-ocr page 1-
N? 66.
*\'•»>>♦
VOORSCHRIFT
HOEFBESLAG
(V. Hb. — 18.)
|(Aanschrijving D. v. O. dd. 10 Sept. 1918, II*. Afd. No. 26.)
fa
\' i
BREDA.
DB KqWfMKïrjKE MILITAÏRE ACADEMIE.
1 9 1 8.
-ocr page 2-
W\\rr\\ 2ö\'oö
-ocr page 3-
-ocr page 4-
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
A06000030883072B
3088 307 2
-ocr page 5-
N? 66.
VOORSCHRIFT
HOEFBESLAG
(V. Hb. — 18.)
[Aanschrijving D. v. O. dei. 10 Sept. 1918, IIe. Afd. No. 26.)
B R E D A.
DE KONINKLIJKE MILITAIRE ACADEMIE.
1 9 1 8.
-ocr page 6-
-ocr page 7-
I. ALGEMEEN.
A. Bewerking van den hoef.
i°. De bewerking van den hoef bestaat alleen in het inkorten
van den draagrand en, wel inzonderheid aan het toongedeelte,
omdat de beslagen hoef aldaar afgroeit zonder af te slijten, ter-
vvijl hij aan de drachten door de uitzetting van den hoef voort-
durend in slijting is.
Van den draagrand moet zooveel worden afgenomen, dat hij ge-
lijk komt met de verbinding van de zool en 2 mM. van deze
laatste mede draagvlakte wordt.
20. Bij normalen gang en stand van het paard moeten de
buiten- en de binnenwand op dezelfde hoogte worden gehouden.
Er moet worden gestreefd naar het vlak neerzetten van den
hoef, zoodat hoef- en beenas in elkanders verlengde vallen.
3°. Van de steunsels mag slechts zooveel worden afgenomen,
dat deze ter plaatse, waar zij met het ijzer in aanraking moeten
komen, in hetzelfde vlak van den draagrand liggen.
4°. Van de zool en den straal mag alleen de loszittende doode
of rotte hoorn worden afgenomen.
5°. De draagrand der dracht- en zijwanden moet volkomen
vlak zijn, die aan den voorhoef van af het toongedeelte eenigszins
naar boven oploopen, ten behoeve van den opzet.
Nadat het besnijden van den hoef is geschied, worden de uit-
wendige scherpe kanten van den draagrand met vijl of rasp
weggenomen, bij een spitse hoef meer, bij een stompe minder,
en de draagvlakte aan den hoef effen gemaakt, zoodat elke onge-
lijkheid van den rand of der draagvlakte zorgvuldig wordt weg-
genomen.
-ocr page 8-
Algemeen.
4
6°. Het besnijden van den hoef geschiedt door middel van
•de renet; ook is het gebruik van de houwkling geoorloofd, in-
zonderheid als de hoorn zeer hard is of wanneer een belangrijke
inkorting van den hoornwand moet plaats hebben.
7". Het passen geschiedt zwart warm.
B. Bevestiging van het ijzer.
3°. Ter bevestiging van het ijzer onder den hoef worden hoef-
nagels gebruikt, waarvan de koppen zoodanigen vorm hebben,
dat zij volkomen in de rits passen.
De aanschaffing van hoefnagels geschiedt door de zorg van de
Artillerie-Inrichtingen; de verstrekking tegen verrekening, door
de zorg van den Inspecteur der Bereden Artillerie.
Het is den hoefsmeden verboden andere nagels te gebruiken. l)
In den regel worden bij het voorijzer slechts 5 nagels inge-
slagen, 3 in dtn buiten- en 2 in den binnentak, bij het achterijzer
worden 6 nagels ingeslagen.
Bij gebruik van ijzers der grootste taille mogen 7 nagels
worden gebezigd.
De nagels worden zoodanig ingeslagen, dat zij zooveel mogelijk
in vasten hoorn zitten en de nieten, in één lijn liggende, 15 a
30 rnM. — afhankelijk van den vorm en de grootte der hoeven
— boven het ijzei komen te liggen.
De nagelkoppen mogen, bij het pasbeslagen paard, 1 mM.
onder de onderste hoefijzervlakte uitkomen.
9". Bij paarden, die gevoe         |n bij het aanhalen der nieten,
moet woiden gebruik gemaakt ,„a de nietentang. Elke hoefsmid
moet van zulk een tang, van het voorgeschreven model, zijn
voorzien.
io°. Nadat de hoef is besWen, wordt met de vijl, die tusschen
den hoef en het ijzer wordt aangebracht, de scherpe hoefrand
(0 Deze bepaling beoogt uitsluitend het regelmatig verbruiken en vernieuwen van tien
grooten voorraad hoefnagels voor mobilisatie in de magazijnen opgelegd.
-ocr page 9-
5                   Algemeen. Zomerbeslag.
weggenomen. Overigens mag aan den hoornwand niet worden
gevijld.
Oude nagelgaten worden dichtgemaakt.
ii°. Het is den hoefsmeden verboden de hoeven met eenig
smeer te bestrijken vóór dat het beslag is nagezien.
C. Gebruik van machinale en uit de hand gesmede hoe/ijzers.
12°. Gedurende manoeuvres en gedurende den tijd, dat het
leger op voet van oorlog is, wordt uitsluitend gebruik gemaakt
van machinale hoefijzers.
In andere omstandigheden gebruikt elke hoefsmid voor 20 °/0
der paarden, die hij in beslag heeft, machinale ijzers, terwijl de
overige paarden worden beslagen met hoefijzers door hem zelf
aangemaakt.
13". De aanschaffing van machinale hoefijzers geschiedt door
de zorg van de Artillerie-Inrichtingen; de verstrekking, tegen ver-
rekening, door de zorg van den Inspecteur der Bereden Artillerie.
Het is den hoefsmeden verboden andere machinaal vervaardigae
hoefijzers te gebruiken.
14°. De hoefsmeden betalen voor de machinale ijzers het ge-
wicht aan staaiijzer, tegen een door de Artillerie Inrichtingen vast
te stellen prijs.
II. ZOMERBESLAG.
Beschrijving van het beslag.
i°. Het ijzer moet als een kunstmatigen draagrand worden
beschouwd. Het behoort dan ook nauwkeurig naar het beloop
van dezen te worden gesmeed, doch 2 a 5 m\\I. langer te zijn.
De uiteinden der ijzers moeten in den regel rond zijn ; waar
zulks noodig blijkt, worden zij aan den binnenkant eenigszins
schuin weggenomen, daar de takken den straal niet mogen aan-
raken.
-ocr page 10-
Zomerbeslag.                                   6
2". De wijdte van het ijzer moet in den toon en in liet zij-
gedeelte volkomen met den hoef overeenkomen, en voor de
uitzetting van den hoef naar achteren toe iets wijder zijn.
3°. De breedte van het ijzer hangt af van de dikte van den
hoornwand. Het hoefijzer moet tweemaal zoo breed zijn als de
draagrand met inbegrip van de witte lijn.
4". Aan het ijzer moet zoodanige dikte worden gegeven, dat
het beslag in den regel eerst na 5 a 6 weken behoeft te worden
vernieuwd, doch de dikte mag nooit meer bedragen dan 16 mM.
voor de paarden der Bereden Artillerie en der treinen, 14 mM.
voor de overige paarden.
50. Aan de bovenvlakte van het ijzer onderscheidt men een
draagvlakte en een afhellende vlakte.
De draagvlakte moet zóó breed zijn, dat zij den draagrand van
den hoornwand met witte lijn en nog 2 mM. van de hoornzooi
bedekt; het ijzer mag niet verder met de zool in aanraking
komen.
De afhellende vlakte moet van de draagvlakte duidelijk afge-
scheiden zijn, verder geregeld worden naar de uitholling van de
zool en van het laatste nagelgat af langzamerhand smaller toe-
loopen, zoodat het laatste vierde gedeelte van eiken ijzertak
geheel vlak is.
6°. Het ijzer heeft aan de ondervlakte eene rits, waarin tien
nagelgaten worden aangebracht, vijf in eiken tak. De diepte van
de rits wordt bepaald door de hoogte van den nagelkop, doch
mag niet meer dan % van de ijzerdikte bedragen. De rits zal in
den toon niet doorloopen en na het laatste nagelgat vloeiend
eindigen. De machinale ijzers hebben alleen een rits in het zijge-
deelte, de voorijzers hebben 5 nagelgaten in eiken tak, de achter-
ijzers bij de tailles 1 t/m 9 hebben 3, bij de andere tailles
4 nagelgaten in eiken tak; het toonnagelgat is een stampgat.
De beide vlakten van de rits moeten hellend, en de nagelgaten
zoo groot zijn, dat zij de kling van den nagel juist kunnen op-
nemen.
-ocr page 11-
7                                   Zomerbeslag.
7". De afstand der toonnagelgaten moet anderhalfmaal de
breedte van het ijzer bedragen. In het voorijzer moeten de laatste
nagelgaten op het midden van den tak worden aangebracht en
in het achterijzer ]/„ cM. meer naar achteren.
8°. De buitenrand van het ijzer moet naar de rits toe eenigs-
zins rond worden bijgewerkt.
9°. Het ijzer heeft in het midden van het toongedeelte aan
den buitenrand eene verdikking tot het maken van de lip, die
aan de basis krachtig, en voorts zoo buigzaam moet zijn, dat zij
zich goed tegen den wand laat aanslaan.
De lip heeft een afgeronden vorm en is aan de basis zoo
breed als de breedte van het ijzer bedraagt. Zij mag niet hooger
zijn dan tweemaal de ijzerdikte.
De lip moet in het midden tusschen de toonnagelgaten zijn
aangebracht.
io°. De opzet, dien men aan het voorijzer geeft, begint in
den regel aan het 2° nagelgat, en wordt geregeld naar den opzet,
die door de afslijting van het oude ijzer wordt aangegeven.
ii°. Het ijzer moet met de draagvlakte overal gelijkmatig
tegen de draagvlakte van den hoef aanliggen; het moet derhalve
aan de dracht- en zijgedeelten volkomen vlak en bij het voor-
ijzer aan het toongedeelte eenigszins opwaarts gebogen zijn.
i2°. In plaats van gewone ijzers wordt van klap- en strijk-
ijzers gebruik gemaakt bij paarden, waarvoor dit door hun bouw
of door de wijze van beweging door den eskadrons- of batterij-
commandant, in overleg met den paardenarts, wordt noodig geacht.
Andere hoefijzers mogen alleen worden gebruikt bij afwijkende
hoefvormen (b.v. spitse en stompe hoeven, bodemwijden en
bodemnauwen stand) en hoefaandoeningen, als de paardenarts
dit wenschelijk oordeelt.
/
-ocr page 12-
Winterbeslag.                                8
III. WINTERBESLAG.
A. Beschrijving van het beslag.
i°. De ijzers voor het winterbeslag zijn gelijk aan die voor
het zomerslag, behoudens hetgeen daaromtrent hierna wordt be-
paald. Zij zijn voorzien van schroefgaten, waarin zoo noodig,
passende scherpe kalkoenen worden geschroefd.
Het uiteinde van elk der takken wordt van een sch roefgat
voorzien, waarvan het midden 15 mM. van het uiteinde van den
tak verwijderd moet zijn.
Het achterijzer heeft bovendien twee schroefgaten in het toon-
gedeelte. De achterijzers krijgen slechts 3 nagelgaten in eiken tak,
behalve die van taille 5, die in eiken tak 4 nagelgaten hebben.
De ijzers moeten minstens 11 mM. dik en aan de uiteinden der
takken minstens 22 mM. breed zijn.
Het tweede nagelgat van het voorijzer moet geschikt zijn tot
het opnemen van den ijsnagel.
20. De scherpe kalkoenen zijn beitelvormig, uitgehold en
doorboord, zij zijn 30 mM. lang, van welke lengte 10 mM. voor
den schroefdraad is bestemd. ])
De scherpe kalkoenen worden alleen gebruikt, wanneer de
paarden bij gladheid diensten hebben te verrichten, overigens
moeten de schroefgaten met werk en vet worden gevuld.
30. Voor het in- en uitschroeven der kalkoenen dienen de
sleutels met tap tot winterbeslag en veiligheidshefboomen.
De commandanten der eskadrons, batterijen en treinafdeelingen
bepalen hoeveel sleutels en veiligheidshefboomen in het tijdvak,
dat de paarden op winterbeslag zijn gesteld, in gebruik zullen
worden genomen.
4°. Om het ballen van sneeuw te voorkomen wordt gebruik
gemaakt van zolen van plaatijzer, die met de schroefkalkoenen
(1) De scherpe kalkoenen van liet vorige model moeten het eerst worden opgebruikt.
-ocr page 13-
Winterbeslag.
9
worden bevestigd, na in den toon tusschen hoefzool en ijzer
te zijn gestoken.
5°. Bij de korpsen moeten aanwezig zijn teekeningen van
de modellen voor beslag; deze teekeningen worden verstrekt
door den Inspecteur der Bereden Artillerie en aangevraagd op
de wijze als onder VI is aangegeven.
B. Gereedschappen voor de vervaardiging en voor de
behandeling benoodigd.
6°. De hoefsmeden moeten voor de vervaardiging en het
gebruik van het winterbeslag zijn voorzien van de navolgende
gereedschappen :
a.    2 tappen tot winterbeslag :
b.    i boormachine !)
c.    2 boren tot winterbeslag ;
d.    i wringijzer tot winterbeslag;
e.    i veiligheidshef boom :
f.    i mal tot hoefbeslag;
g.    i controleur tot boren tot winterbeslag.
Deze gereedschappen worden door de hoefsmeden bekostigd,
met dien verstande, dat zij jaarlijks kosteloos twee tappen en
één boor ontvangen.
Het is den hoefsmeden verboden andere tappen, dan door het
Rijk ivorden verstrekt, te gebruiken of in de smederij te hebben.
C. Aanmaak der ijzers en plaatsing der schroef ka/koenen.
7°. Bij het aanbrengen van het winterbeslag valt op te merken :
a.    Alvorens de ijzers onder te leggen moeten de gaten worden
gezuiverd van het fijne ijzer (snijdsel) bij het tappen
ontstaan. Het draadgedeelte van de kalkoenen moet vóór
het inschroeven worden ingevet.
b.      Wanneer de omstandigheden het toelaten worden de ijzers
vóór het onderleggen, zoo noodig, warm gemaakt en in
(i) Zoolang niet voldoende boormachines aanwezig zijn, worden deze vervangen door
booromslagen.
-ocr page 14-
Winterbeslag.                                 ] o
den vorm van den hoef gesmeed. Bij dit warm maken en
vervormen der ijzers worden stompe kalkoenen in de
schroefgaten gebracht en wordt later nog eens de tap door
de schroefgaten gedraaid.
c.    Het is van het grootste belang dat de geheele bewerking
met nauwgezetheid geschiede en de gereedschappen daarbij
steeds zuiver worden gehouden.
d.    Het inzetten der kalkoenen geschiedt, nadat de tap van den
sleutel minstens één, doch hoogstens twee slagen in het
schroefgat is gedraaid, eerst met de hand, waarna zij zoo
vast mogelijk met den sleutel worden aangedraaid, waarbij
de veiligheidsnefboom wordt gebezigd.
Is het hoefijzer dunner dan n m.M. geworden, zoo moet een
ring, zoo noodig twee of drie ringen, tusschen ijzer en kalkoen
gelegd worden.
Men vermijde bij het beslagen paard de tap van den sleutel
of de kalkoenen zoover in te draaien, dat daardoor het ijzer van
den hoef zou kunnen worden afgewrongen.
D. Gebruik van ïvinterbeslag wanneer het leger op voet
van vrede is.
S°. In het tijdvak 15 November tot 1 April zijn op winter-
beslag gesteld de ofiïciers- en rijkspaarden van :
a.    de regimenten huzaren ;
b.    het Eskadron Ordonnansen ;
c.    het Korps Rijdende Artillerie, behalve de onafgerichte
paarden;
bovendien
d.    de paarden der regimenten veld-artillerie bestemd voor den
treindienst alsmede de reformpaarden bestemd voor garni-
zoensdienst.
e.    per batterij veld-artillerie 20 paarden.
De onder d bedoelde paarden worden telkenmale ook buiten
het tijdvak 15 November tot r April, als dit noodig blijkt op
scherp gesteld; de overige paarden bovengenoemd alleen dan,
-ocr page 15-
Winter- en Mobilisatiebeslag.
wanneer de weersgesteldheid dit vordert bij gelegenheid, dat
wordt uitgerukt tot het verkenen van militairen bijstand, bij
escortes of bij mobilisatie en overigens wanneer dit in het belang
der oefening wordt noodig geacht, overeenkomstig de door de
Divisie-Commandanten, den Inspecteur der Cavalerie (voor het
Eskadron Ordonnansen) of den Inspecteur der Bereden Artillerie
(voor de Instructie-Batterij) te maken bepalingen.
IV. MOBILISATIEBESLAG.
i°. Voor ieder rij ks- en officierspaard van het geheele leger
volgens de organieke oorlogssterkte (i) moet eene hoeveelheid
mobilisatiebeslag aanwezig zijn, bestaande uit:
a.        8 stel machinaal vervaardigde hoerijzers, waarvan de helft
met schroefgaten ;
2   gros scherpe kalkoenen;
6oo hoefnagels;
i dozijn ijsnagels;
24 ringen tot schroefkalkoenen ;
3   stel (a 4 stuks) plaatijzeren zolen.
b.    Per paard worden hiervan opgelegd ter plaatse waar de
betrokken onderdeden zich op oorlogsvoet vormen :
2 stel machinaal vervaardigde winterijzers ;
2 dozijn scherpe kalkoenen ;
50 hoefnagels;
1   dozijn ijsnagels;
12 ringen;
2   stel (a 4 stuks) plaatijzeren zolen.
In de genoemde plaatsen worden tevens opgelegd :
een veiligheidshefboom per 4 paarden der oorlogssterkte; en
bovendien
(1) Voor troependeelen, voor welke geen organieke oorlogssterkte bestaat, wordt het aantal
door den Inspecteur van het wapen vastgesteld.
-ocr page 16-
Mobilisatiebeslag.                            12
bij de cavalerie :
één sleutel met tap tot winterbeslag voor elk stel zadeltasschen;
bij de bereden artillerie en bij alle treinen :
één sleutel met tap tot winterbeslag per ruiter en één per span.
Het overige deel van de onder a genoemde hoeveelheden be-
hoort in de magazijnen van het Veldleger aanwezig te zijn.
Met uitzondering van een stel machinaal vervaardigde winter-
ijzers en 25 hoefnagels, welke zijn bestemd om zoo noodig ter-
stond bij mobilisatie te worden gebruikt, wordt al datgene dat
is opgelegd ter plaatse waar de betrokken onderdeden zich op
oorlogsvoet vormen,
door die onderdeden te velde medegevoerd.
Zoolang bij de onderdeden nog uit de hand gemaakte reserve-
ijzers voorhanden zijn, kunnen deze in vervanging komen van
het mede te voeren machinaal beslag.
Boven het hiervoren genoemde zal in de magazijnen van het
veldleger nog 200 ton staeüjzer, geschikt voor den aanmaak van
hoefijzers in voorraad worden gehouden.
Van dezen voorraad kan jaarlijks een gedeelte legen verrekening
en op aanvraag aan de hoefsmeden worden afgegeven, waarna
aanvulling geschiedt.
2°. Voor het mobilisatiebeslag aanwezig in de magazijnen moet
de navolgende verhouding van tailles voor de ijzers en voor de
plaatijzeren zolen als grondslag worden aangenomen : ])
3%  der  taille    1 \')
3u/o » »          2
5°/o » »        3
9% » »        4
12%    » »        5
iS% » » 6
15% » 1 7
io°/0 » » 8
1) In de magazijnen is nog een groote voorraad taille-ijzers van de oude nummers if
ia, 2, 3, 4, 4a, 4# en 5 aanwezig, welke eerst moeten worden opgebruikt en derhalve
voorloopig dienen te worden aangevraagd.
-ocr page 17-
i5 Mobilisatiebeslag en Beslag voor
de Marechaussee. Verstrekking.
S°/« der
5% »
5°/o »
5% »
taille    9
1         IO
\' »      ii
»         1 2
>       13
*
V. BESLAG VAN DE PAARDEN DER KONINKLIJKE
MARECHAUSSEE.
De paarden der Koninklijke Marechaussee zullen worden be-
slagen op dezelfde wijze en met overeenkomstige ijzers als hier-
voren is bepaald, met dien verstande, dat het den Inspecteur
van dit Wapen wordt overgelaten om in vredestijd, daar waar hij
dit noodig acht stompe kalkoenen te doen gebruiken.
Om het ballen van sneeuw tegen te gaan zal geen gebruik
gemaakt worden van zolen van plaatijzer, maar van zoalvullingen
van getah-pertjah of van kurkkit. De verstrekking hiervan ge-
schiedt door de zorg van genoemden Inspecteur.
Hij geeft voorts bevelen :
i°. omtrent de aantallen ijzers, kalkoenen, hoefnagels, ijsnagels,.
ringen tot schroefkalkoenen, veiiigheidshef boomen en sleutels met
tap, welke aanwezig moeten zijn ;
2°. omtrent den tijd. gedurende welken de paarden op winter-
beslag zullen zijn gesteld.
VI. VERSTREKKING VAN BENOODIGDHEDEN
VOOR BESLAG.
De Commandeerende-Otïicieren ter plaatse, Commandanten der
Divisiën en van het Depot der Koninklijke Marechaussee en de
Hoofden van Inrichtingen richten hun aanvragen lot het ont-
vangen van benoodigdheden voor beslag rechtstreeks tot den
inspecteur der Bereden Artillerie, die orde stelt op de verstrek-
king uit de onder zijn toezicht staande magazijnen.
-ocr page 18-
Verstrekking.                                    14
en moeten onder daturn van den 15 en der eerste maand van
elk kwartaal in tweevoud worden ingezonden.
De aanvragen moeten zijn ingericht overeenkomstig bijlage I
Indien dit noodig blijkt, kan eene tusschentijdsche aanvraag
op den eersten van elke maand worden ingediend.
In de aanvragen behooren de tailles der benoodigde stellen
ijzers en plaatijzeren zolen, zoomede de nummers der benoodigde
hoefnagels te worden vermeld. Kalkoenen, plaatijzeren zolen,
ringen tot schroefkalkoenen en ijsnagels, werk en vet, zoomede
teekeningen van de modellen voor beslag worden kosteloos ver-
strekt.
Scherpe kalkoenen, ringen, hoefnagels en ijsnagels worden bij
gewicht aangevraagd volgens de opgave opgenomen in bijlage II.
Ter zake van de verstrekking van benoodigdheden ten behoeve
van het Wapen der Koninklijke Marechaussee en van benoodigd-
heden, aangevraagd voor officieren der Landmacht, moet de
verrekening der kosten ten laste van belanghebbenden plaats
hebben.
Op 1 Mei moeten bij den Inspecteur der Bereden-Artillerie
inkomen de aanvragen voor het noodige winterbeslag en toebe-
hooren voor den komenden winter. Aanvullingsaanvragen moeten
zoo noodig onder dagteekening van 1 September worden inge-
diend. De verstrekking zal zoodanig geregeld worden, dat de
benoodigdheden op 1 October ter plaatse kunnen zijn.
-ocr page 19-
15                                   Bijlage i.
(Benaming van Korps, Onderdeel of Inrichting).
Aanvraag tot het ontvangen van benoodigdheden voor
het beslag.
Plaats, waarheen
Beslissing
5
B ENAMIN G.
de benoodigdheden
van den Inspecteur
k
moeten worden
der Bereden
verzonden.
Artillerie.
Zonder verrekening
der kosten.
Met verrekening
der kosten.
-
....., den......19
De Commandeerende-Officier van
-ocr page 20-
i6                                  Bijlage ï
Gcwichtsopgave.
32 scherpe kalkoenen O.M. wegen 1 K.G.
48 „                       N.M. „ 1 „
700 ringen......„ 1 „
jooo hoefnagels Xo. 61 /3 . . „ 3.5 „
1000                     „7 , . „ 4.1 „ (!) dienen bij de ijzers
taille 1—4.
1000 hoefnagels No. 71 ,\'a wegen 4.5 K.G. dienen bij de ijkers
taille 5—S.
1000 hoefnagels Xo. 8 wegen 5.1 K.G. dienen bij de ijzers
taille 9—11.
1000 hoefnagels Xo. S1;., wegen 5.8 K.G. ) dienen bij de ijzei
1000
          ,,          No. 9          „ 6.4 „ ) taille 12—13.
iooo ijsnagels wegen 7.7 K.G.
1) Deze hoefnagels worden verstrekt voor zooverre BOS in voorraad.
-ocr page 21-
No. 66.
Opgave van Wijzigingen
IN HET
Voorschrift
HOEFBESLAG.
(Aanschr. D. v. O. dd. 22 Nov. 1919, II0 Afd. N°. 80),
( „
                         „12 Jan. 1920, IV" „ N°. 133).
Het gestelde op blz. 10 onder D. moet worden gelezen a
volgt :
8°. In het tijdvak van 15 November tot 1 April zijn o
winterbeslag gesteld alle officiersdienstpaarden, en voorts de rijk:
paarden van :
a.     de regimenten huzaren ;
b.     het Eskadron ordonnansen ;
c.     de regimenten veld-artilierie en het Korps rijdende arti
lerie, behalve de onafgerichte paarden;
d. de houwitserafdeelingen, ook voor wat betreft de bij di
afdeelingen ingedeelde muildieren.
De bij de regimenten veld-artillerie voor treindiensten bestemd
paarden, alsmede de voor garnizoensdiensten bestemde reforrr
paarden, worden ook buiten het tijdvak van 15 November te
1 April telkenmale als dit noodig blijkt op scherp gesteld ; d
overige paarden (muildieren) bovengenoemd alleen dan,
Blz. 11. Hoofdstuk IV ten 1" onder b.
Voor het gestelde in de ie en 2\'\' regel v.b. te lezen:
b. Per paard — met uitzondering van de regimenten huzaren
worden hiervan opgelegd ter plaatse waar de betrokk
onderdeden zich op oorlogsvoet vormen:
-ocr page 22-
-ocr page 23-
151z. 11. Regel 4 v.o. te lezen :
2 stel (a 4 stuks) plaatijzeren zolen.
c. Per paard van de regimenten huzaren worden hiervan c
gelegd ter plaatse waar de betrokken onderdeelen zich
oorlogsvoet vormen :
1   stel machinaal vervaardigde winterijzers;
2   dozijn scherpe kalkoenen ;
50 hoefnagels ;
1   dozijn ijsnagels ;
12 ringen ;
2   stel (a 4 stuks) plaatijzeren zolen.
Bovendien voor elk te vorderen paard en voor 10% v;
de vredessterkte aan paarden :
1 stel machinaal vervaardigde winterijzers.
\\
-ocr page 24-
<v:/y:.,:<
»
-ocr page 25-
N°. 66.
Tweede opgave van Wijzigingen
IN HET
Yoor schrift
HOEFBESLAG.
(V. Rb. - \'18).
(Aanschrijving D. v. O., d.d. 4 November 1920,
IIJe Afd. NP. 109).
Blz. 11 onder IV voor het gestelde in den aanhef van pu
i°. b. te lezen:
b. Per paard •— met uitzondering van de regimenten huzar
en het Eskadron ordonnansen — worden hiervan o
gelegd ter plaatse waar de betrokken onderdeden zich 1
oorlogsvoet vormen:
Voor het gestelde in den aanhef van punt 1 c. te lezen:
e. Per paard van de regimenten huzaren en van het Eskadn
ordonnansen worden hiervan opgelegd ter plaatse waar
betrokken onderdeden zich op oorlogsvoet vormen: