ Juli, zyn vader op
den troon van Frankrijk was opgevolgd, en Filips II beiden dan even-
zeer het recht hebben om ook hare Roomsche onderdanen op dezelfde
wijze te steunen tegenover haar, die volgens de Katholieken ten
onrechte op den Engelschen troon was verheven, waarop Maria Stuart
nog altyd hare aanspraken deed gelden? Dit gevaar was niet denk-
1) 1. c. p. 55.
3) 1. c. p. 55.
16
-ocr page 258-242
beeldig, want volgens berekening waren toen ter tyde twee derden der
Engelsche bevolking . Roomsch-katholiek. i) Gelukkig echter voor
Elisabeth hielden Frankrijk en Spanje elkander in evenwicht tegen-
over Engeland. Frankryk was bevreesd, dat Spanje\'s invloed in Engeland
tezeer zou toenemen, en Spanje nog meer, dat Frankryk vasten voet
zou krygen op Groot-Brittannie. s) Doch dit nam niet weg, dat het
voor Elisabeth gevaarlyk bleef openlyk de Schotsche Protestanten te
steunen. Zij vreesde zich te compromitteeren door met hen gemeene
zaak te maken. Vandaar dat Cecil er ook zoozeer den nadruk op
legde, dat hij hoopte, dat vele edelen zich bij hen zouden voegen,
wier naam een goeden klank had ook tegenover de buitenwereld,
zoodat wat zij deden, kon beschouwd worden als de handelingen van
«the great Council of Scotland.» Toch wilde Elisabeth ook weer
gaarne, dat de beweging in Schotland haren voortgang had, deels uit
belangstelling in de reformatie, maar vooral daar zij den toenemenden
invloed van Frankryk en de ultramontaansche politiek der Guises
vreesde. Zoodoende werd echter hare positie tegenover Schotland
eene tweeslachtige. Zy gebruikt feitelijk de opgestane partij in
Schotland om de zaken aan den gang te houden. Telkens weer
spoort zy hen aan door hare beloften, doch op het beslissende oogen-
blik blijft hare hulp uit. Zelfs als hare voornaamste raadsheden
meenen, dat men niet meer kan en mag tez\'uggaan, dan schrikt zij
er weer van terug om openlyk op de 7yde der «rebels» te treden.
Zoo wordt de geschiedenis van Schotlands onderhandelingen met En-
geland voor Schotland eene zeer treurige en voor Elisabeth weinig
eervolle. Telkens weer, ook later in den stryd tegen Maria Stuart,
hoort men klagen over Engelands «coldness». Op het beslissend
oogenblik wacht men telkens tevergeefs op hulp. Juist wanneer het
er op aankomt, durft Elisabeth tegenover de Schotsche en Fransche
regeering niet verder gaan en tracht zij alle connectie met de «rebels
1) Fi-ouJe, History of JEngland, VII. p. 285.
2) In Dec. 1559 schreef Margaretha van Parma, toen landvoogdes der Nederlanden, aan
Philips II: „Als de Franschen zich eenmaal vestigen in Schotland, dan is ook Engeland
in hunne macht; en met Engeland de Nederlanden. In het bezit van de beide oevers der
nauwe zeeën, zullen zij ons isoleeren en ons alle hulp afsnijden; en als wij eenmaal over-
wonnen zijn, dan kunt gij zelf erover oordeelen, hoe het met Spanje en Indië zal gaan.
En toch — als het onze politieke ondergang is Frankrijk toe te laten Engeland te ver-
overen, het zal onze geestelijke ondergang zijn die vrouw [Elisabeth] toe te laten haar
gang te gaan. Als zij Schotland annexeert en den Protestantschen godsdienst op het
geheele eiland vestigt — gij kent de stemming in de Nederlanden, gij kent het gevaar
van het voorbeeld." Froude. Histonj of JSngland, vol. VI, p. 304.
\'248
te loochenen, i) Intusschen wareu de Schotsche Protestanten op Elisa-
beths hulp aangewezen eu moesten die dus ook temidden vau de grie-
veudste teleurstellingen telkens weer trachten te verkrijgen. Knox vooral
trachtte, uiettegeustaaude hij wist, dat Elisabeth hem haatte om zijn
First Blast, alles te doeu, wat hij kon, door correspondentie met
Cecil, die de Schotten geuegeu was en ook, waar hij maar kon, de
reformatie bevorderde, eu met audere Engelsche staatsdienaren, alsook
door persoonlijken invloed bij ziju eigen volk, om een «perpetual
amity» tusscheu de beide rijken tot staud te brengen. En de arbeid
vau hem en van Cecil, die niettegenstaande al Elisabeths wankel-
moedigheid steeds de blijvende vriendschap der beide rijken als het
groote doelwit voor oogeu hield, was teu slotte niet tevergeefs. Van
het oogenblik af aan, dat het Protestantisme iu Schotland begou te
zegevieren, kwam er hoe langer hoe meer toenadering tusscheu
Schotland eu Eugelaud, terwijl het verbond met het katholieke Frank-
rijk voor goed werd opgegeven.
Kort uadat de brief vau de Lords aau Cecil was verzonden, deu
3Xsten Jnli, werd Kuox zelf afgevaardigd met de noodige instructies
naar James Croft, bevelhebber vau de Engelsche grensvesting Berwick.
Eu toeu Kuox deu ö"!®" Augustus te Stirling terugkeerde, bleek zijue
zending al spoedig niet tevergeefs te ziju geweest, waut deu 8ste"
Aug. gaf Elisabeth iu een brief volmacht aau Ralph Sadler om eeu
«perpetuall concord» tusscheu Eugelaud eu Schotland te bewerken
en ook om heu met geld te oudersteuueu voor de soldij der soldaten.
Doch alles moest zoo geheim mogelijk geschieden, zoodat het vredes-
verdrag met Frankryk er uiet door werd geschonden.
Vooral op aandrang van Cecil begouueu de Lords uu ook ouder-
handeliugeu aau te kuoopeu met deu hertog vau Chatelherault, die
iu bloedverwantschap het naast stond aau de kroon eu die dus, in
geval hij tot de Protestanten overging, als hoofd van huuue partij
zou kuuueu optreden. Totuutoe haddeu zij zulk eeu bepaald hoofd
eigenlijk niet, daar geeu der andere Lords eeu titel voerde, hoog ge-
noeg om op zulk eene positie aanspraak te kuuueu makeu. En dat
was juist eeu bezwaar volgens Cecil voor Elisabeth om zich in na-
dere officieele betrekking met heu te stelleu zouder zich te compro-
mitteereu. Chatelherault had op de aanzoeken der Protestautsche
Lords uog slechts een negatief autwoord gegeveu nl., dat, in geval
1) Zie hierover Fi-oude. History of Mnyland, vol. VI. VII en VJII. passim.
-ocr page 260-244
de regentes het verdrag van Leith schond, hij niet als hun vijand
zou optreden. Liever nog dan Chatelherault had men zyn zoon,
den jongen graaf van Arran, tot hoofd der Protestantsche partij
gehad, daar deze hij hen meer in aanzien was dan zijn vader, i)
Doch hij was nog niet naar Schotland teruggekeerd 3) en kwam
pas op het einde van Augustus 1559 in zijn vaderland aan,
waar men hem vau Protestantsche zijde met blijdschap ontving,
doch waar hij niet aan die verwachtingen beantwoordde, die men
van hem had gekoesterd.
Ongeveer ter zelfder tijd waren intusschen in Schotland nieuwe
Fransche hulptroepen aangekomen en had de regentes getracht door
verschillende proclamaties de «Lords of the congregation» en hunne
zaak verdacht te maken hij het volk. Daarom richtten ook de Lords
weer eene proclamatie tot het volk en tot den overigen adel, waarin
op nieuw zeer uitvoerig verschillende grieven tegen de regentes werden
blootgelegd, vooral ook dat zij niet ophield het land te bezwaren met
die vreemde hulptroepen. Vervolgens werd den lO\'^®\'^ September eene
byeenkomst van den adel gehouden te Stiiding, waarby nu ook de graaf
van Arran tegenwoordig was en waar genoemde grieven nog eens nader
werden besj)roken. Vandaar werd de vergadering verlegd naar Ham-
milton, het landgoed van den hertog van Chatelherault, die door de
houding der regentes nu ook steeds meer tot de zijde der Protestantsche
Lords begon over te hellen. Ook vernam men inmiddels dat de
regentes Leith, de havenstad van Edinburg, begon te versterken,
zoodat men besloot een schrijven aan haar te richten, waarin zij
met nadruk aan het verdrag van Leith werd herinnerd en ver-
zocht werd de verdere versterking van Leith te staken als zijnde
«■against your Graceis promeis, against the commun-ioealth, the ancient
lawis and libertieis t/iairo/,» terwyl voorts de bedreiging eraan werd toe-
gevoegd, ingeval zij aan dit verzoek niet voldeed: «utherwayis we
will complayne to the haill ISlobilitie and Communitie of this realme,
and maist eirnistlie seik lor redress thairof.» Dit stuk van den
1) Sadler schreef den SOsten Aug. 1559 aan Cecil: „And uppon further concideracion of
this matier, it semeth to us, that nothing might more advaunce the same then the ])re-
sence of the Erie of Arrayn in Scotland, who should have more estymacion there then
his father, and shoulde be well liable to take the matier in hande, if his father wolde re
fuse; wherefore it were no evil polycie to haste him thither." Wc/rlts of Knox, vol-
VI, p. 73.
3) Zie boven, bl. 195, noot 1.
3) Wo\'rhs. I. p. 414.
-ocr page 261-245
IQden September werd mede geteekend door den hertog van Ohatelherault
en den graaf van Arran.
De regentes ging echter voort zonder zich om dit schrijven te
bekommeren om Leith in staat van tegenweer te stellen en daarvau
een vast bolwerk te maken voor hare Fransche hulptroepen. Het
gevolg was, dat de hertog van Ohatelherault zich nu voor goed
van de partij der regentes afscheidde en zich by de Congregation
aansloot. Nu was dus de wenscli vau Cecil vervuld. De Congregation
had nu iemand tot hoofd, die na. de koningin de eerste persoon
was van het rijk, daar hy de naaste aanspraken had op den troon
van Schotland.
Hiermee treedt dau ook de geschiedenis der reformatie een nieuw
stadium iu. Nu de hertog is overgegaan en de graaf van virran zich
bij de Protestantsche partij heeft gevoegd, volgen ook anderen eu de
uitwendige positie der Congregation althans wordt weer gunstiger,
hoewel niet de innerlyke, daar nu ook menig fortuinzoeker by de
winnende partij zich ging aansluiten Verschillende brieven en
proclamaties volgden nu weer, van de regentes aan de Lords en van
de Lords aan de regentes. Deze volgde weer haar oude taktiek om
ö O
nl. te trachten met ieder afzonderlyk te onderhandelen, doch iuzouderheid
James Stuart weigerde standvastig buiten overleg met de anderen te han-
deleu, zich beroepende op het verbond, dat zij tezamen gemaakt hadden.
Men besloot nu op nieuw tezamen te komen eu den lö^en October
werd te Edinburg weer eene vergadering van den adel belegd,
waarvan men de regentes kennis gaf, tevens haar, thans voor de
tweede maal, verzoekende de versterking van Leith te staken. Daar
intusschen het volk wantrouwen begon te koesteren eu men zeide, dat de
hertog van Ohatelherault en de graaf van Arran niets anders bedoelden
dan te staan naar de kroon, werd door den hertog eene proclamatie tot
het volk gericht, waarin hij zich van dien blaam trachtte te zuiveren en
verklaarde, dat «allanerlie iu simplicitie of heart, movit partlie be the
violent persute of religioun and trew j)i\'ofessouris thairof, partlie by
compassioun of the common wealth and commuuitie of this realme,
oppressed ivith strangearis, he joyued himself with the rest of the
1) Later als er moeielijker dagen komen, schrijft\'Kuox: „We trusted too muche in our
owne streuth, and apeciallin since the JErle of Arran and his friends mere joyned to ottr
number", en dan laat hij tevens volgen; „amongst us also were suche as inore soght the
purse than Christ\'s glor\'ie" Brief aan Mrs. Locke van IS Nov. 1559, vol. VI, p. 10Ü.
246
Nobilitie, with all hassard, to supporte the commoun caus of that
ane and of that uther» i).
Weldra kwam er antwoord op het tweede verzoekschrift aan de
koningin-regentes aangaande Leith. Den 21steu Oct. bracht de koninklijke
heraut haar antwoord over, waarin zij omtrent het schryven der Lords ver-
klaarde, dat het haar toescheen «rather to have eumit fra ane Prince
to his suhjectis, nor [than] fra subjectis to thame that bearis authoritie»,
en voorts weigerde met de versterking van Leith op te houden, den
hertog verweet zijne belofte te hebben geschonden, en eindelyk be-
val dat alle medestanders van den hertog en van de Congregation
Edinbuj\'g zouden verlaten. Toen men dit antwoord had gehoord,
besloot men den heraut voorloopig te doen blyven, totdat men nadere
beslissingen had genomen. Daarop werd «the haill Nobilitie, Baronis,
and Broughes, then present» samengeroepen in het stadhuis te Edin-
burg om te beraadslagen. Toen werd, nadat alles was meegedeeld,
door Lord Ruthven het eerst de vraag gesteld: «Whetther she that
so contempteouslie refuissed the most humill requeist of the borne
Counsallouris of the realm, being also hott a Regent, whose pretenses
threatned the boundage of the hole commoun wealth, awght to be
suffered so tyrannouslie to impyre above tham?»
Daar deze vraag nog niet eerder in eene openbare vergadering was
behandeld, werden de predikanten om raad gevraagd. Willock gaf
hierop advies tot afzetting der regentes, wyzende op het voorbeeld
van Asa, die zijne eigene moeder Maächa afzette, op Jehu en ver-
schillende anderen. Knox sloot zich volkomen bij het oordeel van
Willock aan en wilde alleen, dat men bepalen zou, A&i «upoun her
conversioun to the commoun-wealth, and submissioun to the Nobilitie»
de regentes in hare eer zou worden hersteld. Nadat men de stemmen
had opgenomen, bleek, dat allen voor hare afzetting waren. Daai\'op
werd de acte van ontzetting van het regentschap opgemaakt en on-
derteekend: «By us, the Nobility and Commouns of the Protestants
of the Churche of Scotland», waarop de handteekeningen volgden, die
echter in Knox\' History niet zijn bewaard gebleven.
Als reden van de afzetting der regentes wordt opgegeven, dat zij de
vrijheden van het land schendt en handelt, «plane contrarie oure Soveranes
Lord and Ladyis mynd, and direct against the counsall of the No-
1) Works, I, p. 439.
■2) I, p. \'Ml.
247
bilitie.» Zij is dus bezig «abusing aud owir passiug our Soyeraues
Lord aud Ladyis coiuuiissiouu, geyiu aud grauuted to lier» door al-
lerlei Avillekeurige tyrauuieke haudeliiigeu, zooals gebleken is uit liare
. baudelwijze teu opziclite vau St. Joliustou (Perth), St. Andrews,
Edinburg, Jedburgh en audere plaatsen eu personen, voorts uit de
invoering vau vreemdelingen iu het rijk zouder deu raad der edeleu
te hooreu en tegeu hun beschreven wil iu om daardoor de vrijheid
vau het land te onderdrukken en «to mak us and our posteritie
slaves to strangearis for ever». Eu dat is uiet alleeu «iutolle-
table iu commoun-weal this» maar ook «verray preiudiciall to our
Soveraue Ladye, aud her airis [heirs] c|uhatsumever, in caise our
Soveraue Lord deceise butt [without] airis of hir Grace\'s persoue».
Ook heeft zij slechte muut lateu slaan van laag gehalte, waar-
door het ryk zaP wordeu verarmd, een vreemdeling tot bewaarder
vau het groote zegel aangesteld, uieuwe vormen gegeveu aau
sommige priveleges der edeleu, «attending to the practice of France»,
om hen zoodoende op deu duur iu de val te lokken, en bovendien
houdt zij uog maar altijd het vreemde leger in Schotland, uadat er
toch al vrede is gesloten tusscheu de vorsten eu «after command
seud be the King of France to retyre the same», terwijl tevens de
soldij uiet werd betaald, maar dat leger «was layed upouu the ueckis
of the poore commuuitie of our native couutree». Over dat alles rees
ontevredenheid, eu daarom is de «Nobilitie aud Couusall» bijeenge-
komen en heeft de regeutes nederig gevraagd «to redress the saidis
enormities» en vooral de vreemdelingen te verwijderen eu op te hou-
den met het versterken vau vestingwerken iu het laud «agaiust the
express will of the Nobilitie aud Couusall of the same», hetgeen zij
uiet heeft willeu doeu, maar toeu sommigen uaar bedoelde stad giu-
geu, «thair wes boyth great and small muuitiouu schot furth at thame».
Omdat dus de regeutes alleu bijstand vau de «borue Counsallouris»
vau het rijk blijkt te weigeren, hebben zij, «sa mony of the lYobiiiïie,
Barones, aud Provest of Burrowes, as ar tweichet [touched] with the
cair of the commouu-wealth», besloten om «in name and authoritie
of our Soverane Lord and Lady» de regeutes te ontheffen vau «the
said Commissiouu granted be our saidis Soverauis to the said Queue
Dowager» eu liaar alle autoriteit te uutiiemeu «unto the nixt Parlia-
ment to be sett be our advise and consent»; eu dat, omdat zij «be
1) Vg. boven, bl. 3.
■2) Vrede vau Oateau Cambresis 12 Maart 1559.
-ocr page 264-248
the fbh\'saidis faltis notorious, declairis hir self ennemye to our
commoun-wealih, abusing the power of the said authoritie, to the
destructioun of the samyn.» i)
Het stuk was gedateerd 21 October en dienzelfden dag werd de
afzetting der regentes op officieele wijze geproclameerd bij het «Mercat
Croce» te Edinburg. De heraut werd daarop naar .de regentes terug-
gezonden met een kort antwoord van de Lords, waarin haar werd
gezegd, dat men uit haar antwoord op hun verzoek had bemerkt,
hoezeer zij volhardde «in evill mynd toward us, the glorie of God,
our commoun-weall, and libertie of our native countrey,» en haar
werd medegedeeld: «We have in our Soverane Lord and Ladyeis
name suspended your Commissioun, and all administfatioun of the
policey your Grace may pretend thairby, bëing m^t assuiredlie
persuaded, your proceidingis ar dh-ect contrair our Soveranes Lord
and Ladyis will, whiche we "ever esteame to be fer the weall, and
nott for the hurte of this our commoun-wealth.» Den volgenden
dag werd eveneens «in name of oure Soverane Lord and Lady, and
of the Coumall presentlie in Edinburgh» de stad Leyth opgeeischt en
verlangd, dat zij opengesteld zou worden «to all and sindrie our
Soverane Ladyis liegis.»
Na de afzetting der regentes besloot men terstond eenen Regee-
riugsraad te vormen met den hertog van Chatelherault aan het hoofd
Intusschen was de positie der Protestanten niet zoo gunstig, als men,
op haar uitwendig optreden afgaande, zou vermoeden. «We ar deter-
myned to assay the utermost», schreef Knox aan een vriend juist
in de dagen der afzetting, «but we most have 3000 mo soldiours. Lor.,
yf loe assault and he repulsed, then shall our enterprise he in great
hasard: and our Commons ar not able to abyde togetther.» Inden
eersten tijd, nadat pas de hertog en zijn zoon zich bij de Protestanten
gevoegd hadden, was men overmoedig geworden en had gemeend,
dat nu \'zeker spoedig het uur der overwinning komen zou. Ook had
men met vertrouwen durven hopen, dat Engeland nu ook krachtiger
1) I, p. Mi sq.
2) I, p. 449.
3) Works, vol. YI, p. 87; brief vau Knox aan Raylton van 33 Oct. 1559: Thare shalbe
appointed to occupye the authoritie a great Counsall; the president and cheafe head wliar-
of shalbe my Lord Lttick. The authoritie of the Frenche King and Quen is yet receaved and
wilhe in ivownl till thei deng our most just requeastes, which ye shall, God willing-, schort-
lie hereafter understand.\'\'
4) ibid.
-ocr page 265-249
zou optredeu, uu de Protestantsche partij zich schaarde om den naam
van den naasten bloedverwant der kroon, den hertog van Chatelhe-
rault. Maar de hulp uit Engeland liet zich wachten. Nu eu dan eens
wat geld, maar vooral niet te veel, dat was het eenige. Van een
openlijk optreden door het zenden van hulptroepen wilde men nog
volstrekt uiet hooren. Alles moest iu het diepste geheim gebeuren,
men was bang een oorlog met Frankryk uit te lokken. Voortdurend
moest Knox klagen over de «coldness» en vrees van den Engelschen
bondgenoot, i) Ja, temidden van de diplomatieke onderhandelingen
komt hij er zelfs toe deels op het aandrijven van anderen om aan
James Croft te Berwick voor te stellen, dat men dan maar eenige
soldaten van Berwick te hulp zal zenden en hen aanstonds, als zij
over de grenzen zijn, voor lebellen verklaren, om den schijn tegenover
Frankrijk te redden. Het is de eenige maal in zijn leven, dat we
Knox op zulk eeu kronkelweg vinden. In zyu volgenden brief aan Croft
noemt hij dan ook zelf zijn verzoek «unreassonable»: «Your reas-
sonable answer to my unreassonable requeaste, ryght Worshipfull, re-
ceaved I this 28 of October, and have imported the contents of
the sam to such as partlie induced me hefor to ivrite.» En tevens
voegt hij erbij, na nog op den grooten nood van Schotland gewezen te
hebben, dat hij blij zal zijn, als hij niet meer voor dergelyke diplomatieke
zaken zal behoeven gebruikt te worden. Blykbaar heeft het overgaan van
deu hertog ook daariu nu verandering gebracht, want met hem sloot
zich ook Maitland of Lethington bij de Protestanten aan, Schot-
lands scherpzinnigste en bekwaamste staatsman uit dezen tijd, die
van toen af aan voortdurend de onderhandelingen van Schotland met
Engeland leidde. «I hope», zoo schryft Knox, «that God hath delivered
me from the most part of these eivïll effares, for now are men of
better judgement aud greatter experience occupied in these maters.
Young Ledington, Secreatarie, is delivered from the fearfull thralldom
of the Frenchman, and is now with us in Edinburgh who, I trust,
shall releaf me of the presupposed jorney.»
1) „My battall to this day hath ben verry bitter, but yf ye frustrate iny expectation,
and the promess that I have maid in your name, I regard not how few my dolorus dayes
shalbe. What God hath wrought by me in this mater, I will not now reoyte: but this
I may say, that such offers ar refused, that mo do judge tis fooles than do prayse our con-
stancie:\' ibid.
■2} Brief van 25 Oct. 1559. VI, p. 89.
3) Zie boven, bl. 13é en 136.
-1) VI, p. 91. Vg. Knox aan Cecil, 18 Nov. 1559. VI, p. 99.
-ocr page 266-\'250
Blykbaar bacl uok de regentes er wel op gerekend, dat Elisabeth,
als het er op aankwam, naar hare gewoonte, niet doortastend zou
durven handelen, i) Zij begreep ook v\\^el, dat het den Protestanten
moeite genoeg zou kosten om hun leger op de been te houden. En
intusschen zond zij hare spionnen uit om haar op de hoogte te
houden van hunne plannen en hunnen toestand. Wat zy voorzien
had, geschiedde. De soldaten sloegen aan het muiten, daar hunne
soldy niet geregeld werd betaald. Men trachtte geld te verzamelen,
maar sommigen konden niet, en de fortuinzoekers, die met den hertog
waren overgegaan, wilden natuurlyk niet betalen. Zoo geraakte men
in den uitersten nood. Daarby kwam verraad en verdeeldheid in
eigen kring. Men kon elkander niet vertrouwen. De party was wel
grooter, maar niet innerlijk sterker geworden, want innerlijk hetero-
gene elementen hadden zich by elkaar gevoegd. Zoo vei-keerde men
dus in de grootste moeilijkheden. De bestorming van Leith, waartoe
men na de opeisching dadelijk besloten had, moest maar aldoor worden
uitgesteld wegens gebrek aan manschappen. En de Engelsche man-
schappen te Berwick kregen nog maar steeds geen bevel om uit te
rukken. Elisabeth trachtte alleen den opstand gaande te houden door
onderhandsche ondersteuningen met geld, waarvan nog juist in deze
moeilyke dagen eene aanzienlijke som werd onderschept door den graaf
van Bothwell.
Intusschen deden de Franschen van Leith uit voortdurend uitvallen in
de omliggende streken en trokken plunderend en verwoestend het graaf-
schap Fife door. Ook Dundee en zelfs Canongate, eene voorstad van
Edinburg, werd, gedeeltelijk door verraad aan de zijde der Protestan-
ten, door hen geplunderd, juist toen een aanzienlyke Protestantsche troe-
penmacht Bothwell achterna zette. Vooral na dien laatsten uitval der
Franschen en het ondei\'scheppen van het geld door Bothwell was de
,ontmoediging onder de Protestanten zoo groot, dat velen in het
geheim uit Edinburg vluchtten. Anderen werden intusschen door de
agenten der regentes overgehaald tot hare partij, terwijl zij tevens
Alexander Erskine, den bevelhebber van het kasteel van Edinburg,
wist te bewegen zich steeds onzijdig te blijven houden. Zoo werd de
positie der Protestanten te Edinburg hoe langer hoe onhoudbaarder,
1) Knox aan Raj\'lton 33 Oct. 1559, VI, p. 87: „They brag, and the Quen especially.
that i/e mill leave tis in th(i myddest of the trouble; and this sehe hath of her last post
which cam by you."
\'251
zoodat meu ten laatste, nadat de Frauscheu deu November weer
eeu uitval haddeu gedaau, waarbij de Protestanten de nederlaag haddeu
geledeu, wel moest besluiten om uit Edinburg uaar Stirling terug te
trekken. Daar werd toeu besloten, dat meu Maitlaud of Lethiugtou
uaar Loudeu zou zenden om daar uog eeus om hulp te vragen, ter-
wijl intusschen de Lords zich op huuue landgoederen zouden terug-
trekken om eerst den afloop der onderhandelingen met Eugelaud af
te wachteu eu dau tegeu het midden vau December te Stirling weer
bij eeu te komeu.
Ook Elisabeth begon uu ten laatste in te zieu, dat zouder eeu
meer beslist optreden vau hareu kant de tegenstand der Lords
wegens gebrek aau voldoende strijdkrachten zou moeteu opgegeven
wordeu, waardoor de Frauscheu iu Schotland oppermachtig zoudeu
wordeu. De ouderhaudeliugen vau Maitlaud waren dau ook uiet tever-
geefs, hoewel Elisabeth uog zoo laug mogelijk hare wankelmoedige
politiek bleef voortzetten. Eeu nieuwe expeditie vau Frankrijk uit mis-
lukte iutusscheu. Eeu aanzienlijke vloot ouder deu markies d\'Elboeuf,
broeder der regentes, werd op weg uaar Schotland door een
hevigeu storm uiteengeslagen, zoodat vele manschappen verch\'onkeu
op de kust van Holland eu de audereu teruggedreven werden naar
Dieppe. Tegen Kerstmis vergaderden de edelen weer te Stirling, doch
door de Frauschen werdeu zij weer verder teruggedreven uaar Glas-
gow. Inmiddels werd vooral het landschap Fife uog steeds hevig
geteisterd door de strooptochten der Frauschen, zoodat de graaf vau
Arrau en .James Stuart besloten erheen te trekken om het land vau
St. Andrews uit te beschermen eu ook zoo mogelijk de landing vau
nieuwe hulptroepen uit Frankrijk te beletten. De hertog vau Chatel-
herault eu de overige edelen met hunne troepen zoudeu intusschen
te Glasgow blijveu.
Eindelijk gelukte het aan Maitlaud om eeu verdrag met Eugelaud
tot stand te brengen, waarbij Eugelaud zich verbond eeu leger uaar
Schotland te zeudeu om hen te helpen de Frauschen uit het land te
verdrijven. Dit verdrag werd deu 27®\'®" Februari ua laug aarzelen
voorloopig gesloten. De vice-admiraal Winter was reeds met eeu
vloot uitgezonden om de wacht te houden op de Schotsche kust,
opdat geeu nieuwe Fransche troepen zoudeu landen, doch ook
toeu uog was ziju lastbrief zoo iugericht, dat hij meer op eigeu
verantwoordelijkheid dau volgens officieel bevel moest haudeleu
iu het bijstaan der Schotten. Nadat het verdrag was gesloten,
\'252
werd ook over land een leger onder Lord Gray den Schotten te hulp
gezonden.
Op het einde van Januari, juist in den uitersten nood, kwam de
vloot van Winter voor de haven van Edinhui-g aan, eerst in de verte
door de Franschen met gejuich begroet, daar zij meenden, dat het
Fransche schepen waren. In April verbonden zich ook de Engelsche
troepen van Berwick met die der Congregation, zoodat nu de belegering-
van Leith met kracht kon worden voortgezet. De regentes zocht intus-
schen eene veilige schuilplaats in het kasteel van Edinburg, haar door
den bevelhebber Alexander Erskine, die nog steeds zijne neutraliteit be-
waarde, welwillend aangeboden. Temidden van het beleg overleed zij
den lO\'i®" Juni, hetgeen de vredesonderhandelingen nog te meer be-
spoedigde. De Franschen toch, ter zee afgesloten door Winter en te
land door een krachtig leger der bondgenooten, konden zich niet
lang handhaven. Wel is waar mislukte de eerste bestorming van
Leith, naar men meende, door verraad van James Croft, doch het
beleg werd aanstonds tegen de verwachting der Franschen in met
kracht voortgezet. Weldra na den dood der regentes kwamen afge-
vaardigden van het Fransche hof, zoodat men spoedig daarop de
vredesonderhandelingen begon, die den Juli eindigden met het
vredesverdrag van Leith.
In dit vredesverdrag werd bepaald, dat de koning en de koningin van
Schotland in het vervolg geene Fransche of andere vreemde soldaten
binnen Schotland zouden brengen en dat de Fransche troepen, die
nu in Leith waren, aanstonds naar Frankrijk zouden terugkeeren;
dat de versterkingen van Leitb zouden worden geslecht; dat den
Isten Augustus de stenden in een Parlement zouden mogen bijeenko-
men op voorwaarde, dat «in the menetyme ane messinger be send
- 1) Froude, History of JSnyland, vol. Vl, p. 396: ,,One only condition he was strictly
to observe, he was not to profess that he bore the Queen\'s commission. If challenged, ,.he
was to say that he was actiny on his own responsibility.\'\'"
3) Den 31sten Dec. 1559 schreef Knox van uit St. Andrews aan Mrs. Locke: ,.I have
read the caires and tentatiouns of Moses, and some times I supposed myself to be weill
practised in suche dangerous battels. But, alas! I now perceave thatt all my practise be-
fore was but meere speculatioun; for one da,y of truMes, since my last arrivall in Scotland,
hath more pierced my heart than all the torments of the yalleyes did the space of 19 uio-
neths: foi\' that torment for the most part did tuiche the bodie, but this pearces the soule
and inward aifectiouns. Then was I assuredlie persuaded, that I sould not die till I had
preached Christ Jesus even where I now am. And yit, having now my heartie desire, I
am nothing satisfied, nather yit rejoice. My God, remove my unthankfulnes!" \'Works,
vol. YI, p. 104.
\'253
be the saiclis Deputis [de afgevaardigden van het Fransche hof] to the
Kyng and Quene, to certifie thame of thay thingis aggreit, treatit,
and concordit, requesting thair Majesties humbillie to be contentit urith
the samyn: And the said Conventioun sail be also lauehfull in all
respeetis, as the samyn had bene ordanit and done bij expres com- \'\'"
mandyment of thair Majesties»; dat er een raad van 24 mannen zou
worden gekozen, waarvan 7 door H.H. M.M. en 17 door de drie
stenden te kiezen, om gedurende de afwezigheid der Souvereinen
te regeeren; dat eene algemeene amnestie zou worden ver-
leend; eu voorts dat «gif ouy Bischopis, Abbotis, or uther kyrkmen
sail playnt, or allege thame to have resavit any injureis, eyther
iu thair persoueis or guidis, the playnt sail be sene and considderit
be the Estaitis in the said Conventioun and Parliament; aud thair
sail be maid redress, as thay sail find according to reassone; And
in the meinetyme, na man sail stopp thame, hut thay sail hruik thair
guddis.» Voorts werd omtrent de punten, den godsdienst betreffende,
die door de edelen waren voorgesteld, gezegd, dat, «considering the
wecht and importance of thame», zij door H.H. M.M. zelf zouden wor-
deu beslist, terwijl de adel daartoe beloofde, «that ane certane num-
ber of Nobill men sail be chosin in the next Convention and Par-
liament, to be sent to their Majesties, quhilkis sail expoue to thair
Hienes the thingis quhilkis sail be thocht ueidfull for the estait of thair
busyness, aud for the foirmentiouat and utheris articles and pointis
undecidit with the saidis Deputis». i)
Aanstonds na het sluiten van den vrede vertrokken dau ook de
Fransche troepen weer naar Frankrijk en ook de Engelschen trok-
ken weer naar Berwick terug. Tegen den bepaalden tyd kwam nu |
ook het Parlement bijeen, terwyl Knox gedurende den zittingstijd
toepasselijke voorlezingen hield over den profeet Haggaï. Aanstonds
1) Works, II, p, 73 sq. Bisschop Le.slie g-eeft in zijne History of the Heformation in
Scotland als reden op, waarom in dit vredesverdrag omtrent den godsdienst niets werd
bepaald: „because the Commissioners of Ingland wald haif wished the Congregatione of
Scotland to haif ressavit the discipline and ceremonies conforme to the Order establishit
hütly befoir in thair Parliament of Ingland, so that boith the Realmes micht haif ben
uniforme in religione and ceremonies", hetgeen door de Schotten niet werd aangenomen,
daar zij zich wilden houden aan de Greneefsche kerkinrichting (II, p, 83, note 3), De
beide Engelsche gezanten zelf, Cecil en Dr. Wotton, deken van Windsor, schreven aan
Elisabeth: „Two things have bene tow hott [too hot] for the French too meddle withal:
and therefore — they be passed, and left as they found then). The first is the m;itter of
religion, which is here as freely, and rather more earnestly, [as I, the secretary, thynck)
receaved than in England: a hard thyng now to alter, as it is plantedM\'Crie, Life
of Knox. vol. I, p. 334.
\'254
kwam bij bet Parlement een smeekschrift in van «The Baronis, Gen-
tilmen, Burgesses, and utheris, i) trew snbjectis of this Realme, pro-
fessing the Lord Jesus Chryst within the Realme», waarin gevraagd
werd «fredome and libertie of conscience, with a godlie reformationn
of abuseis, quhilk by the malice of Sathane and negligence of men,
are cropin in Religioun of God, and are menteynit by sick as tak
upoun thame the name of Clergye», en dat daartoe dus «the docfcrin
of the Roman Kyrk, resaveit be the said Clergy», welke leer dan
nader wordt omschreven, «that sick doctrine und idolatrie as by
Goddis word are condempnit, may be äbolischeit be Act of this pre-
sent Parliament, and punischement appointit for the transgressouris»;
voorts, dat de sacramenten weer op zuivere wyze mochten worden
bediend en ook de ware discipline der oude Kerk weer gehandhaafd,
dat ook aan de ware bedienaars des Woords, aan de scholen en aan
de armen niet langer door de valsche aanspraken van «that Man of
syn» het geld zou worden onthouden, dat hun rechtmatig toekwam;
en eindelyk, dat de geestelyken zouden gedwongen worden zich te
verantivoorden of anders dat zy door een vonnis van het Parle-
ment zouden worden veroordeeld «especiallie, that thay be decernit
unworthy of honour, authoritie, charge, or cure withine the Kyrk of
God, and sa from hencefurth never to joy vote in Parliament.» i)
Nadat deze petitie in het Parlement gelezen was, bleken de opinies
verdeeld te zyn. Men besloot echter de «Barronis and Ministeris» te
roepen en hun te verzoeken in korte en duidelyke artikelen op te
stellen «the summe of that Doctrine, qidiilk thay wald menteyne,
and wald desyre that preseiit Parliament to establische, as hailsome,
trew, and onlie necessarie to be believit, and to be resavit within
that Realme.» Vier dagen later werd reeds de «Confessioun of Faith»
1) Het schijnt vooral de middenstand, de lagere adel en de aanzienlijke burgers, ma-
gistraatspersonen en dergelijken, te zijn geweest, die Knox het krachtigst bij zijne radicale
plannen tot plotselinge doorzetting der reformatie eu omverwerping der Eoomsclie Kerk
hebben gesteund. Later, in 1501, zijn het weer de „Baronis and Gentilmen", vergaderd
als „the assemblie of the Kirk", die een verzoekschrift bij het Parlement indienen om toch
gestrenge maatregelen te nemen tegen allen, die „wald of new erect thair idolatrie" en
die „tak upone thame to impyre alufe our conscience\', terwijl zij uitdrukkelijk verklaren
„That befoir that ever thai. tyrantis and dumb doggis impyre abufe us, and abufe suche
as God has subjected unto us, that we the Barronis and Gentihien professing Christ Jesus
within this Realme, are fullie determined to hasard hjffe, and quhatsoever we haif received
of our God in temporall thingis". {II, p. 163). Daarom was het ook van zooveel belang,
dat aan de „Barronis" werd toegestaan „free voice" in het Parlement. Zie beneden,
bl. 355. noot 1 en 3.
3) Yg. bl. 186 en 355, noot 3.
-ocr page 271-\'255
aan het Parlement aangeboden. De Confessie werd voorgelezen in
tegenwoordigheid van eenige predikanten, «reddye to have ansuered, in
caise any wald haif defended the Papistrie». Toen niemand, ook niet van
de enkele tegenwoordig zijnde bisschoppen, bezwaren inbracht, werd
een dag voor de stemming bepaald. Toen stemden, tegen de graaf van
Athol, de Lords Somerwill en Borthwick i). De bisschoppen hielden
zich stil. s) De Confessie werd daarop aangenomen door «the rest of
1) Knox noemt in zijne History alleen deze drie. Randolph noemt in een brief van 19
Augustus aan Ceeil alleen de graven van Cassilis en Caithness en deelt mee, dat de bisschoppen
van St. Andrews, Dunkeld en Dumblane zeiden, dat zij geen tijd genoeg hadden gehad
om de Confessie te onderzoeken. Ook de baronnen, die vroeger slechts enkele vertegen-
woordigers zonden, mochten nu volgens Parlementsbesluit medestemmen; op den eersten
dag reeds werd bepaald: „Pirste, That the Barons, accordinge to ane old Acte of F ar liment,
made in James s tyme the fyrste, the year of God lé37, shall have free voice in Parliment.
This Acte passed without anie contradictioun. as well of the Bishopes Papysts, as all
other present," Randolph getuigt in dienzelfden brief van dit Parlement: „I never harde
matters of so great importance nether çoner dispatched, nor with better will agreed unto,"
Zie den brief in Works of Knox, VI, p. 116—118.
3) „The Bisschoppis, (Papisticall we meane,) spack nothing." Works of Knox, II, p. 131.
Vg. echter den bovengenoemden brief van Randolph. Alleen de aartsbisschop van St. Andrews,
.Tames Hamilton, broeder van deii hertog van Chatelherault. en de bisschoppen van Dum-
blane en Dunkekl hielden aan Rome vast; de overige geestelijken kwamen of niet ter
vergadering bf schaarden zich aan Protestautsche zijde. Den 15den Augustus schreef
Maitlaud aan Cecil: „The lehole estait of the Clergy is on our syde, a few excepted off
them that he present, as the Archbisschop of St. Andrews, the Bishopes of Dumblane and
Dunkeld." VI, p. 115. Vele geestelijken intusschen waren teruggebleven, zooals blijkt uit het
verslag dat een anonymus (ongetwijfeld de graaf van Arran) geeft van de gebeurtenissen in een
brief aan Calvijn van 3-3 Sept. 1560, geschreven vau uit Edinburg: „Je vous veux seulement
avertir d\'une chose c\'est que si aucun nous accuse d\'avoir rompu ou violé quelque article de la
paix de ne leur adiouster foy. Car en ce qui touche l\'article du clergé et des Evesques, comme ils
veulent e,stre nommer, nous l\'avons si bien gardé qu\'on leur a plus faict de bien qu\'on n\'en estoit
tenu par promesse. Car oultre ce que personne ne leur a faict tort en corps ne en biens,
depuis le iour de l\'appointement iusques au parlement [lees: parlement] (chose à laquelle
nous sommes seulement obligez par contract [vg. boven bl. 353] nous leur avons donné
voix en parlement, lieu de poursuivre ceux qui les avoyent offencez, èt nostre protection
pour se tenir avec nous ou de s\'en aller librement. Mais si tost pie nos ministres les ont
J confrontez par leurs lettres et presences et qu\'ils se sont offerts de prouver qu\'ils n\'estoyent
I pas les vrais ministres de VJSglise de Jésus Christ et par ce moyen indignes du nom et
office d\'JSvesques, ils s\'en sont enfuys la mdct, pensant par ce moyen et ruse dissouldre nostre
parlement. Mais Dieu en sa grace ne nous a laissez sans conseil, ains nous a révélé les
moyens pour obvier et rencontrer leurs finesses et tromperies. Premièrement nostre procedure
a esté telle que par la commune voix du Parlement le Pape sa jurisdiction et authorité
usurpée a esté abolie et annulée en ce Royaume, la messe a esté deffendue comme
idolatrie et chose tres coutraire à la vraye institution de/ la saincte Cene de nostre seigneur
.lesus Christ. Les messificateurs et auditeurs de la messe serant condamméz pour la
I premiere fois à la confiscation de leurs biens, pour la seconde seront bannis et pour la
troisiesme punis de mort, I^es Evesques susdits de S. André Dumbaild et Dumblane
avec autres de leur faction ont esté prononcez indignes de function Ecclésiastique et
\'256
the liaill thre i) Estaitis.» Tevens werd eene akte tegen de mis uit-
gevaardigd, waarby het houden en hijwonen der mis werd verboden
op straffe van verbeurdverklaring der goederen en lichamelyke kastij-
ding bij eerste overtreding, verbanning uit bet rijk bij tweede, en
ter dood veroordeeling bij derde overtreding. En eindelijk werd bij
parlementsacte der «tbre Estaitis» de jurisdictie van den paus over
Scbotland opgeheven en geboden, «that nane of oure said Souveranis
suhjectis sute [solicite] or desyre, in ony time heirefter, tytill or rycht,
he the said Bischope of Rome or his sect, to ony thing within this
Realme, under the panis of Barratrie; that is to say, proscriptioun,
hanishment, and never to hruik honor, office, nor dignitie within this
Realme.»
Zoo werd dus de Roomsch-katbolieke Kerk in Schotland voor goed
vernietigd, de Gereformeerde godsdienst als godsdienst van den Staat
aangenomen en dus de Gereformeerde Kerk als Staatskerk gevestigd.
De Confessie, die men had aangenomen, was geheel in Calvinistischen
geest gesteld. In eene korte voorrede werd door «The Estaitis of
of Scotland, with the Inhabitantis of the samyn» aan huune «naturall
Cuntreymen» en aan alle andere rijken, die Jezus Christus beleden, hunne
blijdschap te kennen gegeven, dat het hun eindelijk vergund was «to
notify unto the warld the summe of that doctrin quhilk we professe,»
zoowel ter hunner rechtvaardiging tegenover lasteraars, alsook voor
zwakke broeders, terwijl zij betuigen, dat, als iemand deze confessie
bevindt te strijden met Gods heilig Woord en hij hun «in writt»
daarvan kennis geeft,, «we of our honour and fidelitie do promeis
unto him satisfactioun fra the mouth of God, {that is, fra his holy
Scriptures,) or ellis reformatioun of that quhilk he sail prove to he
amyss.» Daarop volgen 25 artikelen, waarin de leer der Schotsche
Kerk wordt tezamengevat. Beginnende met de leer aangaande God,
wordt vervolgens gesproken over de schepping van den mensch, wien
bij zijne schepping «fre-will» werd gegeven, daarna over de erfzonde,
daarin bestaande, dat «the image of God is utterlie defaceit in man,»
d\'aulcun g-ouvernement en ce roj^aume pendant quils persisteront en leur obstination. Ces
actes et autres, ensemble la Confession de nostre foy, laquelle nous avons déterminée
envoyer à nos souverains le Roy et royne, ont estez eoncluds par le consentement public
du parlement qui n\'est encores fini et ce à cmme c[ue la confirmation des choses qui se
faisoyent en nostre parlement ne sont encore venues de franc e comme a este 2>romis par les
ambassadeurs et par leur contracté Corp. Hef. Op Calv. vol. XVIII: p. H)7 sq.
1) Zie over de samenstelling van het Parlement boven, bl. 0, noot 1.
2) Works, II. p. 133.
-ocr page 273-257
ssoodat hij moet worden «régénérât from.e above», voorts over de
openbaring der belofte, over de onderhouding, uitbreiding eu bewaring
der Kerk onder het O. T., welke God «.from death callit to lyfe in all
aiges», over de vleesch wording van Jezus Christus, waarby de dwalingen
van Arius, Marcion, Eutiches en Nestorius worden verworpen, over de
electie, daarin bestaande, dat God «of mere mercy electit us iu Chryst
Jesus his Sone befoir the fundatioan of the warld was laid, apoyntit
him to be oure Heid, our Brother, our Pastoure, and greit Bishop of
oure Saullis», zoodat wy God onzen Vader mogen noemen, niet zoo-
zeer omdat Hy ons geschapen heeft, («quhilk we have common with
the reprobat) as for that he has gevin to us his onlie Sone to be
our brother», voorts over Christus\' dood, lyden en begrafenis, over
Zyue opstanding en hemelvaart, over den Heiligen Geest, die «dois
sanctifie aud régénérât us, without all respect of any merite procea-
diug from us, be it befoir, or be it after our regreneraiiown ; To speak
this one thing yit iu more plane wordis, as we williugiie spoyle
oureselves of all honour and gloi\'ie of oure awin creatiouu and re-
demptioun; so do we also of oure regeneratioun and sanctificatioun»^
over de goede werken, waarvan de oorzaak is «nott our free will,
but the Spreit of the Lord Jesus», die zulke goede werken voort-
brengt, als God voor ons bereid heeft om in te wandelen, want
«blasphemy it is to say, that Christ Jesus abydis in the heartis of
sick as in whome thair is na spreit of Sauctificatioun. » Verder wordt
iu het kort gehandeld over de goede werken, zooals zij iu de wet
worden bevolen, en uitdrukkelyk gezegd: «evill ivorkis, ive affirme,
nott onlie those that ar expressedlie done against Goddis eommandi-
ment, but those also that, in materis of religioun and wirschipping of
God, have no uther assurance butt the inventioun and opinioun of
man, whiche God frome the hegynning hes ever rejected.» Voorts wordt
gesproken over de Kerk, die er van het begin af geweest is eu tot
het einde der wereld zijn zal, nl. «a comjjany and multitude of men
chosin of God, who rychtlie worschip and embrace him, by trew
fayth iu Christ Jesus», welke Kerk katholiek is, eu genoemd wordt
de gemeenschap der heiligen, «out of the whiche Kirk thair is nea-
ther lyfe, nor eternall felicitie», welke Kerk is «invisible». Over de
onsterfelijkheid der ziel tegenover hen, die spreken van een zielen-
slaap, terwyl hier de «elect» worden gesteld tegenover de «reprobat
and unfaythfidl». i) Over de kenmerken der ware Kerk, welke zijn «the
L) Yg. boven, bl. 303, noot 4.
19
-ocr page 274-\'258
trew preaching of the word of God», «the rycht administratioun of
the sacramentis of Christ Jesus» en «ecclesiastical discipline uprycht-
lie ministred, as Godis word prescribes, whairhy vice is repressed,
and vertew nurished»; waar die kenmerken zijn, daar is «the trew
Kirk of Christ: not that universal (of whiche we have befoir spokin)
but particular», zooals te Corinthe, in Galatie enz., die ook door Paulus
senoemd werden «the Kirkis of God: and sick kirkis we confesse us
o \'
to have in our cities, townis and places reformed.» Over de autori-
teit der Schrift, die hare autoriteit niet heeft van de Kerk, maar van
God. Over de concilies, die samengeroepen werden tot «confutationn
of heresyes» en «for geving publict confessioun of thair faith», en
voorts «for good policie and ordour to be constitut and observed in
the Kirk» ; «not that we think that ane policie, and ane ordour in
Ceremonies can be appointit for all aigis, tymes, and plaicis; for as
ceremonies {sick as men hes devised) ar but temporall, so may and
aucht they to be changed, when they rather foster superstitioun, then
that they edifie the Kirk using the same». Over de sacramenten, die
meer zijn dan «naked and hair signes», integendeel, <we assuredlie
believe, that by Baptisme ive ar ingrafted in Christ Jesus to be maid
partakaris of his justice», en wat het avondmaal betreft, «this union
and communioun whiche we have with the body and bloode of Christ
Jesu^s in the rycht use of the sacraments, is wrocht by operatioun
of the Holy Ghost, who bj^ trew faith caryes us above all thingis that
ar visible, and maikis us to feid upoun the body and bloode of
Christ Jesus, whiche is now in the heavin» ; ja, ook «albeit the faith-
full oppressed be negligence and manlie infii\'mitie, doeth not prof-
feit so mekill [much] as thei wold alt the verry instant actioun of the
Supper, yit shall it after bring furth frute, as livelie seid sawin in good
ground; for the Holy Spreit will not frustat the fayfchfull of the
frute,of that misticall actioun.» Over de rechte bediening der sacra-
menten, hetgeen alleen behoort te geschieden door bedienaren des
Woords, «thei being men lauchfullie chosin thairto by some Kirk»;
ook mag er geene andere «opinion» aan worden verbonden dan het
doel, waartoe zij zyn ingezet, zooals in de Roomsche Kerk, waar
men afwykt zoowel in «externall forme», als «in the end
and opinioun.» Over de personen, die de sacramenten mogen ge-
bruiken, waarby de kinderdoop tegenover de Anabaptisten wordt ver-
dedigd, terwyl het avondmaal alleen toekomt «to sick as have bene
of the houshold. of faith, and ccm try and examyn thame selfis»;
\'259
daarom ook is ket, «tkat in our Kirkis our Ministeris tackis publict
and particu.lare examinatioun of the knowledge and conversaüoun of suche
as are to be admitted to the table of the Lord Jesus». Over de bur-
gerlijke overheid, die is «Godis holy ordinance», waarom ook de met
gezag bekleede personen in eere moeten gehouden worden, «becaus
that thei are the lieutennentis of God, in whose sessioun God him
self doeth sitt and judge {yea, evin the Judges and Princes thame
selfis,) to whome by God is gevin the sweard, to the praise and
defence of good men, and to revenge and puniss open malefactouris»;
bovendien behoort aan koningen en magistraten «chieflie and maist
principallie the reformatioun and purgatioun of Religion», zoodat zij
dus niet alleen voor «civile policey» zijn aangesteld, «bot also for
mantenance of the trew Réligiourt, and for suppressing of idolatrie
and siiperstitioun whatsomever, as in David, Josaphat, Ezechias, Jo-
sias, and otheris, heychtlie commended for thair zeall in that caise,
» may be espyed»; daarom ook ieder, die zyn raad en hulp weigert,
«while the Princes and Reidlaris vigilantlie travail in the executing
of thair office», weigert zijne hulp aan God zelf, «who by the pre-
sence of his lieutennent craveth it of thame». Ten laatste wordt nog
gehandeld over de «Giftis frelie gevin to the Kirk», waarby eerst op
den Yooi\'grond wordt gesteld; dat al zijn getrouwe prediking, rechte
bediening der sacramenten en rechte uitoefening der tucht de onbe-
driegelyke kenteekenen van de ware Kerk, «yit do we nott so meane,
that eveiie particulare persone joyned with sick ane cumpany, be
ane elect member of Christ Jesus», want onkruid kan zelfs in groo-
ten overvloed groeien onder het koren en zoo «the reprobat may be
joyned in the societie of the elect», maar degenen, die slechts mond-
belijders zijn «contineiü not to the end», terwyl echter dezulken, die
«with heart unfeanedlie beleve, and with mouth boldlie confesse the
Lord Jesus» deze giften zullen ontvangen: vooreerst de vergeving der
I zonden, en eindelyk in het laatste oordeel, als aan allen de weder-
) opstanding des vleesches zal worden gegeven, zullen allen ontvangen
k
«according to thair warkis, glorie or punishment», zij, die het
kwade gedaan hebben, zullen tot het onuitblusschelijke vuur veroor-
deeld worden om eeuwig smart te lijden, en zij, die hebben volhard
«in weall doing» tot het einde, «boldly professing the Lord Jesus»,
zullen ontvangen «glorie, honour, and immortalitie, to reigne for
ever in life everlasting with Christ Jesus.» i)
1) II, p. 95—130.
-ocr page 276-\'260
Deze confessie, die in slechts vier dagen werd opgesteld, een werk,
waarin aan Knox ongetwyfeld het voornaamste deel toekwam, i) is
geheel oorspronkelijk. Slechts zeer enkele uitdrukkingen hier eu daar
herinneren aau de confessie, die in gebruik was bij de Eugelsche
gemeente te Geuève. Men kau ook bemerken, dat over het geheel
de volgorde der twaalf geloofsartikelen is gehouden. Wat overigens
deu geest betreft, overal hooreu wij den leerling vau Calvyu spreken.
Met het aannemen dezer confessie door het Parlement was iu Schot-
land voor goed de Gereformeerde Kerk gevestigd, eu wel als Staats-
kerk. Geeu audere Kerk kon daarnaast als Kerk worden erkend. Iu
de Gereformeerde Kerk werd «the trew Religioun» beleden eu de Staat
was gehouden deze alleeu te handhaven. Het aauuemeu vau de beide
acteu tegen de mis eu tegeu de jurisdictie vau deu paus was dau
ook uiet auders dau eeu vanzelfsprekend uitvloeisel vau het aannemen
der confessie. Alleen had men uog uoodig de bij alle Parlements-
besluiten vereischte bekrachtiging der Souvereiueu en deze werd ge-
weigerd. Men verkreeg de bekrachtiging der Parlementsbesluiten
niet vóór 1567, zoodat ook vau dieu datum af pas de eigenlijke officieele,
wettelijke erkenning van de Gereformeerde Kerk als Staatskerk dag-
teekeut, hoewel zij reeds terstond ua het Parlement van 1560, waar-
aan door deu vrede vau Leith zoo groote rechten wareu verleend, 2)
feitelijk in de rechteu eener Staatskerk is getreden en geheel als
zoodanig werd beschouwd.
Nadat dus door het Parlement de confessie eu de beide acteu tegeu
1) De confessie werd opgesteld door Knox, John Winram, sub-prior van St. Andrews
(vg. boven, bl. 35), John Spottiswood, John Douglas, rector van St. Andrews en John
Row. WorliS, II, p. 128. Aang-aande de confes,sie wordt door Randolph het volgende meegedeeld
in een brief aan Cecil van 7 Sept. 1560: „If my poore advice myght have bene hard touching
the Confession of the Faythe, yt sholde not so soone have come into lyghte. God hatlie
sent it better success for the confirmation therof then was looked for. It passed men\'s
expectatatione to see it passed in such sorte as yt dyd. Before that yt was published, or
maynie wordis spoken of yt, yt was presented unto certayne of the Lords to see thair
judgements. It was commytted unto the Laird of Lydington [Maitland of Lethington] and
the Sub-Prior to be examined. Thought theie coulde not reprove the doctrine, yet dyd
tJioie mitifjate the austeritie of maynie words and sentences which sounded to proceed reather
of some evil conceaved opinion, then of anie sounde judgement. The autor of thys work
had also put in this treatie a tytle or chapitar of the obediens or dysobediens that subjects
owe unto ther Magistrates, It contayned lyttle les matter in fewe wordes then hathe bene
otherwyse written more at large. The survey f^cs of thys wor he thought it to he ammfit matter
to he intreated at thys tyme, and so gave their advice to leave it owte" [deze raad werd echter
niet opgevolgd], Works VI, p. 120. Vg. ook de brieven van 35 en 37 Aug., 1. c. p. 118 sq.
2) Zie boven, bl. 353.
-ocr page 277-\'261
cle Iloomsclie Xerk waren aangenonien, kwam het er voor Knox en
de zijnen op aan nu ook aan de Gereformeerde Kerk van Schotland
hare behoorlyke inrichting te geven. De reformatie der Kerk zelf,
ook in den radicalen zin, waarin Knox haar begeerde, was door de
gebeurtenissen van het laatste jaar voldoende voorbereid. In vele
steden en ook in vele plaatsen op het platteland had men gedurende
den oorlog de mis afgeschaft en er een Protestantschen eeredienst
ingesteld. Moeilijker was het echter om op de verschillende plaatsen
voor een geregelden predikdienst te zorgen. Daarom werd aanstonds
na den vrede van Leith deze zaak ter hand genomen en aan de voor-
naamste predikers in de grootste steden hunne plaats aangewezen,
terwijl er tevens vijf predikers, onder den naam van superintendenten,
werden aangesteld over verschillende groote landstreken, waar zij als
rondreizende predikers voor de verschillende predikdiensten hadden te
zorgen. Zoodra intusschen door het Parlement de Gereformeerde Kerk
als Staatskerk was erkend, werd spoedig de behoefte aau eene nadere
regeling der kerkelyke zaken gevoeld. Reeds spoedig na de afzetting
der regentes, den 29sten April 1560, had de Regeeringsraad, die toeu
was opgetreden, Knox en de andere predikanten verzocht een plan
van reformatie en organisatie der Kerk op te maken, i) Den 20®^®\'^ Mei
hadden zij hunne taak volbracht, doch vooreerst schijnt deze zaak
niet meer ter sprake te zijn gekomen. Ook iu het Parlement ua den
vrede van Leith werd deze zaak uiet meer behandeld, maar ua afloop
^ ervan werd het door Knox en vijf anderen opgestelde «First Book
] of discipline» door hen «presented to the Nobilitie.» Sommigen
i keurden het goed en wildeu «the samyn have bene sett furth
. be a law,» maar anderen kwamen er tegeu op. Er waren
teveel dingen in, die hun niet aanstonden. Het trad te scherp
5 op tegen allerlei ondeugden en goddeloosheid, zoodat men er zich
" begon af te makeu met het te betitelen als «devote imaginatio-
nis». Bovendien, velen van den adel hadden reeds de goederen der
Kerk aan zich getrokken en waren niet geneigd die af te staan ter
/ wille van de op nieuw te organiseeren Kerk, en anderen meenden
■- nog hun slag te zullen slaan, «otheris thought that thei wald nott
lack thair parte of Christis coat.» Zoo werd dus de aanneming van
- het «Book of discipline» door den adel maar steeds uitgesteld.
1) Zie de voorrede van liet Book of discipline, gericht ,,to the Great Oounsaill of Scotland
now admitted to the Regiment". Works, vol. II, p. 183. Vg. ook VI, p. 119.
2) De vijf anderen waren dezelfden, die met Kuox de Confessie hadden opgesteld.
-ocr page 278-\'262
Intussclieii werd den 20stea December, uaar Eow, i) één der me-
dewerkers aan bet Book of discipline, ons bericht, de eerste Scbotscbe
Protestantsche Synode, waarin echter slechts 6 geestelyken zitting
hadden, gehouden, voortaan genoemd «the first General Assembly», die
volgens Row het Book of discipline als kerkorde heeft aangenomen.
Knox verhaalt ons echter alleen, dat, nadat het bericht van den
dood van Frans II, die den December 1560 stierf, was gekomen,
«a generall Conventioim of the haill Nobilitie was appointed to be
holdin at Edinburgh the fyvetene day [andere lezing: «the fyft day»]
of Januare following, in the whiche the Booke of Discipline was per-
used neivlie oure [over] agane, for some pretended ignorance, be
reassone thei had not heard it». Omtrent deze vergadering- deelt
Knox ons alleen mede, dat daarvoor verschillende van de geleerdste
lioomschen, o. a. bisschop Leslie, werden geroepen om hun geloof
te verdedigen en met Knox en de andere predikanten te disputeeren.
Verder zegt hij omtrent de handelingen dezer vergadering alleen dit:
«At this same Assemblie was the Lord James appoynted to go to
France to the Quene our Soverane; and a Parliament was appointed
to begyn the twenty of May nixt following; for at that tyme was
the returne of the said Lord James looked for. And so was that
Conventioun dissolved without any other thing of importance conclu-
ded.» Ook de nadere «perusing» van het Book of discipline heeft
dus blykbaar niet geleid tot aanneming ervan door «the haill Nobi-
litie». De krachtige aandrang van de zyde der predikanten «to esta-
1) Historie of the Kirk, aangehaald bij M\'Orie, Life of John Knox, vol. II. p. I\'.
3) M\'Crie meent deze verejadef iMi tan 5 [of 15) Jamuiri en die, waarin het .Boo/i o/\'
discipline werd aangenomen, waarvan Row bericht geeft, te moeten identifieeren. Hij zegt:
,,It is probable, that the meeting of assembly by which the Book of Discipline was appro-
ved, was that which Knox calls a convention,, held on the 5th of January, 1561. The
first General Assembly appointed a meeting to be held at that time, Buik of the Unitersall
Kirk, p. 3, MS. in Advocates Library." 1. c. p. 5. Het is echter vreemd, dat Knox dan
de aanneming van het Book of discipline niet meedeelt, en ook, dat op die (kerkelijke?)
vergadering „a Parliament was appointed." Evenwel, men kon vooral in dien eersten tijd,
toen de vertegenwoordiging der Kerk in de „Assembly" nog niet was geregeld, nog niet
zoo streng onderscheiden tusschen eene kerkelijke en eene politieke vergadering. Het-
geen Knox nog mededeelt aangaande eene onderteekening van het Book of discipline op
den %lsteii Jamiari door „a f/reat parte of the Ifolilitie", is echter mogelijk hetzelfde feit,
dat door Row wordt bedoeld, als hij spreekt van eene aanneminej van het Book of discipline
door de Kirst General Assemlhj.
3) John Leslie, later bisschop van Ross, ijverig aanhanger en verdediger van Maria-
Stuart. Hij schreef eene Histonj of Scotland.
J.) W^orlis, vol. II, p. 142.
-ocr page 279-\'263
blische the buke of discipline by ane Act and publict Law» baatte niet.
«Avaritiousnes» was de voornaamste oorzaak, die «wakl nott suifer
tbis corrupt generatioun to approve it». i) Intusschen deelt Knox ons
nog mede, dat toch, ook al werd het niet door den adel in zijn geheel
aangenomen en dus tot staatswet verheven, het Book of discipline
den 27®^®^ Januari 1561 Averd «suscrived by a great parte of the
Nobilitie», o. a. door den hertog, den graaf van Arran, James Stuart,
Argyle en Glencairn, en wel met deze formule: «we promittis to sett
the samin fordwarte at the uttermost of oure poweris: Providing that
the Bisschoppis, Abbotis, Priouris, and otheris Prelattis and beneficit
men, quhilkis ellis hes adjonit thame to us, bruik the revenues of thair
benefices during thair liftymes, thei susteanand and uphaldand
the Ministerie and Ministeris, as is herein specifeit, for preaching of
the Word, and ministering of the Sacramentis of God.» Men moest
zich met die onderteekening van verschillende edelen tevreden stellen,
Avaarvan echter de meesten zieh later terugtrokken zonder zich om
hunne belofte «to sett the samin fordAvarte at the uttermost of oure
poAveris» te bekommeren. Intusschen, al kon men het niet tot «pu- .
hlict Law» verheffen, toch Averd het Book of discipline de grondleggende
norm, waarnaar de Schotsche Kerk werd ingericht, ook al waren er
bepalingen in, bv. omtrent de kerkelijke goederen, die uit den aard
der zaak niet konden Avorden uitgevoerd, daar men daartoe de dAvin-
gende staatsmacht behoefde.
Het is een zeer uitgewerkt plan van reformatie en organisatie, dat
Knox in dit First Book of discipline aan de Schotsche Kerk gaf.
Hij toonde daarmee aanstonds, dat hij niet tevergeefs geruimen tijd
te Genève geweest was, waar hij had kunnen zien, van hoe groote
beteekenis «good order» en «good discipline» waren voor het welwezen
der Kerk Na eene korte voorrede, waarin het «Great Counsall»
van Schotland Avordt herinnerd aan de opdracht, aan de predikanten
1) II, p. 183.
3) Works, II, p. 139 en 257. Zie de tamelijk verwarde berichten van Knox over de onder-
handelingen aangaande het Book of discipline, Works, vol. II, p. 138 sq., p. 138—1-13 en
de door hem na het Book of discipline afgedrukte ,./Lct of Secreit Counsall, 37 Januari,
Anno 1561" met de onderteekeningen der verschillende edelen, II, p. 357 sq.
3) Works, II, p. 183—357.
4) Daarom schreef\' ook Beza hem in 1569 : „How well, my Brother, you act in uniting
Discipline with Doctrine" {vertaling van Laing\\ vol. VI, p. 565), en in 1573: „It is a great
gift of God. that you carried together in Scotland both pure religion and good order, the
bond by which doctrine is secured" (l.c. p. 613).
\'264
den 29steii April 1560 gegeven, en waaraan mi door dit geschrift
wordt voldaan, volgen verschillendende artikelen, telkens met bijge-
voegde verklaringen. Men had daarbij, evenmin als bij de confessie,
eenige andere Gereformeerde Kerk teu voorbeeld genomen. Wat de
letter betreft, was de kerkorde oorspronkelijk. «They took uot their
example,» zegt Row, «from auy kirk iu the world, no, uot from
Geneva» ■ i). Meu weuschte alleeu de Heilige Schrift ten grondslag
te leggen, doch onbewust deed zich natuurlijk de iuvloed vau Geuève
bij de opstellers sterk gelden. De kerkinrichting, die wordt voorge-
schreven, is uog zeer primitief. Zij is geheel op presbyteriaausche
leest geschoeid. Eigenaardig is, dat vau eeue hoogere organisatie, vau
dassen of provinciale syuodeu, uog niets valt te bespeuren. Alleen
de plaatselijke gemeenten, «particular Kirkis», wordeu georganiseerd;
deze vormen tezamen de «universall Kirk», aau wier synode, «Assemblie»,
zij onderworpen ziju Tusscheu-organeu tusscheu de «Ministerie»
{Kerkeraad) eener plaatselyke gemeente eu de «Assemblie» der alge-
\' meene Kerk wordeu in deze kerkorde nog niet genoemd. De ge-
meeuteiurichtiug vau Geuève werd eenvoudig toegepast op de verschillende
gemeeuteu iu Schotland, terwijl zich pas laugzamerhaud door de
praktijk de hoogere organisatie zou ontwikkelen.
1) Historie of the Kirk, aangehaald bij M\'Crie, Life of John Knox: vol. II, p. 4.
3) Bij eene bepaling aangaande het zingen en lezen bij begrafenissen, hetgeen wordt
afgeraden, wordt deze „additio\'" gevoegd: ,,And yit, nochtwithstanding, we are not so
precise, but that we ar content that particvhr Kirkis use thame in that behalf, wyth the
consent of the Ministerie of the same, as thei will answeir to God, and Assemhlie of the
Universall Kirk gathered within the Eealme." Works, vol. II, p. 350.
3) Aan een Sttperintendent was de regeling opgedragen der verschillende zaken van de
gemeenten zijner provincie, zoodat zijne bevoegdheid zeer uitgebreid was (zie beneden). —
Beginselen eener hoogere organisatie, waarin de band van eenheid tusschen de gemeenten
onderling tot uitdrukking werd gebracht, zijn wel te bespeuren. Als b.v. een predikant
zich verzette tegen de vermaningen van zijne ouderlingen, „than may the Seniouris of one
Churche complaine to the Ministerie of the tivo nixt adjacent churcheis, whaire men of
greater gravitie are" (p. 335). In dergelijke gevallen had de Superintendent groote macht:
„yf he be worthy of depositioun, thay [the Seniouris] with consent of the Churche and
Superintendent may depose him, so that his cryme so deserve" (ibid). Voor de Superinten-
dentschappen gelden weer dezelfde bepalingen als voor de gemeenten. Blijft een Superinten-
dentschap in gebreke een Superintendent te kiezen, dan moeten ook hier ,fhre of tke nixt
adjacent provincis" doen, hetgeen door het andere Superintendentschap is verzuimd (p. 306).
4) Keeds in December 1563 werden door de General Assembly de Tromncialc
synoden ingevoerd, die jaarlijks tweemaal zouden samenkomen, met het recht om predi.
kanten aan te stellen en te verplaatsen. Pas in 157Ö werden door de General Accembly
de ..presbyteries" of Classicale veryaderingen ingesteld (vg. beneden). Deze latere synodale
organisatie werd waarschijnlijk overgenomen van de Gereformeerde Kerk in Frankrijk,
waar ook de „Colloqiies" of Classicale vergaderinyen het laatst werden ingesteld, even
\'265
De ambten, die in deze kerkorde worden genoemd, zijn drieërlei: dat
van den «minister», wien de in-ediking des Woords i) en de bediening der
sacramenten is opgedragen; van den «ruiing t;Wer», die den predikant
in de handhaving der tucht en de regeeriug der Kerk ter zijde staat;
en van de «deacon», die belast is met de zorg voor de inkomsten
van Kerk en armen. Daarbij kwam nog één buitengewoon ambt,
blijkbaar overgenomen van ä Lasco, dat der «superintendents», die
als reizende predikers het ambt van «minister» in meer dan ééue
gemeente hadden te vervullen, op verschillende plaatsen Kerken
hadden te stichten en in te richten, en als visitatoren toezicht
hadden te houden op alle Kerken hunner diocese, 8) een ambt,
door Kuox waarschijnlijk slechts als tijdelyk hulpmiddel bedoeld, -i\')
voordat zij in Schotland werden ingevoerd. Intusschen vertoonde de Schotsche Kerk dit \'
eigenaardige verschil met de Fransche, dat bij haar de Assemhhj gekozen werd niet uit de
Proviuciale synoden als in Frankrijk, maar uit de ,,Presbyteries:\' Zie G. V. Lechler,
Geschichte der Presbyterial- und Synodakerfassuny seit der Reformation, Leiden 1854., p. 100.
1) "Wegens het gebrek aan predikanten werden op verschillende plaatsen ,4\'eaders" of
„CÄ\'/iO^\'f«\'«". aangesteld, die, als zij bleken gaven te bezitten, ook tot het predikambt konden
worden toegelaten, p, 195. Dit ambt van .^^reader" werd reeds in 1581 door de General
Assembhj weer opgeheven. Lechler. 1. c. p. 97.
3) Aan den diaken werden ook nog meerdere rechten toegestaan: „ïhay may also
assist in jtidyement with the Ministeris and JSlderis, and may be admitted to read in the
assemblie, yf thei be required and be fund abill thairto." p. 237. Vg. ook p. 238. Vg. ook
de volgende noot.
3) ïien Superintendenten werden in het Book of discipline verlangd. De macht der
Superintendenten in hunne diocese was tamelijk uitgebreid, doch zij zelve stonden weer
onder toezicht van de gezamenlijke „ministeries" hunner diocese: „ïhe Superintenden being
electit, and appointed to his charge, must be subjected to the censur and correctiouu of the
Ministeris and Elderis, not onlie of Ms cheaf Toun [de stad, waar hij zijn „residence"\' had>
doch waar hij telkens na een visitatiereis niet langer dan 4 maanden mocht vertoeven],
but also of the hoill Province over the whiche he is appointed oiT/\'^e®\'," (p. 207). De
Superintendent werd gekozen „with publict consent" door de „chief town" uit een voor-
dracht van 2 of 3 personen, te benoemen door „the Ministeris, JSlders and Deaconis, with
the Magistrat and Connsall of the same touwn" (p. 206). De zetel van den Superintendent
had een zeker overwicht over de andere Kerken der provincie: „Everie inferiotvr Churche
shall by one of thair Seniouris and one of thair Deaconis. onis in the year, notifie unto
the ministerie of the Superintendent is churche, the life, maneris, studye, and diligence of
thair Ministeris, to the end that the discretioun of some may correct the lenitie of otheris."
/p. 236). Vg. ook de bepalingen aangaande de „prophecieing," (zie beneden).
4) Zie hierover M\'Crie, I.e. vol. II, p. 283 sq. Vg. echter Stephen, History of the Church
of Scotland, Londen 1848, vol. I, p. 110 sq. In het hoofdstuk, dat over de superintendenten
handelt, wordt gezegd: „we have thocht good to signifie unto your Honouris, suche
reassonis as moved us to mak difference betwix preacheris at this tyme-f als reden wordt
dan opgegeven, dat bij toewijzing van vaste plaatsen aan alle predikers „the greatest part
off this liealme should be destitute of all doctrine.\'" p. 303. Vg. den strijd over d®
„Tulchan-b\'ishops\' (zie beneden).
\'266
Ll een afzonderlijk hoofdstuk wordt de verkiezing der verschil-
lende ambtsdragers, die ongeveer op dezelfde wijze geschiedt als
in de Order of Geneva was aangegeven, beschreven i). Het door
Calvijn in zijne Institutie genoemde ambt der «doctores» wordt als
zoodanig in het Book of discipline niet genoemd, doch werd door
Knox in zijn Order of Geneva, nu opgenomen in het tegelijk inge-
voerde Book of common order, op ééne lijn gesteld met The order
of Schooles 2), w\'aaraan een uitvoerig hoofdstuk wordt gewijd 3).
Nauwkeurig wordt de inrichting van verschillende scholen zoowel
voor het platteland als voor de steden, beschreven met opgave van
hetgeen er zou moeten worden onderwezen waarbij de Geneefsche
1) Zie boven, bl. 147. Hier wordt alleen nog- wat meerdere vrijheid geschonken aan de ge-
meenteleden om personen, die zij geschikt achten, mede op de candidatenlijst te plaatsen:
,,yf anye man knowis utheris of better qualities within the Churche then these that beis
nominated, lat thmne he put in electioun, that the Church may have the choise" (p. 334).
3) Zie boven, bl. 147, noot 1.
3) p. 308—331. Als plicht van den magistraat wordt nl. genoemd niet alleen de zuivering
der Kerk. maar ook „to provide to the uttermost of his po-wer, how it may abide in the
same puritie to the posterities Mlowinfj." De noodzakelijkheid van scholen wordt betoogd,
„seing that God hath determined that his Churche heir in earth shalbe tawght not be
angellis but by men ; and seing that men ar born ignorant of all g-odlynes, and seing, also,
now God ceasith to illuminât men miraculouslie, suddanlie changeing thame, as that he
did his Apostlis and utheris in the Primitive Churche." p. 309.
4) Drieërlei soorten van scholen worden verlangd: de eenvoudige ^.(Irammar Schollis,\'"
de „CoUeclffes" of Schollis of the Toungis" voor de groote steden (vooral de zetels der
superintendenten) en de ..JJniccrs\'ities"
5) Aan geenen vader, wien ook, mag veroorloofd wordeu „to tise his children at his awin
fantasie" maar allen moeten gedwongen worden „to bring up their children in learnyng
and virtue." Men mag ook den rijken eu machtigen niet toelaten „to suffer thair children
to spend thair youth in vane idilnes, as heirtofore thei hate done. But thei must be exhorted,
and hy the censure of the Churche compelled to dedicat thair sones hy good exercise to the
proffitt of the Chirche and of the Common-wealth." De rijken moeten het onderwijs zelf
bekostigen, de armen moeten worden ondersteund ,,oa the charge of the Churche," totdat
men kan onderzoeken, of zij de „spirit of docilitie" bezitten of niet. Zoo ja, dan mogen zij
„(we meane, neathir the sonis of the riche, nor yit the sonis of the poore,)" niet weigeren
te studeeren, ^.fiïit must he chargeit to continem tha\'ir studie, sa that the Commoim-ioealth
mag have some confort of them." p. 311. Het geheele leerplan wordt in korte trekken
aldus geschetst: „ïwo yearis we think more then sufficient to learne to read perfitelie, to
answer to the Catechisme, and to have some entresse in the first rudimentis of Grammar;
to the full accomplischement whairof, (we meane of the Grammar.) we think other thre
or foure yearis at most, sufficient. To the Artis, to wit, Logick and Rethorick, and to the
Greik toung, foure yeiris; and the rest, till the aige of twenty-foure yearis to be spent in
that studye, whairin the learnar wald profitt the Churche or Commoun-wealth, be it in
the Lawis, or Physick or Divinitie: Whiche tyme of twenty foure yearis being spent in
the schollis, the learnar most be removed to serve the Churche or Commoun-wealth. unless
he be fund a necessarie Reidare in the same Colledge or Universitie. Yf God shall move
\'267
Catechismus, opgenoiiieii iu liet Book of common order, eeue voorname
plaats vervult. Ook de oprichting van universiteiten te St. An-
drews, Glasgow en Aberdeen wordt besproken met opgave van de
verscbillende colleges, die zullen moeten worden gegeven, terwyl ook
de wyze van bestuur wordt beschreven en de verschillende jaarwedden
bepaald.
In een uitvoerig hoofdstuk wordt daarop gehandeld over de kerke-
lijke goederen, die zullen worden besteed voor de bezoldiging der
predikanten, de ondersteuning der armen, en het onderhoud der
scholen, zoowel hoogere als lagere, terwyl verschillende tienden, waar-
door de arbeiders te zwaar worden gedrukt, zullen worden afgeschaft.
Hierbij worden de Lords expresselijk vermaand de arbeiders niet te
onderdrukken, daar men vernomen heeft, «that sum Gentilmen are
now as cruell over thair tennentis as ever war the Papistis, requiring
of tham whatsoever thay payit to the Churche; so that the Papisti-
call tirannye shall onlie he changeit in the tircmnye of the lord or of
the laird.» Voorts moeten door verschillende overgangsmaatregelen
de tienden, die nu in het bezit zyn van verschillende personen, die
ze van de prelaten hebben verkregen, weer tot de Kerk worden te-
ruggebracht, want «injust possession is no possession before God;
for those of ivhome thei receaved thair titill and presupposed richt,
war and ar thevis and murtheraris, and had no power to alienat
the patrimonye and commoun-gude of the Churche.» 3) De tienden
zullen door de diakenen worden geïnd en door hen uitbetaald aan de
predikanten, aan de armen en. aan de schoolmeesters, alleen «hy com-
mandiment of the Ministeris and Elderis.»
Voorts wordt een lioofdstuk gewyd aan de beschryving van de
wyze, waarop de kerkelijke tucht, zoowel publieke als private tucht,
your heartis to establische unci execut this Ordour, aud put these thingis in practise, j\'our
hole Realme, (we doubt nott), within few yearis, shall serve the self of trew preacharis,
and of uther officiaris necessarie for your Common-wealth." p. 313.
1) Eene universiteit moest drie faculteiten bezitten: Medicijnen. Rechten en Theologie,
p. 313. Alleen die te St. Andrews was volledig.
3) Een predikant, die een behoorlijk inkomen geniet, mag ook niet al te zuinig leven:
„Yf ane reasonabill stypend be appointed, and thay live avariciuslie, t/uü miist he admo-
nished to lite so as thd\' resave; for as excesse and superfluitie is nocht tollerabill in ane
minister, so is avarice and the cairfull sollicitude of monej\' and geir [possessions] utterlie
to be damned in Christis servandis, and especiallie in those that are fed upoun the charge
of the Church." p. 336.
3) p. 333. Vg. boven, bl. 335, noot 1.
4) p. 335.
-ocr page 284-\'268
zal moeten vvorden uitgeoefend. De excommuuicatie i) en ook de we-
deropname mag uiet geschieden dau met toestemming der geheele
gemeente. Teu slotte wordt dan uog uitvoerig gehandeld over de
«policie of the Churche», omvattende alles wat tot deu dieust des
Woords iu betrekking staat: aantal diensten, liturgie, lezeu eu
preekeu, s) godsdienstouderwys, weriug vau heu, die niet wettig
1) Wat de excommunicatie beteelcende, wordt duidelijlc, wanneer men deze bepaling
leest: „After whiche sentence may no persoun, (his wife and iamilie onlie excepted), have
ony kynde of conversatioun with him, be it in eiting and drinking, hwjiiuj or scllinfj, yea,
in saluting or talking with him; except that it be at the commandiment or licence of the
Ministerie for his conversion." p. 230.
2) „In great ïounis we think expedient that everie day thair bo eathir Sermon, or ellis
Common Prayeris, with some exercise of reiding the Scripturis." p. 238. Voor de viering
van den Zondag werd bepaald: „But the Sunday must straitlie be keipit, both before and
efter noon, in all tounis. Before noon must the word be preached and sacramentis ministered
as also Mariage solempnissed, yf occasioun offer: After noon must the younq children he
■puhlictlie examinated in thair Catechisme in audience of the peinll, in doing whairof the
Minister must tak gret deligence, alsweill to cause the Pepill to understand the questiouis
proponed, as the ansueiris, and the doctrine that may be collected thairof" p. 238. — Ook
moest in iedere stad, „whaire Schollis and repair of learned Men ar," éénmaal per week die
„Exercise" plaats hebben, die door Paulus „prophecieiny\'" wordt genoemd. Deze oefening
was bepaaldelijk gewijd aan de exegese der H. Schrift. De „Interpretour" mocht niet een
soort van preek houden, maar „must bind him self to his text, that he enter not by
disgressioun in explanyng commoun places. Pie may use no invective in that exercise
onles it be with sobrietie in confuting heresyes." Hij moest kort zijn in zijne vermaningen,
„that the tyme may be spent in oppenyng of the mynd of the Holy Ghost in that placer
Om twist te vermijden mocht niemand eene vraag opperen, „,whairto himself is not content
[in de editie van 1621: „able"\'] to geve resolutioun without reasoning with any other."
Daarbij moesten tegenwoordig zijn „the Minisieris of the Paroche churches to Landwarte,
adjacent to everie chcaf^ tonne, and the Readaris, gif thai have any gift of interpretatioun.
within sex myles." Ook inzonderheid zij, die gaven hebben, moeten worden aangespoord
zich bij deze vergaderingen, die overigens voor ieder toegankelijk zijn, te voegen „to the
end that the Churche may judge whether thei be able to serve to Goddis glorie and to
the proffeit of the Churche in the vocatiouu of Ministeris or not.": p. 245. Later in 1579,
werden deze vergaderingen veranderd in „prcshqtericsf doordat de General Assemhly
besloot: „the ISxercise might be judged a Presbytery." Lechler, 1. c. p. 97,
3) Karakteristiek voor het Gereformeerde Protestantisme (vg. boven, bl. 16, 46 vv. en
143) is de bepaling: „We think it most expedient that the Scripturis he red in ordour, \'
that is, that some one buke of the Aidd and the New Testament be begun and ordourlie
red to the end. And the .same we judge of preching, whair the Minister for the maist
part remaneth in one place: ¥or this skipping and divagatioun frome place to place of the
Scripture, he it in reiding, or he it in precheing we judge not so profittahle to edifie the
Churche, as the continewall following of ane text." p. 340.
4) leder „Maister of houshald" was verplicht om zijne kinderen en zijne bedienden óf zelf
te onderwijzen óf te doen onderwijzen in de beginselen van den Christelijken godsdienst
(vg. boven. bl. 143). „And thairfore of necessitie we judge it, that everie y care at least,
publict examinatioun be had by the Ministeris and Elderis of the knawledge of «»«v\'ejBg^\'OTiîrt
within the Churche; to wit that everie maister and maistres of houshald cum thame sel vis
\'269
zijn geroepen onderhoud der kerken enz. Hét geheel wordt be-^
sloten met een ernstige aansporing aan de Lords om het hun voor-
gelegde reformatieplan, waarin werd gevraagd «the Churche to be
set at suche libertie, that sche neathir be compelled to fead idill bel-
lyes, neathir yit to susteane the tyrannye which heirtofoir by vio-
lence hath bene mauteaued», zonder aanzien des persoons uit te
willen voeren.
In eene bepaling van het Book of discipline 2) werd thans ook voor
de Schotsche Kerk aanbevolen de invoering van het Book of Common
Order, 8) eene volledige liturgie, waarin ook de Order of Geneva in
zijn geheel was opgenomen, vermeerderd met nog vele gebeden voor
verschillende gelegenheden, terwijl ook de formulieren nog met en-
kele toevoegingen waren vermeerderd. 4)
Zoo was dan nu aau de Schotsche Kerk hare inrichting gegeven,
terwijl ook op het gebied der liturgie uniformiteit werd verkregen.
Wel is waar was de adel niet zeer voortvarend in het uitvoeren van
het in het Book of displine geteekende reformatieplan, maar de her-
vormers hadden nu toch daarin hun wel omschreven en duidelijk uit-
gesproken program, waarop zy telkens weer terugkwamen, en die be-
palingen, waarvoor men geen dwingende staatsmacht noodig had,
werden dau ook aanstonds uitgevoerd, terwyl men, wat de audere be-
palingen betreft, iuzouderheid die aangaande de kerkelyke goederen,
steeds met kracht bleef aandringen bij den adel op uitvoering daar-
van. In het Book of discipline had de reformatorische partij haar
and thair familie so many as be cum to maturitie, before the Ministeris and Elderis, to gyf
confessioun of their faith, and to ansueir to such cheaf points of Religioun as the Ministeris
shall demand. Such as be ignorant in the Artiailis of thair Faith; understand not, nor
can not rehearse the Commandimentis of God; knaw not how to pray; neathir mhairinto
thair riehtuousnes consistis, aught not to be admitted to the Lordis Tabill." Als men hard-
nekkig weigert zijne verplichting na te komen en zijne kinderen en bedienden maar in
onwetendheid \' laat opgroeien, dan moet de Kerk overgaan tot excommunicatie, „and than
must the mater le referred to the Cimll Magistrat" p. 241. \'
1) Er moeten gestrenge wetten gemaakt worden zoowel tegen hen, die de sacramenten ■
niet bedienen naar de Schrift, als tegen hen, die ze zonder wettige roeping bedienen.
Bepaalde straffen wil men niet aan de Lords voorschrijven, „but this we fear not to
affirm, that the ane and the other deserve death; for yf he which doeth falsefye the seall, .
subscriptioun, or coynzie of a king is adjudged worthy of death; what shall we -think of ;
him who planlie doeth falsifye the Seallis of Christ Jesus, Prince of the Kinyis of the \\
earthT p. 254.
2) p. 239.
3) Wm-hs, VI, p. 293—380.
4) Vg. boven, bl. 149.
-ocr page 286-\'270
program van actie, waaromheen zy zich groepeerde en waarop zij
den conservatieven adel telkens weer wees. i)
Intusschen bleef het een groote hindei\'paal, dat het Book of dis-
cipline nooit werd verheven tot «public law». Inzonderheid nadat
Frans II den December 1-560 was gestorven en men dus Maria
Stuart weldra in Schotland terug kon verwachten, begon men zich
ernstig bevreesd te maken, dat het spoedig tot stand gebrachte re-
formatiewerk misschien weer even spoedig zou worden verstoord, in-
dien men niet op zijne hoede was. Men maakte zich daarom den
tijd, dien men nog had, zooveel mogelijk ten nutte. «The Preachea-
ris», zoo lezen we in Knox\' History, «vehementlie exhorted us to
establische The Buke of Discipline by ane Act and publict Law;
affirmyng, that and gif thay suffered thingis to hing in suspence,
qidien God haid gevin unto thame sufficient power in thair handis,
thai suld efter sobb for it, bot suld nott get it». En al verkreeg
1) Deze voortdurende strijd met den adel werd een der voornaamste oorzaken, dat straks
onder Andrew Melville\'s leiding ook in Schotland (gelijk in Frankrijk vooral na den Bar-
tholomeusnaclit) het Calvinisme geheel in democratische bedding werd geleid, zoowel op po-
litiek als op kerkelijk gebied. Doze neo-Calvinistische richting vond natuurlijk in Schot-
land èen vruchtbaren bodem door hetgeen Knox reeds geleerd had aangaande het recht
van weerstand. Dat Knox echter nog vele aristocratische beginselen van Calvijn behou-
den had, blijkt uit verschillende bepalingen van zijn TPirst Book of discipline en uit zijn
geheele streven om zich steeds althans zoo dicht mogelijk aan den adel (vg. zijn Appel-
lation to the Lords) aan te sluiten, ook blijkens zijn tweede huwelijk (zie beneden). Zie
over deze ontwikkeling van het oorspronkelijke Calvinisme in steeds meer democratische
richting Buckle, Sistory of Cimlitation in TSngland, London 1881, II, p. 3éO sq.
Vg. het First Book of discijdine met Melville\'s Second Book of discipline van 1578.
Wat de aristocratische elementen betreft in het oorspronkelijke Calvinisme, vg. boven,
bl. 14.7, noot 3, en beneden, hoofdstuk VI. Vg\'. ook Dr. A. Kuyper, J. Calvini et J.
à Lasco de ecclesia sententiarum inter se compiositio, Amstelodami 1803, p. 183 sq.: „E Cal-
vini sententia Ecclesia scola proprie habenda est, in duplicem distincta ordinem, quorum
docet alter, alter vero docetur. Ordo, qui docendi muuere fungitur, (pastorum sc.) longe
primariam in Feclesia sedem tenet, et ab ipso Deo institutus medium veluti locum Deum
inter occupât atque fideles, qui nullo fere numero aut loco in Calvini JEcclesia hahentnr."
3) II, p. 181. Temidden van den moeilijken strijd, dien hij in die dagen te strijden had.
trof Knox een smartelijk verlies in het sterven zijner vrouw. De nood der Kerk drong
hem echter zich ook in de dagen van smart nog met kracht aan de publieke zaak te blij-
ven wijden tot blijdschap van Calvijn, die den 33sten April 15öl aan Goodman, toen pre-
dikant te St. Andrews, schreef: „Fratrem nostrum Knoxum etsi non parum doleo
suavlssima uxore fuisse privatum: gandeo tamen eius morte non ita fuisse aiftictum, quin
strenue operam suam Christo et ecclesiae impendat" [Corp. Bef. Op. Cah. vol. XVIII,
p. 435, vg\'. de Engelsche vertaling in Works, VI, p. 135), terwijl hij tevens op denzelfden
datum aan Knox zelf een brief richtte, waarin hij hem op hartelijke wijze zijne deelneming
betuigde in het geleden verlies: „Viduitas tua mihi, ut debet, tristis et acerba est.
Uxorem nactiis eras cui non reperiuntur passim similes. Sed unde petundum sit tristitiae
\'271
men ook op dit punt zijnen wensck niet, tock werden de edelen dooi-
de aanhoudende aansporingen der Kerk voortdurend tot actief optreden
gedrongen. Toen in Mei 1561 het Parlement bijeenkwam, werd ook
tegelijkertijd een General Assembly gehouden. Men besloot zoowel tot
de Lords of Secret Council als tot het Parlement een verzoekschrift
te richten om strengere handhaving van de strafbepalingen tegen het
houden en bijwonen van missen, voorts tot sloping van alle «monu-
mentis of idolatrie» in het geheele rijk, tot bet bepalen van straffen
voor allen, die de superintendenten ongehoorzaam waren en niet in
hun ambt erkenden enz. Zij, die dit verzoekschrift tot het Parlement
richten, noemen zich «we the Baronis and Gentilmen professing Christ
Jesus within this Realme». i) Blijkens de onderteekening wordt het
intussehen tevens aangemerkt als te zijn «directed fra the Assemblie
of the Kirk.» De toon, waarin men durft te spreken, is bout genoeg :
«And lett thir [these] ennemies of God assure thameselfis, that gif
your Honouris put nocht ordour unto thame, that we sail schortlie
tak suche ordour, that thai salbe nather abill to do quhat thai list,
nather yit to leif upone the sweit of the browis of suche as ar na
debteris unto thame.» Intusschen werd door de Lords of Council
gunstig op dit verzoekschrift geantwoord, zoodat de Roomschge-
solatium. quia probe edootus es, non dubito quin patienter liane calamitateni feras." In
denzelfden brief betreurt Oalvijn zeer de verdeeldheid, die er is tusschen de Protestantsche
edelen en geeft Knox tevens een wenk om ten opzichte der ceremoniën niet al te rigo-
ristisch te werk te willen gaan: „Iu caeremoniis coiißdo tumn rir/orem, q^iarmn mwUis dia-
plkcat, Moderatiim tamen fore. Danda quidem opera est, ut ecclesia sordibus omnibus pur-
getur, quae ex errore et superstitione manarint. Sedulo etiam eniti oportet, ne foedentur
Dei mj\'steria hulicris vel insipidis mixturis. Hac exceptione posita, quaedam, etsi minits
prolentnr, toleranda esse non iqnoras \' (vg. de invoering door de Lords van het Book of
roiimion prayer, zie boven, bl. H>9). Uit het begin van den brief blijkt, dat er reeds meer
tusschen Knox en Calvijn is gecorrespondeerd, (vg. ook boven, bl. 235), inzonderheid over
„certae questiones", waarover de Schotten Calvijn nu reeds voor de tweede maal hadden
geraadpleegd, zeggende, dat het eerste antwoord verloren was gegaan. Calvijn, die geen
copie van zijn eerste antwoord had bewaard, daar men hem gezegd had, dat er geen
gevaar bestond bij het overbrengen, had die zaak echter niet vertrouwd: „Commotus sum,
fateor. et suspiciosum esse respondi quod petebant, ac si me insidiose tentarent. Ne autem
mireris tam aspere me loquutum fuisse, eerio coynoveram prins ilhid eonsilimn non fuisse
ex eonmi sententia." Knox had hem, nu meer dan vier maanden geleden een brief gezonden
om zichzelven te verontschuldigen, doch dat was niet noodig geweest, want hij had Knox
nooit verdacht van „malae fidei aut astutiae, a qua te remotum esse judico.\'\' Intusschen
had zich ook de zaak reeds opgehelderd [Corp. Ref. Op Calv., XVIII, p. 434, vg, Works,
p. 123 sq.)
1) Vg. boven, bl. 354. noot 1.
3) II, p. 163.
•3) IL p. 167. „The Lordis of Secreit Counsall maid ane act, tkat all places and monu
-ocr page 288-m
zinden, die inzonderheid na de lïomst van een Franschen gezant
vpeer stoutmoediger -waren begonnen op te treden, zich genoopt zagen
zich weer terug te trelïken.
Weldra echter zou de jeugdige Gereformeerde Kerk een veel ern-
stiger aanval vau Roomsch-katholieke zijde hebben te weerstaan. Den
■[Qden Augustas 1561 toch keerde Maria Stuart zelf naar Schotland
terug en met hare komst werd het bestaan der Schotsche Gerefor-
meerde Kerk als Staatskerk op het ernstigst bedreigd. Aan het ver-
drag van Leith zoowel als aau de Parlementsbesluiten van 1560 had
zij geweigerd hare goedkeuring te geven, voorgevende een en auder
op een volgend Parlement te willen regelen, zoodat dus ook de aan-
neming van de confessie eu de erkenning vau de Schotsche Gerefor-
meerde Kerk als Staatskerk nog steeds hare hoogste officieele bekrach-
tiging miste 3). En van nu af aau was het dau ook steeds de
taktiek vau Maria om bij elk volgend Parlement de godsdienstige
kwestie zooveel mogelyk te vermyden, terwyl zij intusschen trachtte
door persoonlijken invloed de Lords van Knox c. s. te vervreemden
en tegelijkertijd den Roomschen eeredienst weer in te voeren.
mentis of ydolatrie suld be destroyit. And for that purpose wes directed to the West the
Erie of Arrane, having- joyned with him the Erlis of Argyle and Glencarne togidder with
the Protestantes of the West; qha burnt Paislay (the Bishope of Sanctandrois, qnha was
Abbot thareof, narrowlie eschapit,) kest doun Eailfurd, Kilwynnyng and a part of Cors-
ragwell, The Lord James wes appointed to the North, quhair he maid sic reformatioun,
as nathing contentit the Erie of Huntlie, and yet seemed he to approve all thingis." Vg.
boven, hl. 231, noot 1.
1) De gezant drong aan op verbreking- van het verbond met Engeland on hernieuwing
van het verbond met Frankrijk, en voorts „that the Bishops and Kirkmen suld be repo-
nit in thair formair places, and be sufferit to intromet nith thair levinyisT Men stelde
het antwoord uit tot de terugkomst van Lord James en tot het Parfement dat in Mei ge-
houden zou worden. Toen Lord James terugkwam met brieven van Maria aan de Lords
,,to suffer na thing to be atemptit aganis the Contract of peace whilk wes maid at Leith,
till her amin Jiame-ctmiiny, and to sulfer the religion publietlie establissit to go fordward,
etc.". werd het verzoek van den gezant in allen deele afgewezen; wat het laatste punt be-
treft, werd hem geantwoord: „That suche as thai callit Bischoppis and Kirkmen, thai
knew nather for pastouris of the Kirk, nather yit for ony just possessouris of the patri-
monye thairof; bot understude thame perfitlie to be wolves, theaves, murtheraris, andidill-
bellies: And thairfoir, as Scotland haid forsakin the Pape and Papistrie, sa culd thai not
be debttouris to his foresworne vasallis." II, p. 150 en 166.
2) Vg. boven, bl. 253. Maria wilde het verdrag van Leith niet bekrachtigen, iuzouderheid
omdat daarin de bepaling was opgenomen, dat zij afstand deed van alle rechten op den
Engelschen troon. Ook de latere, telkens herhaalde onderhandelingen van Elisabeth met
haar over dit punt ook tijdens hare gevangenschap in Engeland bleven ten einde toe
vruchteloos. Zie hierover Froude, History of Mnyland. Vg. boven, bl. 218 en 240 vv.
3) Zij verkreeg die pas in 1567 onder den regent Murraj\'. Zie beneden.
-ocr page 289-Zelf begon zij met aanstonds, reeds den eersten Zondag na bare
aankorqst, in bare koninklijke kapel de mis te laten bedienen. Een
heftige preek van Knox tegen de afgoderij, waarin hij zeide, dat hij
banger was voor ééne mis dan voor 10000 soldaten i), werkte alleen
dit uit, dat Kuox zelf voor Maria ter verantwoording geroepen werd.
Geruimen tijd onderhield zij zich met hem, alleeu iu tegenwoordig-
heid vau James Stuart. 3) Zij beschuldigde Kuox, dat hij hare onder-
,daueu had opgezet tegeu hare moeder en tegeu haarzelve, dat hij eeu
boek geschreven had tegeu hare autoriteit eu dat hij de oorzaak was
vau opstaud in Eugelaud. Achtereenvolgens verdedigde Knox zich
op elk der genoemde punteu 3). Inzonderheid ten opzichte vau het
recht van weerstand had eeue scherpe woordenwisseling tusscheu hem
eu Maria plaats Toeu Maria hem verweet, dat hij wilde, dat zij
hare onderdanen zou gehoorzamen iu plaats vau omgekeerd, ant-
woordde Kuox: «My traveil is, that boyth priuces aud subjectis obey
God», eu «This subjectiouu. Madam, unto God and unto his truhled
Churche, is the greatest dignitie that flesche cau get upouu the face
of the earth.» Dan komt natuurlijk de kwestie over de ware Kerk
ter sprake. Maria wil de Roomsche Kerk beschermen, omdat zij die
voor de ware Kerk houdt. Kuox\' vry moedig autwoord luidt: «Your
will. Madam, is uo reassoue; neather doeth your thoght maik that
Romaue harlot to be the treu aud immaculat spous of Jesus Christ.»
Knox zal haar uitleggen, welke de ware Kerk is. Maria antwoordt
eenvoudig: «My conscience is not so.» Kuox echter meeut: «Con-
science requyres knowledge; and I fear that rycht knowledge ye have
none.» Als daarop het gesprek komt op de verschillende uitleggingen,
1) II, p. 376.
3) Het gesprek wordt door Knox gi\'ootendeels weergegeven in zijne iZ\'wto\'y. Works, II,
p. 378—386.
3) Wat Engeland betreft, zie boven, bl. 51. Juist eenige dagen tevoren, den 6den Au-
gustus had Knox een brief geschreven aan Elisabeth om haar te waarschuwen tegen
Maria Stuart, die hem als den schrijver van de First Blast bij haar zocht verdacht te
maken. Twee jaar geleden had hij haar al geschreven (zie boven bl. 316) „my full decla-
ration" over dat werk; „experience since hath shawen that I am not desirus of innovations,
so that Christ Jesus be not in his membres openlie troden under the feitt of the ungodlie.
With farther purgation I will not truble your Majestie for the present." VI, p. 136.
4.) Zie beneden, hoofdstuk VI. Dit gedeelte van het gesprek maakte zooveel indruk op
haar, dat zij „stood as it war amased, more then the quarter of ane hour," zoodat Lord
James erbij moest komen om haar weer tot bedaren te brengen (II, p. 383). Randolph,
Engelsch gezant te Edinburg, aan Cecil verslag gevende van dit gesprek, schrijft: „He
made her weep, as well you know there be of that sex that will do that for anger as
well as grief " Eroude, lUstonj of Fm/laud, VI. p. 5:20.
18
-ocr page 290-\'274
die Roomschen en Protestanten van de Schrift geven en Maria gezegd
heeft: «Ye interprete the Scriptnris in one maner, and thei interprete
in ane other; Whome shall I heleve? And who shalbe judge?», ant-
wooi\'dt Knox: «Ye shall heleve God, that planelie speaketh in his
wor\'d: and farther then the word teaches you, ye neather shall be-
lieve the ane or the other. The word of God is plane in the self; ami
yf thair appear any ohscuritie in one place, the Holy Ghost, vrhiche
is never contrariouse to him self, explanes the same more clearlie in
other places; so that thair can remane no doubt, but unto suche as
ohstinatlie remane ignorant». En om niet te lang bij dit moeilijke
punt stil te staan, neemt Knox maar een voorbeeld en begint aan-
stonds haar te wyzen op de mis als in strijd met Gods Woord. Dan
loopt het gesprek spoedig ten einde. «So say ye, but I cane [can not]
heleve that», zijn de laatste woorden der koningin. Knox betreurt
het, dat de Papisten nooit eene conferentie hebben willen houden
met de tegenpartij dan alleen op voorwaarde, dat zij zelf rechtej-s
zouden mogen zijn, en neemt dan afscheid van Maria met den wensch,
dat zij even gezegend moge zijn in Schotland, wanneer het Gods wil
is, als Debora in Israël i).
Door eene reis te maken naar de verschillende voornaanjste steden
spoedig na hare aankomst in Schotland zocht Maria zooveel mogelijk
haren invloed te versterken, terwijl zij tevens door overal, waar zij
kwam, missen te houden het volk weer aan den Roomschen eeredienst
trachtte te gewennen. De ernstigfe, vaak heftige vermanincfen der
O O \' O O
predikanten ertegen haatten niet veel. Mocht het volk al nu en dan zijn
ongenoegen toonen, de Lords waren niet gezind Knox\' gestrenge
theocratische beginselen en daarmee tevens zijne bedenkelijke theoriën
aangaande het recht tot weerstand over te nemen. In het begin
van November werd expresselijk eene vergadering gehouden om
te spi\'eken over de vraag: «Whitther that subjectis mycht \'put to
thair hand t\'o suppresse the idolatrie of thair Prince ?» en in \'t alge-
ij ïoen men Knox na deze ontmoeting vroeg\' naar zijne opinie over Maria antwoordde
hij: „Yf thair be not in hir a proud mynd, a crafty witt, and ane indurat hearte against
God and his treuth. my judgement faileth me.\'\' II, p. 286. Den lOden Dec. 1562 .schreef
Randolph aan Cecil: He [Kox] is so full of mystrust in all her [Mary\'s] doynges, wordes.
and sayengs; as thouffhe he wer eyther of God\'s privie consell. that knowe how he had
determined of her from the begynnynge, or that he knewe the secretes of her harte so
well, that nether she dyd or culde have for ever one good thought of God or of his trewe
religion." YI, p. 146.
meen over «the Obedience dew unto Princes.» i) Knox deelt alleen
het resultaat dezer vergadeiing mede, nl. dat men besloot om eeu
brief uaar Genève te schrijven om het oordeel van die Kerk te hooren.
Knox bood aan te schrijven, doch Maitland of Lethington, secretaris
der koningin, «alledging that thair stood mekle [much] in the infor-
matioun», voorkwam hem en zeide dat hy wel zou schrijven. Dit ge-
schiedde echter blykbaar slechts om tijd te winnen, want bedoelde
brief werd door Maitland nimmer verzouden Niettegenstaande de
krachtige oppositie der predikanten werd door de Lords besloten de
koningin hare vryheid van godsdienstoefening in hare eigene kapel
te laten behouden.
Inzonderheid op het einde van het jaar, toen de General Assembly
zou gehouden worden, werd het openbaar, hoezeer Maria\'s invloed op
de Protestantsche Lords reeds was toegenomen De Lords namelyk
1) II, p. 391.
3) Zie beneden, bl. 387. Knox had intusschen reeds vóór de hier bedoelde vergaderino\'
in een particulier schrijven aan Calvijn het punt in kwestie aangeroerd en Calvijns opinie
gevraagd, doch nog geen antwoord ontvangen. Den 34.sten October schreef hij namelijk
aan Calvijn, dat de komst der koningin hunne rust had verstoord, dat men haar de mis
liad toegelaten en voorts, dat de Lords ter hunner verontschuldiging beweerden, dat vol-
gens de koningin ,,ornnes Verii ministros (et te qmqtié) in hac esse sententia quod nobis non
Heet prohibere quominus illa suam relif/ionem aperte prqfiteatur. Quem rumorem, tametsi
ego ut falsissimum subinde reprehendo, radices tamen in multorum cordibus sic egit ut
ego revellere non possum, nisi ex te sciam an hujris modi questio ad vestram ecdesiam.
proposita sit, et ad illam quoque quid responderint fratres\'V\' Hoewel dit pas de tweede en
tevens de laatste brief is vtin Knox aan Calvijn, die ons is overgebleven, blijkt er toch
uit, dat Knox tevoren reeds meermalen aan Calvijn geschreven had; althans hij klaagt:
„tibi perpetuo molestus sum, et alium non habeo in cujus sinum curas meas rejiciam." Van
James Stuart getuigt hij: „y««\' sohis inter illos qui Aulam frequentant impietati se opponit:
ille tamen inter reliquos fascinatur in hoe quod veretur idolum illud violenter deturbare."\'
[Works, VI, p. 133 sq.) Het antwoord van Calvijn op dezen brief is ons, helaas, niet be-
waard gebleven.
3) Knox aan Mrs. Locke 3 Oct. 1561: „If yow understood the varietie of my tentations,
I doubt not but yee would have written somewhat. The permissioun of that odious idol,
the Masse, by suche as have professed themselves enemies to the same, doth hourlie threa-
ten a suddane plague. I thrist to change this earthlie tabarnacle, before that my wret-
ched heart sould be assaulted with anie suche new dolours. I feai\'e this my long rest .sail
not continue. If yow, or anie other thinke that I, or anie other preacher within this realme,
may amend such enormities, yee are deceaved; for we have discharged our consciences,
but remedie there appeareth none unless we mould arme the hands of the people in whome
abideth yitt some sparkes of God\'s feare. Our Nobilitie [I write with dolour of hearti) be-
qinne to find ease, yood service of God " VI, p. 130.
Lethington aan Cecil 35 Oct. 1561: „2V<e Quene my Maistress doth so yently behave
hersealff as reasonably me can require: if any thing be amiss the fait is rather in ourselffes.
Yow know the vehemence of Mr. Knox spriet, which cannot be brydled; and that doth
sometvmes uter soche sentences as can not easalv be dvgested by a weake stomach. I
\'276
wilden eerst niet tezamen met de anderen vergaderen, maar vergader-
den afzonderlijk, zoodat pas na verschillende onderhandelingen de
volledige General Assemhly weer op de gewone wijze kon gehouden
wordeu. Vooral Lethiugtou, verreweg de bekwaamste der Protestautsche
Lords, betoonde zich eeu heftig tegenstander vau Kuox. Toen Kuox
er op wees, dat een groot deel der edeleu toch het Book of discipline
onderteekeud hadden eu daarom verplicht waren tot de uitvoering
ervau mede te werkeu, antwoordde Maitlaud spottend, dat dit ge-
schied was eveuals bij deu kinderdoop «in fide par ent um». Toeu men
begreep, dat de Lords het Book of discipline uiet wilden uitvoeren,
waren het weer de «Barons» i), die eeu verzoekschrift richtten tot
het Privy Council oiu orde te stelleu op de kerkelijke goederen, zoodat
de predikanten zouden kuuueu bezoldigd worden, waargp besloten
werd om twee derden vau de inkomsten te lateu aau de «kirkmeu»,
terwijl ééu derde tusscheu de kroon en de predikanten zou wordeu
verdeeld. Een heftige preek vau Kuox tegeu die acte baatte niet.
Maria Stuart trachtte iutusscheu hare positie te versterken door
ook met Elisabeth op goeden voet te komeu, hetgeen haar aan-
vankelijk ook gelukte Toen uu ook iu het begin van L\'S62 ua
■wolde wishe he sholde deale with her more gently, being a young Princess onpersuaded:
for this am I accompted to be politik, but suerly in her comporting with him she doth
declare a wisedome far exceading her age. God grant her the assistance off his spriet.
Suerly I see- in her good towardues, and think that the Quene your sovei\'aygne shalbe
able to do moche with her in religion, if they ever enter in a good familiarity." VI, p. 130.
1) Vg. boven, bl. 25é.
2) Vooral Lethington, de scherpziende staatsman, die de eenheid van Engeland en Schot-
land steeds als het groote doel voor oogen hield, bewees haar hierbij onschatbare dien.sten.
Het ongeteekende verdrag van Leith bleef ecliter voor Elisabeth een doorn in het oog.
Maria van haren kant eischte, dat Elisabeth haar eerst bij parlementsacte als de naaste
erfgenaam van den troon zou erkennen, indien zij kinderloos overleed, terwijl zij dan be-
loofde van alle rechten op den troon tijdens Elisabeths leven afstand te zullen doen en dus
het verdrag van Leith te zullen onderteekenen. Elisabeth echter eischte wederom eerst
teekening van het verdrag om daarna over het andere punt te onderhandelen, daar zij
vreesde, indien zij Maria als erfgenaam erkende, zichzelven aan intrigues tegen haar leven
bloot te zullen stellen. Door de niet opgegeven aanspraken van Maria kreeg natuurlijk
haar huwelijk voor Elisabeth bijzondere beteekenis, vandaar de telkens herhaalde onder-
handelingen daarover tusschen beide vorstinnen. Zie hierover Froude, Historij of JSnr/-
lancl, vol. VI, p. -503 sq.
Eenigen tijd schijnt zelfs het plan bestaan te hebben, dat Maria den Anglikaanschen
eeredienst in Schotland zou invoeren: „ïhe lyttle brute that hathe byne here of late, that
thys Quene is advised by the Cardinall to imbrace the religion of Englande, maketh them
[the preachers] rone allmoste wyld, of the which theie both saye and preache tJiat yt is
lyttle letter then when it was at the warste. I have not so amplye conferred with Mr.
Knox in these matters as shortlye I muste, whoe upon Sondaye laste, gave the Crosse
and the Candle such a wype, that as W3\'.se and lerned as hj\'m selfe wj\'shed hym to have
\'277
het bloedblad te Vassy de burgeroorlog iu Frankrijk opnieuw was uitge-
broken, i) gaf dit Maria nieuwen moed om te durven verwachten, dat zij
ook in Schotland hare zaak nog wel eens zou zien zegevieren. ïoch bleef
zij met kalmte haren tijd afwachten, terwijl de petities, die inmiddels
door verschillende General Assemblfs tot haar werden gericht, door
haar wel niet werden ingewilligd, maar toch ook niet direct afgewezen.
Intusschen begonnen de Roomschgezinden langzamerhand al meer
het hoofd op te steken. In het najaar van 1562 bood zelfs Quentin
hylde liis peace. He recompenced the same with a mervelous, -vehemente, aud persingc
prayer, in the ende of his sermond, for the contynuance of amy tie and hartie love with Eng.
lande." Randolph, Engelsch gezant, aau Cecil 13 Eebr. 1563. VI, p. 139. Vg. ook brief
van denzelfden van 30 Jan. en 4 Eebr. 1583, VI, p. 138.
1) ïoen Maria spoedig daarop, als ware het ter eere van de gebeurtenissen in Frankrijk,
een groot hoffeest had gegeven, had Knox een heftige preek tegen het dansen gehouden,
waarvan het gevolg was, dat Maria hem voor de tweede maal bij zich ontbood. Knox
zeide haar, dat men zijne preek in menig opzicht verkeerd had overgebracht, en gaf hierop
zelf een verslag van hetgeen hij gesproken had. Wat het dansen betrof, „and of dancing,
Madam, I said, that albeit in Scripturis I fand no praise of it, and in prophane wryttaris,
that it is termed the jesture rather of those that are mad and in phrenesye then of sober
men; yitt do I not utterlie dampne it, provyding that two vices be avoided; the formare,
That the principall vocatioun of those that use that exercise be not neglectet for the
pleasur of dansing; Secoundly, That they daunse not, as the Philisteanis thair fatheris,
fw the pleasur that thai tack in the displeasur of Qodilis people" Toen Knox zijn verslag
gegeven had, vond Maria zijne woorden wel „scharpe yneuch", maar maakte er toch
verder geene aanmerking op. Overigens kon zij het hem niet kwalijk nemen, dat hij
geen goede opinie had van hare ooms, daar die van een anderen godsdienst waren dan
hij. maar verzocht hem voorts: „But yf ye hear anything of my self that myslyikis you,
come to my self and tell me, and I shall hear you." Wat hare ooms betreft, Knox
verzekerde haar, dat zij waren „enemyes to God", eu wat haar verzoek aanging, hij was
geroepen tot een ..puUict functioun within the Kirk of God", „,to rebuke the synnes and
vices of all", niet echter om iedereen in het bijzonder op zijne verkeerdheden te wijzen,
want dat zou een eindeloos werk zijn. Als daarom. H. M. de openbare prediking wilde
bijwonen, twijfelde hij niet, ^of zij zou volkomen begrijpen „boyth what I like and myslike,
als weall in your Majestie as in all otheris." Of ook, als H. M. een dag en uur wilde
bepaleu om de grondbeginselen te hooren van die leer, die openlijk in de Kerken van
Schotland werd verkondigd, dan zou hij met genoegen zich daartoe beschikbaar stelleu.
„But to waitt upoun your chalmerdoore, or ellis whair, and then to have no farther
libertie but to whisper ray mynd in your Grace\'s eare, or to tell to you what otheris think
and speak of you, neather will my conscience nor the vocatioun whairto God hath called
me suffer it. For albeit at your Grace\'s commandiment I am heare now, yitt can not I
tell what other men shall judge of me, that at this tyme of day am absent from rny
book and wayting upoune the Courte." Met de woorden „ye will not alwayis be at
your book", keerde Maria hem hierop den rug toe en liet hem gaan. II, p. 331 sq.
3) II, p. 347. Na de gebeurtenissen in Frankrijk begonnen ook de edelen meer het ge-
vaar, waarin Schotland verkeerde, te begrijpen. Randolph aan Cecil 16 Aug. 1563: „Since
thys I have had dyvers purposes with maynie of the Noblemen here of the dangerous
state that theie themselves stonde in, yf God sholde permytte those hys ennemies in
France to have the upper hande whearby ther sovereigne sholde be incouraged, and her
\'278
Kennecly, abt van Grossraguel, een openlyk dispuut aan om de ker-
kelijke leer aangaande de mis te verdedigen. Knox, dii3 zicli juist
in de buurt bevond, nam aanstonds liet aanbod aan, en zoo had den
28steii September en twee volgende dagen het dispuut plaats in het
huis van den provoost van Maybole, in de nabyheid van Ayr. i)
Zooals meestal bij dergelyke gelegenheden schreven beide partijen zich
de overwinning toe. Intusschen blijkt uit het voorval op zichzelf
reeds, hoezeer de Roomschen stoutmoediger durfden optreden, nu zij
wisten, dat er eene vorstin in Holyroodhouse haar intrek had geno-
men, die hen begunstigde. In het voorjaar van 1563 kwam het reeds
zoover, dat de Roomschgezinden besloten met Paschen op verschil-
lende plaatsen weer de mis te vieren. Dit geschiedde dan ook, hoe-
wel onder heftig protest, ja, ojtenlijken tegenstand van de Protes-
tantsche bevolking, inzonderheid in de westelijke provinciën. Maria
echter, die vooral in deze dagen met het oog op het weldra bijeen
power to put that in execution agaynste them the greater, rnhieh from the hegymiyiuje
hoth she and all hers have intendyd, which nowe most manifestlye appereth ther, as theie
them selves shall fynde shortlye after here. ïher cane be nothynge said \\into them, but
theie themselves conceave myehe more, theie see their owne ruen, and fynde no remedie to
avoide the daynyer" VI, p. 14)3.
1) Het volgend jaar werd de tusschen Knox en Kennedy gevoerde correspondentie over
het te houden dispuut benevens de acten van het dispuut zelf, tijdens het spreken door
twee schrijvers opgemaakt, gepubliceerd. Zie Works, VI. p. 171—330. Het dispuut is
eene uiterst langdradige woordenstrijd over de beteekenis van Gen. 14- : 18, waarbij
Kennedy van den aanvang af het dispuut wist te bepalen. Kennedy zag namelijk in be-
doelde woorden eene aanduiding van het misolfer; Melchizedek, als type van Christus
had brood en wijn geofferd. Knox gaf alleen toe, dat Melchizedek „hroeht fnrth bread and
wino", maar dat de tekst niet bewees, dat hij eenige offerande van brood em wijn bracht
aau God. ïoen Kennedy hem daarop vroeg, waartoe Melchizedek dan brood en wijn „voort-
bracht", wilde Knox eerst hierop niet antwoorden, zeggende, dat Kennedy eerst moest
bewijzen, dat zijne verklaring de juiste was. ïoen echter Kennedy volhield: „I say the
nordes of the text ar plain that Melchisedec maid oblation of bread and wine unto God,
and desires yow to improve the same be the text," gaf Knox ten slotte, onder protest,
dat Kennedy zijne verklaring niet had bewezen, zijne eigene exegese, zeggende, dat
Melchizedek, „being an king, broght forth bread and wine to refresh Abraham and his
merie soiMiors" Nn had Kennedy hem. waar hij hem hebben wilde. Knox was nu deg\'ene,
die voortaan moest verdedigen, terwijl Kennedy aanvallender wijze te werk ging. Hij
opperde verschillende bezwaren tegen Knox\' verklaring en verzocht hem uit den tekst dat
„to refresh Abraham and his werie souldiors" te bewijzen. Zoodoende werd het dispuut
aldoor gerekt en men kwam niets verder. Op den derden dag begon het de edelen, die
erbij tegenwoordig waren, te vervelen, zoodat het dispuut moest worden gestaakt.
3) Men sloeg zelfs over tot private strafexecutie. Verschillende priesters werden gevangen
genomen en aan anderen, zooals aan den abt van Grossraguel, ,,intimatioun was maid,
that thei [the brethren] should nether complayne to Quene nor Counsall, but should exectite
the punishment that God has appointed to-idolateris in his law, by such meoMS as theimyckt,
whairetcr thei should he apprehended.\'\'\' II, p. 371.
\'279
te roepen Parlement de Protestanten gunstig voor zich wilde stemmen,
liet de bisschoppen, die overtreden haddeu, iu de gevangenis werpen, i)
Tevens liet zij Kuox weer bij zich komeu om hem te bewegen de bevol-
king iu het Westen tot rust te breugeu. Hare woorden werkten echter
weiuig op Kuox uit. Den volgenden dag sprak zij weer met hem, doch
thans over gausch andere zaken. Het was haar blijkbaar erom te doeu hem
voor zich te wiuueu. Zij sprak op vertrouwelijken toon met hem over een
aanzoek vau Lord Ruthveu, toeu over eeu superintendent voor Dum-
fries, waarbij zij Kuox vriendelijk waarschuwde voor deu bisschop
van Caithness, waariu zij later ook gelijk bleek te hebbeu, en einde-
lijk over de graviu vau Argyle, die met haren echtgenoot iu onmin
leefde, hetgeen zij Kuox verzocht te willeu bijleggen. Teu slotte
liet zij hem gaau met de belofte de bisschoppen, die de mis gehouden
haddeu, voor het gerecht te zulleu dageu. Inmiddels uaderde de dag-
voor de opening van het Parlement. Het was het eerste Parlement,
dat sinds de aankomst van Maria iu Schotland zou gehouden worden.
Geeu wouder dus, dat Maria trachtte iu deze dageu de Protestanten
zooveel mogelijk gunstig voor zich te stemmen om te verkrijgen, wat
zij wilde, nl.: geen ratificatie van -het verdrag vau Leith en geen
ratificatie vau de Parlemeutsbesluiteu van 1560, waarbij de Gerefor-
meerde Confessie was aangenomen eu alzoo de Gereformeerde Kerk
tot Staatskerk was verheven. Eu hetgeen Maria gewenscht had, ver-
kreeg zij ook. Deu 20®\'^®» Mei 1563 werd het Parlement geopend.
Verschillende besluiten werden genomen, ook werd eene acte uitge-
vaardigd, waarby amnestie werd verleend aan allen, die betrokken
waren geweest iu de troebelen van 1559 eu 1560, maar op ratificatie
vau het verdrag vau Leith en vau de Parlemeutsbesluiteu vau 1560
werd door de Lords niet aangedrongen Zoo lieteu dus de Protestaut-
1) Den 35sten Mei 1563 schreef Randolph aan Cecil: „This daye he [the Archbishop of
St. Andrews] is enterde into the Castle of Edenbourge. Ther ar also condemned the Priour
of Whythorne, an notable archepapyste, and five other prestes as wicked as he. The Ab-
bot of Corserogall [Crossragnel] was sommonde, and for his absence shalbe put unto the
home [= tot rebel verklaard]. Thys merviletis plar/ue is latlie hcfcmlen upon the claryie
that theie knowe not where to hyde their heades. Many of them are cropen into Unylande."
VI, p. 536.
3) Zie beneden, hoofdstuk VI. •
3) Knox voldeed aan haar verzoek door een brief in\'dien geest te richten aan den graaf
van Argyle den 7den Mei 1563. Works, VI, p. 377.
4) Veel droeg hiertoe bij de nationale trots der Lords, die niet op de ratificatie van het
verdrag van Leith wilden aandringen, daar zij Maria\'s recht van opvolging op den Engel-
schen troon niet wilden prijsgeven. Zie hierover Eroude, History of England,sc^.
\'280
sehe edelen de eenige gelegenheid, waarbij zij de bekrachtiging i) van
hetgeen door het Parlement vau 1560 ten gunste der reformatie was
verricht, hadden kunnen eischen, voorbijgaan. Ja zelfs werd door de
wijze, waarop de genoemde acte van amnestie werd uitgevaardigd,
feitelijk de ongeldigheid van het verdrag van Leith verondersteld 3).
Knox trachtte nog met al de energie, die in hem was, een zoo
noodlottigen afloop van dit eerste Parlement te verhinderen Hij
riep verschillende Protestantsche edelen bijeen en wees hun erop,
hoe zij de door het verdrag van Leith en het daarop gevolgde Par-
lement wettig verkregen rechten prijsgaven en alzoo het bestaan der
Schotsche Gereformeerde Kerk weer in de waagschaal stelden. Feitelijk
toch gaven zij door niet aan te dringen op ratificatie van de Parle-
mentsbesluiten van 1560 het bestaan der Schotsche Gereformeerde
Kerk als Staatskerk over aan de genade of ongenade der koningin.
Knox verweet hun op de inmiddels samengeroepen General Assembly, dat
zij hunne eigene belangen stelden boven de belangen der Kerk, waarvoor zij
eertijds gestreden hadden. Doch niets mocht baten. Zelfs James
Stuart, thans graaf van Murray, die in de reformatie van Schotland
zulk een voorname plaats inneemt en op wien Knox altijd zijn
grootste vertrouwen had gesteld en veel in vloed geoefend, wilde thans
niet naar hem hooren, hetgeen aanleiding gaf tot eene verwijdering
tusschen beide mannen, die anderhalf jaar lang duurde De edelen
1) Die bekrachtiging hadden zij noodig volgens eene bepaling van het verdrag vaa
Leith; zie boven, bl. 353. Vg. echter ook de bepaling, waarbij aan het Parlement van 15 ÖO
dezelfde rechten werden gegeven als aan elk ander Parlement; zie boven, bl. 353.
3) Vg. eene bepaling van het verdrag van Leith; zie boven, bl. 353.
3) Hij had ook geruimen tijd tevoren reeds getracht zooveel mogelijk invloed op de
Lords uit te oefenen met het oog op het weldra bijeen te roepen Parlement en had ook
voor de reformatie gunstige beloften van den hertog van Chatelherault ontvangen, die
echter thans niet nagekomen werden. Randolph aan C-ecil 30 Nov. 1583: „Upon sondaye,
at nyght, the Duke supped with Mr. Knox, wher the Duke desyered that I shold be.
Three speoiall poyntes he hathe promised to perfbrme to Mr. Knox before me; th\'one is
never to goe, for any respecte, from that that he hathe promised to be a professor of
Chryste\'s worde and setter forth of the same to hys power; the nexte, all wayes to shewe
hym self an obbedyent subjecte to his Soveregne, as farre as in deutie and conscience he
is bounde; the thyrde, never to alter from that promes he hathe made for the mayntenance
of peace and amy tie betwene both the realmes. I had of hym, bysydes thys, maynie
good wordes my self touchynge thys latter poynte. I \'wyll beleeve tJiem all as I see them
tayke efecte, but tmste tliat yt shall never lye in his worde alone. Before the Parliament be
appoynted, ther shalbe a convention at New Yeres tyde." VI, p. 11\'5.
4) Zie een verslag van den brief, waarbij Knox hem zijne vriendschap opzegde. Works,
II; p. 883. Later werden zij weer verzoend in de tijden van tegenspoed; de vijanden
wierpen zooveel mogelijk olie in het vuur, „till that God by watter of afflictioun, began to
slocken it." II, p. 383.
\'281
veroiitscliuldigden zich, zeggende, dat de koningin nooit zou hebben
willen toestemmen tot het bijeenroepen van een Parlement, indien men
had aangedrongen op bedoelde ratificatie, maar dat zy waarschyulyk
spoedig in het huwelyk zou treden en dat zy dan, daar zy hunue
toestemming tot het huwelyk moesten geven, alles zoudeu kunnen
verkrygen, dat zij weuschteu. Kort vóór de sluiting van het Parle-
ment tracktte Knox nog voor het laatst in eene preek de edelen tot
andere inzichten te brengen. Hy wees hun op het verleden en
herinnerde hun, hoe hy in de uren van het uiterste gevaar met hen
geweest was. «St. Johnestoun, Coupar-Mure, and the Craiggis of
Edinburgh, ar yitt recent in my heart; yea, that dark and dolorouse
uyght whairin all ye, my Lordis, with schame and feare left this
toune is yitt in my mynd; aud God forbid that ever I forgett it.
What was my exhortatiouu uuto you, and what is fallen in vane of
all that ever God promised unto you by my mouth, ye your selfis
yitt lyve to testifie. Thair is uott one of you agaiast whom was
death and destructioun threatned, perished iu that danger: And how
many of your ennemyes lies God plagued befoir your eyis! Shall
this be the thankfulness that ye shall render unto your God, to
betray his cause, when ye have it iu your awin handis to establesh
it as ye please» ? Wat zij nu doen, is niet anders dan een lafhartig
verlaten van de banier van Christus. Ja, er wareu er zelfs, die
zeiden «That we have nothing of our Religion establesshed, ueather
by Law or Parliament». Wie dat gezegd heeft, verdient de galg,
want huu godsdienst is bevolen en «establesshed by God» en ook
aangenomen in Schotland door een wettig Parlement. Daar op het
Parlement ook werd gehandeld over een eventueel huwelyk van Maria,
bracht Knox ten slotte ook dat punt nog ter sprake eu dreigde heu
eu het geheele Schotsche rijk met de wraak Gods, indien zij ooit
toestonden, dat Maria zou huwen met eeu Roomsch-Katholieken vorst 3).
Het gevolg van deze preek was, dat Knox wederom voor Maria
werd geroepen om zich te verantwoorden. Zij ontving hem op een
geheel andere wyze dau den laatsten keer, toen zij hem had gesproken.
Zij begon hem heftig te verwijten, dat nooit een vorst of vorstin zoo
was behandeld geworden als zij. Zy had al zijn harde taal tegeu
haar en tegen hare ooms verdragen, ja zelfs, zij had zijne gunst ge-
il Vg. boven, bl. 338.
■2) II, p. 38é sq.
28-2
zocht op alle mogelijke wijze. Zij had hem aangebodeu naar hem te
hooren, zoo dikwijls hy haar wilde vermanen, «and yitt I can uott be
quyte of you. I avow to God, I shalbe anes [once] revenged.» Hier
overstelpte haar hare hartstocht zoozeer, dat zij iu tranen losbarstte,
ïoen zij eeu weinig tot bedaren gekomen was, zeide Knox tot haar,
dat, als het God zou. behagen haar te bevrijden uit de slavernij van
duisternis eu dwaling, waarin zij opgevoed was, zij ongetwijfeld de
«libertie of my toung» volstrekt niet kwetsend zou vinden. «With-
out the preaching place. Madam, I think few have occasioun to be
oÖendit at me; and thair, Madam, I am nott maister of my self,
hut man [mitsi] ohey Him who commandis me to speik plane, and
to flatter no flesche upoun the face of earth.» Doch thans kwam
Maria\'s voornaamste ergernis voor den dag, toen zij hem vroeg, wat
hij dan toch met haar huwelyk te maken had. Bedaard wilde Knox
haar hierop antwoorden met haar te doen verstaan, wat zijne plichten
waren als prediker. Zy had hem ongetwijfeld meer aaugeboden, dau
hij gevraagd had, «but my answer was then, as it is now, that God
hath not sent me to await upoun the courtes of Princesses, nor upoun
the chamberis of Ladyes», maar hij was gezonden om het evangelie
te brengen aan hen, die het hooren willen; en dat evangelie heeft
twee deelen, nl., «Repentance and Fayth.» Terwijl Knox nog bezig is
met het eerste deel uit te leggen, herhaalt Maria echter ongeduldig
weer haar eerste vraag: «What have ye to do with my marriage?»
eu voegt er toornig aan toe: «Or what ar ye within this
Couuuouu wealth ?» Knox antwoordt kalm : «A subject borne within the
same, Madam. Aud albeit I neither be Erie, Lord, uor Barroun
within it, yitt hes God maid me, (how abject that ever 1 be
in your eyes,) a profitable member within the same.» En als hy
daarom eenig kwaad voorziet, dat het rijk zou kunnen schaden, dan
is het niet minder zijn plicht daartegen te waarschuwen dan van den
adel. En daarom aarzelt hij ook niet thans tegenover haar hetzelfde
te zeggen, dat hij iu zijne preek had gezegd, nl. dat, als de adel
haar toeliet juet eenen ongeloovige te huwen, zij de vryheid
van het rijk zouden verraden en waarschijnlijk «small comfort»
zouden bewyzen aan haarzelve. Na deze woorden van Knox «owling
was heard, and tearis mycht have bene sein in greattar abundance
than the mater requyred.» John Erskine of Dun trachtte tevergeefs
haar tot bedaren te brengen met «many pleasiug wordis of hir beautie,
of hir excellence, and how that all the Princes of Europe wold be
\'283
glaid to seak liir lavouris.» Maar dat alles was slechts olie in het
vuur geworpeu. «ïhe said Joliue stood still, without auy alteratiouu
uf couuteuauce for a loug seassou, whill that the Queue gave place
to hir iuordiuat passiouu; aud iu the eud he said, «Madam, iu
Goddis presence I speak: I uever delyted iu the weapiug of auy
of Goddis creatures; yea, I can skarslie weill abyd the tearis of my
awiu boyes whome my awiu haud correctis, much less cau I rejoise
iu your Majesties weapiug. But seiug that I have offered uuto you
uo just occasioun to be offended, but have spockeu the treuth, as
my vocatiouu craves of me, I mau [must] susteau (albeit uuwllliuglie)
your Majesties tearis, rather theu I dar hurte my conscience, or
betray my Commouuwealth through my silence.» Deze woorden
vertoornden Maria nog meer. Zij beval hem aanstonds haar te
verlaten en iu eene zijkamer op hare bevelen te wachten.
Terwijl Knox daar vertoefde eu alle hovelingen behalve Lord
Ochiltree, i) zich op eeu afstand vau hem hieldeu, zoodat hij daar
stoud, «as oue whom meu had never sein», begon hij plotseling de
aanwezige hofdames, die daar zateu «in all thair gorgiouse apparell»,
aldus aan te spreken: «O fayre Ladyes, how pleasing war this lyeff
of youris, yf it should ever abyd, and then in the end that we myght
passe to heaviu with all this gay gear. But fye upouu that kuave
Death, that will come witther we will or uot! Aud when he lies laid
on his areist, the foull wormes wilbe busye with this flesche, be it
never so fayr aud so tender; aud the seally sowll [soul], I fear,
shalbe so feable, that it cau neather cary with it gold, garuassiug,
targatting, peaiie, nor pretious stanes.» Op deze wijze onderhield
hij zich uog eenigen tijd met haar, totdat Erskiue kwam om hem
te zeggen, dat hij tot nader order uaar huis kou gaau. Maria trachtte
nog bij het Privy Council te bewerken, dat meu Kuox wegens zijue
preek iu staat van beschuldiging zou stelleu, doch meu raadde haar
1) Tusschen Kuox on Lord Üchiltree, die hem bij deze gelegenheid zoo opvallend be-
gunstigde, bestond eene zeer nauwe betrekking. Sinds eenigen tijd toch bestond reeds
het plan. dat Knox met zijne dochter Margareth Stewart in het huwelijk zou treden, welk
huwelijk echter wegens haren jeugdigen leeftijd nog werd uitgesteld. Deu 33sten Jan.
Iö63 schreef Randolph aan Cecil: „Your Honour wyll tayke yt for a great\'wonder, when
I shall wryte unto you that Mr. Knox shall marie a verrie nere kyns^w oman of the Duke\'s,
a lord\'s daughter, a joung lasse, not above XVI yeares of age. I rather thynke you wyll
laughe at my madnes thus to wryte so great and unlykelye a matter then that you wyll
beleeve that yt is trewe\'\'. VI, p, 533:
\'284
aau daarvan at\' te zien, zoodat «tliat storui quiettit in appearance,
but never in the hearte» i).
Dit was het laatste gesprek geweest, dat Knox met Maria heeft
gevoerd. Hoe geheel anders was de toon dan bij het vorige op Lochleven-
castle. Doch Maria zag wel, dat noch het eene, noch het andere haar
baatte tegenover dezen man. Zij verlangde dan ook niet meer met
hem te spreken. Wanneer zij nog eenmaal het woord tot hem richten
zou, dan zou het zijn in eene gerechtszitting van haar Privy Council.
Op het einde namelijk van dit zelfde jaar, terwijl Maria te Stirling
vertoefdè, waren eenigen uit het volk de koninklijke kapel van Holy-
roodhouse binnengedrongen, daar men niettegenstaande de afwezigheid
der koningin toch was blijven voortgaan de mis te bedienen. Dit had
een groot tumult veroorzaakt. Maria eischte, dat de rustverstoorders
streng zouden gestraft worden. Knox had daarop aanstonds op ver-
lano-en der Protestanten te Edinburg brieven o-eschreven aan ver-
O O O
schillende edelen om te Edinburg te verschijnen op den dag, waarop
twee der voornaamste overtreders, van wie men vreesde, dat zy ter
dood veroordeeld zouden worden, zouden moeten terechtstaan. Die
brieven van aanschrijving aan de edelen waren eene welkome gelegen-
heid voor de tegenpartij, bepaaldelijk ook voor Maria zelf, om Knox
te beschuldigen. De koningin liet om het gewicht der zaak eene
vergadering van haren grooten raad, bestaande uit de voornaamste
edelen beleggen, waarvoor Knox zich moest verantwoorden. Zij zelf
gezeten «withe no littill warldlie pomp» op den voorzittersstoel
praesideerde de vergadering 2). Evenwel «hir pomp lackit one prin-
cipall point, to wit, womanlie gravitie; for when sehe saw John
Knox standing at the uther end of the tabill bair-heided, sehe first
smyleit, and efter gaif ane gawf [burst of] lauchter. Quhairat quhen hir
placeboes gaif thair plccudite, afiirming with lyke countenance, «This is
ane gude begyning», sehe said: «But wat ye whairat I lauch"? Yon
man gart [made] me greit, and grat never teir him self: I will see
gif I can gar hitn greit weep, ook — salute].» Na deze introductie
begon Lethington in naam der koningin Knox te beschuldigen op
grond van zijn aanschrijvingsbrief aan de edelen en vroeg hem, of
hij recht had de vazallen der koningin bijeen te roepen en of het
geen overtreding was tegen haar om zonder haar bevel dit te doen.
1) Zie een verslag van het gesprek met Maria in Knox\' Jlistori/, Works. II, p. 3S7—38ü.
3) Men zie de uitvoerige, voor dien tijd zeer karakteristieke beschrijving dezer gerechts-
zitting bij Knox, Works, II, p. 403—411.
m
Knox verdedigde zich echter met nadruk door zich te beroepen op
de vroeger ook met - goedvinden van Lethington gevolgde praktyk,
daar hij toch vroeger ook menigmaal op verlangen der broeders den
adel had bijeengeroepen, tervpyl hij ook na niet anders had gedaan,
niet handelende op eigen gezag, maar op bevel der broeders te Edin-
burg. Na eene heftige discussie met Maitland, van vfien Knox te-
genover de koningin, die zich herhaaldelijk met een «Ye sail not
eschaip so» of «Ye ar not nov^^ in the pulpet» in het debat mengde,
verklaarde, dat hij hem hield voor «ane far better dialectician then
your Grace is», werd eindelijk aan Knox gezegd: «Mr. Knox, ye
may returne to your hous for this nicht», waarop hij antwoordde:
«I thank God and the Quenis Majestie», er den wensch bijvoegende:
«And, Madame, I j)ray God to purge your hairt from Papeistrey,
and to preserve you from the counsall of flattens; for how pleasand
that thei appeir to your ear and corrupt alfectioun for the tyme,
experience hes tauld us in what perplexatie thay have brocht famous
princes.» Toen daarna het oordeel der Lords werd gevraagd en de zaak in
stemming werd gebracht, bleken ten slotte de meerderheid der steni-
men op de zijde van Knox te zyn, zoodat hij tot groote verontwaar-
diging en ergernis van Maria en van Lethington Averd vrijgesproken.
Op Knox\' verlangen verklaarde ook de General Assembly, die op het
einde van het jaar vergaderde, dat hij niet op eigen gezag, maar vol-
gens eene opdracht, hem door de Kerk gegeven, had gehandeld.
Onder den invloed van Maria begon intusschen ook de Protestantsche
adel zich hoe langer hoe onverschilliger te betoonen tegenover de
reformatie. Men begon zelfs te spotten met den door Knox zoo veel-
vuldig gebruikten term «idolatry» De verwijdering tusschen den
Protestantschen adel 3) en de hervormers werd inzonderheid op de
1) II, p. 430: „At lentk thai bcf/an to jest at the terme of Idolatrie, affirming\', „That
men wist nocht what thai spak, quhan thai callit the Messe Idohitrie." Yea, sum
proceidit farder, and feirit nocht at opin tahilles to affirme, „That thai wald sustene the
arg-ument, that Messe wes no Idolatrie." Zoodra Knox dit vernam, hield hij eene ernstige
boetprediking daartegen en bood zelfs aan, als men hem bewees, dat hij ten onrechte de
mis altijd afgoderij had genoemd, de door God voor valsche leeraars bepaalde straf te
ondergaan, maar verlangde dan ook, dat zijne tegenstanders aan dezelfde wet onderworpen
^ouden zijn. „Albeit that suche vehemencie provoikit teiris of sum, yit those men that
knew themselfis guilty, in a mocking maner said, „We must recant, and burne oure bill:
for the Prechouris ar angrie.""
3) Vooral tijdens de breuk tusschen Knox en Murray kwam er een aanmerkelijke ver.
koeling ook in zijne verhouding tot den overigen adel. Hoe aanzienlijk echter nog de
positie van Knox in Schotland was, blijkt uit zijn in Maart I5G4 voltrokken huwelijk met
\'3013
General Assembly, die in Juni 1564 geuoudeu werd, weer openbaar.
Den eersten dag versclieeu niemand vau den hoogeren adel, die aan
liet hof placht te verkeeren. Daarover geïnterpelleerd, kwajuen
zij den volgenden dag, doch hielden zich weer afgescheiden van
de anderen. Eene deputatie werd toen tot hen gezonden om
met hen te spreken, waaronder ook Knox. Maitland voerde voor
de anderen het woord en hield een lang dispuut i) met Knox over
de heftige wijze, waarop hij en andere predikers iu het publiek
spraken\' over Maria Stuart, als zijnde «ane slaif of Sathan» enz.,
en voorts over de plichten van onderdanen tegenover hunne vorsten
Knox verdedigde met kracht het recht van het volk om de wet
Gods ook tegenover hunnen koning ten uitvoer te brengen. Souimige
profeten, zoo zeide hij, hadden daden verricht, waaruit meu hunue
leer duidelijk kou afleiden, want het zou absurd ziju te meeneji,
dat hunne daden met hunne leer in strijd zouden geweest zyu. «I
think», antwoordde Lethington, «ye meane of the historie of Jehu.
What will ye prove thairby?» «The cheif heid», antwoordde Knox,
«that ye deny, to wit, That the Propheittis nevir taucht that it
appertenit to the peopill to punisch the idolatrie of thair Kingis;
the contrair whairof 1 affirm» s). Toen Lethington ua lange betoogen
van de zijde van Knox ten slotte zeide, dat hij nog niet wist, «what
can be concludit», herhaalde Knox nog eens, dat hij overtuigd was
zijne stellingen, die hij wederom in het kort samenvatte, te hebben
bewezen, er bijvoegende: «And thairfor, albeit ye will not under-
stand what sould be concludeit, yit I am assureit that nocht onlie
Goddis pepill may, but also, that thai ar bounde to do the same
whair the lyke crymes ar committit, and when he gevis unto thame
Margareth Stewart., dochter van Andrew Lord Stewart of Ochiltree, die nauw verwant was
aan de koninklijke familie (zie boven, bl. 283, noot 1). Deze verbintenis, waardoor Knox,
positie nog- des te invloedrijker werd, wekte in het bijzonder de verontwaardiging van Maria
Stuart op. Vg. ecu brief van Randolph aan Cecil van 18 Maart 1564: ,,Mr. Knox hath
byne twyse proclaymede in the churche, to be married upon Palme Sondaye to Margaret
Stewarde, dawghter to the Lord Ocletrie, ivhear at the Qicene stormiethe wonder fully e, for
that she is of the lliidde and name. Yf she heape promes, he shall >iot byde in Seotlande
Yf I be not deceaved, ther wilbe myche a doe before he leave yt. In thys, I wy.she that he
had done otherwyse." VI, p. 533. Pas in 1566 kreeg Maria haar zin ten opzichte van
Knox\' verbanning uit Schotland (zie beneden).
I) Zie een zeer uitvoerig verslag van dit dispunt in Knox\' History. Worhs. 11. p.
425—459.
3) Zie beneden, hoofdstuk VI.
3) p. 445.
-ocr page 303-tJie lyke power» I). Toeii. Lethington wederom te kennen gaf, dat
hij wel niet vele geleerden op zijne zijde zou hebbeu, presenteerde
Kuox hem de Apologie van Maagdenburg. Lethiugtou zag haar in.
«Homines obscuri», zoo luidde- zijn oordeel, waarop Kuox aanstonds
volgen liet: «Dei tamen servi».
O
Teu slotte werd uog het oordeel vau de anderen gevraagd, waarop
.John Craig, Knox\' ambtgenoot te Ediuburg, eeue stelling iu her-
innering bracht, die hy aau de universiteit te Bologna had hooreu
verdedigen 3). Eindelyk vroeg iemaud, of Lethiugtou nog uiet volgeus
zijue vroegere belofte aau Calviju geschreven had over de vraag,
of meu de kouiugiu hare mis mocht outzeggeu. Daar hij dit niet
had gedaau 4)^ droeg men Knox op om te schrijven aau Calvijn en
andere geleerden vau andere Kerken, hetgeen echter door hem werd
afgeslagen op groud daarvan, dat hij voor zichzelven iii geeu twijfel
verkeerde omtrent deze zaak en vroeger reeds verschillende geleerden
erover had geraadpleegd Kuox bood echter aan, dat de audereu
1) p. 453. Vg\'. boven, bl. 181 en 378, noot 3.
3) De stelling luidde: „Principes omnes, tam supremi, quam. inferiores, possnnt et dehent
reformari, vel depnni per eos, per quos eliffuntw, confmmntur vel admittnntur ad officium,
qnoties a fide praestita suhditis per juram.entnm dejiciunt: Qnoniam, relatio juramenti subd-i-
lormn et princiqntm mutua est, et utrinque aequo jure servanda et reformanda, juxta lef/cm et
conditionem juramenti ah utracjue parte factie Iemand maakte de tegen^Yel■ping, dat Bologna
slechts eene republiek en geen koninkrijk was. Craig antwoordde: ,,Mj\'Lord, my.jugement is,
that everie kingdom is, or at leiU, sould be ane Commmmmelth, albeit that everie Commounwelth
be nooht ane kingdom; and, thairfbir, I think, that in ane kingdom no less dylligence
audit to be taikin, that lawis he nocht violatit, than is in ane Commoun wealth; because
that the tyrannie of Princeis who continwallie ring [reign] in ane kingdom, is mair hurt-
full to the subjectis, than is the misgovernment of those that from yeir to .yeir ar chaingit
in fre Commounwelthis." p. 457 sq.
3) Zie boven, bl. 375.
4) Lethington antwoordde: ,,ïrue it is, I promeist to wryte, and true it is, that diverse
tymeis Mr. Knox requyreit me so to do. But when I had moir deplie consydderit the
weycht of the maitter, I began to find mo douttis than that I did befoir, and this one
amangis utheris. How I durst, I being ane subject, and the Quenis Majesties Secretarie,
tak upoun me to seik resolutioun of contraverseyis depending betwix her Hejaiess and
hir subjectis, without hir kfnawlege and consent." Than wes thair ane acclamatioun of
the claw-backis of the Courte, as if Apollo had gevin his response: It wes wyselie and
faythfullie done." p. 549.
5) Het antwoord van Knox luidde: ,,I myself am nocht onlie fullie resolved in conscience,
but also J haif heard the jur/ernentis in this, and all uther thingis that I haif ajirmit
within this Realme, of the moist godlie and moist leirnit that he knawin in \'Europe. I come
nocht to this Realme without thair resolutioun, and for mj\' assurance I haif the hand-
mrytingis of manie; and, thairfoir, gif I sould [now] move the same questioun agane,
what sould I do uther, but either shaw my awin ignorance and forgetful ness, or ellis in-
constancey: And. thairfoir, it may plei.se you to appardoune me, albeit I wryte nocht.
\'288
liuii beklao; zouden doen over kern. Sommigen zeiden toen wel:
O O
«tke olFer wes gude», maar niemand wilde de uitvoering hiervan op
zich nemen.
Op het einde van dit jaar moest weer een Parlement bijeen komen,
daar de graaf van Lennox, nu reeds 22 jaren uit Schotland verban-
nen, weer in zijne rechten en bezittingen zou worden hersteld. Maria
echter volgde weer dezelfde taktiek als bij het vorige Parlement en
zeide, dat zij alleen dan een Parlement wilde bijeenroepen, als er
niet over den godsdienst zou worden gehandeld. Zoo ging dus ook
dit Parlement weer voorbij, zonder dat men op dit punt iets verder
was gekomen. Enkele stukken, namens de Kerk ingediend, werden
eenvoudig ter zijde gelegd.
Tntusscken werden er drukke onderhandelingen gevoerd over Maria\'s
huwelijk. Het eene plan na het andere werd opgevat, totdat eindelijk
met de terugkomst der Lennoxen Maria besloot Darnley, den zoon
van den graaf van Lennox, te huwen. Dit huwelyk was echter zeer
tegen den zin van Elisabeth, zoodat er van nu. af aan eene groote
verandering kwam in de totnogtoe tamelijk vriendschappelijke ver-
konding der beide vorstinnen. De Lennoxen hadden namelyk grooten
invloed in Engeland, zoodat Elisabeth niet zonder reden vreesde,
dat door dit huwelyk Maria\'s positie tegenover haar zeer aan kracht
zou winnen, terwyl blykens hare volhardende weigering om het
verdrag yan Leith te onderteekenen Maria nog altijd eene gevaarlyke
praetendente bleef van de Engelsche kroon. Temeer leverde Maria\'s
praetendentschap voor Elisabeth groot gevaar op, daar feitelijk slechts
de minderheid der Engelsche bevolking Protestantschgezind was
Heftige onderhandelingen werden over dit huwelijk tusschen de
beide koninginnen gevoerd Elisabeth trachtte onderwijl in stilte
gebruik te maken van den tegenzin der Protestantsche edelen 3) tegen
dit huwelyk, daar men van die zijde vreesde, dat het gevaar zou
opleveren voor den Protestantschen godsdienst Zij zette daarom door
But I will teaoli you the surer way, whilk is tliis, that ye wryte and complayne upoun me,
that I teich publictlie and affirme constantlie sik doctrine as off\'endis you, and so sail ye
knaw thair plane myndis, and whidder that I and thay aggrey in jugement or nocht." \'
p. 4.00. Yg. boven bl. 275, noot 2. j
2) Zie hierover Froude, vol. VII, p. 292 sq. \'
3) Murray zeide tot Maria, „that he could not consent to her marriage with one who i
he could not a.ssure him.self would set forth Christ\'s true religion." Randolph aan Cecil. 8 ^
Mei 1505 (aangehaald bij Froude, 1. c. p. 274).
4) Zie over Maria\'s plannen met dit huwelijk Froude, 1. c. p. 205.
-ocr page 305-289
geheime agenten. Murray en Argyle aan tot verzet en beloofde zeer bepaald
hen daarin te zullen ondersteunen, doch op het beslissend oogenblik liet
zij hen in den steek. Niettegenstaande Elisabeths dreigend protest
en den zeer gespannen toestand i) in Schotland dreef Maria toch
haren wil door en huwde den 29sten j^ü 1565 Darnley. Murray en
Argyle, die om hunne weigering van toestemming tot het huwelyk
door Maria tot rebellen waren verklaard, brachten te Ayr hunne
manschappen onder de wapens, stellig hulp verwachtende van Elisa-
beth. Ook de hertog van Chatelherault en eenige andere Protestantsche
Lords voegden zich by hen. Toen er echter geen hulp uit Engeland
kwam, zagen zy zich zeer spoedig genoodzaakt voor het snel
voorttrekkende leger van Maria terug te trekken naar de Engelsche
grenzen, terwyl zy ten laatste op Engelsch grondgebied moesten
vluchten. Elisabeth ontkende tegenover Maria Stuart eenvoudig alle
connectie met den opstand van Murray c.s. en hoewel zy hem en
zyne bondgenooten niet uitleverde, behandelde zy hem te Londen in
tegenwoordigheid der vreemde gezanten op vernederende wijze geheel
als «rebel» om daardoor aan hare loochening temeer kracht bij te
zetten en zond hem ten slotte heen met ernstige vermaningen tot
onderworpenheid aan «her good sister Mary.»
Tydens de onderhandelingen over haar huwelyk met Darnley had
Maria inmiddels om de gunst der predikers te winnen op verschil-
lende petities van de Kerk, die zich in den opstand tamelyk onzydig
had gehouden, zeer goedgunstige antwoorden gegeven. Na haar huwelyk
kwam er evenwel van al hare toezeggingen niets. Darnley woonde
echter om de Protestanten aan zich te verbinden hunne prediking bij.
Den 19<ien Augustus was hij onder het gehoor van Knox, doch diens
preek ergende hem zoozeer, dat hy hem voor het Pnvy Council liet
verschynen en hem verbood gedurende 20 dagen den kansel te
I
1
1) Randolph, Engelsch gezant, schreef over de treurige toestanden in Schotland in die
dagen aan Cecil: „The preachers look daily to have their lives taken from them, the
country is so far broken that there is dajdy slaughter without redress, stealing on all
hands, and justice nowhere" (Randolph to Cecil 3 Mai, aangehaald bij Proude, I.e. p.
373). Murray noemt hij „true to his mistress in the highest sense, and still lahoiiring to
save her from herself "; over Lethington schrijft hij als „more honest than many looked for\',
over Argyle en de Lords als „true to their principles, and working all together"; van
David Rizzio, den welbekenden gunsteling van Maria, heet het: ,,David Riznio is he that
noiv worketh all, chief secretary to the Queen and only governor to her good man" (Proude,
I.e. p. 37\'J en 380).
3) Proude. I. c. p. 3it sq.
19
-ocr page 306-\'290
bestygen. i) Intusscben trachtte Elisabeth pardon te verkrygen
voor de tot rebellen verklaarde edelen. Maria gaf het alleen voor
den hertog van Chatelheranlt c. s., op voorwaarde dat hy naar Frank-
rijk zou gaan, waaraan hij voldeed. Voor de anderen weigerde zij.
Maria\'s positie tegenover de Protestanten werd nu steeds krachtiger.
De Roomschgezinden begonnen hoe langer hoe stoutmoediger op te
treden. Monniken vroegen verlof om te mogen preeken en boden
zelfs aan om te disputeereu. De mis iu de hofkapel werd dx-uk be-
zocht. Met het oog op de donkere tijdsomstandigheden werd op het
einde van het jaar door de General Assembly een algemeene vasten
uitgeschreven 3).
Eene geheele omkeering kwam echter in den toestand den 9\'!®"
Maart 1566 door den moord op Rizzio, Maria\'s gunsteling, «the mi-
nion of the Pape», tengevolge van een complot vau Darnley met
eenige Protestantsche edelen: Morton, Ruthveu, Lindsay e. a. Hoewel
Darnley, door Maria gedwongen, spoedig ua den moord door eeue
publieke proclamatie alle aandeel eraan loochende, was toch iedereen
ervan overtuigd, dat hij de aanlegger van het complot was geweest.
Maria bezette aanstonds Edinburg met éen groote troepenmacht en
dagvaarde alle verdachten om zich te Edinburg te komen rechtvaar-
digen. Verschillende personen, die zich niet veihg achtten, o. a. ook
Lethington, verlieten de stad. Ook Knox, hoewel niet iu het complot
tegen Rizzio betrokken, ging veiligheidshalve naar Kyle eu bleef daar
geruimen tijd. 3) Mai-ia wilde, dat hij verbannen zou worden uit het
1) Knox had gepreekt over Jes. 36 : 13—31: „O Heer, onze God, andere heeren dan
Gij hebben over ons g-eregeerd," enz.; „and amongst other things he said, ,,Tkat Oodnets
in that room, [for the offences and ingratitude of the people^ hoys and teomen " .....
And because he had tarried an hour and more longer than the time appointed, the king,
(sitting in a throne made for that purpose,) was so moved at this sermon, that he would
not dine; and being troubled, with great furj^ he past in the afternoon to the hawking."
II, p. 497. Wat het verhoor voor het Privy Council betreft, vg. beneden, hoofdstuk VI.
De hier bedoelde preek werd later uitgegeven, zie Worhs, VI, p. 339—373.
3) Zie de door Knox en Oraig opgestelde „Ordottr and Doctrine of the Generall Faste,"
Worhs, VI, p. 893—438.
3) Works, II, p. 536. Deu tijd van zijne afvi^ezigheid uit Edinburg maakte Knox zich V
ten nutte om zijn groote werk ..flistory of the Re forma tionn" [Works, vol. I en II) te
voltooien. Reeds spoedig na zijne aankomst in Schotland was hij ermee begonnen. Den
33sten Oct. 1559 schreef hij reeds aau Raylton over „oure hole proceadings from the be-
gjmninge of this matter, which we now ar to sett furth in maner of Historie" (VI. p. 87).
In Sept. 1560 heeft hij „only one Booke" (een deel van boek II) ervan voltooid (VI, p. i
131), terwijl hij steeds bezig is verschillende stukken voor het vervolg te verzamelen.
Boek II [Works, I, p. 397—473) en III (IToi\'/i«, II, p. 3—358), behandelende de jaren f
1558—1561 (Aug.). werden het eerst door hem ge.schreven, later iu 1566 vermeerderd met <
-ocr page 307-\'291
rijk en schreef daartoe aan de edelen van de westelijke provinciën,
bij wie Knox zijn verblijf hield. Het schijnt, dat men het raadzaam
achtte, dat Knox althans vooreerst niet naar Edinburg zou terug-
keeren. Hij zelf verlangde ook zijne beide zonen, die onlangs naar
Engeland waren gezonden om bij bloedverwanten zijner eerste vrouw
te worden opgevoed, te gaan opzoeken en verzocht daartoe verlof aan
de General Assembly van December 1566, hetgeen hem bereidwillig
werd verleend. Na dus verschillende gemeenten in Kyle te hebben
bezocht begaf Knox zich naar Engeland en keerde tijdens Maria\'s
regeering niet meer als predikant naar Edinburg terug, i)
boek I { Works, I, p. 3—294), bevattende eene inleiding over de jaren 1494 tot 1558, en
boeli IV {Works, II, p. 263—481), waarin de geschiedenis wordt voortgezet van Aug.
1561 tot 1564. Pas na Knox\' dood werd deze History uitgegeven te Londen in 1586, doch
nog voordat het werk was afgedrukt, werden de exemplaren van regeeringswege in beslag
genomen en de uitgave verhinderd. Enkele onafgewerkte exemplaren kwamen echter in
omloop. In 1644 werd de eerste volledige editie bezorgd door David Buchanan, die er
boek V {Works, II p. 469—566), dat de geschiedenis voortzet tot Aug. 1567, bijvoegde.
Dit laatste boek werd echter niet door Knox zelf geschreven, zooals uit de manuscripten,
waarin alleen de eerste 4 boeken voorkomen, blijkt, maar het is uit zijne aanteekeningen
samengesteld door eene onbekende hand. Vg. Laing, I, p. XXV sq. en II, p. 485 sq.
In deze dagen van druk voor Knox toonde Beza hem zijne belangstelling en hoogachting
door hem de in Maart 1566 uitgegeven belijdenis van de Zwitsersche Kerken „Co^/m/ci
Helvetica posterior\'" toe te zenden met verzoek om de sanctie der Schotsche Kerk. Aau
dit verlangen werd op eene vergadering\', te St. Andrews gehouden, voldaan. Daar werd de
confessie onderzocht en den 4den Sept. werd een brief van instemming aan Beza verzonden,
geteekend door de voornaamste Schotsche professoren en predikanten. Men was zeer in-
genomen met de toezending der confessie en Beza\'s verzoek; „in eo summam erga nos
humanitatem tuam tuorumque ingenue agnoscimus et predicamus, qui Scotos gentem in
ultimis terrae angulis Domino servientem cultu religionis syncero tanti aestiniatis,nt eorum
consensione jncUcetis ad religioiiem Christianam quam eo liiello estis complexi posse multum
lucis et splendoris accedere.\'" In alle opzichten kon men zich met de confessie vereenigen en
daarom hadden allen, die tegenwoordig konden zijn, haar onderteekend en had men haar
voorzien van het zegel der universiteit: „quod si posthac ecclesiis vestris id profuturum
putaveris, et suiscriptionem kujws Fclesiae jMhlicam et confessionis fidei nostrae formulam,
trium ordinum Eegni comitiis sancitam, ad te primo quoque tempore mittemus." Alleen
ten opzichte van de feestdagen week men van hen af; „illud modo silentio tegere vix
possumus quod de nataliciis ■ feriis, de circum,cisione, passione, renirrectione, ascencione.
Spiritus Sancti missione in discipulos, vigesimo quarto capite dictae Confessionis conscribitur,
eas ferias apud nos minime locum obtinere in praesentia; quippe qui non audemus ullum
diem festum religiose celebrare nisi quern oracula divina praescrips&runt."\' Works, VI, p. 544 sq.
1) Grindal, bisschop van Londen, aan Bullinger 29 Aug. i508: „The Queen of Scotland
has lately hanisked John Knox from her royal citji^ of Edinburgh, where he has hitherto
been chief minister, nor can she be induced to allow him to return." Wat den toestand
der Kerk betreft, schrijft hij: „Things in Scotland are not so well established as we could
wish......She has lately given orders that six or seven Popisli masses should be cele-
brated daily in her Court where all are admitted who choose to attend; whereas she was
till now content with onely one mass, and that a private one, no Scotsmen being allowed
to be present. " Wm-ks. VI, p, 543.
\'202
Murray en Argyle waren inmiddels na Rizzio\'s dood weer naar
Schotland teruggekeerd en daar Maria nu in de allereerste plaats op
wraak zon tegen Darnley en degenen, die in den mond op Rizzio
betrokken waren geweest, nam zy hen weer in genade aan en ver-
gunde hun weldra weer aan haar hof te verschijnen, waar zij hen
vriendelyk ontving. Dat Maria echter haar plan om de katholieke
Kerk in Schotland te herstellen i) nog niet had opgegeven, niette-
genstaande zij in dezen tijd door allerlei gunsten de oogen der Pro-
testanten had zoeken te verblinden, bleek wel duidelyk, toen zij
trachtte in December 1566 om door eene onder het groote zegel
uitgevaardigde acte den aartsbisschop van St. Andrews, John Hamil-
ton, weer in zijne jurisdictie te herstellen. Zoodra Knox het gevaar,
dat de Kerk dreigde, gewaar werd, schreef hij een brief 2) aan de Pro-
testantsche edelen om hen te waarschuwen. Tevens werd door hem een
ernstig protest van de juist vergaderende General Assembly uitge-
1) Zie boven, bl. 377, noot 2.
2) Works, II, p. 542—544.
3) Dezelfde General Assembly deed eene poging, om voor verschillende Pnriteinschge-
zinde Engelsche broeders, die uit hun ambt waren ontzet, in de bres te springen. Zij
richtte daartoe een door Knox opgesteld schrijven tot de bisschoppen en predikanten der En.
gelsche Kerk. Zij wilde niet beslissen, of de zaken aangaande de kleediny en dergelijke
behoorden tot de „tkinys indifferent" of niet, maar zij wilde hen alleen tot verdraagzaam-
heid aansporen. Immers, „you cannot be ignorant, what tendernesse is in a scrupulous
conscience, and all that have knowledge are not alike perswaded; the consciences of some
of you stirres not, with the wearing of such things; on the other side, many thousands
(both godly and learned) are otherwayes perswaded, whose consciences are continually
strucken with these sentences, „What hath Christ to doe with Belial?" ,.What fellowship
is there betwixt light and darknesse?" If surplice, corner-cap, and tippet, have been the
badges of idolaters in the very act of their idolatry, what hath the preachers of Christian
libertie, and the rebukers of superstition to do with the dregs of that Romish Beast?"
Maar ook, die broeders, die die kleeding weigeren te dragen, veroordeelen daarom hen
niet, ,,who use such trifles"; daarom moeten ook zij van hunnen kant zoo handelen tegen-
over de anderen. Bovendien, de burgerlijke macht laat zich niet altijd door het licht Gods
leiden bij hare verordeningen; „therefore we teil you, that you ought to oppose your
selves holdly, not only to all power that dare extoll itself against God, b>it also
ayamst all such as dare burthen the consciences of the faithfull, farther than God
charyeth them in his own word." Met eene verontschuldiging wegens „our freedom in
that we have entered in reasoning farther than we intended in the beginning" en eene
herhaling van het verzoek tot herstelling der afgezette broeders in hun ambt eindigt de
brief Work, II, p. ■ 545 sq. De tusschenkomst der Schotsche General Assembly baatte
echter niet. De afgezette predikanten werden niet in hun ambt hersteld en „after prayer
and a serious debate about the lawfulness and necessity of separating from the Established
Church" kwamen zij tot dit besluit: ,.that since they could not have the Word of God
preached, nor the sacraments administered without idolatrous geare, (as they called it)^
and since there had been a separate conyreyation in London, and another at Geneva, in Queen
\'293
lokt, zoodat de aartsbisschop begreep, dat hij onder deze omstandig-
heden beter deed zich terug te trekken en zyn plan voorloopig op
te geven.
Terwijl Knox in Engeland vertoefde vond in Schotland de beruchte
gebeurtenis plaats, waardoor aau Maria\'s intrigues tegen deu Protes-
tantscheu godsdienst voor goed een eiude werd gemaakt, namelijk de
moord van Daruley door Bothwell, den lO^en Februari 1567. De
hierop volgende gebeurtenissen vau de laatste maanden vau Maria\'s
regeeriug ziju genoegzaam bekeud, eu behoeven hier uiet uitvoerig
te wordeu beschreven. Toeu Maria drie maanden ua deu moord, deu
15den Mei, met Bothwell huwde, liep de maat des gedulds bij het
Schotsche volk over. Thaus was het verzet zoo algemeeu, dat Maria
zich uiet langer kou handhaven eu zich gedwongen zag afstand te
doen van de regeeriug i) teu behoeve vau haven zoou James VI, die
deu Juli te Stirling tot kouiug werd gekroond, waarbij de
godsdieustoefeuiug werd geleid door Kuox, die iutusscheu ouder groot
gejuich vau het volk weer uaar Ediuburg was teruggekeerd. 3)
Murray, die gedurende de troebelen naar Frankrijk was uitgeweken,
werd uu door de Protestautsche partij teruggeroepen en deu 22stei
Augustus tot regeut aangesteld.
Hiermede was voor de Gereformeerde Kerk iu Schotland eeue
uieuwe, zegenrijke periode aangebroken. Eindelijk kwam meu tot
Marys time, wMch used a hook and order of preachiiig, administration of sacraments, and
discipline, that the great Mr. Calvin had approved [vg. boven, bl. Möl, and which was free
front the svperstitions of the JSuf/lish service; that, therefore, it was their duty, in their
present circumstances, to break off from the public churches, and to assemble, as they
had opportunity, in private houses or elsewhere, to worship God in a manner that might
not offend against the light of their conscience.\'\' Zie Neal, History of the Puritans, vol.
I, p. 380 (aangehaald bij Lorimer, John Knox ami the Church of JEnyland, p. 330).
i) Knox eischte, dat Maria na hare gevangenneming zou terecht staan voor de stenden
van het rijk en ter dood veroordeeld zou worden. M\'Crie, Life of Knox, II, p. 156.
Throgmorton, Engelsch gezant, aan Elisabeth 14 Juli 1567: „Knox is not heere but
in the "West partyes. He and the rest of the mynysters wyl be heere at thys great
Assemblye, whose austerytye ayanyst the Quene I feare as muche ets anye mans\'-, 19
Juli 1567: „This day being at Mr. Knox sermon who tooke a peeee of the Scripture
forthe of the Bookes of the Kjaiges, and did inveigh vehementlye agaynst the Quene,
and perswaded extrymytye towardes her, hy applycatione of hjs texte, I did, after the sermon,
move suche of the Counsel as were present to perswade the Lordes to advyse the preachers
not to intermeddle with th\'ende of theys matters, untill theye weere resolved amongest
I themselves what they weere mynded to doe". Tf^orks, VI, p. 553 sq.
J 3) Grindal aan Bullinger 39 Aug. 1567: „John Knox has lately returned, amidst the
great rejoicing of the people, to his church in Edinburgh, from which he had heretofore
been altogether banished." Works, VI, p. 543.
\'294
verademing en tot rust. De tijd van spanning, die geduurd liad,
zoolang Maria in Schotland had vertoefd, was nu voorbij. Hetgeen
in 1560 was geschied, doch door de komst van Maria en hare wei-
gering om het vredesverdrag van Leith te teekeneu en de Parlements-
besluiten van 1560 goed te keuren weer twijfelachtig was gemaakt,
werd nu onder het bestuur van den voornaamsten leider der Pro-
testanten voor goed bestendigd. De eerste zorg van Murray was, om
een Parlement bijeen te roepen, waarop den 15den December 1567
de Parlementsbesluiten van 1560 werden geratifieerd. Tot nadere
bevestiging van hetgeen men in 1560 begonnen was, werden er thans
ook nog verschillende nieuwe acten aan toegevoegd, waarbij o. a.
werd bepaald, dat geen vorst meer over het rijk zou mogen regeeren
dan na aflegging van eenen eed, dat hij den Protestantschen gods-
dienst zou handhaven i), en dat ook alleeu Protestanten tot eeuige
betrekking in den staat zouden mogen worden toegelaten. Ook de
kerkelijke jurisdictie, uitgeoefend door de verschillende vergaderingen
der Kerk, werd bij Parlementsbesluit als wettig erkend. Zoo was dus
de Schotsche Kerk, feitelijk reeds sinds 1560 Staatskerk, nu ook
l officieel voor de wet in al hare rechten volkomen erkend. Het
reformatieplan, dat Knox in zijne Exhortation to England 3) had
aangegeven, was nu in Schotland volkomen ten uitvoer gebracht.
Men behoefde nu niet meer te vreezen, dat ooit de listen van eeu
Maria Stuart en al hare partygenooten in staat zouden zijn de thans
in Schotland geplante Kerk weer omver te werpen. Voor Schotland
had Knox nu zijn ideaal bereikt, dat namelijk, voorzoover mensche-
lyke verordeningen het althans vermochten, «God\'s true religion»
daar zou ziju «so established, that after it be never called in contro-
versie». 3) Ook innerlijk won de Kerk in deze periode van rust tydens
Murray\'s bewind aau kracht. Thans toch, gesteund door een bevriend
staatsbestuur, had zij gelegenheid om meer nog dan vroeger in te
werken op het volk en haar gezag, waar het noodig was, ook te hand-
haven. De dagen van Murray waren voor de Kerk dagen van hernieuwde
opleving en krachtige ontwikkeling. Vaster dan ooit, zoowel wat
hare uitwendige positie als wat haren iunerlijken toestand betreft, werd
nu de Gereformeerde Kerk in Schotland gevestigd. Knox, die zich
1) Vg. boven, bl. 309.
3) Zie boven, bl. 207 vv.
3) Works., V, p. 519. Vg. boven, bl. 210.
-ocr page 311-\'295
reeds geruimen tijd geleden weer met Murray verzoend had i) en
die op de Parlementsbesluiten van December 1567 ongetwijfeld grooten
invloed heeft geoefend, zag alzoo na langen strijd zyn liefste wensch
in vervulling gaan Helaas, dat aan deze zoo zegenrijke periode
1) Vg, boven, bl. 380.
3) In Engeland gingen de zalsen minder naar den wensch van Knox. Daar werden de
Puriteinen met kracht tegengestaan (vg. boven, bl. 393). Merkwaardig is een brief nit dezen
tijd (Mei 1568) van een Puritein (waarschijnlijk een predikant van één der zich afscheidende
gemeenten) aan Knox, uitgegeven door Lorimer (zie boven, bl. 50, noot 3). Deze brief
werpt een eigenaardig licht op Knox\' verhouding tot die zich afscheidende Puriteinsche
gemeenten. Blijkbaar stond hij, als zijnde de oude leeraar der Engelsche vluchtelingen-
gemeente van Genève, met hen in betrekking, doch met al zijne sympathie voor hen
keurde hij toch hunne handelwijze, afscheiding van de gevestigde Kerk, niet goed en
maande hen aan tot gematigdheid. In dien geest had hij hun, tevens om hen te troosten
in hunnen druk, een brief geschreven, die echter niet in alle opzichten in goede aarde was
gevallen. „To be plain with you", zoo schreef hem de onbekende schrijver, „it is not in
all points liked; and for my part, if I had known the tenor of it, when I was with yon,
I would have said many words that I never spake.\'\' Daarop verdedigt hij zichzelven en
zijne partijgenooten tegenover hetgeen Knox in zijnen brief geschreven had, nl. „when you
say that you cannot allow those, that obstinately do refuse to hear the message of salva-
tion at such men\'s mouths as please not tis in all thinys", en „whereas you bring that
Paul was offended with Peter and sharply rebuked him, and in that he did very well,
you say that for all that he dissuaded none of his auditors from his preaching", en tegen-
over hetgeen Knox in het midden heeft gebi-acht betreffende „the contention of Paul and
Barnaias." De schrijver verstaat niet, „how doth this example touch our time, or doing
which is maintained in England." Ook het door Knox aangehaalde voorbeeld van „Paul
his purifying at Jerusalem" [vg. echter boven, bl. 185] wordt als niet toepasselijk verwor-
pen. Daarom „whereas you wish that our consciences had a better ground, truly we can-
not see by these scriptures that should alter our consciences from a Meformed Church that
hath those marks [in de voorafgaande woorden opgenoemd], to go hack to mixtures." De
hier bedoelde „Church" is blijkbaar de Londensche gemeente uit den tyd van Maria, ver-
eenigd met de vluchtelingengemeente van Genève (vg. boven, bl. 393, noot 3), die na de
troonsbeklimming van Elisabeth naar Engeland was teruggekeerd en daar zonder zich
echter vóór 1566 bepaaldelijk van de Engelsche Kerk te hebben afgescheiden toch steeds aan
hare Puriteinsche gevoelens bleef vasthouden. Op Knox\'verwijt uit een vroegeren brief,
we did not communicate with other Churches," ^ or Ai gesxA^^ooïd. : „That is known both to God
and men, and other good Churches, and by four years [1554—1558] — what troubles a
great many godly suffered in that space, how we were handled by the Popish court both
in Popish excommunication axiAim\'^visorimsTit, for that we woiild not go hack again to the wafer
cake and kneeling, and to other kuackles of Popery. That persecution grew so fast as that
it brought many a hundred to know one another that never knew before; and we joined all with
one heart and mind io serve God with pure hearts and minds according to his Word." De schrij-
ver is niet van plan van zijne afgescheidene Kerk terug te keeren, „although it be a poor
Church and under perils and persecutions, and have many enemies both open and fami-
liar friends against it, and have no authority to defend it, and since our departure from you,
more enemies we have a great many, which seem somewhat to take hold of you, for the
defence of them, that they may the more cruelly handle us, as some of our brethren
feeleth it. and is grown by the party that went away from us. which now is in great favour
of the Bishop, which never was before, and hath told him and all others that you are flat
\'296
voor Schotlands Kerk reeds zoo spoedig een einde moest komen. De
vijanden van Murray, inzonderheid de Hamilton-partij, die zich eerst
schijnbaar met hem verzoend hadden, hielden niet op hem op allerlei
wijze tegen te werken en te belagen. De laagste middelen werden
door hen niet geschuwd om zich van hem te ontdoen en zoo viel
Murray, de edelste van Schotlands edelen, i) ten laatste als het slacht-
offer hunner intrigues den 23sten Januari 1570 door de hand van
een sluipmoordenaar 3).
Ontzettend was de algemeene verslagenheid in Schotland en daar-
buiten over den gruwzamen moord, gepleegd op «the good Regent,»
a/jainst tis and condemn all our doinc/s. But this is our comfort, the Lord Jesus is with us.
At his coming home he did openly stand against the whole Church with many reviling
words, and no gentle nor honest means could persuade him, whereupon the Church hath
ewcommnnicated him." Eindelijk wordt nog geantwoord op Knox\' vermaning: ,,God forbid
that we should damn all for false prophets and heretics that agree not with us in our
apparel and other opinions, that teaches the siiistance of doctrine and salvation in Christ
Jesztsf en op zijne waarschuwing tegen afscheiding: „The matter is weighty for it
condemnetli the public ministry of England, let them take heed of that with the Church in
Scotland, and the French and Dutch CMirch in Fnyland." Wat dit laatste betreft, zegt de
schrijver eenvoudig, dat zij geen andere „order\'\' verlangen, dan die in Schotland in gebruik
is, en dat zij niet van plan zijn „ifo come back from an Apostolical Church,\'" terwijl hij
ten slotte bekent: „I do confess that it [our case] is eiotraordinary and no general rule," er
echter aanstonds bijvoegende: „but the Lord be praised, we have the testimony of a good
conscience, and the open and manifest Word of God to defend our doings, although it be
gotten by many tribulations." Lorimer, 1. c. p. 398—300. Dit is de eenige brief die ons uit
Knox\' correspondentie met de Puriteinen is bewaard gebleven. Wat zijne houding in deze
kwestie betreft, vg. ook boven, bl. 76 vv., 93 vv., 131 vv. en 313 vv. Men vergelijke ook nog
hetgeen Knox den 14den Februari 1568 aan John Wood geschreven had: „The defence
and maintenance of superstitious triffles produced never better fruict in the end than I
perceave is budding amongst you; schitme, which no doubt is a forerumier of greater desola-
tioun, unless there be speedie repentance. God comfort that dispersed little flock, amongst
whom I once lived with qtcietnesse of conscience and contentment of heart; and amongst
whom I would be content to end «ty dayes, if so it might stand with God\'s good pleasure.
For. seeing it hath pleased his Majestie, above all men\'s expectatioun, to prosper that
worke for the performing whereof I left that companie, I would even as gladelie return
to them, if they stood in need of my labours, as ever I was glad to be delivered of mine
enemies. I can give yow no reason that I should so desire other than that my heart so
thirsteth." Works, VI, p. 559.
1) „,In all Europe there was not a man more profoundly true to the principles of the
Reformation, or more consistently — in the best sense of the word — a servant of God."
Proude, History of England, IX, p. 303.
3) Hot was James Hamilton of Bothwellhaugh, neef van John Hamilton, aartsbisschop
van St. Andrews, die zich niet ontzien had, hoewel hij nog pas op voorspraak van Knox
en den regent gratie had verkregen, zich tot deze daad te leenen. Ook de aartsbisschop
zelf was in het complot betrokken geweest en werd daarvoor in 1573 terechtgesteld na
de inname van het kasteel Dumbarton, waar de Hamiltons zich hadden verschanst. De
moordenaar zelf ontkwam.
\'297
zooals de eerenaam luidde, waardoor het volk hem van alle anderen
onderscheidde. Kuox gaf uitdrukking aau zijue diepe ontroering en
tevens aan zijue gevoelens van innige hoogachting en vriendschap voor
den regent iu het gebed na de preek, dien hij den volgenden dag-
te Edinburg hield. «O Lord», zoo riep hij uit, «in what miserie and
confusioun found he this realme! And to what rest and quietuesse
now be his labours suddaulie he brought the same, all Estates, but
especiallie the poor Commons, can witness. Thy image, Lord, did so
clearlie shyne in that personage, that the divell, and the wicked to
whom he is prince, could not abyde it. And so to punish our sinnes
and ingratitude, who did not rightlie esteem so pretious a gift,
thou hast permitted him to fall, to our great griefe, in the hands
of cruell and traterous murtherers. He is at rest, 0 Lord, and Ave
are left in extreme misery! Be mercifull to us, and suffer not Satan
utterly to prevaill against thy little flocke within this realme.» i)
Zooals te voorzien Avas en ook door Knox was voorspeld, onstonden
spoedig na den dood van Murray hevige onlusten. Murray had door
zyue krachtige persoonlykheid en zedelijke meerderheid een tijdlaug
de verschillende partijen weteu byeen te houden. Doch nu na zijn
plotseliugen dood braken de lang sluimerende veeten tusschen den
adel onderliug op eens weer iu volle hevigheid uit. Eu de strijd,
die uu volgde, droeg daarom zulk een ernstig karakter, omdat nu
ook onder de Protestanten zelf de strijd Avas ontbrand. Het oude
vereenigingspunt, de reformatie, vormde nu niet meer het gemeen-
schappelijke hoogere belang-, waaromheen men zich groepeerde. Nu
iu dit opzicht de grootste strijd voorby was en de Gereformeerde
Kerk als Staatskerk in Schotland was gevestigd, verminderde ook de
oude geestdrift en begon men in zijn yver te verslappen. Andere,
persoonlijke belangen traden nu meer op den voorgrond. En zoo
stonden thans tegenover elkander broeders, die vroeger tezamen hadden
gestreden. De partij der koningin stak met kracht het hoofd weer
op en de burgeroorlog ontbrandde opnieuw. Wel behield de partij
van den regent de overhand, doch zyue regeering was door den
voortdurend gespannen toestand des rijks met machteloosheid ge-
slagen, inzonderheid ook daar Elisabeth, op wie de hoop der Protes-
tanten gevestigd was, maar steeds op hare hulp liet wachten.
Nadat na het bedaren van den eersten storm de graaf van Lennox
l) Wor As, VL p. 509.
-ocr page 314-\'298
slechts één jaar regent was geweest en in eene schermutseling tusscheu
de beide partijen te Stirling was gedood geworden deu é^en September
1571, werd de graaf vau Mar tot regent benoemd, die echter ook
slechts ruim eeu jaar regeerde eu bij ziju dood, deu 29steii October
1572, opgevolgd werd door den man, die hem gedurende zyue
regeeriug reeds geheel had geleid, deu machtigen eu bekwamen,
doch tegenover de Kerk uiet zeer gunstig gezindeu graaf van Morton,
die thaus met vaste haud de teugels vau het bewind in handen nam.
Morton Avist uu ook eindelijk Elisabeth, die, reeds lang met de Lords
ouderhaudeleude, volgeus hare gewoonte weer niet openlijk eu door-
tastend wilde optreden, te dwiugeu Eugelsche hulptroepen uit Berwick
te zenden om de partij vau den regeut bij te staan bij de iuuame
vau het kasteel vau Ediuburg, het laatste, krachtige bolwerk vau
de partij van Maria Stuart. De commandant vau dit kasteel namelijk,
Kirkaldy of Grange, vroeger eeu ijverig Protestant, doch door Mait-
laud of Lethiugtou tot de partij der kouiugiu overgehaald, daar hij
voor haar recht als «heir presumptive» vau deu Eugelscheu troou
wilde opkomen i), had iu April 1571 het slot opengesteld voor de
Hamiltons 2), die daardoor geruimen tijd de hoofdstad des lands iu
bedwang hieldeu eu alzoo de positie van deu regeut verzwakten.
Met de Eugelsche hulp Averd uu deu 28«\'™ Mei 1573 het kasteel
ingenomen, en hiermee «Mary Stuart\'s cause Avas extinguished iu
cotlaud for ever» 3).
De drie jareu, die ua deu dood vau Murray verloopen waren,
aleer met de iuuame vau het kasteel vau Edinburg de partij vau
Maria Stuart haar voornaamste steunpunt verloren had, wareu eeu
tijd geAveest vau veel wanorde eu strijd, eu daardoor ook vau gevaar
voor de pas gevestigde Kerk. Meu zag weer het iu Schotland,
helaas, zoo gewone schouAvspel vau eeu rijk, dat tegeu zichzelf ver-
deeld Avas. Het scheen Avel in den eersten tijd ua Murray\'s dood, dat
de oude Schotsche geschiedenis tijdens de minderjarigheid der kouiugeu
zich weer ging herhalen en dat iu deu stryd het groote, pas met zooveel
moeite tot stand gebrachte reformatiewerk weer zou teu ouder gaau.
Toch was dit uiet het geval. Mochten al de edeleu uiet aanstonds
huuue onderlinge veeten hebben kuuuen afleggen, waardoor zij telkens
1) Zie hierover Froude, History of JEiiglancl, IX, p. 353 sq.
3) Ook de hertog van Chatelherault, James Hamilton, broeder van den aartsbisschop
van St. Andrews, had zich thans weer bij de partij der koningin gevoegd.
3) Froude, 1. c. vol. X, p. 310.
\'299
weer, in verscliiliende partijen gesplitst, tegenover elkander stonden,
hetgeen zich inzonderheid na den dood van den edelen Murray, die
door zijne zedelijke meerderheid boven allen stond, openbaarde, — er
was nu een nieuw element gekomen in het Schotsche nationale leven.
Wishart i) en Knox hadden niet tevergeefs gewerkt. Het Protestan-
tisme, dat het durfde wagen eiken mensch een bybel in handen te
geven en de genoegzame «perspicuitas Sacrae Sci\'ipturae» tegenover
Rome te handhaven, had niet tevergeefs zijn intocht in Schotland
gedaan. De boeren en burgers, die volgens Kuox\'«wholesome counsel»,
geschaard om hunnen bijbel, hunne «assemblies» hadden gehouden 3),
waren niet meer dezelfde eenvoudige «retainers» van vroeger. Het
was een waagstuk geweest om die eenvoudigen een maatstaf in
handeii te geven, waarnaar zij de dingen, die om hen heen geschiedden,
konden en mochten beoordeelen. Maar die maatstaf was de bijbel,
het Woord Gods, en daarom was dit waagstuk eeu waagstuk des
geloofs, dat in de uitkomst heilzaam bleek ook voor Schotland, gelijk
voor de andere landen der refoi\'matie. De eenvoudige boeren en
burgers, de zonen van de lijfeigenen der middeneeuwen, wai-en uu
opgevoed geworden tot eeu volk, dat invloed oefende op het nationale
leven van Schotland. En daarom was de val van Murray nog niet —-
wat hij vóór Wishart en Knox zou geweest zyu — de ondergang der
i\'eformatie in Schotland Neen, de G ereformeerde Kerk was bij
Murray\'s dood vast genoeg geplant om niet meer omvergeworpen te
kunnen worden, de reformatie had voor goed haar beslag gelegd op het
1) Zie boven, bl. 15 vv.
3) Knox tegenover Maria: ,,The Word of God is plane in the self" ; zie boven, bl. 374.
3) Zie boven, bl. 144.
4) Vg. boven, bl. 5 vv. Keeds in 1547 zeide de Lard of Nydie: .,.pien now have other
eyes then thei had than", zie boven, bl. 35. Vg. ook boven, bl. 266, noot 5.
5) Proude, History of JEnyland, IX, p. 343: ,.Had Scotland remained as he [Randolph]
had known it ten years before — a country without a people, a country of noblemen and
gentlemen where the commons had no existence except as servants or retainers or depen-
dants, the shot which killed Murray would have killed the Reformation. The first cham-
pions of the cause, the Lords of the Congregation, were divided, distracted, bankrupt in
fortune and principle, and with little haert to continue the struggle; but it was not
for nothing that John Knox had for ten years preached in Edinburgh, and his
words been echoed from a thousand pulpits.....Elsewhere the plebeian element
of nations had risen to power through the arts and industries which make men rich —
the commons of Scotland mere sons of their reliyion" De periode van de opkomst van het
Schotsche volk is hier m. i. binnen wat al te nauwe grenzen beperkt. Wishart had Knox\'
werkzaamheid voorbereid (zie boven, bl. 16) en hoewel er na de inname van St. Andrews
in 1547 eene periode van inzinking volgde, dagteekende de opwaking der beweging ook onder
het volk toch ongetwijfeld reeds van Knox\' verblijf in Schotland in 1555 (zie boven, bl. 139 vv.).
\'300
Scliotsche volk i). Hoewel de laatste jaren na den dood van Murray
in menig opzicht treurige jareu wareu voor Kuox, zoo beleefde hij
toch uog de vreugde vau te zieu, dat de Kerk, die hij met de hulp
zijns Gods in Schotland had geplant, hare wortelen diep genoeg had
geslagen om uiet meer zelfs door biuueulaudsche oorlogen aau het
wankelen te wordeu gebracht. 2)
Nog iu hetzelfde jaar, waarin Murray op zoo droevige wijze was
gevallen, was het iutusscheu duidelijk geworden, dat ook voor Kuox
het eiude begon te uadereu. De smart over het verlies vau deu mau,
op wieu hij vau het begin af aan zoo hoopvol het oog had gevestigd,
met wien hij aanstonds zoo nauwe vrieudschapsbaudeu had gesloten
en die, zij het ook ua eeue kortstondige verwijdering, teu slotte zijue
verwachtingen zoo heerlijk had vervuld, had hem geheel ter neder
geslagen. Ziju zwakke lichaamsgestel, ua zijne gevangenschap op de
galeieu nooit meer uormaal, werd nu geheel ondermijnd. Iu Octoher
1570 trof hem een aanval van beroerte, die hem eeuigeu tijd het
spraakvermogen deed missen. Zijne vijanden juichten reeds, dat hij
uimmer meer iu staat zou ziju om te preekeu. Doch zij werdeu
teleurgesteld. Hij herkreeg uog eeumaal zijue krachten eu preekte
weer geregeld te Ediuburg, hoewel thaus minder dau tevoren. Iutus-
scheu werd door de uitgebroken binnenlaudsche twisten de positie
voor eeu mau als Kuox als prediker te Ediuburg hoe langer hoe
onaangenamer. Hij liet natuurlijk uiet ua op zijne gewone wijze de
gebeurtenissen vau deu dag op den predikstoel te bespreken eu zijue
goedkeui\'iug of afkeuring daarover te keuueu te geveu. Dit bracht
hem zelfs iu eeu smartelijkeu twist met ziju oudeu mede-gevaugeue
op de galeieu, dieu hij overigens steeds hoog had gehouden.
1) Reeds in 1B63 schreef Randolph aan Cecil: „By marriage [of Mary Stuart] I se not
what number shall come that shall possesse thys realme agayne as before, or hable to
mayke partie agaynst so rnaiiie confmnyd Frotestantes as I trust are nmce in thys realme."
Works, VI, p. 14.6.
3) Henry Killigrew aan Cecil 6 Oct. 1573: „John Knox dothe reverence your.Lordship j
myche, and willed me once agayn to send you worde, that he thanked Ood he had obtained ^
at his hands, that the gospel of Jesus Christ is truely and simply preached thorowout Scot-
land, which dothe so comfort him, as he now desireth to be out of this myserable lyffe"
Works, VI, p. 633. Ook wat betrof den binnenlandschen strijd tegen de partij van Maria
Stuart, waarvan hij het einde niet meer beleefde, vertrouwde hij vast, dat de goede zaak j
ten slotte zou zegevieren: „This is which God reveillis to me, that the actione that is
defendit against thea traytouris and murtheris of the Oastle of Edinburghe is just, and in
the end sail prevaile against Sathan, and all thame that mainteanis that wickit society", f
Knox aan James Douglas, 36 Mei 1573, Works, VI, p. 615.
3) Vg. boven, bl. 49, noot 3. \'
-ocr page 317-\'301
Kirkaldy of Crange, den bevelhebber van het kasteel van Edinburg.
Knox liet niet na de houding van Kirkaldy of Grange hoogelyk af
te keuren. Vooral eené scherpe trechtwyzing over het openbreken
der Edinburgsche gevangenis door eenige soldaten van Grange om
eenen makker, die van moord beschuldigd was, te bevryden maakte
den heftigen toorn van den bevelhebber gaande. Hij sprak zelfs zulke
* dreigende taal, dat de edellieden van Kyle en Cunningham zich ge-
noodzaakt zagen voor Knox in de bres te springen en Grange te
waarschuwen niets te ondernemen tegen den man, «whome our God
hes made both the first planter, .and also the chief waterer of his
Kirk amonges us,» verklarende, dat «the death and lyfe of that our
said brother is to us so pretious and deir, as is our owin lyves and
deathis» i).
Knox\' vyanden maakten intusschen ijverig yan zijne verzwakte
positie gebruik om hem het leven bitter te maken. Toen de General
Assembly in Maart 1571 bijeenkwam, werden er anonieme pamfletten
verspreid en plakkaten aan de kerkdeur bevestigd, waarin Knox werd
beschuldigd tegen Maria Stuart, zijne Souyereine, in zijne preeken
onbeschaamde en lasterlijke taal te bezigen, terwyl bij weigerde yoor hare
bekeering te bidden, haar als eene verworpene voorstelde, wier berouw
hopeloos was, en vloekgebeden tegen haar uitsprak. De Assembly som-
^ meerde hierop de beschuldigers openlyk op te treden, hetgeen door
een nieuw anoniem plakkaat werd beantwoord, waarin de beschul-
diger te kennen gaf, dat hij tegen de volgende Assembly aan de som-
matie zou gevolg geyen, als de beschuldigde met» zijne beleedigende
taal voortging. Knox verantwoordde zich aanstonds in zijn eerstvol-
gende preek, zeggende, dat zijne tegenpartij niet in staat zou zijn
hare beschuldiging te handhaven, tenzij zij eerst Jesaja, Jeremia,
Ezechiël, Paulus en anderen zou willen dwingen te herroepen, «of
whome I have learned, plainelie and bauldlie, to call wickitnes be
the awin termes — a feg [fig] a feg, and a spead [spade] a spead.»
) Hij had haar ook geene verworpene genoemd en ook niet gezegd,
► dat zij geen berouw zou kunnen hebben, maar alleen, dat trots en
berouw niet gedurende langen tijd in één hart tezamen kunnen
wonen. En wat zijn bidden aanging, hij was niet verplicht voor haar
te bidden, want zij was zijne Souyereine niet. En eindelijk wat de
1) Eichsird Bannatyne\'s Memorials; zie Works of Knox, VI, p. 585. Banuatyne was
Kiio-\'i" seci-etavis.
\'302
vloekgebeden tegen liaar uitgesproken betreft, «I bave willinglie
confessed that I have desyred, and in my hart desyres, that God of
his mercie, for the comfort of his puire flocke within this realme,
will oppone his power to hir pryde, and confound hir and hir flatte-
reris and assistaris in hir impietie. I praise my God, he of his mer-
cie hes not disappointed me of my just prayer; lat them call it im-
precatioune or execratioune as pleise thame. It hes ofter then ones
stricken, and sall stryke, in despite of man; menteane and defend
her who so list.» i) Als laatste middel om Knox aan te vallen werd
nu nog eens zijn First Blast of the trumpet gebruikt. Men beschul-
digde hem van inconsequentie, daar hij toch voor Elisabeth bad en
nog wel hare hulp zocht tegen zyn eigen vaderland. Deze laatste
beschuldiging vooral griefde hem zeer, temeer daar de beschuldigers
zich maar aldoor verborgen hielden. De diepe smart over de mis-
kenning, waaraan hij nog in zijne laatste dagen moest blootstaan,
maar tegelijk het fiere bewustzyn van niet tevergeefs voor Schotland
te hebben gearbeid sprak zich uit in het slot van de verdedigings-
rede, die hij hierop hield: «But one thing, in the end, I may nocht
pretermit, that is, to give him a lye in his throat, that either
dar, or will say, that ever I socht support against my native cuntrie.
What I have bene to my cuntrie, albeit this unthankful aige will
not knowe, yet the aiges to come wilbe compelled to heir witnes to
the treuth. And thus I ceise, requyring of all men that hes to op-
pone agaynst me ony thing, that he will do it so plainlie as that I
make myself and «all my doingis manifest to the world; for to me it
seames ane thing most unressonabill, that, in this my decreipit aige,
T salbe compellit to fight against schaddowes and howlatis, that dare
not abyde the lycht!» 3)
Intusschen werd, toen Kirkaldy of Grange in April 1571 de
Hamiltons op het kasteel van Edinburg had toegelaten, het verblyf
in de stad voor Knox hoe langer hoe onveiliger. Knox\' vrienden
moesten zelfs des nachts zijn huis bewaken. De hertog van Chatelherault
en de zijnen weigerden voor zijn leven in te staan, omdat, zooals zij
zeiden, «thair was mony rascallis and utheris amonges thame that
loved him not, that micht doe him harme without thair knowledge.» 3)
Meermalen werden dreigende woorden tegen hem gesproken.. Op
1) VI, p. 591.
3) VI, p. 596.
3) VI. p. 599.
-ocr page 319-3Ö3
zekeren avond werd zelfs een kogel gesckoten door ket raam zyner
studeerkamer, doek ket sckot miste zijn doel, daar Knox ziek juist
in een ander vertrek bevond. Met vernieuwden aandrang verzockten
zijne vrienden kem nu om toch ter wille van zijne veiligkeid Edinburg
te verlaten, totdat de partij der koningin de stad zou kebben ont-
ruimd. Hoewel met grooten tegenzin, daar hij ook den schijn van
vrees voor zijne tegenstanders niet op zieh wilde laden, bezweek Knox
ten slotte voor den aandrang zijner vrienden en begaf zich den
Mei 1571 naar St. Andrews.
Zoo was Knox dan nog eenmaal teruggekeerd naar die plaats,
waar hij het eerst tot den predikdienst was geroepen. Doch ook
daar vond hij nog niet die rust, die men hem zoo gaarne zou hebben
gegund. Hoewel hij zich reeds geruimen tijd gekeel uit het politieke
leven had teruggetrokken, i) lieten toch zijne preeken ook te St. An-
drews niet na de prikkelbaarheid van vele vrienden der Hamilton-
partij op te wekken. 3) Knox was profeet, kij kon niet nalaten te
1) Reeds den lOden Sept. 1508 schreef Knox aan John Wood: „I live as a rasa, alreaiie
deicl from all affairs civill, and therefore I praise my God ; for so I have some quietnesse
in spirit, and time to méditât upon death, and upon the troubles I have long feared and
foresee\'" (VI, p. 501), en den Sisten Maart 1571 aan Douglas of Lochleven: „How sick
trublaris may be stayed of thare interprises, I remit to God, to whose counsall I commit
yow in that and all other cases worldly, ./or I have tachen my gud nycht q/i?, and therfor
bear with me, gude sir, albeit I writ not to the Superintendent of Fyff in the actionn that
ye desyr" (VI, p. 574).
2) Kenmerkend voor de manier van preeken in dien tijd is, hetgeen Banuatyne verhaalt,
hoe Knox nl. preekte over Daniel, ^^ihvayis applying his text (as a faithful preichore
ought te doe) according to the tyme and stait of the people; whairby tlie wicked and
trubleris of Godis Kirk myght be knowin and painted out in their cullouris. Bot,
contrarelie, Mr. Robert ïlammiltoun, the minister of the said toun, in all his
sermondis, usit sic generalitie (as, alace! the maist part of the ministeris doe, becaus
thei have no will to take upoun thaime the displeasure of men, for the reproving
of vice!) that his sermondis mycht le applyed to these that snsteaned the gnid catis,
alsweill as to the truhleris of this commoun wealth, and the ptnre Kirh within it ; quhas
doingis he alwayis went about to suppres and cover, that the same suld not appeir to the
eies of the multitude, thinking it sufficient, as oftymes was said, to have ane approved
author for ony thing he spake. Bot the word of God aucht to be distributed as a guid
and faithfull phisitiane (quhilk a minister aucht to be to the saule and conscience of men)
doeth his medicine, that is, according to the disease of the patient, and not to think it
sufficient to give unto him guid medicine; for that which is guid for one, is death for
another; and that medicine that is proper and also profitable for ane disease, is most noy-
some and hurtfull to another." VI, p. 624 sq. Hoe grooten indruk Knox nog in deze
zijne zwakke dagen maakte door zijne prediking, kan ons blijken uit hetgeen James
Melville, toen student aan de universiteit te St. Andrews, schrijft in zijn Diary:
„Of all the benefits I had that year [1571] was the coming of that maist notable
profet and apostle of our nation, Mr. Johne Knox, to St. Andrews, who be the faction
■T
\'304
profeteeren, en daarom zou hij ook tot het einde zyns levens het
loon eens profeten ontvangen. Ook te St. Andrews liet men hem
niet met rust. Zelfs bracht de predikant der stad, Robert Hamilton,
het gerucht in omloop, dat hij eene acte gezien had van een verbond
van eeuige personen om Darnley te vermoorden, waaronder ook de
handteekeningen van Mun-ay en Knox voorkwamen. Door Knox
hierover geïnterpelleerd i), ontkende Hamilton ten sterkste iets der-
gelyks te hebben gezegd. Ook werd Knox in die dagen beschuldigd
door een neef van bedoelden predikant, Archibald Hamilton, professor
aan de universiteit te St. Andrews, van ondragelijke schimptaal te
gebruiken bij zyne prediking en het gelukte Hamilton zelfs deze zaak
voor de universiteit te brengen, zoodat Knox werd geciteerd om zich
te verantwoorden. Knox kwam zich ook verdedigen, hoewel onder
protest, zeggende, dat hy alleeu voor eene kerkelyke rechtbank ver-
antwoording schuldig was. Gedachtig aan het gebeurde, waarschuwde
Knox daarom nog in ziju laatsten brief aan de General Assembly van
Augustus 1572 de broeders met nadruk, dat zij toch de Kerk zouden
bewaren voor de heerschappij der universiteiten en dat zy toch ook
deze niet van de kerkelyke jurisdictie zouden ontheffen. 3)
Gedurende Knox\' verblyf te St. Andrews begon ook een ernstige
kerkelyke strijd, die hem met droefheid en zorg moest vervullen.
Reeds van het begin der reformatie af aan was de adel erop uit ge-
weest om op allerlei wyze een deel der kerkelyke goederen voor zich
in beslag te nemen. Door Murray was aan dezen kerkroof zooveel
mogelijk paal eu perk gesteld, doch onder zijne opvolgers Leunox
en Mar begon de adel, inzonderheid Morton, die feitelyk ook reeds
of the queen occupeing\' the castell and town of Edinburg, was compellit to remove therefra,
with a number of the best, and chusit to come to St. Andrews. I heard him teache there
the prophecies of Daniel, that simmer and the wintar following. I had my pen and my
little buike, and tuke away sic things as I could comprehen.d. In the opening up of his
text, he was moderat the space of an half houre : but .when he entered to application, he
made me so to grew [thrill] and tremble, that I could not hald a pen to wrj\'t. — He was
very weik. I saw him, everie day of his doctrine, go hulie and fear [slowly and warily],
with a fiu\'ring of marticks about his neck, a staife in the ane hand, and gude, godlie
Richard Ballanden [Bannatyne], his sei*vand, halden up the uther oxter [arm-pit], from the
abbey to the parish kirk, and, by the said Richart, and another servand, lifted up to the
pulpit, wher he behovit to lean at his first entrie; bot er he haid done with his sermone,
he was as active and vigorous, that he was lyk to ding the pulpit in blads [to beat the
pulpit in pieces], and flie out of it." M\' Crie, Life of Knox, II, p. 206.
1) Zie (len brief van Knox aan Robert Hamilton, Worhs, VI, p. 629.
2) Zie beneden.
-ocr page 321-tijdens hun regentschap regeerde, weer meer en meer te trachten de
kerkegoederen aan de Kerk te onttrekken. Inzonderheid nadat in het
voorjaar van 1571 het rijke bisdom van St. Andrews was openge-
vallen door den dood van John Hamilton i), kwam de kwestie met
vernieuwde kracht te berde, hoe met de inkomsten vau dit eu der-
gelijke bisdommen eu audere kerkelijke beneficiën moest gehandeld
worden. Het First Book of discipline had daaromtrent wel verschillende
bepalingen gemaakt, doch was nooit als staatswet door eeuig Parle-
ment aangenomen geworden. De adel had zich daar steeds tegeu
verzet eu zoo kwam dau uu iuzouderheid die moeilijke, nog uiet
besliste 2) kwestie aangaande de zeer rijke 3) inkomsten der Kerk
weer ten sprake. Morton dacht nu ziju slag te slaan. Hij wist vau
deu regeut volmacht te verkrijgen om over het aartsbisdom van St.
Andrews te mogeu beschikken en benoemde daarop Johu Douglas,
rector der universiteit, eeu ouden, zwakken mau, tot aartsbisschop, op
voorwaarde dat hem de inkomsten vau het bisdom zoudeu wordeu
afgestaan, terwijl hij dan aan den door hem gecreëerdeu bisschop
eeue jaarwedde zou uitkeereu.
Knox, die het dreigend gevaar zag, richtte aanstonds eeu ernstig
scliijveu aau de General Assembly, die spoedig daarop, deu S^^en
Augustus 1571, te Stirling bijeenkwam om de broeders te waarschu-
wen, dat zij toch uiet zouden duldeu «unworthie men to be thrust
iu into the miuistrie of the Kirk, under quhat pretence that ever it
be.» Ook moeten zij eeu uog moeilijkereu strijd aanvaarden, ul. «that
with the lyke uprightnes aud streuth iu God, ye gaiustaud the mer-
cilesse devourers of the patrimonie of the Kirk.» Willen audereu de
Kerk berooven, dat komt ter hunner verantwoording, maar «com-
muuicat uot ye with their siuues, of quhat estate soevir they be,
neither be consent nor yet be silence; but he publict protestation make
this kuoweu uuto the world, that ye are iuuoceut of sick robberie.» 4)
Het schrijven vau deu oudeu, reeds verzwakten, maar niettemin
waakzameu «wachter op Sious mureu» miste zijue uitwerking uiet.
De Assembly besloot met kracht op te tredeu eu diende bij het Par-
lement, dat deu Augustus te Stirling bijeenkwam, haar protest
1) Zie boven, bl. 290, noot 3.
3) Men was ten slotte tijdens Maria\'s regeering- tot een compromis gekomen: één derde
van de kerkelijke goederen zou worden afgestaan, waarvan de helft zou zijn voor de kroon
en de andere helft voor de Kerk. Vg. boven, bl. 376.
3) Zie boven, bl. 6, noot 4.
4) Works. VI. p. 60.5.
18
-ocr page 322-\'306
in, terwijl zij Douglas met excommunicatie dreigde, indien hij als
aartsbisschop in het Parlement zou durven zitting nemen en stemmen, i)
Morton echter, wiens invloed toen overwegend was in het Parlement,
beval daartegenover Douglas als aartsbisschop zyne stem uit te brengen
op straffe van hoog verraad. Nog werden door de Assembly eenige
artikelen aangaande de jurisdictie der Kerk ingediend. Morton evenwel
bekommerde zich niet veel om de petities en protesten der kerke-
lijken, maar zeide, dat «he sould lay their pride, and putt order to
them.» 2)
Een coup d\'etat echter, door Maitland beraamd, hoewel mislukt, maakte
een einde aan alle beraadslagingen. Terwyl het Parlement te Stirling
zitting hield, werden de leden plotseling door de tegenpartij overvallen,
doch ook even spoedig door de inmiddels toegestroomde hulp van den
graaf van Mar bevryd. De graaf van Lennox werd in het tumult den
é^ie» September vermoord als wraak voor den dood van John Hamilton,
den aartsbisschop van St. Andrews. Reeds den volgenden dag werd
de graaf van Mar tot regent gekozen. In de verhouding tot de
Kerk bracht echter deze verwisseling van regentschap geene verande-
ring. Integendeel, de graaf van Mar liet zich nog meer dan Lennox
door Morton leiden. Deze wist nu lastbrieven van hem te verkrygen,
waarin aan de inners van de tienden binnen het aartsbisdom van
St. Andrews werd verboden het geld verder te innen, daar zy ge-
weigerd hadden het geïnde geld aan Douglas uit te betalen. John
Erskine of Dun 3) echter, superintendent van Angus en Mearns,
schreef daarop een brief aan den regent, waarin hy krachtig tegen
de handelwyze der regeering protesteerde. Hij herinnert den regent
daarin met nadruk aan het onderscheid tusschen «spiritual jurisdiction»
en «temporal jurisdiction» en zegt voorts, dat hy «laments from
1) Calderwood, History of the Kirk of Scotland, p. 48, aangehaald bij Hetheringtou,
History of the Church of Scotland, 4th ed. Edinburgh 1844, p. 41. Door dit parlemeut
werd voorts met de meest brutale opzijzetting van de rechten der Kerk eene acte aange-
nomen, „obliging all the subjects who in former times had held their land and pos.se,ssions
of priors, prioresses, convents of friars and nuns, thereafter to hold them of the cromn."
Stephen, History of the Church of Scotland, Londen 1848, vol. I, p. 335.
3) Calderwood, History of the Kirk, aangehaald bij Buckle, History of civilimtiou in
JEnyland, London 18G1. vol. II, p. 339.
3) Vg. boven, bl. 14.
4) Hij schrijft, dat alleen de Kerk over de geestelijke dingen heeft te beschikken en
dat de ,,administration of the power" door de Kerk is toegewezen aan ,.I)ishops and stiper-
intendents", waarom ook aan hen toekomt „the examination and admission of men into be-
nefices and offices of spiritual cure, whatsoever benefice it be, as well bishoprics, abbacies.
\'307
his very lieart the great disorder used in Stirling at the last parlia-
ment, in creating bishops, placing them, and giving them vote in
parliament as bishops, in despite of the Kirk, and high contempt of
God, the Kirk opposing herself against that disorder.» Dit protest
had tengevolge, dat de regent de bedoelde brieven herriep door er
een «explanatory letter» op te laten volgen, waarin hy zich erover
beklaagt, dat men hem verkeerd had begrepen, en dat «the fault of
the whole stands in this, thyt the policy of the Kirk of Scotland is
not perfect, nor any solid conference among godly men, that are well
willed and of judgement, how the same may be helped» i).
Mar trachtte nu in de door hem aangewezen leemte te voorzien
door den ö^en December eene vergadering te beleggen van verschillende
predikanten en superintendenten met de leden van het Privy Council
om tezamen te beraadslagen over de jurisdictie en regeering der Kerk
en inzonderheid over de kerkelijke goederen. Nu de al te krasse
maatregelen van Morton mislukt waren, daar zij op al te grooten
tegenstand vau de zijde der Kerk waren gestuit, wilde Mar blijkbaar
langs dezen weg trachten de Kerk afhankelijk te maken van den
Staat en voor deu adel verschillende voorrechten te verkrijgen ten
opdchte van de bezetting van verschillende opengevallen bisschops-
plaatsen en andere beneficiën. Deze eerste bijeenkomst echter leidde
nog niet tot het gewenschte doel. De zaak werd uitgesteld tot de
and priories, as otlier benefices". Dit wordt dan gestaafd met een beroep op 3 Tim. 3 : 3,
1 Tim. 5 : 33 en Hand. 6 : 6. Daarop vervolgt hij: „Thus we have expressed plainly
by Scripture, that to the office of a bishop pertains examination and admission into spiri-
tual cure and office, and also to oversee them that are admitted, that they walk uprightly
and exercise their office faithfully and purely; to take this power from the bishop or
superintendent is to take away the office of a bishop, that no bishop be in the kirk. There
is a spiritual jurisdiction and power, which God has given unto his Kirk, and to them
that bear office therein ; and there is a temporal jurisdiction and power given of God to
kings and civil magistrates. Both the powers are of God, and most agreeing to the
fortifying one of the other, if they be right used. But when the corruption of man enters
in, confounding the offices, usurping to himself what he pleases, nothing regarding the
good order appointed of God, then confusion follows in all estates. The Kirk of God
should fortify all lawful power and authority that pertains to the civil magistrate, because
it is the ordinance of God. But if he pass the bound of his office, and enter within the
sanctuary of the Lord, meddling with such things as appertain to-the ministers of God\'s
Kirk, then the servants of God should withstand his unjust enterprise, for so are they
commanded of God" [vg. boven, bl. 310]. Op de vraag, of er een superintendent moet
zijn, waar een bisschop is, antwoordt hij : „I understand that a bishop or superintendent
to be but one office, and where the one is the other is." Bannatyne, Memorials, aangehaald
bij Stephen, 1. c. p. 333 en Hetherington, 1. c. p. 43.
1) Hetherington, 1. c. p. 43.
-ocr page 324-\'308
volgende maand i). Den 12\'^en Januari kwam daarop te Leith eene
door Mar bijeeugeroepeue General Assemhly byeen. Bij de opening
der Assemhly, Zondag, den IS^en Januari, werd eene preek ge-
houden iu tegenwoordigheid vau deu regeut eu ziju Privy Council
door Fergussou, predikant te Dumfermliue, welke preek later op
verzoek vau de Assemhly vau 6 Augustus door Kuox teu teekeu ^
zijuer instemming met het gesprokene werd onderteekeud. Deze ?
Assemhly benoemde uu eeue commissie vau 6 ledeu met volmacht om
met 6 leden 4,) vau het Privy Council tezamen te komeu «to treat, \'
1) Alexander Hajr aan Knox. 14. Dec. 1571: „Thair hes hene some conference betwixt
some of the Superintendentis and Ministeris, and my Lord Rcgentis grace, and the Coun-
sall, for agrieraent in materis tuiching he poUcie of the Kirk and dispositioun of heneficcs.
The mater is deferrit till the VIII of Januar. It seimes rather to diffei- in circumstances
nor in effect; and, to speike treuth. I find the Regent willing and desyrous to have a
forme agriet unto, ivhilk I traist he sov.ld per forme for his enterest. The stay of the ag-
grievnent in this hinderis alsweill the cause of the Kirke as of the Estaite, whairof I
wald wishe your habilitie mycht trie the best and the worst." Works, VI, p. 010.
3) De episcopaalsche schrijvers (Spottiswood, Stephen) noemen deze vergadering eene
Assembly, de presbyteriaansche (Calderwood, Petrie, M\'Crie, Hetherington) eene eontenPie
en betwisten haar den naam van wettige General Assemhly. De vergadering\' zelf echter
treedt geheel op als wettige Assemhly en wordt ook als zoodanig door de Assemhly van
G Augustus erkend [zie beneden, bl. 316, noot 1], terwijl ook hare handelingen werden opgetee-
kend in het Buik of the Vniversall Kirk (M\'Crie, 1. c. p. 347). Er is dus geene reden de wet-
tigheid dezer Assemhly in twijfel te trekken. Men vergelijke ook nog de openingspreek
van Pergusson, die door Knox werd onderteekend en den SOsten Aug. uitgegeven met
een opdracht aan den regent Mar onder den titel: „Ane sermon prechit before the regent
and nobilitie upon a part of the third chapter of Malachi [verses 7—13], in the kirk of
Leith, at the time of the Generall Assemblie, on Sonday the 13 of .Tanuarie. Anno Do.
1571[3]." (M\'Crie, 1. c. p. 310). Het voornaamste bezwaar, dat later door de presbyterianen
(Calderwood en Petrie) tegen de wettigheid der Assembly werd ingebracht, was, dat zij
geene vrije, maar eene door Mar bijeengeroepene synode was.
3) Pergusson wijst op het toepasselijke van zijn tekst voor de Schotsche toestanden eu
ontziet zich niet ondubbelzinnig tot Mar en de andere edelen te .spreken: „For this day
Christ is spoiled amongst us, while that which ought to maintain the ministry of the kirk
and the poor is given to profane men, flatterers in court, ruffions, and hirelinys: the poor
in the meantime are oppressed with hunger, the kirks and temples decaying for lack of
ministers and upholding, and the schools utterly neglected. But now to speak of your
temples where the Word of God should be preached.....thej\' are more like sheep.
cots than the house of God.....And as for the ministers of the Word, they are utterly
neglected, and come in manifest contempt amonyst you: ye rail upon them at your pleasure.
. . . . We are now your table-talk, whom ye mock in your mirth, and threaten in your
anger.....Cleanse, then, your hands of all impiety, especially of sacrileye whereby
ye spoiled the poor, the schools, the temples and ministers of God\'s Word, yea, Christ
himself." Stephen, 1. c. p. 331.
4) De commissieleden waren van de zijde der regeering: de graaf van Morton, Lord
Ruthven, Robert, abt van Dumfermline, Sir John Bellenden. Mr. James M\'Gill en Colin
Campbell of Glenorchy; van de zijde der Kerk: John Erskine, John Winram, Andrew
Hay. David Lind.say, Robert Pont en John Craig. Hetherington. 1. c. j). 43.
mmjM-Lwm^^^^m^^mmmim
309
reason, and conclude upon that business.» i) Door deze gemengde
commissie werden ten slotte verschillende ai\'tikelen 2) opgesteld, waar-
omtrent men overeengekomen was en waarby werd bepaald, dat «in
consideration ot the present time» althans tot de meerderjarigheid van
den koning de titels van aartsbisschop en bisschop zouden blyven
bestaan, dat deze waardigheidbekleeders ook ongeveer op dezelfde
wijze als vroeger, nl. door de kapittels der metropolitaankerken,
zouden worden verkozen, en dat de grenzen hunner diocese dezelfde
zouden blyven, terwyl hunne geestelyke jurisdictie niet uitgebreider
zou zijn dan die van een superintendent, en dat voorts ook de titels
der mindere prelaten, als abten, priors enz. zouden blyven bestaan,
terwyl al deze geestelyken stem zouden hebben in het Parlement en
leden zouden zyn van het «College of Justice» evenals vóór de
reformatie.
Zoodra dit «Concordaat van Leith» was tot stand gekomen, werden
nu de verschillende bisdommen bezet. John Douglas werd aangewezen
voor St. Andrews, James Boyd voor Glasgow, James Paton voor Dun-
keld en Andrew Graham voor Dumblane. Spoedig bleek het echter, hoe
nu juist door dit concordaat feitelijk van officieele zijde de deur was
opengezet voor de schandelijkste simonie. Morton kon h.u met zyne
plannen ongestoord zijn gang gaan. Douglas werd nu officieel ge-
kozen en aangesteld tot bisschop van St. Andrews en door den regent
werd een schryven gericht tot den bisschop van Caithness (ßobert
Stuart) en de superintendenten van ikngus (John Erskine of Dun),
Fife (John Winram) en Lothian (John Spottiswood) met het bevel
om Douglas in zijn nieuwe ambt te bevestigen 3). Dit alles geschiedde
1) Spottiswood, Histori/ of the Kirk of Seotlaud, aangehaald bij Stephen, I. c. p. 338.
3) Calderwood geeft de artikelen zeer verkort weer, Spottiswood uitgebreider. Volgens
den laatste luidde art. 3: „ïhat all abbots, priors, and other inferior prelates, who
should happen to be presented to benefices, should be tried hy the hishop or
superintendent of the bounds, concerning their qualification and aptness to give voice for
the church in parliament, and upon .their collation be admitted to the benefice, and not
otherwise\'\', en art. 6: „That the ministers should receive ordination from the hishop of
the diocese, and where no bishop was yet placed, from the superintendent of the bounds."
Stephen, 1. c. p. 338.
3) Het bevelschrift luidde: „Our sovereign lord, with advice, etc. ordains ane letter to
be made under the Great Seal in due form, direct to the reverend father in God, Kobert
bishop of Caithness, and the superintendents of Angus, Pile, Lothian, or any other lawful
bishops or superintendents within this realm . . . . ; commanding them to consecrate the
said Mr. John Douglas, elected, as said is, ane bishop and pastor of the metropolitan kirk
of St. Andrews.....at Leith, the 9th day of Pebruary, in the year of God 1571[3]."
Stephen, 1. c. p. 233.
-ocr page 326-\'310
natuurlijk louter op aandrijyen van Morton, die met Douglas, die
vroeger zijn kuiskapelaan was geweest, eene private overeenkomst kad
gesloten, waarby ky kem 100 pond toezegde, terwyl kij de overige
inkomsten voor zickzelven behield. Morton waagde het zelfs om den
lOden Februari Knox, nadat hij bij hem ter kerk was geweest i), te
verzoeken Douglas in zijne bediening te willen inleiden. Knox echter
weigerde beslist «and pronounced an anathema against both the donor
and the receiver of the bishopric.» Hij sprak ziek in ket openbaar tegen
de nieuwe wijze van handelen uit 8). Toen men hem van jaloerscliheid be-
schuldigde, verdedigde hij zich, zeggende, dat hij zelfs een grooter bisdom
had geweigerd, «bot only tkat he spake for discharge of his cons-
cience ; and that the Kirke of Scotland sidd not he subject to that
ordore which then tvas used, considdering the Lordis of Scotland had
suhscryvit and also confirmed in Parliament the ordore alreadie
and lang agoe appointed, in the Buike of Discipline» 6). Knox\' op-
positie gold echter niet zoozeer het ambt van bisschop als zoodanig,
waarop hij althans volstrekt niet zinspeelt, als wel ket opleggen van
een last, die grooter was dan iemand naar behooren kon vervullen,
en ket toelaten van «pluralities» in de Kerk, daar Douglas tock ook
nog zijn ambt als provoost van ket New College bleef bekleeden 7).
1) Worlis, VI: p. 625, note 1. Toen Knox weigerde, geschiedde de bevestiging door
hen, die er door den regent toe waren aangeschreven.
3) M\'Crie, L c. p. 30é. M\'Crie beroept zich op Bannatyne\'s Memorials. Het is echter
eenigszins moeilijk de juiste toedracht der zaak uit de verschillende berichten op te maken.
8) James Melville zegt in zijn Diary, dat Douglas was „a g-ood upright-hearted man,
but ambitious and simple\'\' en dat Knox tegen hem sprak „bot sparinglie, because he
loved the man." M\'Crie, 1. c. p. 304, note 3.
4) Zie boven, bl. 86.
5) Zie boven, bl. 368.
6) Hiermede bedoelt Knox waarschijnlijk verschillende tijdens Murray aangenomen Par-
lementsacten, zie boven bl. 394. Het Book of Discipline in zijn geheel werd nimmer
door een Parlement aangenomen.
7) „Here we may see," zoo sprak Knox, „what corruption the kirk has now come unto, \'
that imts more npon tke back of ane old unable man tkan ten persons are able to bear-, for, j
after he was chosen bishop, the university continued him rector, which is enough for one
to discharge; now, also, he is continued in the provostry of the New College, which *
likewise is sufficient for one man \'s charge; besides his bishopric, which six good able men
could do no more than discharge that cure; and yet, nevertheless, all this is laid upon
his back, a man both unable to travel in body as a man should do, and more unable of j
his tongue to teach, the principal office of a bishop." Bannatyne, aangehaald bij Stephen,
1. c. p. 384. Vg. ook Knox\' Hwhortation to JEngland boven, bl. 310. Het gaat niet aan
Knox in dit opzicht op ééne lijn te stellen met de latere volbloed democratiscke presbyte^
rianen, die op het voetspoor van Andrew Melville in zijn Second Book of discipline altijd
weer den nadruk legden op de „equalitij among ministers" en dus principieele bezwaren
811
Niet alleen iu zijue preekeu gaf Kuox zijn ongenoegen te kennen
over de benoeming van Douglas, maar ook op de General Assembly,
die spoedig daarop, den Maart, te St. Andrews werd gehouden,
diende hij zijn protest in tegen de benoeming van Douglas en «he
opponit himself directly to the making of bishops» waarschijnlyk
echter alleen op grond van de reeds in zijne Exhortation to England
aangevoerde redenen. Daarop droeg de Assembly aan eene commissie,
bestaande uit John Douglas, deu nieuw benoemden aartsbisschop,
Kuox en verschillende anderen, op om in de woning van Knox de
artikelen van het concordaat van. Leith te herzien. Het resultaat
vau de bijeenkomst dezer commissie is echter niet geboekt. Waar-
schijnlijk kon men het niet eens worden. Daar reeds superintendenten
waren aangesteld binnen de diocese van St. Andrew, weixl voorts
door deze Assembly hunne jurisdictie ten opzichte van die van den
aartsbisschop en hunne verhouding tot hem nader omschreven; eene
acte werd daartoe aangenomen, «ordaining the superintendent of Fife
to use his own jurisdiction, as before, iu those provinces not subject
to the archbishop of St. Andrews; and requesting him to concur
with the said archbishop in his visitations, or otherwise when he
recjuired himj until the next Assembly. And in like manner, the
superintendents of Angus aud Lothian, without prejudice of the said
archbishop, except by vertue of his commission.» \'i\')
Op de volgende General Assembly, den ö^en Augustus te .Perth ge-
houden, kwamen de artikelen van Leith weer ter sprake. De Assem-
bly benoemde weer eene commissie, bestaande uit de superintendenten
van Angus en Fife en verschillende anderen «to consider the heads
and articles concluded at Leith, January last by past, aud
what they find therein either to be retained or altered, to re-
port it again to the Assembly; and ordain all and sundry brethren
that have any reasons to cdlege against the said conclusions, to con-
hadden tegen het ambt van bisschop. Blijkbaar vond Knox nog, dat „the plain Word
of God" zich niet bepaald tegen het bisschopsambt uitsprak; anders zou hij ongetwijfeld
op andere wijze er tegen zijn opgetreden. Later werd dit anders; Andrew Melville bestreed
het bisschopsambt op aan de Schrift ontleende gronden. Vg. voor het standpunt der oudste
Schotsche hervormers in deze ook den brief van Erskine, die, merkwaardig genoeg, door
Calderwood niet wordt medegedeeld; zie boven, bl. 806, noot é.
1) Bannatyne, aangehaald bij M\'Crie, 1. c. p. 305.
3) James Melville, Diary, aangehaald bij M\'Crie, ibid.
8) Calderwood, aangehaald bij Stephen, 1. c. p. 334..
■i) Petrie (pre.sbyteriaan), aangehaald bij Stephen, 1. c. p. 2S1<.
1
-ocr page 328-vene luitli the foresaid brethren the said day, or before, and shew
their opinions, with cei\'tifieation that they shall not be heard after» i).
Ook Knox, overtuigd vau liet groote gewicht vau de zaken, die op
de vergadering zouden behandeld worden zond, thans voor het
1) Calderwood, aangehaald bij Stephen, 1. c. p. H\'ié.
3) Knox had juist in die dagen een brief van Beza ontvangen, gedateerd 13 April 1573.
die hem waarschuwde: „But of this also, my Knox, which is now almost patent to our
very eyes, I would remind yourself and the other brethren, that as Bishops brought
forth the Papacy, so will false Bishops [the relics of Popery) shall briny in Epicurism into
the world. Let those who devise the safety of the Church avoid this pestilence, and
when in process of time you shall have stibdued that plague in Scotland, do not. I pray you,
ever admit it again, however it may flatter by the pretence of preserviuy unity which de-
ceaved even many of the best of those of former times". Works, VI, p. 614 (vertaling
van Laing).
Om.streeks dezen zelfden tijd zond Knox, „now^ wearie of the world, and daylie luiking
for the resolution of this my earthly ïabernakle", zooals hij in de voorrede zegt, zijn
laatste werk in het licht. Het was een laatste getuigenis tegenover Eome, een apologie
van de Schotsche Gereformeerde Kerk als zijnde de ware Kerk van Schotland. In een
brief van 19 Juli 1573 aan John Wischart of Pittarrow schrijft hij: „Daylie looking for an
end of my battel!, I have sett furth an Answere to a Jesuite, who long hath railed against
our religion" (VI, p. 617). De bedoelde Jezuiet was Tyrie, professor te Parijs, die waar-
schijnlijk omstreeks 1568 verschillende brieven had ge.schreven aan zijn Gereformeerden
broeder in Schotland om hem weer tot de Roomsche Kerk terug te brengen. Eén dier
brieven werd aan Knox gezonden en door hem beantwoord. Knox richtte zijn antwoord
in op dezelfde wijze als zijn On Predestination, telkens een gedeelte van den tegenstander,
gevolgd door de weerlegging. Knox\' werk is geen dor betoog. Hij verdedigt aan de
hand van verschillende bijbelplaatsen, die uitvoerig worden uitgelegd en toegepast, op zijne
gewone, praktische, levendige wijze de Schotsche Gereformeerde Kerk als de ware Kerk te-
g-enover de bedenkingen van den tegenstander, die, zooals Knox terecht opmerkt; zich
veelal in algemeenheden had verloopen. Tyrie had den spot gedreven met hunne ,,inti-
sihil Kirk of Scotland [bot yit aucht [eiyht] yeir auld)" Jesaja immers sprak van de Kerk
als zichtbaar voor de geheele wereld en had gezegd, dat het volk, dat haar niet zou dienen,
zou vergaan. Daarom vroeg hij hun, waar hunne Kerk was vóór drie honderd jaren.
Knox antwoordt, dat wel buiten de Kerk geene zaligheid is, maar dat die stelling te al-
gemeen is. De vraag is, welke is de ware Kerk en hoe kan zij worden onderscheiden van
de synagoge des Satans. Schotland heeft namelijk wel den Paus en Rome afgezworen,
maar niet ,,the Catholic faith." Tyrie moet eerst bewijzen, dat wat de profeet aan Jeruzalem
toezegt, toekomt aan Rome, en dat de Kerk van Rome is gebleven „in the original puritie
of the Apostlis\'\'; anders is veeleer Jeremia 7 op hen toepasselijk. Vervolgens behandelt
Knox, wat „Faith" is, wel te onderscheiden van de Roomsche „damnable opinion", wat
^{religion" is, nl. alleen wat is overeenkomstig „^/ig ea^am^«/»o\'/f/o/Goi^\'\', en wat de „societie
of the Catholic Kirk" is. Er is namelijk ook een „kirk of the wicket." Daarom komt het op de
kenmerken aan. die dan door Knox worden ontwikkeld. De Kerk moet niet alleen „Catholic"
zijn, want de zonde is ook „universal." Maar zij moet ook zijn „the communion of sanctis."
Daarom moet Tyrie bewijzen, dat de Schotten waarlijk zijn afgeweken van de „fi.oly Kirk!\' En
voorts, dat ook niet de ouderdom van de Kerk mag wordeu gerekend van den tijd af aan
dat het God behaagt Zijn Woord aan eene of andere natie te openbaren, blijkt uit de ver
schillende reformaties in de Kerk, zooals bv. toen God Abraham riep uit Ur der Chaldeeën.
,,For trew faith may not be measured from the errour of men, bot from the word and
\'313
laatst, uog eeu brief iu bij de Assembly, gedateerd 5 Augustus 1572.
Hij kau uiet ualateu, «albeit I liave taiu my leave uot ouly of you,
dear Bretbreu, but also of tie whole world aud worldlie affairs», om
uog eeumal heu te vermaueu, eu wel«above all things, preserve the
Kirk from the bondage of the Universities. Persuade them to rule
themselves peaceably, aud order thair schools iu Christ; but subject
uever the pulpit to their Judgement, ueither yet exempt them from
your Jurisdiction.» Eu voorts: «take held, that nothing proceed, un-
der your name, be particular factions.» By ziju brief heeft hij ver-
schillende artikelen gevoegd, die hij heeft medegegeven aan twee
broeders, Johu Winram eu Robert Pout, die huu voldoende zijue
meeuiug zulleu kuuueu verklaren, i)
Bedoelde artikelen ziju merkwaardig om huuue bijzondere gema-
tigdheid. Kuox raadde hierin geene oppositie aau tegeu de artikelen
vau Leith. lutegeudeel, hoewel ongetwijfeld ougaarue, accepteerde hij
die, maar drong er alleeu teu sterkste op aan, dat zij zóó zoudeu
wordeu uitgevoerd, dat misbruik teu opzichte der kerkelijke goederen
werd voorkomen. Meu moest namelijk geen eukel bisdom of audere
beneficie aan iemaud geveu dau alleen volgeus de acteu, daaromtrent
ouder Murray vastgesteld; iudieu iets iu strijd met die acteu uu
reeds was vergeven of iudieu het gegeveu was aau eeu «unqualified»
persoon moesten al dergelijke haudeliugeu ongeldig wordeu ver-
promise which the faithfuU heleve. Is the word from the heginning, and the promise
undoubted? then must tlie faith that thereupon is grounded, not onlie be trew, but also
of the same age and atitiepdtie that the worde is" (p. 4)92). Legt men dien maatstaf aan, dan
zal de Kerk van Schotland gemakkelijk met die van Kome kunnen wedijveren. Het ge-
loof moet zijn „grounded upon Godis expressed word." Dat is de eenige maatstaf. Daarom
moet Gods Woord rechter zijn tusschen hen beiden. Wat eindelijk de zichtbaarheid der
Kerk betreft en de zichtbare apostolische opvolging, de bijbel zegt niet, dat de Kerk altijd
zichtbaar zal zijn, en „if Maister ïyrie recant not this assertion, he must correct his crede.
And where universally befor we use to say. Credo sanctam Bcclesiam etc., he must say
Video sanctam Ecclesiam" (p. 501). Ook wordt met verschillende getuigenissen uit vroe-
gere eeuwen door Knox aangetoond, dat velen toen reeds evenzoo over den Paus en de
Koomsche Kerk gesproken hadden als zij nu. Wat voorts de „contradiction" aangaat onder
de Protestautsche leiders, waarop Tyrie heeft gewezen, ook in de vroegste Christelijke
Kerk waren twisten over de besnijdenis, zelfs weerstond Paulus Petrus in het aangezicht
enz., hetgeen nog geen reden is om die Kerk te veroordeelen. En ook „albeit that in all
ceremonies there be not uniformitie; yea, and albeit that in some heades of doctrine also
there appeare repugnance, yett will we not brek brotherly concord, provyding that we
aggre in the principaUis. Pruicipallis we call those heades of doctrinc, without the con-
fession and consent whereof the Kirk was not planted" (p. 511). Works, VI, p. 481--512.
1) Zie den brief en de bijgevoegde artikelen Works, VI, p. 619—621.
2) Met „unqualified" bedoelt Knox inzonderheid dezulken, die geen geestelijk ambt
bekleedden.
\'314
klaard «he ane Act of Secret Counsell». En voorts moesten voor de
vacante bisdommen gesckikte personen worden benoemd «according to
the order taken in Leith be the Commissioners of the Nobility and of
the Kirk in the moneth of January last.» i) Ook mockten vooral
geene pensioenen van beneficiën gegeven worden door «simple dona-
tion» van den regent zonder toestemming van den bezitter en van
den superintendent of «commissioner» of bissckop van de provincie,
waarin de beneficie gelegen was 3). Voorts drong Knox er op aan,
dat de «first form of presentation» voor beneficiën uit den tijd van
Murray zou behouden blijven en niet worden veranderd, zooals nu
meestal geschiedde, bepaaldelijk ook, dat deze clausule erin zou
worden opgenomen: «That if tke persons presented make not
residence, or be slanderous, or found unworthy either in life
or doctrine be the judgment of the Kirk (to tke wkich alwise
he shall be subject), or meet to be transported to another room
at the sight of the Kirk, that tke said presentation, and all that
shall fall thereupon, shall be null and of no force nor effect; and
this to have place also in the nomination of the Bishops.» Eindelijk
moest er ook eene acte worden uitgevaardigd, waarbij werd bepaald,
dat alle bisschoppen, «admitted be the order of Kirk now received»,
rekening moesten doen «of tkeir whole rents and intromission there-
with once in the year, as the Kirk shall appoint for such causes as
the Kirk may easily considder the same to be most expedient and
necessar.» Behalve deze artikelen stelde Knox ook nog enkele vragen,
1) Het artikel luidt in zijn geheel: „To sute at the Eegent, That no gift of any
bishoprick or other benefice be given to any person contrar to the tenor of the Acts made
in the time of the first Eegent of good memory; and they that are given contrar the said
Acts, or to any unqualified person, may be revocked and declared null be ane Act of
Secret Counsell; and that all bishopricks vacand may be presented, and qualified persons
nominat thereunto, within a year after the vaiking thereof, according to the order taken
in Leith be the Commissioners of the Nobility and of the Kirk in the moneth of January
last; and, in speciall, to complean upon the giving of the Bishopric of Eosse to Lord
Methven." Lord Methven bekleedde namelijk geen geestelijk ambt.
3) Het artikel luidt: „That no pensions of benefices great or small be given be simple donation
of my Lord Eegent [vg. boven, bl. 306, noot 1], without consent of the possessors of the
said benefices having title thereto, and the admission of the Superintendent or Commissioner
of the province where this benefice lyeth, or of the Bishops lawfully elected according to
the said order taken at Leith; and desire ane act of Oounsell to be made thereupon unto
the nist Parliament, wherein the same be specially inacted, with inhibition to the Lords
of Session to give any letters [vg. boven, bl. 306] or decreets upon such simple gifts of
benefices or pensions, not being given in manner above rehearsed; and that the Kirh
presently assemhled declare all such yifts null, so far as lyeth in their power."
\'315
111., blijkbaar met liet oog op Douglas, wieus uaam echter iu Kuox\'
schrijveu geen enkele maal wordt genoemd, of het geoorloofd was,
dat iemand, die gekozen was voor een groote diocese, tevens rector
van eene universiteit of provoost van een college mocht zijn, of eenig
ander ambt mocht bekleeden, en voorts, als er verschil rees omtrent
de leer, «before whom shall it be treated, where the Bishops are
placed acordiug to the order of the Kirk: Whether shall the super-
intendents jurisdiction expire or not».
Knox, die wel inzag, dat de aanneming en handhaving van het
First Book of discipline van 1560 door den adel wel altijd tot de
«pia vota» zou blijven behooren, legde zich dus thans blijkbaar bij
de order of Leith neer, daar hij wel begreep, dat men van de man-
nen, die thans in Schotland het bewind voerden, niet meer zou kun-
nen verki\'ijgen en daar hij toch ook tegen het ambt van bisschop op
zichzelf geene principieele bezwaren had. i) Hij trachtte alleen door
de artikelen, die hij aan de Assembly voorlegde, zooveel mogelijk mis-
bruik, inzonderheid simonie en het toelaten vau «pluralities», te voor-
komen. De Assembly kou zich dan ook ten volle met de door Knox
voorgestelde artikelen vereenigen eu zond hem ook den lO\'^®\'! Augustus
een antwoord in dien geest, zyue artikelen verklarende voor «reaso-
nabile and godly», er bijvoegende: «and therefore we have taine [taken]
like order as we could for the furtherance thereof, as thir our breth-
ren bearers of this present will declare unto you»
Als definitieve kerkorde kon echter ook deze Assembly zich niet bij
de order of Leith neerleggen. Zij erkende haar wel, doch alleen als
provisorischen maatregel en onder protest tegen de wederinvoering
der oade Roomsche titels s). Nadat de door de Assembly benoemde
commissie haar rapport had uitgebracht, werd door haar eene acte
aangenomen, waarbij de artikelen van Leith onder bedoeld protest wer-
den aanvaard met deze clausule: «And in like manner, protest that
the said heads and articles agreed upon be only received as an interim,
till farther and more perfect order may be obtained at the hands of
1) Zie boYen, bl. 310.
3) VI, p. 023.
3) Men kwam overeen, dat de naam van bisschop zou worden gebruikt voor aartsbis-
schop, dat het kapittel „the bishop\'s assembly" zou worden genoemd, de deken de „moderator
of the as.sembly." Voorts zou er een rapport worden opgemaakt aangaande de namen, die
men iu plaats van aartsdiaken, kanselier, abt, prior enz. zou gebruiken, doch volgens
Spottiswood werd dit rapport nimmer ingediend. Stephen, 1. c. p. 236,
;U6
the king\'s majesty\'s regent and nobility, for the which they will press,
as occasion will serve» i).
Zoo waren dan de artikelen ran Leith door de Assembly geldig
verklaard, doch alleen als interim. Intusschen, weldra zou het hlijkeu,
dat deze meer verzoenende houding vau de Kerk tegenover de regee-
riug haar weiuig zou bateu. De beloften, door de Assembly aau
Kuox gedaau, eu de bepalingen, door haar gemaakt, wareu gemakke-
lijker op te stellen dan uit te voereu. Mortou eu de zijueu giugeu
eenvoudig huuueu gang eu zij wisten bij de bezetting vau verschil-
lende beueficiëu wel de mauueu te viudeu, die voor simonie uiet terug-
schrokken. Zoo bleken de geuomeu maatregelen al spoedig uiet proef-
houdend. Eu de oude strijd over de kerkelijke goederen, waarbij ie-
der trachtte te verkrijgen «his parte of Christis coat», ontbrandde
ouder Morfcous regentschap feller dan ooit. Doch met eeu uieuweu
leider vau kerkelijke zijde, Andrew Melville, kwam er ook een uieuw
element in deu strijd.
Kuox echter beleefde dezen uieuweu strijd uiet meer. De brief vau
5 Augustus was zijn laatste schrijven geweest aau de Assemhly. Hij
was reeds te zwak om zelf uog de vergadering bij te kuuueu woueu.
Alles wees dan ook bij hem op het naderend eiude, dat men spoedig
kou verwachten. Toch zou hij eerst uog teruggeroepen wordeu in
die stad, waaruit de haat der tegeuparty hem had verdreven. Tenge-
volge namelijk vau deu wapenstilstand, iu Juli met de mauueu vau
het kasteel gesloten, waren de ua Kuox\' vertrek uit Ediuburg uitge-
wekeueu weer iu de stad teruggekeerd en haddeu aanstonds
bij de Genercd Assembly eeue aanvraag gedaau om eeu predikant, daar
ook Johu Craig, laugeu tyd Kuox\' ambtgenoot te Ediuburg, vau wieu
zij meeudeu, dat hij «sweyed over meikle [much] to the sword-haud»,
was vertrokken. De Assembly gaf huu vryheid om te kiezeu, wieu
1) Stephen, L c. p. 335. In het begin der acte wordt de Assemhly van Leith lütdrulc-
kelijk als zoodanig erkend: „Forsamickle as in the Assemhly, holden in Leith in January-
last, certain commissioners were appointed etc."
3) Works, II, p. 128. De nieuwe bisschoppen werden door het volk „T-ukhan-hishops" ■
genoemd. „Tulchan" is een opgezet kalf, dat men in de Hooglanden voor eene koe placht
te plaatsen om daardoor het melkgeven te bevorderen.
3) Het democratische element, vg. boven. bl. 370, noot 1.
é) 2jie een brief van Knox aan hen van uit St. xindrews, 17 Juli 1571: „This separation
whiche now is made to the grief of many hartes, is yet a severe document, that the word
of God hath not lost the whole strength in yow; but that God, working theirby hath
pulled yow furth from the middest of the wickit, least that ye should be with them
condampned, who now manifestlie rebelleth bothe against God and man"\'. VI, p. 603 sq.
5) Bannatyne; zie Works, VI, p. 633, vg. p. 599.
-ocr page 333-3044
zy wilden, de predikanten van Dundee en Pertk uitgezonderd, waarop
zy aanstonds afgevaardigden zonden tot Knox om zijn raad in te
winnen en tevens kem te verzoeken, omdat kij took degene was, «to
wkome we are mareit [married] under», om weder in kun midden
terug te keeren, «tkat ones againe your voice myckt be hard amon-
ges us.» Op de meest voorkomende wijze werd echter de beslissing
in deze wegens Knox\' zwakken lichaamstoestand geheel aan hemzelven
overgelaten, hoewel men erby voegde, dat zijn terugkeer «maist ear-
nestlie» werd verlangd, i)
Na eenige beraadslaging met de afgevaardigden werd besloten Mr. Ja-
mes Lawson, «sub-principal» aan de universiteit van Aberdeen, te bei\'oe-
pen, terwijl Knox ook beloofde naar Edinburg terug te zullen keeren, doch
alleen op voorwaarde, dat «he suld not be desyred or preissed in ony
sort to temper his toung, or ceise to speake against tke treassonabill
dealingis of the Castell of Edinburgh; whois treassonabill and tyran-
nous doingis he wald cry out against, sa long as he wer able to
speike.» i) Den Augustus vertrok Knox uit St. Andrews, doch
wegens zijne groote zwakte kon kij sleckts langzaam voortreizen.
Den 238\'\'®" kwam hij te Leith aan en na eenige dagen rust aldaar
preekte hij den laatsten Augustus weer te Edinburg. Doch het bleek
aanstonds, dat de St. Giles Ckurch te Edinburg te groot was
voor zijne verzwakte stem. 2) Daarom werd eene kléinere localiteit
ter zijner beschikking gesteld, waar hij nog gedurende eenigen tijd
voortging geregeld te preeken.
Intusschen gevoelde Knox zelf meer en meer, dat zijn einde begon
te naderen. Den T\'^®» September schreef hij aan Lawson om toch
spoedig over te komen om een en ander met kem te bespreken, daar
kij bemerkte «nature so decayed and daylie to decay, that I luike
not for a long continowance of my battell», terwijl kij by dien brief
nog een postscriptum voegde: «Haist, leist ye come to laite!»
Omstreeks dezen tijd kwam ook te Edinburg het vreeselijke bericht
van den Bartholomeusmoord te Parijs. Niettegenstaande zijne hevige
zwakte wilde Knox niet nalaten nog eenmaal in ket openbaar van
den kansel tegen die ontzettende gruweldaad te getuigen. Ook de
1) VI, p. 624.
2) „For he confessed, that his voice was never able (the best tyme that ever he was)
to extent to all that come together in Sanct Geillis Kirke, and meikle [much] les now was
it able to satisfie the auditore, seing that he was so waike, and his voice so farre spent."
VI, p. 631.
8) VI. p. 633.
É
-ocr page 334-\'318
J^ransciie gezant Le Croc was in de kerk aanwezig. Toen Knos,
heftig bewogen, over het in Frankryk voorgevallene begon te spreken,
wendde hy zich plotseling tot Le Croc persoonlyk en gaf hem de
plechtige opdracht om zyn meester, «that crnel murderer and false
traitor, the King of France», te zeggen, dat in Schotland over hem
dit vonnis was uitgesproken, dat, als er geen berouw volgde, de
goddelyke wraak nooit van hem en van zijn huis zon wijken, dat
zijn naam eene vervloeking zou blijven voor de nakomelingschap,
en dat niemand, die uit zijne lendenen voortkwam, zyn ko-
ninkrijk in vrede zou bezitten De gezant beklaagde zich bij de
regeering over de beleediging, zijnen meester aangedaan, en eischte,
dat men Knox het stilzwijgen zou opleggen. Toen hieraan niet werd
voldaan, vertrok hij uit Schotland.
Inmiddels was Lawson spoedig na het schryven van Knox te
Edinburg gekomen en had daar tot genoegen der gemeente gepreekt,
waarop hij den November door Knox in zijn ambt werd be-
vestigd. Het was de laatste maal, dat Knox voor de gemeente optrad.
Slechts weinigen konden hem meer verstaan, toen hij zijne laatste
vermaningen richtte tot zijn plaatsvervanger en tot zyne gemeente.
Enkele dagen na de plechtigheid werd hij ongesteld, zoodat hij zijn
huis niet meer kon verlaten. Deze ongesteldheid nam binnen weinige
dagen zoozeer toe, dat Knox zelf gevoelde, wat hij ook openlyk
uitsprak, dat hij er niet meer van zou herstellen. Hij kon niet
meer zijne gewoonte volgen om dagelyks eenige hoofdstukken uit
het O. en N. T. te lezen, waaraan hij eenige Psalmen placht toe
te voegen, die hij geregeld eenmaal per maand doorlas. Hij verzocht
nu zyne- vrouw en Bannatyne, zijnen secretaris, om eiken dag hem
voor te lezen het l?«^® hoofdstuk van het evangelie van Johannes,
Jesaja 53 en een hoofdstuk uit den brief aan de Epheziërs. Bovendien
liet hij zich- verschillende Psalmen en preeken van Calvyn over den
brief aan de Epheziërs voorlezen. Op de vraag zijner verwanten, of
hy wegens zijne zwakte het gelezene wel kon volgen, antwoordde
hij: «I heir (I prais God), and understandis far better» 3). Op
zekeren dag wilde hij plotseling uitgaan, meenende, dat het Zondag
was, om te preeken over de opstanding des Heeren, daar hij de
laatste maal over Christus\' dood had gesproken. Menigmaal had hij
1) Bannatyne, aangehaald bij M\' Ci\'ie, I.e. II, p. 317.
3) vr, p. 039 (Bannatyne).
\'819
namelyk zijn wenscla geuit om zijne dagen te eindigen met
de prediking over dat onderwerp. Doch hij was reeds te zwak
geworden om zelfs lang in een stoel te kunnen zitten en bleef
voortaan bedlegerig.
Toen hij meer eu meer verzwakte, verzocht hij den kerkeraad van
Edinburg om bij hem te komen, opdat hij thans uog eens voor het laatst
afscheid van heu mocht nemen. Toen zij allen tegenwoordig waren
benevens nog eenige vrienden, sprak hy hen aldus toe: «The day
approaches and is now before the door, for which I have frequently
aud fervently thirsted, when having finished my great labours, and
almost infinite sorrows, I shall depart and be with Christ. And
now my God is my witness, whom I have served in the Spirit in
the gospel of his son, that I have taught nothing but the true and
solid doctrine of the gospel of the Son of God, and have had it for
my only object, to instruct those that were ignorant of divine things,
to confirm the faithful, to raise up and strengthen by the promises of
grace the minds of those who were weak, timid, and agitated by a sense of
their sins, and to fight against the proud and such as rebelled against
God, by the awful threats of Divine judgements. I know that many have
complained much and loudly, and do still complain, of my too great
severity; but God knows that my mind was always free from hatred
to the persons of those against whom I denounced the heavy judge-
ments of God. In the mean time, I cannot deny but that I felt the
greatest abhorrence at the sins in which they indulged; still, how-
ever, keeping this as the one thing in view, that if it were pos-
sible I might gain them to the Lord. But a certain reverential fear
of my God, who called me, aud was pleased of his grace to make
me a steward of divine mysteries, to whom I knew I must render
an account, when I have discharged the embassy which he hath com-
uiitted uuto me, — had such a powerful effect as to make me utter
so intrepidly whatever the Lord put into my mouth, without any
respect of persons», i) Nadat hij zich nog inzonderheid had verant-
woord tegenover eene aanklacht, die Maitland of Lethington tydens
zijne ziekte bij den Kerkeraad had ingediend, eindigde hij met de
1) Smetonius, Eximii Viri JoJmnnis Knoxii, Scoticanac Ecclesiae Instauratoris Fidelissimi,
vera extremae vitae et olitus histwia, a pio qmdam, et docto viro [ws. James Lawson]
descripta, qtd ad extremmn usque spiritum aegrotanti assedit, uitgegeven door Laing, Works
of Knox, VI, p. 055 sq. (vertaling van Laing).
3) IVIaitland beklaagde zich erover, dat Knox, naar men hem had bericht, ,,als weill
publict in his sermondis as utlierwayis, hes slanderit me as ane atheist, and enemie to
\'320
broeders en inzonderheid Lawson aan te sporen yverig toezicht te
houden over de kudde, waarover de Heer hen gesteld had, en ge-
trouw te zijn in de bediening van het heilig evangelie. De groote
inspanning, die hem ket spreken had gekost, deed hem hierop vermoeid
achterover zinken en gedurende eenigè oogenblikken belette de uit-
putting hem te spreken. Nadat dè anderen waren weggegaan, had hij
nog eene bijzondere opdracht mede te geven aan zijn ambtgenoot en
aan Lindsay. Eén ding was er, zoo sprak kij tot hen, dat kem groo-
all rclig-iciie", en verzocht den Kerkeraad deze zaak te onderzoeken, hun vermanende, ,,tliat
heireftir ye ressave not every word proceading from his mouth as oracles; and knaw that
he is hot a man subject to vanitie; and that mony tymes dois utter his owin passiones,
and uther menis inordinat affectiones, in place of trew doctrine." VI, p.. 635. Knox ant-
woordde op dit laatste: „That he confessit he was but a most vile creature and a wret^
ched man; nocJittheles the thingis that he hes spoken sotdd he fund als trew as these oracles
that have hene spocken he ony of the servandis of God hefoir; for he had said nothing but
that whairof he was assuired to be the word of God (to wit), that the justice of God sould
never be satisfiet against the schedderis of innocent bloude, untill the bloud of the schedder
be sched againe. be order of justice, to satisfie the same, or els. that God utherwayis move
his heart unto unfained repentaunce; and that God walde destroye the wickit and cast
them into hell, as may be sene in the 9th Psalme [quhilk he caused thaim reid]; for he
hes hene the chiefe atithor of all the trubill done both in JSnyland and Scotland." VI, p. 039.
Karakteristiek voor IMaitland. die „through all his changes was always pursuing one ob-
ject — the union of the Crowns under a Scottish sovereign (whether that sovereign was
Arran, Mary, James, or again Mary, mattered little)" (Froude, IX, p. 354), is, hetgeen hij
schreef den 16den Juli 1570 aan Sussex, die hem gevraagd had, waarom hij van de Pro-
testantsche tot de andere partij was overgegaan: „You ask me why I have changed my
mind. Have you never chanyed yours? Those are not the wisest men who remain alwaj^s
of one opinion. The skilful sailing master applies his course as the mind and neather drive
him. You speak of philosophy; I have none of it. Yet if I turned my mind that way I
would not study it after the intractable discipline of the Stoics, but would rather become a
student in the school where it is tauyht that wise men\'s minds must be led by probable rea-
sons. That same firm, certain, unchangeable, and undoubting persuasion which is requisite
in matters of faith must not be required in matters of policy; and good and evil are not
such in themselves but in their relation to other things. You say persons, cause, and matter are
the same. It is not so, for time has altered many thing,?. The affections of men are changed
in both realms and the persons are altered. The person of the late Eegent was a circumstance
of no small moment. Aud severity was a matter which might well vary with the change only
of time. To sequestrate the Queen for a season might be required: to keep her all her days
in prison would be rigour intollerable. "Were it true that I had advised more hard dealing,
yet the substance of things is not changed by our opinion. They are not good or ill,
rigorous or equitable, because we think them so. I might have been wrong then and I
might be right now — but it is not so. I may have been with those that persuaded
worse to be done to the Queen of Scots by your Sovereign, but I was never a persuader
of such matters myself I never went about from the beginning to advise her destruction,
nor meant at any time ill to her person. A month after the late Regent accepted office I
dealt earnestly with him to accord with the Queen. From first to last I have laboured
always that the m,itter should be taken up b.y accord."" Froude, History of ISngland, IX,
p. 320.
321
telijks bedroefde, namelijk de afval van Kirkaldy of Grange, die vroe-
ger zoo ijverig en standvastig bad gestreden voor de zaak des Hee-
ren. Daarom verzoekt hij hnn tot hem te gaan en hem te zeggen:
«That Johne Knox remains the same man, novf going to die that
ever he has hard him befoir, qnhen he was able of body; and
that thei sould will him to considder what anes he was, and the
estait whairin now he standis, quhilk is pairt of his truble; and that
gif he repentit not, the thretningis be him pronounced shall fall
upoun him and that house!» en hij voegde er nog aan toe: «The
man\'s soul is dear to me, and I would not have it perish, if I could
save it.» Zij brachten Knox\' boodschap over, doch zonder gevolg.
Na zijn afscheid van den Kerkeraad kwamen nog vele andere per-
sonen, waaronder verschillende edellieden, met wie hy bevriend was
geweest of in vroegeren of lateren tijd in nauwe betrekking had ge-
staan, hem bezoeken. Ook de graaf van Morton kwam bij zijn ziek-
bed om afscheid van hem te nemen. Kort vóór zynen dood verhaalde
Morton zelf, wat Knox tot hem had gesproken. Knox vroeg hem, of
hij bekend was geweest met het plan om Darnley te vermoorden, en
toen hij daarop ontkennend had geantwoord, vervolgde Knox: «Well,
God has beautified you with many benefits which he has not given
to every man; as he has given you riches, wisdom, and friends, and
now is to prefer you to the government of this realm. 3) And,
therefore, in the name of God, I charge you to use all these benefits
aright, and better in time to come than ye have done in times
bypast; first to God\'s glory, to the furtherance of the evangel, the
maintenance of the church of God, and his ministry; next for the
weal of the king, and his realm and true subjects. If so ye shall do,
God shall bless you and honour you; but if ye do it not, God shall
spoil you of these benefits, and your end shall be ignominy and
shame.» Zoo had Knox voor alien, die hem kwamen bezoeken,
zoowel voor aanzienlyken als voor geringen, zooals voor zijne bedien-
den, aan wie hij nog voor het laatst hun loon wilde uitbetalen, nog
een laatste woord van vermaning en van aansporing. Zelf wilde hij
geen lof hooren over wat hij had gedaan. «Toungue! toungue! ladie,»
zoo sprak hij tot eene edelvrouw, die hem begon te pr^yzen om wat
1) VI, p. 638 (Bannatyne).
2) VI, p. 057 (Smeton).
3) De graaf\' van Mar was den 29sten October gestorven.
4) Morton\'s Confusftion, aangeliaald bij M\' f!rie. 1. c. p. 326.
21
É
-ocr page 338-\'322
hij liad tot stand gebraclit, «flesclie of itself is oyer proud, and neidis
uo uieanis to esteame the self».
Telkens was hij bezig iu het gebed yoor de Kerk eu yoor ziju
yaderlaud. «Coxue, Lord Jesus,» hoorde uieu hem roepen, «sweet
Jesus, iuto thy hands 1 commend my spirit: look propitiously, O Lord,
upon thy Church which thou hast redeemed: restore peace to this
afllicted commonwealth: raise up faithful pastors who shall take care
of thy Church: grant, 0 Lord 1 that we may be excited by the
examples of thine auger, aud by a sense of thy mercy, to
detest siu, and to serye thee from the heart.» Temidden yau zijue
gebeden eu oyerdeukiugeu richtte hij zich menigmaal plotseling tot
heu, die om hem heen geschaard stonden, eu yermaaude hen: «O
serve the Lord iu fear, aud death shall uot be dreadful to you. Nay,
death shall be blessed to those to whom the death of the only be-
gotten Sou of God is efficacious.» s)
Deu 24stea November vertoouden zich de teekenen van deu na-
derenden dood. Na eeu zeer moeilijken uacht wilde hij des morgeus
opstaan, doch ua een half uur zitteus moest hij zich weer te bed
begeven. Meu vroeg hem, of hij ook piju gevoelde, waarop hij ant-
woordde: «It is uo paiuefull paiue, but sic a paine as, I trust, sail
put eud to this battell!» Eu zoo geschiedde het ook. In deu namid-
dag werd ééu zijuer oogen verduisterd en ziju spraakvermogen werd
aanmerkelijk miuder. Hij vroeg zijue vrouw om 1 Cor. 15 te lezen
en getuigde, hoeveel heilzame vertroosting de Heer hem uit dat
hoofdstuk had geschonken. Eeu weiuig later zeide hij weer tot zijue
vrouw: «Goe, reid whair I cast my first aucre!» waarop zij het
17\'ie hoofdstuk yau het evangelie yau Johannes las. Daarua las zij
nog een gedeelte vau Calvijus preekeu over deu brief aau de Epheziërs.
Daarop viel hij iu een lichten slaap, doch telkens hoorde men
smartelijke kreten aan zijne lippeu ontsnappen. Hij verkeerde blijk-
baar iu heftigeu, iuuerlijken strijd. Toèu meu hem teu laatste vroeg,
hoe het hem ging en wat de redeu was vau ziju zuchteu, antwoordde
hij: «I have indeed formerly sustained mauy contests iu this frail
life and mauy assaults from Satan.....Often before hath he placed
my sins before luy eyes, often temptcid me to despaii-..... But
1) VI, p. 04-0 (Eannfityne;.
2) VI, p. 053 (Smetoiiius).
P.) VI. p. 058 (Snietonius).
4) VI, p. 043 (Bamiatyne).
\'323
now he has attacked me in another way; for the cunning serpent
has endeayoured to persuade me that I have merited Heaven itself
and a blessed immortality by the faithful discharge of the ministerial
office committed to me. But blessed be God, who suggested to me
those passages of Scripture by which I was able to grapple with him
and extinguish this fiery dart; amongst which were these, «What
hast thou that thou hast not received?» and «By the grace of God
I am what I am» and «Not I, but the grace of God iu me», and
thus being vanquished, he went away; wherefore I give thanks to
my God by Jesus Christ, who was pleased to grant me the victory.
Aud I am firmly persuaded that he shall not attack me farther, but
that iu a short time, without any great bodily pain, and without
any distress of mind, I shall exchange this mortal and miserable life
for an immortal aud blessed life, through Jesus Christ» i). En zyne
verwachting werd niet beschaamd. Na de lezing van het avondgebed
vroeg Dr. Preston hem, of hy het had verstaan, waarop hij ant-
woordde: «I wald to God that ye and all men hard thame as I have
hard thaim; and I praise God of that heavenlie sound!» 3) Een wei-
nig daarna, omstreeks elf uur, zeide hij plotseling: «Now it is cum!»
waarop zijne vrienden hem vroegen hun een teeken te willen geven,
of hij in het vaste geloof iu Jezus Christus en in de hope des eeu-
wigen levens heenging. Met een laatste inspanning zijner krachten
hief Knox zijne hand ten hemel, en zoo stierf hij zonder eenige an-
dere beweging, «so that he rather seemed to fall asleep than die».
Den 26sten November werd Knox begraven in de St. Giles Churcb
te Edinburg. Een breede schare van oprecht rouwdragenden, zoowel
aanzienlijken als geringen, volgde de lijkbaar van den zoo hoog ver-
eerden en zoo innig geliefden doode. Onder hen bevond zich ook
de pas verkozen regent, de graaf van Morton, die bij het opene graf
zijne ridderlyke hoogachting voor den hervornaer uitsprak iu dat be-
roemde woord: «There lies he, who never feared tlie face of mau».
1) VI, p. Ö59 sq. (Smetonius).
3) VI, p. 043 (Bannatyne).
3) VT. p. fifiO (Smetonius).
HOOFDSTUK VI.
Terugblik.
Knox\' reformatorische beginselen.
Wanneer wy nu nog ten slotte, een blik achterwaarts werpende,
willen trachten de voornaamste beginselen, waardoor Knox bij zijn
reformatiewerk werd geleid, samen te vatten, dan moet daarby wel
in de allereerste plaats ons oog vallen op de groote en alles beheer-
sehende beteekenis, die bij hem heeft, wat hij noemt «the playn Word
of God.» Telkens weer vinden wy in zijne geschriften die uitdruk-
king of uitdrukkingen van gelyke beteekenis, als «the express Word
of God», «express», «striet» of «playn commandiment of the Word of
God.» 1) En wat hij ermede bedoelt, is duidelyk genoeg. De bijbel
is namelijk voor heui, gelijk voor alle hervormers, het Woord Gods.
Doch de telkens herhaalde by voeging «playn» is bij Knox niet toe-
vallig. Hij bedoelt daarmede het duidelijk uitgesproken Woord van
God in den zin van het letterlijke Woord van God.
Voor Luther was in het algemeen de bijbel Gods Woord, maar dit
verhinderde hem niet om tot het einde zijns levens den brief van
.lacobus voor eene «stroherne Epistel» te houden. Voor Calvijn was
de formule: «de bijbel is Gods Woord» reeds minder algemeen en
meer bindend, maar dit nam toch niet weg, dat hij met ernst de toen
gestelde kwesties aangaande de echtheid en kanoniciteit van de brie-
ven van Jacobus, Judas, den tweeden brief van Petrus en dien aau
de Hebreen behandelde en niet zonder aarzeling beantwoordde, en
wel op eene wijze, waarby hij blijkbaar andere gevoelens in dit op-
1) Zie boven, bl. 30, 55, 57, 83, 137, 171, 180, 309.
3) Zie Dr. .T. Cramer, De Schriftleschomvinf/ van Calvijn, in cle Nieime Bijdraf/en,
deel III, 1881, bl. 124.
\'825
zicht niet als besliste kettery wilde veroordeelen. i) Deze vrijere ver-
houding tot de Schrift, die we bij Luther en Calvijn nog opmerken,
vond zijn grond hierin, dat bij beiden de rnaterieele beginselen hun-
ner hervorming (bij Luther voornamelijk: «de rechtvaardigmaking
door het geloof», bij Calvijn voornamelijk: «de praedestinatie», of,
algemeener uitgedrukt, de gedachte: «God de eenige oorzaak van
\'s menschen heil») de overhand hadden over het formeele beginsel
(bij beiden: «de H. Schrift eenige regel des geloofs»). Bij Calvyn,
als na Luther komende en dus niet meer staande aan den aanvang
der beweging, trad door den drang der omstandigheden, het meer en
meer opkomen van verschillende ketterijen op Protestantschen bodem,
het formeele beginsel krachtiger naar voren, doch nog altijd zóó, dat
de rnaterieele beginselen toch de heerschende bleven. 3) Bij Knox even-
wel, die weer na Calvyn optrad, nam het formeele beginsel van de
autoriteit der H. Schrift zeer beslist de overhand op elk materieel be-
ginsel. Voor bem was de bijbel het gecodificeerde Woord Gods. De
bijbel was hem als het ware een uit den hemel gevallen boek. Elke
letter daarvan kreeg dus voor hem beteekenis. Gaarne legde hij zich
bij Calvijns resultaat omtrent de kanoniciteit der bybelboeken neer.
Hij was «de man van de daad». 3) Hij kon zich met die wetenschap-
pelyke inleidingskwesties niet druk maken. De kwesties zelve zullen
voor hem wel niet gerezen zijn. In elk geval zal hij er zich niet
lang mede bezig gehouden hebben. Hij had behoefte aau een resul-
taat, en wel een zeer bepaald resultaat. Hij had behoefte tot regel
voor zyn handelen aan een «playn Word of God».
Reeds terstond zien wij dit zijn beginsel van «the playn Word of
God» bij hem te voorschijn treden in het eerste openlyke dispuut,
dat hy hield in het St. Leonhards College te St. Andrews in 1547.
k
1) Dr. J. Cramer, t. a. p. bl. 134 vv.
■2) Vandaar dat Calvijn b.v. den brief van Jacobus, evenals \'2 Petrus, voor kanoniek
verklaart niet a priori, maar a posteriori, zeggende: „mihi ad epistolam hanc recipiendam
satis est, quod nihil continet Christi apostolo indif/num", hem dus beoordeelende volgens
den materieelen maatstaf: den, algemeenen inhoud der overige Schrift. Voor Calvijn kon de
vraag van Quenstedt (aangehaald bij Cramer, bl. 134) niet oprijzen: „Si enim quaedam
in scriptura occurrunt\' dubia, incerta, erronea, falsa, unde de ceterorum auctoritate, certitudine
aut veritate constabit?" Veel minder zou hij met denzelfden beweerd hebben, dat in dat
geval „perit fidei nostrae certitwdo et infallibilitas." Vg. voorts over de groote beteekenis
van dat meer naar voren treden van het formeele beginsel boven, bl. 16, 47, 144, 366,
268 en 299. Vg. ook beneden, bl. 338, noot.
31 „This Knox cannot live but hy fact." Carlyle, On heroes, hero-worship and the heroic
in history, London Chapman 1889, p. 137.
4) Zie boven. bl. 38 vv.
-ocr page 342-\'326
liet toeu reeds aanstonds met zooveel nadruk op den voorgrond ge-
stelde Dent. 4 : 2 wordt ook later telkens en telkens weer in Knox\'
geschriften aangehaald. Het vormt het richtsnoer voor zijn gauschen
reformatorischen arbeid: niets toedoen en niets afdoen aan «the
playn (express) Word of God». Adiaphora zijn er daarom voor hem
op godsdienstig gebied niet, want niet alleen wat tegen «the express
Word of God» is, maar ook al wat niet uitdrukkelijk bevolen is in
het Woord Gods, is verkeerd, i) Men mag er immers niets aan af-
doen, maar evenmin er iets aan toedoen. Inzonderheid ontwikkelt
hij dit beginsel uitvoerig iu de rede tegeu de mis, die hij iu
1550 te Newcastle hield. Hij bestrijdt daariu de mis als afgoderij
uiet met het gewone materieele argument der audere hervormers,
dat zij is creatuurvergoding, maar met het formeele argument,
dat zij uiet is bevoleu iu de iSchrift als grondslag vau zijne
bestrijding deze stelling verdedigende, waariu hij ziju beginsel
kort eu duidelijk heeft tezamen gevat: «All wirschipping, honoring,
or service inventit by the brain of man in the religioun of God,
ivithout his otvn express commandment, is Idolatrie.» 3) Door dit op
den voorgrond stellen van het formeele beginsel, krijgen uu ook de
woorden «religion» eu «idolatry» bij Knox eeue eigeuaaardige be-
teekenis. De «religion» moet zijn overeenkomstig Gods «expressed
Word» en waar de formeele maatstaf dus zoozeer op den voorgrond
treedt, daar wordt nu ook de «religion» hoofdzakelijk van de formeele
zijde beschouwd. Het woord «religion» krijgt zoodoende bij Kuox
voornamelijk de beteekenis vau «ivorschipping», «honouring», cidtiis,
terwijl dus ook «idolatry» uiet creatuurvergoding, maar valsche
eeredienst beteekent. 4)
Een groot verschil openbaart zich in deze opzichten met Calvijn,
1) Zie boven, bl. 61. Vg. ook hetgeen hij schreef in 1556 aan eenige zusters te Edinburg:
,,In religioun thair is na middis: either it is the religimvn of God, and than in eter ie thinr/
that is done it must have the assnrance of his awn Worde, and than is his Majestie
trewlie honourit, or els it is the relif/iouu of the JDivill." Works, IV, p. 333. Niet altijd
echter kon Knox dit Puriteinsche {individualistische) beginsel in zijn absoluutheid hand-
haven. Het dreigde oplossend tc werken op elk kerkbegrip (vg. boven, bl. 81). Dan
kwam Knox\' kerkelijk beginsel ermede in botsing, dan bleek het hoe krachtig Calvijns
invloed op hem gewerkt had en dit bracht hem meermalen in een moeilijken tweestrijd.
Zie boven, bl. 76 vv., 93 vv., 133, 313, 393 en 395.
3) Zie hoven, bl. 64 vv.
3) Zie boven, bl. 55. Vg. voorts de Appellation, boven bl. 173, en de JSxhortation to
JEuf/land, boven bl. 309.
4) Zio de reeds genoemde citaten.
-ocr page 343-m
327
die daarom Knox in. 1561 ook waarschuwde voor al te groote ge-
strengkeid, erop wijzende, dat sommige ceremoniën, hoewel «ludicra»
en «insipida», daarom tock wel «tolerabilia» waren, i) Calvijn vindt
verschillende bijvoegsels van de Roomsche Kerk in den eeredienst,
die geene essentieele beteekenis kebben, eenvoudig kinderachtig, dwaas,
absurd. 3) Hij kan daarom veel «tolerare» en spoort daarom ook
anderen tot dat «tolerare» aan, koewei onder protest en tracktende
naar verbetering. Een priesterkleed, ongezuurd brood bij het avond-
maal is VOO]\' kem daarom geen bepaalde ergernis, voor Knox echter
is ook ket geringste «idolatrous», een «abomination». 3) Calvijn vat
de «religio» terstond van zijne materieele zijde op. Zijn eerste refor-
matorische geschrift is eene «Institutio religionis christianae». Het is
hem bovenal om de «doctrina te doen. Daarom kan ket oordeel
over een enkel boek van den kanon onbeslist blijven; de leer staat
of valt niet met de kanoniciteit van een enkel boek. Daarom kunnen
ook versckillende Roomsche inrichtingen in eeredienst en kerkregee-
c> O
ring, als dwaas, absurd of «minus probabiles», toch wel getolereerd
worden, als de leer er maar niet door in gevaar komt. Als
hij daarom zyn Institutie opdraagt aan Frans I, dan is de tegen-
stelling, waarin hij zijn standpunt plaatst tegenover dat der
Roomsche Kerk, die van waarheid en leugen. Voor Knox niet
alzoo. Hij ziet de «religion» vooral van de formeele zijde. Voor kem
is de tegenstelling, waarin kij zich geplaatst ziet tegenover de
Roomsche Kerk, die van «true religion» (in den zin van «worschip-
ping», cultus) en «idolatrie». Hij spreekt daarom ook over de
«religion» min of meer als eene uiterlijke instelling, die daarom ook
gemakkelyk door een gansck volk kan worden aangenomen en ge-
kandkaafd, die ook in Schotland moet worden «established», op de-
zelfde wijze zooals door de vrome koningen van Juda de baalsdienst
werd afgeschaft en de dienst van Jehova weer werd ingesteld. Hij kent
■
1
1) Zie boven, bl. 370, noot 3.
3) Vg. ook boven, bl. 133.
3) Vg. boven, bl. 63.
4) Vg. boven, bl. 17, noot 1.
5) „Hoc enim profecerunt impii, ut Christi Veritas, si non ut fugata dissipataque intereat,
certe ut sepulta et ignobilis lateat." Calvini Institutio, cd. ïholuck, 1S34, p. 3. Men
vergelijke overigens de geheele Praefatio.
6) In zijn Answer to Tyrie (zie boven, bl. 313) noemt Knox als één van dc verschilpunten
tusschen hem en Rome: „what is Helif/ioim, and wherein it differis from superstitioun
and from idolatrie." Works, VI, p. 4<S6. Vg. ook bovcu, bl. 385.
É
-ocr page 344-\'328
lyke vormen van den eeredienst i) terstond principieele beteekenis.
Het woord afgodery heeft dus ook by hem eene veel uitgestrektere
beteekenes dan by Calvijn of de andere hervormers. Maar daarmede
werd dan ook zijne hervorming de meest radicale, hoewel zy tevens
juist door het abstract puriteinsche beginsel van «the playn Word of
God» de latere afscheidingen voorbereidde eu door het op den voor-
grond stellen van het formeele gevaar liep wettisch te worden S),
waartegen echter de leer van Calvyu, door Knox met zooveel ge-
trouwheid in Schotland geïntroduceerd, een krachtig tegenwicht bood.
In nauw verband met het op den voorgrond stellen van het for-
meele beginsel der kerkhervorming door Knox staat ook het eigen-
aardige gebruik, dat hij maakt van het O. T., waardoor de her-
vorming van Schotland een sterk theocratisch karakter verkreeg. In
het algemeen huldigden alle hervormers, evenals hunne Roomsche
tegenstanders, theocratische denkbeelden, in zoovere zy den godsdienst
beschouwden als een byzonder voorwerp van Staatszorg. De Staat
mocht niet neutraal zijn volgens hen. Hij moest een bepaalden
godsdienst belijden en handhaven. Luthersche zoowel als Gereformeerde
hervormers leerden, dat de overheid den godsdienst had te bevorderen,
te beschermen en te handhaven of, zooals Calvijn het uitdrukte, dat
de taak der overheid zich uitstrekte «ad utramque Legis tabulam»,
dat zij te handhaven had niet alleen de zes laatste, maar ook en niet
minder de vier eerste geboden van de wet der tien geboden, niet
alleen dus de geboden, die zien op \'s menschen verplichting tegenover
den naaste, op wat men noemt de «burgerlyke deugden», maar ook
de geboden, die betrekking hebben op \'s menschen verplichting tegen-
over God, op den godsdienst. En dit woord «godsdiemt» werd niet
maar in algemeenen zin bedoeld, maar in zeer bepaalden zin. Met
algemeenheden en abstracte begrippen hield men zich in dien tijd
1) Voor zijne opvolgers geldt dit ook ten opzichte van de kerkregeering. Bij Knox
zelf trad dit punt nog niet op den voorgrond, niet omdat hij hierin van zijn beginsel zou
afgeweken zijn, maar eenvoudig omdat hij nog niet in zijn bijbel las, wat de lateren erin
lazen. Hij vond nog geen „express commandment", geen „playn Word of God" voor
datgene, waarvoor de lateren het wel meenden te vinden. Vg. boven, bl. 310, noot 7; Vg.
ook bl. 270, noot 1.
2) Vg. boven, bl. 61.
3) Vg. boven, bl. 61 en 75.
4) Door het gebruik van het O. T., als behelzende de geschiedenis van een volk, treedt
natuurlijk vanzelf het politieke element in den godsdienst krachtig uaar voren. Vandaar
ook bij de Anahapti&ten en dergelijke richtingen geringschatting van het O. ï. Vg. boven,
bl. 213, noot 1.
329
niet veel op. Als men sprak van «godsdienst», dan bedoelde men
daarmede eene zeer concreete grootheid. «Godsdienst» beteekende altijd,
hetzij men het er expresselijk bij uitdrukte of niet, «loare godsdienst»,
eu ook dit weer zoo concreet mogelijk, dus: zooals die godsdienst
zich openbaarde in de «imre Kerk», i) Als men dus beleed, dat de
overheid deu godsdienst had te handhaven, dan wilde dit zeggen deu
waren godsdienst, en dit wilde zeggen de ééne ware Kerk. Iu deu
mond vau deu Lutherscheu godgeleerde beteekeude dit dus: de over-
heid heeft de Luthersche Kerk te handhaven, in den mond van den
Gereformeerden godgeleerde: de overheid heeft de Gereformeerde Kerk
te handhaven. Hiérbij kou dus vau gewetensvrijheid in ouzeu moder-
ueu ziu van het woord volstrekt geen sprake ziju. Dat begrip zelf
was huus inziens eeue gevaarlijke ketterrij, die alles op losse schroeven
zette en dus met haud eu tand moest worden bestreden. Wanueer
het woord «gewetensvrijheid» bij heu voorkomt, beteekent het dau
ook gausch iets auders, dan wat wij er thaus onder verstaan. Het
werd uimmer algemeen, maar altijd strikt persoonlijk bedoeld. Het
beteekende eenvoudig: vrijheid om God naar ziju geweteu (het ge-
weten nl. van hem, die het woord gebruikt) te dienen, dus in den
mond van Luthersche: vrijheid om deu wareu (Lutherscheu) gods-
dienst te belijden eu ^dus, omdat iu die belijdenis ook de handhaving
van deu godsdienst door de overheid lag opgesloten om straks den
Lutherscheu godsdienst (Kerk) te verheffen tot godsdienst (Kerk) vau
den Staat; voor den Gereformeerde: vrijheid om deu waren (Gerefor-
meerden) godsdienst te belijden en dus straks den Gereformeerden
dus geene adiaphora. Voor hem krijgt ook het geringste in de uiter-
1) Kerk en godsdienst zijn voor de hervormers ongeveer woorden van ééne beteekenis
omdat zij zich geen godsdienst kunnen denken, dan die zich in een bepaalden kerkvorm
openbaart. De voor ons mogelijke onderscheiding tusschen „sclmdhuj van Kerk en Staaf\'
en „scheidini/ van fjodsdienst en Staat" (Dr. E. H. van ï^anM^^eyx, De eed en de moderne Staat,
Utrecht 1881, bl. Ü4, noot 1) was voor hen-onmogelijk. Voor hun bewustzijn zou een
staat, die geen bepaalde kerk handhaafde, een „état athée" zijn geweest. Daarom moest
elke staat in die dagen wel theocratisch zijn. Dit was een uitvloeisel hiervan, dat bij hen
ons alfjeraeene begrip „godsdienst" evenals ons nauw daarmee samenhangend begrip van
„fjemetensvrijheid" werd gemist. En waar deze begrippen bij de „ketters" begonnen op te
komen, daar bestreed men ze heftig als gevaarlijke ketterijen, omdat men er niet anders
in kon zien dan eene hoogst bedenkelijke „verflauwing der grenzen", waardoor allo
vastheid op godsdienstig en zedelijk gebied zou worden weggenomen (zie beneden het
citaat uit Knox\' On Predestination). Dit hing weer samen met hunue striktere (meer
mechanische), opvatting van het begrip „geopenbaarde godsdienst" en hunne meer absolute
grensscheiding dientengevolge tusschen waar en %alseh op dit gebied.
É
-ocr page 346-\'330
godsdienst (Kerk) te verheiFen tot godsdienst (Kerk) van den Staat, i)
Hun begrip van «gewetensvrijheid» heeft dus met ons begrip van
gewetensvrijheid niets uitstaande. Dat dit intusschen voor de hervor-
mingsgezinden (in ons land en in Schotland bv.) tegenover Romo
hun behoud was, is duidelijk.
Karakteristiek is in dit opzicht eene plaats uit Knox\' On Predesti-
nation, waarbij hij deze kantteekening voegt: «How Anabaptistes
abuse the name of Conscience.■!> Op de vraag van zijnen tegenstander,
of het voor Gods uitverkorenen geoorloofd is iemand om der wille
O
van zijn geweten te dooden, geeft Knox het volgende ten antwoord
— en het zijn Avoorden, die de andere hervormers," Luther uitgezon-
derd 3), ongetwijfeld zouden onderschreven hebben —: «I answer, that if
under the name of conscience ye include whatsoever seemeth good in your
owne eyes, that then ye affirme a great absurditie, manifestly repugning
aswel to God\'s laAve as to the exemples of those whom God hath highly
praised in his holie Scriptures. But because continuably ye claime
to your conscience, to remove from you that vain coverture, I ask.
If the murtherer, adulterer, or any malefactor, should be exempted
from punishment of the law, althogh he alledge that he did all thing
of conscience? I trust ye will confesse, that he oght to be mocked
that will claime the patrocinie of conscience, when that he doth plai-
nely offend against God\'s will reveled. And why will ye not grant
as much in this matter which now standeth in controversie ? Because
(say you) externall crimes have no affinitie with maters of religion;
for the conscience of everie man is not alike persuaded in the service
and honouring of God, neither yet in such controversies as God\'s
worde hath not plainely decided. But I ask, If that be a just excuse
why pernicious errors shall be obstinately defended, either yet that
God\'s established religion shall be contemptuously despised.» En dit
wordt dan verder geïllustreerd met het voorbeeld van Elia, die de
Baaispriesters doodde, en met een beroep op Deut. 13 : 6—9. Dit
1) Zie bv. de voor ons zonderlinge, voor hen natuurlijke combinatie van „libertie of
conscience" en „punischement for the transf/ressouris" in de petitie aan het Parlement in
1560, boven, bl. 254.
2) J. W. Baum, Theodor Beza, Bd. I, S. 332. Vg. Kattenbusch, Johannes Calvin in
Jahrbiicher für deutsche Theologie, 1878, S. 874.
3) Works, V, p. 230. Herhaaldelijk biedt Knox ook in ditzelfde geschrift aan op
straiFe des doods, indien hij op grond van Clods Woord van ongelijk overtuigd wordt,
hunne twistzaak door den magistraat te doen beslissen, terwijl hij dan ook van zijn
tegenstander hetzelfde eischt. Vg. boven, bl. 196, noot 3.
331
antwoord laat aan duidelijklieid niets te wensclien over. Voor Knox
was ons modern begrip van gewetensvrijlieid eene zeer verderfelijke,
staat en godsdienst ondermijnende ketterij, die aan de ergste losban-
digkeid plaats zon geven en alles op losse sckroeven zou zetten, ge-
keel in strijd met de kandkaving van de eerste tafel der wet, ja ook
van de tweede. Zijne heftige bestrijding ervan was voor hem het
directe uitvloeisel van Avat hij beleden had in de Confession van de
gemeente te Genève, dat het nl. de plicht is van den magistraat de
Kerk van Christus te verdedigen «against all idolaters and heretikes^
as Papistes, Anabaptistes, ivith such like limmes of Antichrist», en
voorts «to roote owte all doctrine of devels and men, as the Masse,
Purgatorie, freewill, presence at idoll service etc.» i), en van wat hij
ook later beleed in de Schotsche confessie en trouwens in al zijne
geschriften, inzonderheid in zijne Appellation to the Lords 3), uitvoerig
heeft ontwikkeld.
In dit alles intusschen stond Knox volkomen op hetzelfde stand-
punt als Calvijn en de andere hervormers, ook Avat betreft zijn beroep
op het O. T. Doch hij verschilde van Calvyn in zijne meening aan-
gaande de m.ate van toepasseijkheid van het O. T. vöor kedendaagscke
toestanden. Bij Knox, de man van de letter, van de «expressit wor-
dis», kunnen we niet veel kistoriscken zin verwachten, en het verAvon-
dert ons daarom ook niet, indien zich dit juist op dit punt open-
baart, indien Ave bij hem opmerken veel minder inzicht in den histo-
rischen gang der Openbaring, in den aard van het verband tusschen
Oude eu NieuAve Bedeeling dan by iemand als Calvyn. Calvijns his-
torische zin deed hem verstaan, dat hij ten opzichte van de toepasse-
lijkheid van het O. T. rekening had te houden met tijd, plaats en
1) Works, IV, p. 173.
■Z) Zie boven, bl. 259.
3) Zie boven, bl. 172 vv.
1) Men vergelijke Calvijns Iiistimtio, Lib. IV, Cap. XX, zijn ..Befensio m-thodoaae
fidei dc Trinitate adversus prodic/iosos crrores- 31. Serveti; léi docetnr jure tjladii coerceiidos
esse haereticos" en Bezas „Dc punicndis hacreticis", eveneens geschreven naar aanleiding,
van Servets dood, die o. a. ook door Melanchthon uitdrukkelijk word goedgekeurd
Vg. ook de Confcssio Gallicana, art. 39: ,,Nous croyons que Dieu .... a mis le glaive
en la main des Magistrats pour reprimer les pechez commis, non seulement contre la
seconde table des Commandemens de Dieu, mais aiissi contre la premiere \'\', en onze \'Keder-
landsclie Geloofshelijdenis, art. 36: ,,En hun ambt is, niet alleen acht te nemen en te
waken over de Politie, maar ook de hand te houden aan den heiUf/en Kerkedienst: om te
■weren en uit to roeien alle afc/oderij en mischen f/odsdienst, om het rijk des Antichrists te
f/ronde te werpen, cn het Koninkrijk van Jcius Chr\'istus te voorderen.\'\'\'
É
-ocr page 348-\'382
volk. Oalvyns ruimere opvatting van het Schriftbeginsel gaf hem daar-
toe te meer vrijmoediglieid. Calvijn wenschte uit het O. ï., rekening
houdende met tijd, plaats en volk, alleen algemeene beginselen afgeleid
te zien voor de toestanden onder de Nieuwe Bedeeling. Calvijn had
gevoel voor het voorbijgaande, tijdelijke en particuliere karakter vau
vele toestanden en instellingen onder het O. T. i) Knox miste dit ge-
voel geheel. Hij wilde alles direct overgebracht zien op de toestanden
onder de Nieuwe Bedeeling 3). De analogie tusschen het volk Israël
en het Schotsche volk is voor hem volkomen adaequaat. Gelyk God
in den directen zin des woords heerschte over Israël, zoo heerscht
Hij na de hervorming over Schotland. Gelijk er een verbond Gods
was met Israël, zoo is er nu ook in volkomen gelijken zin een ver-
bond Gods met Schotland. Gelyk toen de profeten Zyne organen
waren voor Israël, zoo zijn het nu de predikanten voor Schotland-
Tusschen het ambt van een profeet onder Israël en dat van een
Schotsch predikant is voor Knox\' bewustzijn geen onderscheid, welke
directe overbrenging hem trouwens ook door zijn eigen profetisch
1) Sprekende over\'de wetten van Israël, dc moreele, ceremouieelo en hm/erlijke wet,
stelt Calvijn deze twee laatsten, wat hun tijdelijk, voorbijg-aand karakter betreft, volkomen
op ééne lijn. De ceremonieele wet, zoo zegt hij, hoewel met de godsvrucht („pietas") in
verband staande, kan nogthans van de godsvrucht als zoodanig onderscheiden wordeu. En
zoo is het ook met de biirgerUjhe wet. „Quemadmodum ergo, salva et incolumi pietate",
zoo laat hij dan volgen, „abrogari potuerunt ceremoniae: ita et, judiciariis kis constitutio-
nibus sublatis perpettia caritatis officia et praecepta manere possunt. Quodsi verum est,
libertas certe singulis gentibus relicta est cmidendi, (juas sibi conducere providerint, leges:
quae tamen ad perpetuam illam caritatis regulam exigantur, ut forma equidem varient,
rationem habeant eandem." En later zegt hij het nog eens, na gewezen te hebben op het
nut van de verscheidenheid der straiFen bij verschillende volken en verschillende gelegen-
heden, zeer nadrukkelijk: „Quam malignus fuerit ac publico bono invidus, qui tali diver-
sitate offendetur ad retinendam Legis Dei observationem accommodatisimaV Nam quod
jactatur a quibusdam fieri contumeliam Legi Dei per Mosen latae, quum, abrogata illa,
novae aliae illi praeferuntur, vanissimum est: neque enim aliae illi praeferuntur, dum magis
probantur, non simplici collatione, sed temporum, loei, gentis conditione, aut illa abrogatur,
quae nobis lata nunquam fitit. Siquidem non eam Dominus per manum Mosis tradidit,
quae in gentes omnes promv.lgaretiir et ubique vigeret: sed quum Judaicum gentem in fidem,
patrocinium, clientelam suam suscepisset, illi etiam peculiariter legislator esse voluit ac,
quod sapientis legislatoris erat, singtdarem quandam eius rationem in ferendis legibus ha-
buit". Institutio, Lib. IV, cap. XX, 15 en 16.
3) Knox houdt geen rekening met tijd, plaats en volk. Moge hij al niet eischen dat alle
rechtsinstellingen der Joden werden overgebracht op zijnen tijd, toch verdedigt hij met
klem de gebondenheid van Christenen aan Deut. 13 : 6—9 en al dergelijke wetten inden
meest letterlijken zin. Zie inzonderheid boven, bl. 183 vv., vg. voorts bl. 103, 117, 186,
180 en 309. Men vergelijke ook Knox\' eisch van de doodstraf voor echtbrekers [Book of
discipline, Works, II, p. 348 „the offendar aught to sufier the death as God hath com-
manded") met Calvijns oordeel in zijne Institutio, Lib. IV, cap, XX, 16.
\'333
karakter gemakkelijk werd gemaakt. Geboden als Deut. 4 : 2 en
Deut. 13 : 6—9 geldeu daarom ook nog voor Schotland iu den meest
letterlijken zin. 3) Daarom mag dan ook geen afgodendienaar op den
troou vau Schotland worden geduld. 3) Doordat hij afgodendienaar is,
verliest hij het recht op den troon en ieder onderdaan heeft dus het
recht hem de gehoorzaamheid te weigeren. Hier treedt echter Knox\'
theocratisch beginsel iu het nauwste verband met zijn beginsel van
het recht tot weerstand, waarover beneden nog uader zal worden ge-
handeld.
Intusschen ligt juist in het O. Testamentische, theoratische karakter
van Kuox\' reformatie hare eigenaardige kracht. Dat Kuox juist iu
dezeu vorm in zyu vaderland de reformatorische deukbeeldeu bracht,
werd yoor ziju volk tot een grooteu zegen. Daardoor toch kwam de
verbondsgedachte, die het geheele O. T. beheerscht, iu de Schotsche
reformatie meer dau iu eeuige audere op deu voorgrond te staan en
dat werd voor de toekomst van het zoo laug verdeelde Schotsche
volk van het hoogste belang. Eveuals God eeumaal met het volk
van Israël eeu verbond had gesloten, zoo sloot Hij ook uu eeu ver-
bond met het Schotsche volk als zoodanig; die gedachte wordt tel-
kens weer door Kuox op deu voorgrond gesteld. Het Protestantisme
werd zoodoende eeu belang uiet maar vau eeuige individuen, van
eeuige Protestautsche Schotten, maar van het geheele Schotsche volk. 4)
Zoo was met het Protestantisme tevens door Knox eeu beginsel in
Schotland gebracht, waardoor het Schotsche volk, zoo laug in ver-
schillende partijen verscheurd, zijne eenheid vond. De Protestautsche
«Congregation» vertegenwoordigde nu het «ware volk van Schotland»,
het «volk des Heeren». De «covenants», die uu gesloten werden,
wareu uiet als de vroegere, het wareu uu heilige «covenants», omdat
zij niet alleeu wareu verbonden ouderling, maar tevens eeue telkens
herhaalde bevestiging van het «covenant», dat meu gesloten had met
God, toeu meu begouueu was de reformatie in Schotland iu te voereu.
Knox ziet bij voorkeur op «eene groote menigte», uiet op deu
enkeling. Hij spreekt vau de bekeeriug vau «eeue groote meuigte»,
eene stad, eene provincie of eeu volk. Hij zegt b.v.: «whensoever God
doth illuminate the eyes of auie multitude, province, people, or
1) Vg. beneden, gesprek met Lethington. Vg. ook boven, bl. 105, 381, 303 en 330.
3) Zie boven, "bl. 37, 48, 55, 103, 117, 1G6, 180 vv. en 209. Vg. bl. 39, Gl, 105 vv. en 130.
3) Zie boven, bl. 167 en 209.
4) Vg. boven. bl. 313.
-ocr page 350-\'334
citie» 1) of ook: «I inean everie citie, realme, province, or nation
amongest the Gentiles, emhrasing Christ Jesus». Met voorliefde
staat hi] by zulke bekeeringen van eene groote menigte stil.
Dat zien niet in de eerste plaats op bet enkele individu, maar op
«eene groote menigte», op een stad, provincie of volk in zijn gebeel,
gaf aan Knox\' beginsel — en wy kunnen ook algemeener zeggen:
aan het Gereformeerde beginsel — zoo groote kracht. Daarin ligt
de tegenstelling der Gereformeerden met de Anabaptisten. Dezen zagen
alleen op het individu, niet op het geslacht, niet op het verbond, en
moesten dus den kinderdoop verwerpen. De Gereformeerden zagen
op de geloovigen in hun onderling verband als volk Gods 4), zij be-
leden, dat zij met hunne kinderen in het verhond Gods waren be-
grepen. Zy zagen op de geslachten, de volken. De verbondsgedachte
stond bij hen op den voorgrond. Zoo konden zij komen tot een
Kerkbegrip, zij konden eene Kerk vormen, die invloed bleef oefenen
op de geslachten, de volken, terwyl de Anabaptisten slechts eene
vereeniging van individuen konden vormen zonder kracht voor de
toekomst, voor een volgend geslacht.
Naast de leer der individueele verkiezing kwam bij de Gerefor-
meerden de verbondsgedachte te staan, de leer der verkiezing van een
geslacht (ideëel: het ware geslacht), ja van een volk (ideëel: het ware
volk), en deze gedachte werd door Knox inzonderheid met nadruk op
den voorgrond gesteld. Evenals het verbond Gods van Abraham op
zijne nakomelingschap (ideëel: de ware nakomelingschap; met de
trouwelooze bondgenooten wordt niet gerekend, zij worden geacht
niet het ivare geslacht te representeeren) overgaat en dus straks op
het gansche volk van Israël (weer ideëel: het ware volk; Jes. 6 : 13,
vg. den symbolischen naam van Jesaja\'s zoon: Schear Jaschub), zoodat
ten slotte gansch Israël (het volk in zyn geheel, het volk als volk)
zalig wordt (Rom. 11 : 26), zoo stelt ook Knox zich het verhond
Gods met het Schotsche volk, en met alle volken, die de reformatie
aannamen, voor. Vandaar dat alle Schotten als «uitverkorenen» kunnen
k
1) TFor/is, IV, p. 506; vg. boven, bl. 183.
3) Zie boven, bl. 182.
3) Works, III, p. 312: „Lést that some should alledge, that these examples [van Abra
ham euz.] appertayneth nothing to a muUitiule\'\' etc.; vg. boven, bl 117. Ook Calvijn wees
op die bekeeringen van „oen groote menigte", zie beneden, bl. 337.
Confes&in Helvetica f\'nm\\ art. 32: „nos, qui i)ow-<m sumus. Niemeyer, Co/Zer^jo
Con fesdoimm, p. 120. Vg. ook hot opschrift van het laatste artikel der Schotsche confessie :
„The Giftis frelie gevin to the Kirk\' - zie boven. bl. 25Ü.
335
en moeten worden beiiandeld en toegesproken. Als kind worden zij
door den doop «receaved in the houshold of God» i). Zóó wordt de
kracktens ket verbond reeds bestaande betrekking bevestigd en ver-
zegeld. Ja zelfs «by Baptisme we ar ingrafted in Christ Jesus.» 3)
Alle gedoopten mogen, ja, moeten nn als tvare lede?! van ket
lickaam van Christus, als ware geloovigen, als uitverkorenen be-
ll Works, I, p. 304. Vg. boven, bl. 140.
3) Vg. de vraag aan de ouders in ons Doopsfo\'nnulier: „hoewel onze kinderen inzonden
ontvangen en geboren zijn.......of gij niet bekent, dat zij in Christus (/eheiligd zijn en
daarom, als lidmaten ZAjner (jemeente, behooren gedoopt te wezen?\'\' Hoe ruim de opvatting
van Calvijn was in deze, blijkt uit zijn antwoord op Knox\' vraag, of men ook kinderen van
Koomschen en geëxcommuniceerden mocht doopen, zie boven, bl. 335, noot 1.
3) Confession of faith, art. 31, zie boven, bl, 358, waarmede men intusschen moet ver-
gelijken bl. 305, noot 3. Met deze voorstelling is iu overeenstemming die van J. A. Worm-
,ser [De Kinderdoop, 3de druk, Amsterdam 1885, bl. 134 vv.), niet die van Dr. A. Kuypcr
[Voor een Distel een Mirt, Amsterdam 1891, bl. 58 en 96). Het schijnt echter, dat do
oudste Gereformeerde theologen over dit belangrijk punt zich weinig hebben uitgelaten,
terwijl men in lateren tijd op dit punt, gelijk in de kwestie van supra- en infralapsarisme,
in tweeën uiteenging. Vg. ook hierover L. J. Hulst, Snpra en Jnfra, bl. 69 vv. en H.
E. Gravemeyer, Leeshoek over de Gereformeerde Geloofsleer, hfdst. XX, bl. 139, 165 vv.
bl. 93: „Onze oude Gereformeerde Geloofsleeraren erkennen wel in den Doop eene inlijving
in de Kerk, doch meeMcd ■zonder te verklaren, of dit de uitmendige en zichtbare dan mei de
inwendige en omichtbare Kerke zij." Vg. ook Calvijn, Institutio, Lib. IV, cap. XVI, 30
en 31: „Quare nikil phis in paedobaptismo praesentis efUcaciae requirendum est, quam ut
foedus cum illis a Domino percussum ob\'frmet et sanciat. Eeliqua eius sacramenti signi-
ficatio, ([uo ternpore Deus ipse providerit, postea consequetur." Opmerliing verdient ooit, dat
Calvijn (cap. XVI, 31) onderscheid maakt tusschen de werking Gods in uitverkoren kinde-
ren, die vroeg sterven, en die blijven leven. De hier bedoelde kwestie (de wedergeboorte,
gedacht als plaatsgrijpend in het onbewuste of in liet bewuste leven des menschen) is voor de ken-
nis van de geschiedenis en de ontwikkeling van het Gereformeerde denken van het grootste be-
lang, omdat zij het zedelijk karalvter van de wedergeboorte en het vraagstuk van de veranPmow-
deUjkheid des menschen van zeer nabij raakt. Het stilzwijgen der oudste Gereformeerde
godgeleerden is veelbeteekenend, maar op den duur was het natuurlijk onmogelijk voor
de Kerk om het stilzwijgen op dit punt te bewaren.
4) Vg. ons Doopsformulier: „totdat wij eindelijk onder de gemeente der uitverkorenen
in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden." Bij den Doop treedt de verbonds-
gedachte, de leer der volksverkiezing, geheel op den voorgrond, terwijl de leer der indivi-
dueele verkiezing geheel op den achtergrond wijkt. Wordt deze laatste kwestie gestold
(gewoonlijk wordt zij ter zijde gelaten, hetgeen echter in den lateren tijd bij de verdere
ontwikkeling der leer natuurlijk onmogelijk werd) ten opzichte van de kinderen der
geloovigen, dan geeft de Confessio llelvetica \'prior het eigenaardige antwoord: „de eorum,
electione pie est praesumetukim", Niemeijer, Collectio Confessionum, p, 130. De Gerefor-
meerden zagen de dingen onder tweeërlei aspect, nu eens onder het aspect der verhonds-
gedachte, dan weer onder het aspect der praedestinatie. Onder die twee gedachten trachtten
zij de werkelijkheid, zooals zij die zagen en ervoeren, zoo goed mogelijk te bevatten. Zij
zochten, naar het schijnt, in den aanvang ook niet naar het verhand van die twee. Op
den duur kon echter deze vraag niet onbesproken blijven en hierbij gingen de geesten
uiteen, in de praktijk (liturgie, tucht) ging men uitsluitend uit van de verbondsgedachte,
terwijl men in de leer der praedestinatie de meest intense uitdrukking zocht voor zijn
k
-ocr page 352-\'336
liandeld en toegesproken worden, tenzij zij zicli door grove overtre-
dingen het lidmaatschap der Kerk hebben onwaardig gemaakt en dus
moeten worden geëxcommuniceerd, d. w. z. afgesneden van het
lichaam van Christus. De geheele prediking in de eenmaal geplante
Kerk gaat uit van de verbondsgedachte. Alle vermaningen, die tot
de leden worden gericht, moeten tot hen in hunne hoedanigheid van
vjare leden des verbonds worden gebracht. Alles werd gedragen
religiositeit. Misschien moet men zeggen, dat juist in het paradoxale van de samenvoeging
dezer twee gedachten de kracht, de levenskracht en de drijfkracht, der Gereformeerde
Kerk heeft bestaan, terwijl zij juist ging verzwakken, toen men naar één van beide zijden
het paradoxale trachtte weg te nemen. Vg. het merkwaardige woord van Dr. A. Kuyper
in zijn „De vleesclmording des Woords", p. XXXV: „De logische lijn kan in geen goede
uiteenzetting der Christelijke Eeligie doorloopen". Vg. 1 Cor. 13 : 9 en 10. Wat bedoeld
tweeërlei aspect betreft, vergelijke men ook Wormser (t. a. p. bl. 113 vv.): „De vaderen
spreken in het aangehaalde gebed [van het Doopsforimdier] en in de dankzegging met
volkomen juistheid; maar zij spreken uit het genadeveriond,enTi\\etmtde ahstractepraedesti-
natie". Ook Wormser tracht beide gedachten te combineeren, doch mag (evenals de oudste Gere-
formeerde Kerk; en daarom misschien het meest juist (bl. 117): „Het genadeverbond is de
eenige voor ons metischen geschikte vorm, in weihen de praedestinatieleer tot ons komt, en
door welken wij van onze personeele verkiezing ter zaligheid kennis ontvangen."
1) Zie het formulier van den ban: „O Lord, heir I, in thy Name, and at the comman-
dement of this present Congregatioun, cwt off, seclude, and excommunicat from thy hody,
and from our societie N. N......And this his sin (albeit with sorrow of hart) by vertew
of our Ministerie, we bynde and pronounce the same to be bound in heaven and earth."
Works, VI, p. 467.
2) Vandaar dat de uitdrukking „bekeering" in den Heidelbergschen Catechismus b.v. alleen
in breederen zin wordt gebruikt (Zond. 33: „hoe langer hoe meer"), terwijl ook Calvijn in
zijne Institutie (Lib. III, Cap. 3, met het opschrift ,.Fide nos regenerari") voortdurend
spreekt over de „wedergebom\'té" („regeneratio") en de „bekeering" {„poenitentia" „resipis-
centia" „conversio" ; vg. 9: „uno ergo verbo poenitentiam interpretor reg ener ationem") in
breederen zin (vg. 9: „Atque haec quidem instauratio non uno momento, vel die, vel anno
impletur"), in den zin van „dagelijksche vernieuwing des levens" (vg. ons Doopsformulier),
en niet of althans slechts zelden in den engeren zin (= aanvangspunt der wederge-
boorte of der bekeering), waarin die uitdrukkingen pas later, toen de verbondsgedachte
meer op den achtergrond trad, bij voorkeur werden gebezigd, en waarin zij in de
taal van het methodisme uitsluitend voorkomen en ook thans in het kerkelijk spraak-
gebruik veelal zijn overgenomen. Men maakte blijkbaar nog niet scherp het onder-
scheid tusschen wedergeboorte (bekeering) in engeren zin en wedergeboorte (bekeering)
in breederen zin. De vraag naar het aanvangspunt der wedergeboorte (= wedergeboorte
in engeren zin) bij de in de gemeente geborenen werd, naar het schijnt, nog niet gesteld.
Allen, die tot de jaren des onderscheids gekomen waren, en zich niet door grove overtre-
dingen het lidmaatschap der Kerk onwaardig maakten, werden eenvoudig als ^.geloovigen",
als ware leden des verbonds, dus als „regenerati", toegesproken en behandeld. Ook de vraag
(die men in lateren tijd niet meer zou kunnen ter zijde stellen), wat de Doop beteekende
voor den „verworpene", werd niet gesteld, omdat deze vraag verviel, daar men bij alles
uitging van de ideëele gedachte, dat alle leden der Kerk met hunne kinderen moesten be-
schouwd worden als ware leden des verhonds, dus als uitverkorenen. In de praktijk der Ge-
reformeerde Kerk trad hare theoretische leer der verwerping geheel op den achtergrond :
ssl
door deze ideëele gedachte: alle leden der Kerk moeten, als ware leden
des verbonds, als uitverkorenen, beschouwd wordeu. i) Dat is bet
idealisme der Gereformeerde Kerk, 2) dat uatuurlijk alleeu kau volge-
houden worden, zoolang de verbondsgedachte waarlijk levendig s) is
iu hareu boezem. Alleeu op zulk eeueu bodem, waar de verbonds-
zoodoende -werd dus ook de leer der individiieele verliiedng voor haar feitelijk geen „theo-
retisches TJrtheil," maar een „Werthiirtheil" geen theorie, maar een psalm van dankbare
aanbidding, uitdrukking van het Paulinische: „Wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen"
(1 Cor. 4 : 7).
1) Vandaar hij de Gereformeerden telkens die vereenzelviging (in de praktijk althans) van
lichthare en omichtlare Kerk, zooals bv. inzonderheid uit de formulieren van den Doop,
den Ban en de Wederopname kan blijken. (Vandaar ook geen antwoord op vragen, waarop
wij juist het antwoord van hen zouden -willen vernemen; zie boven, bl. 335, noot 3). In
het Schotsche formulier voor Wederopname luidt het bv.: „In the Name and authoi\'itie of
Jesus Christ I absolve thee, NN, from the sentence of Excommunication, from the sin ly
thee committed and .... pronunces thy sin to le loused in heavin, and thee to be receaved
again to the societie of Jesus to his lodie the Church" (VI, p. 470). Deze vereenzelviging
-was yeene begripsverwarring, maar kwam voort uit een beginsel. De Gereformeerde Kerk
gevoelde, dat eene Kerk, zal zij waarlijk in den volsten zin des woords als en niet als
vereeniging optreden, ook moet kunnen en durven optreden met de pretensie: „extra eccle-
siam nulla salus" Daarom schreef Knox ook in zijn Answer to Tyrie: „We further affirme,
that without the societie and bosome of the trew Kirk, never was, is nor salbe salvatioun
unto man...... hut the difference and dout standis in the speciallis, to wit .... what
is the trew Kirk, and how it may he decerned from the sinagoge of Sathan" (VI, p. 486).
3) Met de hier gegeven voorstelling kan in strijd schijnen, wat Knox uitdrukkelijk zegt
in art. 35 (zie boven, bl. 259) der Schotsche confessie: „yit do we nott so meane, that everie
particulare persone, joyned with sic ane cumpany, be ane elect member of Christ Jesus."
Doch dit is eene theoretische stelling, waarmede verder in de praktijk, in de liturgie b.v.,
geen rekening wordt gehouden. In de praktijk plaatst men zich altijd weer op idealistisch
standpunt, in de praktijk is het altijd weer: „wij, het volk des Meeren", „wij, de iiitver-
korenen", zooals in ons Doopsformulier„totdat wij eindelijk onder de gemeente der «-j^®«\'-
korenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden." — \'UiX paedagogisch oog-
punt beschouwd, valt natuurlijk de groote kracht van dit oud- Gereformeerde idealistische
standpunt (vg. boven, bl. 304) in het oog boven het meer realistische (daarom nog niet:
meer ware) van de Methodisten en de latere Gereformeerde theologen. De vraag is maar, om
aan dit idealisme in theorie en praktijk zulk een vorm te geven, dat het niet onwaar worde.
3) Confessio Helvetica prior, art. 33: populus Domini sumus," en aangaande de
kinderen: „de eorum electione pie est praesumendum."
4) Dit idealisme zal natuurlijk moeten dringen tot een gestrenge handhaving der tucht.
Vandaar de principieele plaats, die de leer aangaande de tucht in het Gereformeerde Kerk-
begrip inneemt. De verbondsgedachte moet intusschen de grondslag van het Kerkbegrip
blijven. Waar de tucht voor de verbondsgedachte in de plaats wil treden (De Labadie),
wordt het Kerkbegrip opgelost. Feitelijk kan ook volgens de Gereformeerde gedachte de
tucht niet anders worden toegepast dan uitgaande van de verbondsgedachte. ïucht veron-
derstelt een volk Gods, hetzij dan realiter („wedergeborenen"), hetzij idealiter C\\\\xifita8
geheiligden," „gedoopten," „received in the household of God," „ingrafted in Christ,"
„planted in the Churche of God," „members of Christ Jesus," „branches grafted in him,"
„sonnes of God hy grace," vg. boven bl. 305, noot 3). Wat de principieele plaats van de
leer aangaande de tucht betreft, vg. Institutio, lab. IV, cap. XII. 1: „,Q,uemadmodum
18
-ocr page 354-S38
gedachte levendig was, kon eene Kerk ontstaan. Vandaar, dat
de Anabaptisten niet, de Lntherscben van wege Lntbers individn-
salvifica Christi doctrina anima, est ecclesiae, ita illi disciplina pro nervis est: qua fit ut
membra corporis, suo quodque loco inter se cohaereant.....Disciplina veluti fremim est,
quo retineantur et domentur qui adversus Christi doctrinam ferociunt: vel tanquam sft\'ffl?;/?«,
quo excitentur parum voluntarii : interdum etiam velut paterna ferula, qua clementer et pro
Spiritus Christi mansuetudine castigentur, qui gravius lapsi sunt." Evenzoo Knox in Form
of Prayers voor de gemeente te Genève ( WorJis, IV, p. 303) : „And as the Word of God
is the life and soule of this Churche, so this godlie ordre and discipline is as it were
synewes in the bodie, which knit and joyne the membres together with decent order
and comelynes. It is a irydle to staye the wicked frome their myschiefes. It is a spwrre
to pricke forward suche as be slowe and negligent; yea, and for all men it \\s, the Father\'s
rodde ever in readines to chastice gentelye the fautes committed, and to cause theym.
afterward to lyve in more godlie feare and reverence. Pinallye, it is an ordre left by God
unto his Churche, wherby men learne to frame their wills, and doinges, accordinge to the
law of God."
De tv,cht vormde in Calvijns systeem het praktische tegenwicht tegen eene mogelijke
verkeerde aanwending van zijne leer van de natuurlijke onmacht des menschen ten goede.
Het bezweren der confessie in 3537, waarbij men beloofde te zullen leven overeenkomstig
het Woord Gods, en waartegen door sommigen bezwaar werd gemaakt op grond van de
natuurlijke onmacht des menschen (Eoget, Histoire du peuple de Genève, tome I, p. 43 :
„il ajoute, qu\'ils ne sauraient jurer les dis commandements de Dieu, „d\'aultant quils sont
fort [difficiles] à garder""), werd door Calvijn niet theoretisch, maar praktisch verdedigd in
zijne voorrede voor den Catechismus door eenvoudig te verwijzen naar voorbeelden uit het
O. T. : „Quale enim est foedus, quod losias, approbante Domino, suo populique nomine,
percussit? Nempe ut coram Domino ambularet, praecepta et testimonia et iustificationes
eius custodiret in toto corde suo et tota anima: quibus conditionibus universi ludaei fidem
suam, non sine iureiurando, obstrinxerunt. Sub Asa iisdem legibus foedus sancitum fuit,
iuramentumque in toto corde cum iubilo, cum voce magna, clangore tubae, et sonitu
buccinarum. Idem sacramentum, stipulantibus Esra et Nehemia, praestitum fuit: in quo
etiam parentes pro tenellis liberis, et fratres natu grandiores pro nondum adultis
spondebant" [Corp. Pef. Op. Calv. V, p. 319). Wie de confessie niet wilde bezweren,
werd eenvoudig gelast de stad te verlaten (Koget, 1. c. I, p. 45). Bleef iemand langer
dan een jaar van het avondmaal weg, dan werd hem de eene of andere straf opgelegd
(Eoget, 1. c. V, p. 98). En wat betreft hen, die de excommunicatie en het verbod
om aan het avondmaal te komen gering achtten, stelde Calvijn aan den raad voor:
„qu\'il est bonte do souffrir impunis ceulx qui, après que la cène leur a esté défendue, ne
s\'en soucient; or, tels membres cpii se séparent de 1\'Egli.se de Dieu et la polluent, méritent
d\'estre chastiés et la ville doit en être purgée quelque temps\'\' (Eoget, 1. c. V, p. 40). Dat
deze opleyyiny van het ideaal aan de werkelijkheid door middel van de tucht onwillekeurig
iets wettisch met zich bracht, was onvermijdelijk (zie de uitvoerige, op de notulen van het
consistorie en van den raad berustende beschrijving van Calvijns tuchtstelsel bij Eoget,
Histoire du peuple de Genève, 6 tomes, Genève, 1871—1881). Intusschen, de toenmalige
toestand van Genève maakte een dergelijk optreden van Calvijn, waarbij men onwille-
keurig denkt aan Gal. 4 : 1 en 3, mogelijk en noodzakelijk. Zonder Calvijns gestrenge
tuchtsysteem zou het bandelooze en lichtzinnige Genève van het begin der Iße eeuw zeker
niet geworden zijn tot wat het nu werd: een model van echt christelijk leven voor alle
Kerken der reformatie (vg. boven, bl. 197), waarvan nog ruim een eeuw later een Spener
en een De Labadie de schoonste getuigenissen aflegden.
i
-ocr page 355-\'339
alisme i) nauwelijks, de Gereformeerden wel tot een Kerkbegrip
kwamen.
Bij Knox nu staat juist die verbondsgedackte wegens zijne directe
overbrenging van het O. T. op Schotsche toestanden bijzonder sterk
op den voorgrond. Daarmede is een krachtig beginsel van solidariteit
gegeven. Daardoor legt hy aanstonds beslag op het geheele volk van
Schotland. Daardoor vereenigt hij aanstonds het geheele Schotsche
volk in de ééne Gereformeerde Kerk vau Schotland. Telkens weer
spreekt hij met voortdurende reminiscenzen aan het O. T. van eeu
«leagve and eovenant», dat God sluit of eigenlyk vernieuwt met de
volken, die de reformatie aannemen. Met Engeland had God zulk een
verbond gesloten onder de regeering van Eduard VI. Toen was de
tyrannie der papisten «most justly by commune othe banished from
/
1) Met Luther treedt een krachtig mdividmliseerend beginsel in de geschiedenis in
werking. Het indimdualiseeringsproces, dat zich evenals in de natuur zoo ook in de geschie-
denis voltrekt (vg. ook boven, bl. 313), m. a. w. de van de volken (vg. Ranke,
Die Römischen Päpste in den letzten «i«-9e A. Bd I, S. 33 ff.) en van de indivi-
duen mocht niet te sael en onvoorbereid plaats hebben, zoodat het solidariteitsbeginsel iam
worden miskend. Naast het individualistisch beginsel (Luther) moet het solidariteitsbeginsel
(Calvijn) zijn recht behouden, ja ook, die twee moeten in de geschiedenis op eenigerlei
wijze verband blijven houden. Dit gevoelde Calvijn; daarom is hij ook aristocratisch (vg\'.
boven, bl. 370, noot 1) on poneert zich tegenover de groote menigte. De beweging, die
het nieuwe beginsel te snel wilde doortrekken, het Anabaptisme, werd hetterij, moest in
de geschiedenis échec lijden en moest door de (historische) Kerk worden uitgedreven.
Ijuther kwam, toen hij de excessen der radicalen {Zwickauer profeten. Anabaptisten, boeren)
zag, nog bij tijds van zijn al te individualistisch standpunt terug en daardoor bleef de van
hem zijn oorsprong nemende beweging voor de geschiedenis bewaard. Dat Calvijn, de man
met een zoo krachtig solidariteitsgevoel, aan deze bewaring van de reformatorische beweging
voor de geschiedenis inzonderheid door de ontwikkeling van zijn Kerkbegrip zoo krachtig
heeft medegewerkt, is zeker wel zijn grootste verdienste, — De gebondenheid aan den
bijbel als het Woord Qods vormde het groote tegenwicht tegen het individualistische be-
ginsel (Luther tegenover de ketters: „Das Wort sollen sie mir stehen lassen\'\'), hoewel
toch meer ruimte biedende dan de reformatoren zelf hebben vermoed. De uitdrukking
„Oods Woord" werd namelijk door den éénen in profetischen, door den anderen in letter-
lijken zin opgevat, door de meesten gedeeltelijk in den éénen (vooral bij profetim in
engeren zin), gedeeltelijk in den anderen zin. Het historisch karakter der Openbaring kon
voorts ook in die (aan historischen en psychologischen zin overigens zoo weinig rijke) dagen
niet geheel verborgen blijven; de notie van eene „historia revelationis" begon toch ook
vooral bij een man als Calvijn reeds door te breken. De één hoorde ook de „harmony" en
„weill-tuned song" (vg. boven, bl. 143) in die H. Schrift op eene andere wijze dan de
ander. Voor den éénen stond dit, voor den anderen iets anders meer op den voorgrond,
de één zag de Schrift in een ander perspectief dan de ander. Het slechts betrekkelijke \\
van het tegenwicht werd ook den leeken voortdurend door de geschiedenis zelve herinnerd, |
waar zij de Protestantsche Kerk, zich bazeerende op den bijbel, nochthans in tweeën zagen
uiteengaan, de Luthersche en de Gereformeerde Kerk.
Ö4Ö
that realme.» Van die «league and covenant» was men echter
onder Maria weer afgevallen, evenals Juda onder goddelooze koningen,
doch al was het ook «.the most part», dat afgevallen was, tock had
het kleinere deel de «league and covenant» wel degelijk moeten kand-
haven. i) Hun zedelijk recht daartoe, ook al vormden zij de minder-
heid (over welk recht Knox natuurlijk zwijgt, omdat ket voor kem
vanzelf spreekt; had hij gesproken van recht in deze, dan zou hij
het genoemd hehhen een «jus divinum»), lag daarin, dat zij vormden «het
luare volk van Engeland,» immers degenen, die trouw gebleven waren
aan de «league and covenant» met God, ket «volk des Heeren»
Daarom moesten zij ook, zoo sckreef Knox kun in zijne Exhorta-
tion to England na Maria\'s dood, nu Izebel gestorven was, beter
oppassen. Zij moesten er nu voor zorgen, dat die «league and-^cove-
nant» zoo vast werd gevestigd, «established», dat er nimmermeer
verandering in gebracht kon worden. Daartoe moesten zij nu «by
solemned othe renue the covetiant betwixt God and you», op dezelfde
wijze als Asa, de koning van Juda, gedaan kad in hetzelfde geval. 3)
En gelyk Knox voor Engeland dit program van reformatie gegeven had,
zoo voerde kij ket zelf voor Sckotland ook getrbuw uit. Nadat
eenmaal de reformatie in Sckotland vasten voet had gekregen, zorgde ^
hij wel voor de eerste centraliseering der beweging in eene «Con- ^
gregation», straks in eene Kerk, en voorts voor zulk een vaste
«establishing» van de «league and covenant» met God, dat er voor een j
plotselinge verandering, als waarvan hij in Engeland na den dood i
van Eduard VI getuige geweest was, geen vrees meer behoefde te
1) Yg. boven, bl. 183. Zoo hebben ook de Gereformeerden in ons land gedaan. Zij
vormden ook verreweg de minderheid, doch hebben in het besef van hun zedelijk recht
het roer in handen weten te nemen en te houden en zijn ook gebleken te zijn dat deej
der natie, waarvan de kracht is uitgegaan, diegenen, waarvoor zij zichzelven hielden, het
„mare volk van Nederland." Vg. Dr. J. G. E. Acquoy, Jan van Venray, bl. Iö4 vv. Zij
kenden nog niet het moderne begrip van yewetensvryheid en, wat daarmee ten nauwste
samenhangt, het moderne (meer realistische) begrip van den (altijd relatief) neutralen staat.
Hadden zij het gekend en in toepassing gebracht, dan was ongetwijfeld Eome meester ge
bleven in deze landen.
3) „Nos, (IUI populvs Dornini sumus"; zie boven, bl. 337.
3) Works, Y, p. 517. Vg. boven, bl. 309.
4) Ook in Engeland werd intusschen Knox\' reformatieprogram uitgevoerd, al geschiedde
het dan ook niet in die „purity", waarin hij het wel zou hebben gewenscht. Ook daar
toch was het de minderheid (vg. boven, bl. 343), die er de reformatie handhaafde en den
Protestantschen godsdienst zóó vestigde, dat hij er tot op den huidigen dag de heer, ƒ
sehende bleef
5) Vg.- boven. bl. 144, 334, 330 en 337.
-ocr page 357-\'341
bestaan. J-) Zijn O. T. was en bleef hierbij zijn richtsnoer en ook
waar hij Deut. 13 ; 6—9 gelukkigerwijze uiet toepaste, kon toch
met zulk een handboek voor reformatie zijne hervorming uog radicaal
genoeg zijn. Toen hij stierf, kou hij sterven in de overtuiging, dat
hij zijn levensdoel had bereikt, -dat iu Schotland het Gereformeerde
Protestantisme voor goed was gevestigd. 3)
Waar Kuox iutusscheu iu een bepaald opzicht ijverde voor ver-
binding van Staat en Kerk, iu zooverre hy eischte, dat de Staat een
bepaalde Kerk zou handhaven, daar ijverde hij echter, ook hierin
leerling van Calvijn, iu een auder opzicht voor scheiding van Kerk en
Staat, iuzooverre hy verlangde, dat de Staat zich volstrekt zou ont-
houden vau alle inmenging iu de inwendige aangelegenheden der Kerk.
Iutusscheu werdeu de grenzen hier uiet scherp afgebakend. Vaudaar dat
ook inzonderheid op dit pu.ut later de strijd ontbrandde. Kuox sprak
nog maar algemeeue beginselen uit, die hij uit «the playue Word
of God» afleidde, zonder op scherpe formuleeriug bedacht te zijn,
die hij dau ook trouwens iu zijueu bijbel moeilijk viuden kon. Waar
hij tegenover de pretensies der Roomsche Kerk den nadruk wilde
leggen op het recht en den plicht van de overheid om zich met de
godsdienstige aaugelegeuhedeu in te lateu, om dus de reformatie ter
haud te uemeu eu de ontrouwe herders af te zetten, daar wees hij
op het vooi\'beeld vau Aärou, die immers ouderworpen was geweest
aau Mozes, ja zelfs als het ware zijue heiliging tot het ambt van
de burgerlyke macht ontving en op Abjathar, die door Salomo
werd afgezet. Had de reformatie echter eenmaal plaats gehad en
wareu de toestanden geregeld eu de Gereformeerde Kerk gevestigd,
«established», dau mocht geeue inmenging van de overheid iu gods-
dienstige aaugelegeuhedeu meer plaats grypen en bleef hare taak
alleeu de eeumaal gevestigde Kerk te beschermen eu in hare rechten
te handhaven. Dau wees Kuox op het voorbeeld vau Uzzia. Dan
mocht zelfs de kouiug hem niet verbieden te preekeu, maar ant-
woordde hij hem met vrijmoedigheid: «if the Church would command
him either to speak or abstaiu, he would obey, so far as the Word of
1) Zie boven, bl. 354 vv. en 298 vv.
3) Zie boven, bl. 333 vv., 331, noot 1, 333 en 278.
3) Vg. boven, bl. 300, noot 3.
4) Zie\' boven, bl. 176 vv.
5) Zie boven, bl. 184.
6) Zie boven, bl. 310.
-ocr page 358-\'342
God would permit him.» i) Dan was het juist eene eere voor den
vorst om aan de Kerk gehoorzaam te zijn. 3) De Kerk moest zoo vrij
mogelijk zijn in al hare bewegingen, ook wat betreft het bijeenroepen
der kerkelijke vergaderingen 3), Op geenerlei wijze mocht zij onder-
geschikt zijn aan den Staat. Op die volkomene vrijheid had zij een
goddelijk recht. God had toch aan haar evenals aan den Staat eene
eigene roeping gegeven. Er kon alleen samenwerking zyn tusschen
die beiden doch juist wegens de moeilijke afbakening der grenzen
in de practijk zou die samenwerking niet altijd eene vreedzame
kunnen zijn. Bovendien zou het idealistisch, profetisch, getuigend
karakter der Kerk haar menigmaal dringen de gewone ordeningen
van het leven te overschryden en haar alzoo in botsing brengen met
den praktischen, nüchteren, ordelievenden Staat.
Waar Knox alzoo strijdt voor de vrijheid der Kerk, daar staat ook
de eenheid der Kerk bij hem sterk op den voorgrond. De gerefor-
meerde, door den Staat gehandhaafde, op eigen gebied souvereine
Kerk is de ééne ware Kerk van Schotland. Zij is de openbaring van
de ééne «catholic (universall) Kirk» voor Schotland 5). Daarom is ook
1) Works, II, p. 498. Yg. boven, bl. 390, noot 1.
3) Yg. boven, bl. 373. Vg. Institutio, Lib. IV, cap. XI, 4.
3) Toen Lethington de vraag stelde, of het voor onderdanen wel geoorloofd was zonder
goedkeuring der koningin zulke vergaderingen uit te schrijven, antwoordde Knox: „Yf
tke libertie of the Churche should stand upoun the Quenis allowance or dysallowance, we
are assured not onlie to lack assemblies, but also to lack the public preaching of the Evan-
gell .....tack from us the fredome of Assemblies, and tack from us the Evangell; for with-
out Assemblies, how shall good ordour and unitie in doctrine be keapt" (11, p. 396). En
Knox wist zijn wil door te zetten ook. Toen hij in 1563 door Maria Stuart werd aange-
klaagd bij het Frivy Council, omdat hij verschillende edelen had aangeschreven om te
Edinburg te verschijnen, antwoordde hij haar eenvoudig: „What I haif done, I haif done
at the conimandunent of the generall Kirk of this Healme; and thairfoir, I think, I haif
done na wrang", en niettegenstaande de woede der koningin werd hij toch ten slotte vrij-
gesproken. Vg. boven, bl. 384 vv.
4) Vg. Institutio, Lib. IV, cap. XI, 3. Vg. boven bl. 306, noot 4.
5) Works, VI [Answer to Tyrie), p. 493: „And therefore we say, that our Kirk is no
new found Kirk (as the wryter blasphemously rayleth) but that it is a part of that holy
Kirk universall, which is grounded upon the doctrine of the Prophetes and Apostlis;
having the same antiquitie that the Kirk of the Apostles hes, as concerning doctrine,
prayers, administratioun of sacramentis, and all other thinges requisite to a particulare
Kirk." In verhouding tot de ééne groote algemeene Kerk wordt de Schotsche Kerk hier
„particulare Kirk" genoemd; in verhouding tot de gemeenten heet zij zelfKirk."
Het geheel der Schotsche Kerk werd namelijk genoemd „tJie universall Kirk", of „the
generall Kirk", of ook eenvoudig „the KirK" in tegenstelling van de plaatselijke gemeenten,
„particular Kirkis" Vg. boven, bl. 364, noot 3. Vg. ook Knox\' antwoord aan Maria Stuart
boven, noot 3. In een smeekschrift van 1561 aan het Privy council Ivadii het: „directed fra
343 ,
ieder, die den waren godsdienst belijdt, verplicht de eenheid met haar
te onderhonden, i) Ben lidmaat van Christus mag zich niet afzonderen
van de andere belijders. Ook in de Gereformeerde Kerk tock geldt
het «extra ecclesiam nulla salus», eene stelling, die door haar
krachtens haar boven reeds besproken idealistisch standpunt zooveel
mogelijk werd toegepast ook op de zicktbare Kerk. Reeds in de
«Confession» van de Engelscke gemeente te Genève wordt op dit
verband met de Kerk grooten nadruk gelegd. Er wordt daar gezegd
van de ketterijen, die de overheid heeft te bestrijden; «which dra we
us frome the societie of Christes Churche, loherein standeth onehj
remission of synnes.» Ook in zijn Answer to Tyrie zegt Knox,
dat kij op dat punt niet van Rome verschilt. Daarom spreekt hij
zich dan ook in zijn Letter to Scotland van 1 Dec. 1557 ernstig uit
tegen afscheiding van de Kerk. Hij waarschuwt tegen hen, die «have
separatit thameselves frome tke societie and communioun of tkair
brethrene, in sectis dampnahill and maist pernicious; being bold to
affirme that amangis us thair is no trew Kirk, be reasone that oure
lyvis do not agrie with the Word whilk we profess.» 5) Hij wijst op
de monniken, die ook een «greatter perfectioun» wilden en daarom
«did devyd thamselves apart, contemnyng Chrystis flock and ordi-
nances; but to what holines thai ar atteaynit let the world wit-
nes». Ö) En in zijn On Predestination roept hij zijnen tegenstander
toe: «Let your friends give eare, if they list, to your admonition,
absenting themselves from all well reformed Congregations. We will
not cease .... to affirme, that your privie assemblies, and all those
tkat in dispyte of Christes blessed ordinance do frequent tke same, are
accursed of God.» 7) Ja, ook de hem zoo sympatkieke Puriteinen
the Assemblie of tke Kirk" [Works, II, p. 163). Vg. voorts Works, II, p. 3Ü6, VI,
p. 384f en 1)47. De uitdrukking ..Kirkes" komt slechts zelden voor om het geheel der
Schotsche Kerk aan to duiden; zie Works, VI, p. 3Ü1: „ïhe Ordour and doctrine of the
Generall Faste, appointed be the Generall Assemblie of the Kirkes of Scotland." Men
vergelijke hiermede Dl\'. H. G. Kleyn, Alr/emee/ie Kerk en Plaatselijke Gemeente, Dordrecht
1888, bl. 30 vv.
1) Vg. Institutio, Lib. IV, cap. I: „De vera Ecclesia, cum qua nobis colenda est unitas
quia piorum omnium mater est."
2) Vg. boven, bl. 144.
3) Vg. boven, bl. 337, noot 1.
4} Works, IV, p. 173. Vg. ook boven, bl. 357.
5) Works, IV, p. 363. Vg. boven, bl. 157.
6) IV, p. 366.
7) V, p. 301.
i
-ocr page 360-\'344
waarschuwt hij ernstig tegen afscheiding van de gevestigde Kerk i).
Deze ééne, Gereformeerde Kerk, waarby allen verplicht zijn zich te
scharen, heeft voorts onbepaalde jurisdictie over al hare leden, waarin
zij wordt gehandhaafd door den Staat. Zy treedt niet op als eene
gewone particuliere vereeniging, maar als door den Staat erkende en
gehandhaafde Kerk. Eenmaal «established», treedt zy in al de rech-
ten der oude Roomsche Kerk. Zij vormt een soort van geestelyken
staat in den wereldlijken staat met eigen (geestelijke) regeeriug eu
eigen (geestelijke) rechtspraak. Zij praetendeert evenals de wereldlijke
staat geheel Schotland te omvatten en dus ook alle Schotten onder
hare (geestelijke) jurisdictie te besluiten. Omdat men dit recht der
Kerk om als de eenige Kerk van Schotland, de openbaring voor Schot-
land van de ééne «catholic Kirk», waarin men beleed te gelooven, op
te treden erkende, daarom namen dan ook de edelen in de acte van
hun verbond, te Ayr in 1562 gesloten op aandrang van Knox om
de Roomschgezinden tegen te gaan, deze bepaling op: «We protest
and promesse, that everie ane of us shall assist otheris, yea, and
the hoill body of the Protestantis within this Realme, in all lauehfull
aud just actionis, against all personis; so that whosoever shall hurt,
molest, or truble any of our body, shalbe reaputed ennemye to the
hoill, except that the offendar wilbe content to submit himself to the
judgement of the Kirk, now established amangis us.» 3) En hoezeer
deze Kerk haar gezag wist te handhaven, bleek wel reeds in 1559
uit haar optredeu tegen den Protestantschen adel, toen deze de
«Congregation» te Perth niet wilde te hulp komen 3), en uit hetgeen
bv. Randolph aau Cecil schreef den 31®^®» December 1563: «For
newes yt maye please your Honor to knowe, that the Lord Treasurer
of Seotlande [Mr. Robert Richardson, commendator of St. Mary\'s Isle]
for gettinge of a woman with chylde, muste, upon Sondaye nexte,
do open penance before the whole Congi\'egation, and Mr. Knox
mayke the sermonde. Thys my Lorde of Murraye wylled me to
wryte unto your Honour for a note of our greate severitie in puny-
shinge of offenders» 4).
1) Zie boveii, bl. 295, noot 2.
2) Wot-ks, II, p. 34.8.
3) Zie boven, bl. 225 vv.
4j Works, VI, p. 527. Vg. ook II, p. 160: „the haill multitude [die oproer gemaakt
had] wer haldin excommunicat and were admitted to no participatioun of the sacramentis
unto suche tyme as thai satisfied the Magistratis, and maid humble sute unto the Kirk."
Vg. ook boven, bl. 263, noot 4.
-ocr page 361-\'345
Waar eeue Iverk optrad, die met zooveel euergie liaar gezag wist
te liandliaveu en voor hare vrijheid waakte, daar verwondert het ous
uiet, iudieu wij in Schotland met deu strijd voor deze Kerk tevens
eveuals in ons land een strijd verbonden zieu voor staatkundige vrij-
heid. ïelkeus weer viuden wij die twee, strijden voor deu waren
godsdienst en strijden voor Schotlauds vrijheid, vereenigd. Als Knox
dau ook iu de voorrede voor het tweede boek zijner History spreekt
over de «causes, moving us to tak the sweard of just defence», dau
noemt hij, — eu hij doet dit blijkens de geschiedenis ook terecht —,
iu de eerste plaats deu godsdienst: «we, who seak nothing bot Christ
Jesus his glorious Evangell to be preached, his holy Sacrameutis to
be trewlie miuistrat, superstitioun, tyrauuye, aud idolatrie to be
suppressed iu this Realme», maar dau laat by ook volgeu: «and,
fiuallie, the libertie of this our native countrie to remaue free from
the bondage aud tyranny of strangeris». De bedoelde vreemdelingen,
de Frauscheu, wareu tevens de meest hechte steun voor Rome. Vooral
het voortdurend blijveu (ook ua deu vrede vau Cambresis) vau de
Fransche bezetting in Schotland, verbonden met Fransche praktijken
in de regeeriug des lands i), wekte, eveuals iu ous laud het blyven
der Spaausche troepen, heftigen weerzin. Daarom wordt ook reeds
iu de First Petitioun of the Protestantes of Scotland to the Quein
Regent in 1558 over «a publict Reformatioun, als weall iu the
religioun as iu the temporall government» gesproken, terwyl ook
iu bijna alle volgende petities eu acteu geklaagd wordt over haar
sehenden vau de «ancient laivis and liberties of the Realme» 3).
Met dezeu strijd zoowel voor den godsdienst als voor de vrijheid
haugt natuurlijk teu uauwste samen Kuox\' leer aangaande het
recht tot iveerstand, die van zooveel beteekenis was voor deu spoedigen
eu radicalen voortgang der Schotsche reformatie eu waarby wij nu
uog iu de laatste plaats stilstaan. Op dit puut is het ook, dat zich
het grootste verschil openbaart tusschen hem eu Calviju. Terwyl
(3alviju alleeu recht van weerstand toekende aan de «populäres ma-
gistratus» en dan uog alleeu tot op zekere hoogte, was er voor Knox
1) Zie boven, bl. 3é7.
3) TForks, I, p. 303.
3) Dat echter het groote doel bij alles bleef de reformatie van den godsdienst, blijkt
uit de Protestatiomi- maid in Parliament in 1550: „And last, we protest, that these our
requeastis, proceading from conscience, do tend to none otlier end, bot to the Heforrnatioun
of abuses in Reliyioun.." Vg. voorts boven, bl. 333, 331 vv., 314 en 340 vv.
\'3073
eigenlijk geen principieel, maar alleen een gradueel verseliil tnssclien
liet reclit in deze van den adel of overige magistraatspersonen en
van de onderdanen. Wel was de adel (of de magistraat) in de eerste
plaats verpliclit weerstand te bieden, maar daarna ook «the whole
bodie of the people», ja ten slotte, waar bet afgoderij gold altbans,
«everie memhre of the same.»
Dit recbt tot weerstand nn, zoo nauw samenhangend met Knox\'
theocratische beginselen i), gold wel is waar in de eerste plaats,
maar toch niet uitsluitend het godsdienstig gebied. In zijn gesprek
met Maria Stuart in 1561 3) ontleent hij zijne argumenten niet
aan Deut. 13 : 6—\'9, maar eenvoudig aan de rede, als hij ant-
woordt op Maria\'s vraag, of hy meende, dat onderdanen hunne vor-
sten mochten weerstaan: «Yf thair Princes exceed their boundes,
Madam, and do against that whairfoir they shoidd he obeyed, it is
no doubt but thei may be resisted, evin by power. For thair is
neather greattar honour, nor greattar obedience to be gevin to kings
or princes, then God hes commanded to be gevin unto father and
mother: But so it is, Madam, that the father may be stricken with
a phrensye, in the which he wold slay his awin childrene. Now,
Madame, yf the children aryese, joyne thame selfis togetther, apprehend
the father, tack the sweard or other weaponis frome him, and
finallie hind his handis, and keape him in preasone, till that his
phrenesy be over past; think ye. Madam, that God wilbe olfended
with thame that have stayed thair father to commit wickedness ? It
is even so, Madam, with Princes that wold murther the children of
God that are subject unto thame. Thair blynd zeall is no thing but
a verray mad phrenesie; and tharfoir, to tack the sweard from thame,
to bynd thair handis, and to cast thame selfis in preasone, till that
thei be brought to a more sober mynd, is no disobedience against
princes, but fust obedience, becaus that it aggreith with the will of
God.» S)
Knox bedoelde dus zijne leer aangaande het recht tot weerstand
zeer algemeen en beperkte haar niet alleen tot het godsdienstig ge-
bied 4). Hy betoonde zich hier de getrouwe leerling van Major 5).
11 Vg-. boven, bl. 333.
3) Vg. boven, bl. 373.
3) II, p. 383.
4) Vg. ook boven, bl. 179, en beneden, het gesprek met Maria Stuart cn met Mait-
land, bl. 347 en 349 vv.
5) Zie boven, bl. 35.
-ocr page 363-347
Doch. uit den aard der zaak gaat ket moeilijk om bij Knox ket al-
gemeen-politieke yan het godsdienstige te scheiden, daar de strijd
voor de vryheid in Schotland zoo nauw met dien voor den godsdienst
verbonden was. Waar sprake is van reckt tot weerstand, daar treedt
bij Knox meestal het godsdienstige, bepaaldelijk ket theocratische ele-
ment zeer sterk naar voren.
Knox wyst er bij herhaling op, dat publiek optreden in tijden van
vervolging voor den christen noodzakelijk is, voor een ieder naar zijne
roeping natuurlijk, maar in elk geval is protesteeren plickt voor allen.
Telkens weer legt kij er den nadruk op, dat zwijgen gelijk is aan toe-
stemmen 1). Een levend geloof tock eischt een duidelijke, d. i. een
openlijke belijdenis 3). Men mag nooit vergeten, dat ook de gehoor-
zaamheid tegenover den koning begrensd wordt door den plicht te-
genover God 8). Ook de koningen bezitten geene absolute macht, zoo-
dat zij maar zouden kunnen doen, al wat kun behaagt, maar kunne
mackt wordt beperkt door het Woord Gods
Maar bovendien, de onderdanen hebben plichten tegenover hunne
vorsten, doch evenzoo de vorsten tegenover de onderdanen. Knox
herinnert Maria Stuart in een gesprek met haar in 1563 5) er aan,
dat zij erop heeft te letten, «what it is that ye aught to do unto
thame by mutuall contract. Thei ar bound to obey you, and that
not but in God. Ye ar bound to keape lawis unto thame. Te crave
of thame service: thei crave of you protectioun and defence against
wicked doaris. Now, Madam, yf ye skall deny your dewtie unto tkauie,
(wkick especialle craves tkat ye punishe malefactouris) think ye to
1) Zie boven, bl. 181, 189 vv. 306 en 307.
3) Works, I, p. 399: „By the plane Scriptures it was found [in 1558], „That a lyvelie
faith requyred a plane confessioun, when Christes truth is oppugned; that not only ar thei
gyltie that do evill hot also thei that assent to evill." And plane it is, that thei assent to,
evill, who seing iniquitie openly committed, by thare silence seame to justifie and allow
whatsoever is done".
3) „Men beroept zich", zoo zegt Knox in eene addition van zijn Letter to the Queen, „op
het woord: Bert den Koning, „but hevie shall the judgement be which shall apprehend
such blasphemours of Goddes Majestie, who dare be so bold as to afKrme that God hath
commanded any creature to bo obeyed against himselfe". IV, p. iil.
4) „Kings have not an absolute power in their regiment what pleaseth them", zoo luidde
het in een preek van 1565 (vg. boven, bl. 390), „but their power is limitted by Gods
word: so that if they strike where God commaundeth not, they are but murderers; and if
they spare when God commandeth to strike, they and their throne are criminal and giltie
of the wickednesse that aboundeth upon the face of the earth, for lacke of punishment".
VI, p. 338.
5) Vg. boven, bl. 379.
É
-ocr page 364-\'348
receave full obedience of tliame? I feare, Madam, ye shall not»
Daarom mag ook in bepaalde gevallen dit «waituaU contract» ver-
broken worden en de vorst afgezet. Zulk een geval doet zich bv.
voor, wanneer door de blindheid van adel en stenden eene vrouw
aan de regeering gekomen is. Dan moet men de verklaring, die
men onbei\'aden en uit onwetendheid heeft afgelegd, weer intrekken.
Zoo toch deed ook Juda met Athalia 3). Dat ook bij Knox\' collega\'s
de gedachte aan verbreking van het «mutuall contract» en
afzetting van den vorst geenerlei bezwaar ontmoette, blijkt uit
het advies van Willock in 1559, toen de vraag werd gesteld,
of men Maria Guise nog langer als regentes zou erkennen. Wil-
lock gaf ten antwoord: «dat de macht der overheden, hoewel zij
heerschen krachtens de ordinantie Gods, beperkt ivas door Gods
Woord-, dat evenals onderdanen volgens dat Woord bevolen werden
hunne overheden te gehoorzamen, zoo ook de overheden bevolen
werden «to geve some dewtie to the subjectis» ; dat, hoewel God de
overheidspersonen heeft aangesteld tot zijne «lievtennentis» op aarde
eu hen met Zijn eigen titel heeft vereerd door hen «goden» te noemen,
«that yitt he did never so establess any, but that for just causes thei
mycht have bene depryved»; eindelijk, dat «in deposing of Piinces
and those that had bene in authoritie» God niet altijd Zijne onmid-
delijke macht gebruikte, maar soms ook andere middelen, die Hij er
geschikt toe achtte, zooals toen Hij door middel van Aza diens moeder
van haar gezag had beroofd, nadat zy het zich tevoren onwaardig
had gemaakt, en toen Hij door middel van Jehu Jorani en de ge-
heele nakomelingschap van Achab doodde, «and by diverse otheris
he had deposed from authoritie those whome befoir he had establesshed
by his awin worde» 3). Daarom raadde hij ook tot afzetting der
regentes, terwijl Knox zyne instemming met Willocks advies te kennen
gaf Reeds iu zyue Admonition, terstond na zijne vlucht uit En-
1) II, p. 2,1-2.
2) Zie boven, bl. 167.
3) I, p. 443.
4) Zie boven, bl. 246. Men vergelijke nog inzonderheid de stellingen over verkiezinf/ en
afzetting van souvereinen, die Knox blijkens een naschrift bij zijn Appellation van plan
was in eene Second Blast nader te ontwikkelen, welk plan hij echter niet heeit volvoerd:
„1. It is not birth onely, nor propinquitie of blood, that maketh a Kinge lawfully to reign
above a people professing Christe Jesus and his eternall veritie; hit in his election must
the ordinance, which God hath estahlished in the election of inferiowr judges, he observed.
2. No manifest idolater, nor notoriouse transgressor of God\'s holie preceptes, oght to be
promoted to any publike regiment, honour, or dignitie, in any realme, province, or citic,
\'349
geland in 1554, had Knox er met nadruk op gewezen, hoe door de
kracht van Gods Woord Zijne uitverkorenen somtijd worden gedron-
gen tegeu burgerlijke iustelliugeu iu te gaan (Jer. 21 eu 38) i). En
zoo schreef hij dau ook iu eeue addition van ziju Letter to the Queen
iu 1558, dat hij met Jesaja verklaren moest, dat uiet alles oproer
en verraad was, wat de menscheu zoo geliefden te noemen. 2)
Het duidelijkst komt Kuox\' beginsel iu deze voor deu dag, waar hij,
geheel iu afwijking vau Calvyu, eeu scherp onderscheid stelt tusscheu
het gezag als ordinantie Gods en de personen, die er de vertegen-
woordigers vau ziju. Dat ouderscheid, zoo meeut hij, moet meu
vooral in het oog houden. Daarop worden de edelen gewezen, als
zij zich iu 1559 vau de «Congregation» hebbeu afgekeerd 3). «Alle
autoriteit», zoo schrijft Kuox iu den tot heu gerichteu brief, «die
God heeft opgericht, is goed eu volkomen en moet door alle men-
scheu wordeu gehoorzaamd. «But do ye nocht uuderstaud, that
thair is a great difference betnix the authoritie quhiche is Goddis
ordinance, and the personis of those whiche ar placit iu authoritie?
The authoritie and Goddis ordinance can never do wraug; for it
commaudeth. That vice and wickit men be punischit, and vertew,
with verteous men and just, be maynteaned. But the corrupt
Persone placed iu this authoritie may offend, aud most commouelie
doeth the contrare heirof; aud is theu the corruptiouu of the per-
soue to be followed, be ressoue that he is cled with the name of
the authoritie» ? 4) Over ditzelfde onderwerp was het, dat ook Mait-
laud of Lethiugtou het met Kuox niet eeus kon worden. Kuox deelt
ons eeu dispuut met hem mede, iu 1564 gehouden. ») Knox bad
gepreekt over Rom. 13. Maitlaud had hem met geuoegeu gehoord,
maar op twee puuten was hij «offeudit». «The ane was, ye maid
that hath subjected the self to Christe Jesus and to his blessed Evangil. 3. Neither caii othe
nor promesse bynd any such people to obey and maintein Tyrantes against God and against
his trueth knowen. 4. But if either rashely they have promoted any manifest wicked per-
soune or yet ignorantly have chosen such a one, as after declareth himself unworthie of
regiment above the people of God, (and suche be all idolaters and cruell persecuters)
moste justely may the same men depose and punishe him, that unadvysedly before they
did nominate, appoint and elect." IV, p. 539.
1) Zie boven, bl. 117. Vg. voor den ontwikkelingsgang van Kno.x\' denkbeelden op dit
punt boven, bh 79, 110, 130, 103 vv. en 191 vv.
S) Zie boven, bl. 170.
3) Zie boven, bl. 335.
4) I, p. 333.
5) Zie boven. bl. 386.
-ocr page 366-S5Ó
difference betwix tbe ordinance of God and tbe persounis tbat wer
placeit in antboritie; and ye afBrmed, tbat men mycht refuise the
persounis, and yit nocht to oifend againis Godis ordinance. This is the
ane; the uther ye had na tyme to explane, but this methocht ye
menit, that subjectis wer nocht bound to obey thair Princes gif thai
commandit unlauchfull thingis; but that thai mycht resist thair
Princes, and wer nocht ever bound to suffer.» Knox vindt, dat
Maitland goed geluisterd heeft en hem goed heeft begrepen; hij heeft
er reeds lang zoo over gedacht en is nog van die opinie. Maitland
vraagt hem het bewijs voor die «divisioun and difference», hetwelk
Knox gaarne geven wil. Immers, de ordinantie Gods is het straffen
van de ondeugd en het handhaven van de deugd. Die ordinantie is
dus op zichzelf heilig, rechtvaardig, vast en eeuwig. Maar de menschen,
die met de autoriteit bekleed zijn, zijn meestal onheilig en onrecht-
vaardig, ja veranderlijk en voorbijgaand en onderworpen aan verderf,
waarom God hen bedreigt door Zijnen profeet David, zeggende:
«Ik heb gezegd, gij zijt goden, een iegelijk van u zonen des
Allerhoogsten; maar gij zult sterven als menschen, en de vorsten
zullen vallen gelijk de anderen» (Ps. 82 : 6 en 7). «Heir I am assureit,
that persounis, the saule and bodie of wyckit Princes, ar threitnit
with death: I think, that so ye will nocht affirm is the authoritie,
the ordinance and the poiver, whairwith God hes indeuit sik
persouniss; for as I haif said, as it is holie, so it is the permanent
will of God.» 1) Voorts wyst Knox als voorbeelden op het volk, dat
Saul wederstond, toen hy Jonathan Avilde dooden, op Doeg, die op
Sauls bevel Abimelech en de priesters doodde en daarom door David
in den 52sten Psalm werd veroordeeld, op Jeremia, die, door de pries-
ters ter dood veroordeeld zijnde, voor de vorsten van Juda staande,
hen dreigde, dat zij allen schuldig zouden zijn aan zijn bloed, als zij
toelieten, dat hij gedood werd, ook al hadden velen hem met woorden
verdedigd. «Heirof, my Lorde, it is plaine, that God craveis nocht
onlie that a man do no iniquitie in his awin persoune, but also that
he oppone himself to all iniquitie, so far furth as into him lyis.»
Maitland als conservatief regeeringspersoon werpt tegen: «Than will ye
mak subjectis to controll thair prynces and reuleris.» Knox echter
meent, dat dit ook volstrekt geen kwaad zou kunnen; profetisch
vooruitgrijpend op latere constitutioneele beginselen, antwoordt hij:
1) II. p. 480.
-ocr page 367-\'351
«(.And what harm soulde the Commounewelth ressaif, gif that the
corrwpt affectiounis off ignorant reuleris wer moderatit, and so hry-
dillit be the wisdome and discretioun of godlie subjectis, that thai
soulde do wrang nor violence to no man» ? i)
Het recht, ja, de phcht om weerstand te bieden tegen de vorsten
in bepaalde gevallen niet alleen van godsdienstigen, maar ook van
algemeen-politieken aard, staat dus voor Knox vast. Alle onderdanen
hebben dit recht, doch het daalt als ket ware trapsgewijze af. In de
eerste plaats komt ket toe aan den adel, daarna aan het volk, daarna
aan «every member of tke same». En hoe lager men komt, koe meer
het recht van weerstand wordt vastgeknoopt aan godsdienstige be-
langen, hoe nauwer het dus met Knox\' theocratische beginselen in
verband treedt.
In de eerste plaats dan komt dit reckt toe aan den adel. Immers
de adel is door God gesteld tot een «bridle» voor de vorsten. In dit
opzicht leert Knox hetzelfde als Calvijn, wanneer deze spreekt over
de «popidares magistratus», ingesteld «ad moderandam Regum li-
bidinem» ; 3) alleen breidt Knox dit weerstandsrecht voor den adel
veel verder uit dan Calvijn, daar hij ook het recht van afzetting er-
onder besluit. In zijne Appellation to the Lords spreekt hy natuur-
lijlc over dit recht yan den adel het uitvoerigst 3). De adel is er om
de woede en onbeschaamdheid van slechte koningen te beteugelen
1) II, p. 440. Merkwaardig voor Knox\' standpunt is ook hetg-een hij hij ditzelfde dispuut
aan Lethington antwoordde, toen deze tegenover zijn beroep op verschillende O. Tische
voorbeelden de tegenwerping maakte: „Thay that withstude the King wer nocht sempill
subjectis, but wer the Priestis of the Lord, and fgoureis of Chryste, and sik priestis haif
me none this day, to withstand Kingis gif thay do wrang". Knox gaf hem hierop het vol-
gende ten bescheid: „And whairas ye say, that we haif no sik priestis this day, I mycht
answer, that nether haif we sik Kingis this day as than wer annoyntit at Godis comman-
diment, and sat upoun the sait of David, and wer no les the figour of Chryste .Tesus in
thair juste administratioun, then wer the priestis in thair appoyntit ofTice .... And yit,
I think, ye will nocht say, that God hes now diminissit his graceis for those whome he
appoyntis amlassadouris letmix him and his peopill [vg. boven, bl. 333], more than that he
dois from kingis and princes; and thairfoir, mhy that the servandis of Jesus Chryste may
not alse jnstlie mithstand kinyis and princes, that this day no less offendit Godis majestie
than TJzzias did, I see nocht, onless that ye will say, that we, in the brychtnes of the
Evangill, ar nocht sa straitlie bound to regaird Godis glorie, nor yit his commandimentis
as wer the fatheris that leiflit under the dark shaddowis of the Law". Geen wonder, dat
de staatsman den profeet antwoordde: „I will dip no farder in that heid" om vervolgens
maar over een ander punt te gaan spreken. II. p. 450 sq.
3) Institutio, Lib. IV, cap. XX, 8L
8) Zie boven, bl. 173 vv.
4) Zie boven. bl. 183.
-ocr page 368-\'352
Daarom is inzonderlieid hun stilzwijgen zoo schuldig, want zij hebben
door hunnen raad en door hunue vermaning den koning te steunen \'\'
en hem van verkeerde handelingen af te houden i). Zij zyu de ge-
boren raadgevers van het rijk. 3) Doch behalve dat de adel is een
«bridle» voor overmoedige vorsten, is hij tevens de natuurlijke be-
schermer van het verdrukte volk. De edelen zijn immers iu het al-
gemeen de beschermers van onschuldigen en zwakken. Dat is hunne 15
ridderlijke plicht. Als hunne kindereu vereeuigen zich hunne onder-
zaten onder hun landsvaderlijk bestuur; zouden zij hen dan ook niet
verdedigen tegen alle verdrukking en tyrannie evenals een vader zijne
kinderen verdedigt?
Intusschen blijft dit weerstandsrecht niet tot den adel beperkt. Ook
van de «.Commonalty-», de gezeten burgers, en van het «People» in
zijn geheel wordt hetzelfde gezegd als van den adel, dat zy namelyk
een «bridle» zijn voor den souverein. Vooral waar het godsdien-
stige aangelegenheden betreft, hebben zij recht even goed als de adel
om handelend op te treden. De reformatie van den godsdienst is even
goed huuue zaak. Daarom schryft Knox tegelijk met zyn Appella-
tion to the Lords ook een Letter to the Commonalty», waarin hij hun
met nadruk daarop wijst 5). Hij blijft ook niet bij algemeene aan-
duidingen, maar wil huu ook de praktische middelen, die zij mogen
aanwenden, wel aanwijzen. Evenals de adel het recht had «to attempt
the extreamity» om evangeliepredikers aan te stellen, 6) zoo mochten
ook zij na eerst hunne superieuren, «be it your King, be it your
Lordes, rulers and powers», daarom verzocht te hebben, zichzelven
van predikers voorzien en dezen ook handhaven en verdedigen tegen
allen, die hen zouden willen vervolgen 7). Ja zelfs, zij mochten ook
de tienden eu anderen voordeelen inhouden, die de valsche bisschoppen
ten onrechte van hen ontvingen, totdat dezen beter hun plicht zouden
doen En uiet alleen defensief mocht het volk optredeu, maar, waar
1) Zie boTeii, bl. 178 yv.
2) Zie boven, bl. 2é6.
S) Zie boven, bl. 130 en 175.
4) Worhs, I, p. 411: „To Irydill the fury and raige of Princeis in free kingdomes and
realmeis, thay afSrme it apperteinis to the Nobilitie, sworne and borne Counsallouris of
the same, and allsua to the Barronis and Pepill, (pdiais voteis and consent ar to he
requyreit in all greit and ivechty materis of the comm-un-welth." Vg. boven, bl. 254, nootl,
en bl. O, noot 1. Vg. ook bl. 287, noot 2.
5) Zie boven, bl. 188.
6) Zie boven, bl. IGO.
7) Zie boven, bl. 190.
-ocr page 369-f 353
liet godsdienstige aangelegenliedeii gold, ook offensief. Men moclit niet
alleen zorgen, dat men in de gelegenheid was het evangelie te hooren,
maar men had ook recht, — en recht was hier plicht —, om de
afgoderij tegen te gaan. «This we mon. answer heir», zoo teekent
: Knox in zyne History aan hij een gesprek tusschen Maria Stuart eu
Throgmorton, Engelsch gezant\'aau het Fransche hof, waarvau deze
verslag gaf iu eeu brief aau Elizabeth, «It appertenis to subjectis to
- wirschip God as he hes commaudit, aud to suppress idolatrie, by
quhomsoevir it be erected or mayntened.» i) Eu het bleef ook niet
bij theoriëu, maar de theorie werd iu praktijk gebracht.
Zooals inzonderheid uit dit laatste citaat blijkt traden Kuox\' be-
ginselen aangaande het recht van weerstand hier in het uauwste ver-
band met zijne theocratische denkbeelden. Hoe lager hij afdaalt met
ziju weerstaudsrecht, hoe nauwer hij het verbindt met zyue theocra-
tische beginselen. Waar hij dau ook ten slotte afdaalt tot de laatste
greus eu het recht vau weerstand en vau strafexecutie op eigeu gezag
bepleit ook voor het eukele individu, daar groudt hij het voorna-
melijk op Deut. 13 : 6—9. «The seconde is», zoo zegt hij, sprekende
over die tekstwoorden, «That the punishment of such crimes, as are
idolatrie, blasphemie and others, that tuche the Majestie of God,
dothe not appertaiue to kinges aud chefe rulers only, but also to the
ivhole bodie of that people, aud to every membre of the same,
according to the vocation of everie mau, aud according to that
possihilitie aud occasion which God doth minister to reveuge the
iujurie done against his glorie, what time that impietie is mani-
festly kuoweu.» Hier is dus by Knox de gedachte vau roeping,
waarop Calviju, juist waar het het weerstaudsrecht gold, zoo grooten
nadruk legde, geheel te loor gegaau, welke laatste consequentie hem
teveus door zijue letterlijke opvatting vau het Schriftbeginsel gemak-
kelijk werd gemaakt. Hier is Kuox gekomeu tot die gevaarlyke
uiterste greus, waar «possibilitie» eu «occasion» wordeu tot «vocati-
on» Bij deze laatste consequentie openbaart zich dau ook het
verschil tusschen Kuox en Calvijn op dit punt wel het scherpst.
1) Worlis, II, p. 171.
2) Vg". boven, bl. 222, 232 en 278, noot 2.
3) Works, IV, p. 501, vg, boven, bl. 180; vg. voorts bl. 102, 117 en 226.
4) Vg. Knox\' oordeel over den moord op Beaton, zie boven, bl. 20, alsook zijne herhaal
delijk uitgesproken hoop ten opzichte van oen .Johu, zie boven bl. 112 en 119; vg. ook
IV. p. 102.
»
ll
18
-ocr page 370-\'354
Intussdaen is liet uit de geheele voorafgaande uiteenzetting van
Knox\' beginselen in zake bet weerstandsrecht duidelijk, hoezeer hij
in deze van Calvijns bekende beginselen afweek. Hoewel Calvijn on-
getwijfeld veel van hetgeen Knox schreef, zou hebben kunnen over-
nemen, zoo draagt toch het geheel bij Knox een gansch andere kleur.
Knox gaat blijkbaar bij zyne redeneeringen van geheel andere prae-
missen uit. Vooreerst gaat hij uit van eene veel minder historische
opvatting van de Schrift, met name van het O. T., dan Calvyn, i)
en tevens laat hy zich voortdurend leiden door zijn profetisch zelf-
bewustzijn. Het principieele verschil, dat blykbaar tusschen Calvyn
en Knox in zake het weerstandsrecht bestaat, vindt zijn grond in een
kardinaal verschil tusschen beide persoonlijkheden. Dit verschil laat
zich het best alzoo samenvatten: Calvyn was man van wetenschap
en Knox was profeet 2). Uit dit groote verschil in aanleg vloeien fei-
telijk alle verschilpunten tusschen beide mannen, die wat hunne theo-
logische denkwyze aangaat kinderen van éénen geest (den Gerefor-
meerden geest) moeten genoemd worden, voort. Dit komt inzonder-
heid in zake het weerstandsrecht uit. Calvyn als man van weten-
schap, man van het systeem, verdedigde de rechten van het geheel
tegenover het individu. Calvyn hield daarom het autoriteitsbeginsel
hoog tegenover den enkeling. Hij leerde, dat ook slechte vorsten,
tyrannen, moesten gehoorzaamd worden, dus ook afgodendienaars, 3)
die, evenals tyrannieke koninginnen, als een geesel Gods moesten
worden beschouwd, waaraan men zich lijdelijk had te onderwerpen 4).
Hij legde hierop juist bijzonderen nadruk. Op die punten was hij
«copiosior» Hij wijst dan ook zorgvuldig op het particuliere ka-
rakter van sommige wetten en sommige toestanden onder Israël. In-
zonderheid in gevallen van bevrijding door één enkelen persoon legt
hij allen nadruk op de «legitima Dei vocatio» 6). Het regeeringsrecht
was volgens hem een onverliesbaar recht. Een koning kon niet wor-
1) Zie boven, bl. 331.
2) Vg. boven, bl. 193.
8) Instittitio, Lib. IV, cap. XX, 39 sq.: „Si ab impio denique et sacrilego vexamur ob pie-
tatem: subeat primum delictorum nostrorum recordatio, quae talibus haud dubie Domini
flagellis castigantur. Inde humilitas impatientiam nostram frenabit. Succurrat deinde et haec
cogitatio, mn nostrum esse huinsmodi malis m,ederi: hoe tantum esse reliquum, ut Domini
imploremus, cuius in manu sunt Regim corda e: regnorwm inclinationes."
4) Vg. boven, bl. 109 vv. en 215.
5) Zie boven, bl. llO; cf. Institutio, IV, XX, 39: „quod saepius repeto"
6) Instittitio, 1. c. 30.
-ocr page 371-\'355
den afgezet. Recht van weerstand kwam alleen toe tot op zekere
hoogte aan de «populäres magistratus», niet aan «homines privati» i).
Als man van wetenschap, bepaald als jurist, vat Calvyu vooral het
positieve recht in het oog 3). Hij houdt dit recht afgescheiden van
de godsdienstige kwestie eu houdt ook het onderscheid in het oog
tusschen het ideale recht en het positieve recht, waarin het ideale
wordt belichaamd. Daardoor is hij geen t/ieocraaf in engeren zin gelijk
Knox, die leert, dat een vorst, doordat hij een afgodendienaar is, het
recht op den troon verliest, en evenmin een volgeling van Major.
Knox, als profeet, maakt geen onderscheid tusschen zedelijk of god-
delijk recht en positief recht. Er is maar één recht, het ideale recht,
doch juist doordat Knox niet let op en geen verband houdt met de
werkelykheid, wordt het recht feitelyk door hem op veel lossere
schroeven gesteld dan bij Calvijn. Gods ordinantie wordt bij hem
eene abstractie, die dus gemakkelyk van de werkelykheid, de personen,
die er de dragers van zijn, kan worden losgemaakt. Door de onder-
scheiding van de personen als dragers en de ordinantie zelve krijgt het
subjectieve element dus vrij spel. Ieder individu mag nu naar wille-
keur beslissen, of een vorst nog naar Gods ordinantie kan geacht
worden te regeeren en of hij dus nog gehoorzaamheid aan zulk eeu
vorst verschuldigd is al of niet. De objectieve grondslag voor het regee-
ringsrecht, door Calvijn zoo sterk gehandhaafd, ontbreekt in deze be-
schouwing geheel. Zoo wordt ten slotte het feitelijke recht niet veel
meer dan iets, dat door eeu «mutuall contract» is verkregen en dat
dus opgezegd kan worden. Het regeeringsrecht is dus geen onver-
liesbaar recht als bij Calvijn, maar een vorst kan worden afgezet.
Hier vermengden zich bij Knox beginselen uit de school van Major,
den individualistischen Scotist, met zijne eigene profetische en theo-
cratische beginselen, door hem uit zyne Schrifstudie afgeleid. Van-
daar, dat hij verdedigde zoowel het zedelijke recht van weerstand in
het algemeen (tegen tyrannen en slechte vorsten), alsook iuzouderheid
het theocratische recht van weerstand (tegen afgodendienaars). Voor
beide beriep hij zich op voorbeelden uit de Schrift, maar inzonderheid
voor het laatste, terwyl hij zich voor het eerste ook op de rede be-
riep. Dit recht van weerstand is iets, dat dus ook toekomt aan al-
1) Institutio, 1. c. 31.
2) Evenals Cecil, zie boven, bl. 340, en Maitland, bl. 349 vv.
3) Yg. boven, bl. 35.
-ocr page 372-\'3083
len; er is alleen een gradueel verscliil in deze tusschen het recht van
verschillende personen. Het onderscheid van ieders verschillende
roeping vervalt, waar allen profeten zijn. Terwijl Calvijn dus als
man van wetenschap het objectieve handhaafde tegenover het sidyec-
tieve, verbrak Knox de objectieviteit door zyn profetisch subjecti-
visme 1).
Geen wonder, dat sommigen, die Knox zijne radicale beginselen
hoorden bepleiten, hem met bezorgdheid naar Schotland zagen ver-
trekken 3). Waar hij kwam, daar zou men ongetwijfeld niet blijven
stilzitten, daar zou een groote en geweldige crisis worden uitgelokt.
Het lijdende en duldende element (beginsel van genade) vormde niet
de hoofdtoon in Knox\' Christendom. Integendeel, het beginsel van
recht, waarop door de Gereformeerden meer dan door de Lutherschen
de nadruk werd gelegd, sprak by kem inzonderkeid zeer sterk en dit
dringt natuurlijk aanstonds tot weerstand. Zijn eenzijdig zien op ket
recht dreef kem zelfs tot gevaarlijke uitersten. Het militante element
kwam daardoor in zijn Christendom op bedenkelyke wijze op den
voorgrond te staan 3). Daarom ook las hij het N. T. bij voorkeur
in ket lickt van ket O. T. in plaats van omgekeerd. In dit opzicht kan
men hem een volstrekten tegenvoeter noemen van de Anabaptisten.
Gelijk in ket Christendom der Anabaptisten Joh. 2 : 14—17 wordt
gemist, zoo vindt in Knox\' Christendom Luk. 9 : 54 en 55 geene plaats. 4)
Doek met al zijne eenzijdigheden blijft Knox de groote held des
geloofs, dien Schotland noodig heeft gehad s). God gebruikte Knox
om in Sckotland Zijn werk te doen. Voor Sckotland is de aankomst
van Jokn Knox den 2den Mei 1559 te Edinburg gebleken een groote,
onberekenbare zegen te zijn geweest.
Alleen een profeet als Knox, niet een diplomaat als Letkington,
1) Profeten (als Luther), altijd min of meer anarchistisch, staan bij den aanvang, bij de
oorsprongen, bij het spontane leven: mannen van wetenschap (als Calvijn) leiden het verder
in vaste hanen (vg. boven, bl. 389, noot). Gelukkig, dat Knox in dit laatste opzicht veel
van Calvijn had geleerd en daardoor de reformatie in Schotland niet alleen tot doorbreking,
maar ook tot bevestiging bracht. Vg. boven, bl. 16 vv. en 363 vv.
3) Zie boven, bl. 316, noot 3.
3) In de geschiedenis der Kerk treedt nu eens het duldende en lijdende element (beginsel
van genade; „Kerken onder het kruis"), dan weer het militante element in het Christen-
dom (beginsel van recht; „Staatskerken") op den voorgrond. Wat eerstgenoemd beginsel
betreft, vg. boven inzonderheid bl. 186 vv. en 163, voorts ook bl. 18, 30. 79 en 178; wat
laatstgenoemd beginsel betreft, vg. bi. 30, 170 en 193.
é) Vg. boven, bl. 130.
5) Vg. boven, bl. 338.
-ocr page 373-\'357
kon in Scliotlancl de reformatie, dat groote vernieuwende, vruchtbare
eu vrucbtbaarmakeude, beginsel der zestiende eeuw, doeu zegepralen.
Eu profeet was Kuox iu deu volleu ziu des woords. De geheele toou
vau ziju spreken, ziju geheele wyze vau optreden doet hem keuueu als
profeet bij de gratie Gods. Daar was eeu woudere macht iu ziju woord, i)
de macht eeuer volkomen oprechte overtuiging, die geeue men-
scheu vreest, maar God alleeu. \'De meest karakteristieke uitiug iu dit
opzicht is wel, wat hij zegt iu eeu brief over zyu First Blast, dat hij
namelyk uiet zoozeer geschreven had om de wereld te verbeteren,
maar «to delyver my own conscience» 3). Hy kou niet auders, hy
moest profeteereu, de nood was hem opgelegd
Alleeu zulk eeu profeet uu kou door ziju bezielend woord aau de
reformatorische beweging iu Schotland de uoodige stuwkracht geveu.
vóór hem was alles nog slechts voorbereidend. Er was geeue door-
zetting. Dau weer eene opwakiug, dau weer eeue iusluimeriug. Ook
werkte de beweging uog slechts sporadisch, het geheele volk was er
uog uiet door aangegrepen. Doch Kuox riep alleu te wapen. Hij liet
allen, hoog en laag, het alarmsignaal hooreu. Hij deed alleu, hoog
eu laag, hunne plichten eu huuue rechteu verstaan. Eeu profeet
richt zich niet tot eukeleu, maar tot alleu. Het gezag, waarmede hij
zelf spreekt en dat hij voor zichzelf eischt, draagt hij ook over op
al zijue hoorders. Daarbij kwam Kuox\' 0. Tesche vorming, waardoor
hij zag iu de eerste plaats uiet op het individu, maar op het volk
1
1) Vg. boven, bl. 303, noot 2; vg. ook bl. 276, noot 2. Vg. Works, VI, p. 144: „I
never harde more erneste and vehement preachinge" (Randolph aan Ceeil 24 Sept. 1562) en
Froude, History of Enyland, vol. VI, p. 520: „You exhort us to stoutness. Tke voice of
that one man is ahle to put more life in us in one hour them five hundred trumpets Muste-
ring in our ears\'" (Randolph aan Cecil Sept. 1561).
2) Schoon en waar zijn de woorden van Carlyle in zijn On heroes (London 1889, p. 187):
„This Knox cannot live but by fact: he clings to reality as the shipwrecked sailor to the
cliif. He is an instance to us how a man, by sincerity itself, becomes heroic: it is the
grand gift he has. We find in Knox a good honest intellectual talent, no transcendent
one; — a narrow, inconsiderable man, as compared with Luther: but in heartfelt instinctive
adherence to truth, in sincerity, as we say, he has no superior; nay, one might ask, What
equal he has? The heart of him is of the true Prophet cast. „He lies there", said the Earl
of Morton at his grave, „who never feared the face of man". He resembles, more than any
of the moderns, an Old-Hebrew Prophet. The same inflexibility, intolerance, rigid narrow-
looking adherence to God\'s truth, stern rebuke in the name of God to all that forsake
truth: an Old-Hebrew Prophet in the guise of an Edinburgh Minister of the Sixteenth
Century. We are to take him for that; not require him to be other".
3) Zie boven, bl. 169. Vg. ook in een voorwoord voor de stellingen van zijn Second
Blast: „for the discharge of my conscience". Works, IV, p. 539.
4) Amos 3 : 8 en 1 Cor. 9 : 16. Vg. boven, bl. 95.
-ocr page 374-\'358
in zijn geheel. Hij legde beslag op het geheele Schotsche volk. Door
hem werd de reformatie volkszaak in den meest nitgestrekten zin des
woords. Wie Knox hoorde, — en er waren er zeker weinigen, die
hem niet gehoord hadden —kwam tot de overtuiging, dat met de
reformatie de toekomst van het gansche Schotsche volk, adel en
burgerij tezamen, stond of viel. Alleen dat volk, dat de reformatie
voorstond, was daarom het ware Schotsche volk.
En Knox liet het ook niet bij prediken blijven. Het waren immers
geene afgetrokkene bespiegelingen, die bij het volk bracht. Neen, het
abstracte boeide hem niet. Voor hem was alles concreet, reëel. «This
Knox cannot live but by fact.» Hg was voor alles man van de
daad. Waar hij gepredikt had, daar bleef men niet stilzitten. Want
ook stilzitten, neen, juist stilzitten is zondig. Zwijgen is hetzelfde als
instemmen. Weerstand, zoowel van aanzienlijken als van geringen,
is niet alleen recht, maar plicht. Maar als godsdienstig man van de
daad had Knox dan ook behoefte aan een «plain Word of God» als
richtsnoer van zijn handelen. Hoe zou hij anders «man van de daad»
en «leader» kunnen zijn, zonder zulk een «plain Word of God» ?
Dat «plain Word of God» dan gaf hem de hervorming in haar formeel
beginsel. Dat beginsel greep hij aan en voerde het door tot zijn uiterste
consequentie. En zoo doet zich dat in Knox\' leven zoo merkwaardige
verschijnsel voor, dat de man van den geest, de profeet, toch ook
weer is de man van de letter. Zgn bijbel, hem zoo lang door Eome\'s
Kerk onthouden, werd hem nu «the plain Word of God». Daarmede
gewapend, ging hij heen om Schotland te reformeeren. En daarmede
gewapend, was hy ook de beste «leader», dien Schotland kon ont-
vangen. Immers ten slotte bleek het wel, dat hij gelyk had gehad,
toen hij zijn «playne Word of God», «the Buke of Goddis Law»
stelde als norm voor Schotlands leven en werken. Met al zijn weinig
historischen zin, met al zijne zonderlinge toepassingen van tekst-
woorden en bybelsche voorbeelden, met al zijne bekrompen opvattingen
en enge onverdraagzaamheid bleek hij toch ten slotte de man, die
door in Schotland met ongeëvenaarde kracht en volharding de refor-
matie door te zetten de geschiedenis van zyn vaderland in nieuwe
banen heeft geleid. Hij had het Schotsche volk zijn bijbel weer
gegeven en het geleerd zichzelven krachtens de thans vernieuwde
verbondssluiting met zynen God weer aan te zien als het volk des
verbonds, het volk des Heeren, met zijne voorrechten, maar ook met
zijne verplichtingen. Hij had het weer eene Kerk gegeven met eene
\'359
getrouwe prediking des Woords ook voor liet geslacht, dat komen
zou, eene Kerk voor hen en voor hunne kinderen. En ten slotte
bleek ook iu Schotland wederom gelijk in de andere landen der
reformatie het Woord Gods te zijn een «levend» woord, dat werkte
«wederbarend». Ook in Schotland betoonde het evangelie van Chris-
tus zich wederom «een kracht Gods tot zaligheid voor een iegelyk,
die gelooft».
Zoo ergens, dan was juist in Schotland een «leader» als Knox
bovenal noodig, in Schotland met zijne verwarde, primitieve, midden-
eeuwsche toestanden van decentralisatie, en met zijne eindelooze veeten
dientengevolge tusschen den adel. In zulk een chaos eenheid te
brengen was niet het werk van den berekenenden staatsman. Zulk
een eenheid kon uiet worden gemaakt, maar moest worden geboren.
En daartoe was noodig onder de menschen nieuw geloof, geboren
«uit het gehoor, door het Woord Gods», gebracht door den profeet.
En die uitverkoren profeet voor Schotland was John Knox, een
Schot uit de Schotten, praktisch, radicaal, nüchteren, min of meer
«narrow-minded» zelfs, maar een man vol des Heiligen Geestes,
wiens vurig geloof geloof stortte ook in de harten van hen, die hem
hoorden. Zijne landgenooten, zij hebben hem aanstonds verstaan.
\' Toen hij nog slechts enkele malen tot het volk gesproken had,
kon er geen twijfel over zijn bij een John Rough en een Balnaves
of Halhill, of deze man was van God geroepen tot den predik-
dienst onder zijn volk. En nauwelijks treedt hij als zoodanig
op, of men hoort den een tot den ander zeggen: «Others sned
the branches, but he stryckis at the root», i) Schotland kan dan ook
niet buiten hem. Men roept hem vau zijn «quyet study» in het
kalme, rustige Geuève, waar hij tot zijn groote taak was voorbereid
geworden in de school van Calvijn, waar hij gezien had, wat refor-
uieeren was. Hij heeft erop gewacht, want ook hij weet, waartoe God
hem geroepen heeft, en geen grooter verlangen heeft ooit zijne ziel
bewogen, dan dat het evangelie nog eens vryuit in zijn vaderland mocht
verkondigd worden. Hij gordt het zwaard aan, en als hij komt «(I
praise my God) even in the brunt of the battell», 3) dan is het ook
bij hem: «veni, vidi, vici». Zyne landgenooten hebben hem niet alleen
1) Zie boven, bl. 35.
2) Vg. boven, bl. 42,, 133 en 230.
3) Vg. boven, bl. 221.
-ocr page 376-\'360
verstaan, maar zy hebben ook gehandeld naar zyn woord. Toen ky
stierf, kon ky gerust sterven. Hy had niet tevergeefs geleefd. Met
hem had in Schotland het Protestantisme voor goed gezegevierd. En
de profetiën van dezen profeet, zij zijn vervuld, want het is het
Schotsche volk welgegaan in het land, dat de Heer kun God kun ge-
geven kad, hun en hunnen kinderen. De doorzetting der reformatie
was Schotlands geestelyke wedergeboorte, zoodat een kenner van
Schotlands geschiedenis als Proude Knox naar waarheid kon noemen
«tke one man witkout wkom Scotland, as tke modern world has
known it, would have kad no existence», i)
1) Froude, History of Enylmd, vol. X, p. 1\'JO.
-ocr page 377-STELLIHGEÏÏ.
m
\' - J
é
Ui ^
s J\'
tv
iS^\'^t-ix.M.
il
l
-
Ml
»
tfi
■
V
ff
IV
\' fÖ
t
■frV
Vf
\'if
"Tis
4
â\'
f
\'\'•it.\'
m
. \' -iv "
iSr-^-v
18
-ocr page 379-I.
Het verschil tusschen Calvijn en Knox is meer een verschil vau
karakteraauleg dan van geestesrichting.
II.
Het theocratisch karakter der Schotsche reformatie moet geacht
VForden voor Schotland eeu zegeu te ziju geweest.
III.
Iu de formule «de Bijbel is Gods Woord» moet de uitdrukking
«Gods Woord» uiet wordeu opgevat iu deu ziu van «the plain Word
of God» by Knox, maar in den zin van 1 Petrus 1 : 25.
IV.
De gewetensvrijheid iu deu moderuen zin vau het woord kau
slechts zeer indirect eene vrucht der reformatie wordeu geuoemd.
V.
De strijd over de praedestiuatie vindt zijueu groud iu het psychi-
sche feit van deu strijd, dieu er voor ons denkeu bestaat tusscheu
de begrippen: geuade eu rechtvaardigheid.
VI.
In ditzelfde psychische feit vindt de stryd over de weerloosheid
(Anabaptisme, ïolstoüsme) zijuen grond.
De Gereformeerde leer is zonder de Gereformeerde praktyk niet te
verstaan.
i
-ocr page 380-IV STELLINGEN.
Theologie zonder metaphysica is onbestaanbaar.
IX.
Terecht zegt Dr. J. H. Gunning Jr. (Komt het op vroomheid des
harten aan? Nijmegen 1893, bl. 10): «Deze subjeetiveering van den
godsdienst (na Schleiermacher) zag voorbij, dat, krachtens de éénheid
des geestes, de godsdienstige aandoening, of het gevoel, van den aan-
vang af een verstandelijk element, een kiemend oordeel in zich draagt;
anders zou dat gevoel bloot aesthetisch zyn.»
X.
Zuiver nominalisme leidt tot scepticisme.
XI.
Zuiver realisme leidt tot pantheïsme.
XII.
De Christelijke dogmatiek moet zoowel waardeeringsoordeelen als
theoretische oordeelen bevatten.
XIIL
Het utilisme miskent den adel van het zedelijke leven.
XIV.
De brief aan de Romeinen is geschreven aan eene Heiden-Chris-
telijke gemeente.
XV.
In Rom. 7 : 7—24 wordt beschreven het leven van den tot inkeer
komenden mensch (Paulus), vóórdat hij komt tot het geloof in Christus.
XVI.
Rom. 7 : 26 is eene interpolatie.
XVII.
Omzetting van Joh. 5 en 6 verdient aanbeveling.
XVIII.
In Gen. 49 : 10 leze men \'i\'pi? in plaats van l\'?] nbw\'.
-ocr page 381-STELLINGEN. ?
XIX.
Het boek Job is geene tbeodicee.
XX.
Er is geen voldoende grond om in het boek Job de redenen van
Elihu als bijvoegsel van eene latere hand te beschouwen.
XXI.
Terecht neemt Robertson Smith (De profeten van Israël, Nijmegen
1889, bl. 206 vv.) in Hosea I en III eeu historischen grondslag aan.
XXH.
Hoewel het begrip npjiï in het O. T. niet altijd het karakter van
vergelding draagt, moet toch de poging van Ritschl (Die christliche
Lehre von der Rechtfertigung und Versöhnung, 3® Aufl. Bd. II, Bonn
1889, S. 102 ff.) om aan te toonen, dat het element van vergelding
in bedoeld begrip geheel bijzaak is, als mislukt beschouwd worden.
De stelling van Sohm (Kirchenrecht, Bd. I, Leipzig 1892, S. 1);
«Das Kircheurecht steht mit dem Wesen der Kirche in Widerspruch»
miskent den goddelijken oorsprong des rechts.
» \\
i
r
-ocr page 383-■"rf
■V : -,
i
- <
- /
j.
y
L \'{
I
-ocr page 384-I,
It ■
/ 1
\\
V
l\'-^i\'- J
A
1
\' • i-.
i
j
/ ^
Tm
\\
■i- ■
■ . ■ V , •
f-
: ï \'Hf
-ocr page 386-H*.
tl
54- \'di
: r »
m
5-A. ■f